(BtMJ)
|
||||||
AANTEEKENINGEN
|
||||||
OVER
|
||||||
HAARLEMSGHE SCHILDERS.
|
||||||
pp ç Ë \° ^
|
|||||
t„ iy.i^»^.f>J»^.waWMtMsii*i^^
|
||||||||||
i
|
||||||||||
m é
|
||||||||||
ç fint Jans oe^en to ïiae,
|
||||||||||
T^pS^^1—ftff«!W«aw;»^.'^-y^i*'"'«=^^ '-« "Ì1*·,*úß^"»^Ëí">~
|
||||||||||
■ ! 1 ' V. " I I i
|
||||||||||
■ é
|
||||||||||
te
|
|||||||||||||||||||
GESCHIEDKUNDIGE AANTEEKENINGEN
|
|||||||||||||||||||
OVER
|
|||||||||||||||||||
HAARLEMSCHE SCHILDERS
|
|||||||||||||||||||
EN ANDERE
|
|||||||||||||||||||
BEOEFENAREN TAB DE BEELDENDE RISTEN
|
|||||||||||||||||||
VOORAFGEGAAN DOOR ICENE
|
|||||||||||||||||||
KORTE GESCHIEDENIS
|
|||||||||||||||||||
VAN HET
|
|||||||||||||||||||
SCHILDERS- OF S*. LUCAS GILD ALDAAR.
|
|||||||||||||||||||
JIOOR
|
|||||||||||||||||||
Á. van der WILLIGEN, Pz,
Med. Doctor.
|
|||||||||||||||||||
TE HAARLEM, BIJ
DE ERVEN Ã. BOJIN.
1866. |
|||||||||||||||||||
KUNSTHISTORISCH INSTITUUT
DER RIJKSUNIVERSiTEiT UTHECHT |
|||||||||||||||||||
VOORBERIGT.
|
|||||
Het is van algemeene bekendheid, dat, hoezeer vele van
onze oude schilders en andere beoefenaren van de beeldende kunsten nog in onze dagen in vollen glans schitteren en zullen blijven leven door hunne werken, er van velen zeer weinige levensbij zonderheden bekend zijn. Hun familieleven is ons veelal ten eenemale onbekend. De geheele verwaarloo- zing om aan te teekenen wat hierin bij hen al voorgevallen is; welke hunne maatschappelijke betrekkingen waren, en tot welke personen hun omgang zich uitstrekte, werd nader- hand zeer gevoeld. Bij gebrek aan echte bescheiden namen vroegere geschiedschrijvers verhalen op die zij ook slechts van hooren zeggen hadden, