Éâ&Ë
é
|
||||||||||
Â. NIEUWENTYT
REGT GEBRUIK
|
||||||||||
DER
|
||||||||||
f ERELT
BESCHOUWINGEN.
|
||||||||||
t
|
||||||||||
fHpt! ÷"
|
|||||
VERKLARIÍ G
DER
TYTEL-PRENT.
ÏS Atuur-kunde onbefchroomt door 't onbetwiftTyk waar
Der Ondervinding, pronkt hier veiligh op 't Altaar.
Sv ligt den Philofooph, die door iigh felfs bedrogen
Oniyn Verbeelding ruft, den blind-doek van fyn oogea.
't Veelvuldigh konft-tuigh, dat beneden haar omringt,
Leert, hoe 'tregt onderfoek der diagen dieper dringt
In ware wond'ren van Natuurs verborgentheden *
Dan't vleyende Verstant , 't bloot Denkbeelt of de Reden
Die als Er vare nt ç åé ô ontbreekt, hoe trots , alleen
Ryk in gedagten fyn en arm in faak'lyk heen.
Sv wyft met d'andre hand; waar ymand met vertrouwen
En eerbied 'theerlyk ligt der W aar-heit kan befchouwen.
Ter wyl een,' S ô e r ê e G e e s ô , die 't onderfoek veragt „
Op defen glans vergrimt, ïn't duift're van fyn nagt.
Een ftraal der God heit vergefeïchapt deie kennis.
Der fchepfelen, i» fpyt der ftoutfte Heilig-fchenms;
Fn toont in 't groot Ç e e l - al , t onloochenbare merk
|
|||||
■
|
|||
<rY
|
||||||||
.'-
|
||||||||
HET
EGT GEBRUI
D E E
W E R E L Ô
BESCHOUWINGEN, ter overtuiginge van;
ONGODISTEN
EN
ONGELOVIGEN
AANGETOO Í Ô,,
door Bernard NiEuwENTYT, Ì. D,
Met kopere Platen,
DEN DERDEN DRUK. |
||||||||
_ Tof Á Ì S TER D Á Ì.
ByJOANNESPAULI, Boekverkoper
°P den Nieuwendykhet negende huis van den Dam inSENECA,,1710*·
Bibliotheek
MINDERBROEDERS
WEERT.
|
||||||||
■' J'a'/ieiiiu
|
||||||
(?.■>>. 6
|
MM
|
|||||
*
|
|||||||||||
..qi.i<?, fiob ïAnb' ['«.03 ,
|
|||||||||||
,,. ,;}ji ( rmoacbd urn £ln r (r;-;;?u%i%o ç liiiï'iUnQ ibi^xoi&ü lïiino nVi·.
n&h ß.!«.ã «nwipqoii rist f:, rut, ti :ìç-^|«&ñ ||i gwfc0 [;3|ßãÚ3^ Ð9Ð33 afcrio . c
|
|||||||||||
PRIVILEGIE.
DE? STAAKEN, VAN HOLLANDT ENDE WESTVRIESLAnDT,
doen te weten: Alfoo ons vertoont is by J o á í í e s Pauli, Burger en Boek- verkoper b^nen_Anifterdam, hoe dat by hem gedrukt was,feker Boekgenaamt Met recht gebruik der fyereldbefchouivingen ter overtuiginge van Ongodifien, en Ongelo~ vigen-^aangftoonPd&ort^r^d^Nren-wentyt, in Quarto met f laten; .waar toe door hem feer'fwaare ónkoftenaangeWent waren, dogh beducht fynde , dat mogelyk ymand hier te lande 't felve Boek 't fy in 't geheel ofte ten deele tot deffelfs groote fchade, en nadeel mochte willen nadrukken, lbo keert den Suppliant lich tot ons, verfoeken- de hem te willen begunftigen met een Privilegie foo voor fich felfs, als fyne aétie verkrygende voor den tyt van v-y-rtien achter een volgende Jaren, om 't felve Boek al- leen hier te lande te mogen drukken, uytgeven, ende verkopen in fodanigen formaat ende taaie, als den Suppliant het voor iich het raadfaamfte foude vinden, op feekere grote poene daar toe te ftatueren. Soo ift,dat wy defaake,ende't verfoek voorfchrev e o ver- gemerkt hebbende, ende genegen wefende ter bede van den Suppliant uyt onfe rechte wetenfchap, fouveraine macht, eiide authonteyt den felven Suppliant gedonfenteert, ge- accordeert ende geoclroyeert hebben , confenteren , accorderen , ende oérroyeren hem mids defen, dat hy gedurende den tyt van vyftien eerft achter een volgende Jaren het voorfz. Boek genaamt Het recht gebruik der Wereldbeschouwingen ter overtuïginge van Ongodifien en Ongelovigen, aangetoont door Bernard Nieuwentyt in Quarto met plaatea, binnen de voorfz. onfen landen alleen fal moogen drukken, doen drukken, uitge- ven, ende verkopen ; verbiedende daarom allen, ende een ygelyken het felve Boek in 't geheel ofte ten deele te drukken , naar te drukken, te doen naardrukken, te verhandelen ofte verkopen, ofte elders naargedrukt binnen den felven onfen lande te brengen, uit te geeven,ofte verhandelen en verkopen, op verbeur te van al Ie de naar- gedrukte, ingebrachte, verhandelde ofte verkoghte Exemplaren, ende een boete van drie duifent guldens daar en booven te verbeuren, te appliceeren een derde part voor den Officier , die de Calange doen fal, een derde part voor den Armen der plaatiè daar het Cafus voorvallen fal , ende het refterende derde part voor den Suppliant, ende dat telkens en foo menigmaal, als defelve fullen werden achterhaald; alles in dien verftande nogtans dat wy den Suppliant met deefen onfen Oétroye alleen willen- de gratificeren tot verhoedinge van fyne fchaade door het naardrukken van het voorfz. Boek, daar door in geenigen delen verftaan den inhouden van dien te authoriièren ofte te advoueren, ende veel min het felve onder onfe protexie, ende befchermïn- ge eenigh meerder Crediet, aanfien, ofte reputatie tegeeven, nemaar den Suppliant in Cas daar inne iets onbehoorlyks foude influeren. alle het felve tot fynen laften fal gehouden weefen te verantwoorden , tot dien einden wel expreffelyk begeeren- de, dat by aldien hy defen onfen Oftroye voor het felve Boek fal willen nellen, daar van geen geabrevieerde , ofte gecontraheerde montie fal mogen maakéh ; ne- maar gehouden weefen , het felve Oclroy in 't geheel, ende fonder èenige omif- fie, daar voor te drukken ofte doen drukken , ende dat hy gehouden fal fyn een Exemplaar vaa het voorfz. Bock gebonden en wel geconditioneert te brengen in de .-,:„ \ Ë * , é Bi-
|
|||||||||||
Bibliotheek van onfe Unirafitêyt tot Leyden, ende daar van behoorlyk te doen bljr-
ken alles op poene van het effect van dien te verliefen. Ende ten einde den Sup- pliant defen onfen O&roy ende Confente moge genieten , als naar behooren , laften wy allen, ende eenen ygelyken, dien het aangaan mach,dat fy den Suppliant vanden inhouden van deefen, doen, laten, ende gedoogen, ruftelyk, vredelyk ende volko- men genieten , ende gebruiken , CeiTeerende alle belet ter contrarie. Gegeven in den Hage onder onfen grootenZeegelehier onder doen hangen, den twee-en-twintig- fte September in 't jaar onfes Heeren en Zaligmakers feeventien hondert feftien. |
|||||||
i ivf Ë „ xvLlj. ,Ur_A ·<■ -',i A. Heinsius. Vu
Ter Ordonnantie van de Staten
SIMON van BEAU Ì ONT;
|
|||||||
AAN
|
|||||||
,;;.: Á Á Í DE Í
LES E R.
|
|||||||||||
-âÀ y . I
|
|||||||||||
!'lj ßÔÉ»À
|
:u ø
|
||||||||||
Et ooghmerk, waar mede defe Befchouwm-
gen geichreven fyn, is om Ongod'iflen van de Wysheit, Magt en Goedheit vanharen GODT, den aanbiddelyken Maker en Beftier- der van het Geheel-Al; en Ongelovigen 3 die wel eenen Coat, dogh geenfints het gefagh der H. Schriften erken- nen > van de Bovenmenfchelyke afkomft der SCrJRIFTU- RE te overtuigen : en dus aan haar beide het regt gebruik der Werelt-Befchouw'mgen aan te toonen. De wyfe, die wy om dit te betogen gebruikt hebben,
is enkel uit de hedensdaagfche Natuur-kundige waarne- mingen en blykelyke ondervindingen genomen; fonder dat wy ons van eenige bloote onderftellingen tot dien einde bedient hebben. Dewyl men dogh in Natuur-Kundige faken geen meerder grond om wel te redeneeren heeft, als men ondervindelyk betoonen kan. Men fie daar over de fchrifcen enhetvoorbeelt van de Koninklyke Academiën en Socië- teiten , en der voornaamfte Wis-kundigen na. Waarom ik de Metaphyfica met andere hier toe niet ge-
bruikt hebbe, kan uit het Voorber'igt §.27. gefien werden, Terwyl ik dit fchreef, quam my het boek van den ** , Aarts-
|
|||||||||||
Α ΑΝ DEN LES ER.
Aartsblffchop van Kamerykttt hand;, en onder het fa-
menftellen van defe Voor-reden dat van de *Heer Ray m het Frans overgeiêt fynde : en werde ik berigt, (dewyi ik die tale niet verfta) dat ook de Heer Derham op dier- gelyke gronden in het Engels het aanwefen van een Gqdt in het brede betoogt heeft. Het was my aangenaam te fien en te vernemen, dat by foo groote Mannen defe be- wys-maniere, die ik altyd voor de kragtigfte gehouden hadde, ook voor goed gekeurt wierde. Welke na alles wat daar over gefchreven is, iiogh, een overvloei van iïoffen om devolmaaktheden van den grooten Schepper van alles aan ongelukkige Philofophen te doen fïen, oofc aan de laatfte nakomelingfchap overlaten fah De maniere om de Goddelykheh vanhetEt. ffloortï
mt natuurlyke-verfchynfelen aan ie toonen^welke wy Mier aan U voorftellen, weet ik niet dat oit op defe wy> fe daar toe aangewent is. Ik hoope egter dat defelve van vrugt by Ongodiflen en Ongelovigen weien fat y om dat defe gewoon fyn meeft, alle in de Natuur-kunde ilgh te oeffenen. De algemeene betoog-wyfe van defè beide, werd in
Metvöorberigt^. ^PVJP, 31. breder aangetoont. Ik hebbe in het Nederduits gefchreven orn ook aart
myne Vaderlanders dienftigh te kunnen fyn; infonder» lieit dewyl der fel ver Tale ook tot het fchryven van veel. Atheiilifche boeken misbruikt werd.. De order, die' gehouden is kan uit de fummieren eenig^
fints afgenomen werden : hoewel ik my aan die in de Na- tuur-kunde by veele gevolgt werd, niet feer nauw be- gaalt hebbe.. Die. |
||||
.AAN DEN LES ER.
Die dit werk om de daar in aangehaalde hedensdaag-
fche ondervindingen voor een ondervindelykeNatmtr-kun~ de fullen willen leien, gelieven figh aan de overtuigingen niet teitootenj dewyl men geen. voornemen hadde om een enkele Phyfica tz beichryven, maar om dwalende te regt te brengen,· en fyn gedagten op defe wyi'ein de Natuur-kunde te leiden aan yder nut kan fyn. Geoeffende Mathematici fullen miffchien oordee-
len , dat ik de ondervindelyke betogingen (gelyk die van de kragt der Spieren en van de wet der hoogte in de Vloeï-floffen enz.) meer wiskundigh behoorde voorge- vel t, of die faken alleen fonder bewyfen bygebragt te hebben ·> om dus met minder omflagh en fonder foo veel figuren het felfde beiluit daar uit op te kunnen maken. Maar deie gelieven teweeten, dat ik de betogingen foo veel my mogelyk was, uit ondervindingen, en niet (ge- lyk de Wis-kundigen dom) uit een geftelde Natuur-wet,« ky gevolgen alleen afgeleid!hebbe, om ook aan foodani- ge, die in de Mathefis niet of weinigh ervaren fyn, verftaan- baar te wefen.Ontrent het laatfte was ik in het eerfte van de- fel fd e gedagten met haar, en hadde het ganfche Werk ibnder bewyfen (waar van men de gronden doghby Wis- kundigen vinden kan) en fonder figuren opgemaakt.Dogh wyl feker geleert Heer en daar na andere my geliefden te gemoed te voeren , dat ik op defe wyfe by veelefou- de fchytien,meer het geen ongeloofielyk als dat waar was,in ibrrimige gevallen te befchryven ,· en dat 'erinfbogroo* te faken daarom ten minften foo veel bewys van noden was, als tot beveftiginge van de waarheit van het gefei* |
|||||
\
|
|||||
AAN DEN LE SER.
de konde dienen 5 hebbe ik dit opgevolgt. 't Geen ook
die reden geweeft is, waarom dit geheele Werk op meeft alle plaatfen moetende vermeerdert en verandert werden, eenige jaren later in het ligt gekomen is; nadien myne andere beiigheden my een dagelyks beletièl gaven. Die eenen Godt en den Goddelyken ooiiprongh der
H. Schriften met grond erkennen, lullen hier proef-be- wyfen van hare belydeniifen vinden: en dieiwakker fyn, foo ik hoope, tegen veribekingen ontrent deiè waarhe* den gefterkt werden. Dogh eer ik defe Aanfpraak eindige, moet ik UL hogh
dit veribeken, ongelukkige Phtlofophen^ on/ekere Twyf- felaars , Ongelovigen , en beklagelyke Efprlts Forts, voor wie dit werk voornamelyk gefchreven is; dat gy dogh niet foo ieer metfcherpftnnig als wel meteen ern- ftigh verftand en behoorlyk ontfagh voor foo gewigtigh een onderfoek tot het leien jplieft te komen; en niet ibo feer te letten wat fwarigh^eri gy tegen eenige byfon- derheden foudt kunnenmaken^lsweljOper niets onder foo veel bygebragte faken is, dat U van de volmaaktheden van uwen Maker en hetgefagh van Syn Woord kan o· vertuigen. Indien gy de eerfte wegh inilaat, kunnende bondigfte bewyfen U fbnder overredinghiaten $ en :'mn gevalle gy U op de Iaatfte wyfe gedraagt, 'kan een ee* nige fake met er η ft en een leérfaam gemoed overdagt fynde, (onder den iègen Godts) een dwalende tot beter gedagten brengen^ 3 < impcf-JhcI :ύ K'Ahrm mimmpl De fitllige wyfe, die tot de betogingen tn defim alleen
gebruikt is, kome U niet onvolmaakt voor5. als o£ |
||||
AAN DEiST LESER:
defelve Uwe gevoelens niet regt wederleide. Maar ver-
gelyk defe by Uwe gronden,· en oordeeld fèlfs of een bewys, dat uit fekere en fakelyke ondervindingen ge- haak is (gelyk in defen gëfchiet) niet meer overredend moet fyn, als het geen ép blóote denkbeelden gegrond is,· welke men Tonder eenige fakelyke ervarenthek te kunnen bybrengen, na fyn believen tot denkbeelden van waarly k beftaande faken ftelt: en dat Uwe Philofophie alleen op dit laatfte ruft, iult gy felfs weeten. Ook iyn 'er reeds voorname mannen geweeft, die ie mis-rede- neeringen van Ongodiften», en de valfehe niet alleen, maar ook verfchrikkelyke gevolgen uit hare gevoelens vloeijende, bredelyk aangetoont hebben» Het welke by haar kan na gefien werden. -Indien 'er yets onder dit atles mögte fyn, waar in ife
na uw oordeel gemift, en de eigenfchappender natuurly- keverfchynfelen niet regt na uwe gedagten mogte ge- troffen hebben , flaat die byfondere plaatfe over: gy iult dit van alle het andere niet kunnen fèggen. En ingevalle maar een eenigh bewys by U bondigh nioet gehouden werden, onder foo veele die hier by gebragt fyn, en waar van 'de verdere Befikoüwhgen der Wereld^zïïV Ïafs een nogh veel grooter meenigte vericharTen kan j fal dit en- kele alleen magtigh fyn om yder, die iè^elyk oordeelt, van iynen Godt, en de hooge afkomft van fyri Woord te overreeden, dewyl eene goede betoginge foo ν aft be- wyft, als veele,· hoewel· meerder de overtuiginge ver* fterken. < -: r-; \ I : . r. É ■ ; Laat ook de in defe Befehouwingen aangehaalde Schrift
1 j iuur* |
||||
,Á Á Í DEN L Å S Å R.
taur-texten U dit alles niet ongelefen doen verwerpen, gè-
lyk veele vsan Udefelve in een gefchrift ontmoetende de gewoonte hebben: dewyl der felver Goddelykheit in defen niet onderftelt, maar bewefen werd -, en eenige dienen om de ^ysheit en doordringende Natuur-ken niife van haren In- gever aan te toonen,· dogh andere ook om U te doen iien,, dat geen menlche hoe wys, geen bedrieger hoe loos hy magh geweeft fyn, het fy dan om redenen van Po- litie of andere, oit magtigh is geweeft om in die tyden foodanige dingen voort te brengen ,_ als men in defelve befchreven vind. Op dat gy daar uit felfs moogt afne- men, van wie het moet afgekomen iyn. > Laat U ook dit Boeitniet hatelyk vooVkomen, de-
wyl niet alleen den Tytel U toont, maar ik U ook met alle opregtigheit verfekeren kan, dat het niet met de minfte haat en veragtinge tegen U,maar met een hert- rakende medelyden over uwen ongelukkigen toeftandt, alleen ter overtmgmge van ¼ gefchreven ߧ. En dit is de reeden^ waarom ik U meeft in alle gemaakte beflui- ten felfs Regter gemaakt hebbe. En verfoeke ik daarom hier alleen, dat gy dogh fonder dat beklageiyk voornemen, van met veele Efprhs Forts geen Godt te willen erkennen, dit oordeel t'elkens vaty als het aan U geftelt werd. Em | van beiden fonder dat ymand een derde itellen
kan, is immers ontegenfprekelyk waar; of dat volgens Uw gevoelen alles in de Wereldt by geval, of door geen verftand beftierd werdende en nootfakelyke wetten toegaat,· en#dat der Chriftenen Bybel een iaraenftel is van bedrie- gers welke enkel haar voordeden beoogt hebben;of anders, dat
|
|||||||
miiii......■......■■■........■.....■■■ ■■■—■—
|
|||||||
dat dit H. Woord van eenen Godt ingegeven is, die de We-
reld beftiert, en Van die Schepfelen welke Hy met ver- fland begaaft heeft, eens rekeningh afvorderen fal, hoe fy het felve gebruikt heb^ep. ? tknktdat.wat'errU aan gelegen is in /defen nietY'bjédipgeri \.β vferiJep^wiaria®.tl· geluk- of rampfaligheit in alle eeuwighe3en afhangt. En oordeel felfs, indien het alleen foo waair is^ daï féèh wyV fen Godt de Wereld en U gemaakt heeft · als het waar is dat een Horologie of ander wéfgemaakt Kónft-werk iynén verftandigen Maker bewyft: öf gy erniligh op dit alles denkendp voor uwe eigen gevoelens niet moet fid- deren. En dewyl het fakelyk,en niet blotelyk denk-beel- dighis, dat hier in verfchil ftaat en onderfogt moet wer- deny of het voor U niet noötikkelyk is de faken ielfs^
en niet alleen uwe bloote, en enkel om deÜtheifterye voor te ftaanr geformeerde denkbeelden te onderfoeken· Hier toe fyn deie Beichouwingen gefchreven. Den Al- magtigen Godt die alleen overreeden kan, makedeièen andere fakelyke bewyfen, waar van de geheel e Wereld vol is, kragtigh op uwe verftanden en gemoederen* |
||||||
■ ', ν.
|
||||||
81, Aö*
|
||||||
■BLAD-W Y SER
|
||||||||||||||||||||||
-S
|
||||||||||||||||||||||
DER
|
||||||||||||||||||||||
BESCHOUWINGEN.
|
||||||||||||||||||||||
FOORBERIGt.
|
||||||||||||||||||||||
Pag, 1
y r .,*. -f.:, ,.. ■■ / .
VerbeeUinge en Geheu*
'i\r"> .', teniIfe- z7-
XVII. . Van de Menfehelykepaf-
r} ,,;:;:■![ *.: âåç of driften ^ en kor-
telyk van de Voort-tee- linge. 282. XVIII. Van de Lugt. zif
XIX. Van de Meteora of 'Lugts-' .
ver hevelingen. < 9 f?
XX. Van het Water. r: 388
XXL. Van de Aarde. 4 ƒ4 XXII. /^» £<?/ ^<?r. 4P7
XXIII. Van Dieren, Vogelen en
Vijfchen. fz$
XXIV. /^» Ë Planten. f6y
XXV. Van den figi'baren Hemel. 614
XXVI. Van de onnoemelyke yeèH
heit en onverbeeldelyke
kleinheit der Deeltjes, uit welke het Geheel-Al heftaat. jzo XXVII. Van eenigeNatuur-wetten.jfz
XXVIII./^tf eenige Chymifche Na- tuur-wetten. 827 XXIX. Van de Mogelykbeit der
Opflandinge. Sff
XXX. Van het Onbekende. Sp$
VOOR-
|
||||||||||||||||||||||
Van de Tdelheifvan al ..
het Wereldfehe. Pag. t1
Van al het Sknlyke ênvati . ms'felfs in V gemeen. " 37
/^« f£#/g? byfonderheden |
||||||||||||||||||||||
IL
III. y-
VL
VII. VIII. IX. |
||||||||||||||||||||||
4<S
ii
66
7f
8f 97
|
||||||||||||||||||||||
in de Mond.
Van den Slok-darm, Maagh en Darmen.
Van de 'Meib^uaten en Ghyl-voerder. ,
Van het Hert. Van het Adem-halen. Van het Adergefiel. |
||||||||||||||||||||||
Van de Zenuwen^en korte-
lyk pan de Water-va*
' ten, Klieren'en Vliefen. 11 f Van de Spieten. ( 128 Van de Beenderen. i6y
Van eenige Saken in opfigt
van fekere Schrift uur-
plaatfen. i8f
Van het Gejgt. 20 3
Van het Gehoor. zzy
Van de Smaak, Reuk en
Gevoel. 2. f4
Van de vereeniginge van
Ziel en Lichaam, de
|
||||||||||||||||||||||
X.
XI.
XII.
|
||||||||||||||||||||||
XIII.
XIV. XV. XVl·
|
||||||||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||||||||
Tab.!. J 3-».4»·.75- 3- »£·■ 3* 3* - >J* $.**
Sig.t.pag.47. F1H.-P.Ï. .43· ««.««· Fig.4.pag.3t8.3So.3«3. 4- Mj*%*77-«|i
2. pag. 50.55. 56.00. M^ ° ^ * ( lab. AAI.
3. Ppa| 557 58.60.61. S-P'8·^· £'p'af.' 80.38, Fig... pag.68o.686.687;
4. pag. f8. 6. pag. 151. {ii, 608.701.70»'.
t pal 58 „ ., '-Ñ÷É^ð '·Ñô¿í. 70S.706.7M.
6. pas. 60. 6,67.68. ^:_ pjs ■ ija Bg ,. ,. ^ pa ,, . 7,3. 68?;
• 4-pag·76' Fig.x.pVgido.ióx,^. Fig. 1. pag. 486.489.^ - ÷ T£bg ™L .
5. pag.77, ë \L? ôÞô TÓi 494.62-6.618. fig· i- pag·091·
6. pag.77. z- paJ'i6iX 1. pag.500. *■■ WK* 701.717.
- »*^17. /co r Mg· 01. 3. pag.376.722. 9- pag--7». F1R.I. pag· 168., 3· F 5 Tab> ÷÷ðé>
ßï. pag.82. 3, pag.'.70. 171;i-jz. 4 Tab XVI. Fig. 1. pag.718.729.73.0;
11. pag. 82.98.104. 4-pa£.i7i. Fig.r. pag.y38. 539- 2. pag.758. 759.
12. pag. 86 101. 5. Pag-ni. 2. pag, J 3. pag. 767.
Tab ÐÉ. d-.pag.i8r. 3-pag.543. 4- pag.767.
Fig. 1. pag 83. 7. pag. jSi. £ £a|>■£ 5. pag. 768.
2. pag. 89. 8. pag. 191. 5. pag. 540. 6. pag. 778.
3. pag.91.341. Tab. X. é, £* V™ Tab. XXIV.
4. pag. 98. 100. 101. Fig. 1. pag.a05.6y4. 7. pa° ;;T'^r Fig.r. pag.783·
106.107. 2. pag.207. 342. 344. S.pag.yör/ 2. pag,783. 788.792*
5. pag. 100. 101.107. 3. pag.zoó. 209. 213. Tab. XVII. 3· pag.789.791.792.
108. 214.220.655. Fig. ô. pag.^ói. 4. pag.790. 791.792,
6. pag. 103. 4. pag.20.7.343. 2. pag. 564. Tab. XXV.
7· PaS·.10*. S- ^ë-^6 3. pag.564. Fig.i. pag.7S6.817. Tab. IV. Tab. XI. 4» pag. 569.570.571. 2. pag.787.
Fig. r. pag. 106.108; Fig, 1. pag. 208. 209.211. $·. pag.*7o. 3- PaS· 793·
2. pag..108. 2. pag.210. 211. 113. 6. pag.570. 4- pag.793·
3. pag. 110.111. 113. 215. 216. 218. 7ipag-?70i 5- Pag-793·
4. pag. 11 o. 220.556. g. pag. 578. é.. pag. 794.796..
5. pag..ui. 3. pag.229.230. 236. 9. pag. 584. Tab. XXVL
6. pag. 116.119.252. 242.246. io.pag.585; Fig. 1. pag.795.
7. pag. 122. 4. pag.229.130. 11. pag.585.. 2, pag. 797.798°·
8. pag. 124. 190.191· 5- pag.231.232. 235. IZi pag.586. 3· pag.798.
Tab. V. 6. pag.231. 232.235. - Tab. XVIII. 4- pag-798· Fig.i. pag. 129.130.131. 7. pag.232. Fig.r. pag. 581. 5· pag.799-
. 1. pag, 129.130. Tab. XII. 2. pag.582: Tab. XXVII*■
3. pag. 129.131. Fig. 1. pag.231. 233.234.. 3, pag.589. Fig.i. pag.800.
4. pag. 135. 2.35.237.238. 4. pag.589.597. 2. pag.80r.
5. pag. 133. 242.246. s< pag. 590. ' 3· pag-8o3.
6. pag. 134.13?. 136. 2. pag.233.234. Tab. XIX 4. pag.805.
7. pag.135.136. 3. pag. 318. Fig: 1. pag. 598. 5. pag.807.
8. pag. 136.137. 4· pag. 319. 322.326. z. pag.617.669. , 6. pag. 808.
9. pag..i38. 5. pag.324. 325. 339. 3. pag.618. 624. 672. 7· pag. 808.
10. pag. 155.156. 6. pag.324. 333. 339. 4. pag. 630.632. 635. Tab. XXVIII.. Tab,. VI. 7. pag. 235.326. 636.637.638. Fig. 1. pag.809.
Fig, 1. pag. 141.142·-144·- 8. pag.327. 639. 648; 677. .2. pag.811.
145.151.152.153. Tab XIII. 681. 3. pag.813.
'155. IS!*· I-7S- Fig. I. pag. 328. 348. 405, Tab. XX. 4. pag. 815.
is pag. Mii 2. pag.328. Rg. r. pag,635.637.'638: 5, pag. 822.
NB. De Binder gelieve te letten, dat dez^V aginavoor de aldereerfte van ditWerkgebonden moetwerde^
enwelfoo^datzje als de Figuureü na de regter ydefe na de linker hand moet uitjlaan,. |
|||||
<
|
|||||
VOO R-B ERIGT
|
|||||||||||
TOT DE VOLGENDE
|
|||||||||||
ERELD BESCHOUWINGEN,
|
|||||||||||
19. OnderflelUngen waar toe dienflig.
20. Derde aanleidinge; geen Eind-oor'
faken. 11. Middelen daar tegen.
22. Vierde Aanleidinge: Diiputen.
23. Middelen daar tegen.
24. Misbruik van Academifche Difputen,
2 f. Vijfde Aanleidinge : Onoplettent- heit.
26. Middelen daar tegen,
27. Waarom hier alleen bewijfen uit de
Natuurkunde gebruikt fijn. 28. Ook om dat Godt figh van die wijfe in
fijn woort gelieft te bedienen. 29. De bewijs-maniere da f er een Godt is,
in het algemeen -voorgeftelt, 30. Een byfondere wtjfe, om aan defel-
ve in fommige omstandigheden nadruk te geven, 31. Bewijs-maniere in het algemeen voor-
geftelt , dat de H. Schriften van God de* lyke afkomft zijn. 32. En geenfints den Alcoran van de
Mahometanen. 33. Kort vertoogh van het geen in hei
volgende te doen ftaat. |
|||||||||||
§. l. r_T Et ware verfchil tuffchen Ongo-
■ti difien en die Godt vrefen. 2. Om de Eerjh te regt te brengen zyn de Oorfaken van, en Hulpmiddelen tegen de Ongodifierye te onderzoeken. 3. Eer/Ie oorfaak, verkeerde eigenliefde,
4. Middel daar tegen.
f. Tweede Oorfaak verkeerde eeriligt.
6. Middelen daar tegen.
7. Het uiteinde van Spinoza.
8. Derde Oorfaak; Onwetenheit.
9. Middelen daar tegen.
10. Vierde oorfaak, te grooten inbeeldin-
ge van wys te zyn. 11. Spinoïa hartelijk ivederleit.
12. Middelen tegen de f e vierde oorfaak.
jq. Eerfle Aanleidinge tot Ongodifierye:] Voor oordeelen.
14. Middelen daar tegen.
jf. Tweede Aanleidinge:. verkeerde ma-
nier van de Natuurkunde te befchry- ven. 16. Ook alles uit een onderitellinge te
willen afleyden. 17. Middelen daar tegen,
18. Nogh een Middel.
|
|||||||||||
§· l- l^^^É^ At'er oyt eenige menfchen, die haar verftant niet ge-
heel verloren hadden, foo dwaas fouden ge weeft zyn, dat zy een Eeuwigh en uit zyn eigen kragt beftaande wefen, fouden geloochent, en iraande gehouden heb- ben,datter oyt een volkomen niet,lbnder dat'er Schep- per of Schepfel was, foude geweeft zyn, is niet wel gelooffelyk 5 felfs de voornaamfte onder de Oude, en Spinoza onderde Hedensdaegfche, hoewelfy met regt onder de Ongodiften ge- ftelt werden, hebben een eeuwigh wefen erkent. Het groote verfchil dan tyiTchen defe, en die eenen Godt erkennen en vre-
fen, en is niet of'er een foodanigh Wefen is, dat van alle eeuwigheit uyt figh felfs beilaan heeft j het welk fy alle, immers foo veele my bekent zyn,toe- A ftaan:
|
|||||||||||
ζ VOOR-BERÏGT.
ftaan: maar of dit ceuwigh Wefen, ook Wysy Machtig en Goedertieren is,.
en na het welbehagen van fynen wille alles tot fckere einden gemaakt heeft , en nogh beftiert. Het is wel waar, dat defe ongelukkige, deftelfs magt eenigfmts fouden kun-
nen toeftemmen, alleen, om dat fy foo grote gevaartens, met foo ondenkelyk fnelle bewegingen, in den Hemel dagelyks met hare oogen ften voort gevoert werden; en fouden fy ook delïelfs goedertierenheit miffchien erkennen, wanneer fy felfs dit woort mogen uytleggen, en adegoedertierenheyt van dit Wefen al- leen mogen toefchryven aen de gelukkige Eygenfchappen derfikenj daarin geholpen werdende door haar eygen verftant, het welk fy menen maghtigh te zyn, om het meefte, dat haar in de werelt ontmoet, voor haar ten nutte te kunnen maken, en tot haar nootiakelykheden en vermaak te doen dienen. Maar befwaerlyk fullen zy, behoudens hare gronden en geruftheyt, kunnen toeftaan, dat dit Eeuwige Wefen Wys is, en alles na zyn welbehagen doet 5, vermits dit volkomen overftaat en ftrydig is, foo wel tegen een los geval? als tegen alle onbewufte natuur of nootlots wetten: ook is dit den éenigen gront van haar gedurige ongeruftheyt en fchrik j als die^ indien dit Wefen Wys is, en weet dat men het felve lafterlyk vanfyne volmaaktheden tragtte- beroven , ligtelyk kunnen befluyten y wat haar deel en verwagtinge eenmaal wefen moet. Dat dit ook de oude vrage in de voorledene eeuwen al geweeft is, kan men
afnemen, uyt het opfehrift, van het geen Cicero daar over gefchreven heeft: alwaar de redentwiftingen van de daar ingevoerde Philofophen niet foo feer zyn over de Wefentlykheyt van een God, (een foodanigh Eeuwigh wefen daar door verftaan zyfide) als wel de NAÏUR Α DEO Rü'M9 of van welke nature defe Godtheyt was. Indien ymant van zyn jonkheyt af nu foo gelukkig geweeftis, dat hy met
©vertuyginge van Gods aanbiddely ke volmaaktheden, den felven alty t voor fy- Ben vrymagtigen Heer, zynen Maker en Onderhouder erkent en ge-eert heefr,, ial het aan hem miftchien vremt voorkomen, dat'er menfehen kunnen ge- vonden werden, die een eeuwigh wefen, of eenen Godt in delïelfs aanwefent» Jieyt erkennende, hem egter kunnen aanmerken, als van alle de voorgenoem- de eygenfchappen ontbloot zynde. Dat egter en de voorledene en de tegen- woordige tyden een menigte van fodanige beklagelyke verftanden uyt gelevert hebben, is al te wereltkundigh, om met de hiftorien der felver dit boek te vergrooten. Ditfeggen wy hieralleenlyk, dat defe volgendebefchouwingen tot dien eynde geright zyn, om, foo het mogely kis, defe ongelukkige tot be- ter gedagtcn te brengen/ §. 2. Op dat wy dan tot dit grootooghmerkdenreghtenwegh mogenin-
flaanj fchynt het nootfakclyk eerft met ernft naa te ipeuren, welke de wa- re oorfaken mogen wefen , waar doorveeleinfoorampfaligeen verkeerde ge- dagtcn van dit gedugt en eeuwigh Opperwefcn gevallen fyny en dat men defe
|
||||
VOO R-B E R I G Τ. · ξ
defe wetende, bequame hulpmiddelen daar tegen tragte te vinden.
Men gelieve egter niet te denken, dat \vy met alle die uy tvoerigheid, waar
mede dele itoffe ïoude kunnen verhandelt werden, alhier van de felve fullen fpreken. Het fal ons genoeg fy η alleen foodanige oorfaken van de Hedensdaag- iè Ongodiilerye by te brengen > welke aan ons by ervarenheit gebleken fyn, in veele van defe onfalige redeneerders plaatfe te hebben: en daar by die mid- delen voor te ilellen, welke de felve ondervindinge ons geleert heeft, met vrugt en legen, tegen dit beklaagelyk quaad in fommige gebruikt te wefen: latende andere oorfaken, van welke nogh, behalven de aangehaalde, menig- vuldige kunnen fyn, overig om hier by te doen, aan foodanige, die van de felve de droevige uitwerkfelen, of in haar felfs, of in andere ondervindelyk beproeft of gefien hebben. §. 3. De eerfte oorzaak dan, en die wel meelt, in alle van nature gevonden
weit, is veeltyds een drift van een te verre gaande en verkeerde eigenliefde, Door-defe gaat hare begeerte alleenlyk daar toe, dat fy aan hare genegent-
heden mogen voldoen, en aan niemand onderworpen fyn; of indien fy dit laat» fte niet kunnen ontgaan, dat defe dog geen ander mogte wefen, als die hare vleciTchelyke driften goed keurde. Waarom, horende, dat'ereenGodtis,die Regtveerdig en Heilig isj die van haar in alles wil gehoorfaamt fyn, en een Schepfel, hetwelk hem weigert in erkenteniiïè cc houden, fekerlyk ftrafFen fal j wenfchen fy buiten fyne magt te fyn. Dit fet haar aan om hare oren, voor alles, dat haar van foodanig eenen Godt
overtuigen kan, te fluiten5 en dewyl haar confcientie, in weerwil van alle ha- re pogingen, aan haar geen rulle laat, dringt dit haar onophoudelyk om be- wysreedenen te foeken j waar door fy het tegendeel aan iig eenigflntsfouden kunnen wys maken ·, om alfoo de laliige neepen van defe gedurig tegenfpre- kende gewifTe te kunnen ontvlugten. Om defe reden heeft het blinde Hei- dendom gelykformige driften, als fy felfs gevoelden, aan hare Goden toe gefchreven: en veriiert dat de felve in dronkenfchappen, hoereryen, over- fpelen, en nog erger ongeregelthedén vermaak fchepten. Om geen verder bewys van dit gefeide op te foeken 5 laat elk, die ooit foo
verre ellendig is geweeft, dat hy redenen voorgedaan en gefogt heeft, wel- ken dienen konden, om de kennelykheit van de deugden van fyne Schepper in hem te benevelen en uit te wiiTchen, by fig felfs gaan en onderfoeken : indien het geene by de Chriilenen voor Gods Woord aangenomen wert, en waar in fynen wille vervat is, aan hem toeliet, in dit leven fyne driften onhan- dig op te volgen; en beloofde hem dit vermaak in eeuwigheid te doen genie- ten ; of hy niet met foo veel y ver en vlyt bewyfen foude tragten op te fpeuren, om foo feker aan hem felfs en alle anderen te betogen, dat'ereen Godt, en den Bybel fyn geopenbaarde woort is \ als hy nu poogt fig felfs en anderen wys te maaken, dat dit valfch is. Aan yder natuurlyk menfche is dog ingeboren een uitgeftrekte begeerte om gelukkig te fyn. Denkt hy dit in de kenniflc van Α ζ een
|
|||||
■·.
|
|||||
VOO R-B ERIGT,
|
|||||||
4
|
|||||||
een Godt te Tullen vinden j falfynebetragtinge daar henen gaan j maariïende,
dat door de erkentenifle van een Heiligh Opper Heer, hy volgens dit woort verpligt werd , fyne fondige vermaken te verloochenen j fal hy wenfchen, dat 'erfoodanig een Godt niet en ware: fchoon hy fulx fwygt, om voor het geen hy waarlyk is, dat is voor een ongelukkig Atheift, by andere menichen niet gehouden te werden. Ik beroepe my, ontrent de waarheit van dit gefeide, op die geene felfs;
welke oit in defe onfekerheit en droevige verwarringen gekeft, en ondertuf- fchen hare paiïien, foo veel fulx fonder ilraffe van de wereltlykenRegter, en fond er verlies van haar eer en goet gefchieden konde, opgevolgt hebbende, daar na tot beter gedagten gekomen fyn. GetuigenifTen van foodanige by te brengen, die na hare bekeeringe, dit openhartig beleden hebben, is niet no- dighj hoewel ik dit foude kunnen doen. §. 4. Dewyl nu defe gantfche dwalinge niet anders is, als een haar wegh fle-
penden drift, die niet den minften fchyn van reden ten grond heeft 3 werden van defe foort verfcheidene te regtgebragt 5 als Godt (die in allen defen, als Op- per-ooriaak , moet erkent werden) de aangewende middelen gelieft te fegenen. Welke behalven het aanwas der jaren, het welk de driftige woeftheden der jonkheit dikwils doet bezadigcn, ook fomtyds daarinbeffcaan 3 dat men haar brenge tot een regt en veritandig letten, op Godswysheit,magt,engoedt- heitj welke fig in de befchouwinge der werelt en de regeringe van alles aan yder, die niet moetwillens blint wil bly ven, op veelvuldige wyien onloochen- baar vertoonen. Infotfderheit,, dat men haar doe iien haar eigen en aller men- ichen vergankelykheit, ende de ydelheid van al het gene fy met den naam van vermaak gewoon fyn te noemen j dogh wel voarnamentlyk den ongelukkigen itant, waar in het ganfche menfchendom figh bevinden foude, ingevalle felfs na haare gedagten de wereld of door een los geval, of door onverftandige noot- wetten beftiert wierde» Eindelyk hoe verfchrikkelyk alles aan haar moet voorkomen j indien hare beklagelyke opinie (beter naam kan men daar aan niet geven, om dat fy van niemand kan bewefen werden) geheel valfchis. Door welke confideratien, een minder agtinge van het tegenwoordige, eneen vree- fe voor het toekomende in haar verwekt werd j die de νoorige driften tegen- gaande de felve tot meerder bedaartheit, en haar tot nadenken doet komen. Het welke laatite in veele alleen genoegiaam geweeftis, om haar van gedag- ten te doen veranderen. §. f. De tweede oor/aak vanOngodiftery, is een andere drift, vanverkeerde
JEerfugt, die mede uit de felve grond van Eigenliefde voortkomt-, door welkefom- wiger eens tot het voorfiaan van foo. rampfalige gevoelens vervallen, fynde.^ figh mheelden^ dat fy daarom by de menfchen voor doorfigtiger en groter verflandan be- horen, gehouden te werden: en aan malkanderen daarom den naam van Efprits. Fortsoi'fierke Geeflen gewoon fyn te geven} willende daar door quanfuis vertoo- a&eri, foodanige tewefen, die figh door geen y dele. vrees, of blaas met booneri (ge-
|
|||||||
VOO R-B ERIGT. f
(gelyk fy die noemen) met het genieene, en niet beter wetende volk, als kin-
deren, laten vervaart maken. Dit is een van de hoogfte trappen, waar toe de Atheifteryeikigerenkanj
hoger fchynt fy niet te kunnen klimmen: om dat defe eens foo verre gekomen fynde, niet alleen alle overtuigingen verwerpen; maar foo lange defe paflie en verkeerde eerfugt duurt, die nootfakelyk gedwongen fyn te verwerpen, en dus volkomen ongeneeflelyk te willen blyven. Want daardeeerilefoorte van Ongodifterye , die alleen op het genot van vermaken gegrond is, inililtekan tegen gegaan werden; foo ras eenige overredinge van het tegendeel begint van nadruk te fyn: heeft defe laatfte, boven dien nogh dit beletfel om weggeno- men te kunnen werden ; dat die de felve voorgeitaan hebben, indien fy van andere gedagten wierden, vrefen de eere van een alles te bovengaande wysheit en onvertfaagtheit, en haar ingebeelde agtinge te fullen verliefen. Soo dat fy voortaan, by die haar kennen, voor ongeitadige en lafhartige niet alleen, maar ook voor'verwarde verftanden denken te fullen moeten doorgaan: ver- mits het gemeenlyk by defe gewaande flerke Geeflen de gewoonte is, van alle 9 die hare dwalingen beginnen te fien en de felve te verlaten, opdefewyfever- agtelyk te fpreken. Nu hoe veel de vrefe van kleinagtinge by fommige ver- magh, die figh eenigfints genereus wanen te fyn, leert in veele gevallen de da- gelykfe ondervindinge; foo verre ielfs, dat men dit ongelukkig foort van men- fchen, meermalen in verfchrikkelyke laileringen heeft fien uitberften; alleen- lyk om een bewys van haar meerder dooriigtigheït en onvervaartheit te geven,, en in dat nadenken bynieirrand te vervallen, dat fy tegen haar confeientie fpre- ken en hare vrefe ontveinfen. §. 6, Tegen dek die felfs niet willen overtuigt fyn, hebbe ik felden eenige
menfchelyke middelen, met vrugt fien gebruiken: nadien dit foort van A- theifterye meeften tyt met een groot onverftand gepaart gaat; en defe ellens dige felden daar toe kunnen gebragt werden, dat fy eens regt letten op het gene haar te gemoete wort gevoert y gewoon fynde y de befte en kragtigfte bewyfen niet anders, als met veragtinge, en dik wils alleen met een fchimpl·- ge lagh te beantwoorden; als quanfuis voor een grooterverftant geen tegen- redenen waardig fynde. Immers, welke ook de oorfaken van defe boven alle uitmuntende hartnekkigheit en onbekeerlykheit fyn mogen, het is blyke- lyk j dat een verfchrikkelyk oordeel van een foo onweerdiglyk gelallerden- Godt op haar legt; en voor foo veel menuitdeomftandigheden dikwils vre- fen moet, ten einde toe op haar verblyft: foo dat'er weinig van te regte ge- bragt werden, ten fy het den barmhertigen Godt gelieve figh haarder te ontfermen, en de felve tot onbegrypelyke mirakelen van fyne genade te maken> Onder defe heb ik'er een gekent, die van een vriend geraden werdende*
(dwyl hy tegen andere bewyfen verhart fcheentefyn) op figh felfs, fyn ziel >f, en lichaam, en al het gene hy in de werelt rontom figh fagh gefchieden, ern- Α $ ftely-ik
|
||||
VOO R-B ERÏGT.
|
|||||||
6
|
|||||||
ftelyk te letten; daar door begon te fien, dat het niet wel mogelyk was te
geloven, dat hy felfs en dit alles fonder eenige wysheit gemaakt was en be- itiert wierde. Soo dat hy ontrent veertien dagen voor fynendood, defen fy- nen vriend voor defen gegeven raad bedankte, en fyne voorige rampfalige ge- dagten met een vloed van de alderbitterite tranen verfoeyende, dien Godt, welke hy in al iyn leven niet hadde willen erkennen, tot fyn einde toe om vergiffeniffe badt; lovende op het laatfte deifelfs ondenkely k groote barmher- tigheit; waar doorhy, op foodanigh een afichuwelyk, en niet anders, dan fy- nen toorn en wraake verdienende ichepfel, met oogen van genade hadde ge- lieven neder te fien. Andere weet ik van defe foorte, dat op een ongelukki- ge wyfe door haar eigen toedoen in het water, door felfs ingenomen vergifF, en op haar bedde, in de naarfle wanhopen, haar leven gecindigthebben. §. 7. By defe gelegentheit van het iterven der Ongodiilen, kan ik niet na-
laten hier aan te halen, het geen van Spinoza, en ook, voor foo veel ik heb- be kunnen vernemen, met waarheit gefegt vvert: namelyk, dat hy in eenig- heit en een groote ftilheit fonder uiterlyke tekens van ongeruflheit te tonen, iyn leven geeindigt heeft. Dit wete ik, dat eerfi aan eenige fwakke Godt- vrugtige met veel bevremdinge voorgekomen is; om dat fy wel geheel andere en feer vreeffelyke werkingen Godts ontrent fyne loochenaars of gefien of ge- hoort hadden. En ten anderen dat dit aan de volgers van defen Spinoza gele- gentheit gegeven heeft, om daar uit te oordeelen, dat iyn gevoelen foo onge- grond niet geweeft is. Om aan defe beiden te antwoorden, gelieven de eerfte figh te erin-
neren, dat Godt, als vrymagtigh werkende, niet altyt alle fonden foo bly kely k in dit leven ftraft. En de laatfte, indien fy in fyne fchriften ervaren fyn, fullen daar uit kun-
nen afnemen, dat Spinoza niet foo feer voor een verftandigredeneerder,als wel voor foodanig een Ongodift te houden is; die het fy met, het fy tegen overtuigingen, de Atheiilerye enkel wilde aaanhangen; om dat de felve hem na fyne gedagten, met meer vrolykheit konde doen leven. Men gelieve niet te denken, dat ik dit uit drift tegen hemfchryve,maar
alleen fyne eigene woorden in den XXXIV. brief aan W. F. Blyenbergh na te fien. Alwaar hy eerft fegt, dat hy de Heilige Schrift niet verftaat, en gan- fchelyk ruil op het geene het verfrant hem aanwyft; en daar na (in plaatiê van de fekerheit daar van te bewyfen, het geen een waar Philofooph in de- fen gepaft zoude hebben,) op eene volkomentlyk aan ymand, die na waar- heit foekt, onwaardige wyfe dus voortgaat; En indien het geen, dat ik alree van het natuurlyk ver ft and hebbe, eens valfch bevonden ivierd, foo maakt hetmy egter gelukkig, terwyl ik 't geniet, en myn leven niet met tranen enfugten, maar geruftelyk, blydelyk, en vrolyk doorbreng &c. Of nu defe woorden een waar- heid foekend Philofooph bewyfen, of een halfterrigen Ongodift, dieomfyn Vrolykheit niet te verliefen niet wil overtuigt fyn, kunnen verftandige oor- deelen*' |
|||||||
VOO R-B ERIGT. 7
deelen. Nu dat Godt een hartnekkigen Laileraar foo verre kan laten verval-
len, dat hy eindelyk na langen tyt daar in volhart te hebben, Co lange vol- komen Mint blyft, tot de tegenwoordig fynde Wrake Godts aan hem de oo- gen opent, fal niemant kunnen tegen fpreken. Ten tweeden, is het ook feker, dat om niet ontruit te werden, hy met
niemant op fyn iiek-en doodbeddeeenigeredenwiiTelingen, over den ftaat der menfchen na dit leven, en de fekerheit of onfekerheit van fyne gevoelens heeft: willen houden; het geen ook weinigh na regte overtuiginge vaneen waar- agtige Philoibphie gelykt. Want fchoon iyn verilant door de kragt van de' fiekte alfoo verfwakt mogt geweeil fyn, dat hy niet op alle tegenwerpingen^ om die reden, na fyn genoegen foude hebben kunnen antwoorden; was her. egter waar, volgens fyne eigene gronden, dat hy daarom na fyn dood niet on- gelukkiger foude geweeil fyn; maar alleen, dat hy figh niet langer met de eere van eenferker Geefl als andere te fyn ; foude hebben kunnen vleyen en behagen. Eindelyk, moet ik hier by voegen, dat een van fyn alderbyfonderite vrien-
den en Leerlingen aan my van naby in myne jonkheit is bekent geweeil, die fyne gedagten altyt aangehangen hadde, en de felve met feer veelfcherpiïnnig- heit, vermits hy in veriland uit/lak, wanneer'er vryheit was, gewoon was ilaande te houden: welke in fyne fiekte na het voorbeeld van fyn Meeiler iïgli langen tyd iiil gehouden hebbende, eindelyk 'vc\ defe verfchrikkelyke woqr- den uitberilede, dat hy nu geloofde al wat hy te 'voren geloochend hadde, dogb dat het nu te laat was om genade te hoopen. Welk erbermlyk uiteinde ie- ker geleerdt Heer, aan my met alle omilandigheden geliefde bekent te ma- ken; dewyl hy feide te weten, dat ik, defen na allen fchyn ongelukkiger! over veel jaren in iyne gevoelens gekent hebbende, fynafiierven horende, niet konde nalaten begerigh te fyn om de wyfe daar van te vernemen. Of nu na dit alles overdagt te hebben, het uiteinde van Spinoza ceni-
gen grond van geruilheit, aan fyne beklagelyke navolgers geven kan,, lal ik aan haar felfs, indien fy fonder paffie oordeelen willen, overlaten. §. 8. Een derde oorfaak van defe erbarmelyke gevoelens fchynt infommige~
een enkele onwetenheit te fyn. Soo fynder my ontmoet, die nok haar verilanttot het na fpeuren vaneenige·
faken geoefFent hebbende, hare genegentheden in alles opvolgden , fo veel· haar gelegentheit, die geringh genoegh was, toeliet; en gevraagt fynde r wat fy van de wereld en haren oorfprongh dagten, een Godt, die defelve- gemaakt hadde, volmondigh loochenden. Van dit foort is my eene voorgekomen, die na lange jaren aan dronken-
fchap ten uiterilen overgegeven te fyn , in defen verderflelykenwaan fyn on- wetend en genoegfaam beeilelyk leven door gebragt hebbende, in die gedag- ten geftorven is: immers voor foo veel aan die fyn uiterilebygewoontenirff fiilx bengt hebben, konde blyken. |
||||
S VOO R-B E R I G T.
|
|||||
Behalven defe, is my nogh een ander, die men ook met regt onder de onwe-
tende ftellen kan, bejegent; welkeuiterlyk ganfeh gereguleerten ingetogen levende, egter, als hy meende by foodanige te fpreken, door welke fyn gevoe- len niet al te rngtbaar fouden werden, niet ichroomde regt uit te feggen, dat alles uit de Nature (dit was fyne uitdrukkinge) foo was, als het is j en wan- neer men met hem wat nader fprak, geen andere reden bybragt, als dat dit hem foodanigh toefcheen, en hy het anders niet kondebegrypen: vertoonen- de egter in defe dikke duiiternirTe van onkunde, nogh een fekere grootsheit, als of fyn verftand verder reikte, als dat van anderen. §. p. Om defe te regt te brengen jdewyl de befte Metaphyiifche Argumen-
ten op haar geen kragt doen, nadien fy dcfelve niet begrypen, en geen moei- te daar toe lullen aan te wenden: fchyntmy niet dienftiger, als haar foodani- ge bewyfen voor te houden j die alleen in de gemeene ondervindingen, van het geen yder voor fyn oogen fiet, haar grond hebben. Enweetik,datdefe laatfte, welke anders niet ligtelyk gewoon was eenigefwakheitoftwyffelin- ge ontrent fyn gevoelen t€ laten blyken, daar door gedwongen wierde te be- kennen, dat hy in defen tot ongeruftheit gebragt was. §. io. De vierde oorfaak van Ongodifterye, voor foo veel my door opmer-
kinge en ervarentheit kenbaar geworden is, ipruit in andere, uit een al'tegro- ten inbeeldinge van wys te fyn -, en het al te blindelyk voor waarheit aannemen, va/i het geen fy uit haar verft and of denkbeelden gewoon fyn af te leiden. Welke fy foo wel ontrent de Goddelyke Eigenfchappen, als ontrent het minfte ver- fchynfel in de fchepfelen, kortom niets uitgefondert, in alles tot een onfeil- bare regelmaat van mogelykheit en onmogelykhek, waarheit en valsheit, goet en quaat, met een groote trotsheit gewoon fyn te ftellen. Dit is de fchadelykfte foorte van allen. Eerflelyk, om dat fy loochenen, al-
les wat fy niet begrypen jen daarom alle Goddelyke openbaringe (die haar be- gryp te boven gaat) by haar verworpen en genoegfaam befpot werd. Ten an- deren-, om dat defe de meefte bequaamheit hebben, om hare dvvalinge met fpitsvinnige redeneringen voor te liaan* en de kragt van de argumenten, die tegen haar gebruikt werden, te ontwyken: waar van fy figh aanftonts bedie- nen, foo ras y mand, die haar tegenfpreekt, maar inde minfte onvoorilgtige of dubbelfinnige uitdrukkinge vervalt. Ten derden, omdatveelevandefe, in haren ommegangh een uiterlykenfehynvanborgerlykheitenfedelykheit ver- toonende, by onervarene! fomtyts een fekere agtingeverkrygen; die aan on- vafte aanhoorders gevaarelyk is. Te meer, nadien verfcheidene van defelve, de beginfelen van Euclides, de Algebra, en andere alleen fpeculative delen der Mathefis geleert hebbende, daar door by onwetende voor groote Wiskun- dige gehouden werden $ welke egter aan haar niet meerder toekomt, als de naam van een groot Philofooph aan ymant, die niet anders als de Logica verftaat: nadien men, in defe Ideale, of denkbeeldige wetenfehappen, feer gcoefFent kan fyn 5 en egter ontrent het gene wefentlyk is en geichiet, of ;gaiufch gene of ten minften een feer kleine kenniife hebben, Men |
|||||
VOOR-BERIGT. p
Men gelieve hieruit niet te befluiten, dat defe Heerlyke Studiën uit figh féïfs,
defe ongelukkige tot foo verkeerde gedagten fouden leiden; die in veel gevallen, de waaragtige wegen openen, om de anderfints geheel onnafpeurlyke wysheid Godts, in de fchepfelen aan te toonen. In tegendeel iyn defelve feer nut, ten fy een verkeerde opgeblafentbeit, waar door men meent alles te weten, de- fe halve Philpïbphen tot het misbruik der felve vervoerde; en andere met veel waanwijsheid deden vcragten, die juiil haar verftant tot het onderfoekeh van linien en grootheden niet aangelegt hebben: hoewel fy het felvc ontrent an- dere voorwerpen met veel oordeel wyilèlyk gebruiken. §. 11. Dus bevint men tegenwoordigh, dat om felfs Atheiftifche fchrifteiv
voor onbet wiftelykè waarheden te doen doorgaan, derfelver Autheuren de ge- daante van wiskonftigé betogingen daar aan hebben tragten te geeven. Een voornaam voorbeelt fietmen in het Boek van B. de Spinoza-, het welk ook daarom by veele ongelukkige foo veel naams verkregen heeft 5 overmits die de Mathefisnict regt verftaanj uit den uiterlyken toeftel van de faken te behandelen, denken, dat hetgeenedaaringefegtwert, uit regte wiskundige redeneringen volgt. . Miflbhien fal namaals gelegentheit gegeven werden, om de misilag daar in
begaan -wat meer uitvoërighlyk te doen fien, door de aldaar genoemde be- togingen met die νάη ware Mathematici te vergely&en. Om'er alhier -een woort in het voofby gaan -van te leggen:
I. Twee voor1 werpen fynder, ontrent welke de Mathematici iïg befigh
houden5. namelyk denkbeelden, die fy alleen als denkbeelden aanmerken. En ten anderen j foodanigc, die fy voor denkbeelden der waarlyk beftaande iaken houden.. J ; Dat is om klaarder te fpreken.
De Mathematici redeneren óf alleen ontrent hare denkbeelden > of anders
ontrent.faken, welke buiten hare denkbeelden wefentlyk beftaan. 77. De eerfte maniere fietmen in[ dcGeometriaSpeculativa·, gclykdebegin-
felen van Euclides, de Mgehra &c. alwaar men een punt begrypt, als y ets dat geen delen heeft; een linie, als een lengte fonder breedte5 en foo voort. Soo onderfoekt men hier ook grootheden, die meer als drie dimenfien heb-, ben. &c. welke alle een yder weet, dat alleen fekere wyfen van onfc be- grippen fyn, fonder dat fy buiten de felve eenige wcfentlykheit hebben. HL De tweede maniere iiet men, in de jiflronom'ia, Optica «Sec-, alwaar
faken, die waarlyk buiten onfe denkbeelden beftaan, onderfogt werden. IF. Degront van de eerfte redeneringen, behalven de Axiomataj fyn de
Definitien, in welke fy hare denkbeelden befchryven} fonder figh te bekom- meren, of'er y ets in de faken wefentlyk is, dat op defelve paft*, waar van ftrax voorbeelden gegeven zyn. En foo is het by haar een waarheit, dat de drie hoeken in een; driehoek, gelyk aan twee regten fyn\ al waren alledingen ront en geen- eenen driehoek wefentlyk in de werelt. Β F. De
|
||||
ßï \. V pi Ïé R-B; Â K'lcQ(W%r
F, De laatftetnaniefe vaanhaar redeneren kceftfynengront: indeervarent-
heit en ondervinding^, die fyfclfsof andere ,; diegeloofwaardighfyn, van.de faken hebben, welke buiten hare denkbeelden beilaan, engeenfintsinhare begrippen alleen. Soo ftelt een goet ilerrekundige ten gront van fyne wc- tenfchap, het geen hy, of andere die hy gelooft, by er varentheit ondervon- den hebben: mmentlyk/ dat'ereenenaartidootjeenefonne, eene n>etoogen figtbare mane; vyf planeten, waar van eenige omloopers hebben., en een groote menigte vafte lierren waarlyk fyn: dogh geenfints fyn begrip en verbeeldinge, waar door hy een werek vaa een andere gedaante aan figh foude kunnen voordellen} by voorbeelt,. met tien fonnen, hondenmanen, duifent planeten en feer weinige vaile lierren. Van welke ingebeelde werek hy eg- ter veele betogingen foude kunnen maken j die na de eerfte manier van rede- neren wel wiskundigh waar, dogh tot de fakenfelfstoegepaftrynde, volko- men valfch foude weien. r ·. umv,n h :1;; '■-■■: ,;,. ■ ■■' . VL Die nu Spinoza gelefen heeften verftaat, weet dat hy alleen fync denk- beelden en veriland ten grond van alles fielt, het geen hier derhalyen geen verder bewys van noden heeft. Waar uit aan yder blyken kan, dat hy die maniere van waarheden te vinden, verkeerdelyk op wefentlyke faken toe- paft j van welke ware wiskundige figh ïioit, als enkel ontrent hare denkbeel- den, bedienen. Waaromme den ganfehen reex van foo veel voor (lellen, ea foo genaamde betogingen, in het Boek van Spinoza (fchoon hyal bondigH uit defe gronden redeneerde, waar vaa egter het tegendeel in vcele gevallen bcwefen kan werden) aan niemant yetwes anders toonen kan, dan alleen de ei- genfehappen van die verbeeldingen en begrippen > welke defen ongelukkigen Autheur in figh felfs gefbrmeert heeft: fonder dat ymant daar door van de la- ken felfs yets meerder kan beiluiten, als een Aftronomus foude kunnen doen, wanneer hy fyne verbeeldinge wilde houden voor de, ware geileltheit der Hemelen. ..... ., VIL Soo dat uit defe misgreep alleen, de bnvailheit van alle de Redene-
ringen vaa Spinoza met eenen op flagh te fien is j en hoeweinigh fyne manier van bewyfen met die van de regte Mathematici overeenkomt. %. 12. Dogh om/na delen aftred weder voort tegaan. Dewyle defe onge-
lukkige Philofophen foo veel aan haar veriland toefchryven, en alle. fcherp- fïnnigheit gewoon fyn in te fpannea,j om de kragt van alle Metaphy niche argumenten, fchoon fy al op goede raifonnementen ileunen,. te 'kunnente- fengaanj is het eeniglle, dat ik oit gefien hebbe van vrugt te wefèn,. ora
aar dien verderfrelyken trots van alles te begrypen, te ontnemen j en van de Iclemhek van haar verftant te overtuigen, ('t geen tot haarbekeeringe voor- namely k nodigh is) dit infoiiderheit geweeil j dat men haar in eenChymifch Laboratorium brenge, of een andere plaatfe, daar men gewoon is Phylifche en niet aan ydèr bekende experimenten te doenj en haar te vragen,, indien dit ©£ dat gefchiede, wat fy volgens haar verftant en denkbeeldenfouden meinen , daar
|
||||
V Ο OR-BE RIGT. **
daar uit te moeten volgen? Waar inmiiFende, en contrarieexpérimente aan
haar getoont wordende, geen uitvlugtenvan eenighgewigtoverighblyven» om de bekentenifle te kunnen ontworftelen, dat haar verftant figh feer wei- nigh tot wefentlyke faken uitftrekt. Om niet tefpreeken van fodanige expe- rimenten, die men aan haai* kan doen fien, indien fy niet tegen de alder- klaarfte begrippen van de befte redeneerders aanloopen, dat fy ten minften tot noch toe, defelve te boven gaan. En ingevalle fy felfs in de ondervin- delyke Natuurkunde ervarenfyn, moet nïen haar verfoeken de wyfe van alles, dat fy fien gefchieden, fonder vooroordeel te willen befchouwenj en te den- ken, of de magt en wysheit des Makers en Beftierders daar in foo onbe- twiftelyk niet te bemerken is, als het verftant en konft vaneenig konftenaar in het werk, dat hy gemaakt heeft. ; _ lek foude hier exempelen kunnen by brengen > ■waarin defe middelen, (wan-
neer veele andere langen tyt te vergeefs aangewent waren,) alleen gefegent fyn geweeftj ten fy de aangelegentheid der fake ons in defen langh genoegh op- gehouden hadde. § 13. Boven defe gemelde vier oorfaken, fyn my ook andere aanleidingen
tot Ongodiflerye voorgekomen ·, welke Wel niet foo eigentlyk als de voorige, onder de oorfaaken van defelve gételt kunnen werden} maar die egtér aan ver- fcheidene een trap dakr toe véritrélt, en haar, iêo niet altyt tot looche- ningc, ten minften tot twyffelingen aan de hoogde waarheden, gebragt hebben. De eerfte dan van defe foorte ^ fyn de Fooroordeelen-, waar van fommige met ons
geboren werden, ofuit verflaaftheit aan onfe uiterlyke finnen haren oorfpronk hebben. Soo verbeelt men figh (om een voorbeelt te geven) de fonne, niet grooter als een tafelbört of kleine fchotel}enfyne afftant van ons feer klein tefyn. Op defelve; wyfe komen ons de planeten als gering en veragtelyk in groot- heit voor. Dxt in ons geprent fynde geeft aanleidinge om van de groote werken Godts met te weinigh ontfag te denken 5 nadien fy ons op defe wyfe voor- komende , weinigh magt fchynen van noden te hebben, omgemaakt en ge- regeert te werden: daar indien men de wereltinfynpnmetelyke uitgeftrekt- heit, de forine als, een vyerkloot van foo vcrfchrikkelyk een grootheit, en de planeten, waarvan eenige, duifenden van malen denaartkloot fouden kunnen bevatten, na hare waregeftalte aanmerkte * defelve ons geheel andere ge- dagten fouden doen: maken , en reden geven, om ons over de gedugte Mogentheit des aanbiddelyken Makers en Beftierders verwondert te doen ftaan. Een ander Vooroordeel, dat ons te weinigh wysheit en beftieringein de figt-
bare werelt doet bemerken, is dat, alwaar wy niets lichamelyks of geen be- Wegihge, fien, gewoon fyn te oordeelen, dat'er ook niets, en geen beweginge "waarjyk is. Want denkende, dat het geen in ruft is, altyt wel in ruft bly- ven Al, fonder dat daar toe yets anders vereifcht werd, komt ons alles te vor Bi ren,
|
||||
m. V O O R-B E R I G V.
' *
ren, als oPer geen magt nogh beftieringe daar in van noden was. 't Geen
ons fagtjes leit, om de Goddelyke voor iknigbeit in. defe faken en plaatfen., - of geheel niet, of immers fccr weinigh te erkennen. Soo beelden figh veele in, dat in een kamer, die vol ligt en lugtis, allesililen-ruilende,enbyge- volge , dat'er geen magt, om ons voor ongeval te bewaren, aldaar nodig is. Dogh indien men aan haar dede fien het ongeioofFelyk geweld van de lugt., die haar omringt 5 en ten fy een hoogcr wysheit en beftieringe deiTelfs woefte .kragten·, door een geduurigetegenkragtbreidelde, die haar in een ©ogenblik verbryfelen foudej en men haar dede begrypen de gruwfame bewegingen des ligtMi het welke r indien het aan geen wetten gebonden was, waardoor het figh van een verfpreit., den ganfchen aart kloot in weinigh minuten tyds in de alderverteerenfte vlammen foude fetten; wie kantwyffelen, indien hyeenig- fints redelyk is? dat defe.daar door reden fouden vinden,, om de grootheit, wysheit en magt van een Godt te danken en te verheerlyken j dië alleen Jiaar in alle defe gevaren :be waart, en belet op foo ellendige wyfea om te komen. §: 14/ Om van defe Vooroordeelen gcnefen te werden > leert ons het gêièide-,
dat het nodigh is, dat men de ware geftalte der faken ondervindelyk tragte te onderfoeken, en fyne verbeeldinge daar na regt te vormen, dopr de be- •wyfen, welke ons? een ontegenfprekelyke ewarcntheitleert,dikwils te over- denken j het geen. ons meenighmalen de Mogentheit des grooten Regeer- ders als met handen fal doen taften, indien men maar op dé felve bchoorlyk merkt en let.. $> 15*. Het twede van defe laatfte foorte, dat wel in vele gelêgentheden van?
een goeden en nodigen dienft is, maar onvoorfigtigh gebruikt fynde veele verftanden bedorven en aanleidinge tot vallen gegeeven heeft, is een verkeer- de maniere van Philofiphereny, of liever van de Natuurkunde aan ymani'te onder- Tot defe brenge ik eerfl dat föort van boeken, welke wel met geen quaat
oogmerk gefchreven fynj maar die egter, indien men hare fchryvers gelóven wil, van het ganfche gebouw deSfWerelts,; van fyn geheel famcnftel', van alle lyne figtbare en onfigtbare deelen,; niets uitgefondert, ondernemen een regt begrip te geven y. toonende na hare: wyfe met foo veel verfekertheit, als ofcie makers deicr boeken tegenwoordigji en geheimfchryvers waren ge weeft,' doe Godt de wereld fchiep,, hoe alles gefteit isr bewogen en onderhouden wert; - en ('t geen my dik wils verwondertheeft, dat ik hit van anderfints ver- ftandige Heeren fag gefchieden) felfs, hoe alles in den beginne geworden is,, het gene tmTchen denomtrek4es fterren Hemels en deiTelfs middelpunt gevon- den wert:' ." 7f' - ■■'." ...,,. ..'. Indien nu iemand fooongelükkiglyk vervalt, dat Ky,, hetgeenein dêiè
boeken gefegt wert, voor de regte waarheit begint te houden j hoc kanhet. smders fyn? of ,hy moet denken,, dat om,dit Heerlyke Heel-Al in fyncierly- lyGc
|
||||
VOO R-B E RIGT.
|
|||||||
il
|
|||||||
ke Ordre te brengen en te bewaren, niet meer wysheitvannoden is gewceil,
als defcn Autheur van dit boek gehadt heeft. En hoe verre dit veele jonge en weelderige verftanden .van de verwonderingh en aanbiddinge van Godts oneindige wysheit met der tyt kan afleiden, fullen veele ligt kunnen oordec- len,'en eenige weten het by ondervindingen §. 16. Tot defe verkeerde wyfe van fynegedagten te leiden behoort ook die
maniere, volgens 'welke men uit eeneonder[ie!linge alle verfchynfelen der Nature wil afleiden. Hoe veel aanleidinge nu· defe imaginaire maniere van Philofopheren geeft (wanneer men defelve eens voor de ware begint te houden) omtotonbe- tamelyke gedagten van Gods albeftierende voorfienigheit te vervallen y is niet moeyelyk te toonen: vermits fommige verftanden, bevindende, dat het haar meer arbeit koft, een voorname Mathematifcheprapofitieteverftaan, ofeen Algebra'aifche queftie te ontbinden ; als figh de ooifaken en werkingen, van al wat tot de figtbaare wereld behoort-, volgens, defe onderftellinge te ver- beelden 5 komt haar het groote werk. van al het gefchapene vtoor, als gemak- kelyker te begrypen, dan fommige uitvindingen van Wiskonftenaars. Waar uit dan een ftil gevolgh allenxkens voortfpruit, dat tot de Ordonnantien des Hemels en der aarden minder wijsheit is vereifchtgeweeft, als veele menfehen* welke fy voor groote Mathematici houden, beütten ; weshaiven aan haar den gedugten Schepper. iniyne wysheit ibo ieerverwonderlyk ook-niet voorkomt*
En is dit verlies van fchuldige eerbiedt en agtinge voor den grooten Maker
van alles > meermalen den eerften fteen vanaanftoot geweeft j. waar over eeni- ge, die my bekent fyn geweeft, eerft geftruykelt, en daar na gevallen fyn. Die in defen doolhof dwalen fyn gewoon y verig haarbeft te doen, om iïgh
felfs nogh verder te verwarren; en tegen alle. overtuigingen van-contrarie ex- perimenten hare onderftelliügen,! foo veel mogqlyk is^ ftaande te houden : r nadien het aan haar een ftil genoegen geeft, fightejïunnenwysmaj^ ibnder foo veel moeite érTtóraen^aii ërvann^ fterftellinge aan haar tot een warefleutel verftrekkenkan,, vande-verborgen-*
fte geheimen der nature. En om in geen twyffelinge daar ontrentgebragt.te werden, uit defe aanmerkinge, dat'er meer als een Hypothefis kan *bequaam· fyn., om defelve effecten daar uit af te leiden, -. gqlyk 'm de Α ftronomie en an* dercgevallenkennelykisi. fyn veele gewoon defen grontregel tefteilenj Dat een onderfiellinge daarom veiligh voor de meefi ware kan gehouden worden, omdat Jy.de eenvoudighfie is. Welk bewys ontrent;van defelve-kragt is, als ofymant eenuurwyfer in een kamer ilende omgaan , wilde oordeelen regt. bewefen te hebben, dat defelve door een gewigt en niet door een Veer bewogen; wierde,, om dat. dit eerfteaah hem alshet cenvoudigfte voorquam., Eindelyk is defe Hy pothetifche Philofophie daarom te fehadelyker, om dat fy
aoQtfakely-k vereifcht;, (het geen wederom niet fonder een al te gering gevoe- ™.Y!;n de werken des grooten Scheppers j. en gevolgeïyk ook van Hem felfs gefchieden kan.) dat mea figb 'inbedde een grondige kenniiïe te hebben van > β,?· alles;>
|
|||||||
t.4 VOO R-B ERIGT.
alles, immers van het vöornaamlte, dat'er in de Nature gefc'hiet: nadien yder %
felven volftrektelyk voor dwaas foude moeten houden, indien hy figh wilde vermeten een onderftellinge te vinden, die bequaam was om redenen van ver- fchynfelen te geven, welke aan hem geheel onbekent waren: overmits ver- anderingh in de verfchynfelen, ook veranderingh in de Hypothefis nootfakely k medebrengt. Om uit de{e verwarringe te geraken, is meer arbeit van noden, alsymant,
die het noit befogt heeft, miflchien denken foude: infonderheit, indien wy eenigfints verre in defe ftudien gevordert fyn. Een yder, die het oit onder- vonden heeft, weet, hoeverdrietighhetis, een onderitellinge te moeten ver- laten j welke men lange Jaren voor waar gehouden en aangehangen heeft, daar men foo veel nagten over geftudeert, foo veel papier over befchreven, foo veel meditatien over gehadt, foo veel boeken over gelefen heeft > en waar door men ilgh inbeelde by na ten top van alle wysheit of gekomen te fyn, of ten minilen haaft telfullen komen. En die een voorbeelt hier van wil fien, gelieve de Voorreeden van de Anatomie der Herifeneh van de Heer/F?//z/?^natelefen. §. 17. Om dan door defe maniere, van uit onder ftellingen alleen te Philofo-
pheren, niet verleit te werden, iseerftnodighj dat men aan defe fpeculative ftudien niet al te veel hange, hoe feerfyonsookdoorde vrugtbaarheitderfel- ver onderftellingen en de vertoninge van de grootheit van onsverilant, ftil- fwygende vleyen; maar dat men figh tot dadelyke experimenten begeve, niet de gedagten van menfchen, maar de faken inde Nature fel fsonderfoekende. Hetwelkdekleinheijvan onfe kennhTe in ontelbare gevallenfaldoenblyken, ■en ons van de magt en wysheit des aanbiddely ken Makers, op een geheel an- dere en veel nadrukkelyker wyfe, overreden en tonen , hoe groot het on- derfcheit is, tuiTchen yets te wetenbyondervindinge,enyetstegiifenby 011- •derftellinge. f . >Ui■ 7 h-au ;.,..;■, ·„■ §. 18. Het andere, waar van men figh voor de quade gevolgen van defê
foorten van ftudien in veiligheit ftellen kan, is, wanneer men na faken ge- vraagt wert, welke voor ons niet klaar genoegh.fyn, ruftigh en foiider fchaam- - te defelve te beantwoorden met een Nefciooï ik weet het niét-7 geenfints hun- kerende, om door defe of gene onfekere of onbewefenHy pothefis daar van re- den te willen geven} op dat men fyn agtbaarheit moge bewaren. Dit befchermt ons, dat de natuurlyke hoog-gevoelentheit van ons eigen verftant, geen fant aan ons inde oogen werpe-j en is het ware middel om ons needrigh van ons felven te doen denken, ende werken des groote Scheppers met verwondering te befchouwen. Ik weet wel, hoe moeyelyk ymant, die eenige opinie van den roem van
fyn geleertheit heeft, en dele ftudien aanhangt, daar toe te bewegen is, dat hy
ront uit foude bekennenyetsmetteweeten, temeer,dewyldeeeneofdeandere
onderftellinge aan hem altyt fchynt een weg open te laten, waar door hydit ant-
. woort ontvlugten kan. Dogh die figh an^erfints ftilfwygende daar aan mogt
J · - ftoten,
|
||||
V O OR-B E R I G Τ. i/
floten, indien hy waarlykgeleertis, fal egter wel willen toeftaan, dat'erook
een geleert niet weten (eruditum nefcire) gevonden wert 5 namelyk in ymand, die eerft wetende, wat veele groote verftanden van een faak feggen, nogtans ondervindelyk kan aan tonen, dat defe gedagten voor geen waarheit te hou- den fyn; en felfs daar over gevraagt fynde, fonder eenige agterhoüdentheit lyne onwetenheit bekent. Het welk aan niëmant tot nadeel vari deagtinge, die hy door fyne geleerthek verkregen heef\, van eenigh verftandigh men- fch e kant oegerekent worden % en ondeituflchën die vrugit geeft, dat men heel anders, als veele ongelukkige Ongodiilen, die door een te grooten waan van alles te weten gevallen fyn, de Goddelyke wysheit, die in de verfchynfelen der Werelt uitblinkt, verre boven de lyne fiet en erkent te gaan. > §. ι p.Uitdit alles gelieve egter niemant te oofdeelen, dat wy hetmaken van
onderftellingen voor geheel onnut Jrouden 5 nadien iy behoorlyk gebruikt fyn- de, in veel gevallen van een merkëlykën dienft fynj nietalleen, om dat fy de gedagten van een onderfoekérdikwils wat bet er bepalen, en defelve beletten al te wildt te fwerven 5 maar ook voornamelyk, om dat fy van eenby fondëre nut> tigheit fyn, om jonge verftanden te leiden, en aan defelve een voorbeek te geven, hoe fy daar na uit ondervindingen moetenred eneeren -, alshet maar met die voorfigtigheit gefehiët, dat men haar leerë tuflchen defe erituflèhen on*-* derftellingen het behoorlyk ondcrièhcir re maken. Waarom figh van defelve te bedienen voor foodanige Heerën pryiFelyk is ψ welkers pligt en oogmerk vereifcht de Jonkheit in de cours van ftudien te beftieren} maar fulx gedaan werdendeby andere, die het formeren van jonge verftanden tot Haar lafte niet hebben, alleen om de groot heit van haar geleerthek te'töonen,.fchyntby niëmant, als die meer begeerigh is om de gedagten van defe fchryvers, als de waarheit van de faken te weten, (indien ik myn oordeel hier met eerbiedig- heit feggen magh) veel goetkeuringe te kunnen vinden, ί Eer ik· tot y ets anders öveiga, kan ik niet nalaten hierby te voegen 5 dat on^
der het' leien'van de fchriften deler Philofophen, die nietalleen het Geheeld- Al tot fyn minfte deelen toe met foo veel verfeekertheit befchry ven,maar fèlfs on* dernemen het oorfpronkelyk werden en beginvan alles aan de werelt Bekent te maken, ickmymeermalen niet hebbe kunnen onthouden van te denken j in- dien defe Hëeren niet meer gelegenthek hadden, om te weten, hoe ëeri menfch geboren of voort gebragt wert; aVhaar bekent is, hoedewerelten aartkloot geworden iyn j hoe Wonderlyk vreemde onderftellingen door haar tot dien einde miffchien fouden aan den dagh gekomen wefen j fonder dateëne daar van, hoe veelfy ook waren, de regte maniere treffen foude; niet tegen- ilaande fy egter alle met foo veel redenen fouden kunnen voor geftaan werden ^ als mi by fommige Philofophen· de ingebeelde werdingë vanhet Heel-Al ge- fchiet. Om niet te feggeri', dat indien de ware wyfe, op welke een menfch5 fyn wefen krygt, voor foo vërrë fy bekent is,, aan defe Philofophen VoOrge^ ftelt wierde, buiten twyffel eenige onder Haar fouden gevonden werden*, welke meinerii
|
||||
id VOO R.BERIGT,
meinen foudeneen veel eenvoudiger^en daarom veel waaragtiger onderftellirige,
daar ontrent te kunnen uitdenken; en andere iigh fouden inbeelden, onbe- twiftelyk te kunnen tonen, datymant, die de ware maniere voor aannemelyk onderftelde, Tonder grond fpralcj nadien defelve vereifcht, dat een menfeh ibo veel maanden, als een Vifch-in''het water., in's moeders lichaam moet leven. Het geen fy fouden geloven by baarblykelyke ervarentheit te kunnen weder- leggen j overmits niemant eenige weinige minuten in het water fonder te iter- ven duren kan. Die dit met my overdenkt oordeele hier uit, hoe weinigh men op bloote, fchoon anders fcherpiïnnigh urtgedagte, ondcrilellingen bou- wen kan. §. ίο. Ick weteniet, of (om weder onfendraat te hervatten) ickdefen gront-
regel, welke by eenige aangenomen en voorgftaan wert, namelyk: dat men in de Philofophiëop geen Eind-Oorfaken of voorgenomen oogmerken agt moetgeven, ook voor een derde afgefonderde aanïeidinge tot ongelukkige gedagten ne- men 5 of anderfints by de verkeerde manieren van Philofopheren nellen moet. Ick befchuldige alhier die Philofophen niet, welke feggen, dat in de Natuur-
kunde, alwaar men onderfoekt, hoe alles is, werkt, en bewogen wert, de befchouwinge van Eind-oorfaken eigentlyk geen plaatfc heeft j en fla geer* 3 ne toe, als men vraagt hoegefchiet dit? Dat men verkeerdelyk aïitwoort,/<tf dat einde gefchiet dit. Maar dit is egter waar, dat defe regel dus onbepaalde- lyk opgenomen fynde., fommige tot een ruw begrip Teit, dat alles fon- der oogmerk gemaakt is, en een los geval of onbewuite oorfaken in de werelt plaatshebben. Immers,, dat de vrage waarom yets gefchiet, of tot wat einde yets dienfligh is, als aan groote veritanden onweerdigh, uit de gantfche Phi- lófophie niet behoort gebannen te werden j fehoonmen al toe Haat, dat die eigentlyk tot dat deel van de Pkyfica -niet behoort, het welk de werkende oörfaken befchouti ial, foo ik gelove, by yder toegeitaan werden5 die oit in het onderfoeken der riatuurlyke faken met vermaak de gebruiken der iel- ver gefien heeft, en den dienft, die fy aan het Geheel-Al, en aan de men- fchen doen. Het is wel waar, dat in de hedensdaagichePhiloföphie, dit niet affonder-
lyk van andere faken geleert wert $ maar gelyk in de Pneumatica de eigenichap - pen der geciielyke wefens, in de Phyfica die der licharnelyke, in de Mecha*, mcade bewegingen, 'm de ^lftronomiahct geen de Hemelligten, in de Optica het geen het ligt en gefigt aangaat, verhandelt wert $ komt het my voor, en ick meene niet fonder reden, indien men in een ander byfonder deel fighbevly- tigde, om de oogmerken en wyfe einden des Scheppers·, uitdegeiteltenisder faken, en hare gebiuiken aan te toohenj èsxAeieScopologiaof oogmerks-kunde een van de alderverhevenfte decien derPhilofophie foude uitmakenjen bequaam iyn niet alleen om veel, anderfints Godt vergetene menfehen van haar verplig- tinge en fchuldige dankbaarheit aan haren grootcn Maker te kunnen overtui-. gen; maar ook om die in het uitvinden van nieuwe gebruiken, felfs van lang be-
|
||||
V Ï Ï R-Â Å R ß G Ô.Õ vf
bekende faken, neerftigh 'en geluklughfyngëweerl, Bydenak'omelirigfchaji
vermaart te maken. Soo iiet men dat Harveus in het vinden van den omloop des bloets, een nok te voren bekent gebruik van het hart, van aderen en flagaderen; Malpghius verfcheidene van de deelen der dieren en planten $Borel· lus een van de werktuigen der bewegingen; uitgevonden hebbende , daar door by het volgende geflagte haaren naam met veel eer hebben doen ge- denken, ÷/'?? -'"f'·,. * _^ ;"·<· '\ 'JW· §.2,1. Hoe veel nu het ondervindelyk onderfoek der fchepfelén dient,om de
qüade gevolgen, van defen onvooriigtigh opgenomen fynde grontregel,te kun- nen myden,toonen ons de naukeurigite onderfoekers van defen ty t, infonderheid de Amiomici: die de oogmerken waar toe de faken dus gemaakt iyn, of hare gebruiken , uitdrukkelyk gewoon fyn by alle de befchryvingen derfelver tè voegen; en menighmalen figh uit dien grond in den lof derwysheitengoe- dertierenheit des Formeerders uitlaten; waar van by detevorenmeteerbiedc genoemde, Harveus, Malpighius<, Borellus en een menigte van feer veel ande- re doorlugtige voorbeelden te vinden fyn. §.2.2. Voor het vierde van de laaftgenoemde foorte, het welke in figh
felfs wel niet altyt de Godtloochening mede brengt, maar dat egter veele on- gevoeligh djaar toe geleid, immers belet heeft, om van de gewigtigfte en God- delyke waarheden overtuigt ce werden} kan men ftellen, defoo memghvuh dige difputen ^ welke, fonder dat fy nogh een einde hebben, over deièlvc ge- voert fyn. Dit behoeft men niet te bewyfen, aan die de oude en hedendaagfche onee-
nigheden onder de Philofophen bekent fyn; welke, fchoon fy al wederfi jdts de volmaaktheden Godts tegen de Atheiften tragten te befchermen, egter o- ver en weder, eenige van malkander? daar toe by gebragte argumenten, als iülx nier bewyiênde, verwerpen. Door welke geduurige verfchillcntheden , infonderheid als figh ook hevigheden daar in mengen tuiTchen geleerde Hoe- ren, de onvafte tot verdere twyfFelingh gebragt; en aan de Godtloochenaars te veel voet gegeven wert; om met eenigen fehyç ftaande te houden, dat alles, wat hier van gefeit en gelooft wert, de behöorlykefekerheit niet heeft. §. 25. Om aan defe difputen niet onderworpen te wefen, en die der iyn,
te eindigen; foude men hier wel een middel kunnen voorftelleri, het welke daar toe bequaam foude wefen, dat is met ernft het onderfoek aan te vangen, waar in het regte kenteken van de waarheit of valsheit vaneen voorilel of. Enunciatie beftaat. Want als men in dit eenige overeen gekomen was, foude men van een propofitie, fonder verder difputen, altyt met zekerheit kunnen weten, indien fy het regte kenteken van waarheithadde, dat fy waar was; contrarie tekens hebbende, dat fy vals; en de tekens wederfydsnogh duifter fynde, dat fy nogh twyffelajrtigh en onfekerwas. . Dogh nadien het meer te wenichen, als te verwagten is, dat onder,
de Philofophen, het verfchil over de kentekenen van waarheit oit in die C ver-
|
||||
*« VOOR-BERIGT.
vereifchte volkomentheit lal afgedaan werden ? is het befte middel, dat my oit
om difputen te myden of te eindigen, voorgekomen is, foodanigebewyien van de waarheit of valsheit van een voorftel te gebruiken j die niet foo feer in raifonnementen, als wel in onloochenbare ondervindingen haren grond heb- ben.} wanneer fulks geichieden kan. In dit gefeide moet men feer beveiligt werden, nadien men in de heden-
daaglche Natuurkunde daar van een blykelyke preuve heeft. Overmits aan yder bekent is, immers alle de verièandigfte daar in overeenkomen, dat om van de waarheit der ftelüngen in de wetenfchap verfekert tefyn, men de- fclve met experimenten bewefen moet fièn. En heeft men bevonden j dat de ondervindingen voor de eenigfte kentekenen van waarheid, in defe laat- He eeuw by de grootfte verftandén aangenomen fynde, ook feer veel dif- puten ten einde fyn gebragt j en dat'er feer weinige in de natuurkunde op nieuw voorkomen, welke niet haart door nader ondervindingen beilegc wer- den. Soo is al het verfchil of het bloed omloopt of niet $ of het water inde pompen opryft door pcrffinge van de lugt, of om dat de ^Natuur geen ledige plaatfë lyden kanjenièer veel andere, daar te voren foo langh over gereden- twift is^ door ontegenfprekelyke ervaringen volkomen weggenomen 5 en de waarheit van het eerfte, en daarom de valsheit van het andere oogenfchynlyk getoont jen nadien het lopen of ftilftaanvan de fon, door geen ondervinde- lyk bewys'nogh heeft kunnen bepaalt werden, blyft dit (immers tot nogh toe) by de voornaamfte fterrekundige onder de onfekere faken getelt. Waar van hier na breder onder het Onbekende. g. 24. Eer ik van de difputen afga, vinde ik my verpligt om aan die
Heeren, in welkers magt het is dit misbruik te verbeteren (indien dit boek oit de eer mogte hebben van door ymand van defelve gelefen te werden) yets met alle eerbied voor te ftellen:het welke wel toteengoet einde, en opfeher- pinge der verftandén, op eenige Academiën ingcftelt en gebruikelyk fynde, egter aan veele een grooteaanleiding,om omtrent de gewigtigfte waarheden te ftruikelen, gegeven heeft\ ende daar in beftaat, dat men aldaar met foo weinigh ontfagh en ootmoedigheit in publyke disputen, dik wils de Deo of van Godt hoort redentwiften, als van de alderydelfte Entia rattonis of herffen ver- fierfels: fiende fomtyds het eene Corollarium van den grooten Godt van Hemel ςη Aarde -, en een ander in de naait volgende regel De Vacuo of de fpaüis imagenams fpreken : over welke beide, fonder eenighonderfcheitvaneerbie- digheit voor en na malkander fomtyds gediipüteert wort. Op defe wyfe, ver- valt men ongevoelig, in een gruwfame gewoonte van den Vreeifelyken na- me Godts ontelbare malen, fonder her minfteontfag, ydelyk te gebruikenj eo dat Alderheerlykft en aanbiddelyk Wefen, het welk men fonder pntroe- ringe noit behoorde in gedagten te nemen, veel minder te noemen, alleen tot een voorwerp van meermalen*dertele'fpeeulatien te doen ftrekken. Hoeveel cjuaat dit nu in fommige VCrooriaakt heeft ,fullen die geene figh kunnen erin- nerenj
|
||||
!
|
|||||
V O O R-B ER ï G/Ti i$
neren, welke ondervonden hebben,.hoe veel de nattmriykê ^itiagtiage^
die yder tegen alle reden van het Goddelykè in figh. bevintj daar door yef^ meerdert wert. - '~;v ■' Ik laateaan die Heeren, aan welke het opiight over Aéadèmièn toiêv^rtröüwtf
is, een middel tot voorkominge van defe misbruifen naderfelv^ hogewys- heit te beramen 5 alleenlyk aan Haar EdeltedeiimÊtné^righrëfpééfcinconfi- deratie gevende, of niet het gewigt van defe groote fake hoognqdigh ivèr- cifcht? Eerfii dat men belette,' dat den gedugtèn en alleen aanbiddelyken Godt voortaan meerder tot een middel itrekke, om alleen jonge veritandén te oefFenen, en tot ftofFe van difputen te dienen: van welke de Philofophie bui- ten dit meer als genoegfaam vol is. Ten anderen, dat de waarheden^ welke men van Godt en fyne volmaaktheden, in èzMetaphyfica en.Pmumatka aan dé Jeugt onderwyft, niet meer in openbare diiputen $ maar alleen in byfondere Collegien, cii wel, gelykin de Godntgeleertheït geichiet, na een tot Godt: uitgeftort gebedt, met die behoorlyke ootmoedigheit en ontfagh, welkeifreti aan foo Grooten Heec van alles fchuldigh is, verhandelt werden. Te -meer dewyl het meeft jonge lieden fyn, in welke de verdorventhedenvanverffcailt en driften, %h op het kragtigfte doen gevoelen, die <mi dit onderwys te horen gefondera werden. Op welke wyfe foude fchynen té hoopen té fyn* dat dit gevaar,. nnderimts door defe oneerbiedige manier Vandiiputérenmdé jeugt wortelen fchietende, foude kunnen voorgekomen Wenden 5 en yd&t' door de Godvrugtige voorbeelden van hare Heeren onderwyfers, en eerbié* dige behandelingen defer faken, mogte ondervinden, dat öök geleerde Héé* ren Godt vrefen: welkers tegendeel by veele Atheiiten, om haar tegenfprekéfl* de confciente te ftillen, voor waar gehouden wert, §. ζγ.Behalvenditvoorengefeideis'ernoghyets,het geen de rnenféhenwel
niet tot een volftrekteGodtloocbeningh aanfetj maar egter veele belet eenGodt in fyne werken te fien: foó dat niet weinige daar door, ontrent defe hoog* wigtige faak als onagtiaam, ten minften onovertuigt henen leven. Endit is* een natuurlyke traagheid , om op de faken, in welke des Miïkërs volmaaktheden uï(- hlinfan, met een behoorlyke aandagt te letten. Wy fyn alle begeerigh om oniè weetgierigheit te voldoen 5 en daarom alle
faken, welke wy voor wonderen agten, om dat dé wyfe op welfcé iygé* fchieden ons onbekent is, meer van naby tebefchoüwénj endikwiisdèriëï- ver oorfaken na te fpeuren. Als?er eens een Comeet Vérichynt, Parhelia^ Byfonnen figh vertonen, de fonne of mane eclipfeért; met hoe veel nau- keurïgheit wert dit van verftandige en onverftandige aangëfchouwt ? en egter fien wy dagelyks de fonne opgaan, de maan en teren figh vertootien, de velden en bomen hare bloemen en vrugten dragen , de menfchen én dieren voort* teelen, en duifent andere wonderen rneerj en blyven even koel ontrent dit alles, fonder yetwes genoegfaam daar van mét eenige gevoeligeopmerkinge te befchouwen, of oniè gedagtenoverdeeeriteoorSak en Autheiir daar van te laten gaan. " Cj Mea |
|||||
40 FOO R-B ER I G T.
Men fchyTit té moeten valt ftellen, dat het dikwils herhaalde gefigt van el-
ke infigh felfs verwondérlykê faak, een foo veel fterker aandoeninge in· óns foude moeten verwekken} en wy bevinden veeltyds het tegendeel. Dat dit, in onwetende plaats heeft, is foo groot een wonder niet -, maarbeklagelyky dat defe onoplettentheit oök meermalen in foodanige gevonden weit, die het aan geen verftant ontbreekt, en die voor Philofophen willen gehouden Werden." : ii ά m ■ 'fa * .biia En foude men dit nogh kunnen toegeven, aandïedekenniflèvaheenGod
of de ware oorfaak van alles niet veel gewoon iy η teagten;. maar dat andere, in dit point foo onagtiaamfyn aan welke dit onderfoek foo gewigtigh voor- komt dat het haar niet toe en laat daar van te fwygen , en by de minfte ge* legentheit geduurigh dwingt daar over te raifonneeren, (foo datik meerma- len de twyffelingen, daar fommige in waren of geweeit waren, daardoor ontdekt hebbe gefien) is een fake ,; die aan yder verwonderlyk moet voor* tomen. , ..Vo·. ,3 •■■-r. ■■■■>,;$.* h ^Hgiii Men gelieve aan de waarheit van dit geiêide niet te twyfrélen 5 nadien 'er
my bekent fyn die eertyds foo onoplettende, en ontrent de werken vanden Grooten Maker van alles, ganfch ongevoeligh ge weeft fynde, daar na tot meerder opmerkinge gebragt,over haar felfs verbaaitgeftaan hebben ; dat die lelve faken, welke haar nu een wyfen Formeerder en Magtigen Beftierder,als met handen deden, taften, aan haar te vooren foo lang bekent waren ge weeft y dat fy die menigmaalen in hare ftudien overdagt, by anderen daar van gele- fen, en met vericheidene daar van gefproken hadden, fonder nogtans daar· door op die tydt tot eenGodt opgeleit geweeft te fyn, en de minfte overtui- ginge daar van gevoelt te hebben. Indien de gewoonte daar oorfaak van is ·, die, om dat wy foo veel wonderen
dagelyksften, ons daar ontrent fonder indruk doetblyven j kan men niet anders lieggen, als dat men door defe gewoonte vojkomen bünd werd, en geheel on- gvoeligh. - ' k §. zó. Het eenige natuurlyke middel, dat ik oit gefien hebbe van vrugt
te fyn, om ons op alles oplettender te maken, is figh tebegeven tot het veel- vuldigh doen van nieuwe ondervindingen j welke ons t'elkens als yets onge- woons voorkomende,ons daar door gelegentheit geven>om op de wyshek,magt: en goetheid van die dit alles foodanigh beftiert, met verwonderingh te mer- ken. Infonderheit, indien (het geen hier ook nodigh is) wy ons, tegen on- fe natuurlyke traagheit aan pogen te gewennen, om defe opmerkinge by het nemen van onfe ervarenifien geduurigh te voegen. : r Het is hier de plaatfe niet, om een andere en de waare oorfaak van defe bl in t-
heit by te voegen y, waar door wy de fchepfelen dagelyks fonder eenige aan- doeningen, en volmaakheden des Scheppers- 'm. defelve nimmermeer fien 5= namentlyk de algemeene verdorventheit van allemenfchen j om dat defe niet T als door gebeden.en.de genade Godts felfs, en geeniints door natuurlyke mid>- delerr
|
||||
λ VaaR-BERIGT. ü
delen te boven' gekomen wert< Van welke iaatfte wy hier voornamelyk voorge-
nomen hadden te fprekenv , ν ^ §-. 27. Uit al het geenenugefegt is, fal kunnen afgenomen werden, dat het
naukeurigh en ondervindelyk waarnemen, van het geen men in de werelt fier, een beproeft middel is, niet alleen om foo veel oorfaken en aanleidfelen rot Atheifterye tegen te gaan j maar ook om een Godt in fyne volmaaktheden uit deffelfs werken te leeren kennen. En gelieve niemant vremt te vinden, dat ik ray- van defen wegh in 't volgende, en niet van eenander fdort vaa ar- gumenten, welke men gemèenlyk Metaphyfifihc noemt, bediene. , - De redenen, die ray hier toe bewogen hebben, fyn defe .* 'Eerflelyk," om* dat veele geleerde Heeren, op een Metaphy fifehe wyfe , dat ré
fbodanigh eene, die op de raifonnementenfteunt,.uitvoerighlykde Ongodif- ten wederlegt hebben? Waarom de hewyfenvandiefoortemJerfelver ichrif- ten in veel overvloed kunnen gevonden werden. Ten anderen yom dat my de ondervindinge, en ommegang met fommige van
defe ongiukkige Philofophen, geleert heeft, dat de befchouwingen van de werken Godts,, als men haar daar toe brengen konde, eenige van defelve van gedagten heeft doen veranderen, die Jaren langh tegen anderebewyfen ver*· hard gebleven waren $ om dat de fcherpiinnigheit van haar verftant,.aan haar altyc reden van difputen tegen Metaphyilfchc : bewyfen fcheeriterkunnenver- fchaffen, en fy daar door -pnovcrtuigi bleven.. , : Kindelyk fal defe wyfe, foo niet by vplftrekte Ongodifteurten minftenby
onvafte en twyffelende verftanden,,die nogh foo verre niet vervallen fyn, dat fyde Goddelykheit van de H. Schrifture volkomen derven loochenen yook voor kragtig gehouden worden j om dat Godt felfs infyn woort .ïïghnietvan konftiglyk uitgedagte,, en daarom geilepen verftanden vereifchenden Philofo> phifchë raifonnementén, tot hét bewyfen van fyne aanbiddelyke volmaaktheden gelieft te bedienen y maar ten meeften tyd., enkel langs defen effenen en voor yder gebaande.n wegh,door fyne werken, de menfehen* van defelve wil oveiv tuigen: openbarende daar in fyne liefde en gunfte tot haarydat,niettegen^ ftaande defe werken door dé groote wonderen, die fybehelfen, aan de fcherp- ' finnigfte redeneerders in· veel gevallen raagtigh< zyr* te doen bekennen,dat fy maar tot de uyterfte einden fyner wegen ëiieen-klein ituksken der fake hebben kunnen· komen ν egter een yder, en felfs de alderfwakfte in verftant,.alleen! fyn oogen heeft om hoge te heften,, om ontegenfprekelyfc overredettewei> den van een Aanbiddelyken Maker en Beftierdervanalles yfonder daar toe.ee* nige menfehelyke Philofophie verder van noden te hebbem. . §. i.8.. Aan dit gefeide kan· het Woord Gods op veelvuldige plaatfengetuB· geniife geven. Soo hoort men Paulus-een he^ysxanGodHeeuwigejianwefentMtO£kngt:r
waar door hy uit figh felfs beftaat,- uit de fchepfelen nemen: Rom: I. ma.: Want fyne onfienlyh dingen worden van de' Scheppnge der .werelt aan r;,up de |
||||
%t V O O R-B E R I GT.
£thepfekti verfiuan en. dobrften-y beide fyn eeuwige Kragt en GodMykheiti mhh
Op defelve wyfe, nadat in den ClV. P/alm in verfcheidene verfen de wer-
ken Godts, op een hoogdrarendeii en zielroerenden trant, verhaalt fyn- Wert Godts Wysheit uit defelve bewefen vers 24. Hoe groot fynuwe werken ^oHee- re-sgy hebfealle met wysheit gemaakt. ; tMh Soo gebiedt den Godt dês Hemels om fyne Magt te fien, geen argumen-
ten uit het diepfte der Phiiofophie op te foeken -, maaralleen de oogen tot iyne werken op te heffen. Jefai<e XL: 16: Heft uwe Oogen om hooge , en fict wie defe dingen gefchapen heeft j die in getale haar heyr voortbrengt; diefe air Ie by name roept van wegen de grootheitfyner kragten; enomdathy fierkvanver' mogen is, daar word''er niet eengemifi. Ook wert insgely ks fyne goedertierenheit uit fyne daden in den CFILPfilm,
^angetoont. En fiet men ( om niet meer aan te halen ) den Almagtigen felfs, otn fyne alles overtreffende Heerlykheit by yder te doen erkennen, Job XXXFIIL XXXIX.XL.tnXLI^en bewys van fyne werken alleen genomen fynde gebrui- ken :Manende in veel plaatièn vanfyn H. Woort de menfchen op hetalderna- drukkelykfteaan,om inibnderheit op defe wyfé fyne volmaaktheden in fyne werken te befchouwen. Soo hoort men PfalmCFILfö, den Geeft Godts na een omitandigh verhaal van fyne daden , eindely k dit befluit maken: Wie is wys ? Die neme defed'mgen waar 5 en dat fe verflandelyk letten op de goedertierenheden des Heeren. Waar uit met alle klaarheit foiykt, dat tot dit verflandigh letten geen verfierde onderitellingen, maareen waarnemen der dingen felfs, liet geen alleen door ondervindinge daar van gefchieden kan, vereifcht wert. Waarom men tüe naam van waarnemingen (in het Latyn Obfervationes ) ook nogh te defer tyd gewoon is te geven , aan het geene aan ymant by ervarentheit bekent wert. *"* '"" " ... ., ■'■■..?* En gaat felfs defe aanmaninge om Godt uit fyne werken te kennen foö ver-
re , dat diefulx niet in agt neemt, voor onvernuftigh en dwaas gehouden wert. Pfalm XCIIi 6, 7. ó Heere hoe groot fyn uwe werken t feer diepe fyn uwe ge- dagten. Een onvernuftigh man en weet daar niet van 5 nogh een dwaas en verftaat ditfelve niet. Waarom ook het niet ondcrfoeken der felver,doör den Geeft Godts, onder de oorfaken der Atheifterye gefteltwert,P/^/^X:4. DeGodt· loofe en onderfoekt niet, alle fyne gedagt-enfyn dafer geen Godt en is. §. zs>. Nufoudemen na dit alles begrepen te hebben,tot de BefchöUWin*
gendei- Werek,en der volmaaktheden Godts in deïTelfs famenftel, deelen en bewegingen uirftralende, kunnen overgaan > ten fy het gene volgt nogh fcheea te vereifchen, dat men te vooren toonde, op hoedanigheenmaniere, uitdè figtbare werelt,en'tgeefimen in defelve iiet gefchieden, een bewys kan op- gemaakt worden, waardoor men geruit en verfekertkanfyn: Eerf, dat'ef een Godt, dat is, een Wys,Magtigh en Goedertieren Maker en Beftierdcr van alles is. Enf<?# andenen.,dat denBybel (fyngeopenbaarde woort) van een boven-raenfchelyk en Goddelyke afkomft is. Qm
|
|||||
/
|
|||||
VOOR-BERIGT. 23
OmeenBewys-manierevan heteerfteterpreuve te {tellen, fal ik fonder my
in enigen verderen omflagh van diepfinnige fpeculatien, na de wyfe van fom- niige Philofophen, in te laten, aan een yder, wie hyook wefen magh, ver- foekenj dat hy, met een bedaart gemoet, fyne driften en vooroordeelen af- leggende, byfigh felfs in ftilte gelieve te gaan nederiitten, en met ernil na te denken 5 Eerfl^ Indien hy fagh dat
1. Nieteene, maar ferveele,
z. En verfcheidene,
3, Van alles, en dat meer is, van haar felfs geheel onbewufte faken,
4. Yder dikwils op een byfondere maniere,
f. Dogh egtergeduurighiyk onveranderlyk, en naden felven regel,
6. Niet eenmaal, maar in een menigte van gevalieii en tyden, werken en»
bewogen werden 5 7. En fonder dat een eenige van die alle defe beweginge aan figh felfs ge-
ven kan, 8. Ook fonder dat fy uit figh felven dus kunnen te famen komen, eenuit-
werkfel buiten haar eigen kerinifle voortbrengen; 9- Het welke, als alleen eenige weinige of dikwils maar een eenige van
defelve ontbrak, niet in die voimaaktheit, ofwel geheel niet foude kunnen voortgebragt werden 5 10. Schoon het felve uitwerkfel in figh felfs, van een grooten dienft en
nuttigheit, en dikwils van een feer gewigtigh gebruik is j Of hy anders fouden kunnen oordeelen, als dat alle defe faken tot dat ein-
de gemaakt, en met dat oogmerk te famen gebragt waren, om, het geen meri door haar fiet gefchieden, uit te werken ? En ten anderen.
Indien dit eerfte waar is ydewyl. defe faken in figh ßåßâú van alles onwe-
tende en onkundig fyn j of niet yder moet toeftaan, dat defe alle door een wys en figh des verftaande Maker, voort en te famen gebragt fyn, die dit einde daar door beoogt heeft? En of ymand figh foude kunnen wys maken, dat in dit alles alleen een los geval, of andere oorfaken, en figh onbewufte natuurwetten, die fonder verftant werken, plaatfe gehadt hebben; en defe faken in al haar omftandigheden en bewegingen tot dit einde hebben kunnen beftieren? , Om hier van op een klaarder, en niet min fekere wyfe, overredet te wer-
den·, laat ons het geene ftrax in het gemeen, en eenigfints in het afgetrole- kene voorgeftelt is,tot yets byfonders toe paiTen, en onderftellen: dat in het midden van fandige duinen, of op een andere eenfaame en woefte plaatfe, daar weinig menfehen gewoon fyn te komen, ymant een Sak-Horologie vint, het welke de uuren, minuten en dagli der maand aanwyft. Dit examinerende fiet hy, dat foo verfcheidene radertjes en rontfels y net met hare tanden op den an-
|
|||||
*
|
|||||
24 V O OR-B E R TG T;f
anderen paffen; endat de eene niet kunnen bewogen werden, fonder ook de
andere en het geheele werk te doen voortgaan. Hy bevind verder, datdefe raderen van verguit koper gemaakt fyn , waar door het roeiten belet wert; dat de veer van itaal is, die uit eenigh ander metaal beftaande, tot dit gebruik foo beqüaam niet foude fyn? dat boven ide Wyfer een helder glas ge* plaatft is;alwaar, indien eenige andere niet doorfchynende ftorfedefeplaatie vervulde, deièlve aan hem het ongemaak foude geven,van t?eïkens,om de wyfer te zien, het Horologie te moeten openen. Buitenditaliesverneemthyinhet, felve een gaatje; en regt daar over een vierkant fpilletjej aan dit Horologie ilet hy ook een fleuteltje hangen, het geen uit twee itukjes, regthoekigh op malkander ftaande famen geftelt is j waar van elk einde een vierkante hojlig- heit heeft; foodanigh dat de eene juift paft op het fpilletje , dat onder het gefeide gaatje ilaat; en dat,als hy met dit fleuteltje dit fpilletje omdrait,:de ieëttingh opgewonden en de veer gefpannen wert: waar door het werk, Jiet welk anders ililftaan foude, in fyn loop continueert. De andere vierkante holligheit aan het einde van het fleuteltje, vint hy te paffen op een ander as- je; het welke daar door of dus of anders omgedrait fynde, den wyfer fnelder of trager doet omgaan. Aan het ander einde van dit fleuteltje is een plat hant-r vatfeltje, het geen daar in kunnende drajen, aan hem het gemak geeft, dat, als hy het opwint, hy niet t'elkens fyne vingeren behoeft te vervatten. Voorts merkt hy, als 'er yets in de raderen, rontfels, veer, of yets anders ontbrak, of alleen anders gemaakt was,da& de reit by na fonder gebruik en onnut fyn, en het gehele Horologie niet wyfen foude. Nu is de vrage, om hier uit een foort van demonftratic op te maken.
Eerfi, of ymant figh foude kunnen verbeelden, dat dit Horologie «iet onder andere oogmerken, waar toe het miffchien meerder foude kunnen dienen , ook tot dat einde gemaakt was, op dat het de uuren, minuten, endaghder maand foude aan wyfen? En tenanduren; of hy de minfte ongerultheit foude vinden? om voor de waar heit aan te nemen, dat het felve van eenen ver- pandingen Werkmeefter, tot dit einde geformeert en famen geftelt was; die als hy het maakte, felfs wiite, dat, en tot wat einde hy het maakte. t Eindelyk) of hy ook magtigh is om aan figh wys te kunnen maken? dat
dit Horologie met alle fyne byfcnderheden , en de nette gefchiktheit, groot- heit en figure yan foo veel deelen om de uuren te wyfen,alleen door een los geval, het welk foo ligt dus als anders, en fonder eenige regel of beftieringe werkt, fyn wefen en maakfel verkregen heeft. - ι sr — Of anderfints, of hy nogh denken foude kunnen voor veritandigh tekun-
nen doorgaaan ? Indien hy dit Horologie op een eenfame plaatfe gevonden heb- bende, feide vaftelyk te geloven, dat niet een veritandigh konitenaar het fel- ve gemaakt en deffelfs delen met oordeel by een gebragt hadde; maar dat'er een onverftandige, dogh nootiaakelyke,natuurwetin het Heel-Al figh bevont, welke al hetgeen, waar uit het Horologie beitaat, en elk van die menigvuldige faken
|
||||
V Ï Ï R-B Å R É G Ô. if
faken,in fyn gepaftheit tot ditgebruik van uuren te wyfcngefchiktenindiebe*
hoorlyke gefteltheit te famen gebragt hadde: en wel intonderheit, dat defe natuurwet, niet alleen onbewuft en onwetende was, van alles dat fy dede of te wege bragtj maar ook dat geen wefen, dat eenige wysheit of í erfland hadde, die wet of in den beginne ingeitelt en voortgebragt j of in het lamen,- ilellcn van dit Horologie deiclveeenigfints,en in het minite beiliert hadde, om van al de verfcheidene itukken, en Machine, diedeuurenbecmaamwas aan te wyfen, te maken. f Ik verfoeke noghmaal een yder, die eenige aangelegentheit meent 'te heb-
ben in te weten, of'er een God is, dat hy dit in ftilheit en ernit aan figh ièl- ve gelieve te vragen,en te denken,watymand,diefonderdriftenenvooroor- deelen is, daar op foude en behoorde te antwoorden ? Wyhebben dit alhier wat breder behandelt, op dat als men in het volgen-
de ons van onbewufte oorfaken, onveritandige noodwetten, onwetende na- tuurwetten, &c. iai horen fpreken, men akyd gedenken mag, dat wy daar door fodanige, als boven befchreven fyn, verftaan j namelyk ,die niet alleen in figh felfsgeenbewuilheit hebben (dat niemand ligt fal weigeren toe teilaan) maar ook die^ fonder eenige beitierende wysheit van ymand, haar begin verkregen hebben, en al hare werkingen uitregten. Het geen te voren al geiegt is het voorname verfchil te iyn tuflbhen ongelukkige Ongodiilen ,* en die eenen Godt erkennen, liefhebben, en vrefenj welke niet alleen alles na fyn welbehagen gemaakt heeft, maar ook na fynen wille vrymagtigh re- geert en onderhoud. Men gelieve ook niet te denken, dat defe vrage alle op een Horologie,
als yets byfonders toepaflèlyk is j nadien defelve ontrent alle konflwerken t met gelyke nadruk kan gefchieden. En is het onnodigh daar toe in andere voorbeelden, van Molens, Schepen, Sluifen, Huifen, Schilderyen, en wat diesmeer is, breedtfprakelyk te toonen, dat elk van haar de wysheit en ver- iland van fynen Maker bewyil. Omookdoordieuitvlugtjdat dit foorte van bewysdeMathematifche for-
me niet en heeft (gelyk my wel voorgekomen is) in fyne toeitemminge niet opgehouden te werden j behalven dat menligtelykde uiterlyke maniere van wiskundige betogingen hier in foude kunnen opvolgen 5 laat een goed Mathe- maticus , (die van de eerfte rangh niet uitgefondert) fyne gedagten met opmer- kinge veilen op het maakfel van een Horologie, op het famenftel van het Stadthuis van Amfterdam, en duifent andere door konil gemaakte werken : en indien hy de opiïgtelykheit van haar delen op malkander , en den dienft, die fy daar door aan He menfchen doen, te regt en in den gront begrypt j ea daar by figh te binnen brengt, dat niets van al het gene, waar uit fy beilaan,, eenig verftand of de alderminfte wetenfchap heeft: laat hy figh hier opregte- lyk verklarenjofhy niet fooontwyffelyk, mét fooveel gerufthéitenverfekcrt- heit overtuigt is, dat defe alle niet by geval of door onbewuAe oorfaken voort- D gekomea
|
||||
V Ο 0R.BERI G Τ.
|
||||||
Μ
|
||||||
gekomen,maar door fighdes verftaande Konftenaars, Architcören of Inge*,
nieurs gemaakt fyη y als hy door een demonftratie van Euclides overreedt is,, van het gene de propofitie iègt. Selfs ingevallehyiyn leven tegen dit Stadt- huis,, of deifelfs waardye, gedwongen wierdé by weddenfblmfr te fetten, ('t geen anders geen proportie heeft) en aan te nemen te feggen, Welk van bei- de waar was ί of-dat het felve gevalligh, immens fonder beltiér van eenige we- tenfchap iö y fyn iekn by een gekomen j of dat hep van een verilaiidigh Böuwmeefter metjooghmerk om dienft te doen gemaakt was $ Tonde hy wet eenige fwarigheit maken om het laatfte te derven vaftitellen? Kan men dan foo overtuigende bewyfen in de faken felft vindende, daar lbo*
geruft niet op fyn, als op die men wiskundige noemt? Hoewel fy inomftan- digheden wat van den andere verfehiller*. En wie foude kunnen geloven? Dat yemand (wie hy ook fy) opregtelyk fprekende, en dit alles verftaande , ibnder tegenfpreken van fyn gewiiïe, föude kunnen feggen,alleen om dat dit bygebragte bewys de Wiskonftige forme niet en hadde , dat het aan hem even aannemelyk voorquam , dat dit Horologie, of dit Stadthuis by geval of door eenige nootfakelykheitvan natuurwetten,die nogh door een verftandi-» ghe magt ingeftelt waren, nogh onderhouden worden, famen gegroeitj als- dat fy, door konft van menfchen, die met oordeel én oogmerk gewerkt heb' Ben, gemaakt waren ν en dat hy niet en fagh nogh gevoelde, waarom hy het eene niet foo waarfchynelyk foude houden, als het andere. Indien'er nu ai foodanïgh eenen mogte gevonden werden 3Γ ik twyrFele niet, of al wie re- delyk is, foude oordelen,' dat hy regen fyn eigen overtüiginge fprak. , Om nu eindely k, het geène foo verre van dit bewys gefegt is, tot het ge* rje wy voorgenomen hebben, namelyk de betöginge vaneenen Wyfen, Mag- tigen en Goedertieren Godt toepalTelyk te maken. Indien men dan met Wtp veel (om niet te feggen, met veel meerder) fekerheit en overtüiginge uit het: iamenftel der.iienlyke wereit, en't geen men'daar in liet gebeuren, kan bewy- fen, dat'er een Godt en groot Formeerder is, die dé felve met Wysheit ge- maakt heeft i· als men uit het maakiel van een Horologie, of van het Staat- Kuis van Amfterdam, en de dienften, die defelve doen, een yder , die met iiedelykheid enbillikheit oordeelt, kan overtuigen, dat deie beide een ver- ftandigh werkmeefter gehad t hebben, die haar toebereidt en gebouwt heeft.; Het geen,wy inde volgende Befchouwingen, met de vereifchte klaarheid,
verhoopen te doen* Lateik aan al die ongelukkige, welke tot noghtoevan de volmaaktheden;
Rares Aanbiddelyken Makers niet hebben kunnen, of willen overreedt wer- den, felfs te oordelen-} offy niet, in defegedagtenfynde, ook in de alder- gevaarlykfte dwalinge geleeft, en reden hebben oni fce vrefen, datfy, foo^ Imgehetaldervreeifelykfte en volmaakfte Wefen veragt, geloochent,, en ge- la (tert hebbende, eenmaal deflelfsregtveer.digewrake fullen gevoelen 5 ten ware; fy figh van.défe üngpdifterey, en te regt genoemde Goddeloosheit bekeerenrem gcvolglyk
|
||||||
V aOR-B ER IGW *7
gevolgelyk, of het niet hoogh tyt is, om de werken ^ waarin déiènGodt wil
iefogt, gevonden en gekent wefen, inerniliger befchouwingetenenïenïof het Hem mogte gelieven hareoogen teopenea, omdenalderheerlykften Schep- per in fyne fchepfelen te kumien fien. §. 30.Anderebewys maniefen,die om de ongegronxheit derbeginfelen van defe
waarlyk beklagens waardige redeneerders aan te toouen, in eenigebyfondere voorvallen in het volgende gebruikt worden, fullen wy om dit voorberigt niet te lang maken, hier niet alle ophalen. Die defclve op fomrnige plaat- fen vint, gelieve op andere, alwaar hy fe denkt van kragt te wefen (ichoonfy kortheitshalven aldaar niet bygébragt fyn) figh daar van te dienen, en die,' totfyn meerder overtuiginge en geruftheit, felfs toete paffen. Om 'er een voorbeeld van te geven: indien hy van het geen men van dieren ,
planten, van het geitel des Hemels j en wat dies meer is, gefegt heeft, niet genoegh getaakt, nogh overreedt \vert3 gelieve hy figh ielfs voor te ftellen, dat hy deiè in het klein na gemaakt liet, en dat fe hoe wel onvergelykelyk meer onvolmaakt eenige werkingen van de natuurlyke nabootfen. Om wat klaarder voor eenige te fpreken, hy verbeelde figh, dat hy een houten paait, door raderwerk, fiet lopen5 een houten vogel vliegen (gelyk meninHirto- riert dit verhaalt vint j) ofhy ftelle figh voor, dat by inleen kleine Machine een vergulden kloot fiet, die de ibnne vertoont} en andere kleine bollen , die, gelyk de planeten, rontom defeive loopen: en hy vrage dan fighièlfs, ofhy ook van figh foude kunnen verkrygen,dat hyintegenwoordigheitvan verftandigé menfehen foude durven feggen, dat hem alle defe faken voorqua- men, als door geval, of figh van alles onbewufte natuur-wetten dus famen ge- groeit fyndej en ofhy geen reden heeft om te geloven, dat hy ook by on- wetende met groot regt over dit gevoelen foude belagt werden? Ën daarna gelieve hy félfs te oordeelen, met hoe veel minder grond hy van de ware, natuurlyke, en in alles ondenkelyk volmaakter faken, die dagelyksin de we- relt aan hem en alle menfehen voorkomen, fodanige, van alle veritandigever- fchillende gedagten voed. Ik hebbe dit in het volgende niet overal aangedrongen, daar het mifichien
weJ. dienft foude hebben kunnen doen, om dewyl dit werk reets groot ge- noegh is V nét felve niet te verre uit te doen lopen: maar hebbe egtergeoor- deelt, dat hét van myn pligt Was, dithier by te vöegen-,en aah een Atheift, die dit leeft of anders de faken in de werelt met ernil beichout,deferi raadt te geven V nadien ik het meermalen bevonden hebbe van vrugt, eneenbequaam middel geweeft te fyn, om foodanige, die anders op difputen al vry afgeregt waren, tot een foort van te rugge wykinge, en voor een tyt tot ftilfwygen te brengen. ■§, 31. Het/Wtóiiü, het geene j eer wy tot debefchouwingen der werelt
felfeovergaan, nogh vereifcht wierde alhier ter onderfoekvoorgeilelt te wer- den, is fekerebewys^manierei die wy hier na in éémgegevaSen fullen aan- D * "' dringen
|
||||
,;■'■■■,.',.. .■■■■■ . -..ψ*-
χ
ί.8.. V OOR-BËRI G Τ.
dringen,om te toonen, dat den Bybel (foo by deChriitencn genoemt) door
een feer groote en meer als menfchelyke wysheit gefchreven, en van een God- delyk gefagh en afkom ft is. Om hier yets in het gemeen van te feggen, dewyl ontrent byfonderheden
in het volgende gefproken fal worden: verfoekeik, die dit leeft, met aandagt in opmerkingen te nemen. : Indien hem een boek voorkomt, het welk om voorname redenen, by an-
deren , en onder die by feer veele, welke hy den roem van feer verftandigli te fyn niet weigeren kan te geven, voor Goddelyk gehouden wert ·> en hy in het lefen en onderfoeken van het felve bevint: Eerftelyk) dat dit boek van natuurlyke faken, hoewel met een ander oogh-
merk en alleen in het voorbygaan handelende , meermalen foodanige hoeda- nigheden daar van by brengt jdie niet als aan voorname, wyfe en ervarene natuur- kundige bekent fyn. . # Of hy niet moet beiluiten, in opfigt van dit gefeide, dat dit Boek met een,
voorname wysheit gefchreven is ? Ten anderen, indien hy daarenboven nogh doorontegenfprekelykepreuven
overtuigt wert,dat dit Boek met de alderldaarfte woorden ,fekere eigenfchap- pen van natuurlyke faken voorfteltj welke op die tyt, als het befch reven is, (immers foo veel ons uit alle gedenkfchriften blyken kan) aan geen levendigh menfche bekent geweeft fyn; nogh by gebrek van de daar toe vereifchte werk- tuigen, bekent hebben kunnen wefen j om welke reden fy, eerft na veel eeu- wen , aan de alderneerftigfte onderfoekers hebben kunnen openbaar werden: of hy ook eenigen twyifel daar aan kan ilaan, dat dit boek met een veel meer- dere, dan menfchelyke wysheit, befchreven moet fyn ? En dit moetende toegeftaan werden, van Wie kan men het redelyker wy-
ie agten afgedaalt te fyn, dan van de Alwetenden Schepper van alles ? Aan wie alleen bekent is geweeft, het geene in die tyden voor het ganfchemen- fchendom nogh verborgen was. En ingevalle men dit laatfte nogh kragtiger wil beveiligt fien , kan men
voor het derde daar by voegen, dat men dit Boek op eenjge plaatfen yets uit- drukkclyk fiet feggen, van de palen der menfchelyke kenriiilè in het toeko- mende } waar van.de waarheit niet anders, als aan het volgende nageflagte, kon- . de blyken, en tot nogh toe, felfs tegen het vermoeden van de aldergeleertfte aan, gebleken is. Nu dit fynde, gelyk het ièlve hierna getoontfal worden, kan ook ymant^
die geen Godt- is, den uitval der faken, by een duidelyke vooriègginge,tot na veele eeuwen bepalen ? en fuiks door dit woort gefehiedende , moet niet yder erkennen dat het van geen andere dan Goddelyke oorfpronk, kanfynj?·.; Wat uitvlugten nu, (gelyk men die op alles maken kan) hier'tegeninge- bragt mogen werden -y indien ymant alleen oordeelt, dat'er hem.aangelegen ï$ te weten, of dit fchrift voor Q oddely k, dan of het voer een uitvindinge V 'der
|
||||
V O OR.B E R I G Τ. is>
der menfchen met regt moet gehouden worden: laat ik aan hem felfs te den-
ken, of dit voorgaande bewys niet van die nadruk aan hem behoort voor te komen? dat het ten minften hem de moeite weerdigh moet wefen5 dekragt van andere bewyfen, welke men by een menigte geleerde fchryversin.over- vloet vint, met ernft te overwegen. Het geen ik gelove vanniemant te kun- nen gefchieden, fondervande Goddelykheit van dit fchrift o verredet te moe- ten worden: indien anderfints het quaat niet ten vollen over hem befloten,en het aan hem onraogelyk is, ook in het ligt vandenalderhelderftendagh, het alderminile te kunnen ilen, of gewaar werden. § 31. Ik foude het geen wy foo aanftonds van de verwonderlykewysheit,
die in de Η: -Schriften uitblinkt, gefegt hebben, met groote reden in veel ge- vallen tegen den Alcoran der Mahometanen hebben kunnen aandringen. En dewyl de Goddelykheit van een fchrift ook daar in gefien wert, dat het van natuurlyke faken fprekende, derfelver foodanige eigenfchappen met klare - woorden te kennen geeft, die ten tyde als het gefchreven wierde aan geen fterffelyk menfche bekent konden fyn; foude men alhier hebben kun»enaan- toonen, hoe heldere ftralen en ontegenfprekelyke bewyfen van deflelfs boven- menfchely ke afkomfte, in den Bybel der Chriftenen, in foo grooten menigte ge- vonden worden, die men in den Alcoran, ook als die vandegeftelteniileder werelt fpreekt, tevergeefs foude foeken. ; ■ Dogh vermits wy niet foo feer tegen Mahometanen, als in het gemeen ter
overtuiginge van Ongodiften en ongeloovigen fchryven, hebbe' ik gedagt, dat het genoegh foude fyn dit hier alleen met een woord aangeroert te heb- ben, fonder het felve telkens in het vervolgh aan te dringen. Indien egter een Chriflen, van twyffelagtigheden over de Goddelykheit
van het Η: Woort,ïn vergelykinge van defen Alcoran mogteverfogt weien, om dat foo veel duifenden van Tur: ken en Pcrfianen defelve voor eénGodde- lyk Boekhouden; en hy de kragtige bewyfen, welke by Godtgeleerden te vinden fyn, of niet en weet, of aan figh felfs met volkomen overtuiginge niet kan voorftellen j fal hy alhier ook uit de befchouwinge der werelt, van de waarheit van fyn belydeniile overreedt kunnen werden j indien het den Gro- ten Ingever der H: Schrifture, op defe fyne onderfoekingen,fchynfel enfe- gen fal gelieven te geven. Waarom ik dan de toepaflïnge van het geene op fyne plaatfe hier toe dienende fal gefeit werden, aan die dit leeft en de felv& voor hem nodigh agt, fal overlaten. §. 33. Om dan nu eindelyk al dit gefeide tot fyn oogmerk te brengen, en
van de volmaaktheden Godts en het Goddelyk gefagh van fyn woort, een yeder, die redelyk is, te overtuigen, is derhalven alleen dit voorname o- verigh: Eerfl, dat men tragtetedoen blyken, dat in de fienlyke werelt, of liever
m dat weinige, het welke ons in defelve tot nogh toe met volkomen feker- heit by ondervihdinge bekent is, foo veel wysheit, foo veelmagt, foo veel D 5 goet-
|
||||
ö> /FOQR-Â ERIG T.
^gbedheit, en verworiderlyke beoogde einden figh opdoen :dat hctaldergrooi>
ile konft-ftuk, het welk door menfchcn toedoen oit gemaakt is, niet inde al- dcrminfte yergelykinge daar by kan gebragt werden. En ten anderen, dat men in overredende voorbeelden de onloochenbare
waarheit poogt te doen lien, van het geene van de H: Schrifture in het even .voorgaande gefegt is. ^ : ;; L ;-ii r é. Ik weet wél 5 dat een Ongodift tegen dit laatile fommige gevallen kan
inbrengen; dat mijjlhien ten tyde, als den Bybel befchreven is, de Ferrege- zigten, en Microfcopa al in gebruik fyn geweelr^en^gtf/y/ktotfoogrooten, indien niet grooter volmaaktheit gebragt waren, als fy in defe tyden bekomen jhebben. Soo dat fy het bewys het welk wy uit de later Uitvindingen van 4eièlve op eènige plaatfen genomen hebben, daar door fiillen tragtenteont- wyken. ,'. · -ti not->. . ■:;.„:. '■.. ïÀ3 ]L i'/v/'j Om hier op meteen woord te antwoorden, gelieve defe figh voor te itellen,
_ Eerfli dat fchoon men Aftronomifche obfervatien van feer oude tyden, £noofe daar nevens befchryvinge van veel daar toe gebruikte werktuigen heeft, men egtergeen gewagh van defe Verregefigtendaarin vintj noghook dat by de Oude Natuur-Onderfoekers de Kleingefigten oitgenoemtfyn. y Ten anderen·, dat van defe beide de Uitvinders, die in de voorgaande eeu- we geleeft hebben, by alle wiskundige bekent fyn: fonderdat ymant uital- le gedenkichriftén eenige, die Ouder fyn, heeft kunnen aantoonen. Ten derden^ of fy kunnen geloven, dat de Oude 'Aflronomi en Ñ'hyfici^ mr
dien fy kennifle gehadt hadden van het geen daar na door defe gefigt-tuigen ondervonden is, haar gebrekkelyk en veeltyds. verkeert begrip van faken, aan de Nakomelingen iöuden hebben willen nalaten. Emdelyk9 het gene hier wel van liet grootfle gewigt is, gelieven fy dogh
^rnftelyk te overwegen j offy vóorfigtigh genoeg fyn in een faak, daar een gelukkige of eindeloos rampfalige Eeuwigheit aanhangt, tot een fteunfel van ïiare gevoelens yets te nemen , het welke alleen op een mijchien of mogefyk ge- grom is, en daarenboven, alle het geene uit de Hiiiorienblyk en kan, tegen ügh heeft. j r'rEsrfi i ifa&r.yjo aiïkoiyrrjQ á\\ tiuv ;.Lrk',,w . Ick hebbe nodigh gcoordeelt dit eens voor af te laten gaan, om niet vèr-
piigt te lyn het fel ve overal te herhalen, al waar gelegentheit daar toe fighaan- ibiedeniQiidG,;;:; ·'£ ■:·...; 'ür, êm& ' ; %h: ..'.· . : ^ |
||||||
k ■■ ß:;.'*-.!ß.ßß. »,■■ " '■■' -1 ·■*? ■ ■■· ■'''- £ '-■■: ■>■ 'ë; '■■■. : i ·..· ■ '■■■>' ■-■■■> ""■■'(* ■'■■ *. ■*■■* '■ - ■■·' ■"' ß V.'"'f'
|
||||||
.......———————————^—————
|
||||||
ïi
|
||||||||||||
l BES G Η Ö UW 12ST GE
|
||||||||||||
Van de Ydelheit van afle netWereltfëïïe,
|
||||||||||||
f. Ellendige flaat der Aiheiflen.
6, Het geluk van die eenen Godt vrejem
en lief hebben..
η. Het is dan mdigh de bevsyfen van ëétfègt Godt te foeken. ■ <■■ Μ ■■'> Γ.;„,../^
PialmXIY, Ι., ?
8. Overgang 'pot'het volgende. f- |
||||||||||||
i' *· \T Der is hier fonderfywtoedoengefet.
χ 2. En moet overtuigt fyn van de onzekerheit van fyn leven. g. Ook van de ydelheit van al het vjerelt- fche ten opfigte van hem.
4, Selfs geduurig en, gefont tyer, ?e, ί'ψβ i's niet 'vjenfchelyk, ~ *,. f ■ |
||||||||||||
§. i.y\M dan een begin te maken,en niet alleen ymant,die nógh twyfrelt (hy
KJfy dan onder het uiterlyke Chriftendom gërekent, of niet.) maar felfs. een b.eklaaglyk en hartnekkigh Godtloochenaar , eer wy verder gaan, te o- vertuigen, van de volftrekte nootfakelykheit, die der is om van dealdergewig- tigfte Waarheden regt verfekert te fyri jen de miflagen, welke men tot nogfi toe ontrent defelve begaan heeft ^ te verbeteren: gelieve elk van defe figh felfs. in opfigt van de faken, die hem de ondervindinge leert dagelyksrontom hehx te gebeuren, met een aandagtigeh ernfttebefchouwen, en fyn eigene ge wi£. ie te vragen, of (om fonder vooróordeelen en vleyefye daar op te antwoor- den) hy figh niet bevint in defe wereld te fyn, en fonder dat het door fyn toe- doen gefchiet, of dat hy het in fyn magt heeft te beletten, nugelukkighr gefont en fberk§ dan ongelukkigh, fiek, en pynélyk te wcfen ? Ofnietden eenen dagh, fonder dat hy daar éenigh fèggen in hééft, den anderen volgt? In welke hem verfcheidene dingen,, fommige met,fommige tegen fyne wil en finnelykheit ontmoeten, hoewel hy in figh een geddurige begeerte ge-· voelt, die alle fyne betragtingen beiliert, om het goede deelagtigh te mo- genfyn,en het quade van hem af te kunnen Weren: het welk hem ■iomtyts ge- lukt y en fomtyts door ontmoetingen^^die hy niet voorkomen kan, ganfch; anders uitvalt, als hy beoogt of ge wënfcht hadde. - Öf hy niet bemerkt 3dat het geene hem overkomt hy met andere menfcheiv
gemeen heeft ? Maar voornamelyk, of hy niet fret, dat dagelyks veele menichen' ilerven ,en dat'er zeer weinigh rekeningh op de dood fchynen te maken,immers · lbo* lang fy gefont fyn? hoewel de fiekten en ongemakken r die haar "weg- nemen,· dikwils Weinige weken, fomtyts weinige o!agen, ja uren van noden^ hebben, om haar van ilerke en gefondè menfchenindoode te veranderen, $.z, Vorder, of hy niet gelyk alle menfchen, ook in de felve onfekerheit leeft r
wanneer de doot hem felfs treffen fal? immersy als een jaar ten einde is ge- lopen, fiet hy dat veele, die in het begin deiTelfslevendigh en gefont waren,, tm. waar van fommige fterker fchénen §pn hy is 5 even als of fy uit het groot |
||||||||||||
J
|
||||||||||||
34 fL BESCHOÜWINGE.
getal van alle menfchen met voordagt uitgekipt waren, albegraven iyn*
en dat niemant eenige ordre of wet tot nogh toe heeft kunnen uitvinden,waar door men ibude kunnen vaft itellen, dat defe of die aan de doot eerft onder- worpen fal iyn, ten fymiflchien eenige ftok-oude of dootkranken; waar van men wel kan feggen, dat haar doot-niet verre isy maarool^ blyft dit waar, dat hy niet en kan weten, h8e na fy ook aan haar einde mogen fchynen te iyn, of hy felfs haar niet voorgaan en de eerite itervende wefenial. Soodat yder gedwongen is toe te itaan, dat fyn einde na by kan iyn, foo wel alsr Van die gene, welke hy gefien heeft voor hem geilorven te weien, en die gefont (ynde foo weinigh daar van willen, als hy tegenwoordigh van iyn fterven weet. §.3. Dewyl nu de doot aan yder foo feker, en de tydt foo onfekëris} na-
dien defelve ons van het gebruik en genot van al het geene, dat in dé werelt is, berooft i moet niet ymant, die dit alles aanmerkt overtuigt fyn van de grote ydelheit, die in hem felfs, en in al het wereltfche ten opfigt van hem, gevonden wert ? vermits hy nogh voordeel, nogh vermaak daar van kan ge- nieten, als 200 lang hy leeft} en hoe lang , of hoe kort dit leven duren fal, weet hy niet. Dit weet hy, als hy tot eenige jaren gekomen is, dat het niet feer langh fal fyn 3 en tot hogen ouderdom te komen, indien hy alles regt befeft, kan hy niet feggen dat feer wenfchelyk is, alibo de ielve hem by na5 als een andere doot, van alles berooft j fy beneemt hem de voeten om te gaan, de ogen om te iïen, de oren om te horen, de tanden om te éetenj en foo wert hy nog levende allenskens uit de verkeeringe der menfchen uitgefloten, en genoegfaam een levend lyk. §.4. Indien men nu by dit alles dede, dat ymant, die langh leeft niet al-
leen, aan de fwakheden des ouderdoms, maardikwilsaan feer droevige qua- len van fiekten en pynen onderworpen is j waar van eenige of geheel of by na ongeneeilyk fyn : by voorbeelt indien een teeringe hem uitgemergelt en kragteloos maakte 5 een onhelpelyke jigt pynigde, eeniteenindeblaasquel- dej een kankereus gefwel verteerde j een vallende ilekte fomtytsinhetvyer, / lomtydts in het water dede vallen; om van duifent andere jammeren niet te fpreken, die hy vreefen moet; om dat hy de felve aan ibo veel andere men- o fchen fiet overkomen; ibu hy niet haaft de tydt beleven? dathy veel reden foude kunnen hebben, om te wenfehen, dat een barmhertigedoodhemvan dit alles en van iyn cllendigen ouderdom mogte verloifen. ",?? En ingevalle men nu al ftelde, het geen byna aan niemant gebeurt, dat de
qualen des ouderdoms het leven aan hem niet verdrietigh maakten, en iyn verftant en kragten, foo langh felfs, als de werelt ftaat, gelyk in fynejonk- heit, by hem bleveni wanneer hy alles metbedaartheit aanmerkt, moet defen ftant, ik laat ftaan, dat hy, gelyk veele foude meinen, wenfchelyk foude fyn, hem byna onder de aldervreeflelykfte voorkomen. Want eerfl-, indien iyn Vaderlant door Aardbevingen, Watcrvloeden, of door den Oorlogh ' ν ■ ver-
|
||||
; Van de Tdelheid van al hei Wereïtfche. 3 j
v^rwoeft wicrde; kan hy niet ontgaan met alle andere, ongelukkig en
arm re worden. En hoe veeljaaren verdrietigen arbeits waren 'er niet van noden, om foo veel weder te vergaderen·, dat hy eenigh gemak in fyn vol- gende 4even, daar van foude kunnen hebben? en dit al weder met moeite verkregen hebbende, moeite hy, die foo lange foudMeven als den Aardkloot ïlaat 5 niet altyt weder met veel fchroom te gemoet fien, dat hy dit ver* kregene, op défelve, of miffchien nogh ellendiger wcyfe, weder vcrliefen foude? ten minften als de werelt aan die veranderingen onderworpen bleef, welke alle Hiftorien ons leren,dat figh van alle tyden in deffelfs omwente- lingen vertoont hebben. Hoe weinigh Republyken fynder geweeft, die eenige eeuwen hebben riant gehouden, en daar de inwoonders niet uit het hare verjaagt of verdelgt fyn ? en in tegendeel hoe veele fynder op te tellen, die fchoon tot eengroten trap van grootheitopgeklommenfynde,egterin de uiterilü verwoeftinge hare einde gevonden hebben ? foo dat felfs dit lange en gefonde leven,niet dan een ellendige omfwervinge voor hem foude fyn} in welke nauwelyks het eene quaat voorby, of het volgende weder te vreefeii foude welen. En defe ongevallen, al mede aan hem niet overkomende, ('t geen niet te
denken was) welke vermaken fynder in de werelt, die, duurfaam fyn ? foo dat Jvy niet anders beümten kan, als dat het gene aan hem, nieuw iynde, aange- naam en lieffelyk was, of door een langduurigh genot (gelyk alles door de gewoonte weit) eerftonverfchilligh, en daarnaa onfmakelyk foude werden j of, op het beft genomen, doordeonftantvaftigheit, welke men in alle faken, befpeurt, hem haaft verlaten foude. Hadde hy een Vrouw, Kinderen, en goede Vrienden, die de drie alderverheugelykfte faken der werelt fyn; fy fquclen alle vooi* hem fterven ; en hy ten eiken malen die hartklemmendedroef- heit onderworpen wefen , van het gene aan hem het alderdierbaarfte was, weder te moeten miflèn: bleven fy langh in het leven; konden fy alle rampen van een hogen ouderdom onderhevig fynde, aan hem niet anders, dan ge- durige voorwerpen van medelyden, en daarom van droefheit fyn. Immers alle dertigh of veertigh, tenlangften alle vyftigh jaren, foude hy een ganfch nieuwe, en daarom voor hem een geheel vreemde werelt beleven; en genoot- faakt fyn telkens met andere menfcheu kennis en gemeenfehap te maken, of ■ met onbekende te moeten omgaan: welkers genegentheden hy gehootiaakc foude fyn te onderfoeken, en op nieuws te leren kennen, om de fyne daar na, % fy met lief, 't fy met leet, te leren buigen; indien hy eenigh gemak en Vrientfchap van haar wilde genieten, en niet als een weerbarftigh humeur van yder verftoten werden. En fchoon hy al eenige kinderen hadde gehad en nu nogh felfs een menigte van nakomelingen, wat vrlentfchap en liefde konde hy figh van defe alle beloven? dewelke, fchoon van hem nederdalende, hem egter niet,als in een feer verren graat van maagfenap, beilaan fouden: vermits de ervarentheit leert, hoc ras alle bloetverwantfchap na eenige ge- E boórtens
|
||||
)
|
|||||
|4 I. BE S G Η Ö Ü W Ι Κ G.
böortens vervreetnt. En menighmalen hebbe ik welgedagt, indien Acktti ^ ör£
fer aller Vader, eens weder tér werelt quam, om eenige eeuwen hier te le- ven^ of hy by ymant van fyne nafaten, wel met eenige vrientfchap ontfah- gen foude werden ? infonderheit, wanneer hy fyn regt, het geen hem alleen Heer en .eigenaar van files maakt, wilde gebruiken: foude niét de meeftey foo niet een idermeinen, dat haar ongelyk gefchiedè,en bangh iien,alshyb^ haar fyn verblyf wilde nemen ? Indien nu de eerbiedigheit en liefde, diêelk met foo veel reden aan hem fibhuldigh is, foo. veel niet foude kunnen doenj dat fe een Vader onder fyn nageilagte foude kunnen gelukkigh maken j wat was'er in foo grooteiï, hoewel· fterken en gefonden ouderdom voor ymant an- ders te wagten? die niet als een Vader, maar alseen verre en allé rekeningfi van maaghfehap te boven gaande bloetverwant, of felfs als een vreemde by de meeite moeile aangemerkt worden. r §. ƒ, Nadien dan felfseen langh en gefont leven, het geen anders het al-
derwenfchelykile op aarden fchynt te wefen, fob ydel voor een menfehe is, dat hy niet gelukkigh daar door gemaakt kan worden 5 laat ymant, die aai* de volmaaktheden van een Godt twyffelt, of defelve loochent, fyne gedagten verder laten gaan, en fienj Eerfi,hoe verfchrikkelykallesdaarenboven voor hem foude moeten fyn, ook dan, wanneer hy volgens fyne ellendigePhilo- fophie geen Godt te ontfien hadde> en alles of dooreen los geval, of reden- loofe, en figh van alles onbewufte nootfakélyke oorfaken beftiert wierde. < Immers fal hy op defe gronden moeten toeftaan i indien hy ongelukkighis, dat hy niet als by geval daar van verloft kan werden 3 is hy gelukkig, de- wyl de oorfaak daar van gevalligh is, en niet en weet, wat fy doet, moet hy in een geduurige vreefe.leven, dat elk ogenblik dit geval veranderen fal. Eo öra alle byfonderheden, die dit kunnen bewyfen ,' niet op te; halen j wat is'er in de wereld, van het welke hy het minfte geluk of voorfpoet,meteenigen grond van een rcdrlyke hoope, wagten kan,en waar in hy eenige genégent- heit of liefde tot hem oit kan ftellen te Wefen, hoe hy figh ook magh gedragen? én fonder van ymant gelieft te wefen, kan het leven niet als ellendigh fyn. Is ymant een VorfV, die andere regeertj moet hy niét fchrikken te denken, dat Het alleen gevalligh is dat .men hém gehoorfaamt? Is hy een borger, die on- dereen ander leeft| móet'hy niet iidderén? als hem voorkomt, dat het al- léén by'geyalis,foö het niet geféhietj en egter yder fonder andere ffcrafFe, sïl's1 van eené grooter fnenfchelyke magt te vrefen, fy η goederen maghrövenj fyne Huifen verbranden j fyne Vrouwe en Dógtereri verkragten j'fyn Soonen in flavernye vervoeren, of vermoorden; en fyne Kinderen, indien fy by ge- Val quaadaardigh worden, fonder haar gemoet te befwaren, indienhykngh leeft, hem om de erfreniife mogen vergeven. En dewyl'er dogh in geen faak, als mentlit vaft ilelt, eenige regeeringe of vooriienigheit is , en hei geval, als geval, foo wel het eene als het andere ten allen tyde kan ver- borfaken, moet hy niet beven, als hy de aarde, aanfiet? "die foo alles van het |
|||||
.Wan de Tielheid van al het Wereltfche, , l | *
geval afhangt, foo aanftonts onder hem kan beginnen' te branden, figh ope-
nen en hem verfwelgen; als hy de lugt aanfiet, moet hy niet denken, dat het alleen gevallig is, dat niet alle deffelfs gruwfame tempeeilen figh ftrax openbaaren, de donder hem niet verplette, de blixem hem niet verteere, den regen fyn gewas, en de wint alle fyne befittingen niet verwoefte ? En om niet alles hier in het byfonder op te halen, moet niet al het figtbare voor hem tot een reden vaneene nare fchrik en de alderbenautlte vrefe voor een alle oogen- blik aanièaanden ondergang verftrekken ? | ■;; Te vergeefs ook ial hy tragten, alle defe benautheden met die gedagten te
ontvlugten, indien hy geen los geval, maar een onvei ftandigh nootlotilelt, dat volgens noodfakelyke wetten het Heel-Al beftiert; want dewyl hy vol- gens defe onderilelde wetten, veel tegens malkanderen aanlopende werkjngen in de natuure fiet gebeuren; Wyl hy de wind nu fiet ftil fyn, dan rtormen; nu na het Noorden , dan na het Suiden wajen; en Zee ebben en vloeijen ; nu een brandende hitte, dan een ilrenge koude gewaar wert ; en ontallyke an- dere j moet hy niet bekennen, fchoon hy dit alles ilelt by nootfakelykheit voort te komen, dat het felve aan hem, die niet en weet wanneer een con* trarie werkinge, ook volgens defe felve wetten, figh vertoonen fal, immers foo vervaarlyk moet voorkomen, als het geval felfs ? van welk geval ftrax niets geiegt is, het geen hy niet van de verilandclooiè nootwetten, met deièlve ichrik té vreièn heeft. ^ \■'·*'- §. 6. Eindelyk, laat hy óns opfegtelyk feggen, of in aafimerkirige van al
dit gefeidc, hy de foodanige niet ondenkelyk gelukkiger moet noemen; die overtuigt fyn jdat fy van een aanbiddelyken Maker fyn ; wiens wysheit haar tot foo verwonderlyk een farncnftel gemaakt heeft; wiens magt foo veel van het gefchapen tot haar onderhout en verquikkinge doet dienen; die aan haar de bequaamheit geeft, om dit alles met vermaak en dankbaarheit te kunnen ge- nieten ; Öie wys en magtigh fy nde, haar bewaren kan, en goedertieren fyn- de haar bewaren wil, dat fonder fyn welbehagen, geen van de voorigequa- len haar overkomen; foo dat, als hy niet haar is , niets tegen haar kan fyn; die boven het goet, dat hy in de nature over haar uitilort, aan haar fyn woord bekent maakt; en om haar vantwyffelingente bewaren,onwederfprekelyke tekens van deiTelfs Goddelyke afkomft daar in geiegt heeft; die daar in fy- nen wille openbaart, volgens welke hy van haar geiögt, 'gedient, gedankt, geprefen, en aangebeden wil fyn; diefynliefde, welke alle verirand te boven gaat, daar in aan haar betuigt; en haar belooft ook nadedoodeeuwigh ge- lukfaligh te maken. §. 7. Dewyl nu geen Ongodift fal kunnen ontkennen, indien hy fyn eige-
ne gronden niet wil verloochenen, dat fy> hem ongelukkig maken, en in een geduurige vrefe moeten doen leven; late ik aan hemfelfsteoordeelen,ofhet niet een gantfeh verkeert en tegen figh felfs aangekant menfche moet fyn? die 5 $|el tggenftaande hy een meenigte van andere, aan welkers wysheit hy niet E 2 twyfrelen
|
||||
·■*·... , ■' m
3<ί Ι BE SCHOUW INGE.
twyfFelen.kan, het tegendeel fiet ftaande houden, egter alle moeiten aan*
wend, om figh wys te maken,, dat 'er geen Godt en is. En of daarom den Schryver van het /. Vers van den< XIF. Ρ f alm ^ den foodanige niet met veel reden dwaas noemt ? die, fehoon fyn- gevoelen nimmer kanbewefen wer- den, egter met fyn hert en genegentheden alle kragten infpant, om iïghel- lendigh te maken,, en irt een itaat vol jammers en fehriks, dat is in die van een Atheiiè, te werpen. - ïm ? Ik foude ten bewys van de waarheit van ditgefeide, hier kunnen bydoen,
dat ik een-van- defe ellendige wiens verftant tot alles bequaam fcheen, be- .halven tot eenen Godt te erkennen,, dit ongeluk vaniynen ftaat, in Vryheit tegens my op de alderhartbrekenfte wyfe hebben horen beklagen, fonder eg- ter , foo veel my bekent is, tot andere gedagten oit gekomen t€ fyn. En kan-ik niet nalaten alhier te feggen, dat dit verhaalmy nogh felfs in dit fchry ven, ibo lange na fyn overlyden, ontroert. Immers om voort te gaan, indien ymant iïgh felfs regt bemint, enalleea
hoort, dat het by veele vooreen onbetwiftelyke waarheit gehouden wert., dat'er een wys, magtig en goedertieren Maker van het Heel-Al is: welke alle die hem ibeken te kennen, te dienen, en lief te hebben, in tyt en eeu- wigheit gelukkigh, en fyne loochenaars en veragters rampfaligh. kan doen fyni ialhy al feer verre vervallen moeten wefen, ingevalle hy het van de al·· deruiterlte noodfakelykheit niet en oordeelt, de kragt van die bewyfen te ©nderioeken j> op· welke foo veel· verfkndige figh in leven en doodt vertrou- wen. §. 8. Γη hoopedan, dat'er onder die ongelukkige, nogh eenige-zullen gevon*
den werden 3 die om uit deCe droevige onièkerheden te geraken (want feker- heit heeft noit een Ongodift van fyn erbarmelyk gevoelen gehadt) bet haren arbeit weerdigh fullen agten te fyn,de betogingen daar toe itrek kende met ernil te overwegen y verfoeken wy aan de felve, dat fymet ons tot de volgende be?· fchouwingen willen overgaan, öf het den Grooten Godt des Hemels en der Aarde mogte gelieven (daar wy Hem van herten voor haar om bidden) ha- ie oogen te openen, om fyne onfachelyke en beminnelyke volmaaktheden in: de Heerlykheit van fyne werken met overredinge van haar gemoet te kunnen üeri». η-Λ- -.\. } , Ëkri^ife . th fe ΰ ν. h uiltè' |
|||||
SI,. IJ J*^-
|
|||||
II. BES CHO U WIN GE.
Van al het fienlyke en van Ons feifs in 't gemeen. j-
f, ltY^odt in den beginnen aan te roepen is i.Defielehewefen
Kjhootfakekk. '" , * ;yd 8. Tder is niet van figh felfsi nogh'vanfyft
- 2> Dejfelfs eeuwige aanwefentheit uit de Ouders r maar van een Ander. \
fchepfelen bewefin, ö. En ivert van een ander onderhouden.
3. Romein I. 20. ld. En die is fyner daden bevjuji of niet.
4, Befchouwinge van'figh>felfsinvtgemeen. 11. Onfen Maker en Onderhouder is wyss
f. Van fyn lichaam, dat aarde is, magtigh en goedertieren. 6. Dit Lichaam denkt niet-, · 12. Overgangh.
§. i, T?Er wy nu tot de fake felfs komen, en uit het fienlyke der wereie
JCtragten aan te toonenj dat in het famenftel van defelve des gror ten Makers wysheit, magt en goedertierenheit, met veel meer luifter en glans afftraaltj dan dat men de aldervernuftigfte konil-werken, die oit door menfchen handen-gemaakt fyn, daar by ineenige vergelykingefoudekunnen brengen: laat het niemant vreemt voorkomen,, dat wy· inditonderiöek^het welk aan veele enkel natuurlyk fchynt, het egterfêggen een volkomen noot- iakelyke faak te fynj datwy den gedugten Schepper en Regeerder van alles, eerft met de nedrigfte ootmoedigheit biddeny dat het hem gelieve, niet al- leen ons in figh felts düifter verftant te verligien r om iyne wonderenen vol- maaktheden in fyne werken te kunnen aanfehouwen eii verftaanj maar ook dat lyne goedheit onfe herten, van alleftrydige paifien, en daar uit ontftaan- de redenloiê overleggingen gelieve te fuiveren: nadien het aan niemant, die nu defe genade verkregen heeft, dat hy in ontelbare faken deriel ver aanbiddc- lyken Maker y met volkomen overtuiginge van fyn gemoet, byna taften en vinden Jcan, onbewuft kantwefen$, dat vele van defelve aan hem te voren me- nighmalen voorgekomen, by hem verrlaan en regt begrepen fyn, ibnder dat dit alles aan hem de minfte opleidinge, tot de waare Opper-oorfaak derfelver gege- ven heeft. Soo dat hier uit ondervindelyk blykt, dat nogft doorfigtigheid van fyn verftand, nogh de faken felfs, bequaam ioudèn geweeft fyn, om hem tot een regte befchouwinge te brengcnjingevaïïe geen andere huIpAuiten defe alle daar by gekomen was. En indien een Atheift deCe betuiginge van foodanige , welke hy voor verftandige en geloofwaardige moet houden alleen maar voor een hiftorifche waarheit aanneemt j fel hy ten minften moeten toeftaan,dat in een faak van foo grootengewigte als defe, waar aan een falige of onfaligc; eeuwigheit hangt, het volgens fyne eigen gronden, aan hem niet fchadelyk wefen kan, indien hy den by hem tot nogh toe onbekende GW/,, metdievaii\ Atheneii, tot fyn hulpe aanroept, '· E-% ■ - Qm
|
||||
VB II. BESCHOXJWINGE.
§. i: Om 4an tot het.voorgenomene over te gaan: nadien wy in het vol-
gende Jalleen de bewyfen van de volmaakthedenGodts, dat is, vanfyne wys- heit, magt engoedheit, Tullen tragten, op een overtuigende wyfe, aan on- gelukkige Atheiften, en twyffelende gemoederen voor te Hellen j enniecibo leer deffelfs Eeuwige Aanwefentheit aan ■tetponen: .dewyl defelvemyns weten by geen Öngodiften geloochent wert, die alle een Eeuwigh Wefen erkennen , gelyk in 't voorige rëedts aangehaalt is. ψ. * & \ ι Indien'er egter ymant onder haar, foo blint mogte wefen, dat hy nogh
twyffelde of ook dit uit de werken Godts aangetoont kondewerden; fullen wy aan hem ook in defen tragten te voldoen, en een overredend bewysdaar van op defe plaatfe te geven, eer wy tot.het andere overgaan. Hy vrage dan aan figh felfs j indien'er geen Eeuwigh-Weien was, dat is,
indien 'er oit een volkomeniV»/ geween: waarejfonder dat of Schepper ofSchep- fel, ofYetwes, wac het ook fyn mogte, eenige wefentlykheit gehadt laad- de; of hy niet overtuigt moet fyn, dat'er in alle eeuwigheden niet het alder- minfte foude kunnen weièntlyk geworden fyn* endatditiVzVif, inaileonein- -dige eeuwen, een enkel Niet foude hebben moeten blyven. Nu dit ontegenfprekelyk fynde, volgt immers met volkomen fekerheitj
dewyl'er niet eene, maar foo veele en groote faken wefentlyk fyn: dat'er nim- mer een volftrekt Niet, maar ten allen tyflen^yets wefentiyks, datis een eeu- wigh weien geweeft is, en nogh is. *';' * '-'·:;"." Soö dat niet alleen uit defe foo wydt uitgeftfekten Hemel, ètvfyne ónfache-
lyké'groote ligten en lichamen , maar felfs uit het aldertederftegrasje, uit de alderveragtften fteen, daar men op treet, uit het alderkleinfte fantje defebe- toginge onbetwiftelyk kan op gemaakt werden. Nadien, ingevalle oit een vol- komen Niet geweeft was, niet het alderminfte van dit alle, in aller eeuwen eeuwigheden oit foude kunnen voorgebragt en weièntlyk geworden fyn. §; 3. Op defelve wyiè iiet men den ApöiielPaulus om Godts Eeuwige Kragt9
waar door hy uit figh felfs van alle eeuwen beftaat, en fyne Goddelykheit, waar doorhy van alle fchepfelen, die een begin gehadt hebben, daarom ver- fchiltj aan te tonen, in de reets voor aan geroerdeplaatie. Rom. I. 20fyn bewys op maken; feggende: dat defe beide van defcheppinge der werelt aan uit de fchepfelen verfiaan en doorfien worden: Ente gelyk tonende dat met de fchep- felen in het gemeen te noemen, hy niets van defelve uitfondert, hoe geringh het ook wefenTiiagh; het welke door fyn wefentlykheit nietbequaamis, om yder, die nogh niet geheel redcnloos is, van Godts Eeuwige Kragt en Godde- lykheit, dat is ook onder andere van fyn Eeuwige aanwefentheit met volkomen fekerheit te overreden. "§.4, Gelyk nu defe befchouwinge van alle fchepfelen in het gemeen,op
de voorfeide wyfe aan yders confeientie getuigenüTe geeft, dat'ereen Eeuwig Godt is: foo fal ook een ygely k, die figh felfs alleen in fyn famenftel befchöuwt, en let wiehyis,en waar uit hybeftaatj hoe hy hier gekomen is en onderhouden weit,
|
||||
Van al %ePfienïyM) en kkn ons felfs in V gemeen. ί α
weit, daar door ook, fonder byna óp eenige andere Byfonderheden agt te
geven, (het welk wy na defen verhoopen te doen) van de wysheit, magt, en goedheit van defen Godt kunnen overtuigt worden. Die dan tot nogh toe aan foo gewigtigh een waarheit getwyfrelt, of de-
felve geloochent heeft, ila fyne oogen en gedagten; eerit., alleen op figh felfs: wannéér hy'niet fal; kunnen ontkennen, dat hy een lichaam heeft 3 hetwelk gefont fynde, in fommige van fyne deelen, als handen, voeten, oogen Sec. op en na"fyne wille bewogen wert: óp andere delen wederom (dat feeropmér- kelyk is) heeft defe wille in het geheel nogh eenjgen magt noghinvloet:foo klopt fyn hart; fyη bloedt loopt om 5 fyn maagh en ingewanden bewegen iigh} fyne vogten g die foo groot een deel van fyn lichaam uitmaken, hebben verfcheide Werkingen in hem ; fonder dat hy magtigh is deiè bewegingen,of di- rect voort te brengen, ofte fluiten. Vo'orts bevint hy dathy verftaat, wil, redeneert, bemint, haat, vreeft^hoopt,en (met een woord, het welk by vele Philofophenjn defe gebruikelyk is) dat hy denkt. §. f. Syn lichaam nu eeril onderfoekende, fiet hy by een gewiffe ervarent*
heit, dat het felve beitaat, uit het voedfel, dat hy gebruikt; als kruiden, gewaflèn, of tarw en rogge, water, vleefch, vifch en diergelyke. Nu alle dieren nemen ook haar voedfel; 't geen, hoe wel de eene wel de andere eet, in de laatfte egter weder gewaiTen en water is: want bergftoiFen, als metalen en diergelyke, weet-men niet, dat nogh tot fpyfe van eenigh dier gebruikt werden. En fchoon dit al was, foude egter het volgende bewys in fyn kragt verblyven, '..■··'■■;".';·· ■ 'M '" "" "' Nu alle defe gewaiTen fpruiten uit de aarde voort, engefaitfyndefchynen
haar ganfche lichaam, uit aarde en water te verkrygen; boven het geenede lugt,het ligt, en wat-nogh anders mogtewefen, daar toe geeft. Welk meng- M van dit alle, om dat men de felve in alle vrugtbare aarde vint, wy kortheitshalvën s!:hier na met de gemene naam van Aarde noemen lullen. 'χίψν Waar uit hy dan eindelyk fal moeten beiluiten, dat de {toffe, daar fyn li-
chaam uit beftaat, niet anders is, als het water, dat hy in fynen drank ge* bruilct, en verder een veranderde Aarde; die eeril toe gewaifen, en daar na tot ' fyn lichaam wert. < . "■: ' .» ' Indien nu dit alles nogh aan hem niet met genoegfame klaarheit moete voor-
komen: laat hy een menfche voorflellen, die te vooren vet en fwaar iyn- de, eemge ponden door fiekte verloren heeft. Ingevalle nu defe seiontge- worden fynde, en niet anders als water en brood tot fyn voetfel gebruiken- de, weder fyn voorgaande fwaarheit krygt; waar is al dit vlees vandaan ee- vaTf?'k f\ dlt Watfr en hY00t ? do&h infonderheit, als hy de tederheit η l;ngmfe fmerkt5 het welk> als fyn moeder van hem bevrufftwierd kn fchoon SS nem §ededte Van T, loot^ms foude hebben kunnen opha- len, icnoon het felve daar na, eerft door het voetfel vanfynmoederjenvervol- ... '' gen&
|
|||||
#■
|
|||||
4ï Ð. BE S CH O U W IN G E.
gens door hetgeen hy felfs genomen heeft, ('t geen men beide niet dan aarde
ten opfigt van derfelvdr ftoffe noemen kan) tot een man van foo veel ponden opgegroeit is. En falliy dan nogh kunnen twyffelen,dewylal dit voetfelalleen uit water en aarde beitaat, dat fyn lichaam volkomen een veranderde aarde en water in alle fyne grootheit is ? "' .: :? >vlil ■£ 'ööß Dit nu ontrent fyn lichaam ondervonden hebbende , (om wat verder
te gaan) indien hy figh verheelt met een ander aan tafel te fitten om te ce- ten i foude hy ook kunnen denken? dat het brood, vleefch, vifch ,bier,wyç &e. dat ©p defelve aangeregtis, en gegeten fynde eeril tot fyn voetfel, en daarna tot fyn lichaam werden falj of liever, dat een hoop aarde, waar uit al dit voedfel voortgekomen is, (men gelieve vry de lugt en alles, waar het li- chaam boven defe uit -kan beftaan, hier by te doen.) de^equaamheit heeft,om * van fyne en eens anders redenen te oördeelen, en die te veritaan^ of een De* monftratie van een propofitie van Euclides te kunnen begrypén: of ook datde konftigfte Chymift en natuur onderfoeker, figh oit met regt foudekurinen ver- meten , dat hy een vloeyende of vaft lichaam (buiten welke twee geen derde kan getoont werden) uit dit voedfel foude kunnen doen voortkomen, het welk denken^engelykeen menfeh doet, redeneren kan. Nu foo verf e gelove ik niet, dat ymant,die nogh eenigfints figh gelegen-
laat om de naam van verflandigh onder de menfehen te behouden, oit fal kun- nen komen,en geruit tegens een aanilaande eeuwigheit, op dit gevoelen blyven. ->-'·' ;1 :-< $*n -:v:V- §.7. Uit dit alles dan behoorlyk overdagt fynde, fal ymant ook een ander
befluit kunnen maken? als, dat fyn voedfel, het welk aarde en water is, fyn - lichaam uitmaakt > en dat geen van defe", of alles wat daar uit voortgebragt kan werden, en by gevolge ook niet fyn lichaam yets yerftaan of redeneren of denken kan. ; Nogtans moet hy wel verfekert, en fighklaarlykbewufi;fyn, dathyver-
ftaat, redeneert en denktj waarom dan dit een onwederfprekelyk bewys is, dat'eryets anders, behalven fyn lichaam in hem is, het welk verilaat,rede- neert, en denkt: foo dat hy daar door foo verre aan figh felven bekent kan fyn, dat hy uit twee verfcheide laken beftaats namelyk uit een lichaam dat aarde is jen uit iets anders als fyn lichaam j het welke andere, verftaat, redeneert en denkt. Dit laatfte noemt men Ziele 5 en daarom weet hy dat hy uit een Li' chaam *en Ziele beitaat. /■:: :- \ [v §. 8. Soo verre dan Wetende, wie hy is,laat een TwyfFelaar ofOngodiil,
met ons verder voortgaan, en tragten te onderfoekenj hoehy hierin dewe- relt gejkomen is, en wie hem onderhout. Öm hier volgens ondervindinge fyne gedagten te leiden; laat hy figh
felfs onderfoefcen en vragen, of hy ook keure gehadt heeft, of hy hier wilde wefen of niet ? Of hy gefo.nt of fiek j blint of fiende, wel of qualyk gefor- ineert wilde wefen ? Op dit alles e» fal hy immers niet anders ui Neen kunnen ant-
|
||||||
•
|
||||||
-*
|
||||||
Van al het fienlyh^ en van ons zelfs in V gemeen. 41
antwoorden. In tegendeel, laat hy figh by eigen bevindinge onderfoeken,
of hy niet, fonder het minfte toedoen van figh felfs en ganfch buiten fynen wi]le9 hier neder gefet is, foodanigh als hy isj fonder dat hy aan figh felfs t meer of minder gaven of voordeden heeft kunnen geven. By gevolge dan, moet hy overreedt iyn, dat hy niet van figh felven, maar van een ander is. ■ - j <&* ' rl ■■:" 'V* ■' *iv-.
Maar ial ymant, die onvaft en twyffelend is, of die aan dit geièide, om
geen Godt daar door te moeten erkennen, niet geerne fyne toeftemminge wil geven, miflchicn hier tegenwerpen} dat fyn Ouders, by manier van voorteellinge, de ware,oorfaken fyn, dat hy figh hierbevint: het geen ter* . eerfter opflagh met wat fchyns voorkomt. Dogh indien hy de fake wat die- per gelieft in te fien, ial hy niet" wel kunnen weigeren te geloven, dat fyne Ouders, gelyk Andere, mede uit die luit, welke alle menfchen in figh Be- vinden tot die daat, waar door hy het beginiêl van fyn wefen verkregen heeft, gekomen iyn5 fonder de minfte fekerheit te hebben, of hy daar doorvoort- .gebragt foude werden of niet. En moet hy ook daarenboven niét erkennen, dac niemant van haar, ook als hy al ontfangen was,magtigh is geweeft om te feggen, of hy man of vrouw, mismaakt of welgeftelt, foude wefen? en dac meer is, als iyn moeder, al hoogh fwanger van hem is geweeft, heeft fy, behalven dat iy alleeo konde hoopen een geibnde vrugt te dragen , felfs wel
geweten, wat en hoedanigh het was, dat in hare ingewanden groeide? Ja
ielfs, als hy reets geboren was, is het als dan aan eene van fyn Ouders wel bekentge weeft, hoe fyn lichaam geilelt was, in fyne aderen, zenuwen, vleefch, beenderen, vogten, en andere deelen? *, Indien dan dit alles fonder weten van iyn Ouders is toegegaan ; indien zy
felfs van iyn geheelen iamenftel onkundigh geweeft iyn 3 hoe kan hy haar als de regte oorfaak van fyn beftaan en weiè aanmerken? Kan men ymant mee regt een konftenaar noemen, of de ware oorfaak van eenigh werk, hetgeen hy moet bekennen niet te weten hoe het sjeftelt, en tot foodanigh een werk geworden is? Maar dat vry verder gaat, cïie niet en wifte, ofhy het maak- te, als hy alles daar toe dede, wat in fyn vermogen was? Ën dewyl hy niet kan oordeelen, dat fyn Ouders yets meerder tot hem
toegebragt hebben , als andere, in welke het voorfeide een volkomen waar- heit heeft, tot hare kinderen doen; fal hy niet moeten toeftaan? dat uit dit gefeide volgt, dat hy volkomen fonder fyn toedoen, en alhier geftelt is,fon- der dat hy fyne Ouders verder aanmerken kan, als die onwetende werken, en by gevolge geen ware, maar ten uiterften alleen inftrumentele ooriaken van hem iyn. » Dogh om alle uitvlugten wegh te nemen, en ónwederfprekelyk te bewyfen,
dat hy van fyne Ouders, als fyne ware oorfaken,niet kan voortgebragt fynjlaat hy iigh ennneren, dat, behalven fyn lichaam, hy ook uit eene ziele beftaatjwelke te vooren al getoont is geheel van fyn lichaam onderfcheiden te wefen. Nu al , F wat
|
||||
4* II. Β E S C Η O U W ï N G E.
■wat van fyne Ouders tot fyne vöorbrenginge heeft kunnen gefchieden,fchynt:
alleen opfigtelyk op het lichaam te fynj en beftaat niet, als inde raedédeelin- ge van een lichamelyk zaadvogtj die dan ook uit de flofFe van het voetfel fyn oorfpronk heeft 5 en daarom, volgens het boven getoonde, niet dan een veranderde aarde en water is* Nu defe aarde en water,nogh yetwes dat daar uit voort kan komen, verftaan, nogh denken niet 5 en dit doet hy nogtans beidej waarom hy fekef genoegh fchynt overtuigt te moeten fyn, dat hy, voor foo veel hy een menfche, dat is ook verftaande,redeneerende, en denken- de is, van fyn Ouders geenfints kan voortgebragt fyn. En dewylhy ook van jfigh felfs geen oorfaak is,dat hy derhalven vaneen ander, als hy felfs en fyne Ouders fyn, alhier geÜelt moet wefen, .Ik hebbe, om in den begin ne niet te fchérpfinnig te redeneren, die hedens-
daagfe. waarnemingen voorby gegaan, welke mede brengen, dat het men- fchelyk lichaam fyn begin uit een grofitformeerfel heeft j. waar in de leden j, als in een kluwen, op een gerolt fyn, welke daar na door het bykomende voedfel tot het fienlyke lichaam van een menfcheopgevult en uitgerolt worden. De re- den is,omdat het be wys,het welke wy hier be-oogen,in defelve kragt blyk.Etrft^ nadien dit grontbeginfel hoe klein het, nogh onuitgerok fynde, ook wefen; mag, egter waarlyk yets lichamelyks is.:7tf#^;^?raz,fchoonmenalhierdeui- terile ilrengheit van redeneren gebruiken wilde, is het nogh niet bewefèn, dat dit grontbeginfel van de volgende menfch niet uit de vogten van de voorgaan- de Vader of Moeder of van Beide, en daarom ook uit een veranderde aarde beftaat. I'en derden^ door wat oorfaak dit grontbeginiêl ook voortgebragt is> kan niernant loochenen, dat, als het al tot een figtbaar lichaam uitgerolt is, het felve insgelyks een lichamelyke ftoffe is en blyft. Dat nu deiè redeneren of denken kan, fal niernant ligt ftellen, die nogh by verflandige voor wys wil doorgaan? en gelove ik ook niet, dat oit ymant fal gevonden worden, die itaande fal willen houden, dat men de regte en ware oorfaak van de formatie van iyn eigen grontbeginfel,of dat van eenigh ander menfchelyklichaam, aan fyne Wetenfchap of die van fyne Ouders moet toefchryven. Nu die yets on- wetende doet,, kan men (gelyk llrax gefegt is) niet verder,, alsdeinftrumen- tele, en geenfints als de ware oorfaak daar van aanmerken ^ foo dat nogh wy nogh onfe ouders daarom kunnen gefegt worden de ware,dat is met weten- fchap en kenniife werkende oorfaken s van ons eigen grontbeginfel te wefen. Waar uit volgt,indien men defe fakealophetfcherpfinnigilebetwifl,dathet befluit het felve met het voorige blyft, namelyk, dat wy nogh van onfe Ou- ders nogh van ons Self$,als van onfe ware oorfaken, alhier gefteltfyn, Dogf* dit laatfte in het voorby gaan, en om^an'hartnekkige Atheiiien dit grontbe- ginfel tot geen uitvlugt over te laten. §. pk Nu na dit alles ondervonden te hebben , fal het met weinig moeyte
verder aan yder konnen bly ken, dat, gelyk hy fïgh felfs hier niet geflelt ^eefts hy ook ilgh felfs hier niet onderhouden kan. Want dit iynde^foude . kt
|
||||
Van al kt ftentyke^m van ws felfs in Vgemstn. ^j
liy ten minften fyn voedfel aan figh felfs moeten kunnen befchikken. Nu kan hy
de Sonne doen opgaan, die het felve uit der aarde doet voortkomen? kan hy een druppel regen van den Hemel doen nederdalen, die het Aardryk vrugtbaar maken, en aan hem tot#drank dienen moet? kan hy aan een eenigh terwe fraan, aan het minfte grasje, om hem en diedieren, welke hy tot fpyfe ge-
ruikt, te voeden, het wefen en de daar toe vereifchteeigcnfchappen geven? maar, om yets meerder te feggen, als hy nu al leeftogt in overvloei hadde, weet hy wel, op welk een wyfedefelve fyn lichaam in ftantbehout? en foudc hy ons kunnen feggen, waar het gene fyn lichaam herftèllen fal, verblyfr, foo ras het fyn mage en darmen doorgegaan is? en op wat wyiê dit voedièl tot bloet en andere vogten, en deiè weder tot foo vericheidendeelen, daar fyn lichaam uit beftaat, gemaakt werden ? foo dat hier wederom niet anders voor hem te bcfluiten valt, als dat dit alles boven fyne magt gaat, en dat hy niet figh ièlfs, maareen ander hem hiefonderhout. §. io. Soo verre dan nu uit dit voorgaande verfekert fynde, dat hy niet van
figh Selfs,nogh van fyn Ouders, maar van een Ander hier gefteltis,en dat een Ander hem hier onderhout} laat ik aan hem felfs te oordeelen , of hy met «en volkomen geruftheit leven kan ; indien hy niet tragt te weeten , hoedanig defen Maker en Onderhouder is. Dewyl ik niet denke , dat ymant iöo ongevoeligh ontrent iyn eigen geluk of ongeluk weien kan, dat hy dit niet, als een faak van de alderuy terfte aangeleegentheid aan zal hen. Indien hy dan met ons wil tragten te onderfoeken, wat ook aan onge-
lukkige verftanden twyffelagtighmagh voorkomen, fal hy ten minftenditals een onbetwiftelyke waarheit, moeten toeftaan: dat de oorfake, waar door hy hier geftclt is en onderhouden weit, figh van hare daden bewuft, en die verftaande j of geheel onbewuft is geweeft. Dat is, hy moet met het verftan- digfte deel der werelt erkennen, dat een Godt hem gemaakt heeft, en on- derhout} die weet, wat hy in delen gedaan heeft, en nogh dagelyks doet: of anderfints moet hy, volgens het noit bewefen gevoelen van ongelukkige Godloochenaars, figh tragten wyste maken, dat hy door een los, en van al- les onkundig geval , of door een noodfakelyk gevolgh van figh onbe- wufte Natuur-Wetten hier gezet is. Een van defe beide is ontwyffelyk waar. , §. ii. Om dan, in defe foo gewigtige faak, buiten alle vervoeringe van
verleidende driften, met regten ernft te overwegen, welk van deze twee men, met een geruft en verfekert gemoet, voor de regte waarheit hou- den kan. Lalt hy aan figh voorftellen, dat aan hem verfcheidene welgemaakte, en
nu al een langen tyt weigelopen hebbende, en nogh weilopendeHorologien, in een kamer getoont werdenjen dan daar op figh felven vragen: of hy oit foude fcuftnen denken, dat alle defelve, fonder dat eenige wysheit, van een figh des F ζ ver-
|
||||||
/
/
|
||||||
'44 'ïL'BESCHO Ü'W INGE.
vermaanden konilenaar,daar ontrent oit befigh wasgeweeft, alleen, doof
figh van alles onbewuile oorfaken, als een los en onwetend geval, of de ge- feide onverilandige Natuur-Wetten, haar wefen, en bequaamheit tot den» dienit, die fy doen, verkregen hebben? en of hyeenredeneerder,die dit uit fyn Philofophie wilde afleiden, felfs niet foude oordeelen aan yder, die nogh eenigfints redelyk was, ganfch buitenfporigh te moeten voorkomen? In- fonderheit, wanneer aan hem de maniere, op welke defe Horologien in al hare byfondere deelen gemaakt en famen gebragt waren, uit derfelver geilelr bekent was. En in tegendeel of hy niet heel geruilelyk foude toeftaan, dat elk. van die, door een verilandigh konilenaar, met ooghmerk, om door de felve de uuren, en wat dies meer is, te doen aanwyfen, toebereit is. Na dit alles regt overdagt te hebben, gelieve hy dan verder te gaan j en?
in plaatfe van op defe Horologien , de oogen te flaan op fyn eigen geilel ·9 en buiten dat, op foo veel Menfchen, Dieren, Vogelen, Viifehen, Plan- ten, en andere wonderen der Natuure: en denken, nadien een goet uurwerk fynen verilandïgen Maker ontwyfFelyk bewyil, of niet in yder van defelaat- fteeen onvergelykelyk grooter konilwerk figh vertoont als in het alderbefte Horologie? vermits het buiten alle twift volkomen feker is, dat den alder- grootften KonftV Werker in de ganfche werelr, geen Muis, geen Mugge, geen een Plantje of Bloempje, hoe geringh het ook fchynenmagta, bequaam is voort te brengen j in de volmaaktheden, waar mede wy defelvedagelyks fien voortgebragt te wefen. En laat hy derhalve in itilheit figh verder onderfoe- ken, of alle fyn Atheiilifche raifonnementen, hem een geruft gemoet en fonder een geduurigh tegenipreken van fyne confeientie, dit rampfafigh ge voe- len kunnen doen voor waarheic houden j dat die dit alles, en ook fyn lichaam, op foo verwonderlyk een wyfe, uit een foo onbequaame iloffe, als aarde tot dit ooghmerk fchynt te fyn, toebereit heeft $ foo verre fonder verilant en wysheit foude geweeil iyn ? dat als hy hem tot ibo konftigh een famenilel maakte, hy niet wiite, op welk een wyfe en tot wat einde hy hem maakte; Nadien nu uit dit alles een ongelukkigh Ongodiil nootfakelyk fchynt te . moeten overtuigt werden, dat fynen Maker verwonderlyk wys is j temeer, als hy daarenboven aanmerkt, hoe weinigh dit met eenige reden overeenkomt* dat een verilandigh,, wys, en redenerend Wefen, gelyk hy fefs en alle men- ichen iyn, vaneen veritandeloiè en figh harer werken onbewuile ©orfaak kan voortgebragt fyn. Nadien daarenboven de manier, op welke hy onderhou- den wert, hem fchynt te moeten doen fien, dat defe iynen Onderhouder niet alleen wys^maar ook maghtigh en goedertieren is; dewyldefelveeenefoogro*· te Sonne om hem toe te ligten, een den ganfche aartkloot omringende lugt om te ademen, foo veel water omfyndoril te laven y foo veel planten en die- ren om fyn honger te veriaden en hem te verquikken, en, een menigte van andere faken tot andere gebruiken, aan hem fonder fyn toedoen mildadiglyk Tcrfchaft £ en foo verwonderlyke bequaambeden om dit alles te kunnen genie- ten |
||||
Pan ai het fienlyke^ en van onsfelfs in V gemeeti. 4ƒ
ten, in hem gelegt hteft·: laat hy eindelyk by figh felfs overleggen, wat
hem van de regtveerdige ongenade van deieniynen Formeerder en Onderhou- der, ook na fyn eygen oordeel, te verwagten moet fyn; indien hy voort- gaat" fyne wysheit te loochenen, fyne magt niet te willen ontilen, en fyne goedertierenheyt niet te willen danken % en om in defen allen geen verplig- tinge te moeten erkennen, lafterlyk, en genoegfaem met befpottinge van defe Heerlyke volmaaktheden, alles aan geheel verftandelofe en onwetende oor-», faken poogt toe te ichryven. §. ii. Het fchynt my naulyks mogelyk te wefen, dat na op defewyfeby
figh felfs, met behoorlyken errift, al het voorige overdagt te hebben, nogh ee-nigh Godtloochenaar fob beklagelyk hartnekkigh foude kunnen blyven j dat hy nogh foude durven feggen, hier door niet ontruit te fyn. En in ge- valle al eenige figh foo verre aan haare verleydende driften overgegeven mog- ten bevinden j is het niet te denken, dat fy alle foo feer alle redelykheyt ver- loochent fullen hebben}.dat niet andere hetdemoeytewaardighfullen agten, om met ons tot de belchouwinge van de werken des groten Scheppers in het volgende over te gaan : of uit foo veel aldaar aangehaalde byfonderheden en wonderen , een eenige (dat genoegh is) mogte bequaem fyn, om aan haar, hare dwalinge, en een overtuigend bewys van een daar irrmetfoo veel klaar- heit uitblinkende GQdtheit te doen iïen. Dit kun ik met ondervindingeièg- genj dat voornamentlyk door de overdènkinge van het geen in deiê twee eerite befchouwingen gefegt is,een ongeluekige,aanwieik tevooreninfynegefont- heit meermalen verfogt hadde dit in ernft by figh felfs te overwegen, en die tot ieer weinigh weken voor fyn doot toe, alle die een Godt erkenden en dienden, gewoon was, al waar hy met vryheyt konde fpreken, belachen, door Godts goedheit tot beter gedagterï, en overtuiginge van een Godt ge- bragt is, volgens fyne aan my met eygen mont in fyne laatile fickte gedane beken tenuTe, |
|||||
HL EEr
|
|||||
III. BESCHOUWING E.
Van eenige byfonderheden in de Mont.
|
|||||||||||
7. Strottenhooft.
8. Overtuiginge ttyt het te voren ge/egde.
9. Su'tgenf en lugtledige plaatfe.
10. Selfi door kinderen gemaakt.
Ii. Overtuiginge uit het te voren gefigde,
12. Pfalm. VIII. 3. |
|||||||||||
§, i. '"Taanden.
X Haar Emailleerfel.
Job. XIX. 20. 3. Lippen.
4. Quylvaten*
f. Tonge. |
|||||||||||
6, Swelg-keeh
§. i. /^M dan een begin te maken.
\Jr Laat ons eeift ons eigen lichaam in fyne Wonderheden befchou-
wen. *t Geen, hoewel onie meefte fpyfen, als broot, vleefch, vifch, enz: vaite lichamen fyn,egter niet door deièlve foo lange fy foodanigh blyven, en niet eeril tot vogten gemaakt fyn, gevoed wert} waarom dan eerft een middel van noden was, om defè vafte Hchaamen tot vloeybare ftoffen te doen wer- den, en wel fulke, die de bequaamheit hadden, om aan onfe lichamen, tot onderhoud te dienen. Tot defen einde hebben wy in onfen mont Tanden ftaan, waar van de
voorfte fcharp en fnydende fyn, om een gedeelte van die fpyfen, die πιψ ne- men fal, af te bytenj verftrekkende, door de rondte, die fy te famen ma- ken , tot een gepafte maat van de grootheit der beete, die wy met het mee- fte gemak daarna kunnen kauweny 't geenyder kan ondervinden,alshyfy- ne beete grooter of kleinder maakt. De tweede foort fyn, die men Honts-tan· den noemt, meer puntigh als fnydende, infonderheyt fchynende te dienen, om iets dat tayer is, en niet wel door de eerfte door gemeden kan werden, daar mede vaft te houden, en foo vanden anderen te kunnen trekken. Is hier nu geen wysheit in, die dit beoogt ? waarom, fyn de volgende tan-
den, Kiefen genaamt, niet van defelve figure? Waarom fyn iy plat en breet, en met heuveltjes en holligheden oneffen ·, als om 't geen cïe voorfte afgebeten hebben, als ftampers, te kunnen klein maken? Tot het welke ha- re oneffenheden dienen, gelyk in ibmmige molenftenen , die men, om beter te bryfelen, ook oneffen maakt. Is dit by geval, waarom ftaan de kiefen niet voor, en de tanden niet agter in de mont? 't Welk ons het albyten en kauwen feer moeyelyk foude maken. Hoe komt, dat meeft alle anderebeenen met een teer gevoeligh vlies om-
kleet, en de tanden, foo verre fy buiten het tantvlees ftaan, daar van ont- bloot fyn? Als om dat het gebruik van defelve ons geen pyne veroorfaken foude j wanneer door het byten dit vlies eenige drukkinge foude lyden. §.1. Kan
|
|||||||||||
HHBH
|
|||||||||||
'■\ ■'.'-■;: | * · . · - . ■ -·
-ϊ Ρ*αη eenige hyfonderheden in de monf. aj
§. z. Kan nu iemant denken dat het fonder wysheit en oogmerk gefchiet
is, wyl dogh het blote been de lugt felden fonder verdervinge verdraagt,en een bedekkend vlies hier van geen gebruik kan fyn j dat de tanden met een harde ftofïê (Email genoemt in ae Hifiorie van de FranjJ'che Academie. A°. ió"pp. p. 48.) omgeven fyn?Die haar als verglaaft ofEmailleertrontom , foo verre fy aan de lugt bloot ftaanj van welke ftoffe fy berooft fyndebedor- ven werden. Men kan in de 'Tab. 1. Fig. 1. ook een afbeeltfel daar af iïen. De linie ACFH, is het bovenfte van de beene tafelen, tuffchen welke de tanden Haan; AEC, en PGH fyn de wortels derNtandenj de delen ADCB en FLHII vertoonen het Emailleerfel, of verglaaft, dat beftaat uit kleine draatjes, die nevens malkanderen gefehikt fyn, en boven fomtyts famenge- voegt, dogh beneden van den anderen gefcheiden fyn > en bedekt dit ver- glaaft de gantfehe tant, foo verre fy uit het tantvlees fteekt. MM fyn de gaatjes, daar de Zenuwen doorgaan in de wortel der tanden van jonge men* ichenj welke 'm oude, als in NN, toegefloten werden? waar door die ge- deelten der Zenuwen, die anders in de tanden fyn* van de overige Zenuwe afgefcheiden werden. Ik late nu aan verftandige oordeelen \ of men door de huit der tande^ Jol·,
XIX. zo. ook dit Emailleerfel, dat de tanden, als een huit bekleet,verftaan moet. Alwaar Job iyne uiterile magerheit lullende befchryven, fegt; Myn gebeente kleeft aan myne huit en aan myn vleefch; ende ik ben ontkomen met de huit myner tanden. Nu dat in teeringen en andere grote vermageringen, als felfs de huit des liêhaams hart wert, en lydt, de tanden dikwils in fommige nogh fpierwit en blinkende fyn, ondervint men dagelyks: en dien volgens, dat dit verglaaft of defe huit der tanden kan in ftaat blyven , als veele andere delen door magerheit verteert fyn. Het geen ook daar uit blykt 5 om dat de Heer La Hire de Soon^ aan wie men defe ontdekkinge fchuldigh is , fegt, waar genomen te hebben, dat het been der tanden felfs in oude menfehen, ge- lyk andere beenen,fyne kragt van waffen verheft j maar dat dit verglaaft egter ook in de ouderdom de wasdom behout. Uit al het welke dan, het geen Job met dit woort wil betekenen, ook openbaar fchynt te wefen. Een Yderkan dit, met het geen andere daar over gedagt hebben, yergely?
ken, en verkiefen het gene hy beft met de omftandigheden oordeelt overeen tekomen. Immers, defe uitlegginge wettelyk zynde , dewyl het waarfchyneiyk is,
dat dit Emailleerfel of huit der tanden als doe niet bekent is geweeft, omdat de waarnemingen daar van eerft A°. i<Spp. voor yets nieuws aan de geleerde Werelt is voorgefteltj fchynt defelve tot een bewys te kunnen ftrekken,dat den Ingever van dit woort, al in die ty den, van foodanige faken heeft kenniflb gehadt,die eerft na veele jaren en eeuwen aan de menfehen by onderfoek open- baar fouden werden: En gevolgelyk ,dat hy meerder als een menfche geweeft isr Waarom fyn de tanden merkelyk harder, als alle andere beenderen, et*, vaii
|
||||
48 ϊ Ι Ι.' Β Ε S G Η Ó UWINGE.
van fommigé daarom voor fteenagtigh gehouden , als om dat fy door haar
afflyten, tot haar dienft niet onbequaam foude Werden? En daar andere bëe- nen met de mannelyke jaren ophouden van groeyen, waifen defe (immers haar verglaaft wert grooter) om het gedurigh ailyten te vergoeden, tot den hoogen ouderdom toej 't geen blykt om dat een tant in het eene kakebeen uitgevallen fynde, de overftaande in het andere, veelcyts langer wert, als die nevens hem ftaan. §. $. Om nu alle verdere gebruiken der tanden niet op te halen, die fy aan
de fchoonheit van het aangefigt, en infonderheit aan de fprake geven, om deftlve verftaanbaar, gemakkelyk en onderfcheiden te maken. Wie kan het maakfel der lippen,fonder verwondert te fyn,aanfien? die figh
op foo veelvuldige wyfen bewegen5 die een openingh tuilchen haar maken, om het voedfel te laten doorgaan j die haar felfs weder fluiten, om de drank en ipyiè te beletten, onder het kauwen, uit de mont te vallen ·, die der men- ichenfpraak formeren, en een voornaam werktuigh fyn, waar door de kin- ders hare moeders, fuigen j en nevens de tonge en Tangen dienen om de fpyfe, door het kauwen niet kunnende onder de kiefen en tanden blyven, daar we- der t'elkens onder te brengen, tot dat defelve klein gemaakt en vanhetquyl genoegh doorvogtigt is. §. 4. Is het nu ook by geval, nadien de fpyiê droogh blyvende niet als met
veel moeite doorgefwolgen foude kunnen werden, dat 'er in de mont foo veel gHiyl-fonteinen fyn? Welkers vogt figh door ontelbare openingen,onder het kauwen, met ae fpys vermengt; en felfs ons door lange daar toe die- nende buifen, uit verre-gelegen klieren, derwaarts gebragt wert, niet alleen tot het bovengefeide einde -, maar (dat nogh meer is) om aanleidinge te ge- ven, dat de vafte fpyfe daar mede gemengt fynde in de mont, in de maagh ligter tot een voedende vogt magh gemaakt werden. Wy fullen hier van deiTelfs eigenfehap om veelc iaken te doen giften, en van 't geen men verder by de onderfoekers vinden kan, niet fpreken, om niet te langh te werden. Kan iemant nu deiè ordre van foo veel iaken, foo net tot den dienft, wel-
ke fy doen moeten, paflende, aanfien, als van een oorfaakvoortgeb'ragt,die dit alles foodanigh ordinerende, niet en wiil wat fy, nogh felfs dat fy dit dede? Daar elk van die foo nootiakelyk tot ons gemak, tot onfe onderhou- dingc, tot onfegefontheit, en tot ons leven isj en is het een Godt die dit al- les doet, wee I die fyne volmaaktheden loochenen. *§. y. Eer wy de mont verlaten, kan ik niet voorbygaan, nogh iets daar in
aan te merken 5 het welk ieder die de uit werkfelen daar van fiet,fchyntinver- wonderinge te moeten opnemen. Dit is het verbaaft makende geftelvande tonge van een menfeh. Laat hier vry alle Konftenaars ter Werelt gevraagt werden, of iemant van haar foodanigh een Machine foude kunnen maken (op dat ik niet fegge, figh die met gedagten voorftellen) welke fonder been of eenige leden fynde, foo ontelbare verfcheidenheden van bewingen kan ver-
|
||||
Pan eetpge lyfonderbeden In de mmi, \ "| / 4$
"vcrtponenj makende %h nu langh en dun,, dan weder kort en dik > en in
een oogenblik op foo veel byfondere wyfen figh roerende en vormende, dat- 'er byna niets fchynt aan te gebreeken, om alles te kunnen doen in haar be- wegingen, dat ymant met fyn gedagten denken kan. Kan ymant oordeelen, dat hier toe geen verftant noghwysheit van deifelfs
Maker gebruikt is i die een foo wonderlyk lichaam, behalven éenige klieren, clie het droogh fjndebevogtigen, alleen uit het famehvlegten vaneenige fpier- draden gemaakt, en op die plaatfegeleithteft, daar al die bewegingen haar ge- bruik konnen hebben ?*Den hartnekkigften en beklagelykften Ongodift, denke by figh felfs ; of hy meteenige overredinge van de waarheit van fyn gevoelen, dit van een los geval, of ionder eenigh verftant werkende nootfa- kelyke natuurwetten kan afleiden ? Defe tonge leit in de mont ,daar het geluit uit het ftrötten hooft komende
doorgaat3 het welk de tonge bewogen, iynde, onderfcheiden maakt j for- merende,alfoo alle talen en fpraken, waar door dit groote wonder, dat een menfch de gedagten van fyn fieï aan een ander door dit bewegen der felver kan bekent maken, uitgewrogt wert j daar foo fy op een ander geplaatft of van defe bequaamheit en geilel niet en was, de ganfche werelt in de groot- fte verwarringe foude fyn. Dit kan men lïen in die geene, welke door doofheit, of anderen ongevallen, het ongeluk hebben vanhaar tonge niet wel te kunnen gebruiken j met hoe veel moeite en fwarigheden iy haar gedagten aan andere moeten doen verftaan. Om kort te fyn, yder kan figh gemak- kelyk verbeelden, welk een confufie het baren foude, indien alle menfehen Hom iynde, andre gebeerden moeften gebruiken om met malkander ver- bonden te maken, koopmanfehap te dry ven of anderfints te onderhandelen: * op dat ik van het nadeel niet en fpreke, dat hetleeren van alle Wetenfchap- pen, en. byna fonder onderfcheit, alles, wat onderde menfehen gewoon is te gefchieden, daar door lyden foude. Defelve tonge legt ook op die plaafe^ daar de fpyfe en drank doorgaat j
en is boven dit alles ook een voornaam inftrument van onfe fmaak. Hadde
de tonge defe eigenfehap niet, hoe veel menfehen fouden met minder luft
— en plyfier haar voedfel nemen ? en aan vele foude foo nodigh een werk verdrie-
tigh vallen.
Kan ymant nu weder oordeelen, dat hy geen vcrpligtingh aandewysheit
en goedertierenheit van fynen Formeerder heeft ? die defe tonge in de mont gelegt, en aan haar alle defe bequaamheden gegeven heeft. Heeft ymant oit in het befte konftwerk, foo veel wonderen In deifelfs maakfel, foo veel wys- heit in het felve te plaatfen, foo veel nuttigheden in deifelfs gebruik kunnen antoonen? en kan men een verftandigh Maker uit het geftel van een min- der konftwerk bewyfen; hoeongelukkigh blint moeten fy fyn? die in dit tot yerbaaftmakinge toe verwonderlyk famcnftel der tonge, geen wyfen, magti- gen, en goedertierenen Schepper konnen fien: en nogh ftaadde willenhou- G den,
|
||||
β Γ Γ Ι. Β Ε S C Η Ο U W Ι W G Ε.
den, dat dit alles of By geval -, ten minften fonder ëenïge wetehfchap; ibbdahigri
toebereit is: ] τ ' f^goo.i^ Om nu niét uit vöérighlyk te fpreken\ van dien dierift der tbrige, die
alle menichen in het Ie ven bewaart, namelyk,die iy doet in dd fpyie, wel·· ke in de mont gekauwt is, agterwaarts na de keel te ilootën j fonder het welke hét fwelgen óf hret oFfeér, bekommerlyk ibüde géichiéden; daar de droevige ellenden, van die' door gefwellen het gebruik dér fëlvèr vèripreri hebben, yder van moeten overtuigen. . * |' 'ri,: ",^ J r u f"'°'}Ά*yy-, §. 6: Indien men nu tot de fwelg-keel^ claar de fp}^é!de mont eritdngëgè-
paiTeert fyndeons na toeleit, overgaan, en dpflélf&geftelt aanmerken}' kany- mant figh verbeelden, dat dit fonder wysheit foodanigh geordineért is, dat des ilokdarms openinge, als.de tonge de fpyfe of drank derwaarts itoot, op dat het fwelgen dogn fbrider moeijelykheit foudé voortgaan,; door drie£aai* verfcheiden fpieren ( Ïab. I: FigM.y BB, 'CO^ Γ) D, als een fat door fel handen open gehouden wert? agter foo veel hooger door defpierenDD op- getrokken iynde, öp dat de fpyfe, voor pver de lager boord dëlTelfs heeriën,. gaande,en tegen het agterfte aanftuitende, niet foude kunnen miifen derireg- ten ingank des ilokdarms te vinden, Daar fqo defe fpieren hier niet waren,, defelve van een vogtigh vlieSjgemaaktrynde, foudetoevallen, imtners aan het fwelgen beletfel geven, §,7. Maar daar in het oogmerk en de wysheit van den Werkmeeiter,,
als met handen getaft wert,is,als 4e fpyfe nadeflokdarmgaat,dat fy boven dé #<^»£"^ tin de verkeerde keel fchieten) weet elkwat benautriéit fulji geeft, iyndefeifs.
foo het veel was', gevaar van fBkken·. 'Waarom het dan nodigh is^ fal een menfch met gerriak eten,en lcvendigh blyvëri, dat \ietfipttën-kooft bf fyh o- peningh in het fwelgen gefloten, en ^Jaarna itrax om weder adem te., kunnen halen, geopent wordt.r Kan ymant nu foo cJora fyii, datrhy dit beoogtein- de' des Wyiën en 'Goedertieren' Ma'fcers niet merken' ^an? als hy maar de moei- te doet van hetbpvenïie van Jdè' ftrot van èénighgeila^i; dier in déhant té ne- men > alwaar hy fien lal, klaarder als men hem in eene Figure vertoonen ka%, dat een krakebeeritjë, Efigloïtii genaamt, gelegt isj 't geen van de dooijge- 1 wolgen,wprde'iide fpys neer gedrukt moet worden , en alfoo de onder figh fynde ppeningh dèjr: flrot^^ bedekken ν foo dat Je ipyfe daarover, ;ajs overeen daaVtoe gemaakte brugge, na de flbkdarm gaande, helet werdt in de- ftrot te vallen , en dikwils hoeiten en grooter ongemakken te; verporfafcën. Nu indien dit krakebeentje dus óp die openingh leggen .blee£,.'foude den;
adem belet worden, en het dierftraxverilikken. Kan men dan hier wederom geen wysheit noch opghmerk fien J dat defe Epiglottis alfoo gemaak tis, dat fe na het overgaan der fpyfe van felf^ fpringt, of gelyk andere willen, door fpier-vefelen opgëtrPkken wordt jf.·
qib: indien d§ië wederom fpringende kragt-,. door te veel gebrmk-eens verr-
|
||||
- Μ\ OVrf» leitège hjfomleïkeJtèn in $e mmfi \ ^
Tcrflapte^altyt depaflagie van den adem ,na het fwelgen, örax te kunnen ope-
nen. ■ '.' -; • §.-8. Laat ymant nu dit alles eens by malkanderen nemen, 't welk ilgh in
foo klein een j>katfe,^ls het holle de$monts is-,vertoont.En kan hy dan nogh denken, dat-alle dëfe dingen, foó veelvuldigh in getal, foo nootfakelyk tbc het leven en wélwefen van pen menfeh, Tonder oogmerk vanden Maker,en by geval of door onwetende oorfakeh^ in fob nauweh omtrek, malkander ont- moet hebben? kan hy daar in geen wysheit, magt engoedertierenheitklaar genoegh aanfchouwenj die dit eiöde Van den menfch te onderhouden, hem voor een fchïelyke dood door flikken te bewaren, eh al het geêne voor ge- fegt is, beoogt heeft ? kat om-hief·geen herhalingê van het geen eens getoonr is-, te' maken j hy * het voorgaande riogh eens aandagtelyk herleien, en den- ten of hetbyymant i: die alle· ï^elykheitAiet uitgetogenhêefty aanneme- lyk kaïi'fyn} daar rrien foo veeldii|)bfitie j van föo vee! veriehèidene faken'-, om foo gewigtige einden te bereiken , gewaar wort, in een plaatfe, geen fpanne lang fynde * dat dit alles door een van fyn eigen werk onwetende oorkiak ican te wege gebragt wefëft. · • Mi '■■■■%* Eer wy Mer-aftredenVrnbeï ïk hier iets by voegen, Vgeèn foo menigh-
*naal 'het my vbbrgekomen isj telkens een nieuwe ver wonder ingeinmy ver- dekt beeife <nf] ::';-'· •■■iiy[:-y, «»^<ρ*Β8 ν ■ >.·.:. j-ri; j m ., • ·--, De ganfehe geleetde werelt weet, · wélken lof men met 'regt aan de Hee-
iren TorricelU^ Guêfike, Èoyle, en andre gegeven heek, die de eerile vinders fyn geweeft;, om op den grorit van Barometers door het nederfakken van quik- filver, of anders door lugtponipen} eenfoo genoemt Facuum of lugtledige plaatfe te maken, daar fob veel natuur geheimen door ondekt fyn. En kan men dan fienTonder -figh over des grooten Scheppers alles bevattende Wys~ heit ^e verwonderen, dat hy de mont van alle mënfehen tot een bequaam wërktuigh toebereit heeft, öfn dit felve te doen ? Een klaarbewys geeft daar van die Actie, welke men Jutgen noemtï en gefehiet,onder andere manieren^, als mende tongh en de lippen of tegen malkander aanlegt, of anderünts niet als een kleine holligheit tulïchen de felve eerftopen laat-, en daarna de tonhete fugge trekkende, of een holligheit -die dèr niet en wasViuiTchen <letonghen lippen maakt j welke dan ledigh van lugt is^ of anders met het felve terug- ge trekken der tonge of andere deéleny: de hblligheit, die der gelaten waf, β grooter makende, aan de lugty dié figh in defelve bevint, een wyder
plaatfe geeft > en alfoo haar perffingh en tegenilant in die plaatfe vermin- tiert. Waar door dan de voet, daar een pyp in ileekt, welke met fyn ander einde in ude lugt·ledige plaatfe des monts uytkomt, door de • uyterlyke lugt geperft fynde, en hr de mondt of geen of minder te. genftant vindende, derwaarts: opgedrongen werd. Het felve ziet men in hét opzuygen van de rook, by die geene, die taback ge- • G ζ §. ίο. Maar
- ' ■■· ■ ·- '"' / ■- i ■■"
|
|||||
φ
|
|||||
φ Ι Ι ΐ Β Ε S C Η Ό IX W Ι UG Ε
§. ίο. Maar 't geen een yder niet alleen verwondert, maar verbaaft moctr
doen ilaan, is, dat dit foo konflig maken van een Facuum^aoor eerftgebo* ren kinderen, en felfs door foo veel domme dieren, ftrax na haar .geboorte gefchietj welke alle hare moeder» fuigende, daar door een begin van haar lé- ven te onderhouden maken. Weetën defe ook, dat de lugt een uitfettende kragt heeft?dat fe alle dingen met foogrootengewigtperft?dat.omdoordie perffingc de melk uit de borften te doen voorkomen, men voor de openingen der tepels een lugtledige plaatiè moet maliën? dat die plaatfe foo digt van al- le kanten moet fynj dat, fchoon de lugt tot ademhalinge door de neus- gaten gaanöe, door de minfte öpeningh kan henen dringen, egter defelve moet belet worden in dit Vacuüm te komen? nadien ftrax het fuigcn of het volgen van de vogt foude ophouden? welke dingen alle, foo,meneenwerkr· tuigh tot het fuigen bequaam fynde maken fal, moeten in agt genomen wer- den, en hier foo net in agt genomen fynj hoe wel men onkundige kinderen, endebotfte dieren ,defekonilige Machine ftrax liet formeren en na allede vereifchte regulen gebruiken,. , §. 11. Laat nu hier de ongelukkige voorflandèrs van de rampialigegevoe^
lens van Epicums en Lmretim., met ons dit alles in ernftige opmerkinge nemen $, en lien^ of haren fiokregel ook hier plaatfe hebben, kan y namelyk, dat alle dingen fonder een beoogt einde des Scheppers geformeert fyn, en alleen de menfehen defelve foo gemaakt vinden, daar van haar gebruik gemaakt heb- ben. Is het gelooflelyk, dat dit van eerft geboren kinderen, van naulyks van Jaarc moeders afgekomen beeften ibude kunnen gefchieden? Die felfs niet eens en weten,dat 'er een lugt is, veel minder, hoe fy defelve tot dit einde foude kunnen gebruiken·. Kan eenigh menfeh, die. nogh reden heeft, denden.*, dat de domfte en onwetenfte Schepfels onder alle, die leven hebben,,, fpoda- nigh een Machine foude kunnen ftrax tot een regt gebruik aanleggen?daar voorname verftanden,. engeleerde Heeren geerne fullen bekennen moeite te hebben moeten doen, om; defelve te leeren verftaa% en, wel te kunnen ge- bruiken. Een yder, die eene iugtpomp voor de eerftemaal van fyn leven in. de handen krygt,# fal daar van getuigenis kunnen geven. En. om een overredende preüve te hebben, dat de werktuigen, die tot het
fuigen in kinderen en jonge dieren gemaakt fyn, van een alles overtreffende wysheit tot dit einde voorgebragt fyn, behoeft menhetverwonderlykfpier/· geitel der lippen en tonge, dat alleuit een foort van,vleesdraden gemaakt is, niet met veel arbeit te onderfoekën., of by goede Anatomiai na te üen. Men kan het ten genoegen, als men aan de redelykheit plaatfe geeft,, inditeeni- *ge vinden % dat wyl in het fuigen de paffagie, daar den adem anderfints door- gaat, geftopt is f den aanbiddejyken Schepper en grooten Onderhouder van: al· wat. leeft,, de: neusgaten foodanigh gemaakt heeft, dat fe, geduurende her &igen., dienen* kunnen om doortogt aan den adem te geven j op dat dit grote itëejék £00. nodigh voor foo veel eerftgeboorene dieren, niet telkens foude H 'belet
|
||||
f
|
|||||
"j xj^m eenige hyfonderheden in de wmf. f%
belet worden. Een bewys fiet men daar van in de Minnemoeders, die wil-
lende, dat haren fuigelingh van het fuigen ophoude,deiTelfsneusgaten met de hand toefluiten* waar door den ademtogt gefluit fynde, fy omdefelyedoor de mont te halen, aanlÏonts van fuigen aflaten. Ellendigh blindt moet by fyn, dit in dit alles geen Hoogh-wyfèn Ma-
ker fien kan, welke dit foo groote, dit foo nodige oogmerk,, om alles wat geboren is, niet flrax by gebrek van voetiel te laten verlooren gaan, pp foo wonderlyke wyfe heeft gelieven ten einden te brengen; felfs in die tyden, als de ganfche maniere, op welke dit gefchiet, nogh aan alle menfehen on- bekent was. Want dat aan niemant der oude Philofophen, (immers foo veel uit alle fchriften openbaar is) de ware maniere,op welke het fuigen gefchiedt,be** kent is geweefl, voor dat in de voorleden Eeuwe, de eigenlchappen der 1'ug.p ontdekt fyn, .behoeft men als al te klaar fynde, aan verflandige niet meer uitvoerighlyk te, betoogen. §. il. En kandan nogb ymant fonder verwonderingh fien? dat in die dui-
flere tyden, wanneer de perffinge der iugt, en de wyfe, hoe men een plaatfe van defelve ontledigen kan, in ten diepe onwetentheit nogh verborgen lagen, de grooten Ingever vanden VIII. Ρ [alm, in het 3. VerL^{ dus luidend- de y,uit den mond der kinderwens ,,e# der fuigelingen \heht gy flerkte gegrontvefl omu- wer tegeuparty en /wille) het fuigen. der kinderen niet alleen in den rangh der grootfte Wonderen des Scheppers geflek heeft, die in het voorgaande eo· volgende Vers opgehaalt worden, maar het feive heeft gelieven te gebrui- ken tot een kragtigh bewys, Om de Loochenaars.enBefpottersvandeGoddeïyke Regeeringe te. bejehamén: Gelyk fulx de geleerde Kantekenaars met de flrax geleide uitdrukkinge op de laatfle woorden deffelfs aanmerken. Nu te denken ,- dat foo grooten ophefFhier van te maken heeft kunnenteefchieden van ymant, die de werkinge van de mont der fuigelingen in defe acti niet verflaan heeft,, fchynt heel öngerymr te fyn. En nadien geen levendigh natuurlyk menfche in die tyd ter werelt was, (foo veel aan de nakomelingen blykc) die de wyfe op welke het fuigen gefchiet,verilontiwat kan men dan hier andersuit beflüiten,, als dat den Autheur van defen Pfalm, die dit verflaan heeft (fchoon het aan den Schry ver felfs, voor foo veel hy een gemeen menfche ge weeft is, onbe- kent magh geweefl fyn) een meerder als menfehelyke kennifTe van het geen tot fuigen vereifl wierde, moeit gehadt hebben. Men gelieve niet te meinen, om dat den Salighmaker dér Werelt defe
plaatfe Matth,XXL 16,op het Hofanna roepen de kinderen, met regt heeftr gelieven toe te pafTenjdat daarom het Wonder in de mont der fuigelingen flrax: aangetoont, daar door niet verflaan moet worden j nadien de Heere Jefus^ alhier op het woord Kinderen ^ waarvan vers ν f gefprokenword,ennietfoo· feer op dat van .Suigelingen hier by gevoegt, fchynt ge-oogt te hebben ; de- wyl aan de eerfle alleen, en geenfints aan de laatlle, als nogh fprakeloos fynde,, Èet roepen. van Llofanna kan toe gefchreven worden. Soo dat3,dewylook de- G I fersi "
|
|||||
f4 ï ï Ι. ■ BE SCHOÜWIN O E.
fëh tèxt föncfer bepalinge fprekénde, geen tnariiere uitflüït, op welke Godt
uit ;deii mont der Kinderen en (dat adnmerkelyk is ) der 'StttffUftgen'Ïyn. flerkte kan grontveften en fynen lof toebereiden, ook die waarlyk verwonder- lyke wyfe, qp welke het fuigen door de mond gefchiet, daar onder met rc- gen iirhynt te liioéten getelt worden.. - ·■'■ VérWiis riet nu nietdenkelyk is, dat y mant regtfal kunnen veritaan, hoe het
Surgm gefchiet, en daar in geen verbafende wyshcit erkennen^ van die (om Van de boriïen der Moeders niet te fpreken) de monden der;;kinderen tot het uityóereft van een foo grooten Konft-Werk bequaam gemaakt heeft. Soude ymaiit oók eene Machine, om een Vacuüm of lugt-ledigeplaatfe te maken niet; uit yafte ftoffen, als Koper, Yfer of glas (waar uit dé lugt-pompen en Barometers befhtan) maar alleen uit flappevliefen en buigfame by eengevoeg- de d'raatjes , (welke de fpieren uitmaken) toebereid fynde, ktitinen fien dit wonderlyk werk doen, en nogh denken,dat defelve fonder èénige kenniflê van de Mechanica, enkel by geval immers fonder éenige Wysheit te famen geftelt was? Den hartnekkiglten Öngodift, fchoo'n felfs een groot Mathe- Maticus iynde, itelle figh dit werk-llui; om op te loflen voor 5 enfieof hy magtigh is, niet al fyn v'erftant yets diergelyks in die volmaaktheit, uit foó feer óribeqüaam daar toe fchynende ftoffen, voort te brengen. En indien dit al óp een vry onvolmaakter wyfe by hem gefchiet was, foude by niet den- ken, door dêfe uitvindinge, bok by de groopileBeweeg-Kundigedenlofvan yerilandigh te fyn verdient te hebben? en kan hy dan figh nogh oordelen re- delyk te fyn j wanneer hy aan den Heerlyken Maker, die dit konilwerk in alle menfchen, én foo veel dieren gelegt heeitj den lof van wys te iyn, wei- gert tegeyen? :éB t* ί- \- '~ï? '".'I? ' |
|||||
IV,
|
|||||
Tr
|
|||||||||||||||||||||
ι ν. Β ε s e η ο υ win g e.
|
|||||||||||||||||||||
V^n dmSlokdarm, Maag, enDarmenv
|
|||||||||||||||||||||
\i/Het fcJoeyl,,
12. Darm-klierw*
13. Rimpels fihotdeur, endeldarm,
14. Werkinge der fchuinfle en dwarflè
,rBmk-fpieren. ι f. Gebruik der Pyramidalen.
16. En der regte.
ifi Opening in de [pieren mor de faat-
vaten.. .......: ü
18. Willige en_ buitenmiütge beweginge
des endeldarms,
|
|||||||||||||||||||||
ι ^Lokdahn.
|
|||||||||||||||||||||
$·
|
|||||||||||||||||||||
2 Deffèlfs f egt en ront hopende
fpierdraden. ; Andere rokken des Slokdarms, j < -
Overtuiginge uit het te-voren gefeide.. Oejjelfs vogt en flnitfpier.
De fpiervëfelen aèr'mage.. Slym in defelve*, " m <-■ · ' -
HoMgen. - . !-■·-.·"' " ".v;')?"'■
ίο.. Gebruiken van het.gedarmte;·. ·, V
|
|||||||||||||||||||||
LAat ons nu voortgaan,.
in befchouwinge nemen y |
het verdere geitel en werk des Shkdarms
welke de Swelgpyp is5 die van de keel |
||||||||||||||||||||
§. I.
|
|||||||||||||||||||||
tot de mage ilrekt.
Wanneer nu de gekauwde fpyfe.j door dé tongh en wangen-vooit gefloten;
fynde,door de openingdeiTelfs,in het begin des Slokdarms EÈab. 1. Fig. z.geko- men is5 indien defelve door haar fwaarte moede nederfakken, foudefy nietjals met feer, veel tyt^door depyp, die vliesagtigh en vogtigh fynde aan mal- kanderen kleeft, na de mage "kunnen dalen. Té meer, wanneer de brok, wat groot en valt fynde, den Slokdarm ter plaatfe daar fy was, wat uitfpandé,, en onder- en Boven haar defelve daarom nauVer maakte j,fonder hier 'by te doen, dat jn dieren x in welke den Slokdarm Horifontaal legt., of ook , als fy gras plukken, na/bóven .gaat, het doorgefwolgéne geen voortgangh in het: geheel foude hebben. Om da:n alle défé fwarigheden voor te komen,, heeft, het den .goedertieren-
Schepper gelieft!, een fpier AA (die hier doorgefneden vertoont en van fomtiuV ge voor twpe gehouden wért) aldaar te 'leggen ;.welkers vefelendenSlökdaraii omringende, eti.figjii korter makende ,*daar doof defelve toeknypen en .fluiten,,, doende atfoo dé fpyfe na beneden"gaan :.'\varit uit w^toorfaakhetQokg^iêhie- •den magh, het.is by onderyindinge waar, dat alléfpieKn des tie'haams,door- het verkorten van haar fpierdraden wérken. §. % Kan-men nu vérder de wohdertyke Ordre , op welke defe pyp ger
maakt is-,, aanfien, fonder daar in een wysheit, die. het voort ftoten der fpyiè na de mage beoogt heeft ,/r.e erkennen? nadien het buiten vlies E daar; afge* nomen ,. en in α ter fyden gelegt fynde (welk ter fyden leggen in defe figuur By al de lettersα v.erftaan moét werden) figh fpier vefelen F opdoen; die in; het. lange, volgens dé gehele uitgeitréktheit desSlokdarms, na beneden gaan j. - mx\
|
|||||||||||||||||||||
sn IV. BESCHOUWINGE,
en andere, als in G. onder haar hebben, welke rings-wyfe den Slokdarm om-
vatten. Laat ons nu ons verbeelden, dat defe beide foo de in het lange ge- ftrekte F, als de in het rontloopende draden G,in figh felfs korter worden j foo ial men iien dat defe laatfte ringdraden figh agter en boven de fpyfe toe- iknypende, defelve van-.boven na beneden voortituwen-, op die wyfe als de worft makende Vrouwen gewoon fyn, de ftofre met de hant, diefyookag- ter defelve toeknypen, voort té doen gaan. Terwyl ondertuflehen, de langs lopende fpierdraden, iïgh mede korter makende, de plaatfe,dievoordebrok is daar door verwyden, op dat defelve gemaakkelyker voor famentrekkinge van de rontlopende vefelen foude kunnen wyken. Dat nu defe beweginge der fpyfe na de mage dus door kragt en niet door
haar fwaarte gefchiet, is blykely k t, om dat in de Kinderen op het hooft ftaande, het doorgefwolgene na de mage opwaarts gebragt wort. En is een yder in dit geval ten hoogden aan de Goedtheit fyns Makers verpligtj dewylander- iints geen menfche yets foude kunnen leggende tot voetfel nemen:'t welk van hoe grooten ongemak het iyη foude, infonderheit in'fieken, pynlyke, be- roerde, enz. men niet wyder behoeft uit te breiden. §. 5. Een dingh fcheen 'ef tot de gemakkelyker doorgangh der fpyfe nohg ver-
eifcht te worden, namelyk, dat defe pyp om te bequamer tot defen dienil te fyn, geduurigh gladt mogte gehouden werden: nadien de fpyfefomtydtste droogh zynde, dé/Telfspeweeginge als dan roet meer moey re en trager foude geicfneden, . j ; n» Kan men nu hier in geen wysheit fien? dat om d]t einde uit te werken, den
felven Slojcdarm een rok heeft, die vol bloet-vaten,datisvolilagh-aderenen aderen is, H. (Tab. i.Fig.i.) en onder defe een ander I, die men klieragtige noemt $ om dat fe vol kliertjes is, waardoor een vogt, als een quyl, uit de flagh-aderen afgefcheiden wort, die de onderleggende K^fenwwagtige genoemt, gladt en ilymerigh maakt, om bequaam te fyn tpthet gefeide gebruik. Men gelieve hier ook aan te merken, dat defe klieren in defen rok, ook daarom juift tuflehen vleeiige fpierdraden geplaatft iyn, om daar door meer of minder na vereifch van faken te famen gedrukt te kunnen worden, om hare vogt uit te geven; waar toe defe laatfte rok ook met een fagte wolagtigheit (im- mers, op foodanig een wyfe) van binnen bekleet is, welke de^gladmakende vogt eehigiïnts valt hout, en belet, dat fe niet te ras, fpnder dienil te heb- ben gedaan, na beneden vloeje. Defe vogt te weinigh en de ilok-darmtedrooghlynde,fchynt in ons onder
andere, ook dorfl te veroorfaken, en aan te maanen, dat'er vogt aldaar noo- digh is, §.4. Kan ymant nu denken, dat al dit wonderlyk geitel van deCenfeveglgyp
by geval fonder eenigh einde of oogmerk in die Ordre, en bequaamheit tot fyn gebruik te famen gekomen is? die,behalvende fookonilige werktuigen pm de fpyfe te dwingen ria de mage voort te gaan,het fy haar fwaarheit daar toe
|
|||||
1 /
|
|||||
ν *.... ■ \
fF'an den Slokdarm> Maagh^ en Darmen. f γ
toe helpen kan of niet, behalven de aderen, die deièl ve voeden, en door haar
in de klieren afgefcheiden vpgt gladt maken, ook ièlfs de eigenfchap heeft, om ons te waarfchouwen, wanneer wy defelvebehoren tebevpgtigen j fooan- ders deflèlfsvogt, om de droogte der fpyfe, of by andere toevallen niet genoeg- zaam daar toe was. En indien ymandt al feide dit fonder tegenfprake van iyn eigen gemoet te kunnen itaaride houden, waarom ibude hy vaneenpyp, die het water van het dak in een regen-bak leid, daar in vergelykinge van dit iamenitel des Slolodarms, geen de minlre konft ïn te iien is, figh fchamen .te feggen, dat hy geloofde, dat fe.by geval, en fonder tot dit einde geordir neert te fyn, op die plaatfe gegtpeit was-? .§, f. Indien nu de Mage DCDT Tab. ï. Fig. 3. Γ00 nauw was, als de
Siok-darm EA, of als de darmen GHHII enz. welke beide met de Mage een en defelfde voortgaande pyp uit makenjen de fpyfe door defe, met even veel kxagt en veej-digheit, voortgedreven wierdej was het niet mogelyk, dat de· felve regt toebereit, of (gelyk men fegt) verteert, en uit een valtlichaam in jcen vogtiger ftoffe, die ons voeden kan, verandert wierde. Kan men nu weder hier geen einde beoogende wysheit fien, dat de maagk
fooveel holder is, om al de fpyfe en drank van een maal te kunnen bevatten j en daarenboven van dat geftel, dat iy defelve foo ras niet toelaat door haar te paneren; als wel.in alle andere deelenvandeièjgrootedarm-pypenSlok-darra gefchiet? Dus liet men, dat de fpyfe, uit defe laatfte E Α in de Mage Β nederdalen-
de, belet wert voort te gaan* nadien de uitgangh des Maaghs C foo veel hoogeris, als de fpyfe, die op degrontdeifelfsgelegen is j waar door fy ge- nootfaakt is daar in ftil te.bl.yven, en te vertoeven* omgeduurendedietyt tot een pap j die men Chylus (andere Cbymus) noemt, gemaakt te worden t o£ (foo eenige willen) op dat uit defelve een extract getrokken werde. En't geen ik hier, fonder dit met verwonderingh aan te tekenen , niet voor-
hy kan gaan, is, dat volgens het waarnemen van den grooten Anatomiil Ferheyen,^ den felven uitgangh C tot defe hoogte niet opgeheven wort, dan juift op die tyt, wanneer de Maagh vol is, en uitgefpannen wort·, en fy daar door kan beletten, dat de fpys niet te ras door haar henen paiTeert: daar ander- fints, wanneer de Maagh ledigh is, fy vry meer na beneden fakt. Kan ymant dit lietl, fonder des .grooten Makers oogmerk om de fpyfe eenige tyt in de mage te houden, te moeten erkennen? §.<S. Het fy nu dat het verteeren der fpyfe op de eeneof de andere wyfege-
fchiede, tot beide was het nodigh, dat in de Mage meerder vogt figh met de %fe vermengde, die defelve of doen geilen of uittrekken 9 of anderfints tot een vloeibare ftoffe, of Chylus, maken konde. Kan men het nu oordeelen by geval gefchiet te fyn, dat in defe Mage foo
veelvuldige Slag-aderen DD dd., en tot verwonderens toe, veel fenuwen uic E en F, als eenmenigte takken, voortkomende, gevonden werden 5 die de- |
||||
*
$É . Γ V. Β Ε S € Η Ο ϋ W Ι Ν G Ε.
fevogt en fénuw-iap, door daar toe dienende klieren daar in Horten 5 om te
iamen met de quyl,die onder het kauwen metdefpyfegemengtis,eennieuw mengfel ,, tot liet verteren der fpyfe bequaam fynde uit te maken ? en op dat defelve tyts genoegh daar in mögt.e blyven, dat des Maaghs uitgangh Β (!Ζί2:£. r. /*%. 4) gelyk als met een fluit-fpier, die defelve omringt en toekriypt, gefloten wert, en. diarom.niet r Φ met een grooter aan4rangh enkragt, kan geoJ>en£. werden; ! ·> iv'";; §. 7; Defe fpyfë nu eenige~urenihde maagh, om verandert te werden, ver-
bleven hebbende, moet egter we<^er haren wegh vervolgen, om 4en dienil vMpet, voeden aan het lichaam te kunnen dden* Kan nu ymant denken,,, dat dit fönder wysheit gefchieti's,dat uien in deMaagh gtlle den toeftel vint|,? clie op de befte wyfe bequaam·is om fulks té bevorderen?^ - I. Om dat de wegh van.haar gro.nt na haar uitgangh C"(T4fr. i.Fig. 5) foo
fögtjes fchuin opgaat y daar indien defe openingh foodanigh geilelt was, als die in Α,, waar door de fpyfe in de Mage komt, men Hgtelyk iïen kan, dat de ontloflihge der felver,, niet. dan. met. feer grootmoeyte, foude kunnen gé* fchieden. Hl Doet hièrby, dat dé buitenftevefelën der Mage,na4ë lengte desfelfsharen^
loop hebben>. welke korter werdende in ha,ar werkinge, de Maagh ook foo- veel; korter makeny. en om- meerder kragt te kunnen doen, by beide de o* peningen Α .en C, als ook by 4e gtontder Mage fpieragtigh werden.; : 'III:. Verder (&. 1. Fzg.4.) dat andere fterker vefelen D,de Maaghrings- wyfe omvatten en de eérfte kruiifen j, welke "figh famentrekkende de geheele Mage nauwer maken. Iv: Onder welke nogh een andere ranghvan yefelenlegt,(Xah.i.Fig.fyj
die fchüins loopen A,: en vanhetbövenfleder Mage tot deffelfs gront figh uit- ftrekken. Soo dat fe in die fchuinheit door haar werjiinge korter wordende r, te gelyk deiïèlfs gront.na boven,,en het einde Μ fchuinshahetbeginNtoe trekken*. Laat ymant nu figh verbeelden £ dat hy (Yah. i.Fig.^) défe Mage CT, die
met eert vogt, als een dikke bry, gevult is., in de hand heeft j en dat de felvpr in defe ftant, ten opfigt van de hoogte van fyn uitgangh G moet blyven.j foude hy, om deiè {toffe door defe opening* C te doen uitgaan, wel gepafter middelen kunnen bedenken? als eerft de openingh Α toe te fluiten j en daar- na, de Mage * met dé gront na hetopperfte te knypen, nauwer te maken j, m verder defelve in de lengte van C na Α na malkander toe te drukken; waar door de ingeflbten ftofre, tegen het linker einde Τ van de maagh aan iluiten- Se^nootfakelyk door het regter,daar de opening p is,.foude moetenuitge·* ^perft .worden.. - Hoe byibndérlyk nu dë ftèrke ipiër* vefelen Β {fab\ 1. Ftg. f.), daar toe-
dienen l is blykelyk, Èérfi, om · dat ly de linker openingh des Maags ï, om- ringende, defelve daar door juut op dje tyt, als de fpyfe door de andere ope-ί |
|||||
β
|
|||||
W<m di Slokdarm^ Maagh m Darwen,^ J f ρ
tfiinsh'K uitgedrukt wert, toeiluiten^ op dat de Chyl niet weder door de
Slokdarm IP, na de keel opwaarts gedrongen werde. %H andemn^ omdat defe draden langs Β loopende, in de regter urtgangKK des Maags ingeplant worden-j en defelve, als fy korter worden, na figh trekkenj ook met defé eene werkinge, te gelyk en de Maagh van Μ na Ν korter makende, en de eene openingh I fluitende en de andere Κ eenigiints verwydende: foo dat het niet mogelyk is, datdeChyl, wanneer alle defe gefeide ipierdraden en vefelen verkort werdeo, en haar werk doen, door de openingh Κ K. niet uit en berfte.
Hoe komt liet nu, foo dit alles by geval gemaakt was^ dat defe fpier-dra-
den der Mage foo verfcheiden loop hebben, die van den Slokdarm, en die van het gedarmte, het welk hier na fal volgen? en hoe komt, dat elk foo net op de bequaamfte manier tot fyn regt gebruik, en tot den vereiitendienil gepaft is? kan men yets gevallighs van dit wondere draad-geftcl geloven? waarom derft men fulx niet feggen van de fchikkinge van de touwen, die om een Heiblok op te halen gebruikt worden? daardöghinvergelykinge van dit ièer weinigh wysheit in beipeurt wert. §. 8. Boven dit alles, hebben tot hetwelverteei'envaneenigefpyren,foni^
mige menfehen dikwils fcherpe dingen van noden 5 en fyn veel Medicamen- ten ook van die natuur3 gelyk Aiyn , Vcrjuis, Liöioeniap, Moiiart, Pe- perwortel, en meeft alle Speceryen^ aMe de fouten, als het gemeene, dê
vlugtige en andere> welk alle fcherp, en nogtansmfommigegelegénthederi feer nootfakelyk fyn. Nu rtadien de Maagh vliesagtigh, endevlielenfeëf ge- voeligh fyn$ was'er gevaar, dat defelve door defefcherphedenofpynlyk, of tot braken en andere onordentelyke bewegingenmogteaangefet word*en. Kan men dan ook hier fonder daukbaarheit en verwonderinge fien, dat het den Goedertieren Schepper gelieft heeft, daar tegen na fyne Wysheit forge te dragen, en het binnenile der Mageen Darmen met een dikke en taye 'fly m te bekleden? die defelve voor het byten der icherpe ftoffen befcheHnt5 en wel-' ke, op* dat dit ilym van het doorgaande voetfel niet'ftïafc- föudè wegh ge- veegt worden, van kleine vefeltjes, die op hetbinnenfte der Maagh,gelyfc de fyde vefelen in fluweel, regtftandigh ftaan,vaft gehouden werf.. Kan ymant nu,het geene hier vatïde Maaghgefégti^Choéwdik,invöoiv
tiemen om niet te langh te fyn, niet alles öphale) «by malkander voegende, onovertüigtblyven, dat een Grootien Makeï, diêfyne Wysheit en Goeder-' tierenheit aan de nienfchenbetëonen wilde, dit aïlés<foo öiUèntelyk heeft voortgebragt? En foude hy m^'^rlÉtfifêlf ^^g^éëO^cié^^s^iM^ ■rerilaiidige oorfaaken kunnen toéïehryven ? te rnêër, dewyï yets van de- fe ontbrekende, feer droevige ongemakken'', jade doodiÊ-^elfsi, ilont te vol- gen. §· 9. En om nogh yets van de Maagh té feggen,-"'t geen het oogmerk
Van deiTelfs Maker klaarfyk- fehynt aan te wyfeny fynwy niet veifchuldigtden; Η ζ fclvea
|
||||
éo, Γ V.. Β Ε S C Η? Ο W WN.G1
felven daar voor infonderheit te danken, dat hy in dit geflel, 't welk tötföc*
veel nodige, gebruiken dient, daar en boven nogh defe eigenfchap heeft ge« lieven te leggen? dat het feive aan ons,, door den Honger'te doen gevoelen y kan belcent maken, dat wy. weder nieuw voetfeLen verflerkinge van noden* hebben.. Sonder defe waarfchuwinge foude men dit dickwils niet ge» waar worden ,yoor- dat wy reeds door flauwte ten delen fwak, en onbequaatB gemaakt waren; Ellendigh blint· fchynt hy te moeten fyn,. die in dit alles geen Goedel-
en Wyfen Maker erkennen kan, en aan wie het aannemelyk voor kan ko- men , dat alle defe faken-van foo veeWangelegentheit, en foo ordentelyk tot haar einde bequaam gemaakt, door een los geval,ofredenlofeoorfaakfouden' voort gekomen fyn, en haar koniHge fehikkinge verkregen hebben. $. ίο. Laat ons nu met de fpyfe tot het Gedarmte overgaan. Oin welker»
geflel te weeten,. kan men Tak. i. Fig> 2.. de pyp, welke aldaar den Slok-darm vertoont, nu voor een Darm aanmerken.. Dewyi deflelfs vlieièn- en.rokken,met die der Darmen irt het meefleovereenkomen; gelykookdef·- felfs beweginge, waar door fy het geen in haar is voortiluwen. Om welk© redenen.wy het felve hier niet» weder fullen herhalen... Defe groote gebruiken heeft den darm-pypj I. dat: fe 't geen bequaam is
om te voeden van het onnutte fcheid, en in de meik-aderenuitperfl. //.datiö het geen van het voetfel overblyft na den Endeldarm toebrengt, om.nabui^ ten uitgeworpen te werden., Om,nu, van hetJaatfte eerfl te fpreken, behoeft men. na de befchryvingo
des Slok-darms, niet tefeggen, dat dit ook doorin hetlangh geftrekte enrings- wys loopende vefèlen gefchietj die ook hier*,, als fy figh intrekkende kor- ter worden, een voortiluwende beweginge maken, welke men motmpmfiaU tïcus noemt.. y\ * §. 11. Hoedanigh nu deiê damien in het lichaam geplaatft fyn, iiet men in:
èelIIFig. Tab. L Indien ,ηη defen darmpyp kort was , foud'er gevaar fyn, dat atCbylus of het?'
voedende fap der fpyfen·, met het< onnutte ook ten gr,oote deele foude uitge- worpen werden. Is het* fonde* oogmerk; des Makers, dat defelve in foo. ueel bogten omgeflingert weit,, dat byna fes-malen de lengte van een menfeh lean bereiken?en infonderlieit,dat niet tegenflaande alle dekeeren^diefedoet,? defelve. foodanigh aan-de rant van het ^^/vaftgemaakt is j dat het niet mo- gelyk is, dat feof om haar lengte verwarren kan,of eenigen draai krygen 5. waar, door de wegh aan 't geen daar doorgaat, geflopt foude werden.: gelyk- men Ö. 1. Fig< 6. fiet,. daar de letters GG het Schyl of Mefenterium^.,. en LL den darm*.buis ■„, die daar aangehegt is,,doghbeide uitgefpjinnen iynde,, vertconen.. Kan nu-ymant oo*k hier fonder-verwondering aanfien, dat in dit vlies ('t
«een alleen plat en root fynde, te groot foude moeten fyn , om in deaBuik, *
|
||||
Van de Slokdarm, Maagk 5 m Darmcm , 6ϊκ,
gemakkelyk bevat te werden, indien-het. 'm fyn omtrek: defegroote lengte der
darmen foude vaft houden.) foo verwonderlyk een manier tot dit einde van den Hoog, Wyfen maker gebruikt isPnamelyk met het felve aan den rant, op de wy- , fe, als men de hals^lobben in oude tyden alhier pleegh te doen, op en nederwaarts te buigen:van liet welk w de VI.Figuur <tab.L een voorbeelt in het deel der darms PQRS kan gefien wordenjen te regt in de IL Figuur van deXVIIL tafel van Ferheyen in den gelobden rant BB van dit uitgefpannen Scheyly waar toe- wy, om de fïguurerrniet te veelte vermenignvuldigen, ymant, die nieusgie-,, rigK is om dit in fyn waren ftandt te fien, veriende, Hier door is het,, dat dit felve, fchoon het niet meer als ontrent tweefpannen middelyns of breedte heeft, in een menfeh van een middelmatige grootheit-, egter door defe bogtenenflin-; gers föo veellëngte verkrygt, dat het aan den foo veel langer darm- py ρ een ge-: noegfame plaats kan verfchafièn om daar aan geh egt te werden. Indien dit werk-fbuk (problema ) aan een groot en ervaren Mathematicus
voorgeiielt wierdei foude hy niet meinen eenigeeer verdient te hebben, als> hy het op defe wyfe opgeloft badde ? En kan nir ymant iigh imagineren,, dat dit by geval of fbnder wysheit alfoo gemaakt is? - §. 12. Dèwyl'nu. van defe fpyfe, in het gedarrate, geduurigh de voeden-
de vogten afïcheiden,en dpor openingen,die in der ielvervliefen fyn,nabm> ten gaan, (gelyk men-hier na nogh ial aancoonen) foo fchynt niet weltekun*'
nen ontgaan werden, dat het overgeblevene van defelve ipyie, daar door dro-'
ger geworden fynde,in defen pyp belet werde met het felve gemak fyn weghte- vervolgem Om defe fwarignèit dan weder wegh te nemen, heeft het den Aanbiddelyken Formeerder gelieft,. verfcheide klieren in het gedarmte te- plaatfen, uit dewelke een vogt fypelt 5 die de excrementen bevogtigt j be-> halven de andere, die uit de klierige rok van het gedarmte fëlfs komende^ defelve flibberigh en gladt en foo tot haren dienit bekwaam maakt, Is nu dit niet tot dit einde gefchiet? Waarom fyn defe klieren kleinder en-
minder in de dunne darmen GHHil (fab. 1. Fig. 3.) die naait aan de Mage fyn ? alwaar het geen in defelve is,. nogh veel Chyl en Vogt by figh - heeft. Ên waarom fyn defelve na het einde van defe dunne darmen meerder j - als oni dat de iïofFe alhier, door het affeheiden des Chyls drooger geworden fynde, meerder vogt van noden heeft, om foo vloeibaar te blyven, en op dat het geen van dé Ghyl daarin nogh overigh was,, daar uit foude kunnen gedrukt, worden? even gelyk in de Apotheken, als men fap uit kruiden, die eenigh- iints droogh fyn, wil perifen, men eenandere vogt onder hetftampendaar by. doet} die ftrektom het lap.j hetwelk anders om fyn weinigheit niet foude willen volgen,. te voorfchyn te brengen. Eindelyk, waaróm fyn defe klieren- in defe dikke darmen, Μ 'Ν Ν Ν Θ, die verft van de mage af fyn,en daar de* uit te werpen ftoffén nu meeft van alle hare chyieufen fappigheit ontbloot is, de- grootfte van allen i als om dat aldaar, om Teniet te harrte doen werden, de meefte vogtigheit van noden is? |
||||
,éï> Ι V. Β ES CHO Wï N GE.
$'. r$. Opdat ik niet enfprekevan de rimpels der dunne darmen, dienen-
de om de verteerde fpyfe, die deiChyl nogh byfigh hebben, niet te ras voor by de openingen, door welke de Chyl fynen wegh moet nemen,te laten voorby gaan: nogh van ;de groote Vafoule, o£ Schat-deurK, aan het einde de- fër dunnen darmen-, belettende dat deltoffe, dienubynavan eeen meerder ge- bruik is, niet weder te ruggen kan keeren. Waarom fyn de dikke darmen wydcr en met foo veel afgefcnderde plaatfen verfien? als om dat het onnutte daar by malkander kan vergadert worden,, en een menfehe Jiiet altedikwils gedwongen fy figh daar van te ontlaften. Kan men nu in defenendeldarm O Ρ niet Men, dat fe tot afgangh gemaakt
is? waarom gaat fe regt uit na beneden? ibo het niet is, op dat de excre- menten met geen:bogten en kromtens in het uitwerpen, foude beklemmert worden. - Is dk alles met dit oogmerk niet gemaakt? waarom legtereen ronde fluit-
;£pièfP, die als een ringh defen darm toeknypt, aan het einde? de welke de onreyne deelen belet ten allen tyde uitgedrukt te wofden,door defe gedurigh voortduwende beweginge of Motm Periflalticusder'darmen. En dewyl in veel afgangen, als de ftoffe hart is,den endeldarm O Ρ nederwaartsfinkt en geperft wort? kan men fien, dat om dit te verhoeden "de twee fpieren QP, Q_P daar geftelt iyn? die den fiuit-fpier en den endel-darm, infonder- heit na een fwaren afgangh te ruggeJainnen trekken jen in haar vleeiïge dra- den korter wordende, defelve weder om hooge doen ryfen. §. 14. En nadien mi de voortftuwende beweginge der darmen, niet kragh-
tïgh genoegh fomtyts foude wefen, om alleen fynde de uitwerpfels na buiten te dwingen \ moet men niet de alles overtrerFendewysheit des Makers hier in, aanbidden ? die nevens het middelrift het ganfche dekfel des buiks tot een hulp- middel daar toe, op foo verwondcrlyk een wyie gemaakt heeft j waar door men defe kragt van uitperiïèn onvergelykelyker kan grooter maken 5 wanneer dit in eenige gevallen vereiicht wert. Hier toe ismen gewoon eerftiynen adem fterk in te halen, het welk doen-
de, het middel rift, even boven xle Maagh leggende, alle de ingewanden na beneden perft met ibo veel kragt j dat, wanneer men figh niet willens daar tegen fet, den ganfchen buik daar van opryft, om dat de darmen daar door digter op malkanderen gedrongen werden. Indien nu defete farnen gepei'fte dar- men.,die, vermits boven de plaatfeaan haar benomen wert, na buiten in den buik uitpuilen, weder door de nu uitgefpannen dekfelen des buiks,met een fterke kragt van rontora, na binnen konnen geperft werden j is het aan yder klaar, dat defelve van alle kanten, behalven beneden, al waar den Endel-darm open is, met ioo veelgewelt benaauwt fynde, hetgeen in den Endel-darm is, door deiTelfs openingh moet uitgedrongen werden. Hoe wbnderlyfc nu defe iamendrukkendè kragt, door de fpieren,die de dek-
felen des buiks uitmaken, uitgewrogt wert, is aan yder die het geitel derfel- ver weet, openbaar. Om |
||||
*3?άη cle SkkÊarM) Maagh, en Darmen. yty
Om hier van eenigh begrip te geven, op dat wy hier niet fpreken van de
gewoone dekfels, die den buik met veel andere deelen gemeen heeft, (Taè. z. Bgf-rO-als Α het oppervel, Β het vel, C het vet, ]D het vleefagtigedek- fel: iiet men dat het buytenfte deiTelfs beftaat wederiytsj/.uit een fpierG; welkers draden fefcuin neder gaan, van de wervelbenen der lendenen tot dé witte linieKFCi die van het b.orft-been tot het fchaam-been ,door de navel L nederwaarts loopr, en van een fterk en peesagtigh famenftel is, om door het geweltderweder- fyts'tegen malkander 'aantrekkende fpieren niet verbrooken te werden. De ipier van defelve<naam en foort, tot de andere fyde behoorende isinOopge- flagen > om 't geen daaronder is te doen 'fien. //.Uit een ander paar fpieren, onder deïè leggende, welkers draden van de wervelbeenen fchuins opwaarts na defelve witte linie KK loopènde, die van de eerftefpieren kruiilèn. Ge- lyk Μ aan de eene iyde, onder een gedeelte van de eerfte ipier, dieopgeligt is, alhier geilen wen; en aan de andere fyde P, alwaar defelve geheel afge- fcheiden en o vergeflagen is. ///. Uit een paar fpieren dat onder defelve legt L (als V aan de regter fyde) welkers draden regt dwars, en niet fchuyns, ook van de wervelbeenen tot aan de witce linie KK geftrekt fyn; de dwars-fpier van de linker fyde is door de boven leggende fpieren niet figtbaar in defe fi- gure„ men noemt fe de dwarjfe. 'i -baat ons nu ons verbeelden, dat def^ twee onderfte dwarfle ipieren als V,
den buikrontom omringen, en op defe wys eenen pyp uitmaken, welke de darmen omvat > en verder, dat alle de draden, waar uit fybeftaan korter wer- den. 'Soo is blykelyk, dat defe pyp daardoor van minder omtrekken daarom nauwer werden moet^ en alfoo de daar in omvatte ingewanden van alle kan- ten te iamen gedrukt worden. \ Dogh nadien defe fpieren niet alleen tot ontlaftingevande darmen dienen,
maar mede van de blaas, en feMs in de vrouwen, ook van de lyf-moeder * waarom fy in het foo gewigtigh werk van Baren aan haar van groot gebruik fyn: was hetnodigh, dat defe drukkinge met een feer groote kragt moefte gefchieden: waar toe den Wyfen Formeerder het ander paar ipieren, (waar van Μ eene is) op ide divarfl geplaaft heeft; welkers draden fchuin van on- der na.boven gaande (als gefègt is) en in de witte linie KK eindigende, wan- - neer fy werken en korter worden, den buik insgelyksvernauwen j maar ook met een (geiyk de Mathematici-wettri) door hare van ónder na boven ftrek- kene fchuynigheit ■, de ganfehe witte linie KK eenigfmts na beneden trek- ken. Om nu het ongemak, dat hier uit voortkomen foude, te verhoeden -3 loopen de draden van de boven op defe leggende fpieren G-j·met een regte contrarie fehuinte van boven na beneden 5.. die ook wederom met een nieuwe kragt niet alleen de buyk nauwer makenj maar ook door defetegenlopende ichuinigheic de witte linie KK weder na boven trekken, - §. 1 ƒ. Indien nu elk daar van defe faütftèftbuyne fpieren met gelykekragc
op de witte linie wrogtenr en de felve door het eene paar foo veel opwaarts. - · ;-' -.";·' m
|
||||
^ TV. -BESCHOUWING E. ■
als door het ander nederwaarts getrokken wierde , fouden fy in deièn mal-
kander balanceren, en defe witte linie KK in fyn plaatfe bly ven, fonder op- waarts of nederwaarts ;te gaan. Maar dewyl defe laatile en buytenfte neer- gaande fpieren G veel grootcr en fterker fyn, als de onder haar leggende Mj foo moet volgen., als fy te gelyk werken om den buyk te ontledigen , dat door defe overwigt van togt, .detë ,pees of witte linie KK altyt wat na boven foude getrokkende werden. * 1 Kan het nu by geval toe gekomen fyn? dat men onder aan hetfchaambeen
een paar fpieren vint, als 8 en T, (waar van de laafte *T hier afgefchei- den, en buyten fyn plaats na beneden hangende vertoont weit.) Welke men Piramidale noemt van haare figurej en waar van de pees alleen langs de witte linie tot Κ of ontrent tot de navel na boven gaat 5 lbo dat (of fy ook yèts anders doen, laat ik aan de verfcheide gedagten,der jtfnafomkL) immers aan yeder blykelyk is, dat iyin S korter en haar pees daarom m. beneden getrokken werdende, de witte Hnie, waaraan defe pees verknogt is, ook ha Seneden volgen moet* en daarom defe.Pyramidale fchynen te ftrekken, tot een tegenwigt van èie kragt, met welke de neergaande fchuyne fpieren G (Je opgaande fchuyne Μ overtreffen* en waar door anders fonder de Pyramidalen de witte linie opwaarts foude bewogen werden. Dit wert beveiligt, om dat in veel lichamen ,men alleen eene^, en juiil altyt geen twee van defe Pymmi- dak fpieren bevint: <iewyl een die groot genaegh is defen gefeiden dienft volkomen .doen kan. Gelyk de felve ook niet nodig fyn, wanneer de op en neergaande ichuine fpieren in kragt niet verfchillen.9 het welk fbmtyts waar- genomen wei£. §. 16. Maar boven dit alles fcheen nogh dit ongemak over tebly ven ^
dat den buyk met foo groten gewelt alleen van ter fyden, door defe fpieren nauwer werdende gemaakt, de ingewanden hier door foo wel op als neder- waarts geperil fouden werden, en te veel kragt ook na boven tegen het mid- delrift doen 5 ibo dat hê.t buygzame geitel der krakebenen opwaarts ibude ge- ligt werden: waar door het uitdringen, van het geen na beneden moet ge- loft werden, foude vermindert werden, Om dit voor te komen; op dat aan dit groote werk niets mogte ontbreken, fchynt de alles doordringende wys- heit des Heerlyken Makers twee andee fpieren QjQ_Q., de regie gcnoemt, by S aan het fchaambeen gehegt te hebben, zoodanigh dat ook hare andere einden by Y.Y. aan en ontrent het boril-been vaft fyn, Waaromme defe in haare vefelen of draden korter wordende de ribben met hare krakebeenen (die in het jborftbeen eindigen) na beneden trekken? waar "door fy niet alleen de plaatfen, daar het neergebogen middelrifc aan gehegt is, vart hou- den i maar ook dcfelve beletten door het fterk perilèn van de ingewanden tegen dit middelrift opwaarts te buygenj wanneer defe door de voorfeide pmringende fpieren des buiks na ónder en boven gedrongen werden. Pok fiet men in defe fpieren QQQs 3 of 4 dwarffe witte pcfen RRR
ü lopen
|
||||
Fan de Slok-darm^ Maagh^ en Darmen. §f
lopen} die eiken regten fpier daarom in vier andere (meeiten tyt) deylen»
welkefna malfcandereri volgen -, pp; dat hier door defe fpieren niet minder Verkorten en rm proportie met minder op te fwellen, en ionder" een groten bult te maken, haar werk mogten doen5 't geen anders, indien devleesdra- den yanhetfchaamrbeentQtr^etborft-beeniigh uitftrekten, met meer onge- mak en wangeiialte fbude moéten gefcïriéclên. ψ $'ff j f * De andere gebruiken, die de ontleders aan defe regte endePyramidafe ipie-
ren toefëhryyen, kan yder by haar nafien,, en overwegen. W y fy η hier reets langh genoegh geweeitl· §. 17. Kan nu ymandt figh op eenige wyfen te vreden ilellea, als by ftaan-
dehout, dat dit 'alles gevalligh en fonder wyshëit gemaakt is fe En moeteen yder, die ditverftaat, hier geen beoogt einde en^en wyfé uitvoeringedaar van erkenen ? laat hy iy ne oogen verder il&aiï ^ Ύ$£ ζ. Tig: 1 .op de gemaak- te openingen als l, die in drie paar fpieten gevonden worden j waardporby dé lieflen een pypW henen gaat, dopr welke ïnji^ Mannen de faat-vaten en in dé Vrouwen de ronde banden des lyïmoeders doorgaan. Syn defe tot foo nodigh een gebruik by geval geworden? fi §. 18. Om noghiets andei^.hier.by,te voegen,het geene my fchyrit niet
alléén een twyfrelénd gemoed té kunnen geruft ftellen, maar felfs eeh.hartr nekkigh Atheift-temoeten overreden. ,Liaar. elk die van deie ongelukkige is, by iigh ièlfs in erhiiige bedenkinge nen^en, dat in die groote lengte van den darm-buis, van deMaagh tot;ijen Ëndel-darm toe,niemantdetoeknypingen en wringingen derfelve kah" eenigfints fagtër.of harder doen gaan 5 .· foo dat alle defe bewegingen , waar door 't géén in het gedarmte is, voortgewrongen wort, ganfch buiten het gebied van fyne wille fyn: 't geenföo het in het on- Öerite van den Endel-darm.ook plaats hadple; de menfcjien noit ontrent de ontlöifinge yari haar natuürlyke. onreinij^edën fouden kunnen eenigèrnagt effenen} om defelve, daar het de eerbaarheit vereifte, pp re houden, en op jyn tydt te latengeichieden. En,kan hy da^n nogh twyfTelenj,of'ereën Godt is, die alles met een Goedertieren en Wys Oogmerk gemaakt heeft} wan- neer hy fiet, dat den Endel-darm alleen onder alle het geheele Darm-geitel, fenuwen uit het rugge^mergh ontfangt} immer? dat.alleen defielfs bewegin- ge aan onfe wil onderworpen is, p.m fob vepl onaangenaamheden, die anders voor geen, menfehe te rny^en ibudelyh j te · kunnen voorkomen? Kan y- mant in dit alles, geen Wys, geen Magtigh, Vgéen Goedertieren Maker , die iigh in fonderheitihditlaatfte,^y na taftelyk vertoont, erkennen? Wat kan men anders, als fyn ongeluk beklagen'? |
|||||
■H 'V.BE»
|
|||||
ι
|
|||||||||||||
V. -Β ES € Η OU WINGE.
|
|||||||||||||
Van de Melk-vaten: en Chy^voerder;
|
|||||||||||||
5 uém
|
|||||||||||||
melk-aderen^en'water-'vdten,^
7· Pböriftuwinge des' Chyls-. ''■"■'; o. Het Schot-deurtje in de onder/tentet» : "benige ader. , - q> Overtuyginge uit het te vore&zefeydé*
ίο. Pfalm.CXXXIX. 14. "J\ |
|||||||||||||
fyvf^vvergangh, ._
Vy z. Melk-adtre&enChyBakïnee»
hont. ψ De laatfte in nlenfchew. 4» Des Chyls wegh na hei HerU j-;Job. XXI.; 2$, jMh %m; ,' "
6. Schotdeurtjes in den C'hyI-voerder J |
|||||||||||||
§. i, ,VTA dat Wy huhet groïlie gedeelte^cr^^· ^_ feentóèri.géiiio'Igt
ρψ hebben j laat ons nu weder te rngge: ha de Mage keérén, om foort f e fien, welke wegen onfe Goedertieren Onderhouder voor het voe- dende fap of Chylmfat uit de fpyfe voortgekomen is , heeft gelieven! te be- reiden 5 om het felve verder, tot herfMIingh van het verval onfes lichaams, bequaam te maken. · ., - Oin nu niet op te halen het'l|ótfrHgH; geitel van de Gdl-hUds-fivi dé 'pypeh,
die, daar uit en uit de lever vöcfrïkotócride, geduungh eengröote qüafftitéit Galle,, met het voetfel, dat hit de JVfaagh komt, doen fameh kö'niën> m- fonderheit lbo meenighmaalen, meihet inhalen des adems, het middefiïft ne/· dergaande de lever, en de daar in leggende Gal-blaas'drnl^/en de Gall'é door een pyp, die van defe 5Jkas tpt het geilarm te reikt > inhitfelve^oétüit- idopen, Oriï ook hierniétste^feg^n V^ Praficfetiïy (een grootie klier ohxfèr dt'Mk'ge, leggende>■)lcornt', en "êjtfiVÏÖipj
vyf vingeren beneden cfötf irrtganghd'etmagey ftfeeifc door de felve o^èfriïï^ als die Van de Gai-bl'aas:^ rhét éé trftgeftorte galle· Vermengt: Omf ηιεΐ; öbls niet te· ondèrföeken <$e*gebrnyken van defebeidej öFfyn^mei'ykté&iriëhndie- nen, om déCfryfvan deuïtweT^léfttefcheiden} dfdeiêlye dobr'de bitter- heit der galle van; verdervrnge: té' béfaaten -, ottt dïe: *foeibaarder te maken$ om har£ anderiihts onmengbaTe deeien(J afsrvétte ehtvat'erMtig'e,' éötëeh &eff meriglel t£ brengen ζ Bmat bittérhêrt vah Be éené itïoör nét tódeie Wffgh té nemen *,. öi tot andfer faken, wefe ringe van haar afgeleyt worden ; déw^óS'ménfbheTyké itéhhis dit hojjn niét
volkomen buiten difputen heeft kunnen Hellen j folleri \vy ons alleeiiiyk aan 't geen men eenigfints met fekerheit kan beiluiten, tragten te houden $ als meer dan overvloedigh genoegfaam lynde, om de volmaaktheden van oniên Maker te bewyièn:Terwyl het tot nogh toe onfekere, voor ons een geduurigh voorwerp van onderfock en verwonderinge over iyne foo verre boven de onfe uitftekende wysheit, blyfr. Laat
|
|||||||||||||
41 χ-ψαη ke Metk-vateh en'Chyfaoerdetl · * · fjf
·§. z,tMt'ons dan voortgaan. *':
Indien nu de pyp van het gedartnte, gelyk de Slokdarm en Mage, in hare
vlièfen, tiergens openingen haddej moeft het voedende fap, met het onnutte <3aar doorgaande, te gelyk uitgeworpen worden, en denmenfche uitteerende en by georek van voetfël iterven. Kan men na denken^, dit ook by geval teiynPaatomditvoer te komenlfab.I.Fig.6.; inhetfcheylGG^ behalvende bloet-vaten II, en de fentijven m, #z, *#·, die door het felve loopen, oo/c een ander foort van feer nauwe buisjes //gelegt !^j w,dke, als een dier in langen tyd niet gegeten heeft, figh geheel onfigtbaar, maar het felve wei- nigh uuren na het eeten geopent fynde, gelyk adertjes vol witte ftoffe, als melk, vertoonen; waar van men haar ook de naem vanMelk-aderen oïMelk- vaten , ( Vdfa la&ea) gegeven heeft. Deiè pypjes ry η open in de darmen LL die door de bewegingen, waar dooriy toegeknepen werden^ en 't geen ίη haar h voort wringen > Ook het dunièe vaii de ipyiè of bei'éide Ohyl in dëiè Melk- aderen^ onder de gedaante Van een witte melk ukperfièn: welke dan eerft, (in honden, volgens welke defe figure door de Hr Verheym geteekent is) na een gjroote.klier K, clogh in menfchen na verfcheide andere kleinder Mieren haren wegh nemen j dewyl volgensι den ^ven Ferheyenm de menfchen deiè groote kljer niet gevonden weit. Die de aftëkeningh van het Mefinterium van een menich wil '"'fien, gelieve ïnde -'XVÏ II Tafel van denièlven Autheur de IL Figuur en de Lettel aax welke de klieren in het felve aanwyièn, na te flaan. ! '''"';;''" >JO-j— '■-■ ψ, Van deiè klieren,alibomen over haar gebruik noghniet volkomen overeea
heeft kunnen komen, fullen wy daarom ook niet feggen. Alleen weet men, dat defe Chyl door de verder gaande Melk-vaten,■ «,'■ Tab. i. jw. tf.vande- fe klier komende in een wyde vergader-plaats Ogeilort wertj aan welkeont> fangh-plaatfe des Chyls ίη het latyndeé haam van Recept amhmChyU oidt. Gyl-bak ,en Cifierna dat is de Regen-bak by andere gegeven is. §. 3. Men moet hier Weder onthouden j'dat in defe figure, den loop der va-
ten gelyk fy in honden gevondeniwert,afgctekent is > om dat fy in menfchen, dewyl men die foo ras na haar doodt felden opent, ook felden daarom ge- toont kan worden. Die egter een regte befchryvirige Van defe deelen, foo- -danigh als^iy ineen menfëneiyni gefeft te fien j kan defelve vinden in^5?. Ups: pag, jj. A°. 1699, getrokken uit een Engels fchriit van-G :Cuwper^ 'm 't byfonder hier invan defe vêrfchillëndè;/.dat defe groote ontfangh-bak van de Chyl, alhier onder de letter O afgeBecït, in de menfchen uit drie groote py- pen en deelen beftaat, II datter meerderen verfcheide Icettingh-fchakels, glyk hier een in/getekent is, inde pypO/,dieopwaartsloopten Chyl-voer- #" of Buïïw thorackus geheten wert, in de menfchen gevonden wor- den. Rohault maakt ook gewagh van eene, die in een menfche gevon- den is. ..< ■ ; . : ° §. 4. Om weder onfen draad te hervatten; ;i
I 2, \ Ia
|
||||
*g V Ifo ■Β E S C Η OU W Ι Ν <J E.
,. In cfeiè Chylbak O, mengt figh dit yoorgaande voedfel met,een andere
vogt,' water of wey, lympha genoemt j welke na fyn dienftaan het lichaam gedaan te hebben,door aePFater-vaten^qq^vafa lymphatica) geduurighderwaarts gebragt wert. Waar na defe Chyi en Lympha xc ikmen opwaarts haren weg vervolgen, door de buik en borit, langs het ruggebeen uit de Chylbak 'O, door den Chyl voerder rr , en eindelyk in .#■■, in de vena fubclavidoi'onder/Uu* telbeenige ader, ux; uitkomen 5 welke ader dus genoemt wert ,om dat fy on- der-het, fleutel- been gelegen ia. * In defelve loopt het wederkeerende bloet van u na λ- j. en van daar door
A- 4, de neergaande bolle ader genoemt, na het hert Α: waar heen dtChylus en Lympba ySgh met het bloedt in u vermengende,door deflêlfsftroom ook gebragt, en voort met het felve door het ganfche lichaam,, om het félve te voeden, onigevoert werden. Kan nu alle deièn toeftel van foo veel builen-yan de Melk-vaten XL. den
Chylbak O, en deflHfs Voerder rr aan ymant, voorkomen, als; by geval foo geworden fynde? is het fonder ooghmerk dat de Water-vaten qq, en 2/, figh in de twee laatfte ontlaften, om een geduurigen ilroora te maken, dit de Chyl met meer gemak na het bloedt in de ader ux voeren kaii? van welk alles £00 iets ontbreekt, de menfche van fyn dierbare leven firax gevaair loopt. Js het fonder wysheii, dat den.Schepper in de menichen den Chylbak Oy die in honden en ook andere dieren maar een en grootis, heeft gelieven in drie pypen te verdeelen? op dat in het overeïndegaan der fel ver, de groote menig- te der vogt, het vlies, het welk den, bak Q uitmaakt y en boven gedagten tee- der is, niet ligtelyk ibude doen bei-ften- ' Indien dk alles iemant nogh niet en mogte overtuigen 'i. laat hy op het geene ftraks van de iêhotdeurtjes volgeafal, letten 5 't geen als met de hand op een Magtigen, en tot verbaaft maken toe Verftandigen Schepper wyfen :4 -.$*■ f- Dogh eer wy daar toekomen, en van deiè voor aan getoonde Melk-
vaten (va/a laciea) tot iets anders overtredeny lullen wy hierin het voorby gaan aanmerken,, dat defelve van eenen Ga/par Afell'ius eerft in de voorleden eeuwe;;inden jare 1612. ondekt fyn: fonder dat men eenigh teken heeft, dat fë te vooren |>y eenighi menfeh waar genomen waren: alleen dateenen "Era.· fifimius, defelve fchynt by geval gefien te hebben, fonder pgter'haar eigen- jfchappein en gebruik te weeten, En kan. dan ymandt fonder vertyonderinge de plaatiê leien, waar in den geeft Godts. foo veel eeuwen te vooren daar van foo uitdrukkelyk gefproken heeft? Job. XXL. 2,3.,, 24.Defe fierftin dekragt fyner volkomenheit^ daar hy ganfeh fiille en gerufl haiy.fyne Melk-vaten maren voiImelkhy emhet.mepgh fymr beenen/was bevagtigL· ...,., Dat nu hier^ om. niers,naders als om defe Melk-buisjes//, ?f^., ƒ, Pig. &,
gedagt moet werden, is volgens het gevoelen van verfcheide uitleggers, by Folui. aangehaalt, feer aannemelyk. pie hoewel fy van defe Melk-vaten ■' ' · felfe |
||||
5* φζαψββ MelhmUn en Ghyhvoerder. /\ι gg*
felfs geen byfondere kenniife fchynen gehadt te hebben, egter fteHen,-· dat
men door het woordt, Mei k-vaten vertaalt, niet die vaten verftaan moet, waar in de Melk van Schapen, Koeyen, en andere dieren vergadert wordt* maar eenige ingewanden of declen binnen in een menfeh fynde. Boven het welke defe uidegginge ook daar in fyn gront fchynt te kunnen hebben.-- r .'■.■'■ f-ψ ■' foiï4&i
I. Dewyl het woord,. dat hier Melk uitdrukt, by andere anders gelefen
wort} wanneer het een woort geeft, dat Fettigheit betekent, of het vette, en wel foodanigh een Fettigheit 9 die uit het befte en keurlykfte van het voed* fel beftaat. Soo wert het fèlve Deuteron: XXXII. 14. overgefet met het veto- te der nieren van tarwe. Gene/: LXF- 18. het vette des lants omUeeten.Ρ [alm LXXXI 17. en CXLVIÏ. 14, het vette der tarwe. Dat nu defe laatfte lelin?· ge van Cheeleb of'het vette, voor Chaalaab of Melk niet fonder gront is, blykc pm dat de Confonanten in,beide defelve fyn , en de Vocalen der Hebreen' by veele van weinigh gefagh gehouden worden: Waarom, dewyl veel By- bels fonder defe vocalen, of puncTien,, (foo men. fe,noemt) gedrukt fyn, d#le,- fingen op beide defe wyienkan gefchiedeni enoverfulks,, dit by malkander nemende, de aangetrokken plaats, defeiïn foude hebben: fyne ingewanden, en'wel die Melk-vaten genoemt werden, waren vol van een vet voedfel', dat Melk· agtigh of Melk gelyk, is. Kan nu der witte Chylusip. fyn Melk-vaten fynde klaar- der befchreeven werden? Waar by nogh komt, dat in defe tydt veele mee- nen, dat defe Chyl de eigen ftoffe des Melks is*, ït geea wy,, als nogh niet volkomen beweien fynde, hier niet betwiften nogh vaft ftellen. II. Dewyl hier gefproken wert, van ymant;, die iterft, gefont fynde, en
in fyn volkomen kragt, < of volgens de Hebreen, in de kragt fyner volkomcnhe'it. Nut fe.yder,, wiens Melk-vaten vol,van dit melkagtjge vette of voetfel fyn·, aan te merken in delen ftaat te weieny, nadien het een: tekeii is,, dat hy fris fynde , luft tot fpyfe gehadt: en die gpnomen heeft*, dat de werkinge de* JVJage en. darmen volkomen in haar behoorlyke Handt" zyn y waar by men volgens dè gedagten van eenige natuurkundige, foude kunnen doen, dat hier de tyt uitgedrukt wert, wanneer een menfche voor een uur of twee gegeten- heeft} op welke tyt de Anatomui waarnemen,, dat defe Mejk vaten vol fynde, beft getoont kunnen werdeny en die byfonder defe is," op welke de menfehen veel verfterkinge van de genomen ipyfe gevoe- len, eer fy nogh geheel onder het bloed gemengt fyndè haar (gelyk eenige "Willen) daarom ilapèrigh maken kan. .,.. III. Men behoeft obk niet te denken., dat Bier de Melk-vatejnn der Vrou-
wen borften gemeent werden* dèwyl alhier van Mannen gefproken word.: en een foogende vrouwe niet wel daarom in de kragt van haai' volkomenheit kan gefegt wordeji,.te fyn.. Kan men au, netter befchryyinge van deieMèlk-vaten, kan menmeerdèr
pmftaiidigheden,, om dit alles blykelyk temaken, vanymandmecregtafvor- deren... ' - - -j .^ '" ïfe |
||||||
X,
|
||||||
#
|
||||||
JS V. BESCHOUW IN GE:
'· ïk ïate het gefagh en geleertheit van alle voorname ÜMéggers alhier ia
«volleagtinge. Maaf defe Uitlegginge van ymand toegeftemtfynde, dewyl (y aan foo veel eigenfchappen voldoet, falhy dan ook kunen loochenen, dat dit H. Woord, fyncn aller raenfchen wetenfchap in die tyden overtref- Fenden, ■ en daarom waarly k fynen öoddely ken Ingever τη defèn vertoont ? Want dat nogh taal nogh teken, in de Hiftoriente vinden is, waar uit men foude kunnen -afnemen, dat ten tyde van Job bf ccnijpiOhderfQeker, defe ffltfö-vaten bekent gëwceft fyn, in dit baar gebruik, κ byyder openbaar, die de outheden eenigilnts ondcribgt heeft: veel minder dan, dateenigh menfehe iets als doe met fbo veel natuurlyke verwen foude hebben kunnen afmalen, het geen eerfl: in de laatft voorleden eeuwe, aan de Wefelt bekent geworden is. En boven dit alles, kan ymand, fonder een wondcrlyk beöier van de Voorfienigheit daar in te befchouwen,. alhier aanmerken,dat dit Pp Woord aan defe buisjes, foo veel honderden vanjaren, voor haar ondék- , juift defelve naam van Melk-vaten gegeven heeft? Waar mede lgeride Jnatomid daar na defelve, buiten twyffel fonder in het min- fte Op defèn text te denken, genoemt hebben. Waar door foo niet on- twyffelyk, lenminftenvoor dengrootilenTwyrrelaarhet feer waarfchynelyk moet welen, dat aan den grooten Autheur van dit Woord, défeuitvindinge der navolgende eeuwen, tot de minfte eigenicbappen, en totdenamehtoe, die als dan gebruikt foudën werden3 bekent ge weeft is. Het welk ik niet gelove, dat ymant, die eenigfints redelyk is, aan*de magt van eenigh men- fche oit fal kunnen toe fchryven. % 6. Om dan weder ter fake te komen. Kan men niet oogenfchynelyk een
vaft voornemen fien, om de Chjl na het bloet, en het hert te doen gaan? dewyl anders fcheen te moeten volgen,* dat, *tab. I. Mg. 6. defe met de Lympha in den Chyl-voerder"rr'f door het overeinde gaan der menfchen , na beneden fouden fakken, op ίσο wonderlyk een wyfe daar tegen voorlien isj hamelyk,;met FalvüU of Scinitdeurtjes indefcpyp te maken* die figh openen door deChyl, alsfy van Ona» opwaarts, en alfoo den regtewegh gaat j en door defelve gefloten werden, alsfy te rugge en na beneden foude willen dalen} evengeïyk men inde fluis-deurenfiet, dewelke het water v^in de eene fyde komende, fonder moeite open doet j dpgh van de andere iydè daar tegen aan vloeyendé figh ièlven de wegh ftopt ;engrootergewélddben- de, defelve vafter toefluk. 'A · En dewyl in de. Melk-vaten // en Water-vaten\ j4, defelve vrees is,
dat de vogt? daar in fynde door fyn fwaarte te rugge foude keercn j -werden in defe beide ook op de felve wyfe gelykformige fchot-deurtjes gevonden. * Onder defe water vaten moet men den Chyl voerdier rr felfs rekenen $
nadien hy altyt van dit water ook vol is, wanneer geen Chyl figh daar «ader mengt % en ais boven gefegt is, ook fyne fchotdeurtjes heeft, welke |
||||||
ι
|
||||||
#..
|
||||||
'm hare formeSabs IL Fig. £.eenighimts te fienfyn by cc, ctr en dooi· dé
vogt van α na d lopende kunnen (gelyk fluis-deuren) open ge*daan, maar in- dien defe vogt van d na α te rugge liep, daar door fouden gefloóteni wor- den. ' iStfétiy §.7. Indien men nu in, aanmerkingeneemt, dat defe buis feer teeder is,
waarom by ook van het Ribbe-vlies, (Pleura) bedekt word > dat by ook van genpegfame'fpier-yefelen, om fy η begrepen vogt na den eifch voort te ilu- wen , ontbloot is, welke tot dien einde in de darmen en flag-aderen gévon* den worden; dat egter den voortgangh van defevogtfoonootfakelyk tot het leven is, dat dit laatfte fonder die haauY een einde fouden hebben: moet men figh niet weder op nieuws over de Wysheit des grooten Makers verwonde- ren» die in dit geval een byfondere maniere heeft gelieven te gebruiken'jpm defe vogt opwaarts te dringen? doende Tab. I. Fig. 6tot dieneinde 4e groo- te ilagh-ader^ C nevens defelve loopen, de tuilen-ribbige λ?<?*, gelyk ook de Nier-flagh-ader D, boven op en dwars over defelve plaatfende ·, welke door het ingedrongen bloet, met eiken pols-ilagh opfwellendc, defe pyp tel- kens druk ken y waarom deffelfs vogt 5 door defe fehot-deurtjes belet worden- de te rugge te gaan , nootfakelyk voorwaarts en na boven geperit moet wer- den. Waar toe ook.de peefen des middel-rifts, die in het ademhalen opge- trokken worden, en defe pyp ook drukken,, icbynenveel hulptegeven. Siet men nu hier niet,, dewyl de beweginge op defe wyfe gefchret, hoe
nodigh defe ffalvulé fynB nadien de cteukkinge de vogt fonder dëfe fchot- deurtjes foo wel na beneden, als na boven foude doen gaan. Öök blykt het waarom deielye foo dïgt by malkander gelegen fynj; en* in meerder getal als in de aderen, alhier vereift en ook gevonden worden j namelyk, op dat de yogi^, te rugge, wiHend[e loopen, ftttx' foude gefluit iworden |* d&vr hy anders ir«iien.de py^.tu^chen t\^ee Fahuide iêbrlanghwas, defelve, osn haar teder- heit en, lengte'% Hgt fob verre door defe drukkimge foode do€»öpfwelïen,dat daardoor, boven het aeyaart vas breekem, de voortgangh der vogt trager loude iyn. : ,r, ü~-« cq , :, ' -jj ·■;?* - " ttp-, §. 8. Hier, $y komt nogh een ander^en hoe; wel de iaakr kleinfchynr ,een
verw^nde*ens-waaa;djge blyk van de Goddelyke Wysheit j nam>elyk dat dc- %^Prl®£$$ri$vffiavogt u in de '~#ώα fubchvia,miyflor tende,defïèlfs o- peninghnpj^avlieii^h.en-half maans wyfe klapje bedekt L· Hetgeeneerft belet ,4athp bloet uit defe ader «At niet xndefen Duiim thoMe&m frnederIoopt„ En.ten anderen oor&ak is, dat dit vlfcsje juiir ha de fyde van*, werwaarts fevVH ™Btó all€en °Pen fynde, daar door de 6"/&>7^ hier Uitkomende, ftrax met deiliOom van het felve voortgedreven wert; daar, foo het na de an- dere .frxk;o^ door fynilerke loop in defe hnisrr indringen, en alioo den,Ghyl belettende voort te gaan, den menfche foude doen iterven. 1'k kanniet nalaten, dit laatfte in de Tab: II. Fig. z. welke uit den nauw-
iceungen Lowcr genomen is, alhier te venoonen. dh^'ca. Is hier den ν _ ■_.„ Chyi*
|
||||||
s
|
||||||
!
|
||||||
~4 V. Β Ε S C Η Ο ϋ W Ι Ν Ο Ε.]
Ghyl voerder ι cc de Falvula of Schotdeurtjes'; -welke daarom >tè jEïgtbaar*
der fynj om dat de Ghyl met de vinger Van ^na b te rugge geilreken fyn* de tegen de fchotdeurtjes aali^ depyp by dëielvë doet fwellèn 5 terwyl het deel bdh ledigh is. Maar 't geen voornamentlyk in deiê Figure aan te mer- ken itaat , is het kleine halfs-maans-wyfe klap^yliesjë ï\ hét: Welk de ppeningh b, van den Ghyl-voeder, in dé Vèna fubcUvld^ föödanigh bedekt'}; dat het bloet van ƒ na g,. en voort na het hert vlbeyeridè belet wertJinrdè;C;nyl^büis da te dringen; en egter aanden Ghyl etifeymphavaxi αna Slopende,' 'ee- nen vryen uitgangh toelaat, e Is<Je itrot-adér, welkers bloet vanboven in de ader fg üorténde, dit ldap-vliesje i ibo véél nodiger 'maakt.; §. <?. Behoeft men nu meerder bewys van de aanbiddélyke Wlyshëit1 des
Scheppers, als het geen nu ftraks getöontis? eii kan ymantÏ6& verre s$t? vallen, datrry dit alles aan het geval of onredelykeborfaakenfoüdèfdéfchry^ ven? en ibo dir elk niet tot dat einde gemaakt is, om het voeoTel én^ympjha opwaarts na het bloet te brengen, eii de merifchUn het léven té béhöliden j Waarom fyn de Schotdeurtjes daar ? waarom iyn fy alle ria deièlve fyde Ö- pen? foo dat, indien onder foo meenighvuldige eëneenige miftè fyn werk te doen^ het leven iixax een einde foude nemen. Noghmaal; kan ymand dit alles aan een geval alleen oordeelen te hangen;; waarom kan hy het van geen Sluisdeuren, in molens, of op andere plaatfen fynde, geloven ? want ik denke niet, dat ymant van een fchut-flüis, dié egtër maar het geitel van twee van defe Falivula heeft, dit foude derven.ftaandehbudéri, dat fë fonder wetenfehap gemaakt was; ik late ftaan, fbo hy een iamehftel van by na ontelbare iluifen agter den anderen fagh volgen, eri te famën tot een ge- meen gebruik dienen, gelyk in defe pypen gefchiet. ; §. io. Na dit alles, indien men ernftigh denkt; dat fret geitel· vin ïoW
teeder een buis, als de Chy 1-voerder αd 'Tab. IL -Fig. 2. is, aan het buitel- len van ibo kleine en niet min tedere FafouW cc; aan het doorbuigen-ha dé verkeerde iyde van deie fchotdeurtjes, die alleen van een dun en vogtigri^ dat is,een flap vliesje gemaakt fyn; infonderheit aan foo een in het oogenie- tigh werk-tuigje, als het klap-vliesje i is, het welk de openingh h des Ghyl-voerders, daar hy in de ader fg ingeplant is, bedekt,; dat eiridelyk niet aan de onftelteniiïê van alle defe te iamen, maar van elk varT defe fob kleine, en in het uiterlykaanfien veragtelyke deeltjes ons foo dierbare léven hangt: en foo maar een van defe alleen manqueerde in iyn werk te doen dat foo groots, foo hoog-ge voelend een dier, als de ménichis, itraxaano'evêr- rottinge foude overgegeven worden; moet yder niet bekennen, dat hy op een verfchrikkelyke en Freejfelyfie wyiê gemaakt is? én hebben wyonièn gro- ten Onderhouder niet dagelyks, met de alderdankbaarite erkentenifle te ont- moeten? dat hy foo tedere, en tot ons leven foo Volftrektelyk nootfakelyke Jnftrumenten ioo lange heeft gelieven in itant te bewaren. Soo dat den P&lm-Sanger Ifraels met grooteredengefegt, heeft, P/alm. CXXXIX.14. |
|||||
\
|
|||||
j' I Fan de MelkvatW^ eU Chyl-voerda. .V 175
4&k loïvef#| ém dat ick ± $p een heel' weejjelykewyfe'wmderMarlyk gemaackt
Meermalen is my defe fpreek-wys voorgekomen , als een hooghdravende
en Rethoriiche manier van fpreken: want het menfchelyk lichaam in fyn uiterlyk en aan yder blykeiyk geilel, in fyn kragtige fpieren, harde beende- ren , vafte ingewanden, taije pefen, banden en vliefen, enz. aangemerkt fyn- de, fchynt wel foo heel vreeiTelyk boven andere natuurlyke dingen niet ge- maakt te fyn. Maar op defe even te vooren aangehaalde faken, en op an- dere die nogh hier na fullen aangeroert worden lettende, en overwegende haar nootfakelykheit tot het leven, die in defe veel grooter is, als inde mee- ite andere van ouds bekende vafte deelen, heeft my dit defe kragtige uit- drukkingevoor geenfints grooter, als waarlyk de faak felfs verdiende, doen aaniien ?en daareh-boven de Goddelykheit· van dit Woortnietduifteraange- toont: nadien het fel vé ook in die tyden van defe faken, die eerit voor wei- nigh jaren fyn ondekt geworden, met foo veel nadruk fpreekende, een y- der moet overtuigen, dat defelve aan den Ingevcr van dit Woord al moe- ien bekent ge weeft fyn, doe zy nogh voor alle menfehen verborgen ,waren. · ■ / > :;;·.;ώ ■. {. $". fa» >U Laat ook niemand vreemd vinden, dat den Geeft Gods hier den lof
aan Godt in dit geval ibo plegtelyfc toeichryftj naaien geen tweede oor- faken, nogh onfe eigen of anderer menfehen kenniflè of konit, in het onder- houden van defe foo tedere deelen in haar bequaamheit en ilant, het alder- minile kunnen toebrengen. Een ygelyk weet, hoe nodigh dit alles, niet by gevolgh, maar uit figh
felfs is, om een menfeh of dier te doen leven. En wie is'er onder alle de Medecyn-meefters der werelt, welkers kennifTe foo verre dooi dringt, dat fc de tekenen van de onfteltenüTe defer deelen, aan ymand leerenkan? niet een iiTer, myns wetens, die in de geneeskunde, van der felver herilellingen oit yets gefproken heeft j of (om verder te gaan) mnlèhien oit yets, dat van ee- nigh nut is, daar ontrent fal kunnen uitdenkken. Indien een eenige van de klapvlieièn des Chyl-voerders figh niet konde openen, en den menfehcdoor vermageringe dede ilervenj wat middel is'er in eenigh fchry ver te vinden', waar door eenige redelyke hoope van genefinge fouden kunnen gegeven wor- den? Is dat niet op een vreejfelyke ja heel vreejfeïyke wyiè gemaakt te iyn, fodanigh gemaakt te fyn, dat de tederile deelen, die ligtft kunnen ontltelt worden, indien het gefchiet, onnerftelbaar fyn, eneenonvermydelykedood na figh ilepen? waar by nogh komt, dat men noit kan weten, of defelve in gevaar fyn vanrontftelt te killen worden j om foo het mogelyk was, nogh in tyds te kunnen tragten het felve voor te komen. Is het niet wonderbaar- ïyk gemaakt te fyn? (om hier foo veel faken over te flaan, waar van elders ge- fproken wert) dat men foo kleine,foo fwakke,foo tedere werktuig jes,als defe/^/- ml<& iyn, haren dienfl: öo, 70,80 Jaaren fonder verlieten ofonbequaam te wer- ft dea |
||||
V. Β Ε SC Η Ο U W Ι Ν G.E.
|
||||||||
8»
|
||||||||
den, fe'continueeren ?, Daal* niemand, aan wie haar krank geilel bewuft
is, ten fy hy dek ondervindingen in oude Menfchen fagh, fotide derven valt itellen^ dat fy in haar gebruik foo veel maanden Tonder onfleltte werden, ibuden kunnen volduren. s : Hoe menighmalen hebben Horologien, Molens, en andere bewegende
konft-werken, een meeïler van noden, die fe herftellen moet? en moet dit dan een yder niet leeren, dat een groot Bèftierder dit alles in fyne vereiftebe- quaamheit onderhout ? daar immers alle Schepfelen, alle de ervarenfte Medi- cyn-meefters}de geleerdlte Philofophen, deveritandigileKonil-werkers niet het alderminfte toe kunnen doen. En kan ymant nalaten figh van de uiter- fte onredelykheit te befchuldigen, die foo grooten en gewigtigen werk,als het leven van alle Dieren en Menfchen is rf door foo veragte middelen uit- gevoert fïende,egter volhart in dit alles aan een geval, of verftandeloiè oor* laak toe te.fchryven? En wetende hoe grooten weldaat daar door in hem félfs alle dagen gefchiet^ daar over hy moet bekennen, noit eenigé beftierihgè, en dat meer is, niet het minfte gevoelen daar van te hebben, moet hy iïch felfs niet ilrafbaar en ondankbaar oordeelen, wanneer hy foo goedertierenen Weldoender niet alleen niet en dankt, maar felfs inalledefe wonderen weigert» iaïs eenige wysheit hebbende te erkennen?' ί / I ifoo |
||||||||
VI. Β fe
|
||||||||
VI BESCHOUW IN GE.
|
||||||||||
Van hetHert f í- ^fcfcb róm.'na
|
||||||||||
ú· Ë Lgemeeneti dienft van het hert.
J\ji. Syn befchryvinge.
2, Het heuveltje in de holle ader*, ø Oortjes van het hert. f.Werkinge des herts: 6; Loop derfpier-vefelen. ^ 7>: Jeremis IV. 19.
|
8. Werk der fchotdeurtjes der aderen.
o. Overtuiginge uit het te voren gefcide,
io. Schotdeurtjes· dèr Slagh-aderen.
11. Diva rs'pefen in het hert.
IZ. Des Herts kragt door 'gelykenij/en ge*
13. HetPeticsLrdmmofHerte-fikje. (toont.
14. Overtuiginge uit het te voren gejeide. ■
|
|||||||||
§. é, Ô Aat ons nu wat verder voortgaan, en het voedfel met het bloed
JLjigemengt fynde, na het Hert volgen: in wiens rnaakfel foo veel yerwonderlyke dingen;te famen komen, dat het fchynt, dat niemant, als een feer ongelukkige; of hartnekkige, de famenftelliiige van het felve fiende en begrypende, kan nalaten overtuigt te fyn van de wysheit- des.grootcn Formeerders} en van het einde, dat hy figh daar in vóorgeileitjheeft, om het bloed, voort te rtywen: (offer ook, andere gebruiken fyç vanhet hart'., be- t\yifte ik hier met) op dat hét door defe beweginge fynen omloop door de, longh,, en door een andere buis na alle deelen des lichaams, volbragt, en op vericheiden plaatfentot verfeheiden gebruiken gedient hebbende, weder te... rugge na het begin fynsomloops, ^^^'^j^^^% en Longe, keercn (Oude. ,; : ' ::u: ;..<.<;■-:..l:- ;./.'.;.,': | . ;/;■..· ;:.·.,-,.■ ■'·;./:; £ ;. J
§.2. Dit hert dan (orn ter fa>keLte komen); heeft twee holHgheden j door
een dik vleeffigh tmTchen-fcnót van malkander afgefcheiden j 't geen yder^,. als hy de moeite nemen wil, van dat van een geilagt dier dwars door tefny- den, fien kan. Het is ïab IL Mg. 3 .boven by Á dik, beneden by  veel^ dundcr^gelyk een ftpmpe verkeerde Pyramide 5 en het hangt vaft aan fyne a- i deren en flag-aderen.' EFGHÏ j Ê^ is de holle ader, waar door het bloed; van boven j F waar door het van onderen in de regte holligheit des harts komt} G is de J^ongh-ilagh-ader, waar; door het uit defe holligheit in de longh gaat} en Ç is de longs-ader, waar door het felve ploet weder uit de longh na de linker holligheit des Herts keert} uit dewelke het door degro- te flagh-ader I {Aorta) na alle deelen des lichaams gevoert weit; C is het regter Oortje (Auriwla) van het hart} daar in het bloed uit E en F inkomt, eer het in de regter holligheit valt ;■ Dis ,cle 'linker Auricula rwc\lke aan de linker holligheit den felven dienil doet, KKfyndeKroon-aderen % die het tet voeden en van bloetverfxen,. : öÀ ' Ê. æ É §. j. Maar
|
||||||||||
7^ VI. BESCHOUW NG E.
§. %. Maar hier fcheen nu gevaar te iyn, dat het bloed inde holle ader vanf
boven ïnE, en van onder in F op malkander by het heit aanloopende, foetr nederdalende in E, door fyn fwaarheit geholpen fynde, en daarom meerder kragt hebbende,foude beletten, dat het andere, 't geen van F opkomende daar tegen aanloopt, iyn llroom kon vervolgen; en alfoo den omloop des bioeds, en met defelve het leven daar cjopr niet alleen belemmert foude wer- den, maar haaft een einde verkrygen. Om defe ongemakken, die anders foo gevaarlyk fouden iyn, voor te koo-
men, vint men, dat tuiTchen defe twee aderen E en F,welke Tab.II.Fig.^ in AA beide op gefneden vertoont werden, een hoogte Β van het onderleg- gende vet gemaakt is \ op welke het bloed uit E van boven komende iluit,, en waar door aan het ièlve alfoo de wegh na het regter Oortje G van het hert gewefen wert: dewyl het bloed uit F van onderen opkomende, door defelve hoogte Β van den tegen-loop des nederkomenden bioeds bevryt, ook genoodfaakt wert fyn cours ter fyden uit na het hert te nemen. Laat ons hier aanmerken; dat de(è hoogte Β in een menfeh,, inwelke,als
by ftaat, het bovenfte bloed in E regt nederwaarts itroomt, veel grooter is, als in Honden, Paarden, OiTen en foodanige Dieren j waarindebeweginge* van het bloed in EF wederfyts alleen Horizontaal is, en daaronimetfoo on- gelyken kragt niet op malkander aandringt. VA Nogh eensj '\
Hoe heel Freejfelyk fyn wy gemaakt?en kan ymant fonder fchrik aan fieny
dat gelyk ons lieve leven,in den Chyl-voerder aan foo teedere klap-vliesjes,het felve alhier aan foo klein een heuveltje, als Β is, volilrektelyk hangt? In- dien hier geen oogmerk des aanbiddelyken Makers is$ waarom is dit bultje· juift op die plaatfe? waarom in een menfeh grooter, daar het grooter wefen moeite, om de overwigt van kragt in het neerdalende bloedj en kleinder in dit foort van dieren, daar het kleinder iynde den felven dienit konde doen ? § 4. Behalven dit, fcheen de loop van het bloed, die geduurigh is door
defe aderen AA, te verreifcheni dat het eenandereverblyf-plaatsbaddeals bet hert geduurende de tyd, in welke het hert figh toetrekkende figh van bloed ontlaft, en de fchotdeurtjes van dé openingh der regter holligheit (waar van hier na) gefloten fyn; op dat het daar in middelerwyl mogte ver- gadert, en als de fchotdeurtjes weder open gaan, gefwint in het hert uitge- ftort worden; waar toe aan het hert dit oortje C aan de regter fyde dient, en D aan de linker fydctfabJI.Fig. 3 ,welke,terwyl de paifagie door de fchotdeurtjes geflopt is, door het toelopende bloed vol worden, en op een wonderly ke wy- fe pefen en werktuigen hebben, waar door elk figh, als het tyd is, veerdigh? kan toe trekken, en dit bloed, om geen tyt te verlieièn, fchielyk in de reg- ter en linker holligheit des herts uit werpen. §. j.Het bloed nu daar in gekomen fynde, wanneer het hert figh gelyk als
|
||||
P"an het Hert
|
|||||||||
77
|
|||||||||
■
|
|||||||||
los laat en open wert, (of hiertoe pok een k ragt van het heit yerdfcht, werd,;
betwiile ik nu niet) trekt figh het felve fchielyk en met een groote kragt weder tot malkander jfoo dat de fyde van defe regter holligheit, door defe toedrukkinge den anderen naderende, en de onder en boveneinde deflelfs ook na malkander tpe getrokken; wordende,, defe ganfe hollighejt byna totniet toegeknepen werd j waarom het bloed pet een groote ïhelheit daar uit in dé! longhmoetfpringendoordeLongs^flagli-aderG^Tab.II.Fig. | enverderdoor 4e longsVader É -na de linker holligheit van het herta na dat het door de longh. veripfeit is geweeft 3 vaort gaan. Men kan van defe werkinge des herts een grof begrip maken \ als men
figh een bla^as verheelt, die vol water is, en waar in boven twee ronde gaten fyn j van welke de eene,. als. de blaas toegeknepen wert* met een klap ge-: iloten werd γ en de andere alleen open blyft. Indien, nuin defe blaasfchielyk en met een, geweldige kragt, de iyden na malkander, en te gelyk het onder- fie na het bovenfte deel toegedrukt werd, en. foo dat in een oogenblik of n\ detyd van een pols-flagh, byna de ganfche holligheit des felfs geheel weg» genomen wert j kan ymant ligtelyk figh voorftellen,. met'hoe'groeten {hef- heit; het water uit defe blaas door defe overgelaten openingh fpringen moet* Enditis inhetruw de wyfe, op welke het bloed uit de regter holligheit van het Hert in de Longh uh gedrongen wert. .,,§.. 6. Om nu défe foo fterke en fchielyke toeknypinge des Heris uit te wer^
ken, loopende fpier-vefelen j welke het hert uitmaken, foo verwonderlyk^ en foo eigen aan dit oogmerk; dat die niet moetwilligh blint , of anders rampfaligh genoegh is» hier in de handt van een Wyfen en dit beoogenden Schepper nootfakelyk fchynt te moeten befpeuren.. Dat dit immer niet fonder gront gefegt is, Cil aan yder klaar genoeghhlyken,, die op derfelver Joop- gelieft te letten. Soo üet men eerft Tab. IL Fig. f. deiprer-draden ΑenBvanbovenfchuins;
en na beneden dalen $ en behalven defe weder andere C en D, die kruiilinghs»
aan de eerlle lopen. Defe beide fêhuine draden,, korter werdende in haarbe-
weginge, kan men merken, dat dé hollighden van het hert moeten nauwer
maken,en te gelyk fyn punt enboven einde eenigikts namalkander toe trek-
Jten. Behalven defe fynder andere, die boven dele leggen, regt opwaarts
gaande vefelen, ,2λ£. II. Fig. 6. welke alleen tot de regter hollighei beho-
mn; die figh intrekkende,, defelve ook van onder na boven korter maken..
Maar den loop der fclver, die in de linker holligheit het felve doen, is, tot
verbaait makens toe wonderbaarlyk i, welke vefienA, B, £a$. II. Fig. 7
vanbovenna heneden wederfijts gaande, meteen omilagh de punt C van het
hert omvatten % en korter wordende defelve opwaarts na Α trekken.. Dei^
draaden onder aan de punt wat uitgefpreidt zynde. vertoonen 'figh·. ah-TaL·
AL Fig. 8. '*' , ^ Möi nu het toeknypen van ter fyden van. de fchuine fpierdraaden:t&
|
|||||||||
f$ VI. Β É S C Η OU W 1 Ν G E.
HÈKT»»ftn| iiet; rrïerr eeq'ffiëek5yefelën AC#- fy$ W Jg?;*'MM
écichuine lopen, wëlkë het hart byna dwars omririgëndeenhaarintreicken^ dë daar; toe dieriir. doen. Soo dat'hier in veel faken .omtrent een gelyk-for- migh fpiergeftel is, als .boven by de fpieren des büiks aangewefen is, diede^ iefvë 'fatnen' drakkèni! Men fië dit alles breder in het ldëine,dogh doorWrög- tW^fc'h'rift'van5 LöweKUS. . n'- ' KV'- "λ/"jj'i/ , jyrjv/ ru::^n:.^Toi .Laat; pa ymand^ .die1 dit /vèritaat, by figh felfs met aaridagt overleggen $ ~
G0Êm als gMóöflelyk kan voorkómen dat foó verfcheideri rangen van fpier^ draden ^ te famén foo g^ooten gewelt doende, als by Βorellus nagefien kan' WërHerij èn aiïe tot hët'èinde dienende, waar toe het hert alleenfchyntge- maakt pe iyn, dat is om het ontfangen bloed, door de toeknypinge van het.; Kërt,JÖa;af uit in de aangehegte ilagh-aderert te perfleh^ fonderwyshèit" óE; beoogt einde die wondêrlykë fcriikkirige kunnen verkregen hebben? ën of mën dit-alles aan èeh geval of onwetende oorfaaken' kan toeichry ven? · ! * Dëwylriu in liet ganfche Tiert tot nógh toe geen andere fpiereri oiitdëkt iynl als die het famen trekken; en fyh holligheden nauwer maken j ïïet men' geen wysheit ook hier iri? dat deflelfs eens ingetrokken ipierdraden niet ini di'e ilant verblyVen j maar ilrax fiigh! weder felfs los latende de holligheden openen', om het volgende bloed in aèfelve weder te ontfangen uit deadere'n: op dat het felve, door het weder famen'trekkehyan het!hert., op nieuws na dè* lönghxn andere deelen,foóIangh het leven duurt jyoortgefondënfoüde wor-. één, 'ι - "">-:a \.....*?£». ; ^ '
§. 7. Ik late nu, in het voorby gaan, aan veritandige oordeelen; of door
dit mengièl van foo verfchéidentlyk lopende fpier-draden , (het welke men ten meeiie dele de ganfche {toffe van het Hert, en ook de vleëfcheWanden:* dië béide de holligheden fovmeeren,en als door ^en ttuTcfien-wandt of muur van malkander fcheiden, iïet uit maken) ook verftaan moeten werden,de Wanden des herten, waar van den Propheet yeremias [preekt Gap. IF'. v. lp.: in defe woorden: o myn ïngewant 1 myn ingewant / Ik hebbe barens wèe^ o Wati^ den mynes herten! Myn hert e maakt getier in myJk en kan nietfivygen jwantgy mynfivh '' hbort het geluid der bafuine en het krygs-gefchrei.: ' * ; ;De reden welke dit eenighfintswaaffchynelyk maikt, fchynt defe teituri-:
nen.wefenj namelyk dat de Propheet, alhier eën tot het hoogfte gaande gëmoets ontroeringe en fchrik vertoonénde, over olie deelen meeft in fyne · tütroepinge klaagt, welke in die gevallen,gewoon lyn het meefte telydén*1 en het ftérkfte figh te bewegen. Soo weet eën y^ëlyk , die de bewegingen des lichaams verftaat, dat in groote paffien, en infonderheitinverfchrikkin- gen,die deelen meeft onordentelykbewogen worden,welke van defenuwen van het agtfte' paar,en van die men tuJfchen-ribUgge {intercofiales) noëmt,met takken; vöorfien werden; waar van högh iets by de driften,'die het gehoor veroot-" iaaktf fal gefegt werden. . 'JJ. ? ' . . .,. ....,,j..t., / .,:,,! '■'.'.''. J'i. \-^'x Nu defe deelen fyn eerfl; en voornamelyk, de ingewanden desbuiks, en die
" vai|.
|
||||
'Fan heF 'fyht-'i
|
|||||||
ττ r\
|
|||||||
-van de borilj of andersΜ'ingewanden'm het gemeen % welke in verrukken-
:de onciüellingen, gewoon fyn door fchielyke famentrekkingen(Convul/ïenfrè- ,fégri) en andere onordenrelyke bewegingen, als bevingen en kloppingen en diergelyke Beroert te werden, r . vBé eerftej diedè biiik aangaan*fehynt den Propheet uit te drukken door
• de woorden: Ik hebbe barens weij .vermits defe infonderheyt in convulfien ί:ώη'de ingewanden en andere deelen des. buyks beftaan y foo dat een fchrik rdefelve veroorfakende , ook aan ymant een benautheit en roènnge doet*ge- voelen, gelykende m de& barens ween,en alleen in oorfaak met defelve ver- fchillende, en in eenige andere omftandigheden , die enkel aan het baren eigen fyn. . '■ _ ■j De andere onordentelyke ofconvuïfive beweginge van de ingewanden der
borft, vertoot-figh in defe uitdrukkinge, myn hertenïmkt getier in my, of beweegt figh met gedruis^ enwóeMn my; nadien het wöort Mdmagh alhier door getiermaken verduift,ook defe vertalingen lydt; gèlyk in het Lexicon van G-oc- cejus, de Concordantie van Iromius, en by Robbert/on te fien is: welke laat- ite het overfet met het'woord Tumulïuari, dat op een kragtigh wyfe onor- dentelyke bewegingen fegt. : Nu dewyl alle de bewegingen van deieen ièer blykelyk die van het hert;,
gefchieden door de fpieren deiïèlfsj en de Propheet over het geen de wanden van het hert lyden :foo bitter en uitdrukkelyk klaagt, fehynt het klaar te fyn, (om dat defe uit foodanige fpieren alleen beftaan) dat door de hier genoemde wanden des herten, defe hert-fpieren, die als wanden deflelfs holligheden en kameren formeeren en bepalen, met regt moeten verftaan werden. Het is waar, dat groote uitleggers, door defe wanden des herte deprtecor*
dia, of de ribben met hare fpieren en vliefen, ookinhet gemeen alles wit de holligheden desborftuitmaakt, en voor foo veel ook het hert omringt, verftaan. *t Geen ik met veel eerbiedt in fyn waarde late; temeer, omdat men exempelen heeft, dat in fware hartkloppingen defe deelen wel fomty ts veel geleeden hebben* als fynde daar door (foo men fegt,) wel ribben uit hare plaatje gebragt. γ& ι ' " - -,,.ν .- Dogh gelieven defe Heeren in opmerkinge te nemen, |
- '■■■& Dat defe uitërlyke deelen, meer dgenüyk, wanden defborfl of van deC- felfsholligheit, 'Usi wanden des herten, fchynen genoemt te moeten werden j van welke laat fte egter hier met eigen name gefproken wert." II. Dat in defe fchrikken en gemoets ontroeringen akyd wel het hert er*
andere Ingewanden, maarfeldende ribben, immers de laat fte nok foogevoe- ligh, nogh foo onordentelyk, en foo feer tegen de wil van die het lyd, be* Wogen werden. III. Dat den Propheet in het begin, tweemaal met foo veel nadrufc
en kragt , over fyn ingewand uitroepende , in het navolgende , de voornaamfte lydingen,; die door een fchrik in defelve veroorfaakt werden/ fchjnt
|
|||||||
.8ο V Γ, Β Ε SC Η Ο Ü W INGE.
.fcjrynt uitdrakkelyii te noemen,.' Sóo dat defe klagte alleenop deingewan*
den van buik en boift, en geenfints, immers niet lbo feer overeenkomende in alle omitandigheden, op de boril felfs, en de wanden die de holligheit des felfs fomeeren, fchynt toegepafl: te kunnen worden. IF. Ten minden, indien ymant door de uitdrukkinge van wanden des her-
ten in dit geval, de Ribben en tuflehen-ribbige fpieren met hare vliefen gö- lieft te veritaan j fehynt het egter, dat men de fpieren des herten, fóo wel als , defe voorige ook door defelve woorden met reden kan agten aangewefen te .werden. Te meer, om dat het geen door defe Hert-fpieren gemaakt wert, by voorname Ontleders, defelve naam van wanden des herten draagt. Men fie Ph.Ferheyen, (om geen andere op te halen) in de befchryvinge van de 4. Fig. in de XIF., en de 10 Fig. in de XF.Tafel,ookpag.'z^S m Oclavo; daar hy defelve Parietes, cygcntlyk wanden beduidende , noemt. Soó dat men alhier, de eigene betekeniiTe van het woort houdende, de plaatfe in defen fin veritaan kan. ff Dogh om weder voort te gaan.
, §. 8. Nu was in het gebruik van dit Hert, nogh een andere fwarigheit overigh; namelyk, dewyl elke holligheit twee openingen heeft, eenewaar door het bloed daar in komt, en een andere waar door het daaruit moet gaan: fcheen te moeten volgen, dat het hart foo veerdigh en kragtig toe* geknepen fynde, het bloed door beide foude uitfpringenj en foo weder ten deele te rugge gaan, door die openingh, waar door het in defe holligheic gekomen was, Om het welk te beletten figh hier weder het wyfe vermogen des verwonder-
lyken Makers openbaart} die tot dien einde hier weder een ander foort van, Schot-deuren oiFalvula (om have driehoekige Figure oókmyteragtige genoemt.) heeft gelieven te ftellen, in die beide plaatfen of aderen, door welke het bloed in het hert valt* welke, als het Hert lïgh iamendrukt, en het bloet na de openingh, in welkers omkringh defe ValvuJce geplaatfr. fyn, toegeperft Wort, vaft en digt toegefloten worden. Defe Schot-deurtjes ('t geen men op defe Vooriisiigheit des Scheppers denkende, niet wel fonder ontroeringh kan aanfehouwen) fiet men met feer veel peesdraden,die feer ilerk fyn,aan de ■wanden van de nplligheden vait gehegt te wefen ; om de Falvula, als fy toe ge- floten fyn, als foo veel ketens en touwen, tegen te houden; opdat het gewelt, 't geen het bloed, dat uit gedrongen wert, op haar doet, defelve niet for- cere, en na de andere fyde doende uitbuigen , alfoo weder openingh alhier aan het bloet geve : nadien fy alleen van flappe vliefen en niet van been of andere harde ftoffe gemaakt fyn. Welke Pces-draden ook daarenboven nogh defe opmerkelyke gebruiken
hebben: Eerfi, dat als het Hert na fyn toeknypen, weder figh los latende langer wert, en by gevolge de opwaarts geligte wanden van het hert weder na beneden gaan* defelve Peesdraden dan 5 vermits fy aan defe wanden valt |
||||
^Van hét Bert. / Sr
fyn, defe ichotdeurtjes, weder open trekken (gelyk men de deuren vanfom-
mige iluifen met touwen doet) om een vrye doorgangh voor het weder in- komende bloed te maken. ïen anderen^ dat defe peesdraden foodanigh aan eenige uitfteekfeltjes van de wanden van het hert, en felfs aan haar tegen o* ver fyde vail gehegt fyn; dat fe in itaat fyn om te beletten , dat defe fchot- deurtjes figh vlak en rakende op de wande van het hert, als fy opengaan, nederleggen; aldus te wege brengende, dat defelve beneden altyd eeni- genafftandvandefyden van het'hert Xtehouden, op dat het bloed in het toe- knypen van de hoUighëit, tegen defe fchotdeurtjes altyd van onderen foude kunnen aanperlTen, en defelve aldus opwaarts ligten, om haar openingh te fluiten,, §. p. Ik hebbe het voornaamfte van defe faken alleenlyk woordelyk hier
geftelt ibnder Figuren daar by te doen; om dat ik by de aldernaukeurigitc Anatomici bevinde,dat ik by de befte en netft na het origineel gemaakte Figuren, om de veelheid van het geen daar in waar te nemen is, niet bequaam fyn om veel ligt te geven aan ymandt, die dit alles ooit in een hert van een dier gefien heeft; maar meer iiudie vereiffchen om verftaan te werden, als het iien van degeilelteniifchen vaneen hert felfs; die hier van ondervindinge gelieft te hebben, kan iïgh van .de'4. Figuur in de XIF. Tafel v^n deHetvFerheyeny GXiyande 1. Ftg.inde /^. Tafel van de Heer Lower bedienen. Indien verder eenigh bekent konft-werk te vinden ware, 't geen met de
werkinge van het hert eenige gelyk-formigheit hadde; foude deflelfs geftel alhier te befcbry ven; miflchen eenige klaarheit kunnen toebrengen; maar nogh pompen, nogh geen foort van ipuiten, felfs de hedendaagfe brand- fpuyten, fchoon fy in het fluiten en openen van haar klappen, eenigiintshct hert fcheinen na te bootfen, nogh iets, dat men weet tot nogh toe door konifc voortgebragt te fyn; is op verre na bequaam, om de wysheit, waar mede defe wonderlyke Machine van het hert geformeert is, eeniger wyiè te verto- nen. Soude men dan dit groote werk-ffcuk kunnen denken by geval dus ge- worden te fyn? Daar niemant dit van defe andere konft- werken foude derven ilaande houden^ K ; , ir ' ; Menighmalen is my dit gefeide befchouwende weder in.gedagten geko-
men, de heelvreejffelyke manier, op welke wy gemaakt fyn; waar van tevo- ren nu in twee andere gevallen geiproken is: namelyk,indien een van defe ichot- deurtjes ontftelt wierde,en onbequaam, om fyn werk te doen; felfs iöo die kleine peesdraden, die fe vafl; houden cri open trekken, of braken, of alleen een weinigh te langh of te kort waren of wierden; foudèn defe deurtjes niet kunnen geflooten worden jals niet konnende op malkander komen,wanneer defe draden tekort; ofniet konnende by malkander blyven, en na de andere fy- de door de kragt van het bloed moetende doorbuigen, als de pefen te langh waren. Soo dat aan elk.van defe fchotdeurtjes niet alleen, maar ook (dac vcrfchrikkelyk is) van drverfcheide lengte van defe peesdraatjes, het leven L van
|
||||
r
2z VI. BESCHOUWING E.
van foo konftigh een werk-ftuk als de raenfche is, van Koningen felfs en
Vorften, van groote en kleine volitrektelyk afhangt. §. io. Dit nu van de openingen, waar door het bloed in beide de hollig-
heden van het hert komt, gefeid fyndej was'er nogh te vrefen, wanneer het bloed uit de regter holligheit in de Longs-ilagh-ader en uit de linker in * de groote Slag-ader geperft was, dat als het hert weder figh opende en de kragt van uitperflen ophielde, het bloed dan weder door fyn fwaarheit te rugge, na de holligheden van het hert, foude Takken, waar uit het ge- komen was, en alfoo de circulatie belettende, ilraks, de dood veroorfaa- ken. Dogh hier heeft de Goedcrtierenhei't des Heerlyken Makers, forge
Voor gelieven te dragen, door in het begin van defebeide Slagh-aderen we- der andere Schotdeurtjes te Hellen > welke een regt contrarie werk doen, als de voorgaande j foo dat gelyk de eerfte toegedaan werden , door het bloed, dat opwaarts uit het hert tragt te gaan 5 defe door het gene, dat al- daar na het hert te rugge nederfakt, gefloten werden: en daar de eerfte door het inilromende bloed geopent werden, gefchiet fulx in defe door het uit- wringende bloed. / 1 Om dit figh te kunnen verbeelden, isTab. II. Fig. 10. aa het geopende ge*
deelte van de linker holligheit des herts, c vertoont de in de lengte opgefne- den groote ilagh- ader, kbb de drie halfmaanswyfe fchotdeurtjes, die figh door het weerkerende bloed fluiten. Men fietfe hier in 't plat leggen en uitgefpreit, daar fe anderfints de ronde openingh van de ilagh-ader vervullen, ff fyn hier de driehoekige fchotdeurtjes of myterwyfe^ waarvan te voren gefproken is, ter wederfeyds omgeflagen, op dat men de andere bbb beter foude kunnen iien } en aan defe ff fiet men de peesdraden fg nogh hangende,; welkers ein- den gg alhier van de wanden van het hert afgefneden vertoont werden j waar aan fy anders, gelyk boven gefegt is, in haar natuurlyken ftand vaft gehegt fyn. »«y Γ; - Sa t . / \ Hoedanigh defe klapvliesjes bbb door ïjet te rug gedrongen bloed figh
fchikken, en den Slagh-ader fluiten > kan men Tab. IL Fig. 11. onder de let- ters CCC fien 5 't geen ook gebeurt, als men in de Slagh-ader Α blaaft. BB fyn de Kroon-flagh-aderen, die het hert voeden, en haar bloed derwaarts brengen ; welkers openingen in de groote Slagh-ader in de Tab. IL Fig. iok met de letters ddr even boven defe VafauL· aangewefèn worden. > c : §. 11. Al het gene men verwonderlyk in het hert waarnemen kan, foude
te veel fyn, om alhier naukeurig te onderfoeken. Soo fiet men, om veel andere over teilaan, inibnderheit in de regter holligheit, dwarilè pefen of fpieren} die de fyden des herts famen houdende, beletten, dat fe door het invallende bloed niet te verre opgefpannen weiden,en vcritrekken alfoo tot een maat van 't geen ten elke male in haar moetfieftort werden : ook die- nen fy om defe fyden in het toetrekken na malkander te doen naderen. Soo· fiet
|
||||
; .3' Ο- Η 1 Fan hetWQ»% 3[■■ i J?" ^ _
fïet men ook dat de linker holligheit, als men het hert dwars doorihyt, met
veel ilerker fpieren en wanden omringt is, als de rcgter j om dat deiè laatite het bloet alleen door de longh moet doen gaan; dat een korte wegh is,in vergelykinge van die verheit, tot welke de linker holligheit het bloed, 't geen fy uit figh dringt,óf -alleen* oF'met hulp der Slagh-aderen moet bren- gen j welke figh niet alleen tot de uiterfte teenen, en afgelegenfte plaatfen, maar ook felfs wederom tê ruggè tot het hert toe uitftrekt. Kan men in dit alles geen oogmerk van den Formeerder fien, foo is men wegens fyne blind- heit te beklagen. . Immers moet ydèr figh niet verwonderen, die een fagt vleesagtigh werk»
tuigh, foo veel fnelheit aan het bloed iiet geven, om foo grooten omloop foo veerdigh te volbrengen ? §. ι ï. Dienu twyfrelt óf de ïoéknypinge van het hert ook een genoegfame
oórfaak daar van fyn kan* (om geen wiskonftige demonftratien hier by te voegen) kan iien, hoe grooten kragt en fnelheit de famendrukkinge van twee lichamen te weegh kan brengen : als hy een kerfle fteentje, tuffen de duim en voorfte vinger houdende; defelve fchielykfamendrukt: wanneer het met meer fnelheit * als ymant die het noit geilen heeft geloven foude, daar uit vliegt, Een diërgelyk voorbeeld heeft men, als men fyn hant vol natte klei neemt; èn defelve, gelijk in het hert gefchiet, fchielyk toeknypt: wanneer men fien fal met hoe grooten veert defelve over ai waar iy opening vintj tuilchen de vingers uitberft. Het welk, nu veeltyds door vyf paffages, (drie tuflehen de vingers en twee onder en boven de hand) gefchiedende, indien'er ook maar een openingh was, en de hand in defelve tyd toegedaan wierde, met vyfmaal grooter fnelheit foude gefchieden; Of men kan het felve opeen feer gelykende wyiè fien, in het voortftoten vaneenvogt, in die manier van doen, welke by de tabak-ropkers veel gebruikelyk is, en quatten ge- noemt word; wanneer fy het quyl met een groote gefwintheid uit de mond doen fpuiten, met het felve eerfr, in eenbefloten holligheit tuilchen de tongh en lippen te bevatten, en daarna de tongh tegen de lippen aan te floo- ten, defe holligheit weg te nemen, en foo de quyl na buiten te dringen. Meer andere foude men kunnen bybrengen, maar defe fullen genoeg fyn om het gefeide eeniger wyiè te toonen. §.13. Men gelieve hier nu by te doen, dat dit hert in een vliefige iafe,
Perkardium genoemt bewaart ligt; welke uit fyne ldiertjes, (fiet hier van Bergerus) Malpighius, 6cc.) een vogt uitlatende, het hert daar door gedurigh, glad en bequaam houdt tot fyne gedurige kragtigebeweginge; belettende, dat deifelfs buitenile vlies wegens droogte eenige rimpels verkryge, de daar aan palende fpier-vefelen haar vereifte vogtigheit verliefen, en foo dit groo- te werk-tuigh in fyn foo nodigen dienft belemmert werde. §. 14. Om nu niet meer te feggea; indien men dit hert in alle fyne vo-
ren verhaalde omüandigheden belchouwt, foude een ongelukkigh Philo- L ζ fooph,
|
||||
$4 VI. Β E SC Μ O UW, I Ν G E.
fooph, felfs den hartnekkigiten en quaataardigftén Atheift, hierin figh felfs
kunnen geruft Hellen, als hy ftaande hielt, dat dit alles fondêr wysheit, fon- der eenigh oogmerk , door figh van alles onbewufte oorfaken gegroeit was ? nadien het aan hem niet onbekent kan fyn, dat by alle menfchen, en bui- ten twyffel ook by ligh felfs voor ganfch onredelyk foude moeten doorgaan, in gevalle hy maar derfde feggen ,· dat een enkele brand-fpüit die op ver na met de konfl, waarmede het hert famen geitelt is,nietteven^lykeni$,foo- danigh een oorfpronk en geen verilandigh meefter geha,4 hadde. Laat hy nu hier by doen, dat een andere defe Machine gemaakt heefty en eenander die beweegt} foo dat dit alles in fyn lichaam niet alleen buiten fyn wil, maar felfs buiten fyn weten en gevoelen gefchietj en kan hy dan nogh niet fien, dat fyn foo dierbaar, foo koftelyk leven van een ander onderhouden wert, die fulx met foo veel wysheit doet? Hoe is het voor ymant te begrypen? daar defe beweginge van het hert, volgens de rekeningh van den voornamen wis- konftenaar Borellus, in elke pols-flagh meer kragt moet doen, als vereiifc ■werd om een tegenflant van eenige duifent ponden te overwinnen; dat het meer als twee duifent maal in een uur dit uit kan voeren > fonder in y 0,63,70 Ja- ren ojt, het fy wyflapen of waken, eenige ruft te hebben. Eninfonderheit daar onfe andere fpieren, na een veel minder arbeid, en fomtyds maar van eenen dagh, foo feer vermoeit en onmagtigh kunnen worden, dat in de fpie- ren van dit kleine hert in foo veel jaren fulx noit gefchiet ? enial dan foo grooten faak, door foo wonderlyke werktuigen, op foo eenverbaaftmaken- de wyfe te wege gebragt, een yder, die redelyk is, niet moeten doen met fekerneit befluiten, dat een alle menfchelyke overtreffende wysheit en magt figh daar vertoont: Hoe kan men anders, als foo men fyn hartnekkigheit niet kan befchuldigen, figh over defeondenkelyke onverftandigheit verwon- deren? ' " *! - · *■ ': · 1* ; '..■'.) y<;; ;U",: t Hh f Immers kan niemand loochenen, dat, volgens*het gene wy ftraks getoont hebben, foo menigmalen wy onfe hand op de borft leggen, en daar ons hert voelen ilaan, een yder gedwongen is of met of tegen fyn wil te bekennen; dat defe beweginge, in ons, fonder ons toedoen, en gevolgelyk door een ander gewrogt wert. En dewyl wy daarenboven, in het voorgaande geitel van het hert en meerder deelen gefien hebben, dat deefen Beweger en Ma- ker wys is, en ons leven aan defe door fyne magt veroörfaakte bewegingen ge- heelyk hangt: moet na dit alles regt overdagt te hebben, een fodanige niet beven, die defen Magtigen Wyfen.en Goedertieren Onderhouder van fyn -leven, niet alleenlyk weigert fyne dankbaarheit te betoonen, 'maar open- fcaarlyk hem derft lafteren, en alle defe deugden en volmaaktheden looche- nen? -^,- VILBE-
|
||||
■f£F
|
|||||||||||||||||
VII. Β ES CHOÜWIN G E,
|
|||||||||||||||||
Van het Ademhalen
|
|||||||||||||||||
ii. Experiment, eenJpuit meenlugtUM^
ge plaatfe.
12 Aaor. XVIIt 2j> Jefaise. XLIL -$· 13. Overtuiginge uit het te voren geftide,
14, Job. XXyiL 3,
j$. Overtuigingen uit het te vorengefeidt,
16. Gebruik der ademinge,
17. G'efieJ der lugt in pefi-tyden.
Experiment van L: Schagt. 18 Experiment, de lugt laat iets in het bloed,
19 Overtuiginge uit het te voren gefeide.
|
|||||||||||||||||
'r J.ï. TVÈ lugt is nodigh by het Moed.
JL/2. Β loet-vaten en kgt-pyp in de longh. q. Klieren in de lugt-pyp. 4, fiondett fpieren dienen tot de ademinge. ƒ. Sonder lugt is aldien toefiel te vergeefs, 6. ILigenfchappen der uitfeïtende lugt.
7. Gelykenijje van een blaasbalk.
É. Experiment, longh in een lugt-ledige
plaatfe.
O. Experiment, met een flesje met water, lo, Job. XXVII* ^.Inademinge. |
|||||||||||||||||
Et lal ymand, die het voorige geleien heeft 9 nogh bekent fyn j.
dat fah. II. Pig. 3. het bloed uit de aderen E en F in de regter |
|||||||||||||||||
Η
|
|||||||||||||||||
§•1
|
|||||||||||||||||
holligheit van het hert komende , door een andere G (welke men de Long'
fiagh-ader noemt) in de Longh, door famentrekken van het hert, inge- drongen fynde, door een andere Η weder in de linker holligheit uit geitort word. OF het bloed nu van defe eene pyp in de andere onmiddelyk overgaat > dan-
of het de blaasagtige ftofFe der longefelfs pafleqrt, betwiften wy hier niet ^ dit is waar, dat de ingeademde lugt ïn cje Longh, daar dit Moet in is,foo. ïangh het leven duurt, indringt en weder uitgelaten wert. Èn welk fyn gebruik ook wefen magh, het is foo groot, dat geen rneniche fonder itrax te fterven, defelve voor een ganfch korten tyd miilènkanj enblykelyk,dac de werk-tuigen om defe lugt in de Longh te doen komen, feer konitelyk gemakt fyn. §.z.Die hier aan t wyfFelt,laat by van een geilagt lam ofander dier, de Ldng er*
Strot in de hand nemen,en letten,/, dat de bovenïle openingh der Strot, met eert klein krake-beentje (Epiglottts genaamt); bedekt kan worden^ als defpyfena, de Slok-darm gaat, die daar agter gelegen, en waar van ook te voorert yets gefegt is.//. Dat daar de takken der itrot, die figh in de Longh verfpreiden T krakebenigh en ront iyn om akyd ópen tè kunnen blyvenj egter de ftroc felfsjdaar fy op de Slok-darm ligt, van voren, om geen door- togtaan de Lugt te. "weigeren j door fyne krakebeenen aljeen een gedeelte van een rond uitmaak r* i - ':;■ L· λ Λ '. ca
|
|||||||||||||||||
fft VIL BESCHOUWING E.
en van agteren vliesagtigh is, om indien het harde krake-been ook aldaat
voortgingh, de Slok-darm niet te perfTen, en dendoorgangh van de fpyie te belemmeren. ///Hoe wonderlyk een famen-itel gegeven is aan de lugt-pypen AE Tab.II.Fig, iz. of takken der Strot j die overal in de Longh ingaande tuf- fchen de twee bloedvaten BE en CE gelegen fyn; waar van β E aan het bloed, dat in de longh ingaat, en C E aan dat weder de felve na de linker holligheit van. het hert toegaat j tot een doorgangh dient. Het felve fietmen" in defe fyd-.takjes geduurig te gebeuren 5 in welke de bloed-vaten alhier kleinder en de lugtpypjes in het midden van defe leggende, afgefneden VST- toont werden. §.3. Dogh indien ergens in het lichaam forge moeit gedragen werden,
föheen het alhier te fyn, om defe pyp , welke,foo langh wy leven, het fv wy waken of ilapen, van een geduurige wint van inkomende en uitgaan- de lugt doorge waait werd, niet te droogh daar door te doen werden. Siet men dan hier geen ooghmerk in? dat den alles-wetenden Maker defelve, niet alleen met een klieragtigh vlies, waar uit geduurigh eenige vögt fypelt, van binnen bekleet heeft 5 en om de ftrot-pyp felfs tebevogtigen, behalven de klieren, die men Amandelen noemt, nogh twee andere Tïbymdetegemamt, van een merkelyke grootte tot dit gebruik daar heeft gelieven te plaatfen 5 maar Óók hoven dit, om fyn voorgenomen einde klaarder te toonen,aan al- le plaatfen, daar dö lugt-adèr in takken verdeelt wertganfehaanilenlykeklie- ren heeft gelieven te leggen, tot bevogtiginghderfelver. Of fy ook andere februiken boven defé hebben onderfoeken wy hier niet. Ènde om dat de ]piglotHs (het krakebeentje, 't welk de openingh der ftrot dekt) door het gedurigh heen en weder doorgaan der daar tegen aan ftotendelugtby naon- mogèlyk fchynt vogtigh te kunnen gehouden werden jen droogh fyndeniet foo bequaam tot fynen foo gewigtigen dienit foude wefen: Kanymandfon- der verwonderingh aanfien, dat deiïelfs Hoogh-WyfenOrdineerder dit kra- kebeentje, boven foo veel andere, met kliertjes om hettebevogtigen,onder en boven voorfien heeft ? §.4. Om nu niet te fpreken van de verdeelinge der lirot, in foo veel kra-
kebeenige ringen > van de vliefen, en fpier-vefeleh, daar fe mede aan malkan- deren gehegt worden5 van het wonderlyk geitel 5 des itrotten-hoofts , het Welk uit foo veel krakebeentjes famen geitelt is, én van veertienfpierenbe- wogen wort: opdat door dit alles de itröt en fyn openingh, opverfcheiden wyfen,langer en korter, Wyder en nauwer gemaakt fynde, de itemmedaar door geformeert foude werden, en grover of fynder ldinken. Welke faak nu het voorwerp van de ondeffoekinge van eenige gröote Natüur-Befchou- wers geworden fynde, fullen wy hier alleen by net ademhalen verblyven} en ymand, die nogh aan de-wysheit van fynen Maker twyffelt, alleen vragen, of hy de werk-tüigen, welke behalven de löngê, daat toe dienen, foude lumnen geloven fonder verftant en oogmerk by den anderen gekomen te fyn? infonderheit
|
||||
Van het Mem-halen. J g«
inConderhêit als men hem aantoonde, hoewel tot een ademhalmge het mid*
delrift alleen genoegfaam is, dat egter op dat dogh dit nootiakelyke wérk niet ligt mogte belet worden, tot den ademhalinge ontrent honden ver- fcheiden fpieren kunnen dienft doen. En hoe ligt den adem ookmagfchy- nen te gaan, dat in een groote ademinge , (als men alle fpieren die daartoe kunnen gebruikt werden, te werk ftelt) eer den adem ingehaalt en uitge- dreven is, dit groot getal haar kragt daar toe befteet heeft. ê, i: By de Anatomici is dit kenbaar genoegh, en om een kleine fchets daar van te geven: in het inhalen des adems werden om de ribben en borir. beter op te ligten, en de ruimte der borft grooter te maken, te werk geftelt,aan de eene fyde een Sufalavius, elf, iniercofiales extemi, elf Levatores Cofia- rum± én nogh de Serratus anticus minor, de Serratus anticus major, de Serra- tusrpoflicUs fuperior, en de Cervicalis defcendens Dimerbroekiit behalyen drie* daarom gemene genoemt, om dat fe ook andere bewegingen doen, namelyk de Peïïoralis'i Scalenus en Levator Scapulde. Welke te famen 30 fpieren en» lbo veele van de andere fyde daar by gerekentfynde, over het geheel 60 fpie- ren uitmakenj die in de in-ademingh alleen werken, als wy alles doen wat wy kunnen. *< «/. \ Tot deuitademingh dienen ook aan elke ieyde ip (pieren, als elf hfercof* taks interni\ de TrianguUris± de Sacrolumbus ende Serratus pofiicus inferior* én met defe ook vyf gemene, namelyk de ipieren des buiks. indien mendaiv die ip van de andere fyde hier by doet, fullen in de uitademing 38 fpieren gebruikt werden; wellce by de boven fte 60 geaddeert, te famen een getal van p8 uitmaken. Doét hier nu by het Middelrift, fynde het voornaamfte werk-tuigh van aefe allen: welke volgens het feggen van den grootenvf^- tom'icm Ρ: Ferheyen uit twee of (foo het fchynt) uit drie fpieren beftaat, 't- geen wy hier niét betwiften. En fullen op defe wyfe, eer een groote adem- halinge volgens al ons vermogen gefchièt is', 100 fpieren ten minften tot dit éenige werk gebruikt fyn. Dèfe aanmerkinge vint men aangetekent in de Aêtm van Leiffig, Anno 1707 van I. G. Pauli over van Home, : -Ik fal nu Avéderóm, vragen, of defe ordonnantie ook aan ymand kan voor* komen, als by geval, of fonder verftant gemaakt te fyn, ;daar fooveel fpie- ren van foo verfehéiden loop.van vefelen, toe kunnen dienen ? en of ymand> kan denken, dat dit goote famenftel fonder het oogmerk van de rnenichen te doen ademen kan vöortgebragt fyn ? elk ga alleenlyk in ftilte by figh fel- ve, befchoüwe dit érhftlgh',; enonderfoeke^ of hy ook met eenige redenen) daar aan kan twyfrelen. \·>-'ί tip mh fw- ' , -■: ,: l §. f. Maai* indien dit gefeideföó verwonderen^ waardighaan ymand moet voorkomen j fal by niet met vërbaaftheit de wysheit des groten Albeftier- ders moeten aanbidden? als hyfiet,' dat allé de werktuigen,- hoe konftighi fy ook tot het ademhalen/ gemaakt mogen fyn, geheel te vergeefs, én niet van hét aldcrminfte gebruik'foüden weien * indien de menfehen en alle §| dec®
|
||||
88 VII. BESCHOUWIN GE.
dem-halende dieren niet van een iloffe, gelyk de lugt is, omringt waren; wel-
ke in fyne deelen, onder andere eigenfchappen een uitféttende ofveerige kragt {Fis Eiaftka) benevens eene fwaarheit heeft, die defelve werkfaam en veerdiger maakt, waar door,ibo ras de boril door het werk des voorgefeide fpieren wy- der gemaakt wert,deie lugt aanilonds in de flrot en longh inberft. Van welke ei- genfchap der lugt, (die wy alhier onderftellen) in deflelfs befchbu winge hier na breder lal gefproken, en by ondervindingen getöont werden, dat in een lugi van defé uitféttende kragt maar ten deele ontbloot fynde, by na alle dieren ilraks bevonden werden te ilerven, , §6*. Om egter alhier eenigh begrip van het adem-halen te geven, is het no-
digh dit volgende voor af tetoonen: namelyk, Æ wanneer de plaatfe, in welke eenige lugt befloten is, wyder wert gemaakt; dat defe lugt,nu een grooter plaatfe vervullende, in haar uitféttende kragt fwakker wen, II. ipo defe verfwakte lugt, op eenige wyfe, met een andere, die iterker is, gemcenfehap heeft, en fy beide op malkander kunnen werken; dat de flerker lugt in de verwyderde plaatfe, waar in de fwakker lugt is-, terilontfal indringen, ra þ.: ,,<;.-.;.>,·/. . r%' .-, K-"':·;;...··.. §7. Om dit beide by gelykcniflê te fien, behoeft men alleenlyk figh eea
blaasbalk, AEF» Tab. III^Fig. 1. te verbeelden: waar in men weet, dat niets anders behoeft te gefchieden, om de lugt door de mont Á „of pyp AB daar in te doen komen; als dat men de fyden E D en FG van malkander a£ tatekt, en airop de ruimte EDGF wyder maakt: waarom de lugt, die in de felve was, verfwakt werdende, en niet magtigh fynde om de buiten lugt (met welke fy door de pyp AB gemeenfehap heeft) te balanceren, delaatfle na de ilerkite fynde, door haar uitféttende kragt in de blaasbalk door de pyp AB. in gedreven, wert.· hyil ,/,ý^^/:'. iï-&uh b . Het felve foude gefchieden; wanneer men figh vooritelde, dat aan de pyp
AB, een blaas BC binnen in den blaasbalk vait gehouden was; wanneer de ruimte Ê grooter gemaakt werdende: de lugt aldaar ook te fwak foude wer- den om de lugt, die door de pyp Á  het hol van de blaas BC vervult, te- gen te liaan'.waarom defe blaas door die iterker indringende buitenlugt moet , uitgefpannen en opgcblafen werden. ß />> blndien men nu, deie pyp Á  als de itrot, de blaas  C als de,lqngh, het
ruim des blaasbalks E DG F, als dat van de boril aanmerkt; fal men de re- den fien, waarom de lugt door de flrot in de longh, die gelyk defe blaas aan de- felve hanght,indjringtj wanneer men door. her middeirift neder te drukken, en door de andere fpieren de boril wyder en ruimer maakt. : JDie nu gelieft te fien, dat de longh aan de itrot hangende, ook door de lugt kan opgeblafen werden; behoeft maar de moeite te nemen van in de ilrot van een eerilgeflagt dier met kragt te blafen ; als wanneer hy de long door.defe wint, gelyk eendaar aan hangende blaas, fal fien opfwellen.· §8. Ik hebbe dit in het ruwe hier nedergellelt om ymant, die geen ge- legen:- |
||||
Van hét ^Hem-loaUn. >%?
legentheit heeft van een lugtpomp te gebruiken, daar van eenige bevattinge
te doen krygen ; maar die van dit voorname, en tot de onderfoekingen van de werken des grooten Scheppers, foo nuttige werktuigh gedientis, kan figh het felve op «en veel klaarder en onderfcheidener wyfe doen ver- toonen. Laat op het glas OPF, l'ab. III iüg-i. op de lugt-pomp ftaande, het
dekièl OP met fyn wafch gelegt worden; het welk een pypjeANB heeft, dat door deiTelfs middelpunt gaat, en met een kraantje in Í verfien is; dat nu open is, en toe kan gedrait werden. Onder dit dekfel is aan het uiterite van het pypje. Á Í, een ander  C gefchroeft; het welk met fyn einde in de Lugt-pyp van een itukje longh D geftoken, en defe longh om het felve vaft toegebonden is. í Wanneer nu de itamper L Ì der lugt-pomp, in IK of fóo verre inne-
waarts ftaat, als mogelylt Is 5 ilet men dat de longh D in een ruimte E hangt, welke figh niet verder als van O Ñ tot ÉÊ uitftrekt ; als de Kraan G Ç open flaat; in welke ruimte de daar in fynde lugt beiloten is. Het kraantje in Í dan toegedaan hebbende, trekt de ftamper te rugge van 1Ê tot L Ì} foo is de ruimte, waar in de beiloten lugt is, van IK tot L Ì grooter als te vo- ren j en de Jugt figh uitfettende vervult die beide; waarom defelve veel van fyn uitfettende kragt verheft: 't geen blyken fal, als men het Kraantje Í weder open maakt; wanneer de buiten lugt door de pyp Á Â in het ftukje longh D indringt, en het felve opblaaft, om dat defe van haar uitfettende Éì-agt niets verloren hebbende, de longh D fterker uitwaarts kan perflen, als de beiloten lugt in E, die defelve inwaarts perft, om fynfwakheitkante- genftaaa. J " Dat dit waar is fal blyken; om dat, als men den ftamper L Ì weder in-
waarts tot ÉÊ, en de beiloten lugt weder in een nauwer plaats brengt} de felve in -E figh weder fterker uitfetten fal, en de longh D meerder perifen en daarom kieinder doen werden; doende de lugt, die in defelve was, we- der door de pyp  Á na buiten gaan: en fal men met de ftamper eerft van ÉÊ na LM,en dan weder te rugge te brengen, telkens als de beiloten holligheit grooter wert, de longh fien opfwellen en de lugt van buiten daar inkomen 5 en als menfe kieinder maakt, de longh ook kieinder en de lugt daar uitgedreven worden. Het welke als men de pyp Á  voor de ftrot, de ruimte OPKI voor de borft, en den ftamper L Ì voor de middel-rift neemt, een groote ge- lyk-formigheit met het. ademhalen heeft 5 en alleen daar in verfchilt, dat daal- de ruimte, in welke de longh hangt, in de borft ook door haar fpieren en door andere werktuygen grooter en kieinder gemaakt wert, het felve alhier m ãÅ lugtpomp alleen door de fuiger gefchiet. Die nu ofte veel moeite agt, of niet wei gelegentheit heeft, om een 5r Wlilongil van een klein dier hier toe te gebruiken; kan figh van een.le-
4i£h blaasje D aan het felve pypje  C gebonden fynde bedienen, 't Geen m alles
|
|||||
»
|
|||||
V Ι Ι. Β Ε S GHOUWING Ε.
|
|||||||
90
|
|||||||
alles Teer aangenaam en gemakkelyk vertoont. SoodatmetdendraiSoom van
de lugt-pomp een halvenilagh heen en weder omtedrajen,men het blaasje vol lugt en weder ledigh maken kan. §. <). Indien nu ymant met fyn oogen ook wil fien, met welk een kragt;,
en op welk een wyfe de lugt, als de ruimte der borft grooter gemaakt is, ih de longe dringt} die gelieve in plaatfe van de longh of blaasje, een klein flesje van een once, of diergelyke, vol water fynde, aan het pypjeBCtè bindenj foo dat dit pypje.foo verre het mogelykis,in het water kome: daar na de kraan Ν toe te doen jen de ruimte als voren tot LM, met het terug- ge trekken van den itamper,grooter te makenj eindelyk in defen ftanthet kraantje Ν te openen j wanneer hy fien fal, dat de lugt van buiten, die door fyn fterker uitfettende kragt innewaars beril, het water met feer veel kragt en op defelve manieren beroeren fal} glyk door ymand de mond in Α fetten- de, en door de pyp ΑC in het felve water na fynmagt blafende,gefchieden foude. . - §. io. Indien ymandt nu figh verbeelt, dat de lugt opdefewyfe, by fer-
me van een foo fterk geblaas, door de neusgaten of de mond inde longe in» gevoert wenj moet hy niet overtuigt fyn, dat den geeft Gods by Job, Cap. XXVII. \. de regte eigenfchappen van hét ademen op het aldernet^- fte uitgedrukt heeft? wanneer hy hem van fynen adem fprekende, deze woorden doet gebruiken: Soo lange als mynen adem in my'falfyn, en hetge~ blaas Gods in myne neufe. Kan men iigh hier genoegfaam over de wyshëit van den Ingever van dit \vOord verwonderen ? die in foo duiftere tyden,als nogh niets van de uitfettende kragt der lugt aan eenigh menfche bekent was, den adem niet alleen een Geblaas, maar foo nadrukkclyk een Geblaas Godts heeft gelie- ven te noemen} en de felve van zym'n adem, die in-hem was, tè önder- fcheiden. ,; ; -■- ïvuw? Om nu hier ook niet te fêggen, dat (Genes: II.j.)Godt in deseerfienmen*
fches neusgaten geblaafen hadde den adem des levens \ dewyl Job hier ntót foo feer van het begin des levens aller menfehen fcheint te fpreken: hoewel anders dit ook hier toe foude kunnen gebragt werden. Weet een ygelyk die hier in ervaren is, ten ware de buiten-lugt door de magt Godts in die ilaat geduurigh gehouden wierde, dat fe door haar fwaarheit en uitfetten- de kragt iigh altyt na alle kanten tragt uit te breiden 5 dat fchoon den men- fche alle fyne kragt daar aan te koil leide, en fyn borft ten uiterften ruim maakte, in feer vele gevallen niet de 'minftc lugt of adem, die hem in het le- ven foude kunnen houden, in fyne longe foude komen: en dat daarom ook van dit laatfte de menfche niet meer oorfaak is, als hy die een deur opendoet, tegen welke een ander aandringt, oorfaak kan geheten werden, van het in huis komen van de laatlie } hét welk blykelyk is, als defè geen kraght gebruikte,om door de geopende deur te gaan, dat géeniints gefchieden foude. Waarom dan, dewyl het geblaas der lugt in fyn ingaan in de longh alleen van de
|
|||||||
Van hét Adem-haïen ρ Γ
de veerigé kragt derfélver lugt door de fwaarhcit aangefet, en defe van niemand
als van Godtafhangt, de inademingh met reght het Geblaas, niet der men- fchen, maar Gods genoemt wert. '^ §. ii. En om by ondervindinge te toonen, dat wy in dit feggen niet te
verre gaan: en te doen fien aan yder, fchoon men een ruimte grooter maakt, gelyk in de borft in het ademhalen gefehied, of felfs fchoon men een ruimte maakt, daar fy niet en was; gelyk in een fpuit, wiens ftamper men op- trekt} dat'er egter gevallen fyn, in welke foo defe ftofFen, die anders in defe fpuit opryfen , geen uitfettende of claftique delen in figh hebben, of op andere wyfe bewogen en geperft worden, fy geeniïnts in defe ledi- ge ruimte fullen ingaan om de felve te vervullen. Laatymand maardeoogen ilaan, op die kleine Machine F ΗI Tab. III Fig.^. welke by de lugt-pom- pen ordinaris verkogc wert, en by fal iien, indien men in,het fpuitje AB, door het optrekken des ftampers F Α , een ledige ru-imte maakt j wanneer rqeneerfl: de lugtby G,uit de glafen klok HB1 j door dé lugt-pomp uit- gelaten heefti dat het water5 in het glaasje DE, waar in de pyp BC van het fpuitje iteekt, die in C open is,gcenfïns daar door op falryfen,nogh de ledige plaats in de fpuit (als gewoonlyk gefchiet) vervullen} dewyl het wa- ter DE in liga felfs niet merkelyk veerigh of uitfettende is, en van geen an- der uitfettend lichaam geraakt wert} 't geen 'm deiè omftandigheit daar toe vereiil was. Waar uit niet duifteflyk af te nemen is, 't geen wy van dena- dem gefegt hebben, namclyk, dat fchoon ruimte in de borft wiert gemaakt om in te ademen, in veel gevallen geen lugt, als fy gelyk het water niet e- lafticq nogh ook fwaar was, daar in foude komen. Welk alles daar door nogh meer blykelyk is} dat, foo ras men de lugt weder in de klokH ΙΒ in- laat, defelve door fyne uitfettende kragt het water in DE perflendë, hét felve ilrax na de gemaakte ruimte in Α Β, door de pyp BC (in welke, om dat geen lugt daar nu in is, geen tegenrtant is) doet op ryfen. ' κ ·: §. iz. Die dan dit voorgaande alles regt verftaat, endaar uit weet hoe
het ademhalen gefchiet; moet die niet op een ganfch byfondere wyfe over- tuigt fyn, dat den Adem eert eigentlyke Gifte Gods is: en wel op een vol- komen gelyke wyfe, als van'een bedelaar, die yets ontfangt van eenander, die het aan hem geeft, van de menfchen genoten wert ? Want gelyk dtfc fyne hant open doet, en lédigh Vertoont om yets te ontfangen, verwagten- de*tot het den Gever gelieve daar iet,s in te leggen, om deflêlfs ledigheit te vervullen; fonder dat hy felfs yets meerder daar toe doeft kan: alföo ook alle φει-en, en felfs de foo groot van figh gevoelende menfchen, kunnen maar alleen haar borft open doen en defelve ledigh aan den grooten Gever des Adems vertoonen} fynde ook, gelyk den bedelaar, gedwongen te wagten, tot het den Aanbiddelyken Onderhouder van alles, in wiens hand volgens het feggen van den H. Daniël Cap. V. ζ 3 ook der•Koningen'Adem is, behage defelve longe, met fyn lugt, door middel van haar uitfettende kragt te vervullen} het Μ i " welke
|
|||||
·-.
|
|||||
j* . VII. BESCHOUWING E.
welke alleen van des Scheppers Magt afhangt, en waar toe de magtigfte-
onder de menfchen niet het minfte kan doen. Is'erdanookeenkragtiger.uit- drukkinge by ymand te bedenken, als die den H. Paulus in dit geval gebruikt? Aïïor. XVII. 2 ƒ .namel.yk,^/ Godt aan allen het leven, en den ademden alle din- gen NB. geeft. Welke maniere van feggen men.ook.vint Jefaia yXLII. f. dit. denvolkefdat [op der aarden] is , den adem geeft, §. 13. Laat hier nu dat hoveerdige en trotfe dier, het welk men Menfcbe
noemt, eens met aandagt op figh felft letten > en fien, of hy ook eenigen, uitvlugt kan vinÖen; waar door hy figh foude kunnen bevryden van te moe- ten erkennen, hoe opgeblafen hy ook wefen magh, dathygenootfaakt is,, als de geringde Bedelaar in eiken adem, dien hy inhaalt,aanfynenSchepper fyn armoede te veitoonen, en fyn onmagt om figh een minute in het leven. te behouden: op dat het Hentdogh mogte gelieven, fyne geopende en le- dige Borft en Longe, niet een verfche, goede, en.gefonde lugt te begif- tigen, en alfoo van oogenbiik tot oogenbiik hem in het leven te bewaren. En kan dan yrnant defe nietigheit van hem felfs en fyne afhankelykheit in el- ken adem van fynen grooten Onderhouder, en de foo veel duifenden jamilr lioenen malen, op welke defen bermhertigen Gever aan hem den adem en daar in het foo.dierbare leven, geduurende foo veel jaren,,, goedwillighlyk. gegeven heeft, met eenige aandagt befchouwen,. en nogh aan dien goeder- tieren Weldoender niet alleen ondankbaar blyveny maar felfs alle fyne foo. aanbiddelyke, foofeer hem.verpligtende deugden en volmaaktheden looche- nen, en was het mogelyk. hem geheel vernietigen.?. Wat fal men van defe. onbedenkelyke, ja foo onredelyke en Godtloofe" gedagten anders kunnen feg- gen? als datfe by yrnant, die maar de minfte billykheit en eenige genereus- heit, om een genotea weldaat te willen erkennen, nogh in figh heeft, vér- foeijelyk moeten fyn.. §. 14. Dit nu alles van de in-adèminge gefegt fynde, kan ik niet. nalaten,
hier by te doen j dat het my meermalen met veel eerbied en verwonderingh voorgekomen is, dat den H. Job in de vooraangehaalde plaatfe Cap: XXVII., 3. even voor het geblaas in.fyne neufer. het welke hy aan Godt toefchryft,ook van een anderen adem fprecla, die hy fynen adem. noemt. Soa lange als my nen: adem in my fal fyn. Het geen ons reden geeft om te. denken, dat in defe woor- den op de uit-ademinge en in het byibnder. op de lugt, die reets in de longe ingegaan is, gefien wort. Eerfir om dat de lugt in de longe inrgeadem iynde, de fyne kan genoemt werden y dewylfeniet alleen r gelyk alle andere dingen, die wy van Godt ontfangen,. maar felfs op een byibndere wyfe,, fonder eigen toedoen aan hem gegeven, is, Ten anderen^ fchynt het gefeide. daar uit eenigfints. klaarder te fyn -y om dat hy. hier niet van een geblaas,dat een voortgangh des lugts betekent, maar van een adem .die/» .&/»./ƒ Xpreektj't geen. niet beter, als van de in de longe reets ingeademde en daar in fynde lugc veiilaaa.fchynt te kunnen werden 5 welke hy ook daarom te xegtfynen adem,: noemt Si
|
||||
ΡΌ» het Adeni-löahn* ρψ
noemtyöm dat hètaan fynen wille fchynt te ftaan defelvedaar in te houden,of we-
der uit te dry ven i fonder dat foo feer daar toe, gelyk tot het inademen, een, andere kragt, die van hem iöo|oogenfchynelyk niet af en hanght, vereiil §.15. Ingevalle men nu-alle defe aangehaalde plaatfenby malkander neemt j-
moct niet yder bekennen , dat den Autheur van dit woord y hier na de netfte ondervindingen van de keurigire Natuur-Onderfoekers fpreekt? moet hy niet toeiUan, foo hy enigfints in de fchriften van de Ouden ervaren is, dak hier de nieuwfte ontdekkingen van onfen tyt blykelyk met de vinger aange-: wefen werden? dewyl niemant van de Oupe,. de in-ademingh met regt een. Geblaas heeft kunnen noemen j als aan welke de ware oorfaak daar van, of de uitfettende kragt der lugt nogh volkomen onbekent was. En ook niemant van haar daarom dit ware onderfcheit, tmTchen de lugt die in-geademtwert, en tuiichen die nu in-geademt is, ea weder ftaat om uit-geademt te worden,, heeft kunnen maken j welke daarom ook geen reden hebben gehadt, om aan de eerfte de naam van een Geblaas en een Gif te Gods, en aan de laatrte die van. des menfchen adem, die in-hem is te kunnen geven'. * Indien dit alles nu aldus gefchreven, en in een tyt gefchreven is} in wel-
ke het buiten alle twiil is, dat der menfchen kennifle tot alle defe dingen figh nogh niet uitgeilrekt heeft i kan ymant met reden weigeren, dit gefchrift aan te nemen, als iets, dat van de wysheït en kenniilê der natuurlykeiaken,,, die alle menfchelyke te boven gaan, fynen.oorfprongh heeft? §, 16. Hoedanigh nu het nut is,r dat defe ademhalinge, waar van wy de
wyié, op welke fy gefchiet, tot nogh toe verhandelt hebben, aan de menfchen geeft, fullen wy hier niet breder onderfoeken : dewyl de geleerfte Natuur-; Befchouwers nogh niet geheel daar in óver een komen, of fy dient tot verkoelinge van het bloed j of om het felve alleen door de nauwe pypjes der- longe gemakkelyker te doen doorgaan ,enfoo aan het bloed een beter.mengfel te geven, of eindelyk, omeenfalpeteragtigen geeiluit de lugt aan het Celve.. in de Jonge mede te deilenj 'tgeen veele afnemen, om dat het bloeduit een ader αρ in water gefmolten falpeter fpringende,, fyn bruine couleur in eea. glinflerende rode verandert} en een wey van figh laat foo helder als water,,, hoe wel egter ftoffelyk voedfel genoegh bevattende: gelyk men met eenige droppen fure geeft, van falpeter,, of fterk-water, daar by te doen.vernemen> kan> dewelke uit defe wey een fpier-witte wrongel doet aflcheiden. Deib: eigenfchap nu heeft het ilag-aderlyk bloed insgelyks, dat bruin is, eer het in de longh gekomen isj dogh na defelve doorgegaan, en daar in de wer- kinge des lugts (welke die ook fyn magh) geleden te hebben, een heldere: rode couleur in de linker holligheit des herts en verder in de flag-aderen ver- toont. ]En 't geen nogh tot meerder waarfchynelykheit by fommige aange- merkt wertj. is, dat de lugt falpeteragtigh fynde, over al waar fy op een. bloed, ftaatj dat bruin uit. de ader gekomen in een kom geftolt is, het Μ ι felvep
|
||||
94 VII. Â E S C Ç O U W I Í G E.
felve insgelyks blinkende rood maakt* en een verwe geeft, na die vol-
komen gelykende, welke het door by doen van gefmolten falpeter bekomt. Dit alles laten wy om de veelvuldige difputen hier over aan de tyd endeon- dekkingen van volgende eeuwen, om ondervindelyk te kunnen bepalen, welke van de voorgefeide nuttigheden, of welke andere de regte is, die men ftellen moet, dat het bloed van de lugt ontfangt. Dit is egter buiten twiftj en waar, dat de in-ademingfo der lugt van foo
grooten aangelcgentheit is, dat niemant defelve langh fonder fterven miflen kan: en dat ons hert en ganfche adergeftel door den Al-wyfen Maker foo- danigh geforraeert isj dat ons ganfche bloed, ettelyke malen in een uur de longh pafleeit, en aldaar aan de werkinge der lugt bloot geftelt wert. í §. 17. Hoeveel nu, behalven deifelfs uitfettende kragt en fwaarheit aa.n de
welgefteltheit der lugt gelegen is, om menfchen en dieren in het leven te behouden, iiet men in die tyden.j als de lugt bedorven fynde, peftiientiale ilekten veroorfaakt, en Vorften en Onderfaten, grooteen kleine, totduifen- den toe door defelve wegh rukt. En gelieve niemant defe foorten van alle menfchen treffende fiekten aan yets anders toe te fchry ven -, nadien defelve aan al- le hooge en laage ftants-perfoonen gemeen fynde, ook een gemeene oorfaak ver- eiflehen} welke niet anders als inde lugt, die aan allen gemeen is, gevon- den kan werden. Een fchrikkelyk exempel van defe peftilentiale vergiftin- ge der lugt j heeft den vermaarden Profejfor L. Schacht in de laatfte peft-tyd tot Leiden getoont inamelyk met een emmer vol water een nagt langh,felfs in huis, te laten ftaanj wanneer des morgens figh een uit de lugt gevallene Room, met veel verfcheiden couleuren vertoondej welke met het boven- fte water fagjes met een lepel afgefchept,en aan een hond te drinken gegeven fynde,_defelve binnen weinigh uuren dede frerven/ En heeft ook de fchade- lykheit van een bedorven lugt, preuven in overvloed uit droevige onder- vindingen, waar door men foo meenighmalen gezien heeft, dat menfchen in een lugt, waar in fy gewoon waren te leven, op een ellendige wyfever- ftikt en geftorven fyn, als fy met den rook van glimmende dove kolen ver- giftigt was. §. 18. Het gevoelen nu, dat de lugt in-geademtfynde, yets indeLónge
laat, (waar en wat het ook wefen magh) en niet Weder met deiêlve geftelt- heit daar uitkomt, fchynt ook eenige waarfchynelykhéit te ontfangen, uit feke- re ondervindinge, die ik onder myn aantekeningen van denJare i6s>f vin- de I welke fchynt gelooffelyk te maken, dat de lugt dat foort van deelen in de Longh laat verblyven, door welke fy te vooren de vlammen onderhiel- de. Msn kan hier over de § s> van de XXIIBefchouw'mge van het Vyer, na iien > alwaar dit Experiment in fyn omftandjgheden te lefen is. Behalven dit vind men in de Memorien van de Franfche Academie Anno 1707 pag: &13 een aanmerkinge van de Heer Hombergh; 'm welke fyn E. fegt, dat y- mant
|
||||
,3 O TI ï Vari^t'Mêm-haïw. $~
mant figh,in'leeii;plaats bevindende^ daar een iterke reuk is ~vi*n<ólyë van
Therebintyn, en daar na· fyn watern makende, gewaar werden fal ψ dat het defelve violette reuk heeft, als of hy Therebintyningenomehhadde.De- wyl nu de delen van defe Therebintyn plye niet anders in fyn lichaam geko- men fchynen te/fyn, als door ademhalinge; en het uit de reuk van het water ganfch waarfchyiielyk is,f dao fy eerftmet het bloed geméngt fyn geweeft 5 beiluit «defe Heèndaar uit, dat de lugt eenige delen ïn detengè^byhet biöed laat, Dogh hèt is hier de tyd niet, om Ygeen nogh ohfekér by veele ge- houden wert, te bepalen. §. ip. Kan ymant na dit alles begrepen te hebben, nogh niet fien, hoé
feer iyn waarde leven in de hand van een ander is? en hoe veel wy aan fyne goedheit voor de continuatie van het felve verpligt fyn onfe dankbaarheit té toonen ? die foo groot een lugt-keé, waar in de menfehen als vhTchen leven, in die ftaat onderihoiitj -dat fe bequaam is om aan het gatiiche menfeheiyk ge- flagt, en foo veel dieren dien grooten dienft te doen, van haarin het leven te behouden, en ter ademing te ftrekken. Kan ook eenige menfehelyke hulp defelve herftellen, als fy bedorven, en aan ryke en arme doodely kis? En foo alles by geval, en londer voorforge van een Magtigh en Goedertieren Regeerder gefchiet; waarom in foo veel duiienden vanjaren onder foo veel veranderingen, die fy door ftormen en blixem-vyeren Ieydtj die fy door foo veel vergiftige dampen, als in defelve, uit onderaartfche berg-holen, uit verrotte dingen en op foo veel andere wyfen uitwafemen, moet onder gaan, nogh niet eene geweeft, die haar de geilekheit, waardoor fy alles in het leven bewaart, heeft doen verliefen ? Dwyl foo het allesgevalligh is en geen ver Handige beftieringe heeft, het een foo ligt gefchieden kan, als het andere. ν Dogh van defe en andere eigenfehappen der lugt fal hier na met voordagt, op
fyn plaatfe gefproken werden. Ondertuilchen laat een yder, die figh aan de kenniife van fyn Maker en
Onderhouder yets laat gelegen fyn, dit alles, dat van de adem-halinge ge- fegtis, met ernft herdenken; en figh felfs in ftilte afvragen, ofhykanoor- deelen met reden te handelen5 als hy fegt, dat het aan hem aannemelyk voorkomt, dat defe lugt ook niet tot dien einde onder andere gemaakt is, om al wat ademt, in het leven te behouden? nadien defelve alleen,en niets ter wereld anders de daar toe vereifte hoedanigheden heeft. Gelyk ook dat al het verbaaftmakend fpier-geilel van de borft op die wyfe gevalligh kan ge- worden fyn, fonder dat het groote einde van de lugt in en uit te ademen, daardoor be-oogt wasjdaar foo een groot getal vanfpiereninfooeenwonderly- ke Ordre gefchikt fynde, dit oogmerk alleen en byna niets anders bequaam fyn uit te voeren. Kan hy geloven, dat de longh fonder verftant gemaakt, ennl] iejj°rit °P de Setoonde w# geplaatft is? daar foo {y een ander
geitel hadde, alle de eigenfehappen der lugt, alle de fchikkingen van 100 fpieren3
|
||||
VIL BESCHOUWING E.
|
|||||||
£#
|
|||||||
foieren, die nu tot dit werk dienen, ganfch vergeefs fouden fyn, en den gan-
Ichen Aartkloot ftraks ontvolkt wefen. Souden foo veel ribben en krak-eSee- nen die de borll uitmaken,foo veel fpieren die fe bewegen,het middel-rift en de longh in foo kleinen plaatfè by geval malkanderen gevonden hebben, en de lugt fonder eenigh voornemen, dit alles omringen> daar een van allen ontbrekende, het groote werk der ademhalinge, en met het felve het leven van alle menfchen en dieren ftrax op foude houden? Kan foodanigh ymand denken, daar foo veel en foo verfcheiden faken tot een einde famenloopen, dat defelve nipt met dat voornemen, op dat fy malkanderen daar toe die- nen fouden, gemaakt fyn? Die iigh fchamen foude als hy een konftig ilot van een geld-kift fagh met een ileutel, die het felve alleen kon openen, om by eenige verilandige menfchen te feggen, dat hy geloofde·, dat defe bei- de in dit opiïght tot malkander, door een iigh des verftaande Werk-meefter niet gemaakt, maar by geval en fonder eenigh overlegh alfoo geworden wa- ren i en dat fy gevalligh of noodfakelyk, egter fonder wysheit, malkanderen ■ontmoet hadden. Ellendige menichen, die na foo veel en foo heerlyk een verftand betoonende wonderen in de fchepfelen, en in haar felfs dagelyx te üen3 nogh in foo ongelukkige gedagten blyven kunnen, * |
|||||||
VIII. Β E-
|
|||||||
Vlir. Β E SC Η O UW IN G E.
|
|||||
f ί· jT^Vergangh tot de Aderen. 16. Nauwheit derpypen mindert defnelbefa»
. V_/ 2. Lööf i^er Slag-aderen, Experiment dit betonende.
e, Loop der-Aderen.:' , ■;·/.; :ΐνν:ίφ 17 VU· Aderen werden wydert
4. Overtuiginge mtdefe beide.',, ? , . f ",· j8. VIII. Schotdeurtjes in de aderen.
■f. Bloets omloop, rau/ aangewefen. i9, Ζλ*. Beweeg-draden, ώ Slagaderen CÊ Experiment ï» ^^ /fλ/. , aderen.
<5. /i?£ dikwils "het bloed in een uur omloopt 20. Overtuiginge uit het gefeide.
7, Overtuiginge uit het te voren gefeide, 21'. Gebruiken des bloeds in ,t gemeen»
8, Byfonderheden. , ;.:,;;. 22. Verscheiden vogten opgeteït.
I. Openingen voor defyd-takken. ;, 23. WeghvandeUrina..,. 9, 7/. Shgh-adsren werden nauwer., \ ,. ,, 24. ƒ-?£ borflen. der vrouw en.r '■
ló. III. En knypënfightoe. -2f. Het faad-ge/lel. ',■','""' 11. IV. De pols-flagb wert niet gevoelt. 2(5. Overtuiginge uit het te voren gefeide,
ia. Job. XXX. 17." -"' ' 27'. Voedmgeen beweginge nogh niet vol*
13. Job. IV. if«. ' . ' ... *'':;' komen bekent. ·,· \ / .; 3
14. V. Samenkopinge der Aderen. : 28. Genef: XXXV. II. -
if. VI. Slagh-aders verdeelinge in Hair- i· Kon: VIII. 19. pypjes, 2. Ghronic; Iff, 9.
* ;, r.\'r y':"-Kr -·'- 'T- ■ ui ,: *»**- -.'.■'-■ ' '·'■ ' /.'·■'
§. 1. TT Et voorgaande fcheen meer als genoegiakffl te fyn, niét alleen
Jflom een twyffelende te regt te brengen, maar felfs ook om het al- dérhardnekkigilé ongeloof, daar van te overreden', dat önslighaam eenen wy«> fen Maker moét gehadt hébben $ en dat niet minder, als aan één loffeenge- vallige, of figh felfs onbewufte oorfake deiTelfs oorfprongh kan tóegefchre- ven worden. Indien egter nogh ymand overigh was, die of door niet wel op het gefeide gelet te hebben, figh van dit alles nogh origeraakt, en daar- om onovermigt gevoelde} of fchoon dit alles verftaan hebbende,: nogh wei* gerde fyn toeftemminge tot het daar uit gemaakt befluit te gévèh|-laat hy met ons, nogh een trede verder gaan, en fien, of hy fónder tegerjipreeken van · fyn eigen cönfcientie, het verwonderlyk, en tot foo veel oogmerken dienende geitel van depypen, door welke het bloed omgevoert word; kanbeichou- wen i en nogh denken , dat den Formeerder van het felve met regt foo- aanigh een by hem kan gehouden worden, die dit makende, geen einde figh voorgeftélt hadde, waarom hy dit maakte/ en die niet enwifte, wat hyfelfs was, óf wat hy gemaakt haddé. · ff · : ' r- Want indien een pngelukkigh (felfs een wreveligh en hartnekkigh) God-
N loochenaar
|
|||||
Ü VIII. Β E SC HOU W IN G E.
loochenaar alleen maar fighbevint foo verre overtuigt te fyn, dathy hetftrax
geièide, tegen de beginfelen der överredinge, die hem ook in fyn weerwil fomtyds hoe weinigh het ook fyn magh ontroeren, niet en derft met geruft- heit van fyn gemoet ilaande houden ; en alleen figh op foodanige tyden ge- nootfaakt vint, om by iïgh fclfs te denken, dat het wel eenigfintsgelooffe- lyk fchynt, dat fyn lichaam met wysheit gemaakt is ; fynder geen fubtilitei- teri meer van noden, om hem foo verre té brengen, dat hy fidderen moet, denkende dat hy foo Wyfen, foo Magtigen, foo Goedertierenen Maker,in wiens hand hy volkomen is, niet alleen tegen foo groote bewyfen aan, niet heeft willen erkennen, maar felfs tot nogh toe foo lafterlyk geloochent hééft; en fyn eigen geweten fal hem de ilraffe, die hy te vreefen heeft, haait fchrikke»· lyk ,genoegh voorftellen, zonder éenige verdere redeneringe van noden1 te nebben. . §. 2. Op dat hy dan veriekertmoge werden van de ÖnredeVyltheit van fyn,
gevoelen; laat hy met ons in ernftige overweginge nemen, of het te den- ken is, dat de buis I, Tab. II. Fig. 3. welke men AortayArteriamagnao{'gr■<?- te Slag-ader noemt, fonder verftant en oogmerk fyn forme gekregen heeft, N ίοο als fy Tab. TIL Fig. 4. vertoont wcrt uit P. F'erheyen^ in de byfondere
gedaante, die fy. in een menfche heeft. , f ■ ' , 1 Boven andere wonderen, die wy hier niet aanraken, weet men dat'er niet een
eenigh deel des lichaams nogh bekent is; of men bevint, dat het bloed door de takken van defe groote ilagh-ader daar heenen gevoert wert totvoedinge, beweginge, ook wel affcheidinge van andere noodige vogten, en meer- der gebruiken. Sal ook ymandt dit ganfche Slagh-ader-geilel |lan ku'ft- ... Ben denckenby gevallige of figh van alles onbewuftc oorfaken dus geworden
te iyri? '....'..1,., ,, ' ί ......
Om nu van dèfe Figuur, die anders aan onervarene wat verwart foude
fchynen, in het ruw eenigh begrip te geven; laat ons hier het begin Α Ο van deie Slagh-ader ons verbeelden,als by O van het hertafgefneden fynde; foo fal men fien , dat uit defelve by 00twee kleine Slag-adertjes, Kroonrade- ren genoemt, na het hert figh wenden; die wat groote? met de letters BB af- gebeelt fyn > Tak IL Fig. 11. , ; = Dan; epnigiints regt op gaande Tab. III. Fig.^. fietmenuit defe buis, de
. Carotides bb (^txutcu^ welkers pols-flagh men met de vinger ter fyden de ibrpf voelen kan; defe verder in het voorby gaan eenige takken aan de ftrot, en, naby gelegen deelen gegeven hebbende, fcheiden figh elk in twee takken, waar van de eene ee na.binnen in het hoofd, na het dikke Herfen-vlies, de .... SJym-rklier, de oogen, het binnenfle van het por, en na de Herfenen
gaat.;, en de andere tak Jdr na de deelen, welke het hooft; van buiten uycmakeh ; en is mede die, welke men in de flaap van het hoofd voelkbewe·· Wyders fiet men,daar defe groote Slagh-ader by Α iïgh begint te krom»
,f men,,
|
||||
Μ -Β $$ ί "VdwUf" Jlcle^-pfteL· $ .f JIV.· « ?'!©Μ
tóen om in de linkeriydé na beneden te gaan j datVr Wéderfyds tWeëgrbö*
te takkenE» én L ilgri \rtïioonzny Subcldvice geheten j welke gelyk in F"jiH twee groote takken wedergedeeltworden, waar van de eeneby de elleboog Η fchynt te eindigen, ende andere, E aan de verderen arm, ende gahfch e bant v f tot het uiterite der vingeren toe, bloed v^rfehaft. Doch voor defev-érdelin-
gêin F, Laat defe Sutclavia verfcheiden takken uit fighr, alsriabèriederiden tak m, die na de borftén £| en ή, dië door fynfyd-takkendebÖvenfte/#^^- tibb'ige uitmaakt: verder gaan ria boven toe de Cermcalescc^ andersPertebra^ les genoemtj welker fyd-takken in ii'm een anderen gemecneiï buis b, die langs derugge-graat,kettingswyfe na beneden loopt, haar bloed uitftortèrij éindelyk gaan defe Vertebrales na de hérflenen. Om nu van alle de kleine tak- ken, k na de fpieren van den hals, o en ρ na het fchouderblad van buiten en van binnen, en al die men uit de Slagh-aderen van den arm fiet uit ko- men, niet te fpreken. De groote Slagh-ader figh nu in Β en C na beneden wendende, (alwaar
Weder defelve letters tot aanwyfinge gebruikt werden) geeft eeril aéBronchia- lis bb^ die de longh fchynt te voeden y defe volgen deonderftetuflchen-ribbi- ge ccyéic hier dwars en afgefneden uit defelve komen; en daar onder3fomtytswe- derfyds, een tak na het middelrift d; onder welke de Caliaca evoortkomtj die figh in twee takken verdeelt, waar van de regte na de maagh, ria het net, na her. pancreas,* na deeertte darm by de maagh, na de galblaas eri le- ver gaat: en de linker na eenige kleine takken aan de;maaghj hetlnet en het pancreas gegeven te hebben , met fyn groot fte gedeelte in de milt" eindigt. Onder defe Caliaca, fpruit uit de groote Slagh-ader, de bovcnfte Mefaraïca
ïfy in het fcheil na de dunne darmen lopende, gelyk de Slagh-ader u onder lia de dikke darmen doet. %*®} : Hi Ψ$Φ jj **■ &&mï&$ ;i;'r?'\-' ':ιψ ss Syn die na de nieren.;éntt die,na de lenden gaan · ^ ïyrrdb faad ilagh-
adcrs." 'am '■'■'■'■"■ " < '■•::: Ψ y:' ■';;-';' <|fi& f/gf Na alle defe takken deelt figh de ganfche groote Slagh-ader in w' in twee
groote takken, die men lliaci noemt j welke na de onderfte ingewanden des buiks, als blaas, de lyfmoeder, en andere teeldeelen, denendel-darm,-enz. *\ tuzkm gefonderi te hebben, aan beide de fyden verder nade beenen gaan, tof de tiiterfte einden der teenentoej ontrent op die wyfë als de oxel-ader fry F na dé armen doet. . ; ? ..J §. 3. Gelyk nu defe grooteSlag-adër na alle deelen des lichaamsfyne tak-
ken fent, kan mendenken, by geval te fyn , dat niet een van'defe, hoe klein fy fyn mogen , gevonden wert 5 voor Voor welke niet weder een ader-tak gemaakt is, die het bloed, het welk door de ■'.'.Slagh-ader van het hert na de "deelen gevoert.is, weder van defe delen'të'rugee ria het hert brengt ?''■ u ·- "- ;-- " : ' ' ;> Ί ■Laat dan yemandt, die hier eenigh begrip van begeert te hebben, dé 00-
Ν 2. gen
|
|||||
/
|
|||||
VIII. Β ES C Η O UW I Ν G E.
|
|||||||
100
|
|||||||
gen flaan op de fah.III.Fig. f. en fien hoe in fyn lichaam defe aderen loo-
ffen, die het bloed na fyn gedane dienften weder na het hert voeren. Soo dat het geen in de vierde Figure (om een voorbeeld of twee te geven) door de Arteria Subclavia D na de uiteïfte einden der vingeren in 7.8. ρ. heenen gebragt is, weder in kleine takjes der aderen,, als NN 'mdevyfde Figure ,om£a.ngeü Word $ waar door het door QL,, O, M, G, weder te rugge loopty en door een grooten buis E, (die men Fena Subclavia noe,mt) na de holle ader G gebragt, en foo voort door de opcningh Α weder in het hert geilort werd. Welk hert men moet begrypen, dat Hier ook by de openingh A, vandéfe Ader afgefneden is, en daarom hier niet vertoont wert- Soo net men ookhierdeftiOt-aderenivg, f ..(Veniejugularjes) dd^e^naeVer-
tebraks ff, welke het bloed, dat Fig.4. door de Slagh-aderen bb en cc, (al- daar Carotides en Vertebrale^, genaamt) in het hoofd en andere deelen gebragt was, weder te rugge voeren en als vooren (Fig. f) door defelve holle ader C na het hert in Α de wegh wyfen. ..,λ <;',' v \l \ Op defelve wyfe moet men begrypen, dat het bloed, 't geen door de flag-
ader Τ (Fig. 4.) na beneden gevoert, en (gelyk in den arm) tot de einden der teenen doorgedrongen is, aldaar eerft in kleyne adertjes, om het te rug te brengen,, ontfangen.wertj, en verder door de ader IG, Fig. j:.langsE,B, (die de benedenfte Holle-ader, of wel de Opgaande, om dat het bloed daar door opwaarts gaat, genoemt wert) in Α komende in het hert uitgeftort werd. De. aderen, die. uit de voeten opwaarts komen fyn hier, gelyk .ook de Slagh-aderen,die het bloet derwaarts brengen, niet vertoont in de figure om de- ièlve niet te groot te maken jen fyn ook onder en boven defelve wys-letters. §. 4. En foo voort in alle Aderen en Slagh-aderenfighhetgefeideverbeeL-
dende, kan yraant denken, dat dit groote Slagh-ader-en Ader-geilejl,. fon-? der verftant gemaakt is j en dat iy riiet elk, tot haar byfona^er oogmerk van het bloed heen en weder te rugh te voeren, alfoo geformecrt fyn? die dit nogh itaande derft houden$ waar mede fal hy overtuigt kunnen werden? En. laat hy figh ièlven vragen, ofhy in een fontein-werk de leidingen van het wa« ter iiende,, (die op het duiiènite deel ibo veej.konii niet bevatten, als deiê - leidingen van het bloed) wel foude derven feggen,, dat hy waarlyk geloofde dat iy jfonder eenige wysheit of voornemen,, fonder een meeiters overlegh,, Λ fbodanigh gefchikt waren \ en of hy dit doende nogh foude kunnen denken, dat hy by eenigh veritandigh menfch voor redelyk foude gehouden werden? Een Atheiil. fal al feer moeten verblint fyn, indien hy.na defe twee figuren geiïen,, en figh dit Buis-geitel ,.dat foo. wonderIy,k op malkander paft, voor- geitel t te hebben,, nogh itaande kan houden., dat des Makers wysheit en. ooghmerk daar door niet bewefen wert. Hyherdenk^by figh felfs,. of dit waar is of niet. ,* .· .'.. ,.... ,.·.<-',. ;, Siïkiï :l, .'-.'.,. §. f. Op dat dan een onervarene, van alles dat hier ontrent boven ge-s
fegï is, en van den omloop des bloeds eenigh iamen-hangende begiip moge for-
|
|||||||
il Q-Vil V^nhêt Ad^gefiet g : {1'l. löï
formeren;"laat hy flgh verbeelden dat in de Tab,IL Fig. fe de pypen of ade-
ren E en F defelve fyη, die inde ^. 7//.B^.5rvmetCen Β vertoont werden j waar door het bloed van onderen en. van boven in de regter holligheit van het hert komt; uit welke het door de pyp G Tab. II. Fig. 5. weder uitgaat, in de longhj en van daar door een andere ader Η in de linker holligheit van het hert: geitort wert,welke,twee buifen Η enG in ψ Tab. II. Ftg. \z. door. CE en Β Ë,; dje altyd een lugt-pyp der longe Α E tuiTchènhaar beiden bevatten, te voren vertoont Cyn.; eindelyk itelle hy figh vc-or,,βμ. het bloet uit defé linker holligheit door het toeknypen des herts.*uitgèwrongen: werd in de groote Slagh-ader I Tab. II. Fig. fo die gelyk fy in haar takken voort- gaat in de Tab. III. Fig. 4 ifcrax vertoont is. ; Soo dat hier door de wegh van de fop vermaarden omiopp des bloets, ee-
nigfints aam ymant5<;die.,dit J;n agtgenomen heeft, kan bjyken,:', het welke uit; het hert door de SlagE-aderen na 4e d'eelep^gaande, door de aderen we- der na het hert keert;, Éii-als, dan delongh.,: tuuchen beide de Wollighedendes herts,, doorgegaan iy nde,, weder door de .groote. Slagn- ader; den, fel ven wegh. begint. , *" .; jj 3' :,/ iili^^b-d^iK^ , Van defe beweginge fal iigh yder wel te regt kunnen yerfekeren 5 die om
hier geen andere bewyfen, diemenigvulfjigfyn, op te halen, oit door een vergroot glas |n de ftaart van een! Aal dpïtelfs loop waar genomen heeft. En de groote fnelheit daar yan fat hy niétfon4pr verwfpnderingh kunnen aanichoui- wenj. indien hem,oyt het fpringen van' het; bloed uit een gequetfte Slagh-ader vporkomt., rr , ;. ·, ;i ';, .,:;;,:.' ·:·, /.' §1 Ö. Örn nu verder te onderfoeken, hoe dikwils het bloed in het lichaam
yan een menfch fynen omloop op een dagh volbrengt j laat ons I met den groten Barveus vait ilpllen, dat de linker holligheit van het hert, ontrent twee oilcen.ibjoets^beyatten kan;, hoe welden naukeurigen Lowerus defelve dik- wils grooter bevonden heeft.,' . y IIDat in elkefoeknypinge van her hert,defe holligheit genoegfaam geheel le-
digh gemaakt werti en derhalven t'eïkens twee oneen bloets in de groote Slagh-ader ingedrongen werden: die daar door opfwellende, den pols-flagh veroorfaakt. III. Indien nie^nu onderitelt,;dat o!eie pols-iiaghdetytyan een fecqnde yan
een uur,.-(andere (tellen defe.tyd vry,'minder), van;noden heeft, :ofeen feftig- ftedeel yap een minutej het..welk yderin iighieifs jkan waarnemen,: ept tegenwoordigh b"y veele dus geéakshalven; genomen weit jfullen, alle uren 3<5oo pols-ilagen gefchiedenj .en daarom tweemaal foor veel, dat 1S7100 on- een in een uur door het hert gaan», - · .",: . .......,;,...,,,;; 3 Ιζ. Welke ^dan te ?iamen. óoö ponden· bloeds (met d^. Medicyns elfc
pond. van il oncen: namende) fullen'maken,. die in-'een, uur het h'erü gaiieeren.., '..'!"'. .'v 1 "'.'"'] '':'"■ ' . ' ; = ί· ',!':';; ! F- Nu, is het gemeen: geyqelen vm'MÏ'jn$<wm £ clai; een^menich fë^
W % denl
|
||||
mi VIII. Β E SC Η ÖÜWI.NG E.
- <3eri meérde'rbloed als i^ Van defe ^öriden? èn rmpdèr, als ι γ in iyn lichaam
Beeft i maar hier. met Lowerus^ het felve óp ζ f deier ponden nemende, blykt het dat het ganfche bloed in een uure 24 malen door het hert fal gaan, dat is fj6 malen in een etmaal van 24 uren. ' '''Indien men nu met Z//?mw 5^.47. ftelt, dat in een mïnute 75 of in een uur
4f00 pöls-ilagen gefchieden, en dat het roode bloed, het welk door het hert fyn omloop doet, (andere vogten, als galy fpogh &c. die daar afgefcheïdëh; gorden J enf niet omlopen, uitgefondert fynde) alleen 7 ponden , gelyk ifömmige willen, bedraagt 5 fal het felve alle uuren ruim 80 malendoor het hert pafferèn , nemende het pont alhier voor iö oneen; en voor. u, gelyk boven, meer als 100 malen: dit is waar, hoe veel verfchildaarinmagh we- ien, dat het'ièérveele malen gefchiet. ' * ; u'x"~ §.7/Laat nu éeh'ongëlukkigh Godtlobchetlaar eens by fighfëlfs neder
gaan. fitten,' en fyn:gedagte^ op defe verbaaftmakende fnélheit verten; laat hy;'-denken- hoe groot dé kragt van het hert en Slagh-aderen móet iyn, die föö fnellen ftroom van fyn bloed, fyn levert langh gedurende, in herri veroor- faaken; laat hyfigh de gepaftheit van foo ontelbare, kleine takjes der Aderen én Slagh*aderen voorftellert, door welke het vloeit; én waargenomen heb- bende de ongevallen, die een mertfeh overkomen, als defeh Omloop gefluit werft ièlfs 'in dekleirtfte 'takjes;' en infonderhéit, dat dit alles fonder eenige magt van fyn wil, en felfsfohdér,fyn-gevoelen of weten in hem gefchiet; laat hy fighfëlfs vragen, of hy mét'een toeitemménd gemoed "kan ilaande hou- den, dat dit ganlche gcftel van hert, longh, aderenen llagh-aderen geert wyfènWerk-meefler gehadt heeft ? en of dit bloed 40, f o, 6*0 en meer ja- ren lang foo veel duifénden van malen kan omgevoert, en door foo nauwe buis- jes fonder oit Uil te ftaany kan voortgedreven gorden, fonder dat een-Mag- tigh en Goedertieren Beftierder dit alles regeert, en hem buiten alle hulp van eenigh werkend fchepfel in het leven behoud. '! §; 8. Ontelbare by fonderheden (laan wy over om niet té langh te fy'rt; die
een Magtigh, Wys en Goedertieren Godt, ook aan de blindfle menfeh fou- de kunnen aantoonen: eenige weinige fullen wy tot verder overtuiginge van defe beklagelyke Philofophen ophalen. /.'Srift eens een Slagh-ader en ader in fyn lengte opërj; en fiet met hoe
veel order de Opëningéri in'beidë gemaakt fyn; Waar door uit dë eerïle het bloed ιψύέ ,daar üitfprüitëridë takken'uitgaat ;r en in de katite, uit defTelfs takken^ itt |e adei-'ontfarigén wert.' - - V^ -· |'. ,¥ §. p. //. Irifonderhëit is hét te denken, dat het by geval toe gekomen is,
dat de Slagh-aderen wydei; by het hert fyri;; en na de delen gaande, allengs- kens -nauwer^ en-in'kleindërrakkert vetfdeeir worden ? op dat het bloed,met foo fterken vooftga^gh'uitshét hert komende,défyd-takken;nretvooibyfou- den loopen, en fyn wegh alleen in de wyde vervolgen; waar door de ter; fy- deri lèggeti&e'dëleri3, varriiaW voedend bloeel rilet genoëgh vóórfien worden- P E de,
|
||||
• - i/3 0. VI FM'hêf, MicVgefielX ,1 ff X: ' toj
de, verdorren fouden; Want alleen door .dit nauwer werden der Slagh-ade-
ren'gefchiet het,: dat het bloed uit het hert voortkomende, 't geene in de Slagh-aderis,-om plaatfe.daar in te vinden, voortftootj het welk door de énCTtens;vanVdeuiterile takken niet: kunnende foo ras paffeeren , rontom te- gen dé fyden desiilagh^aders aanperfty en defelve opfpitnnende, foo dat daar door dev-Pöts-fiagb veroorfaakt werf, 'in de fyd-takken mei;meerderkragtin- dringt, als ©fde Slagh-ader over al defelve, of inLnet ver.volgh een meerder wydté hadde, als in fyiibegin. ι / ; zihh lai tli bo 'M En moet niet yder bekennen, dat des graoten Makers oogwit in defe o-
peningen, die in de Slagh-aderen fyn, en waar uit hare fyd-takkén fpruiten, als 'met handen by na getait fcan worden ? die het geen den netten Anatomifc , iXiïvér&s waargenomen heeft, in -de %~ah. III. Figuur ó.;beichout; /Alwaar in obcd de groöte Slagh-ader uit het hert by<? komende,,en de daar uit voort- fpruitèndetakken α, >, α, de Gervkaks en Oxek-fiagh-ader makende j. vertoont werden. Nu als het bloed van o door h en c na d gedreven wert, foude het om de wytheit des flagh-aders, defe takken voor by vloeijenj immers min- der bloed, als van noden is, daar in geperft worden j waarom dan, den gro- ten Formeerder in c befeyden hare openingen foodanigh uitilekende höogtens gefteit heeft, dat fy het bloed van o voor, by. c na d vloeyende, eenigfints in fynVoOrtgangh ituiten, enden wegh na defe-takken doen in flaan. Kan ook ymant dit ooghmerk alhier mede loochenen? en denken, dat dit allesibn- der voornemen gefehiet is ? Waarom wert dan dit in alle andere takken foo- danigh niét "gevonden, daar het foo nodigh nieten is? ■ .■.,... §; vo. III. Maatfichoon het uitgaande bloed, >door hetaanftuwenvan het
heit, wél een behoorlyke fnelheit verkrygt 5 - fcheen'er egter gevaar, dat het hert figh los lMendëom nieuw bloed te ontfangen, twee fchadelykedingen gebeuren fouden ïnamelyk eerfi, dat als dan het bloed weder te ruggein het hert foüde fak'kert door;fyn fwaarheit, ten tweeden, dat de voortikiwende kragt of het toe&hypen yan het hert ophoudende, den omloop* desbloeds dan ook ftil foude itaan. kiH >: »#■* :■',.-■ ■.•■■■i 1 fa : ■> ,.■.;..· ί ι Hoe het ee'rflé'door-F^^/^ of fchot-deurtjes vooi^gekomen wert, is te
vooren, daar men van^^ langty kan ymand nu denlièudatidïfby geval'of fpnder voorgenomeneinde
geichiet is?'dat in- dé Sla^-aderfolfsj^daariyeenigégrobtheit hebben, de vliefen, die fe uitmaken, ι omtrent gelylm in me Slok-darm gefegt is r bebaI-: ven Α Ία&. III. Fig. η. den rok, daar de bloed- vaten tot haar voedingeen fé-1 huwen infonderheit doorlopeny en β daar veel Miertjes in fyn,; nogh eerian- deren rok C hebben, die van veel op malkander leggende ringswyfe fpiervefè- lén beftaatj en onder défen de vierde D, dievliesagtig,enmetregtuitcnin' het langhloopende vefelen voorfien is, welke by het hei t dikker en gélyk al$ vléeffiger iyn. :- , i; • Wanneer na de Slagh-ader^ door hetbloea,: uit het hert komende, ver-
vult |
||||
iö4 VÏIT. Β E SC Η O UW INGE.
vult is jop dat deflèlfs loop niét opfoude~houden,trekken defe roritlopende vleefi-
ge draden figh felven toe jen maken daar door den Slagh-ader van alle kanten nauwer i foo dat het bloed niet te rugge na het hert kunnende, wyken, orn- dat ïï'ab. IL Fig. ι i. de fchotdeurtjes het felve boven het hert tegen houden, nootfakelyk voor en iydwaarts uit moet beriten} waar door op defe Avyfeden omloop van heü bloed % ook; terweyl rhet hert figh open doet, en het bloed niet vooritoten kan, forider eenige ophoudinge geduurigh gemaakt wert. - Toont niet alle defen toeftel der werktuigen,die de Slagh-aderen uitmaken,
dat fe een verftandigh, en tot fyne wy feeinden alles bequaammakenden Werk- meefter gehadt hebben?: ,■..■·/.■· r ■;■ : . - ,;; , Ηΐίίϋοβ §. ii. IF. Boven dit alles, nadien defe Slagh-aderen door ons geheel lic-
haam figh veripreiden,· ent'elkens op elke toeknypinge van het hert .met foö kragtigh een geweld opgefpannen werden yen foo kerke kloppingeii, als men uit de polflen gewaar word ,hagt en dagh vèroorfakenj wie kan bëgrypen, hoe het ibykomt, dat wy nok eenige van defelve door ons gevoel gewaar werden, als wy gefont fynj niet tegenftaande fy figh, op foo veel plaatfen, aan een opgeleide vinger foo: kragtigh doen gevoelen? , ι mn . ., ;j Het isi waar, dat fommige voor een regel■ Hellen: De confmtis:non\judkat
anima^yd&x. is, onfe fid'oordeelt"niet, van het geen men gewoon, is. Doghindien dit waar was j moeit onfe iiel foo weinigh van bxïfcAdemhalinge kunnen oqr- deelen, als- van ac:Pols-fiageny. dewyl de eerile foó gewoon aan ons is, als de laatfte: en egter bevind men, fchoon men dikwils fonder gedagten daar op te maken ademhaalt, dat men daar oplettende, den loop van de lugt in onfen mond, neusgaten, krot en longe gevoelen kan} en uit het werkièlfs weten, dat men ademhaalt: daar noghtans in; tegendeel eefigefontmenfche, hy lette foo veel op den flagh van fyn Hert, en kloppinge van fyn Slagh-ade- ren, alshywil en kan, hétminke daar van niet fali gewaar worden. . Is dan hier in op een byfondere wyfe, de wyshék en gpc^hek van oniên
grooten Maker niet'openbaar? die om onfen aandagt, welke wy op andere faken hebben, door dit geduurigh geklop niet te turbee:ren, aan ons geen gevoel daar van heeft gelieven te.gevenl En :fchoqn een Atheift dit hier uit niet ken en kan, έέη. minite. βιϊ yniand!dieleeneniGod erkent,,hier uk le- ren, ;daü?het fyn pligt is, fyn aandagtiapfyrien Schepper en deffelfs werken tó.=veilen} die op dat defelve door de geduurige beweginge der Slagh-aderen niet geduurigh jouden afgetrokken werden , dit ι wonder in hem gelegt 'heeft.· . Ή): --".. r'-v . . ... . ι . ï ·.,. Ook én kan niemant dit aan eenige HofFelyke eigenfehap der Slagh-aderen
iêlfs toefehryvenji nadieny als in koortfen of door andere oorfaken hare ve- ièlen kerker, als ι na gewoonte, I door het bloed uitgefpannen werden, een yder defe kloppingen met ongemak telkens gewaar word. Het felvebevint men, wanneer infonderheit in groote akeratien en verfchrikkingen, der fel- ler rings-wyfe fpier-draden, nauwer als behoord , op een krampige maniere werden
|
||||
*Vm het Ader-gefteï. '., ioj»
werden toegeknepen, door de onordentelyke beroeringen van de fenuw-
vogten, welke de Slagh-aderen bewegen s foo dat defe buyfen enger gewor- den fynde,het gewekte geen fy van het bloed, dat uit het hert komt, ly- den, meer als gewoonelyk gevoelt werd. Dit weten die gene, welke de klagten van fommige vrouwen gehoort hebben, die (gelyk men fegt) aanop- ftygingen en op het minile voorval fc.hielyke onfteltenuTen onderworpen fyn- de, hare Slagh-aderen meermalen door haar ganfche lichaam voelen klop- pen. §. 12. En fchynt dit ook de reden te fyn, dat den H:Joh Cap.XXX, 17.
m te vooren vers ι f, 16, en 17 fyne verfchrikkingen en lichaamelyke qua- len opgehaalt te hebben, dit voorname teken en groote uitwerkfel van fyne ziels ontroeringen, daar op in defe woorden laat volgen: en mynepok-aderen en ruften niet ·, want ten fy hier door verftaan wierde, dat door defe ontitet- tenhTen, hy het geklop fyner Slagh-aderen buiteh gewooKte-gevoelde, om te voren gegeven redenen, fchynt dit niet wefentlyks toe te kunnen brengen, om fyn cngelukkigen ilaat uit te drukken $ dewyl anderfints in allegefondemen- ichen, foo langh fy leven, de Pols-aderen niet en ruften. Indien men hier nu by doet, dat het woord (gnorekim) hier Poh-aderen
vertaalt, ook Senuwen betekent, als by Buxtorfius te fien is; blykt hier uic de hooge wysheit des Ingevers van dit befchrevene woord; die hier ook de óorfake van dit onruftigh gevoel deivPols-aderen in het felve woort begrypt: nadien, gelyk in de laatfte jaren by de geneeskundige waargenomen is, de fenuwen de oorfaak van deie beweginge en toetrekkinge der Slagh-aderen iyn: gelyk ftraks al eens gefegt is. §. 15. Ik weet niet of het nut is hier by te doen , dat de famentrekkinge
der Slagh-aderen, en andere delen in ons lichaam, dooreen verfchrikkinge, ook ecnigfints fchynt beveiligt te worden: om dat in groote en hert raken- de ontftelteniiTen , meermalen een koud en nat fweet over het geheele lic- haam uitbreektj dat bekent is van het famen trekken der klieren, die in de huid fyn , en daarom hare vogten uitgeven, foo fchielyk voort te komen. En indien'er in eenige van defe kliertjes, of foo eenige willen kliitertjes, hai- ten ingeplant fyn, kunnen fy niet anders, als door de toeknypinge der fel- ver over einde ryfen: gelyk men in defe gevallen door fchrikin %h felvcn, en ook in getergde en ontftelde dieren waarnemen kan., Soo fiet men, als ymant het einde van een pen , in een lolfe en niet nauw toegeflotene hand houd, dat defelve wel op fyde kan leggen j maar als de hand fterk toegene- pen word, dat het geen buiten de hand is, over einde ryit. Of nu dit de eenige oorfaak is van dit opryfen des hairs, dan offer ook
yetsaan de vogten, die het hair voeden moet toegefchreven werden, on- j7?f(fken Wy hier niet" "Dit fcneint egter te volgen, dat de woorden van
Ehphaz dentemaniter, Job. 7F.if.foo niet geheel, immers ten dele, haar ver- jüannge hier uit kunnen hebben j als hy fullende degrootheitvanfynenfehrik O uitdruk-
|
||||
ιοβ, , VIII. BESCHOUWINGE.
uitdrukken, in hem door een nagt-geilgte veroorfaakt, fegtt By iede het
bair mynes vleefches te berge ryfen. Daar mede beduidende de groote famentrek* kinge, die defe fchvik in fyn lichaam, en felfs in de uiterile knobbel- tjes, daar het haar ingewortclt is, veroorfaakte. Dogh dit in het voorby gaan. §t r4- V, Soo het nu niet en is door de wysheit des Scheppers, dat'cr
geen deel in het lichaam is, tot welk het bloed niet komen, en waar het niet van daan te rugge vloeyen kanj waarom is het dan , dat de Slagh-aderen met Slagh-aderen, en Aderen met Aderen, foo dikwils famen komen, en haar bloed in malkander Horten? op dat, indien een van alle door afihy- dinge, verftoppinge of anderfints onbequaam wierde, het bloed een anderen weg, na of van defelve plaats foude kunnen nemen. -.1 §. ï'fi VI, Twee dingen ontrent den loop des bloeds door fyne vaten ka»
men nogh aanmerken. Waar in niet minder, als in het vorige, des aanbidde- lyken Formeerders wysheit middag-klaar uitblinkt. Het Eerfieïsi darter uit den kragtigen en foo fnellen loop des bloeds in de
Slagh-aderen, die e'enige grootheit hebben, fcheen te vrelën te fyn, dat de veert deflelfs te groot foude wefen om tot voedfel van de buifen, door het welke het· foo gefwint voort gedreven wert, re kunnen ilrekken. Kan men dan fonder verwonderinge aanfehouwen ? dat om dit voor te komen, het den grooter Maker gelieft heeft de Slagh aderen, ter plaatfe daar fy defen dienft van voedinge doen moeten, in een ondenkelyke menigte, van foa nauwe en ten uiterften enge pypjes te verdeden ·> welke de Anatomici om haarkleinheit vafa capillarm of'vafa minima, gewoon fyn te noemen} dat is· vaten, die als een ha ir dun, feer klein, of de klcinfte fyn, en daarom onder de Slagh-aderen Tab. III Fig. 4. niet konden afgebeeld werden: op dat door het fchuren tegen defe engtens, en het kleven aan de kanten yan foo nauwe buis- jes, het bloed iagter voortgaan foude, ter plaatfe daar fulx vercift wierdjter- wyl het geen door een weinigh wyder vaatjes vloeit, met meerder fnelheit fynen loop na de aderen vervolgt. §. rtf.,'Era nu een vogt met defelve kragt voortgedreven fynde, doornauv
we buiiên langhfamer loopt, als door wyde, om de gëfeide reden, weten de fonteinmakersj welke haar pypjes, door welke fy het watftr leiden, foo nauw foude kunnenmakenjdat,door het kleven des waters aan derfelver kanten,deuit« fpringende ilraal water op verre tot de hoogte,die door wyder pypen geleid fynde bereikt,, niet opryfen foude. En foo y mand hier aan nogh mogtetwyf- felen, kan hy door dit volgende feer ligte experiment daar oogenfchynlyk van verfekert werden. Hy neme drie glafe pypen E, F, G, van verfcheiden wydten, Tab. IV. Fig. il
Van die wy gebruikt hebben, foo ik in mynaantekeningen vinde, was de eene E, ten nauwen hals van een gebroken Thermometer, die met brande wy η wy ft j de . tweede F hadde wat meerder wydten ontrent als de pyp van een Barometer y ©£
|
||||
Van het Ader·geflel. tt>f
of als de fchagt van eeri;pen; in de derde G kon een vinger van een man in-
geftoken werden. Hy binde daar na om elk van defe eendraatje in Ç,Ê,Ì, foo dat hare deelen Hl,KL,MN, foo net mogelyk is,defelvelangteheb- ben} en dat, als defelve in een hoog fuiker-glas Á Â "GD, het welke tot Á Â vol "water is, geftoken fyn, „haar onderfte einden I,L,N,byna dogh niet geheel, tot den bodem DC raken; als de draatjes Ç, Ê, Ì, met hetbo- ven vlak des water gelyk fyn, Wanneer hy nu defe pypen met den vinger in E, F, G toeftopt; en defelve ledig, of liver vol lugt fynde, rcgt ne- derwaarts tot hare omgebonden draatjes toe, eén voor een in het water ileekt, en den vinger als dan fchielyk daar afligt; fal hy inde naufte pyp E, het water tot even, en nauwlyks merkelyk boven H, of het vlak des buiten waters fien opryfen: daar in de pyp F, het felve water in O; en in de pyp G nogh hooger tot Ñ toe opfpringt. Nu weten de Hydrofiatici, dat gely- ke delen van het water, in het horizontaal vlak QR, dat onder de drie o- peningen der pypen I, L, N, doorgaat, leggende met gelykekragt na bo- ven geperir, worden; en daarom dat de minder kragt, die het in het opryfen in de nauftc pypen betoont, aan de meerder engbeit derfelver alleen moet toe gefchreven worden. Of nu de kromheit en hoeken, die deiè takjes der Slag-aderen maken,
of ook hare menighvuldigheit, foo dat fe te iamen genomenfynde, om haar veelheit een meerder wydte hebben, als de groote Slagh-ader alleen, yets tot den trager loop van het bloed doen, fullen wy hier niet verder on- derfoeken. §. ij.FIL Het tweede is: Indien nu het bloed; dat door war wyder buifen
ihellyk voortloopt in de Slagh-adcren, defe groote gefwintheit behielt ook in de Aderen, door welke het te rugge na het hert ge voert wert; dat dit een gevaar foude veroorfaken , van het hert met te veel bloeds te overftromen- en fyn reghter holligheit ibo fecr te vervullen, dat deiè belet foude werden %h felfs genoegfaam te konnen tóeknypen. Om nu defe fchadelykcveerdigheit alhier weder voor te komen, kanymand
een wyfer middel uitvinden, als defe Aderen, door welke het van de deelen na het hert loopt,eedurigh wyderen wyder tedoen wêrden?gelyk-^.7//; Fk.< te Tien is; regt anders als in de Slag-aderen,die,gelyk ïah. ÐÉ. Fig. 4. toont, van hec hert na haar einden toe,volgensden loop van het bloed gedurigh nauwer werden. Dat nu een vogtuit een nauwer buis in een wyder komende, in defelve tyt minder lengte afleid, dat is langfam er voortloopt, is,fonder een experiment daar byfonder toe te geven, aan yder klaar genoegh: foo hy egter wil het lelve ondervindelyk fien, laat hy een fpuit, die met water gevuk is, met fyn opening in een emmer, die ook tot eenige hoogte vol water is; fteken; en het water uit de fpuit met veel fnelheit doen fpringen; en hy ial bevin- " den, dat het water in den emmer in defelve tyd maar töt een feer kleine hoogte lal opryfen; fchoon dat in de fpuit was, in die tyd de geheelc lengte O 2. '1 , "■ der
|
||||
ig8 VIII, Â ESC HO UWINGE.
der fpuit nederwaarts gedaalt is; waar uit blykt, dat het felve water in de
nauwe fpuit met veel meer fnelheit,als in den emmer die wyderis,bewogen is. Dogh hier van is om deiTelfs klaarheit niet alleen genoegh, maar reets te veel gefegt. §. 18. VIIL Maar dewyl nu het bloed in defe aderen Tab. III. Fig.f.(kg->
ter voortgaande, door fyn fwaarte, immers in die gene, welke het regt na boven voeren, foude tragten neder te fakken; en alfoo in langepypen, de* fen fagter loop met veel kragt tegenflaan: iiet men hier niet wederomdeby fonder iigh vertoonende voorforge des Makers ? die in defe aderen Schot- deurtjes , fomtyts een, als Á, Tab. IV. Fig. £, fomtyts tweeby een,als BB, ge- legt heeft; dienende om, als het bloed te rugh wil loopen, het felve te flui- ten, en te beletten, dat het door fyn fwaarte het volgende niet te veelneder- drukke, en in fyn loop belette. Is dit by geval en fonder voornemen? waarom fyn fy in de aderen, daar
fy dien il kunnen doen, en niet in de Slagh-aderen, daar fy niet van noden waren en fchadelyk fyn fouden? §. 19. IX. Een dingh fal ik nogh hier by voegen, en daar mede een eind
van defe aanmerkingen maken; die men anders, gelyk die het verilaan genoegiaam weten, tot een ongelyk grootcr getal foude kunnen doen op- ryfen. ...... ^ · s .,,- ., ë..., ·.■ ; . .·.'..,... ■■-.·■'■. Kan eenigh redelyk menfeh oordeelen, dat den groten Maker geen oog-
merk gehadt heeft, of dat het by geval gefchiet is, dat iri de Slagh-aderen, daar het bloed meer kragts van doen hadde, om tot de nauwe engtens van haar uiterile takken te kunnen indringen, de fpier-vefelendiefetoeknypen, feer ilerk fyn; en in het tegendeel in de aderen, die gedurigh wyder wor- den, en daar te grooten fnelheit en toeknypinge fchadelyk foude fyn, dcfelve op verre na nogh foo fterk, nogh foo veelvuldigh gevonden werden. Maar 't geen een gedugten en hooghwyfen Formeerder, als met handen doet taf- ten , is dat in de Poort-ader {JFena prtcé) defelve fpïer-vefelen weder ilerker als in de andere Aderen, hoewel minder als in ,de Slagh-aderen, iyn; om dat defe de eenigile onder alle de aderen des lichaams is, welkers takken in de lever ingaande in haren voortgangh nauwer werden; waarom fy meer kragt als andere aderen vereift, om gelyk de Slagh-aderen, het bloed in de nauwe'engtens en de klieren des levers te doen voort gaan. §.20. Indien nu iemant, dit laatile en het geen alleen van dit ader-geitel
des lichaams gefegt is, om van het andere niet te fpreken, onderfogt en ver- ilaan heeft; kan hy nogh twyfrelen, of fyn lichaam met wysheit gemaakt is? En fchynt het uit defen allen niet klaar genoegh, dat om overtuigt te fyny datter een Godt is, men (als hy het gelieft tefegenen): niet anders be- , hoeft te doen, als fyne werken tot de minile vefeltjes toe te onderfoeken? Welk onderfoek na te laten en te veragten, een ongetwyffelde oorfaak is, dat foo veele in het midden van foo blinkende itralen van Godtswjsheit, nogh |
||||||
In het diiiiÏer wandelen. 1 k weet wel, dat by trotfe Atheiiteii alle defe aan-
merkingen van weinigh gewigt fullen geagt werden te wefenj als verre be- neden haar hooge fpeculatien, en aan, die de beginfeien de'r genees-kunde alleen geleert hebben, genoegfaam bekent fynde: .maar ook weet ick,dat hoe nietigh fy aan defe hooggevoelende veritanden mogen fchynen, het aan haar niet mogelyk is te denken, veel minder te tonen, dat fy alle haar for- me by geval gekregen hebben. ^ ; - : .* ■' h §. zi. Om dan verdere byfouderheden het bloet en aderen betreffende)
'waar in wy nu reets overvloedigh genoegh geweeft fyn, .overteilaan,fchynt onfen draat in het vervolgh ons nu tot de gebruiken van dit bloet, en van fyn beweginge te leiden. Drie fyuder infonderheit, die men weet, dat van het bloet onder anderen
of geheel of ten deele af hangen ι. De affcheidinge van foo verfcheiden vogten; die of tot het lichaam no-
dighfyn, of anders uitgeworpen moeten werden. ; 2. De voedinge des lichaams. ; - 3. De beweginge der fpieren.
Terwyl wy nu in defe order van het eerfte fpreken ·, gelieve niemant te
denken, dat wy de verfcheidene gevoelens van veel geleerde mannen hier fullen op halen5 re vreden iynde den uitterlyken toéitel van eenige, ibo ver fy bekent is, aan te toonen: nadien de menfehen tot nogh toe niet magtigh fyn geweeft, tot 't geen hier toe behoort, door te dringen: ook dit alles alhier af te willen handelen, was verre buiten ons beftek en magt te willen gaan. De ruwe optellinge en de nuttigheit van defe afgefcheiden vogten, fal tot ons oogmerk meer als genoegfaam fyn, om een twyffelend gemoet te overtuigen, dat hy van een Godt vol wysheit engoedertierenheit geformeert is. En kan dan iernant nogh aan onkundige oorfaken, die felfs niet en weten,, hoe fy, oft dat fy werken, toefchryven, dat door foo won- derlyke werktuigen, als boven gemelt fyn, een bloet en moeder-vogt rufte- loosomgevoert wert, door het ganfche lichaemj om op foo veel plaatfen iloffe tot het foo nodigh affcheiden van foo een menigte verfcheiden vogten te geven ? wat fal hy dan niet kunnen tegen alle billykheit vaft ftellen. .§. zi. Om nu de Lympha , die op foo veel plaatfen; de Gal, die in de
lever afgefcheiden wert; het fap uit het Pancreas en ontelbare andere klie- ren , in de mage en darmen , pogen, neus, ooren, mont, en andre deelen leggende, voor by te gaan; dewyl ontrent defelve en haar grootfte gebrui- ken nogh veel verfchillen fyn } kan hy fien, dat in de Herflenen een foo rnagtige en geeftryke vogt geftort wert, die tot foo veel en foo grote dienften, door de fenuwen na alle deelen des lichaams voortgaat; en de grootib oorfaak van alle onfe bewegingen isj dat de fweetgaten van de huit, en door den adem een ontfïgtbaren damp geduurigh (fal den menfche gefont plyven) in foo grooten menigten en veelheit uit waferatj dat den netten Smto- |
||||||
\
'S. .
|
||||||
,ίο VIII. BESCHOUWINGE.
Tius die bevonden heeft, eiken dagh alle de andere grover en figfbare ont*
laitigen te famen genomen fynde, te boven te gaan? en kan hy dan nogh den- ken, dat dit alleen fonder oogmerk, en van onbewufte oorfaken dusdanigh toebereit is? Kan iemant geloven, dat het fonder voornemen van een groot Onderhou-
der, om het menfchelyk gellagt op de aarde in hun kinderen te doen over- blyven, gefchiet is, dat het zaad tot de voorteelinge der felver, van het bloet afgefcheiden wert', en dat de melk uit der vrouwen borften voorkomt, om de tedere fuigelingen te voeden ? kan iemant de fchikkingen van de water-loopen, als het bloet figh van fyn fouten in de nieren affcheit, met aandagt aanfien, en den aanbiddelyken Maker ïn dit alles niet beichouwen? §. 2,5. En op dat al dit gefeide niet voor een Rethorifche verheffinge en
grootfpreken by eenige mogte doorgaan: laat ons, om in dit weynige een preuve te geven, den toeftel, die tot defe drie laatfte vogten in de vafte delen ge- maakt is, wat nader in fien: fonder het groote wonder, waar door elk van defe vogten fyn eigenfchap verkrygt, het welk tot nogh toe onder de geheymen van den Groten Schepper bewaart wert, alhier dieper te onderfoeken. Om dan hier van eenig begrip aan ongeoeffende te geven. Men verbeelde
figh 'Tab. IV. Fig. 3. dat het bloet van Dnaa, door de groote ilagh-ader D u van het hert nederdaalt j en om dat defelve ilaghader by &, en in de ver- dere voortgaande takken geduerigh nauwer wert, dat dit bloet gedwongen is, in de fydtakken uit te beritenj waarom het ook door een van de felveF,na de nier B, iynen loop moet nemen j alwaar het fyn foutigheden van figh gela- ten jiebbende, door de nier-ader W wederom keert j om door C, langhs de holle ader, weder opwaarts na het hert fynen wegh te nemen. In defe nier, welkers binnen-geftel Tab. IV. Fig. 4. getoont wert, fchynt
de vogt, die de XJrina uitmaakt, in de buitenfte klieragtige fubftantie AA afgefcheiden te werden. Siet men nu hier in niet verder het wonder- IfU uitwerken van het oogmerk des Aanbiddelyke Makers? die de felve door foo nauwe buisjes BB doet nederfakken, welke figh in een foort van tepeltjes {Caruncula papiïïares) te famen vergaderende, defe wateragtige ftoffe met haare fouten laten nederdruppen in wat groter vliefige buisjes e cc, welke het geen iy ontfangen weder loflen, meermalen in twee gróte, ruimtens} die dan iamen komende eene groooten C uitmaken, hei bekken (pehis) genoèmtj door welkers openingh defe vogt verder in de pyp D {Ureter of fisleider genaamt) nederdaalt j waartoe defe met het bekken te famen gevoegteen volkomen tregter en fyn pyp verbeeltj die by YY Tab. IV. Fig. Mg in de blaas Η ingeplant fynde , aan eiken fyde een buis GY maak, om het geen in haar is, daar henen te geleiden. Twee faken fchenen hier nogh vereift te werden, Eerfl dat de Urina
in de blaas fynde konde na buiten gedreven werden, en het ander, dat dit, om alle onreinigheit Voor te komen, niet gedurig en fonder wille van den menfeh gefchieden mfogte. Kan |
||||
τ Van het Ader-gefld. f tt
Kan ymant mi foo verre komen, dat hy foude kunhen denken, dat het
Tonder cenige wetenfehap gefchiet is, dat de blaas ook fpier-vefelen heeft, die hem toetrekken, en het water na buiten periTen\,behalven de fpieren des buiks, die hem drukken kunnen j en infonderheit,1 dat fchoon de blaas te famen getrokken fynde, 't geen daar in is na alle kanten fchynt te moeten uitberften, men de felve egter foo gemaakt bevint, dat defe vogt geenfints weder door de openingen by YY, waar door fy uit de Ureferes Q- in de felve gekomen was, te rugge kan gaanj maar alleen de daar toe geor- dineerde wegh na buiten leidende moet houden ? Soo fiet men , dat men den blaas Η , door een van fyn pisleidèrs GT,
kan opblaafen j dogh door de pyp;, waar door de Urina uitloopt, vol wint geblafen fynde, weten de kinderen, dat de felve door de openingen des pis- · leiders geen lugt uitlaat. * : ; J En wat het tweede aangaat j fiet men, dat ook om het lekken van deie-
vogt tè beletten, de blaas met een ilerke fluitfpier by fyn uitgangh yerfien> is, die de felve fluit, tot fe voor een grooter kragt,. als men figh ontlaiicro wil, gedwongen is te wyken, en de vogt te laten doorvloeijen, '■■ Doet hier by , op dat dit affcheidfel, dat meeftaltyt foutendikwilsfcherp· is: het binnenile vlies der blaafe, dat feer gevoeh'gh is $ niet; en foudcbyten en pyn veroorfaken j dat den goedertierenen Beforger van alles , het ièlve met een foort van een taje vogt, van binnen daar tegen heeftj laten beicher- men.";- ·■ %>. "' - fêt; Laat uit dit alles,den hartnekkigflen Atheift felfs de conclufle opmaken j,
of hy een wys en goedertieren Godt en Formeerder erkennen moet of niet. §.\ 24. De felve wysheit en gefchiktheit der faken tot hare einden, foude
men, in de pypen der quyl-klieren , infonderheit in 't geitel van de lei- ders der galle uit de lever en d^gal-blaas na het gedannte, en m andereplaatfen, daar vögten van het bloed afgefcheiden werden, kunnen toonen. En die alleen in het vrouwen borft, Tak IV. Fïg. f. daar de buirenit©- ,
dekfels afgenomen fyn, de Miertjes AA fiet, in welken de melk afgefchei- den werti en de pypjes kk, daar %e in vloeit en tot gebruik bewaarc: wert, om door de tepel C, waar in fy open fyn en-eindigen, te fyner tyt gefogen te kunnen werden:, kan die denken, dat dit eenige deel, om uit alle andere geen bewys te nemen, geen Maker gehadt heeft, die het tor foo nodigh eendienil, ials het aan alle menfehen inhaare jonkheit doet,. ge*- formeert heeft ? §. 2.f. Op dat nu een'ygelyk verder magh overtuigt fyn, dat,. alKvat in»
ons lichaam is, tot fekere einden met wysheit gefchikt isy dewyl defe felve' Tab. IV. Fig. ψ ons daar toe dienen kart. Laat men in agt nëmenv IV Dat de md-flag-aders PP. wederfyds uit den groten flag-ader D w
fpruitende, elk na de tefiimli of ballen van een mat* nederdalen 3, om· uit het bloed dat fy voeren,, de ftoffe5; die fy tot het zaad geven, aldaar van % ■ " 1 - w
|
||||
7
|
||||||
ff*. VIII. Â E S G Ç O U W É Í G E.
te laten. Het overige nu des bloeds wort van de ta/zVa/iteruggenahethert
_^ gebragt, door twee aderen hier Oen» getekent: met hoe veelbuigingen en keeren defe na boven lopen, kan men aan de linker fyde in e o fien, al- waar fy uitgefpreit vertoont werden > terwyl de flagh-ader Ñ regt uit na be- neden gaat in een menfeh; gèlyk P. Ferheijen aanmerkt. i En op dat yder mogte fien, dat de wysheit des Makers figh tot het jninfte
uitilrekt,behoeft hy alleen hier in aanmerkinge te nemen} dat meeften tyt, de flag-aderen Ñ Ñ onmiddelyk uit de groten flag-ader D u fpruiten i maar dat de daar toe behorende aderen Oen », niet beide, maar alleen de regter O, in de holle ader C u figh ontlalt > terwyl de linker », in de nier-ader W ingeplant wertj om dat, als fy haar weg na de holle ader C u nam, het te vrefen was, dat door het gedurigh geklop van de grote flag-ader, (over welke fy als dan nootfakelyk moeite henen gaan, gelyk in de figuur blykt.) den loop van haar bloed in elke opfwellinge des flagh-aders foude tegenge- houden werden j foo dat door deze leidinge van het bloed uit »naW, en - van W na C, (die anders lopende gelyk in O, korter konde fyn,) dit on- femak, dobr de alles beforgende voorfienigheit voorgekomen wert i en
ragtelyk bewefen, dat de felveinfoo kleine faken, als het lopen van defe aders is, haar regeringe heeft. é w II. Dat om het zaad, van het bloed 'mdctefikuU afgefcheiden, na fyn
geordineerde plaatfen te brengen, twee pypen RR oÏfaad-kiders (va/a de-> ferentia) van de tefiiculi opwaarts gaan j waar door het felve in de faad-blaas~ jeS) die ter fyden agter de blaas in XX vertoont werden, gebragt fynde, tot den tyt des gebruiks bewaart wert. III. Dat.de uitgangh van defe faad-blaasjes met kleine kliertjes göftopt is,
die het beletten van felfs uit te fygen, en als de uitwerpingen van noden is, geen beletfel geven. * ;, IV. Dat in elk der ïieflên een byfonder daar toe dienende pyp, van het
s vlies, dat de buik binnen bekleet, (perttonanm) gemaakt "wert; waar door de iaad vaten O Ñ na beneden, en de faad-leiders RR ha boven door-
gaan, gelyk tefien is Tab. II. Fig. i. by W W. Infonderheit dat om te beletten, dat het gedarmte daar indringende geen
darm-breuk make, defe pypen in een menfche met een vlies bedekt wor- den j daanin honden, die niet regt op gaan, gelyk de menfehen, en daarom foo veel gevaar daar van niet hebben, fonder eenigh dekfel defelve volko- men open fyn. §. i6. Geheele boeken fynder gefchreven, om de byfonderheden van defe
delen alleen aan te toonen j wy fullen niet verder gaan j en alleen aan een yder die dit leeft en verftaat, overlaten figh felfs t'onderfoeken 5 of hy den- ken kan, dat in dit alles, 't geen van het faad, de blaas en borften gefegt is, geen wysheit van een Formeerder heeft plaatfe gehad? en of het aan- nemelyk is, dat onder duifenden van verfcheidenheden,die,indien het alles gèval- ligh
|
||||||
\
|
||||||
,'É Ï 1" Wan het jider-geficl. '.'! , 115
ligh offonder verftant famen gekomen was, hier even ligt foude hebben
kunnen voorvallen, juift defe alleen te voorfchein gekomen lyn, welke in dit alles tot foo groote en nodige oogmerken , foo gepaft een gefchiktheit heb- ben ? Ellendigh blint en beklagelyk fchynen my foodanige te fyn i welke hier in geen Goddelyke en alles tot fyn wyie einde beitierende handt kunnen fien; en ongelukkigh genoegh fyn om ftaande te houden (of fy daar van na ge- moede fpreken, laat ik aan haar) dat al defen foo wonderlyken en ibo net toe fyne gebruiken gefchikten toeftel, van oorfaken is voortgekomen, die niet en wiften wat fy deden. Soude ymand de water-bakken en buifen van een fon- tein, fyn kranen., fyn kommen , en verder geftel fiende , ook twyffelen of defelve een verftandigh Maker, gehad hadde? wat fal men dan van dusdanige feggen? die een foo veel grooter konft-ftuk befchou¥tendc,* nogh voortgaan in des Werk-meefters Wysheit, en, (konden fy) deifelfs Wefen te loochenen. Ik kan niet laten ook alhier een woort tot fommige andere Philofophen te _
fpreken, en aan te merken* wyl, gelyk ftraks getoont is Tab.IV.Fig.-$,ée zaad-aderen ■» in de linker fyde de kortfte en eenvoudigfte wegh niet en neemt na de holle Ader C #, gelyk die in de.regter fyde in O doet j maar een omwegh makende figh eerft in de Nier-ader W inplant en ontioft.: dat men te vergeefs die onderftellingen ftelt de meeftewaarheit te hebben, wel- ke aan ons fchynen de eenvoudigfte te fyn , en alles op de kortfte wyfe uit te rigten * nadien'tr onbekende redenen kunnen wefen, gelyk hier de gele- gentheit van den grooten Slagh-ader D «, waarom den alderwyilcn Bouw- meefter, om ook te gelyk aan andere fyne einden te voldoen ^ gelieft af te wyken van het gene anderfints korter en eenvoudiger foude wefen , om dat eene einde te bereiken. §. 27. Nu washet tyd om tot de andere gebruiken des bloeds over te gaan,
namentlyk de voedinge en beweginge. Dogh nadien de wegen des groo- ten Scheppers, nogh tot defe tyd toe genoegfaam alhier onnaipeurlyk bly- ven voor de menfehen $ en felfs den toeftel van derielver vafte deelen nog niet volkomen bekent en feer vol difputen isj agten wy het veiliger daar van hier te fwygen,als giflingen en onfekerhedenof ftellingen, die nogh niet ge- noegfaam by alle verftandige aangenomen fyn , hoe waarfchynly k fy weien mogen, met voordagt voor te ftellen. Den aanbiddelykenGodt heeft figh dogh in ontelbare andere iiikerï , waar van de fekerheit niet kan in twyffel getrokken werden, aan yder die hem (bekt, niet onbetuigt gelaten. §. 28. Ondertuflchen is uit het voren gefeideeenighiintsblykelyk; met hoe
groot een regt den Schepper in de H. Schrifture van de voorttelinge (prekende, fegtdat de kinderen uit de lendenen der Vaderen voortkomen Gen: XXXV. 11. Koningen\fullen uit- uwe lendenen voortkomen. I. Kon: VIII. é 9, en é. Chron: VI. $). Uwen foone die uit uwe lendenen voortkomen fal. Nadien Tab. IV.Fïg. 3. de faad-aderen Ñ Ñ uit den algemeenen ftröom des bloeds in den grooten Slagh-ader D «5 figh in de lendenen en onder de Nieren Á en Âaffonderen; Ñ om
|
|||||
/
|
|||||
|ß4, Vin. BESCHOITWINGE.
ïéÞ*alföo He ftoffe des laads, welke fy mét haar voeren,<na de daar toege-?
fchikte plaatfe te brengen, om aldaar afgefcheiden te worden. Behalven dat de Heer Ferheyen fegt in mannen en vrouwen een merkelyke Ader en Slag- ader (hier met pp getekeet) waargenomen te hebben ·, die uit het onderfte deel der nieren uitkomende figh by de faad^vaten voegde. Defe fpreekwyfe heeft fyne volkomen kiaarheit eerft verkregen'j ifecjert de
groote ontdekkingen van den omloop des bloedsj en toont met höeiiet eert kennis dit wöort vandeichepfelen fpreekt, felfs in die tyden ò wanneer iiogfi foo weinigh voortgangh in de ■kenniilè van de lichamen der dieren gemaakt was: immers fonder te weten, dat het bloed door de Slagh-aderen O en Ñ omliep, was'er niemant die met eenige reden, de voortteünge uit de len- denen kon afleiden. Datnu defe in die tydert aan geen Philolbphen of Ge- neeskundigen bekent geweeft is , fchynt al te klaar om alhier bewyfen daar van by te brengen. Kan dan ook ymand denken, dat dit woort, hetwelk het felve foo uitdmkkelyk fegt, van eenigh menfche fynen oorfpronk hebben kan? en foo al ymant hier op eenige vitteryen fogt temaken, falhy tenmin- ilen niet kunnen ontkennen, dat het felve met volkomen kennuTe van faken alhier fpreekt, en defelve na waarheit befchryft. '· |
||||||
IX. BE-
|
||||||
é
|
||||||
j-. -3 w=m Ι -W. LJ M H w f-..- ¥ ftwM ;■ iiy
IX. BESCHOUWINGE.
|
||||||||
Van de Zenuwen, en kortelyk yan$e Waterraten, Klieren, en
|
||||||||
: ■ ι i
|
||||||||
i. $ f^\Pergangh'tot de Zenuwen.' _ 9. De dwalende en tuffchen - ribbige ze-'.
\_yi. Verscheidengedagten van't." " ftwuièn., , .' ,' lurr 'Igeen door defelve'loopt. l' ÏÓ'. Qvermiginge uit'hetgefeide. '"
3. Experiment tot bewys'van een zenuw?· ai ir-Job; ΛΓχ^ΙβΓ·
,. ««ƒ>. , ·;.;»; - .' -·; . . 13., 0 nge'lukkigenfiaat der Ongodi/le*. '. .
4. Overtuiginge uit het te voorengefeide. , , . . 13. Zenuwen wan het middel-rijtt
. Experiment ontrent de beweginge."^ 14. 2w? ï>## dew Endel-darnt. f. Mare. VII. 34. ' ;- , ",'iS* Water-vaten.
6. Gehoor-zenuwen gaan ook na de tongh, 16. Klieren.
7, Smaak-zenuwenL·,:* 5gjfl$3 70 IflKflE! ('f*;.·.■ a.*?; Vliêfen, (H
8·.· Zenuwen' die volgensi en buiten wfen i^>. Het dikke Herjfen-vliest ■
■wilwerken. - 2 . 3£, :0·.. ■ ; , fj i<5.Buigfiiambeitder vliefen, ,|.i.T>^de voorfeide afipheidinge der vogten van het bloed, was het
X5 wel de regre tyd ge weeft , om dié van de Herflén-en zenuw-. yogten,als een foort daar yah;>kor.telykte verhandelen, dogh in opilgt op het oogmerk dat wy alhier hebben,is het foo gewigtigh gebruik derfelver, het foo verwonderens waardige maakfel van het ganfche Zenuw-geilel, 'twelk aan; 4efe vogt, (gelyk;de .^.lagh"-adereq aan het bloed) tot buifen dient om door te paffeerenj veel te groot om alleen in het voorby gaan aangemerkt te werden, föndeii yets in het byfonder daar van te feggen. Omdan een ongelukkighPhilofooph van de Volmaaktheden, en de wy-
fe Oogmerken van fynen Maker te overtuigen, fchynt'er niet meer vereift te werden, als hem .daar toe te bewegen 5 dathy de nafpeuringen en waar- nemingen dei; Jnatotnïci yet\ infpnderheit van de HeerenÉHUtfius en Fieujfem na i^\^c^^^^M^Bi^^a^^m^ wonder-geftel, van de ontelbare menigte van zenuw-takjes,^ waar van niet een fonder eengrootenootfakelyk heit tot den dienft van hét lichaam gemaakt is, een net begrip tragte te kry- gen. En dit gefchïet fynde, voor foo veel het tot defe tyd toe, aan de men- fchen uit haar genomen ondervindingen mogelyk is jfchoon nogti eenigejja vè^ * Ie faken niet .volkomen bekent iyn, ichynt egter.genoegfaain te füHen wefen orn een.yèsr., diej nog-h eenigiints na: dé Waarheit zoekt, én! niet hart-; nekkighlyk weigert^óverreed te werden, de wyshpft van fynen Formeer- der te doen erkennend-.. ; , λ, ; , \ |
||||||||
ü* IX. BESCHOÜWINGE.
Om hieryets van te toonen;laat hem de oogen oipTabJF.Fig.ó. ilaanjen denken
foo elk van defe fyne takjes fyndienftdoetjenfommigefoodanig een dienft,met; -weLkers ophoudinge het leven ophoud 5 of défe op het oogh van een oner* varene foo verwarde, dogh in figh felfs foo wel geordineerde mengelingh, waar van nogtans niet een, ja niet het minfte fpruitje fonder gebruik is, by geval kan geworden fyn. , , Die nogh meer reden van overtuigingh be- geert, kan de groote Figuren van 'de Heef Fieuffens na iien. Latende nu de verdere byfonderheden, die hier by ge voegt fouden kunnen
werden, over, aan de ftudien van die 't geen de voorfeide Schryvers daar van gefeit hebben, fullen gelieven na te iïen; fullen wy alleen eenige weinige faken, om niet te langh te fyn in opmerking e nemen. : §. 2. vanouds is wel bekent geweeft, dat alle de zenuwen een foort van
buifen mocften fyn; waar door fekere ftoffe van de heriïènen in de fpieren nederd'alendé, of een volftrekte, of een mede oorfaak was-van der fel ver be- weginge: om dat een zenuw afgefheden, verftopt, of anderfints hier toe onbekwaam fynde, de fpier, daar defelve na toeloopt, tegen alle pogin-' gen aan, fonder eenige beweginge blyft. Ode ftoffe is by allen wel vloeibaar, maar by eenige onder de gedaante
van een wint, of geeft begrepen; en daarom dkrlyke Geeflen {Sfiritm Ani- males) genoemt ; die met een groote fnelheit door de zenuwen , als een blix- em gelooft wierden voort te vliegen j vermits men anders de onbedenkelyke veerdigheit der bewegingen, die men in de dieren het, in die tyd niet wel jkonde met een traagh voortlopende vogt over een brengen. Op defengront wierden FafouU of Schot-deurtjes in de fpieren, en veel andere faken onder- ftelt; welke geeftryk genoegh waaren,indien fe met een, warheits genoegh gehad hadden. . , ■ V Dögh defe gedagten fyn weder in twyfïel getrokken; als eerfi, de Chy>
xnifehe experimenten ten vollen betoonden; dat tot veerdige en geweldige Ibewegingen, niet altyd een lW feer vlugtige ftoffe nodigh was. Soo fagh men door defe, dat olye van koperrood, en zout van wynfteen, waarvan het eerfte weinigh, en het andere by na geen vlugheit hadde, te iamen ge- goten, een geweldige en fchielyke opbruiftnge maakten. Soo leerde ook de ondervindinge, dat de ialpeter, fwavel· en kolen, die men onder foo feer vlugtige niet tellen kan, in het buskruit te famen gemengt, bewegingen veroorfaakten, die in veerdigheit en geweltnogh geen gclyk gevonden heb- ben. Soo bewees ook het glas van Antimonie, dat een ftoffe die foo vait of weinigh vlugh is, dat fe foo langen tyd (als aan de Chymici bekent is)- een feer fterk vuur heeft kunnen uitftaan, bequaam is om foo grote roe* ringen en trekkingen in het menfchelyk lichaam te wege te brengen ; en felfs. in foo klein een quantiteit, dat die het ondervonden hebben dit voor een wonder moeten aaniien; behalven dat veele andere de beweginge der fpieren uit Hydroftatifche gronden afleiden; welke dan ook foo grooten vlugtigheit 'm.de zenuw-fappen niet behoeven te ftellcn. fan |
||||
Vandéi Zenuwen^ Water-vaten? enz. iiy
Ten anderen19 de loop der zenuwen door de Anatomici meer bekent wor- ·
dende, bevonden de Praffici, uit de klagtenvan de lydersj dat het waar- fchynelyk was, dat een langfaam bewogen itoffedoor defelve vloeide j 't geen eenigfints fcheen meerder gelooflykheit te krygen, als men fagh, hoe wei- nigh bekwaamheit de vogtige ftoffe, waar uit de herfTenen en zenuwen ge- maakt fyn, vertoonde, om aan yets, 't geen als een wint, met foo onden- kelyk een fnelheit daar door wayen moefle, een vryen doorgangh te ge- ven. ■ -"■ ■■"■ "■ ékÊ ΐηΐηΊ ' ·■;;. -Γ·// ; ■ k tf'Wmu §. 3. Dogh jnfonderheit fcheenen de ondervindingen, daar na genomen*
door de Heeren Bellinus en Malpighius^ buiten gifilngeteitelleni dat'er een taeje vogt [fuccus nerveus of zenuw-fap genaamt,in tegenilellinge van de Spi- ritus animales oïdierlyke Geeflen) door de zenuwen liep." ;: ? Want indien men aan een, nogh een weinigh levendigh, of even geftor-
ven dier de borfl·. opfnyt, en de zenuw van het middelrift met de vingers var* de eene bant toedrukt; foo dat'er van de heriTenen niets na het middel-rift door defe buis neder kan dalen: en men nu verder langs het deel defer zenu- we, het welk tuiTehen de perfende vinger en het middel-rift is, de vingers van de andere hand doet met een drukkinge voortgaan, foo dat 't geen in de felve befloten is, na het middel-rift voortgedreven wertj fal men iien dat het felve fyn nagelaten bewegingen weder hervat: tot dat dit einde der ze- nuwe ledigh gemaakt lyndevanfyn zenuw-fap,, defe beweging volkomen op- houd- ■ k^ 't -'[■-': V.V ib'b m .": \ Indien men egter nu de eeriie vingers ook los laat, en een nieuwe door-
togt geeft aan 't geen van de herfTenen komt j fal men na eenigen tyd be- vinden, dat men dit zenuw-fap als te vooren, weder na het middel-rift voort-? itrykende, het felve op nieuw fal doen bewegen. Siet hier van ook de Hr. Bergerus pag. z<5o. Én op dat-men eenigen vaikngrontfou.de hebben, dat het geen in de zenuwen is, van de natuur van een vogt, en niet van een geeft of wint isj heeft den grooten Onderfoeker Μ : Malpighius^ de eeriie % getoont j hoe men de einden der groote zenuwen, die in de ftaarten der OiTen lopen, drukkende, defelve voor de vinger kan doen opfwellen; en een ope* raingh gemaakt hebbende een taje vogt, als therebinthyn daar uit perffem Welk Experiment van den Heer Bergerus meermalen na gevolgt en op defe wyfe bevonden fynde,. het gefeide ganfch aannemelyk maakt, en buiten al- le twyfïel ilelt. ïut: , . §. 4. Ik vrage nu aan yraand, die dit verftaat, wie hy ook fyn nraghj o£
het aan hem kan geloofFelyk voorkomen, dat het alleen gevalligh of fonder verftant te wege gebragt is ·, dat een vogt, die in de herfTenen-van het bloed feheid, door foo veel en ontelbare kanalen en pypen, na ,by na*elk deel van het lichaam geleid wert, om daar eenige beweginge vereifl· wert, defel- ve te verooi-faken? Om hier van de giftinge der fpyfen, de voedinge, en ibö veel andere gebruiken,, diefden loop van dit zenuw-fap noQtfakelyk makcik / P' % uiefc
|
|||||
'-· ■ ...
|
|||||
ΓΙ8 IX- Β ES C Η Ο U W Ι Ν G Ε.
niet te fprelien; is het fonder oogmerk, dat defeivogt ieehΓοο wonderlyke
eigenfchap heeft, (meerder kan men hier nogh met geen fekerheit van feg- gcn) dat ie bekwaam is om met het bloed der Slagh-aderen defe bewegingen inde fpieren te doen gefchieden? . : W ant dat dit bloed hier ook Teer veel toe doet, blykt uk het Experiment
van de WtttBartholinuS \ Waar door men fiet, dat een lidt foö wel lam en Ton- der bew^ginge wei?t, als mën de Slagh-adér tóebindende ^ het bloed belet in de fpieren te komen* dan wanneer men fulks aan de zenuwe doet.Enfoude ymant dit niet in een, maar in alle menfehen en dieren op eenfoo verbaaft-makende wyfe kunnen fien gebéuren, en foo veel wonderen daar door gefchieden,als de bewegingen der dieren , in haar gaan, fwemmen, vliegen, in de roerin- gen van haar Hert, Slagh-aderen, Maagh en Darmen, en foo veel andere de-^ Ten, die tot haar onderhout en vöorttëlingen dienen j in een ontelbare me- nigte vertoonen ?en dan nogh dit alles aan een los geval en onverftandige oor- faken toe fchryven, fondër te denken, dat hy by alle verftandige voor blind, of onredelyk en hartnekldg foiidê moeten doorgaan? ^! -■ §. ƒ. Qra hier nu met een woórt yêts anders tuffchen te voegen : is dit
ten miniten onbetwiftëlyk waar,en by veelvuldige ondervindingen bekent} dat zenuwen afgefheden of toegebonden of ahderiintsverftopt fynde, de de- len na welke haar vogt -anders hénen moeite vloeyen, buiten Itaat fyn om haar vereifte dienft te kunnen doen: welke, foo men fe heritellen wil,de zenuwen weder moeten geopent, en defe verftoppingen ofb@|etfelen in defel- ve weggenomen werden. Menighmalen fyn my derhalven, de woorden Mare. VII 54, van den aan-
biddelyken Zalighmaker der Werelt, in het !genefen van een doven en Hom- men ofbefwaarlyk fprekenden uitgefproken, voorgekomen , als op de verftop- pingen fiende, die in de zenuwen tot het gehoor en bëweginge der fpraak- delen dienende, in dit geval fchënen te wefen: wanneer hy alleen feggende Upphatah of %ort geopent aan dien ellendigeh fyn g'ehobr en fprake geliefde weder te geven. Toonende met het fèlve dat aan hem, als den Schepper van alles ,· het innigite geitel der zenuwen, infonderheit degemeenfchap,die degehoor-zenuwen met andere hebben^welke na dé tongh en andere fpieren loopen die de fpraak formeeren, (waar van Kier na ftraks nogh \ ets gefegt fiü werden) en Ook de oorfaak van defe fware qualë, grondigh; entothetbin- nenile toe volkomen bekent was. Dat nu de verftoppingen in de zenuwen boven andere fwaar fyn om* ie génèien, weten allé!, die defelve oit behan- delt hebben. Waarom defe wonderlyke herftellinge foo veel kragtiger kon- de dienen, om de Aanfchöüwe-rs van dé Godelyké Magt van deiën grooten Genees-Heer te overtuigen^ 'fchöónhy by allen voor ymant , wiens op- vbèdinge en bëtragtirigë dit Mn hem iiiet konde geleért hebben j gehou- den wierde.1 '''.;■ . t-pl «f? $sb''#% if^ dfctef-^iq (tiQ-Λ^ tij■;.:§.■:\6..I^aaÏ-nuI verder ydërby-ngh felfs overleggen, of het groote einde if',1 . ' '" ' des |
||||
des Makers» om den, menfche' tot alle vereiile noodwendigheden ypl-
maaktelyk toe |e rulten, figh hier niet blykelyk.in vertoont. ; ; -u m .^ I. Dat, (om maar eenige weinige ftaaltjes aan te halen) de gehoor-zenu*, wea ook takken geven na de fpieren, die hetoor bewegen; op dat als het ge- luit ons, door de gehoor-zenuwen waarfchput, ftrax de,andere werk-tuigen in ftaat mogen fyn, om het oor op te regten, en beter te kunnen luifteren : 't geen men in het opregten der ooren in veel dieren, al^rnen haar roept, gewaar werden kan. Qm defe redenen gaan pok takken na de oogen.,-, on> op het gehoor van yets ongewoons iirax rantom te kunnen fien j en ooj;ab 'er antwoord, of hulproepingé van noden fyn, fonder vertpevinge gereette kunnen wefenji waar toe defelve gehoor-zenu we,: met die van het yyfde paar, en de delen, die dét fpraak fprmeeren, gemeènfchap heeft. ] ,,: §. 7. II Dat de zenuwen5 die tot de fmaak dienen, en het f, eii 6. paar
volgens Willifim uit makeri, om alle werk-tuigen , die tot het kauwen ver? eift worden, op de aandoeninge der fmaak, levcndigh en gereet te houden , ook takken aan haar Jenden j gelyk mede na de neus en oogen, om op de fpyfe, die men tot figh nemen 8,19 meï reuk en gefigt te kunnen letten. Dat eindeiyk, als defe voorige alle ina&ie fyn, pp dat'er dogh niets ontbreken foude, andere takken na-de quyl-klieren toegaan, om defe vogtinovérvloet by der! hantte; hebben, en onder het kauwen en fmaken,de mont en keel te,bevogtigen, ν ' 't jkijiiivH^ /§. 8. III Kan ymant fonder verbaaftheit aanfien, dat zenuwen, die uit
defelve iloffe gemaakt fchynen, en uit defelve fpys en drank onderhouden werden, foo verfcheidentlyk haren dienft kunnen uitvoeren? dat de eerile, die uit het rugge merg,'t welk uit de voor-heriTenen komt, haar oorfpronk hebben, in het veroorfaken van haar beweginge, in armen, beenen, enz. volkomen na onfen wille luifterenj en volgens deiTelfs begeerte de fpieren doen werken·, of van haar werkinge ophouden. Daar de andere,, die uit de agter-herffenen {Cerebellum) haaren oorfpronk hebben, fonder datonie Ziel daar over eenigh gebiedt heeft;, onophoudelyk en rufteloos voortgaan met de deelen, na welke fy toegaan, foo langh het leeven duurt, te bewe* gen. : , ; ■ n! '■ . " -■/; ... §. 9. Een kleine preuve fullen wy hier fab.IF.Fig.6. doen fien, die ons
alleen yets weinighs daar van toonen kan om hare kleinheit. Α β is de dwal- lende zenuwe, (Fagus) yÏoo genoemt by de Oude, om dat fe na lbo veel dee- len ftrekt, by Willifim het agtfie paar. Waar van Α de bovenfte zenuw- knoop , en Β de volgende vertoont. Na eenige afietfels aan de fpieren varï den Slok-darm.enden hals, gaat uit Α een tak α na het bo venffce acvflrot. Uit Β komen vcrfcheidene, die figh na het HèffaCyn omringend vlies {Pericardiuni) en de oortjens en bloed vaten deflelfs ftrekken, en noeh eene die grooter is C, welke na do^Hert-zenuw knoop F toe gaat. Uit defe knoop Β fpruit ook de wederkerende zenuwe D in de regter fyde, en E uit de zenuw-ftamièlfsaan de linker fyde, die de firot bewegen. Be- |
||||
tiö É×í  E S CH O U W É Í G E.
Behalvèn defe komt in c een grootetak ha de Longh-ader<,cnmhttHert'm
4-y en uit defe Hert-zenuw-knoop F, komt een tak e na deLongs-flagh-ader en feer veele ƒ na het hem Verder komen uit defe zenuw veel fpruiten g na de Longh', en de Aderen en
Slagh-aderen en Lwt-pypen in de felve, en eenige h na de Slok-darm. Eindelyk deelt figh defe zenuwe wederfyds in twee takken G en Ç; welke
daar na weder famen komende, in I in de Maagh een feer grooteen ontelbare menigte van takken verfpreiden j en na eenige fpruiten na de zenuw-knopen in de buik leggende gefonden te hebben, aldaar voor foo veel men heeft kun- nen nafpeuren, eindigen. »■ Het vyfde en fesde paar der zenuwen (f, en 6, getekent) waar van het
eerrte byna alle delen des aangefigts en des monts met zenuwen voorfiet, maken door haar uitgefonden takken een groote zenuwe; welke men gewoon is (hoewel niet feer eigentlyk) de tuJJ'chen-ribbige (intercufialis) te noemen} defe na een knoop boven in i gemaakt, en uit die een tak na de jluit-fpier der Slok-darm gefonden te hebben, gaat voort na een twede knoop K,dieinden hals legt, en eenige vefelen ë na de Slok-darm en Strot uit iigh gelaten heb- ben de,verder groote takken L na de hert-zenuw-knoop F fend. Wyders defe ze- nuwe een derden knoop in Í gemaakt hebbende,gaat nederwaarts door de borft, daar eenige zenuwen », », uit de rugge graat in defelve ingeplant werden j en in den buik komende, fend twee groote takken PP na beneden j die in S, Ts V, u andere knopen maken, en daar uit zenuwen aan al de ingewanden des buiks geven, gelyk rr hier na de darmen gaan. Om een einde hier te makenjniet een ingewand is 'er in de borft,nogh buikjhet
welk van defe twee zenuwen, die hier befchreven fyn, (de dwalende en tujfchen- ribbïge) geen takken ontfangt. Alwie defelve tot het minitc toe befchreven en afgetekent wil fien, kan het voorname werk van de Heeren Willis of Vieujfens nafienj welkers figuren van tak tot tak, met de loop der zenuwen in een lichaam, voor het uitgeven, felfs door een ander daar toe verfogt groot Anatomicus, vergeleken j en na het openen van meer als 400 lichamen in ij* jaren tyds, eerft gemeen gemaakt fyn. Ontelbare aanmerkingen foude men hier kunnen maken,over elke leidin-
ge van defe zenuwen, over haar in-plantingen in malkander, over de ver- fcheiden delen, die van defelve takken haar zenuwen ontfangen j over de knopen, die men in haar vint> welke uit den famenloop van veel zenuwen van verfcheiden oorfpronk beitaanj gelyk in F, die te gelyk van de fpruiten van het dwalende en tujehen-ribbige paar gemaakt is j op dat het hert, 't geen daar door bewogen wort, foo eenige zenuwen onbekwaam wierden, door de andere zyn toevloedt van zenuw-zap ontfangen mogte. En om ■niet meer tefeggen, kan ymand ook defe fchikkinge oordeelen fonder eeni- ge wysheit gefchiet te fyn? -· §. 10. Een dingb kan ik riet nalaten nogh te vragen, aan ymand, die foo onge-
luk- |
||||
Fm de Zenuwn~, Waterraten, enz] é æ é
ïufckigh is, dat hy uit dit alles fynes Makers Wysheit niet heeft kunnen le-
ren kennenj namelyk, of hy iónder; beven daar aan denken kan, dat al dit groote famenftel van defe dwalende tuffchen-ribbige zenuwen, die fyn hert, longh, aderen, maagh, darmen, lever, nieren, en verder alles, wat tot onderhout vanfynibo dierbare leven behoort, bewegen, ganfch buiten fyn wil en toedoen werkt? en^kt aan hem by na alleen het gebied over de zenu- wen, die tot fyn uiterlyke daden dienen, overgelaten isj fonder dat hy 'm flaat is, om die zenuwen, waar door hy leeft, een oogenblik in haar werT lunge te doen volharden. Soude hier den alderhartnekkigfte Godtlooche- naar ,den alderfterkften Geeft (Ð Efprit Ie plus fort, gelykfy figh noemen) eeni- gen uitvlugt voor fyn ongerufte confcientie kunnen vinden, om defelve wys te maken, dat hy niet volkomen in de hand van een ander is, van wie fyn leven ten allen tyden afhangt? daar hy byondervindinge moet bekennen, dat alle bewegingen, die daar toe dienen, fonder en buiten fyn wil, door Zenuwen, welkers werkinge hy nogh direct fluiten , nogh voort kan doen gaan, in hem gewrogt werden. Indien nu defen grooten Beweger, Wys en-Magtigh isj 't geen alleen
uit den loop en werkingen der zenuwen., uk haar fchikkingen tot hare dien- ften, uit de noodfakelykheit tot ons leven en onderhoud, onwederfprekelyk fchynt} kan hy, fonder dat een koude fchrik fyne le'den bevangt, daar aan gedenken ; dat hy alles aan een geval, of yets-dat fonder Wysheit en Weten- ichap is , toeichryvende, aldus fynen gedugten Maker, foo veel in hem is, van fyne volmaaktheden berooft, en was het mogelyk Hem met voeten ver- treet? moet hem fyn eigen gewiife niet voorfeggen, dat hy defe Ìagt, wei- ie volkomen eens anders is , en die hy tot onderhoudinge^van fyn wefen foo hootfakelyk bevirit, eenmaal regtveerdighlyk tot fyne rampfaligheit en ftrafïe ial ondervinden ? waar van hem foo weinigh eenigh Schepfel, of hy felfs ial krinnen yerloiTen} als hy nu bekwaam is fyne dood voor te komen, wan- neer het defen grooten Onderhouder gelieven rnogte , de machine fyns lic- haams niet verder in haar beweginge te laten voortgaan; en de zenuwen, die alleen door fyne handt haar werkinge doen, daar van te doen ophou- den. çßÔÌ. Veel beter hadde den Geeft Gods dit aan den H. Job doen begry-
•pen; als hy om de dood wenfcljende, Gap. VI. 9. 'm defe woorden %h uit- drukte: Ende dat het Godt gelief de, dat thy tny verbryfelde ■> en'op wat wyfe? Liete fyne hand los, en een einde met my maakte. Siét men hier niet een vol- ftrekte belydeniiTe, dat alles, waaraan ons leven hangt ,i\lleen en pnmidde- lyk de werkinge des Almagtigen ten oorfaak heeft? die defe beweginge en dedaar toe dienende zenuwen , daar wy ftraks van gefproken hebben, als met fyne handt, onderfteunt en vaft hout ; foo datter om een ein- de met hem te maken niet anders , als het loslaten der felve , vcreifeht wierde. |
|||||||
Q.
|
|||||||
Kan
|
|||||||
lii IX. Β E m G Η O V· W Ι Ν G E,
Kan ook de gröotilé 'Pliilofbopri* en Anatomicus iigh oit korter» krag-!
tiger en met meer wafiriïeit uitdrukken, ontrent de oorfaak van defe be- wegingen ξ die hem doen leven, als in defe woorden gefchiet is? §. 12. Hoe veel gelukkiger is dan foodanigh een! die uitdebefchouwïn*
ge van 't geen uit het geftel van fyne Zenuwen volgen moet, figh foo verre heeft leeren kennen} dat hy ondervindelyk overtuigt is, dat fynen Goedeif- tieren Formeerder^ allé zenuwen , welke tot fyns lichaams onderhoud, tot het bewegen van fyn hert, longh, maagh, enz, tot den omloop en affcheidin- ge van fyn vogten en Verdere levens noodwendigheden dienen, door een. onmiddely ke kragt, en niet alleen fonder fyn wil, maar felfs buiten fyn weten 9 en buiten fyn gewaarwordinge en gevoelen, doet tot dit einde werken? ert die verder waargenomen hebbende, hoe veel Zenuwen aan hem Boor des .grooten Scheppers Wyié ordonarrtié overgelaten fyn, om andere leden daat door na het gebiedt van fynen wille te bewegen·, figh verpligt oordeelt, om defe alleenlyk tot vërhéerlykingè van fynen Aanbiddelyken Maker te gebruiken? ". Eil hoe veel gerufter' (om dit nogh eens te herhalen, dewyl het noit ge-
noegh overdagt kan Werden.) moet foodanigh een defe fyn eigen geiteltheit, fyn leven, en fyn dood, dié hy fiet volkomen in de hancl van defen Godt te fyn, kunnen aanmerken? Wanheer hy uit het eene foort van zenuwen, waar door hy leeft, en die buiten fyn magt alleen van fynen Onderhouder bewo- gen worden, fyne gedurige afhankelykheit leert} en door de andere,die ee- nigfints in hare werkingen aan fynen wille hangen, fynen pligt van dienit en dankbaarheit aan fynen grooten Heer tragt te volvoeren j als ter contra- rie, wanneer hy tegen alle defe beWyfen, die op foo onwederfpreekelyk een maniere toonen, dat'er eéri Godt is 3 tegen alle dêfe Overredingen aan, in het eené des grooten Scheppers Magt, OVer 't geen hy gemaakt en tot nogh toe onmiddelyk onderhouden heeft, onbéfchaamdelyk loochent : en in het an- dere, fyn tonge, en andere leden, in plaatiê van die tot eère van foo Heer- lyk een Godt tè gebruiken, tót fyne veragtinge lafterlyk befteet. Och, dat éen beklagelyk Ongodiii, dit dogh te reght veritaan en bedenken mogte! v ; §.15. Èn kan dit alles ymafld niet overreden, om de oogmerken van een
Wyfëtién Goeden Maker inliet geftèï der zenuwen te fienjfoó gelieve hy dan de oogen op de Tak. ÏF. Flg. 7. te flaan 5 welke Wy tot defen einde alleen hier heb- ben laten aftekenen, en hét middel-fift vertoont, m Om nu deflelfs rohtlopende fpier Α A^ en een andere B, defielfs peesag-
tigh gedeelte C, de doorgangh van den Slok-darm t), en voor de holle a- der E, Ook defielfs bloed-vaten die hét voeden, G, H, Ij hier niet aan te merken y waar van anderfints om het voornemen en wyfe uitwerkinge des grooten Formeerders te toonen , yder, die derfelver gebruiken verftaat, meerder kan feggen. Soude ymand foo blind en ongelukkigh gevonden kun- nen |
||||
Fm ér.Zernm») TFMer^aten^ mz. Μ tZr
nen.werden? die wetende hoe noodfakelyk het is, dat dit ons middel-riftna
οηΓεΛνϋ m fyn bewegingen Iuiftere, wanneer een buiten-geWóone adem- hahnge, m fingen, in fpreken en in andere gevallen vereift wort, hierfiet- dat twee zenuwen KK, fpruitende uit de nek-zenuwen (die uit het rugge- mergh komen) en daarom onder die aan onfen wil onderworpen fyn behoo- rende, aan dit middelrift daar toe gegeven fyn. En daarenboven overtuigt fynde, dat het niet mm nodigh is, dat het gröote werk van onfe adem-ha- lmge, altyd,en ook felfcs m den flaap, fynen voortgangh hebbe5 ènhoeon- gemakkelyk het wefen foude, dat als wy waken, en onfe aandagt op ande-' re faaken geveihgt houden,, men telkens gedwongen foude fyn om op het halen van onfen adem te letten, en alfoo gedüurigh onfe gedagten derwaarts te wenden, en van het voorgaande af te: keeren-s foude hy, fonder dit Goe- dertieren voornemen des Makers te moeten erkennen kunnen fien j dat twee andere .zenuwen L L aan het middelrift gegeven fyn * die het felve feelyk de Darmen, Hert, enz:) fonder ons toedoen, wanneer wy felfs daarom niet denken, in fyn beweginge doen volharden} en daar toe uit de tuJTchen-ribbU ge, die hier toe gemaakt fyn,. hareraoorfpronk hebben ? §. 14. Het fêlve fiet men, behalven in andere deelen, ook in den Endel-
darm; die een beweginge uit fïgh felfs, en fonder onfen-wil van noden had- de, om t geen in deieive is voort te feccen} en nogh een andere, dieoöon fe wil volgt, om ten tyde van ontloiTingitOöS daar van met meerderkrL· re kunnen bedienen. Zyffiffiti De woorden van den naukeurigen AnatomiGusP./^r%^fyndaarontrenr
aanmerkelyk, feggende; De darmen hebben onder anderen haar zenuwen val de gröote zenuwe knoop in hetfeheil, en dienen alle tot bewegingen, die buiten onfen wilgefiheden, (Fun&iones involuntarias) maar den Endeldarm, en waarfchin lyk ook het deel des kronkel-darms, V welk naafi daar aanpaalt, heeft ook•zenu- wen uit het onderfle van het rugge-mtrgh, door welkers hulpe wy de ontlailimen des buiks met onfen wil (voluntariè) bevorderen. & Kan ymand denken, dat dit alles by geval, fonder voornemen vaneeniVh
einde, en fonder wysheit dus gefchikt is? Welk een konft-werk foude het dan niet moeten fyn; het geerahy niet met meer reden fouden kunnen oorde- len, fondeit eemgh Werk-meeiler geworden te fyn > ^uorae- §. 15:. Gelyk nu het bloed, dat door de Slagh-aderen na de deden eaat
door deaderenweder te rugge gevoert wertiföö hebben ook db Natuur^Onder- foelcers met fonder gröote^fx:hynlykhm viil g^lMts dat de voPt in de hcrOcnen ™ het bloed afgefcheiden, en door de zenuwen na alledelenge- S Τ '' WCdexr d°0r Cen andör föört van buifen (hervaten οί Λ fa &m!o^^^;rügge * het bbed ^ - alibo gelykS ade?ennvohn^^^ofhildereVOêi uit de kleinfte fyd-takskens van de Slag-
aderen vooitkomt,- in elk van welke figh te gelyk een zenuw fpruïtjeonrkl; ^ ; Ql i fullen
|
||||
Ï24 IX. Β E S C Η O U W Ι Ν G E.
fullen wy hier niet nader onderfoeken, en die fulks begeêren te doen, tot
het tweede werk van de Hr Fieujffens wyfen. Ten minften is dit waar, dat men defe Waterraten by na uit alle deelen der dieren, (de heriTenen, daar men nogh aan twyfelt, daarom uitgefondert) iïet voortkomen: gelyk ook dat de loop van haar vogt in 'qq van de deelen tab.I. Fig.6.na de duümïho- raceus Orr.en foo na de Fena, SubcUviaux^ en op andere plaatfenregt na de aderen gaat} dat fy ontelbare fchotdeurtjes hebben, om het te rugge gaan van de vogt te beletten } en foo als geknoopte kettingkjes iighvertoonen^j dat fe in haar loop veel klieren aan doen, of ook uit fommige voortkomen. Die hier afeenige verbeeldinge wil tragten te verkrygen, befie de ïab. IF. Fig.S. die vertoont,. hoe defe Water-vaten LLL enz. uit de Nieren BB , en van andere deelen des lichaams komende, met de Klieren F, G, Η, Ι, Κ ge- meenfchap hebben, en figh in de ontfangplaatfe des Chyls D ontlaitenj om- haar vogt verder door den Chyl-voerder E, (die hier afgefneden vertoont wert) na het bloed te brengen j en ondertuiïèhen, als boven al gefeitisr tot een.ftroom , die de Chyl voortvoeren kan, te dienen. , Hoe veel" nu nogh onbekent magh fyn ontrent den waaren oorfpronk defer
buifên} dewyl de meefte ondervindingen in dieren gedaan fyn, en volgens defelve afgebeeld worden, nadien feer felden gelegentheit is, om menfehen ■fop. kort na haar. dood te openen,, dat defe vaten (die itrax onfigtbaar fyn) npgh kunnen gefien werden·: waarom voorname ontleders der fel ver loop met het opfpuiten van een daar toe bereit Quik-fiiver hebben tragten te ver- volgen. Ten minften is dit waar,dat al haar vogt figh in het aderlykebloet ontlait, en den ftraks gefeiden dienil aan de Chyl doet j waarom het feker genoegh fchynt £ dat onder redely ke menfehen, die nabilly kheit oordelen, weinigh. fullen gevonden werden, die eenigiints twyiFelen·, of fy ook dit ganfehe foo |eder en fop nodigh buis-geftel, aan een onwetende oorfaak, of ^aneen-wys Formeerder fullen moeten toefehryven. §-. 16. Het Rlier-geflel', als in voorname faken nogh te veel verfchillen on-
derworpen,ilaan wy hier overjhet welke miiichien aan de Nakomelingen nogh nieuwe middelen, om hares Formeerders Wysheit aan ongelovige te kun- nen toonen, verschaffen fal. , Het fchynt ten miniten; met geen los geval, of onverftandinge oorfaak over een te komen} dat defelve tot foo veel atfehei- dingcn.van vogten, foo niet tot alle j gebruikt werden: en dat dit tot nogh toe onbekende wonder in haar gefehiet} dat een bloed, het welk van wei- nigh fmaafc is^ door de bloed-vaten daar gehragt werdende, de daar afge- ipheidene vogt met. foo vérfcheide fmaken en eigenfehappen uit defe klieren ψ vooriehyn komt.. Soo is het geen in de nieren febeia, fout} gelyk ook de tyapen, en fweety die uit de klieren der oogen en die van de huit voortvloe- jen} uit de lever komt een bittere gal} uic de klieren der vrouwe borften, een foete Melkj,, uyt de Quyl-klieren, een. onfmakelyk Qiiyl,- en. foo |
|||||
Nu
|
|||||
Fan de Zenuwen), Water-vaten, enzi'. tzt
Nu weet yder, dat een van defen allen ophoudende, iware fiekten en
fomtys de dood na figh fleept: en dat fe meelt alle, hoe verfcheiden iy oofe wefen mogen, tot een gefont leven nodigh fyn. Kan ymant dan dcfe foo konftryke werk-tuigen, als gevalligh en fonder eenigh oogmerk gemaakt aanmerken? En leeren ook de zenuwen en flag-aderen, die na defelve bloed en zenuw-fap toevoeren ; of figh daar in ontlaften ; de aderen en water- vaten, die het bloed en lympha, of't geen daar van affcheid uit haar te rug- ge brengen ; en de in foo veele reets gevondene byfondere buifen, die aan de afgefehèiden vogt na de pkatfe, daar fy dienft doen kan, tot een wegh verftrekken, niet overvloedelyk; dat fy tot een byfonder einde geformeert, en juift op die plaatfen, daar fy van gebruik kunnen wefen, gelegt fyn? te meer, dewyl de Ontleders ondervinden, (fiet Vieujfens 'm 8teup. 238) dat,, fchoon fy weinigh beweginge en gevoel hebben, egter in opfigt van haar grootheit,,,meer zenuwen in defelve iamen komeny als in eenigliander deel van het lichaam. < · §. 17. Veel foude men hier van de Fliefen kunnen feggen, dat tot ons voor-
genomen einde kragtelyk foude dienen; indien men alle de hedensdaagfche ontdekkingen, die als nogh in haar geboorte fchynen te ftaan, en hare volkomenheit nogh niet bereikt hebben,; hier Wilde vooriielle'n. Dit is waar.- ; ·.·.■:.. / ...■·:....■ Dat fe haar gebruik hebben, /. om eenige delen te bekleden f gelykmen<
in dè borft van de Pleur α r in den buik van het Peritontfüm fiet gefchieden. II. Om vaten en buifen te formeren, als in de Bloed- en Water-vaten en de Darmen te iïen is. III. Om eenige deelen aan malkander te hegten ; foo· werden door het Schyl de darmen aan malkanderen en fy alle te famen aan de rugge va ft gehegt. IV. Om holligheden in meerder delen te fcheiden\ fco fcheit het Mediaflinum de borft in twee ruimtens; waar toe men ook de vliefige klap-vliesjes in het Hert, Aderen, Water-vaten, en diergelyke- brengen kan. Om nu niet te feggen, dat fe/^.by veele voor de;regte Werk- tuigen van het gevoel, en mirfchien der andere uiterlyke finnen , gehouden- werden} is 'er ten VI. 'nogh een grooter dienft die fy doen; namelyk, dat: veele van haar uit vefelen bellaan , die door haar toeknypinge , wanneer ijr builen of andere holligheden maken, bequaam fyn om het geen in defevüe- fen befloten is, .voort te doen gaan; dit fiet men in de.Mage, de Darmen^ de Blafe, de Slagh-aderen en andere. §. 18. DeCe bequaamheit toont de W PmchwnuSy dat men volgens Λ-
natomifche en Praétifche obfervatien reden heeft, om aan het dikkeherfen- vlies ook toe te eigenen, die de voortftuwingen van de afgefehèiden vogt: in de heriTenen ,, na de zenuwen ^ aan het felve toefchryft. En dewyt dit vlies alle de zenuw-takken, hoe menigh fy ook fyn mo^e», rontom ab» een buis, bekleet; is het by hem feer aamiemelyk, dat dooreenfamen-trek* kinge van. deflelfs vefelen (gelykformigh aan de Motus fier$altkus3,' dia inde:- Q^ 3, . das·
|
||||
IX. BESCHOUWING E.
|
|||||||
%1$
|
|||||||
darmen gefchiet) het zenuw-fap in de zenuwen voortgedrongen wert. Ik
late defe faak overig aan een nader ondcrfoek j dogh foo men hier yets vol- fens waarfchynelykheit feggen magh,fchynt het, dat, tenfyyetsdiergelyks
en voortgangh van het zenuw-fap veroorfaakte, men defe fcragt niet wel van de beweginge des herts, alleen foude kunnen afleiden: vermits de ftoffe, daar het rugge-mergh en de zenuwen uit beftaan, aan een taejeentherebin- Eynagtige vogtigheit (dusdanigh onder vin t fe Malpighius) niet ligt eengenoeg veerdigen doorgangh fchynt te kunnen toelaten. Tenanderen, fcheen het te moeten volgen, indien het hert alleen of ten grooten dek oorfaak varade- ièn voortgangh des zenuw-faps was, dat een zenuwe toegebonden iynde (ge- lyk de Slagh-aderen en Aderen doen) tegen de band moefte opfwellen,'t geen veele, die dit befogt hebben, klagen, dat niet gefchiet. Maar indien de toeknypinge van het harde herilen-vlies, het welk de zenuwen omvat, fon- der merkelyke hulpe van het hert, alleen door fyne toetrekkinge defe vogt voortperft; fal het yder bekent fyn, dat het gelooffelyk is, dat defe Motus ferifialtkus of' voortfluwende beweginge ^ door het knypen van een nauv/en bant gedwongen foudé werden ftil te ftaan; waar op dan , 't geen men bevint, volgen foude $ namelyk, dat de zenuwen tegen den bant, niet foude kun- nen door de voortgeperfte vogt opfwellen en uitgeièt werden. Ik foude hier tot nader ophelderingh eenige Praótifche gevallen kunnen
bydoeny die fonder dat men defe beweginge in de zenuw-vliefen ilelde, onverflaanbaar fcheenenj en egter op defe gront in haar geneiinge behan- delt werdende, door den Zegen des Almagtigen, als verfcheiden andere middelen te vergeefs aangewent waren, een gewenfïen uitflagh gehadt heb- ben. Dögh van defe faken te fpreken is hier ter plaatfc de tyd nietj een y- der overlegge maar By fïgh felven, of hyde bekende en onwederfprekelyke ge- bruiken der vliefen fiende, van de wysheit van fynen Schepper niet overreed moet werden, §. ip. Om 'er yets van te ieggen > dewyl het nodig was lot het onder-
houd van ons leven, dat- het bloed en· zenuw-fap door het lichaam na alle de- len en weder te rugge gevoert wierdej wa&het ook nodigh, dat daar toe buifen, als de Slagh-adëren, Aderen, Zenuwen-, en Water-vaten gefor- meert wierden: maar dewyl boven dit het lichaam bewogen moeite wer- den, en daarom in fyne leden buigen moefte en hoeken maken j fcheen. het vereift te werden,dat deiè pypen te gely k buigfaam moeiten fyn ·, op dat by voor- beelt , de Slagh-aderen, in denarm en hand foo wel vooreen door-gangh aan het bloed konden verftrekken, wanneer men den Arm in den Elleboogh bui- gende, en fyne Handt, door het buigen van de Vingers in alle haare Le- den> tot een Vuift formeerende, defe Slagn-adèren foo veel hoeken en bogten verkrygenj dan-wanneer men den Arm en Handt recht uitftekende, defe pypen oock in een byna reohte linie uitgeitreckt Laat
|
|||||||
Fan de Zenuwen 9 Water-vaten, enz. {&
Laat nu een yder figh /elven vragen > als hy ditgefeidemoefte obferveren-,
en pypen tot alle defe gebruiken bequaam fjnde uitvinden j of hy wel denken foude, dat het genoegh foude weten, niet anders hier in waar te nemen, als het geen een loife en onverilandige oorfaak mede bragt ? En of in tegendeel de groot- ile Konftenaar niet veel overleghs en lludie foude moeten aanwenden, om alle defe einden te gelyk te bereiken? En foude hy dan, fiende deiê pypen van foo digte en fterke vliefen gemaakt, en dat fe op alle wyfen buigende' niet alleen egter haar dienft, als buifen, kunnen doen \ maar ook foequaam fyn, om \ geen fy omvatten gedurigh voort te perffen, nogh kunnen voor aannemêlyk houden, dat defelve by geval en fonder verftant gemaakt wak- ren? En Telfs niet moeten toeftaan, dat fyn onredelykheit figfi hier onwe- derfprekelyk toonde? als die moetende bekennen, dat totdeuitvinditigeder felvcr een groote wySheit vereift wicrde, nogtans wanneer hy fe op de befte wyfe uitgevonden en gemaakt fiét, hartnekkighlyk ftaande houd, dat dit alles Tonder wysheit gefchiet is. ' Andere aanmerkingen ontrent defe vliefen en klieren flaan wy hier over»
ais reets langh genoegh geweeil: fynde, gelyk ook al het gene men verder van een menigte andere faken, als de Ligamenten of banden, die de been- deren aan malkander hegten, van het vet, van het velb en fynopperVlies en foo voort hier foude kunnen by voegen. Die gelieft te onderfoeken, het geen daar van ontdekt is, faK oorfaak genoegh vinden om de wysheit en goedheit van fynen Schepper te vérheerlyken * indien hy niet geheel in een verkeerden fin overgegeven is. |
|||||
"V 13 f?
|
|||||
u8
|
|||||||||||||||
X. BESCHOUWING E.
|
|||||||||||||||
Van de Spieren.
|
|||||||||||||||
f\fSergangh tot de fpjeren.
|
|||||||||||||||
:' : kunnen werken
ia, Overtuiginge uit het te voren gefeide*
1 f. Seer groote kragt der Jpieren.
16, Overtuiginge uit de felve.
17, Overgangh tot de betogmge der kragt
' der (pieren. ju 18, De BETOGINGEfelfs.
lp, Overtuiginge uit het te voren gefeide-,
20. Verfcheiden loop der fpier-draden.
21. Overtuiginge uit het voorgaande.
22. Pfalm, CXXXIX. ψ
23. Overtuiginge uit defeplaatje.
24. Job. XVili. 13. ν
|
|||||||||||||||
f. 1,
|
|||||||||||||||
"2, ^Spieren in het gemeen.
g. JBefchryvinge der Jpieren. 4. Sterkte der (pieren in veel draden* 5". Dubbele fpteren. Ó. Nogh meer verdubbelde, \ 7. Stieren na de vingeren. ί
8. Gevjrigten,-,
9. Overtuiginge uit het te voren gefeide,
10. Inplantinge van pefen.
11. Die alle ongemakken voorkomt.
12. Een Jpier oeffent een groot er kragt te-
•, 1: %Φ. een kleinder getuigt. Ï3. Dit gefchiet om met meer fnelheit te
|
|||||||||||||||
§. 'i.j Ndien nu (dat egter voor die al het getoonde wel begrepen heeft,niet
,,;Xte denken is.) het voorgaande nogh niet genoegfaam by yemandt fcheen te fyn, om hem van de groote oogmerken fyns Makers, en deffelfs alderwyfte maniere van die uit te voeren, ten vollen te overtuigen , fchynt ten miniten défe groote waarheit buiten alle bereik van twyffelingen geftelt te worden , door het enkel onderfoeken van het meer als verwonderlyk fa- menftel der fpieren des menfchelyken lichaamsj die de werk-tuigen van by na alle deifelfs bewegingen fyn. En ingevaUe yemand, haar inpkntinge of vafthegtinge aan de beenen, (die ook foo net geichikt fyn om leden en ge- wrigten te maken, door welke de bewcginge onbelemmert voort kan gaan) haar wönderlyk maakfel, en de kragt van het verbaaft-makend gewelt, die in haar gelegt is, uit hoe tedere draatjes fy ook mogen beftaan, en andere faken -met een verftandigh oogh befchouwt; kan hy ihet eenige reden nala- ten , in dit alles den Hand van een Grooten, Magtigen, Wyfen en Goeden Schepper te erkennen? te meer, nadien hy daar in de grootfte Philofophen en Wis-konftcnaars tot voorgangers heeft j welke het fien van defe wonde- ren, en het onderfoeken van de wysheit, die daar in uitblinkt, meermalen gedwongen heeft, hare overredirige van de Heerlykheit Godts in defe fyne werken in hare fchriften te betuigen. '. Ten voorbeelt onder feer vele andere, behoeft men alleen de opdragt, van het Boek van de Heer Bonlli o ver de be- wegingen der dieren, na te iien. Om
|
|||||||||||||||
'\ , ■;■■■.■■'■ , ' -
&--0 'Μ 'Van de Speren. ·:- §f'■ Ά --ΛΥ ιζρ
§. ι. Om nu niet te vragen, of ymand, die derfelver geitel eenigfintsver-
iraat, foude kunnen geloven, dat de Tongh, en Spieren, die de handen van een menich bewegen, (om van niet meer te {preken-;) fonder oogmerk, en fonder wysheit, alleen by geval gemaakt, en dat alle die foo nodige en nuttige dien- ijten,die fy aan het inenfchelyk geflagt doen, alleen vanonverftandigeoor- iakert afgedaalt fyn? ■> Soude ymant wel kunnen denken , dat des Groten Formeerders «Magt en
Goedheit ngh foo verre foude uitgeftrekt hebben j dat de Spieren tot de voe- ten behoorende in een menfche, bèquaam fyn om defelve, in de plaats van handen , te kunnen doen dienen ? ;Hoe vreemt dit ook fchynt, heeft men het egterbyondervindinge onlangs
kunnen iïen in ymand, die fonder Armen geboren fynde, men de voeten tot genöegiaam alles fag gebruiken j en onder andere een Italiaanfch fchrift met defelve ichryven, met foo veel nettigheit en veerdigheit, als men van een goed Schryvex verwagten' kondej om nu van feer veel andere bewegingen niet te fpreken, als verfchieten van Speel·kaarten en Speelen met defelve, en foodanige in een groot getal, die men, als fy met handen gefchiet waren, niet foude, knnnen nalaten, feer konilige te noemen. Indien nu de Spieren diefide Voeten bewegen, van geen bekwaam maakfel daar toe waren,ial nie- mant-.kennen ontkennen, dat dit alJes door de voeten niet foude kunnen ujtgewrogfc. werden. En leert derhalven ook de minfte billykheitniet aan een yderj dat'hy fiendehet verwonderlyk ïConft-werk van foodanige leden, die wy niet, als tot fleunfel van ons lichaam, tot gaan, lopen en andere geringe dieniten gewoon fyn te gebruiken, verpligt is, om fynen Maker te danken* die het geftel vanonfe Spieren van foo veel meer nuttigheden ge- maakt heeft, als ymant, en ook de grootite Phiiofopbenj Öyt fouden heb- ben willen geloven;,'ten fy de ondervindinge felfs dit aan yder hadde doen fienJ. . .-:■· φ ι ...]/■,. ;,-. Λ ' ' ■;.-:-',: ■ ' .-.·-. .-. - ■:; ·'.§.■ χ. Om egtér éen weinig nader de gefteltenhTe der Spieren te onder- foeken,en in eenigheaanmerkingen des AanbiddelykenMakers overvloeyen- de wysheit te doen iïen j laat ons de Tab. V. Fig. i. Ê 3. befehouwenj die een ichets van het uiterlyck geitel van fommige Spieren vertoönenj welcke de groote "én voorname Werk-tüigen van die des menfehen be- wegingen fyn, en waar door fy alleen hare kragt, defelve zy dan groot of klein, kunnen .öeffèneiv' <-:: i I. Een Spier dan (om hier niet te fpreken van fyn Slag-ader, A4er, Ze-
nuwe, en Water-vaten5 welke hier Tab. V. Fig. z. 'm abc by malkander gebonden vertoont werden) beftaat uit een menigte vleesagtige draden B,e- venwydigh meert aan malkander lopende, en die onder en boven aan een taey en pees-agtigh- lichaam Α en C vaftgehegt fyn. . Bwars over. defeivlees-agtïge vefelen Β gaan andere als EFj: die oókpees-
ag^gj zenuw-agtigh of vlies-agtigh , immers hoe dun fy' mogen wefen, ■ .. - !*: ·>} 'ν R ..> -ook |
||||
^r ×. Â Å S G Ç Q Ü W É Í G Å;
ook ganfch taeien niet ligt te breken,en met de vlcefige draden ordeatelyk
als door een geweven iyn. ^. Indien nu de pees Á, wiens vefelen hier wat van den anderen gefcheidën
vertoont werden, aan een been dat onbewegelyk^ en de andereG,aan;een' dat bewegelyk is, en om fyn gewrigt drajende volgen kan, vail geriegt is 5 en daar na elk van defe fpier-draden  door een kragt, welke die \öok iyn magh, korter gemaakt wert j is het blykelyk, dat de pees G het been dat vol- gen kan, en waar aan hy vaft gemaakt is, na de andere pees A; toe fal·trek- ken, en alfoo een lidt, of gewrigt, dat tuflcheri Á en C is, doen buigen;*; By de Anatomici is men gewoon, de pees Á , die aan het onbewèeglyk
been vail géhegt is, waar na toe de bewegingen gefchiet, Het Htoft des fpicrsj en de andere C> die vail is aan het deel dat bewogen wert y Be Staart ·, en de vleefige draden  met de dwarflè vefelen FE 5 Dm Buik vaii de fpicr te noemen. · §.4. IL Hier uit blykt,hoe meerder draden inBof de Buik van dëSpiet
fyn, die korter wordende trekken, hoe ilerker iyn werkinge moet fyn: het welk men ook foodanigh bevint te wefen. . §. f. III. Om dat nu, als een Spier een groot ge welt moet doen, hyook
eengroote menigte vandraden  van noden heeft j die hem in de dikte feer fouden doen aanwaiïén, enalfoo de plaatfe wegh nemen, waar in andere Spieren, tot andere gebruycken dienende,, fouden kunnen g;ehuisveil wor- den. ' - É ö. oïfii| ity^-ïi&fjÊ £îÉö'^;^ö ÂÜ vl:\.u $H Kan dan yfnant fonder verwonderinge aanfchouwen de alder-konfligile
maniere , welke den Wyfen en Goedertieren Schepper heeft gelieven te gebruiken, om veel meer beweeg-dradenin defelve plaatfe te leggen^en den Spier fob veel ilerker te maken,fonder egter veel meer ruimte van-noden te hebben, om defe draden te plaatfen ? Namelyk,, als men een foc>rt van Spie- ren, tot ilerker bewegingen moetende dienen, als anders de wydte, dié fe bevatten fal, wel foiide toelaten , op defe wyfe als Tak F.Fig. £ gemaakt fiet.. In welke ABC des Spiers Hooft of Pees is> in Á onbeweegelyk vail fynde, en in defe figuur als van een gefneden vertoont wert 5 Mm is de Staart of andere Pees , die het lidt na hem trekt j tuiTchen defe beide fiet men twee konilige rangen van Spier-draden, als F en Gyvarhfynde aan het Hooft ABG, en met een dwarslopende fchuinte in de Staart-pees ED in- geplant: waar uit blykt, dat defe Spier-vefelen F e.n G met kragt verkort werdende,de Pees EDen het been, dat aan defelve vail is en volgen kan, na Á moet getrokken werden. ...,.-.. hnmn in Hebbende dit voordeel boven die even te voren Tab. V. Fig. 1. vertoont
is i dat alhier, Ïab.F.F'ig. 2. veel meer Spier-draden als F, G* in defelve ruimte kunnen te werk geftelt werden,; als fy op defe wyfe fchuins en ee- nigfints dwars lopen, dan wanneer fy, gelyk in de vorige 1. Figure alleen gelyk-wydigh regt uit geilrekt waren. §. 6, Nogh
|
||||
•ïi F Mae Spieren.' & vfi α ■■· ,Α . j2i
!§. ölj Nogfr Hét rrïen in de Tab. F. Fig. £i dat defe ijiier- draden in fom-
imige gevallen, veel meerder op een wonderlyke wyfe verdubbelt werden i daar Α het Hooft, en Β de Staart des Spiers is; welke laatfte Β door twee pees-agtige takken na Α toe {trekkende, gelegentheit geeft,datter een veel grooter getal vleefige vefelen, in foo net een order gëplaatir, kunnen wer- den: fob dat dé vefelen C en D aan G AH'of het Hooft dés Spiers, dat onbewegelyk geftelt wort, vaft gehegt fynde , Wanneer fy in haar lengte door een kragt verkort werden, elk haren tak F, en defe twee takken F en F den Staart-peesB en 't geen daar aan vaft fynde volgen kan, na Α toe trek- ken. Het welke, indien het door regt uit loopende vefelen van Α tot B,^ als inde tab. F. Fig. 1. moeite gefehieden, door het groote getal derfelver,* een Spier foude uit maken, welke byna foo veel dikte daarenboven foude moéten hebben, als defe fpier Tab. F. Fig. 3 lengte heeft. Indien hiernogh yetwés overblyyen mogte, dat niet gënoegfaam verklaart was; kan de Vol- gende bëtöginge van de kragt der Spieren §. tS. nagefien werden. Sal nu eenighredelyk menfch kunhen oordcélen, dat dit alles by geval of
door onwetende oorfakën'tot foo groofe einden foo net gefchikt- is ? en kan Hy'hier géén Wyshek des Makers iién? die niet, als hy yoorwy§felfs wil- de gehouden werden, foude derven loochenen ■, dat het toeftel van een groot Hey-'blbk, daar veel menichèn mét touwen aantrekken; metverièantgeor- difiéértwas. ":;:-: ■'■'■' 5* ^.''yrl: IV. Om tot gróoter ovërtuiginge maar een eenigé aanmerkinge op
fömmige fpieren, die de vingers buigen, te maken; laat ons Tab: F. Fig. 4. den fpier Α Β bfehouwen ; die met fyn hooft-pees, ontrent den elleboogh RjVail gehegt is, en welkers beweegh-dradén of vleefige vefelen, van Β na Α iigh uirilrekkende in G den ftaart-pees maken;" die in vier deeléii be- ftaandé, een tak na elk van de uiterite leden der vingeren gevende, in dé-* felve by D ingeplant wert: Nu als de vleefige draden Α Β korter werden, déwyl üe fpier Κ onbeweeglyk is, kan men ligtelyk fien, dat de derde leden der vingeren D, D, D, ü, daar door na Β toegetrokken werden, en alle de vingers iigh buigen: te meer , als men daar by onderftelt, dat de fpiei* G.F (die hier uit fyn plaats vertoont wert, en boven op AB ligt) ook in fyn draden FG korter wert, en door fyn vier peefen GE het twede lid der vier vingeren voorwaarts over trekt, ? Laat nu een yder fig felvën Vragerr, of hy denken kan, dat het buiten
oogmerk en by geval, of fonder veéhigh vërftant des Makers kan by geko- men fyn? Eerfl, dat defe fpieren AB en GF, die de uiterite leden der vin- geren buigen, foo verre buiten de hand felfs na boven in den arm geplaatit fyn 5 en egter met haar lange pefen C D en G E tot defe leden, diefy bewe- gen moeten, reiken; nadien, indien fy ïn de hand gelegen waren, defelve töt het naukeurigh behandelen van faken, feer onbequaam foude werden'i Vermits defe fpieren, die veel kragt moeten doen, ook veel vïees-dradèn1 R ζ * moeten
|
||||
f ì. X. BES CHOU W.ING E.
moeten hebben: welke, wanneer fy werken en korter worden, de,hand
tot een groote dikte van vlees fouden moeten doen opfwellen. -. ■■-■> :W SJ Want dat defe en andere fpieren, als de beweegh-vefelen Á Â ingekort
worden, ook te gelyk een meerder dickte verkrygen, kan yder gewaar worden j als hy de regter hand Iterk toedoende; en tot een vuift makende, met de linker hand, den regter arm beneden den elleboog omvat j fwfanneg¥ hy de daar leggende fpieren merkelyk fal voelen opfwellen. YVelkedickte, ingevalle die van foo groote fpieren in de hand leggende gedurigh gemaakt wierde, ieder kan weten, dat in veel faken den dienft deier hand veelfoude belemmeren./ ^ ,/..:-! r Yen anderen*) of hy niet bekennen moet, dat dit boven alle werkingen van
een los geval, of een onverftandige oorfaak gaat ? dat de pefen GEyan de fpier FG in E een foort van poorten en openingen maken ; waar dpor $e pefen C D van de fpier Á Â, als het eene touwtje door het oog van een ander, doorgaan; om defe laatile in foo menighvüldige béweginge , als de vingers in veel gevallen doen, te beletten; dat iè door verplaatfinge óf anderfints fouden kunnen ontftelt, immers, de béweginge door al de nevens een, of op malkander leggende pefen niet foo onfeker en lpsfoudc,we- ien. ,. .;. ' .. ! /■; ■■.;: ·'■■:,.; | ·· ..··.. ../ .y, ■ ■'-·. ' -;■·/. ivAn ,; hïmu f 3b iTen derden, om dat de fpier Á Â figh intrekkende;, gevaar fpude weien,
dat de pefen CD, die over alle de gewrigten van de vingers gaan, door het buigen der felver innewaarts daar af fouden wy ken, en het vel f e feer uit- fpannende, ongmakken veroorfaken. Kan ymant fien, dat elk vandefepe- ien, als van een vliesagtige en feer fterke fcheede omringt is; die haar.fon- der eenigh heletfel aan haar béweginge te geven, vaft aan de beenen yan de vingers doet blyven; fonder de» wyshcit en voornemens des Gropten Ma- kers daarin te erkennen? Om nu niet te fpreken van dien grooten bant(3i e- ven boven de hand, die als een ring de arm aldaar omvat, en te gelyk alle de peièn van deCe fpieren, die na de uiterfte vingers gaan, te famen bind ,; en belet, dat fe in groote buigingen figh niet te verre van haar plaatfe ver wy- 4eren' i.pMsrc ■■;.■'■'.,';.■;'?]' m '*■·.: ÉÞÀÜ:Ëøú êgfehn
Øé §. 8. Öp ieer veelvuldige andere en verbaaftmakende wjièn vertoont figh·
de Heerlykheit Godts in de lichamen $er dieren en menie hen tot foo veel-,
vuldige bewegingen toe te ruften. » ..· " j
>. On» nogh eenige preuyen $aar van te fien; ichynt 'er voor ymand, die
tragt van de grootfte en gewigtigfte waarheit, en van de volmaaktheden van
fynen aanbiddelyken Formeerder overtuigt te fyn, niet meer nodigh te we-
fen, als dat hy de Werji-tuigen·, daar toe dienende, wat nader onderfqeke.
Ten welke einde, lie,| voor onervarene wat klaarheit fchynt te fullen geven,
foo wy alhier het generaal, geftel der gewrigten in het ruwe ceril yértooneni
latende cle byfonderheden daar van , tot die plaatfe, daar wy yets van de
beenderen fullenfeggën. t é-, ^ r/,r
|
||||
Jf Ά:''pan de Spieren"* B.J& fit- :>/£ ' *^Ë9
De gewrigten dan in een menfch, dienende om de bewegingen tuflchen
t^ee beenen C G E en KB fab, F. Fïg. f .te doen gefchieden, fyn in het gemeen van dit maakfel>dat in het.eene.CG E, een grooter of kleinder hol- ligheit G D E gevonden wert, waar in het uitfteekiel C D E F, of I van het ander been geveftigh is ν foodanigh dat fy beide in malkander paien, en be- wogen kunnen werden, indien nu dit uitfteekfel CDEFA, bolront óf fphserifch fynde, volkomen in de hollighéit C D E paft} is het ligt te fien, dat het been BA werwaarts men wil, dat is op en nederwaarts en na de reg- ter en linker fyde bewogen kan worden. Maar foo het uitfteekfel I niet bol- ront is, maar cylindrifch ofgelyk een ronde ftok, op een gemcene draybank gedrait, en dan in fyn hollighéit paft; blykt het dat het been BA wel op- waarts en nederwaarts, dogh niet naldé fyden kan bewogen ;werderi^-M;· Een gelykformige beweginge aan deeerfte, fiet men in fle fchouder en
heupej en de andere in de elleboogh en knye, eenige kleine omirandighe- den uitgefondcrt, die de fake in den gront niet veranderen,maar tot andere verbeteringen dienen. Kan nu den beften Ingenieur, een gewrigt op een andere w.yiê famen^·
ftellen, waar mede met foo veel gemak en foo weinig gevaar van door or- dinaire bewegingen ontftelt te worden,foo grooten geweld kiirigefchieden? Immers weet mén* foo het eerie been met eenjicherpe punt óp het ander .draide'i dat het eenige kragt doende, in veel gevallen ftraksfynfteunièlibudë rniiTen j en de punt ligt gevaar lopen van gebroken, of ontleedt te werden. Ook was het op defe wyfe onmogelyk, dat een been van eenige dikte, met een ander, foude kunnen een foo fcherpen hoek maken, als den elle- boogh met den arnipyp; nogh en foude het een op het ander niét kunnen nederleggen op die wyfe, als men den ganfehen arm na beneden op de iyde des lichaams en na bpven op de fyde des hoofts, figh fiefievenwydighaande lengte van een menfch nederleggen. In andere gedaanten van gewrigten, behalven die men in de dieren vint, fal men fien dat andere ongevallen figh opdoen. ' ^ Om alle defe ongemakken dan te verhoeden, hoe, kan men veiliger wegh
inilaan? als Tak F:Fig. f. de beweginge,der twee beenderen te doen ge-? fchieden, niet; om een uiterfte punt der felver,-dat (eer ligt foude kunnen breken of onftelt werden} maar om een middelpunt 1} 't geen men figh verbeelden moet in het midden van hét bolront uitfteekfel CD EF Α van het been Α Β te fyn: of indien het felve cylindrifch is j om de: linie die door de lengte deifelfs iri het midden gaat, en waar vanIhet uiterfte punt is; ge- lyk men fulks in onic gewrigten iiet gefchieden. * §· p. Ik ben in defe een weinigh breder geweeft; om, foo oytdit Boek
ui handen van foo ongelükkigh een Phiiofooph mogte;komen , die van de Wysheit van fyn Maker uit fyn geftel nogh niet overreed heeft, kunnen wer- den, hier door hem op te wekken, dat hy fyn verftand , fyn natuurkunde9 R 5 fya
|
||||
ggg.' ×. Â E S C Ç O U W IN G E.
fyh wiskunde en wat gaven van geleertheit hy meerder mogtë hebben-, te
werk ftelle·, dat hy alle, die hy kent bekwaam hier toe te fyn, te hulpe neme> en fie, of hy buyten defe gewrigt-geftellen, ook een eenigh ander uitvinden; kan, dat van foo veel dienft en foo weinigh gevaar is ,als het geen hyrin tfigH felfs gemaakt fierj en wanneer hy de moeite neemt van groote ". \Viskunilenaars (by voorbeeld BoreIli§. IX;) daar over na te iien,.;;falhy be- vinden i dat; defe hier in de wysheit des Makers erkent. Ingevalle hy dan nogh door dit alles niet overreed Jcan werden, en voortgaat te denken, dat foodanigh een maakfel,'t geen nogh door fyne, nogh door aller menfehen wysheit op gene maniere kan verbetert worden, als het tot dien einde die- nen ial, en het geen van de groofte'Mathematici voor een alderwyft gewrogt gehouden wert, nogtaris fonder eenigh verftarit, of by geval fyn wefenver- : kregen heeft5 *wie kan de porfaak van defe rampfaiige gedagten. aan yets an- ders toefchryven? als, of aan fynora wetenheit, waar door. hy het niet ver- itaat} of aan een verborgen en verfchrikkelyk oordeel, waar; door fyne ge<- dugten Maker, nu moede fynde, om van fyn Schepfel foo langh foo lafterlyke -gedagten te verdragen, hem, in foo groot een ligt, nogtans in fyne ellendi- ge blintheit laat volharden. < ; = ■ ?. é i ;; ■ c.itë$:> io^Om voort te gaan. ·;, co") . ',hiï 'tiz n^nigr; ,;-'; Laat ABenFjGtwee Jaeenen fyn, ïïab. V. Fig. 6. te famen gevoegt, en
in Á F een gewirigt makende j indien men nu het been Á Â in AH wil bui- gen, en daar toe gebruiken alleen het korter worden en trekken van den fpier DR E, die in D onbeweeglyk vaft is j gelyk men de onderite pypen des arms, door het buigen in het lidt van den elleboog h, na de bovenfte arm- |)yp of fchouder beweegt. Laat ons eeril ftèllen, dat de pees van defe fpier ingeplant fyin E, of digt by de hand in het uiterfte van het been AB j foó fal men defe twee bteeneny alsdefpier DE korter wert,''welin het lidt, by ,AF doen buigen: maar het been Á Â in AH gebragt fynde, fal iigh in dit geval de '.fpier D E tot dë kortheit van MD moeten intrekken. Dogh foo men voorgaat, om door defelve fpier, het deel Ç nogh verder na D te doen naderen, foude de gahfche fpier DE, die nu eerft in D Ì vefkort was, by na fyne geheele lengte verliefen, en als een kloot by de fchouder D op een gepakt worden. Behalven dat;|å als het been Á Â in Á Ç opgerefen was, het ,vel;foo ruim foude moeten fyn 5 dat het den ganfehen driehoek Á Ç D weder- fydtsikonde bedekken: indien anders de fpier niet bloot en los van den arnij gelyk fy in defe figuur: vertoont wert, foude werden. f| Wanneermu ftilks opi veel plaatfen in het lichaam gefchiede , en ook in andere fpieren, die grooter en óp défen wyfe in de beenen ingeplant fynde, nogh meer ruimte van het vel-yereifchen foudenj en te gelyk grooter bul- ten makièn* op; die-plaatfen^ daar fy door haar verkorten, in een gepakt fou- den fyn jfómbefteiin elke beweginge het lichaam door defe bulten en uitfpan- ningen van-het vel; fyne flgure verliefen: en als de felve weder ophielt, en |
||||
.5ö K'ï W 'FaP dt-Spieren;, ;ï j[ j^*.
dé fpfercn te haar lengte ttit geitrefrt wierden, foude met een volgen, dat
een 100 ruim vel,'als fakken vol rimpels, rontom het lichaam:ibude hangen \ om daar na in de béweginge figh weder genoegfaam uit te kunnen ge- ven. ;÷ :-" 'i^ ■::., ... . "·.·■:,'. . / f.l Het is wel waar, dat: defe manier van inplantige, om de fehoonheitvan het heeriyk .geftel van een^menfchclyk lichaam foo veel niet te benadelen, fchynt te kunnen, voorby gegaan, en by R een bant of ligament geleit werr den 5 die de afwykinge "des fpiers van het been befetten ibude. Soo dat het lichaam der fpier felfs als dan niet verder als tot DR reikende, een lange pees ER figh alleen tot E ibude uitftrekken, en door den bant R aan het gewrigt oqk in de buiginge verknogt blyven, gelyk in de (pieren Tab. F. Fig. 4. getoont. is j»te · gefchiedenj alwaar een byfondere nootfakelykhen: daar toe was, namelyk i-om de handt niet met te veel yleefeh te; yu^ len ·■-,,.; ·. -r ' -.·; . . .-' ■■ \l k Ì .'.,; Ã' ■ Maar in dit geyabkan ook niet geloochent werden, dat foo alle depefèri
aan de uitterfte einden E van de beenen Á Â Tab. F. Fig. 6. geveiligt waren, datfy, fchoon doorden bant R nedergchouden, egter om hare lengte, een veel grooter gedeelte van het lichaam maken , en meer plaatfe beflaan fou- den, als iy nu in de lichaamen der menichen doen^ het geen niet "alleen onnodigh fyn, maar ook deplaafê vanyets anders benemen ibude. Om nu niet te leggen, dat in defe famenflellinge, de pees R È of evenwydigh
aan beide de beenen G.F en Á Â lopende, of in E een feer nauwen oficher- pen hoek met het been Á Â makende, in het begin foo lang dien hoek foo klein blyft, fchoon metgroote kragt getrokken, egter weinighgeweltfou- de kunnen doen, om het been op te ligten. Dat dit in de fchuine trekkingen foodanigh toegaat, weten de Mechanica
ook is het ligt te ondervinden, Tab. F~.F2g.-7. foo aan een hef-boom  Q die in C om een bout draejen kan, een kragt Á volgens de fchuine linie  Á trekt i dat dèfelve den hef-boom, daar een gewigt D aanhangt, foogemak- kelyk niet fal kunnen opligten} als wanneer defe kragt met een minder fchuinte volgens de linie BE, den hef-boom en 't gewigt na boven trekt* Waarom Tab.F·Fig.6. den fpier, met den hoek DMC op het been 'm Ç werkende, met de felye;kragt, miifchien 8 a 10 maal meer gewelde fal dóen, als in ilen-beginne met den hoek DECy dat beide iêer ongemak-' kelyk foude fyn. . . ;■'".' - ; ,/ Met hoe veel meer - voordeel dan heeft het den grooten Formeerder
der menfehen gelieft defe inplantinge der pefen in de beenen te ordineren? als foodanigh fynde, dat daar door alle deie ongemakken niet alleen voorgekomen, maar- opk de. ruimtens, die anders door de overvloedige lengtens van foo verre uitgeftreckte Peefen beflagen zouden wefeny met groot gemak tot plaatfingh van andere delen, die tot meerder gebruiken dienen, kunnen beiteet werden. Tot
# . „ · - ·,..-■ '■■".>. |
||||
i3«S Χ. Β E SC Η O ÜWINGE.
Tot défen einde heeft het iyne wysheit gelieft, in de uiterfte einden der
beenen kleine hoogtens teleggen j en daar door defelve aldaar fterker en dik- ker te maken, en de pefen van de fpieren by of in defe hoogtens der benen, of na by de gewrigten in te planten op defewyfe: i; Laat weder AB en F G, Tab. F. Fig. 8. twee benen iyn, een gewrigt in
•AF Κ makende, dat om het punt C bewëgelyk is 3 foo dat fy beide by hare einde in IK, AF bultigh, en dikker fyn als hare pypen. Den fpier nu D E Klfiet men,'dat 'inl, digt by degrootfté bult des beens Β Α ingeplantisi foo dat defelve om de hoogte Κ Γ, als een touw om een katrol loopt j om een grove gelykèniue te geven. §i ιΐ·Γη defe maniere nu behoeft men niet veel moeiten om te toonen,
dat alle de voorgemelde ongemakken weggenomen worden ,: vermits eer/de peesby C Tab. F.FÏg.6 .en niét by E ingeplant fynde,alsfy nat) verkort wert,geén driehoek alsMCD kan maken jen daarom ookfoogrootenfakvanhetvel tot haar bëweginge niet vereift. Ten anderen, de fpièr D E ΚI, TabiF. Fig. 8. iti óf by de dikte van het been ingeplant fynde , om het uiterite Β van het been AB een groote bëweginge, als van Β tot Μ, te doen maken, behoeft alleen het punt lécn feer kleine boogs lengte na Κ te doen drayen j waarom ook de fpier feer weinigh nodigh heeft ingekort te werden i foo dat in defen deiTelfs ganfche lengte niet in een kloot op malkander behoeft gepalette we- fc'n j waar door terwyl defe fpier door defe kleine verkortinge alleen een wei- nigh dikker word, het lichaam niets van fyn figure en fchoonheit verheft; daar anders als hy (gelyk Tab. F. Fig. 6.) in het uiterfte einde des beens, by E ingeveft was, het zelve lichaam, foo dit overal dusdanig gefchiede, om beidedefe redenen feer monftreusfoüde werden. Tenderden fiët men hierook, dat de ganfche lengte Tab. F7. Fig.8. van I tot Β vry blyft, fönder van de pees van defe fpier D EKI beilagen te werden j en alföó plaatiè laat voor andere delen, die van verder dienit kunnen fyn. Ten 'vierden weten de Wis-kon- ftenaars, dat de fpier in Κ, daar hy van den been- knoop F ΑΙΚ affcheit, iyn kragt doende, op de wyfe van een touw om een katrol j de linie KC, die van het middel-punt C tot Κ iigh uitftrekt, óm de rontheit van den felve been-knop, altyt ontrent even langh is 5 en daarom als de fpier met gelyke kragt ingetrokken wert, doet ie in het opligten vanhet been A.B voortgaande, altyd ontrent het felve geweld 5 waarin om de veranderingh Van de fchuinte der hoeken, te voorenby Tab. F. Fig. 6. en 7. een grooteon- gelykheit getoönt is té iyn." >! < §. 11. Het is wel waar, dat de fpier DK Tab. F. Fig. 8. aan een korter hef-
booms arm CK, en een gewigt daar tegen aan een langer CΒ wer- kende, de fpiérs kragt ίόο-veel grootér moet fyn, als dié van het gewigt j én dat het tegen de métffchelyke gewoonte fchyrit teftryden, dat men werk- tuigen maakt, om tiiet een grooter kragt een kleinder op te ligten: nadien baar uitgevonden Mechanica in al haar beweegh-tuigeh, alsbalancen,· hef- bomen , |
||||
J
|
|||||
Van de Spieretoi r 3 ã
boomen, catrollen, raderen, fchuine vlaktcns, fchroeven of vyfels, &c.
een contrarie ooghmerk fchynt te hebben j namelyk, om meteen klcinder. kragt een grooter gewigt te bewegen j hetwelk fy daarom aan den kleinftert arm hangen. ; Y ,. Maar ook fal ■rriemarrt kunnen ontkennen: eerfl, dat in de beweginge
■der fpieren alle de ongemakken, die te voren fyn opgehaalt, doordefege- itelteniflè, die een grooter kraght in de fpieren vereift;, vermydt wer- den. Ten anderen, dat in de gemeene Mechanifche werk-tuigen, daar een gro-
ter gewigt met een kleinder kragt opgeligt wert, debewegingevanhetge- wigt akyt veel minder fnelheit heeft, als die van de trekkende kragt j en dat als men met meerder fnelheit het felve gewigt wil opheffen, men de kragt, om de -minde omftagh te maken·, aan een kleinder arm moet doen werken, en defelve als dan na proportie vermeerderen, alleen ingrootheit, fonderdat het nodigh is deffelfs fnelheit op een byfondere wyfe veel in dit geval ook te vergroeien, 't geen anders vereift foude werden. §. 13. In het welke foo ymant nogh eenigeduiilerheitmogthebben\ laat
hy figh inbeelden, dat de fpier DKI Tab. V. Fig. 8. door*fynkragt,den been-knop KI Á F doet omrollen van V tot Ê ·, foo fal in de felve tydt het punt B, tot Ì opgeheven fyn, en daarom foo veel meer fnelheit hebben als het punt V of I, daar de kragt desfpiers op werkt > als de boogh Â Ì of den arm BC malen langer is, als de boogh KV of den arm Ê C.j en fal de fpier felfs daarom niet als feer weinigh ingekort weien j gelyk aan yder die dit overweegt, blykelyk is. §. 14. Kan nu ymand, die in eenige billykheit oordeelt, hier niet iïen, dat
veel minder , als dat de groote kragt der fpieren, die in haarbewegingeop defe wyfe vereift wert, tot nadeel van de wysheit des Scheppers te duiden isj dit in tegendeel een oorfaak van dankbaarheit aan yder, die redelyk is, geeft 5 dat het den Goedertieren Formeerder heeft gelieft, met het ver- meerderen van der fpieren kragt, defelve foo fagtjes in haarfelfs met foo wei- nige inkortinge te doen werken > en ondertuifchen daar door de bewegingen der leden, die fy roeren met een foo ongelyk grooter veerdigheit te doen gefchieden? En kan een ongelukkigh Atheiit dit nogh al voor geen wysheit en goedertierenheit aaniïen, en alles aan onverftandige of ge val lige obrfaken toéfchryveh? gewiffelyk fal hem een yder, die onpartydigh oordeelt, of voor ' quaad wil 1 igh , of vóór fteekeblint moeten houden. * Veel meerder fchynt door dit alles een tot nogh toe door twyffelingen om-
geflingert verftant, onwederfprekelyk overreedt te moeten werden5 niet alleen, dat hier toe eens Makers wysheit nodigh was , maar dat ook een ø^-> ja felfs een aller menfehen overtreffende en Goddelyke maet fghhier in met de alderhelderfte flralen kenbaar maakt. §. if> Vraagh ;ecn Godtloochenaar , vraagh een Twyffelende, vraagh
S een
|
|||||
'iij» X. BESCHOUW INGE.
een groot Wis-konftenaar, en Philoiboph, vraagh alle menfchen Tonder on-
derfcheit , en laat fe ons feggen, op wat wyfe in die foo teere draatjes der fpieren, die het vlees der menfchen en dieren uitmaken, een middel kan ge- legt werden j waar door fy figh inkortende een foo verbaaftmakendegeweld kunnen doen, als men haar in haar bewegingen fiet uitvoeren. En niemant meene, dat wy hier in by grootfprekinge ons uitlaten, om
verwonderingh te verwekken ν want .Eerfl) foude ymand kunnen geloven, indien het by den grooten Wis-kon-
ftenaar A. Boreïïus%. LXXXVII en LXXXVillenCXXVII nietgetoont was, wanneer een menfch een gewigt vanby na 2.00 f$, dat aan een touw agter in den mond over de kiefen hangt, met de mond opligt, ('t geen fom- mige volgens fyn feggen tot 300 fg toe gedaan hebben) dat de wederfydfe ipieren de Temporalis en de Majeter, daar men mede kauwt en die dit werk doen, een kragt moeten oefFenen van meer als vyftien duifent ponden? Ten tweden, kan ymand fonder verbaaftheit aanfien. Tab.F. Fig. p.alseen
, gewigt R van f 5 fg, aan den elleboogh Β van denarm Α Β, door een menfch (gelyk Boreïïi ondervonden heeft) opgehouden wert 111 evenwigt, dat hec niet en vallej vdat de fpier Deltoides genaamt D C, die alleen den arm Α Β op- ligt in defegeftalte, een kragt doet van meer als feftigh duifent ponden ?Siet hier van Boreïïi §. CXXIV in het einde. Ten derden, indien den elleboogh regt nederhangende, ymant aan het derde
of uiterfte lidt van fyn duim een ge wigt'van zo ponden ophout; moet het ymant met geen ontfettingh voorkomen, dat de fpier, die den duim buigt en het ge- wigt hier draagt, een kragt doet van ontrent drie duifent ponden. Die twyf- felt kan Borelli §. LXXXVI en CXXVI na fien. Maar die ten vierden fiet, dat dp Mufculi glutm, die famen het meefte
deel van het bil maken, en het felve om de knopvanhetheupe-beennaag- teren doen bewegen, een kragt doen van meer als driemaal hondertduifent ponden} wanneer fy, als de heupe en het fcheen-been beide waterpas gehou- den werden, een gewigt alleen van óf pond (volgens het experiment vanBo- rellus ) aan de hiel regt uit fonder vallen ophouden} Jaat ik noghmaal feggen, foo ymand dit fiet en verftaat, en weet, dat fulks niet verre van de waarheit is, of hy nogh fonder om geen Verftandigh en Magtigh ja Goddelyk Maker te den- ken dit alles aen figh felveu kan voorftellen ? fiet Boreïïi §. CXXV. Soo men ten vyfden hier by doet, dat rekenende te famen de kragten van
de fpieren , die een menfch doet, als hy op de voeten ftaande opfpringt, of twee voeten hoog drebbelt (gelyk men het noemt) dat de fpieren j die daar toe werken , als een man ij-o pond fwaar is, meer als 2000 maal meer kragt moeten doen, dat is een van 500000 ponden. Boreïïus rekent §. CLXX V nogh meerder. En ten fesden, dat het hert in elke llagh of toeknypinge, waar door het,
felve het bloed tot buiten de ilag-aderen in de aderen voortfet 3 een kragt doet
|
|||||
\ -
|
|||||
Van de Spieren. ijp
doet van meer als iooooo ponden. (Borelli % LXXXVL p. n.) .
Wy hebben hier liever met ronde getallen willen fpreken, als de juifte
uitreken! ngh van Borelli , die over algrooter is, opvolgen, om in fooeen tot verbaaftmakens toe verwonderlyke faak, geert knibbelen over kleinighe- den onderworpen te iyn. §. itf". Immers, foo defekragtder fpieren alvry minder nogh ware, moet
niet yder hier door egter ontfet wefen, en de Goddelyke kragt iyns Makers in iigh fèlven gewaar werden? Tiende fulke groote faken met foo veel iagtig- heit, door het vlees van dieren, dat foo teer is, in foo klein een plaatfeals de fpieren beilaan, uit voeren, en al die geweldige kragten foo net dienen toe have einden i iiende fyne wysheit daar toe fchikkingenineenmenfchelykli- chaam maken j de gewrigten formeren; gedurige olye en water fonteinen doen vloeyen, die haar tot de bewegingen glad houden (waar van hier na) boven dit alles Mende foodanigh een gedugt gewelt in veele fpieren, aan de wille van den menfeh gehoorzamen j dat is, na defelve gefchieden en ophou- den, en andere, die Iyn leven onderhouden, buiten fyn wil voortgaan j daar- enboven ondervindende, dat in de fpieren felfs, fchoon ifcil fynde, een be- wegende of haar felfs korter makende kragt gelegt is,die door een andere tegen- werkende , foodanigh gebalanceert wert, fonder de vermoeyinge der men- fchen, dat haar lichaam in iyn nette geitalte blyft.· gelyk men bevint,oo2s aan de mond, die door twee tegen malkander aantrekkende fpieren, regt midden in het aangefigt gehouden wert: het gene blykt om dat de eene by beroerte kragteloos geworden fynde, de andere de mond na fyne fydc toetrekt, en het aangefigt van fyn regelmatige fchoonheitberooft. Kan om dit te belluiten, ymand dit alles aan een geval en wlrkertoefchry-
ven, die niet wifte, dat hy yets maakte alshy dit maakte? en moet hem de groote kragt, die de fpieren oeffenen, niet tot een Almagtig Maker op- leiden? en de beftieringe daar van tot fyn wysheit, engoedheit? enkanhy het by na onuitfprekelyk gewelt, dat fyn lichaam foude doen, als alle fpie- ren die bekwaam daar toe waren, te gelyk haar kragt deden, aanmerken j en niet verbaaft fyn, dat fulks in fyn lichaam plaats kan hebben? Die nogh door dit alles geen Godtheit in fyns felfs befchouwinge kan ge-
waar worden j wat fal men van foo ongclukkigh, foo rampfaligh een men- fche kunnen feggen ? §. 17. Terwyl ik dit fchryve, komt my vanfekergeleertHeertevooren,
dat het gefeide van de kragt der fpieren, aan alle lefers niet foo feer verwonder- lyk, als wel ganfeh ongelooifelyk moet voorkomen rdewyl het niet ligt fon- der nader onderrigtinge by ymand fal kunnen aangenomen werden 5 dat een geweld van foo veel duifenden, ja hondert duifenden ponden door een men- fchelyk lichaam, en wel infonderheit door het vlees deflelfs kan uitgevoert werden. En om aan geen verkeerde Philofophen occafie te geven van te denken dat wy hier meer yets ongemeens, als yets dat waar is hebben trag- S 1 ten
|
||||
ï4o X. BESCHOUWING E.
ten te fcggen> dat het daarom feer nodigh was, eenigilntsdengrontvan difc
gefeide te toonen: dat het wel waar was, dat ik de twyffelen.de tot de Heer Bor.elli^ en fyn geleert werk verfonden haddej maar dat fulks niet welj als van ervarene Mathematici kon gelefen en verilaan werden j nu dat onder die, als fy de Natuure onderfoeken, ook fomtyts verfcheiden oneenigheden waren ; "waar door een ongelukkigh Atheift de kragt van dit heldere bewys vaneen Groot, Magtigb, Wys en Goedertieren Maker foude kunnentragten,om iyn conferentie rn rufte te houden, te ontwvken. En derhalven,, foo het gevoeglyk gefchiedenkonde, het alhier van groot
nut foude wefen; indien men dele foo veeier menfchen geloof te bovengaan- de kragt der fpieren kon.de tonen, uit foodanige gronden5 die van eenver- ftandigh lefer, fchoon anders foo verre in de wiskonil niet ervaren,, konde begrepen werden. Dit is dan- het gene my'verpligt heeft, defe korte digreffie (welke tot
een klaarder verftant van het geen de Heer Borelli daar ontrent gevonden heeft, voor minder ervarene dienen kan) hier in te voegen jen de grootheit van dit geweld der fpieren foo klaar het my mogelykg.eweeftis,aanyder redoea fien. Latende de Mechanifche gronden , die wy hier toe nemen,en welke by de Mathematici een volkomen fekerheithebben, aan yderover, omder- felver waarheit by. ondervindinge te onderfoeken jfonder de aan veele verdrie- tige en voor veele andere onverilaanbare wiskonftige demonftratien hierby. te doen. Alleen vereiffchende dat j-mant die dit leeft, boven de kenniife van eenige weinige en gemeene Mechanifche werktuigen, het gebruik der Sinus tafelen, en het uitrekenen van platteregthoekigedriehoeken (ook maai; een weinig) vfrftaat; het welk met goed ondervvys by ymand, die verftan- digh is, in een week en minder tyd genoegfaam kan geleert werden: in- dien hy moght denken, dat dit groote en overtuigende bewys van de volmaakt- heden fyns Scheppers voor hem defe moeite waardig was. Ingevalle egtec ymand weinigh genegentheyt daar toe hcefc, kan hy defe betoginge vooir by 5. en tot het volgende, overgaan.. ^ |
|||||||
1
|
|||||||
& o m
|
|||||||
* 'l£
|
|||||||
* ' ■■ / ' " *
KORTE BE Ô O Gï Í G E
|
||||||
Van de- : , . -*
KRAGT DER SPIEREN.
$< 18. é. Õ"ËÌ dan van de grooteRragt derfeiver,van trap tot trap,eenigfintseen
Vy klaar begrip aan ymand te geven; laat Tab VLFïg. i. de fpier KI
D Q Ñ den Deltoides fyn; waar van te vooren §. é ƒ gefproken is,dieden elleboogh opligr.
2. Deiè is volgens Borellify.LXXXll, een ftraalagtige fpier of van verfcheiden pen-
vormige fpieren-, als Ç % QL en G V Ñ Wte urnen gefet. (Siet beneden 154) | 3. Laat ons nu gemaks en klaarheitshalven alhier onderitellen., dat defen fpier uit
defe twee penvormige fpieren alleen beftaat. 4. Hoe men de kragt berekenen moet, wanneer de fpier uit meerder pen-vormige,
als twee famen geitelt is, fal hïerjia met een woord aangeroert werden. f* Defe fpieren werden pen-vormige genoemt; om dat in GVPWde bewege-
lyke pees DGP, wederfyds een groote ineenigte van vleefige beweeg-draden , alsGVPW in figh ingeplant heeft, die alle, gelyk de veer-vefelen van een pen,, evehwydigh aan malkander lopen,en aan de andere pees VPW, dieonbewegelyk • is, en niet volgen kan, vaft gehegt fyn.
6. Wanneer nu defe vleefige beweegh-draden, geyk G V en GW, in V en Wvaften
onbeweeglyk fynde, elk door een kragt, welke die ook fynmagh, korter gemaakt werden, en te famen het punt G na Í opwaarts trekken; 7. En ook op defelve 'wyfe in de andere pen-vormige fpier HZQL het punt Ç na
O opgetrokkeu wert, door het inkorten van alle de xyds beweegh-draden, gelyk* HZ en HL; ' ' ; ' 8. Siet men dat de punten Ç en G, of liever de pefen DHen DG, na. O en Ê
opgehaalt werdende*, het punt D en daar mede· de pees ÊD regt na X nood fake» lyk volgen moet, en opgetrokken werden. 9. Immers, indien de kragten, welke de punten Ç en G opwaarts na Q en Ñ trek?
ken, en ook de fchuinheden of hoeken.HDX en G.DX gelyk fyn; het geen wy hier ftellen dusdanigh te wefen ; gelyk ook in de vorige kragten der fpier-veielen,. als GV, en GW, en HZ, en HL, enz., als mede ia hare fchuinheden of hoe-- ken NGM, NGR, en O-HL, O HZ die defe en alle andere draden met hare bewegelyke pefen Ç Q en GP maken. 10. Kortheitshalven fullen wy defe hoeken HDX enGDX, als ook VGN, e»;
WGN, en in de andere fpier Æ Hü en LHÖ, -die de dire&ien der fchuintrek- kende kragten DG of DÇ met de direfrie der regt opwaarts trekkende kragt DX; en de fpier-veieleu GV, G,W of HZ, HL met haar bewegelyke pefen G Ñ en ÇQ maken, voortaan Hoeken der fehuinheit noemen.. IIn?m nu voort te gaan» laat ^ den elleboogh fyn, daar het gewïgt Ô aanhangt;,
ÂÉÁ den bovenften armpyp; KEF A^deiTelfs beenknop., die in de holte E F oin= delTelfs centrum G in den fchouder draejen kan; en eindelyk , laat den pees DKI in dit been in I ingeplant fynde, in Ê den been-knop op het uiterile raken: S 3_. iz* Söo
|
||||||
ô4^ KORTE BETOGINGE
12. Soo fal aan yderblyken, als den pees DKI (8) na X volgens de linie KX
opgetrokken wert, dat het ganfche been É Â Ë om het centrum C fal moeten drae- jeii, en Ê na » en  na m bewogen; en daar door het gewigt Ô door het trekken van de twee penvormige fpiejen opgeligt werden. 13. Oh is dan weder een korte befchryvinge van de werkinge van den fpier Deltoides
genoemt: als hy het gewigt T, aan den elleboogh â hangende, opligt; of liever in evenwigt ophout. 14. Om nu de kragt van defen fpier te onderfoeken; laat ons van het gewigt Ô be-
gintien en opwaarts na de fpier gaan. jj. Dit gewigt Ô dan (om een aanvangh te maken) bevint Borelli § LXXXIV te
wegen niet minder als ff pond; het welk (het gewigt den arm daar onder gere- kent fynde,) aan den elleboogh hangende kan opgehouden werden. 16. Nu dewyl het gewigt Ô den armpyp  AI nederwaarts; en den pees ÉÊ D door
de kragt des fpiers DQP, den felven opwaarts trekt : 17,, Is ligt te fien, en te voren ook aangemerkt, dat hier defe twee kragten, gelykaan
eenhef-boom of hoekige balance BCK, tegen malkander aanwerken. 18. Ook iiet men, dat de armen van defenhef-boom, BCenKC, vanfeerongelyke
lengten fyn. 19. Nu weet yder , dat een gewigt, als hier i, trekkende met een touw * r D Ê, aan
den kleinften arm CK, veel grooter moet fyn, als het gewigt T; het welk aan den grootften arm G Â werkt, indien fy malkander in evenwigt fullen houden. ao. En daarqm fiet men dat door defe ongelyk-armige balance BCK, de kragt van
de fpier DQP, die den arm Ê G trekt in plaatfe van het gewigt t, grooter moet fyn als de kragt der fwaarheit van het gewigt Ô of van 5-5- pond. (1 ƒ) 21. Om nu te toonen, hoe veel grooter defe kragt des fpiers moet fyn, als dit ge-
wigt , is in de Mechanica of beweegh-kunde defen regel bekent : Indien aan een balance van ongelyke armen in G draejende (die of reght uit leght, T'ab. VI, Fig. 2. oïTüb. VI. Fig. 3. een hoek in G maakt) twee gewigten Tetii trekken, elk regthoekigh in Ê en  aan haren byfonderen balans-arm; moet om een even- wigt te maken, het gewigt t, dat aan den kortiten arm KC trekt, foo veel malen grooter fyn, als het gewigt T, dat aan den langften arm werkt: Als den langften arm BC malen langer is, als den korften arm KC, 22. Een yder die twyrfelt, kan dit met het maken van foodanige balancen of hef-bo-
men ondervinden: ais hy de fwaarre der armen felfs, foodanig onder het gewigt brengt; dat hy met de Wis-konftenaars defelve kan aanmerken , als geen fwaar- heit hebbende. i\. Stellende nu defen regel (21) waar te fyn, gelyk fy is; vint Borelli by meetin-
ge § LXXXIV, de lengten van den elleboogh BC Tab. VI. Fig. 1. van B, daar het gewigt Ô aan hangt, tot G het midden van den been-knop, (welkelengte  C alhier den langften balans-arm uitmaakt) 14 malen foo langh te wefen, als Ê C de halve dikte van den felven been-knop KÉFA; welke halve dikte den kort- ften arm defer balance is. 24. Waarom dan volgens den Regel (21) de pees Ê D aan den kortften arm KG
trekkende, 14 malen foo veel kragt moet doen, als het gewigt Ô fwaar is, indien alles in evenwigt blyven fal. Nu dit gewigt Ô weegt volgens (if) en de ondervindingê van Borelli ff pond.*
foo is dan de kragt , waar mede de pees KD , om dit in evenwigt te houden, door de fpier of het gewigt t opwaarts moet getrokken werden, gelyk aan 14 ma- len 5-5· of eens 770 pond. 25·. En dus fiet men dan , hoe veel de kragt, die de fpier DQP doen moet, het
|
||||
Fan de Kragt der Spieren. Ã45
gewigt Ô dat fy oplïght, moet overtreffen; alleen uit hoofde van den hef-böom 13
C Ê, om dat fy aan deiïèlfs kortften arm K,C trekt. 26. En indien men de pees KD verlengde tot in r, en om de aldaar fynde catrol na
beneden tot in t liet lopen; dat het gewigt t, het geen men vah noden foude heb- ben om een evenwigt met Ô te maken, 770 pond foude moeten wegjfii 17. Dogh indien men defe kragt van 770 ponden; nu niet door een gewfgW, dat vol-
gens de regte linie Ê Dr werkt; maar door twee andere kragten, die fchuins vol- gens DG en DH werken, wilde uitvoeren; gelyk men iïet, dat defe twee pen- vormige fpieren HZQL en G V PW in dit famenftel doen, door hare bewege- lykepefen DQen DP. " ; ! 28. Soo is klaar, dat elk van defetwee pen-vorrnige fpieren HZQLenGVPW
de helft van defe 770, dat is 38$- pond, moet opligten, om dat foo de kragten, als ook de hoeken der fchuinte HDXcn GDX (10) vanelkepen-vormige fpier, onderftelt werden gelyk aan malkander te fyn. 2,9. En foo doet figh hier in dit fpier-geftel weder een andere Machine op, of liever
een-touw gewigt; het geen ons verder leren fal, dat den pen-vormige fpieren,om hare fchuine trekkingen, elk meer kragt, als van 385- pond moeten doen ; ofte iamen meer als 770pond, welke fy met een regte trekkinge konden ophouden. Ook fal men hier uit fien, hoe veel defe kragten om haar fchuynheit moeten
vergroot werden; als den koek der fchuinheit X D G ofXDH bekent is. 30. Om dit te weten, laat Tab. VI. Fig. 4. een gewigt Ê van 770 pond, aan een touw
Ê D r hangen, dat om de catrol r loopt, en waar aan een ander gelyk gewigt t van 770 pond hangt, het welk het eerfte Ê kan Ophouden. gi. Indien men nu dit gewigt æ wilde wegnemen; en het gewigt Ê in evenwigt op-
houden, door twee andere gewigten Ñ en Q; welkers touwen Ñ «DenQ^Doni de catrollen b en ç loopende, beide aan een touw KD in D vaft gehegt fyn,en met D X de hoeken nDXenbDX maken. ;'m 32,. Soo is blykelyk, als de gewigten ,P en Q even fwaar, en de hoeken van hare
fchuinten (10) GDX en b DX gelyk fyn; dat fy élk de helft van fret gewigt K, of van 770. pond, dat is 385· pond , fullen moeten opligten 33, Het welk (28) al aangemerkt is, met dit onderfcheid al leen, dat de kragten van de
pen-vormige fpieren, alhier door twee gewigten Ñ en Q afgebeeld werden, om te meer verftaahbaar te fyn. 34. Nu is in de Mechanica weder een andere bekende waarheit:
Indien twee gelyk fware gewigten Ñ en Q, een derde gewigt.K, met het hier
Tab. VI. Fig. 4? vertoonde en (31) befchreven touw-geilel in evenwigt houden;
dat elk van defë twee gewigten Ñ en Q foo veel malen fwaarder moet fyn, als
de helft van Ê, of als 385-pond:
Als de linie DG malen langer is, als D X.
3J-. Hier by in agt nemende; dat de reden (of opiigtelyke grootheit tot malkande- ren) der linien DG en DX gevonden wert, als men in.de voortgetrokken Ê
D; een punt na believen neemt, als X; en men uit het felve de linie XG
trekt, foodanigh dat den hoek DXG reght, of (gelyk men ifegt) in de winkel
fy. ·
3<5. Om dan te weten, hoe veel malen de gewigten Ñ en Q elk grooter fyn, als de helft van K, of als 385* pond; behoeft men alken te onderfoeken, hoeveel
malen DG grooter is als DX,
37. Dit vint men, wanneer, boven dat men weet, dat den hoek D GX winkel- reght is, men ook den hoek der fchuynte GDX in fyne grootheidt bekend
heeft.
38. Waar
|
||||
T44 KORTE Â ET OG É Í G-E
38. Waar na een linie dx Tab. VI- Fig. 5·. na believen langh nemende (35-) en ge»
noegfaam, om die door een paifer in 3^ delen (gelyk dit voorbeeld mede brengt) •te kunnen deilen; men uit -x een linie xm trekt, een regten hoek dxm met dx makende; en uit d een andere Hnie dn, die xm 'm g fnyt, tn met xd den be* kenden hoek der fchuinte ÷ dg maakt. 39. Wanneer men de linie dg met dcfelve openingh des paifers meeten kan; en fien-,
hoe veel foodanige deelen (waar van 385- in dit exempel de linie dx uitmaken) •in defelve linie dg begrepen werden; én men fal vinden, dat defe laatile deelen ■van dg ontrent 441 in dit geval fullen wefen. 40. Soo weet men dan, dat dx flaat tot dg\ of Tak VI, Fig.A, DX tot DG itaat;
als 385· tot 44a. En volgens den Regel (34) dat het gewigt Ñ ofQ, elkook van 442 pond
fal moeten fyn; en daarom de helft van Ê, fynde 385- pond, foo veel te boven, gaan. En dit is de wyfe op welke ymand die geen Mathefis verflaat, figh in defen kaïs
behelpen. 41. Doch die alleen in de eerfte beginfelen deffelfs eenigfints ervaren is, en in dere-
keningh der platte regthoekige driehoeken maar yets gedaan heeft; fal fönder dit laltigh meeten, of maken van eenen nieuwen gelykformigen driehoek dxg Tab Ñö lig, f. daar toe de Sinus Tafelen f dus in 't gemeen genoernt) met lbo veel gemack kunnen gebruyken; als of de linie DX Tab. VI. Fig. 4, •in 10000000 deelen met de palier waarlyk verdeeldt was; of in foo veel min- der als men wil , indien men foo grooten nauwkeurigheit niet nodigh oor- deelde. 42,. Want foekende in defe Tafelen den fny-lyn of Secans van foo veel graden, als
den hoek der'fchuinte GDX begrypt; fal men het getal der deelen vinden, welke de linie DG als dag fullen uit maken. 43 En defe iogooooo dan met dit gevonden getal der fny-lyn vergelykende, fat
men de proportie van DX tot DG hebben; of weten hoe veel malen DG groo- ter is, als DX; en hoe veel malen het gewigt Ñ grooter is, als de helft van het gewigt K. En defen regel vinden-: -·
aa. Gelyk den radius, of 10000000 flaat tot den fny-lyn van den hoek der fchuinte
GDX: / Alfoo flaat DX tot DG, of (36) de helft van het gewigt Ê tot het gewigt P.
45·. Om dit nu tot ons geval t'huis te brengen, viut Borelii § LXXXII de fchuinten
van de pefen D G en Ç D Tal·, VI. Fig, 1. op de pees Ê DX, dat is de hoeken XD G en X D Ç elk van 30 graden: defer graden fny-lyn is uit de voorfeide ta- felen II^OOj', O = :u 46. Nadien nu defe getallen voor het gemak te groot fyn,eneenrekeningh, alsdefe^
foo veel naukeurigheit niet vereifcht; kan men, om egter de proportie genoegh- faam uit te drukken, van defe twee getallen ioo|ooo\ooen ii5J470,cf foo veel letteren van agteren affnyden, als, men denkt tot fyngemak te dienen. En in- gevalle men vyf der fel í er wegh neemt, fal de proportie uitgedrukt werden in de getallen van ioo en Mf:i welke laatfte voor DG komen foude, als meuD-X in 100 delen gedeelt hadde. 47. Dit laatfte dan hier nemende, is volgens (34)
ioo Of den radius, tot 115- of fny-lyn van 30 graden, of D × í tot G D ge-
lyk 385- ponden, of de helft van het regtopgetrokkene gewigt Ê ,tot 442 pond, of Jtet fchuin trekkende gewigt Ñ Tab. VI. Fig. 4, 48. Na
|
||||
,; Fan de Kragt der Spieren. ; , r4f
48· Nu dit gewigt Ñ, beeld af de kragt van de pen-vormige fpier G VPW, Tak VI.
Fig. 1. die dan in dit geval van 442 ponden fyn moet. 49. En dus fiet men hoe veel de fpiers kragt, die te voren (24 en 25·) om de kort-
heit van den balans-arm vergroot was, nu verder om de fchuinheit vari defe trek- kinge volgens DG, weder moet vergroot werden, namelyk van 385- tot 442pon- "., den. ,', ■■, ,
50. Soo dat, indien men de pees DP tot in j verlengde, en om een aldaar fynde.ca-
■ trol dede loopen ; een gewigt q van 442 pond aldaar foude moeten gehangen wer-
den, en ook een van defelve grootheit de pees D Q foude moeten trekken, om alfoo te famen 884 pond uitmakende, de pees DK door haare fchuine trekkingen met een kragt van 770 ponden, volgens de directie D X, reght opwaarts te trek- ken. ƒ1. Maar indien men nu als voren het gewigt q weder wilde wegh nemen, en
de pees DG volgens de directie DP met defelve kragt van 442 pond opwaarts bewegen; dogh weder door middel van twee fchuius werkende kragten volgens GVen GW. ' ; 5-2. Siet men hier weder het felve touw-gewigt, als (29 Sec.) Tab. VI.Fig.4.vertoont
is, en van defelve eigenfchappen in alles. 53, En volgt (gelyk 32 en 33) dat de kragten volgens G V en GW Tab. VI, Fig, 1.
werkende, elk de helft van 442, dat is 221 ponden, moeten opligten. 54. Als mede, dat de kragt volgens G W werkende, om dit te doen, foo veel ma-
len grooter moet fyn als, 221 ponden, of de helft van het gewigt, q: als GW malen langer is als GS , itellende (als 3f) den Hoek GS W weder reght te .fyn. - 57. Welker beide GS en GW proportie gevonden wert, als daarenboven den hoek
der fchumte SGW bekent is, op defelve wyfe als van (3j tot 44) aangewefen . is. 56. Dat is door defen regel (als 44) gelyk den radius of 100,000 tot fny-lyn van
den hoek der fchuinte SGW, alfoo GS tot GW;of(34) alfoo de helft van 442 of 22! ponden tot de kragt, die volgens G W werken moet. 57. Om nu in dit geval de grootheit van defe laatile kragt te foeken; vint Borelli §
LXXXII, dat den hoek der fchuinheit S G W, die de trekkende vieei'chige fpier- draden GW met haren bewegeJyken pees GP maken, van 8 graden is; en deiTelfs fny-lyn (twee letters van agteren affnydende,) uit de Tafefs blyft 100982. 58. En daarom (volgens 47) j -..., ' .
Gelyk 100000 of den radius ftaat tot den fny-lyn van 8 graden of 100982:
„ Alfoo een kragt van 221 ponden, die regt uit trekt, tot 223 ponden;of de kragt die fchuins volgens GW trekkende, defe 221 ponden volgens de direaie GS regt op kan ligten. 5-9.000 doet dan de vleefchige fpier-draat G W een kragt van 223 ponden in .dit geval; als fy alleen werkt, en de pen-vormige fpier GVPW niet meer- der als defe eenige vleeffchige beweegh-draadt, gelyk GW, aan defe fyde hadde, 60. Dit laatile fullen wy om te beter by onervarene verftaan te werden , alhier 011-
derftellen; en daarna kortelyk aantoonen, hoe men dit te paffe brengen kan, als er in elke helft GP W van de penvormige fpier G VPW foo veel vleeffige trek-- ™'^ç fyn, als men goed vint daar te ftellen. - ">< ^i^wS^'^Öwi^ b? defe onderftellinge twee pen-vormige fpieren fyn,
als G, V F W en Ç ZQ L, die defen grooten fpier of den QeltoidesDQP uytma-
m,\ ,.'<*' '* Ô ken:
|
||||
' %4ý' KORTE ÂÅÔÏ G INGE
ken; en dewyl elke pen-vormige fpier twee fyden heeft , die (volgens fo') elft
een kragt van 223 ponden doen, en te famen een van 446 ponden; dat dan de kragt is van eenen gehelen pen-vormïgen fpier GVPW. 62. Soo fiet men dat defen gehelen Deltoiaes uit twee van defe Pen-vormige fpieren, of uit
vier halve fyden derfelver beftaande, foo uit kragt van den hefboom BC Ê (25·) als uit kragt van de eerite fchuine trekkingen der pefen DHenDG (49) en eindeiyk uit kragt van defe twede fchuine trekkingen der fpier vefelen, als GV, G VV", en HZ, HL, een kragt moet doen van 4 malen 223 of van 892 ponden. Soo dat, als in plaatfe van de kragt van elke vleefchige draat, gelyk GW, een
gewigt ñ van 223 ponden aan elk van defelve hingh; defe vier roodanige gewig- ten defelve kragt fouden doen, als de vier fyden van de twee pen-vormige fpie- ren ; en daar door het gewigt Ô aan den elleboogh  hangende in evenwigt hou- den. ':/^ '"'r? " 63. Om nu verder over te gaan tot een groote vermeerdering der kragt der fpie-
ren, uit het maak fel der vleefchige beweegh-draden, GV, GW, ZH, ZL&c. en het verder geitel der (pieren fptuitende* 64. Bevind men na alle mogelyk onderfoek deiè fpier-draden WG Tab. VII, Fig. ôÉ
te beftan.n uit yerfcheiden kleine holle, of in het lange leggende deeltjes A, B, C , D, Ë, die, gelyk hier, in een regte linie uitgeftrekt fynde, defelve, als fy bui- ten beweginge fyn, als hier in WG, uitmaken. 6f. Indien nu delen vleefch draat WG in W onbewegelyk fynde, een gewigt, als
T, aan; hem hangende fal opligten; bevind men dat den fëlven, door een ktagt
(welke die ook fyn magh) opfwelt in dikte en vermindert in lengte.
Soo dat de deelen A, B, C, D, E, verwydert werdende, de figure a, b, c,
À dj ê, verkrygende, de lengte des fpier-draats WG in, w g, verkort, en alfoohei-
gewigt Ô tot in,t, opgetrokken wert,
66. Dit opfwellen der fpier-draden , die het lichaam des fpiers uitmaken, bevint men
hand-talrelyk, als een ipièr werkt en korter wert, in veel plaatfen en bewegin- gen onfes lichaams. Men omvatte met de eene hand, den anderen arm even be- neden den elleboog, en doe de vingeren van de andere hand open en toe met eenige kragt; en men fal de fpieren in den arm voelen fwellen en korter wer- den. Gelyk ook wanneer men de kiefen irerk op malkander b'ydt, en de hand ;. Jegt op het kakebeen na agteren toe; wanneer men de fpier, die werkt, aldaar
- ibo merkelyk Uil voelen opfwellen,dat niemand aan het gëfeide eenigen twyffel fal behoeven te flaan. 67. Of nvt de figuur, van defe lange delen of holligheden Á ÂCDE, ront wert, als
in a,b,c,d,e, dan o-f men feveiligh als vierkantigh kan aanmerken, ah in-a bc de, om hare kragten uit te rekenen met andere; laten, wy hierover, als tegen- woordigh buiten ons oogmerk fynde. *?, 68. Gelyk wy dan ook hier niet onderioeken, op welke wyfe, of'door welke oor-
faken de holligheden Á BC &c. dikker worden, of ook, hoe defe deelen dé vor- me van ab-c, ■&c. verkrygen^ Waar ontrent wy aan elk fyne gedagten laten; tot dat de ware wyfe volkomentlyk en onbetwiftelyk aarigetoont is. * 69. Dit -is waar, daar het alhier op aankomt, dat eiken vleefchigen fpier-draat, als
WG uit een menigte van kleine werk-tuigen,als A,B, C, D, E, beitaat; die elk in- 't byfonder, als'er beweginge gefchiet, dikker en korter werden. 70 .Welk iaatite boven ondervindelyk {66) is aangetooiit. Dogh om te doen fienT
dat Tab. Vil Fi?.. 2., defe kleine werk-tuigjes a, b, e, Ü,e, f,g, h, i, k, /,, &c. in eiken draat á ñ, die dikker en korter wert, feer veel in getal, en elk van een uititekende klei nheit fyn, ; ' ■' *. 71. Laat
|
||||
;ï ;; - K&ftcle Kragt der Spieren, s\ ;r 147
71. Laat ons ftelleil, Tab, FJI. %4 3. dat ëß- een hollen fpier-draat is; die eerft tot
<? toe uitgeftrekt fynde, de lengte ae heeft; aan welkers pees een gewigt^ in e- venwigt hangt, het welk, als ae tot ad ingekort wert, van q tot ñ opgeligt wert. 72. Dit kan gefchieden, als defen fpier-draat ae maar uit eene Machine beftaat,
welke iigh tot á d inkortende foo veel dikker wert, en de figure al? cd ver- krygt. .>':ë ÷-mu. ,' ,. . ë\-- .:,..." ·■'(- ,;■,..
73. Dogh dat dit in de fake geen plaatfe heeft, blykt;
Kerft) om dat de dikte bc, wanneer de Machine ae foo langh is, ongelyk
grooter foude moeten fyn , als men inde fpieren, die verkort werden, bevint, 74. Want indien een dubbele fpier-draad á e twee duimen lang was, en defeive
door opfwellen in.een rond ah de veranderde; foude defen omtrek 'abdc van vier duimen moeten fyn; en dellelfs dikte of diameter bc meer als van 1^ duim: gelyk die gene.weten, aan welke bekent is, dat den omtrek van een cirkel is tot fynen diameter na genoegh , als 22 tot ç-, 7S' Wy hebben hier een langhwerpigh vlak voor den uitgeftrekten, en een cirkel voor
den opgefwollen fpier-draat, liever genomen; als een holle pyp en kloot, daar fy meerder gelykheit mede hebben, om voor yder verftaanbaarder te fyn. 76. Ten anderen, indien den ganfehen fpier-draadt uit een eenige Machine als ábic
beftont, en men defeive in bc doorfneed, foude de trekkende kragt van defen gehelen fpier-draad buiten ftaat fyn om te werken, en iigh na á toe te rugge te kunnen trekken: ten miniten, indien de trekkinge door vervullinge van de Machine , of opfpanninge door een figh aytfettende en daar in beflotene ftof- fe gefchiede; welke werkeloosheit ineen doorgefneden fpier niet ondervonden Wert.' ' ■ ■;,.. ; . ,· ,■:·.,. ,'.
77. Indien nu de fpier-draad uit twee Machines akgm enghdi beftont; foude als
defeive in bc doorg van een. gefneden vvierd, wel de eerfte Machine na á en de andere na Strekken, als nu beide van malkander los gemaakt wefende, 78. Maar dewyl furx in km gefchiedende, het deel ak m, als doorgefneden fynde,
iigh niet na á foude kunnen trekken, om van de al te groote dikte km nu niet we- der te fpreken, loopt dit ook tegen de ondervindinge aan, 7.9. Welke leert, dat Tab. VII. Fig. 2. wanneer de fpier-draat door gefneden werd,
by b ofg of k of-/, of waar het anders wefen magh, elk deel figh te rugge na fyn pees, daar het aan vali is, dat is na á enp, toetrekt; by voorbeeldt, als de fnede by g gefchiet, trekken de Machines van á tot ƒ iigh na a; en die van g tot / na/;; en dus liet men, dat hier door de fnede, die eenige fpier-draden door- fnyt, merkelyk wyder wert, als het mes, daar fy door gefchiet is, 80. Waar uit men*dan befluiten kan, dat 'er aan weder fyde van de plaatfe daar de
fnede geichiet is, het iy by gbk, of elders nogh eenige Machines altyd overigh blyven; die ongequeft, en bequaam fyn , om figh te verkorten, en den Vleefch- draad na figh te trekken, - * 81, Want indien 'er aan eene fyder geene die geheel en on-door-fneden waren
overbleven , fouden fy in geen ftaat fyn, om 't geen haar doet opfwellen, in iigh te behouden, en daar door den vleefch-draad aan die fyde na fyn pees toe te trekken, %i. Nu dewyl het by na niet mogelyk is, een vlees-draat, foo na aan á of aan/>,als
by m of », door te fnyden; dat de ondervindinge niet doet fien, dat de weder-
lydfe fiukken iigh te rugge elk na fyne kant toetrekken.
^3. Volgt dan hoe kleinen ftuk, als á of / men van den fpier-draat aan eene fyde arlnyd; dat, vermits het figh te rugge trekt, het altyd eenige of ten minften eene
ongefchondene Machine in figh begrypt.
Ô 2 84. En
|
|||
KORTE ÂÅÔÏ áINGE
§4- En gevolgelyk is het hier uit klaar af te nemen, dat de Machines, waar uit de fpier>
draden beftaan, elk altyd kleinder als het afgefneden ftukjen moeten fyn; endaar- om van een verwonderlyke kleinheït wefen. S$\ Waar uit dan met eene volgt, dat haar getal in elke fpier-draad, als hy van ee-
nige lengte is, feer groot moet fyn. Só. De Heer BoreW § CXV (by wien men de bewyfen van kkinheit en veel heit
defer werk-tuigjes kan na fien) (telt, nadien elke vleefchige vefel dunder is, als eenigh vrouwen-hair, dat elke holligheit, als A, B, C, D,, E, Tab. VIL F/g. i. die opfwellende, een Machine maakt, alsa, b, c, d, e , overfuls ook nau- wer moet fyn, als dit vrouwen hair. 87. Indien fy nu foo langh als breed fyn, fal elke fpier-draat in fyn lengte foo veel
Machines hebben; als defe lengte de breedte van een hair of fpiervefel, malen. bevatten kan. «.'.'',,
88- Nu volgens de metinge van den felven Borelh §.CXV maken fo fpier-draden,
nevens malkander gelegt, geen eenen duim in hare breedte uit. 89. En foude volgens defe rekeningh, dan in de lengte van eiken duim vaneenfpier-
vefel, f o van defe Machines gaan... 90. Dogh om voorfigtigh te fyn, en niet te veel aan figh te nemen, iteld defen
Authenr, dat 'er alleen 20 Machines in eiken duim vaneen fpier-vefel begrepen werden.
91. Het geen wy ook met hem fullen onderftellen, om dat als dan ook alle Machi-
ne 2f malen foo langh k^n fyn als fy breed is; indien ymand dit .foo gevoegd ykec of nootfakelyker mogte oordelen te wefen. ©æ. Om dan nu weder tot de kragt der fpieren te treden ; toont figh nu alhier in el-
ke fpier-vefel, een nieuw werk-tuigh van dit volgende geitel;. namelyk : Eer/t, fiet men , Tab. VII. Fig.i. een groote Machine WG , beitaande uit
veele andere, die kleinder fyn, als Á, Â, C, D, E, &c ';'·*'< * Ten anderen, foodanigh gemaakt fynde , dat elke kleine Machine Á of  door
een byfondere kragt, of ront, of ruits-wyfe of anderfints verkort, of uitgefpan- nen wert, als in a of b &c. of wel in á of b &c.; en tot het opheffen van het ge- wigt Ô hèt fyne toebrengt. . _ ■ ■ . , j ' Ten derden, ook dat fy aan malkander gevoegt fynde, ma, b, c, d, e, &c,
malkander kunnen helpen in dit gewigt Ô op te heffen. Ten vierden, wanneer defe Machine wg, uit meer of weiniger kleine als.-*,£,<r,
&c, beftaat, die in defen te gelyk werken; het gewigt Ô m defelve tyt tot meer of minder hoogte opgeheven, en daarom met meer of minder fnelheit bewogen wert: by voorbeeld, indien 'er tien-malen meer kleine en iigh verkortende Ma- chines fyn; dat het gewigt Ô in defelve tyd tot tien malen meer hoogte, dat is met tien maal meerder fnelheit fal opgevpert werden.: 93, Alle defe eïgenfchappen, foo, nodigh en dienitigh tot de bewegmge der fpieren, welke uit dit geitel volgen, en by de Mecbamci op een andere maniere bewefen werden, lullen wy alhier in een ontrent gelykformige Machine, rragten aan te toonen ; welke onder andere, die de beweegh-kunde kan uitleveren, alhier tot de meeite klaarheit fchynt te fullen ftrekken. 04. Laat ons tot dien einde het katrol-gewigt Tab.VIl.ttg.4. aan ons voordellen, waar in een gewigt t aan een touw hangt; het welk om de catrolien 1 a, 2 á &c. en ib, zb &c. omgeleit fynde, op de wyfe als in de figuur te lien is, aaneen fpvker ïn d eindigt. . , " ,/ , , , º , ,
Voorts laat aan elke catrol beneden, 1 b, zb, 3 k, 4 £ , een gelyk gewigt,
als g, hy m, «, gehangen werden, die alle té famen na beneden trekkende, het |
||||||
Fan de Kragt der Spieren. f, 149
gewigt T, het welke daar door opwaarts moet bewogen- werden , in eyenwigt
houden. $!ƒ. In dit catrol-gewigt fiet men nu al hetfelvedat (91) vandefpier-vefelen gefegtis;.. namelyk dat dit ganfche werk-tuigh, beftaat uit veel kleine Machines , die door haar kragt elk het fyne tot het opligten van het gewigt t toebrengen, en te famen gevoegt fynde, malkander daar in-helpen. 96. Want indien men het touw van t door é á en 1 b tot in e roe leidt, en aldaar
een ipyker ftelt; heeft men eene Machine, die door de kragtgwerkt, en/opligt.. En ingevalle men voor den fpyker e een catrol 2 á ftelt, en het touw om de ca- trollen 2 á en 2 b verder geleit fynde, in f aan een fpyker vaft maakt; is dit de twede Machine, die door de kragt h werkt, en by de eerfte gevoegt, die helpt om het gewigt t op op te ligten. 97. Indien men defe Machines en gèwigten vermenïghvuldigt, leidende dit touw al;
wederom verder , door 3 á en 3 b tot..?, en van daar door 4 á en 4 b tot' 4, en foo voort , aan eJIc een byfondere kragt of gewigt, als ra, », hangende,, die fe na beneden trekt: Sal men hier een groote Machine uit alle defe kleine te famen geftelt iïen■■',.
waar in de drie eerfte faken (92) uitgedrukt, en (95') herhaalt, te vinden fyn. 9.8. Ook fiet men, dat de vierde (92) befchreven, en daar het in defen meeft op aan= komt, hier plaatfe heeft; namely k, hoe meer kleine Machines en byfondere krag- ten in defe groote Machine fyn, met hoe meer fnelheit het gewigt/falopgevoert: werden. 99. Dit is by yder, fonder veel omflagh van demonftratien ligt na eenige aandagt te·
begrypen: want indien g al leen werkt aan de eerfte Machine, die in e eindigt, (96} en men het middel-punt van de eatrol 1 b, eerft in r fynde, van r tot 1 b na be- neden trekt, de lengte van 1 b, r in een bepaalde tyd van een pols-ilagh, een feconde, of diergelyke; fal het gewigt t in Ô opryfen in defelve tyd, de lengte . , van t Ô; die gelyk is~aan tweemaal 1 b, r. .
Om dat de catrol \b dus uit r in 1 b nederdalende , het ganfche touw 1 a-, i.£,,
.- *?, door de catrol é á geloopen is: het geen men fiet, dat aan elke van de twee.-, fyden t á, é b, en 1 b, e, de lengte van 1 b, r heeft, en daarom het4ubbelt van 1 b,r is.. -:; Nu foo veel touw, als'er door de catrol é á loopt, moet het gewigt van *naT
in lengte opryfen, en by gevolg de lengte van tweemaal 1 by r. 100. Indfen men nu de twede Machine, die met fyn touw aan een ipyker in ƒ ein-
digt, daar by voegt, met fyn byfondere kragt h, (96) is ligt af te nemen, als. beide de kragten^ en h werken, om de twee catrollen é b en z.b uit r en r, die boven fyn, deièive lengte van 1 £, r, of' ib,r (die gelyk aan malkander fynj na, beneden te trekken; dat in dit geval viermaal de lengte 1 b,r, door den catrol i.a in defen tyd gelopen is, gelyk uit de vier touwen A, B, C, ¿, gefien kan wer- ,, den , en by gevolge, dat het gewigt t tot Ô viermaal foo hoogh, als é b, >, in>
defelve tyd moet opgeheven fyn. 101. Ingevalle men dan defe Machines en kragten »2, *■, &c. meerder vermenigvul-
digt; en alle de gèwigten in de tyd van een pols-flagh te gelyk nedergetrokken; werden; kan men fien, dat telkens na de meerder menigte der Machines en> kragten; het gewigt t tot meerder hoogte in defelve tyd, en daarom met meer- der fnelheit moet opgeheven werden. En dus is het geen (92) voor het vierde van defpier-vefelen gefegt is,. in defe
Machme aangetoont. Ta. 102. Na*~
|
||||
fTo Ê O R Ô E Â E Ô O G É Í G E
éïß. Nadien nu dit catrol-geilel op defe wyfe werkt, weten de Mechanic't dat het de
volgende eigenfchappen heeft; Eerfi, dat, fchoon men de byfondere kleine Machines, en daar aan werken-
de kragten g, b, m, », meerder in getale neemt, men egter geen grooter ge- - wigt,alst of T, in evenwigt houden kan, of opligten. Ten tweden , maar dat daar door alleen de fnelheit, daar het gewigt t mede op-
:geligt wert, foo veel grooter gemaakt wert. Te» derden, waar uit volgt, indien dutient Machines en kragten, ^\sg,h,m,H
.dit gewigt Ô in evenwigt ophielden; dat eene eenige, als£ alleen het felve, foo wel als die alle, ook in evenwigt foude kunnen houden. Ten "vierden, gelyk ook in tegendeel, indien het gewigt Ô van de eenige kragt
. en Machine van g in evenwigt kan opgehouden werden, dat 1000 diergelyke ■Machines en kragten, in dit geitel geen meerder gewigt , als defe eenige Ô fou- ten kunnen evenaren. * Maar alleen dat defe tot 1000 malen vermenighvuldigde kragten en Machines
dit gewigt T, en niet meerder, tot 1000 maal meer hoogte indefelve tyd, dat «is iGOO maal frielder fouden opligten. Gelyk ook het getal van defe kragteng ,h, m, ■»,-&c- vermindert fynde, het
gewigt Ô daarom niet foude moeten vermindert werden, om een evenwigt te ma- ken; maar alleen in defelve tyd tot foo veel minder hoogte als t T, dat is, met minder fnelheit, opgevoert werden. Ten zyfden, dat dit catrol-geftel boven veel andere Machines defe byfondere
eigenfchappen heeft ; dat , om het gewigt t met meerder fnelheit te doen op- ryfen , men niet van noden heeft, alhier gelyk in andere dik wils vereifcht wert de fnelheit van de gewigten g, h\ m, n, na beneden grooter te maken; maar alleen het getal van defe gewigten en Machines te vermenigvuldigen, latende elks fnelheit defelve blyven. Ten fesden, dat om de grootheit der kragt van de geheele Machine, of van alle
de kleine Machines tefamen, te weten; men (nadien elke byfondere kragt ge- lyk aan elke andere geitelt wert) alleen de kragt van elke kleine Machine foo veel malen te nemen heeft, als 'er kleine Machines fyn, die het gehele catrol- gewigt uitmaken, áè3· Indien nu ymand dit catrol- en touw-geflel Tab. VU. Figt 4. niet wel met het iinaakfel der fpier-vefelen Tab. VII. Fig. 1, getoont, konde overeenbrengen, hoe wel dit juift niet nodigh is, als men maar weet, dat de groote eigenfchappen (92 en 102) opgetelt overeenkomen: die kan defe gehele Machine Tab.VIL Fig, 4. om fyn verbeeldinge te hulp te komen, begrypen als de helft , of de eene fy- de van een fpier-vefel. En om defelve in fyn geheel te vertoonen , figh verbeelden , dat twee van de-
le catrol-gewigten {niet met de catrollen, gelyk ftrax water-pas leggende, maar wederfyds op de wyfe van de Tab. VIL Fig, f. op en nederwaarts {trekkende) ... aan malkander gevoegt fyn; en het gewigt tt of TT te famen opligten, door de kragten g., h, m, n, die aan wederfyden de touwen üitwaarts trekken. Welke kragten alhier volkomen het felve gefien werden te doen , het geen
door andere kragten fouden gefchieden, die van binnen in de kleine Machines werkende, de touwen d, qb, 4a, wederfyds van r na 4^, of van binnen na buiten uitfetten; gelyk vele niet fonder gront oordelen, in de fpier-vefelen te gebeuren. En dus fal men in defe dubbele Machine, een ruwe affchaduwinge fien van
.een volkomen fpier-vefel. Want
|
||||
Van de Kragt der'Spieren, ift
Want (tellende, dat de catrollen 4>, 3 b, %f% 1 b, elk wederfyds tot in rrrr
mnewaarts gebragt fyn, met het gewigt TT in tt neder te trekken ; foo dat de catrollen aan elke fyde, namelyk 10,20, 3 ë, 4 ë met de andere é b ^ib^b^b^'m eene gemeine regte lyn d Q figh bevinden; lal men in ^QQ den fpier-draat, .· als hy in het langh uitgeitr-ekt is en niet en werkt, afgebeelt fien ; en elke ruim*
u te dd RR, RRSS, SSBB, Â Â QQ een werkelofe Machine daar van ver-
toonen. · Maar als nu de fyde d R wederfyds uitgeftrekt is tot dDR, fal· de ruimte
. <ZDRRD^een opgefwoilen en (door dien het touw, daar het gewigt TT aan-
hangt, foo veel met dit uitfetten opgetrokken, en beneden verkort wert, een; werkende en verkorte kleine Machine eenigfints doen fien ; en een grof begrip van die der fpier-vefelen kunnen geven.. 104« Om dat nu in dit dubbele catrol-gewigt, en ook 'm eiken fpier-draat, defelve
eigenfchappen (102) opgetelt plaatfe hebben, kan men ook het fes de aldaar aan- gemerkt op de vefeleri der fpieren toepaflen. 105·. Namelyk, dat om de kragt van een vleefchige fpier-vefel Tab. FlL.Fig. 1. uit
te rekenen , men volgens het ilrax gefeide, de kragt van een Machine in-defen fpier-vefel, met het getai van alle deifelfs kleine Machines moet. multiplice- ren. 106, Nu heeft Borelli §t CXXIV, gemeten, dat elk der vlees-draden vanden Del-
toides Tab., VI. Fig. 1., als GW, de lengte van twee duimen heeft. 107. En elke duim volgens (90) bevat een'getal van %o kleine Machines, van wel-
ke hier vyf in GW, ten voorbeelt afgetekent fyn; foo bevat dan den ganfchen. fpier-draat G W 40 derfelveiv i,o8. Van defe .kan elke^Machine GM (5-9) een kragt van 2-23 ponden rn het op*
houden van het gewigt Ô van 57 ponden aan den elleboog hangende, uitwer- ken. Vermits (102 en 104) eene eenige Machine als, G Ì in het maken vaneen, evenwigt foo veel doen.kan, als alle de veertigh. 109. Soo dat, wanneer men de kragt van 223 ponden, of van eene Machine, met·
het getal der kleine Machines, of met 40 multipliceert1, men de kragt bekomt : . ,v*an den geheelen fpier-draat GW;.die dan is van 40 malen 223 ofvan892©
ponden. N 11 o. Nu dewyl Tab. VI. Fig. ô. defen Dehoides by onderftellinge vïèr fyden van twee perv-
vormige fpieren G VPW en Ç Z.Q..L heeft; waar van elke fyde (als G? W) door ee- nen fpier-vefel GW in-defen geprefenteert wert; foo moet men om de krpgt van den gehelen Dehoides te hebben, defe 8920 (109) viermalen nemen, het welk een kragt fal maken van 35-680 ponden. ui. Hoe wel nu dit een kragt in defen fpier bewyft, welke mifTchien aan yder,
die de demonftratie niet begrypt, ongeloofelyk foude voorkomen: en dit tot ons· .oogmerk meer als genoegh was,, füllen wy egter de gronden, op welke de H*. Borelli defe kragt nogh verdubbelt, hier by voegen. Welke defe fyn : ifi-2. Het is by de Mechanki bekent-; indien eeiitouw KT, aan welkers eene ein*.
de men een gewigt Tak VI. Fig 6, als Ê gehangen heeft , met fyn ander einde aan een fpykerih Ô vaft gebonden,en,aldaaronbewegelyk is,dathetgewelt,datdit: touw Ô Ê lydt, foo groot is, in ditgewigt Ê alleen op.deie■ wy.fe op te houden {als of . .het tweemaal de fwaarte van Ê droegh.
'113. Dit is af te neemen; om dat de Spyker Ô foo veel doetinhet ophouden vanhet gewigt:
Ê, als of'er aan het felve touw Ê Ô om de catrol r gelegt fynde, een ander gewigt als f »,, van gelyke fwaarte als Ê, gehangen was; nadien dit laatile Ê foo wel door defpy-
Ker, ais door het andere gewigt m, in evenwigt en ftil gehouden wert, il u'; 1114. Djè:
|
||||
ij-i KORTEBETOGINGE
114. Die hier van breeder betogingen ^il fien, kan den felven A. Borelli in fynboek van
de beweginge der dieren, in het 1, deel het X, Capittel na flaan; het is ons ge- noegh dit alleen verftaanbaar, foü veel mogelykis, voor die in de wis-kunde niet feer ervaren fyn, voorgeftelt te hebben,· ð 51. Om dit nu tot de fpieren Tab, VI. tig. 1. over te brengen: is het uit het voor -
gefeide blykelyk, dat defelve een foort van touw-gewigt vertoonen; waar van de eene einden, namelyk van de fpier-vefelen GV , GW, ZH, HL, gehegt fyn aan de pefen VPW en ZQL, die onbeweegelyk aan benen, gelyk aan fpykers, figh vaft houden: terwyl de andere, en bewegelyk e einden van defe fpier- vefelen , GV,GW,ZH,HL (62) elk een kragt doen, in een gewigt reght op te ligten van 2,23, of defe vier te famen van 892 ponden. 116. Indien men nu deie kragt volgens (tii) verdubbeld, fal de kragt, die defen
Dettoides in het geftel van elk van defe fpierdraden doet, 446; en die defel- ve in alle vier doet. 1784 ponden bedragen; buiten de vermeerderinge , waar van wy (63 ) en in de volgende gefproken hebben, 117. Én dewyl men tot nogh toe eiken fpier-draat onderftelt heeft, in dit geval uit
eene Machine GM te bcftaan ; en overmits volgens ( 102 , en 104 ) defe eene Machine foo veel gewïgts in evenwigt kan ophouden , als alle de 40 Machines van den ganfchen fpier-draat GW: fal blyken, nadien elke Machine de felfde kragt doet, dat om de gehele kragt van den gehelen Deltoides of van de vier fpierdra- den GW, G V, en Ç Æ , Ç L in eene fomme te hebben , men dit getal 1784 met het getal der Machines of 40 multiplicerende bevinden fal, defelve 71360 ponden te bedragen ; volgens 102 en 104.) 118. Om nu de kragt van de fpieren Glut&i genaamt, daar een gewigt aan de hiel
- hangende mede opgeligt wert, in het kort te toonen uit de voorige gronden ; kan defelve Tab. VI. tig. 1. ook eenigfints dienen.
119. Defe fyn volgens Borelli § LXXXlll ook van pen-vormige famen geftelt,
120. Laat nu  de hiele, d de knye, KEF Á den bovenften been knop van het dye-
been fyn; foo is het gewigt T, dat aan den hiel  opgehouden kan weiden, vol- gens Borelli §. LXXXV, van 6? ponden. I2t. En ter felver plaatfe fiet men, dat de lengte van het fcheen-en dye-beêh te
famen, of BC de halve dikte van den been-knop KG 31 malen begrypt. 122. Soo moet dan, indien de pees DKI een evenwigt met het gewigt Ô maken
fal, defelve pees opwaarts na X getrokken werden met een kragt van 31 malen 6$, dat is van 2015- ponden. 123. Indien dit nu door twee andere pefen DH en DG gefchieden fal, vermits elk
de helft dragen moet; en fy elk fchuins op de directie DX trekken; fal de kragt, daar DÇ of DG dus fchuins mede opgetrokken wert, de helft van 2015- of Too7f foo veel moeten te boven gaan, als DG malen grooter is als DX. 114. Nu om dit te onderfoeken, fegt Borelli §. LXXXlll datdehoeken derfchuin-
teXDG en XDH elk fyn 4f graden. \ , 125. En daarom volgens de driehoeks rekeninge vyf letteren agter afgefneden hebben-
de , gelyk den radius ioo tot fny-lyn van 45- graden 141; Alfoo 1007A tot 1420 ponden.
126. Soo dat de pefen DG en DH elk om haar fchuïnte met een kragt van 1420
* ponden, volgens DP en DQ moeten opgetrokken werden; als fy KD volgens de direöie Ê X te famen fullen ophouden.
127. Als men nu dit in DG weder met twee fchuine fpier-draden GW en G Vwil
doen; moet elk de helft van 1420 of liever 710 ponden regt opligten volgens GP. 128, Maar
|
||||
- r*' ]; Van de Kragt dsr S$ereu,;r ?) 3 - * · T ^
228. Maar om dat fy fchuins trekken, mpet!denkrag,t,, dieyojgensG W trekt foo
veelmalen grooter fyn, :als GW malen gröoter is, als GS. ^ i:. ;r;.'f' 129. Nu volgens; £>?/// is den hoek deiet'l^hu^tVWiüS', '§. LXXXiji, ©okJvan
8 graden, , , 130. En derhalven om reden als boven (f8).„-, ·. ,...,:„ ,.. r .
Gelyk den radius 100000 tot ihy-lyn van 8 graden100982; , Alfoo 710 tot 716fö ponden. , ./. prfjooW^b lisoii' ■■wi: ■■-....' '
131. Het welk dan elke fpier-draad , GW, die; alhier do.t gehele eene fyde G Ρ W
: defes pen-.vorm.igen,.fpiers reprefenteert, in ditgeValrnoet opligten. 132. Maar "defe fpier-draden, als G W^yn volgens Blrelli metinge , geruitélyk od
-. de lengte van drie duimen te nemeJP§. CXXV:;/waarom? elk uit;6o kleine Ma- chines beftaati '■.}.'" 133. Soo dat over iulks de kragt, die ftrax (130) gevonden is, <5c malen moet ver-
meerdert werden, 134. Die dan 60 malen 716^ of 43014 bedraagt; welke defe eene,fpier-draat G W
die de gehele eene fyde des pen-vormigen fpiers alhier onderfteit wert- te ver- vatten, opligt. ·_..'., , ,( n, ,...'., 'V· · '"'-·. 135"· Nu, om dat men alhier ftelt, dat den fpier D'Q Puit twee van defe pen-vormi>e
;GW.PV en.HLQZ beftaat, en elk van defe twee. fy den heeft; foofullendefe vier fy den famen een generale kragt doen van vier maal 43014 of 172056 pon» ...■;. den,; .,,^, .ri. „ ■ ι,,; ■■.'1) :-, . ,, ag ,; '· ' :
136. Maar dewyl defe fpier aan de eene fy de door fyn onbewegelyke p-es aan een
been, als aan een ipyker, vaft gehegt, en alleen aan fyn ander einde beweeelvk
is , en een gewigt draagt; m$Mê kragt verdubbeld werden /nadien het famen-
,; ftel der fpier daar door in figh felfs even, veel uit ftaat j x>{ de defelve aan de an-
; derefyde een gelyk;ge.wigt droegh, , w. ." . ;.
137,1 Waarom dan. nudeie grootq kragt des ipiers 1720^6 dubbeld eenomen fynde
men 344112 ponden verkrygt, die de kragt van de MufruïiKlut<eïin haar volko menheit uitdrukken. ..'".'. 138. En dit fal, foo wymeenen, genoeghfynVomeengrofbegnpdeferfakentever.
krygen; die naukeunger alles verhandelt wil fien, kan het boek van de HeerBo reilt na lefen. In dit laatite voorbeeld hebben wy korterigeweeft en de rede nen van de werkingen na gelaten.daar by te voegen ; om niet het eene in de" Deltoides getoont is , alhier woordelyk weder te moeten herhalen, Het fal onk- r:niet nodigh fyn hier by te doen, fchoon ymant yets,! dat -wy hier ten grond
geilelt hebben 5 al wilde tegen .fpreken,; en vitteryen foeken op de jui/theit der getallen; dat het egter onwederfprekelyk is,dat defe fpieren een verbaaftmakehde en gelyk boven gefegt is, voor die de betogïnge niet verftaat, een ongelooife- lyke kragt doen. * ' ST7*1C 139. Wy fouden defe .betoginge vande Kragt,der fpieren hier by kunnen laten beruf-
ten; en fy eenige in de Beweeg-kunde niet ervaren fynde (voor welke wy voor- .namelyk; dit fchryven) nogh.door eenige fwarigheden miffch'ien" fouden kun-
.·, nen belet werden, hare toeilemminge tot het geleide met volkomen eeruftneit , te geyen : welke wy hier by wyfe van Aanmerkingen fullen tragten weeh te nerven. ' & H°vHet E^ waar in miiïchie^ymant fwadghdtmogte maken, is, dat wy 'm
; ol^atFhhg' U een'een,getl iP'.er:draat GW voor ontelbare andere, die de
SflX ,iyf-f Vf e-en Pen-vorm'^ ipier GWP uumaken , genomen hebben ·
welk ook d.kw.ls niet alleen uit twee vlakke fyden , als GWP en G V Ρ be'
flaat , maar waar van de vlees-draden in een meenigte uit elk punt als G
V ge.
|
||||
if4 KOR Ô Å Â Å Ô Ï G É Í G Å
gélykuit dien top van een -ömgekeerden kegel G V W , ftgh verfpreiden;Tiei
welk uit alle punten, als G, N, &c. van de middel-pees G Ñ gefchiedende, i.r/defe vleesdraden geen vlakken, maar een volkomen lichaam of Solidum uit- maken. ^ c, . 141. Om hier op te antwoorden, en te doen fien, dat defe onderftellinge, welke wy alleen gemak s-hal ven , om beter verftaanbaar te fyn, alhier gebruikt hebben, de betoginge, nogh de grpotheit van, des fpiers kragt niefverandert: en dat al- les het ièlve fpudé blyven ; fchoon men de rekening, in plaats van op twee fpier-draden GW, GV, op een gröote menigte andere opfigtelyk gemaakt hadde. ■-- — :· '! -; '·■ ;- ·:;;' ■. ' |i|-; -■ ' J.- Gelieve die dit leeftjeerft te letten; -gelyk wy voor de twee fyden des fpiers G Ñ W en GPV (het fy defelve lichamelyft of plat fyn) alleen twee fpier-ve- ■3 felen 'GW en G V genomen hebben; dat wy ook alfoo de helft van de kragt des gehelen Spiérs GVPW aan elk van defe twee fpier-draaden toegefchre- „V?Vten nebben; als (ói ) alwaar de kragt van den vleefchigen draat GW, die(5-9.) op- 223 ponden gevonden was* verdubbeld fynde tot 44Ó, de kragt van den ge- helen fpier GVPW gegeven heeft, en foo voojct in het gehele vervolgh dien gront gehouden ïs. ir ;-' - .: ; 342. Dat:nu de kragt van de fpier in allesdefelfde foude bevonden werden, indien men dit gewelf niet door twee als GW en GV, maar door ontelbare fpier- draden in het ruim GVPW-vervat, itelde te gefchieden; kan dus by rekc- ningh, voor onervarene blyken. De Wis-kunde betoont dit op een andere wyfe. Laat Tab. VIL Fig. 6, een gewigt D (als (48) Tab. VI. Fig. 4.) van 442 ponden, aan een touw DOS, door een ander gejyk gewigt q opgehouden werden, om den catrol S. Nu wil men dit gewigt q wegh doen, en het felve gewigt D, in evenwigt houden, door een meenigte andere fchuins trekkende touwen in > G, Á, Ñ valt geknoopt fynde, yder een gewigt my h, g, p, '»', &c tot defen einde dragende. ..]■'·.. Indien men nu defe fchikkinge der touwen aldus begrypt, dat'er 100 punclen fyn, als G, A, P, in de lengte van dit touw GO, aan welke de fchuin trek- kende touwen, GW, GQ, ÁÂ,ÁÅ, &c vaft gebonden fyn. En verder, dat öm elk punt, als G , of, Á, of Ñ &c. geen twee touwen, ge- lyk hier in G en Á, maar 10 touwen in het ronde ftaan, en trekken; gelyk hier ;.' in Ñ vier der fel ver afgebeeld1 fyn, PV, PT, PH, PR. Eindelyk laat men ftelletiy dat de gewigten g, h, m, n^p, elk aan den an-
deren gelyk fyn; en dat de hoeken der fchuinren, als Ì G Í, â Á Ñ, R Ñ Ï, ÔÑÏ, ÅÁÑ, QGNi dié yder fcbuin trekkende touw met GO maakt, elk ©ok gelyk, en van agt graden fyn. w Men wil weeten, hoe groot de gewigten, die fchuins trekken, g, h, *», çË
p, moeten fyn. En hoeveel haar kragt te famen moet doen, om dit gewigt D in evenwigt op te houden ? . v' ' 143. Om dit te vinden, is het blykelyk , dat (volgens defe onderftellinge) het ge-
wigt D van 1000 verfcheiden, gelyk fware gewigten opgeligt wert: (142) ver- : mits aan elk punt als Peilen derfelver fchuins trekken, en defe puntenjjals Ñ, ' onderitelt werden éïï in getal te fyn. . ' 144 Derhalven fal elk klein gewigt g of h of m &c. een duifenfte deel van het ge-
wigt D opligten ; of volgens (141) een fwaarte van fffji pond, en fulx doen,, • volgens de regt opgaande linie G O, 145-; Maar dewyl fy fchuins "trekken, fal elk lgewigt als w, foo veel malen fwaarder . moeten fyn, als fe% van D of ais fei; als de linie Ì G malen langer is als Í G. 14Ó, Nu
|
||||
3 ö Yxfêandé.Kragtd&Spwèti.MO^l' t^ï
144 Nu om dat den hoekder fchuinte Ν GM:, ié elk, volgens Borelii (3-7) is van
8 graden, en daarom volgens (5-8) als GN 100000 is , dan GM 100981 fal
wefen, volgt dat werkende na proportie, gelyk GN ftaat tot GM, alfoo ook
41?. ftaat tot 44f-, - - ■ - ' -■-
147. Soo dat elk klein gewigt,als »2, een fwaarte moet hebben vant|fg| pond het
geen het eerfte is, dat men (142) onderfoeken wilde,; . 148. Nu is het verder klaar genoegh, dat om te weten, hoe veel kragt alle defe
kleine gewigten te famen moeten doen, om D of 441 ponden in deiè fchuinte op te ligten; men niet anders behoeft te doen ; als de kragt van een als m of flfs met het getal van alle de kleine gewigten, dat is met 1000 te multipli- ceeren 5 wanneer voor haar aller fwaarte, weder fal komen 446 pon· den. 149. Nu onder alle defe gewigten en touwen kunnen alle de kragten en fpier-vefe-
len van een pen-vormige fpier GVPW, Tab. VI. Big. 1. vertoont werden. ip. Die daarom volgens defe ftellinge van 1000 vefelen, juift van defelve groot-
heit van 446 ponden gevonden wert; als defe! vete voren, wanneer men*niet meer als twee fpier-vefelen GW en G V, in den fpier GVPW onderftelt hadde te we- fen, (61) gevonden is. 35Ί. En kan hier uit aan ydet na een weinigh opmerkïnge blyken, het geen wy
(141) gefegt hebben ; dat fchoon het getal der fpïer-vefelen, die een fpier uit- maken 100000, of 1000,000, of anders foo groot genomen Wert, als ymand wil, men in defen altyd by uitrekeningh defelve gemeene kragt van de ipier fal verkrygert, ijL ■ ■.'.:'.';.■ ip. Indien men nu een fpier , Tab. Fl. Fig. 1. niet uit twee pefi-vormfge fpieren
GVPW en HZQL , die aan twee pefen Η D en GD trekken, aljeen fielt te beftaan, maar in tegendeel dat veel meerder van defe pen-vormige op gely- ke wyfe in den Deltoides begrepen werden; fal yder ligtelyk fièn, dat de reke- ningh van de kragt derfelver, op de voorfeide maniere, die nu te vooren , en ook in defe aanmerkinge op de fpier-vefelen gefchietis, gemaakt werden- de , men insgelyks defelve kragt van den grooten fpier daar uit verkry^eii fal. ''·..·... lis . ■■". . ! \ . 1^3. En dus- is defe tegenwerpinge volkomen weggenomen, die met reden hier te-
gen fcheen gedaan te kunnen werden; waar door foinmige magten denken dat het niet aannemelyk was, dat twee fpier-vefelen G W en GV, elk de helft vau 44Ö pond foude kunnen dragen: vermits dit alleen onderftelt is, om met meer gemak de gehele kragt van den ipier te kunnen uit rekenen; en het defel- ve uitkomft geeft, als of men in den fpier een tmlliöen vefelen onderitelt had- (1de te welen, gelyk fy 'er waarlyk feer veel en miiTchien feer veel duifenden lyn. rr.i.'·:? -■.■ , ■· ■. , . ■·.-.... . . .:. Immers hoedanigh defe fpierengeformeert fyn, dat fomtyds verrcheidentlyk is,
lal defe wyfe tot een voorbeeU; kunnen itiékkeft j bril derfelver kragt uit te ra- kenen, m 3 ƒ4. OndertuiTcheti is de aanbïddelyke Wysheit des grooten Formeerders ook infon- derheit kennelyk, uit de groote menigte der fpier-draden, en byfondere pen-vor- mige Mufculen, welke fy fomtyds formeeren. Tot een bewys van dit laatfte gelieve men Tab F. Fig. 10, na te iïen; alwaar hetgeftel van den Deitmdes, foo gefienVe^ ° $° Ed ^M%* ofSpiers-befcbryvinge afgetekent is, oe^vaorm1ïe biyAfc ' d3t defeke, uIt IZ enkeIe ipierèn, dat is uit 6 wederfyts
penvormige beftaat; ea men· kan figh de menigte der fpiervefel verbedden, V 2 , ais
|
||||
iyd KOR Τ E BETOGÏNGE
als meh iïgh voorfteld, dat de ledige en witte plaatfeh boven en beneden ook
vol vleefchige draden fyn; gelyk den Autheur in deiTelfs befchryvinge Pagina f3 fegt: welkers kragt na defe form, als fy 57 pond (gelyk %f) aan den elle- boogh hangende ophoud, om de meerder inplantingen der fchuine trekkingen •der pefen in en op malkander, ten miniten niet minder, als de gefeide wefen kan. Wy hebben defelve op de wyfe van de T'ab.Vl, Fig. t. willen vertoonen; om dat de rekeningh van Borellt daar toe met meerder gemak voor onervarene in de beweegh-kunde, konde toepaifèlyk gemaakt werden.' · 1$$. üm nu verder het gebruik van defe veelvuldige fpier-draden , en daar in het
verwonderlyk oogmerk des Wyfen Makers te iïen, behoeft men alleen te mer- ken, (om by de Tab.-VL Fig. i. te blyven) dat de twee fpier-draden G W en GV, elk 2,13 ponden, (?g) bevonden iyn in evenwigt op te houden; dat is te .. famen j 446* ponden } als fy beiden den geheelen pen-vormigen fpiei GVPW ver-
vangen. ■- ,ίρίΗ ■ "'■:' 't kI r· [·,,ι<- ' Indien men nu fielt, dat defen fpier geen twee, maar, (143 &cj 1000 vefe-
len heeft** fal elk «f|f5. Van* een pond., dat is nogh geen half pond te dragen heb- ben. V'< * -;'"■:.:/' £n indien het getal der vefelen grooterwas, nogh veel minder; gelyk ook, in-
dien de pen-vormïge fpiereu van den waren Deltoides Tab. V. Fig. 10. in plaatfe· van defe twee (volgens 154) fes in getal waren, fal eiken fpier mar j van 44Ó : of nogh geen 15*0 ponden , en de daar in onderftelde 1000 vleefchige vefelen elk . rinet meer als Ti|| of |3 van een pond tot fyn lalt hebbeni - lf6. Wie kan nu denken, dat ymant dit fbier-geftel foude kunnen„met verftant be- « fchouwen, en de overgrooteVVysheit van den Formeerder der fpieren, daar ia niet erkennen? die de pefen derfelver taey genoegh gemaakt hebbende, opdat het geweld, het geen hy 1 voorgenomen hadde, door de fpieren uit te werken, niet telkens defelve foude doen breken; en om aan de tederheit der fpier- vefelen te gemoed te komen, een foo groote menigte der felver daar toe heeft doen dienen; dat elk niet dan een klein gewigt, het welk na derfelver kragt en geilel gepropor- tioneert was, te dragen heeft, aib ;; ; . s »v1sbb i vi. .: l$J, Welk gewigt feer veel minder fal fyn, als defe (1 ff) gevondene \- van een pond; indien de fpierTVefclen in?het gehele lichaam van eiken pen-vormigen fpier, veel meerder fyn, als de 1000 die wy (ify) onderftelt hebben , in defelve te weien, i'j . r - . ■ > , ν ! i ' ι j.' ci hd-. Het was om defe reden de moeite weerdigh, om het getal derfelver foo na
", doenlyk was, na te vorfchen, yoor ymand die daar toe in menfchelyke licha- men gelegentheit. heeft;,dögh dat het feer groot Hij kan uit het vlees van die- rem afgenomen werden, en uit de onderfoekinge van Barcllm, die§, CXV. fegt, dat vyftigh nevens den andere geleide vlees-draden, geen eenen duim kunnen, uitmaken.-- ■.' ■ · ·' - til ■ j 'cfl :■' h i!*irtièeoij z-m&ÉÏ ifB. Ten anderen, fal ook de verwonderingh ophouden; hoe Tab. VI. Fig. τ, men
.heeft kunnen onderftellen , dat een eenige kleine Machine , afs G Μ van den fpier-draat GW, nevens eene diergelyke vanden anderen fpier-draat GV, een gewigt van 446 ponden op kan houden: . '..,.. Nadien uit het voorfeide bekent is; vermits elke Machine , als GM , niet
meer als haren fpier-draat GW dragen moet; dat fy mét feer wynig , en on- gelyk veel minder, alsJs. of ontrent twee en een half once belaft·-fal' fyn. ; : 15-9. 7"«»» derden, ful het ook Too onaannemelyk niet voorkomen;.dat de kleine Machines, die een fpier-draat uitmaken, als A, B, G, D, E, Tak VIL Fig, 1. wanneer elk van dele in a,b, c, d, e, verkort is, aan het gewigt-Τy*dat aan den
|
||||
; fan de Kragt der Spieren. \f-j
•den fpier-draat hangt, foo grooten fnelheit in het bewegen geven kunnen; ver-
mits een yder., van een fpier-draat, die fonder gewigt iïgh verkort, dat ligt fal toeftaan; en door het vorige, het gewigt, dat daar door waarlyk opgeligt wert, foo klein is, dat het geen twyffelingen daar over veroorfaken kan; nadien men nu al getoont heeft, dat het groot gewigt van 2,2.3 ponden , het welk eenige fwaa- righeit konde maken, en (5-9) aan eenen fpier draad toegefchreven wert, en- kel by onderitellinge en gemaks-halven dus gevonden is, fonder de ware reke- **'ningb daar door te benadelen, :ióo. Dewyl liu'te voren (109) de fpier-kragt door de menigte van defe kleine
Machines foó feer vermeerdert is, en egter de fpier daarom niet een pond meer- der aan den elleboogh opligt ; maar defe alleen dienen om de beweginge met meer fnelheit te doen gefchieden: Sal het aan ymand, die de wetten der beweegh-kunde niet verftaat, miilchien
'eenigfints twyffelagtigh voorkomen ; of men de kragt van de fpier al met regt daar mede vermeerdert heeft; nadien het opgeligte gewigt niet vergroot wert. Maar defe gelieven te weten, dat een meerder fnelheit in de beweginge van een gewigt te maken, foo wel een meerder wefentlyke kragt vèreiit; als een meerder gewigt met defelve fnelheit op te ligten ; dat by de Wis-kundige be- kent is. '■ j En uit'het catrol-geftel Tab. VIL Fg. 4. fal dit ook kunnen blyken; daarliet vermeerderen, van de fnelheit , waar mede het gewigt Ô opgevoert wert, tel- kens meerder kragt en nieuwe gewigten vereiicht , ajfs, ø.,.'», of diergelyke. Men iïe daar over na het vyfde (lOi) aangemerkt. 161. Dat dit ook ïn andere beweegh-kundige Werk-tuigen plaatiê heeft, kan ligte- lyk ondervonden werden, en is by alle Mechanki kennelyk: Want laat een /ia- latice of Hefboom in Á  fyn, Tab. VI. Ftg. 7, in D drajende ; waar van de armen AD en D 13 gelyk fyn , gelyk ook de gewigten Á en B; foo weet y- der, dat den Hëf-boom AB, in den ftant Ì Ê gedrait fynde, het gewigt Á den boogh AM , en  den boogh Â Ê 'm defelve tyd afgeloopen heeft; en dat fy, om dat de boogen even groot fyn, ook even fnel bewogen fyn geweeft. Nu is ook blykelyk, als men het gewigt B, driemaal foo groot, of door twee gelyke fwaartens G en Ç verfwaart fynde, wil in evenwigt houden , dat men het gewigt Á ook driemaal grooter moet maken, of de even fware gewigten E en F daar by doen. Gelyk mede, indien men  met driemaal meer fnelheit wil bewegen, moet men het van  tot C brengen, foo dat DG driemaal foo langhfy, als DB; waarom als de Machine drait, en Á den boogh AM befchryft, het gewigt C den boogh C L in defelve tyd befchryven fal; die drie-maal foo groot is- als AM; en daarom met drie-maal meer fnelheit door het gewigt G afgelo- pen wert. Nu om dit gewigt in G in evenwigt te houden, wanneer het drie-maal ibr> fnel, als in  fynde, bewogen foude werden; weet men, en kan yder bevin- den, dat het gewigt A, foo wel drie-maal foo groot moet genomen, of met E en F Vermeerdert werden; als te vooren, wanneer het een drie-voudjgh ge- wigt van B, of B, G, H, moeite opligten, fonder de fnelheidt te-verande- ren. _ Waar uit dan de (160) gemaakte fcwaarigheit zal weggenomen wefen.
102^ Ik moet hier, eer ik eindige, aan ervarene Mathematici vergiffeniffe verfoeken;; dat ik in defe Betoginge van de Kragt der fpieren , infonderheit in de oploflkige van eenige door onkundige van de Mechanica gemaakte fwarigheden , foo breed! |
||||
f
|
|||||||
iyS KORTE BETOGINGE
'gcweeft ben; het geen aan geleerde Heeren met regt fal vervelen: maar il ho-
pe', dat defelve defe , voor haar waarlyk te grooten omflagh, na hare be- leeftheden ten goeden lullen houden; indien fy gelieven te denken, dat dit al- les voor geen voorname Wiskundigen gelchreven is, welke dit onderwys niet van noden hebben; maar alleen voor foodanige, die wienigh in deMathefis ge- oefFent lyfide , niet gewoon fyn een menigte van Lemmata of voorbewylèn eerft te leien, voor dat het welèntlyke der fake volgt; en om een faak van de- fe nature te verftaan, wat meer uitbreidinge van ftyl en befchryvinge vereifchen; aan welke ik daarom gelove, dac defe manier klaarder voor fal komen; im- mers dit is myn oogmerk in defen geweeft. En indien ymand dit alles uitvoeriglyker wil betoogt en verhandelt iïen, kan
hy het door-wrogte werk, de Motu AnimaUum van den grooten Wis-konftenaar Borelli daar over na lefen; wiens gronden en waarnemingen wy hier gebruikt, en wiens betogingen Wy hier getragt hebben, aan die anders weinigh in Mathe- matifche ftudien ervaren fyn, op een gemakkelyke en korte wyfe, verftaanbaar te maken» Einde van de Betoginge van de Kragt
der Speren. |
|||||||
* \
|
|||||||
§. 19. Ot»
|
|||||||
Van-de Spieren iy$
% ip. Om dan dit alles tot het ooghmerk, waar toe wy het gefchreven
hebben toe te paffen, ƒ.' Daar defe fpieren foo wonderlyk tot het volbrengen van de bewegingen
die fy doen, gefchiktfynj in opfigt van hare pefen, en gewrigten der been- deren. II. Daar, op dat de tedere vlees-draden, door het gewelt dat fy doen, niet
van een gefcheurt mogten werden, de fpieren uit een foo ontelbare menigte derfelver geformeert fyn j dat elk naulyks yets, en niet als een feer klein ge- deelte van een gewigt te dragen, of op te houden heeft. III. Daar fy elk uit foo veel kleine Machines gemaakt fyn j die alleen die-
nen , op dat fy, het geen fy doen, met een groote veerdigheit en fnelheit fouden kunnen doenj het geen wy in de bewegingen van vingers en tongh, en in foo veel andere gevallen, met groote reden verwonderen. IV. Daar onder een foo ontelbare menigte der vlees-draden, die foo klein
fyn, dar fy geen vrouwen hair in dikte kunnen ophalen, niet een een igefon- der verwarringe, verkeerdelyk geplaatft kan fyn. Soude ook ymant dit geitel en werkinge defer fpieren regtveritaandc, fon-
der het tegenfpreken van fyn gewiiTe in figh gewaar te werden, het felve kunnen oordeelen, fonder eenige wysheit of verflant dus gemaakt te fyn? En hy fchynt my al ieer verre van alle redelykheic te moeten ontbloot we- fen, die van een Wind-as en andere Werktuigen, welke byTimmerlieden dagelyks gebruikt werden, figh foude fchamen te denken, (indien hy niet belagt foude willen werden) dat fy by een los geval of van fighfelfs en van 't geen fy deden, geheel onbewuile oorfaaken haar famen-itel gekregen, en tot haar gebruiken gefchikt waren j en egter van dit fpier-geftel, om fyn A- theiilerye te onderlteunen, dit figh niet onfiet te feggen. Beklagelyk Ongo- diftendom! Het welke, op dat die het felve aanhangen, geen Wyfe, ja Wonderen,en foo groote Wondere» in haar eigene lichaam doende Godt gedwongen fouden fyn in defe fyne werken te erkennen,foo onbillyke,on- redelyke , en van alle verftandige verfchillende en verfoeide faken nootfake- lyk moet ftaande houden. Want dat het geen door de fpieren gefchiet met groot regt onder wonderen moet getelt werden, en genoeghfaam ongelooffe- lyk voorkomen, aan die de vorige betogingen niet verftaatj fal daar uit kun- nen afgenomen werden j om dat de draden van deneenigen fyier (Deltoicles) volgens net gene §. 18 (11 o) getoont is, foo verbaafend een gewelt magtigh fyn te doen,en waarlyk foo veel doen,in het voorige gevaljals of fy alle aan den eenen arm van een gelyk-armige balance te gelyk werkende, den anderen arm, welkers fchaal met fyn ingefette gewigt 55-680 ponden fwaar was f in even w ïgt hielden j en een weinigh fwaarte, al was die maar van een onee of minder , daar afgenomen fynde, een foo fchromely ke fwaarheit fouden kunnen opligten. Boven dit fiet men (§. 18. van 111 tot 117) dat defe felve vlees- en fpier-vefe-
len, hoe teeder fy ook fchynen > te famen genomen fynde, foodanigh een vaitig- heit
|
||||
w
|
|||||||
/
|
|||||||
ï5ö X. BESGHÖUW.ÏNGE.,
heit- van gefteit hebben y dat indien wederfydts ditgröotegewigtvanlïfpfea,
ponden aan haar alle gehangen wierde, fy door defe béide of door 71360 ponden niet en föudec,Tcunnen van een gefcheurt worden. Een Ongódiir^gelieve dit te overdenken * enook het gebruik, dat de fpie-
ren in een menlche ondervonden werden te hebben; en danT felfs te oorde- len , of hy nogh geruftelyk" kan loochenen, dat fynen Aanbiddely ken Maker Magtigh en Wys is? Na dit alles r kan nógh ymant verder fonder verftomt te ftaan, over des
Scheppers wonderen figh voorftellen, dat al het vlees, 't welk aan dieren en menfchen is, en bevonden werc verre het meeile gedeelte van haar lichaam uit te maken, alleen uit defe vefelen en beweegh-draden beftaat ? die elk, hoe teer en dun fy ook fyn, haar bepaalt gebruik hebben * en in welkers foo menighvuldige ftrekkingen en fchikkingen, in ioo veel verfcheiden fpieren, men foo veel verfcheiden oogmerken des Wyfen Makers, als met fyne handen taften kan j 't geen foo hetfchynt, magtigh moet fyn, omdealder- domfte (foo niet met een de hartnekkigfte) daar van met volkomen overtm- gingh te overreden, dat defe grooten Formeerder inhetfooverfcheidentlyk leiden van defe fpier-draden , de foo menighvuldige bewegingen, diefy doen, ten ooghmerk gehadt heeft: en daarom dat hier geen geval of onredelyke oor- faak in hetminfte, felfs niet in het fchikken van een eenigh foo teder en fyn vlees-draatje kan plaatfegehadt hebben. EenOngodiir., (opdat ikditnogh eens herhale) hoe beklagelyk en hartnekkigh hyook wefenmagh, leeredit getoonde eerft regt begrypenj en overlegge dan in ililheit by'iigh felven, wat een redelyk menfeh daar uit beiluiten moet. §. 20, Die hier eenigh begrip van wil maken, befiedetó. VIII.Fig. 1.
en 2. alwaar den verfcheiden loop van defe fpier-vefelen afgebeeld, en met eenen klaarlyk vertoont wert, hoe defe draden korter werdende, het deel, dat volgen kan en in welke iy ingeplan^fyn, na haar andere einde, dat aan on- beweeglyke benen vair. gehegtis, moéten toe trekken j en aldus elk fyne be- weginge in een menfeh veroorfaken. Om dat dan in eenige *weinig;e te doen fien:
ïs het klaar, dat de Deltoides Α, Tab. VUL Fig.Λ. wiens draden hoven op
den fc h o uderC onbeweegelyk, en aan den arm-pyp,drajende aan het lidt des fch ouders , in D onbeweeglyk vaftgehegtfyn, den arm, als hier, na be- neden Μ laten hangen , als hy niet werkt, en alle fyne draden op het langile uitgeftrekt fyn. Maar foo defe draden tuiïchen C en D met cenige kragt korter werden gemaakt, gejyk men in Β op-den anderen fchouder ilen kan, dat als'dan den arm gclyk in Β E, moet opgeheven werden. Syninnerlyk en vcrvvondcrlyk konft-geilel hebben wy boven getoost. De Peïïomlis Κ alhier ook met het eene einde iyner draden in F in het
borit-been onbeweeglyk j en met haar andere ook in D, in den bewecglykea. '4rm-pyp ingeplant iyndcj biykt het, foo defe draden ook korter werden,- - & dat |
|||||||
v'
|
|||||||
rtiï·, t
|
|||||||
f ! & J? Spïê&nD 3 3 8. WC * ' |$$
dat fy den arm om het fchouder gewrjgt drajende, voor-waarts na de borft
moetentrekken. > ; In de Latiffimusdorfi Á, Á , Tab.FIIL Pig. z. aanwederfyden, indien men den
loop van hare vefelen befchout, doen defelve fien, dat fy den arm na agteren en na beneden trekken, waarom hy by. yeele den naam van, A[mrScalpor of Aars·· kraUwer heeft, é ,...:;, é ■. *· ■ ■·:"> . ç ßÌô. ý h • «iiVandeGafirocnemii BB* die in de'kuit van het been gelegt, en boven
ontrent de knye vaftfynde,mèt haar andere einde.door een fterke pees C aan het hiel-been verknogt fyn, fiet men, dat de draden regt nederwaarts lopen; waarom defelve korter werdendé, het Hiel-been agterwaarts en opwaarts bewogen,en de voet nederwaarts moet uitgeiloken werden. Men ligte het hiel- been op, en legge de hand op de kuit van dat been, en men fal defe fpieren voelen opfwellen, en korter in een gedrongen werden. Dit fy in defe exempelen genoegh, om ymant uit den loop van defe gete-
kende fpier-draden een ruw begrip van de bewegingen der fpieren, die de- felve uitmaken, te geven. §. 2i. Dit wonder-geftel van de-fpieren, fcheen my te groot, om niet
door defe twee Figuuren;tab. VUL Fig. i.mz. eenmenfch, gelykhyvan voren en agteren geifelt is, aan het geiïgt van een onervarene in de Anatomie, uit de Ht. Jreww ,· toe dcfen einde te vertoonen; en teerolienftigh om gelegentheit aan alle twy.ffelende Philofopen te gevenvom fighfdfs te vragen, of een werk-ftuk als ons lichaam (dat uit foo veel verfcheiden, en ioo verwonder- lyke Machines als'er fpieren in hetfelve fyn, en welke alle tot een bvibn- der nodigh gebruik dienen, famen geftelt is) opk by hem kan gedagt wor-
den, londer verltantj en alleen by geval gegroeit te fyn? . ■ .. .. En dat meer is, of fy niet een doorgrondende Wysheit hier in moeten
erkennen? daar foo yëel duifenden der duifenden tan dfaaties, elk tot ivrï einde, fyn bequame plaais en maakfel moeten hebben;, dat dit alles mét foo veel order, m een vogt van een ey (waar uit dogh de meefte, foo niet:alle' dieren voortkomen) fyn ftellinge en gedaante heeft verkregen. En voor- namere, betmgtditg^^^ verftant van den Formeerder? dat dit niet in een (Het welk mifTchien een Ongodift, hoe wel met geen reden, foude feggen gevalhgh te fyn, als hy het dogh,ibo wilde ftaandé houden) maar in ?O0 veel miUioenen voorwerpen met foo netten ordre gefchiet ? §.2i. Meermalen heeft my ontfachelyk gefcheenen de doorgrondende ken-
nifle, waar mede den Geeft des Almagtigen in fyn Woord van fyne fchepfelen doetfprektvn, onder andere, ook infqnderheit Pfaïm CXXXIX. lf. daar men dit volgende leeft: Myn gebeente was voor ü'nietverholen, als ik in het ver- ™[ø?&™áÃø benende als een Borduurfil gewrogt ben. In het welke een vol- Sorfe? b^hlTvfgh der gedaante, die de Spieren met malkander ver- %okeVwertynt beglCpen te ^ wanneer van een Borduurfil alhier ge. X ' Laat
|
|||||||
264 Χ. Β Ε S C Η Ο U W INGE.
ί :Laat ymarit^ die hier aan twyffek^nöghmaaldeioogeuuopidefelaatfteFigii?
ren Tab. FIIL Fig. i, en t. liaan j en oordeelen, of fy niet volkomen een Borduur-werk op de befte wy-fè vertoonen? en of'er ook een gepafter uit- drukkinge om deiê fpieren af te beelden kan gevonden werden, als in defcri hetwómtMukkamti te gebruiken? 't geen hier vertaalt wert; Ik benals eeu Borduurfel gewrogt, en in kragt betekent, Ik ken mei de naaide tot een Mor·*, duurfëlgemaakt. Nadien, hoe hoewel de Fïebreen meerwoerden hebben, die Bwduren kunnen overgefet werden, egterdit grontwoord Rakam een foo danigh borduuren, dat met de naaide gefchiet, betekent. Sict hier van de Woorde-Boeken van Buxtorfius en Goccejus, die het met Acupngere ver- ' talen. ii j BfiwTfj ai Die nu de moeite neemt vaft een Borduurfel, dat met de naaide gemaakt
is, naukeurigh te beiïerij fal bevinden, dat het uit veel op het ooge even- wydige, nevens malkander leggende en op verfeheidenplaatfen na verfcheiden ©orden figh uit ftrckkende draden beftaat} even op defelve wyfe, als men in deiê Figuren, in de daar in afgetekende fpieren fict. Soo dat derfelver famenftel met veel regt een Borduurfel met de waalde genaamt wert. Maar ook kan hier uit werden afgenomen j dat in defe.plaats van deipie-
fen onder de naam van dit Naald-Borduurfel gefproken wertj als men op de voorgaande woorden let: Myn gebeente was voor U niet verholen; tooneade, dat al het oogmerk waar toe defe fpieren gemaakt waren, vergeefs foudefyn> indien fy met het gebeente geen over een komende fchikkingh van hare fpier- draden hadden. Vermits het aan niemand, die het vorige gelefen en verftaan heeft, onbekent kan iyn, dat indien de fpier-draden niet een juifte lengt een netten cours ten opiigt van de beenderen hadden, al ditfoo Koniligh fpier* gëftél genoegfaam van geen gebruik foüde wefen. Dögh aldernadrukkely kft fiet mën'doór defe fpreekwyfesde fpieren vertoonen:
als men het Woord hier myn gekeenfe vertaalt, met Buxtorfius en na hem Rob-> bertfon overfet myn kragt,, myn geweld; te meer, dewyl dit gront-woord hier in het een-getal gevonden wert, daar de beeneri'hoghtans menigvuldigh iyn, en daarom meeften tydtin het veel-getal op andere plaatfen uitgedrukt werden. Soo dat de €n van de plaats diasdanigh foude iyn: Myn kragt ,of'hetgewelty
dat in myn lichaam is,was voor w niet 'uerholm +als myne fpieren van U,gelyk een natuurlyk Naald-Borduurfelgemaakt fyn. ?^ Indien men nu figh etinnert, 't geen voren getoont is, niet alleen, dat de
fpieren de eenige W<erk-tuigen van kragt in. ons lichaam iyn} maar infonder- heit figh te bkinen brengt, het overgi'oote en byna ongeloofFelyk gewelty dat fy In* eehTOërifche-doen. Moet niet al wie redelyk en onpartydigh isy overtuigt fyri , dat den Ingever van het Heiligh Woord, die den Koningh £>avid dm heeft doen fpreken, kenniflê moét gehadt hebben van beide defe fakenj 'ah' men liet met hoe veel ophef en nadruk defe woorden uitgeboe- femt
|
|||||
»
|
|||||
■- Λ Ο Ύι Ί Wan de Spieren** 6 il. . ,Χ £#»
iêmt weiden? en foude ymand, die nu van dit beide volkomen onderrigt is,
en Godtwillendl loven over de: wonderen, die:des felven Magt en Wyshcit op een foo heerlyke wyfe in fyn lichaam en fpierenvertoonde, figh kragti- ger kunnen uitdruken ? om met een te toonen, dat hy van aan hem wel be- leende fakeÉfprak, als met de woorden van deiên Sanger te gebruiken -.Won* derlyk fyn uwe werken, ook (NÈ) weef het mynfielefeer wel±myn kragt diegy in' foo verbaafimakend een grootheit in myne fpieren gelegt hebt, fchoon fe nogh by alle menfehen op die tyd'ψ hetgeheel^ en nu nogh tendeele onbekend is, was'voor U1 mynen Wyfen en aanbiddelyken Maker niet verholen , als gy myne /pier'draden ge· maakt, en defelve ah een Borduurfelmet de naaide■ gefchikt hebt. , §. z*. Kan nu ymant denken dat eenigh menfeh in die tyden regte ken-
niife van defe twee faken gehadt heeft ? nadien men nogh lange tyden daar na, de iragt der beweginge niet van het geftel def'fpiei*-draden, maar van onbekende; vermogens en Facultates heeft willen afleiden: en nogh meer, de- Wjjd men fiet hoe verkeerden wegh de gfooïfte Philofophen inhetonderfoe- kén van de kragt der fpieren, ingeflagen fyn} die alle van gedagten fyn ge- weeft, dat den Schepper in de beweginge der Dieren Machines gebruikte welke door een kleine kragt groote gewigten kunnen opligten. Onder de- fe telt Borellus MSk^rifiotelesi Lucretiu^ Galtnus^ en ook in later tyden Gaf- fendusr en meer andere 3, daar in-tegendeel den Grootmagtigen Formeerder, dien het aan geen kragt te geven ontbrak, gel yk het ons menfehendoet, om een minder gewigt op te ligten, dikwils een Machine gebruikt, die 1000 malen meerder kragt doet. De redenen, waarom de Goddelyke Wpheit dit foodanigh heeft goed gevonden , om een menfche gelukkigh te maken, fyn in het voorige, foo verre de menfehelyke onderfoekingen tot npgh toe doorgedrongen hebben , eenigiints aangchaalt i waar van de voornaamiïe fchynt, om de beweginge door de fpieren met de nodige fnelheit te doen ge- ichieden. Om dan dit alles te beiluiten, indien het niette geloven is, dat deie ei-
genschappen der fpierdraden , ten tyde als defen Pfalm befchreven is , aan eenigh menfche nogh fyn bekent ge weeft} en wanneer men egter den gan- fchen famen-hangh defer woorden daar op fiet doelen, en feer aannemelyk maken, dat defelve niet fonder,kennifle van de groote kragt, die de, als in een Borduurfel nevens malkander leggende, fpierdraden doen, gefchreven fyn i foude niet een billyk gemoet,en'tgeen fonder tegendrift defe faak overlegt, redelyker wyfe moeten overtuigt werden, dat dit woort alhier yets fegt, net welk in die tydt nogh aan al wat op Aarden leefde verborgen was, en daarom dat het zelve van een hooger geeft, en aan wie meerder als aan alle menfehen bekent was, fyn afkomii moet hebben? §. 24, Verfcheiden malen is my de plaatfe Job. XFIIL 15. wel voor
gekomen, als ook mede van de fpieren fprekende in defe woorden: deEerfi- geboorendes doods fitl de grendelen fynes huits verteeren xfyw grendelen falhy vertee - X i ren.
|
||||
\
|
|||||||||
Χ. Β E S GvHO U f INGE.
|
|||||||||
rt$
|
|||||||||
?"£«.::A^s kunnende deielvëe^
Baddim, hier grendelen■,: dögh Exod. XX.FIL 6„■■ vertaalt!door. 'hand^öömeé )>
daar den! Altaar mede opgeligt en gedragen wierde, in dieibetekeniflègenpi men wert, die het door het X.atyniche woord Meelis, verkrygen kan i waat· mede het bf.Buxtorfius en Coccejus ook overgefet.wert: en meh%an hêtTëU v'e ook voor eemfjbort vani^/-^o«i,, of ^^lfee\^^^i^(7iia^i^^^E opheft, alhier neemt;' En fop foude de fin defer 'plaatfe ly'nv, deeerfi+gehoorën dei doots, of een voorname dood ^falde-Mef-^pmm of Op-heffere van fyn huit verteeren.-1:'" ■ '>■ t\ u&o'? Vm«·' Yï1ï1$ <·"''''''.' ;./"ν..'/:. ν ' ■<' :. :;.* . Nu weet een ygelyk, die de Anatomie ve,rftaat,. dat in een eigentlyke fin,
geen andere Hef boomen of Op-heffers des huits fyn, als de fpiererij hetgeen door haar gefchiet als fy werken, en hare, fpjierdraden , die verkort werden, ook dikkerrwerden en daar door den huit.opheffen..- I : , >; ώ ι • Έεη yder ,'gely k al eens; te vooren ;gefegt is) ,die twyffelt, als hy fyn Hiel oplight, leggé de hand op de kuit van fyn been $ of als hy fyneyingersopen r.oe doet, omvatte met fyn andere hand den arm beneden den elleboogh'i ook als hy met de kiefen op malkander een fterke kragt met byten doet, voele met de. hand op fyn wangh aan het einde van het kakebeen j en hy fal in alle defe actiën, door het dik-worden van die werkende fpieren genoeg- faam overtuigt werden *, dat fy Qpheffers of Hef-werk-tuigen fyn, daar de huit door opgeligt wert. &j i'$i$, >éMèïm '-mm% $i-i$.},r}. ύψφβΜ mVmïL· Nu dewyl de fpieren in een menfehe al het vlees uitmaken'5 foudé de plaats
eindelyk, dit feggen: Een ellendige dood fal de fpieren, die fyn huit opheffen 5 of Jyη vleefch verteeren* |
|||||||||
XL BE-*'
|
|||||||||
Ï6f
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
XL Â ESC Ç O UW É Í G E.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Vaiv de Beenderen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
if. Job, XL. 13.
éü. Overtuiginge uit het te' vorengefeide,
17. Job. X. 11.
Ezechid.XXXVII.6, 8.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Vérg^angh tot de ¹ eendéren,
z. Bekkemel en Hooft-been- |
|||||||||||||||||||||||||||||||
§. I
|
O
deren.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
3-
4· f> |
Rugge-graat.
Gebruiken van dejfflfs'ma'akfel,
Wervel-beenen. i -\ p |
||||||||||||||||||||||||||||||
18.
19. 20.
21.
22.
*3-
24
|
Benen fonder zenuwen.
Mergb.' ·'_■ '
Water en Olye 'dienen te famenom
gladt te maken.
Komen beide in de gewrigten. Overtuiginge uit dit gefeide. Job, XX.23,24. Overtuiginge uit defe plaatfi. |
||||||||||||||||||||||||||||||
6. Ribben, >" l;:--' ' ■ J ..i.V.';-
7. Heupe-beenen.
8. Dye-been.' ■ >■ - - ■■>■"? '
9. Tanden,
lp. Prediker. ×Ã. f.
11. Beenderen in ongeboren kinderen.
12. Beenderen uit vögten óorfpronkelyk.
13. Pfalm. CIX. 18.
14. Job.XLI. 3.,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
zf./Job.'XXX.Bo.
26. Provcrb.IIf. 7, 8,
27. JefaiiB, LVIIL ij»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
S.i.TTÓe veel konft: en wysheit figh nu vertoont, in het geen van
JL JL het lichaam gefegt iss en met hoe veel glans die daar in uitblin- ken maghj van hoe grooten nuttigheit ook de Aderen, Zenuwen, Spieren en andere deelen fyn mogen j Ã00 foude egter al dien verbaailmakenden toe- ilel geheel vergeefs wefen, en het ganfche lichaam, gelyk een natten fak op malkander nederfygen, enbygevolgh, niet in ftaat fyn, om byna eenc be- \veginge met order te doen,nogh een voet verre uit fyn plaats te kunnen ko- men j waarom het wel een feer konftigh te famen geitelden, maar egcer ook een Jeer onnutten-, feer ellendigenen medélydens waardigen weerelpofenromp vertoonen foude: ten fy het den goedertieren Stigter gelieft hadde , het felve door de ftevigheit der beenderen te onder fteunen, en tot fynpligtenbe- dry ven bequaam te maken. Kan nu een ongelukkigh Atheift, dit al mede, als by geval ßóï gewor-
den, aanmerken? of denken, dat defe beenën met al de wonderen, die %h daar in veertoonen, juift op die plaatfen daar fydienft kunnen doen, én in die forme die vereift wert, fonder eenigh oogmerk des Formeerders, van een onverftandige oorfaak geftelt en gemaakt fyn? §· 2,. En om hier maar. eenige aanmerkingen op de beenen 'te maken j
dewyl ontelbare , uit het geen de Jnatómici ontdekt hebben, kunnen afge- leid werden, |
|||||||||||||||||||||||||||||||
X
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
I. Kan
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
■
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
XI. 'BESCHOUWING E.
|
|||||||
166
|
|||||||
I. Kan men denken, dat 'er geen wysheit gebruikt is ge weeft, als meti
iiet, dat de herilènen, die van foo iagt een ftoiFe iyrt, dat ie ligtelyk ten ioite van het leven, van yets van buiten kunnen gequetft of gekneuft wor- den, onvdit gevaar voor te komen, van een bekkeneel, dat hart en van been gemaakt is, omkleet fyn? II. Dat dit bekkeneel niet uit een ecnigh hart ftuk beftaat, maar van foo
veel delen famen gefet is, welke door een foort van tuflchen-loopende naden vaneengefcheidenfyns op dat fy in ongeboren kinderen} bewegelyk ontrent malkander wefcn, en figh niet tegen haren uitgangh in het baren Hellen foudenj en alfoo menighmalen aan Moeder en Vrugt, den doodveroorfa- ken.. u , [\ <'* III. Dat defebewegelykheit, met het wafTen der jaren ophout, wanneer
fy fchadely k foude werden 5 en de naden alleen voornamelyk behoeven te dienen om gemeenfchap te onderhouden tuiTcben de vliefen, die de heriTenen en het bekkeneel omvatten. Een groot bewys fiet men hier van, dewyl boven op het hoofd, daar
en. pyl-naad , eti kroon-naat malkander kruiiTen , een openingh tuiTcIién de beenen, en in de eerftgeboren kinderen alles met een vlies bedekt, gevon- den wert: waar op men de vinger leggende, het geklop der dcelen, in het hooft leggende, voelen kanj en die met de jaren door eenvaft been ver- vult en geftopt wert. - λ ι IV". Dat in het bekkeneel over al van foo vaft een fubftantie fynde, egter
aan alle plaatfen, daar fulxs vereift wierde5 gaten gemaakt fyn, om het rug- ge* mergh uit de HeriTenen en Bloed-vaten enz. door te laten gaan. Infon- derheit dat men by de ooren, foo veel winkelagtige holen in foo harde bee- nen ,~als in rotfcn,met die konft uitgehouwen fiet, die vereift wort, om de wonderlyke -werktuigen des gehoors in die ordre te plaatfen, daar men fe in bévint. V. Dat'er door het opper kakebeen, een openingh gemaakt is j langs wel-
ke de lugt door de neus in de longe kan komen j fonder welke geen kind gemaakkelyk fuigen, en by volwaffene felfs geen vogtofvogtigefpyfeingh in de mond konde gehouden werden. Om hier niet meer van te feggen, aan ydcr fal bekent fyn, welk
een ongemaek het toebrengen foude , wanneer een menfch alleen met de openingh des Mondts, en niet door de Neus konde adem ha- len. Die nu verder de moeite neemt van de beenderen des hoofts tot haar min-
fte omftandigheden te beichouwen; en figh uit de Anatomie, het gebruik ■welk der Onderfoekeren neeritigjheit tot nu toe ontdekt heeft, daar van laat icereni en fiet dat'er onder al die menigte geen uitfteekfeltje, geen hollis- heitje, geen gaatje, foo klein is, of het heeft fyn nodigh gebruik} nietal- leen tot het wel wefen en gemak, maar mcnigmaJcn felfs tot het onder- % hou-
|
|||||||
\ ^an de Beenderen, \% fi%·
houaetiiVan ons £00 gelieide leven. Kan foodanigh ymand dit alles «ogb oorde-
len yfonder eens Makers voornemen en wysheit, fyn wéfen en iöo wonderly k tot alles dienende gedaante gekregen te hebben? "§. 3. Maar gelyk nu de heriTenen, om niet ligt vartbuiten ongemak te
lyden, als met ceen beenckas, omvat fyn; fcheen dit befchutfel tegen uirer- lyk gewelt niet minder vcreiil te werden, voor het ruggemergh, het welke uit .der Heriënen fag:e HofFe beflaande, nederwaarts dalen moeite, om door het uitfenden van zenuw-pypen na veeledelen,de geeilryke herflen-vogt tot defelve te voeren, Aan dit oogmerk icheen een holle beene pyp, gelyk ecnfchinkel, te kun-
nen voldoen} die wel ibequaam was om het felve teomvatten, envoor.uiter»· lyk gewelt te beichermen. Oogh wederom konde, wanneer dit dus gefchie- de, niet voorgekomen werden., dat het lichaam j als op een ilok, onbewe- gelyk foude moeten itaan, en ganfch buiten ilaat fyn, oni figh op eenige wyiê te kunnen buigen. 'Indien nu weder hier toe in defen pyp, die het rugge-mergh omringt, ge-
wrigten gemaakt wierden, als in den elleboog en in de vingeren; was we- der dit nadeel daar in: Merfi) dat de deeJen deier pyp .met *nalkander nauwe hoeken makende, of
geheel tot malkander nEder gebogen werdende, het rugge-mergh defe bui- gingen foude moeten volgen, en alfoo den loop van het zenuw-fap in deiê fcherpe hoeken gefluit werden; 't geen van hoegrootengevolghhet is, we- ten, die door den beletten loop deffelfs, lammighedenj,metalleen,maarfelfs het koude vier, bedervinge der beendercn,en eenellendigedood hebbeniïen veroorfaken. . Ten anderen^hoe wel al geen van defe ongemakken -volgde ; foude het lic-
haam door defe foort van gewrigten; wel voor over en eenighiints agter o- ver, dogh op generhande manieren foo wel fyd-waarts over kunnen ge- bogen werden; 't geen men in den Elleboogh en Vingeren dus iiet gebeu- ren. Indien verder de Articulatien gefchieden, gelyk men fe in den fchoudör
en heup bevind; en dat (gelyk ilrax nader fal getoont werden) den knop van de eene pyp in de holligheit van een ander bewogen wieide, is ligte- lyk te iien, dat de buigingen na alle kanten fouden kunnen gefchieden : maar ook met een is het waar, dat in geen geilel het rugge-merg meer ly- denfoude;nadien het felve door de dikte van de been-knop heen moetende lo- pen, niet konde ontgaan, om door deiTelfsbeweginge feer benauwt en.geperit en haaft onbequaam tot iyn gebruik te werden. Om dan alle defe ongemakken voor te tornen, en het lichaam :na alle fy-
den buigfaam te doen te.fyn, en nogtans met het maken van eenige nauwe hoeken het kreuken van het ruggemergh te vermyden, en boven dit alles het felve rontom tegen alle bejegeningen te befchermen; kilt den verftandig- ftea
|
|||||
■\.
|
|||||
■i<® XI BESCHOÜWIN.GE,
ilen Ingenieur, of den grootften Wis-konftenaar figh bedenken, en ons feg-"
gen > of hy dit groot Problema Mechankum beter Solveren, en alledefeoog- merken in een conftra&ie volmakter foude konnen bereiken, als de gedug- te Wysheit des Grooten lVlakers alhier gedaan heeft. Die nu hier eenigh kort begrip van gelieft te ontfangen,befie de ST^.iX.
Fig. i. alwaar den rugge-graat vertoont wort, beftaande uit een menigte van kleine wervel-beenderen op malkander gefteltj waar van elk in het midden een groote openingh heeft, om het rugge-mergh door te laten j foo dat fe daar, door alle de openingen te famèn, een hollen pyp van boven tot bene- den formeeren: welke voor over of anderfints gebogen fynds, om de kleinheit der wervel-beenen , by nagene hoeken, ofimmers veel minder nauwe hoeken •maakt: op defelve wyfe by na, als men in een veelhoek Α E Β F C G D, Tab. IX. Fig.z.een allenxkens figh buigende kromte fiet;die,als men defyden nogh klein- der , of voor Α E weder twee of meerder andere fy den nam, feër na foude komen aan de rondte van den cirkel 5 welke fonder eenige hoeken is, immers die van menfehen-kunnen waargenomen werden. % Dewyl nu hieruit blykt,dat als men in een girkel een veelhoek infehryft,
van weiniger en grooter fyden , alsAB, BC, CD, de hoeken ABC, Β CD 6cc. veel nauwer en icherper fyn, al de hoeken Α EB, EBF&c.die gemaakt werden, als men den omloop dés veelhoeks uit meerderen kleinder deelen doet beilaan ; fiet men ook dat, om de nauwe hoeken voor te komen, het alhier nodigh was, de wervel-beenen feer klein, en daarom menigvul- digh in getal te maken. §. 4. Kan ymant nu denken, dat het verdeelen van dele pyp in foo klei-
ne deeltjes, als elk wervel-beeh is (het geen juift alhier van noden was, en niet op andere plaatfen) fonder eenigh overlegh van een eind beoogende Ma- ker ook juift alleen hier, en op geen andere plaatfe foodanigh geordineert is? .'■"'· ':· '· '■: ■'' '-·'/' - " é 1 :":■·-' Verder om dat defe rugge-graat, niet door gewrigten bewogen werden,
maar fonder hoeken te maken buigen móeilei op datdit na behoren gefchie- den, en met een des Stigters Wysheit getoont mogte werden > fiet menee- nigiints ook in de figure, hoe hy elk wervel-been, aan elk van dat onder en boven naait aan hem is, met een tuifchen-komend krakebeen yaft gehegt heeft. Het geen defe drie hier foo nodigh vereifte gebruiken heeft:
I. Dat het door fyn tufTclien'-komfte het wryven en foo het ilyten van twee
wervel-beenen op malkanderen belet. II. Wyl nu in het buigen der rug-graat, (by voorbeeld naderegterfyde)
de wervel-beenen aan defelve fyde nader aan malkander moeten gebragt wer- den j en aan de.tegen over ftaande linker, fyde, op defelve tyd, verder van malkander afwyken: dat dit krakebeen defe eigenfehap heeft, dat het tot dit beide dieneft kan $ eri toelaten, dat het aan de regter fyde wat meer, door
|
||||||
(
m
|
||||||
■HBMi
|
||||||||||
Ñ¢ç de Bemienn: g ,|÷
|
||||||||||
Ô
|
||||||||||
rtfp
|
||||||||||
door de -malkander in de buigingh naderende wervel-beenen, kan in een ge-
drongen, en alfoo dunder gemaakt, en aan de andere linker fyde, ter felver tyd wat uit gerekt, en gelyk als dikker werden. III. En't geen infondcrheit alhier vereift wierde, dat dit krakebeen ook een
£later, dat is een veerige kragt heeft; die het felve aan de regter fyde in een gedrongen fynde, weder uit fet, en aan de linker uitgerekt iynde, weder intrekt. Soo dat defe krakebeenen, gelyk fy bequaam fyn om het buigen vanden
rugge-graat gemakkelyk te maken, alfoo ook dienen om een merkelyk ge- weld te doen, tot de herftellinge van defelve, na de buiginge, in fyne voor- gaande regtheith , Beldagelyk is hy^wiens vooroordeel of driften hem niet toe en laten in allen
defeneen verilandigh Maker te kunnen befchou wen: en-diefoo verwonderlyk een geitel voor een by geval offondereenigewysheit en door iigh van figh fclfs en van haar doen onbewufte oorfaken, te famen gekomen hoop kan houden : het welk by feer groote Mathematici, die het felve met veel verwonderingli en vlyt onderfogt hebben, met regt voor een konfl-iluk aangefien wert. Boreling §. LVlII.de Motu Ammalium noemt het Artificium ftruclura>fpina darfi, oïhet konfi-werkvanhetgefleldesrugger-graats^ evi begintdeilèlfs onder- teek, met defe en meer faken aan de IVysheit eks'Goddelyken Bouw-meiers toe te fchryven. ■ ',ü*xi:h:i Ijtó [;1,,,a „j t,}, Ik weet wel, dat in het difputeren tegen Godt-loochenaars authoriteiten
feer weinigh kragt tot overtuiginge hebben. Maar wanneer men groote mannen, juift dit oogmerk in het fchryven van haar boeken niet hebbende egter hoort foodanigh fprekenj is het immers feer gelooffelyk, dat men dit met anders., als aan een onwederitandelyke overredingh van haar gemoed kan toefchryvenj en daarom fchynt ten minften een ongelukkigh Philofooph indien hy nogh aan eenige redelykheit en billykheit plaatfe geeft, door het felve daar toe te moeten gebragt werden, dat hy, 't geen aan foo groote verftanden tot overtuiginge geitrekt heeft, met een regten en behooSyken ernit. onderfoeke5 en by figh felft overlegge, of niet meer, het gebrek van onderfoek en van kenmne, als een bondige redeneringe aan hem grom tot fyne gevoelens, met die van feer geleerde Wis-konftenaars foo fe?rftrydig iynde, oorlaak gegeven heeft. . ; , J ö En dit is ook het einde, dat Wy met het fchryven van defe befchouwingen
beoogen; in hoope dat het dien gedugtenen Goddelyken Stigter van difal- les mogte geheven figh haarder te ontfermen, en haar onderdien vloek niet wJf\BS y hf, 0fnderfock>· van het geen een Godtheit aan haar kanbe- wyien, h^literrighly k■: verwerpen, foo dat fy oogen hebbende nogtans niet Ì in deiifftSr1?^ m över^ ^onderen, die men ibude kunnen aanmerken
in aeumteckiels derwervel-beenderen, in welke de fpicren tot de bewegingen Õ in-
|
||||||||||
φ Χί. Β Ε S € Η Φ V f ING E.
ingeplant werden $ en in de gaten, die daar in iyé, ©m Moed-raten doo*
te laten j gelyk ook de openingen, die tuflchen elke twee wervel-beenderen fyn,. en waar door de zenuwen uit het rugge-merk fpruitende$ na haar be* fcheiden delen toe geibnden werden: fchoon het minftevan die alle geen geringe ftoffe tot vexWonderingh over des Scheppers wyfe oogmerken ver- fchaffen kan. cU;n Infonderheit is wonderlyk het maakfel van detweehoogftewervel-beenen
van den hals 5 die, om dat het hier foodanigh Vereift wierde, indien de be- weginge des hoofts onbelemmert voort foude gaan, elk van een byibnder maakfel en verfchillende van de anderen fyn. En waar van de tweede een uit- fteekfel heeft, dat voor een fpil verftrekt, om het hooft, door middel vati het eer fte wervel-been, gemakkelyk daar op te doen drajen. ; i- Die hier van verder gelieve önderrigt te fyn, kande boeken der Ontleders^
hi yders handen fynde, na ilaan: én indien aan hem het onderibeken van fyn Makers Grootheit en Heerlykheit ernft is , daar fyn gebruik van maken. §. 6\ Om ons hier nu niet uit te breiden,over het gebruik der ribbenjdie de rui-
me holligheyt van de borft formerende, om aan het hert en longe plaats tot derfeiver bewegingen te geven, met een, tot een befchuttinge voor het uiterlyk ge welt aan defe Iaat fte dienen. Laat ymand figh fel ven vragen, of hy denken kan, dat het by geval is, datdefe ribben, ten dele, daar fy aan het krakebenigh boiil-been gehegt fyn$ ook van krakebeenen gemaakt fyn-9 welke in het bewegen der ribben, in de inhalinge des adems, door de fpie» ren gemakkelyker kunnen gebogen-werden, en door den Elater of veerige kragt, die in haar is, na dat de Ipieren ophouden te werken, haar fêlfs we- der in dien.ftant feerfteilen, daar fy te voren in ge Weeft waren 5 en door dit middel tot de uit-ademingë feer veel helpen, - ?_λ0· Van hare werkinge en kragten, kan men fien, wat déö geleêï<kn BoreU
lm gefchreven heeft, in fyn II. Deel, §. 7. Om de beenen in het ruwe over teloopen, en de heupe-beenen o-
ver te ftaan * welkers nodigen dienft alleen genoegfaam ibude betaak wefèn , als fy niet anders deden,; als in de vrouwen de lyfmoeder, waar in alle men- fbhen het begin vanhaar wefenontfangen, te bewaren en vaftigheitdaaraante geven} en in alle, foo wel mannen als vrouwen, een ónbeweeglyk fteunfel te verfc haffen aan de dye-, fcheen-benen en voeten, die het lichaam dragen. Soofchynt nu alleen overigh het geftel van armen en beenen, vau welke als
ook van hare AnimUtim en gewrigten reets yets geiègt is by de Speren , de wyl defe laatfte" fonder eenige kenniÖê van de eerfte, met de vereifte klaar· heit niet wel konden verhandelt werden y het welke daiialdaar weder kanna» geilen werden, indien iemand dit nodighvint. "§ 8. Laat dan verder een waarhei t m defen foekerid Philöfooph Tal·. IX.
Mg. 3. eendye-fchenlcelAË inde hand nemen 5 waar: op men foo dik wil» op
|
||||
Van de Beeftiefën.} ijl
<ip kf i'k'hóveö ea been-huifen fyn oógen fonder opmerfcinge flaatj en fiea
in dit alleen dés grooten Scheppers verwonderlykc fchikkinge, tot foo veel nutte gebruiken. Soo fal hy bevinden:
/. Dat defelve feer ftevigh is, om hét lichaam te kunnen dragen} egter
hol, om door fyn fwaarheit geen moeyelykheit in de beweginge te geven j en met een om een voorraad van het foo nodige mergh te kunnen bewaren, en tot den dienft die het doen moet, by der hand te doen fyn: waar van hier na. '^ II. Dat Tak IX. Fig. 4. den beén-knop Α ront is; en in de holte van het
heupe-been {Os Ifchii) Β foo riet paiïênde, dat fy in defelve in het rond dra- jen kan,, en na alle kanten bewogen werden, Ρ III,Om dit gewrigt, dewyl de figuur daar toedient, enigfintstebefchry-
venj fiet men hier geen wysheit in? Dat -eerfi9 defên kop Α rontom,gelyk als met een gladt gepolyft krakebeenomkleet is, op dat de beweginge deC- felfs fonder tegenftant en pyn foude kunnen gefchieden. Ten anderen, dat om vaftigheit aan dit gewrigt te geven, defen béen-knobbel Α met een fter- ken band £, die egter de beweginge niet belet, als met een pees of touw, in de holligheit va-ft gehegt is. En tindtfyfr·, dat een rontom het gehele ge- wrigt loopende breden band ay die in deië figuur doorgefneden vertoont weit, dit alles (noghmaals behoudens de vryheit der beweginge) by dep anderen hout. .1 Soude nu ymand kunnen denken, dat hy voor wys doorgaan foude, die
itaande wilde-houden, dat die ftelfels van kleine Micrpfiopia^ welke door kopere klootjes in paffende holligheden bewogen werden, als hy eenige in een konft-winkel fagh, alle by geval daar gegroeit, én fonder vérftand van een Meefter foo toebereid waren? en hoe is het dan te begrypen y dat anderr ymand, die redelyk verftandigh is, dit van defe ge wiigten, die in alle men- ichen op defelve wyfe gevonden werden? foude kunnen denken? IV. Om nu in de befchouwinge van ditdye-beenï^. IX. Fig. 3. voort te
gaan j daar het met het fcheen-been, onder in de knye een gewrigt maakt, heeft het felve twee uitfteekfels D D, of hoofden 5 die ook rontom, om te gemakkelyker en gladder te kunnen glyen, beide met krakebeénen befet fyn. JDefe twee hoofden DD of kfr, in dé Tak; IX, Fig. f.'hebben' tuifchen haar een vry diepen inham e, en paften beide in t wee holligheden c e, die bo- ven in het fcheen-been Κ fyn: het welk; weder een verhemnge heeft, leg- gende tuifchen defe dieptens cc9 die in den inwaarts fpringendehoeke, tui- fchen de hoofden bh van het dye-been gemaakt, insgélyks paft , en in- gaat. Behoeft men nu meertefeggen, om het oogmerk des Goddelyken Bouw-
meefters klaar te kunnen iïen? en die eenigfints dit begrepen heeft, moet hy met overtuigt wefen, dat dit gewrigt op een verfcheiden wjife, als dat van Υ 4 het
|
||||
×Ã.  E S CU Ó V W É Í G E.
het dye-been, enwelopdefewyfemoeftfameiigefteltfyn? alfoo deknyefïgn
alleen voor en agterwaarts moeite bewegen en geenfints uitwaarts na de fy- den, gelyk het dye-been ; het welk een feer wankelbaren gangh foude ver- ooriaken. -'r V. Om nuniet te fpreken van de banden; die^ontrent, gelyk in het gö-
wrigtdes dye-beens met het heup e-been) dit alles voor ontledingh bewaren. Nogh ook van de knie-fchyve, Wiens noodfakelykheit die beft weten, wel- ke by ongeluk deïèlve gebroken hebbende, daar door van de meeile kragt van dit gewrigt berooft fyn. Soutle yrnand kunnen fien, dat die kleine bultjes  en C Tab. IX. Fig. 3,
van foo veel noodfakelykheit waren, om te dienen tot inplantingh van pe- fen van voorname fpieren? ennoghfigh kunnen inbeelden, dat dit beenfon* der voorgenomen einden fyn forme verkregen hadde? waar in niet een uit- ireekfeltje, niet een in-hoekje gevonden wertj. 't geen op een andere wys gemaakt fynde, niet foüde nalaten aan de menfchen een merkelyk ongemak te geven. Soude hy dit wel van de uitfteekfelsen in-hoeken, of de tan- den van een eenigh radt in een welgaande Uurwerk derven fiaande hou- den. " Nogh meer; indien ibo een lidt te weinigh is, om een Godtloochenaar
te overtuigen, en hy dit gevalligh kan agten; laat hy de oogen op de elle- boogh, op alle de leden der vingeren, en teenen Haan: en denken, of het eenigfinrs aannemelyk is, dat onder foo veele, elk een diergelyk maakfel·, waar toe foo veel moet famen komen, om een vafte en onbelemmerde be- weginge te maken, by geval en fonder verftand verkregen heeft ? Indien ymand een foodanigh ilelfel met gemak gelieve te fien; behoeft hy
alleen in een poot van een hoen., het dye-been, en't geen daar het met beide fyne einden aan vaft gchegt is, tebefchonwen: alwaar hy aan het gefeide een vry gelyk-formigh' maakfel vinden fal. En laat hy, dit te regtin alle defe om- ilandighecfen met oplettinge fiende, oordelen; of het niet foo billyk is, des Makers wysheit hier te erkennen, als wanneer liet van koper of ander me- taal gemaakt was? 't welk hoewel het voor defe dieren van dat gebruik niet foude fyn, egter minder tegen-fpreken van dat foort van Philofophen fou- de lyderi. ·> · í?1 ' Dat dit kat fte* waar is, weten die met haaromgegaan hebben; maar oolc,
dat dk vfeemt en wonderlyk is, dat fy in een minder konil-werkeenrneef- ters verftant erkennen, en fulx weigeren in een grooter, fal niemant kon4· nen loochenen. Wat kan men dan hier van feggen? als dat fyaar ilaat bekla* gelyk is, en fyde ongenade van een foo onredelyk verloochende Godt- heit, tot nogh toe hartnekkigh en blint fynde, fekerlyk dragen. - §. 9. Te defer plaatfe fouden kunnen by gevoegt werden de byfondere ei - t^nfehappen van de beenen, die de tanden uitmaken; en waar in fy van an*-
;rc beenen verfchillcn moeten,. om. tot haar gebruiken bekwaam te fyn. é lik?
|
||||
P^ait de^Meènderènl ,1 175
Indien riu een geval of oorfaak fondèr verftant werkende deié hadde voort»
gebragt, waarom fyn fy, die vereifclvten andere hoedanigheden te hebben > juifl met defelve vooriien ? en wel foodanige als van noden waren, om haar tot den dienil die fy doen moeten, bekwaam te maken ? en waarom komen fy felden in de eerfte maanden na de geboorte te voorfchyn? wanneer fy ongemafcke- iyk in het fuigen voor de kinderen s en pynlyk aandemoèdersfouaenwefeni en beginnen figh te vertooneri, als der fuigelingen maagh bekwaam wert, om eenigfints vafter fpyfe tot voetfél te nemen? è ra&J Die meer hier van gelieft te fien, kan Be| geen te voren by de mond en
het kauwen aangemerkt is, na Haan, §. 10. De neeritigheit der ontleders,; heeft vele faken in de beenderen der
kinderen voor haar geboorte, ontdekt} en het onderfcheit, dat'ertuiTchen die van nieuws-geborene en van bejaarde menfchen is, in verfcheidengeval- len klaarlyk aangetöont; egter is het tot hogh toeonbekent gebleven, van welcke iloffe fy in den beginne en vervolgens in haar veranderingen ia- mengeftelt fyn ; tot dat fy hare hardigheit en reghte wezen verkre* gen hebben: en infonderheit welke de ware oorzaken van dit alles/ iyn. ί Soo dat het niemand, die de Goddelyke afkorün van het H. Woord ge-
looft, wonder fal geven 5 dat den Aanbiddelyken Geeft, waar door het in- gegeven is, dit felve heeft gelieven tot een bewys en voorbeeld te gebrui- ken, om aan de menfchen de geringheit van haar wetenfchap te toonen, ia de woorden Predik. XI. f. Gelyk ghy niet en weet^ welke den wegh des Wints fy, of hoedanigh de beenderen fyn in den buik van een fwangere vrouwe ? alfoo. en weet ghy hef werk Godts niets y die het alles maakt. §. 11. En op dat dit feggen aan die by inbeeldingc alles denken te wek-
ten, (want foo ongelukkige fynder) niet als ougegront voorkomen magh, en alleen toepaflelyk op die tyden, in welke de Philofophie foo hoogen top nogh niet bereikt hadde: laat die dit in kragt wil bewaarheit fien, de on- derfoekingen van den neerftigenMi^ig/^jnalefen} daar men niet fonderverï wonderingh de vormingh der beenderen van een kuiken in eenei fal iien.Dogh om niet foo verre te gaan; de weinige waarnemingen, dre men in men- fchen heeft kunnen doen, tonen klaar genoegh de onder vindinge van defe ■woorden^/öMo^jWanneer men dengrooten en wegensfyne beroemde ontdekt- kingen by allen vermaarden Harveus (de ord: part: in generat.) aldus by er- ^arentheit hoort fpreken; Inde eerfle maanden fyn eenige beenenfagt, andere krake- beenigh, de armen fyn korter, als dat de vingeren op de hor ft gekit., tot malkan*· derfouden kunnen raken-j en de beenen op de buik gekitfynde, reiken niet tot de navel toe... Μ,η dit is van dat de vrugt naulyks de lengte van een nagel van een vinger heeft x tot dat fy ontrent die vaneen vorfcb ofmuis bereikt.. . ..·■..■!.· In het eerft· werden in eenflym dikke vefelen geformeert^ die daar na zenwu>-
β&Φ ï ^^derkrakekemghy en eindelyk harde beenderen werden. In de iwm- Y i" #
|
||||
Ï74 XI. Β E S C Η OU WINGE
de maand fyn de menfihely'kevmgtjés, (volgens des genoemden Autheurs ver>
fcheiden ondervindingen) fier gr&ot van hoeft, en fier kort van voeten-, en haar gehek' fioffe foo fagt enfymerigh^ dat fy met geen handen kan behandelt, en om te onderfoeken τ in water moeten geleid worden-, en f onder eenige hardigheit van heemnfyn. . '~\ ·;:::■'.....*v/: "'.a^JxSh',
(s Soude nu ook de mee£b van fyn verftand gevoelende Philofooph, hier der-
ven denken, niet alleen, dat het aan hem bekent was, maar, dat het aan hem oit te regt bekend foude werden, hoedanigh de beenderen in den buik van een fwangere vrouwe fyn? en fal hy eenigfints redelyk fynde, niet o- vertuigt fyn, dat defe ilellinge, om tot bewys van de klein heit der menfche- lyke wetenfchap te flrekken, volkomen doorgaat en met wysheit tot dit oog- merk uitgekofen is? En om dat defelve niet alleen aan de Philofophen van die tyd, maar felfs aan die foo veel eeuwen daar na fouden leven, toont waar hare kenniiïè bepaalt engebrekkelyk is, en foodamgh in weerwil van al haar weetgierigheit en rufteloos ondérfoeken blyven falj fal hy niet moeten er- kennen, dat aan den grooten Ingever van dit Woord, den toeftand der fa- ken, en de palen der menfchelyke wetenfchap, ook in de volgende eeuwen bekent fyn geweeftj en gevolgelyk, dat hy meerder als een menfche, en met anders als Godt kan geweeit fyn, aan Wie alleen het toekomende be- kent is? . r ~ιφ li. Eer wy voortgaan, laat ymand die dit leeft, by figh denken; of
het te geloven is, dat hier geen beftierende magt en vooriienigheit plaatfb moet hebben; wanneer uit-eenflymerige vogt, die uit eenvoetlel, enkel uit water en brood beftaande, fyn oorfpronk alleen hebben kan, foo harde niet alleen, maar 't geen nogh meer verwonderlyk is, tot foo veel gebruiken gefchiekte beenderen kunnen voortkomen, en foo meenighmalen kun- nen voortkomen , in al haar, tot de minile kleinigheden toe, vcreifte maakfel. Wantdatdehecnenuitvogten, hoe hart fy ook mogen fyn, vooreen mer-
kelyk gedeelte beftaan, leert ook de Chymieovervloedigh > die uit defelve, droog enfondereenigh toefet van de minfte vogt gediftilleert fynde, een groote menigte olye, en nogh meer wateragtige vogtigheit (waar in haar vlugh lout gefmolten is, en die daarom haav geefl gerioemt wert) doet te voor- féhynkomen: gelyk by yder, die eenigfints daar in ei varen is, genoegh be- kent is±; /m^;". V'i ·'■-..'; Lr^hϊ/,λ,, §. 13. Met hoe nauwkeurigen kenniiTe nu, felfs van defe innerlyke ge-
ftelteniiTe der beenderen, dit £ί· Woord op andere plaatfen fpreekt, falydcr middagh klaar kunnen fien; die uit de Chirurgifehe ondervindingen weet, dat'er genoegfaam niet fchadelyker voor een bloot gebeente is, als ólyen of vogtigheden op defelve te leggen, die een ellendige bed4rvinge daar in.ver- Oörfaken. 't Geen de reden is, waarom de ervarenfte Heel-meefters in hec behandeien van de ongemakken dei· beenderen, dickwils haar Leefers «S ' daar |
||||
.3 I plande Beenderen. '& \jf '
daardoormet allé ibrghvuldigheit waar&huwen.
Om hier van een voorbeeld te fien, behoeft men de woorden van G: F*
Bildanus, alleen te lefén: Ab omnibus autem humidis & oleagtnofis in denudatm offibus in quacunque corporis f arte, flane ut abfiineat Chirurgus wcejfe efi9 (Pag. Si6.) dat is5 een\Chirurgfn^ moet [ιφ motfakelyk in alle ontblwte beenderen9 welke fyook fyn mogen, vanalle vogtige en otyagtige dingen wagten. Ook van * JÏ. Pare, (fag. f6o.) Voortsβο nonnen de beenderen ook befmét worden, door onbehoörlyke appïïcatien van eenige Olyen, of door eenige vogtige Medicament ten.
Ik hebbe het getuigeniffêalleen van defe twee Heeren alhier by gebragtj'
om dat Te van yder onder de alderberoemile en érvareniie in deiê konft met veel reden géiMt worden. ; Want lefendé (orii weder ter fake te komen) Pfalm CIX. iB. de volgende
woorden: Hy fy bekleet met den vloek, als met fyn kleet, en dat die gad tot m het binnenfte van hem, als^water, en als olye in fym beenderen j falymant, die defc caries Offium of verrottinge der beenderen in eenigén trap vangrootheit in een levendigh menfche oit geilen heeft, en weet dat defelvc, door vog- tige en olyagtige middelen kan, of veroorfaakt, of verergert worden, niet moeten toeftaan, dat, om de woede des vloeks Gödts af te malen, geen meer gepafte gelykeniiTe kan gegeven werden? als fynde beide de bederfFelykftè faken voor het gebeente, water en oly alhier te gelyk in het felve vers aan- gehaalt. En by gevolge, dat fonder kenniiTe van defe byfondere gefteltheit der beenderen, defe woorden foo niet konden tér neder geltelt fyn, in een geval, Waarin gelyk uit het voorgaande ij** vers blykt, aan ymand het verderf door den vloek, toegewenfcht wert. §. 14. En tot meerder vertooninge van de hooge wysheit,dieindïtGöd*
delyk woord gevonden wert, laat ymant figh weder in gedagten brengen * het geen te voren, in het geitel der Spieren van de beenderen gefegt is: na* melyk, dat menfe ondervint in de bewegingen der gewrigten, een ioort van hoekige Handhomen, te fyn> gelyk fy tab, FP Fig. I. £5? 5. vertoont werden. Defe noemen, met den Wis-konftenaar ijor*//^, veele andere van de-
fel ve fprekende , by na geduurigh, met het Latyniche woord Feclis% dat ook een Haudboomy op de wyie van een Balance werekende, betée·* kent. Wanneer nu den Alwyfen Ingever van dit Woord, deM^engewngtenj
in de heilige Taal, willendeaanwyfen, het woord Baddim (dat Fetlis, in*t Latyn, en in het Neder-duis een Hand-boom, of Hef-boom fegt) gebruikt> (van welke laatile eigenfehap van dit woord, te voren by de fpieren ook yeti gefegt is) laat ik aan yders ovérdenkinge, of dit kan gefchiet fyn, fonder dat aan den grooten Autheur daar van deie famen-ftellingc der leden bekent geweeil fy ? Sg©
|
|||||
0
|
|||||
ij$ ΧΓ. Β E SC Η O U W Ι Ν G E.
' Soo Het men in die heerlyke befchryvinge van de leden des Leviathans,
Job.XLL $.httvJooraledenaoox Baddim o£ Feftes ^ Hand-boomen uitgedrukt $ welke woorden dus luiden: Ik en fal fyne leden niet verfwygen^ nogte het ver- haalfyner fier kt en , nogte de bevalligheit fyner gefialteniffe. , Dat defe nu de meningc van die dit fegt, ge wecil is j fchynt men te kun- nen afnemen, uit de volgende woorden} alwaarfterkten in het meerder ge- tal (gebouroot) gemeld werden; die eigentlyk, of op de kragten van deie Hand-boomen in deiè Leviathans gewrigten , of anders, op die van fyne groote en fterke fpieren, fchynen te Hen, gelyk in de Betoginge der Kragt der Spieren (2,4·) aangetoont is. Want indien hier alleen van de iterkte des Leviathans in het gemeen gefprokenwierde, foude een enkel een-getal daartoe genoegh geweeft fynj en fchynt van defe laatfte eigentlyk in het einde van dit vers gefproken te werden, nadien het woord Chjin, met 'be- valHgheitvertaalt, by Robbert/on met het latynfche Roburoï'Kragt overgefet wert, en het woord Gnerech, hier Gefialteniffe, mede en dikwils Difpofitio of Gefiel betekent. Soo dat de fin defer plaatie dan de volgende foude iyn: Ik fal de Hef-boomen [fyner groote leden en gewrigten] niet verfwygen:
nogte het verhaal [aller fyner] fterkten j nogh de [daar uit voortkomende] Mzg/ vanfyn gefiel. Want dat hier infonderheit op een verhevene maniere van des Leviathans iterkte gefproken wert, is uit meer als een van de volgende ver- fen openbaar. §. ι f. Dogh op dat men geheel niet twyffelen foude, of dit woord ook
alhier met dit oogmerk gebruikt was j fiet men dat in ditfelve Boek, defe plaats door een andere genoegfaam verklaart, ende uitdrukkely k de beenderen ièlfs by Vecles oÏHand-boömenvergéiekenvseraen. Soo fpreektdengrootenSchep- per Job. XL: 13. van de kragt des Behemothsj en deielve befchryvende, iegt hy: fyne gebeenteusfyn alsyfere Hand-boomen, VeStes Ferrei. Soudemenhet gene te voren in het geftel der gewrigten vandebeenengefegtis, met meer- der kragt en eigener woorden kunnen uitdrukken ? te meer dewyl hier felfs een ander woord Methil, dat men in geen andere betekeniilè, als Hand-boomo£ Veüis vertaalt vint, daar toe gebruikt wert. „En qm volkomen overtuigt tefyn, dat hier uitdrukkelyk van het maakfel
der beenen gefprooken wert, behoeft men alleen de even voorgaande woor- den te \c(en%fyne beenderen fyn als vafikoper, 't geen de Heer Coccejus met regt uit de kragt van liet grontwoord ^>i<£ (dat ook diepe kolken Ρ f alm. XVIII. 16. betekent) met holle buifen van koper vertaalt5 fchoon het ook vafi betekent, 't geen ook een voorname eigenfehap der beenderen is. Soo dat de plaats als dan dus foude luyden: fyne beenderen fyn, als diepe kolken en vafie buifen van ko- per ., fyne gebeenten fyn als yfere.Hand-boomen. '.·, .;■■··' Dit nu düs opgemaakt iyndc, denk ik niet, dat ymand meerder bewys
fal vereifchen, om toe te itemmen, dat de drie voornaamfte faken, die van de beenderen gefeit kunnen werden, iri dit vers begrepen fyn. Eer
|
|||||
.
|
|||||
i3f;,f) Μ ί ':Fmtidei'Beènisréki ! Q" ,}'£ ■ 177
• §. 16". Eer ik hier afgaaj nadien alle Ouden , en de verftaodigite ondci·
haar, waar van een reex by' Borellus aangetekent is, de beenen noit als Hand- boomen hebben kunnen begrypen y enin defelve regt tegen de hedensdaagfe ervaringen aan, gcJyk ook in defpieren, altyd een ander foort van werk-tuigh -hebben ohderfteltj dat met weinigh kragt van figh felfs een groot gewelf konde doen, waar toe de menfchelyke önderfoekingen meeft altyd geftrekt hebben. En indien het waar is, dat men in defe laatfte eeuwe, eerftrecht -ondekt heeft, dat fy een foorte van ware Hand-boomen fyn : Laat eenyder redelyk (hoewel tot noghtoeongelovigh) Waarheit-Soeker fonder drift in overweginge nemen j dewyl dit gefchriftr yets fegt met klaare woorden, dat in die tyden aan alle niet alleen onbekent was5 maar dat ook felfs daar na, van die voor degrootfteverftanden gehouden wierden, geheel anders te we- fen begrepen is; óf een text een ondervindinge, na foo veel eeuwen eerft aan de menfchen fullende bekent werden, foo duidelyk (eggende, ook van eenigh menfche kan voortgekomen fyn? en daarom offy niet van ymand^ die meerder kenniiTe van defe geftelthei t der beenen, dan alle menfchen, ge- hadt heeft, en daarom van Godt moet afgedaalt wefen, ?'·;§. 17. Uit hoe verfcheiden deelen ons lichaam, behalven iyne vogten, by de Ouden wierd gelooft iamen geftek te fyn, weten, die hare fchriften gelefen hebben. Denader ontdek kingen van deiëtyden, hebben fealleer*in vloeibare en vafte doen onderfcheiden 5 en het H. Woord van de vafte delen fprekende fchynt teftellen, dat defe alle alleen uit zenuwen en beenen be- llaan. Soo leeft men Job. X. 11. Met velen vlees hebtghy my bekleet; met heenderen ook, en met fenuwen hebt ghy my famen gevlogten. Over de eerfte uitdrukkingen is geen verfchil, dewyl het aan het ooge
van yder openbaar is 5 maar dé laatfte fchynen eerft nu tertydinde ontleed- jcundige ondervindingen haar klaarheit te krygen. Om hier van yets te feggen; is het bekent, dat al het geene uit witte, taeje
ofbuigfame draden (of buisjes,indien men foo wil) in het lichaam beftaat,in het gemeen ^««w-^/^genoemtwertiindien men nu hier by doet, dat alleen de Beenderen in figh felts onbuigfaam en daarom niet zenuwagtigh fyn^heefc ? het feggen van den H.Job in defe fyn volkomen waarheitjfchoon het niet waar- fchynlykis,datditindietydenaan de menfchen is bekent geweeftj dewyl het fpuitcn en andere behandelingen van de hedensdaagfe Öntleders,en hetgeen «nen in ten uiterften vermagerde lichaamen na de dood bevonden heeft, in de laatfte tyden eerft heeft aan den dagh gebragt 5 dat die delen, welke de Oude zanguineas partesoïuit bloed geworden noemen, als het vlees, &c. of die denaam van Parenchymata dragen, als de lever -&c.9 foo wel als de andere uit witte vlies- en zenuw-agtige delen beftaan 5 wanneer men defelve van haar bloed en andere vogten gefuivert heeft, a E^ dSS Ρΐ men' dat het woo**d zenuwenm defebetekeniiTe eenomen fyn-'
de, de bchnfture hier iets fegt, 't geen felfs in latere eeuwen, nogh aan de Ζ Ony
|
||||
é78 XI. Â E S C Ç O U W É Í G E.
Onderfoekersder menfehelyke lichaamcn is onbekent geweeftjen dat fy der-
halven een y gelyk, die haar leeft, om een hoger dan menfehelyke af komft moet doen denken. , * Maar in nauwer fin heeft men daar na het woord zenuwen genomen, als
men het felve alleen bepaalt heeft, tot die witte lichamen 5 welke uit de herre- nenen rugge-mergh haaroorfpronknemende, ook van binnen Merghagtigh en van buiten met de verlengde vliefen van de heriTenen omringt fynde, iïgh na de meefte oorden des lichaams touw- of tacks-gewyfe uitftrekken. En heeft het later onderfoek der lichaams delen,by dedoorfigtigftever-
ilanden felfs, feer aannemelyk gemaakt, dat alle vafte delen uiteenfamen- weeffel van defe, ook in dien nauwen fin genomen, zenuwen beftonden. Ik foude hier ('t geen ik nu korthettshalven voorbygaa) meer, alseen
vermaart Heer kunnen bybrengen, die niet alleen allede vliefen, enbyge- volgh alle buyfen die van defe vliefen gemaakt werden, en daarom ook vlees, klieren en delen, uit defe vliesagtigepypjes of blaasjes famengeftelt werden, na vergelykinge van alle hedensdaagfe ondervindingen, uit de zenuwen ilellen te beftaan: maar felfs rondt-uit feggen, dat alle vafte delen in ons li- chaam zenuw-agtigh fyn. Siet den Heer Boerhave, infiitut. 3 3P, & 2,38 , 307, 508. &c. 'Dat nu defe uitdrukkinge by den Geeft Godts op meer plaatfen gebruik-
lyk is,blykt£z(?^. XXXFIL6.S. Alwaar Godt aan den Propheet in een ge* figte willende vertoonen, hoe hy feer dorre beenderen foude tot levende li- chamen en menfchen maken, doet vers 6,tot defe beenderen feggen: Ikfal ' zenuwen opu leggen, en vleefch op u doen komen, en een huit over u trekken, en den Geefl inugeven, Waar op vers8 vo]gt,daar wierden zenuwen op defelve,en daar quam vlees op, en hy trok eenen huit hoven over haar. Uit al het welke blykt, dat de dorre beenderen daar fynde, de zenuwen alhier het eerft geftelt wer- den, op haar geleit te werden j die, gelyk de hedensdaagfche Anatomici bevonden hebben,vliefen maken, gelyk de huit en de meeftepypenjvan welke ;vliefige of zenuwagtige pypjes eenige vol bloed fynde, het vlees en fpier- draden uitmaken. Siet P. Ferheyen van de Circulatie van het bloed. §. 18. En dit dusdanigh fynde, kanymand fonder verwonderingh fien,
dat den H. Schryver hier toont, dat de beenen alleen daar van uitgenomen moeten werden ? Welke volgens den feer geleerden Heer Ferheyen, fonder gevoel fyn, en daarom van zenuwen ontbloot fchynen > die dogh (wy be- twiften hier niet, of dit door haar mergh, haar vogt, of haar vliefen die fe pmvangen, gefchiet) by alle voor werk-tuigen van het gevoel gehouden werden: het welk van den voorname Onücdcr CloptonHavers , (hoewel on- trent het gevoel der beenderen eenigfints met het voorgaande verfchillende) in fyn nieuweBeen-befchreyvinge niet duifter onderfteunt weit, pag.zp. feg- gende, dat hy alles op het aldernaukeurigft onderfogt hebbende, in de been- deren* geen zenuwen heeft kunnen ontdekkenj maargetragttetoonen,hoe dit
|
||||
Fm de Beenderen. J V tJ9
dit afweiên der zenuwen kon vervult werden, gelyk hy^ook pag. 101. van
de zenuwen der tanden fprekende, fegt, dat andere beenderen geen zenu- wen aan haar fchynen te kunnen toe-eigenen. Ik hebbe dit niet konnen voorby gaan, Qmtetoonen,methoéveeldoór-
dringentheit tot het minfte toe, dit H, Woord Van de Schepfelen fpreekt; als netter het lichaam en de vafte delen, daar het uit beflaat, befchryvende, dan vele van de naukeurigfte hëdensdaagfe Genees-Heeren. Welke, indien fy willen, dat ymandt in haar fchriften lefende, dat alles uit een famen- vlegtingh van zenuwen beftaat, hy egter de beenen daar onder niet tellen en moet, evenwel, lbo veel my bekent is, dit foo nodigh onderfcheit daar niet altyd by gedaan hebben, immers verfcheidene van haar, heb- ben foo naukeurigh niet geweeft , dat fy , gelyk het H. "Woord alhier foo, uitdrukkelyk doet, de beenderen daar van met name uitgefondert heb- ben} dat egter volgens de ftraks aangehaalde ondervindingen geichieden moet. §. ip. Om dan,eer wy defe aanmerkingen op de beenenbefluiten, nogh.
yets van het Mergh te feggen. , Kan ymand ook denken, dat de beenen fonder oogmerk hol gemaakt
fyn ? die daar door als tot bewaarplaatièn dienen van een mergagtige vettig- heit, of mieer} het welke de leden in haar bewegingen gladt kan houden, en beletten, dat de krakebeenderen in de gewrigten, die op malkander glyen, door een gedurigh wry ven, als fy droogh waren, niet verhit of ver- lieten mogten werden ; gelyk men in de aifen van Wagens en Molens iiet, die daarom gefmeert werden. Om hier niet te feggen, dat door hetfelve Mergh de beenen felfs, die
anders te droogh fynde, brofch fouden werden, en ook mede de Ligamenten of bintfelen door dit bevogtigen met defe olyagtige ftofFe in haar itant gehou- den werden; gelyk men fiet, dat by de Snaren* fpeeldersoly e gebruikt wert, om voor te komen, dat de fnaren in het gebruik door te veel droogheit niet en breken. Toont figh dan boven alle het vorige des gedugten Scheppers Wysheit
alhier niet middagh-klaar? dat'er tot dien einde in foohardeenftoffe,alsde beenen, paiTages en leidingen gemaakt fyn, door welke dit olyagtige Mergh uit de pyp-agtige holligheden der beenderen inde junéruren of gewrigten uit kanfypélen. Die dit feer vaft en ondervindelyk bewefen wil zien, leefe de voor-
aangehaalde nieuwe Been-Befchryvinge van Clopon Havers^ Pagina 103, £04. Het fchynt my toe, dat men alhier geen andrangh van verder redenen
rvtv °m een r5de^k meni"cn tc doe« toeftemmen -, dat defe foo nodige
ichikkingh van dit alles door geen geval nogh onverftandige oorfaken op de- ie wyle haar maakfel en wefen verkregen heeft. Daar de Sak felfs fchyntte Z, 4 fprekcn
|
|||||
BB
|
|||||
186' XI, Â E SC HO UW É Í G E.
fpréken. Wat kan ymant hier meerder, als behoorlyke aandagt enregtop·
letten, ftellen van noden te wefen ? §. 20. Die de lugtpomnen handelen , (welke men, om hier voor onerva-
rene wat klaarder te fyn, in haar maakfel, gelykgrootefpuiten, begrypen moet) weten, dat men den fuiger derfelver eerft in water legt,om die tot fyn ver- eifte dikte en fagtigheit te doen uitfw ellen} daar na, dat men, om defelve gladt en veerdigh te Hoen heen en weder gaan, die met wat olye beftrykt. Hier uit is blykelyk,als defen door water opgefwollen fuiger in de pyp des lugt- pomps, die Wat nauwer is, met cenige kragt ingedrongen wert, dat het water uit dit geperfte leder uitfypelen, en figh met de van buiten opgeftreken olye vermengen moet. Soude nu ymand, die noit ondervindingen daar van gehadt heeft, wel ge-
loven, (om hier yets Teer aanmerkens waardigh by te doen)* dat dit meng- fel van olye en water veel bequamer js, als de olye alleen, om twee op mal- kander wryvende lichamen, gladder en veerdiger over malkander te doen lopen? en dat dit nogtans waar is, leert defe geleide ondervindinge: waar- om het ook veel nut geeft, den nu met olye beftreken ftamper of fuiger, eer men hem in de pyp des lugt-pomps indringt, eens even in het water te do- öß^-é-'úÌ ■,.-"'" ' ^.xyr&iUv'StStiRUr krwm Jöï ?ßê ■■.:,■:■;■.'.. </, ð Ë Den éef fteri Waar neémer daar van is den grooten en noit genpeg wegens het
onderfoeken der Sehepfelertgeroemden Heer Robber ß Boy Ie; dieinhetvoorbe- rigt (Procemium) wrïïyne Experiment áÑ hyfco-Mechanica ^pag.yjn de Keulfche jE<&V/>vanditmengfelvan water en olye, om de bewegingen fyner lugt-pomp veerdigh te maker^aldusfpreektrity welkegelegentheit,men\hier niet moet voorby- gaan^{want het fchynt een wonder) als nögh■waternogh olye, alleen gebruikt ^onde tewege brengen^ dat de fuiger gemakkelyk bewogen wierdey dat eenmengfeluh helde (verfc heiden male tot onfe verwpnderinge) defe, begeerde uitwérkinge m4, hadi heeft. -'■'■ ? *■■&$··.*&tfaj^&%$yi''ty f;r|i mji Dus fiet men, dat föo niet den grootften, immers in den rangh den alder-
grootilcn by yder geftelt weidende Philofooph , by redeneringe , volgens genoégfame eigen bckentenifle, dit niet foude uitgevonden hebben j ten vva- re de ondervindinge, aan hem (tot fyne verwonderinge, dat hier wel aante merken is) fulks geleert hadde. "?- v"' ^ ? m §. il. Laat nu dènalderhoogil van fyn verilant gevoelenden Atheiil,of den
alderflerkften Geeft3 (gclyk fy iigh noemen) alleen ,fonder aan enkele hart- " nekkigheit en driften plaats te geven,by figh felfs ovei-leggenjof hy dit alles ook met eenigen fchyn van reden aan een los geval of onverffcandige oorfaken kan toefchry ven j wanneer hy met zyn oogen fiet, dat om de ge wrigten met gemak te doen bewegen, en dat daar toe vereille wateren olyagtigh merigfel uit te maken, in en by defelve gedurige Spririg-bronnen gevonden werden; uit wel- ke eene foort de olye van het mergy (waarvan wy boven gefprpken heb- ben) en üit de andere een taeje Hymerige vogt (Mucilagoinoemtje den Vin* |
||||
iÜ ß>Øß Van de <Beeneierm* ê. É :·,!á; 0fe
<öer Chpt'w Haver's) in defe gewrigten, tuflchen de twee op malkander wry-
vende krakebeenderen gedurig uitvloeit. Want dat fe niet t'onregt ivater- agtigb genoemt wert,bewyft den felven Autheur by ondervindingen^, æ ff-, daar hy fegt, dat na het water, nauwelyks een dertigfte deel in het uitdam- pen deflelfs overblyft. Laat (om dit noghmaal te feggen) foodanigh een ongelukkigh Godtloo-
chenaarin eenigheit by figh felfsgaanj (daar de fehaamte van een Jangh-voor- geftaan en by hem. vaft-gehouden gevoelen te moeten herroepen, hem niet wederhouden fal) en overleggen , of hy denken kanj dewyl defe flymerige en wateragtige vogt van foo grooten nuttigheit is, dat aldientoeftelvanfoo veel klieren, die in de gewrigten gevonden werden, endpordebewegihge der beenderen fagt gedrukt fynde,defe vogt, als geperfte fpongien, uitge* ven, ook by geval en fonder eenigh beoogt einde daar gemaakt is: en in tegendeel, of hy geen Wysheit nogh voornemen des Makers daar ia fien kan?" * ; ,' ;! ( ƒ. Dat defe klieren (waar van de Figure Fab.IX.Fig.ó. eene uit het lidfi
van den elleboogh, en de 'Fig.j. die uit de knye in á á á, by de knye-fchy ve C leggende,met het vlies aldaar in bbbb fy nde vertoont)j.uift foo geplaat ft fyn,dat fy door het drukken der beenderen geen fchade kunnen lyden. Waar toe dengroo- ten Formeerder eene komme of een holligheit, die defelve omvat, en in groote bewegingen en andere gevallen voor vcrbryfelinge bewaart, -voor haar ge- maakt heeft. :■■:■>: "')■■■ II: Soodanigh nogtans,dat als 'er groote buigingen en veel werks door de
gewrigten gedaan moeten werden, fy fagjes om haar vogt, die als dan meer- der vereift wert, overvloediger uit te geven, kunnen geperil werden j en als de leden trr rufte fyn, defelve meer in figh kunnen bewaren% om fe niet vergeefs te verfpillen, ,; -tl : ·;;-;! V . Die van dit alles een: feer, naukeurige en op ondérvindelyke pntdekkin- ge fteunende onderrigtinge begeert, lefe de meer gemelde Ofleologia Nova-9 van den te voren geroernden Schry ver, van f dg. 2,17 tot pag. 232. §. 22,. Hoe veel overtuiginge nu vande Wysheit enGoedtheitonfesgroo?
ten Makers, de befchryvinge van;dit Merghen KJier-geftelaanymant mag- tigh is te geven, kan men uit de woorden van den Ontdekker derfelve^, 238 afnemen. Welke ik hier fal by voegen,; op dat een ongelukkigh Phi- lofooph rnagh verfckertwefény dat indien hy niet overtuigt wert, fulks niet aan de geringheit der fake, maar of aan hartnekkigheit, ofredeloofe driften, of't geen hier verfchirikkelykft is, aan de door fynelafteringen ge- tergde, en -nu op hem ruftende wrake des Almagtigen toe te fchryven is$ die hem laat fiendeblint, en onder foo veel overredende bewyfen onee- voehghblyven. . ; De woorden des Autheurs fyn dan defe, pag. 238;.
; :£n bïm .kunnen wy niet afwefen om defigtbare en tafijlyh tekenentnvoetâáñ· :■ ?ß: · Æ 5 pen |
||||
fifc XI. BESC.HOUWINGE.
pen van een oneindige Reden te erkennen ·, dewelke ^gelykfy op betdiepfie in het Ge-
heel· Al fyn ingedrukt^ foo fyn fy foodanigh nogh veel men enby f onder der, in defe f oo redelyké beweeg-kundige werkingen, welke figh in de dieren vertoonen. En noit fullen wy ons weerdighlyk genoegh kunnen verwonderen, over de ÏVysheit en FOor- fienigheit van onfen aldergoedertierenflen en aldergrootfien Schepper, die aan alk 'delen van defe levende Wefens, niet alleen foodanigh een famenfiel gegeven heeft, waar doorfy alle nootfakelyke beweginge, en dewerkingen, waar toe fy gefchikt fyn, bequamelyk Volbrengen konnen ; maar die daarenboven aan haarfoodanige Welda- den en Voorregten verleent heeft, waar door fy en figh felfs onderhouden, en 't geen haar te doen flaat, op de ligtfle wyfe kan uitgerigt werden. Ik late defe betuiginge fonder meer aaiidrangh van redenen te gebruiken,
aan de aandagtige overlegginge van yder. ;. vm ? §. zx. Indien nu op het vertoonen van alle defe wonderen, nogh ymand
foo ongelukkigh gebleven is,dat hy in dit alles genen Godt kan fien* laat hem, hoe blind en ongevoeligh hy ook fyn magh, hier komen, en fien of fyn verhardinge ook foo hoogh gaat, dat fy hem beletten kan de voetftap- pen van den Geeft defes grooten Scheppers te erkennen, in de woorden van 'Job. Cap. XXI. 2,3, 14.. die te vooren tot een ander oogmerk nogh eensaan- gehaalt fyn. Alwaar dien Man Godts, fullende een menfch befchryven, die in de kragt fyner volkomenheit, dat is volgens der Hebreen fprekwyfe, in fyn volkomen kragt, en daarom gefont, gefwint en veerdigh in fyne beweginge was* eerft, laat voorgaan defe woorden, fyne Melk-vaten waren vol mefk: 't geen wy ter voorfeider plaatfe getoont hebben, dat een van voetfel verfa- digt, en by gevolgh een met de nodige vettighek verciert lichaam kan be- tekenen, in het welke uit de ondervindingen van Clopton Havers pag. zo f blykt , dat het vette des Merghs in meerder overvloei,en hetfelvedaarom in beter ilaat is, om in kragtiger bewegingen, die dit merg in grooter veelheit vereifchen, de gewrigten gladder en bekwamer tot haar gebruik te maken. H Maar, daar wy in hetbyibnder het ooge op hebben, is als men voortgaan-
de defe woorden leeft, het merg fyner beenen was bevogtigt. Welke wel uit- drukkelyk volgens de eigenfchap der Hebreeufche tale mede brengen, niet dat het Mergh in figh ielven vogtigh of vloeibaar was 5 't geen ook wel ver- eift wierd, om uit de holligheden der beenderen door nauwe paiTages in de gewrigten te kunnen komen: maar byfonderlyk, dat dit Mergh lydelyk door een andere vogt, -bevogtigt was. Nu heeft men uit het voorgaande gefien,dat in de gewrigten doordeie
wateragtige ilym {Mucilago) uit die klieren tot gefwinder bewegingen dit Mergh bevogtigt wcrt. Kan ymand nu eenigfints twyffelen, of dien Grooten en Aanbiddelyken
Geeft, die den H. Job daar heeft doen fpreken, ook onwetende van defe klieren en van defe bcvogtigende flym geweeft is $ die in foo uitgedrukte woor-
|
||||
Van de Beenderen. 18?
woorden van defelve fpreekt? En fchynt het daar uit niet blykelykgenoegh
te fyn, dat· dit gefchrift van een hooger wysheit, als van menfchelyke af- gedaalt moet wefen? nadien te voren getoont is, dat de werkinge van dit gladiiiakende mengfel van olie of Mergh en een water of wateragtige ftoffe, nogh in een onvolmaakter trap by een foo groot Philofpoph, als Boyle^ on- dervonden fynde, defelve meer als eens fyne verwonderingh daar over doet bekennen. * *- Maar het geen nu hier toe van de meefte kragt is, is dat defe klieren,
die dit olyagtige Mergh door haar wateragtigh flym bevogtigen, voor ontrent het einde van de laaft voorgegane eeuwe , aan geen menfehen bekent ge weeft fyn. En , foo veel aan Clopton Haver s kan blyken, iy van niemandt waargenomen , nogh van ymandt befchreven fyn , fiet fag. 2.1 p. §. 24. Indien nu dit H. Woord voorfooveelduifendenvanjarenontegen-
fprekelyk van defelve gewagh maakt, wanneer nogh geen levendigh men* fche van defe eenige kenniffe gehadt hadde} kan ook ymand ontkennen met overrèdinge van fyn gemoed , dat in dit gefchrift alhier ftraalen' van deiTelfs Goddelykheit, als den helderen middagh blinkende, iigh op- doen ? Want de ontdekkingen defer klieren ibo nieuw en jongh iynde, fchynt
een van beiden onbetwiftelyk te moeten volgen; of dat defe woorden, het Merg fyner beenderen was bevogtightvanyets anders, alsvandefebevogtiginge door dit klier-fap fprekenj of dat defelve van geen fterfFelyk menfche kun- nen voortgekomen fyn. Dat nu van het eerfte dit niet kan geiêgt werden, hoopen wy dat yder,
dierêdelyk is, als hy wil, met ons fal kunnen fien. Ofanderslaat hy too- nen, welke andere bevogtiginge van het Mergh tot de volkomene gefwind- heit onfer ledennodigh is, en in ons lichaam plaatfe heeft. Waarom in defen korten omtrek van woorden in het 2,4. vers, (te meer,
als men het te voren ontrent de Melk-vattn gefeide daar by doet) foo groo- ten bewys van de Wysheit en Goedertierenheit Godts, en van de Godde- -lyke Afkomft van fyn Woord, fchynt opgefloten te fynj dat, om van de- felve overtuigt te werden, men aan den beklagelykften, en felfs den al- derhartnekkigften Atheift (ten fy hy volkomen aan ligh felfs overgelaten en het quade daarom over hem ten vollen befloten was) niet anders fchynt no- digh te hebben, om te recommanderen, als dat hy met aandagt op defelve en op de fake, die fy bevatten, gelieve te letten. §· zy. Dat nu op defe bevogtiginge der beenderen, in meer andere plaatfen
der H. Schrifture geoogt wert, fal eerft uit Job.XXX. 20.eenigiintskun- nen afgenomen werden} daar hy over fyne magerheit, uit de fwartheitfyner #«/ƒ, en andere ellenden klagende fegt: Myn gebeente is ontfieken wan dorrig- beit, Welk laatfte woord, (gelyk in de Concordantie te fien is) ook door droogte
|
||||||
f
|
||||||
i.
|
||||||
a$4 XI, BESCHOUWINGE.
droogte tri hitte meermalen vertaalt wcrt. Waarom hier in kragt fchynt valt
de beenderen gefegt te werden,dat de vogten doormagerheitontbrekende,, nogh merg nogh klier-vogt tot de bewegingen genoegh is, en derhalven, datfy dor, droogh, en daar door verhit moeten werden. f §. 16. \Soo hoort men ook Salomon, Proverb.III. 7,8.feggen: Vreefiden ■Jièereen wykt.af van het quade. 8. Het [al een Medïcyne voor uwen navelJyn-^ en een bevogtiginge voor uwe beenderen. Welk laatfte letterlyk genomen fynde, ook uit het vooren gefeide fyn verklaringe fchynt te kunnen verkrygenv- §; 2.7. Maar gahfch nadrukkelyk vint men de bevogtiginge der beenderen
in haar omftandigheden ook afgemaaltj Jefaite LFIII. w. De Heer e f al uwe fiele verfadigen in groote droogten; en uwe beenderen veerdigh maken j ghyfultfyn, als een gewatert hojf; als een fpfink-ader der wateren , welkers wateren niet en ontbreken. Welke, hoe wel dit by gelykenifle op andere voorfpoeden kan toegepaft werden, ial niemand kunnen loochenen, wanneer men dit van de natuurlyke welgefteltheit des lichaams verftaat, die fonder de veerdigheit der beenderen van weinigh vrugt kan fyn^ dat het geen de neerftigheit der Onderfoekers van onfen tyd, daar ontrent ontdekt heeft, hier als in eenen bon- del te iamen fchynt gebragt te wefen. Immers, dewyl hier van vérfadinge en wel der fiele ^ of dat de fiele felfs niet meer begeren foude, gefproken wert, nadien defe vérfadinge de moeder van de. vettigheit$en daarom ook (volgens Clop - tonHavers waarnemingen) van de veelheit des merghsisjblykt dat daar door de beenderen foo veel veerdiger kunnen gemaakt werden. Waar by, indien men voegt, de voorige waterige ilym-klieren, die als foo veele Sprink-aders der wateren in de gewrigten fyn j fullen foodanige menfchen met regt by ,een gewatert hof kunnen vergeleken werden. Te meer, wanneer men aan- merkt, dat door de vérfadinge ook een veelheit der vogten veroorfaakt wer- • dende, het een goed gevoïgh is, dat van defe fiprink-aderen der wateren of Jdieren geen water ontbreken [al. . \ Soo dat de Schrifture, eerilfoo uitdrukkelyk Job.XXLi^^ 24;fpreken-
de, en daar na.op meer als eene plaatfe toonende j dat defe bevogtiginge der beenderen ν en de kenniife van de oorfaak en Wyfe, waar door en hoe defel- ve gefchiet, by haaren Ingever foo veel eeuwen, eer het van menfchen uit- gevonden was, bekent is geweeft, een voornaam hoofd·bewys van hare Goddelytheit geeft. · |
||||||
XII.BE·
|
||||||
'.
|
||||||
*tf
|
|||||||||||
XII. BESCHOUWINGE.
Van eenïge falien in opfigt van fekërë ScMftuur-plaatien.
|
|||||||||||
§. i, £* Pieren werden door bloed en
^50V fjf; \^y ■ „Zenuw-fap bewogen; \j ;<^ Z'.Een menfch vertoont, een Machine van altyd-durende beweginge.
3. Ook als men dé vliefen tot bewegers fielt. ·
4 Overtuiging uit het gefit de,
f. Waarom egter de menfchen fierven nu fqo weinigh tyds gekeft te hebben.
6. Rorn.V,i2. c
VI.23. : · . ;;., . ; . .
Geiies. II. 17. - <-·,
7. Prediker. XII. 6.
8. Schynt op den omloop des bloeds en des
Zenuw-fap te Jïen. Q.Defe beïae kortelyk befchreven.,,.
10. Silvere koorde; eèrfle betekemffe.
11. DeJJelfs Keienen.
I 2. Overtuïginge uit het gefeide. ■ - \
13. Sin van defe woorden.
14. Silvere koorde; tweede beteekenif-
|
|||||||||||
_/?; en, da.ar.uii^volgendefin* , 1
!ƒ,. Guldene fchale in ftukken gefloten;
eerfle 'beteekénijfe en fin daar van. 16. Twee werkingen van het 'dikke Herf-
fin-vlies. - '-·! '* 17. De eerfie bewefen. ^ .r
18. De twede bewefen,.i: !; -^
19. Tweeden fin defer woorden, ...
20. Alle befeekeniffenby een genomen^ en
fin daar 'uit voortkomende; u ·' ' ; ai. De twee volgende uitdrukfelen vak
Predik. XII. 6. ; fs
22,. Kruïke , de regte holligheit van het
.- Hert, , .....\
23. Worfielt tegen de Long-jlagh-ader aan.
24. Het rade aan de Born-put; beteè*
kenijfe, 2j\ Onordèntelykepols-flagh. , : 1;, ,
26. De fin van de ■ laatfie uitdrukkin-
gen, 27. Overtuïginge uit dit alles.
|
|||||||||||
fc ï. "tj[Er wy van het geen natuurjyk in het lichaam gefchiet, tot de
jQuiterlyke finnen en andere faken overgaan, fai ik hief nogh twéé ^aanmerkingen laten volgen j of, indien fy al· geen OngoBiit konde. overtui- gen , defelve mogren bequaam fyn, om foodanige ongelukkige tot nadenken te brengen 5 welke wel eenen Godt en Hoog-wyfen Maker uit fyne werken ér- kennen, maar die egter ontrent de Goddelykheit van fyn Woord nogh on- feker henen leven» Om dan een begin te maken.
In de voorige^ verhandeling© der Spieren, hebben wy /t geen* men
by ondervindinge in defelve gewaar wert, alleen in agt genorneri j namelyk , dat hare draden in derfelver wèrkinge korter en dikker werden. Hoe dit gefchiet, hebben wy nagelaten te toonen, om dat de neeritigheit der onderfoekers, hoe verre fy ook gevorder waren , dit niet buiten twiil tot nogh toe heeft kunnen ftellen. Dit alleen heeft men by ervareritheit, dat tot defe uitfettinge en verkortinge der fpier-draden vereiil w orden;: Aa Ëirfii
|
|||||||||||
|Sl XII. BESCHOUWING E.
Eerfi) een vogt die door de zenuwen loopt, of het foo genoemde zenuw·
fep§ waar vanrteyoifpifn ^e yphandejinge der; zenu\yep een ondeupndelyk bewy^by gfébïagt is:« l j ν.' -Hl sJ tj tdL ij fc'1 /
Ten anderen ook het bloed felfs, dat door de Slagh-aderen na de Spieren
loopt-, volgens het nu by alle bekende experiment, toonende, dat indien den Slagh-ader , m een pf meer ipjeren het bloed voerendeb toegebonden wert, defe fpieren haar beweginge verliefènï en dat fy die wederom öeffe- nen, na dat defen band los gemaakt fynde, weder aan het bloed een vryen tpelppp derwaarts gegeven-wert;\ m V:.-V- m&: asVrns ;«&ν»;·ϋ:'^ ti .$ §. ζ, De gemaakte Hndërftejlingen, en de vericheidenc gedagtenvan veel
geleerde Heeren, ontrent de wyfe, op welke de twee Vogten, het Zenuw-fa|> en het bloed, tot de beweginge der fpieren dienen, fullen wy hier niet op- halen. En of het door werkinge defer vogten op malkander, of door een enkele vervullinge van de holligheden der fpier-draden, volgens Vatex- wigtige wetten , of wèl· óp een andere manier gefchietj laten: wy, als ψ defer plaatiè buiten; ons ppghmerk fynde, tegen woordigh onaangeröerc blyven. <.. .'.-.-■'.-;■ ■,.■■;: ■ i\ ti ■ V j
Dit weten wy, dat Tonder de beweginge defer beider vpgten geen be.we-
ginge%an fpieren gefehietv Nu het hert is een fpier; m het welke dan den loop van het bloed en des
Zenuw-fapst φ, b^w^ginge;'v^röprfaakt. En in tegendeel, veroörfaakt defe beweginge van riet: nert; ool^wedef den omloop van het bloed enfenuw-fapj foo dat alhier^indit wer^^tuighde ooriaak iyn uitwerkfei, en dit uitwerk- feï weder fyh oórfaak voortbrengt.:\& Het welk hetregte geilel is, datineen Perpetuum Mobile of in een machine, die ligh ionder ophouden bewegen fou- de moeten, vereifchtwerd. Soo dat men of het hert, of (om met wat meer- der ruimte tefp.re.ken) het menfehelyk lichaam voor foodanigh eenwonder- #uk moet aaniièn: hoe weinigh men ook van de oorfaak van deilelfs bewe- gingen verftaan magfl.; En'kan yder,. dieeenGödc, als deffelfs Maker er- kent, uit des hefts of des lichaams maniere van werken: gcruitelyk toeikan, dat het tot een eeuwi'ghdürende beweginge gemaakt is. Te meer, dewyl dagelyks blykt, dat in defe machine van ons lichaam
de delen, anderiïnts door foo veel en langduurende roeringen fullende verlieten en onbequam werden, gedurigh door jongere, die in der felver plaatfe ko- men, vernieuwt werden, door middel van de Voedingej welke inigelyks ook dppr dit bhéa en zenuw-fap gefchiet. ν 0$ §. 3- Indien men nu njet veel geleerde Mannen in de laatfteeeuwe, het
hert alleen ten oorfaak ftèlt' van den omloop en voortgangh van het bloed, en van alle vogten,, die daar afgefcheiden werden j fchynt het voorgefeide een onbetwiftelyke waarheit te hebben: en ook felfs, indien men met ande- re latere Onderfoekers, niet fonderveelaannemelykheit, ftelt, dathetdik- fee heiüen-vlies, (het welk behalven de HeriTenen ook de zenuwen overal omvatj)
|
||||
/
|
||||||
Fan eenigty faken:in vpfigt vên/ekereSchriftuur--phaêfen, g|j|j)
omvat) of de Voorname bewegende oorfitak in ons lichaam isj,; of ten mi%.
ften, dat deflelfs toeknypingen aan de ander fints door het voortltoten van hot hert traagh lopende zenuw-fappèn,, een meerder Inelheitby fetj;cn,ingeval- len, daar defelve vereift wert. , - ;?.J jr ' ■ ' . ■-.:/' he bloedvaten heeft■-, en A4-H^f^ieujèm^^t^dqte^^i^de zenuwen deif
felfs ;aangewefen heeft. PMchionushttip qokinhet;ielveverfcheiden lopen van ipïer-draden gevonden, en brengt veel ondervindingen by. » ι Soo dat'er veel waarfchynelykheit is^dat het felye, gelyk de vlieièn der
darmen en der flagh-aderen, enkel door hetloopen van bloed en zenuw-lap Öewogen,werr.. :r}mi-.-:, $?o£hé&&?ïm O^êima ïrsjkfcj nik fibjjt ■ iib φ
;~Hoe dit in figh felven beftaat, kunnen wy nogh ihvolkpmenheit niet be- palen i dewyl in het ohderfoek van het eérft bewegende onfeslichaams , meft altyd in den; felven cirkel fchynt te vervallen; namelyk dat dé vlieièn aan de voorfeide vogten, en wederom defelve vogten aan de vlieièn de bewegin- ge geven. Het geen wederom om defelve reden, als boven gegeven is, ons tot de geiteltheit van een altyd durende beweginge leit, terneer, nadien het onwederfprekelyk waar is, ,dat;cler vogten loop ophoudende,debeweginge van de vliefep, van het hert, en andere yaffcejdelen j en defepok niet meer- der bewogen wérdende, die loop der vogten insgelyks ophout. f ; ? ...§.. 4. Is, het nu nogh nodigh, (om eerlt een woord tot eén Α theiil te/pre- ken) aan een ellendigliGodtloochenaar, meerder preuven, niét alleen vaii de wysheit, maarfelfs van deondoorgrondelyke wysheit fyns Makers te geven? want fiende en ondervindende een famenftel van foodanigh een machine,die , hoe onbekent fy magh fyn ,,,egter pp een altyd-duren de beweginge wyftg en telkens fyne werk-tuigen van onbequaam te werden bewaarti die vaa geen menfche nogh oit in een van defe beide om Handigheden heeft kunne» nagemaakt werden j,, hoewel fy tot nogh toe het voorwerp van föo veele weet- gierige verftanden geween: is, fonder dat yraand tot het regte maakfelen het ware begin fel van hare bewegingen nogh heeft kunnen doordringen :kan hy dan nogh denken, dat de felvefonder wysheit, en door van figh felfs en van al haar werkingen onoew^u/Ïe pprfaken^ of van een los geval haar in. figh felven foo feer verwonderiy'k wefen verkregen heeft ? wat fal men van foodanigh een kunnen fëggeη, als dat hy in een iaak? die, volgens:overtui- gingevan alle ver ftandige, a(le menfehelyke wysheifc te bovengaat, geen wysheit* vinden kan ? En-of foodanigh ymant voor redelyk kan doorgaan, behoeve ik hier niet verder te vragen. Dit rade ik aan defe ellendige én be- klagélyfe of4 blinde en hartnekkige y dat fy dogh wel gelieven te onderfoe- gen, ofhierin foo yeel andere gevallen, de onmagt van niet te kunnen, of de onwil om niet te Villen fien, de wareoorfaak;daar van.isr^hetgewigte oer fake is immers groot genoegh, om met nandagt daar op te letten. Is het by geval, wat, fcfiaste fal het wefen ? maar heeft den grapten Maker van alles : Aai ~ · ; dit |
||||||
<
|
||||||
τη ·* ΧΙΓ. BESCH b U W Ι Ν G Ε. "
dit wohderftuk toebereid, öm figh bovenal het menfchelykeaanbiddeiykeri
verwonderlyk infyne werken te toonenj wee hem! diedefen gedugten Schepper op foo lafterlyk een wyfe tragt te vertreden, en was^t hem mogelyk, van alle wysheit te beroven. ■ „ §. f. Maar oin verder tot foodanigh j^n yëts te feggen , dieuit.hec
xnaakfelvan een menfchelyk lichaam wel dèflèlfs vérftandigen Makei én eenen Godt erkent j maar egter van het gefagri van fyn H. Woord niet overredet is. " ·'''{ Indien hy uit het voorfeide overtuigt is, dat het onderfoek van een menfch
hem tot een onophoudelyke beweginge leit y immers , dat het een konft die noit nogh van eenigh menfche ten vollen heeft kunnen nagefpeurt wer- den, in fyn famenilèl· en werkingen vertoont: en hy egter fiet,dat niet al- leen door ouderdom (het geen hy aan de vergankelykheit van alle faken in de wereld foude kunnen toefchryvenj hoewel de gedurigh in dit lichaam door voëdingh vernieuwt werdende werktuigen daar tegen fchynen te ilry- den.) maar ook door peftilentialelugten, endoor fiekten , en ontelbare duifen- den van andere ooriaken, (foo dat'er niets foo geringh by nafchynt te we- feri, hét welk 'hier toe niet önbeq[üaam is.) dit groote wonderftuk van foo aan- biddelyken Maker menigmalen ftrax önheïftelbaar óntftek, én aan de ver- rottinge overgegeven wert. Om een yoörbéelt te geven^ indien hy aan de wysheit van eenigh verwon-
derlyk Werkmeëfter niet koride twyffelenj en hy fagh, dat den felven, ee- nige boven gemeen konflige Horologien gemaakt hebbende, die alle op een uitftekende wyfe haar werk deden, en nogh langh daar in konden volharden, egter veële en de mëéfte daar van mèt de voet vertrapte, en met onweerdig- tiéit verwierp j ibnder 'dat hy van een éenige dat gebruik wilde nernen, waar toe derfelvër geilelbequaam gemaakt was$ foudéhy niet moeten denken,dat het alleen vérwonderlyke reden moeite iyn; welke foo wys een Werk-meefter op foodan'igh een maniere met fyn werk déde handelen? en by gevolge, moet hy niet toeilaan, dat'er ook een onbekende reden in de Nature moet fyn j waarom den aiderwyilen en grootften Maker, foo voorname proef- ftukléèn van Kyne wysheit, alsldermenfcheh lichamen fyn, en die tot een eéüwigheit gemaakt fcheehen te wefen, foo méenighmalen na foo weinigh jaren,fömtyds dagen en uuren j verwerpt, en aan de wormen tot fpyfegeeft. Sal hém de ganfche kennifle der gehele Nature de bórfaak ook daar van mag-
tigh fyn aan te toóneriPorn met de wysheit van den grooten Godt,die alles tot fyn cere gemaakt heeft, en door fyne Voorflfenigheit béfciert en onderhoud,te kunnen over een brengen, het geen hy ontrent de menfchen oj> dèfe wyie fiët gebeuren: én1 indien men den grootiteri Philofoöph na de reden daar van vraagde j die'nu foo verre gekomen isï dat hy^een los geval nogh figh on- bewufle natuurwetten, maar alleen een Goqdelyk'é magten regéringe teri öorfaak van alles itelt $ f öudé hy yëts anders kunnen antwoorden, als dat de felve aan hem onbekent was ?" §. 6 In- |
||||
Van eenige faken in opfigt van /eken Schriftuur-ptaatfen. « i-S ρ
§. 6. Indien men nu in alle defe twyfFelingen aan hem fegt, dat 'er een boek
is, den Bybel genaamt, waar in defen aanbiddelyken Maker deredenen van defe fyne handelingen ontrent de menfehen geeft} en dat men hem daar in doetlefen. Rom. V. I2. Dat door de 'fonde de dood'in de wereld is gekomen, en tot alle menfehen door gegaan is, en op een andere plaatfe, Rom, VI. 23. Dat de befoldinge der fonden de dood iï. Ën verder, al eer den menfche oit gefondigt hadde, en wanneer hy nogh
het voordeel genoot van fyn gefegent maakfel, het welk fonder te fierven, magtigh was in alle gelukfaligheit en in .fynen ftant te voldurenj datGodt aan hem den dood al gedreigt hadde, indien hy fondigde en aan fyn Schepper pngehoorfaam was. Gene/. II. 17. Ten dage als ghy daar van (van den ver- boden boom) eet, fait ghy den dood fierven. Sal hy niet moeten bekennen , dat allé waarfchynelyk heden hem leiden, om tegeloven, dat in dit woord, de ware ooriaak gegeven wert, waarom de menfehen op defe wyfe fter- ven? nadien ymand onpartydigh defe gefteltenis, die nu nogh toont, dat ie gemaakt is om onfterffelyk te fyn, befchouwende, niet kan na laten te den- ken, dat het feer waarfchynelyk is* dat foo niet alle menfeben, immers ee- nige daar van, indien niet fonder einde,ten minften eenige eeuwen langh, heel anders als nu gefchiet, fouden leven 5 ten ware den Maker felfs figh te- gen de ongehooriaamheit van dit Schep iel aan kantende, aan het ielve de dood tot ftrafFe opgeleit hadde. En by gevolge, foo bet hier uit niet vol- komen bleek, dat dit Woord geheel Goddelyk was5 dat het ten minften eenigh ligt fchynt te geven in yets, waar inde natuurlyke reden te kort fchietj en daarom dat het een verder en ernftigh onderfoek, vanwatgefaghhetfy, ten vollen weerdigh is, ~ En kan nu door dit alles behoorlyk te overwegen, een twyffelend ver-
ftant, alleen tot dit onderfoek bewogen werden, lal de belooninge van dien arbeid groot genoegh fyn, vermits het na laten van neerftig defe foort van faken en andere bewyfen van de Goddelykheit der H. Schriften na te fpeuren, de fterkfte banden fyn j die ongelukkige Redeneerders over deie alder-ge- wigtigfte waarheden in twyfFel houden. §. 7. Om nu tot yets anders over te treden, by defe gelegentheit.
Ik hebbe langh in twyfFel geweeft, of, om te toonen, hoe verre de wys-
heit van het Heïligh Woord gaat, ik ook hier by moeite voegen, de gedag- ten van eenige Uitleggers, over de woorden, die men Pred, XII. 6. leeih Eer dan de filvere koorde ontketent werde, ende de guldene fchale in /lukkengefloten iverde, ende de krutke aan den fprink-ader gebroken wert ,en het radt aan den hom-put in ftukken gefloten wert. Welke hoe wel de plaats in feer hoog- dravende en oneigentlyke fpreekwyfen fchynt uit gedrukt te fyn, uit dejfelve niet fonder reden befluitenj dat al ten tyde van Salomon, den Geeft Godts. daar door den omloop des bloeds, ook heeft willen te kennen geven j hoe- wel defelve eerft foo veel eeuwen daar na, door de gelukkige neerflug~ Aa 5 heit
|
||||
íâ . ß×ßÉ.  Š'5 € Ç Ï V W ú Í Ï Å.
ftèit van Hêfwm ondervonden, en aan de Ménfchen openbaar gemaakt is.
\ Hier over kan na geilen werden, het geen Pohs over defelve uit D. Sch* midt met veel goedkeuringe aanhaalt-, en 't geene in de werken van C.ÂïÞ- tekoe 'm het 11. deelp. 197. daar van gcfegt is;^, ·: · 's Of nu de vertalinge van de woorden j diebf defen laatften Schryver van den Hebreeufchen text gegeven wert 5 met de -eigenfchap van die taal over een komt, laat ik aan meer ervarene. Ëgter dit is waar, dat de fin j'mep die van Polus aangehaalt is, Jhet felve oogmerk heeft5 en dat fy béide niet fonder waarfchynelykheit meenen vaft te ilellen, dat in de gefeideplaatfe op den omloop des bloeds gefien wert > ten minften fehynt het woord QalgaL· *t geen radt vertaalt wert, een finne-beeld van yetsdat omloop, ofookoor- faak van het omlopen van anderen is, feer bequaam uit te drukken; selvk deH. Schmidt wil. , . :; · é", §. 8. Indien hec nu geoorloft is mynegedagten ook hier byte doen, moét
ik feggen dat het my voorkomt of den Geeft Godts door defe finne-beeldi- ge manieren van feggen, fyne wetenfchap, niet van den omloop des bloeds alleen, maar ook van het zenuwfap en lympha heeft willen te kennen geven. De Redenen, die in defe durftere faak van eenigh ligt fchynen te iyn dun- ken my onder verbeteringe, de navolgende te kunnen wefen. §. $■ Hoewél de Circulatie van het bloed, de moeder-beweginge van al-
le andere fchynt te wefen 5 foo dat alle yogten, (behal ven haar byfondere hulp-middelen) doordeie in een voortgaande beweginge gehouden werdenj is het egter aan alle, die de ontdekkingen van defe tyden of gefien of gele- ien hebben genoegfaam bekent 5 'dat men den, loop der vogten tot twee voorname brengen kan: waar van de eerfie die des bloeds, endetweede, die des zenuw-faps en lympha is. Van de eerfie, die van het hert weder tot het felve door de Slag-aderen
m Aderen gefchiet, is te voren gefproken. De tweede, begint van de hérf- fenen,daar het zenuw-fap affehek, en gaat voort door het ruggemerghen zenuwen; welke figh tot de meefte deelen uitftrekken, en in de Water- vaten, oiFafa Lymphaüca inplantende, hare vogt,' met die in defelve is en uit de Slagh-aderen komt, vermengen. Waar over de waarnemingen van Fieuffens kunnen na gefien werden, de Syfi'emate Faforum. .Dit mengfel dan onder defelve onveranderde naam van lympha in grooter -vaten qq.Takl. /%, 6. of L L L L faWlF. Fig. '■%.) voort vloeyende,önt- laft figh m den Chyl.bak O (of ¼ Tab. IV.Fig. 8,) en opwaarts gaande Tab.l. Fig. 6. (die wy nu alleen verder fullen gebruiken) door den Duttus tho- raacus of Chyl-voerder rrr, mengt figh in «in de FenaSuhclama of onder- fleuicl-beenige Ader ux met het bloed 5 waar mede het langs ÷ Â na het hert A, en van daar weder * door dé Slagh-aderen na andere delen, en na de her- •lenen toegaat j om aldaar weder afgefcheiden te werden, en een nieuwen ^inloop te beginnen. §. 10. Dit
|
||||
Van emige fsken in. opfigt vapfikere. Schiftuu^plaatfen. %m
j. ïo, Dit voor a£vail geiielt fynde, om terfake te komen.
"Klih men nu dbór défé koorde met veel andere verïïaan , .eerfl het Rugge- nmerg en 4e Zenuwen, die als touwjes en koordetjes ί|η , en om haar wit- heit pfoere kunnen genoemt werden. Waar by men hier doen kan, dat de vaten, door welke het voedende bloed,
en waarfchynlyk eenige zenuw-fappen in het rugge-mergh geftort worden, op het volmaakfte in haar maakfel een keeten vertoonen. Soo verre dat haren eerften:Ontdekker Willifius Anat. nerv.pag. 163 defe.woordendaarvaninder felver befchry vinge gebruikt: Soo1 dat alle defe Slagh-aderen in deganfche leng- te van het rugge-mergh^ (NB) als fehakels van een keten ^malkander volgen.- Nu is het niet te denken, 'dat dien Heer op defe Schriftuur-text eenigedemin- fte gedagten als doe gehadt heeft; en egter is het klaar genoegh, dat defelve woorden hier aan yder, die het verftaat, by een goed enfeker gevolgh too- nen* dat als déie keten'der rugge-mergs aderen en flagh-aderen fynen pligt niet kan doen.., en daarom, dhde ft\fifa'ere koorde· anketent'isX de doodinwei- njgh tydts daar fal fyn, eq het fterven felfs begint. ■ §.. 1 i. Die nu fien wil, dat defen Autheur figh niet te onregt van defe
gelykenifle bedient heeft, gelieve alleen by hem na te fien de figuren, waar in de Slagh-aderen en Aderen van het rugge-mergh afgetekent fyn. En op dat nicmant hier eenige uitvlugt mogte fbeken, daar in, dat defe afbeelt- fels uit WMUfius den loop defer vaten in de beeften vertoonen, hebben wy de volgende figure uit Fieufiens Neurograpbiahier doenoveïbrcngenTdl>. IX. Fig. S.wêlké de Slagh-aderen van het rugge-mergh van een mentch af beek C Waar in men by SSS mede een netteLgelykeniife van keten-fchakels fien kan i die ook in de Aderen , by den Autheur kunnen gevonden wer- den. §. xz. En fal nu ymandt dit kunnen lefen (met hoe ongemeene fegh-ma-
hieren het ook uitgedrukt magfyn) dieniet fien kan,foo men het rugge-mergh %Qpr aefihere koorde neemt, dat den Geeft, die Salomen heeft doenfehry- ven,van defe ketens kennuTe gehadt heeft? en by gevolgh, dat in defe fpreek^ wys yets met klaare woorden gefegt wert, tot het welke aller Ontle- deren neerftigheit in veele eeuwen daar na niet heeft kunnen doordringen. Eri daarenboven, dewyl defe ketenen alleen,haar gebruik in het heen en
weder voeren, dat is, in het omlopen desbloeds hebben} fal ymand, aan wiehetftraxgefeidë aanneróelykt voorkomt, dan ook kunnen oordelen,dat die geheel buiten de waarheit fpreek, die defe woorden tot een bewys ftelt, dat aan den iêlven Geeft, den omloop des bloeds moet bekent ge weeft fyn? aan wie het gebruik van defe ketenen foo verre openbaar was, dat hy aan het onbequaam werden derfelver tot haar gebruik, de dood ontwyiFelykhegt. Ie meer, dewyl oude en nieuwe Ontleders bevinden, dat het rugge-mergh., ioo wel als de herifenen ook uit een afch-verwige ftoffe ten dele beftaat v iri uc welke het zenuw-fap (gelyk in die van de heriTenen) van het bloed door 830: - ' dele |
|||||
w
|
|||||
*
|
|||||
tpi Xir, BESCOUWINGÊ.
defe flagh-aderlyke keten derwaarts gevoert fynde, afgèfcheiden wéfti *%
geen ophoudende, de dood volgt. '/.,. . r De befluiten nu, die van dit gefeide afgeleid kunnen werden, fullen uit
het geen te voren nu meenigmal gedaan is, by yder kunnen gemaakt wer* den, ontrent de boven-menfehelyke wysheit van dit Woord. §. 13. Om dan voort te gaan, en defe te eindigen. ',\.
Siet men dan, dat, alles in defe betekeniffen nemende, en άοοτ defifoere
koorde hetrugge-mergh, en door de keten deiTelfs keten-wys lopende Slagh- aderen en Aderen verilaande, in deiè woorden eer dan de filvere koorde ontke* tent werde, defen fin legt. En dan de nodige toevloed des bloeds aan hetrugge-, mergh ontbreke, en daarom de affcheidinge defer tot het leven foo nodige zenuw-fap- pen ophoude. §. 15·. Maar ten tweede aannemelyke betekeniffe, fchynt te volgen, in-
dien men met de filvere koorde, den Chyl-voerder verltaat. Om hier van eenigh ligt te geven j is het bekent: 1. Dat Tab. L Tig. <5.
de Fa/a Lymphatica qq in den Chyl-bak O fighontlaft hebbende, defen Chyl-' voerder rr voor een buis verftrekt, waar door de lympha na de bloed-ader ua opgevoert wert. II. Dat defen Chyl-voerder, ten fy de Chyl felfs na den eeten daar ook door-
vloeye, een ibort van de water-vaten is. III. Datdefelve, gelyk de Water-vaten jy, figh door fyn menighvuldige
Idapvliesjcs, als een geknoopte koorde vertoont; fiet ookLLLLTab.IF. Ittóf.
IV. Dat fy in tyden, dat geen nieuw voetfel daar doorgaat, vandefelve
vogt als de Fafa Lymphatica vervult is. Waar van Ph. Ferheyen dele be- fchry vinge geeft, Cap. F. Tr. I. De Watervaten fyn kleinepypjes, hefiaande uit een [eer dunne en doorfchynende rok of vlies, brengende een feer klare en heldere vogt na 'het bloed toe. ,. » .. , V. Waar door defe Watervaten in yders oogheenfecraangeriameenfil-
veragtige verwe vertoonen. VI. En foo fiet men dan, dat de eigenfehap van een koorde en wel van een
filvere koorde in het famenftel van defen Chyl-voerder en Water-vaten klaar- lyk uitblinkt. VII. Boven dit alles, foo men Tab. I.Fig. 6. let, hoe defen pyp in ƒ,
-gelyk een fehakel van een. keten formeert j welke men in een hont meeiten tyd een eenige,maar volgens het voren gemelde getuigende van Couwper, in een menfche meerder in getal bevint: fchynt men met reden te kunnen feg- gen, dat defen buis dés Chyl-voerders, of door het voorige, de& filvere koorde in een wel geftelt menfche geketent is. " VIII. Behalven dat elk Water-vat LLL Tab.IF.Fig 8. door fyn fchot-
deurtjes en tufTchen-plaatfen, ook een ibort van kettingh of'geketende koorde\ kan gcagt weiden te vertoonen -9 indien ymand ook dit wil, IX. Waarom
- ' t .
|
|||||
Van eenigs faken in opfigt van flekere Schriftuur-plaatfen. rpj
IX. Waarom dan alles in defe betekeningh genomen fynde, de woord en,
Eer dan de fllvere koorde ontketent werde , ons tot aden gemeenen fin leiden: Eer den Chyl· voerder, waar door het voetfel na het bloed gaat, on- bequaam tot fynen pligt werde* X. Nu is het aan alle die deflelfs gebruik verftaan, kennelyk, dat deze
fthere koorde ontketent, of onbekwaam fynde , een gewiiTe dood volgt, en reets in fyn aankomfre is. f} ... Wy laten verder aan yders oordeel s die het affonderlyk nemen wil, welk
geval hy denkt hier met de woorden. beft over een te komen. Maar het fchynt een meerder wysheit van den Schryver te toonen, indien men defel- ve in beide betekeniflèn te'famen neemt. , : . Nadien beide defe faken daar i ç eenige overeenkomft fchy nen te hebben > dat
het rugge-mergh het begin is van den wegh, die het zenuwfap,indeher£· fenen van het bloed afgefcheiden fynde, neemt > enden Chyl-voerder het einde defTelfs, daar het felve, na fynen omloop door de leden des lichaams gedaan te hebben, figh weder in het bloed ftort. En nogh meerder fchynt dit aannemely k te fyn j dewyle de volgende woor-
den: ende de guldene fchale in flukken gefloten werde, na de nature der He- breeufche tale ook twee verfcheidene vertalingen lyden kunnen; waar van elke eenigflnts opfigtelyk op een van de voorgaande fchynt te wefen. §. if. Om dan van de eerfle een begin te maken. Indien wy in agijt
nemen, I. Dat het dikke Herflen-vlies niet alleen het fugge-mergh en groote ze-
nuwen omringt} maar infonderheit, dat het de herfTenen felfs, ontrent op defelve wyfe als de.heriTen-pan, (die daarom ook \yc\Herflen-fchakgenoemt wert) gelyk een fchale omvat. II. Dat dit felve vlies, (volgens het geen Polus uit D. Smith aantekent)
in fyne couleur meerder met goud over een komt, als eenigh andergedeelte van ons lichaam. Soo fullen wy hier (met de meefte Uitleggeren) een fchale, en inliet
byfonder een goudene fchale'm defe gelykenilTe gevonden hebben. Wy gaan andere gedagten, waarom defe fchale een goudene genoemt wert,
voorby, als by andere kunnende gefien werden. Nu twyffelt niemandt, dat defe fchale in ftukken geilooten , of tot
fyn gebruik onbekwaam gemaakt fynde, de dood niet verre kan wefen. Maar infonderheit is hier nadrukkelyk, het woord Taruts (hier door
aan flukken floten overgefet) als men het van het grontwoord Ratfats doet af- dalen i het welke Concutere, Quaffare dat is fchudden, en ftotigh ofhortigh be- wegen betekent. In welk geval het woord faruts een é wederkerende fia of Senfus reciprocus kan hebben: waarom de Hr. Coccejus in fyn Woqrden- Boek het felve dus vertaalt. Et fe qua jet knticuh aurea, dat isx info de goudene fchale ftgh hortigh en ftotigh bewege. Bb En
|
||||
' ip4 ΧΠ. BESG H0UWIN GE.
, En in defen fin fchynt het de convulfièn; en; trekkingen der leeden!en
peefen, gelyk men in de ftervende, en dilcvvils by de plaats van de pols in den arm, gewaar, wort, met een waren nadruk te betekenen: foo dat de fin dusdanigh foude wefen: Eer het dikke herj/en-vlies figh fonder order ^ en kor-, tigh en fivtigbbewege yen dé doodts-trékkingén9 daa? 'uit voortkomende rfigh ppen- §. ιό*. Om dit wat klaar te doen fien, aan die in^e, hedensdaagfe ont-
dekkingen der Anatomie niet ervaren fyri; lullen wy kpftelyk defe ι wee fa- ken tragten aan te toonen, . , Eerfl, dat het dikke herflen-vlies tot de voortiluwinge van het zenuw-
fep, ontrent gelyk het hert tot die van het bloed, een groot werktuigh Yen 'tweeden, dat het felve ontftelt fynde, oorfaak van foodanige trekkin-
gen is. ··■;· §. 17. Om van het eerfleeenighbewys te hebben, behoeft men alleen de
Neurographia van de H£ Fieujfens na te fien, pag, 2,7a, Z75 , 2,74{inoffavo) alwaar hy na te voren gefeit te hebben , dat het niet alleen de heriTenen, maar ook het rugge-mergh omvat, verder het felve befchry ft j als in fyne binnenfte fyde, daar het naaft aan het rugge-fpier is, uit foo veele en foo groote vleefige draden beftaande (die de voorname werk-tuigen van de be- wegingen onfes lichaamsfyn) dat het by na de ganfche couleur en het maak- fel van vlees vertoont: en onder fyne gebruiken ook defe heeft, dat het aan Bet zenuw-lap", in het afchverwige gedeelte des ruggemerghs van het bloed afgefcheiden fynde, eeoige fnelheit toebrengt, het voortiluwt in de ze- nuwen, die uit het ruggemergh fpruiten. Seggende verder van dit felve vlies, daar het de heriTenenomvat ,.(pag6.)
3at de draden van beide de vUefen , daar het uit beftaat , met een fchuinen loop malkander kruiiTen, en foo wederlyds, als een halven kloots oppervlak ©m de herflênen maken. ï>ie te voren nu het gebruik van de twee fchuin op en nedergaande ipie-
ten des buiks verftaan heeft, fal fien, hoe Cta: dit geftel dient om de HeriTenen iamen te knypen, en het fap, dat daar in is, te doen voort- gaan. ': - ' Maar die verder het Tra&aat van Ρacchionus van dk dikke herjen-vliesalleen
handelende, en andere Ontleders van defen tyd gelefen heeft y fal niet alleen vericheide nieuwe uitgevonden fpier-draden in het dikke herflen-vlies tot de- fen einde dienende daar in afgebeelt, maar ook feer veel, Anatomifche en Chirurgifehe waarnemingen en aanmerkingen daar in by gebragt fien , die ©m dit té hev^yfen , alleen daar verhaalt'fyiu Waarom wy hier niet verdcE -gaan. -.."■./ >fj & t& Het tweede % i$> gemek is meerder,bekent, en kunnen alle er-
varene Chirurgyns getuigeniiTe geven ? aan het geen den felven Pmchionus ÈaÊ
|
||||
Fan eenige faken in opfigt van fehre Schriftuur-phatfen. |§f
pag. 92. fegt: en wy keren by ondervindingen dat uit de quetfngenvanhetdikke
herjfen-vlies veroorfaakt werden, braken, fwaarheit van ademhaUnge, hert-klop^ pingen, en NB. opfpringinge der ledematen (Membrorum fubfultus·, waaronder ook de gefeïde trekkingen fyn) en andere toevallen, beide de foorten van bewe'^ ginge (dat is, die op en buiten den wil gefchieden) rakende. Het geen anders ook alleen uit het eerfte foude kunnen afgeleit worden»
Want ftellende, dat het herffen-vlies, door iigh omdeherifenen, rugge- merghen zenuwen toe te knypen, de vogt in o^felve fynde na alleplaatfen;, daar fy openingh vint, doet voortlopen j en dat defe vogt in de fpieren uitgedrukt fynde, in defeive en hare pefen, trekkingen en werkingen ver- oorfaakt ; behoeft'er niet veelfcherpfinnigheit om te iien, als defe bewegingen van het herflên-vlies onordentely k of hortigh en ftotigh, en als fchuddende, ge- fchieden, dat de pefen der fpieren, die daar door bewogen werden, dele onordentelykheitin haar trekkingen moeten opvolgen. En by gevolge, dat het geen §.15- gefegt is, niet fonder grond ter neder geftelt is. En foo verre van de eerfte betekeniile defer woorden, die op dcflvere hord-
de van het ruggemergh en deflêlfs ader-kettingen opfight kunnen hebben. §. 10. De tweede betekeniffe nu van defeive Hebreeufche woorden, die hier
vertaalt fyn: Ende de goudene fch ah aanftukkengeftoten werde 5 en opfigt hebben op dën Chyl-voerder voor de&Jlvere geketende èoorde genomen fynde $ is de volgende. V Indien men met andere Uitleggeren, die ook by Polus gemelt werden>
en met de Ht Coccejus het woord Gullah, eerftfihale vertaalt, nu overfet dóór Wellinge of Water-wellinge, gelyk het in het meerder-getal gevonden wert, ■ Judic. L if. en Jofua XV. 10. (hoe wel ook den felven Heer Coccejus het fefc- ve dus in het een-getal overfet i het geen ik hier by doe, op dat niemant fou- de tegenwerpen, dat dit alleen in het veel-getal gevonden werdende,daarom in het een-getal niet wel vertaalt wierde) en verder het woord 'Ïaruts ? nu niet als boven van Ratfats maar van Routs afleidende, met de Ht Coccejus daar door verftaat, diffluat, dat is, wegvloeit', weg-loopt. Sullen defe woorden dit vol- gende fchynen te feggen, Ende de guldene water-wellinge, of de wellinge dés gouds weghvloeye of weghlope. Of anders nemende het woord Routs voor lopen met fnelheit 'm fyn eigenb&
tekeniiTe : Ende de guldene water-wellinge fnellyk voortïope. Het welke bei- de hier toe met eenige overeenkominge fchyht te kunnen gébragc werden. Om nu het oogmerk van defe uitdrukkingen te toonen: Indien men figh
(het geen nu meermaalen aangeraakt is) weder voorftelt., dat de lympha, door de Fafa Lymphatka qq Tab.I.Fig.6. figh in den Chylbak O vergadert} en van daardoor den Chyl-voerder rr opwaarts loopt, en [in dé ader u χ figh in u ontlaft: vindt men hier een ioort van wellinge vaneen Wa- ter-gelykende voght, die uit den Chyl-voerder , als fyne Sprmk-ader, in U gedungh, foo langh een raenfche leeft, opwelt.". Bb 4 Een
|
||||
ïpd ΧΙί. BESCHOtiWlNGE.
Een wellinge des gouds foude fy kunnen genaamt werden, (tot dat men mïf-
icbien een meer eigene verklaringe gevonden heeft) Indien men het bloed, door de Ader ux lopende, om fyne roode verwebygoudvergelykt, (datby fommige in andere gevallen gefchiet) nadien dit bloed door de vloed van de- iè lympha opwaarts in een gedurige wellinge gehouden wert. ,,r Maar wanneer men figh vooritelt, Eerfl , fchoon defe lympha, (gelyk be- kent is) door de vliefen van hare buisjes doorfchynenóy, iïghfilveragtigh ver- toont, dat egter den grooten Anatomiir. Ph. Ferhcyen. Tr. I. Cap.F~.pag. \24· van defelve als iy buiten hare vaatjes gefien wert,fegt; Defevogtiseenig- fints flymerigh en geelagtigh, voor de refl aan water feergelyk. Door welke geel» heit iy eenigiints de couleur van het goud na by komt. En ten anderen, dat acte lympha met haar eigen, en door de vliefen van hare vaatjes geenfintsir* Jiet uiterlyk aanilen veranderde, dat is met eengeelagtige couleur figh met het bloed mengt. Sal men in defe wellinge even boven de openingh uinde ader een mengfel van twee vogten, het bloed en de lympha vinden j waar van de eene rood en de andere geelagtigh in figh fel ven is: het welke ons eenigiints tot de verwe van het fynile goud fchynt te leiden: waarom dan de wellinge ook een guldene wellinge kan genaamt werden. Immers dat het woord Goudt of'Guldene alhier in een eigen bctekeniiTe niet kan genomen wer- den, en men alleen op de eoulenr moet ficn, is klaar genoeg. ' Waarom den fin deiêr woorden in defe laatile betekeniflè genomen fynde deiê dan foude weien: Ende de lympha^ dk anders in deFenafubelavïauitden Duïïus ThoracicuS) als een gedurige Springh-bron opwelt, en in het voorby vlie- tende bloed , een niet voor de dood eindigende wellinge veroorfaakt, weghvloeye, of weghlope, immers, van haren gewonen loop ophoude. Of wel defej en de lympha in den Chyl-voerder hortigh voortgedreven wer-
de9 en alfoo eenigfintsfnellyk lope j nadien defe lympha in geibntheit,dewyl de vliefen van deifelfs buifen daar te teeder toeiyn»voornamentlyk ook door het perifen der na by gelegene deelen in haar loop voortgedreven weit -3 die dan door de onnatuur Jykedoods-trekkingen der felver clelen ook ongeregelder en fnelder fchynt te moeten weiden. Nu is het blykelyk genoegh} dat in het fterven , als het zenuw-fap en lympha van iyn loop ophoutj of op defe wyfe fnellyk voortgedreven wert, ook defe ivater^wellmge een einde neemt, en met defelve. "» het leven. ^ Ik late weder aan yders verkiefingh een van defe betekeniiïèii voor de waar-
fchynlykfte te nemen. §, zo. Maar op een heerlyke wyfe, als men fe alle by den anderen neemt*
fchynt hier de Wysheit van den grooten Ingever defes Woords uit te blin- Jfdn } die om foo veelvuldige eigenfehappen van het zenuw-iap in een fter- vende, alleen in twee uitdrukkingen te bevatten, daar toe ibodanigegelyke- ©iiïen en woorden heeft gelieven uit te kiefen 5 die in de betekeniiTen en vertalingen % welke fy lyden kunnen, genomen fynde, die alle begrypen. Öoo
|
||||
Vaneenlge faken in opfight vanfekere Schrifiuur*pÏaatfen. „. tpf
Soo dat in defelve een geheele reex en menigte van amitandigheden en de volgende fin te fien fchynt te wefen. Eer dan de ftlvere koorde (die in het ruggemergh, water-vaten en Chyl- 4
voerder beftaat, om dat het zenuw-fap in de eerite fynen loop even onder de
herffenen begint, en in de laatitc, by de onder-fleütel-beenige Ader met de lympha eindigt) ontketent werde ^ (dat is van den toevloed des bloeds, die ook zenuw-fappen in het rugge-merg door de ketem-wyfe lopende flagh-aderen Hort, door het ftil itaan des felven bloets, berooft werde j waar door te gelyk den Chyl-voerder fyne doorlopende lympha en vogt begint te mhTen,en al- foo minder opgefpannen fynde, fyne knoopen en keten-fchakeh niet meerder vertoont, en daarom ook op fyn wyfe ontketent wert) Ende eer (het har- / de heriTen-vlies) de goudene fchale (die de herflenen rugge-mergh en zenuwen omvattende, door iyne natuurlyke en ordentelyke bewegingen en toeknypin- gen de in haar fynde zenuw-fappenvoortftuwt) hortigh enfiotighbewogen wer- de; en alfoo de fpiercn en pefen, daar dit zenuw-fap foo hortigh en itorigh na toe geperft werd -y daar door ook onordentelyk doe bewegen j endedoods- trekkingen en doods-ituipen (die in ilervende figh laten fien) vertoonen. *- "Waar door te gelyk, (nadien door defeconvulfivc bewegingen van het herfc
fen-vlies, het zenuw-fap door de zenuwen nietgeduiïgh na behoren voort- * gedreven wertj om van het affcheiden der lympha uit de flaghaderen nu niet tefpreken) de foo nodige en guldcne water-weUinge van de lympha 'm de on« der-ileutel-beenige ader (foo langhhet leven duurt) "opwellende, ook wegh- loopt of ophout te hopen op fyn vereifle wyfe. Of wel ook anders door de trek- kingen van de naaft den Chyl-voerder leggende deelen (die den felven perf- fende, de lympha en bet daar in fynde zenuw-fap in gefontheit ordentelyk en fagtjes doen vloeycn) nu hortigh en ftotigh voortgeperft Werd1, en gelyk als veerdigh Jaapt, met een foort van ongeregelde fchielykheit en fnelhek.' Dit'laatfte foo kort geftek fynde, hadde voor ervarene in de Anatomie
miiTchien genoegh geweefl. Maar ik hoope, dat hare redelyk heit figh aan* deCe anderiints te grooten uitbreidinge niet ftooten fal ·, nadien hetooghmerk hier is, gelykook in het volgende, om voor minder in defe foort van itudiere geoeffende verftanden ook met eenige klaarheit te fchryven> het geen wat meerder omflagh vereiir. §. 2.1, Om voort te gaam
Gelyk nu de voorgaande op de zenuw-fappen, foo fchynen de twee vol-
gende uitdrukfelen, en de kruike aam den SprM-ader gebroken wert, en hei'radt aan den Bornput influkken gefloten werde y wel hetmeefte op den omloop des bloeds te fien > en wel infonderheit op deilelfs voornamen voortftuweiu na- melyk het herte. Soo weet men dat het hert twee holligrieden heeft,de regter en de linker/
genoemtj en men liet ook dat alhier vantweeholligriedengefprokenwert- nameiyk> de Kruite en dp Bwn-put. B& j >$.. 2X, Dev
|
|||||
/
|
|||||
10 , XII. Â ESC Ç Ï û W É Í G Å. Ë
, §* :,izJ E>efe regter holligheit van. het herte fchynt /. wel dietefyrt,wel«
jee hier een kruike genoemt wert: Soo, om dat fe het bloed, uit de aderen daar in gegoten werdende, ontfangt* als wel voornamentlyk, om datfy niet foo feer een holligheit van het hert felve gelykt, als wel de linker , die iri Thet lichaam van het hert uitgeholt is 5 maar eerder yets, dat als een krui· Jte van buiten aan het hert ge voegt is. Den Profeilbr Blafius in fy ç aanteke- ningen op de Anatomie van Fefingius pag. if i.fegt^ dat defe regter holligheit 4ef een byvoegfel van de linker holligheit fchynt tefyn , dan een ware holligheit. Waar uit het gefeide niet alleen blykt, maar het is ook aan yder, die ee- fiighilnts op het maakfel vaneen hert let, genoegfaam openbaar* . II Indien men figh nuverbeeld,datdeLongs-ilagh-aderG2^^.//.i7/g.3. .als een pypr°P defe regter holligheit AA ftaat; waardoor, als defelve holligheit iigh toeknypt,het bloed met kragt uitgefpuit wert,gelyk het water uit een fon- tein-kraan } fal men hier een fontyn of jprink-ader, (want foo wert het woord frlabbouang vertaalt) afgebeelt fien j en ook de reden waarom defe regter Iiolligheit de kruike by den Sprink-ader kan genoemt werden. •■".û III. 5 Indien nu aefe gebroken wert, of tot haar gebruik onbekwaam gemaakt weit, is bekent genoegh dat de dood tegenwoordigh is. 'IV. ï}cïiO?. Smith, volgens het uittrekfel van Polus, verftaat door deiê kruike ac aderen felfs die het bloed bevatten j en inde regter holligheit uitgie- ten. Ik late in foo fware en duifteretexten aan elk die daardoor uit te leggen, Waar door hy; meent de kragt van de woorden , en het oogmerk beft te voldoen. '.,. §. 23. Maar dew^l hier een menfehe niet als reets dood, maar indentyd én ftryd van het fterven felfs ichynt aangemerkt te werden. Eerfi, omdat in de voorgaande uitdrukkingen daar de doods- trekkingen en convulfien fchy- nen· afgemaalt te werden, fulx fchynt plaats te hebben. Ten anderen, om dat van het lyk dat geftorven is, het volgende 7. vers eerftfpreekt j daar het fi°f genoemt wert, dat weder tot aarde keert, gelyk het gewcefl is. ■ Schynen my defe woorden de om Handigheden van het fterven felfs met
veel kragt uit te drukken, het geen eenigilnts blyken;ial; I. Indien men het woor Tifchaber (hier verbroken werden) met den geleerden Coccejus o ver- let door LuUari dat is worfielen, flryden ,geyk dien fel ven Heer dit woord in iV^i&^/verftaat, met eenby gedane text E%ech.FI p. welke hy ook meint foo te kunnen vertaalt werden j 'm plaatfe van dat het na de gemeenfte bete- keniife des grond-wöorts by onfeoverfetters, door verbroken ben verduitft is. En verder, II. indien men het woord Gnal ('t geen hier Aan of By beteke- nende gevonden wert) alhier' ook door Tegen uitdrukt} op welke wyfe het eene groote menighte van malen in den Bybel voorkomt, als uit de Concor- dantie van Trommius te fien is. Want als dan fullen defe woorden ook defen fin kunnen hebben :# Ende de kruike 'tegen den fontein aanworfielt. Waar door de laatfte bewegingen van deie regter holligheit van het hert ineen fterven- de feer cigentlyk fchynen verbeelt te werden. · % Het
|
||||
Fan eemge faken in^pfgt van/eken $chniftuur-pladjfen. '^gjg
„ He-t welk op defe maniere te pegrypenis. De^yl dekragt,waarc3oorde*
féholligheit figh toeknypt om het bloet in de longh te dringen, doorliet* ontketenen van de woongefllvere horde^ndom' het verminderen van cjen toedoet vgn het yery.ib ^enuw-fap, ' allenskens fwakker wort j en der nogtans ee~ nlgrj gewelt van noden is,om dit bloet door de nauwe engtens van de bloef^ bjuyfen in.de longh te doen paiTeren} kan ymant figh ligtejyk verbeelden,, mefliae veel moeyte en'worftelingen dit door een hert, dat nu begint te b>e«, fwyken, moet uytgevoert werden5 en dat men me^defe veitalinge var^de betekeniiie des woorts, (namelyk, worflelen) niet behoeft .af te wyken> daar, foo men die \zx\ gebroken werden behout,dewylindedoot het hert ö/mr-. brokm blyft, defelve weder een oneygentlyke uy tlegginge verreyiTchen foude,. £)en hier uyt volgenden fin foude dan dusdanigh wefen: endede regier hol·
lighèit des h'ertSy door den verminderenden, toevlpet van hei'zenuw?-jap, die tot fyne toeknypinge vereyfl w.ert, mfynekragt befivykendey tegen den Ungs-flag-adep; met veel moeite aangeworfeit, om het bket door de longefynen loop j waaraan het k*>- ven hangt) te doen volbrengen. Uyt welken gront de Genees-kundigen weten, dat ook het foo genoemde
reutelen der borft of liever derlonge^ kan afgeleid worden y het welk in Her- vende foo veelmaalen gehoort wen. §. 14. De Liatite uitdrukkingen is eindelyk dus overgefetendehetradtaaw
den bornput in flukken gefloten worde. I. Het woort bornput is in h$t Hebreeuwfch Baorr een Waterhak of'born-
put beteekenendej en (dat aan te merken Haat) wel foodanigh een, als de~ ouden in fteenen of rotfen of miflchien andere ftoffen gewoon waren voor iigh, by wyfe van uythouwen te maken. Soowon Deuteron. FI u.gefegt5v dat Godt aan de Ifraeliten in Canaan geven foude, uitgehouwen 'bornputten\,, die fy niet uitgehouwen hadden; twjerem. II. 13.: werden fy gefeyt r haar fel ven bakken uyt te houwen, daar de woorden bornputten- en bakken het felve^ gront woort hebben als het voorgaande. II. Defe aanmerkinge fchynt ons in defe plaatiê, op een feemadrukkely-;
ke wyfe, tot delincker hollighey t van het hert telyden j om dat defe niet, gelyk van de regter gefeyt is, na een kruike of by voegfel van het hert gelykt i maar m liet Vleefch van het hert felfs fchynt uytgeholt,en als uitgehouwen te fymftrek-- kende iigh (heel ander-sals de regter) tot aan de qnderfte fpitfe van het hert toe, Siet hier van ^r^^Anatomia, pag. z^B.in Qtlavor. en andeje. III. Met het woort Galgal^ bier-Radt vertaalt, en kpmehdevanhet vyor-
telwoort Galal, dat omwsntelen of ontrollen betekent (dewylfyn voorname eygenfchap is om te lopen) verftaat daarom deHr.Buxtorflusyyets.datrontöm- gedreven of'bewogen, wert\ foo vertaalt hy dit woort, P/alm LXXXUI. }«ζν gelyk fiof dat van een draywint omgedreven mort;, en meent ook met Jben- Ezra^azt het Pf.LXXFII ιp,yoQï deii Hemel gebruikt wert, ora dat dis ιμ.het ronde bewogen, wert.. # 'min*-
|
||||
«fc- XII. Â E S CH O Ü W I NG E.
£ IV. Indien wy nu ook hier met Het woort Galgal yets diereelyks, datin
het ront gedreven wert, willen betekenen, fal het ons alleen tot het bloed lev- denj dewyl 'er, behalven het felve, niets is in het ganfche lichaam, het welk foodansgh volkomen in het ronde loopt i dat het fyn loop weder ter felyer plaatie eindigt, daar die begonnen was. Soo is bekent, dathetaande Imker holligheit des herts beginnende eerft door de flag-aderen; endoor de aderen in de regter holligheit des herts, en verder door de longe omee- dreven fynde, weder in defelfde linker holligheit iigh inftort, en eindift· en gedungh, foo langh het leven duurt, daar weder een nieuwen omldop V. Ik en betwifte hier weder aan niemant de vryheit van het woort
Galgal voor den rontom beweger van het bloet, dat is, voor het hert, en het ganfche famenitel der flagh-aderen en aderen te nemen, uy t aanmerking, dat men ook fomty ts raderen liet gebruyken, om andere faken te doen ront lo- pen. En foo fal ook volgen, dat dit aanftukkengefioten, dat is onbequaam tot fvn phgt geworden fynde, de doot niet verre kan wefen. 't Geen egter om dat 'er in het ilerven (foo veel men noeh weet) niet* van
dit alles verbroken wert, wederom nootfakelyk maakt, dat men het woort Fenaroots, dat mftukhn floten betekent, eenigfints onei'gentlyk verfta VI. Maar in fyn eigene beduidenilTe fchynt dit woort alhier feer nadruk-
kelyk te weien. Als men het felve als boven, van het wortel-woort Rat- fats, weder af doet dalen j dat, (gelyk als vt vooren gefegt is) quaffare, cön-
cutere oihortigh enflotigh bewegen betekent. En infonderheit, als men vol- gens de eerite eigenfehap van een rad, met Galgal, yets dat lydelyk om- gedreven wort, en door het woordeken elniet alteen aan o%, (gelyk het mede te regt vertaalt wert) maar ook door verftaat} gelyk het felve JeremU ×××ÐÉ 4. gevonden wert, daar het een inilrumentele oorfaak betekent; alsbvden Hr. Trommius te fien is. J « VII. Soo dat de fin dan defefoude wefen j ende het omgedrevene aan en door
den bornput hortigh en ftotïgh bewogen werde. [\ §. if. En op defe wyfcfchynt alhier van een tweede foorL van onorden-
telyke en hortige bewegingen, namelyk van de trekkingen of ftötingen in de pols} die men , behalven de voorgemelde in de peefen, ook in de iler- vende gewoonlyk ondervint, klaar genoeg gefproken te worden Om dit te doen fien.
I I. Weet yder, dat de linker holligheit van het hert (of defen bornput) iigh toeknypende, door het bloet, dat daar door in den grooten flag-ader gedwongen wort in te gaan en in het ront ö^^r^;/wert Tden fel ven flash- ader doet fwellenj en den pols of den flagh der flag-aderen veroorfaakt IL En dat die gedurende de gefontheit een gereguleerden trant houdt,
ionder oneffenheden. I III, Nu wanneer (gelyk te vooren getoont is) het hert, door het gebrek van
fenuw-
|
||||
Van eenigey faken in Wpfigt vanfekere SchHffuur-ptaaffen. 2&y$
zenuw-fappen en hortige toeknypingén van hetheriTen-vlies, iynbewégih-'
gen, niet als worfielende en met veel ongelykheden uitvoeren, en iigh té famen trekken kanj is het blykelyk, dat ook het bloed, het welk door en aan de linker holligheit (of Bom-f ut) anderfints ordentelyk om gedreven wïerd \ nu door defe bewegingen ook hortigh en βotigh moet bewogen werdeh. IV. En den flagh-ader alfóo on zen hartige en ƒ oi/gi? wyfetelkensuitipan-
nende, een foort van een pols-of ader-flagh veroorfaken; die de Doctoren oneffen, inaquaïis^ oi'convulfif en onordèntelykr dat is, trekkigh en hortigh noemen. > " Welke in de meefte ftervende alfoo waargenomen kan werden.
§. zó. Soo dat deie woorden byeen genomen iynde, het volgende fchynen te
ièggen: Eer het bloed {dat aan en door de linker holligheit des herts omgedreven nvert) ongeregelt bewogen werde, ènde den Slagh-ader hortigh enfiotigh doende opfweïïen, de laatfley en de nabyheit des doods vertoonendeonevenheden des pols veroorfake* §. 2.7. Indien nuymand al het geene van defe geheelen Schriftuur-text in
de voorgaande, en nu van de laatfte§. zo\ gefegt is,by malkander gelieven te voegen, (het geen wy om het meermalen gcfeide niet weder te leggen* alhier nalaten,) gelieve hy felfs te oordeelen , ofymand, een ilervende of zieltoogend menfche fullendebefchryyen, ook ligt in fbo weinigh woorden föo veelvuldige omftandigheden, die figh or> de laatiÏe tyd in hem bevinden, foude konnen begrypen: en of het ook waarfchynlyk is (indien den fin in defe uitlegging eenigfints getroffen is) dat, nadien de twee eerfte uitdrukkin- gen een kennifle van de eigenfehappen des zenuw-faps fchynen mede te brengen, de tweelaatfte, fonder die van den omloop des bloeds, foude kunnen bwfehreven iyn. Ik verfoeke vérgirTeniiTe aan die dit leeft, dat ik hier foo langh indeop-
helderinge van delen eenigen text gewee.ft ben. De reden is eenigfints te voren §. 20. gegeven. En verder dewyl fy door den Geeft Godts tot ons onderfoek, en verwbnderinge over de veelvuldige wysheit des Aanbiddely- ken Ingevers nagelaten is 5 en hare ware uitlegginge buiten twyffel uit de ondekkingen der Ontleed-kunde en Medeeyne alleen afgeleid fchynt te moe- ten werden.-hebbe ik geoordeelt defelve in defeBefchouwingen niet wel te kun- nen voor by gaan; te meer, nadien fy het voorwerp van de ftudienvanfoq, veel geleerde Uitleggeren, al op eenernftigewyfe, van o ver lange ge weeft is; en overmits by na alle woorden te onderfoeken ftonden, daarom met de gewenfte kortjieit niet wel klaar genoegh konde verhandelt werden. Im- mers hoope ik, dat yder ons daarom in defe η fal regtveerdigen, nadien geen kleine bewys-reden tot het grooteooghmerk, dat wyin delen nebben, die- nende hier in gevonden wert, ingevalle defe uitleggingen eenigfints aanne- melyk fyn: niet tegenftaande de eene kragtiger en klaarder magh voorko- men, als de andere. Want indien een Heiden of ander Ongelovige hier eenige redenen vint,
C c om
|
|||||
(
|
|||||
i<54 XII. Â E S C Ç O U W É Í G E.
om na behoorlyk onderfoek te kunnen toeftemmen , dat in defe woorden
van den loop van het zenuw-fap en lympha, van de Fafa Lymphatka en den Chyl-voerder, van haar klap-vliefen of keten-knoopjes, van de ketens-v/y- fe fchakels in de laatfte, en ook in de ilagh-aderen en anderen op de rugge- mergh, van foo veel eigenfchappen van het hert, en infonderheit van die groote uitvindinge van den omloop des bloeds, gefproken wert: immers foodanigh, dat het gelooffelyk is, dat fonder kenniilè van dit alles te heb- ben, defe woorden in defe omftandigheden niet wel foude hebben kunnen feggen, het geen fy nogtans feggen. Sal die figh niet met veel redenen ge- trokken vinde om te geloven, dat dit woord van een meer als menfchely- M, en waarlyk Goddelyke Afkomft is?, waar in hy foo veel faken uitgedrukt fiet, duifenden van jaren te voren, eer dat de ondervindinge dieaandemen- fchen geleert heeft $ en eer ymand wift, dat'er zenuw-fap, etiCoxVafaLym- phatka^d^er een Chylrvoerder, dat'er keten-fchakels in de rugge-fpiers a- deren, dat'er een omloop van die vogten, en infonderheit des bloeds was. Selfs, indien'er maar een van defen alleen klaar en bondigh bewefen was, geeft het niet bewys genoegh van het Goddelyk Gefagh van dit H. Woord? En foo'er egter nogh ymandfooongelukkigh mogte wefen| die, omfyn
onredelyk gevoelen ontrent al het Goddelyke ftaande te houden, met defe uitlegginge (of die van andere geleerdeHeeren, welke tothetfelfde oogh- lïierk kunnen dienen) figh met voldaan feide te wefen -, om dat het geen in finne-beeldige manieren van feggen neder-geftelt ftaat, noit foo direct be- Wyft, immers een onwillige niet foo fterk tot het toeftemmen van yetsfchynt te kunnen dwingen: fal hy egter met foo veel geruftheit, als hy figh inbeelt, dit niet in het geheel kunnen verwerpen; nadien de werk-woorden (Verba) alhier, terwyl fy defe groote faken ontdekken, alle in hare eigene beteke- niffen kunnen genomen werden. En dit alles by defe al te vergeefs fynde, fal ten minften een twyffelend
enopregt na waarheit foekend gemoed, na deminfteoverredinge, dit Boek fyns naderen enernftigen onderfoelts weerdigh agten, en; die geloven, fullen nogh meerder, door het fien van de Wysheit Gods in fyn woord, in haar verbiedt ontrekt het Celve beveiligt werden. ,, , ÷ |
|||||
XIII. Â Å-
|
|||||
i$j
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII. Β ES C Η O LJ W INGE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van het GeiïgC
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En overtuiginge uit het tevorettge*
feide, 20, Eerfie Aanmerkinge, het Oogh is
van binnen f wart,
21, Tweede Aanmerk inge , Cryflallyne
pdgt is een Microfèopium.
En overtuiginge daar uit. 22, Derde Aanmerkinge, op het verre eii
pa by fien.
Experiment. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
$. I. f~\Vergangh tot het gefigt.
\_β % Uiterlyk gejiel van het
Oogh; 3. Overtuiginge uit dit gefeide.
4. Ligts eigenfchappen.
f. Refra£he ofbrekingh der firalen.
6. Uit lugt in water. Experiment.
7. Uit water in de lugt. Experiment»
8. Regt-hoekigh vallende firalen breeken
niet. Experiment.
9. Divergente ftralen Convergent en een
verkeerde beeltenijfe te maken.
io. Experiment dit betoonende. 11. Tweede. Experiment in een donkere kamer. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IS
|
Vierde Aanmerkinge, op de opening
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en fluitinge van het oogh f wart.
• Experiment. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24
|
Overtuiginge uit het gefeide f
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25·. Son dienfiigh aan het Gefigt.
En overtuiginge uit dit aller,
zó. Proverb. I. 17. . 27. Eira. III, 12. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12
14
ir
|
Overtuiginge uit dit gefeide.
Het Oogh is een donkere kamer. Geen beeltenijfe door Divergentefira- len. Doorfchynentheit van het Hoorn-Vlies. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28.
29 30
|
Numer. XIV. 14.
Levitic. XIII. 5-. en 37. Hebreen, IV. 12. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ló. Wateragtige vogt,
17. Cryfiallyne vogt.
18. 'Gias-vogt,
19. Hoe de beeltenijfe in het Ooge gefar-
meert vjert.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'■xi. 3. . '
31..I. Corinth, II. 9.
32, Overtuiginge'uit Bet te voren gefiidei
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
INdien \vy nu tot de uiterlyke finnen overgaan,
r1- **''......'- '- "- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en daarin eetit
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§. I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
_.de Werk-tuigen van het gefigt aanmerken, fchynt het bynaort-
geloofFelyfc te fyn, dat ymand, wie hy ook magh wefen, eenigfints foude kunnen denken., dat alledefe, tot foo grooten faak als het gefigt is, foono- digh vereift wordende omftandigheden, infoo grooten getale, in foo klein eea plaats by geval of nootfakelyke oorfaken, fonder eenigh het minite-oog- merk des Makers, malkanderen fouden ontmoet hebben. Om nu van den uiterlyken toeftel van Ooge yets kortelyk te feggen;
kan ymand het fonder beoogt einde agten te gefchieden? ^'.2,\Λ Dat (^ewyl het Ooge foo teeder is en van het minfte gekwetft kart
werden) het oogh-lidt als eengordyne, meteen onbedenkelyke fnelheit, Ge z in
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
÷ï4 Xlir.  ŠS C Ç Ï U W É Í G Å.
m tyden van nakend ongeval, daar over kan gefchoven werden , om het
felve te ..befehermen , en om ten tyde des flaaps de werkingen van het ligt pp ;het iplve, te beletten; op dat. de riiile, die ibo nodigh is,,daar door niet'mogte verhindert werden.' En weder dat even gefwint, om het ooge open te doen, het felve oogh-lidt kan opgeligt, en boven tefamengepioit werden. - En dat infonderheit ook tot dien einde fpieren te dier plaatfe gelegt fyn.
II. Dat, (hetgeenin fookleineenfaakverwonderlykis)opdatdeooge-le-
den niet los, en vadfigh op het oogh fouden hangen, ,en-om te gefwindeiin liaar'bewegingen té wefen,'defelve met een krakebeenigh boogje, juin: en jiet op de bultigheit des Oogs paffende, in haar zoom uitgefpannen fyn. III. Dat het felfde Ooge rontomme tuilchen beenen bewaart is,om "êen
geweld van buiten te lyden: nadien het door de minfte perffinge van figure veranderende, aanftonds (on* van de pyn niettefpreken)eengrooteverwar- ringh in het geiigt foude veroorfaken. ; , ,,. ' Die hieraan twyffelt, gelieve het eene Oogh toe te houden, en op het
andere met de vinger eenige kleine drukkingen te doen, om door 'tfchyn- bare bewegen van het geen hy fiet, op elke perffinge daar van overtuigt te werden. ■*< - ■ ö IV. Dat boven defelve een hair-(treek van winkbrauwen geitelt is, om
het nederdalende fweet van het voorhooft te beletten in de oogen ned'er te lopen. _ V. Op dat het buiten vlies der oogen door de lugt niet te droogh en rini-
peligh werden, en alfoo niet alleen de beweginge der ooge-leden maar ook het gefigt belemmeren foude;dat klieren in den eenen hoek van het Oo- ge en boven het felve geplaaft fyn ·, die door verfcheiden pypjes een gedu- rige vogt op het ooge ftorten, om het felve glad te maken, en de vliefen voor te veel droogte te bewaren. : VI. En, op dat niet gedurigh een menfche eenbetraant Gefight foude ver-
toonen, dat 'er paflages fyn, waar door defe vogt op gewone tyden fiPhin de neusgaten loifen kan. ö Ij In buiten gewoone gevallen, die defe vogt in veel overvloed tot tranen
doen werden , bevint men de gefeiden loop na de neusgaten op een eevoe- hge wyfe. t t....;. , ■ ç rt >< ■ *, ,.. ö r VU' P*k fP dat men niet gedwongen foude fyn, na yets anders willende
fien, gedungh het hoofd derwaarts te dra jen,foo verfcheiden fpieren aan het oo- ge gehegt'fyn, die het na alle kanten in eenftipdestyts kunnen toewenden VIII. Dat,opdatditkonftighfpier-geftel niet vergeefs foudewefen, het Oogh genoegfaam bolrond gemaakt is j om in eendaar op gepafte holligheit na alle k anten fonder onderfeheit tekunnen gekeert werden. En dat het alter om deffelfs bewegingen gladder en veerdiger te doen gaan, met foo veelvec- Ugheit befet is, í §. 3· Hoe
|
||||
Van hei Gefigt. ' j '·\. ,' ' ipf
f»3.. Jv Hoe geringh nu alle defe foo kleine byfonderheden aan ymand mo-
gen toefchynenj hoe weinigh verpligtinge een ongelukkige, die fyn Ma- kkers Wysheit niet kennende , alles aan een geval of domme ooriaken toe- ichryft, ook hierin Hellen maghi indien hy egter figh van het gebruik van cea van allen berooft bevont,foude hy niet kunnen nalaten de ongemakken daar van tè gevoelen: en foo hy al nogh te hartnekkigh bleeff om de Goe- dertierenheit Godts in het geven van defelve te erkennen; foude hy even- wel, ten fy hy alle redelykheit geheel uitgetogen hadde, aanfoodanighecn denken groote dankbaarhek fchuldigh te fynj die, indien hy·het mille, hetfelve aan hem konde en geliefde weder te geven» Met veel medelyden, enverwonderingh over de Goedertierenheit des lief-
hebbenden Makers, hebbe ik den den ellendigen ilaat van feker Heer aange- iïenj die, voor het overige redelyk gefontfynde, alleen het gebruik tan die twee foo kleine fpieren, welke de oog-leden opligten, en daar door het meerle gebruik van fy ç gefigt verlooren hadde > wefende, foo lang deièlam- migheit duurde, t'elkens gedwongen, om te kunnen fien, fyne ooge-leden met de hand opwaarts te fchuiven. • Is het alleen gevalligh, dat defe foo kleinefpiertjes aldaar geplaaft fyn ?de-
wyl tot haar beweginge foo veel faken, als boven eenigfintsby de fpieren ge- toont is, moeten famen komen5 hoe komt, dat men dit ongemak niet in millioenen menfchen gewaar wert? dewyi het geval foo ligt het eene als het andere uitwerkt; en 'er millioenen manieren fyn, op welke dedeelen, die den toeftel van defe fpiertjes maken , fouden kunnen t'famen komen, van de welke nogtans niet eene wefen foude, dje haar tot dit gebruik foude beguaam, maken. Soude een Atheiil wel foo verre kunnen komen j, dat hy de enkele ban-
den, die men öm glas Gordynen op te halen gebruikt, foude derven leg- gen by geval geworden te fyn,. en tot dit gebruik haren bekwamen toe- ftel verkregen te hebben? §. 3. Indien nu dit alles nogh niet overtuigende genoegh was, fal ooky-
mand , die met ons het volgende befchouwt, kunnen gevonden werden. 5 die niet volkomen fal gedwongen fyn te bekennen, dat aan den Maker van het Ooge, de verborgenfte wetten der Gefigt- en Wis-kunde bekent moe^ ten fyn ge weeft, eer foo groot een Wonder-ftuktevoorfchynisgebragt5 Om hier van aan ymand , die in de Optifche iludien onervaren is , ee^
nighfints een klaar begrip te geven , fal nodigh fyn eenige eigenfehappen van het ligt, 'waar door wy fien , voor af te laten gaan. En is het dan kennelyk: I- Dat het ligt, of van de Son TakX. Fig. 1. of kaars Ê , op een flip of punt
van een naaide Ñ (om een gelykeniile te geven) vallende , het felve aan een oogh CCC &c. en R, waar het felve ook wefen magh figtbaar maakt. boo dat men daar uit bevint, dat het ligt fyn ilralen Ñ C, PC &c. klo.ots- C.c é wyfc.
|
||||
io6 XIII. BESCHOUWING E.
wyfe na alle fyden van malkander, of liever als een rond enboluitfpreit. En
derhalven ^ dat 'er in het ganfche opper-vlak defes Bols geen punt als C, C, C, RV Sec. genomen kan werden y tot het welk geen ligt-ilraal als PC figh uititrekt, na een oogh in CGG &c. of elders in defen kloot ge- plaatft. · " -'"·*' En gefchiet dit wel t'elkens in eenregte en genoegfaam ongebogen lynj
\ geen men daar uit kan af nemen, om dat een donker lichaam S, tuiTchen het oogh in Ren het punt Ñ ^ in de regte lyn PR geh ouden fynde, aan het felve Oogh het gefigt van dat punt Ñ belet. : í · II. Dit gedurigh verder aflopen van de ftfcilen Ñ C, PC&c.vanmalkan-
deren, noemt men Divergeren. En foo iiet men , 't geen de Optici feggen, dat alle ligt-ftralen PC PC &c 1 ten opfigt van m alkanderen, als fy uit het fel- ve punt Ñ komen, Divergerende fyn. < - ' En fegt men in tegendeel die ilralen Convergerende te Wefenj als fy by
voorbeelt uit vèrfcheidén punten CC &c. na een punt Ñ lopen> daar toe door Optifche middelen^ als Brand-glafen en andere, gedwongen fynde. III. Vit dit Divergeren volgt, Tab. X. Fig. 3. indien van een linie Á Â uit
alle de punten, als Á, Í, L, M, B, (of liever uit foo veele.cn ontelba- re, als'er in eert linie AB fyn.) de ligt- ftf alen op een andere linie S Ô vallen j dat de ilralen van alle de puntert van Á Â komende, tot elk en yder punt der Unie ST, niet fonder een groote fchynbare verwarringe, figh uitftrekken. IV. Waaróm, indien defelveop defe wyfe Divergerende, na de plaats van
het oogh, alwaar fy het gefigt moeten maken regt uit toe liepen ·, de Ilralen uit elk punt van het figtbare voorwerp Á Â komende, de gehele vlakte de- fer plaat fe gonoegfaam beflaan, en in een groote confufie onder malkander vallen foudej gelyk in S, T, O, te fien is. V. Nu is door het onderfoek van de Optici kenrielyk} dat, omdifb'ncT: te
fien, alle de ilralen van een punt des voorwerps (by voorbeeld  ) komende weder op de gront van het Oogh in een punt b, (en foo die uit Á en an- dere punten deiTelfs voorwerps komen , in foo veel andere punten, alsa&c.) moeten vergadert werden: makende alfoo op de gront van het Oogh in á b de Schilderye of beeltenifle' van het voorwerp Á  y dogh verkeert of het on* derile boven ilaande. > . FL Dewyl dit nu niet kan gefchieden j ten fy de ilralen, die volgens den
natuurlyken loop des ligts uit het punt  Divergent en wyder van den ande- ren lopen , weder na het punt b Convergerende gemaakt werden j heeft hec den grooten Schepper (want dit fcgge ik ^ om dat hét voor een redelyk menfeh by na ongeloofFelyk fchynt, dit aan onverftandigè ofgcvallige oor- faken toe te fchryven.) gelieft de beweginge des ligts, ten opfigt van de ilof- fen, door welke het gaat, aan andere wetten te binden, waar door hy dit groote werk doet gefchieden. ' §. ƒ. Defe wetten fyn die geene, welke men in de Gefigt-kunde, die
der
|
||||
pi ãé é, -VanhetGefigt» gggr· .
der Refraïïi (dat is hekinge of liever buiging der ligt-ftraïen) gewoon is te
noemen, en vertoont figh defe.· jEét/?, wanneer defe itralen uit de cene doorfchynende ftofFe , als de lugt
(by voorbeeld) in een andere, als water, glas, cryilal, of een diergelyke, die dikker of dunder is, komen. : : » Ten anderen, als fy op defe tweede met ceiiige fchuinbeit vallen; om dat
regthoekigh (of na de loot-lyn) op defelve vallende, men bevint, dat fy regt doorgaan en niet breken, of elders henen gebogen werden* §. o". Indien men dit by ondervindinge gelieft teilen, laat een kaars in
een anderfints donkere kamer, 'Tab. X. Fig. z. op een tafel, en een ledige wit- te kom Í KLM een weinigh van defelve gefet werden jfoodanigh, dat de fchaduwe van den rant ML figh in defe kom van Ì tot D uitftrekt :foo is blykelyk, dat de üraal AMD die in D de fchaduwe van het ligt fcheity de laatfte ligt itraal i<$, welke in de verligte plaats NBD valt. , Legt dan een blinkentir.uk geks E (by voorbeeld eenfchellingh) even birn nen de fchaduwe, foo dat het met fyn rant feer na aan D komt. Danbefor- gende, door y.ets, dat hem nederhout, dat defen penni.righ van plaats niet verandere j laat de kom tot  C vol water gegoten werden 5 foo Tal men,, als dit van fyn beweginge itilrlaat, bevinden, dat de fchaduwe figh niet ver- der als tot F fal uitftrekken', en de penningh; E bpiten deielve in een volko- men ligt fien leggen; foo dat HF de iaaifte ligt ilraal nuis, dieonderfchek turtchen het ligt en fchaduwe maakt. ... Nu is blykelyk, dat van Á tot F geen regt uitlopende ilraal Á F kan ko-
men om dat fe in Ñ van de kom belet wert voort te gaan. En egter fiet men het ligt van Á in F komen.
•Waar uit dan volgt; dat, als de ilraal van A, tot Ïl'm de lugt regt uitge-
lopen heeft, fy in plaats van regt na D voort te gaan, figh breekt en buigt en een hoek Á HF in ,Ç by het pppervlak des waters maakt, en dus van Ç na F loopt. ·; ... t . En fiet men daar door een voorbeeit, hoe een ilraal Á Ç uiteen dunder ftofFe,
of de lugt, in een dikker gelyk water, komende Refrwgeert, of breekt; en wei £>odanigh, dat fe na de loot iyn GHQ^oewykt; die op het vlak ÂG,dat beide de iloifen, als lugt en water, van denanderenfcheid, regthoekigh ge- trokken is. ... » ë §. ã. Om dit nu tetoonen, als, de ilraal van een dikker ilof in eendunder,,
of van water in de lugt komt. Laat den felven penningh E, in een ledigh vat NJCLM Tak X. Fig.^
gelegt werden; foo dat ymand in AS ftaande, even door den rant des vat» LM belet werd defen penningh iii E te fien;dewylvanEtothetoogh Á om defen tuifchen geilelden rand ML, geen regt uitlopende ilraal als Á Å ko- men kan. Danmet een itokje den penningh,E wel vaft neder gehouden fynde a op dat %
ééï ' '%% door |
||||
io8 XIU. B.ESCHO UW INGE.
door het ingieten des waters niet van plaats vcrandere, laat het vat, door y-
mand anders j tot  C met water gevult werden j waar na die in Á S ftaande gebleven is, als dan bevinden fal, dat hy den penningh feer klaar ontrent F kan fien leggen. l· e1 Nu weet men uit dit alles,dat den penningh waarlyk in Egelegenis, en
dat hy door geen regt-uitlopende ilraal E Á kan geilen werden. En egter wert hy feer klaar in F geilen.
Soo dat hier uit volgt, dat hy moet gefien werden, door het buigen of
de Refractie van de ligtftraal EH; die in plaats van na Ô regt uit te lopen, den Hoek EH Á maakt, en foo tot het ooge Á komt. Het welk (om dat wy gewoon fyn ons te verbeelden, dat alles dat wy
fien, ineen regten lyn, van ons oogh tot het voorwerp ftrekkende, gelegen is) defen penningh als in F leggende fiet. En op dat het blyke, dat dit alleen door defe RefraéHe of Siraal-buigtnge'
gefchiet, laat een ander in IO geilelt werden > die ook met fyn ooge I den penningh E in het ledige vat leggende, omdenrantNK.meteenregteft.raal IE niet fienenkanj en egter als het vol water gegoten is, fal hy den felven on- trent Ñ kunnen fien leggen, door de in R gebroken ftraal ER I: foo dat den felven penning aan het oogh Á fal fchynen verplaafl te fyn uit E in F, en aan het oogh 1 uil E in P, en foo twee ilrydende bewegingen te doen: het welke plaatfe heeft* al was 'er een ganfchen ringh van Öienders rontom het vat geflelt. Hier uit blykt dan, dat een ftraal, als EH, uit een dikker ftoffe of uit water,
jn "een dunder, gelyk lugt, komende breekt} en niet regt-uit van Ç na T, maar na Á lopende figh van de loot lyn GHQjifwaarts buigt. §. 8. Dat nu een ilraal, die regthoekigh op een tweede doorfchynende.
ftoffe vak , geen breldnge nogh Refractie lydt, gelyk de voorgaande, die fchuins daar op komen, is Ook blykelyk > als men door een nauwe en regt nederwaarts hangende pyp DVna den penningh E, regt onder den felven in een ledigh vat leggende, fiet5 en daar na het vat tot BC met wa- ter vult, foo dat den penningh op fyn plaatfe blyftj wanneer men vinden fal, dat den pyp in defelve ftant blyvendé, den penningh door defelve egter kan geilen werden, 't Welk als men door de pyp in Ç Ô fchuins leggende ,den penningh E in het ledige vat fagh, niet volgen foudej vermits om den fel- ven , als'er water in het vat gegoten was, te kunnen fien, men den pyp uit Ç Ô in HA, om de brekinge der ilralen in dit geval foude moeten neder laten: het gene yder met ons oridervinden kan. §. $, Uit defe twee wetten volgt nu een algemeene regel j die door
het ligt» foo veel by ontelbare ondervindingen blykt, in deifelfs bewegin- gen altyd waargenomen weit, namelyk: dat 'Tab. XI. Fig. 1:'.:deilralen BH BH, uit een punt  divergerende, door Refractie na malkanderen toe ge- bogen kunnen werden, om weder in een punt als b Convergent te famen komen. ö I. Als
|
||||
„!! Ï· Ê ^n het Gefi^t/ ç - ;, . %&$
I. Als fy ,u5t ,een dunder ftofFe op een dikker, die bultigh ront is, ko*
men. Ëri 'ötik^"" . II. Als fy,uit een dikker, die bultigh ront is, in een dunder gaan. By voorbeeld, laat Ê F een wederfyds geflepen glas fynj waar Van de
fyden KM F en Ê Í F bultigh ront fyn. Soo nu de 'ftraal  Çuitde lugt op het felve valt, ialhy niet na R voortgaan; maar ria de lobt-lyn GH toebüi-r gen, en volgens ÇÑ iynéh wegh nemen. Indien hy nu in 3P weder uit het* glas in de lugt komt, fal hy niet volgens Ç Ñ na S voortlopen, maarvan de' loot-lvn ÑQjafwykende, fynen wegh ha £ vervolgen. ' En'di.t van alle de ftralen gefchiedende, die uit  op het glas tuflèhenH
Ç vallen , Tullen fy. alle by b weder ontrent op defelve plaatfe kunnen ver- gadert werden. "\ Alleen loopt de middel ftraal BMNi, om dat hy regthoekigh t'elkens
op de volgende iïofFe komt, regt-üit en Tonder breken door. ; . Söo dat j indien men "tab. X. Fig*. 3. figh verbeeld, dat*er in S Ô een ßóï-
danig glas ftaat, al de ftralen uit Á in a, uit  in b én uit de andere punten Í, L, Ì in ç, /, m te famen fulle.n komen j. en in b á een verkeert ftaan- de beeltenifle van Á  maken. ; 1.' §; ßï. Die hier van een feer ligt' experiment wil fien; gelieve des avonds
in een kamer een éenige kaars te fe'tiën j 'én eenige tredendaar afgegaanfyn- de, defelve door een bril-glas fyn feriynfel op een wit papier'te laten geven: foo fal men met het papier nader óf; verder van het bril-glas te houden, een plaatfe vinden j alwaar de nette beeltenifle van de brandende kaars figh het onderfte boven yertoonen fal op het papier. ' 't Geen de plaatfe ba is, alwaar alle de ftralen uit elk der punten van de
kaars in Á Â komende, figh in foo veel andere punten verfamelen dódr de twee refra&ien,. die fy, (gelyk Tab. XI. Fig. 1.) door het wederfyds bul- tigh geflepen bril-glas lyden, terwyl fy alfoo defe beeltenifle maken. §. 11. Een andere by veele bekende onderviridinge heeft men hier van in
de foo genoemde donkere Kamers-, als men in een kamerrontomduifterfyn- de, in een venfter een ront gat maakt, wat kleinder.als een bril-glas. Voor dit gat ftelt men het felve bril-glas, foodanigh dat 'er geen ligt, als door het felve, in de kamer toegangh heeft..' *: ~ :^ Indien men nu een wit linnen laken óf papier hangende houd, enhetièl-
ve nader en verder van het glas brengt j wanneer men die veerheid van het glas treft, dat de ftralen uit elk punt van die voorwerpen afkomende, we- der . elk in fyn punt vergadert werden j fal men gewaar werden, dat de beel- tenifle van alles, wat buiten de kamer is , figh op dit papier, als de alder- Volmaakfte fchiïderye vertoont, met alle fyn verwen en lineamenten} infon- derheit, als de faken buiten van de Sonne bèfchenenwerden, en het glas in de fchaduwe is 5 gelyk ook gcfchiet, wanneer by voorbeeld de Sonin het 'zui- den is, en het venfter, in welke het glas is, afwaarts van defelve ofeenig- Dd ■ .·'·· fmts
|
||||
m® XIII. Β E S C Η O U W ί Ν G E.
iïnt's noordwaarts uitfiet, foo dat' Hét glas'fel ve niet befcheenen kan wer-,
den, ■.■ \ ,:t,-r. :, §. il, Nadien nu de ftralen, die uit een punt komende figh uit haar ei-
genfchap van malkander verfpreiden en divergeren, in een punt weder moe- ten vergadert werden., om alfoo een beeltenis van het voorwerp te maken* en daar door de menfchen diftinók te doen fienj foude ymand kunnen gelo- ven, dat alle deie wetten in het ligt geleit j alle defen toeftel in het ooge (hoe gerïngh het aan onervarene voor magh komen) gemaakt, en alle nodi- fe omftandigheden daar toe waargenoomen fyn ? en hy dan nogh kunnen den-
en i dat fonder eenigh voornemen of wysheit des Makers dit alles mal- kander, enby geval in foo klein een plaatfe als het Oogh is, ontmoet heeft?.·'., jtr: \. ^..... ^cï'u-h w® *<iV iV! 3 füfnfi bv ■ --h ■ -.■■■ a-b-jf/*
f. ij. Om dit geleide tgngeaoegenaanymand te tooneii*, en.bemtedoen
ilen, dat waarlyk de beelteniiTcn der figtbare voorwerpen door hèt ligt op de
grond van het ooge, als in de üi%xgtmèldcIotdere Kamer door een bril glas,
geformeert werden. vr,.,.,...,..,,' £ ; -,„
Behoeft men alleen (dusdanigh bevinde ik het den 6 en 27 Oetober i6$>6
fefchiet te fyn) een oogh CGRH van een; verfch geflagen Koe-beeft, Tab.
% Fig. z, dat nöghwarm isr agter. van fyn vlees en vet te ontbloten, tot niet anders, ,als de vlieJênengefigt^nriwej; pverbtlyft. Dan ontrent^» o£a agter in het oqgh éen kleine openingh met een .punt van een fcherp.mes., in het omkledende vlies te maken j énverderjjne^eeni^puntigh by na rond iluk van ontrent een vinger breed^daar uit tefnyden; latende het felve in-X daaraan vaft gehegt blyven 5 foo dat men met hetfelve ftuk,, al hier in. JX/ verbeeld, het oogh kan vaft jïpy3wf,en. fyn openjngh CCN^ yrerwaar.ts het yereift wert, beftieren. g « ; ^ ,-/} :' - Dan de vlam vaneen kaars,die alleen in de kamef(andersduifteriyn4e)o,ntfte-
|ien is, in Α Β ftellende voor het oogh, fal men de nette beekenis van defel- ve, het onderfte boven, in# b feer diitincl;,en gelyk nederwaarts branden- de vertoont fien. - ■'."' Dogh om dit experiment na behoren te doen, is het nodiglr, een feer dun
en teer vliesje, dat de glas-vogt agter .in ,a ^influit, niet te befchadigen. Want j daar men andersde glas· vogt feive helderen blood fict, fal figh wel eenigh ligt, dogh de beeltenis foo net befneden niet veitoonen.·,. Γ, Iigter in dit igeval, dat feer ligtelyk gebeurt, kan men met een dun en wit papiertje den bloten glas-vogt agter in α £ bedekken $ en men fal de net- te figuur enbeweginge der vlamme, en ook het bovenfte der kaarfe felfs, daar opnaukeurigh afgebeelt fien. , · ï / ·.-■■; . E)e ondervindingen op de/e wyfe te nemen is gèmakkelyker als het oogh
yoor de openingh van een donkere Kamer te jftellen; en de beelteniilèn van ée daar buiten fynde voorwerpen, daar inte ontfangen: en wert het felfde dus inet minder moeite bewefen. ^Ci Λ Want
|
|||
<ή ; 'f Fan bet Gefigt. { .?r %\i
Want foo ial men ook ligtelyk kunnen fien. /. Dat het oogh nader aan
de kaars gebragt fynde, de beeltenis merkelyk grooterj en verder daar af- gehouden werdende, defelve weder kleinder werd. II. Dat de kaars ter regter of linker hand bewogen werdende , de beeltenifle felfs ook een con- trarie beweginge doet, namelyk, ter linker of regter hand. Waaruit het fchynt aannemelyk te wefen; dat onfen grooten Maker de-
fe middelen gebruikt, otn door het vergrooten en verkleinen van de beelte* nifie, aan ons kenniiTe te geven ,en te doen oordeelen, als de grootheit dei- voorwerpen bekent is, van haar veerheit of nabyheit j of als defe laattte be- kent is, van haar grootheit j gelyk hy ons de bewegingen der faken, die verre van ons gelegen iyn , doet kenbaar werden door de beweginge vaft defe beeltenifle. rD3li." Want dat defe beelteniflen niet fonder eenige indmkkingenOpdievliefen
te maken, in ons oogh geformeert werden j fchynt af te nemen te fyn pip het geene ymand gevoelt, die langh in het duilter gewee.ft is5als" hy in em groot ligt fchielyk gebragt wert, en fyn oogen opent orn te fien. §. 14. Soo verre nu getoont fynde, dat ons oogh e?n ware donkere Kamer
is, fiet men ook met een defe waarheit j dat defe beelteniflen van een voor- werp AB op de gront van het ooge in ^-^ nietkönnen.gefprmeert werden dooritralen, die, by voorbeeltj uit een punt B'komen j foolan.gh.fygelyk BC, BC nogh divergerende fyn, en wyder van den anderenfighveriprei- den: maar dat nootfakelyk daar toe vereift wert, dat fy weder na malkande* dev door refractie toe-gebogen werden,om in een punt b te kunnen verga? deren, en aldaar deflelfs beelteniiTe te maken. Gelyk men mmdcïedonkere Kamers met bril-glafen fiet gebeuren Tab.XL Fig.i. op die wyfe als § p 510 , en 11 gefegt is. 'φ Nu gelieve een Philofooph die nogh tWyfFelf aan de wysheit van fyn Ma-
ker, hier met ons het wonder geftel van fyne oogen te befchouwên,endan by figh felfs in eenigheit te denken; of hy defen grooten en foo veel byfon* derheden vereifchenden toeftel, die hier toe nodighwas, kan denken, ion- der eenige wysheit en voornemen des Makers, alhier foo geworden en ge- plaatil te fyn. §. if. Om dan alleen eenige defer omftandigheden, die tot overtuiging^
dienen kunnen, hier aan te tootien i en een in de Anatomie onervarenen Le- fer met het verfcheiden getal der namen, die deOntleders aan de vliefen van het oogh geven, niet te verwarren :dewyl men byPh.Ferheyen fien kan, dat by eenige alleen drie, by andere vier, vyf, fes, leven, agt ja negen van defe vliefen getelt werden". Laat ons Tab.XLFig. 1. den Bol GCHR weder voor het oogh nemen.
Nu fai niemand betwiften willen: I. Indien alle de vliefen die het Oogh omvatten » foo wel als de an*
dere die in het lichaam fyn, ondoorfchynende waren 5 dat het ligt D dl . daar
|
||||
&tt ,×ÐÉ.  ŠS Ï¹Ï U W É Í G Å.
daar door of geen of weinigh toegangh tot het Óogh foude kunnen kry-
gen. Kan men het dan denken fonder oogmerk te wefen? niet tegenftaande,
het ganfche oogh rontom van een ondoorfchynent vlies in GR Ç omringt is, (het welk figh buiten ook als het wit van het oogh vertoont) dat egter op die plaats, daar het ligt op het felve in Í CC valt, eenrontlopende, dun, helder en leer klaar doorfchynend vlies, gelyk het alderhelderfte Hoorn of Glas, gevonden wert, om alfoo aan het ligt doorgang te geven; daarom ook Cornea of Hoorn-vlies genaamt. §. iö*. II. Indien nu de ligt-ftralen BC, BC uit de lugt en het punt Â
komende, (om dit tot een voorbeeld te nemen) en dit vlies G Í CH doorge- gaan fynde, in de ruimte des oogh G S D Ô Ç C G weder defelve lugt geplaatft vonden ; gelyk in de holligheden van het oor, om dat fe daar van gebruik is, gefchiec ; fouden iy voortgaan in figh van malkander af te fpreiden, en alfoo aan het maken van een beelteniile in b nadeligh fyn; die om het punt  diilincl: te fien, vereift wert. Kan ymand nu weder den ken, dat dit fon- der wysheit en voornemen gefchiet? dat defeholligheitG S D Ô Ç C Gvan een vogt vervult is, die alle de hier vereifte hoedanigheden heeft; namelyk,dat fe eerfl ganfch helder en doorfchynende is, om het ligt door te laten. Ten tweeden, dat fe dikker als de lugt is, en ontrent na water daar in gelykt : waarom fy de Wateragtige vogt genoemt wert. Ten derden, dat fy bultigrt ront is, gelyk aan het ooge van buiten gefien wert; doorliet welke (volgens §. 9) blyken kan, dat beide de uit  divergerende ftralen BC, BC niet voort kunnen gaan na gg$ maar, dooi- de wetten der Refractie aldaar gé- toont, figh na malkander moeten toebuigen,en haar wegh na DD volgens de linien C D, C D vervolgen. ■ §. 17. III: indien men.nu figh verheelt, dat defe ftralen volgens CD,
C D weder regt uit na dd liepen, fal men met een ook fien, dat fy of niet, of riieé eer iiillen famen komen, als in een punt ; dat feer verre agter het oogh gelegen is. Waar uit dan blykelyk is, dat'er weder een nieuwebrekinge oïRefraïïie
gefchieden moet, die fe, om haar in b of in een foo veel nader punt by mal- kander te doen komen, weder na malkander moet toebuigen. Indien dit hu op het netfte gefchieden fal, moet weder een andere ftoffe
ST DES volgen; die eerfl doorfchynende., ten anderen dikker als de water* agtige-vogt, en ten derden eenighfints bultigh ø. ""*■'-' T),;' '■ Nu dit vint men bier weder inallé defe vereifte omftandighedendusdanigh
te fyn; want de openinge van een oogh fal yder doen fien, dat de volgende vogt S D Ô E S niet alleen heider is; maar ook dikker van ftoffe is als de water- agtige, waarom fy Cryflallyne genoemt wert; vertoonende meereen vaft- agtigh lichaam als een vogc; Ook* d'athogh overigh was3. is fy in S D JO-T bukagjigh. ,w ,;. fsu ■ : ,j>b b ■psb '-;_: £ ÏJ ' Defe
|
||||
,3 Van hef Gcfigt. n$
! Defe hoedanigheden dan fyn die geene, die de ilralen yoIgensCD, CD
komende, (gelyk §. p. getoont is) beletten regt uit na d'd te gaan $ en defelve verpiigten, (door de wetten der refraiïie) na malkander figh toe te buigen voor de twedemaal, en haar wegh langhs DE, D E te ne- men, ' ■*' ■-b.rsferw·-.-' §. .18. IV. Nu wederom, indien nu defe ilralen haar cours regt uit ver-
volgden na <?, e, fouden fy wel in een punt k te famen komen > maar dit foude weder te verre agter het ooge gelegen fyn> en op den gront van het oogh komende, fouden fy 'm mn een groote ruimte bellaany en het eenige punt des voorwerps  alhier met een groote vlakte m ç gereprefenteert wor- den. Het welk dusdanigh door alle de punten van het object Á  gefchie- dende, fouden de ilralen van verfcheiden na by malkander gelegen punten, den gront des oogh op defelve plaatfe floten 5 en foo een verwarde beeltenif- fe, en een verwart geiigt maken. Die dit niet begrypt, kan in een donkere Kamer Tal·. X. Fig. $. dooreen
bril-glas in S Ô geftelt, van een voorwerp Á Â de beelteniiTe á b op een wit papier rs, met behoorlyke net-heit figh eeril laten vertoonen: en dan het papier van rs in pq9 of nader aan het glas ST brengende, fal hy de coii- fnfie der beelteniiTe gewaar weiden , om de redenen die ilraks gegee- ven fyn. Om dit dan Fal·.XI. Fig. z. voor te komen in het ooge, was het nodigh ,
dat'er nogh eene te famen buigtnge of refraïïie gefchiede ·} die defelve, 'm plaats van in het punt k, in het punt b dede vergaderen. Dit konde gefchieden opdebeileennutilewyfe, als defe CryftaHyne-vogt
S Ô in SET weder bultigh , en de daar aan volgende in S G R Ç Ô E S we* der dunder van ftofre, en ook doorfchynende "was. Nu í int men dit hier weder in alle defe byfonderheden ã vermits de Cryf-
tallyne-vogt (gelyk men aan defelve uit het ooge genomen fynde, fien kan) agter in SE ET niet alleen bultigh,.maar vry meer bultigh is, als in iyn voor- ite gedeelte SDDT} ook is de ganfche holligheitdes ooghs S G R Ç Ô ES agter de Cryilalyne-vogt ST geheel met een feer klare en heldere vogt ver- vult } die ontrent de dikte heeft van gefmolten glas, of volgens andere van wit van een ei; immers dat hier vereiil wierde , die dunder van iloffe is % als de Cryilallyne-vogt * werdende daaromde.Glas-aghtige-\og% gpm&mt. Die nu het vorige %áö. verilaan heeft fal ook weten, dat dit alles fooda-
nigh fynde, de ilralen volgens DE lopende , niet door â na £ regt uitkun* nen lopen j maar in E weder gebroken fynde, na malkander toemoctenge- bogen , en volgens Ei, Eb Jiaren wegh nemende, in b moeten vergadert werden. V. §. 19. Op defe wyfe nu geilen hebbende, hoe de ilralen uk een punt
Bdes voorwerps Á Â divergerende, op· den gront van het ooge in een punt b te famen moeten komen \ indien men figh verbcelt, dat dituit elk andec Dd \ punt
|
||||
6/4 ×É!!. BESCHOUWING E.
punt van Á Â komen, ook op defelve wyfe in een opfigtelyk punt van..e£
verfamelt werden; iai men ook fien,op welk een wyfe de.roren getoonde beelteniflën der figtbare faken door het ligt op de grond van het oogh , ge- lyk in een donkere Kamer, afgefchildert vsrden. Soud'er nu ook by ymand, die opregtelyk na waarheit foekt meer ken-
nen vereift werden, om tot een bewys van de Wysheitiyns Makers te moe- ten ftrekken; als dit wonderlyk Oogh-geftel, en defe driemaal herhaalde na malkander buiginge der ibalen? Die anders van een verwyderende, om defe Divergentie niet alleen ganfeh önbequaam in figh felven fyn , om een beeltenis en net gefigt te formerenj maar lelfs een beweginge hebben, die met het geen een gefigt vereift-, regt ftrydigh is. §. 20. Ontelbare aanmerkingen iouden op de groote Wonderen, welke
in de: oogen figh 'm menigte openbaren, kunnen gemaakt werden. % I. De oogen moeiten van binnen duifter fyn, iouden fydebeelteniiTenin
Jiragt, gelyk de donkere Kamers doen , vertonen j enfynfy foodanighniet? felfs foo verre, dat hare vliefen, ten grooten deele tot defen einde, als met een fwarte , figh daar altyd vindende verwe gelyk beftreken fyn. is dit al mede by geval, dat in defen foo nodigh tot dit oogmerk is? §. 2i. 7/. Moeft'erinde oogen, (indien de beelteniifen net en befneden fou-
den fyn)niet een doorfchynend lichaam wefenj het welk aan wederfyden bol·· rondigh, en het dikite van ftoffe onder alle was? en -vint men dit beide in de Chryftallyne-vogt niet? die de figuur van een wederfydsgeflepenront glas voor en agter heeft, en ook alle deiTelfs eïgenfehappen. Neemt defe vogt uit een vers geflagen beeft -s houd daar een brandende kaars
voor, en een wit papier agter; en men fal fien, dat dit lbo net een verkeer- de beelteniile van de vlam daar op fal maken, als een geilepen glas j boud de- felve voor u oogh, en de knop van een fpel of yets anders daar kort agter5 en men fal daar door fiende bevinden, dat fy de werkiiige van een waar Mi- crofcopium of vergroot glas doet: 't geen men ook daar toe aan beide de fy- den gewoon is bolront te ilypen. Heeft ymand oit gedagt, dat een goed Microfcopium fyn figure, fyn klaar-
heit uit een duiftere ftofïe, fyn geftel om dienft te doen by geval of fonder oog- merk des Makers verkregen hadde? en waarom houd hy dit ftaande van deie vogt, daar dit alles op veel verhevender wyfe ingevonden wert ? foude ook de befte Konftenaar, dit van Brood, Vlees, Vhch en andereSpyièn, daar het felve uit voortkomtjkunnen maken ? En kaneen ongelukkigh Philofooph hier geen Konft nogh Wetenfchap in fien? als hy fulks niet eens (dat by geval mogt - fchynen) maar in foo veel millioenen oogen van Menfchen en Dieren fiet gefchieden. §.22. III. Nogh meer:-
Men kan by ervarentheit fien in een donkere Kamer, dat,f*^. X. Fig. p
alsdeafgelegenthcit van een voorwerp Á Â niet te groot is, den afftant van het
|
||||
}
|
|||||
\ ?) r/j.....'fTan het Gefigt', ;? ;q 2|»
het object. Á Â van het papier rs en van het glas ST-een fekere en bepaalde
diftantie vereift, om een diftincfce beeltenis in ab te maken: Soo dat het pa- pier in pq en nader aan het glas S T, of in de en verder van het glas afge- houden fynde, als het objecl: Á  en glas S Ô op fynplaats blyft, debeeke- niflen feer verwart werden. Dewyl de kralen uit elk der punten Á of  komende, niet weder in een punt & of b vergadert werden} maar in plaats van dit een groote wyte oypqpide beflaan. Soo datdie uk vericheidert punten komen , daar door onder een gemengelt moeten werden. Waar uit blykt, dat geen beekenifie wel en behoorlyk kan geformeert
werden ; wanneer jde verfamelingh der ftralen, die uit Á Â komen, in* of b gefchiedende;, defe vergader- plaatfe ë b of voor het papier als dan in de fynde of agter het felve, ·als het papier in pq, is, ilgh hevinto tien anderm Bei men ook, indien het objecl: AB (in niet te groote verbeden)
verder van het glas ST, ofhetglas ST felfs ronder is,"ais wanneer doordefein^ been diftin&e beekeniflegernaaktwierde;dat de nette beekeniifedigter aan het glas, by voorbeeld 'mpq vallen fal: en daarom, dat men om defe reden het pa- pier uit rs 'mjq moet voorwaarts brengen, en nader aan het glas. Het tegendeel gefchiet, als het obje& AB.digter aan het glas ST ge-
bragt, of dit glas platter in ronthek genomen wert. En fal men dan niet als het papier ia de agterwaarts brengende, en de diftantie des felfsmet het glas.grooter makende, de nette beeltemfie vinden. , . ;^ „· ?i Dewyl nu dit alles ook in onfe oogen gefchiet, foude ons gefigt met al*
Ie defen grooten toeftel nogh van wemigh gebruik en ganfeh onvolmaakt on- trent naby gelegen (aken weien :foo dat men (by voorbeelOymand opeenroede af-ftant diftinct kende, op de diftantie vaneen halve, of ander-halve roede of andersyets nader of verde fy nde,den felven niet foude kunnen onder kennenjten fy men in de donkere Kamer van ons ooge, figh van defelve hulpmiddelen konde bedienen; namelyk: met, of de rondighek van eender vosten bul- t.ger of platter, of de diftantie tuflehen de Cryftallyne vogt ende&rontvar* iet ooge (die de plaatfe van het papier vervult) kleinder of grooter te ma- ken-, na fulks door de veerheit van het objeét vereift wierde. Sooaan ymand;die van de Optifcbe Experimenten geen ondervinding heeft
dit alles dmfter voor mogte komen; die gelieve figh.in een donker?Ê wnerl van een platter en bultiger of (om met de glafe flypers te fpreken) van een jonger en ouder bnl-glas, en van een meerder of minder veerheit van het voorwerp te bedienen; en de ervarentheit fal hem na weinighoplettenshet geleide blykelyk genoegh toonen. Om dit alles nu ter fake te brengen; kan ymandfonderfighOTerdewys-
heit en goedertierenhek fynes aanbiddelyken Makers met ontlagh te ver won- oeien, aanken; dat in de oogen, niet een van defe hulpmiddelen, dat alleera genoegh was, mmx die beide te gelyk gevonden werden ? Want als een ofc- ject verre van het opgh is, en daarom Tab. XL fljgj z, het punt gelyk á ofb |
|||||
m ×ßá BESCHOUWING E.
(-daar de dralen uit een punt. Á of  komende Bgh kruiffen, ofby malkan-
der vergadert werden) den gront des ooghs X m niet raakt,maar naderaan de Cryftallyne vogt ST valtj foudefulks, gelyk voten gefegt is, een ver- warde beelteniire maken op den grond des ooghs, en geen onderfcheiden ge- figt. Soo dat om dit voor te komennodighis,dat of de wydte tuflchen den gront des ooghs Xm en de Cryftallyne vogt S Ô klemden of (indien de wyd- te tuiTchen defe twee defelfde blyft) een van de vogtén des ooghs wat platter gemaakt werdc, om de beelteniCe eerder na á b te doen vallen. Nu bevint men, dat om dit beide g'clyk te doen, daartoe fchynen te
dienen, de vier (hier uitgeftrekte) fpieren des Oogh E F GH, tab.X. Fig. f. Die het felve, als fy in het byfonder een voor een korter werden, op en nederwaarts, en links en regts doen keerenj' en wanneer iy alle gelyk wer- ken, het vóorfte des ooghs en alfoo ook de Cryftallyne vogt moeten na agteren trekken, verminderende alfoo de diftantie, die tuflchen defelve en den gront des ooghs is. Maar infonderheit is ook blykelyk, dat fy alsdan de buitenfte figure des ooghs, die vry bultigh bolrond is, veel platter moe- ten maken j en alfoo de famelingh der ftralen daar door meer na agteren doen vallen, om den gront des ooghs te bereiken. Dat nu.de ftralen van een objee? komende, en op eenplatterbril-glas val-
lende, haar beeltenuTe verder daar agter maken, als wanneer het glas ron- der is, is ftraks al getoond, hoe men door een donkere kamer bewyfen kan. Indien nu het objeéfc Ë Â tab. XL Fig. i. te na by.aan het oogh is, en de
famelingh der ftralen uit het punt  komende, niet in b maar in Koude val- len agter den grond des ooghs Xmi is klaar genoegh, dat, om dit voor te komen het tegendeel nodigh is, mmeryk, dat de wydte tuflchen de Cryftal- lyne vogt en den gront des ooghs X m grooter} of (defe wydte de felfde bly- vende) de wateragtige vogt des ooghs in Í CC wat ronder gemaakt werde. » Want dat een ronder glas de beelteniiTe korter en nader aan iïgh formeert kan by ervarentheit, met groot gemak ook in een donkere Kamer getoont werden. Om nu dit beide weder te gelyk te doenj vim men in de Anatomie tab.X.
Fig. f. twee fpieren ÉÍ en Ê Ì, welke men fchuine fpieren noemt, geplaatft; die korter wordende, elk het oogh na hare fyden omdrajenj maar re gelyk werkende, het ooge als met een omgordende touw te famen trekken, en op- fwellende aan de lyden perfleni waar door de wateragtige vogt voor uit- puilende, het oogh in Í CC tab. XI. Fig. z. ronder jen de giasagtige vogt agterwaarts gedrongen fynde , den afftant tuflchen de gront van het oogh en de Cryftallyne vogt grooter maakt.: - - * Ik weet wel, dat eemge geleerde Heeren, het eigentlyk gebruik van de-
fe fpieren tot dit oogmerk nogh niet volkomen feker agten, fonder nader bewys: in welk verfchil wy ons alhier niet breder fullen in laten, nogh ook on-
|
||||
FM het'Ge/fgï. ":: 8: l.i .!; ity
bnderfoeken, of defc alleen na de juifte waarheit ipreken, die ftellen, dat
de vefelen gelyk GS en HT (welke de Ontleders Proceffus Ciliares noemen) een geliel hebben om deCryftallynevogt ST felfs, navereifch van deiè om Han- digheden , of van figure te doen veranderen, dat is ronder of platter te maken j of nader of verder van den grondt des Ooghs te brengen. Het een of het ander fehynt egter ondervindelyk gevoelt te werden, in
het ongemak of fomtyds ook pyn, welke het ooge lydt; wanneer men %h gewelt doet,om een voorwerp, dat feer verre van het ooghis,onderfchei- dentlyk te fienj of een gefchrift, dat al te na by aan het felve is, te le- ien. Maar dit is ontwifteïyk waar, dat het oogh yets doet in het befchou-
wen der faken, die op verfcheidenc afftanden daar van fyn, fonder eenigh toedoen en kenniiTe van orisj het geen de grootfte Mathematici in haar ge- flgt-Tuigen nogh niet hebben kunnen werkiteliigh maken; die, als den af- ilant van een voorwerp merkclyk grooter of kleinder wert, ook in haar geftel moeten verandert werden. En is dit het geene, dat, fchoon men al niets van de maniere wilt, op welke dit gefchiet, aan ons oogmerk genoegh is; en een Godt, die ons geformeert en een einde be-oogt heeft, aantoont. -: $. ij. IV. Kan dit groote wonder- geitel (het iy dan , hoedanigh het is ) waar door wy bequaam gemaakt werden, om op lbo verfcheiden en fbo veel afftanden ('t geen in geen konftwerk nogh oit getoont is) met foo veel ge- mak diftincl te kunnen fien, een tot nogh toe twyfFelend Onderfoekerdan mede niet van de wysheit van fyn Maker overtuigen ? laat hy verder gaan, en voor het laatfte (dewyl alles in agtinge te nemen een heel Boek van het Ooge alleen, handelende vereifehen foude) met ons dit volgende aan flgh felfs voor- Itelleni Eerfliazt een te kleinen openingh in een donkere Kamer gemaakt fynde e~
om de weinigheit der ftralen, de beelteniflên flauw fonder haar vereifte le- vendigheit en kragt vertoont. Ten anderen, dat» de openingh te groot fynde , het ligt dok te groot is f,
en daarom uit een andere reden defe beeltenifle flauwer doet fchynen. Soo dat'er juiffc een nette mate van openingh, daar de ftralen door werden inge- laten vereift wert, om alles kragtigh te doen fyn, en de ftralen nogh tewei- nigh nogh te veel te maken. En hoe veel werk het vinden van de nette grootheit defer openingen, in Verrckykers, Microfiopia , en ander Gefigt- kundige Werk-tuigen aan de Makers daar van dikwils geeft,'weten die fulks befogt hebben. Dat nu in het ooge, als ook een donkere kamer fynde, fulks mede plaat-
fe heeft, en dat te weinigh ftralen een flauwgefigtmaken, is ligtelyk te on- dervinden j als men in een wit papier met een fpelde een gaatje maakt,dat veel klemder is, als dat fwarte cirkeltje of openingetje, hetwelk men in het midden van yders oogen fietj by de LatynenP«f///<ïgenaamt$ en waar E e . door
|
||||
ΖτΒ ΧΙΙΓ. Β ESCH 0 U *W Ι 3ST G E.
door de ftrallen van de voorwerpen in gelaten werden. Wanneer men nu
door dit gaatje, (infonderhelt in een plaatfe, daar het ligt niet te fterkis) na een gemarmélt papier, daar veel couleuren in fyn, met het eene ooge iiet j weet men, als het digt op het ooge gehouden wert, dat'ergeenilralenals door dit gaatje in het ooge kunnen komen 5 en dat fy daarom veel minder in getal fyn, als of men die fonder dit gaatje in een grooter opeaingh vanden oogh-appel ontfingh. Maar ook met een fal men bevinden, dat de couleu- ren van dit papier iigh door dit gaatje veel flauwer en duifterder , als aan liet bloote oogh vertoonem - ,\·£ Indien nu oók defe openingh o£ Pupillate wydt fynde, te veel ftralen in-
laat j gelyk fy doet, als men langh in een groote dikke duiftemiiTe geweeit fynde, fehielyk in een helder en kragtigh ligt komt; bevint men mede, dat ook het iien om defe reden, in het eerite begin, feer moeyelyk valt. Om nu wederom een bewys van Godts wonderen doende Wysfieit en Goe^
dertierenheit uit dit laatfïe op te maken; foude nu ymand wel kunnen den- ken, dat het geen hier in door alle Konffccnaars met foo veel moeite in de Optifche Inflrumenten gedaan wert, het ooge fonder weten, felfs van den menfehe, in welke het gefchiet, dit ui? iigh felfs en alleen door de Ordon- nantie des grooten Makers doet ; en daarenboven opeen fooverrealle konfr- werken overtreffende wyfe; dat geen menfchc nogh oitfyneukvindigen tot die volmaaktheit heeft konnen brengen? i :. ,;p Soo (Iet men, dat de paflligie FF Tab. XI, Fig. 2,. alwaar de ligt-ilralen
doorgaan, of liever dat ronde fvvarte kringetje in het vlies, (na welk vlies men de oogen fwart of grauw of anders noemt) in het gemeen het fwart van het Ooge geheten, in een gefont menfehe in meerder ligt kleinder,enineen minder ligt itraks grooter wert, om alfoo na het de omftandighedenvereifr fehen, meerder of'minder 'ftralen door te laten. - Ik weet wel, dat nïemantdie het niet geiïen heeft3dit ligt geloven kan; maar
om by ervsrentheit daar van overtuigt te fyn $ brengt ymant in deSonne-fchyn öf ander helder ligt, of doet hem in een kamer tegen hét4igt der glafen en een klaren dagh aanfien. Indien men dan let op het fwart fyns ooghs, Tal men hetfelve bevinden in dit groote ligt feer "klein tefynj op dat door de kragt deiïelfs het ooge niet befchadigt werde.. Doet hem dan daar na in een don* keren hoek van een kamer gaan, en;fyn gefigt na het duiilere daan ; fooTal men aahilonds het felve fwart fyner oogen foo merkelyk grooter fien^ orn meerder ligt te kunnen inlaten5 dat niemand aan het geen gefeit is, fal kun- nen twyffelen; ύ • Siet men nu infönderheit daar in geen groote Goedertierenheit Godts,,
dat dit alles, fonder ons rnede-weten, in bnfe oogen gefchiet, Om onlè'aan- dagt' niet van hetgeen wy befchou wen af te trekken ? het welke gedurigh ge- fchieden foude*,, indien wy t'elkens moeite denken, om het fwart van onie öogerina de kragt/vanhet ligtite voegen, c ^ ; Wm.',ni . -■ ' §:Mt lui
|
||||
' Van het Gefigt. £tg
' §. 24. ïndien nuymant eenige redelykheit heefr, en al het voorgefeide
van het oogebegrypt; foude hy figh niet moeten verwonderen? dat 'er, ge- ilyk onder de oude Lucretius, ook te defer tyd nogh meniehen fyn, die figh Philofophen en Waarheit-foekers noemen; welke in het maakfel van allede- fe faken die tot een goed Gefigt dienen., geen wysheit nogh oogmerk des Makers kunnen fien. . Wanneer defe een goed Microfcofwm óf een ftel van Vergroot-glaièn, een
welgemaakten Verrekykcr, een donkere Kamer met fyn toeilel gefien heb- ben; heeft ymant van haar 'oït foo fporelofe gedagten gehadt, dat hy foude hebben durven'feggen; dat het hemdaar in voorquam , of alle de dingen, die daar toebehoren, malkander fonder eenige Makers Wysheit, aldaar en- kel by geval gevonden hadden; en dat fonder eenigh ander beoogt einde, dit famen-ltel gevalligh geworden was., het geen het is? pn kan hy dit dan van het ooge feggen, 't geen hy felfs willens of onwillens, immers ial moe- ten bekennen, dat alle gefigt-kundige Konil-werken ondenkelyk verre te bo- ven gaat? ; Hy fy dan foo grooten Mathematicus, foo grooten Obticus^ foo grooten
Mechanicus als hy wil; vraagh hem, of by een donkere Kamer kan maken, die men foo ligt als de oogen, verwaarts men wil-, drajen kan; die, alsfy na verre gelegen objecten gekeert is, iigh felfs korter en fyn glas platter; en na digter by fynde voorwerpen gewent fynde, figh felfs langer en fyn glas ronder fonder eenige andere hulp van noden te hebben, maken kan: Im- mers, het fy dan uit welke oorfaak het wefen magh, die uit figh felfs be- quaam is, om na de verfcheiden afilanden der voorwerpen figh te fehikken, en t'elkens een onderfcheiden beeltenilfe te formeren: die als het ligt te wei- nigh isjfyn openingh wyderjen als het teveel is,die felfs nauwer maken kan/on- der yets anders,als eigen famenftel en ordonnantie, daar toe van noden te hebben. Sal hy (om niet meerder van het vorige op te halen) niet moeten bekennen fulks in fyne magt niet te fyn? en indien hy het van een menfche gemaakt, en dit Kond-werk alleen uit enkele vogten, die uit foo veel ver- fcheiden voetfelsbeftaan, dus toébereit fagh, dat het alle Menfehen en Die- ren konde doen fien en gelukkigh maken, foude hynietgewillightoeitaan, dat men deiTelfs Maker voor verftandigh entotverwonderenstoeveritandigh foude moeten houden ? Wat fal men dan van foodanigh een moeten feggen, die dit alles op de
Heerlykfte wys uitgewrogt fiende, nogtans voortgaat om des Makers wys- heit te loochenen ? kan men hem anders, als blint en ongelukkigh , of an- ders Godloos en hartnekkigh noemen ? ■ > §·, 2-T- Om nu niet meer te feggen, heeft men geen reden , om de Goe-
dertierenheit en Magt des grooten Scheppers te dankenPdie foo onverbeeldelyk groote lichamen, als de Son is, hier toe dienftbaar maakt; om van de eterren en Mane alhier te fwygen: Die om aan dit oogmerk te voldoen, en Ee 4 faet
|
||||
\
|
|||||
gfjjgl ×ÉÐ. BESCHOUWING E.
het ooge van nut te maken, het ligt van daar in foogrooten menigte doet afdk*
Ienjdat het een foo onmetelyken ruimte tuflehen ons en het Firmament ,ßçô* mers tot de Planeet Satumus toe, vervult ·, welke men niet fonder redenen vaftV ftelt, dat van de Sonne verligt wcrt: Die het ligtfelfs, om aan onfe oogen niet te onbreken, met een foo onbedenkelyke fnelheit gedurig voortdryfti dat, indien fy niet bewyflelyk was, die aan yderongelooffelyk foude we- fen. Van alle het welke het ligt betreffende, hier na nogh yets gefegt fal werden. Kan ymand, alle defe groote faken, die vereift werden om ons te doen
fien, en foo in, als buiten het ooge, malkanderen daar toe moeten behulp- faamfyn, aanfchouwen ã en niet.de minfleverpligtingeagten te hebben, aanr die hem defe groote weldaden bewyftr die hem daar door foo veelc faken, wel-' ke hem voordeeligh of fchadelyk kunnen fyn, van verre doet gewaar wor- den -, die hem het vermaak geeft van foo veel aangename couleuren, in Velden, Boomen, Bloemen, en wat dies meer is te kunnen aanfchouwen. En om nogh eens met een woord alles te feggen, die hem doet S IE N. En Verre van, dat dit gevalligh en fonder oogmerk des Heerlyken Makers fou- de wefen; die hoe geringh onfe oogen mogen fchynen in vergelykingevan Aardfche en,Hemelfche lichamen, nogtans defelve op eenverbaaftmakende' wyfe tot een volmaakt fchouwtoneel van alle fyne wonderen gemaakt heeft y makende fyn ligt tot foo verwondeilyke Pencekn (foo noemende Wis-kon- ftenaars fab. X Fig. 3. het famen-ftel der ftralen BST b ook Tab. XL Fig. æ. met B, CC, DD, EE, b vertoont ; die van een punt als  uk- Ë gaande na de behoorlyke refraóbien, weder in een ander b vergadert fyn.) waar door hy fyne groote en vreeiTelyke werken, Sonv Maan, Sterren,de Aarde, Zeen, Bergen, ook Bomen, Bloemen,. Menfchen, Dierert, en wat'er verder lichamelyk en figtbaar is, op de grondt van defe oogen, met haar Verwen en Linéamenten op een onnavolgelyke wyfe doet af- fchilderen. Die een gelykeniife hier van wil"fien, befchouwe, 't geen op defelve wy~ -
fe in een donkere Kamer'door foodanige Ligt-fencelen gefchiet. Heeft oit ymand, wie hy ook fy, een welgelykent afmaaldfel van een
menfeh en andere faken, die men fegt na het leven gefchildert? te fyn, im-' merrneer gedagt aan een gevalligen famen-loop van Verwen te kunnen toe- fchryven? en kan hy dan nogh denken dit men waarheit te kunnen iêggen van het aldervolmaakfte arbeeldfel der faken, dat oit ooge befchouwen Ican ? Blykt het in tegendeel niet uit het formeeren van defe alderkonftigfte fchou w- plaatfe van het gehele groote lichamelyk wefen, in foo kleineoogh-bollenj dat onder de waardige einden, die fïgh den gedugten Maker voorgeftelt heeft, ook dit voornamelyk is, dat wy hem daar voor met een dankbaar her- te eere geven foudenj en fyne Magt en Wysheit, die alle fyne Schepfelen^ ep foo onbegrypelyk een wy fa-in. onfe oogen, en daar door in-onfe.gedag» ■·'&% teer. |
|||||
Van hei Gefigt. \ list
ïen moeten indrukken, in verrukkinge over foo veel wonderen, ootmoe-
diglyk aan fouden bidden? Blint en ellendigh, noghmaal beklagelyk blint en erbannelyk ellendigh fyn fy> die dit alles befchouwende haren pligt hier in niet bcfcbouwen kunnen. - Onmogelyk fchynt het by na hier af te fcheidèn, eer men denkt, dat een
dwalend Philofooph een anderen indruk van hem felfs, en van degrootheit fyns Makers verkregen hebbe. Al was'er in het Gehele-Alniet bekent, als het geene men van het Gefigt moet toeftemmen waar te fyn ; fchynt 'er nie- mant onovertuigt te kunnen blyven van de aanbiddelyke Volmaaktheden van fynen Formeerder. Laat een ongelukkigh Atheift by figh felfs alleen gaan,, en met ernft overdenken, of hy de wyfe, op welke het Gefigt gefchiet, oit on- partydigh onderfogt heeft'; is dit niet gefchiet, dat hy hetdoghftrax begin- ne; dewyl hier anders niet als een erniligh onderfoek tot overtuiging fchynt nodigh te wefen van fyne fyde: en vint hy :figh felfs nogh onbekwaam of ongenegen hier toe; laat hy dien Godt, dien hy nogh niet erkent, maar dien hy fiet dat van andere, welke hy voor Wys enVeritandighmoet hou- den, foo klaar in alle fyne werken, dogh infonderheit in het maakfel van het ooge geilen wert; met gebogen knien ootmoedig bidden; in hoope, dat die debeelteniilc van fyneSchepfelen foo verwonderlyk in fyne oogen ingedrukt heeft, bok de kennifïe van fyne deugden in fyn gemoed wil indrukken; en dat die hem de oogen verligt, ook fyn duifter verilant wil verligtem- Kan hy nogh geloven, dat het by geval is, (dewyl het ligt als fyne rhalen'vafl·
malkander verfpreidende, in figh felfs onbekwaam was om een goed gefigt aan ymand te veroorfaken) dat'er nogtans alleen om de menfehen en Die- ren gelukkigh te maken, weiten van Refraclk aan dit ligt voorgefchreven fyn; waar door deflelfs itralen van Divergent ^ na malkander tocbuigendc en Convergent moeten werden? en dat het fonder wysheit is,, dat die grooteen onmetelyk ligt-zee, in alle (ync minfte deeltjes*, fonder het minfle daar van- af te wyèen, aan defe wetten gehoorfaamt ? waar van meerder hierna. Kan hy denken dat het fonder wysheit is? daar alle faken in alle leden
van een menfehey van een lint tot een man gedurigh na proportie waiTen,. en grooter werden; dat alleen de CryftaUyne vogt des oogs, om dat aan de figure deiTelfs het gefigt hangt, fonder te wallen en grooter te werden, altyc defelve forme en grootheit in Kinderen en Mannen behoud. (Siet defe aan-· merkinge by Bergerus pag. 407) Indien dit voorgaande hem nogh de wysheit fyn es Makers nietvolkomen
kan doen fienjen hy egter door het getoonde eenigfints,hoe weinigh het ook fy> begint te oordeelen, of maar te vermoeden, dat fyn gevoelen wel fon- der grom, mogte wefen; en dewyl het van niemaudt oit bewefen is,dat'ei wel valsheit in mogte fchuilen; te meer ,-nadienhy het contrarie van een me- nigte fiet erkennen, die hy moet denken foo doorfigtigh enfoö vry van vooroor- delen te fyn,, als hy hem felfs hout te wefen:'Laat hy denken y foo hy maai E e i/ ' ■ ce-iü*;
|
||||
$tf XIII. BESCHOUWING E.
eenige billykheit in al fyn blintheit overgehouden heeft, of de ondcnkelyke
gfootheit van foo een weldaad, als het gefigt is, hem niet bewegen moet tot dankbaarheiti laat hy figh voorftellen, als hy het gefigt mirte, wathy daar door met eenen miflen foude } dit met woorden ι egt uit te drukken is niet alleen niet nodigh, maar felfs niet mogelyk. Infonderheit, kan ymand %h die confufie wel verbeelden; daar alles in
de wereld figh inbevinden foude, indien allemenfehen en dieren van haar ge- figt berooft en ileke-blint waren? Wat was anders te verwagten, dan dat den ganfehen Aartkloot binnen het leven van een menfche en veel korter ont- volkt j en van alle defielfs Dieren, de Lugt van Vogelen, de Zee en Rie- vieren van ViiTchen ontbloot foude wefen? Dewyl binnen weinightyds nie- mand , nogh door figh fel ven·, nogh door andere , om te kunnen leven, voet- fel foude kunnen vinden. Dit uiterile quaad en de ruïne van alles weet men mi dat door het gefigt en het begiftigen der menfehen met daar toe bekwa- me oogen voorgekomen wert. indien nu maar ymand uit het vorige-ee« nigfints gelooffeïyk bevint, dat die eenen Godt erkennen, en hem voorfoo- danigh een onuitfprekelyke Weldaat danken, niet geheel al buiten reden doen; moet hem fyne natuurlyke genereusheit (die nogh in eenige van defe on- gelukkige fchynt gevonden te werden) niet aanfetten, om dit alles dikmaal te overwegen, en met een gcdurigen ernil weder en weder teonderfoeken ? op dat, foo hy in fyn noit by iemand bewefen en alleen op fyne begrippen iteunende gevoelen ook mogte dwalen} hy figh niet aan de voor een eer- lyk gemoet onwaardigile en verfoeyelykile ondankbaarheit tegen foo groot een Weldocnder mogte fchuldigh maken. En moet hy daarom felfs niet over- tuigt fyn van een volkomen nootfakelykheit, om dien Godt, die noghon- volmaaktelyk en met veel twyrFelingen van hem in fyn werken gefien wert, nederigh tefmeken, dat hét hem behagen mogte tot alle fyne verwonderlyke werken, ook dit nogh in fyne gunile toe te doenj dat hy hem van fynen pligt en afhankelykheit verder en volkomen geliefde te overreden. Wantten minilcn fal hy voor een waarheit moeten houden, indien defe groote voorde- len, die hy door fyn gefigt en oogen geniet, hem daar toe alleen gegeven fyn, op dat hy defen grooten Gever lovc en dankbaarheit bewyfe: dat aan hem fulks niet alleen nalatende, maar felfs defen Wyfen, defen Magtigen, defen Goedertieren Godt, op de onwaardigile maniere, indien het in fyn magt was, vertredende, verfchrikkelyke ilraifen en meerder ellenden, als hy oit in eenige menfehen gefien heeft, regtveerdighlyk over het hooft hangen; foo dat ingevalle alle het vorige hem tot geen onder werpinge heeft kunnen brengen, miflèhien de vrefe voor fyn eigen rampfaligheit hem fal doen den- ken} (dewyl hy dogh niet loochenen kan, dat, indien 'er een Wyfen en Regtveerdigen Godt leeft, hy een ongehoorfaam en een lailerend Schepièl fekerlyk itrarfen fal) dat defe faak gebeden en onderfoek waardigh is 5 welke beide het alleen fyn, waar door de regte oveituiginge te hopen is, |
||||
,3 Ο '"ί Ι F&n het Gefigf. t%$
Indien nuegteralle defe wonder-dadeny die in fyn ganiche lichaam en pp de
alderheerlykite wyfe in het maakfel der Oogen uitblinken 5 indien fyn edel- moedigheit, indien de vrefe vaneen vertoornden en verfmadenGodt, hem dan (om nu niet te feggen tot het erkennen van fyn Maker) tot geen gebe- den en een daar op begonnen neerftig en verftandigh Onderfoek kunnen bewe- gen van al het gene, dat tot de yolmaakt'heit van het geftel en gebruik des oogs en foo veel andere wonderen behoort j wat is'er anders overigh? als een on* mydely ke nootfakelykhëit, om (hoewel met een innerly k medely den met haar onverftant en dwaasheit) dat fcherp verwy t, het welk den Almagtigen Maker yan alles eri ook van het Ooge in fyn woord Ρ f alm XCIF'.S, p. aan haar doet, te moeten regtveerdigen: Aanmerkt ghy ONVERNUFTIGE onderden vol- fa ^ en ghy Ό W"A S E ; wanneerfidt gyverflandig worden ? Soude die de oore plant.,- .niet horen? 'die de ooge formeert', niet mnfehouwen? ; ; , Indien ymand mogte oordeelen dat:dit laatfte befluit te langh uitgebreid
was* hy gelieve te denken, dat wy alleen hier foo breed ge; weeftfyïi, om; een ongelukkigh Philofooph, foo hy dit leeft, „ernftig op het gefeide te doen agt nemen, nadien het mynoghmaalonmogelykfchynt, dat ymand dit ver- ftaan foude, en geenen Godt erkennen. '%, z6. Ik late nu aan het oordeel van verftandigej hoewel de regte ma*
nier, op welke het geiïgr, geilhiet ,j voor de vermaardfte Philofophen foo langh is verborgen ge weeft, en elk foo verfcheidentlyk daar van gevoelt' heeft} of egter den aanbiddelyken Geeft des Makers in fyn H. befchreven Woord i al in die tyden, wanneer nogh alle menfehen daarvan onwetende waren, felfs in het voorby gaan van het gefigt fprekende, aan yder die de' wyfe van fien en de eigenfehap der tale verftaat, niet feer groote reden ge- geven heeft j om uit de vergelykinge van die beide met gront te denken,» dat^de nu in de laatfte eeuwen eerft ontdekte gefigt-wyfe en eigenfehap der oogen aan hem volkomen bekent geweeft is: te weten, dat in het oogh van ymand die liet, alle aclien,en bewegingen van het voorwerp, dat hy iïet5. ook in deftelfs beekeniife gefchieden} gelyk men dit in een donkere Kamer kan ilen gebeuren. ...'..' :- ,, En fchynt dit uit dé woorden, Proverh.I. 17. ook afte nemen té fyn j wel-"
ke na de.kragt en voornaamfte betekëniiTe. der grond-tale genomen fynde,- dus luiden: Sekerlyk het net wert te vergeefs gefpreit IN de oogen van alderlei Ge-' vogejit: Hetls waar, ;dat in de trefïelvke Néderduitië vertaalinge-gelefen* vcr-t,. voor de oogen; dogh die eenige kennille der Hebreeufche tale heeft,, weet dat Begneenee in fyn eigehtlyke beduidingenietfoo feer iw, als wel in- de oogen: fegt j overmits de Beth^ die hier voor overgefet is, hoe veel beteke- niüen de Joden ook daar aan geven, verre demeefteenindenliybelmeerals^ f ooö; mafen met In vertaalt· :wert.' Die nu het vorige, dat w;y van Het ooge gefegt hebben, verftaanheeft,.,
lal weten;,., dat-alshex net iejfs buiten voor de^oogen vaaeendvogel gefpreii ψί^ί „, ' .wertj,?
|
||||
m XIII. Â E S Cm O U W É Í G E.
wert, het felve ook in de beeltenifle, op de gront van deflelfs ooge, en
daarom in het ooge mede gefchiet. _ Yemand foude hier kunnen tegenwerpen, dat net net ielfs niet in, maar voor
de oogen gefpreit Wert* maar, ingevalle hy de maniere van het Sten ver- ftaat, fal hy ook moeten toeftemmen, dat het fpreiden van het net in de beel- teniife (het welk in de oogen gefchiet) eigentlyk dat geene is, het welk voor de naafte oorfaak van het gefigt moet erkent werden. En daarom die in opfigt van het gefigt felfsfpreken wil, foo eigentlyk de betekenuTe/«. als voor gebruiken kan. §. 2.7. Op het felfde fchynt den Geeft Godts ook het ooge gehadt te heb-
ben, Ezra III. 12.. Alwaar hy willende defen fin te kennen geven: Dit buk in fyne grontUgginge van haar gefien fynde , weder defe felve uitdrukkinge in de gront-taal tot dien einde gebruikt: Dit huis infynegrontlegginge IN hare oogen fynde. Welk een fin nu, als men alhier de Beth in haar eigen beteke- nifle van In wilde behouden, was aan defe woorden te geven ? indien niet de- fe, dat dit huis van haar gefien werdende, in fyn beeltenis In hare oogen was. En opdat niemand mogtetwyiFeleni dat eenervaren Optkus, indien hy iuift de maniere, op welke het gefigt gefchiet, wilde uitdrukken, defe fpreekwyfe moeite gebruiken: behoeft hy (volgens het voren gefeide) alleen een donkere kamer te befchouwen, in welke åòç huis vertoont wert j nade- maal nu by ondervindinge bekent is, dat fulx op defelve wyfe in onfe oogen, als wy een huis fien, gefchiet. §. z8. Hoe <menighmaal nu defe manier van fpreken, in de oogen, in de
Heilige Bladeren in de gront-tale gevonden wert, is uit het Woorden-boek van Robbertfon en de Concordantie van trommius bekent genoegh. Soo fiet men, Numeri XIF. 14. (alwaar het woord Sten in waarheitfeer
oneigen ·, maar in gelykeniffc van vrienden, die malkander fien, feer krag- tig is) defe woorden: dat ghy Heere, ooge aan ooge gefien wort> in de gront- taal ftaat, dat ghy Heere, ooge in ooge gefien wort. Ð t |, §, 2p. En aanmerkelyk fyn de ƒ en 37. verfTen vmhet XIII Capittel van
Leviticus, alwaar van den Priefter de plage of fchurftheit befiende, gefpro- ken wert op defe wyfe: En de plage (ïé fchurftheit) na dat hy fien kan, isftaan- de gebleven. De grondt-taal fegt, Ende de plage in fyneoogenisfiaandegeble- ven. '" '■' Nu is het bekent by alle die de Gefigt-kunde verftaan, dat een Priefter
om defe reden alleen konde verfeekert fyn, dat de plage was fiaande gebleven j
om dat de beeltenifle deifeJfs, die door de ligt-pencelen op den gront van fyne Oogen geformeert wierde, aldaar onverandert, en daarom ook^elyk ilaande gebleven was, §. 30. Boven dit alles, felfs mede in de Griekfe tale, in welke dien fel ven
Ingeverhet Nieuwe Verbond heeft laten befchry ven, fiet men, dat den al- wetenden Geeft Godts van Jet fien der oogen fprekende, uitdengrooten o- vervlocc
|
||||
vervloet der woorden, waar mede het ƒe# in defe fprake anderiintsbete-
jkent wert, ook foodanige in nadrukkelyke plaatfen heeft gelieven uit te Idefeiii die een eigenfchap van een donkere Kamerblykelyk medebrengen. Soo brengt het gene Hebr. IV. %% ftaat, daar is geen Schep/el onfigtbaar
mor hem,, in degront-taledefe vertalinge in de kragt der woorden mede: daar is geen Schepfel, het welk geen verfc-hynfei geef tin de oogen vanfem. \ j Dat dit waar is, weten die defeive verftaan ·, vermits eerfi het woord aphanees
(hier onfigtbaar) komt van het woord Phaïno, datmenighmaal verfchynen pvergeièt wort, als in de Concordantie blyken kan. 4 Ook werden Hebr. XL 2. de dingen die gefien werden in de gront-taal uit-
gedrukt, met Phainomena, of dingen die eenverfchynfel'geven, ofinverfcbyn- felen vertoont werden. Ten anderen, het woord hier voor hem overgefet is in het Grieks. Enopion autou\ dat de taal-kundigg weten in kragt te ifeg->. gen, en opi autou of infyn ooge ; van het welke het ook afgeleid werr. ' Dewyl nu hier van het gefigt, als van een verfchynfel, 'en wel/» de ooge gefproken wertj fchynt daar uk op een redelyke wyfe af te nemen te fyn j dat het ooge hier als een donkere Kamer, in welke de figtbare faken haar ver- fchynfel geven, aangemerkt wertj en den Geeft, door wiens leidingehet felve gefchreven is, op al het geen van het gefigt in defe omilandigheden gefegtis, geoogt heeft. V . -n<*i '''.'■·■. § 31- Op gelyke wyfe fchynt den Kendcrvanallesindeplaatfe/. Corinth.
II. p. in die woorden, het gene de ooge niet en heeft gefien{ in welke ook, ge- lyk te voren, van de eigentlyke en bekende wyfe van fien gefproken wert) figh , om deifelfs ware maniere uit te drukken, te hebben willendienen van het woord Eido., dat tnetfien vertaalt wert. Het geendaarom alhier te meer- der nadruk heeft, om dat van dit woord het woord Eïdolon afkomt, dat een gelykenije, afmalinge, en daarom ook een Afgodt betekent. Soo komt ook van dit felve Eido, azïfien beduid, het andere Woord Eidos, dat Lu- cas III 2.2, ,άοοΥ-gedaante o£ af beeldende gelyhnijfeovcrgefetisïgelykook Idea of wel Eidea: Toonende dat met het woord fien alhier foodanigh een actie moet begrepen worden, daar af beeldfels en gelyleniifen der faken, gelykopden gront van het ooge gefchiet, van voortkomen. * §.. 5 z. Om nu aan foodaanige in defen ook te gemoct te gaanjdie(ouden mo-
gen denken, dat de Hebreeufche fpreekwyfe in de oogen meerder aan het ge* woon gebruik van de tale in die tyden, omyets, datvoor en buiten de oogen, fefchiet, te betekenen, toegefchreven fchynt te moeten werden j als aan de
ennifle, die den Schryver of Ingever als doe van de ware maniere van fien gehadt heeft; gelieven defen figh te erinneren, eerfi*, dat hier in goedt en eigen: Hebreeuws gevonden wert inde oogen; en dat niet wel eenigenvoldoenden fin aan defe dus luidende uitdrukkingen kan gegeven wordeiibuiten de voor- gaande. Ten anderen, fchoon in de aangehaalde plaatfeji uit het OudeTef- tament niet uitdrukkelyk van eenbeeltenijji in de oogen gefproken wat, dat, *fe?I . ' ■■ ,-,,.,.*/, Ff ■ ......-,'5, , egt,ejp= |
||||
VL* ×¿Æ Â E S C Ç O ü W É Í G E.
cgter, die uit het Nieuwe in het Grieks bygebragt fyn, onswoordelykojs
aefe beelieniffe in de oogen fchynen te wyfen j en van den fclfden Ingeverfyn* Indien dan, ymand alle defe texten by den anderen neemt 5 en daar infiet,
dat die dèr fchryveren penne beftiert heeft, met veel reden moet gehouden werden regte kenniflè van het gene de oogen tot het gefigt toebrengen, al in foo langh voorleden tyden gehadtf te hebben j als niet duifterlykindefel- ve te kennen gevende, dat het gefigt door middel vaneenfchilderye^ die/» het oogb geformeert wert, gefchiet. En verder y om andere Mathematici boven J.Gregorimmet op te halen %
welke klagen, dat by de Oude de Optica oï Gefigt-kunde onder alle de Wis-kon- ftige Wetenfchappen meeft veronagfaamt en van de minfte onderfogt is$ (Siet de Voorreden van de Optica Promota) Indien ymand in de Oprifchc fchriften van den grootcn en onder de Mathematici en befte Aftranomi foo vermaarden Kepierus leeft,dat J. Baptifia Porta de eer fte Vinder van dedonkerc Kamer ge weeft is, pag. f é .prop. VIL en dat hy felfs, pag. é68. fegt de eerfte te fyn, die getoont heeft, dat op de gront van het ooge een fchilderye van de figtbare faken geformeert wert i daartoetot/>0g. 178. fynondervindinge, en pag. Wr. de verfchillende gedagten van die voor hem geweeft waren , by- b'rengende : fai hy hier nu uit geleerdt hebbende,, dat het geen in het Heilig Woordt, over foo veel eeuwen met genoegiaam klare uitdrukkin- gen is aangetoont, cerft by de Wiskonftenaars in de twee laatfte Eeu- wen is begonnen uitgevonden te werden, ook kunnen denken, dat dit Woord van eenigh Mënfche fyn afkomft heeft? En niet in tegendeel o* vertuigt moeten fyn, als men yets befchreven fict in een tydt , in welke het geen men leeft, aan alle Menfchen'nogh onbekent was, dat den Autheur daar van onder de Menfchen vergeefs gefogt wert? ender- halven , dat daarom defe H. Schrifture van een hoger en meer-weten* den Geeft, dan een Mcnichelyke, met veel reden kan geagt werden af- gedaak te weien ? Ik late dit aan yeders redelyke overlegginge. En in·* gevalle hy nogh tegens dit allgs yets met grondt meint te kunnen feg* gen j' gelieve hy figh de ook omtrent andere faaken hier aangehaalde Schriftuur-bewyfen,, die bet gefeide ook tegen de alderhartnekkigfte (in- » dien hy eenige billykhek heeft) kunnen zeker maken , in gedagten tè brengenj, en figh voor te ftellen, dat het den felfden Ingevér is, die hier van het Gefigt fpreekt} van wiens doorgrondende Natuur-ken* niftè foo veel preuven in het voorgaande en volgende te vinden rynj,, tegen welke laatfte foodam'ge uytvlugten en tegenwerpingen uit het ge- bruik der Tale, dat op*die tydt mogte geweeft fyn, geenfints kunnen ingebragt werden-, by ymand, die aan de redslykheit nogh plaatfe geefc. Immers, indien een Ongelovige figh door defe plaatfen niet wil katere overreden í ial egter een Ghriften de felve fyne opmerkinge waardigh agteni en in defe fpreek-wyfen yets meerder fien, als het geen van y* saandt, ^ie van de maniere van Sten ganfeh onkundigh is, kan verwagt werden. XIV. BE-
|
||||
izïf
|
|||||||||||
XIV. BESCHOUWINGE
|
|||||||||||
Van het Gehoor.
|
|||||||||||
ö. ti Y~\Nbekentheit der Gehoor-tui-
Vjf gen. 2f Syn egter magtigh om Godts Wys- heit te toonen, 22.
3, Uiterlyk Oor-gefiel, 23.
4. Gehoor-pyp en Trommel-vlies.
f, Trommei-Holligheit, gehoorbeentjes en 2,4,
fiiaartje.
6, Hare bewegingen. if. J,-Openingen in den omtrek der trommel" 26.
Heiligheid
8. Dool-hof. 27,
9. Gehoor-zenuwe. 28.
10. Gehoortuigen by malkanderen. ï$,
%ï. Gehoor-pyp vermeerdert het geluitt 30. Experiment.
12. Geluit doet het Trommel-vlies beven; 31.
Experiment.
13. Andere daar toe dienende Experi·
■ menten. 32.
14* Trillinge der gehoor-beentjes,
Jf. En der vliefen in het Dool-hof. %6. Overtuiginge uit e enige byfonderhe- den. 17, Onderfcbeit der gehoortuigen in Kin- 23.
deren en Bejaarde.
18. Overtuiginge uit het te voren gefiide. 34.
"19. Wat door Geluit verfiaan wert. -20/jofua. VI. ƒ· «f, Job. XXL 12. 06.
Pfalm. LXXVII. 19. 3$
1 Samuel. IV. f.
Efcech. XXVII, 28. M. Genes. XX. 8. . " á |
|||||||||||
Genes. XXIII. Tö, 13, ïÖ. · ^
XLIV. 18. L. 4*
Lucas. I. 44,
Gehoortuigen onnut fonder lugté
En overtuiginge daar uit. Zenuw-fnaartje beweegt in het ClGe*
hoor. Gebruik deffelfs.
Het vyfde paar zenuwen dient tot ge*
moeds ontroeringen. Ook het dikke Herben-vlies,
Als mede het agtfie paar.
En de Gehoor-zenuwe.
De zenuw-fnaars beweging? veroor-
faakt ook driften. Waarom het Gehoor boven alle ande*
re finnen daar toe bekwaam is, , 2. Gorint. V. .11.
Rom, X. 14. enz. !'J
Deuter. XVIII, é f.
Lucas. IX. 3f. ;ûÀ
Matth. XVII. f.
Galat. III. j, 2. -
Befluit en overtuiginge uit het gefeil-
de. Kragt der Muzyke.
Experimenten. ' Ook van andere geluiden.
Overtuiginge uit het gefeide.
i, Samuel, III. ir.
2. Koning. XXL 12.
Jeremise. XIX. 3.
|
|||||||||||
§. i. TNdien wy nu van liet Gefigt tot 'het Gehoor overgaan om teiien*
JLhoe weinigh nogh der Onderfoekeren arbeid ge vordert heeft, om
tot de ware maniere, op welke het laatfte gefchiet, door te dringen $ fal
het alleen nodigh fyn defe eerfte woorden van den ßïï beroemden Anato-
|
|||||||||||
^ig XIV. BESCHOUWING E.
miil du ferney^ in de voorreden van fyn by yder geprefen fchrift over de
werk-tuigen van het Gehoor, na re ilen ï Onder alle de Werk-tuigen^ welke de J)ière/k,tot hare dienfiengebruiken 0 fyn alkr.minfl bekent die* van de mterlykefin» nefij dogh geen van allen noghtans ismet foo veel duifierheit omringt ^ als het werk- tuigh des Gehoors^ 't geen ook na deien van Valfalva erkent wert. Men be- hoeft- dan niet té denken, dat men de Wysheit des aanbiddelyken Makers of geheel, of felfs foo verre aTs ontrenthét géfigt gefchiet. is , hierjfal kun,,» nen voorftellen. Dit fal nogh een aangename beiïgheydt wefen voor de vol- gende eeuwen; wanneer het den grooten Schepper fal gelieven, dit ^aadfel voor haar te ontvouwen en haare nafpeuringen, na meer ontdekkingen on- trent Gehoor,Geluid en Muzyk-Initrumenten, verder te fegenen. - ;.· *■* §. z. Om egter te toonén, niet tegenftaande der menfehen wysheit nogh niet magtigh geweeft is door te dringen tot de regte gebruiken van alles dat in, de Gehoor-tuigen voorkomt j dat egter hét Gehoor-geftel bekwaam, Is"om aan een Soeker der waarheit, des Makers verwonderlyke wysheit té doen fienj en een Godtloochenaar, indien hy niet meer hartnekkigh als on- wetende is, te overtuigen; nadien - wy alhier niet voorgenomen hebben, een volkomen Anatomie van defe delen te befcliryven, fal het niet ondienffcigh fyn defe volgende Figuren uit de Tafelen van Valfalva hier over te brengen* welke het farnen-ilel yan de Ihitrumenten die,tot het Gehoor dienen, ia tderfelver opfigt ontrent malkander na het -leven eenigfints vertoonen* Soo dat uit defe, nevens eenige andere, welke wy tot meerder klaarheic Her by tullen voegen , een ruw begrip daar van fal kunnen gemaakt wer*! den. · '\ 4- ..:·,",.'." " ,?>
§. 3. Laat ons van het uitérlyk geitel van het Oor, dat élk inanderen fieni
kan, beginnen, MlU^'Sf.-nmti ' ;''-& ■ -' '^A^./^,. ,·.■;.. ,-;.'.■ ^ -,#»^ τ- Kan ymand denkenJs dat het fonder ooghmérk en gevalh'gh , of by een
nootfakelyk en onverftandigh gcsfolgh van oorfaken, toegekomen is 5 dat aan het hoofd van alle menfehen twee ooren gemaakt fyn ? welke dienen, om de geluid brengende lugt in te vangen: het geen in veel Dieren geilen wert 5 die, als het gelmt van fekere plaatlén komt,, gewoon fyn de holligheit van hare ooren derwaarts te keren > en ook in menfehen f die als fy een oor raif- fen, het gebrek deffelfs met de holle hand daar agter te houden tragten te- vergoeden. En kan hy fonder een voornemen des Makers daar in te erken- nen , fien j dat als dé geluit-dragende lugt in de holiigheid van hetbuitenfte oor gekomen is , fy by de mont vandeGehoor-pypeqnbewegelykuitfteek- fel ontmoet, (Tragus by de Ontleders genoemt) waar door defelve lugt be*; kt wert defen ingangh des Gehoor-pyps voor by te gaan 5 en gedwongen jn deilélfs openingh in té lopen? Nadien nu het oor uit een fagte flappe ftofre,gelyk de vliefen fyn, al-
ken beftaande^ over de openingh vande Gehoor-pyp nederhangen foudé," en het gehoor beletten j óf van een harder, gelyk been fynde, in het leg- * gen
|
|||
Van het Gehoor! c #p éi 2&p
gen en andere gevallen ongemak geven ; met het beoogde; einde'des Makers
aan yder daar uit niet openbaar fyn , dat het felve ganfche oor uit vliefen, met krakebeen gevoert, beftaat ? op dat dit krakebeen een veerige en te ruggen fpringeride kragt hebbende, (dat yder gewaar werden kan, als hy het oor van boven na beneden met'de hand nederbuigt en weder los laat) iigh inaB- Ie gevallen in fyn ftant foude kunnen herftellen; en miflchien ook (gelyk fommige willen) de trillingen van de geluid-makende lugt foude kunnen op volgen,, en voort doen gaan. Immers dat de gehoor-pyp, in den beginne, uit het felve krakebeen van het oor ook gemaakt wert, dogh verder innewaarts alleen uit been bcilaat, isby de Ontleders.bekent genoegh. §. 4; Om' van defe verder yets te feggen: ,Laat Tab. XI.Mg. 3. den randt
van het buitenfte oor fyn LLjénKde rontagtige holligheit,diein het felve figh vertoont (Concha of Schelp genoemt) en van buiten gefien kanwerdenj waar in ook de opening is van een pyñ AC, die innewaarts in het hooft ilrekt^ Gehoor-pyp genoemt. *U Uh Defe by het oor, ontrent Á van krakebeen, en daar na tot C'toe-van enkel
been beftaande, is van binnen met een vel of vlies bekleet; het welk in de- fe figure alleen fonder het been en krakebeen vertoont is: en wert defe pyp- aan het einde by F met een vlies, dat"ront,- droogh, dun, vaft,en door-: figtigh is, het Trommel-vlies geWoónlyk genoemt,. gefloten. Hoewel eenk ge feggen, dat dit vlies een kleine openingh heeft; het geen eenighfints waarfchynlyk fchynt gemaakt te werden, omdat men menfehen vint, die den rook van tabak uit de mond door de ooren kunnen doen uitgaan. En dus fietraen dan, dat de geluit-makende lugt, doorliet buitenfte oor
LL gevangen, en in deiTelfs fchelp Ê vergadert fynde, in de gehoor-pyp; ingaat5 en Van Á tot C gekomen fynde,aldaar tegen het Trommel-vlies F aanloopt en het felve beweegt. r4 §. f, Agter dit Trommel-vlies, volgt na binnen fin het hoofd een fekerc
holligheit, by de Ontleeders den drommel of Tympanum genoemt, op welke men figh moet verbeelden, dat dit Trommel-vlies gelegen is, ontrent (om een grovegelykenifle te geven) gelyk het vel op een ketel-trom. In defe Trommel-holligheit merken de Ontleders verfcheiden wonder-
lyke faken aan 5 waar van eenige binnen defelve begrepen fyn, en andere in deiTelfs omtrek gefien werden. De eerfte die in defelve begrepen werden*, fyn de vier gehoor-beentjes, en eenzenuwtje, de/naar van de Trommel of Chor- Aa Tympani genoemt-; om hier van de fpieren en andere daar fyndefeldfaamV heden nu niet te fpreken. De andere faken .beftaan meeft in openingen r die in het been van des Trommels omtrek fyn; waar door deiTelfs holligheit· met andere, het iy met pf fonder tuffchen-komende vliefen gemeenfehan· houd. Defe Gehopt beentjes Tab. XI. Fig. 4. werden vier in getal bevonden, C &.
den Hamer genoemt j â Ñ het aambeek yP V denftyghbeugel, gelyk bydie; Ff 3 ' , ta
|
||||
^o XIV. BESCHOUWING E.
te peérde ryden gebruikt weit, geheten 5 tuflchen welk aambeeld en itygti-
beugel in Ñ een feer klein rondagtigh beentje gelegen is, het welk het vier- de in getal maakt. Tuflchen twee van defe Gehoorbeentjes, fiet men in de Tab, XI Fig. 5,
het klein zenuw-takje EO of de Trommel-fnaar lopen. §. <5. Indien men figh nu vefbeelt, dat de fteel S van den Hamer C S vail ge-
hegt is aan dit Trommel-vlies, het welk men daar onder fietj foo fiet men met een, dat dit Trommel-vlies door het geluit, dat in de GehoorTpyp Á G komende daar tegen aanftuit, bewogen fynde den Hamer CS, en defe het aambeelt Â Ñ bewegen moet 5 door welk laatfte, en het vierde beentje Ñ Tab. XI Fig. 4. den flygh-beugel V Ñ mede bewogen moet werden; Ook. moet het zenuw-fnaartje EO Tab. XI Fig. 3. als den Hamer CS en het aam- beelt Â Ñ door het Trommel-vlies geroert werden, der felver bewegingen altyd opvolgen, en fvan gelyken bewogen werden. Soo dat hier door blykt,dat tot alle defe bcentjes,en tot dit zenuw-fiiaartje
E O, de beweginge van het Trommel-vlies over-gaat. §.7. Om van den omtrek van de holligheit des Trommels (die een oner-
varene wel van het Trommel-vlies moet onderfcheiden) een goed begrip te maken, dewyl de Heer Falfaha dit niet in fyn geheel heeft laten afteke- nen, maar alleen de openingen die in defelve fynj kan men defelve fighals een hol dat agter het Trommel-vlies volgt, Tab. XI Fig. 3. en defe beentjes bevat, voorftellen; ontrent of een halve neute dop op dit papier nedergeleit was: en kan "ymand daar over de figuren van de Hr Ferney^ die daar toe dienen, nafienj welke hier alle op te halen te veel uitleggingen verreiflehen foude. > In defen omtrek van defen Trommel-holligheit bevinden de Ontleedcrs
dan: I. De openingh van het imierlykite van den Gehoor-pyp Á C Tal·. XLFig*
3. welke met het Trommel-vlies F geflopt is. II. De openingh Ç van denpypH GI, debafuin van j£#/^/#xgenocmt9
welke in ï in het agterfte van het Verhemelte des mondts eindigt; foo dat de lugt door defe uit de mondt van I tot Ç gaande, in de holligheit des Trommels komen kanj en ook daar door uit defelve uitgelaten wer- den. " Wonderlyk is de Wyshet des Formeerden hier geweefl; j die de openingh
in het Verhemelte foodanigh gemaakt heeft, dat aan de vcrfche lugt door de Neufe ingeademt verdende, de wegh door een klein uitireekfeltje der- waarts gewefên wert.j en als fy-vol dampen uit delongekomt, defelve daar .door gemakkelyker defe openingh voorby, als ingaat. De Heer Valfalva toont by ondervindinge, dat deeze geftopt fyn-
.de, het oor aan die fyde itraks doof is > en geopent fynde, men weder hoort. » En |
||||
Wa$ het Gehopt. £$ t'
En is dëfe na alle waarfchynïykheit de doorgangh van hét geluid, waar
door men ook volkomen dove menfeheneen muzyk-Inftrument fomtyds fieü ©p fyne toonen brengen, en eenige door de mond fiet hooren ; waar rjpe dik- wils een klein ftokje tuifchen de tanden genomen met het eene einde, of te- gen de tanden aangefet veel dienil doet j dewyl het ander einde op het In· ilrument ruilende, daardoor drillende bewogen wert. Ook fchynt men hier de wegh van de Tabaks-rook uit dé mond na het oor
te kunnen afnemen t waar van te voren yets gefegt is. III. Is het gedeelte van het been D een fyde van een inham, die de trom-
mel-holligheit groter maakt, en van defe tot de holligheden van een been5» (dpophyfis Mammillafis of Mafioides genoemt) figh uitfhekt. In de eerfte mond van defen inham ruft het fpitfe einde van het ambeelt, gélyk by D te iien is. IV. In het Bovenfte van defen inham heeft de HeerFalfalva, verfcheidene
gaten gevonden j waar door tuflehen de holligheit van den Trommel, en die' van het bekkeneel felfs geraêenfchap onderhouden wert: waar van defen* Autheur breder kan nagefien werden. V. Nogh twee openingen fynder in den omtrek des Trommels: de eer-'
fte wert genoemt hêf ovale venfier, Tab. XL. Tig' f. met <? getekent, en wert defe openingh mêt den ftygh-beugel geflopt. VI. De andere wert genoemt het ronde venflet, alhier ρ getekent; het7
Welk met een vlies, gelyk het Trommel-vlies, gefloten is. Men moet figh voorftellen dat de beide openingen o en ƒ>, of beide het ovale en ronde venfter^ alhier in een been fyn 5 het welke een deel van den omtrek des Trommel- ' holligheits uitmaakt. En dat alle defe drajen en pypen 1, z, 5,4, geheel buiten
deTrommel-hollïgheit iyn; die, om hét gefigt van defe niette beletten,* Wegh-gevylt of wegh-geflepèn is; / §. 8. Defe twee (het ovale en ronde venftér) openen aan de Önderfoekersde
weg tot de laatfle en binnenfte holligheit van hét oor>en wert defe holligheit om fyne wonderlyke gedaante hetD ooi-hofgenoemt. Sy vertoont figh van het: omleggende been ontbloot fynde, gelyk in dé figuur j alleen dat het einde ' of de punt van dêfe ilakken.'hoórns· trek 4, wat opreyfend uit het'papier moe- ite getekent fyn, en niet in het feltde vlak met allefyne drajen leggen jreven ge- lyk men inde flakken-hoorns de punt allenxkens fiet opryfen. Ik doe defeaan- merkinge hier by, om dat de m. Falfalva die gedenkt. Mèn kan defelve * béter getekent fien Tab. ΧΠ. Fïg. 1. dogh met defelve fout Tak XL %. 'éf- ©ok fyn, om alles beter te toonen,defè doolhoven vericheidentlyk gekcert. * Defe delen Tak XLFig. γ. van defe laatlie holligheit (het doolhof)werdenJ
gêmeenlyk in drie ondericheidenjnamelyk, ƒ. in dié drie halfrond loopende' τΤβ-ΐ ; ' % ï ' ^' ~" ^en flakkert-hoorn, Cochlea^s en//7.meeiihblligheitε mptbulum of het Portaal genoemt) die tuifchen defe twee is, en die mén * tot meerder klaarheit geopent fict tab.XLFig. 6. Om vaa-elfc yét&tefeggéni: |
|||||||
ΒΒΒΒΜΒΒΒΒΒΒΒ
|
|||||||
■BB
|
|||||||
'm XIV. Â E S C Ç O U W É Í G E.
Men 'fiet, dat defe half circulare buifen é , 2., 3 , in hét portaal aan elk
einde een openingh hebben; dogh dat twee van defelve 1, en 2., in f, 6", in eenen buis te famen komen: en daarom dat geen fes,maar vyf opnin- gen van haar alle fyn. SI ; · .: :.:u:t:...,, i . .·,,.' · " UK W- "'":"' Ten anderen, fiet men aan de tegen over fydevanhet portaal den flakken-
hoorn 4. Defe wort met eenfoort van een fchel p-trek kige plaat, volgens fy- ne lanerte en kromte, in twee byfondere pypen gedeelt :.-welke plaat, ook volgens fyne lengte, uit twee verfcheiden foorten van itoffen beftaat. De eene is vlies-agtlgh, welke Falfaïva (fiet by fyn Ed. Tab. FIII.Fig.y, 8) meent feer waarfchynelyk te beilaan, uit een tak e van de fagte gehoor-zenu- we, in een vlies uitgebreid. Tab. XI. F/g. 7. en de andere van defe itoffen is droogh, dun, en brofch.volgensVerney, en ontrent in vailigheit tuffchen krakebeen en vlies, gelyk 'Pdlfalva daar van fegt. Dit fchynt waar te fyn, dat defe itoffe defen fcbelp-trekkigen plaat iêer
bekwaam maaltt, om dé drillinge van het geluit op te volgen. Van de.twee pypen, die door defe plaat in den{lakken-hoorn4gemaakt
werden, wert de eene met een vlies gefloten> en is het rondeveniler/?,daar boven Tab.XLFig.f.van gefproken is,de openingh deifelfs: foodattuffchci aeCc pyp, of liever tuilchen de halveholligheit vandenilakken-hoom(wiens lengte door de gefeidc fchelp-wys loopende plaat in twee holligheden of pypen gedeelt wert) en ,de Trommel-holligheit niet als dit vlies gevonden wert. Ook is r Tab.XLFig.&y, de .openingh van de andere pyp, die in het por-
taal open is. . v -á / ý : ,ñ Men noemt beide defe pypen, daar déholligheit des flakken-hoorns 4.1ç-
gedeelt is, Scala oi'trappeny by de Ontledcrs. Ten derden bevmt rnen, dat het portaal (behalven de vyfT openingen van
de half circulare buifen, een van den ilakken-hoorn, en nogh vyf andere, waar door de gehoor-zenuwen in defelve ingaan, en daar door defe openin- gen floppen) nogh eene heeft Tab.XLFig. (. met 0, en Fig.6. met q gere^ lent, namclyk het voorgemelde ovale veniler j welke door het eene gehoor beentje y den ilygh-beugel genoemt, geilopt wert 5/ nogtans foodanighdat het vlies, het welke tuilchen het felve beentje en den land van defe ovale openingh of venfter is, toelaat, dat den ilygh-beugel op en neder kan be- wogen werden. . :iiir §. (j. Eer wy verder gaan moeten wy van de gehoor-zenuwe nogh yets
feggen* welkers fagte gedeelte cd Tab.XLFig.j. in vyfftakken gedeelt fyn- de door de voorfeide openingen in het portaal ingaat, die, daar het vlies van dit portaal uitgebreidliynde maken j van welk vlies ook andere vyfvlie- fen voortkomen, die in de half circulare buifen ingaande , in defelve met malkander van wederfydts komende, tot een vlies vereenigen. Men kan de- felve in defe figure ficn, die uit de F/g. 6. iigh genoegh openbaart defelve te fyn) als men maar in plaats van de pypen, de vliefen, die daar in fyn, en van
|
||||
van de uitgebreide gehoor-zenuw gemaakt werden, %h verheelt te Gen.
Soo geeft ook (voolgens Faïfalva )het zenuw-takje e m den ilakken hoorn het vlies^j het geen wy te voren gefegt hebben de eene fyde te maken van de fchulp-trekkige-plaat, die den gehelen flakken-hoornin twee pypen fcheidc. • §. io. Om nu na dit alles ymand het geflel van deGehoor-tuigenkiver-
bandt met malkander te doen fiens en met eenkortelykdegedagte van voor- mme Ontleders ontrent het gebruik derfelver, fal de fak XII Fig. t. dienen: welke wel te geloven is, dat aan de H^Falfa-lva, om fe dus in de faken felfs tot een voorbeeld te toonen, niet weinigh moeite gekoft heeft 3 gelyk iyn Ed. daar van fegt. . r'\ , Men vint dan hier het Oor in defelve vertoont, foo als het van voren, of
daar het na het aangefigt ftrekt geilen wertj nogtans een weinigh na het agterhooft gebogen, om alle andere faken klaarder voor het ooge te bren-» gen. - ■"
AA is dan het Oor, dat het geluit vangt} en Β de fchelp -daar.defe.ge-
luit-makende lugt in vergadert wert j die daar uit in de. gehoor-pyp CC ko- mende, tegen het Trommel-vlies eg o aanloopt, en door fynbeweginge het felve vlies doet beven. • §. 11. Men gelieve niet te denken, dat men dit fonder gront fegt 5 nadien
het feer waarfchynelyk is, dat de lugt door de fchelp Bengehoor-pypCC ( die te famen een natuurlyke gehoor-hoorn in defen. maken) doorgaande,· het trommel-vlies, het welk de laatfte fluit, veel fterker aandoet, als of defelve fonder door defe pypen te gaan tegen het gefeide vlies aan- kwam Het geen blykelyk is in die doof fyn j en fomtyds om beter te hooren
een kromme of regte pyp, die voor wydt is, en agter nauw toeloopt, te- gen het oor aanfettenj waar door fy ymand, die voor defelve fpreekt,.yer- ftaan kunnen. En indien ymand, die niet doof is, dit insgelyks ondervinden wil, kan
hy een van deiè in de voorgaande eeuw uitgevondene roep-pypen Α ÉTaê>. KIF Fig. 2., met de openingh ofmond-ftuk Α op het oor fetten} en ymand in E, of aan het andere wyde einde feer fagt doenfprekenj en hy fal bevin- den, fchoon defe pyp ontrent fes voeten langh is, gelyk de myne, dat hy den Spreeker feer klaar Horen en onderfcheidentlyk veritaanfalj ook dan wanneer andere perfonen, die veel nader aan des Sprekers mondt (laan, en met veel aandagt luifteren, den felvenom de fagtheit van fyn item in 't geheel nogh horen nogh verftaan fullen. Op die wyfe fiet men ook, dat het geluit, het welk door het blafen op
een Trompet, Bafuin, of Hoorn gehoon wert, door defe pypen onglyfc grooter wert-, als het welk ymand op het mond-ituk alleen, fonder verder pyp, blafende maken kan, . , §. 12. Om nu verder te toonen, dat delugt dooVdefe natuurlykegehoor-
Gg pyp |
||||
*
|
|||||
Z34 XIV. BESCHOUWING!
pyp AABCCTab.XIL Fig. i. met meerder kragt op het trommel- vlies ego
werkende, het felve bevende of trillende doet bewegen·, foudemen eerft de maniere kunnen bybrengen,op welke alle geluidt-makende lichamen bewo- gen werden j die fnellyk heen en weder gaande, dat is ook bevende, te- gen de rontom fynde lugt-delen aanftoten, en defetrillinge daar in overfet- ten. Defe felfde trillende bewinge kan men in klokken, en fnaren, en ande-
re faken, met de hand, vinger, ofyets anders daar op te leggen gewaar wer- den, als fy geluit maken. En feer uitdmkkelyk iiet men dit* in die bekende ondervindinge van het
geluid,dat een wyn-glaasje of kelkje,daar een weinigh water in is, geeft5 als men het op een tafel fet, en met een nat gemaakte vinger romtom langs den rantgaat met eenige drukkinge: wanneer men, als het geluit geeft, door de andere hand, met welke men den voet van dit kelkje op den tafel neder- houd, de drillinge daar van fal gewaar werden. En om eenige gelykeniflè te fien van de maniere, op welke de lugtdoor
dit geluid-makend glas bewogen wert > heeft men alleen het water in het fel- ve foo hoogtegieten, dat het maar weinigh beneden den rand ftaat, wan- neer men als het glas door het omgaan des vingers geluit maakt, de dril- lingen door het glas veroorfaakt, oogenfchynlyk in het water iien fal j wel- ke anders, als het water wat minder in het glas en lugtin defe plaatfe was, de lugt op gelyke wyfe bewegen foutlen. §.15. Om egter alhier over de nogh niet ten vollen bekende Nature des
geluits niet te diep en te langh te redeneren 5 het is feker genoegh, dag hoedanigh de beweginge der lugt wefen magh, als fy geluit maakt, defel- ve bequaam is, om lichamen, tegen welke fy aankomt, te doen beven. Men wert (om hier niet te fpreken van die beweginge der lugt, die het
geluit van een kanon doet horen, en deuren en glafen,met meer andere va- ile lichaamendoet beven en trillen) dit feer klaar ge waar, als men op een Ì u- fyk-Inftrument, by voorbeeld een Vioole, een maar met de vinger doet ge- klank geven 5 wanneer men deiTelft houte geitel met de hand vattende', on- dervinden fal, dat het felve door dit geluit eenigfints bevende wert. Dogh om fulks in eenige gelykformigheit, met het oor, waar van wynu
fpreken te doen fienj laat het mond-fluk A, B, C, van de fpreek-trompet Tab. XII. Fig. z. afgenomen, en in deifelfs plaats een droge dunne ver- kens blaas over de openingh gladt en llyf gefpannen werden: en indien ,'ge- lyk in fommige, den rant  C met een foort van tanden tot cieraad gemaakt is,enmenvreeilden blaas in het overfpannen daar door te breken; kan men een yierdubbelt papier, in welkers midden een groote ronde openingh is, onder defelve op defe tanden leggen. Dit gedaan fynde , laat de pyp met fyn wytfte openingh D F op de kant van twee ftoelen gefet werden, foo dat hy regt opwaarts ftaat en de blaas in BC boven is, In-
|
|||||
• Tan hei Gehoor. :< i' *|f
«In gevalle men nu op defe blaas 3 of 4 vefeltjes vaneenpenne, dienogh
eenigfints aan malkander kleven, legt -, en men ymand op de rugge, met het hoofd tuilchen defe twee itoelen en met de mond regt onder het midden der pyp E op de vloer leggende, doet roepen of hartfpreken; fal men fien, dat het geluit tegen defe blaas aanlopende, deièlve, en de pen-vefelrjesdaarop leggende doet bewegen ; welke beweginge of bevinge ook gevoelt wert, als men den pyp inde handt hout, of de vinger in  C op de blaas legt, wanneer ymand, wiens Mond in E, is, fpreekt. En dus iiet men dan, nemende de ipreek-trompet voor de Gehoor-pyp
Á Á Â CC 'tab. XII Fig. 1. en de blaas voor het trommel-vlies, het welke in ego over den gehoor-pyp gefpannen is; dat het felvevliesdoorhetin het oor komende geluit al bevende moet bewogen werden, gelyk oojc den ff a- mer #, wiens fteel aan het trommel-vlies vaft géhegt is. §.14. Nu door defen Hamer moet het zenuwtje C 7 figh alhier tuf1
fchen den Hamer », en het Aambeeld m vertonende ook bewogen werden5 waar van wy hier na nogh yets feggen fullen. Dogh infonderheit is blyke- lyk 5 dat den Hamer ç door de drillinge van het Trommel-vlies ook beven- de, dele bevinge aan het aambeelt m moet overgebragt, en daar door den ftygh-beugel ñ ook bewogen werden. Den ftygh-beugel ñ, welke alhier de ovale openingh, in het portaal 4^
door figh felfs en een om figh lopend vlies flopt, (defe bpeningh wert hier niet wel geilen, maar Tab XL Fig. f. met 0, en Fig. 6. met^aangeWéfen) nu door-het geluit, en door de drillinge van het Trommel-vlies en verdere ge- hoorbeentjes, mede dus drillende, fiet men ook dat de lugt in hetportaal 4, en verder in de drie half ronde buifen ï, 2,, 3. en indeeene pyp, of de helft van den ilakken-hoorn f bewogen moet werden ; en ook de ronde openingh ñ Tab. XI. Fig. f. de lugt in deflèlfs andere pyp, niet gelyk als de vorige, Tab. XII. Fig. 1. door de gehoor-beentjes, of door den Hamer», aambeelt m, en ftygh-beugel ñ, maar door de beweginge van de lugt in den trommel- holligheit, die tuffchen het Trommel-vlies, en defe ronde openingh figh bevint: welke lugt bewogen fynde door het Trommel-vlies, ook het vlies, 'dat de ronde opening ipq Tab. XI. Fig. y. fluit, en de lugt Tab. XII Fig. 1 .daar agter in de anderen halven pyp van den flakken-hoorn f fynde, bewegen moet. Dit is de gedagte ontrent het ronde venfter van de Hr. Verney, waar van de Hr, Falfaha in defe eenigfints verfchilt: clie luil heeft kan fe beide nafien, of wagten tot nader ondervindingen de onfekerheit van het gebruik van de- fe ronde openingh wegh nemen. Om dan voort te gaan: %■ if. Defe lugt nu in dit ganfehp Dool-hof, 1,2,, 3, 4, fyTab.XII.
Fïg. 1. bewogen werdende, moet noodfakelyk de vliefen (die in defeivefyn . en Tab.XI: Fig.y.. vortoont werden) of liever de gehoor-zenuwe 6 bewegen; welke Tab, XI. Fig: 1. door f openingen, waar van drie op defe fyde van het portaal als pun&en gefien weiden, tot in dit Doolhof ingaat; en daar Gg 4 " bin-
>
|
||||
236 XIV. BESCHOUW ING E.
binnen fynde, en fyne zenuw-takken tot vliefen uitbreidende (wanneer de*·
felve door de lugt bewogen werden) foo in het portaal, als in de drie half-ronde buifen, enden Hakken-hoorn, daar door het Gehoor veroor- faakt. r Ijii ι - Soo dat eigentlyk defe zenuw-vliefen in alle de holligheden en pypen van
dit Dool-hof i,' z, 3, 4, f, de werk-tuigen fchynen tefyn, waardoor* en dit Doolhof de plaatlè,alwaar het gehoor geformeert wert: om dat in het felve, de beweginge van het geluidt de gehoor-zenu we, of de vliefen; door defïèlfs uitbreidinge gemaakt fynde, aandoet. Dat nu dit "niet fonder gront by veele dus geftelt wert, fehynt eenigiïnts
bewefen te werden , door een waarneminge van de H*. Kalfalva in het lyk van een dove gedaan > Cap. II. §. X; alwaar het vlies, dat fontom den ftygh- beugel is, en met hem de ovale openingh fluit,bevonden wierdganfch beefl geworden , en daarom den ftygh-beugel onbewegelyk te fyn } 't geen by hem de oorfaak van defe doofheit gehouden wiert te wefen. Waar by men nogh doen kan, dat het trommel-vlies, gebroken fynde, het gehoor niet ftraks ophoud j maaralleen na veel tyd; wanneer de andere geh oor-tuigen aan de lugt te veel.bloot geftelt fynde, miiTchien bederven. Soo dat eigent- lyk het Trommel-vlies, voor het naafte werk-tuigh van het gehoor, niet (chynt te kunnen gehouden werden. - » . : % §. ï6. Ik laate nu felfs aan het oordeel van een Atheift, hoe veel faken nogïi
ontrent de gebruiken van defe gehoor-tuigen mogen verborgen fynj of het geen daar van bekent is, en het maakfel der felve, als het aandagtigh nage- fpeurt wert, hem kan toelaten,, dat hy figh daar in geruft ftelle, dat dital- ies fonder eenigh oogmerk en wysheit, dus op die plaatfe, daar het alleen dienft kan doen, -hy. malkander gekomen is. Heeft hy oit het maakfel van en gehoor-hoorn, daar een dove figh van
bedient, aaneen los geval of onverftandige oorfaken derven toefen ry ven? en fal hy defe, die in aller menfehen oore L L, gemaakt is, en door de fchelp IC Ϋφ.ΧΙ. Fig, 3. en gehoor-pyp, ABC vertoont wert, en fonder welke de gehele wereld,als fonder gehoor fynde,in deuiterfte verwarringe figh fou- - de bevinden met een gerufte gewiife voor foodanigh kunnenagten %■ enmet ee-nigen fchyη van reden dit gevoelenftaande houden? : ; u Te meer als hy weet, welk een ongemak kleine faken of diertjes in de ge-
hoor-pyp gekomen fynde, kunnen veroorfakenj en daar by fiet, dat defe buis by Α met een menigte kleine kliertjes omringt is:, die eigen buisjes heb- ben , uit welke een taje en geele ftofFe gedurigh uitfypelt, nier alleen om de- fen pyp in een>behoorlykën.ftant van vogtigheit te houden, op dat fy door fje lugt niet te droogh, nogh indien de vogt dunder was, te flap en te vog- tigh foude werden. Maar infonderheit, om den wegh na her, birfnenfte van het oor, voor vliegjes en andere diertjes, door defe tayheit en de aldaar ook" uitwaiTende hairtjes te belemmeren -, en die in het begin der felver mogten |
||||
é ■·-
|
|||||
v;r-e V* Fan het Gehoor/ "TTTZ 237
ingedrongen iynr door de bittere fmaak van defe toffe van Verder te gaan af
tp ÉãºßéßÉÃêÑÐ
De wonderen van dit gehoor-geftel voor foo veel de kleine daar øâø\Ì>
ftc fpiéities aangaat, kan men bydie daar over gel eerdelykgefchre ven hebben, als øáÉßáÑíá, Fcrney tn andere nafien. dhemaefdvevïab.XlLFig. 1 die hier van de beene-pyp, in welke fy gelegen is, ontblootvertoont wertj welke ook dieiit, om den hamer te trekken, endaar doorhet Trommel- yhes meer of minderte fpannenj ook om met den anderenfpier ƒ te famen, de pyp Ç I,die van de Trommel-holligheit na het agterfte van het verhemelte loopt, na behoren en op fyn tyden te openen: by g fiet men een fpiertje, dat in het hoofd van den ityg- beuk vaft is; en het vliesje dat rontom den felven de ovaleopenmgh fluit ïïà meerder of minder (pannen-kan; om beter aan de geluits bewegmgen dienil te doen. Dogh dit gaan wy hier voor hy> ;- . , , ■.'■' V « i7 Immers, of de wysheit des. Makers uit dit: alles met handt-taftelyk
uitblinkt, laatymand, die redelyk is, oordeeleny als hy fiet, dat TakXII. m i.degehoorbeentjes^,.»-, ƒ>, en die het Doolhof é, æ, h 4, fuit- irrtken in een klein kmt en een menfeh van jaren. defelve groorheit hebben: daar no'otans alle'andere beenen meeft met het lichaam aanwaflenj toedien einde foo het febynr, op dat,als de gehoor-tuigen veranderden,;;de item- men van de kinderen felfs,vanhare ouders,en andere geluiden, die aan kin- deren bekent waren, met het groöter werden defer Inttrumenten mep aan haar ongewoon en onbekent fouden werden, en dus verwarnnge veroor- frJccn ' ^
« En om te fien, dat dit met oogbmerk en alleen door desMakerswysheit
gefchietis, behoeft men alleen te,letten, dat, alwaar in eenjunt en ineen beiaarde alles het felve moeite blyven tot een beter gebruik, fulksalhiei;in defe beentjes gefehiet: dogh daar met nuttigheit eenige yerandenngh vereiii wierde, dat men defelve daar vint: foo is het in bejaarde nodigh, dat de gehoör-pvpBCC, tot aan het Trommel-vlies c, g-> 0, cy ganfeh open, en het Trommel-vlies felis droogh en niet te flap fy i maar indien dit m de kin- deren dusdanigh plaatfe hadde, foude de vogt, waar in fy voor haar geboor- te leven, tegen het Trommelvlies aanitaande, het felve te vadligh en te flap maken, om na haar geboorte te kunnen dienen: Waarom de Ontle- ders bevinden, dat in eerit-geboren kinderen de geboor-pyp nauwer r en . door eenige andere itoften geitopt is* foo dat de vogt des lyf-moederstot het Trommel-vlies niet geraken kan: welke Hoppende itoffe binnen eemge wei- nige dagen na de geboorte bevonden wert vanfelfs weggenomen te werden, om de kinderen allengskens tot de bewegingeyande lugt tegen het Trom- mel-vlies en alfoo. tot het gehoor te gewennen: het welke,fy even na haan geboorte,foo langh defe verftoppinge van haar Gehoor-pyp duurtJ; mif- «^ 18. Een ongelukkigh Godtloochenaar yrage nu figh felfs, of dit ook
° G g 2 aaa
|
|||||
23S XIV. Â ES GHOÜWING E.
aan nootfakelyke, en van alles onbewufte ooriakeii (een geval geloof ik çßåå
dat iemant hier foude derven ftaande houden) kan toegefchreven werden? dat daar het Gehoor in oude en jonge gehoor-tuigen vereifcht, die ook van defelve grootheidt en maakfel fyrcj en daar nodigh was dat eenigh verfchil ilgh bevondt, men niet alleen daar een verfchil fiet, maar felfs foodaanig een, dat het alder-nutfte voor Kinderen en Bejaarden was.,: Immers, die niet alle billykheit verloochent heeft,, fchynt dit alleen van
des Formeerders Goedheit en Wysheit te moeten afleiden; en (waj· ook y- mand daar tegen mogte willen feggen) van de aanbiddelyke kentekenen en voetftappen van eenGoddelyken Schepper verfekert te moetenfynj foo dat voor den alderhartnekkigften Atheift niet meer van noden fchynt te weièn^ als defe eerfte figure 'Tab. XII. metemft te befchouwen i en daar byte den- ken, dat dit het verwonderlyk iamen-ftel is, het welk,gelykeenBeelt-hou- wers werk, in het alderhartfte been, in alle menfehen als uitgehouwen is , en al wat leeft doet horen en gelukkigh maakt. Het eenige dat aan defe beklagelyke Philofophen overig kan fyn om een
uitvlugt op te maken,is dan alleenlyk, dat de gebruiken, waar toe alle de- le byfonderheden eigentlyk dienen,niet ten vollen aan deOnderfoekersnogh bekent fyn: foo dat alleen defe gedagten aan haar nogh eenige hoop foude kunnen geven, van een verfehrikkelyken en by haar foo veel malen gelafter- den Godt, in der menfehen gehoor-geftel niet te moeten vinden, als of het geen fy niet volkomen verftaan, wel by geval of fonder wysheit gemaakt konde wefen. Om hier op te antwoorden: hy denke felfs, of niet al wie redelyk was,
defe manier van uit fyn onwetenheit alleen, foo ongerymt eenbefluic te ma- ken , foude moeten als een volkomen fporeloosheit veroordeelen} en hem feg- gen, dat verre van fyne eigen bègrips fwakheit tot een gront te nemen, om te beiluiten, dat dit fonder wysheit gemaakt wasj de grootenuttigheitvan het gebruik defer iaak felfs hem ontegenfprekelyk moeite leiden om daar uit vaft te ftellen, dat den Maker niet alleen Wys, maar in vee) grooter trap wys was, dan hy die dit oordeel van foodanig een wonder-ftuk velt j en het pryf- felyker foude fyn, figh met yver te beneerftigen om dit alles te verftaan, en die voor hem nogh verborgene, dogh daarom niet minder voor yder ver- wonderlyke wysheit na te fpeuren. Weet hy nogh wel regt en klaar j Hoe een Schalmei, hoe een Trom-
pet, een fpreekpyp werkt -, en als het geluk daar in foo mei kelyk vergroot wert, hoedanig de bewegingen der lugtdaar door gefchieden ? Syn hem ne- vens de alderbelte Philofophen met ontelbare faken, ontrent de werktuigen, clie het geluk maken, deilëlfs tonen veranderen, en wat meerder daar aan- hangt, nogh onbekent? En foude hyhaar maakfel, als hy haar 'gebruik iiet, wel van een onverftandige oorfaak of een geval derven afleiden,, en vaft ftellen , dat fy op foodanigh een wyfe geworden waren ? |
||||
: f^anêet Gehoor. typ-
Als hy dan een foo feer aan alfe menfchen nodigh geftel der gehoor-tuigen, en
dat in foo groote en menigte van defelve iiet j ichoon hy, nogh yemant die tot nogh toe regt verftaat ·, laat hy om tot beter gedagten te komen,figh Célfs onder- foeken ·■, indien hy een meniche, welke hy niet te vrefen hadde, tot oorfaak daar van met eenigen fchyn konde ilellen % of hy dit wonder-maakfel aan de wysheit) van defe, niet met veel minder tegenfpreken van fyn ge wifle, als aan een ligh on-, bewufte of gevallige oorfaak foude kunnen toefchryven, en daarom, of het niet meerder is de vreefe, van een AanbiddelykenRegtveerdighmaker tegens iynen wil tefullen moeten erkennen, die hem wederhout j dan het ware gemi- geniiFe van fyn gemoet -t hoe feer hy voorgeeft, dat dit hem aanfet om in dit alles ,: alle oogmerk en wyshet.te moeten loochenen. Laat, feghik noghmaal, een foo^ngelukkigh Philofooph dat te regtert
foo veel mogelyk is, nauw onderfoekenj-vermits aan het felve, niet al- leen fyn eeuwich wel wefen, daar hy nogh fchynt mede tefpotten, maarfelfs al fyn genoegen, vermaak en geruftheit ook in dit leven volkomen hangt. Want de fake foodanigh fynde, dat hy meer uyt vreefe, om een groot en voor fyne Vyanden foo verfchrikkelyken Godt hier in te ontmoeten, als uyt overredinge van fyn oordeel weigert fynen gedugten Maker te erkennen jen egter voortvaart in hem en fyne volmaaktheden, fooveelinhemis,onwaar- delyk te laiteren,en was het mogelyk te vernietigen ? hoe werïhy immer van deCe vrefe ontflagen r Hoe komt hy oit tot eenige gerufte fekerheit in fyn leven ? Daar hy niet alleen in eene voorkomende faak, maarin duifenden andere, felfs in alles wat hy hoort, fiet, ruikt, fmaakt, gevoelt, gedurig defelve be- wysredenen fal moeten foeken, om fyn gemoet tegen de daar in uitftralen- de wysheit, magt en goedheit des groten Formeerders geruft te ftellen: en waar van elk, indien hy maar iets van defe volmaaktheden daarinbefchouwtj hoe duifter het hem ook nogh fchynen magh, aan hem een oorfaak tot een nieuwe, en foo tot een gedurige fchrik moetitrekken. En dewyl hy fyn gevoelen, dogh met geen andere redenen bewyfen kan, als dat hy onover- tuigt blyft in een faak, daar foo veele verftandïge belyden van overreety en daar door alleen gelulskigh te fyn; moet hy niet op de befchouwinge vaa het minfte fchepfel, in defe fyne onfekerheit, of niet wel die een Godt erkennen en dienen, de waarheit aan haar fyde mogten hebben, gevoelens dat een gedurige twyffelingh figh in weerwil van al fyn pogingen telkens ver- heft jen hem, indien fyne gedagten ongegront fyn,met het uiterfte verderf en ongenade van den Schepper van alles dreigt? Soo datter niet overblyft, als noit figh tot befchouwinge van iets, het fy Godt of Schepfel, in te laten $ fchoon een gedurige befchouwinge van alles (die haar als tot een geftadigë ftraf van hare Godtlöosheden fchynt teftrekken) nogtanshetgewoone werk van veele Atheiften is,om iets te kunnen vinden, dat haar geruft ftelt; of anders indien fy oit figh tot eenigh onderfoekbegeven, aityt ineen tegenwoor- dige vreefe en fchrik voor het toekomende te leven. |
||||
g4o XIV. Â E S G Ç O U W1NGE.
Ik laate aan haar felfs te oordeelen,ofdit gefelde geen waarheit is $ en hoe
beklagelyk haren ftaat moet fyn. Immers of den Schepper felfs niet met feer groote reden ook de oore gebruikt, om foodanige te overtuigen , in de nu by het gefigte boven gemelde plaatfe , P/alm. XCIF. 8, <?. Aanmerkt ghy ONVERNUFTIGE onder den \ wlke , en ghy D W Á S E 5 wanneer fult ghy verflandigh worden ? Soude die de oore plant , niet horen ? die de ooge formeert, niet aanfchouwen; bidde ick defe ongelukkige, dat fy dog gelieven in regten ernft by haar felfs te overleggen. §. ip. Of nu den Geeft Godts in iyn woort, ook de voorname eigen-
fchappen dès gehoors gelieft heeft aan te raken , is, om dat defelve in de nature nogh niet volkomen openbaar fyn,als nogh niet bekent:dit is waar, dat het gene tot nogh toe feker is, daar in fchynt gevonden te worden. Om hier iets van te-feggen. ð
Het is blykelyk, dat het geen gehooit weit, alleen een foorte van geluit
is. Dit hebben wel eer de oude natuur-onderfoekers , als een hoedanigheit van het lichaam aangemerkt: dogh het nader en onderfcheidentlyker na- fpeuren der Schepfelen heeft aan de latere eeuwen bekent gemaakt , dat met het gekit een tweederhande fake in het gemeen verftaan moet wor- den. Eerf, een beweeginge, die in de geluit-gevende lichamen is j welke de
lugt beweegtjdie weder de gehoor- tuigen doet trillen, door het Trommelvlies daar fy eerft tegen aanftoot. En defe foört, die niet anders als in de bewe- gingen beftaat, noemen iy Sonus Primus, of'het eerflegeluit. SietBohniusen Bergems, in hetgeen fy van het gehoor feggen. Ten anderen·,- wert met het woortgeluit verftaan dat gevoelen, het welkwy
door defe bewegingen in ons gewaar werdeniy waar in ons horen van geluit beftaat. Soo dat men niet moet meinen, dat foodanigh iets als wy Horen, in de lichamen of lugt ront^m ons is'; waar in niets ais een fekere foort van beweginge bevonden weit te fyn; even gelyk men door de beweginge van het fteken van een fpelde, niet kan denken, dat'er een foodanige pyn, als wy gevoelen, buiten ons in de fpelde of ander lichamen is, die defe pyn in ons veroorfaken: maar dat hetgeen wy hetgevoeligeofhoorbaregeluit noemen, wel in onfe ooren ;door defe beweginge der lugt aangevangen wert} dogh i-nfonderheit van de ziele , die aan ons lichaam op een pnbegrypelyke wyfe vereenigt is, waargenomen fynde, de ware eigenfehappen van dit geluidt verluygt. En wert dit Sonus Secundus of tweede Geluidt geheten. SooJdat'er,om hier over het werk der ziele nu niet teredeeren, fooveele
het lichamdykeaangaat, eeri geluidt is, dat in de Hchamen;ien een ander geluit, dat in her, oore en wel infoiidefheit in den Doolhof, door de vliefen, die van deuitgebreidegehoor-zenuwegemaakt,en in defelve fynimaareygentlyk door de aandoeningen 3 die de/Ziele daar van lydt, geforineert wert en iyn weien krygt, .,,.... - In*
|
||||
\
|
|||||
Van bet Gehoor, z^\
Indien ymand nu met andere wilde ilellen, dat dit alles te famen tot het
felve geluit behoort, die kan dat, met alleen de namen te veranderen, fon- der misflagh doen. Ten minilen is het waar, niet tegenilaande het alles moetby den anderen komen,om een volmaakt geluit in al fyn omilandig- heden voort te brengen·, oVat egter de naam van geluidt aan beide by de he- densdaagfe Philofophen gegeven, en daar door veele eigenfchappen deflèlfs met veel gemak en kortheit befchreven worden. §. 20. Om nu het gefeide ook in de H. Schrifture te fien-;
Dat alle defe eigenichappen aan den' Grooten Tngever van het H. Woord
bekent geweeil fyn , is uit de (preek wyfen by de felve gebruikt, gcnoegh- faam af te nemen. , Soo wert de beweginge der geluit-makende lichaamen meermalen genoemt,
het geluit der Bafuine, des Orgels% des Donders &c. Jofua.VI.fi Jok XXI. 12, en Pfalm LXXVJI. ip. Om niet meer op te halen. Dat nu de beweginge defes geluits , alsvoorengètoontis, eenbevingeen
drillinge in de omleggende lichaamen veroorfaakt , fiet men uit de plaatfe,
ι Samuel.lV. f. Soo juigte ganfch Ifr'a'èl met een groot gejuich, alfoo dat de aarde
dreunde: En Ezech.XXVII. 28. Van het geluit des gefchreeuws uwer f chippers ,
fullen de voorfeden heven.
§. 21. Maar dat'er ook een geluit in ons geformeert wert, en dit aan den
Autheur des Bybels niet en is verborgen geweeil, fchynt blykelyk aftene- men uit veel plaatfen, daar [preeken VOOR de Ooren'mde Nederduitfche overfettingegclefen wert, als -Gencs. XX. 8. XXIII. 10,15, 16. XLIV. 18. L. 4. alwaar in de gront-tale weder de Beth, die In betekent, -in fyn regte bcduideniiTe gevonden wert. Soo ilaat'er Genes. Gap. XXIII13. in het He- brecufch na de eigcntlykébetekeniiTeT En hyfprak tot Ephronin de ooren van het volk des lants^ en foo in de andere plaatfen. Hetwelk hier fyneigeneen woordelyke betelceniiTe kan hebben} om dat alleen het geluit, of het ipre- ken van Abraham (het welk een foort van geluit fielt) in de ooien, of in den doolhof van het oore des Volks van een enkele beweginge tot een hoor- baar geluit wierde. Om niet meer te feggen. Ik hebbe defe plaatfe uitbet eerfle Boek Mo-
fes en oudfte Schrift boven andere verkoren 5 op dat men te beter fien mogte, dat den aanbiddelyken Ingeyer van dit Woord dit van geen menfehen feleert hadde j als reets dit feggende voor alle tyden, in welke men weet,
at eenige Philofophen van defe gedagten geweeft fyn. §. 22. tnsgelyks fchyndhetièlveookindeGnekfetaleX«f./.44.nietdui- iler af te nemen te fyn, uit die woorden '.als de femme uwer groeteniffe in my- ne ooren gefihiede. Eigentlyk fegt het woord Phonee (uhiev femme) zen geluit fonderjuiileenfekere ilemmevan gearticuleerde woorden te beduiden 5 ge- lyk het 1 Cor.XIV. 7. aldus , en Apoc. Xï. 9. mex gedruis vertaalt wert.,.. Nu het woord Ginomai (alhiergefcbieden) betekent ook Fio, Nafcor, dat is Η h worden
|
|||||
φ XIV. Β Ε S C Η Ο U W I Ν G E.
'Worden, ge formeert of geboren werden ; waaromme de plaatfe dusdanigh ge»-
nomen iynde, alfoo foude luiden::^//; het geluit uwer gr-oeteniffe binnen in my-~ ne ooren een ivefen, kreeghofgeformeert ivierde, om dat het woord Eis ook Intm of Binnen betekent. Siet Scapula en Trommius. Uit welken fin ten minften fchynt te blykeh , dat die onder foo groot een overvloet van Griekfe Woor- den deiè heeft gelieven uit te kiefen , niet onkundighis geweeitop welke1 maniere het geluit in de oqré gefoi meert wert. Men paffe hier toe, het ge- ne in de voorgaande Befchèuwinge oyer deTexten,. die van het geiigtfp re- ken, gefegt is. §, 23. Gelyk nu het ooge fonder ligt j alfoo is dien foo feer verwonderly·*
ken toeilel der gehoor-tuigen by na fonder eenigh gebruik j ten fy het den; grooten Beforger van fyne Schepfelen gelieft hadde, de aarde waar opfy le- ven, met een Zee van lugt te omringen. Sal dan dit ook aan ymand geen - reden geven om hier in fyn Scheppers Wysheit en Goetheit te loven? dié defe werk-tuigen des gehoors, foodanigh heeft gelieven te makenj. datfy, wyl de menfehen in de lugt leven, juiit de bequaamheit hebbenomdefe be- wegingederfelver, by middel van een aandoeninge die het geluit in ons ver- oorfaakt aan ons op foo wonderlyk een wyfe bekent te makenj en tot dit: gehoor in defen alleen opiigtelyk iyn., Heeft ymand dit derven feggen, als hy een wel toegetakelt Schip fagh zei-
len j datdeTouwen, Zeilen, Blokken, enwat'er verdervereifchtwort^om defelve gepaft na den Windt te fetten, by geval offondereinde te beoogen,, in haar ftand gekomen waren, en dat dit alles figh alleen gevalligh na alle. Winden fchikte, en egter op alle die wyfen fyn groot gebruik haddein het Schip te doen voortgaan ? En 'is dan de ongèrymtheit niet immer foo groots - als men dit van defe vry meer verwohderly ke, en tot nog toe in haar ma- nier van werken voor alle nafpeuringé oriderfoekely ke faken, ilaanden foekt te houden ? die figh niet na een grove en aan het gevoel openbare bewegin- ge der lugt, gelyk de Wint is, maar na een veel meer verborgene roeringe des felfs gedürigh fchik ken, door verfcheiden fpieren, die defelve fpannen en los laten: wanneer men ondertiuTchen moet bekennen,dat hier uit veel groo- tér nuttigheit als het voortgaan van een Schip^ niet alleen by eenige weinige, gelyk op een Schip gefchiet ^aai4 by hóndeft düifeiTden,jaby alle menfehen op de gemakkelykfte wyfe en felfs fonder eenigh toedoen df moeite van ymand genoten wert, '■■χ -"■> '■.^■■■■■; -; r|è*m|ks }Hh pix;%\ §;· 24. Om nu over te gaan tot het gene, waar van wy in het voorgaande
gefegt hebben nogh yets te fullen by brengen. Te voren Tab. XI.Fig.^ is getóont^ het kleine zenuwagtigh lichaamtje
EO, (dat Tab. XII. Tig, r.met cj<, is getekënt.). Ditfiet men tuifchende twee gehoor-beentjes, den Hamer GS en het aanbeeld Β Ρ, dwars over het TGrommel-vlies lopen} en dewyl de Hamer CS aan het felve Trommel-vlies; wUtis, is het openbaar genoegh, dat het Trommel· vlies door het geluit be- wogen ι |
||||
;,; g Van'hetQèhow..: U ~ ΜίΚ ■ .&4$
: wogen werdende, defe beweginge tot den Hamer en ook nootfajcely k tot dit
zenuwagtigh ftrengetje EO moet overgaan: Soo dat in alle bewegingen van
dit Trommel-vlies, dat is, elkemaal, als een -menfch yetshoort,dit zenuw-
fnaartje E O moet trillen en bewogen werden. ^ t
§. zf. Over het regte gebruik van het felve fyn verfcheiden gedaghten
by de Ontleeders, die het genoeghfaam voor yets dat duyfter is aan- tfien. . . ■. ;~ . ■ -, ' : ;By de Oude is het de fnaar des Trommels ge-noemt, (. Chorda ïï'ympam) en
gehouden als of het defelve dienit dede, welke de fnareinde Oorlogs-trom- melen doet. ■ -;h>^C\ 'Mi.yb ïm .'," De Heer Joann Maurit. Hofmannus in fyn BA-Idea 'Mathime Humante^p.
23Z brengt over dit zenuw-fnaartje, de verfcheidene gedagten van geleerde Mannen by. Fallopius fegt hy was onjeker, wat het was; B. Etifiachius nam het voor een zenuwtakje van het vierde paar-3 en dit niet tegenfl:aande,be- ■kent de Hr. Gafpar Hofmannus openhertigh, dat hy niet en wift, welk een lichaamtje dit was , en tot wat einde en waar het ingeplant wierdj endagt dat het felve een onfeker werk van een fpelende Nature was , en dat veele daar ontrent bedrogen waren. Waar op naderhand Riolanus antwoordende, fegt, dat het een zenuw-draad is van de gehoor-zenuwe afkomende. Einde- lyk heeft de Heer ^ /^r^jKQntegeniprekelykgètoont, dacdit zenuw-fnaar- tje ook een tak is, van het vyfde paar} welke verder gaande, figh met de harde gehoor-zenuwe te famen voegt. Deifelfs gebruik ftelt den felven HE. du Ferney (de Organ. Audit.) pag. 11,12,
dat het felve aan defpiertjes, van de gehoor-beentjes, en 't geen meer hi de Trommel-hoüigheit is, takjes tot beweginge geeft. De Heer J. M. Hofmannus, meent dat het dient, om het Trommel-vlies
te bewegen en te doen gevoelen, immers het felve behobrlyk gefpannen te houden. Over dit fnaartje kan men fien, dat de H*. Valfalva, die na defe voor-
gaande Heeren gefchreven heeft, in fyn.naukeurigebefehryvingevanheroor Cap. IL §.XZ//.al met veel ernit fyn gedagten heeft'laten gaan. Dit fyn de woorden welke men aldaar vi.nt: „ Voorder, dat dit zenuw-takje, foo bloot „en ongedekt, foo enkel en alleen, foo regulier, en foo ten allen tyden, 5, door de holligheit des Trommels henen loopt, en voornamelyk, dat hec ,, tuiTchen de gehoor-beentjes foodanighis, dat het in hare bewegingen ook ■35 aanftonds moet bewogen werden ν nadien defe alle faken fyn, dietóonen •5 dat in dit takje eenige verborgentheit der Nature (aU^uod Natura Myfie- •5ï riuttt) verholen isj foo hebben fy my angefet, om het felve dik wils met 5ï oogen en gedagten te befchouwen 5 fullende tragten j of raiflehien yets „ nieuws ontrent deifelfs ontledinge, of ten minften de oorfaken van hetfel- -,, ve uit te vinden. Waar op fyn Éd. fegt, welke gedagten wel over het fel- ve gemaakt, .en wat daar ontrent hadde beginnen te onderfoeken $ en daar H'h ζ aaa
|
||||
244 XIV. Â Å SC Ç Ï U W/I Í G Å.
na eindigt met defe woorden } „ Maar nadien ik nogh geen gelegentheitge-
„ hadt hebbe,om tot defe fake foo veel moeite, als ik wilde en npdigh was, 5, te doen j fal ik my te vreden houden met myn begeerte en voornemen ,5 hier bekent gemaakt te hebben, en voor tegenwoordigh niet meer daar ,» van iêggenv Defen Heer erkent ook, dat dit takje tuiTchen het vyfde paar en de harde
gehoor-zenuwe legt; dogh fegt niet te kunnen fien, waarom men het foo wel niet voor een tak van de(è gehoor-zenuwe na het vyfde paar, als van het vyfde paar na defelve gehoor-zenuwe gaande moet nemen j dogh het fy men het eerfte of het laatite met de Hr. Ferney ftelt, het is feker, dat het felve zenuw-fnaartje ook met het-vyfde paar gemeenfchap hout \ en dat het felve door het gelüit bewogen fynde, defe be weginge figh niet kan nalaten tot het vyfde paar en defe gehoor-zenuwen ook uit te ftrekken. ■ Ik hebbe hier in het ophalen van de gcdagten der voorname Ontledèrs wat breder geweeftj op dat aan yder blyken mogte, dat dit zenuw-fnaartje feer ernftige befpiegelingen by verfcheidene veroorfaakt heeft j en dat veele yets wonders en dat buiten het gemeene is, daar in vermoedt hebben te weien-. En foude ik myne gedagten ontrent het werk, dat dit fnaartjedoet, en het einde waar toe het fchynt te kunnen dienen, alhier niet voortgebragt heb- ben} ten ware defe beide aan yder van dien nadruk fchynen te moeten voor- komen, dat, indien door bet geftel en oogmerk van het felve een Atheiften Ongelovige niet volkomen iigh wil laten overtuigen (hoe wel daar in tegen hare gevoelens een groot bewys fchynt te leggen, indien fy maar de moeite gelieven te doen, van defelve in ernftige aanmerkinge te nemen) egter een Chri- ften en fwak-gelovige buiten twyfFel daar yets in vinden fal, dat niec alleen verwonderlyk, maar in fynen Autheur aanbiddelyk is.. Tt Om dan dit koctelyk voor te ftellen: §. z6. Hoe veel het vyfde zenuw-paar doet tot het opwekken van de paf-
fien en driften dermenfehen, in opiigt van de tujfchen-nbbige zenuwe $ die dikwils met een· dubbelen tak uit dit vyfde paarfpruitende, genoegfaam aan alle delen onfes lichaams takken geeft, en bewegingen daar in veroorfaakt j is uit de woorden van dengrooten zenuw-Onderfoeker FiwJJens) pag.f$6in ,FIII')eerft af te nemen, feggende: „ Dat het felve niet alleen na de Oogen ,i Neus, Verhemelte, Tongh,Tanden, en alle delen des;. Mondts en Aan- ö geiigts iigh uitftrekt} maar dat het ook na alles wat in de Borft en Buik 5> is, iyne takken fent, enfelfs, door de tuiFchen-ribbigè tot de voeten fle- ,, derdaalt. Doende/wg. 32.7 daar by, dat, defe gemeenfchap van de tak ken „ van het vyfde paar, onder anderen ook oorfaak is, waarom' volgens de & verfcheidene bewegingen, die in de herflenen voortgebragt werden,alle yy de deelen des lichaams en infonderheit der borft verfcheidentlyk aange-. ,9! daan, en de tekenen van onfe driften iri hetaangefigt ingedrukt werden, ^hetwelk na die paftlen geheel gevormt wen-, nadien het felve door ver- «fï w. ander ingen |
||||
Ι, Fan het Gehoor. Hf
4 anderingen van geiïgt en ver we, verfcheiden gemoets ontroeringen van lief-
' de en haat, van bïydfchap en droef heit, van grootmoedigheit en vrefe |
|||||||||||||
5}
55 |
|||||||||||||
klaarlyk uitdrukt. , , -, > , j- ^ ι a\x
|
|||||||||||||
% ' fen anderen, hoe veel ook om defe lydingen en veel onftelde ge-
dagten in ons te veroorlaken, de bewegingen van het dikke herffen-vhes toe- brengen het welk alle zenuwen omringt, is uit het aanraken deflelfs in de Chirurgie bekent j gelyk ook in de.Genees-ku.nde5 diemenighmaalgetoont heeft in de fiekte Phrenitis genaamt, dat een ontftekinge van dit vlies (waar door deflelfs fpanninge vermeerdert, en de manier van beweginge verandert wert) verwarde gedagten en fporeloofc paffien, nu tranen van droef heit, dan fchielyk uitbarften in lagchen,nuvreesagtigheit,danftoutheitengratn- fchap en ontelbare andere onordentelyke bewegingen 111 daden en woor- den in den felven ellendigen lyder, fomtydsenfonder eenige uiterlyke reden. V°Nu dit groote werk-tuigh van foo veel a&ien, dit dikke herflen- Vlies heeft
feer veele van fyne zenuwen uit dit vyfde paar3 gelyk by denfelven Fieujfem, op meer dan een plaatfe aange wefen is ·> foo dat het door defelve ook bewo- gen wert. ... \ - r ^a § 18. ïïen derden, dat nu in vele gevallen de zenuwen van het agtfte paar
byde ouden de" dwalende genoemt, die van het vyfde paar 111 hare werkingen vervangen} en daarom op veel plaatfen, door het tuflehen komen van ze- nuw-takjes, die van het agtfie in de tuffchen-ribhige (welke uit het vyfde paar voortkomen) ingeplant werden, kan by Fieuffens pag. 347 gefien worden. En hoe feer daarom die van het agtfie paar ook dienen om driften te veroor* faken blykt uit den felven Autheur pag.^y, 348, alwaar hyfegt: „De- „ wyl dit agtfte paar ontrent deffeifs ooifpnmkjmetdegehoor-zenuwege- meenfchap heeft} dat de reden blykt, waarom na de verfcheidentheden^ |
|||||||||||||
55
51 55 |
|||||||||||||
der geluiden, niet alleen verfcheiden paflienin de ziele opgewekt wor-
den} maar ook waarom daar door het Hert en andere deelen, ja het ge- |
|||||||||||||
,, heele lichaam verfcheidentlyk aangedaan worden.
" §. 19. ren vierden hoort men, pag. 339. den voorgeprefen Heer Fieuffens ook van de gehoor-zenuwen fpreken opdefewyfe: „Defegehoor-zenuwen „ fpruiten digt by de wortel van het agtfte of dwalende paar, met het welke „ den fagter tak {van defe' gehoor-zenuwe) famen loopt}, waar door hetge- „ fchiet dat'er foo grooten medelydentheit, (Sympatbia) tuflehen het oor en. „ de ingewanden is, welke van dit agtfte paar veriien werde. Dat na de „ verfcheidenheden der klanken, niet alleen in de herffenen, maar ook in „. deborit,endikwils in het gehele lichaam verfcheidenebewegingen voort- „ gebragt, en daar door (namelyk by gelegentheit van defe bewegingen) .„ verfcheidene begrippen in de. Ziele verwekt werden. , Boven dit alles bevint men ook, dat de harder gehoor-zenuwe behalven
de takken, die defelve na het gehoor* geitel geeft en andere ,.ook in het agt- y Hh 3, '-«b |
|||||||||||||
245 XIV". BESC HO UWINGE,
ile én vyfde paar ingeplant wert., en mede een tak na het harde herflen-vlies
feiit. (Fieujjëns pag. 340, 241.)
§. 30. Uit al he^welke dan blykelyk is, dat door de beweginge van het
vyfde paar, en door die van de gehoor-zenuwen paifien in de menfchen op- gewekt werden: en dat het vyfde fulx doet foo uit figh felfs ( §.26\; als om dat het verfcheiden takken na het dikke herïTen-vlies (§. ïf) en feer ve- le na het agtile paar fent, het welk uit figh felven ook driften veroorfaakt, (§. 18.) gelyk ook de gehoor-zenuwe daar toe dient, om datdefelveinhet vyfdeen agtile paar, als medeinhetfelve HeriTen-vlies ingeplant wert. (§.2,9.) Dewyl nu §.2,4. en zf. getoont is, dat het trommel-vlies,het welk op elk ge-
luit bewogen wert, geen beweginge kan ondergaan j ten fy de gehoorbeen- tjes, en daar door het te voren gemelde zenuw-fnaartje EO Tab.XI.Fig, 3. en C7. Tab, XII Fig. 1. te gelyk bewogen werden; En nadien Ferney en Valfalva dit beide een tak hebben getoont te fyn, die tuifchen het vyfde paar en de harde gehoor-zenuwe gelegen fynde inbeide ingeplant is j foo blykt ^ dat dit fnaartje , door het hooren altyt bewogen fynde, ook daar door defe bei- de zenuwen aan defe beweginge moeten deelagtig fyn: waarom dan open- "baar isj dat het werk van dit zenuw-fnaartje ook onder andere daar in be- flaat, om het lichaam, door defe zenuwen in gemoeds bewegingen ofpaffien te brengen, of daar toe gereet en bekwaam te maken. §. 31. Meermalen is my met veel verwonderingh voorgekomen, daar het
.gefigte de verhevenfte der finnen in het gemeen geagt wert* endeohder- -vindinge felfs tot een fpreek woord gemaakt heeft, dat een getuige, die yets gefien heeft., meer te agten is, als tien die het gehoort hebben > welke de re- den dan mogte wefen, dat aan het gehoor,, ook felfs boven het geilgtc, een be- kwaamheit en toeftel in fyn maakfel gegeven is,om driften engemoets»roe- ringen in de menfchen te verwekken. Maar denkende, dat het den grooten Godt na fyne oneindige Bamher-
tigheit en Wysheit goed gedagt hadde, het Saligh-makendeGeloveiriSy- nen Aanbiddelyken Soone, door middel van het Gehoor voort te planten,; foo wel, eer hy in den vleefche gekomen, als voornamelyk, na dat hy de wereld verlaten hebbende, in fyne Heerlykheit ingegaan was ;fcheen hetmy toe, (indien men van de einden des Almagtigen yets magh feggen, wan- neer fy niet ten vollen openbaar fyn) of wel de gehoor-tuigen om defe re- den , een foodanigh van alle andere finnen verfcheiden famen -ftel mogten ont- fangen hebben. Want om het ielve tot foo ondenkelyk groot een werk bequaam te maken, waren defe eigenfehappen daar in noorJakelyk:· Eerfl) dat het Gehoor onder alle finnen die bekwaamheden hadde om
;afweefende faken, dat is toekomende of voorledene,' door middel van het geluk der woorden aan ons indagtigh te maken, en als aanwefende te doen begry pen j daar het gefigt en andere .finnen niet als door het tegenwoordige aan- gedaan werden. |
||||
POnloetGehoor. z47:
Yen anderen, dat ook deflelfs werk· tuigen daarenboven dit bylbnder-maakO
fel hadden, om alle o nfe driften te ontroeren en opfe kragten en vermogens, op te wekken, en alfoo ook (de woorden onder andere betekeniifen die fy hebben, ook in defe genomen fynde) door denfchrikdesHeerendemenfchentut het gelsve te bewegen j gelyk den grööten Α portel Paulus ζ Cor'mth.V.ii. fegt te doen, Want dat het gehoor op een byfondere wyfe, boven andere finnen daar toe moeite bequaam wefen, kan uit de vervolgingen, die de Chri^ Henen ondergaan moeften, afgenomen werden.1 De eerfte eigenfehap is by ondervindinge openbaar. De laatfte isuit het
zenuw-maar tj e, en de gehele gehoor-tuïgen in het'vorige aangetoont. By het welke muTchien nogh foude kunnen als een andere oorfaak gevoegt wer- den. Eerfii dat het Trommel-vlies' fèlfs uit de famen-voeginge van twee an- dere vliefen beftaatj w-aar van het eeiiè hét vél vandegehoor-pypisi en het andere een gedeelte van het dikke heriTen-vlies felve, het welk figfi totdaar toe uitftrekt. Ten tweeden, dat de lugt, die van het geluk geroertwert, door dé gaten in de Trommel-holligheit, en door de pyp, die van defelve tot het Verhemelte ftrekt, dit harde herrTen-vlies önmiddelyk kan aandoen j welke beide ontdekkingen men, aan de Heer Valfalva fchuldigh is. · Dogh dit late ik aan verder overdenkingen van geleerde Heereny hét fy hiergenoegh^ dat het vorige, waar door getoont is, dat het gehoor bekwaam is, omdriftefil· in ons voort te brengen, een behóorlyke fekerheit heeft. §.32,. Alleen was het nu nogh nodigh te toonen , dat Godt het gehoor
als een middel heeft willen doen dienen, om het gelove onder het Menfch- dom voort te planten. Voorervarene Chriftenen wert dit niet vereifcht i dogh wie hier van niet ten vollen overtuigt is, gelieve Roni, X. 14. na teilen het geen de H. Geeft, door Paulus fegt·, Hoe fullenfy dan [hem]aanroepen, in> welken fy met gelooft en hebben ? -En hoe [uilen fy [in hem] geloven, van welken ■ fy niet gehoort en hebben? En hoe fullenfy horen, f onder die haar predike, enbe- fluit daar na vers 17, Soo is dan het Gelove uit het gehoor. Dat nu dit door de gehele Heilige Schrifture volftandigh beveiligt wert, is
daar uit onder andere blykelyk af te nemen > dat de ganfche leere derSalig- ligheit door het Woord& én deflelfs onderwys door Prediken foo veelvuldige malen in defelve uitgedrukt wert 5 waar over die dit iien wil, de Concordan' tie van· Trommius kan na-liaan. Nu dat de namen van het Woord en Pre- diken, alleen opiightelyk op het Gehoor fyn, kan aan niemandt onbekent V/efen. Ook fchynt een groot bewys daar in te leggen van het gefeide, dat den
Godt des Hemels, als hy dedoorlugtigfte blyk van des Heeren Jefu Maje- fteit, die oit gegeven is, aan der Difcipelén,oogen opdenBergh geliefde te vertoonen, niet gefcgt heeft (het geen anders om defefigtbareHeerlykheit hier irifonderheit fcheen te paffe te komen) SI ET HEM; -Maar Matth, XFILf.m Luc.lX._if, HOORT HEM.Sooverredatfelfsdengrooten. ^ Godt
|
||||
248 XIV. Â E S C Ç O U W É Í G E.
Godt ook in de tyden,als hyfoo veel wonder-daden geliefde te doen. Denier,
XP111. if. aan de Joden gebood, dat fy den Propheet, die hy haar ver wek- ken foude, fouden Ç O RE Í. En op dat niemand (het geen anders met dereden wel foude fchynen over
een te komen) hier mogte denken, dat foo wel door de Heere Jefusen fy- ne daden af te fchilderen, en daarom door het gefigtdefe Heilige geloofsle- re konde voortgefet werden, als door het gehoor -, Het men dien ielven gro- ten Apoilel, door den Geeft Godts fprekende, Gakt. 111. é, z.nadertoo- nen, dat de predikinge, die niet het ge%t maar het gehoor raakt, alleen het regte middel is, om den Heere Jefus af te fchilderen, feggende,0g%? uitfinnige Galaten, &c.den welken Jefus Ghriftus voor de oogen te vorengefchil- dert is geweeft, onder u gekruift fynde ? tot hier toe fchynen defe woorden het geiigte te raken-} maaar op dat men weten mogte, dat defe fpreek-wyfeon- eigentlyk en alleen in opfigte van de klaarheit, waar mede de Heere Jefus onder haar gepredikt was, moet opgenomen werden, doethyaanit-ontsdaar op volgen.: Dit alleen wil ik van u keren, hebt gy den Geeft ontfangen uyt ds werken der wet, of uit de predikinge des geloofs ? Het welke ook daar na vers f herhaalt wert. í En dit meenen wy dan tot tot ons ooghmerk alhier genoeghfaam te we-
ien.:' ^ .',,ËÏ^;.. §. 53· Om dan eindelyk een beiluit te maken.
Die nu riet, tm dit alles geleien en verftaan te hebben, dat foo veel Chri-
ftenen, die hy felfs niet weigeren kan voorverftandigh te houden, met den Man Godt Jacobits {Hand.XV. 18.) belyden, datGode fyne werken van eeu- wigheit bekent fyn; en dat aan hem dishalven ook is bekent geweefl:, dat een- maal door fyne wyfe ordonnantie, het gehoor foude ftrekken, om het gelo- ve onder de menfchen voort tefettenj waar van in het Goddelyke Woord foo veelvuldige herhaalde bewyfen te vinden fyn. Kan hy dan, fchoón hy nogh fwak in het gelove mogt fyn, als hy het
geen de üchifture van het gehoor fegt, met defe byfonderheden, die in de werk-tuigen des gehoors aan^etoont fyn, vergelykt, nalaten te erken- nen i dat deiTelfs Gefagh, en Godts Wysheit daar door in meerder liet be- itelt wert? , & % En is hy een Atheift of Ongelovige 5 moet hynïet, indien hy niet alle
billykheit verloochent heeft, erkennen waar te fyn? Merft, indien een ge- love, gelyk dat der Chriftenen is, tegen alle pogingen der Opper-maeten tegen foo veel vervolgingen, tegen de alderongehoorfte wreedheden enpy- nelykfte dooden aan, in de wereld voortgeplant moeite werden; en wel door \ menfchen van niet de minfte aaniienlykheit of magrj en die raeeftalle na .den oogenfchyn op een ellendige wyfe, om dit gelove felfs of als ballingen omgefworven hebben, of aan haar einde gekomen fyn j dat om dit einde te Bereiken nodigh was, een foodanighs middel daar toe te gebruiken, het welk een
|
||||
Van het Gehoor. 24P
een'"'teken drift,die de vrefe van dit alles te moeten ondergaan overwinnen
konde bekuaam was in den menfche te verwekken. En f en anderen, indien den Bybel de waarheit fpreekt,die fegt dat dit al-
les door het schoor foudegefchieden (het geen ook de ondervindingeinallc Kerkelvke Hiftorien onwederfprekelyk getoont heeft, door de predikinge des woorts, en daarom door het gehoor, in veel eeuwen alleenlykgefchiet re fvn) of hy niet moet bekennen, dat het als dan ontwiftelyk vereifcht wierde dat dit gehoor boven alle andere finnen eenbequaamheithadde,om Hpfremoets-bewesingen van y mant, die hoort, gaande temaken* endoor een ware grootmoedigheit en onvertfaagtheit hem alle dreigende gevaren te ^Nu^iSien'hy overeenkomende met dit alles verder moet toeitemmen,
dat ffeen der uiterlyke finnen in fyne werk-tuigen een foo feer dienende ge- ftekheit daar toe, als het gehoor in defen heeft, volgens hec geneboven ge- nnn, ;ς. rai hv dit alles overdenkende, met een geruft gemoet kunnen voort- ui de belydcniiTe van het Ghriftendom, en de Goddelykheit van het hei- |ph Woord te veragten en te belagehen , volgens^de gewoonte van veele vin defe ongelukkige? Enfalhy, (alles met malkander vergeleken hebbende) kunnen loochenen f dat tuiTchen dit foo byfonderegeftel der gehoor-tuigen en tTiiTchen de wysheit van een Godt, die in fyne werken felfs, en in het maakfel van aller menfehen gehoor-geftel, getuigenifle aan de Waarheit van fyn woort heeft willen geven, ten miniten een feer grooteenblykelyke overeenkomfte is ■ en een bewys , dat men foodanige, die een Godt en fyn Wood erken- nen en bely den, voor foo geheel en in alles ongegrondt met en kan aan- 1C Ik bidde defebeklaagelyke en ongelukkige Redeneerden dit aan haar felfs in
ftilheit en eehigheit te vragen.
<s 24Temeerdewyl,indienfyeenigeluittotonderfoekhebben5dekragt,die
het eehoor (infonderheit der muzykeenvan het gefpeel der fnaren) opdege-
moéts roeringen van yder doet, aan haar niet onbekent kan wefen} na dien fulks van Oude en Nieuwe aangemerkt is. Een menigte daarvan kun- nen bv Polus, over de plaatfe 1 Sam.XFL 16 gevonden werden. Ook fiet men 1 Kon IIIι5. dat den Almogenden felfs het fnaren-fpel heeft gelieven tot een middel te laten gebruiken, om de Lichaam en Ziels-vermogens van den Propheet Elifa bekwaam te maken,om fyne Goddelyke openbaringen te kun- nen ontfangen. . , ., , r , r Dogh dewyï dit by Godloochenaars van geen gewigt is, kunnenfy defe kragt van het gehoor op de gemoets-bewegingenenlichaams-geftelteniiren, met veel ondervindingen, by andere bewaarheit fien. Soo yint men inde Ma van de Franjfche Academie in den j are 1707, (onder, den iytel vanü£- fervatien over de generale Natuur-kunde)'een verhaal van een groot Muzy kant} en 1708 nogheenvaneenDansmeefterj waar van de eerfte van een gedurige J - Xi koort- |
||||
*|ö XIV. BESCHOUWING E.
koortfe, en waken met een groote rafernye bevangen ; en den laatften door
een feer fterke koortfe, met een foort van doodüaap, (Lethargus) en daar na met een groote en üomme dulligheitverfelt, aangetaft was. En dat fy beide de eerfle door een Muzyke, en de andere door het fpeelen op een Vioole vol- komen herilelt wierden. Insgelyks fyn tegenwoordigh ook bekent verfcheiden waarnemingen van
menfchen, die van de Tarantula (een dierken als een groote fpinne in Italien) geftoken waren*welke in haar verftant,bewegingen,en levens kragten de uiter- ile verwarringe lyden} dikwils met fwartwerdinge van aangeiigt, handen en voeten, als beroerde en doode, fonder fprake leggende * of ganfch droevigh fynde de eenigheit en begraaf-plaatfen foekendej fomtyds kuilen gravende en water daar indragende , in welken flyk fy figh als verkens rontom wen- telen jeindelyk na ontelbare ellenden uit geftaan te hebben, hare qualen niet dan met haar leven verliefende. Ik fal over de oorfaken daar van niet redeneeren 5 maar de ervarentheit leert,
dat dit groote kwaad, daar nogh geen andere hulp-middelen voor bekent fyn, door niet anders, dan door het geluit van fnaren-fpelgenefenwert: het welk een verfcheiden wyfe of trant vereifcht j na dat de dieren, dié geftoken hebben, van verfcheiden aart en couleuren fyn. l Die meerder hier van gelieft te weten, gelieve het geen de Heer Baglivus
daar over gefchreven heeft, na te fien. Terwyl ik dit fchryve geeft my feker geleert Heer , ook feer ervaren in
de Muzyke fynde,de eere van fyn befoekj welke byjoccafie , dat het dis- cours op defê ftoffe viel, aan myn geliefde te feggen, dat den voornamen Ita- liaanfchen Mufykant Angelo Fitali aan fyn Ea. verhaalt hadde een wareHi- ftorie te fyn: Dat feker Luitfpeelder te Venieten figh beroemt hebbende, dat hy een Toehoorder door fyn fpeelen buiten het gebruik vanfynverftant foude kunhen brengen \ daarom by den Dogue, die ook een Beminnerder Muzyke was, ontboden wierdejen belaft in fyn tegenwoordigheit die konfl in het werk te ftellen. Waar op hy na eenigen tydt feer aangenaam en tot verwonderingh gefpeelt te hebben, eindelyk begon een klagende wyfe of φτ (gelyk men die noemt) te laten horen, met ooghmerk, om foo veel hem rao- gelyk was, fynen Toehoorder tot droef heit te difponeren; en dit wal geduurt hebbende, ftraks een andere om den felven tot vrolykheiten daniTen te be- wegen} wanneer na by beurte dit eenige malen herhaalt te hebben, hy van den Dogue, die defe ftrydige bewegingen, welke hy in figh gevoelde, niet langer fcheen te kunnen verdragen, gelaft wierd op te houden. Dat nu defe fchielyke veranderingen van een diergelyke maniere van fpe-
len, waar door men het eene minutc tyds hartklemmende droevigh, en het andere uitgelaten en boven gewoonte vrolyk gemaakt wert, al een feer won- derlykuitwerkfelopymand moeten doen> fullen figh die wel kunnen verbeel- den, die de kragt vaneen wel uitgevoerde Muzykeoit ondervonden hebben. Im-
|
|||||
•
|
|||||
Van het Gehoor. Zfi
Immers, hoe veel het gehoor tot het verwekken van pafllen doet, is hier
uit en uit ontelbare diergelyke voorvallen openbaar, Selfs by de Hovelingen van Saul den Koningh Ifraels was het reets be-
kent j dat het geklank van fnaren-fpel in gedurige fchrikkingenverligtinge geeft, en de ontroeringen des gemoeds itilt. Want daar ftaat iSam. XFL 14. Een bofe Geeft van den Heere verfchrikte hem. Of nu de ongeftaite van Saul, daar hem defe bofe geeft mede plaagde,
van dat foort is geweeft, het welk men te defer tyd Melancolia Hypochondriaca> noemt j die meermalen een onnatuurlyke fpanninge en krampagtige geftelt- heit van zenuwen, vliefen, en andere deelen by figh heeft: welke op de trillingen door het geluit van een aangenaam fnaren-lpel in de gehoor-zenu- we, en die van het vyfde en agtfte paar (die dogh in defe fiektens bekent fyn het meeefte te lyden) veroorfaakt fynde, fagtelyk weggenomen wert, betwiftcn wy hier niet. Dit is ten minften waar, dat het Hebreeufche woord â#ç§, alhier gelyk meermalen £ooi vertaalt, Nehem.II.t, 2, door treurigb) en Genes, XL. 7. door qualyk geflelt ofgely kuit het voorgaande vers blykt, ontflelt overgefet weit. Waarom dan een ongefteltheidt die den Koningh droevigh en ontilelt maakte, hier fchynt aangewefen te werden. §. 3 f. Uit dit alles gelieve egter niemand te denken, dat om defe ontroe-
ringen en paffien, in een mênfeh te verwekken, altydeen weigeordineerde Muzyke vereifcht wert; dewyl men ook het* felve van enkle andere gelui- den fiet gefchieden·, het gehoor van trommelen, weet yder, dat een men- fche ontroerenkan i en wat het geluit van musquetterie, en kanon in defen magtigh is te doen, om die hetgedurigh horen, in een ongewoone drift en gemoeds-roeringe te brengen, weten, die Belegeringenen Velt-of Zee-fla* gen naby bygewoont hebben. Ook kan de ondervindinge in de Genees-kunde veel diergelyke voor·
beelden geven. Soo fiet men Vrouwen, die gelyk men fegtmetopftyginge gequelt (Hyflerica) fyn, meermalen op het toeflaan van een deur, het vallen van een boek, of eenigh ander fchielyk geluidt , aanilonds feer ontroert werden, en tot opfpringens toe verfch rikken s hetwelk aan alle, die hare klagten over defe ongefteltheit gehoort hebben, by ervarentheit kenne- lyk is. ,;,.; !·■ ^ , Soo fyn'er my voorgekomen, die van defe droefgeeftige fiekten aangetaft
fynde, niet alleen vol vrefe figh geduurigh bevonden j maar uitdrukkelyk klaagden, dat felfs een ge woone ftemme van een menfeh, die met haar fprak, aan haar als een fwaar en doordringend geluidt van een groote kloek, in1 de oorenklonk i en haar lichaam met veel benautheit dikwils ontftelde. §· 36". Ik denke dat wy hier langh genoegh geweeil iyn, om de kragt,
welke het gehoor heeft om driften in een menfifa te verwekken, buiten twy- fel te itellen, by verhaalde ondervindingen > het welke wy te voren, al- li 2, - leen
|
||||
if i XIV. Β E-SCHOUWT Ν'GE.
leen door het gefagh van de fchriften van beroemde Ontleders. en andere be-
wefen hadden. Indien nu een Atheiil het geen wy boven van de overeenkom ile van de ge-
hoor- tuigen met het geen den Bybel ontrent het gelovefegt, voorgefteh hebben, niet voor genocghiaam bewefen wil agten ·, laat hy ons een andere reden geven, die met foo veel gefchiedeniiTen en met de gehele Kerkelyke Hiftorie overeenflemtj waarom het gehoor boven andere finnen tot het ontroeren van onfê paffien foo feer dienftigh, en daar toe van de nodige werk- tuigen alleen verfien is: en by figh felfs overwegen, of ten minften dan de waarfckynelykheit van het voorgefeide niet gewigtigh genoegh by hem be- hoort te wefen, om hem aan te fetten, dat hy de andere gronden, waar op die een Godt in alle fyn volmaaktheden en Goddelyke afkomft van den Bybel erkennen, hare belydenifleveilen, eensmet ernft onderfoeke. Het welke alleen aan fommige tot gelegentheit van verdere volkomen overtui- ginge geftrekt beeft. # §. 37. Mier foude ik eindigen, ten ware uit het gene §. i8,ip,en $oge-
fegt is, namelyk, dat de gehoor-zenuwen met het agtfte en vyfdepaarge- meenfchap door inplantinge en tufTchen-komende takken-met malkander hebben, en door deaandoeningh van de eene de ander moet aangedaan wer- den, de plaatfe 1 Samuel III 11. eenigh ligt fchcen te kunnen ontfangen. De woorden fyn, Ende de Heere feide tot Samuel, Siet ik doe een dingh inl- Jra'èl dat al wie het horen /al, [dien] fullen fyne beide ooren klinken. Diergc- lyke uitdrukkinge vint men ζ Kon. XXI. ijl. en Jerem.XIX.$.Oen Almag- tigen wil hier blykelyk de groothek en geweldigeontroeringevaneenfchrik en benautheit in die het hoort op hetkragtigfte uitdrukken: nu in defege- vallen wert, gelyk by alle Ontleders en uit de vorige aangehaalde getuige- nifTen derfelver blykelyk is , het vyfde paar met fyn daar uit voortkomende tujfchen-ribbtge zenuwe en het agtfie paar voornamelyk aangedaan. Om dan degrootheit van defefchricktetoonenjWört'erbygefegtdatde-
Jfè zenuwen foo kragtigh daar door fullen bewogen werden j dat ook defe beweginge tot de takken van andere, gelyk degehoor-zenuwe, die (gelyk boven getoont is) in de voorgaande ingeplant wert, fal overgaan, en foo een klinken der ooren veroorfakenj dat in opilyginge en fchielyk fchrikken van vrouwen om defel ve reden ook veelmalen waargenomen wert. Waar by nogh gevoegt kan werden, dat defe fchrik en benautheit foo groot fal fyn, dat niet een gedeelte, maar defe zenuwen in al haar uitgeftrektheit daar door beroert fullen wefen \ en alfoo niet eene gehoor-zenuwe aan de eene fyde, maar die heide wederfyts fullen aangedaan werden ·, en daarom ook niet eene, maar bei- de de ooren ilillen klinken. Dié de famenhangh van defe zenuwen fien wil, kandeT^. IF.Fig.ó.m-
fbeken, of anders de XXIM Tafel vm.Vieu[fem enWMifMS,Enhyfa\daar door een goet begrip van de kragt van defe fpreekwyfe kunnen verkrygen. Het
|
||||
Van het Gehoor. *f $
Het is wel waar, dat het san veele en infonderheit aan die eenige erva-
Jthei hTde geneeskunde, en het geftelderxenuwenhebben, genoegfaam rentneit in u s d en wel van beide de ooren door een &? ii™w sbèwvsVeeft, datdefélvefeerontroerende is: en daarom dat
ÊÃÊ fób veel uitlegginge „iet vereifcht. Om hier het gene nier g _ 5 ,. .· f h hier aan ft0ten, te weten, dat ons op te ^Woorden vg^^V^Vokaanongeoeffendeinharengronttedoen
oogmerK gew , r . d; van die gedagtenmet fommigemogt verftaan·,°^×™^uul.wkye 6ken watruwendikwilsalleennadege-
fyn!dat ^nhetlemene volk beLndelt, fonder figh aan de juifte waarheit rieftn fooveeftTblnden» om dat deflelfs oogmerk yet anders ,, als de in aeien 100 í .. h voorgenomen einde ook alhier om Natuur-kunde ^erW^Dme™egter uit defe plaatfen kan fien , dat dcfe
h" stSn^hTgewoonie, oo^overeenkonfde met de waarnemingen Ç. »ë!"Ãá|« fpreekt, fchoon fy alleen van faken handelt, die *££*£ ^m^dMm fchynen, of ij fommige niet dan voor een «**££**· een v«g^ende wyfe van fpreeken fou gehoude wer, |
|||||||
XV. BE-
|
|||||||
II?
|
|||||||
XV. BE SCHOUWING E.
|
|||||||||||
Van de Smaak, Reuk, en Gevoel.
|
|||||||||||
■§.. 1, "J^TOdigheit van de Smaak.
÷ÍÉ 2. Smaak in de mont. 3. Verscheiden gevoelens over de fmaak-
tuigen.
4. Smaaks werk-tuigen* l
. f. Job. XX. 12. XII. 11.
XXXIV. 3. ; ·., V! , s.i\
Pfalm. CXIX, 103. Hoogeliet. II. 3. , , 1, & Gehemelte proeft. Experiment,
7. Ander Experiment.
8. Overtuiginge uit het gefeide,
9. Praverb, XXVII. 7.
|
io. Reuks werk-tuigh.
11. Overtuiginge daar uit.
12. Amos. IV. io.
13. Gevoel.
14. Deffelfs werk-tuigh.
I j·, Overtuiginge uit het gefeide. rö. Vingers en hantpalmen gevoelen hei naukeurigfle.
17. Lucas. XI. 46. il Exod. XIX. 13. 19. Overtuiginge uit bet te voren gefeide van
alle de uiterlyke finnen. 20. Ook uit de palen van de vermogens der*
feher. |
||||||||||
§. é. •""^Elyk nu den grooten Schepper wonderlyk is in ons bekwaam
VJ'te maken tot het iien en horen, is hy ook foodanigh niet min- der in die wyfe, waar door hy aan ons, de fpyfe en drank, twee foonoot- fakelyke fteunfels van pns ander fints bouw- vallige leven, doet aangenaam fyn. Het fchynt wel van alle reden en billykheit vereift: te werden j dat nie-
mant in het nemen van voédfel figh nalatigh betoné. Maar ten fy het de liefhebbende Goedertierenheit onfes Aanbiddelyken Makers behaagt hadde ook de Smaak aan ons re geven } en daar door de moeite van eeten en drin- ken aan ons felfs HeiFelyk te doen fyn 5 fcheen het te vrefen,dat byveeledit als een laft en flaverneye aangefien, en daarom dikwils verfuimt foude wer- den j immers veel malen niet genoeghfaam en behoorlyk gefchieden foude. Enfal dit niemant vreemt dunken, die oitgefien heeft, met hoe veel tegenfin, en meermaal walginge, fommige tot het gebruik van Genees-middelen, die meenighmaal in nootfakelykheit de fpyfe felfs te boven gaan, moeten gebragt werden. §'. 2. Kan nu ymant denken, dat het fonder wysheit des Makers gefchiet
is; dat de fmaak juift. in de mont, in welke alle voetfel eerftgenomen, door kauwen klein gemaakt, en met fpcekfcl doorvogtigt wert, en nergens an- ders geplaaft is r en dit denkende niet gevoelen, dat fyne gewiiTe hem in- nerly k fegt, dat hy feer ongerymde en tegen alle redclykheit ftrydende gedag- ten maakt, als hy in fyne Ongodifterye voortgaat ? "■ £ il §. 5. In
\
|
|||||||||||
·.
|
|||||||||||
",3 Van de Smaak, Reuk, en Gevoel. iff
-§."3. In hoc veel duifterheit nu de regte werktuigen, waar door dit/z^-
ken en proeven in ons gefchiet, by de Oude ge weeft hebben; en met hoe veel twyffelingen en verfchillende gedagten ook de hedensdaagfche Onder- foekers daar nogh van fchry ven, kan uit den Brief van Malpighim de Lingucn ïé van de Ïonge geilen werden rTerwyl eenige het opper-vlies der tonge, an- dere dcffèlfs fpongieus vlies, die van een derde foort fyn, de zenuwen in de gehele tonge verfpreit; fommige boven dele de Amandel-klieren,. en haar vlieiige uitftrekkingen ; nogh andere de flockdarm ; weinige het verhemel- tej welk laatfte felfs nogh voor weinige jaren van den voornamen H*. Boh- nius Circul. Anat.pag. $75*. volkomen verworpen wert; tegenwoordigh vee- Ie de uitfteekfeltjes, by haar tepeltjes {Papilla) genoemt, het ware werk- tuigh der Proeve of Smaak ftellen te wefen. §. 4. Wy fullen ons in defe faak, die miflchien door meer experimenten
namaals meer opgeheldert fal werden , alhier niet verder inlaten, en alleen' feggen,dat het laatfte by de hedensdaagfche grootfte Natuur-Onderfoekers, voor waar heit gehouden wert. Men fiet dan, dat het geftel van defe tepeltjes,als een byfonder werk-tuigh, in de tonge buiten andere deelen figh fchyn te vertoonen; en dit maakfel eenigfints te hebben, het welk tot een van de ukerlyke finnen fchynt vereift te werden: nadien hetgeloofFelykis, dat in de dekfels der tonge, die openingen ex preiTelyk gemaakt iy ç , om de dee- len jdes dranksender fpyfen door het qu'yl bevogtigt fynde5 door te laten,, en defelve tot de daar onder fynde tepeltjes te brengen, om. defe te kunnen aandoen, en de fmaak te veroorfaken. \ Ten welken einde de naukeurige ontledingevandenbovengeprefenMi/-
pighius en andere getoont heeft , dat de zenuwen van het vyfde en negen- de paar, die men voor de proef-zenuwen hout,- in defe tepeltjes op eenby- ibndere wyfe ingeplant fyn, en dit ganfche zenuw en tepelagtigh lichaam ten grooten dele fchynen te formeeren;, na die maniere, volgens welke men (ook na de aanmerkinge van den felven Malpighius de Lmgua, p. 16) bevint, dat de zenuwen, die tot een van de uiterlyke finnen gefchikt fyn,. eindelyk in| een plat en vliesagtigh lichaam mtgefpreit werden. Hoedanigh nu dit alles tot de Smaak dienen magh, ten minften fiet men-
ook hier in de verwonderlyke Wysheit des Formeerders; die in de deelen der mont foodanige werk-tuigen heeft gelieven te leggen j waar door defe Smaak in ons te wege gebragt wert. Welke, niet tegenftaande fy, in alle haar maakfel, volkomen aan ymantby onderfoekingebekent waren, egter den beften Anatomift niet en foude kunnen,, op het duifentfte deel na, doen denken of ghTen, welck een foort van aandoeninge defelve in hem foudcn. veroorfaken; ten fy hy te voren, door gedurige ondervindinge geleert had- de, wat het was, yets te fmaken ofte proeven. En fóude nu ymant kun- nen denken, dat dit foo nodige, dit foo wonderlyke famenftei, een los ge- val o f onwetende Natuur-wetten ten. oorfaak hadde ? §, j·'. Dit
|
|||||
ß
|
|||||
m XV. BE SC.HOUW IN GE.
verfekertheit in fommige faken, dit woord of tegenfpixken of een andere fm
B^W metomleerèn, voor hoe fwak een fteunfel de fchnften van anderfints geleerde Heerenfomtyts moeten gehouden werden in debepa- We van gefchillen, die de Wyshek van het Woord des grooten Scheppers raken ■ hef welk niet alleen in dit geval, maar in ibo verfcheidene., die^e vo- renaaneeLlk iVn en nogh volgen ilillen, daar in de ftralen vanfynGodde- SSS iathetSuitdrukkelyk faken gefegt heeft 5 die met al- leen buiten het bereik der gedagten van degrootftePhilofophen, maarfelfs tegen defelve regt aangekanfge weeft fyn s tot ibo veel eeuwen en jaren langh, als den grooten Formeerder van alles heert willen laten voorby gaaru eer hy door byfondere experimenten, die aan vede als gevalligh fomtyds fcheenen voorgekomen te fynj haarde oogen heeft gelieven te openen, en van,de aan- biddflyke Wysheit, die in fyn Wd.ord verborgen is, op defe wyfe te over- tUfeno Het eene nader uit de woorden Prov.XXFIL 7. Een hmgerigezieïë
is Me bitter %U afgenomen foude kunnen werden,x in welke dit felve H. Woord alhier toont het geen de hedensdaagfche Philofophen boven dp Oude, ontrent de uiterlyke fmnenmetfoo veel reden en onderfc heit ν aft tel- len ■ namely k, dat tot de defelve niet alleen de beweginge der lichamen buiten ons', en de aandoeningh vanonfe vliefen of zenuwen behoort s maar ook dat de ziele mm defe laatfte gewaar te worden m een racnfchevereift wert j enby gevofe de finnen voor foo verre aan defelve ziele toegefchreven moeten wer- den: Tieel anders als die van de voorleden eeuwen, by welke dit alles reuk, fmaak, couleur, enz. voor een Uedanigbeït in f hchamen fynde gehouden wiert Het geen nu verder uit dit alles foude kunnen afgeleid werden, fal ik hier niet aandringen, om dat het woord ziele bymmicrc vmvernoemmge meermalen voor den gehelen menfche genomen wert. E,gter is dit waar, dat een regt Ρ hyfiologus moet erkennen, dat 4efe fpreekwyfe hier foo oneigen niet is, all fy aan veele miflehien voor foude komen, die: van het oude Phi- 1 ofopifchc gevoelen fyn·, en dat alhier de woorden der Schrifture (gelyk meer- malen) in een eigentlyken fin genomen fynde, yets fcggenj dat als doe by de Natuur-kundige niet regt aangemerkt, en eerft 111 de navolgende eeuwen fyn volkomen ligt gekregen heeft. , > v* ■e 10. Kan, om nu tot de Reuk over te gaan, ymand fonder een goe-
dertierene wysheit 'Godts te erkennen Hen, daar het been van het hooft anders foo hart is, dat de reuk-zenuwen een been voor figh hebben, het welke om haar doorgangh te geven, met veel gaatjes, als een leer door- boort is? (daarom ook het fpongiagti&m feefagtigb been genoemt) waar door defelve zenuwen haar kleine draatjes en takjes,, van het dikke herf- fen-vlies aldaar omringt fynde, na. het. tepelagtige vlies of vlees, (foo het cenige noemen) toe fi5iden5 het welk.de hollen beklcet, die in ftfccftgügh been 3 en het opperfte der neusgaten fy η i en welke zenuwen daar in iwgef prat ' *k wej> |
||||
Fan ie Smaak, Reuk^ én Gevoel. tf$
werden j om [volgens waarfchynelykheit, het werk-tuigh van de Reuk te
: maken. )P.
» Want dat dit reuk-veroorfakende werk-tuigh niet beneden, maar om hoogh in de neusgaten is, kan daar uit blykenj dat om te ruiken eenigein- ademinge vereift wertj die de deelen der reuk-ftoffe met de lugt gemengt fynde, met eenige kragt tegen dit tepel-agtigh bekleetfel moet doen aanlo- pen, om reuk té maken. En kan yder, die fyn adem ftil hout, ligt bevin- den, dat fchoon hy yets riekende voor lyn neus brengt, hy egter geen reuk daar van fal gewaar werden, eer hy weder inademt. En fcheen ook dit experiment te geringh en te bekent, om hier aange-
haalt te werden ; ten ware feker voornaam en geleert Autheur dit geloocherit hadde. Waar uit weder als boven by de fmaak, de fwakheit van al het men- fchelyke,te fien is. §. ii. Verder, kan ymand die redelyk is, hier geen wysheit in bemer-
ken, dat, wyl delugt de reuk-deelenvoert, juift de reu k-inftrumen ten ge- vonden werden ter plaatfe , daar de lugtgedurigh door den adem heen en we- der gaatPdat fy juift boven de mond geplaatft fyn, om ons door de reuk eerft kennifle van de hoedanigheden der lpyfen en dranken, die wy gebruiken Tul- len , te geven ? dat de neusgaten beneden breder fyn, om foo veel meer reuk- deelen te kunnen bevatten, en na boven enger worden 5 om door defelve reuk- deelen foo veel digter op een gepakt fynde, en daarom met foo veel meer geweld het reuk-vlies en deifelfs zenuwen te kunnen aandoen. §. i2. Ik weet wel, dat de plaatfe Amos. IV. 10. Ik hehhe de flank uwer
heirlegeren, felfs in uwe mufe doen opgaan, eigentlyk ten oogmerk niet en heeft,ons de plaatfe der reuk-inftramenten in den neufe aan tewyfen:maar die nu weet, dat defelve boven in den neufe gelegen fyn, foo dat geen ftank geroken kan werden, fchoon hy beneden het ruim der neusgaten vervult; en dat daarom, fal men fe gewaar werden* defelve ook in de neusgaaten felfs moet opgaan·,- fal egter moeten beiluiten, dat de woorden ook in dit oogmerk genomen iynde een dubbelen nadruk geven, als in defen fin feggende: Jck hebbe den flank uwer heirlegeren in de lugt rontom doen opgaani, en niet alleen tot uwen neufe doen komen^ maar felfs tot het hoogfle uwer neusgaten 9daardereuk" tuigen geplaaf fyn, doen opklimmen. Dat nu de kragt van degronttale fillks ook mede brengt, is daar uit bly-
kelyk} om dat het woord ffelfs alhier vertaalt, met een Hebreeuws woort 0% dat ende en ook in fyn voornaamile beduideniife betekent, uitgedrukt weit. Soo dat de eigentlyke woorden aldaar de volgende fijn: Ik hebbe doen opgaan den flank uwer heirlegeren, ende ook in uwe neufe die doen opgaan. Hoe wel dit nu een hartnekkigh Atheiftenweerftrevend ongelovige, als al te verre ge- - fogt,miifchienniet en foude overtuigen j fullen fy egter niet konnen looche- nen , dat dit alhier ook van het opgaan der ftank in de neusgaten kan verftaan werden 5 en de eigentfehap der tale felfs, ymand, die dit juift niet wil tegen- in ki fpreken |
||||
iöV XV. BE SC Η O U W IN G E.
fprekert, daar toe kan leiden. Immers fiet men, dat dit een byfondere na*;
druk aan het oogmerk der plaatfe foude geven, en by gevolge,dat het niet buiren waarfchynelykheit is', dat defe manier van ruiken, die inde laatfte ja- ren eerft fchynt ontdekt ce fyn, en de waare plaatfe der reuk-inftrumenten aan hem, die den Propheet heeft doen fpreken*, niet onbekent en is geweeit. Te meer, om dat'er andere texten fyn, daar den grooten Autheur der Schriftu- re onwederfprekelyk toont, dat hem al voor een menigte van eeuwen, klaar en kennelyk is geweeft, het geen door de hedensdaagfche ontdekkingen eerft aan de wereld is openbaar geworden j het welke uit veele, op verfcheiden plaatfen, aangehaalde bevvyfen ontwiftelyk blyken kan. §, 13, Boven de voorgaande vier finnen, die el kop een byfondere plaatfe
haar werk-tuigen geplaait hebben, is'er nogh een,het Gevoelgcnoemt;wel- ke by na aan het geheele lichaam is medegedeeltj indien men onder dit woord ook axt gevoelen verftaat, het welke wy pyn lydende in ons bevinden. Maar indien men het felve niet verder uitftrela, als tot die magt, waar door wy eenige buiten ons fynde lichamen aanrakende, in defelve de oneffenheden of haar gladheit, vaftheit en vloeybaarheit, en andere hoedanigheden gewaar werden j kan men dit alleen in het vel fyne plaatfe oordeelen te hebben. Soo weet men, dat in het Latyn feer onderfcheidentlyk defe laatfte 'Taclus of aan- rakinge genoemt wert, en dat, als men van het gevoelen van pynfpreekt, diemet het woord van Senfusy en niet nablus doloris uitgedrukt wert; §. 14. Dat nu het laatfte, alleen in het vel,'t geen voor de aanrakingen van
buiten ons fynde faken bloot is,fyne fitplaatfe heeft, is by de Ontleeders van defe tydenkennelyk genoegh; en ook, dat eengelykformigegeftelteniifeaan die der tonge in het vel gevonden wert. Het welke den neerftigen MalpighiMs, en andere vinden te bcftaan s behalven de bloeten andere vaten, uit klieren, wel? ke yder een buisje hebben, dat uit waarts open is, en het fweet en de uitwafe- mingen doorlaat. Waar by komt, dat uit het felve vel naald wyfe oi pyramidale kleine hoogten als tepeltjes, na buiten opryfeni welke van een net-vormigh lichaam, het welke tuifchen de huit en het oppervel gelegen is, omringt en famen gebonden werden j door welkers openingen en tuifchen^plaatfen de- fe tepeltjes nevens de fweetgaatjesdoorgaan, tot dat fy in het oppervel eindigen. Defe tepeltjes fyn, het gene men nu federt eenige jaren voor het werktuigh
van het gevoel, met veel waarfchyriblykheit gehouden heeft % omdat de Ver- grootglafen fchynen te leeren, dat defelve uit de zenuwen voortfprui- ten: welke in feer grooten getale in de huit ingeplant werdenj enmeerder fyn na proportie, als die na de fpieren of eenige andere delen lopen.· gelyk uit de waarnemingen van den grooten zenuw-Befchryver Vieujjens, indef- felfs Voorreden geilen kan weiden. Ook is het hier, uit openbaar, dat door een Vergrootglas blykt, dat defe tepelagrige heuveltjes het oppervel op veel plaatfen doen opryfen , om foo veel· beter door de aanrakingen der bui- ten ons fynde lichamen te kunnen aangedaan werden. ; i; aè y y §. ijf.Hoe
|
||||
Van de Smaak, Reuk , en Gevoel, y * z<?&
1 ,ê º r Hoeveel dienft nu dit Gevoel in ontallyke faken aan de menfchen doet,
is kenneiyk genoegh; en te meer, dewyl yder die het felve miifc, in veel voorvallen onbequaam is,om fyn verderf voor te komen: gelyk fulx in ymand, die in de eene fyde des lichaams met de beweginge ook het gevoel verlooren hadde, betoont wierd 5 wanneer hy te na aan het vier gelegt fynde, fonder fulks in het minfte gewaar te worden, ellendiglyk gebrant,enby na gebra- den wierd. Kan nogh al een Godtloochenaar leggen, dat hy voor foogro- ten weldaat, als die magt is, om door het gevoel het begin van een iterke hitte ftraks te kunnen vernemen,en foo fwaar een ongeval en veel andere voor te komen geen dankbaarheitfchuldigh is; en dat het een enkele figh onbewufte oorfaak wefen kan, die dit gevoel niet aan een, maar aan alk menfchen medegedeelt heeft; en fuks niet in eene, maar in alle plaatfen van het opper- §16'. Is het fonder oogmerk,dat in die delen, waar mede wy de faken
buitens ons raken en betaften, dit gevoel veel tederder is, als andere, wel- ke wy niet als felden daar toe gebruiken? Soo.weet een ygelyk, datmeniu het hol of palme van de hand, en het uiterfte der vingeren naukeunger voelt, als in veel andere deelen. fp : ■ ø d En dit is een van de redenen, waar uit men befluit, dat dit tepelagtigU
lichaam, tuflchen de huyd en het oppervlies gelegen, het ware werktuigh vanhet Gevoel is: vermits door ondervindingeblykt (volgens het getuigeniC- fe van Malpïghius,en na hemBohnius, Bergerus en andere) dat indefeplaat- fen als de palme der hand en de toppen der vingeren, welke infonderhcit tot het'gevoel boven andere dienen , ook een veel grooter toeftel van defe tepel- ties of uitfteekfeltjes gevonden wert, als in andere deelen,die tot voelinge en betaftinge foo gewoonelyk niet gebruikt werden. Ook- merkt Bergerus aan, dat defe tepels in meerder grootheit en getal op het einde van de tongh en in de lippen gevonden werden ; en defe daarom een feer naukeurigh ge- voel hebben, het welke op die plaatfe van noden was, om te weten of de fpyfe te heet of anders fchadelyk mogte fyn. " _ , §. 17 Laat nu ymand, die nogh niet genoegh overtuigt is van de Godde-
lykheit van de H. Schrifture, met ons hier in aanraerkinge nemen,dat defe meerderheit der gevoel-tepeltjes in de palm der hand en het uiterfte der vingeren, en by gevolge de reden^van derfelver naukeuriger gevoel, alleen indelaatfte eeuwe aan de Onderfoekers is bekent geworden. En indien men dan verder aan haar toonen kan, dat in die plaatfen alwaar het H. Woord, van dit betaften en aanraken, waar Hoor het gevoel geoefFent wert, in het voor by gaan fpreekt, niet duifterlyk,op defe faken geoogt is; intydenfelfs, als van dit alles by na niets by de Phiiofophen te vinden, en de gehele leere van het gevoel der menfchen nogh in een dikke donkerheit begraven was: Laat hy by figh felfs overleggen ,,ïß het niet ganfch waarfchy nlyk is, dat dit Woort van een verhevener als mcnCchelyke af komft is, ■Kk X So°
|
||||
m XV. Β E S C Η O Ü W Ι Ν G E.
Soo fiet men Luc. XI 46*. dat den grooten Salighmaker der werelt de
Wetgeleerde Joden beilraft, dat fy fware lallen aan de menfchen opleiden: . en vervolgt defen waren Natuur-kender, En ghy en rankt die laflen niet aan met een van uwe vingeren. Sehynt nu defe plaatfe niet een blykelyken nadruk daar door te krygen ?
dat de Heere Jefus, willende toonen, aat fy niet hetalderminfte, hoe wei- nigh 'he.t ook fy η mogte daar toe deden, eeril het woord Prospfauein gebruikt j ('t geen by Scapula vertaalt wert, in fuperficic 13 leviter tangere, dat halleen uiterlyk en ligt aanraken ) maar om dit verder te bewy fen, daar by doet met een van uwe vingeren: Eerfl, om tetoonen, dat fy niet het alderminile tot hét dragen van de laatile wilden doen 5 nadien men met geen minder vingers als eene yets kan aanraken} enten anderen, niet met eene der vingeren, om dat fy felfs van defen harden pligt volkomen ongevoeligh wilden bly ven: want indien door een vinger maar alleen de minfte aanrakinge géfehiet was, foude haar eigen bewuftheit dit haar hebben moeten leeren} vermits fchoon de aanra- kinge op een andere plaatfe des lichaams al onmerkelyk geweeil warej die van de vinger, als door fyn maakfel het naukeurigfte gevoel hebbende, haar dit op een feer kragtige wyfe, foude hebben doen gevoelen. Soo dat hier door blykt, dat op defemaniere, defen aanbiddelyken Her-
te-kenner (gelyk hy meermalen gewoon was te doen) met het by brengen van dit voorregt des vingers in het voelen, haar met veel regt tot haar eigen confeientie en gedagten, die hem volkomen bekent waren, ook in dele plaat- fe als tot hare regters gewefen heeft. Uit het welke ten ininilen openbaar is, indien defe woorden in haar mee-
fte kragt genomen werden om te toonen, dat de Wetgeleerde niet het min- fte deden nogh wilde doen tot het dragen defer laflen j dat aan die defelve iprak, het geitel der vingeren en haar andere deelen overtreffende gevoels-te- derheit moet bekent geweeft fyn, 'm tyden, als fulks nogh door geen men- fchen ondekt fchynt geweeft.te fyn. §. 18. Dat nu niet alleen dit voorregt der vingeren, maar ook des hants,
in het nauwkeurigh voelen boven andere deelen, aan den Ingever van defe H. Schriften is kennelyk geweeil, fchynt niet duirler af te nemen te fyn, uit het Öoghmerk der woorden> die men vint Exod. XIX. 13. alwaar denont- facbelyken Wetgever Ifraëls, fullende in foo gedugten Majefteit op den bergh Sinai voor de oogen desganfehen volks afkomen, op het alderitrengfte ge- biedt, dat niemandt niet alleen op denfelven klimmen, maar ook den fel ven geenfints, ja tot het minfte toe felfs, aanroeren foude; feggende daarom eeril vers 12. Wagt u op den bergh te klimmen, en fyn einde aan te roer en, al wie den bergh aanroert. Jal fekerlyk gedoot worden. Waarom om te toonen, dat hier felfs de alderminile rakinge, hoe weinigh die ook fyn mogte, verbo- den Was, vers 13 daar op volgt, geen handt fal hem aanroeren. Kan nu dit met een bedenkelykkragtigerfpreekwyfe uit gedrukt werden
als
|
||||
Va» de Smaan, Reuk^ en Gevoel. z&±
als met te verbieden, dat felfs de hant, die boven alle andere deelen met een
bequaamheit van voelen bevoorregt is, defelve niet aanroere, of om eigent- lyk met de Hebreeufche woorden te fpreken, op defelve (indegronttale; niet en rake? Heeft nu defen grooton Autheur van dit woord geen kcnniffe gehadt 5 dat
de hand bet maakfel en de bequaamheit hadde, om het ligtfte onder alleli- chaams deelen door het gevoel aangedaan te kunnen werden ·, waarom word hier de hand onder die alle uitgekoren? waarom wort'ernietgefeitgMwwtf fal hem.aanroeren? Daar dogh de reden leert, dat de Ifraëliten eerder defen bergh met haar voeten, als met hare handen, die hier anders van weinigh gebruik fcheenen,fouden aangeroert hebben. Soo dat hier uit tenvollenbly- kelyk fchynt, dat aan den gevreesden Spreker van defe woorden , al in die tyd, het maakfel der hand-en deflelfs uititekender toeruftinge van Gevoel- Inilrumenten moet bekent geweeft; fyn. Nu die is eerft in de naaft-vooi> gaande eeuwe by de Onderfoëkers ontdekt geworden jen te voren vooralle,, foo veel ons blyken kan, geheel verborgen geweeft. Behoort dit dan een twyffelende niet op te leiden,om (fiendehieryetsfeerwaarfchynelykaange- haalt, dat in die tyden voor al wat leefde bedekt was,en in foo veel andere plaatfen boven dit een menigte van diergelyke en nogh klaarder voorbeelden vindende) ten minftendit alles met neerftigheit te overwegen, en te onder- foeken; of, foo een eenige hem niet kan overreden, de menighvuldigheit der felver ,len boven die de foo heerlyke uit andere gronden door veel geleef- de Heeren bygebragte bewyfen, hem eenmaal konden van fyn ongeloof en twyifelinge, onder den Zegen Godts, verloiTen .$ en een fake, aan welke een eeuwigheit van Geluk of Rampfpoet hangt,met een toeftemmend gemoet doen aannemen. - ■ §. ip,.Laat nu hier, bidde ik, alle die aan de Wysheit, Goedheit en
Magt, van haaren grooten ;Maker tot nogh toegetwyffelt hebben, felfs de öngelukkigfte en hartnekkigfte Godtloochenaars, indien fy nogh eenigiints willen en kunnen onderrigt werden, dit foo ganfch verwonderlyke finnen- geilel, en de weldaden, die daar door niet aan een, maar aan alle menfchen, die gefont fyn, gefchieden, met ons in ernftige opmerkinge nemen: en dan feggen, ©f fy met ware overtuiginge van haar gewiffe, nogh kunnen blyven Itaande houden , dat de grootheit en goecdadigheit van haren Formeerder in allen defe niet foo.kennelyk en kennelyker is, als het vernuft van een werkmeefler in het maken van een konftigh uurwerk. Wanneer hy denkt, dat de Reuk en Smaak ook dienen, niet alleen,,om
ons van de goede en quade hoedanigheden van ons voedfel te onderrigtenj maar.dat het vermaak, het welk wy daar door in ons gewaar werden,ons tot een fpqre :ftrekt,om dien dagelykfen en gedurigen arbeit en moeite van jpyfe en drank te nemen, met luit en aangenaamheit.te ondergaan* kan hy ;denken, dat;'hetby geval gefchiet, en geen dankbaaiheit in het geheel! fchul-»
|
|||||
■
|
|||||
3.66 XV. BESCHOUWIN.GE.
finnen nebbende, nogh fiet, nogh hoort, nogh ruikt, nogh imaafct, nogh ge-
voelt Kan men, fchoon hy leefde, de ellende van foodanigh een genoeg h- faam uitdrukken?, die dit regt befeft, wie en wenfchte met liever doodt of nimmer geboren, of felfs een blok of fteenfondereenigh leven te wefen, dan in foodamgh een ftaat te fyn? en foude nu, fonder defe goetheit des Schep- pers, de ellende vaii elk in'het byforidérfoo groot fyn j waar by kanmendie van het groote getalder menfchen, welke gefamentlyk de volkeren des aart- lloots uitmaken, vergelyken | indien niet anders als bKnde, dove, onge- voelige en foo voort,fighopdefelvebevonden? Enfoude meteen yder, felfs onder een ontelbare menigte van andere menfchen, indie bange ftaat fyn, van niets meerder tot fyn nootdruftigheden of vermaak dienende te kunnen ver- krygen} dan of de'ganfche werelt woeft, en tot een verwarden klomp ge- worden, en hy alleenigh was overgebleven.' ml ^ j dpo Hebben wy nu aan ons felfs defe volmaaktheden der finnen gegevenPgewiiTe»
lyk neen. Heeft een los geval dit kunnen doen? ook nietjdewyl het ge^ val foo gereet is op de eene als op de andere wyfe te werken ; en men egter verre de meefte, immers alle gefonde, daar mede begaaft fiet geboren wer» Saleindelyk een eilendigh Godtlooehenaarfyntegenfprekendeconfcientie
hier mede kunnenin flaap wiegen y dat hy figh felven wys maakt, dat alles en ook defe finnen, uit figh onbewufte en nootfakclyke natuur- wetten moe- ten volgen, en voortgebragt werden? Laat hy ons feggen, of hy met be- kennen moet, dathy niet alleen onwetende is, maar ook voor altyt blyven fal van de wyfe, op welke onfe finnen in ons gewrogt fyn en werken. In alle is een beweginge van buiten onsfynde lichaamen^ in alle is eenbewegin- ge en lydinge vaneenigedeelenvanons lichaa^n j inallebeftaan de werk-tui- len uit defeive fpyfen en dranken j uit dit alles kan vollegens de befte Philofo- phieniet anders dan een bcweginge van defeive ftoffe begrepen werden te oy- fkan. Waar komen dan de verfcheidene begrippen, welke wy in het fien, ho- ren, fmaken, ruiken, gevoelen in ons bevinden van daan ? Moet nu een^A- theift, om dat'er geen andere uitvlugt is, hier dan toeftaan , dat yets on- ftoffelyks, in ons daar de oorfaak van is ? Laat dit foo wefen: maar isheton- lichaamlyk , hoe wert hetÖoor yets lichamelyks bewogen? want buiten dat is'er niet als lichamen en bewegingen, foo in de ftoffen romtom ons, als in de werk-tuigen van onfe finnen: of fegt hy dat de ziele niet bewogen kan werden, om dat fy onlichamelyk is s hoe gefchiet het dan, dat defeive, die niet bewogen, nogh door bewogene lichamen geraakt kan werden, egter op of door (dat wy hier niet betwiften) de bewegingen der lichamen aangedaan 'wert, en fiet,hoort, fmaakt, ruikt en gevoelt? want dat fulkswaariskan. hy niet loochenen. ; .. ! . ., 'f" ! 'Λ\ :, ;;rt
Ik denke datik'my niet verder behoeve uit te breiden, om een Atheift te
dringen, dat hy móet erkennen van dit alles onwetende te fyn.. En is hy ö J fan
|
|||||
-
|
|||||
^i :Van de Smaak, Reuk, m QwwU ( ■ 2S7
dan daar van onwetende, gelyk hem fyn eigen mede-weten welkeren fal, hoe
kan hy, foo hy eenigfints voor verftandigh wil doorgaan, figh daar op verlaten dat het waar is , dat een fake , die aan hem onbekent is, hoe fy gefchiet, door nootfakelyke en figh onbewufte natuur-wetten fonder wysheit gefchiet. Om nogh yets .tot fyne verbeteringe te feggen : kan hy figh felfs en alle
menfchen op een onbegrypelyke wyfe begiftigt fien met fop wonderlyke werk-tuigen , en ^en magt om door defe alles, wat buiten, haar is en ge- fchiet, te. kunnen gewaar wërdenj en dan nogh denken, dat hy, die den Gever en Autheur daar van is , felfs defe volmaaktheden geenfints ibude be- fïtten, en van het geene buiten hem gefchiet, en ook van de lafteringen en gruwelen van Godtloofe Ongodiften onwetende fyn ? Hy herdenke dogh dit alles in ernft by figh felfs, eer hy tot yets anders voort-
gaat. Indien dan fulks alleen aan een Magtigh, Wys en Goedertieren Maker
toe te fchryven is j wiekan,ingevalle hy een natuurlykmenicheis,ennogh eenige de minfte edelmoedigheit in figh overigh heeft, nalaten defe welda- den met een dankbaar herte te beantwoorden? en indien hy een Atheiftis, wanneer hy een Godt, die hem met foo veel weldaden overftroomt, voort- gaat te lafteren, en alle defe volmaaktheden, felfs ook fyn wefen, was het in fyn magt, te loochenen, wie moet niet vrefen , dat hyeindelyk de wrake van een langh getergde Mogentheit gevoelen fal ? §. zo. Meenigmalen fyn my niet alleen de voorgeroerde wonderlyke ge-
fteltheit, en onwaardeerlyke dierbaarheit en nuttigheit van onfe uiterlyke finnen, maat felfs de by den grooten Maker geboudenewegen, en daarin ge- fielde palen aanbiddelyk voorgekomen. Ongelukkige Philofoophen fouden mifTchien meinen eenige fchuilplaats voor het vervolgen van hare prikkelende gewifle hier in te fullen vinden y indien foo magtigh een Maker, met foo veel gunfte foo veel volmaaktheden aan de menfchen heeft willen mededeelen» in haar met de vermogens van haar uiterlyke finnen te vergieren j waarom hy defelve in dien trap van volmaaktheit in alle menfchen niet gelegt heeftj tot welke wy fien, dat fe naderhand door uiterlyke middelen 'onderfteunt fynde, opgeklommen fyn. Om hier op te antwoorden, fullen wy ons hier, niet ophouden met te to-
nen, dat het geenfints met den Haat van ymand die niet als een Schepfel is, overeenkomt, aan fynen Schepper wetten voor te fchryvenj en indien een pot tot fynen Pottebakker feide waarom hebt gy my alfoo gemaakt, dat fy dit felfs van de uiterfte dwaasheit fouden oordeelentefyn. immers is net feker genoegh, dat niemand van haar magtigh is het minfte, dat na eenig bewys gelykt, by te brengen , dat het niet redelyker is met de Ghriftenen te belyden, dat het des grooten Scheppers Souverainen wille alleen ge weeft is, dat de vermogens der menfchen indit leven tot den hoogften top van voK maaktheit niet fouden verheven werden ·, en dat fyne wysheit dit alleen voor L1 2 die
|
||||
268 XV. BESCHOÜWINGE.
diegeene bewaart j welke by in een toekomende eeuwigheitbequame voor-
werpen wil doen iyn, om fyne deugden in den grootiten trap van heerlyk- heit aan haar te kunnen bekent te maken: als te denken dat ditaandemagt van die men reets in't geen hy gedaan heeft, moet bekennen onbegrypelyk te fyn, foude ontbreken. Dogh laat ons alleen aan defe Tegen werpers vragen, om ter fake te antwoor-
den, of iy niet· moeten toeftaan, dat het een onwederfprekelyk teken van de verfoeyelykfte ondankbaarheit foude wefeii} indien ymand vaneen ander, welke hem niets ter wereld fchuldigh is, meer weldaden ontfangen hadde, als hy magtigh was met gedagten felfs voor figh uit te vinden} en fiende daar na, dat de wysheit van dien Goedertieren Gever nogh veel verderging, en iyn magt oneindigmaal grooter was, om hem met meerder volmaakthe- den, foo hy wilde te begaven} dat hy daar uit niet alleen dit onredelykbe- iluit tragtede te maken, dat hy aan die hem dit alles gegeven hadde, geen de minile dankbaarheit voor het gegevene fchuldig was} maar ook, dat hy dit tot een reden nam om te bewyfen, foo hy konde dat defen grooten en milden Gever Wys nogh Magtigh nogh Goedertieren in figh felven,*nogh ontrent hem was geweeft} en het geene nogh het meefte is, dat hy daar door fogte vaft te maken, dat hy dit alles niet van hem, maar alleen van een los geval of een figh, van alles onbewufte oorfaak ontfangen hadde. Ik late aan yder, die in eenige billykheit wil oordcelen, of yets meer onrcdelyk kan veortgebragt werden. Maar om in defen, of 'er nogh eenige overtuiginge plaats mogte hebben,
een ftap verder te gaan} entedoenficn, dat ook felfs de palen, tufichen welke de uitilrekkinge der magt van onfe uiterlyke finnenbeiloten is, in- fonderheit ook dienen om ons gelukkiger té maken} dan indien {y tot alles foo verre uit figh felfs doordrongen, als men bevint dat fy door andere werk- tuigen geholpen fynde , nu te defer tyd beginnen te doen. Laat ons onderilellen, dat onie oogen de eigenfehap hadden van de he-
densdaagiê Mkrofcofia of klein-eefigten : het is waar, dat fy wel aan ons een wereld vol nieuwe Schepfelen fouden doen fien; dat fy een droppel peper- water, of afyn, en het iaat.van dieren, als vis-ryke vyvers} het fchimmel van verrottende faken, als velden vol kruiden en bloemen\ de myt van kaas als gehairde fpinnekoppen, en alfoo duifent andere faken meerder aan ons fou- den doen voorkomen. Maar ligtelyk fal ymant kunnen denken, welk een af- fchuwelykhejt in-veele, anders ganfeh nutte iaken in haar iêlfs,dit veelvul- dige gewemel van levendige diertjes inonsibudeverooriaken. Hetgeen hem miflehien klaarder ibude voorkomen,indien hy immer gefien hadde, daty- mand dé myt van kaas door een vergroot-glas befchou wende, op het afval- len van een van deiê ftof-kleine diertjes, menende, dat liet felve op fyn hand foude nèderkomen met een fchrik dèfelvefchielyk weghhaalde} het geen een gelagh om de kleinheit vaö dit my tje in veel daar tegenwoordige, maar in ande- |
||||
Van de Smaakt Reuk, en Gevoel. 2.69
re een opmerkinge deed opryfen van de Wysheit des Scheppers j die defe
dingen wel niet aan de oogen van alle onwetende, die daar door ontroert mogten werden, heeft gelieven bloot te ilellen: maar egter de ontdekkin- gen der menfchcn in het uitvinden van nieuwe geiïgt-tuigen,fooverre door fyn voorfienigheitte fegencn; dat aan die, welke ook defe fyne wonderen trag- ten te onderfoeken,*de vereifte, hulpmiddelen niet ontbreken.. Maar om nogh wat nader te komen, fouden defe Phiiofophen aan haar
oogen de eigenfchappen van de alderbefte Microfcopiar felfs wel derven toe- wenfchen, indien fy~defelve in haar gront en in haar nature verftonden ? En fouden fy haar gelukkiger oordelen, als fy al het geen foo klein is, in foo danigh een grootheit fagen? wanneer ondertuflchen al het geen haar gefigt bevattede in een minder breedte, als die van een fantje bepaalt was jen fy niet konden met onderfcheit befchouwen , als het geen naulyks een of twee duim van hare oogen afftont: het geen verder alles, wateenigfints van ons afgelegen is, als menfchen, dieren, bomen, bloemen, kruiden, op dat ik niet fegge, Son, Maan Sterren, die overheerlykc Schepfelen, ofgameh onfigtbaaV voor haar foude maken, of ten minften dit alles haar verwarde- lykctaen voorkomen. Immers foo dit al was, en het gefigt foo diep tot al- les doordrongh, als de alderberoemile Vergroot-glafen, fal niemand, die oit ondervindinge van defelve gehadt heeft, kunnen loochenen, dat men nogh altyd uit duifenden van deeltjes famen gefielde faken door defe iïet} en by ge- volge dat'er om alles regt en in fyn oorfpronkelyke of laatfte deelen aan te kunnen fchouwen, het gefigt boven defe figh nogh by na otidenkelyk verder foude moeten uitftrekken. Waren nu in tegendeel de oogen als de grootc Ferre-gefigten} die ons m
den Hemel foo veel nieuwe Sterren, in Son in Maan en Planeten foo veel nieuwe ontdekkingen hebben doen gewaar werden j fouden fy weder dit on- gemak hebben,, dat fy tot faken, die ontrent ons fyn,van weinighgebruik (ouden wefen, en daarenboven bequaam door het vertoonender uit de aarde op- ryfende dampen,om aan een yders aandagt in het befchouwen van andere by ons op den aartklootfynde faken, geen geringh bcletfel te geven j het welk ook, by die haar. gebruik weeten, bekent is. Indien den reuk foo naukeurig was als by veele jagt-honden fchynt te
wefen, geen menfeh, geen dier foude aan foodanigh een oit kunnen tegen ko- men , geen voetftap van defe foude hy konnen voorby gaan, fonder figh door de uitwafemingen der felver op een ilerke wyfe aangedaan te bevinden: en fyn aandagt, die dikwils verhevener voorwerpen of hadde, ofhebben moe- ite, derwaarts willigh of onwilhgh te moeten keeren. Indien de tongh aan yder de fagtite fpyfen,met foo hoogheenfmaak,als
nu de kragtigfte geven, dede voorkomen; behoeft'er geen verder bewys3 om elk te doen toeftaan, dat dit aan haar de meefto ftrax feer onaangenaam, na eenige weinige malen die genomen te hebben, foude maken. LI l Kon
|
||||
*
É
z7ö XV- BESCHOUWING E,
Kon het gehoor aan haar alle geluiden foo nauw doen waarnemen j als
men nu het ièlve bevint te doen , wanneer men een lange Roep-pyp op het oor houdende , ymand aan de wyde openingh van deflelfs ander einde hoort fagtelyk fpreken. Hoe weinigh aandagt foude men op eenige faken konnen maken ? immers niet meerder , als nu ymand foude doen , die on- der een verwart gedruis en geroep van veelerhande ftemmen, en een gedu- righ gekraak van Trommelen en Schiet-geweer figh bevint. Die de be- tuigingen van de grootheit van dat ongemak , dat men door al te fnel van gehoor te fyn lydt, oit by fieken vernomen heeft;fal figh hier vanligtelyk laten overreden. Was het Gevoel over al foo teder en naukeurig , als men het nu op de
gevoeligfte plaatfen en in de vliefen van de oogen bevint; moet niet yder bekennen, dat dit hem ongelukkig foude maken, en pynlyk op het aanra- ken van het minfte vcieltje ? Kan om nu te eindigen , ymand dit alles nadenken , fonder daar in de
goetheit van fyn Maker te erkennen ? die hem niet alleen met foo heerlyke vol- maaktheden , als de uiterlyke finnen fyn, heeft voorfien, fonder welke hy niet beter als een blok ibude wefen: maar die defelve met een aanbiddelyke Wys- heit binnen die palen van vermogen heeft gelieven te befluiten; buiten wel- ke fy aan ons niet dan laftigh en in het aandagtighbefchouwen van andere en gewigtiger faken hinderlyk fouden wefen. Idien het aan fommige mogte toefchynen, dat wy wat langer als haar
mnTchien behaaglyk is , in defe ftoffen mogten geweeftfynidie gelieven te denken, dat het ons voorname oogmerk in allen defen is, aan ongelukkige Godtloochenaarsdewysheit en goedheit van haren Formeerder tedoenfien; welke figh in de uiterlyke finnen der menichen, en haar onbegrvpelyke eigenfchappen, ook aan die fulx vrefen gewaar te werden,fooglans'rykver- toont} en waar in de aanbiddelyke oorfaak van dit alles, figh van een los ge- val, en verder van alle van figh felfs onbewufte noot wetten, of vaneene fon- der eenigh verftand werkende Nature, op een doorlugtige maniere onder- fcheiden te fyn op het alderklaarftebewefen heeft. Om hier van onwederfprekelyk overtuigt te fyn, fchynt niet meerderver-
eift te werden j als het geene van defe finnen alhier en by andere geleerde Hee- ren gefegt is, in ftilheit fonder vooroordeelen na te denken} of het den gro- ten Gever der felve mogte gelieven, dit middel tot overredinge van die tot nogh toe aan foo hooge waarheden getwyffelt hebben, kragtigh te maken. |
|||||
XVI. Â Å-
|
|||||
æãé
XVI. Â Å S C HO UW É Í G Å.
|
|||||||
, Van dé Vereeniginge van Ziel en Lichaam ■,
de Verbeeldinge, en GeheugeniiTe. §. i. XT Ereeniginge il ft. Zielen Li- yt Pfalm. XGIV. 10.
V chaam is onbekent» Job. XXXV. ßï, ÀúÃ
En overtuiginge daaruit. -8. Job. XXXVIII. 36.
2. Palen van defe vereeniginge., 9. Overtuiginge uit het hetgefeide,
3. Overtuiginge daar uit. '■ 10. Verbeeldinge en Geheugenijfe.
4. Ë&ÏÃ, XVII. 28. II. Overtuiginge uit defelvë.
5V Ephes. III» 20. 12. En uit de tn de Ziele ingefchapen be*
6. Overtuiginge uit de eigenfckap der vjuftheit van een Godtheit.
Ziele. '
§: 1. TpvEwyle nu elk van defe uiterlyke Sinnen ons tot de Ziele oplei-
.L/den* kan ook eenighmenfchefooongelulddghiyn, dat hy dit, alle begrippen derPhilofophen te bovengaande wonder, die verbaailmakent- de wyfe op welke het Lichaam met de Ziele vereenigt is, te regt foude kun- nen aanmerken, fonder daar door overtuigt te werden van de Ónbegrypely- ke magten wysheitvan die hem gemaakt heeft? die figh gelyk in veele,foo in dit gefeïde, op een doorlugtige maniere verwonderlyk enaanbiddelyk be- toont i dewyl hy hier op een voor alle onbegrypelyke wyfe werkende, ook fyne vyanden dwingt daar van getuigen te moeten fyn. En fchoon andere daar al eenigh begrip van meenden te maken , fal ten.
minden een Atheifthier inyets,dat voor hem volkomen onverftaanbaar is, moeten erkennen. Want het fy (op dat hy dogh de voor hem foo verfchrikkelyke gedag-
ten van foo grooten Godt, die in fyne magt en wysheit onbegrypelyk is,.
mogte ontvlieden) hy ftaande tragt te houden ·, dat de lichamelyke ftor-
fe, waar in hy ons niet als bewegingen toonen kan, egter bekwaam kan
warden om te denken en te verfkan. Laat hy ons nu feggen, en toonen,
welk een famen-ftel der deelen , welk een kragt, welk een fnelheits
\velk een bepalinge van cours en directie volgens regte of kromme linien *
in defe bewogene iloffe vereiit wert, om defelve tot redeneeren, en het
verftaan van een Mathematifche demonftratie bequaam te maken. En men
fal hem niet behoeven te vragen, of dit boven het bereik van fyn verftant
gaat. ; Het zy dan ook dat hy volgens reden en ondervindingeftelt, dat fyne zie-
le onliehamelyk isj hy toone ons hoe het gfchieden kan, dat eene Ziele,. on-
|
|||||||
*
|
|||||||
J
|
|||||
17z- XVI. BESCHOUWING E.
.onftoffelyk in haar wefen fynde, en die volgens alle denkbeelden , welke
men gewoon is daar van te maken, geen lichaam kan raken nogh daar van geraakt werden, egter op o? na of door het bewegen des lichaams (dat wy nu niet betwiften, om dat het tegen een Atheiit niet nodigh is) kan aange- daan werden; en van hare z,yde wederom het lichaam aandoet en beweegt, of gelegentheit daar toe geeft j het welk wy ook om voorgaande reden nu niet behoeven te onderfoeken: foo dat op fyn enkel willen, fy η lichaam ge- font fynde, by voorbeelt, het uitfheken van de hand itraks volgt, en hy op het branden der felve aanftonds pyne gevoelt. Was nu dit alles by hem foo ièkcr niet, als het alderfekerfte, om dat hy alle oogenblikken door nieuwe ondervindingen daar van verfekert kan iyn j foude hy volgens defe foo ver- fchillende en geen de minfte gemeenfchap hebbende denkbeelden, dit niet voor een loutere onwaarheit en ydel herflen-fmeetfel moeten houden ? Waarom,wat ook by een Ongodiffc geftelt magh werden, de wyfe van de vereenigin- ge des Lichaams met de Ziele voor hem onverftaanbaar en onbegrypelyk blyft. Ik weet wel, indien wy niet verder gaan, dat het grQoteverfchil ontrent
de wyfe op welke het lichaam op de wille bewogen wert, het welke onder voorname en geleerde Mannen al veel fchryvens en beweginge veroorfaakt heeft, by ons onbepaalt gelaten wert: maar ook is het alhier de plaatiè nogh tyd niet om daar over yets te feggen > dewylwy in defen alleen totovertui- ginge van ©ngodiften fchryven, en defe verfchillende Heeren beide eenen Godt erkennen. En agten wy het hier genoegfaam te wefen getoont te heb- ben, dat, wat ook een ongelukkigh Philofooph die geenen Godt erkent, hier ontrent magh denken en feggen, het alles in het onbegrypelyk eindigt} indien hy aan fyne denkbeelden en onbetwiftelyke ondervindingen voldoen ■wil : het welk voor defe tyd alleen ons oogmerk was. Een Atheift leere dan met fchrik fynes herten hier uit, dat in het geene
hy in iïgh felfs onloochenbaar bcvint, een ontegenfprekelyk bewyslegt, dat fyne reden en denkbeelden, hoe feer hy figh daar op mogt vertrouwen, ganfch onmagtigh fyn, om hem van de ware geileltheit magt en maniere van de wer- kingen van alle buiten hem wefentlyk beftaande faken na waarhcitteonder- rigtenj en denke dan, of hy daarom het kan oordeelen veiligh voor hem te fyn, nogh in het loochenen en lafteren van een foo onbegrypelyk magtigen Godt foo onbefonnen voort te gaan. Immers kan hy of ymand, het geen hy moet bekennen in de wyfe, op
welke het gefchiet, niet te verftaan, met reden en geruftheit van fyn ge- moed feggen van een los geval veroorfaakt te fyn? en foude yets, (fat van ilgh fel ven en fyne daden onbewuft is, enfondereenigenwetofregelwerlit, faken, die van foo veel gewigt en voor de doordringende verftandenonbe- grypelyk fyn , foo menigmalen , met foo veel order en foo ftantvaftelyk altyt kunnen uitvoeren? En wat kan yder, ook degrootile Philofooph daar van
|
|||||
Fm^rmmigingevmZklmLkhaem^rerh«Uinie,mGeheugemfe.i^
c „„»., * dat-hv dagelyks in hem felfs yets ondervindende tegefchie-
IZ f1freèef hv buitenla/foude denken inmogelyk te fyn, in dit regt
den, het geen ny ouu Almagt, die Hy op hem en
genaamde wonde^ftempel va ^ J^j ftdt
ook op alle, die hem 100™™ k ,. en datymandmiffchiennietkwa,
heeft, onteg^fpreMyk mo erkenne ? ^ ,.^ ^^ lyk beilu.t, ƒƒ y^nS„e„VoLmentlyk kennen.5 Want indien defebei- ,
dXTomr kte fr^n oKkent waJ, als fommige Philofophen figh wel verbeeWenT hoe was het mogelyk, dafer foo blykelykenon wyffelyk wel wiwioeni nu „efchieden, en van yderookm figh felfs onder- ,eX werden' he wdknfghtans aan allediedit onderfogt hebben, foo
nogh yets heeft kunnen feggen, het geen n.et m een volkomen onbegry-
Pef f Nlefaléen is defe vereeniginge van Ziel en Lichaam verwonderlyk
■ b trïc -Τλ,^Τ* waaroofvEcfchiet: maar ook in de palen, welke in figh felfs ,en in de wyfe,^aro^y S6 b ; meneerftelyk, dat de Zie- men aan defelve ™0TSe{chlf.f™t"k wefenmaeh) op ons gehele lichaam,
ol liever>af°™& f . alleen!vk die dee en, welke haar zenuwen van de ken' na den wille der ziele bewogen werden: terwyl andere deelen, die
ta zenuwen van de agter-heriTenen hebben, en alleen tot ons evenenon, derLutTSenVals het hart, mage , darmen , flagh-aderen , ingewanden enz nadefen wille geeniints lüifteren, nogh gelyk de vorige op onfe wille bewoeen of ftil gehouden kunnen werden. Ten anderen "gevoelt ook onfe Ziele niet op de aandocningeonfesganfchenh-
chaams Soo bevint men, dat behalven onshair en mtwaflendenagels, ook deTenen felfs ongevoeligh fyn, welke foo grooten deel van ons lichaam uitmaken om niet te feggen,dat men fonder pyn de longe in veel menichen fiet weRhVwSrenj en dat de Chirurgifche waarnemingen onsleeren5datde iKI-ftXfclfifccr veellyden kan, fonder (ulks met eenigh gevoel aan de ziele bekent te ^ nen'tl'kunnen hebben, om de Chriftenen vanligtgelov^heit tebefchuWi-
gen? als hy h^ar uit het ftraks gefeide dit beflu tfietmaken, dat, wy me- iand dit alles met reden aan een los en nu dus dan foo werkende geval kan toefchryven, hier in een waar en overtuigende bewys gelegen is, om yder te doen fièn', dat het ook uit geen nootfakelykgevolgh van altyd op defelve weife werkende natuur-wetten kan voortgekomen fyn, dat de ziele tot het lichaam het voorgefeide opfigt heeft: dewyl den gedygten Maker wülende Μ in aan
|
||||
',i
174 3CVi< BE S CHO ÜWINGE.
aan yder toonen, dat hy nogh by geval,nogh door noot-wetten gedwongen
en bepaalt fynde, maar vrymagtigh en na fyn welbehagen werkt, eenige deelen aan de wille der Ziele doet gehoorfamen; en andere volkomen onaf- hankelyk daar van doet bewegen; egterdefe laatfte ook met de eerfte, foo verre aan de Ziele onderworpen, immers opfigtigh makende, datdeeene foo wel als de andere, gedurende dat de Ziele aan het lichaam vereenigt blyft, en niet langer, bekwaam tot haren dienft fyn, en buiten verrottinge bly ven. En wel infonderheit fchynt een Atheift, die %h nogh,door eenige rede*
lykheit en billykheit leiden laat,een Chriften in het voorfeide beiluit te moe- ten regtveerdigen: nadien juift die deelen, welke tj®tj onderhoud van ons le- ven dienen, gelyk ons hert, niage, en verder te voren genoemde ingewan- den , alleen aan onfe wille niet gehoorfamen; en door de kragtdesgrooten Onderhouders buiten defelve wille bewogen werden,om aan ons onfe af hankc- Jykheit van hem te doen fien. Daar in tegendeel de bewegingevanfooda- nige ledematen, gelyk tonge, handen en wat dies meer is, ter difpoiitie van onfe wille overgelaten fyn; welke dienen kunnen om onfen grooten Weldoender ook in onfe lichamen te verheerlyken en te danken; het welke hy met foo veel billykheit van ons eifcht. §. 4. Ik late aan het oordeel van Taal-kundige God tgeleerden, of men de
plaatfe AUor. XVIL 2,8. te onregt verftaat 5 wanneer men ftelt, dat aldaar ook op beide defe bewegingen geilen wert. Vermits, om dat het woord Kinoumetha foo wel tot het Medium ,als tot hetP^wwbehoortjdefentext daarom by eenige (fiet Pifcator) vertaalt wert: In hem 'leven wy, werden wy bewegen, en fyn wy. Alwaar op de bewegingen van ons hert en andere inge- wanden ichynt gefien te werden, die buiten onfen wille en gevoelen gefchie- den. Dogh met anderen, gelyk in onfe Duitfe overfettinge, vertaalt fynde , In hem[leven wy , bewegen wy ons , enfynwyr fchynen hier de,daden, van onfe tonge en handen , en andere leden, welke wy na onfen wille kunnen fchikken, gemeent te werden: foo nogtans, dat beide defe bewegingen en autoQ, dat is In hem, of door Godts Kragt,opeen wyfegefchieden, welke by ons niet verftaanbaar is: omdat, hoe het ook w.efenmagh, die door een onlichamelyken Geeft op een lichaam werkende uitgewrogt wert 3 en waar van aan ons alhier ontrent het Moe ook geen onderrigtinge in defq plaatfe gegeven wert. Immers is het bewys, dat Godt met verre en h vm tsn ygelyk vcm ons, het
geene den Hoogverligten Paulus daar uit opmaakt,uit defe reden aan alle, dié op haar felvenletten, ondervindelyk openbaar enontegenfprekelyk. De- wylniemandfighfelvenalsoorfaak van de bewegingen van fyne ingewanden met eenige billykheit ftellen kan; nadien hy niet alleen in veeleonbewult is, Hoe9 maar (het geen hier de voornaamfte kragt van het bewys k) datfy ge- fchieden. Waarom ook defe Heidenen ( fy mogten dan foodanigh een Phiïo- fophie volgen, als ymand wil) geenftnts konden ontkennen} dat'er een ande- i:> " -ie. |
||||
Fan de Fereeniginge vaWZiel'ehiUchn&tü^ de Ferheeldittge ^enQeheugeniffe. ijf
re kragt en oorfaak in haar werkfaam was, welke fy aan geen menfche kon- den , en daarom alleen aan Godt moeiten toefchryven. Ten anderen , om dat defe plaatfe in klare Woorden fegt, dat wy Γοο wel
ons bewegen als bewogen werden door de Kragt Godts (in welke beteke- iiiiTehetGriekfe voor-woordeken en meermalen genomen wert) endewylön- fe ondervindinge ons het eerfte in onfe uiterlyke leden, en het laatfteinon- ie ingewanden leert5 fal een yder kunnen afnemen, met hoe veel onregtde- fe plaatfe, als overeenkomende met het gevoelen van Spnozainfyn XXI. brieft en by fyne volgers in de Voorreden op fyne werken bygebragt wert. Daar integendeel van de Aanbiddelyken Maker, omtetoonen, dathyredelyke Schepfelen konde voortbrengen, die niet als Horologien uit de notfakelyk- heit van haar Samen-ftel, maar na de vryheit van haar wille konden werken, geen kragtiger ondervindelyk bewys geëifcht konde werden ^ als hy in de menfehen felfs heeft gelieven te leggen: doende in het felve menfèhelyk li- chaam beide defe foorten van bewegingen op een onbegrypelyke wyfe plaat- fe hebben ? op dat de eene altyd tegen de andere kondc geftek yen dus een ygelyk daar van met een overtuigende gewisheit verfekert werden. §. f. Dogh om voort te gaan, noghmaalbidde ik alle, dienóghfooon-
gelukkigh fyn, dat fy haren Godt en Maker uit fyne werken niet hebben leeren kennen, dat fy al het gefeide van haar Ziele enLichaamdoghinern- iliger overweginge gelieven te nemen; en hoe vreemt ook ae flsiUCcEphe-· [en. III. 2,0. (alwaar Godt gefegt wert, meer als overvloedigeHe kunnendoen % boven bet geen ivy niet alleen bidden, maar ook verfiaan * want dit laatfte fegt ook het Griekfe grontwoord Noein) in haare oore magh klinken 5 omdatfy gewoon fyn alles, ja felfs haar eeuwigh geluk en ongeluk op de agtinge, wel- ke fy voor haare denkbeelden hebben, met foo veel onvoorfigtigheit te Wa- gen ; dat fy dogh haar felven gelieven te onderfoeken, of fy uit de ondervin- dinge, die fy van de daden en lydingen van haar eigen Ziel en Lichaam tèn allen tyden nemen kunnen (dewyl het hoe daar van altyd voor haar onver- ftaanbaar blyft) niet moeten overtuigt fyn , eerfi? dat haren Maker yets in haar doet, dat onbegrypelyk voor haar is i en by gevolge dat fy daar door figh verpligt moeten agten, om de waarheit van defe foo veele malen by haar met fpot aangehaalde plaatfe en een groöte wysheit in dit woord te erken- nen. En ten anderen, dat hét feker genoegh is, dat'er iaken en daden waar- lyk wefentlyk· fyn en beilaan; van welke fy de ware en in alles volkomene denkbeelden nogh hebben nogh miflehien oit verkrygen fullen: foo dat'er eenen anderen wegh gefogt moet werden,als blooteredeneringen,(diedogh fullen fy waar wefen, alleen op ware" denkbeelden gegront moeten fyn) om yets uit te vinden, het welke met volkomen fekerheit van defelve in defe omftandigheden feggenkan. En is dan haren Maker onbegryperyk in eeni- ge van fyne werken j hoe fullen fy verfekerd kunnen fyn, dat hy foodanigh in fyne wefen en eigenfehappen niet ebis? en dit fynde9 wat grond van ge- Mm i wis- |
||||
L76 XVI. BESCHOUWING E.
wisheit fal'cr voor haar overblyven, in alle het geene, dat iy uit defe on-
volmaakte denkbeelden, ook felfs met een uiterlyken fchyn van (gelyk in de laatfte Befchouwinge getoonr fal werden) kwalyk toegepafte wiskunftige de- monftratien met denongelukkigen Spinoza afleiden. §. p. Laat ons dit alleen van de ziele hier by voegen, het welk te voren
nogh eens aangeraakt isj dewylhet den alderhartnekkigften fchynt te moe- ten overtuigen, ten fy hy volkomen verlaten, en aan figh felven overgeve- ven was: en hem vragen y of hy nogh kan denken de naam van een redelyk menfch by onpartydige te kunnen behouden, als hy ftaande hout, (gelyk hy volgens fyne gronden moet doen) dat een foo wys, foo verftandigh, in veele gelegentheden foo net redenerende wefen, gelyk de Ziele is,dewylfy haar felven niet gemaakt heeft, van een ooriaak, die nogh veritandt nogfi wysheit nogh reden hadde, kan voortgekomen fyn ? Een Ongodift herdenke dit en beve: dewyl dogh hier dealderminfteuit-
vlugt niet meer overigh is, niet alleen om te kunnen loochenen, maar felfs om alleen voor onfeker te kunnen houden, dat een Maker van een verftan- digh wefen ook verftandigh moet fynj enditeemgeaan hem onloochenbaar of ( om nogh meer toe te geven ) maar waarfchynelyk voorkomende, hoe ial hy figh lelfs aan figh felfè oit fonder die nare fchrik kunnen voorftellen, dat fynen gedugten Maker, die wys is en fyne lafteringen weet, hem namaals de regtveerdige wrake daar over fal doen gevoelen. §. 7. Ik late nu aan een Heiden en ongelovige felfs te oordelen j of den
Ingever der Schrifture dan niet bondiger redeneert, als hy de wysheit des Makers uit het verftand, dat in de Ziele ïs, bewyft, Pfalm XC1V. 1 o. Alwaar na het bewyfen, wn p. dat Godt alles hoort en fiet, uit het formeeren van oogen en ooren> hy verder voortgaat om fyne wysheit en wetenfchap daar uit te toonen, dat hy de menfchen verftandigh gemaakt heeft iSoude hy, die de Heidenen tugtigt, niet Jtraffen? Hy die de menfchenwetenfchap leert? Op dat nu dit aan niemand eenigfints duifter in deiè woorden mogte voorkomen (is het bekent, dat het woord hier tugtigen overgefet ook vertaalt wert door on» derrigten Jefaia XXVIII. zó. en door onderwyfenJoh.IF. z. en dat het woord flraffen ook overreden Job. XXXII. iz.cnbydeH^Coecejus^ hewyfen, demon·' flreren, dat is tekenen van verftant in een hoogen graad geven, betekent. Soo dat de fin van defe plaatie als dan is: Sonde hyydie devolkerenonderrtgt, en daar door verflandigh maakt, niet ten hoogfien verflandigh fyn?hy die den mew fche wetenfchap leert f Soo fiet men Joh. XXXV. 10, ï 1. de dwaasheit en blintheit van dit foorf
van Atheiften overtuigt, die uit haar eigen verftant dat van haren Maker, niet fien of willen fien; Niemand feit waar isGodtmynen Maker j die Pfalmen geeft in der nagt? Eie ons geleerder maakt dan de heeften der aarde $ die ons wy-* fer maakt dan de vogelen des Hemels. $. 8. Door dit felve bewyft de Jehovah felfs fyne uitftekentheden boven
alle,
|
||||
fan de Fereeniginge van Zielen Lichaam, de Ferbeeldinge, en Geheugemjfe. vjj
alle, ook de met wysheit meeft begaafde Wêfens, Job. XXXFI1L 30*. alwaar hy na een optellinge van fyne boven alle Schepfelen verhevene vol- maaktheden, om haar felfs Rigters in defe fakete maken, deiê vrage laat volgen: Wie heeft de wysheit in het binnen'fie gefet?of'wie heeft den fin {Cocee- jusen andere vertalen dit met het woord Mens, dat de ZM? ook betekent) hef ver âáçÜ gegeven?, -. r; m . . ô· Laat nu een Atheift, een ongelovige zelve, op defe vrage antwoorden}
fal hy anders kunnen feggen, als dateenhoogh-wys, en onbegrypelyk Godt dit alleen moet gedaan hebben j en dat fulks te doen, niet alleen de magt, maar ook het begrip van de verftandigfte menfchen oneindigh te boven gaat ? Im- mers dat dit woord, fchoon hy het felve al niet voor Goddelykhielde,eg- ter alhier tot be wys van Godts Wysheit, foo overtuigende redenen bybrengt} dat niemand, als die enkel Godtloos is en foodanigh bly ven wil, defelve kan gedagt werden oit tegen te fullen fpreken, behoeft geen verder bewys. Ik bidde, die nogh hier van niet overreedet fyn, dat fy dogh ernftighby
figh felfs gelieven over te leggen j of haar gevoelen niet op een ganfch (wak- ken en valfchen gront moet geboutfynj alleen daarom, fchoon'er geen an- dere bewys-redenen waren> om dat, foo het ftaan fal,men moet vaft ftel- len, dat der menfchen Verftand en Ziele van yets , dat in figh felfs van al- les onwetende is, fynen oorfpronk moet gekregen nebben. §. p. Eer wy van defe verftandige Ziele, dat groot en onwaardeerlykge-
fchenk, afgaan -, waar door het den oneindigh goedertieren Formeerder ge- lieft heeft de menfchen gelukkigh te maken ♦ Indien een Godtloochenaar nogh niet genoegh heeft kunnen fien, hoe ellendigh hy felfs en met hem alle andere fouden fyn j indien Godt aan haar geen uiterlyke finnen medegedeelt hadde, ommedaar door tot dankbaarheit aan fynen Maker bewogen te wer- den. Laat hy, fchoon felfs Godt niet vrefende, figh nu eens voorftellen, welk den ftaat der menfchen foude wefen, indien geen van haar verftandigh was. Wat was den menfche voor fighfelven? en wat waren al de rykdom- men van het Geheel-Al voorden menfche? een doorlugtigh voorbeelt, le- vert ons daar van uit, de Hiftorie van dien gevreesden Alleen-Beheerfcher des ganfchen te dier tyd bekenden Aardbodems, den grooten Nebucadnezar$ die met het verliefen van fyn verftand niet alleen van de menfchen , maar van foo hoogen en alles gebiedenden troon tot debeeften felfs door fyne on- derdanen verftoten wierde. En ingevalle de ganfche wereld, vol beeftelyke, rafende, en dulle, vol
fotte offimpele, of't geen in een woord dit alles dikwilsbegrypt, vol dron- ken gefopene menfchen, die haar verftand verloren hadden, en was en bleef 5 kan ymand figh den onuitfprekelyken, (hoe fal menfe noemen? ) den droe- vigen enerbarmelyken, of fchrikkelyken en gruwfamen ftand van alles wel verbeelden, fonder, indien dit foodanigh mogte fyn , eerdei om de dood dan om een leven onder fulke te wenfchen? Íudefenover-dierbarenfchat, »-. - Ì m 3 dit |
||||
i78 XVI. Β E S C Η 0 U W Ι Ν G È.
dit cierlyk juweel van fyn verftant, weet elk, dat hy aan iigh felfs niet heeft
kunnen geven. En kan hy denken, dat die hem buiten fyn toedoen daar me- de begiftigt heeft, voor foo groot een weldaad niet gedankt fal willen we- fen ? Sal hy ook ooit raeinen rufte voor fyn gemoed en gewiflè te kunnen vinden ? als hy de kragten vandit fyn veriland alleenlyk aanleid, om den goe- dertieren Gever van foo onbedenkelyk een goed, met eenigen fchyn van reden, te kunnen lafteren, en in alle fyne volmaaktheden te verloochenen} en fyn eonfeientie tragt te dwingen, dat fe, om dogh geen verpligtingeaan foo goed-doenden Godt te moeten erkennen, liever alles, en ook de oor- fpronk van dit fyn verftant aan een ydel en los geval of onverilandigc oorfa- ken , als aan eenen Godt toefchryve. · ^ Nu dit is den ftantvan yeele beklagelyke Atheiilen, fy gelieven dan felfs
te oordeelen, of dit met de menfehelykheit, ik laat ftaan ,met deminilere- dejykheit of edelmoedigheit over een kan gebragt werden. u.- §. ro. Dogh hoe heerlyk ook defe gifte van den Schepper magh weien,
fcheen nogh yets aan de volmaaktheit te ontbreken. Indien de menfehen haar verftand niet konden oeffenen, als alleen ontrent laken, diewefentlyk en tegenwoordigh fyn. Gok fouden fyne oordeelen, en redenerings^befluiten van nier veel gewigts weiênjindien hy de tegenwoordige met geen and ere(voor- ledene of toekomende) faken vergelyken konde. Hoe foude hy^om een voorbeelt te geven) ontrent de wetten derfonne-
loop yets, dat van eenigh nut was, ontdekken kunnen? Indien, buiten het geen hem het tegenwoordige leerde, niets daar van aan hem bekent wasj want van het geen niet wefentlyk nogh tegenwoordigh is, gelyk toeko- mende en voorleden faken fyn, kunnen fynuiterlykefinnen, fehoondeeer- ite hulpmiddelen iynde om al het Hchamelyke te onderfoeken, hem niet het geringite leeren. Selfs het gehoor, hetwelk anders daar toeeenige be- quaamheit fchynt te hebben, foude fonder andere tot dit oogmerk die- nende vermogens, waar van wy nu ipreken fullen,tot dit einde volkomen onnut en onbequaam fyn. Nu heeft den goetdadigen Schepper, om ons in alles gelukkigh en iyne
wonderen aan ons veele te maken, ook dit gebrek gelieven te vervullen jen een magt in ons geleit, om felfs toekomende, felfs afweefige en ook vöorle- dene faken voor óns Terftand te brengen, ^Defe eerile wert by de Philofo* phen Imaginatie of verbeeldinge, de laatfte J^^omofgeheugeniiTegenoemt. Het iy nu dat defe haren oorfpronk hebben, om dat eenigebeweginge van
geeften óf vogten of vliefen,door onfe uiterlyke finnen of door onfe gedagten veroorfaakt ί voetftappen en tekens in de herifenen nalaten}die aan onfe zielen gelegehtheit j|even ^m op defelve wyfe te denken j als of de verbeeldèof aan de geheugemffe vertoonde faken, tegenwoordigh waren y het iy dat 'er een an- dere oorfaak fyj immers dit is waar, dat fobdariigh een magt in de menfehen te leggen, aller, ja der alderwyftenyuitvindingen verre, te bovengaat. En in*. 4ien
|
||||
Van de Vereenigmge van Zielen Lkhaam, êèVerheeUinge, en Geheugenijfe. %yp
dien wy daar van uit de ondervindinge niet verfekert waren; wie foude kun- nen geloven, dat het aan ymand mogelyk was-,faken, die infigh felfs geen wefentlykheit hebben, als wefentlyke;. en doode, als levende figh voor te ftellen; en aldus, 't geen, niet en is oF afwefende , voor figh te vertegen- woordigen. §> tri* Kan .nu., om op dit alles een befluit te maken, ymand denken,
dat foo verbaaitmakend een wonderrluk, door een oorfaak, die Tonder ée- nigh overlegh, yerftand, of oogmerk werkt, in ons gewrogt is ?Soude ymand, wie hy ook fyoimaghy met waarheit kunnen jfeggen, dat het aan hem ge- loofFely k en aannemelyk voorkwam;, dat een los geval, of anders yets, dat* nogh dertkt,, nogh geheugenülêheeft (ifelfs dat niet weet dat het felfs is of yets doet, als het dit doet) een·, denkende wefen, gelyk onze Ziel, een Verbeelding^ van afwefende:, en* een, Geheugenifïe van voorleden tyden en faken, in ons te wege foude kunnen brengen, om on&inhet tegenwoordige daar van te kunnen bedienen ? Seketlyk,, foo dit niet Goddelykjen van een AJmagtige, Alwyfe,en-Goedertieren Hand en Magt is voorgekomen; laten defqPhilofophenofeenigh Schcpfei ons de wyfe verklaren, op welke foo groot een wonder geichieden kan* dewylr alle: gemaakte onderftellingen, als taftingen in hetduifter,, wel ondeiifogt fynde,. altyd nogh veel, dat on- begrypelyk is, overlaten; Is dan nogh de blintheit, foo men niet beter fei- de de hartnekkigheit, in fömmige foo groot, dat fy uit dit alles geen wys- heit van haren Maker kunnen fien; wat kan men daar anders van ieggen,als dat haren itand erbarmens waardigh is ? En kanhy uit dit alles nogh geen , verpligtinge tot dankbaarheit fien, voor de gr o ote weldaden y waar mede fynen Goedertieren Maker hem heelt gelieven te begaven; laat hy figh een wereld voordellen, in welke alle meniehen van defe bekwaamheit van yets ferherdenken: ontbloot fyn: en hyfaldiealle ftraks eenwoeftenhoop moeten erkennen, te. wefen >■ in welke .nogiieenige wysheit of geleertheit, nogh de minfte gronden van ι voo»fig0gheit(,; nogh forge-voor het toekomende , nogh vrefe van ftrafiei over voorledene misdaden , nogh dankbaarheit over- genotene weldaden, eenige plaatfe kan hebben:daar dogh defe twee laatfte de VQojnaamite teugelen, fyn, waar door een ongetoomd natuurlyk menfche binnen de palen van eerbaarheit ,en borgerlyke deugd gehouden wert. lm- meriSi, die ott foodanige gefienjheeft, welke4oor ongeftekheitdeslichaams haar Memorie verloren hebben, emaLhet gebeurde ftraks wedervergeetenj Cal :het geluk, da#hy; door defe Geheugeniffe befit, ι niet ten voUenitonnen ïpemen, en de ellende van defe andere beklagen. Heeft hy nudefeweldaat niet van hem felfs, maar man een ander.; hoe kan hy de minfte genereus- heit in hernagten te wefen? als hy/daar voor aan denGever geen dankbaar- heit eni liefde; niet alleen betoont j maar ook derftvoortgaan, om den felven, als onwetende van alles en onbewuft van figh fel ven en fyne daden fynde te kftêren>. ook dan, waneer hy dit: voor hem en andere onbegrypely k werk moet
|
||||
ιψβ XVI. BESCHOUWING E.
wisheit fal'er voor haar overblyven, in alle het geene, dat fy uit defe on-
volmaakte denkbeelden, ook felfs met een uiterlyken fchyn van'gelyk in de laatfte Befchouwinge getoont fai werden) kwalyk toegepafte wiskunftige de- monftratien met denongelukkigen Spinoza afleiden. §. p. Laat ons dit alleen van de ziele hier by voegen, het welk te voren
nogh eens aangeraakt is j dewyl het den alderhartnekkigften fchynt te moe- ten overtuigen, ten fy hy volkomen verlaten, en aan figh felven overgeve- ven was: en hem vragen j of hy nogh kan denken de naam van een redelyk menfch by onpartydige te kunnen behouden, als hy itaande hout, (gelyk hy volgens fyne gronden moet doen) dat een foo wys, foo verftandigh, in veele gelegentheden foo net redenerende wefen, gelyk de Ziele is, dewyl fy haar felven niet gemaakt heeft, van een oorfaak, die nogh verftandt nogh. wysheit nogh reden hadde, kan voortgekomen fyn ? Een Ongodift herdenke dit en beve; dewyl dogh hier deaïderminfteuit-
vlugt niet meer overigh is, niet alleen om te kunnen loochenen, maar felfs om alleen voor onfeker te kunnen houden, dat een Maker van een verftan- digh wefen ook verftandigh moet fynj enditeenigeaan hem onloochenbaar of ( om nogh meer toe te geven ) maar waarfchynelyk voorkomende, hoe fal hy figh felfs aan figh felfs oit fonder die nare fchrik kunnen voorftellen, dat fynen gedugten Maker, die wys is eniynelafteringenweet, hem namaak de regtveerdige wrake daar over fal doen gevoelen. §. 7. Ik late nu aan een Heiden en ongelovige felfs te oordelen} of den
Ingever der Schrifture dan niet bondiger redeneert, als hy de wysheit des Makers uit het verftand, dat in de Ziele is, bewyft, P/alm XC1V. 1 o. Alwaar na het bewyfeii,<yw p. dat Godt alles hoort en fiet, uit het formeeren van oogen en oorenj hy verder voortgaat om fyne wysheit en wetenfchap daar uit te toonen, dat hy de menfchen verftandigh gemaakt heeft :Soudehyidie de Heidenen tugtigt^ niet jtraffen? Hy die de menfchenwetenfchap leert /Opdat nu dit aan niemand eenigfints duifter in deiè woorden mogte voorkomen (is het bekent, dat het woord h'xer.tugtigen overgefet ook vertaalt wert door on~ derrigten Jefai<e XXVIII. zó. en door onderwyfen Job. IV. 3. en dat het woord flraffen ook overreden Job. XXXII i2.enbydeHr.Co^W, bewyfen^ demon- flreren, dat is tekenen van verftant in een hoogen graad geven, betekent. Soo dat de fin van defe plaatfè als dan is: Soude hy, die de volkeren onderrigt, en daar door verfiandigh maakt, niet tenhoogflenverflandighfynfhy die denmen* fche wetenfchap leert? Soo fiet men Joh. XXXV. 10, 11. dedwaasheitenblintheitvanditfoort'
van Atheiften overtuigt, die uit haar eigen verftant dat van haren Maker, niet fien of willen fien; Niemand feit waar is Godt mynen Maker; die Pfalmen geeft in der nagt? Eie ons geleerder maakt dan de heeflen der aarde-3 die ons wy- fer maakt dan de vogelen des Hemels. ... §. 8. Door dit ielve bewyft de Jehovah felfs fyne uitftekentheden boven
_ alle9
|
||||
Van de Vereeniginge van Zielen Lichaam, de VerbeeUinge, en Geheugenijfe. éãã
alle ook de met wysheit meeil begaafde Wêfens, Job. XXXVUI. $6. alwaar hy na een optellinge van fyne boven alle Schepfelen verhevene vol- maaktheden, om haar felfs Rigters in defe fakete maken, defe vrage laat voleen- Wie heeft de wysheit in het binnenfle gefet?ofwie heeft den fin (Cocee- jusen andere vertalen dit met het woord Mens, dat de Ziele ook betekent) het ver/land gegeven? >: ··.,■■ > ■, Laat nu een Atheift, een ongelovige zelve, op defe vrage antwoorden j
fal hy anders kunnen feggen, als dat een hoogh-wys, en onbegrypelyk Godt dit alleen moet gedaan hebben $ en dat fulks te doen, niet alleen de magt, maar ook het begrip van de verftandigfte menfchen oneindigh te boven gaat? Im- mers dat dit woord, fchoon hy het felve al niet voorGoddelykhielde,eg- ter alhier tot bewys van Godts Wysheit, foo overtuigende redenenbybrengt} dat niemand, als die enkel Godtloos is en foodanigh blyven wil, defelve kan eedagt werden oit tegen te fullenfpreken, behoeft geen verder bewys. Ik bidde, die nogh hier van niet overreedet fyn, dat fy dogh ernftighby
figh felfs gelieven over te leggen-, of haar gevoelen niet op een ganfch fwak- ken en valfchen gront moet geboutfynj alleen daarom, fchoon'er geen an- dere bewys-redenen waren; om dat, foo het liaan fal,men moet valt itel- lcn dat der menfchen Verihnd en Ziele van yets , dat in figh felfs van al- les Onwetende is, fynen oorfpronk moet gekregen hebben. .. % ñ Eer wy van defe veritandige Ziele, dat groot en onwaardeerlykge-
fchenk, afgaan j waar door het den oneindigh goedertieren Formeerder ge- lieft heeft de menfchen gelukkigh te maken ♦ Indien een Qodtloochenaar noeh niet genoegh heeft kunnen fien, hoe ellendigh hy felfs en met hem alle andere fouden fyn j indien Godt aan haar geen uiterlyke finnen medegedeelt hadde, ommedaar door tot dankbaarheit aan fynen Maker bewogen te wer- den. Laat hy, fchoon felfs Godt niet vrefende, figh nu eens voorftellen, welk den ftaat der menfchen foude wefen, indien geen van haar verllandigh was. Wat was den menfche voor fighfelven ? en wat waren al de rykdom- men' van het Geheel-Al voorden menfche? een doorlugtigh voorbeelt, le- vert ons daar van uit, de Hiftorie van dien gevreesden Alleen-Beheerfcher des ganfchen te dier tyd bekenden Aardbodems, den grooten Nebucadnezan die met het verliefen van fyn verftand niet alleen van de menfchen , maar van foo hoogen en alles gebiedenden troon tot de beeften felfs door fyne on- derdanen verftoten wierde. ..-.-Ij . En ingevalle de ganfche wereld, vol beeftelyke, rafende, en dulle, vol
fotte offimpele, of't geen in een woord dit alles dikwilsbegrypt, vol dron- ken gefopene menfchen, die haar verftand verloren hadden, en was en bleef 5 kan ymand figh den onuitfprekelyken, (hoe fal menfe noemen? ) den droe- vigen enerbarmelyken, of fchrikkelyken en gruwfamen ftand van alles we! verbeelden, fonder, indien dit foodanigh mogte fyn , eerdet om de dood dan om een leven onder fulke te wenfchen? Nudefenover-dierbarenfchat, Ì m 3 dlt
|
||||
278 XVI. Β ESC HOU W IN G È.
dit «jierlyk juweel van fyn verftant, weet elk, dat hy aan fighfelfs niet heeft
kunnen geven. En kan hy denken, dat die hem buiten fyn toedoen daar me- de begiftigt heeft, voor foo groot een weldaad niet gedankt fal willen we- fen ? Sal hy ook ooit meinen rufte voor fyn gemoed en gewiflè te kunnen vinden ? als hy de kragten vanuit fyn verftand alleenlyk aanleid, om den goe- dertieren Gever van foo onbedenkelyk een goed, met eenigen fchyn van reden, te kunnen lafteren, en in alle fyne volmaaktheden te verloochenen} en fyn eonfcientie tragt te dwingen, dat fe, om dogh geen verpligtinge aan foo goed-doenden Godt te moeten erkennen, liever alles, en ook de oor- fpronk van dit fyn verftant aan een ydel en los geval of onverilandige oorfa- ken, als aan eenen Godt toefohryve. ; 7 Nu dit is den ftant van veele beklagelyke Atheiften, fy gelieven danfelfs
te oordeelen, of dit met de menfchelykheit, ik laat ftaan, met de minftere- delykheit of edelmoedigheiü over een kan gebragt werden. §.' io. Dogh hoe heerlyk ook defe gifte van den Schepper magh weien,
fcheen nogh yets aan de volmaaktheit te ontbreken. Indien de menfchcn haar verftand niet konden ocrFenen, als alleen ontrent faken, die wefentlyk en tegenwoordigh fyn. Ook fouden fyne oordeelen, en redenerings-belluiten van nier veelgewigts wefènjindien hy de tegenwoordige met geen andere{voör- ledene of toekomende) faken vergely ken konde. Hoe foudehy^omeen voorbeelt te geven) ontrent de wetten derfonne-
loop yets, dat van eenigh nut was, ontdekken kunnen ? Indien, buiten het geen hem het tegenwoordige leerde, niets daar van aan hem bekent was5 want van het geen niet wefentlyk nogh tegenwoordigh is, gelyk toeko- mende en voorleden faken fyn, kunnen fyn uiterlyke finnen, fchoondeeer- ile hulpmiddelen fynde om al liet lichamelyke te onderfoeken, hem niet het geringlie leeren. Selfs het gehoor, het welk anders daar toeeenige be- quaamheit fchynt te hebben, foude fonder andere tot dit oogmerk die- nende vermogens, waar van wy nu fpreken fullen,tot dit einde volkomen onnut en onbequaam fyn. Nu heeft dengoetdadigen Schepper, om ons in alles gelukkigh en iyne
wonderen aan ons veële te maken, ook dit gebrek gelieven te vervullen jen een magt in ons geleit, om felfs toekomende, felfsafweefigeenookvöorle- dene faken voor óns verftand te brengen. aV)c{b eerfte wert by de Philoiö* phen Imaginatie of yerbeeldinge, de laatfte Memorie ofgeheugenifTegenoemt. Het fy nu dat defe haren oorfpronk hebben, om dat eenigebeweginge van
geeften of vogten of vliefen,door onfe uiterlyke finnen of door onfegedagten verooriaakt^ voetftappen en tekens in de herfïènen nalaten} die aan onfè zielen gelegehtheit |*even $ om op defelve wyfe te denken j als of de verbeeldèof aan de geheugeniffe vertoonde taken, tegenwoordigh waren; hetfydat'ef eenan*· dere oorfaafc fy $ immers dit is waar, dat fóbdanigh een magt in de menfchen te leggen | aller \ ja der alder wyften, uitvindingen verre te boven gaat. En in* |
||||
Van de Fereeniginge ν μ Ziel en hkhaam, de VwheeUinge, m Geheugenijfe. 179
dien wy daar van uit de ondervindinge niet ver iêkert waren ; wie foude kun?»·< nen geloven, dat het aan ymand mogelyk was, faken, die in figh felfs geen wefentlykheit hebben, als wefenclyke ; endoode, als levende figh voor te ftellen; en aldus, 't geen niet en is of afwefende , voor. figh· te vertegen* woordigen. »-, 'i-->t §> 11. Kan nu, om op dit alles een befluit te maken, ymand denken,
dat foo verbaaitmakeod een wonderftuk, door een oorfaak, die fonder ee* nigh overlegh , "verftandijöf oogmerk werkt, in ons gewrogt is ?Soude ymandV wie hy ook fynimaghy met waarheit kunnen leggen, dat het aan hem ge-- looffely k en aannemelyk voorkwam!, dat een los geval, of anders yets, dat nogh denkt, nogh gebeugenuTe heeft (felfs dat niet weet dat het felfs is of yets doet, als het dit doet) een denkende wefen, gelyk onze Ziel, een Verbeeldingfo van afweiêode:, en* een- Geheugeniflc van voorleden tyden en -——«^ faken, in ons te wege foude kunnen brengen, om ons. in het tegenwoordige daar van te kunnen bedienen ? Sekei1yk> foo dit niet Goddelyk^ en vaneen A)magtige, Alwyfe,en;Goedertieren,Hand en Magt is voorgekomen;laten defe Philofophen ofeenigh Schepfel ons de wyfe verklaren , op welke foo groot een wonder geichieden kan; dewylr alle: gemaakte onderftellingen, als taitingeninhet duifter, wel.QnÜerfogtfynde,. alcyd nogh veel, dat on- begrypelyk is, overlateni Is dan nogb de blintheit, foo men niet beter fei- de de hartnekkigheic, in fömmige foo groot, dat fy uit dit alles geen wys- heit van haren Maker kunnen Hen; watkan men daar anders van feggen,als dat haren iland erbarmens waardigh is ? En kanhy uit dit alles nogh geen , verpligtinge tot dankbaarheit fien, voor de groote weldaden,. waar mede fynen Goedertieren Maker hem heeft gelieven te begaven; laat hy figh een wereld voorftellen, in welke alle menfehen van defe bekwaam-heit van yets !©! herdenken: ontbloot fyn: en hyfaldie alle ftraks een woeften hoop moeten erfcennen, te wefen; in welke .nogh: eenige wysheit of geleertheit, nogh de minfte gronden van, voorfigtigheit, nogh forge voor het toekomende, nogh vrefe van ilraffe· over voorledene misdaden , nogh dankbaarheit overw»^ genotene weldaden, eenige plaatfe kan hebben: daar dogh defe twee laatfte de, voornaamite. teugelen fyn, waar door eenOngetoomdnatuurlykmenfche binnen de palen van eerbaarheit ,,en borgerlyke deugd gehouden wert. Im- mcKS;, die oit foodanige gefienj heeft, welke >doorongefteltheit des lichaams haar Memorie verloren hebben, en- af het gebeurde ftraks weder vergeeten j Cal .het geluk, dat* hy. door defe Geheugenifle bëfit, niet ten voUenikonnea roemen, en de ellende van defe andere bekingen. Heeft hy nu defe; weldaat niet van hem felfs,. maar \*an eenander; hoe kan hyde minfte genereus- heit in hem agten te wefen? als hy daar voor aan den Gever geen dankbaar- heit en liefde: niet alleen betoont; maar ook derft voortgaan, om den felven, als onwetende van alles en onbewuft van figh felven en fyne dadenfynde te lafteren*. ook dan* wanneer hy dit: voor hem enandere onbegrypelyk werk moet
|
||||
a8o XVr. BE S C Η OU WINGÊ.
moet bekennen in hem foodanigh gewrogt te fyn; dat daar door fyn geluk
verre fyne eigen gedagten en begrip moet te boven gaan. En gelieve niemand te denken, dat wy van dit wonder met een al te gro-
ten ophefF fpreken. Want hoe hooge gedagten hy ook van fyn veritand magh hebben, laat hy onderftellen, dat alhetlichamelykedatindenHemelenop Aarden gevonden weit, foo verre onder fyne magt geftelt fy, dat het op fyn en- kele wil foodanigeforme,beweginge,famen-hanginge,envoeginge van deelen en andere foodanige hoedanigheden konde verkrygcn, als het mogelykwas, en hy dienttig foude oordeelen: Soude hy aan ymand de maniere konnen tooneni op welke dit alles yets gelykformigh aan een menfche dieeen magt van afwefende faken figh te verbeelden, en voorlcdene,by herdenkinge figh te vertegenwoordigen befit, foude kunnen voortbrengen j en daar door be- wyfen, dat, om aan foo groot een fake een wefen te geven, geen wysheit in den Maker nodigh was, die oneindigh grooter is als de fyne? En by aldien het dan waar is, dat dit alles door de verilandigheit van foodanig
eenen Formeerder, die onbegrypelyk fynde, daarom te regt aanbiddelyk in fy- ne wegen moet erkent werden, aan hem gegevera is} dewyl dogh de geheu- genifle van ont fangene weldaden, ymand die eenigfints billyk en redelykis, tot dankbaai heit moet verpligten: Laat hy in figh felfs gaan, en fonder voor- oordeelen overleggen; of dit ooghmerk des Goedertieren Scheppers figh hier niet fonneklaar in vertoont; dat hy van die geene, welke hy met foo groote en wonderlyke weldaden aan figh verbonden heeft, daar door gelooft en gedankt wil fyn. Te meer, dewyl hy in het woord, het welk te voren getoont is foo veel tekenen van fynGoddelyke afkomft met figh te dragen, dit op foo menighvuldige plaatieri met foo veel kragt aangedrongen fiet. §. ι z. Maar infonderheit lal defen pligt by hem daar uit ontwyfFelbaaraf
te nemen fyn; om dat hoe wild, hoe barbarifek eenige volken mogen weien, hoe weinigh tekenen van een welredenerende veriland en oordeel men in haar befpeuren magh, egter alle hiilorien leeren, dat in hare ziele (om aan haar by alle deiè weldaden van verfknt; wille, verbeeldingh en geheugeniiïe, ook geduriglyk te toonen, aan wie fy voor al dit goede dankbaar moeten fyn) een bewuftheit en kenniile van een Godtheit, hoe duifter deiè ook wefen magh, gevonden wert en in gefchapen is. Ik beroepe my hier in ook op de alderhartnekkigfte Atheiften, of veelc
van haar dit in figh felfs niet ondervinden j en of defe gedurigh opwellende gedagten van een gevreesde Godtheit niet alleen de oorilak fyn, waarom fy figh foo hevighmet alle fcherpfinnigheden tegen de bewyfen van deiTelfs vol- maaktheden aankanten. Want indien ymand aan haar bewyfen wilde, dat een paard vleugels hadde, dat'er een groote bergh van enkel gout, ofeenigh ander fot heriien-verdigtfel {Chimara) wefentlyk was; fouden wel een ee- nige van haar oordeelen, dat dit te wederleggen foo veel moeite aan hem 'WÊerdigh was ? als de Öngodiikn nu nemen om waar fy fyn, en het maar eenig- |
||||
Van de Vereeniginge van Ziel'en Lichaam, de VerheeUinge, en Geheugenijfe. 'z&i
fints met ftilheit gefchieden kan, defe waarheit., dat'er een Godt is, die
in hare,foo wel als aller menfchen zielen i ngeplant gevonden wert, tebeftryden? En moet dan defe hare gedurige woelinge felfstegen defebewuilheit aan, een yder van haar, die nogh redelyk is, niet doen denken, dat in defelve wat anders, als in een los verfieriel en heriTen-fmeedfel, gevonden wert? Indien fy egter loochenen, dat fy de bewuilheit van defen Godt in haar ver-
itand ingeboren vinden. Ik kan wel geloven , dat door gedurigh foo veel te doen, als haar mogelyk is, om deielve uit te wiflchen, fy defe ken- nifle foo verre verduiftert kunnen hebben ·, dat fy die naulyks m haar meerder bevinden kunnen, fonder van veel tegenftrydige begrippen om- ringt te fyn; welke laatfte fy met meer genegentheit en drift omhelfen, als dat varf een foo onwaardigh gelafterden Godt, die niet als vreeiTelyk voor haar Dogh om te toonen, hoe fwak defe uitvlugt is> foude den aldermeeft in
defe Godtslafterlyke redeneeringen geoeffenden Ongodift, wel met waarhek kunnen fessen} dat hy in fyn jongere jaren, eer hy figh tot defe rampfaligc iludien begeven hadde, foodanigh eenbegrip van Godt, gelyk alle menfchen, niet gehadt en in figh bevonden hadde? hy magh het dan daar na, fonder on- derfoek, uit een daar tégen ftrydende paffie, met de naam van een kinder- lyk vooroordeel of anders noemen, foo hy wü, om de prikkelen vanfyne confeientie te ontvlugten. '": , Immers, dit fal hy fekerlyk moeten bekennen·, en hy oordeele dan lelrs,
of al het'bewys, dat hy tegen defe aan alle volkeren ingeborenebewuftheit of kenniflc (dat hy geen volkomen denkbeelt van foo onbegrypelyk een Wefen heeft nogh hebben kan, ftaan wy hem wel'toe) uit fyn tegenwoordige ge- ielteniflc by brengen kan, ook meer vaftigheit heeft j alsofymand, die in fyne ionkheit fiende ge weeft was, gelyk alle menfchen, daar na fyn eigen oo- gen veiblint en onbekwaa'm tot fien gemaakt hebbende, wilde bewceren., dat, om dat hy nu niet en konde fien, andere menfchen in het gemeen ook fonder gefigt waren, en foodanigh geboren wierden. Laat dogh noghmaal een ongelukkigh Atheift dit alles, dat van de ziele
en deflelfs kragten gefegt is, by figh in ftilheit in ernftige overwéginge ne- men·, endenken, ingevallehy felfs uit defen allen voorgenomen hadde, ymand van de grootheit van fyn Maker en fyn pligt ontrent den fel ven te overreden j of hy het niet voor de aldeibeklagelykfte hartnekkigheit houden foude, in- dien hy daar door niet overtuigt konde werden. Wy fullen mifichien in veeier gedagten alhier wat te langh geweeft fyn^
dogh de klaarheit en kragt van dit bewys, en infonderheit het gewigt dei- fake felfs, het welke een ygelyk, diefy η eeuwigh wel- wefen ter harten neemt, fchynt te moeten gewaar-werden en gevoelen, fullen, foo wy hoopen, aan yder toonen, dat men dit niet fonder eenigen ernft en aandrangh moefte voorby gaan».; en die weet, hoe veel de langhdurigheit van fyn gedagxenop Ν η J^s
|
||||
XVL B.ESCHO'UWIN'GE,
|
||||||||
'ζ
|
||||||||
yets te veilen, tot een fier kerovertuiginge geeft j fal de nödigheit van hier
wat breder te fyn, ligtelyk konnen afnemen: temeer, dewyl het defe on- gelukkige Godtloochenaars daar veel aan gebreekt, dat uit vrees van foo ge- dugt een Maker te fullen moeten vinden, fy de opkomile, ik late ilaan de continuatie, van deiè gedagten gewoon fyn te haten. |
||||||||
XVII. E E*
|
||||||||
2$$
|
|||||||||||||||||||||
3.' t/ i'1 ' l
|
|||||||||||||||||||||
f ■■'.. - IL.
|
|||||||||||||||||||||
XVII. Â E SCHOUWING E,
|
|||||||||||||||||||||
Van de menfchelyke Pafïïen of Driften,
en kortelyk
van de Voort-teelinge. |
|||||||||||||||||||||
17.: Wegnemtnge van eentjefwafigheden.
18. Overtuiginge uit het voorgaande.
19. Overgangh tot een bewys tegen het ge*
val.
20. Tafel der gedoopte kinderen tot Lon*
den,
21. Gedagten op defehe,
22. Eerfte wiskundigh bewys, dat de we-
reld niet b\ geval befliert wert. 23. Swarigheden, die by fommige daar o**
ver Jouden kunnen gemaakt vjerden ,
weggenomen. 24. Tweede en naukeuriger wiskunfligh
bewys van het felve, .:: 25". Uitgerekent na de gemeene manier.
26. Verhrtwegh in defe verdrietige refa-i
ningen. _ 27. Overtuiginge uit het gefeide.
28. Uitdrukkinge van hét gevonden getal itt
gemeene bewoordingen. 29. Geen onkundige natuur-wetten hebbe»
hier plaatfe.
|
|||||||||||||||||||||
"Ð Affienen Driften,
v- Ham |
|||||||||||||||||||||
2. A
|
|||||||||||||||||||||
eit.
|
|||||||||||||||||||||
3. Haar overeenkomfle.
4. Liefde tot fyn Vaderland,
f. Veragten van gevaren. 6. Overtuiging e 'uit het te vorengefeide.
•p Jeremise. X. 23. Proverb. XVI, 9. 8. Luft tot Voort-teelinge.
Genes. 1. 28. 9. Genes. III. 16.
10. Liefde.
Matth. XXII. 37,38, 39. r;
VI. 9. 11. Matth. XI. 29. V. k>J tM &$v
12. Waarom in het vorige van de Voort'
teelinge niet breder gefproken is. ï 3, Grontformeèrfels der dieren.
14 Overtuiginge uh het gefeide. r-T. Pfalm. CXXXIX. 16. ij5. Ephes, I. 22, 23. ;ß „ IV,. ti. tot 16, * í is -'m Ïï1ïßÃ.·ÉÉ. 19. . -V' .Z ■·
|
|||||||||||||||||||||
*■■■;■■■ il~' ■'■· ■' V -1 1 :.'. ' i 3
'-.'§. i, VT U fcheen den Menfche, van al dit vorige door de goedhëit fy«
ÃÍ nes Scheppers foo mildeïyk voorfien fynde, op een hoogen trap van geluk gepkatft te fyn. Syrië verftandige fiele op foo wonderlykeen wyfe aan fyn lichaam vereenigt, oefFent haar begrip en oordeel ontrent alle voorkomende faken; fyiie uiterlyke finnen geven hem kenniffe vanal het ftoft felykci fyne verbeëldinge en geheugenifle ftellen hem afwefende én voorlede- ne faken tevoren -, fyn hart enilaghaderenfiaan; fyne ingewanden, en wat meer tot fyn leven hodigh is, werken gedungh door de magtvanfynen Schepper* Mn 2 *»
|
|||||||||||||||||||||
3*4 XVIL BESCHOUWING E,
en Tonder in-al fyn levens-tyd hem het minfte te vermoeyen > de. andere leden
Imiteren na fyn wil ; en maken hem bekwaam om fynen Maker met dank- Baarheit te verheerlyken, en aan figh felven en fynemede-menfchenbehulp- iaam te fyn. - Dit laatfte nu foude aan hem eenigiïnts fchynen laftigh te moeten wer-
den j als de eenige beweginge fynd'e, waar door hy vermoeit wert. Dogïi op dat hy m fyn eigen geluk en dat van anderen, die hy lief heeft, te bevor- deren;, niet en foude verflauwen ; maar het felve tragten voort te fetten door alle bekwaamheden, welke door dën goeden Schepper aan hem gegeven fyn : heeft het den felven gelieft alle des menfehen kragten, daar toe niet alleen, werkfaam, maar, dat meer en weder eenbyfondereweldaat is, ook met ver- maak werkfaam te houden ; en daar toe verfcheiden Driften enpaffien in hem te leggen, die hem, tot hetgeennodighis, met veel y ver aanfetten. Soo bevinden wy- in ons,, een begeerte of verlangen enhoop na het goede,
dat wy als toekomende aanfien ; een blydfchap^ als wy- het ver kregen hebben; etn liefde daar toe, als wy het bcilttcn: en in 't tegendeel, een vrefe voor het toekomende kwaad; een droef 'heit,~als het ons overkomt; en een haat tegen die öoriaken, Welke het félve óns doen byblyven. Om fe nu alle hier by na- men niet op te halen, kan ymand icherper fpoören voor flgh bedenken, om voor figh felfs, en voor die men lief heeft, het goede na te tragten, en het kwade af te weeren?-En hoe feer een menfche daar door kan aangedreven Werden, leert ons de dagelykfeervaTentheit; en dedikwilstreurigeexempe- len van die ongelukkige, welke door een verbyilert oordeel goed voor quaad pf quaad .vopr goed aanrende, van defefoo nutte paiKen een verkeert gebruik maken. Kunnen (om dit al weder te vragen) van een los geval of yets dat nogh
Wetenfchap nogh verfbnd heeft, defe prikkelen in ons geleit wefen ? die, om ons gelukkiger te maken; aan ons niet alleen onfe actiën met f60 veel yver doen uitvoeren;, maar die ook de werk-tuigen van onfe bewegingen in veele gevallen, felfs buiten onfen.wille, werkfamer en levendiger maken. Of legt hier voor alle redelyke menfehen geen redenvandankbaarheitin,aandegoe„·* dertierenheit des Formeerders? die in ons, als het hooft-ftuk van fynewer- ken fynde, niets heeft willen laten ontbreken; waar door wy Ons, enonfer eVen-menfehen wel-fyn, felfs met vermaak en genegenthèit kunnen bevor- deren. ;.. %· · :;;.v j k Γ] , ■ §. z. En indien iemand-mogte denken, -dat defe vrage te veelonderitêl- -
de, om vafttebewyfen, datindefepaiïiendewysheitengoedheit des Schept pers alleen , en geen gevallige of van figh' felfs en alles onbewufte oorfaken plaatiè hadden; die gelieve met ons alleen defe twee of drie volgende faken in aanmerkinge te nemen: waar uit de regeringe Godts, en het uitvoeren van iyne wyilèlyk beoogde einden, foo klaar fchynen uit te blinken; dat een on* gcloovigh Heiden of een ander die hier aan twyiïelt, wanneer hy alleen in rede-
|
||||
;: Yatide 'DrifteninVoort-teelin^ Offif
fedelykheit wil oordeelen, geen breder bewys daar van met eënigen grondt'
fchynt te kunnen vorderen.
'■ 'Want, is'er geen Godt, die alles na fyn voorfienigheit beftiertj hoe*
komt het by, dat de menfchen, welkerslichamen en vogten uit defelfde voed- fels, en daarom uit defelfde ftoiFen beftaan, egter in gevallen, daar het nut varr de nienfchelyke fameir- wooninge fulks vereift, foo verfcheiden van driften en genegentheden fyn 3 dat fe elk met lult yets byfondersby de hand vatten, oitf met de beooginge vanhaar eigen vermaak ertprofyt aan haar mede-menfchenf dienftigh te fyn, en gemakte kunnen toebrengen? Dewyl nu niemands leven langh genoegh, nogh ymants gelegentheit of
magt groot genoegh is, om alles voor figh felven te beforgen, 't geen tot* fyn onderhout en wel-wefen nodighis; kan men hier geen beftieringe in mer- ken, op dat de menfchen aan malkanderen, in't geen haar gebreektfoudentèc hulpe kunnen komen , dat elk , uit een drift en verkiefinge, die hem" aanport5,· ook als hy fyn eigen winfte ten doelwit heeft, het fyne daar toe b}'- . brengt? Soo fiet men in defe genegentheit tot ftudien; waar van de eenede Godtgeleertheit j. een ander, het onderfoek der Wetten en Regten; een dein- de de Geitees-kunde verkicft; een vierde vint iigh door fyn genegentheden aangefet tot het onderfoek der Schepfelen en der werken ?Godts> andere tot het lefen der gefchiedeniifen der wereld, en der veranderingen, die in voor-- gaande eeuwen voorgevallen fynde, tot een voorfigtige beleidingederfaker*> in haren tyt kunnen verftrekken. Veele wederom vinden figh tot ganfch andere befigheden aangedreven j die de ftudien foo veel nietbeminnende meer-* dier vermaak in handel en koopmanschappen vindeji·, welke weder na de ver-- fcheiden paffien der menfchen verfcheidentlyk verkoren werden. Andere be-: geven iigh tot konften, fchilderen, bouwen, en hand werken, waar van de; iborten insgejyks verfcheiclen en meenighvuldigh fyn, i*:Kan nu ymand dit by geval oordeelen te fyn? dat menfchen, van alle de- welke men om. de gelykheit van haar geitel en van haar voedfel, niet als het felve fchynt te kunnen verwagten, foo verfcheidentlyk aangefet werden- om hare faken te doen ?* enhoewonderlyk dit ook aan yder, die het ter eer-· fter opilagh aanmerkt,' magh voorkomen; leert de bevindinge niet, dat dit· van een volitrekte noodfakclykheit is voor het ganfche menfchdom? en in- dien fy alle genegentheit tot het felfde hadden, en by voorbeelt niet als lie- denvan defelfde ftudie, niet als koopliedenan defelfde waaren, niet als konfte- naars van het felfde handwerk gevonden wierden ^ dat het gemak en genoe- gen van de ganfche wereld niet alleen gebrekkeiyk, maar volkomen wegge* · nomen foude fyn? ^ Kan men in dit alles geen Regeeringe van een Opper-Beftierder fien uit-
blinken? welke, om alle menfchen van fyn goedertierenheit te overtuigen • *U% n^ van anderen doet leven·, en aan yder, 't geen hy voor figh felfs £uetb.efQrgen.foudekunnen, door andere laat toedienen.} en tot dien einde, Nn 3 op>
|
||||
*&> χνπ. φ%\S. c Η ο ν Ψ:Λ:Μ ο ε.
&Ρ dat men fyne ^©néer-w^rkendejharid ,tê klaardei*'<fièn$ eti-foö nütJ eert
faak niét ligtelyk aan een los geval of onverftandige natuurlyke oorfaken foü- de toefchryveh, foo verfchillende genegentheden, in menfchen, die in haar manier van voortkominge, in haar onderhoudingeen maakfel, foo weinigh verfchillen, geplaatil heeft, §, 3. Tegen dit alles foude miifchien een ongelukkige, die niet meerder
vreeft, als gedwongen te fyn een Regeerder van alles, en by gevolge de ge- wiilè wrake deifelfs over fyhe laiteringen en Godtioocheninge te moeten vin- den, defen mtvlugt foeken te maken5 dat de ondervindinge leert, dat foo groöte verfcheidenheden van driften aan alle menfchen ingeboren iyn, en daarom uit derfelver maakfel alleen afvloeyen. ,, Maar om aan defe klaarlyk te doen fien, dat dit alles meer een uitwerk-
fel van een wyfe beftieringe is, als van een geval, of ilgh onbewufte natuur- wetten -, laten iy met ons verdergaan, en figh felven vragen: indien defe ver- fcheidenheit van driften uit het maakfel der menfchen alleen voortfpruit, hoc het komt, dat het tegendeel plaatsheeft in foodanige faken, daar de verfchei- denheit der genegentheden aan het gemeen fchadclyk foude fyn. Waarom hebben alle menfchen een en defelfde luit om fpyfe met vermaak te nemen? Waarom werden menfchen en felfs beeften, alle met defelfde en een dikwils toomelofe drift, tot de vooiteelinge aangevoert? Waarom hebbenfy defelf- de liefde tot hare kinderen? Immers fal niemand ontkennen j ten fy defe paflien in alle menfchen bevon-
den wierden defelfde te iyn, en indien hier foo veel verfcheidenheit, als in de andere plaatfe haddej of,,om by de aangehaalde faken te blyven, indien dè luft tot fpyfe alleen in, weinige gevonden wierde, dat het voedfel by veele niet anders als een medicament tegen de dood, die op den honger volgt, foude genomen werden. Nu met hoe veel walginge dit in veele gefchiet, ook als dé fiekten defe geneesmiddelen nootiakelyk maken, is bekent genoegh> eli daar uit ligt te beiiuiten, dat veele te langh met het nemen van voedfel wag- tende, haar kragten en bekwaamhei t om faken te doen fouden verliefen. In- dien'er ook foo weinige tot de vooiteelinge genegen waren, als men?erfiet> 4ie defelve levenswyie en befïgheden verkoren hebben; j moet men niet be- kennen, dat de aarde haait van haar meeftebewoonders ontbloot en ontvolkt ibude we&n ? Was insgelyks.de liefde der ouderen tot hare kinderen foo feld-i fiami, als de luft by de menfchen om defelfde levensmaniere en beroep te aan-r vaarden5 hoe veel kinderen, ïchoon reets geboren fynde, fouden by gebrek van vereift gemak weinigh tyd na haar begin haar einde vinden? " En om dit alles met een woord te beiluiten, laat een hartnekkigh Atheift
aan figh felfs op defe vragè antwoorden j of daar in geen wysheit van éen groot Beibierder te Men isjen of hy,fbnder datfyn medeweten hem tegenfpreekt, mi. volkomen overtuiginge feggen kan, dat het hem voorkomt alleen toeval- ligh te wefcn, dat in de menfchen een verfcheidenheit van driften gevonden werd,
|
|||||
/
|
|||||
VaÉ Μ'-Drift'M en Foörl-têelinge. :ïtψ
werd, daardefe verfcheidenheit van nut voor het menfchelyke geflagt is5
en ter contrarie dat fy daar alleen defelfde in alles fyn, daar defe eenfelvig- heit nodigh is, en de verfehillende paiïien den Aartkloot geheel woeit fou- . den maken. Ten minften laat.hy ons feggen, indien hy ten beften van het ménfchdom, dit door alle fyne wysheit ordinecren moefte, of hy wel een . beter en dienltiger wegh tot dien einde foude kunnen inflaan: en wanneer hy dit aan een los geval, indien'er foodanigh een gevonden wierde, over- liet, of hy felfs wel'denken foüde, dat*een foo voordeelige aan hem en alle menfehen, en foo nutte gefchiktheit van driften, daar uit oit foude voort- komen. " Dogh om dat men aan veele Godtloochenaars felden met vrugt een vrage
doet, die fy niet kunnen beantwoorden y dèwylfy, immers vèeleonder haarr ongeluk kigh genoegh fyn om liever alles, hoe lafterlyk het wefen magh, ftaande te willen houden > als eenige gelegentheit te geven, waar door de menfehen denken fouden, dat fy van gevoelen veranderden; op dat fy dogh dien ingebeelden roem van fierker geeflen te fyn, als het gemeen (gelyk fy het noemen) niet en mogten verliefen: bidden wy haar derhalven, dat fy dit ' doghin eenigheit, met het geene hier verder tot haar overtuiginge byge- bragt is, in eröftige overwegihge gelieven te nemen: dewyl'er na dit levens nogh. een eeuwigheit volgt j en haar confeientie, hoe Teer fy figh daar tegen wapenen, aan haar niet nalaat te feggen, dat het niet veiligh is'i figh foo (gelyk dé Franfche feggen) Tefle baifée of met de hoet in de oogen te trek- ken, als wanhopende, in defelve neder te werpen. Ten minften, of dit met foo groote verftanden, als fy vermeenen te wefen, overeenkomtf laat alle, die redelyk fyn, oordeelen. §. 4, Wat nootfakelykheit kan men uit eenige natiiurlyke onwetende oor*- ■
fal^en afleiden* uit welke het volgen moet, dat alle menfehen een fooheer- fchende genegentheit tot de landen.; in welke fy geboren fyn, gevoelen ? eil· hoe is het mogelyk, dat die koude, dorre, Noortfche deelen der Wereld,, daar boven dit alles een groot gedeelte des winters niet als een nare duifter- niiTe is, tot nogh toe van haar inwodnders niet ontbloot fyn > en defe figh niet na Zuidelyker landen, daardelugtfagter, en alle levens-nootfakelykhe-· den en verquikkingen overvloediger fyn, al overlangh begeven hebben : ea dat meer is, dat veele, nadeaangenaamhedenvandelaatile gefmaakt te heb- ben v figh weder na de eerfte kunnen begeven j indien het den wil des gro- ten Beftiërders niet en is, dat het Aardry k ook daar van menfehen bewoont Werde. - §· f. En kan dit alles ymand'nogh van geen verftandiger Regeerrnge dep
wereld, als die onwetende nootwetten o'Feen geval ten oorfaak heeft, pver- tuigenj kat hy voor het Jaatfte fieii , of hy uit defen grond kan afleiden ,> die roemwaardige en verbaaftmakendc drift, welke alle eeuwen in de daden* vaahare Helden met ontroeringe befchouwt. hebben y en die de menfehen^ aan*-
|
|||||
■ΙΗΗΒΙ^ϋΙ^^^
|
|||||
÷&ä XVII. Â Å S C Ç Ï V W É Í G Å.
|
|||||
aanfet, om dé grootile gevaren te ondergaan; en de dood felfs, welke dogli
voor een natuurlyk menfche by na het alderverfchrikkelykïle is, dat hy figh yoorftellen kan, met een onvertfaagt gemoet, als van na by onder de oo- gen te iien en te tarten. \d Om nu niet te fpreken, van foodanige, die uit noot gedwongen fyn den
oorlogh te volgen j kan ymand fcnder verwonderingh denken, hoe het mo- gelyk is, dat groote Mannen en doorlugtige Perfonages (die anderfints in 4taat fyn, om door hare befetene rykdommen alle de vermaken des gantchen .Werelds in overvloet te kunnen genieten, en ondertuflehen een langfame dood in een hoogen Ouderdom af te wagten) met foo veel edelmoedigheit en yver figh, aan ontelbare gevaren des oorlogs bloot {tellen: alwaar fy dage- lyks door een verfchrikkelyke ondervindinge in anderen dat lot fien, het wel- ke haar miiTehien morgen of eerder fal kunnen treffen, van gedoot, of an- ders-door verminkinge ellendigh te werden. - Indien■,men hier op andwoord, dat de adelyke fugttoteeraldetegenihy-
dige bewegingen in defe overwint i betoont dit egter een hooge beftierin- ee, die door het leggen van defe genereusheit' in foo groote voorwerpen, fyne wyfe einden en voornemens uitvoert. Nadien dogh defe paffie, hoe fterk fy ook die brave Helden kan aandoen, in figh felfs daar ganfeh onbe- kwaem toe is: overmits niemand van haar oit figh vleyen kan, dat ditftre- ven na eer haar van een kogel of ander doodelyk wapen-tuigh befchermen fal 5 en, hoe aangenaam den lof van kloekmoedigheit en bravoure haar ook in de oogen magh blinken, moet het egter by haar feker fyn, dat fterven iterven is, en daarom in figh felfs verfchrikkelyk j immers hoe hoogh men de roemrugtigheit van een krygs-glorie ook magh verheffen, datfyna haar .dood voor haar felfs het minite genoegen daar van niet kunnen genieten. Te meer, dewyl aan haar niet onbekent kan fyn, dat de eer, die men fterven- de in den oorlogh behaalt, meeft, -foo niet alleen, de naam van eenige wei- nige vergefelfchapt, die de hoogüe Bevelhebbers fyn geweeft} terwyl ande- re, die tot foo hoogen trap nogh niet opgeiiegen fyn, fchooninhaar leven edelmoedigh en manhaftigh, terwyl hare Vrienden, hare bedrukte Wedu- wen en Weefen alleen haar ontydigh fterven beklagen, na haar dood in een eeuwige vergetelheit, foo wel na haar naam en glorie, als na hare lichamen begraven werden. _. En dit alles niet. tegenftaande, fietmen veele en die aan de verkregen ee-
:re in een battaille, indien fy daar in vallen enfneuvelen, weinigh deelfullen hebben, en anderfints mèt'gemack-en vermaak haar leven fchynen te ■kunnen eindigen, figh aan de gevaren des oorlogs overgeven. Aan een los geval en onwetende natuur-wetten de oorfaak van foo roem*
waardige kloekhertighedcntoetefchryven, is foojjroote Mannen, welkers ■wysheit niet minder als haar moedigheit, aan de wereld foo veel ilofre van verwonderingh gegeven heeft, al te ondankbaar en onwaardiglyk handelen, 'Van
|
|||||
m% & Driften m Foort-ttolinge. 2-Sp
χ? n(V,rWv driften dit af te leiden, is ook, »ls itraks aangenaakis.niet mo-
Vanfterïtei ff?™uJ;J\rt de 'fe VOOr de dood,als maar het leven fon- gelyt, om datindwa ^Sff& allenis. . Wat reden is 'er derfchandegefchieden kan de »«tt ö albeheerfchende Wil des SS?iSM£'ïï&ïi^ ftl Voorfienigheit tot foo groo-
Opper-bei erdeis α g , genereusheit en kloek- te fifeti^1^™*faaar SI ficn, dat hy haar uit een oneindigh getal
moedigheit mftort* *^°*™ά[ j; top Jhaar gdegt, van dewreedheit van andere verkoren **£»^*^ der ^Ψ^^^^Μ^Ψ^^ van haar &$$?
^"ïcicK^^ftwn. Endie andere\ederom,fchoon alleen ven, te Deicncrmcu „-««-opntheden beoogende, en geen ander ein- het uitvoeren van haar M*g HeTdtnen, 'figtfvoorftellende,
de als Rykd^^onreE™ekkegwyft, d= dood en gevaren doet veragten, tl dTrC-JefeïvSvyoPdiygh d/ir,gt aanfyne Voorfienigheit en Aanbtd- delyke voornemem ««nftbaar tefyn. Regeeringe getwyffelt me, en ««^S^^^-g^ggen, op wat wyfe het gefchieden kan,dat op
aTC£SjS3SeSJS^*3EW Ü* l^cva. in al.es enal-
*νΛ piöpn k fieh oit daar in vertoont neett.
tydeigenis, ngno een Godt erkennende, nog-
tans" v^ni G^dXregWyslfeit van'het H. Woord nieten is overtuigt ge-
lewift egteÏdlywaarheit in dit gewigtigh ftuk met ernfttragt te weten* Uhï overkggen, ofde ervarentheit in alle het voorgeroerde hem met pnw^ mSÊ Μ foude geloven, tot haar regt*, hoe vreemd■ fy ook aanv der magh
vciXmen'en haar ware oorfaak brengt, als men daar in defemtdrukkmgen mi Trem X 7.x. βαϊ *9 '** wwfihtjfm wegh niet is, en dat het met en ts %? denkende,men een-andere.doorgaande reden ^^K^p^§^l
Godts Geeft eedreven en η wysheit foo beroemden &alomon/-rmr*.Af /. ^ttótidtipreuke doet f^^^X^Ö ncgenthcit)^ mnfibenoverdenkt fynen wegh,maar *^^^^«gg Laatbier ook tegen in vergely kinge geftelt werden,al het geene de£nfche me- nigt,.,der Philofophen dalr over geredeneert heeft ; f^^f^. tóke dan, of tegen de meininge en gevoeg van die dit alles ^een^a^nve^ |
|||||||
1
|
|||||||
1
ι
|
|||||||
ajo XVII. BESCHOtrWINGK
ftandige oorfaken,. of van het overwigt van andere heerfchende driften wil-
len doen afdalen, niet altyd een onoplbffelyke menigte van kragtigetegen- werpingen overblyft: en oPer ook in alle de fwangheden, die fouden kunnen voortgebragt werden,een eenige foo voldoende reden oit gegeven iss , als die de Schrifture in de ftraks bygebragte plaatfen leert. §. o. Kan uit alle dit gefeide ymand nogh niet fien, dat de driften,die
men in de menfchen gelegt vint, hoe feer fy ook verdorven fyn en tot ver- keerde oogmerken dikwils aangeleit werden, haren oorfpronk aan eene hoger dan menfchelyke wysheitverfchuldigtfyn?welke defe tot haregroote oogmer- ken willende doen dienen, tegen alle hinderpalen aan, die doet plaatfe hou- den 5 en ten dien einde de bitterde faken, die uit haar felfs niet alsvrefein yder,die fe ondergaan moet, fouden kunnen veroorfaken, met de begeerlyk- ile aanlokfelen, om onfe paffien daar toe niet tegenftaande dit alles te doen ilrekken, als met een aangename fauiïe, heeft gelieven fmakelyk te maken. En om dit volkomen buiten twyffel te ftellen , laat hy boven 't geen wy ftraks van het veragten van alle gevaren in den-oorlog-h gefeit hebben, met ons de oogen (laan op die drift, welke de menfchen tot de voor-teelinge in haar gevoelen. · >',i ■■-■■ Indien het nu de wil niet geweeft is van een grooten Al-Beitierder, dat
Het menfchelyke geflagt,het welk ander fints in yeder derfelver een einde ne- men, en met de leeftyd van een eenigh menfche geheel uitfterven moeftc,, in de nakomelingen foude onderhouden werden i hoe komt het, dat men by na alles wat leeft, met een genoegfaam alle andere overtreffende paffiedaar toe aangedreven vint: Maar om verder te gaan, hoe is het bedenkelykr daarin het dragen en baren van kinderen, de vrouwen niet alleen foo veel ongemakken en pynen^maar telkens een merkelyk gevaar van haar leven moeten uitftaan, dat'er nogh een eenige gevonden kan werden, die na de Benaude ervarentheit daar van gehadt te hebben, nogh wederom daar toe kan komen? Wat vrouwe leeft'er, die na eens by andere gelegemheden foo veel pynen uitgeftaan en op den oever van de dood foo blykelyk geweefl: te hebben ,. defelve niet foo veel haar mogelykwas voor altyd foude vlie- den ? En hoe komt het dat fulx in defen niet: gefchiet, ten fy het den gro- ten Regeerder geliefde het eens inden beginnegefprokcn WoovaGenes.LiS, Jpeeft vrugtbaar envermenighvuWigt te doen ftand houden, en foo de waarheit van fyn H; Woord door ondervindinge te ftaven. Te vergeefs foekt men hier andere redenen van. Dit aan een geval ofonwetendeooriaken toe te fchryven,. fchynt de onredelykheit felfs te wcfen voor ymand , die dit alles in fyn om ftanfr diebeden aanmerkt. Kan ymand oordeelen (om niet alles hier op te halen) dat het fonder eenigh oogmerk is, dat'er juift twcederhande menfchen gevonden, werden} in alles met malkander over een komende, en alleen in die deelen verfchillende, welk tot Voort-teelinge vereift werden i en dat men bui* xenieie twee genoeghfaam gene oitwéet gevonden te werden. Aan de wel- lUlt-
|
||||
Pkn ie Brifteti en Pötrf-ieêiïingi, $$i
lult'dit alles in het geheel toe te fchryven is ortmogelyk, voor ymand die
weet hoe groot een beletfel van defe hertstogt de vreefe is: en kan ok een vrouwe fonder defelve aan het voortbrengen van kinderen regt en ernftigh denken ? daar een gedurige en dagelykfe ondervindinge haar moet leeren, hoe doodelyk meirighmalen de gevolgen daar van fyn. §♦ 9. Aan wie is liet onbekent, met hoeveel pogingen alle men fchen de
minite occafien, daar fy denken fmerten en de dood te iullen ontmoeten, ge- woon fyn te ontvlugten? En egter fiet men, dat niet tcgenftaande dit alles,, de vrouwen door eigen drift en pafïie iigh daar toe begeven. Kan foo groot een kloekmoedighcit in foodanige^diemenOnderdemenfchenvoordevrees- agtigUe houden moet in andere faken, by geval en uitde wetten van een on- wetende natuurlo.op voortgekomen fyn? en ondertuifchen de ware oorfaak en de eenigftc wefen, waar door foo groot een einde, als het is het gan- fehe menfchelyk geilagte van een gemeenen ondergangh te bewaren, op foo onbegrypelyk, hoewel een gewoonclyke wyfe uitgevoert wert 5 en in alle eeuwen fonder op eenige andere wyfe oit gefchiette fyn ,uitgevoert is? Wonderlyk fyn de woorden Gems. III. 16". alwaar tot de vrouwe gefegt
wert: Met fmerte fait ghy kinderen baren, en tot uwen man [al uwe begeerte β/η, Soude wel oit eenigh menfche foodanigh een taal derven voeren? en niet denken , dat hy by al de nakomelingen voor dwaas altyd foude gehouden werden? feggende, dat in volgende eeuwen voor altoos plaatfe foude heb- ben $ dat vrouwen, foo kleinmoedige Schepfelen, figh aan foo veel moeite, foo veel pynen en gevaren, ja aan de dood felfs, met een alle andere te bo- vengaande hertstogt fouden bloot ftelleiii en fulks niet eens, maar meerma- len} ook fells nu dat fy dit d ik wils in andere gefien en in haar felfs ondervon- den hadden. Hoe is dit mot eenige waarfchynclykheit over een te brengen? Laat hier een ongelovige ons felfs feggen, als hy defe wonder-fpreuk met de gedurige ondervindinge vergelykti of in defe woorden, niet yets voorfegc is, het welk tegen fyn en aller menfehen geloof foude ftryden, ten fy ons dit een nok afgebroken ervarentheit beveiligde s en of over fulks, die defel- ve woorden over foo veel duifenden van jaren gefproken heeft, en defelve tot defe tyden toe heeft doen ftand houden ook alleen een enkel menfche kan geweeft fyn? Immers , indien 'er oit een teken vandeGoddelykheit van een Gefchrift kan gevordert worden, of men de voorfegginge van foodanigh een ongelooffelyk, en egter dagelyks bly kende wonder, daar voor niet hou- den moet ? §· 10. Een ganfeh boek foude men kunnen fchryven, dat alleen vervult
was met verdere tekenen van de Goddel ykheit der H. Schrifture $ als het al- hier de tyd en plaatfe was om die wysheit voor te ftellcn, welke indefelve ontrent het reguleeren van onfe paflien foo veelvuldigh gevonden wert, om die tot eere desgrooten Makers, en tot ons eigen geluk te doen die- oen. Ooi Om
|
|||||
\
|
|||||
tsm XVII. Β ESC HOUW Γ'Ν GE.
Om *er alleen een eenigh voorbeeld van te geven, dewyldituitvoerigïyls
te doen tot een andere verhandeling behoort: Ik beroepe rny op den onge- lövigften Heiden', en onder haar opdewyftePhilofooph, indien hy voorge- nomen hadde hem fclven en alle menfchen fondcr onderfcheit op het hoog- ile gelukkigh te maken j of, dewyldogh het grootfte'geluk van yder na- tuurlyk meniehe ten grooten decle in het gevoelen van liefFelyke en aan- gename paffien beftaat, hy daar toe een dieniliger regel aan haar in het ge- meen foude kunnen voorfchry ven, als dieMatth. XXII. 57, 38, $9. gele- fen wert, namclyk, Godt lief te hebben met geheel fynherte, met geheetfyn zie· ter en geheel fyn verfiand, enfynen naafien lief te hebbe,n9 als figh felven. Hoe vreemd dit nu aan ymand, die het gevolgh daar van niet fiet, magh voor- komen, kan egter niemand loochenen, indien dit van allenbctragt wierde, dat 'er geen gelukkiger ft-aat als defe,voor alle menfchen kan bedagt wer- den. Want"beha!ven dat de liefde een onuitfprekelykefoctigheitfelfsgeeft aan ymand, die fc betoont j indien men aan het gefeide nogh eenigfints mog- te twyrfelen, laat ons aan ons fclven verbeelden, dat yder van alle menfchen in de wereld ons lief hadde, als figh felven; foude niet om ons gelukkigh te ma- ken elk fyn ukerilevlyt aanwenden} foo wel en nogh vry meerder, als wy nu bevinden, dat onfe liefhebbende ouders van kinderen, en die met ons in een huwelyk vol liefde gepaart fyn,daar toe,al het geen haar mogelyk is, tragten toe te brengen? Wat rykdom, wateere, wat voorfpoed, wat an- dere fegeningen, hoe dierbaar fy mogten weien, foude ymand ter wereld be- iitten? waar van wy ons deel niet foo veel als de meeile fouden genieten, indien wy aan yder foo lief waaren, als elk aan llgh felfs is. Maar 't geen dit alles oneindigh entot in het onbegrypelyke te boven gaat,
dewyL Godt lief heeft die hem liefhebben, ββ hy meer als overvloedelyk doen kan boven al het geen wy bidden, of denken } is 'erook ymand die mag- tigh is figh voor te ilellendegelukfaligheit van alle menfchen, indien iy ha-? ®e liefde geheel en al op hem kondc veilen; Siec men dan hier geen. overtreffende wysheitin? datdengrooteSoone
Godts, deeenige ooriaak van alle Heil voor alle menfchen,fyneDifcipelen, als Hy haar leerde Godt om 't geen haar nodigh was te bidden, Hém beval aan te fpreeken met den naam van Onfe Vader Matth. VI. 9. Waarvan het woord Vader ieders liefde tot Godt, en het woord onfe die van elk tot fyn naaiten medebrengt, als erkennende haar voor broeders en fufters, en die aU Ie voor kinderen Godts. V \ Indien nu defen grooten Leeraar en fyn woord, al by een Heiden niet ge-
houden wiert van Goddelyke Authoriteit te fyn j móet hy <*gter, na dit alles te verftaan, niet bekennen ? dat alle Philofophen, die foo veel ophef van haar Zede-kunde en het hoogile goed der menfchen gemaakt hebben, niet een eenige lefïe oit gedagp hebben na te laten} die het ganfche menfehdom tot foo hoogen trap van Geluk en Zaligheit konde opvoeren, als defc: en dat defe
|
|||||
>'■ ■ s-
|
|||||
^ q Vmnde Driften en FoorMeeling». ;i■■■-£ :. |fl£|
ëá Rvbeliche Philofophie alle menfchelyke oneindigh te boven,-gaat i in-
dien X felfs voorgefchreven regulen alleen by haar konden gehooifaam* We« ^u Dosh nadien de verdorventheit en verkeerde eigen liefde varïydeiy
de volkómen oeffeninge daar van onmogelyk heeft gemaakt j en wy, ge- Ivk wy anderen niet als ons felfs beminnen, ook van onfe medemenfehen die liefdc-pligten niet te verwagten hebben: op dat de fyne egter met in ge- durig en laitigc ontroeringen wegens 't geen haar dagelyks ontmoet yioudca leven, heeft het dien grooten en goedertieren Leeraar een andere beftie- *inge van hertstogten gelieven aan haar aan te wyfen: welke alle, die figh vollens dcfelve dragen,, in alle voorkomende gevallen m een gerufte en ge- lukkige kalmte des gemoets bewaren kan* in gvolge van welke de nodige- rufte tan hare fielen, niet van andere, maar door fynehulpealleen vanhaar felven afhangt: ftellende figh felfs tot het volmaaktfte voorbeelt om na te volgen Matth. XI. 19. Leert van wy, dat ik fagtmoedigh benden nedrigb vanherten , en gbyfult rufie vinden voor uwe fielen. Soude ook den grootten Zedenformeerder aan ymant in korter woorden, een vafter en beter middel konnen voorfchryven, om gcruften gelukkig te leven, als den toorn, die dogh in den boefem der dwafen ruft y en by de oude Heidenen al voor een korte dulligheit aangefien is, te myden} en van-figh felfs , fyne ydelhei|3 fvneonwaardigheitnederighte denken Pende daar door overtuigt tefyn,dac al het goede, het welk hem ontmoet, verre boven fyne verdienften gaaty ende dat hy het quaat, het gene hem met regt bejegent; om dat hy ineen gedurige ondankbaarheit tegen fynen Godt en groten weldoender leeft, lubbek waardigh fynde,. groote reden heeft om figh te verwonderen, dat hem niet veel fwaarder ongevallen overkomen? Welke gedagten alleen be- kwaam fyn, om ymant ten hoogften,ja meeralsvergenoegtinfynen ftaatte maken: het geen alleen fchynt vereift te werden,. om ymant, in de: werdt selukkigh te doen iyn,. ■ ' ■ ■; . f L Laat uit het aanmerken van defe twee directien en leifen een twyite^
lende aan de Goddelykheit vandit Woord- felfs oordeelen j of hetfelves. dat in de· natuurkunde des grooten Ingevers wysheit foo aanbiddelyk ver- toont, ook hier inzedeleilen alle het menfchelyke niet en overtreft, en daarom, of dit alles by een genomen fynde, defe groote faak fyn onder- foekop alle maniere niet waardig is,. namclyk, of dit woord van God- delyke afkomiiis, of niet, En-dit alleen by hem in onver weginge komen- de en met ernft uit alle bjyken, die daar van alhier en by andere te vinden* fyn, nagefpeurt; werdende, fal hy door-dit eenige reets daarin verregevoL- den wefen. " ... . "·'■ ,.:- ,.
i\ï §, 11. Her fal milTchien aan ymant 5..die dit leeft,met eenige bevremdinge
voorkomen, dat wy van de voorMeelinge der menfehen, m al het voor- gaande genocgfaam niets gefegt hebben, hoewel in de felve devoorriemg,- Ë)ï |j Ëá^
|
||||
f 2ί>$ xyir. β e s e Η o υ w ι ν g e.
heit, wysheit^ en raagt des groten Makers figh op een blinkende, en
b'yna oritcgenfprekelyke wyfe vertoont. Dogh defe gelieve te Weten, dat de felve oorfake, welke ons te voren van veele faken, (als de maniere, op welke de affcheidingc der vogten, de fwellinge derfpieren, de wyfe van de uiterlyke finiïen te oeffenen, of de bepalinge van het foo genoemde fenfo- rium commune,en feer veel andere) heeft doen fwygen, ook jalhier plaatic heeft: namelyk, om dat de waarheit door ondervindingen nogh foo verre niet heeft kunnen vaft geftelt werden, dat niet nogh veele veriehillen daar ontrent onder de groorile mannen overgebleven fyn. §. 13. Het fy nu dat het eerfte beginfel van een Menfche moet gefogt
Werden, onder de diertjes, of fonder leven fynde en bewogene deeltjes (want dus verfeheidentlyk werden defe by voorname Natuur-Onderfoekers ge- noemt jwelke de vergroorglafen in het zaat van alle mannelyke dieren, die nogh onderibgt fyn, doen fien: het fy het felve in de eyeren van de vrou- * wen te vinden is, gelyk andere willen; het fy defamenvoegingevanbeyde
de fexen tot de formeringè van dit beginfel nootfakelyk vereifcht wert 5
alle het welke wy hier niet én bepalen: dit egter heeft fekerheit genoegh, en is by alle hedensdaagfche Naauur-Öefchouwers , na foo veel onderfoeks aangenomen} dat alle dieren uit een beginlel of grontformeerfel voortko- men , in welke de leden van het lichaam, als in een opgerolt kluwen, op een gepakt en in een gerolt fyn: welke door een werkinge van by komende ftof- fcn en vogten, als opgevult en uitgerolt werden j tot het famenftel van alle de leden de grootheit van een volwaifchen lichaam bereykt heeft. Men kan om hier van overtuigt te fyn , de waarnemingen van den gro-
ten Uarveus mCien, foo in menfchen,als in dieren, die niet alleen levendige jongen^ maar ook eyeren voortbrengen, Traiil.de Generationeanimalium. en na defen den naukeurigen Malpighiusj daar hy van eenbebroeit ey, en over de formeringè van een kuyken in een ey fyne ondervindingen befchryft. Dus vint men by den eerften, Exercitat.XM. dat het grontformeerfeltjefym V . wetens ^ eer hy dit waargenomen hadde, by niemant voor de eerfle oorfpronk van
bet kuyken aangefienis: en laat Malpighius in de laatftgenoemde verhande-
lingh,, by de 1 en 2. Figure, na 't geen hy waargenomen hadde befchreven tfe hebben, defe woorden volgen: waarom men moetbekennen, dat hetlgrond- formeerfel {flamina) eigentlyk defcheeringe (gelyk die van het linden als het tot fyn volmakinge door den wever, niet anders als eenitoffetotinflaghen opvullinge van noden heeft.) van een kuyken reets voor het broeyen in het eyis\ en daarom een hoger oorfpronk verkregen heeft, op de felve wyfe, als in de eyeren van planten. Dus noemt hy,om de volkomen gelykformigheit met de be- ginfelen der dieren, de zaden der gewailèn. In welke laatilehy ook om defelve reden, fommige deelen met de naam van Uterus of lyf moeder, van 'placentg of'nageboorte, en foodanige, die aan dieren anders alleen eigen fyn, gewoon is te noeraen, Het
|
||||
„H yandeDrqtCaFfiyuQrt-teelinge. ί %$>$
Het fal hier genoegh fyn , defe twee groote Mannen tot bevefëgingh vaa'
de- waarheit van het voorgemelde bygebragt te.hebben j die de eerite nafpeur- ders daar van fchynen geweeft te fyn: en dat alle voorname Natuurkundige van defen tyt, door der felver en haare eigene verder ondervindingen overtuigt fyn geweeft, dat het begin van alle dieren in een grontformeerfel, gelyk boven befchreven is, beftaat, foude men hier met ontelbare plaatfen kunnen aanwyfen j die hier van feker wil fyn, kan felfs de fehriften va» defe Heeren nalefen. Ik foude hier ontrent wat breder op defe plaatfe fyn , die anders de regte
fchynt te wefen, om dit te verhandelen : maar dewyl de opgroeyinge der dieren, uit defe grontformeerfeltjes, een groot ligt verkrygen kan uit de zaadplantjes, of grontfcrmeerfels der gewaiTen, welke men in elk zaa4· vintj fal het beft fyn de XXIV ..Befchouwinge of liever de waarnemingen" ontrent de planten van de vermaarde onderfoekers N.Grew en M. Malpighim felfs na te fien: alwaar men ervarentheden.genoegh vinden fal,die toonen,- dat een plant uit een grontbeginfel en zaad-plant, ende de dieren uit haar eigen grontformeerfel voortkomen, of (om de by haar gewoone fpreekwys- te gebruiken) uitgerolt werden j gelyk men ookin een Zyd-Wof m fiet, alwaar den Vlinder of Uyl uitliet popje of tonnetje uitgerolt werd 5 welk laatfte alle de deelen van de Vlinder in een gerolt bevat. Siet Malpighius, d&' Bomhyce. . . / i En dewyl men reets ondervindelyke ièkeirheit heeft, dat eendier tot fyn
voort-teelinge een mannelyk en vrouwelyk dier van noden heeft, kate ik- aan die gelegentheit hebben verder te onderfoeken, wat elk van defe a£- fonderlyk tot de voort-teclinge dóety en ook in het ey van een vrouwv de vafte delen van het grontformeerfel van het toekomende dier gevondenl werden j en het felve door het zaad van'den man levendigh gemaakt,en aan ■ het bewegen, volgens de in het zaad fynde wetten, gebragt wert. Het geen eenigfints een begin van waarfehynelykheit· fchynt té verkre-
gen, om dat men weet, dat het Lichaam van een menfehe niet alleen uit yafte en vloeyende deelen beftaat; maar ook daar en boven fekere wetten * in figh heeft, volgens welke alle deelen bewogen werden. Soo dat daar door het felfde brood, dat eerft volgens de wetten j die het in een plant te" voren ondergaan heeft, tarwe of rogge was , daar na van een Hoen gege- ten fynde, volgens andere wetten Hoender-vlees werd; en eindélyk, dit' Hoen weder van Mènfchen ten fpyfe gebruikt werdende., eens Menfchen vlees* uitmaakt: en düs in andere gevallen. Het welke wel eenige gedagten foude konnen geven, of het geen men;1
met een vergrootglas in het mannelyke zaad bevint,( wanneer men het fel-- ye voor bewoogene deeltjes en niet voor foo veel grontformeerfeltjes van diert-- jes houd, met den nauwkeurigen P. Verbeym Part. ILp. 69.) wel niet die ltofFe- mogte fy_nj welke volgens de wetten,, die den Formeerder van-alles in dfci, |
||||
¥·
|
|||||
ί96 XVII. BESG HO ÜWINGE,
byfonder dier en menfche gelegt heeft, bewogen fynde, (gelyk eenvyer,'
dat andere ftofïèn aanfteektj of gift, die andere vogten doet giften en na iyne wetten bewegen) de wetten der vereifchte beweginge in de verdere llofFen inbrengt en onderhoud: nadien de waarneming^ van den Heer Hart' foeker^ by den felven Verheym aangehaalt \ hier toe feer aanmerkelyk is $ waar door het blykt, dat dit bewogehe in het mannelyk zaad , in koude eenige uren lang fyne beweginge behoud ,dogh in warmte die ftrax niet meer vernomen wert. Het welk beter met deeltjes, die uitwafemen in ■warmte, als. met diertjes, die gerneenelyk warmte van noden hebben, en eerft in warmte geweeft fyn., fchynt over een te komen. Ten minften als men defe deeltjes^ fonder dierlyk leven, en alleen in beweginge ftelt te fyn, kan dit ongerymde gevolgh, dat in het zaad van een man duifenden van menfchen moeten verloren .gaan ^ als een eenige voortgeteek werd, voorgekomen werden. ;; : , ; ,., i En fchynt met het voqren gefegde (dat van de vrouwe de ftofFe, en van
de man die delen, welke de wetten der beweginge in defelve brengenj voortkomen) ook die ondervindinge over een te lteraraen; dateen Merry- paard met een Efel een Muyl, en een Geyt met een Ram, een Lam met een harder vagt voortbrengt. Men fie dit in den ftrax aangehaalde Heer P. Ferheyen pag. 71;. Dogh dit fal genoegh fyn van waarfchynelykheden, dewyl dogh (myns wetens) nogh niemand magtigh is dit volkomen te be« palen. ? §. 14, Alleen,dewyl het nu hy na van alle foorten van planten en dieren,
Avelke men onderfogt heeft, ondervindelyk waar bevonden werd j dat de eerfte uit faad ,deandere uit grontformeerièls, en gene van allen uit loiïèen toe- vallige oörfaken, gelyk verrottingen en diefgelybe, haren oorfpronk heb- ben·, het welk by alle, die· werk maken van de wonderen des grooten Scheppers te onderfoeken, na foo menighvuldige.ervarentheden met reden vaftgeftek werd: hebbe ik niet kunnen nalaten by defe gelegent heit een beklagelykGodtlochenaar, indien hy nogh eenigfints overtuigt wil wefen, te verfoekenj dat hy al -dit gefegde in ernft aan figh gelieve te vertegen- woordigen j en xlan felfs te öordeelen, of ook een los geval, of andere oörfaken, die niet wiften dat Cy yéts deden, wanneer fy dit deden, alle ueCe grontformeerfels der menfchen (op dat wy hier van die der planten, en andere dieren niet en fpreken) met foo veel konft, en in foo grooten menig- te kunnen voortgebr agt j en in een liehaamtje, dat mifichien in de beginne s de grootheit van een eenigh fantje niet gehadt heeft,, alle de leden van foo .'verwonderlyk een machine,als het menfehelyk lichaam is, by eengevoegt • en in een gerolt hebben jibodanigh dat defelve door vogten opgcvult en ge- voedt, of (om het gemëene konft-woord té gebruiken) uitgerok iynae, dit lichaam in fyn, tot foo veelgroote^einden afgeregte, famenftel hebben Jmnnen uitmaken. Immers fchynt het, dat ymant erbarmlyk blind moet fyn,
|
|||||
'Van de Driften en Voort-tselmge. · 197
■&$ dièhïer in geen wysheit van den aanbiddelyken Maker, meteen over-
redende klaarhei? kan gewaar werden. En die nogh fegt door dit alles on- overtuigt te blyven, vrage figh felfej of hy voorby een wmkel gaande , Xrhy houte/fteene, waflè, of andere beelden, felfs foo veragte kleine poppeties, als tot fpeeltuigh aan de kinderen dienen, te koop fiet ftaan by ymant, die hy voor verftandigh en fyne eerbiedt eenigfints waardlgh agt, foude derven ftaande houdenj dat defe alle fonderwysheit varr een filh des verftaanden Konftenaar haar gedaante en geitel gekregen hadden: en noffh meer, indien de delen der felver volgens foodanige wetten door veeren en raderen bewogen wierden, datfy maar cemge beweegingen der menfehen konden nabootfen, en een Ongod.ft fcgge ons, of hy geloven kan, dat ymant de bewegingen vap de beeldetjes, in de foo genoemde Doolhoven tot Amfterdam, oyt aan figh van alles onbewufte oorfaken met eenigen fchyn heeft kunnen toefchry ven: en of hy ïbodanigh een in^goe- der meyninge dus horende fpreken, denfelven niet volkomen fpooreloos foude geloven te wefen. Hy make nu felfs de toepaifinge , en denke , op hoe fwakke gronden het Atheiftendom fteunen moer, het welke hem dwingt foo onreddyke gevoelens te moeten voorftaani indien hy,de valsheu van het felve niet gedwongen fal fyn te erkennen - ^ _ ■■■ \ Hoe veel groote verftanden nu, uit defe grontbeginfels der menfehen,
dieren, en planten, de grootheit van derfelver Maker in hare fchnftcn met openbare belydeniffen erkent hebben, kan hem niet onbekent iyn j in- dien bv defelve/gelefen heeft: nadien by na by yder, die in diergelyke on- derfoekingen yets voornaams gedaan heeft, defelve gevonden werden. Nu is het een van beide waar, of dat in defen een feker en vaft bewys der Godtheit legti of dat foo vermaarde Mannen alle niet geweten hebben, waar de krait van een bewys in gelegen is} en volkomen viftonaires , dat is ten naaften by fitten ge weeft fyn. Dit laatft moet een Atheift weder van de'meefte beroemfte verftanden van defe en de laatfte voorgaande eeu we vaft ftellenj indien hy aan fyn ongelukkige gronden wil blyven hangen;hy den- ke dan felfs, waar voor hy by al wie redelyk en biJlyk is moet doorgaan. . §. if. Eer ik'verder gaa, gelieve een ongelovige, die nogh aan het God- delyk éefaghvan het H. Woord twyffek, met my aan te merken j dat den Geeft Godts den Sanger ïfraels in den CXXXIX Ρ film. vers 16. van het eerfte gvondbeeinfel fynes lighaams fpreekende defe woorden doet gebruiken2 Uwe oogen hebben mynen ongeformeerden klomp gefieny van welke vertahnge van het woon Golem w y hier na nogh yets fullen feggen. Maar het geen yder alhier in verwonderinge fchynt te moeten opnemen, is, dat dit felve woort Golem, alhier door ongeformeerden klomp met de feventigh Vertaalders overgefet, eigentlyk een in, en op een gerolt kluwen betekent. ; r • Men kan bevinden, dat dit ook de waarebediedeniiTe defes woort is, by
■ Robbert [w, die het fegt eerft een kluwen (Glomus) te, fynj en daar meen / ° Pp ra· |
||||
ip8 · XVII. BE S € Η 0.UWINGE,
ruwen en ^formeerden klomp^ welke nogh niet tot fyn regte gedaante wtge-
tuit il} foo dat ook defe voorname taalkundige het felve konftwoort Van EvoM of üitgerolt worden gebruikt} hét geen by alle, die volgens de He- densdaagfë ondervindingen van het groeyen van eene vrugtje fpreken, feer gemeen is. n\ Op dëfeive Wyf© fiët men ook by Pifcator het woord Glomm in fyne aan-
tekeningen vertaalt j lbo verre dat, om aan defe ej^gene betekeniireyanhet woort eënigën grbnt te geven,hy na het gevoelen van fynentyt daar bydoetj datdéklëinêvrugtofgrontbeginfel(£^r_yü) daarom yetsopgerolts of dat op een gepakt is genoëmt Wert > om dat de uiden van vader en moeder daar in als by een gèrolt en te fatnèn gepakt iy n. Ook betekent het WbftëUwoord Galam9 van het Welke dit woort Gö-
ïem afkomt, yefs tefamen rollm^ op 'een Huwen en bundel in een rollen. Uit het welke dan klaar genoegh is, dat {behatven een ongeformeerden
klamp) dit Woord èën op ëën gerolt kluwen in fyne eygéne betekeniflè fegtj felfs den naukeurigen Trömmius 'm de concordantie voegt dit beyde met JLatynfchë woorden (Glomm^ M&farudïs) by den anderen j latende egter •dat V-aft £èto óp een geroet kluwen oiGlomus voorgaan. . Indien nu aan ymant de waarnemingen Van «de vorige eeuwe 9 ontrent
de grontbëginieïs üëf pkntëtt, dieren, en mènföhen bekent waren 5 en hy wiftè, dat dë felve feeïtonden alleen uit de faam-gerolde en op-een gepakte •delen Van hetgeen daar na> by manier vanopvuBinge en uit rollinge, door ide volgende vóëdinge en 'groëyinge uit het fölve moet voortkomen j foude hy ook met een klaarder uitdrukkinge , als nier gefchiet is, alle het felve kunnen te kennen géVen? »;■ Èn om uit dit alles ewbëfluït te maken % 'een ongelovige gelieve hier te
'dètokêfi* of niëtyets, tater als menfcbclyk , figh in defe fpreekwy& klpc- felykëlyk vertoont}Welke van tot gr önd-beginfel der mënfcheïyke lichaamen al in dié tyden met foo veriïaanbare woorden yets fegt.j het .geen niet als «en menigte van eeuwen daar.na, en veel daar van door het gcbruyk van als doë onbekende vergroötgMeft, aan dë Natuur-onderfoekers ?bekent ge- worden is. Immers dat van de in een gerolde grombeginfels nogh taal 'nogh teyken in de fcbriftén der oudile Btriiofophëh ;gevonden Wert i meen ik niét dat yémant fal kunnen tegënfpreken: hy denke dan, als hier foo 'ftitdrukkelyk en naukeurigh een Woort daar toe verkoren is, of dit van ydiant, die met alle mérifchen van die tyden daarvan on wetende moeit fyn, ffcan a%eköimen wefenj en of defe fpreek-maniere fyne Hoger, alseenmen- ichëlyke arkomir. niet overtuigende aap yderdie dit verêaat, bewyit. §. ιö. Dat nu defe'uitroHinge, doorwëlkeeengrontbeginfélinallefyn op
een gepakte delen, (gelyk in een plant·»,) öoktoteen dier wert, aan den groo- ten Ingëver van net H. Woord, in-fyite>omftandighedèn mede bekentge- weeft is, falsklaardér kunnen blyken j tia'dat wy eenige fakenydie by erva- rent-
|
||||
Vm de Driften m Vo'ërHeeUnge. !: . E 2&P
rentheit bevon4en fyn plaats in dejê uij;rollinge te hebben, voor af hebbèü
laten gaan $ en yerder eenige texten daar incHe ycrgelyken. Den Heer Dodart. A°. 1701, in de f/i/forie va» de Komnglyke Franjfehe Academie
pag. ι f, zö.fegt 1. dat een kleyn by hem onderfogt vmgtje, het welk men feker wille niet boven u dagen oud ie fyn, έ£ van een duymlanghwasiea dat het hooft alleen een derdendeel van desjfeifs lengte hadde. II. Dat aok de heupenj benen, en armen nogh niet uitgerolt waren ;
maar dat op elke plaatfe van defe figh yeti, gelyk een kleyn vratje (Verne) vertoonde. ,.·, , ; * III. Nadien de Schilders aan het hooft van een welgemaakt menfche {,
en aan dat van een jong fcint i van de lengte van elks lichaam geven; en het hooft van dit misgèboortje ' daar van was 5 dat het hier uit bleek, dat hoe jonger een vrugt is, hoe meer grootheit fyn hooft na proportie van het lichaam.heeft.-· ί>&ιφ$:φ .?&<-%& -Ι^&ώιύ yMh IV. Dat de delen, die de naafte aan het hooft fyn, altytgroter en meer-
der uit^erolt bevonden werden, als anderes en dat de voeten altyt minder na het nooft geproportipneert fyn, als te verre daar af fynde. V. Het felvevintmen ook waargenomen te fyn by andere Ontleders, on-
der andere by den nauwkeprigen Harvem: vansvelke wy Befckoww. XXX. §. 6. nqgh yets fulien feggen. VI. Een diergelyke fiet men pok by Malpighius. de' form. piïïïi in ew',ύ-
waar hy legt, dat in een gedeelte van een nogh onbebroeyt eyy tegen de Sonne gehouden fynde, reeds het hooft met de icheerfels van de daar aan- hangende kiel {ftamina, carin^) klaar te fien was ·, uit welke laatite weinigh daar na den rugge-graat uitgerolt wierde; foo dat na fes uren broeyens, dit figh nogh foodanigh vertoonde y maar na twaalf uren djt grontfbrmeerfèl gefien wierde,, -met een uitftekend groot hooft (infigni capite) yenéebegin- leien, van de heriTenen en rugge-^raat figh begondenop tedoen. Vil, Uit alle welke nafpeurjgen .den Heer Dodart op de -aangehaalde
plaatfe, en anderen afleyden, 4at waarfchynelyk het hooft tot %et uitrol- len van het grontbeginfel het vooinaamfte werktuig is. Niet alleen, om dat, wanneer een grontformfekje tot meerder grootheit
moet vervult en overkleet of .uitgerok werden , het hooft altyt in opfigt van andere delen veel groter isj dogh wanneer de wasdom ophoud, en hét hooft niet meer behoeft te dienen, als om het lichaam fonder moer te groeyen in ftant te houden, en be^uaam tot fyne dienften te doen;fyn, he% ielvc altyt ideinder in dit opftght is, gelyk uit N°.I1I. geiien kan werden. Maar ook, om dat de ondervindingen in de geneeskunde meermalen aan
tonen-i dat, de gemeenfchap tuiTcken het hooit en de leden belet fynde, in kinderen den wasdom ophout» en in volwafleneeenvermagenng, lammig- heit, gevaelloosheit, en felfs in eenige gevallen een gehele Verftervinge (Jphaceïüs) fomtyts gewoon is te volgen: foo .dat il<, alleen .op het ontleden Pp ζ van
|
||||
£&- XVII. Β ES G HO Ü W ING E.,
van. twee kleine wervelbenen (doof een val op den rugge-graat, welke de
hooft-e η zenuw-vogten beletteden tot de delen te komen) een feer ver- ichrikkelyke verilervinge hebbe fien volgen; die alle de fpieren, welke t rontom het Dye en Heüpe-been waren j op een ellendige wyfe bedorven hadde; foo dat de Heupe-benen felfs daar door gantfeh affchuwelyk Hin- kende en fwart geworden waren. v. ; ; ';/,-: ",-.? Dewyl nu , na alle defe ondervindingen wel in agtgenomen te Éebbeh ,
genoegiaam blykt, dat het hooft de in een': gerolde leden van hetgrontfor- meerfel, en het verdere nog groevende lichaam van een kint uitrolt en ver- vult; en de ftofFen, die ook door de ilag-aderen in meerder gevorderde der- waarts gebragt werden, bequaam tot defe vervullinge en voedingc maakt * (welk laatfte by R. Fieuffèns de fyflemate vaforum met vetl ondervindingen, door yergrootglafe beveiligt is) fiet men daar uit klaar genoeg, dat een- lichaam van een menfche met regt de vervullinge vanhethopitgenoemtkaii werden--. '-·-'■'-"■ \ :k Soude nu ook den Geeft Godts met meerder klaarheyt volgens defe waar-
nemingen kunnen fpreken, als in het eerfe Capittel van den Brief aan de Ephefiers vers %z en 2.3 ? alwaar wy defe wogrden vinden: En de Godt heeft, hem (den Heere Jefum) aan de gemeynte gegeven tot een hooft bovenalle-dingen., vers % 3 ''r Welke fyn lichaam is, en de vervullinge des genen, die alles in allen ver-vult. Soo dat hier ook de gemeynte, fynde het lichaam·,; waar van de Hèereje- £us het hooft is, gciêgt wert de vervullinge van hem te wefenv en daarom. nogh te nadrufckelyker, om dat men by Scapula fien kan, dat door dit woort pleerooma^ hier vervullinge, in het Grieks complementum en lmpletio, dat is, vervul/el en vervullinge heide betekent wert. In welke twee betekeniflèn de vervullende vogten ten opfigt van het hooft ook kunnen genomen wer- den. §00 betekenen, iy op de eerite wyfe dat gene, waar door de Heef e- Jefus tot een volmaakt perfoon geilelt wert, beitaande uyt hooft en Lede- maten; in welken fin de geleerde Kant-tekenaars het ook nemen. Dogh jn de tweede betekenifiè iêgt defe lmpletio diedaat, waardoorhet hooft het grontformeerfel of een kinderlyk lighaam, tot dat van een volwailèn men- jfche vervult: het welke in een gelykformigen en geeitelyken fin, ontrent de Heere Jefus in opfigt van fyne gemeynte, ook eene'by alle ware Ghrifte- jien. ohtwyfelyke waarheit heeft;, en waar toe, de woorden die alles in allen, vervult ook; feer gevoegelyk kunnen gebragt werden in deiè omftandigheden. Seer nadrukkelyk fchynt hier ook op geoogt te Werden Ephef. ff.vm: liet 11 tot het löw^ingefloten: alwaar uit den felven gront, d'at Chriftus het hooft, is vers ij"., gefegt wert vers 11. dat hy Leeraars'enz. gegeven, heeft^ onder anderen vers li. tot opbouwinge des Hchaams Chrifli. Welke volgens deiè gelykennTe, vers 13. verder béfchreven wert* totdat wy, fullen komen tot een volkomenen {'m kragt, fiet Polus^. eenen vol* ; W&{Iènen) man^ na; de. mats. der groot heit dervolheyt Chrifli-, 't geen anders |
||||
,; ; Van de Driften- en Vmi-tceling. , Χ Γ X *or
nok* fest na de mate der grootheyt der vervuUingeyQhxiBvf om dat het fel·
ve woord Pleerooma hier ook gevonden wert, het w^k Eph^f Ι. ζ ^. ma: ver- vulüme vertaalt was: dat is, volgensdefebetekenifle, tot· dat wy aüe ful- len komen tot een volwaiTenen man , na de mate van die grootheit of Mature teelvk dit woord mede betekent) tot welke de Heerejefus ons nogh kinderen flndevselyk het hooft het lichaam, fal gelieven te ot^0 en t^doen opwailen. Dat nu defe werkinge van hethooft in het vervullen en uitrollen derde, len van een kind, omhet te doen opwaiTen, alhier het ooghmerk is, blykt nogh meerder uit de volgende 14, if f en itvefm:, opdat ^«j/« met meer fNeepioi) kleinekinderen foudenfyn, maar (vers 1 f.) alle/mts jouden op- waiTen in ioidoor) hem, die het hooft is, \namelyk~] Chrifius. Dogh mfon- derheit vers 165. alwaar de voorfeide maniere, op welke een kind door het hooft tot een volkomen man vervult, oyerkleed, en uitgerqk wert, nader fchynt aangewefen te;fy.n. Dit fyn de.woorden:. Uirh,t welke^ooïx) het uheele lichaam, in een overeenkomfligeproportiete famen geflelt Jynde(het welk een eroht-formeerfel of lichaam van een klein kind fchynt uit te drukken.) en. tot een onderlinge famen-hanginge gebragt fynde,, door alle de rakmgen der toe- hreminze (en fchynt dit teiienop het vervullen en uitrollen van een grond- forméerfelof eens klein kints lichaam, door het gene daar toe gebragt wert, in* ftaac te ftellen, dat het malkander rake, en dus een grooterhchaam daar uit doe werden.) na de -werkinge van een ygelyk deel infym mate den wasdom·' des lichaammaakt, tot fynfelfsopbouwinge in de.liefde. . · <- α; Dat ook het voorgefeide des Apoftels-op de gelykemue en. werkinge desi
hoofds eigentlyk fiet, fchynt daar uit nader afgenomen te kunnen werden ν omdat vxtcoloJ.IL 19 by na defelve fpreek-wyfen gebruikt: En heihoofd: niet behoudende, uit het welke het geheele lichaam doorraakfelen en jamen-bmdm- gen van hetgeen taegebragt wert, voor ft en en tot een onderlinge f amen-h anginge ge- brast [ynde, opwafi met een Goddelyken Wasdom, j t -, '-'·■. * Ik fal hier alleen by doen, dat ik de woorden van de naukeurige Duit-
jfche Overfettinge niet verandert hebbe , als om foo veel mogelyk is,, door, een andere woordelyke ukdrukkinge van defelve fake aan eemgen miiïchieii, wat meerder klaarheit te geven. W ant die de grond-woorden by Scapula nafier,, fal bevinden, dat Sunarmologeoo door congruente rationumpropartione conflruo^ het woord Epichoreegeifiai door Rebusfuppeditatis&fubmimfiratisinfimiizm* delyk Aphee door ÏÏaïïus aldaar vertaalt is. T! Gelyk wy nu te voren getoont hebben,, dat den Geeft Godts door den-
Prophete David fyn grond-formeerfel Golem. of een Kluwen na de aldernau- keurigfte ondervindingen laat noemen i foo bevinden wy hier ook , dat de maniere om het felve door het hoofd, als het voornaamfte werk-tuigh,te doen uitrollen en vervullen aan hem volkomentlyk is bekent geweeft: niet tegenftaande het meefte van dit alles alleen onder de uitvindingen van de laait voorgaande eeuwe kan geilelt werden. Men leere dan hier.uit, roet 0 ρ ρ 2 ho&
|
||||
jBN XVir. Β Ε S O HOÜ.WINGE.
hoe gróót een wysheit en nauwkeurigheit dit woord van natuurlyke faken
(preekt $ en foodanige dingen fegt, ook ontrent het voorname gebruik van het hoofd in den wasdom des Lichaams* dat niemand, die redelyk is, de- fllve aan eenigh menfche iö die tyden levende, met regt foude kunnen toe- fchryven. Lcy* Ü \J. Dat nu êengrónt-förmeerfel, het welk miffchien in den beginne maar
een iantje (öf mihder) in groötheit bevat, totdegrootheit van een lichaam vart een man van fes voeten hoógh kan üitgerolt weiden, fal een Wiskundige wél Willen, en felfs een Atheiii, indien hy de Wiskunde verftaat, moeten toeftaan. Maar dew|i andere en ook eenige weimenende Chrïiïenen defe groote uitrollingh van loo kleinen groöt-fbrmeerfelmiirehienniet welaan ligh {ouden kunnen verbeelden, en daarom veel Hgp dit gefeide. onmogelykfou- dèn agten-, fchynt het voorymand, die hierfwarigheitinmaakt^nutteful- lèn weien, indien wyde mogelykheit daar van toonen» vMasi Men ftelle dan voor af; ' ■ '"·■■-·' ^ . ö:vi:-
I. Dat de Goddelyke Aimagt een bepaalde grootheitvanftöffe (by voor-
beeld* dié van een iantje of minder) in lbo veel en meerder deden van een fcheiden kan, als eenigh menfche met een bepaalt getal kan uitdrukken. Diï fal niemand loochenen, en felfs een Atheift moet erkennen, dat in op- figt van dit fantjedeiedeelingenogh tegenfeggelykheitnoghonmogelykheit inïluit. ζί " ' '" ■ s .j' ;.:■·. Γ II. Dat een voet in ι o duimen gedeeltfynde, elk van defe duimen in
lenghte ι oo fanden bevatten kany het welk veele andere met ons Hellen. III. par het lichaam van een man, die fes voeten hoogh is, geiteltfyn-
èe'fes liehaamelyke voeten te bevatten, men het iêlve, om de daar infynde hólligheden, niet te klein ftelt te wéfen. IV. Dcwyl nu iöö landen eenen duim in lengte, en 10 duimen eenen
voet uitmaken, fullen iooo fanden in eenen voet in lengte gaan.· en by ge- volge (ilellende gemaks-hal ven de fanden, gely k kleine teerlin kjes) ι οοο,οοο, ooo,of (om met meer kortheit dit getal, of deeenheit met negen nullen uit te drukken) i'o* fanden eenen licbamelyke voet uitmaken. Welke dan fesïftaal genomen fynde, komt οΌασ,οοο,οο©, of 6o9 voor het getal der ianden; die ineen menichelyk lichaam, fêslithamelyke voetengroot fynde, bevat kunnen werden. Waar uit blykt, indien een grond-formeerfeltje, datmaar een fantje groot
Mi in ó"oöo,öoo,ooo deelen gedeek was, dat in elke ruimte van een fantje ïn dit Lichaam, een deeltje van het felve fandje fouden kunnen geplaaft werden. j ί V. Dögh om verder te gaan^ dewyl uit Λ. van Leeuwenhoek {Befchouw.
ÜCXFI. §. 16.) te 'iieh is., dat ^ftii van een fants lengte ontrent het uiterftcis, dat door een Vergroot-glas önderfcheiden kan werden -t Laat ons, om yets te hebben, dat met reden voor niet onderfcheidentlyk figtbaar. kan gehou- den |
||||
/
|
||||
Fan de Driften en Voort-teelinge* 20?
den werden, %φ van defe lengte nemen, foo fal als dm -rs?iöss vaneenfants
lengte door geen Vergroot-glas met onderfcheit kunnen geilen werden. * Dewyl 'er nu van foodanige deeltjes (of weder gemakshalven teerjinkjes)
1 ol s 'm een fant gaan; foo Tullen 'er in het gefeide menfchely k lichaam van fes lichamelyke voeten, 6oz7 liehamelyke foo kleine ruimtens fyn,die met geen ver» grootglas om haar kieinheit kunnen onderfcheiden werden. En wanneer men nu in elk van defe kleine plaatsjes een millioen deelen
van een fant ftek te wefen, fullen in dit menfchelyk iicham. van fes iieha- melyke voeten dan 6Ό'3 van defe fantdeeïtjes gaan. VI. Indien dan het groniiormeerfel van een meniche, het welke ψγ nu
een fantje groot Hellen te wefeh, in foo veel of in <5ó'J deelen gedeeitwerfi» fal het foodanigh in iynédeelen kunnen geplaatit en uitgerolt werden, dat in elke kleine ruimte van een menfchelyk lichaam yan fes liehamelyke voeten, welke om haar kleinheit door hef als npgh bekendeJaefte Ver- groot-glas met ondei-feheit niet gefien kan werden, egternogheenmillioep van defe zant-deeltjes gevonden wert. En dewyl de tu{fchen*pïaatfen tuf· fchen defe deeltjes van het ga^ontformeerfel nogh foo veel kleinder fyn, als de voorgcfeide ruimtekens} fullen fy daarom nogh minder door een Micrq- fcopiumi en gcvojgelyk, voor het ooge by na ganfch niet iïgtbaariyn 5 im- jmers, fy fulikn geeniaats «onderfchiden kunnen werden.' VII. En dus is blykelykdat het mogelykis, dat een foo klein^ront-for-
itteerfeltje van een fant groot, tot een gelyjcformigh faiment-flel van een inen- fchelyk lichaam van 'fes ■liehamelyke voeten kan «gerolt en gebragt wer- den ; welk lichaam in alle fyne itoffe niet meerder als de groote van dit ee- nige fantje bevat, foodanigh aogtans dat niet een figtbaar,plaatsje fooidein in hetfelve is» in het welk niet meerder alseen millioen deelen van dit gront- formeeiCeltjc bevonden werden; tuifehen welke deeltjes egter fpoveeUedi- ge plaatsjes overgelaten werden, dat ditomiyneligtheitbynafQhaduwagti- .ge lichaam, 'foodanigh kan vervult werden door de yloeyendeen bykomendc deelen, die figh in defe tuflehen-plaatsjes fetten, en de deelen van die gront-formeerfel ©verkleden5 dat het felve de fwaarheit vaneen gemeen lic- haam van een volwaflèn menfehc bereikt. VIII. En op dat :niemant defe verdeilinge van de grootheit van een,
fantje vrcemt mogteagten -9 kan hy by den ProfefJ'or Keil iMwdu5t.pag,<rfrfets vinden, dat eenongelyk grooter wonder aan hem moet fchyncn j ,en waar van aldaar de mogelykheitegter betoogt is: namelykyhoenietariceiYfeslicha- mely ke voeten, maar felfs dat onmetelykeruira, het welk den ftenen-hemelin fynen omtrek bevat, en indien men wil, vryeen veelgrooter, door;dc,|lOFFe vaneeneenighfantjefoodanigh vervult en duifter kan gemaakt werden; dat nieteeneeni^eligt-ftraal (hoedunfy ook wefenmagh) tu0chendedeelenvan dit zant foude kunnen doorgaan. Men verbeelde figh derhalven, hoeverre dit, al het geene wy gefeit hebben in dit lichaam te kunnen gebeuren, overtreft. |
||||
304 XVII. Β E S C Η OU WINGE. '
IX. En om dit felfs by een diergelyk experiment te doen fien, fal ontrent
het Ligt in de XXFI, Be/douw. §. tfl aangetoont werden j dat een ftukje kaars- fmeer, het welk de grootheit van een fand heeft, wanneer het verbrant, in veel meer als de voorige 6Ό" deeltjes waarlyk gedeelt wert. Om dit alhier kortelyk te bewyfen, kan men op de ftraks aangehaalde
plaatfe fien } dat eenen lichamelyken duim kaars-fmeer een getal van 26961704o4iigtdeelen uitgeeft. Nu (N. IV) fyn 'er 1000,000 fanden in de grootheit van defe η lichamely ken duim, en derhalven komen uit een iants- grootheit kaars-fmeer 2.696I7ó40uligt-deelen. En (N. VI) was het gront-formeerfel, dat ook een fant groot was, geilelf.
in ^60" deelen gedeelt te wefen. Door welk getal, dat der ligt-deelen, die uit de grootheit van een zand
komen, of i<Sj>617040** gedivideert fynde, fal komen 44936173 met een kleine breuk. Waar uit blykt* dat elk deeltje van dit gront-formeerfel, hoe klein het ook wefen magh (om een ront getal te nemen) nogh in meer als 44 en by na 4f millioenen deeltjes foude moeten gedeelt fyn j eer elk van defelve de kleinheit van eenligt-deêltje, dat dagelyks uit een brandende kaars vliegt, verkregen heeft. Dat nu ook foo kleine deeltjes om hare kleinheit niet onnut fyn, maar tot
groote faken in het Heeel-Al gebruikt werden, fal hier na rn.atXXFl.Be' fchowwinge getoont werden} en is uit dié van het Vyer openbaar, welke figh by na overal in de fighbare wereld bevinden, en aan den grooten Regeerder defFelfs tot foo vcrwonderlyke, foo wel als ontfagchelyke, einden dienft- baar fyn. En dus fal, foo ik rheine, blykelyk genoegh wefen, dat wy in defe uit-
rollinge en verdeelinge van dit gront-formeerfel op verre na tot die kleinheit niet gekomen fyn* waar in men ondervitidelyk fiet, dat andere lichamen in de werelt gedeelt werden. §. 18. Wy bepalen alhier de wyfe niet, van welke Godt figh in het-uit-
rollen van fyne gemaakte gront-formeerfels gelieft te bedienen j maar laten defelve aan fyne Hooge Wysheit, wiens wegen infonderheit ook in defen, onnafpeurelyk fynj en hebben in het bybrengen van hetgeen wy §. 17.daar over gefegt hebben, geen ander oogmerk gehadt, als om Ongodiften van haren Maker te overtuigen^ en eenige opheideringhookaanfommigeChri- . ftenen te geven, die juïlt niet gewoon fyn de faken na de maniere der Wis- kundigen figh voor te ilellenicn daarom in het uitrollen van foo kleinen gront-beginiêl tot de gelyk-formige geftalte van een voltyaflën lichaameeni- ge fwarigheden mogten vinden. Een ongelukkigh Philofooph, die nogh uit al het vorige geen Al-beflie-
renden Godts heeft willen erkennen, ga nu weder inftilheiteneenigheit by figh felfs nederfittenj befchouwe metaandagtfyn eigen lichaam jen oor- deele dan felfs, of hy denken kan, dat het fonder wysheit en beftieringe kan
|
||||
Wan de Driften en FoorHeelinge\ 'jöjr
"kan gefchiet fyrii dat uit foo klein en teder een gront-beginfêl by wyfe van
het felve uit te rollen, en met andere ftorFên te vervullen en over te kleden, {yn foo wonderlyk tot foo veel gebruiken bekwaam gemaakt lichaam in alle fyne deelen en leden voortgekomen is. Wat heeft het maken van een uur- werk uit alle fyne te famen-gefette doffen, dat by dit wonderlyk formeeren vaneen menfehen lichaam kan gelyk geftelt worden? en nogtans, heeft y- mand oit foo onfinnigh of (om wat fagter te fpreken) foo beklagelyk onge- lukkigh geweeft, dat hy in tegenwoordigheit van verftandige foude heb- ben derven ilaande houden, dat fyn Horologie, dat hy in fyn fak draaght, op foodanigh een maniere fonder eenige wysheit of oogmerk geworden was? > ' '-·,·"■
Den Almagtigen noemt Jefma XXIX. 13. de kinderen (hoewel miflehien
volgens de gedagten van veele Godts-Geleerden aldaar van die der weder- geboorte fprekende , in welke dit ook fyn volkomen waarh ei t heeft) uit- drukkelyk bet iverkfyner handen ·, en eigent dus aan fyne wysheit en maght alleen, het maken, uitrollen en vervullen van een gront-formeerfel toe* en kan ook den alderfcherpfinnigilcn Atbeift een andere aannemelyke oorfaak geven? infonderheit, als hy ftelt gelyk hy ftellen moet, dat defelve niet geweten heeft wat fy dede, als fy dit dede, Selfs de Ouder?, die niet weeten, hoe haar kind in fyn gront-formeerfel
gefield, overkleed, en opgevult wert, kan men de ware en eerfie oorfaak daar van niet noemen} en indien fy, hoe wel Ket HOEniet wetende, nogh maar wiften, of fy een kind vóortbragten of niet-, foude men haar nogh met de naam van tweede oorfaken kunnen verëeren: gelyk ymand, die aan een welgeftelt Repeteer-lJurwerk trekt, en weet dat hy het fal doen flaan,een f tweede öorfaak daar van genoemt kan werden. Maar dewyl alle Ouders niet alleen onkundigh fyn, op hoedanigh een wyfe een kind voortgebragt werf,, l maar felfs. niet weten, dat fy het voortbrengen, als iy het voortbrengen j foo dat felfs in onwettige verfamelingen meermalen een kint ook tegen haren willen voortgebragt wert j wie kan met reden haar meer dsinfirumentek of occafionele oorfaken daar van noemen? En daar dogh dit voortgebragte in alles waar uit het beftaat, fyns Aanbiddelyken Makers Wysheit aan yder, die ee- nige redelykheitheeft,vertoont j Wat kan men van foodanige feggen ? die geen ware oorfaak in de ganfche wereld onder alle de Schepfelen kunnende aantoonen, welke tot het formeeren van een, Menfche beqüaam is j en eg- ter dit duifenden van malen door iïgh des onbewufte inftrumenten iiende ge- fchieden, nogh geenen Godt, die haar met verftandgeformeertheeft,'wil- len erkennen. Ellendige ! ja meer als ellendige blintheit! daar in men die geene fiet vallen , die haren Godt verloochenen en verlaten. §. ip Dogh hoe weinigh ontrent de maniere van de Voort*teelingc
der menfehen nogh bekent magh wefen; legt egter in het geen men da- gelyks daar ontrent fiet gefdüedèn,en het geene verre by de meefte nau- v' CLq welyks
|
||||
XVII. BESCHOUWING E;
welyksineenigeopmerkinge komt,nogheen feer voornaam en kragtighbewyg
van een Goddelyke en alles tot fyn wyfe einden fehikkende Voorfienigheit én een klaar betoogh , dat de Wereld geeniints by geval beftiert wert. Eer ik dan het felve vooritelle, vinde ik my verpligt alhier te feggeh dat
men de vindinge daar van fchuldigh is aan de gedagten van den Heer Ar·* butnot feer voornaam Wis-kundige, Lidt van deKoninklykeSociëteit, en Lyf-Doérer van de Regerende Koninginne van Engeland: welke de goed* heit wel heeft gelieven te hebben, van dcfelve, door banden van den Hee^ Burnet^ waardige Zoon van den by de geleerde wereld met lbo veel roem Bekenden Heer BhTchop van Saiiskury,^ insgelyks groot Mathematicus en mede Lidt der felver Koninklyke Sociëteit aan my toetefenden; en geve my dan de eere, (hoe wel ik nu berigt werde, dat het felve inde^i^ van defelve Sociëteit daar na gedrukt is) van defe verhandelinge daar mede te vergieren,- '~ · "'■■.••■-■:· . é \ ' r ■ §. 20. Den gront van dit bewys 'beftaat in een Tafel, welke den Heei?
'Jrbutnot heeft laten [opmaken uit de Regifters, die tot Londen s'jaarlyks werden gehouden, van de Joncetjens en Meisjens, die dagelyks ten doop werden gebragt* begrypende 82 agter een volgende Jaren, van de Jaren i6zp tot 171 o beide ingefloten, welke w^, om dat defelveeenigevoorna- tóe byfonderheden behelft, alhier laten volgen. - '"- .. TA FE L
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Man het getal vm Jongétjens en Meisjens, in Si Jaren,
elk Jaar tot Londen gedoopt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meisjens
4683 44 ƒ7
4101 4TP°
483P 48^°
4028-1 460 ð
: 4457
4ÑÃ* 4784 mh
fiool
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jongens
f460 479}
4107
4047 • 37961
mm - 5n7P
28po
ÆÆ^,É
' lzzoï
3ip5
344*l
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anno
1041 4*
' 44
4Ã
4<S
47
48 4P
tjJQ
fl fZ ðé
rv |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van φ lïriftenm foort-teéUng!.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meisjens
7626" 74ί·2-
7ö6i 7P4
76f 6* 7683
f738
7779
7417
7687 7623^ ?*&
7288 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meisjens
7f6o _f82P
T7*9
6061 61 zo sSti T738
S7U f847 02,03 00 3 3
> 0041 6199
6f33
<>744
|
Anno Jongens,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jongens
6073 ó"/oö" 6278 644P 0*443 0*113
6of8 óffl
6423
<Jfö8 6247
6f 48 582.2.
ó*pop
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anno
ió68
69
70
71
y 7i
74
: 7f
76
ι 7Β
79 8o 81 82 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7177
7T7T
7484
7T7Ï
7717
7487 76*04
7P0p
760*2
7602
70-70*
698?
7263
7632
806*2
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
m
|
84
Μ
86
87
88 8p po
91 pz P3
P4 9f 96 Ή
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In defe Tafel is aanmerkely k ;
I. Dat tot Londen in defe 82 agter een volgende Jaren, elk Jaar, het ge-
tal der Jongens, dat van de Meisjens heeft te boven gegaan. Λ II. Dat het yerfchiï dërfelver altyd tuflehen twee niet verre van een ijmde
palen figh uitgeftrekt heeft. Soodanigh, dat III. Altyd eenige Jongens meer geboren fyn als de helft van alle kinderen
op een jaar bedraagt. En IV. Dat de meerderheit van de Jongens boven die van de Meisjens
noit fqq groot gewor^n is, dat meell alle de Kinderen Jongens ge weeft fyn. ' .-: ..it „., . .. '§., 21. Dewyl nu door Velt- en Zeeilagen, door andere gevaarlyker be-
roepen , infonderheit door een, meerder onder de mannen in fwangh gaande on- gematigt leven , een veel grooter menigte der felver daagelyks omkomt j als van de vrouwen, door de byfondere iiektens, die aan haar bovende man- nen eigen fyn: kan ymand denken, dat het fonder beftieringe van eenige wysheit gefchiet, dat 'er juift altyd meer Mannen als Vrouwen geboren werden-? ,. . ; rb Én (dat te verwonderen is) egter maarfoo veel meerder, dat genöeg-
faam voor elke Vrouw een Man van haar jaren, in haar land, en van haar conditie overblyftj het geen een gedurige ervarentheit tengenoegenvany- oer, die redelykheit gebruikt,beveiligt. e ^aar by den Heer Arhutnot aanmerkt, dat hier uit eenmerkelykereden
lchynt openbaar te fyn, dat de Polygamia, wanneer een man meer vrouwen neemt, foo wel tegen de Nature, de beftieringe der Wereld, en het Gè- meene-beft, ais tegens de Wetten ftryt j om dat een Man veel Vrouwen Q.CJ 4 heb-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2o8 XVII. Β ESCHOÜW'ING E.
jhebbende, föö veel andere mannen ongehuwt moeten blyvenj benjalven 9
dat veel Vrouwen foo wel niet by eenen, als wel elk by haren man fchynen vrugtbaar te kunnen weiene' §. 22. Dögh om eindelyk tot het voornaamfte bewys tegen een geyallige
oorfaak, dat in defen legt, te komen; dewyl de gewigtige affaires van den Heer Arbutnot niet' toe en lieten, deie Tafel in alle deflèlfs byfonderheden op ! te volgen , en: de rekeningh daar op té maken (het welke na de gemeene ■wyfe eenige maanden gedurigen arbeit vereiflchen ibude; gelyk bekent iss by die de rekeningen in het fpeelen van geluk veritaan) fielt fyn WelEd.ge- makshalven. /. Als een even getal penningen opgeworpen wërt; dat 'er even veel kans
is, om 'er lbo veel kruis als munt te doen vallen; als'er is, dat onder foo veel kinderen, ook even in getal fynde,evën veel JongetjensalsMeisjens fouden ter wereld komen; indien ook defë geboortëns by geval gefchieden. IL Toont deien Heer, indien ymand, (die wV Α fullennoemen)eenige
duifend penningen fullende opwerpen, genomen hadde even veel kruis, als munt te doen nedervallen; en 'er D ingeiêt was? dat defe ^eenfeerge- ringe kans fouden hebben om iyne weddenfehap, of om D te winnen f en dat de waardye van fyn kans veel minder foude fyn als | van Z>. III. Maar om dat de vorige onderfrellirige, dat het getal der Jongetjens
en der Meisjens jaarlyks gelyk is, de kans van A, die dit neemt, te veel vermindert} itelt wederom den Heer Arhuinot^ om deiè verminderingh te vergoeden, dat de kans van Α (die anders veel minder waard getoontwas te lyn als i van Z), in elk jaar, of elkemaal) nu waarlyk foo veel meerder, en iyn waardye volkomentlyk i vanD is. IV. Dit nu geilelt fynde, indien ymand, als Α (wiensj kans is ± van D9
als hy yets mee defe penningen eens neemt te doen) fulks wedt 82 malen aan een te fullen gefchieden; of liever dat 82 jaren na den anderen foo veel Meis- jens en Jongetjens t'elkens fullen geboren werden ; gelyk hy te voren gewedt Jiadde, dat in een jaar foude te wereld komen; weeten die dekansrekenin- ge veritaan, dat fyn kans fal fyn, gelyk \ twee-en-tagtigh malen met figh felfs, en daar na metZ)gemultipliceert:of dat'er een foo groot getal (als men verkrygr, wanneer men het twee-getal 82 malen in iigh felfs multipliceert en de een- hcit daar aftrekt) tegen een ilaat; dat fulks by geval op die wyfe geen %z malen agter een fal gefchieden. Het welke dan een getal uitmaakt van Zf agter een volgende CyfFer-letterS; waar van de vyf eertle fyn 483^7; het geen door de Logarithmi met weinigh moeite blykelyk is. Die het nette wil hebben; kan het door defelve Logarithmi verder uitrekenen, of het twee- getal 82 malen in figh; felfs muitipiieëeren, en de eenheit daar aftrekken. Indien 'er nu foo veel tegen een ilaat, dat dit geen 8 2 jaren agter een tot
Londen moet gebeuren; gelieve ymand te denken, die in defe rekeningen ervaren is, hoe groot een getal tegen een moet itaan, dat fulks niet door de gehe-
|
||||||
*
|
||||||
\
|
||||||
Ϋμ de driften en Foori-teeïïnge. El? $o$>
oehelc wereld, en foo meenigh malen 8* jaren agter een fal gefchieden; en
lan te ootdeelen, of het geval hier plaatfe kan gelooft werden te hebben. v Want dat fulks veel eeuwen na den anderen, en op alle plaatfen der werelt vLrlvk eefchiet is, kan met veel waarfchynelykheit afgenomen werden; Tm dat altvd en over al de mannen aan de felve gevaren boven de vrouwen onderworpen fyn i en egter aan alle vrouwen ook mannen van gelyke jaren in hare landen insgelyks hebben kunnen gebeuren, ι & 12 Enfoo verre den Heer Jrbutnot.Welkers korte aanmerkinge op het geen
voleens defe Tafel gebeurt is, een bewys van een verilandige Regeeringe der wereld met foo veel nadruk behelft; dat het felve voor yder, die defe reke- nineh begrvpt genoegfaam voldoende behoort te fyn. Doghnadien On- Solften, die de kragt van dit argument foude tragten te ontwyken, defe Twarigheit hier fouden kunnen maken j dat den Heer Arbutnot, om foo veel moeiten te ontgaan, de kans van ymand, die wedt dat fulks in eenjaar gefchieden foude, ftelt gelyk te fyn aan | D; hetgeenjuillletterlykmet de Tafel niet over een komt: gelieven defe te weten, dat de eenige misflagh, die men foude kunnen feggen daar in begaan te fyn, alleen defe is i dat de- fen Heer aan ymand, die een geval in defen ftelt, al te veel heeft toegege- ven i Hellende fyn kans gelyk i D > en dat daarom ,het getal by fyn Wel feA op defe onderftellinge gevonden, dat tegen een laat, feer veel kleinder is, als het felve door een naukeuriger rekeningh volgens defelve fondamenten, voortgekomen foude hebben jindien dien Heer daar de vereifchte tyd toe hadde kunnSi geven. Het welkeby alle, die defe rekeningh regt verftaan, kennelyk is · vermits aan fyn Wel Ed. tegenparty de helft van de kaniTen gevende, defe fal kunnen winnen, als'er alleen meer penningen kruis als munt vallenofmeer Tongetiens als Meisjes geboren werden, fonder eenige palen j wanneer het getal van al de penningen of kinderen oneven is : en in even penningen of kirideren foude de tegenpartye nogh daar en boven voor figh hebben de helft van alle die gevallen, die even veel penningen kruis als munt, of eveö veel Tongetiens als Meisjens geven: daar nogtans volgens de Tafel (om de palen, tuflehen welke de meerderheit der Jongetjes figh waarlyk bevind) feer veel gevallen, in welke meer Jongetjens als Meisjens fyn , hem fouden doen ver,- iefen·, en ook alle de gevallen, die even veel van beide louden geven: 't geen niet en behoeft bewefen te werden, voor die alleen in de beginfelen van de- fe rekeningen ervaren fyn. Ik hebbe van myn pligt geoordeelt dit hier by te moéten voegen, om dewyl defe rekeningh wel volkomen kragtigh, maar •egter met oogmerk om niet te veel tyd daar aan te moeten belleden gemaakt is, defelve van alle tegenwerpingen, die jmand, welke figh daar tegenftelt, •foude kunnen maken, te bevryden. j *. - En fal het te voren gefeide, namelyk dat de Heer Arbutnot;om demoite
van foo groote en foo veel tyd vereifchende rekeningen te ontgaan, aan fyn tegenpartye feer veel meer toegegeven heeft,alsnodigh was,oogenfchynlyk |
||||||
ψ9 XVII. Β Ε S C HOU WINGE.
kunnen blyken uit de uitrekeninge , die den uitmuntenden' Wis-kundige 4e
H1. en M1.Willen Jan \s Gmvefande' op een byipndere wyfe daar over: rjeeft gelieven te maken; welke den by na ondoenly feen arbeid en langdurigen tyd, die de gemeene maniere van defe faken te behandelen noötfakelyk vereifchp, feer veel verkort, r ;-r il §. 24. Defen Heer dan, om figh door geen onderftellinge, als de vorige,
te bepalen, en met een nader opfigt tot de getallen van de Tafel felfs, het getal te vinden j het welke tegen een ftaat, dat het geen te Londen in defe 82, jaren gefëhiet is, niet en moefte gefchieden, indien alles by geval beftiert wierdey addeert eerft alle de kinderen, die in defe 82 jaren tiot Lon- den geboren fyn,ineenefomme totmalkander: en vint het twee-eri-tagtig- fte deel daar van te bedragen 1.1429, Welk getal dan een middel-getal isj het welke , indien'enjaarlyks foo veel geboren wierden, in 8a jarefi we- derom het felve getal Kinderen geven foude, gelyk de Tafel in fyrj ge- heel begrypt. ! : Verder vindende in de Tafel, dat in den jare 1705 hetverfchil tuflchende
Jongetjes en Meisjes, na proportie van de veelheit der kinderen, het min- fte geweeft is , en dat'er in dat felve jaar \γ^φ kinderen , en daar onder 77<5y en 7685 meisjens geborenl fyn i neemt fyn WelEd, voor hettafel-getal 1 f448, het gevonden middel-getal 11419; en vint men na defe reden of on- der die 11419 Kinderen , f74f jongens en f684 Meisjens. Op gelyke wyfe fiende in de Tafel, dat in den jare 1661, het na de me-
nigte der kinderen geproportioneerde verfchil tuiTchen de Jongens en Meis- jens het grootfte geweeft is 5 indien men defelve weder in opfight van het middekgetal 11419 uitrekent, fullen voor dat jaar 6128 jongens en f301 Meisjens komen. De eerfte vrage dan die hier te beantwoorden is, kan op defe wyfe voor-
geftelt werden : / 7 Α wed tegen #,als r 1429 penningen opgeworpen werden,dat'er niet minder
als f74f en niet meer als öizb'met het kruis fullen boven vallen; of, dat onder 1 lipkinderen, die eikjaar (volgens defe gemiddelde rekeningh) terwereld fcomen, niet minder als 574)-, nogh meerder als 61 λ8 Jongens fullen wefen. Men vraagt na de waardye van de kans van Aï ofjiever hoe veel te-
gen een ftaat ? dat het geen ^/ge wedt heeft niet gefchieden fal, wanneer al- les van het geval af hangt. §. zp Om hier op het vereifte antwoord te vinden, weten die de hedens-
daagfe rekeningen van 't geluk· verftaan, ftellende i kruis, en m munt, of£ een knegtje, en m een meisje te betekenen: J. Dat men het Binomium k -\-m eerft moet brengen tot de magt, waar
varwi 1419 het Exponens is, of het felve 114x9 maal met figh felfs mülti- pliceeren. ƒƒ. Dat alle de Coëfficiënten of Genituren van alle de termen te famen geno-
men |
||||
Fan de Driften en Voort-ieélinge. 2 ß ø
men, of de magt van het twee getal, waar van éé^,Àâ het Exponms is, de
menighte geven van alle de gevallen, die ontrent 11419 penningen gebeuren kunnen. Men noeme defelve^>-***£. III. \Dat alle de Coëfficiënten foo van beide de termen, ïn wëlké men
kfil}9- 0ø· fen kS745 m%m vint, als van alle de termen , die tuffchen dele twee fyn, te famen in eene fommegenomen, het getal uitmaken van alle de geval- len, die afdoen winnen. Men noeme defe p, IF, Dat alle de gebeurelyke gevallen,behalven die Á doen winnen, de
felve Ë doen verliefen , en ten voördeele van  fyn. En moeten defe dan q ge- : noemt werden. V, Derhalven, als D ingefet is, dat de waardye van de kans van^is*
—™- Dj wanneer Ë ge wedt heeft, datdit in de opgeworpen penningen een-
maal , of met de kinderen in een jaar fal gebeuren. VL Maar wanneer Á nu verder gaande wedt, dat dit 8æ malen, of 82
jaren na den anderen fal gefehicden \ dat de waardye van de kans van y/als dan fal fyn ~~- twee-en-tachtigh malen met ftgh felfs en daar na met D ge-
multipliceert, i VII. En ftaat daarom de kans, dat hetgeen A%c wedt heeft, {algefchie·*
èen, tot de kans, dat (alles by het geval béftiert werdende) fulks niet en moet gefch ieden5 of tot de kans vani?, die het laatfte tegen Á ge wedt heeft,. als ïjj$ tot F+^81""^1 of om figh door de eenheit, volgens de inde vorige vra- ge gebruikte uitdrukkinge, te bedienen, als 1 totp-~3-■■—. 15 dat is,gelyk
de eenheit tot een getal, het welk men verkrygt, als men de menigte van'
alle de gebeurlyke gevallen, P-+-q divideert door/», ofdoordeveelheitvan alle die Á doen winnen 5 en van dit*quotiënt ,82. malen infighfelvengemul-< tipliceert fynde, de eenheit aftrekt. , $.2.6. Het welke alles, gelyk te voren gefegt is, niet onbekent kan iyri,
by die in de rekeningen der kanflen in het fpelen ervaren fyn. Maar ook fullen defe met volkomen fekerheit weeten, dat hoe kort ookdeoploflinge van dit vraag-ftuk in Woorden en Algebraifche letters fchynt te wefen Ø egter den beften Rekenaar, om de grootheit en menigte der getalen die gevonden moeten werden, daar toe niet minder als eenige maanden van- noden foude hebben j indien hy dit in getallen behoorlyk foude uitdrukken r en eenige geruftheit fal willen hebben i dat 'er geen misgrepen in fyne reke- ningen fullen wefen. Waarom den Heer 'j Gf^i;^»^nadeirelfsfeer groote' ervarentheit in de Wis-kunde figh van eenen merkelyken verkort-wegh int defen heeft bedient} die Teer verre het meefte van dien verdrietelyken arbeic wegneemt, welke anders.de boven getoonde en gemeene wyfe nootfakelyk na figh fleept: toonende wiskonftelyk, met onvergelykelyk mindermoeite,daf de reden van de kans van Á tot die van 2?, te voren §. xj\- gevonden^ |
||||
au XVII. BESCHOU Wfl NGE,
als é tot F-p„—~ é (niet alleen met dcvereifte naukeurigheit, maar doende
felfs eenige feer kleine breuken j die anders fouden kunnen veragt werden alle ten voordeele van 4 ftrekken , om geen tegenfeggen onderworpen te fyn) kan uitgedrukt werden door de reden van de een-heit tot een getal % het welk men bekomt, als men Hüffi! twee-en-tachtigh malen in figh fel* ven multipliceert, en daar na.de eenheit daar aftrekt. Soo dat mendoorde Logarithmi met feer weinigh moeite fien kan, dat 'er een getal van 44 aan een volgende letters, (waar van de vy feer ftefy ç 7^ ƒ p8) tegen een ilaat- dat het geen te Londen in defe 8æ jaren gebeurt is, niet en moeite gebeu- ren, indien alles by geval gefchiede. · De Hcer.'s.Gravefande, die dit getal verder door de fclfde Logarithmi^na-
gerekent heeft, vint 7 ƒ, f p8, æ 1 f, iip, r ƒ z, 4(5p, 13 f, 802,4öp, 13 r ,8o2,4<5p,
i3f,8oz,4dip,tegeneen. 1 J øßâ''À §. æ/. Een yder nu,diedegrootheit van dit getal aan figh voor kanftel-
len, gelieve te oordeelenj of hy geen reden heeftom te denken, dat hier in alleen een wyfe befticringe en geen los geval plaatfe heeft: te meer als hj weet, hoe veel dit getal grooter moet werden , indien dit niet afleen te Londen, maar door de gehele Werelt , niet alleen eens 8z jaren, maar meermalen twee-en-tachtigh jaren gefchiet isj het geen om voorgegeven re- den feer waarfchynelyk is. ; . - Immers blykt hierj dewyl dit getal meerder is, als alle de fanden .dieee-
nige millioenen Aardklooten fouden kunnen vervullen} dat die geloofFe- lyk fielt te fyn, dat het geene alleen te Londen gefchiet is,by een enkel geval ge- fchiet is} ook moetfeggen , dat het by hemgelooffelykis,datymandblind en fonder gevoel iynde, of immers die niet den minflen gront heeft, voleens welke hy fyn hand foude kunnen beilieren, en daarom alles aan het los ge- val moet overlaten, uit djen onverbeeldelyk grooten, en alleen gevallieh op een geflorten fanthoop,een eenigh fant-korreltje, dat onder alle andere al- leen aan hem nut konde doen, ter eerfter malenfoudekunnen uittrekken Of dit nu eenige waarfchynelykheit heeft, behoeft men maar aan ymand die redelyk antwoorden wil, felfs te laten oordeelen. Hoe wel nu den Heer V Qravefande my de eere gedaan heeft van de be-
hoorlyke met alleen, maar felfs verfcheidene op een ongemeene wyfe hier toe dienende betogingen aan my toe te fendenj hebbe egter defelve alhier voor by gegaan, niet alleen om dat ymand in defe rekeningen eenigfints eeoef- fent fynde de gemeene maniere §. zT. kortelyk aangewefen falvinden: en die defe rekeningen met verflaat,uit de bygebragte Demonftratien felfs geen ligt foude kunnen bekomen} terwyl ondertuiïchen defe verhandelinge daar- door feer veel grooter foude werden: maar ook, om dat defe by fyn Wel E<* gebruikte betogings-wyfeen verkort-wegh, fonder tuiTchenkomend belet-' fel, onder andere Werken van den felven Heer haait in het ligt ftaat |
||||
Van $ Brtftgn én POóri-feeÏÏngel | $ij
te komen; waat van yftiand, die beqüaamheit en genegent-heit heeft 4 figh
als dan fal kunnen bedienen. OndertuiTchen fal uit dit laatfte yder het bewys kunnen afnemen, van het
geen §. iöpü om de maniere, by de Heer Arbutnot gebruikt, buiten tegen* ipraak té ftëllen gefegt is. : - %t 28. Eer ik hier affcheide, déwyl ónder dié öngëlükfcigh genoegh iyn
om alles aan het geval toe te fehryvert, oök föcfdanige wel gevonden wer- den, die niet gewoon fyn eenige befpiegeiingën op getallen te maken 5 en aan Welke de géwoone expreifien van BimilUöenen Tritnillioenen &c. niet ve-rilaanbaar, en daarom Tonder indruk foude doorkomen $ Μ het hier miiTchien diertftigh fyn, om aan defelve een overtuigender begrip van het getal by den Heer 's Grdvefande §. zó. gevondeny te geventj de uit- drukkinge van deflelfs grootheit met aan yder bekende bewoordingen té doen. . Ten dien einde weet men, wanneer dit getal van 44 letteren fynde, door
de eenheit met 39 daar aan volgende nullen gedivideert wert, dat 'er (vol- gens §. 26.) 75598 uit fal komen, en daar en boven nogh een breuk over- blyft. Waar uit volgt, indien men een getal van hondert duifent maal hon- den dulfentmillioenen, eeril met hondert duifent maal hondert duifent milloenen multiplifeert-j dat men tien millioenen van deie foo groote getalen nogh meer als vyf-en-feventigh duifent vyf 'hondert en agt-en-tnegentigh malen fal moeten ne- men ; eer men het getal bekomt, het welk tegen een ftaat, dat het geen tot Londen alleen in defe 81 Jaren gebeurt is, foodamgh niet en moeite ge- beuren j indien het geval de geboorten der Mannelyke of Vrouwelyke kinderen beftierde. Indien nu ymand het voörige al niet mógte begrypen, als vanfyne ftudien
niet fynde, laat hy defe ilraksuitgedrükte gr ootheit van dit getal figh voorn-el- len , en denken, of het geloofFelyk is, dat in allen defen een van figh geheel onbewuft geval, als oorfaafc van het geen gefchiet is by ymand, die reden gebruikt, kan erkent!weiden. §. 29. Ik hope niet, om dit voor het laatile hier by te voegen, dat een
Atheiffc nogh foo verre ongelukkighialfyn; dat om fyne tegenfprekende ge- wifle te ftillen (die hem toont, dat in defe geen geval met eenigen fchyn plaatfe hebben kan) defelve geboortens en hare byfonderheden van eenon- verftandige Natuur-wet foude willen afleiden: waar door defe geboortens, hoewel tegen de loop van het geval aan, egter dusdanigh en niet anders nootfakelyk moeiten gebeuren. * Want behalven, dat alle wetten (infonder- heitaan welke, gelyk in defen, foo veel verfchèidenefaken moetengehooria- men, eer fy haiar uitwerkfel kunnen voortbrengen) met veel klaarheit ons wy- fen op een Wet-gever, die defelve ingeilelt heeft en onderhoud j om in geenfeherpfinnigheden hier tevervallen,dewyl het niet te loochenen is,dat elk menfchelyk lichaam een veel konitelyker machine is, als het alderbefte Ho- R r ro-
|
||||
XVII. BESCHOUWING E.
|
||||||||
rologiej indien eenfoodanigh Philofooph in een kamer gebragt wierde,daar
een menigte Horologies in waren en haar werkordentelykdeden,foonog- tans, dat defelve alle (gelyk de menfchenuit twee geflagten) ook uit twee foorten beitonden j en waarvan de eene foorte (byvooibeelt) met een dag- wyfei'j flag-wérk, of andere byfonderheit, alle de overige fonder defel- ve de uren en wat dies meer is aanwefen: Laat defe ons opregtelyk verkla- ren, fchoon hy den maker van geen van allen kende, of hy in het aanhoren van verilandige foude derven leggen, dat het aan hem aannemelyk voor- kwam, dat beide defe foorten van Horologies, en elk in figh felfs alleen door een nootfakelyke Natuur-wet, fonder eenige wysheit van een figh des verltaanden Maker, voortgekomen waren, en haarkonftigh maakfei ver- kregen hadden> en of hy dan nogh foude kunnen geloven, felfs voorver- ilandigh by andere te kunnen doorgaan. Ik behoeve de toepaffinge, die van felfs volgt, niet verder aan te dringen. |
||||||||
XVIII. BE*
|
||||||||
Ã
|
||||||||||
m
|
||||||||||
XVIII. Â Å S G Ç Ï UW ING E.
|
||||||||||
Van de Lugt.
|
||||||||||
26. Dieren fterven in een Lugt-ledige plaat*
"' fe Experimenten, 27· Atheiflen loochenen hare eigene grol-
den, 28. Sterven in een niet uitfettende lugt is
geen nootfakelyk Natuur~gevolgh. Experiment. 29. Maar Godts Welbehagen.
30. Uitfettende kragt is alleen niet îÝ*
noegh tot het leven. Experiment.
31. Doet ook de vijfchen leven, ch onder
het water hlyven. Experiment.
32. Ook de planten leven door de lugt.
Experiment. 33. Lugt onderhout het vyer.
34. Doet de roken en reuk-deelen opwaarts
gaan. 35*. Is de oorfaak van het geluit.
36. Experimenten.
37. Andere Experimenten.
38. Overtuiginge uit het gefeide,
39. Dienfl der lugt in pompen.
40. Lugt hout giften de vogten in hare
vaten. Experimenten.
41. Refractie en Digeraat. _;c3
Experimenten. 42. Overtuiginge uit defelve.
42. Tudicum XIX. 2<5, Exodi. XIV. 27.
Genes. XXIV. d3.
Jeremias. VI. 4.
44. Lugts fwaarheit en veerige frajt by de Ouden onbekent,
M. Job. XXVIII. 25V 46. Jefate. XLII. 5-.
47. Experiment, bewyfende de Uitbry-
derSj of uitfettende deelen der lugt. Rr 1 4?' Job·
|
||||||||||
YJ ge der Wereld.
2. En eerfl van de Lugt. ^
3. Lugts fwaarheit en uitfettende kragt.
4. Lugts fwaarheit en by Experiment.
5·. Feeriger Veerende of Uitfettende kragt,
6. Experiment.
7. Perffwge der Lugt.
8. Misvattinge venfommige Ongodiflen.
9. Barometers befchryvinge.
e Experiment van de perftinge der lugty
en deffelfs grootheit. 10. Barometer van Water en Loogh.
Experimenten. 11. Verfchrikkelyke lugts-perffmge op een
menfche. 12. Overtuiginge uit dit gefeide.
13. Experiment de lugts-perffmge vertoo-
nende. 14. ^tweede Experiment.
if. Overtuiginge uh dit gefeide. -
lè. Weinigh lugt weder ftaat aan veeh Voorbeelt daar van. 17. En perft foo perk, ah veel.
Experiment. 18. Onderfcheit tuffchen des lugts fwaar-
heit en veerende kragt, 19. Hoedanigh de laatfte door de eerfte
werkt. 20. Meer fwaarheit dragende Itigt werd
meer in een gedrongen. Experiment. ai» Meer in een gedrongen lugt f et figh
met meer kragt uit.
Experiment.
22, Overtuiginge uit het te voren gefeide. 23.. Lugts uitfettende kragt oorfaak van het fuigsn.
24. Gelykformigh Experiment 2f. Overtuiginge uit het te voren gefeide. |
||||||||||
γΐ6 XVIII. BESCHOUWING E.
48. Job. XXXIV. 13, 14, ij". jTo, Overtuigïnge uit defe drie laatfle aan·
40. Experiment en fin defer f?ïaatfe.: gehaalde texten,
§. ι. 'ηρΟί hier toe fyn wy befigh geweeft in eenigfints te befchou*
X wen, wat wy felfs fyn i en met hoeveel Wysheit en Magt, en (het welk ons meelt verpligt) met hoe veel Goedertierenheit onfen liefheb- benden Schepper ons op fop wonderjyk een wyfe geformeert heeft, en nogh dagelyks alle oogenblikken onderhout. Indien wy nu verder gaan -t en de oogen flaan op het geen rontorn ons is; fien wv op nieuws een gan- fche Wereld vol ontelbare lichamen, ontelbare beweegingen, ontelbare verlchynfelen, ontelbare werkingen van een onnoemely ke menigte faken 5 foodanigh, dat de rultelofe neerftigheit van de alderarbeidfaamfte en erva- rende önderfoekers tot nogh toe haar alleen foo verre heeft kunnen bren- gen, dat fy moeten bekennen, dat in opfight van het geheel-Al, het geen fy tot deië tyt toe weten, niet als voor een klein ftuksken der faken kan ge-' houden werden. Dogh hoe weinigh dit ook fyn magh, ίβ Eet egter foo groot} dat het yder, die door eigene waan van Wysheit niet te vergeefs opgeplafen is; in de diepfte nedrigheit en ootmoet moet doen eederfinken als hy uit foo verbaaffcmakend een grootheit defer werken, der felverHeer- lyken Maker maar eei^gfïnts gedwongen is af te nemen. Soo dat het niet mogelyk fchynt, ten fy de wrake vaneen onweerdiglyk gelafterde Godt- heit op hem rufte, dat 'er nogh een menige ziele foo erbarmelyk ongeluk- kighenblint foude kunnen bly ven; die na een regt gedaan onderfoek aan ftgh als gelooiFelyk foude kunnen voorftellen , dat foo veel en foo verwonderens waardige faken door een los geval, of iigh van alles onbewufte oorfaken foude kunnen voortgebragt fyn» welke foo veele eeuwen langh haar eens ge- fette ordre en ftant, fonder de minfte verwarringe of veranderinge, gehou- den hebben. En boven dit > die, hoe ondenkelyk groot en g?eéugt fy 'm opljgt van de menfèhen ook fyn mogen, egter door een onfen lykefcragt en regeringe gedwongen werden,, om defelve menfchen niet alleen by het leven te behouden; maar ook om haar op foo verfcheidene wyien, tot gemak 5 tot verkwikkinge, en tot vermaak te dienen. En op dat niemand en denke, dat wy dit uit een geheel ongegronde ver- ·
wonderinge (die foo wel uit onwetenheit, als uit kenniiïè fómtyds haren oor- fpronk heeft) alhier vaftfteliLen; dewyl defe eigenfehappen vanal hetflemly- ke in het byfonder te verhandelen, niet alleen dit beilek, maar ook infon- derheit onfe kragten en verftant foude te boven gaan; laat ons alkenlyk ee- B-ige weinige der felver in aanmerkinge nemen; in welke den grooten Schep- per en Regeerder fyne wegen aan de menfchen eeniger wylè heeft gelieft openbaar te maken: en verder erniligh by ons felven overleggen; of fy aan een gemoet, dat de minfte begeerte heeft om fynen Schepper te kennen, niet tot een bondig en onwederfprekelyk bewys moeten itrekkenj dat men in |
||||
Λ Ο Γ ! If Fmde Lügf. . S:iVi% %Vf
de ikmen-itellirtge v^n dit Oeheei-Al met öneindigmaal meer redenen eenen
Wyfen Magtigen en Goedertieren Maker moet erkennen; als men aan y- mand in het alderverwonderlykfte konft-ftuk, dat oit door menfchen han- den en vernuft te voorfchyn gebragtis, den Wcrkmeefter deflelfsaan kan toonen. '....,.
$.a. Om dan ia het befch ouwen van foo ondenkelyk een menigte vanfa*
Iten niet in verwarringe gebragt te werden, en eenige ordre te houden 5 lul- len wy van die tot het nut en onderhout der menfchen den meeften dienii doen, en volftrektelyk nodjgh fyn, en daarom van déLugt\ dieindefende voornaam fte is, een begin maken: Eerft eenige eigenfchappen deifelfs, en daar na de nuttigheit en dienden die defe Lugt, aan Menfchen, Dieren,, Planten, en andere Saken doet, in eenige gevallen kortelyk voorftellen- lende.
§. 3. Twee aan merkelyke en voor deganfche Qudheit volkomen onbe»
kende faken, ι ontrent de geftclteriifle der lugt, heeft de neerftigheit of lie- ver het geluk der Onderfoekers in de voorleeden eeuwe aanhet ligt gebragt: namelyk, deflelfs fwaarheit,en veerige of uitfettmde[, dat isyals een veer figh uitfpannende kragt, in het latyn Fis elafiica by de tegenwoordige Phüojfo* phen genoemt. §. 4. Soo veel duifenden van jaren had men de lugt voor ligt gehouden,,
en uit figh felfs niet, gelyk,andere lichamen, na beneden, maar na boven te gaan i tot dat de uitvindinge van de Barometers de menfchen in gedagten gebragt heeft, of niet wel ook de lugt fwaar mogte wefen. En hoe wel veele dit experiment van defe weerglafin tot het voorname
bcwys van de fwaarheit der lugt bygebragt hebben, is egter de ophoudinge van de kwik-filver in die glafe pypen in veel gevallen, eerft aan deifelfs uytfettende kragt, en na defe aan deflelfs fwaarheit die defe uitfettende kraght werkfaam maakt, toe te fchryvenj geryk uyt het volgende bly«* ken fal. - Waarom, om dierec^elyk deflelfs fwaarheit en gewigtetebewyiên, deie
maniere de kragtigfte, immers de klaar fte en eenvoudigftefchvnt: datmeiï een glas vol lugt aan een net-gemaakte balance weegt j en de lugt door eenlugt-pomp, foo verre mogetyk is, uit het felve gelaten fynde, dkglas· wederom weegt j wanneer men bevinden fal, dat het felve vol Jugtmerke^ lyk fwaarder is, als ledigh gemaakt fynde. De glafe bollen, welke by de groote foort van lugt-pompen met haren toerftel gewoonlyk verkogt wer^ den, fyn hier toe feerbekwaam> en andere glafen, dié grooter fyn,nogri bekwamer. , ïk vindeondermyne aantekeningen, dat een bol met de lugt di^reinem
van fyn gewigt verloren hadde, het welk merkelyk genoegh was, om van de fwaarheit van de lugt verfekert te wefen, Andere, die figh van grooter of kleinder bollen bedienen, fullen dit verfchü ook grooter of kleinder Rr 5 be^
|
||||
3é¹ XVIII. Â Å S C Ç Ï U W É Í G Å.
éevinden :gelyk ook die andere y by voorbedt waterwigtigê,middelen daar toe
gebruikt hebben. _§. ã. De tweede eigenfehap, die men aan de ontdekkingen van delaatfte ja-
ren fchuldigh is, is deslugts uitfettende of veerende kragt > waar door def- felfs deelen, op defe wyfe van ftale veeren die met gewelt gebogen fyn,ge- durigh figh tragten uit te fetten j en aldus van malkander afwy kende, meerder plaats te beilaan, dringende en perilende rontom op alles wat haar iegenftaat. - f '" "ö':' ~tj-: pilu:yj.'l· §.ö. Om defe te bewyfen fyn feer veelvoudige ondervindingen van de
Heer Boyk en andere gedaan. Gemeenlyk is men gewoon dit te toonen Tab, XII. Fig. 3. met een blaasje als Ej het geen opgeblafen fynde fekere groot- heit heeft, by. voorbeelt die van een groot ganfen ei: dit maakt men foo ver- re ledigh van lugt, dat, als men het famendrukt, indegronteenquantiteit lugt als een kleinen okkernoot of vry wat minder blyft. Wanneer dan het felve boven digt toe gebonden is,é hangt men het met fyn toutje aan het haakje D in den glafen klok ABC, gelyk men tot delugt-pompen gebruikt; dan de lugt in F uit de. klok pompende, wert de lugt, die in dit blaasje E is, ontlail van de perffinge, die anderiints de lugt in F rontom het blaasje fyn- de op defelve doet, en waar door die in het blaasje Ë te voren belet wierde iigh uit te fetten, waaromme de veerende k ragt van haar deelen geen tegen- flant vindende, vertoont fy iïgh aanitonds in Jièt blaasje uit te fpannenj op defelve wyfe, als of het door een pyp met een ilerke kragt opgeplaafen wierde. .' ß: j En fullen tot meerder bewys van defe uitfettende kragt der lugt nogh ver-
fcheiden experimenten, hierna tot hare byfondere oogmerken bygebragt, kunnen dienftigh fyn. §.7. De werking-e nu , die de lugt door defe fyne fwaarheit gevoegt by
de uitbreidende of Elaflicque kragt fyner deelen, op andere lichamen doet, is het geen men te defcr tyd de perffinge of drukkinge der lugt gewoon is te noemen. Waarvan het verbaaftmakende gewelt aan veële ongelooffelyk, en de eigenfehappen in haar gebruiken niet anders als verwonderlyk kun- nen fyn. §.8. Laat fe nu, eer wy verder gaan, hier komen, die, om in die on-
gelukkige gedagten geruft te konnen blyven, dat'er niet veel wysheit nogh magt tot de beftieringe van veel faken, die romtom haar fyn, nodjgh is, menen dat fy een groot bewys daar van gevonden hebbenj om dat het haar voorkomt, dat veele derfelver faken of volkomen rulten en ftil fyn} of im- mers langfaam en niet feer gcweldigh bewogen werden. Nu, als y- mand de faken denkt fonder beweginge te fyn, fchynen fy niet veel magc nogh wysheit te vereifchen, om in dien ftant te kunnen behouden werden 5 waar in fy fyn: nadien een langfame en flauwe beweginge bekent is foo veel kxagt en beftieringe niet van noden te hebben, om niet te befchadigeni als· eene
|
||||
Van de Lugt. ^ipr
eene diefnelderenvan grooter gewelt is. En dit laatfte vaftgeftelt fynde,;
kamt het eerfle aan een natuurlyk menfehe met yry wat fchyns voor. Wanfe veele in een kamer fittende voelen geen dwangh van uiterlyk op haar.wer-? kende kragten y de glafen in de venfters, die men weet foo teer te fyn, bly- ven in haar itantj den Huisraat hangt ftüj geen hair van haar-hooft beweegt1 figh* kort om alles fchynt haar genöegfaam in volkomen ruftq te weien 5^ gaan iy buiten, ten fy de lugt juift van Winden of Onwedere beroert is, geen geweltfame bewegingen doen, figh voor haar op j en alles fchynt aan haar meermalen een ftile calmte te vertoonen, buiten mifichieneenigefeld- faam gebeurende veranderingen > die alleen, om dat men haar oorfaken niet wel kan afleiden , enkel gevalligh fchynen. Waar uit iy beiluiten, dat fy in foodanige tyden yeiligh en feker genoegh fyn, en geen magtiger be-t ■waringe van noden hebben, als fy aan haar felfs bekwaam fyn te verfor- gen.
Dit bedrogh hout fomraige ongelukkige Redeneerders dikwils voor eer**
tyt buiten ontileltcnilTe des gemoets; en doet haardenken jdat'erniets on*; trent haar is, het geen fy te vreefen hebben; Maar om andere gedagten te maken, en defe faken te begry pen,gelyk fy waarlyk fy nalaat aefc met ons voort- gaan, om die groote en vreeflèlyke kragten te befch ouwen, die haar ooic dan als fy meenen in de feker fte ililte te iyn, gedurig werkende omrin- gen, en onder welke fy gedurigh leven j enten fy defelve alle door een won- derlyke tegenwigt betoomt wierden; en alfoo belet werdende fchade te doen, daar door alleen aan ons ongevoelighbleven j diemagtighfoudenfyny indien defe tegen-kragt eenighfints naliet fyne werkinge te oeffenen, om ons fonder eenige tuflehentyd in een oogenblik te verpletteren. §.p. En op dat dit aan ymandniet, als een wonderfpreukmogtevoorko-
men : Indien men Tab. XII. Fig-4- een glafen pyp Α O (van ontrent drie voe- ten langh, en wiens holte is, als die van een ganfen of fwanen fchagt) by Q open en by Α digt fynde, met quikfiiver volkomen opvult -rendeflèlfso- peningh G daar na met de vinger geflopt fynde, in ander quikfiiver neder- fet, gelyk alhier in het glaasje Β O D .-wanneer men dan de vinger daar af- neemt, en aan de quikfiiver, die in de pyp is, gelegentheit geeft om by de andere in ditglaasje neder te fakken: is het by na aanalle, die eenigh werk gemaakt hebben van de hedensdaagièheNatuur-befchouwingenteondérfoe- ken, bekent $ dat defelve ontrent F, op de hoogte FI van 27, *8, ofzp» duimen, boven, het boven-vlak Β D van het quikfiiver, dat in het glaasje is r fal blyven ilaan. Dat dit nu geiêhiet, om dat de perfinge der lugt op dit vlack BD, datr
buiten die pyp is, een gelyke grootheit daar van met even foo veel kragt* drukt i als de quikfiiver die in de pyp ftaat,dat deel Cl doet,, het welk ja. de pyp regt onder figh is, kan blyken: I. Omdat, als de periïïn^e der iugt op de quikfiiver Β D x buiten depypi
meer» V
|
||||
$*o XVIII. BES CU OU WINGE.
meerder of minder wert, de quikfilver in de pyp of opryft of nederdaalt §
gelyk in de Barometers of iveerglafefty die alleen op defe wyfe gemaakt wét- den , te fien is. II. Kan dit ook daar uit afgenomen werden, dat, inden men water,
loogh, of een andere iware vógr, tot de hoogte WK op het quikfilver BD giet, en door deiTelfs gewigt de perfiïnge daar op vermeerdert; het quikfil- ver in F na proportie hooger fal werden; en lager, als men het water daar uit fuigt door een pyp of fpuit, en foo deflelfs pcrifinge op BD wederom vermindert, III. Is het gefeide volkomen klaar, wanneer men een lange glafe klok
HGL van de lügt-pomp over alles heenenfet, en delugtdieby Ρ of in de- fe klok is, uit defelve in de ledige pomp uitlatende, daar door de perflïnge, welke defe lugt op het quikiilverBDdede, wegneemt: om dat men als dan liet, dat de andere, die den pyp van I tot F ilaat, neder falTakken tot Cl, of ontrent foo laag, als die buiten de pyp in het Glaasje is; en weder tot defelve hoogte F opryfen, wanneer men de lugt weder in de klok laat, die het oppervlak des quikfilvers in BD periTen kan. Hier uit is dan bekent, als het quikfilver dus in de Barometer ^ en in-het
Glaasje, in de open Lugt flil ilaat, dat elk gelyk deel, van het Horizontaal vlak des quikfilvers YX' (het welk onder de opehingh OM vande pyp be- grepen kan werden door te gaan) een gelyke peïifinge verdraagt: om dat an- ders het quikfilver niet in ruftefoude kunnen blyvenj maar het geen fwaar-* der gedrukt wierde na beneden wy kende, de minder gedrukte deelenfoude gedwongen werden opwaarts te gaan: het welk uit de beginfelen der water- wigt en overvloedige ondervindingen bekent is. Weshalven d&n, indien men het deel NQ_gelyk aan OM ftelt, defe beide een gelyké drukkinge verdragen iulleri; en daarom, deWyldedeelen quikfilvers RNQS en COMI van gelyke hoogte fynde, ook van gelykefwaartefyn; indien mendegeïyke neder-perffinge van defe twee kleine delen van de geheele andere (namelyfc des lugts en des quikfilvers te famen) aftrekt, fal ook het deel R S, in de rui- me lugt ilaande, foo veel geperft werderi van de boven hem flaande lugt-· pylaar TRSV; als het deel Cf, dat in de pypis, van het daar bovengaan- de quikfilver ZFCI. Én om te beiluiten; verdraagt elk deel van alle faken, daar de lügt op
ilaat, ibo veel perifinge, als of 'er quikfilver in de hoogte van 2,7, z% of 2# duim bovenftorrde: na de hoogte, op welke ff in de Barometer ge- vonden wert. , Nu het quikfilver κ volgens onfe bevindihge, eiiookdie van andere on-
trent veertien maal foo fwaar,, als even veel water ingrootlieit:enoverfuIx perft1 de lugt foo fterk op yets daarfy opilaat, als of'er 14 maal 27 duim ( om het minile te nemen ) dat is, defe duimen tot voeten brengende, of 'er 31 ± voeten waters boven itonden. §. 10. Om
|
||||
P"an de Lugt. %n
% ïo. Om hier in het afleiden van gevolgen niettemiiTen, datmeerma-
kn in Natuur-kundige onderfoekingen gebeurt; (nadien, wanneer men al een tweede verfchynfel uit een eerit genomen experiment by goede redenee- ringe fchynt afgeleid te hebben, men daar na fomtyds de ervarenheit niec bevint met onfe gedagten over een te komen j dewyl'er in dit tweede dilo wils ook andere oorfaken werkfaam fyn; op welke men in het afleiden niet gedagt hadde; 't geen aan alle, die in defe ^efpiegelingen figh oefFenen, meer als haar dikwils lieF is, voorkomt) hebbe ik eerft een pyp uit blik be- liaan de en 36" voeten langh fynde gebruikt ; doghgefien, hoe wel defelve met veel naarftigheit gemaakt was, dat fy egter niet volkomen lugt-digt figh bevont. Waarom men een pyp van glas van defelve lengte toebereit heeft, om aldus cenÜarometer van water temaken: defe wierd aan een hout vaftgehegt; en dus aan een molen-roede gebonden fynde, regt open neder- waarts, met het onderfte einde,dat met een kurk en blaas geflopt was, in een bak met water geftelt; waar na men doorymand, die by de ladderings van de molen-roede opwaarts klom, defelve van boven vol water heeft la- ten gieten j wagtcnde t'elkens, tot dat de lugt figh boven het water bege- ven hadde:vol fynde is fy ook boven op defelve wyiè met een kurk en nat- te blaas ibrghvuldigh digt gemaakt, en onder, daar iy in het water ftond, open gedaan wefende,iagh men dat het water nederwaarts faktc in de pyp; dogh op de hoogte van ontrent 51 voeten, gelykhet quikfilver, in een £a- romefer, ftaan bleeff; tot dat men boven de' blaas en kurk los makende, en deperfinge van de buiten-lugt daarby latende, al het felve water, dat in de pyp was, geheel en fchielyk in de bak nederviel. ·■ En toont dan dit experiment met der daat,het geen wy te voorén uit de
proportie van de fwaarheit van water en quikfilver by gevolgh afgeleit hadden; namelyk, dat de lugt foo iterk op alles perit, als water doen foude, indien het felve ontrent 3 2, voet hoogh ftondê. Sooymand dit experiment felfs geliefde te doen, en gelyk wy ,"de gelegent-
hcit niet en hadde om van bekwame Glas-blafers gedient te fyn, tot het ma* kenvaneenglafenpyp van 36 voeten langh; kan hy figh met ons bedienen van afgefneden halfen van kleineChymïfche Phiolen, die men tot Amfter- dam voor eenftuiver het ftuk verkoopt. Defe in malkander geftoken fynde, kan men de voegen digt maken met het Emplapum de Minio, Menie in olie van olyven tot de dikte van een pleifter gekooktj en over defelve een natte blaas gelegt fynde, die met een dun bint-garen daarom binden of woe- len, gelyk men het noemt. Dit maakte onfe pyp volkomen lugt-digt voor die tyd, en van foo goet een gebruik of fy geheel van glas geweeit was. „ Het ander dat men hier niet vóór by moet gaan, is, dat met het neder- iakken van het water, ftrax een ontelbare menigte van blaasjes, die door het water na boven gingen, figh vertoonden; welke niet van de buy ten- lugt maar van de lugt die in het water was, voortkwamen; om dat door het ne- S f """ """" der*
|
||||
.■.É;"' . "'"' ■,.'■' '" ': ' :" . ' ' ·■' ''■'■ - ■ ■' ' '■- É' é '
3ii XVIII. BESCHOUWINGE.
derfakken van het water een lugt-ledige plaatfe boven in depypgelaten,eh
by gevolge de perflinge op het water boven weggenomen wierde; en daarom' de lugt die in het water was ligh uitfettende na boven klom j op defelve wy fe , als men in water, dat onder de klok vaa de lugt-pomp ftaat, fiet gebeu- ren; wanneer men de lugt, die het fclve eerft drukte, daar af laat. Die van het, geen wy hier /eggen volkomen overtuigt wil fyn, kan de Ba-
rometers pyp tab. XII, Fig. 4.AOM in plaats van quikfilver, mêt water vullen; en fetten die in het glaasje tot  D pojc met water gevult: dan de lugt uit de klok HG Ldoor de lugt-pomp eenmaal uitlatende, fal hy het water fien nederfakken van Á na F en lager j dogh ondertuiTchen een telbare menigte van lugt bprreltjes door het water opgaan, om de boven gefeide reden. En dat dit waarlyk lugt is,en geen beweginge van het water felfs, falblyken: Eerfl&h hy de lugt weder in de klok laat,om dat defe lugt boven by AF Haan blyvende beletten fal,dat hel; water door de lugtby Ñ niet hooger in dq pyp als tot F kan opgeperil werden.7>/z anderen^om dat als men de lugt in de klok by Ñ fynde verder uit laat,de lugt in 0 figh uitfettende het water verre benede Ciof BD fal nederdrukken .-alwaar het,door fynfwaartealleenlykdaalende,foude hébben moeten blyven.Ten derden ,fal men ook tot bewys van dit gefeide iien,als men de klok Ç G J^ wegh nemende, een kool vyer by dé lugt 'm Á F hout ·, dat defelve figh door de warmte uitbreidende het water in Æ F nederwaarts drukt 5 het welke, de lugt in Á F koud weidende, ook weder opwaarts ryih Ik vmde 'defe byfonderheden by defe experimenten aangetekentj om te
toonen, dat het niet mogely k is van water een duurende Barometer te maken j die anders veel voordeden boven die van quikfilver hebben fqude. Indien men in plaats van water loogh nam (met welke, fchoon fesjarenindeopen lugt geftaan hebbende, figh noit eenige lugt mengt, immers foo veel men in een lugt-ledige klok vernemen Jconde) foude dit miflehien een Barometer van goed gebruik kunnen geven: en foo*ik vermoede beter als felfs van water * daar dpor koken de lugt uitgedreven is, om dat met der tyd de lugt weder jiigh in dit water mengt. Ik hope, dat defe ldeine uitbreiding? van dit alles voor onervarene, die de
regte eigenfehappen van Barometers niet verftaa,n welke nogtans nu feer ge- meen fyn, niet onaangenaam fal we/en * te meer, om dat het vporgefcide (na- melykdat de kragt, waar-mede de lugt op alles perft, gelyk is aan die het water ontrent 3 æ voeten hoog fende daar op foude doen) daar door in al- le fyne omftandigheden getoont wert; en alfoo yder, die defelve figh voor- itelt, kan doen denken op de geduete geweiden , die felfs als hy niets ert voelt, op hem en rontonirhcm werkfaam fyn. . §. n. Om dan deongeloofFelykheit van de grootheit defer kragt te doen
fien5 die op onfe lichamen door de lugt geoeiFent wertj laat ons onder*
itellen, (dewyl dit na de uiterfte netheit af temeten, te veel moeite ver-
ejifchenfoude) dat een man fes voeten hoogh fynde, van onder tot boven
(meer-
|
||||
Fm de Lugt. $2,3
(meerder en minder breedte dóór malkander gereekent) eenen voet breet is \
foo dat de vlakte van het lichaam fóo voor als agter, èlk fês voeten beflaat j de rontheit van de fydênj öf defe rekenirigh te ruim üiogte fchynen, daar onder getelt fyride. , Nu door het vóórgaande (leunt op elke brèêdtê van een voet foo veel ge-
wigts, als of het water ten rainften 30 voeten daar boven ftönde; (wy nemen hier 30 en geen 32. voeten,om dat de liigt óp verfcheiden tydenver- fcheidentlyk fwaar is en perft, en het minile alhier het kragtigitebewys geeft.) En elke lichamelyke of Cubifche voet water weegt ontrent <5 3 pont, ge-
lyk wy by onderföeldnge bevonden hebben; andere vinden eeri vöét water een weinigh fwaarder; 't geen uit veel oorfakeh, als uit de vërfcheidenheit der Wateren, Sayfoenen, en de meer of minder lugt onder hèt Water ge- mengt, dat deiTelfs fwaarte verandert, kan voortkomen. Nu.., als ftrax ge- feit is, de minile fwaarheit bewyft alhier ook het kragtigfte. Dit dan geftelt fynde, hoewel defe perfinge op ons lichaam meeft van
ter fyden gefchiet, en eer een dwarfe (buiten die op het hooft) als regt neergaande perfinge is; weten egter de Hydroflatki, dat om de hoogheit der lugt, en de kleinhêit van een voet ten opfigt van defelve, defe dwarfe periïmge van de perpendiculare of regt neergaande génoegiaam niét vér** fcheelt; en die geen Mathematicus is, kan ook fulks ondervinden ; om dat,' als hy eerft ilaande, daar na op de aarde Horizontaal gaat ncderleggen, en de lugt regtftandigh óp fyn lichaam perft, hy geen het minfte öhderfcheit van defe per ffinge gevoelen fal. Waar uit dan volgt, dat op elke vlakte van een voet van ons lichaam altyt ffcaat 50 maal o" 3, dat is i8^opont j enöverfulks op fes voeten, die wy het lichaam ftelleh breed te fyn, 6maal t8po,datis 11340 pont; waar niede ons lichaam,alleen voor of agter, gedrukt werd, foo dat, als men de kragt van de perflinge neemt, die het voor en agter te ge- lyk draagt i defelve het dubbelt van 11340, dat is zióSo ponden bedragen fal. Om geen misflagh te begaan, laat ons dit op het getal van 2,0000 pon- den nemen; dat fekerlyk niet te veel is. §. 11. Soude nu ymand, indien hem dit niet als een ontegenfprekelyke
waarheit by de klaarile ondervindingen bewefen konde werden, oit wel heb- ben kunnen geloven? dat als hy meent ilil te liaan én niets gewaar wert, hy van voren en van agtereft op elke plaats met een gewigt van niet minder als iQooö ponden te famen gedrukt wert: en dat dit foo verlchrikkelyk ge- welt: door geen ander middel belet wert te verbryfelen, als omdat'er fóo net een tegenwigt in die gedugte kragten geobferveert wert; dat juift foo veele de eene tot ons nadeel werken foude, een andere met even foo veel kragt de uitwerkfelen van de eerlle tot ons voordeel weder Haat, Pat nu dit foo verbaaftmakende gewelt meer als magtigh genoegh fou-
de fyn, om ons lichaam ftraks te pletteren te flaan, kan niemant intwyffêl Sfz. trek-
|
||||
5*4 XVIiI· BESGHOUWINGE.
trekken) dewyl, indien de eene kragt van ioqoo ponden van agteren op-
hielt ooi aan de andere tegenftant te bieden, ons lichaam het felve foude lydenjais of een gewigt van ioooo pont van voren het felve niet alken iagt enlanghfaam drukte, dat genoegh foude fyn om aan ymand het leven te be- nemen i maar of fop groot een gevaarte van foo veel duifenden van ponden, tegen ons lichaam met een groote fnelheit aange worpen wierde: dewyl de liitfettende kragt der lugt, als die van fyn tegenftant niet wederhouden werr, met fchrikkelyker en veerdiger kragt, als men denken foude, fyneperffin- gen uitvoert. Vermits nu yder een kragt, die hem alle oogenblikken voor het aldernaarfte verderff bewaart, in defen erkennen moet j en defelve na re- gels van een verwonderlyke wysheit werkt j kan hy dit ook anders als aan een wy fen Beftierder toefchryven ? en indien het van geen onverftandige oor- faken af te leiden is, overwege een Atheiftby figh ielfs, wat hem vanibo Wys en Magtigh een Wefen voor foo veel loocheningen enlailerentewag- ten ftaat. §. 13. Hoe wonderly k het gefeide nu ook aan ymand magh voorkomen, weten
egter alle die lugtpompen handelen, dat dit een waarheit is. Want indien men in een ront kopere bekertje Tab. XII. Fig. f. dat in CD open, een vlak glas AB, het welk in deifelfs bovenfteopeningh paft, op het randje al- daar gemaakt fynde nederlegtj en (om den toegangh van de buiten lugt N", tot die in Ê in het bekertje is, te beletten) de opening, die tuflehen het glas Á Â en den omtrek van het bekertjen is, met een mengfel van fchapen- ongel en wafch toeftrykt. j en dit gefamentlyk op de kopere plaat Hl van de lugt-pomp en fyn leeder nederfetj fal het glas AB (gelyk alle andere die in de lugt fyn) tuifchen de gelyke perifingen van de wederfydfelugtenby Í en Ê geheel onbewogen blyven, als bekent genoegh is. Dat dit nu enkel om dit juifte tegenwigt van defebeide lugten gefchiet,
waar door de lugt by Ê het glas met even foo veel kragt opwaarts drukt, als het felve van die by Í nederwaarts geperftwert, fal daar uit konnenbly- ken$ om dat (wanneer men aan de eene fydé defe kragt van de lugt by K, met eenige lugt door de pomp daar uit te laten, maar een weinigh vermin- dert, ook fonder die geheel wegh te nemen) men fïen fal, dat de pylaar E ABF van de buiten-lugt by Í aan de andere fyde periTende, dit glas Á Â niet alleen fal doen berften en fcheuren j maar met een geluit, als van een fchiet-geweer, het felve geheel te morfelen (laan j om het welke op die wy- fe te doen, al een feer groote kragt en fnelheit van een hamer foude ver- cift wordeq. §. 14. Defelve kragt der lugt blykt ook, als men Tab.XII,Fig.6. uit de
bol van glas ÁÂ,ß'ïï verre men kan, de lugt door de pomp uitgelaten heeft- en daar na defelve, de kraan E toegedaan fynde, daar af neemt, en in een kom met water L F G Ì met fyn onderfte openingh D nederfet. Indien men dan de kraan E weder onder het water opendoet, foo dat door de buis DB ' . het |
||||
il Fan de Lugt. 51 j*
het felve in de bol kan komen} fal men met het openen der kraan E aan-
ftonds fonder uitfïel iien, dat de lugt by Ç en Ê, óp het water LM dat buiten de pyp DB is, perflende fyn kragt vertoont ·, en het felve met fooda- nigh een gewelt en fnelheit als een fontein, in de ledige bol doetfpringens foo dat het ymand die fulx noit gefien heeft, dikwils niet fonder ontfettingc voorkomen moer. ; Dat nu de oorfaak hier van is, om dat de lugt uit de bol Á Â weggeno-
menfynde, met een ook die tegenkragt weggenomen is 5 die anders, als de bol vol lugt is, het water (dat door de pyp DB, om de perffinge der buir ten-lugt by Ç en K, opgedreven wert) met gelyke kragt wederhout en tegenftaat, is daar uit blykelyk: om dat, als men de lugt in debollaar,en alles als voren doet, bekent is, dat geen de minfte beweginge in het water befpeurt weit; het welke nu in de pyp D Â tuiTchen de twee tegen malkan- der werkende perffingen van de lugten buiten en binnen den bol met gely- ke kragt op en.neder gedrukt fynde, by gevolge fonder iienlykeroeringeen, foo veel het fchynt, in ilike blyft. §. if. Ik late nu aan een yder, die van dit gevreesde lugt-gewek een reght
begrip gekregen heeft} of in plaatfe van te denken, dat alle faken, die hy niet fiet bewegen, rontom hem in ruile iyn, hy niet overtuigt moet weien, dat hy t'allen tyden van foo gedugte kragten, die op hem en alles werken, om- ringt is; en indien de wysheit des Regeerders defelve niet en belette door andere tegen-kragten haar gewelt op hem te oefFenen, de helft daar van mag- tigh foude fyn om al wat leeft te vermorfelen; en by gevolge of hy kan denken, dat het alleen by geval en fonder eenige Wysheit gefchiet, dat hy midden, m defelve wandelende voor derfelvei' doodelyke uitwerkfelen be- daart wert; te meers als hy ecnighfints de verwonderlyke wyfe daar van fiet. I. Waar door een weinigh en naulyks noemens waardigh gedeelte der
lugt aan een onnoemelyk grooter en meerder meenigte een gelyk-kragtigen tegenitand biedt, en defelve belet veel van het geen onder hem is, geheel te verpletteren. u,; :.' * IL JWaar door dit weinige, behalven defen tegenflant,ook felfseen gely-
ke werkinge heeft en een gelyke kragt van perffinge doet, met al de lugt, die tot de wolken toe en hoger iïgh uitftrekt. En gelyk nu het eerfle verhindert, dat niet alles vernielt wert; foo dient
het tweede aan de menfehen, om van de kragt der geheele lugt haar gebruik te kunnen maken; fchoon fy niet meer als van een weinigh deifelfs figh kunnen bedienen. \§. 16. Van het eerfle fiet men een voorbeelt Tab, XILFig.f. alwaar een
glas^ Á Â lugt-digt geplaatft is op een bekertje Á Â C D} het geen op de kope- re plaat en fyn ^natgemaakte leer Hl nederltaande,daar door,of op een an- dere wyfe foo men wil, onder digt gemaakt is: foo dat de weinige lugt by Sf 3 Ê
|
||||
10 XV/II. BES-G HO UWINGE.
Κ rontom in het felve befloten blyvende^ aan de lugt E ABF,(dieandè>4
gelyfc boven getoontis, het glas vërbryfelt* én figh van boven de wölkéfj tot beneden toe uitftfekkendé, duifenden van malen die by Κ in het beker- tje is, in gröottrèit en fwaarheit te boven gaat.) foo gélyk en foo volmaakt een tegenftant doet $ dat een glas als AÏÏ, hoe dun en teder het wefen magh * daar door niet de minfte fchade lydt. § 17» Het ahdm, w^ar door men fiet, dat een kïe«i befloöten gedeelte
der lugt ook (boven den gefeiden tegenftant) een gelyke kragt en perifingè maakt met de ganfche buitèrt-lugt, kan eerft afgenomen werden uitatïï'ab, XII Fig. 4. alwaar in de Barometer AI met fyn glaasje BX ίή dé open lugt ftaande, het quikfilver door defelve tot de hoogte FI opgehouden Wert. En wanneer nu de glafen'-kiök HGL; over alles heen géfet wert j en geen lugt, als die in defe klok is4 eenige kragtophet<juikiilverinBDkandoenj iiet men egtcr i dat die in de pyp defelve hoogte vanFï bebout. Soo dat hier uit ontegenfprekelyk is, dat deiè lugt in de Itlök, hoe weioigh die is, óp het quikfilver Β D defelfde of liever eert even groote perifingè maakt als te voren de ganfche lugt buiten de klok fynde gedaan hadde. Maar oogenfchynelyker wert dit fab.XIIFig. 7. getoont, als men in eeil
glaasje GKPQ. een langen pyp FÖ (gèlyk die vaneeni?^r0/^/i?r,4oghaan beide de einden open fynde) door het dekfel GK in Γ vaftftelt, en hetfel- V6 rontom digt maakt, ίη dit glaasje giet men door hét gaatje byN, dat eer il met een fchroefje geflopt was, eenigh quikfilver, foo dat die in Β Dvry wat hoger, als het einde des pyps O ftaatj blyvende de reft van het glaasje BDK met lugt gevult.Daar na door het fchroefje by Ν defe openingh weder gefloten fynde, fet men alles onder de klok HS L j en de lugt Vy uit defelve gelaten hebbende, fal men fien, dat de weinigh befloten lugtilj GBDK fyn tegenftant verliefendeeh door fyn uitfettende Jiragt op Β D peri* fende, het quikfilver in de pyp tót de hoogte van F fal doen opryfen; on- trent defelve fynde met die, op welke het quikfilver in ten Barometer Ham blyft, als fret door de perifingè van de gehele lugt opgehouden wert. §. 18. Het eerile nu (of den tegenftant, die een klein gedeelte lugt te*
gen een veel grooter quarttiteit doen kan) is aan alle andere vogten gemeen volgens de wonderlyke wetten van de Waterwigt,aanwelkede;fwaarheitvan alle vloeibare ftoffen in hare werkingegehoorfaamt. Ook fiet men, dat alle ge- perfte vogten of teéruggeperiren, alsiy Elafticqfyn -f ofanderfints tegenftant doen, als een vaft lichaam} gelyk men door de toegeftopte fpuit oflugt- pomp, daar lugt of water in is, bevinden kan. Dit laatfte uiiwerkfelegter fchynt meer aan des lugts verende kragt, dan aan deijelfs fwaarheit toe te fchry* jven te fyn. Het geen daar uit blykèlyk is, om dat de fwaarheit der befloten lugt in G Β D Κ naulyks eenige proportie heeft tot die van het quikfilver in de * pyp FI} en ten anderen, om dat, al* mért defe plaatfq GBDK, daar de Jügt in is, met een veeï fwaarder itoife, of met quiliiïlver felfs opvult, .;, : dat |
||||
Fan de Lugt. 22/7
dat het quikfilver in de pyp, (fchoon men de lugt uit de klok weghneemt;
boven I niet opryfen fal. §, ip. Om nu verder eenigfints een klaar begrip te maken & op welke wy-
fe de fwaarheit der lugt, en de uitfettende kragt deiTelfs met malkander defe hare werkinge uitvoeren; kan men figh verbeelden9 dat ×Ö- XII Fig.'S: een pylaar lugt AH van boven tot; beneden beftaat uit eengroot getal lugt- deelen, als A> B, C, D, E, F, G* Ñ ,&c. die elk een fekere fwaarheit heb- ben, en daar door, die beneden haar fyn, periTen. Ook dat in elk van defe (van welke figure fy ook fyn mogen) een veerige
of elafticque kragt is; waar door fy,als ftale' veeren, te famen gebogen fyn- de, figh met defelve kragt weder tragten uit te breiden ; waar mede fy ge- bogen werden 5 wanneer fy dus gebogen fynde ffcil fyn. Hier uit volgt j dat de onderfte G en Ñ ^c. de fwaarheit, van alle de bo-
venftaandedragende, meer gebogen werden , als die hoger iyn, en die min- der fwaarte diagen by Á Â C ; waarom de onderfteP G, met ilerker kragt drin- gende om figh te herilellen, het lichaam IK, waaropfy (leunen, in Ç met meerder kragt periTen, als·die boven het lichaam NO itaan, het felve NQdoen. Eji tot foo verre draagt het punt Ç niet meerder, als de fwaarheit van al
de lugt-deelen Á Â CD E F G Ñ §cc. die op malkander itaan* fonder dat haare veerige kraght eenige voorname vemnderingh hier in geeft. Maar foo men verder gaat, en een ander vaft lichaam L Ì tuflehen deiê
lugt-deelen ilelt, fnydende daar door alle, die in Ñ en G fyn, van defe pylaar af: en ook de plaatfe LI KM door vaftelichaamenrontom bepaalt, foo dat de lugt*deelcn Ñ en G volkomen van de andere afgefcheiden fyn, en defe met die geen gemeenfehap kunnen hebben. Indien nuCgelykinhetwater, dat niet of weinigh elafticq is) de deelen ï? en Q alleen door hare fwaarheit op het lichaam ÉÊ in Ç hare périHnge deden; foude het felve lichaam É Ê nu foo veel minder geperft werden, als eer dat het lichaam L Ì boven G gebragt was; dewyl IK nu alleen de fwaarte van Pen Q draagt; daar het te voren die van alle de lugt deelen, welke den ganfehen pylaar AP uit ma- ken gedragen hadde.; Æ';".;. ; ; , .,.. ?; ;": Maaj: in tegendeel ftellende, dat de deelen Á, Â, C, Ñ, Å, F, G, Ñ, gelyk
de lugt, alle een veerige kragt, hebben;, en figh.na projjortje van dat fy door de fwaarte der bovenfte gedrukt werden, weder tragten uit tefetten-, fal het lichaam 1 K. met de felve perffinge gedrukt worden door defe twee f>. er* G, als te voren door alle de lugt-deelen van Á tot Ñ te famen. Want nadien de afgefneden lugt-deelen Ñ en G door de tegentot van het vait. li- chaam LM in defelve buiginge.gehouden werden, die fy 4oor de fwaarte van de bovenllaande A, B,C, D,E,F, verkregen hadden; blyft haar uit- fettende kragt defelve, en by gevolge de perffinge, die fy in Ç op het li- chaam IK doen, bok even groot. ' ' En
|
|||||
/
|
|||||
Ui XVIII. Â E SC HO U W É Í G E.
En dus fiet men, dat de fwaarheit derboven malkander ftaande lugt dee-
len van Á tot Ñ de onderfte Ñ G perftj en defelve buigende, de veerige kragt in haar aanfet en fterkermaakt ; foo dat, hoeweinighfy ookfyn mo- gen, als fy maar door een tegenftant van een vaft lichaam IL Ì Ê belet werden iïgh na elders uit te breiden, defe weinige afgefnedene en beflotene P.G het lichaam IK daar fy op werken, foo kragtigh drukken, als of de geheele lugt-pylaar Á Ñ daar boven ftonde. Dat nu dit laatfte in de afgefneden deelen van de lugt plaats heeft, is
ftraks §. 17. uit de werkingen van de ingeiloten lugt in de plaats GBDK getoont. · ' ; - ' §.20. Het ftrax gefcide, dat namelyk de onderfte lugt-delen Ñ en G door
meerder fwaarheit boven haar ftaande geperft fynde, ook meer in een ge- drukt moeten werden als DE, die door een minder hoogte van lugt Á C, en by gevolgh door minder fwaarheit geperft werden j kan onder anderen ookuit dit ligte experiment afgenomen werden;wanneer men Tab. XIILFig. 1. een pyp van een barometer FI open fynde by I, en digt bjrF, met quikfil- ver foo verre vult, dat nogh een weinigh lugt boven defelve blyft ftaan. Daar na ftopt men de openingh I met de vinger by H, en keert fchielyk
den pyp het onderfte boven; foo dat de vinger, die eerft boven was,nu, als in de figure, beneden is. Dit gedaan fynde, fal men ücn, dat de lugt, die in de pyp gelaten was, door het omkeeren deftelfs de ganfche perffinge van de geheele hoogte des quikfilvers nu dragende, ftraks daar door tot een veel kleinder grootheit in een geperft wert als in Ij en dat fy door het quikfilver van I na F opwaarts lopende ,geduurigh grooter en grooter plaatfe beflaan fal5 om dat het bovenftaande quikfilver in hoogte boven defelvegcdurigh mindert; en daarom ook defe lught-blaas, hoé hoger fy komt, met min- der fwaarheit geperft wort. Het geen de reden is, waarom men defelve by Á grooter als in 1, in  grooter als in A, in C grooter als in  , en foo voorder fal· fien werden s tot dat fy boven in F gekomen fynde, niet meer geperft wert, en figh in de meefte grootheit uitfet en vertoont. Het felve, dogh met wat minder verfchil van grootheit, kan men ook
fien, als men de pyp in plaatfe van quikfilver met wafer vult. Waar uit dan het voorfeide befloten kan werden, dat een meerder fwaar-
heit dragende lugt ook meer in een gedrongen wert. §. 21. Dat nu ook de lilgt, meerin een gedrongen fynde, ook meer kragt
doet om figh uit te fetten, en op alle omftaande lichamen met meerder ge- welt perft-, behalven dat fulks uit de wint-roers blykti, en ook uit de Ta- fel-fonteintjes vrnHero Jkxandrinus', kan met een feer ligte ondervindinge feer klaar getoont werden Tab. XIII. Fig: 2,. Men neemt een fpüit S D (die men in Anatomifche oeffeningengebruikt,
fyn om de nauwheit van de pypjes hier feer bekwaam toe) en den ftamper S C half weeën in defelve tot C gebragt hebbende, foo dat het deel Á Â vol lugt
|
||||
* *
|
||||||
Fan de Lugt. 'Mi J ^ip
lugt blyft, doet men het einde D in water te fteken, eenigh water daarin
komen,den ftamper tot FG daarom te rugge trekkende: dan een pypje tDE, dat in E een nauwe openingh heeft, daar aan gefchroeft hebbende; wanneer men de fpuit Horizontaal ïegt, foo dathet water Á de openingh G bedekt, en de lugt  daarboven ftaat^fal men geen de minftebeweginge ge- waar werden j maar wanneer men op eenmaal fchielyk den ftamper vanFG weder tot in C voortftoot, foo dat het water uit E fpringt g en de lugt in  daar door meer in een gedrongen wert 5 fchoon men na defen fchielyken ftoot des ftampers ftrax ophout: fal men bevinden, dat de lugt in  meer fa- men gedrukt fynde, ook met meer kragt figh uitfet,en het water Á perftj foo dat de ftraal water E Ê daar door een feer langen tyt voortgaat uit E te fpringen j ook als de ftamper in C ganfch ftillelegt en geen^erffinge doet, Waar uit het boven gefeide af te nemen is. §. 2.Z. Indien nu ymand de vooren getoonde wetten en de foo wondcrly-
ke balanceringe van die gedugte kragt der lugt door een foo klein gedeelte derfelver,met een ernftige overwcginge befchouwt * kandienogh oordeelen dat dat alles by geval toegekomen en fonder eenige wysheit en ooghmerk des Makers dus geworden is, als het is? Sonder dek wet, en indien de weinigh lugt 5 die in een kamer is, niet en kon-
de een genoegfame tegen-kragt maken tegen de groote zee van de buiten- lugt, hoe was het mogclyk, dat alle onfe glafe venfters,gelyk het glas daar * te voren §.15. van gefproken is, niet aanftonds vergruift wierden? Nadien volgens de voorgaande rekeningh §. n. op elke vierkante voet der felver meer als 1800 ponden gewigts gedurigh aandringen. Sonder defelfde wet, hoe bleef'er een Leger-tent j een Boeren huis ofHerders hutte, ja felfs veele groote gebouwen ftaande? nadien fy in haar grootheit en omtrek aangemerkt lynde als een vertrek, hetwelk maar 1 o voeten langh, en foo veel brect en hoog was, gelyk een dobbelfteen, de vier opftaande fyden en de folder elk 100 voeten breed fynde, ook elk met 18.9000 ponden geperft, en by gevolge het ganfche vertrek met vyfmaal foo veel op alle fyn vyf fyden, daar de lugt op- ftaat, dat is met een gewigt van p4poo ponden fouden te famen gedrukt werden. Daar in de 1000 voeten ruimte die het bevat, de ganfche lugt die daar in is en defe druk king tegenftaat, niet meer wegen foude als 6 3 pont j ftellende met vele Önderfoekei s,dat een voet water 6*3 pont weegt,eniooo maal fwaarder ^als een voet lugt. Sonder defe wet, hoe is het tebegrypen,dat wy,die gedurigh een periïïngh rontom ons van meerlals 20000 ponden verdragen,niet voor langh verplettert fyn 5 vermits een derdendeel daar toe magtigh genoegh was. En mdicn onfe borft door de rontheit van fyne ribben en krakebeenen al eenige tegenftant doetj hoe komt het, dat onfe buik en lendenen door dat gewelt niet plat tegen malkanderen aangedrukt werden j als om dat'er eenige wei- nige lugt en uitfettende delen in bevat fyn, die in haar kleinheit egter die .viecirclyke drukkingh kunnen in tegcivkiagt evenaren. Door welkeinge- Tt floten
|
||||||
«
|
||||||
||φ XVHr. Β Ε S C Η ÖUWING Ε.
floten lugt men fiet, dat dieren, die in een lugt-lèdigé klèk leggen,op-
fwellen en dikker werden > als defelve fyn tegenwigt van buiten verloren heb- bende figh uitfet. Dit vinde ik onder myn aantekeningen in een muis en, jonge kat en andere figtbaar gefchiet te fyn. Daar nu fonder dit foo wonderlyk tegen~wigt,waar door een klein gedeel*
te lugt, aan die van den Aartkloot figh tot of boven de wolken uitftrekt, een gelyke tegenftant bied, geen huis bewoonbaar, geen dier in het leven bly- ven, maar alles in de grootfte ver warringe onder malkander, door die gewel- dige drukkinge, verbryfelt en verplettert foude werden:. Kan ymand het denken by geval en fonder ooghmerk dés Makers gefchiet te fyn, dat door foo verbaaftmakend een balancement van defc groote kragten'daar in voorfien is 5 en de lugt en vogten aan gewigts-wetten gebonden fyn? die foo verfcheiden fyn van die in de vafte lichamen waargenomen wer- den: en daar defe alleen na proportie van hare fwaarheit drukken: dat* in de vloeybare lichamen en de lugt, gelyk te voren getoont is,eengedeelt- te van 65 ponden fwaar een perffinge van meer als 180000 ponden van bo- ven, en rontom van ontrent pooooo ponden beletten kan fyn geweituitte voeren. Ellendige Philofophen ï die figh alle oogenblikkeni foo langh haar
leven duurt, onder foo afgryflelyke kragten, voor der felver verfchrikkelyke uitwerkfelen en de aldernaarile dood , die men figh verbeelden kan, door een geheele verpletteringe te moeten ondergaan, op foo wonderlyk een wy- fe bewaart bevinden ·, en egter om hier in niet gedwongen te fyn des Heerly- ken Makers Wysheit, Magt enGoedheit te danken, liever dit alles aan een enkel geval, dat fonder eenige reden of wetten werkt, of aanfigh anderfints onbewufte oorfaken kunnen toefchryven. Indien in een kamer als de vori- ge van tien voeten langh en breet de folder van loot of fware fteenen gemaakt en 180000 ponden fwaar wasj die van alles los gemaakt fynde,alleen door een enkel tegen-wigt konde opgehouden en belet werden tot de vloer van defe kamer neder te vallen, en alles, wat daar tuflchën was te vermorfe- len: en ingevalle men als dan aan een van defe Philofophen een gewigt van (J? pond ter band ilelde, om daar mede alleen dit groote gevaarte fonder eenige Mechanifche inftrumenten (immers die by nageene vafti<*heitinhare ilofFe hadden) te balanceren, wanneer hy gedwongen was in defe kamer te gaanj foude hy figh yet anders als de alderellendigfte verplettenngh en dood door het nederkoomen van .defe gruwfame fwaarheit der folderineh kunnen voor oogen Hellen? en indien ymand eenige wyfe en middel uit- yondt, waar door hy den val van dit dreigende en verfchrikkelyk gewigt al- leen door defe 65 ponden, fonder andere werk-tuigen konde voorkomen, en deflèlfs foo groote fwaarheit veiligh evenaren j ingevalle hy niet van alle edelmoedigheit ontbloot was, foude dit hem niet verpligten, om hoewel hy de wyfe, op welke dit gefchiede, niet euveritonde, des Uitvinders wys- heit |
||||||
i
|
||||||
•
|
||||||
Fan 4e Lugt y$*
heit boven de fyne te verheffen? en foo de wyfe hem bekent, dogh iyne
magt te klein was om fulks tot fyne behoudeniffe in het werk te ftellen j fou- de hy figh niet verbonden oordeelen, om de goetheit en magt van defenfy- nenBewaarder dankelyk te erkennen? en kan hy dan nu in defelve omftan- digheden geruft en fonder gedagten op dit alles te maken daar henen leven? kan hy de vervaarlyke grootheit van defe kragten wetende (welke hem omringen, en die, als het tegenwigt ophielde behoorlyk te werker, aan hem het felve gevaar en even ioo onmyndelyk een ondergangh dreigen, als of hy den val van dien fwaren folder moeit afwagten) egter nogh voortgaan met, fchoon hy foo wonderlyk bewaart wert, nogh lafterlyk te feggen, dat hy niet bewaart wert ? te meer nadien, foo hy de Barometers veritaat, defelve hem leeren, dat defe perflende geweiden en ook haar tegenwig- ten, fonder dat hy of eenigh menfche dat voor kan komen, dagelyks door aan hem foo niet onbekende, immers onbelettelyke oorfaken, vermeerderen en verminderen } foo dat hier op vafte en altyd den fel ven loop houdende na- tuur-wetten geen uitvlugt te maken is. Èn om niet meer te feggen. Daar hy, foo hy op het volgende fal gelie-
ven te letten* fal moeten toeftaanj dat defe fwaarheit en veerige kragt der lugt, tot behoudt en gemak van menfehen, van beeften, van viiTchen, van planten, foo volftrekt nodigh is, dat fonder defelve al wat leeft, op den Aardkloot ftraks iterven foude: en defe perflïnge der lugt onder alle defp voordeden, die fy aan alles doet, ook dit groote nadeel in figh bevat,dar, fy alles door haar ontegenftandelyke kragt vernielen, en alles wat fy gmringc verpletterende, den ganfehen Aardkloot ,en wat daar op is, inde uiterile, confufie brengen foude. Kan hy nogh denken, dat by geval en fonder wys- ■heit een middel is voortgekomen j het welke aan alles toelaat de weldaden van de lugt te genieten, en egter het felve voor de fchadelyke werkingen deflelfsfoo feer behoedt} dat die groote drukkinge en drang van foo vreeilè- lyke ge wigten alleen door de Wyfe, waar op dit middel werkt, ook aan dete- clerite menfehen geheel onmerkelyk en ongevoeligh bly ft? Wat fal men an- ders van de begrippen, die defe menfehen van alles maken, kunnen feggen, als dat fy dereaelykheitfelfsen^^ heit feer te beklagen fyn? Kan nu noghmaal al het geneVan defe fwaarheit en veerende kragt der lugt,
van haar verfchrikkelyk gevyelt 5 en foo wonder een tegenwigt, dat fe be- letalles over hoop te werpen, eenongelukkighTwyrrelaar niet overreden, van dat 'er een Godt is, die dit alles met wysheit gemaakt heeft Plaat hy met ons verdergaan, en in opregtigheit antwoorden ·, of, als hy fyne gedagten daar op met ernft laat gaan, hy nogh niet overtuiginge vanfyngemóetkan fpreken i wanneer hy ons fegt, dat het hem voorkomt by geval en tonder eenige beftierende wysheit by gekomen te fyn, dat foo grooten Oceaan van lugt figh rontoniden geheelen Aartkloot geplaatfl: heeft: welke , indien Tt ζ men
|
||||
3$ 2, XVIII. BES G Η OÜWING E.
men oordeelt na het gene aan de verftandigfte op het mee|l waarfcnynfyic
is, tot eenige mylen hoogh iigh uitilrektj en fonder welke alles Watadem haalt ftraks den geeft foudc geven. En wie leert de ondervindinge niet, hoefeer alle menfehen en dieren af hankelyk van defelve fyn?die,fchoon fy haar {kap en voedfel voor eenige dagen kunnen miffèn, egter maareen wei- nigh tyds van de lugt berooft fynde aanftonds ftervcn. En is defe nootfa- kelykheit der lugt voor haar in fonderheit ook daar uit blykelykj dat fy den ganichen tyd van haar leven het in en uitademen defer lugt tot een gedurige befigheit hebben> foo defe beide ook felfs in den fïaap , die haar van al- len arbeit anderiints rulle geeft, ook rufteloos moeten voortgaan, indien fy leven fullen/ Is het te denken, felfs van den alderftoutften Epicurift j dat by toeval foo
nootfakelyk een itoiFe rontom den Aardkloot, daarmenfchen en beeilenop- leven, gegroeitis? fonder welke alle de Konft, Wysheit, Magt en Goed- heit, die in hec formceren van defelve befteet is, van het minfte gebruik niet foude fyn, en defe heerlyke Schepfelcn geen een eenigh uur haar eerfte- geboorte foqden kunnen overleven. En feJfs, al kwamen fy ook volgens de onbewyfTelyke (of liever befpottelyke) gedagten van Epicurumit de aarde, gelyk de paddciloelen, voort, moet hy en alle die hem volgen tenminfeert- toeftaanj dat fy fonder lugt ftraks weder tot defelve keeren fouden, en de wereld iigh altyd fonder een eenighrnenfeh, dieeeneenigendaghoudt was, foude bevonden hebben. Is hier geen wyfen Scheppers hand in werkfaam geweeil, diedefelugr/
om menfehen en dieren te onderhouden gemaakt heeft ?waaar toe is haar lic- haam met foodanige werktuigen vooriien, die alleen en nergens anders tpe dienen, als om aan haar het gebruik van defe lugt te doen genieten? En dm hier niet weder alles by te brengen 't- geen by het ademhalen der Dieren te Voren gefegt is5 waar toe hebben fy longen, als om de lugt daar in teont- fangen? waarom leggen die in die plaatsen om Handigheden, dat hetgan- fche bloed des iichaams daar foo dik wils doorgaan kan, opdathetal'eenaan de werfeinge der lugt foude kunnen deelagtigh werden ? waar toe het middel- rift, de ribben en krakebeenen der borft alfoo gemaakt, dat haar voornaam fte,„ foo niet de eenige dien il daarinbeflaat,omcJefelugtinenuitdelongetedoen komen? waar toe, om niet meer tefeggen, dien konftigen toeftel, dewel- ke, om niet ligt in dit nodige werk belet te werden, ontrent loofpieren tot een eenige in en uitademinge kan doen werkfaam wefen ? waarom fyn de meefte werk-tuigen, die daar toe nodigh fyn, al in een kint voor fyn ge- boorte geformeert, wanneer nogh geen het minfte gebruik van defelve is-, foo het defe reden niet en heeft, op dat dit kind in de lught komende ngh ftraks daar van, om fyn leven te onderhouden, foude kunnen bedienen? En indien defe Philofophen met overtuiginge van haarconfeientien kunnen vaft ftellen, dat de lugt in de inftrumenten van onfe adcmhalinge 5 elk by ge- |
|||||
f
|
|||||
Fan de Lugt. ,?3?
val Cbnd'er eenigh ooghmerk of wysheit haar wefen gekregen heEbenj hóe is
net dan mogely k, als fy een konftigh flot van een y fere geld-kift Gen, met de fteutel, die daar toe paft en het felve kan openen, dat geen van haar fooda- nige gedagten daar van foudë kunnen nemen·, immers foo fy voor redelyk wilden gehouden fyn, de felve voor geen verftandige Ooren fouden der- ven uitten. §.i$. Is de lugt by geval voortgekomen*, is fy by geval met een vecrige
en uitfettende kragt begaaft·, foo is het ook by geval, dat'er een eenigh kind is, dat een droppel fogh tot fyn voedfel uitfynMoedersborftenfuigen kan. Want indien de lugt door defe kragt de borften niet rontom perfte,en de melk daar uit dede fpringen·, wanneer het kind, als door een natuurlyke lugt-pomp,, een lugt-ledige plaats in fyn mond voor de openingen der. tepels maakt; foude het minfte daar uit niet Voortkomenden de meefte kiriddten en fuigende dieren van haar befte en aangenaamfte voedfel berooft fyn. Kan nu ymandt denken, dat in het geftel der vrouwen borflen, en dat van de tongh. en lippen en wangen des kinds, die bekwaamheit gevonden werd, om figh van de uitfettende kragt der lugt tot een werk van foo grootenaan.- gelëgenthêit', als het fuigen in eerft geborene kinderen is, te kunnen bedie- nen, ionder dat'er eenigh ander foo gereet en gemak kelyk middel daar toe fë vinden is·, en dat dele kragt der lugt en defielfs gepaftheii tot de werk- tuigen, die in kinderen tot het fuigen gebruikt werden, alleen gevalligfr,. en met geen opfigt tot dat einde van een onwetende ooriaak fouden voort- gekomen fyn?' ""-',' §. 24. Indien y mand de ÏaB, XII. Fig. 6. na fiet, en herleeft hét geen §;
14. daar van gefchreven is} wanneer hy het water Β C in de iügt- ledige Bot Α Β fict fpringen door de periTirige van de lugt HK op het water LM, iaF hy ten gelyk-formige werkingë van het fuigen van een kind iien: Als hy de plaatfe Α Β voor déiïelfs mond en de ledige plaats die daar in gemaakt word, en het watersopper-vlak LM. voor dat van de borft aanmerkt. En ém te weten hoe feer dit met het fuigen over eeixkomt, laat hy de openingh. D van de lugt-lecfigh gemaakte bol met het vlees van fyn duim ftoppen, enl hy fal yets voelen, het welke, indien hy niet wift hoe.het gefchiede, niet twyfFclen foude eene fuiginge te noemen. §. 2,f. Om dan ? eer wy hier afgaan uit dë perffihge, die de lugt alleea
in dit fuigen der kinderen doet,der Athciften ongegrontheit tetoonenj in- dien hy niet derft ftaande houden, dat beide de druks-ftampers ineenbrand- Jpuit, die het water periTende een ftraal uit de ilangh doen fpringen om een brand te bluffen, fondcr cenes meefters wysheit daar toe bekwaam gewor-1 «en fyn: fal hy dan met meer grond meenen te kunnen feggen, dat het hém aannemelyk voorkomt, dat de lugt v die dë borften drukkende dë mcïfe daar' int doet fpringen, alleen by geval defe èigenfehap verkregen heeft, ötiitot' een foo veel grooter dienft te kunnen gebruikt werden, en het moederlyke Tt y voed*
|
||||
5H χνίΙί· Β Ε s c Η Ο U W I Ν G E.
ypedfel aan jongh, geborene te verfcliafFen j niet eens, (dat ymand mogte
kunnen feggen toevaliigh te fyn) maar'den ganfchen Aardtkjoot over in al- le plaatferi, daar kinderen en foo veel duifénden van dieren geboren wer- den? is hier geen wysheit en oogmerk van den groöten Al-Beitjerdèr in te pen; waarom derft hy dan die vanden Maker in een pïahd-fpuit,*ïn een pers-fontèin, die in haar perffingen nogh foo veel koriftnógh foo veel nut- tighei t vertoonen,als de lugt in defe omftandigheden doet,niet fóovblm'on- digh als het andere loochenen? Noghmaal, is' defe veerige kragt en perffinge der lugt alleen aan een geval
toe te fchryven? foo moet, die dit voor waarheit houd,ookgeduurigh vre- fen, dat de lugt eens in defcn ook by geval veranderende en fyn uitfettende Jcragt verliefencle, hyfelfs en alles war in de lugt leeft by gebrek Van adem è'e'n^ ichieiyk lal moeten "verdikken. Nadien, foo dit by geval alles gewor- den is, en tot deiè tyd alleen by geval fopdanig blyft, geen reden is om niet te moeten denken, dat het muTchien by geval ftraks alles anders wefenfal, dewyl het geval tot niets fekers bepaalt is. §. 2.6. Dat nu defe vrefé voor haar niet fonder groote reden is, blykt:
Eerfit om dat de Barometers ons leeren , dat ( gelyk als eens te voren aan- gehaalt is) defe elafticque kragt, 't fy uit haar felts, 't iy om dat de fwaar- heit der lugt verandert, dikwils merkelyk verminderen kanj en hetquikfil- ver daarom nederfakt. Ten anderen, om dat een groote verminderingh van defe kragt der lugt,
aan alle dieren by na dopdelyk is, immers aan de meefte, die men tot nogh toe ter preuve heeft kunnen ftellen. Want Honden, Katten, Mui- fen, Rotten onder de klok van de iugt-pomp geftelt, bevind men ftraks pnpaiTelyk te werden, als de uitfettende kragt vati de lugt, waar in fy fyn, maar een weinigh vermindert j en defelve meerder weggenomen iynde, voofit te fterven in weinigh tyds. Indien men die voor haar dood daar uitneemt, en in een lugt, wiens veerige kragt grooter is, brengt} fiet men fc fomryds weder herftelt weiden, wanneer defe lugts kragt te voren niet te veel ver- mindert is. Vogelen fyn dikwils gewoon, ibo langh defejveranderingh van lugt nief uit te itaanj maar vallen gemeenlyk ftraks in trekkingen der leden > daar de dó'öd op* Volgt, vliegen eE SpinnekPppen, (ipo veel myn onder- vindingen medebrengen) fcheenen ha drie of vier trekken van de pompganfch fonder bewegingej dogh in de buiten en meer periXende lugt gebrag't iynde, begonden weder haar léven te vertoonen. Uit defe verfchynfeïen en een menigte van andere, welke by de hedens-
daagfe Natuur-Befchryvers te vinden fyn, is het danièkerjindiendesgróoten Makers goédhéii de lugt niet in defen itand onderhoud ómby naailes, wat inde lugt leeft, van de dood te 'bcyyarèn j en ingevalle, dit allesenkel door een geval beftiertWert, het welke de lugt, fonder eenige hooger wetten te gehoorfameh, nu meer dan minder kragtigh infyn uitfettinge en perflinge |
||||
"ïv ι 's ; Van ie Lugf.' \ 'V j^ Λ*-
maken kan;f&t niemand (onder vrees ^oly^patditll^t^egebeur^ndeyhy
en alle nienfchen eb dieren niet aanftonds fouden kunnen iierven. Temeer* dewyl veele faken, als ftaaj en andere, daar een veèrigekragt in befpeurt wert, met langen tyd gefpannen te fyn en te blyyen, gelyk de lugt by ons, dik wils bevonden werden defelve geheel te veriiefen: en ujt debuiginge, in welke fy foo, langh geweeft fyn, niet te rugge te kunnen fpringen om haar felven te herftellen. ' . ; w . ,.· §•.27. Dit dan by fop -veel:· ^&^^^^^^^^^^espm^^h^Bf1^^
'm Atheiften defe vrefe weinigh befpeurt, moet, aan een yder ontegenfpreke* lyk blyken: of dat fy door haar blindheit op de gevolgen van haar eigen ge- voelen niet en letten·, en daarom defe groote faak, die'van de ukerfte aan- gelegentheit is, met weinigh verftant en oordeel behandelen: of hoe onbe- fchaamt fommige van defe rampfaligq Philofophen het tegendeel ook mogen met de mond ftaande houden,, iy egter in haar gemoet van de onwaarheit van haar gevoelen, en derhalven van een andere magt als een onwetend ge* val die haar bewaart, fchoon buiten en tegen haar wil, overtuigt fy η j en daarom hare eigene gronden loochenen. ,§.28. Dat het nu geen vafte Natuur-wet is, dat alles wat in een uittes-
tende lugt leeft, als defe kragt in defelveyerfvvakt of weggenomen is, iirax, Herven moet j': en daarom, dat defe ongelukkige Redeneerders, alles tot haar gerufthejt: bedenkende.j,,te vergeefs- iigh pynigen om dit. yerfchynfel uit delfigh onbewufte wetten; van lichamen en bewegingen., ofeen alles bepalend noolot af te leiden?, kan daar ui^ blyken: om dat het contrarie ineenkik- vorfch waar is, gelyk veele andere ondervonden hebben, en waar van ik. dit onder myne experimenten ook aangetekent yinde j dat een kikvorfch on- der de kleine klok van een lugt-pqmp.gefet,en49 lugt daar uit gelaten iyn- de,niet alleen deflelfs buik,, waar;in men lugt kon;Verrnoederi te fyn, maar ook alle de andere deelen, hoofd., beenen, fpieren enz. tot een groote dikte opfwollen 5 welke met het by laten van de buiten-jugt figh alle weder nederiêt·? teden, wanneer het dier in iy η vorige dunheitweder gefien wierde j maar,'t geen hier te paffe komt, is dat defelve een quartier uurs langh in eenganfch lugt-ledige klok gefetén hebbende, geen de minfte onftekeniiTe daar van fcheen te gevoelen 5 en daar uit gelaten fynde, ftraks weder, als gefont daar heeneniprongh. - 4 ι it 2,9. Kan nu ymand loochenen ? dewyl alle dieren figh niet op deièlve
wyfe ontrent defe perffinge der lugt bevinden ■„ dat het voren gefeide voor geen generaal Natuur-gevolgh te houden is 5, het welke tuffchen de lugt en alle dieren plaats hebbende, defe uitwerkfelen fondereenigh verftantyoört- brengr: en moet die niet gehouden werden redelyker te oordeelen, die hier de hand en werkinge van een verftandiger Maker, van lugt en dieren in er- kent , welke, op dat men -het geen de meefte in lugt levende dieren ten op- %ht van de lugt overkomt, niet aan (ie ribotfakely keen dnvermydélykege- volgen |
||||
volgen van onverftandige lichaatris-bewegingen foude toefchryven,door dït
verichillend exempel en miiTchien meer andere heeft willen toonèn," dat dit alles van fyn welbehagen en wysheyt alleen af te leiden is jen dat hy gewilt heeft, dat de lugt onder fyne andere,eigehfchappen een fekeren trap van kragt in fyne uitfettinge ten allen tyde bewaart; fonder welke ftraksdenge- heelen Aardkloot by na van al wat leeft foude ontbloot werden jen wanneer het hem anders geliefde, dat hy defelve ook fonder lugt in het leven foude kunnen bewaren.
$. 30, Tot bewys van dit laat fte kan ook infonderheit dienen; dat defe
uitfettende kragt der lugt tot het leven wel nodigh, maaralleenTyndeegter niet genoegfaarn is: Soo bevind men in peililentiale tyden de lugt wel uit- fettende genoegh, maar egter doodelyk en vergiftigh. Ook verhaalt den grooten Natuur-Onderfoeker de Stair, dat/niet alleen veel andere dieren, maar ook een kikvorfch, dieindelugt, in het water, en fonder lugt leeft» egter binnen weinigh tyds'in een lugt uit déegh voortgekomen fynde feer haaftigh fterft. En de ervarentheit leert overvloedigh; dat een adem-ha- lend dier in een befloten lugt fynde, en geen ververfchinge kunnende genie- ten, fyn leven egter door defelve, niet onderhouden kan ; fchoon al defe lugt in fyn uitfettende kragt foo verre niet verfwakt was, dat men fulksdaaraan behoeft toe te fchryven; vermits ac Barofüitérs onstoonen,datdelugtront- om ons fynde, fonder eenige fchadedem ademhalende dieren, grooter veran- deringen in haar uitfettende kragt lyden kan. Dogh van defe eigenfchap der lugt, die boven deffelfs fwaarheit en' veerige kragt ook tot het le- ven der Dieren veretfcht word, is boven in de adem-halinge yets aange- haalt.
§. 21. Maar eer wy van de dieren afgaan; kan ymandfonder verwonde-
* ringh aanfieny dat felfs de vifl'ehen in het water haar wel-wefen en leven van
defe lugts-perlTingë ontfangen ? en datj defelve, weggenomen fynde nau-
ivks een van haar ilg'h onder het water fóude kunnen houden, en meelt
alle in weer· wil van alle hare poogingen na boven fouden moeien opdry-
ven. * .
Die dit fien wil, kan in het recipiënt van de lugt-pomp eenige baarsjes
of vorentjes in water leggeni en de perffinge der lugt daar afgelaten fyn- de, fal hy bevinden, dat ly aaniionds na boten dry ven; en de lugt daar weder by gelaten fynde, dat fy finken. De reden hier van, en hoe delugt- blaasjes, die fy in 'figti hebben, door het minderen der lugts-perffingefigh ukfetten, en grooter werdende de viflchen ligtcr maken als foo veel wa- ter waaromTy opdryven, fal hier "na breder by de Dieren verhandelt Dewylnu rnëëft alle de viiTchenfoö wonderlyk«en maakfel hebben; dat
fy figh van dé perffinge derlugt moeten en kunnen bedienen, om onder het water en aldaarop foodanige plaatfen, als haar Vbordeeligft fyn, fonder |
|||||
•
|
|||||
.•Ü Ο W U f ".Pak de Lugt.'1 ..'ΓΠ .7'X 337
finken of opdryven te kunnen verblyven, en fyallefohderdefelugts-perffin-
ge na boven dry vende haail een einde van haar leven fouden krygen: Laat ons dit alleen hier uit bcfluiten, dat hywonderlyk van gedagten moet wefen, die fegt, dat het hem aannemelyk voorkomt, dat defe lugt j en deflelfs ia defen foo nootfakelyke perflinge, alleen by een los geval, en fonder eenigh ooghmerk op foo nut een werkinge,om den Aardkloód gegroeit en famen gekomen is> en dat ook de viiichen juift foodanigh gemaakt fyn, dat fy werk-tuigen hebben, om de lugt dan meerder dan minder tot het voorge- feide te gebruiken·» fonder dat egter in.die beide, foo in de lugt als in dé viflchen, yets anders als een los geval of onbewufte oorfaken plaatfefouden gehad hebben. - > . §. 31. En niet alleen doet de lugt foo groote dienden aan menfchen,
aan dieren, aan viflen, maar tot de plantenTelfs is fy van deiëlve nootfake- lykheit: welke daar door groeyen, foodanigh dat fy een groot gedeelte van de fappen uitmaakt, waar door fy gevoed werden. Waarom, indien de men- fchen al fonder lugt konden leven, fy egter fonderdefelvegeengeuoegfaatn voedfel uit de aarde fouden kunnen genieten, welke door defe ielve lugt vrugt- baar gemaakt wert, het geen de Land-Bouwers met hare Landen dikwils door de ploegh om te keeren, en met braken, (gelyk fy het noemen) al- leen aan de werkingen der lugt bloot teilellen, nu al overlanghbe wefen heb- .beTi. ai 'M ■.:'■■■'■:■ sl$; ,-V ., ί ί
Indien egter nu aan ymand het geene wy gefegt hebben foo klaar niét
mogte voorkomen, namelyk, dat de lugt figh in de planten fet ·, kan hy het geen de naukeurige Plant-Befchouwers M. Malpighius en N. Greiv, ontrent de lugt-buifen der gewaïïen met vergroot-glafen, en deHr. Boyleen deSiair door lugt-pompen waargenomen hebben., om hier in geruft te weien, nafien: en toonen defe Heeren, dat uit de planten in een lugt-ledige plaatfe op nieuws veel lugt voortgebragt wert. Maar die oogenfchy'nlyk daar van wil overtuigt weien, gelieve een klein ilukje van een takje van een wafTende boom of van eenige Aard-ν rugten, van groene doorgefneden bladeren, en andere gedeelten der gewaflen, aan een fpyker.of anderefwaartevatltèbin- den, en defelve in een glas met4oogh, die van zout van wynfteen of pot- afch gemaakt is, te doen nederfinkén ·, daar na dit te famen onderden klok van den lugt-pomp gefet fynde, de lugt, die op defe loogh ilaat, daar afte laten: en hy fal de lugt uit defe gewaiTen, (immers foo veele, als ik .gele- genthcit gehad hebbe om op defe wyfe te onderfoeken, die al in een groot getal fyn) met fyn oogen door de loogh na boven fien gaan uit de einden, daar fy afgefneden fyn 5 en in foranïige.; als in een takje van een Olmboom -(!t ge£n ik hier uitdmkke, om dat ik bevinde dit Experiment ook daar
;niede met een feer groote mtvloet van lugt gedaan te'fyn) met eenveel
grooter ftroom , dan ymand ligt foude gelooven , die fulks, nÖit gefien - hadae. *
Vv Dat
|
||||
■ΐ· ■
. 4 |
||||||
^$ XVIII. Β ES G HO U W Ι Ν G Ε.
Dat nu ècfe loogh hier toe gebruikt is, en geen water, fchoon hetjelre
daar toe ook dienen kan, is, op dat niemand op de lugt, die men veekyds, onder het water bevind, figh beroepen fouds in delen j vermits in defe loogh, fchoon, langh in een apen glas en in de lugt ge weeft lynde, noitbe- vqrtden is, dat eenige lugt figh mengt. Water, dat langh gekookt is, en daar door fyn lugt verloren heeft, weder kout geworden fynëe, was hier ook dienftigh, dogh in die. tyci aan de hand niet; en kan ook klaar regen- ©f pomp-water hier toe feer wel gebruikt werden ; als men enkel geera fwarigheden wil maken, en dit .experiment met een redelyk oogh aan* fiet. J ".■ ... .'■ | ■ I ' i'3 ;;.,'·;. Hél.(■:;.■-;■ duxf 'a& &': Kan nu ymand dit ook by geval en Tonder ooghmerk oordeelentegefehk*-
<3en, en denken, dat hy geen dankbaarhéit voor die heerlyke weldaad des lugts aan den groten Gever fchuldigh is? die daar door niet alleen voor het leven der menfehen, maar ook voor haar onderhout en voed fel dat uit de aarde fpmit, forge heeft gelieven te dragen. i §, 53. Doet hier by, dat defe felve lugt ook boven dit alles die eigenfehap
heeft} dat het vyer ('t geen buiten alle tegenfpreken een van dealdernut- tigfte werk t- tuigen is, die aan de menfehen 1 bekent fyn) fonder lugt niet kan onderhouden werden; immers dat foort van vyer, waar van wy ons gewoon fyn te bedienen: foo dat by gebrek van lugt by na alle vyer in lugt-ledige plaatfen , gelyk ook in doofpotten, die den toegangh der lugt beletten, ffrax uitgebluil wert. Nu hoe veel ongemakken het aan de ganfehe wereld ge- ven foude, indien men geen gebruik van dit heerlyk Schepfelkonde maken $ en figh daar door in koude van warmte, en in duifter van ligt en foo veel andere commoditeiten berooft bevond j behoeft men, als al te bekent, niet breder hien op te haleny dewyl bier na nogh yets. van het vyer gefegt ial werden. \ *·Λ '■■ 'f. 34, Dit is immers waary renfy de fwasrhcit der Lugt de rookenvan
alle gebrande , van alle verrottende, en andere uitwafemende onaangename lichamen of vogten, gelyk oly in water, ebde opwaarts klimmen, defelve ons biec de lugt gedurigh oniaiver fouden doen fyn» En wat verkwikkinge gaf aan het Menfchdom de foo groote meenigte
tan welriekende Bloemen en"Kruiden l· van foo Hefrelyke Parfumen en Spe- eeryen? indien den Scheppe» de lugt niet bekwaam:gemaakt badde om alle die aangenaamheden en de uitwafemingèn van. al het geen wy door rie- ken tragtes te omderfoeken, tot het werk*iuigh van 'onfe Reuk te brea-» gen. ;· : ' I i '■"■ §·_,%! $. m. Maar 't geen op een blykeiyke wy-fe onfe verpligtinge tot dank-
baarheic aan den grooten Schepper toont, is dat de foo verwonderlyke ge- hoor«tuigeiK ia» alle menfehen; en dieren -fonder eenigh nut, en met hoe veel kcrtïQ- fy oök gemaaktiyn,. alle te vergeefs aan ons gegeven fouden wefen; indien de lugt niet bekwaam wass om doorfyne bewegingen het geluit te :-'! " ver- |
||||||
Plande Lugt.
|
||||||||
ff'
|
||||||||
-eroM&ken: Want hoe ellendigh fonder geluit^ ^en dien tdgensfonder ge*
hoor, allcmenfchenwcfcnfoudcn, is te voren by het gehoor getoonr. t ; s \δ Welke een beweginge nu, en welke deelen der lugt het geluit
voortbrengen, is hier nu het ooghmcrk: nietjeonderfoeken. Dit fchytit fë- ker, dat het een beweginge van defTelfs elalttcqne deelenU Want als ds- fe veerige deelen van & lugt, uit deghfen-bol Α fchielyk uitgelaten Wer- den tab XII. Fk. ó\, en malkander na het ruim van de ledige potnpvoort- fcvweÏtme/een'geluit gewaar .het welk, als de klok vol lugt «. dcffelfs veeren nogh fterker gefpannen fyn, datis,inhetbeginhetfterkfteis; en met het ledigh werden der klok, en daarom met het verfwakken van de veerige kragt der lugt, of miflchieö ook om het verminderen van het getal der bewogen deelen, ook allenskens vermindert. ■ ■; Soo bevint men, als men een klokje in eên Recipiënt hangt, en de lugt
daar uit laats dat het geluit veel minder is. Een hordo|ie m de klok yan de lugt-pomp befloten, en aan een touwtje hangende, wierd wel foo khtt SSfc gehoort, als wanneer het buiten defe klok was} maar de lugt daaruit gepomt wendende, was het geluit nogh veel en feer merkelyk minder , en bv na geheel weggenomen. Ddgh , · . 'j f Soo veel my bekent is, heeft niemand nogh een klokje nogh een horölo-
gie door het uitpompen der lugt, oit foo verre kunnen brengen., dat h^t niét gehoort wierde: ten fy alleen de Heer ttuygem Traittèdë IA Lümien f. io. doende een horblogieop veören of catóeö nederieggen, om fyn dtilfrö- gen aan het glas, waar in het is, niet over te feiten. § 27 Ook neemt men waar* als een plaats, daar in de veerige kragt der
lugt feer Verfwakt, of die ledigh vart lugt is, in het midden vandeordiftare lult gemaakt, en aan defe lught gelegenthéitgegevenwert,omvanallekaff- ten door fyn uytfetrende'kragt derwaarts gefloten te werden, en foo op mal- kander aan te boifen; dat hier door een groot geluit vefooriaafct wert; want ingevalle men de twee halve kopere bollen, die gewoörllykbydeiügt-pörïip fyn, op malkander fef, en digt gemaakt fynde, de lugt daar Uit poffiptyina- fcende alfoo in defelve een holligheit, daar weïnigh lugt, en die nogh daar- in is, van weinigh kragt is} en indien men verder met een grootgewigtde- fe bollen fchielyk vanden Anderen rukt; en aandebüiten-lugtoccaiiiegeeft, om in die lugt-ledige plaats tegenmalkander aan te boffen* bevint men, dat dit een geluit, als van een bufch, die met kruk geladen is, en afgeftok-en wen, doet hoorert. ; , |4 . : Het (elve is boven by het breeken van het glas Tab. Xn. Hg. f. me-
de aangemerkt, als de lugt in het kopere Bekertje ABCD, (uyt welkers holligheit Κ een gedeelte uk gelaten, en daarom die nogh daaf in was, iri fyn veerige kraght verfWaktVrós) met een fnelhek ingedreven wert.,' » ' '" ■ "■ pi c · ·: / t'\ ' ;; g Gelyk ook gebeurde * na dat trien in plaats yfe dit'Bdtertje, een: half-
; , Vv: pints
|
||||||||
N.
|
||||||||
fH XVIII. Β E S C Η OU W Ι Ν G E. .
pintsLagtkante fles, opde öpeningÏh O vati'de kopere plaat;HI;ge;ftèIt,· en
een weinighlugt daar uitgelaten ,hadde> .wanneer dit-glas met een -jvrygroot geluit, door deiamen-dringende huuen-iugt aan gruis geilagen Wierde: om welk gevaar te verhoeden men daar na een blaas over de fles gehangen, eu aan de hals der felver eenigfints toegebonden hadde. ?,i , ;, . §£ $8. Wat nu uit defe en andere; experimenten ontrent de■■ geluid-sia-r
Itende; lichamen, van de byfondere» beweginge der.deeleri; van de lugt tnejt rwaarfchyniykriéit kanvaftgeftelt Worden,; is hier de plaats niet om.vènder ^na rXfpeuren: Dit is met eènigen: gront uit defelve; af te nemen jrdatfonder, lugt geen geluit foude voortkomen uit de bewegingen der lichamen. Die «u de nootfakelykheit van het felve weet, kan die foo een Philofophie voor redelyk houden? welke leert, dat de bekwaamheit, welke de lugt heeft „om" het geUiit enreuii-deelen tot onfe ooren en neufen te brengen j en die id^iè beide hebben om defelve elk; op fyne wyfe gewaar te worden, en de menfchente doen hpren en rieken, ook alleen, by geval en fond[er oogmerk om eènigen dienft aan ymand'te doen, fyn yoort-gebragt. En doen defe iHeeren hiep fop veel moeite toe, om fulks aan haar felven en andere aanne- melyk* te maken; waarom fouden fy figh fchamen de moeite te nemen van te .■willen-bewyfew,,· dat in een vyfel-werk, wanneer twee welgemaakte fchroe- ven, idie, pp malkander paflen en in malkander loopen, dus te famen een ,'werk-tuigh; vari kragt en gebruik uitmaken,: defelve fonder eenigh veriland des Makers, en alleen by geval defe hare juifte forme verkregen hadden? daar,, als'fy by de toebereidingh van de konfl;" werken niet geweeit iyn, het eene iri de reden foo veel gront heeft, als het andere. Defe en diergelyke figh felfs genoegfaarn voor het hoofd (lotende onge-
.rymthedenj die dit ongelukkigh gevoelen onmydelyk volgen, moetenyder; die. fyn gedagten daar over laat gaan,: overtuigen, dat defe beklagelyke Phi- lofophen felfs niet overreedt kunnen fyn van dat het; geen fy ftaande hou- den, waar is: maaf dat, om baar tegenfprekende confeientie in i-uft te hou- den, fy alleen fulks poogen en tragten te wcfen y liever willende feggeri en bekennen,'dat fy blind genoegh fyn, om de minfte wysheit nogh oogmerk niet te kunnen gewaar werden ook in foodanige faken, in welke, al wie redelykis, defelve op het alderovertuigenile fiet uitblinjken, als dat fy een Godt, welkers wefen en volmaaktheden fy foo langh lairerlyk geloochent hebben, en die fy daarom iniyne werken vrefenJn: weerwil van al haar po- gingen te fullen moeten vinden, door de befchouwingen ^erfelver erkennen fouden. Ik late aan het eigen mede-weten van eenige van haar, of dit de waarheit niet en is: en indien fy konden haar felven wys maken, dat fy dus <3odt vetfakende5i en haare, buytenfporige driften opvolgende, egter fyne gun- fte konden behouden,, en figh een gelukfüige opftandinge nai haar dood be- loven} of iy niet, en miiTchien yveriger, ajs veele andere, fyne Wysheic Magt en Goedheit in defen allen roemen en verbreiden fouden. §. 3p. Bo-
|
||||
Van de Lugt, 341
%. 39. Boven alle dek Γ00 verwonderlyke dieniten, die de lugt aan die de
sarde bewoonen, dagelyks doet, foude nogh een menigte by gebragt kun- nen werden ·, en moet dan yder, die eenige genereusheitheeft, fyn verplig- tinge tot dankbaarheit niet erkennen? wanneer hy, fonder yets van fyn ei- gen doen , een foo groote kragt en lugt-perifinge rontom hembevint} van welke by na fyn welgevallen, in foo veel gélegentheden, tot fyn gemak figh bedienen kan, om figh felfs nog andere niet te vermoeyen. .Een yder, die weet dat pompen, en hevels, en fpuiten, en meer dierge-
lyké water* wigtige inftruraenten, alleen van de periïïnge, dat is van de fwaar- te en uitfettende kragt der lugt haar gebruik ontfangen, welke door kon ft van de menfehen daartoe geappliceertwert, Tal van de waarheitvanhetge- feide verfekert fyn. : V. En aan wie fulks niet bekent en is, die kan het fpuitje ABC, Tak III.
Fig. 5. waar van te vooren Befchouwing. VIL §, 1 rJgefproken is,alseenpyp van een pomp aanmerken, die in het waterrDCE ftaat: waar in (gelyk al-, daar getoont is) geen water oit opryft, fchoon men den fbamperPopwaarts trektj ten fy de lugt in G het water in DE perft. Dat nu pompen in dit geval een foort van fpuiten fyn, is aan allen kenbaar. §. 40. Daar foo veel gillende vogten, als bieren, en die anderiints in figh
felven werkfaam fyn, by foo veifcheide Natiën tot haar verkwikkinge en laafFenifle, en andere einden gebruikt werden; k men aan de goedheit van den Schepper geen dankbaarheit fchuldighj die door de lugt om den, Aard" kloot te plaatfen, en aan defelve defe fwaarheit en uitfettende kragt te ge^ ven, defelve binnen*hare vaten doet blyven j daar fy anders fonder defe lugts perffinge over de randen der felver henen en weg lopen fouden, en verloren gaan. Die dit fien wil fette ons gemeen 3 of 4_guldens bier fchoon al uit- gegift en eenige daagen oud fynde, onder de klok van de lugt-pomp i en de perffende lugt daar van gelaten fynde, Tal hy het felve in fchuym alwerken- de, op de wyfe van Bottel-bier, fien opryfen, en het glas uit lopen; en als de lugt weder daar by gelaten is, aanftonts figh nederfetten, en van fyn wer- kinge en fchuimen ophouden.. · Om niet te feggen, dat, ten fy de lugts drukkinge haar belette defe wer-
kinge foo verre voort te fetten, fy daar door haar kragt en aangenaamheit ftrax verliefen fouden: gelyk hy bevinden kan, die geproeft heeft, dat aan- genaam bier na defe werkingeToo flap en verfchaalt fmaakt, of het een gan- ichen nagt in een ongedekt glas geftaan hadde. Geen kokend water foude fonder defe drukkinge der lugt in potten of
ketels kunnen gehouden werden. Die hier aantwyffelt, fette een thee- kopje metTeer heet water onder de klok der lugt-pomp jlate de lugt, die het perit, daar aFj en hy fal bevinden, dat dit water by na als boskruit, dat aangeiloken is, figh verfpreit en daar uitfpringt. §s 41. Gelykt, nu meelt al het boven gefeide door des; lugts fwaajheit en. Vy \ uit*
|
||||
34t XVIII. BESCH.OÜWINGE.
uitfettende kragt wert uitgewerkt} hoewel tot het ademhalen der dieren,
tot het vrugtbaar maken der aarde, en miiTchién ook tot de gewaflen te voe- den, en meer andere faken, die door defelve gefchieden, boven deiè nogh eenige byfondere eigen fchappen en deelen in defelve verciichtichynen te moe- ten werden; doet fy behalven dit en alleen ten opfigt, dat fy een dikker vloeibare iloife uitmaakt, als die men bevint boven haar te fyn, nogh een voornamen dienit aan de ganfche wereld :namelykrdat door de brekinge van de fonnc-ftra· Icnin defelve lugt, morgenen avond fchemeringe verooriaakt wert} endaar door belet wert, dat niet dikwils in weinightyds den klaren dagh in een flik* donkeren nagt des avonds, en weder defe in die des ogtens verandert werde, tot merkelyke verfwakkinge van aller dieren en menfchen oogen: vermits, hoe laftigh en moeyelyk deiè foo groote en fchielyke veranderingen van dikke duifterniiïèn itrax in een helder ligt aan yder voorkomen, by alle die het befogt hebben genoegh bekent is. Door defe eigenfchap van de lugt bevint men, dat de Landen na by de
Polen gelegen, in hare nare donkere lange nagten, al veele dagen eer de Sönne felfs figh boven hare kimmen vertoont, het trooftelyke ligt van de- ièlve deelagtigh werden} en dikwils de Sonne felfs fien, eer fy boven haren Horizon opgegaan is. Waar bykotnt, dat ook die Volkeren, die verre van de Polen afgelegen fyn, en aan wie de Sonne dagelyks op en ondergaar, het verheugelyke dagh-ligt foo veel eerder fien en later verliefên, en over fulks foo veel langer genieten, als» by aldien 'er geen lugt om den Aardbodem geplaail was. Om hier eenigh begrip van te maken.
Laat NZS den Aarkloot fyn Tak XIII. Fig. 3.} EWHTde lugt, die
rontom defelve itaat j foo is E Υ den figtbaren harizon van de menfchen die in F woonen. Indien nu tufichen de Lugt en de Son Α geen foö dikke floffe was, als de lugt felfs, en de fonne-itraal Α Η op defelve vak} weten de Wis-konftenaars, dat deièlve moet aangemerkt werden,1 &ls opdelinicBC, die de lugt in Η raakt, vallende j en daarom op de lugt in defen, eenige fchuynheit hebbende,· als makende met de felve den hoek AHC. V; JSÏu is het boven (als wy van het gefigtfprakenBefchouw. XIII. % f,6.)
getoont} dat een ilraal tab. X. Fig. ζ. Α Η op een dikker iloife, die ook doorfchynende is, komende, niet regt uit voort loopt na D, maar na de perpendiculaar GQ^figh toewent} en ih Η buygcnde of brekende (gelyk rnen dit noemt) figh na een anderen wegh volgens HF keert. Soo dar Tab. XIII. Fig. 3. defe Ibnne-ftraal Α Η nu, door defe afwendinge, tot het oog h van ymand die F ilaat komen kan} daar fy anders verre boven kern in D ibude heen gegaan hebben. Ook is het blykelyk by Optiiche experimenten, dat een ftraal volgens fc-
kere regte linie HF op het oogh komende, den fienderaltyd figh inbeelr,
dat het voorwerp in de voortgetrokken ftraal F Η gelegen is. Waarom de
x Sonne
|
||||||
Van de Lugt. »gi*
Sonne in Α waarlyk onder den Horizon E F Υ fynde , die 'm F woonen Tui-
len meinen defelve in de voortgetrokken linie F H, dat is in Ren boven den Horizon te fien. Dat dit nu foodanigh is, heeft men boven Befcbouw. XHI. §. 7. Tak
X.Fig 4. kortelyk aangewefen: en is daar uit eenighfints bygelykenifle ken- baar j, hoé de ftralen der Sonne in den dageraad en avond-ftond, figh buigen-» de, de aarde verligten ·, en ook de Son kunnen doen fien, wanneer fy waar- lyk onder de kimmen is. . §. 41. Kan een ongelukkigh Atheift nogh al wederom denken, dat defè
eigenfchap van de lugt ontrent het ligt figh by geval in defelve bevind? daar hy nogtans gedwongen is te erkennen , dat aan hem en foo veel Inwoon- ders der Wereld daar door foo groocen Weldaad gefchiet j dat indien hy de felve gefebikt, en dit nagelaten hadde, hy fóudè moeten denken , dat het Voordeel, het welk hy door defe eene eigenfchap foude kunnen verkrygen, alleen waardigh genoegh foude wefen, om foodanigh een lugt rontom den Aardkloot te plaatfen. §., 43. Of nu ook aan den Ingever der H. Schrift aeCe manier van re-
fractie of buiginge van het ligt in.de morgen-en avond-ftond, niet bekent ge weeft isj late ik aan het oordeel van die weet, dat Judicum. XIX. z6. 'm de woorden, Tegen het aanbreken des Morgen-ftonds, het woord Panah gebruikt wert: het geen, hoewei het Exod.XIV. 17. en Genes.XXIV. 6*3. door het naken van den morgenftond en van den avond met regt overgefet word, nogtans in fyn eigen beduidenifle, een fckere werkinge in het ligt van dendagh, en niet een enkel naderen, naken, of aanbreken betekent. Soo vint raen^te- remia VI. 4. Den dagh heeftfigh gewend, wand de avond fchaduwen neigen haar. Alwaar om den avond-ftond te befchryven , het wenden aan het dagh-light toegefchreven , en met dit felve woord aldaar in dè gront-tale uitgedrukt werd. En betekent het woord Naihah , hier neigen vertaalt, ook langerwef- den, uitgeflrekt werden, (Extendi) volgens de W oorden- boeken van Coccejus en Robber,tfon: (00 dat de fin in defenis, Want de avond fehaduwen fullenfigh uït- firekken en langer werden : dat yder weet een eigenfchap van de fchaduwen tegen den avond te fyn, Defelve eigene (preek-wys vint rrien P/alm. CIX. 23. Ik ga heenen gelyk een fchaduwe, wanneer fy: haar neigt. De Heer Coccejus vertaalt het volgens de andere betekeniffe, Ik ga heenen gelyk em fchadwwe % ' als fy langer en meer ukgefrekt werd j dat is , als het avond werd en haaft om de volgende duifternüTe geen ichaduwe vanbyfondere faken meer figt- baar fyn. > Soude nu een Opticus, om de avond-fchemeringe en dageraat te beichry-
ven, als hy dit na de ontdekkingen der Wiskunftenaars wilde doen, ook een kragtiger woord kunnen uitvinden, ahheigsfaidc Panah Ïhetweléincli- nare of buigen, en divértere o£ fgh van de eene wegh, die men gaat na een ander wenden5 immers, (gelyk in het Woorden-boek van den geleerden -Robbert- |
||||
344 XVIII. BES C Ç O U W É Í G E.
ion te fien is) figh van het eene na het ander keeren betekent, om hier door aan
yder re doen fien j -dat, de Sonne Á Tab. XIIL Fig. 5. onder den Horizon E F Õ fynde, den avondftond of fchemeringen gemaakt wert \ als fyne ftralen, die anders den dagh maken, van Á tot Ç regt voortgegaan fynde, vanden Wegh Ç D na een anderen HF ligh afwenden^ en daar fy te voren van Á tot D regt waren, fy figh inH buigen indegeftalteAHF, om foo den avond- ftond te maken. Om hier niet te fpreken van nogh een meerder foort van buigingc, die de Wis-konftenaars weeten, dat het ligt van Ç tot Fin de lugt, om deflèlfs na beneden geduurigh aanwaflende dikte, moet ondergaan Immers kunnen de eerfte plaatfen eigcntlyk vertaalt werden, tegen het bui- gen van den morgen- of avond-flond , en het afwyken der felver vanfynen wegh; en den laatfte, den dagh of het ligt dejfelfs buightftgh en keertfigb afvanfynen wegh na een anderen; dat is, om dit met een Mathematifch konft-woord te noemen, de daghflralen re fungeren figh, want de avondfchaduwen werden langer. Dogh indien men ook dit neigen van de avond fchaduwen, voor de ware be* tekenifle wilde nemen, en ook het felve na de wetten der Gefigt-kunde aan- toonen alhier plaatfe te hebben; kan men het geen tevoren Befchouw. ×ÉÀß, §. 6. Tab. X. Fig. z. gefegt is, hier over brengenj en men fal daar fien, dat als de laatfte ligt-ftraal figh buigt, de fchaduwe, die den felven onmid- delyk raakt, door de refractie figh ook neigt. Nu is het wel waar, dat het ligt fchuins op de lugt vallende figh over al
buigt; maar het isookwaar, dat door defe buiginge alleen den avond fcheme- ringh en dageraat gemaakt wert; waarom in deiêlve met regt het ligt by uititekentheit gefegt moet werden figh te buigen., Wat nu ymand van defe plaatfen ook magh toefehynen; het is feker hoe-
wel in de Hebreeufche Tale ook andere woorden om naken en naderen te bedieden gevonden werden, dat het egter den Ingever der felver gelieft heeft, ontrent het ligt, foodanigh een in defe plaatfe te gebruiken, het welk alle de hoedanigheden van de refraciti te gelyk in fyne betekeniflè uit- drukt j 't geen aan een redelyk Oordeelder fchynt te kunnen doen fien, dat ook in die tyden aan deq felven defe werkinge des ligts en der lugt op mal- kander ten vollen is bekent geweeft j en dit H. Woord feer naukeuriglyk na. de ware géfteltenifleder faken fpreekt.: , f §.44. Eer ik hier affcheide, moet ik nogh yets vqornaams feggen tot
trooft, en beveftiginge van foodanige; welke niet Godt-vergeten genoegh
• iynde, om de deugdenen volmaaktheden van een aanbiddelyk en alles ver-
. ooriakendeWefen te loochenen; egter, dewy 1 haar verftant nogh niet genoegh
•verligt is, nogh twyfFelen en niet weeten, wat fy ontrent het Heilighwoort
.moeten vaft ftellen : en die, fchoon fy uit de wysheit in fop veel weldaden
aan het ganfche menfehdom uitblinkende, al een Goedertieren en Magtigh
Godt moeten erkennen, nogtans niet overtuigt fyn, dat men den By bel voor
Goddelyk moet aannemen.·..
Laat
|
||||
hut defe figh td biöpen brengen, iat het gewigi en fwaarheit, en bok
de uitfettende kragt der lugt nieuwe ontdekkingen fyn; ( w.erdendê daarom by de Heeren van de Fmnfche academie ji° iyoz ρ. ι. inde Hifiorie, , genaamt ; de eerfle ontdekkingen die deèedensdaagfehe Philofophie'gedaan heeft ontrentds Nature der lugt.) ertjd?tt iy foo veeie dutfenden van jaren, jian de neevftigile Onderfoekers der Nature fyn onbekent geweeft ; en een volftrekte vérbor-, gentheit voor alle, ja de aldergeleerdfte Philofophen, tot in de voorleden eeuwe gebleven fyn. \Velke alle de lugt voor ligt en uit figh felfs na bo- ven gaande, immers, fonder eenigh gewigt of fwaarheit (om van defe eerit ie fprelmn) hebben gehouden; foo lange tot in de laatfte eeuwe het vinden van de Barometers 9 met de daar opvolgende experimentendoor de lugt-pom- pen, vyer, en anderfints gedaan, aandemenfchenonwederfprekelykbewy- ien hebben gegeven, dat de lugt fwaar is en een kenbaar gewigte heeft» Doet hier by dat den Barometer (het eerfte inftrument, het welke aan de men- fchen de gedagten van defe fwaarheit der lugt heeft doen nemen) niet door ftudie nogh doordringehtheit van het verftand vanden Vinder lOrrkellius, welke geenfints dit beoogde, uitgevonden; maar (om de woorden van de Heer de Stair. Phyfiolog, ΕχρΙ.,ΧΙΧ. §v4i< te gebruiken) door deGoddely- ke Voorfienigheit, ten opfigt van hem ganfch buiten verwagtingein den Ja- re 1643 bekent is geworden. Soodat, ten iy het Godt gelieft. hadde.,·'t.geen in fyn Woord van het gewïgte der lugt gefegt was, aldus aan de menfchen fonder haar toedoen by Experiment te openbaren!, het feiye miUGhien nogh in foo groote diepte van onkunde foude begraven leggen, als het was ten ty- de dat Gödt fulks in fyn Woord bekent maakte. §. 4f. Kan nu ymand loochenen? dat in foo grooten duifternhTe en on-
wetenheit van defe eigenfchap der lugt, hy die het boek Jobs heeft laten be- fchryven, meer kenniiïe van de Nature en van de lugt moet gehadt hebben; als het geheele menfchdom, na foo veel onderfoek van de verftandigfte on- der haar, in foo veel eeuwen daar na heeft könnenyerkrygen; daar van het gewigte en fwaarheit der lugt, met fpo verftaanbaare en uitgedrukte woor- den gefproken wert, Jol·. XXVIII, tf. Doe hy den wind hetgewigtemaakte* Het woord hier wind vertaalt (in hetHebreeufch,i?ö2Wi"& ) heeft veel beteke- niflSén5*maar,in defe plaatfe wert het by Robbert/on ook; felfs met Lugt overge- fet, als in fyn E<*. Woordenboek te fien is, (fiet yetsdiergelyks^..XZX//. 20.) en den geleerden GlaJJiusbrengt ook de lugt (aer, aura ); o nder deflèlfs ver- talingen. Soo dat het woord in defen fin genomen fynde, defen text dus luit: Doe hy (Larouach) aan de lugt het gewigte maakte, · : ;. , ,\ , Dat nu pp defe plaatfe de lugt ook kan vérftaan werden, behalven uit
de ftrax aangehaalde vertalingh van fpp groote Taal-kundigen , is ook daar uit af te nemen.; dat in het* 24. vers even voorgaat: Hy fiet ónder alle de He- melen^ waar van de lugt bekent is de onderfte te wefen; en die by gevol- ge fyn gewigte en drukkïnge qeffent op het geen onder alle, de Heme* Χ χ ; ka
|
||||
f
|
||||||
pfi. XVIII. Β E SiC Η O U WIN G-E.
kn is, volgens bet boven getoonde, Soo dat albier den fin der plaatil is.
•versZAf Hy letnauwkewighlyk op het uiterfie (extremitates) der aarde, hyftéi<
en bezorgt:alles, dat. onder de Hemelen en de Lugt is, menfehen, dieren yvijfchen^ planten i$c, aïs.hy de lugt het gewigte'maakte y, waar van te voren de bewyfen gegeven Tyn* Maar dat daar en boven dit 'woöÏd in de betekeniflê, van de Lugt hier eerder als van de w^r behoort en moet genomen werden j indien men van de eigehtlyke vertaling van het wöörd- gewigte niet af wil gaan·, ié ook blykelyk, om dat de lugt nu bevonden is waarlyk een gewigte te heb- ben } en dit aan de wint niet anders kan toëgefchreven werden, als voor foo veel defelve uit' lugt beftaat > als mede, om dat het gront-woordMifcMaaï (iiet Robbertfon) niet alleen dooi* het gewigte fëlfs of deilelfs drukkende fwaarheit,(Pöndm) maar ookmetLibratio^Libramentum,Qen:opwegiftgeover·? gefet; wert. Welke opwegingeh, tegenwöordigh door de fwaarheit der lugt gefchiedende, by de Hydroflatici in /defelve op· verfcheidën wyfen ge* toont werden; en in defe eigentlyke betekëhilTë, fóo feer aan de wintj fchoon fy wel een groot gewelt dóet, niet kunnen toegepaft werden; Ik- late nu verder aan ymand, die met eenigen emir. na waarheit foekty
of men geen reden heeft om te denken, dat die dit Boek vaft ftellért van geen menfche voortgekomen, maar alleen van den Schepper en Regeerder van alles ■ ingegeven te fyn, mét feèr veel regt ook dit befluit kunnen maken jioin. dat men alhier in tyden, wanneer aan geen levéndigh menfche het gewigte der lugt bekent geweeft is'| immers foo veel uit de oudfte Hiftorien blykefi kan, het felve met foo 'ronde woorden gemelt fiet: 't geen derhalven van niemand, als die meer als een menfche geweeft is, kan gefchiet wefen, §. 4(5. Indien nogh dit gefeide aan, een ongelukkigh TwyfTelaar niet ge-
noegfaarn mögte fchynen, om hem van de Goddelykheit van dit woord te overreden y nadien miiTehien de hooge afkom ft van het felve aan hem met meerder klaarhëit'foude'Voorkomenvirigevalle de uitbreidende en veerige kragt der lugt,;(diëbnt^yffelyk een uitvindinge van ^e laatfte eeuwe is, en ibo gtooten famenvoeginge met dëflelfs gewigte in alle faken heeft) mede konde getoöni werden aan den grooten IngeVer deiTelfs ook in: die tyden, wanneer nogh geen mênfehë dëfëlvëpkaangemerkt hadde, bekentrgëwceft te fyn. JL-aat hy m#;öns voertgaanVen met verworideringë de oogën élan op de ^woorden, die by" den Propheet Jefaïas\lCap..XLII. f'. gelefen wer- den} welke in de; Nederduitfëhë Bybel dus óvergefet fyn; Alfoofeit Godt de Heer e ^ die-de Hemelen gefthapen en defepue'uitgebreitheeft, die de Aarde uitgefpannen heeft ± en wat daar uit'voortkomtj die'den volkey . dat daar op is 9 den adem geeft) en den geef den geenen, die daar op wandelen:! In de gront-tale feggen defë Woorden eigentlyk, die de 'Hemelen gefchapen
heeft\ en der -feher uitbnidém\ of'uitfpanders (Bóree hajfchamaji'm venotheheni) gelyk ookby de geleerde Kant-tekenaars en andere, als Robbertfon, aangemerkt * ia j en op die plaatfen kam gefien werden. Nis«
|
||||||
-.
|
||||||
... . n VI' 1 'í·./ Wande Lugt. i |47
Nu is hetÉ&$? kennelyk, dat het woord Schamajim^hiet Hemelen, in het
■meerder eetal overgefet en een twee-getal in, het Hebreeufch betekenende, on een feer eroote meenigte van plaatfen, met het een-getal van £« ver- taalt fel en met reden, om dat het een-getal van dit woord in die tale ge- noegfaam niet gevonden wert in gebruik te fyn. - ■■ ■.; __ L· anderen, wd &*F defen Hemel ook met felden den ondegen Hemel,
dat is de Lugt, verftaan. Soo werden Job.JCILy. en XXPIII. Ì . Be Fe-
Zen des Hemels , en Proverb. XXX. l p. De wegh des Jrends m den Hem49
met het felve grondwoord uitgedrukt j alwaar het blykelyk is, dat door het
'felve den Hemel der lugt betekent wert.
fen derden betekent het woord Nathah niet zWccnmtbreiden,mtfpannen m.
het gemeen; maar in het byfonder een beweginge na allefyden (Robbert/on fegt Motionem in omnemparfem) welke uirbreidinge alle Natuur-kundige weten, dat op de aldereigentlykfte maniere in de beweginge van de deelen der lugt, door deflelfs vorige kragt veroorfaakt, plaatfe heeft. Soo dat in defen fin de plaatfe aldus foude luiden, Soo feit de Godt de Heere , dte de lugt en defilfs m alle kanten figh beweegende uitbreiden gefchapen heeft. ■» : / ë> Soude nu een hedensdaags Onderfoeker der Nature, die ons wilde feggeo,
dat Godt de lugt en de uitfettende kragt in deflelfs deelen gefchapen had- de dit met korter en klaarder woorden kunnen voorftellen) als de voor- gaa'nde fyn? dewyl of de deelen der lugt, die in figh felfselafticq, en uitfetten- 3e fvn; of ook andere, die onder de lugt gemengt fynde (gelyk het vyer volgens fommige) en figh felft uitfettende, de lugt door hare werkmge uit- breiden, met geen kragtiger als met de naam van na allé kanten figh bewegen- de Uitbreiden der Lugt fehynt te kunnen noemen. , . En indien men dit woord Uitbreiden in het meer-getal (gelyk het felve dit
eigentlyk in de Gront-tale mede brengt) alhier wil behouden j foude ook y- mfnd een bekwamer fin als de voorgaande aan defen textkunnen geven? na- dien een veel-getal van uitbreiders der Hemelen, en van foodamge, die, gcly k als hier gefegt wort, gefchapen fyç, niet ligt by ymand fal aangewe- Ten worden; welke noghtans in de veerende lugt-deelen, of andere diedefe uitbreiden, iri een ontelbare meenigte figh bevinden. · En te meer fehynt defe uitlegginge met het volgende ook over een te
komen, dewyl van den lugt en aarde gefproken werdende, beide degroote dienften, die fy aan de menfehen doen , daar ftraks op by gebragt werden. •Gelyk, ten opfigt van de aarde, hare mtfpruitfels (want loo feit het He- breeuwfche woord) en het wandelen opdefelves en ten opfigt van den Hemel der Lugt, het geven 'van adem. Dat nu dele, fooniet geheel, immers ten grootftcn deele,van de uitbreidinge of uitfettinge der: lugt afhangt, is te vo- ren genoeghaangetoontjook,dat de bovenile Hemelen daar toe,foo veel bekent is, van geen byionder gebruik fyn, is by ydcrikennelyk.· Waarom ook dit laatftc tot eenbewys ftiekt, dat de lugt alhier met veel reden onder den naam 7 XX2 *»
|
||||||
■WHiMHBHi
|
|||||
548 XVIII. Â E SC ¹ O ü W É Í G E.
Van Hemelen kan verftaan werden é nadien dit woord, hier Hemelen 9dïkwï[$
door den Hemel vertaalt werd. Defe Uitbreiders nu in de lugt in haar werkinge te vertoonen, is reets
boven vry breed gedaan. Men kan die üeç in de lugt, die in het blaasje figh uitbreidende het felve doet opfwelleny ook in de pyp IF Tab. XIII Figt 1, alwaar de lugt van I door Á, Â, C, tot F in het quikfilver oplopende, de- fe veerige deelen en uitbreiders, geduurigh na mate dat fy van het boven- gaande quikfilver minder en minder gedrukt werden, figh meerderen meer- der vertoonen , en de opklimmende Lugt-blaas door de lugt uit te breiden grooter maken. /'*. f· §. 47. Ontelbare experimentenTynder, die de veerige kragt der lugt, en
daar door defe Uitbreiders bewyfen, by de Natuur-Onderfoekers van defe tyt te vinden. Op een aangename en,gemakkelyke manier worden defelvein ha- re uitbreidinge voor oogen gefteltj ais men Tab. XIII. Fig. 4. in een glas met water tot Ì Í gevult fynde, een flesje of groot ampulletje Q_( gelyk het genoemt wert) met de mond  na beneden geftrekt, en tot DC vol wa- ter fynde, terwyl in Á alleenlyk lugt is, op het water in Ì Í laat dry ven; of dat men dit water in het ampulletje foo verre vermeerdert, dat het even, en langhfaam nederfinkt na L. Laat nu de glafe klok RST van de lugt- pomp daar overgefet en de binnen-lugt, gelyk by Ñ is,daar uitgelaten wer- den. Wanneer nu de perflmge der felvdr op de flesjes en op het water MN daar door vermindert is, vermindert ook de kragt, die de lugt Á in de fles- jes te voren balanceerde, en belette figh uit te breiden. En daarom Tal men ftraks oogenfchynlyk fien, dat defe lugt in Á fyhe Uitbreiders .heeft j welkers werkinge, met het wegnemen van de tegendringende lugt in ■ P, aanftonds .figh Tal vertoonen j en het water van DC tot E F neder- . waarts dwingen te gaan j foo dat beide defe glaasjes nu, door defe uit- breidinge der lugt in Á minder water in figh befluitende, ligter fullen werden 5 en het bovenfte by Q^ figh hoger uit het water verheffen $ en het onderfte by L opwaarts na boven dry ven: tot dat de lugt by Ñ weder ingelaten en fyn perffinge herftelt fynde, de veerige deelen en t$£f breiders van de lugt in Á daar door weder meer in malkander gedruktß en door het inkomen van het water beide de ampulletjes weder Twaar- der werden. Waarom dat by Q_weder dieper leggen ·, en dat by L weder als voren, na de gront finken fa!. Het geen beide dus met uit en in laten van dé lugt in de klok, met beurten foo langh men goet vint,kangeeontinueert werden. l*ttp itivkü ú:(ßßý·&üö Of na dat de lugt in Ñ eènighfints verfwakt is, door een deel daar uit te
pompen·, en de Uitbreiders? dsr lugrin Á het water tot in EF (gelyk ftrax), neder gedrongen hebben* kan men voortgaan de lugt in P: door de pomp wegh te nemen j en men Tal fien, dat de figh als dan meerder uitbreidende ;Jugt in A, nogh groater plaats voor figh makende, al het water uit deiun* |
|||||
?r 'ë Fdn de Lugt, ^ö
pulletjes uitftoten fal} en felfs in blaasjes uit de mond  der flesjes na boven
gaan, gelyk by- V afgebeeld is. Ik hebbe, niet tegenftaande te voren reets genoegh tot bewys vandefe
uitbreiders der lugt gefegt was, dit hier by gedaan 5 om fommige, aan wel- ke dit begrip der lugt foo„ familiaar, niet en is, de moeite rjiét te geven van het bewys elders te foeken. Temeer, dewyl dit experiment dele Uitbrei* ders op een feer klare w'yfe, en t'elkens, als men 't goed vindt, vertoont. §. 48. Op andere plaatfen vïnt men de uitfettende kragt der lugt nietdui-
fterlyk ook vaft geftelt uit de effecten , die volgen fouden, indien den Al- beftierder defe uit de lugt eens geliefde wegh te nemen. Soo fegt Elïhu% Job. XXXIF. 13,14, 1 f. Wie heeft de ganfche ivereld gefchikt ? 14.. Indien hy fyn herte tegen hem fettede , fynen geefl enfymn ademfoude hy tot.'figh verga' deren: é f. JUe vleefch Joude te gelyk den adem geven: ende de menfche foude tot flof weder keerené Indien men hier het woord Geefl, {Rouach) vers 14. (volgens het voren
§. 4f. getoonde) door /#g£ vertaalt, falde fin wefen, fynen lugt en adem f al hy, tot figh vergaderen. En foo het woord vergaderen alhier fyn eigentlyke bete- keniiTe van verfamelen en te /amen-rapen (gelyk het ook overgelèt word) be- houden lal} moet men begrypen uit defe fpreekwy-fe, dat God t den ademen lugt, die in der menfchen borft en longe is, alle ineen plaatfe by een foudc vergaderen. Want, dat; men alhier door Rouach geen geeft of ziele der menfchen verftaan kan, bly kt, om dat 'er goede en kwade menfchen fyn· de, der felver zielen niet by een vergadert, maar elk na hare plaatfe gefon- den werden. Om nu defe lugt en adem van alle by een te verfamelen, is een gereet mid-
del het wegnemen van de veerige kragt van de buiten-lugt. Soo haafl dit gefchiede,, foude de lugt in de borft of adem'van alle menfchen, (daarom fy% nen lugt en adem genoemt) fonder door eenige tegen-l^ragt van de buitenlugt, weerhouden en belet te worden, figh aanitonds door hare uitbreidinge na die plaatfe begeven, alwaar de tegenilant minder geworden was, en aldus · alle ademen in het ruim. van de buiten nuverfwakte lugt verfamelt ,enalsby. een of te famen geraapt werden.:, §.49. Dat fulx waar is, kanblyken::
Eerfli wanneer men een-ftuk van een nogh warme ]ongh onder de klok
legt, en de lugt daar aflaat: want als dan fal men kennelyk gewaar worden* dat de-lugt in defelve nogh fynde, en ook aan de vogtige kanten van de daar m fynde buifen klevende, figh aanftonds fal uit fett'en, delongh eerftdoen'; opfw ellen, en daar na figh na buiten begeven, in het ruim van de klok} al- waar de veerige kragt der lugt nu verfwakt is. Tep anderen, kan tot eenkragtigh bewys daar van dienen, het geene van de
H*. deStair, Pbyfiolog.p. f9f verhaak wert, by de Heer Guerihe onder fyne-· × ÷ 3 lugts·'
|
||||
"^
|
|||||
tyé XVIII. Β E S CHOÜWING E.
lugts-onderfoekingen waargenomen te fyn: -namelyk, dat yraand watnaby
ftaande by een inftrument, in welkers hoUigheit, foo verre men konde lugt-Iedigh gemaakt fynde, de overgebleven lugt fyn uitfettende kragt meeft verloren haddej wanneer het felve geopend wierde, de lugt uit de longhen borft van defen man met foo veeljtragt derwaarts voorbarfte , dat hy groot gevaar liep van ftrax te fterven. In welk geval men het lot fiet van alle ademhalende dieren, indien het
Godt Geliefde de uitfettende kragt der buiten-lugt alleen voor een kleinen tyd wegh te nemen. En kan dit ook in die dieren, welke onder een klok geftek lyn, wanneer men de lugt in defelve verfwakt, met oogen gefien werden i waar van wy boven gefproken hebben. Ten anderen, om te verftaan, hoe de ademen van alle dieren by een verga-
dert fouden werden, behoeft men alleen de oogen eens weder op de Tab. XIII. Fig, 4. te ilaanj en het Experiment §. 47. aangehaak te hervatten} wan- neer men fien fal, als de veerige kragt van de lugtin de klok by Ρ vermin- dert is, dat de lugt by Α in beide de ampulletjes figh uitfetcnde, in bellet- jes by V door het water na boven gaat jen hoe veel 'er ook fyn mogen^in de ruimte Ρ by een vergadert wert. Dat van het geen de lugt in de long der dieren in acfe omftandigheden lydt, (als men de flesjes Q L in plaats van de felve longen neemt) eenfeérgelykfor'm'igh voorbeek geeft. Om hiernu niet van de perflinge te fpreken, welke de lugt, die tuiTchen de long en ribben van eenige geftek wert, op defelve longe in dit geval ook foude moeten doen om den adem derwaarts en na buiten te dringen. Sóo dat nu wel fchynt bewefen te fyn, 't geen voren gefegt is, dat de
veerige kragt van de buiten-lugt weggenomen fynde , den adem en lugt in de longh van alle menfchen fynde, by malkander in de ruimte van de bui- ten-lugt foude vergadert, en dat by gevolge de aangetogen plaatfè dus kan verftaan werden. Maar om te toonen, -dat na alle waarfchynlykheit het ooghmerk des gro-
ten .Ingevers alhier geweeft is, dit felve geval 'm défe woorden te befchry- veni en dat daarom defen text in dien fin iehynt niet alleen te kunnen, maai' ook behoren verftaan te werden, fal men uit dit volgende ëenighfints kun- nen afnemen : Eerft, óewyl het woord Gavang alhier gebruikt wert, om de wyfc, op welke de* dieren in defe omftandigheden fterven uk te drukken, Het geen meermalen met den geeft geven vertaalt fynde, wel andere manie- ren van fterven ook betekent} dogri ,egter in kragt fegt .Ekfpirare, of uit- hhfen^'m 't Grieks Ekpmuein (fiet Robbertfon) en een fterven met wegne- men van den adem, gelyk Ρ [alm. CIF. z$>. Dat nu defe wys van fterven ook gefchiet met een geweldige uitblafinge, of voortbarftinge van den adem uitwaarts., is 'bekent by alle die dcfe werkingen der lugt verftaan} en kan door het voorgaande experiment , en andere y die in de adem-ha- lin-
|
|||||
■■i
|
|||||||
j:i' Ï Ç WPföti de Lu'gt. g ;: ^i'
itnge, enoverdeplaatfe7^,XX^//. 3· te voren by gebraght fyrt, begrepen
WeBove'n dit toont het øïïÀÜöþáÜ hier te gelyk ium, fimult pariter, üet
MïmSn het welke in defen text gevonden werty datdeöorfaak,, van welke hier geiprokett werc, algemeen is5 eh dat fö allé te gelyk foude Tal- ken Het welk. aan dit wegnemen van de veerige kragt der lugt ook meel- eden is als aan het water of andere faken j die, fchoon fy alle menfchen fouden kunnen doen fterven, egter die fonder een twfonder wonder- werk niet fouden te gelyk doen fterven, gelyk dcfe geneMle bedervinge yaö Van de buiten gewoone werkingen Godts en wonder-daden, die fulks
fouden kunnen te wege brengen , ipreken wy'hier niet j» nogh denken wy ook dat op fulke in defeplaatlë geoogt weruj vermits de woorden die voor- gaan, wie heeft de ganfche wereld gefchikt , die tegenwoordige fchikkinge,, welke Godt in het ordineeren van 't geen in de; wereld is, gewoonlyk ge- bruikt, fehynen mede te brengen : onder welke de veerige kragt der lugt als een van de voornaamfte fekerly k moet gerekefit werden. Soodat defe plaats, als. men het voorgefeide in agt neemt, de volgende
fin fchynt te hebben: dat het Godt isv diê.iewereld gefchiB\en aan defelvewet- tsn en onder die aan de lugt een uitfitiende kragt gegeven heeft; Die, gelyk de ^Barometers leeren, dan meerder dan minder is. Indien hy nufyn herte of wil- le tegen den menfche fettede , en tot nadeel van defelve die wette wilde gebruiken^ om defe uitfettende kragt der lugt, niet een weinigh, maar feer veel te verminde- ren of by na geheel wegh te nemen y foude hy. alle de lugt en adem der menfchen in het ruim der buiten-lugt by'een vergaderen, en alle vlees of dat van Menfchen, Dieren, Vogelen, enViffchen, foude te gelyk, by manier van uitblafinge des a* dems fierven j en de* menfchen fouden tot flof weder keeren. § f o. Ingevalle nu een Atheift uit defe drie bygebragte plaatfen bekennen moer, dat hetaannemelykis, datindeeerfte, defwaarheitj in de tweede, de uitbrei- dende kragt der lugt j in de derde de maniere,op welke de dieren onder de klok van de lugt-pomp of in een andere lugt-ledige piaatfe fterven, met een groote klaarheit vertoont wert} indien hy daar en boven, by alle de hedens- daagfche Philofophen (die hier een exempel van begeert, kan de Çø flor ie ' van de Franfche Academie van den Jare 1701 na fien) leeft, dat defe dingen alle aan de Ouden onbekênt ge weeft fyöj Laat hy, hoe - hartnekkigh hy ook wefen magh, ons feggenj of hy niet moet denken* dat foodanige na reeden oordeeien, die djt Woord houden van een Godde- lyke afkomft te fyn j als hier foodanige faken feggènde, welke .het onmoge- lyk was van eenigh menfche in die tyden te verwagten. Ten minften, of dit hem niet moet doen denken, dat het de moeite immers waardigh is, de nadere bewyfen vandeffelfs Goddelykheit 2 gelyk die van veel geleerde man» * ...... ^ nes- |
|||||||
:
|
|||||||
3fi XVIII. BESCHOUWING^
nen nagelaten fyn, nader te onderfoeken, en teilen, of't geen fy tot be-
Wys daar van bybrcngen, niet bondigh is. En kan foo een ongelukkige door dit te lefen alleen foo verre gebragt en bewogen werden C indien Godtdiï onder/oek gelieft te fegeneu, en iyn toe nogh toe ongelovighveritanttever* lieten) ialhy eengenoegfatne vrugt van fynen arbeid^genoten hebben. |
|||||||
.! V-
|
|||||||
XIX. BE-
|
|||||||
/
|
|||||||
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIX. Â ES CHÖ UWING E.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
VAN DE
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
METEORÁ,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
O F
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
■ö ■
LUG TS-VERHEVELING EN,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
§. i, fsFergangh tot de Verhevelin-
\J gen. 2. Lugt is een fmelt-vogt.
3. En f eer veel verscheidene deelen in de-
felve.
4. Sulks werdgetoont in fwavel.agtige.
5. In Vyer-deelen. \
6. In Alcalia en Sure.
7. In brandende Geeften en Olyen.
8. In andere deelen.
9. Veele behouden hare eigenjchappen in
de lugt.
Experimenten. 10. Maken door haar werkinge op mal-
kander, fchadelyke en hei (jam e lugt en.
il.'Experimenten, ia. Ë;ß?ß/ÅÔ<? Experimenten. 13. Overtuiginge uit dit ge f ei de.
14. Onfigtbaarheit en fmakeloosheit der lugt
/eer nut. I f. Weder-komfl tot de Verhevelingen\
16. Mirten en Nevelen door veel dam-
pen , en door het uitzetten der lugt. 17. Experiment.
18. Aanmerkingen op hetfelve.
I9· Mifl doror Effervefcentien, Experiment.
20. Door Prascipitatien of fchiftingen.
Experiment. 21. Mijlen fyH welken.
22. IVtnt en dejfelfs nuttigheden.
En overtuiginge daar uit, 23. raflaad-windenw'Mouilbns.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
24
|
Overtuiginge uit defe.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derfelver befchryvinge.
26. Predik. I. 6.
27, Predik. XI. f.
Joann. III. 8. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
28
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
üvergangh tot Experimenten ontrent
de mogelyke oorfaken der winden. I. Experiment, het vernauwen der
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
29
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
ruimte, daar de lugt in is
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Experiment. Wind-bol.
III. Experiment. Het bewegen va»
vafie lichamen door de lugt. IV. Experiment. Effervefcentien,
V. Experiment» Brand van fwa-
velagtige lichamen en [alpeter. VI. Experiment. Vermeerderde uit-
fettende kragt der lugt, oorfaak der Wind.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
30.
31· 33-
34 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
35*
|
VII. Experiment. Ookdeverfwakkm-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
ge defelfs_,,. . . .
36. VIII. Experiment, Wind door kou-
de, 37. IX. Experiment. Wind door warm-
ie. 38. X. Experiment. Wind door het op-
houden der warmte.
39. XI. Experiment. Bewe^inge der
lugt opwaarts. 40. Overtuiginge uit het getoonde van de
lugt in h gemeen. 41. Overtuiginge uit de Verhevelingen in
het byfonder. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eer
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Yy
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
£f4 XIX. BESCHOUW, ING E.
§. i. TjEr wy van de Lugt affcheiden, fcheen het wel vcreiit tcwer*
r . fHTyiaB ffiaahgjffi^ feggeff, Van" het geen men de Lugis-vefheve- 7^g<?# r anderfints. Meteora^ als Wolken, Mift, Wind, Regen, Blixemt Donder enz. gewoon is te noemen j déwyl in defelve figh een onnocmelyk getal van wonderen ten allen tyden vertoont-heeft; en dèn Almagtigen op een byibndere wyfe fyne gedugte Mogentheit en onfachelyke Grootheit,, meermalen ook aan die anderfints hem, foo veel in haar was, tragteden te loochenen, met fchrik en beven heeft doen erkennen. Edoch, nadien defelve buiten het bereik van foodanige ervaringen tert merendeel geilelt fyn3 welke dienen'moeten, of om alle haar oorfaken met gront na tefpeu- ren}of wel ook,om de fekerheit vaneenige, anderfints waarfchynlyke, ge- dagten daar aan te kunnen beproeven 3 {trekt dermenfchenkenniÖè in delen figh niet verre genoegh uit, om met fekerheit veel te kunnen feggen van de maniere, op welke fy voortgebragt werden, en werken. r §. z. Dit fchynt egter waar te fyn, dat de lugt op veele lichamen, die defelve omringt, ftaande, veel eigenfehappen heeft van het geen de Chyy miei een Smelt-vogt of Menfiruum noemen > werkende op die wyfe (omeen voorbeeld te gtven) als hrandewyn, op Speceryen ftaande, daar van ee- mige deelen uittrekt^ en defelve in figh imeltei«ie met figh vermengt. §. 3. Soö fiet men dat alle uitwafemingen van foo ontelbaar veele licha-
men} dat alle parfumen, of reuk en flank makende deden}, de rook van at het geen verbrand word, of verrot} de dampen van foo veel zeen,, rievie- jren, poelen , en andere wateren} de vyer-deelen van foo veel vlammen j foo veel falpeter en fwaveiagtige, foo veel fure, foo veel alcalifche (of met fuur op- brüifénde en werkende.) deelen} met een woord, al wat men vltigcigh noemt, en opwaarts kan geheven worden en iiitwaiemen , figh metdefe lugc ver- mengen} en als in een gemeene bewaar-plaats in defelve te famen vergadert werden. Doet hier by de ftralcn en het ligt der Sonne, dat/ibo ondenkelyk foei bewogen werdende, als hier na fal getoont werden, in een meenigtej I die niet te bepalen is, in de lugt nederkomt. Om nu van dat der vafte én dwaal-lierren niet te fpreken} 't geen hoe weinjgh het, om derielver verre
afgelegentheit, van uitwerkinge magh geilelt werden, te wieien} egter na- dien defe HefiQel-.ligtqn daar doorgefien werden., en;oek\om<deiIèlfs fnelheit, door welke het in eenige meenigte tot onfe lugt. nederdaalt, egter ge- noegh is, om hier niet voor by gegaan te moeten werden. jAjllcs op te tel- len was geheel on'rnogelyk} endieeenighfints in dé Natuur-kundige onder- vindingen ervaren is, fal defe vermenginge van een ontelbare menigte vas vericheidene deelea gewilligh toeflaan. §. 4, Om 'er aan onervarene een ruwe fchets van te geven} op dat wy nu
*van dé water-dampen , als al te bekent fyndë , hier niet feggen } dat
'et fwaveiagtige deeten figh in 'de. lugt vermengen, is uit de fwaveiagtige reuk ?
4je üa fommige blixeraen volgt , af te nemen}' behalven dat veel Hiilorien
ons
|
||||
Van de Afeteora, of Lugts-<üêrhevelittgMl " %ff
ons leeren, dat fy in de Brand-bergen, door onderaardfche vyérèn in groote
menigte,' als rook, opgeheven Weit; op die wyfe, als men fe by de Chymi-- d in haar fublimeer-vaten fiet opgaan. En is iulks ook daar uit blykelyk, dat felfs alhier in onfe wateragtige landen putten fyn, inwelke, indienmenmet een brandende kaarffe daar boven komt, de lugt ilraks in vlamme ftaat ; foo dat op defc wyfe meermalen geheele huifen verteert fyn, en nü nogh on- Jangs een man feer ellendig h is gebrand ge wee il, Ook indeBeemiler, wel- kers land de grond van een uitgemalen meer is* %. f. Dat 'er, vyer figh in mengt toonen veel andere experimenten} de
blixemen in de lugt*, en ookdieftoffe, welke de Chymki Phosphörus noemen, die lange jaren onder water gelegen hebbende, daar uit genomen fyhde ilraks ligt geeft in donker; en op een feer kleene warmte, die men geen hit- te om haar kleinheit noemen kan, Ilraks onuitbluflelykbrand. Defeword uit menfehen- water gedeililleert, dat langh in dé lugt gedaan heeft en verrot is: en feggen, die het bevonden hebben, indien men de lugt tot de U~ rina niet toe en laat, dat fy geftookt fynde, wel defelve ftoffe geeft in het uiterlyk aanfien, maar egter dat die, geen vuur uit de lugt by figh hebben- de, nogh ligt nogh brand. §. 6. Dat vlugtige en alcalifche fouten, als die van roet, hartshoorn enz.
in de lugt fmelten , weeten die defelve geroken en mecftighmaal tot haar fchade geleert hebben, dat defe fouten op geèrie Wyfe langh te bewaren fyn, en menighmalen niet wel gedopte glafen, die met defe vlugtige fouten ge- vult waren , na eenigen tyd, of ten deele , of geheel ledigh gevonden werden. Het felve wert men mfuure vogten gewaar, uit de fuure reuk, die fy van
figh geven, gelyk in afyn en andere kennelyk is. En indien men plaatjes van , koper boven defelve hangt; weeten de Cbymid, dat het füür, het Welk in" de lugt figh opheft en mengt, het koper van defe plaatjes door-eet, en in fpaans groen verandert. Verder, ingevalle ymand öit een geeft van Salpe- ter, die forider eenigh water overkomt, gediftilleert heeft, fal aan hem be- kent fyn; dat al het geen men op die fleflen tot Hoppen gebruikt, door de in de lugt opgaande deelen geheel, doorgebeten wert; en dat deielve geeft, in een open fles ftaande, dik wils een fierielyken damp van figh geeft. %.j. Brandende Geeflen mengen figh ook met de lugt. Dit fiet men, als
ïnen een goede brandewyn warm maakt, en een brandend papier of kaariïe by de dampen houd; vermits die in de lugt fyn, daar door aangeftoken ful- len werden; waar door de Chymki'mhet deililleeren van defelve een teken he- men, of hare Lutunis (dat is het geen waar mede fy de voegen van de va- ien.toe^ryken) ook digt fyn; want een kaars daar aan houdende, indien 'er eënigèn damp doorgaat, wert men aanftonds gewaar, dat fy in de lugt by het Lutum in een volle vlamme opbrand. Yy ζ Selfs
|
||||
#â XIX, Â Å S C Ç Ï U WING Å.
Selfs Oïye kan figh in de lugt mengen. Om nu niettefprekenvan traan*
kokeryen, die figh foo verre laten ruiken, dewyl ymand in twyffel foude kun- nen trekken of het de olyagtige deelen al felfs waren, die men door de reuk gewaar wert: indien ymand oit olye van olyven met fant gemengt gedeilil- leert heeft (uit een gloeyende yferen pot, op welke een yferen helm (laat, die boven een openingh heeft, welke met een yfer dekfel kan gefloten wer- den) fal hy bevonden hebben, als dit dekfel daar afgenomen is, om het af- geftookte met een yfere lepel uit de pot te nemen, en weder yets nieuws daar in te doen; dat de dampen, (die anders in het recipiënt overgaande, al- daar een Oleum Philofophorum-, gelyk men die noemt, uitmaken) in de lugt in volle vlamme ftaan, foo lange, tot dat de openingh van den helm door het dekfel weder geflopt is. §.8. Ontallyke deelen boven de ilraks ten voorbeek aangehaalde, vint
men dat figh in de lugt, als een op haar ftaande Smelt-vogt\ mengen. Soo merkt Farenus aanj in fyne Geographie, Lib. I, Gap, XIX.§.XX/,dat,alsde Speceryen in de Indifche Eylanden ryp fyn, de Scheepslieden die tot drie of vier mylen verre in zee kunnen door de reuk gewaar werden: dat in dé Vlaamfe Eilanden(Azores geheten) de lugt foo veel fcherpe deelen by figh heeft, dat het yfer en de iteenen van de huifen in weinigh tyds doorgebe- ten en tot een ftof gemaakt werden: daar in tegendeel in de Provincie Chili^ de lugt foo fagt is, dat felfs een degen fonder af te vegen inde fcheede ge fto- ken fynde, noit bevonden werd met eenige roeftbefmet te werden. Die meerder hier van weten wil, kan den Autheur op de gefeide plaatfe na- flaan. $. p. Na dit alles fal niemand, fooik denke, eenige fwarighek maken,
om de lugt als een Smelt-vogt te begrypenj in de welke ontelbare foorten van deelen ingemengt fyn. Alleen fchynt, eer wy voortgaan,nodigh te too- üen: Eerfl, dat de in de lugt gefmoltene uitvloeyfelen van een foo groote me-
nigte vafte en vloeyende ftoffen, in defelve haar eigenfchappen behouden kunnen, die fy te voren, en eer fy met de lugt gemengt waren ?gehadt heb- ben. Die hier veelvuldige .bewyfen van iien wil, kan het geen den grooten Natuur-Onderfoeker Robbert Boyle in fyn gefchrift van de bepaalde Natuur der uitvloeyfelen {de Nature determimta ejfluviorum) daar overgefchreven heeft, nalefen. Dit ondervindt men anderfints, eerit indevloeybare ftoffen, uk feer veel deftillatien, van water, van brandende geeften , fure geeften* geeflen die vlugtige fouten in haar hebben, quikfilverj en meeftallefoqda- nige vogten, welke door warmte in de lugt opdarnpende, in defelve foo feer haar eigen gefteltenifTe behouden | dat fy in een recipiënt ontfangen ,en weder tot vogten geworden fynde, meeft alle de felve vloeybare iloffen, geven, welke fy, eer dat fy in de lugt gemengt geweeft waren, te voren uit- gemaakt hadden. |
||||
Van de Meteora, of Lugts-verhevelingen. Kj
Het felvekan men ook in veel vafle lichamen waarnemen $ die men door
tyer opheffen, of (gelyk de Chymicï fulks noemen)fublimeerenkan. Soo ■werden fwavel, campher, benzoin, falarmoniac, en felfs (volgens het ver- haalde van den even te voren met eerbiedt genoemden H£. Boy Je) een me- taal foo fwaar als tin, door de warmte van het vuur in de lugt opgehe- ven · en de deelen der felver door het ontmoeten van een glas of yets anders te famen loopende, fiet men weder een vaft lichaam vandefelve hoedanighe- den daar uit voortkomen. , En gelieve niemand te denken, dat wydefegelykfbrmigheit te verre trek-
ken ; om dat men foo groote warmte, nogh vyeren in deie landen niet ge- waar werd; welke bekwaam fouden fchynen om defe lichamen, die al eea merkelyke hitte by de Chymiflen vereiiTchen, in de lugt op te voeren: warit die oitde Hiilorie van de onderaardfche vyeren, in brand-bergen figh ver- toonende, gelefen heeft, en met hoe veel fwavel, afTche, en andere deelen, fy meenighmalen de lugt tot verre afgelegene plaatfen toe vervult hebben,. fal hier in geen de minfte reden van twyiïelinge vinden. §. io. Uit dit foo verre getoonde fal nu ten anderen volgen ï dat ymand,.
die weet hoe veel en verfcheiden werkingen defe in de lughtfwevendedeel- tjes op malkanderen hebben, ligtelyk fal kunnen begrypen; dat uit de ver- fcheiden famen-voegingen en fcheidingen van deièlve,ook vericheidenhoe- danigheden der lugten moeten voortkomen. Soo dat foramige deelen, die ganfch onfchadelyke fyn, door famen-lopinge met malkander fchadelyk en doodelyk} en ook die kwaadaardïgh fyn, weder heilfaam kunnen werden-> en aldus in veel gevallen veel veranderingen ondergaan. §. ii. Soo fiet men (om hier een proeve van te geven) dat de geeft van
ons gemeen fout, en kwikfilver, welke geen van beide vergiftigh fyn, door vyer te famen opgeheven of gefublimeert fynde, in de lugt figh vereenigen ; en te famcntot foo doodelyk een vergift werden (in het gemeen 'Sublimaat genoemt) dat, indien her felfs het Rottekruid niet overtreft, het ten min- iten in doodelykheit daar aan gelyk moet geftelt werden. Of men nu op de- fe wyfe moet denken gefchiet te fyn, \^ex\&z1&.I)iemwbroekdePefte. (Lib. IL Cap. III.) waargenomen heeft; namelyk, dat den damp vanonfe feep, als het linden gewaifchen wierdë, in de peil tot Nymegeh huifen,. die anders vry waren, aangeftoken heeft; en fchoon men weet,, dat defelve anders uit niet vergiftig? beitaat, de lugt peftilentiaal heeft kunnen maken 5> fullen wy hier niet verder onderfoeken. Dit is kenbaar genoegh, als onder- aardfche vyeren, in tyden van Aardbevingen, de lugt met veel dampen ver- vult heben, dat ook defe dampen felfs, of haar vereenigingeofwerkinge. op andere lugt-deelen meermalen pefteri en andere foor ten van by na,alle menfehen aantaftende fiektc veroorfaakt hebben. Soobevint men ook, dat ander fiuts grooteenquaadaardige vergiften inde
lugt met andere ftoffen kunnen vereenigt werden > en daar door haar kwaad- Yy 3 ' aardigheid
|
||||
m ΧΐΚ. BESCHOUW! Ν 0 Ε.
aardigheit verliefen. En weten de 'Chymici, hoe veel malen men de voor-
verhaalde Sublimaat öQk Wederfublïmeèrt,'en de lugt doet pafleren, dat Cy ■altyd doodelyk blyft: maar indien men een gelyk gewigt van nieuwe quik- filver daar .toefet, en ditmertgfel te gelykmblimeert, dat defe deelen mal- kander ïti de iugt aanvatten, en in delëlve famen gevöegt fynde, haarbytend vergift verheien i en een medicament (Mercurius dulcis) dat in veel gevallen feer nut is , uitmaken. Waar aan fommige ook toefchryven, dat men be- vint te Cairo* met het opryfen van den Nyl de peft aanftonds op te houden. Soo dat, wanneer daags te voorën foo menfehen geilorven fyn, des daags daar aan dikwils niemand en fterft, volgens het verhaal van Sandys Lib.II. by my-pag. po. By den vooren geprefen Heer Boyk fyn meer bewyfen van het gefeide te vinden. , Dat nu vloeybare itoffen ook (fi de lugt tot vafte lichamen kunnen wer-
den, leert het experiment van de HT. Boyk, namelyk, wanneer men geeft van verrotte of gefermenterdc Urma tot brandewyn fet, die niet geheel van fyn water afgefcheiden is, en een vyer van een lamp of andere nogh fagter warmte daar onder ftelt; dat de dampen die opgaan, figh in de lügt tot een vaft lichaam vereenigen; en als een fyn en wit fubiimeerfel figh boven aart hetglas vertoonen, mettegenftaandefy anders voor het deitiileeren beide een vogt uitmaakten. §, 12. Of men nu het bövett verhaalde van' Nymegen en Cairo liever aan eert Pracipiiatie oi(ch\ïimgc^ a\c fommige opkomende deelen in de lugt veroor- iaken, moet toe fchryven, is hier het ooghmerk niet op het nauwile'na te fpeuren. Immers dat'er foodanigh yets, het Xy by iamen-voeginge of fchif- tinge, in de lugt kan gefchieden, fcheint tüt waarrtiminge van den Pro- feflbr Schagt in dé peil-tyt tot Leiden^ eenighfints aadnemelyk te wefen :heï geen te voren Befchomi\FII.%. 'ij. aangehaalt is. Öö'fc fcheint hier toe eehige aanleidinge te geven, 't geen my van een erniligh en oplettend Heer Verhaald isi die het voor een tot Xonden feer gemene en by alle, die doe geleëft had- den , j ont wyfrelyke fake feide bekent te wefen; dat in de laatfte foo verichrik- kelyfepeft-tytalle CofFy-huifen, alwaar de lugt gedurigh niet rook van ta- bak vervult was, genoegfaam de eenigfte waaren, die van defelve onaartge- taii bleeven. , ' - Öf men nu dit wü begrypen op die wyfe te gefchieden , gelyk, Wan-
neer men véél fublimaat in water fmelt, en tot defe vogt, die feer vergiftig is, fout van wynftcen ook in water gefmolten foo lange ,tóegiet , als'er nogh een roodajgtigh poeyer voortgaat op de grond te vallen, en gelykmert fegt té'pracipiteren; waar na men bevinden fa) , dat door defe werkinge alle het vergift νάή tiet fublimaat fal weggenomen fyn: dan öf men dit in gclyk- formigheit van bet andere , dat te voren aangemerkt is in het maken vart at Mercurius dulcis ie gé(ciUQacnx^m figh' moet verbeelden , kan ik nogh niet wel bepalen. Her grooce ooghmerk in defen is alleen geweeii te toö"- |
||||
J
|
|||||
VandeMeteQm^ofLwgts-nierhe^eUngen,- j^
neny dat men, na. dit alles wel overwogen te hebben, den aardkloot mee
fyn rontom leggende lugt niet alleen aan figh moet voor ilellen, als een Mathe- matifch Konil-werk, het welk uit andere experimenten bewefenwert: maar ook als een groot Chymifch Lahoratorium en werk-huis \ waar in de lugt een ©ntfanger of recipiënt vertoont i in het welke duifenden van foorten en vaa verfcheidenheden van uitwafemende deelen ofdooronderaardfehevyerén, of dóór dat van de fonne of door andere oorfaken te famen gcbragt werden: of a&derfints als een fmelt-vogt, (gelyk reets boven aangemerkt is; die op on- telbare faken ilaande, uit elk yerfqheiden deelen met figh vereenigt en in. figh fmeltende vermengt: welke deelcn elk na fynen aard en eigenfehapinde- fe lugt op malkander hare werkinge kunnen hebben. §,15. Eer wy verder gaan ; indien nu ymand, wie hy ook iy, door het
voorgaande een regt begrip van defegeilekenifle der lugt gemaakt heeft j in- dien hy weet, hoe ontelbare duifenden niet alleen van deelen, maar fejfs van verfcheidene foorten van deelen figh in defe lugt bevinden \ op hoe veel ver- fcheiden wyfen die malkander kunnen ontmoeten j hoer haar famen-lopin- gen, uit haar fchiftingenenanderfints fpo wel fehadelyke endoodelyke, als heiliame en dienftige uitwerkingen kunnen volgen: Indien nu boven dit al- les ook dit by hem feker is, dat fonder lugt nogh dieren leven, nogh plan- ten groeyen kunnen: fal hy, hoe ongelukkighfyn Philofophieookfynmag, en hoe feer hy tragt ftaande te houden, dat alles by geval of door Mecham- fehe figh onbewuite wetten fonder eenige wysheit gefchiet, ook aan figh felfs kunnen met geruitheit wysmaken? datfonder een allesbeftierende Magt en Voorfienigheit, dit regte en ware Chaos ^ of foo veel het aan Ons voor moet komen, dit foo verwarde mengfel., het welk JfcOiOnnoemelyk veel ver- anderingen door de meenigte en verfchillende eigenfehappen van fyn deelen onderworpen is, foo langen tyd bekwaam gebleven kan fyn,ennoghblyft, om foo veel duifenden van dieren en planten in het leven te behouden, en aan elk het geen hem in 't by fonder nodigh is: in fooveelverfcheidentheittever- fchaffen. En kan hy denken, dat het aan yets anders,, als aan een Godde- lyke en aller begrip te bovengaande Regeeringe kan toegefchreven werden,, dat niet alles in de uiterfte confufie vervalt? Immers, is het hem wel moge- lykmet al fyn wysheit eenigb begrip daar van temaken? hoe uit een mengel- moes van alle foQiten van (aken, gelyk de lugt is, en.onder, welke wel veel dienftige en nuttige,, maar ook foo veel fehadelyke,, foo veel vergiftige en doodelyke figh bevinden, elk.vereift deeltje op fyn plaats fynen dienftdoet 5. e" alle nadeelige belet worden te befchadigen j ten fy de groote wil des Aanbiddelyken Regeerders hier in fyn wysheit en magt betoonde. §■ i% Meermalen is my defe ftraks geroemde en foo gedugte Wysheit met
ontfagh en verwonderinge voorgekomen: dewelke, daar Vyer , Water,, Aarde, Son, Maan, Sterren; en rneeft alle andere famen Hellingen van ia- ken van ons gefien Isunnen werden, egter by na al|een de lugt,-fchoarv \vy.
|
|||||
Jfo XIX. BESCHOUWING E.
wy die in winden en andere gevallen gevoelen kunnen, voor ons onfigtbaar
heeft gelieven te maken. Hoe beeft een yder by na niet? als hy de daar in fynde dampen en werkfame deelen by malkander in fwarte wolken fiet verga- dereniren aan die op aarde fyη, donderilagen en blixem·vieren, aan die op zee varen , ftormen en tempeeften voorfeggen. Als men moerasfigh water, dat met Oyk en vuil (fchoon anders onfchade-
lyk) gemengt was, foude moeten drinken \ hoe veel vieshek en tegenfin ïóudcdit aan ons geven? indien men fagh, dat'er eenigh Hangen ofpadden- flym, al was het nogh niet veel, nogh raagtigh genoegh. om ons opdietyd te doden, figh in het felve vertoondej met hoe veel fchrik en vreefefoude men die tot figh nemen? en wat moeite foude men aanwenden, om onder dit afgryflelyk mengfel yets te vinden, dat fuiver was ? Indien nu op defelve wyfe alle onreinigheden die in de lugt figh bevinden, alle Opgaande dee- len uit vuile en walgelyke plaatfen, alle dampen uit ftinkendc poelen, uit verrottende krengen en doode lyken, alle opgeheven rooken van vergiftige bergh ftoffen, van fenynige dieren en planten·,alle uitwafemingenvanmen- fcheii en onaangename beeften, en wat hier nogh van andere lugts-befmet- tingen in groote meenigteby foude kunnen opgetelt werden, op de voorgaan- de wyfe figh aan het ooge vertoonden, foude niet een ygelyk op dit gefigt t'elkens walgen moeten ? als hy een met foo veel onfuiverheden vervulde lust, waai in hy dit alles met fyn oogen gewaar wierde, foude moeten in- ademen. Soude hy niet in een gedurige vreefe leven , van in de vergiftige deelen delHfs fyn dood haaft te fullen vinden ? en gedurigh alle fyn aandagc tot vermoeyens toe moeten te werk itellen, om foo het rnogelyk was, onder- in dien affchuwelyken hoop van foo'veel onaangenaamheden, ergens yets te vinden, dat fuiver was, en Tonder weerfin konde ingeademt werden ? foude men van die ryk fyn niet meerder gek fien bieden voor een gewèft, daar de lugt fuiver was, als men nu voor pragtige plaatfen en hoffteden fiet ge- ven ? Nu heeft het den Goedertieren Re geerdcr van alles gelieft tegen defe on- |
|||||||
gemakken foogunftighlyk iorgete dragen $ opdat het geen alle oogenblikken in
ons ganfche leven van ons gelchieden moet, namelyk, het uit en inlaten der lustT met luit, immers fonder foo verdritige aandoeningen gefchieden konde; makende daarom dat de lugt, die anders een gedurigh gewemel van foo veel ver- foeyelyke faken aan ons vertoonen foude, onfigtbaar voor ons blyftjdoor dit middel alleen, ook wanneer defelve aan ons leven niet fchadelyk foudefyn, ons verloiTende van die onophoudelyke forge en vrefe, van foo veel hatelykc faken door den mond en keel tot ons in de longh te moeten trekken. Het felve afgryfen van foo veel in de lugt fwevende faken foude ons in
nogh veel hoger trap overkomen, indien defelve figh aan de frnaak kon- den bekent maken. Moet dan niet een yder figh verpligt rekenen aan de Wysheit en Goedertierenheit van den grooten bchikker der Wereld?die, daar dit mengfel der lugt figh in fluiten en orgels doet horen, in winden ':■*· doet
|
|||||||
Van de Meteora , of' lugts-verhevelwgw, './ i&$
doet hooren en voelen, in foo veel gevallen doet rieken, egter om ons ge-
luk kigh te doen fyn, defelve foodamgh gemaakt heeft, dat fy figh met al, haar inmengfelen nogh fien laat nogh {maken, uitgenomen in eenigebyfon- dere en weinige gevallen y welke.aan een Ongodiil toonen, dat die dit doet» fulks uit fyn vry welbehagen doet y en dat het géenfints by een nootiakelyk gevolgh, veel minder by geval dus gefchikt is. Soö bevint men, als veel Aïóe in een Apotheek geftampt is, en deifelfs 'fynfle deelen figh onder de lugt vermengt hebben, datfy haar bitterheit aan de fmaak, van die defe ge-, mengde lugt inademen, openbaren: en om te bewyfen,, dat de lugt anders in figh felfs figtbaar is, behoeft men alleen defelve in een lugt-pomp eerft fterk op malkander te periTen, en daar na feer fchielyk uit te laten, wanneer fy figh als een wafem aan het óoge vertoonen.{al.,. -= : Ik hebbe niet kunnen afwefen het groote voordeel dat alle menfehen uit de
onfigtbaarheit en fmakeloosheit der lugt genieten j Jiier wat breder by defe gelegenthdit te tóonen, om de ongegrondheic van de redeneeringen van dat foort van Atheiften te doen fien: die gelyk fy in het maakfel van het Ge- heel-Al veel faken vergeefs en fchadelyk agten, welker gebruik fy niet en wetenjalfoo ook daarom meenen een argument gevonden te hebben tegen de wysheit Godts, om dat hy allestotfyn eere makende foo wonderlyk een ia- men- ftel, als de lugt is (het welke van andere geiïelt werd een onweder-, fpïekely k bewys van defe wysheit, en van fyn magt te fyn) onfigtbaar gemaakt, en alfco aan de menfehen die gelegentheit benomen heeft, prri hem daar in te verheerlyken. Ik late (om met geen andere en veele rede- nen hier op te antwoorden) aan defe tegen haar eigen geruftheit figh kan- tende en ellendige Philofophen, die, om eenigfints de nepen van haar tegen·· fprekende gewiflè te ontgaan, figh met defe foort van uitvlugten foeken i;e vïeden teftellen,felfs te overwegen}of defe by haar tot dit einde gebruikte onfigtbaarheit der lugt, alle menfehen niet in tegendeel tot een geduurige dankbaarheit moet verpligten, indien fy het bovengcfeide veritaan hebben y en of fy kunnen denken, dat de Wereld beter als nu geordineert foude we«( fen, indien alles wat onaangenaam, wat affchuwelyk, wat walgelyk, wat fchadelyk, wat doodelyk en egter onmydelyk in defq lygt was, figh dage- lyks voor haar oogen vertoonde j immers of het aan haar behagelyker foud% fyn in een gedurige afkeerigheit en bekommeringe te leven, welke het ge·- figt van defe met geheele fwermen haar omringende dampen in haar foudf jpoeten te wegen brengen; dan onder defelve levende niet alleen voor deflelfs^ ïchadelykheden tiewaart. te werden, maar ook in het midden van defenallen^ een volkomen kalmte des gemoets te genieten j om dat fy onfigtbaay fyn-t de, nu geen aandoeningen op haar kunnen maken. §. ifi Maar om weder tot de M&efófyifèJ&g^ dien men de oorfaken van defelve wel en bondigh fpude agten gegeven te iyn, ingevalle men eenige_ Natuur-kundige en Ghyrnifche, experinienteri Zz toon-
|
||||
1&Z XIX Β E S C Η O II W IN G E.
toonde, die in het kleine eenigegelykformigheit met defelve hadden jTou-
de men een wydt velt alhier hebben, om een gróote meenigtc derfelver aan te haaien. Eenige weinige fullen wybybrengen, om eenige manieren te too- uen,op welke defelve in de lugt voortgebragt fouden kunnen werden jfonder egter te denken, dat niet feer veel andere oorfaken van deiêlve kunnen fyn; <3ie, gelyk eenige onder defcn aan de Ouden onbekcnt fyn geween:, ook miilèhien by onfe nakornelinghfchap eerft fullen ontdekt werden, en waar van wy tot nogh toe onwetende fyn. ■. · >v ; §. ιδ. Om <kn eerft van de Miflen en Nevelen yets te leggen j is het uit
het voorgaande klaar, dat ook een pnnoemelyk getal van water-dampen en andere uitwafemingen figh met de lugt vermengen. ï 'iï-nhni ; qo ; Door defelve wert iy miftigh en ondoorfigtbaari r*irnm
*-'I. Als deièlve in te grooten getale en te feer op een gepakt fynde, de lugt
vervullen, en den vryen doorgangh aan het ligt beletten, Op defe wy ie, fiet men in kamers, alwaar de rook niet genoegfaam terfchoorfteen uit kan gaan, en boven kokende ketels door de dikke en miftige wafem van hethee- té water, de lugt eenigfints ondoorfigtigh en nevelagtigh werden j gelyk ook door de veelvuldige dampen, die men in fterke vorften, ook hier in onfeLanden, uit de beytenen openingen van het ys in groote menigte figt- baar fiet opgaan, ί §. ij. IL Als de lugt figh meerder als te vooren uitièt; en daarom in figh
felfs Jigter geworden fynde, niet bequaam is om de fwaarder water-dampen meerder te balanceren, en in figh dryvende te houden. Een blykelyk voor- beelt Tab. XIII. Fig. f. liet men hier van, als men de eerft van lugt lëdigh gemaakte glafe-bol AB vol water doet fpringen, gelyk te voren Befchowwingb XFHI. i, 14., met een ander oogmerk getoont is, en daar na aldus in D op de lugt-pomp fchroeft; foo dat de weinigh daar in gebleven lugt figh in S boven het water NPR vertoont 5 daar nadepompledigh gemaakt fyn- de, opent men de kranen EenKj waar door de lugt, die by S op het wa- ter NP perft,hetfelve water beneden geen tegenftant vindende,na de pomp toe- dryftj en alfoo dè plaatfe ANP grooter werdende^ figh in defelve meerder uitfet. Dewyl nu defe lugt hier door ligter werd, vallen de daar in fynde wa- ter-dampen na beneden, en veroorfaken een fienlyke en witagtige Mift in défén bol 5 en dik wils kleine dryvende wolkjes, feer net deforme, van die men in de open lugt fiet, afbeeldende. Welke miftighcit en wolken, als de lugt Q^WR weder door het water daar by gelaten, en de lugt by S daar door meerder in veelheit en derhalven meer op een gepakt en fwaarder werd, ook weder ftraks verdwynen, en de lugt in S fyn volkomen klaarheit ftraks verkrygt} werdende weder op nieuws miftigh en wolkigh, als men weder door het ledig maken der pomp aan defelve gelegentheit gegeven heeft, om figh uittefetténenhet water uit den bol te pemen 5 gelykdiéook met hetby la- ten der nieuwe^ lugt weder klaar werd. Soo: jdat dit nevèlagtigh en klaar
|
||||
ι Van ie Meteöray uflü^s^verhevelm^sn^ ΜβΜϊ
Maar werden, foo menighmalen als men wil, op deie wyie herhaalt kaii
werden: en felfs,als'er waterdampengerioegh in delugtblyven^kanditnoglt gefchieden, wanneer den bol maar nat van binnen .blyft, hoe wel defelve.ge- heel ledigh, van water op defe wyfe geworden is. . §. 18. Dit experiment is veelmaalen by ons gedaan, en daar in aange*
merkt: Eerfiy dat defe dampen, wanneer de lugt figh in een Barometer fwaar vertoonde, in de eerite trekken van de pomp figh niet lietenfien,en niet eer figh openbaarden * als na dat, door eenige uitfettingen van defe be- floten lugt, defelvefeér veel ligter en dunder geworden was. Ten anderen y gingh dit experiment ook foo wel niet aan,als het water en de lugt vry koel was; waarfchynelyk,om dat door de koude geen water-dampen genoegh met de lugt gemengt waren: waarom heet water Tab. XIII. Fig. 4. in eenglaasje MN onder de klok geièt fynde j hetgeen opdampende de lugt vervulde met waterachtige deelen, kort na de uitlatinge der lugt de miitfigh vertoonde, die met by laaten der nieuwe lugt, als voren, verdween y het welk aldus tot ee- nige malen de klok by beurten klaar en weder miftigh maakte, Qok obfer- veerde men op een ander tydt,. dat men eerit geen nevel inde glafen bol ver- nemende by koel weder,het pompen herhaalt fynde,weinigh daar na,als de lugt aan den Thermometer bleek Warmer te fyn door het aangeiloken vycr in de kamer, itraks defe mifl: figtbaar wiferdt. Ten derden, bevond men ook, dat defe miitige dampen in het glas voortgebragt fynde, als men het ielveeénigea tyd ilil liet ftaan, allenx kens na beneden fakten; en het glas fonder lugt by te laten klaar wierde: gelyk ook ten vierden^ dat defe nevelen door de by gek- ten lugt, en de wind, die defelve maakt, beroert fynde een aangename ver.- tooninge gaven van het ongeftuimigh dry ven der wolken in de lugt, in ty- den van itórmen. Ik hebe dit experiment met wat meerder omftaridigheden verhaalt, ooi
dat het niet altyd gelukt, en ten opfigt van nevel en wolken veel, ligt fchynt te geven.'--; " , " " . ,*■... ·.,-,,;.·, \; Dat dit nu in de Nature plaatfe heeft, fchynt daaruit afte nemen te fyn; om
dat ten meeften tyd, als de lugten haar klaarheitverliefenenduifterderwer- den, het quikfilver in de Barometers nederdaalt, en daar door toont, dat de lugt als dan ligter werd.: : ' Ook hebbe ik dikwils met verwonderinghbefchouwt,dat,.alsdeIugtiIgli
nelder tot boven toe en rontom vertoonde, een feer korten tyd daar na, den gaiifchen hemel overal grauw en met wolken vervult gefien wierde» Qf nien nu dit van een fchielyke verdunninge van de lugt moet afleiden, om dat buiten defe geen oorfaak nógh fchynt bekent te fyn j welke in foo weinigh ©ogenblikken tydts fyn werkinge foo fchielyk in een foo groote uititrek- 'kinge kan doen, laat ik aan- andere. Men kan den Barometer daar.mede vergelyken. %·: ■ i?.\ ƒƒƒ, Een andere wyfe, op welke de lugt nevelagtigh. worden kart^
Zz 2 Het
|
||||
3«4 - ΧΙΧ· Β JE S € Η OU W ING E.
üet men, als twee glaasjes, by voorbeeld flesjes van eenonce, waarvan Bét
•ëene met geeft van falpeter of fterk water, of anderfints ook met geeft van Zout', en het andere met die van fal armoniac by na gevult, met deopcniiï- fen digt aan malkander gehouden werden; wanneer men bevinden fal, dat
e uitwaièmingen van, beide op malkander in de lugt werkende, een fiene- lyken rook en mift fullen maken, die men alsiy verre van; malkander affyn, in geen van beide waarnemen kan. Dat dit nu by manier van efFervelcentie (gelyk de Chymlci het noemen')
van haar deelen metmalkander in de lugt gefchiet, fal aan yder aannemelyk voorkomenj die defe vogten by malkander gietende, de eftervefeentie of opbruifinge, welke fy met malkander maken, gefien heeft. §.20. IV". Op een andere wyfe leert ook de Ghymie, dat klare vogten,
döorichiftinge oiprtfcipitatie dikmaals dik en troubel werden 5 foo geeft fub» ïimaat of vitriol in water gefmolten, en door een papier gefegen fynde een heldere vogt: giet hier by zout van wynfteen of potafch ook in water ge* fmolten, dat insgelyks ook doorfigtigh is> en men fal aanftondts eenige de- len van deeerfte vogten* fïen affcheiden of pracipiteren, welke de helderheit weghnemende defe vogten ondoorfigtigh maken. Of nu dit ook plaatie heeft in eenige van die miften, welke menfiinkende
miftm noemt, lal ik hier niet verder onderibekenj dit is waar, dat defe ftank dik wils een groote gelykheit heeft, met die men gewaar wert, als mea tnelk yati pwmel«ofde gulde fwavel'ifulphw auratum) van antimonie maakt. Om het laatfte te bereiden, is men gewoon de flakken van deRegulus van antimonie, of (gelyk de Chymilten willen) deiTelfs fwavel met zout van wynfteen in het vyer gemengt, in water te koqken, en door een papier te fygen, foo dat *er een roodagtige, klare, en fonder reuk fynde vogt vaa komtψ dan afyn daar in gefprengt hebbende, heft iigh een fwaren ftank op, Jen de vogten werden dik en ondooriitgbaarj foo Janghrtot dat een orangie of rood en geelagtigh poeyer (dat defulphur auratum is) op de grond valt, <€n de beide vogten weder helder laat. Meermalen hebbe ik gedagt of niet yets diergelyks in de lugt , by manier van fchiftinge, ooriaak van defe ftin* kende. miften wa&j esrft^ om de gelykheit van de reuk 5 en ten anderen , om dat ik verfcheide male des anderen daags na dele miften, op een ftilftaande "water een roodagtigh en orangie room iagh dryven, in couleur! met die van het voorfchreven gulde fwavel feer overeenkomende; welke ivoor defe rhiit iep het felve water geenfints te vinden was* Dogh ik late dit alles aan een nader'onderföek. - ' ■ sjmi hm *-t ■■· am 'él ■ tn\m.-- §. ζ 1. Na het fpreken van miftige en dampige lugten, fchynt het niet
isodigh vanlÉülken yets meerder tefeggeny dewyl het feer gelooffelyk is, dat het geen beneden mift en nevel genoetot werd, boven en verheven fyn- de de wolken uitmaakt: foo dat een wolke niet anders is, als een hooger raift. Dat nu*dit gefeide wat-meer is, als eenblootegedagte5blykt uit de proef-
|
||||
^roèf-óndèrviüdirigcn} die by veele genomen fyn; welke hooge bergen beklim*
mende en aldaar dikke miften ontmoet hebbende, wanneer fy verder na bo- tert gevordert waren, ée(e miften als groote en witte wolken beneden haar hebben iien dry ven. Waar van Farenus een ömftandige hiftorie verhaalt in fyné Geographie in het 1: Boek, Cap. XIX. §. 41. ! Soo fegt ook den grooten Natuur-Onderfbeker Marktte (du mouvement des
eaux pag, ip.) dat hy e<én berg opklimmende op een plaatfe in een mift JEÏgh bevont $ welke aari hem beneden fynde aan den voet des bergs, figh als een Wölke vertoont hadde. Een gemeen ander proef-experimènt kan men nemen, als men tot Am-
fterdam het kanon proevende, vericheiden ftukken te gelyk affchiet: nu weet yder, dat defe rook figh.als milt, in de lugt beneden vertoont 5 en fcheen defelve aan my op die tydt tuilehen Amfterdam en Buikfïoot fyn- dey en aan andere die by my in de fehuit waren, een hangende en fagtelyk dVyvende fwarte Wolk te wefenj infonderheit, als fy na eenigen tyd door -een fagte wind, die haar niet verfixoide, verre van de ftad enplaatfe vanhet kanon afgevoert en hooger opgerefen was. Soo dat hier dit ook fchynt af te nemen te fyn, dat het niet akyd enkele water-dampen, maar ookfomtyts andere 4eelen en uitwafeniïngen {Exhalationes) fyn, die de wolken uitma- -ken. Van de welkey als bok van den daar uit voortkomende regen, dauw, en andere eigentlyk tot het water behoorende verhevelingen in de befchou- "winge desfdfs hier na nogh yets tot ons1 voorgenomen ooglimerk dienende fal gefegt werden. ' :· *# Μ ■*$'■■ 4^c^ :°:-v' Om dan verder te gaari.
§. 12. Onder de aldergemeenfte dogh daarom niet minder verwonderly-
ke lugts-béwegingen, is voornamentlyk de Wind'. Dat nu defe een vloeten ftroom van een voortgedreven lugt is, weet een ytjèr yen behoeft na foo veel ondervindingen geien verder bewys. Alleen laat ons hier eeril in het gemeen aanmerken b dat defelve yets is, het wel-ke op eeh feer verhevene wyfe d*e mi& ? goedheit en wysheit des grooten Makers vertoont.: Die de gedugte kragten van ilorm-winden , de wonderen van die men
Tramden en Orkanen noemt, oit of bevonden of gelefen heeft y fal van der- felver ontfachelyk gewelt genoegfaarri overtuigt fyn. De eeltmakende ge- woonte doet ons, gelyk foo veel·andere,ook ditgroote-wonderfonderaan- doeningen befehouwenj maar indien ymand nogh het ongeluk heeft van geen verprigtingh tot dankbaarheit aan den grooten Gever van alles,uit fj- ne werken te kunnen léeren 5 laat hy met ons eens onderftellen, dat geen win- «en nogh voortdry vingen van lugt in de wereld plaatfe hadden, endatdefeï- ve als een poel van dun en onbewogen wateraltyd rontomden Aaixlkloot fKfc- Itond, Moet hy niet bekennnen ? ■■·"·■■·■ * -Etrfii ingevallehet geen in de lugt opgeheven wierde, in defêlvè fonder
«iders vervoert xm werden verbleef, immers 9. foo langh tot het doormeerder Ζ 2- 3 ügtheit
|
||||
,~-<$6 XIX. BESCHOUWT Ν G E.
ligttïeit na om hoogh, of door nieeixier fwaarte na beneden gebragt wierdes
dat, om niet te fpreken, van Steden en Plaatfen, die na aardbevingen door de befmettinge der lugt van ellendige en .vernielende fiektens aangetaft wer- den, ook groote Koopfteden en volkryke Plaatfen, daar de roken van foo veel kolen- turf- en hout-vyeren, de damp van foo veel wyde en by na ftil- ifoande water-graften, den flank van foo veel onreine plaatfen,en duifenden van andere fooit van uitwafemingen van ibo veel mënfchen en beeiten en meerder faken, gedurigb en fonder ophouden de lugt vervullen, haail een kerkhof of begraaf-plaatfe voor al hare Inwoonders fouden werden j indien de foo feer tot het leven van de mënfchen in defen vereifte winden geen ver- fche lugten uit de omleggende lantsdouwen en andere fui verder plaatfen der- waarts voerden, en debefmettendeenongeibnde rooken van daar verdreven, en in de ruime buiten-lugt verfpreiden. En lean hy dit aanmerkende nogli denken , dat dc(e wind toevalligh is , en dat hy voor deiè groote weldaadt geen dankbaarheit aan den Maker der winden fchuldigh is? ■ ' '> Ten-anderen, Soo dit niet genpegh is orn hem daar van te overreden, im-
mers weet hy, indien de water-dampen nedervielen, daar fy door de Sonne opgetrokken fyn, dat de meefte uit de zee opgeheven werdende, ookiiide- ielve weder nederdalen fouden > fonder dat het drpoge, de vrugtdragënde beemden en planten daar eenigiints van beypgtigtr fouden werden. Ook-iou- de felfs den loop derRievieren uit de binnenlantiche en Van de Zee afgelege- ne geweften komende, en figh hvde zee ontlaftende ook met der tyd pfiten grooten deele of geheel verdroogen, als by het water hier nabreder fal getoóht werden. Soo dat, dauw en regen, en overftroominge van Rievieren, die de landen vrugtbaar maken, alle ontbrekende aan het aardryk, hetièlvc haaft onbekwaam foude fyn om iyne bewoonende mënfchen, en verder ge- dierten door fyne vrugten te voeden en in het leven te behouden;, Nu deiè geheelen ondergangh van genoëgfaam al wat op de aardeleefr, werd
alleen door de winden voorgekomen : door welke de vogtige ' dampen $ die meeil uit de zeè'n opryfen, na het drooge vervoert werden j om aldaar in regen, in dauw, infneeuw, en anders neder te vallen 5 en voor het grootfte gedeelte aan de foo v,erverfchende Rievier-wateren een geduurige ftoffe te verichafFên, Indien nu £00 veel mënfchen, foo veel dieren, foo veel vogelen, foo veel
f ieyiër-villchen, en ibo veel duiiènden van boomen en kruiden niet fonder ee- ,nig ooghmerk en wyshëid gemaakt fyn; Kan ymand fonder tegenipreken van fyn gewiiTe oordeelen, dat de winden, fonder welke fy alle in weinigh tyds by gebrek van onderhout foudon moeten ilerven, fonder eenigh beoogt einde des Grooten Onderhouders dus toevalligh geworden fyn ? Soudehyoie fulks van foo geringh een iaak, als een gieter, daar men de hoven mede be- vogtigt wel derven ltaande houden ? en fiende dat fy bekwaam was om eeïi weinig water uit een na by gelegen put of ilroorn na een tuin over te dra- gen, en deiTelfs gewaflen ordentelyk daar mede te befprengen, derven leg- gen, |
||||
OPy$ φ Metêom, tf Lngfs-verhevelwgen. $$j
gen, dat dit ongeagtê werk-tuigh fonder eenigh voornemen van een Werk-
meefter gemaakt was? en indien niet, hoe kan hy denken nogh redelyk te moeten genoerat werden, alp hy dit van de winden, de watervoerders en bevogtigers van het geheele Aardryk, en daar door de behouders van fyn en aller menfehen en dieren leven, fegt te geloven? im derden, Om nu van die verpligtinge niet te fpreken, welke op fooda-
nige menfc hen legt, die foo veel gebruik van de kragt der winden tot haar voordeel en gemak kunnen maken j foo dat, daar geen Rievierenfyn, die mo* f lens kunnen drajen, fy defe lugt-ftroom daar toe kunnen gebruiken ; is het tedenken, dat defelve winden toevalligh voortgekomen fyn, daarfonderde- felve de Inwoonders der wereld geen voordeden van eenige landen, die door groote zeen van haar afgéfeheiden fyn, fouden kunnen genieten, nogh eeni- ge gemeenfchap met defelve hebben? Indien defe foodanige kragt, die foo groote en geladen fcheepen met foo veel fnelheit van het eene werelds deel na het andere kan voeren j die foo groote gevaartens kan bewegen, waar door met toefigtvan wynigh menfehen foo veel waterige landen droog gehou- den, foo veel hout tot het bouwen bekwaam gemaakt en gefaagt,en foo veel anderedingen gemaakt werden, met geld konde verkreegen ofte gehuurt wer- den > fal een yder niet geloven, dat, felfs behat ven de kooplieden, demeefte- . menfehen der wereld, om ook de aangenaamheden van andere landen en de verder uitwerkfelen van fcheepen en molens te kunnen deelagtigh werden, ilgh veerdigh toonen fouden om haar deel daar toe te betalen? ISlu doet den Goedertieren Onderhouder en Regeerder van alles een foo groote en foo nutte kragt, als die des winds is, dagelyks voor yder, diefighvan defelve om niet bedienen wil, in gereetheit fyn, fonder yets anders als dankbaarheitdaar voor te eiiTchen; en dit alles doet hy, om ügh verwonderlyk felfs aan fyne vyanden te betoonen, door een ftoffe die önilgtbaar isj foo dat, indien y- mandineen plaatfe aïtyd ge weeft hadde, daar nóit het gebruik van win- den bekent was geweeft, hy nauwlyks met veel redenen foude kunnen be- wogen werden, om aan een foo groot wonder geloof té geven. En kan dan nogh een Atheift geruft fyn? als hy niet alleen defe weldaat
weigert te erkennen, maar felfs den grooten Gever van al het geen door de- fe winden ten voordeel van hem en het ganfehemehfchelykgeilagt gefchietj met den mond lafterlyk loochent j en was het hem mogelyk/uit fyne 'ge-·- dagten onweerdighlyk tragt uit te whTchen, Immers, indien de winden geen obifaak hebben, alshetloife, en nu dus dan anders werkende gevalj foo heeft foodanigh eén gedurigh te vrefen, dat door befmettingen de lug- ten doodelyk en peftiientiaal, door gebrek van regen het ganfche Aardryk haaft woeft werden en hy met al wat leeft van honger fterven fal: en iynfy tot een teken van des Scheppers Goedhek aan de menfehen vergunt} fal hy »}et felfs dit gevolgh daaruit moeten maken?dat hy nietial kunnen ontgaan dia
|
||||
«t
|
|||||
$$8; XIX. BE S C Η OU W INGE.
die magt;, welke figh foo ontfachelyk in de \vinden vertoont, eens» om al-
le defc miierirjgen tot fyne ilraffe regtveerdelyk te ondervinden. §. .jij, Hetiiswaar^indien'eryetsby die ongelukkige Philofophen met eeni-
gen fchyii gevalligh kan geagt werden, dat het defe winden fyn 5 uit die wy- ië, op welke men defelve in onfe landen bevint te wajen; foodatfyfelfsge- Iegentheit. tot het fpreekwoord gegeven hebben, waar door ymand, wiens ongeiladigheit wy op het kragtigil willen uitdrukken -9 foo ligt en ksgefegt werd ais deivind te wefen. Maar om aan haar te toonen, dat het feer verre van daar is, dat de winden door een los en variabel geval beftiert werden ; L^ten fy de ondervindingen van de zee-varende lieden onderfoeken: welke, fe-. deit datjde fcheepvaart figh overal uitgefprcit heeft, by defelve genoomen fyn,; en fy fullen fien, en foo het de Goetheit Gods gelieft, overtuigt kun- nen, werden, dat des Regeerders Voorfienighëit deiè by ons foo lolTe win- den, die uit alle hoeken des werelds fonder eenige ordre fchynen voort te ko- men, op andere plaatfen, daar fulks ten beften van de menfchen vereifcht werd, aan foo vafte wetten gebonden heeft, als oit eenigh uurwerk door konil van fyn meefter gedaan is. ; . ;,. Om nu tot bewys van dit gefeide van de Land- ch Zee-winden niet te
fpreeken, die, als den flitfger van een Horologie alle etmalen op fommige kuilen gelladigh heen en weder wayenj fonder de welke veellanden niet wel aan te doen, en veel reifen foo veiligh en gemakkelyk niét te volbrengen waren j fyn 'er behalven de veranderlyke en variabele winden , die men by ons en in eenige andere gedeelten der wereld bevint pjaafe te hebben, twee andere feer voorname en bekende foorten van gereguleerde winden: waar van de eene, jaar uit, jaar in, genoegfaam een en defelve cöurshoud, ibnV der* dat men aldaar eenige tegenwinden ofwederkeeringe verneemt^ uit deièk ve flreek altyd wajende 5 en werden defe by de zeevarende lieden *j enfom-^ mige Aardkloot-Befchryvers Pajfaden of Paffaad-winden genoetmv Die van de tweede foort fynfoodanige,aan welke men de naam van Moujbns (Mo- tiones of bewegingen) gegeven heeft} en wajen een half jaar uit den ee- nen hoek, endaar na weder een halfjaar komen fy uit deregt tegen-over- ilaande wind-ilreeky 'h : / Sonder defe Pa/jaden^ hoe wierd de grobte zee bevaren? hoe kwam by na
een eenigh fchip in de Oofter-Indien ? nadien eenige graden benoorden dea ^Equinoétiaal aan haareen Z. O,, wind, of paflaad ontmoet ; welke by na een regt contrarie wind voorhaarfynde, aldaar geduurigh doorwait j én hoe feer de Schepen daar tegen by 4e wind (gelyk fy hët noemen) aanftevenen, haat na de kuilen van America, en na de Abrolhos doet; nederdryven j en daar fy^ een reis na hetOoilen tragten te doen, foo verre Weftwaaits dwingt te Io? pen, om buiten de palen van defe Ooft-paflaad te geraken. Soo. verre ge^ komen fynde, werden fy door veranderlyke winden tot aan de CaapdeBom Efyeranza gebragt: van waar tot ontrent 58', 395140 graden breedte zuid- waarts |
|||||
Fan de Meteora, of I^ugtS'VerhevelingéH. 360
waarts aanfeilendp, fy een anderen paflaad-wind vinden j die een wegh hou-
dende, welke by na regt tegen de voorgaande aanloopt, en wat noordely-r leer als uit den weften wayende, (daarom de wellerlyke paflaad-wind ge- naamt) haar ria de beoogde plaatfe voert; met foo veel kragt haar fomtyds voortfétténde, dat volgens 't geen my van een ièer oplettend Stierman in fyh dagh-regifters getoont is, de fqhepen door defe wind in een etmaal meer- malen f o mylen ooftwaarts kunnen afleggen. En wanneer Cy nu weder uit de Indien te rugge kecren, dient haar ook weder de eerfte Z. O. paflaad, oni haar tot eenige graden benoorden de linie te brengen. §.24. Meermalen hebbe ik gedagt op den grootendienft, welke de Hol-
landers van het varen van hare Trek-fchuiten ontfangen: waardoor men by 11a door het ganfche land een nette giflmge maken kan op dentyd5 die men, om van de eene plaats na de andere, fchoon vryafgelegen fynde, tereifen, van noden heeft. . Sal nu eenigh Atheift, hoe hartnekkigh hy wefenmagh ook derven ftaan-
de houden? dat die het gemak daar van alleen genieten, geendeminfte ver- pligtinge hebben aan de wysheit en Goedheit van de Regeerders; diefulks tot gemeen voordeel hebben gelieven te ordonneeren, om het onderhouden van de gemeenfehap van de eene Stadt met de andere, voor der fel ver In- woonders onkoftelyk en gemakkelyk te maken: en dat iy meer grond van waarheit hebben, die feggen, dat het alleenlyk by een enkel los geval of ten minften fonder eenigh voornemen en oogmerk gefchiet, dat 'er ten el-.. *ken male, daar het nodigh is, nieuwe paarden by der handfyn, welke de- fe fchepen voort-trekken. Op defe felve ellendige wyfe redeneeren defe beklagelyke Philofbphen j
die foo gereguleerde veyren, en tot foo veel en foo groote ooghmerken die- nende vaar-waters na foo verre afgelegen Aard-geweilen, over fop ondenke- lyke wyde water-plaflen , met een onnafpeurelyke wysheit geordineert y en tot een onuitfprèkelyke nuttigheit van de ganiche wereld, door alle die de zee bevaren gebruikt ilende, in dit alles feggen geen wysheit te kunnen fien: en fchoon de foo los by ons fchynende winden, alhier haren veranderlyken aard fchynen te verlaten, en een wonderlyke ftantvaftigheit en onverander- lykbeit aangenomen te hebben, om daardoor de Schepen ter beftemder. plaatfe te brengen} dat dit egter alles by geyal en fonder eenigh yoornemen gebeurt. Indien men nu al niet anders wilde bybrengen; moet defe gefeide geftadigheit
van foo loiTe en variabele bewegingen,als die der winden fyn,niet yder die rede- jyk is overtuigen, dat den grooten Schepper en Regeerder van alles daar door lekere voorname einden beoogt? Want indien de zee over al met verander- lyke winden en ftiltens moefte bevaren worden; wat ilaat kon'er op de tyd van de reife te volbrengen eenigh firits. gemaakt werden? en hoc meenigh ongèlukkigh Scheeps-volk foude op foo langhduurige togten Aaa van
|
||||
y
φ ■: - XIX. Β Ë SC HO U W I Ν GE,
van honger en dorft, door tegen-wind of kalmte opgehouden lynde, moe- ten verfmagten. ,1 Niemand en gelieve te denken," dat wy met dit te feggen te verte gaanj
want om aan defe Tallerende en beklagelyke Atheiften den mond te flop- pen} en alle uitvlügten te benemen, om haar weder met een nootfakelyk gevolgh van onbewufte natuurlyke oorfaken te kunnen behelpen j heeft dien grooten Maker van alles getoont, dat het hem mogelyk geweeft ware de winden op een ganfch andere wyfe te beitierenj en de zee door ililteenver- anderlyke winden onbevaarbaar te maken. " Tot bewys fulien dienen de woorden van den grooten Wis-konilenaar2£.
Hêlleyi die na langen tyd tuflchen de Tropici op het eiland S'. Heïena ge- weeft en ontrent de winden aldaar een nauwkeurigh onderfoek op alle wy- iên gedaan te hebben,,(ΛΒ. Lip. i6%j.p. fii),, na eeril gefeit te heb- „ ben, dat ontrent de kuilen van Guinea, veeLftiltens en Tormdos (ver- „ fchrikkelyke Winden die hetganfchecompas omlopen) vernomen werden j „ aldus voortgaat j (§7·) dat tmTchen de 4 en 10 graad noorder breedte tuf- „ fchen Cabo Ferde en de Ooilerlyke Eilanden van die naam, een grooté „ zee-ilreek Ïsj daar van men niet kan feggen, dat'er eenige, felfs geen va- „ riabele winden regcerenj om dat defelve tot een gedurige kalmte gedoemt „ fchynt te wefen : dewelke verfchrikkelyke donder- en blixem-flagen, „ en fware ftort-regenen vergefelfchappen. De windjes die daar lyη, fyn „ 'maar onfekere blaasjes, alle uuren dnWils veranderende j en eer fy veran- 3, deren nogh ftil werdende* foo dat verlbheiden fchepen,eer fy fes graden, 3, dat is, maar po mylen hebben kunnen vorderen, geheele maanden {Vare· 3, nus Geogmph. Gen. Lib. L Cap. XXL §. iö.fegt van wel drie) hebben moe- 3, ten belleden by gebrek van wind. Laat nu dit vaitgeftelt lynde, een ibodanigh Philofooph met ons aan
iigh iel ven voorilellen, dat groote voordeel, het welk de meefte wereld door dele winden geniet % fonder welke die heerlyke Oofter-en Wefter-Ge- weilen en andere over groote zeen gelegene landen aan ons, die hier woonen, ongenaakbaar waren. Door defe worden de Speceryen van de Indien, de fykdommen van het zilverryk Amerika, en delieflykhedénvandenmeellen aardbodem aan ons toegevoert. Kan "foo een ongelukkige het eenige mid- del-om foo groote en foo verwonderlyke faken te wege te brengen, nogh al denken fonder eenige wysheit of voornemen geworden te fyn? waarom derft hy dit van de voren reeds gemelde gemeene ordonnantie van Trekfchuiten niet valt ftellen? die in beoogde einden minder, in defelve uit te voeren ge- ringer fyn, en m het geheel by dit groote wonder geenlints in de minlle vergelykinge kunnen gebragt Werden. Te meer, als men hier by doet, dat door defelve dié blyde Boodfchap, dat Heerlyk Euangelium van den Soone Godts en Zalighmaker der Wereld, aan foo veel vanditgroote Heil onwetende Natiën is overgebragt. Welk laatlle hoewel het niet kan |
||||
Van MMteoray of\Lugts*wYfy$veUngm\ gjg
toebrengen om een dwalend Atheift te overtuigen, falhet egter een Chrif-
ten, die dit tot fyn verfterkinge leeft, de aanbiddelyke wegen en gangen Godts in fyn Heiligdom doen fien. ' , , . . Die van de verdere eigenfchappen defer winden nader fal gelieven onder-
riet te fyn; kan by R. Bacon Ferul. by Farenus, by Marktte, en in defoo genoemde Stierman* Boeken, feer veel Obfcrvatien en Redeneeringen daar ontrent vinden. Infonderheit is het geene de Pafaden en Mmjfom betreft, feer naukeurigh by de Hr. j*%befchreven: hetwelkopdevooraangehaai- de plaatfe in de Aiï. Ups. Jo. 1687 kan na gefien werden. {. zf. Om aan ymand eenigh ruw begrip hier van va het voor by gaan te
SCLaat y mand een Globe, of werelt-kaarte voor figh ftellen $ en daar in dien
riem, welke tmTchen de twee Tropki, of keer-kringen aan weder fyde van de iEquinodiaal begrepen is, bcfchouwen: welke in de figure van de Heer Halley vertoont werdj men noemt defen riem om de hitte deZonatomda. ,In defe fal hy fien, dat de waters van de groote en generale Zee, door het tmTchen komen van Landen, als in drie deeien gedeelt, kunnen aange- merkt werden. De eerfie'is de Mthiopifche en Atlantifche zee tuflchen Arri- ca en Amerika: Ten ooften van defe is de tweede of de Jndifche zee, tuflchen Africa, de Indiaanfche Eylwden, en het Landvan.de Eendragt ofHoliandia nova befloten. De derde is de groote Zuidzee, of Marepacificum, ftrekken- de van de wefler kufienvan America, langs de andere fyde des Aartkloots tot aan de Phitippynfche Eylanden. Nu bevint men volgens de waarnemingen van den H1. Halley en an-
dere.
I. Dat tuflchen de tropici in de Atlantifche en iEthiopifche, ook inde ge-
heele Zuid-zee akyd een ooft-paflaad waait, die bezuiden den ^Equator wat zuidelykei', benoorden defelve wat noordelyker is. _ IL Dat defe paflaad-winden figh niet verder uitftrekken, als wederfydts
den^EquinotStiaal, tot ontrent 30 graden, i ■'"■■ _ ;'**' III. Dat'er egter akyd ontrent de kuilen van Guinea een zuid- wefte wind,
tegen het land aanwaait. f- . .
IF. Dat in het zuiderlyke gedeelte van de Indifche zee de windaltyd,
ontrent uit den ooften waait j foo ftantvaftigh als in de andere zeen. Soo dat een geduurigh en den ganfehen aardkloot omloopende ooft-paiTaat langs de[e wegen ten allen tyden gevonden werd. < ,rri F. Maar feer verwonderlyk is het, dat aan de noord fyde van defe fclve
Indifche zee de winden, die het eene half jaar defe generale ooft-paflaad, ge- lyk die in de andere zeen gevonden werd, volgen, het andere halfjaar veranderende wedcrkeeren,enuitde regt tegen overftaandewefterlyke ftree- ken waaijen: en werden defe Mouffons genoemt. De andere byfönderheden der winden, ter gefeider plaatfe aangeroert, gaan wy hier voor by. ^ Aaai §.zo\Dat
|
|||||
I
|
|||||
XrX. Β ES CHOUWING E.
§. 16. Datnu defe den aardkloot rontloopendeP^<&»,en ook de Moujbnsby
de Ouden onbekent fyn ge/weeit, twyffek niemand. En is ook daar uit bly- kelyk, om dat den Aardkloot niet dan voor wcinigh jaren eerft rontom-be- varen } en ook de Indiaanfche zee en eilanden te regt ondekt iyn: in welke laatfte alleen, foo veel nogh bekent is, de Mouflons figh openbaren.. Dit vaft geftelt fynde, laatnuyder, wiéhetook wefen magh, diebefchry*
vingen der winden met ons in aanmerkinge nemen j welke men inde nage- laten fchriften van Salomon vind, Pred. I. 6. De wind gaatfleetsommegaan- de , en de wind keert weder tot fyn ommegangen. Sal hy van defe voorfchreven eigenfchappen der winden onwetende fynde, ter eerfteropllaghookyetsan- ders kunnen denken? als dat defe twee fpreekwyfcn alleen op een Retho- rifche maniere, om meer nadruk te geven, het felfde betekenen; wanneer men die op de winden, gelyk fy aan óns voorkomen , toepaft. Maar by andere geleien hebbende, bet geen wy hier voren aangebaalt hebben van de bewegingen der Ρ afladen en Mouflons, fal hy niet moeten toeftaan, dat door defe woorden defelve alhier in haar voornaamfte hoedanigheden uit- druk kelyk befchreven werden ? Wat de eerfte woorden betreft; de wind gaat fleets ommegaande, of om na de gront- tale te fpreken, ommegaande, ommegaande wandelt de wind. Is 'er ook een eenigh geval byte brengen ontrent de windenj het welk hier door kragtiger uit gedrukt werd 5 als het wajenderOoit-paf- faad-winden, die fonder eenige wederkeeringe, van de Philippynfche Eylan- den of' Hollandia nova (die ontrent op defelve lengte leggen) genoegfaam den ganfchen Aardkloot omlopen, tot dat iy weder aan delëlveplaatfe komende haren omloop op nieuws beginnen j en aldus gedumigh ommegaande en omme- gaande of (gelyk het te regt vertaalt is) fleets ommegaande, wandelenen voortgaan. Soo dat deic onophoudelyken omgangh veeleheeft doen den-, ken (volgens 't geen de Hr. Halley fégt) dat men by Amerika fynde , door de'ftraat Magellanes, weit op langs de andere fyde des Aardkloots, eerder de Ooft-Indien foude bereiken, als volgens den wegh, die nu in gebruik is. En indien men verder op de volgende woorden let, de wind keert weder tot
fyn ommegangen, kunnen die op eenige andere gevoeglyker wyfe tot yets toe- gepaft werden, als op de in de Indifche zee gedurigh v?a\ende Mouflons? welke alle half jaren volgens defelve cours-linie wederkeeren. Gelyk defel- ve van ontrent 3 graden Suider breete, in de geheele Arahifche en Indifche zee, in den inharri van Bengala, en van Sumatrav/cü, op tot de ftranden van jifrica^ van O&ober tot April geduurigh N. O, en van April totO&ober geduurigh Z. W. of W.Z.W. te wajen bevonden werden; foo dat fy om de nabyheit van het landt in de Bengaalfchen Inham wel een weinigh in ilreek en kragt veranderen} maar in de Indifche zee felfs volkomen defeK ve blyvcnj fonder in haar ilreek en kragt by na eenige merkelyke ver- anderingen te vertoonen. Waar uit dan in defe het wederkeeren open- baar is. En
|
||||
Fan 3e Meteova') of Lugts-wrhevelhgetiï 37$
En 't geen nogh meer defe woorden tot de Moujfons bepaalt, is dat iy ge-
feit worden niet enkelyk, maar tot bare ommegangen weder te keeren. Het wel|e uit §. zf. af te nemen is; om dat iy eerft uit den ooften wajende, met de generale paflaad-wind omgaan; tot dat fy het andere half jaar uk den weften werderkeeren na defeive plaats in het Ooften: van waar fy weder met de ooft-paiTaad, ten minften voor een groot gedeelte, den felven orn- megangh beginnen ; en alfoo t'elkens tot defe hare ommegangen wederkee- ren. Kunnen nu defe eigenfchappen van de Pajfaden en Moujfomin korter woor-
den kragtiger afgemaak werden ? daar aan de Pajfaden alleen een ommegaan^ en weder ommegaan ; fonder eenige wed eikeer inge, en aan de Moujfom alleen een wederkeeren, en wel op die wyfe, waar door hare eigenfchappen gc- noegfaam bepaalt werden, toegefchreven werd: nademaal iy alleen weder- keeren tot die ommegangen, welke fy met de generale ooft-paiTaad vol- gens ddTelfs loop in het andere halfjaar volbragt hadden. Laat nu ymand, die aan de Goddelykhek van hetH. Woord nogh twyf-
felt, ons feggen of hy nogh denken kan, dat het felve vaneenighiterifelyk menfche kan afgedaak fyn j het welke in tyden, als defe Pajfaden aan alle, die veel noordelyker als de zona torrida Ggh bevonden, nogh vol komen onbe- kent waren, en veele eeuwen daar na eerft ilonden bekent tè werden, ioo nadrukkelyk van defeive in alle haar byfonderheden gefproken heeft: en of het aan yder, die onpartydelyk oordeek, niet feker genoegh moet fyn,dat dit woord alhier yets feggende dat aan alle onbekent was, daarom van een hooger afkomft, als een menfchelyke, moet wefen. Dat nu het geen wy ftraks van de onbekentheifdefer paflaad-winden ge-
fegt hebben, waar is5 kan onder andere blykenuit het getuigenis van Va- renus Geogr. Gener. Lil. I. Cap. XXI. §. z. alwaar hy fegt, dat defe winden met de geheele zona torrida aan de Ouden geheel onbekentgeweeftfyn,die niet met een eenigh woord daar aan gedsgt hebben. Ik fal hier niet onder- foeken, of de fchiplieden van Salomon van Ezion-Geber door aznfmus Arabi- cus tot de Indifche zee en daar in leggende Eylanden doorgedrongen fyn- de, aldaar van de Moujfom hebben kunnen kennifle krygen: maar dat van de pajfaden rontom den geheele Aardkloot wajende, niet voor dat de reifen foo- danigh gedaan fyn, de regte eigenfchappen hebben kunnen geweeten wor- den , fchynt feker genoegh te wefen. §. zy. Eer wy verder gaan, kan ik niet na laten aan te merken: als men
de gedagten van den Hr. Halky en andere, over de oorfaken van defen wegh der winden met opmerkinge leeft; dat een yder daar in fien fal, dat een foo groot Wis-konftenaar, een foo groot ÖoXervateur en Philofooph, met meer omfigtighcit, als veele wel denken fouden, daar van fpreekt ; en figh niet en fchaamt ront uit te bekennen, dat Teer veele faken, ontrent defe Moujfons en Pajfaden, ook na veel poogingen, voor hemonoploflelykbleven5} welke ' Α a a 5 de
|
||||
*
|
|||||
374 XIX. BE s € Η O ÜWING E.
de ondervindingen toonde foodanigh te fyn-, en die nogtans mét fyri gege-
ven redenen niet over een te brengen waren. Waarom fonder anders yets té doen, als defe fyn onmagt edelraoedighlyk te bekennen, hy de befchouwin- ge (gelyk feer veele met hem) daar van aan andere overlaat, 'indien men nu dit van foo groote mannen fietgefchieden,en ('t geen nog meer is) in het onderfoek van foodanige winden, welkers oorfaken, nadien fy Vafte regulen en wetten obferveeren, daarom foo veel beter na te vor- fchen fchynen: hoe veel meer moeite fal yder dan moeten bekennen, dat'er vereift werd? als men de wegen van foo veel variablewinden, hareilrekcn, hare tyden, hare plaatfen, hare kragten foude willen ondernemen te be- fchryven·, en de regulen, welke fy in haar felvengehoorfamen, hoeveran- derlyk onfe onwetenheit die aan ons ook magh doen voorkomen, ha te fpeuren. Welkers uitvindige yder ligtelyk fien fal, dat niet minder als een volkomen kennhTe, van aarde, van zee, van lugt, en by na van het Ge- heel-Al vereiifchen foude. In opfigt van dit gefeide, fyn my de woorden Predik. XI f. Gelyk gy niet
en weet welke den wegh des winds fy &c, alfoo en we'?t gy het werk Godtsniet, die het alles maakt, wel met verwonderinge voorgekomen) welke daar vanden groot en Soone Godts beveiligt werden, Joann. III. 8. De wind' blaafi waar heenen hy wil, gy hoort fyn geluit, maar gy en weet niet 'υαη waar hy'komt. En kan nu ymand na de openhertige bekenienifle van onmagt en vergeefiê po- gingen van foo veel vermaarde mannen, nogh voortgaan te twyrrelen, of dit woord waar en wyifelyk gefchreven is. Maar om vry wat meerder te feggen, kan ymand loochenen, dat dit woord felfs Goddelyk is ? hetgeen om te onwederfprekelyker de grootheit des lngevers te toonen, niet eens^ maar twee malen, voor foo veel jaren en eeuwen de palen van de menfehelyke wetenfehap alhier getoont heeft. En denkt ymand, dat wy in dit te feg- gen te verre gaan j laat hem felfs, ofvrydealdervernuftigfte Philofooph aan de verftandige wereld de ware redenen van die wegen der wind doen fienj felfs alleen foo verre , als de djtronomi die van de Hemel-ligten gevonden hebben j of indien dit nogh te veel is, laat hy in dit geval van winden, alleeneen wyfe toonen, waar op hy meint, dat defelveoitaanhetmenfehe- lyk verftand fouden kunnen kenbaar worden: of anderfints laat hy met ons bekennen, dat dit niet alleen tot nogh toe aller menfehen wetenfehap te bo- ven gaat i maar dat het ook feer waarfchynelyk en genoegfaam feker is voor alle, dat de bewegingen van alle foorten van winden oit in volkomenheit te doorgronden, een volftrekte onmogelyke en buiten hoop gefielde fake voor altyd verblyven fal: en dierhalyen , dat 'er in dëfe woorden een geheel Goddelyke wetenfehap van het toekomende uitblinkt *, die voor foo veel eeu- wen heeft kunnen te kennen geven, welke die laken fyn, die in foo langh navolgende tyden, niet tegenftaande de onvermoeidevlytenneeriligheitvan foo groote én fdo veel na de kennis van alles tragtende, verftanden, voor al
haar
|
|||||
Van de Meteora , of Lugts-verhevelwgen. .■ $jf
haar onderfoekenonophoudelyke pogingen, onbereikelyk gebleven fyn, en
na allen fchyn voor altyd blyven fullen. Want fchoon men al een waar- fchvnelyke reden geven konde, waarom de ooft-paflaad, wederfyds deaM- ouator tot eenige graden breedte, van het ooften tot het weiten den Aard- kloot omloopt}gelyk,volgens het oordeel der geagfte Natuur-kundigen, daar vannogheeene voldoende oit voortgebragt is: hoe was hier mede over een te brengen? dat op 38 of* 40 graden zuiderbreedte, de lugt meeft altyd een contrarie loop heeft, en een paffaad-wind uit den weften na het ooften waait· eelyk aan die na de Ooft-Indien varen bekent is. § 28 Het fal dan niet nodigh fyn met fommige veel op hef van de weten-
fehap die wy of felfs van defe winden verkregen of van andere geleert heb- ben ,'te maken: maar beft fchynen dengrooten Beftierder in fyne onnafpeu- relyke wegen en werken aan te bidden, als hoopeloos fynde, van oit tot de volkomenheit hier in te geraken. Egter , dewyl'er ontrenc defelve win- den, hoe wel het in fighfelventen opfigtvande grootheitder fake feerwei- nigh is, noghtans overvloedigh genoegh bekent ichynt te wefen, om daar uit de wysheit en magt des Scheppers afte kunnen nemen : fullen wyommet alles hier onaangeroert te laten, en aan die luft hebben, eenige gelegentheit tot nader onderfoek te geven, kortelyk eenige ondervindingen vooriteJlen 5 welke aan veele of tot grond of tot beftieringe van haar gedagten en redene- ringen in defen gedient hebben, of fchynen nogh te fullen kunnen dienen; of fy miiTchien in defe faken eenigh verder ligt mogten geven * fchoon men, gelyk in alle andere faken , tot de volkomen kennifle daar van niet doordringen kan. Om dan hier yets van te feggen: '
§. 20. Dewylde wind in een voortdryvinge van lugt van de eene plaatle
na de andere beftaat, is hetfeker , dat alles wat de lugt op defe wyfe voort kan dry ven, ook bekwaam is om een wind te veroorfaken. En foo bevint I.' Dat de lugt een ftroom en wind kan maken,wanneer defelve befloten is, en
de plaats, in welke fy is, nauwer gemaakt werd: waar door fy geperft fyn- de door alle openingen, die fy vint, uitberft, en een geblaas of wind ver- toont. , j . Dit fiet men op defe wyfe gebeuren, in het geblaas van ymands mond ■> m
faam gedrukte blaasbalkenjook in allé dingen die vallen,en die van eenige breed- te fynde, de lugt tuffchenhaaren den grond perflen, en defelve na alle kanten ter fyden uit doen berften, en een foort van wind doen voelen. Soo is by Hero Ahxan&rmus defe foorte van windmakingen al voor veele eeuwen be- kent geweeft: in het maken van een holle lugt-digte bak, welke tweepyp- jes heeft, een grooter en een veel nauwer: door de groote loopt water met eenigefnelheit in de bak, het welk in defelve opryfende , de ruimte, waar in de lugt bevat werd, kleinder maakt 5 en daar door defelve lugt door het
0 ' , nauw© |
||||
l76 XIX. BESCHOUWING^
nauwe py ρ je met een geblaas uitdryft. Waar door men als doe fluitjes ,or-
gel-pypjes, en daar toe gemaakte holle vogeltjes heeft geluid doen geven; om niet ie icggen, dat men op defe wyfe, in fomraige plaatfen vyeren aan- blaaft en felfs Myn-itoflfcn fmelt. ta : * tó lcd §. fê. IJ: Sommige Philofophen (op het fien,.als men een holle kopere
bol, die een feer kleine openingh heeft, eerft heet maakt; en dan in koud water werpt, om alfoö in defelve eenigh water te doen komen5 dat, defelve op of by het vyer weder heet gemaakt fynde, de dampen als een fterken wind daar uit vliegen) hebben gemeent, dat de wind niet foo feer in een voortvoeringe van lugt, als wel van water-dampen beftaat; gelyk fy in defe JEoUpila of iv'md-bol bevonden hadden : en getragt alle de eigenfchappen der winden, ten meeren-deele uit defe twee experimenten af te leiden, Hoei veel waarichynlykheit en welke fwarigheden dit nu heeft, is hier de tytnog plaatfe niet te onderfoeken. Men fie defe Wind hol 'Tab.XXII.Ftg.^. §,31. III. Een andere voortgangh of ftroom der lugt, fiet men voort te
kpmen , wanneer yets fnel door de lugt bewogen werd , vermits als dan de lught met een groote fnelheit volgt, en een windt derwaarts maakt. -:-ψΛ Om dit te ondervinden, behoeft men alleenlyk fyn opene regter-hand, de
vingers famen gevoegt fynde, by voorbeelt van de linker-na de regter-fyde met eenige fnelheit te bewegen; wanneer men gewaar worden fal, darde volgende lugt gevoeligh tegen het opene van de hand aanblaaft: infonderheit als men defelve met de tongh en fpeel|fel eenighfints nat gemaakt heeft, om haar van foo veel naukeuriger gevoel te doen fyn. ^ Maar om hier van figcbaarlyk overtuigt te fyn, kan men eenige ronde ko-
geltjes, van eenige hoogte in een emmer met water doen vallen; en wan- neer men defelve op de grond hoort komen, fal men fien dat eenige bellen van de gevolgt hebbende lugt, van onder na boven in het water opborrelen; foo dat fy dikwils, als de kogels van een grooter hoogte en ook daarom met meer fnelheit vallen,in grootheit aan de koogels felfs gelyk fyn. Het felve fiet men in de kragt van die wind, welke foodanige gevoelen,
by wie een géfchooten kanon-kogel, fchoon haar niet rakende, feer na by, paileerd. Van defe ioort van winden méenen eenige die te fyn , welke men
in de buyen van fnel vallende groote Hagel-fteenen gewaar werd. §,31..//^. Een wind fiet men ook gebooren werden ; wanneer men
twee met malkander efFervefceerende ftoffen, 't fy dat fy beide vloey- baar, 't fy dat een van die een vaft lichaam is, tot malkander fet, en doet opbjuifen. Op defe wyie, wanneer men in geeft van falpeter of fterk water fuiver .
vylfel van jfer werpt; of anders, wanneer men by geeft van fwafel, van zee-zout, van koperroot, of een andere die fuur is, een Alcalifche vogt, (om
|
||||
Γ
|
|||||
Van de Meteora, of Lugts-verhevelingen. £7 7
(om met de Chymiften te (preken) als geeft van fal armoniac, die met pot-
afch geftookt is,.of geeft van harts^hoorn, zout van wyhfteen ofpotafch felfs in water gefmoken, te famen fet in een glasj fal men een opbrüiiïnge met veel kragt fien gefchieden, en een ftroom van lugt en dampen uit de mond van het glas opgaan. Welkers kragt men gewaarkan werden, als men onder het opbruifen de openingh van het glas met de vinger een weinightyds toeftopt} vermits dit glas te langh gefloten blyvende, ai feer fterk foude moeten fyn j indien het niet, als door buskruit, van malkander in iluk ken fou- de fpringen. Op wat wyiê defe wind door defe werkinge voortgebragt werd, onder-
foeken wyhier niet; latende het aan ons genoegh fyn, dat op defe maniere ook een wind geboren werd j en dat defeefl"ervefcentle tuflchen foodanige de.elen in de lugt felfs gefchieden kan, is te vooren by de miften§. ι ρ eenigfints ge- toont. §. 35. V. Tot defe winden fyn ook fommige Onderfbekers gewoon te
brengen, de foo feer geweldige en ontftuimige voortdryvinge des lugts en rook} welke men gewaar werd, als men falpeter met eenige fwavelagtige iloffen, door defelve alleen met vyer aan te raken, aan het branden doet komen. Op defe wyfe, wanneer men antimonie met falpeter gemengt heeft j of,
indien men defen rook vreeft, wanneer men gefloten wynfteen met even foo veel falpeter, door een gloeyend yzer of glimmende kool aanfteekt; fal men daar van een voorbeeld fien. Infonderheit, foo men defe ftoffen ineen beflotèn vat doet branden, daar de rook door een pyp een uitgangh heeft, (gelyk fomtyds de Chymiften in fekere gevallen gewoon fyn) fal men de kragt en fnelheit van defen lugt-en rook-ftroom kunnen waarnemen. Van diergelyk een oorfaak, als defe ftoffen in de aarde beginnen te bran-
den , leiden eenige de Orcanen af.- Eer ft, om helgroot gewelt dat fy doen, het welk van een feer groote fnelheit der lugt-ftroom moet afkomen, wel- ke in dit geval feer merkelyk is. Tm. anderen^ om dat iy niet langh, en veel- tyds niet boven feven of agt uuren aanhouden. Ten derden, om dat fy meefl; op fekere plaatfen alleen vernomen werden. Ten vierden^ omdat (gelykmen in defe brandende ftofFen fiet) de rook-vloeden, figh na alle kanten verfprei- den, en foo uit alle ftreken van het compas rontwaayen. Tenvyfden, om dat men in de omleggende plaatfen veel Aardbevingen gevoelt, en veel do- de viiTchen in de na by gelegen zeen bevint. Dat nu defe falpeter en fwavelvyeren,fchoon on der de grond van dezeeaan-
geftoken werdende,niet van het water gebluft werden jen de rook derfelver figh door het water opwaarts kan begeven j is blykelyk aan de vyer-werken, , welke men in het water hare werkinge laat doen: die langen tyddaar onder kunnen bly ven fonder daar door uigebluft te werden j en waar van men bo- ven de plaatfen, alwaar fy fyn, een opkomende rook verneemt. Hetfelve Bbb kan
|
|||||
^fr XIX, & Ë S C Η G U W Ι Ν Ö E.
kan men fëer klaar vertoonen, als men een lbo geriaamtfwêrmertjeofvöet*
fOekertje aanfteekt, en in een groot fuiker glas vol water werpt: wanneer men het felve volkomen (al fien uitbranden, en alle den rook door het wa- ter opftygeh} foodat, indien vis daar in ware,.het geloofFelyke foudé fyn, dat fy alle iterven foude. . Of dit nu de ware, dan of het alleen een waarfchynelyk oorfaak is van die
verfchrikkelyke winden, welke men Orkanen noemt: fullenwy hier niet die- per na nafpeuren. » §.94. Boven het voorgefeide, dat gelegentheit tot een bewegïnge van wint
kan geven, is nogh een feer groote en voorname eigenfchap der lugt: wel- ke, hoe wel voor eenige weinige jaren nogh onbekent geweeftfynde,egter by veele en met veel waarfchynelykheit voor een oorfaak des winds in defe tyd gehouden werd. Dit is te voren al eehighfints breedt voorgeftelt in de üitfettende kragt. of vis elafika derfelver : waar door de lugt, gedurigh werken* de om figh uit te breiden na alle plaatien, waar defelve geen genoegfame te- genilant vint, met een ftroom en groote fnelheit voonberlt. Soo dat, wanneer men door de eene van twee naaft malkander fynde lugten fterker, of door de andere fwakker te maken, het eveil wigt in kragt wegh neemtj de ilerkfté lugt al- tyt na defwakfte uitfet $ en een voortdry vingeder fel ver of een wind veroorfaakt. VI. Periode lugt op malkander in een wind-roerj waar door dciTelfsuit-
iêttende kragt vergroot werd; en men fal fien, dat fy een kogel, ook tegen den tegenviand van de gewoone en buiten-lugt aan, met fpo veel fnelheitTal voortdry ven, als nu tot veeier verwonderingh bekent is. Op defelve wyfè, fal yder, die een flesje met een nauwe mond vol lugt
blaait, als hy aan defelve plaats geeft om weder te rugge te fpringen bevin- den, dat fy met een groote fnelheit daar uit fal berften j niet tegenitaande fy feer langfaam in defelve geblafen werd; alleenlyk, pm dat fy in defe plaats ficrk op malkander gedrongen is. Of nu fefcer foort van dik wils feer kragtige winden fi^h opdefe wyfe,,
gelyk in buijen, feer fchielyk openbaart ; om dat twee andere fagter winden alle dampen en wolken en lugt, die voor haar fyn, voortdry vende en tegen malkander aanwaaijende, de tuilchen beide gelegen lug$ opeen pakken jen defelve alibo in ftaat ftellen, om daar fy geen genoegfame tegenftant vindt met een groote fnelheit uitte barften, en daar door tïuifen en boomen om- verre te werpen jlatgn wy aan de verder onderfoekingen van die fulx de moei- te fullen weerdigh agten, en daar toe gelegentheden ontmoeten. §. if. VIL Gelyk nu hier uit blyke, met welk een fnelheit de lugt kan
voortgedreven werden; als fy in haar üitfettende kragt, door defelve dikker en meerder fn defelve plaats op een te perflen, fterker werd; fóo: werd ook een iêer groote fnelheit vandeièlve getoont; als men den tegenkragt of ge- heel of ten dceleri van de tegenitaande lugt alleen wegh neemt, met defelve in.cen plaats minder te maken, Soo
|
||||
Fan de Meteom, of^Lugts-verhevelingem %j$
Soo fiet men, als men met de lugt-pomp een leedige plaats van lugt ge-
maakt heeft-, dat de órdinare kragt van de buiten-lugr, defelve met feergro- te fnelbeit daar in doet ïoopen. Waar van verfcheiden experimenten, die dit fterk geblaas toonen, boven by het ademhalen gegeven fyn. . Die andere bewyfen daar van fien Wil, kan de Machines van de Heeren
GueHke en PapinlAS. Lips.J*. M$.fi. f^^hPmf&^W*·* de lugt inleh plaatfe die lugt ledigh was, by na het felve ge welt heeft kun-
nen doen, als met de gewoone wind-roers, die door een geperfte lugtwer- ïneevalle egter ymand, die nogh fogt-.pomp nogh defe Machines aan de
hand heeft, fftrgëmakkelyk fien wil, dat de lugt na een plaatfe, in welke defelve of feer vermindert of weinig uitfettende is^als een. wind fnellyk toefchiet ·, 4ie gelieve alleen in een katrol-glas (dus gemeehlyk genoemt) pf in een phiole, foo veel water eerft te doen* dat het glas het onderfte bovengehouden fcn-.. de, als de mond deflHfs, door het binden van een natte blaas over defelve, seftöpt is) ontrent twee vinger? breedt in den hals mer water gevült is. Waar na het glas reg.t houdende , foo dat het water op de grond, en den, hals ledigh is, laat hy met een naaide een opeftingh midden in dele blaas ma*, ken, en door defelve de lugt tot verfcheiden malen uit het glas met allé kragc uitfuigen ·, de openingh t'elkens, om geen lugt daar by te lat en, met, de vinger floppende. . , Indien hy nu na dit foo veel als mogelyk was gedaan te hebben, het glas?
omkeert; foo het water weder in den hals op de blaas en op de vinger, ne- derftaat,Ifal hy de vinger wegh nemende, de buiten lugt door de openingh van de blaas, en door het daar opflaands water, als een Wind, na boven fien gaan in het glas·, waar in de lugt. door het uitfuigen minder, en'minder krag? tjgh in fighuit lefetten, gemaakt is. ■ ■ , -' Indien nu volgens de rekeningen van de Wis-konftenaars de lugt in een
ledige plaats eerft inberftende, de fnelheit heeft, om ijaf voeten in een golsflagh öf in een feconde teloopen. (Siet de M. Ups, Μ tóSSpag. ifS) En volgens de waarnemingen van dennauwketirigenMiratf*,een wind,die Z4 voeten in een feconde aflegt, feer moeyelyk is om tegen op te gaan, en een die 31 voeten loopt in defelve tyd, een ftorm maakt j die bekwaam is om boomen neder te werpen, en de daken van de huifen te ügten (Siet daar over de verhandelingh du Mouvem. des eaux p. ójen-jz.) Welk een onw keeringe van alles foude men van het gruwfaam geweld van foodanigh een Wind dan niet moeten wagten? die meer als 40 maal foo fnel fynde, ook daarom, dewyl debewogen lichamen defelve fyn ,40 maal foo veel liragt, aïs de βί-ax gemelde uo> men, foude doenj indien immer aan de lugt rontom den Aart- klqo.t geiêgi rttheti gegeven wierde, om'in een grooteruimte ,dse i of geheel ofc ten meeilen deele lugt ledigh was, in te loopen. Üf nu iulks ook geJagt Bbbi fon
|
||||||
i
|
||||||
\
|
||||||
jSo XIX. BESCHOÜWINGE,
kan werden oit te gefchiedenj en of'er op deie wyfe winden voortgebragt
werden in de ruime lugt, onderfoeken wy hier niet. Dit is hier door bekent, dat de perffinge van de lugt hare uiterite kragt
kunnendeoeffenen, om fyn 'fchröomelyke fnelheit,verfchrikkelyk foudë fynjen alles wat op den Aardkloot is, in weinigh tyds kunnen verwoeften: gelyk te voren uit Befibouw, Χ^///.§. 13. kan afgenomen werden j daar in het bre- ken van het glas deflelfs magt eenigfints getoont isj fchoon de plaats onder het glas op verre na nogh niet geheel ledigh van lugt is geweeft. §. 56. FIIL De nu ftraks gefeide beweginge der lugt:, of wind bevint
men voort,te komen \ om dat de lugt minder in defelfde plaats fynde, ook met minder kragt figh uitfet. Pogh boven dit is'er een ander geval γ daar de lugt, fchoon niet vermindert in veelheit, egter in fyn uitfettendé kragt feer verfwakt werd5 namelyk, als defèlve alleen kouder is, als een andere, welke buiten dat in alles met de eerfte gelyk is: waar door ook een wind^ als de minder koude en daarom fterker na de meer koude, en daarom fwak- ker lugt figh uitfet, geboren werd. Veelvuldige ondervindingen die dit bewyfen, fyn by die Natuür-Onder-
foekers bekent} én de werkinge van Thermometers, die door lugt figh bewe- gen, toont dit meermalen. Maar om hier van een feer germkkelyke preuve te geven die van weinigh
omilagh is. Bind de mond C D van een katrol-glas FGCD, Tab. XIII, Fig. 6. digt toe met een natte blaas; na dat'er foo, veel water in gegoten is, dat het felve op de blaas in CD ftaande , den hals KC niet volkomen vervult. Laat dan van een tweede blaas Η Κ LI de krop boven afgefneden werden, foo dat de bpeningh ΗI vry wydt is: dan een gadt by KL in defelve ge- maakt fynde, werd den hals KLCDdaar dóór geftokenj en de blaas by KL feer vaft om defelve gebonden of gewoelt, gelyk men dit noemt. Waar na een hand vol zout, en een of twee handen vol met fneeüw, in
de blaas HIKL by de bol FGKL geworpen hebbende,roerthetfelvemet een hout of lepel fterk onder malkanderen j foo (al, als bekent is,defneeuw Beginnen te fmekenj en de lugt in het glas, dat van dit frrieltende mengfel omringt is, feer kout werdeny en foude het Water, indien het boven KL in den hals ftönt, ligtelyk bevriefen, en het Experiment fomtyds daar door belemmert werden: waarom het felve in den hals van het glas niet hoger, als tot AB, moet ftaanj en beneden de blaas KL blyven. Dat nu de lugt in de bol FGKL door defe koude in fyn uitfettendé kragt verfwakt isjendatde minder koude buiten-lugt, daar óp kunnende werken, figh met meerder kragt uitiètten fal, en een wind veröorfaken, die na die kouder enfwakker lugt in Ρ toewait, fal kunnen blyken, als men de blaas CD in E met een dikke naaide doorfteekt: wanneer men de lugt door het water ABCD in den hals ftaande, met een merkelyke fnelheit,nadenbolFGKL,alseen wind, fal fien toegedreven werden. Dit
|
||||
" Van de Meteora, of Lugts-Ferhevelingen. 581
-■Dit experiment, ook inde itrenge yoriVvan den jare i70pop dcni2ja-
nuary gedaan fynde, fagh men, dat, hoe kout de lugt ook als doe was, de- felve egter door dit mengfel en de groorer koude nogh meer van fyn uitfet- tende kragt verloor} en de fterker buiten-lugt, als een wind derwaarts berftende, betoonde dat in een koude plaatfe de lugt in een groote veelheit kon op een gepakt werden. Het geene men nu van dcCe werkinge der koude op de lugt ontrent de
winden,met eenigenfehynfoude kunnen afleiden,fal hier na eenigfints aan- geraakt werden. • §. 57. IX. De werkinge van de warmte is regt tegen defe aanloopende,
en doet de lugt met meerder kragt figh uitfettenj en daar door een (hoorn,, of wind maken, na alle plaatfen, daar fy geen tegenftant vind. i Dit foude men uit de Thermometra ook kunnen toonen> alwaar door de warmre de lugt uitgefel werd. Maar om fulks te doen fien aan die defe ithermometra niet aan de hand hebben: Set weder een katrol-glas, dat vol lugt is, met de mond na beneden op een tafelbortj waar op Ã00 veel water gegoten is, dat het even boven den rant van de mond van het felve katrol- glas itaati en belet dat de buiten-lugt, met die in het katrol-glas is, geen gemeenfehap heeft. Indien men nu een gloeyende kool met den tangh ron- dom den bol van dit glas doet gaan, boven%n beneden> foo dat delugtdaar in warmer werdj fal men fien, dat de uitfettende lugt tuifchen het bort en het glas (daar eenige openingh veeltyds blyft, immers in defenbly ven moet) met kleine borreltjes uitloopende een fagt koeltje of langfame winden lugt- iiroom vertoont. Indien men dit met meprder geblaas wil fien, moet men een fchiely keren
grooter warmte gebruiken j dat gemakkelyk gefchiet, als men daar toe,de in de Tab. XIII. Fig. 6. met een blaas omringende katrol gebruikt, en de- felve by CD open latende, op een bord met water nederfetj foo fal men heet water op de bol FG gietende, voorfigrigh en romtom op datfe nieten berfte , door defe meerder hitte een melder loop van lugt of wind fien. :, §. 38. X. Maar dewyl nu om dit uitloopen der lugt door de warmte , defelve ook minder in het glas werd 5 en der halven, als defe warmte, die defelve aangevoert hadde, ophoud, haar uitfettende kragt fwakker moet fyn, als te voren i wanneer de lugt meerder in het glas, en met deomftaan- de lugt gemeen was: foo moet volgen, dat de buiten-lugt, als fy defelve graadc van koude of warmte heeft,met die in het glas befloten en door de voorgaande warmte in veelheit vermindert is, een fterkerperfinge derwaarts moet hebben ; en alfoo in het glas met een wederkeerende wind indringen» Dit foude eeu Hydr o flatteus daar uit kunnen bewyfen in het voorgaande Ex- periment; om dat, de lugt.in het glas fyn meerder hitte verlieiende, mea het water van het bord in den hals van het glaSjdoor de periEnge der buit- ten-lugt, fiet opklimmen. Bbb é Maar
|
||||
φ% ΧΓΧ· BESCHOUW ING E.
^Mhit dewyl wy hier ook voor onervarene fchryven -, om de wind, die
derwaarts te rugge keert 5felfs te doen fien, doet in een katrol-glas eerftfoo veel water, dat het felve, het glas omgekeert fynde, den hals kan vervuU len, -onrdaar na door dit water den voortgangh der wind, ais boven, iigt- baat te rnakenv Houd dart dit glas ©ra niet door de fdhielyke hitte te ber- ften, boven den damp van kokend water j en eindelyk iêt het in het ko- kende water felfs, totdat het feer heet werd, en de lugt door de open mond (us ilraks §. tf. getoont is) daar uit vliegt. Bind dan een warme natte blaas heel digt over de mond van dit katrol-glas, en keert het om, foo dat het water, het welk daar is, opde blaas Oederftaat; fet het dan op defe wy- fë een weinigh tyds wegh, daar de lugt in het glas iyn hitte verheien, en mee de buiten-lugt een gelyke koude verkrygen kan. Indien nu de blaas digt ge- noegh gebonden is, ial, om dat de lugt in veeiheit vermindert en daarom verdunt is, ook de uitièttende kragt van die in de katrol boven het wa- ter ftaatj fwakker fyn als die der buiten-lugt} waarom, ingevalledefelaat- fte, die fterker is, tegen de andere kan werken, ial fy met een vloet o£ ftroom na die verdunde lugt toegcdreven werden* Het geen men bevinden (al, als men met een naaide een gaatje in de blaas fteekt j waar na men ftrax de buiten-lugt, als een wind, door het water ial fien opgaan. Of men nu van alle defe eigerffchappen der lugt, en van de daar opwer-
kende warmte der Sonne, de ooft· paiiaad-winden enookeénighilnts ande- re, die uit het zuiden in de Lente en Somer en in de Herft en Winter uit het noorden waeyen, volgens de maniere vari de hedensdaagfche Natuur- kundigen, te regt afleitj kan yder, die daar luft toe heeft, by defelve na- fien. ··.':■ ^ - φ '* ;/'-:~r: ui . a^oj #% - ■ §.30, XI. Een nogh. andere beweginge en ftroom der lugt, werd by de
H*V Halley in fyn Ed. redeneeringen over de winden aangehaaft} (ΛΒ, Ltpt ji". 1Ö87) waar door defelve een vöoftgangh na om hoogh rerkrygt. Name- }yk, dewyl de lugt door, warmte of anders uitgefet werdeéde, minder, en daarom ligter werd 'm defelve plaats j als wanneer fy daar koud, of meer fa- men gedrongen is: ('t^een 'm andere gelegent heden getoont werd) volgt, indien de warmte van boven komt en regt na beneden daalt, uit de Sonne j dat regt onder defelve een regt opgaande pylaar in de lugt gemaakt werd, föö vefré defe groote en neerdalende hitte figh uitftrekt} waarin de lugt veel ligter is, als die rondom defelve ftaande Ισο eei warmte niet en heeft* Indien men dan deiè dunder lugt als~olye,"en de omitaandekouder lugt als, Water aanmerkt} fairder moecen toeitaan, gelyk een pylaar olye, in het midden van een water itaande na boven dryft of opgeiioteti wefd, en figh Verfpreit boven op* het felve volgens de wetten van de iVaarbeit* dat alles met defe dunne lugt bok tlfoo moet gefchieden. Dit gebruikt de Hfc'. Halley om eenigGnts een begrip van de bewegingen der lugt in de iW%//o>ffs, dogh na fy η eigen bekenteuiile, nogh feer onvolmaakt te geven. Om
|
||||
Jan d* Meteora, of Lugfs-verhevelingen. $$£
Orridëferedeneringe by ondervindinge bewaarheit te toonen, en de lugt
in defe haar ftroom en wind eenigfints figtbaar temaken. Laat Tab,XIII. Fig.j. ymand een klein fuiker glaasje EFKI, ontrent 6 vingers hoogh, en welkers openingh ontrent lofzf vinger breed wyd is, op eeir tafel fétten en de ketel vaneen gevulde en ontftekene lange tabakspyp (indien fy wat te heet is* met papier omrokfynde) in de mond nemen, en deifeifsandere einde in Iof Ê op den gront van dit glas nederfcttende, denrpokfqofterkhykaninditglas blafen} tot defelve uit de openingh E F feer dik uitkomt, en het glas vervullende,, het ielve volkomen ondoorfigtigh maakt j 't geen weinigh tyd van noden heeft. Dan de pyp daar uitgehaalt fynde,en wagtende,tot de rook in het glas eenigfint.s begint Voor hetooghfyn grootfte beweginge te verheien* engelykeenffcilen fagt bewogen bi golvende water te ton? vertoonendeboveninABeenfoort van vlakte; laat men een fpyker G Q ontrent een groote hand breed Jangh^ en te vooren ontrent fyn punt G of verder tot dien einde glpeyend gemaakt in de tangh vatten; foo dat hy regt als in G C, na de lootlyn nederwaarts ftaat. Dan eenige lengte boven het glas, als in Ç beginnende, laat men de heete punt van defe overeinde gehouden fpyker al langfaamlyk van Ç na C nederdalen j en fal men als defelve van Ç tot C of tot het oppervlak des rooksAB gekomen is, fien dat defe lugt en rook', rakende langs den fpyker,, van C na L als met een ftroom regt opwaarts loopt: welke, inionderheit van C tot D, of foo verre fy beneden den rand der openingh van het glas blyft.,. haar regtheit behoud j en ibmtyds wel hooger tot by L, wanneer de lugt in de kamer feer ftil is,die anderfints beroert fynde, fomtyds gewoon is de> fen rook-pylaar foo ras defelve boven het glas komt, te verftroyehen te vcr- fpreiden. Op alle welke, hoe wel geringe ómftandigheden, indien mendit. experiment met de vereiite netheit wildoen, wel te letten is. Uit het welke dan het voorgefeide blyken kan. §.40. In allen defen nu fal ook ymand konnen loochenen? dat.de wys-
heit des grooten Makers en Regeerders de gedagten der menichen verre te bovengaat ·, die foo veele eeuwen langh figh van foo verfcheidene werkfaam- heden(en miflehien van nogh veel meerder) in de lugt heeft gelieven te be- dienen, om deielveby manier van wind te bewegen: daar het nogtans feker is, dat de meeite van defe laatfte, jmmers a}le, die uit de fwaarheit en vee- rende kragt, miflehien ook uit de warmteen koude derfelver haren oorfpronk hebben , tot defe laatfte jaren toe aan de garjtfche wereld onbekent fyp> gebleven. En wie weet, welke die nu verborgen fyn, door de latere gg- flagten nogh ftaan ontdekt te werden. Immers, kan hier uit een edelmoedjgh Philofooph leeren nedrigh van figrii
felfs te gevoelen , en de ongegrontheit van die flerh Geefien te lien* welke fig laten voorftaan alles te doorgronden. Eerfi^ om dat men veele , mm die tyden feer beroemde Natuur-kundigen met foo veel fekerheit en felfs mm goedkeuringe ook van leer geleerde Heeren.* van.de windenheeft iienfchry» ven-i:
|
||||
3g4 XIX. BESCHOUW INGE.
ven- welke, indien de ondervindingen der volgende jaren ontrent de bewe-
gingen der lugt daar na aan haar bekent geworden waren, figh over de ver- beeldinge, die fy van hare wetenfchap in defen hadden, felfs fouden fcha- men. º& anderen, om dat, gelyk boven even aangeraakt iss ook tn defe tyden, in welke door nieuwe experimenten de gronden van de wetenfchap der Winden foo veel vermeerdert fyn, ook de aldergroOtfte Wis-konite- naars en Önderfoekers, dieopregtelyk handelen, openbaar bekennen, hoe verre fy nogh van het regt begrip defer faken aflyn. ';. ìí·'..: Maar indien een ongelukkigh Atheift, door defe betooninge van Godts
grootheit en fyne klcinhcit, nogh niet tot erkentenifle van fynen Aanbidde- ivken Schepper kan gebragt werden} laat hy (of dit hem eenigfints te regc konde brengen) Tab. XIII Fig. 3. des aardkloots bolinZFGbefchouweni en figh voorftellen, dat op den felven figh bevinden, foo veel menfchen F, foo veel heeften M, foo veel ViiTchen V, foo veel vogelen X, foo veel boo- men en andere gewaffen O, foo veel pragtigc huifen en gebouwen infteden en dorpen Ñ, en foo veel vyeren tot gebruik en dienft der menfchen Z, foo veel fchepen N, die van het eene deel des werelds Ì, na het andere G kun- nen gefonden werden: En om niet meerder teFeggen, laat hy verfhndigh "letten op alle de wysheit en konft, waar mede elk van defe faken op foo ■wonderlyk een wyfe gemaakt is: Vorder, laat hy figh verbeelden, dat alle menfchen en bedien fonder eenige bewegingen en leven fyn, dat geen vif- fchen fwemmen, geen vogelen vliegen, geen vyeren branden, geen boomen 'nogh andere ge wallen groey en, geen huifen bewoont, geen gemeenfchap door fchepen tuflchen die door de groote zee van malkander gefcheiden landen Gehouden kan werden j fal denganfchen Aardkloot met al wat daar op is, ■figh óók anders, als dealderwoeite,dealderaffchuwelykfte,en naarfte plaatfe aan hem veetoonen ? Maar indien nu ymand aan defenfeide endedefien, dat het mogelyk was in eene rontom den Aardkloot geplaatfte vloeybare en onfigt- bare ftofife foo veel hoedanigheden te leggen , dat door defelve foo veel rnillioenen van menfchen en dieren konden leven; dat de viiTchen gefont on- der water daar door konden blyven, die nu als doode boven dreven} de vo- gelen konden vliegen y de boomen en planten tot onderhoud van alles waf* 'iens de vyeren tot bereidinge van fpyfe, tot ligt en duifend andere gebrui- ken konden branden j de fchepen met een verbaaftmakende fwaarheit van laften, door de kragt der felver ftoffe na de afgelegenfte deelen der wereld konden gebragt werdenj om nu alle andere dienden, die daar door aan die den Aardkloot bewoonen, gefehieden, niet op te halen 5 foude hy na dit 'alles met ernft overwogen te hebben, den Uitvinder daar van niet erkennen verwonderlyk wys te fyn?en kunnen denken, dat defe ftoffe tot foo veel ver- sheiden en foo gewigtige oogmerken moetende dienen, ook by geval, of fonder wysheit die vereifte bekwaamheit om alleen foo veele en groote fa- ken uit te werken, immer verkrygen foude i en rondom den Aardkloot ver- famelt
|
||||
? Vm iïs 'èietmra ,' of Lugti-vwheveHnginl* I' · ίβ$
iamelt kunnen werden? en kan hy fulx dan van de lugt, daar hybyleéften
foo veel voordeden door geniet, die dit alles en nogh veel meerder doen, nogh voortgaan te feggen? infonderheyt als fijne kenniffe foo verre ftrekte, dat hy het maakfel van inenfchen, dieren, planten, vogelen»νiffen,en wat dies meer is, (waar van te voren iets aangetóont is, én in het volgende nogh iets ial by gebragt werden) by de lugt en fijne werkingen kon vergelykenl| en daar uit fien, met hoe veel opfigt de lugt op dek faken, en defe faken op de lugt gemaekt waren. En foo dit nogh niet genoegh wasj dewyl de boven gemelde nuttighe-
den der lugt dit ongemak nootfakelyk met figh flepens datdekragt,dieom defelve in eenige der gemelde gevalkn van dienil te maken nootfakelik was., in andere fchadelyk fyn, en de meefte gebouwen en duyfent andere faken of geheel of ten deele foude vernielen en verbryfelen: Jaet hy aan ons feg- gen, of hy nogh al kan oordeelen, dat het ook by geval en fonder een ein- de te beoogen gefchiet is; dat in de lugt foo wonderlyk een tegen wigt figh overal bevint} waar door alles5 het welke de dienil der lugt van nooden heeft, defelve veiligh kan genieten} en ondertuflchen door dit felvetegen^ wigt voor deflelfs verwoeltend gewelt bewaart wert. Ick bidde yder die nogh foo ellejidigh blint isj dat hy in allen defèïi
nogh wysheit, nogh maght, nogh goedertierenheit van den Schepper fien kan, dat hy dit alles, en het gene te voren meerder tot dien eynde vandelugt gefegt is, met ernil menighmalen overdenke, en ons ongeveinfdelyk (eg- ge ; indien 'er van dit alles een gedugten en heerlyken Maaker is, die door de- le lugt aan hem foo veel weldaden béwyft$ of hy nietféhrikken moet, wan- neer hy denkt, dat hy deflelfs volmaaktheden foo lafterlyk tot foo lange ge- loochent heeft j voornamelyk, indien hy hoort dat foo veele, welke hy voor verilandige moet houden, figh belyden overtuigt te fyn op de aldergewifte gronden} dat defen Godt en ge vreefden Maker ook regtveerdig is, en aan een foo ondankbaar fchepfel fyhe wrake, en wel fyne eeuwige wrake gedreigt heeft. Te meer, daar hy de wysheit van den konftenaar, die een enkel konft- werk of een Horologie, dat hy in de fak draagt,gemaakt heeft, het welk by de lugt geenfints te gelyken is, niet foude derven in twyffel trekken.El- lendige LJhilofophen! die gedwongen fyn te erkennen, dat het geen fy ftaen- de houden, iy nogh aan andere, nogh ookaenhaarfelfs,immer hebben kun- nen bewyfenj dat fy in tegendeel in ernilige overweginge van defe faak fynde, altyd twyffelagtigh geweeit fyn j en dat meer de genegentheft van fulx te 'willen , als de magt om fulx met geruflheit te kunnen vail ilel·· len, haar op defe onredelyke wyfe doet fprekenj dat, hoe veel de gedurige telkens tegen haar dank obborrelende tegenfprekingen van haar eigen ge- moet en reden haar ook gedurigh mogen ontruften, fy egter met alle po- gingen een onpartydigh onderfoek daar van vlieden j en alleen figh uytleggen, om bewysredenen te vinden, die haar in defe fonder eenige reden opgevat- Ccc tede
|
||||
■
|
||||||
t ■
|
||||||
?8ö XIX. BESCHOUW IN G E.
tcde gevoelens kunnen ilerkenj en haar gewhTe over de gedurige nepen, die
fy anders op defe voor haar foo naregedagten, oFer weleen Godtmogtfyn, gedurigh in weerwil van haar felfs gewaar worden, ongevoeligh kunnen maken. Of fy nu dit alles in haar niet menighmalen foo bevonden hebben, laat
ik haar ftilfwygende by haar felfs beantwoorden; dewyl fy felden, ten iy fomtyts op haar uiterlte, wanneer fy de onmydelykheit van haar doot be- fchouwen, of anders door een ongewone werkinge Godts aangetail werden, tot eenige openbare bekcntenhTe van haar dwalingen en verkeerde driften te brengen fyn. En dit alles niet kunnende geloochent werden, laat fy, bidde ik, noghmaal by haar felfs afnemen, fonder figh vry tegen ymant anders te uit- ten, of den wegh, die fy bewandelen, veiligh is om na een eeuwigheit te gaan > die haar als de aldervervaarlykfte moet voorkomen, indien fy figh erinneren, dat de reden felfs ontegenfprekelik leert, indien haar gevoelen vals is, dat fy fonder eynde ongelukkigh moeten fyn ; en fy egter van de waarheyt van het felve gevoelen niet een bewysreden, die eenigfins voldoe- nende is by kunnen brengen, en foo veele daer tegen fien dienen. §.41. Wy fyn hier reecs te lang ontrent de lugt, en deiTelfs vernevelin-
gen geweeili van donder, blixem, regen en andere, fulIenwymiiTchienby het water en het vyer nogh yets aanroeren. Dit alleen fal ik alhier aan defe beklagelyke redenaers vragen; gefchiet
alles, wat in en door de lugt gefchiet, alleen by geval en fonder beftieringe; hoe kunnen fy fonder een doodelyken fchrikdefelvelugtendaarinderninite vergaderinge van ftoffen en wolken aanfchouwen5 en niet beven, als fy den- ken, dat het maer gevalligh is, dat den donder haar niet verniele, de blixem haar niet verbrande, de hagel haer niet verplette,en dat degruwfamekrag- ten der hemelen aan het bewegen geraekt fynde niet alles tot een Chaos en mengelmoes onder malkander maken ? Noghmael ellendige Atheiften! welke, indien fy geruft fuilen leven, de
valsheit van haar eygen gevoelen moeten erkennen j nadien foo alles geval- lig is, dit gevaar altyt tegenwoordigh is5 en het foo groot ja een meerder wonder is, dat fy een dagh onder foo verwoeftcndelugt-geweldenonbefcha- digt blyven leven * als dat door de felve de geheele aartkloot met alles wat daar op is, niet het onderfte boven geworpen wort. Hoe veel gelukki- ger moeten fy dan felfs erkennen foodanige te fyn ? welke des Albeftier- ders goetheit hier in befehouwenj dat die groote en den gantfchen kloot der aarde omringende lugt-zee, daar andeis foo veel oorfaken van haar doot in fyn, haar dient om te levenj en dat alle deiTelfs vernevelingen haar profyt en gemack toebrengen j dat de winden haar dienen om hare Scheep- vaart te begunftigen, en de fchatten en vrughten van andere werelts dee- len aen haer toe te^ voeren, en ontallyke andere dienften doen} dat de ïegqii haarc gewaflèn doet groei jen ·, dat den dauw meermalen in groote droog-
|
||||||
- ' , . Μ' * "
Fan de Meteora, of Lugts-verheveÏÏngen. 387
droogtens des felfs plaatfe vervult > dat felfs de koude fneeuw dient om
haar landen vrughtbaar te maken} dat de weerligten dienen om de lugt yan quaade dampen te fuiveren; en in ondragelyke hittens, de verfchrio kelyke. vyeren van anderfints foo fchadelyke blixemen defelve meer verfrif- iènde en koelder maken i dat het geluit des donders als eem ftemme Godts is- waar door veele, die te weinig haren Schepper in erkenteniiTe houden, als uit defen doorflaap wakker geroepen werden. Soo getuigen de hiilorien, dat de Godtvergetenfte Atheiften, dat Caligula's, dat Nero's, fchoonmagtige Werelt-beheerfchers en buiten vrees van alles anderfints geftelt fynde} alleen op het gehoor des donders gedwongen fyn geweeft met der daettebelyden, het welk fy met woorden noit hadden willen erkennen; namelyk, dat fy een oppermagt, die boven haar was, vreefden. Dit moet ik voor het laetft aan defe foo genoemde flerke geefien nogh vragen: of indien fy in ftilheit de innige gefteltheit van haar eigen gemoet, met die van in haar oogen foo ver- agte godvreefende menfehen vergelyken niet overtuigt fyn? dat iy reden hebben om den gelukkigen ftant van fekere eenvoudige, en op een dorp wo- nende oude vrouwe boven de hare te verheffen·, diegevraegtfynde,hoehet mogelyk was; dat in een van de alderverfchrikkelykfte onweders fy niet alleen geruft , maar ook blyde konde fyn, en felfs fingen}daar opantwoor- dej dat fy figh verheugde, dewyl den Heeredes Hemels figh nogh verweer- digde, om ondankbare, en hem niet genoegh erkennende fchepfelen van den Hemel door defe donder-ftemme toe te fpreken, en haar van haren pligt te vermanen. * Meermalen heeft my dit geval met verwondering doen denken j hoe verre
defe confideratien van eene gantfeh ongeletterd&vrouwe haar konden boven het bereik van de verhevebfte Philofophie opvoeren* die indegoedheytvan den Regeerder van alles beruftende, figh in een kalmte des gemoets bevont, op een tyt} als het gedugte gekraak vanvervaarlykedonderilagen,eneenby na alles in vycr fchynende te fetten blixemend onweder de ftoutfte herten dede fidderen. Een Ongodift la.te ook fynegedagten hier over gaan. . |
|||||
Ccc* XX BE·
|
|||||
$S8
|
||||||||||||||||||
× ×. Â ES C Ç Ï U W IN Q E
|
||||||||||||||||||
Van het Water,
|
||||||||||||||||||
maken. Gelykformige Experimenten*;
Water om op te dampen moet in feer
kleine deeltjes verdeelt werden, Job. XXXVI. 27.
Dampen ryfen op door warmte en kou·
de. Waterwigtige wetten. Cf,« '
Na defe fi hikken figh de dampen'm ..
de lugt. Gelykformigh Experiment, Experimenten.
Op welke wyfe de dampen dryven.
Hoe fy kunnen nederdalen. Experi-
menten. Ook door het weghvliegen · van hef-
vyer. Door het lighter werden der lughu
Experimenten. Door koude. Experimenten,
Job. XXVI. 8.
Job.XXXVII. 16.
PialmvGIV.3. ì;,. ,.i>rJ 05 'j
Amos.lX..6.
Vervoer'mge van dampen is nodigh.
Overtuiginge uit het e;efeide en Pfalm
CIV.g
Waterdampen laten het fout benede», Experiment.
Indien den Aardkloot wiskundivh rondt was, foude felden regen komen, daar
fy vereifcht wierde.
Overtuiginge by gelegentheit van dit gefeide. .
Bergen dienen tot. vergadering van waterdampen uit de lugt.
Exempelen daar van. Bronnen en rivieren uit bergen. Dat een voornaam gebruik derfelver is.
Overtuiginge daar uit. JEgypten wert finder regen van den Nyl bevogtigt.
Dejfelfs vrugtbaarheit. 47. Genei,
|
||||||||||||||||||
U I. QOnder Water fterft alles va»,
»3.; dor â. ',,.,. 2,1·
Overtuiginge. ; · - -}\
|
||||||||||||||||||
3-
4,
|
Ook flerft fonder Water alles van Hok- ,.
gér. ■ 22.
Gewajfen. beftaan, immers ten grooten
|
|||||||||||||||||
deele, uit Water. Experimenten. 2,3,
ƒ'„f¥y onderfoekeit hier niet, of water e e»- - 24. enkeldoffamengefettevogtis,. . .
6/Overtuiginge. , lf.; ; 2-5"· 7. Genef. 1.2. 26.
8. Jefai», XLIV. 14- 27·
Eïechiel. XXXI. 4, ƒ. 14^;
Pialra.1.3.. ■:.:.'· i > r ß aS. Jefaise.XLiy,.4.. . .
|
||||||||||||||||||
9·'
IQ.
II. J2
Ç
|
2 Petivlli, ƒ-..;■ 29.
Water verandert in Aarde. Experi-
ment. . 30. Andere daar toe dienende Experimen- 31. ten. - ! 32. , Overtuiginge uit defe laetfle ülaetfe. 33. Planten, Dieren , Mineralen, felfs 34. Meiallen komen uit water voort. , 35". Experiment. * , 36. . Opryfen des Waters in de lugt. |
|||||||||||||||||
Ffalm.CXXXV.-7.- ë 37-
Jeremïae. X.._ 13-, ,;■';■■ n^tW^^^v» Ü ·. Lï.ïó. 38. , Hoe fnlx kan gefchieden. |
||||||||||||||||||
16
27
18 |
, Lugt kleeft ook aan «nderefloffen. Ex-
perimenten. 39. , Vyer heght figh aan vafte Lichamen*^ Experimenten· 40.
. Ook aan Water. Experimenten..
|
|||||||||||||||||
Sp. Drie gevolgen uit het laatfle Expert' 41.
ment. . 42,
/. Vyer fchynt een byfondere floffe. . 43.
II. Is feer E/afliep
III, Verlaat het Water in een winder. 44.
perffende lugt. . 4/. 20. Water en Vyer fchynt een J"amen'â'el', \
ligter als de .lugt Jyndè, te kunne» 46f
|
||||||||||||||||||
het Water. 38^
69. Βequaamheii der Bergenr,' tot het
voorgefeide einde , en overtuiginge daar uit. |
||||||||||||||||||||
; P'an
Genef.XV. S\
Overtuiginge uit het te voren gefeide.
Pfalm. CIV.10,13.
Deuteron.XI. 10,11.
Job. XXIV. 8.
Bergen vergaderen de Waterdampen*
Ëerft door winden. Ten Tweeden , door de koude der
bergen en der boven-lugt. Ten Derden,, door fihaduwen. Ex- periment,- Ten Vierden, ook anderefchaduwen
geven oorfaak tot het toevloejen van dampen. Experimenten.- · Jefaise. XXXII, 2.
Dampen fyn genoeg faam, tot de rievie-
ren. ■ . ..,,·,"'" . - Maniere om de ■ veelheit van het Wa-
ter des regens waar te nemen. Vergelykinge van Parys en Ryiïèl /«
dit opfigt. Regen alleen genoegh tot rievieren. < ,
Meer water is in de lugt, als het geen
inregen nederValt Uitdampen der floten.
Uitwafeminge gefchiet ook door kou-
de. Experimenten. 'Tegenwerpingen te gemoet gegaen.
Rekening!) op een halfduim dagelykfe
uitwafeminge. Experimenten. Overtuiginge uit het gefeide Ί en yeti
van het lugt-fout. Nyls wonderen,: . ν ρ! v,
Overtuiginge uit het te voren, gefeide *
|
||||||||||||||||||||
47-
48. 49·
fo- ft. SZ. S3-
SS· |
||||||||||||||||||||
70.
Tl. 72.
73· |
Proverb. VIII. 2,4,2f, 26.
Rievieren eiffchen ruimtens om hare wateren in te florten.
Som bewaart de Zee van verderven; Inhammen der Zee om de rievieren |
|||||||||||||||||||
te ontfangen.' .
74. Gebruiken der Zee. 75"; Kragt der Zee om laften te dragenSpn en overtuiginge daar uit.
yó. -Het felve verder aangedrongen. 77. V'tffcheii der- Zee.
78. Overtuiginge··. uithet te voren gefeh
■ ;,' · dei |
||||||||||||||||||||
Sfii
57-
4
S9-
6o. é&
63.
64.
6S. 66.
6,7.
68, |
||||||||||||||||||||
79'
80.
81. 82.
83. |
0 mme loop der Wateren bewaart ook'
de landen van overfirominge.
Predik. I. 7. Overtuiginge. Dyken van Hollant. Sant fluit de Zeef* en komt uit de Zee |
|||||||||||||||||||
voort.
Jeremise V,· 21,22,»: 84. Job. 6,3, Pfalm. LXXVHI.27;·
85·. Wier tot Dyken, 86. Het Canaal by Engelant' bewaart"'
Hollant. 87. Overtuiginge.
88. Oorfaak van Ebbe en Vloet nagelaten'7
derfelver nuttigheit. %^: Waters overvloei voor nietjfoo veel '
Eeuwen langh. |
||||||||||||||||||||
§. 1. T^JA dit alles gelieve nu,eenaandegewigtig{tewaarheitnoghtwyf-
lN felend Philofooph, met ons van de ïught tot de bèfchouwinge van het Water overgaan. En om geen verder voorreden te maken.
pit fal hy ten minitcn, als een door vee! ondervindingen beproefde waar-
heit moeten vaft ftelleni ingevalle geen Water figh in de Werelt bevont, - dat hy met alle menfehen en de meefte heeften, felfs in een volkomen over- vloei van lugt en ander voedfel, binnen weinightyts foude moeten ilervenj ·· oewyl den dorft niet geleft kunnende werden,1 niet minder als den honger doodelyk is; en alle mehfchen en dieren (eenige'weinige van de laatfte, foo * de ondérvindinge regt genomen is,k uitgefondert) drank van noden heb-;
oen.-·,- ■>-- ' -'h»r> -■".- \ b;.:■.·■'!-*/.' |
||||||||||||||||||||
00 XX. Â E S C Ç OU W É Í G E.
§. z. Dit vaft geftek fynde.; indien het by geval is, dat'er Water gevon·*
den wert; het welk alleen of den drank felfs, of immers de voornaemfte ftoffe van alle andere dranken is; foo ishetfondertegenfpreken ook by geval, dat eenigh menfch of beeft, eenjaar of veel minder tyt fijne geboorte over- leeft. En nadien den wreveligftcn Godtloochenaar moet bekennen , dat alle menfchen en dieren, in haar maakfel en geftel, dat opfigt op het water heb- ben, dat fy het felve kunnen tot figh nemen; dat fy felfs daar toe doordorft aangemaant werden, als fy het felve van noden hebben; dat fy alleen door het water verfrift moeten en kunnen werden, het fy het fuiver, het fy het andere dranken, als wynen, bieren, appel-dranken en diergelyke uitmakende van haar gedronken wert; dat het daarom met genoegh is, dat fy andere vloeybare ftoffen tot figh nemen: en fchoon de ganfche zee, en alle rievi- ren, uit olye, of van water gefuiverde wyngeeft, of andere voghtcn, daar geen water genoegh onder gemengt was, beftonden; fy eghter alle vandorft vergaan fouden: kan hy nog denken; dat allemenfchen by geval bequaem geworden fyn, om met water haar leven te onderhouden} en ook het wa- ter die eigenfehappen, welke daar toe dienen, by geval gekregen heeft? Ick late aan yder, die eenige billikheit heeft, of een foodanige niet redely-
fcer denkt, die figh den menfche en foo veel dieren, als foo veel verwonderlyke konft-ftukken van een groote Wyshek en Mogentheit,uit het voorigevoor- Hellende, en iïende, datter een zee van lugt en dampen rontom den ganichen Aardkloot geplaeft is, die haar onderhout, nadien fy dcfe beide tot haar leven van noden hebben.; ook daar uit de Goedertierenheitenvoorforgedesaanbid- delyken Scheppers.befluit openbaar te fyn; om dat menfchen en dieren tot haer beftaan ook water vereifchende , het felve met de nodige bequaamheden verfien fynde, romtom haar gevonden wert, en haar in het leven bewaart. §. 3. Indien wy hier by doen, dat fonder dit water geene landen vrught-
baar ióuden fyn, geen boom nogh plant genoegfaam uit de aarde fpruiten 5 behoeft men den ellendigen toeitant des aardkloots, fchoon al de menfchen en dieren fonder water leven konden, hier niet met veel omilagh aan te too- nen: nadien aan alles wat leeft haaft het voedfel, ook boven den drank, ont- breken en een gewiiTe doot volgen foude. §.4. Niemant en denke, datwy, in het verheffen van die dienften des wa-
ters, alhier te verre gaan. Het eenige bekende experiment van Helmontdoen klaerlyk fien, hoe veel het water tot het ftrax gefeide toebrengt. Die in 200 pont aarde, welke eerft in een oven gedroogt was, met regenwater vogh- tig gemaakt fynde, een wilgen-tak van f. ponden geplant hebbende, na vyf jaaren bevonden heeft} dat defelve tot een boom van 169. pondt en 5. oneen opgewaflen was; niet rekenende, alle de bladeren, die in vier herf- ilen daar afgevallen waren; ibnder dat de felve aarde, eerft weder als voo- rèn gedroogt iynde, yets merkelyks oJTmeer dan ontrent twee oneen ver- mindert, eii yec anders als gedeftilleert water of dat van den regen daar by ge-. .·.-- "J daan |
||||
Van het Water. 2p l
daan was i fynde daarom defen bak met een bliek, dat met gaatjes doorge-
flagen was, overdekt; op dat foo veel mogelyk was, de aarde door winden niet vermeerdert of vermindert mogte werden. Diergelyke Experimenten kunnen by de Hr. Boyle in fyn Chymifla Scepticus
II. Deel naagefien werden; daar Tonder eenige, of immers in geen vergely- kinge komende verminderingh van aarde in een jaar, alleen uit enkel fon- tein of regen water, pompoenen van een feer groote fwarte gegroeyt Soo kan men (het geen den felven Autheur verhaalt) een klein plantje
Afentha, Majoranadulcis, pulegium (het welk ik mcnighmalen met veel ver- maak en verwondering gedaan hebbe)in water fettendc, defelve in het wa- ter fien worteltjes maken, bladeren uitipreiden, grooter en dikker worden: foo dat iy felfs door de Hr. Boyle in een klein retortje gedeililleert iynde, fchoon uit water voortgekomen, egter gelyk andere van desfelfde foort, die in aarde gegroeyt Waren, een weinigh water, watftinkende geeftenolye,en een overblyffel als een gedoofde kool gaven. Hoe veel boomen waflen in Noorwegen (gelyk de daar geweefl: fynde
reifigers verhalen ) op plaatfen, daar feer weinigh aarde en by na niet als een onvrugtbaare Rots is? waar komt al dit hout van daan (dewyl niemant dit aan de rotfe ligt fal toefchryven) als van het water van den regen , het welk haar bevogtigt ? Een diergelyk voorbeeld is my, terwyl ik dit fchryve, voorgekomen van een vlierboom ; die uyt een kleine holligheit tuflehen tweefteenen, daar de kalk uit gevallen was, in een muur .gemaakt fynde, voortfproot j en binnen twee of drie maanden van een klein en teeder plantje, dat figh eeril vertoonde, verfcheide takken van meer als een arm lenghte rnaaktej fonder dat men, wanneer men defelve om dit te onderfoekenuit- roejde, eenige gemeenfehap van haar wortelen met de aarde konde gewaar werden. Of dit nu veroorfaakt is door eenigh faat, door de wint of anders van na by ftaande vlierboomen in defe holligheit gebragt, weet ik niet j immers defelve fchcen genoeghfaam fonder aarde dus te waifen. Van waar hebben alle fappige vrugtcn, als druiven, keriTen, beflen en
duifent andere haar aangenaame vogtenj indien het niet vanhet waterisihet welke door andere bykomende deelen foo veel verfcheiden fmaken ver- krygt, en foo veel aangename dranken en wynen (als boven al aangeroerd is) uitmaakt. ^ Dat dit waar is weten de Chymici j die niet alleen defe fappen,maar felfs;
alle gewaflen, van de hardfte houten der boomen tot de minile kruiden toe, om nu niet te fpreeken, van alle delen van dieren, die door defe kruiden Ie- JeJJ? fclfs hoorenen, benen, y voor, en andere fonder toefet van eenige voghr deitillerende, uit de daar uit voortkomende vogten, welke een onkundige daar in geenfins vermoeden foude, klaarlyk toonen, voor hoe groot een ge- deelte het water in de famenftellinge. der voorfeide faken te houden is. Om
|
||||
3p* XX. BES C HxO ü W INGE.
Om hier over te flsen 9 dat fommige roemrugtige Chymiften gewilt heb-
ben, dat het water ook felfs het lichaam aan bergftoffen en metallen geeft} s welke daarom, (indien men haar geloven raagh; ook alfoo weder, nevens dieren en planten, tot een evenwightigh water, door konft (of haar befaam- de vilcahefi ) kunnen gebragt werden. Dogh hier op, dewyl dit om vele re- denen, foo niet onfeker, immers nogh feer duifter is, ftaen wy hier .niet). Dit is ten minftcn een buiten twyffel gefielde waarheit j dat fonder water nogh gewaflen, nogh by gevolge menfchen of dieren, die defelve tot fpyfe gebruiken j fouden kunnen onderhouden werden: en dat fy alle voor een groot gedeelte uit water beftaan. §. f. lek en betwifte nu hier niet, of men het water als een enkele ftaffe,
welkers deelen alle van defelve figuure fyn.., moet aanmerken j en die gelyk in ys en fneeuw gefchiet, iigh by malkander.fettende de vafte lichamen der planten kunnen uit maken -, dan of men moet valt ftel'en, dat het water een gemengde vogt is, in welke alderhande tot het iamemtel van planten dienende deeltjes figh bevinden $ welke na het uitwafemen des fel ven wa- ters in de planten verblyven, en haar tot meerder grootheit tnfwaarte doen aangroeyen. Gelyk fulx de Br. Woodwart (Aïï. Lip. A°. 1700. p. 87.) trage aan te toonen. Dit is waar, dat tot nogh toe uyt geen philofophifche on- derftellinge oit is af geleiden geweeft , hoe het mogelik is, dat geerlen fouten, olyen, aarde en afche, &e. als in het voorgaande experiment van Helmont en Boyle^ uit het felve water voort kunnen komen i en dat meer is, hoe het bequaam kan fyn, om in foo verfcheiden foorten van gewaflen, foo verfcheiden reuken, fmakcn, kragten, veroorfakende, elk van die nogtans nafynen aart ordentelyk te doen opgroeyen. ;j §. 6. Het is onnodigh hier breder te toonen , hoe verre ,de wysheit des
aanbiddelyken Scheppers en onderhouders al het begrip der grootfte Philo- fophen te boven gaat } alt, fonder dat ontegenfprekelyke ondervindingen haar dit al les leerden, het felve noyt gelooft, nogh oit gedaght fouden heb- ben om dit uit haar aangenomen gronden afte lei den. Indien de delen van het water, of die in het water gemengtfyn, alleen by geval geformeert waren, by geval bewogen,by geval onderhouden wierden, nadieiiihet geval fonder eenigen regel werkt, hoc was dit groeyen der planten $ dat met foo gefet een order, op ontelbaare plaatiën, foo veel eeuwen langh, met foo veel nut van die de aarde bewoonen , gefchiet is, oit te wagten geweeft, of in vol- gende cyden oit meerder te hoop<5n ? indien geen aanbiddelyke Voorfienig- hcit en Regeeringe dit alles beitierde. Ik weet wel wat de eenevan de figu- ren van/w/ of paflages in de planten felfs, de andere van Fermênta^ of giften,? de derde van een Panfpermia ,"of een aller faken faden in figh begrypen- de gefteltheit des waters, in dit geval gewoon fyn by te brengen : dogh het Was niet fwaar hier te toonen , dat alle defe onderftellingen en foo trotiè, dogh feer weinigh waarheits medebrengende namen veel te fwak fyn, om eenig-
|
||||
\:ï Ï É S/Ìß Ì Water. ',·: il .XX |ñ$
eenïsfints de wegen Gods in defen te kunnen openbaarmaakeri. En ingeval-
Ie yeraant meint ycts, daar hy onkundigh van is (gelyk hy fekerlyk is van dewyfe, op welke het water inalledefe gevallen dient) uit een natuurly- ke en figh onbewufte nootfakcly.kheit te kunnen afleiden, behoeft men niet verder tebewyfen, dat hyongegrontfpreektjdewyluityetsdatonbekent is, geen nootfakelykheit kan bewefcn werden. §. 7. Hoe veel en hoe verfcheiden andere gedagten der Philofophen on-
trent de eigenfchappen des waters, in de laatfte eeuwen ook voortgebraght fyn ·, dit is ièker, dat de alderoudfte aan het felve meer toegefchreven hebben, als de volgende. Een feer aanmerkelyke plaats daar over kan men nafien in de te vooren aangehaalden Chymifla Scepticus p. 41. Edit. Golon. van den Heer Boy- Ie die met veel waarfchynlykheit aantoont} dat niet van thales Milefius (die ee'ft by fommige geagt wort vaft geftelt te hebben, dat alles uit water voort- gekomen is) defen gront in de natuurkunde} maaruitdefchriften van Mo/es fclfs tot de aldereerfte Philofophen afgedaalt is. Welke uit het lefen van de woorden Gene f. I. z. De Geefi Gods/weefde op de wateren, totdefegedaghten gekomen fyn} en te meer, dewyl het gront-woort een gelykenis van broe- yende vogelen fchynt uit te drukken, die uit een ey haare jongen doen voort- komen, en daar over met haar vleugelen fweven. §. 8. Hoe verre nu dit tot het voortbrengen van andere faken uit het wa-
ter kan en moet toegepaft werden, is boven myn bereik om te kunnen be-. palen} ook is myn oogmerk niet, my ontrent de wonderenderfcheppinge, en het gene de gewone wetten der natuure te boven gaet, hier in te laten. Dit is klaar, gelyk het Experiment in boomen en planten waaraghtig is, en toont dat fy uit water op en voort groeyenj dat ook op defe wyfe het heiligh Woort, op verfcheidene plaatfen van het water en de boomen fpreekt. Moet niet yder daar van overtuight fynj als hy den grooten Ingever des
felfs al voor foo veel eeuwen, het geen Helmontius en Boyle in de voorledene eeuw, tot verwondering van veele by ervareniflè bevonden en befchreven heb- ben, met foo uitgedrukte woorden aan de menfehen fiet bekent maken: Je/ai<e.XLIF. 14. Hyplanteenen Olm-boom en denregen maakt [dien] groot. Soö noemt de Jehovah felfs, Ezech. XXXI. 14. de weelderige en groeyfame boomen, met de name van boomen des waters··, want dat het geen alhier wa- terryk overgefet is, aldus in de gront-text luit, kan in de kant-tekeningen ook nagefien werden. Nu is het bekent, dat defe fpreekwys in de Hebreeu- fche tale veeltyts de ftoffe betekent, waar uit yets beftaet. Sooftaat J.efaia: XLF. io. gefnedene beelden des houts, en XL. 19. ketenen des iilvers,>£. XLII. n. een voorhooft-gierfel des gouts: het geen aldaar met houtene,ƒ/- vere, en goudene overgefet is: waar uit dan volgt, dat boomen des waters al- hier na de eigenfehap defer tale ook betekenen kunnen boomen, die uit het water als uit haare ftoffe beftaan. Dat nu defe fpreek-manier niet t'onregt in defen fin genomen wert, is
Ddd blykelyk
|
||||
P4 XX. Β E SC Η &W WINGE.
biyktiyli uit fëer veel plaatfën v#« de B^bel} (00 weit in het felve vers ge*
ipróken van!Bomen die water dtinkewy emin het 4. en γ, vers deffefoen, XXXI. Capittels van Ezechiel vtett jiffur by een ichoonen hogen boom vergeleken, enomdevoorfpoetvan fyn groeyen uit te drukken, daar van gefegt; vers 4. De wateren maakten hem groot, den afgront maakte hem hoogh^ die ging met fyneftroomen rontom fyne plantinge-,■ en fond fyne waterleidingen uit tot alle hoo- rnen des velts. γ. Daarom wert fynen ftam booger, dan alle hoornen des velts ^ en fyne tackskens wierden menighvuldigh, en fyne fchëuten langh, van wegen de* groote wateren, als hyuitfihoot 5 Soo üet men dat Pfalm. I. 3. enjefaite. XLIV- 4. en ook in andere plaatfen op het felve geilen wert. Ik foude my in defe eygenfchap van het water ontrent de planten foo breet
niet uitgelaten hebben j ten fy hierin een groot bewys van de alles door- grondende wysheit, die in dit Woort uitblinkt, figh op een voortreffelyk© Wyiè openbaarde. Én hoe verre die alle menfchelyke te boven gaat, is daar uit af te nemen -, om dat, niet tegenftaande de felve metuitdrukkely ke woor- den het water ftelt, foo niet als het eenige, ten minften als het voornaam-» fte, waar door de boomen groeyen} en alhoewel eenige aloude Philofophen? dit aangenomen ichynen te hebben: egter met het aanwaflen van der men- ichen redeneringen ontrent de natuurlyke faken, dit weder alles verworpen en defe eigenfchap van het water volkomen in het duifter geraakt is: ter- wyl elk een ander begrip van het felve gemaakt, en andere figuren aan des felfs deelen heeft toegefchreven -, die niet minder, als met de voorgaande er- vareniflên, over een quamen} tot dat in de laetfte eeuwe by eenige, die fig; van die vooroordeelen, welke men door het maken van onderilellingen krygtr niet hadden laten vervoeren, de voorgaande experimenten gedaan iyny en daar door de wysheit van dit woort, tegen den ftroomvan de ïn die tyt jheeft geagte Philoibphie aan, op nieuw in het Ügt is geftelt. Maar om wat verder te gaan. ; v/ i §. β Indien ymant die plaatie leeft, alwaar den H. Petrus m fyn twede
Ènef Gap. III 5*. van de Atheiften van fynen tyt aldus {preekt: Want Wil- lem'is haar onhekent', dat door het woort Gods de Hemelen van over lange ge~> weefl fyn. En de aarde uit het water ^ en in het water beftaande^ fal hy, in- dien hy taalkundigh is ligtelyk kunnen toeftaan, dat het griekx woort Exr ^alhier te regt met uit vertaalt) meermalen in opfigt op-de ftoffe, waar uit yets gemaakt is, gebruikt wort. Soo vint men onder andere ook het felve Rum. IX. 2,1. En heeft' de pottehakker geen magt om Wffif den feïven klomp, 'té makm het eene vat ter eeren^ en het ander ter oneeren; als mede Hehr. XI. .^ αίβο dat de dingen, die men fet y niet gewordenfynUTl'dingen^ dfegefe» worde?L, Behalven dat het griekie woordt Dia alhier door in overgèfèt, feer veel malen ^or betekent, en fomtyts-een inftruraentele of werkende oorfaaH (gelyk in de Philologia Sacra van Gfaffius,, en de Concordantievan "trommius <m veelglaatfeii- tefieij is} foo dat ia defe bedüideniiTe van den H. Petrus * »t-ra * de |
|||||
* <
|
|||||
Van het Water. $pf
Je aarde alhier gefegt wert tó &tf water en door het water, als uit fyn fto£*
fe en oorfaak, te beftaan. Hoe veele der hedensdaagfe Philofophen, en anderfints geleerde uitleg-
ferenfalhy niet ontmoeten ? die defe woorden, fchoonfyeigentlik genomen
et water, als de ftofFe, waar uit en waar door de Aarde beiiaat, befchry- ven, egter, omdat hare in de fcholen geleerde natuurkunde dit aan haar niet en toont, ineen gantfch anderen fin opnemen; daar nogtans de ondervin- dingen van deefe laatfte eeuwe de waarheit van de eerfte op het kragtigfte bewyfen. . §. io. jOm dit te doen fien, is het bekent, dat de evaporatie of uitwafe-
minge van het water, of ook deflelfs deftillatie, een gedurigh werk is, het welke in de nature fonder ophoudinge volbragt wert} ten minften in die ri- vieren en zee'n, alwaar de hitte der fonne van eenige kragt is: welke het water doetopryfen in dampen, en daar na defelve in de gedaante van mift, dauw, en regen, en diergelyke doet nederdalen; opdiewyfealsinde Chy? mie de evaporatien en dettillatien gewoon fyn doorhetvyertegefchieden. Dat nu hier door het water in aarde verandert wcrt, is van de Heer Boyk
by experiment getoont. Waar van ook de Heer 'Newton fprekende. Optie. pag. 3 ip. het felve met defe woorden aanhaalt j het water verkeert figh^oor herhaalde defiillatien in een vafie aarde , gelyk by ervaringe de Hr. BOYI4E bevonden heeft. Het welk ook by den neeritigen onderfoeker R. Hooeke9itm andere wert beveiligt i gelyk in de AEl.Mp. A- 1707. p. 15*4. te fien is $ fegeende, dat alle waters door dikwils te deftilleren fighineenwitagtigeen onfaakelyke ftoffe veranderen, welke niet weder in water kan gefmoltea werden. §. 11. Hoe wonderlyk dit ook aan fommige voorgekomen is, kaneghter
het felve ook buiten dit experiment dat de volkomen fekerheit daar va» geeft, afgenomen werden. /. Omdat, hoe menighmalen men water defülleert, het altyt eenige aar-
de overlaat, 't Geen het vorige aan y mant kan waarfehy nlyk maken, fchoon hy met de voorgaande Heeren hetgedult niet en heeft, om de deftillatien, ;föo langen tyt aan malkander tot foo veel malen te herhalen. II. Laat fulx, figh ook hier uit bewyfen j om datyder weet dat die .plan-
ten, welke te vooren getoont fyn. alleen uit enkel water voort te komen;, aan de verrottinge onderworpen fyn* en figh eindelyk, immers ten grooten deele in aarde verkeeren. III Schynt fulx ook openbaar te fyn, om dat den ielven Hooke op de
ftrax aangehaalde plaatfe fegt, dat zee-water, fchoon volkomen van alle fant gefuivert, egter uitgewafemt fynde fant overigh laat. Waar van een voornaame aanmerkinge aan de Koninklyke Societeyt in
Engelanttoe gefonden is door & Plot, genomen ontrent de fout-koo- keryen in het Graafïchap Stafford? die te fien is AU. Lip. 1684.^. Z44· l$h pdd ζ waar
|
|||||
\y.
|
|||||
ψδ XX. Β E SC Η O UW INGE.
waai fekeren J. Collinus^ van defelve fchryvénde, fegt, dat die groote me-
nigte fant, dewelke in alle pekel, 't fy van fonteinen, 't fy van de zee, 't fy van in water gefmolten fout voortkomende, gevonden wert, alleen uit het fcooken fyn oorfpronk heeft; en dat voor het felve geen fant in defevogten be- grepen wert: nadien defelve door agt dubbelt Hollandts linden gekleinft iyn- de, niet de minite tekenen van fant nalieten. Welk experiment op verfoek van R. Plot, met alle omfigtigheit daar na wederom gedaan fynde, eenige verdere befpiegelingen gaf; die aldaar kunnen nagefien werden._ IF. Dat nu het water tot een vaft lichaam ook door konir. kan gebragt
werden, is blykelyk uit het Wonder-fout van Glauberus, 't geen na fyn feg- gen alle vogten ftremt. Ende hebbe ik Rofewater in foo fteen-hart een ftof- fe daar door bevonden verandert te fyn, dat het fèlve fterk tegen het glas, waarin het was, gefchudt fynde, dit daar door gebroken wicrde, en een gantfch ftuk daar uit fprong. In andere vogten hebbe ik fulx niet ondervon- den; dewyl aan my op die tyt geen wonderfout meer overig was j en een nieu- we toebereidinge wat te veel oppaiTens vereifchte, om die nette graet van fagte warmte aan te treffen, waar door dit fout fonder fmelten tot poeyer werden kan; het geen egter hier nodigh is. Nogh een gevaffal ik hier by doen, dat aen myn (nu zalige) Broeder
bejegent is; dewelke, van die vogt, welke by de Chymid geeft gcnaamt wert, en uit het uitfteêkfel van paarde-hoeven gedeftilleért was, eerft al het vlugtig loutby iiiblimatie afgefcheiden hebbende, gereet was om het overblyvende foo feer na brant riekende, en genoegfaam geen teken van eenigh overbly- vend vluchtig fout meer gevende water, wegh te werpen: dog egter, om fyne nieusgierigheit ontrent defe voght te voldoen, goet vont defelve, met toefet alleen· van aiTche uit den oven, weder te deftilleeren; doende tot dien -einde-, op een ongewone wyfe, den gantfehen kolf tot boven roe, daar den helm op ftaet, vol aiTche; en vyer daar onder gelegt hebbende, quam weder een feer heldere vogt over; welke foo langh, als de voegen geftopt bleven, vloeyend als water was. Maar defelve uit het recipiënt in een ronde en dikke plnts vlefïe overgietende, bevont hy, dat defelve naulyxdaarinfynde, figh ftrax in een vaft1, wit, hart lichaam, als marmer veranderde, fonder dat de minite rloeybaare vogtigheit figh daar in vertoonde; en nam dit vaile lichaam vol- komen de figure van het glas aan in alles, g'elyk gefmolten loot gewoon is dié van fyn vorm, waar in het gegoten wert, astn te nemen. Het welk ik daar na meermalen met verwonderingh dus befchout hebbe j tot dat einde*- lyk, na eenige maanden langh fyn figuur en ftant gehouden te hebben, dit lichaam a-llenxkens (de fleftê niet feer nauw geftopt fynde) tot een vogt, in reuk, de alderfterkfte geeft van Hartshoorn of van fal Armoniac, foo niet o- 'vertreffende, immers volkomen gelyk fynde, wederkeerde. ■ Ik hebbe dit hier by gevocgt,, om (dewyl by de Chymici defe vogt, als
s*l her, vlughtigh fout, fox> verre mogely^ is^, daar af gefcheiden wert»,"aip* .-■.., / leea |
||||
./)-■ ;>" '"-Van het Waterl ι #■. zo?
leen voor een enkel Phlegma of water, dat miiTchien eenigeolya£tige d'eelen ra
%b bevat, gehouden wert) te doen fien, hoe weinigh kenniffe de grootfte onderfoekers nogh hebben van de'innerlyke geilelteniiTe van het geen water (en te'regt na alle waarfchynelykheit) by haar genoemt wert; en op hoe veele wyiên het toonbaar is, dat het water, waar van wy nu hier fpre* ken, figh in vafte lichamen veranderen kan) dm hier het Ys niet op te \mï lerJ, dewylfulx weder fmeltende tot water wert, het welk daarom* geen veranderinge fehynt in figh felven ondergaan te hebben. §. 12. Dewyl nu niemant ontkennen fal, dat voor foo veel men uitdeon-
derfoekinge der oudheit leeren kan, defe veranderingh van water in aarde, aan de meefte Philofophen volkomen is onbekent geweert j nadien fy en wa- ter en aarde elk voor een byfondere hooft-ftoffe gehouden hebben j en da6 het voorgemelde experiment van de Heer 'Boyle 'm de laatite eeuw aan alle natuurkundige, als· eene nieuwe ontdekkinge voorgekomen is; laat nu ymant, die aan de Goddelykheit van dit H. woort nog twyffelt, ons feggen, indien het niet waar is, dat de aangetrocken plaatfe door een hoger geeft, als een menfchelyke, ingegeven is, hoe het mogelyk kan weien·, dat een man als den H. Petrus den fchryver defes briefs, buiten alle Phüofophifche fcholen en phyfifche experimenten opgevoed fynde, en iyn levens tytonder viQchers toegcbragt hebbende, met meerder en grondiger kennifie van water en aar- de heeft kunnen fpreken, dan al wat op die tyt voor in de natuurkunde er- varen, in de werelt paifeerde: en wanneer men foodanig yemant, een niet alleen aan alle fyne tyd-genoten onbekende, maar felfs foo veel eeuwen daar na voor alle menfchen nogh verborgen gebleven fynde eigenfchap der fchep— Celen (namelyk dat de aaide uit het water als haare iloffe beftaat) met foo ronde en klaare woorden fiet voorirèllen j ofhy niet redelyk oordeelt , die vaft ftelt, dat ook den alderhartnekkigften Ongodift, indien hy billyk is, hier uit behoort te fien, dat men de fehriften van defen fchryver voor meer als menfchlyke houden moet.. V §.13. Ick late verder aan fommige fig foo veel verbeeldende Phyfici^ nog
het met haar onderitellingen over een te brengenk. - /. Dat uit het water, niet alleen planten j en uit defelve, atemenfenade-
Chymifche wyfe behandelt, geeften, olyen,* fouten en aardaghtige afTchen voortkomen. ;. *"' ι II Maar dat ook de dieren felfs, ίρο' niet geheei immers ten groten deele,
deitofFe,waaruitfybeflaan,aanhetwaterfchuldighfyn. Het welke blykelyk is, om dat de felve door plantenen water gevoed werden 5 en de deftillatie van alle haar vafte en vloeyende delen, ook. van die de alderhardite fyn, als har *? ~^ncnj nootnen, en tanden, volgens het vooren reets aangehaalde, onder- vindelyk toont, dat het water een groot deel daar van uitmaakt. EK III Dat boven gewafïèn en dieren, ook mineralenenbergftofFen felfsuie fiet water voort komen. Dus fiet men in de voor aangehaaldeexperimenten,. Ddd 3. dat
|
||||
÷
|
|||||||
\
|
|||||||
*£ XX. Â Å S C Ç Ï U W É Í G Å. * ,
dat aarde daar uit voort komt $ die ook onder defelve mineralengeteltwertï
dog infonder heit uit de ondervindingen van denjare 170 ƒ, i^oóV.in de ASt& van de Koninkly ke Academie in Vrankryk, dat uit de ailchen van planten (wel- ke volgens het voorige uit watergroeyen) door een zeyl-fteen altyt yfer, en daarom een metael felfskan afgefcheiden werden. Hoe dit alles gefcjhiet , weet ik nogh niet dat ymant oit regt getoont heeft j maar dit is'er klaar uit te fien, dat der menichen kennifTedigh tot het ware worden der faken gantfch niet verre uit ilrektj en dat de hooghmoedigfte enfarkfle geefien hier, met wil of onwil gedwongen fyn te bekennen, datfer een wyfe, op welke planten en dieren werden het gene dat fy fyn, en op welke ook het water werkt, in de natuur figh dagelyx vertoont, die uit alle hare gronden niet af te leiden is. Ick bidde haar dienvolgens, by figh felfs eens te overleggen, offy wel
reden hebben omuop haar verftant foo veel te vertrouwen, als fy veeltyrsge- woon fyn te doen 3 het geen haar tot nogh toe niet heeft kunnen toonen, hoe een plantje wafl; en waar uit het beftaat, en welke gebruiken een foo gemeene ftofre, als het water, dat op ontelbare manieren onderfogt is, inde werelt heeft.j en daarom of'iy kunnen denken wyflByk te oordeelen, als fy vaft ftellen, dat dit verftant niet alleen aen haar leeren kan, hoe de gantr fche werelt, die alle defe aan haar onbekende, byfondeie faken begrypt,in figh tegenwoordigh beftaat j maar ook maghtigh is om te ib.epalen, 'm ö van eeuwigheit, en hoefy van eeuwigheit beftaat, dan of fy ook een begin gehadt heeft. Doende ontrent op de felve wyiè, als of ymant feide., een gantfeh geftel van een Horologie.in alles volkomentlyk,te:verftaanj dienog- tans moefte bekennen, dat hy niet wifte hoe het minfte radt defièlfs ge- maakt was. Immers fal de moeyte aan debefchouwinge van dit water befteedt, hoe veel der nogh onbekent magh blyven, overvloedigh betaaltfyn; indien fy alleen ;dienen rkan, om de fwakheit van haar verftant aan defe Philofophen te toonen; wiens al te groote aghtinge dikwils het reenige dhaiikel4>lok ge? weeft is;, over;het welke veele gevallen fyn. §. 14. Maar om tot yets anders over te gaan.
Soude wel ymant, die fulx noit geilen hadde, kunnen geloven, dat dit
water, het welke men om fyne meerder fvvaarte in de lugt fiet neder dalen in regen, dauw, iheeuw en andere gedaantens, in de lugt kan opwaarts ry- fen, en om hooge wolken maken? Het is wel waar, dat gelyk in vele la- ken, alfoo ook in defen de gewoonte van fulx foo menighmalen te fien de verwonderingh daar over wegh neemt: maar eghter fal yder moeten toe- ftaan, dat dit met groot regt onder de wonderen des Almagtigen in deifelfs woort foo menighmalen getelt -wort* PfCXXXF. 7. Jerem. X.i$.LL 16. Hy doet de dampen opklimmen van de einden der aarde, hy maakt de Mixemen en den regen j indien hy oit de moeyte genomen heeft, van de verfcheiden gedagten dejvgrootfte natuurkundigen daar over na te fien. Men behoeft alleen het geen de Heer Marjotte {mouvem. des eauxp. pó*.) en acHr.E.Hal- |
|||||||
Fati ht Wótm. $m
%yi(Jiï. Ups.J. i6pz. ƒ». 3©$,) daar over fchryvenna te lefen, omeene
preuve te hebben, dat van dit opklimmen der dampen de oorfaak foo ligt: niet uit te vinden is, als vele figh wel ingebeelt hebben, §. if. Ick fal hier niet onderfoéken, of men met de Hr. Mariotte voor
het waarfchynlykfte kan denken,, datter eenige openingen in de lugt fyn;, -waar door de kleinile delen van het water figh (miiTchien om de persfinge van de ter zyden ftaande lught) kunnen opwaarts verheffen, en de grootfte niet kunnen doorgaan ;. nogh of men met de Hr. Halley beter onderftelt, dat een deeltje water door een warme ftoffe foo verre kan, als opgeblafen wer- den,, dat fyn diameter (in breete, lengte, dikte) tienmaal foo groot wert, als defelve te voren was: in welk geval dit deeltje een plaats, die iooo maal foo groot was als te voren, foude beflaan; behoudende egter niet meer als de- felfde fwaarheit van een eenigh water-deeltje 5 dat bevonden wert maar ruim, Sooofpoo maal foo fwaar te wefen, als even veel lugt in grootheit; en daarom (gelyk de Hydroftatici weten) foo langh het dus uitgefet bleef, 'm de lugt foude moeten opwaarts dry ven; even gelyk een ftuk glas, dat anders in het water finkt, tot een holle bol kau obgeblafen werden; die, om dathy- met defelve fwaarheit foo veel meer plaats beilaatindat felve water ,< op de* felve wyfe nu ook moet opwaarts dry ven.. Ick late defe redeneringen van defe groote mannen in haare waarde, maar
dewyl defe Heeren bekennen té geloven ν datter ook andere manieren kunnen; iyn, waar aan men het oggaan van liet water, dat fwaarder is, in de lugt die ligter is, foude kunnen toefchryven^ ichynü my defe volgende (die ick daarom, de vryheit neme van hier voor te Hellen) ook een van die te kun- nen wefen j. te meer, om dat fy foo feer niet op onderilellingen, als op onder* vindingen gegront is. '§.- ιδ. Om dan defelve te toonen, is bekent.
1. Dat vyer ligter als lugt is. En behoeft dit geen vorder bewys, nadien·
men alle vlammen met foo veel fnelheit in de lugf. fiet na boven gaan, IL Dat ligter ilorïen aan fwaarder kunnen aankleven en figh hegten. Dit
fiet men aan dé meefte vogten^ die daar door aan veele andere s fchooil· fwaarder, faken blyven hangen. * Ook fiet men dé lugt, die wel vloeybaar5 maar niet foofeer vogtig fchynt, aan:
Veel faken egter aankleven. Om dit te toonen behoeft men alleen eenige klei- ne geroeftefprykers in een klaare roemer met water te werpen ; en men fal· van ter fyden die bellende daar veel lugt-blaesjes aangehegt fien. En op dat men niet foude denken,dat defe de lugt uit het water felfswassBeefti
men (foo ik in myn aantekeningen vinde Ao. 1696.denζrjanuary.) inloogh,» dié fonderlugt is, eenige ftukjes ruw yfèrenkoper geworpen-; en fagh mem ftrax eenige borreltjes óp de felve figh vertoonen;wëlke,dèperifinge-vanik* feoven-lugt door de lugtrpomp weggenomen fyndé, grooter wierden, en, door. haar uit. fetten. vertoonden, dat fy lugt waren* Hét geeiite meer bleek*, |
||||
4oö XX. BESCHOUWING E.
om dat, als men van dit yfér en koper onder en in de loog blyvende, de-
iê lugt bellen met de vinger afgeveegt hadde, men fagh, dat hoe verre men de bovenlugt daar af liet met de pomp, niet een eenigh nieuw lugt-blaasje fig daar op vertoonde. Soo dat hier uit blykt, dat de lugt aan vatte licha- men, en felfs aan metallen iïgh kan vafl: maken > waar van miilchien de roeit ook kan afgeleydt werden. Dat nu de lugt figh ook aan het water vafl; maakt, en daar mede mengt,
k bekent genoegh aan die oit geiien hebben, als men door delugt-pompde perifinge van de lugt, die op het water ftaat, wegh neemt, hoe veel lugt- blaasjes figh daar in openbaren. §. 17. III. Nu, gelyk de lugt, kan ook het vyer figh aan fwaarder en
vafte ftoffen hegten. Het geen blykelyk is uit kylèls, en andere niet ligt vloeyende lichamen, dié gloeyend fyn. Want dat der lèlver hitte aan de aan- klevende vyer-deelen, en niet (gelyk fommige Philofophen willen) aan de fnelle beweginge van de kleine deelen, die defe kyfels en andere lichamen uitmaken, toe te fchryven is5 blykt, om dat indien de delen van de ky- fels felfs foo iterk bewogen wierden, defelve fyn hardigheytverlicfen en fmel- ten foude. Maar om hier van klaarder verfekeringh te hebben, kan men de daar toe
gedane experimenten van Boyk na lefen, deponder'abil. part\ flamma, alwaar defelve toont, dat felfs, koper, tin, loot, Haal, filver, peauter, gebrande harts-hoorn, kalk, Coraal, door de deelen van het vier, die daar aankleven, fwaarder werden. En op dat men mogte weten, dat defe vermeerderingh van het gewigt niet foo leer van andere grove lichaams deelen, die met het vyer gemengt waren, als van die van het vyer felfs voort quamy kan men aldaar fïen, dat eenige van defe lichamen geheel in glas beiloten fynde, van de en- kele en fuivere vlammen van fwavel,' en brandende wyn-geeilen iwaarder wierden: 't Geen niet anders gefchieden konde, als van de kleine vyer deeltjes, die door de nauwe openingen van het glas eerit moeiten doorgegaan fyn, Sie Boy Ie, de penetrabilitate Vitrih ponder, part. flamm. 'α §. 18. IF. Dat nu ook het vyer aan water figh kan vereenigen, kan men
fienj als men feer heet water onder de klok van de lugt-pomp itelt, in een glaasje of liever thee kopje (dewyl het glasj om niet te beriten, attyt te vo- ren fagt moet f warm gemaakt werden) wanneer, men dikwils op de eerlle als het water heet genoegh is, of anders op de tweede of derde trek van de pomp een foo grote beweginge, in het water fietj dat het als kokende uit tyn. bakje geworpen wert. Dit verfchynfel kanby alle, dielugt-pompenhan- delen ligtelyk getoont werden. Als men dit experiment op den 24. Decemb. 170ƒ. dede, was een glaas*
je met kout water te gélyk onder defelve klok gefetj het geen wel eenige blaesjes van lugt na gewoonte vertoonde, dogh geen beweginge maakte, die eenigfints met dié van het heet water te vergelyken was: foo dat defe &! bewe- |
||||
ν
|
|||||
Vm hit Watw. '%ö\
feewêginge meer aan het vyer, als aan de lugt toe tcfchryven fchcen te
weien. - Maar om hier van verfekért te fyn, en aan die obje&ie te voldoen, of
ook wel de hitte van de lugt, in het heete water de oorfaak van defegroter bewegingewas, heeft men daar na den 2,1 January 1706. loog, daar geen lugt in was, heet gemaakt, en die in een glaasje (dat ifi nogh een ander glas gefet was, om het ftorten, op het koper, en foo het bederven van de pomp te verhoeden) onder de klok gcftelt: en fagh men, als de tweede maal de lugt daar uit gelaten was, fchoon men de eerfte maal geen verandering ver- nam , dat de loogh met een fchielyke barft boven de beide glafen uit vloog. Het welk alleen aan de vyer-deelen j om dat geen lugt in die voght figh oit- mengt, nootfakelyk fcheen toe gefchreven te moeten worden. Dogh daar na den 7 Juny 1709. dit felve experiment met water wederom
gedaen werdende, hadde men twee gelyke thee-kopjes te gelyk met het felve kokende water gevult: en het eene alleen onder de klok fettende, bevond men, dat defclve klok onder de bewegingen van het water, na het aflaten der perflende lugt, boven feer heet wiert. Of dit nu was, om dat de vyer- deelen van de drukkinge der lugt bevryt iynde, en fig door hare bewe- gingen van het water los makende, na om hoogh en door dit glas gaande het felve aldaar foo veel heeter, als op een ander plaats maakten > dan of men dit alleen aan de dampen moet toefchryven, bewiften wy hier niet. Maar dit is waar j dat het water, het welke onder de klok foo veel bewegingen uit- geflaan hadde, daar uit genoomen fynde, felfs op het gevoel van alle die te- gen woordigh waren, veel kouder was, als het gene buiten de klok geftaan hadde:daar, indien men ftelt, dat de hitte alleen van een grooterbewegin- ge van de deelen van de vogten, en niet enkel van die der vyer-deelen veroor- faakt wert, het water onderde klok door defe bewegingen, die het meer als het ander water ondergaan hadde, vry heeter foude moeten geweeil hebben*. En aldus fcheen hier uit teblykenj dat dit water onder de klok daarom
meer van fijn hitte verloren hadde, als het ander; om dat de vyer-deelen^ door het wegnemen van de periïïnge der lügt gelegentheit krygende,om fig door hare bewegingen los te maken van het water, daar uit gevlogen iyn- de het water minder warm bleef, als het andere j in het welke deperffinge: der lugt de vyer-deelen belet hadde fig van het water ioo ras af te fchei- - den. . ,,. ; . Of nu dit hegten van het vyer aan het water ook kan geagt werden yets
te doen, en de oorfaak of mede oorfaak te wefen van die eigenfehap des Waters, door welke het felve het vyer uitblufcbt, fal ik hier niet verder on- derfoeken: nadien de ware reden van dit uitbluifchen te geven, hoe ge- meen en daarom ongeagt het ook aan vele voorkomt (indien ikfnynegedagr t ten daar over hier feggen magh) al veel overlegh vereifcht, * Eec §· ip.
|
|||||
4»* XX Β E SC Β Q UW IN GE.
§» ip. Drie dingen vinde ik, om voort, te gaan, by dit experiment aange-
tekent, welke, daar uit fchynen te volgen. Eerfi. Dat gelyk water en lugt een byfonderc- ftorFc is, men ook hier uit
fchynt te kunnen beiluiten, dat ook het vyer voor foodanig een moet gehou- den werden i en niet alleen voor een fhelder bewcginge van alle andere. H- chaams deelen. Het geen uit het kouder worden van het water na defelve beweginge (gelyk ftrax getoont is)-afgenomen km werden, en wy hier niet weder herhalen. Ook fcheen dit hier uit te blyken, om dat kout en heet wa- ter, te gelyk onder de klok geièt, en de lugt daar af gelaten fynde, het hee- te water ilrax na die groote bewegingen geen de miniten bewegende delen toonde s daar in het koude noghtuns.een geruimen tydt daar na verfcheidenc roeringen door het ukfetten van de lugt geilen.wierden. Nu is het bekent, dat door kooken en hitte de lugt uit het water uitvliegtj foo dat defe borre- lingen en opiluLvingen aan niets anders, dan aan de in phetsgekomen en aan het water klevende vyer*delen fchynen toe te fchryven te fynjdie weg- gevlogen fynde het water in rulle lieten. ' Ten anderen.· Hier uip fchynt ook te blyken, dat dele vyer-declenfeerela-
flicqven uitfetcende iyn ■'·, dewyl men fiet, dat alleen met het wegnemen van de perflinge der lugt, die haar wederhoudt,iyhaer beweginge van fclfs openbaren j 't geen een eigenferjap is van uitfettendc itoffen. Het laat (Ie ι dat uit dit experiment blykt en alhier van nuttigheit kan we-
fen, is. dat het vyer, het welk aan het water vaft kleeft, foo ras als het in een lugt komt, die dunder is en minder kraghtigh in .iyn periïïngen, het water verlaat en daar af vliegt. §.2,0. Uit allen defen fiet men dan, dat vyer en water aan een verknogt
fynde, een famenftel kan uitmaken, dat ligterwerdende, als foo veel lugt, daar-in kan opdryven$.gelyk yfer en kurk aan een gehegt, te famen in wa-* ter kuqnen op dry ven j fchoon yfer fwaarder als dit water is. Ick wete een feer gelykformigh experiment geilen te hebben, wanneer
rajn een kluit ongerafineerde fwavel in loogh hadde laten finken, om tcfien o-f fy ook foo veel lugt als de Salpeter, daar wy defe feer veel in bevonden hadden, in figh beilqot ?. maar de boven-lugt door de pomp daar afgelaten lijnde, fagh men niet alleen eenige belletjes van lugt rontom defelve fig uit- fettenj maar, 't geen hier aan te merken ftaat, dat eenige afgebroken itukjes van de fwavel, .door defe bellet j es opwaarts dreven} en defelve gebroken iynde, weder na beneden fonken. Defe aanmerkingen vinde ik ook aangetekent, waaneer men fout in water geworpen, en de boven lugt daar afgehaalthad- de j waar uit af te nemen is, dat een ligter vloeybaare iloffe iigh aan een fwaarder kan hegten, en met defelve een iamenftel uit maken, dat in een vogt kan opdryven, in welke het fwaarfte nederfonk. Soo leert ook de onder- vlndinge, dat een kleine warmte, en daarom weinigh vyer, het water ook fondei. koken kau doen opwafemen en na boven klimmen: en fiet men |
||||
Vdn het Watèf. -$ö'$
bok alle vlugtige fouten, vanfal Armoniak, van ham-hoorn ent. door een
nauwelyks gevoelige vyer-warmte op ryfen. 't Geen men ook in fuivere bran- dende geeiten, en alle dingen, die men in de.Chymie voor de vlugtigfte houd, bevind te gefchieden. ■ · , * . £ En indien dit aankleven van het vyer aan dele ftoffen niet de eenigfte oor-
faak daar van is j ten minfte is het te denken uit bêt voorgaande, dat hét mede onder defelve getélf kan- werden: felfs fchynt het' meer geloöfrdyk, dat defe ooriaak gemeender is als'die, door welke hét water,eèr het opdam-i pen foude, figh tot een negen of tien maal meer hoogte, lengte, en breete,, ioude moeten uitfetten. Hét welke laetfte in wateren, die door foo kleine •warmte opryfen, geenfints (immers niet dikwils) ondervonden wert; én in andere-ftofïen, gelyk vlugtige fouten,niet wel gefteit kan werden té ge- fchieden
" § zi ' Het-■ laetfte- dat boven dit alles, als het voornaamfte 'm hét opry-
fen'van'het water in de lugt, vereift wert, is dat het felve in feer kleine deeltjes moet verdeelt werden; om foo veel te eerder met het vyer een famenftel te kunnen uitmaken, dat ligter als foo veel lugt is. Soo fiet men in alle deftillatien, dat geen gehele droppen opgaan; maar alleen feer kleine deelen- En in alle Chymifctié fukltntittieftis het félfde openbaar; gelyk ook in den rook van brandende vyeren van hout, turf, en andere, die in kleine fiertjes verdeelt fynde door het aanklevend vyer opgaan in de lugt; en itt roet tot een gVooter lichaam by éen vergadert fynde, te fwaar daar toe fyn, en niet opryfen, voor dat fy by voorbeelt in andere deftillatien, weder tot lichamen van minder grootheit gebragt fyn. | · - Gelyk nu den Almagtigen in fyn Woort gewoon is uitdrukkingen te
verkiefen, die naukeurigh de eigenfehappen der faken, waar van Hy fpreekt, bevatten; foo fiet men ook Job, XXXVL 17. het feve gefchieden. De plaat- fe is in de nederduitfche overfettinge dus te regte vertaalt, Hy trekt de drup- pelen der wateren op, die den regen na fynen damp uitgieten. Alwaar het wooit Garang (hier optrekken overgefet) eigentlyk betekent diminuere, dat is ver- minderen of kleinder maken; gelyk defe text ook by de Hr. Robbertfon dus vertaalt wert. In het Woorden-boek van de Hr. Coccejus betekent het ook minutatim aliunde alia tramferrey of by feer kleine deeltjes yets van de eene plaatfe na de andere voeren of overbrengen. Soo dat de fin van defe woorden, defe betekenifTen by malkander nemende, eygentlyk defe is: Hy vermin- dert ofmaake kleinder en brengt by feer kleine deeltjes de druppelen der wateren ov& van de eene plaatfe na de ander', (dat is van den Aardkloot of zee'n na de lugt) welke den regen na fynen damp uitgieten. t Of indien men in de laafte woorden het Hebreeuws voorfetfel ie', niet
gelyk hier met na, maar door ίο? verduitft, fullen defelve feggen, dat defe met kleine deeltjes opgevoerde water-droppen, den regen totjynen damp uit- gieten } dat is, om na fyn werk op het Aardryk gedaan te hebben, weder in Eee 4 / WH
|
||||
4¼4 XX. BESC'H O U W É Í G E.
een nieuwen damp opgeheven te werden. Waar in dan op dien gehelen omloop
der dampen en wateren gefien wert, welke gedurig en dagelyksinde werelt gefchietj wanneer het water door de Sonne in dampen opgevoert fynde, in regen, dauw, fneeuw en diergelyke gedaentens neder-valt; en fyn dienft gedaan hebbende weder andermaal opwaarts dampt, en foo den, onophoude- lyken omloop volbrengt. Ick foude defe laatfte aanmerkinge (als miiTchien by fommige wat meer
fcherpfinnigh als fakelyk fullende fchynen) hier niet by gedaan hebben j ten fy het gefeide voorfetfel Ie by voorname taalkundige meer in fyn eigen en eerde beteekenifle toe en tot, in hetlatyn ad} alsyetsandersfcheen tefeggen. Waarom het ook eerir. by de Hr. Coccejus dus overgefet is; en in defe felfde plaatfe door de Hr. Robbertfon het woort Le-eedo ver taalt werd, advaprem il· Must dat duidelyk fegt tot fynen damp. Dit is ten miniten waar, dat men hier ibodanige woorden gebruikt liet, die voorname eigenfehappen der dam- pende wateren uitdrukken; waar uit de doorgrondende kennifle van den In* gever defes Woorts af te nemen is. §. zi. En om een einde van dit onderfoek te maken*
Welke dan ook de oorfaak van het opryfen der water-dampen weien
maghj het is feker, dat het water, door onfe vyeren of ook door dat van de fonne verwarmt fynde, fchoon in fig felfs foo veel fwaarder als delugt,egter in defelve lugt opwaarts gevoert wiert... Of mcn.nu ook byfondcre deelen moet ftellen, die de koude veroorfaken,
gelyk het vyer de warmte j welke aan het water gehegt fynde een ligter fa- mcnilel als enkel water maken, en het felve in dampen ook doen opwaarts gaan,betwiftenwy hier niet. Dit is waar, dat men uit de byten, in de fterk- ile vorilen, een damp· fiet opgaan, terwyl het water bevrieil} en dat felfs ys en fneeuw ook by vriefend weeder ukwaafemt en daar,door ligter. werden, waar van yets hier na. §. 25. Om nu voort re gaan. M,
ïs het by de Hydroflatici^ of die de waterwigt verftaan, kennelyk, dat
/. Indien een lichaam in een vogt opwaarts fal dry ven, dat een gelyk groot
gedeelte van defe vogt meerder fwaarheit moet hebben, als dit lichaam. IL Indien dit lichaam in die vogt finken fal, dat die vogt minder fwaar-
heit ia een gelyk groot gedeelte hebben moets lil. Indien het nogh dryven nogh finken fal,.. maar overal in die vogt on-
der en boven fyn plaats behouden > dat dc(è vogt in een gelyk, groot gedeel- te defelfde fwaarheit, als dit lichaam hebben moet. i! Het welke alles ligt by experiment te toonen is. j l·..
feig* Indien,wy ons nu verbeelden, dat Ifab.XlFlFig.I. aznAwé-klool
W'PQRS van de lugt tot BAD omringt is; die in figh felfs fwaar fynde,. en daar door kunnende te famen gedrukt werden, van onderenby F, na boveq dsorgw F na  gedurigh.dunder, enby gevolge ligter wert: dewyl hare. uic
|
||||
■; pan het Water* : { 4©f
uitfettendè kragt, als het drukkende gewigt van den boven Haande lugt ver-
mindert, defelve meerder uitfetj en defe lugt van malkander verfpreidendc in een gelyke groote plaats ligter maakt. En ingevalle men nu verder ir,elt,dat defe lugt beneden by aen Aardkloot tuflchen F en Ñ fwaarder,en boventuf- fchen F en  ligter is, als het dampende, of met vyer vereenigd water 5 fop dat ontrent FGH defelve lugt van gelyke fwaarheit is3 fal het blyken door het ftrax gefeide, dat de dampen tuiTchen F en Ñ fullen opwaarts gaan* dat fy tot de paale van gelykwigtigheit FGH opgeheven fynde, als wolken iri F en IG fullen dryveny en in evenwigt hangende, nogh opklimmen nog. nederfakkeni en dat fy daar boven verheven fynde. in  F ot HD na bene^ den fullen finken. > . Ontrent op die wyfej als men Quikfilver en water in een glas gegoten
hebbende, indien men daar een ftuk yfer in werpt, fien fal, dat het in het bovenftaande water fal finken, en in het quikfilver wat neder gefonken fijn- de fal opdryven; tot het de plaatfe tuiTchen die beide, in welke fyn even- wigt kan gevonden werden, bekomen hebbende, aldaar ftil fal blyven han- gen tuiTchen de twee vogten; waar van de eene en bovenfte in een gelyfc deel van grootheit ligter, en de andere of de onderftc fwaerder is. §. zy. Men gelieve niet te denken, dat men alleen by loiTe onderftelling©
fulx van de lugt fig kan verbeelden. - Eerfi. om dat de felve boven ondervindelyk getoont is, van die eigenfchap te wefen; dat fy door eenigh gewigt gedrukt fynde, in malkander geperft ,en daar door kleinder plaatfe beflaande,in defelfde grootheit fwaarder wert. De- wyl te vooren Befchouw. XVIII. §· 2.0. door de pyp met quikfilver 1F, W,- XIII. Fig. I. getoont is, dat de felve lugt, die fonder drukkinge boven de groot- heit van F heeft, als fy door de perflinge van de quikfilver famengedrongen, wert, beneden by I in fpo veel ldeinder plaatfe op een gepakt is, en by ge- volge na proportie van fyn grootheit meerder fwaarheit verkrygt.Soo dat (by- voorbeek) (lellende , dat F boven tienmaal foo groot is als I beneden, een lichamelyke duim lugts by I tienmaal foo fwaar fal wegenalsby F jtfadien'er door de famen-perfllnge beneden tienmaal foó veel lugt delen by I in de fel·*, ve,plaats begrepen werden, als boven by F. En ten anderen, het geen hier tot een proef-experiment kan dienen; om-
dat men het felve, door die hooge bergen beklommen hebben bewaarheit vinde. Men kan.„hier van onder anderen, een opmerkelyk verhaal fien, by- Varenus. Geograph. Gener. Lib. 1. Cap. XIX. §. 41. alwaar ymant een van het. Carpathifche gebergte in Hungaricn, die de Alpes verre in hoogte overtrefv fën, opklimmende, de witte wolken beneden figh fagh dry ven 5 waarvan, enige egter hooger waren als andere·, na dat.de itoffe, die de felve uit- maakte, ligter of fwaarder fynde defelve. hooger af lager haar evenwigt de-w de vinden. Want dat veelvuldige deelen en daarom van verfcheiden fwaar-, hsit onder, de.tfam.en van water-dampen of andere uitwafemingen figh in det Eecj " lugt/.
|
||||
406 XX. Â ES C Ç Ï U W É Í G Å.
lugt verheffen, is boven by de vernevelingen aangetoont. Ook bevont de-
fen onderfoeker de lught boven foo feer dun en fti'1 ; dat het minfte hair van fyn hooft door de wint niet bewogen wierd 3 niet tegenftaande in lager plaatfen een fterken wind figh hadde laten gevoelen. Dogh't geen hier veel tot het bewys van een meerder dunheit des lugts fchynt te doen , is, dat op het hooghfte des bergs,een fchiet-geweer geloft fynde, geen meer flagh of geluit gegeven hadde, als of een klein houtje aan ftukken gebroken was. Hoe veel nu de dunheit van de lugt tot de vermindering van het geluit
doet, is af te nemen uit het klokje j dat als de lugt, daar het in hangt, dóór het uitpompen der felver dunder wort, veel minder klinkt. Waar van bre- der Befchouw. XVIII. §. $6. f §. zS. Om dan uit dit alles een beiluit te maken; is nu wel ligtkcnnelyk,
dat de wateren door figh te vereenigen met het fonnê-vier( om van de uit wafe- mingen in de groote koude niet te fpreken) in darripen in de lugt opgehe- ven werdenj en dat fy volgens de wetten van de water-wigt in de felve dry- ven, en blyven hangen fonder door haar fwaarte in een ligter ftofFe, gelyk de lugt in deien is, na beneden te finken. Maar feer weinig voordeelen fouden de menfehen en dieren, die den Aardkloot bewoonen, van defe wateren genie- ten 5 indien defelve op de lugt om hooge dryvende, aldaar «verbleven, fonder Weder neder te dalen. Óm nu ook eenig begrip te maken, hoedanigh dit dry ven in de lugt ge-
fchieden kan; laat ons weder aan ons voordellen, dat uit de zee Ñ in de dikke lugt E P. ïab* XIV. Fig. 1. eenige dampen fig tot F. verheffen j dar. op de hoogte van FIG van de Aarde, de lugt watdunder wordende egternogtans foo veel dikheit behoud ; dat defe waterdampen, fchoon om des felfs meerder ligtheit en dunheit niet kunnende hooger na  opryfen, egter belet werdendoor de nog genoegfame fwaarheit en dikheit defer lugt neder te finken: vergaderende fig aldaar in hooghfwevende miften, welke van de aarde gefien iynde wolken genaamt werden, als te vooren by ondervindinge getoont'is: terwyl andere die fwaarder fyn, niet verder als tot K, ^kunnen opklimmen, om dat fy in hooger lugt komende, die ligter is, weder peder fouden finken. §. 2.7.1. Indien nu twee winden met eenig gewelt defe miften of wolken ,
als IG of, F, van wederfyden bewaijen , en de dampen dwingen nader op malkander te loopen; ial men genoegfaam kunnen afnemen, dat defelve fig aldaar in droppelen vergaderen : en by gevolge dat fy, fwaarder werdende als foo veel lugt, na beneden moeten dalen; te meer, om dat door debeWe- gtnge van defe winden, het vyer, dat haar (op welke wyfe het ook fyn mag) ligter maekte, gelegentheit krygt om fig daar af te fcheiden. Op deeerfte wyfe, fiet men in deftillatien uit retorten of glafen helmen,
als de dampen in de nauwte van hare halfen gedwongen werden tot malkan- der in te dringen en te naderen; dat fy in waterige droppelen famen loopen, die neder vallen : fehoon de dampen ftraxJ te vooren meer vryheit en ruim- te |
||||
Fdn het TFater, ^ 407
te hebbende na boven gingen, en fonder defe engtens hoogcr fouden opge-
gaan hebben. . Ook weet men dat aan yder bekent is, dat een heete vogt,in welke veel
vycr-declen fyri,door het blafen van een wint, die men met de montmaakt, kouder weit. Dat nu dit gefehiet, om dat de vyer-delen door defe bewe* einge fig daar affcheiden, fchynt daar uit blykelyk te fynj om dat anders, indien de meerder hitte alleen in meerder beweeginge van de kleync deden van een voet beftont, defelve door het blafen , het geen defe vogt meerder be* Weegt, volgens defe onderftellinge ,'moefle heeter en geenfints kouder wer* den: het welke egter de geraeene ondervindinge aan allen leert. §. 28. //. Indien een eenige wint Tab. XIF. Fig. 1. van foo veel kragt
is ' dat fy van I na G. wajende de dampige wolk I G in een regte linie IZ voort kan doen gaan·, en alfoo defe of een gedeelte des felfs tot Æ kan voort dry ven i is het blykelyk, dat defelve wolk figh in Zhooger van den Aardkloot, en by gevolg in een dunder lugt bevint. Waar uit dan (nahet experiment $. 18 en ip.van heet water en heete loogh onder de klok der lugt*· pomp) volgen lal -, dat het vyer , het welk aan de water-deelen klevende defelve ligter maakt, figh daar af fal los maken} en door fyn ligtheit alleen na boven gaande , het water te fwaar fal wefen-, om niet alleen boven in die dunne en ligte , maar ook beneden by de aarde in fwaarder en dikker lugt figh op te houden -, makende derhalven een nederdaalende dauw, of mift, of regen, fneeuw of diergelyke, na dat de water-deelen of meer en·» kei of meer by een ge voegt fullen wefen. \ §. 2p. III.. Dat nu de lugt, die ontrenhde aarde by Ñ anders fwaar ge-
noeg is om de dampen op te heffen, en by F om die te doen dry ven,, dik* wils ook door andere oorfaken dunder en lighter in haar famenftel werden kan* en daarom oorfaak geven , dat defe dampen na beneden fakken; is te vooren Befchoww.XIX.%-17.18. in deglafen van de lugt-pomp getoont. En tot een proef-experiment blykt fulx in veel gelegentheden door de Baronie* ters-, waar in de quikfilveromde minder fwaarte der lugt fakkende gewoon-, lyk een voorteken is, dat de water-dampen in mift of regen of anderiints uit de lugt fullen nederdalen, gelyk bekent is. IF. §. 30. Boven dit fchynt ook het fchielyk ophouden van de warmte
der lugt gelegentheit te kunnen geven, dat de dampen, welke door de felve in grooter menigte opgeheven waren, door defe opkomende koude na benedenfakken,en miften of regenenveroorfaken. Waarvan een gelykformig voorbeelt gefien wert in de deitillatien, die door Hangen gefchieden 5 alwaar door kout water de dampen tot een vogt gemaakt werden jen ook inde Chy- mifchc Cryftallifatien fchynt yets diergelyks gevonden te werden. In welke men fiet, dat de fouten, die in het water nog warm fynde dry ven en gefmolten blyven, als het felve kout wert, figh te famen feteen en na beneden finken. Dog of dit in de lugt foodanig en op welke wyfe dit gefehiet, dewyl de na- tuur
|
||||
4öS XX. Β ESC HOÜ'WINGEi
tuur van de koude nogh foo bekent niet en is, als vele wel meinen, fullen
wy hier niet dieper onderfoeken.
§.31. Hoe veel oorfaken nu ook boven defe opgetelde mogen wefen,
waar door de opgeheven wateren uit de lugt nederfakkenj dit is feker, dat een verwonderlyke water-wigt ontrent defelve , Γ00 wel in dit geval, als in der felver opheffingen fchynt plaats te hebben. Kan ymant nu dit alles denken fonder wysheit aldus beiliert te werden?
en dat het by geval gefchiet, dat een foo groot heyr van dampen in de rui- me lugt overal foo nauwkeurig na de wetten van de netfte Hydroflatka, in foo ontelbare gevallen en gelegentheden luiftert ? is'er geen verftandige re- geringe van noden j om foo maghtigh een veelheit van wateren in de wol- ken dryvende te doen blyvenj als men dikwils.in eenige regenagtige lente enherfit of andere tyden fiet neder regenen? Om nu van alle de foo verfchei- dene manieren en vormen niet te fprcken, op welke fy neder dalen j waar door foo veele waterbakken en gehele meyren en floten in foo weinigh tyt vervult werden. Maar, dat vry wat verder gaat, waar door foo groote rie- vieren foo fchielyk opfwellen, en buiten hare oevers gaande dikwils geheele lant-ftreeken overilroomen. En moet een yder niet toeftaan , dat Job een overtuigende reden geeft,
om de grootheitGodste pryfen?als hy met verbaaftheit over alle fyne wónder- daden defe daar by voegt, Cap. XXVI. 8. Hy bint de wateren in fyne wolken, nogtans enfeheurt de wolh daar onder niet. Vermits defelve, hoewel om haar me- nigte van wateren van een ondenkelyke fwaarheit iynde, dewylfy na de re- gulen der waterwigt in de vloeybare lugt opgehouden werden , lbo weinig kunnen na beneden fakken , en defe lugt ofwolke doen fcheurenj als men fiet, dat een geheel toegetakelt Oorlogfchip het water , waar op het dryft en het geen onder het felve is, door het gewelt van fyn foo groot gewigt kan doen van een fcheiden. Het welk voor geen van de minfte wonde- ren der waterwigt by yder, die dit aan fig voorilelt, moet gehouden wer- den. §. 32. Indien nu felfs aan een Heiden de wetten, volgens welke dit ge-
fchiet, bekent waren, foude hy de Goddelykheit van dit Woort niet moe- ten erkennen? het welke al voor foo veel duifenden van jaren, wanneer nogh teken nogh blyk van defe Philofophie, immers foo veel ons nu bekene is, te vinden was, met foo uitgedrukte woorden van defe waterwigtige ver- heffingen en dry vingen der wolken gefproken heeft; en getoont, dat dit gröote werk door middel van foo verWonderlyk een opweginge in de lugt gefchiede. Soo fiet men defelve tot bewys van Gods Wonderen en Heerlyk- hey t door Elihu bygebragt, Job. XXXFIL 16. Hebt gy wetenfehap van de opwe- gingen der dikke wolke? de wonderheden des genen, die volmaakt is in wetenfehap- pen. Soude ook ymand die alle de experimenten van de volgende eeuwen felfs geilen rradde, de maniere van defe bewegingen der wateren in de iugt met
|
||||
Van Toet Water. %op
met een meer eigen en gepafter naam", als die van opwegingen, in het latyn
IJbratiohes, in de gront-taal Miplafim, kunnen uitdrukken? en foude dit hier in foo gantfch donkere tyden van een enkel menfehe voort gekomen fyn? Men gelieve niette denken, dat dit befluit van de boven-menfchelyke
afkomft der Schrifture alhier te verre gaat 5 nadien aan yder blykelyk is, dat fonder dat de lugt fwaar was, niets daar in opgeheven foude kunnen worden, nogh ook eenige van defe opwegingen gefchiedenj waar van de fwaarheit alleen de oorfaak"is, Nu dat van de fwaarheyt der lugt in die eeu- wen, immers foo veel alle gedenkfchriften toonen, niet de minfte kenniilè wasj en defelve lugt by yder nogh lange daar na voor volkomen ligt gehou- den wierdej is boven reets Befchouw. XVIII. aangetoont. Soo dat defe woorden, als een fwaarheit van de lugt ontwyirelyk valt fteiiende, alhier yets feggen, het welke aan alle raenfchen in die tyden onbekentwas, en daarom fekerlyk van een hooger lngever moeten afgedaalt fyn. Men kan in het voor by gaan hier aan merken·, dat de te vooren gege-
ven uitlegginge van Job. XXVIII. z$. Befchouw. XVIII §. 4$.hier doorfeer beveiligt wert; gelyk ook door het volgende. §. 33. Soo fiet men Pfalm. CIV.j, den felven Geeft defe woorden van de
lugt en wolken gebruiken, die fyne opperfalen foldert in de wateren. Indien nu de wateren of waterdampen by voorbeelt, F ofIG Tab. XIV. Fig. r. dooreenige andere kragt, als die van een water wigtige opweginge, veroor- faakt door de fwaarheit der lugt, na boven opgevoert werden; wat reden .was'er, waarom deielve niet tot boven Á Â en buiten de palen der lugt fou- den opgaan ? Daar nu , om dat de lugt, als te voren getoont is, van boven ligter wort, en daarom onbequaam om defe wateren F of IG hoger te doen op dry ven, nootfakelyk eenige ruimte van defe dunder lugt tuiTchen de cir- kels BAD en FGH moet blyven, die figh gelyk een Opperfak vertoont} "Waar na de benedenfte cirkel FGH als ut folder is; om dat hy de wateren en wolken F en 1 G&c. draagt, en door de meerder fwaarheit des lugts, te- gen het nedervallen onderfteunt. En dewyl beneden de wolken F enlGdik- wüs ook andere inK^, dryven; tuiTchen welke weder een ruimte, als een opperfak gelaten wert, waar van den omloop g Kiinsgelyks den folder is; fiet men waarom, hier te regt van opp^rfalen in het meerder getal gefproken werty en voornamelyk, hoe naukeurigh fy befchreven werden, als fy ge- fegt werden in de wateren der wolken gefoldert te fyn. Het geen blykelyk is, om dat den kring FIG, Ç die de wolken, op de wyfe van een folder, belet in de lugt neder te finken, een gelyke fwaarheit indefelfde grootheit moet heb- ben, als defe wolken of wateren felfs in FIG, en m E. Die figh daarom ter felver plaatfe van defe folderingh FIG E Ç juift moeten bevinden ; om dat fy hoger dryvende finken, en lager komende opgeheven foude werden, door de minder of meerder fwaarheit des lugts op die plaatfen. Waarom dan klaar is, dat defe opperfalen niet hoven of beneden ■> maar juft in die wateren Fff fcli
|
||||
4ia XX. BESCHOÜWINGE,
icit hare fóldcringe hebben of gefoldert fyn. -
lek late wederom aan yder, die dit verftaat, felfs oordeelenj of dit alles
fonder kenniiTe van de fwaarheit der lugt, en der vooren aangehaalde lihra* tiones of opwegingen der wolken foo naukeurigh in alle fyn omitandigheden lian befchreven ïyn -, en daarom of het ook van een bloot menfche, die van dit alles niet en wifte (gelyk alle in die eeuwen daar van onwetende waren) &an voortgekomen wefen. §.24. Ick hebbe wel gedagt, of de plaatfe Amos IX, 6. letterlyk van dc-
fe faken mogte fprekenj de woorden fyn. Die fyne opperfakn in den Hemel houwt, en fyne bende die heeft Hy op' aarde gefondeert j die de wateren der zee roept en gietfe uit op den aardbodem. HEEREisfynnaem. infonderheit de- wyl het woort hier opperfakn overgeiet, (magnalah) een ander is, als het gene Ρ f alm. CIV. 3. gebruikt wortj en in het Woorden-boek van de Hr, Goccejus met trappen'm fyn eigen betekenifTe vertaalt is. Indien men dan door het woort Jguddah^ alhier bende, met den felven
Heer verilaet, multitudo in unum collega , of een menigte hy malkander ver·* famelt: En verder Jafad, alhier fonderen, neemt voor firmare of ναβ feilen, vafiig-
heit geven.. Eindelyk,.het woort gnal erets, hier op de aarde % verduifl; met boven de
aarde-,, het geen wel een feer eigene betekeniile van het woort gnal fchynt te fyn, om dat het afkomt van gnalah, opklimmen, en dus meermalen ge- bruikt wert j behalven dat in het laatfte van dit vers, alwaar men vint op den aardbodem, dit woort gnal niet enkel maar met eenige bepalmge fchynt geilelt te fyn, gnalpenee, alwaar uitdrukkelyk van het aangeiïgte of opper- vlak des Aardbodems gefproken wert. Sal· de letterlyken fin van de plaatfe feer klaar fchynen te fyn, en weldefe
volgende: die in den Hemel'(oflugt) fyne opperfakn bouwt en fyne trappen v (langs welke de water-dampen op-klim men) en fyne by een vergaderde me- nigte (derfelver) boven de aarde vafl fielt. ( dat ïy door haar fwaarheit niet ftrax neder fakken) die de wateren der zee roept en gietfe uit op het oppervlak des aarbodems τ 'Jehova is fymn naani.. ; i't Hoe nu défe opperfakn gebouwt fyn is ftrax §. 2 3. aangetoont. En indien
men het wqqj$ in de betekeniilè van trappen neemt j fal ymant die het vori- ge regt. veritaan heeft, ligtelyk fien, dat daar door op de wyfe, óp welke de wnter-dampen door de fwaarheit des lugts opwaarts geperft wordende, na boven klimmen (waar van te voren gefproken is) geoogt wert. Ik * weet wel dat een geeiielyken fin aan defe plaatiê dooi' den Heer Coc«
sejus gegeven wert: welke men in deflèlfs Woorden-boek , op de woorden trappen en;benden vinden kan: dogh late dit aan het oordeel van de Godt- geleerden» te vreéèii. iynde alleen den. letterlyken fin alhier aangetoont te ïiebbcar §-3f>
|
||||
Van 'het Water. j^i
§. 3f. Maar indien nu niets anders als defe opryfinge en nederdalinge der
wateren in de werelt plaatfe haddej en de dampen F Tab. XIF.Fig. i.uit Üâ Zee by Ñ opgerefen fynde, op defelve plaatfe weder nederdaalden5 fonder dat de aarde door eenigh ander water, als het geen uit haar felfs opgetrokken was, bevogtigt wierdej foude feer wcinigh voordeel aan de aarde en die de felve bswoonen daar door gefchieden. Hoe veel rievieren foude niet uitdro- gen? die nu van regen en fneeuw, welke op de bergen nedervak, haren oor- lpronk, of immers haren overvloei van water hebben. Waar door fouqlen de wilde dieren in Arabien in Africa en andere diergeiyke plaatfen, die geen water door haar dorheit kunnen opgeven, gedrenkt worden? wat vrugten fou- den de meefte* nu vrugtbaare plaatien voort brengen ? indien geen water, dat uit andere delen der werelt door de fonne opgehaalc was, tot haar vervoert wierde en op haar nederviel. §. 3<5. Kan nu een ongelukkigh Philofooph al weder oordeelen, ^at hy
geen dankbaarheit daar voor fchuldigh is? dat het water,* het welk in de Ze- na torrida en andere heete geweften opgeheven is, door de winden, die de wolken voort dry ven, aan hem toegevoert wert, aan hem drank verfchaft, en de aarde, daar hy van leeft, vrugtbaar maakt. En kan hy denken, dat dit woort fonder wysheit gefchreven is ? 'Jiet welke van dcfe vervoeringe dei- wateren in de lugt fpreekendej Pfalm GIV, 3. na de even te voren aange~ haalde woorden, die fyne opper/alen foldert in de wateren, itrax daarop defe doet voigen, die van de wolken fynen wagen maakt, en op de vleugelen des winti wandelt, want dat hier het woort wandelen ,foo niet voornamelyk en alleen , ten minften ook onder andere, op het vrughtbaar maaken des aartryks door den regen, kan toegepaft werden, fchynt af te nemen te fyn, uit Pfalm. LXV. 12,. alwaar aan Goatvoetfiappen (die opfight hebben op het wandelen) druipende van vettigheit toegeichreven werden. En dat hier door het vrugt- baar makende wolken-water des Hemels infonderheit betekent wert 5 is uit het voorgaande 11. en volgende 13. vers genoegfaam blykelyk. §.37. Nu dewyl de meeltc dampen , die foo veel nuttigheden aan de gant-
fche werelt doen, voor het grootfte gedeelte uit de zee opkomenj en de wateren deiïelfs door hare ioutigheit tot dit alles onbequaam fyn* foo dat yraant felfs in het midden der zee foude moeten van dorft verfmagcen, en geen kruiden op den aardbodem door dit fout water kunnen leven en groe* yen, gelyk by veele bedroefde ondervindingen in overgeftroomde landen be- kent isj fal nu weder ymant denken, dat het by een enkel geval jpf door on- wetende .oorfaken gefchiet,dat de Son alleen het verfche water uit de zee doet opryfen om in wolken vergadert te werden?terwyl het fout, dat eerft met het felve gemengt was, beneden wert gelaten, om dat het foo veêlTwaar- der als het water is, Dat dit waar is kan niet alleen uit de versheit van regen, dauw, en fneeuw
afgenomen werden. Maar een diergelyk exempel fal men kunnen fierij als F f f 2, nien
|
||||
4ßá XX. Â Å S C Ç Ï U W É Í G Å.
men fout-water op het vyer fet, en het water daar af doet dampen, of door
deftillatien aftrekt j wanneer men het fout op de gront vinden fal. Gelyïc men fulx in Sout*makeryen door de Sonne, en in onfeSout-keten door de warmte van ons ordinair vyer fiet gebeuren. Soo dat op defe wyfe men twee groote faken fiet gefchieden, fonder welke het meefle menfehdom haaft een einde foude hebbenj namelyk, dat eerft het zee-water van fyn fout ontbloot, en tot drank en foo veel andere gebruiken bequaam gemaakt wert; en ten anderen dat dit felve fout tot dienfl: van menfchen te voorfchyn gebragt wert. §.38. Indien nu úþ.×ÉÑ. Fi%. v. den Aardkloot W ÑQRS,als en wis-
koniligen ronden kloot, fonder eenige ook de minile oneffenheden was, fou- den defe wolken F, IG5 Kd9 rontorn defelve dry ven, infonderhtit in de zona torrida of heete gewefien des wereltSi daar een gedurig wayenden ooft paflaad wind defelve omgaat. En fchoon in andere geweilen, door tegen malkander aanwaayende winden, de- wolken op malkander aangedreven fynde, en door andere gemelde oorfaken de dampen volgens het vooren ge- toonde al in water raogten verandert werden, en hier en daar regen veroor- faken > fchynen egter de flrax genoemde heeter deelen des aartryks door de hitte der Sonne en de daar uit volgende droogte te moeten verdorren. Im- mers iflèr geen reden, waarom opde Eilanden, als Sant. fhomè, en andere die in het midden van een veel uitgeilrekter zee leggen, foo veel water foude vallen, dat defelve vrugtbaar fouden kunnen fyn ·, nadien, dewyl door de weer* ilagh der Sonne-ilralen, die iterker van het land als van de zee-wateren wederom fluiten, de lugt boven defe Eilanden warmer fchynt te moeten fyn, en daarom meer de felve te moeten uit-drogen. Soo dat de Ouden niet buiten waarfchynelykheit geredeneerdt hebben, als fy fielden dat defe zona torrida of brandende-werelt-riem door hitte onbewoonbaar was; §, 3p. Jndien nu aan eenig ongelukkig Philoiboph,die naai het voorgaan-
de de wysheits des Makers uit fyne werken nogh niet afnemen kan, deiê verhandeling mogte ter hant komen j Iaat hy met ons een weinigh hier ilil hlyven ilaan: en met ernil byfigh felfs overleggen, op welk een wyfe de- fe door foo groot een hitte gedurig hare vogtigheit verliefende, en daarom foo dorre foo onvrugtbaare* en woefle land-ilreken foudekunnen in ilaat ge- bragt werden, dat fy bequaam .waren om door fpys en drank hare in woonders te onderhouden: en indien jiet aan hem itont fulx te fchikkenj wat middel foy Joude ajenken te moeten gebruikt werden, om defelve gedurig met ge- noegfaam water van den,- Hemel-te.verfien} en uit dien grooten oceaan van lugt, de,dampen op die plaatfen des aartryks alleen, daar fyvandienfl: kun- nen fyn, te vergaderen. En om hem. met geen moeyte van fulx te beden-, Jken te belaflcnj laat hy ons feggen of hy foodanigh een niet voor verftan- digh foude houden, welke een middel daar toe gevonden haddej het geen f^ojangh Hemel, Aarde, .en Zee in haren itam bleven, aUydt van gebruiken ïlUt :
|
||||
ΡΆη het Water', pi ^i jy
iiat (bude blyveriy en waar door defe dorre en anderilnts onbewoonbare ei-
landen door foo veel water konden bevogtigt werden, dat defelve in vrugt- baarheit nauweiyks voor de befte landen behoefden te wyken.. §. 40. Om een voorbeelt te geven ♦» indien hy fyne oogen flaat op het Ei-
lant Sant thome, dat onder de linie, of óp dat van St. Helena, dat ook tuf- fchen de keer-kringen legt, alwaar des Sons hitte feer groot is5 dewyl alle de dampen, die uit de omleggende zee'n opgaan, eerder weder daarin fchy- nen te Tullen nedervallen, als op een van defe eilanden > welkers vafte deelen de ilralen der Sonne iterker,als de zee-wateren, teruggerefleóterenjkanhy ook denken? dat het fonder wysheit van den Maker gefchiet isj dat op de- felve eylanden hoge bergen gevonden werden j op welke defe dampen in foo groote menigte vergadert worden, dat (f bequaam fyn om ganfche rievie- ren e*n beken uit te leveren} die drank aan dieren, voetfel aan de gewaflen en vrugtbaarheit aan de gront > in foo brandende aard-geweften in overvloet verfchafFen konnen. §. 41, Dat nu het gefeide,wat ook fommige van de bergen anders gevoe-
len mogen waar is, kan uit een menigte van getuigenuTen of ondervindin- gen afgenomen werden. Men gelieve alleen de befchryvinge van het Eilant St. Fhomè'm den k/einen
Aths van Mercator na te fienj waar in men defe woorden vinden fal: in het midden van dit Eilant is een her φ feer vol bóffchen, die gedurigh bedekt- wort met foo dikke wolken, dat uit defs-boffchen wateren af vlieten, die genoeg faam fyn om haar groeyende fuikerrieden te' bevogtigen, en ook ('i-geent aanmerkelyk is) hos hooger de Son is, hoe de hemel ontrent dien bergh meer bewolkt is. Soo verhaelt Robbe in fyne Geographie, van* het Eilant Madagafcar; dat,
niet tegenftaande het op die plaatfe gelegen is, daar de Sonne feer fterk brant, en,gelyk in St.'thomè, twee malen des jaarsregt boven de hoofden der inwoonders ffcaat} en men daaromfoude moeten denken, dat alles door droogte ffergaan foude^ egter in deiTelfs midden veel bergen en boflchen fyn waar van men van alle kanten veel rievieren iïet afloopen. Soo vind ik by de Hr. Warren, of deiTelfs uit-trekfel in de AUa. Lip, jf<
1691. pag. p8. aangetekent, dat de wolken en miflen, hangende op den bergb PICO in het Eilant lener iffa, alle dagen ontrent den middagh in foo grote me- nigte neder vloeyen j dat fy de plaats vanflagh-regenen, dienoit op dat Eilandt vallen, over vloedighlyk vervullen. En om niet meerder op te halen j dat dit een gewoonlyk verfehynfel 'm
de natuur is, kan blyken uit Fareni. Geograph. Gener. Cap. IX. §. 9. die dit- vraagftuk voorffcelt: Waarom op de toppen der bergen veel malen regenen, mi- pen en fneeuwen vernomen werden, als het in de na by gelegen valleien helder we* der is,/onder foodanige ver hevelingen. Waar op hy laat volgen, dit getuigen die gene, welke de bergen in Afta, Peru, en andere landen bereifl hebben, dat het dikwils gebeurt, dat fy op de toppen der bergen fynde aldaar regen, fmeww, en Fff? ÈBr
|
||||
4H XX. Β E S C Η O U.W Ι Ν G E.
. dikke mïfien gewaar worden ·, daar fy in de valleien nedergekomen fynde niets van
dit alles, en een heldere lugt vernamen 3 het felve bevint men ook fomtyt sop de ber- gen van ons lant. Soo heeft de Heer E. Yfbrantz Ides op de grenfen van Chi- na pag. 66. feker geweft waargenomen, daar wolken figh boven de ber- gen , dogh niet verder vertoonden. §. 4Z. Dat verder ook bronnen en rievieren uit de vergaderingh van dam-
pen , welke op de bergen fig gedurigh veifamelen, voortkomen j is met veel gelèertheit getoont van den Grooten Wiskonftenaar E. Haïïey; welkers re- deneringe in de Acl.Lips. A°. i6yz.p. 308. overgebragt is. Den fin van fym woorden aldaar, uit het latyn overgefet is (yets bekort fynde) dufdanigh j Defe hefpiegelingh vanjbromen is geenfints èen naakte onder fiellinge, maer wert door de ondervindinge onderfieunt 'j tot verkryginge van de welke men verblyf op het Ei- lant St. HELEND (dat ook in de zona torrida op het heetile van den Aard- kloot gelegen is) my< gelegentheit gegeven heeft -, alwaar op den top van een berg ontrent 2,400. voet boven de zee verheven, de dampen en dauw des nags , [elfsmet een klaren hemel , f00 overvloediglo-neder vielen-, dat ik alle quartier-uurs de glafen van myn verrekyker moefle afvegen, en myn papier by na in een ogenblik te nat wier de om inkt te kunnen houden, [onder door te vloeyen. IVaar uit men be- fluiten kan, hoe grooten menigte van water en met hoe veel fnelheit defilve moet vergadert werden op die bergen, welke veel hooger en breeder en menigvuldiger fyn als defe; en welke men flet dat als met gehele flreken gantfche geweflen in den ■Aardkloot vervullen: als de Pyrenm, deAlpes, den Apenninus, en het Carpa- thifche gebergte in Europa j den Taurus, Caucafus, Imam, en andere in Afia 5 den Atlas, de bergen van de maan (MONTES LIJN JE) en [eer veel onge- naamde in Africa; uit welke de rievieren de Nyl^ Niger, en Zaire haren oor- fpronk hebbeny in America, de Andes en Apalateani, waar van yder dé ge- wone hoogte', tot welke de dampen uit haar felfs opryfenf verre te boven gaat; en op welkers toppen de lugt f00 kout en uitgefet is, dat fy weinigh van de dampen infigfo dryvencte kan houden, die door de winden derwartsgedreven wew§en. §. 45, En meent deefen Heer niet fonder gewigtige redenen, dat dit een
. groot gebruik der bergen is, de dampen uit de lugt te vergaderen, om daar na defelve in fonteinen of bronnen, defe in beken, en dé laatile tot rievie» ren te doen famen komen, en neder vloeyen van hare hoogtens. Ick fal nu de fwarigheden hier niet ophalen, welken denfelvenHr. Haïïey
toont, dat ymant móeten bejegenen, die den oorfpronk der rievieren van andere oorfaken wil afleiden: waarom hy de gefeide byna voor de eenigfte fchynt te ftellen. En is het tot ons oogmerk hier genoegh, dat, fchoon'er eenige andre mogten fyn, ten minffcen defe voor een van de voornaamfte ge- > thoude werden. Ick hebbe my hier breet in defe iloffe uitgebreit, om dat het tot een
groot bewys van de wysheit des Scheppers fchynt te kunnen (trekken aan ymant, die dit alles fonder vooroordeel kan aanmerken. «. §, 44. In-
|
||||
Van hei'WaUr. ^\ã
§'. 44- Indien'er nu nogh eenige mogten fyn, die meenende, dat alles of
By onverftandige noot-wetten, of by geval fyne gedaante heeft gekregen, immers fonder eenigh verftant of ooghmerk gemaakt is, defen haar rampfa- lige Philofophie onder anderen ook daar op tragten te gronden j dat foo vele en verfchrikkelykc groote lichamen, als de Bergen fyn, geen gebruik Kebbenj en die, ingevalle fy den Aardkloot na-hare gedagten hadden moe- ten formeeren, deielve fonder defe fouden gemaakt, en een gedaante vaneen volkomen ronden kloot, fonder de minfte onevenheden, daar aan gegeven hebben: laten fydefe ondervindingen eens met emft in agt nemen} en daar uit eerfl leeren de groote noocfakelykheit van defe verhevene deelen des aarts* ryks} fonder welke den Aardkloot of geheel, of immers tengrootften deele Ãéá fonder rievieren (foo noodige faken en foo heerlyke en groote tekenen van des Scheppers goedertierenheid bevinden foude. En ten anderen i]g onder- foeken,offy hier door niet overtuigt moeten fyn, dat de foodanige na waarheit fpreken} die feggen, dat alle defe.redeneringen ontrent de nutteloosheit van foo heerlyke werelts-deelen, haren gront geenfins in de faken felfs hebben, maar alleen in de kleinheit van het verftant van defe redeneerders} hoe veel ophef ook by eenige onkundigen daar ontrent magh gemaakt werden: en dat indien aan haar de einden, welke den Schepper daar door beoogt en uitvoert,* bekent waren, fy het geen fy tegen de grooiheit des Albeftierders by brengen, voor een bewys van fyne goetheit fouden moeten houden. §. 4J\ lek moet hier bekennen, dat het my meermaal, als een figtbaar
en taftelyk bewy s van de Goddelyke Voorüenigheit en goedertierene re- geringe voorgekoomenis,(en of fulxmet geen overtuigenden gront aan yder dufdanigh moet voortkomen, geve ik aan een Atheift felfs re denken, in- dien hy alleen na reden en billykheit en niet na drift wil oordeelen.) name- lyk het geen de eenftemmige-getuigeniflen van alle, aan wien den toeilant en byfonderheden van ^gypten bekent fyn, aan de werelt bekent gemaakt hebben. Dit lant(dat befchreven wert vlak en fonder bergen te fyn , Het Monconys-
daar over) wort felelen , en (foo fommige feggen) by nanoit van regen be« vogtigt} het is gelegen in het midden van drooge geweften, en omringt met dealderdorftewoeftynen. Soo dat het iiirTigh feiven fonder vrugtbaarheit is9 en dienvolgens fonder ïnwoonders foude moeten wefen. Kun ymant nu denken? dat het alhier by gevalgefchiet is, dat in het by
na door de Sonne brandende Africa, de Maanhergen (montes luna) geplaatil fyn} van welke foo magtige ftroomen afvloeyen, die het meer Zake veria- melt fynde uitmaken, daar den Nyl uit voortkomt, dewelk gantfeh Mgy- pten met veel takken doorvloeyende in de Middelantfe zee figh oritlafl : eri < het geen wytegenwoordigh hier meerder beopgen, die alle jaren gewoonk is uit fyne oevers te reifen,en het lant te over ftromenj.foo dat de fteden^die op/
|
||||
f ie XX. Β E S C Η O U W Ι Ν G E.
•op hooghtens gebout fyn, terwyl het platte lant onder het water'itaet, £g
,in defe tyt als foo veel eilanden vertoonen; makende door defe overvloeyin- ge dit dorre en by na verbrande lant foo vrugtbaar, als men geen regen oit eenige andere landen fiet doen. . §, 46. Wonderlyk is het geen de Geograpbij en onder die M. Robheva.
fynë Werelt-befchryvinge daar van verhaalt % namelyk, dat deiè op de lan- den ftaende Ν yl-wateren een ilyk op de felve gewoon fyn te laten 5 dewel- ke gedroogt fynde defe landen foo verre vrugtbaar maakt, dat de boomen by na altyt met vrugten geladen fyn jen indien de -/Ëgyptenaars foo luy niet wa- ren en hare landen wilden na de eerfte infamelingh der gewaifen weder be- arbeiden en befayden, dat fy tweemaal vrugten in het felve jaar daar van fou- den kunnen genieten: immers dit is waai\5dat de inwoonders om dekragt en vettigheitdaar van te matigen dikwils gedwongen fyn fant onder defe aarde te mengen. Aan defe oörïaak fchryven ook veele toe,dat hare kudden, bo- ven die van andere landen, fterker aan-telen, en hare fchapen tweemalen des jaars lammeren, en veele te gelyk voortbrengen, 't Geen fomrnige Autheu- ien ook van de vrouwen feggen, die dikwils tweelingen, en verfcheiden malen meer kinderen in een dragt ter werelt brengen. §. 47. En hoewel voor een Atheift in dit laatile miflchien niet veel aan-
merkdyks, voorkomt j fal egter een Chriften, en die den Bybel voor waar- heit hout, daar uit met verwonderinge de wegen van de alles tot fyne ein- den beftierende voorfienigheit Gods kunnen af nemen. Welke om ter uit- voeringe te brengen, hetgeen hy aan Abraham Genef. XF.f. belooft hadde, (namelyk dat fyn faad, als de fterren des hemels in menigte, foude uitbreken) de familie van Jacob, welke als doe den wortel van het foo talryke Joden- dom in fig bevattede,doorhongersnootnadit in alles foo vrugtbaar iEgypten heeft doen gaan: daar fy , gelyk de H. Hiitorie ons leert, tot foo groot een menigte, infoo weinigh jaren na proportiegerckent, aangewaifen fyn. Dogh dit in het voor by gaan. §. 48. Om nu weder tot'de vergaderinge der water-dampen op de ge-
bergten j en deie oorfaak van de rievieren te keercn. Kan nogh ymant foo fteeke-blint, of beklagelyk hartnekkigh fyn, (Jfe'f
in elk van defe wonderen, geen tekens van wysheit,ofvoetftappen van een' Goddelyke goedertierentheit fien-en kan 5 laat hy dan eenige van die by mal-' kander nemen en de Tab. XIF. Fig. 1. op nieuws weder met ons befchou- wen. , En derhalven laet hy figh voorrtellen,dat op den kloot WQRSeen me-
nigte van menfchen en dieren woonen, die elk in haar geitel, gelyk te vo- ren getoont is, een verbaaftmakend konftwerk vertoonen. f Laat hy denken,dat ionder dat de aarde CXYT door water, en wel verfch water, bevogtigh wierde, defelve geheel onvrugtbaar iyn, en alle de men- fchen en dieren van honger en dorft fouden vergaan j en fchoon al een óver vloed i-
|
||||
Van het Water, ^17
vloedige voortteelinge dit verlies fcheen te fullen vergoeden, geen van
haar een eenige maant fyne geboorte foude overleven. Laat hy confidereeren, dat foo groote zeen, foo wydt uitgeftrekte en
diepe waterkolken CWS, hoe groot een menigte van wateren fy ook be- vatten mogen, niet het. minfte deel lands yrugtbaar fouden kunnen maken^ nogh aan een eenigh menfche de vereiften drank om te leven wegens hare ibutigheit kunnen verfehaffen. · ^ ^ ■ a Kan hy nu in defen-naren toeftant van faken denken , dat het by geval en
fonder wysheit is? dat de foo heerlyke Sonne, boven het ligt dat fy geeft, ook defen dienft doet j dat de zee-wateren in P, door deflelfs ftralen ver- warmt fynde, na g en F in dampen opwaarts ryfen·, en haar fout tot ande- re gebruiken beneden latende, de wolken F, IG, Ê d boven in de lugt formee- ren · die in regen of miften , dauwen, hagel} fneeu nedervallende, een verfche en vrugtbaarmakende vogt aan de landen, en drank aan menfchen en beeften geven. , ; Kan hy dit ©phefFén derwateren na omhooghdagelyksiïen,enditoordee-
len nogh by geval en fonder wysheit te gefchieden? daar de wyfe, op wel- ke dit uitgevoert wert, by de grootfte Natuur-kundigen voor een wonder gehouden werd j daar foo groote mannen (als Marktte en Halley) daar in de fwakheit van haar verftant fonder eenige bewimpelingh bekennen, en al- le andere fulis bekennen moeten. En nogh was al dien grooten toeftel vergeefs , indien geen vloeybare
ftoffe, die wy lugt noemen, in BAD rontomme den Aardkloot geplaatfl: was. Dogh 't gen hier ontegenfprekelyk fchynt een Godtheit te bewyfen , is, g
dat niet tegenftaande de aarde al van een lugt omringt was, en de zee van de fonne befchenen wierde, egter nauwelyks de minfte water-dampen fouden opryfen} indien defe lugt onder by F Ñ defelvedunheithadde, als boven tuC- fchen  en F. En in tegendeel, indien defelve boven tufichen  en F de- felve dikheit hadde, als nu beneden tufichen Ñ en F in haar bevonden wert, fouden geene, of weinige van de opgerefene water-deelen in regen of dauw oit nederdalen 5 maar in de lugt, als olye in water i dryvende figh ophouden ; waar door de ganfche Aarde droogh en al wat leeft fonder drank verblyven foude. Ik vrage nu noghmaal aan defe ongelukkige Philofophen of fy denken
kunnen, dat by geval en fonder dat eenigh einde daar mede beoogt was, dit alles dusdanigh geordineert is? en dat de lugt gewgüghenelafikqoÏuh- fettende fynde, en daarom door defe fwaarte onder op een geperft en dik- ker als boven kunnende werden, ook dit opfigt in al fyn geftel op de opgehevene water-deelen heeft, dat de dampen in de felve niet of felden in.evenwigt dryvende kunnen gehouden werden 5 voor dat fy tot de hoogte F of K, in welke wy de wolken fien,opgerefen fyn. Daar anderfints, ingevalle de lugt Ggg by
|
||||
4iS XX. BESCHOUWING E.
by F,, of even boven de aarde van die felve dunheit was, als hoger by F,
(om van de fiekten niet te fpreken, die daar door veroorfaaktfouden werden, gedurigh wolkige miften, en altyd aanhoudende, nevelen, aan de menfehen het gefigt of wegnemen of belemmeren fouden. Is het (om dit hier nogh by te doen) fonder wetenfehap en door cenfigh
onbewufte ooriaak te wege gebragt, dat, daar foo veele fouten onvergely- kelyk ligter als het water Tyn, het zee-foutegterfwaarder is? het welk anders met de vogt-deelen opgaande, al het water van regen en rievieren onge- bruikelyk en onnut voor menfehen en planten maken foude. Is het by ge- Val, dat de Sonne juift dien afftant van den Aardkloot heeft, dat iy warmte genoegh geeft om wateren te doen opdampen? en egter foo na by niet is, dat fy de tedere kruiden verfengt, die door defe wateren groeyen moeten 5 en daar uit voor haar meeffce gedeelte beilaan. Om niet meer by te brengen, dat nogh op veelderhande wyfe foude kun-
nen gefchieden; hebben de ion, de zee, de lugt, het foutin foo kleinen hoek van de -wereld, die in opiïgt van deflèlfs grootheit niet meer als een punt gefchat kan werden, malkanderen dus by geval ontmoet, om aan alle Volkeren des Aartbodems fpys en drank te kunnen verfchaffen ? fyn fy mee foo veel noodfakelyke hoedanigheden, als te voren aangehaalt fyn, en tot dit eenige werk vereift worden, vanonwetende oorfaken verfien? Laat een beklagelyke Godtloochenaar in eenigheit dit alles in overweginge nemen, en in itilheit aan figh felfs op alle de vragen antwoorden. Is dit nogh niet genoegh,
Indien geen andere oorfaken plaats hadden, om door het nederdalen der
* ïugt-vogten de aarde te befproeyen , als de ligtheit en dunheit der lugt, en de winden, die de dampen opeen jagen} is het aan yder blykelyk, dat alle jplaatfen des Aartkloots fonder onderlcheit, de eene foo wel als de andere fouden beregent werden, als te voren aangetoont isj en foo wel de zee, die geen dienft van defe wateren hebben kan ·, als andere, die defelve minflende door droogte onbewoonbaar fouden fyn, elk haar deel, enweldelaatite,die het nodigft hebben, het minite daar van genieten foudeni Laat nogh maal die Philofophen, met welke wy hief te doen hebben y
felfs oordeelen j of het by eenigh redelyk menfehe te denken is, dat het by een los geval of onkundige oorfaken kan toegekomen fyn $ dat, op dat de geweften, die,, het water meert van noden hébben, daar van boven andere mogten bevogtigt werden, men in of ontrent defelve foo groote gevaar- ■tens alsde gebergten fyn* geplaatft vint. Welke dienen om^de in delugt (we- vende water-dampen op een byfondere wyfe op hare hoógtens te doen ne- derdalen $ en daar na de wateren verfchaffen, die de foo {oer tot het nut van landen en menfehen vereifchte Rievier-ltroomen uitmaken. Welke van defe bergen aflopende, of by of door haar een begin en oorfpronk nemende, de omleggendej anderfinta door hitte en dorheit pnvrugtbare landftreeken be* yogtigen,
|
||||
Fan het Water, '■ ^rj>
yogtigen, en bequaam maken om hare Inwoonden met drank en voetfel te
onderhouden. Om hier van de meenigte der viflehen en andere meenigh- ■vuldige gebruiken defer ftroqmen niet te fpreken j waar door de Volkeren, welkers landen fy doorvloeyen , elk fyne vrugten en koopmanfehappen, door middel van de Scheepvaart aan malkanderen kunnen mede deelen. §.40. Dat nu de bergen aan de werelt defen grooten dienft doen5 fal na
het lefen van de te voren §. 41 .aangehaalde Hiftorien en van andere Werelt- Befchryvers , by niemant tegenwoordigh kunnen in twyffel getrokken wer- den: hoe wel (ulks in oude tyden voor alle Natuur-Onderfpekers (foo veel men uit hare fchriften leeren kan) een volkomen verborgentheit geweeft,en tot defe eeuwen toe gebleven is, ., En kan dan ymand, (om wat verder te gaan) denken, dat het Woord,
het welk en Joden en Chriilenen voor Goddelyk houden, van een bloot menfche kan fyn ? daar dit gebruik der bergen, en het geen iy doen in het vergaderen der water-dampen, met by na ronde woorden aangewefeniyndei al in die tyden gebleeken isj aan den Ingever van het felve bekent te moe- ten geweeft fyn. Meer als een plaatfe kan daar getuigenifle van geven.
Want dat dit groote wonder-en waterwerk der Nature al ten tyde dat de Pfalmen befchreven fyn; aan den grooten Geeft, die defelve heeft doen famenilellen, bekent geweeft is, fal aan yder genoegfaam blyken, die den CIF.Pfalm, naleeft. Want vers 3. van de dampen en wolken fprekende ge- fegt hebbende 5 die fyne opper falen foldert in de wateren, die van de wolken fyne ç wagen maakt, 'en of> de vleugelen des Windts wandelt. (Waar van te voren §. 30*. al yets gefegt is.) Siet men na het bybrengen van verfcheiden wond»· ren des gedugten Scheppers, infonderheit ook van die de zee en wateren betreffen, in het 10 vers ontrent de Rievieren defe woorden volgen: die de fonteinen uitfent door, de dalen, dat fy tuffchen de geberghten heenen wandelen.-. En op dat men niet mögte denken $ dat hier van de bergen in een ander op- iïgt, als dat fe de wateren uit de lugt op haar vergaderen, mogtegefproken werden; heeft het dien grooten Autheur gelieft in het 15. .vers, alle defen twyffel wegh te nemen, (eggende, Hy drenkt de bergen uit fyne opper falen. Waar van wy te voren§. jj.gefproken hebben. §. fo. En.indien dit noghaan ymand niet en mogte voldoen, kon ymand
klaarder uitdrukken, dat de bergen dienen om vergader-plaatfen van de in de lugt fwevende wateren te fyn, als den manGodts Mof es ? die het vlakke en berghloofe land van ^Egypten vergelykende met het land Cana'an, eerft: laat voorgaan, dat het in het eerfte felden, immers niet genoegh regent om de landen vrugtbaar te maken (waar van men ook de Reis-Befchryyers, on- der andere den W. Monconys kan nafien) foo dat men het als een kruit-hof met fynen gangh bewateren moefte: en daar na het laatfte, als bergagtigh daar tegenftelt, en daar uit afleit, dat het ø÷, de lugt bevogtigt werd, en Ggg % water
|
||||
4ßè XX. BESCHOUW ING E.
water drinkt van den regen des Hemels, De woorden fyn nadrukkelyfc,
Deuteron. XI. é o, 11. Want het land, daarghy na toegaat omdat teerven, dat en is nietals Mgvpen, vanwaarghy uitgegaan fyt j het welk ghy befaidetmetufaat ,'ende bewaterdet met uwengangh, als eenen kruit- hof. é1. Want het land, waar heenenghy overtrekt om dat teerven, is een lant van bergen en dalen (het gevolgh hier van is) let drinkt water by den regen des Hemels. §. fi. Volgens den felven gront fchynt Joh te redeneeren, Cap. XXIf.
8. daar hy fpreekende van die naakt vernagten fonder kledinge, en die geen -dekfei hebben tegen de koude, fegt ♦ Fan den flroom der bergenwerdenfynat. Want dat door defen ftrooni der bergen hier eigentlyk verftaan moet werden die vergader! nge van waterige dampen, welke uit de lugt op de bergen gefchied (gelyli boven §, 40. en 41.) is feer waarfchynelyk: om dat naakt te fyn en geen dekfei te hebben, ymand aan den dauw en nevel des Hemels wel bloot fteltj dogh geen occafie geeft, om figh in vloeyende Rievieren of an- dere Wateren te dompelen en nat te maken. Soo dat alhier wederom het felve ultwerkfel der bergen ontrent de wateren en dampen der lugt fchynt met klare woorden uitgedrukt te wefen. Infonderheit als men alhier figh verbeelt dien ftroom des lugts, welke Befchouw. XIX. §.30". getoontisj en waar van $. f4. en j*f. nogh yets fal gefegt werden. * §. fz. Hier feheen het nu de tyd te iyn om de wyiê en reden te onder-
foeken, op welke, en door welke de bergen foo grooten meenigte van wa- teren tot figh vergaderen y op dat men het voorgefeide met eenige klaar- heit aan yder magh doen fien. Hoe T-afc XIF. Fig' 1. de dampen uit de zee by Ñ iotg en F door der
Sbnne warmte (en miffchien door de koude by de Polen) opgeheven wer- den, heeft men te voren eenigfints getragt aan te toonenj gelykook, hoe defelve als in verfcheiden opperfalen en op verfcheiden foldeiingen alsgjK, denF, I, G, in de dunne lugt kunnen dryvende blyvenj als mede, waar- om defelve dam pen; hoger na Æ door winden opgeheven , of door contrarie winden op malkander aangedreven fynde, of ook om andere redenen na be- neden fakken, in regen, iheeuw of anderegedaantens; , Een andere wyfe voegt de Hr. Halley hier by 5 narnelyk, dat een dryven- de damp of wolk m E, tegen den berg QJNTR in E door winden aa-nge- voert fynde, na den top Í opwaarts klimt; en daar in ligter lugt komende niet kan opgehouden werden, maar in kleine droppen op den topdefesbergs nederfinkt*, en van daar na beneden loopende de holen des bergs (die daar onderftelt worden te wefen eh dikwils gevonden werden) met water vult: het welk geduungh door de openingh by Ì uitloopende een beek MeT oi Me V voortbrengt j die met andere diergelyke famen gevoegt een groo- ter Rievieruitmaaken. í Op defe wyfe blykt het, om welke redenen de wateren in meerder quan-'
titeit. op. de bergen vergadert werden j dewyl deielye van QR. tot Í hare toppen
|
||||
β
',Β ΐ Van het Water.,;, . ^r
toppen uitrekende aan de winden, die de wolken m E, Κ </, &c. voortdry-
ven, tot dwars boömen verftrckken, enalfoo, ofdefe dampen, gelyk ge- fegt is, na om hoogh in een ligter lugt doen opryfen, of defelve daar tegen aanilui- tende op malkander doen pakken, en dus fwaarder werden, en nederdalen. §. f 3. EnGelyk het geloofFelyk is, dat dit meermalen plaatsheeftj blykt
het egter, dat hier toe winden van noden fyn : en ingevalle defe ontbra- ken, dat foo grooten menigte van water daar na alle aparentie niet foude verfamelt werden -,daar nogtansde ondervindingen boven aangehaalt fynde ke- ren, dat de toppen der bergen ook in heete geweften, niet alleen bytyden van winden, maar altyd en gedurigh met dampen befet fyn: foo dat hier een ftantvaftiger oorfaak, die van het wajcn der winden niet altyd at en hangt* ook boven defe fchynt plaats te moeten hebben. Of men dit nu van de koude der bergen fclfs, en van die van de boyen-
lugt, in welke hare toppen fyn, en tot welke den weerftüit der fonne ilra- len niet op en klimt, moet afleiden j én of men hier aan kan toefchryven,. dat derfelver toppen altyd bewolkt fyn> laat ikaanyder, die dit nader wil on- derfoeken. Immers, dat op het hoogfte derfelver dikwils om de koude ook fneeuw gevonden werd,is nu bekent. En vintmenby Farenus,Geograpb.gen< LI. C.X. §^34. dat buiten de maanden July en Auguftus den Pico inYeneriffa altyd met fneeuw bedekt isj niet tegenftaande defelve op dit en alle de Canari* fche eilanden noit geilen werd. §. f 4. Wy hebben hier niet voorgenomen een breede Natuur-kunde te
befchryven nogh de geheele natuurlyke Hiftorie. op te halen ·, maar egter fchynen de groote fchaduwen, die defe bergen geven, een gedurige kouder iugt rontom haar te veroorfaken. Soo leert men Atl. Lips. ió8r, f. 142,, m het üittrekfel van de Hiflorie van Bohemen, dat in een fekere valleye van de Reuiè-bergen (Montes Gigantei) ook op de alderheetile tyd des jaars de fneeuw feer hoogh bevonden werd j en dat fy tot 16jaren lang daar bewaartis geweéil, en de oude met een roffer kolcur'tvan de jonger gevallene, die helderder wie is, onderfcheiden werd. Indien wy ons dan verbeelden, dat de fon in O fynde, Tab. XIV. Fig, 1,-
een bergh QJSTR een fchaduwe geeft als QEXj.alwaar, de fönne ftralen, of door andere bergen, die daar rontomme gelegen fyn, öm dat de fonne de- fe bergen felden van de fydedefer fchaduwe befchynt, belet werden delugtoic tot dien trap teverwarmen, welke in de omftaande lugt gevonden werd: is het blykelyk, dat de lugt, in de fchaduwe Q^EX,vry koelder fal fyn, als die buir ten de fchaduwe defelve omringt. Nu is boven by experiment JBefch.XIX. §■ ?<5. getoont, dat een warmer lugt toegangh hebbende tot een die kouder is, ais fy in dikte niet al te feer ongelyk fyn, figh uitfet, en met een wind en ftroom na de koude lugt toegeyoert werd. Indien wy nu dit op de lugt». die hier niet alleen onder, maar ook boven enter fyden, of liever rontomme defe fchaduwe is, töepaiTen> fal men iien, hoe defe met alle de dampen * Ggg$ ; diflu
|
||||
φ XX. BESCH O UW Ι Ν G E.
die fy in figh heeft, na défe fchaduwe moet toegeperft werden. Want dat
de in de lugt f wevende dampen den loop des lugts gedurigh volgen, is bly- kelykj als men een kokende en wafemende pot fte.lt opeen plaats, daar wind is. Waar uit dan vervolgens is af te nemen, dat de lugt met dampen in de- fe fchaduwe komende, en aldaar door de koude fyn uitfettende kragt verlie- fende, ilraks van andere, die warmer en daarom kragtiger in uitfettinge is, moet gevolgt werden, en aldus een geheelen en fagten ftroöm van lugt en dampen, Tonder andere belettende winden,derwaarts maken, en dieplaatfen met een gedurigen waaiTem bevogtigen. , §. f;. Dat nu dit ook onder de redenen moet geitelt werden, waarom de
dampen als met een gedurigen ftroom tot de bergenfchynengetrokken (maar in waarheit en eigentlykt van ter fyden van boven en alle kanten derwaarts gedrongen) te werden·, en waarom men defelve veeltyds bewolkt fiet te we- ien (waar van boven §.41. verfcheiden voorbeelden gegeven fyn>'fal een y- der, die de eigcnfchappen der lugt veritaat, uit het geleide ligtelyk kunnen afleiden. Immers dat in fehaduwen de lugt-dampen vergadert werden, is1 blykelyk uit de nagt, die alleen des Aardkloots fchaduwe is: in welke het bekent is, dat de lugt-vogten en dauwen meer a's des daags nederdalen. Soo iïet men §.41. dat door de H*. Halley het nederdalen der darmfen des nagts in het Eiland Si. Helena waargenomen is. En bevint figh 'matJttavande Λ- cademie Royale A°. 1699.p. 128 een middel uitgevonden door de Hf. la Hire^om te beletten , dat de vogtigheit van de lugt der nagt, aan de voorglafen van de verrekykers figh niet en hegte. Nu leert de ondervindinge, dat ook des ogtens de bergen vogtigh bevonden werdenj (üet Varen. Geogr. Gen. L: I. §.■ f.p. ifj.Jom dat deplaatfen, die de fchaduwe der bergen beflaat, ook des nagts in koude boven andere deelen der lugt moeten uitfteken. Soo fier. men ook uit het voorgaande, dat op Si. Tbome' en Madagascar de water- ver- gaderende bergen, van welke de Rievieren aflopen, met boflèhen befèt, en daarom meerder befchaduwt fynde, een meer koelen en minder uitfettenden lugt aldaar veroorfakenj waar door meerder wateren op defelve verfamelt werden. En op dat niemand mogte denken, dat hier mede ftrydigh was §. 41, dat op den berg in Temriff'a, de wateren des middags fterkerafvloeyen; die gelieve in agt te nemen, het geen .$. ƒ3. van den felveri Bergh gefegtis;· nainelyk, dat die boven vol fneeuw bevonden werd te fyn: welke door de hitte der middagh gefmolten fynde, als dan meerder water na beneden doet loopen. Ik denke dat defe aangehaalde ervaringen tot proef-experimenten fullen
kunnen ftrekken, dat de koude door de fehaduwen der bergen in de lugt véroorfaakt, onder de redenen met regt geftelt werd, waarom foo veel waterdampen met een geduurigen ν loet na defelvetoegevoert werden. §. f6. Indien men nu de Godtfpraken van Jefaias Cap. XXXII. 2. hoort
leggen van den Vorft Mesiiass dat hy falfyn9 als de fchaduwe eenesfwaren Rot-
|
||||
Fan het Water» „τ j / , &&
RotsfieettS) in een dorftigh(dat is, water van noden hebbende) land. Moet
men niet bekennen, dat den Aanbiddelyken Autheur derfelver, die te voren getoont is het vergaderen der watéren aan de bergen, op foo veel plaatfen toegeichreven te hebben, ook alhier in defe plaats uitdrukkelyk erkent j dat de berg-fchaduwen dienen, om defelve daar toe en tot het bevogtigen der Janden die dorftigh fyn, bequaam te maken. Ik late nu aan die geene,* welke van dit woord, als het van natuurlyke
faken in het voor by gaan yets fegt, foo geringe gedagten voeden, en meer- malen uiten} of niet, gelyk op foo veel andere plaatfen, het felve ook na-de verhevenfte en beite Natuur-kundige ondervindingen van defetyden, met een doorgrondende kenniflê van alles fpreekt. §. f γ. Defe eenige fwarigheit fcheen nu nogh overigh te fyn, namelyk,
hoe uit de wateren, een foo magtige meenigte van dampen kan opgaan, die tot het uitmaken van foo gr-oote Rievieren genoegfaam fyn. Om hier op te antwoorden,, hebben wy alhier wel niet aangenomen
ftaande te houden, dat alle Rievieren van defe dampen voortkomen, en dat de getoonde de eenigfte oorfaak derfelver is y nadien miffchien, volgens het gevoelen van andere, de zee in onderaardfche holen ingaande, het waterdef- ielfs by manier van kleinilginge of Filtratie, ook fyn fout kan verliefen, "én alfoo iöete en verfche bronnen maken : of anders kunnen mhTchien de onderaardfche vyeren, defe in de holligheden der aarde door de zee inge- voerde wateren in dampen doen opgaan} die door de koude, welke fy bo- ven ontmoeten,töt water wcrdende,fonteinen voortbrengen. Maar het is egter een genoegh uit het voorgaande bly kelyke waarheit,dat ook de gefeide onderde voorname oorfaken der Rievieren getelt moet werden. Nadien de zee en de andere aan de lugt bloot gefielde wateren,een gedurigen damp na bo- ven fendenj die op de bergen vergadert werdende, of in regen, meeuw, en hagel nedervallende, bequaam is om Rievieren te veroorfaken, die langen tyd Tonder ophouden kunnen vloeyen en groote ftroomen uitmaken* 't Geen uitdewaarnemingc van de Hr. M?n*ö/^eenighfints kan afgenomen werden * (du Mouv. des eauxf. iy.) die fegt, dat in een hoop puin {Platras) die on- trent 3 voet hoogh was, en een weinigh minder als yoo vademen of franfe roeden van 3 6 voet (f^fo) in fyn opper vlak hadde (nadien den regen, die op de- felve en de daken van de nabuurige huifen viel, door de hardigheit van de omleggende grond, niet konde doorfakken) beneden een gedurigh lopend ftroompje van water gemaakt wierd. Maar nader lal het gefeide getoont kunnen werden, uit de redeneeringh, die:
den felven Mariotte maakt ontrent de wateren van de Seine, vergeleken met de regenen die op die landen vallen,, uit welke defe Rieviere haar oorfpronlc heeft j die te fien is in het felve Traófoat p. 30, 31, 32, 33. Waar uit be- wefen werd pag. 33. indien op die landen alle jaren foo veel regen* v' water neder viel, dat het daar op blyvende, defelye ί j* duimen hoogh kon*
'. de . ·
|
||||
r4*4 XX. BESCHOUW IN G E.
de'bedekkény· dat het felve water fes malen meer bedragen foude, als het
water, dat in eenjaar door de Seine loopt jen indien de hoogte der regen-wa- teren tot 18 duimen genome wierde, dat'er 8 maal foo veel wefen foude; gelyk ook indien men dit onderilelt 20 duimen te wefen , dat 'er negen maal foo veel water, op die plaatfen valt , als door de Seine neder- vloeit. ,é §. f8. Het middel waar door hy ftaat op de meenigte van dit regen-water
maakt, is dusdanigh : men nam een vierkante bak, die by voorbeelt ζ voe- ten langh en breed is; 'welke op een uitftekent Horizontaal yfer geftelt wierd; ibo dat'er geen water in konde komen, als het geen in het vierkant van def- felfs openingh uit de lugt nederviel. Dit water iiep door een pyp beneden in een ront vat, daar uit het niet uitwafemen konde: foo dat men de grootte van dit water in dit vat metende, weten konde, hoe hoog het boven den grond van den vierkanten bak foude ilaan ; en Hellende dat op de eene plaats in een jaar foo veel water nederviel als op een andere, kan men ontrent oor- deelen, hoe hoogh de omleggende landen in een jaar fouden onderregenen,'· §. fp, Hy fegt, dat tot Dijon dit experiment gedaan iynde, men ιγ dui-
men, en dat een ander Onderfoeker ip duimen ij linie bevont. Maar die een feer nette waarneminge en vergelykinge gelieft te fien, kan
defelve vinden in de Koninglyke Franfe Academie A°. i<Spp. p, zy, van 6. jaren langh i waar van de eene Obfervatie door de Hr. VaubantotRyJfel^ en de an- dere door de Hr. de la Hire tot Parys gefchiet is. Men vindfe op defe wyfe,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En derhalven door malkander gerekent, tot Ryffel 22 duimen en 5 linien,
tot Parys 20 duimen ji linien, of die gemiddek fynde 21 duimen , tot wel- ke waters hoogte alles in een jaar foude onderregenen. %. 60. Waar uit, fchoon men fien kan, dat het op het eene jaar , en op
de eene plaats, veel meer regent als op de andere; men egter, om een ruwe gemiddelde rekening te maken, ni et fonder grond ftelt, dat den regen ontren 20 m duim |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-
|
|||||
Fan hel Water, 4zf
duim hoogh jaarlyks op de aarde valt; en by gevolge negen maal foo veel
water geeft, als de Seine in een jaar van noden heeft. Soo dat, alhoewel men daar aftrok alles, wat tot andere gebruiken en
het vogtigh en vrugtbaar maken der landen dient} en het geen daar van, ftrax als het gevallen is, uitwafemt} egter nogh uit den regen alleen} fonder an- dere dampen, water genoegh foude overblyven om een ongelyk grooter Rievier als de Seine te onderhouden. Het welk indien op alle plaatfen des Aardkloots gefchiede, en veele van defe kleine figh in een grooten gemeenen ftroom vergaderden i fouden fy te famen feer magtige Rievier-wateren kun- nen uitmaken. Ook fiet men by ondervindinge, dat om de veelheit van de wateren, welke fy voeren, roemrugtige Rievieren uit den famen-loop van verfcheiden andere, die minder fyn, beilaan} welke de regen*wateren, op veel groote deelcn des Aardryks vallende, in defelve ontlaften. §. 61. Uit dit gefeide kan men nu afnemen}dat de alleen in regen neder-
dalende vogten meer als genoegfaam fchynen, om de Rievieren te onderhou- den, maar dat boven defe, de lugt nogh met een feer groote meenigte wa- ters vervult is, kan blyken: I. Om dat het felve in miften , dauwen, en nagt-vogtigheden figh o-
penbaart, en ook onder de gedaante van onfigtbare dampen veelmalen neder- daalt. / II. Soo bevint men in het maken van de Notlometra of van ibodanige Ma-
chines, daar men de vogtigheit der lugt, gelyk door de Barometra defwaar- heit, of door Thermometra de warmte, mede afmeet} datfnaren, touwen, hout en meerder faken, door defe in de lugt fwevcnde dampen, na dat fe meer of minder fyn , gedurige veranderingen ondergaan. III. Inionderheit werden fulks de Chymici gewaar, die haar loog-fouten
(als fy maar wel gefuivert, en tot regte Alcalia^ gelyk fy die noemen, ge- bragt fyn) by na foo nauw niet kunnen bewaren, of de fwervende wateren in de lugt doen haar fmehen. V- En meermalen hebbe ik gedagt, als ik goedt fout van wynfteen binnens
huis in een Laboratorium tot een klare vogt geworden fagh } dewyl op foo klein een plaats, in ioo weinigh tyds,door foo kleinen opening als die van het glas, foo veel water figh konde vergaderen, dat een feer groote meenigte daar van inde lugt figh onfigtbaar moeite ophouden. Waarom felfs de Hr. de laHire A°. 1703 ñ, 78. Memok, de À Acad. Royal. fchynteenigh vermoeden gehadt te heb- ben } dat ook fteenen, in dewelke eenige fouten figh bevonden, die bequaam wa- ren om wateren na figh te trekken , insgelyks fouden kunnen dienen, om defelve dampen tot Bronnen of Beeken te vergaderen. Ten minften het ex- periment dat daar by verhaalt werd, toont, dat felfs plaatfen, daar het niet en regent, als alhier in een kelder, een confiderabele quantiteit waterdam- pen m de lugi figh altyd onthoud. V. Dogh klaar blykt ditgefeide, omdat den felven K%$ laHire, p. yy.
Hhh op
|
|||||
4z6 XX. BESCHOUWING E.
op de ftrax aangehaalde plaats fegt, dat aldaar veel ondervindingen gedaan
fyn; die doen fien, dat als men water in een vat, dat feer breed isindelugt Helt, veel meer water daar uit opdampt, als 'er op een diergelyke brete van den Hemel kan nederdalen. §. 6t. Om hier van een ruw begrip te kunnen maken $ is my van feker
oplettend Molenaar, aan wie ik gewaagt hadde, hoe veel het water in de pol- der, die hy bemaalde, door de hitte van de fon op een dagh in hoogte ver- mindert konde werden, tot antwoord gegeven ·, dat fulks in feer heete da- gen veiligh, om niet te veel te feggen, op de hoogte van een duim gefchat konde werden j infonderheit, als de hitte wat geduurt hadde, en daarom het water in de floten, door de nederfakkende vogtigheit uit de landen, niec veel konde vermeerdert en hooger werden. Want fonder dit fchynen de flooten foo veel water niet te verliefen} dogh die, wanneer door een langh* durige hitte de landen drooger geworden fyn, oir gefien heeft, dat het wa- ter in korter tyden, als men denken foude , uit de flooten wegh waièmt; lal niet oordeelen, dat een duim daags geftelt fynde, men boven de waarheit gaat in feer heete dagen. Ten dien einde hebbe ik in het begin van de Maand Juny Ao. 1710, een
platte aarde pan, met water gevult, in de lugtgeiet, op een heldere η en war- men dagh} en na 24 uren bevonden, dat het water daar in, ruim de hoogte van een duim verloren hadde, door uitwaféminge, Indien mennuifelt,datdeuitdampingevanalle wateren, over dengeheelen
Aardkloot even groot is, en een duim des daags bedraagt j foude na de* fe rekeningen alle jaren 56*5· duimen (na de hoogte gerekent) opgetrokken werden. Waarom dit alles weder in regen nedervallende, bequaam foude fyn om hei oppervlak des Aardbodems defe 36 f duimen hoogh in een jaar onder water te iet ten. ■ .$, (5$. Men gelieve hier niet tegen te werpen, dat onder en na by de Po-
len foo veel waters niet op kan gaan, om de koude van die Werelcs-dee- len:
ï. Om dat by de alderftrengile vorften, een geduurigen damp uit oniè
byten opgaat. Om dan te onderfoeken, offulx, gelyk fommige meenen, 4oor de onderaardfche warmte ook mogte gefchiedenj hebbe ik op den 14, January 1709 in een (gelyk bekent is) foo ongemeen fberk vriefend weer, een aarde kom met 40 oneen water, op een fchaal in een faal, daar noitvy er gebragt wierde, gefeti en gevonden, dat het felve bevriefende in 17 a 18 uuren vyf draghma of i| loot infwaarte verloren hadde: beforgende, op dat het aarden vat door het bevriefen des waters niet berftcn foude , dat in het midde van het ys altyd een kleine openingh bleef} door welke het wa* ter van onder het ys gèduurigh uitgedrongen werdende, een groote buk en verhevenheit boven de vlakte van het ys maakte > tot een teken, dat door de koudefelf^hetwaterbewogeneaiukgefet wierde.Sooleedt op den 8 January des felven
|
||||
Fan hef Water. 427
felven jaai-s de fneéuw, op defe fchaal gefet fynde, een merkelyk verlies
in fwaartej niet tegengaande het meer als drie dagen geleden was, dat defelvc gevallen, en te voren ai in de lugt gelegen hadde. En dat meer is, het ys felfs bevint men in de koudfte nagten uit te dampen : het welk men ook by de Heer jkyk de Athmusph<er Corp. Confifi. aangetekent kan fien. En terwyl ik dit fchryve, fegt my een man, die 2,1 malen in Groenland
ge weeft was, dat, wanneer het ftil en fonder wind is, de zee dik wils rookt en een figtbaren damp opgeeft. Het welke door Varerms in fyne Geographia pag, $61 ook beveiligt werd: alwaar hy van de faifoenen in de koude Zona fchryvende, onder het geen daar ondervonden is ook verhaalt, dat een ίwa- re mift en dikken damp boven het water f weefde foo dat het gefigt daar leer veel door belet wierde. En blykt dan hier uit5 dat felfs in de alderkoudifce geweilen des werelds
uit het water een menigte van dampen opgaat. §. 64. Indien men nu al fielt, dat dit op verre na geen duim in een dag,
gelyk onfe warmte doet, foude kunnen uitmaken j gelieft men daar tegen te Hellen, dat de hitte van de zuiderlyke geweilen tot den JEquatar toe, weder foo veel grooter is, als by ons. En ten anderen, dac het oppervlak des Aard- klootSi tuflehen ons die op de breedte van fif graad leggen,en tuflehen de Noordpool, feer veel kleinder isj, als tuflehen de Parallel die wy bewonen, en dm- JEquator: waarom de deelen des Aardkloots , daar het heeter is als by ons, ongelyk grooter fyn, als de andere, daar het kouder is. Soo dat men geen groot en mis-flagh fchynt te fullen begaan, alsmendegrootheit van de uitdbmpinge by ons, of van een duim des daaghs, voor een gemiddelde neemt, en voor foodanigh eene, als,het eene tegen het anderegefteltfynde, over den geheelen Aardbodem gefchiet* 3 Maar de wyl den Aardkloot niet rontom met water bedekt is 5 laat ons flel-
len, om niet te miflèn, dat de zeen, rievieren, meiren alleen de helft van deifelfs oppervlak beilaan: foo fullen de dampen die ter hoogte van een duim dagelyks opgetrokken werden, den gantfehen Aardkloot en daarom ook het drooge in een jaar niet meer als de helft van $6j*, dat is i8üduimenhoogh, als (y nedervalJen, kuoneö bedekken. ' λ . §., 6f. En indien een duim dagelykfe uitwafeminge te veel mogtefchynen,
laat ons: onderildkn , dat defelve: maar eenen halven duim des daags be- draagt. Het geen daarom te aanneraelyker fchynt te moeten voorkomen,?^, om
dat dé Hr. E. Halky (met lout water, volgens het uitwyfen van een Ther- mometrum^ in die graad van warmte gedurigh te houden, welke hy bevon- den hadde, dat op een heeten dagh in-de.lugt geweeft was) byervarentheit en gewigt bevonden hadde j dat het oppervlak van dit water φ van een duim in twee uuren lager geworden was -, dat is in 12, uuren ioiïn 24 uureni van een duim, als de uitdampinge akyd deielfde was. .·¥,· :■ *;■■ Hhh % En
|
||||
42.8 XX. Â E S C Ç O U W I Í G E.
En ten anderen^ om dat by den boven genoemden Molenaar in den jare
1712 (welke ik daar toe, om eenige meerder fekerheit te hebben ; verfogt had- de) met veel naukeurigheit waargenomen was, dat van dingsdagh den 7 Ju- ny, tot defelve uure des avonds van den volgenden vrydagh den 10 Juny, in de Purmcrmeer, het water in hoogte \\ hout duim verloren haddej dat is eiken dagh een halven duim: hoe wel op die tydt de hitte veel minder, als in de voorgaande dagen was. En hy foude met defe waarnemingen verder voortge- gaan hebben, ten fy het dien nagt en eenige volgende dagen hadde beginnen (daar het te voren ftil was) regenagtigh en windigh weder te werden. Daar na de lugt weder warmer en flilder werdende kreegh ik berigt, dat in drie andere dagen twee volle rynlantfche duimen uitgedampt waren j dat foo veel meerder is, als een halven duim daags. Enderhalven, indien men de groot- heit van de uitwafeminge alleen ftelt van eenen halven duim te fyn, water en iand even breedt fynde, fal de ganfche werelt de helft van 18i|, dat is ontrent 90 duimen hoogh kunnen onderreegrnen j indien alle het uitgedamp- te in regen weder nederviel. Nu dit bevind men door den regen niet meer als ontrent tot 20 duimen te
gefchieden j waarom dan meer als 4^ maal foo veel water opgeheven werd, als in regen nedervalt : want 4^ maal maakt 90. En derhalven , in- dien men den regen van dit alles aftrekt, fullen nogh, ji maal foo veel dam- pen in de lugt fwerven, om op de gebergten neder tedalen,entotdendienil van gewaiTen en andere nootwendigheden gebruikt te werden» Soo dat hier uit eenigfints in het ruwe blyken kan, niet alleen dat boven
den regen, een veel en meer als driemaal grooter heir van dampen figh ge- duurigh in de lugt ophoud: maar ook de overvloedige menigte van uitdam- pende waterdeelen: die alleen tot 20 duimen hoogh te voren §. fy. en ƒ-§. getoont is 9 maal meer water te geven , als de Seme tot fynen loop vereift. Soo dat deielve tot 90 duimen vermeerdert fynde , meer als 40 malen foo yeei bequaam fyn te verfchaffen, als de gefeide Seine van noden heeft. Waaromme, fchoon de planten al feer veel en meer water, als men denken
foude, en als den geheelen regen bedraagt, van noden hadden, (gelyk daar van een experiment van deHr. laHire, A° ijo^.pag.jl·"juindeASlavandeFranfe Academie te fien is) en ook het regen-water al niet diep genoegh (volgens de obfervatien van dien Heer aldaar) inde aarde dronghj egter de bergen door defen overvloet van dampen, bequaam fchynen te fyn om de Rievieren fc onderhouden. §. 66. Laat nu (om uit dit alles een befluit te maken) eenellendigh Re-
deneerder, die tot nogh toe niet Heeft kunnen erkennen, dat'ereenGodtis die de wereld regeert, aan figh felfs voorftellen defen verbaaitmakendetï omloop van foo groot een meenigte wateren; waar door fy uit de zee, rie-, vieren, en meiren in de lugt opryfende, aldaar in de wolken bewaart wor- éen j dan weder ten tweeden malen de lugt paifeeren, en ten deele in de ge- daante |
||||
Van het Water. 429
daante van miil, hagel, fneeu, en anderiints tot verfcheiden gebruiken neder-
dalen ; ten deele op de bergen figh nederlatende, foo groote Rievieren uit- maken: die weder in de zee hare wateren uitftortende, en van daarop nieuw in dampen opgeheven fynde, fonder ophouden, foo veel eeuwen langh dien felven wegh loopéïi, de gediertens drenken, de landen doen vrugtbaar fyn, en ontelbare dienden aan de aarde en aan de menfchen doen. En kan hy dan nogh denken, dat het fonder voornemen is,dewyldegan-
fche zee om fyne foutigheit tot dit beide ganfch ondeugend is, dat door de warmte der fonne (om hier van geen andere oorfaken, die 'er nogh fyn mog- ten, te fpreken) deflelfs wateren in de kleinfte deeltjes gefcheiden fynde, in het opryfen het zee-zout tot 'andere gebruiken beneden laten; het welk aan de meefte vrugten fchadelyk is, en het water onnut maakt om dorft weg te nemen , en dieren te drenken: en dat verder defe felve wateren door de lugt in regen, dauw of óp andere wyfen nedervallende, figh met het iugt- fout, en fomtyds andere deelen derfelve befwangeren, om tot de voorgemel- de oogmerken te kunnen dienen. Of nu dit fout der lugt alleen falpeteragtigh is, gelyk veete willen, be-
twiften wy hier niet; en fal hier na daar nogh yets van gefegt werden. Dit is feker, dat ook falpeter uit de lugt gemaakt werd ; en dat defelve
eerfl, het water tot meerder vrugtbaarheit kan doen dienen; het geen by de oude en nieuwe Hovenieren kenbaar genoegh is: en waar van een merkely- ke ondervindinge, in de AUa van de Franjjche Academie , in den jare 1699.ρ. 7f en j6 te fien is. En ten anderen, dat dit felve falpeteragtigh fout, hoe wel het een fout is, egter een voornaam middel is tegen de dorft, dat by al- le, die de genees-kunde behandelen, bekent is. Een Atheift; overlegge dit alles weder by figh felfs, en fïe hoe hy dit met
een geruft gemoet met de werkinge van een los geval of geheel onwetende oorfaken kan over een brengen. $. 6j. En terwyl wy hiervan falpeter en rievieren fpreken; kan ymand
geloven, dat het by geval is, dat den Nyl in vEgypten, die aldaar voor den regen vcrftrekt, endelanden fonder defelve vrugtbaar maakt, foo veel fal- peter met figh voert; dat men met het uitroken van de felven Nyls wateren falpeter in menigte maken kan. (Siet de Stair Phyfiologia, de Nitro) Soo dat defe alderdroogfte land-ftreek daar door aan geen ge wellen des werelds be- hoeft in vrugtbaarheit te wyken. Hadde eenigh Vorft dit foo gelukkigh uit- gewerkt, en middel gevonden om fonder moeite van menfehen, defe foo Wydt uitgeftrekte plaatfen met een foo vrugtbaar water alle jaren te bevogti- gen; foude dit tot fyn lof, by de latere nakomelingen, als een wonder van wysheit niet verhaalt werden? en nu men dit fiet gefchieden , op de aller- heerlykfte wyfe, opeen maniere die aller Vorften en Koningen vermogen te boven gaat, en met dat voordeel, dat men foo veel duifenden van menfchen daar door fiet leven, en die anders alderonvrugtbaarfte Werelds-dcelfooroenigh- Hhh ι maal
|
|||||
I
|
|||||
4jo XX. BESCHOUWING E.
maal tot een korenfchuur voor andere verftrekken, en defelve iia hongen-
noot fpyfigen^ het welk de Hiftorien meer als eenmaal gefchiet te fyn, ge- tuigen i kanymandfigh dan geruft ftellen, als hy ftaande hout, dat dit fon- der eenigh ooghmerk en by een los geval dus te weege gebragt is? Laat de feTwyffelaars aan, of Loochenaars van en foo klaar iïgh vertoonende God- heit, felfs eens oprekenen-> hoe veel faken hier moeten te famt-n komen,om het drooge en noit door regen bevogtigt iEgypien vrugtbaar en in foo hoo- gen trap vrugtbaar te maken) I. daar moet water fyn, en in foo heet een land ftreek van elders gebragt werden, z. Derhalven moet dit land lager als by na het geheel Africa jyn, daar den Nyl fyn ootfpronk heeft, als het door de Rieviere fal overftroomt werden. 3. En het moet in andere deelen hoo- ger en verhevender fyn, op dat in de overftroominge de menfehen aldaar kun- nen wooninge vinden 5 gelyk fulx ontrent die plaatfen waar op de iteden ge- bout fyn, ook waargenomen werd: die ten tyde der overvloeijinge ilgh als foo veel eilanden vertoonen. 4. Daar moet veel water fyn, om buiten fyne Oe ers te kunnen gaan, en het land over te vloeyen. f. Na de overftroo- minge moet het eenigen tyd daar op ftaan, om het geen het ftroomendeme- de voert, ftilftaande op de landen te laten nederfinken. 6. Het water moet om foo groot en uitftekende een vrugtbaarheit te veroorfaken genoegh falpe- teragtigh en niet te feer foodanigh weferi j het welke in plaatfen, alwaar her ge- noeghfaam regent, in geen Rievieren (immers foo veel my bekent is) be- fpeurt kan werden, op die wyfe plaats te hebben, 7. Dit water moet van felfs ook weder van de landen aflopen en defelve droogh laten om vrugten te dragen. En wanner men nu al ftelt, dat dit alles aan den Nyl alleen niet eigen is;
dewyl men van den Inefus, Ganges\ Niger, Zake, en andere Rievieren ook leeft, dat fy haar omleggende landen met overvloeycn vrugtbaar maken:fal men,om dat'er een Godt is, die op meerder plaatfen fyn Wysheit, JVÏagr, en Goedheit betoont,daar uit een bewys kunnen nemen, om alle defe vol- maaktheden in Hem geruiielyk te kunnen loochenen? en kan ymand met ee- nigen fchyn van reden aan figh felven wys maken, dat foo veel, en foo gro- te faken als hier toe vereift wierden, by geval malkanderen op alle die plaat- fen, daar fy foo nodighfyn, juift ontmoetten foo groot een wonder te wege gebragt hebben? foude hy wel derven ftaande houden, dat de geringegoo- ten, die hy onder een dak van een huis fiet leggen, en de daar oppaiTende loode bakken en water-pypen, die tot water-leidingen dienen om het regen- water in een bak te vergaderen, fonder eenige wysheit haarformeenplaatfe gekregen hadden ? §, 6$. Maar om na defe kleine afwykinge weder ter fake te komen en te
doeji fien, met hoe he^rlyken glans de opperfte Wysheit figh vertoont in het gebruik der· bergen., en den dienft, die fy in defen omloop der wateren en vportbrengen van foo nodige rievieren dagelyks doen, Laat
|
||||
É^^^ÑÂÉ
|
|||||
Van het Water, 41 r
Laat een twyflfelend Philofooph de afbeeldingen of kaarten van de landen
der wereld eens voor flgh leggen j en den loop van de menighvuldige Rie- vieren daar in aandagtelyk in befchouwen. Die als foo veel visrykevyers figh daar door verfpreidenj door haar foete wateren aan by na alles wat leeft drank verfchaffeni en aan vergelegene landen gelegentheit geven, om aan malkander elk haar vrugten mede te deelen. En laat hy onsfeggenj indien defelve op den Aardkloot niet gevonden wierden, of hy met ons niet erken- nen moet, dat defelve in een feer ellendigen toeftant figh bevinden foude* en fchoon al defelfd« quanticeit van wateren, in eenige ililftaande meeren en moeraifen, op defTelfs laagfte plaatfen gevonden wierdej is het blykelyk, dat de hooger gelegen geweiten, immers alle daar het niet en regent, als j^gypten, Peru, en andere, van dorheit vergaan fouden. Ötn niet tefeg- gen, dat ook aan veele vergaderingen van defe wateren, door Militean,met verloop des tyds een onmydtlyke bedervinge over het hooft hingh. Kan hy nu al weder oordeelen, dat het by geval en fonder eenige wysheit toegeko- men is? dat'er den ganfehen Aardkloot over, foo meenighvuldige fonteinen gevonden werden , welke eerft beekjes doen vloeyen, die te famen gevoegt groote ftromen uitmaken, Soo dat ook aan de alderdroogfte landen wa- ter daar door verfchaft werd; en wel een lopende en levendigh water, dat door defe beweeginge en geduurige ftroomingen van. het verderf be- waard t werd. Dit nu konde niet gefchieden, fonder dat'er op eenige vlakke of ook ho*
f e plaarfen, bergen figh bevonden j waar op de dampen iigh verfamelende
ofïe tot alle defe rievieren gaven. $. <5p. Kan nu ymand dit anders, dan aan een Wyfen, Magtigen en
Goeddoenden Godt toefchryven ? ƒ. Dat men defe groote gevaartens do.or de ganfehen Aardkloot geplaait fiet. //. Dat de meeite op de hoogfte plaat- fen figh bevinden, omme defe rievieren van daar, diluvils honderden van my- len verre, na beneden te doen loopen. ///. Dat het ganfche Aardry k daaf na gefchikt isj het welk na de kanten, daar het van de zee befpoelt werd, allengskens lager werdj het geen door den loop der rievieren, die iigh meeft in zee ontlaften, blykelyk is: nadien yder weet, dat de wateren door haar fwaarheit aïtyd na de laagfte plaatfen toe vloeyen. IF. Siet men hier geen wyfe ordonnantie in? dat'er foo meenighvuldige bergen tot dien einde gew vonden werden; dat 'er foo groote rievieren als den Rbyn, Dontmw, de Rhos* «e, den Âï^âÚ3€Ìú &c. (Siet Fareni Geographia Lib L Cap. XVL §. 5.) uit kunnen voortgebragt werden. En die hier van een breder befchry vinge gelieft te fien, en hoedanigh de gebergtens met gtheele (treken door den Aardkloot loopen, kan fu!x by den felven Varmus, Cap. X. Lib. I. vin- den. Geiyk ook by Burmt (fheoria Telluris Cap. IX. y welke, fchoon haar hoogheit weinigh proportie heeft tot de dikte des Aardkloots , egter oor- deelt, dat de breedte die fy beflaan, wel een tiende deel van die van het vaÉ^ land
|
|||||
4J1 XX. BESCHOUWING E.
land foude bedragen. Die daar eenigh begrip van maken wil, kan de figu-
ren, die defen laatften Autbeur (fchoon die defelve tot een contrarie oogmerk by brengt} daar van gemaakt heeft, na iien. Hoe wel hy verfchcidene en feer groote bergen daar in nogh heeft uitgelaten om de kleinheit der afbeeldinge,als den Apenninus en meerder bergen van Italten en feer veeleandere./7".Nufcheen het nogh nooifakelyk, dat in de Procurrentes, of in de zee uitloopende dee- len van het vafte !and,gelyk het ftrax genoemde Italien en ook meer andere,ber- gen tot dit einde infonderheit geplaatft wierden : op dat de dampen uit de zee opryfende, alle niet verre over het land fouden behoeven gevoert te werden, eer fy bergen, om daar op in water neder te dalen, aantroffen. VI. Ook fcheenen de eilanden voor alles bergen van noden te hebben } dewyl defelve van de fon befchenen fynde heeter fyn als de zee-wateren, die haar omrin- gen, en daarom weinigh regen fchynen te moeten ontfangen. Laat om hier van overtuigt te fyn, ymand de vooraangehaalde ei landen St. Helena, St. ïho- mè Sec. in een kaarte naiien; en felfs denken, of het waarfcheinelyk foude fyn, dat foo kleine vlakjes ten opfigt van de omgelegen zee, en die in hitte foo verre boven defelve, om de meermaal geleidereden, uitfteken, ookee- nige hoop fouden hebben van water genoegh van den Hemel te fullen ge- nieten i ingevalle niet op een byfondere wyfe daar voor geforgt was. Indien nu ymand dit volgende leeft by de Aard-Befchryvers, als eerir. by
Burnet, p. 47. Daar is geen vafl land van de oude of nieuwe wereld, geen oudt Eiland of het heeft fyne gebergten. Ten anderen by Farenm L. I. C. X. §. z.In de meefie eilanden, en in zee uitkopende gedeelten der aarden, fyn de gebergten foodanigh gelegen, dat fy midden daar doorgaan, en defelve in twee deelen deilent het welk aldaar met veel exempelen bewefen werd. Kan hy nogh voort- gaan te denken, dat dit by geval aldus toegekomen is? fchoon hy moet be- kennen , dat ymand, die de grootlle forge voor de behoudenifl'e defer ei- landen foude moeten dragen, de bergen op geen dienftiger wyfe foude heb- ben kunnen in defelve fchikken, als nu gefchiet is; om tot middel te die- nen, waar door de omleggende landen foude kunnen bevogtigt werden; en de dampen,die anderilnts door winden verfpreitfouden werden,juiftaldaar te vergaderen, en van nut te doen fyn. Kan ymand geen Wysheit, geenMagt, geen Goedertierentheit desgroo-
ten Makers en Regeerders hier in fien uitblinken ? dat om zee-wateren, die fout en onvrugtbaar fyn , foet te maken , en over den Aardkloot daar het nodigh is, te verdeilen, ioo gedugte faken in grootheit en kragt, dagelyks gedwongen werden daar toe te dienen; datdezee'n, de bergen, de lugt, de dampen, en winden, de fonne om defe groote weldaad aan de bcwoon- ders der Aarde te doen, alle het hare moeten toebrengen niet alleen, maar ook ryder van haar de behoorlyke en vereiite hoedanigheden daar toe befit- ten; foo dat, indien de zee niet genoegfaam in grootheit enbrcedheit} de bergen niet hoogh genoegh en ter bequamer plaatfe gelegen, de lugt niet elaiticq
|
||||
ιαΌ' ü Van het Water» ■ 43$
elafticq endaar door beneden dikker als boven, de dampen niet ligt genóegh ,
de winden niet magtigh genoegh om defelve voort te dryven 5 deSÓnneniet in de vereifte diftantie, om niet te veel nogh te weinigh warmte te geven1, geplaaft waren j dit groote werk van defen omloop der wateren, en met de- felve het leven van ..meeft alle dieren en menichen reets over langh een ein- de haddc genomen, en den ganfehen Aardkloot tot een woeftyne gela- ten. . ■■■·,■■-i; :·:,:,·-. i r ,.; . >Kan nu een blinde en on wetende ooriaak of een los geval, omeene faak uit te
werken, foo veel andere doen werkfaam fyn? en foo langen tyd en duiicnden van jaren doen werkfaam blyven, fonder oit in een faak van foo veelgewigt in eeuwen eens op te houden ? daar nogtans niet ongeftadiger is 5 als het geval jen uit alle de faken,die daar toe gebruikt werden, met geen de minfte-nootia- kelykheit- kan afgeleit werden, dat fy eerder dit, als yets anders te weege foudën brengen. By voorbeelt, wat nootiakelykheit is 'er? dat 'er foo veel waters in de zee is, als tot dit alles genoegh is j en dat de fon niet verder van, nogh niet digter aan den Aardkloot ftaat, om in het eerfte geval geen droppel wa- ter op te heffen, en in het andere, de rievieren en zee geheel uit te drogen, enz. Indien men nu dit, nogh aan een geval, nogh aan onwederftandelyke ge-
volgen van Natuur-wetten toe kan fchryvenj moet yder niet oordeelen, dat foodanigh een verre de befte Philofophie heeft ? die iïende al het goed,het welke daar door aan hem en alle gefchiet, diemetdankbaarheitaandeGoe- dertierenheit eenes liefhebbenden Scheppers toefchryft: terwyl hy, en al wie het voorige met oplettinge gelefen heeft en verftaat ('t geen nogh ver- re van het volkomen begrip daar van verfchilt) geduurigh redenen vint, om figh niet alleen te verwonderen over de diepte der Goddelyke Wysheit, in het fchikken van alle defe foo verfcheidene middelen tot dit einde* maar bo- ven dit, om die gedugteMagtdesAl-Beftierderstevrefenj welke foo tot ver- baaftmakens toe ontfachelyke en foo groote Schepfelen, als de Sonne en foo veel bergen fyn, daar toe heeft gelieven te gebruiken. ! ·.$. 70, Gelyk nu te vooren in cenige plaatlen der H. Schriftuure getoont is f
dat defelve opfigtelyk op dat gebruik der Bergen waren 5 waar door defelve •de water-dampen uit de lugt vergaderen, om die tot fonteinen en bronnen van foo groote waterkolken en rievieren te doen werden: foo fchynt ook het felfde in het VIII. Cappittel van acSpreukenSalomonsmttam&ev&mgcwzteniQ fyn. Alwaar vers 24, 2f, 2,6, de Opper fte Wysheit haar eeuwige geboorte willende bewyfen, een feer kragtige o-p-klimminge maakt van de Rievieren en Zee'n tot het eerfte begin der gejehapene faken: feggende vers 24. Ik was geboren als de afgronden nogh niet en waren. Nu het woord Tehoom, alhieraf- grond, werd by Robbertfon vertaalt, niet alleen door een plaatfe, die veele wateren bevat, maar door defe veele wateren felve: foo &m.PfalmXXXIIL 7, By fielt de afgronden in fchatkameren; alwaar de afgronden voor wateren , Iii ° en
|
||||
m XX. Β E 5 C Η O U W ï Ν G E.
en de Schatkameren voor deplaatfenfelfs, diefebevatten, fchynengenomen te
«loeten werden j en kan dit uit meer andere plaatfen getoont werden: liet Polus over deiè woorden. Waarom de Opperfte Wysheit hier fegt: Ik was geboren als de groote vergaderingen der wateren, rievieren <> en zee'n, noghnieten waren. Nu op dat niemand mogte antwoorden^ dat ook de bronnen voor deiè water-vergaderingen waren* fegt Sy voortgaande: ïk was geboren, als nogh geen fonteinen (of bronnen) waren [waar van water, die defe rieviereri ■uitmaken en de zee vervullen. Verder, dewyl de bergen en heuvelen de werktuigen fyn om de wateren tot defe bronnen te verfarnelen, gelyk te vo- ren getoont is; klimt Sy weder hooger op in het 2;f. vers: ΛΙ eer de bergen ■ingeveflet waren, voor de heuvelen was ik geboren, die oorfaken van de(è bron- nen fyn. En, om dat de bergen en heuvelen weder voor haar aarde en vel- denVereiichen, waar op fy ingeveftet ibuden kunnen werden ; doet Sy we- ider daar by vers 20*. Hy en hadde de aarde nogh niet gemaakt, mgh de velden. ■Eindelyk om dat deiê laatfte, en de ganfcfae wereld uit kleine deeltjes of liófkens beftaan, waar voor Sy niets geichapen ftelt te fyn, en welke Sy daarom fegt een aanvangh gehadt te hebben; om alle tegenwerpinge wegh te riemen, en te toonen dat iy voor alles was, (als ColloJ/èns. I. 17.) dat ge- fchapen is, en dien volgens van èeuwigheit; beiluit fy , met defe alles be- grypende woorden: Hy en hadde nogh den aanvangh der flofkens der wereld niet gemaakt. ' ■ .·: · * Dewyl nu dègeduurige te rugh opklimmende trappen van defe uitdrukkinge
fchynen aan malkander gehegt te fyn; foodamgh, dat de eerfte telkensop- %gt. tot het volgende, als tot fyn werktuigelyke of ftoffelyke oorfaak; fiet men dat den aanbiddelyken Spreker de bergen alhier ook de oorfaken van de bron- nen der rievieren ftelt te wefen. En is daar en boven uit defe opklimmange klaar, dat alle defe faken, Welke de Opperfte Wysheit tot dit bewys gebruikt (.alseerfi, afgronden en rievieren ,ten tweeden, fonteinen en bronnen, ten derden, bergen en heuvelen, ten vierden, aarde en velden, en tenlaatflen, den aanvangh der ftofkens der wereld5 in een reghte order boveu malkanderen gefchikt fyn, en derhalven de Wysheit, waar mede dit gefchreven is, vertoonen. §,,71. Tot dus verre nu de rievieren in haren oorfprOnkaangemerkt hebben-
de, indien wy nu ook derfelver meenighvuldigheit, der felver.grootheit, en de" ondenkely|ce rneenigtè van wateren befchouwen; welke foo veel duifenden van jaren langh, fonder ophouden door defelve geloopen hebben, om de jnwoonders der aarde op foo veele en verfcheidene manieren gelukkigh te ma- ken: moet aaneen yder, wie hy ook fynmagh,denootfakelykheitvoorko- men van feer groote en diepe, ruimtens^ daar dcie magtige rievier-waterëft Mgh in kunnen vërfamelen, en plaatfe vinden, om 'niet al het dröoge teöver- flroomen. ώί] ' olfc' '.·'■" : - - % ' . Is dit nu weder,by geval foo toe gekomen, dat in den Aardkloot foo on-
grondelyke afgronden,die de ganfche zee bevatten, ukgeholt fyn.?in welke |
||||||
··
|
||||||
•
|
||||||
'M O Η £ ^WanhetWatm % 3 3XX 4$y>
A^ricviêrèn hare #atdrêri kunnen uitftorteffl} <Ü fonder welke aüe konftetï
magt, die aan den Aardkloot en de daar op fy®de planten en dieren tekoil gelegt was, te vergeefe foude wefen. §. 72. Laat nu een ongelukkigh Atheift, deiè groote vergaderinge der
wateren, defé foo wydt uitgeitrekte zee'm met ora befchouweny en ons leg- gen, indien defMve niet als uit varfche wateren beftonden:, welke uit allede rie vieren en regenen in defelve nedervallen ·, of hy feMs kan denken, dat 'er eenige mogelykheit foude wefen, om defelve, na foo veel eeuwen aan de werkinge der lugt en de hitte der fonne bloot geftaan te hebben, van beder- ven en itinken te bewaren. Laat hy met ons dien volgens figh voorftellen, indien fulx gebeurde, hoe uit foo ftirikenden poel de ganfche lugt foude be« fmet werden, die rontofn den Aardkloot is $ en oorfaken tot ontelbare ver- nielende fiektens gegeven werden. Laat hy figh de onbequaamhek van^de ganfche zee verbeelden, die in dit geval in iyne bedorven wateren naulyfcs een vifch foude kunnen in het leven bewaren. Moet dan nu al wederom het geval of yets dat niet weet, dat of hoe het werkt,daar de eere van hebben ? dat j ui ft in defen kolk foo veel fout, of groeit, of geplaatft is, dat het alle de daar in loopende foete wateren tot een pekel maken, en van bederf be- waren kan, en in veel plaatfen het bevrieien der zee-wateren beletten, 't Geen: anders foo ligt als in foete wateren gefchiedende> dezeeopveeletyden onbevaarbaar maken, en veele fchepen in de zee ophoudende, ontelbare men- fehen van honger foude doen vergaan. ι : ^ En dewyl niemand eenige nootfakelykheit daar van kan toonen, dat het
fout meer aldaar, als op andere plaatfen is·, vermks men ook buiten de zeê Mynen vint, daar het in groote meenigte gevonden werd, Söo leeft men dat 'er fout uitgegraven werd, in Polen, in Tranfihanien, in Tyrol, Bifpan- jen-, k\em %fien, Perfien, in plaatfen by de Cdjpifche zee:, welk iaatfte door geheel Rusland vervoert werd j in Cuba is een bergh van fout, en het Ei- land Ormuz in den Perfifchen Inham werd gefegt ten grooten deele uit fout te beftaarïj in gznfch \dfrka gebstiikt men uitgegraven iout -, in Peru,is daar van eéh oriuitputtelvke Myne ·, in het Ryk MafuHpatam in Indien, werd het in foo groote meenigte uitgegraven, dat alle Indianen het felve vandaan halen. ( Siet hier van breder Fareni Geographm Lik I. Cap. XL §. i.). Kan men dan egter, daar men met regt het fout onder de Myn-ftofFenen
voortbrengfels der aarde fchynt te moeten ftellen, die groote weidaat, Wel* ke hier door aan de ganfehen Aardkloot gefchiet, om dat ook de ganiche ze© daar mede vervult- is f aan gevallige en onwetende oorfaken toefchryveni Waarom, als men pekel op yleefch fiet ftaan die het felve van verrotting© bewaart, oordeelt men niet', dat het fout daar in by geval gegtoeit* of an- ders gekomen is ? §.73. Indien dit nógh niet genoegh is om een ongelukkigh Schepfel iy-
ocn Godt te doen fien ·, lal een Ohgodilt ten miniten moeten bekennen,^ Iii ζ een
|
||||
■·,
|
|||||
4?6 * XX. BE SC HOUWINGE.
een méenigte van landen door het water van hare rievieren foude onbewoon-*
lyk gemaakt en overftroomt werden} indien niet de groote zee rontom de aarde befpoelde, en ('t geen hier verwonderlyk is) niet groote takken, ar- men of inhammen uit defelve tuflchen de landen heenen gefonden wierden, om (behalven andere gebruiken) ook#het water der nederrtortende rievieren in haren fchoot te ontfangen, en riet felve met de groote en foute zee te mengenj om op nieuws ftoffen tot dampen en daardoortot regenen en tot de volherdinge van den loop defer rievieren te geven. Waar bykomt, dat dit geheele geftel en groote werk nogh vergeefs foude fyn, indien de aan de zee en defe inhammen grenfende kuiten niet lager waren, als de binnen lant- ièhe en van de zee afgelegene geweften. Sal nu weder een beklagelyk On- godiil defe foo ontfachelyke order" (waar aan de fchikkinge van den geher len: Aardkloot gehoorfaamt en onderworpenis) kunnen oordeelen bygeval en fonder eenigh ooghmerk voortgekomen te fyn? niettegenftaandehet heil en de behoudeniiTe van geheele Natiën daar van afhangt: Om een voorbeelt të geven^ Ik late aan yder, die redelyk isendeWys-
heit van den grooten Regeerder nogh niet en kent, felfs te oordeelen j inge- valle dien ontfaehelyken arm van de Noord-zee, welke Ooft-zee genoemt werd, tuiTchen een groot getal van landen, niet gelyk als uitgeftoken of mét wysheit uitgedolven was, om ook de rievieren en alle hare aflopende wateren aldaar te ontfangen (welke Varenus uitftekende in grootheitnoemt) met hoe veel moeite defelve eenen wegh na de zee fouden hebben kunnen vinden: en hoe veel landen door der felver water onbewoonbaar fouden ge- maakt werden, indien de nauwtên van de Zundt, van de groote en kleine Belt geflopt waren, en alle de Rievier-wateren in at Oofl-zee konden op- houden. ; , φ-. Het felve foude gefchieden indien de foo heerlyke en ryke kuften van dien
grooten Inham, de Middellantfche zee, die iigh foo verre uitftrekken, niet foo kagh waren, dat de Rievieren door haar fwaarheit derwaarts konden loo- pen: die hare foo magtige ftroomen^ als in een daar toe byfonder gefor- meerde leegte, van alle kanten ontlaftenj welke in de Kaart- en Land-Be- ichryvers kunnen nagefïen werden. r,; .^ Om defe redenen vint men de vaart door de Dardanellen by Conftantinopo*
ïen moeyelyk te fyn door een ftroom, die veroorfaakt werd door het af- lopen van foo groote Rievieren, als den Donauw, den Nieper, of Boryflhe- ?teS) ook den Tanais óf Don en andere, die hare wateren door defe nauw- te uitwaarts brengen. Siet dit aangemerkt in de Navigatie van Robhe·, Alle f eic wateren nu fehynen iigh eindelyk door het nauw van Gibraltar in
den Oceaan te moeten ontlaften ·, en gelyk by de Dardanellen ook aldaar een ge-"· dürigen ftroom uitwaarts te moeten niakenjindien men anders volgens het voor- gegeven voorbeelt, redeneeren wil. Maar
|
|||||
ν .. --. -
|
|||||
Fan het Water. 437
Maar met veel verwondering h is my voorgekomen het geen een van de
eerfte Zee-Officieren van den Staat, die meenighmalen dit nauw van at Straat gepaffèert was, my de eer geliefde te doen van te bengten* namelyk, dat (behalven de bekende ftroomen in de Middellantfche zee, die by de Barbari- / ^ iche Kuil ooft op, en aan de over fyde weftwaarts loopen } het een bekende ondervindinge was by alle zeevarende lieden} dat na alle waarfchynelykheit een gedurigen ftroom door het nauw van de Straat, uit den Oceaan inne- waarts loopt. Het geen af te nemen is, om dat, wanneer men na ,de Mid- dellantfche zee wil varen., dit nauw altyd tegen de wind met laveeren kan gepaiTeert werden \ dogh dat men in het uitvaren van de Middellantfche zee feer felden met een tegenwind laveerende in den Oceaan kan komen, im- mers niet dan met veel meer moeite en tyd. En wanneer ik aan fyn Wel Ed. vraagde, waar men dan dagterdatdiefoo
grootc meenigte van figh in defe Middellantfche zee fonder ophouden ■ ft-or- tende riever-wateren verbleef}· welke geenen anderen uitgangh fcheenen te hebben als door defe engte} geliefde den felven Heer my te antwoorden, dat het te voren gefeide een gewiiTe ondervindinge was: en dat eenige ge- loofden, dat of de hitte der fonhe defe wateren uit de middellantfche zee dede uitdroogenj of dat fommige dagten, of'er in de gewopnlyk genoem- de Golf van Narbone of elders niet wel eenigq»onderaardfche openingh in de * grond der Middellantfche zee figh mogte bevinden} waar door deièlve defe ontfangene wateren lofte} immers, dat het by ervarcntheitbekent was, dat'er, een ongewoone beweginge van de zee-wateren in defe Golf boven alle andere plaatfen waargenomen werd. , i; , Het iy nu dit of yets anders de oorfaakis} waarom de Middellantfch zee$
die na de ooft zyde en van rontomrae de wateren van foogroote rievierenen van de weft zyde die van den Oceaan fonder ophouden ontfangt, in foo veel eeuwen niet foo verre opgevult is geweeft, dat de daar aangelegen landen daar door overflroomt fyn: dit is immers waar, dat de Goddelyke Voorfie- nigheit figh hier op een verwonderlyke wyfe vertoont} enfchoon al een onge- " 1 lukkigh Ongodift daar door niet geraakt wierde,egtèr aan yder die des gro- ten Makers hand in de Schepfelen erkent, een overtuigend bewys oogen- fchynelyk doet, dat Hy aan geen nootfakelyke Natuur-wetten gebonden is, en alles na fyn welbehagen magtigh is uit te voeren} doende in foo klein eenen hoek van de wereld, als de afgelegentheit van de engte der Dardanelk ïen van die van Gibraltar bevat, een foo groote en gedugte fake, als*het plaats maken voor den inloop van foo magtige rievier-wateren is , op twee verfcheidene en foo ontfachelyke manieren gefchieden. ^ iéit Ontallyke foódarïige wonderen foude men uit de natuurlyke Hiftorien van
de zee en andere ilroomen hier kunnen bybrengen> die yets meer, als het geen men aan een geval of onverftandige oorfaken kan toefchryven,aan alle, die redejyk fyn, vertoonen. Men lefe daar over de Aard-en Zee-Bcfchryvers lii ι nas .
|
||||
0 XX. Β Ε SG EOU WINGE,
na; dewylallesitad te baten* een werk fander einde foude makei*. "
§ ï 74, DoghOEEïdiat wy Mm breedt genoegb ge weeft fyn jlaat een Ongodi H met
ons verder ga&n ·> en fien, hoe de zee niet alleen deganfche wereldomringt, om (gelyk gefegt is) ook aldaar de verfche rievieren te ontfangen5 endefel- ve ,* tot fy weder dienften kunnen doen, door haar fout van verderf te bewa- ren : maar ook, hoe defelve het eenigfte middel is, waar door de koorinian- fchap met gemak kan gedreven werden* en elk deel van den Aardkloot, dat het geluk heeft van by defelve gelegen te fyn, alle de voordeden en aan- genaamheden van de alderafgelegentfte landen door de fcheepvaart genieten kan. Soo dat den grooten Schepper niet alleen voor die digt aan de zecj maar ook voor die verre te lartdewaart in woonen, door Riévieien,en door- den Oceaan tufTchen de landen, (als aan de Ooft-zee en Middellantfche zee te iien is) veele mylen verre te doen; inbreken, heeft gelieven fofge te dra- gen. Om een exempel te geven i was het tot nogh toevandefenGodtgefêgend
Holland van onvrugtbare landen en barre heiden omringt 5 en moeite het met het geene fyn eigen gront en landftreekverfchaft, fyne Inwoonders voeden j miflehien was 'er geen ellendiger hogh gebrekkelyker geWefl: in ganfeh Eu- ropa te vinden: daar men nu door de zee alleen, alles war tot vöedfel, toe verkwikkinge en tot cieraadt, iii'^c oude en nieuwe wereld gevonden werd^, in overvlöet aan het felve toegevoert fiet. Kan nu een Hollander oit de zee aanfchouwen,enriiet op fyne verpligtinge, aan die fe gemaakt heeft, denken? §. 75% Was *er geen zee, welke machines foude men moeten hebben?
welk een kragt van een onnoemelyk getal van menfehen en heeften was 'er van noden om de latten, die een Retour uit Indien, ©f een Óofterfehe vloot hier te huis brengt, te lande foo verre van daan tehalen? te meer, als men landenvan- andere én van vyandelykc^ffomlnige, gelyk de Arabiers,-op roof levende volkeren moeite doorreifën, en tot lyn befchermingéfoo groo* te fwaarten van kanon, en andere öorlogs-en monds-behoeftenmet figh voe- ren. Daar nu aeCe foo grootë en.dit alles bevattende gevaartens, foo fware fchepen, foóMgt van de zee gedragen Werden} dat een klein windje die'\mê doen voortgaan', en foo groote reifenin weinigh tyds met foo veel gemafc doen afleggen. l + Indien een Atheift dit nogh al fégt dusdanigh fönder eenigéwysheit ge-
fchikt te fyn} men toone-hem een toegerakeh en met foo veel géfcfrut geladen oorlbghfchip, of een Ooft-Indifch vaarder \ envraagehem watmiddereris, om foo fchrómelyk een fwaarte in foodanigh een ftant te fetten, fortder 'wa'w ter of vogt daar toe te gebruiken, dat het met een kleine kragt kan vöortge1- dreven werden. Het eenige antwoord, indien hy al een ervaren Wis-kon- ftenaar is, het welk' hy daar op geven kan j is, dat foodanigh een fchip door een genoegfaam^ tegen wigt moeftgebalanceért Werden} in Welk geval het als dan door een kleine overwigt foude kunnen bewogen werden. Gelyk, wan-
|
|||||
•
|
|||||
ι
|
||||||
Wan'nèdr het felve door een keten of touw aan ;een flinger, of aan een
arm van een balance, welkers anderen arm met een gelyke menigte ponden nedergedrukt wierd, gehangen was; of op diergelyke andere manieren, die een Mechanicus figh miflehien foude kunnen verbeeldenj maar waar van het ook feker is, dat onder alle,bekende ftoffen geene genoghfaam in kragt fóuden te vinden fyn, om aan defe ondervindingen tot werk-tuigen te kun* lien'dienen i veel minder i dat men de alderminite gedagten foude .kunnen maken, om op defe wyfe dit fchip van hier in Indien te brengen; d'Sï Indien nu in defe tomftandigheden van faken y mand aan hemfeide j dat hem
een wyfe bekent was, op welke foodanigh een groote fwaane eenage hon- den mylen verre geduerigh in even wigt konde gehouden werden, fonder óit buiten dien fiaat te geraken \ in welke ■ het τη eiseen'feer kleine kragt wer* waarts men wilde, volgens alle ftreken van het compas konde bewogen werdeh. Boude hy-ook dervefi leggen, als'defe iulx -nmhëm foy 'ondervin- dinge toonde, dat hy fönder wysheit dit uitgevonden?hadde? Enkanhy dan nogh hartnekkigh ;genoeg fyn, om ftaande te houden, dat de zee en wate- ren, die alleen bequaam fyn om fuk te doen, by geval en_fondereenigh ver- ftantdefe eigenfehap verkregen hebben ? waar door een foo ondenkelyk ge- wigt van geheele Sc-heeps - vloóten fonder toedoen van eenigh menich, in eenoriophoudêlykbalancement, rontom denganfchen ^Aardkloot kunnen ge* houden, en alfoo, waar heenën men wil, met een feer geringe kragt van wint of fomtyds van riemen gevoert werden. §.76. Hier was het tyd, om de onuitwiffelyke voetftappen van een Aan-
biddelyken Schepper middagh klaar teto'onen j en de- by alle meer verwon- dert, als nogh in haar wyfe van -werken verftaan werdende wetten der wa- ter- wigteenighiints op te halen ? het geen wy daar na op fyn plaatfe hopen te doen. Ën dié het leeft, gelièyeOm van de wysheit en raagt desgrooteri Makers merverbaaftheit felfs-overtuigt te ^kunnen werden, 't ^een daar ge- fegt is, ook hier tot de Icragten der zee toe te pallen. Om'er dan yets te defer plaatfe van te feggenj foude men kunnen oordee-
len, dat 'er geenwetenfchap toe vereiit wierde, om een van de grootfte oor- lögfchepen, door middel van eenige weinige tonnen water, die in fwaarheic daar niet by te vergelyken fyn § öp te ligten? En egter ishet blykelyk, dut falks gefdiiedet kan, indien -een dus ganfch toegüruft Schip, dat zo voeten ih zee diep grngh, op ;het drooge ftönde, :en om het felve een bak of iluis van 21 voeten hoogh gemaakt wierde ·, foo dat 'er over al maar de wydte van een halven voetofvry minder ruimte buiten dit ichip en den bak gelaten was. Wantingevalle men defe tuflehen-'pkatle tuflchen het fchip endden bak (die meer of minder als een half voet wydt fynde feer weinigh water foude be- vatten) vol zfee-water goot tot'boven toêj weet'yder, dat defe foo kleinequan·· titeit waters in defen ftand gëftelt fynde'i een loo fchromelyke.fwaarhek van dit geheele ichip foude opHgten'endoeiiidryv-en, .· ' , , |
||||||
*
|
||||||
440 XX. BESCHOUWINGE.
Niemand gelieve dit aan de ligügheit van het hout fejfë-toe te fehryvenj
als of het water hier in weinigh werkfaam was:dewyl wy hier na* onder de wetten der water- bewegingen, het tegendeel ondervindelyk hoopen te too- nen.
Kan dan een menfch van reden nogh foo beklagelyk blind fyn, daf hy in
dit groote gewelt van foo verbaaftmakend een kragt, als het water in de- fen doet, en die egter foo volftrektelyk nodigh was, indien 'er een eenigh fchip foude kunnen varen, geen wysheit van den Schepperlienen kan? Kan een los en dom geval, een geheel onwetende oorfaak, oit een van alles en van figh fclfs onbewufte ftofFe, gelyk het water is, foo net aan de regulen van de wiskunde doen gehoorfamen? dat eer defelve daar in*het minile van afwykt, fy onbegrypelyke wonderen doet. Dogh daar van yets, meerder hierna.. ■ . .:■;.■.■ f Immers, indien ymand, by het opkomen tjer vlooten, een groote menig-
van fchepen by na naait malkander voor Amfterdam fiet leggen > enhoefon- der eenigh blykelyk gewelt te doen, foo weinigh water, een foo verbafen- de laf\van foo veel fchepen foo ligtelyk draagt} en defelve in evenwigt hou- dende^ door een onvergelykelyk kleinder kragt ha alle kanten bewegelyk doet fyn. Verder, indienhy daarenboven figh voorftelt, foo eens dit water weggenomen was, en alle die Schepen op het,drooge faten; wat toeftel, wat machines, wat geweld van ontelbare menfchcn of paarden wei foude vereiit werden, om defe alle een roede verre uit,hare plaatfe te brengen: moet het hem niet als een onbegrypelyk wonder, voortkomen? dat een van alles onwetend water, dien-verfchrikkelyken laft, foo ligtelyk als op fyn ruggetorft, en alleen met een fagten ftroom defelve honderden van mylen verre kan weg dragen. íúøøÇ 't iwHli'-i^ JÏÏ1 :■·; (Hi^taj'^iU ■ ■*:-'; Ik ben hier in wat breder geweeih om/jat, indien ergens een verfchrik-
kelyke Magt, en aanbiddelyke Wysheit van dien.Godt, die de wereld ge- fchikt heeft, figh vertoont, dit alhier op een ganfeh wonderlyke wyfe ge- fchiet. En fchynt my defe onbegrypelyke kragt des waters (waar door het felve foo onbeweeglyke fwaarheden, als in fyne hand houd,} en aan de men- fchen aanbied, om na haren wille, werwaartsfy begeren, gebragt te kun- nen werden) als defelve by een twyffejend Philofooph maar wel begrepen is, alleen genoegh te fyn, om het aanwefen van een Q$>dt, die vreeflelyk van Magt, en groot van Wysheit en goedertierentheit is, aan haar onwe- derfprekelyk te betoogen: ingevalle fy alleen figh van die o.nbefonnen manier, waar door de gewoonte haar alles, en felfs de grootfte faken fonder opmer- kinge doet aanfien, ontdoen, en op foo wonderlyk een w^rk waardighlyk opletten kunnen. . — i \ §■ 77· Kan nu ymand, die van eerflge edelmoedigheit is, nogh denken,
dat hy geen verpligtingeheeft, aan dien Godt? welke den ganfehenbewoon- den Aardkloot met defe wateren omringt, en defelve over al doet tegen-· woordigh
|
||||
'í ñ Æ, 1 ' Fan hêt'Erakf\: Æ Æ. 441
woordigh en in een geduurige gereetheit fyn, om door haar fbo geweldige
kragten aan de menfchen dienftbaar te wefen: laat hy met ons een voetftap verder treden, en dien op foo veel plaatfen ondoorgrondelyken afgrond en diep- te der zee befchouwen. Het was den grooten Schepper niet genoegh defel- ve tot alle voorgaande gebruiken in haren ftaat te bewaren; maar op dat ook defe groote ruimte van wateren, van zee en rievieren niet ledigh of fonder verder gebruik foude fyn; en defelve foo wel door hare diepile kolken, als door haar wyd uitgeftrekt opper-vlak, de aanbiddelykheit van haren Maker, aan yder, die oogen heeft om te fien, foude doen blyken 5 heeft het (op dat, indien een beklagelyk Godtloochenaar onder'foo veel heerlyke bewyfen van fyne Magt en Wysheit nogh verhard gebleven was, hy door defe ten min- ften bewogen mogte werden om iynen grooten Weldoender te erkennen.) fyne Goedertierenheit gelieft, defelve met foo ontelbare foorten van viiTchen en andere zee-dieren te voorfien; door welker meenighvuldigheit foo veel menfchen gevoed werden; foo dat (y felfs gedroogt fynde voor brood ge- bruikt werden , daar dit laatfte niet als met groote moeiten en koften te kry- gen is. Om alhier van de onnoemelyke verfcheidenheit defer viiTchen niette fpreken, door welke aan de verfcheiden luften en verkiefingen van foo veei Éeters voldaan werd ; /komt dan de zee ook in dit geval met alle fyne vif- fchen aan ymand nogh voor, als fonder wysheit en voornemen gemaakt fyn- de ? foude een Atheift nogh kunnen feggen ? daar hy en alle land-dieren niet een quartier uurs fonder fterven onder het water foude kunnen verblyven , dat geen wetenfchap daar toe vereift wierde, om aan foo veel dieren die geftelt- heit te geven, dat fy onder het water leven, en in foo grooten getal voort kun- nen teelen: en gelyk andere dieren in de lugt, fy in het tegendeel alles in het water vinden, dat tot haar onderhoud van noden is. Die nu nog in dit alles geen beoogt einde des Scheppers merken kan-, laat hy nogh veder gaan, en fien, hoe de oogen der vifTchen' van die der land-dieren daar in verfchillen; dat de eer- fte alleen onder water, en de laatfte alleen in de lugt een net gefigt geven kunnen. Laat hy haar geftel en maakfel aanmerken, dat klaarlyk toont alle hoedanigheden te hebben om fig in het water op te kunnen houden.Laat hy, dewyl eenige in fout, andere in foet water alleenlyk kunnen leven, hier met verwonderingh befchouwen, dat voor de eerfte door de zee, voor de laat- fte door de Rievieren en foete binnewateren forge gedragenis. En indien hy van het opfigt, het welke de viiTchen en het water tot malkander hebben, yets meerder gelieft te fien; laat hy het geen hier na ontrent de viiTchen volgen fal,naflaan j en het felve met het geen hier van de zee gefegt is, ver- gelyken. $.78. Indien nu , na dit alles geilen en verftaan te hebben, ymand nogh
kan feggen onovertuigt te blyven van de Wysheit van een Wefen, Dat dit alles gemaakt heeft; laat hy figh felfs onderfoeken, of hy daar van ook wel wil overtuigt fyn, ofte niet. is het laatfte waar, kan men niet anders als Kkk fyn
|
||||
442 XX· BES C HO UWINGE.
fyn aldemmpfaligften ftaat beklagen. Maar indien hy, tegen fyn eigen wil
en betragtingen aan, figh nogh onoverredelyk bevintj fchynt my geen raadt heilfamer voor hem te fullen wefen, als dien Godt, van Welke hy wenfchto- vertuigt te mogen fyn, in ootmoedigheit te bidden j dat het Hem dogh gelie- ve fyne ftudien, die hy in de befchouwinge van fyne Schepfelen aanwendt, voorfpoedigh te maken} en hem de magt te geven, om fyn aan wefen uit Sy- ne werken met foo veel geruftheit en overreaingh te kunnen befluiten} als hy in figh bevint, wanneer hy uit het fien van een konft-werk, uit een wel gemaakt Horologie, een gemakkelyk Huis, een toegeruft Schip enz. vaft- itelt, dat dit van een verftandigh Wefen tot fekere einden gemaakt is. Wel- ke maniere ik weete in feker groot, dogh ongelukkigh Phüofooph, in fyn laatfte en doodelyke fiekte gefegent ge weeft te fyn. §. j(j. Om egter nogh yets meerder hier byte doen, het welk aan ymand,
die niet volkomen verhard is, een onwederfprekelyk bewys van een Godt, die de zee beftiert, fchynt te moeten geven. Is het by ymand fonder de al- dergrootfte verwonderingh aan te fien ? dat foo groot, foo wydt een plas, foo een verfchrikkelyke meenigte van wateren, het drooge en inibnderheit foo lage landen, als waar uit ons Hollandt beftaat, niet enoverftroomt {de- wyl 'er foo veel faken fyn, die het felve onmydelyk fchynen te maken; ten fy een grooter magt en wysheit daar in voorfien hadde. Om dit te toonen,
1. Laat ymand feggen, hoe het mogelyk is, daar de foo ontelbare en on-
der die foo groote Rievieren, (Siet Farm. Geograph. van de Rievieren §.ij.) een foo ondenkelyke magt van wateren, nagt en dagh geduurigh in de zee Horten j en foo veel eeuwen langh fonder ophouden daar in volhard hebben 5 dat de zee niet vol geworden fynde, uit fyne palen gevloeit is en de landen overftroomt heeft. Onbegrypelyk was dit voor een yderj ten Cy alle defe wateren, den voren
al getoonden omloop gedurigh waargenomen hadden. Waar door het gee- ne de zee door de Rievieren vermeerdert, onder de gedaante van dampen door de hitte der Sonne in de lugt opgeheven werd. Welke figh, immers ten grooten deele, op de toppen der bergen vergaderende, of in regen nederval- lcnde tot beeken werden, die defelve rievieren door haar veriamelinge weder uit- makende, dus haren geduurigen oramegangh van het drooge na de zee, en van de zee door de lugt na het drooge rufteloos volvoeren. §. 80. Met uitdrukkelyke woorden werd defe Circulatie der wateren, en
<3e wyiê, op welke de zee na het inftorten van foo veel magtige ftroomenin volheit defelve blyft, door Godts Geeft afgemaalt. Predik. ï.j. Alk de beken hopen in de zee, noghtans word de zee niet vol, daar de beken heenen gaan, der- ivaarts gaande keerenfy weder. Dat is, het fyn defelve beken en wateren, die te voren in de zee gelopen hebbende, nu weder na de zee keeren. Of hier nu alleen van defen omloop gefproken werd, die door de wer-
kin-
|
||||
.ί Ι ^iVan het Water. \ 445
lunge der Sonne gefchiet, om dat defelve in het voorgaande vyfde vers eerft
gemelt is; en in het fesde vers, den ommegangh der winden daar op volgt; welke by veele ook van de Sonne afgeleit werd; foo dat men hier deie be- wegingen van winden en beeken, als twee uitwerkfcls van de Sonne moet aanmerken: dan of in dit fevende vers ook een anderen omloop der wateren moet verftaan werden; om dat de zee-wateren in onderaardfche kolken in- gegaan fynde, door de daar onder figh bevindende vyeren, gelyk in Chymi- fche deftillatien, opwaarts dampen; en boven wedertot water werdende fon- teinen, beken, en rievieren veroorfaken; fullen wy hier niet verder onder- foeken. Het fy daar mede, foohetis, den eerden omloop, die door de fonne geichiet, is door ondervindinge openbaar; waarom wy defelve alleen hier bygebragt hebben. En als de andere bewefen is dus tefyn, kan defelve hier by ge voegt werden. §. 81. Ik vrage nu aan een Atheift, of hy boven al het andere dat van de
zee gefegt is, ook dit oordeelt fonder eenige beftieringe dus te gefchieden 5 en dat al het geene wat tot defe groote Circulatietegenwoordighdient,fon- der eenigh beoogt voornemen, dit foo bequame famen-ftel gekregen heeft. Waarom droogt de zee: door de Sonne niet uit ? waarom vermeerdert fy niet door de rievieren? 't geen beide de ontwyffelyke verwoeflinge, immers de grootje ellende van den ganfchen Aardbodem foude mede brengen. En hoe komt het, dat de hitte der Sonne in die jufte g-raadt figh foo veele eeuwen langh bevonden heeft, dat de zee altyd de genoegfaam felfde meenigte van wateren bevat? fonder dat men oit eenige merkelyke vermeerderinghofver- minderingh daar-aan heeft kunnen gewaar werden. En na veel diergelyke vra- gen, die men hier ten felven einde kan doen; is het voor een redelyk men- iche denkelyk? dat een blinde en onwetende oorfaak, een geval, dat alleo- genblikken op een andere wyfe werken kan, de beftieringe daar van gehadc heeft : en een foo ontallyk heir van foo veel millioenen water-deelen aan foo vafle, en tot het wel-wefen van die het Aardryk bewoonen, foo nodige wetten, foo veel duifenden van jaren langh, fonder oit daar van af te gaan, beeft doen gehoorfamen; en na de zee, daar fy van daan gekomen waren, wederkeeren. §. 81. Soo ymand nogh meerder bewyfën van een blykelyke heerfchinge
en beftieringe des groöten Scheppers over de zee-wateren gelieft te fien, laat hy de dyken van Noort-HoUand ©inwandelen 3 en daar merken op hoe veel plaatfen het Zuider-zee-water hooger ftaat, als de landen die binnen gelegen fyn. Laat hy verder de fmalheit defer dyken in vergelykinge van die foo groote wydte der zeer die tegen defelve aanftaat, befchouwen; laat hy de verbafende kragt, welke de zee doen kan, in agtinge nemen; waar door fy, fchoon ganfch vol fchepen leggende, dat onnoemelyk gewigt van die alle foo ligtelyk draagt; en door de minfte roeringe van haar felfs, die kan oplighten en bewegen, Soude, indien aan hem de wetten, daar den Kkk 2, groo-
|
||||
444 XX· Â E S C HÓ ÜWINGE,
grooten Regeerder defe woefte water-plas na doet lüiileren, niet bekent wa-
ren, het hem als een geduurigh en onbegrypelyk wonder nevens foo veel an- dere menfchen,die men dus met regt daar van hoort fpreken5nietmoeten voor- komen ? dat defe foo kleine dykjes in opfigt van het daar tegen-ftaande water, niet overlange door déflelfs fwaartc weggefchoven fyn* en het naaitleggende land tot een zee gemaakt is. Immers fchynt het hieruit, dat 'er een veel meer als menfchelyke hulpe van noden is,om dit land voor overftroominge te bewaren. By voorbeelt %ab. XIV. Fig. 2. laat ons AB als de breedte defer Zuider-zee
begrypen, die, foo men wil, gepropt vol fchepen legtj welke door haar by na onuitdrukkelyke fwaarte het water na alle kanten uitwaarts perfTeni laat AC en BD de dyken fyn (die wy hier maar in hare hoogte door een linie af- beelden) welke het water beletten over de binnen gelegen landen IK te lo- pen. Indien men nu de lienie CB trekt, is het blykelyk, dat al het water in Á CB tegen den dyk AC foude aanperflen; ingevalle de wateren in haar fwaarheit defelve wetten obferveerden, als de vatte lichamen. Laat nu y- mand figh voorftellen, dat dit ganfche lichaam ABC van hout, en déflelfs ganfche boven-vlak Á  met groote en toegerufte Oorlogfchepen bedekt is, gelyk alhier het water onderftelt werd te wefen. Indien nu defen grooten fwaren klomp foo gladt en fonder eenige vryvinge of tegenftant, langs de fchuinte  C konde nederwaarts glyen, als dit water kan doen} en defelve alfoo tegen defen dyk Á C aanperite; behoeft men niet te vragen, of defen dyk een uur foude kunnen ftant houden. Nu, dewyl het water ontegenfprekelyk fwaarder, als hout is3 blykt het
dat de ftilftaande zee meerder geweld op defen dyk foude moeten doen, als het hout ABC: indien anders de wateren volgens hare fwaarheit op defelve wyfe werkten, als dit groote lichaam foude doen: en by gevolge, dat geen land ter wereld, dat beneden de zee legt, door dyken foude kunnen bewaart werden. Laat nu den alderfpksvinnighilen Godtloochenaar ons eens feggen,op wat
wyfe hy niet alleen een gevallige famenloop van deelen , of uit onknndige Natuur-wetten , maar ièlfs uit al fyne, foohooghby hemgeagte, wysheit en philofophie, die fchikkinge van water-deelen kan afleiden j en die wyfe, waar door het water, fchoon fyn fwaarheit behoudende, egter in fyne per- fingen foodanigh gebreidelt werd; dat het figh door foo enge hoogtens, als onfe dyken fyn, laat dwingen binnen fyne palen te blyven. Om 'er hier yets van te feggen, (dewyl daar na yets meerder daar van
volgen fal) is dit fonder wysheit foo gefchikt ? Eerfli dat de ganfche zee Á Â CD lOb.XIf.Fig.z, beladen metdatover-
groote gewigt van foo veel Oorlogfchepen, hoe veel mylen fy ook breedt magh fyn, niet iterker perft: tegen den dyk AC} als een kleine, dogheven diepe, graft Á E doen foude; die niet meer als eene roede, en vry nogh veel minder, breedt was. - Waarom-
|
||||
Fan het Water". 44j*
Waaromme, fchoon den dyk AC van dun glasalleenlyk beftont,degan-
fche zee Α Β C D dooral haar periïïnge het niet en foudedoen breken; indien al- leen agter den felven dyk in G Η CA een watertje van een voet in GA breed r, op defelve hoogte met het zee-water, konde gehouden werden. Dat nu dit waar is, weeten de Hydrofiatici, en fal namaals breder getoont
■werden. En is het felve de eenige oorfaak, waarom een ganfche met dui- fenden van fchepen belafle zee, indien fy ftilflaat, en niet te hoogh is (ver- mits door de hoogte en niet door de breedte defe kragten alleen vermeerde- ren) dik wils van een ilegten dyk, die maar digt is. itaande gehouden j en Γ00 veel landen van onderlopen, en menfehen en beeften van verdrinken be- waart werden. §.83. Maar indien ymand nu verder gaat, en dien verfchrikkelyken zee-
jkolk, in fyne woefle bewegingen oit befchout heeft j wanneer hy door flor- men beroert, of in fyn vloeyen tot ongelooffelyke hoogtens flgh verheffen- de, al het drooge dreigt te verflinden en over te ilroomen. Soude hy ook kunnen denken j dat het alleen by geval en fonder wysheit is, dat foo ra- iènde golven van dien vreeifelyken water-hoop tot. noghtoe binnen hare pa- len gehouden fyn? En die oit met een aandagtigen ernft op dit alles gelet heeft, moet hy het raifonnement van den grooten Maker van alles niet vol- komen billyken? als.by Hem Jerem. F, zi, zz, met een fcherp verwyt van haar blindheit en dornmigheit, tot het agteloos Ifraël hoort feggen: Hooret nu gjoy dwaas en harteloos volk: die oogen hebben, maar enfien niet j die ooren heb-> ben,maar en horen niet; zz Enfultghy lieden My niet vrefen? /preekt deHeere, fult ghy voor Myn aangefigte niet beven ? die Ik der zee het zand tot eenen paal ge- flelthebbe, met een eeuwige infettinge, dat fy daar\over niet en [al'gaan: of:fchoon hare golven figh bewegen, foo en fullenfe dogh niet vermogen j of fefchoon bruifen, foo en fullenfe dogh daar over niet gaan. Toon aan ymand, die oit een oniluimige zee in hare kragt heeft fien voort-
rollen, een hand vol fants j en fegh hem, dat foo kleine, foo veragte lich- aampjes, die men met de mond wegh kan blafen, het gewelt van foo ge- dugte water-bergen fluiten; fal hy dit voor geen wonder aanfien? maar fegh hem daar by,dat defe zeeièlfsditfandnaallewaarfchynelykheit voortbrengt, en alfoo felfs aan fyne gevreesde kragten ten toom verftrekti volgens het ex- periment van Hooke, en R. Plot te voren §. 1 t.aangehaak. Alwaar door het uitroken van zout water (dat gedurigh door de Son in de zee gefchiet) een lïieenigte fand vootgebragt werd. Sal hy ook kunnen denken? dat een blin- ι de en onwetende Nature die eigenfehap aan het foute zee water gegeven heeft, en daar door alleen foo bloeyende Ryken en foo veel Provintien van overftroominge bewaaitj met geheele fant-bergen by de zee op te werpen, op plaatfen, die anderfints door haar vlakte en laagheit dagelyks door over- ftrominge haar uiterfle verderf te wagteh fouden hebben. Kan hy de verdubbel- de zant-banken voor onfe Kuilen gepiaatft aanfien? die als foo veel wal- Kkk 3 len
|
||||
446 XX. Â E S C Ç O U W I Í G E.
ten en buiten-werken fyn 9tegensden aanloop van dien anderfints al verflinden-
den zee-vyant. Kan hy het fchuin opgaan der ftranden om het ge welt dei- zee daar op te breken, kan hy de hoogte der duinen daar agter leggende, fig voorftellcn? en niet gedwongen fyn te erkennen, dat een Groot en Aanbid- delyk Ingenieur defe landen daar door beeft willen fortifkeeren, tegen een geduurigh haar beftormenden en bovenden bedenken magtigen Aanvaller ?Te meer , dewyl het niet te denken is, hoe het mogelyk kan tyn, datfoolofle fant-hoopen niet geheel door de winden verftuiveni daar men foo menigh- maal Ãïï groote gedeeltens daar van fict opnemen en door de lugc voeren. En kan dit ook al weder by yraand geagt werden alleen by geval te gefchie- den? dat in foo dorre en onvrugtbare fanden, die anders by na geen gewas magtigh fyn voort te brengen, fekere kruiden (helm genoemt) niet alleen waf- fchen, maar ook bequaam fyn verplant te werden ? door welke defe fand- wallen tegen de verftrooyende winden befchermt, en de duinen op hare plaatfen, daar fy dienft moeten doen, kunnen gebraght en gehouden wer- den. §. 84. Ik kan niet na laten, het geen groote Taai-kundige over het He-
breeuwfe woord Chool, het welk y^/beteekent, aangemerkt hebben, hier in het voor by gaan aan te raken. Het is by haar bekent, dat dit afdaalt van het wortel-woord Choul; het welke onder andere betelcent,/.fmertelyk fyn en pyn aandoen j II. verblyven op defelve plaatfe* III. voortbrengen en baren. Om de eerfle betekeniile meent de Hr. Buxtorfius.^ dat het woord Chool of fand van dit wortel-woord Choul afgeleit werdj nadien het fmerteen moeyelykheit aanbrengt aan die in het felve gaan. Om de tweede meent fulx de Hr. Coccejus, om dat het fwaar fynde, op defelve plaattêverblyft. ikla- te nu aan andere, of mei foo veel reden om dederdebetekeniiTefulxaokmet gefchieden kanjdewyl het te voren getoont is een voortbrengfel der zee te wefen: Infonderheit, nadien het land op foo veel plaatfen, als Job. VL 3. Ñ f alm LXXFUI. 27. het zand der zee'n genoemt werd, als van de Zee voortgebragt fynde j op defelve wyfe als de kruiden, die door de aarde voortgebragt werden by defelve Schryvers 'Job. V. zf. en Pfam. LXXII. 2,6". 8te. het kruit der aar- de genoemt werden. Maar dewyl de redenen van defe afleidingen van woorden, hoe wel meer-
malen kragtigh, egter dikwils meer op enkele fpeculatien, dan op ware gron- den fchynen te ruftenj en vermits het zand, om verfcheiden andere opfigten ook den naam van zee-zand, of zand der zee dragen kan, fullen wy hier niet veel opftaanj dewyl dit ntet verder kan dienen, als om by andere bewy*· fen ,die kragtiger fyn, gevoegt fynde, de wysheit van het H. Woord aandie het felve reets erkennen, met meerder klaarheit te doen iien. Om dan weder voort te gaan.
§. 8f. Op andere plaatfen , daar het zand nogh foo overvloedigh niet en
is, gelyk aan de zuider-zee, die men houd een inbreuk van de groote zee te wefen,
|
||||
Van het Water. 447
wefén, en welke alleen met dyken gefluit werd, leert de ondervindingej
dat geen beter ftoffe tot het maken der felver gevonden werd, als het zee- gras, by ons Wyer genoemt. Kan ymand al weder denken, dat de Hollan- ders daar in fonder reden of grond fpreken? wanneer fy daar uit een bewys nemen van een Godt, die haar Land bewaart om dat fy iien, dat dit wyer of zee-gras in overvloei: in die zee felfs. voorkomt, welkers dyken daar door moeten in itant gehouden werden. §. 86. Nogh meer. Dewyl dit alles nogh niet magtigh fchynt te wefen,
om het lage Holland te bewaren, dat het door het ge welt en op vloeyen des grooten Oceaans niet onder de wateren begraven werde. Soude men kun- nen denken, dat het by geval of door onwetende Natuur- wetten gefchikt is? dat den uithoek van Vrankryk, en dat groote en heerlyke eiland van Enge- land tuflchen haar een naauwte of Canaal maken} die wydt genoegh is, om metfchepen bevaren te werden, en nogtans engh genoegh om dien vreeflè- ly ken Oceaan, alshyinfynen vloet opryft, te beletten, dat hy met dien ho- gen water-bergh niet in volle kragt op de landen van Holland nederftort. Nadien hy, of te veel tyd van noden hebbende om dit Canaal te paiTeeren, eerder van de ebbe te rugge gevoert werd5 of ook, gelyk andere willen, om dat de Noort-zee aan defe fyde geduurigh wyder werdende, het water door dit Canaal loopende daarom op die hoogte niet blyven kan. Soo leert de ondervindingc, dat om defe laatite reden, de vloeden by Calais vyf of fes maal foo hoogh loopen, als in de Noort-zee: het geen dieHrHartfieker in iyn Ed. Natuur-kunde aangetekent heeft. Kanymandnuoordeelen, dat dit alles, waar door foo groot een einde be-
reikt werd, alsdebehoudeniiTeisvaneenProvintie en Landftreek (door Gods fegen nogh foo bloeyend en magtigh, als miflchien van defelve grootheit geen ter wereld gevonden werd)by geval en fonder eenigh voornemen foo gefchikt is? Waarom kan hy de wallen en buite werken van een gereguleerde veltinge, niet denken by geval in dat opiïgt in die plaatfe gegroeit te fyn? en indien yder de konft van een fterkten-bouwer, 't fy willens, of onwillens, in defe moet erkennen, ten fy hy by alle voor verftandeloos wil door gaan* fal dan in dit alies, dat tot foo veel gtooter faken dient, en magtigh is om foo vreeifelyk een zee te beteugelen, niets klaar genoegh fyn, om de wysheit van fynen Maker te toonen? Ellendigh blind moet hy fyn, die dit niet fïcn en kan, ofbeklagelyk hartnekkigh, die het niet iien en wil. Om nu uit al dit voorgaande een generaal befluit te maken.
§. 8j. Meermalen hebbe ik my over die blinrheit of onredelykheit (hoe
lal men fe noemen) vanfommigePhilofopen verwondert. Welke, ingeval- imifr aa" haar een kloot' in net klein gemaakt, aan den Aardkloot ontrent
gelykformigh, (by voorbeeld,gelyk een aardfche Globe) vertoonde}in wel- ke de wateren, de zee'n, de rievieren, de wolken rontommedefelve, een ioort van beweginge en omloop geduurigh voibragten, door de konft van eenigh
|
||||
448 XX. BESCHOUWING E.
eenigh Werk-meefter; ontrent op defelve wyfe, als fy nu rontom den Aard-
kloot doen: en indien men haar vraagde, of fy in dit werk niet een groot en verwonderlyk verftant van dien Konftenaar moeiten erkennen} niet fouden derven na laten, dit toe te ftemmen: en egter nu fyinfoogedugteen groot- heit, en met vereifch van foo veel kragt, fulks fien gefchieden} geruftelyfc feggen te kunnen vaft ftellen, dat dit alles fonder wysheit foodanigh uitge- voert werd. Soiide men niet feggen, dat het onbegrypelyk was? dat een ongelukkigh
Godtloochenaar, (om nogh een voorbeeld te geven) als hy in het klein een beeldtje van een menfeh of ander dier, eenige weinige bewegingen door ra- der-werk en veeren fiet doen, die eenige gelykformigheit met die van een waaragtigh raenfch of dier hebben, daar uit een wysheit van den Maker, fonder eenige fwarigheit te vinden, vaft ftelt: en yets in figh felfs of in andere men- fchen en dieren fiende, dat ondenkelyk meer konftigh en verwonjderlyk is; dat hy kan feggen, daar in niets anders, als het geen van onbewufte ofge- valligh malkander ontmoetende faken te wege gebragt werd, te kunnen be- fpeuren. Seer dik wils hebbe ik by my gedagt, wat hier van de oorfake mogtefyn}
dat anderfints groote en icherpfinnige Verftanden foo onredelyke beiluiten kunnen maken. En daarfy ymand felfs fouden belachen, die foodanigh een Konft-werk in het klein fiende, loochende dat den Maker wys wasj welke de wateren om en in een kleinen kloot, door warmte, en weegh-kundige en Water*wigtige regels foodanigh dede bewegen, als de ondervindinge leert, dat fy na defelve wetten op en om den Aardkloot bewogen werden} hoe het mogelyk is, dat fy het felve in een ondenkelyk verhevener werk-ftuk kunnen doen: regtgelyk die geene, welke in een klein Horologie de Wys- heit des Makers fouden kunnen fien, en nogtans feggen, dat een feer groot en veel konftiger Uurwerk alleen by geval en door onwetende oorfaken voort- gekomen was. Of dit nu gefchiet door de dwafe hoog-gevoelentheit, die elk, eninibn-
derheit defe Ongelukkige van haar verftand hebben -, waar door fy yets in het klein fiende, denken dat fulx by haar kan onderfogt enverftaanwerden5 dogh yets anders bevindende in Ã00 uitgeftrekt een grootheit te fyn, die haar verbeeldinge, en in foo verwonderlyk een famen-knopinge van oorfaken, die haar verftand en begrip volkomen te boven gaat, liever alle wyshet daar in willen loochenen, als een foodanige wysheit en magt erkennen, die de hare on- eindigh overtreft: dan of dit aan de gewoonte toe gefchreven moet werden j die ons meermalen dwaaflelyk doet redeneeren en oordeelen ; omdatditver- wonderlyke werk onsdagelyks, en dit kleinder ons tot nogh toe noit voort- gekomen is: eindelykjOf dit alles uit een verborgen oordeel en verfchrikke- lyke wrake van een gelafterden Godt voortkomt of muTchien uit defe alle, kan ik niet bepalen. ~ w:· Het
|
||||
F'an hei JPhtgf.' ï 444
. Met fy hier mede dan,hoedanig h het oek fyn magh, dit is waar,dat de
meefte Atheiften, (en ik late fulks aan het eigen onderfoek van haar felfs") figh van defe dwaasheit niet kunnen veronticbuldigen; dat indien alles* het geen den grooten Godt met Too veel Majefteit en 'Heerlykheit akn ydejf in fyne ontfachelyke werken doet figtbaar fyn, aan haar in een kleine machte ne van een vuift groot, fchoon vry veel onvolmaakter, vertoont wierde;fy" figh over de wysheit van den Konilenaar met verbaaflwordinge verwonde- ren fouden: daar fy nu, fchoon de werken in de nature onvergelykelyk heer- tyker fyn, weigeren menige Wysheit en Magt in de felve te erkennen. Laat het dogh niemand verveelen, dat ik alhier defe eenige fake foo wyd-
loopigh verhaalt, -en foo ymand alleen op de netheit van fchryven fiet, al te veel felfs herhaalt hebbe. De vrugt, die ik hoope, dat voor een Ongeluk- kigh Twyffelaar aan de Wyshcit, Magt en-Goedheit van fyn Maker daar uit volgen fal (indien hy dit ftrax gefeide niet los overloopt, maarernftighiia fyne gedagten prent) fal my voor een genoegfame verontfchuldiginge yer- ftrekken. Ik bidde dan nogmaal diegeene, welke tot nogh toe in die beklagelyke onfekerheden figh bevonden , en de moeite fullen willen .genomen hebben, van dit te lefen;dat fy in het onderfoeken van de werkenGodts dogh willen voort- gaan} en indien fy door defelve nogh onaangedaan blyven; dat fy figh-met ernft een feer klein ,gelykformigh konft-werk van defelve gedaante en bewe-r gingen willen .voordellen. En dewyl fy daar in de wyheit des Makers niet alleen willigh erkennen, maar ook tegen alle, die defelvefouden willen loo- chenen, en dit geheele konftwerk aan een enkel los geval of onwyfe oorfaak toefchryven, voorftaan fouden: laten fy dogh eens met ernft overdenken, met hoe groot een blindheït en afwykinge van de reden (die by haar dogh foo veelgeld) fy in defen te werk gaanj als fy in een werkftuk, dat niet al- leen de wysheit en magt, maar felfs de vreeflèlykheit en aanbiddelykheit van fynen Maker en Beftierder toont ,de voetftappenenbewyfenvaneengrooten verftandigh Wèiên , of niet kunnen, of weigeren te erkennen -, daar fy in yets, dat ten opfighte van fyne kleinheit en onvolmaaktheit niet als veragte- jyk wefen kan, de legenfprekinge van haar confeientie moeten gewaar wor- den 5 als fy fouden willen feggen of denken, dat het Tonder eenigh be- ooght voorneemen of wysheit fyn wefen verkreegen hadde en gemaakt was. .-.$.. 88. Na deiè groote, dogh nodigedigreflle, washetnu weder tyd tot het
water te komen. Dogh dewyl wy daar in reets langh geweeft fyn, fullen \vy de bekende en groote zee-be wegingen in haar Ebbe en Vloet, en ande- re, die niet minder vcrwonderlyk aan yder moeten voorkomen, ©verlaten* dewyl het fchynt, dat derfelver oorfaken van den grooten Schepper nogh onder fyne onnafpeurelyke geheimen bewaart werden. De gedagten van groote Natuurkundigen, waar van eenige feer veel waarfchynelykheit heb- ben, kan yder in der ielver geleerde fcl*riften nafien. "L"H" üfc
|
||||
%fé XX. Β ES CR O ÜWING E.
Dit is waar, dat 3e Wateren van de zee, ontrent onder de manë ter ' we-
der fyden van den Aardkloot eenen verfthrikkelyk grooten en bultigen water- bergh maken , welke alle dagen den Aardkloot omgaat. Dat dit nu niet ge- fchieden kan, fonder de zee felfs tot in hare diepfte kolken en afgronden te be- roeren , is klaar genoegh. \ Nu is door den Heer Marktte ^ MMöuv.desem^pag,zij.&c.byOnder~-
vindinge getöont; dat in itróómendë waters (ten iy eene byfondere oorfaalc daar tmTchen kome) het water boven by het opper-vlak veel fnelder voortloopt, als dat in de midden of by de grond is» waarom in groote diepten der zee, niet tegenftaande de ftroomen en bewegingen* die boven plaatfe hebben,, het gelooifelyk is, dat de benedenlle wateren of 1H1 fyn of feer weinighbe- wegingen hebbeny weshalven dan deièlvë,. fóo veeleeuwenftilgeftaanheb- bende, ligt fouden kunnen bederven. Of iiu den grooten Albeftierder defe roeringen en verheffingen der zeewa-
teren ook niet gebruikt, omdëfelve ook in hare groötfte diepten van bedervinge ïe bewaren; de viffchen en dieren daarin te doen leven j en de lugten, die anders daar door ook beimet ibüden werden, fuiver te doen bly ven, laten wy aan het oordeelvan alle veritandige. Immers, hoe veel dienft defe vloeden en ebben aan. de zeevarende lieden veelmalen doen, inibnderheit, in het in en uit-zei- len van havenen, daar anders gevaar foude iyn, is bekent genoegh. Men fle Befchouw. XXF. §. 6Ό. nogh' yets dit groote verfchynfel aangaande. §. 80; Alleen, eer wy hier volkomen affcheiden, laat ons aan allé onge*
lükkige Philöfojphen Vóór het laatftë nogh met ernft in opmerkinge geven ·, dat dit water, het welk föo veel en foo groote nuttigheden heeft, over alfooover* vloedigh te vinden, en byyder, die het van noden heeft, meeitopalleplaat- fên voor niet të krygen is. Siét men hier geen göëdheit van den Gever in l· en die defe weldaat niet hoogh gëhóegh agt, gelieve figh alleen te vërbeel* den de benaut-heit, daar aMes in is, wanneer^ gëtyk fömtyelsih belegerde fte- den, gebrek aan het fel vë geleden Werd. Maar bovènj qit, h daar de wys· heit van de Goddelykë Regeeringe niet blykëlyk in, dat/dit water altyd in overvloët is, en noit ontbreekt ? niét tegengaande alle menfchën, met veel reden moeten vrefen; dat j infiende alle gelegentheden,! Waar in het water fchynt vermindert of bedorven te moeten weiden, al Wat leeft eens van dorft foude moeten fterven. Hoe veel jaren, ja eeuwen, is dit Water niet van Wihdënontroert ? langs
harde gronden gefleept? tegen rotileenen aangeflagën? tot bluflcheii van, branden en vyeren gebruikt? tot drank van foo veel dieren geweeitPin wol- ken opgetrokken? in regen hedergedaalt, enmetgewelt,doorfynefwaartc, tegen ilraaten, rnüürert, daken, bergen, rotfen,. en andere haple iloffen aangedreven? in ys, in hagel, in iheeuw vérftyft ? en op meer andere wy- fën, door verfcheiden kragten op het rüw'ftè bewerkt en bewogen? En moet het dan een ydcr niet met véél ichyn voorkomen? dat na dit alles dui- •! , fenden |
||||
•
|
|||||
fejderiVW jaren iiïtgeflagn te hebpen, dit water ioude moeten verfleten,
en van figiiiir (4ai is van eigenfehappen) verandert fyn. Soo dat ymand, die weet hoe Teer alle dingen door een geduurigh gebruik verflyten, immers piet ligt daar tpe te bp wegen foudefyn j dat hy foude kunnen geloven, dat een ee- pigeen defelfdetaak» fop-veel gropte geweiden tuiTchendevyfenfesdLiifent jaren fgyde kujEinqii qi^aan, en altyd defdfde blyveq. Nu dit fien wy nog*1 tans by pndervindmg®a '.fe zee-rievier-en regen-wateren altyd onveran» 4ert gebleven fyn, m onverflytelyk fraar eigenfehappen en aardt behouden hebben. Kan men dan geen regeeringe, geen bewaringe, die niet alleen alle menfehelyke kragt, maar felfs allegedagten en redeneeringen te boven gaat, hier in waarnemen? en i§ de magtige hand des gropten Onderhouders 5 aaa alle die dit fondér driften befenoywen, njet openbaar genoegh ? Indien ymand met. fommige; Philpfpphen hier tegen mogte feggen, dat het
water wel gelyk alle dingen iïytj maar cjat 'er pok geduurigh door andere oprfaken foo veel water op nieuw aangroeit, als 'er door flyten en andere dienften pnbequaam gemaakt is: die maakt dit wonder niet minder, en dit bewys in het minile nier kragtelpos. Want dit al toegedaan fynoe, is'ereg*- tergeen wyfe en mggtige Beftieringe van noden ? indien het water flyt, om wederom foo veel ander geduurighlyk in deflelfs plaatfe te doenkomen,fpn- der dat den ganfehen Aardbodem in.disprdre geraakt. Kan ymand volgens deiê onderftellinge ook oordeelen, dat het by geval of door onwetende oorfa- ken toekomt 5 dat 'er juift net even foo veel water > als 'erdoor het gebruik verfleten is, weder op nieuws voortgebragt werd? Waarom groeit'ergeen meer aan, als 'er verlooren werd ? en waarom fyn de zee en rievieren in foo veel duiienden van jaren met foo feer aangewaflen, dat fyhetmeeftevanhet drooge overftroomt hebben? Waarom vermindert hef water niet? en wei'4 'er niet meer bedorven als 'er weder aangroeit? Qn waarom fyn de zee en aj,- le vergaderingen der wateren in fop lange tyden niet uigedropgt ? Verder , indien de deeltjes van het water eenighfints hockigh of langhwerpjgh iyn j waarom fyn fy in alle die eeuwen niet ront op malkander gefleten f dat de laatfte figuur is, die de meefte faken, dpor het affly ten vanhaar hoeken aan:· uemejn. En fynüe deeltjes ront, waarom fyn fy door geduurigh ppmaU>aiv ,derjtc wryven en te rollen niet geheel verbryfelt, en tot eepganlch andere foprt van itoflè, of (gelyk fommige Philofophen willen) daar dpor totvyer gewerden? Immers, indien het welen van'het water in een bepaalde figuur van deelen beftaat} hoe kunnen fy flyten, fondermethftt veranderen van hare figuren ook hare eigenfehappen te veranderen? en waarom komtomdefere? den het water nu niet onder een geheel ander verichynfel voor, ak pyeree? nige eeuwen? Kan ook (indien dit alles by verflyten en aangroeyendes war ters toegaat) fo.nder eenige wysbeit en hopger raagt juift die r^tte maat by het geval, of door laken die niet weeten wat fy doen, waargenoomen wer?· : 1 Lil 2. deal |
|||||
0: XX. Β Ε S CHOÜW Ι Ν C É.
den? dat *er altyd defelfdè, immers volgens ondérvindinge, een niet merke-
lyk verfchiliende veelheit van water, in het Heel-Al tot defe gebruiken on- derhouden werd. ,^ Indien men nu, by het geene ftraks gefcit is, nogh voegt jen befchoawt^
hoe veel water door de geduurige deftillatie van de Sbn en onderaardtchc Vyeren (volgens het experiment van Boyïe §: ia. aangehaah>) in Aarde kan en moet verandert werden j. hoe veel figh in foo veel duifenden vatiplanten feten vaftmaakt} hoe veel om de lichamen en vogten van foo ontelbare dieren uit te maken, beileed werd j foude men niet met groote reden moeten denken 5 dat dit duifenden van jaren gecontinueerd en het groot getal van faken in sagt genomen fynde, tot welke, om hare lichamen te helpen uitmaken, het ■water gebruikt werd, het felven al over lange feer veel vermindert foudé moe- ten ge weeft iyn,, foo niet geheel ontbroken hebben* En-even wel blyfthet water in de vereifte meenigte om dienir. fe doen. Laat nu hier weder een Philofooph, van welkegedagten hy ook iyn rmgh,aan
ons toonen * of ditalles fonder een Regeeringe van een hoger Magt en Wyshcit > en C't geen verwonderlykis) foo langh fonder veranderinge gefchiedcn kan. Want, indien ergens,immers fchynt alhier de forge van een groote Beflierder uk te blinken} dié iyne Schepfelen aanhet geene tot haar onderhoudt nodigh is,geen gebrek wil laten lyden. En waarom redeneert hy niet wel? die oordeelt, dat 'op eiken dronk, tot laaffènifie van onfen dorfb gedaan, (welke dogh* itöe fy genaarnt magh wefen, egter ten meeften deele uit water beftaat) wy reden hebben, om den Géveiv voor dit foo wonderlyk,. foo ·aange- naam, foo dienftigh Schepfel te danken j het welk Hy met foo veel Wys- heit tot onderhöudingh van al wat leeft gebruikt. Ora van defe onfe on- imgt niet te fpreken, waar. door alle menfchen, hoe groot fy ook in haar eigen oogen fchynen, met-een eenige, niet de minfte droppel fouden kunnen voortbrengen: Laat den alderhöoggevoelenften Goddoochenaar met al fyn in- gebeelde wysheit, aan ons hier alleen een eenige wyfeilegtsaantoonen (dat nogh foo verre van het voortbrengen der fake felfs verfchilt) op welke j in- dien het water in de Nature ontbrak, de geheele verwoeftingc der werelt^ 'en de gewiflè en onmydelyke dood van al wat leeft (die daar door na wei- nigh tyds aanftaande foude iyn) foude kunnen voorgekomen werden. "En indien hy oock- tot dit weinige figh felfs onmaghtigh en iyn verftandc te kleyn bevindt $ 'kan hy dm nogh denken ? dat hf al· leen aaneen los en dom geval, aan figh onbewufte en fonder ee- nigh verftandt* of wysheit werkende oorlaken, voor de uitvrndinge niet alleen, maar ook voor het foo miklelyk meede deelen van dit onwaardeer- 3yk gefchenck verplight isj en dat defelve foo onverftandigh als fy fyn, een mjddel hebben Jkunneó werden, of ordineeren5 om-de wereld .met water C e vernen*., ... In*
|
||||
\
|
|||||||||
Van het Water. 4f j
Ingevalle nu; foodanigh van de faken te denken, felfs fey alle A-
theiften voor onrcedelyk gehouden moet werden j gelyk het waar- lyk. moet , indien fy haren naam van verffandigh te fyn, eenigfints befchermen willen5. wat behoeft men meer tot haar wederlegginge by te brengen? :- |
|||||||||
Lil 3
|
|||||||||
XXI. Â E»
|
|||||||||
..*
|
|||||||||
m
|
|||||||||||||||||||||||
XXI. BESCHOUWINGE.
|
|||||||||||||||||||||||
Van de Aarde.
|
|||||||||||||||||||||||
§. l, f\Fergangh tut de Aarde. 20.
2. \^â Die gras-en koorn-gewaffen on*
der andere "voortbrengt, g. Beeflen fyn -keukens van het Gras. 21. 4. Overtuiging* uit het gejeide. -
5. Genes. III. 17,-18,-19. a2·
è. Verfcheidene gewaffen e» kragUn uit de* 23. felve Aarde. 24.
7. Overtuiginge uit het gefeide.,-
8. Aarde werd niet verteert, nogh geheel 2$'.
onvrugtbaar,
p. Lugt maakt de Aarde vrugtbaar, 26. Experiment.
10. Overtuiginge daar uit. 1 f, //<?i fchynt dat de Aarde door* vuHig* heden affchuwelyke moet werden. 27.
|
ßôï«<& kan verbrand', *# ?tfi fitfg**
bragt werden.
Experiment. £^/? Ge ft eenten· Ezech, XXVIII. 13, 14. Atheiflifche tegenwerpingen opgelofl. Zeilfieen. IVanneer de kragt deffelfs om het Naor* den aan te wyfengevonden is.
Rontheit der Aarde, Jeiaise. XL. 22. Aardkloot is een flat-agtigen bol. Jeremiie. VI. 22. XXXI. 8. L. 41. Swaarheh van alle aardfche lichameth Job. XXVI 7. Aardkloots middel-punt is een niet.
Aardkloot huut defelve fchuinheit. Sonder defe was een generaal bederf t€ vrefen.
Overtuiginge daar uit. Job. XXXVilL 6. Proverb. III. 19. Pfalm. CIV. f. , CX!X. 90. É-
Ïß aarde blyft boven de wateren mti fegenflaande deffelfs meerder fwaai"
heit.
Proverb. III. 20. Pfalm. XXXIII. 7, Genes. I. 9. Pfalm. XXIV. i, 2. En overtuiginge. Brandende Wereltï-riem. Is bewoonbaar. En de middelen $MT to? fyn bergen. Ook overflroomingen der Rievleren.
Overtuiginge uit defe. Gematigde IVerelts-riemen* 42. De
|
||||||||||||||||||||||
12
|
Bit werd voorgekomen. ; 28.
|
||||||||||||||||||||||
Overtuiginge daar uit. 29.
|
|||||||||||||||||||||||
t3
|
Ommegangh van meefl alles, uit Aar* 3°·
|
||||||||||||||||||||||
.de ßïß Aarde. 31-
Overtuiginge uit defelve,
|
|||||||||||||||||||||||
14
|
Genes.I.u, 12, 24, z$t 32.
|
||||||||||||||||||||||
II. 19. 7, 33.
III. 19.
Pred. III. 20. En XII. 7.
Pfalm. CIV. 29, 30. 34. Jeremise.XVI. 4.
XXV. 33. VIII. 2. - 35·.
Jeiai». LI. 12.
I ƒ.. Overtuiginge uit dit -alles* Pfalm. CIV, 24. 36.
ló. Aarde gedefli lieert.
Experiment. 37.
17. Aarde brengt werk-tnigen mort om 3$.
iiïiir bequaam tot gebruik Ç maksn.
18. Alchymifien. 59.
19. Exod. XXXII. 20. 40.
Deuternonn, IX. 21. 41. |
|||||||||||||||||||||||
4%. ite worden der 'Jtifafflfifa i& üCo»^ ffierefe^r&ww* \ι
43. Cèrifteiykê Rtïtgk ïs geen ktmfi pk$i +46. Job. XXVI. 7. ; ;?
politykm. ' , ' 47. Job, XXXVllI. «5, 17, IJL
44. Ataelftm vtrfchilUn mei de aldetver^ 48. Onmogetykhehom dePohnte naderen*.
fiandigfle ufè.Overimgingttuit heï.te,vorcn gefeïde*,
§. I. TNdién men nu na de ïtigt.en het Water bcfchouwt te hebben;*.
X tot de Aarde overgaat ; fal hy al een wondérlykê Philofophie moeten aanhangen, die. fonder dat fyn eigen confcicntic hem tegenfpreektj, geruftelyk kan ftaande houdenj dat alle de hoedanigheden, die defelve be- fit, alleen aan een los geval, of onverikndige en fondereenigh oogmerk Werkende Natuur-wetten toe te fchryven fyn. Het 15 waar, dat ^efelve, voor foo veel fy aarde blyft, aan menfchen nogh
dieren tot drank of fpyfe verftrekti maar dat egter, door hare vrugr.cn, al- les wat leeft, in het leven onderhouden werd, is aan yder by ondervindinge openbaar genoegh; §..ι-. Laat een Godtloochenaar, om uit de diepfte Natuurkunde geen
bewyfen te halen, fyne oogen Haan j.'Eerfi^ op dat foo gemeene kruit, dat by veele foo veragte gras, het welke in foo grooten veelvuldigheit uit de aar- de fpmit, en foo veele beeften voedt? en ten anderen op de koorn-gewafi- ièn, daar foo veel menfchen door onderhouden werden:, en by figh felfs denken, of het by geval kan fyn, dat heteerite op ίόο ontelbare plaatiênals^ van felfs uit defe aarde voortkomt, en aan het vee fyn voeder verfehaft. Ern indien defelve aarde ook niet van die geltelteniife was*, dat fy dit by na over al, en in lbo veel meenigtevoortgebragt, fonder den minften arbeid of eenig- iints bebouwt te fynj wat middel was 'er om foo veel millioenen van dieren |; die tot het bouwen en befayen der aarde in figh felfs niet dèminftebequaani- heit hebben, in het leven te behouden? §.3. Verder, dewyl hy boven dit niet kan ontkennen} dat,-fchoori
al de gcheelé wereld vol gras was, egter het ganfche menfehdóm van hon*- ger foude moeiten iterven: nadien de droevige ervarentheit nu menigma- leu in onvrugtbare jaren geleert heeft, dat niemand der felver by het gras le- ven kan. Sal dit weder aan ymarid alleen toevalligh of fonder eenigebeitie- rende wysheit kunnen voorkomen? dat de aarde ook bequaatri isomkoorn» / gewaiïèn en andere, die de menfchen, tot fpyfe kunnen iy η, Voort te bren- gen. En nadien het gras in figh ielfs onbequaam daar toe is, dat het van de beeften gegeten iynde, in der felver vlees verandert: het gpen niet alleen tot fpyfe, maar ook tot een lekkernye gebruikt kan werden,. Soo dat men ölfen, fchapen en alle dieren, die van de menfchen tot voedfel genoomen werden, als foo veel levendige en wandelende keukens kan aanfien} inweJr ke het anders nutteloos gras toebereid werd, om* aan de meiifcheji tot een goe- de, gefonde, en fmakelyke fpyfe, te te kunnen ilrekken.. ί ■- ' §3.-4?" Ε& |
||||
4f6 XXL BESCHOUWING E.
s 4 En daar den grootften Phiiofooph met al fyn wysheit uit de ganfche aarden
nietten eenigh tarwe graan, of het minfte grasje kan doen voortkomen, cogh felfs ons met waarheit feggen, hoe die, groeyen en beftaanj en veel mmder, uit wat oorfaak het is, dat gras de beefte-n voedt, cngeenracnfchca voeden kan, voor dat het door de veranderingen, die te m hare lichamen lyd, in melk of vlees verkeert is. Kan hy nogh in die gedagten voortgaan? dat het fonder-eenigh ooghmerk of weetemchap van een alles verforgeiid Wefengèfchietisi datinheeften en gras, in menfchen en koorn-gewafTen dïe over! enkominge gevonden werd , waar *™f°^^*$!^£ derhouden.kurmen werden; en dat eene en defelfde'aarde die beide voort- brengt
Indien, dit ftaande gehouden werd, kan ik niet fien, waarom niet met
even veel reden gefegt kan werden; dat een ilot,en de daar oppailende fleu- tel beide fonder. eenigh verftand of voornemen uit het felve yfer fyn voort- g Ilg!'ingevalle .men al mogte fien, dat het al te onredelyk was, dit alles
aan een lol geval toe te fchryven; en daarom ymand het felve uit een onmy- delyke en valte Natuur- wet wilde afleiden, {tellende, dat de aarde defe voed- fels voor menfchen enbeeften by een nootiakelyk gevolgh van hare geftelt- heit moet voortbrengen. Om hier op niet te antwoorden, dat men ver- geefs van defe Noot-wetten fpreekt; in faken als defe fyn; waar in foo wel het geftel der aarde als der planten, nogh volkomen, ten miniten foo ver- re onbekent fyn, dat geeniints te tóonen is, wat nootfakelyk in alles volgen moet: Laat die, die figh.met defe uit vlugt fouden willen behelpen, alleen maar fien, hoe veel foorten van andere gewaflen uit het aardryk dagelyks voortgroeyen. En om dat het (om van duifende anderen en felfs van ver- siftieeniettefpreken)foo wel doornen en diftélen, als voeder voor beeiten, Sn bTood voor menfchen voortbrengt: hy geve ons de mmfteTeden waarom, géiyk boven reets aangeraakt is, het eerfte, namelyk het gras, by na over al en fonder eeniee moeite, ook in de aldereenfaamfte woeftynen, daar het Harten, Hinden, en andere gras eetende Dieren fpyft, als door fighielfsinovervloet gevonden werd; daar in tegendeel, om der menfchen fpyfe en koorn uit de aarde te doen voortkomen, foo veel ploegen, foo veel eggen, fajen, wie- den, maien, en foo veel anderen fmertelyken arbeidt vereiit werd. ; - ; §. f. Én dit heeft my met een innerlyk ontfagh wel doen denken op de vervuliinge van dat Woord , het welke al'in den Beginne tot de Mannen gefproken &Ϊ"&β. HL 17, 18, ip. 'Dewyl ghy geluiflert hebt na deflemmeuwes wyfs, en van dien boom gegeten hebt, daar Ik u -van geboodt9 femnde -ghy en Tuit daar van nieteetenr: foo fy het aardrykomuwent wille ver- vloekt,,en met fmertefultgy daar vaneeten, alle dagen uwes levens 18. Ook fal het u doornen en diflelenvoortbrengen, en ghy /uit het kruit des velts eeten. ip. In het pweet uwes aanfehyns f uit ghy u brood eetffi. Dat dit hu alles waar is, -τ- .J- ■'* ■ {mts
|
||||
Fan de Aafde. 4fy'
kan by ondervindinge blykeiï. En de verdrietige ervarentheit leert genoegh,
hoe veel moeite vereift werd, om het Aardryk van diftelen en doornen te fuiveren, op dat het tot onderhoud der menfehen dienen magh. Kan nu ymand, wie hy ook fy, en fchoon hy al voor de Goddelykheit
van dit Woord geen eerbiedt heeft, dit alles dus fien gebeuren ? en niet ge- dwongen fyn te erkennen, dat in defelve plaatfe, en in een tyd (welke,foo iy niet die van den aanvangh aller faken geweeft is, egterfoodanigheenis,dat van geen tyden, die voor defelve geweeft fyn, byeenigh menfeh volgensee- nige Hiftorien> de minfte kennifle is) yets voorfegt is} het geen tot nogh toe plaatfe heeft gehadt, en foo langh de wereld ftaat, fonder twyffel fal voldu- ren: fchoon niet de minfte nootfakelykheit daar van by ymand kan aangetoont werden. Indien men nu aan hem met foo veel grootebewys-redenen, als van andere geleerde Heeren bygebragt fyn, vertoont, dat dit het woord vanden grooten Schepper en Beftierder des Werelds felve is 5 en foo hy eenigfints fonder vooroordeelen na de waarheit daar van foekt 3 behoort defe ondervin- dinge niet tot een beweeg-reden te ftrekken, om de voorige bewyfen aan hem kragtigh te maken? en foo defelve hem al niet ten vollen overtuigt, hem ten minften aan te fetten, om de andere tekenen van de Goddelykheit van dit Woord met meerder neerftighek te onderiöeken? Ingevalle nu defe aan- merkinge een Ongelovige alleen daar toe bewegen kan, dat hy de kragc van die bewys-redenen met ernft overweegt ·, fal hy, indien den grooten en figh fyner ontfermenden Godt dit fal gelieven te fegenen, vrugts genoegh genieten van iyne gedagten over dit gefeide te hebben laten gaan. §, 6. Kragtiger betooginge van een Wys en Goedertieren Godt, fchynt
niemand met reden te kunnen eifchen, als het geen de Aarde aan yder, die defelve in haar eigenfehappen befchouwt, leeren kan. En om daar van o- vertuigt te werden, is geen fcherpfinnige Philofophie nodigh. Brengh alleen ymand in weiden, daar het gras voor debeeftenj in bouw-
landen, daar het graan voor de menfehen uit de aarde fpruitj in boomgaar- den, daar hy foo heerlykeen verquikkende boom-vrugten fietj inboflehen daar hy ontelbare boomen vint, welkers hout tot bouwinge dienftigh is μη moes- en medecyn-tuinen, daar een menigte van aard-gewaflen hem voor- komen, waar van de eene tot fpyfe, de andere tot hulpmiddelen en lichaams ongefteltheden en andere dienften gebruikt werden jinbloem-hoven,daareen onnoemelyke veelheit van de lieffelykfte verwen, en reuken van verfcheidene kragten en uitwerkfelen figh vertoont. En vraagh hem, of de maniere, op welke dit alles in en door de aarde gefchiet, aan hem of ymand anders oitkenne- lyk geweeft is: en of die foo onredelyk moet gedagt werden te oordeelen, welke fegt, dat hem dit als een gedurigh wonder werk , en bewys van een ont- fachelyke , dogh niet te min liefhebbende Godtheit voorkomt} dat uit een en defelfde aarde een foo ondenkelyke verfcheidenheit van gewaflen geboren werd. Hy ftelle vry volgens de ondervindingen, dat 'er faad-planten en gromfbnneer- Mmra fels
|
|||||
*
|
|||||
4f8 XXI. Β E S C Η O U W Ι Ν G E.
fels in alle faden en knoppen fyn, die door bykomende vogten üifgerolt en
grooter werden. Hoe fal hy de verfcheidenheit van de kragten uitdefelfde , aarde kunnen afleiden , op eene wyfe, die aan verftandigen regt voldoende is ? §.7. Indien nu aan een van defe ongelukkige Philofophen, welke noit
aarde ge fien hadde, defe fwarte en onaanfienlyke iloffe vertoont wierde· foude hy alle aeCe voorgeroerde uitwerkfelen befchouwende, defelve niet voor een van de verwonderlykile faken der wereld houden? en dat meer is, ingevalle ymand, die alleen befitter van deiè aarde was, enfeidedcielvedoor fyne wysheit toebereid te hebben, aan defen een klein gedeelte daar van mil- dadigh geliefde tefchenkenj foude hy deiè koitelykegifte niet onder fyn dier- baarile feltfaamheden tellen, en als yets heerlyks aan andere nieuwsgierige vertoonen? en wanneer het mogte gebeuren, dat ymand, aan wie hy defelve liet iien ,den toebereider der felve feide voor onwys te agten \ en fchoon hy- al dit mengfel gemaakt hadde, dat fulx niet aan fyn veritand, maar aan het geval, of yets anders dat onwetende was, moefte toe gefchreven werden j foude defen Philofooph felfs niet feggen? dat aan den maker van defe vrugt- bare aarde ongelyk gefchiedej en dat uit de bequaamheit die fy heeft, om foo veel verfcheiden gewaflen voort te brengen, een ontegenfprekelykbewys kan opgemaakt werden, dat hy, die dit mengfel uitgevonden en te famen gebragt heeft, niet alleen een byfondere kenniffe van het felve, maar ook van alle planten in het byfonder moet gehadt hebben j en dienvolgens wyfer fyn, als duifenden van andere menfchen. Welke, hoe geleert fy mogen fyn, indien eens de aarde ontbrak, aan niemand fouden kunnen feggen, waar uit fy eigentlyk beftaat,en waar in haar kragt, om alle kruiden voort te brengen, gelegen is. Een beklagely k Ongodift gelieve felfs de toepaiïlnge van dit gefeide verder
te maken. En wyl hy nu bevind, dat defe aarde inióogrootenveelheitten dienil van alle, door de ganfche bewoonde wereld verfpreitis; dat verre van gebrek aan defelve te hebben, defe heerlyke wonder-iloffe van men- fchen en dieren met voeten getreden werd, en tot wegen voor reiilgers dient: en daar men een onbegrypelyke Wysheit in het toebereiden van defel- ve erkennen foude, indien maar een weinigh daar van in de wereld te vin- den was; fal men dan nu aan de Wysheit en Goedheit des grooten Makers twyffelen ? alleen om dat hy foo mildadigh aan de menfchen geweeft is, en aan haar dit verwonderlyk gefchenk in foo grooten overvloei mede gedeelt heeft. Om wat meerder te feggen. Daar yder verbaail foude ftaan, indien hy maar
een eenige Tulp, eeneenige Angelier, een eenige Roos hadde iien waiten uit een foo veragtfaame iloffe, als de aarde fchynt te wefenjen figh over de wysheit foude ontiètten, van die het geene tot deiïèlfs toebereidinge dient, had- de uitgevonden j fal nien nu daarom den grooten Schepper daar van weige- ren in fyne volmaaktheden te erkennen? om dat hy m plaats van een, in * 'y-r duiiènd
|
|||||
tl^^.^_____^^_^Ê^ÊÊ^mmimmmÊmm^m^_^_^_
|
|||||
^WPI
|
|||||
Vm de Aarde. ^^
duifend planten duifend wonderen, alle dagen aan de oogen van yder, van
groote en kleine, vertoont. Meermalen is my met verbaartheit voorgekomen, die hardigheit enonge-
voeligheit, waar toe de gewoonte van yets gedurigh te genieten de gemoe- deren der menfchen brengen kan·, die foo ontelbare boomen, foo ontelbare bloemen, foo ontelbare Aard-gewaflen, aan een ongelukkigh At hei ft, als by geval, immers als fonder wysheit gemaakt kan doen voorkomen : daar hy immers willens of onwillens bekennen moet, dat hy en alle die van fynePhi- lofophie fyn, een wonderlyk verftand en doordringende Natuurkunde in foodanigh een fouden erkennen te fyn; die (gelyk itrax gefegtis) maar de aarde om een eenigen Tulp , of Angelier uit fyn bol of plant te doen voort- groeyen, en deflelfs famen-ftel uitgevonden hadde. Ik late nu aan haar felfs,ofilghindefeiakedusdanigh te gedragen, ook re-
delyk kan genoemt werden, en bidde haar om ten minfteneenigfints hier door geraakt te kunnen werden, de Aarde en hare voortbrengièlen niet ilegts in het gemeen aan te merken j maar voor figh eeneenige bloem of kruid of boom uit te kiefen, en die aarde, daar uit fy fpruit in de hand nemende, defelve met defen bloem, boom of kruit te vergelyken ·, eindelyk de gedagten op dit byfonderc voorwerp geveftigt houdende, figh voor te itellenj hoe veel dui- fent verfcheiden foorten van gewaifèn uit defefelve aarde kunnen voortkomenj en ik denke,immers hoope niet5datfy defelve voor yets anders,als voor een onbe- grypelyk wonder-fluk van wysheit, fullen kunnen aanfien. En dewyl nog fy}nog alle die aan haar bekent fyn, niet een kluit van een vuift groot fouden kun- nen met al haar wysheit voortbrengen jen indien defeaardenietmildadigh aan haar ten gebruike gegeven was, al wat leeft \ fonder defe van honger fou- de moeten vergaan: kan dan ook defe gunfte des grooten Gevers haar tot geen dankbaarheit verpligten ? wat fal dan daar bequaam toe fyn ? immers indien het geen GoedertiereneurnagtigenGodtis, die defe aarde meteen wys voor- nemen heeft gemaakt, en nogh in fynen ilant enbequaamheitonderhoudtj waarom is de wereld niet foo wel op alle, als op eenige plaatfen, uit on vrugt-· baard fand en harde fteenrotfen beftaande? en waarom fyn menfchen en beeilen (als te voren al eens aangemerkt is) juift met die geileltheit gemaakt? dat fy door de uitfpruitfelen der aarde, en door by na niets anders gevoed en inhec leven bewaart kunnen worden. Indien ymand te overtuigen is, ichynt hec onmogelyk dit alles te kunnen overwegen fonder de ongegrontheit, en felfs de onredelykheit van de ongodifterye daar uit te fien. §•8. Daar nu defe aarde alles fpyfigt; als de menfchen over alj de
beeften in de weiden en Hallen i de wilde dieren in de boilchen en eeniaame woeilynen j de vogelen; de viflchenj de infeBa^ als wormen, vliegen, vlinders j» met een woord al wat levendigh is:\ want of fchooneenige van de- felve ook andere tot haar voedfel gebruiken, moeten egter deeerfte, die tot fpyfe van andere fyn, van aard-vrugten gevoed werden, Verder daar deie Μ ram ζ aar-
|
|||||
45o XXI. Â Å S C Ç Ï U W I Í G E.
aarde, tot Ãïï verfcheiden gebruiken , een onnoemelyk getal Gewaflen,
Kruiden, Bloemen, Boomen, Heefteren uit haren fchoot dagelyks vooit- brengt} en foo veel duifenden van jaren langh defelve voortgebragt heeft; Kan yraand fonder verwonderinghaanfien? dat, wyl foo veel eeuwen langh aan al dit gefeide, geduurigh foo veel aarde te kofi gelegt is, egrerindien grooten reex van tyden, noit de aarde ontbroken, nogh hare vrugtbaarheit in het geheel verlooren heeft. Want dat anderfints door het geduurigh ge- bruik de aarde in figh felfs ook in vrugtbaarheit vermindert, weten die ge- ne, welke dit in dik wils befaide landen meerder als haar lief is, fien gebeu- ren. §,p. Vraag nu defe, na haar eigene gedagten foo veel weetendePhilofophcn*
op wat wyfe fy defe fchaden, die anders onmydelyk fchynentevrefentefyn, fouden kunnen voorkomen j en foo haar felfs en al wat leeft van eengewiife dood bewaren. En fchoon ymand al anders geen Godt erkende, foude hy kunnen denken, dat het fonder wysheit en eenigh beoogt einde gefchiet ? dat de aarde, die door te langh te dienen fyne vrugtbaarheit verlooren heeft, van de wolken beregent werdi en defelve alleen meermalen om te kee- ren, en aan de werkinge der lugt bloot te leggen, in hare vrugtbaarheit heritelt werd. "Wat is anders het braken der landen ? als defelve met de ploegh dikwils het onderfte boven te keeren, en alfoo aan de lugt gelegent- heit te geven om defelve vrugtbaar te maken. Of dit nu gefchiet door middel van een falpeteragtigh fout, by alle Ho-
venieren wegens fyn vrugtbaarmakende kragt foo beroemt, het welk de lugt in de aarde doet groeyen, betwiften wy nu hier niet. De waarheit daar van is by experiment voor eenige jaren by my bevonden, dat de vermager- de aarde van een langh befaide moes-tuin een jaar ftil geweeft, en dikmalen omgefpit en klein gemaakt fynde, des volgenden jaars met veel kragt en groeifaamheit fyne ingeworpen iaden dede opwafleni fonder dat 'er meft of yets anders toe gebruikt wierde, op dat men van defeondervindinge verfekert mogte wefen. §. io. Indien nu ymand defe onderhoudinge der aarde in iyne vrugtbaar-
heit aan figh alleen gelieft voor te ftellen, en daar by met ernft te overwe- gen: Eerft, dat de lugt en regen de vereiile bequaam heit hebben, om tot dit einde te kunnen dienen. Ten anderen, dat defelve beide dikmalen dit doen, fonder dat eenige moeite van menfehen daar toe behoeft aangewent te wer- den. Ten derden, dat hier door de aarde inboifchen en woeilynen in ftaat vérblyft, om onbebout fynde, het voeder voor de daar weidende dieren te kunnen verichaffen. Sal hy na dit alles begrepen te hebben, figh kunnen ge- ruil ftellen? als hy een ander, die hier de Goedertierenheit van een groot Onderhouder en Beforger van alles met eerbied aanmerkt, van dommigheic befchuldigtj om dat hy met hem fonder eenige reden niet en itelt, (-lat dit alles by geval gefchiet en dat 'er geen wysheit plaats gehadt heeft, of behoeft |
||||
Van de Aarde. 461
te hebben, om aan lugt, aan regen, aan aarde, aan dieren elk de vereifte
en byfondere hoedanigheden te geven , om door een geduurigh vernieuwde vrugtbaarheit van de eene, aan de andere onderhoud te doen vinden. §. ii. Kan dit alles nogh aan eenbeklagelyk AtheiftgeenGodtdoen fienj
laat hy ons felfs feggen, of hy de gefteltenis der aarde, en der faken, die daar uit voortkomen, met meer wysheit foude hebben kunnen ordineeren,als hy bevint dat nu gefchiet is. Immers fal hy niet kunnen tegenfpreken:
I. Dat alle planten, raenfehen en dieren uit de aarde voortkomen. Het
eerfte is uit figh felfs blykelyk: en om die van de andere te, toonen, worden niet alle menfehen en dieren, uit de vogten van die haar voortteelen gefor- meert, of immers tot hare groot heit uitgerolt? komen defe vogten niet van haar voedfel? dit van kruiden? en kruiden uit de aarde? Soo dat een ge- duurige ondervindinge het gefeide leert, en fulx van aller eeuwen Oudheit aan geleert heeft. Selfs heeft alles wat klederen en dekfels van noden heeft, die alleen uit de aarde j de wol der fchapen, de vellen der beeften, het vlas, de bladeren en fchorfen der boomen komen alle van de aarde voort. II. Dat niets eeuwigh is, en alles wat leeft een foort van dood onder-
gaat , en daar door aan een ftinkende verrottinge overgegeven werd, is ook feker. Soo dat alles, wanneer het tot fyn gebruik gedient heeft, alleen tot een onnutte en affchuwelyke ballail van de wereld fchynt te moeten werden > en de aangenaamfte plaatfen (daar een menigte van menfehen en dieren figh ont- houden) door de ftank van foo veel lyken en krengen, onbewoonbaar en woeft te fullen maken, en de Inwoonders te dwingen , om fuiverder land- ftreeken te foeken. III. Dat (om alleen by levende dieren te bly ven ) alle de fpy fen, die haar voe-
den , in der felver ingewanden tot een verfoeyelyken drek, en vuilen mefb werden, kan niemand loochenen. Indien nu alle defe uitdygfels van foo veel menfehen en beeften, als 'er oit op den Aardbodem in foo veel eeuwen geweeft fyn, fonder veranderinge in haar onaangename hoedanigheden vol- hardeden i moet niet yder bekennen? dat foo veel duifenden van meft- en drek-hoopen het rneefte Aardryk voor fyne bewoonders in foo veel duifen- den van jaren walgelyk, en de lugt, die rontom defelveis, afgryffelykma- ken fouden, en reets gemaakt fouden hebben. IV. Voeghhierby, dat foo veel millioenen van menfehen en beeften,
die alleen uit de voortbrengfels der aarde beftaan, foo veel eeuwen langh figh op de wereld bevonden hebben i waar door het niet mogelyk foude iyn, ten fy een grooter wysheit forge daar voor gedragen hadde, dat de vrugtbare aarde niet feer veel, en merkelyk vermindert en verteert foude wefen. Soo dat, of fehoon anders den aardkloot geen ondergangh te vrefen hadde, eg- ter al wat op defelve leeft, eindelyk by gebrek van vrugtbaarheit der aarde, en daarom van voedfel foude moeten vergaan. Ì mm $ §.12. Vraagh
|
||||
4<ίί XXI. BESCHOUWING E.
§. 12. Vraagh nu aan een Atheift, of hy de wysheit van foodanigh eenen
niet pryfens waardigh foude oordeelenj die een middel uirgevonden hadde, waar door alle defe nare, walgelyke, en verderftelyke ongemakken konden voorgekomen werden: en indien het aan hem geftaan hadde, ofhynietden- ken foude een eenilemmigen lof by alle volgende eeuwen verdient te heb- ben} ingevalle hy door iyn overlegh en verftand, de faken in dié ftaat ge- bragt hadde, daar fy nu in fyn. En of hy niet meenen foude, dat alle men- fchen aan hem verpligt waren, als hy een maniere aan defelve hadde kun- nen leeren, waar door alle verrotte planten, alle geftorven menfchenen die- ren, al het geen uit haar blaas en ingewanden voortkomt, (op dat de aarde niet eindelyk ontbreken, endé alles onder foo veel vuiligheden fynfuiverheit behouden foude) wederom tot een aldernutfte ftofFe, en tot de aldervrugt- baarfte aarde gemaakt konde werden; en wel tot foodanigh eene, die een afgebefigden en uitgefaiden grond weder in fyne vorige vrugtbaarheit herftel- len konde. Nu dit is het geen dat men dagelyks fiet gefchieden j en wel, fonder dat
de menfchen daar toe de minften arbeid behoeven te doen. Kan hy nu fon- der tegenfpraak van fyn gewiife nogh itaande houden ? dat defe groote Na- tuur-wet, waar door alles, wat uit aarde komt; wederom als van felfs tot aarde werd, fonder eenige wysheit aan alles gegeven is? of dat het een los geval is, waar van alle defe weldaden tot het menfchdom afdalen ? Kan der ook yets onredelyker wefen, als te meinen, dat aan hem felfs ongelyk foude gefchieden, indien figh niet yder verpligt erkende, wanneer hy alleen eenen wegh aan haar getoont hadde, om van alles, wat walgelyk is, fookoftelyk een fchat, als een vrugtbaar Aardryk is, te maken, fchoon hy aan elk den arbeid om dit uit te regten overliet? en nu hy fiet, dat fulx van een ander ge- daanisopeene wyfe, die fyn verftand niet navolgen kan; en foodanigh,dat volgens de ordinantïe van dien grooten Regeerder, dit alles door de faken felfs, i'onder menfchen eenigfints te vermoeyen, uitgewrogt werd j nogh ftaande te houden,dat dien verpligtenden Weldoender nogh Wysheit, nogh Magt, nogh Goedheit heeft 5 waar over ymand, die dit geniet, aan hem ee- nige agtinge of dankbaarheit fchuldigh is? §.13. Is het nu denkelyk? dat foo konftigh gemaakte lichamen van men-
fchen ; van dieren en planten; fonder eenigh beleit van een groot Beftierder alle uit aarde voonkomen ; en na eenigen tyd in deCe forme figh vertoont te hebben, weder tot aarde keeren, die al weder diergelyke voortbrengt; welke op nieuws weder aarde werden. En kan een Godtloochenaar foo verre vervalle van alle re- delykhcit j dat hy defen foo wonderlyken ommeganghen veranderingh van fa- ken , die foo veel eeuwen geduurt heelt, kan begrypen, als fonder eenige beftie- ringe van wysheit te gefchieden?daar,indien het vanhemgevordertwierde, om door fyne wysheit het minfte, dat hier na geleek, te doen ,hy gedwongen foude fyn te bekennen, dat iyn verftand op Verre na hier toe niet reikte. §.14. Meer-
|
|||||
_____________________________^_______________
|
|||||
- Van de Aarde^ 4$*
§. 14. Meermalen is my de Wysheit des Almagtigen in iyn H. Woord
feer blykelyk voorgekomen; die defen onbegrypelyken omloop der faken, uit aarde wederom tot aarde, met nadruk meenighmalen aanhaalt. Wy Tullen nu nietfpreken, vandeeerfte voortbrenginge van alles, volgens welke Genes.L II, 12. de kruiden en gewaden j vers 24, zf. en Genef. II. ip. de gedier- tensj versj. de menfche uit de aarde gemaakt fyn : dewyle dit op een by- fondere en onnafpeurelyke wyfe in den beginne gefchiet is. Maar alleenlyk daar by aanmerken , dat een Ongelovige foo veel reden niet heeft, om 't geen in defe Capittelen ftaat, -als yets onmoogelyks te houden. Dewyl de ondervindinge ook nogh te defer tyd leert, dat alle defe faken uit de aarde voortkomen, als boven meermalen aangetoont is; en dat het geen wy da- gelyks met onfe oogenfien, op het meelt alleen van het daar gefeyde in de wyfe kan verfchillen. Nu is het Teer gclooffelyk, dat een Atheift,aan wie de maniere, opwelk
fulx nu gefchiet, nok bekent was geweeft, niet minder fwarigheic foude maken, om de tegenwoordige werdinge van dit alles uit aarde voor waar aan te nemen, op het feggen van ymand ; als hy nu doet op de woorden van Mofes. Waar uit immers blykt, met hoe weinigh grond defe ongelukkige menfchen de Goddelyke Openbaringe tegenfpreken, alleen uit dien hoof- de, dat fulx aan haar niet begrypelyk voorkomt. En is defe blindheit foo veel meer in haar te beklagen j om dat , indien fy alleen op de hedensdaagfe er- varcntheit letteden, fy nootfakelyk van andere gedagten fouden moeten wer- den? en bekennen, dat yets diergelyks, als het geen fy van den Schepper in de vorige verfen van Genefis niet hebben willen geloven, dagelyks voor hare oogen gefchiet. Dogh, om het voren gefeide met klare texten te doen fien j kon Salomon,
om de voortkom il defer faken uit de aarde, en haar wederkeeringh tot defel- veuitdrukeklyk aan te toonen, anders fpreken? als Hy doet, Predik.III. 20. Sy (namelyk de lichamen van menfchen en beeilen) _/y# alle uit den flof ^ enfy heren alle weder tot den flof: en Predik. XII. 7. in defe woorden: En dat het flof wederom tot aarde keere^ als het geweefi is. Noemende alhier de menfche- lyke lichamen (om dat fy uit aarde voortkomen en na de dood daar weder in verandert werden) felfs met den name vmflof. En met een erkennende, dat het geen de Jehova tot den eerilen menfch Genes. III. ip. gefegt had- de, al in die tyd aan een neerftigh Waarnemer in volle kragt van waarheif blykendewas: Tot datghy tot aarde wederkeert, dewyl ghy daar uit genomen fyt 5 ,want ghy fyt flof en ghy fult tot flof wederkeeren. Soo heeft den Maker van den CIF. JPfalw dit onder de wonderen des
Alderhoogften al aangemerkt vers 29. daar hy van menfchen, dieren en vif- fchen fprekende., fegt; Neemt Ghy haren adam wegh fy fterven , en fy keeren weder tot haren flof. 30. Sendt Ghy uwen geefl uit foo weydenfe gefchapen^ eii NB. Ghj vernieuwt het gelaat des aardryks, of, Ghy vernieuwt het acmgefigte der aarde:
I
t
|
||||
4<ί4 XXI- BE SCHOUWING E.
aarde: doende namelyk (als fy door het uitfenden van Godts Geeft ge-
fchapen werden) de aarde en haarfiof, waar toe fy eerft gekeert waren, on- der het maakfel van menfehen en dieren op nieuws figh venoonenj vermits bekent is, dat het woord hief Jardryk overgefet (Jdamah) meermalen de aarde daar vrugten uit voortkomen betekent, fiet Jerem. FH. 20. over de vrugt des aardry ks. Verfcheiden andere plaatfen waren hier nogh toe te brengen, die van het
keeren tot aarde van veele faken fpreken, welke wy nu voor by gaan; dit al- leen kortelyk hier by doende5 dat den grooten Geeft, en Ingever van dit Woord niet alleen het wederlceeren tot aarde, maar ook tot een meft en meer vrugtbare aarde, waar van wy gefproken hebben, meermalen gedenkt. Soo fpreekt Jeremias, Cap. XFL 4. en XXF. 33. van verflagene men- fehen, en Cap. FIII. z. felfs van hare beenderen , tot mefi op den aardbodem fullenfy fyn.
En indien men de plaatfe Jefaics LI. 12. Wie fytghy? dat ghyuvreefi voor
een menfche, die fierven f al ^ende vooreenen menfehen kind [dat] boy worden [al, in defen fin opneemt, dat een menfche die fterft tot aarde, defe weder gras en dit hoy werd; Soo dat het felve lichaam van den vyand en benamvers vers 13. dat nu foo vreeflelyk fchynt, foodanigh in de magt des Heeren is, dat het na eenigen tyd niet anders, dan een verdort gras ofhoy5fal uitmaken: late ik aan het oordeel van andere of defen text niet met immer foo veel nadruk de nietigheit van de vyanden uitdrukt, als of men het hoi hier alleen fteltby manier van gelykeniiïë by gebragt te fyn. Ten minften werd aan de eigen be- tekeniflen der woorden dus beft voldaan, die eigentlyk dus luiden: of voor te nes menfehen kind^ hoy [al hy 'werden. §. if. Miflchien mogt nu ymand denken, of dit ook de wysheit van het
Woord Godts foo veel doetblyken, dat het van defen omloop der uit aarde beftaande faken foo veel fpreekt; welke dogh aan geleerde en ongeleerde, foo fy maar eenigfints oplettende fyn, openbaar is. Maar defe gelieven te weeten, dat, hoe openbaar fy is,defelvenietnaen
laat een openbaar wonder te fyn. En is defe hier by gebragt, eerfi, om te töonen, dat het H. Woord, gelyk altyd, wanneer het vannatuurlylsefaken fpreekt, ook alhier volgens de ware en ondervindelyke Natuur-kunde fpreekt. Ten anderen, om aan yder te doen fien, dat Godt, voor die hem foeken te kennen, foo goedertieren is, dat hy felfs ook aan de ongeleerdfte en minft- vermogende fyne wonderen, fonder dat of eenige moeite of koften aan ex- perimenten behoeven befteed te werden, dagelyks voor de oogen doet ko- men } en die defelve niet waargenomen hebben in de Natuure, infynwoord daar van onderwyft. Eindelyk^ op dat niet alleen een onwetenden, maar ook een fcherpfmnigh Goddoochenaar hier op met ernft fyne gedagte veftej en leere, op hoedanigh een wyfe hy in de magt van een ander is. Dat hy der- halven fyn handen, fyn voeten, en alle de deelen fyns lichaams met ernitbe- fchoU'
|
||||
■'-:!| Van de darde. ■ , ■' J: , ij*
'fchcmwe, en denke, als hy van haar konftigh maakfel eemgh begrip heeft y
of hetligter aan hem foude vallen te geloven, dateen uurwerk iuit fynkopef ©fyfer, daarliet uit beftaat ,by geval geworden isj dandatloodanigh een tot ver- baaftmakens toe verwonderlyk ftelicl van fyn lichaam, uit een foo weinige daar na gelykende ftoffe-, als aarde is, fonder wysheit fyn eigenfchappen en gedaante foude gekregen hebben. Nu denk ik niet dat ymand foo beklage- Jyk blind is, dat hy dit ontrent een uurwerk foude derven itaande houden; ik late dan aan yder, dicbillyk oordeelen wil, waar voor men foodanipe hou* den moet} welke ontrent en machine, die de alderkonftigfte ondenkelyk .verre overtreft, foodanige gedagten voeden, of ten minften feggen te voe- den. Immers, laat ymand, die eenigbiints redelyk is, ons feggen, wie van beiden het befte befluit |||t dit alles gemaakt heeit} of defe grootgevoelende P-hilofophen, of wel den Pfiim-Sanger Ilraè'ls: die filende en merkende di£ groote wonderwerk , dat geduurigh voor aller menfchen oogen gefchiet waar door de foo veel wysheit in haar maakfel vertoonende famen-ftellen van ontallyke dieren en planten , uit een foo veragten hoop fwarte aarde met foo ftantvaftigh een regel dagelyks te voorfchyn komen, en haar onder- houd genieten) verre van mee de Atheiften dit alles aan een onwyfeen dom- me oorfaak ofgevaltoeteichryven,ophetgeiïgke en herdenkingedaarvande* fe woorden laat voorgaan: Pfalm. CIK 24. Hoe groot fyn uwe werken ê Heem gjjy hebtfe alle met wysheit gemaakt, het aardryk is vol van mve goederen. En na de fake felfs verhaalt te hebben, defe daar op laat volgen: vers X1. Be Heerlykheit des Heer en fy tot in der eeuwighekje Heereverblyckfigh in fyne wer- ken. ;. , ' l ° ^ Eer ik voortgaa, hoe wel door het woord Er-ets, alhier aarde, welmeeft
den Aardbodem in de H. Schrift verftaan werd} komt het cgter ook eenige wei- njge malen voor in de betekenuTe van een vrugtbareaarde. Soo vind men hec $ob. XIF. 8. Indien fyn wortel in de aarde veroudert &c. en Pred. V. 8. Het profyt des aardryks is voor alle. Een verftandige oordecle dan , of onder de wyde betekeniflèn die defe woorden , het aardryk is vol van uwe goederen kunnen hebben} ook dele niet wefen kan: de vrugtdragendS aard?, die de be- gmfelen en het mee ft eder ft of e van alle planten, dieren, menfchen &c. infiA be- Jluit, is daarom volvan uwe goederen. Indien cgter een Ongelovige mogte den- jterv dat defe fpreekwyfe te verheven is, in opiïgt van defe by yder bekende Μ kei hy toone ons eenige wet of wcgh in de Nature, waar uit defen omloop or volgen moet, of ook volgen kan* of, indien hy figh hier toe onbequaam bevind, hy erkenne dan met of tegen fynen wil ,indefendefwakheitvanfyn verltand, en de aanbiddeiyke Grootheit en Heerlykhcit van die defen won- der-cirkel op foo onnalpeurelyk een wyfe foo veel eeuwen kngh heeft doen itanu houden} tot het uitvoeren van foo groote einden , als het voortbren- gen is en net onderhouden van al wat in de wereld leeft. ik weete niet of ik felfs hier ontrent niet wat te breedt ge weeft ben j maar
Nu η de
|
||||
466 XXI. Β E S G Η O UW Ι Ν G E.
de reden, die my op defe fake wat langer heeft doen ilaan, is, dat het my
toefchynt,onmogelyk te wefen, dat ymand, die defe eigenfchappen der aar- de regt befchouwt, daar in geen Godtheit erkennen foude;, ten fy het den fclven gelieft hadde, tot wrake van iyn gelafterden Name, fyne looche- naars in het midden van het alderklaarfte ligt fonder eenigh gefigt te doen blyven. §. 16. Hoe verwonderlyk een (toffe nu defe aarde ook magh wefen, isfy
egter in de vooriedene eeuwen weinigh onderfogt. En fchoon in de eene ïaatft voorgaande de Natuur-kunde meerder gevordert is, als in verfcheide- ne van te voren;. blyft egter de kenniiTe van de ware eigenfchappen der vrugt- bare aarde nogh feer duiiter. Dat nu in foo weetgierigh een eeuw, het on- derfoek der aardeganfch veronagtfaamt foude fyn, i&niettevermoeden: waar- om, miflchien de moeyelykheit van yets met grond van defe aarde te kunnen feggen, de oorfaak daar van fal fyn. Dat aarde (om van haren gemeenen oorfpronk yets te feggen) uit water
kan voortgebragt werden is te voren getóont;, als wy van dit laatfte gehan- delt hebben: en blykt uit het experiment van Boyle, hoe water met geduü- righ deitilleeren in fekere aarde verandert. Dogh om eigentlyk yets van vrugtbare aarde te feggen, vcelpknten (als boven Befchouw. XX.§.4.bre- der aangehaalt fyn) groeyen uit water, en defe verrot fynde^ geven vrugt- bare aarde j. met een woord in alle dieren-en planten werd dit byervarentheit beveftigt, dat die tot een vrugtbare aarde werden. Wy .(uilen ons wagten alhier yets generaals uit af te leiden j dewyl de on-
dervindingen nogh niet genoegfaam fyn, om een behoorlyken grond te ge- ven, waar op men yets vaft kan itellen-, eh bekennen, dat wy metveelan- dere niet alles volkomen weten, waar uit en hoc de aarde voortkomt: en dat de hedensdaagfe experimenten, fchoon iy ons veele faken toonen, egter nogh niet bequaam iyn om ons de regte kenniiTe te geven, van het geen e hier snoet geweten werden. Dewyl nu de gefteltcnifle felfs van de vrugtbare aarde nogh weinigh fchynt
onderfogt te fynf hebbe ik der felver eene (want dat 'er foodanige van ver- fchéiden foorten fyn, is by ervarentheit' openbaar,) gelyk fe my van een nau- keurigh OefFenaar van bloemen ter hand geftelt was, uit tot aarden geworden koe-en paarden^meft mét fand vermengt beftaande, en door iiften van ftee- nen gefuivert fynde, uit een glafen fetort laten deftillei-en, en bevonden, dat fy een vogt, welke met de fuure geeft van fatpeter op-bruisde of effervef- ceerde (om een Ghymifch Woord te gebruiken)in groote meenigte gaf, na proportie van de veelheit der aardenen met defelveeene itinkeridebruyneolye. Soo bevind men ook, dat verrotte planten (onder welke defe meit, als uit gras, dat der koeyen en paarden fpys is,/beftaande Yook moetgetelt Werden) een falvolatile en diergelyken oly geven, 't Geen aan die de Chymie verftaan, be- kent is. Hoe
|
|||||
\
|
|||||
Hoedanigfi rm defe elgenfchap der aarde tot het voortbrengen van alle
planten, en de verdere vrugtbaarheit der aarde dienen kan, fal ik alhiernict verder onderfoekenj dewyl defe ondervindingen meer bekwaam fyn om aan- leidinge té geven tot andere, die men denken foude nader te komen j als tot het beiluiten van yets, dat de vereiite fekerheit geeft. §. 17. En op dat een twyfFelend gemoed kragtiger van de Wysheit en
Göedheit des grooten Formeerders der aarde overtuigt maghfyn j laat y mand lïgh voorftellen, hoe den menfche, die van de aarde leven moet, onbequaam geboren werd, om fonder andere werk-tuigen de aarde te bebouwen. Kart hy nu geen ooghmerk des Makers daar in fien? dat defe felve aarde bequaam is, om niet alleen hout, maar ook yfer voort te brengen 3 waar Van ploegen en andere gereetfehappen tot den land· bouw dienende gemaakt werden. Nu fonder vyer was het onmogelyk dit metaal uit de bergh-itoffen uit te halen, gelyk by de bergh-werkers bekent is; foo dat de menfchenjfchoon van aar- de, van hout en onbewrogt yfer genoegfaam voorfien, egter figh van het nodige, om die tot het gebruik bequaam te maken, ontblootfoudenbevin- den. Dogh leert ook weder aan alle een geduurige ervarentheit, dat defe fel- ve aarde, ook tot het bewerken der vereifte faken, de nodige vyer-ftofFeh verfchaft; en dat hout, kooien, turf, en andere uit defelve voortkomen $ waar door niet alleen het yfer van fyne byfynde berg-ftofFenafgeicheidenen fuiver gemaakt, en tot ploegh-yfers en verdere infrrumenten bereid word, maar ook de uit de aarde voortkomende rauwe vrugten tot een bequaam voed- fel gekookt en gebraden kunnen werden. Kan nu weder ymand, fonder eenigh tegenworftelen van fyn confeien-
tie, dit alles nogh oordeelen fonder ooghmerk te gefehieden, en dat de aar- de by geval en fonder cenige wysheit alle defe eigenfchappen verkregen heeft? Een yder onderiöeke ontrent deie faken figh felfs, en lette, ofhy ö- verde wysheit van foodanigh een Natuur-kundige niet met veel agtinge figh verwonderen foude; die door de chymie of andere wetenfehappen een foo- danige, en tot foo veel groote gebruiken dienftigh iynde (toffe, als de aar* de is*, toebereiden konde, hoe wel maar in een kleine quantiteit; en fal nu de grootheit van des Formeerders magt, die defelve in die meenigte, waat door Cy aan alle nootfakelykheden der menfehen kan voldoen, gefchapen heeft j en de göedheit deflelfs, die fe aan de menfehen voor niet ibpgunftig- lyk over al verfchaft; en de onnafpeurelykheit der wysheit, waar door hj dit alles uitvoert, aan een ondankbaar genieter defer weldaden, met eeni? gen fchyn van billykheit reden kunnen geven, om alle defe volmaakthe* den des grooten Weldoenders te loochenen? Ik late aan een Atheift felfs^ indien hy alleen de waarheit niet volkomen haat, en niet enkel dit ellendigh gevoelen wil ftaande houden, of het eenigfiiits redelykis: en egter of het de eigen maniere niet en is, op welke hy fyn gedagten leid. §. 18. Dewyl wy hier van het yfer gefproken hebben 9 voor foo veel het Nnn j töt
|
||||
468 XXI. BESCHOUWING E.
tot de bouwinge der aarde dient 5 was hier een groot velt, om van ditfelve
en van andere metalen, loot, tin, koper, filver , goud, en edele ger iteenten, en verdere bergh-ftofFen, die alle vrugten fyn, welke de aarde aan ons verfchaft, breder te fpreken: Die hier van nader wil onderrigtfyn,kan andere, die groote werken daarover gefchreven hebben, nafien. Op- het goudt alleen fal ik in het voor by gaan defe twee aanmerkingen
maken. Eerfi, hoe veelom hare dwaasheit beklagelyke, foo niet om hare bedrogen gierigheit befpottelyke Alchymiften hebben iigh in de laatfte eeu- wen in meenigte bevondenj die genoegfaam niets onverfogt hebben gela- ten, om uit een andere en geringer itofTe goud te maken. Ontelbare faken fyn op ontelbare wyiè ter preuve geftelt, om dit.eindete bereiken, foo wel van groote en verhevene, als van middelbare en kleinder verftanden: egter is tot nogh toe alles vergeefs aangewend. En de eenige vrugt, die daaruit te verkrygen is geweeft, is, dat hier uit een kragtigh bewys fighopenbaart., om die groot gevoelende Philofophen, die wanen alles door haar verftand te begrypen, te doen fien, dat het in veel gevallen gebrekkelyk isj en dat 'er yets ontrent liet voortbrengen der faken in de Nature plaatsheeft,, hetgeen nare wysheit verre te boven gaat. §.. ip. Het tweede, dat ik alhier my verpligt vinde in te voegen, is een
antwoord op die fwarigheit, welke door veeie ongelovigen tegen het gefagh der fchriften van Mofes gemaakt werd. Men leeft; Exod. XXXII. zo. JDathy het goudene kalf nam, en verbrande het in het vyer, en vermaalde het tot dat het kleine iverd. Het geen hy Deuieron. IX. zi. felfs verhalende met defe woor- den uitdrukt: Maar- het kalf (dat van goud gemaakt was) nam ik, en ver- brande Ί met vyer} endeftampte het, malende het welj.ot dat het verdunt werd tot β of, "En alhier meenen defe beftryders een groote bewys-reden tegen de Godde- lykheit van dit H. Woord gevonden te hebben j om alle de ondervindingen, die men met het goud felfs maanden langh in onfe groote vyeren te houden, genomen heeft, altyd tot nogh toe geleerc hebben, dat het felve alleenlyk finelt, en niet verbrand j foodanigh, dat het tot geen ftof kan geftampt ■werden. Waarom, volgens haar dit verbranden, en daar na tot ftof Jtam- pen, volkomen tegen de natuure van het goud fchynt ftrydigh te we- ien. '■" " *; Om hier niet op te antwoorden het geen feer geleerde Uitleggers daar c*·
ver, om die fwarigheit wegh te nemen, bybrengen, het welk by haar kan na ge fien werden: fal ik alleenlyk daar by doen: ; Eerft,aüt fchoon het goud in figh felfs en alleen fyndë qnverbrandelyk isj
en in die ftaat door ons vyer niet fchynt té kunnen gebragt werden, dat het tot itofgeftooten kan werden> egter fiilks meteenigh toefétgefchiedenkan, dat in dé Chymie genoegh bekent is j infonderheit by die gekouleurde gïat fën, eri nagebootfte edele gefteenten maken, welke door het By dóen van goud een rubyn couleur verkrygen $ en tefamen met dit daar onder gefmol- . WÉL·
|
||||
Fan de Aarde. 469
ten goud tot ftof kunnen vcrbryfelt werden. Nu feit deiê plaatfe niet, dat
Mores* om dit goud in dien ftaat te brengen, geen toeiet daar toe gebruikt heeft, foo dat om deiè reden haar bewys niet doorgaat. Ten anderen, is dek redeneeringe niet bondigh : niemand weet nogh hoe
het goud verbrand kan werden, derhalven kan het niet verbrand werden j vermits dit op defclve wyfe moeft doorgaan : niemand weet nogh hoe het goud kan voortgebragt werden, derhalven kart het niet voortgebragt wer- den j dat de ondervinge leert vals te fyn. Maar ten derden, om aan defe ongelukkige fbekers van tegenwerpingen
ontegenfprekelyk te toonen, dat het met de natuure van het goud geenfints iïrydigh is, foodanigh door vyer verbrand te werden, ook fonder eenigh toefet, dat het tot ftof kan gefloten werden j behoeft men alleen de onder- vindingen der groote brand-glafen·, in de naaft voorgaande jaren gedaan, aan haar te doen iïen. §. 2.0. Soo fal men in de Hiftorie van de Koninklyke Franfe Academie, Ao.
l6$p.p. 115. defe aanmerkinge gemelt iïen, onder die van de Hr. Tfchirnhaus den Vinder van defe brand - glaièn, dat alle metalen in het brand-punt ge- houden fynde, tot glas werden 5 en dat het goud in iyn glaswerdinge een fchoone purpere coleur bekomt. · Maar feer naukeurigh fyn die de Hr, Homhergh, ontrent het goud in dit
fuivere fonne-vyer genomen heeft Ao. ιγοζ. pag. 18©*. en iyoj.pag.jo. in de Memoires van defelve Academie in het brede verhaalt. Alwaar na erkent te hebben, dat het goud in onfe bekende vyeren niet vermindert, getoont werd, dat door dit vergadert fonne-ligt in een brand-punt of digt ontrent het felve , het goud wegrookt en in glas ten deele verandert werd : het geen. een ware veranderingh is van dit/ware metaal in een ligter glas: En iyn deiè laatfte de woorden van den Hr. Autheur iëlfs, pag.189. ipo. Ao. 1702. Boven welke pag. ïpj. in het einde defe woorden gevonden werden: En dus fien wy door defe waarnemingen, dat het denkbeeld, het welke wy ons geformeerf hadden in de Chymie7 van de vyer-vaftheit (fixitè) van het goud, niet meer ft and kan houden. . Ik vragenu, of die defe plaats tot een grond van ongeloof tot nogh toe
gehouden hebben, na het doen van defe experimenten niet moeten bekene- nen , dat het goud verbrand is, als het in een vuur ten deele weghdampt en ten deele tot glas werd : en by gevolge, of al dien grooten ophef, van dat fulks tegen de eigenfehap van het goud ftryd, hier door niet verydelt werd. Ten minften is dit by alle Chymici waar, dat glas worden en weghrooken het eenige is, dat men met het woord verbranden, als het in fyn meeftekragt genomen werd, verftaan kan. Behalven dat hier door het goud, het welk anders door geen irampen ligt fchynt klein gemaakt te kunnen werden (hoe T}1 mA^e voorëaanc*e eeuwen door een voornaam Chymift getoont is, dat uilks door een. daar toe expreflelyk gemaakte molen gefchjeden kan) in die |
||||
47o XXI. Β E SC Η O Ό W Ι Ν G E.
itaat gebragt werd} dat het nu glas geworden fynde, tot itof kan'geftampt
werden. Soo dat men hier alle omitandigheden in defen text vereifcht iïet in het goud te kunnen vallen. Ik fegge niet dat den Man Godts Mofesügh alhier van eenfoodanighbrand-
glas 'gedient heeft, nadien men het eerile gewag van brand-glafen by Arifto* fhanes vind, (fliftoire de l'Acad.Royal. Franc. Ao. 1708.) dogh als ronde bollen feer onvolmaakt. Het ware genoeg geweeit, indien hykennirTe van een dier- gelyk vyer, dat foofuiver en krachtigh was als dit fonne-vyer, gehad hadde. Dogh daar het alhier eigentlyk op aan komt, is, dat het uit dele ondervin- dingen klaar en onwederfprekelyk blykr, dat het rhogelyk is, 'tgeenindefe plaatfe van het goud gefcgt werd; het welke genoeg is, om defe tegenwcr- pinge, die het tegendeel beweert, kragteloos te maken. Ook, gelyk bo- ven al gefegt is, kan Mof es van het daar gemelde, of andere toefetten figh bedient hebben ·, het geen de plaatfe niet uitiluir. . §. 21 i Van de metalen fouden wy tot de fteenen en edele geileen ten fchy-
nen te moeten overgaan V die, indien fy haar oorfpronk aan de aarde niet fchuldigh fyn , ten 'minden meelt alle in en qntrent defelve gevonden wer- den, en geplaatfl: fyn.: In de laatire falymand, die de groothéit van een al- les gemaakt hebbende Godt erkent, fyne Goedertierenheit moeten aanmer- ken. Welke bok voor hét cieraad der menfchen heeft gelieven forge té dra- gen , en daar toe Schepfelen van foo heerlyken glans uit de aarde te doen voortkomen: in defelve dit wonder leggende, dat eenige en de voornaamite boven alles, wat bekent is, in vaitigheit en onverderftelykheit uititeeken terwyï de kennifle van haar byfonder geitel foo veel eeuwen voor de men- fchen verborgen gebleven is. Eene tot nogh toe onbeketade eigenfehap der diamanten vind men by de
Hr. Boyle, en nader in de Franfche Academie Ao. ïjoj.pag.i. namelyk, dat een geileepen diamant, gewreven fynde tegen een glas, een ligt geeft in het donker, foo helder als een gloei jende kool, daar men iterk opblaait. λ Ik hebbe defe alhier aangehaalt, om te töonen, met hoe veel innerlyke wetenfehap het H. Woord van de Schepfelen fpreekt 5 alwaar Ezech.XXFIIL ι fo r.4. de edele geiteenten, met de naam Van vyërige fteenen, of in de gront- tuc fteenen des vyersfchynen^gentemt te werden. Met welke benaaminge defe itrax verhaalde eigenfehap, onder andere, een groote overeenkomite heeft. En foo veel meer, indien dit aan andere edelgeiteenten ook eigen is, gelyk fulks uit het aldaar bygebragte Vjoor waarfchynelyk te houden is. Waar van ik geeen gelegentheit gehadt hebbe om by experiment de waarheit te weeten. Alleen hebbe ik geficn, dat ftukken van bergh-fcryilal tegen mal- kander gewreven fynde, een groot ligt in duifter geven. §. 2.2,. Van de andere fteenen, die van minder wardye in meenïgte ge-
vonden werden, vinde ik my Verpligt ook yets te feggenj niet, omdat ik de vcrwonderlykeeindendesgrootenScheppers indelen magtigh ben tetoo- nenj
|
||||
Van de Aarde. v 47ï'
fieiï, maar om eene tegétiwerpinge, die de Atheiften gronden op de on-
nutheit van foo veel rotten en andere fteenen, die haar van geen gebimik fchy- neiï, tegen te gaan. Sy meenen alhier yets gevonden te hebben, dat aan haar ongelukkigh ge-
voelen eenighfintsgunilighis; en haar dienen kan, om op de geduurige be- nauwde prikkelingen van haar cönfcientie yets de kunnen antwoorden: na- mëlyk, indien 'er een Gods is, die alles met Wysheit en Goedertierenheit gemaakt heeft} waar toe dan loo veele ongebruikbare keyen, foo veel on- vrughtbare rotfen, en fteenen, die nergens toe fchynen te kunnen die- nee ? Maar om hier op te antwoorden; kunnen defe beklagelyke Philoibphen,
fchoon men anders aan veele der felver den lof van een goed begrip niet wei- geren kan, ook voor een voldoende bewys houden, dat enkel en loiTe feg- gen? nadien der fel ver gebruik aan haar noghonbekent is, dat defelve daarom geen gebruik hebben, en geen dienft aan yets in het Geheel-Al, doen. Om de ongegrondheit van defe redeneringe te fich} laat fy in een win*
kei van een Konlt-drajer of ander Werker de meenigte van werk-tuigen befchouweni die aan haar meeft fonder gebruik Tullen toefcheinen, omdatfy de ooghmerken en einden van den Konftenaar niet verflaan '.* daariyegterde werken, die daar door gemaakt werden, iiende, niet fouden kunnen nala- ten figh over de gepaft heit defer.initrumenten tot den dienft, die fy doen moe- ten, te verwonderen. Ën indien fy dan in dit groote wonder-tooneel der aarde faken hen, welkers gebruyk haar onbekent isj fullen fy dan foo for- geloos kunnen voortgaan, onv dé wysheit van die fe gemaakt heeft, te loo- chenen, en ftaande te houden, dat fy van geen gebruik fyn?*Te meer,de- wyl de volgende ontdekkingen meermalen -geioont hebben, dat het geen fy nutteloos hielden, op een heerlyke wyfé diende om de menfchen gelukkigh te maken. Hoe weinigh tyds is het nogh geleden, dat feker Redeneerder de bergen genoeghfaam niet alleen otlhodigh, maar ook als een onnuttenen fchadelyken ballaft der aarde heeft aangemerkt. Daar, indien hy de waarne- mingen en daar uit beter gegronde redeneeringe van andere gelefen hadde, hy ioude hebben moeten erkennen} dat, foo yets anders, immers het fcheppeh Van defe bergen, de aarde op veel plaatfen, byna alleen bewoonelyk maakt: welke fonder defe door hitte verbranden, en al wat in defelve leeft van dorft verfmagten foude. En laat een foodanige , met welke wy te doen hebben, felfi feggen, of niet een harde fteenrotfe met, meer wysheit gebruikt werd, als een hoop vrugtbare aarde , wanneer fy alleen dienen moet, om aan fterk vlietende rievieren tot een grond te verftrekken, ofjom tegen de golven van een aangedreven zee ftand té kunnen houden , en een tot de navigatie dik- wilsioo nodigh eiland uit te maken.. _ $. 2.3. Om nogh eene inftantie ontrent de fteenen te geven. Die een zeil*
iteen voor de eerttemaal geften hadde, fouüé %, volgens defe PbiUfiphw; der-
|
||||
47* ××Ã.  ŠS C Ç Ï U W I NG E.
d/r onwetentheit, ( want das fchynt men een foodanige te oioeten noemen y
welke, orja dat fy het gebruik van yets niet weet, daarom befluit dat fulks j*een gebruik en heefr.) niet moeten denken, dat defen fteen by na het alder- onnutite Schepfel .van allen was ? om niet te feggen van de onaangenaam- heit, waar mede defelve figh aan het ooge vertoont. Maar indien hy nu daar na leerde dat defelve het yfer na figh trok, en aan
het felve de kragt mede deelde, om ander yfer na figh te trekken; en fulks op een wyfe, die nogh tedefer tyd, na foo veel waarnemingen, diegeheele boeken vervullen, by alle ware en Tonder vooroqrdeelen ofte hooge agtin- ge van haar felfs redenerende Phüofopen, voor onbekenr. gehouden werd.. Soude hy kunnen nalaten, defe anders in het oogh foo veragten fteen voor een wonder te houden? Dogh ingevalle men daar na aan hem die eigenfchappen deflelfs vertoon-
de, waar door defelve de noordelyke gcweilen der wereld, en daar door aan de zeevaretjde lieden den wegh in het midden der zee aanwyftj foodatfon- der defen geen fchip den Oceaan foude kunnen bevaren, enallegemeenfchap tuflchen de verre van malkander afgelegene deelen der wereld moeten op- houden. Soude hy als dan de vrugten en koopmanfchappen van anderelan- den üende, die hy alleen door hulpe van defen zeilfteen geniet, deielve niet voor een van de aldernodigfte faken moeten agten te wefen? en figh verpligt vinden, om die als een dierbaar gefchenk met de uiterfte dankbaar- heit van de Goedheit van den Gever, (indien defelve aan hem bekent was) aan te nemen. §. 24. Maar wanneer hy eindelyk by dit alles voegt, dat de kragt van het
yfer te trekken, aan de Oude a! overknge is bekent geween^ daar die van voor een compas te kunnen dienen, foo lange in het duifter gebleven is; én dat op dit geval niet alleen Chriftenen, maar onder die ook groote Wis- &oniJenaars dit, opgemerkt hebbenj hetgeen men by Defchales in fyn Ma- .thexnanfche Wereld in de voorreden op de zeilfteen aangetekent fict: JVant (ontrent 500 jaren geleden) ah-doeheeft den grooten God alteen defe direclie der zeil/teen geopenbaart ·, als Hy na fyne Voorfienigheit ontrent de menfehen hadds befoten, aan de volksrm, dis door de geheele wydte van den Oceaan van ons af' gefcheiden waren, Synen dienft en Synen Soom bekent te makm* Sal hy ook kur> nen óordeelen, dat het gevoelen van die geene foo ongegrond is ? welke in defen fteen en het gebruyk des felfs de wysheit Godts, en in dien tyd van de ontdekkinge fyner eigenfehappen deflelfs wonderlyke beheerfchinge van alles .erkennen: waar door fyne Voprfienigheit de nodige werk-tuigen tot fyne groote einden befchikt, en wel foodanige,gelyk defen zeilfteen j die,fchoon in het aanfien yets ganfeh veragtelyks en gerings verrooneniie, npgtans door de verborgene en voor alle Philofophen tot nogh toe onnafpeurlyke manie- re^ waar door fy bare werkingen uitvoert,, door fien, dat fy van een grooter l^efen als de men(chen fyn3 tot foo verhevene gebruiken gefchikt is: de- welke |
||||
-ΦΌ,η de A'arelê*;i! 475
welke aan niemand uit het gefigte van deCen (leen, Tonder onderrigtinge van def-
lilfs nuttigheit en kragten, immer in de gedagten fouden gekomen fyn jen aan de ganfche wereld, Γ00 niet de ondervindinge de waarheit-daar van buiten twyf- fel ftelde, nogh ongelooffelyk ibuden weien. ; Ik late nu aan yder, die dit gefeide met ernft overwogen Tieeft, of Se te-
gen wcrpinge te voren bygebragf5 nogh van eenigekragt kan gehouden wer- den te fyn. ■ 1 ' ~r- > §. ιγ. Indien wy nu van de ftofre der aarde tot het gebouw des Aard-
kloot sfèlfsjfoo als die uit het bewoonbaare droogeen water beflaat,overgaan; Soüdê ymand, diedeflelfs onoverfienbaar fchynende ^laktens met fyn oogen befchouwt,oit in fyn gedagten gekregen hebben, dat defelve rond is?en niet veel eer door het geen hy uit de beweeginge der fware faken na beneden fchynt te moeten belluiten, met veele van de vcrftandigite der Ouden, voof feer waarfchynelyk houden, dat een klootfchefigureonmogelyk aan haar toe te fchryven is? om dat de faken, die beneden ons fyn, indien fy op deièlve wyfe volgens den felven wegh hare fwaarheit oeffcnden, geen fteunfel ibu*· den fchynen te hebben, en in de lugt, die beneden haar is, te moeten neder* vallen. Daar nogtans de hedensdaagfche ondervindinge leert, dat geen dien* iliger figure door eènige wysheit konde uhgedngt werden, als de bolronde> om van foo kleinen plaats een ib.o- groot en heerlyk Tooneel van foo mee- nighvuldigé wonderen te maken. En kan ymand dan nogh aan figh felfs voldoen, met enkel te feggen, dat den Aardkloot fyn gedaante by geval, of ten minften fonder eenigh verftand gekregen heeft? Wat fynder al verfèheiden gevoelens van hare figure in vorige eeuwen ge-
fmeedt? tot de Aftronomifche Obfervatien, door de rondheit van haar icha- duwe op de eclipiêrende maan $ en de aanmerkinge, dat men op dezeeeer*· der de maften als de fchepen fiet, en opeene hoogte klimmende overdentui* fchenkomenden bult der aarde, de laatfte, die anders nietgefien konden wer- den , bcfehouwen kan, dit heeft voor feer waarfchynelyk doen houden 5 totdat het felve daar na door verfcheiden reifen rontomtne den geheelcn Aardkloot* by ervarentheit nader bewefen en beveiligt is. Had men in die duiftere tyden, gelyk ook by veele tegenwóordigh ge-
fchiet, niet foo veel op fyn verftand en redeneeringe vertrouwt} en willen geloove geven aan het geen den groótén Maker der aarde in fyn Woord van defelve fegt} foude men al langh van de ware gedaante-des Aardkloots on* derrigt fyn geweeft. Ten minden moet na foo veel hedensdaaghfche ervareta- heden, den ongelukkighften Τwyffelaaraan de wysheit van het H. Woord, fonder daar tegen te kunnen fpreken, bekennen, dat het felve van de Schep- felep, en in defen van de figure der aarde, na dealdernaukeurigfte waarheit fpreekt: niet tegenftaande de meefte gedagten der menfehen figh in die ty- den daar tegen fcheenen te kantefg en men daar na die felfs fegt van ketteryebe- fchuldigt te fyn, die ilaande hebben gehouden, dat de aarde rond was. * Ooo De
|
||||
474 XX*· BE'SCfiOUWINGE.
De pJaatfèdaar 'wy'alhier van fpreken, is, Jefai<£. XL. zz, Hy is het, die daar
fit boven den kloot der aarde. Was het ook by ymand mogelyk de rontheit der aarde met klaarder woo^-den uit te drukken? §. z6. Dewyl wy hier van de figure des Aardkloots fpreken, kan M8 ^efe
plaatien niet wel voor by gaan: Als Jerem. FL zz. Soa feit de Heere ^fiet daar ■komt een volk uit den lande van het noorden^ en een groot e Natiefal opgewekt wer^ éten uit de fyden der aarde. Welke woorden ook by defen Propheet Gap» XXXI. 8. en L. 41. op defelve wyfe gevonden werden, volgens welke het Noorden genaamt werd, de fyde der aarde. Nu door de zyden van yets, by voorbeeld van een plank, van een balk,
van een {chip, van een menfeh of dier en meer andere, is men ge woon te ver- ftaan, die deelën van der felver omtrek} tuiTchen welke die faken op het fmalite ψ η j of anders, tuiTchen welke den kor tften diameter der felver gele- gen is. 1 Waarom, indien men den Aardkloot niet volkomen bolrond irelt; maar
dat de middel-linie van den iEquator langer is, als die van de Noort-pool tot de Zuid-pool {trekt} en foodanigh, dat alle middelynen van de Polen af tot den JEquator toe geduurigh in lengte aanwaflèn: lbo fal den Aardkloot van den eenen Pool· tot den anderen, in opfigt van de diameters der felve, de fmalite 5 en daarom de noorder en zuiderdeelen de beide zyden des Aardkloots fyπ. Dat nu de naukeurigheit der hedendaagfche Onderfoekers, de figure van
den Aardkloot op het nétfte nagefpeurt fy nde, (fchoon men al op de oneven- laeit, die bergen en dalen daar in kunnen veroorlaken, geen agt geeft) wel kloots (fpharica) gewoon is te noemen} dogh eghter niet voor volkoo- men bolrond, maar met eene meerder (hoe wel feer kleine) verhevenheit by den ./Equator, en geduurigh platter werdende na de Polen tragt te doen aanfien, is by yder, die figh aan hare laatfte öhderfoekingen geleegen laat, kennelyk genoegh. : ' < ,. .,■" , '^ Op de waarnemingen, dat een flinger van een Horologie te Cajeme, digt
by den den iEquator t| van een linie of van 4f van een duim korter moeit fy η, om juiil een feconde te ilaan} als defelve daar toe tot Parys vere'ifcht wierde te wefen} heeft de Heer Huygem, infyn -Traïïaat van'■ defwaarhe.it, den Aard- kloot by de Polen platter geftelt. By den Heer Newton Princip. Philof. Prop. XIX. Lib.III fiet men het fel-
ve } a!s ook by de Heef Qregory CAflfonom.pag. 36. en z6E.) By de Heer Whiflon^ behalven op^ andere plaatfen, vind men in deifrlfs Pral.Phys.-Ma- them. Proph. XCIII. Corol. z. deiê Woorden: Νademaal het by waarnemingen en ondervindingen bekentis, dat pnfen Aardkloot waarlyk hooger is , by den JEauator êls.hyde Polen. Inde Hiftorie van de Franfche Academie ι joo. pag. r^f. en in de Memdrien pag. zzy. vind men waarnemingen tot Lifjabon^ en Paraibam America gedaan, die het verkorten van #e flingers in het naderen aan den ^Equator* en by gevolge by veele Auronomi de om die reden gefielde meer-
|
||||
Fan de Aarde. %γ*
meerder platheit van den Aardkloot na de Polen, felfs nadriikkelykerfchy-
nen te beveiligen* hoe wel defe Obfervatien in haar nette grootheit moeyc- lyk te nemen fyn. Maar op dat men niet onderworpen foude fyn aan de fwarigheden, diey-
mand tegen de ondërrtellingen, by eenige van defe tot.de betoginge gebruikt * foude kunnen maken ι is het fecr aanmerkelyk, het geen men vind in de Hi- flor ie vandefelve Academie van Frankryk in den jare i-joi.pag. 120., en in de Memorienpag. 237, 238. Alwaar de Heer CaJJini de Meridiaan van Vrank- ryk tot aan de Pyrcneefche Bergen uit order des Konings vervolgende, de lengte van elke graad deflelfs naukeurigh gemeeten heeft 5 en bevonden^ in 7 en ruim ± graden, tuflchen de Parallellen van Amiens en Coljoure, die hy met malkander vergeleken heeft, dat de grootheit van elk, nader endeaan den ./Equinoétiaal, gedüurigh meerder was 5 en daarom na de Polen toe vermin- derde. ;' ' Soo dat de nette en Geometrifche figure van den Aardkloot ophetalder-
itrengfte hier niet betwiftende, nogh geen onderftellingen ten grond nemen- de·, indien het geen de Heer Qaffmi 'm elk van defe graden waarlyk bevonden heeft, in alle van den ./Equator tot de Polen plaats heeft, fekerlyk den iE~ quatór of iEqumo&iaal felve grooter is 5 als benige meridiaan, of cirkel, die door beide de Polen gaat: en den Aardkloot wel een kloot is, dogh egter een weinigh plat na de Polen toe. Het welk men in de Planeet Jupiter felfs met verrekykers kan waarnemen
dus te fyn; en gefchiet is van de Heeren CaJJini en Flamfieed. ( Siet Whifion Prop. XCIII. en andere. ) Of dit nu de ondervindingen fyn. Waar van de Heer Whifion in de bo-
ven aangehaalde plaats fpreekt, weet ik niet; alfoo ik deièlve daar niet by gevoegt vinde. Dit is waar, dat defen Aütheur in fyn Ed. Vraleïï. Aftron. II. Prop. II, pag. 8. van de aarde legt, dat fe is prater-propter fpharica ,of'on- trentbolrönt j egter met foo Weinigh ondërfcheit, dat hy hecaldaar onder de kleinigheden (minutias) ftelt: als niet waardigh fynde, dat het verfchil, het welke dehelfs kleine platheit foude geven3in de Aftronomie behoeft aange- merkt te werden. Indien men nu om de gefeide redenen, met de grootfle Natum*-en Ster*
re-kündige,magh ftellen, dat den Aardkloot eenighfints platter na de Polen is, en dit volgens de gemeene maniere van uitdrukken, een aarde maakt, die wel een kloot is, maar op het naukcurighit genomen,twee fydenheefr, die een weinigh platter fynj en waar van de eene aan het noorden, en de axidere aan het zuiden deflelfs gelegen is; foo kan niemand loochenen, dat de Schrifture het noorden de fyde der aarde noemende., alhier yet fegt van de figure der aarde, het welke in die ty den, wanneer dit gefchreven is, aan geen menfche bekent konde fyn: En is het niet moeyelyk de waarheit van ditge- feide uit deinftrumenten af te nemen en te bewyfen,dienootfakelyktotdeiê O00 2 ont-
|
||||||
v ■' ,1
|
||||||
ê
|
||||||
4?5 XXL BESCHOUWING E.
ontdekkingen vereiicht wierden, en gebruikt fyn* alsregt gemaakte flinger-
Horologien en meet-tuigen , die met verrekykers toegeruft fyn. Welkeyder weet, dat in de laatfte eeuwe eerft uitgevonden, immers lbo veel uit alle Hiftorien blyken kan, als doe eerft aan de menfchen tot defe gebruiken o- penbaar geworden fyn. Ik late daarom aan het oordeel van ymand die redelyk is, al was het een
Ongelovige felfs, of defe uitdrukkinge en befcrvryvinge van de ware fi- suure des Aardkloots, van een menfche in die tyden, kan wefen voortgeko- men. En dewyl eenige Philofophen, wanneer de Schrifture na hare Hypothefe
niet en ichynt %c fpreken, foo ligtelyk tot die oneerbiedige maniere van leggen vervallen y dat dit H. Woord in natuurlyke faken, figh fóo feer aan juifte waarheit niet en bind} maar meermalen volgens het gevoelen van het gemeene volk fpreekt; nadien fy moeten bekennen, dat men hier ook in de- fe kleinigheden in de Schrifture de aldernetfte waarheit vind; ook tegen het gemeen gevoelen der menfehen aan ■■, gelieven fy felfste oordeelen, of men den- ken kan, dat den grooten Ingever der iel ver- in andere faken defe waarhek foo weinigh geagt foude hebben, dat Hy, aan wie alles alleen volkomen be- kent is, en die figh tot eere rekent waaragtigh tefyn, fynefpreek-wyfenna dwalende, en daarom valfche-gevoelens van het gemeen foude. hebben willen fchikken. Ik weet wel·, dat het geene wy hier verdaan onder'de zyden der aarde ^by
eenige als te verre getrokken, mhTchien fa| voorkomen y die oordeelen tol- len, dat defe fpreek-wyfe haren grond liever heeft in de gevoelens der Ou? de Wereld-Befchryvers. Welke in hare tyden een veel grooter lengte des Aardkloots van het Ooft na het Weit, als van het Zuiden na het Noorden, kennende , daaromde Ooft-enWeiMlreekdesAiirdldoots/^^endeZuidr en Noord-ftreek delTèlfs£ra^é?genoemt hebben. Waarom het geen van het Noorden of Zuiden aankomt,, ook van de zyden der aarde by haar konde.ger fegt werden te komen. Om hier op-te antwoorden, weet men tegenwoordigh, dat liet groote
Aardkloots Eiland ganfeh Europa, Aiia en Africa bevattende, waar van de bekende 'Aarde der-Qaden alleen een klein deel is, foo veel korter niet is van het Zuiden na het Noorden, als van het Ooil na het Weft, als de Oude wel gemeint hebben. Soo dat om defe reden, als men de voorgaande plaatfen na den fin der Ouden neemt, defelve een volkomen valsheit fouden leggen} ten-minften alhier in kragt na'de dwalendeX)piniei.,niet wel desgemeenen, volks, maar der Geograpbie foude fpreken.. Nu laat ik aan het oordeel, van al wie redelyk en billyk is,,of men den-
ken kan, dat den Ingever van de H.' Schrifcure figh eenighfints foude heb- , ben willen voegen na de gedagten van in defen onwetende Aard-Befchryvers; die Job. XXFJ.j.- in defe woorden: Hy breidt het.Noordenuitoverhetimoefie ^ |
|||||
-..
|
|||||
χ-Van de WaWèï ;:; ff-'J : ~ ψ?ψ'
genoegfaam klaarte kennen geeft, dat hy ook woefte landen in .het Noor-
den erkent të wefen } en niet alleen Wateren en zee'n , die het dropge- van de aarde aldaar fmalder fouden maken. Want dat de uttdrukkinge van het woefle-, meer op landen als op de zee paft, fal niemaodt ligt tegenfpree- ken. ',.- JjJ ;;:;■·,
Soo iiet men den felven Geeft, om te toonen, dat ook de aarde figh feer
verre na de Polen en het Noorden uitftrekt, Job. XXXFIII. iS. leggen: Syt ghy metuverfi and gekomen tot,aan de BREEDTEN der aarden* Waaruit blykt, dat hier vaftgeftelt werd,, dat de noordfche deelen of breedten der aar- de figh verder uitftrekken , als menfchen door haar verftand magtigh fyn te bepalen. Men fie over defe plaatfen de volgende §. 46*. en 47. Wyl nuin elk van deiètexten het vorige gevoelen der Oude Geographi regas-
draats tegen gefproken werd -ris niet, wel te denken,. dat den felven Ingever van dit woord, die in defe laatfte, fonder op opinien van menfchen agt re ge- ven, ria waarheit fpreekt, in de voorgaan ie plaatfen figh na, de milïlagb iou— de hebben willen fchikken , van die een verkeert begrip der faken maken: hoe wel de waarheit by die doemaals leefden foo wel verftaanbaar niet en Was. Want dat den grooten Geeft, door wiens beleid dit Boek befchreven is, figh aan de gedagten van de menfchen niet ftoot,is uit veelplaatienbly- kelyk, die volgen fulkn. Soo fiet men dit Woord de fterren in een ontelba- re meenigte ftellen Gene/. XV. f. Deuteron. XXXlIt. 14. van meer manen ■ fpreken j daar dogh de oude Aftronomi een veel minder getal der fterren, en maar eene mane fekerlvk gekent hebben.. Slet over defe breder, Befchouw^ XXK, §. je.mufa. Ik hebbe geoordeek dit hier te moeten by doen., om de voorgefeide te.-
genwerpinge tegen te gaan. §· 27.· Meermalen is my die· verwonderlyke beweginge welke men/waar*
heit noemt, en waar door alles wat op de aarde bekent is, na beneden en na - den Aardkloot gedreven werd, met ontfettinge voorgekomen.' Ik fal hier de foo verfcheiden redeneeringe van dePhiloibphenOntrentde-
felve niet ophalen, nogh betwiftenj of men fe alleen als toevalligh aanmer- ken, en defelve* van het ligcer fyn van andere ÜGhamen, die de fwaarder na beneden ftooten, moet afleiden. Dit is immers waar, dat alle lichamelykefa- ken, .die op, de. aarde aan de menfchen bekent fyn, hare fwaarheit hebben j de 1 ugt en het vyer,, ook dat fyne en füivere vyer felfs,, het welk eerft door een glas ^or gegaan is* niet uitgefondert. Welke alle volgens de ontdekkingen defer' tyden, aan een nette balance haar gewigte oogenfchyulyk vertoonen. (Siet Boy Ie de penetrabilitate vitri α ponderabiUbus partibus flamtftte) Selfs , dat het: miverehgtdoorbrand-glafenvergadert, figh in andere lichamen vafl fet * en iwaar is> kan hier na .Befchoww.ΧΧΓ. §.44. in het experiment van;de Heer flmbergb,gefen werden, " ' Hoe ilctk nu de kragt van defe fwaarheit werkt,. is felfs uit de perilïnge, van >
Ooo 3, ücha-.-
|
||||
mmm
|
|||||
^S XXL BE SC Η Ö U W IN GE.
lichamen , dié anders fonder eenige beweginge fchynën te fyn , openbaar:
waar door men grootë féhepén fiet finken,en dikwils feer fterk gebouwde, dogh të veel geladen folders inilorten. Ik vrage nu aan eenigh redelyk menfch > of het tegeloven is, dat domme
faken, en onwetende van alles, die haar felven uit haar felven niet hetmin- fte bewegen kónnén, fob naükeürige wetten kunnen waarnemen, fonder dat niet alleen een magtign j maar bok één verftandigh wefen haar beftiert. " Want indien C hét middel-punt der aarde is, Tab.XlF. Fig. 3. endencirkel daar uit befchreven , een grooten cirkel op haar oppervlak , ook de linien FG, Hl, KL, MN, die defen cirkel raken , de figtbare figt-einders of horizonten van elke plaats vertoonen i wéét een yder, dat foó men een iteen óf ander fwaar lichaam in Α brengt, het volgens de linie ACjfoo in Β, vol- gens BC} foo in D, volgens DCj en in E, volgens EG bewogen werden, of vallehfal. En dat men fulx niét te onregt ter nederitejt j kan men vandie ftierlieden weten, welke den Aardkloot of geheel of ten dëele rond gevaren hebben: die alle fullen moéten getuigen, dat foodanigh de wegen fyn , die het diep-loot houd, in déverfcheiden plaatfen, daar fy figh bevinden. Laat nu de ooifaak van defe fwaafheit foodanigh een fyn , als elk na fyn
Ehilófophie fal goed vinden *, fal hy egter niet moéten erkennen , dat fon- der defèlve den Aardkloot onbewoonbaar foude wefen j indien hy, het geen boven van de fwaarheit van lugt en water gefegt is, alleen begreepen hééft ? Dogh het is hier de plaatfe niet om dit alles in het byfonder op te halen. §. z8. En om niet te vragen, of eenigh menfche kan denken, dat het fon-
der een beftiérende wyshéit gefehiet, dat hit felfde van alles onwetende lich- haam in Α fynde van Α na C, en in E fynde, langs een régt daar tégen aan- löopende wegh van E na C bewogen werd ; én dat over al, Waar een lichaam op den Aardkioót is, het altydt den naai|ê'n wégh na delTelfs middel-punt neemt. Die nu dit grooté wonder ernilelyk befchöuwt, dat alle lichaamen hoe
groot én onbefuift fy fyn , fonder yets félfs daar van te weten, mét fóo vér<- fchrikkelyk een ge welt, als men in grootë én fware gëvaaftens fiet, na een Mathematitch punt, een enkel Ms Ratïbnis, het welk buiten dé gedagtén van die het begrypt, geen beilaan heeft, toègëVOcrt werden ψ en fefiöön hét in de faaken één volftrèkt niet met reden gènoenlt werd , daar Mn blyvëh han- gen. Kan die fonder dé wysheit Godis in fyn H. Wöörd te erkennen:, die uitdrukkingé lefen, welke men Job fiét gebruiken Cap.XXFI.j. flyfowp de aarde aan een niet. §. ip. Höë groóten ^öndër^rpreuk dit èök magn.fchynen , fal clén hart-
mekkigften Atheiit., indien hy anders de Wis-konit vcrilaat, moéten beken- nen, dat defelve foo als fy daar ilaat ,, eën pntegenfprékelyke waarheit is. Is niet allesTwaar, dat op de aarde onder der menfchen onderfoekingen tot nogh toe
|
|||||
IK Van de\4ard&, g ,>{ |f · 4*^
toe gevallen is? doetdefè fwaarheit niet alles na dit middel-punt der aai*degaan^
iet figh den ganfehen bol der aarde niet daar door in en rpntom het felve? En om de woorden van Job te gebruiken > hangt fy door defe fwaarheit daar met aan van alle fyde? Is nu dit middel-punt geen.yolitrekt niet in figh felfs, en alleen in het begrip der menichén fyn beftaan hebbende? Waarom hoort menEueUdesDefimL Lib.1. het felve aldus befchryyen,,éénpunt-is, datgeen, deelen beeft? Bn om te fien, dat het by, devQlgen.de Mathematiei voor niets ftofFelyks gehouden werd, kan men de aantekeningen van Clavius na^ flaan: die van een puneT: fprekende, fegt:Quale' ekemplum in rebus matenalt" hus datur nullum, dat is, <waar van geen vambeeld in floffelyke faken te geven is* Soo (iet menmededat het gemeenefwaarheits middel-punt der faken in defe wereld,om dat het ook eenMathematifch punt is (fFlijfgn Proleet. Phyfuo'j Jkfatkem,Prop.LXXXFIII. Corol.z.) eenplant'nihil,dat is een volkomen-niet genoemt werd: welke getuigeniflen men van meer Wiskundige alhier ioude kunnen bybrengen. Is het hu niet ftofFelyks , Wat is het dan, als een niet in deilöfïèlyke faken, en alleen een begrip , dat wy ons. van een eind-paat van yets formeeren ? De redenen, die regte Mathematici geven, pmtetoo- nen, dat een punt fonder deelen en groothek is, kunnen de onervarene in deiê ftüdien^die dit dwars voorkomt, nafien; om dat alhierdeplaatfedaar toe niet,-en het ons genoegh is, de waarheit "dier woorden Jobs getoont, en oV fwaarheit, ioo verre'-befchöuwt te liebben/, φϊ: het pnmogelyk fcliynt te wefen y dat ymanddefelveaan een geval, of onverilandige Natuur-wetten kan toeienrvven. ; Want om nu van de verdere nuttig-heit nogli der felver uitgeftrektheit dóór het Geheel-Al, (waar van miflêhien yets hier na) niet te fpreken, waar uit -de Wysheit van den Schepper blykt: noghvan deirelfsveifchrÜUtelyk ge- weld , waar door de Hiftorien ons leeren, dat in aartbevingen of apderiintij afgefcheurde rotfen eri berghvihikken geheele fteden verplettert hebben i her, welke de magt Gods doet fien. Indien ymand kan denken, dat een lichaam op ontelbare plaatfenrontomden "Aardkloot geftelc fy nde, aityd volgens on-^ telbare verfcheidene wegen figh na het eenige en felve middel-punt bewegen fal door een enkel geval, of forider dat eenigh yeriland het felve beftiertj, fchynt hy beklagelyk blint te fyn. Te meer,·, dewyl tot nogh toegeen men- fche een andere voldoenende oorfaak daar v^angegen heeft > en pa; ioo veel redeneeringen en difputen, het beiluiten van alles by de grootfte hedensdaagfe; Wis-konitenaarsen Natuur-Onderfoèkers eindelyk daar op uitkomt j, dat de fwaarheit een generale en van den beginne ingefchapen wet is, welke Godc in de ftoffe ingedrukt heeft j en datmen niet meer moet vragen ,hoe het by komt», dat alle lichamen fwaar fyn ï als hoe hetgefchied, dat alle lichamenbe wogenwer- den. Seer groote Wis-konftenaars van defe tyden is het bekent genoeehu dat dus fpreken. : ' · . , ·Γ?. §. 30. Ik kan niet nalaten,-dewyl wy nu van d;e fwprheit ^ets geiègc
hebben , alhier mét on^gh^an te merken; dat verbaaitmakende wonder-
bet s
ν .' , * ■ -
.
|
||||||
1 ■' *
|
||||||
' «
|
||||||
φ£ XXL Β ES G Η OÜWING E.
hetwelk alle Natuur-Onderfoekers (wat ook daarvan eenigeal giflêndemo*
gen feggen) voor een geheim des groot en Scheppers gehouden hebben j im- mers het felve daar voor tot defe tyd toe hebben moeten houden. Het fy" nu tk't Ήΐεη ffcelt^ dat de aardepémf ciab..XIF.Fig.^. iïil ftaat, en dat den Sterrenhemel Ρ EMF.y!met de 'Sonne O en andere Hemelligtèn, dagelyks rontom defelve omrollenr het fy dat men met andere, (om mee meer gemak in fdmmige gevallen te rekenen, en dit alles figh te kunnen verbeelden,) ftelr» dat Fab.XlF.FigJp^z&foe door A, B,C, D, rontom de Son O in een jaar gevoert word j terwyl defelve dagelyks om haar aiïepm bewogen werd; dat is waar, dat defelve afle pm akyd na het fclve oort Ρ en Μ des Hemels geftrekt lert, in devierde figuur, of inde■ .vyfde-ügpre altydevenwydigh aan ïïgh felven blyft: en dat alfoo den Aardkloot, hoe wel fonder eenigh iieun- fel fynde, daar door altyd haar felfde gelegentheit en ichuin'tc behoud, im- mers foo veel, dat de Aftronomi die noir anders hebben kunnen waarne- men; of die dit al gedagt hebben te bevinden, het felve aan andere noit ge- noegfaam hebben kunnen betooncn. En fuiks, dat meer te verwonderen is, niet tegengaande defelve aarde kloots-formigh fynde, en byveele alleen door het tegenwigt van hare deelen in haren ttand en fchuinheit geagt werdende te bly ven, foo groote veranderingen foo meenighmaai geleden heeft ·, dat het by na voorymand, die dit te regt aanmerkt, onmogelyk fchynt te wefen, dat defelve daar door niet omgeroldt is, of andere bewegingen ondergaan heeft.
§. 51. Om hier van overtuigt te fy η. Laat y mand figh voordellen, die
fchroorrielyke brand-bergen ; welke men in foo veele en foo verre van mal- kander afgelegen deelen der: wereld vind } waar d°or de aarde op foo veel plaatfen verteert werd, Infonderheit, indien defe vyer-kolken (gelyk uit de Hiitorien van BagHvus pag. f 10. en f 11. opgehaald te beiluiten fchynt) vol- gens delTelfs en veeier anderen gevoelen door ganfche vyer-vloeden, van het eene oort des Aardkloots tot het andere, ook onder de gronden der zee figh uitftrekkende , met malkanderen gemeenfehap hebben. Waarom de aarde door het verbranden, en het in fook en aifche uitwerpen van foo veel Hof- fen noótfakelyk op die plaatfen fchynt ligter te moeten werden. Doet hier by «die verfchrikkoly ke water-vloeden, waar van volgens oude
overleveringen de ganfche Zuider Zee eene is j en de geweldige itroomen van foo groote deelen <les Oceaans, welke door winden, door ebben en vloe- jen en andere oorfaken, een foo ondenkelyk gewigt van water van het eene gewefl des Aardkloots na de andere voeren : door welke alle , de fwaarhek des felfs op véele plaatfen noótfakelyk fchynt te moeten verandert worden. Om niet te fpreken van door de ganfche wereld gevoelde aardbevingen j waar door dien kloot bewogen fynde, met reden een yder moet doen vrefen, dan clefelve haren ftaiid föude kunnen veranderen. Nu indien door alle defe, roet foo gruwiaiae kragten werkende, oorfaken
dit
|
||||
dit eenmaal quam te gebeuren, en op de eene of andere wyiê de aarde wam
Icelde, en oraroldej wat was'er anders, als een generaal verderf en onder- gangli te verwagten? daar alles, wat 'er is, van lugt en elfmaat veranderen foude. Want laat men figh verbeelden, dat die Tab. XIF. Fig. 4. en j. ón- der des linie ëf9 of in de brandende Zona nabydefelve woonen,doorhetorn- wenteien des Aardkloots, tot de plaatfe van de Polen/» of m, of in een der koude Werelts-riemen vervoert wierden: waar door te gelyk, denoordiche Volkeren, die nu ontrent defe Pool/», of ontrent de anderen, inhetuiter- fte van het Zuiden woonen, in de blakende lugten daar nu de linie e f is, (ou- den overgebragt werden : kan ymand ook eenigh twyffcl daar aan flaan ? dat al wat in de hitte gewoon was te leven, planten, dieren, menfchenindey- ilge en ongewoone koude; en die uit deCe in de foo hete lugt omgevoert wierden, ten meeften deele ftcrven fouden en vergaan. Nu alle defe onge- makken, die fekerlyk volgen louden, werden daar door verhoedt; dar, fchoon den Aardkloot foo veel verwiffelingen in fyne delen lydt, fchoon hy op de eene plaats fwaarder en op de andere ligter en dus de balnnce van fyn geitel weggenomen werd, defelveegterfonder te wankelen fyne felfdefchuin- heit onbewecgelyk bewaart. §.31. Dat nu onder foo veel ooriaken, die het tegendeel fchynen mede té
brengen, den Aardkloot defen iynen ftand onveranderlykgehouden heeft, kan aan niemand anders als een wonder-daat van een magtige Voorfienighëic voorkomen. Want fchryft ymand dit aan eenfulks medebrengende Natuur- wet, aan deiTelfs fwaarheit, of (foo andere willen) aan feilfteenige kragt toe; laat hy ons leggen, dewyl de aarde, waar op defe wetten werken, in deiïëlfs famen-ftel, in ligtheit en fwaarheit, inholheitenvaftigheitfoomeenighmaal verandert, hoe het toekomt dat defe Natuurwet egter onverandelyk in fyne uitwerkfelen blyft. En derft ymand dit van een los geval afleiden; om niet te toonen hoe ongerymt het gevoelen is, dat men een foo iïandvafh'gli verfchynfel, het welke foo veel duifenden van jaren, fonder eenige verandé- ringe in de Nature plaatfe gehadt heeft, aan de losheit van een nu dus, dan anders werkende geval toelchryftj hoe kan hy figh van die hare vrees ont- flaan, dat eenmaal door dit felve geval hem het voren aangetoonde verderf overkomen fal? ~ Hoe veel geruiler (op dat ik die ongelukkige en het innigiïe medelyderi
waardige Philofophen nogh eens hier aanfpieke.) en hoe veel gelukkiger leefc hydan? die overtuigt is, dateen Almagtigh, Wys , en Goedertieren, voor hem en alles forge dragende Regeerder, het alleen isj die al het geen hy op den Aardkloot gefchapen heeft, door de aarde in defelve fchuinheit te hou- den, voor een gewiflèn ondergangh bewaart. En maakt ymand boven dit alles nogh fwarigheit om toe te ftaan ,dat hetgeen hier in, ontrent dat gróo- te lichaam der aarde gebeurt, door wysheit en tot een beoogt einde gefchietf Waarom oordeelt hy niet, als hy aaneen fcheepswerf een oörlogfchipj daiT Pp ρ " ver-
|
||||
48i ΧΧΓ. BESCHOÜWINGE.
vermaakt werd, fiet fchuin op fyn eene fyde blyven leggenι dat ditookam
een enkel los geval, liet welkfonderooghmerkofbcilieringevaneenighver- itandt werkt, toe moet gefchreven werden? . *§. 35. En daar dit wonder foogroot is,dat niemand oit tot nogh toedeiTelfs
Ware oorfaak regt en met fekei heit gegeven heeft j is dan die vrage niet mag- tigh om dewyfte der menfchen nedrigh te doen fwygcn? indien hy uit na- tuurlyke redenen defelve na waarheit en niet na ongegronde giffingen beant- woorden moeite. Welke vrage den grooten Schepper tot dien einde aan Job geliefde voor te itellen , Cap. XXXVIIL 6. Waar op fyn hare (namelyk des aarde's,) grondveflen nedergefonken ? en ivie heeft haren grondfleen. gelegt? En is fy niet te regt beantwoord van Salomon? Proverb.. JU. ip. Jehova heeft de aar- de door wpheit■ gegrondet. Welke dit groote werk met den Pfalm*Sanger Ifraëls alleen aan den Schepper tocfchryftj waar door den geheelen Aardklooe of in een dunne vloeibare Itoffe, of foo andere willen in een enkele ruimte, {onder eenigh iteunfel, ontrent gelyk een grooten bal in het water dry ven- de, en op foo verfeheiden plaatlen foo menighmaal ligter en fwaarder wor- dende ,. in defelfde fchuinheit onveranderlyk gehouden werd} en waar van miilchien noit eenigh menfche de regte en ware reden magtigh fal fyn te ge- ven. Dit fyn de woorden P/alm. €IV. f. Hy heeft de Aarde gegrandvefi op ha· te gr ondveflen^fy en f al nimmermeer nogheeuwighlykwankekn. En Pfalm. CX/X... <?o, Ghy? hebt< de aarde vafl gemaakt en fy blyftflaan* Want dat alhier, door dit niet, wankelen en flaan-blyven. der aarde, onder andere betekeniflèn ook dat groote wonder verbaan kan werden j waar door fy in defelve fchuinheit te- gen alle veranderinge aan overanderlyk en onwankelbaar ftaan blyft eeu- wen langh,denke ik niet* dat ymand'vreemt fal vinden % dewyl alsdan defc fpreek-wyfe ook in de woorden felfs hare kragt heeft. Indien-egter een ongelovige, die in het voorgaande foo memghmalende
H. Schrift van de natuurlyke laken na de naukeurigfïe waarheit heeft iien fpreken,, denken mogtej dat defelve in defen de naaite oorfaak van dit gro- te wonder der- altyd blyvende fchuinheit des Aardkloots niet gegeven heeft: hy fegge ons dan, welke, defelve fy; en toone die met eenbehoorlyke onder- vindeiyke fekerheit.. §. 34. Dewyl nu,(om nogh yets onbegrypelyks aan Ongodiilen voor te
$eHc« i de aarde fwaardef is, als het water j wat is de reden, dat de wateren niet boven- de aarde ftaan, en defelve, ibo wel als de lugt, niet omringen? nadien het eene foo wel als· het andere uit de wetten van de fwaarheit onte- genfprefcelyk fchynt te moeten volgen.. Vergeefs brengt ymand, die in defen geen wonderen doende Godt wil er~
kennen,, byv dat dé zee en wateren in holligheden des Aardkloots befïoten iyndey, fulks daardoor is· onmogelyk geworden. Want (tellende, (gelyk de φ-varentheü; der binnen-wateren, by voorbeeld van het Haarlemmer Meir,, aan veele met haae fchade gdeert heeft) dat het geduurigh aanbodtfen der golven,
|
||||
Van de Aarde. ^$2
golven Bequaam is, om alles met der tydte fïyten; ichynt het immers een
nootfakelyk geVolgh te wefen, darde oevers door het geduurigh geilroo'm
en gewoel der baren afgefpoeld werclende, dele ftoffe figh eerft met het wa» -*ter mengen, en daar na door haar meerder fwaarte te grond moet linken $ én alfoo de zee en andere wateren geduurigh ondieper maken. Waardoor het drooge van tyd tot tyd verminderende de ganfche aarde eindelyk met een wa^ ter rontom (hoe wel niet foo diep als de tegenwoordige zee«kolken)fchynt te moeten omringt en bedekt worden. Egter fiet men het tegendeel gebeuren j en niet tegenftaande het geweld
van zee en rievieren, het drooge bewoonbaar blyven. Laat nu een beklagelyk Hedeneerder, die nogh geenen Godt als Schep·*
per en Onderhouder erkent 5 aan ons feggen: daar Tiy weet, dat de aarde van wateren bedekt fynde nogh menfchen, riogh dieren,-nogh planten voeden foude, of hy denken kan? Ε#νβ-, dat die groote kolken, welke nu de zeen bevatten, by geval en fonder eenigh ooghmerk of wysheitin den Aardkloot uirgeholt fynj en dat het dienvolgens ook by geval is, dat alles, wat op der aarde leeft, van defelve nu drooghen bewoonbaar fynde, onderhouden werd; en (het geen hier wel op,te merken is) dat alle defe faken op den Aardkloot iyn, de nodige en vereifie geileltenifïè daar toe hebben. Om nu niet té fpreken van de grootheit defer dieptens; welke, ten iy een grooter magr, als van alle menfchen te iamen genomen, defelve tot de vergaderinge der wateren bequaam gemaakt hadde, hyial moeten bekennen, dat geen magt, die hem bekent is, foude hebben kunnen formeeren: foude hy die dit vori- ge aan het geval toefchryft, wel derven ftaandehouden, dat de infnydin- gen van een fleutel, die een flotopent, by geval in defelve geworden waren ? en is'er (als men dogh ongerymt fpreken wil) voor ditlaatile niet foo veel en pnvergelykelyk meerder reden, als voor het eerfte? het welke in de groot- heit der iake felfs, nogh in de heerlykheit van de dienften die het doet, by het eerilgefeide niejt te gelyken is. Maar Un anderen y indien het voorfeide hem niet overtuigt 5 laat hy figh,
verbeelden, voor de eerftemaal een foo grooten kloot als die van de aarde 5 en het geweld, dat het fhan der golven van de zee en het itroomen d<?r rievieren op hare oevers doen, te Henj dewyl nu de ondervindinge leert, dat het druppen van water ook harde ileenen uitholt, en met der tyd afflytj foude hy wel kunnen denken? dat na foo veel duiiènden van jarenciiëgroo- te kragt, wel^e de wateren doen, waar door ïn binne-landfche Meyren fob veel voorbeelden van een geduurige afilytinge der landen vernomen werden, te vergeefs foude gefpilt ge weeft, het drooge by na fonder verminderingc gebleven fyn. En indien dit egter tegen alle waarfchynelykheden aan, gefchiet, en fco
veel eeuwen langh geduurt heeft; moet dan een yder (hy gevoele ontrent den grooten Werk-meeiler daar van, wat ook fyne Philofophie hem leert) Ρ ρ ρ ζ ' niet
|
||||
4*4 ××Ú- Â E S.C Ç O U-W É Í GE.
niet Tonder uit vlugten te kunnen maken erkennen ? dat hier een wondérlyv
ke en aile menfcheiyke wysheit te bovengaande Magt plaatfe heeft} die tot behoLidenifle van het geene leven ohtfangen heeft, door andere en onna* ipeurelyke middelen, „de wateren belet alles op te flokken of in verwarringe te brengen: het welke anderfints natuurlyker wy ie onmydelykicheente moe- ten volgen. /_..;'. $^-\-<Ö §. 3 f. Ik late nu verder aan eenyder, ook aaneen Heiden, die na billykheit oordeelt, en het voorgaande iïgh voorftelt, of Sakmon nietwyflelykgefpro- Jcen heeft, die Proverb. III 2.0. fegt: Door fyne (namelyk Godts) weten- fchap fyê de afgronden geklooven. En door den fel ven Geeft, den Kooningh David Pfalm. XXXIII. 7, die gefegt hebbende: Hy vergadert de wateren der zee als op eenen hoop,(van welke woorden hier na nogh yets volgen fal) aan· ilonds daarby voegt, Hy field de afgronden infehatkameren. Erkennende al- foo 't geen uit de regte befchouwinge der fake fèlfs blykt 5 dat tot het uithol- len van de aarde, en het vergaderen van de zee-wateren een Goddelyke Magt vereift wierde. En by gevolge dat Mofes een uit de Nature en reden bly kende fake gefchreven heeft} als hy Gen. I. 9, van het gebiedend woord van den Schepper dit groote werk a.üeïde,En Godtfeide, dat de wateren van ender den Hemel in eene plaatfe vergaderd werden, en dat het drooge gefien wor- de , ende het was alfoo. (10) Ende Godt noemde het drooge, aarde, en de verga- der inge der wateren noemde hy zee'ç: Hier fouden meerder plaatfen bygebragt kunnen werden ·, dogh dit fal hier genoegh iyn. §. 56". En om te toonen, dat het andere even te voren aangehaalde won-
der, ook aan dien grooten Geeft, die den Ingever van dit H. Woord is, niet onbekent is geweeft} door het welke men tegen alle natuurlyke waar- fchynelykheden aan bevind,, dat het woefte geweld van foo veel zee-baren, en de fchuringe van iöo veel fnel-ftroomende rievieren (hoe groote afftytin- gen van landen men daar door op foramige plaatfen maghfien gebeuren) in ioo veel duiiènden van jaren niet magtigh lyn geweeft, om het drooge af te /poelen, en tot fyn gebruik onnut te maken: fchyntfulks afgenomen te kun- nen werden uit het begin van atnXXIF. Ñ f alm, vers 1. en z. Alwaar het eigendom van de aarde en de ganfehe bewoonde wereld, pet al wat daar op is, aan Godt metregt, en met een goed gevolg toegefchreven werd} om defe re* den, dat hy defelve boven de zee-en rievicr-wat eren, als by wonder-daad, doet eiland houden} die anders defelve affpoelen en overftroomen fouden. Dit fyn fde woorden: De aarde is des Heeren, mitsgaders hare volheït,de wereld, en die daar in woonen i want hy heeftfe gegrond op dezee'n , ende heeft fe gevef tigt op de rievieren. ,. -:. Ik weet wel, dat deCd woorden by ibmmige in een anderen fin genomen
werden, en als of het water het fondement der aarde was} dat ik in fyne waar- de late: immers de gefteltheit der zee'n en aerde fyn aan my niet genoegh be- kent 3 om defe uidegginge daar aan te geven. ; Maar
|
||||
Van de Aar,de. . .«
Maar dat het andere waar is en de aarde boven de wateren bewaart word
is by ervarentheit fekerj .en dat ook de woorden defen iïn klaarjyk in de grond-tale Jyden kunnen, is by de Taai-kundige genoegh bekent. Want dat het woord Jafad, hier gronden vertaaii betekent flrudluram fir-
mare,, of het geflel va/t maken is by Robbert/on te iïen. Gelyk ook dat het woordt Coneen,, hier veftigen, door féikken^. aptare, overgefct kan wer- den.; ;.,,,,;, . <}, ■ -. ° Verder, het woord Gnal, dat van een wyde en veelvuldige beduidiW
is, fegt ook boven, in een verhevener plaat/e, foo Pfalm.VUL z. (Gnal) L· yen de Hemelen.; P/alm. GIII. ir. boven de Aarde; en Gems. Vlll ç ir tot dat de -wateren gedrooght waren (Mee-gnal. ha-aretz)- van boven d* Aarde. . Ook betekent het felve woord Gnal ook aan^by, of'ontrent y P/alm Lt
Men boem gephnt, {Gnal) aan„ by, of ontrent water- beken. "* T' Soo-dat de fin van defe plaats- als dan fal wefen: é. De aarde is desHeeren
mitsgaders hare volheit, hefdrooge of het bewoonbare (Teebeel) en die daar m woonen; want hy heeft haar geflel vaft gemaakt boven de zsetn, en heeft â ze· fchikt by de rievieren, of ook boven defelve. ; Waar uit dan her voorgefeide, en de reden van het gevolgh blykelyk te-
vermits er met Tedeiyker nogh biilyker is, als dewyl Godt de aarde regen ,.de. kragt der zee ç miraculcufelyk bewaart, en hooger als defelve, en dfar-
om vrugtbaar en bewoonbaar doet blyvcn, dat ook defelve op een byf0i> .dere wyfe des Heeren iQ fyn genoemt werde'j, met alles wat fv kan voort-
brengen en dragen j dat is,, met alle haar volheit. . Men gelieve ook niet te denken, dat als doe de kragt der eroote wateren
.overtuigt te fyn behoeft men alleen de woorden Jobs, Gap. XlF. io na te
flaan, de wateren, vermalen de fteenen:. waar uit immers de groote kram des waters af te leiden is. En dit niet tegen ftaande, fiet men P/alm. CJF. 9. alwaar van de wateren gefproken werd, dat gefegt werd: Ghy hebt een pak MMM*,& (de wateren Jymet overtreden /uilen, fyfullen de aarde niet weder bedekken. Uit welke twee plaatfenmet malkander vergeleken, kennelykis, dat dit woord meerderde regte geftekheit der faken in iigh felfs, alseenigc andere aannemelyke gifllnger^hoe wel fy ook op een goede redeneerinfe gegrond fchynen , aantoont. En over fulks (dewyl op de laatife maniere ichryven menfchelyk is) de eerite, wanneer de ondervindinge tegen de gevolgen van de redeneenngen fchynt aan te loopen, gelyk als hier. meer als menfchelyk is, en dien volgens, Goddelyk moet gehoudenwe* recfe" "uit t ^S^^JT alle het geene een goed Philofooph door de
' leiden'foude 1 Hm? Van de^ deSWaterS »mec veel waarfchynelykheitaf-
leiden ioude, in defen regt ilrydigh is, is te voren getoont. Want. die o# Jt /. PpP 3 de
|
||||
4B(5 XXL Β E S C Η O U W'I Ν G E.
de uitwerkfelen van het geweld van izee'n en rievieren in het overftroornen
en affpoelen van landen geilen neeftj fchynt met goed regt en reden te mo- gen beiluiten, dat het drboge dagelyks verminderen, en de wateren ondieper werden moeten. Waar uit dan by een nader en goedt gevolgh kan afgeleid werden, dat defe verminderinge onophoudelyk en geduurigh gefchiedende, in meer als vyf duifend jaren, de bewoonbare aarde, of geheel afgefpoelt, of ten minilen feer veel foude moeten kleinder geworden en afgelleten fyn. Nu tegen alle defe raifonnementen aan blykt by ervarentheit het tegendeel \ dat mifichien, indien niet de ondervindingen van foo veel eeuwen dit feker maak- ten,by weinigh Philofophen gelooft foude werden. En by gevolgeHet men, dat, als boven gefegt is, alhier een ftraal van de Goddelykheit van ditl woord iigh vertoont, als yets met klare woorden voorftellende, dat in de fake onder- vindelyk waar, en na alle apparentien anders ongelooffelyk is. Immers ais het, gelyk hier, foo algemeen neder geftelt werd ν dat men uit defe woor- den klaar genoegh kan beiluiten, dat de fin is$ dat dit wonder,foo langhde wereld ttaatj ftand Gil houden. §. 37. Om tot yets anders over te gaan.
Het is bekent, dat alle Aard-Befchryvers deiTelfs opper-vlak in vyf riemen
(Zon£ genoemt) afgedeelt hebben. De eerile is by haar de brandende We* relds-riem {Zona Torrida.) Dit is de vlakte die Iigh van atnJEquatc <?ƒ, Tab. XF. Fig. 1. wederfyds tot beide de foo genoemde keerkringen {Trofici) αb en cd mx&xekt. Dat nu alle Oude Geographi voor een vaftewaarheit gehouden hebben, dat
defen riem, door de onverdragelyke hitteonvrugtbaarenonbewoonlykwas, is uit hare fchriften openbaar genoegh; en indien men op de werkinge der Sonne, in andere werelds-deelen agt geeft, niet te onregt: nadien dit groote en brandende ligt figh altyd indenkringhAYDf-Ei-Z/^/iTiiofSons-weghge- heeten) bevindende alle jaren tweemalen regt boven die landen gaat, die tuflèhen defe twee keer-kringen ab en cd gelegen fyn. En heeft dit, in den uiterlyken aanfien feer redelyk gevoelen, foo langh
onder alle plaats gehadt j tot dat de ondervindinge het tegendeel leerende, in defen de Godheit en onbedenkelyke Wysheit desgroöten Makers toonde j die de alles verfengende hitte, welke uit het opfigt van defe landen tot den Sonne-loop noótfakelyk feheen te moeten volgen, door andere middelen be- lette defelve te befchadigen. §. 38. Om van dit wonder verfekert te fyn, behoeft men alleen het voren
nogh eens aangehaalde Eiland Sani Thome ten voorbeeld te nemen; het wei- fee onder de Unie, als hier in X, in het midden van de gom Torrida; gele- gen is. Waar van noghtans alle die het felve befchryven éenftemmighlyk de gefondheit der lügt voor de inboorlingen, en de vrugthaarheitgetuigen. Men behoeft alleen den kleinen ^//0* van^ratfe^daartoëna teflaan,oiook andere. IK
» 'v. ■·. ■-...
|
||||
Van dë Aarde Mh
% tk bidde nu yder,die nogh twyfïèlt of de wereld met wysheit gemaakt is,
by figh felfs te overleggen j of hy vanonwetende Natuur-wetten, of een los en oriverftandigh geval kan afleiden y dat (op dat de Sonne dit Eiland niec onbewoonelyk make) een bergh in het midden van het felve met veel boflchen bewaiTchen geplaatft is. Welks top, niet tegenftaande de hitte aldaar alles fchynt te moeten vercjroogen, met foo veel wolken altyd bedekt is; dat de daar uit riedervlietende wateren genoegfaam iyn niet alleen om andere vrug- ten, maar ook fuiker-rieden te doen groeven. Soo verre felfs, dat in de al- derheetfte dagen defen bergh figh akyd meeft bewolkt vertoont j nadien als dan meerder vogten door de grooter hitte uit de zee opryfen en de lugt door meer warmte figh fterker uitfettende, de in figh gemengde water-dam- pen fnelder na de koude en fchaduwagbtige plaatfen van defen bergh toe- voert, en defelve alfoo dikker op een doet Ioopen, en fwaarder 'wolken maken. Hoe nu de bergen hier toe dienen, is reeds te voren eenighfints. getoont. Indien nu ymand, die hier in geen Goedertieren Godt erkennen wil, dit,,
als juift eigen aan defe eenige plaats, en by gevolgh alleen by geval gefchie— dende mogt aanmerken j- kan hy uit de befebryvinge van andere en van Ma~ dagmcar in de Geographie van M, Robbe leeren, dat in het midden van dit Eiland ook boffchen en bergen fy η, waar uit na alle kanten rievieren vloei- jen; die het felve (fchoon in het alderheetfte deel des werelds ten opfight van de Sonne gelegen) in vrugtbaarheit met de befte landen der aarde ge- lyk maken: en kan men dit aangemerkt fien ontrent veel andere plaatfen. §. 39 Dogh ingevalle nu andere van defe ongelukkige Philoiöphen we-
derom na hare w^fefwarigheitmogteri maken ; endenken, dewyl dit voorge- fetde op veel plaatfen gebeurt, dat fulks uit Natuur-wetten volgt, die dit: #ootfakeiyk mede brengen. Sullen fy de ongegrondheit van dit gevoelen jr uit andere en van de voorige verfchillende middelen·leeren kunnen ;, wel- ke de Wysheit Godts, boven d&yoorièide tot het vrugtbaar maken van land;» fireeken, die andere door de Son fchynen verfengd te moeten werden, gebruikte Om van Egypten niet weder te fpreken, het welke na by de Sons kcer-
kr'mgh ab, en met fyn eene uiterfte onder defelve legt: alwaar men de alder- grootje hitte oordeelt te wefen; om dat de Son. niet alleen tweemaal, des. jaersregt daar bovengaat, gelykin alle plaatfen van de Zona Forrida-, maar ook om dat fy veel langer tyd boven de landen ontrent defe keer-kringh ge- legen ftaan blyft, als by den J£quator, daar fy rafler voor by gaat j, wellwÊgypreni noghtans door het overvloeyen van den Nyl. tot een deralderovervloedjglteeri,: vrugtdragenfte landen der wereld gemaakt werd; kan het anderfints,dorre eö; uitgedroogdeSwartmland (Nigritia, Nigritarum Regio ) tot een bewys ftïek- ken. Het welke ook in het heetfte van defe Werelds-riem figh van 8 tot 23 graden breedte, en dienvolgens tot digt aan den keer-kringh van Cancer- ab uitftrekt j en op defelve: wyfe door, de Riever de Niger overftröomt werd.
|
||||
φ XXI. BESCHOUWINGE.
werd: die een fbort van flib op de anderfints door hitte verièngde landen
jaarlyks latende, dcfeive de vrugtbaarfte van ganfch Africadoetfyn. Sietvan defe Ai. Robbs Geograpbk en boven defe verfcbeiden groote rievieren tot defel- ve nuttigheit gebruikt, in Parejii Geograpb. L. I. Cap.XFL %. 20, Veele aldaar genoemt, en onder defelve de Rievier de Zaire, loopen alle ja-
ren over hare oevers} en maakt defe het Ryk Congo% daar de lugt by hel- der weer ondragelyk heet is, vrugtbaar in alle foorten van gewaflèn, dietot het leven nootfakelyk fyn. Die daar over verwondert wil liaan, en horen, hoe in foo brandend een climaat een foo grooten overvloed van alles uit de aarde fpruit j lefe wederom de voor aangehaalde Geograpbk van M. Robbey en by den meer gepreefen Varenus\ hoe den Indus en Ganges^ altydinjuny, July en Auguftus overioopende, geheele omleggendeRykenbevogtigen,en in een grooten trap vrugtbaar maken j ook aan de Inwoonders aldaar dienen om iigh tegen de andere maanden in w-elke by na geen regen vak, van wa-, ter te vooriien. Op hoe wonderlyk een wyfe men verder de hitte van defe brandende we-
relds-riem, door koelteen regenen op verfcheiden plaatfen gematigt fiet 5 kan by Varenus L· II Cap, XXFI,^. n. gelefen werden: foo verre felfs, dat door andere middelen, die de Wyshek des Almagtigen alhier gelieft te gebruiken, de faifoenen dikwils als reght tegen het naderen en vervvyderen der Sonne fchynen aan te loopen. Alle de oorfaken daar van te onderfoeken foude hier een veel te langh, en na alle waarfchynelykheit een vergeefs werk wefen. . §, 40. Laat ik nuaan-defewaarlykerbarmens waardigePhilofophen, die alles
willen fonder wysheit-van den Schepper en Onderhouder foo geworden te iyn als het is ,nogh eensvragen j als y mand middel gevonden hadde, om aan een klei- nen landilreek een gematigder lugt en het nodige water te verfchaffen, welke — fonder dit met menfehen , dieren en planten van droogte en onvrugtbaarheit fou- de moeten vergaan 5 of men foude kunnen ontkennen, dat dewysheit van die fulx uitgevonden en uitgewrogt hadde (inibnderheit, als de kennifle en magt der meefte en verilandigfte menfehen iigh daar toe ook te klein bevond) ten hoögiten pryfens waardigh was, en of ïy of ymand foude kunnen denken, dat de water-leidingen, waar door in de uitgemalenmeiren van Noord-Hol- land, by groote droogtens, de landen bevogtigt, en aan het veedrafkver- febaft werd, fonder wysheit van een Ingenieur aldaar geworden fyn. ,Nu fiet yder dit gefchieden, niet in droogh-gemaakte meiren, maar in
foo wydt uitgeftrekte Koninghrykenj niet eenigh vee gedrenkt, maar mil- lioenen van menfehen, millioenen van wilde en tamme dieren, rnillioenen van boomen, heefteren, kruiden en andere gewaflèn daar door by het le- ven bewaart* niet cenige weinige mergen lands, maar geheele en groote, an- ders onnutte werelds-deelen, daar door vrugtbaar gemaakt, en in ftaat ge- flelt, om uit den overvloed van hare vrugten hare aangenaam heden ook - aan
|
||||
Fan de Aarden '■ ^.g^.
aan andere volkeren mede te deelen. Hy fiet hier geen kleine iïuifen of mo- ·
lens, die alle jaren ten koften van de landen onderhouden moeten werden , toe gebruikt j maar fchroomelyke gevaartens, en geheele gebergtens daar toe dienen. Die eenmaal door den Opper^Ordineerder daar geitek tot nogh. toe, fonderlafl vandie het voordeel daar van genieten, bequaam gebleven fyn, om dyifenden van jaren fonder llytinge of verminderinge in dit haren groo- te werk te volduren. Hy liet hier geen uirgedolven graften, vaarten, togt- of rihg-ilooten van eenige weinige roeden breedt. Maar ontfachelyke wa- ter-itroomen , en de grootite Rievieren der wereldt daar toe dienilbaar fyn. Dewyl nu dit alles onvergelykelyk heerly keren van meerder nuttigheit is,als
het geen yder in de gefeide meiren willigh erkent op een verftandige wyfe door menfchelyk vernuft uitgewrogt te fyn j wat reden kan dogh defe ongelukkige Philofophen daar toe brengen, dat fydit itaande houden fonder wysheit fooda- nigh gefchikt te fyn ? Wat grond vaneenige redelykheit is'er dogh, dat defeel·- lendige in kleine faken het veritant des Makersiien,enbelydenfulkstefienj en inondenkelyk grooter en verwonderlyker dat loochenen? het geen nog- tans onder alle, die de Atheiitifche gevoelens aanhangen, in ontelbare ge- vallen gemeen is. Dient dan deMajeiteit en Heerlykheit van het doen van den Schepper en de grootheit fynerwerken, fyne goedertierenheit over foo veel menfchen en beeiten alleen aan defe Ongelukkige, om hem foo veel geruiler te kunnen loochenen? Meermalen is my dit voorgekomen, ak een verborgen oordeel van een foo onwaardigh door haar gelafterde Godtheitj die haar aan iigh felfs overlatende, de leugen toe laat te geloven-, enomfyn regtveerdigen toorn over haar bekent te maken, in het grootite ligt haar ite- ke-blind laat blyven. Is dit de reden niet, laat fy ons eene andere geven, waarom fy in kleine en by na veragtelyke faken met andere menfchen on- trent der makeren wysheit over een ilemmen, en in grooter en gewigtiger Voorwerpen, alleen als'cr een Godt te erkennen is,een foo van alle verftan- dige verfchillende,en voor haar felfs foo gevaarlyk en in eeuwigheit verderi- felyk gevoelen voorftaan. §.41. Na defe brandende Werelds-riem á b de Tab. XF. Fig.i, volgen
Wederfyds twee andere, ábbg,en cdki\ in opfigt van de minder hitte,als in de ZonaTorrida abcd^ en minder koude, als in de twee yfige of koude riemen gph en imk, en daar door, om de meerder gematigtheit van lugt, 'gematigde of temperata genoemt. Nemende dan ñ voor de Noord-pool, á h g h de Noorder , en
edki9 de Zuider Zona temperata; waar van de cerfte by ons bewoont werd, en by na geheel Europa, het grootite gedeelte van Afia, en alle die landen en zee'n begrypt, welke men op de globe ofin de Wereld-kaarten tuifchen den Tropicus Cancri ab en depolare Cirkel gb afgebeeld fiet. De Zuider Zona tem* perata cdki^ gelyk daar ook te fien is, werd meeft van zee'n beflagen. Qnq §. 44. On-
|
||||
4PO XXI BES.C Η OU WINGE.
§. 42. Onnodigh is het alhier van defe Noorder Zona een byfbndere iut-
breidinge te maken* Alles wat rontom ons >s en in- alle defe Befchouwingeti aangetoont is, kan meeit daar to& gebragt werden, omdcMagt, Wys* heit en Goedertierenheit Godts, die Hy in. defe Werelds-riem doet uitblin* ken, aan yder te doen fien. Dit is waar,, dat fy in vrugtbaarheit, gema- tigtheit van koude en warmte, infonderheit in verftandigheit van hare be- woonders voor geen gedeelten der w ereld wyktjdewyl het feker is,dat deielve ir* het befKeren van hare landen, in den Koophandel, in Scheepsvaart, in Krygs- kunde* en in onnoemelyk veel andere weetenfchappen alle andere volkeren verre te boven gaan. Maar het aller groofïe goed ,dat defen Werelds- riem boven alle andere deelen
des ganfchen Aardbodems in defe tyden onvergelykelyk verheft, is, dat de Isenniilè' van den waren Godt en fynen regten Dienrl haren fetel aldaar te- genwoordigh hebben, na dat defe heldere Sonne in het nu ongelukkigh Aften is ondergegaan. Defe volkeren (dat alle menfchelyke dankbaarheitte boven gaat) heeft den gedugten Schepper der aarde verwaardigt om figh felfs en fyn H. Woord bekent te maken, en defe kennifle van daar tot ande- re volkeren over te brengen, Een regt vrome , een Godt vrefende en, liefhebbende iiele fal niets ver-
foeyelykei-j niets dwafer agten, als te denken, dat ook defen Godtsdienft by geval ,of door een onbefonnen noot-d wangh van natuurlyke wetten,fyne foo billyke 5 en boven alle andere dienilen der Afgoden foo Gode betamelyke gronden heeft verkregen. En indien een Atheiil maar de moeite oit heeft willen nemen, van Godts Aanbiddelyke Wysheit in dit woord en de grondi- ge kennifTe daar in van alle Schepfelen na te fpeuren j de nette vervullingen van foo veel voorfeggingen met de Hiftorien te vergelykenj.de wonderlyke bewaringedes felven Woords tegen het woeden en vervolgen van de groot- ile Opper-Magten des Werelds te befchouwenjfalhy weinigh redenen kun- nen bybrengen, om een onpartydige te doen geloven; dat het alleen by ge- val, of door onvcrilandige noot-wetten toegekomen is, dat Godtin dit ge- deelte der wereld op de wyfe in dit Woord vervat, gedient werd. §. 45. Soo dwaas en onfinnigh (op dat ik hier defe harde woorden gebrul*
ke) fyn de Godtloochenaars nogh noit geweeft, dat fy den indruk, die y* der van een Godtheit heeft, of fynen dienft, (hoefeer fy ook alles daar van afleiden) ook aan een los geval of fatale nootfakelykheden. toegefchreven hebben. Waarom fy nu een anderen uitvlugt hebben moeten foeken ,ichry- vende fulks aan de ftreken van groote polityken toe, die daar door het volls intoom getragt hebben te houden. Dat dit in eenige Heidenfchc Religiën, en ook in de Mahometaanfche plaats
gehadt heeft, is wel te toonenj om dat fy door geweld van wapenenopge* yigt fyn:Maar niets is'er onmogelyker, als dit van de Chriftelyke Godts- dicn.it itaande te houden. Want is het de argliitigheit van Regeerdersea
Prin.-
|
||||
Van de Jtarcle'.
|
|||||||
4Pt
|
|||||||
ïh'inceh geweeft om een woefte meenigte te bedwingen j waarom heeft deie
iargeliftigheit 5 nogh al haar magt, die fy boven de eerftedaar toe befleed heb- ben , na dat hondert duifenden om de belydenifle van de Heere Jefus uïtge- ioeit waren, een klein, ongeagt, onnoiêl, ongelettert, en onweerbaar volksken, niet kunnen onderdrukken , en die aan haar Atheiftifch Opper- geiagh foo verderfFelyke maximen niet te boven kunnen komen? waardoor 3e memthen wel geleert wierden aan alle magten, die over haar gefteltfyn, ónderworpen te wefen; om dat'er geen magt is, als van Godt, en de mag- ten die daar fyn, van Godt verordineert fyn. Hom. XIII. i. Maar ook aan de andere fyde, (het welk voor een Atheiftifch Opper-heer, die alles alleen na fyn welbehagen wil beiliercn, geeniints te dulden was (de onderdanen ver- pligt wierden, ingevalle den dienft en geopenbaarden wille Godts, ook door de grooile Monarchen mogte tegen gegaan werden, aan haar vreiè en ge- hooriaamheit in dat geval te weigeren. Is 'er oit eeneenige Religie meerder gekant geweeft tegen een Opper-magt, die geen Godt erkent, als defe? hoe wel fy in andere gevallen de aldergehoorfaamfte Onderdanen maakt. •En. kan eenigh Op per-Regeerder, die de Religie maar voor een toom des volks houd , eenigfints verdragen, dat 'er foodanigh eene plaatfe onder fyn gebied grypt? daar men Onderdanen, en onder die de aldergeringfte, hoort leggen, Atlor. V . 2.p. Men moet Gode meer gehoor faam fyn, dan de menfehen. En daar denlnfteller der felve aan de belyders dien uitdrukkelyken laft geeft s als fy om fynen name vervolgt werden: En vreeft u niet <voor die geene die het lichaam dooden, en daar na niet meer en kunnen doen, maar Ikfal u toomnwie ghy vrefen fult; weeft dien^ die^ na dat hy gedoodt heeft ^ ook magt hetft in de helle te werf en, ja ik fegge », vreeft dien. Lucas XII. 4, f. Waar uit dan een Atheift felfs kan oordeelen, indien alle Religiën aandedoortraptheitvan Staat-kundigen alleen haar oorfpronk fchuldigh waren, of defe Chriftelyke niet al over langh haar einde moeite gevonden hebben : en dit door lbo veel bloe- dige vervolgingen en woedende wreedheden van de grootfte Beheerfchers der wereld niet hebbende kunnen té weegh gebragt werden 5 of defelve niet door een hooger en onbegrypelyker magt, tegen alle de poogingen van die de- felve wilden uitroeyen, alleen bewaart moet fyn van haar begin tot acfem dagh toe. §, 44. Om nu na defen aftredt weder ter fake te komen; het is onloochen-
baar, dat in defe gematigde Noorder Riem tegenwoordigh de alderverftan- digfte menfehen woonen; waar van de meefte eenen Godt, en VryBeheer- fcher van alles belyden: en daarom blykelyk, dat de erkenteniiïc van een Godtheit, die alles gemaakt heeft en onderhoud, by de wyfte van alle vol- Keren aangenomen is; en van defelve voorgeftaan werd. Indien nu eenbe- fclagelyk TwyfFelaar aan defe grootc waarheden, niet de alderverftandighfte voor de alderargliftigfte bedriegers, de minder doorflende voor bedroogene nvil houden, en iigh felfs alleen de wyfte en opregtftc van allen oordeden te |
|||||||
4P2 XXL BES CEO V W Ι Ν G E.
fyn, (dat by alle menfcheri vbpr een verfoeyelyke prxfumptie moet door*
gaan) fal hyuit het vergelyken van dit alles ten minilen reden vinden, om wat fyne Philofophie hem tot nogh toe heeft mogen leeren, figh in ftilheit neer te fetten, en nader te onderioeken > ofindefen-waan, van alleen wys te fyn, te willen bly ven niet een-volkomen d\vaasheiti^> en of de bewyfen, die andere gebruiken, omtetoonen dat'er eenGodtis, niet kragtiger fyn, als die hy tot nogh toe integendeel· aangehangen heeft: eindelyk, of uit de werken der Nature foo \vel niet des Scheppers Wysheit, als uit die van de kunft, het verftanddes Makers af te leiden is. Welke moeite foo hy gelieft te nemen ^ fal hy reets veel gevordert fy-n j indien hy niet. volkomen aan fyn ongelukkig ge redeneeringen overgelaten is» §. 4f. Detwee laatfte Werelds- riemen Tab. XV. Fig. i. iyn -die men êew
de noemt, {Zona Fngida) de Zuidelyke kmi aan de Zuid- pool ?% gelegen, fchynt nogh by de Wereld - Befchryvers geheel onbekent, en werd in de kaarten feer onfeker of met zee'n of met de Terra Auflralis incognita,, oïhei onbekende zuid-land'afgebeeld. De Noorder koude Riem gph , infonderheit als men wat verre na. de.
Noord-pool/» komt, vertoont niet anders, als meeft onbewoonde woefle* nyen,enwildernhTen van ongure fteenrotfen, en ys-en fneeu-bergen. De be* fchreven verhalen,, van. Nova. Zembla r Spitsbergen5v en Groenland kunnen daar op nagefien werden* §. 46% Ontrent de woeitheit van defe Noorder gedeeltens der Aarde, had*
den het de Philofophender voorgaande eeuwen beter geraden, als ontrent de onbewoonbaarhek van de Zona Torrida ; daar hare giflingen de waarheit ganfeh niet*getrorTen hadden, als boven getoont is. Meermalen is my met ontfach en verwonderinge voorgekomen de ma-
niere, op welke het H, Woord van de natuurlyke faken fpreekt, en hoc verre het felve alle gedagten der Wereld-wyfen te boven gaat. Om daar we-? der een voorbeeld van te flen, behoeft men alleenlyk de woorden Jobs^ Cap* XXVL 7. na teiien: Hy breid het- Noorden uit over het woefie. Hoe wiftden H.Job dat het Noorden,, en wel het Noorden alleen woei!
was ?· daar Groenland en defTelfs yiïge woeftynen doe nogh by niemand be^ kent waren. Die nuweinigh agtinge voor de Goddelyke Schriften heeft, falhet hier aan geen antwoord'ontbreken, en ons feggen·, datfulks aan Job bekent geweeft is,, om dat'er al in die tyden een gemeen gevoelen onderde Philofophen plaatfe hadde, ilellende, dat het Noorden binnen den polare cirkel gh gelegen om de koude onbewoonlyk was , gelyk men die gedag* ten by andere in later eeuwen nogh vind nagelaten te Iyn. Maar indien defe reden doorgaat, fullendie dit feggen,ook.wecten, dat
die felfde Philofophen met niet minder verfekertheit flaande hielden, dat de
brandende Zona abdc ten Zuiden gelegen, lbo wel onbewoonlyk was door
liare hitte 9 als defe Noordelyke gph om hare koude, Soo dat, indien Job,
yoW
|
||||
. Fan de jfatde. 4.^
volgens de vaftftellingen der als doe in gebruik fynde Philofophie dit gefegt
hadde t hy van het Noorden alleen in defen niet moeite gefproken heb- ben. Nu laat ik aanalle onpartydige oordeelen, of den Geeft, daar dit Woord door
befchreven is, verre van iighnademeeningeookvandetediertydbeiOernftc Wereld-wyfen te willen fchikken, niet met meer kennifle van degefteltheit des Aardkloots fpreekt, als de groot (te engeleerdfteG^r^/indieeeuwea magtigh waren te doen -, toonende, dat met het woefle alleen aan het Noor- den te bepalen, de bewoonbaarheit van die Zuider Werelds-deelen, welks by de Aardkloot-Befchryvers te onregt voor woeft om de groote hitte door- gingen, aan hem al is bekent geweeft in die tyden, als nogh de geehele ge- leerde wereld in een ganfch andere meninge was j en of dier hal ven dit Woord, netter fprekende, dan eenigh menfche van dcfe fake doen konde, niet met* regt in fyn af komftvoor meer als menfcHelyk gerekent werd. §. 47. Dewyl wy nu van de Geweften fpreken, die onder de Polen leg?
gen, kan ik een anderen text. ten felven einde dienende, niet wel voor by gaan. Meeleeft Joh. XXXVIII. i<5, 17, l8. dat den gcdugten Schepper aan Job fvne aanbiddelyke Heerlykheit en Jobs daar by onvergelykelykeklein- heit willende vertonen, daar toe aan hem eengroot getal iaken voorftelt, die door lyne Almagt voortgebragt, en by de menichen onnafpeurelyk wa- ren. Dit fyn de woorden: Syt ghy gekomen tot de oorfprongen derzee, en hebt ghy in het onderfle des afgronds gewandelt. 17. Syn ü de poorten des doods ont- dekt, en hebt ghy gefien de poorten van de fchaduwe des doods? Op welke onbe- antwoordelyke vragen hy defe laatfte laat volgen : Syt ghy met uverfland geko- men tot aan de breedten der aarde ? geeft het te kennen, ■ indien ghy dit alles' weet. Het is by de Taai-kundige bekent, dat bet Woord (Hitboneen) alhier met
verfland komen overgefet, ook ondervindingen te nemen, ondervindelyk te let-- itoz beteekent. Soo werd het op veel plaatfen, en 1 Con. III. 21. met letten op yets vertaalt en wel·ondervindelyk te letten,, vermits de vrouwe feide op het' doode kind te letten of het ook haar eigeir was, dat Hier ondervindinge te ne·* men, oïby ondervindinge te letten klaarlyk ichynt te betekenen. Ten anderen is hier aanmerk-elylc, dat alhier niet van de breedte, maar van-
de breedten der aarde in het veel-getal gefproken werdj en infonderheit ¥ dat volgens de eigenfehappen van de tale, dit woord breedten (alhier, gelyk de Grammaticileggen, in regimine of formd confiruclé Maande) in een bepaalt" twee-tal kan genomen werden: foo dat de fin van defen text volkomen ook' defe kan fyn: Syt ghy met u verfland, ü. oplettinge en ondervindinge ook gekomen.; tot de beide breedten der aarde} Dat nu defe vrage met regt ook totdè foodanige behoort, door welke
den grooten Maker van alles aan Job fyne'onmagt en nietigheit Izow doen bekennen, om met reden dit daar by te kunnen voegen; Geeft' - CLq q 3' W
|
||||
494 30á BESCHOUWING E.
bet te kennen, indien ghy dit alles wéét: Sal men uit het volgende kunnenbe-
fluiten. Het is by alle Geographi bekent, dat aan alle plaatfen op den Aardkloot ge-
legen een lengte en breedte des Aardkloots toegefchreven werd. De lengte van een plaats rekent men van het weften ooftwaarts op, in den
iEquator e f Tab. XV. Fig. é. beginnende van fekeren halven cirkel, die door de twee Polen ñ en m gaat ; by voorbeeld pem -, welke men den eerfien Me* ridiaan noemt, om dat de tellinge daar van begint. En foo is de boohge # in den Mquator het verichil der lengte , van alle plaatfen , die in beide de Meridianen of halve cirkels pem cnpxm gelegen fyn. Nu heeft de ervarentheit geleert, dat den Aardlcloot meermalen van het
ooft na het weil omgevaren fynde, men ondervindinge van deffelfs geflelt- heit 'm lengte gekregen heeft 5 waarom, indien alhier gevraagt was, of men met fyn veriland gekomen was tot de lengte der aarde 5 men tegenwoordigh dit met ja foude kunnen beantwoorden. Gelyk'er nu eene lengte der aarde is, foo fyn'erby de Wereldt-kundigen
altyd twee breedten der felver aangemerkt j beide beginnen fy van den JEqua- tor efi en eindigen de eene in de Noord-pool p, de andere in de Zuid-pool m. De eerfte noemt men daarom Noorder- , de laatfte Zuider-breedte. De breedte dan van elke plaats als ç of q op den Aardbodem , is de boogh yix of qx van die Meridiaan, of van den halven cirkel pnxqm^ die door de plaatfe q of»', en beide Polen ñ en m gaat; welke boogh tiuTchen de plaats xy daar defen Meridiaan den Mquator e ƒ doorfny t, en de plaats q of ç felfs be- grepen is. Soo is ÷ ç of e á of bf de Noorder-breedte van de plaats» 5 enxq of e c of fd de Zuider-breedte van de plaats q\ en px is de breedte van de Noord-pool^; gelyk mx die van den Zuid-poolm. Weshalven ondervin- dinge te hebben van de twee breedten der aarde , is ondervindinge te heb- ben , hoe het op den Aardkloot van den Mquator e f, of tot aan de Noord- pool ñ, of Zuid-pool m geftelt is: te rekenen volgens een van de Meridia- nenpem^ oipxm^ pfm^ of eenige andere cirkel na believen, indien defel- ve maar door beide de Polen gaat. §. 48. Dat nu defe vrage ,of Job door ondervindinge gekomen was tot
beide defe breedten der aarde, by hem en alle menfehen onbeantwoordelyk asj kan uit de Reis-Befchryvers van die oit ondernomen hebben de Poolen ñ of ô», of delaafte graden van defe beide breeten te naderen, ontegenfpre- kelyk afgenomen werden- Vj Het is (om hier bewys van te geven) fonder fchrik nauwlykstelefeninde
Onderaardfche Wereld van Kircherus , het geen hy met een geheel regifter van getuigen verhaalt; namelyk dat, als men de Noord - poolj? nadert, de zee met foo onwederftandelyk een kragt na defelve toegevoert werd, en ge- lyk als van een ileilte derwaarts ftort ; dat veele, die het ongeluk gehadt heb- ben van in defe ilroomen te geraken, met de daar by fynde menfehen en vaar- ö' tuigen |
||||
Fande dardeν 4P^
tuigen weghgeileept en nok weder geiien fyn: en dat, die na de Zuid-pool
fzztragten te varen, de zee met ibo vreeiTelyk een geweld bevinden van daar af te vloeyen, dat men met geen winden of riemen verder zuidwaarts ko- men kan. Ik late dit verhaal in fyne waarde j maar hoe weinigh hoop men Hellen
kan, om oit tot de Polen of de volkomen breedten der aarde te komen, kan men uit by na alle Reis-Befchry vers, die oit derwaarts figh begeven hebben, leeren. Immers, dat ten tyde van Kepierus, over een groote eeuw * nogh. alles daar onbekent was, en men niet wille of onder de Poolen zee of land was, kan uitdeiïèlfsEpitome dflronom.pag. 166. en ifo. genoegfaamgeilen werden. Ook toont de Heer de Stak in fyne Phyfiologie de onoverwinnelyke fwaarigheden van oit derwaarts te kunnen doordringen: feggende pag. 487. Dat als de Hollanders in het Noorden eendoorgangh na de Ooft-Indien trag- teden te vinden -, en fy daarom by de Pool genoodfaakt waren den wegh te foe- ken, het compas fyne gehele wylïnge en directie verloor 5 waar door all^ hoop om verder te komen genoegfaam fcheen afgefneden te fyn. Immers, om te iïen, dat het nogh aan alle onbekent is, hoede landen onder de Poo- len fyn, behoeftmen de Cosmotheoros van den Heer Huygempag. up. alleen na te liaan > die fulks aldaar ook met ronde woorden ter nederftelt, daarby doende om de moeyelykheit, foo niet de onmogejykheitdaarvanuittedruk- ken, defenwenfeh: Ochofmendefegewefieneensmogtefien. n ^ . , ., Maar fchoon het ymand al mogelyk mogte denken te wefen, dat de men*
fchen in de volgende eeuwen hier toe eenigh hulp-middel mogten uitvinden5, werd de volllrekte onmogelykheit van oit de laafte trappen van defe breed- ten te kunnen bereiken, dagelyks by geduurige nieuwe ondervindingen aan yder klaarder. De vergeeffe pogingen van de grootlle en ondernemenfte JViannen der wereld fyn daar van t'elkens nieuwe getuigen. Dogh, hetgeen verder voor het toekomende alle hoop daar van geheel ydel maakt, iyn de on~ bereisbare en den wegh altyd Hoppende ysbergen, die j aarly ks van onfe* Groenlands-vaardcrs aldaar gevonden werden: welke naalïewaarfcheinelyk-- heit haren ouderdom met de Wereld by na foudcnkunnengelyk rekenen; na- dien nimmer de Sonnc daar foo veel kragt fchynt gehadt te' hebben, dat iy die, door foo meenigvuldige en lange winters bevrofene fchotfen, en ys- velden heeft kunnen fmelten. Soo dat den toegank tot do Polen en hetui- terfte van defe breedten te vinden*, altyd ondoenlyk is geween:, cnfoolangh de aarde op defe wyfe van de Sonnebefcheenen werd, na alle waarfchy- nelykheit fodanigh blyvenfal. Waaromme dan defe vrage met grootere- den aan Job, om fyne en aller menfehen onma-gt te moeten erkennen, voöfge* % -«et geen nu deCelfs Goddelyken Autheur ten vollen fchynt aan te toonend
is\eerfi; dat ten tyde van Job, de wereld alleen, volgens het Zuiden en Noorden^ oi volgens de breedten lontomme te bereifen,, onmogelyk geileltwerd jfondèr |
||||
%$$ XXI. Â "Å SC HOUWING E.
yets van delengte, offulks volgens het Ooft en Weftte doen, te melden jdaai'
nochtans tot hetlaatfte als doe foo weinigh hoope fcheen, als tot het eerfte. Waar uit af te nemen is, dat het geen na een verloop van foo veel eeuwen gefchieden en niet gefchieden foude, aan den grooten Geeft, die defe vrage voorftelde, niet onbekent moet geweeft fyn, Hei andere, dat de Goddelyke afkomft van dit Woord aan yder, die re-
delyk oordeelt, moet doen fien, is, dat geen menfche, die eenige wysheit hadden ,figh oit foude hébben derven onderwinden, de ongenaakbare palen van alle menfchelylce pogingen ook voor de navolgende eeuwen te befchryven. Het welke eghter in defe woorden gefchiet, en nogh te defer tydt na foo veel duifenden van jaren bewaarheit werd > niet tegenftaande den ruftelofen yver om winft te doen in defe laafte tyden aan foo veele, ook by na hope- loofe faken heeft doen ondernemen. §. 4p. Het fal niet nodigh fyn hier veel meerder van den Aardkloot te leg-
gen , ïôç tot ftoffe van verwonderingh en bewys van de Goedheit Godts en iyne Magt, en Wysheit te dienen: by naai het geene of te voren gefegt is, of nogh in het volgende gefegt fal werden, kan yder daar op toepafTelyk maken ; als in het meeft faken'betreffende, die of uit de aarde voortkomen, of van defelve onderhouden werden, ofopdefelve gefchieden. Ongeluklugh blind moet hy wefen, die in alles geen beoogt einde nogh
•wysheit fien kan. En hoe groote gedagten de Ongodiften ook voeden mogen van harePhilofophie j dienaar den Aardkloot, als yets dat noodfakelyken onverftan- digh, of gevalligh fyn wefen verkregen heeft, doet aanmerken; Ikverfoe- ke haar op defe eenvoudige vrage alleen opregtelyk te willen antwoorden, namelyk, indien fy een gewone aardfche Globe flen, daar aarde en zee op afgetekent ftaat, of fy oit fouden kunnen denken, dat door onverftandige en ifigh van alles onbewufte oorfaken, of een geval, datfondereenigebepalinge werkt, defe Globe voortgebragt is> en of fy niet felfs daar vangenoegfaam verfekert fyn, dat de Wysheit van een Maker aan haar die gedaante gegeven heeft. Nu dit foodanigh fynde, is het den'kelyk, dat een redelyk verftand, aan het welke alle de deelendes waren Aardkloots, met der felver groot ge- bruik en nuttigheden , bekent fyn, in het famenftel van foo heerlyk een werk- ttuk geen wysheit van deflèlfs Maker fal moeten merken? die in foo on- volmaakt en by het principaal foo veragteiyk een nabootfel, als een Globe of papiere Aardkloot is, felfs vaft ftek, dat vanelle menfehen móet erkent werden. Op defe wyfe nu raifonneren veele van die beklagelyke Philofophen > en
dit gaat by haar voor boven het gemeen verhevener gedagten te hebben. Ik late aan yder, en aan haar felfs te oordelen, of men fyn gedagten op een onredelyker wyfe leiden kanj en of fy aan ymand, die maar de naturelyke billykheit volght, met vérgenoegingh van haar felfs, op defe tegen werpinge antwoorden kunnen. XXII. BE-
|
||||
m
|
|||||||||||||||||||||||||
XXIL BESCHOUWING E.
|
|||||||||||||||||||||||||
Van het Vyer.
|
|||||||||||||||||||||||||
§. i. f^Vergangh tot het Vyer.
2. \_yJngemakken, indien 'er geen
Vyer ontrent ons was. 3. Overtuiginge daar uit. *
4. Het is nogh duifier wat Vyer is.
ƒ. Eer/ie gevoelen daar over. 6, Tweede gevoelen. Vyer fchynt een by-
fondere ftoffe te fin,
7. Eerfte. reden daar toe leidende.
ö. Tweede reden. Experiment.
9. Derde reden.
Experiment.
10. Vierde reden.
11. Experimenten..
1 i. Vyfde reden. Verfcheiden Experimenten»
13. Sesde reden.
14. Experiment.
1 ƒ. Overtuiginge uit het vorengefeide.
16. Overvloet van het Vyer.
17. Wysheit die dejj'elfs kragten breidelt,
18. Vyer in de Aarde.
Hiftorïen.
19. Vyer in de Lugt.
Experiment. |
Overtuiginge uit dit vorige.
2 Petri III. 7,10,12. |
||||||||||||||||||||||||
a o.
|
|||||||||||||||||||||||||
Overtuiginge uit de betoominge van hei
Vyer.
Job. XVIII. ƒ. Bewaringe van het Lugt-en Hemel- vyer, waar doorgefchiet ?
|
|||||||||||||||||||||||||
2,1.
|
|||||||||||||||||||||||||
22,
23 |
|||||||||||||||||||||||||
24
25- |
Overtuiginge daar uit.
Job. XXXVII. 11. |
||||||||||||||||||||||||
2(5. Het werelds water is niet magtigh om
dit Vyer uit te blujfchen.
Verfcheidene Experimenten»
27. Eenige Experimenten ontrent de Phos»
phorus.
28. Vloeybare Phosphorus.
29. Bereidinge van de Phosphorus.
30. Overtuiginge uit het voren g;efiide.
31. Hifiorie van den Grave Nadafti.
3a. Opbouw des Joodfihen Tempels onder
den Keifer Julianus.
3 3. 0 vertuiginge uit dejè, ook van de waar- heit der Chriflelyke Religie,
34. Bybelfche Hiflorien van het Vyer, $f. Geloofwaardigheit des Bybels bewefen uit het Jodendom, |
|||||||||||||||||||||||||
§· l' ΓΤ Oe wel wy nu de Aarde, Lugt, Water 5 en Vyer, niet gelyk fom-
jm mige voor de eenige hooftiloffen houden daar alles uit beftaat i en de Wysheit des Almagtigen nogh kunnen nogh willen aan dit vier-tal be- palen·, kan egter niemand tegenfpreken, dat fy alleinde famenitelfels ν veel natuurlyke lichamen gevonden werden: waarom wy dan tot dit laat iullen overgaan. §. 2. Is nu ymand nogh foo ongelukkigh? dat hy figh van diebeklagely-
fce gedagten niet ontdaan kan , dat alles wat 'er is, en ook dit Vyer of by geval, of door figh onbewufte oorfaken, immers fouder wysheit en eenigh beoogt einde-gemaakt is 3 die gelieve in ftilheit by figh neder te gaan fitten-, Rrr en
|
|||||||||||||||||||||||||
jgg ΧΧΠ. BE S C Η O UW Ι Ν GE.
en befchouwe den Aardkloot en alles wat daar op is, in dien ftand, in wel-
ke hy figh bevinden foude, als 'er geen Vyer gevonden wierd. "' Na het ondergaan der Sonne en andere Hemelfche Ligten (om hier niet
te feggen, dat der felver ligt felfs ook ten grooten deele of uit vyer beftaat,, of veel van het felve akyd met figh voert (by wolkagtige Iugten, en in de nagten, wat was de ganfche aarde van de naarfte en atceligtte onderaard- fche holen en kerkers vefchillende? dewyl niemand bequaam was, om fon- der gevaar eenen voet voort tefetten,ofornyetsuitteregten.Sonder hetvyer,. dat ons-door middel van kaarièn, lampen, fakkels en anderefakentoeligcin defe donkerheit,. was'erby nageenonderfcheit tuifchen onfen ilant, en foo~ danige,. die den halven tyd van haar leven blind fyn. Sonder dit Vyer waren de meefte voortbrengfelender aarde, die aan de
menfchen tot fpyfen, tot vcrquikkingen en lekkernyen dienen, onbequaam om in veel, landen aan ymand tot eenige van defe gebruiken te (trekken* om van de tanden gekauwt, en van de rnage verteert te kunnen werden. En yder, aan wie de manier van leven en fpyfe te bereiden in onfe landen be- kent is, weet,dat noghbrood, nogh vlees, nogh de meefte Aard enBoom- vrugten fonder dit hulpmiddel veel dienil fouden doen j en of tot eenonge- font en rauw, of tot geen voedfel yerflrekken. - Was niet de felle koude des winters fonder dit Vyer magtigh genoegh,
om geheele landen te onvolken ? en een meenigte van vrouwen, kinderen , en die door fterke bewegingen haar niet verwarmen kunnen, van koude te doen verftyven. Indien 'er (om van geen goud en filvertefpreken, het welke de menfchen
met het mirifteongemak fouden kunnen miflln) geene anderemetalen, en in- fonderhek geen yfer onder de menfchen was; het welk ibo veel werk-tui- gen tot ontelbare gebruiken,. tot den Akker-bouw, denHuis-bouw, enby na tot alle Konften en nootwendighéden verfchaft; fal yder ligtely.k kunnen1 afnemen,, in welk een moeyelykheit het ganfche menfehdóm figh beviny den foude: nu al waren de yfer-en andere mynen ontallyk meerder in de we- reld als fy nu fynj is het bekent genoegh, dat fonder Vyer niets daar van tot het gebruik bequaam foude kunnen gemaakt, nogh uit fyne bergftoffen ge- fmolten en afgefcheiden werden. $..$> Om niet meer op te halen, laat dan een Atheift aan figh felvende
Wereld verbeelden in dien ftaat te fyn, dat men fonder ligt in duifter, fonder |pNirmte in koude, fonder coebercidinge van rauwe fpyfen, fonder al hetge-
mak dat de berghilofTén, en infonderheit het yfer aan de menfchen geeft 5 figh bevond: en indien 'er nu eenigh menfche was, die het toebereiden van een ftofFe uitgevonden hadde, waar door hy aan alle defe gebreeken en noot- wendighéden voldoen konde, en de Wereld in foo veel gevallen gelukkiger maken: Soude hy met alle andere defen Uitvinder niet Voor feer verifon- digh houden? en nu dit van een ander, als van een menfche, op een feer ;. fï:J" .. vcr-
|
|||||
■■■-
|
|||||
; · 'Fan 'hé Fyer* E |p$
^erïievërië en verwonderlyke wyfe gefchiet* waarom Weigert hy defe voor
wys te agten? ; §.4. Het heeft in de Wys-begeerte noit aan Onderfoekers ontbroken,1
die getragt hebben na te fpeuren, wat het Vyer in figh felfs, en van welke «igenfehappen het isi en men fchynt veel reden te hebben, om te denken, oir het de Heer de Stak, die by na alle gevoelens onderfogt heeft, niet wel beft mogt geraden hebben, in defe woorden: Explor. VI. §. 1. Nihilefl in Natura igne magis fenfibile, nihil minus intelligibile, dat is , niets is 'er in de Nature voor de finnen openbaarder, en niets minder verftaanbaar, als het Vyer. t' ., .'
%. γ. Twee gevoelens, die met veel redenen van hare voorftanders be*
Weert werden, fyn tegenwoordigh in agtinge. Het eerfte is, dat alledee- len, hoedanigh fy ook fyn mogen, het Vyer kunnen uitmaken, als iy maar fnel genoegh bewogen werden, en klein genocgh gedeek iyn. Of nu defe beweginge van dat fyne vloeyfel 5 het welke de volgers van den
vermaarden Cartefius de eerfte hooft/toffe noemen, of van yets anders veroor- faakt werd, onderfoeken wy hier niet. §. 6. Het tweede gevoelen van andere Natuur-kundige ftelt, dat het Vyer
eene byfondere vloeybare ftofFe is, gelyk water of lugtj het welke figh, geïylc defe, in veele lichamen vaft hegt,en totderièlver famenftellinge het iyne toe-» brengt. Hoedanigh nu de figure van deiTelfs deelen is, fullen wy, als niet welbe-
wyiTelyk fynde, hier met fommige niet tragten na te fpeuren: nogh ook of de Chymici het in defen geraden hebben: waar van eenige het wefen van het Vyer in fwavel, andere in een fuur willen te beftaan. Het fal ons genoegh fyn de redenen bygebragt te hebbenj waarom het gelooffelyk fchynt, dat het Vyer iyn eigen figure en wefen heeft, en houd > en altyd Vyer bly ft, hoe wel niet altyd brandende. §.7. Om dit te toonen, fchynt de eerfte reden te kunnen Iyn, dat niet al*
Ie fioffen branden. Hoe komt het, dat hout en turf branden, en dat de overblyvende af·
fchen daar toe onbequaam fyn? indien dit niet en is, omdatdeVyer-deelen, die te voren in het hout en turf waren, nu door het branden vervlogen fyn5 en de aflche, die vandefelve berooft, en daarom onbequaam om te branden is, overlaten. Ik weet wel, dat die van het voorgaande gevoelen fyn, hier op fullen ant-
woorden, dat de aflehenen andere lichamen, als Amianthus of Pluim-aiai//^ en foodanige, welke door het Vyer tot geen branden kunnen gebragt wer- den, te grof en fwaar van delen fyn, om door defe ftoffe in beweginge te kunnen gehouden werden. Maar indien dit waar is, fchynt te volgen, dat cic dunfte en ligtfte tleelen fonder onderfcheit de bequaamtle fouden fyn om Vyer te maken j dogh (om niet te feggen, dat dan het water ook" iöu/e Rrr 2, moetea
|
||||
foó ××Ð. BESCHOUWING E.
moeten kunnen branden ; immers veel beter als olye van Kaneel, Nagelen^
en andere, die fwaarder als het water fyn, en daar in finken) waarom bran- den dan de vlugtige fouten niet? welke foo ligt bewegelyk fyn, datdemin- fte warmte haar kan doen in de lugt weghvliegen j enfoodun, dat geen glas digt genoegh is, om haar altyd te kunnen bewaren. En op dat men niet we- der een andere fwaarigheit op de al te groote dunheit van haare deekn foude maken, is het bekent dat defelve foo magtigh en feherpfyn, datfy alleen in water gefmolten fynde felfs een foo hart met aal, als koper, kunnen verteeren en tot een vogt doen werden. Die dit by ondervindinge fien wil,, behoeft al- leen een koopere duit in geeft van fal armoniakte leggen j daar hy bevinden fal, dat fy heel gefmolten werd. í # . §. 8. Ten anderen^ indien alleen een. feer fnelle beweginge genoghfaam is,
om van alle lichamen Vyer te maken; fonder dat tot het Vyer een byfonde- re en bepaalde itoffe vereiit werd: hoe komt het, dat heet water, door bla- fèri meer bewogen fynde, niet heeter, maar kouder werd? en dat immers tot ons Vyer de lugt foo volftrektelyk nodigh is, dat fonder. die alle Vyer by ons uitgedooft werd ? De waarheit van dit gefeide is aan de vrouwen felfs kennelyk j, welke tot
dien einde haar Vyer met ftolpen dekken * of het felve iageilooten doofpot- ten fteeken.. En op dat niemand foude denken, dat dit uitdoven van het Vyer niet foo
feer aan gebrek van lugt toe te fchryven is, als wel om dat de rook, belet wer- dende op te gaan , het felve verdikt. Laat hy een pyp van papier, Tab.XF. Fig. z. als ABCD rollen, welkers holte een weinigh grooter is, als de dik- te van de kaars GH$ en defe fchielyk over defe brandende kaarfle GÇ ftee- ken. Indiennu beneden by C D eenige openingh blyft tuflehen de kaarfe en dit papier, foo dat de lugt daar door kan doorgaan^ fal defelve hare vlam- me behouden en blyven branden; maar indien men met de hand by E F dit papier vaft tegen de kaarfe aaniluit, en daar door het doorgaan der lugt be- let i fal defelve terftont uitgaan; niet tegenftaande de: pyp by Á Â open bly- vende een vryen uitgank aan de rook toelaat. * Siet van dit experiment de werken van de Heer Smguerdius. §. p. Dogh ten derden fiet men nogh nader^ dat ook de lugtin al fyn deelen,
ijl het gemeen niet bequaam is, om he Vyer of vlam me te onderhouden -y maar dat daar toe fekere bepaalde deelen van de lugt vereift werden. Waar dpor te gelyk fchynt te blyken, dat men ook een bepaalder begrip van het Vyer moet maken, als van een enkele beweginge van eenige deelen, als defelve maar fnel genoegh is, en dat het feer waarfchynelyk is, dat het Vyer 4oor eenige byfondere deelen onderhouden werdende, ook derhalven, uit fekere byfondere deelen beftaat , en een onderfcheidentlyk wefen in figh ielfs heeft, J'en defen einde gelieve ymantditVolgende experiment te lefen, of felfs te doen,. het welke ik met foodanigh een uitkomft aangeteekent vinde,
ö Men
|
||||
FanhetFyer. . , ' ;· f
|
ipH
|
||||||||||
, Men "heeft Tal·.. XV. Fig. %. den bodem onder uitgemeden van een agt~
kante mengels fleiTe ADE; en een kaariTe op een plat houtje daar in ge- ietj het welk met fyne einden D en E buiten de fleiTe uitftak,om in het glas niet op te dry ven; als de fles beneden tot BC in water gefet wierde. En be- vond men, : umè . , /. Dat de kaars aangeftoken fynde, gelyk in een lantaarn brandende bleef,
door de lugt, welke tuffchen dit plat houtje DE en het glas, daar veel ope- ningh gelaten was, doorvloeyde. II. De fleiTe tot  C in het water geftoken fynde, foo dat defe paifages
daar door toegeftopt wierden, brandede fy ontrent 10 feconden (gerekent na een daar toe bekwaam gemaakte flinger) en gingh doe uit; vermits de warmte van de kaars de lugt boven by de mond Á uitdryvende, de vlam daar door fyn voedfel mifte. i ///.·; Een kromme blikke pyp Ç Ê F, die niet feer wydt was, daar ingcilo*
ken fynde, foo dat weder nieuwe lugt daar door fcheen by het ligt te kun- nen komen, bevont men egtery dat fy na ia a zz feconden gebrand te heb- ben ook uitgingh. IF. Om dan te fien, of niet dit mede insgelyks door gebrek van lugt was;
die gelyk door Á, alfoo ook door de pyp FKH kon uitgangh vinden, als fy door de warmte van de kaars uitgefet wierde; heeft men door een blaas- balk L Ç geduurigh verfche lugt in de pyp, en door defe in de fleflê by de- vlam doen komen; en fagh men dat de kaars foo helder,geduurende ditbla- fen, brandende bleef; als ook te voren, wanneer de flefle-niet in het waterr en onder open was. F. Dogh 't geen hier wel te letten is, wanneer men met de mond, (de
blaasbalk weghnemende) in de pyp by Ç blies, foo dat de lugt een tyd langh. te voren in de longe geweeil was, bevond men de kaars ontrent io fecon- den te branden; en by gevolgh op verre na foo Jangh nier, als wanneer geen lugt in het geheel daar by kwam; tot een waarfchynlyk teken, dat de lugt in onfe k>ngh verlieft, het geen bekwaam is om de vlam te onderhou- den. En dat de vlam, en den adem der menfchen fchynen defelve lugt-dee- len te vcreiiTchen. r FL Het wélk>daar door te meer bekragtigt wierde, om dat, als mend©
lugt alleen in;:de·mond,, en niet in de longh liet komen, en defelve met ge- durige herhalingenin de pyp blies;men de kaars fonder uitgaan konde brandende houden, hoe wel foo helder niet, als met de blaasbalk, die. meerder lught gaf. FII. In de plaats van de kaars een wasligtje in de flefle gefet fynde; be-
vond men, dat met de kromme pyp FKH in de fleiTe open te laten,.het fel- ve 170 iëconden brande. ,; zstm} É ^é÷Àöý W. Uit al het welke met veel fchyn van waarheit kon afgenomen werden,
dat de lugt tot het Vyer niet alleen nodigh is; maar datfelfseenigebyfonde- re deelen van defelve alleen daar toe bequaam fyn.. Enby gevolge werd. Rrr \ he&
|
|||||||||||
öáê XXII. Â E SC Ç O UW INGE.
<het, fooniet bewyflHyk, immers feer waarichynelyfca dat het Vyer ooft een ïjy-
fonder fcbepfel en ftoffe is. Want indien het niets van noden hadde als die :-dunne hooftftoffe, welke fomimige Philofophen ftellen, en boven die alleen -eenige grover deelen, welke die ook fyn, als fy door defelve ftoffe alleen in beweginge kunnen gehouden werden; fchynt geene van beide alhier te kun- den ontbreken, ook op die tyd als de kaars uitgaat. Want van delaatfteisge- noegjh overigh in de kaars felve* en de eerfte kan volgens die felve Heeren met weinigh., ja met minder tegeniland door het glas, ais door de lugt gaan, en alfoo by de vlamme komen. Is nu dit ook by geval, daar het Vyer een geduurige toevloed vanbyfori-
dere deelen van de lugt van noden heeft, dat defe figh ook altyd byde hand Ibevinden, en juiit de bekwaamheit hebben om de meefte Vyeren te onder- houden? Hoe komt het, dat defe Philofophen niet derven ftaande houden, -dat de gepaftheit van de tanden van een rad en de ftaven van fy ç rontfel in een «molen of uurwerk, of die van een fleutel tot een flot, welke hy openfluit, fon- <der wysheit van een maker geworden iyn ? *daar dogh de einden , waar toe fy gebruikt werden, op verre na in geen vergelykinge kunnen komen met die groote nuttigheden, welke de gepaftheit van lugt en Vyer tot malkan- deren aan de menfchen toebrengen. ,§. Ka. Indien men nuten ^iar^ ,ib.y ondervindinge aan kantoonenjdathec
;geenimen in de befchouwinge van het Vyer gewaar word, een groote ge- Jykformigheit heeft met de uitwerkfelen van water en lugt, ontrent de fa- Jken, die in defelve gefmolten iyn j fal men verder kunnen fien, dat die Phi- lofophen naaft aan de waarheit fchynen te iyn; die het Vyer voor een byfon- dere ftoffe.houden en als een fmelt-vogt {Menfiruum by de Chymici genoemt) de welkefeer veel en verre de meefte faken, die bekent fyn, magtigh is fee ontbinden: gelyk by,voorbeeld het water het fout, en het fterk water hét yiër doet. Soo dat het verbranden van de meefte dingen niet anders gefchiet, ;als door het fmelten van eenige deelen der felverinde vlamme. Waaromme, Indien in defe lichamen, als hout en turf of andere, veel vyer-deelen fyn, de- felve de vlamme vergrooten, als'fy door dit fmelten los werden j en als defe in die lichamen figh niet bevinden, of niet los kuonen werden, de vlamme daar door niet vermeerdert} maar defe lichamen alleen dooideielve vloeibaar gemaakt, en gefmqken werden; op defe wyie, als men infde in het Vyer gefmolten metalen en aflchen, die niet verbranden, maar-tob glas gefmolten .werden, fien kan. En gelyk andere fmelt-vogten fommige lichamen, of geheel niet, of niet als na een langen tyd fmeltenj vind men ookfoodanige, •dogh weinige f die van.de kragr. van het Vyer, wanneer het langh daar op Werkt, vry kunnen blyven. §. n. Die eenige voorbeelden van defefoort van uitwerkfelen van het Vyer
«wil fien, behoeft alleen defchriften van de Chymici na te lefen. En om 'er ©enige weinige te ge ven; ß>À ß :M - |
||||
- Het & bekent, dat indien men fout van Wynfteen engeftoten < Antimetrie
in water te famen fct, dat na eenigen tyd dit fout op de Antimonie vat, em met deflelfs fwavel (gelyk de Cbymki dit noemen} figh 'm dit fmelt-vogt vereenigt. Op defelve wyfe iiet men , dat het felve fout van Wynfteen met; dit fwavel van Antimonie iigh vereenigt, als fy in het Vyer, gelyk te voren* ten deelen in het water, gefmolten fyn. Dat hu, het fy men Vyer,. het fy men water tot de fmelt-vogt neemt, een mengfel van defelve eigenfehappen uit dit Sout en Antimonie voortkomt , weeten de felve Chymifteny en kan) men fïen als men azyn tot beide giet. Soo iiet men ook andere Chymifche werkingen ,. foo welin het Vyer ^
als in het Water gefcbieden $ gelyk Schiftingen^ bydeChymici Pr'acipitatien génoemt: waar van de Regulus Antimonn"een voorbeeld is } welke met het fwavel deflelfs in de Antimonie gemengt fynde door middel van het Wyn- fteen-fout, dat iigh met defe fwavel vereenigt,daar van gefcheiden werd in het Vyer, en na beneden fakty op die wyfe , als men" iiet dat het ftaal met geeft van fwavel in het koperroot vereenigt fynde , wanneer dit laatfte in water gefmolten werd ,. weder daar aficheid en na beneden finkt y als men fout van Wynfteen in water gefmolten daar by giet: en foo in veele andere laken. ■ nmm? - :~ .■■.,■..■- Soo bevint men ook, dat de vlamme van een kaariTe beneden altyd blauwe^
doorfigtigh, en boven veel witter is j om dat aldaar meer deelen van het ca-* toen en fmeer in defe vlamme gemengt fyn} die fy aldaar dikker maken 5 e«? ven gelyk, als men eenige dikke ftoffe in het water mengende, bevind da& het felve klaarder is, daar defe ftoffe nogh minder y en dikker, daar defe ftof- fe in meer meenigte bevonden werd. Op defelve wyfe, als men in het aan- fteeken van een fwavel-ftok gewaar werd, dat de vlamme van de fwavel voortkomende eerft blauw en doorfigtigh iigh vertoont; en defelve, foo ras de deelen van de hen nip-ftok daar in gefmolten-werden, om dit mengfel, ftrax witter en dikker werd. r ; tny;. Ontelbare diergelyke exempelen fqude men kunnen voortbrengen, daarna
het Vyer en der felver vlamme defe werkingen, gelyk in andere fmelt-vogten^ gefien werden, 't geen men ook in die van onfe turf befpeurt en veel anderq brandftoffên. Soo werd de vlamme door koper blaauw ofgroenagtigh, ge- lyk fmelt-vogten, geverwt; en op defen grond weeten de Vyer-werkers aan hare vreugde-vuuren verfcheiden coleuren te geven. Het welk dan het ge^ feide , namelyk dat het Vyer voor een vloeibare itoffe die, gelyk andere 3; lyne byfondere deelen heeft, gehouden moet werden, nader fchynt te be* veitigen, immers eenigfints met de waarheit-overeenkomende te maken. §· ii. Ten vyfden^ indien men oordeelt regt geredeneert te hebben, al*
men de liigt vooj. een byionder vloeyfel uit fyne eigene en bepaalde wefent- y e de£ien,beftaande, in de laatfte eeuwen weder op nieuw, heeft begin- nen te houden, alleen, om dat defelve een uitieuendé kragthadde; daair *;'* i4 ·* veek |
||||
XXII. BESCHOUWING E:
vêde defelve, volgens eene in die tyd gevolgde Philofophie , voor ëëhë
vergaderinge van allerhande foorten van deelen hielden. Waarom foude die felve reden niet dienftigh en genoegfaam fyn om van het Vyer het felve te feggen? daar deifelfs deelen, als fy werken, met een veel grooter kragt figh uitfetten, als de lugt. Een voorbeeld van defe uitfcttmge ra vyer met wa- ter gemengt kan men den Befchonw.XX.%. 18. en ip. . ^ _ Dogh een gemeender kenteken van de ondenkelyke grootheit van defe urt-
fettende kragt desVyers, geven ons de hedensdaaglche Mynen, Moitiers, Kanons en ander fchiet-geweer} welke in het in de lugt werpen van foo flerke wallen en gebouwen, in de gruwfame fnelheit van de gefchooten ko- gels het verfchrikkelyk geweld van de uitfettende kragt van het Vyer aan vder vertoonen. Want dat defe voor ymand, die defelve noit gefien had- de, by na ongelooffelyke uitwerkfels alleen daar door gefetueden, is nu ken- nelyk genoegh. : . λ .
Met verwonderingh hebbe ik het experiment van de Hr. de Stair gelefenj
hebbende nagelaten het felfs te nemen, om dat de glafen, tot de lugt-pamp die- nende, by ons foo gemakkelyk niet te krygen fyn: welke mfynEd.Ρ'hyfiologie Eml XIX. §. iiï. verhaalt, dat als men Menie in een glas, dat ledigh van lust was, leggende, door een brand-glas met hetvyer vandeSononderfogt, het glas felfs met een geluit ïn Hukken fprongh. Die nu weet, eerfl, dan defe Menie alleen uit aflche van gebrand loot beftaat} op dewelke een gedu- rige vlamme langh gewrogt heeft. ten anderen, dat defe loot-aflche door het werken van defe vlamme fwaarder werd* en daarom dat veel vyer-deelen in defelve fi^h vaft gefet hebben} dewyl men meer Menie krygt, als loot in het vyer gelet is*, kan die hier anders denken, als dat dele vyer-deelen door het Vyer van het brand-glas aan het werken geraakt fynde, figh uitgefet heb- benen het glas doen breken? Uit dit experiment, dewyl het glas eerft ledigh van lugt gemaakt was, en uit het eertte van het water, fchynt dan af te ne- men te fyn, dat het fonder nadere experimenten niet altyt nodigh is,om de uitfet- tende kragt van het aangeftooken kruit te verftaan, die van de lugt, welke daar by is in Mynen en Schiet-buiTchen, te hulp te roepen} nadien hier defelve alle en aan de vyer-deelen fchynt toegefchreven te kunnen werden. Het felve fchynt beveiligt te: werden uit het experiment ïn de Office van
den Heer Newton ,fag. 5 if · hY gebragt, verhalende, als men uit olye van koper- root en falpeter een geeft gedeitilleert hadde, en men een vierendeel loots van defelve op half foo veel olye van carwei te gelyk nedergoot,in eenplaat- fe die ledigh van lugt wasy dat dit mengfel itrax vlam vattede, en een cks daar het in beflooten was, van 6 duim breedt en 8 duim hoogh, ge- fyk aangeftoken buskruid, aan (lukken floegh ·, het welk, om dat het glas van lugt ledigh gemaakt was, men aan deilive met geen reden toe kan ichry- vcn5 foo dar derhalven de uitfettende kragt van het Vyer voor de oorlaak daarvan te houden is. |£ |
|||||
/<
|
|||||
|>f f *Τ*αη hei Vyer.' JÉJ
§. ij. Ten fesden', uit dit laatfte het welke van de Menie gefegt is, fchynt
nu ook af te nemen te ïypp dat, gelyk lugt en water figh in planten en die- ren vaftfetten, en der felver lichamen helpen uitmaken; devyer-deelenook op defelve wyfe figh in veel famen-ftelfels van faken bevinden, fonder datfy brandenj gelyk het water dóet in andere en felfs in harde hoorenen, been- deren en houten, fonder dat het de fèlveof fagt ofvogtigh maakt: Waarvan de<Ghymici, die defe dingen fonder eenigh ander toefetgedefti lieert hebben, getuigeniiTe kunnen geven, / , InS'en ymand ok gefieri heeft, hoe ligt veele faken branden, en met het
aanraken van het minfte vonkje vyer een grooten hoop buskruid in een oo- genblik meelt geheel in vyer en een alles vernielende vlamme verandert s die fal miflcnien geen andere bewyfen vereiflchen om te geloven, dat in hout ^ turf, olye, beenderen, en in buskruit een groöte mecnigtevyer-deelenfigh bevinden; welke aan het werken rakende als het aangeiloken werd, te vo? ren daar in als ftil en fonder figh te bewegen geweeft fyn. §.14. Maar tot klaarder bewys, dat het feer waarfchynelyk is, dat het
vyer felfs tot het formeeren van vaite lichamen dienen kan; weeten de Na- tuur-kundige, dat nu in de voorgaande eeuw een ièkcre ftoffè aan de we- reld is bekent geworden j aan welke fy de naam van Phosphorus geven. Defe ver- toont uiterlyk een vaft en handelbaar lichaam} laat figh in warm water fagt maken, en neemt als dan alle formen aan, die fy koud iynde behoud. Soo dat de Makers daar van figh van deiè wyfe bedienen, om veel kleine bol- letjes, in welke gedaante fy dikmaals eerft overkomt, tot een groot iluk by- een te vergaderen. Dat nu defe ftoffe foo niet geheel, immers ten grooten deele, uit een ftil vyer beftaat, is daar uit blykelykj dat het jaren langh in koud water leggende wel niet verbrand (gelyk veel van het geen ik hebbe, meer als 10 jaren daar in gelegen heeft) maar daar uit genomen iynde, door de warmte van eens menichen handt ftraks een ligt, en eene,%hoe wel niet gevoelige, vlamme geeft} doende ook felfs het vel van een menfche, daar het op geftreken werd, ligten, en als een kleine vlamme daar van opgaan,fon- der branden. Maar indien de warmte ontrent defe Phvsphoras maar een wci- nigh grooter is, vertoont defelve ftraks fyne hitte, en verandert in een alles verbrandend en onuitbluiTelyk vyer, fonder by na eenigh overblyffel na te la- ten, als, gelyk fommige feggen, een wenigh fure vogt. Ik hebbe defelve]' noit in foo groote quantiteit verbrand j maarbyondervindingegefien, datde warmte van de Son die anfteekt} en dat het fterk wiyven op een kleed, de felve heeft doen vlam vatten}gelyk ook dat aan ymand, die figh het aange* figt daar mede beftreken hadde om in donker te ligten, als hy door bewe- ginge wat warmer, en by na fwetende geworden was, het hair van fyn hooft in volle vlam geraakte, en by na oorfaak van een fwaar ongeluk was. Dogh van defe Phosphorus fal in het yeryolgh hier na nogh meerder gefprokenwer* den, " , ..,.. ■ ■,,., :—: ,.:£v ·'.: -; ■■:..: S ff Maar
|
|||||
«
|
|||||
$0* χχιι. β ε se η ο trw inge.
Maar dat boven dit alles: het vyer figK inrwéle lichamenvaft iet, fe uit de
experimenten by de Heer Βφ§ gedaati opeflba^r'genoegb. Enfeggen vele, dat Antimonie door een brandglas het vyer van de Sonne-ftralen eenigen tyd üjcgeftaan hebbende, fwaarder werd. Immers, dewyl uit alle dierenen planten,akmen die onderfoekt,foo wel
Veyr, als Water, Lugten Aarde te vooïrfchynkomt 5 wat reden kan^mand ge- yen ? dat men de drie laatfte voor byfondere en bepaalde weiens, en het eer- ile voor foodanigh niet moet houden. Andere eigenfchappen van het Vyer lullen wy niet liieerder ophalen, dewyl deiè genoegh fchynén om te toonen , dat het vyer een byibndere ftoffe is} immers dat dit feer waarfchynelykis. §, if. Wat dan het Vyer in figh felfs ookwefenmagh, falymandoitmet
een volkooraen geruftheit kunnen denken? dat foo heerlyk een Schepfel figh. by geval en fonder ooghmerk in de Wereld bevind. Wiens fchoohheit foo groot is, dat, daar de Schildèr-konft de werven van alles kan naboótfen, iy alleen onbequaam is, om de glanfch van het Vyerregt tevertoonen: welkers nuttigheit foo algemeen is, dat fonder het felve de Wereld fonder warmte, fonder ligt, en fonder alle gemak en vrugtbaarheit figh bevinden, en voor die delelve bewoonen» niet als de aldernaarfteverblyf-plaats, die ymand figh. verbeelden km , verftrekken foude: foo verre felfs, dat nauwlyks yets ter We· xeld gevonden werd 5 het welke tot der menfchen dienft bekwaam gemaakt fynde, fulx nkt geheel of ten deeleaan het Vyer verfchuldigt is: om van éit doorlugtigh gebruik deiTelfs niet te fpreken, waar door dé Natuur-On- derfoekers het ieiveals een van de voornaamfteileutels gebruiken, om tot de verborgenifee geheimen der Nature, in te dringen. Immers heeft het Vyer fyn welen by geval, of door onver€andigeNatuuf'«.wetten,hoekanymandr «jie ah gelooft,, figh vandie har^Memmende vrees ontfïaan t datof by dit fel- ve geval, of dooreen onbekende dogh nootfakelykefa®ien-kno.pingevandie figh joijbejwu^e Qojrfaken,, de wereld ligh morgen of eerder fonder vyer, en fey %h tot een eet&wige djuillerheit en eea feer eMendigen laat gedoemt en ge.taüagt fal vinden^ §, *&. Indien mt een èngdufekigh Twyffelaar aan de grootfte waarheden,
gedwongen isdoorhec voorgaande te erkennen, dat by na al wat leeft l het gebruik vm befc Vyer; vas noden heeft j laaf hy verder gaan en fien den grooten overvloet,, in welke het over al gevonden} en hoe het by na in alle faken voor de: handi fyhde,, figk als tot den dienft der menfchen aanbied, en fonder dat fy by na eenige moeite behoeven aan te wenden, in gereetheit gevonden werd. Om te toonen dat die waar is r$\ het niet nodigh fyn de bewy fenuit een diepe
BhMonme, of langh, aan een gefchakelde redeneeringen te halen* Het is bakent genoegh, dat het by na over al gevonden werdj als in meeft alle de gewaiienj inionderheLt in die uit hout beftaan, en ganfche boflehen uitma- ken |, in de nieefte gedeelte, van dieren, haar beenen, haar vlees, haar bloet* '' ! % ' die
|
||||
die alle gedroogt iynde branden; in ioo veel berg^Éorren, in rurÊaardej,
in kolen, in fwavel, in falpetej, in fteenen felfs j waar van de menfchen figh op foo veel wyfen gewoon fyn te bedienen, als haar gemak en voordeel vereiib - - * '■ l ' . · §. 17. Ingevalle nu dit alles nogh wysheit nogh ooghmerk inden Maker,
nogh goed-dadigheit in den milden Gever van dit Vyer aan een verhardt A- theift kan dóen erkennen} laat hy de foo gróöte meènigte van het Vyer, dat in de Wereld gevonden werd ,cn deflêlfs verfchrikkelyke kragten befchoti^ wen: en ons feggen, of hy ook in dcfe geen wysheitnöghmagt,diedeaar·* de van haar ondergangh door het Vyer bewaart, fién kan. Nadien foo woe- dend een fhoffe, die figh over al foo meenighvüldigh bevind , op foo won* derlyk een wyfe belet werd haar verderffelyk geweldt uit re voeren 5 cri noghtans aan yder, die des felfs dienft behoeft, %h óver al veerdigH aanbiedt. ; Dat dit geen ydele verbeeldingen fyn, kan daaf uit fonne^k laar bly ken j
otn dat het Vyer niet alleen tot het gebruikgenoeghfaam in dé wereld is j maar felfs foo veel, dat niemand fulks fonder fchrik kan denkenx als hy hietvërfe* kert is, dat 'er een rnagt is, die hétfelve in toom'houd. §. 18* Indien wy de Aarde aanfehouwenj hoekan rnen nalaten tefehrik-
ken? als men defëlve op ibo veel pkatfen van Vyer vervult fiet. ίη ons Wa- terigh Holland, en felfs in uitgemalen meiren, heeft de ondervindingeimee- nighmaal geleertj dat de lugt in de water-putten van de Boeren door het byligteiï van een kaariTe in vlamme is geraakt, euhuifen verteert, en men- fchen ellendelyk gebrand heeft. , ■ „ ■■, . JViaar'óih overtuigt te veerden van" het gevaar, daar het geheëïe famen*
Hel des Aar dkloöti volgens alle reden ih is, wegens de Veelhëit én Verflindent- heit van het in haar verborgen Vyer> behoeft ymand alleen de meenigtèvaii Onderaardiche Vyer-kolken en brandende Bergen in de Hiïlorien na teilen* Daar figh een riatuurlyk buskruit, in al fyö gruwfame werkingen, indien niet yets dat veel verfchrikkèlyker is, fbö meriighmalen vertoont. Waar vaiÏ daan komen andèrfints die afgryffelyke Vyer^brakingèn VaO dien berugteri Mont Gibello * óf jfötptt in Siciliënf door Melkers geweid fteehen van$ó<i ponden fwaar tot eeriige: mylen verre geworpen, en geheele Vyer-Rïevie- ren eenige uuren in het ronde alles verfliridénde, iaar uit gevloek fyn. Iri deh jare f fff beefde daar van dit geheele Eiland met mftbrririge Van veel ge- bouwen j terwyl figh flagen, als van defwaar fteCarto uwen /Helen hooren, ent de aarde fcheurdej uit welke het Vyer in foó groöten meènigte uitberftë, dat ,vyf rnylen m net ronde alles daar door veniielt gierde. Ditgfoötebêrgh- en vyër^gévaarte fegt FareUus^ 'dat beneden aan de Voet 100 mylëü (Leuca) m fyn ommeloop beflaatj en fóude Van dëfelvé een ganfeh boek kunnen ge- fchreven werden, ; < . v, ° ö Was dit de eenigfteplaatfe ter Werelddaar fulks gefchiede j fóö kón mogëlyle
Sffz' een
|
||||
4o8 ΧΧΠ. Β E S C Η OÜWINGE.
een ongelukkigh Philofooph figh daar mede te vreden ftellen , dat het yet*
feldiaams wasr en de gehele aarde geen gevaar daar van foude te vrefen heb- ben :. maar hy fal figh foo wel niet trooftenkunnen, als hy uit de Aard-Befchry- vers fietj dat foodanige Vyer-braakers aan alle hoeken der Aarde figh· be* yinden.. t jj«"; · [m UYi , ■ '■ ·""'' ■?
Den. Mant e di Soma of Fëfuvïus niét verre yan Napels gelegen, is en nu en
©ver veel eeuwen een van die Vyer-bergen ge weeft; gelyk in Yfland den Beek:, die dikmalen niet minder als den JËtn& woedt, en met een naar ge- luit groote fteenen uitwerpt., In het Eiland Jaya\x niet verre van de Stadt Panacura berfte een bergh in
denjare i^Sövoor de eerfteraaal op j uitgevende foo veel brandende fwavel $. dat meer als ioqoo menfehen in de omleggende, landen daar door omgebragt ■wierden,; en, werpende groote ftukken van gantfche rotsfteenen tot in de Stadt Panacura, onder foo akeligh een rook, dat de Sonné bedekt, en by paden dagh in een nagt verandert wierde. Den Bergh Gonnapi'm éene van de Eilanden van Bandag die nu al 17 jaren
gebrand hadde, berite met een vervaarlyk geluit in het felvejaar if8öinA- pril van den anderen,; uitwerpende een feer verfchikkelyke meenigte van brandende ftpffen^ en groote gloeyende fteenen een geheelevadenlanghfyn- "êjkk welke men in de zee vond behalven klcinder foorten in foo groot een jgetal, dat iy de zee by naonvaarbaarmaakten;, in.welkede viflehen ftorven, φ het water kookte, als in een ketel, daar Vyer. onder geftooktwerd. Soo is op het Eiland Supiatm ook eejti Bergh ,f die rookt en, vlamt als den
(JEtna. ' ' De aarde in de Molukfe Eilanden, geeft met een grouwfaara gehuil op
verfcheiden plaatfenen dikwils. Vyer op; infonderhèit een Bergh op Sfer- In een. van de Moorfihe Eilanden, (dié LX mylen- van de Mblukfe afleg-
gen) gefchieden dikwils Aardbevingen met m^berftingenvanyyerenairchei en is dit Onderaardfch Vyer van foo groot een kragt, dat gloeyende fteenen als geheele boomen daar uit vliegen, en de rotfen fêlfs daar door vernielden verbrand, werden.; terwyl den Bergh die een affchuwelyice vlam vertoont, onder een fchrikkelyk geloei, een geluit,, als van gedurige Donderflagen en fware Canon? fchooten, doet hooren. In Japan,. en de JapanfcheEilanden iyn veel kleine eneenen grooten brand*
bergh, Ook» in iandaja,, een van de Philippynfche Eilanden, werden veel kleine Vyer-bergen gevonden;, ert nogh eene in het Eiland Marmdiftue^azt onder défc Philippynfchebehoort.. In America vind men defelve in dé Provincie Nicaragua gpnoemt ;,ook in
Peru. onder de hoogtens van het Gebergte Cördiüera. By de StadiArequip* vlamt dèn na by gelegen Berg gedurighlyk, en doet de Inwoonders in vre- & leye.n, dat hy eens van. een. berllende de geheele Stad verfwelgen, fal. ~ ' *- Ent
|
||||
Ên by de Valleyê MuJahaïïo is 'er ook eenen,, die door het Vycr geoperit
fynde ook groote fteenen heeft uitgeworpen, en door fyn gekraak en gebol- der felfs aan de afgelegene piaatfen een gfooten fchrik heeft aangejaagt. Soo fyn 'er in het Geweft, dat aan de oofter fyde vandeRievier^»//^,
ïn het land der ZOnga/ï, over de Oby eenige weeken reifens gelegen is, ver- fcheiden brand-bergen, volgens het verhaal der Mofcoviters> gelyk ook by de vloét Peftda. h'V^r.^ t · . f *,·. ■"· '*.Η>ί! Die van defe en andere piaatfen der Wereld', daar het Vyer uit de aarde en
de bergen wel eer figh brandende vertoont heeft, verder gelieft onderrigt jte fyn, kan de Wereld- en der felver Hiftory-Befchry vers, als Farenus enz. mfien,! ., ■ '::■■.- · ! ■ ■ \\ ~: 3 &nv :;; " :j'- ■ i '.""■'· κ>ο'ΐ ['mi'^nui
*\ Xnfonderheit is aanmerkelyk, het geen in de Hiflorie van-de Kdninklyh A- 'mdemie. A«. 1708 verhaalt werd ν namelyk,. dat ontrent het Eiland Santerjniy ïh den jare1707 een nieuw Eiland uit de grond van de zee figh ophief en for- meerde: in het welk ontrent het einde van Auguihis het Onderaardfehe Vyer, dat eerft met een verfchrikkelyk gedoramel figh liet hooren, met foo kragr tige flagen uitberite, als of'er 6 of 7 ftukkenvan het groffte gefchut te ge- lyk afgefchooten wierden, makende geduurigh nieuwe openingen, door wel- kefomtyds een groote meenigte van aflche,en iomtydsΊο© veelvuldige klei- ne glbeyende ftéentjes figh in de lugt verhieven, dat fy een klein Eiïandby dat van S.anterM9 daar fy dikwils nedervielen, als of het geheel van Vycr was , dèdeii fchynen : behalven dat men meenighmalen geheele gloeyende ït'ukken van rotfen,. als bomben en carcafien, met foo veel geweldt in de lugt fagh werpen j dat fy tot; feven mylen verre wierden voortgedreven, eer fy in de zee weer nedervielen.. Denverdere vervarelyke omftandigheden fyn op de gefeide plaatfe te lefen.. 'Miïïziï Bb ■:,^':-Ά Mi$rt ■/':.> '*v.m §. ip. Indien wy nu van het Vyer der Aarde tot dat van de Lugt over-
gaan 5 moet felfs den alderhartnekkigilen Atheift niet bekennen, dat defelveook vol daar van is? ingevalle hy defclve oit doorBlixemen en Donderen beroert en ontvlamt, en der felver verfchrikkelyke uitwerkfelen gefien heeft. Maar föiide hy felfs by een liefFelyk en Uil weder' en heldere Sonnefchyn fonder beven kunnen denken, aan die groote meenigr.e van Vyer,. welke hem om- ringt? Indien hy oit gelegent*heit gehadt heeft, om de' effeiten van groote brand-glafen of brand- fpiegels teilen y die alleen door de Sonne-firaïerlinforo veel kleinder plaatfe te vergaderen, alshet brand-punt kleinder is-, als het opper-vlak van het brand-glas of des brand*fpiegels, een vyer van foo gruw- faam een hitte veroorfaken* dat het felve in weinigh minuten doet het geen aan onfe grootile vyeren> in uuren,. dagen, ja maanden en jaren ^nmogelyk is te. doen iv waar van op een andere plaatfe breder. En om alhier'te top* nen,;dat de lugt,, ook door een keukenrvyer.wai'mfynde,Vyeriöfighhepfr, dat bequaanv is te befchadigen; behoeft men alleen een glad gepolyfte filve- ren of aok tinnen lepel met het hoLtegen de vingers aan te leggen, en met SJT>$/ ' dea:
|
||||
f 10 XXII. BESCHOÜWINGE,
den duim vaft te houden, foo dat het blad ontrent half boven de voorftevin*
gcr uitfteekt. Wanneer men nu de rugh van de hand en het uitftekende hol des lepels na het Vyer houd} foo dat het fchynfel van het Vyer daar in ver- gadert fynde, een heldere ea verligte pkatfe op de voorfte vinger maakt jfal men bevinden, dat het Vyer, het welke aldaar in de lugt is, van het hol des lepels op de vinger nederftuitende aan defel veöndragelyk werden fal, en die branden; ook dan, als de hand van het Vyer felfs en de omleggende lugt geeö ongemak lydt, en alleen een dragelyke warmte gevoelt. Maar om van den overvloei van het Vyer in het Geheel-Al volkomen
overtuigt te fyn; laat ymand de Sonne en Sterren, die niet alleen aanyders ooge, maar ook door verrekykers figh vertoonen^ met bedaartheit aanfien; en denken hoe veel ligt van haar tot óns hederkomt j het welk of louter Vyer is, of ten minfte het aldervernielenlte Vyer, dat te denken is, met figh voert. En vraagh hem,of hy niet moet overreedt fyn van dewaarfchynélykheitvan het geene gefegt is? en daar van infonderheit,dat ook de Hemelen een Vyer. bevatten, wiens meenigte by na alle verbeeldingen te boven gaat. §. iq> Laat nu om eindelyk een befluit uit defen allen te maken, ymand
lïoghmaal al het geene ftraks van Ondéraardfche, vanLugt-en Hemel-Vye- ren gefegt is, met ernfl; in eenigheit overwegen> en ons féggen, dewyl het dogh de eigenfehap van het Vyer is, als het eens werkfaam werd, alles, waar in figh ftoffen, die aangefteken kunnen werden,opdoen, invlamme té fetten, en geheel te vernielen j of het niet aan een yder, die regt redeneert, meer wonder moet (chynen te fyn ,dat de aarde nogh ftaat met alles dat daar op is; als dat fy al overlangh, door foo veel Vyeren, als in en rontom defèl- ve fyn, niet geheel verflonden is. Immers, indien dé Fulcans, o£ Brand- bergen, die aan alle hoeken des Aardkloots figh bevinden, met malkander onder de Aarde door Vyer-vloeden gemeenfehap hebben (gelyk veele nu door ondervindingen en Hiftoricn meenen te kunnen bewyfén') is het by na onbegrypelyk, dat de felve tot nogh toe in wefen heeft kunnen bly- yen. En by gevolge is het geen dé Chriflenén belyden, en den H. Petrus (egt in
fyn II Brief Cdp. III. 7, 10, tl. foo veel befchïm|>cns niet waardigh , als men wel van fommige Atheiften daar ontrent hoort gefchiedeh i namelyk, Dat de Hemelen die nu fyn en de aarde ten vytre bewaart wórden, tegen dendagh des oordeels, (10).../» welke de Hemelen met een gedruis ftillen voor by gaan, en de Elementen branden fulien en vergaan, en de aarde en de werken die daar op fyn, verbranden fullen: Het welke hy vérs 12, herhaalt: In welken \dagh~\ de He- melen door vyer ontfteken fynde f uilen vergaan, en de Elementen brandende falie ft verfmelten. Vermits de N ature en dié gruwfame meenigte van foo veel ver- fchrikkelyke Vyeren, die figh by na overal in den Hemel, in de Lugt, in het lichaam van de Aarde, en in meeft alles wat daar uit voortkomt (als te vo- ren gétoont is) bevind, yder moeit doen denken5 dat den ondergangh van '&:. alles |
||||
alles door het Vyer al over langh voor de deure heeft geftaanj en het een
gewis Mirakel is, dat defelve niet eerder aan de Wereldt overgekoo- men is, , . . » .
Laat ik hier nogh by doen tot overtuiginge van dele Ongelovige > dat den
Inge ver van defen Brief, in het f. voorgaande veers tekenen van een God- delyke, en al het fterffelykè te boven gaande keiïnifle van de gefteltheit dep Aarde en des Waters gegeven heeft; met ronde woorden als doe feggende, dat de aarde uit het water beflaat y waar van de ondervindelyke waarheit eerft honderden vanjaren daar na, door het experiment van de Heer Boyte en an- dere aan den dagh gekomen is. Soo dat men bekennen moet, dat defelve als doe yets van die beide gefegt heeft; het geen nogh in defe eeuwe by niemand geloof foude vinden, ten fy een onbetwiftelyke ondervindinge een yder tot let tóeftemmen daar van meer dWongh, als Iei.de. Kan dan ymand ook re- den geven, waarom men aan den felven, die nu bewefen hadde meer als alle menfchen van de eigenfchappen der aarde en des waters te weten, in defen# als hy van het Vyer fpreckt, met regt weigeren kan gclove te geven? infon- derheit, dewyl het foo verre van daar is, dat ymand foude kunnen toonen dit onmogelyk te fyn> dat fel fs veel eer om voorgaande redenen in tegendeel het verbranden van de Wereld alle uuren te verwagten fchynt. §; ir. Maar om na dit alles ncgh yets te fcggen, waar door een Goddely-
ke en Al-regerende magt als met handen fchynt te taften te fyn. Kan y- mandook denken, dat het by geval of fonder wysheit is? dat foo verfehriL- kelykeeri Schepfeï-, het welk met een vonkje aan het werken kan geraken* in toom gehouden werd, en gedwongen om aan de menfchen op ontelbare wyfen, en in ontelbare gelegentheden dienftbaar te fyn: en dat'er geen be- ftièringe toe van noden is, om het felve te beletten, dat het,gelyk fomtydft eenige gedeelten, alfoo ook den ganfchen Aardbodem doet beven en in vlam- me fet. Siet men geen Goedheit en Wysheit van een groot, magtigh en* goedertieren Be (Herder daar in ? dat hy door fyne Mogentheit defe woe- dende ftorfe, in pik, in oly, in fwavel, en wat meerder de vlammevoedem kan, gelyk als gekluitfert houd 5 en aan defelve niet toe en laat tot een ge- heelen ondergangh van alles uit te breken; dat hy boven dit aan de menfchen,, gelyk als de ileutels van. defe kerkers ter hand ftelt j welke dit getemde en< gevangen gehouden Vyer met het wryven van hout op malkand'ei*,,het ilaari van ftaal op een fteen, het voegen van een weinigh Vyer tot andere Brand- ftoffen,en op ontelbare andere wyfen kunnen doen voortkomen } als fy deflelfs dienft van noden hebben. Nogmaal,indien het in toom houden van foo veel Vyer. by geval gelehiet j hoe kan ymand figh van die doodely ke vreefe bevryden ?. dat door dit felve geval, het geen tot het eene niet meer bepaalt is als tot het ande- re, dit Vyer uit dele kluifters eens mogte ontflippen, en alfoo aan alles wat'er is, op de aldernaarfte wyfe', den ellendigften ondergangh. veroor(aken„ ; Laat een dit nogh niet aannemende Philofooph ,,om overtuigt te werden *
eens.
|
||||
.
|
|||||
fïi XXII. B E S.C.H O ü W I N G E.
eens in een Magafyn of Kruit-toorn gaan, daar een groote meenigte bus-
kruit bewaart werd. Indien nu de ondervindinge aan hem fulks niet geleert hadde j foude hy wel kunnen geloven, dat in foo fwarte, en voor het oogh foo onaanfienlyke korrelen een foo onbedenkelyke en grawfame meenigte van Vyer verborgen en vaftgehouden werd? het welk nogh light nogh warmte geeft, nogh eenige beweginge doet fien: en dat door een klein vonkje,de- Te foo weinigh werkinge vertoonende ftoffe binnen een oogenblik tyds in een louter vyer, en alles vertecrende en verwoeftende vlamme foude kunnen veranderen j die door naar gewelt de aarde foude doen fcheuren, en verre ge- legene huifen en muuren doen opvliegen, en over hoop vallen: foo dat'er nogh rots nogh gebouw, hoe fterk en vaft het ook fy, aan ymand bekent is, dac delTelfs geweld magtigh is te wederftaan. En kan foodanigh een TwyfFe- laar nogh denken, dat het fbnder eenige wysheitis? dat het Vyer, 't geen anderfints alles vernielen foude, onder andere ook defe heilfame eigenfchap heeft, dat het in toornen ruft kan gehouden werden, foo langh tot ymand. die deflelfs gebruik van noden heeft, figh daar van gelieft te bedienen. Maar boven dit, indiendefenfelfden beklagelyken en deGoddelyke bewa-
ringe nogh loochenenden Atheift, figh felven voorftelt in defen kruit*toorn fynde, dat dit alles by geval alleen in ftilte blyft; en dat het even fooappa- rent is ("want dit is aan het geval en onweetende oorfaken eigen) dat het alles irraks foude aangaan, en fyn lichaam in een oogenblik totaflcheverbranden, en op de aldergruwfaamfte manier vernielen; kan hy na laten op hetgefigte van foo groot een hoop buskruit van vreefe te fidderen ? en indien hy hier al geen Godtheit wil erkennen, die door de wetten, aan welke hy alles doet gehoorfamen, hem bewaart, en aan dit Vyer niet toe en laat fyne doodely- ke kraght uit te voeren; kan hy egter niet na laten ten minften daar van over- reedt te fyn j dat een ander, die vaft houd en weet, dat hy foo verre in de bewarende hand Godrs is, dat buiten Synen wille nietsiighroeren of bewee- gen kan; en die met liefde tot dien grooten Bewaarder en vertrouwen op fyne Goedheit leeft \ met veel meer onbevreeftheit in fyn beroep figh daar foude bevinden: en derhalven foo veel gelukkiger fyn als hy, die op de verander- lykheit van "het geval, ofonbewufte oorfaken denkende, figh niet anders als een tegenwoordigh en alle verfchrikkelyke gedagten tebovengaandegevaar, met trillingen en bevingen van fyn hert moet verbeelden. En op dat foodanigh een figh met die uitvlugt niet en tragte te trooften,
dat 'er weinigh Magafynen en Kruit-toorns fyn, en dat veele niet van noden hebben in defelve figh te wagen; laat hy de tegenwoordige Natuur-Befchry- vers na lefenj of wil hy ook dit niet doen, laat hy op deervarentheitenHi- ftorien van de tegenwoordige erf voorgaande jaren met aandagt letten: en de meenighvuldige Blixem-vyeren en Donderdagen, het gebolder en gekraak van de gruwfame en foo veelvuldige Brand-bergen fullen aan hem onweder- fprekelyk bewyfen > dat het niet alleen in Kruit-toorns of Magalynen is, daar
|
|||||
Van het Vyer'. C' ƒ 13
daar men de werkinee van fwavelenfalpeter, uit welke het buskruid beftaat,
behoeft te vreefen; maar dat lugt en aarde, indien fy niet vol van een natuur- lvfc buskruit fyn, (gelyk veele niet fonder reden gevoelen), ten minften een foo seweldigh en verfchrikkelyk vyer in figh hebben; dat de werkingen daar van die van het buskruit niet alleen kunnen ophalen, maar m ontelbare ge- vallen onvergelykelyk te boven gaan j fchoon het foo dikwils figh ganfch werkeloos vertoont. ■- _, , .
$ 21 Na dit alles,'dewyi nu by de meefte,die haar Philofophie meer op
ondervindingen als gedagten of onderftellingen van andere tragten te vcftigen, het Vver voor een byfondere {toffe gehouden werd,wiens deelen ook onder an- dere lichaamen fonder te branden vermengt fvn j kunnen die van de doorgron- dende kennifTe, waar mede deningever vanhetH. Woord van deSchepfelen fpreekt, nogh niet ten vollen overtuigt fyn, uit hetf .vers vmhet XVIIL Cap van Job- en uit defe woorden: De vonke fynesFyersenjalmetglmpren, niet afnemen} hoe feer defelve met de ware gefteltheit der faken over een komen? niet tegenftaande veele Philofophen in volgende eeuwen daar on- trent andere gevoelens gevoedt hebben. Want dat het wooTtScbebtb, hier vonke, ook een klein deeltje, dmr inyetsgrooter kan gebroken werden, Mi- ca , Fragmen betekent, kan by Robbertfon na gefien werden. Enfoo ymand defe twee eieenfehappen des Vyers wilde uitdrukken, namelyk, dat uit kleine byfondere deeltjes beftaat, die fonder branden en beweeginge wefen kun- nen j foude hy fulks wel met korter woorden hebben kunnen te kennen ge- ven? Maar om voort te gaan. v « ' z 2 Indien nu het Vyer, dat op de aarde infoo veel plaatien en in foo ver-
fcheiden faken eekluiftert gehoude, en belet werd tot de vemielinge van alles uit te.breeken, eenen grooten en magtigen Bewaarder vertoont: foodateen Atheifl: felfs noit een uur fekerheit aan figh foude kunnen of derven belo- ven, ingevalle niet een alles behoedende Voorfienigheit, maar onbekende Natuur -wetten, of een foo ligt op defe als op een andere wyfe werkend ge- val plaatfe hadde : hoe veel meer is een wonderen doende en aanbiddelyke Magt daar uit blykelvk ? dat een foo ondenkelyke meenigte van vyer in de luetrontom ons figh kan ophouden, en niet alles in vlamme fet? Enomvan de Blixem-weren niet weder te fpreeken, is het nu uit de hedensdaagfe brand- fpiegels en glafen bewyfelyk, dat het ligt, foo als het van de Sonne af- komt, wat digter op een gepakt fynde bequaam foude fyn, om dcjrgan- fchen Aardkloot (niets uit gefondert) in een gloeyende zee, veel fchrrkkely- ker als oit de glas- of metaaUfmelteryen figh kunnen vertoonen, teveran- deren
Ik vrage nueerfï aan die hier geen beftierende Godtheit in kunnen fien j.
welke de oorfaak is, die den Aardkloot juift in die afftant van de Sonne ge- plaatft heeften nogh houd j waar door het Sonne-vyer defelve alleen kan ver- warmen, verlieten, en vrugtbaar maken > en hoe het bykomt, dat fy door. 555 ö Ttt een |
||||
/ ■ ' i'·
'■" ■ ' '.Λ"'
" '~\ ^ ' ^'
ρ* XXII. Β E SC HOU W Ι Ν G E.
een meerder afgelegentheit niet door koude onvrugtbaar is; of nader by de
Sonne fynde door defelve niet verbrand,. en in een gloeyende kloot veran* dert werd: dewyle het blykelyk genoegji is, dat nader aan de Sonne het ligt figh digtér op een gedrongen in defelve- plaatfebevincS, enby gevol- ge feer veel meerder kragt in het branden moet doen: en of het begrypelyk is, dat onder foo veel millioenen plaatfen:, die vanden Aardtkloot of de Sonne ins het Geheel-Al fouden kunnenbeflagen werden,fonder dat 'er eenigh oogmerk- in beoogt is gewéeft, jmil dit uitgekoren is·, welke alleen voor den Aardt- kloot dienilig was.. Ten anderen, dewyt, indien het ligt foo digt op een gepakt tot ons op de»
Aardtkloot nederquam ,. als het by de Sonne is, de aarde een veel kragtiger gloet foude uitflaan, als men in. de brandpunten van groote brand-glafen of ferand-fpiegels gewaar werdt; daar in weinigh minuten tydts alk metalen in, gloeyende droppels na. beneden vallen: laat defe Philofophen aan ons feggen, of'er eenigh bequamer middel om den Aardkloot voor foo fehrikkelyk een' gloet te kunnen bewaren-, by haar of andere bedagt foude kunnen werden j als het ligt aan die wetten te binden, waar door al het geene uit een punt komt figh van een verilroit;. foodanig, dat de regte lienien, die het be* fchryft door fyne ilralen,, van haren oorfpronk alwaar fy beginnen gedu- righ hoe langer hoe wyder van den anderen afloopen. Welk verfpreiden of . veriirooyen des ligts de Mathematici met het woord Divergeren uitdrukken r en by haar met veelvuldige experimenten getoont werd| door het welke, feehalven dat, als boven gefegt is,, den Aardkloot voor hetaldergruwfaamft verbranden-behoed werdt; ook dit groote en onwaardeerlyk gemak aan de menfehen toegebragt werdt; dat alle faken, in een e» het felve punt van ve- le te gelyk en van alle fyden gefien* kunnen werdenr. Van dit alles, kanby ymand, die ganfeh geen* ervareatheit in de Gefigt-kunde heeft ,;tot meerder klaarheit de XIII. Befchowwinge §. 4. na geilen werden. - §.2.4. En kunnen die Ongelukkige figh nogh verbeelden ? dat Hetnogh' wysheit nogh magt bewyft; dat al het ligt,, het welk uit een foo onmeetely-- jfeen groöten en vyrigen: kloot (gelyk men na alle waarfchynlykheit de Son- ne moet itellen te fyn) tot ons nederdalt, op defe wyfe genoegfaam verfpreit en van malkander af verftrbit werd r eer het op de aarde komt: en dat 'er geen; einde oit beoogt en het alleen by geval of door önbewuile oprfaken toe- komt^ dat foo geweldigh een; Vyer-ftofFe (welke anders by een gedrongen blyvende, bequaam foude fyn pms alles, als in een fmelt-vyer ,. in een gloei- jende zee te veranderen) niet tegenftaandefymctfooverfchrikkelykeenfnel·' ïebeweginge geduurigh voortgedreven werd, als hier na by het ligtfalge- fegt: werden,, egter foo nauw aan defe wetten van divergentie,ofverfprei*- dinge^ gebonden is·, en. blyft; dar fy in; foo veele duifenden 1 van jaren daar van in het minftenoit afgeweken; heeft;; en alle menfehen,, wie fy ook fyn BKSfcawdera als het gcootilegped daar. van genieten % en ichopn deflelis gru w- |
|||||
•
|
|||||
Ï'¹'.'ß V; Fm het Pyar: n jlv ftf
fame bewccglege anderfints aan alles een gemeen verderf foude vérooria-
ken.
§. if. Laat nu na dit alles wel begrepen te hebben, een Ongelovige oor-
deelenj met hoe veel regt Elihu- dit voor een bewys-reden gebruikt, orn aan Job de groote Majefteit Godts met overredinge voor te Hellen·, als hy Job, XXXVIL 11. dit onder dp Wonderen Godts optelt : Hy verflroit de wolke fynes ligts-, daar defe Divergentie der ftralen en verftroyende beweginge des ligts met nadruk fchynt gemeint te werden. Ik hebbe de gedagten van verfcheide geleerde Uitleggers daar over nafien-r
de, wel bevonden, dat dit ligt hier voorde Blixemen, die uit de wolken fchynen voort te komen, by veele genomen werd. Maar dat men defe woorden in die te voren gefeiden fin en als het verftroyen
van de ilralen betekenende (het welk divergeren genoemt werd) foo niet met beter, ten minften met even foo veel regt kan opnemen > fchynt my daaruit te kunnen afgenomen werden: Èerfi, om dat 'er even voorgaat', ook vermoeit hy de dikke wolke door kharheit. Door welke eigentlyker des Blixems klaarheit fchynt te kunnen verftaan werden; om dat die omtrent dikke wolken meeft plaatfe heeft, en ook het vermoeyen der wolken met meer kragt aan defelve ichynt toegefchreven te kunnen werden. , ^ . Tem andereny om dat, indien met dit ligt dat van den Blixem gemeint
wierde, den fin foude fchynen te vereiflehen , dat de uitdrukkinge niet was, Hy verflroit de wolke fynes Hgts; maar, Hy verflroit het ligt fyner wolke-, ge- lyk onder atie benaminge in het volgende é f. vers ^ den Blixem fchynt ver- ftaan te moeten werden. .,,,/ . ^ten derden, dat in defen text de eerfte woorden. Ook vermoeit By de dik-
ke wolken door klaarheit, op de Blixem-vyeren; en deiê volgende, Hy ver* flroit de wolke fynes ligts, op'het ^/wrg^r^vandeligt-ftralentoepaiTelykfyni (om niet te feggen , dat indien fy beide op de Blixem fagen, defe beide ge- noegfaam een en defelve faak fouden betekenen) fchynt daar uit ook te beiluiten te fyn j dat in het volgende 13. vers weder van defe beide Blixem en Ligt, dus fchynt gefproken te werden: Het fy dat hy dit tot een roede, of tot fyn landt, of tot weldadigheit hefchikt. Waar van het eerfte, namelyk de roede in de Blixem-vyeren, enhet laatfte of de weldadigheit in de verftroyinge des ligts fchynt vervult te werden j door dewelke, gelyk boven getoont is, den gan- fchen Aardtkloot van verbrandinge bewaardt werdt. En moet ook ten vierden aan niemand vreemt voorkomen,dat men iègt,dat
alhier met defe uitdrukkinge van wolke des ligts, de vergaderde meenigte van het ligt, dat in delugt figh bevindt, verftaankan werden5 hoe wel het woord wolke meeft fyn opfigt alleen op water-dampen fchynt te hebben: nadien in ver- feneide plaatfen het felve ook vooreen vergaderde meenigte van andere faken gebruikt werd. Gelyk by Ezech. VIII. 11. veel reuk-deelen,^» wolke des reuk-· <werks-,t\\ een groote menigte der getuygenby PaulmHebreen.XIL é .een wolke der getuigen genoemt werd. '" Ttti §.2,5, |
||||
ãéä XXII. Â Å S C Ç Ï U W I Í G E.
§, 25. Nogh een uitvlugt, die fig aanilonds aan ymand, welke de God-
delyke bewaringe loochent fchynt te fullen opdoen, is overigh om wegh te nemen: namelyk, hoe veelvuldigh en verfchrikkelyk het vyer ook wefen magh, het welke in en rontom de aarde fig bevind} dat 'er egter waters genoegh in defelve gevonden werd , om defelve van verbranden te bewaren j foo dat het in defen niet nodigh foude fchynen, dit aan een byfondere Goe- dertierenheid en Vooriienigheit Godts toe te fchryven. Ik fal hier niet tegen bybrengen, dat 'er felfs foodanige ftoffen fyn, die
vyer-deelen by iigh hebben, welke alleen door water in werkinge gebragt werden. Waar van een kalk-molen nogh over weinige jaren tot een onder- vindinge heeft kunnen ftrekken; dewelke, by het doorbreken van de Zee- dyk; door het by de kalk komende water, geheel afgebrand is. Ook is in de Chymie een meenigte van voorbeelden> waar dooreen koude ftoffemet wa- ter bevogtigt fynde, ondragelyk heet werd, en fomtyds in een klare vlam opbrandt. Soo maakt olie van koperroot, op het by doen van kout water, het glas, waar in fy gemengt werden, meermalen foo heet, dat het onmo- gelyk in de hand te houden is. Het welk ook gefchied, als men op het geen overblyft van de fublimatie van Lapis Hamatïtes, en Sal Armoniac koudwa- ter giet: en veel meer andere gevallen. Maar een bekent experiment is het by de grootfte Onderfoekers der Na-
tuure van defen tydt, dat levende fwavel met vylfel van yfer, door het by doen van kout water tot een deegh gekneet, binnen weinig uuren warra werdt, en eindelyk volkomen begint te branden. Waar van dePhyfique van de Heer Hartfoeker; de Optica van de Heer Newton, pag. $2.ƒ} als ook de Regiilers van de Academie Royale in Frankryk kunnen na gefren wer- den. Of nu defé een van deooriaken van de Onderaardfcbe Vyeren, Aardbe-
vingen, en diergelyke bewegingen is, onderfoeken wy hier niet ten uiter- ileii} dogh ten miniten ishetontegenfprekelyk waar, dat 'er veel itoffen ge- lyk defe in de aarde fyn, welke verre van door het water van verbranden be- waart te kunnen werden, daar door-ontvlammen, en tot branden aangefet werden. Eri om verder te fien, dat ook fekere ftoffen onder het water met een
groote kragt kunnen branden, fonder eenigfints door het felve gebluft te werdenj behoeft men alleen de oogen op dat foort van Vyer-werken te flaan}· welke eerft onder,en daar na boven het water haare werkinge doende,een daar door onuitblufTchelyk vyer vertoonen. Ik bcvinde tot dien einde, den ip. Oétober ió~p ƒ, dit kleine experiment dus aangetekent: Men heeft een klein kardoesje, van dat foort het welk men voor flangetjes op gèmeene Vuur-py- jen gewoon is te iètten, met ilof van kruyt gevult, fonder een ilagh· met ge- greint buskruit daar op te rnaken. Dit aan een klein ilcentje gebonden fyn- d!e wierd aangeitoken3 en liet men het in. een fuiker-glas, dat met water |
||||
Fat het tyef". 'y\y
gevult was, vallen> waar na rrien het onder water fagh branden, en in het
donker van den avond een groot ligt geven. Dat nu, nadien foo veel fwavel en falpeter (waar uit het kruit ten deelen
beftaat)in de wereld fyn, als defe eenmaal Vyer gevat hebben, defelvedoor water niet wel te bluffchen fbuden wefen, is uit het itraksaangetrokkenege- noegfaam af te nemen 5 gelyk ook uit die vervarelyke uitbaritingen van de Onderaardfche Vyeren, die in de gronden van diepe zee'n figh meenigmaalen opgedaan hebben. Waar van te voren een nogh onlanghs voorgevallene Hiito- rie van het niuwe voortgebragte Éilandt by dat van Santerini §.18, aange* haalt is. , §. 2.7. Boven dit voorgaande, heeft de nimmer-ruftende weetgierigheit
van eenige alles onderfoekende Chymiri voor eenige wynige jaren een foort van een vergaderingh van Vyer, reeds boven aangehaalt en Phosphorus ge- noemt, aan de wereld te voorfchyn gebragf: het welke te voren in de lugt en dik wils in water felfs verfpreit fchynt te fyn jen toebereit fynde , wanneer eenige warmte daar by komt, in een volkomen brand ontfteeken kan werden. Onder verfcheyden experimenten,die wy ontrent defe Phosphorus gedaan
hebben, vinde ik defe aangetekent. * ƒ. Dat men meermalen bevonden heeft, dat om de Phosphorus te doen lig*
ten of branden een fekeren graad van warmte van noden was. Want in de Winter of January i<5p5 een ftukje op een papiertje, aan de
fyde van den glafen klok by.de lugt-pomp in een plaats, die niet warm was, leggende, bevont men het niet te ligten; en in tegendeelop de hand geleit fynde gaf het na gewoonte fyn ligt en onfehadelyke vlamme. 't Geen tot meermalen toe herbaalt fynde ment'elkens dusdanigb bevond. Maar in een klein ampulletje, dat eenigfints warm gemaakt was, gedaan fynde, brande het niet alleen, maar bleef brandende, fchoon men de lugt uit het recipiënt, daar het in gefet was, geheel afgelaten haddej en ook daar na, als men de- ièlve daar weder by liet komen: Soo dat hier uit bleek, dat dit Vyer, an- ders als veele andere, met en fonder lugt even wel brandende bleef. Ook fag men,dat de khePhosphorus op ftof van buskruit gelegt fynde,als meti
het papier, waar op die beide geplaatft waren, infoodanigh een diitantie van het Vyer hielde, dat men de hitte aan de hand Tonder ongemak verdra- gen konde, aanftonds met het buskruit in brand vloogh; Engefchiededit, het fy dat men de Phosphorus 'm ftof, of in een rond korreltje overgeltookc fynde, daar toe gebruikte. Waar uit het voorgaande, dat 'er warmte toe vereift werd, ook fchynt blykelyk te fyn; gelyk ook daar uit, dat met en- kel wryven van de Phosphorus op een grauw papier defelve heet gemaakt fyn- de, daar door in een volkomen vlamme opbrandede. Siet verder het geene daarvan §.14. reedsgefegtis. II. In een ander experiment heeft men de fynile deelen of ilof van dePhos*
Ttt j phorus
|
||||
ï8 ××Ð.  E SC Ç Q UW É Í G E.
phorus (welke men weet dat nevens de ronder en grooter ftukjes in het de*·
itilleren over gedreven werd) in een klein kolfje met water op het vyer ■geiêtj wanneer men, na dat het kookte, bevond, dat in het ledige deel van dat kolfje figh een groot ligt boven het water en als een volkomen vlam vertoonden 5 en eenige kleyne ftukjes als brandende boven op het water dre- ven. ·« :":■■· *■■ ' ;: Waar uit dan kennelyk is;, dat met een vereifte warmte defe Vyer-dee-
len ook in het water branden 5 en dat ook het Vyer door Water pafTeeren kan, en boven hetfelve eenligtende vlamme maken, fonder dat die daar door tütgebluft werd. Men behoeft niet te denken, dat in het water geen ope- ningen genoegfaam daar toe fyn, vermits in het vorige experiment §. 2,6"., als het kruit onder water verbrand, een dikken rook door de geheelehoog- te van het water op waars ftygt. III. Het water, daar dele itof van de Phosphorm in gekookt was a heeft men
in een klein flesje in het recipiënt van de pomp gefet $ en bevond men dat ee- nige kleyne ligtende deeltjes haar ligt behielden, tot dat het glas ontrent lugt- ledigh was. Ook fag men, dat t'elkens , als de lugt uit de klok gelaten wierd, een groot ligt uit het flesje opquam: waar uit, als ook uit andere ex- perimenten fcheen te volgen, dat het Vyer van de Phosphorus een uitfet- tende kragt hadde, die figh vertoonde als de perllinge van de lugt minder wierde. , IV. Dit water daar na ganfeh koud geworden fynde, en ontrent een uur
in de koudeen open lugt geilaan hebbende, fagh men,dat ftil fynde ganfeh geen ligt meer gaf, en in het donker onfigbaar was ·, maar gefchudt fynde, dat het vyerde(gelyk men hier fulks noemt) of een fchynfel gaf,op defewy- fe, als het foutagtigh water in de fomer doet. En bevond men ook ast da- gen daar na, dat dit felve water, wanneer men het glas in het donker ichud- dede9 nogh ligt gaf, gelyk ons floot-water in een heetefomer, niettegen- ftaande het glas altyd ongeftopt en open gebleven was. Immers is het hier uit af te nemen, dat ook het Vyer aan het water figh
hegt. En indien het vyeren van de zee en fommige van onfe foute bin- ne-wateren uit die oorfaak voort komt dat een diergelyke Vyer-ftofFe figh met haar verenigt, kan men daar uit ook beiluiten; dat(hoevremt het ook fchynen magh) het vyer in een groote meenigte ook met de wateren figh ver- mengen kan, en warelyk vermengt is, fonder daar van, als 'er maar eenige warmfeis, uitgebluif, te werden. V. Ik moet hier b'y doen, dat defen Phosphorus ^ waar mede alle defe ex-
perimenten gedaan fyn, als doe al 4 off jaren onder water gelegen hadde, enin het felve bewaart was. Soo dat felfs net water koud fynde tot een bewaar- plaats van het vyer fchynt te kunnen verftrekken 5 waar uit hetfelve onge- hhft op alle tyden kan te voorfcheyç gebragt werden. |
||||
Fm het Fyer. f ï$
Ft Ofraennu moet valt ftellen, dat defe Vyer-ftofuit deïugt, of van de daar
iniynde Sonne-ftralen haren af komft heeft; dewyl de Vrina van menfchen, als fy niet langen tyd aan de 1'ugt en het ligt bloot geftaan heeft, en wel gerot öf gegiil is, geen ibdanige Phosphorus geeft: gelyk ook of de reden, waar- om dit Vyer figh aan de; werkende Urina valt maakt,- defe is, om dat defel- ve ibut is j nadien men ook in andere wateren-, die brak of fout lyn, hetvye- f en meeil gewaar werd -r is nogh wat rauw om alhier yets van te bepalen. Dit is waar,, dat alsdelugt en het ligt langh daar op gewerkt hebben*, veel Phosphorus- uit defelve voortkomt* en dat *er een feer grqote meenigte van; Vyer in de lugt veripreitis, het geen figh wel in andere vernevelingen ^ogh1 ©peen verfchrikkelyke wyfe in de Blixemen op doet. Het welke Blixem-vyer (geheel buiten de gewoonte van fommige' andere vyeren) niet anders als de" warmte der Sonne van noden fchynt te hebben om aan geftoken te werden > na dien in warme landen, en by ons in heete dagen defelve Blixemen meeil vernomen Werden. Ook fchynt dit een van de byfonderheden te fyn van het Vyerdat in de Phosphorus figh bevind $ dat een by naordinare warmte, im-- mers die anders naulyks eenigh bekent vyer en ookgeenbuskruit onfteken fou-J de, defelve aan het branden helpt: En fiet men als defelve brand , dat het gelyk de Blixemen fomtyds^ met verfcheide herhalingen van nieuwe vlammen· uitberuV gelyk ik aangetekent vindegefchiet te fyn, als men de PhospUorup in een amjmHetje even boven een brandende kaarfle hielde: Ik weet niet of andere eenVyer kunnen toonen,het welke(ook felfs in een vog-- tige itoffe) foo ligt als defe Phosphorus, enkel door de hitte van eenen by onsfo- merfchen dag ftrax aan het branden kan geraken 5 maar ik hebbe noit eenigfoorr; daar van gefien5buiten defe Vyer-ftoffe, die my meefi gelykformig in fyne ont- Hekinge aan die van den Blixem heeft toegefcheenen. Want tot alle andere ma-· iïieren,die door dePhilofophen by gebragt werden om te toonen hoe den Blixem; in delugt ontvlamt, fchy hen of een waar brandend Vyer, of anders foodanige- faken onderftelt te werden, welke veele niet ligtelyk fouden willen töeftaanï in de lugt plaatfe te hebben; ; §'. z8·. En veel andere gevallen bevind men defe Phosphorus aïenüiglii re fyn*
©ra dëeigenfchappen van het Vyer te onderfoekeny en onder andere fchynr defelve tot een bewys te kunnen ftrekken van het geen voren §.<J.enz. ge- fcgt is? namelyk, dat het Vyer een byfondere vloeibare ftoffe is. Om dat dit op een gepakte Vyer in defe Phosphorus figh in olye van nagelen en eeni*~ ge andere laat fmelteh, en aan defelve eenige Vyer-dcelen mede deelt} foo dat,- als men een flukje in defelve olye eenigen tyd laat leggen,, defelvedaar door een kragt van ligteri verkrygt en een vloeyende Phosphorus vertoont: weygerende nogtans in veele andere olyenen vogten figh te ontdoen en te men- |en: ,*Jet Avelk ook eenigfints fchynt aan te toonen,- dathetVyer, immers datui defe Phosphorus is,. uit een byfonderebepaalde ftofFe Béftaat. · |
||||
fio XXII. BESCHOÜWINGE.
§. 19. Ik was niet van voornemen om alhier Chymifche ProceiTen in haar
omftandighcden te befchryven j maar op dat yder van het geen wy hier ge- fegt hebben verfekertmogtefyn, en gelegentheit hebben, om uit defe brand- iloffe nader de eigenfchappen van het Vyer na te fpeurenj fal ik hiereene maniere om die te maken by voegen"; welke gemakkelyker is, als die by veele Chymici in hare fchriften na gelaten is: om datfy datfooverdrietig uitrooken van de Uriria niet van noden heeft j op welke maniere ik meerma- len defelve in een redelyke meenigte hebbe doen ftooken. Het geen ik dan in myn Chymifche aanteekeninge daar ontrent bevinde , is dusda- nigh :■■.-.'· Men heeft het fetiël van PiiTe, die langen tyd in een Weeshuis in een ton
geitaan, en daar door de dikte van een zeepe gekregen hadde, eenige malen onder regenwater geroert, en foo veel mogelyk was daar mede gemengt; en door het bovenfte en dunfte t'elkens af te gieten, aldus van hare andere vuiligheden gefuivert. Daar na heeft men het felve water foo lang laten ftaan,tot de ffcofFe, die daar in was, op de grond volkomen was nedergefonken -y van welke verder, door het meermalen by doen van verfch water, alle het daar by iynde fout afgefcheiden wierd: het geen by de Chymiften Edukoreren, dat is, foet of verfch maken genoemt werd. Defe gefonkene Materie in een kleine yferen pot gcdroogt fyndewierd in twee kleine fteenen retorten gedaan, en defelve in de kleinftc reverbereer-oven foodanigh geplaatilj dat het geen men by deftillatie over wilde doen gaan, niet hoogh te klimmen hadde. Daar na is des morgens ten half feven uuren Vyer daaronder gelegt, dogh geen re- cipiënten daar aan ge voegt j en begon ontrentten half negen uuren een geel- agtige vogt over te gaan ; welke in twee daar onder gefette fuiker-glaasjes drupte, en met fterk water effervefceerde. Ten een uure na de middagh, als de rook en geele droppen ophielden uit. defe retorten te komen, wierden twee kleine of halfwerps genoemde kolven, welker monden te voorentotde vereiite wydte afgefneden waren, met Lutum daar aangehegt; eeril foo: vol water gedaan fynde, dat als fy in haar vereiften ftand gelegt waren, de ope- ningen der retorten even boven het water ligh bevonden j vernam men ftraks, gelyk als Blixemen in de kolven te komen. Ten drie uuren Hond de lugt, die in defen kolven boven het waterwas, geheel gloeyende en rood, enfagh men de Phosphorus op de grond van het water leggen. Den oven felfs was nauwer gemaakt, als in andere gelegentheden daar fy dienen moet; en liet men de vyer-plaats iyne geheele grootheit behouden: om ook de hitte foo ilerk te geven als mogelyk was, en die niet t'elkens door het by doen van nieuwe turven te doen verllappen, wierd het Vyer gedurigh in het laatfte met halve turven geftookt, welke men eeril in het afch-gat droogh en vonken- de hadde laten werden. f, 3o. Maar om weder ter fake te komen: nadien men nuindefePiw^ö-
rus
|
||||
P"an het Vyer'. fit
rusten Vyer fiet, dat, als 'er maar eenige warmte bykomt, door het water
niet alleen niet uytgebluft werd, maar daar in ontftoken kan werden en branden; nadien men ook yets diergelyks in de Lugt, in de Blixemen fiet gebeuren; welke fchoon van foo dikke water-wolken omringt fynde, egterin het mid- den van defe niet na laten te ontvlammen en by na alles, wat ontrent haar is, in vyer te fetten: Nadien men verder dit Vyer der lugt in foute wateren figh fiet mengen, enindefelve by fomerfche dagen ligten ; en boven dit, ook ontfteken fwavel met falpeter in het water even als in de lugt branden; be- halven de Onderaardfche Vyeren, welke,fchoon een diepe zee bovendefel- ve ftaat, foo verfchrikkelyk woeden. Kan dan een Atheiil iigh met die uit- vlugt geruft ilellen ? dat het water haar voor het Hemels en Onderaardfch Vyer, als het eenmaal gefamentlyk aan het werken raakte , foude kunnen behoeden. En is het nu alleen aan een geval, of figh van alles onbewufte reeks van oorfaken toe te fchryven? dat dit Vyer·, het welke veel genoegh en magtigh is om den ganfehen Aardkloot in een gloette fetten, gelduiilert blyftjen gedwongen om aan de menfehen in foo veel gevallen dienftbaar te fyn. Vreeilelyk is het dan nochmaal te denken, dat dit geval alle oogen- blikken veranderen kan; en defe ooriaken mifichien morgen foo veel fullen doen om dit Vyer aan het branden te helpen, als iy nu gedaan hebben om het op foo veel plaatfen in ftilheit te houden. Ik verwondere my meenighma- len, hoe het mogeiyk is, dat ymand al fyn leven in het midden vanfoo veel gedugte kragten en dreigende gevaren figh bevindende, fonder eenigen gront te hebben, waar door hy foude kunnen met de minile verfekertheit weten, dat hem den volgende dagh niet den aldergruwfaamften ondergangh fal overkomen, nogh een Philofophie, die hem in foo veel gedurige vrefea fonder einde moet doen blyven, met foo veel hartnekkigheyt en blindheit, of (om een fagter woort te gebruyken) met foo veel yver kan aanhan- gen. §.51. Maar foo dit alles aan een ongelukkigh Twyffelaar niet genoeghiaam
«en Godt en Bewaarder bewyft, ën een beklagelyk Atheiil het geen men hier uy t befloten heeft nogh kragteloos oordeelt te fyn; laat hy boven het vo- ren gefeide, foodanige Hiftorien na lefen, aan welke niemand, als die en- kel alles, wat tegen fyn gevoelen ftryt, op een onredelyke wyfe loochenen wil, geloof kan weigeren; en daar in de wonderlyke Regeeringe, die een blykelyke Goddelyke Magt over dit Vyer oefFent, befchouwende, fighfelfs initilte en eenfaamheit. (waarom dit aan haar geraden weit is boven al aan- getoont) vragen.; of hy kan denken, daar door het Vyer, juiftop foodani- ge tyden, in foodanige gelegentheden en omftandigheden van faken, fooda- mge ontiachelyke werkingen kunnen gefchiet fyn, als men in veel gefchie- deniifen lefen kan;fonder dat de magtige willen vaneenaanbiddelykBeftier- der daar in de handt heeft gehadt. Vyv. Hy
|
||||
.
|
|||||||
f%% XXir. Β E SC Η O U W Ι Ν G E.
. Hy ilelle figh alleen voor dat gedenkwaardige voorval van de laaft voorgaat^
de eeuwe j wanneer* als den Hongarifchen Graaf Francois Nadaflïverschei- den Proteftantfche boeken dede verbranden, een Latynfche Bybel in het mid- den van het Vyer t' elkens onverfeert bleef leiggen5 ook als hy met eenont» ilelt gemoet defe door des Scberpregters knegten aan hem vertoont fynde,. weder op nieuw dede in de vlamme werpen. Terwyl een bladt uit een an- deren Bybel, door de kragt van defelfde vlamme opgevoert, naeenigentyd in de lugt omgefworven te hebben, in des felven Graafs fchoot nedervielj het welke van den Baron Ladiflaus Rewai, die naait den Graaf Nadafli fat, in de hand genomen wierde j en door den laatften weggerukt fynde, aan hem de oogen daar op ilaande, defe woorden Jefaitf XL. 8. vertoonde: het woord Godts heflaat in der eeuivigheit. Waar op hy, die figh fonder veel ontroeringe eenigen tyd daar na tot een geweldige dood konde fchikken , nu aanftonds begon te fidderen ,,en figh van daar wegh liet brengen. Die meerder omftandig- hedea en de getuigen daar van lefen wil, kan 'het vervolgh van de Chronyck <van Godtfriedpag. 940 naflaan. Indien nu een Atheiit, defe Hiftorie, met foo veel om Handigheden verhaalt, en door foo veel getuigen beveiligt fynde, alleen voor waar wil aannemen j laat ik aan hem felfs te oordeelen 5 of'er niet eer* regerende Magt in defelve figh blykelyk vertoont: die het vyer tot fyne oogmerken doet dienen, en als het hem goed dunkt, defTelfs verflindende kragt betoomt } gevende te gelyk in dit geval aan een: ongelovige (die eenighfints redelyk is) een voldoende getuigenhTe van de alle andere te bo- vengaande waardigheit van dat Boek, het welk de Woorden Godts be- helit. §. pi% Meermalen (om hier yets, dat nogh van meerder nadruk is, byte
voegen') is my met ontroeringe voorgekomen, het geene by Jmmianus Mm* ceïïmus in het I. Capittel van het XXIII. Boek verhaalt werd, van den Kei* icr Julianus en derfelfs voornemen om den Tempel te Jerufalem te herbou- wen. Boe defen Keifer eerft aan het Chriftendom toegedaan feheên, en daar na tot het Heidendom weder afgevallen is, is genoeghfaam bekent y foo ver- re felfs,. dat hy niet fyn magt alleen , maar ook iyn ganfche verftand, en (het geen feltfaara onder Princen.is),felfs fyne penne daartegen gebruikt heeft. Den Heere Jefus Cfmftus, den Aanbiddëlyken Salïgh-Maker, der Wereld,
By de Chriftenen gedient en aangebeden, hadde Matth. XXIII. 38. aan de Joden gefègt, Siet u: Huis. word u woefl gelaten j daar mede foo lange voor den ©ndergangh des Joodfchen Burger-ftands te kennen gevende, dat defen Tempel door de Romeinen verbrand en vernielt fyndc, niet weder ftond op- gebout te werden. Dit Woord, hadden de Joden onder andere Keifers te vergeefs al getragt valfch te maken.: En om tebewyfen, dat het Chriften* dom alleen in enkele waan beilond , fcheen de herbouwinge van defeis \ , 'ƒ Temr
|
|||||||
%
|
|||||
 Ì.' ' JiPan fatFyer* é 'Ql ñ, 3·
Tempel veel gewigts te kunnen toebrengen: van welke; gedagten Julianus
ook fchynt geweeil te iyn, die daarom ook dit aan de joden veroor- lofde. Eer ik verder ga moet ik icggen, dat my defe tyd, foo meenigmaal
ik daar op dagte,altyd voorgekomen is, als een van de alderbenauwtilejea defe verfoekinge als de aldergrootile, die oit aan het Chriitendom in hare vervolgingen overgekomen is. En veel meer als een menfchelykekragtfcheen 'ervan noden te wefen om van herten een Chriften te blyven, voor y* mand,die wifte dat deHeere Jefus met uitdrukkelyke woorden gefegt had- de, dat defen Tempel noit herbouwt foude werden j en nu fagh, dat den Keiièr en genoegiaam den Alleen-Beheerfcher van de ganfche doe ter tyd bekende Wereld met foo veel drift voornam , en alle toebereitfelen maakte om dit gebouw,, regt tegen het voorfeggen van de HeereJefusaan, in fynen ouden ■of grooter luifter te herftellen. Geen hulpeicheen hier in het geheel, ge* lyk fy ook niet en was, op de ganfche aarde, nogh van elders te verwagten: ten fy de Heere Jefus, nu in den Hemel regeerende, van daar fyne Magt o* penbaarde, en op een wonder-dadige wyfe dewaarheitvan het geen hy ge- iproken hadde, geliefde te beveiligen. ß . En om te weeten, hoe figh de uitkomft deiêr groote fake toegedragen
heeft, laat ons den voornoemden Ammianus Marcellims ter gefeider plaatiè daar van horen fpreken. Dit fyn fyne eigene woorden uit het Latyn in het Nederduits overgebragt: „ Hy nam voor den wel eer pragtigen Tempel hy Je- „ rufalem, welke onder de belegeringe van Vefpafianus en daar na vanT'itus ,m .,, veele en bloedige flry'den , naulyks met moeite is ingenomen, te herflellen met „ koflen, die alle maat te buiten gingen. En hadde, om defe fake tot rypheit te „ brengen, commiffie aan Alypius gegeven &c. Als nu defen Alypiusdit werk feer „ fierk aandrongh, en den Regeerder der Provincie alle hulpe toebragte; maak- „ ten vervaarlyke en vlammende Vycr-klooten, met dihwils herhaalde aanvallen ì by de'fundamenten uitberftende, de plaatfe ongenaakbaar; verbrandende totee- 35 nige malen, die daar aan werkten ·, en op defe wyfey defe hooft-floffe met foé dj veelhartnekkigheit tegenftand-biedende , moefi mm met het geene begonnen was, ïâ~ ?, houden. ' ■-■(,- ■ ^vv 1-;*/./!," .:,.'.'... ■ [- éWi Dewyl het nu by yder moet toegeftaan werden, dat defen Ammianus Mar-
cellinus kenniffe van faken moet gehadt hebben, als felfs in den Oorlogh onder defen Keifer Julianus gedient hebbende: dewyl hy ook felfs geen Chriften fynde, by niemandt kan vermoedt werden eenige onwaarheden ten gevalle der Chriftenen gefchreven te hebben5 te meer, om dat een foo merkelyke valsheit by hem in fyn Hiftorie ingevoegt fynde, het aan geen Wederleggers oit foude kunnen ontbroken hebben in foodanige ty- d Ë S ^elfs den Keifer fyne penne tegen hetChriftendom gebruikt had- *ie; dewyl boven dit alles, defen. Schryver by alle tot nogh toe voor ge^ Vvv æ loof-
|
|||||
f24 XXH. BESCHOUWINGE.'
Ioofwaardigh gehouden is: Kan ook ymand met reden aan de waarheit van
defe Gefchiedenifle twyffelen? en nogh te meer, indien hy boven dit het Jodendom aanmerkt eene Natie te fyn, welke, alsfy by een vergadert was, foo magtigh en magtiger mnTchien in getal van Manfchap en Rykdommen foude wefen, als eenige andere ter wereld. ISIu defe, hoe feer fy ook ge- negen magh fyn om haren Tempel te herbouwen, en den Name van Jefus te fchande te maken, heeft in foo veel eeuwen niet eens durven onder- nemen om den bouw des Tempels te hervatten : niet tegenftaande by de Turken, die nu de overblyffelen van Jerufalem befitten, alles voor geld en foo genoemde beurfen te verkrygen is. En, indien men haar na dere- den vraagt, waarom fy daar van foo geruftelyk aflaten, ontfienfy figh niet felfs te antwoorden, dat Godt aan haar fulks door een Onderaardfch uitberftend Vyer tot nogh toe belet heeft. Welk antwoord aan my felfs van een van haar op defe vrage voorgekomen is. De waarheit van defe Hiftorie nu foo verre vaft geftelt fynde, kan y-
mand, die niet. al, wat tot bewys van een Al-bcftierende Godtheit dient,enkel om defe reden voor valfch wil houden, dit verbaaffcmakend wonder-werk aan yets anders,als aan eenGoddelykeMagt toefchryven?Kan ymand defe gefchiede- nifleihal hare om.ftandigheden aanmerken, en nogh loochenen,dat'er een Godt is,die fyne Regeeringe over het Vyer heeft,en dat fe in dit geval handtaftelyk is? Kan ymand foo verre verblind fyn, dat hy foude willen ftaande houden ·, dat dele verfchrikkelyke Vyer-klotcn,juift op die tyd,op die foo ongewoone plaats, in defe voor verhaalde famen-komfte van faken, by geval, of door figh on- bewufte Natuur-wetten, fonder eenige hoger Magt en Beftieringe, uit dien bergh opgeborften fynj en foo dikwils, als het werk hervat wierde, hun- ne vervaaiiyke vernielingen herhaalt hebben? Daar noit den Bergh Moria, op welke den Tempel geftaan heeft, by ymand onder de Brand-bergen is getelt geweeft} en als men van dit bouwen afgeftaan heeft, noit Vyer uit de aarde aldaar figh vertoont heeft. Kan een Atheift, dit alles by figh felfs in ftrlheit overleggen, en niet fidderen over de .Magt van een gedugten Schepper? die figh als een Souverain Heerfcher van dit Vyer als fyn Schep- fel bedient heeft. Ik weet wel, dat defe ongelukkige het figh voor fchan- de rekenen, aan dekragt van eenigh bewys figh te moeten overgeven: maar ik rade haar noghmaalin eenigheit defe Hiftorie na te denken, en te letten, of fy haar in defen over haar Godtloochenende gevoelen fullen kunnen ge- ruft ftellen. §, 33. Maar om verder te gaan, dewyl dit by gebragte niet alleen
het aanweefen van een Godtheit,. maar ook de waarheit van het Chriften- dom niet duifterlyk bewyftj verhaal aan een Jode of Heiden, die wel een Gódt, maar geerifints den Heere Jefüs in fyne uitneementheit er- kent, dat den Soone Godts na fyn opftandinge, de gemoederen ïyn&t Di-5
|
||||
Van het Vyef. fif
Difcipelen met defen trooft verilerkte, Matth. XXVIII. 18. My is ge-
geven alle magt in Hemel en op Aarde , en dat hy onder veel andere voor- leggingen in de dagen fyner omwandelmge op Aarden ook aan de Joden gefegt hadde, dat baren tempel of huis /oude woefl gelaten moerden j niet te- geniïaande alle de poginge, die om het tegendeel uitte werken, het ganfche volk en de Roomfche Keifers aan fouden wenden. Indien hy volgens de gronden van het Joden- en Heidendom geloof aan dit feg- gen weigert te geven j fal hy om van de waarheit ,. van het geen een Chriilen in defen belydt, overtuigt te konnen werden , ook een meerder en overredender bewys kunnen vorderen , als het geen Ammianus Marcellinus daar van geeft , en ftraks te voren alhier aangehaalt is ? Se- kerlyk , indien oit een preuve van de Magt des Heeren Jefus in He- mel en op Aarde , en van de waaragtigheit van fyne Vöorfeggingea by een Ongelovige geëifcht wierde > fchynt alleen defe' Hiftorie aan bei- de op een ontegenfprekelyke wyfe te kunnen voldoen j en ymand , die defelve maar gelyk foo veel andere gefchiedeniilbn voor waar houd , tot erkenteniiTe te moeten brengen , dat de Heere Jefus op die tyd , foo veel jaren na dat hy gekruill en geftorven was, nogh leefde, en de grootile faken ter Wereldt beftierde. Het welk alleen genoeghfaam fchynt om een ongelovige Jode of Heiden , die na eenige befcheiden- heit oordeelt, te doen iïen,dat de Cmïitelyke Religie op geen menfehelyke nogh ftaatkundige vonden gebout is. Ik hebbe liever de getuigeniiTen van Wereldlyke Schryvers alhier voor
willen laten gaan j op dat defelve door die droevige driften , welke eenige Ongelukkige tegen Godts H. Woord en wel meerder als tegen andere Boeken hebben , niet nutteloos mogten gemaakt werden. Want dat door een verborgen oordeel Godts fodanige vyandelykheden waarlyk in fommige Ongodiilen heerfchen, blykt Sonneklaar uit de moeite > die veelc met mondt en penne neemen om dit Goddelyk Boek boven alle andere van ongerymtheden en andere téekenen van onwaarheit verdaght te ma-~ fcen. En is ( op dat ik dit hier by doe ) de blintheit van defe menfehen 'm.
defen verwonderlyk groot; en niet te denken , hoe ymand van haar, die nogh voor verilandigh wil gehouden werden., foo verre tegen het geene uit fyne eigene_gronden volgt, aan kan gaan, als defe ellendige , die door al haar veriland en kragten den Bybel der Chriitenen voor yets. dat niemand verpligt willen doen houden. Want nadien haar plaiiïeren en vermaken in dit leven alle hare daden beilieren , en haar uiterfte; einde en oogwit fyn -y hoe fouden fy die ligter kunnen bereiken , als. wanneer de geheele W ereld geloofde dat dit Woord waar en Goddelyk; V/as . vermits alle die eerbiedt voor dit Boek hebben, van alle quaa^E. Vvr'j afgc-
|
||||
fi6 XXII- Β E S C Η O U W Ι Ν G E.
afgefchrïkt werdende, defe Ongodiften ondertuffchen geen fonde daar
van makende, veilighlyk op gelegentheden kunnen wagten om alles tot haar voordeel en welluft te doen. Nu bevind men egter, dat fy figh. tegen het Goddelyke Geiagh van dit Woort, foo veel mogelykis, aan- kanten, en by gevolge dat fy de Werelt in die gedagten willen brengen* dat het aan yder, die maar de flxaf van den Wereldlyken Regter ont- komen kan; geoorloft is, haar om haar goed te vergeven, haare dogf ters té verkragten, hare vrouwen wegh te voeren, en alles te doen Waar fyn driften hem toe aaniêtten. Ik laten aan haar felfs te oordelen, of dit ook met haar vermak kan over een komen, en of in defen iigh de blindhek der Ongodiften en Bybel-Veragters niet handt-tailelyk open- baart. ' : >. : ,....,·>; • §.94. Doghindkndefe Ongodiilen de Hiilorien des Bybels (die nu foo veel jaren en eeuwen, tegen foo veel beftrydingen , hare geloofwaardigheit en gefagh behouden hebben) alleen als ware gefchiedeniflen, fonder op hare Goddelyken afkomft te fien, wilden aanneemen; fchynt het niet an- ders te kunnen fyn, of fy fouden op een meenigte van manieren van de re- geringe Godts over het Vyer, en by gevolge ook van fyn aanweien en magt overtuigt moeten werden. Laten fe lefen, op hoe verfcbrikkelyk een wyfe den Godt des Hemels aan Mofes en het Jodendom Syne Wetten gaf, Deuteron. LF..11. fft 23. LX. if. Hoe den Bergh Sinai al bevende farande, tot aan het midden des Hemels j en de ftemme Godts figh uit liet midden des Vyers ( Deuteron. XL. 12, i_f, 33, 36. enz. ) in tegen- woordigheit van foo veel hondert duifenden aan alle verilaanbaar liet ho- ren. In deiêlve H. fehriften fullen fy vinden den ellendigen ondergangh van Nadab en Abihu^ Levit, X. 2. het Vyer van den Hemel in den Taber- nakel van Mofes op derfelfs inweyinge nedergedaalt Levit. IX. ,24. En hoe dit ten tyde van Elias al het water oplekte, en daar door aan het ganfche volk de waarheit van den levenden Godt bewees, 1 Con. XVLIL 24, 38. Ook hoe het felve op deffelfs gebedt nederdalende, de Hooftmannen met hare vyftige verteerde. % Con. L 10, 11, Het groote wonder, waardoor de drie Jongelingen in den gloeyenden oven bewaart wierden. Daniël. III. Terwyl op een ander tydt het felve Korah met fynen aanhangh vernielde* Num. XFL 3 f. Het verbranden van Sodoma en Gomorra door eenVyer- en Swavel-regen, waar vandeLacus AJphaltites of doode zee nogh getuige* niiTe geeft. Genes. XLX. 21. Om nu niet alle andere op te halen;laat een twyffelendPhilofooph hier·
fclfs oordcelen, indien hy niet voorgenomen heeft om by fyne Ongodiile- rye haitnekkigh te blyen; of het geen hier van het Vyer by gebragt isj niet magtigh is om ten vollen een yder van een Godt, die het felve tot fy- nen dienrt gebruykt, en na fynen wille regeert, te overtuygen. |
||||
Van het Fyer. : ^ftf
§ If. De eenige uitvlugt die foodanigh een hier foude i?unnen maken, is
dat hem de waarheit van het geen in den Bybel daar van gefc|irevenisjniet genoeghfaam blykt. Maar om alle die kragtige bewyfen» met welke foo veel geleerde mannen
het gefagh en waaragtigheit van dit Woord betoogt hebben,hier niet op te, halen, die by haar Autheurcn konnen nagefien werden > laat defenTwyfïe-· laar iigh felve vragen, of, foo defe faken van een gel-oofwaaixh'gh Heiden als Livius, Juflinus ofdiergelyke gefchreven waren, hy die op haar geiagh niet aannemen foude? en foo veel meer, wanneer dit van verfcheidene ge- loofwaardige Schry vers bewaarheitwierde. En fal men dan hier met eenige billykheit gelove kunnen weigeren aan een gefcljrift ? van welkers waarheit en bewaringe in fyn ony,eivalfthéit niet een5 niet tien $ niet hondert, maar hondert duifenden en het ganfche Jodendom tot een getuige verïtrektj een Volk, welkers voorvaderen Aanfchouwers van alle defe wonderen geweeft fynj welke kennilfe door een onafgebroken overleveringe tot haar nederge- daalt is j foo verre, dat fy de waarheit van al het geene in dit Boek verhaalt is, in een by na ontelbaar getal met haar leven en bloed niet gevreeil hebben te verfegelen. ,, Aan wie moetin dit opfigt, dit · Jèlfde völjc als een verbaaftmarkend
wonder in de wereld niet voorkomen ? om dat fy na, hunne verflroyinge over de ganfche aarde , onder alle volkeren deflelfs gemengt fyndc, egter noit aan defelve ingelyftfyn j maar tot defen dagh toe als een byfonder geflagteen nakomelingen van Ifraël van alle Natiën onderfcheiden blyvenj. regt anders als men alle andere ilet gebeuren. Laateen Fransman, een Italiaan , een Duitfer en wie het buiten de Joden fyn rnagh, in Holland figh nederfetten> wie weet niet, dat na twee of drie afdalingen van Vader tot Soon, de nako- melingen al VQor ware Hollanders gehouden werdenPHet tegendeel fiet men al- leen in de Joden, die nu foo veel eeuwen onder alle volken,, welkers landen en lieden fy bewoonen, affonderlyk bewaart, en genoegfaam van de meefte- door enkel aanfien onderkent werden. Kan ymand dit aan een enkel ge- val toe fchry ven ? Temeer, daar dit foo talryk geflagte,. alleen als voor de lyfguarde van het Goddelyke Woord verftrekt heeft, om het felve gedurende den loop van foo veel eeuwen voor heiligh fchendende handen te bewaren j. en door haar getuigeniiTe voor alle vermoeden van valsheit te befcher- men. Welke eere, daar fy altydt ièlfs op geroemt hebben, haar van niemand , die eenige kenniife van de Oudtheit heeft, met reden betwifl: kan werden. Kan nu wel eenighBoek, dat onder de menfehen voor waar gehouden werd, foo veel bewyfen en foodanigh een meenigte van getui- gen van fyn geloofwaardigheit aan toonen ? die, op dat fy alle onwraak- baar mogten fyn , tot een geduurigh wonder , foo veel duifenden vara jaren Jangh , aan de ganfche Wereldt hebben moeten verilrekken. En -..,*. , ibudfe· |
||||
$0 XXII. Â Å S C Ç Ï U W É Í G Å.
foude men dan, daar men aan andere fchriften op mindere gronden gerufte-
ïykgeloove geeft, fulks aan dit met eenigebillykheit kunnen weigeren? Nu, den Bybel en dit alles waarheit fynde, legge een Atheift by figh felfs over^ of hy ook geruft loochenen kan, dat'er een Godt is, die het Vyer regeerti en welk fyn lot, indien hy in fyne lafteringen en loocheningen voortvaart, «enmaal weien lal. |
|||||
XXIII. BE-
|
|||||
η
|
||||||||||||||||||||||
W
|
||||||||||||||||||||||
PP
|
||||||||||||||||||||||
X XIII. BE SC Η O U WΙΝ G E.
|
||||||||||||||||||||||
VM' Dieren, Vogelen, en Viiïehèn.
|
||||||||||||||||||||||
Job. XII. 7, 8, o, 10. .·/;..;,,
zf. Wonder dat Vijfchen onder water leve».
I Overtuigingè daar uit, 16. Hoe fy. haar in en tegen het water ba-
lanceren. 27. Experiment.
2&. Andere daar toe dienende^Experimen-
ten. 29. Werkinge van koude en warmte , ««
■„,., meer of minder waters-diepte op de Vijfchen.
Experimenten. · ffi 30. Overtuigingè uit het te vorengefeide.
31.. Vijfchen fwemmen met hareJlaarten. 32. Gebruik der vinnen.
33. Dieren in de lugt levende, fien ver-
wardelyk in het water.
34. Vijfchen hebben daarom ronder oo~
■gen. . · ■·' v'·
35·. Hare meenigte. 3Ó. Genes. I. 20, 21, 24. , 37. Den vloek blykt uit de Voort-teelinge
der Vijfchen,
38. Kruipende gedierten fyn nogh niet r egt
bekent,
39. Infeéfca, Zyd-wormeny Vlinders &c,
49. Wormen in verrotte menfcbelyke licha- men. 41. Befchouwinge van kleine Diertjes in het
' gemeen, n.'* 42. 0ogen van een Rombout.
■ En overtuigingè daar uit.
43. Tets van het beginfel der daden in de
Beejlen. . > '
|
||||||||||||||||||||||
§. I. /~\Vergangh tot de Eieren.
2. \_J Tamme en wilde Dieren. 3. Genes. IX. 2. 4'. Samenfiel der dieren in V gemeen, en
overtuigingè daar uit. . .. .. ^ *J y. Voort-teelinge in het gemeen.
6. Voort-teelinge gefchiet op verfchèiden
wyfen.
7. Dieren van beide de fexen. ,
8· Overtuigingè uit defe. j 9· Jongen uit de rugge van een Pipal.
IO. Voedinge der dieren. il. Bewegingen der dieren in het gemeen. 12,. Ge/lel der Vogelen. ^ 13. /jfor^ £0//? been-pypen.
14. Krakebeen in de gewrigten;
J&n Overtuigingè daar uit. if. Hoe de vleugelen in het vliegen bewo~
gen werden. ·
16. Wonderlyk maakfel der vleugelen. '■ <Ά IJ. Overtuigingè uit het getoonde. hih£ Job. XXXIX. 16.
1§. Andere aanmerkingen op het gejlel der Vogelen.
19. Voeten van Water-vogelen.
20. Staarten der Vogelen.
zurSwaarheits middelpunt en kragt der vleugel-bieren.
2,2. Overtuigingè uit het te voren' gefeide. Job. XXXIX. 29.
23· Onderhouden der Vogeltjes, Matth. VI. 2-r, 2Ó. X. 19. Lucas. XII· 6.
2.4. Overgangh tot de Vijfchen.
|
||||||||||||||||||||||
5·1* "^T Α dat wy nu de menrcben-infcio v.eèlomitapdi§heden,deLugt
JlN die fy in-ademen , het Water dat aanhaar tot; drank veritrekt, |
||||||||||||||||||||||
de Aarde waar uit haar voedfel voortkomt en die harewoonplaatfeis
Xxx
|
||||||||||||||||||||||
en het
Vyer,
|
||||||||||||||||||||||
fif
|
||||||||||||||||||||||
■■ ■ - -
|
||||||||||||||||||||||
XXIII. BESCHOUWING E.
Vyer, waardoor foo veelgroote faken verrigt werden, in het vorige be«
fchouw|he>beni Tcbynt hetnauwly&s gelooffelyk te fyn, dat ymand'ppali Ie de voorgaande byfonderheden met behoorlyken aandagt heeft kunnen let* ten, fonder van het aanwefen van eenWys, Magtigh en Goedertieren Godt overtuigt te fyn. En indien dit alles nogh niet bekwaam genoegh is, om hem uit alle die be^kgelyl^e tdubbingen te redden $ laat hy met ons in dit vervolgh verder gaan, en de Dieren die op de Aarde j de Vogelen die in de Lugt, de Viffchen die in het Water figh onthouden, met een ernftige op- merkinge in $ilte bdiih&uwep j of het aan den Schepper der felver mogte gelieven het bewys van fyné aanbiddelyke volmaaktheden, d^t in defelve legt, aan fyn Verftand en herte kragtigh te maken. ,; . -s· Van de Menfehen, welke anders hier deeerfteplaatfe fOüden moeten heb-
ben en van haar verw/pn^erlyk geitel is te voren gefproken, waarom wy onsnuriietuverder ydaar in laten κ pok voor by gaande het geene in de hee- ften met de menfehen eenige gelykformigheit heeft, als het famen-ftel van haat ingewanden, fpieren^ den lopp des bloets, en diergelyke. Soo dat wy na een of twëé algemeene aanmerkingen, hier.alleen eenige byfonderheden van Vogelen, ViiTchefi^n andere foorten van Diertjens Tullen voorilèllenj latende het>verder pnde*fpe'k, daar veele grqote boeken mede vervult lyn;, aan de ftudien van die fulks, met een ooghmerk om Godt daar uit te keren kennen, fullen willen nafpeuren. . ; - \ .,'· .Λ §. 2. De pieren, om dan eigentlyk ter fake te komen, is men gewoon
in tamme en wilde te onderfcheiden. Kan nu ymand denken, dat het by geval is, of is hy magtighom uit der felver géfteltheit noótfakelyke ooiia- ken aan te wyfen, dat de tamme, welkers dienften aan de menfehen van no- den waren, als Koeyen, Schapen, Paarden en andere totkledinge, voed- fel eh meer gebruiken ilrekliende,· onder de menfehen gewilligh fehynen te leven? Daar wilde, als Leeuwen, Beireh, Tygers, Wolven, Slangen en diergelyke, in boiïehen eneenfame woeftynen figh .ophouden, en der men- fehen gefelfchap als van .fejfs fehynèn te vlieden. Indien dit figh regt anders tpedroegh, én dé^verfcheurendeen vergrftigeDieren figh in kudden verfamel- den, enhaar geweld tegen de Menfehen.betoonden·, hoe veel·moeite fou- de in veele pTaatfen vèrejfch t werden om fi£h tegen hare aanvallen te befcher- |
||||||||
men?
|
||||||||
"§. 3. Men lefêdaarom met opmerkinge en verwqnderinge de plaats Gems.
IX. 2. Alwaar'Godt tot Nqach en fyne Soonen feid : U-lieder vrefe ende U' lieder verfchrikkinge fy over al het gedierte der Aarde, en over al het gevogelte des Hemels, in al wat figh op den aardbodem roert, en'in alk viffchen der Zee; fy fyn in uwe hand overgegeven: En lette hoe veel duifenden vanjaren dit ^vVObrdly* newaarhèitbehpüöêrii'heeft'.^ ^Indien'öit y mand eenen Olyphant, een Stiei» een FiëngiV, gëtöVgt;èrt in'toorrï:uitgelaten voor de eerfte maal gefie° hadde, én hy niét en* wille op welkeen wyfe de menfehen die woedende Die- ft*!* ,:■%%'/'. ' ren |
||||||||
--------------------- ■ —"■--------------------------*-~^—*-~.------------------.................,.,_.:.^------------------■■
|
||||||||
ren en veele anderen gewoon waren te temnien, en aan figh dienilbaar te
maken ·, foude hy fulks immermeer kunnen geloven, en defe ftraks aange- haalde woorden niet voor een wonder-taal houden ? Én om van Vogelen ert ViiTchen, waai in het gefeide (ook de grootfte WalviiTchen ni^uirgeibn- dert) op een klare wyfe blykelyk is5 fliet te fprekenj dat fulks Ópfe in yer- iliiidende en andere fchadelyke Dieren plaatfe heeft, i^:uiteen,meenigte van voorbeelden openbaar en kennelyk genoegh^ ,,Wapton> njet weder te feg- gen, dat dit blykt, om dat fy in wilderniiTen en vanmenfeben onbewoonde plaatfen figh uit haar eigen aart ophouden} kan men een! opmerkelyke ge- tuigenifle vinden in de Epbemer. German.het IX. en X, Jaar, pag. 4^3. dat, namelyk een Leeuw noit menfehen aantaft, ten fy,door honger, geweer, of het affchieten van een roer daar toe aangedreven zynde. En in opfigt der Tygers leert men ook aldaar dit volgende : Witte en naakte menfehen, gelyk (dat hier wel op te merken is) alle wilde Dieren 'van jifia en jifricar vreefi hy, en ontfietfe als met een foort van eerbiedigheit} want dat hyfosdamge ovefvallm heeft, is buiten exempel. ;^ :v ^ ;■ , ;^ ν _ Na dit alles begrepen te hebben, laat een Ongelovige ons felfs feggen, of
Mofesy welke hy dogh voor een groot Polityck fal. en moet houden, niet tegen alle voorfightigheit foude moeten gedaan hebben 5 wanneer hy deie Woorden, die foo weinigh waarfchynelykheit in dien tyd hadden, als fy gefproken wierden, feide voortgebragt te iyn van den Godc, die hy diende, en welken hy wilden dat geheel Ilraël dienen foude. En dewyl niemand de- fen grooten Vorft, wiens Wysheit ook van de allerongelovigue niet kan be<· twift werden, met eenige reden van foo grooteonbedagtfaamheit kan verden- ken: Laat een Heiden en Ongodift felft oordeelen, of ymand fop onbillyke gedagten maakt, als hy ilelt, dat dereden, i welkeMofes bewogen hieeft om. foodanigh een wonder-ipreuk niet foo veel verfëkertheic neder ïe ftellen, deCt alleen geweefl: isw; om dat hy wifte, dat defelve van den Schepper en Regeer- der van alles voortgekomen was: diemagtigh fynde om fyfte woorden met da- den te beveiligen, ook dealierwildfteBeeftendaaraan kan doen gehoorfamenj temeer, nu men defe tegen alle gedagten aanlopende ondervindinge, by foo veel geloofwaardige Schryvers aangetekeiit vindi §. 4, Om nu verder tot eenige byfonderheden te komen. Indien men al-
le Dieren groote en kleine, tamme en wilde befehouwt, en figh verbeeld, dat'er maar een van alle defe in de Wereldwas^ foude ymand het'famen-ilel van het minfte, ook van de veragtfte Mugge, of kleinfte My t van een kaas, met een vergroot-glas kunnen fien, en niet yder van defelve voor een groot wonder-ftuk houden? foo dat hy metgenoegfameovertuiginge foude moeten toeftaan 5 dat ymand, die defelve in alle hare, foo dienftigh een opfigt op mal<- kander hebbende, leden gemaakt hadde, wys moetgeweeftfyns en 4<*t by, ai aan haar eenen mond, voeten en andere declen te geven, een oogmerkge- hadt hadde, om defelve daar mede te doen eeteri en gaan, en andere noot- Xxx ζ wen-
|
||||
lil XXIII. BE SGHOÜWINGE,
wendlgheden met de andere te^verrigten. ■■'ύr.-v £23 u*xt
Verwonderens waardigb is het alhier wederom, indien defe ongelukkige
Philofophen een door konft gemaakte Muis of Mugge, infonderheit om dcifelfs klfjnheit een Myt van kaas gefien hadden; welke doormiddel van veeren en raderen, gèlyk een Uurwerk, alleen eenige grove bewegingen van defe Diertjens konde na bootfenj dat fy niet na laten fouden den maker daar van over fyn veriland en behendigheit feer te pryfen } fchoon fy hem rtoit gekent nogh met hare oögeri aanfchouwt hadden: en dat fy in defe le- vendige yets fiehde, het welk fy moeten bekennen onbedenkelyk konftiger gemaakt te fyn, egter kunnen ftaande houden, dat der felver formeerder nogh veriland, nogh wysheit gehadt heeft, en een los geval, of figh van alles onbewuile Natuur-wet daar toe magtigh genoegh kan geweeftfyn; niet tegenftaande nogh fy nogh ymand anders oit heeft kunnen aantoonen, dat dele ten eenigen tyde een diergelyk werk voortgebragt hebben, of nogh befigh fyn voort te brengen. §. f. Maar ingevalle van elk geflagt der Dieren niet een, gelyk itraks,
maar nu twee, een manneken en wytken aan haar vertoont wierden * wel- ke wederfyds op malkander opfigtige teel-leden hadden, en bequaam waren om daar door hare foorte voort te planten: Laat de meeft van figh felfs ge- voelende Godtloochenaar , hoe ervaren hy ook in de Wis-kunde of Werk- konft wefen magh, aan figh felfs dit Werk-ftuk voorilellen: Twee Dieren te maken van defelve foort, die, behalven alle andere daden van eeten, drinken, hopen, vliegen, en diergelyke, de bequaamheit hebben, van te famen weder Die- ren van het felve foori voort te brengen, en alfoo haar geflagt na haar einde te doen overblyvm. En laat hy ons antwoorden, of hy figh felfs met allefyne wys- heit daar toe bequaam foude vinden; en niet gedwongen fyn j ymand die fulks konde doen, voor wyfer te moeten agten, als hy is, en alle andere menfehen fyn. ' Dit gedaan fynde, laat hy geen eèn, geen twee, maar duifenden van foo-
danige met ons in de Wereld befchouweni en dan by figh felfs overdenken, of een Godtvrugrigh ■ Onderfoeke'r foo veel ongelyk heeft, wanneer hy in defen allen de aanbiddelyke heeriykheit van den grooten Maker erkent; die, op dat al wat redelyk is defe fyne wonderen felfs in foo kleine Schepfelen iiende , daar door van fyne-Magt, Wysheit, en tot de alderveragtfte Dier- tjes toe figh uitllrekkende Goedertierenheit mogt overreedt werden, fyne loochenaars met een ontelbare meenigte van onoploflelyke bewyfen, ook in het maak fel van defe by de menfehen foo wynigh aanfiens hebbende Schep- feltjes uitilralénde % van alle kanten omringt heeft; fonder aan haar gelegent- heit totdeminfte üitvlugt óver te laten, r}' Indien dit niet waar is, hoe komt het, dat in elk van defe twee de opfightelyke
werk-tuigen tot de voort-teelinge, met foo veel bekwaamheit geformeert fyn, en dat'ernau welyks een eenige, onder alle die millioenen te vinden is, die daar toe -ην, ' i , niet |
||||
;S!i,.0' Van DïerinyVogcUn\jn Fïffchen. j-33
nietbequaam is,geweefl: is, of met'er tyd bequaam werd ? en indien dit het oogh-
merk en wil des Makers niet geweeil is, welk een ooriaak is 'er te geven, dat allerhande Dieren foo op en in de Aarde, in de Lugt, en in het Water levende, hoe verfcheiden van aart, van geftalte, vangrootheitfy mogen fyn, met foo veel drift, ja dulheit en rafernye tot de voort-teelinge aangedreven werden? fop dat men fulks in Dieren, die magtigh fyn om te bèfchadigen, dikwils niet fondcr fchrik kan aanfien. Kan ymand fonder fyne confcientie geweld aan te doen, nogh denken, immers ftaande houden, dat dit alles by geval dus geworden, of door blinde en onwetende oorfaken gefchiktis? Soude hy ook het opfigt van een fleutel tot een Slot, of van een blaasbalk tot een Orgel, van een los geval, fonder fchaamte derven afleiden? en kan hy nogh oordeelen wylTelyk te redeneeren als hy fulks van het voorgefei- de, dat onvergelykelyk wonderlyker is, nogh voortgaat vaft te ftel- len? § 6. Te meer, (waar door alle uitvlugten afgefneden werden) dewylden
gedugten Schepper van al wat leeft, defe voort-teelinge op foo veel en foo verfcheiden wyfen doet gefchiedenj dat een yder, die nogh eenige billyk- heit heeft, overtuigt moet fyn, dat dit alles op het klaarfle een werk van een vry-magtigh en wye Goddelyk welbehagen, engeenfintsvaneenaltydopde- felve wyfe werkende natuurlyke nootfakelykheit vertoont. Soo fiet men, dat Menfchen, Oflèn , Schapen , en ontelbare andere in
haars moeders lichaam ontfangen en ook geformeert werden. Dat de tneefte Vogelen wel in haar moeders lichaam ontfangen, dogh bui-
ten het felve in een ei geformeert werden., Dat veele ViiTcheq (gelyk de ondervindinge van ViiTchers en andere On-
derfoekers medebrengt) foo wel buiten des moeders lichaam ontfangen als geformeert worden> dewyl defe moeders of kuit-viffchen haar kuit-in het water ter gelegener plaatfe, fchietende, de mannetjes haren hom daar bybren- gen j doende alfoo de eijertjes in defen kuit ontfangen en Viflchen van haar foorte daar in groejen. Het eerfie gefchiet geheel in een diergelyke en vogtige warmte j
Het tweede, fco veel het ontfangen aangaat, op defelve wyfe, maar het
formeeren in een drooge en andere foort van warmte: Soo dat in fommige landen in daar toe warm gemaakte ovens veel hoendersuiteijerenuirgebroeit werdenj fonder hier by te brengen, dat ook vrouwen in haar boefemhoen? deren uit haar eijeren, door de aldaar fynde warmte hebben doen voort- komen. ' ' Het derde van de Viflchen, gefchiet beide in koud water fonder eenige
merkelyke warmte, En boven dit, op dat dogh den grooten Beheerfcher van alles aan niets
nootlottigs figh foude betoonen gebonden te fyn; fiet men andere Viflchen ook in haar moeders lichaam ontfangen te werden, als deCarpers, waarvan Χ χ χ 3 de
|
||||
r$4 XXIIL Β E 3 € Η O UW Ι Ν G E.
de Ry-tyd by de VuTchers foo bekent is, die dit getuigen, Maar behalven
dcfe, werden ook andere ViiTchen in hares moeders lichaam geformeert, als de Walviflchen, Hajeft enz. waar in men verfcheiden malen levendige jon- gen van haar foort gevonden heeft. §. 7. Maar verder, om dit laatft gefeide, en den vryen wille van den ontiache-
lyken Formeerder van alles, in het foo wyiTelyk volvoeren van fyne einden te tooHenj foude ymand wel kunnen geloven, dat 'er Diertjes gevonden werden, die te gelyk Mannekens en Wyfkens fyn, en figh op beide de wy- fen met malkander vermengen ? die hier van wil dverredet fyn, gelieve de Attct <van ds Fmnfche Academie A°. iöpp, pag. 40", 47. enz. na te lefenj daar de Heer Peupartfegt dit waargenomen te hebben, in wormen, die in de aarde fyn 5 welke twee aan twee in een daar toe beqüaam gat figh inlaten, foodanigh datfy figh regt uit naafl: malkander kunnen ftrekken, en het hooft van de eene by de flaart van de andere fettenj en op defe wyfe verfame- len fy figh, en kan men fe dusdanigh in de lente, in vette, en vogtigewei- den vinden. Het geen aan den Heer Hombergh heeft doen denken, ofwel de- fe wormen figh felfs fouden kunnen befwangeren, nadien iy gemakkelyk figh kunnen krommen, en aan het eene einde van haar lichaam Mannetjes en aan het andere Wyfkens iyn; het geen wy niet verder onderfoeken. Ook heeft men aldaar een ruwe optellinge van die Diertjes, in welke de Heer Foupart fegt verfekert te fyn, dat deie byfonderheit plaatfe heeft; en werden daar behalven defe Pieren of Aard- wormen, genoemt de wormen, welke ron- de ilaarten hebben, en die figh in het gedarmte der Menfchen ophouden j foo ook die men in de Paarden vindj de Slakken die men op de Aarde, en in foet Water vind> nevens veel andere foorten} en alle Bloedt*fui- gers. ■ ^*-f4- i'i-Ki: Defe waarneminge werd ook in defelve ABia A°. 1708. ontrent de Slak-
ken van de Heer Ferney met veel omftandigheden beveiligt, ook van de Heer Lifler in fyn Ed. Exercit. Anatomica Ml·1. Lips. A°. löpf, pag. 318; en verhaalt S. Blancart in de Schouwburgh der Rupfen^ de ondervindinge van de Heer Sivammerdam ontrent de verfamelingen der Hoorn-flakken, die aan de hals beide de teel-leden.dragen befyden malkander j en gewoon hare man- iielyke roeden eenige malen om malkanderen te ilingeren, om het vrouwe- lyke van de andere wederfyds te kunnen ontmoeten. De Hfab. XV, Fig. 4. ial dit fonder veel verklaringe wel kunnen doen fien. §. 8. Ik hoope dat hier piet veel woorden fullen van noden fyn om een
TwyfFelaar te overtuigen, dat ymand, die een Godt erkent, ioo ongegrond niet redeneert j als hy fiende, dat het felve einde van voort-teeünge, op foo verfcheidene manieren (waar van elkvolvaneenverwonderlykeWys- heit is) uitgevoert werd, dit ganfche werk niet aan een los geval, om de konir. die daar uitblinkt, nogh aan een blinde en onwetende nootfakelyke oor-
|
||||
Fan Diermi Vegetw, enViJfchen. ,ƒ}ƒ
oórfaak, om de verfcheidenheit, waar door het felve ooghmerfe foo verftan-
delyk bereikt werd, kan tadthryven: maar veel over een komender met dit alles ftelt te fyn, dat hy in defen een Godt erkent; welke aan wetten, nogh wyfen, nogh werk-tuigen bepaalt fynde, om fyne wonderen aan de menfchen te doen fien, alles na fyn welbehagen en de raadt fynes willens doet gefchieden.,; . kt * tn / §. p: Nu op hoe veel verfcheiden manieren boven de gefeide, de voort-
teelinge der Dieren in de wereld gefchiet, kan by die over defelveaffonder- lyk gefchreven hebben, na gefien werden. En op dat men noghmaalfoude overreedt fyn, dat dit alleen aan een Souveraine Wysheit toe te fchryvenis; die alles na fyn voorgenomen einden fchikken kan, en aan geen regels ge- bonden is, kan men het voort-teelen van Rupfeo,, Zyd-wormen en dierge- lyke, en hoe veel fy daar in van andere Dieren verfchillen, befchouwenj welke niet eer daar toe bequaam werden, voor dat fy geheel van foort ver- andert, en van kruipende Dieren tot vliegende geworden fyn. Boven dit alles fchynt den buik de daar toe voornamelyk dienende plaatfe
tefyn. Dogh wederom, opdat niemand denken foude, dat hier eenige nootfakelykheit in was, welke ook aan onwetende Natuur* wetten foude kun- nen toegefchreven werden j gelieve hy de IL en III. Figuur inde IV, Wafel van het eerfie Cabinet der Dierenvan de Heer Ruyfch na te flaan; alwaar hy, buiten twyffel tot fyne groote verwpnderinge, een Americaans padt-gelyken- de Dier, Pipal aldaar genaamt, afgetekent vinden fal, het welke fynejongs- kens uit fyne rugge voortbrengt: foo dat nogh defe Diertjes, nogh de Eyer- kens daar fy uit voortkoomen eenige gemeenfchap hebben met de holligheit des Buiks. En om niet verder te gaan -s laat een Atheift de waarnemingen van de beroemde hedendaagfche Natuur-Ontdekkeren lefen, en fien hoe hy dit alres met een los geval, af blinde nootfakelykheden kan over een bren- gen. §. io. En op dat hy niet mogte denken, datjuift de voort-teelinge der
Dieren dit eenige was, waar in des Makers wysheit te gelyk met fyn vry welbehagen uitblinkt, waar door Hy alles tot fyn eere doetj en tot befcha- minge van die fyn onbepaalde Magt, onder de gelykenis van een Horlogie of ander Kohft- werk dat naotfakely k en onwetend werkt, begry pen. Laat hy de deelen der Dieren, die tot de voedinge dienen, befchouwen; en hoe fommige, als Koeyen en andere, die boven geen tanden hebben, en over fulks haar voedfel niet ten eerften in de mond klein genoegh kunnen maken* met een maagh verfien fyn, waar in het ingefwolgen graseerft doorweektj op dat het weder in de mond opgegeven fynde, en nu fagter en murwer wefende, door herkauwinge foude kunnen verbryfelt werden jen hoe het daar na ten tweden male doorgefwolgenifynde m andere magen of vertrek- ken nederdaalt; alwaar het als dan eerit tot een behoorlyke Chy.1,gemaakt "werd, om haar te kunnen voeden. Waar van die daar over aflonderlyk |
||||
ι,
f ρ XXIII. BE S C HO ÜWINGE.
gefchreven hebben, kunnen na gefogt werden! Soo werden eenige Die*
ren door gras gevoed, dat geen fpyfe voor anctere is, In het Hertogendom Crain in Ooflenryk vind men fwarte Slakken van een vuift groot, in fmaak voor de Oefters niet wykende, en levende in het midden van een feer harde Rots, als men die ilukken flaat. Men rade hoe en waar mede defe gevoed werden. Dit vrage ik alleen eerfl ; of ymand het kan oordeelen by geval of fonder wysheit gefchiet te fyn, dat defe herkauwende en boven tarïdeloofc Dieren met óek werk-tuigen, en Honden en Varkens en Vogelen die fulks niet van noden hebben, metdefelve niet voorfien fyn, En of hier uit te» an· deren-niet volkomen blykelyk is, dat die aan de Dieren de werk-tuigen der voedinge gegeven heeft, aan geen nootfakelyke Natuur-wetten, welke alles tot het felve ooghmerk dienende op deielve wyfe doen, gebon- den is. i fü # « §. ii. Ook blykt het felve uit de verfcheidentheit van die bewegingeder
Dieren 5 waar door fy figh van de eene plaatfe na de andere begeven. Soo hebben de meefte Vogelen, groote en kleine, voeten om te loopen, vleuge- len om te vliegen ; de Viifchen geen voeten, maar ftaarten en vinnen om te fwemmen; andere Dieren twee, andere vier, andere meer voeten om te lo- pen 3 andere fonder voeten en vleugelen fynde, kruipen; de moffelen en Schulp-viflehen (Siet daar over de Memorie» van de Franfche Academie Λ0. iyo6, pag. 69) felfs niet uit gefondert, die al wederom op een andere wys figh behelpen om na andere plaatfen te konnen komen. Nu in alle defefiet men verfcheiden manieren tot dit felve einde dienende, en elk van die opeen byfondere, en wegens de daar in uitblinkende wysheit ganfeh verwonderens ί" waardige wyfe daar toe bequaam gemaakt fynde , het ooghmerk van haren Maker uitvoeren. • §, Ti. En om ons in die byfonderheden, welke eenige overeenkomrt met
dat van de menfehen gefegt is, fchynen te hebben, alhier niet op te houden; 'nadien van de laatfte te voren geiproken is: Laat eenongelukkighOngodiii de Vogelen befchouwen, en figh felfs vragen, of hy figh daar in geruit kan ftellen, dat om een grooten, wyfen, en aanbiddelyken Godt met eenige fchyn-rcdenen te kunnen loochenen, hy nootfakelyk vaftmoet ftellen; dat alle die tot gaan, vliegen, eeten en voort-teelen nodige werk-tuigen, foo nuttigh en foo konftigh tot dit alles dienende, foo juilt daar toe in een Vo- gel geplaaft, haren oorfpronk aan een los geval, of aan van figh felfs on- wetende nootfakelyke Natuur-wetten verfchuldigt fyn: en of hy begrypen kan, dat fonder een alles beftierende en al om tegenwoordige Magten Voor- fienigheit, defen tot vliegen (om van al het andere niet tefpreken J met foo veel wysheit toegeruften Vogel uit die ftoffe, welke een ey vervult, alleen door een broeyende warmtgiyn wdfen kan verkregen hebben. Siet hy des Makers verftand in een weFlopend Uurwerk; houd hy voor feker, dat nogh geval, nogh gevolgh van nootfakelyke oorfaken dit oit kon voorrgebraght 0 " ": ^ ' , . heb- |
||||
II ψ i pan Dierm, Vogelen] en Viffchen. fiy
hebbén5!en kan hy dan nogh voortgaan te beweeren, dat een Vogel, die
fey geen Uurwerk in konft eenige vergelykinge kan hebben, dus voortgeko men iy ?
§ it. Laat hy eerft de beendertjes van den Vogel befchouweni en hy
fel iien, dat de fchenkeltjes veel holder fyn, als die van andere Dieren j en het been felfs, dat fe uitmaakt, veel dunder. Het welke nootfakelyk was, om den Vogel ligter en foo bequamer tot vliegen te maken. Dogh op dat de dunheit van dit gebeente defelve niet fwakker maken foude, fcheen hier vereift te werden, dat de iloffe van het been felfs harder en fterker moeite fyn als in andere Dieren. Nu als men de ondervindingen van die dit on- derfogt hebben na leeft j bevind men dit ook foodanigh te wefen. Kan al mede defen foo ongelukkigh blinden Philofooph dit denken m defen Vogel fonder wysheit en ooghmerk gefchiette fyn? f-si §. 14. Verder, laat ymand, die (by voorbeeld) een Heen op fyn tafel
heeft, het felve onderfoeken} en fien, hoe ook hier, gelyk in andere Die- ren (waar van te voren yets gefegt is, Befcb. X/.§.8.) de einden van haar fchenkeltjes, om met gemak te kunnen drajen en bewogen werden, met een gladt en als gepoly il krakebeen omlegt fyn. Waar van eenige rond in een insgelyks met krakebeen bekleede holligheit, andere twee circulare hoog- tens hebbende in twee gelyke en daar tóe paffende holligheden bewogen werden. Selfs om overtuigt te fyn, dat een alles in agt nemende en aanbid- delyke Wysheit alhier figh in kragt vertoont * laat hy die kleine gewrigtjes, welk in de uitftèkende teenen van de Hoender-pootjes gevonden werden, met opmerkinge'befieni en hy fal vinden, dat alhier foo wel, als in de gro- te beenderen vari de fwaariïe Oifen, de einden van defe foo kleine beender- tjes ook met gladde krakebeentjes omfet fyn-, op dat het eene beentje in de beweginge met te minder moeite op het andere magh glyen, en wederfyds alles fonder beletfel blyven. Ontelbare vragen foude men hier omtrent kunnen voorftellen; welke,in-
dien fy een hartnekkigh Atheiit niet fouden kunnen bewegen, om fyn mis- flagh te belyden ♦, (het geen defe beklagelyke dikwils uit enkele trotsheit niet willen doen) ten minilen bequaam fouden fyn, om hem by figh felfs in cenigheit fynde te ontruilen. Want is dit alles by geval, waarom fyn de gehcele beenen, die als dan te fwak fouden fyn, niet van enkel krakebeea femaakt ? Waarom :bevind men het felve alleen, daar hfet de bewegingen
oor fyn gladheit ligter maken moet, en dienen kan? Waarom is aan de fchenkels het een einde bol-rondt, daar het niet alleera na voren en agterenj maar ook fyd-waarts moet bewogen werden? en aan het andere einde, daar het geen beweginge ter fyden uit moet hebben, met twee hoogtensiboda- nigh geformeert, dat het niet als na voren en na agteien buigen kan ? Die alle defe faken en foo veelé andere, welke men alleen om tot hare gebruiken te kunnen dienen gemaakt fiet, oordeelt fonder wysheit en oogmerk haarfa- Yyy " " H*eü-
|
||||
f3$ ××ÚÐ. Â E S C Ì O U V/ INGE*
men-lrel gekregen te hebben: waarom kan hy niet oordeelen:, als hy eppJQoji^
rant leeft dac de letters daar in fonder eenigh ooghmerrk en alleen by geva| geplaatft fyn ? §. é f. Maar indien( men nu eerfi naaritigh waarneemt, op welke wyfedè
Vogelen vliegen; en figh van haare vleugelen daar toe bedienen: sndaar n& ook beschouwt, hoedanigh defe vleugelen gemaakt} en famen geilelt fyn>i foo dat fy door geen menfch fookunftigh fouden kunnen bedagt fyn, en tot haren dienft toebereït: fehyn ik my niet fonder defe gedagten, immers niec, ibnder defe hoope te kunnen wefen; dat dit, indien niet alle, ten minften* jeenige van die twyffelende gemoederen fal kunnen overreden; om te moe- ten erkennen, dat de vleugelen tot het einde van vliegen aap de Vogelen ge-; geven fyn; foo wel als een wyfer aan een BJorologie om de uuren aan, tewy- fen. Nu, die in het uit-werken van een faak een beoogt einde kl^rlyl^ feeipeuren kan; hoe kan hy nogh twyfFelen, of den Maker ook verftan- digh genoegh is geweeft , om aan figh felfs dat einde voor te kunneri itellen? Om dan hier van overtuigt te kunnen werden, laat ons aanmerken ;, dat
een Vogel fyne vleugelen bewegende, defelve niet van voren na agteren flaafc,. en als riemen gebruikE;op welke wyfefy aan de vooitgangh v%n bet vliegen* veel beletfel fouden geven; dewyl defelve met foo veel fnelheijvoor; uit ge- feraght werdende, tégen de lugt fouden aanfiaan, en foo of den Vogel te* Kugge dry ven, of immers fynen veert ituiten : nadien liaar maafcfel heel anders is, als de pooten van Ganfen, Swanen en Eenden^ enz. welke,,om dat den Schepper gewilt heeft, dat defe figh van defelve, als van;fchep-rie- men bedienen fouden, een ganfch verfcheiden geitelrals de vleugelen gekre- gen hebben, waar van yets hier na. En indien al op defe wyfe doorrdeVo-, gelen eenigc voortgangh foude kunnen door de lugt gemaakt werden, foude; egter den Vogel om iyn meerder fwaarheit als van foo veel lugt,f na beneden- moeten valleu, of ten miniten Jangfaam nederfakken. Maar omons alhier met geen redeneeringe alleen op te houden; tofe bewys van het gene gefegt; is behoeft men alleen te letten, dat de groote Vogelen, als Reigers,, Oye- vaars, enSwanen (in welke, om dat fy de vleugelen Jangfaam bewegen,, men dit klaarlyk waarnemen kan) hare vleugelen als fy vliegen, op-en ner> éerwaartsilaan, (ofperpendieulaar op den Horizon, om met de Mathema- tici, te fpreken) waar door men fiet, dat den Vogel te gclyk in de. lugt Werd opgehouden en voortvliegt. ■ : Siet men nu geen wysheit daar in ? dat defe vleugelen Tak. XJ^L Mg< Ã-
Á E en  F van de vliegende Vogel BG Á onder wat holagtigh fyn, om* met foo veel meer kragt en nadruk de lugt in het nederflaan te kunnen be- vatten; en boven bolagtighy op dat fy in het opheiren foo veel minder te-r geniriinoVvan de lugt fouden ontmoeten; en fy foo 't geen, fy in .den neder- üaglt gewonnen hebben onthaar in de lugt dryvendé te houden, in den op-
• ^ . · - flagh |
||||
Üagh nfet 'eÜ iou^ehvérliefeh. Maar 't: geen hierihfondérherr aan te merken
'ïlaati !is, €at defè-vleugelen volgens haar ganfehe breedte niet aan hét lig- chaam vaft gehegt fyn, maar alleen in Α en Bj terwyl al het overige ge- jheê] losvan het lichaam is. Hier d^br gefchièt htt (völgêiïs *t geen ge- Hen WÊ' werden ih de waarnemingen van Bordlus, Prop. 183. ëii 184.) dat ff t>p géligt 'wéMènde, alleen mét haar fcherpe Voörite gedeelte AÈ én BF, rèm té mmdér" tegénftant té ontmoeten·, de lugt opwaarts fnydén, enneder- waarts mét ééh meerder ïhélhèit de lugt ïlaande, bV na ciieulare linien als ÊΙΡ eh F V L mét al haar punten bèfchryVèn. Maar dewyl de wondere maniere, dié een Vogel fyné wieken op ennc-
éerilaahdè dóet irt de lugt dryyen, en te gelyk mét foö groot een fnelheit voortgaan, föó gemakkeïyk niet is om alleen dooi* woorden te kunnen be- grypeh. Laat óns Tal·. XVI Fig. z. één vögél R S aan ons verbeelden, foè als· hy in de lugt hangt en beide fyne vleugelen Β E Α en Β CF opgeheven "htbft. Sóö fal nlén ïxgh wél kunnen vóbritélleh, als defelve defe. vleugelen regt nederwaarts ilaat, dat dé armen der Felve BC eh fè £, die van been ge- maakt en daarom ftevigh genoeg fyn, twee cirkels befchryvén die regthóe- &igh op dén Horizon fyn-, gely kin de voorgaande Fig. 1. Tab. XVÏ.zfge- httlt is: döéhde al'foö de ganfehe wiek Α EB, Tab. XVI Fig. 2. volgens defé beweéginge volgen, én op deohderleggehde lugt HG BËA metdé- ïferi ftederflagh fyrt kragt hefteden. Nu déwyl defe lugt door het holagtigh vlak van defén vleugel gefiagen
fyhde, tegenftand doet (gelyk ymand een vrouwen waeyer door de lugt be- wegende gewaar werd) om dat fy niet ras genoeg wyken kan: en boven dit de deelen der lugt door de veerdigheit van defenllagh in een gedrongen iynde, ilgh weder met een merkelyke kragt tragten uit te fetten: gelyk te Vo- ren in de uitetende kragt des lugts Befchouw. XVIII: §. f. gehöeghfaarri aangetoont, en uit het gedruis, dat de Vogelen door het vliegen of het roe- ren van hare vleugels maken, bekendt is 5 foo ia Γ volgen, dat de pennen E Α O door acCe wederitand en uitfettinge der lugt opwaarts fullen buigen , Vermits hare ftoffe de cigenichap heeft van buigfaam te fyn j endaaarom5 wanneer de armen BE, BC van onbuigfaam been gemaakt fynde, haren wegh vervolgen ih het nederflaan, fullen door het opwaarts buigen der pen- nen , de einden der vleugelen Α en E na malkander töegedróngeh wer- den. ' :·', '~ ''V ;' .--/""'" ' Hier uit is ligtélyk te fien, dat de lugt door defe vleugelen dus nederwaarts
geflagen fynde, en opwaarts weder tegenftaht biedende, den Vogel in öe lugt moet ophouden, door defe in elke flagh herhaalde wedèriluitingen: Ëh lal men, om dat, door het agteiwaarts en opwaarts buigen der pennen van dé vleugel, de Ingt'dèri ildgh in het Voortgaan der felver fchuihs éntfarigt, de reden kunnen afhénien j waarom den Vogel daar door na R voorwaarts en Horizontaal uitgefloten werd, en alfoo géleit werd té vliegen. Soodat Yyy ζ het
|
||||
úö ××ÉÇ. Â Ê S C HOUWINGE.
het begin van de nederflagh den Vogel meeft ophoudt, en den ver-
deren voortgangh van de felvc nederflagh den Vogel meeft voor. uit doet gaan. MifTchien faldit aan eenige verftaanbaarder voorkomen-, als men (gelyk
A. Rorellus) fighu verbeeld , dat den Vogel R S ftil is, en fyne vleugels  EA enBCF water-pashout ; en dat door een wind Ç G O, die van onderen regt om hoogh tegen defe vleugels aanwait.,. der felver einden Á en F (om de ar-· men  E en  C, die in ftand blyven) gelyk eenighfints dravende, op den rugge des Vogels na malkander toegebogen werden ; waar door alfoo de twee vleugels de gedaante van eenen fchuins in Á F toe-loopende beitel vertoo- nen. Nu. indien beide de fyden van defen vleugel-beitel wederfyds door de daar tegen aan-loopenden wind geperft werden, weet yder dat volgen moet, dat defelve na fyn breetfte gedeelte CBE moet voortgcftuwt werden; en foo mede den daar aan vaft gehegt fynde Vogel RS na.R toe voeren; Dat nu h et ièlvegewrogt volgen moet, of de lugt, als een wind van onderen op- waarts y of de vleugel van boven nederwaarts bewogen werd, is by deMe- chanici bekent genoegh. Ik wenfchte wel eenigh bekent konft-werLalhier te kunnen voorftellen,
Ket welk bekwaam was om de ware maniere tevertoonen, op welke de vleu* gelen haar werk doen ·,., en om aan onervarene eenigh meerder ligt te geven, hoe het regt circulaar nederilaan van de armen of beenderen,. die in de vleu* gelen fyn, gevoegt by het opwaarts buigen der veederen, een Vogel te ge- lyk kan in de lugt ophouden en voort doen vliegen. Maar ik moet be* kennen dat my foodanigh yets niet voorkomt,. en. ik vinde het ook niet by andere. ' -.■.";',..·.
Eene (hoe welfeer onvolmaakte) gelykenifle vind men in de zeilen van
pnfe wind-molens,,of ook in.die van defchepen die half wincl zeilen; de- welke egter alleen doet ilen, hoe de wind volgens eene ftreëk wajende, de molen-roede of fchip volgens een andere kan doen voortgaan. Het geen in de. vleugelen en Vogel ook wel eenig[iiints ook gefchiedt wanneer defelvs vlieght, maar egter geeniints de waare wyfe van het vliegen aan·* toont. ..,"." ■ .·'
Qm noghtans yets te feggen , dat eenige meerder gerykheit met.de bewe«>
ginge der vleugelen heeft. Men hegte een half blad papier aan een ftokje, gelyk een vaandel aan fyn ftok gehegt is j waar in dit ftokje dénbeenen-arm. des vleugels, en het vlakke papier de vederen verheelden ial j.als men dit papier niet onder het ftokje laat hangen,. maar nerais het ftokje ophoud- Indien men dan dit ftokje met.dehand,, die het aan fyn eene einde buiten het papier vaft.houd,.regt circulaar van boven na beneden flaat,. enmetee* nige fnelheit defe beweeginge doet, falmen fien, dat dit papier daardoor eerft van onderen opwaarts; en daar na vervolgens van agteren voorwaarts, bewogen iaj werden. Waar door ymand een grof begrip maken kan, der wyï-
|
||||
è
|
|||||
""' ' VinBieren) Vogelen y'en Viffihen. f41
wyl in elk der vleugelen van wederfyden den Vogel, döordenederOagh van
den arm het felve gefehiet, hoe defen Vogel ook opwaarts en voorwaarts moet uitgefloten werden: waar in het vliegen beilaat. §. i(5, Eenydernu, die het vorige aandagtigh na geleit heeft, en het geen
van het vliegen hier gefegt is vcrftaat, fal fien, dat indien een Vogel vlie- gen fal, de pennen van fyn vleugelen nootfakelyk eer ft ligt om hem niet te befwaren, ten anderen buigfaam, ten derden ftevigh en elailicq moeten fytó dat is, dat fy gebogen fynde haar gellalte van felfs met te rugh te fpringen lcunnen hervatten. Laat ons nu defelve, gelyk wy die in de Vogelen waarnemen, befchouwen>
en men fal bevinden : L Dat de fchagteny waar mede fy vaft ftaan, hol fyn om light te we-
ien, en nogtans ftevigh1, als van een dunne hoornagtige ilofre gemaakt. IL Het overige van een pen, het welke na de fchaft volgt, kon niet ge-
lyk de fchagt onbuigfaam fyn j om dat het in het nederflaan van den vleugel opwaarts moet kunnen buigen,door de wederftand der lugt: op dat, als vo* ren gefeit is, de twee vleugels agter beitel-wyfe na malkander toe mogen komen, om de lugt fchuins te ontmoeten, en den Vogel ook te doen voortgaan. ïsJu vind men dat dit deel der-penneirgevuld is met een ftofFe, diefeer buigfaam en ligt is, en welke my voorkomt dat genoegfaam daar alleen gevonden werd, en ook daar alleen nodigh is: want tot been nogh vlees nogh vlies nogh pees, nogh eenig-ander foort vandeelen, die men in haar of andere Die- ren vind^ fchynt fy niet te brengen te fyn. Kan ymand dit ook al aan een' geval of onwetende oorfaken tctefchryven ? III. Dat de pennen buygfaam fyn, is niet genoeg 5 omdat een touw foö&
danigh ook is 5 maar het wierd daarenboven vereift, dat defe veeren'in heé neêrflaan van de vleugel ilevig genoeg waren, om op de lugt eenige kragt te doen, en dat fy daar door opwaarts gebogen fynde, figh in het op- heffen der vleugel weder in haar voorige en holle gedaante lierftelien kon" den. Nu al het/gefcide vind men in dit maakfel der pennen j want in haar bovenfte
rondagtige fyde fyn fy met een baftbedekt, die eenigfints ftevigh is jen onder defe in hare holligheit loopen twee lange verheven ftreeken van defelve ftof- fe nevens malkander (gelyk in een fchryfpenne figtbaar is) bekledende de* voorgefeide wonderlyke ftoffej welke als een mergh van haar omvat werd.· Dat fy nu hier door ftevigh, buigfaamy en elafticq7 of te-rugh-fpringende fyn, is ligt te ondervinden jiilsinemfe befchouwt,, een weinig buygt, en dan' fchielyk weder los laat. ^ IV. Maar op dat de lugt niet door defe pennen doorfygen, en alfQO de kragt^·
die den Vogel doet, onnut foude maken > fynder,( kan men dit oak alles fon- der wysheit en een oogmerk daar in aan te merken aan fien ?) in de veer uvfMtr vefelen ter fy den geplaatft ? niet alleen, hoe klein en dun fyook rac^ Yyy. 3. &®ί
|
|||||
H^ XXIII. ..Β Ε S C Η O Ü W Ι Ν G Ε.
genfyia, elk haar te rug-fpringendè kragt vertoonende $ maar ook óm geenlugt
door te laten, op een wönderlyke wyfe te famen klevende. Dewylditnuby de fchaften, daar openingen fouden Myven, geen plaats konde hebben i vind mtn ddfe tuflchen-plaatfen met geduurigh kleinder en kleinder veertjes , gelyk met op malkander leggende vis-ichobbetjes bedekt, engenöegiaamge?· nopt, om aan de lugt tuflchen de fchagten geen doorgangh toe te lak- ten. ' .-ih&ViiU Hj \ ■"': '*M ■ ,< : ■ : '"'·■ V— Nu niet tegenftaande alle defe «tienftcn en wecken % die daardoor uitgeregt
werden, blyft elk om de Vogel in het vliegen niet tebefwaren, fbodanigh^ dat het fpreèk-woordt, fm %gbt dis ve» 'veer daar van met regtfyn oor- fpronk ontleent. : ^; h : = i > « Met hoe veel künfl: nu ook deminftevefeltjes in, haar felfs gemaakt fyn9
kan daar uyt blyken, om dat elk van haar weder het volkomen famen*ftel van een groote pen of veer heeft; en mede uit een doorgaande lichaarri in het midden, en ter fyden uit kleinder vCfeltjes beftaat.: Om dit tefien, behoeft men alleen een goed vergroot-glas te gebruiken, en een klein fiertje van defe veièltjes daar door te benen. * §. tf. Kan na dit alles ymand nogh denken, dat een enkele veeder (om
voor als nogh.niet verder te gaan) fyn maakfel, iyn ftevïgheit, en te gelyk fyn veerige kragt, en niet tegenftaande dit a^es, fyne byfondere ftofFe en ligtheit, fyn fchikkinge, onder anderen ook fyn juifte plaats in de vleugel van een Vogel daarfy dienft kan doen, enal het verdere dat hem bequaam maakt om een behulp-middel tot het vliegen voor een Vogel te wefen , fonderee- nigh ooghmerk of verftand gekregen heeft? fchynt hy my meerder over fyn hartnekkigheit van geen Goddelyke Maker te willen, als over onmagt om die niet te kunnen fien, te beklagen te fyn. . Ten minfteneenChriften, die, het voorige geftel der vederenen dedaat*
uit famengeilelde vleugelen met aandagt beichouwt, fai daar door overtuigt werden, dat Jehova die met groot regt onder fyne wonderen telt, Job. XXXIX. 16. en dat defe vrage om der menfehen Ideinheitinhaarverftandt en magt, en fyne wysheit engrootheit ontegenfprekelyk aan tetoonen,bo- ven de fchoonheit, die men foo verwonderlyk in eenige der felverfiet, ook in haar maakfel volkomen kragt heeft j als hy tot dien einde fegt: Syn (van u) de verheugelyke vleugelen der Pauwen , of de vederen des Oyevaars en des Struisvogels? §. 18. Seer veel andere aanmerkingen foude men over het famen*ftel der
Vogelen hier kunnen maken. Indien ymand oit gefien heeft, dat fekere kleine Vogeltjes, die in doorne-heggen gewoon fyn haare neften te maken, om haare Qpgen in het fnel vliegen door defelve niet tequetfen, meteenby- ' ibnder vliegje voorfienfyn, waar mede fy defelve als dan bedekken kunhen: liet geen om haar het gefight niet geheel te benemen, gelyk door deooge- ieden van veel andere Dieren gefchiet, daarom ookdoorfchynendeisi falhy |
||||
Van 'Bieren ^ Vogelen ^ mVifchen. L
dit ook a! gerufl kunnen ftaande houden fonder eenig ooghmerfijm^mide-
fe Vogeltjes, die fulks van noden hadden, gefchiet te fyn? Indien men het geitel van veeier Vogelen beenen aanfchouwt , infbiider-
heit van die op takken van boomen figh gewoon fyft te onthouden > kan men denken? dat het fonder wysheit is: Kerft ? dat Tal·. XFL Fig, £ eenipier HG, van Ç langs het heupe-been  C loopt; welkers pees ÉÊ , die de tee- nen van de voeten des Vogels toetrekt, figh om 4en hoek  IK; (welke dit heupe-been HC met het volgende C D maakt) heenen itrekt r.cn op dat de- felve niet door beweegingen verplaatft mogte werden, aldaar door een pyp of fcheede henen geleidt werd, in Arenden, Havikken7 S wanen en andere" by Bvrellus onderfogt §. 149. Ten anderen 7 dat andere ipieren alsKC, die ook tot, het fluiten van de reenen. E G van den voet des Vogels dienen ;.liare peefën in, Ê met de voorgaande Ã Ê vereenigt hebbende, om den anderen hoek CD E heenen gaan, en van daar langhs DÊG in gelyk als enkel ten? dien einde gemaakte gladde pypen, figh tot de klauwen der teenen in Eet* G uitftrekken. Ten derden, dat als defe beenen BI, ID , DE, eenreghte linie uit maken, defepeefen niet gefpannen; en daarom de geklauwde tee- nen der voeten iler-gewys uitgefpreit blyven. Maar tenvierdeny debeeneri  CD E in C en D fcherpe hoeken makende, en als om malkander gedwon-f gen iynde neder te leggen} dat als dan deiè pees geipannen werdende,, de teenen des Vogels door defelve föO iterk gefloten, en gel^k tot malkander itï een vuift. famen getrokken werden; dat Borellus getuigt in een Havik en A~ rent, nu reets dood fynde, niet als met feer veel moeite een fcherp hout tuf- fchen de gefloten teenen te hebben kunnen inbrengen. Om een experiment hier omtrent te nemen; behoeft men alleen een doodt
hoen op de rugge.op een tafel te leggen;, en de voeten regt uit itrekkendey fal men fien, dat de teenen van dé pootenfigh uit, ipreiden: die wederom, als men de billen en beenen tegen het lyf aandrukt, ngh fullen fairten-trek- ken; en een vinger daar tuflchen itekende kan men bevinden, dat door dit buigen defe teenen metkragtgenoegh toegeknepen werden, om de ftokkeii "waar op fy flapen fonder werkinge van andere fpieren,, foo iterk vail te hou- den, dat-fy veiligh voor vallen neder kunnen fitten. En hier uit is ook dereden openbaar, waarom men in de Hanen gaande en hare voeten voort- fettende , fier dat ten eiken malen als fy die regt uit ileken na voren, de: teenen figh in het rond uit fpreiden, om foo veel· vafter daar op door hare meerder breedte te kunnen iteunen ; 't geen ook, fonder dat een Haan eeni- ge byfondere fpieren daar toe behoeft te gebruiken, alleen uit het maakfel j—Ü voeCen volgt; egter van een feer groote nootiakelykheit is, indien rï' % 8eraakkelyk gaan fal. Hét felve kan men ook in geftorven Muf- ichen of andere Vogeltjes gewaar werden, als men alleen de moeite nemen Wil, om die te onderfoeken. , ;.Om eindelyk een beiluit uit dit alles te maken~kan ymand denken , dat'
alle
|
|||||
~-\:
|
|||||
f44 XXTH. BE6CHOUWINGE,
alle defen toeftel in defe peefen die de voeten bewegen, fonder een igh oog»
merk is? Te meer, dewylfelfs de vliegende en op dunne takken F G ruften* de Vogels RS op defen grond ook veiligh kunnen flapen, fonder vrees voor vallen te hebben: fëhoon in den flaap hare fpieren niet en werken; gelyk fulks aan alle Dieren eigen is* Want als een Vogel als RS, het hoofd ag- terwaarts op de rugge in O gelegt hebbende, over fulks de fwaarheit van fyn lig- chaam , omtrent als in balance, brengt tuifchen fyne voeten 3 en met defcherp- te van het borft-been op den tak ruft} indien hy door beweeginge der wind 5 of andere, daar af foude fchynen te moeten vallen, komt hem dit fterktoe- knypen van fyne teenen om den tak daar in te hulpej ej^en als of denfelven tak door twee ftyf toegedrukte nyp-tangen van hem vail wierde gehouden- Want dat defe knypinge met veel kragt gefchiet, alleen om dat de Vogel ne- der fit, en door fyn fwaarte de beenen JBCDE op malkander doet buigen, is te vöoren uit Boreïïm en by de gefeide ondervindingen getoont: En fchynt, indien ymand maar oogen heeft om den voor alles,, en felfs voorde Vogelen forgh-dragende Godt te willen Hen, hier uit een byfonderbewysvandeiTelfs Goedheit en Wysheit figh taftelyk te vertoonen j die aan defe Dieren een maakfel gegeven heeft in der felver beenen, fpieren en peefen j waar door (fonder eenige moeite te doen j of eens uit haren flaap te moeten ontwaken) haar eigen fwaarheit en geftel haar voor vallen bewaart, in foodanige omftan™ dighedenj waarin niemand foude kunnen denken, dat iy, als het takje cenighfints bewogen werd , een oogenblik fouden kunnen fittende bly ven. §. 1 p. En-gelieve niemand te denken, dewyl men dit toekny pen der pooten in eenige op het land en in het water levende Vogelen, alsSwanen (gelyk Borellus aanmerkt) me,de.bevind.,dat fulks of by geval of andere nootfakelyke wetten ge- gebeurt j om ;dat defe in het fitten op'takken daar van geen gebruik fchynen te maken, nadien men fulks lelden fje.t gefchieden. Want indien hy gelieft in opmerkiuge jtenemen, dat Eenden, Ganièn, S wanen, om tefwemmenha- re voeten tot riemen of fchep-boomen gebruiken y en dat defelve van dat maakfel fyn, dat fy na agtcren uitgefloten fynde,ook door den tegenftand van het water fig kunnen uit fpreiden, en alfoo meerder kragt doen, om den Vogel te doen voortgaan; foo fullen fy met een kunnen fien, dat indien de- fe voeten in al die breedte na voren moefteri getrokken werden, dit den Vo- gel we,der tp rugge foude doen deinfen. Waarom dan ook het famen-trekken van hare voeten (gelyk men, o!ogh op een andere wyfe, in der Vrouwen waeyers fiet) aan haar nootiakelyk was, om ;d,efelve fonder veel vat aan het water te geven voor uit te kunnen ,flaan; nu dit gefchiet in haar ook door de- fe peefen, die, wanneer fy alleen hare beenen opwaarts buygen,, en foo de ichenkels meer aan den anderen doen naderen, hare teenen by malkanderen trekken j enkel door dit famen-ftel, fonder dat fy eenigebyfondere'bewegin- jgen daer toe behoeven te maken. Men kan als voren eendooden Eentvogel «of Teeling daar van tot een experiment nemen. |
||||
■*.".■
»:'
|
||||||
Pan Dienn, Fögehn^enFiffchen. ' f4y
f Die nu dit alles veritaan heeft, kan hy nogh oordeelen, dat de Wereld éti
de daar in fynde Schepfelen fonder wyshéit gemaakt fyn? Wat kan men van foodanige feggen? als dat fy op de dingen die fy voor haar iïen, of niet ge- noegfaam· willen, of door een verborgen oordeel van een foo meenighmaal gelailerden Godt;niet genoeghfaam kunnen lettend §.2o. Maar om na het gerlel en gebruik der vleugelen, nogh yets ontrent
het vliegen te feggen j. waar van wy nu reets, voor foo veel het waterpas of Horizontaal voort gaat, geiproken hebben^ Wönderlyk en een ontegén- fprekelyk bewys van een alles op de verftandigfte maniere formerende Godt- heit gevende, was het geilel van een Vogel, indien al niet anders by defelve kondè gedaan werden: raaar fal ymand de wyshéit van een aanbiddelykeii Maker nogh kunnen voortgaan te loochenen? als hy boven dat (Iet, dat om na om boogh en na beneden te vliegen, aan dé Vogelen 7^. XFLFig. 4. een ftaarr, als een roer aan een Schip j gegeven is. Die deièive in Β Η op ligtën, wanneer den Vogel volgens Β F vliegende figh opwaarts begeeft 5 en wanneer hy ne- derwaarts keert, fyn ifoart in Β I na beneden ftrektj want dat defelve niet, immers niet gewoonlyk, en dient om de Vogelen na de regter of linker fy- de te doen keeren, is uit deilêlfs gefteltheit blykelyk. (De verdere redenen kunnen by Borellus, Prop. ip8. en ι pp. na gefien werden.) Öok leert fyn Ed. en aller andere onder vin dingè, dat als Vogelen, die Horizontaal vliegen, fonder figh te verheffen of té dalen, figh veerdigh ter fyden af na de regter of linker fyde willen wenden, fy de vleugel van de andere fyde op een onge- woone wyfe kragtiger bewegen, even gelyk by na als ymand iwemmende wanneer hy keeren wil, fynen eenen arm en hand gebruikt: hoe wel de Vogels, welke lange en dunne beenen in het vliegen agterwaarts uitfteken, defe ook ais een roer om fe links en regts te doen omvliegen fchynen te doen dienen. - . Yets was'er nogh het geen yder die het beichouwtèenigbfints wönderlyk
foude konnen voorkomenj namelyk,hoe het mogelyk is, dat (hel-vliegende Vogels van een groote hoogte na beneden komende, tegen de aarde niet plotfelyk aan boffen} te meer, nadien haar fnelheit van vliegen als dan door het vallen van haare fwaarheit fchynt geholpen te werden. Die nu hier oit gefien heeft hoe defelve ook haare vleugelen gebruiken kunnen om haare veere te (luiten, en hoe fy haare (taarten in de breedte uitfpreiden, (al ten miniten, erkennen, dat fy tot al het geen tot het vliegen behoort, op een ver wonder- lyke wyfe toegeruil iyn, om verfcheiden gebruiken van hare vleugelen en itaar- ten kunnen maken. * §. zï. Ik fal nu na dit alles niet ophalen het wönderlyk geitel, het welke
de Wis'konftenaais in de Vogelen met verwondering moeten aanfien: waar door haar fwaarheits middel-punt in haar borft beneden den oorfpronk der vleugelen akyd blyftj en fy in de lugt hangende, alleen door defe oorfake ionder moeite figh op haaren buik fchikken, om haare vleugelen, poten, en Zz*z an-
|
||||||
f4« ××ÐÉ.  E S C Ç O U W É Í G E.
andere leden met het meefte geraak te kunnen gebruiken. $00 fiet menv
dat die kragtige fpieren, waar door fy hare vleugelen bewegen, in haren borft gelegen fyn 5 foo verre felfs, dat ookdefpier, die de vleugel opligt ,> en welke men anderfints van de rugge verwagten foude,©okindeborft-fpier gelegen is en op een wonderlyke wyfe door een daar toe in de beenen ge- maakte openingh geleid werd, om fynen dienft te kunnen doen. Siethier van den meer aangehaalde Borellm, de Motu Animal. Prop. 184, 18 f. Al- waar boven het gefeide feer veel, aan die dat geleerde werk fal gelieven te lefen, voor fal komen\ het geen hem van de aanbiddelyke wysheit vanden Formeerder der Dieren fal kunnen overreden j indien hy anders door yets te overreden is. * Omhier eenby naongeloofièiyk wonder in te fien, foude ymand wel kun-
nen denken ? dat de kragt van de fpieren die de vleugelen bewegen, niet minder als tien duifent malen grooter is , als het gewigt van den Vogel, die met defe vleugelen vliegt, âç indien hy daar van ten genoegen, om figh over de grootheit des Makers te vewonderen, overtuigt wil fyn , kan*hy<& 193, 104. Propafitim aldaar na fien: Uit wellse aan hem het gefeide blyken fal,. ingevalle hy het vorige van den Autheur daar toe by gebragt verftaat. Wy hebben te voren ontrent de fpieren van de Menfchen van hare verbaaft- makende kragt een kort bewys gegeveny foo dat, aan die het getoonde al- daar begrepen.heeft, dit .niet foo ongetoorlelykvoorial komen. f·. 2,z. Ik vrage nu wederom, indien ymandeeen optellinge maakt van al-
les wat van defe Vogelen gefegt is 5 en begrypt hoe veel faken tot het felve einde, en op de befte wyfe daar toe dienende, in foo kleinen omtrek van dikwils eenen ongeagten Vogel malkanderen ontmoeten poi hy die kan oordeelehfon- dereenige wysheit geformeert, en in hare omftandigbeden gefchikt te fyn. Laat hy een Mufeh,, een Mees, een Vinkje, een Canarytje of ander klein- eer Vogeltje met defe kenniflè befieny en figh felfs als dan vrage r of het denkelyk is, dat in foo weinigh ftofïe van foö ligt, een Bèesje, foo veel on- telbare werktuigen figh by geval bevinden kunnen j waar van de eene tot eeten, tot het verteeren van de fpyfe, met een woord tot het voeden,. de an- dere, tot de voort-telingej, buiten dele fommige tot gaan*, en de verdere, tot vliegen foo net gepaft iyn$. dat alle die figh tegen woordigh in defe eeu\ve met het onderfoeken daar van bemoeyen, hoegeleert, hoegroote Wis-kon* ftenaars en Natuur-kundige fy fyn, figh daar over meeiimalen in eenverbaait- iftakende verwonderinge uitten .' waar van by die Heeren preuven genoegh te vinden fyn.Soude hy kunnen denken; dat door dit aan het geval of onwetende ooriaken alleen toe te vertrouwen,, hy fyn ooghmerk bereiken foude? En laat hy ügh verklaren,, of het hem niet feker genoegh voorkomt, dat 'er op die wyfe noit een eenigen Vogel, foo wel tot vliegen en tot alles verder toege- ïiuir. in de'wereld komen foude. Ongelukkige menfdhen ! die om dat fy dagelyks foo groote wonderen fien, door die rampfalige gewoonte van daar |
||||
Μ & P'ah Dteren, pOgehn\ èn Piffchen, f φ
όό niét te letten, defelve voor geen wonderen houden. Met hoe veel redëa
m den grooten Godt en Formeerder van defe, het vliegen van een om fyné vlugt beroemden Vogel gebruikt, om aan Job de kleinheit vanfyn verftand, Μ vergelykingh van de Goddelyke grootheit aan te toonen in defe voorge- fteldevrage, fob. XXXIX, lp.. FUeghtden Sperwer door uw verflandt? Sal yder dan ligcelyk begrypen·, indien hf het groote wonder, dat in het vlie- gen van die Vogelen èn in haar toeftel daar toe van yder erkent moet wer- den i uit het vorige té regt begrepen heeft. §; zz. Gelyk nu in het maakfel der Vogelen des Formeerders wysheit,foo
blinkt in het onderhouden van veele der felver des Onderhouders voorforge en goedheit feer helder uit. Den grooten Heiland der Wereld, fullendede fyne van te veel forge voor fpyfe en kleedinge aanmanen, gebruikt daarom Matth. VI if, 2,6. defe Diertjes tot een bewys van hetgeen Hy haar wil- de doen begrypen. Dit fyn de woorden: Zyt niet beforgt wat ghy eeten nogh wat ghy drinken/uit &c. Aanfiet de Vogelen des Hemels', dat fy niet enfajen, nogh en majen, nogh verfamelen in defchuren; en uwe Hemelfche Vader voedt defelve, ■en gaat ghy defelve niet veel te boven ? Kon den grootiien Redenaar, om die •tot overtuigirjge aan te dringen, ook yets anders ter wereld uitgekoren heb- ben, dat foo kragtigh tot dit ooghmerk foude fyn, en een alles veribrgenden Gödt'als taftèlyk aan toonen ? Indien Hy van tamme Dieren gefproken had- de } men foude ftraks kunnen geantwoord hebben , dat de menfehen, die figh van defelve bedienen, aan haar den koft verforgeni als voor Paar- den, Koeyen, Schapen, en diergelyke gefchiet. Soo van wilde} men fou- de feggen dat fy, gelyk Leeuwen, Beiren, Tygers en andere, bekwaam waren om wat haar ontmoet aan te vallen , en figh tot fpyfe te maken. Indien Hy Viflchen by gebragt haddej niemand fouden kunnen toonen, dat die in hare watéren oit gebrek lyden. Waren het Mieren of By en j defe vergaderen haar voorraad tegen tyden van gebrek. Waren het Rupiên, Syd-wormen, Vlindertjes en diergelyke geweeft; men foude kunnen aan toonen, dat om haar geilagt over te doen bly ven, fchoon haar leven bin- nen een fomer voor de meefte bepaalt fchynt, hare eijertjes in den winter ruften, om met de aanftaande warmte, als haar.voedfel gereed is,hare Jon- getjes weder te vborfekyn té doen komen. Maar dat aan Ravens, en an- dere in woeftc plaatfen figh onthoudende Vogels, die den honger maar wei- nigh dagen foude laten leven, altyd binnen die tyd fpyfe verfchaft, en aan andere weereloofe, vreesagtige, en voor atles vlugtende Diertjes, als Muf· fchen en diergelyke, haren koft verforgt werd ·,ook in tyden, als alles des winters voor haar gefloten fchynt, en geen menfehenfelfs, hoe verftandigh. en arbeidfaam (en véél minder een enkel geval) hare fpyfe aan haar fouden kunnen aanwyfen, ter plaatfen daar fy figh onthouden. Dit toont een baarblyke- lyk bewys van een groot en aanbiddèiyk Regeerder; en de waarheit ook van defe Volgende plaatiej Matth, X, z^. En worden niet twee mufchkens voor Zzz ζ een
|
||||||
f4S XXIII. Β E S C Η O U W Ι Ν G E.
* een penningsken verkogt, en niet een van defe f al op de aarde neder vallen, /onder
mven Vader. Nogh {Luc. XII. 6.) is voor, Godt vergeten. Ik late dan aan een Ongodifl: felfs te oordeelen of hy de wyfe, op welke deiè Vogeltjes tegen al- le apparentie aan, alle jaren in het leven behouden werden aan het geval alleen met een geruft gemoedt (het welk: ik van een verhart gemoed alhier uitdruk- Itelyk onderfcheide) kan toe fchryvea. §. Z4· Ende waarlyk vraagt dogh de heeften, en elk een van die f al het u ke-
ren: en bet gevogelte des Hemels, dat f al het u te kennen geven. Ofte/preekt tot de aarde, en fy fal het u leer en : ook /uilen het u de viffchen der zee vertellen. Wie en weet niet uit alle de/e, dat de hand des HERREN dit doet? In wiens handt de ziele is van al dat leeft, ende de geefl van alle vlee/ch des men/f hen. Waren wel eer de nadrukkelyke woorden, die Job, Cap. XII. 7>8,p, 10. tot bewyfen aan de, hand gaf, aan die twyrTelen of'er een magtigh Godt was. Ik brenge defelve hier niet by om een Atheift, foo langh hy geen eerbied t voor dit Woord heeft, te overtuigen; maar op dat defe Ongelulc- kigen figh in flilheit noghmaal mogen onderfoeken , of het geene te voren van de Vogelen gefegt is, haar geen waarheit en wysheit in defe woorden kan doen fien. En indien fy daar van nogh niet overreedt fyn, gelieven fy. met ons tot de Befchouwinge der ViiTchen over te gaan. §. Zf. Wy lullen niet herhalen het geen van de ViiTchen ,by gelegentheit
. dat wy van de wateren fpraken, gefeit isj nogh des Scheppers goedheit Weder daar uit breder bewyfen, dat foo groote water-kolken van zeen èri rieveren om niet in hare wyde ruimtens Tonder nut te wefens, met foo veel ViiTchen vervult fyn. Die in eenige landen felfs voor brood,, in andere voor lekkernye verftrekken , en door hare v^rfcheidenheit aan fpo ver- fcheidene fmaken der menfchen bekwaam fyn te voldoen. Maar laat eens de meeft van figh gevoelenfte Philofooph, die alles nogh meent fonder wys- heit gemaakt te fyn, aan onsfeggen; indien hy niet en wiife dat 'er ViiTchen waren, hy wel oit foude kunnen geloven, dat ymant aan feem de waar- fièit feidej ajs hy hem verhaalde, dat in het water, waar in andere Dieren niet als een feer korten tyt kunnen levendigh blyven, eenfoort van D/eren gevonden werd\ die daar in leefden,, iigh bewogen, voortteeide, en alle andere, dierélyke daden oefFenden; en indien men aan hem eenen Vifch in het water dit aljes doende vertoonde, of hy foude kunnen na. latentie voor een wonder aan te fien. En dat meer is, foo hyop hals-ftraiFegedwon* gen was, ook met de hulpe van alle de wyfte menfchen der werelt, te feggenj hoedanigh een Vifch moeite geftelt fyn, om in het water figh te kunnen onthouden; en welk verfchil fyn bloeden verdere vogten van die der in de lugt levendige Dieren· mpefte hebben,; foude hy .niet depken,. dat hy vergeeffe moeiten ibude doen, öm fyn leven met defe uitvindinge te willen behouden? en; daar "by niet oyertuight fyn, dat af hadde, hy tienduyienc jaren Itvbns, hy van een los en geyaHighbewegen,van.deelen, of van on- wetende |
||||
Fan Dieren, Vogelen, enVtffchen. ; fm
Wetende oorfaken en het verftant van defe domme VhTchen dit vergeefs ,
verwagren foude ? En indien hy niet fien en kan, dat 'er een Godt en aan- biddelyk wys en verftandigh Wefen figh in het formeeren van deièlve ver- toont} Die de lugt voor andere Dieren foo verre onvermydelyk gemaakt hebbende, dat fynauwlyks een minute fonder defelve kunnen leven, nu in defe Water·Dieren te fcheppen, onwederlprekelyk heeft doen blyken, dat men der felver afkomft en gefteltheit alleen van een na fyn welbehagen alles fchikkende Wysheit, en geenfints van eenige bepaalde nootfakelyke, en daarom altyd op defelve wyfe werkende Natuur-wetten, kan afleiden. Wat kan men van foodanigh een feggen? als dat fyne blindheit beklagelyk is. §.26. Dogh om in foo algemeene en aan yder bekende aanmerkingen
niet te bly ven beruften; laat ons tot eenige byfonderheden (alle op te tellen is niet mogelyk) overgaan. Hoe een Vogel, enkel door de groote kragt en beweginge van fyn
vleugelen figh te gelyk in de lugt ophoud, en voortvliegt,is ftrax getoont; maar kan ymand fonder verwonderingh aanfien hoe een Vifch Tonder ge- noegfaam eenige figtbare beweginge na boven kanopdiyven, en weder daar na neder ■ finken5 ook mede op alle plaatfen van het water fonder op te dry ven of na beneden te gaan, kan flille bly ven. Indien de ViiTchen een vafte onveranderlyke iwaarheit hadden, die niet
veel van het water verichildei fouden iy uit ligter in fwaarder, gelyk uit foet in fouter water, komende tegen haar wil gedurigh op dryven; en in tegendeel uit fout in foet water komende, nederfinkenj op die wyfe als men fiet dat een ei in foet water finkt, en in fout water of fterke pekel op- djyftjhet welk aan oniê vrouwen bekent is. Soo dat om aan viflchen het ryCen en dalen en het behouden van defölve plaatfe in het water doenlyk te maken, fonder eenige daartoe gebruikte kragt van uiterlyke beweeginge; het fcheen vereift te werden, dat, na dat de om Handigheden fulfcs mede- bragten, hare fwaarheit ten opfigt van een gelyke grootheit waters konde vermeerdert of vermindert werden. Te meer, om dat de wateren, daar fy figh bevinden, niet alleen door meer of minder fout, maar ook door andere mengfelen dikwils fwaarder of ligter fyn. I^aat nu een twyffelend Philofooph figh felfs onderfoeken, ©fhy kan den-
ken,, dat het fonder ooghmerk en wysheit'.ge.fchi.et kan fynj dat de famen- ftelfels der meefte ViiTchen de wonderlykfte en bequaamfte Hydroftatifche Machines uitmaken ; om na dat fy figh op of nederwaarts willen begeven, of na dat fy in ligter of fwaarder water fwemmen, hare opfigtelyke fwaarheit te kunnen verminderen of vermeerderen :v , Om hier van overreedt te fyn, behoeft men alleen aan een Karper ·,Braaf-
fem, Voorn, Aal, of verfcheiden andere den buik te openen; en men fat daar in een blaasje gelyk Β D-bevinden te fyn,. TahXFL JFig. f. |het welk aan haar tot al h#t voorgeleide dienftigh is. Zzz 3 pro
|
|||||
*
|
|||||
fp XXIII. BESCHOUWINGE.
Om aan ymand, die dit voor de eerfte maal leeft, een begrip daar van tè
geven-, laat hy figh een Vifch MG verbeelden 1tab.XFLFig.-6.in het water leggende 5 welkers blaasje D Β, in fynen buik by q gefien werd: en door de daar in fynde lugt, foo verre uitgefpannen is, dat het felve met den Vifch foo fwaar juift is, als een even groot deel water E F. Wanneer hy, indien hy yets van de beginfelen der Water-wigt verftaat, fal weeten, dat defen Vifch over al, waar hy in dat water figh bevind, fonder opdryven of ün ken fal kunnen ftille blyven leggen j foo langh als hy door de fpieren van. fynbuik, ofmif- fehien die van het blaasje felfs, belet, dat de lugt daar in figh niet verder uitfette en het hol van het blaasje grooter make. s Maar door dien de daar in fynde lugt geduurigh dringt om figh uittefet-
ten, (als boven ontrent de lugt getoont is) fal dit blaasje BD door die uit- fettende Icragt, wanneer de fpieren ophouden om'het foo iterk te knellen, meerder uitgefpannen en gföoter werdea, gelykin£i/,by/>} en de Vifch dan foo veel meer ledigheits in figh hebbende, ligter werden als een gelyk deel waters. En daarom ^ foo langhals dit duurt, in het water gedurigh op- waarts dryven, als hier van q na j>. Eindelyk, nadien ook de lugt kan in een gedrongen werden, en dus van
rontom gedrukt fynde een kleinder plaatfe als te voren beflaanj indien dé Vifch MG, door het toéknypen van defelve fpieren j de lugt innewaartsperii en het blaasje BD kleinder maakt, als hier in β$ by^jishetuitdefelfde Wa- ter- wigt openbaar, dat defen Vifch daar door fwaarder moet werden, als foo veel grootheit van water, en dien volgens van q na d neder finken. %. vj. Om een grover voorbeeld hier van te fien, behoeft men figh alleen
een jongen te verbeelden, die op twee ópgeblafen Koe-blaferi dryft, en fwemmen leert 5 en fal yder ligt begiypen, indien dit kind fyne blafen kon- de grooter en kleinder maken na believenj dat defelve ganfch klein fynde, hy foude finken, grooter fyade dryven, en tuflchen beiden een maat van de blafen foude fyn, te groot om te finken en te klein om op te dryven} foo dat defe plaats hebbende, hy over al in het water ilil foude kunnen leg- gen. Een voornaam bewys, dat defe blaasjes aan de VuTchen tot dit-gebruik
dienen, heeft men in CCIX. Prop. van Borellus. Alwaar hy verhaalt, dat na een Vifch in een lugt-ledige plaatfe gehouden te hebben | foo langh, tot dat de lugt die in deffelfs blaasje was, geen uitgangh ras genóegh nogh tegenftand van #de buiten-lugt vindende, figh foo verre uitfettede, dat fy dit blaasje daar door deede berften5men defelve Vifch in een Vy ver geworpenhadde: iri welke hy, gedurende een maand langh dat hy daar in leerde, met géénfwem- rrien köflde na boven komen $ maar altyd gefien wierd, kruipende als éen Slange, langhs den grond van den Vyvér voort te gaan. l §,28. Ik vinde onder myne experimenten (het welke hier éenigh light
fchynt te kunnen geven, en tot dien einde in het werk geiïfelt was) dit vol- gende : |
|||||
«
|
|||||
â?áç Bferea^ Fogelw, en Jfijfclotn, ff%
geOjde: Men heeft; twee Baarfen (welke als doe voor de hand waren, hoe
wel men liever andere daar toe foude genomen hebben, nadien in Baarfen de klaasjes wat moeyelyker te vinden fyn) ia een glafe klok met water ge- fet j en door de lugt-pomp de lugt uit defelve latende, bevonden j datfy op- dreven, fonder nederwaarts te kunnen geraken: en voort datfy opfwollen, foodanig, dat haar de oogen uit het hoofd feerfterk uitpuilden, en daar na verfcheiden trekkingen kregen: .dog dat men de lugt daar weder by laten- de, fy fchielyk weder dun wierden en nederfonken. 't Geen beide ten eiken- male gebeurde, foo dik wils men de lugt daar uittrok, en weder daar byliet komen 5 fpnder dat fy door haar beweeginge het minfte daar toe feheenen toe te brengen. .;..·„ JDe reiden hier van was, om dat de lugt in het blaasje (het welke daar
na uit haar wierdgehaalt) figh uit fettede, als de lugt, die het felve van bui- ten perfte, uit de klok getrokken wierde: foo dat, dit blaasje groot er werden- de, de Vifch ligter wierd alsfoo veel water, en na boven dreefj en delugt weder daar by gelaten, en het blaasje door defelve geperll en kleinder wer- dende, de Vifch weder fwaarder«wierde als een even groot deel water, en na- beneden fonk. -- Om hier van klaarder onderrigt te werden, heeft men in defelve klok
met water een klein Verkens blaasje daar feer weinig lugt in was, door; middel van een aangebonden fteentje doen finkenj en het blaasje uit de eene Baars genoomen op het water doen dryven5 wanneer men bevond, dat al- leen een trek met de pomp, doende, het blaasje, van de Baars figh aanilonds · uitfettede ; gelyk ook het andere, dat met het daar aangebonde fteentje na $pven gingh eti op het water dreef: in tegendeel de lugt daar weder by la- tiende,, dat het eerfte weder kleinder wierd en figh introk j en het andere insgelyks figh intrekkende, na beneden fonk. Het geen de werkinge van delugt in cle blaasjes der Viiiehen, foo alsiy te vorenaangetoont is, met veel kkarheit dede befchouwen. Welke ook figh niet onaangenaam vertoonde j. als uren een ampulletje (een=·<
klein flesje foo genoemt AK Tab. XVI. Fig. 7.) foo verre met water vuldejdat het omgekeert fynde, eenige..lugt in Á boven het water ilaandebehieltj enegter ineen groot glas met water los gelaten fynde nederfonk. Want men fagh als doe,,wanneer men dit groote glas MNQP dus onderde klok van de pomp- geftelt, en de lugt die boven op het water MN perfte daar af gelaten hadde 5; dat de lugt in het ampulletje in Á fynde, fyn tegenftant miflende figh mer- kelyk en figtbaar uitbreidedei waar door het water daar uitgeftooten fyn- - de, het ampulletje na  boven dreef; >ende ook de periïïnge der lugt op Í Ì daar weder by gelaten fynde, na beneden fonk: om dat de lugt by  daar door in een kleinder plaatie, gelyk A, in een gedrongen wierdei en meer water in het ampulletje komende jiet felvefwaarderenfinkendemaakte. Het geen men, als de ampulletjes niet al te vol water in het eerfte fyn, .met elk opa-
|
|||||
·,*.
|
|||||
φ XXIII. BESCHOÜ WINGE,
ophalen en neder brengen van den füiger der pomp gedurigh dus kan fiea
gefchieden.
§. .zo.. Maar indien nu defe lugt in defe blaasjes der Viflchen befloten,
altyd defelfde en in een onveranderlyke veelheit bleef j weet men dat door de fwaarheit van het water, na dat deiTelfs drukkinge groot of klein is,'defe lugt ook meer of minder foude in een gedrongen Werden ·, gelyk fulx ook be- kend is door meer koude of warmte te gebeuren. Waarom dan de Viflchen dikwils daar het haar niet té paiTe quam $ fouden op en neder bewogen wer- den. ; ν t Om hier van een voorbeeld in het laatfte te geven, en de waarheit van dit
gefielde te fien Tab. XVI. Fig. 7. behoeft men alleen in dit flesje of ampul- letje foö veel water te laten in loopen, dat het even, en feer Jangfaam ion- der veel óverwigt, na beneden finkt^ en in A:blyft leggen. Set dan dit ganfche glas MNQP of by het vyer, of in een heete fonneiêhyn} foo fal de lugt in Α figh door de warmte des waters uit fettende, een gedeelte van het daar in fynde water na buiten perflenj en alfoo dit flesje ligter geworden fynde na Β doen opdryven: en ook de lugt daar na door de koude weder min- der ruimte in het ampulletje beilaande, fal het· weder na Α neder finken. 4'■■'-. Maar om te fien, dat ook alleen door eén grooter diepte van het water, fonder eenige meerder koude de lugt ineen ampulletje ook meer in een ge- drukt wert, als wanneer het felve digter aan het opper-vlak des waters is. .Behalven dat dit uit het geene Befch. XVlII§.zo, geiêgtis, klaar genoegh foude kunnen afgeleid werden} kan men figh van het felve ampulletje be- dienen, by voorbeeld E. Dit brengt men, met t'elkens meer ofrainderwa- ter daar in te doen, tot dat gewigtj dat het los gelaten fynde even gelyk aan het opperile des waters MN dry ft, en met de minfle daar by gedane l waar- te of een gegeven ftootje na beneden finkt. Wanneer men dan^een hoogh glas MQPN gebruikt, en met een Hokje dit flesje E tot beneden of O ne- der brengt, fal men het aldaar fien geduurigh neder iinken, fchoonmenhet een weijaigh op heft, en weder om hoogh tot ontrent MN opgeheven iyn- de (al men het t'elkens fien opdryven, fchoonmenheteenweinigh neder floot. En kan het fejve ook dikwils in de midden tuflbhen. Ν en Ρ Horizontaal heen en weder bewogen werden, fonder te finken of op te dry ven, als men dit regte midden D vinden kan ·, en het flesje aldaar met het ftokje tegen de boort van het glas houd tot het volkomen itil blyft, fonder op of ne- derwaarts gedreven te werden. De reden hier van weten de Hydroflatici; (en kan die uit de wetten der
XVater-mgt in de XXVII. Be/chmiwinge geleert werden by die het nïet en weet) welke redea daar in beièaat, dat dit flesje in O fynde met een kragt als FR na beneden, en een andere als FS na boven gefloten wert} maar in D fynde werd het met een kragt als FH na beneden, en FI na boven ge- perft. Hier uit fiet men, dat het felve over al tufleben twee tegen malkan- der |
||||
'S*
|
|||||
Ί$ :0 W*# Dierê%, Vogelen, ^n-^iffchenè ; y w j^j
der aanpérflênde kragten figh bevind, die grooter fyn als het in O is, en ge-
duurigh beide minderen, als het in D of nögh hoger is. Waarom de lugt in O meer perfinge Iydéndc als ir|JD:ook meer in een gedrongen, en het fles- je vqlder van water is, en daarom fwaarder in O als in D of in E j moeten- de over fulx in Ό finken, inE opdryvenj enin D nogh finken n'ogh dry- ven i dewyl dit laatfte D onderftelt werd de plaatfe te fyn, alwaar het fles- je met fyn glas, water * en lugt te famen genomen fynde , in fwaarte gelyk is aan een even groot deel water buiten het felve. Indien men nu in plaatfe van dit ampulletjefigh een Vifch met fyn blaas-
je voorftelt > waarin foo veel lugt beflooten is, dat des winters, defen Vifch door het uit fetten der felve opwaarts kan dry ven; en boven by het opper-vlak des waters gekomen fynde met weinigh moeite het kan toeknypenj om of daar te blyven of weder na beneden te kunnen finken: is het blykelyk, dat een heete fomer daar op volgende, defe lugt, wiens uitfettinge in de winter genoegfaam was, nu defelve quantiteit behoudende figh fterkerdoor de warmte uit Tal fetten, en de Vifch beletten, ten fy hy geduurigh alle krag- ten infpant, om weder na beneden te kunnen komen. * Het felve ongemak fouden fy lyden, indien 'er minder lugt in het blaasje wasi en alleen foo veel,dat defelfde Vifch met gemak in de lomer figh boven kondè. ophouden j wanneer de.winter daar by komende, of dele Vifch figh na de diepte begevende, en aldaar meerder koude, en een grooter perffinge van het boven hem ftaande water ontmoetende, en door defe beide het blaasje buiten het toedoen van den Vifch kleinder blyvende, veel kragt foude moe- ten befteet werden, om weder opwaarts te kómen. Sao dat hy met het ver- anderen der faifoenen meermalen in de fomer te veel, en in de winter te wei- nigh lugt foude hebben. Ook fouden infgelyks de Viflchen in water van yerfcheiden fwaarhéit komende, dikwils met te veel of te weinigh lugt in haar blaasje verfien, en fy verpligt fyn, om alle defe laftige veranderingen te ontgaan, en mét gemak haar van de eene plaats na de andere te kunnen be- geven , figh altyd in een water van ontrent defelve fwaarhéit, en foo veel mogelyk was, in defelve diepte en gematigtheit van koude en hitte te moe- ten onthouden. Om dit alles voor te komen fcheen de gereedfte maniere, dat de Viflchen
de lugt in haar blaasje, de gelegentheden fulks vereiflèhende, konden ver- meerderen of verminderen} het geen men ook door des Scheppers wysheit in haar alfoo fiet te gefchieden. Nadien dit lugt-blaasje door een feer klein en nauw pypje met hare maagh gemeenfehap heeft ·, foo dat fy de lugt uit het blaasje door de mond uit kunnen laten, en defelve infwelgende, daar in kun- nen vermeerderen. Waar ontrent Borellus^.CCXI.part.L defe waarnemingen heeft, dat het blaasje ledigh werd, als een Vifch in een lugt-lédige plaats fy nde,veel lugt-belletjes door de mond opgeeft .En fchy nt het infweigen der lugt milTchien de reden te fyn, waarom men de VhTchen dikwils in hetopperite Aaaa van
|
|||||
m XXIII; Β E SC Η OU W Ι Ν G E.
van bet water, ontrent de lugt: fighonthoudende, de monden fietbewe»
gen. ; , -'';'"": ! ?n :' k [" —' ?f« Fimro al i'*fi rf^hwt;! |. 30. Indien nu een beklagelyk Atheiit de moeite genomen heeft van dit
te lefen, en het gefeide ve.rftaat $ ofobk indien hy dit alles te voren gewe- ten heeft} laat hy ons fèggcri/ als hy aandagtigh daar op denkt (IwtantnOgn- maal, dit is het geen meejt aan clieOngelukkigen ontbreekt) ofh^themee^ nighfints als waarfchynelyk kan voorkomen ·, dat foo veel wetten vanihet wa- ter , van de lugt, van de beweegingè der fpieren in de Vifïcheni by geval lbo net waargenomen fyn. Verre móet hy gekomen wefen, die in dit alles geen einde beoogende Schepper fegt te kunnen fien. Enofhy, ten fy de erkentenifle van' een Wys en Magtigh Godt hem verfebrik te, fyn et- gen geVbeleq wel voor redelyk fpude höiïdeh, laatife aan hënr felfs te over- leggen 1° .;'; :rr β~'|ί»Λ?ι 3J fijnen r.n-tsl·-,-? 'io sr/yki-m ^-Ji Heeft een blinde en figh van haar felfs en van hare werkingen onfoewufte
Natuüre dit onderfcheit iiunneri maken? dat fy de Viflehen met dit blaasje voorfienj en in tegendeel, dat fy ontrent de Vogelen,':welke ook in een vloeifel of in de lugt figh beweegën, een geheel anderen wegh daar toe in- ^cflagen heeft: nadien föodanigh een blaasi waar dooreen Vogelfoude op- geheven werden, ligter als de lugtj' en daaromledighvandefelvefoudemoe- ten weten. Nu weeten die geene, wèlkë bit aan figh felfs voorgeflelt heb- ben om met een Lugt-ledige bol eerifwaartë in de lugt bp te voeren, Eerft dat defTelfs omtrek van een fware ftofFe gemaakt moetende werden,om fy- nedunheit, de perfllnge van de buiten-lugt by het minftevoorval niet en fou- de kunnen wederftaan. En bovendien,* fchoon dit al niet aangemerkt wier- de, dat fy van föodanigh een bngeproportibnéerde grootheit foude moeten wefen, dat geen Vogel met defelve belemmert fyndé foude; kunnen vlie- gen. Om niet te leggen,dat de'giöoYheit"vanι ëêri holle kopere bol (als fy Fedigh van lugt gemaakt fynde ïondér eënige fwaarheit op te voeren, alleen van haar felfs in de lugt foude opdryven ) van den Heer hêbïïitius in de^#fo van Berlyn, A". 1710 gedrukt, pag. 12,7 üitgerekent is föodanigh te moe- ten fyn ; dat de halve dikte deifelfs meer als twintigh duifent maal langer fou- de vereifcht werden te wefen, als5de dikte van het metaal, het welke de korft van defen £>ol foude maken, fób dat denTëlfden bbl een duim dikfyn- de, (hoe wel die egter miifchien tegen de kragt vandeperffingederbuiten- ïugt niet foude beftendigh fyn) de géheele grootheit van defen hollen kloot cenige duifenden voeten ibqde moeten bevatten» ''<■'. Ik hebbe my hier wat breder uit gelaten, om aart twyirèlende Philofo-
phen, die in de hedensdaagfe experimenten eenighfints er varen fyn, te doen fienj dat het geitel· der Viflehen volftrekt met het vliegert der Vogelen ftry- digh wasj en onloochenbaar, dat om Viiïchën ëh Vogelen elk in hare vloei- ftofïe figh op en neder te doen bewegen, verfchiilendërniddëlërt nbotfakelyk Eapeften werden aangewend. Het welke in beide niet foo veel gepaftheit op |
|||||
•
|
|||||
a r% ■FanDiermyFogdenr]mFiffche!H,i - fff
alle defe omftandigkeden volvoert fynde, Iaat iïc weder aan haar eigen oor-
deel· of fulx niet blykèïyk de<wysheit enhet vry welbehagen van een gro- ten Schepper toontj en of ditvaneengeyal,bfvaneennootlakelykeoorfaak, die ganfch geen wetenfchap hadde, en daarom op geenomftandigheden agt konde geven, oit ipude kunnen,verwagt warden, . § il Indien men nu verder in,foo veel ViiTchèn aanmerkt, dat defelve
om voort té fwemmeo in het Water^ figh nietyanhare'vinnen,als vannèmen oöite roeiien bedienen } nogh defelve op die wyfe, gelyk de Vogelen hare vleugelen in de lugt gebruiken: maar dat fy door middel van hare ftaarten haren voortgangh maken* ontrent op die maniere, als men een boot yoort let lopeni wanneer men een rierrj agtér uit in het water Iteekt, e!ti dfcfel- vpheenen weder beweegt Het wejk.de Zee-lieden wrikken gewoon fyn te ^^Iner eeen wyshéit in te beipeureri/(nadien 'er in de Viflchen gèenuiter-
lyke beweegineen van noden iyn om figh op te heffen of te dalen, als te voren setoont is) datTder'feiver werktuigen foodanighgeformeertfyn, dat om voort te saan fy eeen tyden behoeven te laten verlooren gaan? en een beweginge met haren laart gemaakt hebbende die haar voort ftoot, dcietve niet we- der yan.nooden hebben te tuggè te halen ? op dat fy defe ftaarten weder in iiaat.mpgten fteïlen om op nieuws defe vbortftootende beweginge te hervat- ten: gelyk de Vogels met haare vleugelen gedwongen fyn te doen,om t'el- ken's op. de. lugt van boven, na beneden te flaan, om haar boven te houden, foaar dat :fy met het herftellen van de ftaart op fyn voorgaande plaats defél- vekragt na de andere fyde doehs die foo veel toebrengt tot haren voort- gangh, als de eerfte gedaan heeft. Is het nu by geval? dat defe ftaarten, ge- lyk de wrik-riemen, onder breet fyn, om te meer kragt op het water te kunnen doen * en clat fyvan.eenfterkc'vliesagtige ftoffe,dogh die buigfaam is„ gemaakt fyn j dat de fpieren, die den rugge uitmaken,daar toeharege- ilelthelc hebben, om defe ftaarten met eeh genoeghfaame kragt te kunnen 'bewegen; foo verre ielfïdat het gewelt, het geen grooter Vinchen,gelyk Mmmfm^^i defelve doen fop vreeflelyk is, dat men fonder ontroert te werden naulyx de Hiftorien aaar van aanhöören kan. §. 2 ii Maar dewyl in alle Schamen, d,ie in water dry ven, het fwaarfte
deel fighj aïcyt na beneden drait, volgens de water-wigtige wetten; foüde hetook bier/moeten volgen, dat dewyl'de ruggen yandeViirchen, regtan- ders ^ls in de Vogelen, het fwaarfte van haar lichaam fyn, fy altyd'friet de jbnik. opwaarts in het warer figh fouden moeten keeren. Gelyk men fülx in doode en djyvende yiifchen gemèenlyk fiet gebeuren, dewyl haar blaasje 3ls;daniaie$,kan ingedrukt werden,, en figh uit fettende defelve doet dry ven, «jn wel met den'buik na boven gekeert; nadien niet alleen de rUgge fwaar- der :J5, maar ook den buik door dit grooter werden van het blaasje veel lig- |
|||||||||||
ter;we^d!, als wanneer fy ïeéfaen
|
|||||||||||
Kan
|
|||||||||||
Aaaa ζ
|
|||||||||||
.
|
|||||
Kan men nu "weder dènlseri,>,ida;ï de Wysheit des Makers dit pLe/t^dBrJSiépi
heeft in het formeeren der Viffcrien?. die aan haar twee vinnenWdercftriBüiK gegeven heeft, om door de felve als voorén op het water te ileuhèn y én tè Kunnen voorkomen, dat fy levendigh fynde met den buik niet opwaarts keu- ren. Waar van in de §,. CCXlll, van Bprhllus een naukeurigh ondérfoek té fien is i die aan een Vifch alle dé vinnen ,<Jié; óudet den buik'ftaan j;aTgef(ihóren hebbende y wanneer defelv.e dus Wédèr ;in de Vyver geworpen wierde, ia|h dat hy reghs en links: gèduurigH wankelde én oveHH > ionder figH ïii t€n êpgeregten en aan de Viflchen géwoonen Janrt'ê kunnenóp houden./ ' ' Maar, boven dit, op dat de VijfTchcn met alles dat haar in het water om
te Xwemmen nodigh was mogten toegér uil fy ή, fcheen 'er nogh vereifcht tè werden y dat fy door de ilerktè van haar ilaart een fnellen vOörtgangh be- komen hebbende defelve gemakkelyk konden fruiten., en haar in dien 'loop ïinx en, regts keeren: 't geen beide ÖBoY den ftaart niét'als met giobte mbei,- te foudekunnen gefcjiieden. Dié nu^üé^lMpë^mM^^^W^t^èiWêi, dat fy ter fyden twéé vinnen hébben'y waar door defelve",alsfy dié beidége- lyk tegen het water ileken, in haren veert kunnen gefluit werden: en Indien fy met een vinne van de eene fyde, terwyl fy de anderen in houden ïiilks doen, na die fyde omkeereri y gelyk mèhTiet dat een fchuitje voort ge· roeit fyndé :na die kant omdraait, daar men mét een riem in het water te gouden defleifs voortgangh fluit. ' /Γ. ' ƒ 'Ά\ §. 35- En in gevalle dit nogh niet genoegh mogt fyn pm een'Tw^ffelaar
van een einde beoogenden Godt te Overtuigen -, hy gelieve op dit volgende ie letten, dat alle onfekerheit fchynt wegh te kunnen nemen. Het is aan yder, die oit duikende onder water fyne ogen heeft open ge-
daan, bekent dat men wel het ligt en veel couleuren der faken, dogh alles ïêer confufelyk en niet onderfcheiden aldaar fien kan. Nu té voren is gëtoont, dat de ligt-ilralen BC,BC Τώ. XI, Fig. z. uit eén Üraaléride punt Β in de lugt geduurigh wyder en wyder van malkander, na CC toe', aflopende, in het oogh een wateragtige vogt vinden 5 waar door fy van C niet regt uit volgens g'g voort gaan, maarin CD* na malkander toegebogen werden .-wel- ke buiginge in D en E weder ten twédc en derden male herhaalt Werdénde, tornen fy beide op de grönt van het oögh in b weder te' famènl In welke maniere van alle de ftralen uit Β komende weder in dit éené punt b te ver- gaderen, alle 4e nettigheit en onderfcheidenheit van;een gbét gefigt be- Saat. ' '."':'-'.':, \ fmynü^t^h^^èl m m$ \
Laat ons nu ftellen dat dit oogh als ook het punt Β in het water Tyy foo
fullen defe ftralen BC, BC niet uit de lugt, tnaar uit water óp dé waterig* tigc vogt in CC .komen. En dewyl fyOm te buigen,ook van iloffc, daar iy doorgaan, veranderen moeten y 'lullen defe ftmlenj daarom in cle felve llof- fk of hét water blyvendé, en in C komende biet gëbrooken of gebogen ,werdcn na DDj maar mgg toe regt uit lóöpén,' tot fy de cryftall^ne vogt 4 " ' ɧT
|
|||||
Ji. *:/ Van Dieren^ Vogelen, en Vijfchén. ffj
¾ ontmoeten. Soo dat fchoon fy door defelve in D eiiE al op gewoonly-
ke wyfe geboogeti werden, fy egter defë eerfte buiginge inC miifende,niet na gerioegh aan malkander fullen gekomen fyn, om juift in een en het felvc punt b, dat op de gront des oogs is, by een vergadert te kunnen werden : maar fal dit punt van haar verfamelinge verder agter het oogh, byvoorbeelt in & vallen. Waarom elk punt als  met fyn ftralen de geheele ruimte m m± op de grorit van het oogh fal bëflaan. Het welk van de andere punten van het voorwerp na by  insgelyks gefchiedende, fullen de ftralen van die verichei- den punten figh ook in defelve ruimte tuilchen m en », en dierhalven con- fufelyk onder malkander vermengt op den grond van het oogh bevinden -, en over iulks, om dat elk punt als  niet in een byfonder punt als b gefien wort, een gantfch verwart gefigt veroorfaken ·, op die wyfe als men in een donkere kamer het papier wat te na by aan het glas houdende, een groote confufic van alles gewaar wert-, daar het felve op.fyn behoorlyke diftantie gehouden werdende, de netfte fchilderye vertoont,: die oit ooge iien kan. • §; "$4. Nu dk is het ongemak, dat aan aUeVriTchen eigen foude fyn, in- dien hare oogehaan die van de dieren, die indelugt leven, gelykformigh wa- ren. Ingevalleenu ymand, die nogh aan de wysheit van een Godt die de ViiTchen geformeert heeft twyfTek, de wetten van de Gefigt-kunde ver- ftaatj endehy ons moeite feggen, hoe men dit ongemak in de ViiTchenibu- de kunnen voorkomen en aan haar een diftincl: gefigte geven: foude die we- tcnfchap aan hem wel eenige manieren leeren, waar op dit foude kunnen gefchie- den j als byvoorbeelt een ront glas voor hare oogen te houden, gelyk de oude lui- den doenj die in haar oogen het felve gebrek hebben, om dat die door ou- derdom wat minder ront en platagtigh geworden fynj dogh het is blykelyk, dat fulks in de ViiTchen niet kan gefchieden. Hare oogen langer te maken $ foo dat fy niet tot b maar tot k figh uit ftrekten , foude ook weleen onder- fcheidehtlyker gefigt aan de ViiTchen geven} maar weder dit ongemak by ligh hebben, dat hare oogen als dan harerondheit verliefende niet wel fouf den kunnen na alle kanten gekeert werden. En om andere over te flaan, laat hy ons feggen, of hem een beknopter wyfe foude kunnen voorkomen, als de cryftallyne vogt S Ô van de V ifichen ronder en van kleinder cirkel te maken, als die figh in Dieren welke in de lugt leven, bevind. En dit fal hy weten, dat vol- gens de regels van de Gefigt-kunde dit gebrek fal kunnen vergoeden : en de iaampunten der ftralen foo veel digter aan de cryftallyne vogt doen vallen. Nu dit is het gecne, het welk men in de ViiTchen fiet. In welke defc vog-
ten genoegfaam bolront en aan kleine klootjes gelyk fyn: het gecne men da- gelyks in de oogen van gekookte Voorn, Baars, Schelvis en andere kan ondervinden. Selfs fyn de oogen van de foo groote Walviilchen leer klein en ront5 welke indien «fy grooter én daarom van een platter omtrek waren, ^cen feergröot deel van hare hoofden tot haar gefigt fouden vereiflehen, 't Geen uu metminder omflagh in haar gefchiet. 5i ! Aaaa 3 Laat |
|||||
»
|
|||||
rf8 XXIII. Β E S C Η OU ?ip E.
Laat nu die in hareeigenoogen foowyfe, dogh ongelukkigePhilofophen*
die alles van een los geval, of onwetende en nootfakelyke natuurwetten af- leiden, by haar felvèn in ftilheit overleggen} of het haar dunkt eenige waar- fchynelykheit te hebben, dat het by geval juift is toegekomen} dat boven het te vooren getoonde wonderlyk geitel, in welke aller Dieren pogen met malkander over een komen, juift die in het water iigh onthpudenfooda- nigh geformeerde oogen hebben, waar door fy in het water} ep. die in de lugt leven, foodanige, waar door fy in de lugt net en onderfcheiden kunnen fien. Gf laatfe met al haar ingebeelde wysheit, ons de noPtfakelykheit aan- toonen, volgens welke,fy uit de natuur van het water af kunnen leiden, dat fonder dat doof iden Maker dit einde beoogt was, de oogen der ViiTchen al-? tyd foo veel ronder moeten vallen, als die der.lugt-enlanddieren.,, ^ti dii by haar niet mogelyk fynde·, laatfe dan met ons, en daar en boven met.foo veel door geleertheit beroemde mannen erkennen * dat een Gqddelyke Wysr heit,Ien fyneook tot de Viflchen figh uittrekkende goedertierenheit iigh hier oogenfchynclyk vertoon;. Of indien fy nogh by hare gedagten bly- ven, het aan ons vergeven} dat wy feggen gedwongen te,fyn , om te moeten oordeelen, dat fy foo wel over een verborgen pordeel Godts, dan over harejmtuurlyké blintheit te beklagen fyn: indien fy anders kunnen feg- gen, datiy na alles na behooren opgemerkt te hebben nog onoverreedt foly- ven. ..--',·;-,, : ■,' ^-i' :·. ïü >-i ι i-imnb* mm&Mocrf iitmiiiΦ Ik ben hier wat wytloopiger,geweeft, om dat ymand my bekent is, wel-
ke in defe twyfFelingen verwart, en ontrent de géwigtigfte waarheden door te veel en niet wel te. philofopherèn onféker fynde, en in fyneJonkheit de(c aanmerkinge over* der ViiTchen oogen in de Franfche Phyjique. van Rohauït lefende daar door een groote bewerkinge en ofltrperinge gevoelde: en aan* ftondts gedwongen wierde ie moeten erkennen} dat het hem met volle, verf fekertheit en ontegenfprekelyk,·voorkwam, dat fife oogen der Dieren, en;in het byfonderdefe verfcheidenheit van Figure in,die der Viflchen, niet fofl- der een blykend oogmerk en een grondigekenniffe der Gefigt-kunde gemaakt konden fyn. En dien volgens * dat 'er een Godt moefte wefen, die in fyne daden fyne wysheit aan yder vertoonende 3 van fyne fchepfelen die hy gemaakt hadde, te vrefen was. Hy geve ook andere, die dit mogen lefqn, eneriir iiigh indenken j daar van overtuigt te, werden. i ;;,.;·:ί:.., ■.-.., ,w:;: §; 3f. Om meerder inde erkentenifle van een Gódt beveiligt te wertói,
behoeft men verder alleen de voort-teelinge der ViiTehen te befchpuwen i die in veele foorten op foo, wonderlyk een wyfe gefchïet, als boven reets by een andere gelegenthêitaangehaalt is. Sommige Wy f kens fchieten hare kuit en de Mannetjes hare hom daar by in het. water neer,en ibb.der.4fit■.■deik/ViC" fchen yets meerder daar toe doen, dit aldus beide: aan het watertoevertrouwt iynde, brengt weder jonge ViiTchen-'van dcfelve foort ;te. vpprfehyn.f Kan nu weder yraand denken, dat kuit,,dat:hom.$.dat water kelk $ie éigenfehap- Fsc:i '^ " ^' pen
|
||||
* ι
|
||||||
Van Dieren, Vogelen, en Vtffchén. ' f f ρ
petl om op defe wyfe de voort-teelinge der Viflchen tedoengefchieden, by
geval en ionder ooghmerk of wysheit verkregen hebben? Te meer, dewyl men fier, dat hier een ordonnantie of fchikkinge in is, om de Viflchen bo- ven alle andere Gedierten in eert ontelbare meenigte te doen uitbreken. Want ten fy 'ér yets anders was dat het belette, foude immers elk korreltje of eitje , dat in een^kuit gevonden werd , tot een Vifch fchynen te moeten werden. Soo dat het geen wonder is, dat eenige Reis-Befchry vers daar .van verhalen j by voorbeelt, dat by het Eiland J. Pernandez in de Zuidzee een foo grooten overvloêt van Viflchen is i dat een man op een dagh aldaar foo veel der felver kan vangen, als twee hondert mannen kunnen eetcn. §. 36V Meermalen fyn my de Woorden Gen. ι. ίο. Ende Godt feide: dat de
itidteren Óver vloeDIGLTk; 'voortbrengen eên gewemel van levendige "zielen vooii- gekömen,als met de hant'wyfende,opbéide defe byfondère voorfeide eigenfehap- pen van de voorteelinge der ViiTchen| te meer on\dat in het volgende 21 versy dit wedei met defeïve uitdrukkinge herhaalt wort^ welke de wateren Over- vloedige, yk voort bragten", na haren aart\ < Dat nu hier op het water, het welke als een tweede oorfaak defe viflchen
uit hare kuiten voortbrengt, gefien wert, fchynt daar uit af te nemen te fyn: om dat de voortteelinge der vogelen in defelve veriTen verhaalt werden- de niet aan de lugt toegefchreven werdi fchöon defelve daar in, gelyfc de Viflchen in het water leven en voortgebragt werden: glyk ook om dat daar na van deAarde (waar uit alle Dieren tegenwoordigh beftaan,vermits fy aan alle het voedfel verfchaft) ook op een andere wyfegefprookehwordinhet z^wn·. En verder,hoe feer dit eerfte gebiedende Woord vandenSchepper tot nogh toe flane hout, na dat hy defelve gefchapen heeft, blykt infonderheit ook daar uit> dat in beide de aangetoogen plaatfen het vïoonovervloedelyk voortbrengen, al- leen gevonden word in opfigt van de Viflchen, én het felve van ^Vogelen en Dieren (in dit Capittel, alwaar defelve in defen met malkander vergeleken Werden) niet gemelt word. Nu dat de Viflchen nogh te defer tyd (hoewel ook aan andere Dieren op andere plaatfen, daar geerivergelykingegefchicty een overvloedige voort-teelinge toegefchreven, en Gen. VIII. ïj.en IX. γ. het felfde wortel-woord gebruikt werd) in meer overvloetboven defe voort- teelén, imrhérs voort- teeïeri kunnen, - is kenbaar uit de menigte der eijeren in hare kuiten j eb andere Hiilorien, als boven al eens aangeraakt is. Soo wer- den fy Pfalm CIV. zf. gcfe'itfondérgïtal'te fyn. Op welken grond Jacob Gen. XLVIIL 16. aan Ephraim én Manafle toe wenfeht > dat fy verme- nigvuldigen , als Viflchen in menigte. Ten minften is hieruit blykelyk, dat defe woorden niét fonder een doorgrondende kennifle van de eigenfehappen der Viflchen kunnen gefprooken fy η j als cwêe|*roötè omftandigheden, waar in fy yanknderé Dieren vérfchillèri^ namélyk de Werkinge van het water in hare yöort-teelinge, en hare talfykheit-iri foo kort een fpreuke bevatten- de.""'*"1'^' "; : ' '".··, i '*** · '■'/' :-'■' matl π ■ π tto;: .- .v , :■ , ':-'■ - ■■ . •v -q §. 37- Nogh |
||||||
*
|
||||||
f<So XXIII. BESCHOUW IN G E.
\ë §. fop Nogh eene opmerkinge kan ontrent dit voorgaande gemaakt wer-
den ν namelyk, dat defe foo groote Vermenighvuldiginge der VhTchen, welke anders uit de veelheit der cijeren in hare kuiten lchynt te moeten vol- gen, cgter foodanigh te defer tyd niet befpeurt werd. Nu die dit Woord voor Goddelyk houd, fal hier in de kragt van den vloek fien,. welke nader menfchen fonde over alles gekomen is* waar door nift alleen de boomcn minder voortbrengen , als uit hare gefchapenheit fpude moe|:e:n afgenomen werden (waar van hier na breeder) maar ook de menfchen minder, tyd le- ven, als haar famen-itel blykelyk medebrengt, (Waar van yets voren ge- fegt is Befihouw. XII. §. f en 6) en de ViiTchen ook in foo grooten trap niet ver- menigvuldigen, als wel uit her geitel van hare eijeren lchynt te moeten ge- fchieden. En indien dit van een twyfFelend Atheifl: aangemerkt werd 5 fal het aan hem foo gereedt nietfyn, een andere oorfaak buiten defen vloekte vinden om aan figh, als hy redelyk wil oordeelen,te kunnen voldoen;en die fwarigheit wegh te nemen, welke figh daar in opdoet j dat foo veele fa- ken, en onder die de VifTchen, aan de verwagtinge, die men met reden uit hare geftelteniflen hebben moet, niet beantwoorden j en dat meer is, in foo veel eeuwen, fchoon alles daar toe volkomen gefchilitis,, nokbeantwoprd hebben. f. 38. Hoe nu de kruipende Dieren als Wormen en Slakken enz. figh fon-
der Voeten en andere uiterlyke werk· tuigen van de eene plaats na de andere begeven} weet ik niet dat 'met foo veel nauwkeurigheit onderfogt is, om daar van yets, dat voldoende is, te kunnen feggen. Die eenigh ontwerp .« daar van begeert, hoe dit volgens de gedagtcn van groote Wis-konftenaars foude kunnen gefchieden, gelieve daar van de XIIL prop. van Rorellus infyn IL deel de Motu Animalmm na te fien. De Heer de la Hire in fyn Ed, Me- chanica %. nz.pag. 5j-8. fchynt hier in by ondervindinge wat verder te gaan} feggende dat men in groote wormen, welke men in de Zee vint, met gemak de Ipieren fien kan: waar van eenige, als foo veel ringen den worm omvatten; en andere regt uit figh na de langte van den worm itrekken. Indien nu de- fe laatfte figh op die wyfe geformeert vinden, als de Heer Borellus die be- fchryft, fchynt de kruipende beweginge der Wormen, gelyk men die waar- neemt , daar door te konnen gefchieden. Terwyl als de in het langh loopende ipieren figh intrekken, den Worm moet korter werden ·, en de ronde fulks doen- de, hy in de lengte moet uitgeftrekt werden. Dogh nadien het geitel defer Dieren felfs nogh niet genoegh onderfogt fchynt, Tuilen wy hier fwygen, om foo veel mogëlyk is, ons te myden van giffingen, (hoe wel van feer geleerde Mannen) in plaats van de ware werken des Scheppers aan y mand voort te Hel- len. Dit alleen wil ik aan ymand die geen Godt erkent vragen, of het aan hem ook redelyk febynen kan, te (tellen, dat een Worm fonder wysheit gemaakt is·, daar foo geleerde Heeren het fclve als een moeyelyk vraag (tuk moeten erkennen, wanneer men haar vergt yets diergelyks uit te vinden. §. 3p. In-
φ
|
||||||
*
|
||||||
—
|
||||||
Van Bieten, Vogelen, en Viflchn. fói
%. ï$. Indien wy mi tot het onderfoek overgingen vap het verrukkende
famen-iiel van foo veel en verfcheiden foorten van Zee-Hoorens, groote en kleine, van Schelp-vifichen, verder van Rupfen, Maden en Wormen, en de uit defe'laatfte voortkomende Vlinders of foo genoemde Capellen enUik* jcs, Vliegen, Sprinkhanen, Torren, Schallebyters, Muggen en diergely ke % waar van tegenwoordigh door een lofFelyken arbeit en kóften de kabinet- ten, ook van voorname Heeren, die figh vermaken in dé verbaaiènde wer-' ken des grooten Scheppers te bèfchouwen, en behalven deiè een menigte van geheele boeken fonder egter op verre na die alle te bevatten, opgevult fynj foude een ontelbare menigte van , ten iy men gènoötfaakt was fyne ©ogen te geloven, anderfints ongelooffelyke wonderen figh aanyderopdoén. Veele voorbedden daar van by te brengen fal niet nodigh wefen , daar der by andere een foo groot getal te vinden fyn. Om 'er een of twee hier aan te halen ·, vraagh ymant wie hy ook iy, of het
aan hem kanvoor komen by geval en fonder dat eenige wysheit daar plaatic in heeft, te geichiedeny dat een Syd-worm uit een eitje voortkomt,en niet alle werktuigen om te gaan5 teeeten, de fpyfe te verteren, als een ander Dier verfien is 5 datfe daar na figh omfpinnende met de uit haar eigen lichaam voort komende fyde, in een popje of tonnetje verandert j uit het welkeein- deïyk een Uiltje of Vlindertje weder te voorfchyn gebragt wertj het wel* ke, na figh met een diergelyk Mannetje vereenigt te hebben, weder eijert- jes legt j waar uit in het volgenden jaar Syd-wormen geboren werden. Het welk ook by onfe kinderen, die defelve gewoon fyn te voeden, bekent is, a%' fié.. ' ~ - ' ■'' _ Die in de fomer Tab.XVI.Fig. 8. een foo fchoonen Vlinder Α ontmoet,
foo aangenaam gecouleurt, met vleugelen vliegende , met voeten lopende, met alle deelèn tot vpedinge en voort-telinge verfien fyndej en in de onder- vindingen van den neerfiigen I.Goedart leeft, dat defelve te voren een rup- iè Ü gewegft is 5 welke figh eeril in het popje C veranderende , daar na tot defen Vlinder geworden is. Soude hy diergelyke gcftalte-wiiTelingen in foo veelerhande fóorten van Dieren fiende.,als boven kort genoemt, en by den fclvenAutheur in menigte ter goeder trouwe te vinden fyn, defelve niet vpor foo veel wonderen moeten.aanfien van een grooten en wyfen Schepper? en met eenige redenen kunnen aan figh feiven wys maken, dat die alle door oorfaken, qie van jille vérftant ontbloot fyn,fouden kunnen te wege gebragt werden? en:te meer, nadien der felver eijertjes in die geene, welke men kent,ondervonden werden niet eer hare jongen te geven 5 voor dat de krui- den en bladeren, die haar tot yoedfel ilrekken moeten, voort gekomen fyn» En indien dit laatfte alleen, dat verfcheiden Waar-nemers fchry ven waarge* nomen te hebben, ihntvaftélyk Teker isj laat een Atheift fien, of hy figh geruit fal kunnen ftellen in die gedagten* dat hier in geen oogmerk van den grooten Onderhouder pjaatfe heeft. En heeft dit felve hier plaatfê, is 'er Bbbb ontwyf-
- · \, φ _ - '.
|
||||
y&fc XXIII. Β E S' C Η O U W Ι Ν G E.
ontwyffelyk een foo groot ,;een fooaaribiddelyk wys en raagtigh Godt ,,die alles
regeert} wee! derhalven., ja noghmaai wee! alle die Hem loochenen. §. 40. Ik rade, terwyl wy van defe Diertjens fpreken, aan foodanigeGodt-
loochenaars , die de hoope van de Chriftenen dikwils fchempigh genoegh gewoon fyn te befpotten, eens met ernft die afdelinge van Goedart na te fien: welke by Lyfierus, die defelve waarnemingen in eenige ordre geftelt heeft, de 141. is; Alwaar hy bevinden fal, dat de Wormen, Tab. XVII. Fig, 1. hoe wel al hier wat grotiter (gelyk den Autheur fegt) getekent, die geene fyn: welke in de heupebeenen van de begravene menfehen , of groeien, of uitgebroeit iyn, of daar haar verblyf en onderhoud foeken. Dit is waar, dat iy aldaar gevonden werden in een groote menigte; en aan een Atheift die ellendige hoope moeten doen fien -r van de welke nynaiynendooddevervul- linge te wagten heeft, fehoon al fyn gevoelen de waarheit was. Dewyl hy nu uit iyne gronden niet bewyfen kan,dat het geene hem nu doet denken en gevoelen (hy magh het dan voor foodanigh yets houden , als hy wil) als dan fonder eenige oefFeningh van die beide wefen fal: hoe naar moeten aan defe Philofophen die gedagten voorkomen? dat foo een trots en hóvaardigh Dier, het welke nu geen wysheit nogh magt boven figh erkent, daar loo weerloos in de aarde fal neder leggen, en onmagtigh fyn, om aan defe ver- foeielyke Dieren en walgelyke Wormen eenige tegenftant te biedenj moe- tende lyden, dat fytot in die innigfte binneri-kameren van iyn foo geliefde lichaam doordringen, enhet mergh uit fyne fchcnkeis opeeten, terwyl ookfyne hatelykfte vyanden hem met voeten, treden. Daar in het tegendeel ymant die overreedt is, dat na fyn doot fyne fieie tot Godt gaat, en fonder eenige nandoeninge van iyn rottende en door defe Wormen opgegeten werdcride lichaam te behouden» in heerlykheit en vreugde by fynen Verloifer leeft, defen romp, die al eeuwen te vooren ftof en een woonftede van Wormen is geweeit, geruft in de aarde laat5 tot die tyd,dat het den Béere en Regeer- der van alles gelieven fal, defelve weder uit het Éof des-doots tot een geluk- ialige eetiwigheit te doen opftaan. ' / ^ Μ η r §,. 41. Om dan weder ter foke te koomen. Dëwyle de Befchouwinge
van defe hfeêla, of anders in 't Duits (of dit een klaarder woort is, weet ik niet) Gekorven genaamt, te gelyk met die der Schelp jen Hoorn-viflchen by veele, en daar onder ook groote mannen, met veel neeritigheitgeoefïent werd j kan yder floffe van verwonderingh vinden, in het geene defelve door haar fchrïften aan de leesgierige Werelt na gelaten hebben. En hoope ik dat dit gelukkigh begin, waar in Heeren van aanfien en verftant voorgaan, tot een nader aanleidinge aan groote 'gceften met verloop van eenigen tyd dienen fal, orn defe kleine Diertjes in feker ander bpfigt te befchouwenj én de wysheit en konft verder na te fpeuren , die in hare 'wctk-tuigen, welke fy tot hare beweginge, voedinge, uiterlyke finnen, en voort-tclinge gebrui- ken, ©ogenfchynelyk te fien is. Waar door byfonderlyk de Heerlykheit van rk-'i'S * ha-
|
|||||
■;;i
|
|||||
; Van Biinn% V&gelen^ fnViJfchen. Égfe
haren- grooten Maker (die in een Mugge, een Vliegh, een Vloo, een Myt van
kaas, figh niet minder aanbiddelyk vertoont, als in het maken van dengroot- ilen Olyphant) tegen die den ièlven weigeren te erkennen, met nogh meer- der kragtige newys-redenen fal kunnen betoogt werden. Indien ymant hier aan twyfTeltj hy fië die groote onderfoekers na, welke
door haar vcrgrootglafen een by na nieuwe werelt en duifendea anders oh· iigtbare fohepfelen ondekt hébbenj waar in, hoe onverbeeldelyk klein fy ook mogen fyn, niet alleen de begeerte van een nieusgkrigh oogh voldoe- ninge kan vinden -, maar ook de overtuigende oogmerken van den Schep per, fyne wysheit, engoetheit, ook ontrent defe wegens haar kleinheit onfien- lvke Diertjes., fonneklaar uitblinken. En denkt een foodamige uitdrukkin- gen befpottenden Atheift, dat wy hier wat meer, als wél 4e juiile waar- heit is, feggen om meer verwonderingh te verwekken} laat hy de wer- ken van Lemwenhnëkevi andere na lefen; en ons feggen, indien den werk- meefter, die een Avel-wyfende Horologie in foodaTiigh een kleinen omtrek maakte, dat het in plaatfe van een Diamant door een Vorft in fynen ringh aan de vinger konde gedragen werden, mee reden meerder lof van konft ver- diende, aiseen ander, die het felve in een gebruikelike grootheit gemaakt hadde; of men alle die konftige famen-ftellingen in foo kleine Diertjes fien- *de, welke in groote verwonderlyk fouden iyn, niet met veel reeden ver- pligt is te beiluiten j dat daar door de grootheit en wysheit des Makers, die figh tot foo kleine fiertjes (Hoe veel meer dan tot redelyfce menfehen ?) uit- ftrekt figh op een meer uitftekende wyfe vertoont. i §. 4%. lek fal, om dat 'er geheele boeken vol van fyn, alhier niet meer als een voorbeelt geven in het verbaaft makend geftel van de oogen van een foo genoemden Rombout, anders Korebout, of Putflëbyter j welke ook in Vliegen op die wyfe gemaakt fyn. Den grooten Maker vond goet in het formeeren van dit Diertje (tonende, dat hy alles na iyn welbehagen doet en aan geen wetten gebonden was) deflëlfs oogen onbeweeglyk te ma- ken: die in de meefte grooter Dieren na alle fyden 'kunnen toegewend wer- den. Een Atheift, die alles denkt uit een onwetende nootfakelykheit te ge- fchieden, leere dan hier uit (omdit by tuifchen-tyraak hier aan te merken) dat die der Dieren oogen gemaakt heeft* niet tot eene en defelfde wyfe in yets te volvoeren bepaalt 155 maar dat defe verfcheidenhejt van werken niet duifter te kennen geeft, dat fyne wysheit felfs alle wetten makende de fakea na fyn vry welbehagen magtigh is te fehhVken, Nu (om weder voort te gaan) was het feker, dar defe Rombouts en Vliegen oogen niet kunnende draajon, alleen nadien wegh fouden kunnenJSen, werwaarts tiet opene van hare oogen figh ftrekte. Maar op dat den rJËildenWeldoender van alles,ook felfsdöfe ongeagte Diertjes fyner goethéit foude deelagtigh maken, en fy bet gevogelte en andere hare vervolgers, die defelve eetcn en tot fpyfe gebrui- ken, van voren van ter fyden en van agteren, om figh te benouden, eg- Bbbb i ter
|
||||
f$4 ΧΧΙΙίν Β Ε S G Η OUWINGE.
ter foudeakunnen gewaar werdeni beeft hy derfelveroogenbultigh .uit het
hooft doen ryfenj en aan defelve eenigfins dat fatfoen gegeven, het welks men.in die glafen bevint, die met veele en verfcheiden vlakken (a facettes) gé'flepen fynde een voorwerp foo menigmaal aan ons gefigt vermenigvul- digen, als 'er vlakken of. facetten in het glas fyn. Soo dat elk van defe poghdeeltjes figh met fes fyden net omfchreven,. door een vergroot-glas vertoont j gelyk Α Β C D in een Rombout, %ab, XFII. Fig. z. en G E F, Fig. 5. in een Vliege. Die defe Het, gelieve figh te erinneren, dat defelve alhier veel grooter, als fy in der daat fyn, en foodanigh als fy door een goet yergroot-glas befchouwt werden, afgetekent fyn. Daar anderfints elk van die'foo klein is,.dat den Waarnemer Leeuwenhoek de menigte, die intle middeliyn van het oogh geftelt fyn, tellende, met vqel reden befl uit, dat het getal in het opper-vlak deflelv^n ooghs vervat, tmminften 8000 bereiken foüde. Uit dit geitel ial yder nu. wel kunnen afnemen,, dat defe Diertjes door
middel van foo veel verfcheidene en ineen bultige ronthek gefielde vlaktens, als door, foo veeloogen na beneden, na boven, na ter fyden, na voren, na agt eren ^bekwaam fyn te fienj foo wel of met meer gemak miflchién als een ander. Dier, dat een en het felve oogh na alle die kanten toe kan kee- irèn, Een goed Dioptricus die de maniere van fien verftaat, foudé miiTchien dit"
gebrek hier in kunnen vinden} dat, indien defe Diertjes fien moeten gelyk andere, het, niet mogelyk is,.dat door die vlaktens, irigevallé fy plat fyn (ge- lyk men defelve in de ren gelykeniflè by gebragte glafen of in geilepen dia- manten fiet) de ftralen uit een,punt komende, weder in een punt op de grond Van het. oogh kunnen vergadert werden. Het welk egter tot een difim&gefigt boven getoont is nootfakelyk te fyn 5 en boven, dit de reden te wefen, ■waarom der. Viflchen oogen ronder moeiten fyn, als van de Dieren, wei- fee in de lugt leven. Soo dat defe Vliegen en Rombouien volgens de wetten van de Gefigt-kunde, weLeen verwarde gewaar^wordinge fouden kunnen hebben van het,geene buiten haar isj maar; egter nietst daar. van onderfchei* dentlyk fien 5 ten fy elk van defe vlaktens in figh felyen bolrond was. Maar» fal ook ymand,cÜe met veel reden defe fvvaarigheit opwerpt, fonder figh over 4e wysheit van den grootenMaker te verwonderen, hier weder kunnen by verder,onderfoek vernemen? dat,elk van defe foo kjeine vlaktens, op dat iy tóteën^diftincÏgefigt aan defe geringe Beesjes,fouden kunnen dienen, de daar toe volgens de regejs der Gefigt-kunde 'vereiile klootfche en ronde fi- gure heeft.. Gelyk men defelve nader en met aandagt befchouwende fien I£an,\dat iy bultigh en verheven fyn.. Maar om,dat juiftde bolronde figure niet volkomen daar door bewefea,werdy welke egter-infonderheit hier dien- ftighwasj. laat hy dit ftukje van het oogh tegen het-ligt van e@n kaars klaar befchouwende, het felve een weinigh van het glas verwyderen jen hy fal al»· d&n fop veel beeltenüTen der vlamme van de.kaarfe figh verkeert, of het on-t derfte
|
|||||
-
|
|||||
,Van< Dieren) ~Fogelën%en Fiffchethi- /olf'
derfte bove vertoonende gewaar werden 5 als 'er vlaktens 'm des Rombouts
oogh fyn, rontom het middelfie vlak 5 waar op hy als dan men een regts linie fiët. Welke brandende keersjes alle wel feer klein, maar foo net be- Iheden fyn, dat de keers na boven vlammende, de beweeginge daar van in de- le beelteniiïê t'elkens na beneden fal fchynen tegefchiedenjen felfs (gelyk het my meermalen voorgekomen is j het lemmet of het katoen pp hetalder onderfchei- dentlykiie, öök omgekeërt., in alle deiè vlammetjes vertoonde: op die wyfe, als y mand door een rond geflepen glas, de beeltenifie van een ver afliaande kaars verkeert op een wit papier kan doen verfchynen; of anders door een ver?- groot-pyp van twee glafen fiende, gelyk ook iyn oogh agter hetbrand-punt van een rond glas houdende, defelve het pnderfte boven ilaande befchou* "wen kan, '; . ·. i,t j ■). np Nu weet een yder Wiskonflènaar, die maar eenighfints in de Gefigt-
kunde ervaren is, dat door geen holle nogh platte figure fulks gefchieden* kan; en dat om een nette beelteniiïê van een ligtend voorwerp (die hierbo- ven verwagtinge in alles diftinér. is) verkeert te doen fien, een holrondagtige (of nogh moeyelyker verhevene) figure alleen vereift werdy, het welk van; niemand, figh op de refractien vanliet ligt verftaande, kan in twyffel ge- trokken werden. Ik moet feggen, dat ik de tot in de alderminfte faken met de alderwyite
oogmerken werkende voorfienigheit,- in-dit kleineSchepfêltje figh niet alleen Too figtbaar, maar foo aanbiddelyk vertoonende, dikwilsnietfonderontroe*· ringe hebben kunnen fien en waar nemen. En laat den godtiooften en hart* nekkigflm, felfs den aldergeleerdften en daarom gevaarlykften Atheift dit bev fchouwen ,;en by figh felfs in ifcilte oordeelen,ofon wetende oorfaken hiertoe ge- noegfaam kunnen geweeil fyn. En dewyl die figure aan denalderbeflen Glafea ■ flyper moeite genoegh foude geven, indien hy alleen defelve in een groot en handelbaar glas moefte brengen; of het aan hem niet onmogelykmoec toefchynen, dat eeniger menichen kon ft foo verre figh foude uitftrekken^, om aan een met oogen by na onfigtbaar fiertje die gedaante en alle tot hec gefigt behoorende eigenfehappen te geven, Waren defe deeltjes niet door- ^gtighj daar was geen gefigt; niet rond elkin figh felfs,, daar was niet als een verwart gefigt; niet in een verhevene vlak onder malkander geicbikti» daar, was in deiè Dieren om de onbeweegelykheit harer^oogen, geen gefigt dat· rondom kon uit fien;. wierden defe vliesjes niet gevoed.door daar toe hekwame vogten, die met ondenkelyk kleine adertjes derwaarts moeten ge* Voert werden, de droogte foude het gefigt bederven ;. gelykde ondervindin- ge leert*, als. fy te langh bewaart fyn. Nu dit alles werd vereiit, eoialles vind 'er figh·, en elk in figh felfs yets verwonderlyks; Kan nu een mefifch die redelyk is,in een foo kleinen begrip föo veel tot eenen het felv3e.eindedie-- nende faken fien famen komen, en nogh geruftelyk denken * dat fulks by geval gefchietj, of dat geen wysheit dit einde tot fyn oogwit gehadtJieeft?0 Bbbb % c mék
|
||||
f
|
||||||
ψ6 ' XXIII. "Β E S C Η O ü W ï'ta G E.
Een yder na die het konftigh geftel van de oogen van defe foo kleine
©iertjes by A. van Leeuwenhoek of andere Onderfoekers gelefen of felfs met •een vergroot glas geilen heeft, ddnkc,faoe overvloeyende der felvengrooten -Maker van wysheit wefen moet} die foo veel konft heeft willen befteeden, "otn föo veel duifenden van millioenen van defe föo veragtelyke Beesjes (hoe •veel sneer danken redelyk menfehe) daar door .gélukkigh te maken, en di- Mnê: te doen fien. §. 43. Men-gelieve figh niet te verwonderen, dat ikjndefeBefchouwin-
ge der Dieren van het grond-beginfel der daden in de Beeften niets gefegt ihebbe} waar over foo grooten verfchil tüflchen veele Philofophen is. Waar van defe de Dieren als Horologies fonder eenige finnen en verftand aanmer- ken 5 en andere oordelen' dat in de Beeften om te doen, het geen men 4iaar fiet doen, een ander beginfel'va» hare werkiiige moet geftelt wer- den. De voorname reden die my bewogen heeft dit alhier met ftilfwygen voor
'by te gaan, is, om dat defe, hoe véél fy in gevoelen mogen verfchillen, egter beide eenen Godt erkennen. Waarom dan, dewyl wy hier alleen tot overtuiginge van Ohgodiften febryven, het in defe Befchou wingen onnodigh was ons daar over in te Jaten. Om egter hier nogh een woord tot ongelukkige Ongodiften te fpreken;
lioe veel men, ook in de beeften fiet gefchieden, dat ons verwonderlyk voor moet komen} hoe feer fy de daden der Menfchen ook fchynen na te volgen; •dit is feker, dat men noit yets in haar waarnemen kan het geen na eenigh teken van de kenniife van eenen Godt of fynen dienft gelykt. Een Ongo- Δϊ& leeré Ihïer dan uit -, veel minder als dat fyne beklagélyke Philofophie hem de naam van een ÉJpritfort, oifierk verfiand kan doen verdienen j dat de- zelve voor alle de moeiten, welke hy daar toe aanwend, aan hem alleen defen eenigen en ellendigen loon verfchaft (het fy met medelyden over hare blindheit, en fonder Voornemen van de minfte fcherpè bejegeningh gefeidt) dal fy hem van een verftandige menfchen onderfcheit, en in dit geval aan de Beeften gelyk maakt; fonder aan hem egter die troöftelyke verfekeringh te Jkunnen geven % dat hy na fynen dood het geluk fal hebben van niets anders, als^de beeftenite moeten afwagten. En ik late .aan haar felfs te oordeelen, dewyl in de menfchen figh een ken-
aiiiTe Godts iengeenfintsin de Beeften openbaart, of de Chriftenen foo on- gegrond fyn; wanneer iy ftellen, dat de Beeften door de dood geheel wegh- genomen werden ? en der menfchen ziele ook na de dood oyerblyit} vermits ie kenniflè van een eeuwigh Godt foö veel aaphiddelyker figh cjpdoet, in yets, dat 'oofcitot een eeuwighéit gefchapen, en'bekwaam gemaakt is, σι» defen Godt te verheerlvken. |
||||||
XXIV. BE-
|
||||||
sty
|
|||||||||||||||||
XXIV. Β ESCHO U WINGE
|
|||||||||||||||||
Van.de Planten.
|
|||||||||||||||||
Overtuiginge uit dit voren gefeidf*
Jefai». XXXVII. 31. " 2 Coning. XIX. 30.
Knoppen of botten der Planten'. En overtuiginge daar uit.
Der bladeren ge/lel en nuttigheden* Uitwafemingh der bladeren. Experimenten.
Gewaffen door de lugt-pomp ondérfogti Experiment.
Tweede Experiment. Derde Experiment. Bhem-geflel metfieunfels? Andere fonder defe. Eenige byfonderheden van Bloemen. Draitjes &c en overtuiginge daar uit. rj-tï -""
Jeiaise. XVIII. *.
i Coning. Vil. 23. aChronicor.IV.z. Lucas. XII. 27, 28. Matth. VI. 28,29,30. -■
Overtuiginge in het gemeen.
Overtuiginge uit byjonderhedep. Vloek der aarde. Gjeries. lïi'. 17,18,19.
Flapten geven haar vermogen niet, Genes.IV.12,
I.29. Beyjys daar van in de Bootnem Overtuiginge uit dttgefeide. Zee-planten. Overtuiginge uit al het te voren ge^ fe'tde.
|
|||||||||||||||||
iFergangh tot de planten 'm het
|
|||||||||||||||||
27.
*9·
$0.
31· 32·
33·
34·
$
'i 39·
40,
41.
42.
43·-
44·
4f·
|
|||||||||||||||||
\^J gemeen.
%,r. Sonder aarde en water hmengeenplan~ ten uit hare zaden voort.
Overtuiginge daar uit.
3„ 'Kik· zaad heeft fy η zaad-plant,. φ Zaad-wortel en pluimtje in een Boon. $, Elke plant heeft twee wortels. 6. Hollighett in de Boon vo.or het pluimtje*
7. Openingh in de bafl voor de wortel'
fpruit. .
% Voedend fop verandert fynen wegh va
hei zaad.
γ* Zaadrblideren' en haar nootfakelykheif. ' 1.0,; Overtuiginge uit het te voren gefeide*fa ii.. Joannes.'XII. 24. Ï2. rCörinth,XV.i6„37,3§.■""..' 13.· Génes. II. 4, f,6.' ΐ'4· Menige aanmerkingen over iefen laat- flen Text.
t,£. Overtuiginge uit defelve.. . ! 16, Experiment, van Dodart. j * > j
17. Saad-pl'antjes, o]"ook ajle vojgende m
figh bevatten. 1%. Overgangk tot Wortels-en Stammen.
19. Wortehgefttl'en-dejjelfs deelem
20. Afbeeltfel in een Peperwortel.
21. Stam-gejlel in een Effenen boom.
22. Overtuiginge uit het voorgaande.
23. Stammengroeijén opwaarts en tVorte*
lén nederwaarts.
24. Eerfle.Experiment.· Boonen.
2f. Tweede Experiment. Ekels. 26. Derde Experiment, andere Boomen.
|
|||||||||||||||||
46·
ï
49·
|
|||||||||||||||||
§- 1. /\M nö|b njeerder tet g^e^xvy iaallen defenbeoQgea, te be-
'\Jr veiiigen j laat, óns'tQt, de Gev^aflen qver gaan. En hoe veel het
ook nogh is, dat in'defelve onbekent is?_fa). liet egter al yoaand moetenfyn,
dit geheel van redelykheit ontbloot is> welke fiend^,het geen de oaciervin
|
|||||||||||||||||
4'mge
|
|||||||||||||||||
•
|
|||||
f p% ΧΧΓν. BESCHOUWING E.
ilinge iédert eenige jaten aan de Onderfoekers der felver geleerd heeft, nogh
tan voortgaan tè loochenen, jaat 'er een verwonderlijke magt en wysheitin defelve tot hare gebruiken bekwaam te maken, figb openbaart. Indien wy al niet anders daar toe by bragten, als het geene aan yder, aan
geleerde, en ongeleerde blyktj namelyk, dat men een faatje eerft een wor- tel 'm de aarde fiet maken, αϊ'daar na êenftam opwaarts in de lugt fendenj die takken maakt in eenige; en in andere Tonder defelve takken ook Bladeren, Bloemen en Vrugten, inwelke weder hötfelve laat.is, voortbrengt j doende pp defe Wyfe die plant vermeenighyuldigen, en ftervende in de nakomelin- gen van defelfde foort herleven. Laat nu yder, wie hy ook fy, by figh felfs o- verleggen^ of hy defen ilandvaftigen omloop of gevolgh van .planten in Sa- den en weder van Saden in Planten, die fooveeUeuwenfonderveranderingh voldüurt heeft, en al de werktuigen daar .toe dienende, van een los geval en verwafdelyk onder malkander geworpen deeltjes oitfoude kunnen verwag- ten.| en of hy dit ook uit nootfakelykheden'van onverikndige Natuur-wet- ten'kan afleiden. - . - §. 2. Laat hy verder de aarde en het water van den regen (uit welke by
de verhandelingh van het water alle Planten getoont fyn ten groote deele te beftaan) op foo veel wyfe als het hem mogely k is, onderfoeken j en fien, of by fpude kunnen met eenigen grond daar uit afleiden, hoe het mogelyfc is, dat als men een faad van een fchoone en welriekende Blom, van voed- fame granen, en van vergiftige gewafTen, daar in faait, elk daar van een Plant na fynenaart, foo veel in figure, in kragt en andere éigenfehappen verfchillende voortbrengt;en of het hem als waarfcheinelyk kanvoorkomen, dat dit alles Tonder wysheit gefchiet. En foo veel te meer, om dat,aarde éii ; water uitgefpndert * de ondervindinge in foó veel gevallen, als den geleerden Malpighiusde Sem. Fvgetationepag. 12. by brengt, getoont heeft} dat nogb water van menfehen, nogh loógh, nogh geeft van köperroots nogh kalk, nogh falpeter als iy wat veel was, nogh antimonie, nogh gebrande herts- hoorn, en meer audere, als fy in water gemengt en de laden daar in geweekt of gefait fynde, daar mede foeiproeit waren, eenige yoortgaanden wasdom in defelve hebben kunnen brengen. In enkel water alleen, volgens de waar- nemingen van den felvenH^er, kunnen ook geen faden hare gewoonelyke Planten doen voortkomen. Die dit breder wilijen, kan dienneerftigen Au- theur ter aangehaalde plaatfe na liaan. ^ Daar nu een foo verftandigh en Beroemt Onderfoeker een foo groöte me-
nigte vaa ondervindingen fonder vrugt heeft in het werk geftelt: en het by gevolgh voor geen menfche foo ligt is uit te vinden, waarin die èigenfehap- pen beilaan, welk tot het voort' brerigeri'vari Planten uït hare faden vcreifcht werden: en men egtér fiet, dat defelve in twee by gemèene menichen, foo öngeagte en by na voor aller voeten leggende nonen, als water en aarde fyn, en daar in by na alleen gevondéiiwerdéri: laat ymand, <3ie nogh aan de : Goe- |
|||||
Pan m Planten. '. $6$
goedertierene beitieririge van den grooten Onderhouder twyfïelr, figh felfs
cnderfoeken, of hy aan Saat, of Water of Aarde de gefteltenitfe foude kun- nen creven, waar door de ganfche Wereld voor de dood bewaart werd: en indien hy daar toe onmagtigh is, (gelyk tot nogh toe niemant daar toe de bekwaarnheit gehadt heeft) of hy geen reden fietorh uit allen defen een wys- heit, die de fyne en die van alle menfchen te boven gaat, te gelyk met een goedertierenheit, die aan alles wat leeft fyn voedfel en onderhout verfchaft, te moeten erkennen. . ; · §. 3. Die nu fien wil, hoe verre de wetenfchap der menfchen gekomen
is ontrent de deelen, daar de Planten uit beftaan; en het gebruik, dat de- ielve in haar groejinge en verder ïtuishoudinge hebben y kan daar over de geleerde fchriften van >2V. Gren>, en M. Malpzgbws,-ook in eenige gevallen ïi.van Leeuwenhoek^ en andere na fien; en fchynt om een Godtloochenaar te overtuigen niets anders nodigh te iyn, als defelve tot die waarnemingen te ver- fenden. Immers het geene aan hem niet fonder verwonderingh voor kan ko- men, is dat hy by defelve ontrent de faden fal bevinden, dat een groote me- nigte derfelver onderfogt fynde, en elk van haar een te famen gerolt gront- formeerfel van de toekomende Plant,, (by. Malpghius,3 Saad-planty Semina·· lis pïanta genoemt) gefien en gevonden werd. §. 4. Om 'er alhier yets van te feggen, dat gemakkeïyk te ondervinden is j
neemt eenige verfche of anders legt eenige groote drooge Boonen een et- maal in water j daar na laatfe foo langh droogh op een plaats, die niet te kout is, leggen; tot fy (gelyk de hoveniers dat noemen) beginnen te fprui- ten. Doet de baft van eene derfelver, en men fal bevinden, dat het lichaam van de Boon uit twee delen beftaat, welke met haar vlaktens regen malkan- der aan leggen j en een wit fpruitje hebben, waar door fy aan malkander vaft gehegt (yn. Byvoorbeelt: (Yab.XFILFig.^) aaa, aaa, fyn de twee delen van de geopende Boon j d c is het witte Wortel-fpruitje , dat aan beide vafl; gehegt is, en in de Aarde daar na de Wortel van de Plant werd. Laat nu een ongelukkigh twyffelaarfeggen,nadiendefewortel-fpruit^meerit moet groei jen en fpmiten, eer defelve van de Aarde gevoed kan worden, en tot een Wortel aan de geheele Plant dienen, of hy kan denken, dat hec fonder eenigh voorgeftelt oogmerk gefchict is> dat in het lichaam van de Boon en beide deilelfs delen een ander Wortel-geftel geplaatft is, alhier met bbbb afgetekenti het welk na het witte puntje c van elke fyde met een tak dd toeftrekt, en daar door dit Wortel-fpruitje -de, dc9 van voedendeTap-' pen verfiet, om hep begin van het groeijenen de bekwaarnheit om een Wor- tel te worden aan het feive te geven j eer het nogh uit de Aarde yets trekken kan. Hit dit Wortel-fpruitje de komt na de andere fyde voorteen ander lig-
chaamtje*?, het geen den Ham in het kleine fynde, daarom uit een {lammet- je en kleine blaadjes beftaaty dierhalven van de Hr. Nt'Grew hetpluimtje Cccc ge-
|
||||||
':
|
||||||
Ì
|
||||||
f?0 - XXIV. BESCHOUW ING E.
senoemt, het welke daar na tot den ftam van den Boon uit waft. En ma-
len defe Wortel-fpruit de met hetpluimtje e te famen genomen iyfide, het grontformeerfel van de volgende Plant. * , . , § c Soo dat meeft elke Plant (nadien de ondervindinge geleert heeft,
dat dit in meeft alle bekende Saden op defelve maniere gefchict) op defe wyfe van twee Wortels gedient werty waar van de eerfte is, die hier met bb bb afgetekent j en door het lichaam van het Saad verfpreit is, (daarom ook den Saad-Wortel genoemt) die het Wortel-fpruitje de en het pluimt- ie e foo iansh voed 5 tot het eerfte groot genoegh is, om uit de Aarde felfs voedfel te trekken: het welk als dan den twedenenlaatiten Wortel werd,die te pluim, nu tot een grooter ftammetje geworden fynde,tot een volle Plant doet opgroeijen. Waar uit dan verder blykelyk is, dat de ftoffe van het Saad felfs of van defe Boon, door welke defe eerfte Saad-Wortel bb, bb, uir^ebreit is, in defen ontrent defelve dienft doet, om de Wortel-fpruit de in het begin te doen uitfpruiten ; als de aarde daar na aan defen Wortel- fpruit de, nu tot een grooter Aard-wortel geworden fynde , gewoon is te doen, om de ganfche Plant daar door te doen groeijen en te onderhou- den. . f, ; _ _ , _ Defe Saad-wortel bbbb toont figh in groote Boonen, en Saden vanLupy-
nen klaarder als in veel andere ·, volgens de ondervindinge van de Heer N. Grew. En indien men een verfch geplukte Boon in feer dunne plaatjes dwars affnyt, fal men in elk ftukje den loop van defe Saad-worteltjes aan de klei- ne figh vertoonende. puntjes kunnen gewaar worden tot het einde toe j (Jut fab. XVII. Fig. f.) alwaar b b de ftipjes vertoonen, daar de Saad-wortel door- gefneden is: en indien men over langhs van defe Boon dunne vliesjes affnyt, fal men de takjes van defe Wortel, die ftraks door gemeden waren daar in kunnen fien. De figuure, foo die figh in een witte dus gefnedene Lupyn aan N. Grew vertoonde, is hier Tal·. XFIL Bg: 6. daar c het pluimtje is Hiet Worteltje, dd het Mergh, en á á de Takken van den Saad-wortel fyn. En Fi%. 7. is het Saad van een Kauwoerde, alwaar den felven Heer fegt, dat men niet anders behoeft als de twee delen van den. ander te fcheiden, om op elk van haar van binnen, defe Saad-wortels in. aj haar Takken feer net en lilaar uitgefpreit te fien. In, andere Saden, daar defe Wortels of om defelf- de couleur, die fy met het ander lichaam van het Saad hebben, of om andere redenen niet foo figtbaar fynj kan men defelve egter altyt klaar genoegh in de Wortei-fpruit en de pluim gewaar werden. Siet N. Grew. Cap. 1, JnatO' mie der' Planten. §. 6. Andere oyfondejiheden foude men hier kunnen by doen; by voor-
beelt, die niet alleen weet, Fig. 4. dat het pluimtje e het begjnfel van de toekomende ftam is, of liever den Stam felfs nogh klein fynde; en dien vol- gens van hoe. grooten nootfakelykheit het is tot het vvefen van de Plant} maar die ook deflelfs tedeiheit iiet j fal die nogh kunnen denken., dat'er geen
|
||||||
Van de Planten. j^i
geen oogmerk daar in geweèft is, om het felve voor alle ongemakken te be-
waren ? nadien in de Boon wederfydts een kleine holligheit gefbrmeert is, in welke dit pluimtje figh geplaaft vint en paft} foodanigh dat de Boo- nen kunnen gehandelt en by malkander op hoopen, in fakken en op folders gelegt werden, Tonder dit teedere Stammetje eenigfints te befchadigen, ' §. 7. Boven dit, fiet men in grooteSaden, als Boonen ook met het 00- ge, en in die kleinder fyn met het vergrootglas, dat de buitenfte rok of om- kledend vlies altyt doorgeboort is, met een feer kleine openingh regt te- gen over de punt van het Wortel-fpruitje c: op dat het Saad gefait fynde en beginnende uit te waflen, dit Wortel-fpruitje door de dikte van den gefloten bail niet belet werde na buiten te groeijen, en in de Aarde figh uit te brei- den} om gelyk gefegt is, daar na aan de Plant tot een Aard-Wortel te ftrek- ken, Soo verre felfs dat ook Noten en harde Perfikke fteenen dek openingh hebben, om het geen haar wortel maken fal door te kunnen laten. §. 8. Die andere byfonderheden waar uit de wysheit van den Formeerder
gefien kan werden, begeert te weten, kan defelve by de vorige geprefene Autheuren over het famen-ftel van een Saad felfs na fien} en ook de erkente- nifle van een hoger bcftieringe, die de werk-tuigen des Saads daar toe be- kwaam gemaakt heeft. „ Onder die is 'er nogh eene,die niet ibnder verwonderingh kan beichouwc
werden} namelyk dat het voedend fap, het welke eerft (Fig. 4.) uit de ftoffe van het lichaam van het Saad aaaa voortkomende, door de Saad- wortel fb\ het Wortel-fpruitje de na beneden in de Aarde heeft doen wor- telen, fynen loop daar na verandert, foo ras defe Wortel fterk genoegh is om uit de Aarde haar voedfel te kunnen trekken: en als dan in het tegen- deel fynen wegh opwaarts neemt, en de pluim ë doet voortfpruiten om tot een Stam te werden.
§. p. Aanmerkelyk is het ook boven dit alles $ dat in de meefte Saden defe
Saad-deelen als aa9 aa, wanneer de wortel groot genoegh is om voedfel aan de Plant te geven, met den ftam uit de aarde felfs opwaarts geyoert werden *, en daar na de Saad-hladeren uit maken} foo genoemt, om dat defe eerfte bla- deren in meeft alle ge waflen een ganfeh andere figure hebben , als de daar na volgende bladeren van het gewas of Kruit felfs. ' In fommigê Saden is dit feer oogenfehynlyk te fien, als by voorbeelt in de Koncommers * in welke het Saad met fyn witte couleur eerft felfs boven dé Aarde komt} en daar na figtbaarlyk allenskens eerft geel wert en verder in groeneSaad-bladeren ver- andert. Ook heeft men waar genomen $ dat in alle die Saad-bladeren heb* ben, defelve foo veele in het getal fyn, als de deelen* waar'uit elk Saad be- ftaat. " * ' ' ·>'■-- - ' Wy_betwiften nu hier niét, of het gebruik van defe bladeren is, orrï aaö
het pluimtje of tedere Stammetje een meerder bekwaam voetfel te geven, als de wortel uit de Aarde als dan maghtigh is te doen} en met het ontfan- Ccec ζ / gen
|
||||
-ra XXIV. Β E SC HO UWINGE.
,gen van den dauw en water des regens het felve te bevogtigenj doende da
ie vogten langs hare fleeltjes na het Stammetje toefypelen, om alfoo te be- letten, dat het door de warme lugt niet te fchielyk verdroge: dan of ook die felve Saad-bladérèri dienen om de tedere Plant voor andere ongemakken te bewaren j op defelve wyfe als men in-die granen die geen Saad-blade- ren hebben fiet, dat de pluim met een vlies als met een fcheede,.. waar· fchynlyk tot het felve einde, omringt is, welke twee kleine vliesjesmen ook in de grote Bonen befpeurt,, die insgelyks geen Saad-bladen hebben· Im- mers de Heer N, Grew obferveert, dat in Saden, welkers deelen uit de Aar* ^ de ryfende Saad-bladeren maken* defevliefige fcheeden niet gevonden wei·», den.. Wat van dit alles in het byfonder fy., bepalen, wy niet verder ^ maar .dat defe Saad-bladen van een nootfakelyk gebruik fyn in het bewaren.en het voeden van den ftam, en het groeijen van de Plant ·, is blykelyk genoegh, off de ondervindingen van M. Malpighius de Sem.Vegetaiione daar ontrent ge- nomen. Waar uit hy eindelyk dit befluit,maakt Pag.\6. Edit.Lond, Dewer- kinge van defe Saad-bladeren is foo nootfakelyk,. dat defe afgetrokken en van de Plant gefcheiden fynde ·) de Plant niet, voort, kan groeijen } en. eenigfints groeijende niet vmkowen werf, maar' altyi\gebrskkelyk blyft. Men kan dit ligt felfs waar- nemen. - §.« io. Ellendige Atheiften! welke om haar gemoet, het welk gedurigh
en over al fchrickt, daar het denkt eenen Godt.te fullen vinden,. eenigfints in ruite te mogen houden ^ en het felve voor de beeten van een altyt haar ter- gen werpende confeiemie ongevoeligh te doen fyn,, alle defe foo verwonde? rens waardige eigenfehappen, welk figh in fob groot een getal in het lichaam en de werkinge van een klein Saadje vertponen,: aan oorfaken moeten toe- -fchryven,, die geen verftant en hebben,* en als fy defe Saden voortgebragt; hebben, onwetende fyn geweeft wat fy deden en felfs wat fy waren.. In- dien ymaat* van haar-yets diergelyks., hoewel ongelyk onvolmaakter, hadde Jcunnen voortbrengen,% en een Saadje maken,; dat maar een grasje konde doen voortkomen; foude hyniet menen, datyderdie dit fagh aan hem groot jonregt dede* indien hy feide, dat daar toe geen verftant van noden.was? en ingevalle aanjmant, die noit Bomen gefien hadde, een Saad of eenen Eekel getoont wierde,,. en hy defelve in de Aarde geleit hebbende eenganfehen Ei- kenboom rdaar uit fagh: groeijen5 hoc veel;hy,ook.van fyn eigen wysheitge- voelde,,, foude hy dit; niet als een verbaaftmakend wonderftuk aan iien ? te meer,, als hy merkte dal foo veel hondertvan diergelyke Eekelen jaarlyks daar door voortgebragt wierden. Nu.een ongelukkigh Atheift moet in de- fen ganfcji, anders, claar van oordeelen, en;.een tegen aller menfeben gedag- ten ftrydende gevoelen voorftaan; met hoe ved voldoeninge van fyn eigen gewetenj.fal-beitby hem.bekent fyn,, als hy de fake figh te regt voorftelr; en weet-, hoe-weinigh grpnt het heeft4 te moéten vaft ftellen , dat. elk, SaadJiet grontjbeginfel .van de .toekomende Plant, en felfs van de grootile 'do-
|
||||
: : Fan dePlantm.? ,^ί· fy*r
Bomen in (foo veel; men waarnemen kan) al haar delen ,· als een kluwen in
een gerolt fynde bevat,en dat fulks enkel gevalligh is. Hyonderfoekenogh- maal figh felfs,en denke,als'er niet als een geval en onwetende oorfaken in de we- relt waren, die dit uit werken moeiten j-of hy geruft fynde,denken foude kun- nen , dat alle defe wonderen van de gewaflen oit, om niet feggen foo ftant- vaftelyk, fouden kunnen gefchïeden en oit een Boom voortgekomen fyn. \ §; 11. Dewyl het nu by alle Qnderfoekeren een beproefde waarhek is^
dat by na in alle Planten het Saad in de aarde niet en verblyft nogh aldaar 'ilerfti maar dat iyne delen figh onder de gedaante van Saad-bladeren uit de Aarde verheffen ; fynde alleen de Granen en groote Boonen, onder alle die de Heer Grew onderfogt heeft, de eenige die onder de Aardeblyven, en geen Saad^bladeren maken y hebben die woorden een byfondere nadruk, wel- ke wy door de Sone Godts Joan. XII. Z4. geiprooken vinden: Indien het ïerwe* graanJh de Aar de.niet en valt enfi erft ,foo bly ft het felve alleen i maar indien hetflerft foo brengt het. veele vrugt voort. Alwaar hy na fyne wysheit juift uit foo veele duifenden van Saden, in welke het tegendeel plaats heeft, by. na dat eenige. heeft gelieven uit te kiefen, het welke in de Aarde fterftjen daarom alleen rot een gepafte gelykeniile dienen konde, van het geene hy daar mede wilde verklaren. Ik weet wel, dat dit woord van verrotten en fterven alhier aan fommige Na-
tuurkundigen miflehien wat hart fal fchynen; omdat.uk het felve terwe-graan ■ ook een wortel en Stamme voortkomt. Maar dat egter hier in niet buiten het geen men aldus ondervinden kan gefproken is, fal aan yder uit hetgeen daar van,, by die met naukeurighek daar op gelet hebben, gefchreven is>( ten genoegen kunnen bly ken. Men hore hier van de woorden van den fel- ven Heer N. Grew. Anatomie van dePlanten. Gap. I.fag. z$.en 19.indeFran·* fche Overfettinge. Alwaar hy van het faad fprekende,. en hoe het figh opheft, uit de aarde, daar op laat volgen: Dit Jelve gebeurt niet in alle foorten van fa-: den. Want daar fyn ,'er die'verrotten in de aarde, alshet koren, .datverfchil·*: lende is van het meefte deel der faden enz. En om niet te denken,- dat dit eg-,· ter in veele fiden gebeurde } fegt hy een weinigh daar m:. Maar alle de fa— den, uitgefondert defe twee (dit was koorn en groote boonen) wajfenmeefi alle op de felve wyfe9 foo veel. ik kebbe- kunnen merken} fy verrotten, niet in de. aarde (gelyk hy ftraks te voren van het koorn en boonen gefegt hadde), in tegendeel komen fy daar uit in defelve tyd als de pluim; en de faadbladen fyn^ in het meerendeel. der planten de twee deelen van het faad enz.. En opdat nie- mand mogte meinen, dat defe een niet J genoegh by ondervindinge fekere. llellinge was, kan men den om iyne naukeurighek foo vermaarden Malpighius ■ na fien, de Sem. V'ègetat. pag. p. Edit. Lond. Alwaar men in deonderfoekin»* ge van de veranderingen,, die het tarwe-graan in fyn ukfpruken lydc , defe. woorden vinden fal: Na den elfden, dagh.is hetfaad-blad, nogh aan de plant han- gende gerimpelt', en by na verdorven. Dat nu met hét woord Saad-blai het; &raan felve in defe omaandigheden fynde verftaan werd, blykt uit het gee- ί Ccxc 5 ne^ |
||||
574 XXIV. BESCHOUWING E.
ne eenige regulen daar na volgt: Ondertuffchen (dat is terwyl het groeyen
voortgaat) werd het J'acid- blad, of^ NB. het graan felfs quynende verteert en Ie- digh van binnen, gevende gedrukt Jynde niet als een wateragtige vogt \ waar uit het voren gefeide beveiligt werd. Gelyk ook door het geene vaneenander foort van graan, namelyk Geerft (Milium) daar na gevonden werd} hetfaad- blad {dat is als ftraks getoont is, het graan ) is of denfevende dagh gerimpelt % en gedrukt fynde, geef t een bedorven vuile vogt. §. il. Soo fiet men den Geeft Godts door den H. Pauïus i. Corinth.XF.
36*· eer ft defe woorden feggen: Het geene ghy zait en werd niet levendigh, ten fy het gefïorvenfy. En op dat de hedensdaagfche Natuur-kundigen uit hare ondervindingen hier niet tegenwerpen fouden, dat geen faden (eenige weini- ge , en Γ00 veel nogh bekent is, maar de twee boven genoemde foortenvan granen, en eenige boonen uitgefondert) in de aarde fterven } heeft het den Jngever deftelfs gelieft vers 37, 38. dit vervolgh daarby te voegen: Envan het geene ghy zait \_daar van] en zait ghy niet het lichaam dat worden fal? maar een blood graan, na het voorvalt van tarwe of van eenigh der andere [_granen-~\ Maar Godt geeft het een lichaam gelyk hy wil, ende een ygelyk fa ad fyn eigen lichaam. Laat nu ontrent dit alles een Ongelovige by figh overdenken j oïeerfi een na-
tuurlyk menfebe, by het timmeren (foo het voor de wereld ontrent de Hee- re Jefus bleek) alleen omgaande, tot een Natuur-geheim, het welk tot die tyd toe van foo weinige onderfogt, en aan de meefte, foo niet alle verbor- gen was, fchynt te kunnen doorgedrongen fyn, fonder hooger kenniiTe te hebben, als eenigh menfche. Temeer, dewyl uit de Hiftorie van den Sa- lighmaker der wereld niet bekent is, dat hy figh oit in den landbouw, veel minder in den Philofophifchen landbouw, welke ook ondcrfoekt wat veran- deringen het faad onder de aarde lydt, geoeffent heeft. En op dat niemand mogre denken , dat alhier de eigenfchap van het tarwe-graan wel voor geftelt werd} dogh dat andere faden (gelyk tot een grondige wetenfchap fchynt te behooren) daar van niet uit gefloten werden 5 gelieve hy inhetfchryvenvan JPaulus, door dien felven Geeft ingegeven, aan te merken} dat de woorden in het 30% vers wel in het gemeen fchynentefpreken, dogh dat defelve daar na in de 37 en 38. verf en bepaalt werden tot de granen alleen j gevende daar door een klaar bewys, dat het tegendeel in andere faden plaatfe hadde: ver- mits anderfints defe foo enge bepalinge, en deuitdrukkelykenaamvan^fiW» of tarwe 1 hier niet van noden was geweeit. Ik vrage nu alleenlyk, nadien men hier klaarlyk fiet, dat aan den ^u-
theur van dit Woord al voor foo veel eeuwen is bekent geweeft , het geen in onfe tyden eeril door de onderfoekingen van geleerde Mannen isaanhetligt gebragt, of een Ongelovigede Chriftenen voor foo ongegrond redeneei ende kan houden, als fy den grooten ïngever deflelfs, enden Spreker van defe Woorden meerder agten als een menfche te fyn? 6. 13. Eene
|
||||
■*■■*{! . , - ' .
;..;,,. Van de Planten. yjf
§. ι j. Eenige plaatfe is'er nogh Genes. //.4, f, 6*, Bit fyn degehoortendes
Hemels ende der Aarde, ah fy gefchapen wierden, ten dage als de Heere Godtden Hemel en de Aarde maakte, f. En allen firuik des velds, eer hy in de aards was, en al het kruid des velds, eer het uitfproot, Welke voor yder, aan wel- ke de hedensdaagfe waarnemingen niet bekent fyn, geheel duifter en mif- fchien onverftaanbaar fchynt te moeten voorkomen. Want dewyl in de fcheppingc der Boomen en Kruiden Genes. 1.11, iz.
de aarde felfs geboden wierde defelve voort te brengen} fchynt hier een be- wys in te leggen, dat alle defe Planten eerft in de aarde geweeft fyn. En wie is 'er? die van de tegenwoordige ontdekkingen onwetende fynde, in de volgende tyden tot de onfe toe eenigen ilruik, eer hy in de aarde was, of eenigh kruid eer het uitfproot, ergens foude kunnen aan toonen? veel minder, dat hy fulks van al het kruid fonde kunnen doen iïen. Maar die figh weder gelieft te erinneren het geene te voren van de Boo-
nen gefègt is, in welke het pluimpje met fyn worteltje, of anders het zaad- plantje dit ftruikje of kuitje vertoont, eer het nogh in de aarde is, of uit- fpruit: en die verder de moeite wil nemen van te lefen, het geene foo voor- name Onderfoekers van defen tyd, als Malpighius, Grew,cn Leeuwenhoek daar over gefchreven hebben; of liever die na der felver voorbeeld met een goed vergroot-glas dit alles befchouwt heeft, fal weeteii} dat niet alleen in boonen; maar ook in alle Saden, welke men tot nogh toe onderfogt heeft, een foodanigh klein faad-plantje gevonden werd; in het welke alle de deden van de Plant, die daar uit voorkomen fal, als in een kluwen op een gerolc fyn. Welke daar na door voedende fappen opgevult en uirgerolt werden, tot dat het gefeide faad-plantje daar na.de volgende en volkomene Plante* het fy dan of Boom of Heefter of Kruid, uitmaakt. Dit dan figh eerft voorgeftelt hebbende, verbeelde ymand figh verder, dat
volgens Genes. I. 11, 12,. de eerft gefchapene Kruiden en Boomen, uit der aarde door Godts gebiedend Woord voorrgebmgt fynde, raet volkomen ryρ faad figh vertoonden. Waar uit dan volgt, dewyl defe faden alle de Strui- ken én Kruiden des velds in hare faadplamjes bevatteden, eer fy nogh in de aarde waren of uitfproten, dat defen text volgens de hedensdaagfche on- dervindingen feer veritaanbaar is, en in een helder light kan gettelt wer- den. Dat nu op defen fin felfs in het 11. vers van het /. Capittel ook ge-oogt
is, fchynt eenigfints af te nemen te fyn uit dien grooten nadruk -, waar mede van de faden der Kruiden en Boomen aldaar gefproken werd: infon- derheid, als men het gebodt des grooten Godts daar by doet, welkers faad daar infy op der Aarde, in het Hebreeuws Gnal Ha-arets-, dat is, het woor- deken Gnal in een, andere, dogh niet min eigene, betekenifle nemende %welkers faad daar in fy haven de Aarde, en· derhalven geenfints in de Aarde. Soodat allen firuik des velds eer hy in de aarde, was, en al het kruid des velds, eer het |
||||
■ffS XXIV. Β ES C Η OÜWINGE,
uitfproot) dus van Godt gemaakt tvierde-, en figh hangende aan alle Boomtfi
en GewaiTeh .koven de Aarde vertoonde in der felver faden.
%. 14. Het fcheen niet nodigh hier yets meerder by te doen 5 maar fal eg-
ter de voorgefeide uitlegginge van defe plaatfe nogh een meerder kragt en klaar» heit kunnen verkrygen. /. Als men let, dat het woord Siach, hier Struik overgefet, *feeerfie begin*
fels der Boomen in Cocceji Woorden-Boek betekent; foo dat men fien kan, dat alhier van de twee voorname foorten der Planten, als Boom- en Kruid- GewaiTen, uitdrukkelyk, en by gevolgh van alle defelvegefproken werd, //. Ook fyn de woorden Gems. II. 3. feer opmerkelyk , dat Godt al fyn
werk gefchapen hadde, om te volmaken. Soo dat hier tweegroote werken van den aanbiddelyken Formeerder uitgedrukt werden, mmdyk, het fcheppen en het volmaken. Welk laatfte ook door yets toebereiden > toemaken, dat'istot/yn dienfien gebruik bequaam'te maken, overgefet werd. Siet de Concordantie van IrommiuSy en het Lexicon van Coccejus-, alwaar het ook Verderen [egt. En is het bekent genoegh dat het fcheppen alleen op het begin van alles
fiet, maar dat dit volmaken en vergieren ook in de volgende tyden plaatfe heeftj nadien fulks Genes. II. 3. voor het einde en ooghmerk der fcheppin- ge geilelt werd. III. Op defe wyfe -fiet men dat in het eerfie Capittel van Genefis by na van
alle faken in opfigt van defe twee tyden, namelyk van het begin, en van her vervolgh der eeuwen gefproken werd. Soo werd vers ρ van de Wateren, vers 14 van de Hemel-ligten, vers 2.1 van de ViiTchen en Vogelen, vers 27, *8, ap·, 30. van de menfchen en dieren ook yetsgefegt, dat niet alleen op de fcheppinge, maar ook op de volgende tyden opfigtelyk is 3 en werden hare ver- der gebruiken, onderhout en voort-teelinge gemelt. Alleen van de Ge- WaiTen fcheen Cap. I. vers. 11. niets byfonders gefegt te werden ·, nogh ook, hoe iy verder vermeenighvuldigt fouden werden uit hare faden. Waar- om te deièr plaatfe, alwaar weder Genefis //.4, f. Fan de geboorten des He- mels encle der Aarde gefproken werden van hare volmaakinge, nugefeidfchynt te werden, hoe Godt defelve in volgende tyden wilde doen voort-teeïen, namelyk, met in de faden de nakomende Planten in het kleine teformeeren. Siet verder §. 17. Dat hier nu eigentlyk van den toekomenden tyd gefproken werd, ial y-
mand die de Grbnt-tale verilaat, ligt toeftaan: Eerfie om dat de woorden, met was en uitfproot in het f. vers overgefet, in het Hebreeuws uitdrukkelyk in den toekomenden tyd (infuturo) gevonden werden. Soo dat de fin der plaatiê in een eigen beduideniflè dusdanighfynkan.-öiV
fyn de geboorten des Hemels en der Aarde, als fy gefchapen wierden, ten dage als de Heer e Godt den Hemel ende Aarde maakte, volmaakte, tot fyn gebruik toe- bereide en vercierde, (want dat het woord gnafah dit alles betekent is ftraks ge- toont) en allen Struik dés-fó/tSf 0'èy in de Aarde fal {oïfwde)fyn %>enal het ':rmt des FdtSj eer het fül{oifoude) uitfpruiten. , Te» |
||||
>:
|
||||||
Vm te PlaMé. Β ,7ΕΣ 'fyf
■ Ten anderen^ komt met dit alles over een het gene verder in het f ven
volgt} want de Heer e Gedt en hadde nkt doen regenen op de Aarde ^ en daar en was geen menfche getüeeft om den Aardbodem te bouwen: in welke woorden wel ichynt gefproken te werden van het gene eerft alleen door Godts magten fonder'hulp van eenige tweede oorfaken gefchiet wasj doghfchyntin^jfw/- gende 6 vers eigentlyk gefegt te werden het geen in toekomende tyden on- trent de ge wallen ftont te gefchieden: maar een damp falvp gaan uit de Aar- de en [al het ganfche aangejigte des Aartryks bevogtigen. Uit weiken damp men tegenwoordigh fiet, dat regen, fneeuw, dauw, övërloopen van riëvieren, en alles waar door den Aardkloot bevogtigt weit tot vrugtbaarheit, alleen voortkomt. Die in de Gront-tale ervaren iyn weten j dat defe laatfte woorden volko-
men ook in den toekomenden tyt gevonden werden > om dat over het eer- fte, een damp fal opgaan geen twift weien kan 5 en het andere woon, by.fal bevogtigen, een Γ00 genoemde Keer-vau (Vau Converfivum) by iigh heeft. Selfs de geleerde Robbert/on^ indien men deffelfs Woorden-boek na Met op beide de woorden Gnalah^ het geen opgaan^ en Schakah, dat beiwgtigenbcte*- kent, vertaalt het ook duidelyk op defe wyfej en toont andere plaatfen als Numer. /^.24.enJoel.III. 18. daar het laatfte woort in defelveomftandighe- den ook van ©nfe geleerde Heeren Overfetters in den toekomenden tyt ver- taalt wert. §. Ff. Een ongelovige,na alles dat van de Saad-plantjes gefegt is verftaan
te hébben, onderfoekenu by figh felfs, of defe woorden Genes. II. 4. f. niet met veel klaarheit de beginfelen en voort-teelinge der Planten beichryven; en fèer uitdrukkelyk yets leggen, niet alleen het geene als doe nogh voor alle menichen, die in die tyden leefden, verborgen wasj maar het welke nogh een meenigte van eeuwen daar na voor het ganfche menfehdom verborgen fou- de blyven. Want dat niemand, voor dat de vergroot^glafen tot foohoogen trap opgeklommen waren, als fy in de laatfte eeuwen gebragt fyn, met ee- nige fekerheit yets heeft kunnen weeten of feggen, van defe kleine vormfel- tjes van Bomen en Kruiden, die in alle Saden, welke men onderfogt heeft fevonden werden* fchynt geen bewys van noden te hebben, Nudewylhet
lykt, -uit .defe foo klare uitdrukkinge, dat dit alles aan die dit woord heeft doen fchryven, niet ortbekent kan geweeft fyn 5 gelieve een yder dieredélylc is te oordeelen, of den felven ook onder de menfehen van die tyd met eeni- gen ichyn van waarheit geftelt kan werden ; en of geen ontegenfprekelyke tekens in deiên gegeven iyn, dat den Ingever van dit Woord een kennifïe der Planten gehadt moet hebben, veel meerder en grooter, als aan eenigh le- vendigh ^menfche als doe konde toegefchreven werden. Temeer, dewyl veele metifchen felfs van defe tyden, indien men haar van een Boom-of Kruit- gewas fprak, het welke noit in de aarde geweeft, of uitgefprooten wasf iiet felve voor oaverftaanbaretaie met regt fouden houden, Όάάά Hie*
|
||||||
π8 XXIV. BESCHOÜWINGE.
Hier uit leere noghmaal een Ongelovige, die defe plaatfe leeft en weet
aan hoe veele, en ook verftandige Philofophen,die alleen de GewaiTen niet nauwkeurigh onderfogt hebben,defe woorden onverftaanbaar moeten voor- liomen j met hoe veel onregt hy dikwils veele waarheden daarom verwer- pen kan, om dat ie met fyn veritand en de denkbeelden, die hy van de fa- ken meent te hebben, niet over een komen; nadienmeenighmaalderfelver onverfbianbaarheit niet uit de faken felfs, maar alleen uit fyne onwetenheit haren oorfpronk heeft. ! §. 16. Op dat die figh het geitel van defe kleine in een gerolde Saad-plant-
jes niet wel genoeghfaam verbeelden kunnen, eenigh meerder ligt daar on- trent mogten ν erkry gen; gelieven defelvede werken van Α. van Leeuwenhoek^ infonderheit in deflelfs eerfle vervolgh natefien; alwaar fy een meenigte der felver afgetekent fullen vinden. Eene hebbe ik om deiTelfs verwonder- lykheit uit-de Memorien van de Franjfche Academie van. denjare ijQQ%pag. 187 c»i88, hier overgebragtindeÖ.X^TZ. Fig. 8. Alwaar de Heer Dodart fegt over twintigh jaren aan de Academie deic
Koorn-ayregetoont te hebbenjfoo als fy in een koorn-fcheutje,dat nauwlyks uit de aarde quam, geheel geformeert was, en alleen dé grootheit hadde, welke- een groote fpelde heeft tot ontrent een linie (of twaalfde deel van een duim) ©nder hare punt. En menfagh met een rond glas van een half duim brand- punts , alle de faden in dit Ayrtje; en het Stammetje lelfs was onder deiè faadjesmaar een en een halve linie hoog; en kon men daar in egter ook de Itnoopen van den halm onderfcheiden; maar alles had een feer verfchillende proportie van die, welke men ineenvolwaflênTerwe-plantfiet. De bladeren die anders nauwelyks het fesde deel van de hoogte van.de volkomen Plant uit- maken, waren nu meer als 48 malen langer als defelve. Het Ayrtje maak- te ontrent het derde deel van de geheéle hoogte; in plaats dat het inde vol- komen Plante naulyks een agtiende deel uitmaakt. Het Stammetje was on- trent drie maal foo hoog als dik; hoe wel als het ten vollen opgewaflèn is, dé hoogte ongelyk veel grooter is, in opfigt van de dikte. De Pypjes die den Halm of Stam uitmaken met haar onderfcheidende knoopen, icheenen hier in malkander gefchoven te fyn; gelykmen de ftukken van Verrekykers gewoon is te doen, als men die in de fak lal Heken. De faden felfs ware» rond, als volmaakte paareltjes en half doorfchynende. Om hier van. een beter begrip te maken, is Α een deel van de Wortel, daar dit kleine Plantje af- gefcheurt is; Β CD E is de pyp van defen halm; waar vanBthet eerile deel is tuiTchen twee knoopen, C het tweede,. D het derde, E het vierde. EHc een van defe den geheelen halm uitmakende pypjes droegh een blad, die men alle weggenomen heeft, om de Ayre, welke onder defe bladeren verborgen was, bloot te kunnen vertoonen. F is het laatfteiblad, dat het fel ve Ayrtje genoegh ontdekt laat. Eindelyk is G het Ayrtje reets fyn volkomen ge° «aanre hebbende^ in het midden vanhetSptuitje, ter/a |
||||
\j! O,Μ 1 W il .PUdePMtefü .VUX .. y?9 .
Kan Bii (om dit nogfe eeias te fèggen) ymand in. foo klein eeniliehaam, ai
dit rhaakfel van de toekomende Plant fonder verbaaftheitaaniïen? ëndittee- dere, dogh op foo wonder ëeh wyfe tot fyn einde in allesbequaam gemaak- te geftel, aan een onweetende oorfaak o£ het geval toefchry ven ? fonder te denken, dat in het befte Uurwerk onvergelykelyk minder konft en tekenen van verftand gevonden werden: en daarom dat hy met veelmeer redelykheit · (indien 'er in ioo onredelyke gedagten nogheenige redelykheit van ymand kan geftelt werden) van der oorfaak van dit; uurwerk foodanigh foude kun- nen oordelenj het geen, hoe dwaas het is, niet behoeft bewefen te wer- den. Men gelieve hierby té doen, dat men figh daar na van veel kleinder
glafe bolletjes bedient heeft, als die een half duim brand-punt hebben; door welke laatfte de Heerén der Franiïche Academie' dit Ayrfje befchouwt heb* ben: en dat men daar door in veel kleinder iaad-plantjes als dit Ayrtje heeit kunnen fien, hoc de deelen der toekomende Plant indefelveby een gefchikt Waren ; die in het fpruiten uit malkander uitgewikkelt werden. Waar door dit verbaaftmakend wonder veel meer vergroot is j foo dat het felve veel ge- leerde Befchóuwers daar van meenighmalen met hare gedagten en woorden tot een wys en aanbiddelyk Welen heeft doen opklimmen. §♦ ij. Selfs fyn verfcheide beroemde mannen foo verre in defen gegaan %
dat, vermits fy in elk faad de toekomende Plant fagen, fommige vaftgeftelt, andere met een fediger woord gegifl hebben (Siet de Momorievande Heer Do* dart^ in de Koninklyke Frmjfehe Academie Ao. 1701, pag. 31 ƒ.) dat het niet buiten waarfcheinelykheit was, dat dit faad in dit kleine faad-plantje weder fyn faad-Plant met deflelfs faad,enfoogedurigh voortbegrypenfoude: Waar uit dan ook dit gevolgh afgeleid moet werden, dat elk faadje, hoe klein het ook fyn magh, de iaadr Planten en der felver volgende faden van foo veel Ge- waflen wefentlyk bevatten foude $ als 'er tot het einde van de wereld uit dat eene faadje foude kunnen voortkomen: enoverfulks, dat alle Planten, Boo- men en Kruiden van defelve foort, die oit in alle volgende eeuwen fouden, voortgebragt werden, in het eerfte faadje dat gefchapen was, reeds geforï· meert waren. Waar dooriy meenen, dat, fchoondeverbeeldingedermen- ièhen onmogelyk figh defe ondenkelyke kleinheit en meenigte kan voorftel- len, egter de onbegrypelykheit van de werken des oneindigen Scheppers, tot befchamingc van die hem loochenen , in een grooter ligt foude geftelt werden: Nadien (fegt de Heer Dodart op de aangehaalde plaatfe, het welke ook de waarheit is) die gewoon fyn figh in Natuur-kundige en Wts-kundige we* tenfehappen te oeffenen^ weeten dat fy felden heel verre gaan, fonder yets dat on' mndigh is te ontmoeten. Gelyk als of den Auteur der nature en van alle waarhe- den , hadde gelieft op alles het fegel van fyn voornaamfle eigenfehap te druk- Ik late defe gedagten , van de welke veele groote Mannen niet vreemt
Dddd ζ fchy-
|
||||
fSo XXIV. Β E S C Η O U W Ι Ν G E.
fehynen: te fyny ia hare waarde, Dogh dewyl defen Heer Dodart , (dié ik
daarom boven andere hier by gebragt hebbe)defelve met denaam vanG^T»» ge heeft gelieven te noemen, gelykfe waarlyk is: en wy fooveel onsmoge- lyk is, ons hier van onfekerheden,hoe veel waarfchynlykheit fy ook mogen hebben, tragten te onthoudenj om dat'er ondervindelyke waarheden in o- vervloet fyn, die een Godt, en de Goddelykheit van fyn Woord bewyfenj fullen wy op defe ftellinge geen verder gebouw maken, -j - - Dit fchynt egter waar te fyn (dewyl in de aangetoogen plaatfe Gen.II4, £. gefegt werd, dat de Heere Godt tot fyn gebruik bequaam maakte alk eerite beginfel van het Boom-gewas des velds, eer het in de Aarde foude iynj en alk Kruit des velds, eer het foude uitfpruiten)dat,indien nu dit gefeide en gegifte plaats hadde , het uit defe woorden foude kunnen blyken, dat fulks voor den Ingever van dit Woord al in die tyden niet verborgen is ge- weeft j indien men dit woord alle hier nam voor alle die oit ivéfenfouden» Waarom fulks een onwéderiprekelyk bewys foude fyn, voor alle Gngelovi? ge,, dat dit Woord van ymand , die meerder als eenigh menfche was, af- daalde. . Dogh nadien het woord alle, in dit gefchrift veel malen vooralle die tegen*
woordigh fyn of'alle foorten genomen werd^ en het geen op defe wyfe door de aangehaalde plaatfe geiègt werd , by ondervindinge , fonder gevolgen by giffingen te maken blyktj hebben wy liever het fel ve in dien fin 'willen op- nemen j en alleen vaftftellen ,dat elk faad het beginfel van fyn volgende Plant in fyn faad-plant bevatj fonder het andere verder te bepalen, latende het fei- ve ter betoginge van anderen, fonder yets in defen vait te ftellen of tegen te fpreeken. §.»: 18. Hét geene nu van de faden gefegt is, icheen wel overvloedighge*
noeghfaam te fullen fyn, om ymand, die een Goddelyke en alom tegen- woordige Kragt, welke de werkingen van alle dingen beftierty: tot nogh toe geloochent heeft, totbillykergedagten te brengen: indien fulks eenigfints raogelyk was. Maar om te toonen > hoe defe Voorfienigheit in alles voorts gaat, fullen wy van de nu in de aarde iynde Wortels,en uit de aarde opwaarts gewaflène Stammen yets daar by doen. Hoedanigh nu het voedent fap uit de aarde in de eerfte indringt, en daar in voortgaande defelve doet groeyen met de daar uit voortkomende Stammen,/uilen wyhierniet ophalen* omdat het geen daar van gefegt werd,, nogh geen genoegh&me fekerheit en.heeft, en de ondervindingen die aan my voorgekomen fyn,. waar door dit bewe- fen moeite Werden, nogh al te gebrekkely k fyn. Die daar van eenige ontwerpen gelieft, te fien, kan de geleerde gedagten van de Heeren Grew^ Malpigh^ en andere na* lefen. En die alleen de moeite wil nemen, van de manieren van defe en andere Onderfoekers na te volgen, en aooxcen Microfcopium UQ? fe faken felfs tebefchouwen ·} fal als hy een Boom of Kruit fiet waifen, en daar na het, geitel van,haar Wortels, en Stammen |jetSjal veelimoeiren moe- ·. · , " r hhi tor- |
||||
FandePkntm. f%\
ten doenj om, fehoon hy al feer ongaarne een'Godt die te vrefen is, in
lyne werken foude vinden, figh wys te maken, dat dit Tarnen-ftel fonder eenigh veriland fyn gedaante gekregen heeft. §. ip. Hoe veel verfcheiden iamen-voegingen en fchilddngen onder mal*
kander die deelennu hebben, welke de Wortel uitmaken ; fietmen egter in meeit alle, die onderfogt fyn defe overeenkomften, gelyk fc de HtCïGreiü aantekent. ; I. Het buitenfle van de Wortel is een vel-agtige| ilofFe of fchorflè, beilaan»
de ten deelen uit een groot getal kleine blaasjes·, gelyk een fpongie, of lie- ver, gelyk men die blaasjes fiet op malkander leggen, als men meteen pyp in water daar feép in gefmoltenis, eenigen tyd geblafen heeft: en ten dee- len uit een houtagtige ilofFe of draatjes, die foo veel pypjes fyn. Deeerile of blaasjes fyn door een Mkrofcopium figtbaarjen de laatite werden in eenige Wortels gefien, als Scorfonéra en in andere, uit de experimenten, die de Heer Grew in fyn Ed. II. Capittel van delfelfs Conparativa· jinatomm Radk. b^ brengt 5 welke daar kunnen gevonden werden. II. Het tweede deel, datdeWorteluitmaakt5enonderdebuitenftefchors
gelegen, is de Bafl; beftaande insgelyks uit diergelyke twee foorten van lig- chamen. Het eerile is ook een vergaderinge van rondagtige blaasjes, de- welke gedroogt fynde, gelyk een fpongie inkrimpen, enin water geleid fyn· de weder uitdygen. Onder defe blaasjes fyn verfcheiden fap-voerende pypen gc- mengt, waar van eenige een wateragtige vogt, andere een melkagtige, anw ,dere een andere in figh befluitenj cawtoonca feer verfcheiden gedaantens in hare fchikkingenbnder malkander. - III. Het derde lichaam, dat binnen de baftin de Wortels figh bevind,
beilaat al mede uit defelve blaasjes j die met die van de baft, en van de huit- offchoifetefamenverknögtfyn: en ten anderen uit pypen, die hethoutigh gedeelte des; Wortels uitmaken j van welke eenige ook fappen, en andere ook enkel lugt in figh hebben. Defe fyn mede op verfcheiden wyfên te famen geilelt in verfcheiden Wortelen. IV. Het binnenfte van de Wortel, is hetMsrgh^ het welk in eenige ge-
vonden werd, in andere niet. Daar het is, beilaat het. ook uit blaajes., en het felve foort van lichaam, als in de bafl, enhet hout-gedeelte der Wortel te voren getoont is. Dik wils is het een eenvoudigh blaasagtigh lichaam, en fomtyds met hout-draden of fap- en lugt- dragende pypjes vermengt. §. zo. De fchikkingen van defe delen werden in veele Wortels met hetoogh
genoegfaem gefien, als men defelve dwars doorfnytj dogh klaarder met een goet Mïcrofeopwm.. En fyn,- foo als fy op beide:defe wyien geilen werden, > feer net van de Heer N. Greiv. afgebeelt. Eenë fal ik hier Voortbrengen, tab: XVIII. Mg. 1. inde welke door een ■>
Mkrofcopium een vierde deel van een fchyf van een Myredifo-· of Ρ*eper-<worttV -fipa op defe wyfe vertoont, De uiterftfc kleine Blaasjes Α Α vcrtoonen de- Dddd 3 fchorftb
|
||||
)
|
|||||
j$& XXIV. Β E $., CHOÜWING E.
fchorflê en fynbuitenfte vlies of vel. VandaartotB Β toe is de baft; inwel-
ke de fap-voerende vaten tuflchen BenL geilen werden ; na binnen een breeder en na buiten een fcherper rontlopende famen-ftel uitmakende, TuiTchen Β en G fiet men verfcheiden foorten van openingen van de kigt-pypen j entuf- fchen G erï.E weder een kleinen ringh van andere vaten, die fap voeren, bin* nen de welke van E tot Κ het mergh is. De blaasjes, in het vel, in de Isaft tuilchen deflelfs fap-pypen, ook tuflchen de lugt-vaten, en in het mergh fyn na haar verfcheiden gröotheit alhier figtbaar genoegh. §. il. De Hammen van Boomen en Planten bevim men ontrent uit defel-
ve deelen te beftaan als de Wortels; namelyk blaasagtige bolletjes enveeler- hande fap en lugtvoerende pypen, foo de Heere Malfighim en N. Grew waargenomen hebben. Egter meeft in een andere fchikkinge en proportie tot malkander, als in de Wortels, en in verfcheiden Planten met een {eer frdote verfcheidenheit, in gröotheit , getal, plaatiinge enz. Welke by
Ï.Grew iiiet fonder verwonderingh in veele voorbeelden kunnen befchouwt werden. Siet deflelfs Comparativa Anatomie, ïruncorum. Een voorbeelt Tab. XFÏIL Fig. 2. geven wy uit den felven alhier in een
MJfchen-boom; welkers vierde deel van den Stam over dwars gefneden vertoont wert. ABCD is de Baft; waar van AB de uiterfte fchorfle, en AHB fap- of höut-agtige pypjes fynjin kleine rontlopende fchikkingen tegen de uiter- ft-e fchorfïè na by malkanderen ilaande, II. is de blaasagtige ftofFe van de Baft, die onder by D enC een ander foort van fap-vaten heeft, in haar fa- men-ilel boogswyfe kromtens maande. DCFE is het hout; DQLK, KL Ν Μ, Μ Ν F E fyn drie ronde vlaktens, elk een grooten pyp uitma- kende na booven en beneden, foo als 'er jaarlyks een om den «Boom groeit. Het ware hout is S S S. TuiTchen S en Τ iyn de ronde openingen der Iugt*vaten, die door het geheele hout veripreit fyn, en grooter by het bin- nenfte gedeelte van de ringen KL, MN, ÈF ; en kleinder buiten defelve. EFG is het mergh. ee DefTelfs blaasjes. En Oö Oo fyn de infertiones, of inloop/els, in welke de blaasagtige wceflèls van het mergh en de Baft met mal- kander gemeenfehap hebben. , Tot hier toe fyn by defe onderfbekers maar een blaasagtigh gcftel, en
opgaande fap enlugtpypen geilen; dogh heeft van Leeuwenhoek ook water- pas lopende vaten in defelve ontdekt. . En gelyk de figuren van MaJpighius en Grew in het gemeen den Stam én Wortel, en de delen en vaten, waar uit fy hebben kunnen merken, dat defelve iamen geftelt fyn, vertoonen; kan men uit het geene A. van Leeuwenhoek na de fèlve afgetekent heeft, de foorten van defe vaten met veel naukeurigheit waargenomen fynde wat ver- ader leeren kennen, .ih'xj . :.v, j f §. 22. Hoe weinigh volkomen kenniflê men nu nogh na foo veel aange-
wenden arbeid van de maniere van het groeijender Planten verkregen heeft; km egter, die het geen by die Heeren gefchreven is, in der felver figuren, |
|||||
Fa® de Planten.' ' > &. · ■ j%%
of (dat beter is) in de Planten felfs befchouwt heeft, fekerheit genoegh heb-
ben } dat dit geheele geitel van foo ondenkelyk kleine en menigvuldige vaat- jes en werktuigjes, met eenigh oöghmerk in de Planten gelegt is} om dat de- felve van foo grooten gebruik fyn; te meer dewyl men fiet, dat men hoe Jangs hoe meer in het felve veel byfonderheden ontdekt. Immers het is niet te geloven, indien aan ymant m een Horologie-Makers Winkel komende, daar een meenigte van alderhande Horologies getoont wierdejdie, hoewel uitterlyk elk eenigfints van een verfcheiden famen-ftelwas, egter daar in alle over een kwamen, dat fy de uuren en minuten regt aan weefen;dathy,om dat hy den maker daar van niet en kende, nogh het maakfel in volkomen- heit verftont foude durven ilaande houden en feggen, dat dit alles hem niet anders voorkwam, als by geval gegroeit, of fonder eenigh oöghmerk of verftant by malkanderen gebragt fynde. Een Atheiit foude felfs ongetwyf- felt, foodanigh een voor een man van weinig opmerkinge, en voor een dwaas houden. En of hy felfs op die wyfe niet en redeneert, wanneer hy van het wonder-geftel der Planten, en andere ontelbare faken,waar in veel meer Wysheit j als in het befte uurwerk, uitblinkt, aldus oordeelt j of liever, om de nepen van fyn confeientie te ontgaan, gedwongen is te oordeelen j laat ik aan yder van haar, die redelyk is, o verdenken. Ten minften is dit waar,, dat niemant, die alleen defe figuren befchouwt, aan figh felfs, immers aan geen andere, ligtelyk fal kunnen wysmaken, dat fy by geval af ionder oogmerk van den teikenaar gemaakt fyn: Wat fal men dan van ymant moeten feg- gen? die fulks van de faken felfs ftaande hout, op dat hy geen werkende wysheit in de natuure foude gedwongen fyn te erkennen! §. 2.3. Maar om aan defe ongelukkige Philofophen alle uitvlugtert te be-
nemen j laat ons, terwyl wy hier van Wortelen en Stammen fprek en, haar bidden, op dit eenige dat nu volgen fal, agt te geven. Inden 'er oit een verbaaftmakend verfchynfel figh in de nature opgedaan heeft, het welke be- kwaam is om den alderhardnekkigilen Atheift te doen bekennen, dat 'er in het waflèn der Planten een wonderlyke Wysheit, Magt en Goèdheit hare einden beoogt, en defelve ook tegen alle gedagten en vermoeden van menfehen uitvoert j is het feker, dat fudks iigh alhier met een grooteklaarheit vertoont ï;'op eene wyfe, die tot nogh toe voor dègrootftePhiloibphènon- nafpeurlyk is geweeft. Het wonder, (waar van -vvy met foo grooten ophef fpreken, en het welke by foö beroemde Natuurkundigen, als deHeerens van de Coninklyke "Franjfche Academie? fyn, -ook met de naam van Wonder ge- noemt is Ao. 1700 en 1702) is die wetj welke men van foo veel Boomen en Planten onophoudelyk fiet gehoorfaamt werden. Volgens welke de Wortelen» van alle Saden altyt nederwaarts en de Stammen opwaarts bevonden wèrderi te groeijen. %. 24. Qm hier van kortelyk een begript te gevenj is het bekent, dat na
alk Saden niet alleen een klein beginfel van de toekomende Plant en Wor* tel*
|
||||
fg4 XXIV. BESCHOUWING E.
tel is, het welk uit de Boonen , gelyk te vooren gefegt is, blyken kan,
Maar ook bevint men, dat in alle Saden defc pluimen Wortel- fpruit een be- paalde plaats hebben i uit welke fy pok volgens een bepaalde cours in den be- ginne gewoon fyn uit te fpruiten. Maar voortgaande, ilet men altyd den Stam na om hooge* en de Wortel na beneden inde aarde figh begeven. Die hier een ondervindinge alle verwonderingh te boven gaande van gelieft te nemen, kan het experiment van de Heer Dodart lidt van de Koninklyke Franffche Academie met weinigh moeite en koften na volgen, Ik hebbe het felve met verfcheiden Boonen gedaan, en in elk, fonder in een eenige te mhTen, den by dien Heer verhaalden uitflagh gevonden. Het isdandusdanigh.(Siet de Memorien van de Franffche jJcademie in den j are 1700 pag, 78) indien men tfab. XFILFig. o. een Boon t van een breekt $ ende twee ilukken, wel- ke defelve uitmaken, van malkander fpreit j na dat hy cerft een etmaal in water, en daar na foo langh droogh gelegen heeft, tot hy begint een Spruit- je te maken, gelyk χ, het geen de Wortel fal fyn j fal men in 1 hetpluimt- je, het welke de Stam fal werden, fien leggen in een holle plaatfe van de ecne fydej en inde andere in 3 een ander klein holligheitje,waarinookditpluirnt- jen is bewaart geweeijt, Tndien men dan verder een andere van defe uitge- fprooten Boonen neemt, en de felve Plant gelyk in Α j foo dat de Wortel- fpruit ζ figh na beneden ilrektj lal het in niemant veel verwonderingh ba- ren, als hy fiet, dat hy fyne Wortel-ftam 2. (fiet B) na beneden, en fyn Stammetje 1 na om hoogh fchiet ; om dat het geitel en direótie van defe bei- de daar toe natuurlyk leiden. Maar vreemder fchynt het, wanneer men den Boon C op fyn fyde en plat in de aarde nederleit, dat de Wortel 1 en de Stam 1 niet waterpas in het waiïen voortgaan j het geen nogtans fcheen te moeten volgen, indien fy anders de voorgaande cours, foo als de Boon die fchynt te bepalen, ook alhier continueerden te houden: maar dat men ge- Waar werdt, dat de Wortel2, om na beneden, en den Stam 1 om na boven te gaan elk eenbogt maken. Dogh om tot het uiterile te komen, falymant fonder ontfettinge kunnen aanfien ? als men den Boon D règt verkeert plant met de Wortel-fpruit na om hoog en de Stam na beneden ihekkendej dat egter defen Stam 1 om de Wortel figh omkeert na boven5 en de Wortel 2. iiisgelyks om den Stam of Pluim een halven omloop makende, na beneden iynen wegh neemt. Op dat defe figure niet wat oneigen mogte voorkomen, moet men weten, dat de Stammetjes 1, 1, 1, in B, C, D hier afgete- kent fyn, eer fy nogh foo oudt fyn, dat fy in de lugt hare kromtens hebben kunnen regt maken. §. tf. Dat dit nu in boonen alleen niet en gefchiet, toont den felven Heer
Dodart, 'in de Hifiorie van de Koninklyh Franffche academie van denjare 1700 m 1701, pag. 6%, Defen Heer vond in de maand December, eenige Jcels op een hoop leggen, op een vogtige en friile plaatfe j alwaar de aarde, als een betreden padt vaft en op een gepakt was. Veel van de Eekels had- den |
||||
Fan de Pïantefk rr f 8f
den Wortel-ipniiteö .gemaakt in de lqgt, fonder in de Aarcfetejynj en kwa-
men defe Wortelt jes-aile uit het puntje aftopte van eiken Éekelj hebben- de de lengte van 4 tot i'8 linien of twaalfde deelen van een duim. En 't geen. hief vérwonderlyk was, is dat alle defe Wortel-fpruitjesfigh yder op de kortfte wégh na de Aarde toeboogen, als of fy alle de Aarde gefogt hadden» Dit Was daarom te vreemder, om dat hy geene Eekels felfs fagh , welkers punten na beneden ilrekteny foo dat de Wortel regt uitwaflende, de Aarde Ibude hebben kunnen bereiken. Maar in tegendeel hy vond daar ondereenen Eekel, diefis punt regt om hoogh ftrekte: en in defe fagh hy,dat de Wor- tel fpruit ontrent een duim langh regt opwaarts gefchooten was, dogh dat defelve als doe ook een anderen cours genomen, en figh in het voortwaflea nederwaarts na de Aarde gekeert hadde. Dit gaf aan defen Heer aanleidinge om het volgende te doen, Hy nam
dan fes van die Eekels, en plantede defelve in eenen Angelierpot,opdie wy- ie als men tab. XPIL Fig. 10, by Α fiet, dat is met de punt regt opwaarts f foo dat de Wortel, die daar uit moefte voortkomen, niet als na om hoogh feheen te kunnen waflen. Als defe dus ontrent twee vinger breed met Aar- de bedekt, in defen pot den tyd van twee maanden geftaan hadden j wa- ren fy uitgefprooten} en het Wortel-fpruitje, nu eenige lengte gek regent hebbende, hadde digt by den Eekel een kromte en keer gemaakt} en wa- ren weder in elk van defe fes na beneden gewaflen , als diepte van Aarde foekende} op die wyfe als defelve figh by Β vertoont. En nu fcheea im- mers te moeten volgen, dat alle deie Wortels defen cours, om van de punt: na den ileel des Eekels terugh te wafien, eens gevat hebbende daar in fou- den voortgaan,en haar loop weder regt uit vervolgen. Waarom hy dan alle fes defe Eekels weder omkeerde ; drukkende de Aarde eenigfints rontom haar neder, op dat fy van defelve overal mogten geraakt werden. Soo dac fy ftonden gelyk in C 5 met defelve Wortel-fpruit, die in Β na beneden ftrekte, nu by C na boven gekeert. In defen ftant liet hyfe weder twee maan- den, en wel met defe uitkomft i dat na defelve ontdekt te hebben, hy be- vond, dat fy niet minder als regt opwaarts voort gewaflen waren 5 maar dat eikeenen tweeden en nieuwen ellebooghof kromte gemaakt hadde, als by Dy om haar Wortel, als in fpyt van alle defe beletfelen, egter na beneden én dieper na de Aarde, (daar iy dogh wefen moefte, foude fy éenigen dienifc doen) te doen nederdalen. §. 2,0". Veel diergelyke gevallen van de Stammen, gelyk door de Eeke-
len in de Wortelen getoont is, verhaalt defelven Heer in defelve regifters A*. ijoo^pag. 61. Namelyk dat hy te Chaville eenige Stammen van jon- ge Pyn-boomen, door een ftorm ter Aarde geflagen,vont leggende,de een op een meerder en de ander op een minderfchuinsnederloopendeplaatfe}ge- lyk tab.XFII. Fig. \ r. Waar van alle de uiterftêeinden,izW, bf\ eg regt per- pendicukar en loot-lynigh om hoogh wiefièn. Soo dat felfs,die op eengroo- Eeee ter
i
|
||||
!§δ XXIV. Β Ε SC Η Ö U WINGE.
tér fteittê gevallen waren als hier E eg,Om regt op te kunnen gaan, een
veel fcherper hoek maakten als de bovenite D bf, en Cad; die op plaatfen laeen, welkers fchuintë foo fteil niet en was: 't geen men ook m veel tak- ken van Boomen, welke door eenigh gewelt belet werden figh opwaarts te ftrekkén, menighmalen fiet geichieden. Soo regten ook gewailen, die uit rest opftaande muren fpruiten, nameen weinigh water-pas geloopen te hébben, hare Stammen opwaarts; en felfs als eenige der feiver foo Üevigh niet en fvh, dat fy haar eigen fwaarheit in het water-pas dragen kunnen, foo dat defelve eerft daar door na beneden gedrukt werden j fiet men den ftam nu wat llerker geworden fynde, een kromte maken, en weder na bo- ven waflenj Wik. XFILÏig.ii. het eerfte by Α en het tweede byB. Hier van heb ik nogh onlanghs een wonderlyk voorbeeld in een Vlier-boom, die uit een klein reetje van eèn moür uitfproot, géfien. ;.". § 27 Na dit alles nu en infonderheit het geëne van de boonen m eeke-
lehsëfëstis, oVerdagt re hebben j wie begrypt dé reeden ? en indien men dit aan geen aanbiddelyke voorfienigheir toefchryft, die door aan yder men- fche tot nogh toe onbekende middelen fyne groote en wyfe einden tot be- fchamingh van fynevyanden uitvoert} laat ymant ons de ware oorfaak 011- öérviiidelyk ter haht (tellen , die hier genoegfaam toe is j en toonen welke Méchanifcbe werkingen en wetten hem in de Nature bekent fyn, waar van iriën dit verfcbynfel'in alle fyne omftandigheden moet afleiden. Den Heer, dié defe ondervindingen heeft gedaan,-en dit alles eerft met
foo veel énift hééft opgemerkt, heeft figh niet öntfien de fwakheit van fyn VerfUnd. en ongenoegfaamheit van fyne redeneeringen ftraks onder het ver- haal van defe experimenten felfs in de Memorien van de Roninklyke Franfche ^caderme te laten regiftreren. lék fal hier niét verder ophalen alle de rede- nen die aldaar bygébragt werden om de nietigheit m defen van alle tot rosh töëgémaakteondeïfteïlingen te toonen, welke yder, die kift heeft, ito tan nafiin. Maar ik kan niet afwéefen alhier té verhalen de heei- fyjte ërkenteniflë van een aanbiddelyk Gödtv welke defen Heer Autheur by defe occafie daar by Voegt·, en welke foo grooteJPhilofophen,, als de leden van defe Academie^h'^ foo uitdrukkelyk hebben laten aantekenen.: wanE Mo. iyobfa^-/ty defen Hee* voörgeftek hebbende al het geene nogh. on* bekent is, en vereift werd öm eenigfints tot de ware oorfaak van dkujt-, werkfel te kunnen doordringen, befluit hy fyn antwoord in defe woorden: Β weet niets van dit alles, en boude my veel liéVeraan de verwonder ingh overeen JeBr,èengeduurigh en een verbaaflmakend verfchynfil·, ah dat ik my felfs foude iïieyên ι denkende y ets te weten,het geen ik niéten weet. Ik beken dat ik fiergeerns defe tiótfitakfoude willen kennen; maar myn onwetenheït Imt niet na my een ver- fitemfcte p^en^hef welk my met overwinfie die fchade vergoed s die ik lyde in de Êatm-ètykè uorfaak van foo verwonderlyk 'een uitwerkfel niet te verft aan. ' Want tó4uiïïèrheii' moüwttenbeitdaar ik my in bevinde^doet myfien,enfilp ****** J 'J ? . " -* VOL?
|
|||||
•
|
|||||
v, Van de Planten. :. ^ | ã $ã
voêï mtiwMib entaflelyk een AllerhoogfleOorfaak; welkers wysheitenmagtm
het oneindke te hoven gaat, met alleen myne gedagten en giffingen, maar ook dit. van de alkrgauwfle en verfiandigfte van alle menfchen.die eroitgeweeflfyn^; ^ewyhniffoo eroote mannen, welke men onder de grootftePhilofophea
der wereld ftellen moet, dit wonder als een gewifle preuve van een alder, hoogfte, wyfe en magtige oorfaak, openbaar voor al de wereld m hareaanT tekeningen erkennen, fchoopfynoglrgewillighbelydengeenmtuurlykeqor. faak daar van te weten i welke daar na door verder onderfoek en ondervin, dingen bekent wordende de wysheit van den grooten Beftierder en Onder, houder van alles foo veel klaarder fal doen uitblinken: late ik aan den hart, nekkigftcn Atheift, indien hy dit alles geleeCen en verftaan heeft, ielfs oor, deelen· of hy geen reden heeft om te denken, dat hyfighfelfsinfyneongq, difterve met onsegronde giffingen wd mogte bedriegen. Ten mmftenindiea hy halfterrie blyft, kan hy niet nalaten te bekennen, dat hy grooter ge, voelen van de uitgeftrektheit van fyne wetenfchap heeft, als van het verftand en oordeel defer eeheele Koninhlyke Academie. Ik doe dit hier by, om aan die ongelukkigen te toonen, hoe verfoeijelyken felfs-agtmge, en hoe dwa. fen waan fy van haar begrip en bekwaamheden moeten hebben j eeriydefe bv alle veiitandige voor vals gehoudene, en foo blykejyk onwaar te fyn be, wefene ongodiftifche ftellinge kunnen voorftaan, en foo onbeweegelyk daar in volharden. _
Heeft hy van een omgeploegt koorn-land, dat nu vol graan ttaat, en
daar hy en andere van moeten leven, oit derven ftaande houden, i dat fchoon hv het bebouwen en befaijen deffelfs niet gefien heeft, &t alleen 4oor een los geval, of fonder dat 'er eenighverftapdpntrenibefighwasgeweefl:, dus<- danfeh eeworden was? En foude hy nu kunnen denken ø4 te redeneren? als hy ftaande hout, dat het geen men in het opwaflenontrentdefelyeSadeu liet gebeuren (en fonder het welke alle den arbeid en kpiten, dicoitdeii landbouwer aan dit land kan hefteed hebben, fonder vrugtfouden fyn) al, leen aan een oorfaak, die van haar felven en van hare daden onbewuft was, moet toegefchreven werden. Want fonder da.t de voorfienigheit 4efe fqrge hadde eelievca te dragen, dat altyt alle Wortels figh^na de aai^ê, enilarn, men fieh opwaarts ftrekten, fchoon al de Saden, ofdw^a qfh&tonderfte boven in de aarde geworpen wierden j heeft het geen tew^yannqden, dat alles wat door het gefaide leeft, haaft van fyn onderhoud ontboot engeftor, ven foude fyn. Dewyl van verre de meefte granen of andere rooe§kruits Sa- den, die met de hant of door de wind geftrqit t?n gefait werden, gejyk in de meefte gefchiet, naulyks te denkeiiis·, ,datter een foude vallen in foqda- rtigh een ftant, dat haar Wortel juifinameneden en haar ftamppwaartsfou, de ftrekken; het geen egter indien fybehoorelyk opwaffen fullcn, vereilt foude werden. 0 Eeee æ §· *8·
|
||||
jfè xx ι y. β e se η oitwing e,
§.28. Defe ielfde rigenfchap der SadeiiTier men ook van dèn Schepper
fclfs, door de mont van den grooten Propheet Jefaias uit druk kelyk aange- haalt Jefai#. XXXFII. 31, en ζ Kon. XIX. 50. in defe woorden: Want het entkomene, dat overgebleven is van den huift Juda, fal wederom nederwaarts wortelen, en hef;fal opwaarts vrugtdragen. Het fcheen hier genoegh te wer fen, om te toonen j1 hoé Ifrael in flanten voorfpoedigh foude blyven, dat alleen gefegt wierde, het-fdl· we der om wortelen en vrugt dragen-, maar om dit; met een toepaflelyk te doen fyrr op alle de ongevallen, die aan ïfrael eerft fbuden overkomen; en opdemagtige vyanden, waar door het foudé Keen en we- der geworpen en geflingert worden j, kan defe gelykenhTe niet kragtiger, de ièkere herftellinge Ifraels, en wel infonderheit nafoo veel rampfpoeden, ver* beelden; als met defelve tot defe eigenfchap der Saden uit te breiden: om te toonen dat hoe feer ook hët·huis Juda verwoeft,, verarmt, en gefchpdt mogte fyn, hoe veel beletfelen-en vyanden figh tegen haar mogten opdoen, het ielve egter in-defen aan de Saden gelyk foude wérdenjdie fchoon door de w in- den verftroit, door een hant onagtfaam nederge worpen, en regt of verkeert in- de aarde gevallen fynde, egter door Godts albeftierende voorilenigheit en wetten, die hy in fyne fchepfelen gelegt heeft, ook tegen alle apparen- ttien en menfchelykf vermoeden aan, altyt alle defe hinderpalen te boven ko- meny eri· hare Wortelen nederwaarts,, en Stammen opwaarts fenden, om vrugt te dragen. :Jk late aan ydêr nu te oordeclen, of het geen men in defe tyden voor een nieuwe pntdekkinge met regt moet agten ontrent defe fëoomen en eekelên, aan den Ingever van dit Woord niet moet bekent ge- weeft iyn s en daar beneven , of'er eenige waarfchynely ke bewyfen kunnen bygebragt werden,: dat eenigh menfche defe eigenfchap in die tyden foo klaar tm lbo volkomen ge weeten heeft $ en derhalven, of dit Woord varteen men- Tche kan afgekomen iyn. ■ V' - ^ §. 2$. Om weder onfên draat te hervatten, füllên wy dé aantekeningen
der Onderfoekers-het geftel der Planten befchryvende, foo fy defelve door vergfoot^glafen waargenomen hebben, hier niet in het geheel overbrengen; de- wyl wyHier nietvoorgenomen hebben een uit voerigeGewas-kunde te befchry- vms IViaar die figh gelegen laat om ioodanige beftierrngein de Planten te befchöuwen, die ahi de wondere *w-yfe óp welke ^ en het ontelbaar getal ge- waiTen in werke iy gefehiet^ ontegenfprekelyk voor yder, die eenige rede- lykheifc heeft-f. dê groótheit van de Godtheit bewy ft y gelieve 't geen de Hee- ren MMpighius', Grew,y Leeuwenhoek-, en andere die. daar. over gefchreven llebben) na te fiërh i Alleen fiftJen wy varr-eilcs yets kortelyk Jèggem. Bie.nu»te vorengefieri heeft waar üit wortelen en ftammen beftaan, fou-
dèdiöj,als hyeén jarigHlot van een boóïïi.in de hand neemt', denken kun-
nenf dat het by· geval is,, dat het-rondom met foo net in order en op hare
flehoorJyke wydte geplaatfte.knoppenveriien.is?. die het begiiifeJweder van
, vrugten
|
||||
Pan de Planten. f$g*
vrugten of'andere takken iyn. Maar infonderheit, kan ymancf Tonder ver-
wonderihgh aanfien? dat elk van defe knopjes öp een geregelde wyfe fyn ©orfpronk uit het binnenfte van den tak neemt, en dat het geitel van hout- draden en blaasjes van den tak foo net in die forme geplaatft is j* dat het ièl- ve voortwaflende, den knop die uit defelve ftoiFen als den tak beftaat, kan doen voortkomen. Boven dit fchynt een van ótk knopjes alleen bekwaam genoegh' te fyn, otti
ymand, foo hy anders een Godt foekt, defelve te doen vinden. Laat h.y in de 74. Figuren van Malpighiüs Cap. de Gemmisalhier in de Tab. XP lil. Fig. 3. overgebragt, het geftel van een eiken· knop befchou wen. Al waar ih Α de blaasjes (gelyk hier eenige onder en boven afgetekentfyn) van de merg- iioffe van het fpruitje aanwyit; die met hout-draden in Β omringt geiiefi werd; C is de baft, welkers hout-draden de bladeren D van de knop ver- der uitmaken. Soo dat alle knoppen beilaan uit een klein fpruitje Α met iyn bail, hout-draden, en blaasjes;, het welke door fchubs-wyfe op malkander leggende blaadertjes rondom bewaart werd. In defe blaasjes fyn in fommige knoppen (dewyle fy allemeeftonderfchei-
den fyn) bolletjes, en tepeltjes, die lymcrige en therebmthynagtigeftoffenin. figh begrypen.. De(é knop blaadjes als men haren wasdom navolgt,- werden in veelePlan-
ten allenskens langer;en veranderen met der tyd voortwaflende ook inilee- len van de volgende bladeren ; die den tak dair uit vootkomende bekleden. Hoe wonderlyk dit in verfcheidene gefchiet, kan by Malpighiüspag. 16>, Λ- ■ natomie der Planten r en de volgende geilen werden. Waarom den felven Heer dit alles met een overmoeide neeritigheit waar-
genomen hebbende, met regtbeiluit, dat de fpruïc van de knop reeds den toekomenden, tak in het klein begrypt. 't Geenibo veel te klaarder moet voorkomen, als men het vyfde Vervolgh van Λ. van Leeuwenhoek"leeft, dat onder andere in een aalbeifen-knop in de winter, niet alleen een hout-fcheut, maar ook de beifen fel fs als kleine druifjes geilen konden werden § fpruiterr- de defe hout-fcheut ook juift ter plaatfe alwaar de aalbeflèn-riilen uit hare botjes te voorfchyn komen; gelyk in defe boomen gefien werd, BCD» Tab. XFIIL Fig. 4. fyn de twee rillen aalbeifen en EFG de jonge hout- fcheut, of aalbeifen takje j gelyk het van A. van Leeuwenheek afgeteekent is., i j Kan nogh ymand geloven; dat fbodanigh een Plant-beginfel, het welke
figh in defe. knoppen in foo ondenkelyk een kleinheit met foo veel order óp- gerolt opdoet, alleen aan een los geval toe te fchryven is ? Waarom kan hy dit van geen welgemaakt Horologie feggeni ,.j i' $9· Hoe de bUderen der takken uit die der knoppen voortkomen Heb*
ben wy eenigfints boven gefien; fybefkan uit defelve dcelen van den Stam en Takken,, en hebben hout- en fap-pypen- van veelderhande foort. Soo is. Eeee £. bes*
|
||||
)
|
|||||
fPo XXIV. BESCHOUWING E.
het fap in de fithymallus én anderen wit, 'inC£e#</mVoffchelkraitgeel,man«
dere anders jen ook heeft elk fyne lugt-pypen. De hout- oflugt- enfap-pypen in de fteelenby een vergadert, fpreiden
figh in de Raderen, gelyk kleine boomtjes, als in foo veel takken uitj die de ribben van de bladeren maken: welke in fommigefigh nets- wyfe aan mal- kander hegten. TuiTchen defelve fyn de blaasjes, die de dikte van het blad maken. In het vlak van fommige bladeren, daar fy na boven fien,vind men openingen ï die van binnen uit holle bol-agtige lichamen voortkomen j door •welke miflchien of een damp of een vogt uitwafemt. Tot welke vogten uit bladeren van boomen vooitkomende, miflchien het geene in de Áîßá van ds Franfche Amdemie, A". 170J, pag. 6z. gefegt werd, kan gebragt werden 5 immers in kaftanie, populier, en moerbeiien boomen feid de Heer Malpi* ghius, dat dele holligheden dan klaar te fien fyn, wanneer de blaasjes in die bladeren verdroogt fyn. De XF1H. Tab. vertoont in de Fig, f, hoe een groote ribbe Á takjes  in het blad uitfend; dewelke door andere C we- derom daar uit voortkomende, de net-agtige tulTchen-plaatiën, die hier wit fyn, makeni in welke die ronde holle, en boven na den Hemel openebol- letjes D te fiën fyn. In defe witte tuflchen-plaatfen fyn ook in het ronde ge- fchikte blaasjes als E die dikwils een holligheit F te famen maken j waar uit een taje vogt als een fweet uitfypelt. Of dit nu alles by geval en fonder eeni- ge wysheit in foo een meenigte bladeren, in eikenboom metdeveranderin- ge in defen allen, die tot elks byfondere wel fyn nodigh is, gefchiet j behoeft men maar aan ydcr, die redelyk is, te laten oordeelen. Te meer, dewyl men iiet, dat dek bladeren van foo grooten nut voor de bomen fyn ·, dat defelve te vroegh daar van door rupfen of andere oorfaken berooft fynde, geen vrug- ten op dat jaar kunnen tot volkomcnheit brengen. Of defe Bladeren nu de fappen der boomen en kruiden bekwamer om vrugt te geven maken, of yets anders aan de Planten toebrengen, om dat fy als opene handen, na den Hemel tocge- Jftrekt fchynen, om deflelfs dauw en regen te ontfangen, en tot verder ge- bruik voorder te fenden, kan ik nogh niet bepalen. Immers het is blykelyk, dat in feer veele de fteeltjes meerder of minder
gootS'Wyfe gemaakt fyn j foo dat den dauw en regen op de bladeren vallen- de, daar door na het Imopje (dat in de boomen by.de plaats, daar het blad uitfpruit, veeltyds gevonden werd) toe kan loopen, om het fel í e tebevog- tigen» Andere iteelen fyn rond, langs welke het water van de bladeren wel na de knop kan fypelert, dogh in foo grooten menigte niet: foo dat ten min- ften defe bladeren fchynen te dienen om elk knopje van water te verfien. Kan men dit ook al aan een geval toetchryven? r Ook fiet men dat die fappige vrugren,welke door de heete fonne te ras verdro-
gen fouden, gelyk Aalbeiïen, Aardbefien, Moerbeiien, veeltyds met groter bla- den, dan fy felfs fyn, veriien fyn om daar door gedekt te kunnen werden: en dat Appelen en Peeren, die vafter fyn en meerder werkinge van de fonne
ver-
|
|||||
ί Fan de Planten. -f§t
vereiiTchen, kleinder bladeren hebben, fchoon de boomen felfs dikwilsgro-
ter fyn. Boven dit alles, dewyl deblaaderen over den boomeene fchaduwe veroor-
faakenj en defe boven Befchouw. XX. §. f4, ff. getoont is oorfaak te fyn, dat ook de lugt met fyne wateragtige deelen derwaarts geduurig bewogen werd} fiet men ook hier door, dat den grooten en aanbiddelyken Onder- houder van alles, door middel van de bladeren, aan de boomen dat voordeel gegeven heeft, dat, fchoon geen wind den dauw en wateragtige deelen des lugts beweegt, egter door de meerder koelheit van de fchaduwe, de buiten fynde warmer lugt, figh derwaarts uitfettende, de in hem fynde vogtighe- den na de boomen toevoert, en defelve geduurigh bevogtigt. §. 51. Ik fal hier niet onderfoeken, of nevens dit alles ook de openingen 5.
welke de Heer Malpighius waargenomen heeft in de bladeren te fyn, ook aan de boomen dienen, gelyk de fweet-gaten aan de menfchen, om eenonfigt- baie doorwafeming te maken: het geen de reuk die men in de lugt, wel- ke onder veele van haar is, gewaar werd fchynt waarfchynelyk te maken» Behalven dat het experiment van den Heer la i/^fulksfchynttebeveftigenj A°. 1703 pag. 73 in de Memorien van deFranJfche Koninklyke Academie·. Oden. Heer om te weeten, of de Fonteinen ook van den regen alleen fouden kunnen veroorfaakt werden (volgens het gevoelen van den Heer Mariotié) hadde wil- len onderfoeken, hoe veel water wel tot de gewaflen van noden was j endaar toe den 30 Juny des ogtensten fi uuren in een fles met een nauwe openingh,, die met water gevult was, twee geplukte früTe envaftevygebladerengelet* foo dat de einden van haar fteelen het water raakten > floppende verder de o- peningh rontom haar toe,! foodanigh dat 'er buiten de fteelen geen water door konde wafemen. Dit alles gewogen hebbende, fette hy op een plaat- fe, daar de Ion warm fcheen, en een weinigh wind waaide. De vygeblade- ren alleen waren fwaar f dragmen en 40 greinenjten elf uuren bevond hy dat alles 2, dragmen ligter geworden was, wegens de deelen,die door de lugt en de fon,uit defe bladeren getrokken waren } vindende ook in andere Planten, daar hy er- vareniifen ontrent nam, altyd een groote uitdampinge van vogtigheit. Den Heer Autheur heeft hier niet gelieven by te doen, of het water, dat eerii een pond woegh, foo veel vermindert was, dan of de bladeren foo veelin- gedroogt, m of dit in beide ten deele gefchiet was 5 immers het toont, dat <ioor de bladeren een merkelyke doorwafemingh is. Welke ook uit de ex- perimenten van de Heer JVoodwardy Aft, Lips. A*. 17Ö0, pag. 87. af te nemen is, alwaar eenige der felver uitgetrokken fyn. Soo dat hier uit fchynt te blyken, dat de bladeren boven andere gebrui-
ken ook dienen orft openingh aan de uitwaiêminge der Planten te geven. §. 32,. Ik foude iiu rot wat anders overgaan, ten ware ik oordeelde, dac
om eenigh ligt in het tot nogh toe in foo veel faken duifter geftel en huis* lioüdinge der Planten te geven» en om de aanbiddelyke wysheit des Makers |
||||
jpi XXIV. BES C.H OÜWING E.
daar in foo veel te klaarder en met meerder verfekertheit te kunnen fien, tfe
volgende experimenten miflchien van eenigh nut fouden kunnen fyn.
Ik vinde onder myne aantekeningen in den Jare i<5<;ó", den ii January,
dat men een ftukje van een raap, een ander uit de middelile ribbe van een 'kools bkd, en een derde van een fure aagt-appel, elk in een by fonder fuiker- glaasje gelegt, en met een koper-draatje op de grond van het felve neerge- houden fynde, de glaasjes met een klare en door een vloei-papier gefiltreer- de fterke loogh van water en potafch gemaakt, gevalt heeft. Defe alle on- der de klok van de lugt-pompgefet fynde, fagh men, dat, foo haaft de pers- 'finge van de bóven-lugt weggenomen was, een groote meenigte lugt uit elk opgingh (infonderheit.in de fure appel, die een ganfche fchuira boven op de loogh verwekte; wy laten hier na te onderfoeken, of dit laatfleookdoorde •opbruiiinge van het fuur.van den appel en het fout van de loogh in alles meer- der ge weeft, is)-'en t'elkens het weglaten van de lugt herhalende, fagh men het felve effecT:. Ik hadde nu defen loogh en geen water genomen; op dat niemand van
die het fagen fwarigheit daar in mogte maken, of ook de lugt, die veeltyds in het water is, daar toe yets mogte doen ; hoe wel dit anders ook in het water, fchoon ook de lugt daar niet uitgekookt is, figh foo klaar vertoont;dat y* mand, die niet te feer fcrupuleus is, geen loogh behoeft te gebruiken. §. 33. Den χ Juny i6p6; heeft men twee ftukjes van een tak van een Olm-
boom, beide in defe loogh onder de klok geftelt; foo dat het eene met fyn einde, dat naad aan een ftam ge weeft was, en het tweede met fyn tegen-ein- de na boven ftrekte, en de lugt daar uit latende bevonden, dat uit de baft foo wel van het een als van het ander feer veel lugt opgingh ; dogh dat uit de midden van het hout, foo aan het onder als boven einde, de lugt als met een geheele ftroom, uitvloeide ; wanneer men de baft van de einden wataf- gefneden hadde, bevond met het felve, en ook, als men houd fonder baft, en baft fonder hout daar onder fettede, fagh men uit beide de lugt feer fterk uitgaan. Den ρ Juny of een week daar na een Afperfie, die nu twee dagen uit de aar-
de was geweeft, in ftukken gefneden fyade, fagh men, dat veel lugt uit de- feive opquam, dogh geenfints te vergelyken by die van den Olm-boom, Ook kwam de meefte lugt uit het einde, dat na boven in de aarde hadde ge- ftaan: aan het ander einde vertoonde figh eenige borreltjes, enkwamdefel- ve ook, dogh niet veel, uit de fyden van de Afperfie. $. 34. Den 7 Juny 170P, heeft men ten ftukje van een takje van een Mo-
rellen-boom aan twee fpykertjes gebonden, en met een draatje aan de haak van de klok van de lugt-pomp vaft gemaakt; foo dat het ontrent in een mee water gevult glas, drie vinger breed onder water hingh. Daar na ook een ftukje van een ftam van een kroon-imperiaal, ook doof
twee
|
||||
, :faa de Pfoffien. ■ · ψρ^
twee aangebonden fpykertjes fwaarder gemaakt, in het glas onder her-water
laten finken. λ , ). De lugt afgelaten hebbende, fagh men een ganfche ftroom van lugt uit
beide opwaarts gaanj foo dat hier uit bleek, dat de ftammen veel lugt by haar hebben, en het voorige door MicrofcQpm uitgevonden beveiligt wier- de. , .,·· , - Om dit ook in bladeren nader te onderfoeken, heeft men f Morelle-bla-
deren met de ileeltjes by den anderen gebonden; en die alle in de helft met een fchaartje doorgefneden;, op dat ook de pypjes in hare ribbetjes geopent fynde, de lugt daar uit foude kunnen vloeyen. Daar na (gelyk de vorige hout-ftukjes) defelve om te. linken, ook aan fpykertjes gebonden fynde,wier- den fy mee een draatje aan den haak van de klok vaftgehegt, foo dat fy eeni- ge vingeren breed beneden het vlak des waters in een fuiker-glas hingen. Verder, de klok ledigh pompende^ fagh men uit de kanten van de bladcï- ren, die door de fneden open wareix, genoeghfaam ganfeh geen lugt opgaan 5 maar de bladeren felfs wierden pp het plat over al met heldere lugt-blaasjes ver- vult: foo dat defe door het vervolgh van pompen grooterwerdende, de bla- deren met de fpykers felfs na boven dreven; dogh de lugt daar weder by gelaten fynde verdweenen, gelyk gewoonlyk, de blaasjes, en de bladeren tonken weder. Hier uit fcheen ook te blyken, dat debladeren een grootedoorwafemingh
hebben, en op meerder plaatfen als de ftammen. Ook was dit onderfcheit tuflehen Ae bladen en ftammen aanmerkelykj dat de ftammen wel uit haat geopende einde geheele ftroomen van lugt gaven} dogh dat men geen, immers weinigh lugt-blaasjes buiten op de baft gewaar wierd: en dat uitde bladeren in-tegendeel genoeghfaam geen lugt fcheen te komen, daar fy af- gefneden waren, en feer veel bolletjes op hare platte vlakten. ' Miflchien dat men uit dit alles te famen vergeleken fynde,' een grond van een waarfchynelyke onderftellinge foude kunnen maken, om een wyfe te, toonen hoe het lap voortgeftooten werd in de planten j namelyk, door Tiëc uitfetten van.de, lugt by daagh, als de fon fyn hitte geeft* en het weder op- houden daar vanin de koude der nagt j dogh dit is alhier ons voornemen niet, en foude een grooter veelheit en meer order in de da-ar toe nodige experi- menten vereiiTchen. Het ooghmerk dat wy hiergehadt hebben in dit voor- gaande by te brengen, is: eerfi om te toonen, dat men aan hetgeenevande Heeren, die door Mkrofcopia de Planten foo verre onderfogt hebben, gefegt isr niet behoeft .te twyftelenj ten anderen^ om een wegh te openen, waardoorin de Planten de.maniere van groeyen en beweeginge der fappen op eenandere wyfe, als door vergroot-glafen, mede kan nagefpeurt werden: én men al- dus verfcheiden manieren gebruikende in de kennifle van defe foo verbaaft- makende wonderen des Scheppers verder voortganeh tot fyne eere mogte -■ snaken. - - ,. 'Ffff §. %f.;'
|
||||
m XXIV. BESCHO ü W Γ Ν GE,
§. tf. Indien men van de bladeren rot de Bloemen wil overgaan j ak~T
gelyk alle andere deelen van Gewaflen, uit defelfde ftoffen beftaan, liame- lyk lugt-en verfcheiden fap-pypen,.anders hout-pypen genoemt, en eea blaasagtigh famen-ftel: Laat yinand,. die aan de alles verforgende Voorfie- nigheit Godts nogh twyffelt, in een Bloem-tuin gaan, en defelve aldaar met een nauwkeurigh oogh befchouwen in alle hare maakfels en verfcheidenhe- den. En hy fal met geen reden kunnen oordeelen, dat het fonder een wys en goedertieren oogmerk van den maker gefchiet isj dat de meefte bloe- men uit een knoppe voortkomen (Calyx by de Bloem-Oeffenaars genoemt) wiens bladeren ofdeelen eerft de daar in fynde bloem, als hy nogh niet kragts genoegh heeft om de ongemakken der lugt te verdragen, voor de- felve bedekken en befehermen; en na dat de bloem open gegaan is* deifelfs bladeren.onderileunen5. op dat iy niet verwardelyk onder malkanderen fou* den hangen, en gepaftelyk hare fchoonheit aan de oogen der aanfchouwers foude kunnen vertoonen. Laat hy een Angeher in de hand nemen , en: fien, hoe deifelfs groene knopje eerft de bloera-bladeren bewaart j en daar na de fwakke fteeltjes van de felve by malkanderen houd, om haar faad te fcunnen voeden; en verder hoe het boven als met tanden ingefneden is, om iigh, als een Bloem in de knop isy. te heter boven te kunnen fluiten, en daar na figh meer te kunnen uitfpreiden, om met meer vaftigheit de bladeren te jfcunnen onderfteunen. Laathy dit in rofen, en in duifent andere befchouwen, die alle van foodanigh een Calyx of knopje enfteunfel daaruit voortkomen- de, verfien fyn. Waar van eenige van een rondlopend blad, gelyk alhier in den Angelier, andere van meerder als in de Rofen, andere van bladertjes gelyk vis-fchobben op malkander leggende, gelyk in de Cyanos of Koorn* bluem, andere op ontelbare andere wyfen,. egter alle tot defe gebruiken die» nende gemaakt fyn. Soo fyn de Artkhokken alleen foodanige met bladeren op een leggende Calyces, of Bloemenfteunfels. §. 3Ö. üewyl men nu dit3 in foo ontelbare bloemen het felve eindeuitwer-
kende, aan geen los geval toe kan fehryvenj op dat ook niemand het felve van geen onweetende nootiakelykheit uit het geftel van alle bloemen vloeyen· d'e, mogte afleiden} nadien dit in meeft alle gefchiet, die defe hulp vao noden hebben, om ia dë knop iynde bewaart, en open fynde onderfteunt Μ werden} teten fy iien, hoe egter in alle bloemen, welkers bladen ilerk genoegh enmagtigh iyn, om iigh felven op te houden, foo dat dit fteunfel hier onnut foudë wefenjdefeCtf/jwXjof van de bloemen onderfcheidene fteun-bla- deren van de knoppe niet gevonden werden. Van defe foort fyn witte Leliën, alle Iblpen^ en veel foorten vananderc bol-bloemen j die in de knop door een dun groen blad bedekt werden, en open gegaan iynde, figh fonder dat yets haar onderfteunt, door. de kragt van haaf eigen bladeren ophouden. Soo liet men in de Crocus oi Saffraan, die in het voor-jaar opkomt, en geen Calyx ofbedekkendeknopgenoegfaam heeft 3 een witvliesagtigh dekfel, het welke de Bloem
|
||||
ï$. Tm üe Planten, -ypj»
Bloem voor de fchadélyke werkingen der lugt bewaart, als fy nogh teer isj
kan ymand fulks (om dit noghmaal te feggen) m foo veel bloemen, en in elk m dat het vereifchtwerd, fiengefchieden} en geen voorforge daar in bemer- ken van die (ook met foo veel verfcheidenheit het felide einde uitvoeren) haar doet voortkomen ? ;
§ m Van de bladeren der bloemen, en van haar verrukkende aangenaam-
beden die fy aan het gefigt en de reuk van yder vertoon.cn; fullen wy ,alsal te beke'ntfynde, hier niet fprcken .-alleen kan men letten, dat,gelyk deknop-bla- det&n defe bloemen, alfoo ook de bloem-bladeren het hart of het binnentfe der bloemen omringen en bewaren j en dat in veele defelve rontom het hert met een dons of natuurlyk fluweel bekbet fyn* om het hert-fpruitje nogh teder fynde, foo veel fagter te herbergen. Wy gaan hier ook voor by alledefoowonderlykebyfonderheden,alsindc
bloemen van de Heeren Malpighius en Grew aangetekent fyn j hare hoorn- tjes, hare hairtjes, hare vergader-plaatfen van lymerige en therebintineufe itofFeiii infonderheit.de plaatfen, alwaar figh in hare bladeren een foete en .en honing-agtigc vogt affcheit en bewaart werd. Die defe van deByeniïec versaderen, en tot foo veel gebruiken aan Het menfchelyk geflagt dienen, fal ten minften daar door kunnen fien, dat het nietTonder reden is-, dat y- mand, die een Heerlyk Godt voor den Maker van alles erkent, ook hieruit boven de aanbiddelykheit van fyne Wy$heit,degrootheitvanfynGoedertie- renheit af kan nemen. . # \ Ook en lullen wy ons (nadien men defelve nogh met volkomelyk m alles
kent) niet inlaten om de deelen van de bloemen buiten hare knoppen en bla- deren hier tebefchryveni namelyk de plaatfen in het hert der fel ven, waar in hetfaad geformeert werd, nogh de draatjes nogh itevige lange uitfpruit- feltjes, die andere lic haamtjes vol feker fyn ilof op hare toppen dragen, als m Leliën .en diergelyke. Waar van de eerite by de Bötanici wMWf en de ande- re S&3iró?# genoemt Werden. §. §8. Alleen laat ik voor het laatft defe aanraerkinge maken, en vragen*
of een Atheift fiende dat de ranken van een Wyngmrt foo fwak fyn, -dat fy onmogelyk haar felven op kunnen houden ,hy nietdenken moet, dat het met wysheit is, dat aan defelve die drakjes gegevenfyn $ waar door de boten %h felfs alles wat uitfteekt va& maken en ophouden} en of hy geen oogh- merk tot dit einde dienende, daar in gewaar werd, dat defelve, na figh ora eenige vafte uitileekfelen geflingert te hebben, egter onbequaam fouden fyn om het gewigtoran haren aanhangenden rank te dragen} ten fy de ilofFe, waar uit fy gemaakt waren, ongelyk tayer was, als yets dat aan den geheelqn Wyngaartis. . ' Soo blykt ook het felve in de Komkommers ^ welkers ranken ligt door den
wind verbroken fouden werden, indien niet door fommigè vafthoudfelrjes en draities v«ele by deri anderen gehouden, en daar door belet wierden van F fff ζ **
|
||||
ft* XXIV. BE SCH O' UW INGE.
de winden verftroit te werden. Indien in dit alles geeneinde beoogt is, hoe
komt dat a&Klim-op (Hedera) die npitvoorfpoediger als tegen muure'n waft, ter fyden als worteltjes of fpruitjes uitfchiet, die een taje vogt in figh heb*· hen i waar door fy aan dc(è muuren klevende, foo grooten geitel van blade- ren en takken kan ophouden, 't Geen hoe op een verwondcrlyke maniere in de PFyngaard van.Canada gefchiet, van de Heer Maipi^hiUshfMiht^yeien afgetekent is. ..,:.\::,.,fv^ m :.:.\x: : Indien een ongelukkigh Philofoophnogh al blyft oordeslen, dat alledefa
,weik-tuigen,, die aan de wynftok, het klim-op en andere diergelyke«die- nen om figh op te houden en opwaarts te klimmen alleen by geval, enfon- der eenigh opfigt op dit gebruik te hebben in defe Planten geformeert fyn; fal hy niifTchien het felve van een ladder of trap,, of ander werkttiigh kun- nen oordeelen, welke by de menfehen tot het felve ooghmerk gebruikt werd : en hoe onredelyk dit is,, laat ik aan hem felfs* §, jo. Dat nu het geene te^vooren van de botten of knoppen getoont is,
( namelyk, dat fy uk de ftam ,uit de bladeren en vrugten, in het klein beftaan, die daar na uit defelve voortkomen fullen) ook by den Ingcver van het H* Woord, al ten tyde van den-Propheet Jefaias is bekent geweer!, fchyntee- nighfïnts afgenomen te kunnen werden, uit het XF1II. Cap.cn f. vers van delTelfs Pröphetie. Alwaar figh defe woorden in onfe Oerfettinge bevin- den: JU de hotte volkomen is, en de onrype·druive ryρ werd [na] den bloej/èmi Ik late de overfettinge van defe geleerde Heeren in fiare volkomen agtin- ge j maar die de Gront-tale verilaan, Weeten, eerfl, dat van het Woord Nitfah (hier Rloeffem) by Robbertfon met regt dus gefproken werdj* Nomen hoc, ger- men, florem, feu. folliadum, &? in vitibus gemmam propriè fonat: Gallicè bou- to.n. Dat is, Dit woord betekent een knop, bloem-, of fpruite, m ft geen hier aan te merken is) inwyngaardeu (van welke om de onrype druiven alhier fchynt gefproken tè werden j/egt het eigentlyk de botte of knoppe: in het Frans Bouton. Boven dat het woord Nouts, waar van Nitfah afdaalt, aldaas ggvonden werd, eigentlyk het Franilche woord, Boiler of Boutonner, dat is mthott§n te betekenen. ,λ - (W< Ten anderen y dat het· woord Gomeelhier ryp 'wordende overgeCet, opvoeden'
de enfpeenende, ook vergeldende beduit j en van foramige felfs alhierlaclensof fuigende.vertaalt is. Gelyk by den feiven Autheur geilen kan werden. denderden, dat de Hebreeuwfche woorden-ftcllinge eigentlyk dus luit,
gelyk de Heer Pifcator, die 't uit het Latyn overbrengt: Als de botte volh* men is, en de opvoedende onrype druive-een bloem, (of volgens heuftraksgefeil- de ) een knop of botte fal (geworden) fyn. . . Wat nu ook met het woord Gomeel, by Pifcator door opvoedende, by an-
dere anders vertaalt, in de faak felfs verihan moet werden, bekenne ik niet ten genoegen, om aan de faak te voldoen, te kunnen feggen. Dit fchyntvvaar t% fyn} dat hier een bette of knoppe in fyn volkomenheit. befchreven werd. Jra» mers
·"
■-\ ■ . - l '~
|
||||
'■rVaït dm Planten?, ;;, f§y,
mers het is niet tegen te fp reken, dat defe text mede brengt, dat onrype
druiven een knop Tullen fyn, als men de woorden in haar· eenvoudigfte en (f gelyk Robbertfon fegt) in haar eigene vertalinge noemt. Hetgeenopgener- ïiande wyfe op de knoppen van een Wyngaart fchynt toegepait'te kunnen, werden, ten fy men met defe.druifjes die geene veritaat, welke, gelyJc de boven afgetekende kleine onrype aalbesjes, Tab^XVllL Fig. 4. in haren bot, figb ook in de druiven-knop, als hy.yolkomcn is, bevinden. Dewyl nu kennelyk is, dat fonder de hedendaagfe vergroot-glafen defe
vrügtjes in de knoppen der Gewaden niet wel toonbaar fyn ; laat ik aan het oordeel van een Ongelovige felfs, indien defe plaats dus verftaan werd, ge-> Jyk fy op de eigentlykfte wyfe fchynt te fpreken, of het een enkel menfcri heeft kunnenfyn; die in die tyden defe eigenfehap der knoppen of botten* daar foo rond ter neder geitelt heeft j. welke by yder alleen voor eenuitvin- dinge buiten twyfFel van de laatfte eeuwen moet gehouden werden. Dat nu, indien men defe Prophetie met den geleerden Pifcafor op de
voornemens, het begin en einde van den Oorlogh by Sennacherib tegen Jcruialemen Libna gevoert, en op de handelingen Godtsontrent hem toepafiè- lyk maakt, defe veitaalinge met de omftandigheden der iake, en het voor-, gaande en volgende, fop wel over een komt, alseenigè andere, immers die my voorgekomen is, fal miilehien ymand niet fwaarlyk toeftaan j die weet^ dat de Heere, de takken en ranken van diens Koning? magt voor den Oogft^ en wanneer de uitvoeringen nogh in haar voornemens, gelyk de onrype druifkens in hare botten verborgen waren, afgefneden en afgekapt heeft. Dogh dit laten wy aan het onderfoek der Uitleggeren over 5 het is ons genoegh dat dek woorden in dien fin genomen, welke fy volgens haar eigenfe-hap als de eerfte fehynen mede te brengen, alhier, tot ons. ooghmerk uitdrükkelylb fchynen te kunnen dienen. ν .·; «< §. 40. Ik ..hoppe, dat die dit met hetfeive oogmerk leeft, waar meede
het gefchreven is, het figh niet fal laten verdrieten, met ons een kleinen af- tredt te doen, by gelegentheit dat wy boven van Bloemen, en onder die ook eenighiïnts van Leliën gefproken hebben., /it Het fal (om een begin daar van te maken) aan eenige, die oit onder deic
beklagely ke Philofophen verkeert hebben, bekent genoegh fyn} dat de plaat-i fe 1 Koning. VIL z.3. en 2 Chron. IV, z. Voorder maakte ky (Salomo) degega- Une Zee: van tien ellen was fy van hanen eenen randt tot haren anderen randt t rontom rondt tJ en van vyf ellen in hare hoogte^ en een meet-fnoervan dertigh eh len omvïngfg 'rontom, by dit ongelukkigh foort van menfehen gehouden werd voor een bewvs van kragt, om te topnen dat de H. Schriiture niet alleen na het gemeen gevoelen der menfehen fpreektj maar felfs (om niet meerder te fcggen) foo nauw, op de juiile waarheidt geen agt ihat. Eene van defe is my bekent ge weeft, , die op het boek de fchriftfen van
Euclides bevattender met groote letteren dit bekende Pythagorifehegefchre- Ff f f f v ""' ven*'
|
||||
ρβ XXIV. BESCHOUWING E.
ven hadde; Hy heeft het gefegt. Daar by voegende op fekeren tyd, alsy-
mand dit oplchrift wat nauwkeurigh fcheen te beüen, dat hy in .dit Boek alleen, en nergens anders de volmaakte waarheit in alles opgevolgt bevond. Waar op aan hem te gemoed gevoerd werdende, dat dityets was, het geen in kragt op den Bybel behoorde, gefet te werden j hyaanftonds tot antwoord gaf, dat foodanigh eeney als defe was, welke dit van den Bybel tegen hem gefegt hadde, dewyle hy ook in de Wis-kunde figh meermalen oeffende, foude behooren te kunnen iien dat hy ongelyk hadde, en den Bybel nietal- tyd de waarheit feide^ en dat tot bewys daar van hy de gefeideplaatfe alleen geliefde na te lefen. In de welke aan hem foude blyken, (dewyle van de gegotene Zee aldaar gefegt wierde, dat fe rontom rondt was) dat in den By- bel de proportie van den middel-lyn tot den omtrek van een girkel geftelt wierde; als tien tot dertigh, of een tot drie. Welke nogtans2^^.X/Xi^. I. ontegenfprekelyk die van den diameter ad, tot den omtrek van den re- gulieren, of gelyk-fydigen en gelyk-hoekigen fes-hoek ah ede f uitdrukt, en geenimts die van den felven middel-lyn ad, tot den daar opbefchrevenen omloop des cirkels, A, B, C, D, E, F. Soo dat hier in een onloochen- bare misflagh of tegenfeggelykheit volgens fyn gedagten gevonden wierde: want ilellende de zee rondt te wefen, was 'er gemift in de proportie van den diameter tot den omtrek; en Hellende die, volgens de bygebragte mate, fes- hoekigh te fyn ·, was 'er een tegenfeggelykheit in, dat ïy egter rontom rondt ■genoemt wierde. Dat nu defe tegenwerpinge tegen het gefagh van het Goddelyk Woord by
foodanige meermalen voortgebragt werd} welke, indien fy het felve in al- les voor onbedriegelyk waar moeile erkennen, wel iien, dat fy niet an- ders, als^op de rampfaligfte eeuwigheit ftaat hebben te maken, is bekent genoegh. .,'"*..,. /
Ik fal nu alle de beantwdordingen van defe fwarigheit by verfcheiden
geleerden Heeren bygebragt, alhier niet ophalen} nogh feggen, fchoon al geene van allen voldoende was, en deiè plaatfe aan ymand toefchcen, niet wel met de andere omftandigheden over een te brengen te fyn} datfulkseg- ter in een Godt-vrêfend gemoed geen de minfte ongeruftheit ontrent het Goddelyk Gefagh, *en over fulks ontrent de waarheitvandit Woord fal kun- nen doen ©pryfen} foo lange hy een foo grooten meenigte van andere blin- kende en.onwederleggelykc bewyfen van de Goddelykheit deflelfs aan figh vertegenwoordigen kan. Temeer, dewyl in de eigenfehap der tale, de ge- bruiken der Aaloudtheit, en andere faken, waar van men te defer tyd de nau wkeurigfte kennifle in alles niet en heeft, y ets verborgen wefen kan j het welk een uitdrnkkirfge, die als doe klaar was, nu aan ons duiftér foude kun- nen makert, Behalven dar het niet genoegh op letten van ons eigen verftand, drkwils aan ons yets, als niet wel begrypelyk doet voorkomen.} het geen 4aar na foiiityds door het enkel gewaar werden van het geene te voren over het
|
|||||
-*
|
|||||
Ι ν/ ι Fan de Planten.] ff ■/■/;".;''■' '. ' χ9$
liet hoofd geilen was, volkomen opgeheldert werd: het welk yderdieoit
iigh in ftudien opgehouden heeft by ervarentheit weetenfalj en uit de'vo- rige plaatfe Genes, II. 4, f. blyken kan. En indien het volgende by Hee- reri, die de Oudheden onderfogt hebben, voor een goede oploffinge van die fwarigheit door kan-gaan, fal het felve ook een voorbeeld daar van wefem Ik ftelle dan; dat defe gegotene; zee niét, gelyk veele willen, circulaar
rondt j maar volkomen regulier fes*hpekigh g&wcsü.is; Van de vercierfelen, die op defelve ge weeft fyn, ί uilen wy nu niet fpréken. De voornaamfte en eerfie reden, die my fulks doet geloven, isgegrondop
Het volgende 2.6. vers :van dit felve Capttel-, welke woorden dus luiden ; Mare dtkte nu was een hand breed, ende haren rand, als, het werk "jan den rand: eenes bekers, [ofte~] eener letienbloeme. Of het geene; de Gront-taïe eenvou* digtfegt, vermits het woord [ofte"] alhier tuflehen twee haakskens ftaat|. Ende haren rand'was, gelyk hetmaakfeloffatfoen van den pand eenes bekers van eene leliën knop, of leliën-bloeme. Want dat het woord .Magnafih hier'werk vertaalt, .een fatfoen of maak-·
fel betekent, is uit 2, Regum'. XFI 1 o, blykelyk; en het woord Per ach (hier
bloeme) is Efaia. XFIIL f.mttknopp. oï botte overgefetj enby Robbertfonr
fiet men, dat het boven;dien een bloem betekentr foo wel die nogh in fyn
Jinop toegefloten, als die open is, ·.
Nu is het blykelyk , dat hier defe gegootene zee bvden beker of de hol-
ligheit van defe opene bloeme, of anders by eengeflotene bloem-knop van een lelie vergeleken werd: bet welke ons daarom volkomentlyk tot een fes- hoekige of fes-fydige figure, en geene andere fchynt te leiden. Nadien alle Kr,uid-Befchryyer-s het voorname kenteken van klien daar in ftellen tefyn j, dat fy juift van fes bladeren, en geen meerder nogh minder gemaakt fyn, gelyk by Dodonaus en andere gefien kan werden. Het welk ook de oorfaak is, volgens Kimch't (Siet Buxtorfii Lexicon) dat het Hebreenwfch woord Schofchan {e-en lelie) van het Grond·woord Schefch, dat in het Nederduits/^/ fegt, afkomrb'gh is. Soo dat hier uit blykt, dat defe zee de gelykenii^ hadde van den beker eeneriës-bladige of fes-fydige lelien-bloeme. Welke fes fy- den en hoeken figh op een feer klaare wyfe aanydervertoonenj ingevallehy een lelie, foo wel als fy geheel open gegaan,, als wanneer fy nogh in haar knop en.niet uitgefpreit is, befchout. Waaromme dan de fes-fydige figure van defe gegoöterie zee uit defen text volkomentlyk ia defe beide betekeniffën fehynt te volgen. Het fy dan, dat het bovenfte van den rand deflëlfs op de Wyfe van fes figh van een fpreidende bladeren, gelyk een opene lelie, ge- maakt wasj waar van de fes punten de hoeken van denfes-hoek verbeelden ;· het fy dan dat den omtrek van den felven boven-raod, fonder eenige ledige tuiTchen-plaatfen, een volkomen fes-hoek maakte, gelyk in het buiten-vlak van een lelie-knop gefien werd. Welke byfondsrheden wy aan andere, die meerder in Oudtheden ervaren fyn 9 overlaten* mm
|
||||
éoo XXIV. BESC Η O'ÜWING E,
De tweede reden ^ die by de eerftc gcvóegt fynde, dit felve iriet veel grond
fchynt te bewyfen, is, dat de proportie van dertigh tot tien, of vanden omloop der zee tot de middellyn deiïelfs juift, ennaalle Wis-kundigenauw- keurigheit, die van den.omloop van een gelyk-fydigen fes-hoek tot fyn mid- dellyn uitdrukt. Soo dat een Ohgeloovige, indien hy ancierfints niet enkel gefet was, om yets tegen de Η! Schrifture te willen vinden, uit deie nette mate, die alleen aan den fes-hoek eigen is,, foo wel kon*beilötenhéb- ben, dat defe zee niet eirkulaar rondt was: als hy uit het woord Rondom rondt beiluit, dat fy niet fes-fydigh is ge weeft, Totem derde, indien niet reden, ten minften ophelderingh kan hier by-
gebragt werden, dat de runderen, op welke defe zee gefegt werd geftaante hebben, "] ui ft twaalf, dat is tweemaal f0j in getal geweeft fyn, foo dat ook dit getal der runderen op het fes-ιύ opfigtelyk is,*het geen figh in de hoe- ken en fyden van,een fes-hoek bevind. En ichynt men figh daarom op elk der lés hoeken, en op het midden van elke fyde een'runt-tekunnen verbeel- den geftelt te wefeiii foodanigh dat fy, als vers ζ f gefegt werd, drie aan drie na de vier gewelten.des werelds konde uit fien. Of nu defe, dan of een ' andere farocn-ftellinge defer runderen, door den Koningh Salomo gemaakt is, onderfoeken wy hier niet verder. Ten minften fchynt daar door eenigh- Jints ook waarfchynelyk te fyn, dat defe gegootene zee niet circulaar rondt,» maar {cs-fydigh geweeft is. Soo dat dan het geen daar af in het woord jGodts, ontrent de mate van der felver breedte en omtrek gefegt is, met de uiterfte Geometrifche geftrengheit over een komt. Dit fchynt alleen nogh eenige fwarjgheit over te laten, dat vers 13 ftaat,
dat fy rondom ront, ofiaharenomlooprondt was, in't Hebreeuws GnagoolSa~ bil·; het welke by Hie defe rondcheic tegen de voorièide mate willen aandrin- gen, voor kringh-rondl of cirkel-rondt genoomen werd, om alfoo yetstcgen- jlèggelyks hier in te vinden. Om dit wegh te nemen, fyn hier twee faken te onderfoeken: Eerfi , of
a|le rondt juift cirkel-rondt ï$-, dat is, of'er geen meer veel-hoekige figuren buiten den cirkelden naam van rondt kunnen dragen. Ten tweeden, Indien dit laatfte waar is, of het woord Gnagool, alhier met r<?»Λ oVergefet, een generaal woord is, dat alle ronden betekent, dan of het alleen en bepaalde- iyk een cirkel-rondt uitdrukt. Ü :: , *- YVat ou bet eerfie belangt, dat alle Ronden geen cirkel-ronden fyn j en by
gevolge het woord Rondt een woord is, het welk veel foorten onder figh bêgrypt, is uit de JMederduitfc Mathematiciblykelyk. By welke, behalven cirkel-ronden,, de namen ook van lange ronden of' ellipfesenei-rondenot'ovale'ron- den in hare fchriften gevonden werden. Maar 't geen hier wat meer ter fa- ke fchynt te .doen, is dat het by alle Wis-kundige bekent isj dat alle regu- liere figuren meer als vyf fyden hebbende^ by haar met de naam van regu- liere vee/-hoeken. genocmt werdea. Men kan daar van de beginfelen van Par* ./■.;. ■ j/^' dim, |
||||
'Fan de Planten7, óOi
dies in het III. Boek, het æ é Lidt en andere na fien. Nu weet een yder, dat
aan elk van defe reguliere veel-hoeken, dat is die gelyke fyden en^gelyke hoeken hebben, den gemeenen naam van rondt gegeven werd i en dien vol- gens fegt men, fonder eenige duifterheit, dat eenige menfchen aan een tafel fittende, welke ó", 7, 8, 10, 11, of meerder fyden heeft, als .fy maar gelyk fyn, en gelyke hoeken met den anderen maken, aan een ronde tafel Ook fal het aan niemand., die eenighfints in de hedensdaagfche Wis-kun-
de ervaren is, onbekent fyn5 dat den cirkel felfs onder de reguliere veel- hoeken getelt werdj alleen met dit onderfcheit, dat alle andere eenbe- paalde, en defe een onbepaalde meenigte van hoeken en fyden heeft. (Siet hier van WaUifii Mechanica in Folio, pag. 646 ·, ÁçáÉö Demontrée van Reynaut, pag.6$0, 6$9-, Sturmii Math. EnMcl.Defin.XF,Confecl.IIi Wbif- ton, TrceleU. Phyfico Mathematica, pag. 84 en 99 \ De Memorim van de Ko- ninklyke Franffche Academie van den j ar e 1707, pag. 63 f en meeftalledevoor- naamfte hedensdaagfche Mathematici.) Dewyl nu niemand betwiften kan, dat het woord van rondt te regt aan den cirkel toegefchreven werd, fal daar uit blyken, dat een foort van een veel-hoek en te gelyk rondt te fyn, in een en defelve figure kan vallen j nadien fulks beide van den cirkel gefegt werd, by foo voorname Wis-kundige: en by gevolgh dat het niet ftrydt, dat defe zee fes-hoekigh en te gelyk rondt genoemt kan werden. Nu was nogh overigh het tweede te onderfoeken, namelyk of in de He-
breeuwfche tale het woord Gnagool, alhier ter plaatfe gebruikt, ook eenan- der rondt als dat van een cirkel betekenen kan. Dat nu fulks waar is, kan daar uit eerfielyk blyken, om dat het alhier aan
de kopere zee toegefchreven werd , vers 23. Die ook daarna vers 16 gefegt werd het maakfel te hebben van den rand eenes bekers van een lelie, in fyn bloem of knop fyndej welke beide in haren omtrek, niet minder als cir- kel-rond fyn, gelyk boven getoont is: en fal ook niemand ligt het fatfoen der leliën of het lelien-werk, het welke aan de Capiteelen in het 19 vers toegefchreven werd* als volkomen cirkel-rond begry pen. Ten anderen j om dat het regte woord eenen cirkel alleen betekenende, met
het woord Choug, en niet met Gnagoolby de Hebreen uitgedrukt werd, ge- lyk men het felve dus vertaalt fiet Proverb. VUL 27. En kan fulks ook in- fonderheit daar uit afgenoomen werden\ om dat van het felve het woord Mechougah, daar men in die Tale een pafer mede betekent, afgeleid werd: Welk werk-tuigh fyn opfigt alleen tot een cirkel, en geenfints tot andere ronden of veel-hoeken heeft. . Indien wy dan uit dit alles een befluit maken, eniïen j /. Dat het woord
Gnagool, hier rondt vertaalt, een gemeen woord is, het welk bovenden cir- kel ook de ronde veel-hoeken, en alhier infonderheit het fatfoen vaneen le- lie-bloem of knop, dat is een fes-hoek begrypt. /7. Dat aan defe gegoote- Gggg â
|
||||
6οι XXIV. Β E SC Η O U W I Ν GE.
jie zee in het zê vers volkomen het maakfel van defe fes-bladige lelie-bloem
of knop, en by gevolge een fes-hoekige figure toegefchreven werd. III. Dat in het getal der twaalf runderen, op het verdubbeld fes-getal niet dui- fterlyk geoogt fchynt te werden. En ten/^.enlaatften, dat het H. Woord, om te toonen dat defe zee fes-hoekigh, en niet circulaar rondt is geweeft, de nette Geometrifche maten en ken-tekens daar van uitdrukkelyk gegeven heeft} fal aan defe ongelukkige Soekers van valsheden in het woord der Waar- heit, en dien volgens van haar eigen verderf f alle redely ken grond om iigh van defe plaats tot dit rampfalig ooghmerk te bedienen, benoomen fyn. Ik hebbe, dewyl ik my op myne kleine kenniiTe der Oudheden in déièn
niet genoegh dorfte vertrouwen, wanneer ik eerft op defe gedagten/geko* men was, nodigh geagt dit voorgaande bewys van de figure der kopere zee, aan eenige feer voorname Godtsgeleerden voor te ftellen > by welke ikdevry- heit mogte gebruiken om Haar Eerw. gedagten daar over te verfocken: op dat niet yets by my voorby gegaan fynde, een ongelukkigh Bybel-verag- ter in plaatfe van verbetert, daar door in fyn rampfaligh gevoelen mogte geityft werden: en heeft my Haar Eerw. goedkeuringe van dit bewys doen hoopen, dat het fèlve by Ongodiften, die nogh eenighfints met ernft na waarheit foeken, van nuttighei t foude fyn. Dogh meerder ben ik in die verwagtinge gefterkt, als ik eenige jaren daar na in de Acla van Leipfighvan den jare 1700, pag. fj. den Heer Deylingius; en na defe den Heer Prefefor A> Reelandt een fes-hoekige figure aan den rand van defe zee fagh toefchry- ven. Hoe de eerfte van defe Heeren dit bewyffc, is my niet bekent, dewy- le het Boek felfs nogh niet by de hand hebbe} dogh doordelaatfteiieikook defelve plaatfe, 1 RegumVII. 2.6. daar toe gebruikt te wefen. Ik hebbe dit alhier willen aanhalen, om aan een beklagelyk Godtlochenaar alle hoop te benemen, dat na de gedagten Van twee foo geleerde, en in alle Oudheden foo ervarene Heeren, over defe fake gefien te hebben, hy nogh yets in de Joodfche Schriften foude kunnen vinden j waar door hy op goede gronden fyne tegenwerpingen tegen het H. Woord uit defentext foude kunnen ftaan- de houden. §, 41. Eer ik van de bloemen aftrede, kan ik niét na latea hier byte voe-
gen de woorden van den Salighmaker der wereld, welke men vind, Lucas. &II. 27, z%.en Matth. VI. 2$, 20, 30. Aanmerkt de leliën hoe fy waffen, fy en arbeiden niet, nogh en /pinnen niet, en ikfeggeuook Sakmon in alle fyne heerlykheit en is niet bekleedt geweefi, als een van defe. 28. Indien nu Godt het gras dat heden op het veldt is, en morgen in den oven geworpen werd alfoubekleet y Wé veel meer u, ghy 'klein gelovige ? Meermalen hebbe ik, om te weeren , waar in deie uitnemende heerlyk-
heit der leliën mogte beftaan, defelve metverfcheidenver^root-glafenonder- fogti dogh t'elkens niets gevonden % het welk de kragt van.defë uitdrukkin- |
||||
, Fm de Planten, 60}
ge fcheen te kunnen beantwoorden. Tot dat ik een blad van een witte lelie
door een py O-Microfcopium van twee glafcn, terwyl de fonne helder daar op fcheen, befchouwende bevond j. dat op verfcheiden plaatfen vaa het felve, ronde met een vogt vervulde blaasjes of bolletjes figh opdeden} uit welke na alle kanten m het ronde ftralen figh verfprdden, die opeenfeerheerlyke wy- fe alle de verwen van den regenboogh vertoonden. _ , _ Of het nu onder anderen ook dit is, waar op de Hcërejekis in defe woor-
den het ooge heeft gehadt, laat ik aan het oordeel van andere. Immers dit fchynt men veiligh voor waar te kunnen houden} dat geenKoningh, nogh over fulks Salomon, oit bekleet geweeft is foodanigh, dat als hem de fon- ne befcheen, fyn opper-kleet na alle kanten geverwde ftralen, als die des regenboogs, van figh uitfpreide. Het geeri niemand kan ontkennen een vér- tooninge van een verwonderlyke en feldfame heerlykheit te fyn. Het welke nu defe gedagte nogh fchynt eenighfints aannemelyker te maken,
is eerfi* dat deHeere Jefus feggende, dat de leliën bekleedt fyn, men daarom het geen daar op geoogt werd, fchynt in het buitenfte of het kleedt der felver te moeten foeken. En verder, nadien dit gefigt met foo veel glanfch figh niet opdbet, als alleen 'm leliën, die in de kragt vanhaarw<#», cnwelkers bolletjes of voorgemelde blaasjes daarom- van het voedend fap meer uicge- fpannen fyn}, vermits in verdroogde of verwelkte bladeren defe regenboogs afftralineén of niet of feer weinigh gefien werden. Waaromme dan deie woorden, aanmerkt de leliën hoe fy wajen, om dit laatfte woord van een by* fondere nadruk én opfigt op dit geval fchynen te wefen. · Ten anderen, dewyl het by de hedensdaagfehc nauwkeurige Kruid· onder-
foekers bekent is, dat de bladeren van bloemen en alle andere kruiden uit foodanige blaasjes of bolletjes ten grooten deelen beftaan,. en over fulks om defelve redenen defe foorten van ftralen fomtyds van figh werpen $ fiet men waarom de Heere Jefus na de leliën, daar men dit by uitftekentheit in fiet, ook vau het gras of kruid (dewyl het woord Chortos defe beide betekent) in fcet volgende versfegr, dat het alfoo bekleedt is: hetgeen ymand, die wel- groeyend' gras door een goed Microfcopium in de fonnefchyn befiet, ook on- dervinden; kan. '■- V' ; / De; Optifche redenen s waarom defe ftralen figh dus gecouleurt vertoonen,
fullera\vf hier niet onderfoeken. Alleen, dewyl defe leliën Mattb VI 3,8. Leliën des velds genoemt werden·, en de Heer Wedelius {Aiïa Ups. Λ*. 1701 pag. f zo) fegt dat defelve van het foort van onfe krul-lelien, of Martagons fyn^ hebbe ik, als doe geen gelegenthcit hebbende om defe door een Mi- erofiopium in defünnefehyn te onderfoeken, aan feker Heer, dieeennauw- keurigh en ervaren Waarnemer is, verfogt fulks te doen. Welke my daar op geliefde te antwoorden, van de witte en paarfle krul-lelien: Ik vinde haar, als mede de eerfl opgaande Rofen van een wmderlyke fchoonheit met duifenden van Ugten* die haar firakn, als een diamant met allerley couleuren mtfehieten-, indien Ggggi wen
|
||||
<jo4 XXIV. Â E S C Ç O U W É Í G E.
men defelve in een heldere fonnefchyn befiet, Defe waarnemingen fchryft my
den felven Heer, dat by fyn E.Tonder pyp met een eenigh vergroot-glas gedaan fyn. Ì Indien nu ymand oordeelt, dat men met eenigen grond van reden kan toe-
itaan, dat het gefeide ook tot dieheerlykheitbehoort, welke inde voorgaan- de texten aan de GewaiTen toegefchreven werd j fal hy niet kunnen looche- nen, dat de Heere Jêfus, hoe veragt een perfoon hy ook in de wereld ver- toonde, egter alhier yets gefegt heeft , het welk in die tyd aan geen men- fchen kennelyk wasj nadien defeverwonderlyke eigenfchap der leliën figh aan niemand fonder een goed vergroot-glas vertoont. Welke eerft in de voor- leden eeuwen aan de wereld bekent fyn geworden, foo veel wy uit der ielver Hiftorie kunnen afnemen* en dien volgens, dat in defe woorden een door- lugte ftraal van fyne alle menfchelyke te boven gaande kenniiTe uitblinkt. § 41. Ik í rage nu (om weder voort te gaan) of ymand, die de Planten
in haar famen-ftel eenighfints, en foo verre als de nogh foo gebrekkelyke kenniiTe der menfchen toereikt, befchouwt heeft, geen wyfe beftieringe van een heerlyk en goedertieren Maker daar uit befluiren kan. Een die figh aan de goedertierenheit van fynen Godt verpligt agt, fal het liefFelyk fchoon van foo ontelbare en aangename bloemen niet aanfien j de hert verquikkende reu- ken van Rofen, Angelieren, Jasmin-bloemen en duifend andere niet kun- nen rieken j nogh de verheugende fmaken van foo onnoemelyk veel boom- en aard-vrugten, welke aan de foo verfcheiden lullen der menfchen voldoen, en foo veel Konfituur-makers winkels, foo veel tafels encabinettender Gro- ten en Vorften der Wereld vervullen, kunnen proeven} nogh in fyne fiek- ten, pynen en andere kwalen, der felverheilfamekragten ondervinden; fon- der daar in reden te »fien, om alle defe weldaden met een dankbaar hert te erkennen. Alleen een beklagelyk Atheift, die liever alles, als een voor hem foo ge-
vreesde Godtheit, fal willen toeftaan, om de knagende ontroeringen van fyn tegenfprekende gewiile te ontwyken, fal om eenige uitvlugt te vinden, dij; alles van een los geval, of andere fonder eenigh verftand beftiert weidende noot-wetten tragten af te leiden. Maar of defe onderftellingeta, (want be- wefen waarheden fyn fy geenfints) fyne foo feer gefogte gemoeds geruftheit aan hem kunnen toebrengen, fal hy, wanneer hy maar foo veel op*fighver- winnen kan, dat hy het voorgefeide ernftigh in opmerkinge neemt, felfs beft ondervinden. §. 43. En om met wat nader byfonderheden een Ongodift lbo het moge-
lyk is te overtuigen $ kan een geval oorfaak van alles fyn in de Planten ? daar elk geduurig een faad draagt j waar juift defelve en noit een andere plant, in een behoorlyken grond gefaaitfynde, van voortkomt j ennoit(by voorbeeld) een wyngaart vygen of andere vrugten buiten fyne druiven voortbrengt. En kan 'er een onbewufte en fonder verftand nootfakelyk altyd op defelve *wyfc
|
|||||
?
|
|||||
•é Vcmde Planten. ■ · * ; 0¼5·
wyfe werkende wet in defen allen plaats hebben? daar in het groeijen der
Planten foo veel verfcheidenheden, die elk egter tot het felve einde dienen, waargenomen werden. De Peeren , Appelen > Druiven, enz. werden eerft ryp by de fteelenj
Vygen, Meloenen, Perfikken, Pruimen, Abricofen, enz. verdft van de fteel. In Leliën en Hyacinthen, enz. komen de laagfte: In Angel ieren , Jafmin
en andere, komen de hoogfte Bloemen, of die meeft verre van de wortelaf fyn, eerft tot haar volkomentheitj in Framboifen gefchiet dit fonder eenige blykelyke order. * Appelen, Peeren, Perfikken, Abricofen, Kerflen enz. dragen vrugt, ten
minften aan twee-jarighj maar de Wyngaart, Noteboomen, Frambroifeü enz. aan jongh hout, het welk in eenjaar eerft voortgekomen is. Soo werden in veel boomen die bladeren eerft dorre in den herfft, die ver-
re van de wortel ftaan} in Erreten, Boonen, Artichokken, en veel andere, ook felfs in Perfikken en Amandelboomen, fiet men het tegendeel, en haar eerft beneden verdorren, é Ëí In veele komt de vrugt. ter plaatfe daar de bloeflem figh vertoont, gelyk
bekent is j in Nooteboomen , Haafelaar , Kaftanjeboomen , en ook in Turks Koorn, enz. is de vrught, daar noit de bloem geweöftis. Alle vrugten hebben meeft den bloefTem voor haar gaande j maar de vyge
waft eerft volkomen fonder bloem j en in de Meloenen en Komkommers enz. werd de vrugt voor de bloem gefien. In het vrugtdragend hout is in veele de vrugt by het bladt, in de Wyn-
gaarden meeft het tegendeel, en de Druif aan de andere fyde, als het bladt. rn, •In fommige werden de takken langh, door dien haar uiterfte einden ver-
lengt werden, gelyk inde meefte boomen j in Wyngaarden, in Tulpen, 'm Angelieren enz. blyft het uiterfte fonder verder uit te fpruiten, en die ver- lenginge gefchiet door het waflen van het geen beneden is. Die foodanige aanmerkingen meer wil fien, kan defelve indereflexien op
den landbouw, Cap.XVll. van de Heer M, de la ^uintinyevinden : endaar uit oordeelen, of den alwyfen Godt op een klaarder wyfe kondetoonen, dat fyne magt om alles na fyn welbehagen te beftieren, aan geen nootlottige wet- ten gebonden wasj als met in de GewafTen te doen fien, dat 'er niets in de eenc plaats hadde, of dit hy in de andere fulks op een, na den fchyn ftry- dende wyfe, tot het felve einde (dat vrugt ofliever faad dragen is) konde beftieren. §· 44. Die de opregtheit en edelmoedigheit van defen vermaarden Oefife-
naar der boomen en moes-kruiden, en Directeur over alle die foorten van hoven van den Koningh van Vrankryk, in verfcheiden uitdrukkingen vande- fe verhandelingh geleien heeft j fal figh niet verwonderen over de ruftige Gggg 3 bely-
|
||||
óoS XXIV. Β E S C Η O U W I Ν G E.
belydenifle van fyn onweienheit in 4e voJgen4e woorden, van het XFlCa-
pittel dier fèiyer verpandelinge: Ik kan ooknki begrypn, hoe het kykomt 9 dat de aarde vermagert door die gewaffin, welke aan haar eenighfints vreemt fyn% by voorbeeld, dom ko<9vnx d&or bomen·> enmo.ej"kmMen j, en dat fefchynt hare, kragt te hh.QMdm^ fin m vwgtbaafheit nipt te vfiminjerenw hit vvwthrengenvarndoe- len en doornen, en ontelbaar getal van andere kwade onkruiden. Een yder, die niet au4er$ \ al $ een enkel Nat n&r-kundige ,fy η ondervindingen en redenee- Igngen gebruikt , fal ongelwyffêlt «gh vry ongcreedt vinden, om 4e ware oorfaa.k daar van te geven. Ik fpreke bier van 4e wareoorfaafc^ om dat on- der fteüingen te maken, en daar van een uitwerkfel van de natuur in feby η af te leiden, foo moey e]y k niet; valt» en het by yder bekent is, dat'er veele kun- nen gemaakt werden, waar van geene nogtans de waarhett treft. Wy ful» len over de natuurlyke oariaak daar van fekr niet redeneeren} maar aan een ongelovige vragen,, wanneer hy den vloek door den Schepper deraardeover de felve om de fonde vanonfeeerfteVoor-ouderenuitgefprokenteeft} Genes. lil. IJy lSr lp. $oofy het aardryk om uwentwille ve$vloÊktr emmetfmerte fult ghy daar van eeten alle de dagen uwes levens. 18. Ook fal het u diftslen en doornen veortbrengm% en ghy.fult het kruidt des velds eeten, enz. Gf hy·, ichoon hy al deiè woorden niet voor Goddelyk hielde, niet egter moet; bekennen, dat de Befchouwinge der Nature fulks aan hem nietfoudeleercn:endatftetfyne ernftige opmerkinge waard is, dat de aarde fonder in kragt te verfwakken, \3it figh felfs diftelencn doornen en wat meer onnutte gewaflèn fynj in me- nigte voortbrengt} en wanneer uit defelve granen en andere planten tot voed- fel der menfchen moeten voortfpruiten, dat iy mageir werd en haar vrugt- baarheit v.erlieft. Indknhy dan dit van den- itraksaangehaaldenvlüelcmet ons niet wil afleiden, en egter hem felven en een ander die redely kis, wil voldoeni; fal het fynen pligtfyn: Eerfl, deoorjaak tetoonen, waarom dit en nu gefchiet, en by aller eeuwen gedagtenifte altyd en over al gefèhiet is. Ten anderen, als hy de regt;e reden daar van al denkt gevonden te hebben, te doen fien, dat dit by nootfakelykheic uit het famen-ftelvan het Geheel-Al moet volgen, en dat hei anders niet weien konde, of daar moeften doornen en diftelen en andere onkruiden fyn, die uit de aarde moeften voorfpruiten, fonder haar kragt te verminderen» terwyl juift door die tot nut van de raenfefren dienen», het tegendeel moefte gebeuren. Of hy nu hiertoe bequaam is, fal hy felfe beft kunnen oordeelen. ι \ Ten minften is hier uit blykelyk, dat dit Woord over fco veel duifenden
jaren gefchreven fynde yets fegt} het welke de reden vandegrootftePhifó* iboph door alle fpeculatien en experimenten niet bequaam was uit te vin- den, en daar, londer dat de ervarentheit fulks buiten tegenfpreken ftelde, elk een aan foude moeten twyffelen. Is het nu niet feer waarfchynelylc, dat dit Woord van ymandydie meer als een bloot menfche was, moet afgekomen· fyn? en dat den grooten Generaalen Vorft van het ganfche Jodendom Mo- fes, |
||||
Van de Planten. 607
fes, liever dit point als doe onaangeraakt foude gelaten hebben, als gevaarte
loopen van t'eeftiger tyd na fyn dood, of ook by fyn leven, dewyl hynaeen vrugtbaar Canaan voorttrok, het tegendeel in de granen en andere vrugten bewefen te fien, en dus fyne agtinge te verHefen* ten fy dien Geeft, welke hem dit beval te fchryven, van dat gefagh by hem wasgeweeil jdathyver- fekert konde fyn, dat de felve als den Godt en Schepper der aarde, defe fyne woorden magtigh was ilant te doen houden, hoe lange ook de wereld nogh ftaan, en welke veranderinge fy ook ondergaan mogte. Boven dit, dewyl'er foo veel landen en onbewoonde woeilynen gevonden
werden, alwaar hec gras of andere kruiden voor de beeften ionder eenigfc moeite van fajen, majen,enz, fpruiten,en foo veele der felver voeden; hoe konde fonder een hooger verligtingeaan Mofes bekent geweeft fyn 5 dat men 'er gee- ne in de wyden omtrek des Aardkloots nogh in foo veel eeuwen daar na vin- den foude, in welke defe vrugten, welke rot voedfel van menfchen ftrek- ken, uit de aarde fonder foo grooten en fmertelyken arbeid gelyk het beef- ten-voeder fouden voortkomen ? foo dat hy voor een algemeenen regel fou- de derven ftellenj vers 17. Met/inerte fult ghy van [loet aardry k~] eeten. En vers ip, In het pweef wwes aanfchyns fult ghy u brood eeten. Dogh hier van ii vooren yets aangeraakt in de XXI. Befchouwinge §. f. §. 4f. Ten minften fiet mén in defe plaatfen foodanige dingen voorfeid,
die tot nogh toe haar volkomen fékerheitgehadt hébben; en van welke, tert fy men de oorfaak daar van aan defen vloek toefchreef, het algemeen en rtoot- fakelyk gevolgh by niemand oit getoont fal kunnen werden: te meer, de^ wyle dien byfonderen vloek over de aarde, wegens de broeder-moort van Kain ten tweeden male uitgefproken, nogh dagelyks in onfe oogen vervult werd: Génes.IV. iz. Ms ghy den Aardbodem bowwm fult, hy fal u fyn ver* mogen niet geven. Het welke uit het famen-itel der boomen en kruiden af- genomen kan werden; die gemaakt fchynenomonvergelykelykmeer vrug-; ten voort te brengen, als wy defelve nu fien doen 5 het welke uit het geene itraks ftaat te volgen, onwederfprekelyk blykcn Gd. Ik weete nogh, dat my wel eer als yets duifter voorgeworpen is, dewyl
het Godt geliefde tot de menfchen te feggen: Genes. I. 19. Sïet ik hebbe U al hetfaad-faijende kruid gegeven , dat op de ganfcheaarde is, en alle geboomte, in welke faad-faijende boomvrugt is, hétfy U tot fpyfe. Hoe het mogelyk fou- de geweeft, en met de kruiden en boomen over een te brengen fyn, dat iy aan alle menfchen het nodigh onderhoud ert fpyfe foude kunnen verfchaft hebben j ingevalle de fonde niet in de werelt gekomen was, en daarom de men* fchen onfterfFelyk gebleven waren, volgens het geitel, hec welk wy boven in haarlichaam aangemerkt hébben j het welkeen vóikomenPerpetuum Mobile, of de machine van een eeüwighdurcnde beweéginge voïmaakteiyk vertoont. Want fchoon het Godt gelieft haclde haar na eenigen tyd van de aarde tot figh te nemen (het welke wy als aan ons" nier, geopenbaart fyndeniet verder hier
|
||||
<5o8 XXIV. Β E SC Η OÜWINGÊ,
hier Tullen onderfoeken) fcheen 'er egter een groote waarfehynelykheit in te
leggen, dat den Aardkloot ongelyk meerder foude bevolkt fy η ge worden, als nu de dood 'er veele-fop ras wegneemt. Maar het geen defe fwarigheit volkomen fchynt op te loflen, en de vloek
des Scheppers, waar onder ook de planten fugten, nader beveiligt, is het maakfel der Boomen i het welke toont, dat ten fy 'er yets was, hetgeene defelve belette haar natuurlyke bekwaamheit werk-flelligh te maken, feer weinigh van haar, ontelbaar meer menfchenen dierenfouderikunnenonder- houden·, als de tegenwoordige, ondervindinge leert, dat van veelederfelver nugefchiet. §« 40", Om hier wat klaarder van te fpreekenj wy fien een kragtigh voor-
beeld van het wonder-geftel der boomen, daar in dat de takken van Wyn- gaarden en verfcheiden andere Gewaflen of afgefneden of aan haar moeder- plant vaft gehegt blyvende, in de aarde gelegt fynde wortelen maken, en in de lugt takken geven 5 ook dat de wortelen van veele dikwils, gelyk in Pruimen en andere, een ganfch bofch van nieuwe fpruiten om den boom die fy voeden, doen opkomen; waar uit de kragt om fyne vrugten door nieuwe uitwaiTende planten te vermeerderen openbaarlyk blykt, Dogh om niet van alles hier te fpreken,. het is bekent, I. Dat elke tak van een boom verfchei- den knoppen voortbrengt. IL Dat elk van defe knoppen het famen-ftel en de bekwaamheit heeft, om weder eenen tak, die ook fyne knoppen of vrug- ten heeft, voort te brengen, III. Defe knoppen moeten aan yder, die ie regt befchouwt, als foo veel wonderen voorkomen j om dat elk van die ais men fe daar toe toepaffelyk maakt, tot een volkomen en grooten boom kan uit- waiTen, duifenden van andere knoppen en vrugten gevende. Een voorbeelt hebben wy hier van in de hedensdaagle foo genoemde Oculaüen van Boomen. In defe, gelyk bekent is, werd een klein fchildekenofftukskenvandebari, het welke een knop bevat, tuflchenden baft en het hout van een anderen boom ingeitokenj het welkvoortwaüende, eenen volkomen boom gewoon- lyk voortbrengt. En om te fekerder te wefen dat defen boom alleen uit dit knopje, en niet uit den itam op welke het geocukert was, voortkomt, be- hoeft men maar te letten, hoe den ganfchen boom van die foort werd , als daar het knopje afgenomen isj fonder dat een èenigh vrugt of bladt, dat aan den ftam eigen is, daar aan geilen werd. Soo fet hien een abricoos-knop of oculatie op een pruim j een perfik-knóp op een pruim of abricoos$ een peer op een quee-boom en foo voort, gelyk yder weet. En daar fpruit een abricoos alleen uit het eerfte, een perfik uit het tweede, en een peer uit het derde. , Ttn anderen, leert fulks die bekende waarneminge der Hovenieren, dat
als het kleine ftammetje van de oculatie of knop afgèfchéurt is, en binnen de baft het holligheitje, daar het in geweeft is, fïgh ledigh vertoont, deo- cuhtie niet aangaat 9? voortwaft, fchoon al den boom kragtigh genoegh is. Ik
|
||||
,,· . fan de Planten.'- 6*op
Ik fal nu (het geen met regt foude kunnen gefchicden) hier niet vragen
aan een Atheift, of het by een redeïyk menfche denkelyk is^ dat het geitel van defe knoppen (waar van elk dien ganfchen boom in het klein bevat, wel- ke door de vervullende en voedende fappen daar uit voortgebragt en als uit- gerolt werd) by geval en fonder een wysheit, die het groeijen van boomen, > takken en vrugten daar in beoogt heeft, ook gemaakt foude kunnen fyn? en foo dit by jj|rn ilaande gehouden werd, of men niet een alderkonftigft Horologie voor foodanigh met even veel reden, of liever met even veel onrede- lykheit, foude. kunnen houden? maar om alleen uit de voorgaande aanmer- kinge der knoppen aan een ongelovige te doen fien, dat de boomenbequaam fyn om ongelyk meerder te doen, als men nu in haar ondervind j indien men onderitelt, dat den eerften tak van een oculatie of ente inheteerftejaar tien knoppen draagt, en elk van defe weder in het volgende jaar een tak met tien knoppen geeft, en foo voort tot twaalf jaren toe, welke maar eenkkia "gedeelte is van de jaren, die veele boomen bereiken} fulien in het laatfte of twaalfde jaar ioco, ïïï,ïïï,ïïï of duifent maal duifent millioenen knoppen aan den boom figh bevinden; die elk een of meer vrugten fulien kunneii voortbrengen volgens het geftel des booms. Men fegge hier niet tegen, dat foodanigh een boom, die uit aliynknop-
pen takken maakt, een al te digt en geheel verwan bofch foude werden, om vrugten te kunnen voortbrengen} vermits boven dat men niet kan feggen * hoc den groei van de boomen foude gefchict hebben, als deièlve van den vloek bevryd gebleven waren, alleen het meerder werden van de lengte der takken tuflehen twee knoppendit foude kunnen weghnemen. En indien men, om alles toe te geven, ilelt, dat de drie hoogfte knoppen van eiken tak al- leen hout-knoppen fyn, en van de fevën onderite vrugten voortkomen op fyn tyd, fal den boom op defe, of ook andere wyfen lugtsgenoeghtuiTchenfyne takken hebben} en na twintigh jaren geilaan te hebben, fonder de vrugten, die in andere jaren gewafTen fyn, te rekenen, in het twintigfte of laatftejaaf feer veel duifenden millioenen vrugten uit foo veel knoppen kunhen ge- ven. Immers dat 'er tegenwoordigh ontelbare knoppen van eenboomindefelve
ledigh Wyven en fonder dienft te doen, is te fien, als men vaneene die krag- tigh is, de grootfte en meefte takken afkapt j wanneer men een iêer grootê tneenigte van jonge takken op verfcheiden plaatfen fal fien te voorfchyn ko- men. Nu dat defe niet fpruiten kunnen als te dier plaatfe, daar eerft knop- pen geweell fyn, fal klaar genoegh aan ymand blyken, die de moeite wil nemen van een dunnen tak met een fnede door iynen knop heenen gaande, over langs te fplytenj het welke hem toonen fal, dat in de knoppen alleen de doorgangen fyn, waar door de hout-vefelen öf pypen figh na buiten kun- nen begeven. Behalven, dat 'ernogh veele kunnen fyn, die onsgefigtons niet aanwyfen kan5 gelyk 'er aan wederfyden inden foom van eiken tak, Hhhh daar
|
|||||
.-.-■■■..> *
|
|||||
6to XXIV. Β Ε S C Η Ο U W I Ν G E.
daajfhyop het hout ftaat, twee van weinige aangemerkte knoppen fyn. Wch
Jse, als de tak op de dikte van een ryksdaalder dwars afgefneden werd, altyd meeil twee vrugt-takken geven} of ook eerte, na welke fyde des booms het den fnoéijer gelieft, als hy de andere knop met het mes weghneemt. Siztcle ia Slhiintinye over dek laatite, Pari. 1F. Cap. XF1L en XXL Die over de tegenwoordige vrugtbaarbeit der boomen yets by na onge-
looiïelyk wil fien, kan de jffóê van deKoninklyke Pranfchemcademk r van de jaren f700, en 1701 na Haan. Alwaar hy ook het khe in de moeskruiden, füfingh, pieterfeh'e, enz. ia] bewefen vinden door een rekeningh, .die.op.de meenigte der takken en uitipruitfelen in afgehakte boomen of afgefneden krui- den , en het tellen van het faad dat een tak der fel ver draagt, als op haren gröftd gemaakt isj boven dat aldaar de wondere vrugtbaarhek van een tar* we-graan in veel aireh, boven het getal van die wy gewoonlyk daar uit fien Voortkomen gemeld werd. Wy fyn hier reets te langh geweeft om dit al* hier uit te breiden. < 5· qj. Om te eindigen j laat ymand die dit voorige, en het geen wy uit
*le Abla van deFranfche Academie amgehwhhebben, gelefenheeft, ons feg- gen, of hy niet moet bekennen, dat de planten tot veel grooter faken uit imar maakiêl bequaam fyn, als ïy uitvoeren. Immers die lbo nauw op alles lettende Heeren en £eden van dele Academie hebben getoont daar van over- tuigt en verfeken fyn, beginnende met den jare ι joi y pag, ^z6.em nieuwe terhandelingh met defe wöordert: Geen plante komt oit tot fyn geheele volka- ïmnheity in vergelykinge van de dêeïe'ny welke fy. heeft. Waar uit dan eerft die Voorgaande tegenwerpinge opgeloft werd* enblykt, dat fchoon 'er onver* f etykélyk meer menfenen in de wereld waren, de ge walTen meer als magtigh
>üÓen fyrrom deielve te voeden, indien fy in volkoaienheit deden al het ge* ire uit haar maakfel bewyïïely k is, dat fy doen fouden kunnen. Ook is het waar, dat 'er een reden moet fyn öf kragt in de Nature werkende* welke belet» dat onder foo veel duifent gewaflen, in foo veel duifenden jaren nauwlyks of niet eene oit gedaan heeft» waar toe ff gemaakt fclieen tewefen, of alle ha* re knoppen in, haar begrepen fynde heeft doen uitfpruiten en vrugt dragen. &aat m een Atheift of Ongelovige aan ptfs die, reden toonen, en de nootia- kelykhèit» waarom dit beletfel, niet tegenihande het geitel der 'boomen ontegenfprekdyk tot yets anders leid, in de Nature moeit plaatfe hebben, In* dien men dit aan de^ebrekkelykheit van de fonne, de lugt, de aarde toe* fchryft 5 foudé het immers leer waarfchynely k wefen, dat daar foo verfcheiden €limaten en gronden fyn, weï oit een eenige boom ioude gevonden geweeftt fyn, welke hadde kannen doen, dat fyn maakfel medebrengt, 't Geen nu niet fytiêe, fal hy ten minden moeten erkennen, dat de fake felfs toont, dat die dit Van den vloek des vertoornden Godts, gelyk het H. Woord dit leert* srflfëiden, eene reden ftellen, die aan ai het geen anders voor yder duifier i$ m blyft, de meefte kïaarheit geeft*, of hy fchobn de waarheit daar van' niet ;>>': ' - ' . , Wil
|
|||||
f
|
|||||
■—■—i—^^ ——■—■
|
|||||
'■■- FandePlanteff. é"ï'f
wil toeftaan. Immers het geen niet geloochent kan werden, is, dat dit in
den beginne van de wereld gegeven vonniife tot nogh toe ontegenfpre- kejyk fyne uitvoeringen heeft } en dat foo doorlugtigh een Man , die foo veeleer te verliefen hadde, als den Schryver van defe Boeken, aj meer als een men- fchelyke verfekertheit van het geen in de Nature namaals gefchieden fou* de moet gehadt hebben j die een fake, waar tegen alles wat onder de men- fchen eenige verhevenheit van verftand hadde, van den beginne aan tot nu toe figh ilcllen foude, met foo veel verfekertheit heeft derven voorfeggei*» Want dat, foo lapgh de wereld geftaan heeft, yder, dieeenighfmts metden landbouw te doen hadde, fyn verftand en kragten ingefpannen heeft om mid- delen uit te vinden, waar door de vrugtbaarheit van de nutfte gewafien ver- meerdert, en die van de fchadelyke vermindert foude kunnen werden, is buiten eenige twyffel. §. 48. Nu fcheen alhier nogh vereifcht te werden, dat wy yets van de
Planten feiden, welke menbevjnd op de grond van de zeen te waiTên. Die daar van een korte verhandeling gelieft te lefen, kan defelve in de Acla ναμ de Franfche Konwktyke] Academie, A«. 1700. vinden. Alwaar defelve als foo veel wonderen aan yder moeten voorkomen, aljs fonder yets dat na een wor- tel gelykt, en op yets dat ganfch onvrugtbaar fchynt uitfpruitende : nadien defeïve alleen met een gladt rondagtigh kladt-wyfe geformeert plat lichaam? tje, geen wortel-vefején ergens vertopnende aan rots^fteenen, keyen, zee· hoornen en andere harde lichamen vaftgehegt fyn*, die niet het aldermin,- fte fap om haar te voeden, fchynen te kunnen toebrengen. Vier verfchci- dene foorten van defe vind men opgetek in de waarnemingen van de Heet Toumefort, ter aangehaalder ptaatfe. Het geen nu tot ons ooghmerk in ^efen dient, is, dat (omaande looche-
naars van de Goddelyke volmaaktheden onwederfprekelyk tebewyfen, dat de.planten nogh by geval, nogh door eenige %h onbewuüe noot* wet voort- gebragt fyn) het den grooten Maker derfelver gelieft heeft door defe tetoo- nen: %τβ9 dat daar alle armere gewaiTen -noötfakelyk de lugt tot haar le- ven fchynen van noden te hebben, fyne onbepaalde en enkel na den raad Cy nes willens werkene m?gt aan 4eiè niet, gebonden is ge weeft} doende ten dien einde in en op de d^epfte gronden vgn de zee gewaffen uitfpruiten en le- ven f daar a|lean4ere fekerjyk iouden.moeten teven- &ntex anderen, om te doen fien, dat een Ipsgeval fe geen ptefe konde hebben, heeft hy alle werk-tqigen 'm haar gelegt j weIkeverej&ht mejdeapajhet groeijen, het voortdeden en het verder famen-ftel van een bepaalde zee-plant aan haar te geven. Het fel ve be wys is uit de ViiTchen met in de lugt-fevende Dieren vergeleken fynde, ook bo- ven genomen, en uit 4'm bate biykelyk, dat defe Wysheit nogh aan eenigh getal, (alfop der vi0cjieti m &ee?plaaten ontelbare fyn) nogh aan eenige foo.rte {waar van in viiflèhen en zeekantenfoo verfebeidene fyn) bepaalt ïsj m& Φ® m Hmtm, mm Haar welbehagen magtigh is te doen, Hhhh t §. 4P, Om
|
|||||
<Siz XXIV. BESC HO ü W É Í G E,
§. øé Om dan van dit alles (namelyk van de planten en dieren, van welke
laa.cfte.wy m de vooigaande verharidelingh gcfprokcnhebben) een beiluit te iiKuenj en te: fien wat ioadzmge Mathematici daar van gcoordcelt hebben, drc onder de Onderfoekers der Nature indeeerfteranghvanydergeftelt wer! den} kan ymant de volgende woorden van den Heer Huigen i in fyn Coimo- tbeorospag, 18, en ip.nalefen: » Niemand fal, foo ik denke, loochenen, dat „ hef maakjel, het leven, de wyfe vanwajfen en voort-teelen inplanten en die- ,} rmyets grooters, en meer te verwonderen is, als kvenloofe lichamen-, hoe weï „ deje mgnotheitaanfienlykerfyn, gelykbergen, rotfen,zee'n enz. Ookblykthet, „ dat m beide defe foorten van levendige faken de Heerlykheit van dg Goddelyke „ Foorftemgheit en Wysheit, veel anders en uitdrukkelyker gefien werd. Want „ of wel een navolger van Democritus, of ook van Cartesius mifchien „ foudejunnen feggen i dat om te tomen, hoe het geen wy in de aarde en ook in *> {f. WW 'â» b.efiam geregen heeft, hy niet anders van noden heeft, als „ kleine lichaams-deeltje, en beweeginge; fal hy dit egter tot planten en dieren „ vergeefs tragten toe te pajfen-, nogh van Imar eerfle worden en maakfel yets n waarfchynelyk kunnen bybrengen. Vermits het al te klaar blykt, dat foodanm „ faken noit uit een loj/e en gevallige beweeginge der lichamen hebben kunnen voort- n komen; nadien w defelve alles totfekere einden en ooghmerken zefien werd be- „ kwaam. gemaakt, en toegepafi te wefens met de aldergrootfle voorfigtkheit, en ,| een doordringende kennife van de wetten der Nature, en der Wis-kunde. Op " ifi^uuU^T de W6nderen in haar voort-teelinge niet en f preken. * Ik hebbe defe plaatfe, van welke foorte ik veele uit andere en feer groote
en geagte Phalofophcn foude kunnen bybrengen, alhier geoordeek van een voornaam nadruk te moeten wefen, Eerfl, opdateenongelukkighAtheifthiernitmogteleeren. hoe los dien
waan is, waar mede veele van haar figh gewoon fyn te vleyen; namelyk, dat de grootfte verftanden met haar in hét felve gevoelen fyn: nadien men alhier een ioo groot, en by de geleerde wereld foo beroemt een onderfoeker der Natu- re, by welke weinige van defe Godloochenaars figh in wetenfehap fouden derven vergelyken, op een regt andere wyfe, als hare ongegronde gedagten m££ IJ™' Va0 ø ?*We Wysheiten Voorta&^hvJ&L·.
Ten anderen omdat dit iïraks gefeide toont, met hoe veel reden Se On- godifterye by haar felfs vanmisflaghenvalsheitverdagt moetfyn: nadlenmen foo groote Wis-kundigenTiet openbaarlyk erkennen» het welk een Godt- verfaker loochenen moet, indien hy figh eenigfims geruft fal kunnen itel- rli?ter?md fal *?*? Û dl>,boek van de Heer *MffM gelden heeft, ook
moeten toeftaani dat in het felve een feer.forgvuldigh onderfcheit gemaakt werd, tuflehen het geen bewefen kan werden waar te fyn, en het leen on* SIS ll'JTie\?}.V?°ieen enkde£$*' aangehouden werden. Nadien
aeien grooten Wis-koitomr veele van fyne daar in voorgeitelde gedag- |
||||
i
|
||||
; Fan de Planten. fa f
ten, niet hooger als voor onfekerheden en giflingen,met uitgedrukte woor-
den wil gehouden hebben. '·" "\ \>'p Een Atheift onderfoeke nu figh felfs, of hy op verre na foo veel fchynsaan
fyn gevoelen kan toebrengen, als hier aan defe giflingen gefchiet is; en hy vergelyke het eene by het andere. Defen Heer Autheur (op dat wy dan defe vergelykinge verder opmaken) ftelt
in fyn Cosmotheoros eenige vaïtewis- kundige en door ondervindinge ontwyffel- baar gewordene waarheden voor uit $ en toont, hoe fyne giflingen daar me- de kunnen over een komen.· Nu wat heeft oit een Atheift diergelykskun- nen doen? dewyl hy nok yets anders, als fyne enkele gedagten, ten grond van fyn gevoelen heeft kunneri ftellen. Ferder^ indien de Heer Huigens ftelt, dat 'er geen onmogelykheit in de
Nature kan aangewefen werden, Vandat 'er in de Planeeten Landen, ook Zeen, Dieren, Planten en diergelyke fyn. Hy toont ook by een onloochenbare er-- varentheit, dat yets gelykformigh op den aardkloot gevonden werd. In te- gendeel, een Atheift houd ftaandé, dat foo verbaaftmakende konft-werken, als Dieren en Planten fyn, by,geval immers fonder wysheit des Makers; voortgebragt fyn; waar in egter lbo veel gepafte werk-tuigen, foo veel ver- fcheiden bewefgingen, alle tot het felfde einde dienende, gefien werden; en tot nogh toe is Tiet in fyn magt niet ge weeft, in veelminder konft-werken, in Horologiert» iq Molen- werken,. in het eenvoudige geftelvan huifenen. kamers, die in,getalyan werk-tuigen en veelvul^heii v#n beweegingen by< geen Dieren of Planten in vergelykinge kunnen komen, yets diergelyks aan te toonen, dat op die wyfe geworden is.. Emdelyk, niet tegenftaande ditulles, erkent dèfen Heer alle fyne fpequla*
tien voor giflingen j en een^Atheifti die op veel na foo verre niqt kornenjsan,, en de gelyKformige on4eryindmgen volkomen tegen iïgh heeft, wiWyne;ge- dagten voor onwederjprekelyke .waarheden gehouden ïebben, felfë mctfge« vaar van.eer* eeuwige eljènde· -^ ê ß- 4 .? ♦Ik late nu aan hemfel&i1 indien hy regt wil oordeelèrï, Job hoe iwakkeni
grond hy het geluk of ongeluk van een toekomende eeuwigheit waagt j en- wenfche van herten, dat hydiq alhier gefeide, niet los en onagtfaam overle- fe* maar-m.eenigheit fyne gedkgtenernftely k daar over late gaan; óf hetder* groötenGodt mogte gelieven %Ê^ç6Ã:ê'ïçé߀ÃÃç6ç, 5";' ^- ·& ■ .; ·■...;■·': ,1ßí:éì "■'■■>■■■ "'■: 'x N>vS ^ · ' *"JÏ/'.'- ' '·
|
||||||
.'·.<:' .Çé'Ì">.'Ë .fio.t -&X "... »%*&& v'.i ..:. ■..:■■„ ■■ ■_ h il> ·
' ^ ( Hhfth é XXV. BE-
|
||||||
*ΐ4
|
|||||||||
XXV. BESCHOUWING E.
|
|||||||||
'Van-den figtbaren Hemel.
|
|||||||||
job.,XXXVII.-3«.vo ι
Jacob. ï. 17.
JefaTasv "XXX. 26,
Habaenk. jll. 11;
Pfalm. CXXXIX.-9.·
Hei ligt loopt volgens regie linien.
job. xxxvii, 3. biq.
Genes. I. i§.
Het vyer by j of van het ligt."
Experimenten.
Overtuiginge daaruit* J "- :
Jefate. XXVJI. 11.
ιΜ#1^,·.Ι«.Ιβ·: # ..>";..
f(eelheit van fyet ligt. / _,:, j
'Overtuiginge daar uit. ,
Nut van de divergentie a& ligts. )EigeHfchappenidefjelfsi'i \Εμ twee groot e gebruiken, /ftefraffiw euinjtttigheden.» Medenderhoekmaten. Qpj&htgly^keft 4er QQgm op hef. ligt· » Mefleéiéerendé kragt'tn de lichamep\ Lugt pnfigtbaar. ; ' , H^n^erèrèéder refleüié. Ligt fefrjïjgl· tot vafie tidtdüiito*; . / .J^periiftent.v/" .J ns^ ι ijk ."* .p^njes... , 1. . 3...·;..,,-, .,.,·. > Matth. VI. 23.
Lucas. &JT. $f.. -:iii Qbtifcfyë- é^driment^iihioprby gegaaiiï jj.ouhre,'kawev* ;■:, lic liZftQQ ■ En overtuiginge daar uit. Der' ligt-flralen eigenfehappen in op· figt van de couleuren.
Ligts-verdeelinge in het TJlandfcht Kryflal.
Job. XXXVIII. 24.
Job. XXXVIII. 24.
Proverb. XX. 20.
Ezechiel. XXXII. 8,
Joel. IL 10.
. ƒ4. Nup-
|
|||||||||
\_} gemeen \ en de Hemel~lig~ . Λ,
ten in 'het byfonder. , Overtuiging uk het gefigt dejfelfs. , .Soms meerder greótheitals des Aard- - -
.kloots uit de fèeJipfen heviefen* ?: :: , 28;
,' ,$pns gmotheit Jtit de Afirommie. ,r . Is met genpegfaame fekerheit, meer als .29»
" - : 100000 malengrwier ^a!s den Aard- 30. , kloot. ''"' · ^overtuiginge ^ uit dif gejeide. 31 ·
7· gwB?É¥ <ww $MN| B*li 2k# Aardklqot? β 2.
%Pv^rtfiigwgemt.iefelv.e., .,;,/ :.... 1 ; ;?
9". ffyopiemzllen gtwflksrkakim^nffib <33· ?!: ·'' fiaaiïde Aardkloot. " "' ' ." .,. - ., ^ ■■ t,; 34· ρbif Dagelykfen omloop -der Soyfte. '35·, Tf. D^elfs'jaar-hop ^ efwyf&nge , en dé g§l
f.JÊI %fW*gttyden*.V ', .;:;':;Cli flfrftifl ".;;: ti»
IX. Groot gebruik daar van. . : n,§$» l α.'worgen-épdvond-fchémefing. ΐ . - 4°-
is-v jobV'XXX-viii;,'ïi.'" ' ·- *\'.:;" #·
' * XXVI^-",f>i;io;:rx.;'J i*k«04j ; 42.
XXVIII, ' V 3;·.. ·>..■■ '■/ «»& :i43,
XXXVIH. 9. 44-
1& jjeb, ilVl-m tffc,: j β *, 3 (Μ v-1 ;
20. Vnmagt van onjh verheeliinghv . , , "4f ·
iï, Hoe veel }ydeén kanon-fogèt, dm v0t 46.
- Si 8 !de*Aae)k0t de Sonne tè temen ,ναη
ia. /fó<? veel tyds'een f<hip^ftdiefL%dst\^f,: $&
mylen in een etmaal loopt*
En overtuiginge. 49.
2.3. Ligts fnelheit.
24, .L/g* /eep| waarlyk voort. yo. Experiment.
ij*. fiPiitf « verwagten was, indien het ligt fi. £y de jon figh tot een lichaam aaa f1·
eenhegte. 53»
2.6. Overtmgmge uit het fefoe.
2^?Alm.^in. 3. ■ Ι dl AH |
|||||||||
r1
|
|||||||||
s i"vr w
Ψ..ΚΚ |
||||||||||||||||||||||||||||||
Wandenvfigtlavh Héket.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
tfr;
|
||||||||||||||||||||||||||||||
f4.; NutiigUeit ierMane.
$f. Overtuigtnge, en Eclipfen.
ƒ6. Der felver nuttigheden,
5-7. Maan-ligtfonder warmte. _ ,
ƒ8. Maans affiant enprootheit.
5-9. ffiaarom het Maan-ligt niet warm isl
60. De oorfaak van ebbe en vloedt niet
■ O'dderfogt. '; II?;
Pfalm. XXXIII. ^b : *
'6i\ Genes. I. 16. 6*2. Genes, I. 14. ' "V' ' J »·:. Jerenit93i X. 'i;"'-' '-■·"· «V-; .''/'' '·» '
63. Job. XXXVI., 32..' r>fów öbïlol ï*b*
64. Job. XXXVI. 33.: ,:.::!^:;
ék.Sonnc duiflering in des Heer en Jefu lyden. Matth. XXVII. 4i-... ....... :, ...
66.-Deüteron. XXXIII. 14.
67. 7W * famenflelfels der wereld:
68. Onmeetelyke grootheit des Sterren-Hè~'
69. ί^ί» ^ei verfchiUJigt der vafleSterf4p.
70. Proverb. ^XXV, 3. . -f
Pfalm'. CUI. n. ,.."'
Jeremte. XXXI- 3.7.
|
Eni overt^iÉingè,
81. Job. XXXVIIE 3Γ, 82,. Pianeeten. ,$3... Grootfyeit. der felver, * '84. Tydèn van Haar omkopen , ej» derfel- vër uffianden Van de Sen,
2f. Snelhéit Van Venfis enjupiter. §61; BreiuitrekéningéH daar van., 87, Snelhéit■■'van een omlooper van Jh* piter
S8. Verfehrikkelyke kraght, <//V vere'tfcht werd om Jupitèr te bcweegen.
89/ Overtuigingfe üit'dti alles. :; , Jefaias; 3iL.{ 2.6. 90. Uitvlugten der ongodiften, en derfiè-
' .·,.. ver gronden, {' j -: 91. Eer ft, éem'skuoord door dt breede-Ioop
der planéeten.
92. DeffeJfi eigenfc happen, 3,
93. Overtuigtnge uit defelve■>
|
|||||||||||||||||||||||||||||
r 1 94·
,, .,9ί·
96. ;., 97'
|
Ten tweeden, <Aw £*»*<? geduurige
l naderingh na de Sonne. Ten derden^ door haren loop in ec#i Ellipfis.
Ten vierden, om dat Barêverflepunr tai na verfe heiden oor den des HèmeL· firekken. ■ r il : Overtuginge uit dit alles* ■■■■·..
|
|||||||||||||||||||||||||||||
71
72
73
74
7J-
76 77 7«- 79· |
Of den Sterren-Hemel vafl, of vloei*
ende is..
Job. XXXVII. 18. Waarfchynelyk? reden, of defelve niet wel vafle niogtè Jyn. '. ,·· ■= V
Verbalende grootheit en ajftahd der} Sterren..
Overtuiging?, uit heigëfiide., <" - - · 3 - Job. IX. 9. 10» .ι ξι ;i β ;; Genes. XV. ■ f. En meer plaatfen*
Ontelbaarheit der Sterren". Overtuigè'dar uit. Of de SterÏenïn-grooihe&-verfc%ïlUn\
|
|||||||||||||||||||||||||||||
98^ Judas- vers 13. -,, , , . ; j|
Duiflerheit der Planeeten,
99. Jefaib: XIV. 12. \' ? loo Aposalypfis. XXIK ï6i ?
.ioi.Job. XXXVJir. 32.: 102- Niets Van'de Gonieten. Het draden der PlaneetenQmharjeajjfa.
IÖ3, Snelhéit van Satur,nusr en van< fyn. '■'- ' Angh. ■ V"4'" ' i V ·. ' ■■ •ï 64.«0 veriuigïnge· uit ·- "mt te .vóftn %.efeidp jlq$. Pialm*: CXV. 16, - |
||||||||||||||||||||||||||||||
ι Corinth. XV.,4ff. · '" · bi flgi
90., Veranderinghen de vafie Sperren. : o |
||||||||||||||||||||||||||||||
§. I
|
,M nu tót b<iti^óridér-geftel yaii den Heërlyken Hcmèibptfe
|
|||||||||||||||||||||||||||||
! iiliÉiöien^ enf dMt door öpiêen overtuigende wyféafariïaHé^fe rtogfei
twy fFden, te bétoogen, dat 'er een heeilyk en magtigh Maker en Regeerder tah het Geheel* AliSjfdiynt-^er ttiét vireift téf werdenvafe déóogetïofh liooge heffeo> |
||||||||||||||||||||||||||||||
befeaiven de verWóndeflyi^gfeflfeh van Öefe laatfté; déuitwerkielen,diefde
Sooneen Mm? ïttiiTéhieö,o©k andere, op άςή! Aardkloot te /^egebren;gén%. |
||||||||||||||||||||||||||||||
,6ks „ XXV. Β ESC HOU.WINGE,
(3e ondenkelyke groote fnelheden, die een menfchelyke Mrerbeeldingh figh
nauwlyks voor kan ftellen* en in dit alles de juifte waarneminge van foo veel wetten en wegen, door'foo veel van figh felfs onbewufte, foo tot verbaait- makinge toe groote è,n met fop. gijüwfaam een veert, welke die van een ka- non-kogel verre, overtreft, voórtviiegende lichamen^ foo veel eeuwen langh gehooriaamt, (onder in het rninile ergens .afgeweeteri te hebben. En fal dit ten miniten een Atheift moeten doen erkennen, indien geen aanbiddely keen magtige beilieringe in defën allen plaats hadde, en dcfe gevaartens, behou- dens die fnelheden en grootheden, welke fy hebben, alleen by geval bewo- gen wierden, dat iy tegen den anderen ook by geval fouden kunnen aanbof- fen i en het daaromveel b$terj voor yder foude weien, noit geboren te iy η, als in vrefe te leven,., datToït yets foodanighs aan den Aardkloot, die iyne'woon· -plaatfe is, mögte Overkomen. '-« l - ·£ jj| z. Én ichoon men al lyne^gedagten ibo verre, niet liet gaan, op dat ik
my alhier van dat nadrükkelyk newys bediene, het welke Cicero'm iynBoek de Natura Deorum-gebruikt heeft, j een Atheift ftelle figh voor, dat hy van het begin fytis levens in een bergh-hol ge weeft en ge woont hebbej daar men geen andere couleuren,-als die van de onaangename rótfen> geen ander ligt, als dat van lampjes oit gefien heeft. Indien nu door het Van een fply- tert dèfcs bërghs, of anderfints gelegentheit aan hem gegeven wierde, om daar uitte komen $ enhyjde lugtaanfchouwende, dien foo vol glanfch en ichoonheit blinkèndenvuur-kloot, die heerlyke Sonne door den Hemel fagh rollenj welke den ganfehenfigtbaren Aard kloot verligtc, verwarmde, dede vrugtbaar fyn,! en bekwaam maakte om aan menfehenen dieren haar voed- fel tegeveuj ,en daar en boven aan hem. hetiUefFelyJfe'è1'061! V£in boomen en velden, "en'Êe bekorende aangenaarnhcden van fooverfcheidentlykgeverwde bloemen te yertoonenj foudejhy v "a dit alles geilen te hébben j, figh vaneed ontroerende v.crwonderingh en die gedagten kunnen onthouden ? hoe onden- kelyk groot en heërlyk die Makei· wel moet fyn, welke dit alles, op foo ver- takkende een wyfe geformeert heeft. En fal een hartnekkigh Godtloocbenaar al meer moeite vinden, alshy
Jijgc fou^e willen bekennen, om van figh felfs te kunnen geloven-, dat, als hem dit alles op <leiè wyfe Voor de eerfte maal voorkwam, hyfoodanigege- dagten van hem foude kunnen weeren j hoe verfchrikkelyk fy ook voor hem jiiogen wefen. Hy overdenke dit by figh felfs, en oordeele, of het da- gelyks gefigt daar van hem niet meerder tot een Godt behoorde op te hef- ten. ,. -■■ . , [|. ;·;/■',. * §. %. Hoe vaft en onWederfprekelyk een bewys nu uit het enkel aanfien ■des Hemels voor yder<Jaar in leggen maghj dat het eengroot, magtighen aanbiddelyfc Maker moet iyn, *dje deiè iieerlyke ligten, en inïonderheit de *?Pnne gemaakc heeft r en daar door foo veel weldaden aan die den Aardkloot bewooneo, dagelyks bewyft; is 'er egter een groote dwalinge, welke aan meeft
|
||||
Van den figtyaren Hemel, 6lf
meeft alle menfchen belet over defe faken na waarheit te kunnen oordeelen.
En defe is dat kinderlyk voor-oordeel, het welke ons van jonghs af de Sonne doet aanfien, als een lichaam ontrent een, voet of anderhalf breedt fyn- de: waar uit die gedagten in veele veroofakt werden, dat fchoon de Son foo veel nut doet, egter defelve foo grooten bewys om fyne kleinheit niet en geeft, van een foo alles overtreffende magt} als men daar uit in den Ma- ker wil erkent hebben. .' ' ' ^ Maar die uit de Maan-eclipfen weet, dat de fchaduwe, tab. XIX. Fig.i.
welke de Son D G den Aardkloot aan de eene fyde Á F Æ befchynende, aan deifelfs andere fyde in Á L Æ maakt, van den Aadkloot Á Æ na L toe ge- duurigh fmalder werd; en in een punt L als eenen kegel Á L Æ uitloopts fal fonder de 0/tfzYi*(daar in dit bewcfen werd)veel te verftaan, wel haaft kunnen afnemen, dat de Sonne DG veel grootermoetfyn als den geheelen Aardkloot. â Want indien defelve Sonne in hare dikte ££gelyk was aan den Aardbodem Á Zj is het blykelyk, dat de fchaduwe als dangelyk Á Ì Í Zfynde, over- al, of in Ì Í foo dik als Á Æ foude wefen, en geduurigh blyven. V En indien des felven Sonne dikte á á kleinder was, als die van den Aard-
kloot Á Æ ·, is het klaar genoegh, dan de fchaduwe als dan van den Aardkloot af na Ñ O en verder geduurigh breder foude werden. . Soodat, dewyldoor ontegenfprekelykewaarnemingen in de Maan-duifte-
rineen bevonden werd, dat de fchaduwe in dikte niet gelyk blyft aan den Aardbodem j nogh grooter werd in meerder veerheit van den Aardkloot * maar dat fy onwederfprekelyk fmalder werdende, eenen in een punt L uit- kopende kegel Á LZ uitmaakt j fa! het by yder, die dit begrypt, ontwyf- . felyk genoegh fyn, dat de Sonne D G grooter is als den Aardkloot Á Æ, Dit te weten, falymand miifchien van dit voorfeide kinderlyk voor-oor-
deel wel eenigfints kunnen verloflen, en met veel verwonderingh over de magt des Regeerders, de Sonne in die grootheit aan figh felven doen voorftel- len. Dogh met veel meer nadruk fal dit moeten gefchieden, als ymand weer, dat volgens ge whTe Aftronomifche waarnemingen, men veiligh defe Sonne hm* dert duif ent malen grooter, als den Aardkloot ftellenkanr Ik weet wel, dat dit aan onervareneinde fterre-kunde niet anders, als geheelongelooffelyk moet voorkomen % eerfl, omdat de groothcit der Sonne by de Oude maar 166 óf nogh minder malen geftelt werd den Aarkioot te bevatten, ten anderen, om dat het verfchil der Aftronomi felfs over de grootheit van de Sonne, hare befluit- tenbyongeoeffende voor foodanige doet aanfien, daar men in het geheel niet veel ftaat op maken kan. \
Om defenaanftoot wegh te nemen, fullen wy, foo veel de kortheit van
dit bellek lyden kan.de vaftheit van het gefeide tragten aan te toonen·, en fchoon men wel de nette grootheit der Sonne niet weten kan,dat het egter genoegh be- wyifelyk is,dat looooo Aardkloten tefamen genomen, ten minnen niet grooter fyn,als het lighaam der Sonne.Dogh die uit de Aflronomie dit felfs genoegh we- ten, kunnen defe betooninge voorby en tot de volgende §.ö,over gaan. 1 i i i - KORT
|
||||
«fgf
KOR T VERTOOG,
Van de gegrontheit der Aftronomifche
beiluiten, ontrent , \ , D Ê
GROOTHEIT DER SONNE.
$. 4. "PY At de Sterre-kundige in hare rekeningen ontrent de Sons grootheit de-
JL/ielfde gronden gebruiken, als de Land-meeters in het meeten van de hoogte van een toorn, berg, of diergelyke, is by alle, die het verftaan, eene be- kende fake. Waarommen van de beiluiten, die fy maken, even feker kan fyn , als fy maar hare waarnemingen met foo weinigh misflagen kunnen doen, als de Landmeeters. Om dit wat klaarder te toonen.
7. Sy nemen den Aardkloots halven mfddel-lyn AB, Tab. XIX. Fig. 3, voor
de eenheit, om de grootheit der Sonne BG in opfigt van defelve te bepalen. II. Verder obferveren fy op verfcheiden wyfen (welke wy hier niet befchryven)
den hoek ACB; die aan het middel-punt der Sonne C gemaakt werd, en de halve- dikte des Aardkloots Á  bevat. Welke by haar den hoek des Parallaxis ofdesFer- fcbil-figts genaam werd. Omdat als men langs de linien AC en BG, die defea hoek maken (en by gevolge uit het opper· vlak des Aardkloots in A, en uit deiTelrs middel-punt Ö) na het middel-punt der Sonne C fiet; het felve middel-punt C voor die uit Á fiet, de plaatfe 1; en voor die uyt  fiet, de plaatfe F in den Sterren-He- mel KL foude lehynen te bedekken. Welk verfchil des Qefigts FI fy danParal· koets of Verfchil-figt noemen: en dewyl den hoek ACB daar door bepaalt werd,, fyn fy kortheits-halven meermalen gewoon den felven naam aan defen hoek te geven. En wanneer fy defen hoek ACB op eenige hoogte der Sonne boven den Horizon mogten gevonden^ hebben; rekenen fy, hoe veel defelve bedraagt, als het middel-punt der Sonne C in den Horizon AI figh bevind; en noemen als dan defelve Parallaxis Horizontalt s*. III Defen hoek is eerft waargenomen by de Oude tot Tyche Brabetoe {Pregynt-
msm. pag. 40) van ontrent 3 Minuten, En van Longomonunm ( Afiron. pag. 179,) die een Difcipel van Tycbo was, flraks.
vermindert tot ï Min- 40 Seconden.- Van Keplerm daar na door andere waarnemingen bevonden niet grooter te kun-
nen fyn, als van " 1 Minme. Waar van men fjitEpitonti Aflron, pag. 479. en 88f kan na fien; Wt Naderhand een andere waarnemingsrmaniere, door den affland der Mane ge-
monden fvnde,,die foo gr»oote raisfiagen als de voorige njet onderworpen was; is fy |
||||
Ontmt de Crootheit der $<mnt* $19
bevonden vm Rheialus% niet meerder te kunnen fyn, als van
30 Seconden, o/ tfi* iww MwntCi
Sietde Aftronomie van Dechales, pag. 421 <?# 41a. . .< .. · , Het geen nogh met veel toegeventheit dus is vaft geftelt, om dat defen hoek
ACB, nadefewyfe van waarneminge, volgens het geene G. Whifton (Pr<ele&t A- firon. pag. 69) uk defe Autheuren aanhaalt by KtcsUlm bevonden is van _ 2ƒ Seconden io Tertietfi
En by Wandelinus nogh klei'nder van 1 f Seconden.
V. Eindelyk is een ander maniere van de Heer Cajfini in Vrankryk door Verre-
fcykers met hare Kleinmeeters (Micrometra) verfien, en ook van La Hire tot Parys, Flamfledius in Engelandt en andere groote Mannen in gebruik gebragt. Waar door men fonder vrees van foo veel gelegentheden van afdwalingen, met de uiterfte net- . tigheit den felven hoek ACB kan waarnemen; ingevalle fy maar om haar kleinheit eenige bepalinge van ons, die den Aardkloot bewoouen, lyden kan. Waar uit dan defelve by Flamfledius (fiet Whifton, PraleS.Phyflc. Mathem. pag.
276) by Cafmi [fiet La Hire Tab. Aflron. pag. 8) by Newton (fiet Gregory Aflrom pag. 336) geftek is, niet meerder te bedragen als 10 Seconden* Huygens op den afftand der Sonne van 12000 Aardkloots diktens , foude die niet
grooter kunnen ftellen als 8 of 9 Seconden. La Hire die aldaar fegt, dat na verfcheidene en feer veele waarnemingen verge-
leken te hebben., de Parallaxis der Sonne om hare kleinheit niet waarnemelyk is , ftelt defelve daarom nogh kleinder en niet meerder als van 6 Seconden. VL Soo dat uit defen allen klaar is, dat na mate dat,de manieren fekerder, en de
werk-Éuigen daar toe bekwamer geworden fyn; men bevonden heeft, dat den hoek ACB der P-arallaxis der Sonne al gevolgelyk waargenomen is kleinder te weien. En daarom, dat men defe verfcheidenheit, die tuflehen de Aflronomi gevonden
werd, wel voor een verichil magh agten, fpruitende alleen uit de beter wyfen en inftrumenten; op en met welke de waarnemingen netter gedaan fyn, by de tegenwoor* dige als by de Oude: maar fulks geenfints eene verwarringe kan noemen, gelyk forn- mige onervarene gewoon fyn te doen; nadien de Oude alleen getoont hebben , hoe verre,en de laatfte hoe veel verder fy hebben kunnen komen, 't Geen daar uk te meer moet afgenomen werden, om dat dit verfchil, infonderheit alleen tuflehen Oude en Nieuwe, en nergens na foo veel tulTchen Oude en Oude, of Nieuwe e» Nieuwe, die defelve wy& van waarnemen gebruikt hebben, gefien werd plaatfe te hebben. Pil. Om nu voort te gaan.
Dewyl nu defe Sterre-kundtgen In den drie-hoek Á BC Á bekent hebben de halve
dikte des Aardkloots Á  , mee den hoek der Horizontale Parallaxis der Sonne Á C ó; en weelende dat den hoek  AG regt is, als de Sons middel-punt C in den figtbarea Horizon ÁI figh bevind, hebben fy dan in defen driehoek fwee hoeken en een fyde bekent: waar door fy door de driehoeks rekeninge eerft de linie BC, of des Sons afftand van den Aardkloot, kunnen vinden. VUL Defen afftand  C der Sonne van den Aardkloot nu bekent fynde , die ook
een fyde van den driehoek  DC  is, foeken fy indenfelven nogh tweehoeken, die hier van noden fyn, om de halve dikte DC der Sonne, te kunnen uitrekenen, IX. Om defe te vinden, fien fy met hare inftrumenten, waar van die der latere
ook veel in nauwkeurigheit van die der Oude verfchillen , den hoek DBG af; be- grypende degeheele iigtbare breedte der Sonne, en noemen hem den fcèynbaren Dia» meter der Sonne, ~ . De helft daar van i* den hoek DBC, of de Semi-diamtur apparw, in Duits,
liii 2 de»
|
||||
6iö KORT VERTOOG
den fchynbaren halven Diameter der Sonne, om dat hy deflèlfs halven Diameter DC
bevat. X. In defe heeft figh met het verloop der eeuwen foo veel verfchil niet geopenbaart,
als in die der Parallaxis; en is ook vervolgens na defe drie tyden , die wy onder de Waarnemers te voren by de Parallaxis aangemerkt hebben (wanneer de Sonne in middel-veerheit■, of tuflchen fyn grootfte en kleinfte afftand van den Aardkloot is) den fchynbaren Diameter der Sonne of den hoek DBG bevonden by PtoUmaus (fiet Aflron. Copern.pag. 289) van 31 Min. 20 Second. Copernicus (fiet fyn Aflron.pag.%94 en 303) ontrent 32 Min. 45· Second. Tycho {Progymn.pag. 296) 31 Min. En foo veel by Longomontanus {Aflron. pag, 299)
Ricciolus (Defchales Aflron. pag. 433. Prop. XXVII) 31 Min. 56* Second.
Huigenim (Syfl. Saturn, pag. 78) f' 30 Min. 30 Second*
Newton (fiet Aflron. Gr ego; y pag, 336) 32 Min. 15 Second.
die de waarnemingen van Gajjini en Flamfledius veel agt.
La Rire Tab. Aflron. pag. 22 ontrent 32 Min. 11 Second.
XI. Soo dat de grootfte fchynbaren diameter van 3 i Minuten 4J Seconden fynde, met
den kleinften 30 Minuten en 30 Seconden, maar 2 Minute en 1$ Seconden fcheelr, welkers helft voor den hoek DBG alleen een verfchil geeft van if Minute, datison- trent Ty deel van het geheel. XII. Daar de grootfte Parallaxis van 3 Minuten, en de kleinfte van 6 Seconden,
de eerfte wel 30 malen grooter is als de laatfte, gelyk uit III, IV, V te fien is, XIII. En foo is hier uit openbaar , dat de verfcheidenheit der waarnemingen in de
de fchynbaren diameters, wel eenigh, dogh klein; maar in den hoek der Parallaxis een feer groot verfchil in de grootheit der Sonne geven moet. XIV. Ëindelyk, dewyl nu in den driehoek DBGD bekent is de voren gevon-
den fyde BC, of de diftantie vanden Aardkloot; endefleifs halven fchynbaren diameter of den hoek DBG; ook verder den hoek BDC,regt fynde,om dat de linie BD den cirkel DOG raakt. Soo fyn nu in den felven driehoek Β DCB twee hoeken bekent en eene fy- de ; waar door de derde D G, of de begeerde halve dikteder Sonne kan gevonden werden. XV. Wy foudennu op defen wegh na de getosnde wyfe door defe en voorige ge-
gevens, eerft den affiand der Sonne van den "Aardkloot BC, en daar na de groot- heit van deflèlfs halven diameter DC kunnen uitrekenen. /Maar dewyl ons oogh- merk alhier is alleen de grootheit der Sonne, en het verfchil tuflchen Oude en Nieu- we Sterre-kundigen daar over te toonen; en niet foo feer deflèlfs affiand te verhan- delen; fullen wy ons van een korter maniere, die egter een fekere Wis-kundïge waarheit heeft, en aan die in de Geometrie ervaren ïs bekent fal fyn, bedienen. Én die befiaat in de volgende proportie of regel van drien ; alwaar wy de hoeken
ACBen DBC in plaats van der felver hoekmaten gebruiken. Welk laatfte wel de Geometrifche netheit fóude vereiflehen; maar om dat wegens de kleinheit defer hoeken, in de uitkomft dit geen merkelyke veranderingh, en egter in het rekenen groot gemak geeft, fullen wy ons met andere groote Aflronomi daar van bedienen. Sy. is dan dusdanigh Gelyk den boek AC Β of der Horizontale Parallaxis der Sonnè
ftaat tot
den hoek DBC, ofdie van den halven fchynbaren diameter deflèlfs: alfoo ftaat
den Aardkloets halven middel-lyn Α Β tot • der Sonnen waren halven middtVhn DC En
|
||||
Ontrent de Grootheit der Sonneé 6zt
En heeft niet alleen defen regel plaatfe ontrent de Sonne , maar ontrent alle andere
Hemel-ligten, hoedanige fy fyn mogen. XVI. Soo dat volgens lycho, nemende de Parallaxis 3 Minut.
en den halven fchynbaren Diameter 15^ Minute; den \ Diame- ter der Sonne grooter is als die der Aarde Á â. Si malen. En defe teerlinks wyfe gemultipliceert fynde (om dat klootfe
lichamen tot malkander ftaan, als de teerlingen van haar-| Dia- meters) is de Sons lichaam grooter als de Aarde ontrent 138 malen. XVII. Volgens Ricchius ftaat de Parallaxis 30 feconden, tot .
den fchynbaren ^Diameter, ij* minuten, 5-8 feconden; als 30 tot 95-8 feconden of é tot 34$; en derhalven is den lt Diameter der Sonne DC grooter als die des Aardklpots AB 31^$ malen.
Defe nu teerlinks-wyfe gemultipliceert, maakt den kloot der
Sonne grooter als die der aarde, meer als 31000 malen. XVlil. Volgens Newton: de Parallaxis 10 feconden ftaat tot
den fchynbaren halven Diameter, i6i minute; als 10 feconden 96ç ± feconden ; en daarom is den \ Diameter der Sonne grooter als die des Aardkloots ■ .'■ ·. o6\ malen. En defe cubicè gemultipliceert fynde, komt het lichaam der
Sonne grooter als dat der Aarde ontrent 9000CO malen. XIX. Eindelyk de proportie van la Hire nemende: 6 fecon-
den Parallaxis ftaan tot 16 minuten fj feconden fchynbaren hal- ven diameter, als 6 feconden tot 96si feconde , of 1 tot iooj.fr foo is dan den \ Diameter der Sonne, grooter als die der Aard- kloot meer als 160 malen. En na de cubïfche multiplicatie komt de. Son felfs grooter als
den kloot der Aarde, vry meerder als 4000000 malen. XX, Uit welke alle met malkander vergeleken fynde, men dan befpeuren kan: <
1. Dat de halve diktens der Sonne, van ruimvyf of nauwlyks fes, eerft tot ruim
31 daar na tot ruim 96, en eindelyk tot 160 halve Aardkloots diktens aanwaiTen; het geen voor onervarene, om dat de getallen niet groot fyn , nogh gelooftelyk fal kunnen voor komen- 2. Maar dat den Sonnen-kloot felfs, van nauwlyks 140 grootheden van de Aar-
de, opwaft eerft tot 31000; en daar na fchielyk tot 900C00 of negen hondert dui- fent, en eindelyk tot de grootheit van meer als 4000,000 of vier millioenen Aard- * klooten, fchynt yets, te fyn, het welke ymand, die defe rekeningen niet gewoon is, volkomen ongelooiFelyk moet oordeelen, en denken, dat fchoon al het gefeide van de halve Diameters waar was, dit egter een misllagh in de Allronomie bewyfen fou* de. Maar weet egter een ygelyk die het landmeten verftaat, dat het eene foo bon- digh en vaft is als het ander, Soo dat men nu eindelyk fiet, dat defe aanwas en dit verfchil van de Sons
grootheden iti vervolgh van tyden figh openbarende, eerft en meeft door het gedu- righ minder bevinden van den hoek der Parallaxis veroorfaakt werd, dewyl het klei- ne onderfcheit in de halve fchynbare diameters, tot het felve wel yets, maar weinig toebrengen kan. Dogh dat deiTelfs verbafende grootheit, infonderheit aan de teer- links multiplicatie van de halve ware diameters toe te fchryven is. - XXt. Waarom dan, dewyl alles, dat getoom is, in de maniere van rekeninge een
Wis-kundigefekerheit heeft, men alleen heeft te onderfoeken , of de laatfte Sterre* - kundigen ook.te regt waargenomen hebben, dat den hoek der Parallaxis fookleinis: het geen wy aan de ftudien van yder, die figh daar aan gelegen laat, fullen overla* liii 3 ten»
|
||||
<5ii KORT VERTOOG
ten, Alfoo de drie manieren,, welke by de Oude tot Tycha, daarna in de voorgaan-
de eeuw by Ricciolus, tVendelinus en andere,, en in defe tyden by de Heeren C^a/', Flamfledius, laHire en andere gebruikt fyn, alhier met malkander te vergelyken, te veel afleidinge en plaatfe foude verehTchen. Dit is immers waar, en by yder die het verftaat, bekent; dat de Oude, volgens
haar eigen bekentenüTe, in hare Hemel- meetingen nauwlyks op een geheel e minute hebben kunnen feker wefen, ook met hare grootlte inftrumenten; en dat de volgen- de maniere veel voordeel booven de eerile gehad heeft om fekerder te gaan en nader te komen; om dat den hoek,by haar tot het rekenen van de Sons diftantie nodig iynde, foo veel grooter was, en den geheelenafftand der Mane van de aarde-bevat- tede; die ontrent 6o malen foo groot is als den halven diameter des Aardkloots, waar Van de Oude iigh moeiten bedienen; foo dat defelve vergifïïnge in het waarnemen by haar de misflagh foo veel minder·maakt, als by de voorgaande. Dogh dat de laatfte -door hare.verrekykers en kleinmeters, defe Hemel-meetingen tot die nauwkeungheit fchynen gebragt te hebben, waar toe menfchen fchynen te kunnen komen; doende door defe voorige werk-tuigen en bekwame flinger Horologies , den, Sterren-Hemel felfs aan haar tot een quadrant dienen; waar door fy dan de waarnemingen (met niet v minder fekerheit als de voorige) tot eenige feconden toe kunnen doen. §. f, Dogh indien de Parallaxis der Sonne aan defe Waarnemers, die alles foo
flauw kunnen afmeeten, nogh onmeetelyk blyft; infonderheit, als fy die felfs eerft ontrent na by fynde Planeet en, als Mars en Venus onderfoeken; dieeen veel grooter en waarnemelyker Parallaxis {indien anders ook hare veerheit die toelaat) moeten hebben: en dan uit de Sons en PJaneets diftantie (welker reden haar beter en* na genoegh bekent is, gelyk alle Aftronomi weten) de Parallaxis der Sonne uitrekenen; kan men klaarlyk afnemen, da^ defelve in feerweinigh feconden en minder, als men doordeiè wyfe waarnemen én vinden kan, beilaat. Én derhalven dat men met grooten grond van waarhèit Wel magh vaft ftellen, dat, fchoon die grootheden, welke de tegen- woordige Aftronomi aan deSonne toefchryven, juiftomde kleinheit der Parallaxis ïia hare nette mate niet bepaalt kunnen werden (gelyk fy alle, ook de voornaamfte, · felfs geerne bekennen, en waar van ik veel getuigeniflen fouden kunnen bybrengen) egter defelve onverbeetdelyk groot moet fya. En indien men al den halven diame- ter van la Hire van ióo. en de daar uit volgenden grootheit der Sonne, van meer als vier milliöenen Aardklooten niet aannemen wil,; men die van de Heer Huigens foo Verre van de waarhèit niet kan agten teverfcbillen; die de halve diameter der Sonne (Autom. Planetar. /><§·.447.) op 110 Aardkloots halve diktens, en daarom defielfs grootheit op 1331000 of meer dan 13 maal hondert duifent Aardklooten fielt; alfoo defeby na, gelyk gemakkeiyk te rekenen is, een Parallaxis van meer als 8 en by na 9 feconden veréifcht. Of nader kan men nemen die van de Heer Newfofivan 10 feconden gebruikt is in fyn
"ïheoriaLunce(Greger* Aflron.pag. 336.) welke een Sons halven diameter van 96I, en
fyn grootheit van negen hondert duifent Aardklooten ftelt. Immers, foo men die
, vmr/amftedftts en Heromks van omtrent 12 feconden (fiet Newton Prmc, Math.
pag.414.) die tweemaal foö groot als die van lafJireis, neemt, falmennogh gewif-
( Ier Weeten, dat men geen voörnamemisilag begaat, in te Veel grootheit aan de Sonne
+ toetefchryvén; dieegter in fyn halven diameter meer als 86, en in fyn grootheit meer
als rococo malen die van den Aardkloot begrypt.
Waarom (rellende, dat de grootheit der Sonne, gelyk wy te voaren (■$. 3.) ge-
daan hebben, hondert duifend maaien die des Aardkloots bevat, fal men feker ge- noegh fyn, dat meu dieeerder feerveel telclein als te groot genomen heeft; dewyl de Parallaxis ia defe van ontrent 21, ten minSen grooter als 20 feconden is, en men den • Λ halven
|
||||
Υ
|
|||||
Ontrent de gttothèit der Sonne. 6Ί|
halven Diameter der Sonne niet wel φ\ vind; als men den fchynbaren halven dia-
meter met Newton van i6é minuten neemt, Énde dat men als dan hier geen mis- ilagh in te veel grootheit der Sonne begaat, kan daar uit blyken, dat de waarneming gen (gelyk de Heer Newton op de ftraks aangehaalde plaats fegt) van Kepierus, Ricr ciolus en Wendel'mm niet" lyden dat de Parallaxis veel grooter is als 20 feconden. Welke noghtans die nauwkeurige maniere van Caffini niet gebruikt hebben in haar waarnemingen, waar door fy een meerder kleinheit van defeParalhxis fouden heb- ben kunnen merken. Ten anderen, om dat men te voren (IV) fien kan, dat Wendelimtsfelfs, die van \f
feconden , dat is foei veel kleinder als 20, felfs door fyne wyfe gevonden heeft. Eindelyk is hier kragtigh het getuigenifle van de Heer Newton, Princ. Math. par..
414. dat hy den Paralïaxis van 20 feconden onderftellende, fegt, dat hy defelve m dat geval liever te groot als te klein wilde nemen; daar door niet duifter te kennen gevende, dat defelve waarlyk kleinder moet fyti. Waar uit dan wederom blykt, dat het verfchil der eerfle Aftronomi met de laatfte
geen nadeel aan de waarheit van defe beiluiten van de laatfte ontrent het bepalen vans des Sons grootheit toe kan brengen, en dat fy 100000 malen foo groot als den Aard* kloot gefteli fynde, geenfints te groot genomen werd.. §. 6, Om dan weder onfen draat te hervatten.
Is het nu te begrypen, dat een los geval een foo verfchriltkeiyken Vyer-
klöot, die meer als hondert duiiênd malen (op dat ik niet volgens hetvoori- ge fegge, meer als een millioen malen, dat met meer waarheit foude kunnen vaft geftelt werden) de grootheit des Aardkloots bevat, voortgebragt ende- felve tot ibo groote einden, als fy op den Aardkloot dagelyks uitvoerr, foo· veel eeuwen lahgh heeft doen volduren? en kanymand het aanfïgh felfs, al» gelooffelyk voorftellenj dat een Vuur-kolk van die verbafende uitgeftrekt- heit, binnen hare palen, en in haren order en ftant heeft bewaart kunne» werden, fonder dat een groote en verwonderlyke magt en wysheit defelve altyd beftiert heeft? daarby demenfehen geeneitofFe belcent is, die ten op- figtvanons, woefter, enineenigemeenigtelynde, onbetemmclyker werkt als het Vyer -, van het welke dagelyks ■( gelyk de brand-glafen bewyfen) foo* veel tot ons uit de Sonne, of in haar ligt of met haar ligt afkomt. En moet. het ftellen van het geval ofvanyets anders dat in figh felfs onweetende is, tot een voortbrengende oorfaak van defe Sonne, niet yder een en ook den iiout- ften Atheift in een geduurige vrefê doen leven? dat door foo geduurigh een* bewegen en woelen van foo ondenkelyk veel Vyer en vlammende deelen9 of eens een veel grooter meenigte te gelyk, langs de wegh, volgens welke de anderetegenwoordigh nederdalen, uit de Sonne tot ons mogtnedeikomen* en foo op den Aardkloot alles invlammefetteiH of dat de Sonne, -het voedfeli van dat vuur verteert fynde, €ens van Nature veranderen en ophouden mog- te haar warmte en ligt aan ons mede te deelen > wanneer den ganfehen Aard~ kloot in de aldernaarfte fpelonke van donkerheiï veranderen foude ,, die y* öaand magtigh is aan fyaveriland voor te iielierw Hoe veel gerafter en ge?· lukkiges·
|
|||||
€z4 XXV. BESCHO UW IN G E.
lukkiger leven dan fodanige ? welke den Maker deflelfs voor eenen Almag-
tigenGodt, en hare Goedertieren Weldoender erkennende, weeten, dat alles, en ook felfs dit gedugte Sonne-vyer, niet anders als op den wil van defen menfeh-lie venden Schepper figh roeren of bewegen kan. Welke, om de- fe anders wel gegronde vrees aan fyne Lief hebbers te ontnemen, Gene f, PUL 21. uitdruk kelyk belooft hebbende, dat voortaan alle dagen der aarde, fai- jinge en oogft, koude en hitte, fomer en winter, dagh en nagt niet fullen ophouden, defe beloften foo veel duifenden van jaren langh geiland heeft gedaan. ..'.'" ., ,
§. 7· Indien wy nu van de grootheit derSonne (waar van ik hoope, dat
ymand die het voorgaande verftaat overtuigt fal fyn) tot fynen afftand van de Aarde overgaan, om ook in defen onfe onregtmatige gedagten te verbeete- ren welke wy federt onfe kindfche jaren van defe wydte tuflehen de Son en de Aardkloot geformecrt hebben, en die wy nauwelyks een myle verre aan ons feiven kunnen voorftellen: fal het met niet minder verwonderinge als te vo- ren, aan een ongeoefFende voorkomen, dat wy feggen, dat men figh niet vergrypt in de Sons afftand te groot te ftellen, wanneer men voor feker houd, dat defelve meer als 10000 halve Aardkloot diameters of diktens bedraagt. Dat de Sonne feer verre van den Aardkloot is, foude men uit het maken
der Sonne-wyfers en anders kunnen betoogen: datwynu voorby gaan. Al- leen fullen wy gelyk te voren in de §.4. aantoonen, dat hetverfchil der Af> tronomi in de verfcheiden veerheden van de Sonne, ook hier alleen veroor- faakt werd} om dat de laatfte van foo veel beter werk-tuigen en wyfen be- dient geweeft fyn, in het waarnemen van de Sons Parallaxis, als de Oude. Soo dat met het geduurigh kleinder vinden van defe, ook de Sons afftand van den Aardkloot geduurigh gvooter bevonden is. Om dit gefeide voor ymand, die in defen onervaren is, met wat meer klaarheit
te doen bevatten. V ' Laat weder Tab.XIX, Fig. 3. (gelyk $.4. Vil;) in den driehoek Α Β G A, den
hoek der Horizontale Parallaxis van de Son ACB bekent fynde door eenige waar- neminge, de halve dikte des Aardkloois AB voor de eenheït genomen werden: foo fal, dewyl den hoek Β AC regt is, den Afftand derSonne van den Aardkloot of de linie BC feer gemakkélyk door de gemeenedriehoeks-rekeninge kunnen gevonden werden. Het welk by yder, die alleen defelve rekening verftaat, bekent is. Stellende dan den hoek des verfchil-fitcts ACB r'i[(< Met Tycho Brahe van 3 minuten , vind men de diftaütie BC in Aard- kloots halve diameters ontrent. * llP Met Ricciolm van 30 feconden, vind men defelve fchaars _ 700®
Met Newton volgens Caffini em. van 10 feconden, is BC ruim 20000
Met #«%e»/cwelkers Parallaxis tuffchen 8 en 9 feconden daarom uit-
maakt) moet BC gefièlt werden op 24000 Met La Hire die de Parallaxis ACB niet grooter als 6 feconden fegt
te wefen, fal BC opryfen tot ruim ^°En |
|||
Van den figtlarm Bemeh ^ 4if
Έη indien men (getyk wy te voren gedaan hebben) des Sons grootheït
OD ioooco Aardkloten ftelt, fal den Parallaxis ACB ontrent 20 ieconden fvn ("nemende des Sons ièhynbaren diameter van 324 minuten) en den af- üand der Sonne van den Aardkloot in deffelfs halve Diameters bedragen ruim ïcooo, Dewvl men nu na de foo nauwkeurige waarnemingen van de grootfte hedensdaag- fche Sterre-kundigen, volkomen fekerheit kan hébben, dat de Parallaxts ACB niet erooter is als 20 feconden, kan men ook met foo veel of meer gerufthrit, als of een f andmeeter een veerheit tuiïchen twee plaatfen op den Aardkloot gemeeten hadde, vaft ftellen wel niet (dat wel te letten is) hoc groot de juifte grootheït van het lichaam der Sonne en van fyn afftandt van den Aardkloot is; Maar dit is buiten alle twyffel met een Geometrifchc gewisheit daar uit te befluiten. Eerfl, dat de Sonne niet minder als hondert dttifend malen foo groot is, als den En uf 'anderen, dat fy niet minder ali tien duifend Aardkloots halve diameters
.vm dcfelve afgelegen is. ' - t |
|||||
§. $. Nadien het nu ontwyrFely'k waar is, dat cle Sonne in een Veel min-'
der veerheit van den Aardkloot geplaat ft fynde, men niet anders, als deflelfe. verbrandinge door het Sonne-vyer te wagten haddej en foo by een veel ver- deren afftand hadde, dat de aarde weigeren foude moeten hare vrugten, tot fpyfe van die defelve bewoonen, nit te leveren. Kan mi yniand weder oor- deelen· dat fonder eenigh beoogt einde dit groöte en gruwfame vuur> on* der foo-veel ontallyke plaatfen, die het felve in het Gelieel-Al ten opfigt Van de aarde foude kunnen hebben, juift alleen ter die plaatfe geftelt is$ daar het Γ00 veel voordeel en geene fchade aan den Aardkloot doen en kan? In- dien nu een foo ongeluk'kigh Philofooph, die ftelt, dat de Sonne by een los geval juift defe voor den Aardkloot en al wat daar op is, foonoodighen nut- te plaatfe verkregen heeft, een Mathematicus is} hy rekenéeens uit, hoe veel plaatfen (daar de Sonne in het felve geval geftelt foude kunnen fyn) in- liet hol van den Sterren-Hemel figh bevinden 3 en hoe veel. duifènden kannen (ak ha geval alleen hier aangemerkt werd) tegen een fouden ge weeft hebben} volgens welke de Sonne aan den Aardkloot geheel ormut foude ge- Worden fyn, en een andere plaats kunnen gekregen hebben. §. p. Dit fcheen genoegfaam te fyn, om alleen tot overtuiginge te ftrek-
kenvoor ymand die tot nogh toe aan de Wysheitvarifynen Maker getwyffelt hadde. Maar dewyl de droevige gewoonte, welke op aïlermenfchen verftand een vereeltheh en ongevoeligheit fchynt te brengen, de meefte menichen dit verbaaftmakende wonder, gelyk de beeften, fonder opmerkinge doet aanfien \ moeten wy aan alle, die figh door een gemeene aanmerkinge van hetgeen fy dagetyks door de Sonne fien gefchieden, nogh weinigh aangedaan bevin- den ; in defen raden met ons defe Sonne ten opfigt van de aarde, kortelykin eenigebyfonderhedentebefchouwen. Waar in wy om niet alles tweemaal te moeten feggen, die (preek-wyfen en figurenfullengebruiken 5 welkemetde Kkkk gedagtea
|
|||||
X
|
|||||
ν
φ&, XXV. BE S C Η Ο U W IN G E.
gedagtefl Tan ïycho Brabe^ en de gewoonlyk in gebruik lynde Globen, ge-
rigt fyn na een ftilftaanden Aardkloot, en een om defelve loopende Sonne. Die de andere Hypötheftsym. een loopende Aardkloot, en ftilftaandeSonmet, Gopermcmmeerder agten, kunnen ligt dit alles,.den felven fin behoudende,, na hare gedagten veranderen 5 gelyk iy dogh in de rneefte, foo niet alle fchrif. ten van de grootfte Aftronömi moeten doen. Dewelke, fehoon fy felfs een loopende Aardkloot voorftaan,. egter in hare rekeningen oncrent de Spheerica^. of klootfche cirkel-bogen en hoeken, ook t3e figuren en fprèek-wyfen gebrui- ken, die op een ftilftaanden Aardkloot gegrond fyn. Als by yder dieJiare. fchriften, en ook die vmyCopermcm felfs gelefen heeft, bekent is. §. io. Indien dan ymand fyne woonplaatfe op. den Aardkloot pemfy Tak
XV. Fig. ι. foude moeten houden, en figh felfs en alle menièhengelukkigh wilde maken5. foude hy, om niet geduurigh in een nare duifterniffete moe- ten leven, niet eerft beforgt moeten fyn, dat defelve aarde verligt wierde? Nu gefcliiet dit door de Sonne (by voorbeeld) in E.. Maar dit al gedaan hebbende, foude deièvSonne E onbeweegelykaltyd re-
gen over het punt e ftaande, op die plaatfe het altyd dagh en feer heet iynj, en weder in ƒ een .eeuwigen nagt en een geduurige koude maken } het welke Beide niet als verdrietigh konda wefen.· Om dat in het laatftegeval (fchöon al dé vrugtbaarheit der aarde daar door niet vermindert wierde) alle vermaak en in ■■ het eerfte de foo aangename rufte belet ibude werden.. Om dan dit alles voor te: komen j fcheen het wedernodigh,„dat dèfeSon-
ne rondom den Aardkbot gingh, in eenen cirkel als ETFSE om defelve van alle fyden ie verligten en vrugtbaar te maken, en opeeneplaatfemet al- tyd ftille teftaan.. .Nu wederom; dit.gefchiet, door»defe iêlfde.Sonne, die alle 24 uuren ee« omloop om de aarik doet, $. il. Maariingevalle nu defe Sonne den Aardkloot al dagelyksverligte en
verwarmde,, indien hy alleen indencifkefEXpSE verbleef, was wederom dit ongeval ontwyffelyk., als voren, daar uit te verwagten, dat alles wat op den cirkel e f op de aarde figh bevoad,., door deiTelfs hitte verfengen, en an- dere Aardkloots deeten j op welke de SonneilraJen met meer fchuinheit val- len, door koude jonvrugtbaar fouden fytu ', Waarorame, indien den meeften Aardkloot nietganfeh ioiidkr gebruik foude.wefeb, het wederom vereift wier- de, dat de Sonne in fyn omloopera aan meerder'deelen des-Aardkloots dienft konde doen.. Nu dft felve fiet men al wederom;, dat door de Sonne gedaan werd.; welke wederfyds van den JEquetor E F tot Α Noordelyk, en tot C Zuidelyk afwykty terwyl fy figh altyd in den cirkel Α YD bevind, welke de Ste«?e-kundigen Ecltptim-oi Sow-wegh noemen. In defen cirkel gaat fy da- gel^ fchaars een graad j of ^o^deel van het Weftna het Ooften voort > ©erwyl-fy in defelve tyd -een omloop van het Ooft na het Weft gelyk Wydigh mwéemMpaisor E F volbrengt, Van welkeomloopen de twee uiteriten Α Β ©aGDihier afgetekent fyn χ. welke laatfte fy in een dagh $ en die in de Ecliptica |
||||
Van den fiffbarm Hemd, Gtj
¢ Õ D ontrent in $o" f dagen of in een jaar ten einde brengt. En maak defe da-
eelvkfe beweginge den dagh en nagtj en de jaarlykfe de vier faifoenen des ïïan. Soo dat het (by voorbeeld) in * en g op den Aardbodem Somcr-is , als de Sonne in fyn wegh Á Õ D in Á; Winter, als fy in Dj en Herift ol Lente, wanner fy op de eene of andere fyde des .klopt» in het midden tuf- fchen Á en D is: ten fy eenige andere oorfaken op de aarde in de hitte of koude defer jaar-getyden eenige veranderingh maken. ç s 12 Kan nu een ongelukkigh Ongodift nogh geloven, dat alles, wat
vmand bedenken foude kunnen, om die den Aardkloot bewoonen, cdufc- kigh te maken, hier dus by malkander gevonden werdj en dat het alles ai* \m aan onverftandige oorfaken of een enkel los geval toe te fchryven is? Hier door, behalven het voorkomen van foogroote ongemakken, als een
oeduurige brandende hitte, of alles, verftyvende koude op defelve Werelds- GeweftSialtyd plaats hebbende, na figh fouden fleepen, vind men, dat m demeefte bewoonde plaatfen der Wereld, elk land na die wyfe enmatever* ligt en verwarmt werd, als de verfcheiden geftekheit van fyn Inwoondersen Vrugten vereifcht: makende alfoodefeverlcheidenheitvanSayfoenenenver* deelinge van hitte en koude, dat eenige landen bekwaam fyn om Speceryen , en een byfonder foort van Vrugten, andere wederom om andere voort t» brengen Terwyl dit algemeene voordeel daar dooi'by het ganfche op den ge* heelen Aardkloot verilroide menfehdom genooten werd } dat door de Scheep* vaart elke Natie van alles kan gedient werden, en figh verlnftigen <m veriar digen met dat geene, het welke anderfmts fyn land aan hem met foude kunnen yerfchaffen. — .„ô.·: **» JU -t j
§ ð Eer ik voortga vrage ik aan defe, alle Wysheft en Qoedheit des
Al-Beftierders in defen loochenende Philofophen·, of fy m een Vorftelyken Tuin komende, oit fouden kunnen oordeelen, dat geenkonft of ordonnantie van een Hovenier daar in plaats heeft $ wanneer fyiïen, dat om Planten, die de koude van de lugt van het Geweft niet verdragen kunnen, te doen groei* jen, aldaar bakken, englafen, en vertrekken met kagehels, om haar meer warmte te doen genieten, gebouwt fynj terwyl op andere plaat ten heiningen om fchaduwe te maken opgeregt ftaan, om de foodanige in meerder koelte te kunnen bewaren, welke door de hitte verdrogen fouden. En oi4e ver* fcheidenheit van Planten, Bloemen, en Vrugten, die.fy aldaar iien, haar niet genoeeh verfekert, dat geen· geval nog onvernufoge oorlaak , maar een wyshek vaneen verftandigh Ordineerder in defen allen werkfaam is; wiens ooghmerk het geweeft is, den Heere van het Hof do®r delen kolielyke» toeftel, -ÝÞ foo verfcheiden trappen van warmte het voordeel der vrugpen, en verkw.ïkkinge te doen genieten \ welke hem fyn eigen gewelt* en iugten niet bekwaam waren te geven. n u En kan ymand, die toegelaten werd tot het vermaak van dit alles; te oe*
fchouwen, fchoon hy aan de faken felfs geen deel heeft, figh verpligt oor* Kkkk 2. ^elen,
|
||||||
Φ XXV. BESCHO UW Χ Ν G E.
deelen, eten eigenaar voor fyne goedheit te moeten danken;. als hy de ge?
heime van fyne konft, en dtfe wonderlyke oefTeningh der Planten aan hem vertoont: fonder noghtans eenighfints geraakt te werden van de Goedertic- rènheit van den grooten Formeerder van dat heerlyJc Sonne-ligti, door. wel* ke den ganfchen Aardbodem , tot een Hof of Xuin en, diergaarde, gemaakt werd» Waar van Tab\ "KPV Fig. κ de brandende■Zipn&'&ècd de orangerie of plaats vertoont, daar de vrugten door de meefte warmte moeten geftoofc werden} ter wyl= andere, die gematigder en felfs kouder lugten van noden heb- ben, deielve voor haar in de gematigde Werelds=riemen #g#£ en edik be- vinden: of anders verder na de Polen toe in de koude ritmen gph en imk^ foo verre defelve nogh vrugtbaar bleven* Want aldus üet men niet:alleen, dat aan elk van foo verfcheiden iborten van kruiden en boomen, eenepkatiè,., die bekwaam is om fe te doen groeven, toegedeelt is} maar 't geen de ver? pligtinge van alle menfehen aan defen aanbiddelyken Be.ftierd.er van clit alles grooter maakt!, is, dat deiTelfs milde goedgunftigbeit niet alleen een verwon- derlyke wysheit daar-in vertoont, tot eeilweergadeloos vermaak van die.de- fclve in/defen allen onderfoeken} maar ook dat de daar. van voortkomende vi'ugteny behalven de eere van den Formeerder,, tot geen ander gebruik fcliy- nen gefebapen te fyn} als om de menfehen in hareüektens tot geneiïnge, in hare gefóntheit tot voedlèl ea verkwikkinge te kunnen dienen: En in het gemeen, omdefelve.in ontelhare gevallen waarin fy der felver nodigheit en nuttighcit bevinden, gelukkigh te maken*. Indien n» ymand dit. alles bevind, en daar en-boven in emftige averdèn-
kinge neemt, dat nogh de Sonne felfs, nogh van foo veel Planten,, diecbor deflelfs werkinge voortgebragt werden, geen eenige van fyn eigen felfs,, noghh fan fyne daden be wuft isj maai· dat fy alle in defen lydelyk fyn. Kandienogh denker»} dat defe Sonne,. fonder de Rcgeeringe van een Wyfen en Heerly- ken Al~Beftierder> foo veel faken,, tot foo. veel nuttige einden aan allemen-; fchen dienende, alleenlyk by, geval uitvoert, eni fonderdatyetsdaar in met eenigh ooghmerk gefchiet, fyn nodige grootheitj, afftand,. en beweegingen verkregen heeft? Waarom deift hy.foa wel .niet ftaande houden.$., dat inden gefeiden Vorftelyfceri Tuin,, en al hetgeene.hy daar fiet, een g?val fonder eenige direcrie plaats heeft? Ellendige Philofophén!.die om geruft te kun-; Ben leven, iulke ongerymtheden'moeten voorwaar houden.... §. 14. Boven het geene nu in de beftieringe dèier Sonne,,in iynen dage-
lykfen enjaarlykfenJoop^ getoost is foo verwonderlyk tefynj laateen Atheift weder oordeelen,. ofihet aan hem ook fonder eenigh beoogt einde kan voor- komen, dat men bevind^ dat de Sonneftralen uiteen dunder in dikker ftof- fe komende, figh buigen .en, van haren regten.wegh afkeeren,, om<alfoo de. Morgenftond en Avond-fcheemeringe te maken:, daar anders opalleplaatfen ontrentf der Sonnen onderganghy den helderen dagh in een ftik-donkere nagc iöiweynigh^tydg,. veranderen iou.de. En of daar in geen voornemen omaan da
iaën·
|
||||
Fan den figthatm Hemek ■/ 6i$>
menfchen ook in defen voordeeligh te fyn, kan befpeurt werden y dat juiit
het ligt en de dikheit der lugt dat opfigt tot malkander hebben en bewa- ren , waar door defe groote weldaat aan ai wat leeft bewefen werd. Die dit nader gelieft te weeten , kan daar over het vorige na iien m
de XF1II. Befchouwinge, §. 41. enz. §» if. Het geen men hier behalven alles, het weJk aldaar gefegt is, kan
aanmerken,, eer wy verder gaan, is, met hoe groote reden den Schepper aan Job,om hem de kleinheit van fyn verftand te doen bekennen,een bewys genomen heeft van defe refractie des ligts, in de woorden Job. XXXFIIL 12.. Hebt ghy van uwe dagen den Morgen ft ond geboden ? hebt gby den dageraad fyne plaatfe gewefen? Welke laatfte woorden, by Polus en andere vertaalt werden: Hebt ghy de plaatfe. des dageraats volkomen en mt- geweeten?- (Want het woord ftaat in Piel.) .. r ... f ., Om dit aan ongeoeffénde in de Wis-konft wat verftaanbaardër temaken,,
is te voren getoont, dat de Sonne in A, tfab. XIIÀ. Fig. 3. onder den Hori* zon E Õ fynde, en fyn ftralen AH op de lugt in Ç werpende, defelve niet regt uit na D voortgaan; maar met figh te buigen en een hoek AH F te maken, figh na F wenden, en in Ç als gebroken werden j, makende by dio in F woonen,doorhet ligt.van defe gebroken ftralen den dageraad.Nuis aan yder. by een meenigtevan ondervindingen bekent,-dat nameerder of minder dikte of" dunheitder lugt, die op verfcheiden plaatfen ofwel door veelvuldige ooria» ken in verfcheiden tyden op defelfde plaatfe verandert werd,, ookderefracTrien veranderen: en daarom, dat den dageraadt foo ontrent de uitcrfte plaatfen r alwaar fy op den Aardbodem of ook in de lugt gefien werd, by geen men- fchen te bepalen is y foo dat de gefeide vrage dien fin fchynt mede te bren-n gen: Hebt ghy oit de verfcheiden dikte der lugten, foo- by ufilfs ah in andere ge" weflen der JFereld, en daar uit voortkomende'meerder ofminderdatnp-heffinge of refratlien, en by gevolge, de veranderingen des Morgenflonds. of Avond-febemerin* ge.9 die daar uit ontflaan\ te regt gekent», of eenige. magt, van gebieden daar over gehadt? Op welk voorftel geen menfche oitanders fal kunnen antwoorden^ als dat dit altyd voor hem verborgen en ondoenlyk blyvcn fai; waar vanden H. Job te overtuigen hier het ooghmerk van Jehovah was*- Behalven.het ftraks gefeide kan ook defe reden van de onmogelykheic
voor alle menfchen om de plaatfe des dageraadsregt te weeten, nogh gege- ven werden: Ecrft, dat men nootfakelyk fchynt te moeten ftellen, dat de. Sonne rondom van een foorc van een Athmofphara of Damp~kkot omringt is,, (gelykom den Aardkloot de lugt is.) welke om de nabyheit derSonnedoor deflelfs vuur altyd blinkt en ligt. Ten.anderen, dat de Sonne op de deelen; of dampen der lugt fchynende, van eenige.derfelver de ftralen, gely)s: als van- een fpiegel by weerftuitinge,. tot de menfchen, diercets beginnen nagr ter Kebben, gefonden werden. Het welk beide, ook veel tot de morgenftondr cö.aYond-.fchejiieringe doet. Siet daar. van Gregory Aftrmomia, pag*. 117» Kkkk j; daasy
|
||||||
6jö XXV. BESCHOUWING E.
daar deCen grooten Wis-konftenaar (als wilde hy woordelyk deiè plaatfè be-
veiligen) defe uitdrukkinge gebruikt, Om defe redenen fyn de palen of de plaats des dager mds of avond-fchemeringe foofeker niet. Gevende boven dit nogh ver- fcheiden oorfaken van defe onfekerheit. §. lóY Boven dit nu getoonde, is my dik wils den grooten Ingever van dit
H. Woord, feer aanbiddelyk voorgekomen in de uitdrukkingen, die hy in veel diergelyke gevallen meenighmaal feer eigentlyk net en kragtigh gelieft te gebruiken, als hy van de uiiwerkfelen der Sonne fpreekt. By voorbeelt, indien ymand let op de woorden van den H. Job, Cap.
XXVI. vers 10. Hy heeft een gefet perk over het vlakke der wateren rondom af ge- tekent , tot aan de voleindinge des ligts met de duifternijfe. En figh dan in gedag- ten brengt, dat de flralen AP en BP, Tab. XIX. Fig.4. enibovoorta<lean- deren , die uit den circularen omtrek der Sonne Α Ζ Β Υ voortkomen, den Aardkloot in G en D, en verder in alle punten vanden cirkel Cd Du raken, en daar door defen cirkel rondom den Aardkloot befchryvenj welke het ui· ierfle einde des ligts en der duifternifle h: nadien deielve de laatfte icheidinge maakt tuiTchen de eène helft des Aardkloots CED, die door de Sonne ver- ligt is en den dagh heeft; en tuflehen de andere CTD, dieindefchaduwe des Aardkloots en daar het daarom nagt ofduifterniflè is.: ial hy genoegfaam van de wysheit en het ooghmerk deièr fpreek-wyfen overtuigt moeten fyn j als hy eerfi aanmerkt, dat hier van een voleindinge ofuiterfte einden (Siet Cocceji en Robbertfons Lexicon) des ligts en der duifternifle gefproken werd, het geene de- fen cirkel CdDu kennelyk uitmaakt. Ten anderen, fiende dat het woord Choug alhier rondom afieke%enovergefei9
eigentlyk Circinare o£met de poffer aftekenen betekent, als by veele te iïen is. Het welk de juifte circulare rondheit van dit gefetteperkofcirkel CuDd me- debrengt} die by alle Mathematici, om de idootlche £gure van de Sonne en van den Aardkloot, bekent is. Maar een nauwkeurigheit, aller gemeene Wis-komtaaren fchriften te
feovengaande, kan 'hier in befpeurt werden § dat daar by gedaan werd over èet vlakke der wateren, eigentlyk, op het aangefigte der wateren. Want de- wyl alhier van een geheel rond, en met den pafler getrokken gefet perk of •cirkel gefproken werd, foude ymand die wat nauwfigtiger wilde fyn, als de groofcfte Mathematici fölfs, hier tegen kunnenlêggen j dat den Aardkloot om lyne verhevenheden van bergen en dalen (hoe weiuigh die ook hier om haar in defen veragtelyke kleinheit in aanmerktnge moeten komen) geen vol- komen kloot is s en daarom ook defen fchatJu w-cirkel CuDd over het land löopende, niet juift pafler-rond of ten «linften eendragtigh van omloop kan weien j maar hier en daar, alwaar hy eenige Üeil opitaande hoQgten of laag- ten ontmoet, hoeken moet maken. Dogh om aan deiè tegen werpinge geen pïaatfe te geven, heeft den Aanbuklelyken Ingever van dit Woord dit lumyvkeurigh oaderfcheit gelieven te maken, en daar by tcfeggen, oatopde ■vlekte
|
|||||
c
|
|||||
Van denfigtharpi Hemel, i6$i
vlakte der wateren die gefet perk rondt, en als met een paiTer getrokken is-
Het geen van niemand kan betwift werden, nadien de zee en wateren, ge- noeghfaam door hare fwaarheit een regt klootfch vlak uitmaken, fonderdat men hier van foodanige onevenheden fpreken kan} tenfy defelve, de zee door ftormen beroert fynde, daar'door verwekt wierden. Ook foude men behalven dit voorige, des nagt-kegels uiterfte oper-vlafc
GPD(gelyk veele Wis-konftenaars doen) kunnen aanmerken, als geboren werdende door de beweeginge van CP, of een van de uiterfte linien des fcha- duw of nagt-kegels j die altyd in het punt Ñ vaft blyvende,enmetfynander , uiterfte C, langhs den cirkel Cd Ou loopende, het opper-vlak CPD van defenkegel beichryft, even gelyk als dan gefchieden foude, wanneer men de linien PO en PC voor de twee beenen van een paiTer nam, en het eene Ñ O in het middel-punt O Maan blyvende, hetanderePC, om het fel ve om* gedraitwierde, om defen cirkel Cd Detebefchryven. Wanneer het gehee- ]e opper-vlak defes nagts-kegels GPD dk gefetteperk foude betekenen, hec welk als met de pafler befchreven was í en figh niet alleen uililrekkcn tot aan de fcheidinge of voleindingeyC dOu des ligts -, t en der duiflemije i maar ook fou- é , de het felve opper-vlak de geheele voleindinge desligts, en der duifiernifie kun- nen gefegt werden uit te maken 5. om dat ook de ganfche bultige kegels op- per-vlakte GPD, in defen voor die voleindinge eigentlyk kan genomen wer- den, alsby yder blykelyk is. Vermits buiten defen kegel GPD een volko- men ligt en binnen defelve een enkele nagt of duifterniiTe is. En foude defe piaatfe als dan defen fin hebbenj Hy heeft het buitenfle opper-vlak des nagt-kegels < CP D als een gefet perk rendom afgetekent op het vlakke der wateren en opfynen > grond-cirkel CdDu,tot aan offoo verre, als het einde der duiflernijfeofdesdui- fier-kegels C Ñ D en des ligts, dat buiten defe kegel is, figh yitfirekti -' §. 17. Ik late hier aan het oordeel van verftandige, of men het einde of voleindinge der duifiemiffe, ook in beide defe voorgaande betekeniiFen ver- ftaan moet in die piaatfe Job. XXFIIL $. Het einde dat Godt geflelt heeft voor de duifternijfe en al het uiterfie onderfoekt hy, -het gefieente der donkerheit en der febaduwe des doods* ■ Immers, indien men met die Hêeren, welke de voorredenen of dehooft-
deelen van onfen Duitfen Bybel gemaakt hebben en andere ftelt, dat in de eerfte verfen van dit Capittel aangewefen werden,,de.kloekheit en betrag- tingen des menfchely ken vérnufts, en hoe verre defelve gaan -, ■ fchynen my foo- danige hier opgetelt werden } waar door de menfehen niet alleen het alder- diepfte der aarde, maar ook het hoogfte in en boven de Lugtonderfoeken. Waarom om de groote diepten, die de menfehen, na metalen engefteenten in de Mynen gravende, in den Aardkloot uithollen, te kragtiger uit te drukken, in het $ vers fchynt gefegt, te werden j,dat è&Jonge^hooghmoedige Dieren, mgh ie Leeuwen (die figh in diepe holen der Aarde ophouden) defifdiepten- niet hebben betreden: En om te toonerij dat oak der menfehen onderibekin* |
||||
jóp, XXV. BE(SCHOUWINGE.
-gen in en boven de lugt (èer-verre gaan, daar by gevoegt werd in hst 7,
■vers? dat den Roofvogel en het ooje der Kraje (die hoogh vliegen en verre fien) dit padt niet gekent nogh gefien hebben. Het welke in-het 11 vers. eerft van al wat levendigh is, waar onder men defe Dieren ook kan begrypen, en daar na van het gevogelte des Hemels, by na op defelve wyfe herhaalt werd. , Indien men nu dit ganfche Capittel en ook het 3.. vers alleen van diepuit-
gegravene Mynen verrtondj fchynen defe Vogelen niet eigentlykhier, om -der felver diepte met meerder nadruk af te malen, te kunnen bygebragt wer- den: nadien de ondervindinge wel leert, dat fy hoogh in de lugt fwevende, aldaar veel verder als andere Schepfels kunnen fien j maar egter noit in de onderaardfche myn-werken en holen figh op houden. 1 En hoe wel ik hier niet voorgenomen hebbe te tragten om aan alle defe •uitdrukkingen van de eerfie verfen in dit CöpiV/^/eenvol-lcedigeverklaringete .geven j nogh de uitlegginge van die geleerde Heeren te betwiften·; Welke ook dit derde vers, op de Metaal- en gefteente-Mynen willen geduit heb- ben, gelyk by Polus en andere te fien isj fchynt egter dit vooraangehaalde vers op deduifternhTe des nagt-kegels CPD of der fchaduwe van den Aard- kloot CEDT, Tab. XIX. Fig. 4. in veel omftandigheden., met Teer eigene woorden te fien. Om dit te toonen, is het by de Jftronomi bekent, dat de Sonne AB van
^ na b bewogen werkende in haren dagelykfen loop, de ftralen Á ren B/op •de lugt GHIK, die rondom den Aardkloot is, vallende, inr en /beginnen gebroken te werden, of refractie te lyden.; gaande alfoo niet verder regt uit, *maar na g en/. Alwaar fy weder in het uitgaan uit de lugt gebroken fyn- de, in Pfamenkomenj terwylde uiterfte van aaarrg en //den Aardkloot in C en D raken. Alleen met dit onderfcheit, van het geen wy §. 16. over fob.XXFI. io. gefegt hebben $ dat wy aldaar, om onervarene niet te ver- warren, van de refractie, die dogh waarlyk hier plaatfe heeft, niet gefpro- ten, en de ftralen van Á en  tot Ñ als regtelinien aangemerkt hebben j na- dien het fy het eene ©f het andere geftelt wierde, aldaar de uitlegginge van dien text defelve kragt behielde. i Defe dan uit alle punten van des Sons omtrek Á ZB Õ komende ftralen inde
lugt gebroken fynde, fiet men dat, als fy den Aardkloot rakende voor by gaan, een cirkel Cu Dd aftekenen, die een vmdswa.reeindenh^welkeGodt voor de düiftemijfe y of den geichaduwden nagt-kegel C Ñ Ñ geftelt heeft, ge- lyk ook de punt des kegels Ñ het ander einde des felven is. Dat nu de tnenfehen die beide £/#*/«* onderfoeken, enwelhet mterfe der
felver, is eerft daar uit blykelyk; dat alle, die de fchriften der Wis-kundige gelefen hebben, weeten, dat het werk-ftuk orn op een gegeven plaats des Aardkloots, de kleinfte avond-lchemeringe te bepalen {Probkma de Minim» Crepufmlo) by haar veel vermaartheit heeft. Het welke eenigfints ook op- figt heeftop den cirkel C» Dd-, welke het einde van het uiterfte ligt, van |
||||
j? ]j -.; i^» den figibaren Hemel. 6^3
het begin dei*, waare duifterniiTe of des nagt-kegels CPD ondeifcheit.
Ook is daar en hoveftamalleMat&ematki openbaar,dat onder eenige groothe-
den , de grootfte en de kleinfte (Maxima &? Minma)by haar de uiterfie (Extrema) genoemt werden. Het fy nu dat dit konit-woord bok in die tyden in ge-( bruik was, of niet 3 fal ten minften uit het voorgeleide blyken, dat de menfchm het gefielde einde voor, ;de duiflerniffe en het uiterfie onderfoeken. Siet Gregory Aftron.pag. 1S9 én andere. Maar ten tweeden kan dit ook van dènnagt-kegel CPD, in meer andcie
opfigten verftaan werden. Soo weet men, dat het bultige oppervlak van defen donkeren kegel CDP
nevens andere, ook het einde dat Godtgeftelt heeft voordeduifterniffe, waarlyk vertoont. En dat de mam van het uiterfie, infonderheit aan het uiterftepunt jP van defen kegel kan en raagh gegeven werden. Dat nu defe beide om de Maan*ec!ipfen regt te kunnen uitrekenen, altyd by de Sterre-kundigen onder- fogtiyn, behoeft niet bewefen te werden, als al te bekent iyndê. Soo dat hieruit blykt, dat niet alleen de menfchen het gefielde einde der
duiftemiffe, maar felfs Al het uiterfie van defe duifterniiTe of nagt-kegelonder- foekenj doende dit niet alleen ontrent den grond (of bafis) der felve of den cirkel CuDd: maar ook ontrent het bultigh opper-vlak CPD, en het al- deruiterfte einde Ρ deflelfs 5 welk te famen al het uiterfie defer duifterniflè uitmaken. Waarom hier ook de eigentlyke maniere van fpreken (alles in de- fen fin genomen fynde) klaarlyk gefien werd. Indien men nu in dit vers verder tot het volgende overgaat} en het woord
Eben hier Gefteente vertaalt, door Ferpendkulum(dat is hangende loot-lyn of perpendiculaar, om met een Mathematifch konil-woord te fpreken) overgefet; gelyk het felve ook in die betékenjiTe * by vcele verftaan werd. Soo vind men by de Heer Coccejusy dat het niet alleen by Jefaias, Cap.XXXIF. 11. voor een rigt-loot, en byZacharias, Cap. IF. 10. voor een hangende pas- loot van metfelaars of timmerlieden, maar ook in den Joodichen Targum felfs op deiè iêlve plaats in dpCe betekenifle genomen werd. En foude als dan de linie PO, die van het einde Ρ des nagt-kegels CPD tot op fynen grond -cir- kel CaOd regt-hoekigh riederhangt, daar door verftaan moeten werden. Nadien eer ft defe by alle Aftronomi dien felven naam van Perpendkulumi um- br<et dat is, de hangende loot'lyn of perpendiculaar van de fchaduwe genaamt Werd. Ten anderen, fchynt dit ook daar uit té moeten afgenomen werden, om dat hier niet alleen ftaat, den perpendiculaar der donkerheity maar daar üitdmkkelyk by gevoegt werd , ende der fchaduwe des doods. Het geen, indien wy daar door de alderdikiteduifterniiTefonder-hetminfle ligt, met veel geleerde Uitleggeren verftaan, op niets eigentlyker dan op defen perpendi- culaar der doükerheit PO kan toegepaft werden* die het midden des nagt- kegels, en daarom in het alderdiepfte der donkerheit gelegen is. Dat nu defe uitdrukkinge in het H. Woord genomen werd voor de fwaarfte duifternuTe, enmidder nagt (welkers plaatie alle Sterre-kundigen weeten, dat bepaal- Llll de-
|
||||
m XXV. Β ES G HOU WI Ν GE.
delyk figh in defen perpendiculaar PT bevind) om niet meerdei* pkatfenuit
Job aan te halen, welke men in de Concordantie vinden kan, is blykelyk uit de woorden Amos. V, 8. Die de doods fchadwwe in den morgenftondveran* dert. Alwaar de doods fchadwwe'den midder nagt of fwaarfle duifternhTe ei- geritlyk betekent: nadien*den morgenftond akyd op defelve volgt. • Soo dat den fin van defen text dan defe foude wefen: Het einde dat Godt geftelt heeft voor de dmfterniffe des nagt- kegels% tnaldejèlfs
uiterfte^ foo in den grond-cirkel:, als in fyn eind-punt, en de bultige omtrek (lef- felfs onderfoekt hy, felfs den perpendiculaar van defe donkerheit ^ die door het aU derfiik'donkerfte of het midden dejfelfs^ doorgaat. En derhalven (om dit eenighfints in fyn famen-hangh te toonen) fchoon
de menfchen hare onderfoekingeh na Metalen en Geiteentens foo dieponder de aarde voöftietten; dat de dieren, die inde aldernaarfte höolên figh ge- woon iyn op te houden, dien wegh noit betreden hebben: èn hoewel fy hare nafpeuringen fob hooge tot bovendelugtuitftrekken} dat, daar de vo- gelen, die hóogft vliegen en fcherpft fien, nogh op verre na tot de boy en- tte lugtg/nietloinnen komen, en op de aarde fynde, alleen hét eeneuiter- fte des nagt-kegels, namelyk den cirkel CdDu kunnen waarnemen} demen- fchen egter veel verder gaande, alle deflelfs aiterften, en dat meer is, de al- derdikfte en middëlfte donkerheit ohderfoëken: noghtans niet tegenilaande dit alles, dat niemand de ware wysheit gevonden heeft. Of men nu defe uitlegginge wat nader tot het ooghmerk moet oordeelen
te komen, als eenige andere,, dan of'er eene meer eigene is} betwifte ik hier niet. Dit fchynt waar te fyn, dat alle de fpreek-wyfen van defen text, in hare eigene betekeniflen met grooten nadruk deièn fin kunnen uitmaken i en toonen, met hoe doordringende eehkenniflè van de Schepfelen, en hoe vol- komen weetenfchap van deyerft-gaande betragtinge der Menfchen, felfs tot onfe tyden toe, den aanbiddelyken Ingever van dit Woord in hétfelvedöor fynë knegten fpreekt. · ) ^ ? .xrjbyj §. 18. Ik kan niet na laten, dewyle wy alhier van den loop der Sonne
handelen , yets by te brengen, waar uit een yder daar en boven moet afne- men, hoe feer den Almagtigeh van fyne werken fprekende, fchoon hy hoog- dravende en metaphorifche: ovjcrgebragte manieren van Teggeri gelieft te gebruiken* egter in foodanige gélykenifren fyne wysheit in die verhevenheic vertoont; dat 'er niets foude kunnen bedagt werden, het welk denatuurly- ke eigenfchappen der faken, korter, klaarder en netter te kennen geeft} als defe uitdrukkingen, hoe oneigen fy ook ter eerften opflagh voor onkundige mogen fchynen te wefen. Defe plaatfe is, die Job. XXXFIIL 9. gevonden werd} alwaar in het 8.
vers den grooten Schepper defe woorden latende voorgaan: Wie heeft de zee met deuren toegefoten, doe fe uitbrak \_ende~\ uit debaar-moedervoortquam? daar door* te kennen geeft,, dat hy in deièn de zee by een jongh geboren kind véfgelyktv Hoe verre nu defe fpreek-wyferi mèt de maniere, op welke de ,,-"'. iLfct zee
|
||||
:,j O Vi 1F*n dwftgtyrïn Hemel ." e ff
zee vomtge^pmen is, Isunnejti aver een gebragt werden i onderiöeken wy
hier niet 5 dewyl fulks fivm.m de Seheprjinge in de vergaderinge der wate- ren geichietfynde 5 nadien geen waarnemingen daar ontrent vaneenighmen- fche gedaan konden werden, geerü plaatfej als voor enkele giflingea over- laat.· , tik-j t&öitti ' tebsfc ■·.- . j) tv.o-1·'- :.f-f-"-ji-·- i.lEji '""- ;; Maar het geene wy hier beoogen in het 9. vers, is dit volgende: Doe Ik de wolden [tot~\ baar Meeding? mw*% ende deifonhrlMit [totjharen- windel- doek, j < êshhj ·,/.· ■..■':.·. 1 -■ i : Wat de eerfte woorden aangaat i het is kcnnelykgenoegh, dat den Aard-
kloot CEE>X> Tal·. XIX. Fig, 4; die ivoor een groot gedeelte uit zee be- gaat,.rondom met de lugt G Ç ÊI en de daar in iyiide dampen en wolken omkleet is. Soo dat Jehavah hier feergeriaft kan feggen, dat hy de wol- ken tot hare kïeedinge geftek heeft. Maar dewyl dit Woord by de Taal- kundige niet foo feer een kleed in het byfonderi als wel in het gemeen, alle foorten van aantfekfels {Indumenta) daar het lichaam mede bedekt werd, be- tekent (het geen op veel plaatfen in de Gomwdunüe dus kan gefien werden) fehynén over fulks door het felye, om in de gelykenifle van een nieuw ge- boren Jrind te; blyven , deflelfs aantrekfelen of luyeren verftaan te kunnea werden. \-!V..';«> ' , '': /"' ''· ' !'-v Maar hoe de': dönkerheit: (in de volgende woorden) alhier als een windel-
doek oiif-wagtely in het JLatyn Fafcia^ gelyk de Grond-taal medebrengt, kan aangemerkt werden % fal miflehien aan ymand, die noit yets in de Aftrono- mie gedaan heeft', foo klaar niet fyn, "r Om dan aan defe eenigh nader begrip te geven. Laat in de Tab.XX,Fig.
é. Í de Noord-, en Æ de Zuid-pool fyn·, den cirkel Í HZ D den Meri- diaan i Ç D de helft van den iEquino&iaal j 25, "VjP den halve Sons-wegh of ■EcHpfica.% S A, GB,- KI, R^ dé foo genaamde Parallelen of cirkels die men gewoonlyk evenwydigh aan den equator Ç Dftelt, en waar van de Sonne dagelyks een gehouden werd door fynen loop te befchryven 5 onder welke S5 Á den Noorder keer-kringh of Tropcus Cancri, en^RdenZuider keer^hnnghoiTropimsCapricomihcaük. ·'■ Nu weeten alle Aftronomi, terwyl de Sonne alle dagen ontrent een graad
in defen haren wegh, of in de Ecliptica SS MP van het Weft na het Ooft, dat is van 25 tot ï, van à tot 2. enz. afloopt ; (welke graden hier wat gro- ter geftelt fyn, om de figure niet verwart te maken) dat fy indefelvCtydvan het Ooft na het Weft, dat is van Á na'g$, ofvanBnaGenz.metdengeheelen Hemel omgevoert werd. Waar uit dan volgt, dat defe dagelykfeomloopen niet;beftaanfullen uit foo veel aan den Jiquator HD evenwydige cirkels, als Á SS, BC, IK , "tfp Rj die by voorbeeld in Á beginnende, door b na 2> en voort aan de andere fyde des kloots door d loopende, in het felve punt Á weder eindigen: hoe wel de Aftronomi fulks gemaks-halven in alle hare rekeningen gewoon fyn te onderftellen. Llll 2, Maar
|
||||
^tf XXV. Â ES CHOÜW IN G E.
Maar Manheer men de Sonne in Á aan de Meridiaan in het Noorden ftelt
te wefen, om dat aldaar onfen dagh4 van 24 uuren iyn begin neemt j dat de linie, die de Son door defe twee (namelyk hare dagelykfen en jaarlykferi loop) befchryft, eerft van Á door b na SS gaat 5 en van daar aan de andere fy- de des kloots door d na  nederdaalt, om iyn tweeden omloop van daar we- der te beginnen} die dan van  door q tot.C volbragt fynde, door <?ookaan de andere (yde des klóots, in D (en niet in Bom een volkomen cirkel te ma- ken) weder eindigt} en foo voort in andere. Waarom, dewyl de Sonne den eerften dagh in fyn eigen wegh 53 yp van SS tot 1, en in den tweeden van I tot 2, in den derden van æ tot 2 en foo geduurighlyk verdergaat, de fa-
men geftelde loop uit de twee Voorgefeide beweegingen een foort van een linie, ontrent gelyk men in de fchroeven fiet, befchryft j gaande (om van Á te beginnen) ;..- uJa. .ilrori ü'dbQ ■ty:iih')-U.3-ii-Aj<>ii rta; I. Van Á door b tot 2B en van daar door d tot B. < - mït%
II. Daar na van  door q tot C en van daar door e tot D. r
III. En verder van D door ƒ tot H, en van daar doorg toti.:
IV. Van waar fy wederom door ç na Ê gaat, en door m in ^eindigt.
Alwaar fy tot hare uiterfte pale gekomen fynde,; wedertiriet een diergelyke fchroef-linie na boven tot haar andere bepalingh SS opryft. . í ."/■ Ik ben irt defe befchi'yyinge van dek krom-lobpende linie wat langer ge-
weeft, op dat die anders in defen onervaren iynj 'hieruit mogen iïen, op hoe net eenwyfe defelye den loop van een windel-doek offwagtel om een nieuw.geboren kind vertoont. Welke yder weet, dat de baker-moeders by forme van een en defelfJe fehroef-linie om het lichaam van een kind, dat iö de luyeren is* van boven na pqder»; of van onder na boven gewoon fyn om te Iwinden. , t$ ,50 . .;/, rv>i ■■■■:■:.- -.,,ß :;■', F-'j *. Dus verre dan getoont fynde, dat de Sons-loop om den Aardkloot defelve
In gelykformigheit is, met die van een windel-doek om een kind} lal yder ligtelyk kunne afnemen, dat de donkerheit om de zee en aarde deièlvefchroef- of fwagtel-linie befchryft. Nadien ïab, XIX, Fig, 4. den nagt-kegel CPD, diedogh alleen de donkerheit bepaalt, altyd regt tegen de Sönne Á Â over> ilaac j foodanigh, dat ideiTelfs uiterfte punt P, het\ middel-punt der Aarde O, en dat van de .Sonne N,r altyd in eene regte linie Ñ Í gelegen fyn. Waarom het niet anders kan weien, of defelve linie of cirkel, die het ccn- trum der Sonne N4 aan de eene fyde des Aardkloots daar het dagh is, be- fchryft, moet nootfakelyk van alle punten in TP of den perpendiculaar, door het midden der fchaduwe of donkerheit des nagt-kegels gaande, insgelyks befchreven werden, aan de andere fyde des Aardkloots, alwaar het nagt is. II Eene faak van eenige duifterheit, foude hiernogh by fommigekunnenover-
blyven 5 namelyk, dewyl het Sonné-ligt foo wel .als dé donkerheit ztnfchmf of fwagtel-linie om den Aardkloot befchryft} waarom alleen de donkerhek en niet de Sonne of het ligt $tn windel-doek der zee genoemt werd? Maar verre
|
||||||
m
|
||||||
.■■■■■■ V. :' . , ■■■■■ '-'Ι: :, ■.■.-■ ' ',.·■■■.;·-*.'.,■ ' ■-■■
r Λ .■'■■·..: '■' ■ . . ·'-■'■ ' ·.- ·■" ■■ . - ■ · )' ·,,' .
„ ■ ,i; ■ * ■ ^ _ ' , ,; S
; :.;[ : FanJe figtharen Hemel. >■'■;"■;, (j*^-
verre van dat dit eenige fwarigheit foude maken, falhet in tegendeel dienen,
om de alles doorgrondende wysheit van die dit *fegt, in meerder ligt te ilellen. Want nadien het waar is, 'Tak. XIX. Fig. 4. datdeSonne Α Β den Aard-
kloot en zee-wateren in CED befchynende, de dampen daar uit doet op- ryfen, en alfoo de wolken daar uit beftaande (die om by de gelykenifle te blyven, de kledinge of luyeren van de zee hier genoemt werden ) van defelve verder doet afwyken; daar eigentlyk het gebruik teneswindel-doeks oifwag- teïs is, defe luyeren nader aan het kind aan te brengen, het welke daar in bewonden werd. En vermits dit uitwerkfel, gelyk yder weet, alleen in de nagt en daarom in de donkerheit van deflelfs kegel CP D plaat fe heeft jwel·-* ke de dampen en wolken des daags door de Sonne opgeheven en in de lugt dry- vende (Siet Befcbouwingh XX. §. ƒ4. en ff.) in dauw , rym, of andere vog- tigheden, die men in de nagt door de lugt gaande gewaar werd, doet ne- dervaflen, en nader aan den Aardkloot komen5 wanneer den nagt-kegel C Ρ D in des ligts plaatfe volgende, de deelen der lugt C D fg koelder maakt j fal yder genoegfaam kunnen fien, dat alleen de donkerheit en geeniints het ligt, alhier aan de zee den gelykformigen dienft van een fwagtel of windel- doek kan doen , oni deflelfs luyeren of klederen (datfyn de wolken) nader- daar aan te brengen. Ik late riü aan yder, of de grootfte Philoiboph hier kragtigermetibo wei-
nigh woorden de waarheit der fake foude kunnen uitdrukken. Maar infon- derheit is hier aanmerkelyk, dat den aanbiddelyken Spreker van defe woor- den, in defelve veel meer nauwkeurigheit gebruikt, alsdenetfte Aftronomi felfs öit gewoon fyn te doen. Welke, het fy dat fy den Aardkloot ftik ftaande of loopende ftellen , 'm alle hare figuren de dagelykfe loopen der Son- ne gewoon fyn aan te merken, als foo veel byfeihdere en aan den ./Equator évenwydige volkomen cirkels oi Parallelen; het geen egter in figh felfs on- waar is. Nadien den Sonne-loop uit een geduurigen en aan een hangenden fchróef- of windel-trek, Tab, XX. Fig. 1. beftaat. En gebruiken de Sterre- kundigen die andere wyfe (welke fy wei weeten, dat, in de nature geen plaats heeft) alleen, om dat fy een óvergelykelyk grooter gemak (alsboven gefegt is) in hare rekeningen geeft y en de mifllagh die daar uit moet voort- komen, voor niemand merkelyk kan fyn. Laat nu een Ongelovige (of ook een foodanige die aan de nauwkeurigheit
der Mathematici foo veel, als fommige blindelyk doen, gewoon is toe té * fchryven) met ons hier uit leeren to'eftcmmen j dat dit Heiligh Woord,van defe faken fprékende in defe'gelykenifle, netter en meer nawaarheitdeware be weeginge des nagt- kegels afmaait 5 als y mand van de in de wereldt fbo hoog geroemde Wis-konr^enaars in fyne gelykeniflcn , dat is defelve vertoonende figuren, en daar op ruftende rekeningen oir gedaan heeft : en by fighfelfe overleggen, of het niet al wat meerkennis en beradinge verdient, als by veele "LIΗ ι go
|
|||||
l
|
|||||
658 XXV. Β E SC HOUWINGE,
gevonden werden, eer men van defe Goddelykë Schriften foo harde uitdruk-
felen gebruikt, en als ff juift na de Hypothefi^ die fommige aangenomen hebben, niet fpreken, veele by na fonder eenige weetenfchap der Aftrono- mie (gelyk ik 'er verféhéldene foodanige gekent hebbe) rondt en volmon- digh durven feggen en ftaa'nde houden, dat defelvë fomtyds fpreken na de dwalende opinien dés gemeenén volks. Ik fpreke hier niet van andere, die haar fchuldigh ontfagh voor dit Woord behoudende, deflelfs verfchillende fpreek^wyfen met hare gevoelens in defen op een betamelyke en eerbiedige maniere tragten over een te brengen. * §. ι p» Uit defe voorgefeidegronden fchynen ook de 19 en zo verjfen van het fel-
ve XXXVIII. Capittelvan Job eènigh gedeelte Van hare verklaiinge té kun- nen ontfangen, Waar is de wegh daar het ligt woont? en de duifterniffè waar is chare plaatfe ? dat ghy dat brengen f oud tot fyw palen, en dat ghymerkenfoudit'de paden fyns huys. Indien wy de Sonne en het geen daar uit voortvloeit voor het ligt, en den nagt-kègel des Aardkloots CPD Tab. XIX, Fig. 4. voorde duifternifle houden. Soo fiet men de Sonne of het ligt Tab. XX. Fig. 1. tuiTchen de twee keer*
kringen Α <S en R yp altyd iyn verblyf houdende, aldaar woonen, en wel, om dat défelve geduurigh fonder ruften voortgaande defen fchroef-trek om- loopt, aldaar als op eenen wegh woonen j welke daar na met de naam van paden vanfyn Huis fchynt voort té: komen. ■ .< Ook fchynen defe gefeide keerkringen Α © en R γ)», binnen welke het
ligt op fynen wegh en in de paden van dit iyn huis woont, als de palen def* feifs te kunnen aangemerkt werden? ora dat de Sonne-loop altyd binnen de- ièlve befloten en bepaalt blyft. Behalven dat defe vragej ende de duifterheit waar is hare plaatfe? ook iyn
opfigt tot den nagt-kegel CPD, Tab, XIX. Fig. 4. fchynt te hebben 5 aan welke, volgens alle Aftronomi ( of (y een loopenden of ftilitaanden Aardkloot ftellen) geenvafte plaatfe kan toégefchreven werden. Nadien de Sonne of den Aardkloot geduurigh van plaatfen veranderende", defe altyd regtover de Sonne, en figh derhalven geduurigh op een andere plaatfe bevinden moet. Indien nu den Aardkloot geen lugt om figh haddc, foude defen cirkel CD (daar ook de vrarepale des ligts en der duifternifle is) om dat'er alsdan nogh morgen-nogh avond-fchemeringe foude wefen, foo klaar te merken en te onderfcheiden fyn, als de fchaduwe van een heldere Sonnefchyn. Maar * in defe omftandigheden van faken, dewyl in de lugt G Η Κ Ι, rondom den Aardkloot, de Sonne-ftralen breken , en ligt en duifternifle daar door mor- gens en avonds als by na ongevoeligh in malkariders plaatiè doen komen y iyn defé plaatfen G en D, alwaar anders de fchaduwe des Aardryks en het ligt, ofte den duifteren nagt en helderen dagh ftraks op malkander volgen foude, by demenfehen foo ligt niet te onderkennen, en oyerfulks de duifter- aifle tot hare palen niet te brengen; nogh ook dé paden van het huis defer duifterniifc
|
||||
F
|
|||||
.·■- Vm dm figtharm Hemel. 6t$
duifteraiiTe foo ligt aan te wyfen. Welke, als wy nu met defeuitdrukkioge
den nagt-kegel CPD verftaan, die eenige meerder gelykenifle met een huis fchynt te hebben, als boven gefegtis, geduurigh van plaatfe veranderen. lfe weet wel, dat men aan het ligt om deffelfs fnellen loop ook wel een
wegh foude kunnen toefchryven ι maar welke wyfemen aan het woonen van het ligt op defen wegh een waren fin foude kunnen geven, enofmiflchien verder ondervindingen aan de volgende eeuwen gelegentheit daar toe fullen doen hebben* kan ik tegenwoordigh niet bepalen. Maar verder j nadien het feker is, dat, indien niet anders dan Son en Ster-
ren of uit figh felfs ligtende lichamen in dit groote rondt geplaaft waren, geen duifternifle ergens plaatfe foude hebben j en dat defelve alleen gemaakt werd, wanneer ïab. XIX Fig. 4, de ftralen uit de Sonne Α Β voortkomen- de, en op een regt-linifche wegh loopende, door een ondoorfchynend lig- chaam, gelyk de aarde GD ofde mane LM is, belet werden voort te gaan, en gedwongen fyn de kegels CPD en LEM fonder ligt, *datis,induifter- niile te laten } terwyl alles buiten defe kegels fynde, verligt is. Indien men nu wegnemende defen Aardkloot en de Mane, figh de anderePlaneeten, Mercu- ritiSy F'enus en Mars enz. in de plaatfe vanden Aardkloot CD alhier verbeeld geftelt te fyn: of ingevalle men CD voor JupiUr of Saturnus^ en LM vooreen van derfelver omloopers neemt § ial het blykelyk fyn, hoe (nadien de Son grooter is, als elk van defe) yeder een duifleren fchaduw-kegel met figh in fyn loop door den Hemel omvoert. En, dewyl van tyd tot tyt meer' van die in figh felfs donkere lichamen en omloopers, door het gebruik van grootere verre-kykers in den Hemel ontdekt werden {gelyk by de Aftro- nomi met groote reden vermoed werd, dat tuflehen de twee uiterfte omloo- pers van Satumus figh nogh eene, die nogh noit gefien is, bevind) fal nie- mand het: getal der felver nu of oit derven bepalen $ en daarom ook de plaaifen daar de duiflernijfenfigh bevinden^ voor al wat leeft, altyd onbekent blyven: gelyk ook hare palen en paden welke haar omfchryven, en volgens Welke fy in den Hemel omgevoert werden. Waar uit dan met eenen blykt, met hoe veel reden den grooten en aan-
biddelyken Schepper van alles deiê vragen aan Job en alle menfehen, om haar van de kleinheit van hare wetenfehap van de werken Godts te overtuigen, voorgeftelt heeft. Hoe wel wy in het te voren daar. over gefeide buiten twy f* fel alles, dat uit defen text na waarheit moet afgeleid werden, op verre na niet bekwaam fyn geweeft by te brengem §.2,o. Maar om weder onfen draadt te hervatten.
Daar nu alle die grootedienften, welkede Sonneaande Menfchen,Beeften en
Planten doet, niet op te tellen fyn5 daar wy fe alle dagelyks op nieuwsfien gefchiedeni daar, indien defelve, als wy te voren blind, ofaïtydinhetdui- fter geweeft hadden, voor de eerfte maal aan óns voorkwamen, wydoor haar aan te fchouwen niet minder als in verbaaftheit over der felver Heerlyk- hek
|
|||||
64ο XXV. Β Ε 5 C HOÜWINGE.
ieit, buiten ons felven verrukt foude wefenj is rny meermalen met verwon-
deringh voorgekomen, boe het mogelyk is, dat niet alleen Atheiften, welkers gronden dit medebrengen, maar ook andere die een Godt erken- nen , en hem anderfints fchynen te dienen, foo weinigh ontrent alle dé yoor- deelen, welke aan haar door middel van de Sonne gefchieden, aangedaan fchynen. Hoe weinige (by voorbeeldt) fyn met een behoorlyken indruk dankbaar van die gfoote weldaad, dat Godt fyne Sonne des morgens Iaat op- gaan, en de Wereld verügten; Jdati hy die des avonds doet ondergaan en de nagt maaken, door de fchaduwe des Aardkloots, om aan al wat door den ar- beidt des daags vermoeit is, als dan rufte te gevenj en foo voort in alles. Maar infonderheit, felfs die van de grootheit der Sonne, en■ steflelfs 'vér-
ren afftand van den Aardkloot nu al volkomen overtuigt iyn uit de Wis- konftige bewyfen der Sterre-kundigen, en daar en boven uit foo veel plaatfèn der H. Schrifture (als P/alm. LXXIF. 16. Ghyhebt het ligtende defonne be> reid. Ρ f alm. CXJiXKI. 7. Die de groot e ligt en gemaakt heeft^ en veele an- dere) geilen hebben, dat den Geeft Godtsfelfs dit foo groote en heerlyke Son- ne-ligt tot een gewis bewys ftelt van de grootheit der Magt van den Schep- per en Regeerder deflelfs, fchynen egter figh dit alles nauwelyks meteen weerdigh begrip te kunnen voordellen. Behalven de gewoonte, ichynt de onmagt van onfe verbeeldingh de oorfaak daar van voornamelyk te fyn, die onbekwaam is, foo om de kleinheit van veele Scbepfelen, die men door Mi~ crofcopia moet befchouwen, als om de grootheit van defe Hemelfche licha men aan ons nabehooren voor te ftellen.En hoe wel niemand,die debetoogingen verftaat, daar aan twyffelen kan, lal egter yder bevinden, hoegebrekkelyk iyn verbeeldinge is, in defelve in hare ware grootheit. of kleinheit aan hem te vertoonen. Hier van behoeft men geen bewyfen by te brengen, elk ge- lieve figh felfs te onderfoeken, en te fien, of hy in figh niet enoevind, het geen veele van de grootfte Mathematici met fchaamte ontrent defe faak ge- dwongen iyn van haar felfs ondervindelyk te bekennen. Siet hier vanden Heer C. Huygens Cofmotheoros, pag. 124, iif. Die* om aan defe fwakheit van de menfchelyke verbeeldinge te gemoed te komen, figh van een ander middel tragt te bedienen 5 op dat men van de grootheit van de werken des aanbiddelyken Scheppers, en van den afftand der Sonne van den Aardkloot, een kragtiger indruk mogte hebben: toonende, als men de wydté tuiïchen . de Son en den Aardkloot, met hem op 12.000 Aardkloots diameters of difc- tens itelt (hét welk nogtafts veel minder is, gelyk boven blykt §. 7.als de hedensdaagfche nauwkeurigfte Aftronomi die met veel reden Hellen te iyn) dat een kogel uit een groot kanon gefchoten, in fyne inelheit volhardende, by na 2jr, immers meerder als 24 jaren van noden foude hebben, eer hy- van den Aardkloot tot de Sonne foude komen. §. 21. Dat dit nu niet boven de waarheit is, fal blyken; * L Om dat na de nauwkeurigfte meetinge yan de FraQfche Wis·kundige,
een
|
||||
Fan denfigtharen Hemel, 6*41
een graad van een gróoten cirkel op de Aardklot doet f706Ό Franfche fes·
voetige roeden (Hexapeda) waar uit volgt, dat de dikte of diameter der fel- ver én8fP4 van defe roeden uitmaakt, gelyk de Heer Huygens aldaar fegt, enfPbifimPrahJflron.pag'\h' . , 'L·' . , e ,
II. Dit met izooo gemultiphceert, komt de diftantie der Sonne van dea
Aardkloot78403118000 Franfcheroeaen. ■
III. Nu door de experimenten van Merfennm loopt een kanon-kogel in
een feconde of pols-ilagh ontrent 100 der felver roeden. Soo heeft hy dan om van den Aardkloot tot de Sonne met defe fnelheit te loopen 784(531186 feconden tyds van noden. . - ■. IV Welk getal wat minder is, als 788940000, het welke de feconden
uitdrukt van ij* jaren; als men elk fielt op $<${ dagen en 6 uuren. Uit wel- ke rekeningh, van de Heer Huygens aldaar aangeraakt, het gefeide blyken § 21. En indien de fnelheit van een kogel ymands verbeeldinge nogh te
veel vergtihy denke,dateenfnel-ioopend Dier,een Paard,een Hart,een Vogel,of ook een Schipalle 14 uuren vry fomylenvoortgaande,wel 1 loojaren van noden foude hebben, om een lengte als tuflchen de Son en den Aardkloot, af te loopen, te vliegen, of te zeilen. Het welk ligt fal te rekenen wefenj als men weder ftelt: ■ . I. Dat den Son van den Aardkloot izooo Aardkloots diameters af-
IL Dat een graad na de Stuurmans rekeninge voor if duitfe mylengeno-
men fynde, den omloop des Aardkloots j-400, en fyn diameter 1718 duitfe III. Defe met 11000 gemultipliceert, komen dan 206Ί6Ό00 duitfe mylen
tuiTchen de Son en den Aardkloot. IV. Welke gcdeelt fynde door f o, of die mylen die dit fchip daags voort-
feilt/of dit Dier voortloopt, krygt men 412.320 dagen, die daar toe ver- eift werden, of ontrent 1119 jaren. Ik hebbe gedagt niet te kunnen afwefen om in defen wat breder te fyn, en
de Sons afftand van den Aardkloot op meer dan eene wyfe te toonen; nadien alle menfchen alhier gewoon fyn,fïgh eenReus als eenDwergh,en defen grootenHe- mel en de daar in fynde heerlyke Lichamen, infonderheitde Sonne in fyn groot- heit en afftand, onvergelykeiyk minder, als fy waarlykfyn, aan figh voor te ilelr len }en dien volgens de gedugte Mogentheitdes Makers in plaatfe van aanbidde- lyk en verwonderlyk,by na veragtely k te doen voorkomen. Waarom het nodigh fcheen, alle die eenige gencgentheit hebben, om de groote werken Godts na waarheit, en den Maker in defelve te befchouwen, alhier tegen de ver- leid inge van haar eigen, in defenganfchonmagtigeengebrekkclykeverbeel- dinge te waarfchouwen·, en te verfoeken, indien fy eenige vrugt en kennif- fe Godts in de befchouwinge des figtbaren Hemels be:oogen $ dat fy haar Mm mm ui-
|
||||
ί.
|
|||||
*4* XXV. Ê Ε S C HOÜWINGE.
iiiterfte poogingen aanwenden, οτη de kinderlyke voor-oordeelen,; die-veete
tot baar einde aankleven, te boven te komen j en haar verbeeldinge door da* gelykfe oeffémngen te gewennen (vermits-dit-al-meer moeite vereift, als ve- le wel fouden denken) om de verbafende grootheit en veerh eden van defe Hemel-ligten aan haar Γοο veel mogelyk is, na de waarheit tevertoonen. In hoope, dat die veranderen van haareerfte ongegronde begrippen, en de o- vertuigende kragt van de betoogingen, die haar het ware geitel der faken aantoonen, aaneenige van vrugt maghfyn. Nadien-, bebalvenderegtveer. dige wrake van een onweerdiglyk gelafterden Godt, diefynerampfiiligeloo- chenaars dikwils aan haar eigen blind heit overlaat, foo niet geheeld-ten minften voor het grootfte gedeelte, defe verkeerde vcrbeeidingh van den Hemel de ooriaak fchynt geweenï te fyn ·, waarom het ontegenfprekelyke bewy-s van de Mogentheit Godts, dat in defe Séiiepfelen middagh-klaar uit- blinkt,, tot nogh toe tegen Ongodiiten van foo weinigh kragt en uitwer- kinge geweeft is. ; "~ §. ζψ Maar- om aan defe ellendige mislèiders van haar fëlfs een nader be-
Wys te doen fienj waar door het onmogelyk fchynt, dat een redelyk men- föhe in die gedagten foudë blyven, dat de Sonne fonder eenigh toedoen vari een Magtigh niet alleen, maar ook van eenWys-en Goedertieren Maker, fyn wefen verkregen hadde 3 en alleen van een van figh felfsonbewuire oor- iaak of van een los geval voortgekomen was * Eaat hy; met1 ons dat Wonder aller Wonderen, dat verbaaümikende Schepfel, HÉT LIGT, in deflelfs eigenfchappen, alleen foo verre die tot nogh toe bekent fyn, eneervbderTelfs f&nverbeeldelyke, en ten fy fy ondèrvindelykbe wefen was, ganfeh ongeloof- felyke fnelheit befchouwen. Want rniflerïïen fol het aan vëele vremt fëriyneriy en félFsa^rïdemeeftege-
heel onaannemelyk voorkomen} indien wy leggen, dat bet ligt eenigen tyd van noden heeft, om gevolgélyk na malkander van de Sonne tot ons af te dalen j en op die wyfe na alle kanten van dtfelve uitgedreven tewerden. Na- dien de voornaamftePhilofophen van de voorleden eeuwe, en veele tegen- woordige, aan welke de laatfte waarnemingen der Sterre-kundigen nogh niet bekent fyn , niet veel fchyn van waarheit gevoelt hebben-v dar het ligt on- trent op dèfelve w^fë bewogen werd, gelyk. een ftok:, tuflêhen ons en de Sonne leggende ν van welke het eene einde by de Stmnevoortgefïöotenfyn- de;, ook in het ielve oogenblik (ίηΐηβαηβ:) fönder'-eenigh· gevoigh van tyd> het ander einde dat by ons is, voortgeiloten werd. Sbo dat eigentlyk, vol- gens dèfê fteliingehet ligt niet van de Sonne tot ons afdaalt, maar het geene by ons is, alleen doof de Sonne, of de kragrvaniyneHéniel-ftofFegedurigh bewogen werdi Maar nogh veeFönaannemelyker fal dit aan haar voorkomen, indien men
fegt, dat ditligt niet alleen van de Sonne tot ons afkomt, en daar toeeeni- geivtjllelleetjv.maArfeifs, dat hermet jfo^grootën ffieiheirvoortgedreven werd*
|
|||||
.; F&n dptjgtkim fimeh ;/(; j J$é£
werd}, dat ©rn «van.de Sqnne tot ons te :komen,iKen foo veel millipenen mylqn
af te.loppen, het felve nietmeer ais een;half4uam«f uura, ofontrent 7! mi- nuten van een uur van noden beeft. $, Z4. Een dade\yk hewys, dat te ligt voortloopt, en felfs ak hctin?eo-
mge meenigte by een vergadert fynde, ecnige lichamen in fynen loop ont- moet, defelve voortftoot,, en fommige gelyk een geblaas wjegh doqt ftui*· ven, is te fien-in-de Hifiorie van de Komnklyk^Academie ^.1708, pag. zf. Alwaar de Heer Hombergb verhaalt, dateen Ugte ftoffe, als pluim-aluin {ji- mianthus) fchiclyk in het brand-punt van een brand-fpiegel gc.bragt fynde op een hout-kool, door defe famen-loöpende ftralen van defelve afgeftooten wierde: en dat de veer van een Horologie, met het eene einde in een hout valt geftqlt fynde, als hy het b»and-punt van.een rond glas van i-t-of ij duim breedt, tegen het loffe einde van defe .veer als by ftooren deede aanko* men, defelve daar op figh heen en weder begon te bewegen, eveneens, als of men met een ftok daar tegen gefloten hadde. Maar fqhoon dit al een groote fnelheit des ligts onbetwiftelyk aantoont > fou-
de egter defe verbafende voorgemelde veert van het ligt, gelyk alle verheel* dinge,, fpok met een by veelealle waarfchynelykheit te boven gaan·, indien niet de ijien-jarige waarnemingen van de Heer Romer 9 gedaan ontrent de E« clipfeu van de.omloopers van den Planeet; Jupiter,, d»r foo verre buiten twift en twyffel geftelt hadden, dat de aldernauwkeurigite en aldergrootile Ma- thematici daar aan uit kragt van defe ondervindingen gedwongen fyn ge- , weeft toe te ftemmen. Het (al om defe verhandelingh niet te groot te maken, genoegh fyn al<-
hier het getuigeniife van den Heere Newion alleen by te brengen i hoe wel men die van veel andere daar .by foude kunnen doen." Soo fëgt dien Heer in fyn Print' Philof pag..i$ï:, Prop. XCFL Uh. 1. in het Scholium. Want dat het ligt fucceffivelyk en na malkander volgende voortgefet werd, en kinnen een tyd van tien minuten (in de II. Editie verandert op feven ofagt minuten) van de Smne tot den aardkloot komt', is nu feker door.deverfchynfelenvande omkopers van Jupiter't door φ waarnemingen van verfcheiden Jflronomi bevefiigt fynde. En daar na fyneOp^ uitgevende,; welke op een meenigte van verwonder-
lyke experimenten ftennt, fiet men ook ae elfde Propofitie vanhetll.JSoekdes III. Deels pag. a$6V daar van in liet byfonder met defe woorden in het op- fchrift fpreken; Met ligt werd in een fekere lengte van tyd voort gefet van de lig* tende lichamen, 0 befleedm fyn,hopen van de §onne tot dejardey ontrent y of % minuten. Waar onder hy het bewys voegt, van het welke de eerfte woor- den fyn; Bit 'heeft Rswrm de eerfip^ en daar na andere waargenomen djoor de MfHpfinvan de omkopers van Jupiter* -,? In de II. Definitie van defe Optice^, neemt hy alleen ontrent 7 minutendic het
ligt 4aar toe van noden heeft. Die nu het bewys, waar „op dit alles gegrond is, wat uitvoeriger wil fien,
Mmmm 2. ka»
|
|||||
*: ■■"'■ ■-■ '■■'' ■«■'
|
|||||
XXV. BES C Η O U W Ι Ν G E.
kan fulks ook by de Heer Huigens^ in fyn traétaat van het ligt, en in aePra*
leïïiones Aflron. van Wbifion en andere, na Haan. Behalven dat de onmoge- lykheit van de onderftellinge, welke de andere tegengeftelde, en voor aan- gehaalde wyie ftaande houd, reets by Newton en Huigenïus aangewefen il, Het is ons génoegh, dewyl wy hier de byfondérheden der Sterre-kunde
niet befchryven kunnen, in defen getoont te hebben, dat by degrootfte en aldernaukeurigfte Onderfoekers van het ligt, dit voor een onbetwiftely keen ièkere waarheit te defer tyd beweren werd, en dat de ftoutfteAtheiftendaar aan met geen reden fullen kunnen twyffelen ; indien aan haarde Wis-konft en de tegenwoordige laatfte ontdekkingen ontrent de eigenfchappen van het ligt niet onbekent fyn. Of indien iy de voorgenoemde Praleïïioms Aflrw. van Whiflon^ pag. zzp. en 230. gelieven na te lefen, alwaar de regt-liniiche voortloöpende beweeginge der kleine ligt-deeltjes breedt verhandelt, en tegen twyffeüngen vaft geftelt werd j en getoont, dat volgens de netfte waar- nemingen fy in een half quartier uyrs of 7I minuten een lengte als van de Sonne tot den Aardkloot afloopen. En dit by haar voor vaft geftelt iynde, laat iy by figh felfs overleggen, of het gelooffelyk is; dat by geval enfonder be- ilieringe foo verfchrikkelyk fnel voortgedreven lichamen, in hare onbeden- kelyke. veert aan ibo veel wetten, fonder immermeer te miifen, kunnenge- hoorfamen; als men van het ligt in foo veelvuldigegelegentheden (waarvan meerder hierna) fiet waargenomen werden. §. zf. Ik fal hier by doen, dat my meermalen defe gruwfamefnelheit van
het ligt met ontroeringen voor is gekomen; als ik dagte, dat, indien eens foo veel ligt-deelen figh aan malkander vaft hegteden, dat fy een klein lichaam te famen uitmaakten, het welke niet meer als fy van een grein gewigtsfwaar was, het felve door de grootheit van fyne lhelhéit foo veel kragt foudedoen, als het tegen yets hier op der aarde aanliep, als een kogel van ia pond, die uit een grof Kanon gefchooten werd. Dat dit nu niet onmogelyk is, dat het ligt figh in een vaft lichaam te famen
fet , fchynt uit die ftoffe te blyken, die men tegenwobrdigh Phospherm noemt; welke, of geheel óf ten grooten deele uit een famen gekleeft vyer of ligt fchynt te beftaan. Nadien defèlvè in olye van Nagelen gelegt rynde, het ligt daar van aan defê olye figh hegt, 'en defelveHgtendemaakt, gelyk by de Chymici bekent is. Waarom dit gefeide aan ymand, die niet als een geval of onbewufte wetten in het Geheel-Al ftelt plaats te hebben, nieton- gebeurlyk kan voorkomen. Te meer, als hy de volgende §. 44. gelieft na te lefen, daar hy een klaar bewys daar van vinden (al. w En op dat het vervarefyk geweld, «het welke hdt nèderdalende ligtftraks
gefegt is in die omftandigheden te fullen doen, aan niemand onaanneme- iyk moge fchynen, gelieve hy tè denken, ! ; r U ά|; I, Dat het ligt in \ van een uur, of qfo feoondenofpols-flagen, dcleng-
te van de Sonne tot den Aardkloot afloopt; die boven §. il. gevonden is, ©P7S4631Z8000 FranfeheTOeden (Hexapeda) II. Soo |
||||||
*
|
||||||
Fan den figthafm Hemel. 64f
II. Soo volgt, dat, die gedivideert fynde door 45·o, het ligt in een fecon-
de of pols-ilagh 17436*25*06 der felver afloopt. Laat ons dit op 1745Ó2JO0 (de fes weghwerpende) ftellen. III. Nu een twaalf ponder uit een kanon gefchooten, is bevonden in die
tyd loó van dele roeden te loopen. IV. En is uit de Mechanica en de leere van de boifingen {Doclrina Percuffi-
onum) openbaarj dat de geweiden, die voortgedreven lichamen met haren aanloop en boifinge doen, tot malkander ftaan, als hare gewigten geHiuhi- pliceert met de lengten, die fy in defelfde tyd afleggen. * Om voor die de Mathematicque niet verftaan, wat klaarder te fpreken;
een kogel van 6 pond, die in fekere tyd 200 roeden loopt, doet tweemaal foo veel geweld als een kogel van 12 pond, die in defelve tyd yo roeden voortloopt j want 6 maal 200 maakt 1200 en 12 maal f o alleen 600, of de helft van 1200. Op defelve wyfe, een kogel van 12 pond, in fekere tyd 100 roeden loopende, doet even veel geweld, als een kogel van6pond, die 200 roedenj van 3 pond, die 400 roeden} van 2 pond, die 600 roeden af- loopt, in defelfde tyd, en foo voort} om dat het gewigt van elk defer kogels met de lengte, die hy in defelfde tyd afloopt, gemultipliceert, altydeenge- lyk getal van 1200 uitmaakt. V. Waar uit dan dit gevolgh kan afgenomen werden, indien het ligt met
fyn fnelheit een gelyk geweld fal doen, als een kogel van 12 pond met de fy- ne} dat om de fwaarte van het ligt te vinden, die hier toe vereift werd,' de- fe regel plaats heeft. . Gelyk de lengte, die het ligt in een feconde aflegt (é74362^00 Frair-
fche roeden) ftaat tot de lengte die defen kogel in defelfde tyd afloopt, lyn- de 100 defer roeden. 4 / - Aifoo ftaan de 12 ponden gewigts van den kogel, tot de ponden of lie-
ver het gewigte van dit lichaam van ligt, 't geen defelvekragc moet doen. VI. En defe regel van drien uitgerekent fynde, fal ôôûúúô van een pond,
de fwaarte fyn, die het ligt moet hebben in dit geval. En ftellende een pond van 16 oneen, te houden 7680 greinen na de Me-
decynfche rekeningh} fal defe fwaarte vandit ligt fynTff1£ï?ofontrent-ïivan een grein fyn, volgens het geen boven gefegt is. > /. §. 2(5. Om nu niet alleen van de aanwefentheit, maar ook van denoodla-
kelykheit van een Goddelyke Rcgeeringe overtuigt te werden, nadien defe verfchrikkelyke fnelheit des ligts bekent is, en de ondervindinge in duifen- den van lichamen toont, dat het ligt figh in defelve vaft fet, en tot een vaft: lichaam werd |· waar uit het, als fy aangeftooken werden, weder te voorfchyn komt. Laat noghmaal een ongelukkigh Godtloochenaar figh felfs vragen, wat nootfakelykheit in de Nature is, waarom dit ligt by de Sonne figh nok in foo klein een vaft lichaam kan famen voegen j en dus tot ons met ds ge- woone fnelheit nederkomen} daar het water in de lugt figh tot hagel famen Mmrnm 3 hegt*
|
||||
<54*ί XXV. B.ESCH OU WINGE,
hegt.i en de vlakken mdeSonne Coodanigefamen-runningen van deeien fchy-
nen te vertooaen. Immers, indien een geval j>laats heeft, is 'er geen de minfte oorfaak by te brengen, waarom fulks ttiet gefchieden kan* en een gruwfarne buy van defe famen gepakte ligt*deelen niet in een oogenblik de uiterfte verwoeftinge doe komen over alles wat op den Aardkloot is. Ik (alhier alleen maar verder aanmerken,, inhoe naar een vreefe ddc trotfe Atheiften gedwongen fyn geduurigh ie leven voor defe en andere voorgemelde toeval- len in de Nature ·, die volgens hare beklagelyke gronden aan haar dagelyks kunnen bejegenen} en het tegengeftelde geluk van die op de goedertierene Voorforge van den 0pper-Beftierder van alles figh met een geruft gemoed ibetrouwende., weeten, dat niets aan haar, fonder de wille van Hem., sdie haar als fyne kinderen bemind, kan overkomen. §. zj. Hoe feer nu dit vejrfchynfel(dat is het fnel voortloopen, van plaats
veranderen, en nederdalen des ligts) in de VOorigë eeuwen vooral wat leefde ichynt verborgen geweeft te iyn j heeft egter den Aanbiddely ken Inge ver van het H. Woord op veele plaatfen getoont, dat fulks aan hem niet jan- bekent geweeft is. Soo (egt David Pfalm. XLIII. z. Send,uUgtenMiv^aarheity4atMemy
gekiden: waar uit, fchoon het ligt hier figuurlyker wyfe verftaan /moet wei> den, egter af te nemen is, dat het felve kan gefonden werden en by gevol- ge plaatfelyk voortloopen. , Gelyk fulks ook Job. XXXVII. 3. van het oatuurlyk ligt gefegt werd ydai
fend hy regt uit onder den ganfchen Hemel, en fyn ligt over de einden der aarde, wanneer men de woorden dus vertaalt, het welke feer wel gefchieden kan * hoe wel egter het woord Jenden,, niet byibnderio de grond-text gevonden werd. Dogh van, defe plaatfe nogh yets hier na. Hier op lèhynt ook geoogt te werden, Jacobi.1 17. in die woorden: Al·
kgoedegaveen alle volmaakte gif te ris van fovenvandén Vader der ligten afkomende. Pat nu hier op het afkomen des ligts geoogt werd, fchynt daar uit aanneme* lyk te fyn* om dat de volgende woorden: Byèvelkegeen verandering is., of fihaduwe-van omfaeringe, in defe beichryvinge opfigtelyk op het ligt fchyneti te feggen, dat geen fchaduwe by den Vader der ligten lynde, ook daarom het ligt niet belet werd, voort te loopen, het geen anderfims in alle fchaduwe gefehiet. Soo flet men ook dat in die plaatfe, Jefaias.%X£.z6. En het ligt der Sou*
m f al fevemoudigh fyn nis het ligt van feven dagen,; ook onderftt k fchynt te werden, dat ihet Jigt iighamelyk van defe Sonqeatkomt. Nademaal het jwaajfehynelyikis, dat defe woorden willen (eggen dat uit de Sonne fooveel ligt neder fal komen op eenen dagh, als anders in feven dagen. Het geen ook met het plaatfelyk afkomen van het ligtiuit de Sonne volkomen over een korntj hoe wel dit het feive tegen andere gevoelens iniet volkmen vaft- itek, - fjil '>* Ά Maar
|
|||
Fan den figtbarm Hemel. *<$^j
Maar dat niet alleen op den voortgangh, maar ook op den foo fnellen voort-
gangh des ligtsgefie'n werd"in dit Woord, Habacuk. III. n. fal feer klaar bemerkt werden > als men het voor-fetfel JLe, dat hier Met vertaalt Js (het geen ook anders hier defelfde fin foude geven, en toonen, dat het ligt Ine! voortloopt) door als of gelyk-als overkt j welk laatfte ook onderdeflèlfsbete- kenniflen behoort,, gelyk by Glajftus te iien is: enipfondeiheh in de Concor- dantie -van IrommwS) alwaar onder het woord als (NB) wanneer het cenge» lykheit.oYvergelykinge betekent, ook dit voort-fetfelü* gevonden werd, jiR. XIIJ. il. Threnor. I. 8, 17, enz. Want, als dan fal in dit vers f^n Habacuk^ den fnelheit des Blixems of
der pylen Godts, tweemaal feér nadrukkelyk by het ligt vergeleken werden,, en de plaats dus luiden: Gelyk het ligt gingen uwe pylen daar heémny gelyk het uitfehieten, of: uitfehitteren deffelfi% uwe Eliwm-ffkfjen, Want het woord iVo- gach, hier glanfcBovergefet} werd vertaalt by Robèertfon met Emkaiio Lu~ mwisy dat is, uitfchieten ofuitfehitteren van het 'ligt. Op defe'felve fnelheit des ligts, Werd ook volgens de uitlegginge van veel
voornameTheologanten gedoelt, gelyk by Polus over defe plaatfe tefienis,, % in den text P/alm. CXXXIX. Alwaar David in het voorgaande 7. vm ge- fegt hebbende, fPaar fal ik vlieden voor U aangeftgte? vers 9. daar op laat volgen, Name ik vleugelen des dageraadsj woonde ik: aanhet uiterfte der zee,, ook daar foude uwe hand'mygeleiden: doorwelkevleugelen alhier de fnelheit der ligt-ftralen afgebeeld werd,, die (gelyk daar indeaanmerkingenftaat) in een ogenblik tot de alderverdft gelegene phatfen loopen. Siet ook hier van het Lexicon van Coccejusy op-het woord Canaph ofvleugel. Uit al dit gefeidenu by den Anderen genomen fynde, fchynt dan aftene-
men te fyn·, dat ook defe plaatfelyke en fnelle beweeginge van het ligt, aan .den grooten Ingever van dit Woord betat is geweeït in die ty<len. En foo veel ons Mykt, is defclve voor alle Natuur-Oriderfoekers verborgen gebjer ven, en by de grootfte en meefte van haar voor valfch gehouden, tot defe laatfte jaren toe, wanneer de nieuwe brand-glafen, en groote verreky kersalleen tot de ontdekkinge van dit verfchynfel gelegentheit gegeven hebben, Dewyl nu ook defe van yder gehouden werden in die tyden by de Oudheit onbe- kent te fyn geweeft, laat ymand, die nogh aan het Geüigh van den Bybel tWyffelt, ons feggen, met wat grond hy foude kunnen gelooffelyk maken, dat de menfehen in die tyd geweecen hebben > dat het ligt van de Son tot óns met foo veel fnelheit nederdaalt. En dit onmogelyk fynde, fal niemand ook. met reden kunnen ontkennen, dat het daar uit met volkomen waarfchyne- lykheit volgt, datHy, door Wiensleidinge dit boek befchreven is, meerder kennis van het ligt, dan allemenfchen te famen, gehadt heeft. §, 28. Te meer, dewyl ook andere eigenfehappen van het ligt, foo die
van ouds Waargenomen, als die in de laatfte jaren eerft ondekt fyn, in dit % Woord aangeraakt gevonden werden,Op defe wyle.indien men in het gevnejeb , XXXVLU
|
||||
0 XXV. Β Ε SC Η Ο U W I Ν G E.
XXXVÏL ι. gevonden werd: Dat fend Hy regt uit onder denganfchen Hemel en
fyn ligt over de einden der Aarde. (Welke plaatfe van den Blixem fchynt te fpre- ken) Het ligt desBlixems fonder deflelfs gewelt}of ook het ligt Godts in het ge- meen met eenige verftaat f werd met uitdrukkelyke woorden die eigenfchap des ligts aangewefen, waar door het bekent is, dat het felve volgens regteü- nien, of regt uit bewogen werd. §. ip. Nu van defe regt-linifche beweeginge van het ligt werd volgens al-
le ondervindinge de fcheidinge van ligt en duifternifle met regt afgeleyd, en ook uit defen grond in de Perfpecliva alle fchaduwen getekent. Om een voorbeeld te geven, is het l^nnelyk } dat de ftralen Tab. XIX,
Fig. 4. uit de punten der Sonne AenB en die daar tuflchen leggen, komen- de, als fy regt uit volgens de linien AP en BPloopen, den nagt-kegel OOP formeereni en alfoo het ligt van deflelfs duifterniife volkomen affchei- den. Daar in het tegendeel, indien het ligt nietregt-linifch bewogen wier- de, maar door alderhande kromtens, gelyk het geluid doet, doorgingh} geen duifternifle of fchaduwe wefen foude, waar toe het ligt geen toegangh foude vindenj en by gevolge, geen fcheidinge tuflchen het ligten duifter- nifle wefen foude. i>|ij Ik late nu aan verftandige, οι De fcheidinge tujfchen het ligt, entuffchende
duifernife, welke M?/^, Genes. /. 18. fegt, dat de twee op iw ïtf.gefcha- pen groote ligten, of de Sonne en Mane maken,niet op defe wy fe begrepen moet werden te gefchieden, namelyk door het regt uit fenden van hare ligt-ftralen. Ik hebbe geoordeelt hier van yets te kunnen feggenj omdathetgeenewri
18. gefegt werd, ook namaals en in onfe dagen plaatfe moeft hebben, en van ons onderfogt kan werden. Waarom wy die fcheidinge, welke men op het 4. vers vind, Eer nogh Sonne nogh Mane gemaakt waren, niet fullen aanraken} nadien dit in een geftalte des Werelds gefchiet is, waar van nogh wy nogh ymand anders eenige ondervindelyke kennifle kunnen hebben nogh bekomen/ Soo dat men niets anders daar ontrent, als blote giiïïngenfóude kunnen voort- brengen, indien men verder als de woorden des texts mede brengen j foude willen gaan. §. 30. Een anderen eigenfchap van het ligt, die een Atheift niet gem*k-
kelyk volgens fyne gronden fonder ontroeringe foude kunnen befchouwen, is, dat het ligt of vyer felfs is, of veel vyer met figh voert. En die ontfec wil fyn over de kragten en onwederftandelyke beweegingén, 'welke in dit vyer figh vertoonenj en waar door het bekwaam is, om in eenigemeenig- te fynde, alles op de vcrfchrikkelykfte wyfe te verderven, gelieve eens gele- gentheit te foeken, om het geweld van de nieuv/ gevonden brand-fpiegels van de Heer Hartfoeker, en de brand-gïafen van dé Heer Tfchirnhaus telrste kunnen beichouwen, of de uitwerkfelen daar van te leefen. Loot en Tin, fchoon dik fynde, vloeit in het brand-punt der felver aanftonds} nat hout * brand in een oogenblik} kopere roode en geele, felfs yfere platen, gloeyen en
|
||||
Fan de» figtharen Hemel âö
en fmelten daar in fonder of met weinigh vertoe vingej envecleweeten, hoc
veel tyd vereift werd, om flag-baar yfer in de heetfte fmelt-ovens te doen vloeyen. Gebakken-fteenen, puim-fteenen, felft aarden-vaten vol water fmel- ten, terwyl het water daar in ftaat te koken, en werden tot glas; Ashefiusy pluim-aluin , welke felfs (volgens het getuigenifie van Kircherus) het vyer van Glas-blaibrs ongefchent verdraagt 5 ook het goud, op welk te vooren de kragten van alle onfe vyeren te vergeefs gefpilt waren (waar van boven gefproken is) veranderen in de brand-punten tot glas. Die meerder byfon- derheden vandefelve wilfien, kmde Acla Erud. Ë°. 1687, pag.fi.Ae, i6889 pag. 206". 0â é6ñé. pag. f 18. en ds ÇßâïÞâ van de Franfche Academie , na flaan. §.51, Laat nu een Atheift, die uit dit alles weet, dat de Sonne-ftralen
uit foo verflindend een vyer beftaan, of het felve in foogrootemeenigtemet 'figh voerenjof die oit hare vreeiTelyk geweld in hare uitwerkfelen waargenomen heeft, figh eerft de by na ongelooffelyke fnelheitverbeelden, waardoorhet tot ons nederkomt} en vergelyken daar mede de kragt, welke dooreen klei- ne vlam vaneen lampuitgewrogt werd. Waar door defe foorten van Glas-bla- fers in foo weinigh tyds het glas doen gloeyen en fmeken, als fy met eenige fnelheit daar tegen aangeblafen werd. En hy fegge ons dan , of hy fonder ont- fettinge kan denken, dat die grooteSonne-vlam, met foo gruwfaam een fnel- heit het vyer tot ons nederfendj en dat 'er niet als een los geval is, hetwelk belet, dat uit dit verfchrikkelyk gjroote vuur niet meerder te gely klos werd en nederkomt, en alles in een onuitbluifely ken gloetftelt en over hoop werpt. En denkt hy, dat het vafte en nootfakelyke Natuur-wetten fyn, die hem en den aardkloot bewaren, van dit vyer vernielt te werden} hoe fal hy bewy- fen? dat, dewyl de wolken den eenen dagh nauwlyksgeilen werden, en des anderen daags pias-regenen neder ftorten, fulke veranderingen in de Sonne niet morgen fullen plaats hebben, en alles verbranden. Meerder is'er niet van noden om een Godtloochenaar in een geduurigh beven te houden, in- dien hy fyne eigen gronden niet verwerpen wil} als de overdenkinge van het gevaar, dat het ligt der Sonne, by geval of fonder beftieringe bewogen lyn- de, hem alle oogenblikken dreigt. § 1%. Dat nu defe eigenfchap, dat ligt en vyef of het felve fyn of veel -
tyds te famen gaan, ook aan die den Bybel heeft doen fchryven, bekent ge- weeft is, fal daar uit eenighfints afgenomen kunnen werden ·, dat in de tale, welke Godt in iyn Woord gebruikt heeft, het geen Vyer betekent, afkomt van e.en wortel-woord, het welke ligten fegt. Maar dewyl at komftige woor- den in de Hebreeuwiche tale meermalen een feer verfchillende be- duidenifle hebben van hare grond-woorden, fal dit gefeide van meer nadruk wefenj als men daarby doet, dat de Hebreen het w oord aanfieken, vyer #áç- fieken^ of doen branden met een woord uitdrukken-, het welke in fyn eigen beiekeniüe doe» ligten beduit. Soo Jefai*. XXVIL II. het geen vertaalt Nnnn «5
|
|||||
HH
|
|||||
tfö XXV. Β È SC Η Q*X) WÏ Ν G E. _ (
is, de 'Wyven komende fullenfe (detakken) aanftek'enj Ïegt elgentlyk.m de
Gront-taal, de wyven fullenfe doenligien. EnookMalach.Lio, Ghyenfteekihet vyer niet dan [_ορ~] mynen altaar om niet; moeft na die eigene betekenis over·· gefet werden, Gby en doet mynen altaar niet ligten om niet. Het geen de nauwe overeenkomt of verbinteniflè van het ligt met het vyer klaar genoegh fchynt aan te toonenj, én met eenen de wysheic en nauwkeurigheit vmdit Woord,, als het van natuurlyke faken fpreekt. §. .35, Laat nu na dit alles een Philofooph, die ih de ware gefteltenifle
der faken van defe ögtbare Wereld fynen onbekenden Godt nogh foekt, met ons de verbafende en genoeghfaam ondenkelyke veelheit van dit ligt befehou- wen, het welk geduurigh en fonder ophouden van"de Sonne uttgefonden werd,. Hier van is te voren, als wy van het vyer in de lugt, en voor foo verre van het ligt gefprooken hebben, yetsgefegt^ maar om met een vol* jkomen oewys hier vam overtuigt te fyn:i f, ■: Het is feker by ondervindingé, dat dit ligt ohfe geheele lugt eri het,gan-
fche ruim tuflchen ons en de Sonne vervult. Ten minden, dat 'er buiten de fbhaduwen, geen foo kleine plaatfe kan aangewefen werden, waar het figh niet vertoont} op dat ymand figh aan dit woord vervullen niet en ftoote. Men werd het gewaar in de twee onder ile.PIaneeten MercuriusmFenus-, in de Maan die om den Aardkloot loopt 5 en felfs in dedrieopperiiePlaheeten, Mars, Jupiter, en Satumus j nu is het verder daar uit blykelyk, dat dit ligt alle plaatfen, foo verre het felve ftrekt, genoeghfaam vervult. Vermits, al- waar hetooge of ook de Sonne en defe Hemel-ligten ook mogen gefteltfyn, defe Sonne of felfs of haar ligt, het welk eerft op de Planeeten valt, en van daar tot ons weder afftraalt, gefien kan werden; indien andere tuflchen ko- mende duiftere lichamen fulks niet beletten. , ■ , Indien men nu wil onderfoeken, hoe groot dien kloot, of dat by na on-
verbeeldelyke ruim wel is, het welke van het ligt, dat (qm hjèr van de Sterren niet tefeggen) uit de Sonne komt, geduurigh genoeghfaam vervult werd: laat ons met de hedensdaagfe Ailronomi, volgens de tafel, na welke de Heer Huigensfyn Automaton gemaakt heeft (pag. 447.) ftellen; dat dedif· tantie des Aardkloots van de Son ftaattotdievan.SW*^#.fvandeSon, alsioo tot pf t> dat is dat Satumus ontrent 9ï malen verder van de Son afftaat, als den Aardkloot. Nu is het klaar genoegh, na die hedensdaagfche ondervin- dingen, dat de lengte tuflchen den Aardldoot en de Son, niet minder,be- draagt, als K.&000 geheele, of 24000 h^lve diameters of diktens van den Aardkloot}, en daarom dat den afftand van Satumus ^{ maal foo groot (ynde, 2t28ooo malen des Aardkloots halven diameter of dikte begrypt. Waarom een ldoot,die de breedte van Satumus wegh om de Son heeft 1185*2.5 f 2oooaooo>©oo Aardklooten bevatten fal$ om dat defe bollen tot malkander itaaq^-alsde^- M of teerlingen van haar halve diameters. Enfoo fal nu een-y der, idie dit by 2ï&.onnoemetyk getal van Aardkloots gfootfiedenbefchouwt >. welke vereifcht wer-
|
||||
, Vm den figfbmen> Hemeh 6fi
werden omde kloot, diedebreedte van Saturaus omloop heeft, uit te maken *
ligtelyk toeftaan, dat het ruim, het welk van het Sonneligt vervult werd, by na onverbeeldelyk met veel regt genoemt is. Maar indien wy verder gaan, en om des ligts veelheit tebewyfen, bydc-
fe grpotheit van ruimte, de fnelheit van het ligt in aanmerkinge nemen i het welk in ontrent \ van een uur of η\ minute van de Sonne tot ons komt} faji hier uit blyken, dat het felvë in $\ maal foo veel tyd, dat is jn i<T| uure van de Son tot Satumus^ of tot het uiterfte van den kloot (op fyn afltand van de SQn, als halven diameter befchreven fynde) komen kan* immers als men onderftelt, dat het ligt over al defelve fnelheit behoud. Waarom defengro- ten kloot, als het ligt dus voortgaat, in minder als f kwartier uurs weder fal ledigh fyn$ en derhalven uit de Sonne een lbo ondenkelyke veelheit des ligts moeten uitgaan, dat het in 24 uuren, ontrent 10 malen foo grooten kloot vervullen kan. §. 34. Ik late nu aan een Atheiit (dié in tegen woordigheit van verftandi»
gen niet foude derven ftaande houden, dat fyn kaars, die des avonds fyn ka- mer verligt, by geval gegroeit was) felfs te oordeelen* of die heerlyke Son- ne, die verwonderlyke Bron, waar uit nu foo veel duifenden van jaren da- gelyks een foo ondenkelyke meenigte van ligt voortgevloeit is, by hem kan voorkomen, als fonder eenige wysheit voortgebragt te fyn} en of alle de nut- tigheden, welke fy aan die de aarde bewoönen geduurigh toebrengt, aan hem niet en kunnen betoogen, dat een groote, en voor hare vyanden ver- fchrikkelyke magt, benevens eene wille om aan de menfehen wel te doen, on- trent het voortbrengen van de Sonne plaatfe gehadt hebben. En offoover- baaiimakend een gevaarte, en daar uit vloiende ligt-ftroom, die door iyri gruwfame fnelheit alles fchynt mede te moeten fleepen, fonder een wyfe di- reeïrie en regeeringe foo veel eeuVen, heeft kunnen dienen om de menfehen toe te ligten, en haar, met het Aardryk door vericheiden werkingen yrugr,- baar te maken, in het leven te behouden. Men gelieve hier niet tegen te werpen, dat de Sonne met foo groten
kloot, die de breedte van S at umus wcgh om de Son heeft, ofeennogh gro- ter (dewyl het geloofFelyk is, dat het Sonne·ligt verder, als Satumus£aat) foo dikwils des daags met ligt te vervullen, en foo veel jaren als.de Wereld geftaan heeft, dit te vervolgen, reeds al fyn ligt fchyntdaar aan befteed te moe- ten hebben j en foo niet geheel tot niet gebragt, ten niiniten veel vermin- dert te moeten fyn 1 het geen tegen de ondervindingen ltryjd, Want{omhier op te antwoorden) behalven dat niemand volftrekt en feker weetenkan, dat het ligt, niet^gelyk het bloed in de dieren, omloopt, en na fyn loop vol- bragt te hebben, weder in de Sonne komt} hetgeen Cartefius{ waarfchyne- lyk ook om defe tegenwerpinge te ontgaan) iighfchynt verbeeld te hebben: Soo kunnen ook de ligt-deeltjes begrepen werden too klein te fyn; dat niet tegengaande iy delengeheelenkloot foo verre vervullen, dat de tufiehen-pkak- Nnnn 4 : fon
|
||||
tSfi %XV. Β E SC Η 6 ü W ï Ν G Ef .
fen dié tuïTchen defelve fyn, voor menfchen volkomen onmerkelyk blyven,
fy egter alle te famen genomen, de grootheit van geen eenfand-korreltje uit- maken. Waarom in nogh veel meerjaren nogh eeuwen geen verminderingfc aan den Sonne-ktoot als dan foude kunnen befpeurt werden, Hoe wonderlyk, ja miflchien ongeloofFelyk dit nu aan veele magh voor-
komen, is het egter bekent, by deMathematici $ dat het groore ruim, waar Van de Sterren «Hemel het opper-vlak is, met lichamelyke deeltjes ibodanigh foude kunnen vervult werden} dat geen eeneligt-ftraal, hoe dun en fyn hy ook weien mogte, als hy maareen bepaalde grootheit hadde, tuflchen de- felve foude kunnen doorgaan, en dien grooten kloot daarom geheelondoor- figtbaar foude weien: alle welke lichamelyke deeltjes te iamen genoornen fyn- de, egter de grootheit van geen een fandje niet alleen, maar1 felfs van geen foo veel kleinder deeltje daar van als ymand wil, wanneer het ook, maar in fyn grootheit bepaalt was, fouden uitmaken. Sietde HeerMeïly fatroduiï, §. ^f. Maar indien een Α thei ft, geiyk het in der daad is, defengedaurigeis
en fnellen uit de Sonne voortkomenden irroom aanmerkt, niet alleen aïseen ligt, maar ook als een wefentlyk Vyeraltyd met figh voerendei falhy volgens het experiment van- de brand-glaien moeten toeftaan j indien dit ligt en ryer, foo tijgt op een gepakt fynde, rotonsnederkwam, als het in de brand- punten defergiafen bevonden werd; dat haaft den Aardkloot, met ai wat oaar op ifr, in een felder gloet als gefmolten metaal in een fmelt-oven, fou- de ftaan. Nu is het feker genoegh, dat dit vyerige ligt digt by de Sonne ïiogh heeter en vernielender is, als in defe brand-punten. Soodat 'er om den Aardkloot in een gloeyende Oceaan te veanderen> aan welken ftaat niemand fonder t'fidderen denken kan, niet meer vereifcht werd, als dat het ligt al- leen tot ons nederkwam., foo digt met malkander vereenigt fyrrde> als het figh waarlyk na by de Sonné bevind; Dit vaft geftelt fynde, laat hy by figh felfs in érnft overleggen, of hy den-
ken kan, dat het fonder wysheit en directiegefehiet j dat een be weeginge aan de ligt-ftraalen gegeven, en een wet aan haarvoorgefchrevenïsi welke fy tot aogh toe, fonder daar van af te wyken, fchoon felfs onweetende daar van fynde, foo veel eeuwen itiptelyk gehooriaamt hebben. Waardoorden Aard- kloot, en felfs het Geheel-Al, van foo naar een verderf door dit vuur, tot nogh toe bewaart fyn. Welke wet daar in beftaat, dat hetligt, foo ras het Voortgaat, iigh van den anderen veripreitj engeduurigh foo veel meerder, als de flralen in hare rè^te linien verder voortgeloopen fyn. Het welke on- der de Optici met de naam van bet divergeren der ftralen uitgedrukt werd, Hier van is reeds gefproken, als wy te vooren van-hetgefigten vyer han-
delden. En fouden wy dit alhier (om het felve niet tweemaal te (eggen) root by gegaan hebben: ten fy in defe divergentitof vaneen wykingederligt- talen* een bewysfcbeen gelegen te-fyn* het welk. alleen fonder eenige an- dere |
||||
Fan den figthareh Hemeï. £ff
dere genoeghiaam is, om aan een Godtlooehenaar, fbo hy doof nogh yets te
overtuigen is, met een ontegeniprekelyke klaarheit te doen fien; dat *ereen Godt is, die defe çì foo nutte en dienftige, en anders foogruwiame en ver- fchrikkelyke vyer-en ligt ftoflfe regeert, en daar door al wat leeft en weien heeft op den Aardkloot voor het aldernaarfte verderf behoed. §. 36*. Dit volgende fullen wy by het voorige alleen by doen, om aan
die in de Optica, en verdere Mathefis', welke van het ligt handelt,, niet erva* ren fyn, eenigh meerder begrip van het gefeide te geven. Men verbeelde figh dan, Tab. XX. Fig, z. dat S een punt in de Sonne'
is j uit het welke de ftralen SaA, S<?E, SfC, SdD, S£B enz. in het voort- gaan van S na A, C, D, E, geduurigh van den anderen afwykende ofdi- vergerende voortvloeyen. En fal dan niet veel moeite van noden fyn om ymand' ^ te doen fien, dat defelve ftralen, welke in de diftantie SB op het vlak rond Á E CD vallen, wanneer fy digter aan de Son, en (by voorbeeld) niet ver- der als S^ van de felve afgeloopen fyn, binnen den omtrek van een kleirader rond aecd figh alle bevinden: en by gevolge, dat alhier hetvyerr waaruit defe ftralen beftaan, of ten rninften het welk defelve vergefclfchapt, in het kleine rond aecd foo veel digter op een gepakt is,, als in hetgroote AECD$» a!s dit laatfte grooter is, als het eerfte. Of om met de Wis-konftenaars te fpreken:: dè hitte, welk e het kleine
rond aecd lydt, is foo veel grooter, als die het grootc AECD door defel- ve ftralen draagt: als het vierkant van den afftand van hetgroote rond of van' S Â of S Á enz. grooter is, als.het vierkant van den afftand van het kleine of van S# of Stf. Dat is, wanneer SB tweemaal foo groot is, als Sb is, de hitte in aecd, tweemaal tweemaal,, of viermaal grooter als in AECD; En foo SB is loo en.Si» f, fyn haar vierkanten ioq maal ioo, eii vyf maal f, of ioooo en Zf:, en derhalven de hitte in aecd, totdehittein AECD, als- teooo tot II of 400. tot i. Het geen.ook by alle ondervindingen beveiligd werd. . Waar uit dan openbaar is, dat als men weet Hoe veef digter een plaats-
aan de Son is als eenandere,, men ook, volgens defen regel» een gegronde re- kening kan maken,, hoe veel grooter hitte de Sonne-ftralen in de eene, als ini de andere plaatfe verooriaken r uit oorfaak van haar afftand. En generalyk,, dat het waar is, hoe digter yets aan de Son is, hoe meer*
der hitte het van fyn meer op een gepakte en famen vcreenigde ftralen uit-- ftaatj gelyk ook, hoe verder yets van de Sbnneis, hoeminderhittehetfel··· ve gevoelt. Indien men nu dit raer alle Wis-konftenaars vaft fielt * laateen ongelukkig;
Atheift by figh felven in ftilheit overleggen,: of hy het denken kan Ingeval' toe gekomen te fyn, dat een gloey^nde vyer-s&ee^ meer als looooomaleaï grooter als den geheelen Aardkloot,, figh ontrent Sin de Sonne bevind? wel» kers vlammende ligt-ftralen SB, S Á, b'E,. SC, S D, en*, met foo ondén- |
||||
/ .►.··■■■',■..
|
|||||
&f4 XXV. 'Β E S-CH.O U W Ζ Ν G fi.
fcelyk een fnelheit, en daarom in een meer als verbeeldelyke mcenigte ion·"
der ophouden op den Aardkloot in Α DCE aanloopen^ ennogtans, dat dit gruwfame vyer, den felven Aardkloot met alles wat daaropis,nietaanfton<ie op de aldernaarfte wyie verteert; Het is wel waar, dat de diftantie SB , welkefightuffchendenAardkloot
art Bende Sonne in S bevind, 'wel ι iooö Aardkloots diktens langh fynde, daar toe miiïchienyets geeft} maar egt er was door dit eenige den fchoonen Aardkloot van dit gruwfaam verderf geenfints bewaart. * Om dit teverftaan: men ftelle%h vóór, dat uit het Sonne punt S, de ftralen Sa, Se, m>9 Sc, Sd,enz. fonder divergentie of evenwydigh e» fèer nauw op een gepakt op de aarde neder komen; of (om hier van eea beter begrip te maken) dat fy tot een punt alsψ\ ch'gt by de Sonne fynde, dievergerehde, en van den anderen afwykende loopen, en verder gaande ha- re divergentie verlatenj ennéderdaleride, door hareevenwydigheit den ron- den pylaar acmk forraeeren. Soo is blykelyk, dat defelve alle op het rond km fullen vallen} en een hitte aldaar maken, welke lbo veelgrooter is, als die men anderfints in het groote vlak AECDdoordefelve divergerende itra- ïen gewaar werd , als dit laatfte vlak grooter is, als het vlak km. Het geen uit de brand-fpiegels af te nemen is} welker kragt om te branden, daar in alleen beftaat}dat de ftralen in een kleinder plaatfe by den anderen vergadert wer- den: en die een klaar bewys geven van defe waarheit, dat de Sonne- ftralen, ook foo verre van de Sonne, als den Aardkloot daar afftaat, in een kleinder plaatfe vereenigt werdénde, magtigh fyn een verfchrikkelyken gloet te ver- öoriaken. ' . . ; . ' Waar uit dan fekerlyk genoegh blyken kan, dat niet foo feer de veerheit
van de Son, maar het verlprdden van defelve ftralen in een meerder wydte^ de kragt van branden voornamelyk vermindert} en dat defe veerheit tot heji bewaren van den Aardkloot, dat fy niet geheel aanftonds in een volle vlam- me ftaat, niet by na meer toebrengt, als dat om defe grooter veerheit de ltra- ien meer van malkander verfpreid werden. "§. 37. Uit defe divergentie der ligt-itralen uit alle punten, waar fy00 J:
van daan mogen komen (het geen by niemand anders als voor een wonder kan aangefien werden) fal yder nu defe twee 'weldaden des aanbiddclykea Makers ligtelyk afnemen, die Wy te voren al aangeraakt hebben. Eer β,. Dat den Aardkloot daar door bewaart werd, dat fy door het Son-
ne-vyer niet verbrand.' Sré» anderw, Dat daar door alle faken van alle fyden het op haar komende
ligt veripreiden, en over fulks aan yder figtbaar werden. Soo bevind men Tab. X Fig. 1. dat de ligt-ftralen Κ Ρ, uk de kaarffr Κ
op een punt Ρ (by voorbeeld het fcherjp van een naaide) nedervallende,figk foo,,wel aldaar van den anderen verfpruden als by de kaarfle felfs, enhetieïf- de punt, aan alle kanten figtbaar maken. §.3$«
|
|||||
mi&i \ 8. Maar nadien Tab. X.Fig. 3. defe ftralen uit Á divergerende, eri de ruimte
AST vervullende, fulks ook van alle andere punten Í,Ð,Ì,Â, enz, van het voorwerp Á  gefchieden fal; en daarom defelve ftralen (by voorbeeld) uit Ben Á divergerende, inSOT ganfeh vermengt onder malkander Tullen loo- pen, en alfoo aan het ooge in ST weleen verwart ligt van alle omleggende » voorwerpen i maar geenfints een diftinóT: gefigt fullen vertoonen j fcheen ora in volkomenheit het· ligt tot het gefigt te doen dienen, nogh yets te ontbre- ken, en boven de regtlinifche en divergente-bewegingen van het ligt tiogh een andere wet vereifcht te werden j waar door alle de ftralen uit Á of  ko- mende, weder in foo veel byfondere punten á en ^konden na malkander toe* gebogen en vergadert werden. Het welk reeds te vooren getoont is, de ee* nige oorfaak van de onderfcheidenheit van het gefigt te fyn. Boven dit r op dat de menfehen door het ligt gelukkigh föudenwefenL·
«nadien de Bonne des avonds ondergaande den volkomen dagh binnen fee* ^weinigh tyds ;in een dikke duiftemiffè,, en des morgens opgaande een ftifc- donkeren nagt -in weinigh oogenblikkenv in een "helderen dagh föude doen* veranderen , en alfoo hare oogen door defen fchielyke opkomenden glans na een fware voorgaande donkerheit foude doen befchadigt en verfwakt wer- den (gelyk de ondervindinge meermalen leert te gefchieden) fcheenhierins- gelyks een middel nodigh te fyn om door een morgen-en avond-fehemerin- ge de klaarheit van het fterlce Sonne-ligt, allenskens en by trappen te doen opkomen, en weder afwyken. , Ik vrage nu aan een Atheift, die nogh fegt niet te kunnen fienr dateene
dek einden beoogende Wysljeit ontrent de wetten,, aan welke het ligt ge- hoorfaamt, plaatfe heeft; of hy ook defe twee groote faken beter foude kun- nen te weege brengen ,als met aan het ligt, boven de andere, ook defe eigen- schappen der refractie te geven j door welke te voren reeds aangewefen is,, hoejdefe twee gefeide fwarigheden kunnen voorgekomen werden y waarom? wy hier niet meer daar van feggen. En nadien defelve ongemakken nu op · defe wyfe dadelyk voor gekomen fyn* wat reden heeft foo een ongelukkigh* Philofopph, ora hier de Wysheit des Makers en Beftierders van het ligtniet te willen erkennen? §. 39. En om te toonen,, dat men defe refraiïie of flraahbuigingeoïbrekm~-
$e aan geen los geval kan toetchryven. hurtTah XX. Fig. 3- van de Son-- ne S een ftraal uitgaan , als SO, tot op het watersoriper-vlak F G j enmehl· ügh verbeelden, dat uit het middelpunt O eencirkelFBGPbefchrevenis,, foo^grootof klein-men wil. Soo is by ondervindinge blykelyk, dat de ftraal  (Shiiet regt uit na R gaat, maar in O een hoek maaktals BO P. Waarom* defelve daar door gebroken. fy nde, van O na Ñ 9 volgens Ñ O j- die de gebro- ken ftraal genoemt werd, loopt. Op defelve wyfe loopt de ftraaU O niet regt uit nar, maar breekt in Op. Of
audefe gebroken itraieri OP «nj? O ook m een r egtelinie loopen, of gedtï- |
||||
*ώ: XXV. Β Ε S CHOU W I Ν GE.
figh als Velkens nieuwe wecrftuitingen rydende, eenighfints kromme linie»
maken, betwiften wy Kier niet. r Ik late nu aan ymand die redélyk is oordeelen; of het bedenkelyk ise
dat het fonder beftieringe en door het eenigh toedoen van een los geval kan gebeuren* dat alle ftralen O S, O s en alle andere, die met mfcheiden ichuin- heit op het water EG, als hier in O vallen, in die gruwfamefnelheit,met welke fy voortgedreven werden , en onweetende van alles en ook van figh felven fynde, foodanigh een wet fonder immer daar af te wyken, kunnen waarnemen} dat haar gebroken ftralen OP, Op altyd juift die weg nemen j dat (ftellende dat AB, DP, ah^dp alle regt-hoekigh fyn op ad, die ook regt-hoekigh op FG is) defe Α Β en PD, gelyk ook abenpd, altyd defel- tfe reden tot malkander hebben. Soo dat (om klaarder te fpreken) als AB, twee of drie of meermalen foo langh is als Ρ D j in alle andere vallende ftra- len, als hier tmfr$4 ook altyd ab twee of drie, of even foo veelmalen foo langh is uspd: fonder dat in foo veel millioenen ftralen,, die in ibo verfchei- den fchuinheden op FG vallen én in het water indringen, niet tegen ftaande hare foor verbafende fnelheit,een eenige oit gevonden werd, welke dien regel niet vplkomen op en volgt} immers als de ftralen van defelve foortfyn. ' §, 40. En gelyk wy van het Ooge handelende,aldaar de eigenfchappen van het ligt tot een onwederfprekelyk bewys van de Wysheit des Scheppers by- gebragt hebben * laat ons alhier daar wy van het ligt fpreken, ons van het maakiel van het ooge in opfigt van het ligt weder kortelyk tot het felve ein- de bedienen: en den alderhartnekkigften Atheift, indien hy niet volftrekte- Jyk weigert na eenige overtuigende bcwylèn te luifteren, verfoeken dat hy met ons hier weder opraerke, het geen Befchouwings XIII, by het Gefight gefegtis. 5.41. Maar fehoon nu het ligt op het ooge vallende, en het ooge het fel*
f:Vjc ontfangende, al met de voorièide hoedanigheden voorden waren ·, was eg- ter dien ganfchen toeftel nogh te vergeefs, en denheerlyken Aardkloot fou^ de voor fyn bewoonders niet meerder fyn} als fy nu voor ymand is, die fte- ke blind is; indien niet boven dit alles, de lichamen, op welke het ligt valt, de bekwaamheit hadden, om het felve weder van figh te doen affluiten,en na alle plaatfen rondom figh te refleSteeren. . Nu defe eigenfchap vind men in meeft al het geené dat fienlyk is. Sa)
dan nu een Atheift nogh niet befchaamt werden? als hy weder fal moeten leggen, dat ook dit by geval, en hier in dat groote einde niet beoogt is, om Jte hchamen figtbaar te, maken. , , . Én komt het aan hem te naakt voor, dit alles aan een los geval alleen toe
lefèhryven, laat hy ons danfeggen,welk een nootfakelykheitin defamen-hangh
der öorfaken hy ons toonen kan} waarom meeft alle lichamen ten opfigt
van het ligt defe weerflaande of refleclterende kragt befitten. Daar *er nogh-
tms veele gevonden werden, die in.opfigt van andere, welke daar meede
; boften
|
||||
""*'-. ', '. ■■■■ *' ,'v . ,'", , '■ £ . Λ
^<m <&# figthareri Hemel | ó*jr?
boflên, defe kragt niet en oefïenen, en defelve met geen weerftuit te rugge
kunnen iênden. Soo ilct men (by voorbeeld) dat alles watopfagtekleimet eenige fnelheit geworpen werd, daarinftUblyft, en niet gereflecteert werd; en egter dat in de foo fnel loopende, en daarop vallende ligt-deeltjes hec tegendeel gefchiet. De welke (hoe klein iy ook fyn) daar van affluitende', defe klei fienlyk doen fyn. Waar van meer wonderen tefeggen waren, wel- ke wy hier voor by gaan & en ftraks nogh eenighfints fullen aanhalen. §. éft. Verder, nadien defe eigenfchap van het ligt wederom te kaatfen ,
genoegfaam aan alle lichamen gemeen is, behalven miiTchien aan die fwarc fyn. (Welke verwe by veele geoordeelt werd daar door veroorfaakt te wer- den 5 om dat defe lichamen geen ligt, dat op haar valt, te rugge fenden; waarom defe couleur als een enkele duifterheit by haar begrepen werd.) Kan men dan niet wederom een wyfe befchikkinge van den grootenen goedertie- ren Maker daar in befchouwen? dat, niet tegenftaande het water en veel an- dere vloeibare ftofFen figtbaar fyn, alleen in de lugt de meeilen tyd fulks niet ondervonden werd} niet tegenftaande defelve in haar geitel, om hare te rugge fpringende kragt daar toe feei bekwaam fchynt te fyn, en in figh felfs, gelyk, andere faken, figtbaar is. Het welk blykt, als men de lugt in een lugt-pomp fterk in een perft, en daar na door de kraan fchielyk uitlaat., , Laat nu een Atheift weder fïgh onderfoeken, of dit ook aan hem voor-
komt, als fonder eenigh voornemen en ooghmerkgefchikt te fyn. En nadien de lugt felfs dus figtbaar fynde, en voor foo verre den loop van het ligt flui- tende, ons als in een geduurige miit foude doen leven, en beletten de meef· te faken die rondom ons fyn behoorlyk te fien; of hy niet merken kan, -jdat die felve aanbiddelyke Wysheit hier in ten voordeele van de menfchen ook op een wonderlyke wyfe werkfaam is. §. 45, En op dat veele ongelukkige Phiiofophen, die de wetten van de
refleótien en refracTrien foo wel meenen te verftaan, niet denken fouden i dac in defelve niet meer wonders verborgen is, en dat involkomenheithaar ver- fland tot defe figh uitftrekt: latenfè een voldoende reden geven van de ver- fchynfelen by den nauwkeurigen Opticus J, Newton gemeld, in fynEd.O/- tka, pag. zi^.en 3iö} en ons feggen, welke de reden is, dat het ligt uit een glas in een door een pomp van lugt ledigh gemaakte plaats, met een fekere fchuinheit vallende niet voorgaat, maar in het glas wederom te rugge keert; en dat, als de ftralen met een fchuinen hoek van meer als 40 of4i graden, uit het glas op de lugt vallen, defelve insgelyks geheel wederom fluiten} daar fy met minder fchuinheit daar op komende, de meefte door delugtdoorge* laten werden. Soo dat het ligt uit de lugt op het glas vallende, daar in paf- fagës vind om door defelve te gaan > en dit felve ligt noghtans uit het glas op de lugt komende in defelve fchuinheit, geen openingen in foo veel dunder ftoffe fchynt te kunnen treffen, waar door het fyn loop vervolgen kan. Oooo Die
|
||||
4jS XXV. BESCHOUWINGE.
Die veel ver wonder lyke byfonderheden boven deie gelieft te weeten, kan
de aangetogen plaatfen na fien. En hy fal uit de aldaar verhaalde experimen- ten met fekerheit genoegh kunnen afnemen, dat men het ligt ten opfigt van fyn refleélien niet regt begrepen heeft j foo langh men het felve alleen confidereert, als een bol, die op een fteen geworpen fynde wederom ituit. Het geen noghtans voor den Heer Newton'van alle de grootftePhilofo- phen gefchiet is.' Ten minften is hier door blykelyk, dat 'er in de Nature wetten fyn, aan
welke het ligt gehoorfaamt} om welke niemand van defe Natuur-kundigen, indien fy by ervarentheit dus niet bevonden waren te fyn, muTchien oïtfou- de gedagt nebben. En fal hier uit aan al te hoogh van figh gevoelende Phi- lofophen blyken ,. dat 'er een hooger Wysheit als de hare in de beftieringe van het ligt plaatfe heeft, en al wat leeft geluk kigh maakt; ten fy fy wilden ftaan- de houden, dat een foo fnel bewogen lichaam, het geen van figh felfsen van alles onbewuft is, alleen door een los geval gedwongen wierde, om fekere vafte regulen, fonder daar van oit af te wyken, in foo verfcheiden omftandigheden foo flantvaftelyk waar te nemen. Het welk by niemand, die eenighiirits redelyk oordeelt, de minfte ichyn van toeftèmmige fal kunnen vinden. §. 44. Ik foude alhier fekere vrage by de Heer Newton ^ Optm.pag. jip.
^Uisfl. 2.1. voorgeftelt, na gelaten hebben te onderfoekenj waar bydienfel- ven Heer fchynt eenige neiginge te hebben, of niet wel net ligt, behalven dat het felve het werkfaamfte in de Nature is, ook famen loopt, omfelfsde ftoffè van taftelyke faken uit te maken, en figh in defelve tot een vaft lig- chaam fet. Maar nadien den Heer Hombergh tot Parys, met uitdrukkelyke experimen-
ten dit buiten twyffel geftelt heeft, in de Memorien van de FranfcheKoninkly· ke Academie) A°. i/of, pag. iu. enz^ fchynt het niet ondienftightefullen fyn, dit gebruik van het ligt ook alhier ondervindelyk aan te toorien. En derhalven eerflelyk: dat het ligt in meeft alle, ook felfs duifter vóór het oogh fchynende, lichamen ingaat, en door defelve doorgaat, fal genoegh faam be- kent fyn aan die met goede Microfcopia gewoon fyn om te gaan: naclien meeft alles, wat daar voor geftelt werd^ als het maar dun genoegh is, ee- nigfints doorfigtigh gefien werd. Hét felve fegt Newton, Optice. pag. ζ ίο. waargenomen te kunnen werden
in een donkere kamer, als eenigh lichaam tot een vereifte dunheit gebragt, voor het gat, daar anders het ligt doorgaat, geftelt werd. Hy fondert hier alieenlyk uit witte fnetallifche lichamen, die al het daar op vallende ligt, fchynen wederom te doen fluiten. Ten anderen: Indien men de vlamme oriderftelt ten grooten deele uit ligt
te beftaani fiet men dat defelve figh tot een vaft lichaam fet in het branden van kalky infonderheit in het maken van Menie uit loot-aflchej welke laat- ile3 na langh gegloèit te hebben, fwaardèr werd. Ook
|
||||
χ ,
|
|||||||||
L ,} \Van den figuarm Hemel. . #fP
Ook verhaalt den Heer /towfcrg i als kwikfilver door itaal en antimonid
tot de uiterfte vloeibaarheit geb.ragt,, in een glas in warategefet werd, dat die deden van het vyer, welke door het glas heenen dringen, en men daar- om voor een ligt fonder by-mengfel met reden kan houden, het felvein een poeyer veranderen} het welk fwaarder isals het ingefettekwikfilver} enfoo vyer-vaft, dat het wel 24 uuren langh het gloeyen fonder wegh vhegenver- dnagts en met een ilerk vyer gedrevenfynde wel mrook wegh dampt} Lgh egter een klein deeltje overlaat, 't geen door dit ligt in het kwikfil- ver geformeert fynde, de hoedanigheden van een hart en ilagtbaar metaal eHier toe kunnen ook ten bewys by gebragt werden alle de ondervindin-
gen van de Heer Boy Ie i die aantoonen, hoe eenige lichamen rondom m glas beflooten fynde, door het vyer of ligt, dat door het glas heenen gaat, fwaarder van ge wiet worden. ^ , , Maar klaarder en fonder eenige twyffel over te aten, werd dit bewefen
uit het volgende experiment van den Heer Hombergh op de aangehaa de plaatfej de vier oneen ReguUs Martis (watdefeis weeren de C bmm) to poeder gebragt fynde, ontrent ï| voet van het ware brand-punt van het Lnd-glas vanden Hertogh van Orleans gehouden heeft j roeren- de defelve van tyd tot tyd met een yfere lepel. Door de hitte van ditlight, gingh een groote rook van defe Regulus oPi tot dat na een goed uur defelve ophielt. En hoe wel men moeite vermoeden, dat door het verhefen van het geen door defen rook wegh dampte, het gewigt minder foude geweeft fynj gevond hy egter, dat defen Regulus nogh drie vierendeel loots en eenige grei- nen, dat is ontrent een tiende deel van het geheel, in gewigt vermeerdert |
|||||||||
was.
|
|||||||||
Daar na defelve in een grooter hitte, of in het ware brand-punt brengen-
de, fmolt defe Regulus, en woegh alleen daar na 3* once. Soo dat hy re- kent, dat defe half once of vier vierendeels loots verlies doordeuitwafemin- ge en rokinge gefchiet fynde, men veiligh Hellen kan, dat het ligt dclelve met feven vierendeel loots eerft vermeerdert hadde, welke door het fmel- ten en de werkinge van defe groote hitte weder vervlogen waren. Het fy nu dat defe laattte rekeningh regt gemaakt is of met > dat is hieruit
bïykelyk, dat door de ligt-ftralen in het eerfte van defe ondervmdinge, de- fen Regulus hét gewigt van drie vierendeelen loots, en daar en boven van al het geen door den rook wegh gedampt was, alleen door het figh vaft fetten van het ligt in defe HofFe, gewonnen hadde. Waar uit klaar genoegh fchy nu te volgen, dat het ligt figh in vafte en taftelyke lichamen te famen letten, en der felver ftoffe uitmaken kan. ' ?' Men gelieve dit voorgeftelde alleen aan te merken, als de eerite afttra-
lingen van een nieuwe uitgevonden ontdekkinge. En fal ik niet verder alhier tragten te bepalen, of men ook met defe groote Mannen het ligt voor het O o 00 2, voor-
|
|||||||||
}
|
|||||
d6O XXV. BESCHOUWING E. I
Voornaamfte en werkfaamfte beginfel in de Nature met regt houden moet. Dit
fchynt ont wyffelbaar waar te fy η, dat het ligt een fuiver en onvermengt vyer of is, of met figh voert j en hoe veel men aan de werkfaamheit van het vyer moet toefchryven is aan allen genoegh bekent. Ook leert de ervarentheit, hoe veel alle planten en dieren van de werkinge van het ligt der Sonne af- hangen} foo dat, indien men het niet voor het eenigevoorname werkiamein de Nature houden moet, het ièlve ten minften fchynt iêkerlyk onder die werkiame getelt re moeten worden. : , \ ; > §. 4f. Immers uit al dit geièide fchynt eenighfints af te nemen teiyn,
dat het geene men Genes. L $. leeft, daar mede over een komt. Alwaar den f aanbiddelyken Schepper, na Hemel, Aarde en Wateren gemaakt te heb- f ben, voor het voortbrengen van eenige meerdere byfondereSchepfelen, eerit ι het ligt geliefde te voorfchyn te doen komen, met defe woorden: Ende Godt \ feide, daar fy ligt; en daar was ligt. Of nu ditgeweeil is, om als een tweede \ ooriaak en natuurlyke iloffe of werk-tuigh te dienen tot het formeeren van | het geene daar na, gemaakt is, fal ik hier niet verder onderfoeken j nadien f men dogh in delen tot geen volkomen betooginge, en niet verder tot nogh toe, als tot eenige waarfchynelykheit komen kan} indien men het nogh al [ ibo verre brengen konde. f ,.§. 46". Maar dat aan den grooten Soone Godts, den in alle eeuwigheden L
te pryfen Saligh-maker der Wereld, defe hoedanigheitdes ligts, waardoor i het in vafte en taftelyke lichamen fighte iamen fetten, en iyne voorigeei- i genfehap van ligten daar door verlaten kan, niet onbekent is geweeft 5 kan f afgenomen werden uit deflèlfs woorden Matth. IV. 13. Indien dan bet ligt, | dat in u is9 duiderniffe is. Of anders Lucas. XL $f.Siet dan toe, dat niet het ? ligt, het welk inu is, duiflernijje en fy, alwaar men fiet, dat niet alleen na het 1 ligt, maar ook het ligt felfs kan duifterniflè iyn. Welke uitdrukkingeyets meerder fchynt te leggen, als dat het ligt uitgebluicht werd. Nu op welke \ een wyfe het ligt fy η lichamelyke wefen behoudende, egter duifterniflè fyn \ kan, geloove ik datmoeyelyk te toonen foude fynj indien men niet en wif- te, dat volgens de voorige experimenten het ligt, hetwelk infynebewe- E ginge iynde en volhardende al het omleggende verligt, %h in een vaft lig- f chaam kan veranderen. Het welke, fchoon uit het ligt felfs beftaande, eg- ter geen ligt en geeft, en enkele duifterniflè is: waar van ook de plaatfe Job. XVIII. f. te voren Befehpuwinge XXII §.ιι. kan nn geüen werden. Ook fchynt defe eigenfehap des ligts alhier op een byfondere wyfe van den
Heere Jefus beoogt te)werden, als vers 33. willende met het exempel vaneen kaarfle toonen, dat men (volgens de gedagten van de Heer Pifcator) gewii- ligh het ligt van Goddelyke kenniflè aan andere moet mededeelenj waarom hy vers 35*. laat volgen: Siettoe, dat niet het ligt, hetwelk inu is, duiflernijje m fy: ofte, dat dit ligt van Goddelyke kenniflè, het welk figh aan andere (gelyk het natuuriy k ligt, volgens iyn ingefchapen eigenfehappen en bewee- |
|||||
Van dm figtharen Hemel. 661
gingen) altyd gewoon is gemeen te maken, daar van nietophoude, en duif·
ternifle iyj gelyk dit felve natuurlyk ligt, wanneer het in een vail lichaam vaft gefet fynde, wel ligt in iloffe blyftj maar egter niemand meer verligten kunnende, daarom een volkomene duifternifle is. Ik late nu aan ymand te oordeelen, of die fulks alhier fegt, van deiè
ligts eigenfehap niet toont kundig h te fyn} de welke eerltfoo veel eeuwen daar na aan de wereld kenbaar geworden is: en of hy niet met regt geagt werd een grooter kennifle, dan alle die op die tyd levende menfchen, van de nature des ligts te hebben: en by gevolge, of in delen Jefus den Nazarener {gelyk Hy van lyne Tyd-genoten genoemt wierde) niet een wysheit door defe woorden iigh vertoont, welke feer verre die van de grootfte Philofophen en van alle menichen van Syn tyd te boven gingh. Want dat de dit voorgaande bewy- fynde experimenten eerit inonièn tyd by de Onderibekers kenbaar geworden lyn, fal niemand kunnen tegenipreken. §. 47. Ik fal my hier niet ophouden, met de gemeene en bekende experi-
menten ontrent het ligt op te halen j die de Optica, alsfpo veele wonderen, magtigh is te geven. Hoe wel defe een van degrootftebewyfenverfchafFen, om te betoogen, dat 'er een Godt is, die defe wonder-ftoffe van het ligt re- geert} en aan foodanige wetten, niet tegenftaande deverbafendefnelheitvan lyne beweegingen, doet gehoorfamenj dat felfsdegrootfte Wis-konftenaars verwondert moeten ftaan, als iy van het lelve alles wat de ware redeneerin- ge daar uit kan afleiden, fien uitvoeren, Soo iiet men, als het op vlakke ipiegels valt} dat het een beeltenis der faken, waar van het afkomt, ageer de fpiegel maakt} die figh regt op, en even groot, en in defelve veerheit als het object, figh bevind, vertoont: indien het op ronde bultige fpicgels valtj dat het ook agter defelve een kleinder en aan de fpiegel na by gelege- ner regte beeltenis maakt; en dat het door klootfe hollefpiegels, defelve beel- tenifle nu regt dan verkeert, nu grooter dan kleinder, nu voor dan agter de fpiegel doet verfchynen. Hetgeen men by na by refractie, in foo veel ver- anderingen door bultige en holle glafen kan vertoonen. Laat nu een ongelukkigh Philofoóph, die nogh geen Godt erkent, alleen
de moeite nemen van defe Optifche werkingen des ligts te beichouwen} en aan een Mathematicus vragen, of niet alle de beweegingen des ligts, waar door die voortgebragt werden, figh juift na de regulen van de ware Wis- kunde gedragen. En wanneer defe hem daar van een volkomen verfekerïngh geeft, fal hy dan nogh denken kunnen, dat hy een regt oordeel velt ? wan- neer hy vaMelt, dat in de beftieringen defer ligt-itralen geen wysheit ee- nige plaatle heeft} en dat alles, of by geval, of by andere wetten, die fon- der eenigh verftand voortgekomen fyn, gefchiet. Nu, indien meneenbtv ftierende wysheit hier in gedwongen is te erkennen, fal ditgenoegh fyn om een Atheift voor fyn eigen gedagten te doen fchrikken. §. 48, Indien ymand met kleine onkoften een ondervindinge wil nemen
O000 ι van
|
||||
6<5i XXV. BESCHOUWING E.
van de werkinge van het ligt; welke ik noit ymand voorde eerfte maal neb-
be fien aanfchouwen, fonder een feer groote verwonderingh : Die make figh het geen men een donkere kamer {Camera Obfcura) gewoon is te noemen, en van welkers geringen en onkoftelyken toeftel wy reeds te voren gefproken hebben Befchouw. XIII. §. 11. Wanneer hy op een wit papier of linden de beeltenuTen van al wat buiten defe kamer is, en het welke mens fynooghin de plaatfe van het bril-glas fteliende, foude kunnen fien, verkeert of het on- derde boven in al fyn couleurën en nette aftekeningen fal kunnen fien voor- komen. Het geen een ontroerend gefigt veroorfaakt, infonderheit indien de kamer op een bloemtuin uitfiei. Wanneer men de bjoemen in al haar ver- <■ wen en geftalte op het papier afgemaalt, en de beweegingen der felve door de wind; en die van menfchen of dieren die in de tuin fyn, foo nacuurlyk op het papier fiet gefchieden j en een levendige fchilderye maaken. Indien yder nu uit een ichilderye des meeflers konft kan afnemen; en uit
de netheit. en het natuurlyk na het leven vertoonen van de voorwerpen ver- fekertkan fyn, dat een figh des fchilder-konfts wel verllaandedefelve op ge- maakt heeft: laat een ratnpfaligh Godtloochenaar met ons fyne öogen op deiè door het ligt gemaakte fchilderye flaan, en fchoon hy felfs een voornaam fchilder was , ons feggen; of hy of ymand ter Wereld een voorgegeven voorwerp, niet alleen foo net gely kende, foo heer lykgecouleurt, foonau- keurigh na de regels vaneen Wis-kundigeperfpeétivegeordineert, maar ook in alle fyne beweegingèn met veel tyd en moeite foude kunnen afmalen; als hy alhier-van het ligt in een oogenblik fiet gefchieden. En ingevallehy ge- dwongen is te bekennen (gelyk hy waarlyk is) dat het voor geen menfeh mogelyk is yets diergelyks te doen 5 wat reden kan hy met felfs de minfte fchyn van waarheit geven? waarom men in een aller menfchen uitvindinge en magt te boven gaande konft-ftuk, geen verftandigh Werk-meefter foude moeten erkennen; daar men in werken van veel minder uitftekentheit, het voor dwaasheit (foo niet voor dolheit) met regt foude houden, indien ymand itaande hielde, dat defelve fonder eenigh verftand haar gedaante verkreegen ,, hadden. Te meer, dewyl men fiet, dat de firalen, welke defe verwen bin- / nen de kamer foo onderfcheiden elk op fyne plaatfe vertoonen, alle te gelyk doof dit eenige kleine gaatje en glas doorgaan; fonder dat defelve, die foo veelvuldigh fyn, en van de voorwerpen met foo veel fnelheit op malkander aanlopen, in die nauwte onder den anderen vermengt, en geconfundeerü werden; het geen niemand, ten fy het aan hem oogenfehy η lyk vertoont werde, ligtelyk foude geloven. En kan dan een ongelukkigh TwyfFelaar in defe beftieringe van het ligt nogh geen regerende magt en wysheit fien* wat fal men meerder kunnen doen , om hem uit foo blinden mis-verftant te trekken ? v ν $·4Ρ. Maar om, eer wy van het ligt affc heiden, hier yets byte voegen, het
geen alle verwonderingh fchynt te boven tegaan. Soude wel ymand iuinnen ge- ■ χ · loven? |
||||
V Van den figtharen Hemel. C6i
loven ? wanneer hy het heldere en ongeyerwde Sonne-ligt aanfchouwt;
dat het felve in lbo veel verfcheidene foortefi van geverwde ftralen kan ver- deelt en van een gefcheiden werden 5 als den grooten Schepper hooft-cou- leuren of ongemengde verwen (Colores Homogeneo^) op fyne Schepfeleq heeft willen vertoonen. En nogtans leert fulks de ondervin dinge. Gelyk ook dat elk van die ge-
couleurde ftralen een byfondere grootheitvanrefraclieofftraal-buigingelyd \ en het witte of liever het heldere ligt daar door in verfcheiden deelen, of foorten van ftralen gefplitft werdj die iïgh byfonder vertoonende, een roo- de, geele, groene, blaauwe en violette verwe doen fien. Waarom men ook defe ftralen (gelyk de Heer Newton) met de name vanroode, geele enz. ftralen elk na hare couleuren noemen kan ; nadien defe couleüren natuui lyk aandefelve fyn, en door geen volgende rcfra&ien of reflectien kunnen veran- dert werden. Maar ten anderen: overmits alle ongemengde ftralen van de Sonne neder-
dalende een fekere couleur vertoonen, en de ganfche ligt-ftoffe uit defelve ftralen beftaat; fchynt het niet mogelyk te fyn, of alle defe verwen onder den anderen gemengt fynde, moeften een duifterheitaanonsgefigtveroorfa* ken. Nadien blauwe, violette, roode en andere ftralen op verre na diehel- derheit niet fchynen te hebben, welke men in het fuivereSon-enDagh-ligt bevind te wefen. - En egter bevind men, dat alle defe gecouleurde ftralen, die uit het ligt by
verdeelinge voortkomen, by een vergadert en onder een gemengt fynde, ha- re verwen geheel verlieièn, en te famen een helder ligt uitmaken} in alles gelyk fynde aan het ongeverwde ligt, het welke van de Sonne afkomt. Welk nieuw famen-geftelt ligt dan weder als voren, in fyne gecouleurde ftra- len kan gedeelt werden; die foo me»wil op nieuw by een gemengt fynde, ten tweeden male een ongeeouleurt ligt vertoonen , dat helder en klaar is. Men iie hier van den eerften Uitvinder de Heer Newton 'm deiïelfs Optice breder. Ik vrage nu aan een ongelukkigh Godtloochenaar; of hy geloven kan,
dat het ligt defe eigtnfehappen of by geval, of van een oorfaak die figh van alles onbewuft was, verkregen heeft: en of hy niet moet toeftaan, datfoo- danige veel redelyker hare gedagten leiden $ die hier uit beiluiten, dat den grooten en goedertieren Weldoendcr der menfehen, alle defe geverwde ftra- len voortgebragt heeft, om het gefigt van fyne Schepfelen voor den aan- fchouwer foo veel aangenamer en meer verkwikkende te doen fyn,en dathy de laatfte eigenfehap, waar door fy alle te famen onder een gemengd fynde, een helder en klaar ligt uitmaken, in haargelegt heeft, om der mentenen ge- figt, door de duifterheit van de verwen, niet te belemmeren. Behalven dat men ook hier in een wysheit en goeddadigheit moet erken-
nen > dat hy inde deelen, welke verfcheiden gecouleurde lichamen uit ma- ken, |
||||
<5o*4 XXV. Β Ë S C Ή O U W Ι Ν G E.
ken, die geftekheit gelegt heeft j war door het eene licham, als dit fatnen-
geftelde ligt daar op valt, bekwaam is, om alleen een of eenigë byfondere iöorten van ftralen (by voorbeeld alleen de robde) een ander om alleen de ge- le, een ander om die beide gelyk en geen andere (waar door een foort van een goud-couleur tufTchen rood en geel geboren werd) van iïgh in eengro- ter meenigte te doen affluiten. Door welk middel elk lichaam na een of meer foorten der ftralen, die het of gemengt ofongemengt reflecteert,iyne byfondere couleur vertoont, en daar na rood, geel, enz. genoemt werd. Hoe vreemden tale dit voor alle voorige Philofophen wefenmagh ,isfulks
egter buiten twyffel geftelt, in de voor geprefene Optice van de Heer New ion. Die, hoe wel defelve onder de alderberoemftc Wis-konftenaarsvande Wereld by yder met regt geftelt werd, om aan in defen minder geoeffende ver- ftanden een voorbeeld te geven van niet te veel op gifïïngen of onderstellingen te vertrouwen, het geiêide niet door op redeneeringen fteunende denaonftra- tien, maar door veelvuldige en feer nauwkeurige ondervindingen bewefen heeft een ontegenfprekelyke waarheit te fyn. . Die defelve lefen en nadoen wil, kan die in het geiêide Optifche Traïïaat vinden } infonderheitpag. 10, zo, fo, pp, 102, 108, 110, ui, 131, i/o, en andere. Laat nu wederom een Atheift ons ièggen, of hy iïgh ièlfs daarin voldoen
kan j dat al dit gefeide van het ligt, en infonderheit de overeenkomfte deC· felfs met het famen-ftel der gecouleurde lichamen fonder eenigh ooghmerk van den Maker voortgebragt is: en of het fonder een verftandige beftieringe by een enkel geval toekomt, dat in foo veel duifend jaren, na door hare onver- beeldelyke fnelheit tegen alle hardelichamenfoofterkvaangebotft,envanhaar weder afgeftuir te iyn, men in de ligt-deêlen niet de minfte flytinge, waar door Cy van eigenfchap fouden moeten verandert fyn, of eenigë ver warringe, welke haar ook buiten dienfr. moefte geftelt hebben, kunnen befpeuren. Het geen noghtans, indien alles door een los geval geregeert wierde,onmy- delyk te verwagten fcheen te fyn. f, Eningevalle hy liever dit aan een blind nootlot en daar uit volgende Na-
tuur-wetten wilde toefchryvenj laat hy ons toonen, rnet wat nootfakejyk- heit alle defe wetten uit de eigenfchappen van de ftoffe en beweeginge {aan welke by haar dogh alles toegefchreven werd) kunnen en moeten af- vloeyen. Eindelyk, indien hy al een onderftellingh maakte welke deCe nootfake-
lykheit foüde fchynen meede te brengen j denk ik niet, of hy falgewilligh toeflaan, dat het weinigh verftand vereifchc, om ook een andere te maken j waar uit foude moeten volgen, dat regt het tegendeel waar wasj en dat dit genoeghfaam de veelheit van deiê uitvlugten aantoont. §. ƒ0. Behalvendefeverdeelinge van liet ligt, waar door het in verfcbei-
4en gecouleurde ftralen gefplitft werd, gelyk men ftraks aangemerkt heeft,
is
|
||||
~> 'Ά Van dèn figtharen Wmet. f 66f
is by de Heer Huigens in fyn verhandelingh van het ligtj pag. fi. en by
de Heer Newton in de voorgemelde Optieeypag. 501, 30a, nogh een an- dere verdeelinge of fpliffinge van het ligt aangetoontj welke het lydt, wan- neer het felve het Yflandfche cryftal ontmoet. Waar opeen ligt-ftraalval- lende aanftonds in twee andere figh verdeelt, die egter defelve couleur be- houden. Van defe verdeelingen of fpliiïïngen van de ligt-ftofFe in vericheiden ande-
re deelen, foö wel gecouleurde in heteerfte, alsongeverwde in het tweede geval, of van eenige andere, weet ik niet dat oiteenige taal of teken by Ou- de Natuur-kundigen te vinden isj nogte dat fy eerder als indelaatfteeeuwe, door nauwkeurige onderfoekingen, by een öntegenfprekelyke ondervindin- ge buiten giiïinge ge.ftelt fyn. Η §.. ƒ 1. Waarom my de Qoddelyke afkoraft der H. Schrifture met veel
nadruk fcheen bewefen te fyn i als men Job.XXXFIII. 14. leeft, dat den grooten Godt om fyne uitnementheit boven alles, en Jobs kleinheit aan hem aan te toonen, defe verdeelinge of fpliflinge van het ligt, in een tyd, als ijr nogh aan al wat gefchapen was, onbekenc fcheen te moeten wefen, onder fyne groote werken optelt, feggende: JVaar is den wegh ? [daar] hei ligt ver~ deelt werd, en den ooflenwind ftgh verflroit op der aarde. Om, defe plaatfe in wat meerder klaarheit te ftellen, hoe wel men by de
betekeniflè, waar is de wegh ? bly vende, defelve op gelyke wyiè tot ons oog- merk 'toepaflelyk foude kunnen maken > is egter het bekent, dat van de woor- den Eei SèhHaderecb, uhlervemzhy waar is de wegh, het eerfte Eei Schop andere plaatfen vertaalt werd niet door het woord waar (het welk fyn gemeen- , ftebetekeniiTc is) maarookdoor de woorden 9welke, wat, hoe, gelyk Eccles. XI. 6. op andere plaatfen, die in de Concordantie kunnen na gefien werden. Boven dit werd het woord Derecjh:, 't geen eigentlyk wegh betekent,
meermalen ijy de Hebreen voor wyfe en maniere genomen, us mi Genes. XIX. $ 1.; en XXXI: 3 f ..af te nemen is. Verder betekent het woord Chalak ( al- hier ver deelen overgefet) in fyn kragt, in verfcheiden deelen offlukkenvan den anderen fpringen of gefplitfl werden. Dusdanigh is het by Junius en Tremeïïius overgefet, inpartes diffilit oïhetfpringt in verfcheiden deelen van den anderen. Soo dat dan defe vrage aldus kan uitgedrukt werden: Welke is de wyfe [op
welke] het ligt in verfcheiden deelen van den anderen affprjngt, en verdeelt werd. Men kan ook dit woord Je-eL UI, z. in defelve beduideniife van van den an- foen.'tedeilengebruikt fien. Ik vrage nu aan een ongelovigh Heiden, die defe eigenibhappen des Hgts
verftaat, ofhy niet moet overredet fyn* dat dit Woord alhier van zvtxfchei- dinge des Hgts in veele deelen fpreekende, daar door ook moeten verftaan wer- den die veideelingen des HgtSj welke wy te vooren foo bydecouleuren, als ?y het Yflandfche Cryftal aangebaalt hebben. Enverder, ofdit felve Woord, in het welke men; hier en op foo veel andere plaatfen (aken bevind, die de Ρ p pp ken-
|
||||
#öd XXV. Β E SC HOU WINGE.
kennifFe van alle menfchën in die tyden levende > met veel reden géagt mèe*
ten werden te boven "te gaan, niet daarom ook met regt gehouden werd' van een hooger Geeft ^als. van een menfchelyke ingegeven te fyn. Nadien men al- hier een eigenfchapdes ligts bevind aangetoont te fynj die eer ft na het ver» loop van foo. meenigvuldige eeuwen , en fooveel duifenden jaren aan de men- fchën bekent foude werden. - , t ' §. fz. Indien men ook in hét volgende van dit ver$ het<: woord Kaadim (door Oefimwind- vertaald) alhier ftelt enkel hetOöfimxe, betekenen (gelyfc het op veel plaatfen overgefet werd) öiQrtum fuumy dat is * fynem opgangb, gelyk het feker Rabbi by Polus verftaat* Sal de plaatle defe vertalinge lyden: Welke is de iliyfe, op-welke het Ugpmver/^eidemdeekmgefpUtfiwerd^enfynop' gangh figh verflroit op der aarde** Of anders, mbeê oofiem (yerftaande daar efoor het ligt, het welk inhetóoften οφφίΜ) fi£h verfimiPϋρ< der'aarde. En dus, fulleh in: defe eenige text, en in foo weinigh woorden twee van dè:
voornaamfte eigenfchappen des ligts vervat fynj namelyk, eerft deflelfs ver*-, delingen en ten anderen deflelfsdivergentie y waar door de ftralen uiteen punt komende figh na alle kanten uitfpreiden en verftroyen om alles figt- baar te maken. Te meer., dewyl dit felve grond·woord Pouts, het welk alhier •verftroyent
betekent, te vooreh getoont is (als' wy Befib.ouwmge XXII §. if. van het Vy.er gefproken hebben.) defe divergentie van ftralen jf&k XXXFIÏ. ii. te betekenen. ·.·■. ■'·-.' _."-·; ï inmim'm\ ·: -\ ■■·-"'. . . 'f:\. ' Het ry dan dat men defelaatfte woorden van dit mrs in defe of in een an*
dere betekeniifè neemt j dit is waar, dat den Almagtigentenminftendeeer- Ée vmge aan Job konde voordellen,., als eene op welke noghhynogheenigh andere menfche het vereifchte and woord konde geven: nadien felrs de fake,, pa. welker wyfe gevraagt wierde, aan allen nogh onbekent wasj, ende wy- ie fèhs. ontwyflfelyk,wel aan yder voor altydonbekent falblyvéW §; pj,. Ik weet niet of het de moeite waardigh is, dit volgende als alte
Bekent fynde hier by te voegen, by gelegenthéit dat wy yets van de coü- leuren.gefcgt hebben* Namelyk, dat defe couleur s welke men gewoon is /mart te noemen, eigentlyk niet op de wyfe als andere onder de Gouleuren kan gepelt werden^ nadien men bevind, dat wel alle andere beftaan in het we- derom fenden van fekerfoorü van ligt-itralen: dogh defe fwacte alleen dan $laatfe heeft > wanneer van die liehamen öf feer weinige of geene ftralen af- komene Sóodat defelve eigentlyk.in een gebrek vanïi|gtrrofIneettduiflier* aüTe beftaat. Alleen kan men hier aanmerken, dat den grooten ïngeveimn dit Heiligtë
Wbord^vande fwarte couleur fprekende,defelve ook uit defen grond ftelt voort se komen. Dus vindmenniet alleen Pw. 'Mkl 20 ι de duiftcmiilè^ij^ genoemt| maar klaarder Ezecb. XXXIlMi in defe vk>Gïam;&UetigmdèlïgtetiaMdenHemel· /ja/-JBtom,uWfflt;mtiéfwmMflktnkmïkfyfomduiflemifeo^ulanu'maken. Ea |
||||
■ ·.'■!'.O ïl "Vin den âöÜí^ç Heme%
Joel. IL lè. D& Sonne en de Mam worden fwarty en de Stemn trekken harm ghnfch in. En derhaïven fiet nien, dat de fwarte couleur gefegt werd te beftaaa in het intrekken van glanfeh of ligt, of in een enkele duifterniflè. En kan men hier uit ook eenighfints afnemen , met hoe eigene fpreek-wyfen dit Woord van natuurly ke faken fprekende , figh gelyk op andere pkatfen, alhier ook uitdrukt. En hoeverre dit is van na de dwalende opinie des gemeei· neh Volks te (preken. v. i; é §. ƒ4V Om nu weder onfen draadt te vervolgen.
Mer* gelieve figh Itab. XX. Fig. 4. dé Sonne weder in Á Â en den Aard*
Moot in CD te verbeelden % foo is te vooren reets gefegt, dat de fchaduwc des Aardkloótsof den kegel CPD den nagt maakt \ enfalhetnietmoeyelyk fyn figh voor te {lellende nare dönkerheit, waarin figh. die in Ô fyn moe* ten bevinden: nadien geen het minfte ligt van de Sonnc AB, hoe groot en veelvüldigh het ook iynmagh j a?egt uit itdt: haar genaken kan, Indieriymand nu de Mane M, alwaar fy tegen de Sonne AB over ftaat*
en by die in Ô fyn vol, dat is aan de eene geheele fyde verligt gefien werd, ge- lieft in aanmerkinge te hemen: Laat hy onsfeggen, of hy denken kan , dat hy regt edelmoedigh kan genoemt werden, indien hy aan die heminde.duifter» * «itTe door defe Mane ligt verfchaft,fegt geen,dankbaarhek fchuldigh te §. f f, «De eenige Suitvlugt, welke defe Ongelukkige róaken i h veeltyds
alleen defe, dat het geen alhier gefchiet,; of by geval, óf door figh van alles onbewüfte noot-wetten 'gefchietj foo dat de dankbaarhek alhier na haar feg* gen, aan yets gefchiedèn foude, het welk daar vangatifch onweetende is. Maar indien den goedertieren Maker der Mane geen wy sheit heeft, en 00*
der fyne groote ooghmerken -ook dit voorgefeide niet geweeft is§ hoe is het over een te brengen?■ ;' ■■ 'ßßðïü Ê] ·' Ö -.·. ni 4?. j Dat het Somie-Hgt een bequaamheit heeft, om wanneer het op eenige lig*,
«hamen (als hier van Í op M) valt, daar van weder af te kunnen fluiten, en een gerefereerde lïgt-ftraai MT; te maken. Waar door die anders in Ô in het midden des duifter-kegels CPD fyn, verligt kunnen werden. Nu dat fonder defe· hoedanigheit van het ligt geen ftralen van de Mane
tot ons fouden komen^is klaar gënoegh, ■■·'■■ < II Waarom is }de Mane M, die veel kleinder alsden^Aardkloot is.r in
geen grooter afftand van defe geplaatft? foo dat (gelyk men in Saturnuseu andere grooter'Planeeten fiet) d'eflèlis bteedte en diameter, uit onsgefigtby na verdwynende, onbekwaamfy om eenigh ligt, dat van nuttigheitis, aan ons te geven. En is hier geen beoogt einde % de wyl de Wereld foo groot is, waarom is onder milliöenen andere pkatfen, die fy foude kunnen hebben, uiit deiê uitgekoren? waar in fy geftelt fynde dien dienfl; aan die de aarde be- Woonen, doen kan.
III. Waarom is.de Mane niet van een geftel, als by ons de fwarte of Ññññ é dui".
|
||||
ïº58 XXV. BES C Ç O U W É Í G E.
duifter gecouleurde lichamen fynj wanneer of ganfch geen of feer.weinign
ligt tot ons door defelve foude komen. IV. Waarom is fy niet bol-rond en gladt, gelykfpiegelsengepolyfte lig-
chamen? wanneer de Optici weeten, dat of niet meer als een punt, of im- mers feer weinige van de Mane foüden figtbaar fyn 9 en bekwaam om ons toe te ligten, die op den Aardkloot fyn. , lint x;, 0' :;!; V. Waarom loopt de Mane niet volgens de linie GHFS, die in het vlak
van de Sons wegh Í ç gelegen is? wanneer defelve in G tegen over de Son- ne fynde noit vol gefien foude werden, maar altyd door de fchaduwe CPD van den Aardkloot C Ô D E verduiftert. wefen en eclipfeeren. En in tegen- deel door de Mane in F fynde, als fy anders duifter of by nieuw is, de Sonne Á Â altyd of geheel of ten decle bedekt foude werden, en op hare wy- fe een eclipfe lyderi. .·.;.-.:,. iim'tm ^\mm j >r| *:.·-·■·: :'■■■- ■ - fobfiwsd ïm Ten minften heeft de Wereld dit gebruik vari die afwykinge der Maans
wegh MHRS, van het vlak van deJlcUptka of Sons- wegh Í ç of GHFSj dat de plaatfen na de Polen gelegen door de Mane kunnen verligt werden j als de Sonne nogh onder haren Horizon fynde * foo lange en verdrietige nag- ten by haar maakt. , ; . ; i ■ En is boven dit hier geen wysheitrin, welke defe geduurige maandelyke
Son- en Maan-taningen heeft willen verhoeden, om de menfchen foo veel malen van het gebruik dèr fclver niet te beroovcni hoe komt s dat jdeMaans- wegh SM ÇR juift foo veel fchuinheit op het vlak vandeSons wegh, ofop GHFS heeft? dat, eerfi den meeftentyd, als de Mane in Mof regt tegeno- ver de Sonne is % iy van de nagt-kegel of Aardkloots-fchaduwe CPD, en daarom van haar verduifteringh bevryd blyft j en volgens het geheele gedeel- te, dat fy ons toekeert y in volkomen glanfch en vol gefien werd. ("STé» anderen: Dat fy in R, dat is in conjunctie, of famen-ftand met de Sonne fynde, en uit E gefien werdende, defelve niet bedekt voor die opden Aardkloot woonen, \ VI Maar verder; dewyl nu de vlakten van de Sons en Maans wegh
HF S G en Ç Ì S R (op die wyfe op malkander ftaande, als tweefchuin in in den anderen gefielde hoepen) in twee plaatfen als Ç enSmalkanderdoor- fnyden} foo volgt, wanneer de Mane in haar eigen wegh niet in M, maar in Ç of S is, dat fy dan ook in het vlak van de Sons wegh figh bevinden lal. ■ º · h~óQÏ : . ·:- ■ ; m ,;. ■ :; En wanneer het op die tyd gebeurt, dat de Sonne niet in A.B is, maar nu
in ah regt tegen de Mane in Hof S overftaat, en defelve en de aarde ineene xegte linie »K figh bevind j foo is ligtelyk uit de figuur af te nemen; dat, wyl den nagt-kegel figh als dan in EK. Ô ft rekt, de Mane in Ç fynde, daardoor geeclipfeert en verduiftert fal wefen $ en dat fy in S figh bevindende, de Son- ne in ab fal bedekken en een Son Eclips maken voor die in D woonen. §, f6. Maar hier' fal figh by die beklagelyke Philofophen een tegenwer-
rïrïfo ' ß 'U\ ç.fi ' pinge |
|||||
f:
|
|||||
^r " Van den figtharen Hemel. »66$
pingefchynen op te doenj namelyk, indien het ligt fooverheugelykisi en
de duifternifTe foo verfchrikkelyk, en ingevalle dit alles dooreen wyfen Re- geerder beftiert werd 5 waarom dan defe Sons-en Maans-duifteringen in de Wereld gefchieden ? dewyle dogh de donkerheit der nagt alleen genoegh- faam fchynt, om de menfchen door haren dagh-arbeid afgeflooft, eene verquifc- kende rufte te verfchafFen. Om hier op te antwoorden, en te toonen, dat ook in deeclipfen, hoe
duifter fy het mogen maken, een feer aanbiddclyke Wysheitfigh openbaart 5 behoeft men niet anders by te brengen, als het geen van het gebruik der fel- ver aan de Aflronomi bekent is. En eerflelyk: Dat in het onderfoeken van den loop der Sonne en Mane,
defe figtbare tekenen meermalen als foo veel preuven fyn j waar door men weeten kan, of men wel in andere gevallen en met grond geredencert heeft. Waar van by de Sterre-kundigen veel voorbeelden fyn, die wy alhier niet fut- len ophalen. Ten anderen: Geven fy bewyfen van veele Natuur-kundige waarheden5
welke ibnder defe duifteringen geenfints» of fomtyds met foo weinigh moei- ten aan ons niet fouden bekent fyn. Soo weet men, dat de Mane kleinder is als de Sonne, ja als de aarde fel fsj
fonder eenige rekeninge, alleen daar uit, Tab. XIX, Fig. z, om dat de Aard- kloots-fchaduwe Á L Æ, als een kegel in een punt L toeloopende, daarom dun- der is over al * als den Aardkloot felfs } of de* linie Ç Ê altyd kleinder is, als den diameter Á Æ des Aardkloots i en om dat de Mane V by HK defefcha- duwe van Ç tot Ê doorloopende, niet alleen befchaduwt is, maar felfs meer- malen lange tyden in defelve verborgen kan blyven. 't Geen blykelyk is, dat nimmer foude gefchieden, wanneer defelve Mane alleen een gelyke groot- heit met den Aardkloot hadde. Waar uit ook volgt, dat de Mane in figh felfs een duifter lichaam is, im-
mers op verre na by de klaarheit der Sonne niet te vergelykenj indien al ymand die vyerige couleur, welke de Maan fomtyds in fyne eclipfen vertoont,aan de Maan felfs wilde toefchryven. Hét welk by veele anders gemeint werd. Soo fiet men ook hier, dat de Maan fyn ligt van de Sonne onfangt$ om
dat defelve de Aardkloots-fchaduwe en by-fchaduwe door gegaan fynde, na hare verduifteringh weder in volle glanfeh gefien werd, foorasdcftralender Sonne weder op haar kunnen vallen. Verder leeren de Son-eclipfen, dat de Maan niet alleen duifter, maar ook
ondoorfigtigh isj om dat fy de Sönne bedekkende, iigh foodanigh ver* toont. Veele van diergelyke waarnemingen foude men uit defe duifteringen kun-
nen aantoonen. Het is ons genoegh eenige getoont te hebben, om der eclip- fen nuttigheit in het onderfoek van de Schepfelen te doen fien. Indien egter ymand niet genoegh daar van overredetis, en het hem te ge-
pppp 5 ringh
|
|||||
Ë
|
|||||
67o XXV. Β E S C Η O U W Ι Ν G E,
ringh voorkomt, dat de Onderfoekers der Nature alleen daar dóór bevoor-
deelt fyn } hoe wel aftderfints daar uit des Makers eere en wysheit beft kan groot gemaakt en afgenomen werden: falhy egter niet kunnen nalaten in andere gevallen ook der felver groot gebruik en dienfl: te moeten erken· < nen. Want nadien dëfe ongewoone tekenen des Hemels by alle, immers by veel menfehen waargenomen fynde van over veele eeuwen, door eenige naüwkeurighlyk met den tyd, op welke fygefchiet fyn ,aangetekentfyn} en ■defc tyden van de voorgaande eelipfen, by de nakomelingen, door hare A;- ilronomifche rekeningen, oolc kunnen bepaalt werden j m men hieruit ge- noegh kunnen iïen, dat/defelve eelipfen als vaite Merk-fuilen fyn, in den reex van eeuwen en hiftorien* van welke men wederom., als van een on- twyfïèlbaren tyd-wortél, de tyd-rekeningen op nieuw beginnen kan} en an- dere , foo daar eenige.oniekerh^it in is, daar door te regte brengen. : r l Maar infonderheitblykt der Maan-eclipfen nuttigheitin hetoep&len Van
<3e lengte des Aardidoots. . Soo dat de trouwe van veel Wereld-kaarten,, ea Aardryks-afbeeldingen daar door kan onderfogt, en verbetert werden i ge- Jyk nu meermalen gefchiet is. Het geen niet alleen voor Wereld-Befchry- vers, maar voor foo veel Zeevarende lieden, welkers heil en levert meerma- len aan wel of fcwalylr gemaakte kaarten kan afhangen^ van een feergroote nootiakelykheit is. · Na dit wel begrepen te hebben, fc.hynt heft niet nodigh te fullen Weien,
om met meer omftandighéde,n te betoogen, dat de voorgefeidéobjeclie van iigh felfs vervalt j en dat dè Son-en Maan-eclipiên groote dienften aan de jnenfehen doen. Behalven dat, ichooti men at der felver gebruiken niet kondeaantoonen,
al het gefeide egter geen bewys foude geven, dat iy onnut waren} nadien fulks een reden is, die alleen de onkunde der menfehen ten grond heeift. §. f γ. Maar om voort te gaan. Is het geen wysheit ? die de Mane ook
met het ooghmerk van aan de menfehen wel te doen gemaakt heeft, en re- geert. Overmits genoegfaam geen ligt aan ons bekent is, het geene niet ver- warmt} en nadien de ilralen van de Maan geen andere fchynen te-fyn, als welke van de Sonne op haar gefonden fynde, van defelve tot ons weder af- fluiten} hoe komt het, dat het Mane-ligt nogh koude nogh hitte doet fien? ièlfs dan, wanneer defTelfs talen met een groot brand-glas of fpiegel in eett plaatfè, die (volgens het experiment vanMöoke, AB. Lip'. A&. ,1707,$ag· if 3.) ƒ00 malen klinder is, vergadert fyn, als iy regt nederdalendegewoon iyn te beilaan» Soo vind men in het experiment van la Hire^ in de 'Memo' tien van de Koninklyke Franjfche Academie Αϋ.. ijof, pag. 4^f. dat deftralen Van de volle Maan in OÖober, in het brand-punt van een ipiegel van 3 f dui- men breedte, en in een plaaïfe journalen kleinder, als fy in haren natuur- lyken ftand beilaan, te famen loopende, in een thermometer aic door l.ugt & wogen wierde^ en op de minne vermeerderingh van warmte tekenen êeeft>
|
|||||
/
|
|||||
./.■' ·
|
||||||
Fan dënfigtfarm Hkmel M|
geeft, nietdeminileverandennghverooifaakcen, fchoon deboldeiTelfsee-
nigen tyd in het brand-punt ftil gehouden wierde. En iiet men ook (Jêè. Lips, Ao, 1697 ,pag. 4P94-) dat de foo vermaarde brand-glafen van den Heer Tfchirnham door het Mïme-ligt wel meer klaarheit in het brand-punt, doeh niet de minfte warmte gaven. Soude nu ymand oit gedagt hebben? daar het vergaderde Sonne-ligt, door een brand-glas, of van een brand-fpiegel affluitende,f foo verfchrikkelyk brandy dat even dit felfde van de Mane tot eas gerefle&eeiif fynde,niet het minftevyermetfighfchynttevoere^fchooè door defe glafen of fpiegels de klaarheit van het ligt der Mane, gelyk dat van de Sorme, 'feer vermerdeit werd in defe brand-punten. Dogh hier van. aogh yets, als wy Befchouwinge XXX, van het Onbekende fullen fpreeken Hoe veel nut nu de heete landen daar van trekken, dat defe Mane- ft ralër*
geen warmte veroorfaken,, fal ymand kunnen weeten* aan wie het bekent is, dat' indien fulks anders en het Mane-ligt ook heet was, de aarde aldaar onvrugtbaar en haaft geheel uitgedroogt foudefyn. Vermits de nedervallcn- de nagt-dauwen* waar door fy nubcvogtigt werd, als dan na laten fouder* neder te dalen} en dit Maiie-vyer hare dampen opwaarts- foude voeren. Bo- ven dit, indien de lugt in de. nagt niet friflèr en koelder wierde, en de Ma- lie-ftralen defelve in een geduurige hitte hielden 5 is het aan yder kennelyk. genqegh, hoe feer fuiks' aan de geiontheit van alle die menfchen natieeligh fou- de wefenj, en. dat de warme Werelds-deelendaar door veel ongemak lvden. foudêri. ·■': . ~ • En kan nogh een Godtloochenaar oordeelen^dat dit alles fonder wysheit »
dus gefchikt is? het welke, foo men het al geen wonder-werk wil noemen „ ten mmften yets fopdanigh is, dat het aan de grootfte Natuur-kundigen * ookm dele tyden,;buiten hare gedagten voorkomt,. i |
||||||
E^ÜN$
|
||||||
6ãæ
MAANS GROOTHEIT en AFSTAND
■ æ 'VANDEN
AARD KLOOT.
§. f3, Ô Ê weet niet pf het nodigh is alhier te toonen, hoe veel de Mane klein-
Xder is,, als den Aardkloot; en hoe veel het ligt, het welk in figh felfs warm fynde van defelve afkomt, egter om den afïtand,by de aarde flauwer en min- der warm moet wefen, als by de Mane felfs. Dogh om dat de voorige figuren hier töe kunnen dienen, en de gronden van defe rekeninge by de Sonne gelegt fyn; fulleri wy dit kortelyk hier aanroeren. /. Laat dan op de wyfe als vooren §. 4, ia de Tab, XIX. Fig. 3, Á Â den hal-
ven diameter des Aardkloots, en DC nu die van de Mane alhier fyn; foo is den hoek Á G Â des Maans Parallaxis in den Horizon: By Newton, alsfe nieuw of vol is, in middel veerheit geftelt (Siet Gregory ,pag 336.) op Ð Min. 3oSecon. En de Maans fchynbaren diameter DBG werd by den felven geftelt op 31 Min. 30 Secön.
Waarom de helft daar van is voor den hoek DBG ry Min, 4? Secon. In de 'pierde fcbyiicn, ook in middel veerheit van den Aardkloot, ftelt defen Heer
Newton op defelve plaatfe. ·/' . l De Horizontale Parallaxis of den hoek Á G Â ƒ6 Min, 4oSecon.
De fchynbare Maans diameter of den hoek DBG 31 Min. 3 Secon.
Dat is de helft voor den hoek DBG 1$ Min. 31 Secon,
Dewyl nu de hoeken Á en D regt fyn, als doof een rakende en een halven dia-
meter gemaakt; indien men nu den halven diameter AB des Aardkloots voor de een- heit ftelt, fal men BC of den afftatid der Mane van de Sonne, door de enkele drie* hoeks rekeningh bevinden In nieuwe of volle Manen, fchaars 60 halve Aardkloots diameters
En in Quartieren fchaars 61 van defelve, Soo dat de gemiddelde veerheit is, ontrent van6of Aardklootshalf-middel-Iynem II. Om nu verder de grootheit der Mane te foeken; vind men DG of fyn halven
diameter .· door defelve driehoeks rekeningh, of den regel '§, 4. XV. gegeven in vol of nieuwe Tf|| of '20 in de quartieren ?£|£ deelen van Á Â of van éen Aardkloots hal- ven middel-lyn. Het geen beide niet veel van Tf van defelve verfchilt. Waar uit dan volgt, dat den middel-lyn des Aardkloots Á Â ontrent ftaat tot die
der Mane GD, gelyk 11 tot 3. Waarom ook den Aardkloot tot den klootderMa- ne ftaat, als den teerlingh van 11 of 1331, tot den teerlingh van 3 of 27, volgens 't geen by de Sonne gefegt is. En derhalven 27 Aardklooten foo groot als 1331 Ma- nen, of de Mane 49 -f of fchaars'fo malen (om «en rond getal te hebben) klemder als den Aardkloot is. Welke rekeningh nauwkeurigh genoegh is, om in foo groote faken yets te kun-
nen vaft ftellen; het welk, indien het niet juift is, egter niet verre van de waar- heit is. Hier mede komt ook het befluit van den grooten Sterre·kundige Flamfledius over
een , die den diameier der Aardkloot ftelt (gelyk Wbifim. PraleS. Pbyfie. pag* 292.
|
||||
t
|
||||||
ΜJJ NS grootheit en dffiand van den AAR T>KL OOT. hf% *
292. nit fyn E^, verhaalt) 7935- Engelfche mylen en diederMane2i7^derièl»er, wel-
ke proportie van 793ƒ tot 2,17f » ook weinigh verfchilt van de boven gevcndene van 11. tot 3. . ·§. 5-9. Indien wy nu Tab. XX. Fig. 2. het punt S in de Maneftel'.en en het punt .
Β op de aarde; verder, de lengte Sb, gelyk des Maans halve middel-lyn; en na fien het geen §. 36. gefegt is, over de verfpreidinge van het Jigt in vcrfcheiden veerhe- den, foo ten Opfigt van de warmte als van de klaatheit des ligts: Soo fal men be- vinden, dat in dele twee gevallen de kragt van het ligt, in b is tot die in B: als het vierkant van SB tot het vierkant van Sb. Nu flraks is getoont, als SB is 6o{ Aardkloots halve middel-lynen, of de Maans
diftantie ; foo fal S b fyn ^ van een Aardkloots halve middel-lyn , wanneer dit gelyk is aan die van <ie Maan. Nu is TfT het vierkant van -^ of Sb, en 36605 dat Van 60} of van SB; en der-
halven is het eerfic tot het tweede, als 9 tot 442890^ of als een tot 49Z10, de breuk wegh werpende. Waar uit blykt, dat het niet veel verfchilt of dat de warmte van het ligt, 't geen van de Maan afkomt, is ontrent 5Ό000 malen (om weder een rond getal te hebben) kleinder by ons op der aarde in B; als ter plaatfe b, wanneer het maar een halve mïddel-lyn van de Maan of Sb van defelve is nedergedaalt. En dit meent Wiflon, Pralefi. Aftron. pag. 108. dat de oorfaak is waarom het,
Mane-ligt op de aarde by ons geen merkelyke warmte geeft. Maar nadien het felve door Hooke in een 5Ό0 maal kleinder plaatfe vergadert, en by gevolge 5-00 maat kragtiger fjnde, als het Maan ligt by ons, daarom in dit brand-punt alleen 100 maal iwakker is, als by dé Mane fclfs; en hy egter bevond, dat het felve fonder eenige tekenen van hitte was; niet tegenftaande de klaarheit (dat hier aanmerkelyk is) na behoren vermeerdert: laat ik aan het oordeel van andere en aan hare ondervindin- gen, of Ti5 van de· warmte van een heeten fomerfchen dagh by ons ook een goed Thermometrum foude bewegen of niet. Want dat de Sonne ftralen op de Maan on- trent van defelve kragt fyn als op der aaide, is blykelyk uit het klein vcrfchil van ha- re afïïanden van de Sonne, En in dit eiperiment het Thermometrum bewogen fyndevanhet Sonne-ÏÏgt, fou-
de daar uit af te nemen fyn, dat een andere oorfaak als den enkden afftand moeit geiögt werden; aan welke men toe foude kunnen fchryven, dat het Sonne-ligt van de Maan fonder ecnïgh vyer tot ons fchynt neder te daten, -en het ielve in de Ma- ne te laten. Het fy dan hoe het fy, dit is blykelyk, dat indien de Mane met foo veel hitte ha-
re ftralen nederfond, men veel ongemakken op de aarde daar van lyden foude; wel- ke nu door de alles met foo veel order beftierende Wysheit van den Schepper * voorgekomen werden. i- 60. Öf nu de Mane de ebbe en vloet der grootezeen, en daar door ge-
düurige roeringen in hare wateren tot in het diepfte van hare gronden ver- oorfaakt, betwiiten nogh onderfoeken wy hier niet: om dat men ontrent defelve nogh foo verre in wetenfchap niet gevordert isj dat men yets, het welk buiten tegenwerpingen van yder aangenomen werd, daaraan feggen kan j hoe wel men al feer verre daar in fchynt gekomen te fyn. Pit is by ondervindinge waar, dat de wateren iri diepe en ν ry e zeen (fon-
der hier andere beletfèlén, en famenkomende oorfaken en omitandigheden in Qqqq *&
|
||||||
y
|
||||||
«74- XXV. Β E S GHO ü W I Ν GE.
agtte nemen) na.de plaatfe of ontrent na de plaatfe, daar de Mane figh fj#fe'
vind, opryfenj: gelyk of defelve door fwaarheit na de Mane toegedreven, of door eenige andere kragt na defelve toegetrokken of toegepeïft wierden. Men kan; hier o'ver de fchfiften van Kepierus, Newton, Gregory, Whiftotiy Farenus, de: St:air^ en andere na fien. , Hetfelve vind men ook, dat in deregt tegen over fynde plaatfe des Aard-
kloots, na de andere fydegefehiet y waarom de ge wooneuitdrukkinge, waar in die beide begrepen werd, is, dat als de Maan na de Meridiaan gaat, het water ryfiV, eh als fy van. defelve'wegh· gaat,, het water valt. Andere feg- gen ,, dat by obfervatien feker is, dat het hoogde water onder defelve Meri- diaan ontrent drie uuren na de Maan volgt, als fy figh in die Meridiaan be- vindi Sict Newton, Prindp. h. III. §. 2,4., en Whifton.r Praleft. Phyfic. Math..%, 96 pag. 3,0ό*. Wat nu van dit alles fy, dit werd door ondervindingefekergeagtj indien
den Aardkloot rondom met water bedekt was, dat door de hoogte van de de wateren wederfyds-,, fy figh langh werpigh als een groot ey vertoonen foude. En gaan defe twee verhevenheden des waters, of water-bergen {Emimntue
Φ Montes) gelyk Gregory die noemt, geduurig rond om den Aardklooty in? dien fy door landen, ondiepten of anderfints niet belet werden. Eh om dat de anders foofeerkonfiigh uitgevondene oorfaak en figure van de
Ijeer-i Defcartes medebrengt, dat het op de aarde regt onder de Maan, al- tyd laagh water of ebbe is, waar van het tegendeel bevonden werd. Segtde WscrFarenus y Geograpk. £. I. Gap. XIF.%, 11... dat defelve tegen de ervarent- b.eit flryd. Dit is nu de wyfe,, op welke Cde oorfake aan yders gedagten gelaten fyn-
de) men figh defe beweeginge der zee-wateren voor moet Hellen} defelve hegrypende , als een.opfweHingeennederfettinge (intuwefceniia& detumefcen- tiayder zeënj en niet foo feer, volgens de gemeene ipreek-wyiè, alseen op en nederwaarts vloeyen, of vloet en ebbe.. Siet van. de veranderingh van de- ie namen Farenus op defelve plaatfe §, 10, en Gregory\ L. IV. %. 6f. Deielve Farenm, noemt defe twee waterrhwgUns % 11. pag. 116. op de
aangehaalde plaatfe, gelyk ook de Stair, ExpL X §. 16. met de naam van Gumuli Mans oï Aqu£j in het duits Zee-hoopenoï Water-hoopeny, na de ge- lykeniile van de hoopen v.an afgemait graan of hooy , die men op het veld liet. De reden nu waarom ik, boven het geen men van 4efe twee dagelyks den
A&rdkloot omloo pende ZeeiHoopen ondervonden heeft, alhier foo nauwkeu- iigh der feiver namen bybrenge, diefebydehedensdaagfeOnderfoekersver- krygen, dewyl ik dogh van de oorfaken in het geheel niets en iëgge} is voor- namelyk,: om, dat men Pfalm* XXXIII. 7 .defe foo feer daar mede overeen komende uitdrukkinge vind: Hy vergadert de wateren der zee ah op eenen i^föpï»eigentlyk,, ah eenen hoop. Welk woord Need, Jefam. XFIL 11. ook ®enkJpQp["jan ,het gemalde, betekent.. '"' |
||||
-■ ... Van denftgtharen Hemel. %fö
Of nu ook, overmits hier foo juift met defelve gelykenifle van dezec-wa-
teren gefproken werd, in defe plaatfe van defe verheffinge der fel ver, welke men anders met de naam van vloet uitdrukt, gefproken werd, laat ik aan Godtsgeleerde oordeelen. Ten tninften fchynt het voorgaande en volgende daar mede niet kwalyk over een te komen, §. 6º. Een woord in het voor by gaan fal ik hier nogh feggen, van fe-
kere bekende en gefogte fwarigheit} die ik ontrent het gefagh van het Hei» ligh Woord van meerder als eene hebbe hooren maken. Welke, fchoon fy de waaragtigheit en geloofbaarheit deffelfs niet verwerpen, egter meenen uit defelve te kunnen toonen, dat de daar in gebruiktefpreek-wyfen(immers veele die de natuurlyke faken aangaan) niet altydnawaarheit, maar ook wel na de dwalende opinie des gemeenen volks gerigt fyn} tot defen einde de woorden Genes. L éä. God dan maakte die twee groote Ligten , by brengende. Waar inne, nadien door de'groote Ligten de Sonne en Mane verltaan moeten werden, de Mane na hare gedagten ook nevens de Sonrie alhier groot ge- noemt werd j regt tegen het geen de Aftronomie leert; welke defelve niet alleen als boven, by na f o malen kle'tnder als den Aardkloot i maar verre de kleinite van alle de Planceten bewyft te fyn. . Ç 't fcheen nauwlyks of liever geheel niet nodigh te fyn defe te beant-
woorden > ten fy dit van eenige meermalen by gebragt lynde, onkundige moste twyffelagtigh maken: nadien de Schnftüre ook alhier, gelyk in foo veel andere aangetoonde plaatfen, na de aldernaukeurigfte waarheden fpreekt; niet feggende Godt.dan maakte die twee groote lichamen, niaar uitdrukkelyk, die twee groote ligten. Tegen het welke niemand yets fal kunnen feggen, als die meint in. ftaat te fyn, om te toonen, dat 'er yets behalven de Sonne en Mane aan den Hemel gefien werd j waar door den Aardkloot meer verligt, en 't geen daarom een grooter ligt met regt genoemt foude werden. Behalven, dat als men het geheele éü. -vers, ten einde toe leeft, de Sonne
het groote ligt en de Mane in vergelykinge het kleine ligt genocmt werd in defe woorden: dat groote ligt tot heerfebappye des daags, en dat kleine ligt tot heerfebappye des nagis. Soo dat het fy men alhier het groot en klein ten opfigt van het ligt in het gemeen, of in Vergelykinge met malkander verftaat, in elk geval na de netftc waarheit gefproken werd. En fal dit meer alsgenoeg- faam fyn, om defe tegenwerpinge Wegh te nemen, dewelke figh (clfe we- derlegt en felden van feer geleerde lieden gemaakt werd, §. ói. En om in tegendeel aan alle te toonen; dat het geen hier van de-
fe Hemd·ligten gefegt werd, van een hooger Geeft als een menfehelyke moet voortgekomen fyn, fullen de woorden Genes. I. 14. tot eenbewyskun- nen ilrckken: Ende Godtfeide^ dat 'er ligten fyn in het uitfpanfel-des Hemels, om fcheidinge te maken tujfchén den dagh 4n tufjehen den nagt; en dat fy fyn tof tekenen en tot gefette tyden en tot dagen en jaren. Nu is het blykelyk} dat dit Boek, waar in defelve gefchreven (laan, het oudile is van alle boeken, ook |
||||
«7* XXV. BESCHOÜWINGE.
met toeftemminge van deflèlfs haters en vyanden: En fal niemand, die re-
delyk is, daar twyffel aanflaan, dat op die tydde loopera derHemel-ligtenin alles niet foo volkomen nogh iyn bekent ge weeft. Ten miniien, eer dat men wift dat der iêlver beweegingen en omloopen foo eenparigh en ftandvaftigh waren, heeft 'er veel tyds moeten verloopen} en foo langh men niet verfe- kért was, of defe ligten volgens vafte en bekende regulen bewogen wier- den, 'Was het foo onmogelyk iigh van defelve te bedienen in het bepalen van gefette tyden, van jaren en dagen; als men nu den loop der Comeeten daar toe nogh gebruiken'kan. Welke feer waar fehynelyk (gelyk eenige door waar- nemingen in ibmmige Comeeten getoont hebben) langs den felvenwegh we- der komen. Waar uit dan blykt, dat in de voorgaande woorden op die tydc |1 yets gefegt is, het geen voor alle menfchen. in veel gevallen als doe nogh onfeker wasï en het welk wy egter fien.tot in défe dagen toe itand te hou- den: namelyk, dat defelve een foodanigen eendragtigen loop hebben, waar door fy tot de bepalinge van. voorleden en volgende tyden kunnen dienen. Het geen immers met veel bülykheit aantoont, dat defe woorden van nie- mand kunnen gefproken fyn; als foodanigh een, aan wie al in die tyden reeds bekent was, het geen het vervolgh van veele jaren eerft aan de menfchen kon openbaar makenj en die met een te voren wifte, welke de ftudien, reke- ningen, en onderzoekingen der menfchenin de nakomende eeuwen fouden we- ien. Nadien fonder defe Sterre-kundige oefFeningen men vergeefs uit de He- mel-ligten de tyden foude getragt hebhen in die order te brengen,. in welke fy tegenwoordigh fyn. , Ik fal alhier niet onderfoeken, of men door het woord teekenen ook niet
de eclipiên verftaan moetj dewelke onder die tekenen des Hemels, welke Je- r.emice. X z. genoemt werden,, ook een voorname plaatfe,fchynen te heb- ben j vermits veele Hiffprien ons aantobnen, dat de. Heidenen op eenbyfon» dere wyfe door defelve vresfe bevangen fyn geweeft. §. 63. Eer ik van de ecljpièn afgaa, kan ik niet r)a laten te toonen de ei-
gene en ware maniere, waar op in het Goddelyke; Woord van defelve ge- fproken, werd: Job, XXXFI, 32. alwaar EU/m (egt, Met handen bedekt Uj het ligt., eftdaet mm het felve verbodt,, door eenen die tujfchen door komt. Ik weet wel, dat'voorname Uitleggeren dit van de wolken verfiaan, die
tuffchen den Son en.den Aardkloot doorkomende defelve bedekken, en late de uitleggihge van defe geleerde Heeren,. aan wie Godts.Kerke foo veel ver* gligtinge heeft, in hare waarde. Maar dewy.1 Elihu even te voren van de wolken m het meerder getal ge-
fproken hadde} volgens het welke men ook aan haar kan en mifTchien moet tpefchryven,. dat fy de de Sonne bedekken. En in defe plaatfe in het een- getal, gefproken werd·, van de geene, die tujfchen.door komt, fchynt< dit ge- voegelyker op de Mane of den Aardkloot toegepafl te kunnen werden? na- aien ejji, van defe, een in getal iynde, de eclipfen veroorfaken. *Cenanderen^ - . ■*■' ' hoe.
|
||||
f Van denfigtharen Hemeïl ■> Cyjy
Boe wel'defe fpreek-wyfe tot de wolken, en ook toteikdereclipfentoepaf-
fclyk fchynt te fyn, in veel opfigtenj, fal egter ymand die de beginfelen der Aftronomie verftaat, defelve moeten erkennen, als in het byfonder enopde aldereigenfte wyfe uitdrukkende , het geen inde Son- en Maan-duifteringen, affohderlyk van malkander gefchiet. Want vaft ftellende, gelyk fulks buiten twyffel is,, dat deSonne uit figh
felfs een ligt isj en dat de Mane niet als door de fendinge op haaren vervol- gens .door de weeriluitinge van de Sonne-ilralen ligt geeft, en verder in figh felven duifter en ondoorfigtigh isj, fal men de Son-eclipfe feernauwkeürigh befchreven fien"in de eerfte woorden·, Met handen bedekt Hy het ligt, en wel infonderheit als men verftaat, dat de woorden, door de geene die tujfchen door komt, gelyk by het laatfte, ook alibo alhier kunnen by gevoegt werden. Want, nadien aan yder bekent is, dat de Sonne-fwymen op defe wyfe ge-
fchiedenj namelyk Tab. XlX. Fig. 4. wanneer de Mane in LM, tuflchen de Sonne Á Â, en den Aardkloot C D tuflchen doorkomt, en fig of na by of in het vlak van de Sons-wegh L^Rg-bevind: dat is Tab. XX. Fig. 4,. ontrent de foo genoemde knoopen of punten HenS,alwaardeMaans-wegh HMSRHhet vlak der Sons-wegh ÇGSF doorfnyd: fooisookblykelyk, overmits Tab. XIX. Fig. 4. de Mane LM een duifterenondoorfchynendlig- chaam is, dat fy door dit komen tuflchen de Sonne en den Aardkloot de gan-- fche Sonne en haar ligt bedekt voor die in E woonen. Soodatmendendagh wel als in een duiilere nagt verandert, en de Sterren onderfcheidentlyk aam den Hemel gefien heeft. Gelyk fy een gedeelte BV der Sonne bedekt voor die figh in C op den Aardkloot bevinden y welke door dit tuflchen doorko*. men der Mane L Ì, van de Sonne niet meerder als het andere gedeelte Á V,. kunnen fien, door de ftralen C Á en C Vj welke laatfterakendebefydende' Mane L Ì, op den Aardkloot komt. . Uit dit gefeide dan is klaaiiyk af te nemen, dat in de Sonne-taningen dé
Sonne in figh felfs niet verduiftert; maar dat fyn ligt alleen door de tuflchen komende Mane bedekt werd. Het geen defe fpreek-wyfe heel gepaft meede brengt,. Met handen,bedekt hy het ligt door eenen die tujfchen door komt. Nu indien men verder alhier in aanmerkinge neemt,, dat de Maan-clipfen
niet op defelfde wyfe, als die der Sonne gefchieden, ofte om dat he*t liet der Ma- ne, (het welk fy in haar felfs niet en heeft) door yets anders bedekt werd.' Maar om dat de Mane aan haar wegh in RS en ontrent in een regte linie met de Sonne Á Â en den Aardkloot C ü fynde, het felve ligt van de Sonne AB,, dat eerft in de Son-eclipfen door de Mane bedekt wierde, nu in de Maan- duifteringen alleen belet werd (of aan het felve verbodt gedaan \ werd) ora de Mane te befchynen en te verligtcnj waar door fy dan door het,tujfchen door komen of ontmoeten, (want in dusdanige betekenifle komt dit woord meenigh- maal voor) van den duifteren Aardkloot,, figh in deflelfs fchaduweC Ñ D be- vind, en verduiftert .werd. Alle welke eigenfehappen. der Maan- ccHpfeay, Qjjqq \, waaE»·
|
||||
?67S XXV. Β E S C Η O ü W Ι Ν G E.
waar door fy van die der Sonne ondcrfcneiden werden, dan h ierdoor defe woor-
den: En hy doet verfadt op het felve door de geene die' tujfchen door komt kragtigh uitgedrukt werden. indien ymand nu met bet woord Cappajim niet handen, maar wolken wil
ver ftaan, het welke daar door ook (Ï\?xRobbertfon)\x\ defe plaatfe betekent werd} wanneer hy dan het voór-fetfelGWdoorfow»vertaalt,gelykfynefeer eigene betekeniffe is i fal de plaatfe dus* luiden: Boven de wolken bedekt hy het ligt. Soo dat in defe vertalinge ook nogh defe eigenfchap der eclipfenaangehaalt werd, dat defelve verre boven 'de wolken gefchieden j van welke wolken Hy vers. 2,8. en 20. te voren gefproken hadde. Soudenuden ervareniten. Mathematicus (hy fy danwiehyfy, gelovigeof
ongelovige) hier niet moeten toefiaan? dat defe plaatfe, genoeghfaam na'de letter genomen iynde, een grondige kennifle en befchryvinge bevat van de Son-en Maan-eclipfen. En foude hy of ymand anders defe byfonderheden, waar in fy van malkander verfchillen (namelyk, dat de Sonne door bedek- Itinge van fyn ligt, en de Mane door ontberinge of verbod t van het felve Son- ©e-ligt verduiilcrd werd, 't geen in beide door^Af dat tuffchen door komt of mtmoedwerd^Xs de Mane en Aardkloot, gefchiet) korter en kragtiger in wei- fjigh woorden kunnen bevatten, als den grooten Ingever van dit Heilige Boek in defe plaatfe gedaan heeftPdie verre van met het ontweetende of dwalende gemeene volk te fpreken, alhier defe Sons-enMaans-duiileringeninhaarby- iondere eigenfehappen en oorfaken tot eenbewys van de waarheitvandiïge- fchrift, err de doorgrondende kennifle der Schepfelen van den grooten Au- theur, nauwkeurighlyk befchryft volgens het geerie de Wis-konfl: en Ster- re-kunde daar ontrent magtigh is te betoogen. §. 64. Ik hadde gedagt van het volgende 33. vers in dit XXXVI. Cap.vm
'Job hier niet te feggen, dewyl het by den geleerden Mercerus vooreen van de nloeijelykite verffen 'm het geheele Boek Jobs aarigeftenwerd* Hetwelk ook genoeghfaam blykt uit foo grooten verfcheidenheit van gedagten, als men by de geleerdfte Uitleggers over het felve bevind. Maar dewyl het feker is, dat di[ vers opiigt heeft op het 32. dat voorgaat, het geen uit de woorden daar van kan afgenomen werden $ fchynt het uit de eigenfehappen der eclip- ien eenigh ligt te kunnen of te moeten ontfangen, vermits in het ^i.vers van dele gefproken is, of ten minften fchynt te werden, j Om 'er yets van te feggen (waar van ik egcer het oordeel aan andere geer-
ne overlate, om dit of aannemelyk te agten, ofte verwierpen) inonfeüutt- fche overfettinge luid het: Daar van verkondigt fyn geklat'er, [ende'j hetvee'\ êok van den opgaanden {damp.] En ik betwirte hier geeniints de gedagten van diegeleerdeHeeren, welke in defe vertalinge de meininge van dit versfocken· Maar dewyl eenige van defe woorden in de Hebreeuwlche Tale veelvuldige betekeniflen hebben 5 fotiden defelve in eenen anderen fin kunnen voor/tomen, indien men figh van andere vertalingen bedient, en dit volgende ftelt: ö ö ƒ. Dat |
||||
Fan den figtharen Hemeh 679
I. Dat Gnalau (hier te regt daar van vertaalt) om dat het een meerder ge-
tal fegt, ook overgefet kan werden, van dit alles, namelyk daar te voren in het 32. vers ?an gefproken is. IL Dat het woord Jaggid (hier verkondigt overgefet) ook betekent demon-
frare coram, dat is , een.bewys geven voor aller oogen (het welk by Robbert/on dus gevonden werd) of een oogenfchynelyk bewys geven. lil. Dat Reegno (alhier fyageklater) van het Stam-woord Ragnah afkomende,
onder anderen ook eigentlyk fegt, fyn makker, fynmetgefel, fynnaafen,ge- lyk het by Robbertfon, Coccèjus, en Buxtorjfus te fien isj en bok Jerem. rïï zi. overgefet werd door metgefeh IF. Dat liet woord Mikneh {het vee in de Duitfche vcrtalinge) afkomt
van het woord Kanah, dat befittm en verkrygen betekent, foo by voort-tee- linge, koop, konft, arbeid of ('t geen hier te letten ftaat) op alleandere wyfe,, quacunque aïia ratione vind men by Robbert/on. Waarom het na defe wvfen in vericheiden betekeniflen genomen werd: als van baren, hopen, verkrygenr enz. foo vertaalt Cocceji Woorden-boek onder andere ook het felve dooryets> tot het fine maken, in de plaatfen Exod. XF. \6. en Pfalm. LXXIF. 2. ( Fe-- ciflï ejfe tuum) alwaar het in Duits met verwerven overgefet werd. Infonderheit werd het aldaar Pfalm. LXXFIIL fM, vertaalt met occupare,.
dat is innemen, van y mand anders ivegh nemen en fel/s befettenen befitten, welke betekenifle uit het volgende ff, vers kragtigh beveiligt vVerd. Hoe wel nu de afdalende woorden niet altyd in dele Tale de eigene bcte-
kenifTe van haar wortel-woorden fchynen te behouden 5, foo fal mencgterby ,, Robbert/on fien, dat in het feivc woord Mikneh defelve beduiJinge volkomen blyft; Want het werd aldaar overgefet, door een verkryginge en befiuinge,, door koop,generatie, opvpedinge, iverkmge, enz. Soo verre lelfs,dat het daar- om ook /^betekent, om dat de befittinge der Ouden meeiï in Vee bellond*· Waarom, indien wy het felve dan hier afleiden van de ftraks getoonde be- tekeniflen des wortel-woords Kanah, yets tot het fyne maken, innemen, van. em ander ivegh mmen, en filfs: befetten en befitten, fal door dit woor Mikneh ook kunnen verltaan werden eenwegneminge vaneen andet*, een bej~ett'mge en* makinge tot het fyne-..' - 'V. Dat Aph (hiet wk vertaalt) insgelyks facies; vultus ot eenaangefigtebe-
tekent. Gelyk om Robbertfon en Coccejusen Buxtorffius (inhet Wortel woordi jinaph) hier niet weder by te brengen, men het felve Genes. XXIF.qj. eiii Ëzech. XFL 12, overgefet vind. FL Dat het woord Gnoleh (hier opgaande) afkomende van den wortel Qna·
lab, met het felve ook feer verfcheidene en veelvuldige betekenifle heeft5. welke men in order by Robbertfon opgetelt vind , onder welke niet alleen^- gaan, het welk hier gebruikt is, maar ook eene (onder anderen) gevonden werd, die fegt α confpebluno^rof'ubdmï. difparere, evamfcere of uit onsge/igtr weggenomen, werden y onfigtbaar werden Tlver dwynen;. Soo werd· Pfalm. Cl f,. |
||||
^o XXV. Â Å S C Ç Ï U W É Í G E.
zf. in Cocceji Lexicon^-en onfe Duitfe overfcttinge, dit woord Gnaïahin JB-
phil overgefet met weghmmen, en fegt eigentlyk, doet my niet verdwynen of onfigtbaaar werden. Waarom dat het woord Gnoleh in defe beduidinge geno- men betekent, een die uit ons gefigt weggenomen, enonfigtbaar werd. FII. Dewyl nutuflchen het woord siphofaangefigte (NoV.)enGnolehtii
een die onfigtbaar werd (N°VI.) het woordeken Gnal tuflchen beiden komt* dat onder een meenigte van fyn betekeniflen,waar van boven,op,otbovenop (gelyk het Levitic.XIF. 17 vertaalt is) de voornaamite fyn, ook 1 Chron.XLz. met van overgefet is, en tot een teken van een Latynfche Genitimis vaïi het vol- gende woord ft rekt. Gelyk het aan de Hebreen gemeen is, eenige propofitien, Eet., Le, Min, en in de vborige phatfe Gnal daar toe te gebruiken, fchoon fy het felve anders met haar foo genoemde forma'confiruöïa of regiminis ge^ 1 \voon fyn te doen.. / ' '. Soo fal dan defe .uitdruklange, Jph Gnal Gnoleh (inde Duitfe overfet-
tinge en by veele andere vertaalt, ook van den opgaande) mede kunnen over- geiet werden,*4oor het aangefigte^ boven op, of van die onfigtbaar voor onfe oogen werd. ïn het Latyn foude men fuperficies, dat is opper-vlak kunnen feg- genj dat hetfelve met facies fuper, ïé het aangefigte boven op fchynt te we- ien} gelyk de grond-text fegt. Indien men nu dit alles by den anderen neemt, fal de fin van dit 22.vers9
uit defe betekeniflè der woorden de volgende fyn: Van dit alles fal een 00- genfchynlyk bewys geven fynen metgefel, [ook] de inneminge ofwegneminge van een ander en makinge tot het fyne [en] het aangefigt des geenen, die uit ons gefigt weggenomen of'onfigtbaar werd, - - Het is waar dat het woord {en] en {ook] niet in den text is, maar is dit
,, alleen hier by gevoegt, om de Afyndeton, die hier fchynt plaatfe te hebben, door defe vervullinge meer veriraanbaarte maken; anders fonder koppel-woor- den foude men het korter kunnen feggen, aangaande dit alles fal oogenfchynlyk hewyfen fynen metgefel, de befettinge, het opper-vlak op, -of van die onfigtbaar werd.
Om nu te toonen, hoe al dit gefeide, het welk voor'ymand, die de ei-
genfehappen der eclipfen niet verftaat, riogh duifter moet iyn,opfigtelykis op het geen vers 32.. gefegt isj weeten alle Ailronomi, dat Tab. XXL Fig- 1. en 2,. de Mane  de metgefel of naatfte des Aardkloots Á waarlyk is. öm dat het fy men itelt, dat den Aardkloot loopt of ililftaat, de Mane altyd naaft aan den Aardkloot en om defelve loopt, fchoon alle andere Flaneeten fulks om de Sonne doen. Soo dat de meininge van dit 53. vers, als alles tot meerder verftaanbaarheit
wat breder uitgebreidt is, dusdanigh foude wefen. t„ In het 31. vers is gefegt, dat het Sonne-ligt (in Son-eclipfen) als met
w handen bedekt werd dooreenen (de Mane) die tuflchen doorkomt, en 5» die ondoorfigtigh daarom moet fyn é en dat ( indeMaan-eclipfen) op het |
||||
Van den figtbaren Ëfemeh- - 6§r
„ iélvef.Sonne*ligt) veibedt gedaan werd, of het felve belet 'Werd ooft
„door een anderen (gelyk hier den Aardkloot) die ahdüntufchen doorkomt of „ontmoet. Waarom ook de Mane duifter en fondcr ligt in iïghfelven moet „ wefen, indien fy ech'pfeeren fal op de(e wyCe. „ Nu van· dit alles (vervolgt het 35. ven) fal de metgefèl o£ het naafe Hemel-
„ ligt aan de Aarde, {welke ook op hare ryd ontmoed werd oi doorkomt, Γ00 dat de „ Mane ook om deferedtn.de metgefèl der aarde kan genoemt werden) een cogen'-m 5> fchynelyk bewys geven, in beide de duiiieringen, „ En eerfl in de Son-eelipfen bewyfl de befittinge dit, die de Mane van dfe
„Sonne neemt, defelve innemende (occupans N°. IV.) Nadien defelve, aan „de fyde, die na de Sonne gekeert is, dele ftralen ontfangten daar van Ver- 5, ligt werd} terwyl daar door te gelyk defelve vanden Aarkklootweggenomen „ werden (fiet dat Tab. XIX Fig. 4. afgebeeld door de Sonne in Α Β en ah „ Mane in LM) waar door dan meede blykt, dat het lichaam der Mane on- „ doorfigtigh en duifter is. „ Te η andzren in de Maan-eclipien geeft hier ook een bewys van het aange--
5> fiS? boven op o? van at Mane* dieinRS indefchaduwe des Aardkloots komen-' 3, de, alwaar het verBodt^ dat door'den iujjchen door komenden Aardkloot CD op· 5, het ligt der Sonne Α Β gedaan is, de Mane verduiftert en uit onsgefigt doeP 3, weggenomen werden. Soo dat hier door ook het tweede bewefen werd, dat „ vers 32. onderfteld was, namelyk dat de Mane uit figh felfs geen ligt en 3, heeft, en de Sonne-ilralen belet fynde, fy in het opper-vlak niet als dui·· „ fterheitkanvertoonen.Ofmen hiernuookilellenkan,dat'éranderujitsopdié etgenfehap van het aangefigt boven op of van het opper-vlak der Mane ge-oogt werd,, waar door defelve in de fchaduwe des Aardkloots iynde, een duiikragtigh ligt geeft, en fomtyds kan gefien werden5 het welke ligt de Oude aan de Mane felfs, de Nieuwe aan de gebroken Sonne· ftralen toefchryven (fiet: Whifion% Pnelecl. Aftron.pag. 13 ƒ,130". en andere) laat ik aan het oordeel van ver- ftandige j vermits ook hier in een bewys, gelyk in het voorgaande, leggen foude, Dewyl nu in dit 33. vers de verklaringe der woorden met de eigenfehap-
pen der echpfen nootfakelyk ichynt te moeten overeenkomen y indienanders- fleiTelfs famen-hangh met het voorgaande (die blykelyk genoegh is, uit het Woord Qnalau oidaar van) regt in agt fal genomen werden : en dit fonder moeite gevonden werd in die twee uitdrukfelen, Γ, bier van fal fyn metgefèl een: oogenfchynlyk bewys geven. En II, Het aange figt van die uit ons gefigtvuegb ge- nomen werd,, fal alleen het woord Mikneh door de inneminge van het Sonne- ligt ψ % befittinge d\e de Mane van defelve neemt, met deiTelfs ftralen de fy* ne te maken en den Aardkloot daar van te beroven, uïrgelegt fyndemiiichiert* Wat te verre gefogt, en daarom wat meer fcherpfinnigh als bondigh aan y» mand toe fchynen., Maar defe gelieve te letten, eer ft (gelyk ftraks gefegt is) dat het om het verband met het voorige en volgende op eclipfen moet t'huisge- ©ragt werden. En ïm anderen^ dat allé de woorden van dit 33. vers, em . . Etrrx daac |
||||
fli XXV. "BIS £ Η Ö Ü WINGE,
daar onder bok dit woord Mitneh^ in geenandefebetekeniflengenomen fyn,
als in welke fy by geleerde Taal-ktindigen gebruikt werden. Welke twee Faken te famen gèvoegt fynde eenige Völdoeninge op dele gedagten'fchyuen te geveiiu Hetis waar, dat men dit woord in die bèteekeniflèn van bet /^nemende,
daar door die vërbafende fchrik foude kunnen verdaan ·, welke men leeft dat *tetr tyden van fwaré Sbrme-fwymen ónder het wt fomtydsgefienis. Doghof dit in defe omftandigheden, die alle op faken die ïndeHemel-ligtengefchie. den, anders klaarlyk paffen., niet al foo verre gehaalt is, laat ik aan ai> dere. En incfêen ik dit nogli hier by magh doen* ik geve aan die meer erva-
rentheït In dele talen hebben in bedenken, indien het haar gelieft dit te on- derfocken j of dit woord Mïkneh ook in det" Ouden A'ihOnomie,(der Hebreen of Arabiers) geen kon'ft-Woord óf foo genoemde Terminus Artis is 5 en of het daar noit voorde Vifibilis Copula Luminarium„ in't Duits, de ftgibare koppeling der tJemel-iigten (dateen konft-Wóord by de hedensdaagfe Arlronomi is) -ge- nomen werd·» of ook anders voor yëts diergelyks, dat de Son-eclipfen raakt; wanneer defe plaats een volle klaarheic foude fchynente hebben. Want dat alle konlt-woorden, by die deXveëtenfcliap verftaan op welke fy opfigtelyk fyn, door "hare kortheit veel klaarhei't geven is by alle kennelyk ; hoe wel mifl'chien een ydcr, die niet anders als liarë eigene betekeniife verftondythet t>ok foude agten leer verre gèfogt te fyn, als ymand defelve foodanigh tot de faken foude willen toépaflen, gelyk men in de konilen hare 'koriil-woorden gewoon is te doen. Op defe Wyfe (om een voorbeeld te geven) fooymand KetGriekfe woord Ecjipfis, het LatynfcheDelifuium^ het Duitfe den Srnpi óf befwyminge ergens kiende, öiiweetende Was, dat dit x>ök Aftronomifchc konft» woorden waren, en dat félfsby de Nederlanders het woQraSonne-fwy- ?nen in die weetenfehap "gemeen is, foüdefry het^miililiien alfoo verre ge- "haalt agten, indien een ander defe op de Sönlie df Mane wtde toepaÜelyk maken. Ik hebbe ook wel gedagt, of dit Woord Mikneh'als een konft-woord den
Zodiackby de Oude loude kunnen betekent hébben. En dewyi Mikneh in liet «Ëlebreeuws-, en Zodion inhet Grieks, beide dieren én beejienbetekenen? of dit laatïte daarom by de Grieken van de Hebreen in de Autonomie wél mogte overgenomen fyn, gelyk ook wy dth felsen ZodiackamEieren riem noemen. Want dat de fJemel-tekenèn en feèeldenitn tydevan Job al bekent geweeïf fyn, is uit Cap. IX. 9. en 'mc'ei plaatfèn af te nemen. Of dit nu ook uit de ftukken der Oude Hiftoiién 'en Chronologie % Waarfchynlyk.genoegh foude kunnen gtmaakt -werden, late ik aan het onderfoek van jgrooterOud- heits en Taai-kundige. En hebbe 'rny liefer aan de bewyiTelyke kragt van jdé woorden in dètëri willen houden, als weerëndë, dat met aan fyne onge- gronde en daarom dertèle bedenkingen'fe"veel toë'tè'gëVen, menditHeihge i Woord
|
||||
; Van den fipharm Nemth <58$;.
Woord des Levens doodelyk voor .figh foude kunnen maken} indien men
te veerdigh was om fönder een regtbewyayctsvaftteftcllen, fchootihetmec de fake anders al fcheen over een te komen. - & 6r Uit al dit gefeide k\ nu ymand die het verllaan heeft ligt kunnen
beïuiten. Eerft, dat Ì Ì Ife 4* té Mape in Ì fynde , aan de andere fyde vanden Aardkloot CD, ten opfigt van de Sonne AB, defelye aldaar vol en geheel verligt fal gefien werden, als fy buiten de Aardklootsg fchaduwe CP D figh bevind: nadien de nralen als Í Ì van de Sonne op dS Mane vallende, en uit Ì na Ô gereflefteerr werdende, delelve Mane voor die in Ô op den Aardkloot woonen figtbaar maken. , ,. . Éen anderen, is uit het voorige ontegenlprekelyk, dat de Mane in hetgev
heele gedeelte der Maans wegh Ç Ì S figh bevindende onmogélyk de Son- ne, voor die den Aardkloot bewoqnen, kan bedekken'. Soo dat ten derden hier uit volgt, dat de Maan ontrent die plaatfeM m fyn
wegh fynde, alwaar fy vol of ontrent vol foude wefen, onmogélyk volgens de natuurlyke loopen van defe Hemel-ligten, geen Son-echpfe kan gefchic- ^Nuis het buiten awift, dat het 'Paafch Feeit ontrent de volle Maneby dp
loden gehouden wierde, en dat de Hcere Jefus op een Paafch f eeft geleden heeft: foo dateer ga ç fch onmogélyk was, dat op die tyd de Sonne van de· Mane kon. bedekt werden en edipferen. l Laat nu eenAthciit of ongelovige alleen een Çirtonfchgelove aan die.gro-
«e en verfchrlkkelvke Sonne-duiiteringh geven {Matiï.XXVILtf,)die van·, den iniddagh ten L uuren tot 3 uuren na de middagh, vertelt met Aard-be- vingen, dSurde, op een tyd als alle Son-eclipfen onmogélyk waren, en ñø fegfen of hy kan oordeelen., dat het by geval toe kan gekomen fyn „ dat die gRiwfame en onmeetelyke grootevyer-zee .van de Sonne, op den klaren middagh, o? een onnatuurfyke wyfe geheel verduiitcrt wierde, Tonder dat oit in certige gedenkschriften vo«>r afnamen dierge-lyk voorbeeld kan aan- getoont werden gefchiet te fyn. En te meer, devvyl dit verbafende wonder voor gevallen isf juift op die tyd als de Sonne der Geregtigheit en (vol- gens de belydenifle der Chrillcnen) den SaUghmaker der Wereld foo fmade- fyk gehandelt wierde, en na lichaam enfiele verduiitert was.. Indien hy fnlksirogh al tragt -taande te houden (gelyk hy doen moet om
de fmertelyke beeten van fyn confeientie te ontgaan) en mgevale den Bybel. by hem nietgefags;genoegh heeft, om alleen xot een ware Hiilone teilrek- ken. Laat hy dan aan de gedenk-fchriften van Heidenen en ongelovigen ge- love geven, en fien het geen de Heer HuetiusmfyneDemonfir. EmngeLProp. UI l VUL en IX. daar van aangetekent heeft. Soo verre felfs, dat eenen. PBltgon fralliams niet; alleen genoeghiaamvan den tyd van dele boven-na-· tuurlyke Sonne-fwyn, maarfelrs van de daar by fynde Aardbevingen getm- geniife geeft. Immers (hoefeer,ook fyne rampfalige gronden.hem tot I00-- - Ë Rrrr z- cneiimgai
|
||||
<ff| , XXV. B.ESCHOUWINGE,
cheningh van dcfewaarheitaanfetten) fullen felfs de bitterfte vyanden van des
HeereChriftiNaam, Joden en Heidenen (indien hy niet vaft geftek heeft om alles te loochenen) aan hem overvloedige getuigen verfchafFen; dat Hys die als doe gekruicigt was, meerder was als een fkrffelyk menfehe. Nadien de alle menfchen kragten te bovengaande wonder-daden, die Hy in fynen wandel in, Paleftina gedaan hadde , te groot en veel in het openbaar ge- schiet waren; als dat ymand, die maar eenigenatuurlyke redelykheit nogh in figh hadde, daar aan de minfte twyflfel foude kunnen flaan. Die hier van onwedeifprekelyk overtuigt wil fyn, kandeHeeren Grotius enHuetius^ wel- ke fulks uitvoeriglyk getoont hebben, daar over na fien. Laat nu verder (om door difputen in geen driften te vervallen, 't geen
dogh nltyd fchadelyk aan het onderfoek der waarheit is) ymand,die dit vo- rige gelefen en na gefien heeft, en nogh aan deaanwefentheitvaneenGodt, en de yaitigheit van de Chriftelyke Rel igietwyfTelt, eens by figh felfs in ftil- te gaan nederfitten, en overleggen; of hy hier niet een grooter magt en re- geeringe in liet, als men aan een los geval of figh van alles onbewuUeoorfa- ken meteenige billykheit foude kunnen toefchryven. Wanneer hyewyïmoet toeftaan, dat foo veel onnavolgelyke wonder-daden, tot het opwekken van doden toe, gefchiet fyn, door handen van ymand, die in den uiterlyken fchyn een arm, veragt, enongeleert menfehe vertoonde} en die in geene andere faken meerder, als in fagtmoedigheit en nedrigheit, boven andere uitftekende fcheen te wefen voor die hem aanfagën, "Ten anderen: wanneer aan hem als een waarheit voorkomt, ten tyde als
defe uyt nydigheit van het doenmaals regeerende Jodendom , door Pilatus den Róomfchen Statdhouder, ten kruice gedoemt wierde,en defe ilaafagti- ge ftraffe leedt; dat de aarde beefde, dé lleenrotfen fcheurdenjenhetgroo- te lichaam der Sonne beier wierde fyn ligt te geven, fonder eclipfe te ly« den op de natuurlykewyfe. fen derden: wanneer hy hier by voegt, het geen te vooren van het vyef
uit den berg Moria uitbaritende, uit Ammianm Marcellinm, ook een Hei- den fyndé,aangehaalt is; het welke het door delen Jefus gefproken Woord, felfs foo veel jaren na dat hy de aarde verlaten hadde, in weerwil niet alleen van het ganfche Jodendom, maar van den genoegfaam alleenbeheerfchenden Xeifer des ganichen Werelds, op foo verfchrikkelyk een wyie beveiligt heeft. En indien dit alles aan hem te groot fchynt, om met eenige reden fulks
van gèvallige of onweeteride oorfaken af te leiden: laat hy voortgaan in al dit gefeide met een ilillen aandagt te overdenken; en letten, of men regt heeft om foodanige voor foo onredelyk te houden, die uit dele Hiftorien een Godc erkennen, welke de Sonne regeert} en of men geen reden heeft om de be- ïydeniife van dien Romeinfchen officier en fyne foldaten te regtveerdigen, <üe alleen fiende hét geen ontrent de dood van datJeere Jefus gefchiede,uit over-
|
||||
fan den figttaren Hemel. 6*8f
overtuigingé van haar gemoed in defe woorden uitberileden: Waarlyk defe
■fnenfche was Gods Sone, Matth. XXVII. ƒ4. Beklagelyk en ellendigh fchynt hy my te fyn, die na foo veel bewyfen,
nqgh twyffelt of'er een Godt is, en derChriftenenGodsdienft,alseenherf- - fen-verdigtfel, houd fonder eenigen grond te fyn j daar alleen het ernftigh en aandagtigh overdenken van dit alles al leen genoegh fchynt te wefen, om yder^ die figh dit kan voórftellen, van het tegendeel te overtuigen. § 66: Hoe wel het geene nu volgt onder de aanmerkingen op de Plane-
ten ook fyn plaatfe foude kunnen gevonden hebben, fullen wy egter ter» wyl wy van de Mane fpreken het felve alhier by voegen. Meermalen is my, met een innigh ontfagh voor den grooten ïngevervan
het H. Woord, voorgekomen de plaatfe Deuteron. ΧΧΧΠΙ. 14. Alwaar, den Generaal van het Jodendom, den Man Godrs Mefes, de Stammen Ifraê'ls fegenende van die van Jofeph fegt, Syn land fy gefegent van den Heers enz. En van de uitnemenfie inkomfle der Sonne^ en van de uitnemende voorfet- t'mge der Manen. Noemende hier (gelyk in de Grond-taal, en by Pifcator en Trommius en andere te Men is) een eenige Sonne,doghManen in het meer- der getal. Laat nu ymand ons hier feggen, of men niet met leer groote reden in deic
woorden een veel lioogtr Geeft,als die van eenighmenfche, klaarlykbemer- ken kanj welke, hoe wel in die tyden nogh maar een eenige Mane bekent was, egter als doe al van een meerder getal van Manen fpreekt.- Het is uit de hedensdaagfe Sterrekundige waarnemingen openbaar, dat om
Jupiter en Saturnus eenige omloopers of Manen geduurigh rond gaani en daar en boven is het een veelmalen ondervondene waar heit,· datFenus de Avondfterre figh na deflelfs opfigt op de Sonne nu meerder dan minder ver- ligt j en dik wils met foo net geformeerde hoornen vertoont, als men oit in de Mane felfs gefien heeft. Soo dat uit defen allen blykelyk is , dat ichoon de Sonne een is, egter verfcheiden Manen aan de Hemel figh bevinden. Maar met eenen is het ook waar, dat defe Manen om Jupiter en Saturnus
en de hoornen van Fenus figh niet anders, als door hulp van groote en goe- de ver reky kers laten fienj en datfy voor alle, die vandefe middelen ont- bloot fyn, hoe fcherp-fiende fy ook mogen wefen, verborgen en onfigtbaar bïyven. Nu Tal niemand fwarigheit maken om toe te ftaan, dat defe verrekykers
een uitvindinge van de naaft voorgaande eeuwen fyn j immers, dat onder , die van deOudheit nogh taal nogh teken van defelvein eenige bekende Hi- ftorien te vinden is.*Waar uit met veel reden beflooten moet werden, dat ten tyde van Mofis, als de verrekykers nogh onbekentwaren, niet meer als eene Mane, en geene van defe andere konde gefien, of by de menfehen bekent werden. Soo dat den Ingever van dit Woord, op die tyden vanmeerderals een Mane fprekende, een yder, die fonder drift oordeelt, daar door fchynt Rrrr 3 te
■.."'■» -..-'. ··. ' .■"''■." ■
|
||||
6g<S XXV. Β E 5 C Μ O Ü W Ι Ν G E. -
te moeten overtuigen, dat hy een veel grooterkenniiTevandegeftehenisvan
de Wereld, als eenighlevendigh menfcné gehadt heeft. * Ik weet wel, dat geleerde Uitleggeren door de meenighvuldigheit der
Manen, alhier die maanden verftaan; in welke de Maneopverfcheidenwy- fen nu helder ligtende,dan als verdwynende verfcheideh en meerder Manen fchynt te vertöonen.. Ik late dit in fyne waarde j maar dat hier van Ware en wefentlyke Manen gefproken werd, fchynt uit allé faken, dieinditiwaan- gehaalt werden en het genoemde met eigen woorden uitgedrukt fynde kun- nen en moeten betekenen, blykelyk te fyn. Een Atheift of ongelovige over legge danby figh felfsofbyJodcnenCnrif-
tenen.dit Woord fonder grond voor Góddelyk gehouden werd. . ν §. 67, Maar indien ymand die nogh aan een Godt twyffelt met ons voor- der gaat, en de beweegingen van de'Hemelfche Lichamen, foo verre die mi .door waarnemingen bekent fyn , beichouwtj fchynt het nauwlyksmogelyk te fyn, dat hy, na op alles gelet te hebben, nogh in dit rampfaligh gevoe- len blyve. Twee famen-ftellthgen van de Hemel-ligten fyn tegenwoordigh de voor*
aaamftej volgens welke men oordeelt dat •"defelve bewogen werden; De tene ichynt in opfigt van de jaar-lóopen dei* Planeeten wel de gemak*
kelykfte te fyn ν en werd vim veele, om fyn eenvoudigheit, gegil! de ware- te weien. En is die Welke men gewoon is aan Copemkus, die defelve uit de Qudheit weer levendigh gemaakt heeft, toe te fchryven. Die van defe een generaal begrip fal willen maken, verbeelde figh Ïab,
XXL Fig. 1. dat Sonne in S ftil üaat,, en alle de voorname Planeeten rond- om deielve loopen, volgens de door haar in defe figuur befehrevene,wegen. X) is Mircurius de naafte aan de Sonne} C Venus-, na en'buiten defe volgt den Aardkloot Α , die in dit geval ook onder de Planeeten getelt werd, en om welke de Manc Β loopt ι E is Mars; F Jupiter^ dié gelyk by deaardeeene is, vier Manen om iigh loopende heeft j op die wyfe als Η Saturnm van vyf (miflehien van iès) van defelve omringt werd:, tyelkeomlooperi·, fy bei- de ih haar eigen loopen rondom de Sonne voeren· Buiten defe aÜeisAPOX ,der vafte Sterren Hemel. Dè tweede famen-iiellinge heeft fyn naam 'van 'Tyého Bmbey enfchynt ten
©pfigt van de Planeeten, *niet anders als de voorige famenik41inge'eenigfints m een geval verandert fynde, te vertöonen. Alleen uit oorfaak, dat die van Gopermcus den Aardkloot Hek om de Son te loopen en de Schrifture fulks fchynt tegen te fpreken,}, van welke T)cho en fyne volgers, ftvarigheit, maken af te wyken. ' Ötn defe te verftaan moet men figh voordellen dat den Aardkloot Α ftü·*
flaat* ïab. XXf. Fig. z, dat de Mane Β om defelve loopt ·, boven deCe be- fchryft de Sonne S haren omloop5 en verder hebben dllcPlaneeten,DMtt" mimr C Ftnusy E Mars9 F Ju^iist'y Η S.atumus.x met hare bovengenoem- de- |
||||
Van imfigibaren Hemel t$f .
de omloopersjof manen defelve opfigt op de Sonne , als by Gopêrmcus. Soo ón de
wegh van elk de Sonne, die geduurigh om den Aardkloot loopt, omringt; en alle oek (op die wyfe gelyk Jupiter en Saturms al voortgaande de hare rondom figh behouden) als enkele omloopers van de Sonne moeten aange- merkt werden. Α Ρ ΟΧ is hier ook den Sterren Hemel. In beide deie is nogh dit onderscheid, dat in die vmCópermci/s Tab. XXL.
Fig. i. de Sonne S en den Sterren Hemel APOX genoeghfaam ililblyven- de, den Aardkloot Α in 2,4 uuren rondom fyn aiTc van het Weiten na het Ooften waarlyk drait j waar door al het figrbare, Sonne, Planeetcn en Ster- ven ·, dagelyks van het Ooft na het Weft fchynen om te loopen, In die van Tycbo Brahe^ Tal·. XXL Fig. z. Haat niet ilil als den Aardkloot
A$ terwyl al het gefeide dagelyks van het Ooft na het Wei\ geftelc werd waarlyk om te rollen, behalven, den loop die elk infyneo wegh van het Weft na hei Goften doet. Wat reden andere gehadt hebben , ,om uil defe twee Hellingen eene te maken, weete ik niet: nadien in het Semitychonicum, het gemak en eenvoudigheit van deeerfteende over eenitemmingémet de Schrif- ture van de tweede lbo niefverlooren, ten minftenvermindertfchyntte wer- den. Waarom wy van defe niets fullen feggen, die egter behagen in defe of andere heeft, kan fe gebruiken: vermits wy hier niet voorgenomen hebben over de waa-rheit der felver te twiften( maar alleen fullen rragten yets van hetgeen menby ondervindinge en ontwyffelbare rekeningen van defelve weet, aan twyfïelende Philofophen voor te dellen* in hoope van ihaar,daar uit het bewys van een Godt te doen fien. §. 08. Laat dan (om ter fake te komen) die aan eenmagtigen en wyfen
Godt nogh twyfrelen, mes ons de oogen na om hooge heffen V^iifigh ver- beelden , dat fy dien heerlyken Sterre-Hemel met foo veel heldere ligten ver- ciert, voor de eefftemaal van haar leven aaufchouwen; en ons feggen, of fy als dan niet fouden oordeelen, dat defelve jeen magtigen Maker .gehadt, en geenfints by geval, of fonder eenigh verftand, haar begin en luritci verkregen hadde, foo wel als een juweel, het welk met diamanten ingelët is·, waar van den hartnekkigÜen Atheift niet foude derven denken ftaandciite^ouden, dat het fonder wysheit van een maker famen geflelt was. ilnfonderheif, als hy de onmeetelyke grootheit deifelfs aanmerkt, waar vande Sterre-kundige niets als giffingen tot nogh toe aan ons hebben kunnen meede ideelen: gelyfc · ook al het geene van <le grootheit en afftand der tierren gevraagt kan. wei- den, by haar niet te beantwoorden is. ί . Soo hoort men den grooten Waarnemer der Hemelen,den Meer Huigens,
dit rondborliigh bekennen in :fyn Cosmotheoros^ pag. 1 3 f. fnet defe .woor- den, welke wy hier alken in het Nederduits ovei-gcfet fullen byljrengen: Maar die mor ms gttragt hebben foo over-gremn ruimte-te bepalen, Mbben niets fekc%s kunnen 'begrypsn ; om de -al te groots fynhcit van de nootfakelykfusrcifibte imarrtefmngsü) die alk merjUghcit^tt+vIytte hvw gingb, Detédvjw/dummy defe
|
||||
d88 ' * XXV. BE SC.HOÜ W I Í GE.
defe eenige wegh overigh te fyn , die ik nu fal inflaan s op dat men daar door im·
vwrs tot yets waarfchynelyks , in een faak, die foo moeyelyk te onderfaeken is, komen mogte. Waar van by de reden eenige regulen daar na geeft, op defe wy.fe: f) e Sterren ook van de eer ft e grootheit, enjelfs door een verrekjfarbefchouwtfyn.. de, vertoonen haar foo klein, dat fy gelyk ligtende fiipjes, fonder eenige breed- te f chynen. 7 Geen de oorfaak is, dat door defe foort vanwaarnemingen geen maat - van hare grootheit kan uitgevonden werden. Het fal niet nootfakelyk fyn eenige andere hedensdaagfe Wis-konflenaars
op te halen die het felve feggen jna het getuigenifle van Aitronomus, aan wie de laatfte pogingen van alle beroemde Wiskonftenaars bekent waren* al iynde een Lidt van de KoninklyhrFranJfche Accademie ,en iç fighfelfs niet al- leen een Ontdekker van nieuwe en noit te voren genene ligten en verfchyn- felen in den Hemel j maar ook van een onvermoeiden yver, en met tydely- ke goederen overvloedigh gefegent, om van alles, te kunnen ondervindinge nemen. , \\ De wegh die fyn Hoogh Ed. gebruikt om ontrent de diilante der Sterren
€enige waarfchynelyke giiïïnge te kunnen maken , onderftelt egrer het geen fonder fekerheit is, namelyk, dat een Sterre (ten mini! en van de eerfte groot- te, als den grooten Hond) defelve grootheit heeft alsdeSonne. En vind fyn Ed. daar door dediftantie der Sterren van den Aardkloot éãüüÞ. grooter als die van de Sonne tot den felven Aardkloot (fiet Cosmotheoros,pag. 1ã].) niet tegenftaande defe laatfte by hem meerder als izooo geheele Aardkloots dik- tens bedraagt. (Pag. 154. Ibid.) '.$. 69, Een andere maniere om defen afftand met meer fekerheit (indien
het gevolgh foo guniligh geweeft ware) te onderfoeken, is feden eenige ja- ren voortgekomen van de Heeren Flamfndius en Hooke j. die geloofden uit haar ondervindingen te kunnen afnemen 3 dat den diameter of breedte van de Aardkloots wegh om de Sonne ( volgens Copsrnicus) eenige veranderingh van gefigt baarde ten opiigt van de vaile Sterren y na dat den Aardkloot of foo veel nader of foo veel verder van haar af was: waar door dan ook hetfamen- ilel van Copemicusoivm een loopenden Aarkloot m£t eenen fcheen bewefen te fyn. Ik fal alhier deverfchillendegedagtenvandeHeerenG^o^en/F'i'iy'- ton m andere daar over niet op halen:dogh dat uit defe waarnemingen,hoe wel waar iynde, de diftantie der Sterren en des Aardkloots bewecginge niet kan afgenomen werden f is by de Heer Qaffini,, in ds $$a van de Franfjchs Academie A*. 1 opp genoegfaam aangetoont. , Soo dat defe twee laatfte manieren, daar alle bedenketykeen hedensdaag-
fe bekende hulp-middelen toe gebruikt fyn, de fake nogh. onfeker latende, men niet ligt andere van meerder hoope te ver wagten heeft} immers foo langh als den Aardkloot niet veel dikker, of ook volgens Copemicus, de wegh des Aardkloots om de Son niet breder en grooter is, om te beter tot een grond %m deiê meetinge te kunnen dienen. Nu.,, wanneer den afftand der Sterren van
|
|||||
ti.
|
|||||
■,·.:, «ρ, - ; f ■'■- '""' ', . ■" ■-- ' *·■■■ ■ .
* . ■:■—■-.
:i Pan den figtlaren Hemel. öSp
van de Son of van de Aardkloot onmeetelyk blyft; volgt daar uitr dat de
grootheit van den Sterren-Hemel, fchoon men die al, als een kloot om de Sonne of Aardkloot als haar middel-punt gebouwt (dat nogh niet bewefen is uit de Nature) veiligh konde aanmerken, altyd ook onmeeielyk bly- vcn fal. §. 70. Dat nu het Heiligh Woord ook alhier, gelyk ontrent foo veel an-
dere natuurlyke faken, na de nauw keurigfte waarheit fpreekt, fal yder hier uit moeten erkennen ; als men vind Proverb. XXV. 5. Jan de hoogte des He- mels, en aan de diepte der darden, ende \_aan~] het hert e der Koningen en is geem doorgrondinge. Gelyk ook,wanneer het felve yets willende voordellen, het welke aller menfehen kenniife te boven gaat, dit vergelykt by de hoogte der Hemelen. Ρ [alm. CIIL ir. Soo hoogh den Hemel is boven de aarde, is Jyne' goedertierenheid geweldigb over die geene die hem vrefen. Maar klaarder en ver- der als defe beide gaat de uitdrukkinge , welke men leeft Jeremm. XXXL 37. Indien de Hemelen daar boven gemeetén^ en de fondamenten der Aarde door- stond kunnen •werden, foo fal ik ook het ganfche faad Ifrdèls verwerpen. Uit het welke genoeghfaam af te nemen is, dewyl Godt het ganfche faad Ifrae'.s, waar onder ook den Verloflèr der Wereld wefen foude, volgens fyne uit- drukkelyke voorfegginge niet verwerpen wilde, dat ook de Hemelen niec 'loLiden kunnen gemeeten werden, Ik vrage nu een ongelovige,of hy hier geen tekenen van de Goddelykheft
van dit Woord befpeuren kan. Want ten fy Hy een alweetenden Godt was die dit fprak, en aan wie alle pogingen der menfehen en den uitflagh van de- fel ve ook in de volgende eeuwen bekent waren; hoe was het te denken? dat een fchry ver, dieeenige wysheit hadde, dit met foodanïgh eert verièkert- heit foude hebben derven te neder Hellen; het welke, niet tegenftaande den ruftelofenyver van foo veel foorten van menfehen; niet tegenftaande foo veel aangewende koften ook van magtige Prïncen, enkel en alleen"tot dit ondcr- foek befteed; niet tegenftaande de neerftigheit der Onderfoekcren aan de wereld tot overtuigens toe in andere gevallen getoont heeft, dat faken, die eerft ongeloofTelyk fcheenen, daar na bekent fyn geworden; men egter tot defe tyden toe na foo veel eeuwen nogh fiet ftand houden: vermits den He- mel nu foo feer onmeetelyk is en blyft, als fy oit te vooren geweeft is. Ik moet hier vragen aan yder die dit verftaatj wanneer aan hem de ma-
nieren, welke de leer groote Mathematici in hare Hemel-meetingen te de- fertyd gebruiken, bekent begonnen te werden;en hoe fy door hare ilinger- uurwerken, en hare foo genoemde Kkin-meters, of Mierometra, in de brand- punten van groote verrekykers geftelt fynde, den grooten Hemel felfs aan haar tot een inftrument om hotken waar te nemen deden dienen; kunnende nu daar door veele grootheden in den felven tot eenige feconden, of feftigfte deelen van een minute afmeeten; daar men te vooren door de grootfte en koftelykfte werk· tuigen, indien fy handelbaar fouden blyven, op eenige ge- Si ff hede |
|||||
%
|
|||||
<SPÖ XXV. Β E S C Η OU W I NGÊ.'
heek Böinuten naüwlyks kon feker gaan; of het aan hem niet feergeloofrclyfe
voorgekomen is, gelyk fy foo veel verborgene dingen in de Sonne en in de Planeeten ontdekt hadden, dat fy miflehien ook tot een nette maat van de Sterren-Hemel en de grootzeil, der Sterren Mve fouden doordringen. En of hy of eenigh Aftronomus oit in fyne gedagten foude gekregen heb-
ben, dat onder andere oorfaken,; waar door dit belet wierde, ook defe four de fyn; namelyk, daar de verreky kers, die haar voornaamfte inftrumenten fyn, alle verligte voorwerpen foo ièei vergrooten, dat fy de Sterren alleen kleinder als fy voor het oogefehynen, fouden vertoonen j en fulks wel juut de vafte Sterren, welke tot de meetinge van den Sterren-Hemel alleen kun- nen dienen. Daar fy noghtans de Planeeten, die op het ooge figh naüwlyks van Sterren laten onderfcheiden, met veel meer diftin&ie en grootheit doen· Hen.; . \'i' H-i K:ajf.
Ik weet wel, dat men voor een reden· van dit verichynfel gewoon is te geven T
dat de verrekykers de flikkeringen w.egh nemen, die de Sterrenfchynt te vergefelfchappen. En fal ik ook hier niet betwiften of dit de regte is, oni dat de flikkeringh van Venus door een verrekyker ook weggenomen fynde, defelve egter figh niet nalaat grooter. te vertoonen. Immers niet tegeniïaan- de dit alles, blyft egter dit dogh waar, dat het geen een verrekyker in ande- re faken doet, alhier regt anders gefchiet. Men kan hier over ook aeAflron. van de Heer Gn'gory en andere verder rta fien ». waar uit insgelyks blyken fal, dat den afftand des Hemels by geen menfchen kan afgemeten werden. Soo dat ookfëlfs na;den fchyn, in weerwil van alle betragtingen der aller verflan- digfte menfchen dit Woord, door den Maker gefproken, namelyk dat de Hemelen, onmetelyk fyn, fyn kragt blyft behouden, en fyne Goddelyken af- komft bewyfen: als in die tyden al voorfegt hebbende, binnen welke palen den arbeid der navolgende eeuwen, en de Sterrs-kunde van defe tyden be- perkt foude blyven. ή pi χ ^ ■ '·.§■. 71. Nadien nu foo gr.oote Wiskundigen met? foo veel edelmoedigheid liare onmagt in het meeten van de foo wydt uitgeftrekte en aller menlchen verbeeldinge te bovengaande grootheit van den Sterren-Hemel, erkennen j hoe veel had men in d© kenniile der Nature miffchien kunnen vorderen? in- gevalle de BhyfaitOf, gelyke maniere figh gedragen hadden,, ontrent de ftof-· fe en wyfe, uit en op, welke defen SterrenrHemel beilaat: en indien men dietyd,. welke jonge leerlingen hefteden in de ongegronde giilinge"n en ge- heel onfekere Hellingen·, van de Schryvers in haar gedagten te prenten; tot het doen van nieuwe fakelyke waarnemingen te koite geleid hadden; dewyl hoe den grooten Sterren-Hemel in figh ielfs geflelt is, voor de grootile A' ftrmtQffliiQt nogh toe een verborgen raadfel blyft.j Den Heer Défeartesheeft defelve geftelt uit vloeibare draikringen. te beftaan^ gelyk bekent is* Ό& MëQïrfflewtonm fyne aanmerkingeop de LIII.Prop:. in het III, Boekioonlhtt tegendeel % en doet; daar, verder -by,, dat deie onderftellinge met alle fterre-
• kundige |
||||
■ J Tsndenfigtlaren', Hemel &9Ï
kundige verfcnynfelen ftryd: waar over .men ook den Heer lïuigem irifyn
Cosmothcoros van paf 13p. tot het einde toe en op meer plaatfen kan nafien, i om geen andere meer te noemen. , ; . Dewyle dan defe onderftellinge by foo groote Mathematici uirgedient
heeft, immers ten voordeligften genomen, by alle onfeker is} en men nogh peen redenen-(myns weetens) oit gegeven heeft, die met gvond^kunnenf^; genfpreken, dat den Sterren-Hemel uit een vaile ftoffe béftaat. En te meer, dewvl foo groote Mannen, -als den meermalen met eerbied genoemden Heer, Huilens in fyn Hoogh E4. laatfte werk, of Cosmotbeoros figh niet ontfien o~ penharrigh te bekennen, pag. 126.dat het nogh niet volkomen feker is, of den grooten Sonne-kloot, uit een vafte of vloeibare ftoffe beftaat Sicï ik niet, waarom een natuurlyk Philofooph iigh aan de woorden^van Ehhu.Joh XXXFIL 18. niet en magh houden, die fegt, Dat de Hmelenvaflfyn ais een ■moounfpwd.■ Infondcrhcit, maknDefc/MleslnfyuMaibema^hefFereld^a felis den grooten Kepierus van die gedagten fyn, die fepag. 447. Epu A<- ftron.hy een holle fpiegel vergelykt. , « 72 De grond van defe gedagten is voornamelyk, om dat.de diftantien
of afftanden der Sterren van malkander genoegfaamdcfelveblyven, en in foo veel eeuwen geenfints verandert fyn j het geen meerder meteen valt lichaam in welke fy geplaatft fyn, als met een vloeibare itorfe, fchynt over een te '"Sok fchynt diteenighfmts met waarfchynelyldieirafgenomcn te kunnen
werden, uit die wonderlyke waarneminge 5 welke derf Heer Hmgens Syft. Satum. pae. 8 enl9 verhaalt, en welke men niet weet by ymand te yooren aangemerkt te fyn. Sy luit als volgt: „ In het fweert van ünon ftellen de „ Aftronomi drie Sterren feer digt by den anderen1 j en wanneer m den iare ió"f6 ik de middelite met een verrekyker befchoude, deden figh m |
|||||||||
95
|
|||||||||
'plaats van aéc eene twaalf andere Sterren op (dat wel met nieuw is) on-
trent in die gelteltheit, als de Ζ**. ΧΧΠ. Fig. u aanwylt. Uit defe fcheenen de drie, welke malkander by na raken, en nogh vier
„ andere, als door een miil blinkende gefien te werdeny foo dat de ruimte „ rondom haar, op defe wyfe als hier vertoont werd, yeelhelderder en hg- „ ter fcheën te fyn, als den geheelen overigen Hemel·, dewelke, om het „ mooye weeder figh ganfeh fwartagtigh vertoonende, als door een fekereo- „ peningh van een gefcheiden gefien wierd Door welke men in een ander „ geweft dat meer verligt was, een open gefigt hadde. Dit felve hebbeifc „ tot defën dagh toe fonder eenige verander ingh dik wils or>defelve plaats „ gefien: foo dat het gelooftclyk is, dat dit wonder, hoedanigh het in figh felfs „ wefenmagh, aldaar ten allen tydengeweeft is} endiergHykyets, hebbe ik „ noitly de vafte overige Sterren kunnen waarnemen. W ant de andere, die „ men wel eer voor Miftagtige [Nebulofa) hielde, endeMèlkweghfelfs, be- „ vind men geen mift of damp om figh te hebben s als men die met een ver- ö Sfff * >ï rekyker |
|||||||||
%6s>i XXV. Β E S C Η Ό U W Ι Ν G E.
„ rekyker befchouwt * nogh yets anders te fyn, als een vergaderingh van*
' „ veel kleine Sterren. ;r . m $$$ é&mWi&é ίΦ^ϊΙϊ !· "•";-'/-:'/;: -- Ik laat nu aan het oordeel van een onpartydige, of men niet meer grond uit
defe ondervindingen heeft, om tegeloven dat den Sterren-Hemel uiteen vafte ftoiFe, dan dat fy uit een vloet van geduurigh onder den anderen béwogene deelt- je beftaat: dewyl deiè verligte openingh figh altyd metdefelve omfchryvinge •Vertoont: het geen ia vloeibare ftoffen die bewogen werden, föo iigt nierte verwagten fchynt. Ten minften fchynen deiè waarnemingen (hoe duifter en on- fêker deiê faak ook in figh magh fyïi) meerder met het H. Woord, als-anders ge- voelende Philoibphen oven een te komen. En indien ymand al anderfints geen agtinge genoegh voor het fel ve hadde, om het geen daar in gefegt werd voor, waar aan te nemen j falhy. het gefeide van .£//£#, volgens defe waarnemingen, ten minften voor het meeiï waarfchynelyke moeten aannemen.. §. 73. Om weder voort te gaan; Gelyk dien grooten figtbaren, Hemel, om· de by na ondènkelylie uirgc-
flrektheit van defielfs afftand, onmeetelyk isj alfoo moetmendeafgelegent- Èeit der Sterben ook voor (öodanigh houden,, en hare groothcit voor yets,, dat van geenmenfehen te bepalen is. De reden is, omdat volgens het: voren $. 4. N°. XV. enz;getoordè, dern
diameter des Aardkloots ftaat tot die van een Hemel·ligt, gelyk de horizon- tale/^ra/Z^mi, tot deiTelfs fchynbaren halven diameter. Nu het is by ondervin- dingeklaar, dat den Aardkloot, enfelfs.by die Gapermem volgen, de breedte van den. geheelenomloop, die de aarderondom de Sonne doet, niet meer als een .punt kan geagt werden, by de veerheit der Sterrenr en veel te klein fyn, om eenige gefigts- vcmnderingh of Paml/axis te veroorfaken. En verder be- vind men,, dewyl de befte verrekykers de Sterren als flippen,, enfoo verre fbnder breedte doen fien, dat men geen mate van derfelver fchynbaren dia- meter daar door kan bekent krygen. Soo dat on* de onmogelykheit van de- iè Paralkxis en infonderheit van.deièn fchynbaren;diameter, waar te nemen* ook de bepalinge van der felver grootheit,. volftrekt onmogelyk blyft. Of men-nu met de hedensdaagfe Aftronomi, elk van de Sterren, immers
die van de eerfte grootheit, als den grooten Hond en diergelykej voor foo veel Sonnen in gjaus en grootheit houden moet, heeft niemand noghbewe- fen. Dit is waar, dat fy onmeetelyk verre, van ons fyn, en dat wy van de- felve in ibo önverbeeldelyk een afftand, een levendigh ligt tot ons fien af- ilralenj, als ook dat men de Sonne foo verre foude kunnen onderftellen van ons af te fyn, dat fy aan ons niet grooter als defe Sterren toe foude fehynen; Indien, men dan, fonder enkel op een waar bewys te ftaarr, uit de kragt van haar ligt,, en hare verren afftand, figh defelve Sterren als foo veel Son- nen voorfteltj en daar inde meefte, foonietalle, de grootfte Sterre-kundige aavolgtf fal men een begrip van den Hemel moeten maken, het welkeen %erJbaiende grootheit.influic.,' 0p
|
||||
Van den figtharm Hemel, 69 r
" Op defe wyfe fchynt die giflinge niet fonder grond te fyn van den I-teer
Buigens', /welke na de rekeninge in fyn Ed'. Cosmotheoros pag,! 36*5 137, den afftand der Sterren van den Aardkloot, fielt 2,7664 malen grooter te fyn, als· die van de Sonne. Soo dat, indien volgens het voorgefeide §. 21. een ko- gel uit een kanon gefchooten-if jaren fouden van noden hebben, om met de* felve fnelheit voortgaande tot aan de Sonne te komen; defelve om tot de m naafte vafte Sterren te komen, zf maal 27664, dat is 691600, of by na feven- maal hondert duifent jaren daartoe foude moeten belleden. En een fchip,. dat 5:0 mylen in een etmaal afloopt 50430400 jaren, fiet §. 22. En indien wy op defen grond nu verder gaan, en met die Heeren Hellen, dat elke Ster·* re een gelyke ruimte als de Sonne romdom figh heeft; laat ik aan die dit voor fyne verbeeldinge brengt, oordeelen, of fy bekwaam is, fonder veel moeite om defe verwonderlyke uitgeilrektheit van de wereld aan hem naber noren voor te. fteüenj en of hy figh felfs niet fchynt te fullenverliefen, in^ het overdenken van foo onbegrypelyk een grootheit van-dit foo heerlyk, en niet minder als een Goddelyken Maker vertoonende, gebouw. Ik hebbe my van defe gedagten van.den Heer Huigens daarom boven die
van andere, alhier lieverwillen bedienen} om dat defelve niet anders ondevftelc-, als dat eene. groote Sterre met de Sonne, en dat het ligt en glans van de Son- ne, als deiTelfs diameter nadedaar getoonde wyfe verkleint is, met dat van' dm grooten Hond,, gelyk is. Dogh indien dele ongelukkige, ook Hier weder (gelyk veekyds) uitvlug-
ten foeken,, en feggenj, dat dit alles alleen op het gevoelen van Stere-kun- dige , en geeniints op overtuigende bewyfen fteunti fullenfyegter niet kun* nen ontkennen, dat indien men niet bewyfen kan,, dat juift de Sterren,diV grootheit-der Sonne, of de voorgeroerde veerheit hebben, men immers toe-r itaan moet, dat beide en hare grootheit en haren afftand van de aarde onme·- telyk fyn, en ongetwyffelt dusdanigh fullen blyven j foo dat'er ook geen bewys kan gegeven werden,, dat niet alles, veel grooter 15, als ftraks ge» ftelt is. Hoedanigh dit dan in der waarh'cit ook fyn magh, het ftraksgefeide is bun-
ten twyffeljdat de Sterren feer groot fyn, en haar grootheit en afftand door;' geen menfehen te bepalen is: hoe wel de manier van die te onder foe]cenreetsf> tot dien trap geklommen is, dat men geen nooger namaals miflehien te ho- pen heeft, volgens het feggen felfs van groote vV"is-konftenaars. Siet Grego*^ ψ, Schol Prop. LF. Lib. IIL §,74. Meermalen hebbe ik defe onmogelykheit van der Sterrengrootheïci;
en afftand te bepalen met ontfagh overdagt, als op een aanbiddelyke maniere dewysheit des grooten makers toonenden, die weetende, indien defelve me- telyk waren, dat, hoe. verre, defe grootheit figh al mogte uitilrekken,.f)T' egter door de gewoonte, van defelve figh voor te ftellen, hare verwonder*- lykheit by de menfehen verliefen foude·, nodigh fchynt geagt te hebben», Sfff3, - ^
|
||||
tfp4 XXV BESCHOUWINGE.
■■■dëfélYe'on'meetetyk en boven het bereik van alle njenfchelyke pogingen te
doeniyn. Op dat ook fyne veragters, in weerwil van alle hare tegenfporre- lingen ten allen tyden gedwongen fouden fyn een magt, die voor haar niet te bepalen was, te erkennen: en door dien hare weetenfehap die niet berei- ken kan, daar over in een geduurige verwonderingh te moeten leven; die foo «iet alleen, immers voornamelyk plaatfe heeft, als de faken onfe kennuTete boven gaan. §. 7f. Ten minften is hier door weder blykelyk het Goddelyk Gefagh van
het Heiligh Woord, het welke als in de eerite eeuwen der wereld, der Ster- ren grootheit volftrektelyk; ondoorfoekelyk geltelt, en dien volgens als doe al getoont heeft, waar de betragtingen der nienfehen in volgende eeuwen hare bepalinge fouden vinden: niet tegenftaande defelve op alle wyfen al haar kragten daar tegen infpannen fouden. De plaatfe waarop wy alhier het ooge hebben . fyn de woorden van Job. Gap. IX., vers ρ en 10. alwaar hy eerft van de vaile Sterren vers p. gefegt hebbende, Die de Plagen maakt,den Orion, en het feven Gefiernte, ende de binnen kamer en van het Zuiden '\ daar op in het ι d. vers laat volgen .* Die groots dingen doei, die men niet doorfoeken en kan, en wonderen die men niet tellen en kan. §.76". Uit het welke niet alleen het voren geiêide , van de ondooribeke-
lykheit van der Sterren grootheit kan afgenomen werden, maar om de alwe- tenheit van dien Geeft, door welkers ingeven dit Woord gefchreven is, te klaarder tegen alle ongelovige te toonen, vind men hier ook genoeghfaam woordelyk gefegt, dat defelve Sterren ontelbaar fyn: het welk niet als inon- fe tyden aan ymand, dté het anders foude willen tegenfpreken, onbetwif- telyk bewaarheit is. öok heeft boven defen text dit felve Woord der Ster- ren ontelbare meenigt e op veele plaa fen aangètoopt; foo {èide Godt tot A- braham Genei. XF. r. Siet mtop na den Hemel; en telt de Sterren, indien ghyft tellen kunt.,, en Hy feide tot hem, Soofal ufaadfyni En om de onnoemelyke meenigte van de kinderen Ifraè'ls uit te drukken j bedient figh den Almag- tigen meermalen van de Sterren des Hemels, Exod. XXXII 15, Deutefon. I. 10 j X 22,; XXFIII. 6z; Nehem. IX. 15, en meer andere: behalven dat die duifende Ifraëls meenighmalen ook by netfand der zee vergeleken wer- den Jefaiee. X. zt, Hofea. I. 10. enz. Waar uit dan met een blykt, dat indit Woord het getal der Sterren ook als het fandderzee, niet alleen groot, maar ontelbaar geftelt werd. $.77. JNu is het bekent by alle Ajlronomi, dat foo een groot getal van
Sterren, om defelve ontelbaar te noemen, of daar het getal der kinderen A- brahams by te vergelyken was, aan den Hemel niet gefien fyn, foo langh men figh van geen verrekykers heeft kunnen bedienen. Hippanhus heeft in fyn Sterre- regifter het getal van ioió" Sterren aan de
nakomelingen'nagelaten, 't Geen in onfe eeuwe tot 1888 vermeerdert is, van den gröotenSterre-kundige Hevelius: daar onder tellende ρ j-o die by de -, Β . Oude |
||||
.* ' . ' ■ - f■
- Van denfiguêfm Hemel·* <Jpf
Oude bekent iyngeweeft, 6Ό3, welke hy de fyne noemt; en 93-f, door de-
Heer Halky ontrent de zuider gedeelten des Hemels waargenomen. Ww vznGregory, Lib. IL. §. XXIX breder na kan gefien werden. Maar na dat de venekykers getoont hebben y dat dien grooten breden wit-
ten (treek, rondom den geheelen Hemel figh uittrekkende, den Melkwegh om fyne witheit genoemt, uit een vergaderingh van ontelbare kleine Ster- ren beitaat, het welke de Heer Halky ook van de zuider Magellanifche wolk- jes getuigt, (Gregory, Lib. IL §. 2.1.) nadat, gely kuit de voor aangehaal- de plaats van de Heer Huigens blykt, voor eene Sterre die men met het 00- ge iiet,,verfcheiden andere figh dooreen verregefigt-pyp op doen ; foo dat (vol- gens het getuigenifle van Gberubin d'Orleans, pag; 2.70 en 313) door defelve in het eenige Gefternte van Orion (. de Reus in het gemeen genoemt) meer- der, en volgens de obfervatien vanRheita , by Zalm. Fund. ƒ//.,. pag. 1091. aangehaalt, tweemaal foo veel Sterren figh vertoonen, als door het oogh aan. den geheelen Hemel geilen werden: hebben de waarnemers der Sterren, al- le hoop verkoren, van oit defelve onder eenigh getal te kunnen begrypen. Te meer, om dat door béter venekykers geduurigh meerder Sterren geilen· werden: foo dat eenige, hier door verrukt fynde,. der felver getal (hoe wel fonder grond) oneindigh geflelt hebben. Gely k van Jordanus Brunus, inde Gosmotheoros van Huigen*, pag, 138 getuigt werd, Dogh om niet meer als- waar is te feggen;: dat is feker, dat de hedenfdaagfe door de(c verrekykers» gedane ondervindingen defelve betoönen genoeghfaara ontelbaar te fyn. Siet: Whifion, PraL Afiron. pag. 23, §. 78. Laat nu een ongelovige ons feggen, indien fy door geen hooger
Geeft als een menfchelyke gefchreven hebben, hoedanigh Mofesen Job inde* voorgeroerde, plaatfen, de Sterren in diê tyd ontelbaar hebben kunnen ftel- len $ daar eerft foo veel eeuwen daar na defe overgroote meenigte, na her uitvinden van de verrekykers, aan de menfehen by ondervindinge Hond be- kent te werden;, en defe fpreek-wyfe, als doe felfsby dtgïootile Jflronotni%, niet anders als voor een Rethorifche vergrotinge konde aangefien werden$·, die wel aan een groote meenigte de naam van ontelbare fomtyds geven. . Indien men nu verder defe grootheit en veelheit der Sterren by den ande-
ren neemt; kan dan ymand fonder de uiterfte verwonderinglr, en felfs fon- der verbaaftheit dat heerlyke uitfpanfel van den Sterren·Hemel;aan fighV voorftellen ? het welk met foo groote en blinkende lichamen in foo onuitfpre- kelyk een meenigte verciert is. En laat een Godtloochenaarfigh verbeelden! defen Sterren-Hemel, en defe foo ontelbare meenigte van foo groote vyer- klooten van na by te fien; foo fal hy al verre moeten vervallen fyn, indiem fyne gewuTe aan hem niet feggen fal, dat het een magtigen eawyfenSchep* per moet fyn, die defelve gemaakt, geplaait, en foa veeleeuwen in diea «aat beftiert en onderhouden heeft,. .. & ,79' indien men pu. de gedagten van dé grootile Mathematici over de.-
veif^
|
|||||
■
|
|||||
6s>6 XXV. 'BESCHOUWING E. "
vcrfcheidenheit der Sterren onder malkander, nafpeurtj vind men de befte
cdelmoedigh gendegh, om te feggen, dat het haar volilrektelyk onbekent is, of alle Sterren even groot fynj lbodanigh, dat alleen om de meerder af- gelegentheit eenige aan ons ooge kleinder voorkomen: dan of ook de eene Sterre in grootheit van den anderen verfchilt. '·:" En ingevaile meii met het woord Heerlykheit, behalven den uiterlykenfchyn,
waar inde Hemel-ligten iigh verfcheiden vertoonen, ook hare ware grootheit verdaan moet j fcheint den Apoilel Paulus, dit twyfrelagtige te bepalen ι Corinth. XF.4.1, in deCe woorden; De [eene~] Sterre verfchilt in Heerlykheit van de [andere ~\ Sterre. Jk hebbedeie aanmerkinge, die ik anders wel konde voor by gaan, hier
by gevoegt, op dat ymand, die dit Woord voorGoddelyk houd, yets meer- der mogte weeten, als de onderfoekingh der Nature hem kankeren j en ver- iekert Iyn, dat fchoon de af (landen al eenighfints verfcheiden mogten fyn, ■egter verfchil in de Sterren is. En ingevaile ymand nogh foo ongelukkigh is, dat het Goddelyk Gefagh van dit Woord tot nogh toe by hem onfeker blyfrj fal hy egter uit het vorige en verfcheiden plaatfen niet kunnen na la- ten overtuigt te fyn: dat het feive met een meer als menfchelyke kenniflê, van natuurlyke faken, en ook van de Sterren (preekt. Indien hy mi'indelen een weinigh boven een volkomen twyffelingh tragt te komen, dewyldogh geen middelen, om dit tot fekerheit te onderfoeken ergens anders te vinden iyn, laat ik aan hem felfs, of hy ymand, die in defen foo veel geloof ver- dient, en fco veel tekens van een boven-menfchelyke Natuur-kundegegeven heeft, aan hem felven en ons foude kunnen aantoonen. En indien ik yetwes, ^waar door het feggen,van den H. Paulusfchynt uit
de Nature eenigh fins bewaarheit tê werden,magh bybrengen: men overleg* ge by iigh felfs., of het niet geloofrelyker is, dat de eenc Sterre grooter is als de andere, als dat ly alle defelve grootheit en verfcheiden veerheden heb- ben. Om dat men uit de waarnemingen van de grootfte Sterre-kundige be« vind, dat het feker genoegh is, dat eenige Sterren hare grootheit blykelyk verandert hebben, en kleinder geworden fyn (fiet daar van een vernaai by Gregory, Lib, lï §. 30) want dit gelove ik niet, dat. ymand Ügtelyk aan haar verplaatiingh op een verder afgelegen plaatfe alleenen geheel fal toêfchry- yen. Indien dit egter mogte gefchieden, gelieve hy defe aanmerkinge voor by te gaan} fchoon anders de vcrfchillende groot heit der Planeeten, daartoe ook eenighfints ichynü te leiden. §. 80. £er ik verder ga, kan ik niet afwefen, by gelegentheit van hec
firaks aangeroerde alhier yets te leggen , van hetgeen men fedeit ontrent een eeuwe in den Hemel ontrent de Stenen waargenomen heeft, het welke alle de Sterre-kundige heeftdoen verbaaft (laan. De Heer ÏYhifton, Prahft. Afiron. pag. 47 noemt het Ingens plane & fufpiciendum por tent um & avis futuris fitte ixpilcatiom' trmsmittemlumy dat is, een [eer groot en verbaafimakend ivondef' *'■ . jftèh |
||||||
\
|
||||||
\
|
||||||
Ñ
|
||||||
■ Vandenfigthamn HemeL ó*$>7
fluk3 dat men aan ds volgende eeuwen /onder eenige verklaringe daar van te kun·*
mn geven fal moeten overlaten. Het geen hïer door gemeeot werd, fyn die nogh toe onver flaanbare veran-
deringen} welke figh ook ontrent de vafte Sterren opdoen* waar door men bevind, dat nieuwe te voorfchyn komen, andere, die men gefien heeft, ver- dwynenj en eenige nu met meerder, dan met minder glanfch figh vertoonen. Soo is (na eene die men fegt by Hipparchm waargenomen te fyn) in den ja- re 1/71 «ene nieuwe verfcheenen in de ftoel van Gaffiopea^ A°, 1600, in de borft der'Swaan* 1604, in den regter hiel van de Slangedrager f en meer andere by Gregory9 Lib. IL §. XXX., gelyk o -k by Mercator en Whifton^ die een verhaal en optellinge daar van geven, na te ficn fe. Soo fyn eenige, die te voren gefien wierden, onfigtbaar geworden i en Hevelius legt in fyn Voorlooper, dat men te vergeefs in den Hemel fogte na vyf Sterren, wel- kers plaatfen noghtans Tycfo Brahemim een eeuw te voren afgemeetcn had- de: waar van by den felven Gregoryy in de Acla Lips. itfpi, pag So. meer- der te vinden is. Gelyk ook, hoe een Sterre ftaande in den hals van den Walvifch dikwils geheel fchynt verdweenen te fyn, en ter fetver plaatfe op verfcheiden tyden figh weder vertoont te hebben, Jcla. Lips. 1703, pagl 2,15. En hoe in andere hare grootheit merkelyk verandert is, foo veel haar ligt en ons gefigt aangaat. Ook kan men 't geen wegens Kirchius in de Áò- ta van ^pjigh, Ë°. i6tj*pag. 647 aangetekent is, daar over na lefenj de- Wyl wy alhier alle die byfonderheden niet kunnen ophalen. Het is waar, dat de wysheit des grooten Scheppers, die anderfints ibo
klaar in de ooghmerken en gebruiken der Scheplelen uitblinkt, alhier aan een Atheift, die voorgenomen heeft by fyn ongelukkigegedagten teblyven, met foo veel kragt niet kan betoogt werden: dewyl ons veritand niet mag- tigh. is om tot de kennifle van alle de einden, waar toe defe wonderen in den Hemel gefchieden, door te dringen. Maar egter maakt het dit waar- fchynelyk genoegh, dat geen geval, dat los is en geen bepalinge heeft, al- hier plaatfe kan hebben; nadien het niet annemelyk fchynt, dat foo gedug- te gevaartens foo veel veranderingen fouden hebben kunnen lyden in haar felfsj en dat fy egter foo veel jaren fondereen magtigebeftieringe, in die vafte order van hare afftanden fouden gebleven fyn, fonder, als alles gevailig was, tot verder verwarringen te vervallen. * . §. 81. Ik kan niet nalaten hier by te voegen-, dat boven andere verkla-
ringen, welke veel geleerde Heerenover de woorden gegeven hebben, die men vind Job. XXXFIII. 31. defelve my ook fchynen yets te feggen, hei: geen tot de boven verhaalde veranderingen en verduifteringenvan vafte Ster- ren opfigtelyk is. Alwaar den Almagtigen van den Hemel en hare Ordon- nantie fprekende, gelyk uit vers 33 blykt, aan Job vraagt, .Kunt ghy de lief' lykheden van het [even gefternte hinden £ Indien wy nu eer/t met het woord Kimah, alhier feven-gefternte vertaalt, of
.Tut defe
|
||||||
'<Qff XXV. BESCH O UW ING E.
defe óf andere Sterren verftaan-, nadien het uit de Woorden-boeken blykt
(liet by voorbeeld dat van Robbert/on en Coccejm) dat de Uitleggers dit op ver- scheiden wyfen overfettenj en men die Sterren, welke eigentlyk daar door gémeent werden, befwaarlyk vaft bepalen kan. 'tGee'n ookderedenfchyntte fyn, waarom in Het volgende vers9 het Hebreeuwfche woord Ma%zarooth; in de Nederduitfche overfettinge gehouden is/ jjCQ fi3 tl»njf En Jté$ kfüBrvn, ingevaile men. met verfcheiden Uitleggers· by /V«3· en
met Pifcator felfs, het woord &'»<&# alhier in de betekeniflb neemt vaa>!Co* hibere^ impedire, dat is, beletten of 2e rugge en tegen houden; fal de fin défer plaatfe wefen: /C«»;f g&y ^ Meflykheden van het /even gefternte (offoodanigheen ander als dit woord Κ r ma η betekent) beletten en tegen houden ? Waar uit darr niet duifterly k fch^nt af te nemen te fy η, dat den grooten Vrager hier valt ftelt, dat de lieflykheden eeniger gefternten (waar onder ook haar ligt en glanfch met regt te tellen is) kunnen belet werden:, dogh dat dit boven Jobs en aller menfchen vermogen is, en alleen van de Jehovah gefchiet. Gelyk foodanige ook de andere faken fyn, die aan Job, die aan hem fyne kleinheit in opfigt vanGodt te toonen, in defe Capittelen voor geftelt werden. ' En verder, nadien men reden heeft om te geloven, dat die verwonderlyke
verfchynfel in den Hemel by de Oude niet bekent is geweeit j als miffchien by de Poëten, die met waarheit of leugen veriiert hebben, dat onder defel- ve Sterren van het feven-geftemte eene onfigtbaar is-ge worden. Siet Tycho 'm de ftraks volgende'plaatfe, daar hy dit om die reden verwerpt. Waarom Kirchius hier van (prekende, in het ftraks aangehaalde f£hrift dit noemt, Rem; Weteri. jiftronomiw incogmtam·, of Een faak. aan de Oude Sterre-kunde onbekent. Het welk ook uit de Progymn. van Tycho Bmhe, pag. 237 opentlyk blyken kan*, alwaar dien grooten Hemel-meter nogh volmondigh valt ftelt, dat men ooit veranderingh in de Sterren in de voorige eeuwen vernomen heeft3 foo dat tot fynen tyd toe dit aan alle menfchen onbekent gebleven is. Saldanymand, die defe verklaringe, welke op het gefagh van foo veel
vermaarde Taal-kundige fteunt, eenighfints kan toeftemmen in defe woor- den gegrond te fyn, hoe ongelovigh hy ook fyn magh, niet gedwongen we- fen toe te ftaan? dat geen menfche in die tyden defelvc kan gefproken heb- ben·, als yets fynde, daar van fy alle nogh onweetende waren. En indien het in*dietyden nogh nok gefchiet was, legt hier een ingewikkelde voorfeggin- gein, van yets dat na düifenden vanjaren eerftgefchiedenfoude. Waar uit dan niet alleen volgt, dat defe woorden vanytnand, die meerder is als een menfche, moeten gefprooken fynj maar felfs, dat'fy geen anderen, als den Godt des Hemels ielve, diev alleen weet wat in volgende eeuwen ontrent defelve ge- Beur en fal, tot haren Autheur konnen hebben. §. Bt. Laat ons ;rm verder tot de Planeeten of Dwaal-fterren overgaan.
Daarom foodanigh genoemt, om dat fy voorons die de Aarde A, Tab-,ΧΧ^ ü?gv t~~en>3~ bewoonen, dan fnel dan langfaam ? dan voorwaarts dan agter- waarts
|
||||
'Tan oen figtharen Hemel.
Maarts fchynen te gaan, en fomtyds eenigentyditilteblyven, Hetwelkeaan die hare loopen niet onderfogt hebben, gelyk een dwalen voorkomt} ho&- wel die figh des veritaan weeten, dat fy ten opfigt van de Sonne alcyd in haren wegh alleen voorwaarts uit kunnen gaan, en egter defelvererfchynfe- lenverooffakeni 't geen hoe fulks gefchieden kan, in de Sterre-kunde ge- Alle gelyk bövén gefegt is §. 67: werden om de Sonne S bewogen, dog twee welke men daarom de laagfte noemt, namelyk D Mercuiius, en C Venus, hebben hare omloopen foodanigh, dat fy ahyd volgens-het gefigte uit den Aardkloot, aan defelve fydetnet de Sonne figh bevinden: daar de drie andere als E Mars, F Jupiter, Ç Saturnus, fomtyds aan defelve fy.de der Sonne, en op andere tyden aan de tegen over fyde uit den Aardkloot Á ge- fien werden; gelyk men uit defe twee figuren af nemen kan, als men op ha- re omloopen let? · ; ; '■ — , :!Men moet om hier een regt begrip van te maken,^ figh weder rragtea van die vooroordeelen te ontdoen} welke wy van onfe jonkheit at door ons gefigt ingefogen hebben j om dat het felve ons defe groote lichamen by na als knikkers olf feer klein doet aanfien; en viy na by ons frnde. Het geene door de figuren, die de Aflronomi van het famen-itel der Planeeten gewoon fyn te maken, nogh meer beveaigt werd; welke wel op het befte genomen, de proportie van haar afftanden, dogh in feer klein beftek vertoonen} en ooit: ofTelden hare lichamen in vergelykinge van hare ware grootheden doen fien, het geen onfe verbeeldinge daar inne feer veel bederft. «8? Den grooten Sterre-kundige de Heer C. Huigens heeft in fyne
fchriften, en nogh op het laatfte van fyn Hoogh Ed. leven daarom tot een groote hulp om onfe verbeeldinge te verbeteren, der felver grootheit in een byfondere figure na de proportie van de Sonne afgetekent% welke wy derhalven in de Tab.XXILFig.i. uit het Autum, Planéh q\kkrmër$eh.Wg% hebben. Waar in, als GD Ê de Sonne betekent in defe grootheit, menden Aard-
kloot na fyne mate in Á en de daar by fynde Mane in. fiet, enfoo \oort de andere Planeeten. í j, ;
Volgens fyne waarnemingen bevhadmen, dat den diameter ot dikte Ue^
Sonne-kloot GDK.
ïïo malen küger is als die des Aardkloots Á
^08 . . · als die van Mercurius D ;
84 f . .als die van Venus G
i5ö :. . . als die van Mars E
«■ë y- · ■; ,... . als die, van Jupiter F
$ji £J; , ., .als die van den ringb , GI van Saturnus
En die van defen ringh zi malen grooter als de Diameter van den klopr. vaa:
Saturnus H. . · ,,T
Tut æ Waar
|
||||||
- t
|
||||||
■
|
||||||
. ■■(■;-. .. , ' . ' . W:: -■ ■.......
7ï& XXV. B*fe S C HO U W I Í G E.
Waaruit voTgt, dat indien men defe Planeeten by den Aardkloot, dier
óns beft bekent is, vergelykt. Ã. Dat den Aardkloot niet wel 3. maal foodiky eridaarom niet wel 27 ma-
len foo groot is als den Planeet Mercurius D. II. C Fenus ruim of ontrent 1 * malen foo dik, en daarom ruim foo groot
lichamelyk als den Aardkloot felfs. . j■.·.,;.-:■ III. E Mars is weder kleinder als den Aardkloot. Soo dat de diameter
van defe ruim 1* diameters van Marsen gevolgelyk ontrent 31 malen den kloot van Mars bcgrypt. IV. F Jupiter volgt, dan; welkers diameter 10 malenr en wiens lichar
melyke. groot heit 8000 malen foo groot is, als den Aardkloot. * Vier ömloopeis om figh hebbende, welke niet fehynen minder als onfen
geheelen Aardkloot te fyn. Siet Huigens Cosmotbeoros-pag. 101. V. Na defen komt eindelyk Satumus in Ç, welke, 't geen «iemand oit foude
hebben kunnen denken of vermoeden, eenen ringh G I rondom figh heeft, die feer dun na proportie van fyn grootheit en vlak is·: latende een ruimte tu£ fchen hem en het lichaam des Planeets H, waar aan by nergens eenige vafl> hegtinge hebbende defelve, alseenverwelffel, omringt. W aarom dit famen- ftel van Satumus met defen ringh, van verfcheiden oorden by die den Aard- kloot bewoonen befehouwt fyndey een feer:veranderiyke gedaante meermal- Jen gewoon is te vertoonen. De breedte van defen ringh GI, is volgens de voorgaande tafel ontrent
50 malen foo groot, als den diameter des Aardkloots. En daarom, indien een kloot daar op gemaakt was, foude die 17000 Aardkloten bevatten. Den diameter van-den kloot van Saturnusiit is ontrent 13 malen foo groots
als die des Aardkloots; en by gevolge begrypt het lichaamdes Planeets 11 p/ makn den·gehêelen Aardkloot, ã Boven dit fyn vy£ Manen j die om defen omringden Satumus loopendege-
ficn werden; 1 §. 84. De tyden nu op welke defe Planeeten harje omloopen om de Sonne
volbrengen, heeft men waargenomen te fyn: in Mercurius 3 maanden; in ffynus ontrent £ maant; 'm· Mars by na 2.} in Jupiter ,12.;. en in Satumus ontrent 30 jarea: alle na genoegh. De omloopers fullen wy hier voor by gaan: die den tyd van haar omloo-
pen om Jupiter en Satumus weeten wil, kan·die by dë Sterre-kundige na fien. De afftanden van de(é Planeeten van de Son, bevind men de volgde
te fyn. Als men den.afftand d'ès Aardkloots van de Sonne ftek iotewefen; isdie
van Mercurius van de Sonne fchaars 4; vm Fenus y ; \*n Mars jf; v&nju* fittr ftj'^m Satarnm: pf van defe deelen. SietGregory, Aftrpn. Lib.I. %- *> &âï aat de diftantie. van defen Aardkioot tot. de Sanne fynde volgens ÏöçÉ GO
|
||||
pg ; \4 Vêin9 den figtbmen, Hemel* jöi
en FkmfleMus (om'gemakkelyker te rekenen) van 10000 Aardklootsdiame·*
tcrs, fal Adercurius4000, Fenusyooa, Marsifooo, Jupiterf 1000, enifo- /#m/j pfooo geheele Aardkloots diameters van de Sonne afftaan, en nogh fóo veel verder, als men den afftand der aarde van delSonne mztHugéniu's op 12,000, of met la Hire op 17000 der felver neemt volgens §.7. Wy heb- ben hier, om fekerder te gaan en niet te veelVte iteUen, de minfte getallen gebruikte V : ' §-&f. Laat nu een tot nogh toe blind Philofooph by fïgh felfs gaan, en
fyne verdorvene verbeeldinge, die hém defe groote lichamen en ruimte ièer klein, en daarom by na veragtelyk,. en veeltyds niet anders, alsinddbvoo- rige figuren en arbeeldjngen Tab. XXL Pig. 1, en z. Tab. XXIL Fig. z. gewoon is voor te ftellen, tot het ware der faken gewennen. En (omeen voorbeeld te geven) F&nusde Avond- of Morgen- Sterre in den Hemel bd* fchouwende denken, dat hoe klein deièlve aan fyn oogh ookfchynenmagh, hy een kloot fiet, die aan den Aardkloot genoegfiam in grootheit niet en behoeft te wyken; en die (dat verfchrikkelyk is), het fy men den Aardkloot ftelt te ftaan ofte Ioopen,met een fnelhek in iyne wegh om de Sonne voort- gedreven werd i welige meer als 1-46 malen grooter is, als die van een kogel, wanneer hy uit een kanon gefchooten werdl Jnsgelyks (om van de boveoile Planeeten ook yets te iêggeri, riyiiérrieer
opwaarts in den Hemel, en befehbuwe den Planeet Jupitèr, die een kloot is (gelyk men uit het voorige kan fien) welke in fyn grootheit wel 8000 Aardklooten begryptj en denke verder, eer ft y hoe verre defe wel van herfl af moet, fyn, als een foo gedugt gevaarte hem foo klein als eengroeten knik- ker of kleinen fluiter voorkomt. En daar ηαΛ welk het geweld moet weien 5 waar meede foo verichrilckelyk eenen kloot door den Hemel voortgedreven werd; als defelve (gelyk men bevind")noetgroot fy ook is meer als 5*4 ma- len (helder als een gefchooten kanon-ko|pl voórtvliegt. §. 8ó\ Dit fal miflehien aan onervarene wat inbeeld igfi en öngéloorrelyk
fchynen;. die egter de Aikonomie ver (laat, weet dat in de grootheit en af* ftandender Planeeten met den :afiland en grootheit der Sonne tevergelyken, men niets by giiTinge behoeft te ftellen ν maar dat men by fekere gevolgen uit de waarnemingen fulks· kan afleiden ; gelyk,by de neer HugeniUs in fyn Syft. S#tum,pag,jj en 81. by na woordelyk te lefen is, eneen Wis- kundige weet. 000 dat in dit alles, om niet de proportie, maar èe Ware'maat te weeten,. Het alleen op de grootheit en afftand der aarde ten opfigt vim de Sonne aan- komt; die tegenwoordigh aan de Ster re-kundige nabygenoegh foo verre be- kent is, φζ men verfekert kan fyn, dat men de Planeeten felfs,, npgh harer afftanden niet tè groot ftelt. Indien men dan weet, dat in defen geen misflagh van geWigteBegaan werd,
fal uit de tyd van hare omloopen haar voorgefeide ihelheit ligtelyk kunnen uitgerekent werden. Ttt* 3 By
|
||||
gj$ XXV. BE SCHOUW IN GE.1
By vöörbèêïd: ■ '
Een kanon-kogel loopt volgens de ondervindingen van Aierfénnas (by Ha-
genius aangehaalt Cwnotheom, pag. iif)ioo Franfche roeden van 6 voeten {Hexapeda) ijl den /tyd van een feeonde, / En volgens de nauwkeürigite afmeetingen der Franfchen, is de dianietef
des Aardldoots iahghöf 58fp4 van defe felveroederu ;; Soo foude dan een kanonskogel met defe veert eenen Aardkloots diameter
afloopen, ontrent in óf 380" feconden, dat is in ruiini i8 uuren, of in i van een etmaal.
Waar, uit dan volgt, dat hy in een jaar van '$Öf dagen 485 Aardkloots dia-
meters en 40 der lelvef irt een maand van dertigh dagen foude kunnen af- Nu is boven te fien §. 84. dat f'ah; XXL:.Ftg. i.eni. de lengte tüffchen He Sonne en Aardkloot, of de linie iAS geftelt fyrade op 10000 Aardkloots diameters (het welk minder is als Lïuigenius en Ia Hiredefelve vinden) den af- ftand van Fenus van de Sonne of de linie S C bedragen fal 7000 der felver diameters} ende indien men nu den omloop CTR voor een cirkil neemt, waar van CS den halven1 diameter is, fal den geheeleh diameter CR fyη J4000-Aardkloots diameters: en ftellende de reden 'van den geheelendiarne- ièr tot den omtrek van eèn cirke], völge,nsiïet geen bekent is, als π 5·tot ^fi foo falde omtrek CTR van' deieri'diameter CR fyn van 43981 Aard- kloots diameters i welke Fenus in ψ- maand omloopt. ■ Maar te vooren is gèVöriden, dat een' kogelitt een maand 40,' dat is in j\
maand,','öf in defelve tyd als Fenus omloopt', |oo Aardkloots diameters af loopt. SoobÏykt^dan dat de fee!heit van γϊψΐ'ΐ tot die Van èeh kanon ko- gel, is als 43$>8z tot '360, of dat'Fenus ïneer als \'M m'aleh fiielder voortge- dreven' werd als den gefeideii kogej, . * v \ , ; -.. Op defelve wyfe fal rheho'ökniet weinïghmoeite kunnen rekenen jdewyl Jupiters afftand van de Sonhe, of den halven diameter van iyri wegh (alsdie ook cirkel-iOnd géftêit Weid) is van f 1006 Aardkloots diameters ·, en den tyd van fyn omloop 1^ jaren} dat fy ontrent f f malen j immers veel meer als ƒ4 malen/nèlder gaat^lseengefchóteh kanoii-kpgcljaieirieehjaa^SiSAardkloots diameters, volgens het vooren getoonde/afloopt.' Wy ftellen hier der Pla- neeten loopên eéndragtigh te wefeni hoe wel merr irilöe Aftrènomie bevind, dat fy de eene tyd méjdeÏ.en de andere trager fyrr. :Dogh:'vermits fy in on- trent den gefeiden tyd haar omlóópen doen } is defe rekeningh fekergenoegh, als men op de geduurigê verfchillen geen agt neemt} en is dit ymandniet ge- noegh, hy ^enkè dat defeh'è fömtyds Wei met mihdei; · dögh fomtyds met meerder melheit Joopen , f,dat waar isi en genoegt!' tof;;Sét geene wy hier beoogen, *·" ■ ■ . . , '* T \
■§'. 87. Indien men nu fielt met de Heer CaffimiHuigensCoskotheörös^ag-ioi)
dap de naafteMaan of omlooper yanjjupker van den feiven afjftaat ύ diameters van
|
||||
D Η Wm ÏÏènygêarèn Hemel. 701'
iefëfi PïariééÏ.En dat fynómlpöp gefchied in een dagh, 18 uiiren, 28 minuten eü
36 feconden 5 fal den heelen diameter van deifelfs omloop fy η f j, en den omtrek (als defelve met een cirkel overeenkomende geftelt werd)aifJJM diameters van Jupiter. . . < Nu eëh diameter van Jupiter is gelyk aan 20 diameters van den Aardkloot j
iërhalven doet den omloop van deie naaile mane 3f6 Aardkloots diameters. En volgens de V^èrèh^éilëldeomloopstyd, loopt defèn maan in een dagh . in fyn wegh om Jupiter 201 Aardkloots diameters: en Jupiter, foo men nis fyn voorigë afttand en ömloops tyd berekenen kan, loopt 73Aardkloots dia- % meters in fyn wegh om de Sonne in de felven tyd van een dagh: Soo dat de- fen omlooper in fynen byfonderen wegh tuflchen 2 en | malen foo*fnel loopt als Jupiter felfs, en by gevolge veel meer als 100 malen foo fnel als een ka- non-kogel, hóe wél hy foo groot is als den Aardkloot felfs. (Skt Huigens Cosmotheprós, pag; ïöi.) ' * / · ' ;: · . §.88. Indien men nu voort wil eenigh begrip maken van de verfchrik-
kelyke grootheit van de kragt, die deiè Planeeten beweegt ·, is te voo- ren getoont, dat den diameter van Jupiter 20. malen grooter is als are des Aardkloots 5 waarom hy felfs 8000. malen defelve in groptheit over-' treft.;■■■'■".* ;".'■■ ,y ψ '-- ■ ';<M'· J' ' i , Nu weeteh de Mèehaniei, dat ais men de grootheit van twee lichamen,
elk met fyn fnelheit multipliceert (gelyk §. zf. al eens gefegt is) dat daaruit de proportie bekent is' van de kragten die haar beweegen. Stellende dan de Aardkloots grootheit gelyk de eenheit, en de fnelheit van een kanon- kogel ook gelyk defelve eenheit, foo is de kragt die den Aardkloot bewee- gen foude moeien, als fy foo fnel als een kogel foude voortgedrceven wer- oen, ook gelyk aan de eenheit, om dat dié door multipliceeren met figh felfs niet verandert. !- ; En fal men dan in defe vergelykinge den kloot van Jupiter moeten ftel-
ien als 8ooo, ëh fyn fnelheit f4 (gelyk uit het voorige blykt) om dat hy in fyn wegh f4 malen fnelder loopt als een kogel. Dit met den anderen gemultipliceert, geeft 432,000 goorde kragt die J#-
piter beweegt. - Soo dat hier door bntegënfprekëlylc getoont kan werden:
Dat de kragt, die Jupiter beweegt} en by gevolge het geweld dat defel-
ve Planeet daar door ctóet, ten minften 432,000 malen foo groot moet fyn als' een andere, die magtigh foude fyn om den Aardtkloot foo fnel voort te dry ven, als een koogel uit een Kanon gedreven en voort gefehoten werd. Wy (lellen hier, dat de digtheit der dèeteh (Denfitm) van den Aardt-
kloot en Jupiter gelyk fynj en hoe Wel die by fommige berekent werd' grooter hrde aarde us'jupitèr te Wefen, fal egter dit verfchil niet'ma- ken, dat dit getal niet tot feer veele dutfeadèfi maten grooter blyve 3= doghs |
||||||
*
|
||||||
\
|
||||||
ν
|
|||||
7Ö4 XXV. BESCH OU WINGE.
dit foo nauwkeurigh een onderfoek is hier de plaatfe niet om breder uit te
breiden.
$. 89, Die nu tot nogh toe aan een magtigh Schepper en Regeerder van
dit Geheel-Al getwyffek heeft, ga eens met een ftillen aandagtby figh felfs nederfitten en overdenke: eerft, hoe defe Plaöeet-klooten foo verbafend in ha- re grootheden, met foo verfchrikkelyk een fnelheit om de Sonne gevoert werdenj die de by na onverbeeldelyke veert van een Jianon-kogel foo verre te boven gaan.
Ten anderen, hoe om defe foogruwfaamvoortvliegendegevaartensderPla-
neeten nogh andere omloopers, welke in grootheit aan den geheelen Aard- kloot niet wyken* met een nogh gropter fnelheit omgevoert werden. Ten derden, dat het eerfte, nogh de beweegingh van Jupiterm fyn wegh
niet gefchieden kan; ten fy door een kragt, die foo veel duifenden malen gro- ter is, als dat gedugte gewelt foude moeten wefen, het welk een kloot, foo groot als den geheelen Aardkloot, met defelve, ihelheit daar een kogel uit een kanon gefchooten fynde meede voortvliegt, foude kunnen voortdry- ven. \ .
En indien defe laatfte kragt, waar door den Aardkloot foofnelfondekun-
nen bewogen werden, alle verbeeldinge van menfchen te boven gaat} wat fal men van foodanigh eene moeten feggen, die den Planeet Jupiter in den Hemel voortdryft? En hy fchynt al feer verhart te moeten fyn, die een G ode loochent,en nogtans al dit gefeide voor waarheit houdende (gelyk hykennif- fe van Aftronomie hebbende houden moet )fyne verbeeldinge foo verre heeft kunnen verbeteren, dat fy hem defe faken voorflelt, gelyk fy in der daad fyn, en niet gelyk fy in figuurtjes gefien werden} of gelyk fyne jonkheits vooroordeelen, die dit als van een veragtelyke kleinheitenalseenkinder-fpel aan hem doen begrypen, hem te vooren daar van hebben doen denken. En fchoon men nu al geen andere van die hooge einden, welkedenaanbid-
delyken Maker in het formeren en bewegen van defe foo groote gevaartens figh voorgeftelt heeft, kon uitvinden} laat defen twyffelaar felfs regterfyn, of ly niet met veel grond kunnen dienen, om de vrèeflelyke magt, die figh in defen openbaart, buiten eenigen twift en tegenfpreken te ftellen: en of den grooten Godt des Hemels niet met groot regt, om in defen fyne magt verwonderlyk te doen fyn, heeft kunnen feggen, Je fata. XL. 16. Heftwme oogen om hooge en /iet wie defe dingen gèfchapen heeft ν die in getale haar Heyr voort krengt, die fe alle by name roept van wegen de groofheit fyner kragtm,enom dat Hy flerk van vermogen is, daar en word 'er geen een gemifl. §. po. Ik weet wel dat om het bewys van eenen alles regeerenden Godt te
ontWyken, het welk voor Atbeiilen foovreeflèlykis, defe ellendige gewoon fyn de bewegingen van defe fpo groote Hemel-klooten te begrypen, even als of het foo veel ronde bollen waren, die in een vat met water dryven en in ronde cirkels ornloopen, als men het water in het vat in het ronde beweegr. En
|
|||||
Van den figtlaren Beniel·. föf
En werden fy in defe verbeeldingen niet weinigh verfterkt door de figuren,
die de Aftronomi vanhetfamen-ftel van de wereld gewoon iyn te maken j ge- lyk 'tab. XXL Fig. ι en i. alhier te fien fyn. Alwaar men de omloopen de- ier Planeeten, als van de voorgaande bollen in het water > in een en hétfel- ve vlak van het papier iïet afgefchildert.> Soo dat 'er niet meer beftieriilge tot defer beweegingen fchynt vereift te werden; als dat men alleen figh voor* itelle, dat eene itoffe, wa:iriniyfwemmen, inhetrondebewogen werd. En te meer, dewyl, als men in een rond vat het water fnel met het roeren van een ftok doet omloopen, men meermalen eenige kleine gedeelten van het felve fier, die in figh felfs omdrayende te gelyk om het gemeene middel-punt ge»· voert werdeni waar door het dan haar voorkomt, dat ook de omloopers om Saturnus en Jupit-er gelyk alhier by F en Η aldus fonder eenige byfondere beftieringe rondom hare Planeeten drajen kunnen. En op deië wyfe fyn defe beklagelyke Redeneerders gewoon de wonde-
ren, die in den Hemel gefchieden, te befchouwen*, fonder anders als op feer verfchillende figuren en gelykeniiTèn te letten. En om deiê hare gedagten met meer fchyn voor waarheden by haar felfs te doen doorgaan j bedienen fy figh van die ongegronde grond-regel van eenige Philofophen* dat de meelt eenvoudige onderfteilingen en begrippen, welke men van faken maakt, altyd de meeft ware fyn. 't Geenby onkundige en die den arbeid van een regt onder* foek tragt-en te ontwyken, dan ligtelyk toegeftemt iynde, haar ibo veelgc» ruiter ftelt, en onder onwetende veel navolgers maakt. * Dogh ingevalle nu de faken figh al op defe wyfe toedroegen, was egter
uit de beweeginge van defe ftorTe die in het rond loopt (indien"'er foodanigh een ftofFe is) een beitierende magt des grooten Regeerders klaar genoegh te bewyfen j nadien de ondervindinge leert (gelyk ftraks nogh meerder fal getoonc Werden) dat alle bewegingen in een regte linie gefchieden, en fonder een andere byfondere beftieringe gé%nfints een rond kunnen befchryven. §. pi. Maar wanneer wy«ons nu van defen verfierden Hemel afwenden5
die alleen fyn grond heeft in de verbeeldinge van ibodariige, welke figh daar van bedienen, om met meer gemak (of foo fyfeggen, met meereenvoudig- heit) tot de verfchynfelen, die meeft in hetooge loópefl, eenonderftellinge re kunnen formeeren: en indien wy verder onfe befchoüWinge buiten eenige voor-oordeelen rigten tot het geene de ware onderlbekers door hare waar- nemingen ontrent de beweegingen der Planeeten bevonden hebbenj fal het niet duifterlyk voor yder af te nemen fyn, dat de voorige uitvlugten fonder cenigen grond fynj en onder andere heerlyke ooghmerken, die den grooten ■Maker figh door het fcheppen en bewegen van defe Planeeten heeft voorge- ftelt, ook het einde op een uitnemende wyfefchynt uit te blinken, om aan alle, die fyne magt, regeeringe en andere vol maakt heden loochenen, metde kragtigite betogingen aan te toonen, dat het nogh geval, nogh blinde na- tuur-wetten, maar een groote en alles beitierende Godtheit is, a'ie defe ge- weldige dwaalfterren en hare roerfclen regeert. V w-v Want |
||||
ycS- XXV. Â E S C R O UW É Í G E.
Want mfly verre van dat alle defe groote klooten ineenenhetfelfdevlalt
bewogen werdenr gelyk fy tab. XXI. Fig. é en 2. te onregt, hoewel nadc- gemeene wyfe felfs van de grootile AftiOnomi, afgetekent Üaan: foo bevind men dat alle haar vlakten het een het andere,, als twee in malkander fchuin- gefette hoepen;, döorihyden. By voorbeeld, laat het vlak van het papier, daar de 3 Figuretab.XXl. op ftaat, het vlak fyfi, waar in den omloop der Sonne om de aarde (of der aarde om de Son, dit betwiften wy hier niet) figh bevind. En laat het langh-rondt- E AF Â' ook in dit felve vlak fyn.. Men verbeelde figh dan verder, dat dit tweede langh»rond ACBD met fyn deel AC Â bo- ven, en met ABC onder het vlak van dit eer ile rond isj foo dat defe twee vlakken, gelykde twee boven gefeide hoepen,, niet anders als een eenigeregtc Jinie ASB met malkander gemeen hebben. Indien men danditlaatfte ACBD voor den.wegh van eenigh Planeet neemt, fal, men figh kunnen voorftellen,, boe defe van het vlak der Ecliptica, dat is, van dat van de Sons (of Aard- klöots) wegh verfchilt, en een fehuinheitop defelve maakt ·,, foodattuflchen beide de vlakken een wydte aan de eene fyde van.CF, en aan de andere van DEblyft. §. Pfo Om dan hier door een verder en waar begrip van der Planeeten
wegen te maken,, moet men. fulks doen met vail te Hellen, 't geen by alle Aftronomi bekent is, dat Eerfl^atn. wegh< van elke Planeet in een byfonder en aan hem eigen vlak
loopt. Soo dat hy de eene tyd als in Cboven, en de andere tyd, als in D onder, het vlak AEBF van de Ecliptica figh bevind. Tenandmn' dat felfs de omloopers van Saturnm enjupiter niet in hetfél»
ve vlak loopen,, waar in den wegh van haar Planeet, of ook de.Ecliptica ge- legen is;; maar dat fy van beide afwyken; en op het nauwkeurigft genomen,, in een byfonder vlak haren loop volvoeren. Siet Whifion Bralecl. Aflmn. pag. 201. daar hy der fel ver verfchynfelen optÜtv / öö, derden;,· dat elk, van;defe byiondere vlakken daar de Planeeten in lopen,
liet vlak van de Sons-wegh noit in defelve, maaralle in verfcheiden linien doorfny^detw Soo=dat ab by voorbeeld Mars. dit doet in de linie AB, fa* •piter dit fal doen inde linie RTY en dus elk, in eenandere linie.. Siei fFhiJlotL $nehU; Aflronép&g;. ppi* Itm vierden:, dat felfs de fchuinheden,. die de vlakken der Planeeten wegen>
met;de Ecliptica maken» in geen twee van defelve over een komen, maar in- allé verfcheiden fyn. Die de gelegentheit en mate van defe verfcheiden doorfnydingen en fohuin?
heden der. vlakken {Linea Nodorum & Inclinatioms by de Sterre-kundige ge- noemt) als ÄÂ, TR, en CE, E D >, weeten wil, kan defelve inhet^ ÚÑÌöç.íæç de Heer Hitgewus, pag. 447. en andere na fien.. Tfmvyfden en laat/ten: moet men weeten, dat alle defe doorfnydings-li-
QÏèm AiB)Cji RX enz, hoe wfil fy alle verfchillen, noghtans elk van haar door
|
||||
Van den Jgiharen Html, 767
door de Sonne S heenengaat, foodatdeSonne, immers Mgenöegh, ligt in
de döorfnydingen van alle de vlakken der Planeeten wegen. §. 93. Hoe veel dit nu van klooten, die in een vat met water in het fclve
vlak dryven, verfcheelt, behoeft men hier niet te feggen. En" ik lateaan den alderhartnekkigften Atheiil felfs te oordeelen, of hy denken kan, dathet by geval of onbewufte natuur-wetten, fonder een beitierende raagt gelcbiedcii kans dat foo groote klooten, en onder die ook met omloopers om haar, elk in een byfonder vlak om de Sonne ge ν oer t warden >r en foo veel duifenden van jaren fonder oit te muTen elk altyd in fyn eigen vlak gebleven is3 en in fyn loop defelve fchuinte onveranderlyk bewaart heeft: daar de fnelheit, waarme- de fy defe wegen omloopen, foo groot is, dat fy die van een kanon-ko- gel verre overtreft. Hy moet al wonderlyk van gedagtenfyn, die oordee- len kan, dat defe beweegingen van foo verbafende gevaartens, fonder door haar fnelheit eenighfints uit te fpatten, buiten eenige beitieringe foo veel eeu- wen hebben kunnen volduren. En om van het tegendeel overtuigt te fyn, een Atheift verbeelde figheen
machine i waar in hy de bewecgingen van foo veel bollen om eenen anderen bol, elk in een byfonderen fchuin of de andere ieggenden wegh, in het klein fiet gefchieden; en waar van elk alleen foo fnel loopt, als men een fteen wer- pen kanj fonder dat 'er yets figh aan hem openbare, het welk defe bollen beweegt of voortdryft. Indien hy nu wifte, of men aan hem feide* dat elk van defe bolle in defe beweegingen nu eenige weinige jaren fonder eenige ver- warringe al volhart hadde, en fyallenogh dagelyks daar in voortgingen; laat hy ons feggen, ofhy dit kleine werk-ituk niet voor een wonder-ftuk van een feer groot konftenaar foude agten: en ofhy wel by eenigh redclyfc menfeh foude derven ftaande houden, dat dit alles fonder eenigh verftand van den wyle Maker te weege gebragt was. En hoe is het dan mogclyk, dat hy dat dan van een foo ondenkelyk heerlyker werk-fluk kan denken ? , Ik kan niet na laten hier nogh eens by doen, dat my de blindheit van de-
fe ongelukkige menfchen'niet min verwonderlyk als beklagelyk voorkomt 5 die, indien fy defelve faken in een machine niet grooter als een gemeen uur- werk fagen gefchieden, de konft en wysheit des makers tot den Hemel ver- heffen fouden, fchoon fy al den felven niet en kenden} en nu fy dit in foo groote onderwerpen fien gefchieden, fy geen wysheit feggen in dit alles te kunnen bemerken. En Ichynt my defe verkeerthek volkomen onbevat- lyk te fyn, ten fy men defelve van de wrake van een verloochende Godt- heit afleide. $. s>4- En ingevalle nu de hardigheit van fommige al foo groot was, dat
fy door het voorgaande nogh niet overtuigt waren ; heeft het den Goeder- tieren Godt gelieFi nogh yets, in den loop defer Hemelfchelichamen, voory·* ders oogen in4het openbaar ten toon te Hellen: het welk fyne tegenwoordi- ge magt die defelve regeen en beilieit, geheel buitentegenfpreken en tot γvvv 2. ^ö
|
|||||
*-■■"'
|
|||||
art XXV. BESCHOUW'INÓE. '
een volkomen trap van fekerheit, by alle die billy k oordeelen, fchynt te moe-
te brengen. ,. Om dit te doen fien, fal·niemand kunnen loochenen, datdeondervindin-
ge ons leert, dat alle lichamen die bewogen werden, ineenregte lynvoort- loopen » ten ff een andere oorfaak of kragt defelve daar of doet wyken. En het is bekent, dat een fteen Á in een flinger rondom een puntS, Tab, XXL Fig. 4. in den cirkel AHDE in het rond bewogen fynde, met lbo veel fnel- heit dat hy de kragt van fyn fwaarheit niet behoeft op te volgen j hy in Á fynde niet fal voortgaan volgensden felven cirkel na Hte loopen, als den flinger. los en den fteen aan figh felven gelaten werd : maar volgens de regte lyn AF, die den cirkel in Á raakt, fynen wegh vervolgen. Het geen niet alleen inden cirkel, maar in alleandere kmmrae linien gefchiet, gelyk de Wis-kundeleem en de ervarentheit beveiligt.. Laat nu de befte Philofooph ons feggen, hoe Het fyn kan dat foo-groote
lichamen als dëiè dwaalilerren fyn, met een foo veel grooter fnelheit, als een uitgefchooten kanon-kogel, om de Sonne loopende, en eene foo groote kragt daar door. hebbende als boven $.88. getoont is, om haren wegh regc uit te vervolgen, niet mede aan defe wet gehoorfamen y en in een regte linie voortloopen: maar fonder ophouden eene kromme linie befchry ven, die tel- kens tot haar beginfelwederkeert. En waar in defe bewogen gevaartens alle ©ogenblikken van hare regte linien gedwongen werden af te wyken, indien iy door haar loop, defelve wegen, gelyk fy doen, befchry ven fulien. Want dat den Planeet Á, Tab. XXL Fig. f. om de Sonne Slangsden krom-
men trek AEDZ bewogen werdende, als hy in Á was, volgens de raak-lyn Á Ñ na Fj, en in G. fynde, volgens de raak-lyn G Q na I foude gaan, werd ■ß by niemartd meer betwiir. Men fegge ons dan nu de reden, waarom dtfen grooten en foo fnel. voonvliegenden kloot, fekerlyk van Á na F en van G na I fuliende voortvliegen, na de Sonne geduudg toegetrokken of toege- iloten, immers digier aan defelve gebragt werd. Soo dat AF en G1 de lengten iy.nde, die hy op elke plaatsin het volgendeoogenblik in de raak-lynen AP en GQ^ foude afloopen, defelve gedwongen werd die te verlaten, en in de tyd van dat felve oogenblik t'elkens foo verre de Sonne te naderen > als de linien FG en I.H in lengte bedragen. Sonder het welke het niet mogelyk was, dat dele Planeet in fynen krom lopenden wegh AE.DZ1.0m de Sonne fpude kunnen verblyveni Men denke niet ciat.men.dit met eenige Philöfophen foude kunnen beant-
woorden, die tot nogh toe geilek hebben, darde Son een draikolk vaneen dunne ilofFc rondom figh heeft j. welke in het ronde loopende, defe lichamen der Planeeten met haren droom voortileept.. Vermits de fwarigheit defelve blyft,, en men* verpligt is te toonen,. waarom defe ftoffefelfseenkrotnlopen- de linie befchry ft, en niet·, gelyk alle andere faken, volgens deflelfsraak-ryneti; J¥gUiiWortgaat j foadat men hier ook figh ibude moeten keeren tot een raagt, \ ?. * ■ ;.:*' ; die
|
|||
Van den â'gi'haren Hemel. 'yop
die den loop van defe ftoffe regeert. Dogh heeft den beroemden Wis-kon-
ftcnaar Newton (Princ; Philof. Lib, II. Prop. LUI. Schol.) en andere getragt aan te toonen, dat men vergeefs de eigenichappen der omloopen deler Pla- \ neeten, in de ftoffe van defe drai-kolken foekt} waar toe wy die hier aan- gelegen is, verfenden. § Pf. Maar om over dit verfchil allé reden-twift af tefnyden·, kanuitde
eigenfchap der kromme linien, volgens welke elk van defe Planeeten bewo- gen werd, genoeghfaam betoont werden,, dat 'er een noit ophoudende bc- itierende kragt moet wefen, die deielve in hare loopen regeert j en fydoor geen in het ronde loopende ftoffe alleen kunnen voortgevoert werden. Want de geduurige ondervindige van alle Aftronomi , die na den groo-
ten Kepierus gevolgt fyn, en de foo meenigbmalen herhaalde waarnemingen hebben genoeghfaam buiten eenige de minfte twyffel geftelt, dat het geen cirkel-ronden fyn, in welke de Planeeten bewogen werden. In welk geval· men met eenigen fchyn een omvoerende ftoffe in defen foude kunnen ftellen; , Maar dat het kromme linien fyn van een andere eigenfchap, alsde cirkelen ,, welke men uit veelvuldjge obfervatien,. voor Ellipfes oflange ronden houden. moetj gelyk Tab. XXI. Figf. den omtrek Á E D Æ vertoont. In defe weeten de Wis-kundige dat twee punten fyn Ken S, by haar
brandpunten genaamt} uit, welke defelvebefch reven kunnen werden , door een touw Ê ES, in Ê en S vaft gemaakt, en door eenfpykerinEsdiedoopv dit touw gedirigeert werdende, den omtrek EDZA kanbefchryven; ge- lyk aan Tuin-en Timmer-lieden en andere bekent is. In een van defe brand·punten is de Sonne S ,en den Planeet in defe krom-
me linien geduurigh loopende , is in Á in het verdfte vanden in D in het naaf- te aan de Sonne. Waarom ook Á het verdfte,enD het naafte punt aan de; Son\Aphelium & Perihelium) by de Sterre-kundige genoemt weid. §. 2.6. En op dat niemand wederom mogte denken, dat eenige onbewufte
natuur-wet van in een Itroom rondloopende drai kolken hier plaats hadden heeft den aanbiddelyken Schepper, die alleen hier in wilde erkent en ver- heerlykt fyn, met onwederleggelyke bewyfen fyn vry gebietoverdefegroo* te fchepfelen,en fyne ook in die verre afgelegene ruimtenswondèren-doende* rnagt getoont: willende ten dien einde niet,, dat de elliptifche wegen der·* Planeeten, gelyk Á EDZ en L RM Ô (die in grootbeitenafftanden van de J Son veel Verfchillen, als boven §; 84. getoont is) hare verdfte punten Á en L l uit de Sonne S, na een en het felve oort des Hemels, als  -, uitgeftrektfou-- den hebben : het welk aan de menfehelyke verbeeldinge geraak-kelykerfou-- den hebben voorgekomen y en als een grond kunnen gebruikt; fyn , om op-»" defe wyie een generale Natuur-wet uit te. vinden ; waar door men figh,< foude hebben kunnen.verbeelden, dat defe bewegingen en fehikkingen iiji den Hemel gefchieden.. Maar op, dat een yder, die defe groote werken befehouwt, in tegendeel I
V.vvv h mogjft: -
|
||||
0h XXV. BESCHOUWINGE.
mogte verfekert fyn, dat hier alleen een Al-beheerfchenden wille van een Op-
per-Regeerder plaatfe hadde; heeft hy de wegen der Dwaal-ilerren Á en Y, namelyk Á EDZ en Õ V Í W, foo veel eeuwen langh foodanigh beftiert, dat de eene van de andere volkomen onafiiankeJyk blykt te fyn. Doende niet alleen defelve elk in een verfcheiden vlak fchuin op malkander fyn, gelyk.§, 5>i. gefegt is j maar makende ook, dat alle de linien, uit de Sonne S door ha- re verdfte punten Á en Õ gaande na verfcheiden oorden, als  en C, vanden Sterren-Hemel figh akyd uitftrekkeni fchoon defelve Sonne S, aan wie hy die alleenlyk opfigtelyk gemaakt heeft, in het eene brand-pund van alle dele ellipfes figh na genoegh bevind. De waar heit hier van kan by alle Aftronomi, en deplaatfen van el ks verd-
fte punt, by Hugenius in fyn Ed. Automaton , pag.^y. ook nagefpeurt wer- den. §. „07. Na dit alles nu wel begrepen te hebben, gelieve, die 'er figh aan
gelegen laat fyn , om fynen Godt uit deflelfs werken te leeren kennen, fyne po- gingen eerft aan te wenden, om door dit gefeide, voor foo verre een waar begrip van den Planeeten-Hemel aan hem gemeenfaam temaken; en by figh felrs (dit vóorfeide alles by den anderen nemende) te overleggen, of ymand ongegrond redeneert, die oordeelt, dat de magten wysheit des grooten Ma- kers hier helderder in uitblinkt; als oit in het alderkonÜigfle uurwerk het verftand en de konft; des meeiters gedaan heeft. Want eerft in opmerkinge nemende, en by naonverbeeldelykegrootheit
defer dwaal-klooten en van hare afitanden van de Son; welkemenalleen by Aardkloots diktens en grootheden met gemak kanuitfp-reken. En ten ande* ren, fiende dat Saturnus, fchoon hy na genoegh een veerheit van 100000 Aard- kloots diktens (volgens de laatlte waarnemingen ) van de Sonne afftaat, nogtans tuilchen elke twee volgende punten van fynen wegh akyd nadeSonne toe bewo- gen werd; hoe wel tuilchen hem en tufichen de Sonne niet de minfte band nogh famen hegtinge blykt te wefen. Ten derden^ vindende datdefenaderingenade Son, in alle defe dwaal- ilerren,fchoon fy nergens aan gebonden fyn,plaatfe heeft. Ten vierden, weetende dat elk van defelve fyn loopen(§. p 1 .)in een by fonder vlak 'volbrengt. En ten vyfden, dat fy geen cirkels, dié men op verfcheiden wy- fen in de natuurlyke bewegingen fiet geboren werden, maar om te toonen dat hier een byfondere beftieringe plaats heeft f dat (yeUipJes of lange ronden, hare Geometrifche eigenfehappen over al behoudende, befchryven. Ten fes* den , dat defe lange ronden in de lengte figh elk na een vericheydeh oord des Sterren-Hemels uit (trekken. Ten fevende, dat hare beweegingen eeuwen langh in die order fondereenige verwarringe onder malkanderen geduurt heb- ben. Eindelyk, denkende (dat niemand die het wel befeft, figh fonder be- ven voor kan ftellen) dat defe klooten» dk van foo verbafend een grootheit fyn, dat Jüpiter wel 8000 malen den Aardkloot overtreft, en de andere (uitgeibndeit Mercurius en Mars, die wat kleinder fyn) of foo groot |
||||
^WP^PI
|
|||||||
S
|
|||||||
■!
|
|||||||
Fan den ftgtharen Hemel. ãôú
of grooter fyn als den felfden Aardkloot, egter alle met ibo gruwiaam een
fnelheit defe hare beweegingen om de Sonne volvoeren, dat defelve die van een kanon-kogel verre te boven gaat. ö Laat hy by figh felfs overleggen, of hier geen magt en verftandige beiKe-
ringe tot die alles vereifcht werd j die foo verichrikkelykegevaartens, onder en door malkander met foo gruwiaam een fnelheit omloopendeenfwierende,. foo veel eeuwen in defe roerfelen fonder eenige verwarringe of verflappinge van kragten tot nogh toe onderhouden, en binnen de palen van defe hare wegen, fonder eenigh lichamelyk verband (dat ons bekent is) met yets an- ders te hebbeo, gedwongen heeft te blyven. Niet tegenfhande fy met een kragt, die veele duifend malen grooter is, als die den heelcn Aardkloot met de fnelte van een kogel foude kunnen doen voortvliegen, alle oogenblikken op de wegh fyn en tragten om defe kromme wegen te verlaten, en volgens de regte lyn, die defelve raakt, haren loop te nemen. Een Atheift verbeelde figh noghmaal een konft-werk, dat klein is, en waar in dit alles foodanigh, als in den Hemel gefchiet: en hy fegge ons of hy oit foude kunnen denken,, dat hy dit maakfel van een geval of onwyiè oorfaken foude kunnen verwag- tenj en of hy foodanigh een fienderdaar in geen verwonderlykewysheit des makers foude fien. En denke verder, op wat dwafe gronden fyn Philofo- phie fleunt, die hem om geen Godt' te moeten erkennen, dit van foo ver- balend een werk-ftuk dwingt, tegen alle redelykheit aan,/itaande te hou- den. '■'':;. 'ÌÀߺû $, p8. Indien men nu, om verder te gaan, onderfoekt,opwclkeenwyie
defen Maker der Planeeten in fyn H. Woord van defelve fpreekt, fal hier een ongeloovige kunnen fien , dat het geen daar van gefegt werdt , een groote kennifle der felver,. en in die tyden een veel meer als menfGhelyke vertoont, * Soo hoort men den Apoflel Judas vers 13 ipreken van dwalende Setren^m
de grond-taal met het eigen woord van Planeeten uitgedrukt, en feggen, Dat- haar de donkerheit der duiflernijje in der eeuwigheit bewaart werd. Uit welke woorden dan af te nemen is, dat het aan den lngever bekent moet geweefi: fyn, dat de dwaal-ilerren in haar felven duifter fyn -, nadien fy niet gefeit werden- verduiftert te werden}, maar dat de duifterniflb aan haar bewaart werd: 'ê geen fonder dat fy die in haar felven hadden, niet wel aan haar kond toege- schreven werden:. Nu" kan by die de ondervindingen van de Aflronomi, door middel van <
groote venekykers genomen, geleien hebben, niet onbelient wefenjddtde- Planeeten-foodanige lichamen fyn j welke in figh felfs duiiter fyndegeenj glanfch aan ons ooit vertoonen, ten fy defelve door de Sonne verligt §m oefchenen fyn.. : Soo fiet men mét defe gefigt-buiièn Mercurius (als hy verre genoegh vam
da. Sonne. waargenomen werd ) en Vmm dikwil&ten deelen verduiilert: en gely.fc;
|
|||||||
7fi, XXV. Â ES C Ç O U W Ô Í G Ê
- gelyk de Mane een gehoornt ligt door de weerflagh der Sonne-ftralcn vcrto
nen| en -tuiTchen ons en de Sonne gefien fynde,blykt het,dat fygeheel dui- iler fyn. Mars werd ooJ£,als de Maan half verduiilert en in vierde fchy ç ge- ilen j van Jupiter fyn ook -feer waarfchynelyke bewyfen , om dat defëlve op fyn eclipferende omloopers en de omloopers op de verligten Jupiter een ken* nelyke fchaduwe geven j 't geen niet alleen van haar ondoörfchynentheit, maar ook van hare duiiterheit in figh felfs een klare preuve geeft $ ook werd dit van Saturnus met fynen ringh uit verfcheiden omstandigheden met regt af genomen} die by Hugenius en andere te fien fyn, iiv- En fchynt ook den Geeft Godts,figh van geen meer paffende maniere ge-
dient te kunnen hebben, om leeraars van een verdoemelyk gevoelen en wan- del, daar door finnebeeldigh uit te drukken} als met defelve te vergelyken aan dwalende Sterren, die de donkerheit der duifitrniffe in der eeuwigheit bewaart werd. Nadien alle leeraars met regt daarin aan de Planeeten vergeleken kunnen weiden, dat fy niet haar eigen gedagten, dewyi fy dogh in haar felfs geheel duifter fyn , maar alleen het ligt, waar meede de aanbiddelyk Sonne der Geregtigheit haar beftraalt heeft, als door een weerflagh, aan de menfchen meede deelen, en dat vertoonen in leere en wandel. Waarom van alle, die ketters of goddeloos onder haar fyn, met groote reden gefegt werd, datly van die Goddelyke Sonne noit regt verligt fyn, en daarom aan haar duifter fynde en blyvende, harefandelykc donkerheit in der eeuwigheit bewaart werd. Indien egter yrhand defe donkerheit der duifternifle van de heliche gelieve te verftaan j en defe woorden aan te merken, niet als de gelykeniiïè felfs uit- makende, maar na. defelve volgende, gelyk meavan veel geleerde Heeren net gefchiedeq, fal men foo ik denke, ook niet weigeren toe te ftaan, dat, als men de gelykenifle van de dwalende Sterren ook tot deiè woorden uit* itrekt, fy in defe betekenifle ook gevoegelyk kunnen genomen werden, Welk laatfte daar door ichynt te meer aannemelyk te fyn> om dat by alle
de voorgaande voorwerpen waar by defe fchadelyke leeraars vergeleken wer- deji in dit en het voorgaande vers, als by waterloofe wolken, by boomen in het afgaan van den herftl, by wilde baren der zee, altyd een omitandigheit, die iiatuurlyk aan defe iaken eigen is, gevonden werd: als by de eerfte, van met winden omgedreven te werdenj by de volgende van onvrugtbaar} tweemaal geftorven en ontwortelt te fyn; by de derde 5 het fchuimen j het geen dan meer- 1 der reden fchynt te geven, om defe duiflerniiTe, als yet dat aan dWaal-iter- :- ren eigen is, alhier te moeten begiypen. Nu is het kennelyk genoegh, dit voor de voorgaande eeuwe, wanneer
men eerft de verrekykers tot het befchouwen van Hemel-ligten heeft begonnen te gebruiken»niemand oit regt geweeten heeft, dateenige duifterheit in de lic- hamen der Planeeten plaatfe hadde: Gelyk by Kepierusç Aflronom. ®ptica, gag. z6o, z6i. te fien is. En daarom kan een ongelovige, die volknmen aan de Goddelyke afkomft van dit Woord, of een ander die miilchien in
|
||||
.'\;. Van den figtharen Hemel 7IJ '
in defen dan den brief van Judas twyffelt, by figh felfs oordeelen, of alhier
in defelve niet yets getoont en gefegt werd ·, het geen in die tyden als defel- ve gefchreven is, aan geen levendigh menfche bekent konde iynj en of men derhalven geen oorfaak heeft om defelve van een hooger oorfpronk af te leiden. §. pp. Met hoe grondige kennifle nu dit H. Woord ook in andere plaat-
fen van de ware geftelteniiïe der Planeeten fpreekt, fal daar en boven kunnen blykeri uit Jefaice XIV. 11. Alwaar de morgenflerre em fone des dageraad sin- leen genocmt werd; fchoon defelve ook des avonds na den Sonnen onder- gangh foo wel als des morgens voor defelve, figh heerlyk blinkende ver- toont. De reden nu, waarom fy egter foo wel geen Sone des avondftonds genoemt
kan werden 5 is, om dat iy boven alle andere Planeeten (die gelyk Venus en Mercurius den naam van morgen-fterren niet en dragen) alleen des morgens en nimmer des avonds opgaat. Nu dat haren opgangh en niet haren onder- gangh eigentlyk by de geboorte van een Soone kan vergeleken werden ·, die daar door uit het duifter in het ligt gebragt, en van verborgen figtbaar werd, is klaar genoegh." Soo dat hier na waarheit defe morgen-fterren befchreven werden van yets $ het welke aan haar boven alle andere Planeeten eigen is* die haren opgangh, regt anders als deiè morgenfterren, ook hebben kunnen op die tyd in het Ooft, als de Sonne in het Weften fynde den avond maakt. §.100. En heb ik in de plaatfe Apocai. XXII. 16. niet fondcr verwonde-
ring over de daar in uitftralende Wysheit kunnen fienj dat de Heereje- lus figh noemt ae blinkende morgenflerre. Nu is het niet alleen kennelyk, dat defe alle andere Hemel- ligten, Sonne enManeuitgefondert, in ligtenglanfch te boven gaat: foo dat fy ook dikmalen, op haarheerlykfte figh vertoonen- de, door de grootheit van haar ligt veele faken een fchaduwe op de aarde doet teven i waarom fy met regt blinkende genaamt werd. Maar ook Is het waar
at fy van de Sonne, by welke de Heere Jefus op andere plaatfen te regt vergeleken werd, in glanfehen blinkende heerlykheit verre overtroffen werd. Waaromme defe gelykeniflè met meer nadruk lchynt te fien op éen anderéen wel op die eigenfehap van Venus \ welke fy boven alle andere Planeeten heeft4 namelyk, dat fy niet alleen blinkende ^ maar op de alderfuiverftewyfe #//#&»- «feis, fondereenige vlek of fmette, die figh in alle anderedwaal-fterren, en fomtyds in de Sonne felfs vertoonen \ welke Sonne dan alhier om de onbevlekte fuiverheit van den grooten Middelaar Godts en der menfehen uit te drukken, foo veel kragt niet foude gchadt hebben: foo dat defe plaatfe in kragt fegt, de [onder eenige vlek of fmette blinkende morgenflerre. Op dat men van dit voorregt van Venus boven andere dan magh verfe-
kert fyn* kan men de waarnemingen van den grooten Sterre-kundige den Heer Hugenius^ 'm deflelfs Cosmotheoros pag. $f. na fien. Daar men defe goorden (overgefet fynde) vinden fal. Dikwils hebbe ik my in Venus daaró- Xxxx ver
|
||||
7i4 XXV. Â E S C Ç O ü W É Í G E.
ver verwondert, als ik defelve na aan den aardkloot fynde, met verrekykers van
4jT of 6q voeten befchouwde, gelyk te'fyn aan de half volle mane, of nu hare hoor» nen beginnende te vertoonen·, en fagh dat haar opper-vlak een geheelen gelyk-blin- kende glanfch van figh*gaf. Soo dat ik nauwlyks foudederven feggen, datikyets, het welk na eenige vlek geleek, in haar hebbe kunnen waarnemens die anders 'm Mars en Jupiter, hoe meifigh veel kleinder vertoamnde, openbarelykkunnen ge~ merkt werden. Dewyl nu ook hier uit bly kt, datdefe eigenfchap van Fenus, voor het ge-
bruik van verrekykers aan niemand kan bekent geweeft fyn j fal dit behalven andere voorige redenen ten miniten aan een Chriften, diedegelykenifleinde- fen opfigt ver (iaat, ecnvaften grond kunnen geven} waar door hy in fyn ge- love meerder verfterkt en verfekertfal kunnen wefen j dat dit Boek van y- martd ingegeven is, aan wie faken bekent waren i welke voor alle menfcben in dietydennogh verborgen bleven 5 en by gevolge, dat dit gefchrift van een hooger dan menfchelyke afkomft en oorfpronk is, - §. éïß. Indien men nu verder in de plaatfe Job. XXXFIIL $$. Kmdghy
de Mazzaroth voortbrengen op haren tyd, en den wagen met fyne kinderen lei" den-, door het onvertaalde woord Mazzarootb, met eenige geleerdeHeeren, bfPolus aangehaalt, Conflellationes Planetarum ïé de famen-fiellingen der Pla~ neeten verftaat (gelyk het ook by Buxtorfius en Robbert fin door het woord Ñ'laneeten overgefet werd (want hoe onbekent het is, fchynt het volgens Cos- eeji Woorden-boékfcker te fyn, dat hier eenigh Hemel-ligt door betekent werd) fal hier yets gefegt werden, het geen opfigtelyk fchynt te wefen op de oraloopers van Jupiter of Saturnus \ die met haren hooft-planeet een geheel famen-ilel in den Hemel maken, en in de Fab.XXI.Fig, é en 1. dobr Ç en F afgebeelt fyn. Met welke verklaringe eenighfints foude fchynenover een te komen, dat Mazzarooth in het veel-getal, en in fyneniyd'm het enkel ge- tal gevondenwerd. Nadien, fchoon elk van défe famen^ftellen veel omlo- pers begrypt, egterfy alle maar een famen-ftel uitmaken. Het geendenBe- ltierderdes Hemels als gefamentlyk uit de ftralehvandeSon , weikers klaar- heit haar alle te Voren na by aan hem fyndé onfigtbaar maakt, doetuytgaan. Wmt dit betekent eigentlyk het woord, het wè\kmttvoortbrengenQStrg& fet is. ■ ■ · ' ■ ./ ': ; r'..": lil ft ■">■-. .. : Maar het grootftebewys, dat hier van defePlaneeten met hare omloopen-
delManen gefpröken werd, fchynt in de volgende woorden te leggen: En kunt ghy den wagen met fyne kinderen leiden. ■*■■■■■■ Dat nu het grond-woord Gnajifih (hier wagen pvergefet) ons niet bepaalt
om den wagen in den grootenBeer daar door te moeten verilaan, is klaar uit de verfcheiden beduideniilèn, die de Oveifetters aen het felve geven }> het feen de ware iaak, die daar door gemeint werd, onfeker maakt. Men kan
*óhs en andere daar over na ilaan^ om hare gedagten natefpeurenj enrnen fal bevinden dat eenige, als Pifcator en andere feggen, dat defi kinderen fyn .>' klemde*
|
||||
Ö '.' 'ifaft' den figuann Hemel. , ji«
kleinder Hemel-ligten, die defen Gnajifcb (welke aldaar niet vertaalt, maar
gelyk Mazzarootb, in de overfettinge met het eigen Hebreeuws woord ge- noemt werd) omringen, als kinderen haar moeder. By de Heer Coccejus 'm fyn Lsxicon, fict men dit volgende: „ Ditgeftern-
„ te fchynt fynen naam van /amen-vergaderen te hebben (het welk fyn wor- „ tel-woord Gnoufcb'betekent) en het befte is dat men daar door verftaat een „Sterre, aan welke de overige Sterren van dien halven Hemel-kloot, als „kinderen kunnen toegevoegt werden, die met defelve omgeleid werden. Soodat, welke ook defen Gnajifcb magh wefen, men veilighlyk fchynt te kunnen befluiten, dat door defelve een Hemel-ligt verilaan werd j het welke van anderen als fyne kinderen omringt fynde, défe vergaderingh met figh omleid. Ik late nu aan het oordeel van verftandige, ofdit in yets, dat in den He- mel tot defe tyden toe kennelyk is j met meer nadruk kan be waarhei t wer- den, als in de Planéeten Jupiter en Satmnus-, welke, gelyk defen Gnajifcb een famel-ftel en vergaderinge, de eene van vier, de andere van vyf volgh-pla- neèten of manen, die om haar loopen, gelyk hare kinderen met figh door den Hemel om voeren. Onder de vafte Sterren weet ik niet dat nogh eene bekent is, die de an-
dere, als defen Gnajifcb fyne kinderen, met grond van waarheit fóudc kun- nen gefegt werden te leiden. > ■ Dogh fullen die de onderftellinge van Tycho Brabe omhelfen, Tab. XXI,
Fig. z. de Sonne S, daar door met veel reden ook nogh daar en boven kun- nen verilaan, om dat defe felfs indenweghS W loopende, alle de vyf andere Planéeten, Mercurius D, Fenus C, Mars E, Jupiter F, en Saturnus H, met figh geduurigh omvoert, gelyk de Manen van defe twee laatfte om de- felve omgeleid werden. Ik hebbe egter liever Saturnus of Jupiter alhier alleen onder den naam
van Gnajifcb willen verilaan, om dat het gefeide in opfigt van haar van nie- mand kan geloochent werden, en van de Sonne by veelè dit nogh betwift Werd \ als by fekere ondervindinge nogh noit hebbende kunnen getoont wer- den , aan die het famen-ftel van Copernkus aanhangen. Hoe konde nu aan Job om hem van fyne kleinheit te overtuigen, yets
kragtigers voorgeftelt werden, als met hem te vragen ,of-hy defe Planéeten tnet hare kinderen of omloopeis konde leiden? nadien defe laatfte als doe aan geen menfeh nogh bekent waren, en niemand konde weeten, dat 'er foo» danige genoemde kinderen, die van een ander Hemel-ligt geleit wierden,in den ganfehen Hemel figh bevonden: dewyl defelve fonder hulpe van verre- kykers (welkers uitvindinge nogh feerjongh en nauwelyks een eeuwe geleden »s) van niemand kunnen gefien werden. Uit welk laatfte dan wederom de meer als menfehelyke afkomft van dit
Woord blykt j immers voor die de voorgaande verklarinee van defe plaats aan- oemelyk ftellen. Xxxx.2 §, ioi, In*
|
||||
7é6 XXV. BES C Ç O U W É Í GE.
§.102. Indien'men nu de ondervindingen, die boven de voorfeide door
hedensdaagfe Sterre-kundige gedaan fyn, en hier te langh fouden fyn alle op te halen, in aanmerkinge neemt $ fal men t'elkens nieuwe wonderen fighfien opdoen 5 die aan ymand, welke defelve figh voorftelt, altyt gelegentheit geven fuUen, om een vreeiTelyké magt, en geduurigh werkende beftieringe te erkennen. Om derhalven van de Comeeten en hare loopen, uit en na foo verfchei-
den oorden van dit onmeetelyk ruim niet te fpreken, nadien nogh hare oor- faken, nogh de einden van die defelve geformeert heeft, aan ons regt bekent iyn. Men verbeelde figh noghmalen, die groote Hemel-bollen der dwaal-fter-
ren, en denke dat fy in die ondenkelyke veert, met welke fy in hare wegen om. de Sonne omvliegen, gelyk tollen om hare affen van het Weften na het Ooften drajen; immers dat men dit van Jupiter, Marsden Fenus, en felfs in de Sonne reeds iigtbaar waargenomen heeft. . * : Soo bevind men (om van den Aardkloot, dewyl dit nogh by alle niet toe-
geftemt werd, niets te feggen) dat dien verfchrikkelyken Sonne-klootinzf dagen, Venmva. 23, Mars in 24!, en den grooten Jupiter in 10 uuren (fiet jiflron. Gregory, pag. 36",) om haaraflen omloopen; van de andere heeft men hier ontrent tot nogh toe niets fekers kunnen ondervinden. En öm yder van de vreeflelykheit van de kragten, die hier werkiaam fyn
te overtuigen, behoeft men uit dit gefeide alleenlyk de fnelheit, waarme- de die groote klooten om hare afle omgedrait werden, op een eenvoudige wyfe na te fpeuren. Want onderftellende dat den Aardkloots diameter 6"f $8fp4 FranfTche roe-
den (van 6 voeten) langh is, fal haren omtrek 205*41600 vandefelvebegry- pen, dewyl den diameter van een cirkel tot fyn omtrek ftaat als 7 tot 22, of nader als 113 tot 3 ff, gelyk bekent is. Nu foo veel van defe roeden foude elk punt loopen,dat op het middel opper-
vlak des Aardkloots is, in 24 uuren , en derhalven 3137! der felver roeden in een feconde van een uur. . . \ Maar een kanon-kogel loopt (als boven getoont is) na genomen ondervin-
dinge 100 van defe fes-voetige roeden in een feconde. Derhalven loopt elk punt op den middel-cirkel van den Aardkloot in fyn
drajen veel meer als twee maal fnelder , als een kogel, die uit een kanon geichootem werd. » , Men gelieve, eer wy voortgaan, alhier te letten $ dat wy alleen tot een
grond van de volgende rekeningen het drajen des Aardkloots onderftel- len , dogh fulks niet vaft ftellen , als nogh by niemand regt bewefen fynde. ., i Jndien men dan na defe proportie de fnelheit in het drajen der anderePla-
neeten, en der Sonne afmeet, en ftelt, om niet te veel te nemen, dat
. . - den
|
||||
- Van ien figtbafm Hemel. 717
den diameter en daarom den omtrek der Sonne maar ïöö malen gröoter is
als die des Aardkloots; fal men bevinden, dewyl hy ιγ dagen tot detyd,in welke hy eens omroltbefteet, dat hy 4 malen foo fnel als den Aardkloot drait, en elk punt in fyn ^Equator by gevolge 8 of ρ malen foo fnel voortgevoerc werd als een kanon-kogel. Soo ook Jupiter, die 2.0 malen dikker als den Aardkloot is, en in 10 u-
ren omdraait, foude elk punt in fyn middel-omtrek reeds 2,0 malen foo fnel om * ■ fyn aiTe omloopen, als een diergelyk op de aardei indien hy. ook 24 uuren daar toe gebruikte. Maar nu in 10 uuren fulks doende, fal fyn fhelheit nogh 2? malen grooter fyn 5 of Jupiter fal 48 malen fnelder omdrajen als den Aard- kloot, en elk der voorfeide punten meer als 100 malen fnelder voortvliegen als een kogel, die uit een kanon komt. Die nu luft heeft rekene dit in de andere ook na$ en ftelle figh als dan die
gruwfame fnelheden voor 5 waar meede defe verfchrikkelykegrooteklooten, foo veel duifenden van jaren langh, fonder oit van hare wegen af te wyken, door malkander gefnort en gefwiert hebben·, en den onverbeeldelyken veert, waar meede elk deel van het opper-vlak, dat midden tuflchen hare as- punten ligt, omgevoert werd. §. 10 2. Boven dit, Ha hy de oogen tab. XXII. Fig. t. op de afbeeldinge
van Saturnus Η en fynen ringh Gl, en denke datdefenklootH(§i8$.)meer als 2,000 malen den Aardkloot in grootheit overtreft $ en dat deiên ringh G I ruim viermalen foo breedt als den Aardkloot dik isj en ook de ruimte tuf·, fchen den felven en den bol van Saturnus, niet kleinder in hare breedte be- - vonden werd: verder, dat defen ringh dun, en plat, en nergens aan het lichaam van Saturnus vaft; gehegt, maar rondom ganfch los van felve is (als reeds boven aangeraakt is) egter dat den felven ringh defen Planeet in fyne beweegirige noit verlaat nogh agter blyft j maar altyd in gclyke fnelheit de- felve vergefelfchapt, en foo veel duifenden jaren vergefelichapt heeft 5 niet tegenftaande den kloot van Saturnus Η, meer als 20 malen foo fnel als een kanon-kogel voortgedreven werd, dat op de voorige wyfen§.86\ met gemak te rekenen is. §. 104. Na dit gefeide van den Planeet Saturnus^ en het voorige nu te
regt overdagt en getragt te hebben, door een onvermoeide oeffeninge (want die werd hier om de geduurige opkominge van onfekinderlykevoor-oordee- len infonderheit vereifcht) onfe verbeeldinge daar toe te wennen, dat fv ons * - defe Hemel-klooten in hare ware eigenfchappen van grootheit en fnelheit en andere om Handigheden voorftellej indien egter dan nogh ymand fegt, dat het aannemelyk aan hem voorkomt, dat dit alles fonder eenigebeftieringe en alleen by geval bewogen werd j en hy geen ontroeringe gevoelt op het regt aanmerken van foo gedugte kragten, als daar ontrent plaatfe hebben en no- digh fyn, ingevalle alles in order onder foo gewtldfame bewegingen blyven fali fchynt 'er niet anders van gedagt te kuunen werden; als dat fyne ver- Xxxx } beel-
|
|||||
/
|
|||||
Ί
|
|||||
m XXV. BESCHOUWING E.
beeldinge ook hogfa onmagtigh gebleven is} of dat.hy, fchoon anders feg-
gende,V vlyt en kwgwn met genoegh aangewent heeft om hetgeen men van defe dingen weet, aan figh felfs na waarheit voor te Hellen 3 ver- mits dit alles reet te begrytfen (ik fegge noghmaal regt, en met in die veragtely- rgermghdt?waarfnyL figureTen onfe voor.oordeelenjewoon_iyn dit ons te vertoonen) en niet ontroert te werden over dieaanbiddelykeMogent- heit, die het verbafende geweld van defe vreeifelyke roffelen beftiert on- moLèlyk fchynt met den fnderen te gelyk te kunnen beftaan. Ea kan ik niet nalaten, dewyl dit bewys van foo overredenden kragt fchynt te fyn, aan die ongelukkige, welke tol nogh toe aan de grootheit van den Schepper van dit 38 getwyftelt hebben, noghmaal aan te pryfen, geen tyd te koftelyk ag- ten ?m defelve aan het overdenken van het waar en regt geflel defer He- mei-lichamen te befteden, in hoope dat, daar fegen op mogte verkregen werden. Immers, ten fy een geduurige ondervindmge het voorgefeide van Saiurnus Η en fyhen ringh GI beveiligde5 laat een Atheift ons feggen, oi hv fvn welvaart by weddinge niet daar tegen fetten foude j indien ymand feide, dat defen kloot en fynen ringh beide los van malkander, en foo fnel als een kogel voortgedreven fynde, met malkander foudenvoortloopen pon- der dat dtfen kloot defen platten ringh agter fighfoude laten: en wanneer hy het fagh gefchieden^ of hy het voor geen onbegrypelyk wonder foude houden, om lat het tegen alle wetten van beweginge, die hier op^aarden, als lichamen in vloeifelfn bewogen werden, plaats hebben, regt fchynt te ilrvden En dewyl hy niet loochenen kan, dat fulks in foo groote gevaar- tens als' den Planeet Saiurnus en fynen ringh is, foo veel eeuwen plaatfe ge- hadt heeft; laat hy by figh felfs in ernft overdenken (het fy defen Planeet in een vloeUofFe, of in e?n by na ledige ruimte bewogen werd, want dat fy* niet geheel ledigh is, kan uit het Sonne-ligt blyken, het welk Saiurnus beftraak) of hv dit wonder van een los geval oit met reden foude kunnen ver- wagten} en of hem eenige wetten bekent fyn, die hy^ndervindelyk toonen Li waar van hy dit foude kunnen afleiden $ infonderheit als defelve,ge- vk hy die ftellen moet, door geen verftand beftiert wierden. En fulks niet L·! nadien hy dan hier in een magt, die verbafend is, eneenwvsheitdie de fvne en die van alle menfehen verre overtreft, nootfakelyk willens1 of on- willens, indien hy eenighfints redelyk is, moet erkennen 5 laat hy figh voor- ftellen, welk fyn lot eens wefen fal, ingevalle hyvoortgaat, een foo magtigh en verftandigh Wefen, het welk alle defe wonderen doet* foo halfterngh tG §?TohrenOf nu de Planeeten, volgensgifïïngen van eenige ook groote man-
nen, hare inwoonders hebben, het fy defelve menfehen of ander foortvan Schèpfelen fyn, onderfoeken wy hiernietjnadien dogh met anders alsgiffin- gendPaaronirent kunnen bygebragt werden, ^it Γ^ de w^to^^ den Maker der felve daar van aan ons te lefen geeft Pfalm. QXF. ^DmH^d |
|||||
Fan den figtharen Hemel, yjp
ml is des Beeren (of na de Grond-tale ook voor den Beere) maar de aardeheeft
hy de kinderen der menfehen gegeven. Of nu het ooghmerk der felver is, I. te toonen, dat de wetenfchap van het geen in den Hemel, en vervolgens ook in de Planeeten gefchiet, en tot wat einde dit alles gemaakt is, alleen aan den Heere bekent is, en dat de aarde voornamelyk ter onderfoek van de menfehen overgelaten is; of wel II. dat, dewylde Hemelen fyne eere vertellen,defel- ve foo niet alleen ten miniten voornamelyk ten dien einde gefchapen fyn, om (gelyk boven getoont is) Godts groote magt, goedheit en wysheit te doen iien, terwyl de aarde ook tot het onderhoud en bewoonen der menfehen dient, gelieven andere te oordeelen. Immers is het feker genoegh, datnogh geen ondervindingen bekent fyn, om daar van met fekerheit yets te kunnen feggen* foo dat men fwygen moet, of aan het getuigeniiTegelove geven, het welk ymand, die dit weet en waaragtigh is, aan ons daar over ter hand ftel-. len wil. |
|||||
XXVI. ÊE*
|
|||||
XXVI. BE S C Η O U WIN G E,
Van de onnoemetyke veelheit, en onver-
beeldely ke kleinheit der deeltjes , Uit welke
het G E Η E EL-A L beftaat.
|
|||||||
2,0. Bepaalde e'igenfchappen defer kleine
deelen. x
Experimenten.
2ÏU De rook van Benioin. 22. Overtuiginge uit defe kleinheit der de*>
len in het gemeen.
23. Overtuiginge uit byfonderheden.
24· Matth. X. 30. 2 ƒ. Godts hand is in de dien ft en van defe klei'
ne delen infonderheit openbaar.
zó. Overtuiginge uit het gefeide. 27. Jeremias. XIV. 22.
Pfalm. CXLVII. 7,8,9. Job. XXXVIII. 2^,26,27,28.
28. Job. XXXVI. 26,27,28.
Nahum. I, 3.
29. Overtuiginge uit de kleinheit der lugt'
deelen.
30. Uit die der vyer-deêlen.
31. Jefate. XXIX. 6.
32. Job. XXV. 2,3.
33. Overtuiginge uit al het te voren ge'
feide.
34. Proverb. VIII. 26.
35·, Hebreen. XI. 3. 36. GoloiT. I. 17.
Romein. IV. 17.
37. Grootefaken werden mee/i, eer ft in kleine
deelen gedeelt, eer Godtfigh daar van
wil bedienen. 38. Overtuiginge daar uit.
§. 1. Ia»
|
|||||||
§. i. f^Pergangh tot de kleinheit der
V_/ deelen. z. Alle lichamen beflaan uit defelvett ... 3. Onfe verbeeldinge moet "verbetert wer- den. 4. Een teerlingh van een duim, bevat een millioenfigtbare deeltjes. ■
f. En daarom ook een teerling duim wat er. 6. Een duim waters door een iEolipila,
geeft meer als 1 %ooo mi llioenen deelen.
7. Aan een fcherpe punt van een naaide
kunnen meer als 13000 water-deelen
hangen. 8. In een droppel waters β/η meer als
2,6000,000 deelen.
g Overtuiginge uit al dit gefe'tde. 10 Grond van A. van Leeuwenhoek, 11. Een droppel waters heeft veel meer
als 1000,000 millioenen deelen.
12. En kan dit op alle vogten toegepafl
werden.
13. Kleinheit der deeltjes van de lugt.
14. Der vyer-deeltjes,
1 f. Der ligt·deeltjes. 16. Hoe veel ligt-deelen in eenfeconde uit
een brandende kaars vliegen.
17. Vergelykinge van defer met dé menigte
van het f and des Aardkloots.
18. Kleinheit der deelen in vaftelichamen,
ajs koper.
19» In va/te en vloeyende fiojfen in het ge- meen. |
|||||||
Fan de onnoemelyke veelheit) en owverfaeldeïyke Wmhei^ der deeltjes, ju
ι. Τ Ndien wy na in het voorgaende de iïgtbare Wereld in eenige
Xvan hare deelen befchouwt te hebben, nu verder onfe gedagten wenden tot de foo verwonderlyk kleine €nmeenighvuldigedeeltjes, waaruit elk van die beftaat* en namaals de wetten befchou wen, aan welke fy, hoe- wel van alles en ook van haar felfs geheel onbewuiï fynde, geduurigh ge- hoorfamen} en die den grooten Maker gelieft .te doen dienen, om fynever- wonderlyke einden uit te voeren $ fel hy al blind en ongevoeligh moeten fyn, die uit defelve geen goedheit, magt, en wysheit van een aanbiddelyk Al-, beiiierder befpeuren kan. Men gelieve niet te denken, alhier een nette befchryvinge van der felver
figuren te fulien vinden j dewylfonderoit te regt doorgrondde kunnen wer- den, defelve, foo langh dit Geheel-Al in fyn ltand en wefen bewaart werd, altyd nieuwe ftoffe van onderfoekingen aan leergierige verftanden verfchaffen fulien. En fulien wy hier alleenlyk eenige itofren en lichamen in opfigtvan de kleinheit van hare deelen bcfchouwenj niet wel na de naukeurige waar- heit der fake vereiifchen foude, maar enkel foo verre de ondervindinge ons daar in geleiden kan» §. 2. Dat nu alle figtbare lichamen, uit een onverbeeldelyke menigte van
foodanige deeltjes beitaan, is reeds byallePhiloibphenaangenomenj endoor foo veel ondervindingen en bewyfen betoogt $ dat niemand, die tot het on- derfoek der fchepfelen eenighfints moeite aangewend heeft, daar de alder- minfte twyfFel aan kan flaan. Waar over de Phyfica van Rohault\ Boyk da Subtil, Effluv. i Keil IntroduU. en andere kunnen na gefien werden. , §. 2. Maar gelyk onfe verbeeldinge onmagtigh is om ons de verbafende
grootheit der Hemelfche lichamen voor te ilellen 5 foo bevind men ook, dat om aan ons te vertoonen de kleinheit der deelen, waar uit alles wat figtbaar is, famen-geftelt is, fy feer verre te kort fchiet. Waarom dan gelyk het eerile, alfoo ook het laatfteby veele ongeloofFelyk geilelt werd} iniönder- heit by eenige vin die geené, die, wanneer fy die faken na waai heit begry- pen, in de ielve vrefen eenen grooten en magtigen Godt te fulien moeten vinden. Op dat dan deCe ongelukkige, indien ymand van haar de moeite geliefde te
nemen van dit te lefen, met eenige vrugt defebefpiegelingenmogte ter hand n?men j is het nodigh haar weder alhier te verfoeken, dat fy gelieven hare kragten in te (pannen, om foo veel mogelyk is, ook alhier degebrekkelyk- heit van hare verbeeldinge, door het dikwils overdenken van het geen fy moeten bekennen waarheit te fyn, te verbeteren; en tot dieneindeaUes wat fy iïen, in opfigt tot de kleinheit der deelen waar uit het beftaat, niet eens in het voor by gaan, maar met een ernftige overdenkinge te befchouwen, §,4. Om hier in aan onervarene eenighfints te huïpe komen, dewyldogh *
alle foopten van iïgtbare lichamen tot vloeibare en tot vaile kunnen gebragc werden, fulien wy van de eerile beginnen. Yyyy En
|
||||
7i2 XXVI, BE S C Η O UW INGE.
En voor af vaft ftellen, het geen de Heer- Boyle, de Suhtil Effluv,
Cap. II in het begin, ieght by ondervindinge te blykenj, namelyk, dat de lengte van een halven , Engelfehen duim in i»oo deelen kan gedtelt: werdeji }j die groot genoegh fyn omie felfstothet gebruik te onderfchei- den..
** Wy Tullen om-geen bedillinge-onderworpen te fyn, ftellen dat fulks in
een geheelen Rynlandfen duim kan gefchieden. Waar uit dan volgt, dat een teeilings duim, dat is een dobbel fteen, die volgens alle fyden een duim in lengte heeft, een millioen van foodanige teerlinkjes begrypt} die in elk vanhaar lengte, breedte en dikte, niet meer als Ts? van een duim langh fyn., 't Geen by alle bekent is, die een weinjgh in de gronden der raeet- konft geoeffent fyn, ; ^ Soodat men dan veiligh voor waar houden kan, dewyl:, als de lengte van
een foo kleinen teerlingh figtbaar is, deiên geheelen kleinen teerlingh foo veel meerfal figtbaar wtfin: , Dat een teerlingh van een duim, een millioenfigtbare deeltjes bevat;
§. f. Indien nu de punt van een naaide foo fcherp geflepen is, dat fyn
Öreedteophetfcherpfte gelyk is aan de breedte van foodanigh een klein figtbaar deeltje i én men defe punt even in het water fteektj en defelve daar uit trek- kende bevind, dat fy nat blyft, of eenigh water daar aankleeft j jn het welke alles geen fwarigheit is om toe te ftaan. Wanneer men dan verder ftelt, dat .alleen een eenigh water-deeltje daar aan gebleven is, en {om gemakke- lyk,te rekenen) dat het foo dik, als de vlakte van de punt van defe naaide en van een teerlinkfe figuur is; foo is door het voorgaande openbaar, dat het niet meer als een t^ö.ööö gedeelte van een lichamelyken duim wateras. En hy gevolge, dat den felven niét minder als een millioen water-deelenheeft, die alleen fynde ,, alle de grootheit fouden hebben, dat, iy figtbaar fouden fyn.. ^ '., ! : '' ïMd Waar uyt dan volgt, dat foo nieenigen lichamelyken duim waters als'er nr
biet Geheel- Al, in Wateren, Lugt, en Aarde is, en bewogen werd, foo veel ïïiillioenen deelen feke'rlyk daar in moeten fyn en bewogen werden* §, óVMaar om w-at verder te gaan.
De Heer Boyle in, het III. Boek van de ftraks genoemde verhandelingh
verhaalt* dat Tab. XXII. Fig. 3, een.once water EFGin een kopere bol Α gedaan was, welke een klein gaatje by Β hadde (MoJipila werd fe gemeen* iyk.genoemt) en wanneer men defen bol op vyer gefet hadde, en de dam- pen van het water begonden door de openingh Β uitgedreven te werden, 4at eenen kegel van dampen DBjC figh 18of20 minuten langh vertoonde., welkers lengte BR 2.0 duimen $ en de breedte CD viuveenen duim was- foö^AOgtans,., daï op den afftand BM=(fynde f of 6 duim meerder als BR) ^ghbiamen-hangende damp-wolken gefien wierden, welke tot 4 ó*f f dui- iaeaia.de.breedte KL figh uitfpreideden* int
|
||||
Van de onnoemeJyke welheit, monverheeïdeïyke kle'tnheit der deeltjes. $r|l
Indien men nu (om met meer gemak te rekenen) den kegel Β D C te fa-
men met den gekorten kegel DCKL, gelyk een eenigen kegel aanmerkt % wiens lengre (by voorbeeld Β R) is van ii duim: en den diameter van den grond-eirkel (by voorbeeld CD) vani^duim; fal den vlakken cirkel CNDG wefen van ff vlakke duimen, welke gemultipliceert met 7 (fynde het | van BR of i\) fal voor den geheelen damp?kegei Β C D een groothert van f2· of 1 i| cubifche duimeti komen. Ingevalle men dit net na de mate van Boyïe gcrekent hadde , fbüde deri
damp-kegel Β C D te famen met den gekorten wollc-kegel G D L K, meer als 32. teerling-duimen bedragen hebben: fchoon men al BR niet meerder als 18, C D i, RMf, en Κ L 4 duimen, en by gevolge alles op het minfte genomen hadde. Dogh wy hebben om meer overtuigende te kunnen fchry~ ven en alle vitteryen voor te komen, dit alles nogn op geen 13 duimen ge- nomen. Soo dat men foo verre op defe uitrekeningen meerder als geruft kan fyn. Laat ons nu (lellen, dat een damp· deel uit de JEoIipïla Α door het gat &„
de lengte van Β tot R in een feconde voortloopt ·, foo dat in eiken feconde een nieuwen damp kegel geformeert werd: foo fullen in 18 minuten of in ic8o feconden ook foo veel verfcheidene damp-kegels voortgekomen fyn. Nu eiken damp-kegel maakt-12.* lichamelyke duimen5 en daarom fullen.
alle de damp-kegels, die uit defe once waters haren oorfpronkhebben, n| malen 1080 of 13 365* defer duimen uitmaken. Indien nu in elk figtbaar deeltje van alle defe kegels maat" een deeltje wa-
ter is geweeft (dewyl 'er een millioen in een duim fyn .§.4.) fullen 'er in het geheel 13365*000,000 geweeft fynj en by gevolge is eenonce water waarlyk gedeelt in 153<5f -müHoenen deelen op het minfte, Dogh by aldien men nu verder weeten wil, in hoe veel deelen een duim
waters ook op defe wyfe gedeelt is: laat ons ftellen, dat een teerlingh-voet waters weegt 64 pond j en dat 10 duimen lengte in een voet gaan , foo be- vat een lichamelyken voet 1000 foodanige duimen·, en waaneer een pond i<S Oneen houd, fullen 64 ponden 102,4 oneen uitmaken. Waar uit dan ligt te vinden is, dat een once gewigt, maakt iêff of ||| van (of liever na by) eenen duim. Soo dat men veiligh genoegh kan ftellen, dat eenen duim water, o;p defe maniere in meer als 13000 millioenen deelen gedeelt is. §. 7. Hier uit, om weder hooger te komen, volgt, Dat elk duifendmaal duifenfte (of om foo te fpreken, elk milÏioerifte) deel van een duim nogh 13000 water-deeltjes kan bevatten. Nu §.j*.bleek, dat het water, het welk aan het uiterfte van eenfoofcher-
pe naaide, dat deiTelfs punt even figtbaar is, en in iyn breedte -^5 deel van een duim in lengte uitmaakte, blyft hangen, voor eenduifentmaalduifenfte deel van een duim veiligh kan genomen werden, om in defen niet teveel te rekenen. > Yyyy % Waa3>
|
||||
"Ë
ú%4 XXVI. Â Å S C Ç Ï û W Àß Í G Å. \
Waarotu het dan feker genoegh is, dat dit weinigh water, het welke foo-
fyn een punt bevogtigt, uit niet minder als 1300.0 water-deeltjes fal beftaatfj indien het alleen een teerlinkje water is, dat defelve breedte heeft. §. 8. Men rekene nu en verwondere figh, hoe veel deelen in een droppel
water gaan} als men vaft ilelt, gelyk ftraksgetoontis, dat foomeenighma- len als men de punt van een naaide of fpelde daar in doopt en yets daar aan- hangt, foo meenighmaien 1 $000 water-deelen van noden fyn om defelve drop- pel lamen te {lellen. Of om eenigh ruw overilagh te maken op een anderen grond} men ftelle
een droppel water van het gewigt van een grein te fyn} waar van 480 ee- nconce maken, gelyk de Apothekers wegenj en rekene na den regel van dryen 480 greinen, of een once geeft ff! deelen van een duim (§. 6.) wat geeft een grein? Soofal men dat bevinden te fyn ruim een ö- gedeelte van een duim. Laat ons om niet'te miflen en meer toe te geven , de rekeningh maken-
op een minder gedeelte van een duim, namelyk op jiö deifelfs} en ftellen dat een droppel, hoe wel grooter fynde, niet meerder water-deelen bevat. Nu een duim water bevat 13000 millioenen of een millioen maai 13000
deelen (§,#. en 7·.) derhaiven bevat 7L· van een duim of droppel 2000 ma- ten 13000 water-deelen, of in een fomme 26000,000, datisfes-en-twintigh millioenen der felver. Waar van indien wy wederom , om niet te veel te feggen, fes millioenen wegh werpen, fchynt het ontegenfeggelyk te fyn, dat in. een drappelwatersMe niet grooter is als ?!» duims ten miniten niet min- der als 20 millioenen van water-deelen fyn: $. p, Laat eer wy verdergaan, een Gödtloochenaar met ons een weinigh
ftililaan, en denken, hoe groot en hoe verre tot alles doordringende die Voorfienigheit en Beflieringe moet weien $ welke, eer een droppel regen,, die een eenigh grein gewigts uitmaakt,, op de aarde nedefvalt,, foo veel mil- lioenen deelen daar toe doet dienftbaar fyn. En indien hy weigert, gelyk hy tot nogh toe gedaan h/eeft, een Voorfie-
nigheit hierin te erkennen \ laat hy ons feggen, of hy met een verfekert gemoed figh wys maken kan,, dat een foo ontelbaremeenigtevanonnoeme- lyke millioenen watep-deelen, nufoo veel duifenden van jaren, by geval of fondereenige wysheit enbeftieringey geduurigb voort heeft kunnen-gaan, met fonder ophouden uit de zeen, rievieren, en andere vogtige plaatlen irt de lugtop te ryfenj, figh aldaar in wol ken,, als in foo veel heirente verdeden, die felfs in de dunne lugtdriftigh blyvende dQor de winden na foo verfchei- den oorden gevoert werden, om:aldaar geheele ilroomen en rievieren te ma- ken .5, op het drooge neder te regenen j vrugten te doen waflèn 5 het gedier- te te drenken 3, met een woord, de dieniten die wy te voren by het water aan- fehaalt hebben, te doen} en den ganfehen Aardkloot met by naailes, wat a-ar qg is en uit yoortipruit, in fyn ftand en leven, te. behouden. Immers, in-
|
||||
Fan'de onnoemehke veelheïty en onverheeWelyke kleinheit der deeltjes, yzr
indien een Atheifl: dit alles in iyne omftandigheden, en defe water-deelen in
haar onuitdrukkelyke veelheit en onverbeeldelyke kleinheit eenigen tyd langh, fonder fyn gedagten daar af te trekken, meternftbefchouwt, enfigbvoor- ftelt al'het geene in en door defelve uitgewrogt werdj fal hy , ten fy hy geheel in een verkeerden fin overgegeven is, al werk vinden , om figh^, in fyn gevoelen geruft te ftellen, en de nepen van een tegenfprekende con- feientie te ontgaan j die hem niet na laten fal te feggen, dat, indien hyee* nighfints redelyk is, hy figh over die magt verwonderen moet, die lbo veel duifenden millioenen water-deelen, als'er in de groote zeeën andere ftromen fyn, gemaakt heeft en bewaart in hare bewegingen, grootheir,- en gedaan- ten. Ten anderen, dat hy daar en boven foo aanbïddelyk eenwysheitprylen moet, die fe alle van den anderen gefcheurtr en elk, hoe klein het is, los van al de overige gemaakt heeft j fonder welke verdeelingely om haar fwaar- heit niet fouden kunnen opwaarts ryfen, nogh by na eeningh nut doen. Kntinde- lyk, dat hy dien foo Goedertieren Weldoender danken moet, die dit onnoe- rnely k getal van wefens tot fyn en andere menfchen voordeel op foo veelvuldige: manieren dienen doet. ; §. io. Ik hebbe by trappen hier willen toonen, dat de water-deeltjesfeer-
klein fyn, om oniê verbeeldinge dooreen kleinheit, die fy figh onmogelyic kan voordellen, niet ten eerften van der felver beichouwinge af te fchrik- kenj en daarom gelieve ymand uit het volgende te oordeelen, ofhynieimoec toeftaan, dat fchoon de nu berekende kleinheit reeds fchynt aan onfe ver- beeldinge te fullcn ontflippen, fy egtcr nogh verre van die verfcheelt,, wel* ke men in de water-deeltjes ftellen moet.. Om dit te doen fien.
Laat ons de ondervihdinge van Λ. van Leeuwenhek voor grond ftel-
len, in fyn eerfte. deel te vinden in den Brief van den izden November ió§o', pag. lp* Alwaar hy verhaalt, dat hy door fyn vergrootrglaièn" in; geftooten peper-water, faadt der dieren , enz. drie foorten van dieikens> van verfcheiden grootheit, onderfcheid ·, waar van , als men den diame- ter van de kleinile voor de maat van de andere en voor de eenheit neemt j, die van het tweede en in grootheit volgende dierke,, 10 fal fyn; en die; Van het gróotile of derde , weder f maal foo langh als- den diameter van het tweede. Soo dat den diameter van dit laatfte is i;x 10 x.f* ofyou malen van die van het eerile.. Nu den diameter van een grof zand uit fyn fchuur-zandt genomen^
fiet hy in een grootheit, welke zo malen foo langh is, als den diame- ter van hgtgrootfte dierke, welk daarom zoxp of 1000 malen foo grooc is> als die vaq het kleinfte dierke. Indien men nu (om gemakkelyker dé rekeningh te maken) dit klei-
ne dierke et* het zandt ,; fteltvan een, gelykformige figure te fyn, by vooibeeldjdat elk een bol. of teerlingh jsj fal het lichamejyk fand.foo.* Yyyy j> ¥CèÜ
|
||||
■7z6 ' XXVI. BES C Ç O U W É Í G E.
veel grooter fyn, als het lichaam van dit dierke, als den teerlingh
é ooo, ooo, ooo, van den diameter iooo van het eerfte grooter is, als den teerlingh é van den diameter é van het laatfte, en by gevolge fiet men, dat defen zand^korl iooö millioenen van de f e dierkens bevat, die elk door een Micvioscoviü Ì flgtbaar fin. Nu ftelt de Heer l/il van van Leeuwenhoek(Ontdekk. if fte April i6jp,pag,
À4·) dat ioo manden een duim in lengte bedekken y foo dat é ooo, ooo fanden een lichamelyke duim uitmaken. . , §. ii. Indien wy nu hier uit redeneeren op defe wyfe: Nademaal, é ooo, ooo, ooo, dierkens in een zand-korl gaan ; en é ooo,
ooo, zand-korrelen in een duim (die wy hier ook voor-h en niet ô* in lengte van een voet nemen) foo (uilen é ooo, ooo, ooo,ooo, ooo, dierkens in defen lichamelyken duim kunnen begrepen werden. Maar $. 8., heeft men een droppel waters op yb? van een duim gevon-
den te fyn. Soo fullen dan volgens defe rekeningh 2000,000,000,000, dierkens kun-
nen gaan in een-droppel water. Laat ons hier af de helft nemen, of ymand meinde tegen defe rekenin-
gen yets te kunnen inbrengen, foo fal men ten minften moeten toeftaan, idat 'er duifend maal duifend millioenen van defe diertjes in een droppel wa- ter kunnen gaan. Nu defe diertjes iyn alle door een Microfcopium figtbaar j en de water-
beden fyn foo klein, dat men fe nooit met eenigh vergroot-glas beeft kun- nen onderfcheiden. Waarom fy feer veel kleinder als defe diertjes fynde, uien beiluiten moet dat een ongelyk grooter meenigte van water-deeltjes iu èèn water-droppel bevat werden. Soo dat alle fwarigheit overwogen fynde, die aan ymand hier ontrent
mogten voorkomen, men ten minften veiligh magh>aft ftëllen : Dat in eenen droppel water veel meer ajs duifendmaal duifend millioenen deeltjes ftgh waar* Ijk enfakelyk bevinden. Men overlegge dit wederom, en fta verbaaft; over die gedugre Wys-
heit en Magt, die eer een grooten droppel water van den Hemel valt, een. foo groote meenigte van Water-deeïen, ten elfcen male daar, toe ge- bruikt. §. ii. En dit laatfte nu van het water getoont fynde, fiet men ligtelyk
dat op veele andere vloeibare ftoffen kan toegepail werden. Inlbnderhdc op die voghtigh fyn, of aan vafte lichamen klevende, delelve b^vogtigen » waarom wy van olyen, geeften en andere, niet meer fullen feggtri. Van andere vloey-ftoffen 3 die men niet voor voghtigh houd, fullen
wy yets hier by doen, §. 13. Men leeft: by den felven A. van Leeuwenhoek, in het VIL Fef*
wtgbypag. 414. dat hy uit.een ftukje longh van een Schaap, de lugt """■;;;■/ en
|
|||
Van de onnoemüyke veelbeit, én qnverheldelyke kleinheit def deeltjes, fzj^
en bloedt uitdrukkende bevondj dat van de lugt-boHerjes veele foo klein
waren, dat fy door het vergroot-glas by na het geiïgt ontweken. Sao fyn fy dan kleinder geweeft als de ihaks uit fyn ÈA aangehaalde dierkens, die hy iigtbaar fegc te wefen. En dien volgens kan een zandkorrel, meer als iooo millioenen der felver, of een licliamelyken duim "meer als éïïï,ïïï,ïïï,ïïï,ïïï, lugt-deelen bevatten,, / Nu , hoe wel eenige meenen reden je hebben om te gelooven , dat
de deeltjes der Lught grooter als die van het Water fynj om dat dit door openingen heen dringt , daar de lugt niet fchynt' door te kunnen gaan: ilet men egter, dat defelve feer klein fyn, nadien men ook om hare onilgtbaarheit alhier foude kunnen toonen, dat fy de ftraks gefcide diertjes in kleinheit verre overtreffen. Immers, dat fy ook door feer nauwe openingen heen dringen, is niet al-
leen blykelyk uit de Planten í in welke, fchoon men geen holligheden in fommige fiet, fy figh vait fettenj maar oofc,dikwils by die lugt-pompen handelen, dewelke vinden hoe veel moeiten het vereifcht, de lugt ergens uit te fluiten. Ten miniten, als men meent te kunnen bewyfen , het welk miffchien kan wefen, dat de water-deeltjes kleinder fyn als die van * de lugt, dient dit nogh infonderheit om aan te toonen, dat wy te voo- ren, de ware. kleinheit der waterdeeltjes op verre, na nogh niet bereikte nebben..
$. 14. Hoe veel kleinder deelen nu het Vyer heeft-r als; alle óeCc ge-
feide vloey-ftofferi , kan daar uit blykenj- dat Lugt,- Water, Ülye, en· wat dies meer is, bevonden werden foo groot van deelen te fyn, dat fy dooi** de openingen (/Vi) die in het Glas en andere harde lichamen, Yfer, Staaly, en diergelyke fyn, niet doorgaanj en daarom, in vaten uit die iloffenge- maakt, bewaart kunnen werden : daar geen openingen in eenige lichamen- foo klein nogh bekent fyn, door welke de vyer-deelen niet heenen drin- gen, 't Geen blykt, om dat het,alles gloeiende, dat is van vyer-deelen door-drongen maakt, of fmelt, of wegh doet dampen 5 van welke alle niets, foude kunnen gefchieden,. indien het -vyer niet,tot het innigilevan dcfe lig- hamen doorgaan konde.. §. 1 f. Van het Vyer fullen wy voor het laatftc tot deiTelfs uitvloeifelen,»
of de ligt-itoffe overgaan j en van de fynheic van deiTelfs-deelen ook eem ruwe fchetfe geven, dcwyl men op verre na tot der felver veelheit en klein* heit niet komen kan, en tragten, met genoegh van defelve wegh te wer> pen, een fekere betooginge te geven, hoe veel ligt-deelen iueen Icconde: uit een brandende kaarflè veiligh mogen gefeidt werden uit te vliegen. Die de volgende betooginge niet gelieft na teleefen, kan tot §4 rö, er»
ï.7. overgaaan*. |
||||
7*3
UIT-REKENINGH
VA N DE
VEELHEI TenKLEINHÉIT
|
||||||||
D E R
LIGT-DEELEN.
|
||||||||
ï. *\/f Én ftelledan, dat men de vlam van eert kaar/Te van fes m het pond, ioOQ
iXL paiTen van vyf voeten, dat is 10000 voeten verre kan ii en, datisvanOtot E Tab. XXIII. Big.i. II. Soo is blykelyk, dewyl men defelve rondom en van alle kanten ïïen kan, dat
die vlam met hare deeltjes den geheelen kloot RQ E S vervult. III. Om de grootheit nu van deefen kloot te vinden, is R E of den geheelen dia-
meter gelyk twee maal O E, dat is 20000 voeten. En dewyl 'loo.ftaat tot 314* gelyk den diamerer R E tot den omtrek RQES;
fal men door de regel van drïen vinden; dat defen omtrek Ó2800 voeten bedraagt. VI. Indien men nu den diameter met den halven diameter multipliceert; en het
komende wederom met f van den gevonden omtrek; fal komen denlichamelyken inhoud van de kloot R QÈS, groot fynde 4186600, 000, 000 teerlingh voeten; ge- lyk -by alle Landmeefters bekent is. V. Nu wanneer men een voet in de lengte deelt in 10 deelen, en elk een duim
noemt; fal een teerlingh voet hebben, 1000 teerlingh duimen, en den firaks gefei- den kloot ial houden 4186600, 000, 000,000 lichamelyke duimen. · Het welkkort- heits-halven om niet t'elkens foo veel nullen te moeten fchryven, wy uit fullen drukken, met het getal der felver boven by de eerfte nul té fetten; foo dat na defe uitdrukkinge defen kloot bevat 418000^ deiër duimen. VI. Verder dewyl een kaars van 6 in htt pond brand $■ uuren; is ligtelyk te re-
kenen, hoe veel van defelve in een feconde verteert werd* want (tellende 3600 iè- conden in een uur, en in elke once (waar van 16 een pond maken )48o greinen na de Apoteekers wyfe: fal men den fel ven regel van drien gebruikende bevinden, dat in een feconde ¥^f, dat is na genoegh |4 van een grein tot branden befteed werd. Vil. Om nu daar en boven te weetea, hoe veel een grein fmeer of wafch van
mii Kaars, in de voet-maat doet:
Laat
|
||||||||
ym de veel fait en kkinheit der LIG T-D KELEN. 729
Laat ons itellen,dat een teerlingh voet water (het welke of wat meerder of wat
■minder dik wils weegt) 64 ponden fwaar is; waar ontrent deffelfs gewigt meer- malen gevonden werd. En ten anderen , dat ƒ voeten water foo fwaar fyn als fj Hchamelyke voeten
wafch (Siet de Stair, Senguerdius en andere.) Nemende dan wafch en fmeer van defelve fwaarheit, dewylhet experiment van
f uuren te branden met een kaafs van imeer gemaakt, gedaan is: Soo fullen dan 5· voeten water wegen 3.20 ponden en foo veel wegen ook si °ß"
Ç voeten wafch, of fmeer. * Soo dat een teerlingh voet wafch dan 60 ponden weegt, dat is 460800 greinen,
En by gevolge een grein , een ^-^ deel van een teerlingh voet of van 1000 dui- men; en dit tot enkele duimen brengende ?||¥ of ontrent |f| van een lichamelykè duim uitmaakt. VIII. Indien men nu de te voren aangemerkte fnelheit van het ligt hier ook in agt neemt;
nadien OE Tak XXULFig. é. van de kaars O tot het einde E des verligten kloofs QESR geftelt is 10000 voeten te fyn; en te voren getoont is, dat het ligt van de om- loopers van Jupiter tot ons komende, 'm j van een uur of 450 feconden de lengte, die tufTchen de Sonne en den Aardkloot is, of 12000 Aardkloots diktens afloopt, dat is in een feconde ióf der felver; foo fal volgen dat eiken Aardkloots diameter gefield fynde op 39231564 FarylTche voeten (Siet iphajlon, Pr<e!eél. A(ir<m,pag. 13.) na de netfte meetinge -der Franfchen, dit ligt in een feconde fal voortloopen 1046175¼40 defer voeten.; nadien 'ér foo veel in de gefeide zó§ Aardkloots diame- ters gaan. Dogh dewyl ymand mogt denken , dat dit getal te groot was, om dat hef onder'
fielt, dat het ligt van de kaars foo fnel voortloopt als dat van de Sonne; gelieve hy te weeten, eerfl, dat het nogh niet bewefen is, dat het eene ligt fnelder voortloopt als het andere. Want indien ymand in een groote beflotene feer donkere plaatfe iigh bevond, en een kleine openingh daar in gemaakt wierde, daar het dagh-iigt in konde komen: of voor dewelke in duifter een brandende kaariTe gehouden wierde; denk ik niet dat hy het ligt van het eerfte eerder, als van de Jaatfte op defeive veer- heit foude gewaar werden. Dogh hier van is niet wel ondervindinge te nemen ,om dat op foo kleine affianden het verfchil tufTchen de foo groote fnelheden van beide defe ligten , niet kan waargenomen werden. Ten anderen, om dat het ligt fyn fnel- heit waarfchynelyk onverandert behoud; vermits dit verbaaftmakendevoortvligendes ligts daar te vooren en nu ook van gefprooken is, niet waargenomen is ontrent het ligt, dat onmiddelyk uit de Sonne komt; maar ontrent het fclve, als het van jupi- ters omloopers affluit. Soo dat het defe fnelheit nogh behoud, na dat het meer als vyf malen de lengte, die tuflehen de Sonne en den Aardkloot is afgelegt heeft; want foo verre is boven getoont Befchnuw. XXfA §, 84. dat Juülter van de Sonne afïtaat. Ten derden, foude men hier de ondenkelyke fnelheit der deelen van een kaariTe, behalven verfcheiden andere manieren ook daar uit kunnen aantoonen, om dat men door de vlamme deiTelfs, by de lamp- Glas-blafers glas, metalen, email- leerfels, en andere harde faken fiet fmelten. Welke kragt, om dat men die niet aan de grootheit der ligt deelen, die feer klein fyn ,kan toefchryven, nootfakelyk fchynt aan hare fnelheit te moeten toegefchreven werden; nadien ßá de beweeg-kunde be- kent is, dat alle geweld na de grootheit van het lichaam , dat hetdoet, metfynfnel- hek gemultipliceert fynde, geproportidfieert is. Maar om hier ook toe te geven , laat ons Hellen, dat in plaats van ioo veel meer als
100000 malen, Welke het ligt defen kloot in een feconde met de voorige wasrgtno- meiie Xfaelhcit vervullen foude ; dit nu alleen maar een 1000 malen gefeniet, foo dat Æ é é % wy
|
|||||
\
|
|||||
75<r V Ô Ô R Å Ê Å · Í É' Üf G Hl
wy het ligt van de kaarffe nu· veel meer als ioo malen trager ftellen te fyn : als-
ftraks gefchiet is, wanneer men aan het ielve de-fnelhett van het ligt, dat van de om» loopers van Jupiter afdaalt, toefchreef. . IX. ik ftelle verder , dat het "kleinfte diertje ^ het welke door een Mkrofiophm·
figtbaar is veel grpoter is, als elk deeltje van het ligt. Eer â, om dat het veel meer ligtdeeltjes,. dan ten, van noden heeft om gefien.te kunnen werden; Ten anderen,.. om dat· defe diertjes figtbaar en de ligt-deelen oniigtbaar fyn; Ten derden, om dat het ligt door de onfigtbare openingen van het glas feer fnel heenen gaat, en defe diertjes daar toe veel te groot fynde, in het glas beiloten kunnen werden. Ten vier- den, blykt dit klaar, aan die weet, dat kleine diertjes tegen de Sonne met een goed vergrootglas befchouwt werden de, fy figh niet alleen doorfchynende laten iien; snaar-bok-., dat de ligt-ftralen, die door haar gaan, dikwilsalle de couleuren vaneen regenboogh vertoonen; waar toe men weet ,.dat veel vericheidene ftralen vereifcht werden.. Dit verfchynfel weeten alle die Microfcopia gewoon fyn te handelen, en men kan het in hét Vil. •vervolgh van Leeuwenhoek pag ïoo beveiligt fien.- Ik laate dit voorgaan, om het geen men in het volgende toonen fal, dat'er onnoemelykveele, of' ïo 2- (een i» met 20. nullen) ligt-deeltjes in de ruimte van een van defe foo kleine dierkens, waarlyk bevat kunnen werden, ook tegens deonmagt van onfe verbeel» éingeaan, met wat meer gemak aannemelyk te maken. X, Het is ook bekeur, als Tab. XXilL Fig. 1 een vlammende kaarffe in O ftaat;
die fyn ligt tot E rondom uitftrekkende, den geheelen kloot EQRS daar meede vervult, dat in een plaatfe digt by de kaarfle, als A, foo veel meer ligt is, dan in een andere E, die daar aan gelyk en verdervandevlammeafgelegenis; als het vierkant van de grootfte diftantie (by- voorbeeld van QE) grooter is als het vierkant van de ïsleindere, gelyk van O Ë. Om met de Wis-kundige teipreken, is men gewoon dit: dus uit te drtiklen:
De veelheit van de ligt-deelen, in twee gelyk-groote, en ongelyk van de vlam- me afilaande plaatfen fyn tot malkander, in weerkeerige reden van de vierkanten van hare affianden, Dit is te voren Befehouw. XXV. §. 36. omftandiger aangewefeD,, ©n by de -Wis-konftenaars bekent XI, Omverder te gaan.
Laat O E of de uitftrekkinge· van het ligt" in den verligten kloot Q R S E dan de'
lengte hebben van 10,000,000,000 of 10 Ü5 dierkens, ibodanige als de Heer Leeu- wenhoek éoot een Microfcopium-gefien heeft (waarom wy juift dit getal hieroqdcr- Hellen, fal hier na Íï,××Ì. getoont werden) en daar na de lengte van defen itraal O E in kleine deelen ÏÄ, AB, BC, CD, en2, gedeelt fyn , die elk delengte van foodanigh een diertjen hebben. Indien men nu verder ftelt, dat in het ruim van dat diertje , het welk het ïastfte
m verft afgelegen van de kaars O is, gelyk hier in VE,nietmeerdaneeneenighIigt- dceltjen.: is ; en dat na de kaars naderende , in elk volgende dierkens-ruim als DG , GB , BA , Á O·, de ligt-deeltjes altyd en geduurigh na den voorfeide regel (No X.) vermeerderen; foo fal men op de volgende wyfe kunnen weeten, hoe veel ligt-deeltjes in een ruimte van foodanigh een diertje, welkers afftand de kaarffe O bekent is, alsO A, AB, BG, CD; enx. figh bevinden. XII, Ten dien einden orders en gemaks-halven, trekt op A, B, C, D, enz. e»'
allefcheidingen van defe lengtens der^ dierkens regtftandige lynen, die onbepaalt fyn,- A-g, B% €!?, T>k, Ef, em. om in defelve*rtet getal der ligt-deeltjes, die ja elke •fcy· leggende dierkens-ruimte füllen wefen, af te, tekenen* En genomen hebbende in E? de lengte^EF gelyk aan de eenheit, dk» dat in het
ïaatfte V E maar'een ligt-deeltje onderftelt werd. Dewyl O E boven gevonden is ©^ioJ-jfeg^ na den vorigen reg^l;: " ■■% JU Ge^ |
||||
Pan de imlbttt en kkinheit der LIGT-DEELEN. <fit
I. .Gelyk het vierkant van O A, of j tot het vierkant O E of ioii i alfoo FE (een
Jjgt'deeltje in VE) tot A*, iö*,°; of het getal der ligt-deeltjes in O A. Neemt dan in de onbepaalde linie Ag de lengte Á ë, gelyk éïß? " fal defe linie
Aa de meenigte der ligt-deeltjens in Á of in het dierkens ruimte O A'vertoonen II. Gelyk 4 of het vierkant van OJ3die twee dierkens begrypt, tot het vierkant
van OE of JoL°,die £#* dierkens lengte bevat: alfoo 1 of F£ tot „Uof 23-0 * de- fe fy  b. ™ III. Soo ook, wanneer OD 10 dierkens in lengte bevat, om'Dite vinden, of
de ligt-deeltjes die in D fyn. * y Gelyk 100 het vierkant van OD 10 tot éïßß het vierkant vanOE; alioo 1 of
FE, tot *_o2£ of io15· of Dd\ en foo voort in alle, XIII. Waar uit dan blykt, indien op alle de fcheidingen, Á, Â G D enz -
als delinie OE in 10^ deelen gedeejt is foodanige regtilandige lynen, als Ag øË Cc, Dd, enz. getrokken fyn; die elk foo veel doen, als de ligt-dèelties bel dragen, die in haar naaite en voorleggende dierkens ruimte O Á Á â Â C C D enz. begrepené fyn; men niet anders behoeft als de getallen van alle defè rejttftandi- ge lynen van E F tot Aa te famen te ad deer en; om te weeten, hoe veel lifft-deelties alle de dierkens ruimtens van O E bevatten; als fy op de gefeide wvfe van E na Á vermeerderen, het geen klaar genoegh is. " XIV. Gelyk ook, dat trekkende GF evenwydigh aan OE.foo dat AG Br-Cs Ot
enz .elkgelyk aan FE of de eenheit fyn, de fomme van alle defe eenheden'het V tal fal uitbrengen van al de ligt-deeltjes, die in OE fyn; als in eiken dierkens ruim- te õ Ë, ftts, Jöij, L.U, enz. maar een ligt-deeltje gevonden werd Nu dewyl OE gefield werd uitio^ dierkens ruimten te beilaan, fal dan het ge.
tal der ligt-deeltjes in defelve ook 10^ fyn. ' S XV. Uit het welke dan volgt, dat de meenigte der ligt-deeltjes in de lengte OE
.als'er in eiken dierkens ruimte een is; ftaat tot de meenigte der fel ver, als fy na de boven eefeide wet (No X.) vermeerderen: gelyk 10* of foo veel eenheden al! de hnien AG, Br,C/,Di, enz. behelfen,ftaan tot de fomme van alle de eetallen. Ëâíß,FEW*? A*' B^' Cci D^ enz. uitmaken. g "* Á,ç'ÀÃ ÜJ£t nie£ te <00nen> dat defe g«allen van alle defe regtilandige Á á Bé.CcyOd, enz. ^een foo groote meenigte fouden bevatten, ö Alioo de eenre Aa en de grootfte fynde 102.°·
De tweede B£fal fyn io*~ of ifoi*;
De derde Oio!: |
||||||||
9
De vierde Diiioa4 |
||||||||
1«
uM$S Voort eike v??defe linien geIvk aan de linie Aa of 10L· gedivideert door
Se iS/pfT haÏ diftantjeDvan°- Welke alle tot .oufo getal fynde , ioo dS dh £wfpn,n aewaÜw"*d> eenegrootefomme fullen bedragen. JVIaar ook foude XVü W VranaUe/en feergrootetl arbeid en te veel tyd en plïatft alhier vereifchen, dekmne^doen "n £S ?¾™ *¥ tene^n, dat veel kleinder is, als men firn. fyud^aHeen de * n^f ï d · ¿Ë-'Á™ð$ niet te bedriegen, alleen het getal ioL% memaken, wegh'werper! ' ' ' ^' di€°°k eeneHf00tefom'
Zzza 1 * Ea
|
||||||||
75* UITREK E 0 I TXT G tf
En dit gedaan fynde, fal het ligt te befluiten fyn, dat de vermeerderde ligt-déel-
tje$ ioü of Aa (No. XVI.) ftaan tot het getal der ligt-deeltjes in O E als in elk
dierkens ruimte een is, of-tor 10^ (N°,XiV.) als io12 tot é · Of dat, als men de
vermeerderingh Np.X) plaatfe geeft,de dierkens in O E, i$* malen meerder fyn.
• dan of men in defelve U E in elk dierkens ruimte een geftelt hadde.
Het welk men, tot alle de ftralen als ÜE vanden verligten kloot QRSE, en by
gevolge tot den felven geheelen kloot kan overbrengen. XVIIL Eer ik verder voortvare, kan ik niet nalaten aan de gédagten, die fommi-
ge miifchien over dit■ laatfte fullen maken, te gemoet te gaan.. Namentlyk, dewyl de kromme linie abedmz. F, die alle de toppend enz.van
defe foo digt aan den anderen getrokken regtftandige lynen Aa, Bb, Cc, Dd, enz, te famen hegt, van een keanelyke eigenfchap is; die als men OA, OB, OC,enz. elk*, en'de opfigtige regtftandige Ë«, Bb , Ce , enz·, elkjy, de linie O E ey en EF, b, nomt, door defe Algebraifche vergelykinge xxy sssc aak,uitgedrukt werd; fal een' Wis-kundige miiTchien verwondert iyn , waarom ik de grootheit van het Mixtilineum ha FE niet gefogt hebbe, door naderingh of ook ria de wyie vanilffr- eator, Wallifius en andere groote Mathematici: om na defelve tegen de grootheit van het redtangel AG FE vergeleken te hebben, daar uit de proportie af te nemen, van de vermeerderde ligt-deeltjes in O E: tot de meenigfe van defelve in O E, als in elk dierkens ruimte maar een is. 'Het welk in diergelyke gelegentheden by an- dere miilchien foude gefchieden, en by fomtnige gefchiet. Sogh defe gelieven,te weeten, dat ik defe wyfe nagelaten hebbe, om dat defelve
manieren (boven andere faken en wis-kundige fpeculatien, welke men voor reden alhier foude kunnen by brengen) alle onderftelkn , dat de linie OE in oneindigh Itleine deeltjes aliO Á , Á Â, BC, enz gedeelt moet fyn, daar wydefelve hier niet Jtieinder gedeelt aanmerken, als in foodanige deeltjes, die elk de lengte van een diertje hebben, het welk door een Microfcop'tuw iïgtbaar is.. Het geene nogh ontallykema- Isn groorer is als een oneindtgite deeltje. Ten anderen, hebben wy N°* XVII. nogh een. reden gegeven; die ten miniten,
om dat wy het getal foo veel minder nemen", het geen wy daar uit willen befluiten fbo veel aannemelyker fal maken. Ten derden, fcbryven wy hier niet alleen voor groote Wis-kundige, maar tot
voordeel van alle die een redelyk oordeel", hebben, fchoon fy juift in getallen of linien tot het uiterfte niet ervaren fyn. Waarom, als'er andere bewyfen fyn, ik foó veel ..', mogelyk is, die der Wis-kunde gémydt hebbe; bedienende my alleen van defelve, als die niet anders, als uit de Wis-kunde kunnen gehaalt werden; in dit geval ook - ièlfs alles meerder (wanneer het roy mogelyk is fchikkende om verftaanbaar te fyn, als om aan groote Wiskundige te voldoen: indien maar de waarheit daar door blykelyk kan fyn. XiX. Om dan uit dit alles, en de voorige gronden eindelyk het beflait te kunnen
maken, dat wy hier beoogen. Men ftelle dan
i. Met Leeuwenhoek dat éïóï,ïïï,ïïï' dierkens door een Mtcrofcoftum iïgtbaar,
een fand-korl maken §. é o. 2. loooooo fanden maken een lichamelyken duim uit den felven §, 10. foo ma-
ken é o t-? dierkens-een· lichamelyken duim, die wy hier in fengte ,,gelyk w in een voet,, nemen. Nu uit (No. V.) bevat den kloot QRSE 418^0^ defér duimen,.: en daarom
" £ulien in delen kloot-^iS.oooif-ibdanige-dierkens gaan. .._ ... ' ' . XX» l^aat
|
||||
Fattde Veclheit enklenheU der LIGT-DÊELEN. ^
XX. Laat ons verder ftellen '\n dit begin, dat in eiken ruimte, die foödanigheen
dierke beilaat, niet meer als een ligt deeltje is, door den ganfehen kloot/heenen.. XXI. Indien nu het ligt foo fnel is, dat het defen kloot in een feconde verligt 5
(No. VI. en VIII.) en een kaars van 6 'm het pond ƒ uuren brand; fal in eike'le? coiide |τ van een grein gewigt met branden verteert werden. En foo fullen van een f?grein kaars fmeer 4186601? ligt-dedtjes komen, en der
halven 14 maal foo veel, of yiói2,40^ van een geheel grein. XXII. Maar een grein is φ? van een duim van 10 in eenvoet (No. VII.) foo ·
Romen dan van een duim kaars-fmeer 460 malen 5-8612401? of in een getal 269617040^ ligt-deeltjes. . XXIII. Dogh ftellende nu volgens de ondervindinge van Α Leeuwenhoek te voren
aangehaald, dat de 1000 diameters of lengtens van defe dierkens, een diameter van een fand uitmaaken. En 100 diameters van een,fand-de lengte van een duim ;>
En 10 duimen de lengte, van een voet;
Sullen jo~ diameters van defe dierkens de lengte van een voet' uit maken:
En 10—der felver de lengte van OE of 10000 voeten.
XXIV. Nu is getoont (N°. XVII.) dat met veel duifenden van miUioenenligt'-
deelen wegh te werpen,, in den kloot QRSE, waarlyk icia malen meer ligt-deel- tjes fyn, als wanneer men, gelyk nu N".XX.in elkens dierkens ruimte maar een Iigt-deeltje ftelt te fyn. Sbo dat van \τ grein kaars-fmeer iofa malen meerder ligt- deelen komen als N°. XXI. geïtelt fyn: en derhalven van een duim kaars-fmeer ίο5·* maai meer als het getalN». XXII. bedraagt. Dat is Uit een duim kaars-fmeer" fullen komen 2.696i7040if" ligt-deeltjes.
XXV. En dit alles is waar, eerfi, fchoon men in het uiterfte van den verligten
kloot QR SE , of 'm. V E aUeen een ligtdeeltje ftelt te fyn in de'ruimte van een dierke, dat yder geloven fal te weinigh te fyn, hoe wel defe vermeerderingh, als men de vlam O nadert, plaatfe heeft. En ten anderen, ishet gefeide N°. XXIV» ook waar, ichoon het ligt maar eens in een feconde den kloot verligt of van Qnfr E loopt. Maar wyl het ligt(N<\ VIII·.) ioco malen fnelder loopt , en 'm een feconde
niet eens (ais wy nu ondetitelt hebbe No. XXI.) maar 1000 malen delengte van O E, na alle kanten afloopt; werdende alfoo in een feconde loco van deiè klooien door.f j grein kaars-fmeer met ligt vervult. Soo is klaar, dat het getal.N°.XX1V. gevonden , nogh mef icoo moet gemuite
pliceert werden, en dat een duim kaars-fmeer, 269617040I0' ligt-deelen uit fieh< brandende uitwerpt, dat een verbafende Ideinhek en veelheit der felver. te kennen &eefu · |
||||||
§. 16 Om dan te Weeten noe veel ligt-deelen in de tyd van een fecondfe
Jit een brandende kaai'iTe vliegen is uit het vorige biykelyk, dat # grein imeer in een feconde verbrand werd, dat is 1 grein in 14 feconde. Nu een amm irneer heeft 460 greinen j. foo dat een duim waich of kaars-fmeer ver- oiana in 4<io maal 14 dat is m 6440 fecondenj in welketyd, indien uit een düimkaar.-fmeer korne„ 260617040^ fullen in een feconde uit den kaars die- ö/and tornen % een meenigte van 418660^ ligt-deelen., £*z1 l & 17. En*
|
||||||
\
|
|||||
'φ XXVI. BESCHOÜWINGE,
§, 17, En dewyl, als men na de alderaauwkeurigfte mate der Franfche
Sterre-kundige, den diameter des Aardkloots neemt van 39:131 $"6*4ParyiTche voeten j en 10 duimen in een voet j en 100 fanden in een duim in lengte ftelt te wefen $ fal men voor het getal van alle de fanden die in den Aardkloot fou- den kunnen gaan, een getal vinden van niet minder als 3 2, letteren, waarvan * de eerfte een 3 is, hier te groot om by te fteüen. Eniri het getal §. 10". gevonden fyn 44 letteren., waar van de eerfte een
■■'. 4IS· ?'**
Laat ons nu om gemak, en weder om geenbedillingen te lyderr, (lellen,
dat beide de eerfte letteren 1 fyn, en de reft nullen/ Waar by wy een on-
verbeeldelyk getal van deelen verliefen ; Soo fullen de fanden in den Aardkloot fyn 1 o^ :
En de ligt-deelen, die in een feconde uit een kaars vliegen io4i. Soo dat die tot malkander jülaanals 1 tot ίο-* of als een tot duifend maal duifend millioenen. .,'.·■ Waar uit dan af te nemen is, dat in een feconde (gewoonlyk hy een pols-
flagh van een gefond man vergeleken) uit een handende kaarffe van fes in het pond) veel meer ligt-deelen uitvliegen, als duifend maal duifend millioenen Aard' kloten fanden fouden kunnen bevatten. Ik late aan yder of dit hem niet verbaaftmakend moet voorkomen5 en of
hy figh in de meenigte en kleinheit defer ligt-deelen niet moet verliefen, fehöon defe al de ware was, daar noghtans yder uit het bovenftaande kan af- nemen, indien wy alles ten nauwften gerekent hadden, dat der felver getal nogh feer verre, ja onverbceldelyk, dit gevondene te boven foude gaan. §. 18.. Laat ons (hoe wel ook het deelen van dit kaars-fmeer daar toe kan
dienen) nu tot de vafte lichamen overgaan 5 én eerft tragten te toonen, dat fy uit feer veel verfcheidene deeltjes beilaan. Eenige wyfen die feer verftaan- baar voorkomen, fchynen onder andere ook defe te fyn. , I. De Heer Boyle {de Subtilitate Effluv.) fegt een grein koper in geeft van
fal arraoniac gefmolten te hebben j en daar meede een figtbare blauwe cou- leur gegeven te hebben, aan 285-34 greinen water. Ingevalle men nu in eiken grein water een deeltje koper ftelt te wefen ,
fal dan ten minften een grein koper daar door, in foo veel deelen verdeelt fyn. / Maar (lellende met de Heer Boyle, dat τ£° van eenduim figtbaar is in leng- te , foo fal tsöïïsö van een Jichamelyke duim ook figtbaar iyn,-
En dewyl een voet water van 64 pond (12 duimen in een voet lengte ge-
nomen fynde) 1728 Jichamelyke duimen heeft, fullen defe 285-34 greinen, meer als 100 defer duimen uit maken; en derhalven in alle defe duimen , meerder als 10000,0000 of hondert millioenen figtbare deelen lyn. Waar- om* indien in elk figtbaar deeltje van het water maar een deeltje koper is, fal 4 «en grein koper in foo veel deelen, daar door waarlyk gedeelt fyïi. §. ip. Hoe
|
|||||
\i" * - ' " ■■' l . ■ '
Van de onnoewelyke veelheit', en o^uerheeUelyk kleinheit der deeltjes. f$f
§. ip. Hoe verre nu door Menfchelyke werk-tuigen de deelen van het goud vermenigvuldigt werden, is by Rohault, Boyle en andere te fien. Een bewys, dat foo wel op alle vafte lichamen paft, als op de vloeyende,
is kortelyk te vinden, inliet meermaal by gebragte experiment van de ver- groot-glafen van 4- Leeuwenhoek te voren §. io.aangehaait. Waarby blykt, dat van de kleinfte diertjes, welke hy door een Microfcopium fiet, . iolJ;of ïooo,ooo,qoo,cöo5öoo in een licliamelyken duim gaan, Nu is het feker, als de deeltjes, die een lichaam uitmaken foö klein fyn, dat elk voor dit ' Microfcopium onfigtbaar isj dat ten minften elke duim van het felve lichaam· ■■■■* uit meer als io-deeltjes moet beftaari. Waar uit men dan van alle Metalen, Mineralen, Dieren en Planten, -
met een woord, van alles wat iigtbaar is, fulks met waarheit feggen kan. En niemand fal figh verwonderen, indien wy daar by doen, dat dit getal
van deelen, om der felver veelheit regt uit te drukken veel te kien is > en dat ν fulks in veel gevallen, met fekerheit kan getoont werden j indien hy gelieft te denken, Eerfi, -dat defe kleine dierkens, die door Het Microfcopium geilen werden $>
hare werk-tuigjes moeten hebben om figh te bewegen, te leven, voort te teeten j, ook hare vogten, daar fy door gevoed werden: tot welkers kleinheic de magt van geen menfchelyke verbeeldinge ichynt te kunnen reiken. / Yen anderen, dat meeft alle Dieren en Planten verbrandelyk fyn, eöeen
volkomen vlamme kunnen uit figh gevenj waarom, indien wy een ruw o- verflagh maken , volgens het voorgefeidé van de kleinheit der ligt-deelen §.· 16. en 17. hoe veel de vlamme, die uit haar voort-komt grooter is, als die van een kaars, en by gevolge, hoe veel meer deelen alle oogenblikken on- der de gedaante van ligt daar uit vliegen, welke alle te vooren tot het ia- men-ftel van foodanigh een Plant of Dier gedient hebben, fal een meenigte komen en een kleinheit van deelen, die voor ymand, die de kragt van defe gevolgen niet fiet,ongelooffelyk, en voor die fe fiet, onverbeeldelyk is. §. 20. Dat nu defe meenighvuldige deeltjes, die uit lichamenuitvloeyen,
niet alleen feer klein fyn, maar ook een bepaalde nature en wefen hebben,, heeft de Heer Boyle·; in een byfondere verhandelingh getoont,. welke men daar over kan na fien. Om 'er yets van te feggen, Het glas van Antimonie, weeten die defTelfs kragt verftaan , dat in wytt
gelegt fynde van defeiveeen braak-wyn maakt, fchoon het glas felfs niet mer- kelyks in het gewigt verlieft, en de deelen daar van foo kleinen veel fyn,. , dat men met een once of minder, meer menfehen foude kunnen doen bra- ken, ais in Amfterdam fyn* Waar uit niet alleen de kleinheit van deiTelfs deeleny die het aan de wyn
mede deelt, maar ook der felver bepaalde Naturcblykelyk is.· Goudj.filver, kwik-filver, en mifichien andere metalen in fterkewateren' ge-
|
||||
>%
|
|||||
7$tf XX VI* BÉS CH OUWINGE,
gefmolten, werden in onfightbare deeltjes verdeelt, en egterkanmendefet-
ve uit defe wateren neer doen fin ken, en die op nieuw tot goud, filver en kwik-filver als te vooren brengen. Hoe klein de uitvloeifelen fyn, die uit een zëïl-iteen komen, enfelfsdoor
- een glas gegaan fynde yfer bewegen, is daar door kennelyk, en met een, dat iy haar bepaalde eigenfchappen houden. , /§. 21. Die een "Uit-rekeningh fien wil, hoe klein de deeltjes iyn, welke
uit riekende of ftinkende lichamen uitwaièmenj'als uit Mufchus, Zibeth, Amber, Λβι Faetida en diergelyke, kan die in de Introduit, van Keilv'm- dcn j en egter behouden fy alle hare byfondere en bepaalde reuk. Om nu van de deeltjes, die een Haas of ander Wild op het veld loopen-
de in fyne voetftappen laat, hier niet te fprcken, dewyl de Heer J2oy/etixlks uitvoeri'gh gedaan heeft: Men gelieve uit dit volgende een experiment te ίκη, het welk fonder moeiten en koflen ligt na te volgen is, uit hoe veel deeltjes een vail lichaam beitaat. ; · Ik hadde in een kamer 24 voeten langh en breedt, en ontrent 16 hoogh,
op vier verfcheide ptaatfen een teft: met vyer laten fetten, en op elk ontrent £ van een dragma Benzoin ftrojenj en was defe kamer na eenigen tyd daar door geheel met een figtbaren dunnen rook vervult. Dele kamer nu houd pi16 cubic-voeten, en defelve met 1000, ofhet ge-
tal der duimen in een voet, als hy in 10 deêlen na fyne lengte gedeelt is, multipliceerende pit<f000 duimen. Nu %h van een duim in lengte is met oogen figtbaar (§.4.) derhalven ook
een Toökeo van een lichamelyken duim: foo dat 1000,000 figtbare deeltjes in een duim fynde, 9116,000,000,000 der felver in defe kamer fyn } en inge- valle in elk maar een deeltje Benzoin was, foude een vierendeel loots Ben- zoin hier door in meer als negen duifent maal duifent millioenendeeltjes ge- deelt fyn. Hoe wel het felve vxy kleinder in grootheit is ais een duim,gelyk door de Water-wigt feer gemakkelyk kan getoont werden. Indien men nu hier by doet niet alleen, dat defen rook over al de reuk
Benzoin hadde, maar ook dat het aan de Chymici bekent is, dat den felven rook vergadert fynde een gefuyverde Benzoin, Bloem'■ van Benzoin genoemt uitmaakt, fal boven de kleinheit van haar declen, ook deblyvende en be- paalde eigenfehap kunnen afgenomen werden } en dat foo wel defe kleine uit- gewafemde deeltjes de natuur van Benzoin felfs behouden, als cje dampen die van het water,, waar uit fy komen, en in het welk fy vergadert fynde, we- derkeeren. §. 22.. Een ongelukkigh Atheift, die nu alles, dat hier van de kleinheit
en meenighvuldigheit deler deeltjes gefegt is, niet alleen in het voor by gaan verilaan, maar met meenigbmalen lefen en overdenken figh de befchouwin- ge daar van gemeenfaam gemaakt heeft, ftelle figh nu dat groote Gebouw van de figtbare Wereld, in alle hare deelen voor: en denke niet alleen uit welk
|
|||||
Van de onnoemeïyke veelhit, en tnverbeeUelyh kleinheit dér deeltjes, JU
welk een ontelbaar, onnoemelyk, ja onbefeffelyk getal van fob kleine fier* tjesdefelve beftaatj maar infonderheit, dat geen van allen eenigh verftand heeftom figh felfs re maken of te bewegen j en oordeele verder, indien geen wysheit hier ontrent werkfaam was, en vannuaanalleharebeweegingenibnj- der order alleen by geval, Pep Mefle onder malkander gefchieden j of het' hem niet feker genoegh voorkomt? dat dit fchoone gebouw van Hemel en Aarde feer haaft een Chaos van Vyer, Water, Lugt, en alles onder den anderen gemengt vertoonen foudej en foo veel te meer, indien geen magt, die foo ondenkelyk groot is, dat fe figh tot elk van alle die duifend maal dui- fenden van onnoemelyk veel millioenen van millioenen kan uitftrekken , de* feive elk in het byfonder dirigeerdeen beftierde. Welke beitieringe daarom nodigh if| om dat elk fyn bepaalde eigenfehappen houd j en daarom de eene foorte niet bekwaam is, om meede uit te; voeren, het geen dooreen andere foorte gefchieden kan. En gelieve defenbeklagely ken Philofooph aan ons te feggen, of het hem mogelyk fchynt onder die ondenkelyke meenigte degruw- faamfte verwarrïnge te ontgaan, die ymand figh verbeelden kanj en dien- volgens overlegge hy by figh felven, of een foodanige niet na een ontegen- fprekelyke waarheit en te regt oordeelt} die uit het gefigt van foo veel heer- lyke iaken, tot welkers minfte famen ftel foo veel duifenden verfcheiden en juift byfondere bepaalde deeltjes nodigh fyn geweeil j en uitfooveeldieniten, die fy aan malkanderen en ook aan hem doen, eenaanbiddelyken Maker, die dit alles in order en fland gebragt heeft, met eèrbiedigheïterkent. Soude hy niet moeten en geerne willen toeftaan, indien hy al de fteen,
hout i yfer, glas, kalk en andere ftoffen, waar meede men een Stadhuis als dat van Amflerdam, heeft kunnen bouwen,by een vergadert fagh j en al defen hoopdoor een los geval onder malkander geworpen wierdej dat 'er induifenden van eeuwen noit foo cïerlyk een gebouw uit foudc kunnen voortkomen. En foude hy foo een Philofooph felfs niet befpotten, die het felve nu in alle fyn fchoonheit fiendc, egter ftaande hielt, dat alle de daar aan beftede ftoffen fonder eenige dire&ie van een verftandigh Bou w-meefter haar figure en plaat- ièn verkregen hadden. Immers, wanneer in een talryk leger elke Soldaat, na fyn eigen wille en
gedagten, verfcheidentlyk van alleoften minften van veeleandere, begon ie werken, te loopen, te gaan, Uil te itaan, te leggen en van plaats te veran-- derenj laateen twyfïèiaar, diegeen wysheit nogh beflieringe in het Gebeel- A\ erkent, ons feggen, of hy niet geloven moet dat defe meenigte ftraks de verwarringe feifs vertoonen foude j en dat in tegendeel, al de fterkte en nette fchikkinge van dat leger aan niets is toe te fchryven, als aan de wyfe ordres van den, Generaal, die het gebied. Hy brenge dit dan noghmaal over tot.de groote Wereld , en fie of het
voorige bcfluit niet redelykisj namelyk, indien figh yetwes aan de beftie- rende magt, die dit groote famen· itel tot fyn onderhoud nodigh heeft, kon-. - Aaaaa de |
||||
7j8 ^XVL Β Ε S C HO U W Γ Ν G E.
de ontrekken $ en elk fon^er opfigt #p een gemeen einde, byfortdcriyk be-
wogen wierde} dat ak Γοο iehoone eii aangename GeheeWVl haaft van ge* daante en eigenfehappen geheel verandereneq ineen woeftenen vanalle Heflyk- heden ledigenklompYerkeeretifoudeJndieneenernftigeoverdenkwge van dit alles (maar fy moet ernftighfy negeen wugt by fooramp&Hgedoen kaniwat is'er ©verigh ?alshaarnogbmaal overdie eilendigeblindbeit te beklagen, i*j£ 2%. Ofis dit bewys voor fulke ellendige verftanden te generaal·? fop dat haarfpitsfvindigheit haar!ftrlfwygend doetgeloven, dat fy in die gróote meenigte van voorwerpen wél hier óf daar miflchlen een uitvJugt fullen kun- ©en vinden} laatfy, of het denAlmagtigen nogh geliefde haar te overre* den, de óogen opbyfonderheden Ëann. Laten fy leien al het geejie de he* densdaagfc ühderfoekers door vergroot-glafen waargenomen hebben. La? ten fy felfsMicrofcopiagebruiken, om het geen fy gehoon hebben, met haar eigen oogén; te fien, en dié nieuwe, en foo veel eeuwen langh, onfigt- bare Wereld doorwandelende,* ontalryié vreemdigheden, ^iebuiten dat de ondervindinge diefeker maakte, ongelooffelyk fouden fyn, te befchouwen: cnalsfydoor haar geilgt verfekert fyn (om een exempel te geven, waar van. in de boven aangehaalde fchriften een grooce meenigte te vinden is) dat een iboveragt kleiniiipje,. als een myt van kaas aan onfe oógen vertoont, een volkomen Dier is» dat alle leden om figh te bewegen ea hairen op het lyf heeft, dat ly malkander· voort-teeien, eyeren leggen} en dat uit delelve hare jongen vooFtkoimen. Dar verder in tegendeel, de aaltjes of tangetjes in den alyn> geeneijeren maar levende jongen voort brengen. Dit laatlle, verhaalt de Heer Muigens in.fyn Ei Dkptrique^ pag. %%j\\ Alwaar hyfegt in foodadigh een tolt je vier kleine aaltjes gefien te hebben (want fy fy» heel doórfehynendé) Welkiev, atehet felve aaltje in het glafenpypje wat iangerbe- waart wierde, men daarna fagh-, dat alle vier by haar kleine moeder fwem* ïnendè waren. Eïiiy gelieven dan aan ons te iêggen, offygeruftelyk kunnen ©ordeelen dat dit alles fonder eenige beftieringe van een hooger magt en wysheitι enby geval gefchietj en of hetaan haaraannemelyk voorkomt (in- dien men al toeftaat^ dateer natuur-wetten fyn, daarligh alles naar reguleert) dat dcfe wetten-,,ingevaHé fy vari geep wys wefen afkomftigh waren, alle defe dingen, enfoo groote wonderen in foo feleine lichamen Jouden hebben kunnen met foo veel order uitwerken; En indien dei^ befcheüwinge alleen foo- veel op haar vermagb} dat fe niet
wel kunnen loochenen, dat een beftierende magten wysheit in allen defen; plaats.heeft}, fai de kjeinheit en ontelbare meenighvuldigheit defervoorwer- penv waar.in fy haar verwnoderlyke uitwerkfelen doet fien,, haar ligtelyk, Qveruiigen,dat clefelve niet anders alsGoddelyk kan wefen.-cnte gelyk defen gro- teniariykél van het'Chriftèndom in haar ligt ilellen, namelyk, Éat smk ψ al· tkrMeitiffefaken beïbefiimm de veorJenigBeit des groeten Makers door haar klein* hmknieimtvlufzten*. §. £4. Laat:
|
||||
Fan de onmmeïyke veelheit, m onverleetdelyké kleiiMM der deeltjes. $$ ρ
" $. 24, Laat dan geen ongelovige, ofeennogh ongelukkiger als defe, die
den Bybel leeft om eenige tegenwerpinge tegen defelve te kunnen formee- ren, niet meer denken, dat het by een niet weïgeloofFelyke vergrooringe van oen Heiland der Wereld gefproken is, als defelve Mam. X. 50. geliefde te feggen, Dat de hairen m/es hoof des aïïe geuit waren. Nadienï men oètVoorfiél· nigheit ontrent dierkehs Werkfaam fiet, die by geen bol-r in groote vergely- kelyk fyn. En dewyl 'er in een feconde meer ligt-deelen uit een brandende kaars in het ronde verfpreit werden, die alle, gelyk de Optia weeten, vol- gens de wetten der Gefigt-kunde op het nauwkeurigfte beiliertengeregeert werden, als 'er hairen 00 aller menfehen hoofden fyn. Schoon al elk men· fche foo veel hairen op iyn hoofd hadde, als 'er menfehen inde Wereld fyn; Om dit (hoe wel hét uit hét vöorige genukkelyk kan afgenomen wer-
den) in eeriigh ligt itellen. . In de §.17. is getoont, dat het getal der ligt-deeltjes, dat in een feconde
uit de vlam van een kaars vliegt, feer veel grooter is, als een getal, wel- - kers eerfte letter is 4, gevolgt van 45 nullen, of 40*?. Nu A. van Leeuwenhoek in fyn eerlte brief, pa-g. 14. vind, dat demeenig-
te der menfehen op den Aardkloot, na fyne ïekcninge is,vi-j385-000, ooo of 13 38 foK Laat ons dit getal veel meer als 10 maal foo groot nemen, en het felve
ftellen zo" te fyn. · ...... Indien nu elk menfche (dat verre te veel is) foo veel of 20- hairen oplyn
hooft hadde, foude het getalder hairen van alle menfehen fynop 40**, dat ge- lyk blykt, maar een io*üte gedeelte foude fyn van dat der lig«-deelen, die uit een vlammende kaarfle komen. Soo dat men hier uit met alle fckerhéitbefluiten kan, datdënSboneGodts,
verre van eenige Rethorifche groot-fprekinge te gebruiken, leer veel inde- len beneden de ordinaire werkinge en beftieringe van iyne Voörfienigheit blyftj hoe groot dit feggen ook aan de iwakke menfchen mogte voorko* men. , ^ §. 2f. Boven dit alfesifal het mi^hien aan cènAtheift,indienhyHogheenig*
fints redelyk en te overtuigen is, aanleiding geven om eenenOódtteerken- nen: indien hy merkt, dat dien aanbiddelyfeen Maker en Regeerder van al- les infonderheit daat in' fyne Goddelykheit en verhevenheit boven al het gefehapené heeft willen betoonen, dat om de aldergrootfte €n gedugtlde ia- ken voort te brengen en uit te rigten, hy Veel malen nietanderMfeoefekleii. ne deeltjes, defe nietige Hofjes en veragtelyke Gértjes gelieft tegebmiken$ doende omailyke meenigte van defelve1 tot iytae wyie einden en voornemens dienen.' · ..,1 .·-.·;.. '. . · ,. ι,\ , * Orn dit by ondervindinge te toonen, kan by m de geheele grootéWereld
tot een voorbeeld.ftrékken. Wantom niet te fpreken van de kleinhéit der deelen die de peil ^eroorfaken, waar door foo vc.1 duircnden van menfehen Aaaaa 2, dik-
|
||||
740 . XXVI. BES C. Η & ü W Ι Ν G E.
4ikwi1s inweinïgh tyd weggerukt werden s in welke daarom den Koningh
David op een uitilekende wyfe de hand Godts erkende ι Samuel ΧΧΙΡ. 14. en,die te defer tyd nogh byveele de gave Godts genoemt werd. Hoe kleinen meenighvuldighvfyh de deelenvan het water? waar van meer alsduifend maal duifend millioencn vereifcht werden, om een droppei, die een grein -weegt* of een eenigen hagel-ileen uit te maken: en tot hoe groot e laken werden defe gebruikt? tot welke-bet water ganfeh onbekwaam foude we? fen, indien het niet in deeltjes, van een ontelbare meenigte enonverbeeldély- ke kleinheit könde vaneen gefcheiden werden. Hoe veel dui lende mil- lioenen ryfen der dagelybs.op uit de zeen en andere ilromen? hoe veel dry- ven 'er in de iugt, en ommiet weder op te halen al het geene wy tevooien in de JBefchouwwge wn het Waten gefegt hebben (het welke als hier wel no« digh fynde, aldaar kan na gefien'werden) hoe veel vallen 'er in regen? hoe veel in faet uw ? hoe veel in hagel? hoe veel in dauw neder? hoe veel wer- den 'er tot het groeyen van Planten en drenken van Dieren hefteed? hoeveel ora dorre woeliynen vrugtbaar te maken en het wild gedierte in het levcrj te behouden? en moet niet yder erkennen, ..dat dit alles daar van afhangt, dat het in ontallyke kleine deeltjes beilaat en waarlyk verdeelt is ? : §. 16. Al wie dan nogh een Godt loochent, fitte nu neder, en rrierke
mét een ingefpannen aanJagt* dit; groote water-heir aan ν en pordeele dan, hoe groot die kragt moet fyn, dewelke om iigh tot fchaamte van alle Syne iaileraars en loochenaars aan yder onbetwiftelyk tebetoonen,. to| lbo groote iaken iigh van foo kleine fiertjes bedient j en daar toe een foo uitgeftrekten hoop water, als die is,wéjke alle der waterendes Aai dklootsbevatten kan,niet al- ken gemaakt, maar ook in foo veel en foo kleine deeltjes van een gefcheurt en gefcheiden heeft: en hoe" verre die wysheit en regeeringemoet gaan, die iigh tot elk van defe ontelbare deeltjes uitftrciu,· endefclve alle tot foogrq·? te gebruiken als defe fyn, geduurigh doet dienltbagr wefen. En kan hy uit dit alles nogh geeïien Godt vinden, hy tooce ons dan de fchepiêlen} of (ooi met hem te fpreken) de laken in de Nature, aan welke men foo veel magt en directie over defe én düifeRden van anderekkine deeltjes meer, met re- den kan toefchry ven. f Sal byclit-alles van· een ks geval afleiden?; hoe kan hy fpó itaqdvalligh een order§ als onder die ontallyke millioenen foo^ veel eeu- wen ftand gehouden heeft, van een geval·, wiens wcfen beftaat in fon- der order te werken, afdoen dalen? fyn het onverandelyke natnur-en noot- wetten, wie heeft deiè aan alle die duifenden foo verfcheidene en figh van alles onbewufte lichamen gegeven? en wie doet fe alle daar aan gehoorfa-· men?. indien(men dan in dk a-lies een wysheit moet fien, faldefe tenminftcn itiï de. van alles onweetende ilofïe niet gevonden kunnen werden y en waar is. het dam» dat yrtiand die' redelyk ;is een oorfaak van dit alles foekenkan, wel- ke; fyne confcientie geruft kandpen wcfen?, indien hy nogh geen Godtdaac êfeife · \ ■ ■ r v. §MZ· II1"
|
||||
Van de MrioemelykeMelMt, encanverhecldelyke kleinheit der deeltjes. 641
jj 27. fngevalle nu dit bewys,, het welke alleen uit de water-deeltjes ge- nomen is, aaneen ongelovige die egter eenen Godt erkent, van cenige na- druk moge fchynen te wefeni fal aan hem de wysheit van het Gpddelyk- Woord, en de waarheit die daar in uitftraalt, ook niet duifter fchynen te moeten voorkomen: dewyle het felve in Ãüï veel plaatfen uit den regen en water-dampen eenen Godtbewylt. Soo dat men den warenGod c daardoor hoort van de afgoden onderfchciden , Jerem·. XIV. 21. Syn 'er onder de ydelheden der Heidenen die doen regenen? of kan deh Hemel droppelen geven? Zyt ghy die niet, o Heer e onfe Godt? Daarom f uilen ivy op u wagten, want ghy doet alle die dingen- Ook fiet men de fyne een byfondere reden daar uit nemen om den Heere te loven Pfalm. CXLVJI.7,8, 9. Singet den Heem by beurten, pfalm ftriget onfin Godt op de harpe. 8. Die den Hemel met wolken .bedekt, die voor de aarde den regen bereid, die het gras op de bergen doet uitfpruiten. 9. Dis het vee fyn voeder geeft, en de jonge ravens als fy roepen. En hoort men den Almagt igen fel ft di t onder fyne foo heerlyke wonderen ophalen \Job, XXXVIIL· 2f , 2<S, 27» 28. Wie deelt voor dm fort-regen eenen water-loop uit, en een· wegh voor loet weer ligt der donderen? z6. Om te regenen op het land daar niemand is, op de woefyne daar in geen menfche is. 'Vj.*om het woefie en verwoeflede te verzadigen en om het uitfpruitfel der'gras- fcheutkens te doenwaffen. Toonen- de verder in de woorden vers 28. Heeft den regen eenen vader of wie baart de druppelen des damvs? Dat den regen geen vader of moeder, dat is geene a.a- dere oorfaak heeft buiten Hem. §. 28. Het is waar, dat alhier de grootheit van den Regeerder- door de
water-deden voornamelyk aangedrongen werd, uit de weldaden ,*welke de aarde en die defelve bewoonen daar door genieten : maar dat den felverr Geeft die dit Woordangegeven heeft, defelve ook uit de kleinheit en by gevol- ge de meenighvuldigheitdefer water-deelen bewyft, is af te nemen, uit de te vooren in de XX. Befchouwm%. 21, aangehaalde plaatfe Job. XXXVL zó, 27, 28. Alwaar na gefegt te hebben: Siet Godt is groot en wy begrypen het. niet; daar en is. ook geene onderfoekinge van het'getal fyner jaren* Dereden ftrax- in het 27. versolaar by ge voegt werd, Hy vermindert en vervoert de droppelen: des waters byfeer kleine deeltjes, die den regen nafynen damp, uitgieten. (Wanc dat het. woord Garang, in de treffelyke Nederdunfe overfettingemet optrek^ ken vertaalt, ook verminderen,,en by kleine deeltjes vervoeren betekent, is te vooren op de aangehaalde plaatfe getoont.) Dringende verder omdemenigr te defer water-deelen aan te toonen, den overvloet van déh regen aan,: die alleen uit defe water- fiertjes beftaat, in het ô&. vers, Welke de wolken uit* gieten en afdruipen over den menfche overvloedelyk. Uit welken text dan klaar- lyk blykt, dat op de kleinheit niet alleen, maar ook op demeenighvuldigr heit der water-deelen geoogt werd, ', Gelyk ook Nahum. L 3. Des Hoeren wegh is in wervelwind en ihfiorm,en
ie wolken fyn hetfoffyncr voeten. Welke laatfte uitdrukkinge openbaar ge- Aaaaa t. noc&fc
|
||||
74t XXVÏ. BESCHOUWIN GE. s
rfoegh te kennen geeft, dat de wolken uit feer kleine en feermeenighvuldige
~-> deeltjes, daarom alhier by ftof vergeleken, beftaan, en dat dèn Ge,eft Godts met veel regt daar uit een bewys van Godts grootheit neemt. §. zp. Hoe wel nu de ötltallyke meenigte van water-deelen alleengenoegh-
faam fcheen, om aan den verftokften Atheift de regeeringe van een Godtte doen iien, in die groote uitwerkfelen, welke foo tot weldaden als ftrafFen ftrekkenj indien het aan hem egter nogh niet voldoen kan, hymerke de lugt aan in haren waren toeftand. En ingevalle hy eenige kennifle van de Natuur·kunde heeft, fal hy als een onbetwiftelyke waarheit wel willen toe- Haan, dat defélve een vergaderingh is van ontallyke veifcheidenheden van , kleine deelen, welke op malkander werkende een magtvertoonen endik\vils óefFeneri, die alle verwonderingh te boven gaat. Hy leefe alleen hierover de Hiftorien, die het vreeflèlyk geweld van Storm-winden, van Donderen en Blixemen verhalen} nu alle defe gruwfamé uitwerkfelen is blykelyk , dat door deeltjes, die om haar kleinheitcn ligtheit in de lugt dryven kunnen, ie weege gebragt werden} en dat de blixem-vieren geen pori of openingen van de hardile lichamen te nauw vinden, om door defelye heen te vliegen. Wy hebben te voren §. f 3. yets van de lugt gefegt, dogh op verre na de
ïüeinheit en meenigte van fyn deelen aldaar uit die gronden niet kunnen uit- drukken. En indien 'er in een feconde of pols-flagh uit de kleine vlam van een kaars foo veel duifenden millioenen vyer en ligt-deeleriuitvliégen} welke moet de meenigte fyn, die in een grooten Blixem werkfaam fynj en hoe klein is yder van haar? Dek öngelukkigen Redenèerder verbeelde figh dan de lugt uit foo ontel-
feare millioenen van deeltjes (amen gefet, en ftelie figh het geweld voor, dat ι dcfelve, in onweders aan het werken geraakt fynde, uitvoeren} foo dat fe meenighmalen alles met een algemeene verwoeftingh fchynen te dreigen: En hy (egge ons dan , of het hem nogh mogelyk kan voorkomen, dat alle defe lügt-heiren altyd by gevat bewogen werden, en tot nogh toe niet alles vrat op den Aardbodem is, vernielt hebben} en derhalven, of het hem niet nooriakelyk dunkt een Goddelyke regeeringete erkennen, die over alle de- fe gaat, die hem en al het fyne tot nogh toe bewaart, en den ganfohen Aardkloot foo veel eeuwen bewoonbaar heeft doen blyven. Het iclynt on- mogeiyk dit hièt toe te ftaan voor ymand, die lang en aandagtigh genoegn op het voorige gelet heeft} en de meenigte en k ragt der deelen in de lugt, ert de magtdie van noden is, om die alle in order te houden, en aan de Wereld, ( door anderlints iêer ichadelylce inftrumenten) opfoo veel wyfen wel te doen, te regc figh voor kan ftelltn. .§. 30. En to^ meerder ovenuiginge, laat hy verder, by water en-lugtj
liet yyer of ligt voegen, waar van de deeleii ondtnkelyk klein en raeenigh* Vuldigfi, en in kragten vcrvaarlyk iyn. Om niet weder van dé Blixemen te fpreken, dieecnverfchrikkelyk woP
fi i i-. f ι ■:.. ' ■ beeld |
|||
Van de omoemèlyke veelhéit, e» èmcrfoddelyke [Êbinfait tkr deeltjes, mjjte
beeld daar van geven j die oit in de Gedenk-fch riften geleien heeft, hoe door JiÊt geweid en meenigte van defe kleine vyer-deeien, ctnderaar<fehe kol* ken epbarftende, de aarde hebben doen beven j geheele rievieren van gloei- jende ftofren doen ftrooroen* ileden en al wat in defelve was hebben ver- nielt} klippen en bergen doen fplyten; felfs fomtyds foodanige gevaartens* en geheele fteenrotfen, die door geen bekende kragt bewegelyk feheenen., to't een verfchrikkelyke hoogte in de lugt hebben ppgevoert; moet die nies bekennen? dat dit alles, door de alderkleinfte, en aller verbeeldinge daar door ontilippende vyer-ftofjes gefchiec. En indien hy van der fel ver meenig- te een ruw overflagh wil maken, dat defelve foodanigh is, dat de atderver» üandigfte eerder moet over defelve figh met verbaaftheit verwonderen , als· desJica die te kunnen onderfoeken: dewyl dien afgrond dogh voor geen men*· feben te peilen is. . ","-.■ · ' Om hem' daar vanfonder veel moeite te overtuigen, gelieve hy figh we»
der het te voorene 16*. getoonde en hctftraksaangehaaldeingedagten te bren? gen, namelyk, dat in een ièconde een getal van 41 $66 met yj nullen daar agter, van vyer-en ligt-deelen uit een kaars vliegt, die foo kleinen vlamme maakt* Hy vergelyke nu daarby de vlammen derhlixemenj der brand-bergen;,
der verbrandelyke florïen, die op den Aardbodem fyn, indien fy in vlamme tftonden; den foo grooten-vyer-kloot der Sanne, en miiifchien ook de dui- fenden der vafie Sterren: en denke met verbaaftheit,. hoe groot een heir van omallyke vyer-en ligt-deelen in de wereld figh moet bevinden. Want dat dit door rekeningh voor geen meniche na te vorfchen is, gelov« ik niet dat hy weigeren fal toe te ftaan. Ingevallenu dit gruwfaam getal van vyer*en ligt-déelen niet alles invlam-·
me falfetten (waar van in de brand-fpiegels te vooreo voorbeelden gegeven· fyn) is het klaar genoegh, dat fy door een groote kragt belet moeten wer- den hare woeden uit te voeren. En indien nu een Twyffelaar de Godlyke Regeeringe in déiê ligt-eo vyer-
deeien als met handen tattelyk gelieft te Hen, is het niet nodigh alle verbran- delyke lichamen te befchouwen, waar in fop veel duifenden alsgeitluiftert en ftil leggen, ten tyde dat fy werkfaam werden gemaakt (dat ook een beftie* ringe van defelve. door een hoogcr magt bewyit.) maar hy lette alieenlyk op* de Optifche experimenten, dieliem feker fuilen maken, dat alle en elk deel* tje van die groote meenigte van ligt foo nauwkeurigh aan wetten gebonden' gehouden werdj dat op fpiegelende of doorfchynende lichamen vallende^ na dé verfcheidenbeit van haar figure, enfelfsnaonvermoedelykeomftandig- heden (waar van de Optici Van Newtm veele bevat) fy ook hare bewegingen fedwongen fyn te fchikken, van het welke in het vootige by het ligt meer-
er kan gefien werden;. En by aldien een Atheift ügh eenigen tyd in defe; beichouwingen geliefde, op te houden j, hy foude al geheel van.alle Goddcly- |
||||
m , v}V, ·÷÷íÀ:* E'S C Ç OU W É Í GE.
ke genade verlaten moeten fyn , indien hy egter loochende een Goddelyfcë Rcgeeringe hier in te kunnen fien,en fyn conicrentie hem mettegenfpreken foude Te meer, als hy de verwonderlyke en dikwils verfchnkkelyke uit- werkfelen der vyer-deelen in de groote Wereld befchouwt, en fiet,dat defe alle doordeomhaarkleinheit foo nietigh fchynende üof kens uitgevoert wer- den } op dat dogh niemand figh van een Goddelyke beftiennge en magt met geruftheit foude kunnen feggen onweetende te fyn. • §.?i. Meermalen is my met verwonderingh de wysheit gebleken, waar Wede den grooten Maker en Regeerder van alles ift fyn H. Woord ookyan natui-elyke faken fpreekt. En het fchynt op defelve wyfe ook aan een Hei- den té moeten voorkomen·, die de ontelbare meenigte der duifenden milhoe- nen deelen, welke in het Geheel-Al figh bevinden, en waarvan wy nu in Water, Lugt, Ligt en Vyer eenige voorbeelden gegeven hebben, be- fchöuwende, weet dat $ alle en altyd ren dienfte van haar grooten Maker en Regeerde gereet itaan, om op fyne orders en welbehagen fyne aanbid- dëlyke ooghmerken uit te voeren. En dan fiet, hoe den grooten Godt in fyn Woord, Heere der Helrfcharen niet alleen op veele plaatfen genoemt werd, maar ook felfs met een uitdrukkelyk opfigt tot deie kleine deeltjes. Een voorname text vind men dit toonendè Jefaus. XXIX. Ó.GhyJultvanden Heere der Heitfcharen befogt merden, met donder en met aardbevmge ende groot veluid, met 'wervel- wind en onweder, ende de -ulamme eenes vemerenden vyers: Hy overlegge nu uit het voorgefeide, hoe grooten heiren ontallyke fcharen tot defe uitwcrkfelen vereift werden.* en of niet met de grootfte kragt en na- druk aan den Regeerder daar van den naam van Heen der Heirfcharen gegeven Werd.. '■ ■' "■ ' ♦'
§.\z. Maar infonderheit is dit aanmerkely k in de plaatfe Job. XXV, i.en 3.
en het raifonnement van Bildad, die van Godt gefegt hebbende, Heerfchap- pye en vrefe fyn by Hem, defe reden daar op iaat volgen: Hy maakt (befchikt en houd) vrede in fyne hoogten. Want het woord Gnajab werd niet alleen met maken maar ook met befchikken en houden, ook volgens dekant-tekenin- ee over-gefet. Konde hy met meerder nadruk de heerfchappye en vreefle-; lykheit des grooten Godts aan Job vertoonea, als met cerit.aan hem voor te /tellen de onnoemelyke meenigte der deelen, die om hooge in en boven de lust fyn? welkers werkingen, indien fy niet door fyne heerlchappyebetoomt * wierden, magtigh waren, om op de aldervreefielykfte wyfe door Donderen en Blixemen, Onweeders en Stormen, de ganfche lugt in vyer en vlammen
en gelyk in oorloge te ftellen: en daar na ftraks daar by te doen ? hy befchikt en houd vreede in fyne hoogten, of hy regeert al dat verfchnkkelyk mcngfel van vyer en andere deelen, dat fy figh buiten fynen wille niet roeren, maar in vrede onder malkander fyn. ; Dat dit nu fyn. ooghmerk meede onder de andere, welke ook hier door
yerftaan kunnen werden, geweeilis, kan klaarlyk afgenomen werden, vd- |
||||
I
|
||||
Van de ofinoetnelyke veelheit ^ en onvérbeeldelyke kleinheit der deeltjes. 74γ
het geen hy vers 3. daarop laat volgen, is''er een getal fyner benden? met welke
woorden, hoe wel ook in opfigt op de Engelen en andere grooter faken Godts benden ontelbaar fyn, egter hier met nadruk fchynt geilen te werden op de lugt-, ligt-, en damp-deeltjes, die in de lugt veel meerder als ontelbaar (het welk ook by de onmagt van den teller foude kunnen toekomen) dat is, dewyl men niét kragtiger hier toe dienende feggen kan, /onder getal gefegt werden te fyn. En het geen alle twyflfel, of fuiks hier ook mogte gemeent werden wegh
fchynt te nemen, en het voorgefeide ooghmerk op het allerkragtigfte tebe- veftigen, fyn de laatfte daar by gevoegde woorden, en over wie en fiaat fyn ligt niet op? Alwaar aanftonds ten bewyfe by gebragt werd, hetuitdealder- grootfte meenigte van deelen beftaande Wonder-fchepfel, namehtlyk het ligt j welkers uitgeftrekthéit daar en boven groot genoegh fynde tot het ver- vullen van lbo onmeeteiyke ruimten, als den kloot van Saturnus omloop en nogh meerder is, alhier in defe woorden fchynt aangehaak te werden, om te toonen, dat defe uitgeftrekthéit des ligts, volgens welke het gefegt werdö- ver alles op te ft aan gevoegt by de kleinheit en onbefeffelyke meenigte van iy-. ne deelen (daar van in het voorige reeds gefproken is) een veelheit fonderge- tal nootfakelyk moet uitmaken, j 4 Immers behoorde dit aan ymand, die nogh aan het gefagh van dit Woord
twyffelt te doen fien, dat 'er een vcrwondt;rlyke Wyshcitinhetfelveis, na* dien het ook van voor de meefte (indien niet in den beginne van den We- reld-ftand , en als doe voor alle) menfchen verborgene faken fprekende, om de waarheit van het geen het fegt te bewyfen, figh aanftonds van de alderovertuigenfte voorbeelden (gelyk in dit geval van het ligt) bedtent. . §. 93. Is dit alles nogh niet genoegh , laat een die nogh ontrent foo groote waarheden onfeker is, figh vöoritellen, uit.hoe kleine deeltjes niet», alleen Water, Lugt, Ligt en Vyer daar wy van gefproken lubben, maar fonder eenigh onderfcheit alles wat figtbaar is, te famen is gelet. Om eer ft kortelyk van Planten en Dieren te fpreken, die aan verbrandinge en verrot- - tinge onderworpen fyn; Hoe kleine vaatjes en buisjes, daar nogh kleinder deelen van fappen doorloopen, werden in defelye door vergroot-glaièn be- fchouwt? (waar over de ontdekkingen van Λ- van Leeuwenhoek en andere, kunnen nagefien Werden} hoe veel olyagtige en vette deelen fyn indefelve? (waar van ook uit eenige dieren kaarflen gemaakt werden j van welke eenv duim vet, in foo onyerbeddely k een veelheit, door het branden verdeelt werd 1 als boven §. 1 f. en 10". getoont is. Hoe klein en meenighvuldigh fyn de dee- len, die in haar verrottinge foo groote ruimtens der lugt met rtank vervul-^ len? hoe veel water komt 'erdoor diftillatie uit te voorlchyn? dat (§. 11.) uit foo veelvuldige en kleine deeltjes beftaat. I£n als deiëlve foo Dieren als planten, deuiterfte verrottinge geleden hebbende, ineenvrugtbareaardeen ftof veranderenj hoe veel deeltjes, infonderheit als men die ëerö door een Bbbbb ver-
|
||||
74ö ν XXVI. BES C Η O V W Ι η GE. Ά
vergrootrglas befchouwt, foude m?ri in defelve aarde vinden t Indien men
verdei; de qogen op bergh-floiFen flaat, fal men van de kleinheit van haar deelen ook door vergroot-glafen overtuigt kunnen werden * eri nog-h meer> -als fy in fterk water gefmolten fyn; aldermeeit als fy felf§ branden, of de /vlamrne door hare deelen verwen. ; ; Om eep einde je maken, na dit dan alles gelefen te hebben en het geen
men by andere Önderfoekers daar over kan vinden} dat wy alhier; niet hebben willen overbrengen 5 kan ik niet denken, dat ymand aan de waarheit twyffelen fal, als menfegt^ dat al wat figtbaar is inde Wereld, vaneenonverbeelde- •lykê meenigte van verfeheiden deeltjes is famen geftelt. Een Atheift ver- beelde figh dan defe ontelbare veelheden van duifenden van millioenen, en denke: eerfi, hoe veel verfeheiden foorten fy onder malkander uitmaken ^ die elk van een byfpndere 'nature fyn j daa&m, hoeveel foorten tot het fa- men- ftel van een ëenigh lichaam dikwils te tarnen moeten gébragti'werden j het geen de hedensdaagfche foo Chymifche als andere waarnemingen leeren \ die by na uit elke Plant of Dier, Lugt, Vy er, Water,' Ofy, Sout, Geeft, Aarde, irj foo veel verfcheidenheit doen voortkomen. Qm felfs vanfwavel- en yfer-deelenniet te fpreken, welke men onlangs ook in Planten gevonden heeft: Ferder, tot hoe veelverfcheidene uitwerkfelsfy diehen 5 hoe veel ver- feheiden famen-ftellen fy maken, hoe uiÉ defelve·Zeen, Rievierèn, Lugt, Wolken, Winden, Sonne % Sterren·, Böomen , Heefteren ,~ Kraioen, Bloemen, Vrugtep, lichamen van Menfchen, Dieren, Vogelen, ViiTchen, 4arde > Velden, Sand, Steenen, Metalen, Souten, en duifènden andere faken, die elk hare byfonderheden en eigenfehappen hebben, voortgêbragt werden ι Eindelykj hoe alleen door de fchikkinge van defe in figh lèlfè on- ügtbare ftof kens en fiertjes dit groo|e, dit veiwondeFlyke Geheel-Al In fy- nén ftand bewaart, en al wat leeft onderhouden werd. En laat hydan in op- regtigheit, buiten voor-oordeelen enhartnekkighek, infönderheit fonder figh te laten afhouden door de vrees va#eeP Godtneitdaar in te (uilen vinden,: die hy gelaitert heeft (dewyle dogh "vergevinge by Hem is, op dat Hy ge- vreeit werdej ons antwoorden, op die vrage, alsmen hem verfeheiden fyne poeyers van gewreven of gemalen verwen elk in fyn foorte vertoonde, met ©Jye daar by, en te gelyk een verwonderlyke wei na het leven getroffen Schilderye van Menlchen, Boomen, Bloemen, Rievieren, Dieren, Vo» gelenen wat dies meer isj Wtlke alleenuitdefe ibo verfcheidene en gemeng- de verw poeders belfond} of hy foude kunnen denken, dat defe Seftilderye fonder wysheit van een konfligh Sdhilder fyn wefen verkregen hadde j enhy by geval dit foude kunnen geloven voortgêbragt te wefen $ aiiderfints or aan hera wetten in de Nature bekent fyn, die fonderèenigh veritand werkende, aan dit heerlyk afbeeldfel foudea kunnen fyn yolmaaktheit gegeven hebben. En dit by hem niet kunnendeftaandc gehouden werden met eenige reden, of vol- doeninge van figh felf% of vanymaoddietredèlyk is$- fathy daa nogh kun* c1 nen
|
||||
fan de onnoeméïyke 'veêlheit, én oHikfhéldilyke klein'hit Ée? deeltjes. j%f",
nen geruft by figh relfsblyven^alsfiyVan allede fobgfootê wérkênih da Wereld, Waar van de befte fchilderyei die by hem bekent is, niet dan éeniêeronvol- maakt nabootfel is, nogh lafterlyk Voortgaat te ontkennen, dat fy eenen wyfen Formeerder gehadt hebben ? nadien de Ifehikkinge van foó veel deeltjes van foó verfcheidene eigenfchappenjalsfértot het voortbrengen van het veragfte grasje, vaneenmier, vaneenkaas-mytvannodenfyn, eenygeJyk, dieéénighVerftahd heeft van de wysheit van der felvej Maker moét overtuigen $ déwy i do£h aan geen van allé defè deeltjes eénigh verMrid kart tdegefehrevén werden. §. 34. Hoe feer nu dé geleide kleinheit, infdnderbeit van dé deèlen der
vafte lichamen, onfigtbaaren daarom dokoiibèkent isj fietmenegtérdeóp-» perfte Wysheit dit in het Heiligh Woord'aanydéro^enbaarlykleereh > Pro* verb. Ρ'III. z6. Hy hadcle de aarde nogh niét gemaakt, ·■ mgh de Mden 4 nogh den mnvangh der floj'kens der 'wereld: Kon aefen Spreker mét klaarder woorden feggen, dat de ganfchè wereld5 uit feer Idbiiie deeltjes,hier^/^igenöemti te famèn geftelt is? toonéride ook in defe plaatie, dat hèrgéén hy alhier van natuurlyke faken fegt, na de naüwkeurigfte waarhèit is. §. 2f. En of dit niet genoegh Was 5 fiet mén dènfélvén Geeft, door den
H; Paülus, het felve met immers foo veel nadruk té 'kennen geven? Hebreen XI. 5. 'JDoor het gèUnJe verfiaaü tóyt dat de wereld door het Woord Gmdts ii toebereity alfoö dat de dingen die m'en'ftéi^ niet geworden βη üit'dingen die gé* fiên werden: Niet duifter doende blyken, dat al wat figtbaar is uit" foó klei- ne deelen, dat fy onfigtbaar daarom fyn, geworden isj óvereetikötriftigri met de tegenwoordige oridervïndingen, waar van wy té voóren gefproken hebben. , . Ïen anderen, fchynt in dèfé plaatfé eèn blinkende ftraal vari de Goddélyk-
heit vail het Heilrgh Wöórd figh tévertoonfen, nadien het félvev&ftftellen- de, dat de deeltjes, waar uit de figtbaré lichamen bèltaan, niet geilen wéN den; daar meede uitdrukfcelyk dé palen te kennen geeft, biniiêrt welke dë gedüurigh aangewende pogingen der Oiidérföekérs in éfe Volgende éeuwëni beiloten foude blyv'eh) en dat fy met haar vergroot-glafen nimmer tot hét gefigte van de regté famen-ftellende deeltjes der faken fouden doordringen | Van het welk ook die vérdft in defeontdekkingen gekomen fyrij als Leeu~> wenhoek (fiet het PIL 'vervolgh dé fj$. Mtffivé) ep andere volkomen beken- nen té wanhdopen. Anderfints, ten fy dé onderviridinge dit gelecrt hadde^ wie foude geloven? dat glafen, die deeltjes ontdekken, dat 'ér ióöo mil- lioenenin een grof zand gaan, niet (itt^enige gevallen,tenminften) de &,* men-ftellende deeltjes van eenige Uehamén fouden vertoont hebben. Op defe wyfe fagh men ook dé magt van de verre-gefigfeft boven bepaalt, en dit beide by ervarentheit blyken $ wie kan fulks aan ymalnd tóefchry ven y dan aandie féker- tyfc weet, wat namaals gefchleden fal$ en daarom Godt is. §. $67 Een teer gemoed gélièvê niet te denken, dat mén rriët op défe wyfedè
plaatfe Héèrem XI. 3. §.3 γ, uit te leggen, dm regtfiiinigé eéntievtys be-i Bbbbb ζ neemt,'
|
||||
º
|
|||||
74»: .,,:-. XXVL Â E SC Ç O U W É Í G E.
neemt y om da^r door te toonen, dat de wereld foo wel ten opfigt van hare
ftoffe, als van hare vorme of gedaante een;begin géhadt heeft; of (om in defen de gemeene uitdrukkinge te gebruiken) dat de wereld uit, niet gefcha- pen is: nadien 'er yeele die kragtigh genoegh fyn door de Godtgeleerde in het Heiligh Woor$ aangetoont, gevonden werden, welke daarom een Ge-, loyige geruft*kunnen ftellen. , - :>, .. .■...,,.:, ,.;,,. , Het is egtey,bekent, dat de;hoog-geyqelcntheit van fommigeOngodiften
in defe tyden foo verre gaat 5 dat fy wanen alles wat tot het bewys van heïge- feide bygebragt werd, kragteloos te kunnen maken: immers foo verre, dat men aan alle hier toe gebruikte texten gevoegelyk, en volgens haar ge- dagten een anderen fin kan geven. Soo dat ik van fommige opentlyk heb-t be hooren feggen, dat uit den Bybel nogh noit bewcfen was? dat de We- reld uit niet gefchapen is, of dat de ftoffe, waar uit fy beft aat, v een begin gehadt heeft. Men fegge haar vry uit Gems. I. 1. Dat God^Hemel en Aardt gefchapen heeft-, fy antwoorden dat het woord fcheppen niefaltydjegt, fon- der voorgaande ftoffe yets voortbrengen) enbehalvendit, dat Hemel'en Aar- de wel een begin na haar vorme kunnen gehadt hebben, fonder dat van de ftoffe, waar uit fy beftaan , dit nootfakelyk volgen moet j immers dat van de ftoffe, waar op fy byfonder oogen, dit noit gefegt werd. Indien men haar toont, dat Proverb. FIJI. 21. de opperfte Wysheit gevfeett is voor Godts werken j verftaan fy door de.> werken, de byfondere iaken,<-.. die door het wer- ken Godts hare gedaante verkregen hebben} en geenfipts de floiFe, waar uit fy gemaakt fyn. Doet men hier by, dat vers ij. aan de aardey en vers zó. aan de flofkens der wereld, of kieinfte deeltjes die de Wereld uitmaken, een aanvangh of begin toegefchreven.werd j fy feggen, gelyk wel een huis een begin kan hebben voor een kleinen tyd, niet tegengaande het hout en iteenen langh voor het felve huis in wefen geweeft, fyn j dat ook foo het fa- men- ftel der aarde, en de ftofkens der wereld een aanvangh kunnen gehadt hebben j hoe wel dte ftoffe, waar uit de aarde te famen-gevoegt is., en wel- kers verdeel inge defe flofjes veroorfaakt heeft, van eeuwigbeit ge weeft is. Én om niet meer van haar by te brengen, foo meenighmaal het H. Woord fegt, dat defe of geene; byfondere faak een begin gehadt heeft, ofgefcha- pqn is, ofdat'eryets voor defe faak ge weeft is > verftaan fy dit van de forme of gedaante, waar door defe faak defe byfondere en geene andere iaak isy dqgh geenfints van de ftoffe waar uit defelve beftaat. Soo dat fy tot dit be- wys genoeghfaam volkomentlyk vereiffchen, dat de Schrifture;uitdrukkelyk de foffe noeme, en fegge dat die een begin gehadt heeft $ of foodanige be- woordingen gebruike, die ook de fioffe nootfakelyk onder figh.behelfen, wel- ke uitvlugten, aan die met haar oit verkeert hebben, bekent fyn. Om haar hier in te voldoenA gelieven fy de plaatfe Coloff. I. 17. natefien,
alwaar (na dat in het 16. vers foo veel byfonderheden genoemt waren, die geCchapen fyn, uit welke men egter het gefeide ook bondigh genoegh foude. \ ' " ' "'kun-'
|
|||||
Van de onnoemelyhrvëelheit, en onverheldelyke kkinheit der deeltjes. 740
kunnen vail maken) men defe woorden vind: En hy (de Soone Godts) is voor alk dingen, in het Grieks Pro Pantoon, dat is voor alles. En laten fy ons dan ieggen, of onder alk dingen of liever alles (het welk tot geen byfondere faak bepaalt is) ook hare floffe niet moet begrepen fyn. Nu dit niet kun- nende geloochent werden, fal ons niemand kunnen ontkennen, dat de Soom,, van Godts liefde, waar van hier volgens het 13. vers gefproken werd, voor alles fynde, ook voor de*ftoffe, daar alle anderedingen uit beilaan, moet, \ geweeil fyn, en over fulks, dat defelve iloflè ook een begin moet gchadt hebben. Sedert my deCe plaatfe aldus in kragt voorgekomen is, hebbe ik my meer
malen met een innigh ontfagh over de aanbiddelyke Wysheit van den groo- ten Ingever van dit Woord moeten verwonderen j die te voren weetende, dat,als eenige byfondere fake genoemt wierde,defelve voorwendfels tot vitteryen· aan de veragters van Goclt en iyn Woord in volgende eeuwen mogte geven, de waarbeit in foouitdrukkclyke bewoordingen heeft ter neder gefield, fonder (het welke hier infonderheit moet opgemerkt werden) van eenige byfondere faken te fpreken; foo dat alle de in defe tydentegenandereplaatfen gemaakte uitvlugten alhier volkomen afgefneden fyn, Defelve vooriigtigheit befpeurt men Rom. 1F". iy. Alwaar om tetoonen,
dat het den grooten Maker aan geen magt ontbreekt, om felf de floffe des werelds uit niet voort te brengen, gefegt werd dat hy\de dingen die niet enfyn r roept als of fe waren. In het Grieks flaat'er, fonder eenige bepalingen van by- fondere faken, hy roept (Ta mee onto, hoos onta) de niet wefende,als weefen- de: waarom ook alhier niet minder van de ftoffe als van andere faken gefpro- ken werd. En op dat niemand uit de onbegrypelykheit een bewys van de; onmogelykheit tragte te maken, werd dit Ephef. HL zo. nader beveiligt, en» gefegt dat hy niet alleen magtigh is te doen, maaar meer als overvloedigh te doen, boven het geen wy bidden of'denken, dat is, verfiaan en begrypeny gelyk het grond-woord No-ein medebrengt. En denkeik, dat na dit alles met malkander vergeleken te hebben, eea
yder die redelyk is, genoeghfaam overtuigt fal fyn, dat de Schrifture met vol- komen klaarhei tfegt niet alleen, dat, hoe onbegrypelyk het ook magh we- len, Godt magtigh is, om de wereld uit niet te fcheppenj. maar ook, dat & waarlyk nu in wefen fynde, uit niet gefchapen is, en een begin gehadt. heeft, lbo ten aanfien van hare vorme, als van hare ftofFe. Een groot Godtgeleerde fal miflehien met regt kunnen feggen,. dat wyo-
ver dit bewys alhier te breedt ge weeft fynj dogh die oit defe tegenwerpinge van Ongodiften felfs heeft hooien doenj en gefien heefty dat weimenende Chriilenen figh fomtyds niet gereed tgenoegh bevonden, om uit de Schrifture te toonen, dat de wereld en infonderheit deiTelfs iloffe een begin gehadtlieeft of uit niet gefchapen is yk\ de tyd, die hy tot dit te lefen beileed heeft,, mif- ichien niet vrugteloos oordeelenvoor by gegaan te fyn. J, α Bbbbb 3. ■ $, j7» En* |
||||
.$* -x&vpr, 1b è s c'hou win g e.
'"- %. $γ. En om te fien, hóe meenighmalen den grooten Beftierder ook'
groote lichamen in foo kleine Hertjes verdeelt, eer Hy fe tot werk-tuigen van Syne magt gelieft te doen dienen. Soo langh het water tot ys, of een groot, fterk en vaft lichaam gewor-
den is, en düsdanigh blyft, wat nut geeft het? in vergelykinge van die ty- dtn9 wanneer het vloeyend en in mjllioenèn deeltjes gedeelt is. Kan het ook ysbïyvende met foo veel gemak aan dorftige dieren' voördrank, aanplanten ■ tot voedfel ftrekken ? Kan het geladen fchepèn dragen, en door de geheels Wereld vervoeren? Kan het in de lugt opryfen-? om in regen en dauw ne- der te vallen, en ontelbare dienften doen, welke de menfehen van het felve als het in ftofkens verdeelt is, genieten. Soo langh het vyer in turf, hout, kooien en andere brand-ftoflfenby een
vergadert fynde groote en vafte lichamen uitmaakt > wat fiet men van het fel- ve in deièn ftand fynde uitwerken Feil ten fy die groote lichamen, eerft in kleine deeltjes verdeelt fyn, en der felver beweeginge een vlamme veroorfaaktj füllen fy ook eenighfints nut fyn om te verwarmen, om ligt te geven, om metalen te fmelten, fpyiên te bereiden, en andere bekende dienften te doen? Het kragtigfte werk-tuigh, dat ander die by menfehen gemaakt werden
bekent is, weet men het buskruid te fyn. Wat doet het niet alleen foo lang het in falpeter, fwavel en kolen, en andere vaftë lichamen beftaat j maar felfs als het tot rtof eerft gemalen fynde in korrels gebragt is en blyft j dogh wanneer eens de kleinfte deeltjes, waar uit het beftaat, los en aan het wer- ken geraken; wat is 'er in de ganfche Nature hier ontrent op aarde nogh kennelykjdat fyn geweld wederftaat? foo dat het felfs den Donder en Blixem» de aldergedugtfte itragten die in de Nature oit waargenomen fyn, fchoon fy egter ook door foo kleine deeltjes, die in de lugt kunnen dryyen, uitge- voert werden, foo naukeurighlyk naboötftj dat ymand die deiFelfs vlamme: fiet, het geluid hoort en de aarde fomtyds onder fyne voeten voelt dreunen, dikwils reden heeft om te twyffelen, of hem geen ware donderflagen ter éoren komen, die de Lugt met vyer en gerommel vervullen en den Aard- kloot doen fchudden. |\ Men leere hier uit, als uit een enkele daar toe gedane en dienende on*
■ dervindinge, hoe groot de kragt van de deeltjes is, die men foo veel onson- derfoek bereiken kan, voor de kleinfte van allen, als enkel vyer en ligt fyn* de, houden moet. En dewyl van defelve ontelbare millioenen niet alleen, maar de aldergrootfte menigte van allen in de wereld fchynen gevonden te werden (dat te voren nogh eens getoont is) denke hier weder een Atheiit, of 'er geen magtigen Regeerder en wys en goedertieren Beiiierder van no* den is, om te beletten, dat fy alles, werkfaam geworden fynde, niet op dé verfehrikkelyköe wyfe vernielen. Immers (om het beiluit te maken, en niet alles op te halen) uit defe en
4iergelyke voorbeelden fchynt blykelyk te fynj het geen wy hier voorge- nomen |
|||||
\
|
|||||
•Ss
|
||||||
Van de onnoemelyh weïheit, en onverheeldelyke klëinheit der deeltjes, jft
nomen hadden te toonen, dat den Almagtigen, in het doen vanfyngrootfte wonderen, om felfs de hartnekkigfte Godtlooehenaars te overtuigen, geen groote lichamen meermalen is gewoon te gebruikeny voor dat fy eerftinfao teere en kleine deeltjes, die onverbeeldelyk aan de menfchen fyn, van mal- kander gefcheiden fyn geworden. §.38. Ongelukkige en.blinde Epicuriften dan! welke daarom aan de
voorfienigheit en magt Godts twyffeien, en de wereld by geval uit het fa^- men-loopen van haar onverflandige Atomk of'ondeelbare floj-kens, ftellen voort- gekomen te fyn; om dat fy geen geproportioneede hand-boomen, en ande- re kragt-werkende infirumenten groot genoegh kunnen begrypett, om aan een verflandigh Werk-meefter tot het maken van fooonmeetely keen gebouw als den Hemel en den Aaardkloot is, te kunnen dienen. Daar de onderfoekin- ge der faken felfs, en der wyfen, op welke de alderwonderbaarlykfte wer- Ken in de Nature gefchieden, aart die bekiagelyfce Redeneerders ohdervin- de-lyfc foude geleert hebben, dat 'er een magt en v/ysheit in de Mature werk- faam is: die om te toonen, dat alles van fyn gebiedend Woord afhangt* tot de grootfte faken, niet als de aldertederile, en om haar kleinhek by on- weetende menfchen veragtelyke werk-tuigen gebruikt; ςη indien alles alleea 'door een los geval beftiert wieide, en onder defe ontelbare millioenen elk deeltje fonder order, gelyk een geval raeede brengt y bewogen wierde, dat in alles haaft niet anders als de gmwfaamfte verwarringe te beipeuren ioudé |
||||||
XXVÏLEE»
|
||||||
7f*
|
|||||||||||
XXVII. BESCHOUWINGE,
|
|||||||||||
Van eenige
NATUUR-WETTEN, |
|||||||||||
*i é
|
|||||||||||
ij. Godt werkt redelykj onbegrypelyk, en
na fyn welbehagen. Ã, 28. Andere reden tegen de nootfakelykheit
der ÏiatUur-wetten,
29. Een Godt uit de beweeginge der ligt'
deeltjes béwefsn.
30. Ook uit de wetteu der beweeg-kunde
in het gemeen.
31. Overgang» tot eenige wetten der Wa-
ter- wigt, of Hydroftatica.
32. Algemeene bewoordingen en ftellingen
in defelve. ^
3 3. Order der experimenten, <//V ifoi gron-
den fullen dienen. 34. Vogten in evenwydige kromme pypen.
3f, Experiment om de grootheit der ne-
der-perfende kragt des waters te toonen. 36. Vogten perjfen ook opivaarts.
Experimenten.
37. Experiment om de grootheit deferop*
perflende kragt te toonen.
38. Wetten van. op- en neder-perffige
eene vogt.
39. Neder-perjfmge in verfcheiden op mal-
kander ft aande vogten.
Experiment. 40. Olye perfl op pekel ,gelykform'tgh aan
de lugt op het water.
41. Groothett der op-en neder-perjfinge in
veel op malkander flaanae vogten.
42. Van perjfmgen op gelyke deeien van
hooger of lager Horizontale vlakken.
43. Ipater-wetten van verfcheiden op een
ftaande vloeiftoffen.
44· °P~
|
|||||||||||
§. i. "\T7^ '*# Natuur-wet /V.
á. VV Wet é en kragt van famen- hanginge. 3. Job. VI. 9 ' / .4. Wetten en kragt en van fcheidinge, f. De onverflytelykheit defer fio teeder e deeltjes·
6. Twee voorname Natuur-wetten» y. Boffingen ontelbaar. 8. Der felver wetten by andere na te fien.
9. Ook fyn fommige onbegrypelyk.
10. Ador. XXVII. 27.
11. Attraétio ofnafigh trekkïnge.
En Repulfio ofvanfigh dryvinge.
12. Voorbeelden der felver. ^ ã ·
13. De Jwaarheh.
14. Dejfelfs uitwerkselen.
15" Overtuiginge utt defelte.
16. Hemel-Ugten fyn fwaar op malkander.
17. Groot bewys daar van.
18. Overtuiginge daar utt.
19. job. xxxviir, 31.
20. Swaarheits werkingen in 'kogels en
Bontben.
21. In de Catenaria ofkettingh linie. --. ,
22. £//# few reex van onbewufte oorfaken', ,
die te f amen werken, kan geen on-
vjeetende nootfakelyke eerfle oorfaak afgeleid werden. 23. Eerfle beweeg'mge bewyfl eenen Godt.
24. Ook de Continuatie der beweeg'mge.
25*. En dejfelfs Communicatie. %6. Redenen by fommige van ^Conti-
nuatie der beweeg'mge gegeven , % t fihynen te- fiaauw. |
|||||||||||
Van eemge
Opperfftnge komt alleen van de zyd~ |
||||||||||||||
Nafuür^imtte», 7f j-
„yo. Overgang}.t tot de Hydraulica of ee*
nige weinige water^wigtige voor- beelden. 6¼. JJit<-rekeningh van de kragt eenes He-
vels. ét. Van een fontein die hoogerfpringt als
fyn "water-val is,r 6z. Van -een fontein van Hero,, -wiens
firaal langer, als dé fontein koogh is* 63. Beweeginge des waters in een krom *
me pyp.
64. Water-wigtigh wonder.
6f. Experiment fulx toonende. 66. Tweede Experiment ten felven einde.
67. Ander water-wigtigh wonder.
ý8. Experiment dat hetfelve aantoont. 69, Overtuiginge nit defe verbafende krag- ten.
-' 70 Overtuiginge uit eenen anderen grond. 71. Sonder de wetten der vloei-floffen, WOS
haafi alles in verwarringe.
72. Overtuiginge uit dit gefeide.
73. Selfs loot dryft door de op-perffende
kragt des waters. < .,
74. Overtuiginge uit defelve,
7J-. Job. XXVIII. 2f. 76. Genes, VII. 17-
77. Dwars-perffmge en hare nuttigheden.
78. Overtuiginge uit defelve.
79. Job. XXXVIII. 10.
80. Proverb. VIII. 29
Ç é. Overtuiginge uit het voorgaande.
|
||||||||||||||
44·
4S: 47·
48. 49·
JO.
â*
ƒ2. S3'
3>4·
SS- ~S6.
з |
||||||||||||||
vo
|
||||||||||||||
Schuine perffingen reguleer en figh ook
na de hoogte.
Water-wetten der fihuine perffingen. JDwarfle perffingen fchikken figh ook na de hoogte.
Maniere van- der felver grootheit te vinden.
Vergelykinge van de dwars- en neder" perffinge der lugt op ten gelyk punt.
Experiment,
Vsrgelykinge van defilve in water of een gelyk punt.
Experiment.
Grootheit der dwars-perffinge op een vlak.
Water-wét der dwars-perffingen.. Experiment ontrent de dwars-pers- .firn*-
Tweede Experiment·
Dwars-perffmge fchikt figh na de hoog-
te en niet na de breedte des waters. Dwars-perffmge van water met een
perffende lugt daar boven,
Verminderingh ofvermeerderingh van
tegen-kragt in vogten maakt bewe- gmge. En de kragt deffelfi. Vogten werden bewogen door^ of'lic
ver na wegneminge van een tegen- ft and. En de 'kragt deffelfs. |
||||||||||||||
%. i. TL JT Et het woord Natuurwet verftaanwy hier alleenlyk een foortvaa
AVJLeigenfchap of kragt, in of ontrent lichamen of hare deelen yets uitwerkende, het welke men ondervindelyk toonen kan, dat in fckere om» Handigheden altyd in defelve plaatfe heeft 5 fonder hier dieper na te fpeuren y of dele onmiddelyk door de eerfte oorfaak, dan of defelve ook door tweede of middel-oorfaken in of ontrent haar uitgewrogt werden. §. 1. Indien men dan die onnoemelyk veele, en ondenkelyk kleine ftof-
kens figh voorftelt, waar uit het Geheel-Al beftaatj fal felfs denaiderhart- nekkigften Atheift niet kunnen ontkennen, dat 'er wetten van noden iyn, om uit defelve defe cierlyke Wereld en al 't geenedaarin is te doen voortko- men. En indien alles uit kragt van een los geval, dat fonder regel werkt, be- wogen wierde (gelyk by aldien verfcheiden winden onder defe itofkens Ccccc waaiden)
|
||||||||||||||
ι
|
|||||
■ , - 0H XXVIli Β ES C Η Ο U W IN GE.
waaiden)falrnetriarid, die fédelyk <k, loochenen, dar'er niét alsdeüiteVfte
^warrtnge'v^n alles te; verwagten was. - ^ . Γ ; ■ *>v . t
De~eerfte-wet of kragt dan, die ons voorkomt, is die vanpjèJamen-han-
; gingÉ' (Cohcefioj waar meede.fekerè bepaalde foorten van defe fiertjes ;figrj aan
■i ^malkander hegten % om te famen fekere bepaalde byfondere faken uit· tt ma-
"'v Eencmgeïuklngh Philöfppph dënke dan, wanneer hy'door atte,'famefi~
hanginge der deelen, foo veel Menfchen,; Dieren,.jRlanten, de Hernel-%- . ten en wat 'er voorts meer onder de lichamélyke faken kan getelrWerden, geformeert fiet, en nogh dagelyks met foo veel gefchikt-he-iteniorder fiet geformeert werden i of niet ondenkelyk meer wysheit Ivier tóe vaW ripV den is getyeeft, als öm aan een huis uit de daar toe nodige, eri op eenen hoapléggende ftpffen van hout, fteen, yfer, glas;, enz. fyQJpéhöoil.yk^ men-ftel te geven. \ En dit laatfte foude hy immers aan geen gevalWonver- v handige Natuur-wetten alleen willen toefchryveri. ' 's _.'■■''·"■ ή *fï ' «'Met hoe groöten kragt nu de deelenin fömmige lichamen,alskeyên?,
diamanten, fteenen, yfer en andere mineralen famen-hangen,-isby onder- vindingè openbaar}, én blykelykuit het geweld^^daOn,„veele.yereiicht werd om defe deelen van den anderen te.feheiden. £>£igh indien ymand mog- te feggeri , dat defe /amen-hanginge alleen =döor een enkele ruft vaia de deelen by malkander veröorfaakt werd 51 én dat om faken in;ruft té doen blyven, foo veel wysheit "n^gh raagt Van'--een, Beitjerder niet van noden was* die kan uit Mariötte de Percujf. Part II. §.7. tn'Hüigens §. 3. keren, dat hy in de- • fën gemi ft heeft. Om dat in defe gefeide plaatfen getöofip'werdγ dateen lig- chaam , hoe groot het magh fyn, als het alleenlyk Tuft, op deminfte bpiïin-
gen van een ander ^ hoe klein het ook is^^h"41tóri^^rl^S^^os^werd} het geen nochtans in geen harde licrmmen oit ondervonden werd, Van wel- ke men anders f boe hart fy ook mogen fyn) indien fy dóór èen enkele rufte iamen-hingen, de deelen, gelyk van eenen ftof-hoop, met de mond foude kun* nen van malkander blafen., ' f ; 3 » Behalven dé grobthéit van defe kragt is nogh verwpnderlyk de vericheP
denhéit, die men in defe kragt van famen-hangtyge gewaar w^erd j waardoor
"■ alles op een byfpndere wyfe tot fyn gebruik bekwaam is en blyjft. Hingen
, ' de deelen van de lorigh fop ftérk te Tarnen, als die vande tanden, wasfyon-
* beweegelyk} en waren de tanden foo fagt als de tonge, ibüde fy onbeguaam
'fyn om fpyfe te malen. "Vaaren de deelen der granen en andere fpyfen,d ie de Men-
y fchen en Dieren voeden, foo hart en foo fteik famen-kievende, als fy in
yfer én keyeh fyn s de ganfche Wereld was haaft van fyne ïnwopnders ont-
. . ,' . eioot. , ν λ 'r '■ .<.".'· V-'·^:..· fob ■ '
" Is ymand dan nogh foo blind, dat hyinde fchïkkinge en verfcheidene krag"
ten van defe [amen-hanginge of hardhek en fagtheit der faken geen vfysheit
fiet 5. waajöm foude hv niet derven feggen (öm een grove gelykeniife te'gc-
^ - ven)
|
|||||
Van eenigeNatuur-wetten. fff
ven) dat het alleen by geval en fortder wyshelt van een Maker gefchiet is,
dat het bedde en dekens van een ledikant fagter en fyn houten geftel har- der is? %MÏ Ik late riü aan; ymarid te oordeelen, die Jok VI. p. defe woorden-
leeft: Och/ of7 hetGodt geliefde dat hy my verbryfelde , liete fyne handlos e» een einde met my,maakte*: Of (belralven het geen Befch&ww. IX. §. n. kor- telyk daar van gëfegtls) niet eigeritlykin defelve op defe Natuur-wet ge- oo£t is: dewyle tot de verbryfelingh of ftof-w*erdinge (dat is tot het fchei- den van de famen-hangende deeltjes van fyn lichaam) niet anders, al het los laten, van Godts hand vereifcht werd. En dit fynde, is hier uit blykelyk } eerfl % dat al in die tyden defe famen*
hanginge in de H. Schriften voor eerr Natuurwet, die doorGodtsmagton- rniddelyk uitgeyoert werd , gehouden is: waar in dit H. Woord nu te de- fer tyd' (na foo veelondérfteHingèn van haakjes die alles tefamenhouden,en andere ) van de grootfte hedensdaagfche Natuur-Onderfoekers gevolgt werd. Ψεή anderen, dat den grooten fngever hier door toont, dat dejramen-hanginge der deelèn door een volftrekte kragt te wege gebragtwerd, en niet door een enltëlé tufte } Welke den Heer* Newton, Optie, f ag. 335-; een enkel niet noemt, In welke beide gevallen de Wysheit van dit Woord, en de naukeurige waar- heit figh klaarlyk vertoont} volgens welke het van de faken, die inhetGe·· heel-Al gefchieden, ipreekt. ' " §. 4. Indien nu alledeelen na geen andere wettenluifterden$ alsalleenna*
die der famen-hanginge, bleef de Wereld met allé de lyken van Menfchen en Dieren, met alje geftorvene Planten, als met eenen affchuwelykën laft ver- vult} en alles oleefforider veranderinjgh in fyne iichamelyke gedaante onmiE tot veele gebruiken. Kan nu een bngelukkighTwyffelaar hier weder geen w,ysheit van een groot Al-Beftierder irtfieh ? dat hi andere omftahdigheden deftlve deelèn, die te voren fameri-gehangen hebben, nu weder aan andere wetten én kragten gedwongen werden te gehoorfamen, en figh vaneen fcheiden. Waardoor de wereld yan fob veel onnutte faken ontlaft werd} Wel- ker deelèn door giftingen en vérrottingen van malkander gefcheiden werden^ en daar na. wed^rvericheiden andere faken, by voorbeeld een aldervrugtbaar- fte aarde uitmaken (van welken omloop der faken in de vorige Befehowwinge» al yets geücgt is) of tot andere gebruiken bekwaam werden: waar van de on- dervindingen meenighvüldigh lyn. Kan ymarid nu weder denken, dat dit beide forider eenigh ooghmerk van een wyfen Beftierder gefchiet Ffonder het Welke het méefte , dat in de Wereld is,haaft tot alles onnutfoude wefen. §. f. Maar een wet en kragt die aan yder met de grootfte verwondering^
meier, voorkomen, is dat defe foo kleine en teedcre deeltjes fonder verfleten te werden, foo veel eeuwen in haren -ftand gebleven fyn} niet tegenftaande defelve fob veel wryve^ge op raalkandereö, foo veel boffingen tegen roal- kanderen of andere harde lichamen j én dntallyke beweegingen uitgeitaan heb- Ccccc z, benj
|
||||
- - - .;. / _■ ' ' ' '-
7S6 XXVII. BE S C HO U W Ι Ν G E.
ben; föo dat fy aï over honderden van jaren of geheel verbryfeld, of alle.
de hoeken afgeiketen fynde, alle rond fchynen te moeten geworden wefen: welke figure de ondervindinge leert de laatfte te fyn, die de meefte licha- men vóór hare volkörnén verbryfelinge aannemen. Wie kan denken dat het mogelykis* dat de. vyer-deelen na foo verfchrikkelyke en woedende bewee- gingen onder malkander > de lugt-deelen na door Blixemen en Donderflagen tegen den anderen, endoor Orcanen en andere Storm-windèn tegen foo veel andere harde lichamen aangebotft te hebben } de water-deélen, na foo veel eeuwen kngs zandige en klippige gronden gefleept, en tegen rotfen aange- flagen te fyn (fiet Befchouw. XX. §. 8p.) nogh in devereiftegedaantensyooj? de hand fyn? ten fy defe wet van onwrjlytelykheit der kleinfte deelenm de Nature plaatfe haddej of in plaatfe van de verfletene wederjuiftioo veeleea nogh meerder nogh minder, anderegeduurigh voortgebragt wierden. Waar van het laatfte foo wel als het eerfte eenen Goddelyken Onderhouder, hc? wyft. ■ . ■ ':öt§ ?
§. ó\ Van defe kragten fulkn wy nu tot andere overgaan, waar van twee
de voornaamfte fyn, na welker wetten %h de meefte lichamen ,in: hare "beweegingen fchikkem De, eer (Ie . werd boffinge^ 'm het Latyn. .Percuffio genoemt. De andere komt by feer groote Wis-kundige, van defen tyd, onder den naam van mjglo Jrekkinge yaMtrekkmgi^ dewelke fommige ook eenvanfigh wegh-dryvingfoi %>«^ö byigevolgh ge- woon fyn te brengen.; ■ . $.7. Twee lichamen werden·geiegt teBojèn, wanneer het eene tegen het
andere aanloopt y als het laatfte ftil is of ook na het eerfte toekomt}, gelyk fneede* als het laatfte trager voortloopende van het eerfte >;: dat/neldèr is, in- gehaalt werd: het fy de wegen, langs welke de hewèeginge gefchiet 9,t of 'm een regte linie of fchuins op malkander fyn.. Wy betwiften hier niet, of fommrge Ehilofophen ook te regt, démeeile
en by na alle oorfaken der natuurlyke verfchynfelen van dé boffingen aflei·. den: maar dat 'er ontelbare van foodanige boffingen ten allen tyden in de Wereld gefchieden, is ontegenfprekelyk. Men itelle figh allqen voor de on- verbeeldelyke meenigte tier deeltjes, waar uit de v}pei-ftoffen beilaan, en denke, dat veele der fel ver, gelyk Lugt, Ligt, Vyer,, Water., enz- in geduurige bêweegingen fyn., die fonder millioenen van boffingen tegen malkander iaeen ©ogenblik te doen niet gefchieden kuflnen. Indien nugee- iie. wetten daar in waargenomen wierden, denke yder,; tot .welk een ver war- ringe alles haait geraken foude. . ■'..'., %. 8. Welke nu defe wetten fyn,, kan men by JgaWius.^ Wnnnus.tn.
Mugenius fieny en heeft de Heer Wrennus getoont,. datdefelve onderviridelyk met de faken over een kwamen ; het geen de. Heer; Maxiotte waardigrt. geagt heeft in een byfonder. boek te beichryven. Een Atheift.denkenu,, of fonder. een hooger beitieringe foo yeel duifenden van miüioenen |ichaoien.,; cue
|
|||||
y
|
|||||
.: Van eemgeNaiuüf-Wétten. $$m
die vim alles ónkundigh fyn, aan de regulen der Wis-kundein alles foo veeï
eeuwen langh fouden kunnen gehoorfaamt,hebben. §. p En dewyl onder defe wetten ν die de boffende lichamen waarnemen,
foodanige ook gevonden werden} die wel bygevolgh uit andere, welke ver,- ftaanbaar fyn, afgeleid kunnen werdeny maar egter, waar van de maniere,' op welke defe wetten uitgevoert werden,aan yder onbegrypelyk is. Denke een Öngodift, of het niet billyk is, mede onbegrypelykheit van de maniere van het werk ook de ohbegrypelykheit van den Werker felfs af re nemen ,' en daar door eenen wondëren-doende Godt te erkennen. Om hier een voorbeeld van te geven, het is kennelyjc voor die de Wis-
kunde veritaan: f en wie; bëgrypt; het koe daar van £) dat een lichaam in de bok firige een grooterfnelheit niet alleen, /maar ook eengrootérkragt vanbewe- ginge aan een ander geven kan, als:Het?,eer{ïe.felfs heeft5 en by;nadefyneinf het geheel behouden; Denvgroqténfbjeweeg-k^ndig^ M^wififenoemt dit irt fyne verhandèlingb vandeboffingey'pag^'i^^af^· Un\ paradoxe' affèz-furpr^-- mant of Een gmosghfaam. vet-baferide-■wöfidet•fpreuLEn eenige regulen-daar naf een wónder-werk ,une Me?wèille\zniomuhn twyjïel wegh te nemen,.heeft hyi dit ondervindelyk aangetoont; '.; \\ -,.■..:'■-. foft *m*m ■ 9-\:"·. pi . , En heeft den Heer,Hu^ens^hetQo$t in betvgeen Hy- over defe ifoffè ge»,
iehreven» heeft,, dat:, indien mert 10© ΠρΗ^ηίςη irt ipft naaft malkander legt ^ waar van^elk. volgende, ιaltyd de helft is v|an fyn voorgaandejj en inge·.- valle de beweeginge van het grootftébegind, dat de fnelheit, waar meede het kleinfte voorvliegen ial^ 14^760,.οοο»:ρο'ο grootcr fal-.fyn, als de fnel- heit, waar meede het grootité bewogen, ;wierde. Maar ingevalle de bewe* ging? van het: kleiqfté;begint, lal Ide jgrootheijE deitbeweeginge in het ge- heel: foo veeLvermèerdert werden, als 4jtf77,oo©jOQQ$OQQ meerder is als dei eenhèit* < mum-^w: mi \ï ffl la Hhw "- ■ ,τ^'ν^ίο SLA :!vb<a Dit heeft dè Heer\Whifton-.uitdè Heer Huigens ovei' genopmBnyTtalèê^
Pbys. pag. fp en -noemt het eerfte een "oerwonderlyke vermeerdering vanfneh- heit, maar het laat ft'e, een meer. vèrwondtrlyke "jermeerdÉringb vandegreotheit devr beweeginge. ;.piin>ofi|:.i -, ·« . ■:.·,-■ 1 'JK :. <>■:'. Een Ongödrfty die nu.alles van?onkundige oorfafcen wil afleiden, {èg·-
ge ons dan, of hy metruftvanfyngemoedoordeelënkan, dat Natuur-wetr ten, die hy in de&lve.omftandigheden akyd opdefelve wyfe ondervind plaat-r fe te hebben; en waar van hy bekertnensflnoetjnietite weeten ,op;weike wyr fe defelve uitgevoert; werden, (fcheon hy al de Wis-kunde foo verre ver^ Haat, dat* hy bepalen kan, wanneer die fullen volgen) fonder eeniglv verftandt kunnen voortgekomen fyn } en de van alles onbewufle ftof- fe * foo verwonderlyke en» genoéghfaaaa inhaare maniere* van-werker* onbegrypelyke faken?, foo ftandvaitélyk doen uitvoeren;}, fonder immefc daar ontrent in der vereifchte vOmftandigheeden in gebrcckcA-> tb~ bljfr- yen. - ,[i ;, ,_ . ,_.., V:C}q\> f ■ :. o' Ir Gjcccc |j f> 10* TL·
|
||||
Λ.
|
||||||
7Γ8- Γ XXVII. Β Ε SGvHQUWI Ν G Ε.
§. ίο. Ik .foude-tot yets anders1 overgaan § maar dewyl meermalen de
plaatfe Aïïor. XXFIL τη.. 'Dti fchlpAkden'vermoeden, <&if &wr eenigh land na-
derde, by femmtge misbruikt werd, om te toonen, dat de Schrift:ure fom tyds na de dwalende: opinie van het gemeene volk- fpreekt ys dewylhet: land hier gefegt werd te naderen,. en egter niet bewogen werd 5 fal ikdaaryètsin het voor by gaan van feggen.% ' ■ :r- .■-'-<.·>'·.. ffl π : ; _ ■ ■ Ik weet Wel, da men hier-'kan antwoorden,-uutmaderm. is nader werden,
het'welk ook doorpens anders beweeginge gefchiedenkanj gelyfc ook,dat dit de woorden der fchipliëden en niet van Godts Geeft fyn. Waarom de- fe teèenwerpinge niet meerder moeite van weder-legginge vereiflchen fou- de· indien Veele niet weigerden·dooreet gefeidp figh te laten overreden. Orri welke reden ( dewyl· wy hiervan de boffinge fprekén^ilcniet hebbe
kunnen nalaten aan te'tóöneö, datdéfdfpreek-wyfefelfs nadenauwkeu- rièheït vanWWiVkunde gerigt is j eh-dat yets ook in die wetienfchap ge- feet werd te naderen, fchoöfi het in figh felfs ftii legt. Die hier van bewys gelieft te fien>' kan fe derde Definitie Van het Bozkvandehoffingevan Ma* riottè na flaanj alwaar hy dit volgende^vinden fal:: „ De opfigtelykefrïelfait ., (vifteffe refpe&ive) van twee lichamen is die geme, ψ/mr door fyWmalkan« ,·, derm naderen, of van malkaMer'vèmrderm r h&èdamgM. hokhaar, eigene, /hel· -Jfteden' vJeJen mogen: Gelyk yiridien het lichaam. A', 2dh.gXfIi.Fig. 2. ^ van ί hei? kieh'aaiö'Β af iide lengte van i'nti véktcnp&^it iri! dentyd van ,* eeif feeónde het lichaam Α afloopt dé'lengte AC of van een voet > en het ,. lichaam'Β delengte B€ of van drie voeten * met een afryd gelyk blyven- ..deTnélheit: foo fal de eigen fnelheit van het bchaaé Α fyn gelyk AC ,, of eenj, en die van het libhaam Β gelyk BC of dne i maar haar0/7%?^· kéfn&lhm volgens welk© fy malkander orttmoetêaün het punt C, lal'fyn " gelyk Α Β of vier, en op welke plaats fy malkander ontmoeten, NB. , Het zf-dm fy 'beide in heWeegin%è fyn; of dat ienv^an -èaèi ik ruft, is, haar "opfigtelyke fneiheit fal altyddefelve blyven: ingevaile fy op een afftand van „vier voeten van malkander fynde, *ls fy hare beweeginge beginnen;^ mal- kander ontmoeten in de tyd van van een feconde. V, - Waar uit blykDj daHft dei Beweeg*kundë (idaar dit? woord :van celentas rêfpemm'bbo^igtelyU fnclheir bekent is.) hieralleenie*» naderen> maar ook een frieïheit* Völgelffê wèlké fy de atöerèn naderen', oojpaanruftende lichamen töegefchreveil· wer-d; Dewyl nu-met 4& wiskundigen, en; na; de dwalendö opinie; des gemeenen volks tè fprekenxwee ftrydige faken fyn * laat ik alle, die dit laatfte in.defe plaatfe ftaande houdeny oordéelen, tof haren grond met te fwak;ïs öm haai óöglimerkdaar-op vaft tetmafcqn.*: En;het;geen hier. utt foude kuüfjéria'fgelefd werden* is, datdefe -ighipliedégl meer^vereen komeri- jde met de nsuwke'Éirigtóit der 'Wis-kiindïgeni gefproken hebben j als die uitdefe plaatiè de i^aarheit-van het H^ Wóoïdtragtenite bèftrydeu, i §. ii. Om nu tot een tweede foort van kragten over te gaan. · |
||||||
\
|
||||||
xtm
|
|||||||||||||||
.3 D
|
|||||||||||||||
Van-tenm Waium-wetén.
|
|||||||||||||||
XX
|
|||||||||||||||
^?T9
|
|||||||||||||||
t? M^n fe2t dat'W"ï?cnaWrA,!i«. XXn^Figi^^mmntnkkende of
2*2523 toetrekkende of ^nmn figh weg dovende- kragthe^C^m attroBnmm ZrMlentem)MwA %\ het lichaamB na het lichaam .\fwaaris{gramiat)i ^nneer men ïiétdateen ander lichaam Β na Α toe bewogen, of verdervan ÏÏ?t felve afgedreven werd j Tonder dat 'er-eenige andere lichamen getoont SnnLn werden, die defe Β; voortfloófêiidp defe beweegingé gcfeh,kunnen werden te verooriaken· ·.· ■......e1 uuwwwwwm »ü .i..:,. <- »>i'
Fen Philofooph,, die alïes aan een boflittge- en voortftootmgè toefchryft,
Henk e niet dat Ry reden :heeft om de werkinge defer kragten te verwerpen!* ™ Hat de wvfe, op welke alles in defen gefohiet, voor hem niet begrype- Ivk ίς-' vermits men als dan ook veeie faken y die waarlyk ondervonden wMen foude moeten verwerpen. Wie begrypi éot hstgefehiet, het welke I I van de" *#*#·,' en fe»j»l»tfU XZ^i§: 4* unade. werkinge vanhet:&* getoónt Is Γ Hoe veel üit wei kielen fyn^erin de>Ghy;mieen ook ke ISK W fie|tó begrepen iytt ? eiifoud^het geene^W
YYïF δ ζ? *$3 van de ftammen en wortelen der Planten gefegt is (in- dien al' het geen waar is, .in fyn hoe begreepen moeft werden) aan yder mif- Si oiaannemrelyk voorkokenV Μ defe ÉUramo^R^ulfmoiaantr^ ÜüTn*mWviW E" öie andere fwahghedenid defen · vinden, kunnen deleroemdf Schrilen van de Heer ^^^S^Sffi
*™ en andere, die de Natuur-kunde van den«HeerviWutfiw opgeheiaeid hebben naieefen j'en Van de aldaar gebruikt-redenen om defe ^r,tor Tnweghdryvinge te betoogen, foo veeie voor waar aannemen, als fy denken^ behoorlvk bewéfen te fyn. . » '·■' ' · * . lM Voor al gelieve men hier te weeten ·, 'dat wy defe? Natuur.wbtt^ ensbe-
weemngenhier ^aatih alen, om dat men^efelve in de ï^twe bevind ρ laatfe- Te htbben· dögh foWdérdat wyede oorfaken daar vm .eenighnnts aanraken^ atende voikomenin.fyn gehèel,of het alleen de wille des wonderen doenden Malers is, die defe lichamen dus onmiddelyk doet bewegen j dan of om het felve te wege te( brengen ook boffingeri en vóortftootingen van anderclicha- men daar toe gebruikt werden: dewyl de magt en grootheit des Al-Be- fcdm In defe beide gevallen met de felfde klaarheid befpeurt, kanwer- d^' liOraeetef met een woord kortëiyk-tetqónen, dat, defë aantreki-
kingen en weghdryvingen niet op een lofle onderftelliftg^fteunein, maandat Sy eTvShek het eenelichaam na hetandere toe fietbexvogen«,envan har felve^weghgedreven werdcn,fondcr dat y mand oit met voldoende redenen eemgc- ftofFc heeffkunnen aantoonen, aan welkers voortftootmge hy dit altes foud£ kunnen toefchryven: gelieve die daar ^^^^^^SSSSt hoe alle faken by ons /waar fynennade aarde^deiTeif,middel·puml^ogeév vverden. 0§defefwyfe"werdende Planeetentëa&mne ïébOmlQQ$e^¥^ |
|||||||||||||||
7<fc> XXVII. BE SC Η O UW Ι Ν G E.
■ Hopfd-Planeeten geduurigh gevocrti fonder dat yroand nogh eenige ftoffe,
dié dit veroorfaakt, ten genoegen. van allen aangetoont heeft: en fyn felfs de redenen, die om het tegendeeel te bewyfen bygebragt werden, niet fon- der kragt. Men kan die by de voor geprefene Heeren na fieh. Het geen wy Befchouw.XXV. §. 4l· uit de Heer W$W Van W%-E%
aangehaalt hebben (het.welfce fyn E4. Optie.pag. 224· fegt onbegrypdyk re fyn, als men de gcmeeneonderftellinge volgt) weid.pag. 516. vanden fef- ven Heer foo net na de wetten van, een enkele aantrekkinge uitgeleid, en met foo veel proef-experimenten beveiligt; dat ymand al veel moeite fou- de vinden, om fonder een. aantrekkinge te itellen, eenige waarfchynëly ke oor- faak daar van uit te vinden. Boven dit geeft de Ghymie ontallyke voorbeel- den van foodanige beweegingen in hare jE/èrai^^^enfamen-vereenigen- rgen der lichamen enfoüfen, en in hare Prjscipitatien of fchiftingen j die een openbare aantrekkinge, of beweeginge na malkanderen, en wegbdryvinge van malkanderen vertoonen, De oorfaken, indien *er onder de na by fynde lig- chameri eenige mogten fyn, onderfoeken wy hier niet. Enfelfsfchync de Heer Marktte {de la Feget. pag. if.) foodanigh een beweginge te erken- nen,by fyn Ed. Mouvement £ Union of Beweeginge van Vèreenigïnge genoemt, Waar door liy yets gelykformigh aan, defe aantrekkingefchynt te verftaan, §. 1.3. Om dan :tot eenige van dcfclve Natuur-wetten, in het by fonder 0-
^ef te gaan; , -- /.' Meermalen is my liet onder ons foo beken de jVerfchynfel, dat het felfs
*v$in de onweetenite menfchen dagelyks fonder verwonderingh aangeficn werd* namelyk de fwaarheit aller lichamen voorgekomen, als eenonweder- fprekelyk bewys, van een Wyfen, Magtigen, en Goedertieren Godc, En kat ymand, die foo ongelukkigh is, dat hy, door yets anders daar van tot nogh toe niet overtuigt heeft kunnen werden, in ftilheic by figh felfs taan neder fitten, en erniligh in overwecginge nemen $ of hy denken kan,
at het fonder eenigh oóghmerk en by geval kan toegekomen fyn, dat alles, wat men lichaam noemen kan en by ons alHier op den Aardkloot (vim't geen «verder van ons af is fpreken wy nu niet) gevonden,werd , met een fekere kragt langhs de korfte wegh, na het middel-punt der aarde, nederwaarts gedreeven werd ^én felfs, door een tegen-werkende kragt of andere onver- v winnelyke tegenftant daar in belet fynde, derwaarts perft ; en dikwiïs met foodanigh een kragt,dat men te veel met fware laften op-gevulde fol- ders en geheele huifen* door het geweld van defe Derffinge (iet nederftorten. En die alles alleen van de bolTingen willen afleiden, fullen hier uit ten minften overtuigt moeten wefen, dewyldefe perffihgengeen volkomen bewee- gingen fyn, dat 'er andere wetten in de Wereld plaatfe hebben, en andere Jcragten werkfaam fyn, als alleeniyk de boffingen uit een plaatfelyke bewee- kinge voortkomende. f §. 14. infonderheit, «m van een regeerenden Godt overtuigt t? iyη, laat
|
||||
3 Ο Η .fmèmigt' Ndtuur-weïUtt. .Πυλα 761
hy denken: eerfi^ hoe groote faken door defe; enkele wet van fwaarheit op
den Aardkloot uitgeregt Aderden;; Door defeeenigegefchiet het, dat deri iVardkloot in fyn ftand blyft, en (gelyk boven reeds gefegt is) aan fyn mid- del-punt, gelyk als aan een rijet, blyft?hangen; dat de zee boven fynegrorip den, die fwaarder fyn, blyft itaan, en aan de menichen de reeds boven ver· haalde gemakken,toebrengt; ; Door defe fwaarheit ftroomen de ricvieren, die anders ftililaande, bedorven een ftinkende poelen ibude werden; doof defelve dalen den regen, den dauw, enz. uit de wolken neder, enbevogti- gen de aarde} boende die vrugten dragen om de Menfchen en Dieren in het leven te bewaren, en alles wat drank van noden heeft daar van te voorficn. Dele fwaarheit is het, waar door zeen en ricvieren bevaren kunnen werden, en bekwaam fyn om foo groote en fware gevaartens,als onfe geladen fchepen fyn, pp haren rugge te dragen; en. waar door felfs der menfcncn konft foo veel aangename fonteinen ,* en lièfFelyke water-vallen, die de Vorfteïyke tui- nen vergieren, vertoont'en doét fpringen; de hevels doet vloeyen j depom* pen doet lpopen;en ontelbare gebruiken van de fwaaarheit des waters alleen maakt. Deiè felve fwaarheit doet het vyer en de rook in de lugt opwaarts gaan; en de uitfettende kragt der felver lugt werkfaam fyn; welke, indien de beneden lugt niet gedrukt wier.de door de fwaarheit van debovenftaandej aanftonds na Ijgheennaaaiuitgefet té^ hebben, daar meede ophouden,- en alles wat adem hadde ftraks veritikkenfou^e. Selfs (gelyk te voorenalaan- gehaalt is) 4e viiTchen figh niet kunnende onder water houden, foudenfter- ven; en geen een deeltje watery waar van foo veel duifenden in een drop- pel fyn, foude in defe lugt, na haar uiterite vermogen (wanneer de vanbo- ven drukkende fwaarheit weg genomen was) uitgelet fynde, opwaartskun- nen ryfen; en het in de wolken opgehouden water eens fchielyk neder ge- ftort fynde, foude voprtaan alle regenen dauw ophouden; en aldus defen fchoonen Aadkloot,; met Menfchen, Dieren, Boornen* Bloemen, Krui- den, aaneen algen^ene yerjdervinge over gegeven werden. En indien men hier alle dé dienften, welke dé fwaarheit doet, wilde of liever kondeoptel- ka; fal yder, die eenighfints in het onderfoek der natuurlyke faken ervaren is, overtuigt moeten fyn, dat men geenfintsby vergrootinge fpreekt, als meniègtjdat defelve een g^nfeh boek. vervullen foüden. ;!:mi l· §. ι f., Immers;, om nu té beflujten, fchynt een Atheift al feef ongeluk-
kigh te inpeten fyn jr; die alles overwegende , wat hy by fekere ondervindin- gen leeren kan, en door. dieenkele enbl^ptefwitarheit, of liever door defe , eenige bewegingh of périlingh na het middel-punt der aarde te weegh ge- bragt werd op en ontrent den Aardkloot, die fyne woonplaatfe is, nogh geen magt fien kan, die. van de grootfte lichamen af, tot de kleinfte^jen felfs tot de deeltjesvan vyer epf ligt toe, alles daar aan doet gehoorfamen; nogh die geen wysheit daar in mer ken) kan, ; welke door foo een enkele natuur-wet lbo groote ikken, &e ye^wönderragh indealderefvareiifteChilofophenmoe- ■ + Ddddd ί ten
'■■■J'*'"* '^i'" "''V':""-:'''■'·■ ..ί>, ;.»■-.; V: '-'-:■ J» f.':>;:'■' -'..,.''.'■'X >''-..: /:V', ■:..:'■■/?'-■'
.. " ... ( ■
|
||||
yWt XXVII. Β £ S C\H O W WKÏ Ν G E.
ten verwekken, foD gemakkclyk enmet wéinigh romflagh%itvoert·} e'ïn^-
lyk, die merkende dat 'er: onder dd€lalles^ dat'/dQpTi^eieifwatóieit^iüge- xvrogt werd, by na of liever in 't geheel niets .en is £ het welk niét èn dient om hem en alle meniehen met hem gelukkigfa te maken, egter daar nogh geen goedertierenheit in kan fien. ;< ^ Γ i( r Soude hy ook kunnen oordeelen?' dat een uurwerk, het wëlkdoor de en-
kele fwaarheit van een gewigt hem; de uuren, minuten, feconden, dagen^ en wat dies meeris, .. aanwyft*. geenverftandigh· maker gehad haddé>hy gelieve dan felfs te denken, of hy hier inde wereld fiende, het geen alleen door defe fwaarheit gefehiet, eën regt en billyk oordeel oordeelt, als hy itaandè houd, dat dit alles fondër een beftierende wysheit gefchietk §.. i6\ Maar verbafend is het, het geene de hedpnsdaagfe ondervindingen
feer waarfeheinelyfc maken j namentlyfaf dat defe 'natu?3f»wét van 'defelve fwaarheit door het ganfchè figtbare GeheeUiAlverfpreid isj. en in alfëi, felfs die groote Hemelfche lichamen, fchynt plaatfe te hebbenr welke na malkarii der, gelyk de faken hier by ons na het middel-puht der aarde fehynen toe bewogen te werden. Op welke grond de geheele Natuur-kunde van de Heer Newton, welke van de grootfte Mannen van defe tyd in veel faken ge- volgt werd,ten grooten deele gebou wd^isDogh iknebhe alhier niet voor geno- men de bloóte gedagten van eenigh PJiüoibophl ten grondIÊ| flellen$ om dat die,, foolangh de ondervindingen nifet onbetwiftelyk'niet alleen!, maar ook niet bekent genoegh fynrvan anderen dikwils- tegen gefproken werden. Eenige weinige by ervarentheit blykendefaken fal ik alleen aan die gée-
ne,; tot weikers voordeel wy hier tragten te fehryven, foeken aan te too* Ben*. ::/..-Λ .,*/■; \ ;-v. ■'::.-. \ ψ\ ·, Het isby ondervindingeopenbaar en te voren reeds atgefegt,datalle lichamen
eens bewogen fynde, in een en defelve regte· lynfoarên wegh ver volgen j in- dien ïy niet belet pf door een andere- kragt op een anderen wegh gebragt werden* Soo dat ook al het geene in de ronde bewegen werd, gelyk ïfflfe XXL Fig. 4. den fteen Α in den flinger BA, los gelaten fynde,! volgens de regte linie AF, die defe kromme A.BD E raakt, fynen wegh vervolgt; Nu is het bewefen door waarnemingen, immers bet werd uit kragt van.
defe by de meefte, foo niet alle hedensdaaglè groot© Sterre-kundige buiten eenige twyffefyngenonaera:, dat dte Hemelfehe lichamen als- A, Tak XMl- ïfigi>f* welke men Planeten noemt', om de'Sonrié S i«!eên kromme linie Α Η DΖ bewogen werden $ die niet cirkel-rond is,vmaar een Eltpfisby de Wis-rkonftenaarsgenoemt werd. Immers^:ten minften met defelve feerm over een komt. En tmw<krenj% het kenrtely k door het eerflgefeide,dateen Planeet in eenigh ■
punt als Α,Ο,δηζ^η fjefeelüpfis AÈDZfy nde,door fyn beweegingö,vdlgeoè de regte lynen AJF ö£ GΙ ψ die den ellipfis in Α óf G rateenψ fynen v>égn ver- volgen,, en. aKoo ds krèmtnè ellipfis *;. v/elke hy befchryft ,5 gëheèPverteert il..·'- / ",■■... Β U u w *■*.-' ioUüC 3
|
|||
loudej teniy een ancïere ïcragt hem t'elkéns na deSonneSlbovèèldeedena»
deren, als de lynen FG en IH bedragen. Soo dat rhen fiet, dat uit den loop van elke Planeet een bljkelykbewys genomen kan werden, dat 'er vraarJyk een kragt werkende is, die haar elk ppgehbliït óaMé Sonrie S toe- dryft, ,.,' . f-{,j"„. . ,/...- yji il ' ".'.-■ · '.". ." / ·· '' \ ., ; Zen derden fleert de erva^ntneitt ,dat defelve krag't van.naderingh niet al-
leen in de groote Planeeten, die om de SonneJopen, Ïab.XXL Fig.i.enz. teoopfigt van defelve Sonne} maar ook in haar omloppers,. by vporbeeldjn die van Jupiter F mSaturnus H, .ten opfigt van defelve Planeeten plaatiê heeft: vermits defe op defelfde wyie. na harp Hoofd-planeeten, gelyk de Hoofd-planeetcn na de Son geduurigh toe getrokken werden j of eenbewe· ginge door hare fwaarheit derwaarts oèfiêrien." §. ι ^: ,Maar boven- dit alles kan ik eene doprlugtige waarneraingeniéj: voor-
by gaanj by Wbifiöni Praleïï. 'Phyftc.pag. z8p* aangehaalt; die ondervin- delyk toont,dat men pok defe Aitraiïio oïnafigh toe trekkinge (boven die tuf- fehen de Hoofd-planeetenjen de Son, en tuflchen φ omloopers en hare Hoofd-planeeten, Itraks getpont is plaatfe, te jhebberi) pogenfqhynlyk kan waarnemen tuffchenraje Hojoi^planeetenfelfs en de omlpppers van andere. Dit fynfyrxÈf. w^pTder| fop verre fy tpt defe fake dienen: , „ Want als l'ab. XXL Fig. ι. 'en zï Saturnüs ÏH voor eenige jareti lan-
« gen tyd bleef, ontrent Èή Conjuntliel offamerj-ftand met Jupiter Ϋ (dat
„is, wanneer Satumus èn Jupiter op het naafte aan malkander fyn, enmen
„ uit de Sonne S, Satumus in V en Jupiter in,F,t in of by na in een regte
n linie SV fpude kunnen Jien) en by gevolge bet nootfakelyk volden moeftef
,, dat Satumus om de erootheitvanüjh lichaam, en fyn nabyheitaanfapi-
„ ter (want nap^eié beide reguleert"figtidekragtvan 'aatitrekkmgevolgensde-
„ fe HeerenJ eenige meikèlyke en figtbare'üitwerkfelen moeite te weege
,, brengen in de omloopers van Jupiter Fj indien anders Jupiter met iy η om·
,, loopers mi. Satumus toe getrokken wierden : foo wierd de fake waarlyk
„bevonden dusdanigh te fyn, en de pmloopers van Jupiter haren gewop-
},;nen loop op die wyfe te veranderen, in defe nabyheit van SaturnUs\ als
5^ verèifcht wierde door deie wet van na Wk trekkinge of aantrekkinge.. Soo
dat felfs den fop grooten en by alle geagtën Sterre-kundige Flamfledius^ die
eerft dëfe aantrekkinge in die IJemelfché lichamen niet wiïdé' erkennen', na
alles op het nauwkeurigft na gerekent te hebben, openhertigh beleed, dat
defe wet ook aldaar in alle νoYkomenheit plaatfe hadde.
.;,$.' 18. Ymand nu, die tot nogh toe aan een beitierende magt vaneen ge-
dugte Godtheit in defe gereld getwy ffelt Heeft, opr.deele nu uit foodanige
ervarenthedepj of 'er niet een ontiachëlyke kragtinde Wereld werkfaarh
«j 'die ibo pnbefuisde, en van alles onwecteri^e klooten (welkers grootheit
menniet by voeten, roeden of mylen, maar by geheele Aardklootsgioothedeh*
gewoon is té meetenj en waar van eene als Jupïicr Soooder felveir bevat)
Dddddi foö
|
||||
7#4 XXVn. B.IS;CH;Q§1:!^GE...
JToo geweldigh voortdryft, fonder eenige figtbare werk-tuigenvan k-ragt,
cfat geenJkahón-kogel felfs in fnelheit by Haar kan yejfgeleken werden j en Öaar en boyén bet fchrpömelyke geweld van dqfe' vocy^tvjiegende gevaartens föodtóigh^ regeer^ ctaar toeVjgè- bruikéni'^at fy tegen 'die onverbëeidélyllrê fferkepbgln^erK^aH', ^aki'tfópr iy
e)k oogenblik uit haren wegh.tragten te loogen, gedv^ongep blyyen or^tclë aan haar g-egévenew^ wetten der' SüüMrhelt ^ehoemt j in elk het tntnfte punt van haren wegh te
gehoorfööienï en daar door haren loop bïniien föö enge fporen té bépalenV foo verre fèlfs, dat dèfè Planeëten op een; meerdere na%heit aan malkande- reh door dêfe felFd'e wëttën , ook t* eikerismeerderna. malkander''fqewykeh? en dus een gehoorfaamBiëït aan defelve volgens de nauw kéurigïle' Tegels bë* toonen.. .^ ",.'" Ύ'ρ·"·,: ', '':':', _:'■"■*' J' _ ê Ewdelyki na dit'afles ftelle ëèb onglukkighA offi^ met
ëènige géruitheit des gemoeds kan denken, nadien alle defè Hemei-kloóten
met foo vervarelyk een kragt na malkander toe gedreven werden, dat het fonder wysheit toe gekomen is* dat fyfoo Vééleëuwén lan^h'in alles defe Wetten gedwongen tynéë na te komen,niet t'eehigêr;tyè dë^eenè op dé an- dere aanloopende op een verfctóikkelyke wyfë hebbenl-:gèbbit^ijép malkan- der; in duifenden van ilukkeii vah.ceriüyèn fy^ voorname Wis-koHilenaars ilëilen,. dat het mogelyk is, dat fchopnmtneeri feregelde bewegingë aan de. Cbmeeten toëfchryfe, (γ egter met den Aard-
loot foude kunnen falrien-loopen, én du&tuiFohêntwee foo gruwifmc e» fnel voortgedreven kloótén eenbqflinge yëroorrakeny-Q&p hiemandalsmet fchrik aan denken ftaji J Dogh van defé fóöriën Van Dwaal-ligten, om dat *er nogh foo weitiigh van bekent is ,;hbt welkevan ano^re nfèt wederbetwiifr werd, fullen wy nier niet meériier iêggen; 'D,it is'waar^ dnr ten ty een{ Atheiil fyne gronden volkomen verlobchent, en èeiiO^^en/o'nbègryperyke wyfe en genoeghfaam fonder middelen werkende'wysheit eri magt in de We- reld fielt plaatfe te hebben, hy fonder die vrefë niet léven kan,datdiergely- ke ongevallen aan fyrte woqnplaatfe of aan 'denMrclkloot, ieensmogten over- komen. Want dat defe wetten, 'volgens welke fob grbotie lichamen,:gee- ne, üitgefbndert, ittalkander gèduurigh tragten té naderen y aan eenige andere oorfaken tot nogh toe, als aan den wil van den; Regeerder kunnen toe ge- fphreven werden, weece ik niet by ymand nogh oit beweiën te fyn. §. ip. Na dat men nu de elHptifche loop der planeeten eri hare omloo-
pers, een kragt, waardoordeeerlïenadeSonne, en de andere na hare Höofd- planeeten toe getrokkenwerden gefien heeft jen in die famén:vilaTid yan%iiö- turnus en Jiipitél· ondervonden is, dat '* ook defe ha malkander naderen^ als {γ na by genoegti aan malkandéren fyn, en deie trekkende kragt ëe.nigh mèrkelykuitwerkfel té weege kan brengen £ laat ik aan het oordeelvan v.erilandige5 of de woorden Job$i Cap.XJCXFIII. ji, oveiqgefet. Kund |
||||
■■> "'"' ' .... J ■ : - '■■'■'. - .
-..< ΡΌψ eenigê Natuurwetten, y&f
ghy de flringen Orions los maken? ook hier uit eenigh ligt iouden kunnen oni-
fangeh. sBfnf» om.dat het woordChefil y alhier Orion vertaalt, tegen woordigh in.
fyni eigen betekenifië niet wel aan óns bekent fypjle, by de Heer Couejus ge- fegr/wërd van fommigë met Ptaneeten óvërgefet te'werden: het geeneuiü jj-efaid·., XIII,, ι o, ichynt beveiligt te werden., Alwaaryap Sonne, Mam, Sier' ren des'\tiemeis,' en fym geflerhten (welke laatfie mét liet woord Chefil uit^e^ drukt werden) gefproken werdende, uit de omftandigheden fchynt af te ne- men te fyn, dat van alle Hemel-ligten gefegt werd, dat fy verdui fier tfu Hen. werden. Nu indien fy in defe plaatfe alle genoemt fuïlen fyn, moét met dit wpord Ghefilehem^ alhier fyne Planeeten verftaan werden* wanneer de- iel ve; optellinge volkomen falwefen, en alle ligten, dietotnogritoegewoon- Iyk inden Hemel·gëiien'weiden-, begrypen fal. Ten anderen, nadien alle Chefilim of Planeeten^ als boven getoont is,, van
deSonne geduurigh belet werden verder af te loopen door haar eigen voortgang, dan haren wegh ftrekt; indien dan defe kragt, waar door fy aan de Sonne,. gelyk een (leen door dep flinger-ïtrengh aan de hand yan die hem omdrait, als vaft gehouden werden en géborjden fyri, dbpr de gely^eniire van touwen of ftringen (Lora\ betekent, werd * fal de .plaatfe fenynén |it te feggen: Kund ghy de banden^ 'waardoor den Planeet of den Chefil aan de β'ome'a/sgebonden isy los maken? en dan-fal men fien uit de groote kragt, met welke dePIaneetèn» trag^en regt uit te loopen, en defe banden te breken, hoe groot een kragt» om defelve na by de Sonne te houden vereifcht wercf ên in werkinge isj én* daarom, hoe weinigh het aan Job mogelyk was, die los o/fpnder vrug$ te maken. ·.., ._> ^ ^"i. ■ .·.., -'".' · Iviaar hét geen pp èenBylbridëre wyfe fchy rtt te topneri, dat.menop dëfe ma*
hiere yets van het ooghmerk van defen text treft, is, dat in defe plaatfe niet by gelykenifïë gefproken werd j maar dat woordelyic fëlfs (gelyk m veel; voorige gevallen) alhier het eigen uitdrnkfel van een aantrekkende kragt , dat te vooren aangehaald en by feer groote Waarnemers tedefertydfoogemeeni is, gebruikt werdj nadien het woord Mofihechoot^ met. firingen verduid,, komt van Mafchacb trekken, én eigentlykbetekent, aantrekkende Ψ waarom» het ook by Trommtus^ Pifcatory en \n hei Lexicon van Robbert/on, van ver- fcheidene, met Vires offacultates attrahentes y oïnafigb toe trekkende kragtem vertaalt werd: En afe dan ibude den fin van defe. woorden ejgentlyk fyn:: Ktindt ghy de aantrekkende [kragten] van den Chesil los maken f Indien men nu door deftn Chefil een Planeet verftaat, die defe aantrekken--
de kragt heeft, gelyk ftraks van Saturnüs getoont is (andere,, hoewel het leer waarfchyneiylc is dat fy defelve hebben, nadien ons geen volkometfby- fondere, en daarom genoegh overtuigende, waai nemingen noch bekent, fyn,. rullen wy hier niet noemen.) fchynt defë plaats (waar infekerlyk; yanHemel- %?eö en hare wetten gefproken werd,. als uit de volgende 31. en ift.verfiem Ddddd χ btlyr»
|
||||
3JJP XXyil. Β Ë S;C Η Ö Ü W Ι Ν G E.
'blykelyk' is) in eigene w©ordén, in die ty den dat verfchynfel reeds te mel-:
detij het welke welven oude ? en pndqr/iie van P^ffogerar, eenighfintsgefegt werd duifteriyk gefieh,' cri infommige gevallen gelleit te fyn* maar nu in dcik ty den,"; dobr behulp van verreky kers, fyn volkomen klaarheit eerii be- gint: te verkrygen. } ,"/- "r' ' ':.\ \"lj .''·. ..·'■·,'"'..'.' '■'■ ,'-,. '.'-..\.' Έη dit fyridey laat ik aan ten ongelovigefelfs téoOrdëelén, of hefganfcne Jodendom en de geheele Chriftenheit fonder grond dit Woord van Godde- lyke afkömit houden te fyn 5 en of het voor een Ongodifl: de moeite niet waardigh behoort te wefen, na foodanigetekenen van wysheit, als in.defe verhandelingen nu veele getöont fyn, daar in geilen te hebben, 'deflelfs af- kömil naiier te öndéribeken j en de bewyfert van deflelfs Goddëlykheit, die door andere geleerde lïeerén in een feêr groptemeenigtegegeven fyn,.m ernftige overwteginge, te nemen. % zo. De tyd nogh plaat fe lydt het niet om alhier verder alles uit de .M-
ehmica of'Beweeg-kundè by te brengen $ waar uit men aan die eenighfints rè- delyk willen fyn, een bemerénde wysheit kragtejykfoude kunnenbewyfen. Nadien alle beweegingen van tegen en onder malkander bewogen werdendé Bdhamen tot de minlte toe bevonden werden, eenigé wétten waar te né- itiètty welke niet als' van een vérftandigh én magtigh wefenkunnen voortko- men, om dat fe figh na de reden en na yériland reguleeren. De voor aangehaalde fwaarheit alleene fchynt in die onder ons op het vlak-
te dés Aardkloots over al waargenomen werden, genoeghfameblyken te kun- jpèn geven. .''. / . t 'J ', '."-g ζ^. En tot nader bewys," \
Wat kan'er aan ymand meer onbefonnen, meer onbetemmelyk", méér
QJ3beftierelykJ Vöbrtkomen ^ als de omiluirnige roeringen van de deelen vaq het bus-kruit,, wanneer hét in vlamme uitberflf? éri wie foude kunnen ^den- ken, dat foowoeile beweegingen, als het felvein hét fchiereh van kogels, én werpen van bomben veroor faakt, foo net inhareverfchriklcelykekragten fnelheit, de fwaarheits wetten die haar voorgéfchrëveri fyn, tén allentyden waarnemen, dat fy derhalven tot voorwerpen van de Wis-Jtuhdé kunnen ftrekken? en egter fiet men, dat fy niet eenen ftip voortgaan, fonder t'el·; kehs in hareii foo gefwindén loop aan defelve té géhoórfamen. En defe on« dérvindinge is felfs bekwaam geweeft, om daar uit vaftè règüleh in de Βοί- fchieterye, en het bomben-werpen te formeerenj waar door demetfooontr fachelyk geweld voortgedrevene lichamen, in haren by nadobrgeenekrag- ten betemmelyken fnellen vlugt, door het overlëgh vanmenicnen, die de wetr, ten, waaraan iy gebonden fyn, onderfogt hebben, foo nauw bepaalt én ge* regeert kunnen werden j dat men defelve op een benoemde plaatfe, alsdie maar onder haar bereik is, kan doen nedervaïléu en treffen. ...' Ik vrage nu ymand die dit.fiet, of h'y met geen reden daar uit befluiten
moet} dat die onder fbodanige van alles onbewulleklooten,"fooclanigë wet-
' '' -'■*<■ ..„ ten
|
||||
..2?, O ■ : Pan emige fifatuw-wetten. ■ - y- ;? γ W$P
:fen Beeftïngeilelt, en die defelve alleoogenblikken ook in datgruwfaam voor$-
vliegen aan defc wetten doet gchaorfamen, verwönderlyk wys en vreeffelyk in magt moet weien.. ; :, \ , $. 21. Ontelbare gevallen foude men hier kunnen te berde brengen, in
welke niet alleen ioo onbefuift voortvliegende klooten, als kogels enbomben daar wy van gefproken hebben, maar duifenden millioenen van andere en kleine lichaamtjesfoudenkunnenbewefenwerden, Geometrifchekrommely- nen te befehryven, in welke de eigenfcliap van delyn na alle Mathemati- fche wetten p in al fyn punten bewaart werd. Soo Joopen veel duifenden van water-déelen uit de kraan van een fontein, en nieteen van die fal die lienie te buiten gaan, welke een Wiskundige kan toonen, dat in die omftandig- '· heden befchreven moet werden. Hoe veel eer heeft de foo grooten Wis-konftenaar Leibmtwsby alle weg.
gedragen ? als hy toonde» dat by met fyn yerftand dooi gedrongen was tot; de kerinifle van die kromme lienie AC Β, Zat?, XX/IL Ftg.fr weifee door de fwaarhëit van de deelen van een kettingh of touw, dat aan twee fpy kers Α Β vaft gehegt fynde nederbangt, gemaakt wierde. En hoe veel agtinge heeft het aan de Heer Gregory gegeven »eenige nieuwe eigenfchappen der fel- ve eerft uitgevonden te hebben? hoe veel Mathematici hebben tot defeont- dekkingen vergeefs haar kragten aangewend? die, niet tegengaande fy dé eigenfchappen van de! fwaarhëit, die de eenige ware oorfaak is*, genoegh» faam kenden» moeten; bekennen onmagtigh geweeft te fyn, omdeiè ktt* tingh-linie- of Catenaria (dus werd defe kromme ACB genoemt) op een pa- pier na behoren te befehryven. En (wie kan dit Tonder verwondering be* fehouwen ?) hoe rasfchikken figh die onwetende deelen, waar uit een kettingtje of touwtje beftaat, door haar fwaarhëit in die order, welke tot het maken van defe kettingh^lienievereift werd? en dusfoude men veel voorbeelden kun- nen geven.·' "'"· ^ '■':'■ ' > Ζ - i ."·,·.' . §.22. Ik weet wel, dat die foo veel mogelyk iigh tegen de kennifie van»
een Godt uit de fchepfelen aankanten, hier op fullen antwoorden, dat defe Natuur-wetten, volgens welke dit alles gefchiet, endefekettingh-deelenm* hare fchikkingen, het fontein water in fyn loop en lienie,, een kogel of bom- be in fyn vlugt beilièrt werd^alle nootfakelyk fyn j, en dat heteen onmoge— lykheit is dat het andersgefchieden foude kunnen ; gelyk ook dit by haar de. reden is, dat de Wis^konilenaars wel redeneerende, beiluitenkunnea-mair- ken, die met de faken over een komen. By voorbeeld, men weet dat 'er een wet in de Natuur is, indieo op ee»*
lichaam A, tab, XXIIL Ftg. 4. twee kragten te gelyk werken ^waarvan · de eene alleen fynde volgens AK en de andere volgens Α L hetièlvelichaam·.- foude bewegen 5 dat$ m, dat de eene of andere meer of min geweldigh is ^ dit lichaam volgens verfcheide liaierii AD^of AE,,of AG*fal bewogent werden. Die gevonden e» bepaalt wei^n^aismgaeena^faaaiofi^ete'li^ 1B&
|
||||
7<*8 XXVII. BE SC Ç O UWINGE.
nie trekt, ih het?paraÜeiogram Á Â Ë F, AHG C, waar vande fydenbeftaan
•uit de lienien, die liet lichaam door elke byfondere kragt in defelve cyd in leng- te foude aflopen, als alhier ABenAFof AHenAC. Waar uit dan volgt i foo in een minute of meer of minder tyd, de eene
kragtjhet lichaam Á van Á tot C foude brengen,en de tweede kragt van Á tot  j •dat het felyeKcham Á dooi* de werldngh van defe twee kragten tegelyk,in een mihutej vojgens de linie AP de lengte AD (die den diagonaal van het parallelogram Á BC D is) voortgedreven foude moeten werden, DogH indien de eerfte kragt het felve niet van Á tot G, maar tot F in een
minute koride voeren} en de tweede kragt defelve bleef t dat het in een minu- te de linie Á E befchryven foude moeten. Gelykerwys, ook om defelve re- den, ais de tweede kragt, die het volgens AL dryft, grooter was, en het lichaam in een minute Van Á tot Ç konde brengen , de eerfte volgens AC on verandert bleef $ dat door beide d e kragten te famen, het lichaam Á ia een minute de lengte van Á tot G langs defe linie AG foude moeten afloopen. Uit welke gronden de Heer Newtm kortelyk (Princ. Pbihf. pag. 14.) en de Heer Farignonbreder (Nouvelle Mechamque) al de wetten der beweegin- gen en de regels der Beweeg-kunde hebben aangetoont nootfakelyk te vol- gen } en in alle werk-tuigen van kragt voorbeelden daar van gegeven» , Ook is het bekent·, dat enkel uit defe Natuur-wet de vlugt-line van een
kogel, ïab.XXIIL Fig. f. ADEFG bepaalt werd,. als hy uit een kanon Q gefchoten is j vermits over al twee kragten op hem werken j namelyk ee- ne, die door het geweld van het buskruit veroorfaaktfynde,hemgeduurigii van Á na Ê voortdryftj en de andere, de kragt der fwaarheit, die hem, waar hy is, t'elkens met linien AB, DL, E.M, enz. dieregt-hoekighop den Horizon fyn, doet nederdalen j 't geen hier de tyd niet is om nauwkeu- riger in alles aan te toénen. - In defe en diergelyke gevolgen, die nootfakelyk fchynen uit malkander te
moeten afgeleid werden, fyn defe 'ongelukkige Philofóphenveeltyds gewoon haar felfs, als in ongenaakbare holen te verbergen j wanneer fyinderiints de erkenteniile van een Goddelyke Regeeringe en Voorfienigheit niet fchynen te kunnen ontwyken*, antwoordende meermalen, dat het geen men aan haar voortbrengt, niet volgens een Goddelyk welbehagen ingeftelde Natuur-wet- .· ten fyn, 'maar enkele noot-wetten; die door een ontegenftandelyke nootfa- kelykheit malkander vergefelichappen, en uit malkander onmydelyk moeten volgen. En dewyl fy defe geduurigh aan een gefchakelde reeks van gevol- gen feldcn tot haar eerfte beginfel luften na te fpeuren, uit vrefe van een Godt, die aan haar foo verfcnrikkclyk is, aldaar te fullen ontmoeten $ fyn fy gewoon dien reeks oneindigh te ftellen, en daarom ibnder veel opmerkin- ge fomtyds wel eens terugge te denkenjdogh de meenigte der felvtô gevolgen foo groot vindende, dat fy die niet ais met moeite, in eenen opilagh aan haar .^erftand kunnen vertegenwoordigen, yerliefen fy dus fagtjes en fonder ,yeel , - :>'■' 'y?.- ernft |
||||
Pan tettige tiatuur-wêtienl j6p h j -
ernft voort denkende hare gedagten in defelve. Het welke 5 nadien fy al
langh kunnen denken, eer haar een regte tegenwerpinge, diéfynietenfoe- ien,voorkomt,eenighfints aan haar fchyn geeft van een onbewufte nooifa- kelyke oorfaak j waar in fy dan meinen, dat hare confcientie geruit kan fym Ik wil dit van alle Atheiftenin het gemeen niét verftaan hébben | vermits
de minile foo geleert en verftandigh fyn, dat fy de eerïé Natuur-wet uit dé andere kunnen afleiden. Maar ik weete, dateenige, die onder haar goede Wis-kundige en anderfints ervarene Ptailofophén fyn, opdeféWyfeongeluk- kigh fynenblyvenj als gedurigh figh wel bevlytigende om deéene Natuur- wet uit de andereby Wis-konftige gevolgen af te leiden, en figh foo in het , ontdekken van nieuwe waarheden te vermaken j maar felden eenigen ernffc aanwendende, om defe gropte queftie te folveren, of'er ook een aanbiddc- lyk engroot Godt is, die dit alles na foo verftandigé regels beftiert en de Wereld regeert, en defe Natuur-Wetten ingeftelt heeft. Ik bidde dan deic foo groote, dogh wie iy ook mogen fyn, beldaagelyke
verftande, welke onder foo veel waarheden nogh aan eene ware Godtheit twyflèlen, ingevalleymand van haar dit gefchriftweerdigh mogteagten ,orh eens na te lefen: dat fy gelieven te overleggen, van hoe weinigh kragt defe redeneeringe is, om een verftandigh menfch daar in tedoenberuftenj wan* neer ymand om te bewyfen, dat alles uit nootfakelyke en onbewufte Na- tuur-wetten afgeleid kan werden, genoeghfaam agt vaft te kunnen ilellen,. of felfs ontegenfprekelyk te kunnen toonen, dat alles wat hy weet en onder- vonden heeft (want verder kan hy met geen regtfpreken; alleen door licha- men, die bewogen werden, en geen verftand hebben, te weege gebragt werd. Want om niet te feggen, dat in opfigt van het geen in het Geheel-Al ge-
fchiet, het geen hy ondervonden heeft feer weinigh is, en by gevolge daar uit geen befluit, dat tot alles én het eerft begin defer beweginge figh uit- ftrekt, kan gemaakt werden j fal hy niet moeten erkennen? dat inhetkon- ftigfte Horologie, de vereifte behoorlyke en gereguleerde omloopen van de wyfers, by een volkomen nootfakelykheit uit deflélfs geitel volgen j en dat men die uit de fwaarheit van het gewigt of de kragt van de veer, met tuf- fchen komen van verfcheide andere beweegingen van groorer en kleinder raderen en rondfels fiet voortkomen: foo dat men de oorfaak van de nette beweginge der wyfers, daar na gevraagt fynde, alleen foude kunnen too- nen te beitaan, in roeringe van faken die geen verftand hadde, en alleen volgens eenige Natuur-wetten bewogen werden. Maar ook egter, falhy niet moeten toeftaan? dat (om verder befluit te
maken) hy felfs niet foude uit al dit voorgefeide derven ftaande houden, dat , Λ tot het maken van dit félve uurwerk , in de eerfte oorfaak en maker ook
geen verftand of wysheit geweeftt was $ of dat het foodanigen verftandigen Maker niet, gehadt hadde. En nadien hy dit om voorgaande redenen van het -Eeeee Ho-
|
||||
-£Àá XXVII.  Š3 C Ç Ï, Ñ W É Í G Å.
HorologiebcfluitèndCj ie verftan£ligb {oude fyn,;onf niet te fien dat» fulks
fonder grond was ·, gelieve hy felfs de vergeïykinge te maken, of hy ontrent de werken; van fytieh aanbiddelyken Maker niet op defelve wyfe redeneen* en by geyqlgh, hoe weinigh hy %h van \t geen hy dus op defe gronde voor waar aanneemt, verfekerenkan. Om; niet; te feggen, dat het voor yder on* loochenbaaris;, datom het^eheelrAl > en de fienelyke Hemel en Aarde, met wat daarop en, in is, indi^nAand, en in fop ordentelyke beweegingen foo veel eeHwen kngh te ikwaren, èn niet anders ckar: toe te gebruiken, als figh onbew.ufte Jichamen en Natuur-wetten, die na de regels van 'de Wis-kunde werken, fonder dat fy: weeten^ dat fy dat doen, een wysheit vereift werd, waar by die van den alderkonftigften HoiOlogie-maker in geen vergeïykinge kan komen. ■■■■-rvS .... ■':.. ! ·ú·; ß.' \?W& .. z S 2 §. z$. En naaien het eigen is aan groote verftanden; als fy een verwon-
derlyk konft-ftuk fien, begeerte te hebben, om den maker deiTelfs, die daar in foo veel preuve van fyn verftand gegeven heek, nader te leren kennen j dewyl een Ongodift een groot Natuur- en Wiskundige fynde(gelyk wy hier onderftellen) nu niet kan loochenen, dat dé figtbare Wereld, totinde minfte deeltjes toe de Wis-kundige Natuur-wetten waarnemende, een ver- balende en alles overtreffende konit-werk is j. laat hy felfs onderfoeken, wel- ke redenen het fyn, dié hem afwenden om dek foo magtigen, foo wyfen, goedertieren, dat meer is, in veele nogh .foo onbegfypelyken en daarom aanbiddelyken Maker te willen kennen en erkennen. En deie redenen gevon- den hebbende, kat hy felfs denken of fy hem niet ongelukkigh maken. Te meer, dewyl veele groote Mathematici,ook van de aldergrootte van defen tyd, boven welke hy figh in ftudie nogh geleertheit,, felfs niet foude willen itellén, figh niet oritfien met uitgedrukte 'woorden,, by veel gekgentheden, ujt het geen fy inde Nature fien gefchJeden,. niet alleen de wetten, maar ook den^ Goddelyken Gever der ielver volmandigh te pryfen,,enhemeeiete geven. * ■■''·, :-■: :■ wr ~ I u En aangefien hy de naaile oorfaaken aller faken uit hare uitwerkfelen al?
ken (indien hy regt redeneeren wil) gewoon is te onderfoeken en te be- wyienj waarom iragp hy niet erniliger om. de eerite oorfaak van alles te wecten? ; . Hy bevind, dat de minfte ,. en foo niet tot nogh toe , alle verfchynfelen·
in de Nature, door beweegingen> 't fy door voortitotingen., of (gelyk groo- tte mannen tegenwoordigh Hellen) door aantrekkingen en weghdryvingen te weege gebragt en veroorfaakt werden> hy ondertoekt, welke wetten der bewegingen, foo inboffingen als na-trekkingen daar uit moeten volgen» in- dien, hy nu. nogh aan een Godt twyflFelt,, waarom ilrekt hy fyn betragungen; en:iiudien, niet uittot het onderfoeken, welke de oorfaak is,diedefebewee- ginge eerfl: heeft voort gebragt ? waar uit liy ftraks Wis-konftigh eenen Godt ipude. moeten, befluiten.; wanneer by gelieft in agt te nemen, hetgeene de on-
|
||||
WM eènïgè 'Natuur-wettend 771
ondervindinge hem en alle menfchên leert, namelyk': "
I. Dat een lichaam kan bewogen werden, én ook in ruft fyn of niet be-
wogen werden} en in beide defe gevallen een volkomen lichaam blyven en fyn wefen behouden. .; II. Waar uit volgt, dat de beweeginge tot hei wefen van een lichaam niet
behoort. * III. Un over Fulks kan men hief aanmerken , dat den vermaarden Heer
Newton,' en ach verklaarder van dëflelfs bewyfen èn fêdeneèringën, déli Heer Whiftm, Ρ ralecl. Phyf, Defin, I. pag. ir. (welke beide Heeren en andere die volgen, ik hier noeme, om dat niemand aan haar ΈΛ. de riaam van feër groote Mathematici betwiftën kan) een lichaam te regt befchrëven of gedèhnïeert hebben; dat het is een uitgèftrekte*cij,ya.fte fubftantie, niet alleen onverfchillende tot beweegingh en ruftë, maar ook fqinder eenige kragt in figh felfs,,eri enkel lydëlyk Cyhée(Jukftantia ihérs:& paffivci) waar van de Heer Marïotte een bewys door verfcheideii ondërvindinperi geeft, in de F. Prop. van fyn verhandelingh van de boffingen, pag. ik. toonehde, hoe vafter. het lichaam is, dat is, hoe meer iichamélykc itoffe het indèfelvëruimtebc- grypt, hoe grooter tegenftand het fëlve tegëh de, béwëeginge doet. IV. Soo dat uit dit alles ligt te Beiluiten is, dat geen lichaam-de eerfle
oorfaak van de beweginge kan fyn 5 Avclké men noghtans bevind onder de lichamen plaatfe te hebben. V. Wat kan dan volgen? als dat de eeffte oorfaak dëflelfs onlichamelyk
moet wefen j en felfs verwonderlyk en onbegrypelyk in fyn daden j nadien defelve geen lichaam fynde, noghtans lichamen b-weegen kan. Die ook de eerite oorfaak is van alles wat in de wëréld gefch iet, om dat al-
les door beweeginge uitgevoërt werd; die eén vrywilligh en fonder nootfake· ïykheit na fyn welbehagen werkende oorfaken is> omdat, hoeweldebewe- ginge fonder lichaam niet fyn kan, egeer een lichaam al 'm wefen iynde, niet het aldermmfte gevolgh kan aangëtoont werden; waar door men over- tuigt moet fyn, dat het nootfakelyk moet bewogen werden. Soo dat de be- weeginge daar fynde, defelve van een oorfaak, dié buiten alle nootfakelyk- heit werkt, moet afgeleid werden. Die verfchrikkelyk magtigh is in foo uitgeftrekte een gebouw, als defè groo-
te Wereld is, te maken, en foo groote gevaartens,als de HemeHigtcnfyn, met foo grooten fnelheit te bewegen, als boven getooht is. Die wys. is, als die de beweegingen van ontelbare groote en klëindër lichamen tot foo'hèer- lyke einden béffiert. Het geen ik niet denke dat ymand die het vporige ver- itaan heeft met meer grond fal kunnen loochenen > als hy foude hebben om ftaande te houden, 'dat'een fchip niet,om te varen, een roer niet om het te beilieren, de wyfer van een uurwerk niet om uuren te wyfen, een klok en hamer daar in niet om te Üaan, en dus ontelbare andere faken fonder eenigh ooghmërk"géinaakt waren/isu uit alle faken", daar men ëeri vöorgeftelt ein- |
||||
m% XXVII. Β Er SGH O UW INGE.
de en ooghmerk in kan fien, isyder, \^ic hy ook fy, gedwongen een ver-
ilandigh en wys Wefen té belluiten j nadien niets als het geen veiftan· digh is, iïgh eenigh einde of ooghmerk voorftellen kan. Eindelyk die goe- dertieren is, als door defe beweeginge aan alles het leven en den adem ge- vende , en ontelbare gunften ,bewyfendc. · §. 24. Boven dit alles, dewyl wy dit in dit geval Hellen, dat wy niet al-
leen met een aan de Godtheit twyffelende Philofooph, maar ook met fooda- njgh een te doen hebben, die een Wis-kundige, eh by gevolge die om de voorige tegenwerpinge ftand te doen grypen magtigh meent té lyn te too- nen, hoe de wetten van de beweeginge by een volkomen nootfakelykheit uit malkander fchynen te volgen, en geen Goddelyke beilieringè nogh oor- Ipronk van noden hebbén} gelieve dan defen redeneerder iïgh alleen te erin- neren de eerfte grond-wet, fonder welke alle Mathematifché raiibnnemen- ten vergeefs foude ïyrij en die daarom Van dé Heer Whifon de fondamen- teelile van alle (Pra/ecl. Phyf. Mathem. Jxiom. I. pag. 4i.)genoemr, en by de Heeren Wallifius (Mechanica Gap. 1. Prop. 11. en 12.) Huigens, New- ton , Keil, en Marktte (welke laatfte defelve met een, byfondereondervindin- ge heeft getragt klaarder te maken) en veel anderen tot eengrondvande.be- weegh-kunde geftelt werd. Sy is defe in korte woorden τ
Alle lichaam, eens ruflende of bewogen fyndè, houdt niét op van rufien ofhe-
wogen te werden in een' regte 7inïe, met· defelve kragt fonder vermeerderen, of ver- minderen der felve-j ten fy een andere kragt op het felve werkende, daar ver'ande' ringh in make. Dit fal hy weeten, dat yder wel toeftaat, als een lichaam ruft j maar dat
ontrent de beweeginge,, dit van veeleonervareneintwyifelgetroklcen werd}, dogh ook met een, dewyl hy de bewceg-kunde onderftclt werd te ver- ftaan, ial hy ook van dé waarheit van dele Natuur-wet overtuigt fyri> na- dien een groot getal ondervindingen in dele beweeg-kunde gedaan, en fo£> by ervarentheit bekent iyn} waar door defe wet van agteren met genoegh- Fame fekerheit bewefen is. Ook fal genoeghiaam aan hem (die wy Hellen de fchriften van groote mannen gelefen te hebben) openbaar fyn, op hoe veel wyfen defelve na een voldoende oorlaak van dit wonderlyk verfchyniël gefogc hebben} die daarom hier onnodigh fyn aan té halen. En dat eenige daar *an met uitgedrukte woorden dert Almagtigen Godt alleen tot oorfaak daar van ftellen. (Siec Keil, Introdutl. 1i8,) En indien hy egter nogh t wy Magtigh bly ft, hy gelieve defe volgende
Natuur-wet in opmerkinge te nemen, volgens, welke by alle aangenomen en ondervonden werd, dat de geweiden en alle verfcheidenheden en veranderingen in alle lichamen grooter of kleineer fyn, na proportie, dat de kragt, dis defelve in dit lichaam indrukt, grooter of kleinder is. Volgens dit by de meeftebygebrag- üe bewys^ dat. alle uiiwerkfelen proportioneel fyn aan nare volkomen oorfaken |
||||
- Fan eenige Natuur-wetten. . 711
(Caufa adaquaia) Gct-Walüfii Mechanica Gap. I. Prop. η. Soo dat, indien,
een kragt een beweeginge veroorfaakt, een dubbelde kragt een dubbelde be- weeginge, driemaal foo veel kragt driemaal foo veel beweeginge en zoo voort, fai veroorfaken. Laat hy nu figh voorftellende, indien een man in het begin van de wereld}
of (foo hy dat als twyffelende nogh niet wil erkennen) over vier of vyf dui- fend jaren een knikker op een tafel leggende, met de vinger daar af hadde geknipi dat defen felven knikker, ingevalle geen andere kragt hem belette voort te gaan, tot nogh toe met defelve fnelheit volgens defelve regtelinie, en dus fonder oit op te houden fouden voortgaan, en een lengte, daar geen menfch het einde van bepalen kan, afloopen. Laat hy ook vaft Hellen, dat dit geen lofle gedagte, maar (gelyk te vo-
ren al aangeroert is) een waarlyk in de bewogen lichamen plaatfe hebbende Natuur-wet is; die door feer veel ondervindingen beveiligt werd, en waac in meeft de geheele ware Mechanica en de boflingen infonderheit, die eigen- fchappen van de vermelde f,gelyk die van de fwaarheit gevonden werd) en vertraagde beweegingen (Motus accckrati & retardati) haren grond hebben \ waar van de voorbeelden by Waliifius te vinden fyn, in de bewyfen van de twee eerfle Própofitien Cap. X. van fyne Mechanica. En hy gelieve dan verder by figh felfs te denken; indien geen Goddely*
ke en onbegrypelyk werkende kragt in defen plaatfe hadde die de voldurin- ge {Continuatio) van defe beweeginge veroorfaakt, en defe anders nogh be- grypelyke nogh gelooiFelyke wet geduurigh van alle lichamen dede waarne- men ; of hy de kleine en veragtelyke kragt van deCe gegeven vinger-knip de vol- komen oorfaak van defe beweeginge foude kunnen agten; waar meede defen knik*· ker alle palen,die hy of een menfche in lengte magtig is te ftellen,fonder het min- ite verlies van fyn kragt en fnelheit voor by kan loopen: en of behalven hem ook ymand oordeelèn kan, dat dit foo groot effect of uitwerkiêl aan foo geringh een oorfaak, als de knip van een vinger is, proportioneel kan gehouden werden. En indien hy de bewyfen welke dit voor hem ontegenfprekelyk maakten,. niet en wille of hy al wat daar van gefegt wierde, niet voor ydelheden en heriTen-poppen, foude agten. Gelyk daarom met regt veele verilandige fulks doen; die de beweeg-kunden en deffelfs bewyfende ondervindelyke preuven noit geleert hebben. §. 2.^. En voldoet dit nogh aan hem niet.
Hy fal immers een Wis-kundige fynde weeten (waar van te vooren ooit
alhier reeds yets gefproken is) eerfle dat geen lichaam foo kleinkanfyn,nog; met foo weinigh kragt bewogen werden; het welk tegen eenander, dat en- kel ruft en onbelet is, hoe groot dit laatfte ook fyn magh, aanloopende,dit niet en fal in een regte linie doen be weegen en voortloopen; foo dat fy beide roet een gelyke fnelheit voortgaan; hoewel defe minder is, als die het bewoogen lichaam eerilelyk alleen hadde. (Siet behalven andere, bier' * Eeeee $, van» |
||||
774 \ XXVII. BESCHOUWING E./
van ook PFalUfti Mechanica Cap. XI. 'm htt Scholium §.'2.
Soo dat hier uit volgt, wanneer een klein lichaam niet, als een knikker,,
maar als het kleinite fandje door de knip van een vinger voortgedreven fyn- de tegen een ander lichaam aan bolt, het welk foo groot is j als den heclen Aardkloot, of ièlfs duifendén van malen grooter}*dat (iteilende, dat fy geeri van Beide elafticq fynde en daarom van malkander niet af en fluiten) ditgro- te lichaam te famen met ditfand volgens een regtelynfal voortgedreven wer- den niet alleen j maar fonder dat eenige tegenwerkende kragt of belecfel daar tmTchen kome, en figh tegen defe voortgangh ilellen, dit groote lichaam foo wel als het fandtje door dé kragt van defe knip fonder ophouden, voort fal gaan volgens defe linie bewogen te werden j en. hondert duifend andere lig* chamen, al waren defelve elk een millioen maal grooter als den Aardkloot en meerder ontmoetende, die alle door defe geringe kragt met figh voeren, fonder dat ymand kan fegge*n, hoé lange. Dat dit nu, hoe wonderlyk het ook voorkomt, waar is, fal yder Wis-
kundige weeten. Maar laat defen twyffelende Philofooph die meent om de nootiakelykhdt van het volgen van de eene Natuur-wét uk de"aftdere, de ontmoetingh van een Godt te fullen kunnen ontwyl^en, ons feggen uit fyne gronden j of hem eenighfints begrypelyk is niet (om wel te onderfcheiden ) dat fulks gefchiet, nadien fulks de Wis-kunde toont} maar op welk een wy- fe en hoe defe kragt van dit voortgeknipt landje werken moet j als de eenige aanloop of boffinge daar van, niet alleen foo by na onvcrbeeldelyke groote- lichamen, met eenige kragt vóortdryven, maar ook fonder ophouden, dui- fendén van eeuwen langh daar in continueren kan. En is langh een vraagh in de Natüur-kunde geweeU: Hoe gaat de beweeginge vap het eene lig- chaam in het ander over? die myns weetens nogh by niemand regt beant- woord is. En ingevalle hy daar niet anders op kan antwoorden, als dat foo de ge-
meenmakinge van de beweeginge {CoMmünicatio motus) als de volduringe der felve (Continuatio mótus) yet is, hét geen hy wel dagelyksen in defelve ge- vallen altyd iiet geldnoden i maar dat egter het inniglte weien der beweegin- ge aan hem foo bekent niet en isj dat hy foude kunnen feggen , op welke wyfe, die vanhet eeiie lichaam in het andé.r overgaat j en niet tegengaande, het geen men voor de ilgtbare oorfaak houd (als dé knip,die hetfand voort- gedreven heeft in dit voorbeeld) langh ophoud in wefen te fyn, noghtans het uitwerkfel [ejfe6t) niet alken in fyn forme óf wefen, maar in defelfde kragt een mëenigte van jaren, die door geen menfche te bepalen is, kan du- ren. Want dat (om de grootheit daarvan te toonen) volgens defe wet een fes-en- dértigh fiondér uit een kantin, door de kragt van de vlam van het bus- kruid^ ui tgeaVevéu fynde, niet hét felve geduurigegeweld, duifendén van ja- ren, Tonder dat één andere kragt fulks belette, foude voort vliegen 5 niet te- gengaande de vlam het kanon en alles langh ophoud te fyn j is aan alle 3ïè" de ■ - ■;.-'* Wis-
|
||||
Van eenige ISlatuux-iuetten, jjf
Wis-kundc verftaat kennelyk. Sal hy dan felfs door dit fyn antwoord niet
gedwongen fyn te bekennen? dat alhier, gelyk te voren in het bewegen der lichamen felfs, ook in deffelfs communicatie en continuatie een onbegrypely- ke kragt werkfaam is · f. 26. Ik weet wel, dat voorname w ïs-konttenaars,, die felfs bekennen,
dat'fy geen andere oorfaak van dele laatfte kunnen aanwyfen, als de'Godde- Ivke rnagt; dit alles in fyn wefen, en by gevolgh ook defe bewcegingcvan- een kogel in haar duuringe onderhoud (gelyk boven al eensaangehaaitis>iot verklannge fomtyds bybvengenj dat een kogel, eens voortgedreven fynde, altyd voortgedreven blyft ; even gelyk een vierkant, een bolrond en anders eefigureert lichaam, altyd vierkant, bolronden opdefelvewyfegefigureerc blyft. Maar ik hoope ontfchuldigingh by haar te Gillen vinden, indien, fchöon ik alle agtinge voor haar geleertheit hebbe, hier by'voege, dat defe celykenifle, hoe wel met het befte ooghmerk bygebragr, om Godt als de oorfaak daar van te doen, erkennen, my wat te flauw en nietgenoegh over- eenkomende en eigen fchynt té wefen. ! Nadien eerfl fchoon een lichaam van vierkant eens bolrond gemaakt fyn-
de, hoewel het uit figh felfs bolrond blyft, egter deduurendewerkingevan* de rondmakende kragt, volkomen ophoud: daar integendeel, een lichaam- van ftil en ruftende eens tot een bewogen lichaam gemaakt fynde, de-duren- de werkinge van defe beweeginge makende kragt volkomen aanhoud. fttt anderen, nadien een lichaam van figh felfs niet bewogen kan werden ;,
als fynde, volgens de befchryvinge van dele Heeren felfs, zcrilners mattri* ma- ks of eenin figh geheel onmagtigejtoffe-klomp: en alle beweeginge een kragt fchy nc te vereiffchen die fe geduurieh veróorfaakr,, om dat men door een bewogen lichaam (eelyk by voorbeeld een gefchoten kogel) dat fonder beweeginge,, felfs geen de minfte kragt doen kan,, fpo gruwfame kragten en geweiden, fiet uitvoeren. Soo fchynt te moeten volgen; dat het lichaam, nu dmfend jaren fijn beweegingh gecominueert hebbende, het felve fonder een daar op- werkende, en de verdere beweeginge veroorfnakende kragt in eenvolgende duifend jaar niet foude kunnen in fyn beweeginge voortgaan y daar om bol- rond te" blyven geen verder kragt van noden fchynt te fyn in yecs, dat eens; bolrond gemaakt is. '\ ,,■ Hiertegen ftryden ook geenbeweegh-kundigeondervindingennoghregtii»
len; die wel toonen en ftellen, dat een lichaam op een ander aanloop endeen» boflende, welk laatfte in ruft is, defe twee met een gelyke fnelheit volgens* een regte linie fullen voortgedreven werden; en foo langh tot een andere* kragt daar veranderingh in veroorfaakt; maar niet vaftftellen, nogh bewy^ fen, dat met de duuringh van dige beweeginge, de kragt, die hptlichaami voortvoert, niét geduurigh werkende blyft. Welk nu ook van dit waar magh fyn; het is fekergenoegh. I, Dat defe
Communicatie, en Continuatie van de beweeginge, in de manier hoe fy uit- |
|||||
776 XXVÏI. BESCHO U W Ι Ν G E.
gewrogt werden, beide duifter fyn en volkomen in haar felfs onbegrypelyk.;
II. Dat fy de gronden van alles fyn, dat de Beweegh-kunde leert, en van alles dat in de Wereld gefchiet j foodanigh, dat aan die hare wetten niet on- derfogt heeft of anders kent, foo in de Beweegh-als in deNatuur-kundeby na niets volkomen klaar kan weien. §. 27, Ik late dan (om een einde hier van te maken) felfs aan het ander-
fints doordringend oordeel van defe ongelukkige verftanden: I. Of fy niet moeten bekennen, dat 'er een magt, op een voor haar on-
begrypelyke wyfe in de Nature werkfaam is, fchoon de werkingen felfs voor aller oogen gefchieden. II. Of fy niet moeten toeftaan, dat alles, felfs volgens de alderverborgen-
fte Metbodes der Wis-kunde, door enkel natuurlyke enonverftandige licha- men, in de onderftelde gevallen, uitgevoert werd. III. By gevolge, of'er dan geen magt in dit Geheel-Al gefien werd, die
niet alleen onbegrypelyk, maar ook redelyk, dat is volgens uit de ware re- den afgeleide wetten werkt 5 anders met korte woorden, of'er geen Godt in defen allen te merken is j die, op dat hy niet alleen vartalle, die hem in fyne werken foeken, maar ook van twyffelende en godlofe verftanden, ge- vonden mogte werden} op den drempel en het begin van de Natuur-kunde, en in de aldereerfte Natuur-wetten heldere kentekenen van iyneonbegrype- lykheit, en daarom van fyne aanbiddelykheit ingedrukt heeft: óp dat een neerftigh en hoewel in veele faken feer verre doordringende, egter in dit groote point onagtfaam Natuur-Onderfoeker, ook eer hy een ftap verder tot andere nafpeuringen voortgingh, tegen die verleidingen gewapent mogte we- fen. Door welke foo veele van de ware weetenfehap en wysheit afgedwaalt fynj om dat fy de nootfakelykheit van de Mathematifche gevolgen uit mal- kander merkende, en ook dat (als fy in defelve alle gevallen wel in agt geno- men hadden) de faken in de Nature figh waarlyk altyd na defelve fchikken, daar door begonden gedagteo te krygen} dar alles in de Wereld door een blinde nootfakelykheit toegingh : daar indien fy in den beginne opdeeerfte, ja aldereerfte Natuur-wetten behoorlvk gelet hadde, defe haar het tegendeel fouden geleert hebben. Want, hoe groote Mathematici defelve ook mogen fyn, fy gelieven ons te-feggen j by wat gevolghfynootfakelykkunnenaflei* den, dat 'er oit eenige beweeginge in het Geheel-Al komen moefte, en waarom het niet foo wel fonder eenige werkinge en alle veranderingen ge- heel in ruft is en blyft, als men nu het contrarie fiet. En integendeel, wel- ke nootfakelykheit'er is, dat de beweeginge, niet foo vrceflelyk fnel enon- geftuimigh toegaat, dat alles geduurigh opnieuw daardoor verbryfeld werd. Kan ymand defe beginfelen ook van eeni|fe noot- wetten, dat is, die anders
nogh wefen konden, nogh anders begrepen konnen werden, afleiden? en
noghtans is de welgefchiktheit der beweegingen het aldereerfte beginfel,
daar al wat aangenaam, al wat nut, al wat verwonderlyk in de Wereld is,
fynen
|
||||
Fan eenige Natüur-ivetteft. yjj
fynen oorfpronk van heeft. En wat foude na defe redeneer-wyïê, een onge-
lukkigh Óngodiil, niet een breed veld fehynen te hébben .om volgens fyne gronden te toonen, dat een Horologie fonder veröand uit nootfakelyke on- bewufte wetten fyn wefen verkregen hadde? om dat hy foude kunnen fèg- gen-,-dat het loot een radt, -dit radt eenrondfel, dit rondfel weder een ander radt, en foo tot de wyfer toe voortgaande, alles nootfakelyk en fonder ver- Hand deede rondloopen. En indien hy egter ftelde, dat 'er niet alsfoodantgè onverftandige faken aan dit Horologie fyn wefen en werkinge gegeven had- den i foude niet yder hem voor koppigh en dwaas houden ? Hy pafledit felfs op de fchoone Wereld toe, Soo dat defe eerfte aanmerkingen op de bewecginge toonen^ dat diedit Ge-
heel-Al in foo heerlyken order gebragt heeft, die daar door foo veel welda- den aan alles en infonderheit aan menfchen bewyft, niet alleen redelyk, niet alleen onbegrypelyk, maar ook na fyn welbehagen, ongedwongen van eeni- ge nootfakelykheir, en vry magtigh wérkt, §. 18. Veele faken om dit te doen fien, foude men -nogh kunnenbrybren-
gen·, by voorbeeld, dewyl alle lichamen tegen ffialkanderen aanloopendeen bollende (fchoon fy fagt of hart fyn, als iy maar geen te rugh-fpringende kragt hebben) of geheel of ten deele hare bewecginge verliefende, en tegen een onbeweegelyk beletfel, als een muur, en diergeïyk, aankomende,volkomen ftil blyven, fonder eenige verder kragt te doen: welke wetten by alle Ma- thematici bekent fyn , en in de eerjle Propo fitten van-de .Percujfio of Bojfwge^ by Wallifius en Marktte ^ pag, 88, kunnen gefien werden: Wat nootfake- lykheit is 'er, dat de beweeginge in het Geheel-Al, in het welke alk· oogen- blikkeri, millioenen van lichamen tegen malkander op defe wys aanloopcn, niet of geheel of ten grooten deele, in foo veel duifenden van jaren opgehou- den heeft? fegtmen, dat fy onderhouden werd en blyft, om dat de meefte en felfs de alderhardile lichamen een te rugh-fpringende kragt hebben, die de op haar aankomende en bolTende , op een nieuw beweegt ·, gelyk in veel gevallen ondervonden werd de waarheit te fyn: foo blyft die vrage weder©- Λ ver, wat nootfakelykheic de befte Wis-kundige toonen kan, dat defe te rugh-fpringende kragt in de lichamen nootfakelyk moet fyn. Infonderheit, dewyl men bevind, dat 'er foo veel lichamen fyn, die defe kragt niet en heb- ben, als die daar meede begaaft fyn ·, 't geen toont dat deiêlve niet nootfake- lyk uit de Nature van de lichamen volgt. Begrypt men een fubtile materie die dit te weege brengt, *om niet te onderfoeken of defe bekwaam is om de- fe kragt voort te brengen, en dit felfs toe te ftaan % foo is immers blykelyk , dat, als het voorgaande effect, of -te rugh-fpringende kragt een nootfakelyk- hcit is, ten miniten defe daar van gegeven oorfaak ook nootfakelyk moet fyn. Nu is het onnodigh te toonen, dat de befte Philofooph onmagtigh is,
om defe beweginge van defe dunne ftoffe uit de Natuur van de lichamen (elfs (die onmagtigh in figh felven fyn) of van yets anders, als nootfakelyk af te leiden. Fff f f Verder,
|
||||
?78 XXVIT. BESCHOUWINGE.
Verder, dewyl (gelyk even gefegt is) een diergeïyk lichaam tegen een te*
genftand aangedreven werdende, die het felve niet kan doen wyken door fyn kragt, defe kragt ftraks verlieft, en fonder periTen ruft j wat nootfakelylo heit is 'er? dat het in het eenige geval van de fwaarheit anders gefchiet} foo dat, wanneer een lichaam door de kragt van fwaarheit nederwaarts.op yets onbeweegelyks vallende tegen het fel ν e aanbod, het felve wel ophoud bewo- gen te werden, maar egter geenfints fyn kragt ve/lieil.5, die dikwils met foo veel geweld votgv ns defelve regte linie,, of direétie ^voortgaat teperiien, dat men groote en fterke gevaartens en gebouwen daar door fiet nederftorten. Men brenge hier van foo veel oorfaken by, als yderonderftellingen gemaakt, heeft j, wie fal tOonen dat defelve oorfaken nootfakelyk uit de Natuure der lichamen moeften volgen? .0 u\ :, ; Soo dat, immers als men de oorfaak van oorfaak geduurigh na behoren na-
vorfdirj men ontegeniprekelyk bevinden fal, dat de eerfte, die het begin van alles maakt, fonder eenige aootfakelykheit, foo in de faken felfs, als in de wyfen der fel ver werkt. Waarom de Wvsheit, die mén in defe werkingen volgens het voorige
fiet, en de Magt daar by gevoegt fynde, men niet verder na een Heerlyk, Aanbiddelyk en groot Godt behoeft te* foeken j die, op dat ydèr overtuigt mogte fyn, dat het ware beginfel aller faken, die in de Natuure gefchie* den, van fyne volmaaktheden alleen moet afgeleid werden, der fel ver on- loochenbare bewyfen, in de eerile natuurlyke beginfelen van alles gelegt heeft, en nogh bewaart.. §. 2.p. Maar om na defen aftred weder in het padt-te kieren; die egter
nodigh fcheen, om eenige ongelukkige onder de Mathematici, nietfoofeer haar verkeerde maniere, als wel haar nalatigheit, in het redeneeren over de eerfte oorfaak van alles aan te toonen} fonder welke het niet mogely k ichync» ■ of foo verheven verftanden, moeften langh uit die twyfFelingh geredt fynj., ten fy een vertoornden Godt,. haar enkel wilde in al hare wysheit dwaas doen blyven, en tot wraak van fyne gelafterde en in geen erkenteniife ge» houdene deugden en heerlykheit,, voor genomen hadde haar op alles, buiten dit eene nodige, behoorlyk ïe doen letten. Laat ons dan weder tot andere' iborten van faken over gaan, en een voor alle dieredelykfyn, ontegenfpre- kelyk bewys van een alles tot de minfte deeltjes en fiertjes toe beilierenden« Godt uit de beweegingen der felver aantoonen. Hoe veel millioenen van millioen malen millioenen Hgt-deelenverfpreiden
figh in een oogenblik uit de vlam. van een ligtende kaars ? hoe veel, ja hoc onverbeeldelyk fnelder fyn fy als een kanon-kogel? waar van menBejchouw- XXF. §< 13. en Befchouw. XXFL §. i<5. over kan na flaan. En wij men fièn hoe net fy hare eens aan haar gegeven ordonnantien in aihaar meenigte en fnelheit houden j men ftelle de vlam van een kaars in AB, Tab. XXllL Sm 6. eii houdè met: de eene hand een gemeen bril-glas in GL· wat verre Μ uW *, ■ Χύ '.. " ™ . '■ van·
|
||||
w 4'i ï Van eenige Natuur-wetten, <■ - - 770
van de kaars af, en rnet de ander een wit papier in ƒ h kort agter het glas-
Het welk men agterwaarts na inbrengende, fal men een plaatfe als ab ont- moeten 5 alwaar men het ligt, het welk men eerft verwardelyk op fh fag fchynen , volkomen onderfcheidentlyk fal fien de vlam van de kaars, hcc onderfte boven, vertoonen. Nu weet men dat defe nette verkeerde beekeniflè mab nergens anders uit
voortkomti als om dat de ftralen uit het punt Á komende, en den kegel AGL uitmakende, na het glas G L doorgegaan te hebben, alle in het punt a, die van het punt  in br van C in f, en foo voort die uit alle punten der vlamme komen, in foo veel punten op het papier in ab vergadert werden, en figh daar kruiflen. Weshalven de beelteniflèn in fh en de^ geheel ver- wart blyveni nadien de ftralen uit een punt der kaarflë,als A, komende op die plaatfe een groote breedte beflaan, en onder malkander loopen \ gelykte- vooren al eens gefegt is. •Dit gedaan en den loop van het ligt begrepen fynde, laat ymand wie hy
ook fyn magh, fyn oogen op defe figure ilaan en letten, in welk een mee-, nigte de ligt-deelen,even voor het glas,onder malkander loopen engemengt fyn: foo dat alle ftraal-kegels G Á L, G Â L, GGL, en andere, die ■haar toppe in elk punt van de vlamme als A, B, G, enz. hebben ( waar van hier maar drie vertoont werden , hoe. wel fy ontallyke fyn) eer fy uit de vlam op het glas komen, by mn eenen gemengden hoop van onnoemelyk veel ligt-deelen uitmaken, die volgens ontelbare wegen, fchuins en kruif- lings door den anderen woelen en na het glas toevliegen. Hy ftelle figh verder voor, hoe veel duifenden van boflïngen*op die plaatfe tuiTchen defe, door malkander met foo verfchrikkelyk een frfelheit aangedrevene, ligt-deeV tjes moeten gefchieden·, en hoe meenige daar door van haren wegh fchynen te moeten afwyken. Met een woord, de grootfte Philofooph legge ons, of defe beweginge der ligt-deekjes onder malkander, hem anders, als de aldergrootfte verwan inge, kanvoorkomen. Indien men nu aan een Atheiil dit alles dede begrypen, die dit experiment
nok geilen hadde j en ymand aan hem feide., dat alle de deelen uit elk punt van de vlam (als Á, Â, G, enz.) komende, fchoon tuiTchen mnenG L onder een gemengt, het glas GL doorgegaan fynde, figh op de andere fyde van het fclve glas, tuiTchen G L en f h weder op nieuw onder malkander fouden mengen j en dit alles niet tegenftaande daar na injuift foo veel andere punten (als a, b% c, enz.) onderfcheidentlyk vergadert werdenj met die nauwkeurige order, dat fy de «figure van de vlam Á Â in á b alle fyne by- fonderheden.(alleen het onderfte boven ftaande) beter als dê befte fchilderye vertoonen fouden i hy vrage hem felfs, of hy dit alles niet voor een volftrek- te onmogelykhcit houden foude, Dogh indien men nu verder hem by ón- dervindinge dcede ficn, dat her gefeide waar is 5 en defe foo fnel onder den andere bewogene millioênen van ligt-deeleh defe wet t'elkens, als men een Fffffi bril-
|
||||
L"iW
|
|||||
786 XXVÏI. BE S C-H.O-U W Ι Ν G E.
bril-glas tuiFchen de kaars Α Β en het papier ab houd * fondér uitftél opfoa .
verwonderlyk een wyfe gehoorfamenj (chooii fy felfs van alles onbewuft fyn* de niet alleen van geen wetten, maar felfsvan hare bewegingen en ontmoe- tingen geheel onwetende fyn: laat, hy> onderfoekcn,.,of de gronden, waar op hy fyn ongelukkige Philofophie gebout heeft ,^ hem*kunnengeruft ftel- len, en preuven geven, dat dit fonder beftieringe van een aanwelende, figh tot alles en ook.de kleintte lighamen uitftrekkende magt ,.,en «enkel dooreen los en ongercgelt geval, of andere onverftandige oorfaken gefchieden kan, . Het felve kan hy figh voordellen, als hy de uitwerkfelen van het ligt ineen donkere kamer iïet of als hy weet, op; welk een wyfe fyn.oogehem difenan- <iere faken doet iien* waar van te -vooren reeds gefproken is. v , JHy overlegge dan na dit alles of hy nogh geenen Godc hierinfienenkan,
die».op dat fyiie.veragters.ea loochenaars (imniecs^die de, beweegingen des ligts veritaan) onveronfchuldelyk foude fyn, gewilt heeft,,dat fy^haar 00* gen nok kannen open doen om te iien, fonder dat haar een onloochenbaar bewys van een wonderen doende Godtheit voorkomt: die de ondenkelyke meenigte van alle ligt-ftralen, welke van allen fydendoor malkander heenen fwieren, en voor het fwarr.fy nes- oogs(gelyk voor dit glas) eenonherftelba- re verwarringe fchynen moeten te maken j fob beftiert, dat fy tot een onder- scheiden ge figt der dieren, dienen kunnen. Enblyvenfyindefennoghtwyj*· felende aan een Godt, wat kan men van foo beklaagelyke menfchen feggén ? ..§., 30. Verder, alle die de Beweegh-kunde (Mechanica) ν crfazn^vMen wek- ten, „dat defelve in al haar uitgeftrektheit niet anders als uit gevolgen beftaar», die van eenige weinige Natuur-wetten door redeneeren afgcjyd werden i cft dat de van alles onbe wufte lichamen die in alle omilandigheden,. met· de-ui* .■'. terfte nauwkeurigheden waarnemen: foo verre felve, dat eer fy van defelve afwyken, fy faken uitwerken., die aan veel menfchen, die fc niet ge fien heb- ben ongelpoiFelyk,. en die fe iien, verwonderlyk fchynen: waar van een me- nigte in de boeken, die onder de naam vannatuurlykeTover-böekenen Ma» thematifche Vermakelykheden bekent fyn, te vinden is., Maar dewyl wy hjer niet alleen voor Mathematici fchryven, fullen wy daar van geen byfon* r derhedèn van by brengen en alleen aan defe, die nogh, twyfJelen vragen j of fy,een bock vaneen geleert Autheur>lefende, het weLk de Beweeg- kunde
met hare gronden en bewyfen bevat (by voorbeeld die vart £tevin , Walll· ftus,, La Hire, en andere, diebyfonder daar over gefchreven hebben )' hoe- wel elk van die boeken uit papier-, inkt, en verder van alles onweetende ftofïên b#ftaat, egter niet met fekerheit, erkennen,, dat het felvevanymand, die wys isi en alle defe Natuur-wetten en hare gevolgen verftaan heeft, ge·^ fchreven is, en of-fy ymand anders,, die ftaande hield, dat defe boeken by geval of by een onwetende nootfakelyke famen-loop van oorfaken, fonder eenigh verftand, haar wefen verkregen hadden, niet. voordeel onre- delyk en fejfs,dwaas fouden houden. ; . ... · , , Nu
|
|||||
ψάη eenige Να tuur-fretten. 7§i
Nu dit fpq fynde, gejyk ik niet geloove dat fy fullqn Jopchenen, latenfy
fèlfs denken of fy wyiTelyk oordeelen }.. wanneer fy in het befchryven der ia- ken wysheit (lende, in het uitvoeren der felver, die ontkennen tewefenje- ven gelyk-ymand die lefende,- hoe men een konftigh uurwerk maken moet» den ichryver yo©r verfjrandigfr' houd, en iiet uurwerk Jtonftigh na- dit fchry- - ven gemaakt,,en loopende fiende, den maker *daar van foudeoordeelen geenv· verftand'gehadt te hebben.· Het fchynt onnodigh dit verder'aan te dringen. §.31. Behalven de wetten, door welke den. grooten Regeerder de bewe-
gingen der vaile lichamen beltiert, fyn 'er nogh andere, welke in de vloei-- ilofFcn plaatfe hebben j en indien niet in de eerfte grond-wetten felfsy ten minften in de daar uit voorkomende verfchynfelen ièer ver&hilknde fyw. Dewyl het nu. bekent is, eer β, dat het grootfte deel van het Geheel-Al
uit vloei-itofFén bëftaat, als Wuter,, Lugt, Ligt, en andere, ten tweeden , dat alle deCe vloei-ftofFen fwaar iyn, en daarom na de wetten van haar fwaar- heit veele faken uitwerlcen. Ten derden, dat defe vloei-itoffen de voornaam- He werk-tuigen fyn, daar iïgh den Al-bëiHerdermecft van bedient} ten vier- den, dewyl in defe \vserkingen deiêr vloei? ftofren, op_eenfeeiiklarewyfe,de wysheit, magr,, en vry-welbehagen van den Formeerder van alles uitblin- ken. Om dat niemand, die eenige billykheit heeftj ligt geloven fal, dat foo veel ontelbare millioenen van deeltjes, ibo net volgens aan haar gegeven wetten.fouden werken, en dit egter alleen by een los geval ïbude gefchie- -den; nogh bok, dateenige onverftandige noot-wetten, oorfaken (ouden kunnen fyn van hare beweegingen $ dewyl geen beweegingen in haar ielfs nootfikelyk fyn. Waarom in deièlve een vrymagtigh werkend welbehagen \ van deoorfaak, die de eerfte beweegmge voortgebragt heeft, voor yder te ü'en is. Sullen wy een kort ondervinclelyk vertoogb van eenige der felver wetten hier
laten volgen* op dat-vals wymmaa.\s van de wet der Hoogte, inde vloei-ftofèn plaatfe hebbende,* fpreken, en foo veele wonderen van dengrootenRegeer- der der Nature, daar uit afleiden, yder van de fekerheit der felver wetten volkomen overtuigt rriagh fyn. En kunnen anderen,die defehulpeenverkla- - ringe niet van noden hebben, defevoorby en tot het volgende overgaan. |
|||||||
mn%
|
|||||||
OM·! s
|
|||||||
7«ï
|
||||||||
O Í DE RVIÍ D ELÕ Ê Å
 E ÔÏ O GIN G E
|
||||||||
V Á Í D E
|
||||||||
WET DER HOOGTE
.*,:'·■■ IN DÉ ; ; |;;:'
VLO E Y-S Ô O FF
§. qi. \J»Vi'dan een begin te maken. ' ..... ■■·. , w.'. m^telP.i.i»
«V De namen van Vogten eEMfe houden wy hier hettöye te betekenen,
fcnoonalle Vloei-floffen," by fommige eigentlyk met Voor vogtigh gehouden wer den. Soo is volgens defe dë Lugt-wel-eene Vloei-iloöe, maar niet vogtigh als Wa- ter, olye, enz. Dogh hier maken wy kortheits-halyen geen onderfchea. I Alle deelen van eene Vloei-ftoffe,als defelve m een vat flil ftaat,dat onbeweeg
lyk h, wyken voor de niinfte kragt, die op defelve gedaan vverd: er, dus wykende werden fy op een feer ïigte wyfe onder en door malkanderen bewogen. Het bewys hier van is door ondervindingen klaar genoegh . ■. , ì '*,; Het oppervlak van alle Vloei-ftoiferi, boven dewelkeof eene andere í oei-ftoffe,
of niets anders, dat fwaar. Us} of door een andere kragt werkt ^ onmiddelyk ftaat,iai door de werkingen der fwaarbeit., figh. Horizontaal of water-pas, dat is evenwydigft aan den Horizon, fchikken. . n- ·, % , ,,. „,, r Om een diergêlyk Horizontal vlak te fien (het geen ook deverbeeldinge van ee
nige uitdrukkingen in hei volgende wat gemakkelyker fal maken) behoett men al leen in een redelylc 'wyd glas eerft water en daar op ölye tby voorbeeld van Tb»* bintyn) te gieten : foofalhetopper-vlak vandeolyeenookdeicheidmgevandefenvee vogten dit Horizontaal vlak vertoonen; het welk ook in meeft alle amlere vog ten, die onmengbasr fyn, gefien werd. ;.- ^„j. Wy betwiften hief niet of het opper-vlak van een fhl-ftaande vogt, ook een ge
deelte van des Aardkloot» bultigh opper-vlak moet fyn; het ,s feker genoegh, á men genocghfaam fonder misilagh onder.ftejlen kan in foo kkme ru.mtens, ais wy behandelen, dat.het niet merkelyk van een Horizontaal plat vlak yerfchilt. 4. Ik moet hier nogh by doen, dat wy hier riiët voorgenomen hebben alles uit o
beweegh-kundige gronden met eenige Mathemat.ci te betogen; maar alleeré Dy periment de werkingen der perfïïngen der Vloei-ltoffen, Je figh» d^gg*e«g lier Ho»gte reguleerer? aan te toonen; om voor yder, en die ook de Matheus n«3 'geleerd heeft, verflaanbaar en.klaar^e fyn, . ^ Qm |
||||||||
FanJe wet der'Hoogte m de, FLOERS ÔÈF F E N,- 783,
; §, 33, Om nu, na dat wy dit voor af hebhen laten gaan, tor de wet felfs der
Hoogte in de Water-wigt te komen, ial men müTchien, indien wy klaar fuilen fyn, geen beter wegh kunnen inilaan, als eenige ligte en onkoitelyke experimenten voor- te Hellen; die aan onervarene en regt begrip der faken kunnen geven. Ik ial tot dien einde alhier defelve befchryven foodaiiighu als ik eenige in.my.ne aantekeningen over éÜ i 17 jaren bevinde gedaan te.fyn ; en wel in defe order, dat de eerile expe- rimenten (gelyk aldaar) gefchieden allee.n door een eenige. vogt: niet foo feer om dat fulks by veel Hydroftatki de gewoone maniere is; ofte om dat het water, het welk men gewoon is daar toe te gebruiken, geen andere Vloei-ftoiFeboven iighheeft, nadien de lugt altyd boven het felve. itaat en-pp'het felve perft: maar enkel om dat defe Demonifratien eenvoudiger en daarom voor- beginnende klaarder fyn;, en om dat. de lugt op gelyke deelen van het opper-vlak. des waters met gelyke kragt perf- fende, men gevoegelyk het water in feer veel gevallen behandelen en aanmerken* kan, als of geen andere vloei-itoiFen daar boven ftpnden, •5-De tweede foort van experimenten yerfchillen daar in van de voorjge, dat mem
de werkingenv van verfcheiden boven lOialfcaqder ftaande.,vpgten>, daar uit befchou- wen kan. §. 34, Dogh eer wy daar toe komen,: fuilen wy voor af laten gaan, het geen
nu-ç onder anderen eerft getoont hadde ontrent vpgten in kromme gelyk- wydige- pypen te gebeuren. Namelyk^ dat om een vogt in een kromme gelyk-wydige pyp AID,Tal·. XXIF,.
Fig. 1. op de hoogte Á Â in de fyde, Á f itil te doeivitaan, en te beletten, dat fy door haar fwaarheit niet nederwaarts dale; meq fulks te weege kan brengen met de pyp tot een gelyke hoogte C D aan de juidere fyde ID, niet defelve vogt te ver- vullen. Dit in figh felfs klaar genoegh is, en ligt ondervonden kan werden,
§, 35-. Het eerfte experiment, en wel ontrent de\ mde'tperkende kragt der vopen«.
was dan het volgende: I. Men heeft een groot fuiker-glas ABC D , Tab, XXÏF, Fig, ÷ een krom-
me pyp Õ;ë Q en een regte Z* geltoken; na dat fy eerit aaneen dwars hou-je E F' foodanigh gebonden waren, dat het felve houtje op den raad van het fuiker-glas* water-pas leggende,, fy.niet alleen met het felve een regt kruis maakten, en hare lengtens regt na beneden lirekten;. maar ook dat hare onderfte openingen Ñ Q en r/,, die gelyk in wydte waren, figh even hoogh, dat- is in het felve Horizontaar vlak LM bevonden, Doe water in het fuiker-glas tot ab gegoten fynde,; faghmen:dat het water in de-
beide pypen tot de en çm oprees;,en foo veel ons bleek, foo hoogh in depypen* (die daarom vry wydt genomen waren) ftonde, als in het glas buiten 'defelve. II. Nu dewyl· het water uit figh felfs- na </<-, in de kromme pyp YX Q niet op»
konde ryfen, nogh aldaar liaaudc gehouden werden, ten fy een kragt op Ñ Q de- felve Ñ Quederwaarts perfle. ,. ,r 't Geen bleek, om dat.als mengde pyp YvX,<3, py; Y/ met de vinger genopt fyiide '
niet het houtje E F uit-het water van heUuïker glas opligte, men lagh , dat als men-' de vinger in Õ los liet, het water niet alleen.iri de niet bleef (taan, maar tot ç w' iiederfükte, en 't geen voor hem was uit de ópeningb Ñ Q uitdreef/ III. Sop was het dan hier uit kennelyk, dat als.de pyp in het water was een üe-
n/rii^de kragt op het deel pQ van het Horizontaal vlak LM werkte, foei Üm nu de cigenfcïiaPPen van, defe nederwaartj''perirende .kragt' te onder-
Bleek eerft,'uüt defe kragb.die.het deel Ñ Q des Horizontalen vlak h Knèfe |
||||
784 ONDE/RVÃÍDÈLYKÉ BETOOGmGE,
perfte, %h geenfints na de breedte van het water ab nogh ook na de meenigte vun , het ganiche water ab L M, het welk boven het Horizontaalvlak LM ftond, waar van Ñ Q een deel is, reguleerde. -,= Waar van men verfekerf wierde, als men de pyp Õ × Qin eenveel wyder vat
als dit fuiker-glas (by voorbeeld in een emmer or geheele tobbe met water) tot de geftoken hadde. Wanneer men 'bevond, dat niet tegénftaande de meerder breedteen meenigte van het boven Ñ Q (taande water, egterde perffinge op dit deel Ñ Q niet grooter was ;-om dat hetfelve het water niethooger, als totd e, in de pyp konde op 'v. ten anderen, bleek, xJat defe nederperflende kragt op Ñ Q figh ten uiterften
juift en netfefvikte na de hoogte á L van het water, dat boven Ñ Q en L Ì ftond. Want fagjes water in het fuiker-glas gietende, toe het buiten de pyp in ABoprees,
iagh men oukhet water van de tot R S opwaarts perllen. In tegendeel, als men door water met een pyp uithet fuiker-glas uit te fuigén,
het felve weder tot á b of lager deede vallen ; fagh men het water-in de pyp weder tot de of'lager dalen; foodanigh dathet altyd met het water in het glas op gelyke hoogte bleef. ïfHV'-i þ, * r
VI. Nu was-tevoren gëroont, én isuitliet -geferde $.'34. af te nemen, indien de
kromme pyp Õ XQ- van Ñ Q opwaarts tot Í O of hooger verlengt was; en als dart defelve gh, of tot de hoogte van het buiten water ab vol water gegooten was; dat de perffinge van defen water-pylaar Ñ Q hg magtigh genoegh is om het water in het andere been van defe pyp tot de op te houden. Vil. Soo dat hier uit te belluiten is, dat al het water in het ganfche fuiker-glas
boven P'Q in « L üvU ftaande, foo veel en minder nogh meerder, perffinge tot Ñ Q doet. dan defen felven water-pylaar Ñ Q hg. VIII. Nu dêwyl defen pylaar Ñ Q ££geiyk is aan eenen pylaar, wiens grond is
het deelPQ van her horizontale-vlak-LM, en wiens hoogte is de regtftandige hoog- ten g of Qb (anders Li?of Ì b) van het water, dat tut in ab boven het horizonta- le vlak LM ftaat; _ , " . . _ ■ Soo is hier uit, dat voorname voorftel -van de.Jiydroft a$tar, af.te, nemen ; na-
melykt ■
Indien men-figh verbeeld een Horizontaal vlak L Ì door een (lilftaande vogt te
'gaan; dat dé kragt, waar door een deel van het felve, als Ñ Q, nederwaarts geperft werd'even geiyk en grooter riogh kleinder is.als deiwaarheit van defen ftraks.beichreven. pylaar PQ hg; wiens grond is het geperfte deel PQ van het horizontaal vlak L M; en wiens hoogtcis a'V-ot NU of-de geheele hoogte van de vogt, die boven het Ho« rizontaal vlak LM ftaat, regt opwaarts gemeeten fynde. ^ IX Defen pylaar, om dat hy van het gekoren horizontale vlak alhier figh tot het
bovenfte opper-vlak van defe eene vogt, en (als meer Vloei-ftoften op malkander (laan ) figh tot het bovenfte oppèr-vlak van den alderhoogftiftaanden vogt uitftrekf, en in figh alle de regt ppftaande hoogtens van alle de op malkander ftaande Vloei- lioftèn begrypt; fullen wy riamaals JiOitheiis-halven', .den Pylaar der Hoogte noe- X' Om nu-te toonen, dat niet alleen op dit eenige, maar op alle gelyke deelen
als PQ, van het felve horizontale vlak LM, een en defelve perffinge, enelkgelyk aan de fwaarheit van defen pylaar der Hoogte, gekhiet; heeft men htt houtje tt met den laangebonden krommen pyp Õ XQ na allke kanten langs den rand van het fülker 'glas vetfehoven; foo dat de mond van dele pyp Ñ Q t'elkens een nieuwe nUatfe van dit horizontaal vlak LM befioegh: en bevonden, dat het water altyd tot de of op defelve hoogte ftaande .bleef; en dien volgens, dat .elk gelyk .gedeelte |
|||||
\
|
|||||
- Van de wet %r Boogie 'm de VLOEIS TO FF E N. 7%
aan PQ van een horizontaal vlak LM, altyd m'et een gelyke kragt nederwaarts ge-
perft wierde; welke ook gelyk is aan die van den pylaar der hoogte. XI. En om verder te doen fien, dat de verfcheiden figuren van vaten daar niets
byfunders toe deeden; of dat het niet nodigh is, dat defen perlTenden pylaar der hoogte PQ hg juut altyd regt boven het gedrukte deel Ρ Q (taan -moet; heeft men een (tuk houts 1KGH met een platten bodem GH, of een bierglas of andere fleiïè, •ook met-den bodem na beneden, tot op fekere hoogte als GH, onder het waters oppervlak ab geftoken, en daar onbewegelyk laten vaithouden; waar na men den pyp YXQ in fynloutje omdraeide, foo dat deffelfs mond uit PQ en pq figh regt onder defen bodem bevond. 'En fagmen, niet tegen (taande den drukkenden regt opgaanden pylaar boven pqfigh
niet hooger uit konde itrekken, als tot G Η ; dat egter het water in depyptot^i, en daarom op defelve hoogte bleef ftaan, als of den heelen pylaar der hoogte PQ&g daar op ruftede in PQ. XII. Soo dat hier uit bleek, dat elk deel PQ, pq enz. van het horizontale vlak
LM, niet altyd juift door den pylaar der hoogte felfs, maar door een fwaarheit -gelyk aan die van defen pylaar nedergedrukt wierdc. En dien volgens, dat defe wet in alle gedaantens van vaten doorgaat; hetwelk
hoewel hier maar een eenig vooibeelt gegeven is, en ontelbare vaten ter onderfoek fouden kunnen voorgeftelt werden, aan ons genoegh fal fyn, met de overeenltem- minge van alle 'Hydroftatid, en een menigte genomen ondervindingen in veelder- hande föorten van vaten, beveiligt te hebben. ■ ..XII F. Eene fwarigheit; die aan fommige miiTchien eenige duifterheit foude kun-
nen veroorfaken ontrent het ftrax gefegde, fal ik nogh tragten wegh te nemen, en dan tot yets anders overgaan. "Sy is defé:'< '"■ "·' "■■ ■ ■
Indien men een bierglas, £/, 7,8, byna of geheel vol water laat lopen , en het
felve fchielyk omkeert ;foo dat deilelfs mtyid 7, 8, even beneden het waters opper- vlak ab :figh bevint; en dit glas in dien itant laat valt houden, fal men onder^ vinden: . - · '->- "■ ' '■:■,■:-■" ■ Eerft, dat het water of tot kl of tot '*·ƒ, (na dat het glas vol of niet vol geweeft
is) blyft (taan; en geénfiiits tot 9, 10 of op de laagte van het buiten water αb ne- derfakr* " . Ten anderen, indien men den krommen pyp YXQ, in welke het waternutotde
hoogte de ftaar, in fyn touwtje omdraait /en met- het houtje E F (foo het nodigh is) verfchuift; foo dat defelve pyp YXQ in τ ,4,6, endeirelfsopenmghPQ in f ,6» (blyvende altyd in het felve horizontaal vlak LM), regt onder het glas kl 7, 8. gebragt fy? fal men fien ; dat het water in defelve pyp on verandert in *, 3, op de- felve hoogte, als de en het buiten water α b in 't glas, èlyft ftaaü. ■ Na-dien nu elk deel PQ en f, 6, van het Horizontaal vlak L,M door den pylaar
gedrukt wöTd', wiens hoogte met de hoogte des waters gelyk is; eh om dat op PQ niet meer drukt, als den pylaar ΡQhg; en dat op ƒ, 6, een neerdrukkenden! pylaar fchynt te ftaan, als ƒ,0, fc van veel meer hoogte en daarom van veel meer iwaarheit, als PQ^; fchynt ook te moeten volgen, dat de drukkinge op y, 6, veel grooter moet fyn als op PQ; en daarom dat het water in de pyp in 1,4,6. veel noger als tot 2, 3, of de moet opgeperft werden. En egter fiet men het contrarie gebeuren, en het water in 2, 3, en d-e. op gelyke
hoogte met het buitewater rt^blyven. · - .' ' Vb J , Welke -ondervindinge alhier tegen het gefeide een merkelyke fwarigheit foude
nwKen; jen ware yder , die in de Hydroftatha eenigfints geoeffenti's, wifte; dat Ggggg het
|
||||
7U ONDERVïNDELYKE BETOOGINGEr
het geen te vooren getegt is, alleen fyn: opfigt heeft, als men boven het water ak
geen andere drukkende Vloei-ftoffe in agt neemt; ea dat de drukkinge van de luet die alt-yt op het water ab petft, hier alleen deoorfaak is, dathetwaterlnhetglastouf opgehouden werd. Daar indien geen lugt op het water «£ drukte, het water in het glas- Λ/ 8, 7 niet hoger als het buitenwater ab of 9, 10, fchoon het glas omgekeert was, fbude ftaan kunnen blyven.. 't Geen by die lugt-pompen handelen bekent is, .Soo dat defe fwarigheit eigentlyk tegens het geleide niets doet; nadien men al- daar alleen gevallen verhandelt, in welke die drukkinge der lugt geen merkelyke veranderiiiRh kan by brengen; of immers alwaar dit onderltelt kan werden. §. 3Ó. XIV. Om nu tot de opwaartsperjjinge der Vloei-ftoffen over te gaan:
Dat in het water (en andere Vloei-itoften) ook een opwaarts perffinge plaats-
heeft, kan uit vele waterwerken en fonteinen, welke opwaarts fpwngen, argeno.. men werden. En kan fiilx ©ok blyken uit den regten pyp Zr/. Want ten fy het water in het
deel rt des homontalen vlaks LM opwaarts geperil wierde,_ was her niet mogelyk dat dien water-pylaar rtnms. die op de hoogte van het buiten water λ <Hn het fui- ker-glas ftaat, iynen ftant behielde rot i»a; na dien defelve dQor fyn eigen fwaar- heit gcdurigh na beneden gedreven werd. Om nogh een voorbeeld te hebben; ftopt den pyp, als Zr/,, ledige van water
fynde, boven by Ζ met de vinger; en defelve. in het water tot rt nederwaarts ge- ftoken,hebbende, fal men bevinden, dat defelve van Ζ tot rt, of byna geheelledigh blyft. Behalven dat miiTchien door het opwaarts perifen van rt het water een weit nigh of fóo veel boven rt in den pyp (als fy op een groote diepte, daar meer op- gerfllnge is, in het water nedergeftoken is) fal opryfen.; als dekragj: van-de op- geriTinge-de lugt, in de pyp fynde, fal kunnen in een dingen; , ,·-,,-,-χ :\ Maar om te fien met welk een kragt rt opwaarts geperft werd, behoeft men al*
ken den vinger by Ζ los te laten, en aan de lugt ? die dootde opperfllnge van het water van onderen tegen den vinger aandringt, uitgangh te geven.. En men fal gewaar worden (als het water buiten de pyp tot ab (laat, en de pyp.eenigfints wyt. is^, en daarom door fyn nauwheït debeweginge van het water door de klevingc aan de kanten niet belet) dat het water niet alleen tot η m of de hoogte van het buiten water ab op lal gedreven worden'·, maar de eerfte malen veel hoger;, by voorbeeld- tot TV; en dat het van daar weder onder nm neder fal daalen, en niet als na eeni- ge balanceringen op en nederwaarts-in nm fal blyven ftil ftaan. Uit welke bewegingen en op en nedergaan des waters hei blykelyk is, dat het
felve in, de pyp Zrt, niet alleen door een tegenftant belet werd na beneden te da- len;, even of in rt een, valt lichaam-was, dat de pyp flopte; maar dat een ware en w.efentlyke tegenkragt, werkende gelyk een tegenwigt in èen fcbale, hier plaatfe heeft;, die, voor dat fy even-wigtigh blyft hangen en ruften, ook gewoon is.meer- malen op en neder te balanceren. ■■■; Eindelyk fchynt defe opperüende kragt, uit het volgende Experiment, met veel
kiaarheit te kunnen afgenomen werden. Men neme Tab. XXV. Fig, 1. een kromme blikke pyp AD F; dié in EFfoo-wyd
is., dat een dekfel van- een boute doosje EG HF de openingh even bedekken fcan, fonder merkelyk ter fyden over de félvc uitte fteken. Men fteke daar nade- ien pyp met fyn opleggende houte dekfeltje in een glas NT CO tot NO met water gevttlt fynde; en men fal iïen dat het dekfeltje E G.HE, fchoon veel ligt er en altyd opdravende in het Water, gelyk een. fteen fal nederfinken; en hoe diep het onder WPififr gelÏQken. werd, önbewegelyk" op de mond E F van den pyp blyven leg- gen;, Êio langh tot dat het watet tufleheft de voegen- van het dekfeltje, ea· de pyp ..'■*'" * neder-
|
||||
Van de mt der Boogie in deFLOEi-S ftO FT E N. ? |%
nederlopende, het felve dekfeltje van onder opwaarts fioot, of den pyp tot 1,2,3,4 vervult hebbende, de lugt in 3 ,4, E F het dekfeltje opheft. Het is hier uit kennelyk; ten fy een ligter ftoffe als water, (by voorbeeld foo
dun en ligt een üukje hout, als dk dekfeltje is) door een ware opwaarts pertfènde kragt opgeheven werd; dat de felve geenfints op het water dry ven, maar als fwaarder licjiamen foude nederfinken. -Hier na fal nogh getoont werden , dat het water, door fyn opwaarts perffende kragt, felfs loot kan opligten en doen dryven; dog uit defe •bewyfen, fal het gefegde genoegfaam openbaar fyn. §. 37. XV. Uit dit water in defen pyp ILrt (taande, Yab.XXlV. Fig. 2, fal men
nu eerfi kunnen afnemen, hoe^rooi defe opwaarts perflende kragt, by voorbeeld in ri, is. Want dewyl een op en een nederwaarts perflende kragt op rt werkt, door het voorgefegde; is het blykelyk, indien rt nogh op nogh nederwaarts fal gaan, en (lil blyven, dat defe kragten even gelyk aan malkanderen moeten wefen ; omdat eene meerder fynde, het water in ri, volgens de cours van die kragt, foude moe- ten be wogen werden, Nudewyl rt door den pylaar dér Hoogte nmrt nederwaarts gedrukt werd , door
het voorige; foo is blykelyk, dat defelverrdoor ce-rr k-ragt $ gelyk aan de fw aar hek van defen pylaar der Hoogte, ook opwaarts geperft werd. Dit kan ook nogh op een andere wyfe getoonr werden*
Steekt eeiï pyp (die om het gemak van dit Experiment, niet feer wyt is) tot
11, 1-2, rt in water·; en ftoptfe met de vinger boven by Z; dande pyp regt per- pendiculaar opwaarts uit het warer geligt hebbende , fal het water in π , i2, rt 'm de pyp blyven hangen; als by de wyn-proevers en andere bekend is. Daar na fïeekt defelve in het fuiker-glas tot ab vol water fynde; foo dat het water in n, 12. figh beneden ab otnm of het oppervlak van het water in het glas, of anders boven het ■felve water ab, dat in het glas is, in Τ V bevind. En den vinger by Ζ los gelaten hebbende, fal men fien in het eerfte geval-; dat
de kragt, die rt opwaarts perft, grooter is als het gewigte van den water-pylaar rfc 1-1,12; en defelve van 11,12 tot nm of ten gelyke -hoogte van het buitenwater ah fal opwaarts dringen. En ter contrarie als men den vinger by Ζ opligt, -wanneerhet water π , i2, rt 'm
de pyp in TV of hoger dan het water ab\n het fuiker-glas Haat; fal men fien dat de opperflende kragt in rt kleinder is , als den water pylaar rt TV, en dat daaarom defen felven pylaar tegen de opperflende kragt aan nederwaarts fal dalen, tot»**i of tot de hoogte van-het buiten water ab. Alleen als men het water in de pyp, by voorbeeld tot nm opgehouden fynde
door het floppen van de pyp in Z, foo verre in het wateT ab van het fuiker-glas 'fteekt; tot nm in het felve horizontale vlak ab figh bevind; of tot het water in de pyp in nm van gelyke hoogte is, als het water ab buiten de pyp, fal men fien, dat de vinger los latende, het water in rtnm, fondec eenige bewegingeop of neder- waarts te doen, fal blyven ilaan. Waar uit men befluiten kan, dat de op en nederperflènde kragten in dit geval ge-
tyk aan den anderen fyn: en daarom, dat een deel rt des Horizontalen ν laks, ge }yk hjet met de fwaarte van den pylaar der Hoogte rtnm nederwaarts geperft word, ^ook met een kragt, gelyk aan hét gewigt van den felven pylaar der Hoogte, in ftib» «aande vogten opwaarts geperft werd. XVI. Dewyl nu, als men het houtje E F en den aangebonden pyp Zr t over den
rand van het fuiker-glas verfchuift , foo dat de openingh rt op alle delen van het Horizontale vlak LM gebragt werd , bet water in de pyp overal tot nm opge- houden werd, en ftaande blyft, foo fiet men dat elk deel van het horizontale Ggggg 2 vlak
|
||||
7m ONDERVIN DELYKE BETOOGlNGE,
ã lak LM, dat gelyk is aan rt, met gelyke kragt opwaarts geperft werd.
XVII. Dat nu defe opperiTende kragt figh j ui ft na de hoogte en geenfints na de
breedte van het water, ot na de meenigte van het water, dat boven een Horizontaal· vlak ftaat, reguleert;, kan hier, gelyk te vooten by de nederwaarts perffende kragt gefchiet.is, getoont werden. Want giet water in het fuiker-glas van ah tot Á Â ·. fal om de meerder hoogte
des waters de kragt opwaarts in rt grooter. ïyn,. en het water in de pyp van «»2 tot Ô V doen opryfen. é Suigt met een pyp daar na het water uit het glas, tot het van Á Â ioiah of laager
valt; en men. fal de opperiTende kragt in rt fien.verminderen. Want daar fy te von- ten, het water tot TV magtigh was. op te houden, fal fy nu het felve. niet hoger als tot nm kunnen opwaarts perilèn. Soo dat men iiet, dat iïgh hier alles weder na de hoogte reguleert.. En indien men dit Experiment in een emmer of tobbe of anders veel grooter, of ook kleinder vat, als dit fuiker-glas, gelieft te nemen; men fal fien dat de breedte van het water in het-felve niets veranderen., en dat de opperfiende kragt noyt groo- ter of kleinder fal. ß÷.ç, als. om hei water iiknm in de pyp op gelyke hoogte als het buiten warer áh op te houden. §. 38. XV1IL Uit allen defen fal ten opfigtfbo van de neder als op waarts perP
finge,, te iamen vergeleken fynde, nu ligt af te nemen fyn; Indien men in een door fyn fwaarheit ftilftaande vogt figh Tab. XXIV. Fig. 2. een
Horizontaal vlak verbeeld te gaan als LIS/I, dat in het felve, een meenigte van ge* lyke deelea na believen.genomen fynde, als ÑQ, rt, pq, uw. y,6, enz. elk van dcfe deelen. ♦ Eerfi,. met een gelyke kragt opwaarts;. . ....' .J\ '
Ten tweeden, met een en deielve kragt nederwaarts geperft; wérdv als een andet
welk hefc ook fyn magh. Ten derdeny (het geen in de Hydrefiatica van een groot gebruik is) dat het eene
deel als PQ(na believen genomen),met foo veel kragt nederwaarts geperft werd, als een ander daar aan gelyk fynde, uspq of rty enz-, (ook na believen genomen) opwaarts geperft werd». · En ook in tegendeel:
Dat het eerfte PQ met foo-veel kragt opwaarts, als pq of 'rt\ nederwaarts ge-
per ft. werd.: Ten vierden^ dat de kragt, dié elk deel op en neder per ft, gelyk is aan de fwaar-
heit van den pylaar der Hoogte van de vogt. Het welk alle uit het voorige klaar genoegh is* §. 39. XIX. Tot nogh toe heeft men na de wyfé van veelê befchryvers der wa*
terwigt, het water aangemerkt als een vogt, die geen andere boven fighfoeeft. Maar dewyï een· andere Yloei-ftorFe,, namelyk de lugt, daar gewoonlyk boven ftaat, en fyn werkinge in eenige gevallen dikwils merkelyk doet fien; gelyk als boven (XIII.) getoont is, fal het miftchien aan die anderfints niet veel ervarenheit in de Hydrofiatica hebben, niet onaangenaam voorkomen , indien wy alhier eenige eigenfchappen van- op malkander ftaande vogten befchouwen. Het Experiment dan, het welke tot dien einde over eenige jaren gedaan is, kan mét alle
onmengbbare vogten gefchieden; gelyk ook die tweefyn, ih welke men een brandewyn. fiet gefchetden werden, welke eenigen tyt op potafch geftaan heeft. Waartoe men olye ian thereb'tntyn voor een derde bnmengbare nemen kan, en foo voort. Wy heb- Ben het felve alleen met twee gedaan , namelyk met pekel of water, waar in föo weeli gemeen fopt, atemogelyk was, gefmoken wierd, en met olyvan therebintyn. . -,"' %l jVI c 0
'"* ë - *■ _'■'■' C* ■ ■ *
"■' '■'■■" ■■■■':■'.■ v''' ■ "''." : ''?'■ .■'..'
|
|||
• pan de wet der Hoogte in de F L O E FS Ô OF F E N; - - fc
Men heeft dan aan een houtje £ h Tab XXIV. Fig. 3. (het welk men daar na als- fn het voorgaande Experiment, op den horizontalen ram van een vry hoog en wyt fuiker-glas dede (leunen) twee andere houtjes cd en ef, regt kruislinghen lootregt na beneden .(trekkende, en aan het eene den krommen glafen pyp CGB, en aan. het andere den regten DE F gebonden; foo dat hare bovenfte einden G en D verre beneden den rant van het fuiker-glas, en hare onderde monden Á â en E F (die ontrent, gelyk depypen, van defelve wydte waren) iigh foo na mogelyk was, in- liet felve Horizontaal vlak Ç (bevonden. XX, Om nu iets van de perifinge der lugt in het ruwe te doen fien;. heeft men
pekel tot Hl in het'fuiker-glas gegoten; de welke door de openingh Á  in de pyp  G G lopende, in de andere fyde deifelfs op de hoogte k l (laan bleef; en gelyk aai* de vogt Hl buiten de pyp. < Doe het itokjegh verfchuivende, foo dat de openingh Á  op verfcheiden plaat-
fen van het tegenwoordigh oppervlak des pekels Hl gebragt wierden, bevond men;, dat de hoogte defïelve pekels in de pyp in kl altyd onveranderlyk bleef* Waar uit te fien was, indien de lugt fwaar is, (gelyk wy hier onderftellen ) dat
defelve des pekels oppervlak Ǻ op gelyke deelen als Á â, aL· enz. met gelyke kragt nederperih Vermits anders·, foo de perffinge op AB in eenige plaatfe meerder o£ minder was, het fout water in kl inde pyp foude moeten gerefenof gedaalt heb- ben; indien anders (/dat uit het voorige af te nemen is) de lugt in de pyp GG bo- ven ,Ý/ en hoger ftaande, defe kl alty.t met gelyke kragt nederdrukt,. Dogh dit in het voorby gaanV XXI, Verder pekel tot LM daar op gegoten fynde, bevond men defelve tot ÷ã
en æ 4 in beide de pypen op te ryien; of gelyk in het eerfte Experiment, op gelyke hoogte, als de pekel'buiten de pypen in LM» Maar op defe pekel in LM, olye van therebintyn tot Í O gietende; rees de
pekel in defelve pypen van xy tot ç o en 24 ûïßñø; blyvende nogtans beneden NO of het oppervlak van de olye. / Waar uit eerfl af te nemen was, dat een ligter vogt, gelyk defe olye in NO LM,
boven een fwaavder vogt' (als hier de pekel) ftaande; een nederwaarts en opwaarts, perffinge jnde felve veroorfaakt, · Vermits AB door de olye meerder nederwaarts geperft moet werden, indien de'
pekel van xy tot »0 ryfen fal. En EF ook door de felve olye met meerder kragt opwaarts moet geperft werden;,
als fy de pekel tot een meerder hoogte als 34, dat is tot />ã, opwaarts ftaande hou- den fal. XXII, Na defen een fpuitje met een langh engh pypje, door de olye NO LM
tot beneden LM of in de pekel geftoken fynde; als-men daar door eenige pekel in· defpuit uit het fuiker-glas trok, foo dat de pekel alleen lager wierde. Sagh men< ook de hoogte der pekel in beide de pypen verminderen, ën benedenno en pq ne- derdalen; en defelve weder ryfen, als de pekel door het infpuiten van anderen we- derom hoger wierde. ' Het felve gefchiede, als men met de fpuit de olye in NO hopger en lager, door;
by doen of uitrekken der felver, maakte. Gelyk ook het laatfte,,als men de openingh der pypen Á Â en E F opwaarts lig- Waar uit bleek, dat foo wel' in meer opeenftaande vogten als in een eenige, de
peruiiigen, die de deelen van een Horizontaal vlak in elk der vogten op en neder- waards dragen, figh mede na de hoogte der op een ftaande vogten reguleert, donder- dat de breedte der vogten daar iets toe doet; vermits het door onder»in-
Ggggg 3 dingr
|
||||
ôñï ÖNDERVINPELYKE BETGOGXNGE,
dinge.by alle HydroflafieiPieker genoeghis, (fchoon als doe de «pypen by ons ra
.breder of nauwer vat overgebragt fyn) dat als de hoogte der vogten boven Á Â m EF de felfde bleef, het felve .gebeuren Ibude; 'en de pekel in »o en ñ q op defeWe hoogte foude blyven ftaan in vaten van alderhande breedte. XXI IL Men bevond ook, als de openingen defer pypen Á Â en E F door het
verfchuiven van het houtje, in de pekel op alle plaatlèn van het Horizontaal vlak Hl gebragt wierden (gelyk ook indien fulx in de olye gefchiede) dat de pekel in de pypen altyt op alle plaatlèn de felfde hoogte behielt, die men in een plaats van de pekel en olye (in het felve Horizontale vlak lynde) waargenomen hadde. Waar uit op de voorige wyfe kan afgenomen werden; dat alle gelyke deelen van
een Horizontaal vlak, het iy het door de bovenjte vogt, het fy het door een andere vogt loqpt , die meer vogten boven iigh heeft , met gelyke kra.gt op en nederwaarts gedrukt werden. '<■■/■ §, 40, XXIV. Om rra nogh eens fri een korte fchets te vertoonen,hoedanighde!ugt
op een vogt, die onder hem ftaat, werkt 4 behoeft men alleen de olye tot PQ, of bo- ven de hoogfte openingen der pypen C en D te gieten; wanneer defelve daar door ook in de pypen Japende, 4c pekel van defelve van ç o en ñ q tot xy en å 4 fal doen jie4erdaien; of-op gelyke laagte, als de pekel in LM tuiten de pypen ftaat^ in al- les >gelyk als of de lugt alleen daar boven was, ~- Andere ondervindingen by ons gedaan en tot dit geval opfigtelyk fynde, fouden
alhier te langh fyn aan te halen. §. 4Ã.. XXV. Eindelyk ftellende wederom dat NO het feovenfte oppervlak dee
olye is. Om nu te toonen, met hoe veel kragtelk gelyk deel van een Horizon- taal vlak Hl, als AB of EF enz, op en nederwaarts geperft werd; als meerder vogten boven den anderen ftaan: Heeft men in de kromme pyp ABGC quikfilver gegoten tot fy in beide fyden op gelyke hoogte, by voorbeeld tot Á Â en kl Mon- de. Daar na het glas met pekel tot L Ì en met olye van therebintyn tot Í Ü ge- vult fynde, is de pyp BGG daar in tot onder de olye in de pekel tot Hl nederge* laten. En als alles ftil ftond, bevond men dat de quikfilver aan de eene fyde van Á Â totTU gedaalt, en aan de andere fyde van kl tot rs opgetefen was. Dit nu in defen ftant blyvende, heeft men Tab. XXIV. Fig. 4. een andere gelyk-
beenige kromme pyp 7,8,9 eerft onder tot fekere hoogte (als hier ook AB en kl) wederfyts met quikfilver gevult; en de kromme pyp CGB (Fig, 3.) in het fuiker- glas hangende, door het verfchuiven van het houtjegb, tot digt en rakende aan de kant van het fejve glas gebragt fynde, heeft men de hoogte van de pekel U W, bo- ven de quikfilver in TÜ, foo net mogelyk was, met de pafler gemeten. En is in- de andere gelykbeenige pyp 7,9,8 (Fig. 4.) ook pekel gegoten, tot fy
de felve hoogte als W.U boven het daar in ftaande quikfilver hadde, gelyk de pekel in het fuiker-glas. Waar na de hoogte der olye in het fuiker-glas MO insgelyks met de palier gemeten hebbende, heeft men in de gelykbeenige pyp ook olye van therebintyn tot defelve hoogte WX gegoten; foo dat de pekel en olye, foo wel in de gelykbeèiige pyp, als in het fuiker-glas, elk in een gelyke hoogte boven het op- pervlak Ô U des quikfilversftohde. Ik moet hier by feggen, dat om in de gelykbeenige pyp (Fig. 4.) de pekel en olye
op gelyke hoogte te doen ftaan, als die in het fuikerglas fyn, men figh wagten moet van die ten eerften tot de vereifchte hoogte te gieten; nadien als de pyp niet feer wyt is, en het geen in het gieten aan de kanten kleeft, nederfakt, defelve altyt hooger als in het fuiker-glas fal doen werden: foo dat eenige voorfigtig- heit en moeite in defen van nooden is. Miiïchien als men eerft de pyp (Fig· 4·) vulde; en daar na pekel en olye in het fuiker-glas goot; dat fulx met minder omfig-
|
||||
Van de wet der Hoogte inde VLO E I-S Ô O F F E N. 79 r
©mfigtigheit ibuden kunnen gefchieden^ Die gcnegemheit heeft, kan daas de proef van nemen»
Daar na met depaflêr, de hoogte, rv (die het oppcr-vlak des quikfilvers rs , in
den eenen arm, boven het opper-vlak deiïèlfs TH in den anderen arm hadde) in beide de»pypen, foo binnen als buiten het fuiker-glas gemeten hebbende,, (waar toe die in het fuiker-glas wederom foo na doendelyk was, aan de fyde van het felve fuiker-gjas bebragt wierde;) bevond men defelve hoogtere, in beide even gelyk je fyn. XXVI. Waai! uit men klaarlyk befpeurde, dat alle de boven den anderen ftaande
vogten in het fuiker-glas boven Ô U en daarom ook boven AB, evenveel perflin* ge op Á Â in. het felve fuiker-glas deden; en meer nogh minder, dan of defelve 'm eenregt opgaande pyp Á Â Æ, elk in fyn regt opitaande hoogte boven Á Â ftonden. Want nadien de pypen foo in als buiten het glas, Tab,XX1IS. Fig. 3. en 4,. nage-
noegh van defelve wydte waren; ingevalle de fyd-vogten in het breede fuiker-glas meer perffinge op AB deden , als de regtftandige pylaar ABYX in de gelykbeeni- gen pyp op A-B aldaar; loo moeft volgen (gelyk te vooren meermalen aangehaalt is)dat des quikfilvers opper-vlakrj- in het fuiker-glas, hooger boven het voorige opper- vlak vw deflelven quikfilvers fbude opgeperil werden, als in de gelykbéenige pyp. XXVII.. Waar van het tegendeel nu bevonden fynde plaatfe te hebben, in alle
gedeelten van een Horizontaal vlak (als Hl) waar men ook de openingh der pyp Á Â kon brengen, toonde,, als eenige vogten boven den anderen Itaan in een vat, en men in een van defelve een Horizontaal vlak figh verheelt als Hl; dat elk deel deifelfs meer nogh minder perffinge draagt, door alle de bovenilaande vogten, hoe breed ook het vat magh fyn, als van den pylaar ABX Õ; die op het deel ABvOor grond Haat, en tot het bövenfte oppervlak van de hoogfte vogt NO regt opwaarts doorgaat; te voren den Pylaar der Hoogte genoemt» XXV1IL Gelyk wy nu boven den pylaar der Hoogte in een vogt befchreven heB*·
ben, fal men uit het alhier gefeidc kunnen afnemen, hoe men defelve klaar moet befchryven in dit geval; namelyk :dat in meer op een ftaande vogten den Pylaar der Hoogte beftaat in een pylaar, welkers-grond is (by voorbeeld Á B*of E F) ofeenigh gedeelte van een verbeeld Horizontaal vlak Hl, en welkers hoogte is, de regt op'- gaandë hoogte van alle de op een ftaande Vloei-ftoffen tefamen; dat is, die ( by voorbeeld  Æ) te famen geftelt is uit de hoogte (om in dit exempel te blyven) des pekels  W, en der olye W'XV en der lugt X Z, (foo dat men jbegrype dat X "Zr iigh tot het hoogfte der lugt uitftrekt) foodanigh,, dat elke hoogte als BWr WX, XZ met de byfondere Iwaarheit van elke Vloei-ftofte , waar van fyde hoogte is, nederwaarts perft» XXIX. Men gelieve hier- aan te merken; dat het niet nodïgh is, dat elk deel,,
juiit defen pylaar altyd regt boven figh ftaande'heeft; uademaaU£ defelve perffinge lyd; niet tcgenftaande (als Ê een vait lichaam geftelt word te fyn ) den pylaar,. die regt boven ab ftaat, oï ab mi figh niet hooger als tot mi regt opwaarts uit- ftrekken kaft; maar dat de fin van al het gefeide, is, dat fóo wel ab als AB ge- drukt werd, met een fwaarte, die gelyk is, aan den· No- XXVII. befchreven Pi- laar der Hoogte, XXX. Soo dut, om de kragten van eenige waterwerken in haar op en neder*·
perffingen teonderfoeken, men een gedeelte AB, (Fig. a.) van een'Horizontaal vlak Hl kan uitkiefen; waar boven den geheelen pylaar der hoogte Á BZ geftelt kan worden; of anders het Horizontaal vlak Hl na Ç of I verlengen,, ook buiten* het vat of glas, waar in het deel Á BTab-.XXM^Fg.j, is, op herwelk men deperffinge ©nderfoekt;. en verder in dit verlengde vlak als I-B, een ge yk deel AB Tab. XXIKftg. ^, nemen.;.
|
|||||
.'
|
|||||
01 ONDERV1NDELYKE BETOOGINGE, \
'iiemeiij waar op den pylaar der hoogte Á Â Æ geitel t en vertoond kan werden; ali Hien de oppervlakken ML en' TN ü enz. of van alle de op malkander itaande vog- ten, ook na die fycie , (als hier tot W en X ) foo verre verlengt. Soo dat om te weten, met hoe v.eel fwaarheit ab, in het fuiker-glas gedrukt
werd, men antwoorden kan, met den pylaar der hoogte Á BZ; die (Fi^.4 ) bui- ten het fuiker-glas afgetekent is; waar van BW pekel, W Xblye, × Æ 8 (tot bo- ven toe) lugt is. ß - · ' \ Men foude ook den pylaar ai mi., 'boven a£ ftaande, figh kunnen verbeelden,
door liet "vafte lichaam Ê henen te gaan ; als aan elke hoogte van yder Vloei-ilofte, in de felve, maar deflelfs byfondere deel en fwaarheit wierde toe gefchreven. $.42« XXXI. Het is onnodigh om hier verder af te leiden, dat Tab, XXV Ftg.
a., een ftuk d in het Horizontaal vlak GÔ leggende, met foo veel meer kragt op en neder geperft werd als het ftukf, dat in een hooger Horizontaal vlak E F gele- gen is; als den pylaar der Hoogte/?» op het eene G Ô fwaarder is, als dien pylaar fb, welke op het ander Horizontaal vlak E F ftaat. Het geen yder tot een ftuk als e in een lager Horizontaal vlak Í Ç gelegen,en ook op verfcheidene gp een ftaande vogten uit het voorige ligt toepaifen fa'. - > 6. 43.XXXII. uit al· het welke dan defe groote waterwigts propofitie ( welke
ook in groot gemak geeft om de kragten en beweegingen van íeele Hydraulica of waterwerken te onderfoeken) op eèn korte en klaare wyfe volgt. Sy is dan dusdanigh:
. indien meer Vloei-ftofFen boven den anderen üil ftaan; en men een Horizontaal vlak (als Hl) Tab. XXIV. Ftg. 3;digh verbeeld door een van defelve gaan: Sullen twee of meer gelyke deelen deifelfs, (als AB, ab, E F enz.:):elk-met
de fwaarheit van haren pylaar der Hoogte, en daarom met gelyke kragt op en nederwaarts geperii werden. J'Vp .. " Waar uit volgt: 'i
Dat een van defe deelen (als AB) met foo veel kragt neder, als een ander <ib
of E F opwaarts geperii werd. En in tegendeef:
Dat het eerfte. (AB) met foo veel kragt opwaarts, als een ander á b of E F ne-
derwaarts geperft werd; welke wet wy hier na kortheits halven de wet der Hoogte fullen noemen, om dat fy.alleen na der Vloeiftoffen hoogte, en geenfints na der iëlver breedte, ligh fchikt* r ' XXXUI, Men moet hier in agt nemen , dat in op en nederperffioge, op gelyke
deelen van het felve Horizontaal vlak (van hooger en lager vlakken fpreken wy nu hier niet-) dit van foodanige deelen AB, ab, E F enz* gefegt werd, die langs defelve vogt gemeenfehap met malkander hebben; dat is, van.welkers een tot het andere men een draad figh kan verbeelden getrokken te kunnen werden, Tonder dat defelve tuflehen beiden door een andere vogt of vaft lichaam gedwongen fy door te gaan. , ■ Defe aanmerkinge is hier nodigh by te ftellen, om dat dit laat (Ie ontbreekende,
ki eeuige gevallen, dit voorftel foo algemeen geilelt, fomtyts niet foude doorgaan. §. 44 XXXIV. Het fal onnodigh fyn uitvoerighlyk te toonen, dat alle deelen
ah rt Tab. XXIV. Fig.%, van een horizontaal vlak JLM, wel altyd door haar eigen fwaarheit, en die der hooger ftaande vogten, nedergedrukt werden; maar dat fy nimmer opwaarts geperft worden, als door vogten, die niet alleen hooger, maar ook ter iyden haar ftaan? en andere deelen van het felve Horizontaal vlak L M, nederwaarts perfTen. Soo dat alle opwaarts periCnge van defe fyd-vogten voortkomt, $ls van naaren naafte oorfak. -·,.,,·.■ -Want
|
|||||
' \ *'.''."'"'...'■ 't
|
|||||
fan de wet der Hoogte in de F LO E I-S TO F F EN. 79$
Want neemt de fyd-vogten, die buiten den pyp rtTV 'm á LMb ftaan, wegh; fal het water in de pyp rt TV ftaande, fyn opwaarts perffinge verliefende, ftrax ne- derwaarts dalen. Dogh hier van genoegh. " , <S 4r XXXV. Om nu van defchume perffingen der yogten iets te leggen: Dat de voeten in verfcheiden fchuinheden kunnen voort geperft werden, is uit de kranen en opfetfels van veel fonteinen openbaarder, als dat het hier meer betoogiri- ce vereift
Maar, dat defe fchuin-perffende vogten figh ook na de regt opgaande hoogte van
deiëlve vogten boven het geperfte deel, gelyk de voorige, en geenfints ua haar veel- heit of fchuinheit reguleeren, fal men kortelyk kunnen fien _ . Laat een kromme pyp Tab. XXV. Ftg. 3. en 4. fyn Á BCD die van CD verder
de fieure heeft van GEFND; giet de felve tot Á vol water; foo fal men fien, dat het felve niet ftil fal ftaan voor dat het in den anderen arm tot defelve'hoogte E F ge- klommen is: hoedanigh ook den arni CD E F van gedaante of van fchuinte, ten op* figt van het geperfte deel C D, wefen magh. ■ ô _ [ Nu is het kennelyk, indien de pyp boven GD regt opwaarts totGGHD ver-
lenet en tot GH of defelve hoogte van AL en E F, vol water was; dat defen regtftandigen pylaar CGHD, het water in de pyp Á Â tot de felve hoogte Á Â fou- de kunnen ophouden; en meer nogh minder, als nu door het fchuin of krom perÊ fende water in E F Í D gefchied. . _ ' Ë / Waarom het Horizontaal geperfte deel GD even veel perffinge, van den regtftan*
dieen pylaar CGDH, als van den fchuinen of krommen GEFND draagt: 't Geen in alles het felfde foude fyn en blyven, fchoon den krommen pyp Tah
XXV F/V.4. tot in CEFKD verwyt, of op eenige andere wyfe nauwer gemaakt was 'en daarom foo veel meer of minder vogts bevattede; als mede, in welke fchuinheit ook een van defelve pypen op het vlak BCD ftond , en het deel CD per- fte· indien maar het geperfte horizontale deel CD fyn felve grootheit, en de regt op'ftandige hoogte GC, HD of FM van de vogten boven het vlak GD defelfde~ $.46. XXXVI. Soo dat de voorgemelde wet der Hoogte, ook hier in het geval
van fch'uine perffingen volkomen fyne kragt behoud, en dit voorftél blykt waar te fyn. Indien een deel CD vaneen Horizontaal vlak BCD door een fchuinen of krom-
men pylaar water CEFND geperft werd, is de perffinge, die het felve draagt, meerder nogh minder, als die van den pylaar der Hoogte; dat is, van den regrftan- digen pylaar CGHD: die tot grond heeft het geperfte deel CD, en-tot hoogte de regt op ftaande linie FM of GC; die figh van het geperfte deel GD, tot het bo- ' venfte opper-vlak AF des opperften vogts, (als 'er meer vogten op malkander ftaan) uitftrekt.
§. 47. XXXVII, Nu is nogh overigh de kragt te onderfoeken van de dwarsper-f-
finge der Vloeistoffen, waar door fy langs een linie die waterpas loopt, voortgeperft werden.
Dat nu defe foort van perffinge ook plaats in de vogten heeft, is bïykelyk uit de
kranen, die men dwars in de bodemen der wyn-vaten fteekt. Anderfints Tab. XXV. Ftg, f. fteekt in een vat, of groote fles Á BCD, tot MN
vol water fynde, een pyp E F, die figh waterpas ftrekt; en men fal het water in F G Ç daar uit fien fpringen; foo dat het in E F Horizontaal loopt, en in F GH figh door fyn eigen fwaarheit na de aarde in Ç buigt. En om te weeten dat defe dwars-perffinge figh ook na de hoogte reguleert, be-
hoeft men alleen het vat tot Á Â vol te gieten; foo dat het water nu in meerder hoogte, als EB boven de pyp EF ftaat; en men fal bevinden, dat de water-ftraal Hhhhh FIK,
|
|||||
·.,
|
|||||
f9$ QNDERVINDEl/yKE, BETQOGINGE»
F1IC, foo veel verder en, tpt Ê dwars uit fpringt; en dat fy, na dat.'de hoogte dpbr het uitlopen, minder werd in het vat, ook in haar dwars-.lopende kragt ver- minderen fal; en t'elkens nader aan het vat, als eerft inH, daar na in Ñ eindigen en op de aarde komen, f(' Dat nu defe dwars-perflinge figh geenfints na de breedte en veelheit des waters 'm
het vat ichikt, kan men fier*; als men in ;een nauwer en wyder vat,als ABCQ, (egter geheel niet te nauw fyhde) gedurigh met water by te doen, het water op' defelve hoogte Á Â houd , dat in alle de üraal FIK even ver dwars uit fai fpringen. §. 48. XXXVIII. Dogh om nu de ware kfagt van dedwars-perifinge, met dié
yan de perffinge van de hoogte der vogt, op^elyke Horizontaal leggende vlaktens, te vergelyken, gelyk wy in üe andere perflingen gedaan hebben; fal men wat mecr- .der moeite vinden. ' . : * Want indien men Tab. KKV· %. 6. in een í ierkan ten, bak AQPK met vlakke
opftaande fyden, AQ, en KP, in de eene fyde AQ een gedeelte Á E neemt, tegen het welke het water tot de hoogte van Á Ê in den bak ltaande, dwaars aan peiii. Én, men daar en boven een ander deel EI, in het Horizontaal vlak E O leggende figh verbeeld, dat gelyk is aan Á E. Soo is blykelyk;dat op elk punt F,G,H,I; in El qm gelyke hoogte des waters «F, c G, e Ç, g I is, en dat elk daarom met gelyke kragt nederwaarts gedrukt werd. Dogh dat van defelve punten 13,G,D,E, in het regt opftaande ftuk Á E, elk een ongelyke dwars-perflinge lyd:. om dat (gelyk ftrax ge- hoond is) de dwarsTperfiïnge figh na de regt opgaande hoogte des waters reguleert, err meerder of minder werd; en elk punt als A, 13, G, D, E een verfcheiden hoogte des waters boven figh (of anders boven het Horizontaal vlak , in welk het punt gelegen is) heeft ftaan. Soo heeft het punt A, of het Horizontaal vlak Á Ê, geen hoogte des waters bo-
ven figh; Het punt  of het vlak BL, heeft het water in dè hoogte AB of ab, boven iigh
ftaan. ; , 1 ■.,.■· . art ..: · UI £ ,· *f-,.F>; ,j ]^:,,}Ë/,,é Het punt C of 't vlak C Ì, in de hoogte Á C of c d.
Het punt D of 't vlak DN, in de hoogte AD of e f. ,, 0; 1 -., ■
1 Het punt É of 'tylak 1O, in de hoogte Á E oïgi.
Soo dat het hier uit openbaar is', om te weten hoe veel grooter of kleinder perf-
finge het Horizontale ÉI draagt van het water , dat boven hem in gelyke hoogte op 1 al iyç punten ftaat; als het regt opftaande AE, het welk, boven al fyn punten een verfcheiden hoogte \ des waters heeft; dat men, om door het groot verfchil van de . hoogtens des waters, het welke boven het hpogfte en laagfte punt van een regt op- slaande gedrukte deel van Á E ftaat, niet tot, een mifilaggebragt te werden ; men eerfi moet onderfoeken, hoe veel grooter of kleinder de dwars-periïïnge (by Voorbeeld, op een der 'punten, Â of G enz.) is, als de neder-perflinge; op een der punten b of d enz, die de felve hoogte van water boven figh hebbep. : ■ En ten anderen, als men dit weet in elke hoogte ab ,cd,ef,gi\ dat men dan.de
fomme van alle defe verfcheiden dwars-perflingen op alle de punten,of kleine bree- tens, die E Á uitmaken, vergelyken kan met de neder-perflingen, die alle punten of gelyke breedtens, welke EI bevat, te famen dragen. Ten derden, is het blykelyk, ia hoe kleinder deelen of punten A,E en Ei gedeelt
werden, hoe minderde hoogte des waters boven deboyenfte, en paderfte punten.van dë deelen van Á E verfchillen; en daarom, hoe minder verjanderingh.defeverich^" denheden der hoogtens in de uitrekeningh geven fullen. Die als men defe deelen feer groot nam,veel verfchil fouden kunnen verooriaken; daar men fe nu, als meö de deelen van AE, als A,B,G> enz, feer klein en als enkele punten, aanmerkt, vel" ,Hgh genoegh voor de iclve nemen kan,. , . §·49* |
||||
Van de wet der Hoogte in de FL O E I-STOFFEN. jm
§.40, XXXIX. Tot een experiment, om het eerfie te toonen, dat de dwarspërf-
finge, die een kleine plaats als B, een hoogte van water als Á â boven figh hebben- de, in de regt opftaande Á E verdraagt, gelyk is, immers niet merkelyk verïehilc van de neder-perffinge, die een Horizontaal gelyk deel b% welk een gelyke hoogte des waters ab boven figh heeft, door fyn bovenftaande vogten lyd; kan het volgende dienen; het welke, foo ik meene, eerft by Marhtte^ dog tot een ander ooghmerk, is voorgefteld. , Ik vinde, het felve in den Jare 1696 en daar na meermalen gedaan hebbende, on-
der anderen de navolgende aantekeningen daar van; welke yder ook door het kïeine glafen inftrument, by de Hr. Muffchenbroek tot dien einde gemaakt werdende, met geringe moeiten en koften ondervinden kan. Men heeft in de vlakke fyde V Q van een kleine fles Á Â Ñ Q Øì. XXVI. Fig. Ø.
by ons een iïuik-fles genaamd, een*klein gaatje ab laten drillen; en een wat grooter by Ñ beneden by de grond, welk laatfte men met iets daar in te fteken koude flui- ten ; en verder de mond deflelfs Á Â met een kurk GDFG geftopt; door welke een glafe pyp EW geftoken was; foodanigh de voegen met Empi, de minio digt maken- de, dat tufichen de pyp en kurk, gelyk ook cuflchen de kurk en dejiiond vandefles geen openingh bleef, daar lugt kondë doorgaan. Waar na het gaatje ab en de glafe pyp in E met de vinger fluitende, heeft men door
het grootfte gat by Ñ door een tregter met een feer dunne pyp water in de fles gego- ten, tot het felve als de fles overeinde geregt was,in RT\fïaan bleef; of hooger, als het gaatje ab, dat anders geen bepalingh vereifcht. Verder het gat by Ñ met een kurk of gefloten kraantje ftyf toegedaan fynde, heeft
men een klein pypje abgh dwars in de opening ab geftoken, welk pypje bygh digt was, en in fg een horizontale opening, gelyk aan ab fynde, hadde. Doe de fles wederom regt op gefteld fynde, heeft men, de opening/V met de vin-
ger toe houdende,de pyp E W by na tot boven toe met water gevult. En de vinger van fg afnemende bevond men het water uit fg uit te fpuiten , en in de pyp E W ne- der te fakken ; fonder dat de hoogte R Ô van het water in de fles iets, of merkelyk meer verminderde, als men aan het weinige in een periTen en uitfetten van de lugt bo- ven het water RÔ ftaande, met reden kende toefchryven. Eeindelyk alles tot ftilftand komende, bleek hét, dat, het water in de fles in RT
bly vende, het felve in de pyp E W in du ftaan bleef. Op defelve hoogte van fg; of in het Horizontaal vlak dg, het welk door du en fg gaat. Hier door fagh men dat een lugt-pylaar fg Ê, door fyn neder-perfllnge op het water
'm fit het felve tot du in de pyp EW konde ophouden, ende den gelyk fwarenlugt- pylaar du H, welke op du ttond, balanceren, volgens het vöoren reets getoonde §.41. enz. Om nu de dwars-perffinge op á b tegen de neder-perfïïnge op fg te vergelyken ,
heeft men het pypje abhg uit de openingh á b getrokken, en bevonden, dat alles genoeghfaam in defelve ftaat bleef, en by na geen Water uit ab uitliep; bly vende ook het water in de pyp EW, fonder merkelyke verahderingh in du ftaan op defelve hoogte, immers na genoegh. Want indien het in defen om de verfcheidenheit van de lugts hoogte in een b
ftaande, al een hair breed tot in e-w gevallen was, het welk egter niet merkelyk was, foude fulx als men het gaatje ab kleinder gemaakt hadde, genoeghfaam tot niets vermindert fyn geweeft. XL. Stellende dan, dat het water iri de pyp EW op defelve hoogte gebleven
was, het fy de lugt nederwaarts op fg\ het fy defelve dwars ënïydwaartsop ab per- tte fonder de pyp aèkgt Soo bleek, dat de lugt met genoegfaam even veel kragt Hhhhh 2, , regt
|
||||
7*6 ONDERVINDELYKE BETOOGINGE,
regt nederwaarts als dwars en fydwaarts door fyn fwaarheit perft; wanneer defe
geperfte „deelen fg en ab foó klein genomen wierden , dat de hoogte la en ÉÝ niet merk elyk verfchejen. " i. §. 5-0, XLI. Maar dewyl dït experiment de gëlykheit van defe perffirigen alleen
in de lugt toond, om deielvé ook,in eenandere vogt, by voorbeeld, in het water, te doen lien; heeft men-defe kleine fluik-fles ABPQ, met en Tonder de pyp 'abhg in een vat met water LM NO gefield. Soo dat het water tot L O buiten de fluik-fles: ftond; en bevond men in beide de gevallen, dat het water in de pyp EVV gelyk tnet het water in de kom tot rz, of de hoogte L O oprees en ftaande bleef, boven 'RT\, of het water dat in de fles was. Söo dkt ook het water in het vat LMNU, of op fg nederwaarts of tegen ab dwars en fydwaarts aan perifende , op gelyke deelen , als/jj en ab, wanneer fy klein genoegh genomen waren, een gelyke kragt van druk- kingen dede. | § j-i. XLII. Waar uit dan volgt, om weer tot de voorige draad en Tab, XXV.
Fig. 6. te komen, en te rekenen , welke een kragt van perfllnge een regt opftaande deel AE dwars lydt, van het water, dat tot Alv in het vat AQPKftaat; in ver- fëlykinge van de kragt, dieeen gelyk deel EI, het welk Horizontaal legt, van fyn
ovenftaande water Á E lg verdraagt. Dat men eerfl de gedrukte deelen of vlakken Ë E en Ei ligh verbeelden moet, als uit andere kleinder deeltjes of liever feer klei- ne punétjes, als A'jB',C,D,E,F,G,H,l te beftaan. Ten anderen, dat elk van defe pun&jes of kleine deeltjes, als â of C enz. juift foo veel geweld van de dwarsperf- finge lyd , als b en dem: van de neder-perffinge van de opugtelyke hoogtens ab, cd enz. van haar bovenflaande water. XLIIL Laat ons dan gemakshalven onderitellen, dat AË alleen ^uit f deelen
A,B,C,D,E, en dat EI uit ƒ gelykeE,F,G,H,1, beilaat.. Hoewel men fekerder faat, als men oriderftelde dat defe deeltjes veel kleinder waren , en Á E foo wel als,
'. 1'ujt eeriige duifenden of,milliöenen der felver deeltjes beftonde ; dewyl als dan de hoogtens ab en cd enz. van dé hoogfte en laagfte einden defer deeltjes by na
niets verfchillen fouden. Waar van boven reets gehandelt is.
Wy hebben egter alhier een kleinder getal van f genomen, om dat het felve in de
figuur dus afgetekend is; en dat, het fy het getal groot of klein is van defe deeltjes,
de uitkomft van de uitrekenïngh de felvè blyft.
Om dan tot de felve te komen, wanneer men fteld dat de hoogte ab in gewigt is
1 ƒ>., dat cd is æ p'., en ef'is^p., tngl is 4/?., en foo voort, als 'er meer deelen
genomen werden; is te yooren getoond, dat 'er een gelyke perflinge is dwars op
het punt. ! ·
Á als nederwaarts opayenom dat het water geen hoogte bo ven áheeft, draagt het ojf.
Op  als op />, en om dat het water de hoogte ab boven b heeft, draagt het ip Op C als op d, boven^ welke de waters hoogte cd is, en draagt daarom ÷ã> Op D als op/, boven welke de waters hoogte is ef, en draagt daarom 3P'
Op E als op I, boven welke de waters hoogte is g I, en draagt daarom 4£
Soo dat 't geen al de punten Á, Â, C, E), E, te famen dragen, uitmaakt jop*
Verder:
Elk^an de punten E,F,G,H,I, heeft elk boven iigh een waters-hoogte
gelyk aan gI, en draagt dan elk 4p- Het welk f malen genomen fynde, om dat 'er $" deelen onderfteld werden in Á E en EI , foo draagt de ge-* $*; ƒ3,. XLIV. Waar uit dan defe grondwet ontrent de dwars-perfllnge der Vloei-
ftoffen blyktu namelyk , dat de dwars-perfllnge op Á E (fynde 10 p. in dit geval) de helft is Van 20 ñ. of van de neder-perfllnge, die defelve Á E in E,I water- pas |
||||
. ,. · Van de wet der Hoogte 'in de VLOEISTOFFEN. 79?
pas nevens het laagfte punt E gelegt fynde , van fyn boven(taande water in ÁÅÉ g
draagt. Soo dat, om te weeten: als het water tot AK ftaat, hoe veel dwars- periïinge Ë E draagt, men iigh moet verbeelden, dat Á E in EI water-pas neder gelegt is; wanneer de felve EI de neder-perfiinge van fyn bovenitaande water Á E lg draagt; en Á E dwars die van Á E ÉÁ of de helft van Á E lg. XLV. Men gelieve niet te denken, als men het getal der dee|en,*tiie Á E of EI uit-
maken, veel grooter als ƒ fteld, dat defe proportie veranderen fal. Na dien, hoe groot haare menigte genomen werd, alle getallen van o af, met de eenheit geduurigh vermeerdert werdende, altyd de helft uitmaken, van haare grootfle getal foo dikwils genomen fynde, als (de o daaronder gerekend wefende,) haar meenigte bedraagt. Dit weten de Mathematici, en een ander kan het tot fyn geruitheit met een groo-
te meenigte na rekenen. §. 53, XLVI. Men kan by de Heer Stev'm , in deffelfs water-wigt , het geen
(XL1V, en XLV.) gefegt is, op een andere wyfe betoogt vinden. Dogh dewyl wy hier, foo veel mogelyk is, om met meer fekerheit te befluiten, gewoon fyn de Jbewyfen uit de ondervindinge te nemen; fullen wy het volgende experiment, foo ik het felve aangetekend vinde over eenige Jaren gedaan te fyn, hier hy doen. Dogh de geheele uitrekening kortheits-hal ven nalaten. Men heeft dan Ô<þ. XXVI. fjL 2- in een vierkanten bak, als hier nevens, wiens
hoogte Ì Ê ontrent was 26 Rynlandfe duimen, een vierkant gat, dat met een diergelyk fluk houts HDRS konde geftopt werden, laten maken; het welk even een Rynlandfe voet in R D breed en in Ç D langh was: foodanigh dat dit ftuk hout in een iyftje of fponningtje met Seem-leer bevoert in het gat floot, om het uitloopen van het water tuiïchen de voegen te beter te beletten. Ode bak nu tot BD met water gevult fynde, foo wift men dat een Rynlandfe
voet water dwars tegen dit hout in Ç D R S aan perfte; om dat des waters hoogte gelyk was aan DR ofte de hoogte van het bovenfte van dit ielve ftuk hout. De kragt dan van defe dwars·perffinge van dit water, door middel van een b&-
lance AEF, wiens armen AE en EF in E regt hoekigh op malkander ftonden, met een aanhangend gewigt in Õ onderfogt fynde; bevond men dat dit hout, door E Á inwaarts geperft werdende in Y, een gewigt van tuffchen de 31 en. 32, pond tegen konde houden; maar meerder daar aan gehangen fynde, dat dit veel te veel was, en het hout ftrax fonder vertoeven fchielyk inwaarts wegh week. Soo dat men den regel, §. 5-2, gemeld, hier door na genoegh bewaarheit fagb,
dewyl een Rynlandfche voet van dat water ontrent tweemaal foo fwaar was. Men moet hier aanmerken, dat het indrukkende deel Á van de balance AEF
juiit gefet moet werden in het punt van het hout A, alwaar het middelpunt van de dwars·perffinge, of daar de felve op fyn grootit is. Om dit te doen, had men forge gedragen, dat men door middel van het dwars
hout V W, het draei-punt E van de balance op en neder konde fchuiven. En be- vond men, als,de balance hooger en lager als Á drukte, dat het platte houte ftuk HDRS, als het water op defelve hoogte ftond, voor veel minder gewigt inwaarts week; het geen tot een proef, dat het regte punt in Á getroffen was, konde ver- trekken. $^4.XLV1I. Men heeft daarna het vat tot G Ê geheel vol water gegoten, foo dat
het bovenfte DR van het houte vlak DRS-H, hetwelk de dwars-perffinge uitftaat, niet gelyk met de boven vlakte van het water Was, maar de lengte yah K.D', off voet, dat is 8duim daar onder was. Waarom indien het voorgelegde waar en HfC ï f voet was of zo duim; men de dwars-perifinge opHDRS meer gewigt moeftfiem tegenhouden. * -.·. Hhhhh 3 Het
|
||||
7$>S ONDERVINDELYKE BETOOG1NGE,
Het draai-punt derhalven wat opwaarts gebragt fyride, foo dat Á het einde der
balahce nu m het-''.perffinge middelpunt, hier mede overeenkomende, wat hooger ftond; bevond men als men 77 pond in Õ hingh, dat het vlak feer fchielyk in ■week, dogh''dat.de fyd-perffinge ontrent 73 of 74 pond tegen hielde. Het geen feer na met de vorige regel over een quam, als men de uitrekeningh
maakte, op de volgende wyfe. 'LaatTab, XXVl. de Frgure 2. In Fig. 3. verbeeld werden overgebragt te fyn, en,
boven ÇS het water tot KZftaan. Soo is Ç Ê gelyk if off voet, gelyk ook Ñ Ç, ( daar. defe-.KH geftelt werd Horizontaal nedergelegt te fyn) en HS is een voet; fob maakt het geheele lichaam waters, van dele breedte, lengte en hoogte 2£van "een teerlingh voet; en de helft daar van die dwars tegen KHS Æ aanperft iPf-f voet. Jndien men nu hier af trek de waters dwars-perffinge, die tegen KDRZ aanperft. Namelyk T$ van een teerlingh voet, fynde de helft van f voet waters (welk laatfte de grootheit uitdrukt van het lichaam, wiens lengte is RD 1 voet, breedte wü f, en hoogte KD ook f voets) fal overbly ven de dwars-perffinge tegen Ç DRS van f-g of 7S voet, of anders i| van het gewigt van een lichamelykeri voet waters, dat is (de voet waters gefteld fynde op 63 ponden of wat meer ) van 73\ ponden. Het geen na genoegh met den, regel §, 5-2. over een komt. %. fs· XL· VIII. Ook fagh men als men Tab. XXVI. Fig. é", een vlak bortje in
Tii foodanigh gefteld hadde, dat het water, het welk tegen DHS R perite, niet meer als á Ê of de helft van fyn voorige breedte Ê G hadde; dat de dwars-perffinge niet verminderde, als maar het water in de bak op de felve hoogte Ç Ê bleef. Soo dat ook hier uit bewaarheit wierd,dat de kragten van de dwars of fyd-perffin-
R0* de felve blyven, of het water meer of minder breedte heeft; dogh dat de hoogte des Waters meer of minder werdende, defelve ook vermeerderen of vermin- deren. , §, $6. XLIX. Maar dewyl wy nu in deie experimenten der dwars-perffinge het
Water voor de opperfte vogt genomen hebben, foo dat, by voorbeeld, in den bak ABC D Tab. XXVL Fig. 4, boven het opper-vlak des water ÁG geen andere Vloei-ftof onderfteld werd te fyn, fcheen hier een fwaarigheit figh op te doen, als xit de dwars-perffinge van het water Á C tegen Á Â veel grooter moeite fyn, als by defe experimenten bevonden is; om dat de lugt tuffchen AC en OOOenz.waarlyk met de fwaarte van ontrent 30 voeten waters (volgens het uitwyfen der Barome- ters) op AG drukkende, de fyd-perffinge tegen Á â merkelyk fchynt te moeten vermeerderen. Dogh dat, alles wel overwogen fynde, de fyd-perffinge van het water in den bak
Á Â DG tegen AB, door de fwaarheit van be boven AC ftaande lugt, foo veel
niet vergroot werd; dat de kragt, die Á Â ook ftaande houd, of innewaarts na C D
^ foude perffen (gelyk het gewigt inde voorige balance Fig. 2.) daar door merkelyk
foude moeten vermeerdert werden, fal uit de volgende rekeningh kunnen bïyken.
Laat een vat Á Â DC vol water fyn tot AC, Tab. XXVL Fig. 4. boven he wel-
ke de lugt tot OOOROOO ftaat; foo is kennelyk.dat de felve ook aan de andere fyde van Á Â in Á,' Â, i, », ftaande \ ook tegen Á Â van de kant van ç i dwars perf- fen fal, Om dan te weten; welke perffinge Á Â door het water aan de fyde D, C, en
door de lugt aan de fyde ni dragen, en Hoe veel de eerfte dwars perffinge de laatfte overtreffen fal. Men noeme hef gewigt der lugt op elk punt in het vlak ç Í wegende, als dat
Van »0,»«0,EQ,KO ent., elk met de name vaiv*. De water-fwaarte van KF op het punt F fy b, foo is LG: xb} en MH.-jienr.
|
||||
ß
|
||||||
Van ie wet der Hoogte in ds VLO E IS f O FF Ê Í. 79# .
De iugt-fwaarte van kfop het punt ƒ fy c; foo is lg' ze; en mb: %c. enz.
En fal'dan (volgens de rekeningh van % j-i., als men hier ook vyf punten der perf-
finge fteld) de kragc der boven;lugt, en van het water'in ABCD, die Á Â dwars na»* perilèn, fyn f'd met iob, Hn in tegendeel, de kragt van deboven-lugt en de lugt die in w/B Á ftaat, welke Á Â dwars na DG te rugge perft, fyn $a met joc, Soo dat, defe twee tegen malkander dwars-perflende kragten van malkander getrokken fynde,.de kragt waar mede AB dwars na ni geperft werd, fal fyn io£ min löc. Nu fonder bovenftaande lugt, fonde de dwars-perffinge van het -water ( volgens
§, 5-1. en p.) geweeft fyn gelyk 10 £. £n c is ontrent gelyk -ö^ van b, als men water 1000 malen fwaarder (relt als de lugt. Soo dat de omftaande lugt de dwars- perffinge van het water alleen met ô^;ä deel verminderd.' Het welk in de voorïge ' experimenten niets merkelyks geven kan. Waarom dan de voorgeflelde fwarigheit weg genomen is. ;<· js § 57. L. Tot n.ogh toe hebben wy de op en neder perflingen in vogten befchouwt,
die of door waarlyli tegen malkander werkende kragten , of wel door tegenftanden de beletfelen der bewegingen ftilftaan. Nu fcheen te moeten volgen het onderfoek van de kragten der Vloei-ftoffen, die in dadelyke beweginge fyn. -Dogh dewyl dit laatfte een geheel boek vereiiïchen foude, en het gene wy ontrent de wet der Hoogte hier voorgenomen hadden te toonen, ook door de perflinge van ftilftaande vogten kan nagefpeurt werden, lullen wy defen aftred niet gtooter maken, welke voor die de water-wigt verftaan, reets veel te lang fal fyn. Dit alleen fullen wy ontrent de tegen malkander periïende kragten aanmerken»
Indien Tab. XXVI. Fig. $. den pyp hk'g tot á en ƒ even hoogh vol water is; dewyl ßß door ab opwaarts, en door ƒd nederwaarts geperft werd, fal indien deiè kragten eb en df gelyk fyn, het deel d ftil ftaan, dogh de eene fd tot ed vermindert, of de andere ab tot hb vermeerdert fynde, fal d bewogen werden na de fyde van de rninfte kragt of in dit geval na£, en wel met foo veel kragt, als het verfchil der beide kragten is, die op d wederiydts werken. Het welk ligt te ondervinden is, en geen verder bewys behoeft. §. 5-8. LI. Ook fal in vogten, door het wegnemen van een tegenftand, die* de
beweginge belet, een beweginge gefchieden, By voorbeeld, blaaft in g in een pyp, die wederfydts tot á en ƒ even hoogh vol water is, tot het water van fin e gedaald en van ë tot h opgerefen is, en ftopt onder het blafen de opening g met de vinger; foo fal alles ftil ftaan, en de vinger fal den tegenftand of beletfel der beweginge fyn. 't Geen blykt, om dat defen vinger weggenomen fynde, de beweginge ftrax volgen fal. Nu door het vorige, als de vinger opg legt en alles ftil ftaat, i's kennelyk dat d
opwaarts geperft werd door hb, en nederwaarts door dg, en dat den tegenftand of vinger opwaart? geperft werd, door det verfchil der kragten hbea. dg. Soo dat ■· defe vinger of tegenftand weg genomen fynde, een beweginge fal gefchieden, na de fyde van den tegenftand; en wel met die kragt, waar mede den tegejnftaqd ge*· perft wierde, als de vogten ftil ftonden; indien met het wegnemen van den tegen» ftand, geen andere wefentlyke kragt begint te werken. §. ƒ9. Dat nu de Vloei-ftofFen defe wetten foo juift waarnemen; dat eerfi alles
wat uit defelve (de oinftandigheden regt in agt genomen fynde) met goede en re- dclyke gevolgen afgelyd werd, ook ondervindelyk in de felve plaatfe heeft; en ten anderen , dat defe Vloei-ftoffen, eer fy van defe wet der Hoogte afwyken, ook dingen uitvoeren; die aan een onervarene in de water-wigt, als foo veel wonderen moeten voorkornen, en van welkers maniere van werken ook degrootfte Wis-kundi- gen
|
||||||
\
|
||||||
8oö ON DERVINDELYKE BETOOGINGE,
gen bekennen nogh onwetende, of ten muiften nogh onfeker te fyn , fullen wy
nogh met eenige weinige voorbeelden aantoonen. . §. 60. Lil» Het eerfte voorbeeld om van een dat eenvoudigh is te beginnen, fal
de werk in ge van een Hevel fyn. AB CD is een bak tot AD met water gevult; Tab, XXVll, Fig .1. in defelveis
een kromme pyp of Hevel EG Ç Ê ook vol water fynde, en by 1 K, daarom met de vinger of anders toegehouden geftelt, gelyk in de figure te ilen is. Indien men nu de vinger van IK wegh neemt, weet men by een kenbare onder-
vindinge, dat het water uit IK na Æ fal uitloopen in het deel des Hevels EG dat korter is, geduungh opklimmende, en in het ander Ç Ê dat langer is, nederdalende; foo lange het water in den bak AB GD fynde, nogh hooger is, als het ander einde des Hevels E F. Om nu de kragt en maniere, waar door en op welke defe werkinge des Hevels
gefchiet, uit de vorige gronden te weeten; Stopt weder den Hevel by IK, met de vinger of op een andere wyfe; foo fal
hier door het water in defelve en in den bak ftil ftaan. Laat nu WX het boven-vlak des lugts fyn, die hier by ons op het water perft;
En veriengc het Horizontaal-vlak des waters AD door PQ tot RS; waar van LM, NO, PQ, RS gelyke deelen fyn; foo werd volgens het vooren gefeide het deel L Ì, nedergedrukt met de fwaarte van den daar op fteunende lugt-pylaar des hoogte W L.M. Laat ons het gewigt deftelfs op LM kortheits-halven á noemen, of van 100 pon-
den (meer of min na believen) indien ymand niet gewoon is letters te gebrui- ken. Op defelve wyfe fullen wy de fwaarte van den Water-pylaar PQ IK alhier met
b of 10 ponden, en die van den Lugt-pylaar RST V, van defelve hoogte fynde, met c of 1 pond uitdrukken, Dewyl nu LM, NO, PQ, drie gelyke deelen fyn van het felve Horizontale vlak
AQ, die alle water fyn; en tot welke alle men een draad iigh foude kunnen ver- beelden getrokken te wefen; fonder dat defelve draad door eenigh vaft lichaam of andere vloei-ftoffen als het water gedwongen was heenen te gaan. En nadien in het werken des Hevels, L Ì neder waarts, Í O opwaarts, en PQ
weder nederwaarts bewogen of geperft werd; foo fullen als alles met het iloppen van É Ê flil rtaat, de kragten waar door fy op en nederwaarts geperft werden, ge- lyk fyn, volgens §. 41. ent. en LM met de fwaarte des lugts-pylaar LWM, dat is met á of 100 ponden nederwaarts geperft werdende,fal NO met defelve opwaarts en PQ nederwaarts geperft werden. Indien men nu by de fwaarte defes lugt-pylaars, van á of 100 ponden , diePQ
nederdrukt, voegt den water-pylaar PQIK van b of 10 ponden, waar van IK ook nedergeperft werd. Sal de kragt of fwaarte die IK nederdrukt, beftaan uit á met b of 100 en 10 ponden, namelyk uit die van den lugt-pylaar WLM en den water- pylaar PQIK te famen. En met defe kragt perft dan het water om uit den hevel uit te loopen, nederwaarts na Z. Nu, indien men het Horizontaal vlak door IK gaande na V verlengt, en Ô Vftelt
gelyk IK. Soo werd TV nedergedrukt met den geheelen lugt-pylaar Ô V X dat is met RSX van-ë of 100 ponden (dewyl defe gelyk is aan LM W) en met RST V van f of 1 pond, dat is van á met c, of 100 en 1 pond te famen. Nu met even foo veel kragt werd (door het gefeide §. 43., het deel Éʺ. of lie-
ver de lugt, die tegen IK of tegen de vinger (als wy deffelfs dikte hier niet aanmer- ken) aandrukt, opwaarts geperft. |
||||
>Fan^e' wet der Hoogte i» de rZOEI-SrOFFSM O Kot
Soo dat men hier twee tegen malkander perflende kragtenop J Ê pfde fcheïdinge
van water en lugt,^et tegen malkander werkftam iyn.i; : .. ,:■;-,.- é Waar van die 1 Ê neder ptrft, te -voren gevonden -is te fyn van á met k± of .00
met 10 ponden. En die IK opwaarts -perft, alleen van ë met f, of 100 ýé ú pond. 'Soo dat de laatfte á met c ïé 101, dat is de kleinüe, van á met b of º-io ponden ■getrokken fynde; het overfchot is b m\\\c of .lömin 1, dat is 9 .ponden.! S ...'. Het welke aantoónd de kragt waar mede 1 Ê nieer neder ,als qpwaarts geperft
werd. Die gelyk is aan de fwaarte, waar mede den water pylaar PQK1,£ ot éï< den ^ugt'pylaar RSVT, <r Of é overtreft.- ' « , : Soo dat de vinger uit IK wegh nemende , en defe twee wed:rfyds periTende
fcragten tegen malkander )latende#aan werken , het klaar is ; dat het water uit IK met het llraks geleide fwaarheits verfchil van twee pylaien \J QK 1 en Ê S VT, dat is b min c of 9 ponden gewigts!(als de getallen gelyk te vooren genonven fyn) fal na Æ of na. beneden uitgedreven werden. , .,, ;: ' En dus fiet men de 'kragt," daar -een Hevel mede vlöelf , uit <le VQorige gronden
afgeleid ^en.'de onderviiidingé'is'aanyderbekeiid. I .: ; ■■„;... ftifi . ; \U • Men gelieve hier, gelyk ook in ft e volgende, in gedagten te houden, dat men
'■gee'nfirits dé getallen, die hier geitel t fyn, als ;ibo , é, iö, en7. iu de proportie tan •iwaarheit genomen heeft, die tulfchen wattr en lugt is; maar dat wy ons te mdea •houden, met die van het water alleen groottr, als: die van defelve gtoothtit van Jugt teitellen; en verder op de gemakkelykfte wyfe. gelien hebben, voor die geen letteren iti rek'eningh gebruiken kunnen, ö '·;;;,);é;-; ç .■■ jföo (J . Ô :;,; §. ói. LrlII Laat m het tweede:voorbeeld, .het welk:;een weinighmeer famen-
gelkltis, weien; . .■:;:■::; ,-';i ■■■■·.·!■;--·■.■ . ,·. ø n&x Een fontein "te rnaken,:wel$e?s firaal'fUJdter 'v'eeLfyooger fpr'mgt\;ah het water is
boven in de bak^het welke hem' doet fpringénl·.[onder. i$ar\ toe eemge pers^pompen^ -blaaS'-balken ojfk andere'werktuigen, en geen andere middelf, i ah-de fwaarte van hetwa· ter, te gcbrtiike.fi, "/■-::- '■ ;,>< :·'-;· ·:' -■ ■ ? ,; Het welk op de volgende wyfe gefchkt. ABjCD Tab XXVII. Fig, 2. is een
open bak, daar uit een open pyp-N-R ma beneden ürekt;: die door het bovenfte dekfel EH vaq een anderen bak EFG H, welke lugt-digt rondom is,,tot in R naby -aan deffells grond Fö door gaat. - * ·.'? ,·", " é w , - Uit het bovenfte van deieti önderüen -bak EH ryft een tweede pyp ST , gaande
by na tot Dl, of het boventie £dekfel vans een tweeden rondom Jugr-digten bafe BC KI. Die uit L weder een anderen pyp nederwaarts fend iu LQM; welke by Ì U met een kraan, die een wyde open inga heeft, geflo.tfinis. s Verder is in den bak DC Kt by Ñ een openiügh:, die door een kraan of ftop
kan Open en digt gemaakt werden, a ; o slv: ê :;v ; ·, - ;· ,, Om defe machine re doen werken:
■ Doet ;de kraan by Ñ open; en door defelve water: im den, bak DOKI- gegoten heb- bende, tot de'pyp LZQQ-daar niede vervult is,fluit de.k'r:a,an by úíß O, voortgaande met gieten door P, tot het water in den: bak D;G KI :tot>de: hoogte'Ã Õ, of gelyk aan Ô den mond van den pyp Ô S opgeklommen is;het geen men ewiaar werd ,al.s men •het water boven Ô komende in den bak EFG Ç „doordénpyp 1 ^tó^t^dersv§i|éi|i Doet dan den kraan by Ñ toe, èn giet water in den, bak ABC D , tot.defelve op
de hoogte iT. üil ftaat. Her geen ^ wel; foo juift voor het experiment niet nootfa- kelyk is: ifiaar werd by ons alleen ^ om de eenyoudigfte rekenin^h.de felve hoog- -ie des water in beide de böven-bakken eênonaenv om aan onervarene te meer ver- itaaiibaar te lyn. í , : ;. . é Dit düS'gefeinea fyndej en alles: .ftil ftaanjeie» wanneerr^en.-den krgan MO open
Iiiii doét,
|
|||
Sok ONDE&VINDÈLYKE BETOOGÏNGE,
èoet, fat men fieri >,dat!de water-ftraai uit de.middel openingh van het vlakke plaatje
ƒ,6, uitwringende, tot in V fal opwaarts lopen f of in een feer aanmerkelyke hoog? te, boven het hoogfte opper-vlak % Τ van het water , dat in de bakken A.B CD ea D GΚI fiaat^ en de water-llraal 6 V opwaarts dryfu Men moet hier weten,'dewyl het water uit den boven-bak ABC Ό»gedurende
het fpringen na deüonder-bak EFQH nederdaalt, dat in defe laatfte een openingE. inoet fyn om het water daar uit te laten lopeu, en dat gefchied fynde , defelve we- der te kunnen floppen ; ars men de machine op nieuw wil doen fptingeii. Of anders, (het welk ik. in de myne van.leer veel gemak beviude) men kan een
klein pompje van 2 dooi* de pyp >N R' tot na by de grond FG fetten; en pompen, feet water uit den onder-bak EFGFi, weder door Ρ, de kraan open fynde, inden bakDCKl. ··.-<■■: * ( Om nu te weten met welk een kragtdè ftraal uit de kraan NO of de openïngii·,
in f, 6 r fpringt. ,.-.' ;..·.; \ ü,aat weder dé kraan.. MO gefloten werden, foo fal, de boven-bakken en pypert
als voren gevutt fynde, alles ftil ftaan. En men onderftelle, (om dit eens te feg* gen ) dat allede· pypeiifoo ware, «Is NR, TS;, LZ; als die men figh verbeeld,, 'Wi,X4,.eii;:4j, van defelve wydte fynf Hoewel ook dit niet,als tot meer gemak "van rekenen vereift werd;, en; men anders van de wydte van; een grooter pyp maar een. gedeelte, gelyk fynde aan de wydte van een kleinder pyp, tot dien einde kan gebruiken. W X ly dan wederom het boven-ν lak der· buiten-lugt, En het opper-vlak des
waters TY fy ook van Λ verlengt tot 4. Sop iwerd dart, als vooren getoond is,, het deel i| v'an !<des."Waters· oppervlak in den. boven-bak Α Β CD, nedergedrukt door denpylaar W 2, van des lugts hoogte. ,. -, ·" Jiaat ons weder deiFelveja gewigt \a noemen, of roop^ pojiderii (by voorbeeld)
voor ymant, die geen letters liefft gebruiken wil of kan».· . Op defelve wyfe fiillen wy de fwaarte van den water-pylaar 2 R athier #-noemen
of van löQ ponden ; gelyk ook het. gewigt van den lugt-pylaar Τ 3., mede c of van 10 ponden;, den t weden water~pylaarΥ Ζ fullen wy met d of 8.0 pond, en den tweden. lugt-pylaat 4 M;met'tf of 8 pond uitdeukkeo. i Om dïih-Voort te gaan.. ψ ■ 41 a tlt)';lH 'tèét^'jyitinsi. ..?'··.;.. Het deel R van het horizontaal'vlak R 3 werd onder ,de pyp. Ν R nedergedtukjr,
ffiëthét geWigï van den ^lugt-pylaar'W 2* of «* anders iQoo, gevoegt by dat van den water-pylaar 2, R,!anders :έ of ïoo jröndea1;.en dienvolgens door α met è-, óf: uoo ponden te farneri». ' Maar, dewyl alles ftil ftaai r weet men door het vooxige §, 43;. , dat met foo veel',
kragt als R; neder gèperft werd, het gelyke deel 3 opwaarts werd, geperft, foo dat de kragt die het deel 3, opwaarts dryft, ook gelyk is, aan» λ met |, of iioppondeu te famen» ' . .'■' -, , ' vii»/· .r. ï £> V.;'.· ,. ■. Nu de lugt-pylaar Τ 3, gettöemt ^, Bf gefteld op 10 ponden, weegt met defelve
kragt ook op 3 nederwaarts. · Waarom dit nederperflende tegen- gewigt c, of iq ponden van de kragt dié 3 opwaarts beweegt, o£van β met £-, dat is 11,00 ponden afge- trokken fynde", komt dë. kragt, waas mede den gatiichen lugt-pylaar Τ 3 en -daarom ook deiïelfs opper fte T, door het verfchil van beide defe werkende kragten- opwaarts bewogen werd; En moet defelve uitgedrukt werden, door, α met Mi- femen min c, of doos Ho© min ibf datis 1090 pondesv Nu wederom1, dewyl Τ eên gedeelte is^van des lugts onderfte horizontal vlak
TT, welke higt boven het Water ïn defe; bak BC KI fraat, en Υ een gelyk ge- deelte^· van. dit onderfte vlak des. fèlvens lugts ^ fqo- is kennelyk dopr de voorgaan- de watei-wëktfia, dat T' niet·fböi ^eèi ktagfc nederwaarts-;,,;ali ΒOiW^arts geperir |
|||||
V
|
|||||
m
|
|||||
Fande wtt der Hoogteh derJTLOË I-STOFT EN. 8q|
werd, Soo dat dan Υ nederwaarts geperft werd, met een kragt gelyk aan,de felfde
4 met b te famen min c, of met u>&0- ponden, . · „ ff Indien men nu hier by doet de fwaarte van den tweden water-pylaar YZ, dat is
d of 80 ponden; fal het deel Ζ 9 met defe iwaarheit meerder nedergcdrukt werden, als het deel Y; en daarom fal het gèwigt, het welke Ζ o nederdrukt , fyn gelyk α met b eh d te 'famen min f, of, 1000 met 100 met 80 te famen min to, dat is met 1170 ponden. ; . , ;„ W**?i \
En dewyl Ζ 9 en MO gelyke deden van het homontaalvlakZUfyn, werd
MO met defelve kragt opwaarts gepe-rft.
Indien nu de kraan in MO geen dikte hadde, die merkelyk was, en egter het
water belette uit te fpringen^ fiet men dat MO nedergedrukt werd, met de kragt van den gehelen lugt-pylaar Μ Χ; dat is van X4, a, of ioco ponden (wantdeieis gelyk aan Wi) eii^M, <?, of 8 ponden; dat is alles te famen nemende, werd MÜ neder gedrukt door α met c te famen ,. of 1008 ponden. En ftrax ïs getoond dat fy opwaarts gedrukt wierde, door α met b met d te fa*
men min <r, of 1170 ponden. Waarom als men defe opwaarts en nederwaarts periïènde kragten tegen mal-i
Pander laat aan werken; als de kraan by MO open gedaan is, is héUclaar^ dat het water, het welk in MO opwaarts perft, als het kragtigfte fynde, de tegen-k ragt, die defelve MO na beneden perft. overwinnen fal, en met het verfchil van beide de tegen een werkende kragten opwaarts gedreven werd\en- Dit verfchil nu krygt men , als men de kktnfte neder-perfTende kragt α met e te
famen , of 100S ponden trekt van de grootfte α met b met d te famen min c, of 1170 ponden. , t Soo dat het verfchil, of de kragt daar het water in Μ O mede opgaat, is gelyk»
b met d min c en mini, of 162 ponden. Of om dit met woorden die op de fontein toepaifelyk fyn uit te drukken, en
voor de letters dié faken te nemen welke fy betekenen,· Sal het water uit de kraan MO uitgedreven werden, met een kragt die gelyk is aan het gewigt van beide de water-pylaarén 2 R en YZ, min de fwaarte van de twee lugt pylaren Τ 3 en 4 M, JNudewyl de lugt ontrent Ti55 gedeelte is van fwaarhek ten opfigt van het water,
kan defelve hier, als geen waarucmelyk verfchil inbrengende, uit de Tekeniagh na- gelaten werden. -En mén kan tonder een miilagh, die merkelyk is, te begaan, ltellen, dat defe fontein fpringt met de kragt, gelyk <of het perifende water in den bak <ie hoogte hadde , van beide de water-pylaren 2 R en YZ, dat is b en d op mal- kander geftapelt. Soo dat hier uit ligt af te nemen ïs, waarom de ftraal Μ V veel hooger fpringt, als
het hoogfte water Α, 2 in den bak; nadien de hoogte deifelfs al leen aan dïc van eenen Water-pylaar 2 R in dk fontein-ge ftel gelyk is.' üat nu deervarentheitmetdefe*gevöl- gen over een komt, kan een yder die de felvegelieft te laten maken, met my be- vinden. § 62. L1V. Ik hebbe óver eenige Jaren ,behalven de voorgaande nogh een fooït van
«en tafel-fontein, ontrent na de wyfe van die van Hera Alexandrinüs , laten maken; dogh met dit Onderfcheit, dat, daar het ίή die van Hero niet mogélyk is, de ftraal die boven ukfpringt, de hoogte van de val des waters of van de fontein ièlfs te doen bereiken; in defe nogtans, niet tegenftaande de hoogte van fyn famenftel maar 3 * voet was , de ftraal boven het water in de bóven-bak vyf voete nöogh feer goet erï Jtlaar ukfprong. ' , , ' De conitraaie is dusdanigh. G .A. F'H 'Tab; XXVI!. Fig. 3. is de opperfte bak die
open is, en onder fighheeft «wee kleihder, overal luet-digte bakken ABC 1} en iiiii ι - DCEFj
|
|||||
go4 ONDERVHSÜDELYKE BETOOGINGE,
B^CEFvelk van defe laatfte heeft een openingh ., de eene in M, de'andere m Ni» welke beide ook lugt-digt gettopt kunnen werden, met" een kurk en natte daac ©m>gebonden Waas; of een kraan foo men. wiL Benedeu fyn ook twee lugt-digte bakken S Ô R Ñ en Ñ R Q (X Verder gaat uit den grond Ë F van den bovenlten bak G Á F Ç een. pyp Ê. Ê na beneden, tot digt aan den grond RÔ van den bak Ñ RTS·; foodanigh dat deiHve of het geen daar. in is.geen, gemeenfehap met den bak DCEF heeft, daar fy doorgaat. En uit 3 in Ñ S {ïrekt iigh een pyp 3 L opwaarts, tot even onder het* bovenlte; vlak D F van, den bak DCEF. "üit weikersgrond CE by 9 weder een pyp 9 h nederdaalt, die inden anderen bak QQP R feer digt by dellelfs grond QR eindigt. En lend dien. fel'ven bak Q.O.P.R weder een pyp 4 Æ opwaarts, die in 4. beginnende, in Æ tot even onder het bovenfte vlak AD van den bak ABCD, 'figh uitfrrek. Eindelyk is in AD een pyp/>r ßç/^,ü, valt gefoudeerr; die alleen een weinigh boven het vlak AD, tot hr ofbyna niets uitfteekt,, en na bene- den tot ñ of na by den grond BG voort gaat. Op defe laatfte pyp üak men een andere m 8., die ia W 8met een vlak plaatje,
gedekt was, dat in het midden een rond gaatje hadde,om de draal door.te laten; het geen by de voegen ir met Emplafir.. de mime lugt en water-digt gemaakt wierde, i.^/Oin defe machine te doen werken:: ■■ ., . ; Keerde men, deCetve om, datfe met den bak GA F Ç na beneden of het onderfte
boven ilond ;. en door de openingen Ì en Í de beide bakken A-B GD en. DCEF vol water gegoten fynde, maakte men defelve openingen met een kurk en blaas, feer digt: terwyl men met de vinger de openingh in het plaatje "VV 8, dede toe hou- den, op. dat het: water by Ì Ç^:'4^^ÉÀÖ^#^Ï^ç^À^&!39Ö@^'"i4j^S^^^*9i'i«i^.\y^f^JbflSi Ven p ftond, uit foude lopen. «: ,. Dan de. gehele fontein,weder ibhielyk; in dien ftand gek eert fynde, .dat defelve,
als te voren, met den bak GAFH opwaarts Ilond ; goot men fonder vertoeven * water, dat men eerft, gereed hadde, in den boven bak GAFH. Waar op men kort daar na uit het gaatje van· den pyp"r 8 een ftcaal 8, 7, fagh opgaan, die veel langerr fee meeteavan 8 tot 7, als de ganfche machine hoogh was,;., g^lyk.boven geiègt is. ; jHet is nu niet nodigh hier te feggen, hoe het water in GAFH·, door den pyp KI na beneden lakkende·, de lugt uit deni bak Ñ RS T?,, dqor 4en pyp 3 jLnaboven dryft.;_ Die nergens plaatfc vindende, als;met het;water, in den.bak DG E ftenindea mpüWk nede* te, drukken,/bet. felvg water, meteen veel grooterv kragt als fyn enkele fwaarheit, na den bak OQRP voortrftuwt. Alwaar het water dan ook reifende,de: lugt met de felvê kragt uit OQRP,, door 4.Z, 11a'den bak ABCD voort geperft werd ; die het water (de lugt in de pypen L^ en Æ V om hare ligtheit en kleine tegenüand niet gerekend lynde) dus ontrent met derkragt. van beide de fwaarheden van de water-pylaren Õ h ehKI, door deapyp^ 8 doen uitfpringen; Op defe wyfe kan men de maniere vaa werken vaa de vorige Fontein en. Hevel eaandere nagelei- dm; waar.dqoranen fonder rekeaingh ook.ee.ri, ruw begrip, van liare eigenfchappen maken kan. Ik hebbe het genoegt» geagt een voorbeeld daar van in defe alleen ge* geven te hebben, om' dat het voornemen njet was alhier een gehele Hydroflatica te befchryven. Die de kragt, waar mede het water, uit de fontein fprjngt, juift wil sa rekenen*, kanhet op de wyfe vaa de voorgegeven voorbeelden doen. Ik moet eer ik verder gaa nog. leggen, dat defe machine.op een veel gemakke*
lyker wyfe kan gemaakt werden, foo dat jmen fe nietbehoeft om te keeren, nogh. het gaatje vaaiden pyJaatW 8: met deviuge1r;oi iets anders te ËïññåÞ; het geen met kranen op behboriyke plaatfen, en de openingen Ì en Í boven in AF· te maken kan igeièhieden; gelyk · aan yders. die: eenige befpiegelingen ontrent: dit of. ander foort vaa water-werken,ooit gemaakt heeft, bekend, is.'. Ik, hebbe- dit «egter aldus |
||||
• Van de wet der Hoogte inde FLO-EhSFOFEEN. gQf
t- iwp, «frler treileld om dat de ondervipdinge op aeCt wyfe by mj genomen
hter liever neder gelteld,. om ca g» ^ ^ ^^ ^ wèrkfieden ffi hi« ideTi toe fooden vereifcht werden, foo wel konden gedient
5d lis in de andere Fontein, die njft oordeel yan een goed meeifcr, die van het v^^^^^^^^^ verïivniet moeye·
ter va ooHieven fynde%'er watfr genoegh ii, of, de Oraal tot foo groot een
hoolte dik genoegh te maken. Immers dat al het gene uit de voorgaande waterr 2, op Sfe wyfe by fedeneringe afgeleid, by ondervmdmge bewaarhe.t werd , iS ?k63**LV Voor het laatfte feilen wy nogh iets (om dat het van weinigh om-
flakh is') hier by laten volgen, het geen ter eerder opflagh ook felfs aan fommige Mathematici eenigfints -verwonderlyk verfcheiden malen voorgekomen is; en waar door ener de voorgaande wetten op een kragtige: wys.beveiligt werden. ySz is een bak of een breed vat, Tab. XWIL gg 4. tot YZ met water
gevulf PONM. is een cylinrtrifch. of een bierglas met de bodem PO opwaarts, en met de mond MN even in het warer des baks flaande; waar m eer het omge. kïerd wiad ™enigh water was \ het welk, het glas dus met de mond MN na bene- den eekeeri fyn<fc, tot de hoogte QR in het felve Aaan b yfr. ; Verder ?sL BV een krommen glafen pyp, wiens beide armen tot L· en r op fe
felve hWte eerft vol water gegoten fynde, heeft men de mond inV fettende, het ^x^l^WMti^ teL·* hetgeen tuilchen r Á geilaan hadde, uit ^DrJS«LdidoTditmWdclfnLenAiBu^, heeft men verder, oP dat het
felve Jet wede" by L dalen, en by Á opryfen foude, de open.ngh V, eer dat dit m^^mde vi°ser #™* f0°dat daar door het water in A 00
V%lt%veilTatm LB Á in defen ftand doende blyven , door de vinger in
V ie honden; bragt men defelve pyp op de wyfe als de figure vertoond, met de openingh L onder het glas Ì Í O Ñ j foo dat een Colomme water TL, en als het glas niet geheel daar mtde Vervult was,. nogh een Golomne lugt ç Ô boven- de ope- Wffsfetf?b dcfé wyfe het water in. de pyp, onder het glas en in de bak £0in&
nadien het water in den arm des pyps LB niet alleen de geheele lengte vani> LofAr hoger was,als in den anderen arm des pyps h V;.en daar en boven den water-pylaar TL, noeh meerder op de openingh Ldrukte, als men al de lugtin Ô » niet en re;- kend; wie foude ter eerder opfiagh,. die de water-wetten niet regt verftaat, anders kunnen oordeelen ,, als dat door de meerder hoogte des waters in S L of liever in ST , het water in Á opwaarts foude gedreven werden; wanneer de vinger by V los. gelaten werd. ., , 1 - ., r y r-'
£n eater fal de ond'er'vindinge toonen, dat in plaats dat Á na r foude opryfen-,
het water in AF tot F toe fal nederdalen,, foo ras dè vinger van V opgeljjjMs» - Om van dit voor fommige onverwagte verfchynfêl de reden te fien, is er niet
anders, nodigh dan de voorgetoonde Vloei-(lof-wetten op te volgen ; als het water weder tot Ë neder- geblafen, en.de openingh V geflopt fynde,. alles in fyn yoongen flant ftil flaat,. L „, . , ,,, ,.,, WX fy daa weder, het opper-vlak dés lugts, en Á E Horizontaal oflevenwydigh
aan YZ getrokken. Laat nu de lugt-pylaar Wï gelyk XA (als de vinger wfM li i i i i W€&
|
|||
So<S ONDERVIN DfeLYKE BETOOGÏNGE,
Wèg genomen is} elk 4 genoëmt werden. Hét kleine w.ater-pylaartje AF fy b\ tn
bet lugt pylaartje GE, dat van deielve hoogte met FA is, ly c. Elk van de wa- ter -pylaareη Hg en DT, fy gèiyk d. En de kleine gelyke lugt-pylaartjes tg en » Γ; fy e. Wanneer men op de vorige wyfe de % ragt fal kunnen uitrekenen, waar mede het water-pylaartje AF tot F or de laagte van Υ Ζ neder gepernVwerd. Dogh korter kan dit gefchieden, op defe wyfe: Het deel G werd door de lugi-
pylaren WE en EG neder gedrukt, of door α met r. Maar(§. 43.) het deel F in het felve Horizontaal vlak Υ Ζ leggende, werd met de Telve kragt van α en <r, bp geperft, als de openingh V tnet de viüger ge'liopt fynde, alles Uil Uaat. Nadien nicn van G tot F een draad trekken kau; die door geen andere vafte of vloeyende itoffe henen gaat. Dogh indien men nu den yinger in V wegneemt, fal het deel l·' neder geperft worden, met deu lugt-pylaar X -\,«enhet water pylaartje AF, b, Soo dat de kragt die F opwaarts perft. in α met c. En die het felfde nederwaarts ρ erft, h α met b. Nu om dat b water en e lugt is, is de neder-perfiende kragt op F of α met b gro-
ter als de op perflende α met <r, en moet derhalven het deel F met het verfchil van defe kragten nederwaarts geperil werden: of met de lvragt van fwaarheit waar me- de her warcr-pylaartje Af hei gelyke lugt-pylaartje EG overtreft; dat is met b min f. Waar uit blykt, foo lang AF of b water is en fwaarder als G E of c die lugt is,
dat het deel F en daarom den pylaar AF na beneden fal bewogen werden, en niet eer ophouden, voor dat Α in F gedaalt fjnde, den pylaar Λ F ook uit lugt beftaat. Als wanneer het Verfchil van AF en GE of b min c''niets fal worden, en de op en neder perflende k-ragt op F gelyk fullen weien; waarom net water in de pyp V h niet hoger als in F of gelyk aan Υ Ζ fal ftaan ; als alles alleen door fyn iwaarte ftil ilaat. Het welk met de öndervtndinge over een komt* Men foude hier kunnen by doen de betoginge, als L of de mond des pyps LBV
in eenige hoogte boven het water QR in de lugt Ρ QÜ R uitftak, dat het water uk AF niet tot de laagte van F of Υ Ζ dalen foude, maar dat het na genoegh foohoogh boven F of YZ, als L boven QR als dan uitfteekt, foude blyven ftaan en ruften. Ik kan nitt nalaten hier te doen fien hoe nodigh de laatfte aanmerkinge §. 43. ge-
TtjaaUt, in defe uurekeningen is; namelyk, dewyl men L de mond des pyps LBV onder QR in ,het water fynde, een draad van G tot F trekken kan, die door geen andere VJoei-ftoffe als dit water gaat, dat men met een groote verkortïnge uit de neder peiffinge van G, de op-perflinge van F, ftrax daar uit kennen kan. Dogh als de mond L des pyps LBV boven het water QR in de lugt PQRO
fighbevind, fal men fien dat den draad,die men van G tot F foude willen trekken, cerft door de lugt PQOR buiten het water na de mond des pyps L loude moeten 'doorgaan, ee:r fy tot F reikte. Waarom ffien de vorige verkorte rëkenirigh alhier ffop niet foude .kunnen .maken; dewyd om defe reden F en G niet met gelyke krag- ten op én neder foüdèn geperft werden, als de vinger in V was; hoewel fy gelyke „deelen van een felfde Horizontaal vlak fyn. Het geen elk, op de wyiè van de twee «erfte voorbeelden §. 60 én 6\. de rekeriingh makende , bevinden fal. ', Dogh dit fal reeds lang'genoegh fyn om een kort ondervindelyk vertoogh van defe
Wetten der wafer-wigt te geven. ' Dit experiment kan met weintgh omflagh gedaan werden, »1* men in een fksje
wm een ohce, dat meeft vol water is, een kromme glafe pyp fteëkt, die de mond van het flesje byna ftopt, en1 belet dat doof die naauw gelaten openingh uit het flesje teeen water loopt; als het metde ftioiid na beneden gekeerd fyndë, de kromme pyp mhlét felVe^eftöken WëjoY ..... · j v\. nA*
|
|||||
/
|
|||||
, Van ie wet der Hoogte in. de VLO EIS Ô ¼ F FE N. 807.
§.64, LVL Dat nu defe foo veele. duifenden der deelen, waar uit de Vloei-
ftotfen beftaan, hoe onbewuft. fy van alles fyn, egter defe wetten der Hoogte foo naukejurigh waarnemen, dat Ty, eer fy daar van afwyken, ook aan veele ongeloof- felyk fynde dingen doen, fal hier uit kunnen blyken. '. ... Laat ïab.XXPIl.Fig.f. D C een ronde regte pyp wefen, van feer veel of foo veel
hoogte en wydte als men wil; in de welke twee andere pypen AG en BC, open fynj of ook wel, foo veel andere pypen, als de pyp PC in de rondheit van fynen om,?· trek bevatten kan ; en die elk foo wydt fyn, als ymand goed vind defelve temaken. Wy fullen , klaarheits-halven, alle defe pypen alleen drie in getal en van gelyke" - wydte itellen te wefen·. Laat nu alle defe pypen tot een gelyke hoogte Á DB vol water gegoten fyn; het
welke, als de kranen F,G,E, geopend fyn , op een daar in gepalten bodem of grond G neder ftaat en perft, om daar uit te lopen, indien defelve grond G weg ge- nomen was» Nu is het volgens de voorige wetten, en by alle Hydrofiatici kennelyk \ als eerft
alle de kranen G-,E,F, toegedraait iyn; en eeirvan de felve,(welke die ook fyn magh,) de twee andere gefloten blyvende, open gedaan werd; dat het water, in elk van defe pypen byfonder begrepen fynde, den grond C met een gelyke fwaarte pcrii· fen fal. En daasom, indien het water, in DG alleen (de kraan E open, en (i en F gefloten fynde) den grond G met 100 ponden perft, fal het water in de pyp AC .alleen (de kraan G open, en E en F toegedaan fynde) den grond C met de- felve fwaarheit van 100 ponden perflen, gelyk ©ok het waterin de pyp BC infge- lyks alleen fynde doen fal.. ....'·,.' Bewyl. nu het water van elk van defe pypen alleen fynde,. fonder het gewigt van
de twee andere* den grond G met 100 ponden perft; vrage ymand, die deie wa- terwigtige Ondervindingen nogh te voren geiten, nogh van ymand gehoord heeft f %h felven, met hoe veel pond , als het water in defe drie pypen (taande, en te ge- lyk werkende., als alle de kranen open iyn, den grond C perflen fal; en laat hy feggen,. of hy niet aanflonts lïgh geneigt ial voelen om te antwoorden, (gelyk ik veele Heeren van ftudie en verftand op^defe vrage hebbe hooren doen*) dat wyl hef water in elk van de pypen alleen fynde, den grond C met 100 ponden perft; fy nu drie fynde en te gelyk werkende, den ielven grond metdtiemaal foo veel of met 300 ponden moeten perflen. Het weinige water in Ô Ç FE G , dae tuiTchen de kranen en den grond G ftaat en altyd het felve blyft, uitgefondert; het welke egter, als men de pypen langh-genoegh neemt, geen merkelyk verfehil geven kan,. Maar indien men aan hem nu fegt : Eerfl; dat verre van wel geantwoord te
hebbeu, hy ganfeh mis getaft heeft; en dat, fchoou het water van elk van defe øã- pen alleen fynde den grond G met volkomen 100 ponden perft, egter als het water m allé drie gelyk tegen den felven grond C werkt, defelve niet meer als met defel- ve 100-ponden geperft werd; felfs fchoon de pypen wy4er. jen veel meerder waren r en daarom foo veel meer fwaarte van warer bevatteden, (by voorbeeld, ingevalle elk gelyk Í Â F de wydte en Figuur van Í F R, of eenigé andere hadde:) ais maar het water in yder van de felve, op de felfde regtftandtge hoogte DH of RS, en den- grond HT, die de perffinge verdraagt, vaa de felfde grootheit verbleef. En tem anderen, dat fulx gefchied uit kragt van de vooren getoonde water -wet, dafgeen- deel als TH van een Horfeontaal vlak TS, ooit meer laft draagt, als de fwaarte van den pylaar der Hoogte,, die TH ren grond, en DH of RS tot regtftandige hoogte heeft.- fal hy wel kunnen fien, dat dit een regt gevo%h uk defe wet is: maar ongetwyffelt egter ook bekennen r dat de wyfer op welke het water iïgh in dele drie of meerder, pypen fchikken moet, om met drie of meermaal foo veel wa- ter |
||||
<SoB ON DERVTNDELYKE BETOOGÏNGE,
ter niet meer te perffeh, als'met eenmaal defélve waters grootheid aan hem onbe-
kend is. Te meer als hy weet, dm defe perlTmge niet door waarlyk bewogene, maaar door geheel (lil fynde vogten, gefchted. §. ój\ LVll. En op dat ymand, die dit leeft, felfs aan de waarheitvan dit ex-
periment niet en mogte tWyffelen.; het welk, ten fy hy een ervaren HydVoflaticut was, hy niet ligt foude kunnen ver-myder.·. gelieve hy de volgende experimenten, welke enkel, om de waarheit van dit geleide aan die daar aan twyfteldentetoonen, ■gedaan iyn, daar 'mede te vergelyken. Ik vinde de felve op defe wyfe onder mync ondervindingen van de water^wigï over eenige jaren aangetekend; ; Men heeft een i'nftrument van blik laten maken op defe wyfe. MNQRf^,
XXVll. Fig. 6. is een blikken pyp; waar in een kraan in Κ fteekt, die tuikhen het 'bovenlte en onderfte deel van dele pyp, de communicatie beletten en open ftellen kan. Uk welke pyp by S een andere fchuins in ST uitryft; die boven ra OTP op de wyfe van een tregter geduurigh wyder werd; en mede in L een kraan heeft, <iie ook <le gemèenfchap tuil'chen de-daar boven en onder ftaande vogt"beletten kan *m toelaten. Aan>het einde van defen blikken pyp is in QR een andere langegla- fen pyp Q R G Η geftolcen , en het geen tuilohen beiden in de voegen open bleef, met -het Empl diachykn digt gemaakt. Daar na ïs een boogb CylindrÏfch glas AEFB tot CD met fterke pekel gevult;
en dit blikken inftrument met fyn glafen pyp aan een dwars houtje X V valt gebun- den fynde, ledigh tot eenige diepte in defe pekel gelet. Waarna olye van Tnerebintyn, in den tregter en pyp (de kraanen beide ópen
-ftaande) fagrelyk gegoten wefende; na dat een gedeelte daar van by GH uilopen- de.j sari room van dryvendè olye boven op de pekel in AC DB maakte; bevond •iïieii dat defe olye, als ligter en daarom door de fwaarte van defe pekel,-opwaarts gehouden fynde, by'voorbeeld ontrent in MNÜB, of immers vry verre boven het ■opper-vlak van de pekel, ftaande bieéi i'n da pyp e.n 'm de tregter. ' Doe gewagt hebbende tot alles -volkomen ih'1 ftond, fag men een droppel olye onder aan den glafen pyp in G Η hangen; welke ftrax , als m η eenige weinige olye in den tregtér by O of in den pyp by- Ν liet vallen, door defe kleine meerder perf- finge, van GW afviel, ên na boven dreef in de pekel. 'Waarop het houtje VX Wel" ftèrk op hét glas neder gedrukt fynde, om niet bewogen te werden, als 'er een anderen droppel by G Η weder hangende Was, men beide de kraanen by Κ En D, fagrelyk omdraaide en toe dede. En bevond inen, dat, of men een van beide w öók alle beide open dede, dat de perflinge foo veel niet veranderde, dat fy defen in G Η Hangenden öly-droppel daar af dede vallen; het geen wy te voren gelien had- den j dat doof een kleine fwaarte, -die niet te vergelyken was by die der olye , wel- ke in den tregter was," daar by te doen, egter altoos gefchiede. '. -: ■ • Waaruit (om nü alle de gevolgen, welke men om veelte voren getoonde wa- ter· wétten te b^veftigen, op die «yd daar van afleidde, niet op te halen ) dan blyke- iyk was; het-fy dan dat de perffinge van alle de olye, die in den tregter SPO w;is, werkte en nedefdrukte, hef fy dat fy door'een'kraan L belet wierde fulx te doen, de petifing'e vaii de olye in de pyp ΜΗ, nogh vermeerdert nogh vermindert, wier- de. ti [■ ' " s % ' ;; §. 66. LVIII. Tot het felve oogmerk, heeft men Tah. XXVll Fig.y. daariiaeen krommen blikken' pypD E F aan het voorgaande inilrumenf BC D gevoegt; en een glaien pyp- F'A-by F daar in gedoken fynde, de voegen in ü en'F als voren mét Empl.diacbylon digt gemaakt. Doe, de kraanen'open fynde ,! goot men enkel water in den tregter C, "tot het in de felve, en beide de pypen Aen B, op de felve booste AB€iift0ii4:>.en verder , elk vans beide, de kraanen Κ en L· of alle beide p 7 open
|
||||
n
|
|||||
Fm -de wei der Hoogte h de P"L ÖE ƒ- S TOFFE N. to9
open ëtt toe gedaan fynde, iagmen nïet dat het water in Á het aiderminfte rees of
daalde. Soo dat ook hier uit bleek, dat de pertïmgen van het water in de pyp BD, waar door het water in AF tot de -hoogte Á opgehouden wierde, nogh vermeer- derde nogh verminderende , en volkomen onverandert bleef, of al het water in de» tregter mede daar op nederwaarts perfte of nier. ·_. *■*.· Uit welke beide experimenten, het boven §. 64. gefeide fyne beveuVnge ten ge-
noegen: fchynt te hebben; hoe vreemt het anders aan ymand, die voor de eerfle maal fyne gedagten* daar oyer laat gaan, magh voorkomen; anders is het by alle Hydroftatici bekend genoegh. " '■ :'■'-■■ §. 67. LIX, Een ander voorbeeld,, waar ontrent felfs de grootfte Wis-konfte-
naars haare onwetenheit, (of immers haare onfekerheit) foo veel de manier van des waters werkinge aangaat , gewilligh bekennen; fuHen wy alhier wel niet na de kleine mate der werktuygen, met welke wy het gedaan hebben, maar om gelyk in het voorige wat meer indruk te geven en verftaanbaarder te fyn, voorftellen.. / ifv7"^' ××ß/éð· FiS· '♦ ABML een vat fyn, alhier in fyn doorfnydinge (pourfii) vertoond en klaarheits-halven onderftelt werden, regt vierkant,. en 12 voe- ten wyd en breed te fyn; Dit vat moet men EghvoorftcHen,-mei een vlak water- pas fterk dekfel AB, van defelfde breedte,boven digt gemaakt te fyn; het welke al- leen in VR een vierkante kleinder opening heeft, fynde æ duymen wyd en breed of ivoets; daar een regt opgaande vierkante pyp uitryft RQS V", van gelyke wydte en breedte, als het gat V~R; en wiens hoogte QR is van 36 voeten; de hoogte van WA van defen bak laat fyn 8 duimen of f voet. Onder by WZ is den bak Á BW Æ gantfchopen ; dogh op den bïnnewaarts
omgekrulden randt des baks MN, LO ruft eenen Joiïen houten bodem WZ, die redelyk fterk en onbuigfaam is; foodanig dat tuffchen den onderften rand en de- len bodem, als het water tot eenige hoogte ftaat, niets kan door lopen. Wy had- oen onder een veel kleinder bodem, die wy tot dit experiment gebruikt hebben, aaar toe een dik nat Seem-Ieder gelegt; dat op de fcherpte van den opwaarts ge- bogen blikken rand ü en Í fteunde, en door de perffinge van het water op den «°j"en1 bodem, neder gedrukt fynde, den bak volkomen water-digt maakte. verder is aan deièn bodem WÆ in een ring in E een touw vaft gemaakt;en bo-
ven in F aan de balance HG F gebonden: foo dat dit touw FE opwaarts trekken-' ae' men «en bodem WZ daar door op kan ligten. < JNm den bak Ë BZ W vol water tot-AB gegoten fynde, weet een yder, dat de
weedte en wydte Jz voeten fynde, deflelfs vierkant vlak 144 vierkante voeten fa! nouden; het geen met de hoogte deflelfs ÁB, off van een voet (anders 8 dui- men; gemultiphceert fynde, den lichamelyken inhoud van defen bak, of van het öaar m bevatte water geven fal van 9Ó teerlingh voeten. Wegende, indien mea È3 ponden voor het gewigt van 69 teerlingh voet water neemt, Ó048 ponden. eeiW?0?1 ef" %T& 'S? l· van fo° veel fwaarte* °P de fchale aan Ç hangende
ihnlVN' het felve (d.e ^?33"6 des bodems WÆ en eenige kleinigheden uyige- iondert) aan het water in den bak ABZW ftaande, evenwigtigh fyn ; fullen- ftLïïi een Te,mg *ermeerdert iynde, den bodem W Æ met fyn tot Á Â daar op het feLW™er k£nn-en4.^ÏPï'.Uldien n°Sh dekfel Áâ nogh pyp RQS V, bovea
fietielve was. En is dtt alles buiten eenige fwarigheit aan yder klaar. ßô,íÔ °?-Linr !^ men n? verder gaat' Waar en boven den pyp RQSV vol water
&M hnmJÏ L—ë Z du»m°n yoet wyd en breed en %6 voeten hoog fynde, in
Srftelt is fo ond'e ^ lichamelyken voet Water bevatten ; wegende als boven on-
Dit gedaan Xynde, nadien alhier den loffen-bodem W2 als een fchaal kanaange*
Kkkkk merkt
|
|||||
»
|
||||||
8tör ONDERKIN DELYKE BETOOGINGE,
merkt werden, die aan de balance F Η in F hangt; op welke het water, dat in derr
bak AZ en pyp QR 'Wa weegt tegenhet gewigt, het welk in de andere fchaal aan Η hangende geiet is; gelieve ymand,. die juyft- defe byfonderheden der water-wigt niet gefien of te vooren gehoort heeft, hoe veritaiidigh.·hy ook fyn magh, by figh> felfs te gaan, en*te denken ·τ.nadien het jïewigt I aan het water dat in den bak. ABZW is, (ibnder. dekfel· A-B en pyp RQ) even-wigtigh gemaakt is;, en dewyl de gantfche pyp QR alleen een Jichaamelyke voet waters van 63 pondt bevat;, of het aan hem· niet feker genoeg voorkomt? dat het gewigt I.met een ander Wvermeer- derende, dat vry meer als defen laatften voet waters of63pond weegt, (by voor- beeld, met 100 ponden, immers gewiiïelyk met 1000 ponden daarbytedoen)men. den lotTen bodem WZ,, of de andere fchaal met fyn bovenftaandewater,fekerlyk foude kunnen opligten. Te meer nadien men fulks in alle vafte lichamen, foude bevinden waar te fyn; en felfs, als dit felve water tot, ys of een vaft lichaam ge- worden» was, indien het maar aan de kanten van de bak en pyp niet vaft gevroren, of van defelve los gemaakt wa&, voigens het feggen van de HV Vmgno»^ Att, Lipjiens,. A°. iéoi p. 3Óf. . : - Dogb lbo hy de voorciT gewonde wetten der water-wigt geleien en verdaan
feccft, lal hy fien (§. 3$,) dat in het Horizontale water-vlak Α β even beneden het dekiel des baks Λ.Β, de plaatfe V R onder de pyp door een voet waters of 63 pon- den gedrukt werd,-waarom elk gelyk gedeelte &<?,<?ƒ en Vw, m η, van dit Hori- zontaal vlak AB , volgens defelve wet der Hoogte §. 3$. als het water in depypen bak ftil ftaat, met even veel.fwaarheit moet neder gedrukt werden;- foo dat derhaU ven defen eenen voet water, of 63 pond in den pyp QRden loflèn bodom WZ even; veel befwaart, als al het waterrdat in de holligheit ABTP gaan foude; indien den bak; A-W Z.B tot: 36 voeten ofte dè hoogte QR, en ï 2,voeten wyd en breed fynde, regt opwaartsvgingh. Het gewigt nu dat dit water bedragen foude, kan; men vinden;, multiplicerende eerft de breedte en wydte van den bak, of ia- voeten, met malkander.· wanneer de vierkante grond fal fyn van 144 vierkante voe- ten* Dele weder met de hoogte Q R op 36 voeten gemultipliceert, geeft voor den lichamelyken inhoud van den bak ABT F, ƒ184, teerlingh voeten. En elke voet weder op 63 pond geftelt fynde, fal dit geheele water wegen 326192. ponden. Met welke fwaarte den lofien grond WZ, alleen door het weinige water, dat in den BJ'P QR: ftaat,meerder befwaart en neder geperft werd.' :' i 'Waarom verre van dat men met een gewigt.als W van foo of 1000 ponden by
het andere I op dè fchaal aan Η hangende te fetten, den bodem WZfpude opligten,' een fwaarheit van meer als drie hondert en fes en twintigh duyfent ponden ibude vereifcht werden,-om alleen de 63 ponden waters in de pyp QR in dit famenftel fiaande te evenaren^, of liever te doen bewegen* En gelieve niemant aan de waarheit van dit gefeide te twyffeïen, indien maar de
bak rondom fterk genoeg is om defe grüwfame drukkingen uit te liaan. Defaakis by alle hedendaagfche Hydroftatkt bekend, en by veele, gelyk ook by ons, onder «ndelyk itvkleinder vaten getoond; §, 68. LX. Niet alleen fiet men defe wonderen in de neder-perflinge der vog-
ten; maar ook ondervind'men defelve, op gelyke wyfe volgens de felve wetten, in de opwaarts permnge der vogten;-want nadien V R met 63 pond neder geperft werd, als de pyp QR vol is, moet voIge|jj|§... 38* elk gelyk deel tf em. in hetfelve Horizontaal vlak ABrntt' foo veel gewigts opwaarts geperft werden; en derhalven het gantfche vierkante dekfel Α Β met het geweld y au omtrent 326 ƒ 00 ponden, (de openingh VRea'i geen daar op perft daar onder gerekend) opwaartsgeligt.werden» <S£lyk au ¥an.dit voorige' foade ik ook.van dit laatfte defe wyfe kunnen befchry- : , r · °' » ' ' ven,. |
||||||
, · I
|
||||||
ν
|
||||||||
Van de wét der Hoogte.in de FL O E f- STO F FE N. %n
^enVdie iwy om dit beide te toonen in kleine machines gebruikt hebbén: dogh ydet
<ai figh ligt daar toe werktuigen verfinnen kunnen, en wy fyn hier reets langh genoegh geweeft. Een voorname ervarentheit van dit laatfte is by de Hc. Marktte ρag, 106. du mau*
vet», des eaux, befchreven. Hy nam TM XXVIII. Fig, z. een ton Λ BC D; wel- kers beide bodemen, als AMD wat innewaarts gebogen waren; en een gat in E 'in den eenen bodem gemaakt hebbende', ftelde hy een pyp E F, die maar een duym .breed , eau of iy voeten hoogh was, daar in; ioodanigh rondom E digt gemaakt fynde, dat tuÜchen den pyp en bodem geen lugt konde doorgaan. Verder de ton vol water gegoten hebbende, door gaten die daar toe in den bovenden bodem AMD gemaakt en daar na weder geflopt waren, fettede hy 800 ponden gewigt op <leiên bodem in Ρ en Q, Eïndelyk ook den pyp E F daar na vol water gegoten hebbende, bevond hy dat
„dit weinige water, dat defen nauwen pyp bevattede,- den bodem nietalleen te famen .met defe 800 ponden gewigts opligtede,; maar dat het den felven bodem na buite- waarts dede krom werden. Het geen hy .daar uit konde afnemen, dat een houtje I L tot een merk daar gefet fynde5 het welk den pyp ïn Hby na raakte, hv ώ| dat het teken by Η op den pyp gefet, hoöger als IL door defe oppe'rffing oö^ ferefen was. |
||||||||
§, Ö"p. ïfc late nu aan een Atlieift5 of hy defe wet der Hoogte en in deiên
^e gruwfaame geweiden van foo weinign water, voor geen wonderen met t»ns moet houden $ en ten fy de ondervindinge die icker maakte j of hy de felve wel geloofFelyk foudeagtentewefen, en de gronden waar uit dit af- geleid was, niet verwerpen. En om hem te doen fien, hoedanigh deiê aan grote Mathematici voorkomen $ laat hy de voor aangehaalde plaats in de dSta van Leipfigh A. 16*91, p. 36"f. nafienj en hy fal bevinden dat het terfle de naam by de Hr. Varignon^ (by de geheele wereldt voor foo een groot Beweeg-kundige bekend) den naam van Fatnofufn paradoxum , of een roemrugtige wonder-fiellinge draagt. Welkers waarheit hy fegt by de liedendaagfchc Wis-kundige feker. genoegh te fyn. Dogh dat de ma- niere, op welke fulx door de vloeibare ftoffen uitgewrógt werd, nogh in ver- ichii is. En noemt de Hr. Marktte dit laatfte, op de ftrax aangetoogen plaatfe, On effet furprenant de VequiHhre^ dat is, een verbaafi-makend uitwerk- fil van het even-wigt. De Heer Whifion^ Pr<el. Ppyf. Math. p. z^j. fegt van defe wet der Hoogte (van welke defe wonderen enkelde gevolgen fyn) dat fy een feer bekende regel is in de water-wigt, maar die nog nauwlyks mtuur-of wiskundig bewefen is; waar over hy fyne gedagren geeft in waar- tyk bewogene dogh geen ftil ftaande vogten. Soo dat al hetverwonderlyke daar door nogh niet volkomen weg genomen is. Ten minften fchynt nu geen Godt-loochenaar (om niet te feggen, dat
ae beweginge felfs niet nootfakelyk is) foo verre te kunnen komen, fondcr ngh ielrs van dwaasheit temoetenbefchuldigen;dathyfieh inbeelden foude, te Kunnen bewyfen, dat de werken in de natureby een blinde nootfakelykheit K&kltk. 2, moetea
|
||||||||
»
|
||||||||
XXVII. BESCHOUWING E.
|
||||||||
Stz
|
||||||||
moeten volgen en veroorfaakt fy η i welke hy moet erkennen niet vblïtov
men te verftaan: en van dat fc hem. als nootfakelyk fouden voorkomen, voor onmogelyk of immers volkomen ongelooffelyk fouden houden, indien hem de ondervindinge daar van niet overtuigde. En of hy defe met foo veel liantvaftigheit en foo regelmatig gebeurende wonderen, dat fy figh na alle gevolgen, die Wis-kundig uit Voorige wetten afgeleid werden, ort- dervindelyk fchikken, aan een los en nu dus dan foo werkend geval,fondcr tegenfpreken van fyn confcientie,. dan ligter kan toefchryven, laat ik aan hem felven §. 70. Dit moet ik in het gemeen hier nogh by doen: dat fchoon veele
al uit Beweeg-kundige wetten, (en wel infonderheit uit defe, dat om hon- dert pondt een voet hoogh op te ligten defelve kragt vereifeht werd^ als om een pond in defelve tyd hondert vóët hoogh op te ligten) dit beide getragt hebben af te leiden* waar over Mariotte en andere Wis-kun- digp kunnen nagefienwerden ·, egter nogh-niemandt de wyfe , op welke de Vloei- ftoffèn figh moeten fchikken om defe wetten felfs ftil ftaande te ge- hoorfamen en defe wonderen uyt te rigten, aan de geleerde werelt bevatte* lyk fonder fwarigheden heeft kunnen voorftellen * en hebben wel deHee- ren La LBre (Mechanique. Prap. GFI. J. y$ 1.) en Farignon.o^ de ftraks aan- gehaalde plaatfe,, een famenftel van Hef-bomen feer kunftigh uytgevondem; welkers werkinge met die van de vloeyende ftoffen foo verre over een komt, dat het fëlve,. in een vierkante doos of kift befloten en in order geftelt fytif de, deflfelfs opper-dekfel,, grond, en opftaande fyden, op de felv.e wyfe |>erft, als of defe doofe met een vogt gevult was. Dogh hoe veel gelykformigheit met de vloeiftofFen hier in ook getoond
is, fal niemant, nogh defe Heeren:felfs, ligt geloven.^ dat het water, oly, en andere vogten door diergelyke Hef-bomen in defen werkiaam fyn. * En laat dan deië ongelukkige Phïlofophen (die dogh niets meer vrefen, als een Godt,, die wys is, in de Nature te vinden) aan ons feggen, offy niet moeten en gewilligh willen toeftaan, dat defe Heeren La Eire en Varignon at een groote wysheit -moeten gebruikt hebben om· door defe Hef-bomen iets te toonen,, het welke foo, gelykformig aan de Werkingen der yogten is. En indien men aan defe Godt-loochenaars felfs, fonder defchrif- ten van deiè Heeren aan haar getoond te hebben, dit ProblemaofMathema* tifch werk-ftuk voor ftelde ; offy met al haar wysheit fighalfoo gereedfou·? den vinden om het fèlve ftraks te ontbinden : ten minften offy niet over- tuigt fyn, dat'er al veel veriiandts en kennifle van de Be\yeegh-kunde van noodeti is: om het te kunnen oploffén, alleen maar foo verre y. dat ymant hare gedagten lefende, bequaam ibude· fyn,, om van dit famenftel defer Hef-bomen debehoorlyke formc te begrypen r fonder, nogtans iets wefent? lyks ontrent hetfelve uit te werken. Eindéiyk of fy een konftenaar fiende > die defe gedagten op een eöedc maniere werkftelligh gemaakt, hadde, den . ■ ■ ■ & - {elven.
|
||||||||
.«§■■■■■
|
||||||||
Yan eénïge Natuur-wetten'. 8ι$
iélven niet voor wys en verftandigh fouden houde. Het. welk foodanigh
fynde, gelyk ik niet denke dat een van haar fal derven loochenen, bidde ik haar voor het laatft in ernft by figh felfs te overleggen, of fy figh ook rede- lyk en verftandigh in defen gedragen y als fy in de vloeibare ftoffen een nogh veel verwonderlyker ordonnantie en het uitwerkfel in een veel verhevener trap fienj en egter tot geen erkenteniffe tot nogh toe hebben willen komen, dat een wysheit, en te gelyk een magt, die door verftant beftiert werd,in de vloeibare, ftoffen werkfaam is. Te meer , dew'yï defe wet der Hoogte in hare op en neder, fchuin en dwars-perflingen van dat belang in de fienlyke werelt is, dat fonder defelve den geheelen aard-kloot,. en alles wat daar op is, haaft in een onherftelbare vervvarringfi vervallen foude. ,. §. 71. Om van dit laatfte en van het gene door, defe wet der Hoogte in de Wereld gefchied overtuigt te fyn, gelieve een beklagelyk Philofooph, die alles of uit het geval, of uit natuurlyke nootiatelyfcheilen afleid , en nogh aan het aanwefen van eenen wyfen Maker , en beftierder van het Hceï-Al twyffelt, met ons op eenige van de volgende faken agt te geven: welke hy uit het voorgefeide fal hebben kunnen weten waaragtigh te fyn·, of foo hy een ervaren Wis-kundige is, waar van fyne ftudien en ondervindingen hem yeriekeren kunnen, f ~ : s ; Immers fal hy niet kunnen tegehfpreken , dat alle kamers van alle hui-
fen, van de flegfte Herders-hutten af tot de Koninklykc Pallcifen toe, niet anders als enkele en verfchrikkelyke moor-kuilen voor alle menfchen ea dieren, die figh in defelve bevinden,, wefen foude y indien de lugt in fyne deelen, niet gelyk een vloeiftoffe , maar gelyk een ftof-hoop van kleine vatte lichaam fyne fwaarheit oeffende -f en by gevolge niet meerder, als van die regt boven hem ftaat,. gedruist wierde: fonder dat de wet der Hoogte m defeiven plaatfe haddey waar door alle gelyke deelen in het felve Horizon*· taal vlak gely kelykgeperft werden,, het fy veel of wynigh lugt regt boven defelve ftaat* regt anders als in op een gehoopte vatte lichamen gefchiecL Men gelieve dan te denken aan de ellende en verwarringe, welke hier door .onder alles, wat van nooden hadde voor de ongemakken des lugts, voor koude , winden, regenen enz. befchermt te fyn, veroorfaakt foude wet* den. · Om dit met wat meer klaarheid voor te ftellen y men verbeelde figh Tal·.
XXVIII. Fig. 3., dat ymand in W in een kamer fit y waar van de folder in ABC hem overdekt, die boven fyn mond, waar door hy ademt, de hoog- te heeft van MO; buiten de kamer fy de hoogte vande buiten- lugt QjS,, welke met die in de kamer gemeenfehap heeft. Indien nu de lugt in het gedeelte L Μ niet rn eerder latt draagt,, als van dé
kigt,die in L Μ O Ν boven L Μ tot de folder Ν O ftaat, (gelyk gefchieden> ioude,, indien de lugt fyne fwaarheit na de wyfe der vatte ftoffen oeffende) 61 fy feer weinigh perffmge en by gevolge na dien tyd, als de felve fonder ö Kkkkk $> döor |
|||||
\
|
|||||
8t4 XXVII. Β ES C Η Ο U W I Ν G E.
door fwaarte gedrukt te fyn,eensuitgefètis, weinigbuiffettendekragtkuitit.
nen oeftenen j nadien de laatile figh na defefwaarheit gewoon is te fchikken. Want dewyl de quikfilver in een Barometer Τ gewoonlyk tot z8, zp of
W duimen tegen de buiten-lugt Ρ QS R inbalance ftaatj nadien defelve 14 malen fwaardér is als het water 5 ingevaile men de hoogte dësquikfiiversojj 30 duimen by voorbeeld fteld, fal het water op 14 maat 30, dat isöp42,0 duimen, tegen de lugt, balanceren. En nadien dit water van de meefte be* vonden is 800, poo of 1000 malen fwaardér te fyn als de lugt, ( dit weder op 1000 nemende ) fal de lugt op defelve wyfe in een gedrongen fyiide, als fy byóns is, 1000 maal 42.0, 0*42.0000 duimen hoogh ftaanj (demeerder hoogte, die fy heeft om dat fy boven minder fwaarte draagt en fighdaarom aldaar ook meer uitièt, nemen wy hier niet in agt) en föo falQ^S defe hoog- tekunnenbetekenen. - , Laat nu Μ O (gemaks-halven) op 14 voeten, dat is op 168 duimen, ge-
ïteld werden; foo fal de verdiepinge der kamer Α D of Β Ktenminiren 18 a lp voeteh hoogh moeten wefen, die al buiten gewoonte hoogh is. Ende toerflmge der lugt in L M, dragende defe 14. voeten of 168 duimen in IMON boven figh, falftaan totdcperirmgederbuiten-lugtinPQ, ge- lyfc.dcn pylaar LMON tot den pylaar Ρ QJiS, of als iö*8 tot 410000 dui- tten, of ruim als 1 tot zfoo. · . • Waarom de perffinge by L ïvï in de kamer alleen een -^os deel is van dié by Ρ Ö dóór de luet buiten de kamer eefchiet. Nu defe laatftc houd de quikfilver in een Barometer op tot 'jo duymen, foo fal die m de kamer by L Μ defelve quikfilver alleen kunnen ophouden tot -£* of geen £ van een duim of ontrent 7 van een linie of van sj van een duim. Dit yaftgeitek fynde, fal yder, die ooit eenigh dier ondereen klok ge-
ilen heeft, waar uit men de lugt pompte, enby het wejke een Barometer met quikfilver geiët was, met volkomen fekerheit bevonden hebben, dat^ langh eer de quikfilver tot de laagte van4 vin een Unie neder gedaalt was, dit dieróf vogel reeds m trekkingen gevallen en meeftentyd geftorven is. Soo dat het hier uit, en uyt andere experimenten, die door delugt-pom-
J>engefchiet fyn, (waar van een van de Hr. GuerkkebovenBefchoww. XFIIL §. 48, 4P, aangehaalt is, hetVelkebynaaaneen menfche het leven koilede) blykelyk genoegh is 3 dat als de lugt in de kamer by L Μ geen meerperifin- se leed, als van die onder de folder O Ν is, allédieren,dieophetlandenin Jugt leven, in die kamers Üraks fouden moeten fterven. En dat alle kamers €ft huifèn derhalven fonder eenigh gebruik foudc fyn* ten fy alleen door de voorfeide wet der Hoogte (waar aan alle de vloei-ftofTen gehoorfamen, en waar door de perifinge in het fclve Horizontaal vlak Ρ Μ opgelyke deelen V Q. en JL M, 'tfy buiten 't fy binnen de kamer even groot is) dit groot ongemak wierde voorgekomen5 en alles wat onder eenigh dak was by het leven bewaart. r\^ |
|||||
> ■
|
|||||
O P~an eenige Natuur-wetten £rj.
' Om dèfelve reden, was het niet mogclyk, dat eenigh Schip j fonderdefé
wet der Hoogte , onder een brugge konde door varen, fonder oorfaak te fyn van eeri fchielyke dood, immers een by na doodelyk overval van alle die daar in waren. Geen vifch felfs konde onder een brugge door fwemmen fonder fyn leven
genoegfaam te verliefen j om dat de lugt onder een brugge veel minder perP· finge op het water foude kunnen oeffénen; als die nogh doen kan, aieiri een glas van de lugt-pomp boven water, daar vhTchen in fyn, nogh ftaaty wan- neerde pomp reets eens of tweemaal gewerkt heeft. Welke dunheit des lugts en verminderde perfling op het water men nogtans iiet, dat de viflchen in) veel benauwtheit,en -dikwils tot de dood brengt, Befchouw. XF1IL%. 31, En dat dit niet onder elke brugge gefchiet, en dus de wateren van hare vïjp fehen ten grooten deele berooft werden; is alleen aan de voor gefeide eigen- fchap van de wet der Vloei~ftoffen ö£derHoogte toe tefchry ven. Men kan hier by doen, dat de lugt in LM in een kamer ibo weinigh-
perflinge lydende , datfe de quikfilver in een Barometer, nauwlyks tot f van een linie kan ophouden, defelve feer dun in die kamer moet fyn, of immers na eenigen korten *tyd werden, en by gevolge onbequaam om geluit tot onfeooren te brengen % waar van te voren Befchouw. XFIIL §. 3 f, 50", reeds- ondervindingen gegeven iyn: foo dat, fchoon in defe 'lugt kunnende leven,: égter ,geen menfchen in een kamer fynde, met malkander fouden kunnen fpreken. Om hier niet by te voegen, dat geen vyerin foo dunnen lugt foude kun-
nen branden, geen rook opwaarts gedreven, geen reuk-delen by na uit eenige lichaamen tot ons ge,bragt werden, en feer veel diergely ke faken, dié alleen do<*r defe dunheit der lugt fouden veroorfaakt kunnen werden. Indien ymand hier tegen mogte werpen, dat, alhoewel de lugt in dé ka-
mer foo weinigh perffinge en uitfettinge hadde,egter de meer gedrukte lügt uit Ρ QR S figh derwaarts foude begeven; gelyk ook water felfs, fchoon het wynïgh ofby na geene uitfettinge heeft ^ doen foude, indien het in de plaatfe der lugt was. Gelieve defe aan figh te gemoet te voeren , dat defe tègenwcrpinge ook de wcrkinge der iwaarheit en weil derHoogte, die alleen aan de vogten eigen is, enkelyEten.grond heeft, welke wy in dcfenonde|·- ftellen geen plaatfe te hebben; nadien wy alleen tragten tetoonen, Wat ge- fchieden foude, indien de lugt-deelen door haar fwaarheit werkten, niet gelyk vogten, maar gelyk andere vafte lichamen ; welke laatfte de wet der Iloogte (§. 45.:) niet gewoon fyn in hare werkingen waar te nemen. Om aan dit'gefeide eenige klaarheit te geven: laat tfab.XXFIIL Fig.^ieen
hoogenfand-bergh (alleenuit vafte lichaamties daar om beftaande) de gedaante van Α BC DM Η Ν hebben* foo is blykelyk, dat liet lichaam GgedruktWerd- met het boven hem ftaande fand in E FC D, en (foo men wil) met het gene in Q^R ook befyden hem Haat. Maar indien men .-in-het felveHorizontaal; ylafe
|
||||
$t(S; XXVlh  ES C.HO UW INGE.
vlak BH, een ander even groot lichaam als Ê figh bevind, dat maar een
hand breed als L S onder het fand is, fal yder weten, dat dit lichaam Ê weinigh drükkinge en veel minder als het lichaam G verdraagt $ fchoonal het fand ook in een vat gelykformigh aan den heelen ontrek defes bergs begrepen wasj en dat daarom eenmenich die in G onder defenfwaren iand- duin onbeweeghlyk foude leggen, als hy in Ê was figh met weinigh moei- ten fouden kunnen opregtenj als het vat gelyk een doos dun en niet te fterk was. ' Daar indien een vogt, in plaatfe van dit fand, in defe gedaante of itond
of door een vat gehouden wierde, het lichaam JÉC mtt even veel fwaarheit Föude gedrukt werden als G, in gevolge van de wet der Hoogte. Waar pit blykt, dat, als men het werken der vafte en vloei-ftoffen wel ondcr- fchek, defe tegenwerpinge van figh felfs vervalt. < §. jl. Ten miniien om op alles in hetbyfonder niet te ftaan, fal het voor
yniand, aan wie de hedenfdaagfe Natuur-kundige ondervindingen bekend fyn, onlochenbaar wefen; dat fonder de werkinge van defe iqgt der Hoogte in de vloei-ftoffen, de menfehen van het gebruik van hare huifen en haar meeite gemak ontbloot fouden fyn. En fulks iynde, wat foude men aan foodanigh een niet geerne tot vergél-
dinge geven? die een middel daar tegen vinden, en defe wet in de vloei- Itoften hadde kunnen leggen. Soude niet yder, ook felfs een Atheiir K mee- nen dat hem groot ongelyk gefchiede j fchoon hy alleen op een vry onvol- maakter wyfe^ alle defe ongemakken maar hadde kunnen verligten? indien men hem geen dankbaarheit daar voor betoonde, en hy in tegendeel voor een volitrekt onverftandige en onwetende gehouden wierde. Ik lajte nu aan defe ongelukkige Phiïofophen felfs te oordeelen, ø÷ fy door
$pfe wet der perffinge van de Vloeiftofferi alle defe ongemakken niet alleen verligt, maar geheel weg genomen fien j of het denkelyks is, datiiilks fon- der eenigh ooghmerk of wysheit en alleen by een los geval toegekomen zy: daar defelve wet foo ftantvailelyk foo wel by de geheele lugt en water-zee, die den aardbodem omringen, als by de minfte gedeelten van haar waarge- nomen werd, en honderd duifenden van millioenen deelen aan defelve ge- hoorfamen, fonder dat een eenige daar van afwykt. Ik weet wel, dat die het te plomp oordeelen, diergelyke groote faken aan
een nu dus dan anders werkende geval toe te fchryven, fulks fomtyds ge- woon fyn , aan natuurlyke nood-wetten te doen. Maar (om dit nogh eens aan te dringen) indien ooit in eenige faak den gedugteriMaker en Beitierder yan alles de eerc van lynen grooten naam van foodanige lafterlyke gedagten Beeft willenbefchermen ,en tyne aanbiddelyke wonderen oogenfchynelyk ver- toonen, fchynt het in4it voorval te wefen > alwaar hy de maniere, op welke de Vloei-iioffen aan defe wet der Hoogte ^ýéïïôàëôáæç^í oorde alderdoorfigtigfte yerftanden verborgen heeft, £n weet ymand de wyfe niet, op welke de vogten ;:;. r werken j |
||||
]4 fm <#mtuur-wetfen.l tff1 847?
werken ; hoe kan hy met eenigen glimp,van waarheit iïgh felfs of anderea
tragten wys te maken? dat hy weet, datfe nootfakelyk en niet na het vry welbehagen van een ontfachelyk Beftierder op defe wyie werken. Ik late de onredelykheit daar van aan haar felfs te overwegen. §. 73. Dogh indien wyna de mder-perffinge nu onfe oogen tot dat groote won- f
der werk van defe wet der Hoogte, namel,yk 'de opwaarts perfiinge der Vloei- * ftofFen keeren i Tal iigh ook hier in de>Heerlykheit, magt en goetheit des ΑΙ-Regeerders oógénichynelyk op doen. Dat nu alle vogten, die andere ter iyden haar hebben (laan , een welênt-
lyke kragt doen, die opwaarts perfb, is te vooren getoond ; en kanblyken, behalven uit het voorgefeide, ook uit het experiment van de Hr. Boyie^hez geen wy hier onder eenen, kleinen en onkoftelyken toeftel by fullen doen., !? Soudeymand, inde water-wigt onervarenfynde, ligtelyk kunnen gelo- ven? dat een ituk lootSjhet welk foo veel ïwaarderals een gelyk deel wa- ter is, fonder ergens óp, te fteunen óf door ietw^ts,opgehouden te geiden, alleen door de op-perifende kragt van het water fouJe kunnen belet werden neder te'finken, en dryvende gehouden werden. En dit, fiende, foude hy het voor aeen volkomen wonderwerk houden ?-, ; . ;< En nogtans/ij'ej ,men dit gefcjijeden, alsjhet loot geen water boven %h<
ftaande.heeft, het ,geén het felve door fyne fwaarte neuerdrukt 5 en wanneerhec fyd-water 13 aj^ .malen hooger ftaat, als de dikte van het loot bedraagt. Die hier van een· gemakkelyke preuve gelieft te nemen, laate eenblikkej
pyp dab f ïab.XXF. Fig, 1. maken; foo dat de benedenften rand ab gelyk en fonder onevenheit is 5 dan een rond ftuk loot abmn genomen hebben- de, wiens dikte am ontrent is van j of i van een duim (dit was de maat van het gene wy gebruikt hebben) en welkers breedte ab foo groot is, dat he| felvc even op de blikke pyp*by ab leggen, en defelve ftoppen kan, fonder : dat het buiten de pyp iets merkelyks met fynen rand in α en £uititeekt$laaj:- verder een klein koper krammetje in e, foo na' als mogelyk in het middea· van dit loot vaft gemaakt, en een touwtje g/èdaar aan gehegt werden. Daar na dit loot ab met een leertje, of ook met een natblaasje, hetwelk in de ^midden een openingh heeft, door welke het krammetje e met het touwtje ek henen kan gaan, even bedekt fynde, trekt men door dit touwtje het felve loot αbnm redelyk ftyf aan tegen de mond #£ vanden blikken pyj^ abafi en dit te famen dus aan den anderen houdende," fteekt men het fchie-; lyk tot de diepte dm, (die ontrent 13 ai 4.maal foo groot is, als de dïkt-c van het loot α m) in een vat Ν Τ G O , waar in het water dan tot Ν O ftaat, Wanneer men bevinden faI, dat het touwtje e.k en dienvolgens den loden* fchyf abmn van alles Jos fynde, op defe plaatfe niet nederwaarts finken, maar door een op-periTende kragt van'het water ? het welke daaronder is, fal opgehouden werden, en volmaaktelyk dryvenj waar van wy op verfcheiden malen de ondervindingen genomen hebben. !L'flll ';: Dat
|
||||||
1
4
|
||||||
§ χ.8 XXVII. Β' E S G KT O U W INGE.
Dat dit RU door dit op-perlFen van hét water alleen gefchiede, bleek daar
uit j als men het loot minder diep onder het water ftak, als ontrent linia- len deffclfs dikte was, wanneer het felve fonder eenigh vertoeven, als het touwtje ek los gelaten wierd, neder fonk. Dogh het loot veel dieper onder water-gebragtfynde, fagh men dat ook de pyp met het touwtje beide los gelaten fynde, het loot niet alleen niet neder fonk; maar felfs het geheele famenftel van loot en pyp opwaarts geheven wierdie, engelykeenftukhout:3 meermalen op en neder gingh. De reden is uit het voorige én de wet der Hoogte klaar genoegh, want
dewyl het loot ontrent 12, malen foo fwaar is, als defèlve grootheit van water y wanneer het 13 malen .dieper beneden het water NO is, als fyn dikte am groot is$ en de pyp door de hand^ en het loot doof het touwtje vaft en$il gehoüdéa werd, is het klaar dat het deel ^h van net Horizontaal vlak LM, van; den pylaarder Hoogtepqhg nedefgèdrukt wei-(f.' Nu elefen pylaar in' ρ-g dcrrien malen foo hoogh fynde, als am de dikte van het loot, faihetwa- ter m η, dat onder het loot is, met defelve kragt opwaarts geperft werden. En nadien het loot, defelve i$m\ maar met 12. van defé 15 deelen, magtigh is neder te periTen (als maar 12, malen fwaar fynde als een. gelyk deel wa- ter) is het klaar genoegh', dat het water in »z#,'.met 15 op geperft en met 11 neder geperft werd: foo dat de op-perfleride kragt vam het Water in mn grooter fynde, als de neder-perflende van het loot, hfetfelve loot niet ne- derwaarts linken kan, maar opwaarts geperft móet werden. r ·'., Dit de felve gronden kan afgeleid werden, waarom het loot rrtaar ρ of
10 malen foo diep als het dik is, onder water geftoken fynde, in tegendeel ftraks neder fakt: gclyk fulks altyd en ook in dit experiment bevonden werd·1.· : :, :\ 'Ί< ■ r Va^ het verbaaftmakende geweld, waar door. dèfe neder^perffirige en op-
waarts perffinge der vogten gefehieden, is niet nódigh hier weder op nieuws lefprekett, na het geene dat §. 64. enz. en Befchouw. JUC. §. 7f.gefegtis. En kan uit dit experiment, en het geen §. 36". te voren van het finken
vai* het hout aangetoond is, klaar genoegh afgenomen werden; dat een fluk hout, en daarom veel meer alle fchepen door, de kragt van hare over- groote fwaarheit, gelyk fteenen door het water fduden na de grond neder Eiken, indien de op-pcrflênde kragt des waters defelve niet opwaarts hefte. '/'■■■ ] : -Ψ- ■ · §; 74..' Kannu weder een ongel α kkigh twyfFelaar hier figh felven inbeel*
«len? dat défe kragt dés waters, waar door een fchip op het water dryft, er* de zee en ftroomen kunnen bevaren werden (fonder het welke niemant ©ntkennenfat^ dat de wereld van het,grootfté deel van haar geluk foude be- looft fyn) by geval voortgekomen is. * SÖmen, idii éordeelen wyste fyn, en de wereld'Verpligt te hebben »dic
Itet HsaakfeL en toetakelingh der fchepen tot die volmaaktheid, waar in wy defelve
|
||||
I'S O Ì ÖÜç eénïgê. Natuur-toetten. . |g.§
defeive nu befchouwen, gebragt hebben ?. en fal men! denken j dat 'ér geea
wysheit nogh goetheit werkfaam ge weeft is, als men defelve als op deTrug- ge van eene vloeyende, eene onvafte en tfoor het minfte wykende ftofit, op een voor de grootfte Wiskundige onbegrypelyke wyfe rondom den ge- heelen Aartkloot fiet henen dragen? . En hoewel de nederperiTende kragt eenigfints uit de fwaarhdit der vog-
ten fchynt blykelyfc te fyn j foude wel yraand defe wet der opheffende kragt der Vloei-ftoffen, ooit in defelve vermoed hebben? ten fy defelve door on- dervindingen konde oogenfchynlyk betoond werden. En vereift dit derhalven geen wyfe fchikkinge en geön figh tot de kleinfte
fiertjes toe uit (trekkende magt van den Beftierder der Vloei-ftofïen? diealle de ontallyke deeltjes der vogten, alleen door twee gelyke tot verbafens toe groote en op een onbegrypelyke wyfe tegen malkander aan werkende kragT ten gebalanceert fynde é, dwingt ftil te ilmn: ook dan wanneer fy niet als een kragteloofe rufte vertoonen; en ons fchyncn volkomen onbewogen en fonder werkinge te fyn. Wat fiet men in het Ô voor Amfterdarri, als het door geen winden beroert fynde, een gelyk opper-vlak in fyne ftille wate- ren . vertoond, het -geen na foo ondenkelyk een geweldige kragt gelykt? waar door het geheelevlooten, met kanon en andere Jaftert geladen, enkel door fyn opwaarts perflende kragt, belet een hair breed nederwaarts te lin- ken. En kan ymand uit het voorige, de ontelbaarheit van de millioenen deir rnillioenen water-deelen figh voorftellen, die alle aan defe wet gedwongen werden te gehoorfamenj en hier geen, aller menfchen verftand te boven gaande, wysheit en vermogen in ften? die fyn groote oogmerken, van wa- teren door fchepen bevaarbaar en menfchen gelukkigh te maken, daar in doet figtbaar fyn: laat hy ons dit groote raatfel oploiTen , op welke wyfe fulks kan uitgevoert werden, met Ãüï verfchrikkelyk een geweld, als tot het dragen van fop gedugte laften vereifcht werdj en hoe fuiksdooriboJig- te ftofjes en fiertjes en foo kleine water-deeltjes kan gefchieden} welke door de minfte kragt en fonnefchyn of warmte, tegen hare fwaarheit aan, kun* nen van een gefcheiden en om hooge tot de wolken toe opgeven werden j of laat hy met ons, een Godt, die wonderen doet, uit dit en al het voori- ge erkennen. §. 7f. Op defe wet der Hoogte fchynt deji H. fob het ooge al gehad te
hebben. Waar door de wateren niet volgens ha-ar meenigte of breedte, maar . alleen volgens haar opilaande hoogte, haar geweld van perffinge uitvoeren j wanneer hy Cap.XXFlIL if. dele woorden gebruikt, doe hy de wateren op* Tuoogh (Tikkeen) in mate. - Nu werd dit woord {Tacan) hier opwegen vertaald, eerftby veele door
Librare of balanceren , en in de Lexica van de Heeren Coccejus:e(\ Robbertfon
ook- overgefet in Piel, (gelyk het alhier gevonden werd en feer aanmerke-
, ïykis) door Enger* en Corifirmare, of hts rep opwaarts fleliw, enbevefligen:
LI Ui æ gelyk
|
||||
gio XXVII. BE S e-WO UW É Í G E.
gelyk het 00% PfMm.LXXF. 4.· van: pylaren verftaan werd', die opgeregteé
vaft gemaakt fyni Soo dat defe wónderlyjce wet der Hoogte in defe plaatfe al fchynt aangewefeh te fynj en de voornaamfte eigenfchappen der felveindic eenige grond-woord begrepen tewefen, als men alle deiïelfsbetekeniiien hy den anderen neemt, die in de fake felfs gevonden werden".^ En dienvolgens den teit dus vertaald : Doe hyde wateren balanceerde, (Librare) en die tegt ( al s pylaren) bfiwaarts fielde (Engere ø enbevefligde (Co ç firmare ) in mate, \ ,» Alwaar niet alleen de balanceivan de tegen een werkende kragtenenperfe
lingen, door welke de Vloei-itoffen, en geenfints door een'kragteloofe rufte , onbewogen ftil liaan, aangetoond, maar ook den Pylaar der Hoogte, die alleen volgens het-te vooren getoonde werkfaani is, na fyne,opwaarts geregte hoogte, klaar genoegh uitgedrukt werd. Want dat hier eigentlyk in dit vers op het gewigte en fwaarheits werkirige der Vloei-ftoffenge-oogt werd, is klaar genoegh af te nemen uit de voorgaande: woorden; Doe hy dm wind (de lugt) het gewigte maakte, : < · i,;; ýÞ é En indien men het woord Bemiddah, alhier in mate, ook verduitil, m
hoogte, foude alles genoegfaam lettcrlyk in defe woorden begrepen fyn, het gene van de wet der Hoogte gefegt is 5 hoe wel anders het woord in mate felfs daar toe gevoeghlyk genoegh ftrekt. : - : ; Dat nu dit egter foo feer'niet getrokken foudefyn, als het in het eerfte
wel fchynt voor te komen,foude men met verfeheiden plaatfen kunnen aan-· tooneni alwaar dit felve woord Middah, een opgeregte hoogte bepaaldelyk betekend, infonderheit als fy grootis. ·..,·.. . ,:-/.,* Soo werd Jeremia. XXII. 14. Beet Middoot, in ,'t duïts vertaald, door
een /eer hoogh huis y Nümeri XIII. .31. en Jefam XLF. 14· dnfchee Mid- doot, en Middah\, door mannen van groote lengte, 't geen eigentlyk Tegt, van groots hoogte. > Gelyk ook é Chronicor. XI 11. Ifch Middah, verduiit werd, een man van groote lengte, welke ftraks daar na in opiigt van fyne hoogte befchre- ven werd van vyf ellen. En 1 Ghronicor. XX. 6. werd É/þ Middah, ook Ë-ertaald door een/eer langh, dat is een /eer'hoogh man. / Soo dat wetende uit 4e voorigc water-wigtige wetten, dat de Vloei-ftof-
fen in de fake felfs,hare perflingen en geweiden, en balanceringn alleen uit-r
voeren volgens hare regt opwaarts geregte Pylaren der Hoogte-, als men dan
het woord Bemiddah of in mate, hier vertaald in hoogte (die men hier ook
niet anders als feer hoogh , e" var> veele- maten begrypen kan j om dat fy
ügh van de benedenfte gronden der zee tot het alderhoogfte opper-vlak des
lugts, indien niet hooger,; uitftrekt) men niet anders doen fal, als in de
aangetogen plaatfen, 'door de geleerde Overfetters, met groot regtgefchied
is 5 en het groot bewys het geen Job van Godts alles overtreffende wys-
>heit;daar uit trekt, nadrukkclyk regtveerdigen., Die eeril eenige verflen
te vooren^ de feldfaamheit van de ware wysfieit en het regte verftand der fa-
kea onder de menfchcn getoond hebbende, befluit vers zz, Godt kent harerk
(des
|
||||
J: O Μ Τ Van> èenige'Natuur-wetten. 8it
(ilc^^ysheitts) wegh en hy weet hare plaatfen. De reden is, vers 14. Want;
hy fchouwt tot aan de einde der aarde, hy fiet onder alle de hemelen. En om hier voorbeelden van ke geven, voegt hy in het zffte vers, twee verwon- derlyke faken by den anderen; Doe hy de lugt (den wind) het gewigf e maakte9 waar van wy te vooren Befchouw XVIII: §. 4f. gefproken hebben; het andere is, Doe hy de wateren en Vloei-ftoffen opwoegh en balanceerde, en'die (als py-laren) regt opwaarts flelde en bevefiigde in een groole hoogte. Want,dat door het woord WATEREN, ook alle Vloei-floffen verftaan kunnen werden, lal men uit Robbert/on kunnen fienj die onderde vericheiden betekeniflen vanhetfelve, ook alle de Vloei-ftoflfen, die op den eerften dagh gefchapen fyη, begrypt; de woorden fyn, Ïota illamateria liquida, qua primo dje creataefl. Gencf.I.z. ü^.^dVEnfoodefe uitlegginge ymand niet genoegh overtuigen kan, dat defe wet der Hoogte, die in de iVloei-ftoffen plaat fe heeft, al aan dien Geeft, welke dit H. Woord ingegeven heeft, in die tyden bekent gcwce/l is, wanneer het niet gelooffelyk is, dat nogh eenigh menfche defelve geweten heeff. Die gelieve de woorden, met welke den grooten Leidsman aer JodenGenef. VII. ij. de opwaarts perfTende kragt der Vloei-ftofFen foo duidelykaange- toond heeft, met aandagt na te lefen. Alwaar, wanneer de Arke (alswymet onervarene fpreken) begon te dry ven en vlot te worden, op de wateren, van defelve gefegt werd, Ende de Wateren hieven de Arke op, foo datfe oprees boven de aarde. Of met Junius en Tremellius, Pifiator, Robbert/on en an- dere , Ende de ÏVatmn hieven detJrke op, en fy wierd opgeligt boven de aar- de. Soude ook den eerften vinder van defe wet onder demenfehen, deièlve
met klaarder woorden hebben kunnen voorftellen, als hier gefchied is? en het dry ven op de wateren van een fchip.of ander vaft lichaam, nadiukkely- ker aan de op-perflende kragt dés waters toefchryven ? en toonen, dat het dryvende lichaam, fonder eenige werkinge door iyn ligtheit, in iïgh felir in dit geval alleen als lydende moet angemerkt werden ? en foude niet den ongeloovigften heiden of beklagelykften twyfFelaar aan het Goddelyk ge- , fagh van dit woord felfs moeten bekennen, dat het van eenveel hoogetr Geeft als een menfehelyke moet voortgekomen iyn ? als hy weet dat het felve voor foo veel eeuwen gefchreven fynde, in de kintsheit der wereld iets. gefegt heeft, met foo platte, verftaaniyke en de minfte dubbelimnigheit niet onderworpen fynde woorden, het geen in die tyd aan geen menfche $ die leefde bekend was. Want dat defe wet der op-perflende kragten van de Vloei-ftofFen, eeril in het laat fte van de voorgaande eeuwe, en meer als feftien honderd jaren na de geboorte van den Heiland der Wereld, aan de onderfoekers is openbaar geworden;; kan blyken uit de fchriften van den grooten Natuur-kundige Robbert Boyle } die defe ophefFende kragt des wa- ters, en in het byfonder dit dry ven van het loot, als hetgeen water bo- ven figh heeft (waar van wy fr. 73. gefproken hebben) onder de Li UI 5 far&
|
||||
ft£ XXVII. Â E SC tï O ÜWINGE.
Paradexa By dr o flat i ca ^oiivater-w^tige wondvr-verfchynfeleH, befclï reven heefïj
tot een valt teken, dat fulks tot die tyden toe nogh aan de Wis «kundige felfs, ik laat ftaan aan de onervarene meenigte, niet bekend geweeft is,en als nogh voor een wonder-geval doorgingh. f < 'S· 77· Gelyk nu de wonderen, van de op en neder-periïinge der Vloei-
ftoffen, al met een feer onredelylcoogh moeten aangefien werdeny indien men in defelve geen ooghmerkfiet, om de menfehen gelukkigh te maken: foo fal ook defe felfde wet der Hoogte,waar na figh de d wars-perilirige mede regu- leert, tot een groot bewys infonderheit kunnen dienen (het welk lelfs een hart·* nekkigh Atheift niet fal kunnen loochenen) dat fonder de felve de Zeedoor geen fchepen gebruikelyk, en den Aardkloot ten grooten deele onbewoon- baar foude gemaakt werden} foo dat veele bevolkte landen met den gewiflen ondergangh van haar inwoonders het uiterfteverderfibuden te wagten hebben. Laatymand, Tab, XXrilL'Fig. f. figh verbeelden, datinBCDEde
Zee tegen den dyk AC MN, tot de hoogte BC Haat: En eerflelyk, dat, het water door geen winden beroert fynde, een fchip in IFK ftil legt, ia eene kleine afftand BH van den dyk af, Soo is blykelyk, indien de vogten volgens geen andere wetten geregeert. wierden als vafte lichamen, dat het weinige water in AH F van de fyde des dyks, en dat in EGF van de fyde der Zee tegen dit fchip aanperifen fal; en by gevolge, dat het eerlte Á HF veel minder in meenigte, en daarom minder in fwaarheit en kragt fynde, het fchip door het meerdere Zee-water EGF na den dyk Á Â fal toegedron- gen werden > en op defe wyfe op geen plaatfe in de ganfche Zee lal kunnen in ftïlheit verblyven, fonder door het fwriarfte en meefte water na de fyde van het minfte en ligtfte toe geperft te werden. De verfcheidenfehuinhedea dcfer pevflingen merken wy hier niet aan. Wat ongemak dithu in het .gebruik en bevaren der Zee en andere wate-
ren geven foude, indien defelve niet na haar enkele hoogte, maar, gelyk andere vafte lichamen, ook na haar meenigte en breedte /, haar geweld van perffinge uitvoerden s is als te klaar fynde hier onnodigh breeder te beichry- ven. é Dogh het geen wy nu als het voornaamfte beoogen ·, welke dyken als
AC Ì Í fouden men niet gedwongen fyri te maken? als defelve regende dwars-perflinge van de geheele Zee C D E  foude beftendigh bly ven j in- dien 'defielfs geweld figh na de breedte en meenigte van het water, dat te- gen den dyk aan ftaat,alleenlyk fchikte gelyk het in vafte en onvlocibarelic- hamen doet: ten fy het den Al-beftierder gelieft hadde de kragt van defe dwars- perflinge foo nauw aan de enkele hoogte van het water en niet aan deflelfs breedte en meenigte te binden y dat fchoon een ganfche Zee tegen een dyk m  C aan perft, defen dyk niet meer te verdragen heeft, als de perffinge van het weinige water, dat (indien C L foo groot is als  C) alleen in de ruimte  CL kan begrepen werden $ volgens het gene te vooren getoond is §. f z>
§. 78.
|
||||
Van eenigf Natuar-wetfen, gij
§. 78". Kan nu yrnand defe wet, van £00 veei millioenen Γ00 kleine dee-
len, die dien woeften water-kolk der Zee uitmaken en geen het minftever- ftand, waar na fy werken moeten, beikten, met foo veel nauwkeurig- heit, ten allen tyden, en in alle gelegentheden fien uitvoeren \ en geen be- ftiereiide wysheit en magt, diefe alle daar toe.dwingt, daar in aanmerken? te meer vermits defe wet het eenige middel isj waar door belet werd , dat die verfchrikkelyke vcrgadeiingh der Zee-wateren het drooge niet en over- fe>otnt, en de dyken ftaande kunnen bly ven j foo dat niet menfchen en vee in de daar aan gelegen lager landen te gelyk verdrinken j nadien men der ielver dyken fwakheit in opfigt van de ondenkelykefwaarheitenuitgeftrekt- hek van het daar tegen aan perilende Zee-water niet Tonder fchrik en ont- loeringe dikwils aan kan fchouwen, » Indien nu eenigh levendigh menfche dooreen verborgen konfte, welk
nïemant buiten hem verftond, het geheim gevonden hadde, omdeperffinge van een ganfche Zee aan foodanige wetten te doen gehooriamen; dat hoe breed defelve mogte fya j de dyken egter niet als een feer klein gedeelte daar van te dragen hadden·, foude figh een Atheift felfs niet over fyne wysheit moe» ten verwonderen? En indien hy een middel uitgedagt hadde, waardoor hy niet alleen alle Stitoomen en Zeen, maar ook den gehelen Oceaan der lugt, cUe den ganfehen Aardkloot omringt, en alle verdere Vloei-itofFen daar aan tot haar minfte deeltje toe kon bi'aden * foude weder een Atherft de onden- kelyke uitgeftrektheit van deffelfs magt niet moeten erkennen ? Eindelyk, indien hy voor alle de weldaden, die daar door aan ibo veel geheelelanden, aan foo veel duifenden menfchen en beeften gefchieden (door welke de eer* lie van tot een poel te werden, en de laafte van haar uiterfte verderf bewaart werden) van die defelve genoten, niet anders als dankbaarheit eifchte 5 fou- de men foodanigh. een niet voor verfoeyelyk by alle redelyke menfchen hou- den? die in plaats van hier voor dankbaar te willen fyn, delen verftandi- gen uitvinder, en goedertieren weldoender, nogh voor wys, nogh voor magtigh, nogh voor goet doende wilde agten. Wat fal men dan van foo- danige ongelukkige Philofophen moeten feggen ? die dit alles op een wyfe fiende gefchieden, welk fy felfe bekennen moeten voor haar onbegrypelyk te fyn, verre van den Authcur daar van voor wys, magtigh en goed te willen ep- kennen j of alle defe faken, en wetten (die van foo veel duifenden figh on» bewufte deelen van Vloei-ftoffên, foo ftantvaftelyk in alle gelegentheden e» foo veel eeuwen lang gehoorfaamt fyn) aan een los geval, dat nu dus daa foo, en nimmer fonder verwarringe, en nooit met eenigh verftand werktt tpeichryvenj of anders fchoon fy het uitvoeren van defe wetten felfs beken- nen moeten niet te verftaan, een blinde nootfakelykheit daar van tot oorfaak pellen} wonderlyk em vreemd genoegh figh inbeeldende een natuurlyk[en nootfakelyk gevolgh .te kunnen toonen in iets, het geen fy felfs niet weten, hoe het gefchict. ; ■ «* . . ■ 'JtLO
|
||||
I
|
||||
8 ç ÷÷ í 11' Â Å & C Ç ° V W é Í G Å·
En indien wy hier na de gedagïe van fommige te verre gaan j Iaat die
groote en ongelukkige Philofophen, die meeftentyd foo veel met nootfake- lyke Natuur-wetten op hebben, aan ons hier nu eens toonenj uit welke nootfakelykheit defe wetten in de Vloei-ftoffen fonder eenigh verftand of ooghmerk voortgekomen fyn. En wat het i's, dat de deelen der vögten dwingt om op defe'wys te werken, op welke fy foo verwonderlyke faken uitvoe- ren, en foo veel menfehen gelukkigh maken, en niet op een andere wyfe. By voorbeeld, wat nootfakelykheit is 'er,dat de Vloei7itoffen fwaarfynjen met k ragt na beneden, en niet alleen fydwaarts of na boven tragten te gaan, en hare kragt te doen ? V- ; :. Ik late aan een redelyk twyffelaar (die noem ik is defen redelyk, die uit
onkunde twyfTelt, en verlangt onderrigt te werden) of hyymand die dus- handelt voor verftandigh kan houden/ en of andere foofeér buitenfporighby haar géagt moeten werden te redeneeren, die defe verwonderlyke wetten iiende, wdfcers uitvoeringe voor haar onverftaanbaar (lbo niet onnafpeur- lyk) is5 en merkende de ondenkelyke magt, die vereifcht werd om defel- ve aan Zee en Lugt en alle deeltjes,die delelvefamenftellen, fliptelykfonder ooit over te treden, te doen opvolgen j.eindelyk, die genietende de groote goetdadigheden, welke daar door aan geheele Provinciën én ook aan haar felfs geichieden5 in defen allen een wys, magtigh , en goedertieren Godt erkennen, verwonderen, en danken, [ §. 79. Met groot regt heeft dan den Heerlyken Weïdoender van alle figh van
defe wet, waar door hy het woefte geweld der Zee bedwingt, als een voor- beeld gedient, om fyne verheventheit en groothek boven alles aan te too* nen. Job ×××ѺÐ. ßï, n. alwaar hy van de zee in de voorgaande veer- fen fprekende, alhier fegt vers é o. Doe ik voor haar [met] mynbefluit [ds aarde] doorbrak en feite de grendel en deuren. 11. Ende feide tot hier toefult ghy koomen, ende niet voor der'3 en hier f al hy figb Jetten tegen den hoogmoet uwer golven. '· Tot nader verftand van defe plaats gelieven men te merken, eerfl, dat de
woorden, met en de aarde, alhier tuflehen twee haakskens ftaande, inde grondtaal niet gevonden werden, Ten tweeden , dat de geleerde Kant-teke- naars op defe woorden, doe ik voor haar [met] myn bejluit [de aarde] door- brak, hebben gelieven aan te tekenen, dat fy anders dus kunnen vertaald werden, doe ik over haar (namelyk de Zee) myn ordonnantie befloot, fonder tuiFchen-voeginge vaneenige vervullende woorden. Te» derden,dat hetgeen alhier ftaat, overgefet tegen den hoogmoet uwer golven, eigentlyk fegt, om de Hebrecufche Beth, inden hoogmoet uwer golven, ; Soo dat defe text dus foudcluiden: ; . , io. Doe ik over haar myn ordinmtie befloot, en fettede grendel en deuren*·
11. En fetde tot hier toe fult ghy komen en niet voorder, en hier faldefi (ordinaü- tie) figh feiten in dm hoogmoet uwer'golven. ·-; > , , . |
||||
χψ%"φ"%£Ρ"*$
|
|||||||
ι .:
|
|||||||
' ©at fiu hier eigentïyfc getfen-werd op 1 defe wét en /ordinantie, die de
eroote en wyde Zee dwingt, niet na haar breedte enmeenigte van water, maar na defielfs hoogte alleen, het geweld, van hare dwdrs-pejflinge uit. te voeren· fchynt uit: deïwoorden, dus vertaalt fynde, .van felts opeafeaarΛ£ fyn: biet alleen om daü defe ordinantieiof wet aan;de,Zee niet toe&at f09 verre te gaan , als de meenigte van hare wateren ander? welfoudefchynen i e fullen doenj maar infonderheit, ;ora dat defe wet in de water-deelcn felfè eefet is,die men ondervind,dat figh«daar na ten allen tyden gedwongen fy« te fchikken. Soo dat. het feggen;, dat defe ordinantie figh f al feiten* wel tegen y maar ook, de faak felfs in figh aangemerkt fyr.de, eigentlyker, in den hooghmoet van hare golven , een gewis kenteken en bewys fchynt te geven;: dat hier op een wet en ordinantie, gelyk defe, en niet op iets,;dat buiten de wateren is en op die wyfe haar tegen Haat, volkomenïlyk gefien V7CVQ '* ί'■■'■' ;' ■'' ''? ***** ·"" - ·''■> "-" - * ■:■>■■ ■ ·
Hoe weinigh tyds nu ook aan de gGootfte Hydroftatici defe wet bekend
Reweeft is, kan uit hare fchriften nagcfiën-.werden» foo dat het naulyks te geloven fchynt, dat ten tyde vanjo*, ymand daar van de jegte kennifle heeft lehad. Ik late dan aan een ongelovige, en dieaandeOoddelykheavandit woord twyffèlt, of dertlngever daar van fighvrnet die lof> weerdïghiPO* töond heeft te fyn; dat yder reden heeftcomité erkennen,.dat^hy meeijfwei tenfehap van de' Natuur-wetten gehad heeft ν als alle menfeheni die doenT maals leefden: en by gevolge of men hem ook met eenigenfchynvan waar-, heit onder de menfehen tellen magh. m ' w : §. 8o. Varidefelfde wet fchynt de Gpperfte felf-ftandige Wysheit des Vaders,
de Soone Godts, ook gebroken té hebben: Pro-vark VUL f <?. m defe woor- den: Duehy de Zee haar perk fettede^^opdat de waterenfyn bevelmeten/ouden overtreden. Alwaar het "woord Choks m' de voorgaande plaats van Job dooi befiuiten ordinantie vertaalt ij hier door perk in/den text,: dogh op de kant met infettinge, gelyk by Job övergefet is. in welke of een aan defe gelyk- forraige betekeniiTe dit woord feer veel malen voorkomt, foo dat de ge- meende fin van defe plaats foudefyn }„/)<?<? hy.de\ Zee haar ordinantie, infih tinge of wePfëttedé, op dat de waterenfynbeml'niet Jouden overtreden. Wpar uit dan het gefeide fchynt blykelyk afgenomen te kunnen werden } enfmet een, dat defe infettinge en wetcaan den grooten en aanbiddclyken Geeft, door welke dit Wobrt ingegeven is, volkomen bekend,gewceit is; omdat hy defelve om de wonderen» die daar door gefchieden, waardigh geagt heeft twee en muTchien meerder malen in dit woord foo klaar te belchry ven*, in een tyd, wanneer der nogh foo veeleeuwen verlopen moeiten v eer fy in haar byionderheden aan; eenighnienfeh openbaar wierde. r §. 8i. Dit alleen;moet ik, eer ik eindige, nogli aan defe ongelukkige
Philofophen vrage. Soude wel ymand die een van die Statifche of Mecha- niiche Machines, een Water,Saagh,of Koren-molen, Fonteinen, ofdui- Mmmmm *ent
|
|||||||
Λ
|
|||||||
lp XXVII. Β E S G,H α\ϋ W-I Ν G E.
'fént ander* gefien heeft/ twyffelen aan het verilandvan den maker den fel-
ver? En merkende dat fekere regels door foo veel faken, die niet en weten wat fy fyn, nogh wat fy doen, foo naukeurigh in hare bewegingen onder- houden werden j foude hy figh niet feharnen, tot die buitenfporigheit te vervallen, dat hy denken (ik laat ïtaanifeggen en llaande ; houden) foude, dat defe gelieele werktuigen fonder tofedoen vtaneenigh verftand of weien- fchap in die famenftellinge by den*anderen gekomen waren en :in hare wer* fcingèn beftieft wierden? En foude ymandeen dus gevoelenden Philofooph, die hier door felfs de eernaam van een Efprit fort ol ibrk en groot veriland boven aUe andere meende te verdienen, fonder medelyden over defe iyne ■dwaasheit kunnen aanfien ?. hoewel hy hier door, al geen andexe ftraf fëheea te kunnen lyden, 'als voorfeen eigenfinnigh en onverftan^igh rrienfch by alle, dietedël^k'ifyn, temperen doorgaan. ; ; .- fv, : ·; ■ :? ; ; Dogh om iets meer.te feggen: Een Godf-loochenaar verbeelde figh, dat
een wys, magtigh en goedertieren Vórft, door eigen verilandeen konil- werk uitgevonden, en het felve door eigen harid en op eigen koften uicge- voert, en toebereid hadde, foo dat felfs de verftandigite figh in <}e ordon- nantie en waargenomene wetten: varr. het felve te befpiegetenfeoncten yjernia* kèn. En hy (lelie figh verder voor, dais duifenden van onderdanen en ook hy felfs daar door geluk Icigh gemaakt wierden |, en dat vooij het gebruik ea genot deflelfs dcfen \£ortt van: nicmanfc, voordefe goejidadigljüitt.aleifch· te, als alleen, dat fy fyne wysheic} magt en goetgunitigheit:erkennen, ea hem daar over eere geven fouden, met bedreigmge,dat ymand die dit wei- gerde te doen foude gehouden, werden een mifdaat van gequefle MajeileiE te begaan, enfynentoorn en wrake op figh foudë lialên. :, tftiH ' vlkvrage nu aan etefen Qngodifbv of byymand* die dit alles fiende, ea
felfs de vrügten daar van genietende, figb niet konde onthouden van defeo Vorft, als ionder eenige wysheit m bnagtl fynde*, te lafteren* en die van fyné goetheit, hoewel.met de grootfte opdankhaarheir, figh egtetgenood- faakt vond, dagelyks alle oogenblikken te moeten, bedienen, felfs niet voot feeklagelykalleen, maar ook voor verfoeyélyk foudehoudenl, . r . Hy derike dan, wat voor hem'te wagten {laat^die^niet kutónqnde Iqocfoe-
Beny dat alles in dit heerlyk gebouw van dié grooie 'figtoajBe VYereld;, na Wétten en tegels van veriland^ en wysheit,:io/vaftejen- vloeyend^>ftoflfcnibe1, fti'ert ν en met* een ontfaichclyke magt uitgevoerd werd,} en-VoornatBelyk, dat 'er onder alles, dat'er geichiet, niets en is, het geen niet op eenbyibn- dere wys iets tot fyn én aller menfchen geluk en vermaak toebrengt > egief de aanbiddelyke volmaaktheden vaniden grooteniMiikei;eö>R:egèeriler· daar van op de fmadelykite wyfe voortgaat te loothenenimi tejlafte-rên, Ikiatè de. toepafiïnge van dit geleide verder aan hem, éigea felfs,: . |
|||||
■■■■■
|
|||||
XXVIII. BESCHOUW ING Å,
|
||||||||||||
eenige
|
||||||||||||
NATUUR-WETTEN.
|
||||||||||||
§■ ú· f^^ergangb tot andere wetten.
. 2. vJ^Werkifige tuffcben bet Suur en Alcali.
Experimenten.
3. Defe fouten veranderen en vereenigen figh door Effervefcentien.
4» Beide' fe heiden of prsecipiteerenj%/& eei w#» malkanderen.
Experimenten.
f. Suur /» teel faken verfpreit. 6% Gelyk ook het Alcalï. 7. Proverb. XXV. 20.
8. Matth. V. 13.
Mare. IX. 5-0. Lucas XIV. 34. 9. Deuteron. XXlX. 23.
to Jeiaïasi L 25% II. IVederkeeringe tot de Chymie.
ll.Q'vertuigmgemtbe^gefeidei \ 13. Onderhoudtngh toom eenen Godt, |
||||||||||||
14. Me Philofopbie erkend of moed wetten
erkennen,
jf. De gedagten öáç fohtmige ontrentte vrugtbaarhéit.
16. In de lugt fchynt veel Salpeter te fyn.
Vli. Experimenten die dit waarfchyw* ;: : lyk maken, ; ;,
17. De Salpeter fchyntu/£ het Noorden ie
komtn.,
III. Experimenten. '»*■■'■ 18. ProVerb. XXV. 23.
ÉÏ. Salpeter werd werkjaam, <foor het gene
fwavtlagtigb is. i
Experimenten. ,
3,0. Salpeter met Sonne-ftralep maakt ook
"vrugibaar. l '"
Experiment» ■
II. Canticor. ÏV. 16,
22,;Jefai«i. ×¾- ïO. 23. Overtuiginge uit dit laatfte. |
||||||||||||
§. é. Ô \ Aat ons nu na het befchouwen van ;de wetten, die de Mathtmftki
JLj» al over lange, en nu ijnfonderbeit ip de laatfte jaren tot voorwerpen van hare befpiegelingen gehad hebbeu j tot een anderfoort van Jsliituur-vyet- ten over gaan $ die niet fooTeer door bly kelykejboifingen en ftoüngen alleen , gelyk veele van de eerile, maar volgens andere regels fqhynen uitgevoert te werden, ( wy feggen fchymn, om dat wy bekennen de wy fe daar van niet tè weten) waar door de laken tot op tèkeren afitand by den anderen gebragt fynde,na malkanderen, fonder: figtbare waarneeminge vaneenige ftotinge of bolfinge door andere daar tegen woord igh fyndedeelen9^g#r.0&b#, immers toe-bewogen*, of in fekere ^mfiandigheden mét, andere, by komende deel^ Mmramm é geftelt
|
||||||||||||
·/-■
|
||||||||||||
$tg XXVIII. Β E S € Η O U W Γ Ν G E.
geftelt fynde, van malkander weg geftoten of gefcheiden werden , welke
Hefchoiïw· XXFII. §. ι r. en h. onder acAttraïïivm Repulfio met een woord- aangeraakt fyη. Aafi welke wetten den grooten Beftierder. de lichamen r die aan defelve gehoorfamen, op een tot nogh toe meer verwonderlyke als kennelyke wyfe, gebonden heeft. Waar van gelyk de ondervindelyke Na- tuur-kunde ae voorgaande, wetten, ap^Chymie de£etengropten deele ont- dekt heeft. Welke bok nu. in de. laatfte ;jareh tot. voorwerpen van W is-kun* digc Befchouwingen hebben beginnen te dienen. §. 2. Hetgroote verfcbynfel dat figh in de Nature vertoond, en aan de
Chymici en andere Philofophen v^el gélegéntheden tot redenéerin'gen ver- iehaft heeift, is die 'bekende werkirïge, tuflchen het Suur of Aeidum, en het foo genoemde Alcali. Met dit laatfte verftaan fy alles wat met Suur cffervefceert? of een opbruifinge of opborrelingh maakt j en daar na feer iïaftw'aari het fë'lvevéreënight wdrd. · · ': . ;\ ν :- ^ \ li Λ , Indien, ymar^ddefe werïiinge tufTchen hei Suur en- het Aicalinóoir'ge-
"èeri heeft j welke hém voor dé èéffte maal niet dan met yei;wpndénngh fal .voorkomen i die gelieve om dat oogenfchynelyk te ondervinden in Afyn* als het Smrr geftoten Krecfts-oogen voor het Alcali, te werpen j en hy fal de werkjnge der fèlver op malkandereu gewaar werden. Maar infönderheit, als hy ongeroeft vylfel van yfer by de fure geeft van
Salpeter, of byfterk water doet, fal hy een bewegingértürTcheriι die beide fien gefchiedenj .felfs,m^t,een grqqte hitte verfelty en woeiïer, als hy raifi •fehien oöitifoude kunnen gedagt hebben. . / ' Om defe opbruifinge in vogten ook te toonen. _ ■
jyien neme geeft van Salarmoniac, die met Potaichgeftooktis,offmel-
te Pötafch, of fout v^n Wyn-ftéen, in water j en giete het fé^vé by een fure geelt van Sout, Salpeter of Viirtolj en die hetnet, faiaann^nts een fterke opbruifinge tuflchen die vernemen. :« , : ^ .n. '§.'$. Hoe veel uiwérkfeïen- nu ^ jj van defe efrervefcentien voortkomende, j
de Chymui by ondervindinge getooht hebben-, is by haar te fien. Dit volgt gewoonlyk, dat na defe bewegingen het Suur en het Afcali,-,
beide haar voorigéeigenfehappen, als fmaak en fcherpheit, meermalen fchy- nen te verliefen, én aan malkandei" fèer vaft' vereenigh werden $ makende daar döör een derde famenftel, 't- geen van elk van de voorige gaefch ver- ■ fèheiden isj en de (Thymtftenate-een AlcaHfeh fout gelyk Potafera :of vlag* tige fouten^ met het fuur famen gevoegt fyn^ dan een Sal falfim,\ Enimm^^ MuriaikuM, Nèttirum, of Mixtum, in het duits fomtyds>éen^?^^i, een "'•pushfont, ofgemengt fout gewoon fyn te noemen. - .. $» 4!Bebalven dit j wanneer eenige der fel ver Alcaliaex^jSuuremmti mal-1
kaftder reeds vereenigt, en gelyk fyfeggen foo verre vierfadigtifyn^dit fy op andere van defelve foort niet meer en -werken \ en figh. t« tarnen foo valt tan denandererjfiraouden, dat orn die wed£r.van:eeni«eifchdden fonder toe- |
||||
Ζ ■ .Vaneenïge Chymifche Natu&r-voQHti* . gza
fét van artdere ftöfFen, men feer veel moeite moet aanwenden | enfiilks te
doen in eenige gevallen tot nogh toe by na onmogelyk geweeft is} hebben verder de ondervindingen in de werkingen van defe fouten op malkander, aan de onderfoekers wel doen blykeni dat 'er ook in de wetten, die de Suuren en Alcalia onder malkanderen waarnemen, foodanige fyn;> waar door deie fterke vereenigingh feer ligt en by na wonderdadigh ontbonden, en elk van den ander afgefcheiden kan werden: even als of het eene het andere van' figh ftotede, of weder los Het en wegh dreef ibnder eenigc tot nogh toe beken- de uitterlyke ooriaak. ; Soo ondervind men, dat.het eene Suur fterker fchynt als het andere} en
dat, hoe vaft ook de Saren mtt\ Alcalia figh te famen houden, men in veel· gevallen, alleen een ander fuur by defe behoeft te gieten j om te maken, dat het eerfte fuur fyn Ahall· verlaat j en het tweede figh daar mede veree- nigt. Het felve bevind men ook datplaats■-heeft- in Je Jkalia\. waar van het eene Akak, door bydoen van een ander, figh van fyn fuur ftraksaf- fcheid i latende het tweede Akali in fyn plaatfe met het fuur vereenigt, ... Veele voorbeelden, fyn hier van in.de Chymie % doghom hier van eiks-
een te geven:. . Giet geeft van Zee-fout die Shm is, op Het Akalifch'Coutvm Wyn-fteen
foo bruifen fy op, en verenigen figh met malkander tot een derdegemengt fout, het welke gelykt na het Zee-fout}/en hoe veelvieren arbeid het kolt r. om defe fure Sout-geeft weder van het Wynfteen-fouraftefcheiden,weten, die ooit fulks getragt hebben te doen, üogh indien men hier by wat water, en een fure geeft,van Salpeter, doet, werd ilraks. het Suur. van het Zee-fout van fyn AkaltÏondw eenige moeite los gemaakt,en laat figh met een klein vier * daar af .deftileren j tenwy 1 dat van de Salpeter figh op nieuw met het Akali of fout van< Wyn-fteèn vereenigt, en met het felve nueen brandende Salpeter uitmaakt. Waar by weder een fure geeft van koperroot gegoten iynde,. met wat waters fcheid de Sum Salpeter-geeft figh weder van het. Akali.af\v die ook met een fagt vier uit fand daar van kan getrokken werden;, en ver» eenigt figh dit derde fuur of geeft van Vitriol* met het fout van Wyn»fteenr, makende met het felve een fout ontrent van die eigenfehappen., als het geen men gewoonly k Tartarus. FitnoUtus noemt% Om dit ook in de werkinge van, verfcheiden Akaliate toonen j- gietrde ?
Sure geeilvan Zee-fout* op vlugtigh Akalifch fout van Dieren, van Herts* hooren, van Sal armoniac endiergelyke3; in watergefmolten fynde j.foo.ver* eenigen fy figh na de opbruifinge tot^en derde, gelyk een Salarmomac'en het vlugtigb fout verliett daar door fyn fóogroote vlugtigheit enreukindir mengfel. Waar by,. indien men fout van Wyn-fteen -voor een tweede Akalu doet·» foo fcheid het eerfte Α kali, of vlugtighfout van fyn fuur, en vertoont^ figh aanftonts door een nieuwen fterken reuk. En het tweede Akalii.oftiet- föut van.Wyn-fteen vereenigt figh met het fuur van het Zee-fout;..I3ie.ver'- Mmmmm..j. fcheidérii
|
||||
8$Ó XXVHL BESCrfO U W INGE.
fthéacn^AMlia fieii.wil, waar van het voorige, op het by doen van een
Volgende, figh van het fuur affcheid j gelieve de volgende XXIX.Befchoyw, %. 6. natellen, en ontelbare gevallen van defe foort kan de Chymie uitle- veren. Wy lullen én kunnen hier ontrent de wyfe, welke Godts verwonderlyke
Magt daar in gebruikt, nogh niets bepalen, het genoegh agtende, dat de fake iejfs blykelyk is; fk - §. f. Men gelieve niet te denken, dat defe werkingen van Sur en en Aka»
lia, alleen in de Chymifche vogten plaatfe hebben } en dat men daarom wat te verre gaat, als men dit met de groote naam van een Natuur-wet noemt} nadien deièlve (dat is de eene of de andere) in feer veele faken, die op den aardkloot fyn, gevonden werden} en een groot gedeelte van het geen vee- le dingen uitmaakt, tot Suren of tot Alcalia gebragt kan werden. Om die te toonen in het Acidum of Suure.
In Dieren, (om niet meer hier op te halen, en van de fuure vogten, die
men in veel ongefonde dikwils, of, gelyk fommige willen, in de magevan gefonde altyt vind, niets te feggen) werd alle melk en wey fuur. Onderde Myn-fioffen vindmen fuuren, in Swavel, Koptrroot, Aluyn, Salpeter, Zee ën Bërgh-fout, in "Antimonie eb meer andere, In Planten, fietmeneenige by diitillatie een fuuren geeft geven} boven foo veel vrugten die onryp fuur fyn, vindmen ontallyke, die felfs haar rypheit verkregen hebbende, een geheele fuure of fuuragtige fmaak hebben·, als Aalbefien, Citroenen, Oranje Appelen, Veel Inlandfche Appelen en Peren, .en een meeuigieande- ren. Behalven dat meelt alle vogten by wyfe van affiedfels , of anders uit Planten voortkomende, als Bieren, Wynen, en diergelyke, eer ft giften, en daar na tot een fuure Afyn werden. De lugt felfs fchynt mede fyn inge- mengde fuure deèleh te tóönen, om dat het Yier door defelve in r©eft ver- beten werd. Ook de fuur-bronnen die een fuuragtigh water geven fegt^- renm Geogruph. Part. &bf. Cap. XFII.%,6. in veel landen gevonden te wer- den} en dat haar getal in Dukfland alleen tot ontrent tot duifenc opklimt» foo dat hier uit de meenigte van hetr fuur^ dat over den ganfehen Aardkloot verfpreitis, afte nemen is. §. 6. Het felve fchynt men vanhet Alcali te moeten feggén. -
XJiiDieren en genoegfaam alle haar deelen, maakt men Almlifche vlugge
fouten in groöte rneenigte} om nu van andere Alcalia ,rbdie men dgentiyk geeh ibuiert noemen kan, als Kreeft-oogen, Eyer-fchalen, gebrandeOefter- en MoiTel-fchulppn, Harts-hoorhen en Bcenen niet te fpreken. De Plantm verrot fynde, geven ook Akalifihe vlugtige fouten} de rook van het ge- brande hout maakt roet, én dit geeft mede een vlugtigh Akaiifch fout} CP eeriige als Pa\n>bladën, geven by diftillatie een Alcalïjchen geelt. Ook werd Uit dé raeefte gewaflèn dóór verbrandinee een vaft en loogh-fout, dat ook 'Jtïcaïifeh i$ y éoor -uq Ghymie te voorlchyn gebragt, <en de aflehefelfs.fict |
||||
ii Γ) Van ientgethymfi&eNatmr-wettM.: 8jf
men met fuur bpbruifen. De geheele coraalis een AlcaUSeer yeeleM^
«0 fvn Jlcalia en werken en bruifen rnet fuut 5 gelyk alle Metalen Goud, Sil· ver, Koper, Yfer, Tin, Loot, Quikfilyer, Anumome, Marcafita, Ca- lamvn-fteen, Kryt enzi een regte vrugtbare aarde felfs, effervefceert mee eeeil van Salpeter. Ook in de Bergh-iouten fyn fommige van dele nature. Soo werd in de Afta van LeipGgh, A°. iö8*, pag. $f. gefegt, dat m hef Cabinet van de Koninklyke Sociëteit van. Engeland, een fout bewaart werdj 'tgeen van de bergagtige plaatfen vanTenerifFa gebragt en geheel Aha- ïi/cb van eigenfehappen is. En in hoe veel minerale wateren een diergelyk Alcalifch fout gevonden werd, kan men in de Ada van Parys A<>. 170a, pag. f7 en f8. en 1708, pag. 7?· en 74. nafien, daar de Franfche wate- ren van Bourbon, Lanci, en Bourbon d^Arehambaut% van Bourboule en Mont d' or, van Chaudes aigues\ van Evaux^ Neris en'föchil, alle onderfogt fynde, bevonden fyn een natuurlyk Alcalich fout uit te leveren. Soo dat ook hier uit blykt, dat gelyk het fuur,aliöo ook h'ec Alcali in meenigte over al gevonden werd. . ^** p „ ·
§ 7 Ik weet niet of men tot defe werkmge van mt.Sttur op het Alcalt9
ook móet brengen de plaatfe Proverb.' XXV. ao:-Dietiedekemfingtby een treu* rkh herte, is gelyk hy, die een kleed af legt ten dage der koude, ende als Edik of Salpeter. Het geen egter als men alle omftandigheden in agt neemt, niet geheel onwaaifchynelyk voorkomt. Μ Η m ψ*\ Om fulks aan te toonen, is het blykeïyk, dat het oogfemerk van defen
text is een gelykeniflè te geven , van ymand die regt anders doet, als de faak vereifcht j en defelve in plaats van te verbeteren, erger maakt. Gelyk:. ora te toonen, dat liedekens te ftngen by een treurigh herte, ietsfooda- nighs 'm daar toe by gebragt werd, het afleggen van een kleed ten dage der koude. En fulks ook fchynt uitgedrukt te werden,door hec volgende» mdë als Edik op Salpeter. ^ . Nu is het' bekend , dat defe Salpeter yoor die nemende, welke men te*
genwoordigh tot her maken van Buskruit gebruikt, de Edik op defelve weinigh werkinge heeft i immers die nogh bekend is. Maar dewyl het grondwoord Neier ooVJeremia. IL zz. gevonden werd> en betekend eer* fout dat tot afwaflehinge en fuiveringe van onreinighek dient: Al <wiefcbt ghy u met Salpeter en al naamt ghy u veek Seepe. En defe eigenfehap in de vafte Alcaliiehe fouten, (anders loog-fouten gemzmt, om dat defelve ook. dooi· branden enniitloogen uit planten voortkomen) wel voornaraentlyk, foo> niet alleenlyk gevonden werd» foo fal men aan dit grondwoort ichynea te voldoen, indien men met dit Neter een foodanigh loogh-fhut verftaat.. Te meer, om dat het tèlve van Lutherus^ met het woort Lange ^ in \
èmts looge vertaald is: gelyk uit het Lexicon van Coccejus blyken kan. Ten anderen, is het bekendj dat het geen met het woord Nitramr fret
geen by on*'in defe tyden {te cnregte, foo Ethmullerus. fegt) mei Salpeter %» over*
|
||||
gj£ XXVMIi Β E SC Η O V W Ι Ν G E.
ovërgefee werd, by de oude verftaan wierde, nogh vry duifteraltydis; ge-
bleven} en dat men alleërilyk weet, dat het van een fuivereride én afvegen- de eigenfchap was, over een komende met de Alcaliiche vafte fouten, Siet daar van den voornoemden EtbmuUerus, en Valmtinus in fyn A>*mamentarium-9 die uitdrukkelyk ookifegti, dat niet de Salpeter, maar delóogh-fouten,met fjet Nitrum der ouden over een komen. Óp delëlve wyfe'vindmen , dat d« H1. DuCks, inf de· Biftorievan de Baryfche Academie-) A°. 1708./wg. 75. ge* fegt werd daarom met andere Heeren over een te komen, die het fout varaf de wateren van Bourbon^ gevonden hadden fcherp , looghagtigh en gelyk·; formigh aan dat der planten te fyn 5 om dat defen Hh Du CIos dit fout van defe wateren., bragte tot het ware Nitrum of Natrm der ouden. Hetgeen hy nam voor het vafte fout der gebrande planten·, dat Alcalifch is. Uit dit alles dan fehynt niet fonder reden te kunnen beiloten werden } dat
dit Neter het ware Nitrum of Natron der oude geweeft is, foo om de gely* kcnifle der namea § als om dat defelve eigenfchappen by Jeremias, op de aangetoogeii plaatfe, aan dit Neter toegefchreven werden. Welke, volgens alle defe Autheuren, aan het Nitrum der ouden eigen waren j en derhalven, dat men dit Neter voor een Alcalifch fout moet houden;. ,? • Nü weten alle Chymaci, indien op een Alcalifch fout, en by gevolgeop
de Neter een furen Afyn gegoten werd, dat defelve Afyn figh daar mede (volgens het te vooren gefeide van de Stiretien de Alcalïa) vereenigt, en cén derde gemengt fout uit maken j het welk defe kragt van reinigen en af- waflehen door de vereeniginge met dit fuur volkomen verloren heeft, en tot de voorige dienften ganfeh onbequaam gemaakt is. Indien men daar van een ondervindinge hebben wil, tnen gelieve (om
hier niet te feggen, dat toüoogh- fout, met eenigh fuur gemengdfynde, by de Zeepfieders tot haar oogmerk onnut bevonden werd} het welk fy danj geen fuivere,, maar foute Pot-aiTchen noemen) wat Seep in regenwater te ftnelten. En het felve door een papier om klaar te werden, hebbende laten lopen, wanneer men daar by Afyn giet, fal men bevinden, dat deloogeof het Alcalifch fout in de Seep figh aanftonts met dit fuur vereenigen, en de olye by manier van fchiftinge onder een witte couleur daar af fcheiden falj \waar door hetgeheele mengfel fcothet gebruik van afwaiTchinge onbequaam gemaakt werd. Soo ook, om dat 'er eenigh fuur is in het fout, dat onfe wateren in Noord-
holland brak maakt; bevinden de vrouwen, om defelve reden, die onbe- quaam te fyn, om feep ongeichift te fmelten, en haar linnen mede te waf- iehen. Waarom fy'gewoon fyn by gebrek van verfch water, eerft Potafch, dat een Alcalifch of loogh-fout is, in dit brakke water te werpen} opdat liet fuur van het Zee-fout, met dit Alcali veréenigt en yerfadigt fynde,niec op het loogh-fout van de Seep werke, en defelve doe fchfften. : , . Uit welk alles dan volgt, dat Edik 0$Neter (dus luid |ie|fgrpndwoorr)
te
|
||||
Fan eenlge Chymifile Natuur-wetten. 83$
te gieten:, is defelve van goet tot fyn 'gebruik, quaat te maken, en daarom
verkeert werk te doen, of heel anders als de omilandi^heden vereifichen; Soo dat het ooghmerk van defe gelykenifle indefeneenigfints door deièuit- Jegginge; fchyrtt opgeheldert te werden: indienmen het waarfchynlyke, dat door fbo veele voorname; Autheuren van het Neter, of Nitrum en Ndtron der Ouden boven by gebragt is, een aanneemelyke waarheit ilèlt te fyn. , §. 8, Ook fchynt uit de voorgefeide werkingeen vereeniginge van het Acidum
oïSuur en Alcali^ eenigh ligt te kunnen toégebragt werden, aan de plaat- fen, Matth. F. 13. Gèyifyt het fout der aarde, indien nu het fout fmakeloos werd, waar mede fal fet gefouten werden? het en deugt nergens toe meer enz, ' j Mare. IX. ,fp. Met, fout is goet., maar 'indien het fout onfout werd, waar mede fult ghy dat fmakelyk maken? En Luc. XIPr. 34. Metfèut is goet%maar indien het fout fmakeloos geworden
is, waar mede f al het fmakelyk gemaakt werden ? Het en is nogh tot het land nogh tot de meft-hoop beauaam, enz. r Nadien fonder eenige ondervindinge van de Chymie te hebben,mennau-
lyks eenigh regt begrip foude kunnen maken, hoe het fout (omhetwoort, dat de andere texren fchynt te verklaren, hief te gebruiken·) onfout'of'onzee* fout, of anderfints hoe hei fmakeloos werd en bedorven, (gelyk veele by Polus dit laat ite woord overfettenj om dat het grondwöoit Mooranthee^ eigentlyk betekend,· dwaas worden>■, en ook, bedorven werden, gelyk aldaar te fjen is. Waar mede in de twee laatfte texren over een fchynt te Hem- men $ het woord Artuo hier fmakelyk maken vertaalt} het welke niet alleen Condire, dat is Confyien, balfemen en fmakelyk maken, maar ook in het ge- meen Apparo, Adorno, Infiruo, dat is toebereiden en bequaam maktn, betekend. Soo dat de fin dok kan-zyn, indien het Zee-fout bedorven en Onzee-fout werd, waar mede fal het her field of toebereid en bequaam gemaakt werden? Ik hebbe geoordeelt dit hier voor af te moeten laren gaan j om dat aan
my nogh niet bekent is, en ik nooit by eenige Chymici hebbe kunnen vindenj hoe het fout, waar van hier gefproken werd, ('en het welk Zee- fout in het byfonder fchynt te feggen, om dat het grontwoort Halas {fout} van Hals (zee) af komiftigh is) in een eigen fin, fmakeloos of'geheel fonder [maak kan gemaakt werden. Ten minden door het gebruik, waar op den aanbiddelyken Heiland hier fchynt teoogeh^ en waardoor het Vlees, Vifch, en andere faken van verrottinge en verderf bewaart, weid het by ondervin- dinge van alle niet geheel fonder fmaak gemaakt. - Uogh hoe het bedorven werd en tot fyn voorigc dienit onbequaam, ook
fyn fmaak van een waar en fuiver Zee-fout verandert en verlieft, en die van een ander fout, of'Salarmomaf aanneemt, als het iclve het Vlees van beder- ven bewaart heeft 5 is uit liet volgende af te nemen. /. Want dat het bloed en wey vanhetfélve Vleefch Alcalifcb is, kan
daar uk gcfien werden. Eerft, om dat fy beidemet ftcrkvyërgedeiiifleerc Nnnnn fynde,
|
||||
g?4 XXVIII. Β E SC Η O U WIN G E.
fynde, een Alcaliich vlugtigh fout geven.;·., fen anderen, ómdat bloed met
geeft van Salpeter, die (uur is-, gemengt fynde, iireen lugt-ledige plaatfè ilerk op bruift. 'ten derden, om dat de wey van het bloed de Syroop van· Violen groen maakt·, het. welke, de Phywic'is weten door alle Alcaliate ge- fchieden; en .door geenntan> die ,defek^S;yrx?op. root maken, IL Dat ook in de bedervingervan fdefe, vogteri:een;vlugtigh Alcalifch
fout los werd, en door fynf beWie^inge;defelve bedervingc veroorfaakt of bevordert, is daar uit blykelyk};dat foodanigh ;een vogt, waar in figh 'dit vlugtigh fout vertoont, by deftillatie daar ai: kan getrokken werden j fiet hier van ook de Hr. Dekkers Exerc. Pr-αδΙ. m^t0. pag, 32,1. Tci wyl ik dit fchryvek, is;aan een waterfugtige Vrouwe, door een be-
roemt Operateur eenigh lbo genoemt water- afgetapt, na de nieuwe ma- niere, voor de eerfte maal. By welk water als ik des anderen daags olye van^ Wyn-fteen hjidde 'doen, gieten, veranderde het fèlve niet y maar geert van Salpeter daar by gedaan fynde, viel een witte ftofFe op de grond, gelyk ook met olye van Kpperroot; geeft van Sout maakte het al- leen witagtigh en wel;dik, dogh fette foo ras niet neder; En als men een goede Syroop var* Violen,daar ónder gemengt hadde, > wierd dêfelvegroen. Waar uit bleek, dat defe yogt,door ftil'ftaan in den buik ongelwyfFeiteeni- ge bedervinge ondergaan hebbende ,-Alcalifcb of gebleven of geworden was. Üchynende felfs· dit; Alcali ook ten- deelen volatiel of vlugtigh te wefen j om dat dit afgetapte water ,,; met fagt vier urtiaht gediftilleert fynde, op-den tweeden dagh daar na, eerft een wateragtige klare, als ftinkende eyeren riekende vogt gaf r dewelke met Syroop van Violen gemengt fynde, defel- ve ook groen maakte. ·- L. III. Nu is het by de Qhyraiften bekend, dat fehoon het Zee-fout voor een
gemengt fout uit een fuure geeft, én een Alcali friet regt gehouden werd, het lèlve egter foo veel meer fuur heeft} dat wanneer^ daar eéh Alealifchfoutby gemengt werd, dit zee-fout daar op werkt, en figh mede vereenigt. Dat dit ontrent een vlugh fout gefchiet» is uit het maken van Sal armo·
fiiac openbaar, of wanneer men by pifle van een menfeh fout Werpt} om dat daar door defelve fonder reuk blyft, en het vlugtigefötitv figh met dit Zee- zout vereenigt: het geen men anders,als deX^ri^begintteverrotten, met een. iterke ftank daar van bevind op te gaan. > Welk vlugtigh fout weder spet bydoen van· fout van Wyn-fteen of Pbcafch, van het felve Zee-fout by deftillatie kan afgefcheiden. werden. . Ook isdit ontrent vafte fouten felfs, daar uit af te nenien} als men by ge-
filtreerde pekel van Zeebout een Alcalifch vaft' fout giet, gelyk dat van Wyn-fteen iq- water ,gefeiolten;fynde^rdat aanftbhts het mengfel wit fai werden,, en een witte ftoffe precipitberen>;Of daar;af fchiften} het welke Ij^t^voo-rgeiejdeblykeJyk'maakt* |
|||||||||
■ , ik^ètvpniijiader te kómen,) : ■■■'. ·■ - ' :"[■■- 'w^vs
|
JfT. Dt
|
||||||||
ή
|
|||||||||
/F". De reden, Waarom het Zee-fout het vlees vooiv^errottirtge bewaart,
ichynt byfonderlyk defe te fytn namelyk, als in devogren in het vlees fyn>- •de, het vlugtigh Alcalifch fout begint los te werden en door defe beweegin- ge'het felve foude doen verrotten> dat dit Alcali, om dathet Zee-fout rrogk lbo veel fuur heeft, figh daar mede vereenigt·, en dus geügeert of vaft ge* maakt werdende (gelyk de Ghy miei fpreken)onbequaam werd om door iyne verder beweeginge de verrottinge te doen volgen yen meeMer Alcalifchefou^ ten uit haar menghfel te doen los werden. En is dit daar uit blykelyk wan- neer men pekel, die de winter op Ofle.-vlees geilaan en het felve voor ver- derven.bewaart heeft (het laatfte experiment, dat ik daar ontrent gedaan hebbe, is in een van de eerfte dagen van April 171 ρ gefchiet) foo klaar ais mogelyk is van het vlees af giet: die kookt en fchuimt ,en dan door een vloei- papier laat lopen} en daar na tot een droogh wit fout door uitwaiemenvart het water brengt,·, dat alsdan levende kalk by\ een Weinigh van dit fout inde hand gedaan^ en dit te famen met fpeekfel nat gemaakt fynde, men bevind den fal, dat het vlugtigh Alcali figh ruiken laat, wat fagter, dan wanneer men levende kalk met goede gemeene Sal armoniac dus in de hand mengt. ik hebbe tot meerder fekerheit een onee van dit pekel-fout, met foo veel
van de befte potafch., en fchaars drie oneen water laten mengen, en dit in een klein retortye doen overhalen; wanneer het eerft overkomende water, wel een feer fware vuile ftank, dogh egrer foo vee! Alcalifch en vlugtigh fout in figh hadde; dat geeft van Zee-fout die fuur is daar by gegoten iyn- de, men een kleine, dogh blykelyke opbruifinge of efFervefcentie tuilchcn defe twee vogten gewaar wierde. * Dewyl nu defe twee laatfte experimenten, foo met potafch als met kalk,
ontwyffelyk maken, dat dit Zee-fout, het welke in het vlees eenige maan- den de verrottinge belet heeft, daar door in een foort van Sal armoniac ver- andert is. En het bekend is, dat het Sal armoniac , als reeds ibo veel vlug- tigh fout met figh vereenigt hebbende, als het bevatten of door fyn fuur aan Hgh trekken of vaft maken kan, om defe reden niet bequaam is, om het in de verrottinge meerder los werdende vlugtigh fout verder na figh te trekken en met figh vereenigen, en by gevolgh de verrottinge, die daar door ge- fchiet, voor te komen: fal yder kunnen fien, hoe het ibut door defe dien ft te doen, bederft ■> en derhalven vaneen verrottingh belettend Zee-fout, een Sal armoniac werdende, het welk tot dit gebruik gebeel onnut en onb>quaam is, gefegt kan wer'den AnaIon of onfout, ofliever onzeefout te werden > öm dat dit, woord Analon, van Halasj fout, en dit laatfte (als vooren reeds ge- fegt is) van het Griekfehe Bals of Z&? af komftigh is. Waarom het wel fout, of een Sal armoniac, (dat ook in het gemeen een fout is J blyft, maar geenfints een regt Zee-fout, dat her gewone en regte middel is, het welk tcgi η verrottinge over al gebruikt werd. Soo dat den Saligmaker in de Leeraaren by het Zee-fout, het welk aHes
Nnnnn 2, van
|
||||||
"1
|
||||||
/
|
||||||
8?ό~ ΧXVIII BESCHOUW ïψ G E.
van verderf behoud, te vergelyken, toont hoe ligtely k het felve Zee-fout y
door de werkinge van het' geen h et bewaart , onzée β ui en bedorvens-m werden> en hoe fy daarom figh van befmettinge, ook van,die gene, wel- kers eeuwigh verderf fy moeten tragten voor te komen, op een forghvul- dige wyfe te wagten hebben- Nadien, gelykhet Zeebout met het vlug- tigh fout,, dat uit een beginnende.verrottinge ontilaat, indien fybeidehaar eigenfchappen volgen v ngh.ligtelyk vereenigt en onzee-fout (gelyk het grondwoort luid·) werdj alfoo ook de verdorventheit die in de Wereld is, haar ligtelyk foude kunnen tot haar pligt onnut en onbequaam maken. , Hoe nu defe eigenfchap, dat die bedorven fout tot fyn voorige dieniten niet meer nut is, met een beklagelyken ftant van een Leeraar, die figh met de fondige Wereld vereenigt, over een komt, fal ik hier, als buiten myn legenwoordigh ooghmerk fynde, niet verder tragten aan te toone.n. Ik ge- ve alleen van ymand, die voor hen H. Woord nogh de vereifchte eerbied niet en heeft, in bedenken^ of de Heere J efus, felfs volgens haar oordeel kan gehouden werden defe woorden op foodanigh een wyfe en met foodanige omitandigheden gefproken te hebben} fonder dat hy kenniffe van defe be- dervinge y.n. her fout gehad heeft. Die egter aan ymand, die de Chymie nooit geleeit heeft, én felfs aan dele veragters van dit Woord , hoegroote Philofophen fy anderfints fyn mogen"j op die wyfe, als de tegenwoordige experimenten die toonen te gefchiedeh, mirTehiennimmeringedagtenfoude gekomen fyn. En vrage daarom i of een pérfoon', die volgens het agtera van de meefte die hem kenden, buiten Hoogefcholen, Aeademien en onder gemeene eerlyke Borgers immers nooit by eenige Siudien, veel mindei der Chymie, maar alleen by timmeren was opgevoed, wanneer hy vanverbor- gentheden der Nature, die als doè nogh voor foo veel wereld-wyfe onbe- kend waren, en voor niemands oogen ionder een dieper onderfoek konden blyken, met foo veel wetenfehapfprakj tenminftenbyhaarnietfeervérwon- derlyk moet voorkomen. En of dit en andere diergelyke voorbeelden ί (gelyk te vooren Befchouw. XXIV. §. n. een van de Koorngewaflen gegeven is) by haar als geen itralen moeten aangemerkt werden , foo het niet en is-van fyne Godtheit, die uit veel meer blinkende en bewyfende preu ven openbaar is} ten minften van een wysheit, die hy op een andere maniere, als alle andere Bienfchen gewoon iyn 9 verkregen haddcy en daarom die in defen van andere inenfehen verfehilde. Dat in den beginne genoegh is.y. om defe ongelukkige tot verder nagedagten en opmerkinge te brengen j. wanneer fy in het begin van hare bekeeringe fyn.}, als Godt figh naarder gelieft te ontfermen. §.o. Dewyl wy alhier van Akalifehe fouten fpreken, en het by alleChymici
bekend is, dat .mee il uit alle planten, die niet verrot fyn, als men defelve ver- brand en tot ailthe heeft gebragt, een Afcalifch fout getrokken werd·, met eer il water daar op eenigen tyd te laten liaan» tot· het fout daar in gefmol- eenisj; ^ dan dit Aveder· klaar afgegoten (en lbo tóen wil > door een vloei-
papier |
||||
— ' ■■ , **? ' V"' ■ ■
Fan eenige Chjmifche Nattiur-weitm. 857
papier gelopen of gefikreert) fynde, op vier uit te doen dampen. Wanneer
men op de grond een fout fal vinden, dat met fuur opbruiit} en .in een fmelt· kroes gloeyende gemaakt fynde, niet ligt wegh vliegt: waarom men defe fouten vafie, dat is tegen het vyer beftaande gewoon is te noemen> of ook loog- fouten , om dat fy uit een loogé of water , waar in fy eerlt ge- fmolren fyn , voortkomen. ι Nadien nu dele fouten alleen en niet als door verbrandige hare eigen-
fchappen verkrygen, en men niet een eenigh grein der felver uiteen plant, die niet eerft verbrand is, maken kan j foo dat de meelte Chymicihet voor een ontwynvlyke waarheit houden, dat fy alleen door het verbranden ge- formeertt werden, en niet vormelyk in de planten felfs te vooren geweeit fyr>i waarom fy eigentlyk fouten, der verbrandinge kunnen en moeten ge- noemt werden; late ik aan het oordeel van verftandige of men ook die fou- ten tot defelve behoort te brengen} waar van gefproken werd Deuteron. XXIX. 2.3. in defe woorden: Dat fyne aarde fy fwevel en fout der verbrandin- ge \ die niet befaaid fal fyn, en geene fpruite fal voortgebragt hebben, nogheérdgb kruid daar in fal opgekomen fyn. Het geen daarom fchynt eenigen grond te hebben, nadien defe aarde ver-
geleken werd, by die van Sodoma, Gorrorra enz. welke men weet door Memels vyer verbrand te wefen. Waarom een groote meenigte van ah fout der verbrandinge in defelve aarde fekerlyk geweeit is,en tegenwoordighnogh veel bitumineufe offwavelagtige floffen gevonden werden, iiet Varen, L. I, Cap.XVU.%.9. Een andere reden nu , die dit fchynt eenigfints aannemelyk te maken, is
om dat fwevel en defe loogh-fouten, welke laatlle door verbrandinge bereid werden, in eenige merkelyke meenigte (dat wel te letten is) fynde, de aar- de akyd onvrugtbaar maken: het geen niet duiftcr fchynt te blyken uit de laatfte woorden alhier ook het oogmerk te fyn. Om hier eene preuve van te geven;
Als men de vuiligheden van de fwavel uit een plaatfé, daar fy gerafineert
wierde, by het water en tegen een fchoeyinge aan, onder de daar fynde aarde gebragt hadde, om een vaftc wal te maken j en men na eenige jaren langs defe wal eenige boomen wilde planten} hebbe ik met verwonde»ingh en opmerk inge geilen, dat de boomen aldaar gefet fynde, tot t wee a drie jaren na malkandVren, weigerden te waiTchen, en telkens verdorden} tot dat men deft fwavelagtige aarde weg genomen eïi andere, die fonder fwavel was,daar gfbnïgt hebbende, defelve aldaar begonden te groeven. Waar uit blykt, hoe onvrugtbaar de aarde door de fwavel gemaakt werd. Verder dat defe loogh-fouten* of fouten die door verbrandinge voortko-
men, wanneer defelve ook in eenige veelheit figh bevinden, feerfchadelyk aan planten fyn·, is daar uit blykelyk, dat de Seil of Rofreedersdeloogevan potaxn en wiedafch, die fy gebruikt hebben, by ons gewoon fyn op hare Nnnnn 5 itraiea-
|
||||
0 XXVIIÉ. Â E S C Ç O U W É Í G E.
jtraten te laten uitgieten} en al het gras, dat anders tuflehen de fleenen uit
gerneene aarde gewoon is uit te fpruiten, daar door doen verdorren en voor eenigen tyd belletten te waflen} 't geen de oorfaak is, waarom hare itrateri op een byfotidere wyfe net en findelyk fyn. Na defe twee experimenten (en veel andere hier te langh om op te halen)
van fwavel en defe fouten, kan men figh ligt verbeelden, wanneer defelve in foo grooten meenigte fyn, dat de ganfche aarde fwevel en loodanigh fout der verbrandinge kan genoemt werdenj dat het een feker gevolgh lal fyn, dat geen eenigh kruid daar in fal kunnen opkomen, eji defelve daarom van geen menfehen die wys zyn, befaaid fal werden, of eenige fpruite fal voort- brengen i gelyk de woorden van den text luiden, s Defe aanmerkinge kan men hier nogh by doen % dat om de onvrugtbaar-
heit van een grond af te malen, fy hier ook gefegt werd, geheel te beitaan mi fout der verbrandinge en geenfints uit aJJ'che der verbrandinge: dewyl het by ondervindinge kennelykis,datdeaflche,dieuit verbrande planten voort- komt, van fyn fout door water ontbloot fynde, defe ftofTe, welke in het water niet en fmelt, en eigentlyk in tegenttellinge van het iout de aiTche uitmaakt, op eenige landen dogh feer dunne geftrooit fynde, in de felve meermalen een groote vrugtbaarheit veroorfaakt ·, gaande daar in felfs de Koe-meit dikwils te boven, om dat de vrugtbaarheit door de aiTche te wcge gebragt veel meer jaren als die van de meft duurd en aanhoud. Waar van ik met andere verfcheidene ondervindingen hebben, - Of hier nu de reden van is, dat het Alcalifch fout uit defe aflehen uitge-
loogt, en het overblyvende op het land geftrooit fynde, door de lugt met Salpeter kan befwangert werden j welke men weet, dat foo veel tot het op* groeven van ge waflen en kruiden, wel en niet te veel gebruikt fynde, toe- brengt} fal ik hier niet nauwer onderfoeken. Dit is waar, dat ik om over eenige jaren eens een ondervindinge te nemen , of men, volgens het val! Hellen van eenige groote Cbymki, fekere faken onder aarde mengen kan, die uit de lugt Salpeter in defelve kunnen doen groeyen, defelve aiTche met veel voordeel mede daar toe gebruikt hebbe j na het voorbeeld van den vermaarden Bergh-meefter van Duitüand Lazarus Erker. Die ook aflehen, welke by de Zeep Mederen gebruikt fyn, onder de ftofifen fteld, daar Salpeter uitge- maakt werd} daar wel uitdrukkelyk by doende, dat hy oude aflehen, meent, welke aan de lugt langen tyd bloot gelegen hebben , en daarom uit welke door de regenen de loog-fouten gefmoUen en weg gefakt fyn} foo dat in het overgeblevene daar van een fuiverder Salpeter kan groeyen: 't geen mif- fchien de oorfaakt is, waarom ook andere aflehen van verbrande planten na jeenigen tyd, het fout daar uit geregcnt fynde, tot vrugtbaarheit gebruikt werden,. Soo fegt ook Thomas Gage^ dat in America aflehen (NB voor de regentyd) op landen geftrooit, die verbeteren. De reden nu van de meer- de** duurfaamheit van de vrugtbaarheit door defeaiTchenjbovendieder Koe* |
||||
,3 fan ewigeChymifihe NMuür-wetïw. II; #3$
meft foude miflchien te giffen fyn: om dat fchoon de regen de daar in gegroei-
de Sa'lpete» fmelten met dcfelve nederfakkende die onder de aarde mengt en dcfelve vrugihaar maakt, de blyvende afFche, die met water niet gefmolten kan werden, nogh langh in ftand is om nieuwe Salpeter uit de lugtteontfan- gen, gelyk van andere Salpeter-aarden gefegt werd; dogh het is hier de tydi nier om dit alles na behoren na te fpeuren. Men lette alleen, op hoe door- dringend een wyfe dit H. Woord van natuurlyke faken fpreekt, en hier Wel? juift de vrugtbare atTchen van het onvrugtbaar/k/ der verbrandinge onderfcheid. §. i*o. Soo fiet men een djergelyke ftraal van een doordringende Chyrm- fehe wetenfchap Jefai*e. I, ify in de woorden; Ik [al uwen fchuim op heta-l- derreinfle affuiverenrën ik f al al u tin wegh nemen. Uit welke ymand, die de fcheid-kunir. der Metalen verftaat , fal kunnen fien.r dat geen kragtiger gelykeniffe konde gebruikt werden; als die van Metalen van haar Tin te icheiden, om aan het oog h merk alhier te voldoen. Het welk onder anderen1 ook fchynt te wefen om het Joodfche volk van alle hare ongcregtighedeiiy ook die meefl inklevende waren te fuiverenj op dat fy van het geen op hec aldervafte haar aanhingh, gereinigt (yndeyeen Stad der geregtigheit en cèw getrouwe Stad konden genaamt werden. Dar nu de futvcrimgh van een weerdigh Metaal, gelyk Silver, van fyn Tin,
meerder kragt in dit geval heeft, als of het felve gefegt wierd van Koper te fullen gefuivert werden., blykt uit de ondervindingen der Chymiftenen Me- taal-fcheiders; die tot haar leetwefen menighmalen gewaarwerden, dat'er- geen ilegc Metaal meerder moeite vereifchtom van een, datkoftelykeris, ge- Icheiden te werden, als dit Tin. Soo fegt den vermaarden Metaal-werker Lazarus Erker, pag. 6y. dat het Tin van andere af te fcheiden, het werk van alle gemeine Gout-fmeden of ook Probeerdersniet en isi; en dat hy uit hec verbranden van een Stad op de Grenfen van Bohemen, veel Silver, daar door de vlam Tin onder gefmolte was, -te regt gebragt hadde; dat andere buiten hem niet eens hadden willen onderfhan. En hoe befwaarlyk andere beter Metalen, die eens met Tin vervalfcht fyn, van het felve weder kun- nen gereinigt werden, blykt uit dat grove en buitenfporige fpreekwoort, het welk onder fommige van de Chymiiten dikwils gebruikt werd; die wel aan het Loot de naam geven van Lupus Metallorum of den wolf der metalen 5 maar die om de boven gemelde reden, of de moeyelyke fcheidinge des Tins van de Metalen het felve noemen Diabolus Metallorum. Ik bekenne, dat het de befcheidenheit wat fchynt te buiten te gaan , en voor tedere ooren niet ftigtelyb is , dit alhier by te brengen; maar egter is daar door met veel nadrukt blykelyk-, dat het voorgefeide in kragt waar, en de gelykenifle in dien text op de beoogde fake feer toepafiêlyk is. Men fie van defe fpreeji- wys de fchriften van Ethmullerus van het Tin, '* §. 11. Om dan weder tot het voorgaande,dat is tot de Chymte in *t' gemeen,
en't geen men in defe bevind^tekeerenjj foude men uit de felve en verdere na-
|
||||
84o: 'XXVIir. Â E S C Ç O U W É Í G E.
natuur onderfoekingen een feer groote meenigte van experimenten en bly-
ken kunnen voortbrengen} die voor een verftandigh lefer feer aannemelyk fouden maken, dat 'er een ontelbare getal van deeltjes in de Wereld is, die ejk ftandvaftelyk volgens byfondere wetten bewogen werden j dieinfommi- ge omftandigheden rullen; en by andere deeltjes in fekere bepaalde afftand gebragt fynde (gelyk dé jicida en Alcalia) een gereguleerde beweginge be- ginnen, en na malkander toe, offomtydsvan malkander af wyken \ gelyk of fy getrokken of wegh gefloten wierden. Hangen niet de deelen van Dia- manten, die fchoon fy tuftchen malkander groote openingen laten, en daarom met kleine vlaktens malkander raken ('t geen uit de doorfigtigheit blykt) met een groote kragt aan malkander ? fiet men in Fermentatien of giftingen geen deelen, die eerft in ruft geweeft fyn, een beweginge onder malkanderen beginnen, en daar in a'tyd volgens fekere wetten, nu van den andere gefcheiden, dan weder te (amen gevoegt werden? maar die een kor- te vergnderingh der felver by den anderen gebragt fien wil, kandei3queftie pag, 32.1. van de Opticè van de H*. Newton en de meefte Chymici nafienj en daar uit voor een bewys van het gefeide nemen, het geen hy denktkragtigh genoegh daar toe te fyn. §. 11. Dogh om aan ymand, diejjuift in de Chymie niet ervaren is^ een
gemeeniamer voorbeeld te geven, waaruit het voor gefeide veilig fchynt af- genomen, en een Godt, die alles niet alleen gemaakt heeft, maar ook nogh door fyn voorfienigheit na verftandige wetten beftierd, moet befloten wer- den : laat een tot nogh toe op een ongelukkige wyfe redenenenden Godt- loochenaar, hoe grooten Philofooph hy aan figh ielfs ook fchynen magh, ligh verbeelden: Eerfi, dit Geheel Al, als uit eén ontelbare meenigte van hondert duifenden millioenen deeltjes beftaande} het welk hy volgens de voorige experimenten niet loochenen kan. Ten anderen, hy ftelle figh voor alle defe deeltjes, nogh in ruft en onbewogen fynde} het welk gefchieden kan, om dat de>beweginge uit haar wefen niet nootfakelyk en volgt. Kan hy nu by figh ielfs defen ondenkelyk grooten ftof-hoop aanmerken-
de, voor gelooffelyk agten? dat daar uit eerft, Ã00 veel bepaalde en foo kleine grond-formeerfels, en uit defe foo veel heerlyke werk-ftukken, als de lichamen der Menfchen en Dieren, Viflchen en Vogelen fynj foo won- derlyk famengeftelde Planten en Kruiden, en in foo vee! foorten verdeelt} foo veel aangename vogten, als uit defelve ook door menfchen gemaakt wer- den, die figh daar in van de wetten bedienen, volgens welke het druiven- lap en andere ftandvaftelyk gewoon fyn te werken j Eindelyk foo verbafend een werk-iluk als de Wereld is, in al fyn order, waar door.het eene deel aan het andere foo veel dienften doet, alle voortgekomen fyn: fonder dat elk deeltje een tot des Makers ooghmerk dienende Figure en beweginge na ipkere wetten in het byfonder gekregen heeft, en van het eene affcheiu, en aan het andereaankleef c. Een Atheiit die dit ftaande foude willen houden, foude |
||||
Fan eenige Chmifche Natuur-wetten, 841
al feer verre vervallen moeten fyη: en om aanhemfyneonredelykheittetoo-
nen,hy ftelle ilch voor een ftof-hoop als den grootftenbergh, offoohywil als d'en Aerdkloot felfs j hy onderftelle verder dat een wind onder defe ftof- kens wair, foo hart of foo fagt als hy wil, als maar tuflehen debeweegingen van de ftofjes geen byfondere wetten waargenomen, en fy alleby gevalPef- Ie Mefle onder malkander bewogen werden. En iègge ons dan, of hy eenen goeden rypen Appel, Peer, Meloen of andere vrugt daar uit oitfoude kun- nen verwagten, om van duifend andere faken niet te ipreken. Ik late die volkomen aan fyn eigen oordeel. §,13. Men gelieve niet te denken, dat deiè wetten en wysheit alleen
plaatfe gehadt hebben, in het groote gebouw des Werelds infyneordereen forme te brengen*, de onderhoudinge felfs en wyie om dit alles indenftanr, waar in het door de feheppinge gebragt is, te doen volduren, toont aan"y- der dagelyks foodanige wetten. Welke een Athcift, ichoon andersdenaam van een groot Philofooph figh waardigh agtende, niet ligt om iyη tegen* fprekende gewifle te doen fwygen, uit fyne gronden dat is uit een los ge- val of andere onverftandige oorfaken ial kunnen afleiden, % Wil men een bewys daar van Men, hoe den grooten Beftierder uit een
famen· vergaderingh van onnoemelyk veel verfeheidenheden van deelen, die ons niet als met de uiterfte confufie onder een gemengt fchynen, eenige bepaalde en tot fyne hooge oogmerken dienende, alleen tot malkanderdoec naderen} en met nialkanderen en andere faken, die tot haar onderhoud of wasdom fulks vereiflehen , volgens de daar in door fyne voorfienigheit ge- legde wetten doet vereenigen: Men brenge weder in fyne gedagten, net geen te voren van eenige faken reeds gefegt is. Is de lugt niet een menglêl, ja ten Chaos van hondert duifenden verfchei-
den millioenen deelen? hoeveel dingen werden door vyer verbrand, en door verrottinge ontbonden , die haren uitgaande rook met de lugt men- gen? hoe veel menfchën en dieren wafemen daar in uit ? iêlfs volgens de ex- perimenten van de Heer Boy Ie werden mee il alle faken , ook ys en fneeuw hoe kout Cy ook fyn , door uitwafémirigh ligter $ en fenden haar dampende deelen in de lugt. Hoe veel welriekende bloemen, hoe veel fpeceryen en andere faken vervullen defelve met harereukdeelen? foo dat men eenige my- len verre van die eilanden, daar die waiTen , de reuk van defelve in de lugt volgens het verhaal vandie het ondervonden hebben, fomtyds ge waar werd. Daar werkende wynenin een kelder leggen, weet yder dat de lugt vol vatt hare dampen en geeften isj 't geen ook in alles wat gift dus te fyn bevonden Ttra' uHoC vee^wat€r-damPen uit de zeen, rievieren, meiren, moeraf- \ch5ni »oegrootemeenigte fwavelagtige en andere bytende en vergiftigeuit de brandende bergen mengen figh met de lugt? het yfer, dat meeft overal ter wereld aan de lugt bloot geltelt fynde in roeit verandert, geeft daar on- tegenlprekelyke biyken van. Onder defe allen vermengt fi^h een onden- Ooooo kelykc
|
||||
«Ρ XXVÏir. BE S C Η O U W Ι Ν G E.
k'elykc vcelhe'it van doorftralènde ligt-deelen uit de Sonne, en andere He-
mel* ligten* hoe vee'lvyer figh daar in ophoud, toonen dö Blixemen en an- dere vyerige Vernevelingen. Doet hier- nu by de eigen deelen, die de lugr felfs uitmaken, en laat een Atheiftons feggen,,ofhy ook een verwarde mengelmoes foude kunnen aantoonem j Hy merke verder, de aarde aan, Uit höe veel verfcheiden iöorten en deelen*
fy moet beftaam Het water werd aarde, gelyk te vooren getoont is* ver- giftige en heillame kruiden, alle heefteren, boomen, alle lichamen van vif- ichen, van dieren, van menfchen werden tot aarde ι met een woord alles wat- uit aarde voorkomt keert by verrottinge of op andere wyfen weder tot de- felve. Een Godtloochenaar denke wederom, hoe veel duifenden van foor- ten van verfcheiden famen-ftelfelen al defen hoop foude kunnen uitmaken,, die elk veel verfchillende foude kunnen fyn van al het geen wy nu uit de aarde ilen voorkomen, ; >; . In het water fiet men hetfelvej hoe veel kruiden en vhTehen verrotten
daar in? hoe veel verfcheidenheden van dauwen vallen daar op en brengen de deelen der lugt daaronder ? hoe veel fouten fmelten daar itf ? hoe veel onderaardfche vyeren vervullen defelve met hare uitbarftende deelen ?- het water fpoelt alle vuiligheden af j en hoeveel deelen neemt het aan figh van faken, waar op het een tyd langh ilaat} de kof¥y-enthee^dranken,het brouwen van bieren, alle apothekers en keuken affiedfels,f'om van geen mi- nerale , heete, bittere, vergiftige, nogh van zoute zee-waieren nu te fpre· ken, geven daar van aan eert ydeï; bekende experimenten. Op dat wy nu jfë$ vyer dat alles by na verilind en met figh vereenigt hier
niet ophalenj een Atheift ftelle figh alle die verwarde famen-vergaderingen van water* aarde, en lugt eens voor; en indien 'er geen wetten waren van een beftierende wysheit, die elke foor t in het^byfonder regeerden 5- en vol* gens welke defe deelen figh met eenigc lichamen vereenighden 5 en wederom tot andere niet en naderden^ was het voor y mand en hem felfs mogélyk te denken? dat uit al dit Chaos niet eens maar meermalen en uit fommige der- felver alle jaren op nieuw foo veel verfcheiden faken van byfondere en op de- felve wys bepaalde eigenfehappen fouden kunnen voortkomen jen fulks foo langh de wereld geftaan heeft foude kuqnen geduuft hebben. ' Om een voorbeeld in een foqrt van faken tegevem t '
Saait eens verfcheiden foorten van faden by den anderen in defelfde aarde}
fy ikan in defelfde lugt,die figh in o^efelve fetj.fy werden met heticlfde wa- ter bevcgtigt j met de felfde Sonne befcheenen5 en krygen uit defen allen, volgens het ftraks getoonde, een onnoemëlyk getal van verfcheiden deelen -rondom haar; Laat ons nu een ongelukkigh ontkenner van een Goddelyke "vToorfienigheit feggenj fonder dat eenige wetten in al die meenighvuldige foorten van deelen plaatfe hadden, die maakten dat elk deeltje, het welke tot het; doen groeyen, van elk faad van noden was, figh daar meede, en met
geen
|
||||
Van eenige Chymi/ώ Natuur-Wetten, \ $4$
«een andere, die heel verfcheidene eigenfehappen hebbén, wreenigtj hoe
het mogelyk kan fyn, dat elk faad altyd fyn eigen plante van defelve kragc en foortTalie jaren fender daar in oit te miflen, kan voortbrengen. Waar- om » als 'er by tarw, rogge, gerft en andere voor de menfehen Γ00 nodige iaden een foort van vergiftige, als van Aconitum^ Ctcuta en diergelyke in defelve aarde geftroit fyn, vereenigen figh aan de eer fte alleen nuttige, en aan de andere foo veel doodelyke vergiftige deelen? en waarom draagt noic een appelboom peeren, of een wynftok kerffen? §. 14. Men roepe hier de ervarenfte Philofophen by, en laten feonsfelfs
feeeen als fy fonder vooroordeel voor haar aangenomen gevoelen fpreken willen 5'of fy fonder defe wetten en eenbeftierende voorfienigheit te erken- nen, d'efe en diergelyke verfcfcynfelen ( want foodanige fyn 'er feer veele in de Wereld) tot wettige gevolgen van de onderftellingen, daar haar Natuur- kunde op gebouwt is, fullen kunnen maken. , Eenige hebben op een feilfteenige en andere trekkingen gedngt,doghde-
fe ftellen een foort van wetten. Andere hebben in de grondformeerfels der laden fekcr foort van gillen
onderftelt (Fementa by de Chymici ge-noemt) die ook niet andevs kunnen begrepen werden, als deelen te fyn, -die op een byfondere wyfegefigureert fyndc na byfondere wetten bewogen-werden, of andere deelen bewegen j figh met defe vereenigende, en van andere figh affchcidende. Eindelyk, dewyl men in de laat fte jaren defe beide verworpen heeft,
hebben die meer verftaanlyk wilden Philofopheeren, onderftelt, dat in de faden Pon of openingen van fekere figuren iynjen dat daar door juiil al- leen die deeltjes toegelaten werden in te komen welkers figure met die der openingen over een komt: het geen volgens de gedagten van andere, die ongelukkiger fyn en geen beüieringh willen erkennen, om dat defelve een Godt bewyft, fonder veel directie gefchieden kan} vermits niet anders daar •toe vereifcht fchvnt te werden, als dat die in de Pm ofonderfteldeopenin- gen paiTende deeltjes by het faad fyn, en tegen die openingen aan bewoogen werden. Maar volgens defe onderfte\lingh,fouden^, niet alleen allerhande deeltjes in het faad kunnen komen, als fy. maar kleinder als de openingen fyn 5 maar ook ten anderen,foude by na geen eenigh faad kunnen grpeyen,en niet als feer weinige deeltjes figh in het felve fetten, indien een enkel ^eval hier plaatfe hadde, als alleen ronde. Het welke de Heer Pitcarnm(ynEd.Difer- Utim uitvoerighlyk en wiskundigh bewyft-, nadien op de eene wyfe paflèn- de deeltjes, op defelve wyfe altyd juift voor die openingen fouden moeten komen i indien fy aan haar felven den doorgangh ïiietbeletten fouden. Dogh om dit met een gemeenfamer voorbeeld te betponen y indien ymand nemen fal een dobbel-fteen te werpen, dooreen vierkante .openingh daar fy even kan doorgaan, foude hy om gelyke kans te hebben van te winnen of tever- licièn, al leer veel malen moeten bedingen, om als hy gemiil hadde, · fynen Ooooo i werp
|
||||
844 .XXVIII; BESCHOUWING E,
werp te mogen herhalen. Soo dat, indien fulks als de ware reden van het
groeijen der planten wasj en alle deeltjes van de figurevaneendobbel-lteen door vierkante openingen in de plant altyd doorgingen j immers in dit geval foo veel als in eenigh ander een beljieringh of wet, na welke elke dobbel-fteen fefchikt foude moeten fyn, als fy tegen deopeninghaankwam, plaatfefou-
e moeten hebben. Wy bctwiften hier niet | of yets van dit alles of ook yéts anders de regte reden is, dat tot elk faad uit foo veel duifenden van verfcheidene deeltjes, alleen die naderen, welke bekwaam fyn om de byfondere plante in fyn foort uit te maken} maar hebben hier door alleen willen aantoonen, dat fonder een Goddelyke Regeeringe te erkennen, die alles na de vereifchte wetten doet,beweegen, het eene doet naderen en he! andere, afwy ken, en figh tot elk van defe onverbeeldelyke kleine fiertjes uitftrekt, men geen onderftel* lingh tot nogh toe heeft kunnen maken, welke aan de vrage, hoe het groei- jen der Planten gefehieten aan veelen andere voldaan heeft. En laat eenA- theift, die om geen Godt te ontmoeten ftaande moet houden, dat ditaÜes fonder eenige beitierende wysheit gefchiet, ons eens feggen, hoehyhetfel- ve van deelen, die van alles onkundigh fyn, die nogh haar fel ven be weegen kunnen, en als fy al.bewogen werden niet weeten dat fy yets doen of ly- den, kan afleiden. En indien hy figh ontrent andere foo verre niet uit la- ten wil, hy overlegge dit in fyn ecnigheit, en fie of hy fonder vooroordeel een faak van dit over groote gewigt, en waar aan fyn eeuwigh wel of qua- lyk fyn hangt, overweegende, figh felfs door fyne gronden geruft kan ftellen. Én of hy foo reguliere voortbrengingen van alles wat men uit Aarde, Lugt, Water fiet voortkomen, felfs oit in het aanhooren van verftandigen foude derven feggen van een los geval, dat onder alle defe ftofkens werkfaamis, te verwagten. En ftelt hy met ons wetten, die defelve beftieren, fgelyk ' hy moet, foo hy niet by al wie redelyk is, voor dwaas wil doorgaan) hy too- ne ons, hoe alle dele byfondere en foo bepaaldelyk werkende, aan hem on- bekende wetten uit de lichamen en hare beweegingen by nootfakelyk ge- volgh kunnen afgeleid werden, of hy erkenne met ons de Voorfienigheic van een Godt die dit alles regeert: dewyl 'er niet anders voor hem overigh is. En om aan hem alle uitvlügten te benemen, hy erinnere figh uit het bo- ven gefeide, dat 'er onder duifenden van foorten van Dieren en Planten, niet een eenige is, van welke niet eerft een feer klein grondformeerfel ge- maakt is, het welke alle deffelfs deelen in fyne kleinhek bevat jen waaruit, door uitrollingh en bedekkingh of overkledinge,door bykomende byfonde- re daar toe vereifchte bepaalde ftoffen, alle GewafTen,alle Menfchen,Beef- ten, ViiTchen, Vogelen en wat Dieren meer fyn, voortgebragt werden: het welk by een algemeene ondervindinge van die Mkrofiopia gebruiken kenne- lyk is. H,y denke dan noghmaal·by figh felfs, als hy rcdelyk oordcelen wil % of hy dit alles met een loÜèn en gevalligen fatncn-loop van onverftan* dige
|
||||
Van eenige Chymïfche Natuur-wetten. 84j*
dige faken , en defe foo konitige vormfeltjes, ( die alles dat in foo grote
lighamen tot foo veele verwonderlyke gebruiken dient, in een verre minder grootheid als een fantje begrypen ) met Noot-wetten , die nogh met wys- heid nogh met ooghmerk beiliert fynde werken, over een brengen kan. Na foo doorlugrige experimentele bewyfen van de wysheid des aanbiddely- ken Makers fchynen geen meer betogingen van ymant die redelyk is ge- eifcht te kunnen werden. Infonderheid als het waar is (gelyk het by grote mannen feer waarfchynelyk gehouden werd ) dat in alle defe grontbeginfelD- jes, hoe klein fy ook fyn, die v'an alle andere, welke tot het einde der eeu- wen daar uit moeten voortkomen, in hare bepaalde gedaante gevonden werden. §. ij*. Ik wete niet, of het by fommige ook wel fol geoordeelt werden
van nut te fyn, na dit alles alhier nogh eenegedagte by te voegen , die by veele wel aannemelyk voorkomt 5 dogh egternogh meer onderfoek en expe- rimenten fchynt te vereifchen,eer men deièlve voor volkomenfekerfalktin- nen houden. Maar nadien defelve van veel grote mannen voorgeftaan werd, en eenige overeenkomit met de Chymifche werkingen der werelt-ftoffenop malkander fchynt te hebben 5 infonderheit dewyl de fake in figh felven lyn- de hoe iy ook fyn magh,een groot bewys van Godts voorfienigheit met figh draagt j fal het miifchienvan eenigen dienft wefenj indien men eenige waar- nemingeu, die tot derfelver opheldering yets fchynen te kunnen doen, hier laat volgen j of ook hier door eenige bequame Heeren aangefet wierden ,# om een faak , die defe moeite wel dubbelt waardigh is, verdernatefpeuren. Sy beftaat dan in het onderfoek, welke eigentlyk de middelen fyn , waar
van den Goedertieren Onderhouder van alles figh bedient , om de aarde vrugtbaar te maken, en de planten kragtigh in defelve te doen groeien. Het gene nu volgens de gédagten van veele Natuur-onderfoekers hiervan
met ondervindinge gefegt kan werden , is dat de lugt-falpeter daar van de oorfaak is; waar by fchynt te moecen gevoegt werden, dat, nadien de fal- peter uit figh felfs en alleen fynde een werkeloofe ftoffe vertoont , yets an- ders met haar moet famen komen, welke defelve aan het werken helpt: ontrent op die wyfe, gelyk men de Suuren en Alcalia, byfonder in ruft fynde f door het famen voegen fiet werkfaarn werden, en met malkanderen opbrui- fcn. Het geen men ook in falpeter en fwavel in het buskruit fier. §. 16. Om nu foo niet met volkomen klaarheit te bewyfen , immers feer
waarfchynlyk te maken, dat of falpeter in de lugtis of ten miniïen yets, dat in defelve falpeterigh is, met yets anders, dat het in de aarde fomtyts ont- moet, een ware falpeter voortbrengen kan; is het bekent: I. Dat men de aarde met foodanige faken, daar de lugt op werkt, als ha-
merflagh van yfer, wateren van dieren, der felverbloed en mift, uitgeloog- de kalk en afichen, enz. mengen kan; dat men uyt defelve, na eenige maanden - en dikwilsdoor omfpitten aan de werkinge der lugt bloot gelegen te hebben, een merkelyke quantiteit falpeter trekken kan, Ooooo $ Ik
|
||||
«4ö* XXVIII, Β E S C Η O U W INGE.
Ik hebbe om dat groote en geleerde Mannen over defe lugt-falpeter fche-
nen te verichillen, nodigh geagt , tot meerder fekerheit dit experiment te moeten doen j en by den uitflagh. bevonden, dat defe aarde na behoren ben- banden; fynde, uit eene mande ontrent 3 pond feergoede rauwe falpeter gaf. Het welk tewooren reeds aangeraakt is, foo dat het gefeide hier uit yry ge- grond fchyntte wefeEu Te meer,als men hier by doet het geen veelefeg- gen ondervonden te werden, dat aarde , daar de falpeter eens uitgetrokken is, op nieuws na eenigen tyd door de lugt met defelve befwangert werd. · II. Dewyl ydér bevinden kan, als men op water, daar falpeter in gefmol-
ten is, bloed uit een ader van een menfchdoet fpringemj dat de fwarte cou- leur deflelfs, aanftonds in een heldere roode verandert $ en de wey van het 'bloed een klaar-heit krygt als fuiver water, fchoon "het iyn voedende immers vafte deelen behoud j welke men met wat geeft van falpeter daar op te druppen, van defelve af kan fcheiden. En nadien het bekent is ,dat het fwarte ader bloed in een vat of kom geftok , doorgaans rood werd, ter plaatiè daar het de lugt raakt £ en dat felfs, dit rood gewordene daar afgenomen fynde, in het daar onder fynde fwartagtige, het felve t'elkcns weder gebeurt-, en het bo* vcnfle in een fchoone roode couleur verandert ; fal ik hier niet betwiiten, of de lugt in de longh met het bloed figh mengt, om dat ik merke, dat eenige dit in twyfFel trekken: maar egter is het uit dit beide klaar dat falpe- ter en de lugt in defen eene gelykformige werkinge op het bloet doenj en werd derhalven eenigfints waarfchy nlyk gemaakt, dat'er falpeterin de lugt is. ΙΙΓ. Is hetby de JMatuur-onderioekers bekent vdat uit bloet veel falpeter
gemaakt kan werden, (fiet de Stair de Niiro ) Indien het nu waar was, dat in de ademhalinge de lugt geduurig met het bloed geraengt werd $ foude men hier uit ook kunnen denken, of niet de lugt veel falpeter in ügh had- ' de, die figh in dit bloed valt fette $ en daar na daar uit kóh te vooifchyn gebragt werden. k IV. Dewyl gerafineerde falpeter in een warme riand gehouden fynde
knapt en breekt: om dat het my voorquam, of wel eenige in defelve fynde lugt hier oorfaak van rnogte weien, hebbe ik een ftuk falpeter, in een hel- dere loogh, ( waar in geen lugt oit is) doen finken i en de lugt door de pomp daar afgelaten fynde, bevonden, dat een groote itraal van lugt blaasjes, uit die falpeter door de loogh opwaarts gingh 5 felfs £00 veel by na, ais men op die tyt in kool die veel lugt heeft &^t«fcs[<Srj Ofmen nu uit dit experiment raagh vaft: ftellen , dat de lugt en falpeter
delen figh ligt vereenigen, en vaft aan een houden, om dat de falpeter, fchoon defelve in watergecryftallifeert en tot jpypen gebragt werd , egter foo veel lugt in figh heeft, laat ik aan andere. En foo foude dit eenigfints die fwa- righeid minder maken, welke by fommige gemaakt werd, als of de falpeter te 1 vaar en niet vlugtigh genoegh was om figh in de lugt op te houden. V, Die egter daar door geheel fchynt weggenomen te werden,omdai de
,-·■'' nicu- |
||||
"■' ■"'■,.' ·'. ■ ■ ' _ ■ ' ^ ' ' '" *
■>'■'.. \ - " . ,. *
,ri f?aH eenige Chymifche'Natuur-wetten. 847
nieuwe waarnemingen van grote brant-glafen toonen , dat falpeter in haar
brant-punt gehouden,geheel wegvliegt, en figh dus met de lugt vermengt. Siet de Aaa van de Franffcbe Academie A°. lêpp.pag. 114. N°. 14. VI. Alle metalen, filver, yier, koper, loot, die door geeft van fal-
peter ontbonden werden, infonderheit daar de felve met de meefte kragt opwerkt, als het yfer, fchynen in de lugt te roeften} alleen het gout, het welk door een enkele falpeter geeft ongeraakt blyft, is dat foo veel niet on- derworpen. Het geen gront asn eenige gifïïnge foude kunnen geven , dat foo niet falpeter felfs, ten minften yets dat falpeteragtigh is, in de lugt figh onthout. ,_ VII. Nogh een bewys dat yets falpeteragtighs in de lugt is , fchynt te
leggen in de hooft-pyncn, benauwtheden en brakingen j welke fommige vrouwen gewaar worden , als fy figh in befloten plaatfen, daar veel men- fehen en veel ftoven fyn, bevinden. Om dit gevolgh te fien, gelieft men figh te erinneren dat te voren Befchouw. VH.-%. 18. getoont is, dardevJam- me en de adem van de menfehen defelve lugt-delen tot haar onderhoud van noden hebben. Waarom de befloten lugten, in welke veel ftoven branden en veel menfehen ademen, van defe delen feer veel moeten ontbloot wer- den 5 uit welke oorfaak fommige fwakke vrouwen figh daar bevindende on* gemakkelyk werden. Dat nu defe delen eigentlyk falpeter delen fyn, die in de lugt door het vyer en veel ademen tot haar clienft ongequaam gemaakt werden, fchynt daar uit te blykenj om dat defe ontftelde vrouwen met geen middel (dat my bekent is) beter herftelt werden, wanneer een verfche lugt haar niet helpt, als met het gebruik-van een in water gefmolten falpeterag- tigh fout 5 waar van ik veele ondervindingen foude kunnen bybrengen j of met falpeter,of Sal prunelL· op die tyd in de mont te nemen, en dat fagtjes te laten fmelten en door te fwelgen. §. 17. Nadien nu het eerfte experiment fchynt te bewyfen,. en de andere
feer aannemelyk te maken j dat de lugt of falpeter of yets falpéteragtighs in» figh heeft: fal uit de volgende eenighfints kunnen blyken, dat defelve im- mers aan defe iyde van de iEquinnocciaal-linie of by ons '$ ten groten deele. uit het noorden overkomt. I. Om niet te feggen, dat aldaar in het noorden (van de Zuid-pool fpre-
ken wy nu niet) de lugt in een grooten trap koudt is, en dat ook de /alpe- ter op een byfondere wyfe een merkelyke koude maakt5 het geen men fiet,/ als men in heete fomeifche dagen eenige wynfMèn in water fet, en in het felve een goede quantiteit falpeter werpt, en die daar in doet fmelten} foo> .verre dat fommige gewilt hebben, dat men hier door felfs water foude kun- nen doen bevriefen, het welk ik in fyne waarde late. Waar uit men foude - Kunnen denken of niet wel de lugt die foo kout is, en foo veel ysbergen* maakt en onderhoud, daar feer vol falpeter mogte fyn. II. Ora hier eenighe waarfchynelykheit aan te geven fal ik alken by breiv-
|
||||
84S XXVIII. BESCHOUWING E.
gen, het gecn.de geleerde Heer Hambergerus% uit de Ephemerides Baromet.
van den Heer Benard Ramazzini aanhaalt. Defe fegt, dat het uitwaiïèn van ialpeter op oude muuren die van kalk en iteen gemaakt fyn, infonderheid in de winter, en als noordelyke winden waaien, meeft gefien werd} en dat de verfarnelaars van. .ialpeter als dan infonderheid geheel befigh fyn in het afvegen van die. rauureni en veel meer falpeteragtighe ffcoffe te famen kunnen krygen van muuren, die na het noorden als die nahetfuiden hen. Het welke klaar genoegh behalven de lugtfalpeter in het gemeen, ook het gefeide fchynt te bewyièn , dat de noordfche lugten de mee- ile falpeter hebben} en defelve van daar dik wils, tot ons overgebragt werd, III. Of nu ook van dit falpeter fout, dat figh als dan in de lugt bevint, eenighfints_af te leiden is , dat noorde winden de lugt fwaarder nïaken , en dat de ■quikiilver in de Barometers op het drajen van de wint na het noor- den, veeltyts gefien werd op te lyiënj gelyk by feer veele, die van deièlve gefchreven hebben aangetckent is, fal ik hier niet verder onderfoeken. §. 18. Het fy nu dat de lugt door noorde winden, omdatfeuitdiekoudege-
weilen een dik op een gepakter lugt na het zuiden voeren } dat uit de Thermome- ira blykelyk is, in welke men fiet dat door koude de lugt meer op een gepakt werd'·} het welk ook uit de refractie van het ligt, die in het noorden groter geflelt word, kan afgenomen werden} of om haar mede gevoerde falpeter, of om een andere reden fwaarder werd; dit is by die Barometers gebruiken be- kent (fiet in de Jclavan Le'ipfigh, A°. 1696. pag. 215. en feer veel andere niet nodigh om defe alle hier op te halen.) Dat hoe fwaarder de lugt is en hoe, hoger de quikiilver ftaat, hoe droger weeder en minder regen men te wagten heeft: waar uit dan behalven andere omitandigheden, die ontrent het joodfehe land in het byfonder fouden kunnen plaatfe hebben, ook de reden in het gemeen fchynt afgeleid te kunnen werden van het geene men leeft, Proverb.XXV. 23. de noorden wind verdry ft denregen. Nadien door demeerder 1 waar heit der lugt de waterdampen daar in gemengt en dryvende blyven en in geen regen nedervallen. %. ip. Maar dewyl de falpeter in figh felfs van feer weinigh werkinge
fchynt te wefen} foo dat fy ook in een fmeltkroes op het vyer gefet en gloeiende gefmolten fynde, figh fonder de minfte werkende kragt vertoont} fcheen het nootfakelyk te fyn nader te onderfoeken, welke faken het fyn die defelve weikfaam maken (gelyk [uur en alcali malkanderen doen) en waar door fy ibo groote wonderen uitrigten kan. Het geen nu hier toe bequaam is op een byfondere wyfe , is al het gene
by de Chymki met de naam vmfivavel genoemt werd} waar toe behorende gemene fwavel felfs, en wat fwavel in figh heeft,als Antimonie, turf-en hout- kolen} ook in het gemeen alles waar inolyc of vettigheitis,alswynfteenen diergelyke. " -. *-Soo fiet men, dat fwavel of fwavekgtige lichaamen in gefmolten en
gloeien-
|
||||
Vaneenige ühymïciNafuur-wetïefL 849
gloeiende falpeter geworpen, of koud met defelve gemengt en aangeftoken,
defelve doen werken, en het mengiel in een fchielyke en alles verterende vlamme meermalen veranderen} foo langh eenige falpeter met yetsdatfwa- velagtigh is ovèrblyft. En bevind men wyniteen met even veel falpeterge- mengt door het minfte vyer aangeiloken te werden., en foo lange te branden, tot de olyagtige en andere delen va-η de wynileen weggevlogen fynde, een wit Alcalifcb fout, daarom [out van wynfieen genaamt, ovèrblyft. Op de- iêlve wyfe liet men gefmolten falpeter in het vyer, op het by doen van grof geftooten doove kolen, werkiliam iyn en vlammen uitwerpen j het welk ibo langh gedaan iynde., tot defelve niet meerder vlamt^ verkrygt men ook een Alcalijch fout, by de Chymiften Sal Nitri Fixum ofte ναβ faut van fal- peter genoemr. Dogh of dit met geen meer reden v&Vcfout van kolen, na de wyfe van het'fout van wynileen, moet genoemt werden, laat ik aan de ver Handige onder haar: immers hoe feer ia I peter door fwavel en kolen, werk- faam gemaakt werd, geeft het buskruit wel een bekent dogh ooit een ver» Wonderlyk, foo niet liever een verichrikkelyk voorbeeld. Men gelieve niet te denken, dat defe faken figh in de lugt, als te grof
iynde, niet fouden kunnen onthouden $ nadien te voren getoont is, dat be- halven feer verfcheiden andere ook veel fwavelagtige delen in de lugt figh bevinden. Soo fiet men, dat in de MiddelantfcheZee en ontrent de wereit- delen, die fcuidelyk'er fyn als wy, feer Aerke en veelvuldige Donderen en Blixemen; en dat fy in Groenland (gelyk ik van meer als een, diefeerdik- wils daar geweeft fyn, onderrigt ben) en in de winter ©ok by ons feer wei* nigh vernomen werden. Dat dit nu yerooriaakt werd, om dat de lugt on- trent de eerfte plaatfen meer met fwavel vervult is,als in Groenland, al waar meer ialpeter alleen in defelve fchynt te fyn, die in de Zuider-deëlen met d§ daar bykomende lugt-fwayel dit uitwerkt, is by veele voor yets, dat waar- heit heeft, aangenomen- Maar dat ook de fuivere Sonne-ilralen op de falpeter werken «n defel- ve vlugtigh maken is reeds ilrax boven §. 6". No. V. getoont. Want dat defelve iicharoelyk fyn en ook felfs een fwaarheit hebbende itofFe met figh voeren, kan uit het experiment van de Hx. Homhergh ontrent dcRegulussm fpiesglasblykeni boven Befchouw. XXF. §.44. aangehaald < Ik weet niet of ik hier magli by doen, dat ik A°. 1711. eenigen dauw ω het laatfte van May hebbende doen vergaderen, na eenigen tyd in een groten glafen kolf die te hebben laten Haan , defelve hebbe laten uitrokeni om te iien-of geiyk fommige feggen in defelve ook falpeter wa*: dogh geen J°P die tyd daar in bevonde,' hebbe j maar alleen een wenigh roodagti- ge f toffe ^ ontrent de verw van Scoria of Hakken van Regulus Antïmomi heb- bende i die op een gloeiende koolc geilroit fynde niet brande, gelyk.de fcUpetcr gewoon is·, maar in gloeiende m een kroes op vyer ilaande falpeter geworpen lynde merkclyk (dogh egtervry fhauw, in opfightvangemeene ;wavei; vlamde. Ρ PP PP ** |
|||||
_j
|
|||||
ayo xxvnr. β ε s cm ο υ w in g e.
Ik kan, om dat defelve ftoffe te Weiüigh was om andere' onderfoekingeh
daarop te doen, hier niet bepalen van welke natuur fy regt geweeft is: maar icheen egter dit hoewel feer.fagt Blixemen met gefmolten en gloeiende Tal- peter, eenigfints te bewyfen dat fy fwavelagtigh was·, ten minften bleek liet genoegh dat de falpeter op defe, en defeop de falpeter werkte. Ook fchynt de Werkinge van de Sonne-iloffe, die door de Zuidewinden
tot ons georagt werd, op de lugt falpeter daar uir ook te kunnen afgeno- men werden > dat men ondervint, dat een gloejende kole van turf in een- hete fonnefchyn buiten wind, diefe anderiints aanblaaft, gefet fynde, ge- lyk in een doofpot ganfch uitgedooft werd en aiaat te branden. Waar van de reden fchynt te fyn, om dat de lugt falpeter, die anders voornamelykon- fe turf vieren doet branden, door de werkinge van defelve uit de fonne voort- komende ftoffe onbequaam gemaakt is, om defe turf kool foo wel· als te voor- ren in vyer te houden. Dat nu, dit gefeide waar en defe falpeter een groote oorfaak van het branden onfer vyeren is, kan daar uit gefien werden j om dat des winters by ftrenge vorften, en fcherpe noorde winden, die te voo- ren getoont fyn feer falpeteragtigh te fyn, onfe turtWyeren veel helderder Branden en veel eerder verteert werden, (gelyk een kool door op geworpen; falpeter ook ras verteert is) als in de fomer, wanneer*de lugt foo veel fu> vere falpeter niet in figh heeft. §. io. Soo bevind men ook (om ten einde te komen) dat de werkinge van
falpeter en Sonne-ftralen, feer veel tot de vrugtbaarheit der gewaflen doet. Om hier tot bewys het experiment van de Heer Homhrgh in de Aula vm de Vranfche Academie Ao. 1699. pag. Jf'jïï. niet op te. halen, het geen fulks van de falpeter toont, *die in water gefmolten op Aarde gegoten werdj foö kan men ook de faden in water laten Weken den tyd van eenige uuren, in welkers twee en een halve pinte,een once van de befte py ρ falpeter gefmol- ten is, na-de proportie gebruikt* en befchreven by die in defe laattte jaren het SalProlificum of V rugtbaar makend fout, f dat minder gefuiverde falpe- ter is) openbaar daar voor verkogtj en met dcCe proportie tufTchen hetwa- ter en falpeter te foeken andere al van veel moeiten verligt heeft:■ en men fal bevinden, dat defe faden veel beter wafTen, als tot dewelke geen falpeter* water gebruikt is. , Ik hebbe het in het jaar 1711. in verfcheiden faden dus bevonden} foo dat roomfche bonen op een tyd en plaatfe gefaait fynde, die in falpeter water gelegen hadden meer als-een derde hoger wierden als an- dere 5 en het dus behandelde faad van porcelein planten gaf, die om haar groot- heit en kragt waar meede fy figh vertoonden, een geleerd en ook in deoer- feningh der gewaflen feer ervaren Heer my dede vragen, welk een kruit dit* was, (eggende het om voorige redenen voor geen gemeoe porcelein te kun* nén aanfien. • Ook is defe eigenfehap, van de falpeter al van ouds by die over den land· en*
tuin-bou w'-,: gefchreven hebhen bekent geweelt, Dogb om verder te toonen, hec
|
||||
øáç eenige Chymifche Natuur-wetten. Sft
liet geen veretfcht werd; nameiyk, dat niet alleen de ialpeter, maar het
geen uit de werkinge van de Sonne-ftoffe (laat ik dus noemen* het geen deÊ felfs ftralen of fyn of met figh brengen) op defe falpeter voortkomt, vrugt- baar maakt ·, fal heteer ft genoegh fyn fig te errinneren,hoe veel de Sonne tot het groeven van kruiden doet , het welk aan niemand onbekent is. En fal ook eenige klaarheit hier aan geven, het geen my in het laatfte van Maart in den jare 171 æ gebeurt is5 want hebbende tuinkers-faat larenfajen,ibo dat in falpeter water als dat daar in niet geweekt was, op defelve tyd en plaat- fe; wanneer eenige dagen daar na, alle nagten door de koude nogh eenigh ys wierd gemaakt; en uit voorige experimenten aan my bekent was,wan- neer in ftrenge vorften in loogh niets, en in pekel van gemeen fout of geen of feer weinigh ys gevonden wierde; dat een water, inliet welk menfoo veel falpeter als mogelyk was, gefmolten hadde, in een klein flesje by de twee andere voor een glas in een venfter, of ook in de Jugc gefetfynde, foofterk geheel bevroren was* dat het flesje gefcheurt, en het glas by de fdheuren meer als een ftrobreet wyd van malkander geweken was; kwam my in ge* dagten, of om dat het falpeter-water foo ligt en fterk bevrieft, ook de tuinkers , welkers faad in falpeter-water geweekt was,nietmogt door dit vriefehgeftor ven fyn ; dewyl in die tyd, die feerkout was, de Sonnenauwlyksgefienwierde: en derwaarts gaande om fulks te onderfoeken, bevond ik de tuinkers, die op de or- dinare wy iè gefait was , groen te ftaan; en die in falpeter-water gelegen hadde, op eenige plaatfen daar fy levendigh gebleven was, veel meergevordert als de andere; dogh het meeft daar van dood en bevroren nederleggen. Soo dat ook hier uit fchynt afgenomen te kunnen werden, dat tot het
weeldrigh groeven der planten, niet alleen yets falpeterigh is, maar ook yets dat van de Sonne komt vereifcht werd; om door haar werkinge opdeti anderen ook op de aarde en kruiden dit uitwerkfel te famen voort te brengen. Behalven dat nogh een gemeene ondervindinge, dit fchynt feker te ma-
ken, die ook van eenige Landbouwers waargenomen is; nameiyk, als in-de maanden van Maart en het begin van April, of (gelyk menfegt) in het voor- jaar langh noorde ennoord-oofte koude winden vvajen, en de meefte begint nen een onvrugtbaar jaar te vreefen, om dat het gras door de koude niet uit- fpruit, dat men als dan veelmalen een feer goed gewas en felfs een vroege hoy-tyd heeft. Tot eenige jaren toe hebbe ik hier op gelet, en fulks in die tyden altyd bevonden waar te fyn, infonderheit in het jaar 1711. Wanneer in het voorjaar als de noorde winden foo veele waren , yrnand my feide te vrefen, dat het een flegt gewas en het hooy feerfehaars loude fyn; ik hem antwöorde dat ik het tegendeel meermalen waargenomen hadde; en dat als maar een goede warme Sonnefchyn volgde, het hoy miflehien vroegh ryp en overvloedigh foude wefen; het welk ook, gelyk bekent is,volgde. Die nu het voorige eenighfints aannemelyk ftelt,fal daar uit ligt de reden
fien, nameiyk, om· dat de lang-durige noorde wind de falpeter in groote Ppppp 2, me·
|
||||
ψ0 XXVlïl. Β Ε SC Η OUWING Ε,
ïïieenigre na ons toevoert ·, en wanneer een zuidelyke wind daaropkomeni
de de fonne-4tofFe daar by brengt, dat als dan feer-veele door malkander werkiame deelen die tot vrugtbaarheit dienen,-ir* onfe lugten gevonden werden: hoewel anderfinis de noorde winden wel fooveelenlang-duurighy en de xuide Γοο fagt, en de fonnefchyn foowtinigh foude kunnen· lyn , dat de lugt-falpeter aan het gewas lbo· wel om haar veel heitibudén kunnen Icha* den, als men fiet dat te veel pyp-falpetergebruikt de planten doetiterverh En komt ook het fpreekwoord, uit de meenighvuldige ondervindinge der Landbouwers daar. meede over een , een-drooge Maart is_goud waardt: na- dien de maand Maart meert droogh by ons is, als de noorde windendelugt foo fwaar maken, dat de water-dampen daar in blyvende dry ven, den regen belet werd ·, welke anders by zuidelyke. winden in die tyd meenighvuldigh gewoon is re .weten. ; ; _ §. 2i. Ook fal, geilelt fynde dat dit gefeide eenigen grond heeft, hier
iiit de plaatfe Canticor. IV. ió. eenigh ligt ontrent haren letterlykenfinont-" fangen; De woorden fyn: Ontwaakt noorden windeen komt ghy zuidenwind r doof&aait mynen-hoff, dat fym> ffeceryen^itvheyen. Alwaar ook aan het fal- peterige van den noorden wind en de aangevoerde fonne-ftofFe van den zui* den wind te famen een rhengfel makende-dat tot vrugtbaarheit dient,. de- felve fehynt toegefchreven te werden. · ; §-. ZL· Op den felven grond kan men ook denken, dat in de plaatfe Je-
'ï&êim LF. io. van de fneeuw gefproken werd: Want gelyk den regen en de fneeuw van den Hemel nederdaalt en derwaarts niet weder en keert j maat doorvogtigt de aarde, en maakt dat fy voortbrenge en uitfpruite, enfaadgeve den fayer en brood den eeter. Vermits het water door koudb, en door falpeterige lugten tot fneeuw werdende, defe op de aarde leggende en fmeltende fyn fal peter daar in laat, en defelve in ilaai ftek om meerder vrugten te dragen* ïnfonderheit, als den regen, die in de Lente, wanneer de Sonne nadert,. dikwib valtjdefonne-iloiïe, die fy in de lugt-vind, met ilgh na beneden eti by defe tal peter in de aarde brengtv- §. e}- Ik hebbe dit hier wat breder verhandelt, niet alleen om dat dé
Voorfeide experimenten fcheenen te vereiflchen met wat klaarheit in hare omftandigheden uitgedrukt en voorgeftelt te werden ; maar infondeiheit, om andere ,- die luit·, bekwaamheit en gelcgentheit hebben om nader te onderfoeken, wat het eigentlyk is, dat de landen vrugtbaar maakt en plan- ten weelderigh doet waffen, daar door op te wekken ·, om of dit gefeide verde door*andere experimenten te beveiligen$s of anderfints, indien fy be- vonden dat de werken der Nature yets anders leerden, defe in het ligt'te ge- ven. Nadien 'er nogh een meenigte van ondervindingen fehynt te ontbrö* ken, by voorbeeld j om gelyk men byeenige leeft^ een foodanige aarde of defaden foodanightoe te rigten; dat uit defelve in weinige uuren eene fala- de,,of ander kruidtot hergebruikt bekwaam foude voort komenj, dat elk |
||||
• , ' Γ pakèeêget!hfaifehc:Ziafitör-wtft0il 8ff
faad'alle fakd-plnnten,die het in ilgKbefluit, te gelyk deede fpruiten en op-
WTcn! en dïs de vrugten meerder maakte, met andere Jergelyke lm- m d t dit een ftoflfifï., welkers-onderfoek niet al een de Natuür-kunde fm verder foude kunnen ophelderen, nlaar die ook van een merkelyke nuttigheit foude lyn,· Tal yeder geörne .toeftaan \ . Ondertuflchen,dewyle het aan ntémand: on bekent kan fyn, dat de lugC
de fchat-karrièr is , waar uit het geen·de ^arde vrugtbaar maakt., aart defelve meede gedeelt werd ; gelyk het braken van de landen , en de aarde dikmaals om te keeren en aan de lugt bloodt te leggen , fulks ai eeuwen lan^h ondervindelyk heeft getoont ; foude ymand ook kunnen denken ? dat het fonder Wysheit en Voorfieriigheit foo befchikt was , dat defelve lugt noit gebrek hadde van foodanige deelen , die daar toe bekwaam waren; dat de wateren van regenen ,- van dauwen, van fneeuw, door de lust ncdervallCnde met defelve %h vereenrgden , om. die tot ee- niee diepte in de aarde niet haar in te voeren , en, defelve dragtbaar te doen fyn, om aan alles wat leefd voëdfel en verkwikkingen te vcrfcha£ fen Men vrase de alderervarendfte Philofooph , of liever een Atheiit vragc figh felfs, het fy hy het vooTise, dat yart de ooi-faken van vrugtbaar- heit aefeet is erkent: of niet 5 of 'er om faden "Bur planten te doen voortbrengen, ook volgens fyn eigen, gedagten in de-g: faden felfs, in de Aarde, Lugt, Water, in de Sonne , en wat dies meer daar toe behoort , niet veel meer byfondere wetten en eigenfehappen Vercifcht werden , als hem bekent fynj en hy door figh felven of van anderen na foo veel moeite enonderfock tot nu toe heeft kunnen leeren. Immers, indien het hem opgeleid was de aarde,vrugtbaar te maken,- fchoon alles daar toe dien- itigh fynde, nu al gereedt en by.der hand;te fyn bevonden wierd , dogh het felve alleen onder malkander en onder andere faken gemengt was -,> ofhy niet denken foude , dat hy al fyn verftand en wysheit van noden foude hebben, om uit foo veel duifenden verfcheidene deeltjes , die de uiterfte verwarringe in Lugt, Aarde, en Water onder malkander moeten' vertoonen , de nuttige van de fchadelyke af te fchiften : maar infonder- heit, indien defen jaarlykfen groei der Planten en vrugtbaarhek der aar- de foo veel eeuwen moeite volduuren , als men nu by ondervindin- ge weet , dat fy gedaan heeft y of hy foude kunnen oordeelen , dat dït- mogelyk foude fyn, fonder dat een wyfe en by elk tegenwoordigh fyh-- de magt defe in figh felfs van alles onkundige fiertje» , na fekere wet- ten die tot dit ooghmerk dienden , deede werken en bewoogen werden. En nu hy dit alles voor fyn oogen dagelyks fiet foo veel jaren langh' met de ver wonderlykfte order gefchicden , kan hy nogh meinen wel te redeneeren ? als hy in dit alles niet anders als een los geval of een blinde; onweetende nootfakelykheit voor de Ware oorfaak erkent. Welke dwa- |
||||
XXVIII.- Â Å SC HO U W IN O %,
fe gedsgteri den grooten Regeerder;felfs,daar doof fchynt te hebben willen
weghnemen, om dat hy ook aan alle ongeftudeerde Bouw-lieden doet on- dervinden} dat om de aarde rcgt en volkomen vrugtbaar by ons.te maken, geen eene faak (dat,een Atheift gevalligh of nootfakdyk mogteHellen) vereifcht werd ·, maar ten minften; twee te fatnen% waar van de eene uit het noorden en de andere üit het muiden moet by gebragt werden j hoeda- nigh jfy ook in haar felven inogen fya.:., : |
|||||
XXIX. Â E?
|
|||||
XXIX, BESCHOUWINGE,
|
||||||||||
Van de Mogelykheit der
|
||||||||||
O Ρ S Τ Α
|
||||||||||
DING E.
|
||||||||||
^.\.*^tri,Egénwerpinge derSadduceenhe- 13;
X antwoord door den Heer e Jefus.
Mattti. XXII. 29. .;. ■;. 14.
X. Het is geen meer wonder een lichaam op i'y.
te wekken, <j/j de formeren. 16.
3'. Selfs de gewone Bormeeringe is minder.....
geloóffetyk all· de opflandinge. -' , " ij,
Jjj$ Eerife tegenwerpinge ] dat men geen ->"■-■ ouders indeopflandigenheeft? beant- woord.; ■·.·. .. . ; ■ { 18. $?. Tweede tegenwerpinge #/We kleinheit der delen na de verrottinge, beant· 19.
6. Derde tegenwerpinge #<V hetfluyten der 20.
deeltjes beantwoord. 2J. Experimenten, fii
7· Vierde tegenwerpinge, V* hePverce- .22,
nigen defer deeltjes met andere licha- men , beantwoord. . '23· Experimenten. & Vyfde tegenwerpinge, ^i men in de ,
flofjes der lichamen geen vereenigin- ge gewaar werd, beantwoord. 2,4. ■ o Experimenten.
9. Sefde tegenwerpinge, dat defe deeltjes
te -verre van den anderen verflr ooit fyn, beantwoord. 2$, ïo, Sevende tegenwerpinge dat de flofjes
met verkiefinge jouden moeten wer· 16,
f; ken, beantwoord.-
Experimenten.
u· Agft^ tegenwerpinge van menfehen- 27.
ecj'ersgenomen, beantwoord. Experimenten.:' ia" Overtnigmge en Mogelykheit der Op- 28
, flandinge.. |
||||||||||
Overgattgh tot een ander Joort van drie»
der lei tegerwerpingen.
Drie tegenwerpingen van de eerflefoorte. ■ 'Tegenwerpinge van de tweede. Tegenwerpinge uit het Hi Woord, of van. de derde foorte.
Het oogmerk is hier niet de maniere der opftandinge te bejebryven, die wy aan
Godt laten.
Algemeen antwoord op alle tegenwerpin-" gen uit de H. 'Schriften, gemaakt.
Een blote onderftellinge is genoegh om de Mogelykheit vanyets te bewyfen.
Daar is een eigene» figtbaar lichaam^ Dit'onderfcheid werd by alle menfehen- , en óok in den Bybel erkent. Het figtbaar lichaam heftaat uit vloeien- de en va/ie deelen, en wetten. Het eigen lichaam beflaat genoeg faam' uit geen vloeiende delen , nogh uit
' wetten. Maar enkel meefl mt vafle delen.
Het eigen lichaam beflaat, of"uit een allem uitgerolp, of ten anderen, uit
een ook aangegr.iteit en vermeerdert
grontformeerfel. · - Hoe in het eerfle geval der menfche met fyn eigen lichaam op kan (laan.
Het eigen lichaam, feboon met andere floffen opgevult, blyft het eigen lic-' tyaam van defelve perfopn.· Als. ymant flerft, fyn altyt vele floffen, · ' die tot fyn figtbaar Uchaan behoort hebben, en nu daarafgefcheidenfyn.
Drie tegenwerpingen van §- i^.beant- wwrdi-
|
||||||||||
·$β XXIX. Β Ε S C Η
■wsord^ indien het eigen lichaam uit
een bloot,grqnt-fyrrrieerfdbefi4at.
29 Tegenwerpt nge fy. tf. op ,deè /elven gront beantwoord, ; ■*
30. Een iigtbaar lichaam van een menfche
kanfeer vermagert werden, ennog-
tans fyn figtbaar #» eigen lichaam
blyvM;
■31. Hei e\gén1ichaam\[chbonmeneen.aan- gegroeit gront'formeerfel daar voor
neemt, bejlaat niét dan uit vafie
deelen , en meeft uit beenderen.
32. Sulx wert ook in de H. Schriften be~
vefiigt.
. job. XXXIII. 19. 20 &c. 33. Vle,e[ch betekent in de Schriftuur ,„^f
deffilfs vl'tefige pypen finder /ap , of
defelve met bloed opgevult. t 34. Orie tegen werpingen §, 14. opgelofi^ip
|
OUWINGE,
dien ket eigen lichaam uit een tot een
- κ 1 ■· i fek?re grootheit aangegroeit grom* ' formeerfel be/laat,
35-, Tenwerpinge §, ïf. ook op defengront beantwoord.
36. Overtuiging? uit al het •voorgaande. 3J.Eerfte Schriftuur lyke tegeuwerpinge uit Job; XIX.. 26. 27. Romeinen VÏII. ι*. Philipp. 111.2, vergeleken metl. Corinth. XV. 36. 37.&c. beantwoord. 38. Xweede Schriftuurlyke tegenwerpin·.
ge uit 1. Corinth. XV. 44, 39. Derde Schriftuurlyiie tegenwerpinee
uitl. Corinth. XV. so- 40. Vierde Schriftuurlyke tegenwerpinge
uit. I, Corinth» VI. 13, " ö 41. II. Corinth, V. 1. %. 3. 4;
24. Overtuigingé van Ongodiflen» |
|||||||
% ι .Ύ Kfoude alhier van deKefchouwinge der Nat uur-wetten een einde ma-
Jtkenj dewyl die alle te öriderfoeken, tot welke deNatuurkunde en voornamélyk de Chy.mie aanletdinge geeft,, een langh durigen arbeid (oude vereiiTchen. Dogh na dien men aan eene faak, die van veel gewigt is,vry veel ligt door defelve fehynt te kunnen toebiengenyfal ik ook défe (boe wel fe\de uit natuurlyke gronden behandelt) tragten in eenigh ligt te ftellen. Om dan tot defelve te komen:
fjet is bekent, dat -onder die^ongelukkigh genoegh fyn om een Godt, die
haar gemaakt heeft, te loochenen, veéle gewoon fyn, methetgeendeChrif- tenen van de Opftandige belyden, niet alleen meermalen vo'komentlyk te {potten? maar ook figh op alle bedenkelyke wyfèn daar tegen te kanten: en dat andere, die dele faken meer volgens reden willen fchynen aan te mer- ken, gewoon fyn e.enige tegenwerpingen tegen defelve te formeren 5 waar door fy gcnoegfaam de Qiimogelykhek ider Qpltandige meinen te kunnen valt Hellen. ;fi Ik weet wel dat men om aan ymand, die een Godt "en den Bybel voor
Sy η Woord erkent, alle fwarigheden envitteryen af te fiiyden , die ook by fommigs der felver ontrent delen Geloofs-artykel gemaakt werden, niets kragtiger kan gefegt werden·, als het geen de Heere JcfusaandeOpftandin- ge loochenende Sadduceen geliefde te antwoorden. Matth. XXII. zp. Ghy dwaalt,niet wetende de fchriften nogh de kragt Godts: dat is, het Woord,dat ghy voor Goddelyk erkent, fegt fulx*, en niemantbihocfttétwyffelenofde üiragt; Godis is groot genoegh; om het geene hy gefegt' h<?eft uit.tevcïeren. §. 2. Dogh dewyl wy alhier te doen hebben met een foort van beklage-
Jyke redeoeejdcrs 5 die nogh voor Godt s nogh.voor de ichriften eerbiedc heb*
|
||||||||
Van de 'Mogelykhèit der Opfiandinge. 8y*r
hebben, en meinen uit bare Phildfophie deongegrondheiten genoegfaam
de onmogelykheit daar van te kunnen bewylèni hebbe ikgedagt, hoeweide fekerheit van een toekomende Opfbandinge alleen uit het Woord van den in alles waaragtigen Godt moet afgeleid, en de wyfe' daar van aan fyne won- derdoende magt over gelaten werden j dat, het egter mrflchien aan fommi- ge tot nut foude kunnen ftrekken, alhier aan te toonen dat het feer verre daar van daan is, dat de tegenwerpingen welke fy tegen defelvemaken, van eenige kragt fyn in defen> maar in tegendeel, dat de foö weinige nogh by ons bekende Natuur-wetten en Verichynièlen meer als genoeghfaam fyn Om defelve (immers die my oit van haar voorgekomen fyn) te beantwoor- den i en de mogelykhèit der Opfiandinge, die wy hier alleen ten ooghmerk hebben te bcwyfen, ontegenfprekelyk te maken. Want indien wy eenighfints overtuigt fyn van de Wysheit, Waar meede
Godt in fyn Woord van de Schepfelen fpreekt, die in'het voorigc 'm ver* fcheiden gevallen aangetoont is-j en door welke wy gefien hebben,dat f6- kere eigenfchappen der felver met uitdrukkelyke woorden gemeld werden, welke by cndervindinge eerft; eeuwen daar na,aan het volgendegeilagte fyn openbaar geworden. Indien het beilaan van aarde uit water ten tyde van ■Petrus, de fwaarheit en het gewrgte van de lugtten tyde van Job9 de veel- vuldigheit der Manen ten tyden van Mo/es , en meer andere voren gemelde faken in hare opfigtelyke tyden niet alleen onbek-ent geweeil, maar onge- loofFelyk by eenige moeten gehouden fyn j en egter dele alle na honderden ,. ja duifenden van jaren bevonden fyn waaragtigh te wefen j foude men hiet kunnen vragen? waarom het geen in dit geval van een Opftandingefoo klaar gefegt werd, geen waar-heit in de voleindinge der eeuwen foude kunnen hebben. Maar om wat nader te Ikomen.
Een loochenaar van de Opfiandinge gelieve ons felfs re ïeggen, ofhy niet
moet toeftaan, dat al het voedfèl waar uit fyn lichaam beftaat, en dat van fyn ouders en voorouders beilaan heeft, uit de aarde komt, of liever een veranderde aarde is (indien hy twyfFelt,hy lefe bet gene daar over gefegt is in de eerfle en andere Befchouwingen) en by gevolge of fyn lichaam niet uit aar- de gekomen is. En dit foodanigh iynde, is het nu meer wonder, dat fyn lichaam eens tot
aarde geworden fynde, weder uit die aarde te voorfchyn gebragt werd;als dat het felve fyn eerfte gedaante daar uit verkregen heeft? wat onmogelyk- heit is daar in, dat een foo wonderlyke en gedugre Mogentbeit, die, eet' ymand tot een menfche geworden was, fonder iyn toedoen, Tonder fynen jvnle, en op een wyfe, die aan hem en alle onbegrypelyk is, de aarde ge- bruikt heeft om daar uit fyn lichaam te.formeeren; mi wederom van die fel- ve aarde tot dat felve ooghmerk figh foude kunnen bedienen, en hem we- der doen opftaan? Laat defen Philofooph met ons-dellen, datymandtjpeen ciqqqq pba«
|
||||
tjB XXIX, BESCHOUW Γ Ν G E.
plaats geboren was en onderhouden wierd, daar hy onwetende bleef vanr
het geene fyn voedftlwas: indien een ander aan defe nu een klomp aarde toon- de-, daar rogh en tavw, of het geen hy anders tot fpyfe gebruikt, uit gewaf- fen was, en hem feide dat fyn lichaam uit defe aarde voortgekomen was* en nogh beilond j foude delen loochenaar van de Opffcandlnge met ons niet geloven? dat defen menfche immer foo veel fwarigheit foude maken om dit voor waaragtigh te houden, als veele nu doen, wanneer men haarfegt,dat haarlichaam eens weder uit de aarde,, waar in het na de dood verandert is, op nieuw fal voortkomen. En foude ook fe»fs de geleertfte Onderfoeker van- het geen in de Wereld gefchjed, niet fonder vérbaaitheit aan figh kunnen voordellen die wyfe, op welke fyn lichaam uit aarde geformeert en on- derhouden werdj ten ware de gewoonte van dik wils te fien, hoe een menfch gebooren en gevoed werd, en nimmermeer, hoe hy dood fyndeop gewekt werd, aan hem dcCe teak fcheen klaarder te maken f en gelyk het met de gewoonte veel toegaat ^dit wonder voor geen wonder deedt aarr fchouwen. §. 5. Indien een loochenaar der Opftandinge meent, dat fulks van hem
te denken alleen veroorteakrwerd, om dat men te kleinen gevoelen van fy- ne wysheit heeft y hy gelieve ons te feggen,. of de deelen die fyn figtbaar lichaam nu uitmaken (van de loo kleine grond-formeerfelsfprekenwy nu niet) over vyf duifend jaren niet alfoo yeriiroit over den Aardbodem fyngeweeft 5 alsfy veel jaren na fyn dood, p'f in het einde des Werelds welen fullen. (Siethiervan breder Befchoww. XXX. §. f.) En of het meer pnmpgelyk is diein hetlaat- fie geval, als in nep eerfte by een te vergaderen en in order te brengen. Ten anderen, ingevalle hy onweetende was van de wyfe, op welke de
VG&Tt-ieelinge der menfchen' géfchied, en de ondervinge hem die niet foo mcenighma'len hadde doen fien *f laat hy hem felfs vragen of hydefelve voor de ware foude kunnen aannemen, en geloven,dat ëen menfch fop veele maan- den langh in een vpgt, gelyk een vis in het water,foude kennen leven daar irt hy nu eenige minuten gedompelt fynde derven moet. En foude hy niet roei- nen veel redenen hier uit te kunnen bybrengen? waarom men het waarfchyne- jty ker ibudc moeten houden, dat een menfch, miflchien alsqen plant uit faad» of ten minilen op een andere wyfe die foo feer tegen de ondervindinge niet fehyut te ftryden, wierd voortgebragt ·, en egter fiet hy ditopfoodanigheeti wyfe en altyd foo itantvaftely k en fonder veranderingh gebeuren. Kan nu de Opftandinge der dooden aan hem wel vreemder of felfs foo vreemd voorkomen? nadien dek maar vereifcht dat uit defelve vereenigde deelen weder een lic- lichaam voortgebragt werd j» en de maniere op welke een menfche nu gefor- i ineert werd, boven dit ook tegen eenige duidelyke ondervindingen fchynt aan te loopen> die fchynen meede te brengen, dat een menfch pm te leven, ge- «durigh moet ademenjdaar men noghtans reden heeft om va ft te ftellen,dat flefeive ia des j^^^^^^^^ifé^i ademhalen yericheiden maanden leeft. |
||||
Van de Mogelykheïi der Opflandinge. 8ƒ5
• Hét \v"ètlc daar uit feker genoegh fchynt afgenomen te kannen werden >
t>m dat de longh deflelfs, als het kind voor dat het inde lugt gekomen is, geftorvenis, in het water finkt. Men fie hier van het experiment van de Heer Bergerus pag. 481. Alwaar fyn Ed. fegts dat delongh vaneenoiigeba* ten kind, ónder de klok van een lugtpomp niet opfwelt, fchoon de lugt daar afgelaten werd* en in het water geworpen fynde finkt. Het geenregt anders moefte gebeuren, indien het kind geademt hadde rn eenige lugt in defelve geweeft wasj gelyk by die oeCe ondervindinge gedaan hebben, be- kent is} vermits de lugt noit volkomen weder uit geademt werd, maar een gedeelte, die fe kan doen fwellen en het finken beletten, daar in blyft. " ., ·
Söo bevind men, dat een fluk van een longh van een geflagenbeeft, als
de lugt door de pomp daar eenige weinige malen afgelaten is * wel minder lügt heeft, en dieper finkt in het water, alstevooren; dogh egter hiet té gronde gaat voor dat men defelveiangh in een lugtledige plaats gehouden heeft,en de pomp feer dikwils heeft doen werken:egter na veele moeiten, kan fy foo verre gebragt werden, dat alle de lugt daar fchynt uitgetrokken te fyn, en fy in het water geworpen fynde na beneden finkt. §.4. Dogh om weder voort te gaan.
•Men houde figh met defe tegenwerpinge die voor veritandigen al te grof, ss, niet opj dat de Opftandinge daarom ongelooffelyk fchynt, om dat wy in de Wereld komende Ouders gehad hebben en voor foo veel bekwame middelen by de hand geweeft fynj waar door wy voortgebragt hebben kun* nen werden, en fülks na onfe dood geenplaatfe heeft. . . Vermits alles wat een goed redèneerder daar uit kan bewyfen>, dit eenige
isj dat 'er een magt en een wyheit is, die middelen heeft kunnen verfchaf- fen en uit vinden, waar door menfehen op defe wyfe voortgeteelt werden^ Nu wat reden kan gegeven werden, dat defe magt, die dit op eene wyie heeft kunnen doen, geen andere manieren tot het felve ooghmerk foudt kunnen gebruiken? te meer, dewyl men fiet dat defelve om hare wysbeiu ook aan hare haters te doen blyken, delelfde fakenopontallykewyfen ook te* gen woordigh gewoon is uit te voeren. In de dieren voorbeelden alhier op teha- len is onnodigh,dèwyl dat reeds Befchouw. XXlil.%. 6, 7, 8, p,enfc.ge*> fchiet is , ontrent haar beweginge, voedinge en vóort-teelinge: waar van by na de inftrümenten in elke foört van Viifehen, Vogelen, Beeften, vér* fcheiden fyn} en egter werden fe alle voortgebragt, onderhouden, en bes- Wegen figh van de eene plaats na de andere S06 ook, als men de planten befchouwtj hocverfcheiden is de oeffeningh
en voortkweekinge onder haar? de eene groeit in aarde, en wel dikwils al* leen in eene bepaalde en byfondereaardeieen andere eifcht een anderen grond, eenige groèyen op het water, felfs fornmïge onder het water j defe in warm- te, die in koude-, defe werd door faad, die door afgeleheurde planten,de , Q^qqqq 2. derde
|
|||||
^■^^^hm
|
|||||
m ÷÷é÷, â e se ç ïõ w in ge;
derde van inleggen, de vierde van ftekken, de vyfde op veele van defe err
imflchien nogh andere wyfen voort-geteelt > en dus werd het felve oogta. merk van de planten in haar foorten te doen duuren, door den groote For- meerder op foo veele verfcheiden wyfen ukgevoert. Nu dit fynde, wat onmogelykheit is 'er? dat die magt, die der menfchen
lichaamen eens uit aarde,door middel van Ouderen heeft voortgebragtjdaar na uit deielve aarde door andere middelen, geen menfchen lichaamen foude kunnen voortbrengen. En indien wy alleen ftellen, datdefen grooten Mak- ker foo veel manieren in defen kan gebruiken, als de menfchen foudenkun·· iien uit denken (waar 'm noghtans fyne magt de uitvindingen van defe ver- re te boven gaat; dat blykelyk is aan die gewoon fyn deiTelfs werken teon»· derfoeken;, daar fy dagclyks yets nieuws uit kunnen leren, dat haar te vo- ren miffchien noit in gedagten foude gekomen fyn) fal niemand ligt het ge* feide kunnen loochenen^ om dat het onder Atheiften al een geringh Philo· iboph ibude moeten fyn, die figh niet verbeelden foude een onderftellingh te {kunnen uitvinden; waar door menfchen lichaamen op een andere wys als tegenwoordigh, by andere fchikkingh en bewegingh van deeltjes foudea kunnen voortgebragt werden- §,. f. Ook fal ymand die de Opftandige·ontkennen wil,- defelve daarom
niet onmogelyk kunnen agten, om dat onfe lichamen door verrottinge in foo veel en foo kleine deeltjes ontbonden fynde,. het aan hem niet gelooffe* lyk voorkomt, dat fy alle weder in haar vereifchte order en het «gi?# lichaam daar door in fyn gedaante foude kunnen herftelt werden. Want foude hy ook twyfFelen, of een goed' Anatomkus alle beenderen van een geraamte-, of dat een goed Uurwerk-maker, alle raderen en {lukken van een Horolo- gier fchoon onder malkander fonder order geworpen fynde, weder foude kunnen in die famen-ftellinge brengen; dat fy het felve geraamte en uur-* ■werk weder uitmaakten? Indien men nu maar Helt, dat den grooten Ma» ker van het Geheel-Al alleen foo veel meer wysheit en magt heeft, dan een ontleder en Horologieur; als het geftel van een menfchelyk lichaam konftiger en voortreffelykêr is dan. een geraamte of horologiè} wat fwarig- heit kan 'er nogh in defen overblyven ? Want dat men hier in niet te veel aan dat aanbiddelyk Wefen toefchryft, maar verre: te geringh en beneden deiïèlfs volmaaktheden daar van denkt, wanneer men het geleide vaft.ftelt, fel daar uit kunnen blykenj dat alle Konftenaars opeengftapelt fynde, om van haar magt niet te (preken, felfs geen wysheit genoegh hebben, om een | lichaam van een vloo of mugge, een eenigh faadje van deminfteplantindie order te brengen, dat het in voortreffelykheit en konfteeenigbfints vergely- kelyk is,, met die wy dagelyksby millioenen uit de hand van dien groenen Werk-meefteriien voortkomen. Te:meer, nadien te voren getoont is, dat de alderkleinfte deeltjes, felfs die van hét Ligt, door een magt die figh WL alle uitilrekt geregeert werden r en fy elk aan fekere en valte wetten . />. ; * * * gs-
|
|||
;:. Fan de Mogelykhett der Ορβαηϋη^. ÉSi-
gcBoorfamen, ook wanneer haar verwarringe de aldergrootfte fchynt·
My is meenighmaal ,_hct afbeekfel van een menfche in een donkere ka-
mer foo net geibrmeert fiende, het felve als een aangenaam finnebeelt van· de Opftandinge voorgekomen j waar uit ten miniten blykt, dat het ligt van- Set ware lichaam van een menfche, die buiten de kamer ftaat, afftralende, in de lugt onder alle het andere dat van de rontom fynde voorwerpen komr, gemengt, en nogtans, in de kamer tot de nette gedaante van 't felfde' menfch weder affonderlyk vergadert kan werden,, volgens de wetten van de Dioptrica. . Indien nu al deie Ligt-Deelen na fóo veel mengfels met* of boifingen te-
gen andere gedwongen kunnen werden, foo ftiptelyk foodanige wetten waar- te nemen, dat fy op een wit papier ontfangen en by den anderen ordentelylc vergadert fynde de juifte gedaante van dat menfch, van het welke fy ko- men, ichildercn en uitdrukken j wat onmogelykheitis'er? dat de delen vari een verrot lichaam fchoon onder andere gemengt en verfiroit, ook door an- dere wetten by een vergadert werden} en, gelykde Ligt- Deelen de gedaan- te, foo ook defe het lichaam- te lamen uitmaken; indien dit niet genoegh is, men iïe in de voorigeXXVl.enXXVIL Be-
fchouwingen niet alleen,dat ook de alderkleinfte Diertjes en deeltjes de beftie- ringe van den Heerlyken Maker en-Regeerder van alles niet ontvlugten ·, maar ook voornamelyk ,.dat eer alle grooter Iichaamen tot werk· tuigen van iyü magt werden, hy ge wilt heeft "om flgh regt aanBiddelyk te vertoonen, dat fy eerft in deeltjes vandeuiterfteenvoordemenfchenondenkelykeklein- heit van een gefcheiden werden. Indien men nu by ontegenfprekelyke be- vindingen bewaarbeit fiet, dat 'er een magt is, die alles , wat op aarde en ontrent ons gevonden werd, ja die groote en heerlyke Sonnefelfs, uitdefè kleinheden te famen geftelt, en in foo verwonderlyk een order gefchikt, heeft} hoe kan den ongelukkigilen Twyffelaar aan de Opftandinge, uitdè onverbeeldelyke kleinheit der deeltjes, waar in een menfëhelyk lichaarft door verrottinge of anderfints na de dood ontbonden werd , met eenige re- den yets afleiden, om de onmogelykheit der felve aan figh wys te maken? §. ó*. Dogh gelyk het verftand van ymand, die wenfcht dat eenigh ge-
voelen waar mogte wefen, vrugtbaar is in ichyn-redënen ten voordeele vaii' het felve uit te vinden: Soo tragten eenige figh in flaap te wiegen,en haar tegen fprekende gewiiTe te ltillen, als fy haar de mogeJykheit der Opftan- dinge wil doen fien,met het gevoelen van fommige vermaardePhiIofophen> die ftellen dat alles, infonderheit de kleinftc en over fulks de fwakfte deel- tjes door beweeginge ilyten, en daarom van figuur en eigenfehappen veran- deren. Soo dat men na veel jaren en het verloop van eeuwen, vergeeft foude foeken in het Geheel-Al na foodanige deelen, die een lichaam uitge- maakt hebbenj,. en nu hét felve weder opdefelve wyfe foude kunnen uit- maken.. |
||||
85é ××Ú×. Â E SC Ç O UW É Í G E,
Maar a'te.ae werkingen en wetten, w^ke reeds in de Wereld plaatsheb-
ben, befchouwtj fal eerfl overtuigt moeten weien, dat door der menfchen konft en uitvindinge, door welke fy figh van aan wetende Natuur- wetten bedienen, felfs het ganfche famen-ftel der lichamen van menfchen en dieren onverandert ên onbedorven kan bewaart werden; veel meer is het dan mo- gelyk, dat door een ondenkelyk grcTóter wysheit en magt ongelyk klemder deeltjes in haren ftant kunnen duurënde gehouden werden. Dat het gefei- de nu waar is,;kan blyken uit de bekende maniere,op welke Ãüï veel vreem- de gewaflen en dieren in een van fyn water gefuiverde brandewyn, die of alleen of met het bydoen van war, Campher overhaalt is, van verdervinge bevryd werden 5 als meede uit het balfemen der lyken, lbo van de Oude, als infonderheit van de Hedensdaagfe, die nogh "veeX beter de lichamen te- gen de verrottinge doen beftendigh fyn. Soo fegt ook Simon deVrieiinfy- ne Befchryvinge van Oudt-Groenhnd ^ dat de lugt aldaar de dooden van be- derven bewaart : En verhaak den Aard-Be!chryver Sanfon (het geen ik by Hambergcrus, pag. 2,98 aangehaalt vinde) dat, als een Spaans Overileuk Peru na CÏnli over een gebergte trok, eenigevan fyn volk door de koude verftyfl wierden; welke hy eenige jaren daar na in defelvegefteltheit vond, nogh onbedorven op hare doode paarden fittende, en den toom vafl: houden- de } waar uit het ftraks bygebragte openbaar is. Ten anderen, dat alles fonder onderfcheid niet af en flyt en van figure ver-
ander^, is reeds Befchoww.XXFIL %. f. getoont: om dat Water, Lugt en foo de. geheele Wereld in al fyn deelen van foort en eigenfehappen toude moeten verandert wefen, regt tegen het geen by ondervindingen waargeno- men werd. En indien ymand in een daar toe leidende experiment dit begeert tèfien,
'het welk ik met een ander ooghmerk gedaan hadde, en om te toonend dat liet temperen van het fuur (gelyk men dat in de Medecyne noemt) niet foo feer beiiaat, als fommige willen, in het ftomp maken van de fnydende fcherpheden der fuure deelen felfs, maaralleen in een nauwe vereehiginge met Alcalia^ of wateragtige, of andere deelen. Die gelieve in de luure geelt van Salpeter, of anders in fterk water, eerft
filver te fmeltenj dan na eenigh water daar by gedaan hebbende, een plaat koper in defe vogt te leggen* foo fal het (uur het filver laten vallen, en het koper fmelten. Indien hier bpyfer geworpen werd, fcheidt het koper en het yfer werd van defe geeft verteert} het welk weder gefiltreert fynde, door het by doen van calamynfteen het fterk-water verlaat, terwyl defelve geeft de calamynfteen ontbind. Deie vogt weder van het geen op de grond gefonkeri is, met het lekken door een vloei-papier gefuivert en loogh van fout van wynileen daar by gegooten fynde, werd dit laatfte ontbondene neer- gellagen of (gelyk de Chymicifeggen) gepra:cipiteért} en het fout yeree- >»igt %h met defe fmelt-vogti foo dat dit mengfel gecryftallifeert fynde, |
||||
fan de Mogely&heit der Öpflandinge. S^j
tot een teken 9 dat de dcelen van defe falpeter-geeft onverandert blyven, een
brandende falpeter geeft. ~ En om verder tetoonen, dat defelve fyn fcherpheit behout, heeft men
by defe falpeter foet warer en olye van vitriol gegoten*, waar uit by deftil- larie weder het felve fterk water of geeft van faïpeter is voortgekomen. De- welke fyn fuurheit en eigenfehappen vertoonde, als men defelve proefde fuur te fyn j en ongerqeft vylfel van yfer daar in geworpen hebbende, me» fagh, dat defelve met een ilerke en groote opbruiftnge en met feer roode dampen (die eigen aan een falpeter-geeft fyn ) dit yfer verteerde. Hetgeen nogh nieerder beveiligt wierde, als men weder met fout van wynfteen daar by te doen, uit defelve geeft voor de tweede maal een goede Salpeter maakte. Uit welk experiment ten minften blykelyk is, dat defe falpeter· geeft, m
{po veel en vefcheiden vereenigingen met filver, koper, yfer, calarnynfteen en fout van wynfteen, en met eenige tweemaal uitgeftaan te hebben,in fyn voorige ftand verbleef, en door al die bewegingen niet bedorven nogh ver- Heten is. Soo dat het niets orimogelyks medebrengt, dat defelve magt, die de falpeter·geeft na foo veel verfcheiden vereeniginge, mengfels en roerin- gen by fyn figuur en eigenfehappen doet blyven, het felve in deelen van an- dere lichaamen ook doet plaatfe hebben. Dus fiet men ookskwikfiiver en goud op ontelbare manieren by-de Ghymici behandelen, en egcer altyd we- der als hetfelfde kwik-iilver en goud, na alles geleden te hebben, voort- komen. §.7. Een andere tegenwerpinge fyn fommige gewoon tegende mogelyk-
heit van de Opftandinge te maken·, om dat niet alleen alle lichamen in foo kleine deeltjes door verróttinge of andere middelen verdeelt werden 5 maar voornamentlyk, om dat defe deeltjes weder met andere vereenigt of liever tot andere lichaamen werden jen de aarde, die van verrotte menfehen komt, ook in veelderhande vloeyende en vafte Lichaam, in Water , in Lugt, in Boomen, in Kruiden en alle foorten van Planten dikwils verandert werd. Soo dat niet alleen de vereeniginge van defe loiTe ftofkens, maar eerft de af- fcheidinge van Het geene, daar fy mede verenigt waren, hiernodigh fchynt te wefen: het geen aan haar gelooffelyk en niet wel mogclyk voortkomr, in foo veel millioenen gevallen i in welke alle dit vereifcht foude werden om een eenigh lichaam te doen opftaan^ Maar Tullen foodanige niet, indien fy redelyk willen fyn, tot andere ge-
dagten moeten komen? wanneer men aan haar toont, dat het geene fy on- gelooffelyk geagt hebben, op een menigte van manieren in de Chymie ge- fchiet, foo in vloeyende als vafte ftoffen. Indien men filver met fterk water mengt,, werd het tefamentoteenvloei-
ftoffe: doet 'er wat koper by r foo fcheid het filver %h uit defelve, als reeds- se vooren gefegt is* - €3oud
|
|||||
\
|
|||||
8(54^ XXIX. BESCHOUWINGE,
Goud met filver in het vyer gefmolten, en koud geworden fynde maken
een hart gemengt metaalj werpt het in fterk water, foo verlaten fymalkan- derenj het filver vereenigt figh met het ilerk water, en het goud valt als een poeyer op de grond. Dit is aan alle Eflayeurs en Goudt-en Silver-han- delaars bekent genoegh. Oly van wynfteen of het fout in water gefmolten men fwavel gekookt,
vereenigt figh met defelve* fprengt afyn daar in, foo vat defe op het fout van wynfteen, en de fwavel fchift daar van. Mengt geeft van zee-fout met eenigh vlugtigh fout, by voorbeeld van
hartshoorn, foo vereenigen figh defe feer vaft met malkander 5 doet 'er pot- afch of kalk by·, foo verlaten fyn malkander, en de geeft van fout veifamelt figh met het geene daar by gedaan is. Het was voor y mand, die inde Chymie ervaren is, niet moyclyk ontelbare andere voorbeelden te geven van ftoffen, die aan malkander vaft fyn en kleven, alleen door het bydoen van een derde van malkander te doen wyken. En gefchied dit in defe, wat on- mogelykheit is'er? waarom het-in geen andere ftoftên kan gebeuren. §. 8. Dogh fouden defe beklagelyke Philofophcn miifchien antwoorden,
dat men in de dcelen van der menfehen lichamen foodanige eigenfehappen, als van figh met -malkander te vereenigen niet gewaar werd* en dat fulks daarom in defelve geen plaats 4an hebben. Maar -indien dele op andere Chymifcbe experimenten geliefden te letten,
fouden fy fien, dat water en olye malkander niet aan en nemen, en on- mengtbaar hlyveni dogh als men de olye met potafch en fout van wyn- fteen of eenigh ander goed loogh-fout (ook wel fom-mige olyen met fuiker) mengt, en tot een zeep maakt, vereenigen fy figh feer ligt met water. Koper bïyft ook van gemeen water omfraeltbaar en by na onaangeraakt}
dogh als men vlugtigh fout van Sal armoniac daar onderdoet, ialditmeng- fel het ganfche koper fmelten, en in een blaauwe vogt veranderen. Harflen uit fcruiden gemaakt, als van Jalappa^ Scammonium^ enz. fyn
onlosbaar in water j maar met dooren van yeren of geftooten amandelen doorgeroert, werden ftraks-daar van aangenomen, en mengen figh met het felve. Waar uit, gelyk uit een groote meenigte van andere, die hier uit de
Chymie fouden kunnen by gebragt werden, openbaar is, dat fchoon twee ftoffen figh met malkander niet en willen vereenigen, fulks door een derde daar by te doen, kan uitgewrogt werden. En dit beide dan aangetoont fynde in foo veele faken j wat onmogelyk-
■he'tt is 'er wederom? dat niet foo wel de ftof-deelen van ons lighaam volgens defelve of andere gelykformige wetten , van planten en dieren, met de- welke fy vereenigt fyn geworden afgefcheiden, en by malkander fouden bunnen gevoegc werden, gelyk fy.eens gevoegt fyn. . β', p. Indien ymand, die nogh meer uitvlugten fockt, hier op fegt? dat f defe
|
||||||
.Ij - fr&n de Mogelykheh"der Opflancfinge: 8g^
(féie deeltjes, voor dat iy figh met den anderen vereenigen eeril feer digt
aan malkanderen moeten gebragt werden, en dat twTcben die van ons lig- chaam verfcheidcn en feer groote afftanden dikwils fullen gevonden, en haar vereeniginge daar door belet werden. Laat hy merken,.hoe wel Ac'tda, en Alcaïïe, feer naby aan malkanderen
moeten fyn, eer fy malkander aanvatten j <j!at égtèr Barnftéen, Lak, Glas, op een veel groorer afiland ftrootjes en diergelyke : kleinigheden na figh trekken, als men fe wat gewreven heeft; de feilileen trekt het yfer, fchoon het nogh verder daar af isj en al wat men op den Aardkloot fwaar noemt, werd na het foo vergelegen middel-punt deifelfs toe bewogen i om niet ftier by te brengen het geen men volgens de gedagten van dè Heer AW/wlicHcnmoei, en waar vanboven Z?i?/H>iwa;. XX0IL §. ió\ 17. een bewys gegeven is,dat ook de Hemélfche Lichamen in fulke by naonmecte- Jyke afilanden aan een wet, die fe na malkander toebrengt, gehoorfa- ïndien men dan hier uit fiet, dat ook foo groote gevaartens in ibo ver-
fcheiden veerheden volgens de tegenwoordige wetten der Nature na malkan- der toe bewogen, en met malkander ibo verre hare beweegingc toelaat ver- eenigt werden. Waarom foude dit in de deeltjes van een menfchelyk lic- haam te doen ftand grypen, aan de feïïde magt, die; dit andere alles doeü$ Onmogelyk fyn ? - §. 10. Nogh eene tegenwerpinge is 'er, namelyk, dat de ftofkeös van
onfe lichamen fotiden moeten fchynen met vérfhnd en verkiefinge te wer- ken·, indien fy onder foo veel millioenen andere de juifte plaatien van die van haar lichaam konden vinden, en een famenftel met defelve maken. Dogh isdit niet meer wonder, al* dat onder foo veel andere plaatien, daar
figh de deelen van Aarde, Water, Ligt, en Lugt konnennederfetten >de- felve , die tot het voortbrengen van Druiven, alleen in de wynftokken 5 die tot Appelen, alleen inde Appel-boomen} die tot nuttige en tot fchadelyke kruiden behooren, met delêlve'alleen onderfcheidentlyk figh vereenigen j en fchoon het grootfte vergift by het tarwe graan of onder het felvc waftj dat dit laarfte daar door niet vergiftigt werd. Diergelyk fien wy in onfe lichamen felfs, alwaar uit een gemengden chyl
uit foo veel foorten van fpyfen en dranken beitaande, juiil tot elk deel van ons lichamen die deeltjes in het byfonder naderen, welke tot haar onderhoudt van noden fyn $ door welke beftieringe het gefchied, dat vlees, been, vliefen, enz. alle op ordre én ongemengt bly\enj fönder het welke fy anderfints in korten tyd tot alles onbekwaam fonden fyn. En om andere voorbeelden te geven, waar van men veele in de Chymie
Vinden kan: Mengt yfer, loot, fout en (teen, tot vylfel of poeyer gemaakt, onder malkanderen. Houd daar een feilileen by; foo fal defelve het yfer al- leen uit al dien gemengden hoop, als by verkiefinge tot figh doen naderen, Rrrrr en
|
||||
$66 -XXIX. Β ES C Η O UW Ι Ν GE.
en alle de andere ongeraaktjaten; giet quikfilver op dit poeyer fd het figh met het loot alleen vereenigen, en de andere leggen kten 5 doet'er water by, -ial defe alleen het fout met figh mengen* en geen van de andere aanra- ken 5 en een groote meenigte van voorbeelden is de leere vmdeMen/trua of imelt-vogten magtigh te g-cven, waar in elke als by verkiefinge op fyne Yopr^erpm i^nt inwerken. i:,r Nu. meerder als men in defe fier., werd in de heritellinge van onfe licha-
men uit haar ifcofniet vereifeht; hoe kan dan een ellendigh Philofoophj fchoonhy defelve met regt vreeft, figh geruft ftellen? als hy alleen om de- fe redenen defelve onmogelyk agt* ; . ■„' §, M. Dogh febynen de Hiilorien, die men vaodeMenfohen-eetersleeft
van eenigh gewi-gt te fyn, by die dit gevoelen van de onmogelykheit der Op- ilandinge tragtenaan figh lelfs en aan anderen in te böetemen,. Nadien, wanneer een menfeh van andereu opgegeten is, het fenynt te moeten vol- gen, dat den eenen tot voedfel van een ander werdende, ookfyn lichaam in dat des anderen verandert werd. BnonvermitsdeChriÜenenbelydenjdatelk met fyn eigen lichaam fal opflaanj meinen fy hier een onmogelykheit ge- toont te hebben: om dat, fchoonfals het lichaam van den eet er in allefyne deelen opgewekt wierde, het lichaam van de öpgegetene veele van defytie •fbudc moeten miiTen.* , . . /'v; ;.,.;■; , ■■- .■■ f^fi-.ft; ύ m Om defe fwarigheit wegh te nemen, fullen defe tegenwerpers moetcrr
toeftaan* dat in delelve twee gevallen kunnen aangemerkt weiden. Het eer- fle is, wanneer de Menfchen^eeter nogh eeiaige jaren na het eeten van den ander leeft. Nu dit geftelt fynde is Jict klaar, dat de tegenwerpingegeheel vervalt* om dat volgens de gemeene werkinge, | die men in alle lichamen befpeurt, het geen nu tot voedfel iür^ekt en een deel van het lichaam uit* maakt* voor deflelfs dood langh daar wan kan afgefebeiden fyn. Want.in? dien het lichaam van ymand die dagelyksfpyre gebruikt, in/ftoiFe niet ver- minderde^ en op eiken dagh, door alle tmaltyden die hy doet^ alleen een once van het voedfel in het lichaam veranderde, foude defe verfvvarlngé in elk jaar meer als io"ponden, en derhalven in5*0 jaren meer als loooipondenbe- dragen} 't geen door de ondervindinge anders getoont werd* Waaruit men beiluiten, moet} dat gelyk het lichaam; sdoor voedfel· fwaarder en ver- meerdert werd', het felve ook', door de doorwaafleminge,(van Santqrim eerft regt aangemerkt >) en andere bewecginge4er/vog$en;, ;geduurigh ligter en vermindert werd. Indien wy nu het tnueeda tgeval onderftellen, en dat om alles töe:teigeven,
defen: Menfchen-eeter fterft op foodanigh een tyd,. als felfs dep?tegenwer- cer, wil} en hy meinen foude, dat het vlees van den opgegeten figh met lïeti lichaam van 4en -eeter vereenigtheeft; ial ter eerftor opflagh van defe ·' t£genwerpinge aanymahd, die de werkingen Godts in de Nature niet veel keTchouwt heeft,; miiTchien van ecnige feragt fchy nen te fyn.. , |
||||
'■%$' Wande Mogelykheitder Öpfiandinge.- ·* $6f
Maar déferï gelieve te lettten, dat, fchoon den Makervanhet menfchelyk
lichaam foo veel faken met onfe wetenfchap en op het gebied van onfe wil- le in het felve laat gefchiedenj hy egter het voeden van ons lichaam daar uit heeft behouden j en het felve niet alleen aan de magt van onfe wille, maar ook volkomen aan ons gevoel en wetenfchap ontrokken: vermits, na daE de fpyfe de maagh en darmen, daar wy defelvefomtyds door het gevoel nogli kunnen gewaar weiden, doorgegaan is, niemand weet waar defelve beland j en met welke dëelen, en op welke tyden fy figh met defelve vereenigt :bc- toonende alfoó, dat defe weldaad, die aan ons door het nemen van voedfel gefchied, volkomen en alleenlyk van fynen wijle afhangende blyft. Oolc liet men, dat eenige fiekelyke gefteltheden, en ook te groote hitte, te gewel- dige beweegingen, ontftellende driften, welke laatfteonfe gefonthcit ge- lyk de fiekten, niet geheel gewoon fyn wegh te nemen, meermalen oorfaak fyn, dat onfe lichamen door de gebruikte fpyCcn niet als opandere tyden ge- voedt werden. ! Waar door blykelyk is, indien het ooghmerk van den grooten Formeer-
der van alles is elk menfch in fyn eigen lichaam te doen opftaan, gelyk hy ons in-Syn Woord geopenbaart heeft; dat het ook in Syne magt is te belet- ten, dat een-deel noit weferttlyk tot twee lichamen behoprt 5 en dat felfs natuurlyker wyfe, daar geen önmogelykheit in is. p ·· Dogh indien dit laat ft gefeide aan ymand niet overtuigende genoeghmog-
te voorkomen, fal hy door ontallyke Chymiiche experimenten daar van ver- fekcrt kunnen werden j die toonen, dat fchoon al een lichaam die eigenfchap heeft, dat het figh met een ander vereenigen, foude, fulks nogtans door het by doen van een derde en op andere wyfen belet kan werden. Soo vereenigt figh geeft van falpeter tnet-ftaalj' dogh indien men eerft een
vaft Alcalifch fout als dat van Wynfteen daar bydoed, werd fulks daar door belet. Loog-fout vereenigt figh met olye, en maakt die tot een zeepe; dogh a-
fyn daar by gedaan fynde of cenieh- ander fuur, fal het fout met de olye figh niet mengen: en ièlfs het mengiel al gemaakt fyrtde faidaar door gebroken en gefchift Werden. De feiliteen en het yfer vereenigen figh , of liever werden na malkander
toe bewogen j maar men behoeft fc alleen om te keeren, om fe van mal kan- der af te doen vlugten,. en het een het ander te doen wegh dry ven. £nom hier niet meerder by te brengen dat uit de Chyrnieligtelykgefchteden kon- de, wat reden kan ymand geven? waarom door die Magt welke dit alles doet in de deelen van een menfche, die figh met het lichaam van eennjen- fchen-eeter als voedfel vereenigen fouden, geen plaatfe foude kunnen heb- ben, het geen wy in defe fiengefchieden. §· ii. Ik weet we), dat om van alle die experimenten welke wyvoort-
gebragt hebben,eenige oorfaken uit te vinden, het aan fcherpfinnige Phi.lo- Jlrrrr 2. foplicn
|
||||
m XXIX. BESCHOUWING E.
fophen niet ontbreken fal om onderftellingeiij die eenigeovereenkomftdaar
meede fchynen. te nebben * te verfinnen: en dat felfs van alle Chymifche ver- fchyniêlen by de eene defe en by de andere die reden gegeven werd. Maar het is niet npdigh dit alles of voor goed te keuren,, ofte wederleggeny.eerfl. om dat wy hier de vaftigheit van de gronden, waar eLR fyn. Natuur-kunde opbouwd, niet voorgenomen hebben te onderfoeken Zen anderen, om dat het ons genoegh is tot het geene wy beoogen , indien alleen de experiment ten waar fyn > men magh defelve dan van foodanigh een oorfaak af doen ko- men, als men denkt belt met fyn Hypothefis over een te demmen: vermits. men in geen lichaamelyk deelfoodanige tuifchen-plaatfen of Pon, foodanig eenfigure, foodanigh een bcpaalinge van bewegingen foodanigh een aan- trekkende kragt (uit -welke gronden de meeite oorfaken in defe tyden afge- leid werden) aan figh kan voordellen te wefen j. of het is raógelyk,. dat elk van die ook in andere kan gevonden, werden j en. dat die, magt,; welke de. eerde tot dc^c eigenfehappen bequaam gemaakt heeft, fulks ook ontrent au* dere doe y met die 'telkens te veranderen , foo als defelve na hare groote oog- merken en voornemens fal diendigh oordeelen,. Dogh om.voort te gaan.. > .. ,.,, Indien het. nu.een te fwakken deunfël is voor defe beklagelyke Redeneer-
den, wanneer fy geen onmogelykheit tóonen kunnen, alleen de Op dan- dinge te willen* loochenen*, om datGodtsMagt( welkers grootheit niemand vanhaar,, hoe verre hy. ook vervallen mogte fyn, oit heeft of kunnen of felfe durven ondernemen.te bepalen) haar te klein, fchynt om figh tot foo veelr ipo feer en wyd van den andere verilroide r reeds met andere vermengt fyn? de, en fop,veel geweld uitgedaan hebbende deeltjes uit te drekken,, en de? felve weder tot een lichaam te yereenigen j op welken grond meeft alle hare tegenwerpingen deunen:, en die daarom van de Heerejefus genoegh weder- legt fyn, als hy de Sadduceen,, fonder dat fy het tegendeel figh cenighfints- durfden aanmatigen daande te houden, te gemoed voerde in de te voren by gebragte woorden, Dat.fy. de.kragt Gods mei-en kenden*. Indien nu de Na^ tuur-kundeen Chymie toont,, dat het in .duifenden, van gevallen gefchiet^, het geen aan defe ongelukkige in de Öpftandinge ongeloofFelyk voorkomt; fal ook den alderhartnekkigden. Atneid by figh felfs alleen fynde,. en dit alles overweegende,. gerud daar op kunnen leven?, of'tgeen.wat,meerder te feggen is,geruft daar. op kunnen derven ?„ dat de Opdandinge nok falge- fchieden,. en hy niet gedwongen, fyn (gelyk. deChriftenen belyden en foo veel,Heidenen vad gedelt. hebben).aan fynen magtigen.Maker rekenfehap te geven». Te meer, als hy. overdenkt,, dat. hy niet-loochenen kan, hoe w.eimgh overeenkpmftc Aarde,, Water,. Lugt en diergelyke faken,,daar fynlichaam uit voortgekomen is,, ook met het.felve lichaam, voor hem. fou* denfehynen te hebben., als hy het felve daar uit te famen brengen moeftej. 4at eSter ^ei"e- onbequaamheitin alle_ die, doffen niet. heeft kunnen beletten, dat.
|
||||
*
|
|||||
Fan de: Mogelykheit'der Opflundinge·*- gkü
dat fyn· lichaam eens daar uit is voortgebragt i en dat hy geen meerder wys-
heit nogh kragt felfs foucle moeten erkennen vereifcht te werden, om uit defelve aarde en andere deelèn;, die fyn lichaam eens uitgemaakt hebben-, het felve lichaam weder ten anderen male te doen voortkomen.. Soo dat, wat uitvlugten hy in defen ook foeken magh, het gefigt en regt begrip van dit laatft gefeide alleen, fonder. felfs eensopdevoorigeChymifche wettenagt te geven (welke alleen tot wegneminge van eenige uitvlugten en volkomen? der overtuiginge bygebragt fyn j by hem pntegenfprekelyk moet doen bly*· veny dat de Opilandinge der dooden geen onmogelykheit influit; 't geen "wel al is, dat de Befchouwinge der Nature ons leerenkan. Maar ook, het geen een Atheift, hoe waanwyscn hooggevoelend hy ook fyn mngh,moec doen iiddfren, foo dikwils hy daar,aan,denkt. Defe heklagelyke Philofo* phen gelieven dan alleen de enkele mogelykheit daar van aan figh met ernuY: voor te ftellenj en dit gefchiet fynde, ik late aan haar eigen ondervinding ge,- wat werkinge'het op haar'fal kunnen.doen,, ingevalle Godt het gelieft: tefegenen.- %. ι % Ik föudc nu van het bewyfen van de mogelykheit der Opilandini;
ge in eigen lichamen alhier een einde kunnen maken';.- indien niet de fcherp- linnigheit der Ongodiften defelve meinde op andere wyfen te kunnen tegen* fpreken. Namelyk, eerfi met. onaannemelyke gevolgen,. foo fy meinen t, daar uit te kunnen trekken. Ten anderen, met hec onderJlellen-van faken, die mogelyk fyn , welke nogtans de Opilandinge in eigen lichamen m hare gedagten onmogelyk maken, T'en derden, met den Bybd felfs,. uit welke alle Chriftenen de iekerheit van hare Opilandinge betogen r met figh felfs te1 vergelykenj en foodanige plaatfen by te brengen,, die volgens haar voorge- ven met de Opilandinge in eigen lichaam, weinigh overeenkomïl fchynen te- hebben. En hoope ik, dat het aan verftandige.ni.ee- verveelen fal, indien ik hier nogh yetsbyvoege, om defe fwarigheden wegh tenemen^geeheande- re bewyfen daar toe gebruikende, als die op de dagelykfe ondervindingen ge»- grond fyn. §. 14. Het esrfie gevolgh dan, dat fy denken ongerymt en onaanneme--
lyk by yder te moeten fyn, is, indien de Opilandinge in eigen lichaam ge- fchieden fal,dat een kind even na fyne geboorte ftervende,Ook als een kindl . en met een lichaam, dat tot veelc dingen onbequaam Js,; en nietalseen voV waflêne fal moeten opilaani / Ten anderen beiluiten fy, dat ymand, die nógH klein en een kind fynde ,«»
een arm of been verloren heeft,. indien hy nogh eenigejarert leefd, en midde? lerwyl grooter werd, wanneer hy fterft moet, geloven,, dat hy of verminkt,, en fonder arm of been, of indien defe al aan fyn lichaam ge voegt werd,, met een arm of been, dat ganfeh ongepróportioneert tot fyn lichaam.is, fah opilaan. ten derden,... indien,den menfche met fyn eigen lichaam op (al ftaan, fchyntf
Rr'rrr y .'"' heit
|
|||||
lp XXlX. Β E SCHOU W IN GE.
'liet aan haar te volgen datineeft airelichahtenganrch ongedaan, uitgemer-
igelt, en kleinder en ligter als de Natuurlyke, in de Opftandinge fullen fyn: .nadien mee ft alle menfchen,eerfy fiervcn, door hare fiekten en fommige door teeringen foo feer vermagert werden, dat fy' op verre na het gewigt van ha- re lichamen in gefondhcitniet Tonden ophalen: -en dat Job lelfs, die Gap. XIX. vers i€. fegt Ik /al uitMTN vlee/ch Godt aanfehouwen, op die tyd alfoo verre vermagert was, dat hy in het voorgaande '2.0imfigh felvendus befchryft : My'ft gebeentekleeft aan myn buit en aan myn vleefch, en ik ben ont- komen met de huit mynér tanden. , Soo dat fynalderuiterite mager heit daar door te kennen gegeven werd. §. iy. Het vierde mi dat fy tegenwerpen, en hetgeen in figh felfs moge-
]yk fyride, fy meenen dat het gelove der Chriftenën onmogelyk maakt, is •het volgende: Indien een'Menfaken-eeter geduurende fyn ganfehè leven dat cenige jaren Jangh was, geen andere fpyfé als menfehen vleefch gebruikt hadde, fchynt het haar onmogelyk , dat en defen Menfchen-eeter, en te ge- 3yk alle die van hem gegeten fyn, yder met haare volkomene en eigen lig- chamen foüden kunnen opflaan. '.§. ifi.'Het geene fy nu felfs uit het H, Woord tot eene tegehwerpinge
bybrengen, fyn eerftfoodanige texten,alwaar uitdrukkelyk vari een Op- itandinge in eigen Hchaam gefproken werd,:als Joh XIX..26,; 2.7. En als[y na myne huit'dit doorknaagt (uilen hebben , /al ikuitMXNvlee/φ Godt aan* /houwen; den welken IC Κ voor Μ Τ aan/houwen [al, en niet een vreemde. En Paulus, Romein. FIJI. 11 Soo /al hy, die Chri/wm uit den dooden opge- wekt hee/t, ook ÜTfflE fier'ffelyke'lichamen levendigh maken. Ge-lyk ook Phi- lipp. III. 21. Dié ONS Vernedert lichaam veranderen fal,op dat het/elve gelyk- formigh werdè fyneh heerlyken lichame. Wy fullen alle andere , die aan de- ie geÏykforrnigt» fyn, niet ophalen, Tegen defe texten (lellen fy voornamelyk eenige uitdrukkingen"van den
felven Paulus, tCorinth. XV. 35^, 36,3-7,38. welke fy meinenmet devoor*
, gaande niet overeenkomende.te fyn. Want als hy te vooren een tegenpar-
fye heeft ingevoert in ueïe woorden: vers ^f. Maar/alymand[eggen ^ hoe
fullen de doodén opgewektwerden? en met hifedanigh een lichaam fullen /ykornen?
• Beandwoord hy den. felven toet de gëlykeniiTe van een zaad* vers 36V Ghy
dwaas, hetfeene ghy /aait werd niet levendigh ten/y dat het gefiorvenfy. %j- En hel geene ghy [aait-^ daar van en /aait ghy het lichaam wet,- dat worden fal \ . maar een blo/d graan, na het voorvalt van tarwe of vaneenigh der qndereSjr&-
nen.'] 38. Maar Godt geeft ket/ëïve een lichaam, gelyk hy wil, en een ygefyk faad fyn eigen lichaam. Uit welke woorden (y dan befluiten, dat de men- ièhe fyn eigen lichaam, het welk hy iri de dood afleid, in de Opftandirige niet weder aannerneti fal \ maar dat dit een ander foirde moeten wefen* het welk Godt hem geeft, gelyk hy wil. Soo'da.t.by haar ,defe plaatfe de voorige fchynt tegen té fprekeu, enÖok figh leTvè1, 'omdat, indien menyets anders |
|||||
κ
|
|||||
yandeMagelykhcitJerOpfiaHdtnge.,:: S71:
Taait als het lichaam dat worden fal, en Qodt aan het gelaaide een lichaam
geeft gelyk Hy wil, het oamogelyk hét eigen lichaam, van het Taad na hare gedagten kan wefen. ...„■."... Boven defe maken cenige van haar nogh andere fwarighecjen tegen een /
Geefielyk lichaam vers 44 en 4Ö". en infonderheit, om dat ook vm f o gefcgt werd, dat vleefch en bloed het Kbnwkryke .Godiί.φί be-etjuenm k,otirhen: het welk aan haar als fiiydigh niet. het vóórgaande voorkomt ,(.het welfc van Job gefegt werd. ilv mt\\ m , &5®ά rtc;;l ><g wuibM po π §. ij. Eer ik overga" om dt(e fwarjgheden te beantwoordeniy-vinde ik
iny verpligt tot narigtinge van een Chriiien, die dit mogte lecicn , voor af te laten gaan i I. Dat het alhier ons oöghmerR niet is; te .befchrvven, op sielke wyfe de
Opftandinge in eigen lichamen geichjeden fal, nadien .wyiditgr^xoce geheim? alleen aan de wysherc en'raagt Godts overlaten^ nmardktwy alken voor- genoomen hebben te toonen dat defe Opitanidingé geen onmogelykheit influitj en dat de voorgaande tegenwerpinge by eenige Ongodiften, on* haar tegen de fchrik van defe Opitandinge geruft ie.fielten, ook uit de H. Schriften gemaakt-, door het geen men dagelyks in deJWereldby onderviiv- dinge fiet gefehieden;, bunnen opgehcldert .en weggenomen werden.·/ §., 18* 1 E- Batjom in het gemeen te antwoorden, op al hetgeen dcfemige».
lukkige redeneerders en beklagelyke Bybel-lefers (rk>meene die dit H. ge* fchrift alleen onderfoeken om 'er ongerymtheden uit 'tetrekken, hoedanigc- |k fommige gekent hebbe) inclcferve rncinen gevonden te hebben, het wel-· ke fy nogh met haar begrip nogh met andere van deie Opitandinge fprekende plaatfen kunnen overeenbrengen, niet anders vcrcifcBt werdj als dat dit felve H. woord ook uitdrukkelyk fqgt^ dat om het ware/Λ)Ε en al- le byfonderhederi van dë Opftandige te verftaatr^ '.men volgens het te voo~ ren bygebragte antwoord vajaiée- Hcenejefus: aardde Zadduceenr niet alleen èefchriften moét ivetm maar ook de faagtModts;> indien men metdmaleji wil. Eu derhalven dat felfs geen Atheiit, als met dit voor alle menfehen onmo*· gelyke voor afgeilelt te hebben, «enige redeürtwiir. met ymant mm de ma*- niere en verder orailandigheden(van de: Op Handige iniietvri'. woondbevar fyride,- met eenigen grond kan tbejgLnneri. En is koor een waar Gbrift^diè de Gehoorfaamheid dés geloofs boven allé -fyneiiftógEip^en'erirHaVneringen. ftelt,dit efenige genoegfaamvam alles wat die w"üar^k.rritc|efydensrwaardigh; fynde Phibfophen t.egen. eenige Bybelfche uitdrukkingen gewoon ;fy η by te brengen te verydekn. Infonderheit dewyl Godt óna in dit woord Efhefen* LU, 2.0. befchr.even werd foodanigh te fyn.,dath}>Magtigh.k, niet alleens* vervloedelyk, -maar ('ttgeen meerder fegt) meer air Qvcr.v{oedeiyk tsdwibovew 4h dat wy Mddtnof&ENKEN.: Indien; nu een Atheift. yteti>«egen<de' Opitandinge, welke deHeere Jefus alteen van GoJtsonbegrypelyke rnagr atleidj tut den Bybel wil;by btfengen, laat hy defectdenfdvenBybditrax: aan—
|
||||
-Sx£., XXIX." :H;E SC Η O ü ,W Ι Ν GE.
aangenaaide plaatfe voor af ftelleri'; !en dan-felfs oordelen met boeweimgh
fedelykheithy indëfen fnet-ïyn'#erilaht kante rade gaan en redelykc tegen- werpingen maken. .' ii: ..... : f S-ip.III. Eifjdelyk om aan ongodifren, die niet na en latenmet haarver-
itanttot haar eigen rampfaligheit gedurigh' werkfaam te fyn, alle uitvlugten foo veel mogelyk is te ontnemen, tegen het geene dat wy in het volgende als ondervonden, rofanderfintsbyyder" Vtirftandige, die oit eenigh onder- foek in de Nature gedaan heeft , bekent fynde fullen nederitellen j is het aiootfakelyk hier by te-Voegen, dat fchobn het geen ik hier na uit de na- tuurlyke waarnemingen by fal brengen, at geen volürekte waarheit, maar alleen een enkele en bloote tonderftellinge was, het volkomen defelve kragt in defen foude fyobben. Nadien om de Mogelykheitvan yets te belwyfen men niet meerder van ymant, diedit aanneemt, eifehen kan $ als dathyal- leen een oiiderftellinge ukvinde, die een maniere bevat, op welke het felve gefchieden kan, endiejgcen tegenfeggelykheit influit. Ik dehke niet dat eenigh (Dngodift dit loochenen Tal, om dat het felfs by de voornaamfte van haar lbört erkent werd. Ik Helle dit voor af, op dat geen tuflehen komende - tegenwerpingen den draat en klaarheic van dit bewys verduiileren en belem* meren.mogten.r 'cGeen anders in:difputen met defefoort van Philófopheii maar al te dik wllsj gebeurt,gelyk diegeene» welke ondervindingen daar van hebben, genoeghfaam weetenJ pc i ; ; ; ml .' "( §. zo. Om dan een.begin te maken. - /; .,
4 ï. Elk meniehe heeft, behalven fyne ziele een lichaam j het welke wy,
voor foo veel het van yder. gefien werd, met den naam van figtbaar lichaam ,ik defen fullen uitdrukken.yj'iii " ; ; ; : ■·■■:·■.:;., ' ' II. Dit lichaam kan men in opiigt van die van andere menfehen fyn byfon*
der lichaam noemen , om dat hydaar door van anderen onderfcheiden werd> en defen byfonderén perfoon en geenen dnderen uitmaakt. . III. Maar dewyl dit figtbaar enbyfimder lichaam in figh felfsfeer veelèver- anderingh ondergaat, en· na de verfcheiden jaren en fiekelykeofgefondege- -fteltheden van een menfche kleinder en grooter, magerder en vetter, ligter en fwaarder werdjën hetTelfs mogelyk is, ι datecn en defelfde ftoffedan rot hét figtbaar lichaam van den eenen, en daar na tot dat van een anderen kan behooren. Het welk:gefchieden kan j als bloed van den eenen, by.quetfure of anderfints uitgeftort fynde,tot aarde werd: op welke manieredeflèlfsftof- fe figh in vrugtcn kan-fetten, welke van een ander gegeeten fynde fyn figt- baar lichaam daar na helpen uitmaken; En nadien, niet tegen ftaan de alle deiê veranderingen,^ elk figtbaar lichaam nogtanshet lichaam van deiTelfde. perfoon folyft, i&het blykelyk dat hetfigtbMr lichaam, het welk in foo veel van fyn de- len verandert werd, egter yets moet'wefen, Volgens het welke hier altydhec iygen lichaam van dien felve f/erlboh kan 'genaamt werden : gelyk wy ons in het volgende om dit te betekenen van defe naam van eygen lichaam fullen bc-
|
||||
Van de Mogelykheit der Opftandinge, 875
bedienen i om onderfcheid te maken tuiTchen dit, dat ifiheÉ/^/^flichaam
altyd verblyft, en tuiTchen het geene daar in veranderingen lydt. IV. En dus is uit het gefeide klaar genoegh, dat 'er een wciêntlyk on-
derfcheit is tuiTchen het eigen en tuiTchen het figtbaar lichaam van een per-* foon, nadien veel deelen van het laatfte by hei felve gevoegt en daar afge- fcheiden kunnen fyn, en felfs tot meer figtbare lichamen als van eenen men- fche behoorenj en het eigen lichaam alleen tot een en deièlve perfoon be- paalt blyft. §. 21. V. En op dat aan niemand dit ondericheid van cm figtbaar en van
een eigen lichaam by ons verfiert en ongegrond magh fchynen te weien; weet een ygelyk, indien men van een manfegt, dat hy zoo ponden fwaar is% dat men niet anders dan fyn figtbaar lichaam daar door verftaat: maar feggende dat hy 80 jaren oud is, kan men niet anders als fyn Eigen lichaam daardoor betekenen. Nadien hetgeen hy in de laatftc 10, zo, 20, enz. jaren tot vocdfel genomen heeft, alle die 80 jaren langh niet totfynfigtbaar lichaam behoort heeft. En blykt hier uit, dat een yder niet alleen door defe fpreek-wyfen dit
onderfcheid van een eigen en figtbaar lichaam, foo niet in uitgedrukte woor- den, ten minften in kragt van betekenifle erkent § maar ook dat 'er in het figtbaar lichaam yets dat men het eigen lichaam met regt kan noemen, be- grepen isj het welke, het fy het figtbaar lichaam meerder of minder in grootheit werd, tot dien perfoon behoort. VI. Selfs vind men in de H. Schriften dit onderfcheid niet duifterlyk ge-
maakt. Want om andere veelvuldige plaatfen over te ilaan, als defelve fudic. III. 17, zp. Eglon en.de Moabiten ook vette mannen noemt, weet men dat hare figtbare lichamen gemeint werdenj daar en tegen, als van Methufalem gefegt werd dat hy 069 jaren geleefdt hadde, Genes. F. 27. fal niemand loochenen, dat fyn eigen lichaam verftaan werd. Maar feer aanmerkelyk is de plaatfe Hofea.IX. I. 11. 12. Aangaande E-
phraim haar lieden Heerelykheit fal wegvliegen als een vogel, van der geboorten en van [V moeders~] buik en van de ontfankeniffe af. En of fyfehoon hare kin- deren mogten groot maken, ikfalfe dogh daar van beroven. Alwaar de kinde- ren in de geboorte, in den buik, in de ontfankenifle, dat is felfs in haar eerfte grond-fbrmeerfel, en daar na in volwaiTen grootheit defelve perfoo- nen en kinderen genoemt werden. Welke daarom in alle defe veranderingen van klein tot groot, die haar figtbaar lichaam ondergingh, egter nogh yets altyd gehadt hebben, het welke volkomen het felfde in haar verbleef (be- halvendathetmiiTchien in het opwaflèn meerder opgevultwierde) en dat met denaam van eigen lichaam moeite genoemt warden, en foo veel veranderingen niet onderworpen was: dewyl anderilnts , fndien fulks geen plaatfe hadde, en het eigen lichaam ook foo veel veranderde, de perfoon ook volkomende- felfde niet konde gebleven hebben. Sffff Uit
|
||||
874 XXIX. BESCHOUWING E.
XJit meer andere» plaatfen kan dit afgenomen werden. Soo noemd
ï>avid9Pfaim CXXXIX. 16. fyn opgerolt kluwen of grond-beginfel (Gol~. mi) in fyn eigen perfoon in het 15, vers: Ghy hebt MT{tixtx. door oÏmet maar in) mynes moeders buik bedekt. Of men nu hier door verdaan moet, dat dit gront-formeerfel mét vafte en vloeyende deelen bedekt is, fal ik hier niet nauwer onderfoeken. Dogh klaarder noemt den fel- ven Koningh , Pfalm LI. 7. fyn eigen perfoon in fyn grond-beginfel of ontfankeniile: Siet IC Κ ben in ongeregtigheit gebooren, en in Jonden heeft Μ'T myn moeder ontfangen. En felfs fegt den Almagtigen Maker van alles Jeremia. I. y. Eer ik U in [V moeders} buik formeerde. In welke beide plaatfen den geheelen perfoon (gelyk uit de woorden MT, MTN) £7, blykt) en daarom ook fyn eigen lichaam felfs in de ontfankenif- fe genoémt werdj wanneer niets lichamelyks, als het bloote grondformeer- fel was. " Soo dat ook alhier de H. Schriften het ondcrfcheid van eenfigtbaar en eigen
lichaam, volkomentlyk erkennen. §. 21. VII. Om dan (het geen hier voornamelyk vereifcht werd) te onder-
foeken, waar in bepaaldelyk dit eigen en figtbaar lichaam beftaat. Is het waar, eerft, dat dit eigen lichaam., het welk de perfoon helpt uitmaaken, httftgt· baar lichaam in het geheel niet en isj (N°, IV.) foo dat het dan in hetfigt· baar lichaam moet begrepen werden. - VIII. Dit figtbaar lichaam nu beftaat: Eerfi.y uit vloeyende βoffen, bloed, de wey van het bloed, Lympha^chfi)
melk in fogende, en water daar de vrugt in legt in fwangere vrouwen, veelerhande klier-vogten uit het Pancreas, de maagh- en darm-klieren, gal, quyl, fweet en de doorwafemende ftoffe, tranen, fnot, zcnuw-fap, en meer andere, die nogh geen byfondere namen hebben* waar by ook het zaad, het vet, de bittere ftoffen in de ooren by veele geftelt werden, fchoon fy wat éikker fyn als vogten. ten anderen uitvafiefiefen, vleefch, beenen, zenuwen, vliefen, tan-
den, enz. De hedensdaagfche Onderfoekers brengen die tot beenen en ze- nuwen, het geen tévooren Befchouw. XL %. 17, reeds aangemerkt is. Ten derden, heeft elk figtbaar lichaam levendigh fyndc fyne byfondere
wetten. Soo fyn 'er wetten in denmenfche, volgens welke de verteerin- ge der fpyfen in de mage, de fcheidinge des chyls van de uitwerpfels, de bloedmakinge, de affcheidinge der vogten, de beweeginge en voedinge, (waar door, het felve bloed, hier in beenen, daar inpefen, op een ande- re plaats in vliefen, enz. verandert) en de voort-teelinge gefchieden. Vol- gens defelve wetten fiet men het felfde broodt,als het vaneenmenich, een hond, een hoen, en van eenvkarpe*r gegeten is, in de drie eerfte tot drie verfcheiden foorten van vleefch, en in de laatfte tot vifch werdenj en de felfde fpys in een Europëer tot een witte, en een Moor tot eenfwarte . ', huit
|
||||
Pan de Mogelykheit der Qpflandingc 8$jf>
Jiuit werden, en den eenen menfche vet maken, terwyl de andere mager
blyft i en bevind men dat kinderen het felve voedfel genietende, foo ver- scheiden wetten hebben,dat de maagh van defe diefpys,van eenander een andere fpys met gemak en aangenaamheit verteert, enz. §. 2,3. IX. Soo moet dan het; eigen lichaam van een menfche in een of
meer van defe drie (vogten vafte deelen, en wetten) beilaan. In de vogten fchynt het niet te beftaan, nadien veele der felver verande-"
ren, meerder en minder werden, by het lichaam en daar geheel af kunnen weien j terwyl noghtans het lichaam fchoon iy daar af iyn, het e·/^» lichaam van den felfden perlbon blyft. Soo vermindert het bloed dagelyks door affcheidinge van vogten en uit-
wafemingh, en werd ook dagelyks door een nieuwen chyl vermeer- dert. Om nu nier te fpreken van grcote bloed-ftortingen in mannen en vrouwen j van welke laatfte ik eene gekent hebbe, die in eenige jaren ongelyk meer bloed hadde verlooren, als haar ganiche lichaam fwaar was:. en egter $ het iy een bloed uit defe of andere itoffen beftaande door hare aderen vloeide, bleef noghtans haar lichaam fonder tegenfpreken haar eigen lichaam. Dewyl nu het bloedt tot het eigen lichaam niet en behoort, fullen ook al-
le de daar afgefcheiden vogten daar toe niet behooren, om dat iy dagelyks andere werden. Soo vermindert het vet door vermageringe, en andere door andere middelen. Soo dat men veiligh belluiten magh , dat om het eigen lichaam
uit te maken, genoeghmam niets, immers feer weinigh van de vogten overblyft. X. Dat nu ten anderen ook de wetten tot het eigen lichaam niet we-
fentlyk behooren, is eerfl blykelykj om dat in defelfde menfchen, terwyl iy defelfde perfoonen blyven, defelve meermalen geheel veranderen} foo leert de ervarentheit, dat defelfde wetten niet en iyn in iieke en ge- fonde , in jonge en oude -} het geen foo wel in mannen als vrouwen dagelyks waargenomen werd. Daar na is ook het gefeïde af te ne- men, niet alleen om dat het lichaam itofTelyk is, en de wetten alleen in fekere beweegingen, of andere eigenfchappen beilaan , maar infonder- heit (het geen alle onfekerheit hier ontrent wegh neemt) om dat een dood figtbaar lichaam, in het welke men niet feggen kan dat eenige defer wetten meer onderhouden werden, foo wel het <?/£<?# lichaam van den overleden perfoon by allen gehouden werd in iigh te begrypen, als wanneer hy leefde. Om dit te bewyfen is het onnoodigh de gemeene ipreek-wyfen hier by te halen, die aan yder bekent fynj waar door men ook een dood lierraam dat van den geibrven perfoon noemt. Alleen fal ik hier by voegen, dewyl wy hier met foodanige te doen hebben, die ook de H. Schriften tot haar voordeel fomtyds tragten by te brengen, S'ffff ζ dat
|
||||
g7ö XXIX. BESCHOÜWINGE.
dat fulks in defelve Godfpraken ook feer gemeen is. Soo werden Pfdtm.
LXXIX. 2.. de doode lichamen nogh die der knegten Godts gefegt te we- fen En Jèfaia. XXVL ip. fyn de woorden feer aanmerkelyk: Uwe doo- den [uilen leven, look'] Μ'TN dood lichaam, fyfullen opfiaan, Doghfeerklaar vind men ι Samuel. XXXI iz- dat de lyken ook de lichamenSauls en fyner Soonen foo langh na haar dood genaamt werden. Uit al het welke nu fchynt feker te wefen, dat wy hier niet fonder grond feggen dat de wetten met tot het mm lichaam behoorenj nadien fy felfs tot het fameuftellen van het/?^- bare niet eens vereifcht werden, om dat in het leven en na de doodhety%/- baar lichaam gefegt werd dat van den felven menfche te blyven. XI Eindelyk, dewyl nu al dit voorige te famen genomenfynde, klaar-
lyk bivkt, dat van een menfche het eigen lichaam overblyven kan, fchoon het met geheel andere vogten en fappen als te vooren opgevult werdj en dek niet alleen na geheel andere wetten als te vooren bewoogen wer- den; maar felfs, wanneer na de dood alle defe wetten volkomentlyk op- houden 5 fuUen het dan alleen de enkele en bloote vafie deelen Cyri, in welke dit eken lichaam van een menfche te foeken en te vinden is. § 24 XII. Om nu van defe vafle deelen yets naders te feggen.
Het is aan die in de onderfoekingen van defe eeuwe geoeffent fyn, openbaar;
dat gelyk de planten en dieren, foo ook de menfchen in haar ontfankeniiTe en eerfte beginfel uit een grond-formeerfel beftaan, het welke dan des men- fchen eigen lichaam, of ten minftcn het felve in figh bevat: waar van Be- febouw. XFIL gefproken is. In het groeyen werd dit grond-formeerfel van tyd tot tyd m fyne deelen
uitgerolt, en met andere deelen opgevult en overkleedj tot dat dus het figt- baar lichaam van een grooter en daar na van een volwaflen menfche uit .defen allen te voorfchyn komt. ' {. , j
Dewyl nu dit grond-formeerfel in het opgroeyen van een lichaam door
andere figh daar in en om fetrende ftofFen, overkleedt en opgevult werd en alle de vafte deelen van het lichaam na proportie van deflelfs grootheit begryptj kan eerfl of dit enkele uitgerolde grond-beginfel fon- der eenige bykomende andere ftoitèn alleen , of ten anderen dit felfde grond-formeerfel te famen met die ftofFen, die het vervult en over- lleed hebben, foo verre het de vafte deelen van een lichaam (fyne beenderen, vleèfch , banden, vliefen, enz.)* na proportie van def- felfs grootheit uyt kan maaken , voor het eigen lichaam van een menfche genoomen werden. Een van deefe beide is buytcn twyffel 7 En fullen wy daarom in beide defe gevallen, waar van de eene fekerlyk
plaatfe heeft, de tegenwerpinge der Ongodiften tragten^op te lofleni en wel eerfl die fy uit de Nature, en-daar na die fy uit de H. Schriften ge- Woon fyn te maken. §. *r. XIII. In- |
||||
Van de Mogelykheit der Opficmdingf. 877
§. 15·. XIII. Indien men dan het blote grontformeerfel, na de grootheit
des lichaams uitgerolt fynde, fonder eenige bykomende vervullende en over- kledende ftoffe, ftelt het felfde eigen lichaam te fyn, het welk in alle men- fchen van haar Formatie tot haar dood altyd verblyft j fal op dat dien men- fche in fyn eigen lichaam magh opftaan, niet anders vereift werden, als dat alleen dit grond-formeer fel affonderlyk van de vervullende delen des lichaams, in fyne weinige ftoffe overblyve en bewaart werde j en dat den Grooten Op- wekker der dooden het felve daar na, of met ftoffen, die in .de doodt of ook wel in het leven te voren tot het figtbaar lichaam behoort hebben,of met andere, die by daar toe fal gelieven te gebruiken, weder tot ttxifigtbaar lichaam ui t- rolle, vervulle en overkleede. Wanneer de menfche in het felfde eigenWg- haam, dat hy in den doodt afgeleit heeft, weder fal opftaan. Van de veranderde hoedanigheden , dewyl fy de ftofte defelfde laten bly-
ven, en het eigen lichaam in fyn wefcn niec veranderen, fullen wy nu niet fprekenj maar ymant tot Gods woord verfenden. §. zó*. XIV. Twee dingen moet ik, eer wy verder gaan, om alle tegen-
werpingen tegen het ftrax gefeide voor te komen hier by doen. Eerfi dat een eigen lichaam, fchoon met andere ftoffen, die noit daar toe
behoort hebben, opgevult en overkleed fynde tot zen figtbaar lichaam, het eigen lichaam egter van defelfde perfoon blyfr. En behoeft dit niet veel be- wys i nadien ymant door fiekte en pynen vermagert fynde, fchoon hy na fyne herftellinge weder fwaarder en vet werd, en daar toe fpyfen gebruikt heeft, die nimmer tot fyn lichaam behoort hebben, egter by yder gehou- den werd den felfden perfoon te biyven, en daarom het felfde eigen lichaam te behouden i fchoon in het geen het tot een fwaarder figtbaar lichaam ver- vult en overkleed, eenige veranderingh magh fyn. §. 17. XV» Ten anderen dat als ymand eenige jaren leeft, eene groote
menigte van ftoffen tot fyn figtbaar lichaam behoort heeft, welke daar na daar afgefcheidcn fyn, fchoon hy defelfde perfopn blyftj foo dat het eigen lichaam, door wegneminge of toevoeginge van foodanige ftoffen, die het tot een figtbaar lichaam maken, niet verandert werd. Om dit te doen fien, men ftelle weder een man, die Bojaren oudt is,nogh 1 €0
ponden fwaar te fynj en dat den eenen dagh door den ander gerekent, na, fyn ontbyt middagh en avondmaal, maar een once des daaghs van fyne fpy- fe figh met de vloeiende en vafte ftoffen van fyn lichaam vereenigt, om het * geen hy door doorwafemingh en anders verlieft te herftellen: foo fullen dan, om het ganfche lichaam, dat hy in fyn geboorte hadde niet te rekenen, 80 malen 365· of zpioo oneen of i8tf ponden voedfel-ftoffe in die 80 jarenfyn figtbaar lichaam hebben helpen uitmaken. Waar van indien men defe itfc* ponden aftrekt, fullen nog 166f ponden overblyvenj die gedurende fyn le- ven, eerfi als fy nogh tarw, rogge, vleefch, vis, enz. waren, tot fyn li- chaam niet behoort hebben, en geheel vreemt daar van geweeftfyn,enbe- Sffff 3 quaam
|
||||
8# XXIX. BESCHOUWING^ '
quaam om foo wel het figtbaar lichaam van een ander, als van fiem uit te
maken: welke daar na door aan hem tot voedfelte ftrekken, fyn figtbaarlig- chaam voor eenigen tyd hebben te famen geftelt } en eindelyk daar weder afgefcheiden fyn. In alle welke gevallen niemant fal kunnen loochenen , dat hy altyd/defelfde perfoon is" ge wee il, en altyd daarom fyn eigen lichaam be- houden heeft.-'. Α ' ' -: UWH%$% ■'. -~ηγ i^rjhkcBsiBimr- Waar uit het ftrax te vooren gefeide ten genoegen blyken kan.
: §. z8. X VI. Om nu op de byfondere tegenwerpingen, die de Atheiften §. 14. en 1 f .uit de nature maken, in het byfohder te antwoorden j op defen grond,dat alleen het bloote gront-formeerfel, in fyne ftoffe, het eigen lichaam blyft, en afteen in figh felven tot een meerder grootheit ukgerolt en in fyne delen t van een verwydert is (waar van Befchouw* XFIL §. 17. een voorbeeld kan gefien werden) behoeft niet veel omflagh van redeneringe. Namelyk: Indien een kiot als een kintin fyn eigen lichaam op fal itaan 5 behoeft maar de
ftofFe van fyn eront- formeer iel bewaart, en door andere of die ftoffen, die het te voren opgevult hebben, weder opgevult te werden in de Opftandinge. Indien het als een volwaiFen perfoon op fal ftaan 5 behoeft dit gront-for-
meerfel alteen op die felve wyfe uitgerok te werden, als het in deiFelfs leven foude gefchiedt hebben; en dan met ftofTen, die wanneer het in het leven gebleven en fynen wasdom gekregen hadde , tot deiFelfs opvullinge fouden gedient hebben, opgevult en overkleedt te werden. Wanneer niemand lo- * chenen kan , dat den felfden perfoon in fyn felfde lichaam foude opge- ftaan fyn.
Het felve kan men feggen indien ymant nu grooter geworden fynde,*en
in fyn jonkheit een arm of been verlooren hebbende fterft5 Want is dan al- leen nodigh dat het deel yan het gront-formeerfel dat den arm of been uit" maakt, dus na de proportie van het groote lichaam» gelyk ftrax van het kleinder lichaam gefegt is, uitgeroit, opgevult en overkleedt werde. ·, - Verder, indien ymand uitgemergejt en vermagert fterft, en in de Opftan-
dinge fyn lichaam met ftofFen of die ook noit tot hem behoort hebben, of anders foodanige, die fyn eigen lichaam te vooren tot een figtbaar lichaam opgevult hebben, vervult wérdj waarom fal hy in de Opftandinge minder den felven perfoon moeten genoemt werden, en minder gefeit werden fyn eigen lichaam té hebben ?als Job gefegt werd den felven Job gebleven te fyn, én fyn eigen lichaam behouden te hebben, foo wel wanneer hy door Godts goed heit 'daaï na weder in fyne frisheit en fwaarheit herftelt, als wanneer hy {öo feer vermagert was, dat hy feide ontkomen te fyn met de huid fyrnrtanden. Job XIX. io. Dat nu het geene fyn figtbaar lichaam na fyne herftellinge gro- ter enfwaardermaakte, uit ftoffen en fpyfen beftont, welke te vooren tot het felve niet behoort hadden, is feer Waaribhynelyk. . §. 2,0, XVIi. Eindelyk, indien nu al een menfehen-eeter geduurende fyn
leven niet als van de ftoffe der figtbare lichamen vanmenfehengevoedtwasj |
||||
Van de MogeTykheit der Offiandinge,- 879
cnjQodt alleen geliefde te beletten, dat de gront-forméerfels van alle de op-
gegetene aan hem tot voedfel geftrekt hadden, en met de uitdygfels, diein quantiteit defë gront-formeerfels een groote menigte van malen te boven gaan, uitgeworpen wierden 5 wat onmogelykheit is 'er dat een yders gront-for- meerfel (het geen wy nu alhier het eigen lichaam ftellen të fyn) weder af- fonderlyk daar geftelt en door andere bequaame, of daar toe nogh te vooren gedient hebbende ftoffen opgevult werdej foo wel als fulks in andere ge- ltor ven lichaamen gefchiedt. Want als ymant na eenige jaren fterfr, dat 'er altyd een groote menigte
ftofFen fyn, die in de uure dés doodts van het lichaam afgefcheiden fynde te vooren tot des felfs opvullinge tot een figtbaar lichaam gedient hebben, is N°. XV. reeds getoont. Soo kan ook verder het gront-formeerfel van den Menfchen-eeter felfsaU
leen buiten fyne uitrollende vögten overgebleven iynde, met andere in de Opftandinge opgevult werden en hy dus ook in fyn eigen > lichaam opftaan. Want wie kan loochenen, dat ymant by voorbeeld 20 jaren by menfehen- vleefch,en daar na nogh f o jaren by brood geleeft hebbende, egter in beide defe gevallen fyn eigen lichaam behoudt? waarom het eigen lichaam van ymant het felfde eigen lichaam blyft, fehoon het met andere vogten opgevult is. fiet§. 2ö. Dat nu dus op defen grond^ alle defe by ongelukkige Atheiften onoploflb-
lyk geagte tegenwerpingen fonder veel fcherpfinnighfit kunnen weggeno- men , en de Mogdykheit van de Opftandige in eigen lichaam, ook in alle de- fc gevallen getoont werden, meenen wy, dat Ïyder, die redelyk is, moet toeftemmen. En laat den hartnekkigften Ongodift by figh felven gaan, en fien of hy hier eenige onmogelykheit in vinden kan. §.30. XVIII. Om nu tot het tweede §. 24. gemelt over te gaan en de . .
tegenwerpingen der Atheiften uit dien anderen gront op te Joflèn y dat hec eigen lichaam der menfehen niet alleen uit het enkele grond-formeerfelbeftaat, maar nogh altyd eenige van de opvullende of verkleedende ftoffen begrypt, welke figh aan het gront-formeerfel vaft gefet hebben; hoewel anders het llraks geleide genoegfaam was, om tegen alle Ongodiftifche uit vlugten de Mogelykheit van de Opftandinge in eigen lichaam, €e betoogen. Sal ik hier laten voorgaan, dat het by ondervindinge.aan veele bekent is,
dat het figtbaar lichaam- van een merifche feer verre kan vermagert werden, ' €n nogtans fyn eigen en ook figthaar lichaam blyven. Op defe wyfe fyn my onder veel andere twee voorgekoomenj waar van deeerfte, te vooren gantfeh vleeffigh en musculeus fynde, fonder merkelyké koortfen, door eenMaraf- fnus of vermageringe foo verre gebragt wierde, dat fyne beenen en armen ea verder het ganfcl^ lichaam niet anders voor die het iagh of betaftede als de enkele beenenen ëen levendigh geraamte vertoonden. Syndede huitgahfeh fwartagtigh en feer hart, over al onbewegelyk eh als alleen aan de beénen |
||||
88ο : XXIX, BE SCHOUWINGE:
■..'. '■■ ".'t ". l . "Γ
klevende*, fonderdat men de minfte fagtheit van eenige fpieren, die egtcr
in baar vafte delen nogh daaronder waren,van buiten konde gewaar werden.Soo wierd ook een ander, die te vooren ganfch lyvigh en vet geweeft was, na het doqrbreken van drie etter-blafen in de longe (p^omica Pulmonum) uit welkers minfte meer als een halve gcwoone waterpöt en uit. de eerfte nogh veel meer etter in minder als een uure tyd door hoeften opgegeven wierde, tot een diergelyke magerheit na eenigen tyd uitgemergelt onder een onop- houdelyk hoeften, het geen ook een feer lange tyd felfs in fyn ilapen continueerde. En fyn niet te min defe beide daar na herfteld, fooverredat fy weder gefont fynde, den eerften weder een wel geftelt en vleeiïigh, en den anderen een meer als gemeen vet en grof lichaam verkreegh; Welke hiftorien ik daarom hier aanhale > om dat niemant oit betwilt heeft, nogh met eenige reden betwiften konde, dat defe in beide foo verfchillende gevallen de ièlfde perfoonen, en haar vet geworden foo wel als haar ver- magerde lichamen, hare figtbare en eigenen lichamen konden en moeften ge- noemt werden. §.31. XLX. Eer wy voortgaan ftaat hier nogh weder aan te merken,dat
het eigen lichaam van een menfche, fchoonuit het gront-beginfel met ande- re ftoffèn vermeerdert fynde beftaande, dewyl de vogtendagelyks en de wet- ten met de jaren veranderen en dde laatfte in de dood geheelyk ophouden, egter alleen in vafte deelen moet beftaan, gelyk te voren al aangeraakt is. Ten anderen, dewyl het figtbaar lichaam tot foodanigh een magerheit
gebragt, gelyk ftraks aangeioont is, egter het figtbaar lichaam kan verbly- ven, door dien het noit in defe vermageringen geheel van vogten ontbloot is-, dat het eigen lichaam altyd in ftoffe nogh minder moet fyrt, als het al- dermagerfte/g/iwr lichaam. Eindelykaxt dit eigen lichaam daarom , niet als uit beenen en zenuwen
Befchouw. XL §. .17. die de vliefen en defe de ledige pypen van het vleefch uitmaken, beftaat. Welk vleefch als het bloed en vogten daar afgefcheiden fyn , een foo klein gedeelte des figtbaren lichaams is, dat het felve in de grootfte vermageringen by na nogh gefien, nogh ook van buit en gevoelt kan werden. Soo dat hier uit blyk dat het ware eigen lichaam voor iyn meefte gedeelte uit enkele beenderen beftaat. §. $2. XX, Dat wy nu in defen alleen, niet buiten het geene in de H.
Schriften uitdrukkelyk erkent werd,fpreken,kan aanyderblyken,diedefel- ve gelieft te onderfoeken. Soo feid Job. Cap. XIX. 20. MTN gebeente kleeft aan myne huit en aan myn vleefch) en IC Κ ben ontkomen metdehuitmyner tanden^ waar van Befchouw. III. §. 2,. yets gefegt is. En Cap: XXX, 30. MTNE huit is fwart geworden over MT en MTN gebeente is ontfieken van dorrigheit. Dus vind men Pfalm. CII. 6, MTN gebeente klgeftaan myn vleefch. En voornamelyk Klaaglied. IV. 8. [maar nu~\ is HARE gedaante verdui- flirt van fwartigheit, men kentfe niet op de flmten^ HARE Huit kleeft aan |
|||||
y.
|
|||||
Fm de MogelykheitderOpfiandinge. ·..:■- 88 r:
HARE beenderen-, S Τ is verdorret , S Τ is geworden als een hout. In alle
welke beichryvingen van vermageringen het feer klaar is, dat 'er wéinigh van "het vleefch moet overblyven; om dat de beenderen, die in de eene gefegt werden te kleven aan de huit en het vleefch, en in de andere aan het vleefch, in de laatfte werden gefegt aan hare huit te kleven, om het weinige vledch, dat fonderTappen fynde daar tufïchen gevonden werd} enegter is het openbaar uit de woorden MYNE , ICK, ΜY, HARE en diergelyke, dat rn defen allen defelveperfoon en fyn ware figtbare lichaam (veel· meer dan het eigene ;"hët welk nogh minder is) volkoraentlyk erkend werd. Nogh een aanmerkelyke plaatfe is 'er Job. ΧΧΧΪΠ.19. 2.0. Alwaar
Elihuttxü. fegt : Ook'word hy geflraft met.fmerte op fyn leger., . ende de fierke meemgtefyner beenderen. Welk laatiléQoccejus vertaalt, En de meenigte (Ve- roob ) fyner beenderen is ruw en verfchrikkelyk. En andere, En den twifi fyr mr beenderen i's verfchrikkelyk.. Door \yelk eerfte pynlykheden, gelyk door het tweede vermageringhverilaan-werd} of miflchien ( wanneer men het woordRjib door/wifl vertaalt oÏgekyf, nadien liet grond-woord Roub eigentlyk op eentwift of gekyf met woorden iiet, dat is, dat ook met geluid geichie&j nét Robbertfon) dat gekraak en geknars der beenderen (Crepitus ojfium; iiet dé el- lende daar van tyjVillis) hét weikin verouderde jigtén en 'fcheurbuiken vaji fora- mige daar door uitgemergelde gehoort werd, wanneer iy figlibè weegen. Waar mEMhu tot andere oorfaken van magerheid komende,namelyk gebrek van voed- felenvei'loorenect-lüftindefe woorden : $00 dat fyn leven 'hét brood felve ver- foeit en fynfiele de begeerlyke fpyfe-, eindelyk de vermageringh felve be- fchryft : Dat STN'vleefch verdwynt uit het gejigte, en STNE beenderen, -die nietgefien wierden, uitfieken. Waar door blykt, dat in ten uiterften"geko- men magerheeden by na niets als beenen overblyft, en vleefch by na ionder foppen en doorlopend bloed;' waar door het'feer klein, en dewyl raeeft al- leen de vliefige pypen daar van overblyven, om iyné weinigheit onfïgtbaar werd. §. 33 XXI. Ook is het alhier uit de Woorden STN openbaar, dat dit
vermagerde lichaam én vleefch egter, hoe verdort het fynmagh, alshetwa- re figtbaar lichaam én vleefch van den fel ven perfoon aangemerkt werd. Ên dat ook defe magere vlees-draden en pypen, na de herftéllinge en .gefont werdinge weder mét meerder bloedt doorlopen en opgevult werdénde, en een nu weder figtbaar vleefch vertoonende, ook het vleefch van defelve per- foon en STN vleefch genaarnt werden, kan afgenomen Werden uit het vol- gende 2.5. vers ." STN"vleefch< fal friffer fyn als in de jeugd. Waar uit volgt dat ook in defe H. fchriften het een bekende waarheit is":
eèrfiy dat ineen feer vermagert figtbaar lichaam meeftVbeenèn en feer wei- nigh van het vleefch overigh blyft: Ten tweeden, dat een vermagert figt- baar lichaam en het felfde weder Avtét en vleeifigh geworden fynde.3 hetfigt- 'rtttt ' "baai:
|
||||
XXIX. Β E S C Η O U W Ι Ν G E.
|
||||||||
m
|
||||||||
baar lichaam van defcifde perfoon blyft ; en eindelyk> dat het woord vhefch
twee betekeniflen heeft, te kennen gevende foo wel de by na fap-en bloè- delofe fpier-draden, die nauwlyks géfien kunnen werden in vermagerde, als defelve btiifen met bloed öpgevult iynde en een figtbaar vleefch makende. §: 34. XXII- Öm nu de voorige tegenwerpingen ook uit defen tweeden
grond op te iöÜen,; waar van §. 24. gefprokeh is. Laat een kind ftërven, indien het ais een kindial opgewekt werden, is
ontegenfprekelyk iyn ^» lichaam ia het iigtbare, dat in de dood afgeleid werd. 'ι Indien het als een volwaflen perfoon fal opftaans. lal immers geen Athciil
kunnen loochenen,, dat dit eigen lichaam van dit kind, indien het opgewaf- fen hadde, door andere ftoffen, die noit tot het felye behoort hadden foude öpgevult en opgegroeitgeweeftfyn, en dat dit egter liet eigen lichaam van die perfoon foude gebleven hebben. ÏSTiiy indien dit Icinds lichaam inde Op- ftandingè met defelve ftoffen grooter gemaakt werd,, die anders als het le- vend igh gebleven was, daar toe gedient foudenhebben; met wat reden kan gefèit en iiaande gehouden werden, dat dit opgewafïen lichaam nietjfoowel in het eene geval als in het andere dit kinds Weit lichaam blyft ? Het felve kan men op een arm of been of ander lidt, het welke ymand in
iyn joftkheit vêflooren heeft, tóe paffen; gelyk ook op de tëgenwerpinge, dat in dê Opftandingè de meefte menfehen ongedaan en mager nader Atheif- teil gedagten moeten opftaan. ÏSladien te voorèrt getóont is §. 30. dat nietal- leen een ten uiterften vermagert, maar ook weder (gelyk in Job) het felve met andere vogten öpgevult fyndé lichaam, welke miilchien noit tot het felve behoort hadden, het figtbaar lichaam van den felven perfoon blyft:. en. niets kan gefegt werden, waróm indien bet felve aan dit door fiekten vermagert li- chaam in de Opftandingè gefchied, dit tot éen grooter fchoonheit öpge- vult lichaam om defelve redenen ook deflHfs eigen en figtbaar lichaam, niet en foude mogen of moeten genoemt werden. Te meer,dewyl defe op- vullinge ook door foodanige ftoften gefchieden kan, die felfs tevoren in het leven tot de opvullinge des felven lichaam^gedient hebben : waar van in de opftandingè veele en meerder als.vereifcht. werden, in fommige voor handen fyn. Siet §. 27. . ** · §. 35:. XXIII. Eindelyk, om ten laatftentot.de bydefe beklagelykePhi*
lofophen önoploflelyk gehoudene fwarigheit te komen, welke van een men* fchen-eeter^ die feer veel andere verflonden, en geen andere fpyfe gebruikt heeft genomen is j gelieven defe ongelukkige eerft op te merken ,, dat den grond van de misflagh,.die fy in defen begaan daar in beftaat, dat fy meioen dat het lichaam van een menfcheri-eeter; fop wel kan gevoedt werden, door het eigen als door het figtbaar lichaam, van eenof meer andere, daar noghtans het tegendeel waar is.. Om iiilks te doen fieni. fal ook: een metifchen-eeter, op dat wy mivan fy-
nc
|
||||||||
ν
|
||||||||
..."■- Van "de Mogelfehekdét}Opflmdinge. O C , j8$|
ne gefóndheir/nié£ fpreken , fyn: leven felrs alléén kunrten onderhouden,
wanneer aan hem niets anders alsde boven befehreven foo verre vermagerde lichamen tot fpyië gegeven werden ? fal hy ook enkel verdorde en rnger als inde Sonne gedroogde beenderen kunnen eeten? lal hy door zenuwen en vliefen, die geheel en volkomen van alle fappen ontblood fyn, gevoed kun- nen werden? want een β'gtbaar lichaam * hoe vermagert het ook fyn magh, kan nogh geenfints voor een eken lichaam gehouden werden, foo lange nogh de minfte vogt daar in is ; nadien defe alleen tot het figtbaar en niet tot het eigen lichaam behoort, gelyk boven nu al aangewefen is §. za. Cn 23. Set ymand beeiien en blafen voor, daar eerft door en langh koken alle de ove- rig fynde vogten uitgekookt,en welke daar na weder tot een fteenagtige hardig- heit door defonne of vyer gedroogt fyn j wat voedfel faF by daar van kun- nen trekken ? en foodanigh moeten nogtans de deden van een waar eigen lichaam begrepen werden ·, vermits alle vogten,hoc weinige fy daar in nogh mogten fyn, alleen het ftgtbaar en geenfints het eigen lichaam helpen te famen-ilellen. In tegendeel leert de dagelykfe ondervïndinge, dat het geen aan eeneeter
tot voedfel verftrekt, alleen tot het figtbaar lichaam van een gegeten dier en de daar in fynde vogten behoort. Soo weet men dat/>« van gebradenen boail- lons, en confumez van gekookt vleefch een kragtigh voedfel geven j en dat de vafte deelen die'tot het lichaam behoorden en gegeten fyn, onder de uitdyg- · fels uitgeworpen werden. En een Ongodift lette ièlfs, als hy wel gevoedt fchapen- of ofien-vlees gegeten heeft, of het geen hy uitwerpt niet foo veel en meerder is, als 'er op de beenen overblyven foude, wanneer dit fchaap of defen os door honger of nekten ten uiterften vermagert was, en niets als een geraamte vertoonde. In welk geval dit beeft nogh veele vogten, in figh bevatten foude, die onder het eigen lichaam niet kunnen getelt werden, en hem nogh yets, hoe wel feer weinigh fouden kunnen voeden. Vermits nu (om te befluitén)wyfhet^# lichaam fonder eenige de min-
fte vogt of fappen moet aangemerkt, en al wat tot het voediêl vaneen men- fchen-eeter moet ftrekken, alleen uit het figtbaar lichaam van den gegetenc moet afgeleid werden, het hier uit dan blykelyk is, al hadde een menfchen- eeter honderden van figtbare lichamen van andere menfchen verflonden, het ook volgens den gemeenen'loop der Nature gefchiéden foude, dat de van alle iappen ontbloote vafte deelen of ngem lichamen der opgegetene uitgewor- pen fouden werden, en onvermengt met hetfyne bly ven: waarom elk in de Op- ftandinge afgefondert engeheelfoudenkunnendaargeftelt en te voorfchyn ge- bragt werden. Immers, om alles niet te nauw te bepalen, indien 'er'boven, het geen het
ftgtbaar lichaam van den opgegetenen ftelt, al yets van deflelfs «^lichaam, figh met de vogten van den eeter mengde, fonder tCneerften uitgeworpen te werden y was het foo grooten wonder niet, én foude den eeter niet de minfte gewaarwordinge om de weinigheit daar van kunnen hebben j in- Ttttt 2 dien
|
||||
Zm XXIX. Â ¸' S CHO UW INGE.
dien het Godt geliefde, dat dft fob feer geringedeel, in opfigt van hetande,-
re het welk uithet figtbaar lichaam voortkomt, belet wierde iigh aan het eigen lichaam van deneeter ie hegten y, enHyhetfelve door tranfpiratie, door de buik, de nieren of op;andere ontlaftplaatfcn van de vogtendes eetersdee- de affcheidenj dewyl dogh de vogten en fappen van hztfigtbaar lichaam van den gegetehe tot voedfel van dep eeter genoegfaam fyn., • ' §. 3 6. XXIV. Een ongelukkigh Godtloochenaar gelieve nu in. iülheit en ernft Iigh felven te ondervragen, of ook alle defe gemaakte tegenwerpingen, die hyuit de Nature gewoon is te foeken, hem kunnen < feker maken tegen de mogelykheit van eeae aan. hem foo gevreesde Opftandinge % en indien hy, fonder enkel·voornemen om defelve niet te willen geloven, redeneert} of ae(h gefogte uitvftigten fyn gemoed van den geduurigh opkomenden fchrik kunnen bevryden, die uit de minite overdenkinge van een nakende Opftan- dinge en voor het oordeel van een Rechtveerdigh, Almagtigh, en foo dik- wils onweerdigh gelafterden Reigter.cn. Godt te moeten verfchynen^onmy.- delyk volgen moet? - § 37. XXV. Om dan eindelyk tot oplofliiige van die tegenwerpingen .te
komen ·, welke defe ongelukkige Opftandingh-k>ochenaars uit de vergely- kinge van de H. Schriften,maken; en om hier niet weder te feggen, dat fy • nergens met minder grond fwarigheden uit formeeren kunnen, dan uit defe
H. Schriften j nadien het geeu defelve feggen fteunt op, de. onbegrypelyk- heit vandemagtGodts,volgensde eigene woorden van den Sone Godts fehe Matth\XXIL 29.waarvantevorengefprokenis §. 18.. Vermits hier het ver- fchil niet is, of de menfche met fyn eigen lichaam kan opgewekt werden (het welke te voren verhandelt is) maar of de kragt van den oneindigh wy- fen enmagtigen Godt genoegfaam daar toeis. En wat Philofooph kan figh ver- meten dele magt te bepalen ? Immers fal een Atheift, indien hy het voor- gaande verftaan heeft, geen fwarigheit daar in kunnen vinden, dat Job,Caj>. ×É×é6*> 27, SYN ivleeich en.SIjGH SELFS^en Pmlusy Romein. VIII. n. de lichamen der Gelovigen UWE; gelyk ook Philipp. HL *ï· fyne en hareen defe beide onder de naam van ONS E. lichamen in de Og- ilandinge noemen- Maar· het geen fy-feggen-hier- mede -niet over een te kunnen brengen
is wel voor-namelyk de by Paulus gemaakte leer-reden .over -de . Öpftaridinge 1: Corinth.XF.vers f$$ 37,^ 38,enz. De redenen.yan defe hars fwarighe- den kunnen §, 16-, na geilen werden, en fullen. wyð defelve hier. niet weder herhalen. - -~ * , L Alleen j>m in het geen P-aulus Her fegt in dit Capittel de. overeenkofflit
met het vorige te toonen, fal.een Atheilt,als hy het leeft,moeten toeftaan: eerfi) dat den Apoftel vers 4, 5*-.65 7, 8. voor andere faken aantoont de gewiflë en ondervindelyke fekerheit van Chris ôé Opftandingej waar uit hy^ook vers 12,deyalshcitvan:dat geyoelendoet üen, dat.'er gpenOpftan- ii '~iil' ^ ding*
|
||||
Fan de Mogelykheit der Opftandinge.
|
|||||||
$$f
|
|||||||
dinge der doden is. Uit welke Opftandinge Chris ô-ãhy dan vers 13,
\6 , enz. de fekerheit bewyft, dat de dooden ook opgewekt.werden. En dus verre is 'er nogh geene de minfte ftrydigheit tuflchen het geene Job en ■ Paulusop de voorgemelde andere plaatfen en den laatften ook alhier fegt.. |/laar ten anderen tot het 3 ^ vers komende ,., is het daar uit en uit al het vol-
gende des Capittels blykelyk., dathy voor het voornaamfte nu verder oo^t, niet alleen op de Opftandinge felfs, maar infonderheit op de verfcheiden hoe- danigheedenvannatuurlyke en van in de Opftandinge opgewekte lichamen j gelyk uit dit 35 vers ontegènfprekelyk moet afgenoomen werden. Maar fal ymant [eggen, HOE /uilen de dooden opgewekt werden ? Ehde met HOEDA- NIG een lichaam fullen fy komen ? Om op defe vraagh te antwoorden, vergelyktden Apoftel vers 36 het
begraven vaneen menfche inde aarde en fyne Opftandinge by het zaaijen en opgroeijen van een terwe graan in en uit de felfde aarde. Soo werd dan eerft.een blood terwe-graan gezait; het welke een gront*
formeerfel.of zaad-planpvan de toekomende plant in figh bcgrypt, te ia- men met eenige van di4 ftofFen, welke in den beginne tot deflelfs uitrollin* ge dienen. Het geen in de Befcbomvinge der Planten getoont is. Op gelyke wyfe werd een ftgtbaar menichelyk lichaam in de aarde gelekt,
in figh bevattende ( gelyk te vooren getoont is.) des felfden menfehes eigen lichaam j het fy men daar door het gront-formeerfel of alleen, of ook tot fekerc grootheit overkleed en opgevult wil verftaan. Waar en boven dit ftgtbaar lichaam ook die ftoffen hegrypt, welke het eigene tot een dat ftgt7 baar is opvullen. Ten anderen dit gezaideterwe-graaritje werd niet levendighy ten. fy het ia
alles dat het opvult, en het gront-formeerfel .belÜeedt geftorven fy : waar van Befchouw XXIV· §. 11. en 12. kan nagefien werden.- Op defelfde wyfe, werd ook dit menichelyk lichaam niet levendigh tot
een nieuw ftgtbaar lichaam, ten fy-het eerft in'alle fyne vervullende deelen geftorven zy, of een-aan de dood voldoende veranderingh geleden hebbe : waar van /. Corinth. XV. f é. gefprooken wcr4. - - fen derden gelyk nu .( vers. 37. ) inhet-zaien van dit terwc-graan niet ge?
zaait werd des plants ftgtbaar lichaam dat worden fal-, maar alleen een blood graan begrypende des toekomenden plants eigen lichaam en in een gerold? deelen, en het meel, dat aan defelve in den beginne tot voedfel dient. Soo werd ook het ftgtbaar lichaam dat. in de Opftandinge verryfen fal,
"3 alle fyne hoedanigheeden en vervullende deelen niet gezaait,. maaralleen deflelfs eigen lichaam met.anderen-ftoifen opgevukfynde, die in en tot-het leven gedient hebben. Maar ten vierden leit in het 38 vers de groote fwarigheit. daar defe onge-
lukkige Twyffelaars figh mede ophouden; niet kunnende over een brengen, aoe G&dt aan dit graan een lichaam kan geeven gelyk by wil, en aan een ygeJyk Tittt 3^ zaad
|
|||||||
ttè XXIX. BESC HOU W Ι Ν G E.
zaad fyn eigen lichaam : het Welk aan haar fchynt te ftryden. Nadien, als
Godt op defelfde wyfe in de Opftandinge handelt met een lichaam, gelyk hy ivil j te geven; fy feggen niet te kunnen begrypen, hoe Job en Paulus op de voor- geroerde plaatfen kunnen feggen, dat fy met haar eigen lichamen fullen opftaan. ■ Dogh Tullen voor ymant, die al het vorige verftaan heeft, defe fwarighe- den van geen groot gewigt kunnen fyn; indien hy alleen tuflchen de figt- bare en eigene lichamen van menfcKen en Planten, het welk te vooren betoont is te moeten gefchieden, gelieft regt onderfcheid te maaken j gelyk het felve door den Apoftelin defe plaatfe uitdrukkelyk gemaakt werd. Die niet alleen van een lichaam gelyk Godt wil, waar door het figtbaare kan beteekent werden, maar ook met foo veel woorden van een eigen lichaam des Zaads onderfcheident- lyk van malkanderen fpreekt. , £ |· Nu dat het eigen lichaam eens bepaalt fynde , pen figtbaar lichaam daar
aan kan gegeven werden gelyk Godt 'wil, terwyl dit ftgtbaar noghtans het by- fondere lichaam van die ielfclen perfoon blyft, is te vooren reeds ten over- vloet getoont §. 16. en 27. En vraagh een Atheift , indien ymant door de fpyfeh in Hollant vet én vleeiïigh geworden fynde na Indien vaart, en op zee ten mterilen mager werd 5 wanneer defen in Indien aangekomen fynde door aldaar gewaflène vrugten en fpyfen weder fyn oude vettigheit en vleeffig- heit vèrkrygt of hy niet moet gefegt werden {yh eigen lichaam foo wel in Indien behouden, als in Hollant gehadt te hebben; falhy anders usja kun- nen antwoorden? en nogtans kan hy niet ontkennen·, dat defen menfch in Indien een heel ander lichaam, ten opfigt van de ftoffendiehetilgtbareuit» maken, omdraagt als hy in Hollant gedaan heeft, of gedaan foude hebben, indien hy in Hollant gebleven en daar herftelt was. Wat reden is 'erdan, dat in de Opjlandinge het eigen lichaam, dat inde
doodt gerak is, met andere ftoffcn gelyk Godt w//opgevult fynde tot een figtbaar lichaam, niet met even ^veel reden het lichaam'van defen felfden perfoón foude moeten genoemt werden? < Soo dat immers uit de voorige gronden men alle tegenftrydigheit uit de
vergelykinge van alle defe Schriftuur-texten volkomen fiet weggenomen te fynj en de eene uit den felven gront als de andere te ipreken. Waarom dan de hier uit gemaakte fwarigheden tegen de Mogelykheit der Opftandin- ge volkomentlyk ■ vervall-'n. ■ §. 38. XXVTI. Om de verdere fwarigheden,die fy tegen ditCapittel en
• de aldaar befchrevenOpftandinge maken, optelcfien; is niet van noden als
goede uitleggers daar over na re ficn. En om eénigfints defen draat te ver- volgen, na aat Paulus van vers 3 6 tot 38 een kort en gelykformigh voor- « beeldt der Opitandinge in het waflen van een graan gegeven heeft, waarvan
nu gefprooken is; gaat hy voort vers 3 9 tot 49 ingefloten, om de vrage vers 3 j voorgeftelt en alleen op de hoedanigheden der opgewekte lichamen tien- de, régt uit te beantwoorden, toonende hoe veel verfcheiden hoedanigne" ö ï den |
||||
Van de Mogelykheit der Opflandinge.
den defelfde ftoffe, en ook het felfde lichaam ondergaan kan. Waar te-
gen geen Atheift yets kan leggen, dewyl fulx door de dagelykfe ondervin- dingen aan ygelyk blykelyk is. Alleen fyn eenige fomtyts gewoon her on- derfcheit van een mtuurlyk en geeftelyk lichaam aan te taften, gelyk of den grooten Apoftel door zen geefielyk lichaam een lichaam dat een geeil is,ver- ltonde. Dat meer een enkele vitterye, als regt gemaakte Tegenwerpinge is ; nadien defen felfden Paulus in defen feilden brief dit verklaart, en Cap.II. 14. 1 5. een mtuurlyk en geefielyk menfche met defelve grondwoor- den noemt; gelyk bok Judas. vers. 19. fegt defe fyn mtuurlyke menfehen den Geefi niet hebbende : Daar het felve onderfcheit gemaakt werd. Behalven dat indien rnën al feide niet te weten , wat eigentlyk in de Opftandinge dooiv een geeftelyk lichaam in alle fyne hoedanigheden verftaan moet werden (ge- lyk ik geerne bekenne niet te weten ) dit ten minften waar blyft, dat hier niets tegenfeggelyks beweefen kan werden. Nadien het lichaam een lichaam blyft en volgens de woorden felfs genen geeft gefegt werd te fyn ofte wer- den ; foo weinigh als den menfche in de ftraks aangehaalde plaatfe /. Gorintb. II, 14, i£. alwaar een geeftelyk menfche betekent foodanigh eenen, die niet door fyn verdorven nature maar door den geeft: Godts geleid werd. Dat fon-< der meer in defen genoeg was. ■§'. $9. Dogh een meer in het ooge fchynendé tegenwerpinge makenfyuit
de woorden vers f o. dat vleefih en bloedt het Koninkryke Godts niets beerven en- kunnen ; nadien Job feid lUit fynen vleefcheGodt te futten aanfchouwën. Het geen by haar fchynt te ftryden. Indien nu een ongelukkigh Bybcl-kfer en- kel op defe woorden fonder hare famenhangh en vergelykinge met anderen te willen gade ilaan ftaande bleef, en daar uit (hoe welieeronbillyk)deop- · ioffinge alleen wilde toe laten ; foude men hem uit de voorgaande gronden en ondervindingen ( fiet §. 33.) kunnen antwoorden, dat het woord vleefih twee feer verfchillende betekenifTen heeft. Volgens aceene legt het, in ten = uiterften vermagerde menfehen niet anders, als fappelofe droge vliefige py^ pen; en in de tweede beduit het ook defe pypen dogh met bloed tot een bol en poefelvlees opgevult fynde. Ontrent de eerfte betekeniSfe is te voorenge- toont, dat het tot het eigen lichaam , dat opftaan fal, kan behoren : ontrent de tweede, dat het bloed als een vogt fynde daar mede niets gemeens heeft. En dit geftelt fynde fouden defe texten, in plaatfe van te ftiyden alle het voo- rige beveiligen; wanneer Job fegt,-dat hy uit fyn vleefih ^ by nafonder vogten en vermagert, of in fyn enkele grond-formeerfel bevat fynde en aldus uit fyn eigen lichaam Godt foude aanfehouwen j en Paulus, dat vlees en bloed^v (dat is vlees met bloed, of door bloed opgevult als een vogt fynde, die tot: het eigen lichaam niet behoort) het Koninkryke Godts niet beèrvzn en kun-. - nen. 't Geen met het vorige by na woordelyk over een komt* Maar indien wy met de woorden vleefih en bloed (gelyk Hebreen IL i^en--
Μ .het verderffelyke en fteifiêlykc verftaan j, jkl het feer wel met den iümen- - hangtyi
|
||||
m XXIX. BESCHOUWING E.
hangh en oogmerk van Paulus fchynen over een te komen. Nadien de eer-
fte woorden van het ƒ o vers door de laatfte verklaart werden : Nogh de ver- derjfelykheit be-érft de onver der ffelykheit niet. Behalven dat dit f o vers alleen fchynt ten overgangh te ftrekken tot de
volgende, 51, f æ , 5*3, ^verffen; alwaar Paulus na in de vorige verflen de veranderingen der hoedanigheeden (na welke vers 35 ge vraagt was) in de lichamen der verftorvene aangetoont te hebben, het alhier doet in die geene die levendigh na de komfte des grooten Regters fullen over gebleven fyn. En dat defe laatile op het 50 vers opfigt hebben, kan ook uit de foo veel ma- len herhaalde felfde uitdrukkingen afgenomen werden. §.4o.Dat'ernumeer uit den Bybel van defe Philofophen by gebragt werd,
het welk van eenigh gewigt kan fyn, is my niet bekent; alleen fchynen fommige figh te ft'oten aan het geen men vind % Gortnth VI. 15, de fpyfe fyn voor den buik en den buik voor defpyfen, maar Godt fal beide defen en die te .niet doen. Waar door fy meenen, dat de deelen tot voedingeenvoort-teelingedienende ( die ook in den Hemel niet gefchieden fal Matth. XXII. xp. ) van geen ge- bruik fullen fyn. Hoewel wy nu op alle defe byfonderheden "niet gehouden iyn te antwoorden, om de mogelykheit derOpftandinge alleen te beweereaj kunnen defe tegenwerpers by goede Ontleders leeren, hoe veel malen delen in een menfche van gebruik veranderen, en van hare eerfte dienden ophou- den om andere aan het felfde lichaam te doen. Men fie P. Verheyen de Cor- de, en andere, daar de ovale openingh, de flagh-aderlyke buis , de longh felfs in kinderen voor de geboorte een geheel ander gebruik getoont werd te hebben.By den felvenSchryver fiet ffienrLib.ILpag.344. dat denavel-flagh-ade- ren daar na met den Urachus dienen tot ophoudinge der blafe yen de navel-aderen tot die van de lever j alle welke deelen te voren foo nodigh tot het leven van een kind waren. Wat onmogelykhcit is 'er dan, indien Godt yets diergelyks in dit leven doet, dat Hy daar na in veel heerlyker trap tegenwoordige fa- ken tot andere eindens en gebruiken kan doen dienen, als waar toe fy in dit leven gedient hebben ?■ C §.41- Eer ik eindige, kan ik niet afwefen hier by te voegen, dat ikbe-
vinde, deplaatfei/. Corinth. ø ò é, 2, 3,4. Wantwy weeten dat, foo ons aardfche huis defes tabernakels gebroken werd^ wy een gebouw van Godt hebben;, een huis /onder handen gemaakt eeuwigh in de Hemelen, æ. Want ook iti dejen fugten wy, verlangende met onfe woonftede-, die uit den Hemel is *, overkleedt te werden. 3. Soo wy ook bekleedt [_ en 3 niet naakt fullen gevonden werden. 4* Want ook wy die in defen tabernakel fyn, fugten befwaart fynde : nademaal wy niet en willen ontkleedt, maar over kleedt werden ^ op dat het fierffelyke van nu leven verfionden werde : by den geleerden Pifcator en andere voorname Uit- leggers op de volgende wyfe verklaart te wefen. 1. Dat door het aardfche huis defes tabernakels, ons aardfche lichaam, ert
door het gebouw van Godt fonder handen gemaakt eeuwigh in de Hemelen·) het felve veranderde en verheerlykte lichaam verftaan werd. 11. uc- |
||||
rWmde Mogelykfahdef Opfiandingc. : 8Sp
ïl.i Gelyk ook het felfde verheerlykte lichaam by haar voorkomt onder de
woorden vers %. van onfe woonfiede, die (met den Hemel felfs, maar) uit den Hemel gefegt werd te wefen, en waai' mede wy, dat is ons aardfche lichaam, overkleed fullen werden. III. Stellende voorts den fin van het ^ verste fyn, indien wy ook bekleedt,
of met een kleedt aangedaan (dat is levendigh en niet naakt (dat is doodt) fullen bevonden werden. Het welk laatfte wel by defe groote Godtgeleer- den op defe wyfe uitgeleid werd, maar aan my liever in eenen geeftelyken fin voorkomt, ƒ . - ; ,. · ■ \ IV. In het 4* vers nogmalen de reden herhalende, waarom wy fugtenj namelyk,
nadien wy niet willen ontkleed (uitgetrokken) wefen van dit aardfche lichaam, maar overkleed werden met het verheerlykte j om dat de pmkledinge door de dood ook voor feer veele vipme verfohrikkelyk is: wenfehende daarom, fonderde lichamelyke doodt te fmaaken, gelyk die-levendigh in de komfte Chrifti fullen:gevonden werden, verandert en verheerlykt te werden. Het welk uit de laatfte woorden van dit felfde 4. vers verder afgenomen kan werden. Dit is de verklaringe van feer veele en voorname Godtgeleerden (Siet P&-
lus) over defen text. En indien in defelve het ware ooghmerk des Geefts by haar getroffen is, dewyl te vooren getoont is dat elk menfche yets dat by- ' fonderlyk fyn eigen lichaam is, in fyn figtbaar lichaam heeft, het welk vaii fyn begin tot fyn einde in hem verblyft; het ly dan dat dit, gelyk veele wil-, len, het bloote uitgerolde grondrformeei fel is, of anders noch eenige ftof- fe deflèifs vafte deelen uitmakende daar nevens genomen werd: verder, na- dien ook dit fop geringe eigen lichaam in dit leven door vogten en andere ftoffen niet alleen uitgerolt, maar ook opgevult en overkleedt werd, welke dan te famen met het eerfte en eigen het volkomen en figtbaar lichaam uitrmken: Eindelylc, nadien jdit eigen lichaam in de dood van fy ne overkledende ftofïen en vogten ontkleedt en uitgetrokken fynde, door de kragt Godts ten laatitcn dage, weder daar gefteltfal werden,en met andere veel heerly kcr faken (het fcy in ftofre, het zy in hodanigheden) die niet aardfeh maar uit den Hemel fyn, in de Opftandinge der Gelukfaligen fal overkleedt werden (van welke Opftandin- ge Paulus te defer plaatfc alleen fpreekt) late ik aan het oordeel van verftan- dige (behalven dat hier weder de mogelykhcit blykt, -op welke elk in fyn eigen lichaam en nogtans met een figtbaar lichaam gelyk Godt w/, 1 Corinth, Xï*. 38. kan opgewekt werden) Of ook den Geeft Godts nadefeuitleggiu- ge volgens de voorfeide gronden in defe plaatfe uitdrukkelyk fprekende, al- dus niet aantoont, dat ook de voorbaande ftellingen fchriftmatigh fyn; im- mers cenighfints over een komende met het geene Godt in-£yn Woord on- trent defe gedugte verborgentheit aan ons .heeft geheven bekent te maken. , Maar infonderheit gelieve ymand die dit verftaat te oordeelcn, of in het t.'Vers II Corinth, %. in defeuitdrukkinge, èet. aardfcheliuys onzes tabernü- V νvvv · · keh
|
|||||
©
|
|||||
8ηο XXIX. Β E SC HÓUWÏ IW& E.
|S#| ineïi het woord tabernakel "voor hét i?igi?# lichaam {het fy liften feet ielve
in het blotelyk t&eerblde groM-form«erfël, of in meerder daar "by gevoeg- de fteifëh iielt i€ neftaan) vu bet huis ]dejfelvén tabernakels Voor het figtbaar lichaam, het welk dit eigene overdekt en overkleedt, niet gevoegelyk në- raën kan ï "foo dat in de H. Schrifture fakelyk hét óndërfchéld van eén eigen m figtbaar lichaam, of :ten raiaften yets dier-gelyks, föüde gevonden wer- den. Öere4eneh die hier toe ffleëfder aanleidinge fohyfien te geven, ifh : eerfty,
om dat % Petri Ι,, 13 5 14. het woord tabernakel (Skeenoma) bepaaldëlyk vóór het eigen, en niet voor liet figtbaar lichaam van Petrus fchynt jgenëmente * moeten werden. Want feggende, Ik agte het regt te fiyn, foo langh ik in de- /èn tabernakel ben*> dat ik u opwèkke dóór vermaningen fchynt hy fynfigtbaar lichaam niet te kunnen verilaan, om dat liet felvë met de jaren verandert 5 én hy immers fekerlyk langer figh geagt heeft tot defe vermaninge verpligttë-fy h,. als rriaar alléén tot dat fynfigtbaar lichaam (immers ten grooten deele) verandert Was j het welke dikwils met toevallen van fiekte, pynlykhedën en hërfteldege- fondheit niet veel jaren foude vereiflchen: Nademaal alhier den fin oritwyf felyk is; dat Petrus tot fynen dood toe iulks agte regt te wefen. Maar nader beveftiginge fchynt dit te ontfangen uit defe woorden van het
volgende 14. vers: Alfro ik weet dat de afleggingemynes tabernakels haafi fynfd. Vermits indien door net'Woord tabernakel hët/i^^fohaaraverilaansvier- de, de aflêgginge deifelfs door de vermageringh des oudérdoms reeds té^h- Wóordigh was en gefchiede ; Waarom öök4iier de afleggingh voornamelyt van het eigen lichaam die niet als in de dood gefohiet. wanneer de gehëele perfoon weggenomen werd, alleen gemeint fchynt te Werden. -Dat uu ook door het woord "tabernakel het eigen, ên dóór het huis defielfs
het figtbaar lichaamIICörinth. V. 1. niet fonder grond verftaan werd, fchynt afgenomen te kunnen werden, om dat in de vier eerfle verfifen van dit Capit· tel de woorden (OikiaY Oikódomee^ QikeeteeHun) Huis, <Sebouw^Woonfiée vertaalt, alleeigentlyk eenfooft van een huis fëggen, hét welke yets anders (gelyk het figtbmre lichaam het eigene doet) overdekt en overkleedt. En is het tweede vers tot dit alles feer toepaflelyk ; Want ook indefen (Ta-.
h$ïmku) fugten wy befwaart fynde ^ verlangende met onfe woonfiede^ die uit den tïemelis^ overkleedt te werden. Alwaar den "tabernakel wederogenomen werd, voor yets dat van een ander huis of woonftede overkleedt werd, ge
lykons
eigen lichaam van ons figtbaar, in dit leven overkleedt geweeftfynde, vaneen,
heerlyker figtbaar lichaam in dën dagh des Heeren Jefu Chriiti.ial overkleed werden. Boven dit alles foude men hier kunnen aanmerken,. dat den H. Paulus legt
II, Corinth, V. 1. Dat het aardfiche huis defies tabernakels (of fyn' figtbaar lichaam) gebroken werdof ontbonden; daar dogh den H. Petrus in fynen tweeden Bneji · CfipJ. 14. van den tabernakel of fyn .eisen- en niet yan d§Qe\&Hws offigtëaaf ■ ■ ■ lichaam.-. |
||||
*s
|
||||
κ
|
|||||
'Tan de Mogelfihett der Opfiandmge. %q\
lichaam fprekende, van geen ontbinding^ of' verbrekinge gewagh maakt 3 maar
enkel van een aflegginge. Het welk eenigh meerder en befonder opfigtièhynt te hebben op het weder aannemen van defen afgeleiden tabernakel in de Op- llandinge, die dogh in het eigen lichaam fal gelchieden. Of nu in defe aanmerkingen of in de vier eerfle verfen van // Corinth. ρ|
reden genoegh is , om het geene wy te voren van het eigen en fgibaar li- chaam gefegt hebben, ook uit de H. Schriften aannemelyk te maken , be- pak ik hier geeniints, maar late fulks volkomen aan het wys oordeel van er- varene Godtgeleerden. Want het fy dit aangenomen of verworpen en eenige andere betekeniflê aan defe woorden gegeven werd; felegter, hetgeen in defen ons groot ooghmerk was, namelyk het bewys van de mogelykheit dff Opftandinge tegen deffelfs beklagelyke loochenaars, en het weghnemen der by baar gefogte ffrydigfoeden, in het geene Godt ons van defe Opftan- dinge heeft gelieven in dit Syn Woord te leeren, daar door niet in het min- fle vérfwakt wefen, maar in fyn volle kragt verblyven. §. 42. Meer-malen (om nogh voor het laatfte een woord tot defe erberme-
lyke Opftattding-loochenaars te feggen) heeft haar eigen gedrag aan my een ingewifckelt teken en bewys van haar gedurige ongeruftheit en mistrouwen aan haar eigene gevoelens gegeven ; déwylc fy figh foo feer bemoeyen, om aan alle de mogelykheit der Opftandinge, als yets dat met geen waerheito- ver een te brengen is, te doen begry pen: daar noghtans haar eigen intereft haar behoorde te leeren , dat 'er niets veiliger voor haar wefen kan, als dat alle menfehen buiten haar defelve geloofden , en haar leven daar na aanftelden. Want is 'er geen Op&andkige? is fy felfs niet mogelyk? waarom alle an-
dere menfehen in den waan va^ jhet tegendeel niet gelaten ? en in dat ge- voelen, dat fy eens rekeniqhap ^afl-ham oncjaden fullen moeten geven? ter- wyi de Ongodiiten volgens hare gedachten, fonder ^ndere vrees als van den wereldlyken Regter , in^afleswat tot haar pkifjeren dient, onbekommert kunnen voortgaan. Waarom Jdfs^ibo feer by Ongodiflen gcdugte en ge- , hate Bybel-Schriften onderfogt, §>m 'er itrydigheden tegen defe Opftandin- ge in te vinden. Waarom figh tegen defe Geloofs-Artykel meer als tegen eenige andere met foo ved hevigheit aangekant ? waarom dit niet behan- delt als de vrage, of 'er een gouden bergh kan fyn of niet, die haar niet ont- roert ? Een Atheift antwoorde niet aan ons (dat te veel gevergt mogte fyn) maar aan figh felfs in ftilheit en eenfaamheit op dit allesj en vrage figh felfs, wat reden hy van fyne manieren van doen in defen geven kan, die foo tegen iyn ei- , gen voordeel en nul ftryden; en war de 00 rfaak'van dit alles is j indien niet een gedurigh figh roerenden prikkel in fyne confeientie , door welke het Godt gelieft ook felfs aan iyne loochenaars de waarheit van iyne' woorden niet on- betuigt te laten. Hy ftelle (gelyk hy moet doen) dat de Opftandinge moge- lyk is; dat die fchriften, welke hem nauwlyks rufte laten , en waar op ioo veel wyfe en verftandige mannen met volle verfekertheit haar ceuwigh wel^ Vwvv 2 of
|
|||||
ftpi ××É×.  E S C HOUW É Í' GE.
onf kwalyk wefen grondveften, uitdrukkelyk feggen, dat defelve fekerlyk
gefchieden fal. En hy fegge dan ons, of foodanigh een ook volgens fyne gedag- ten niet al onbegiypelyk ongevoelig over fyn eigen welftand of verderf moet weien, die weigeren kan de bewys-redenen der Chriftenen ontrent de waai heit van defe groote fake eens te willen onderfoeken. Syn fe onge- grond ,, wat fghade lydt hy in defelve na te fpeürèn? en hebbeafe grond van waarheit; wat moet. hy figh ontrent figh felfs niet met de aldernaarfte fchrik voorftellen? die uit de Opitandinge, wanneer fy.na de Schriften gefchicdt, voor eenonbetwiftelyk gevolgh, het fy willens,.'t zy.onwillens moet op- maken, dat hy een ondenkelyk rarnpfaligh lotfalmoeten ondergaan j -enfon- der immer een einde van fyne ellenden te kunnen, hoopen in alle eeuwigheden fal moeten ondervinden > en dragen alles, wat een Almagtigh Godt magtigh is te doen om een ondankbaar en Godt-veragtend fchepfel ten alderuiterften ongelukkigh temaken. En ingevalle nu ymand door defe gedagten, welke ,indiendit ongqdiitifcb ge-
voelen valfch is, fekerlyk haar gevolg fullen en moeten hebben,niet geraakt weit, enaangefetom in defen.de;.foo,noodige fekerheit te foeken; wat kan men doen, als hem over de tegenwoordige wrake Godts, die.reeaYopJiemfchynt te, leggen, met innerlyk medelyden te beklagen ?,' jj |
|||||
XXX. BE-
|
|||||
Ã
|
|||||||||||||||||||||
?Ñß
|
|||||||||||||||||||||
XXXBESCHOUWINGE,
Van het
|
|||||||||||||||||||||
O Í Â EKEND E~
|
|||||||||||||||||||||
Ten derden-, om dat de Parallaxis uit
de jaars-loop nogh onfeker is.
|
|||||||||||||||||||||
OVergangh tot het Onbekende·.
Ãß; ' ...... |
|||||||||||||||||||||
ïi
|
|||||||||||||||||||||
2. y^J
|
|||||||||||||||||||||
•^„Ongodiftifche tegenwerpinge beantwoord,
4. £Ë'ß >î>£?£ onbekendefelfs werden Ongodif-
ten vjederleid, en blykt Godts IVyshéit
Proverb.XXV. 2. 5. Het onbekende, fchoon in figh·felfs niet"
begrypélyk, toont Godts7gr'ootheit.
Job. XXXVIII. 4. 6. PfalmCXXXIX. 14, il'ft i&;
7. Job. XXXVII. 17.
8. Hetis onbekent, of den'Aardkloot of de1
Sonne bewogen werd.
9. E er ft, uit het verfchilvangroote Onder ~
zoekers,
10. Ten anderen , om datfeergroote Aftro-
tiomi nogh bekennen daar van onfeker
te fyn. |
|||||||||||||||||||||
12
|
|||||||||||||||||||||
Dat gr ooteSterre-kundige ttjigh veel-
mahnvan de onder ft ellinge van een * loop e ç den Aardkloot bedienen , geeft geen fekerheit.
13. Nogh is de eenvoudigheit der onderftèl- lingeh altyt een teken vanhaar waat- hent. ï^.fBefluit uit- dit alles r dat des Sons, of des Aardkloots loop, noit regt bewe- fenis. 1 ƒ .Dat deSchrifture in de fen na de dwalen- ,. de opinie desgemeenen volks fpreekt, werd f on der grond ge f egt. 16..Job. .XXXVIII. 33 17. Overtuiginge uit het onbekende, en beftuit., m ' |
|||||||||||||||||||||
§· i· "^jAdien wy nu in het voorgaande,uit een klein gedeelte van hét
1ËÉ geen in de groote en kleine Wereld bekent is, eenen Wyfetf, » Magtigen, en Goedertieren Godt hebben tragten onloochenbaar te doen - fyn aan yder^die eenigfints volgens-fyne overtuiginge en brllykheir wil fpreeken, fouden wy alhier kunnen een einde maken j ten fy ookinhetgee- - ne nogh onbekent is ß en miffchién in alle eeuwigheit voor alle menfchen onbe- kent fal blyven,* een groot bewysXcheen teleggenom beklaagely ke Atheifteh - tot beter gedagten te brengen. §. z.Dat'er nuonnoemelyk veel faken''in hétfïgtbare der Wereld aan
alle menfehen nogh onbekent fyn y fal niet nodigh fyn alhier met veel iDèwy- ien te beveiligen.,. De verfchillen, die nogh ondet de grootfte verftanden over de oorfaken van defelfde verfchynfelerr in fwangh gaan, bétoonen hét idve klaaiigenoegh.En men foude ynïand al heel onbillyk moeten agteiwe • * Vvvvv 3 > . iyn5^ |
|||||||||||||||||||||
$j>4 XXIX· Β E S C Η Ö U W Ι Ν G E. -
fyn, die als een van allen de waarheit van fyn gevoelen behoorlyk en onder-
' vindelyk bewefenhadde, van alle de andere foude denken, dat fy onredelyk genoegh waren om defe waarheit niet te willen, of verftandeloos genoegh om defelve niet te kunnen begrypen. Immers dit is feker, indien 'er drie van verfcheiden gedagten fyn, dat ten miniten twee, en müTchien alle drie, van de fake onwetende iyn. En om hier de bekenteniflèn, die groote en beroemde Mathematici van hare onwetenheit in veele faken edelmoedigh geven, niet op te halen (waar van eene by Wallifius^ Hydrofiat.Prop.XUl en een andere by Barrow in fyne XVIII. Öptifche leilê in het eindeof§. ι j. te fien is) Laat den alderhoog-gevoelenften Ongodiit aan ons feggen, of'er wel een éenige wefentlyke byfondere faak is, als het minfte grasje , de ver- agtftemugge, welke hy volkomen kend; en waar omtrent men aan hem niet ontelbare vragen foude kunnen vooritellen, waar van hygeenefoude kunnen beantwoorden. Immers foude hy ook ontrent een van defe, of yets anders j dar wefentlyk was, kunnen feggen? hoe deifelfs kkinfte en oorfpronkelykc deelen gefigureert, gefchikt waren, bewogen wierden , en welke foorten van tuflchen-plaatfingen of Pori Ty met malkander maakten. Selfs om lbo verre niet te gaan, foude hy ymand door al fyn wysheit kunnen leeren, hoe- danigh een faak figh door een goed vergroot-glas vertoonen foude ■? indien hy de moeite niet te vooren genomen hadde^ om het fëlye te cEuderfoeken, En over fufks,'nadien 'er foo veel"faken buiten het bereik van fyn onderfoek fyn, fat het niet fwaar fyn te befluiten,,<dat in-elk van die veel is, het\vel· ke aan hem onbekent is. Dogb dit lal genoegh hiervan wefen , nadien ik niet kan denken, dat ymanddie nogh r-eddykis en voorwys wil gaan, tot foodanigh een dwaasheit oit lal kunnen vervallen -y dat hy meinen foude;, dat 'er niet nogh feer veel was, waar van hy foude moeten erkennen onkundigh te wefen. ■ i §. 3. 11$ weet wel*dat'er onder defe ongelukkige foodanige gevonden
werden, die om de bewyfen van eenen wyien Godt te ontvlugten, welke aan haar niet dan feer vreeflHyk voor kan komen, figh in dit onbekende te- gen de prikkelen van haar overtuigde eonfcientie tragten te verbergen y feg- ogende, indien'er, ibo veel onbekent isa hoe men dan foo veel ophef van de wysheit; eenes^grooten, Scheppers makenkan? die figh dogh -alleen in /het geen bekent is vertoonen moet. * t- '; ; Omhier op eer wy verder gaandeantwoorden,, ren die figh; hieraanmog-
ten ftooten, gerufiVte.ftellen, -is-höt-openbaar genoegh5 eetfi, è&tde wys- heit en konll van een Werk-meefter niet foö ièer uit de jmeenjgte van iak&t) -die hy .gemaakt heefe, als -wel i-uit- de wysheit,' dieiin elk; der feker uitblinkt, bekend werd. Want'kan opk-yi«and;;om.f£e weeren rdat een Uurwerk'^*1" ker veritandigh is-, meer akeen fMorólogie.idat loflelyk door, hem-gemaakt is, tot eeüpreuve vereiflchen? m als men eene.'volmaakte/Schilderye van een meeiter liet, $μΕ$ί$|9^]^^ |
||||
3 eJ ;: f VmbetXkéeBnie.' $ff:
Baar te erkennen:? indien dit nu war is, gelljik het niemand tegenfpreken
kan, laste ik ïbKs aan een Atheift, of hy siet toe -meet ftaan, als Jay bjllyk wil oordeelen, dat dn het voorige niet eene -maar fpe* veel biyken van een in de Wereld werkfame wyshek gegeven fyn} en sby gevolge^, ffehoon^ogh on- telbaar Meer feken onbekend fyn, of defe bekende nietovervloedigh.genQeg- faam fyn om de wysheit van haren Maker aan te itoonen. Te $neer., de wy,l in defen weetende :d\ het geen de menfcjaen weéten» itoen /eer vee! weet, in epfigt wan andere,, dienoit yets ondetfogt:,, nogh de-ontde^kinge-n der Na- tüur-kuadigen geleien hebben; hoewel egter feer weinigh in op%t -van het geene nogh overighen onbekendis. Ten anderen ι gelieven defe tegenwerpers te weeten ·, dat een werk in iyne
maniere vanibeitaan, en de wyfe op welke -het geinaaktis, geheel ont- kent ikan -f^n; en egter een ©ntegenfprekelyke ;pi*enve van de wysheit en an- dere lofFelyke hoedanigheden fynes Makers geven : infonde/i^eit., wanneer menuet, dat hetièlvê»qn net gepafte bekwaamheit*heeft om een groot en nuttigh öoghmerk uit te voeren. Want fal ook ymand, die een goed ihm-Mkrófcopium met twee of drie glafen foo verwonderlyk tot het be- - fchouwen van kleine diken, een welgemaakten verrekyker tot het klaar en onderfcheidentlyk befchouwen vanfoo wyd afgelegeneen daarom voor het blo- te oogh ©nfigtbare Lichamen en Hemel- Hgten fiet dienen en gebruikt werden -, , die door een IJurwerk de unren^iminuten, dagen en?;, op het netfte fiet aan- tonen, ook immer figh kunnen wys-mdten ? dat defe alle fonder eenige konfl; van een verftandigh maker toebereid fyn , alleen om4ie reden, dat het maakfel en famen*ikl van defelve aan hem onbekent fyn. Ik denk e niet, \ dat die op deiè wyfe redeneerde, by ymand , die eenige redelykheit heeft, nogh voor verftandigh foude gehouden werden, EenAt-heiftdanmakefelfsde toepaffinge daar van, en oordeele, of na.foo ontelbare faken tot foo groote ge- bruiken loo in fyn lichaam , als in de groote Wereld te hebben fien dienit- haar fyn, hy niet even ongegrond redeneert, als defè.j wanneerhy, omdat hy elk van defelve niet volkomen verilonde en veel aan hem daar in onbekent- was, foude willen beflniten , dat aües fonder eenige wysheit fyn wefen ver- kregen hadde. Ken yder derhalven, die nogh in het onbekende tegen de bewyfen vaneen
Godt fyne ichuilplaatfe foekt, gelievedit in ernflby <%-h felfs te overwegen, en · te oordeden, of defen fwalcken uitvlugt hem met geruftheit kan doen le- ven en loochenen dat 'er een Godt is, §· 4. Dogh om verder, aan defe beklagelyke Philofophen te toonen, dat
felis ook daar in , dat den grooten Maker van alles gewild heeft, dat fyne wegen in fo veele van lyne Schepfelen onbekent en ielfs fomtyds onuafpeu- wlyfe touden wefen , eene blinkende preuve van deflelfs hooge wysheit kan gcfien \vt rdenj fullen iy ten miniten moeten toeftaan: Eerfii dat daar door die verderffelyke gedagte, dat alles door onbewufte -*
"en.-.
|
||||
Μ XXX. Β Ε SC Η Ο UW Ι Ν ΌΈ.
en- by éeii onmydëlyke nooifakelykheit uit malkander volgende ooriakenge^
worden is, geheel Itragtëloos en önbewyflHyik voor haar gemaakt· werd ; ge- lyk boven reeds by eenige gelegentheden'i in 't byfonder .aangeraakt is. Want, dat yrnand een nootfakelyk gevolgh fai kunnen bewyfen plaatfe te hebbén, in faken die aan hem volkomen onbekent fyn., ial niemand, die weet wat bewyien is, ligtélyk toeftaan. m.·, ü :.//-» > ? tten mderWi werd door de onbekentheit van foo, veeleiaken,, dat' gewo-
ne Atheiftifch fteunfël aan haar ontrukt; waar; door fy (niet kunnende ont- kennen, dat, als de faken met fekere oogmerken en tot fekere einden ge- maakt fyn, niemand een wysheit in- den Maker en Formeerder der felver loochenen kan) figh fel ven en andere hebben tragten wys te maken, dat de faken felfs fonder ëènighoogmerk haar wefen vei kregen hebben. Dogh dat de meiifchen defé faken dus gefoïmeert; vindende, alleen haar gebruik daar af gemaakt hebban. ''■■*■■* '■ f^ff-H -.-.ix-, ■" ..,.;·/;■ £JSÖ& I uhi bik S *j|:fiiifi ij", Want ik late aan!haarfëlfste oórdeelen, of een redelyk menfche feggen
kan; dat hy vim faken die hy nogh niemand weet dat in de Wereld fyn* of op wel- ke wyfe fy tot den dienft, die fy doen, wecken en gebruikt moeten werden, felfs een gebruik gemaakt kan hebben. Soo fyn de gebruiken van lever, milt, nieren, aan veele onbekent; en duifenden anderen weeten niet, wel- ke de wegen fyn, waar door de chyl na het bloed gaat; felfs niet of'ergeef- ten of - een aiulere vogt door de zenuwen loopt.; of.de lugt figh met het bloed mengt of niet5 welke vögten door foo verfcheiden klieren afgefchei· den werden. Én hoe is het dan mogelyk, dat y mand van ,defe alle,'van welker veele hy niet foude kunnen feggen dat fe.in fyn lichaam waren,· fyn gebruik gemaakt hadde, om dat hy ie foodanigh bevond geformeert.tefyn? ■ foude niet yder foodanigh een voorfporeloos houden? , ; ïEindelyk," gdyk het geene in de. Schepfelen bekent is, een yde.r van Godts Wysheit overtuigt; foo ftrekt het geene onbekent en onnafpeurelyk is, om ram elk tedoen-fien, dat defe Goddelyke Wysheit die van.alle meiifchen verre te boven gaat. Om hier van overreedt te Weefen, is alleen nodigh dé oogen te {laan op het
geen onder de hedendaagfche Mathematici gefchiedt. Onder defe fiet men iëer groote mannen verfcheiden werk-ftiikken of Problemata aan de geleerde Wereld by publyke Schriften voorftellen; waarvan fy de ontbindingen ge- ven , en egter de wyfe, op welke fy tot defe ontbindingen gekomen fy"» verborgen houden; enkel en alleen om te toonen, dat hare Methodes (gclyk fy die noemen) verder doordringen als die van andere: of om klaarder te ipreeken, om te doen zien, dat hare wysheit in defengrooteris,alsvandie, aan welke de oploffinge van'dit werk-ftuk nogh onbekent is. Dewyl nu geen menfche, wiens kennifle foo verre niet reikt, eenige reden heeft om a*in haar den lof van meerder wyshriün defea te betwiiteiij fal ook ymanu.j die foo veel faken in de Wereld iboinuttelyk fict gefchieden, welke aan hem
vol·
|
||||
ν ν ι Pan het Onbekende, .· c ·, · 857
volkomen onbekent fyn, met foo veel en meer reden gedwongen iyn toe
te ilaan, dat een veel grooter wysheit als de fyne figh in de Wereld ver- toont? en indien uit het geene bekent is den Maker voor wys moet gehou- den werden, dat in het geene onbekent is hy verwonderlyk en aanbiddelyk in deiè fyne wysheit is: en dien volgens, dat den Koningh Ifraëls Provcrb. t XXf. 2, met veel reden gefegt heeft, da/ het, Godts eer e is3 eene faak te ver- bergen. ■;-■—; -; ; '. -. §.5. Indien nu ymand uit al het geene van het onbekende géïègt is kan
fien, dat ook de reden leert dat Godt daar door groot gemaakt kan wer- den i falhy niet wel kunnen na laten daarom ook de wysheit van het H. Woord (fchoon hy het al niet voor Goddelyk hielde) met ons daar in te er- kennen j niet alleen, om dat het felve om Godts Wysheit, Magt en Goed- heit aan te toonen, van geen Philofophifche fcherpfinnigheden, maar alleen van het onderfoek fyner werken iigh bedient,. gelyk uit veel in het vorige blykelyk is; maar inibnderheit, om dat het felve om Gojts alles overtref-, fende volmaaktheden, des menfchen kleinheit, en dereden dk yderheeft om hem te loven en figh over fyne heerlykhei,t te verwonderen, te doen fien, ook daar toe bewys-redenen neemt van faken die aan de menfchen onbekent en felfs fomtyds onnafpeurelyk iyn. Om een voorbeeld daar van te geven: het iy dan dat de Wereld en al het
lichamelyke in den beginne door het gebiedend Woord van den Aanbidde- lyken Schepper, gefchapen en voortgebragt is, gelyk de Chriitenen bely- den; het iy dat men volgens de onderftellingen van ongelukkige Godloo- chenaars (want hooger als een onderftellinge kan het ganfche Ongodiften- dom, als van alle bewys ontbloot iynde, niet aangemerkt warden)valtftelt, dat foo niet de gedaante, ten minften de lichamelyke ftoffe-der Wereld van eeuwigheit geweeitis. Sal dit ten minften uit elk van defe beide ontwyffe- lyk moeten toegeftaan werden j dat alle deeltjes, die onfe en aller menfchen lichamen tegenwoordigh.uitmaken, foo lange als ,de Wereld of als al het' lichamelyke, in wefen geweeft iyn. Nu kan niemand ontkennen, als al te klaar by ondervindinge blykende,
dat alle defe deelen van ons lichaam eertyds inhetvosdfel, waardoor het fel- ve tot defe grootheit opgegroek is, en by gevolge in tarwe, rogge, gerit, haver, Jjoekweid, rys, geeis; gelyk ook in oilèn, fchapen, hoenderen ,gan- fen, duiven, met een woord, in alle boom-en veld-vrugten, iii alle dieren en vogelen en foo veel foorten van viilchen, die aan ons tot onderhoud geftrekt. hebben, te vinden fyn geweeft; welker lichamen-en iloffen defe onfe K- chaams deelen ais doen hebben helpen uitmaken. W eshalven fy ook in alles, daar defe planten uit voortgekomen én daar ac(è dieren door gevoed fyn,dat is, in aarde, water, lugt, gras, hoy, en in meer andere figh eerit. hebben moe- ten bevinden. En dus al verder te rug^e deinfende moet men toeiïaan, dat fy te vooïen in al het geene waar uit defe aarde, water, lugt, enz, beitaat, Xxxxx en
|
||||
XXX. Β E SCHOUW ï N G E-
en by verfottinge, verbrandingë, of opandere wyfen voortkomt, haar ver-
blyf gehad hebben. Waarom, indien wy dus van het eêné dat nu is, töt het andere daar het uit gekoomen is, geduurigh te rugge treden, en defén draad tot "het begin van defe figtbaare Wereld vervolgen: fal niet een yder, die dit nadenkt, overtuigt mofeten fyn,, dat fyn lichaam en alle deelen, diè het fêïve tegenwoordigh uitmaken, van het eene iriengfel en famen-itel tot het andere , foo veel eeuwen langh als de Wereld geilaan heeft, fonder ophouden fyn overgegaan? Soö dat defe handen eri voeten èn alle de ledema- ten , welke wy nu befitten, iti haar oörfpronkèlyke deelen, al voorduifen- den van jaaren, op een ondenkelyke verfcheidenheit van plaatfen fyn verfprekl geweeft, en in planten pp hetveld hebben liaan groeyén, in beeileh hebben inde weide gegaan, in vogelen hebben gevlogen, in viflchen hebben ge- fwOmmen, in de aarde fy h omgeploegt ren" dewyl ook water en lugt tot de famenftellinge van ons lichaam het haare toebrengen^ dat defe felve deeltjes,, die nu ons lichaam in ftand houden, in rievieren hebben geitroomt, indam- pen fyn opgeklommen, in hagel,, regen, en fneeuw fyn nedcrgedaalt, in de lugt door blifcemen en donderen fyn verfengt, door onweederen fyn ge- ifmgert, door winden na alle oorden der wereld fyn heen en weder gevoeft, en aldus op, ontelbare plaatfen;,, op ontelbare tyden, op ontelbare wyfen, pp^ telbare menefelsi en famenrvoegingen Hébben ondergaan > tot iy eindelyktöt . het uitmaken van dit ons lichaam fyn by een vergadert. Schoon nu niets van dit.villes eenige öneindighèit of onbegrypelykheit iti-
fluitj fal egter den hoog-gevoelenften Atheitt moeten bekennen, dat by nogh ymand anders defé fyne Genealogie of'Geflagt-rekeninge oitfal kunnenop- nïaken: nogh ook feggeti, in welke famen-{tellingen de deelen van fyn te- genwoordigh lichaam van den beginne des Werelds, en op welke plaatfen iy iigh bevonden hebben j.' en dat defe vrage regt füllende beantwoord wer- den} een groöter kennifïê,dan die van alle tnenfehen, verèifcht, En fchynt den Almagtigen ,.om Job van de Goddelyke Grootheit en Heer-
lykheit en fyne nietigheit op het kragtigfte te overtuigen , defe felve vrage aan hem voorgefteltte hebben, Cap. XXXFIII. 4. in defe woorden: Wa'ar waartghydoeik.de aarde grondede x geeft het te kennen ^, indienghy kloek van w- flande fyt. χ Ik en betwifte de gedagten van geleerde Uitleggeren niet, diéhier het
©oghmerk van Jehova ftellen te fyn, aan Job te doen erkennen, dat hy nogh niet was als,.Godtde Wereld fchiep. Dogh hoewel dit in iigh felven waar is , Ichynt fulkseigentlyk hier niet in beoogt te fyn: eerft^ omdat het:woord Jafad hier gronden, vertaalt, gcenfibeppen, maar een gebouwvafl flellen&$'r of Struïïuramfir.mare volgens Cocceji'Lexicon. Ten anderen, omdat, in* dien defe laatfte uitlegginge plaatfe moefte hebben s de vrage niet foo feer ichynt te moeten geweeft fyn; Waar waart ghy y doe ik de aarde grondede, st&wdk, Wat waart ghy, doe ik de aarde fchiep of uit niet voortbragt. Ver* der ν
|
||||
t) Yx 'ß Van het Onbekende. %>9
der Ë» derden ô fchynt defê laatfte vrage voor Job foo onbeantwoordelyk niet
te moeten fyn, als de eerfte y die fchoön aan hem niet ko.ndc bekent wefen, > waar de deelen fyns lichaams by het vaft maken der aarde fïgh bevonden,"* egter genoegh van Godt geleert was, om te weeten dat hy nogh niet was i wanneer de aarde, waar uit hy voort moeftekomen, gefqhapen wierde. Kon 'er nu yets nadrukkelykers aan Job voorgestelt werden om hem fyne
niet-igheit en onkunde 9 behalven jCyne volkomen afhankelykheit van fynen Schepper klaarlyk aan te toonen, als hem te vragen: In welke plaatfen van het Heel-Al·) in welke famen-fiellingen en mengfelen vm andere lichamen en fchepfe- len, waren de verfireoide flofkens, die u lichaam nu uitmaken ,verfpreidt ten tyde als ik de aarde grondede ? naoUen hier niets onbegrypelyks nogh oneindige in gevonden werd. Waaromme Godt met regt hier op kon laten volgen: Geeft het te kennenf,indien ghykloek vanverfiandt fyt: vermits de fake felfs, hoewel onloochenbaar, egter voor Job onbekent en voor alle ïnenfchep on- nafpeurlyk was. ^oodat het and woord niet anders ion^eweien, als dat dit -. aan Godt 5 wifns wetenfchap daarom blykt die van alle menfchen verre te boven te gaan, aUeen bekend konde fyn. Een .meenigte van voorbeelden kan men nogh in het veryolgh van het
XXXFIIIen het XXXIXyXL.cn XL f. Capittekn van Jehova tot defeneinde gebruikt fien. Waar van geene genoeghfaam in iigh felfs onbegrypeiyk, en fy egter alle aan de verHandigfte der menfchen volkomen onbekent iyn. §, 6. Opdefel.ve wyfe hoort men den Koningh David uit het geene voor
hem onbekent , en aan Godt alleen openbaar was gelegentheit nemen om hem te loven, en fyne werken voor wonderlyk te erkennen. Want na te voren in het 6 vers van den CXXXIX. Pfalm fyne onwetenheit beleden en Godts verheven kenniflè in "defe woorden geroemt te heben/ De kenniffe is my te wonderbaar'5 fy'is .hooge, ik en kan daar niet by. Gaat hy vers 14, ij, id, voort: 14. Ik kve U, om dat ik op een heel vreeffelyke wyfe wmderbaar- lyk gemaakt ben. (En of dit fyn onkunde niet genoegh te kennen gaf) Wonder- lyk fyn uwe werken, ook weet het myn ziele feer wel. 15. Myn gebeente (m- éexsmyn kragt) was voor u niet 'verholen, als ik in het verborgene gemaakt,en- · de als een borduur fel' gewrogt ben.in de nederfie deelen der aarde. 1.6. Uwe oq~ gen hebben mynen ongegormeereen klomp ge fien, en alle defe dingen waren in Uw boekgefchreven, de dagen als fy'gejwweertfouden werden, doe nogh geen van die en was. Ik foude defe plaatfe, dewyl te voeren daar van reeds meer als eens ge-
fproken is, alhier niet weder opgehaalt hebbenj ten ware in defelve on- trent het. worden van een menfehe uitdrukkingen gevonden wierden , die op verfcheidene wyièn met de gehouden aantekeningen en ondervindingen van groote Onderfoqkers van defe tydi over een komen. Een ongelovige om hier van overtuigt te fyn kan de waarnemingen van den grooten^r^x nalelenj Exercitat. LEI de ordin. pavt.Jn GemmUone.. ×÷÷÷÷ é Hier
|
||||
9öo XXX. BESCHOUWINGE. -
r Hier fal hy vinden, dat ook in de tweede maand het ganfche geiïelvaiï
het vrugtje foo fagt en flymcrigh is, dat het figh niet als in water leg. gende kan laten behandelen. En hy denke dan, of den Koning David niet met regt ook gefegt heeft, dat hy op een feer vreeffelyke iuyfe gemaakt is: en of hy niet fchrikken moet, als hy fiet, hoe ligtelyk defe fyne tede- ' re ftoffe en fyn dierbaar lichaam door de bewegingen van des moeders inge- f wanden en andere óorfaken, foude kunnen verplettert en tot een wanfcha- pen misgewas geworden fyn. Ten anderenfegt denfelven Propheet dat hywonderbaarlyk gemaakt is,en op de-
: felfde wyfe hoort men den beroemden Waarnemer Harveus, in verbaaftheit • over het geene-liy fagh, feggen: Mirum dicJu^ οι het is ivonderlyk om te.feg*
gen hoe veel de vrugt in de vierde maand gevordert is in grootheit, als fyn- de van die van een duim tot die van een fpan aangewaflen. • Ten derden, werd fyn eerfte beginfel van den Pialm-Sanger Ifraels een on-
reformeerden klomp genoemt. Kon Harveus volgens fyne ondervindingen dit met meer eigene woorden uitdrukken? als met te feggen, dat-in de derde maand hy de beginfelen der leden begon te fien, maar daar by doet Rudt ta- nen Forma ofin een ruwe Forme en geftalte. Soo dat de fpieren ook alsdoe 'nogh bevonden wierden, indifiinclioïgeenfints- onderfcheidente fyny die an-
ders het vleeiêh of grootfte gedeelte des lichaams uitmaken. En indien men • felfs de befchryvinge van een vrugt in de vierde maand na leeft; fegt hy,
dat het hoofd feer groot, het aanfigt fonder lippen, fonder wangen, fon- der heus was, dat de wydte van de mond.feer groot en de tonge in het mid- den daar van geilen wïerde, de oogen klein en fonder ooge-leden, het i vleeich van het voorhoofd het welk de geheele kruin bedekt, wasnoghniet
krakebeenigh y veel minder dat het de hardigheit van been foude hebben. En wat Atheift fal nu feggen, dat het H. Woord niet te regt het grond- : beginfel aller menfehen by een ongeformeer denklomp vergelykt. Te meer, als
men hier hy voegt de woorden van den Heer Dodart in de Hifiorie der Franf- - fche Academie Ao.. 1701, pag. zó. Hetblyktoogenfchynelykr dat een.vrugt {?&'
tus) geheel verfchillende proportienheeft, en dat een menfih na de proportie van een vrugt gemaakt fynde, geheel monfireus fgude w.efen en. namvelyks voor een Jmenfihe foude pajferen.: ï Eindelyk^ toonen ook defe woorden,·: Alle dëfe dingen waren in uw hoek
gefchreven, de dagen alsfygeformeertfoudenwerden^ doe nogh geen van hen en wüsy hoe feer de dagelykfe veranderingen van een vrugt aan den Ingever van dit Woord fyn bekent geweeft, op die wyfe als men defelve nu indefetydenby Harveus en Malpighius waargenomen en vandaghtotdaghby.den laatften in vogelen befchreven vind. Een Heiden erkenne hier uit dan de wysheitvan dit \V oord waar in foo veele byfonderheden der hedendaagfe waarnemingen ge- moegfaam by na uitdrukkelyk al in die tyden vermeit werden ,. en te meer, dewyl Heide de eigenfehappen van het grond-beginfel vaneen menfche(namely k dat het. |
||||
'M ö Ç Van het Onbekende. ·- ·% 9©§, ,
eemneengerolt kluwen van alle de leden, waarvan wy Eefchouwinge XVIL en
XXIX. gefproken hebben, en te gelyk een ongeformeerden klomp is) foo feer gepaft in defe gelegentheit met een. en het felve woord Golem uitgedrukt werden. ..';'■ Om dan te beiluiten; een OngodiiV denke nu uit. dit weinige hier
aangehaalde, en het geen hy by de te voren geprefen Waarnemers vinden k.in, hoe veel aan hem in fyne eigene formeeringeonbekent isi en hoefeer hy aan die groote wysheit en magt verpligt is, die hem uit fyn opeen-gerok kluwen en grond-beginfel eerft tot foo ongeformeerden klomp doende uit- rollen , daar na uit defe beide een foo cierlyk en konftigh lichaam, fonder dat of fyne kennifle of vermogen daar toe yets konde doen,, heeft doen voortko- men. .;! i—·;-- - 'ffi ■·. ■ . ■ §. ã. Nadeietwee voorbeelden foude men tot yets anders kunnen over-
gaan, ten fy het alhier van eenigh. nut icheen te wefen aan eenige (ook wel- meenende en den Bybel met eerbied leiènde) Philofophen eenen miilaghaan te toonen.. In welke fommige gevallen iyn, om dat fy meerder van de oir- dervindingen afhangende, reden meinentehebben om te denken, dat veel van het geene de, H. Schrifture tot lof en om de verheventheit des grooten Ma- kers en Beftierders aan te,toonen, onder het onbekende ftelt, tegenwoorv digh in defe tyden bekent geworden isj en by gevolge , dat ten min>-~ ften eenige van.de vragen aan Job voorgeftelt * fchoon als doe om de kleine; wetenfehap der in die tyden levende Í atuur-kundige, onbekent, by de he- dendaagfe met grond in opfigt vandewyfen, op welke fy gefêhieden.,foudea. kunnen beandwoord werden. . Soo weet ik dat aan een emftigh en geleerd Godtgeleerde de vragevanE-·
lihu Job. XXXVII. 17. Hebt ghy weetenfehap, hoe uwe klederen warm wèr*-· den, als Godt de aarde fiille maakt uit den zuiden? foo fwaar niet fcheenvoor te komen j om dar hy meende met de meefte Philofophen van defe eeuwe te kunnen vaft ftellen, dat de warmte der- lugt( welke hy met veel groote Uitleggeren door defe woorden verftont) alleen aan de^werkinge en het regt, nederdalen van de Sonndtralen raoefte toegefchreven werden. Dogh om aan yder, aan welke dit ook op defe wyfe mogte voorkomen^»
nadien het gemeen gevoelen vanveele Natuur-kundige daar toe leid, de gro- te wysheit met welke dit Woord gefchreven is aafr te toonen 5 en te doen fien,. hoe veel. in dit verfchynfei nogh- onbekent is; gelieven-, iy die· > kleme moeite te nemen om natelefen,- het.geene den foo voornamen Natuur- Onderfoeker £. Halley(volgens het geen in het II, Supplem. 'uandèJclavani Leipfigh gevonden.werd) feer net en wiskundigh betoogt ontrent de·warmte,, welke alleen door deSonne op verfcheidenplaatfen der Wereld veroorftakt: Ã6^5 Ô met hoe groot re& h7 %ß geen reden te kunnen fien, waarom, aemdagh, die z^uuren langh duurt onderde Noord-pool, op die tyd als. Xxxxx 3] * de,·
|
||||
προ? XXX> Β Bi S C Η 0UWING E.
de Sonne den keerkring van Cancer befchfyft, niet foo heet aldaar foude
.moeten fyη j als den dagh van die onder den i&quinoftiaal,. woonen, wan- neer de Sonne haar regt bo^en het hoofd.gaat. Vindende na een naukeuri&e rekeninge pag. 333. dat de hitte van eiken dagh te famen vergadert fynde, die onder de Pooi foo veel gtooserjis als die onder den iEquinocïiiaalV als ? grooterisals 4. lorn /. r,p; ; . ^\ ■■;>■■;: φμ< : U Die genegentheit heeftkan de Demonfeatiei na fien. Het is hier genoegh
getoont te hebben, dat ook voorname Natuur-kundigen overtuigt «fyn, dat een meerder of minder warmte aan de meerdei* of minder hoogte van de Son of nabyheit deflêlfs, niet alleen kan toegefchrev en werden. • En dat;ook- de beroemfte Mathematici en grootfte verftanden hare onwe- tenheit van de ware oor faken defer warmte figh niet fchamen ook in defc tyden volmondigli te helyden, kan blyken uit de Hifiorie van.: de Kotwklyh -Pmnffche jfeademie Ao, 1705, pag, 49. en 50. Alwaar men een omiiandigh , merhaal vind , dat op den 30 ]n\jXQiïMontpeUiêrmtn foo groot een hitte ge-
voelt hadde, dat geen geheugeniffe was van eenige, die daar by vergeleken 1 konde werden,5 .dat de lugt was\ als of die uit een .Glas-blafers oven quain, •en men geen wyk vond als in de kelders jjj dat al de Thermometers of weer- glafen.door Monfr. Hubin gemaaktin ftukken berfteden-.en andere foo groo- tentrap van wa^ïite,vertoonden^,als vereiièht werd om vet te^fmelten·, dat de meeflse wyngaarden verbranden in dien dagh«, 't geen noit te voren in dat land gefchiet was ; dat op den 30 Augufti de hitte tot Earp nogh veel gro- ter was; en het Thermometer,van de Heer Caffini ten twee uuren berile- de, het welk nu 36 jaren langh gedient hadde j foo dat men verfekert kon- de fyn, dat in foo veel }aaren,de lugttot^r^j nooit foo verhitgeweeftwas, ..; -ïïa welk alles verhaalt te he^henj de Hiftorie vervolgt.met defé. nadrukke·
lyke wooydenr Wh m/oude niet gekaft-.hebben', dat m de groote Mtiem van die filve fqpiM* de krand-fpiegel \mn.hei-Baieis, desKonmks,grooter uitwerkfekn mfiefie gedaan hebben, als op eemgh anderen iyd? Het tegendeel isnogbtans waart -£n fekerfyfc (dat=hier wel aan *e ■merken is) men foude dit niet geraden hebben door eenigh S Υ S Τ E Μ Α of famen-fiel der PhMofophie. Gok heeft de Heer Hom- bergh. genen ■> dat de gonne-ftralenijy een .-vergadert doordefen fpiegelgenoeg- .faam^geen kragt hadden in die tyd5 dat.de andere die: van de Sonne legt nederqufimen;, ide lugt by na deeden branden. rsi Iktlatö nu aan yder, -of men;«onder;bekentemflên foude kunnenverwagten
van foo .geleerde Heeren, om daar uit te mogen beiluiten, dat de regte en ■volkomene oorfaak Van de warmte, der lugt nogh qnbekent is. Ik fal hier de gediigteii van den Heer Hombergh niet ophalen, welke by
- j<kn i\utj,ieur fqlfs allêen;VOor.;giiHngen hlyJiendoor te.gaan. En is het daar bygevoegde.Experiment, ι het welke eenige gelykformigheit: fchynt te ver- rpqnen.met 4it,^ (gelyk het uitdrukkelyk aldaar ge- noemd werd) feïfs niet min tot nögh.toèV'erwoiiderlyk. Waar by getoont
' - werd,
|
||||
,3 Ο Μ t Ι^αύ het Onbekende. . ," pöj'
werd, dat een konfoort gevult mét glöéyende kooien tuflehen het brandpunt
eö den fpiegel: gefet fynde, foo dat dé weeriluitende ftraalen doordevyerig-e uitwafemingen van defe brandende kolen moeiten gaan, de werkisge defes fpiegels merkelyk verfwakt wierde. Die meer wonderlyke eigenfchappen van het vermeerderen en verminde- -
ren der kragten defer brand-Cpiegels géfeé ίβ Tien 5 en foodanige, als m|f- icbien de befte Natuur-kundige fonder.dat de ondervindinge die iêkermaakT ce,': uit fyne weetenfchap niet afgekid fowde; b^bbéia,, kaja tiefe aangehaalde plaadè verder na lefen. . r, Verfcheidene andere ondervindingen foude men hier tot nader bewys van
het gefeide kunnen bybrengen. Om 'er een van te weeten, is het alleen noT digh de Men %LPropofitkvanhetXXfTI-GapittelvanketII. Beekvande Geo-n gruphie van ffwenusfxz te fien s alwaar hy fegt, d%t ia' de ZenaTbrrida wel- · ke tuihen beide d^ keerkringen gele^eiv is, 4®jmz-getyd-m figh in veele plaatfen geheel anders toedragen, als den loop der Sonne ioude meedebren? gen,:, foo dat men Winter by fommige heeft, als dcSonne het naafte by is,, of regt boven haar'hóofd gaat j en Somer, als defelve op het meefte van haar afwykt. Waarom den felven Schryver figh genootfaakt •gevonden heeft om/ de Sayfoenen van deiê Landftrééken in twéefooiten,teonderfcheiden,Byhenii Coelefles en ferreflres, dat is, die figh na den Hemelen de aarde reguieeren,,, genoemt..,; - d\ · - nÈ ' ■.. - m Sal nu na dit alles gelefen en overdagt te hebbeu, wel ymand kunnen den?-
ken bekwaam te fyn, om de ware borfakeu van de warmte der lugt iivvol·* komenheit te geven, en de vrage van EHhu te vorengemeldna behooren te beantwoorden? én niet tegenftaande het aan veele, die de gemeene opinie aan- hangen en daar in beruften, voorkomt, dat defe vrage immers in defetydêiv niet veel verbórgenthéks in figh begrypt; mpet niet de befte Philofooph be- - kennen, dat fy yets béhelft he| gechoojs te defer tyd onder het onbekende; moet getek werden, en de groothek van den jU-Beltierder aantoond? §. 8. Indien wy ^na een meenigte van het geen nogh onbekent is,.hieiv
voor by te gaan) nu voor het laatfte nogh e-en voorbeeld geven en alhier ftellen, dat het nogh aan alle raenfehen onbekent is, of de Sonne, dan of den Aardkloot bewogen werd, en of de eene of de andere daar door ons den■■ dagh en nagt en de tyden des jaars maakt, weet ik wel, dat fulks aan veele · met groote hevremdinge fal voorkomen: en voprnamelyk wel aan-foodamV ge, welke fonder de moeite genomen of gelegent heit gehadt te hebben van; de Sterrenkunde felfs onderv.indelyk te ónderfoeken, het geheele gebouw van hare Natuur-kunde alleen op de eene of op de andere ondemellinge · gegrond hebben^ fchoon anderfints de grootfte Wiskundigen ten vollen o- vertujgt fyn, dat, hoewel 'er miflfchien geen fake foude kunnen genoemt werden, welke met meerder moeite, kollen, en begeerte onderfogt is om: «efeke met fekerkek te kunnen weetenjégr^r niemand daac van yets dat. volkomen gewis is, kanvaft ftellen. . l' § o, I· Qmi |
||||
po4 XXX. Â E SC HO U W É Í G E.
§. 9. I. Om van het geene wy hier feggen cm yder die fonder voor-
oordeel is, te overreedcn, kan fulks blyken eerfl ^ uit het verfchil van de grootftc Onderfoekers van defe fake. Soo vind men onder de ouden Philo* laus van het eene, Ptolemaus van het andere gevoelen te fynj en onder die later fyn ftelt Tycho Brahe eenen ftilftaanden, Kepierus een loopende Aard- - kloot, welke beide foo beroemt in de Sterre-kunde ge weeft fyn. MiiTchien ial ymand verwondert wefen, dat ik alhier den grooten Copermcus niet ge- noemt hebbes clogh is dit alleen na gelaten, om dat uit de Schriften van defen Aflronomus kan afgenomen werden, dat hy felfs overtuigt is ge weeft, dat nogh niet fekers in fynen tyd daar ontrent vaft te ftellen was, gelyk wy in het volgende fullen toonen. Andere weder ftellen eenen dagelyks draaijende Aardkloot, dogh eenjaarlyksomloopende Sonne; welke daarom Semi-Tychopici of half met Tycho overeenftemmende genoemt werden > en fy voldoen ook daar door aan alle de tegenwoordigh bekende verichynfelen, ibo w7el als Copernicusen Tycho Brahe..■■■ ;_':: i 3gj ' : '>: .,:,;· Om dit beweferi te Hen kan nevens veele andere Sterre-kundige de Aflro*
mrnia van Gregory in het XI. Deel van het eerfle Boek nagelefen werden -, die de wetten en direcKen der bewegingen, waar door elk van defe drie onder- ftellingen kan ftaande gehouden werden, met feer veel konft en verftand aantoont..' ñø*'-- -· >V" $$ t2'^0<'"':jjft Nadien men nu foo groote Mannen, van welke men alleen de bepalinge
van de verfchillen fchynt te moeten afwagten om dat fy in het onderfoeken der faken felfs boven andere fyn befigh geweeft \ foo verfcheidene gedagten daar ontrent fiet maken j kan ymand denken, dat fy niet in een en het ielvc gevoelen over langh fouden famen geftemt hebben, indien het felve oit regt bewefen was geweeft? Te meer, dewyl men fiet, dat fy niet de minfte fwa- righeit gemaakt hebben om van de gedagten van Ptolemaus in de ftellinge van de wegen of liever van het omloops-pünt van Fenus en Mercurim af te gaan, foo ras de ondervindingen en de waarnemingen door verrekykers ge- daan geleert hebben, dat defe planeeten alleen om de Sonne en geeniints om den Aardkloot kunnen loopen. Waarom, foo langh dit verfchil onder de grootfte Mathematici nogh duurt, men fchynt verfekert te kunnen fyn, dat niemand in des anders bewyfen eenen vallen grond van waarhei t gefien heeft* en by gevolge, datandere die alleen van de waarnemingen van defe moeten af- hangen l ook niets fekers tot nogh toe daar van ftellen konnen. ■l §. io. II. En kan fulks ten anderen ook daar uit afgenomen werden, dat de vermaard fte en ervarenfte Aflronomi na foo veel arbeid aan dit. onderfoek befteed te hebben, noch edelmoedig bekennen, dat fy ontrent het ver- fchynfel van den loop of ftilftaan des Aardkloots nogh in een volkomen onfe kerheit fyn: welke bekentenuTe nogh kragtiger tot dit oogmerk is5 dan haar Verfchil. ° - t'vsS En pp dat ditaanfoodanige, die:gi"ooter gedagten van defe Mathematici
■ m
é
|
||||
'--'■,-, -rjr ffanht Onbekende. v οθ<*
■als de voornaamfte onder Ibaar van figli, felfs hebben, met ongelooffclyk
mogtefchynenj ^/jfc%fy}^K^lSISfe om getijigèii van dit gereide tefyn, bybrengen.' · \ · Soo wete ik nogh , dat over eenige jaarcö de eere hebbende van den
VizevChrifiMuigens over andere faken te fpreken, en fynHoogh Edt, vragen- de, of men ook met fekerhezt yets. v^jhetloopenoffiilftaandesAardkloou Iconde feggen j defelve my geliefde te antwoorden: datvangedagten was? fob'Jangh wy Be? op det'Aardkin 'warên£dat tuem$nt dfiat· van met geipiffè be% * Öp defe wyiê fiet men ook de Heer Néuwton, ïchbón defelve gêïyk de
Heer Huigens de fteUinge eenes Joopende Aardkloots meeft gebruikt, met foo veel voorfigtigheit, fpnder.yets vail te ftelleri, daar vanfpreeken· Princ. hst éidid-p^nt des '^^èÓ^ji^^j^ji^S^ *??t$f<'fi$$ reeden daar. by
;gedaan werd,: Ditli^valnallen tpegeftaaps dewyl eenige de Aarde, andere de ' Sonne in het middelpunt des WerMu$βϊη te-ruften. $00. vint men ook in het JF. Phanómemn dètc üitdrukkin^e,' van de vyf voorname Planeten, en {van 'φ Son om dm Aardkloot of) van"dèn1 Aardkloot om de Sonne fyn de iydenderom- kopen &c. En Bet mmin de JF- Propofltie van het felve derde boek finhsthzi- ■ Mc defe woorden > defe rekenïngh, (die al'yan eenigh gewigt is) beeft fyn gront En kan men iïgh klaarder lim'.ontrent uitten 3 als den foo voornaamen en
by alléfo^tó fus Mathem* de Spbara Mimdt,pag^%. defe ronde woorden gebruikt: dat
den Aardkloot in het middelpunt van het Firmament, of buiten het felve middel- punt is; ofddifybewoogenpfmetkwoogenwerd9 kan met geen wishnftige be- tooginge' beweefén wet'φη. '· . En om te wéeten'a dat ook andere de beweginge des Aardkloots ©nfeker
,fteUen, kan nien de.onderfte regel pag. 2,73 van de Aitronomia vanD. Gre- gory mileefen', alwaar hy van de pdrrallaxis der vafte Sterren ten op ligt van den Aardklopts wegh fprekencie, aldus eindight: Want op defe wyfefou den fy de beweginge des Aardkloots buiten twyffel feilen -, het geen yder erkent de moei- te wel waardigh te fyn. Toonende dus, hoe onieker defelve nogh is. Ook is daar en boven in de voorreden op de Aftronomia van La Hire, def-
felfs gevoelen ontrent defe faake openbaar 5 daardefengrootenflerrekundige fegt, maar na dat ik eenige bewegingen, uit de dagelykfe enjaarlykfe bewegin- ge van de'Son of'van den Aardklootje< famen geftelt hadde, &c. waar uit bly- kelyk is, dat hy dit geenfints derft bepaalen. Dus vint men in de memorien van de Franifche Academie A°. I707.pag,
14. dat d<? Heer Farignon%. gefegt hebbende aztRicciolus verfcheidene rede- nen gegeven hadde voor de onbeweeghlykhek des Aardkloots; en dat de ;Angeiis;daar op geantwoord hadde t verre vantetoonen, dat fyn Ed. bepaalde welke van defe de waarhcit behelsden, figh' vergenoegt met daar van te ft-g- 'Yyyyy '" "gen:
|
|||
po6 XXX. Β Ε SC Η dÜW Ι NG E.
oen': ik onderneme hierniet han\rédènmlni onderfieken. En alleen nogti een
fwaarigheit by brengt, tfóè hetbtewéegen der Aardkloots nogh onfekerder fchynt te maken. , : _.·.'.. |'..* Indien nu tot defe tyden, of de iaatfte jaren toe, in welke dit alles meeftge-
fchreven is, een eenigh vaft bewysyan den loop des Aardkloots of fyn ftil- ftaan aan defe groote mannen was bètot geweeft j foUde ook ymant kunr nen" denken?dat Heerén van diêgëleertrièit,ertvan welkefelfsde mèefteharè rekeningen op de onaerftellinge van een loöpendcn Aardkloot gróntveftenpet foo veel twyffelingh en onfekerheit van defe fake foUde kunnen gefprooken hebben.
§. ri. IfF. Het is waar dat de Heer Flamfiediws meint uit fyne waarne-
mingen een verfehilfigt der vafte lierren,en dienvolgens éen lopenden Aard- kloodt te kunnen aantoonen 5 maar'hoe Weinigh fekerlieit de Hëèr Qregorj daar in fcgt re bevinden , isuithet volgende bladtVan c-eftraks aangehaalde plaatfe van lyne Aftronomie "te öeit' ^Vf a'itf tegens de Heer Whifioh weder tot voorftant van de Heer Flamfièdimjgéféhfèeven heeft. Maarvoornamelyk fchynt defe ganfche ontdekkinge tot dit ooghmerk van geen vrugt te fyn, uit het geen men van de Heer· Caffini de jonge in de Acla van de Franfche academie vandenjare 1696 leeft. Waar op de Heer'Whifton in4~yne PraleÏÏ. Phyfic. Math'emat. pdg. zoï, antwoordende i hoe feer den fel ven ook gefet fchynt om den loop des Aardkloots voor féker te ftellen, uit defe waarne- mingen (want anders is 'ér nógh niets bekent, waaruifyetsfékêrsbéfloöten kan. werden·) egter bekent $datdeHeerFlamftedius m alles niet'regtgefedènèert heeft, gelyk de Franfichen onlanghs aangemerkt hadden, en dat hy meermalen het •verfehilfigt der vafie fierren uit verfchynfelên die. dat geenfinttkweefen.yafge- Uit hadde j het geen. hemanfao groöten konftenaar verwonderlyk vourquam. Ein- digende na. nogh yets , dat ook geen vafke fekerhejt geeft , daar by gefegt te hebben, met defe woorden: maar dit moet men aan de 'verdere■peerfiigheit én vernuft van de flerrekundigen WerM'ten. Sóo dat defén Heer*, idiè adders-al· toet feer fterke uitdrukfelen tegen die een ftilftaanderi Aardklootvöófftaany figh gewoon is te uitten, in dit geval egter, gelykuit defe woorden bly kt, eindelyk ook alles in het onfeéker laat. Hoe weinigh boope nu overigh is om een parallaxis der vafté Sterren te
vinden, daar men een gront van iekerheit verlighι op bouwen kan j; kan uit tie XI iêctie Van het derde boek vaö'de AitrönomJa van D. Gregoryenuit de ' Gósmotheoros. Van de Heer Huigens pa-g:. ι 3*4, 155*. gefien werden; Sqbfegt ookdé Heer Newton, Princ.Phil. l^.k^^hJ^^^M^0^^.^£^l^^^[ parallaxis hehben die uit des' Aardkloots jaarloop voortkomt. % ii. Hoewel nu de grootfte Mathematici van defen fyt figh niet eir
fehamen hard onfekerheit over het bewegen of ftilftaan des Aardkloots ,edel- moedigh, té bekennen 5' ïs 'er egter een ander föort Van Phitoföphen, die ïn de. Stérré-en wiskunde weinigh ervarent^eit hebbende , volkomen vaiken ieier/ ftellen te'fyn, dat den Aardkloot"bewoogen weidr dra.dat fy'Jiiet ,·.·-. " '■ \'■: " wel |
|||||
*|
|
|||||
v ,., h:, » x. Van het Onbekende*. ' .,: ,.'t!,, 907
wel geloven kunnen, dat foo veelé en groote Wiskonilenaars figh van een
loopendèn Aardkloot in hare fchriftên en rekeningen bedienen fouden, in- dien fy daar van niet verfekert waren. Qm aan dèfe te toonen, i^^;,>ct$SJÊ^|^Cli^iu|utic^i&^^;iqBëfc' fJi^S/^cflp^i'ifti^-id^tf
jhare onderiiellingen in de faken plaatfe 1he;bben$ behoeft meh niet meet te feggen, als dat fonder in riet rninftete; letréh of deielvè waar iyn,. Hét aan de Wiskundigen genoeg is,dat iy dé tóVnogri^t^ meefte gemak daar van af kunnen lelden. Een groot bew'ys is daar van een fe-
ker foort van voorreden, die voor het boek van den foo vermaarden Copgr· nicus gevonden werd j welke waardigh was om geheel hier ingeVoegt te Werden ten fy defelve te groot en^aldaar te leferi was. . 'l In defe,op dat l\ éenigé preüv'en\Biar/:Vanikartelykpp1iate,werdgeiégt ï
Het is met npoijakelyk,dat de onderjjèUingenfélfs vjaarfchynelyk fyn, en gènoegb dat daar door de rekeningen vtefs de' ondervindingen overeenkomen. En daar na, En dewyï tot eene beweègingè dikwils 'verscheiden onder {tellingen figh aanbieden, > (als in de loop van de Sm eenuitmiddel-puntigheit eneeninrond)faleen Aflronomus die verk'iefen, welke ligt is om te bevatten. Een Bhilofooph [al miffchien meerder *waar[cby?ielykheit 'vereijfchèn j 'fgtef [al-geen van beide yets [ekers begrypen, ter} [y het-aan hem van Godt geopénbaart fy.' \?7aar .op ëindeiyk defc nadrukkély- ke woorden volgen, Laat, niemand J vóór fob veel de onder■peilingen aangaat yets [ekers van de Aftronomie verwagtenl, nadien defelve mefs dat [oodanigh is, geven kan: op dat, indien hy het geen men tot eên ander gebruik verftert hadde, vóór de waarheit aannam, hy niet [otter van de[e weténfshap afyuame, als hy rer by gekomen is. Ik weete njet of y mand in kragtiger uitdrukkingh het Voorgeleide foude kunnenbeveiligen ,ken dit trifeen ik dat alleen de voorige tegenwerpinge genoégfaam tot die tyd toe beantwoord j als men figh den Au*- theur vodriielt, v.o.c * welkers boek dit jte ldert is.. ' Söo Vind men ook ψ den texVyan CopêrniÉusÏtïÏs'LibvI. Cap, X. jpag. zó.
dat defeh grooten Aftronomus in plaatfe van ieden te geven waarom iynê onderftellinge voor. waar moet gehouden weiden valleen van defelve fegt: %- Geene ik meine dat men ligter behoort toe te [aan, als'dat. men[yn verflqnd, door een by na oneindige menigte van ronden Iaat .' Op. defelve w'y fé fegt 'ook S. Stevidin hei V. voor [ei, 'van -der Hem elen ge-
daante met een roerenden Aardkloot,- Dat het'niet noot[akeïykenblykt,datde Soninhet middel-puntis vander VajieH 'Sterf'èh-'&èmeï, maar dat die met goede reden daar toe verkoren werd. En wil men de reden weeten? defe is by hem de volgende j want na gefegt te hebben , dat men het vermoeden magh , 'άρφ na dat hy meenr, men het piet volkomen vaft bewyfen/kan j eindigt KV. Maar de Son voor des\1Vèretts MMïppiini te .nemen vaty'gvriéviger, om dat andere ontmoetende[aken dan Hgter enverftüanlykér fyn. ' : f Op defelve wyfe liiin i'QIVJQ^^ieiti'''^^^β^ίϋ^ύή&Ι^ηt^'er^l^iiSrjp^pI 448. Wi-
torn: 'jiflronon. "höorénTpixken fgéïyk'óok pag. 673. alwaar hy fegt; Kade- Υ yyyy ζ l maal
|
||||
Hf XXX. BESCHOÜ W Ι Ν GE.
maal men defi oorfaken begrepen heBgnie, hoewel menfe nïet géloofi en alléén pn"·*
derfielt, het gehruik daar van fierligt falfyn... ,,. u...... \
Dogh. met ïvolkomen klaarheit .fchynt dit te blyken, uit de AcTa van de
Koninklyke Êmnjfche tfcademe^an #enjcire 1700;. Alwaar de Heer Qajfim na met veel geléerthetf ^
de en niéuwe onderilelïingen gebroken te Hebben, fónder het aldermintte
van de waarheit van eene deriëlver te melden, feer konftige Planeet-w^ fers aantoondj die alle haar grond id een ftilftaattden Aardkloot hebben. Waarom h.y defelve ook in ftetmidden van die fpirale linien onbeweeghlyk ftelt .welke de Planeeten in eenigejarep teno|)figt vandefen Aardkloot fèhynea af teloopen: hebbende felffden Wl^WÉt^^^^È^^W^T^1
met eenen eenippelden cirkel afgeteként; Nu weetëgteryder, fclioon defen voornamen7Sierre-kuiidJge alhier\β btórftelïïnge;^tt een biibeweeghly- ken Aardkloot gebruikt *, by daarom geenfints de waarheit daar van vaititelt „ en figh ook wel fomtyds van een andere bedient. Uit al het welke dan blykt, dat foo geagte Mathematici meer het gemak
als de waarheit van haar onderfteHingen in Teer veel·gevallen ten ooghmerk hebben.Dogh de wyï eenige fop blinden eerbied aan dèWis-kundè toedragen*, dat m fiende dat een HypotheÜsby Mannen van hamegebruikt werd;dëfeiyc op dit gefagh alleen voor waar houden} om ook aan dèiè te topneo, dat wy niet te verre gegaan ïyn}als wy gefegt hebbe,dat défélve Wis-kqnftenaar om vpórgaan* de redenen van meer gemak,ook wel volkomene en by haar felfs daar voor beken- de valshedeonderftelleni fuilenwy. hier eenige weinig voorbeelden by brengen. Soo QnAerftellen'M op den dbrgekdèr: Wis-kunde, in dè tot £00 veel fa-
ken noSg^tafelir-van, hoekmaten ,raak- en fny-lynen en in die vari de-Logo- rithmiy dat alle getallen de regte fyn j; daar/npghtans onder honderden van die feer weinige foocjanige te vinden föüden wéfen. Waaróm óók, óp dat het verfchil tuifchep waar en vals te minder fóüde fyn ,, fy gewoon fyn foo> groote getallen te gebruiken. U . ,, Soo werden by de .Landmeten linien, die een weinigh krom fyn en fommige
die met bogten in en uitfpringen ,voor regte genomen} als maarhet oridêrftellen van defe kennelyke valsheit meer gemak en geen merkelyk verfcEil kan geven. Wie en weet niet? dat dé, vergraotende Breedte wejké menindeNavigatie
onderilelt, een enkel onwaar veruerieÏin de iakeis^ ep alleen dienende ótn met meer gemak de ware verkortende lengte góéd te maken ^ fchoón op de- felve grond foo nuttige en nodige tafels uirgerekent fyn. Schoon het aan de Opticibekent is, dat circulareglafèn(eep geval of twee
uitgefondert) de ftralen noit in een pupt vergaderen; gelyk.in eenige ande- re gefigureerde glafen gefchiet : hoe gewoonlyk werd^it.egter ip het ma- ken van verrekykers en dubbele vergroot· gtafen tegen de waarheit ónderfiekL «n de betoogingen in de PraUyca daar op gegrondveit ?ook van dié weten,. dat dit in de Theorie een openbare valsheit is;
Wat
|
|||
Pan het Onbekende*, '90&
Wat is rer gemeender ? als in de Statica te onderftellen, dat twee regt neer-
dalende loot-lynen evenwydighfyn* daar fynoghtans in het middel-punt der aarde famen komen. . Op eelyke wyfe en op-delên grond Hellen de JSo^eiiieri en relfsroemrugtige■
Mathematici, die van het to&ifa der Bomben gefchreven hebben, dat defel- vedoor kragt van het kruit, en hare fwaarheit een linie (by haar Paraboïa genoemt) befchryven -, welke, als fy den tegenftand der lugt en het boven gefeide in agt nemen, aan haar bekent is van geheel andere eigenfchappen te fyn, als defe Parabola. Λ ., .
DeG»öW»/V/ofSonne-wyfers-Makers ftellen het middel-punt der aarde
of liever van de Sons-loop, altyd op den top van den regtftandigen ftyl te wefen, waar ook den Sonne-wyfer op den geheelen Aardkloot magh ge- plaatïï fyn 5 dat yder van haar weet tegen de waarheit te fyn. Soo hebben alle oude en hedensdaagfe Afironomiütyd voor een grond van
veeleharer rekeningen genomen, dat den (waren of fchynbaren) dagelyk- fen loop der Sonne in een parallel ofevenwydigen cirkel aan de iEquino&iaal gefchieti niet tegen ftaande defe linie, door het inmengen van des Sons of Aardkloots jaarlykfen loop,- nader na een fchr oef-linie als na een- cirkel ge- lyktj dat by alle Sterre-kundige bekent genoegh is. Na dit alles nu in foo veel deelen van de Wis-kunde getoont te hebben,
denk ik niet dat uitvoeriger betooginge fal vereifcht werden om te doenbly- keny dat, fchoon voorname Wis-konftenaars ondeiftellen, dat de Sonne loopt of ftilftaat en daar op hare rekeningen grond-veilen, egter fulks niet het minftebewys geeft dat het eene of het andere waar is. Vemits als de miiflagen niet merkelyk fyn, fy gemakshalven % van onderftellingen dik* wils bedienen, die fy felfs weeten vals te fyn. §·. 13. Nogh eenereden is'er, uit welke fommige vrymoedïgh gewoon'
fyn te befluiten, dat de onderftellinge van een loopende Aardkloot waar isjen dje is, om dat defelye haar als de eenvoudigfievoorkomt. En feggen fy tot nader be- wys, dat het aan de wysheit des grooten Scheppers meeft betamelyk is de grootfte faken op de eenvoudigfte maniere uk te voeren. * Wy fullen hier met geen brede redeneringen de fwakheit van dit ken-te*· ken aantoonen; nadien niemand weeten kan , als een machine aan hem ge- toont werd, of fy ook de eenvoudigfte magh genoemt werden* foo langh aan hem niet alles bekent is, wat den Maker met defelve voorgenomen heeft uit te werkenj het geen nogh niemand van die der figtbare Wereld figh ligt foude vermeeten te kunnen feggen. Want op defen grond fouden die den Sonne- of Aard-kloots-wegh HeWeneircalaar te fyn, tegen de ondervin- dinge aan met regt kunnen ftaande houden, dat haar gevoelen meer waar- heit hadde , als dat van die geene welke defelve ftellen Ellipifchxz fyn.en' ïn een langh rond te gefchieden; om dat buiten tegenfgreken een Ctrhlccw- w>udiger is als een Ellipfts. Yyyyy % Maa*
|
||||
W& XXX. BES GHOUWINGE,
Maar om wat nader te komen j laat die dit vaftftellen aan ons feggen*
welke de reden Is, dat alle Aftronomi, immers die aan my bekentfyn, en onder welke ook veele het drajen van den Aardkloot en Milaan derSonne of onderftel- len,of y verigh dry venj gelyk Copernicus felfs, en onder de latere Kepierus, Lants* bergen, eninonfe tyden den Noord-Hollanéfcheni)/^^^ri3»//É'«'i;<3»iVi>- ropi fchoon fy in de Itheorica of de jaar-loopen van het- Weft nd het Ooft, de onderftellinge eenes loopenden Aardkloots alle omhelfen (want de reke- ningen volgens defe vallen in dit geval verre degemakkelykfte)egter in alles wat tot de Spharka of dagelykfen loop. van het Ooft na het Welt behoort, flltyd regttegen haar eerfte gevoelen aan, met een loopende Sonne en ftil- ftaanden Aardkloot gewoon fyn hare figuren en rekeningen te maken: fchoon fy tegen defe laatfte haar meefte fwarigheden gemeenly k inbrengen. Tot dit geleide is geen verder bewys van noden j nadien in meeft alle.fv*
guren, ók aan haar tot dir ooghmerk dienen, dit voor yder figtbaar is: in welke iy felft de Pnrallelen, die de Sonne dagelyks afloopt gewoon fyn uit te drukken, en met die naam te nocmeii. lnfonderheit is het my feer aan- merkelyk voorgekomen, dat de Heer Whiflon felfs, die anders een foo groot voorftander is vaneen draijenden Aardkloot, de betoginge van de maniere, op welke de Heer Caffin'i de verfchil-figten der dwalende Hemel-Iigten op een feer vernuftige wyfe waarneemt, in fyn Ed. P.raleSt, Afiron.pag.yy, j6y enz met foo veel agtinge uit de jitJa van Leipfighnjan denjare i6Bf, ontrent met de woorden van de HeerBlanchinïoverbrengt·, niet tegenftaan- de defelve volkomen na de onderftellinge van een ililftaanden Aardkloot, en het dagelyks omloopen der vafte Sterren en Planeeten gefchikt is: en den by fyn Ed. felfs foo genoemden dagelykfen omloop van Man (Diumavertigo Martis) in een cirkel vertoont, en defe uitdrukkingen meermalen gebruikt werdenj Ώ ai Mars en de vajle Sterren door haren dagh-loop beïvogen en omge- •voert werden. · .-,... hsiiiihim^h .':■[■.■; ·'■".··: Indien nu defe onderftellinge van een ftilftaanden Aardkloot ook aan die
deflelfs draajinge met alle kragt tragten tebeweeren, nietdegernakkelykfte om door figuren afgebeeld te kunnen werden, en by gevolge ook voor fop veel dit aangaat, de eenvoudigfte fcheente wefenj foude welymandvanfoo groole mannen kunnen denken, dat fy van het tegendeel te regt en ontcgen- fprekelyk overtuigt fynde, .figh van defe onderftellinge in hare figuren en uit- drukkingen egter t'elkens foüden bedienen ? en aifoo van yets dat fy felfs oordeelen valfch te fyn, aan de onweetende een indruk fouden willen geven, en defelve door haar eigen Hellingen en afbeeldfels gedurighbekragtigen |j Wil ymand (dewyl wy nogh meer hier fouden kunnen bybrengen} ver-
der fien hoe weinigh ftaat nogh op alle onder ft ellingen te maken \s 5 die gelieve de Voor-reden op de Aftronomie van. de Hzetla Hire nate lefen. Oök is daar van yets;in,hetVöorbrngt §. 16. igefegt. <■ 'i; , L· 14. On nu uit het geene tot hier toe van de beweeginge of ftrlftand
|
|||||
/
|
|||||
. Fan het Onbekende. , £Ir
des Aardkloots gefegt is een befluit te maken: /. Dewyl de grootfte Man-
nen over dit point nogh verfehillen en niemand oit eenigh vailbewys vande waarheit van het eene of het andere heeft by gebragt (§. p.) ƒƒ. Dewyl fop beroemde Wiskonftenaars en voorname Sterre-kundige, als de HeerenHtii* gens, Newton,, La Hire9 Gregory, Farignon (waar by iigh weinige fonder den naam van waanwys op fïgh te halen in de kenniiTe van de Sterrekunde fouden derven vergelyken) en veel andere foo rondelyk hare onfekerheit in de- fe Taak erkennen j fchoon deielve in de laatfte jaren geleeft, en over fulks gelegentheit gehadt hebben, om volgens haren yver alles het geen hier on- trent bekent was,te onderfoeken(§. io.) III. Dewyl de hoop om het ver-, fchil-figt en afftand der vafte Sterren van den Aardkloot te vinden feer klein* is: waar uit anders op een regte, foo niet de befte wyfe de faak bepaalt fou- de kunnen werden (§. ii.) IF. Dewyl men geen pewys van waarheit daar op kan grondveilen 5 om dat men leer* voorname .Mannen, fïgh van de eene of andere onderftellinge met lof iiet bedienen: nadien in meeit alle deelen der Wis-kunde de pnderïtellingen enkel gefchiëdeh, niet om daar door te toö- nen hoe de faak waarlyk in iigh felfs isj maar alleen om met het meefte ge- mak en geenmerkelyk verfchilde bekende verfchynfden daar van af te kun* nen leiden* Soo dat felfs faken, die men weet volkomen tegen de waarheit teftryden, ook by groote Mannen, in de Mathefis die van wefenlyke fa- ken handelt,- meermalen om voorfeide redenen onderftek werden. (§. ïi.)> F. Dewyl eindélyk by defclveWis-konftenaars nu dtfe dan die onderftellin- ge werd gebruikt} na dat fe in de voor handen fynde gevallen en rekenin- gen gemakkelyker om fyne begrippen aan andere mede te deelen, en in figuren af te beelden, en voor foo verre eenvoudiger voorkomen. (§. 13. ) Gelieve nu een ygelyk by iigh felfs te overdenken,- 06 hy kan geloven, dat: 'er oit by ymand eenigh vaft en behoorlyk bewys, het welk een tegenfpre- ker bequaam is ondervindelyk te. overtuigen, üitg^vonde kan welen, waar door of het loopen of het ftüftaan van den Aardkloot bondigh ten genoegen van ware Wis-kundigen betoogt is. immers, indien ymand dit wilde vaft- ilellen, was fulks te gelyk van alle de boven met een eerbiedt genoemde en foo» groote Sterre-kundigen yolmondigh te feggen,ofdatfy van dit bewysonwe- tende mrpeften wefen om het felve niet te kunnen,of .quaadaardighgenoegh» om het felve niet te willen verftaan. Het geenyderdieredelykenbillykis,, de ongerymtheit felfs fal moeten agtente wefen. §. ï f. Ik fal nu die hevigheden en verfehillen niet ophalen* welke ee*-
nige jaren geleden in ons Vaderland ook tuflehen Godréeleerden als in ee- ne volkomene vlamme opgebrand hebben. Van welke defe oordeelden, dat·: Godts H. Woord van de Sonne fprekendeen een loopen aan hem toefchry-' vende, eigentlyk en na de waarheit der fake iprakj niet kunnende denken,» dat den Geeft Godts Predik. L f, <5, 7. van de winden en beeken foo ei- gentlyk en op defelve plaatfe in het vervolgh.vau de Sonne foooneigentiy k fou*· dé'
|
||||
$|| XXX. BESCHOÜWINGE.
4e (preken* waar toe fy meenen ook veel andere texten te dienen. En an-
dere, met welkers Philofophie dit niet wel koude over een gebragt Werden, itaandé fe ielden', dat het geene van de Somae en Aardkloot gefegt werd on- eigentlyk en alleen voor foo verre het aan ons gefigt toefcheen, nioefteop- genomen werden. Het welke wy hier niet fullen ondernemen te bepalen, als niet voorgenomen hebbende ons in de twift-redenen van verfcheidentlyk gevoelende Uitleggers in te laten. Dit is ten minften waar* dewyl het geen men in defen voorwaarhéit hou-
den moet, aan de grootfte Natuur-en Sterre-kundige onbekent is, dat den yver om hare Philofophifche onderftellinge ilaande te houden, ee$ derde foort te verre vervoert heeft} als defelve haar heeft -doen Teggen, dat de Schrifture (ook in defen) na de dwalende opinie der gerneene rnenfchen fpreekk En indien het aan ymand mogte toefchynen, dat wy hier wat te .breedt geweeftiyn in het betogen, dat het onfeker is of de Sonnè of Aard- kloot bewogen werd 5 falhy het daarom aan ons,, foo ik hoope, ten goede houden i oth dat ten minften uit de onbekentheit van defe fake , de onge- grond heit van ditftraks voorgaande (eggen middagh klaar blykt; het welke aan veele andere ongelukkige, oorfake gegeven heeft om vandeGoddelyk- hcit van dit Woord oneerbiedigh en verkeert te gevoelen. . Dogh dit in het voor by gaan. §. 16. Een yder nu die bekennen moet, dat «Kt groote werk, het welk
hy dagelyks voor fyne oogen met foo veel kragt en Heerjykheit in het bé- weegen der Sonnè of der Aarde fiet uitvoeren, aan hem enjsan alle rnen- fchen nogh onbekent isj fal die eenige billykheit hebbende, niet moeten toeftaan, dat in dit alles een Wysheit en Magt die alle menfehelyjke verre te boven gaat, iigh onloochenbaar vertoont? Immers dat het H.Woord pok defe faken,daar foo groote verfehillén over ge-
weeft ïyn, onder het geen aan de rnenfchen onbekent is met dit ooghrrjerk uit drukkelyk itelt,fal kunnen afgenomen werden uit hetgmutmtnfohXXXFiJL 5 5. vind. Alwaar den Almagtigen om Job van fyne greotneit enVejheven- heit en fyn eigen onmagt en onkunde te overtuigen, na vers \\.βή jji', van hetgeftel des Hemels gefprokente hebben, in het volgende 35. vers hem vraagt, Wietghy de ordinantien des Hemels? welke woorden, behalven een meenigtoyan andere faken die hier door verdaan werden, ook in defen finfehy- nen te kunnen hebben: Weet ghy ook of de aarde of de/ome bewogen werd? en n&elk van defe beide of rufi of onder de omkopendePlaneten geteït'-moetwordm? nadien dit by alle Aftronpmie.bekent is geen klein gedeelte van de ordiënan- tien des Hemels uit te maken, immers in opfigt van ons, die den Aard- kloot bewoonen. En indien defe ftraks te vooren aangehaalde foo verre gaande Philofophen,
defe woorden met behoorlyke aandagt gelefen en de uitgeftrektheit vanden fin, die fy begrypen, aan figh ernftelyk voorgeftek hadden> foudénfynen minften
|
||||
. ' £S 'ι "' Vkn het OribeRmiè. ."Xlt)* pj*
minften daar uit hebben kunnen leerenj dat de H. Schrifrurè alhier een
f rond en reden geeft, omfoodanige, die, om dat dit Goddelyk Woort van de
eweginge dér Sonne niet ovcrcenkomlKg met hare Philofophie fchynt te Inre- ken, lïgh niet ontflen te feggen, dat het felve ook volgens de dwaalende o- pinie des gemeenen volks in natuurlyke faken fpreekt, van;haar eigen mis- ilagh en die qüade rederieeringé te overtuigen ν waar door fy al te groot ge- voelende van figh felfs, figh inbeelden iets wel te wecten, het geen nogh- .tans aan haar en alle volkomen onbekent is en miifchien voor aityd on be- kent blyven fal. ·:"%, 17. Om dan, dewyl ik hier mede ftaa te eindigen, nogh een woord
tot die beklagelyke Philofophen te fpreken,, welker bcginfelen haar tot On- godiirerye leiden, en tot welker verbeteringe en overtuiginge (foo Godt wil) ditLgeheele Boek gefchrevenisj verfoekè ik aan haar, datfe nogh dcfe maal al- leen I hare vooroordéelen (die dogh meeil in een haat van een Godt, welke fy niet vrefen noch gehoorfaamen willen, beftaat) van haar gelieven af te leg- gen,om voor het laatite deGunite enGöedeitierentheit van den felvén Godt hier in nogh ontrenthaar, die fyne loochenaars en vyanden fyn, té leerenerken- nen. Welke onder andere weldaden ook daar in beftaat,dat behalvenfoo yeeleby- iondere faken, tot welker kennifle fy door onderfoek toegelaten werden, nogh een menigte buitóndefc aan haar dagelyks vertoont werdjdie haar foo verre on- bekent siyii,.dat Iwanneer defelveaan, haar door experimenten nader bekent werden, fy willens of onwillens moeten toeftaan, dat'er faken in de We- reld fyn, die noit in hare gedagten fouden gekomen hebben,Tonder dat fy {lefelve ondervonden hadden. Waar van men een grooten meenigte foude kunnen ophalen die de Natuur-kunde, de Chymie, de Verre-en Klein gefigten enz. aan hare Onderfoekers leeren. . Indien fy egter dit niet foofeer als eéne groöteguhité kunnen aanilenrLateniy
tenminïtennier uit denken, dat dit een wegh is, daar geen uitvlugten tegen ge- maakt kunnen werden, waar door een Qngodift; tot erkentcniife van de fwakhejt enlosheit fynergrondenkan,enindien hy billyk is, moetgebragt werden. Ver- mits'er foo veel byfondere faken in de Wereld fyn, en in defelvc foo veel dingen gefchieden,die foo verre aan hem onbekentfyn, dat hydie niet alleen noit by gevólgh uit de gronden van fyne Philofophie foude afgeleid kunnen hebben: maar waar van fyne bloote enfonder ondervindinge gemaakte denkbeelden en gcdagtenhem niet hetminfte fouden hebben kunnen onderrigteri. Soo dat ha onmogelyk voor-hem is, (indien hy nogh wen wal) foodanigh eene redeneer- wy* fe voor de ware te houden, die hem gelukkigh kan maken \ nadien defelve onbe- kwaam is en alty d blyven fal om hem te leeren wat'er in de byfondere faken of ge- béurt, of na verloop van eeuwen gebeuren kani waar van noghtans fyn eeu wigh geluk of ongeluk athangt.En dit dusdanigh fynde,indjen hy regt wil oordcelen, lalhy felfs klaar genoegh kunnen fien, hoe weinigh grond hy hééft, om op dele Philofophie te ftaan,en met eenigen fchyn van waarheit het geene de Chriilenen Zzzzz be-
|
||||
XXX. BESCHOUWING E.
|
|||||||
Pi4
|
|||||||
belyden, te kunnen tegehfpreken. Hy denke derhalven, indien hy in een gcwig*
tige dwalinge was en eene Philofophie aanhingh, welke hem in defe dwalinge fcheen te houden, of hy geene groote verpligtinge aan foodanigh een foude hebben, die hem een middel toonde om defe dwalinge te fien ·, waardoor hy anders eéuwigh ongelukkigh foude fyn. Nu dit doet Godt met aan yder en ook aan fyne loochenaars foo veel onbekende faken te doen fien. Waar vanfom» mige nader onderfogt en bekent geworden fynde, haar ontegenfprekeiyk moeten dóen erkennen, dat 'er ontelbare dingen ontrent byfonderefekenin de Werelt gefehieden en kunnen gefchieden, om welke fy nok, foo lange fy alleen hare Philofophie aanhangen,eens gedagt fouden hebben. Het welke alleen by een Ongodift welbegrepen fynde hem niet anders,als van fyne Philofo* phie kan doen wantrouwen, en danken die hem in foo feer gewigtige faken op het regte ipoor gebragt heeft j indien defen ongclukkigen niebte gelyk met fynenGodt, Bewaarder en Weldoender, ook alle redenen billyldieit verloochent heeft. ? ! :o :.. g ri ir- jaia En wil hy dit alles wat nauwkeuriger aangetoont hebben i hy lette;
Eerfl, dat het alleen byfondere faken· fyn, van welker gefteltheit en ont-
moetingen fyn geluk en ongeluk ten allen tyden afhangt. Tenanderen, dat'er niet eene byfonderlyke weferiüyke faak is, die hem
niet foo verre ten minften onbekent is} dat men hem ènteèbaie vragen daar ontrent foude kunnen voorftellen , van welke hy geene foude kunnen bè» antwoorden. t'é f■■ yitiiwaa iofm'AiWf (| ^robiry/ Ten derden, dat'er onnoemelyk veel byfondere faken namaals kunnen werk-
faam fyn en werden, van welker geene hy eenige kenniiTc verkrygen kan j en die cgter tot fyn geluk en welfyn of tot fyn grooteellendekunnenitrek* Waaruit tm vierden blykt, datfpnder defe byfondere -faken te wéeten,
immers foo veel fy tot iynjgelufc- of rampfaligheit opfigt kunnen hebben, niemand, ook niet denhartnekikigflen Atheift,foahy,eenighfiTitsiniiighfelfs fonder vooroordeel wil gaan, bit tegen een toekomende eeuwighcit eenige rulle verwagten of genietenkan. ": : ' i ···;·ry/i)$βϊ\\iί ©o) ■ta&rti Ten vyfden, hocdanigh nu defe byfondere faken fyn of-namaals ten opfigi
van ons fyn fulleh, weet een ygelyk dat niemand uit fyne 'bloote gedagten kan afleiden ί maar dat of eigen ondervindingen, of die van andere, of;de getrouwe verklaringen en getuigeniiTen van die defe byfondere faken in het toe* komende in fyn magt heeft, om haar sna fynen wille tecloenwefen en werken, een yder daar van-alleen kunnen feker maken. Een Ongodift nu diealle ondervindingen enklle getuigeniiTen verwerpt, «β
alleen op fyne bloote, fonder eenigen vaften grond of ervarentheit gemaak» te denkbeelden ügh vertrouwt, oordeele danfelfs, hoe weinigh defe fyne ge* dagten hem rufte kunnen geven, foo lange hy weigert de '.byfondere faken felfs te onderfgeken» ■:'■■:·>■■· .·: |
|||||||
MO Fün het Oiïhïketde^ UQ,BOMB X&X
|
*\.
|
||||||||
tifib op dat%hier>an volkomen overreedt maghwefen, hyfeggeon^
kewyl 'er in de Wereld foo veel feken gebeuren, die hem onbekent fyn, qn dit een byfondere faak is 5 hoe hy de onmogelykheit bewyfen fal, dat die Maght, welke fyn lichaam eens uit. aarde, geformeert heeft, hem weder na fyn dood uit fynftof fal doen op ftaan,, en rekeninge vstóynj daden.doen ge- ven;,*/ Het welke^ foo het voor hem maar onfekefisi, hem geen kleine re* deneh van vrcfe en oman moet gevend ho: ? m') b Hy denke, met wat grond hy fal Wederleggen, het geene deChriftenen
geloven,dat de Werelt en andere byfondere faken, daar defelve uit beftaat,
door vyeraangeftokenfyndefullenverbranden : en.hoe hy aan figh felfs, en
andere die verftandigh fyn bewyfen kan , dat dit valfch is en de Wereld in
Ulefen ftand eeuwiglyk blyven fal.
Hy neeme fyne geheele Philofophie te hulp, en alle die met foo veel ge-
waande fekerheit geheele boeken daar Pver gèïchreven hebben} enfeggeons, wat'er aan de andere fyde van den figtbaren Sterren-Hemel is. Sal hy niet moeten erkennen, dat dit aan hem foo feer onbekent is , als of men hem vraagde, wat'er in een toegefloten kalle befloten was? En indien een Chrif- ten aan hem iegt^ dat den Formeerder van het Geheel-Al aan de andere fy- de boven de Sterren eene. plaatfe der Heerlykheit gemaakt heeft, op dat fy- ne ware liefhebbers aldaar fyne Goedertierenheden en Goddelyke volmaakt- heden in eeüwigheit fouden kunnen', genieten : Kan hy ook yets anders, daar op antwoorden? als dat wel fyne Philofophie hem dit niet en leert en hy anders denkt} maar egter, dat hy moet bekennen dat het aan hem on- bekent is. Syn dan foo groote faken, daar een ecuwig geluk of pngeluk meede ver-
gefelfchapt gaat, voor hem nogh, verborgen > kan hy de onmogelykheit daar van niet aantoonen; kan fyne PMofophie hem geen fekerheit daar oit van geven} hoe groote redenen heeft hy dan na andere middelen, die hemieker daar van kunnen maken, uit te fien, en de kragt van der Chriftenen bewy- fen met ernft te onderfoekenj Die niet hare bloote'gedagten,maar Go'dt in fyne werken befchouwen, en aan fyne ontwyffelbare getuigeniifen in het H. Woord geloven, waar op veele (die hy waarlyk voor verftandigh moet houden, indien hy felfs niet voor dwaas wil doorgaan) figh met foo veel verfekertheit endikwils blydfehap des herten, in leven en dood vertrouwen en geruftelyk met alle fekerheit verlaten. Of den Aanbiddelyken Weldoendervan alle figh mogte erbermen en hem doen fiendooral het voorgaande, en ook felfs in defennogh door al het geene hy aan hem onbekent gelieft te laten voorkomen, dat 'er faken in de Wereld gefchieden kunnen, die hy noit in fyne gedagten foude gekregen hebben, foo niet een gewiffe ondervin- dinge hem daar van verfekert hadde; enby gevolge dat fyne Philofophie in de- fen gebrekkelyk en ganfeh nietig is. En het Den felvendan verder mogte gelie- 4Jf*? dffogen en hetverftant vandefe ongelukkige teverïigtcn,opdathy niet Zzzzz ζ al-
|
|||||||||
pi<5 XXX. BESCHOUWINGE. Van het Onbekende
alleen van des gröoten Scheppers verwonderlyke onnafpuerelykë Wyshéit,
van Syne foo gedugte en vry-magtige na fyn welbehagen werkende Mo* gentheit,en variSyne vry willige enonverdiendeGoedertierentheit uit hetHeer- lyke famcivftel van defe foo fchoone Wereld, en al het verwonderlyke dat daar in is, met volle overredinge mogte overtuigt werden: maar ook.de wonderen van de Goddclyke genade uit de vaile en onbeweegelyke gronden van DefTelfs H. Woord (het welke ter faligheit van alle Sondaren geopentbaart is, waarom ook eertyds uit onwetentheit lafterende Godtloochenaars bekeert fynde, daar van niet behoeven te wanhoopen) met het gelovigh Chrif- tendom magh ondervinden, om daar door in de foo feker nakende Eeuwig- heit gelukkig te wefen. ' n :j $ψ: |
|||||||
E Τ N<D E.
|
|||||||
'tf,fcö
|
|||||||
BLAD-
|
|||||||
 L ArïDiW Õ S ER
·"''■ l * - ..»:■■' · f i éË fef KI ë Ki v^ *'!.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.1
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.ôé :0XER.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GENESI S/(:':r-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E X Q DUS.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f > KT
■■ ñ 't
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pag.
484
403 ö7f
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"}Vers.
•f ?.
ñ.,
%1, 12,
: Ç·
wïó. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cap.
÷éã<
XIX.
XXXII. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pagjfl
34*1 , 408 ·,-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A5S ¢
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zo.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ß
.,ô. .■.■■'
t Þ;-
■•â.,;·
o ïé*
b
i|
4*4''.....
fi»:
8t>ft »
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L E Vi»i>ltC U S.
jcï ,*|?; ,vi
XHL fi37· 224
IK Í U Ì E R I.
i® .ei " .÷é
8ff .e é „9 CB er ' .1 .
DE üTERONOMiy Mj
p'i ."t: ß- " .lil 'i/C |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18. 04,8
'2p. <Ï07
•Q 4> r, *. r7f
t *7,ip. 4<J?
17. i8p
'ld. 2pi
^Ï7, 18, ip. 4f5
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
É !
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4<5?
42b'
248
837.
<58f |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XI. löfii.
XVIil .\skb.i
xmx- zz.
XXXIII. 14.T
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4<*3
<5è7
821
ƒ30 41Ö <5P4 241
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ip.
12.
*7·
'-"c2.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.
Vi VII. f IX. XV.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
j as õ á.
f- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vt!:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
141
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"f-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R I G f £ REN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XX.
|
.5?
|
8.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.
ËÀË<
|
S73
345
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17, lp.
zó. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXIII.
|
10,13,16. z4I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXIV.
XXXV. |
63.
II.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34$
fff |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
h SAM.ÜEL
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXXVIII. 16.
XLIV, 18. m Ë 4.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Á 8 1 f f 9
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
241
241 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.
|
II.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. :
Z'LIZZ %
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
241
h Ê O- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'X\
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Õ5ÃÅ %
Õ¾Õ
ÁËË.
×××ÉÉÚ;^
XXXlY* É '
÷÷÷í, é å
XXXVI.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r-r »1
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
j£L ^D-W
I. KÖNINGfcNf H
Csp. Vm. $ftC\
VIL il· S67*'
vin. ip. in
II. KONINGEKf
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8ip
881
276
405 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17.
20. '? '<*%'*°·
1 !?· 12,l4,ïf.
27.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O.:' Á'..-Ij J*»A A· ^- "·■'■- f-jfg*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
> -
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
xfie
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXl
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zft
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'Ãß ÷
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
. II. CHRONYKEN.
J5>* e Æ R A. ; .r^;>:
Hl; 12: P«f Ñ y rJO;B,v a j
iv. if. l°r
VI. i; 40·'·
p. m
1 Jï a -Ì õ Ç 7ff
ix. * '°< «$*%
×. éìâ #p
÷ð, 7>8^»10· f48
XVÏIÏ. f. T1?
XI&L , ,ii*Q* 47·: '-
·. 26427. .,07ï
i-S ■ **:
■ XX.'", é.ßé .Ullff&t. XXI. 1*· Si*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2<5,27Ȏ8. 741
É «4»
645
xrr. fif
16. 408
17. Ñ01
pi *ñé
22
8ññ
L· 8Ñ8
6. 48^
Nfc g34
10,11. ^M·
12. «iP
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X&XVII,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L·- t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
«Sl ,1
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
×^ÉÉÉ,-×ÉË
xx&vm.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*Cd
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ë!
|
6,17,18. Ç?
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 'i-r-
" Si 1 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
63S
66f 6(56
741
6Ñ7
764 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24.
3À· |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•ËÁ
..'_o
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
é8;
xxw. ä. 4#
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ÉÜ'Ï
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'■ú33· iV«*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXV.. fT & s ÆË. nj , q744
XXVI.*1 f * ™ ° A Jl47» |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
xtxix.
AL. ■
|
?6. 177
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.á
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ß47
ôé6
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
«QX^1 492" Il
ik 4§8 X
10. 630
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4*3·
, 3· m Ñ S Á U>M JtUK£X$
É. é·.- .'^. 'íÀû5|4
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXVII, É 3 r tl Á 8 *iPo
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
p2
X&VHI. 9Ë <*#*{
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
íééì i 5· ·*
|
÷.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'■W/Ml ^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c^.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cap. 'c.
X. · á . xivw
XXIV.
XXXHI^ é |
Ç Petk vl
.vdft é,*:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2<S* 747
Ö 8jj .
S2 pr ; 28p
zo. 66$
2. 8p7
'i; $r?
20- Ö2I/
2$, 848^
Á *X8
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jj\l
484 & ., *,/; 404
674 646%/ 241
2.2.
22 2 "vf
27^ .WX
484
4,S> 22.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
xvi;;
.×.-Ë.. »
XXV.
xxvii.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'-Ç7Ô Ô
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XLIH.
Li:ú- LXXVIL Lxxyiii.
xcm ÷áí.
cirtT |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
!^P RE Dl Ê E R..
I. *** ·«. 372 .-
Hïr ' i$t 462
xii 1 !iyi"'
• *1$ 374^
xii<t il i8»
7· 4^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
civ
|
$s.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f·
2,4.
ß vj Ì ,ç
2Pr30· ui.' õ
*.#
7.
w
r4-t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
:«t>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25-6
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ì
|
4<Sf
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
%
22,—
I7f
718 ,
48 a
3i?8
647 , 874 72,;-,
2P7
8pp 74j:.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ivif- v'm
J EÏAI Á S.
2Ã |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
!8£& .
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cvm
cix. cxv. cxrc. cxx&v.
cxxxix. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sip::
/7I?X
5*pf> 744 r*
ö4tf 4 22
j-88 474
22 704
P2 V
34«
39* 3i>4 4
4^4
8fz 184
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
í
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Xl^i
XVIII.
XXVH.
XXIX.
XXX.
XXXIL
XXXVII.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'f-
3st$ o 3 [ 6.
* 'f '■■' li! ■■ ■
I ' :2. I (
■12/
.Cl
f*
14.
4-
IQ,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
:;■> ''»1
CXLVII.
|
ô ■f' is?*"' te
14, iö.
7 Á ñ |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XU£
XLIV. LI.
LV.
Lvm,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SPREUKEN SALOMONS.
é. ì -17.^ á Ç ß é*?
ui. iö af #
éø 4§ú
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BL Á D-W YS ER.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der Scbriftuur-plaatfen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
* Cap Fers Pag.
PHILIPPENSEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cap. Fers. Pag.
R O Ì E Õ Í E N,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21
38
749 öïp
Ibid.
870
884
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.
V. VI. VIII. X.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
À7·
12.
23. II. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14. enz. 247
I C O R É Í Ô Ç Å Í.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.
VI. XV.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ñ. 22J*
23. 888
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3<5>37>38· Ô74
884
4À · 6ñ6 44· 887
fo. Ibid. IICORINTHEN.
V. é,À·3>4· 888
éé. 247
GALATEN
III. 1,2. 248 Å Ñ Ç Å S Å Í.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13. 711
OPENBARINGE.
XXII. 16. 713
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
É.
III.
IV.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aaaaaa
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BLAD*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Β L Α D-W Υ S E R
' DER
SAKE Ν.
/
S
|
|||||||||
in de aderen fagt voorfloopende'ook
opwaarts gebragt kan werden. * 108 wonder gebruik van hetheuvekjein de holle ader. 76 Der felver loop. 99 Akaliy deffelfs werkinge op het fuur.828
Gevolgen, vereeniginge en fcheidin- ge.828,829, Het eene doet het ande- re fcheiden. 829 Alcali is in veel fa- ken in de wereld verfpreit. 830 Hoe het felve van zuur te onderkennen. 834 Werd los in verrottinge der dieren. 834 Aicoran, bewys tegen defelve. 29
Affbhen, maaken landen vrugtbaar. 838
Ontfangen falpeter uil de lugt. 838 Afy», aaltjes door vergroot-glafen daar in
te fien brengen levende jongen voort |
|||||||||
Α.
AAnirekkende foagt, Attrafiio wat bet
is, 759 Voorbeelden der felve. 7Ó0 Bewys indePlaneeten. 763 Aanbrengt alle gewaiTen voott.^SASJ·
En beeften-voederfonder moeite,con- traire als het voedfeldermenfchen^ó Vermindert niet, nogh verlieft hare vrugtbaarheit in het geheel. 45-9 Werd door de lugt vrugtbaar gemaakt, 4Ó0 Schynt door vuiligheit affchuwelyk te moeten werden. 461 Wat uit aarde komt, werd weder tot aarde, 46a Gedeftilleert fynde wat uit defelve komt. 466 Brengt werk· tuigen voort om haar tot gebruik bekwaam te ma- ken, 467 Aardkloot, foo die wis-kundigh bolrondt
was, quatn felden water daar het ver- eifcht werd. 412, Werd ontrent rond bevonden. 473 Dogh wat platag- tigh, 474 Middelpunt is een mét,478 Houd defélfde fchuinheit* 480 Sonder dit y was een gemeen bederf te wag- ten.480 Blyft boven de wateren,fchoon Twaardër als defelve. 482 enz. Po- len onmogelyk te naderen. 494 Werd ftilftaande gemaks- en niet waarheits- halven onderftelt 62$ Is onbekent of defelve bewogen werd of itilftaat. 903 tot 911 enz. Adem, tot een groote in-en uit ademing
dienen 100fpieren. 87 Bytweegelyk-
formige experimenten getoont, 89,90
Komt van buiten by wyfe van een geblaas
indeJonge. 9oNuttïgheiten gebruik. 93
Aderen, waarom het bloed in kleinder
fagter loopt als in de grooteflagh-ade- senis iq6 Hoe het bloed |
|||||||||
BArometer, deffelfs maakfel. 320 Als
van water is, deffelfs gebrek1.321 Van loogh, voorgeftelt. 322 Bafi, van een een zaad heeft een openingh
voor de wortel, ƒ71 Van wortels, waar uit beftaat, ƒ81 Vanihmmen, waar uit beftaat. 582 Beenderen; des Hoóft&geftel. 166 Dye-
been, wonderlyk maakfel, 171 In ongeboren kinderen hoedanigh. 173 JBloot fynde werden door olie en wa- ter bedorven, ijs Werken als hoeki- fe hefbomen. 175· En fenuwen ma- en alle vaftedeelenuit. 177 Hebben ièlfs geen fenuwen.. 178 Beeflen, fyn keukens van het gras voor
de menfchen. 455· Het beginfel van hare daden niet geraakt, Siet Dieren $66 Bergen, dienen om water-dampen uit de
lugt te vergaderen. 413 Geven bron- nen en rivieren uit. 414 Vergaderen |
|||||||||
DER S Á Ê Å Í
|
|||||||||
uitgevoert. 75*7
Brakke wateren, werden met potafchbe*
quaam om leep fonder fchiften te fmel-
ten. 832
Brand-bergen, feerveel. 5-07, föS.Schy-
nen gemeenfchap met malkander te
hebben. 5*10
Brand-ghfen, hare uitwerkfels. 648
|
|||||||||
het water uit de lugt,
I. DoorWinden. 4*°
II. Door Koude, 411
III. Door Schaduwen. 431
Hare menigte op den Aardkloot. 431 Beweeginge, waar door wy werken, ge-
fchiet naonfenwil. 122, Waardoor wy leven buiten onfenwil. 122, 867 Door de fpieren, hoefynefnelhekver- krygt. 137 Der vogten twee voorna- me, des bloeds en des fenuwfaps en Lympha. 190 Der dieren op verfchei- den wyfen. 5-36 Eerfte beweeginge bewyft eenen Godt. 770 Ook de con- tinuatie. 772 En communicatie. 773 Beween, waarom hier alleen uit de Na- tuur-kunde en niet uit de Metapbyfica eenomen. ^é Neemt Godt felft in fyn Woord niet uit Metaphyfche re- deneeringen, maar uit fyne werken 21 Bevjys-maniere, van Godts volmaakthe-
den hier gebruikt in het gemeen aan- getoont. 23 Middelen om die krag- tigh aan te dringen. 27 Van de boven- menfchelyke afkomftderH. Schriften in het gemeen aangetoont. 27 En te- gen den Alcoran aangedrongen» 29 V itv lugten tegen de laatfte beantwoord. 30
Bladeren, geftelennuitigheden. $$9
hare groote uitwafemingen. 5-91
Blafe, waarom van het fout der blaas-
vogt niet lyd. * 11 Bloed, deiTelfs omloop, ook ineen aal
getoont. 101 Hoe dtkwils in een uur omloopt 101 Waarom voortloopt, fchoont het hart figh los laat. 103 Waar- om in de hair-vaten fagter loopt. 106 Deifelfs gebruiken in het gemeen. 109 Dient tot beweeginge der fpieren. 118 Is een Alcali. 833. Geeft veel falpe- ter. 846 Bloedvaten, der fel ver loop in de longh.
86 Siet Ader ev.
Bloemen, Geftel met en fonder fteun-
fels. 5-94 En byfonderheden. S9S Booomen, fiet Planten.
Borflen, haare pypjes. Jn
Bojjingen, ontelbaar en hare wetten by
andere, i$6 Wonderen door defelve |
|||||||||
C.
|
|||||||||
CAnaalby Engeland nut voor Hollandt.
447 Cbyl, deiTelfs bak in een hont. 67 In een menfche. 67 Wegh na het hert.68 En voortftuwinge. 71 Cbyhoerders, fchotdeurtjes. 70,71 Der
felver tederheit fchoon het leven daar aan hangt. 72 Cometen, van defelve niets gefegt. 716
Couleuren, der felver wonderen, en Waar in beftaan. Ó63 Voornaamite hebben elk hare eigen byfondereftralen, 663 Die onder een gemengt weder een on- gecouleurt helder dagh-ligt uitmaken. 663
Cryfialyne vogt, is een Microfcopium 214.
In kinderen en ouden even groot.
221
D.
DAgeraadt, oorfake defes en der avond-
fchemeringe. 342,628. Dampen, ryfen door warmte en kou-
de. 404, 426 Schikken figh in de lugt na water-wigtige wetten. 404, 40ƒ Hoe fy dryven, 406 Sy kunnen ne- derdalen doorvergaderingh. 406 Door het wegvliegen van het vyer. 407 Door het ligter werden der lugt. 4.07 Door koude. 407 Hare vervoeringe is no- digh.411 Laten het ïout beneden. 411 Worden door de bergen vergadert. 413 enz. Syn genoegfaam tot de rivier- wateren. 423 Syn meer inde luet,als *er in regen nedervalle», 425 Hoe veel dagelyks opgeheven werden. 4z6enz. Darmen, derfel ver geftel 60 Hare klie-
ren. 61 Rimpels, 62. Sehotdeuren.62, Aaaaaa 2 Oauw |
|||||||||
Β L Α D-W YSER.
|
||||||||
plaatfe.
|
||||||||
Dauw, uitgerookt wat gegeven heeft
849
Deelen, in de lugt fwervende behouden
veele hare eigenichappen. 356,735" Maken fchadelyke en gefonde lug- ten. 35-7 Daar alles uit beftaat, fyn klein en veelvuldigh. 721 Siet veelheit der deelen. Haar onverilytelykheit. 862
Met malkander vaft vereenigt kunnen door het enkel bydoen van andere van malkander gefcheiden,werden. 863 Die figh niet willen vereenigen, kun- nen door het bydoen van andere ver- eenigt werden. 864 Kunnen als by verkiefinge met malkander véreeni- gen. 865· Die figh met den anderen ïouden vereenigen , kunnen door het bydoen van een derde daar in belet werden. 867 Der menfehelykelicha- men fyn van het begin des werelts van het eene famen-ftel tot het andere over- gegaan. 897 Diere», 'm een lugt-ledige plaatfe fwel-
Jen. 334 En derven de meeftedaar in.334 Dogh by geen nootfakelyk Natuur-ge- volg. 335* Wilde en tamme, 5-30 Verfcheurende, vrefen een wit men- fche. 5-31 Voort-teelinge op verfchei- den wyfe. 5-35 Te gelyk van beide de fexen. f34 Die in haar rugge jonge dragen, $3? Voedinge op verfchei- den wyfen. ƒ35· In de lugt levende fien verwardelyk in 't water. f f6 Difpute», waar toe fchadelyk. 17 Hoe
men die uit'de Philofophie wegnemen kan. 17 Misbruik in eenige gevallen op Academiën. 18 Divergentie des ligts, eigenichappen en
nuttigheden. 65-2 enz. Dyke», waar door ftaande blyven tegen
de zee» 443 en 822 Donkerekamtr, geftel. 209, 6Ó2. In de
voorleden eeuwe eerft gevonden. 226 Dorp, een van deffelfs oorfaken. f6
Dut fier heit of' nagt-donfterheit, maakt een
cirkel op de wateren. Ó30 Deffelfs uïterfte en einde. 631 Is gelyk eenen , windeldoek der zee. 635- Loopt in een fchroeftrek om den Aardkloot. 636 Heeft foo veel bekent is., geen yaüe |
||||||||
"C Be en Vloet, bewaart de zee van be-
-M der vinge. 4 f o Stelt de zee op hoopen
als waterbergen. 674 Eclipfen,hare nuttigheden.669 Eigenfchap-
pen vandiederSonneenMane.677enz. Ewvoudigfie wyfe tot een oogmerk
dienende, om andere omftandigheden niet altyd in de Nature gevolgt. 113 Onderftellingen fyn niet altyd de meert ware. 12,909 Egypten, werd fonder regen doordeNyl
bevogtigt. 4IJ- Deffelfs groote vrugt- baarheit. ' 41ο Ei/and nieuw geboren werdende , feer
ichrikkelyk. 5Ό9 Endeldarm, deffelfs willige en onwillige
beweginge» 6 f, 113 Experimenten om dé veelheit en verfchei-
denheit hier niet ingebragt. biet de Summier en. F.
FOntein, die hooger fpringt als fyn wa-
terval is. 801 Üitrekeningh van def- felfs kragt. 801 VanHËRO A- LEXANDRINUS, die langer ftraal geeft als fyn hoogte. 803 G.
GEbeugeniJJè , deffelfs nuttigheit.
278 Gehoor, werk-tuigen noghduifter. 228
Uiterlyke werktuigen. 228 Gehoor- beentjes. 229 Zenuwe in het dool- hof 232 Dient tot roeringen van het gemoed. 24? Tuigen in haar famen- ftel getoont. 233 Pypen vermeerde- ren het geluit. 233 Tuigen hare be- weeginge. 23$·. Hoe en waar ge- fchiet. 136 Tuigen hebben meeft in oude en jonge defelfde grootheit. 237 Pyp in kinderen geftopt. 237 Tuigen onnut fonder lugt. 242 Waarom meer driften verwekt als andere finnen. 246 Geluit^ werd door pypenverrneerdert.233
|
||||||||
DER SÁ KEN
|
||||||||||
Werkingen en gelykenifle. 77 Loop
van deflelfs fpier-vefelen. 77 Def- felfs wanden. 78 Deflelfs fchotdeur- tjes in de aderen en ilagh-aderen, 80,82 Dwars pefen. 82 Kragt door gelyke- niflen verklaart. 83 Door Borelli ge- rekent. " 84 Hevel, werkinge uit de wet der hoogte.
800
Hooft, doet het meefte tot de uitrollinge
van een grond -formeerfel. 199 Hout, alle hout finkt in water fonder def-
felfs ops^aarts perflende kragt. 786* Hydraulica, fiet water-werken.
I.
IMw»»«B,derzeenodighom de rïevier-
wateren te ontfangen. 436 Jodendom, bewyft de Goddelykheit der
H. Schrifture. _ 3-27 Jupiter, fiet Planeten.
K.
KAmer, donkere kamer hoe toegeftelt
209,<5Ó2 Kanon kogel, hoe verre in een feconde
loopt. 641 Kan in geen 24 jaren tot de Sonne komen, 641 Soude de tier- ren in geen 600000 jaren bereiken. 693, Keel, werk om te fwelgen van fpieren
open gehouden. f o Kinderen foo Jongetjens als meisjens in
82 jaren tot Londen gedoopt. 30ü Geven een kragtigh bewys tegen het geval. 307 enz. Kleinheit der deelen, daar uit het Ge-
heel-Al beftaat. 721 Siet veelheit der deelen. Veele, hoe teder fy fyn, fchy- nen onverflytelyk s º5Û Klieren, fcheiden vogten van verfchei-
den fmaken uit het felfde bloed af.124 In de gewrigten, haar gebruik. 181 Knoppen, der boomen haargeftel. 589
Kruipen, van wormen» hoe gefchiet.
i<5o
|
||||||||||
Hoe voortgebragt werd. 234 Doet
het trommelvlies beven. 235- Eerfte en tweede geluit- 240 Deflelfs kragt. ayi Werd niet gehoort fon- der lugt. . 339 Gefteenten, eenige eigenfchappen. 470
Gevoel, deflelfswerk-tuigen. 260 Krag-
tigit in vingeren en hand-palmeii. 261 Gewaffen, fiet Planten.
Gewrigten, haar famenflel. 133. Met
krakebeen gladt gemaakt. 171 Wer- den ook door olyagtigh merg en een wa- teragtige vogt glad gemaakt.' 181 Giflende vogten, blyven door de lugts-
perfllnge in hare vaten. 541 Godt, deflelfs aanwefen te onderfoeken
is ook nootfakelyk voor een Ongo- dift. 35", 43 Uit de fchepfelenbewe- fen. 38 "Uit der menfchen giftelin 't gemeen. 38 Doet wonderen door de kleinfte deelen. 740,75-0 ent. Aan te roepen in het begin der onderfoekin- gen is nootfakelyk. 37 Bewefen uit de eerft beweginge, 770 Werkt onbe- grypelyk, redelyk en vry-magtigh. 77Ó, 777 Sietdemeefle overtuigingen. Godtvrefende, haar geluk ook in dit le-
Goud, door de Alchemie gefogt. 408
kan verbrand en tot ftof gemaakt wer- den. 469 Grondformeerjels, der Dieren en Plan-
ten. 294, 29f Of defe in mannen al- leen of in vrouwen, of door beide fyn. 295·, 296 Een van 21 dagen van Dodart onderfogt. 299 Kan uit de kleinheit van een zandtje tot de groot- te van een man uitgerolt werden. 302 En fonder vervullinge maar een zandje fwaar blyven. 303 In een fpruitje van koom feer onderfcheiden. 578 In menfchen werd de perfoon daar in ge- noemt. 873 enz. |
||||||||||
ir, waar door opryft. 105·
Hemel, fiet Sterren-Hemel
Hert, deflelfs algemeenen dienft. 75· Befchryvinge. 75; Oortjes gebruik, 76 |
||||||||||
Aiaaaa 3 L. L·
|
||||||||||
Õ S E R.
waar door gefchiet. 318 Getoont in
Barometers. 319,320 Perftfoofwaar als 31^ voeten waters, of 27 duim quikfilver. 320 Perft op een menfche van 6 voeten hoogh met niet minder als 20C00 pond. 323 Perfinge der lugt getoont. 324 Weinigh lugt doet foo veel tegenftand, en perft by uitfet- tinge foo fterk, als veel I6gt.'g2j Meer in een gedrongen, fet figh meer uit. 328 Hoe defelve warm werd , nogh onbe- kent. 901 Swaarheit en vereende kragt, derfelver onderfcheit. 317, 318 Ver- fcheiden dienften in pompen, hevels, enz. 341 Oorfaak van ogtent-ena- vond-fchemeringh. 342, Swaarheit en veerende kragt by de Ouden onbe- kent. ' 34^ Uitbreidende deelen ge- toont/ 348 Is een fmeltvogt, 354,3ff enz. En heeft veelerhande deelen in figh. 35*4, 35"f enz. Die veele hare byfondereeigenfchappen behouden, 356 Ünfigtbaarheit en fmakeloosheit feer nut. 360 Hegt iigh aan vaite licha- men, 399 DeiTelfs zout. 429 Alle deiTelfs deelen, doen het vyer niet bran- den, joo Perfilnge op het water, de grootheit. 789,790 Lugt-pyp, deiTelfs loop in de long, 8f
Deflèlfs klieren. Ë 86 Ì.
Ì Aart, defe maand droogh fynde,
waarom veeltyds een teken van een goed volgend gewas. 85-2 Mage, deflèlfs geitel, ƒ7 Sluitfp'er- en
andere fpiervefelen. ƒ8 Slym in de- iel ve foo nodigh. S9 Mane, nuttigheden, 667 DeiTelfs ligt geeft geen war mte.670,671 Grootheit en af- ftand van den Aardkloot. 672 Meer- der getal Manen in de Wereld. 6%f Meikaderen. 67 Menie, ineen lugt-ledigeplaatfe meteen brand-glas onderfogt, doet het glas fpringen. 5"°4 Menfchen, werden hier fonder haar toe- doen gefet. 31 En leven feer onfe- kex. at Synniet van haar felfs nogh 3 J van |
||||||
BLAD-
LEven, deiTelfs langheit ook in gefond*
heit is niet wenfchelyk. 32 Lichaam, der menfchen is aarde. 39
kan onderfcheiden werden in zzwfigt- baar en eigen lichaam. §72 Sigtbaar lichaam waar in dit beftaat. 874 enz. Eigen lichaam waar uit beftaat. 87$·,880 Eigen lichaam,tweefintsgenomen.876 Blyft het eigen lichaam, fchoon met andere ftoften opgevult. 877 Sommi- ge van deiTelfs deelen werden tot an- dere gebruiken verandert. 888 En fyn van het eene iameii-ftel tot het andere overgegaan. 897 Liefde, foude alle menfchen gelukkigh
maken, 292 £y/-ftralen lopen divergent. 206 Siet
jiralen. Loopt in \ uurs van de Son- ne tot den Aardkloot. 643 I3ewys van deiTelfs voortlopen. 643 Indien het figh by de Son tot kleine Hchaamen vereenigdewat ongevallen te verwagten waren. 644 Loopt volgens regte li- nien. 647 Werd daar door van de duifternifle afgefcheiden. 648 Is vyer of voert vyer met iigh. f49 Def- felfs groote veel heit 95¼ DeiTelfs di- vergentie bewaart -den Aardklood van verbranden. 6?z Set figh tot vafte lichamen. 6j8 DeiTelfs bewegingen bewyfen eenen
Godt. ' 778 Lippen, Gebruik. . - ■ 48
Longe, van een ongeboren kind finkt in
water. 85*9 Van een geilagen beeft finkt ionder lugt. 859 Loop van def- felfs vaten. 86 Loot, kan op water dryven. 817
Lugt is nodigh'by het bloed. 8 f Uit-
fettende kragt, en deflèlfs eigenfchap- pen 88 Gélykenis defe eigenfchap- pen toonende. 88 Sonder uitfettende kragt onnut tot den adem: 91 Geitel m peil tyden. 94 Laat by den adem yets ßç het bloed, 94 DeiTelfs fwaar- heit. 317 Veerende en uitfettende kragt ' aangetoont 313 Perfimge |
||||||
OER S Á Ê ÅÍ.
|
|||||||||||||||||
fchip konden onder een brugge door
varen.81 yGeen vhTchen daar onder door fwemmen. 8-iy Niemandt foude in een kamer kunnen hooren. 81 f Geen vyer foude daar in kunnen branden, 81 f Nogh de rook opgaan. 815- Nogh ee- nige 'reuk-delen ymand aandoen. 81 f Wet der opperiTende kragt des waters doet loot dry ven, 817 Sonder defelinkt alle hout in water. 786 Sonder de wet der dwars-perffinge konde geen water bevaren werden· 822 Geene dyken ftaande blyven. 822 Chymifche wet- ten. 827 Wetten werden by alle Phi- lofophen erkenr. 843 Nedr'igheh, en fahtmoedigheit fyn de ware
middelen om gelukkïgh te fyn. 293, Nevelen, fiet Miften.
Nitrum, of Natroa der Ouden wat is.
832
Noorde winden, maken de lugt fwaarder
848
Nyls, wondere. 429 Is ialpeterigh,
O
OLye en Water, het befte om yetsglad;
: temaken. ï8o Bederven egter blo- te beenderen. 177 Omkopers, om de planeeten, Siet Ñ la-
neet en. , 7'f Onbekende, veel is onbekent. 893 Toont
Godts Wysheit enz. 895· En dat die gro- ter is als de menfchelyke. 896 Is al- leen geuoegh om de nietigheit van der Ongodiften Philofophie te fien,9i3 enz·. Otiderfielïtngen, de eenvoudtgfte fyn al-
tyd de ware niet, 13, 909 Hoe met vrugt te gebruiken, \f Kunnen felfs vallen fyn en dienftigh. 909; Qngodtften, haar waar verfchil met die
Godt vrefen. 1 Haar feer ellendige ■ftaat ook in dit leven. 34 Loo- chenen in haar leven haar eigen gron- den. 335: veffehillen met de alder verftandigite. 491 Uitvlugten uit het Hemel-geftel beantwoord; 704enfc. Qngodiflerye, deffelfs oorfaken, I. ver-
keerde eigen? liefde. 3; Éßß Vep-
|
|||||||||||||||||
van haar ouders, maar van een na-
der 40 Én werden van een ander onderhouden. 42 Een ionder armen- doet verwonderlyke faken. 129 Haren Maker is wijs. 43 Hebben andere pro- portien als voor haar geboorre. 900 Vertoonen een machine vaneen altyd- duurende beweeginge. 186 Waarom foo ras egter fterven. 188 Bewegen en werden bewogen. 274 Hebben al· Ie een bewuftheit van eenen Godi:. 280 Syn op een vreeifelyke wyfe gemaakt. 7z, 900
Mergb, groot gebruik. »79
Middelen, tegen oorfaken en aanleidin-
gen der Ongodifterye. Siet Ongodif- terye. . .. Middel-rift, werd volgens en buiten on-
fen wil bewogen. l}3 Mijlen, komen door veel dampen en uit-
fettinge der lugt. 362 Door effervef- centien. 364 Door prsecipitatien. 364 Myt, van kaas legt eijeren. 7.38
Mond, dient in menfchen, felfs m kin-
deren, om gelyk een lugt-pomp, een lugt-ledige plaatfe te maken. fi Moffelen, hoe figh van de eene plaetfena
de andere bewegen. S$6 Muzyke, deifelfs kragt. ^49
|
|||||||||||||||||
m
|
|||||||||||||||||
'*#
|
|||||||||||||||||
Í.
|
|||||||||||||||||
ç
|
|||||||||||||||||
t, iïet Duifterheit.
|
|||||||||||||||||
Natuur-wet, wat wy met dit woord ver-
ftaan. 75-3 Van famen-hanginge. 774 Van fcheidinge. fff Van onverflyte- lykheit van veele deeltjes. JSS Van böfiinge en aantrekkinge en wegdry- vinge. 7ƒ0 Der vloei-ftoffen onder- vindelyk betoogt, 782 Wet der hoog- ten in devogten. 783 Der op-en ne- der perflinge in een vogt. 788 Defel- ve in meer op een ftaande vogte.792 Wanneer plaats heeft en wanneer fom- tyds niet, 19Æ Siet verder van dele wetten der vog-
ten by Vloei-ftoffen. Sonder de wet der hoogte waren alle overdekte kamers doodelyk voor men- fchen. 813 Geen. menfchen in- een. |
|||||||||||||||||
Β L Α D-W Υ S ER,
|
||||||||
II Verkeerde eerfugt. \££ 4
III Onwetenheit. 7
IV Te grooten inbeeldinge van wys
te fyn. ' 8
Aanleidinge tot defefoe.
I Voor-oordeelen. 11 II. Verkeerde manier van de natuur-
kunde te befchryven, ook alles uit een onderitellinge te willen afleiden. " 12,13. III Op geen eind-oorfaken agt te
geven. 16 IV. 'Te veel difputeren. 17
V. Onoplettentheit. 19
Middelen tegen defe oorfaaken en aanleidin- gen volgen op elk, Onwetenheit, te bèlyden waar toe nut.
Oogt , uiterlyk geftel. 204 Lamheit in
de oogen-leden. 205· Is een donkere Kamer. 210 Vliefenenvogten. 211,212 enz. Waarom van binnen fwart. 214 Verandert in verre en na by teilen. 216 Het fwart verandert na het ligt. 218 Wonderlyk in een rombout en vliege. Oore, uiterlyk geftel. 228 Gehoor-pyp 229
Trommel-vlies en trommel-beentjes en^ fnaartje. 229 Beweeginge van defe" laatfte. 230 Doolhoof, deiTelfs maak- fel, 231 Verfcheiden byfonderheden. .. "' 236 Oorfaken, geen onwetende eerfte oorfaak
kan nit een reex van diefamen werken, afgeleid werden. 769 enz. Opfiandinge, is mogelyk. Syó Om dat
een lichaam op te wekken niet meer vereifcht als het felve te formeeren.857 ,Schynt felfs meer mogelyk als de for- meringe. 8j8 Acht tegenwerpingen be- antwoord. 8f9 enz. Nogh vier te- genwerpingen voorgeftelt en daar na beantwoord. 869,878, 882 Noghee- nigeuitdeH. Schriften. 870,884,887 ■enz. Welke laatflede Atheiftenmet regt niet maken kunnen. 884 Opftandin- ge der lichamen by het waflen der gra- nen vergeleken. 88f 0Md.er.dom, groot fynde is ellendig &
|
||||||||
P.
|
||||||||
Prfrallaxts, der .vafte Sterren uit den
omloop des Aardkloots tot nogh toe onmerkelyk. 906 Der Sonne waarom by de latere lbo veel minder als by de Oude. 618 enz. Paffaad-winden en Moujfons, hare eigen-
fchappen. 368*37r· Pajfien, haar nuttigheit. 284 Syn ver-
fcheiden in alle menfchen na het ge- meene nut vereifcht. 285" enz. En fyn defelfde, als het gemeene nut het tegen- deel vordert. 286 Pejen, der fpieren na de vingers wonder
geftel. 132 Derfelver wonderlyke in- plantinge. 134,136 Pefi, door befmetting der lugt. " 358
Waarnemingen van den Profeflbr Schagt, " 3y8,94 Phosphorus, brand. fQf Ook in wa-
ter. ƒ18 Om te branden heeft eeni'ge warmte van noden 5-17 In een lugt- ledige plaatfe. 5-18 Doet water ook koud fynde, vyeren 5-18 Vloeibare Phosphorus. 5*19 Gemakkelyke be- reidingh der felve ƒ20 Pijfe, deifelfs ordentelyke wegen. 110
Uit defe werd de Phosphorus bereid. po
Pylaar der Hoogte, 'm een vogt wat die
is. 784 In meer Op een ftaande vog- ten, befchryvinge. 791 Planeeten, haarc beweeginge. 699 Groot-
heit ten opfigt des aardkloots. 6g^ Hare omlopers, en den ringh van Sa- turnus, 700 Hare omloops-tyden, en afftanden van de Son. 700 Snelheden van Jupiter en Venus. 701 En van de omloopers van Jupiter. 703 Ver- fchrikkelyke kragt die Jupiter be- weegt. 703 Brede loop. 705*, 706 Naderingh na de Sonne. 708 Ellïp- tifche loop, 709 Verfte punten hoe geftrekt fyn. 709 Syn duifter in haar felfs. 711 Eenige drajen om hare af- fen en de fnelheit. 716 Watindefelve is, onfeker, 719 Swaarheit op mal- dander, 762,, 763 |
||||||||
D E R S J Κ E N.
|
|||||||||||||||||||||
Rivieren, overftromende maken het land
vrugtbaar. 437 Rook, klimt op door de lugt., 358
Rugge-graadt , deflelfs wonderlyk ge-
ftel. 167. Gebruik van deflelfs krake- been. - 168 |
|||||||||||||||||||||
Planten,hebben veel lugt van nooden. 337
Beftaan meeft uit water. 39a Komen fonder aarde en water niet voort, ƒ68 Elke heeft twee wortels. 5-70 Waar uit haar aard-wortel beftaat. fWt Waar uit haar ftam beftaat. f82. Wonder dat hare wortelen altyd nederwaarts en (lam- men opwaarts waflen. ƒ83. Het ge- itel van hare knoppen. 5-88 Bladeren geftel. ƒ89 Door de lugt·pomp onder- iogt.,5'9z Blóem-geftel met en fonder , fteunfels. ƒ94 Draatjes tot het ophou- den der takken, ƒ95- Hare heerlykheit, in deSonne gefienfynde. 603. Geven haar vermogen niet. Ó07, 608 enz. Plnimtje , fiet Saadplant. Holligheit daar
vpor in een boon. ƒ71 Po/e», fiet Aardkloot. . ±fi
Pols-flagh,waaruit veroórfaaktwerd. 103
Wanneer gevoelt werd. 1 o? Üneven- heden waar door. 200 Poort-ader , waarom fterker vefelen heeft
v'als andere aderen. 108 |
|||||||||||||||||||||
S6t
|
|||||||||||||||||||||
Rupfea, voort-teelinge.
] ■ .'S. |
|||||||||||||||||||||
SAgtmoedigheit en nedrigheit de ware
middelen om gelukkig te fyn 293 Salpeter, is in de lugt. 84$"· enz. Kan uit
aarde na eenigh mengfel gemaakt wer- den. 845·. Als bloed daar op fpringt maakt het rood. 846 Komt overvloe- dighuit bloed. Ibid. Heeft veel lugt in figh. Ibid, Kan iïgh geheel met de lugt mengen. 847 Geneert fommige ongemakken der Vrouwen. Ibid, Komt .uit het noorden. 847. enz. Veroorfaakt
merkelyke koude. Ibid, Is alleen fyn- de , werkeloos. 848. En werd door fwavelagtige dingen werkfaam ge- - maakt. Ibid. Deflelfs foo genoemt vaft
foutfchynt fout van hout-k polen. 849 Sant, komt uit de 2ec voort. 39$·
Samrnus en fyn ringh , fnelheit en won-
der 717. Siet Planeeten, Schaduwen, doen de lugts-dampen der-
waarts vergaderen. 442 Schip, feilende ?o mylen in een etmaal,
kan in geen 1100 Jaren deSonne berei- ken. 641 En de Sterren in geen 3000,000 Jaren. 693 Scbrifture , fpreekt niet na de dwalende
opinie des gemeenen volks. 912, , Sten, verre en naby fien hoe gefchiet. 21 f
• Flaauweren kragtiger hoe gefchiet, 217
Sinnen, uiterlyke haar gebruiken. 263
Nuttigheden van hare bepalingen. 267 Slag-aderen, der felver loop. 98 Waar-
, om gedurigh nauwer toeloopen. ioz
Des ruggemergs ïoopen als ketenen. i I9I
Slokdarm, deflelfs fpïer-draden. ff
Smaaks, nodlghdt, 2?4 Werktuigen. 2 f f
Gefchied ook door .het gehemelte. %$6 De ziele behoort bok daar toe. 2ƒ8 S vaartje in het oor* , beweegt ίη het: ge-
Bbbbbb hoor. |
|||||||||||||||||||||
£?.,
|
|||||||||||||||||||||
48
|
|||||||||||||||||||||
Uyl vaten.
|
|||||||||||||||||||||
R.
|
|||||||||||||||||||||
REfleélie, reflecterende kragt der lig-
chamen, 6 f 6. Wonderen der Re- flectie. 657 Refraftie, is oorfaak van den dageraadt.
342,618 Deflelfs nuttigheden. 6ff Reden der hoek-maten defelfde. 6$f Regen, hoe deflelfs veelheit waar te nemen.
Is alleen genoegh tot rievieren. 42$- Religie , Chriftelyke geen konil van Po-
ütyken. 490 Uit een Hiftorie haar Waarheit bewefen. fi f Reuk, deflelfs Werk-tuigen. 2J-8 Dee-
len werden door de lugt gedragen. 338 Ribbe» , hare werkinge. 170
Riem.Werelds-riem,brandende,waar. 486
Is bewoonbaar door bergen en over- ftromingen der Rievieren. 487 Gema- tigde , waar. 489 Voordeden der noordelykfte gematigde, 490 Koude , waar. 491 |
|||||||||||||||||||||
.' "1
|
|||||||
Β L Α D-
hoor, 243 Deifelfs gebruik duifter, 243
Veroorfaakt driften ineenmenfche 246 Sonve, grooter als den Aardkloot. . 617
En veiligh 100000 malen grooter. 617, 625· Waarom by de oude kleinder, by de nieuwe Sterre-kundige grooter geftelt werd. 621 Korte betoginge van dellelfs groothcit.618. Afftand van den Aardkloot. 624. Werd gemaks-en niet waarhcits-halven onderftelt te loo- pen. 62? Dagelykfen loop. 62,6 Ge- fchied in een fchroeftrek. 636 Jaar- lykfen loop en afwykinge. 626 Groot gebruik van defe laatfle. 627 Delfelfs veerheit vanden Aardkloot kan in geen ^4. jaren door een kanon-kogel afgelo- pen werden. 641. En door een fchip, dat 50 mylen daags feilt in geen 1100 jaren. 641 Duiftering in des Heeren Jefu lyden, 683. Is onbekent of waar- lyk loopt of ftilftaat. 903 enz. Sout, fiet Z.
Spieren des buiks, werkinge der fchuine
en dwarfe. 63 Gebruik der pyrami- dale. 64. Der regte. Bid. Die tot a- deminge dienen bpgetelt. 87. Befehry- vinge. 129. Hoe de fpier-draden daar in geleit werden. 130 Werkende wor- den dikker. 132, OefFenén een groo- ter kragt tegen een kleinder gewigt. 136 Hare verbalende kragt, dié fy doen. 138 Defe kragt is nodigh tot de fnelheit der bewegingen. 1 $7 Betogingen van der felver kragt. 141. enz. Hoe foo tede- re vleesdraden foo grootè kragt kun- nen doen met foo veel fnelheit. 1 ƒ6,15-9 Verfcheiden loop van haar draden. 160 Werden door bloed en fenuw-fap be- wogen. 118,18? Spinoza tttiet voornemen een Ongodift.6.
Syn üit-einde. 7. Kortelyk wederleid. ■ 9
Stammen , der Planten waar uit beftaan. j8i WatTen altyd opwaarts. 584 Sterren^ Hemel onmetelykegroptheit. 687 VerfchU-figt der vafte Ster ren. 088,906 Öorfake van, des Hemels onmetelyk- heif.'69o Hemel of vaft of vloeyende is. Ibia, Waarfchynelyke reden of de- fel ve niet wel vaft mogt fyn. Ó91 |
|||||||
nSER.
Sterren verbafende· afftand van de aarr
de. 693 Hare ontelbaarhelt 695-' Óf in grootheit of veerheit vcrfchilleri. 696 Veranderingen in de vafte fterren. 697 Sterre-kundige , fyn gegrond in de Son
feer groot te Hellen. 618 Weeten nogh niet of de Sonne of Aardkloot bewogen werd, 903 En bekennen de- fe hare onfekerheit. 904 Dat defe figh • yaneen Hypothefis bedienen,geeft geen
fekerheit vau defelve. 906 Gebruiken dikwils onderftellingen , die fy felfs weeten vals te fyn. 908 Stralen , divergeeren, 206 Brekinge uit
water in lugt getoont. 207 Uit lugt in watsr; getoont., Bid. Régthoekigh op yets nedervallende breken niet. 20S Divergente convergent te maken. 209 Divergente geven geen beeltenilTe, 211 Verdelinge in couleuren en hetYflands Kryftal. 663 enz. StrotS'Openingh, werd konftigh bedekt,
Suigen, hoegefchiet. ji Door de veeren·»
de kragt der lugt. 333 Suur , liet Alcali.
Is in veel faken in de Wereld verfpreid, 830. Bederft de zeepe. - -\ 83a Swaarkeid, in alles op de aarde, 477
Deifelfs nuttigheden. 760, 761 en2. Der Hemel-ligten op malkander. 762, 763 Werd vap kogels, en bomben en andere figh onbewufte faken gehoor- faamt. ' «,, 766 enz. Swarte Couleur, waar tn beftaat. 666
Swavet, veel fyn.de maakt de aarde onvrügt-
baar, 837 Doet de falpeter werken, 848. Is ook in de lugt. 35-4,849 Titf»^?»,eigenfchappen. 46,173 Haar
Emaüleerfel. 47 Tin, is moeyelyk van metalen te fchei-
den, 839 Tongt, gebruik. 4»
Trekkingen , van de leden, oor fake daar λ
vam , 194
Trommel in. bet oor , vlies. $19 HoHig-
i heit, deifelfs openingen. x|o
|
|||||||
4 Κ Ε N.
ven en finken. f49 Sonder blaasje kun-
nen niet boven komen. f f o Hoe llgh in meer koude en warmte, en meer of min- der water diepte gedragen, ff ζ Kunnen lugt uit en in laten, 5-5-3 Swemmen' voort met hare itaarten fff Waar toe hare vinnen gebruiken, f f 6 Waar- om ronder oogen hebben als lugt-die- ren., f f 7 Hare meenigte. f f9 yiamme, uit twee koude famen gegoten
vogten. 504 Vleugelen, werden in 't vliegen op en ne-
derwaarts bewogen f38 Haar vet- wonderlyk geftel. 541 Ongeloofly- ke kragt der felver. f46 Vliefen, verfcheiden gebruiken. I2f Der
herifenen doen het zenuw-iap voort- gaan. i2f Hare buigfaamheir no- digh. 12f Der herifenen , hoe trek- kingen veroorfkken 194 Der herife- nen , dienen tot gemoeds-roeringen. ,....■ 245- Vloek, blykt uit de voort·teelinge der vil-
fehen. jóo Der aarde blykt uit de planten en onkruiden, 6c6 Ook uit het minder vrugtdragen der boomen. 609,610
Vloei-fioffen of vogten , hare fwaarheits
werkingein een kromme gelyk-wydi- ge pyp. 783 Nederperitende kragt,ha- re grootheit en eigenfehappen. 783 Reguleert figh na de fwaarheit van den Pylaar der Hoogte. 78f Perflèn ook opwaarts. 786 De grootheit van de opwaarts perffinge* 787 Reguleert figh ook na de hoogte. 788 Eigen- fehappen van de op-en neder perflèn- de kragten in vloei-ftoften. Uid. Op én nederwaarts perffinge in meer op een (taande vogten reguleert figh na de hoogte 790 Derfelver kragt is gclyk met de fwaarheit vanden Pylaar der Boogie. 791 Perffingen op hooger en lager Hori- zontale vlakken. 792 Wet in openne- der-periïïngen. Uid, Wanneer plaats heeft, en wanneer fomtyds niet. Uid. Op-perfilnge komt van de zyd-vogten. Ibid. Schuine perifingen reguleeren figb na de IVet der Hoogte. 793 Dwars- perfBnge reguleert figh meede na de Bbbbbb 2 hoogte |
|||||
DER
ν;.'.
VAderlandt, yders gefiegentheit tot het
fyne. . 287 Vederen, wonderlyk maakfel» 5-41
Veelheit der deelen , daar alles uit befiaat.
721
Sïe kïeinbeh der deelen. Een teerlingh van een duim heeft 1000000 deelen die tot gebruik on- derfcheiden kunnen werden. 722 Een duim waters heeft 13000 millioe-
_nen deelen 723 Aan de punt van een - naaide kunnen 13000 deeltjes waters
hangen. 724. Een droppel water heeft meer als 20 milioenen deelen. 724 Ênwaarlyk meer als 1000000 millioe-
öen deelen. 726 Het fel ν e kan men van andere vloei-iroffen oordeeJen. 72,6 Een duim lugt heeft meer als iooOjOOO,oOo,ooo,ooe deelen. 727 Vyer-deelen fyn nogh kleinder. £27 Dierkens welke 1000000,000 eenen fandkorl uitmaken , fyn door een Mi- crofcopium figtbaar. 726 In een fe* conde komen uit een brandende kaarf- fe meer ligt-dcekn , als 1000,000 aard- kloten fanden kunnen bevatten. 734 Kleinhéit en veelheit van hare deelen ïn vafte lichamen. 734enz. Veerende of uitfettende kragt der lugt ,
werkt in weinig ïugt meer als de fwaarheit. 316 By gelykenuTe ver- klaart 327 Werkt door de fwaar- heit. 328 Soo die wegh was, was do- delyk voor alles. 331,349 Is niet al- leen genoegh tot het leven. 336 Doet ; dè vuTchen leven en onder water bly-
ven. 336 By de Ouden onbekent. 345- Venus y fiet PlaneeUn.
Gaat des morgens alleen op, 713
Blinkt fonder vlekken. Uid.
VerbetUiuge , deflèlfs nuttigheit. 278
Vereeniginge, van ziel en lichaam onbe-
• kent. 271 Deffelfs palen ver wonder-
lyk. 273 Verfchil-figt, fct parallaxis.
'V'tffchenί, blyven door de lugts-perfïïnge
onder water. 330" Hoe fy in water opdry- |
|||||
BI AD-W Υ S ER.
|
|||||||||||||
hoogte. 793, 798 'Maniere om deffelfs
grootheit te vinden· 794 Is neder- waarts en dwars op een kleine plaats even groot, in HiMvfb^. In water.796 Wet en grootheit der dwars-perffin- gen. 796 Ëewefen. 797 Dwars-përf- iinge van het water met de perffinge der lugt daar boven , uitgerekent. 798 Op de wegneming van een tegenftand, volgt bewegingh. 799 Voedmge der Dieren , op verfcheiden wy-
fen. SB S Vogelen, hare beendertjes feer hol en
hart. 5·37 En met krakebeen in de ge- wrigten, Ibid. Hoe iy vliegen. 5-38 Houden figh op en vliegen voort door defelfde beweginge. 5-39 , 5-40' Hare voeten en andere aanmerkingen. 3-41 Ook in water-vogelen. 5-44 Hoe op en nederwaarts vliegen en figh kee- ren. 45-5- Haar fwaarheits middelpunt houd haar regtin het vliegen. Ibid. Moeten in de lugt anders , als de vif-
fchen in het water opgehouden wer- den. SS4 Voeten, geheel in fout verandert. 396 Siet Vloei-fioffen.
Voort-teeUnge, algemeene luft daar toe. 209 Geeft een groot bewys tegen het ge- val· 30ό Siet Dieren, Vrugtbaarbeit, door falpeter en deSonne- ftoffen. 8 ƒ0 Vyer, word door lugt onderhouden. 338 Hegt figh aan vafte lichamen. 400 Ook aan water. Ibid. En verlaat het water in een minder geperlte lugt. 401 Deffelfs deelen fyn elaiticq. 402,504 Kan met water een ligter famenftel als met lugt maken. 402 DeiTelfs nuttig- heit. 497 Duifter wat het is. 499 Schynt een byfondere ftofFe om veele redenen, Ibid. Doet alle ftoffèn niet branden. Ibid. Schynt niet alleen in een fnelder beweginge te beftaan. ƒ00 Eifcht fekere bepaalde lugts-deelen. ƒ01 Werkt als een fmelt-vogt. 502 Set figh in en tot vafte lichamen. jOj- Deffelfs overvloet in meeft alle fa- ken, yoó Is veel in de aarde en brand- |
|||||||||||||
bergen. 508 Veel in de lugt. ƒ09
Moet door een groote magt en wys- heit betoomt werden. 5-07, 5-j 1 Brant nietaltyd,ƒ13 HoemenvoorhetJugtea Hemel-vyer bewaart werd. 5-14 Mie vyer kan door het Water .niet; gebltift werden, $j&% .Wónderlyk^beftiertjiji het bewaren van een blad des By- bels. f22 Wonderlyk gebruikt, in der Joden vergeetfen Tempel·bouw, ibid. En veel andere gevallen. cotJCüojfrö |
|||||||||||||
3to«rawiw'"niiiib ι ι
|
|||||||||||||
W
|
yi/er^noötfakelyrkheit;388 Pekleïn-
;heit van deilèlfs deelen. Sietgftel- |
||||||||||||
■[- Aeit. .1 ...■.}■.,.:'■'■' :;'■'·■-.■.
De ftoffe der Planten.: 391 Hoe door
deftillatie geheel tot aarde werd. · 395 Der zee word zand. 395- Maakt plan- ten, dieren, mineralen , metalen, 397 Hoe in dampen opryft. 399 Kan met 'vyer een ligter famen-ftel als lugt ma- den. 402. Om op te dampen moer in • kleine deeltjes verdeelt werden. ,403 Deffelfs ommeloop bewaart ailjcss van o- verftrominge. 442 Onverflytelykheit en overvloet 45Ό In de Wereld niet magtigh alle vyer te bluiTen. ■ - 316
Water vaten , haren loop. 124; Maken gelyk ketenen in defelve, ..- 192 Water-werken , Hevel. 800 Twee Foyi-
teinen die hooger fpringen als haar waterval. 801 , 803 En kromme pyp. Sof Eerfte water-wigtigh won- der, en twee bewyfen. 807 enz. Tweede wonder, 809 Derde wonder. 81.0'> ■ ■ i '8l1
Wegdryvende kragt,, Repulfio $ wat het
is. 7J-9 Voorbeelden der felve., ,760
Werelds, voornamefamen-ftellingen twee-
derlei. > - 686" Werelds-riem , fiet Riem.
Wervel beenen , maakfel der twee hoogfte
»70
Wetten, fiet Natuur-wetten.
Winden , hare nuttigheden. 365" Paffa-
den en MouiTons, 368; Veroorfaakt door vernauwen der ruimte. 375- Door het bewegen van vafte lichamen door |
|||||||||||||
Á Ê Å Í.
byfonderen loop hebben. ^ 113
Zaad-plant, heeft fyn wortel in het Zaad,
ƒ69 Ook het pluimpje "of (lammetje. /bid. In alle zaden. 5-75* In koorn. 5-78 Of ook die van alle volgende bevatten. , 579
Zadduceen, over de Opftandinge kragtig beantwoord. $$6
Zee, water werd fand. 395· Deffelfs in-
hammen ontfangen de rievier-wate- ren. 43Ó Gebruiken. 438 Kragt om laften te dragen, lbtd. Kopere zee van Salomon is feskantig geweeft. ƒ97, enz, Zee-plamen. 611 Zeilfieen , eigenfchappen, 471 Wanneer
bekent geworden. 472 Zenuwen, een fap en geen geeften loopen
door defetve. 117. Dit fap dient toe debeweeginge der fpieren. 117 Hare takken wyfeiyk geordineert-119 Dwa- lende en tuffchen ribbige kort befchre- ven. Ibid, Sap werd door de water- vaten te rngge gevoert. 123 Waarom toe gebonden fynde, by den band niet opfwellen. 126 Vyfde en agtfte paar dient tot gemoeds-ontroeringe. 244, 24?
Ziele, bewefen 40 Verecniginge met het
lichaam . 2,7l Zona , liet Werelds-riemen.
Zout, bewaart de wateren van verdervin-
ge. 43J Zee-zout werd door het ge- bruik tot een ander zout Sal Armo- niac, 833 In het xee-zout is het fuur overvloediger. 834 Hoe het vlees daar door bewaart werd. 835" Het zout dat het vlees bewaart heeft, werd een Sal Armontac. Ibid. Loogzouten hoe ge- maakt werden. 83Ó Maken veel fyn- de de aarde onvrugtbaar 037 Zyd-vjormen , en rupfen voort-teelinge.
$6ô
|
|||||||||||
D E R S
de lugt. 376 Door een windbol. Md.
Door eftervefcentien. 37<5 Doorbrand van falpeterenfwavel, 377
Door de uitfettende lugts kragt ver- meerdert fynde. 378 En verfwakt fynde. Ibid. Door Koude. 380 Door warmte. 381 Door fchielyk ophou- den der warmte. 382 Hoe opwaarts kunnen wajen. 382 Noorde winden maken de lugt fwaarder. 048 Wis-kundigen , verfchillen ontrent den
loop or ftilftaaii der Sonne. 904 Be- kennen daar ontrent hare onfekerheit. 904
Wolken fyn hooger mtften. 3^4
Wonderen , der Water-wigt, liet Water-
•werken- ,
Wonder-zout van Glauberus. ■: 390
Wormen . in verrotte menfchelyke hcha-
™en· ■ u á St
Wortelen, van Planten waar uit beftaan. 481
Haarbaft,houtigh deel en mergh. lbtd.
wafièn altyd nederwaarts. 5"<>3
Wyer, groeit in zee tot dyken. 447
|
|||||||||||
Y.
'Delbeit van al het Wereldfche.
enz, Z.
|
|||||||||||
3*
|
|||||||||||
Z/i«i, elk heeft fyn zaad-plant , of
grond-formeerfel van de toekomen- de plant in figh. 569 , f7», 575 Voe" dend fap verandert fynen loop. 5-71 DeiTelfs deelen veranderen in zaadbla- den. lbtd. Defer aaadbladen noot- fakelykheit. m Verrot niet x\ de
aarde, behalven granen en groote boo- nen. ' , 573
Zaad-aderen, waarom ia elke zyde een
|
|||||||||||
Bbbbbb 3
|
|||||||||||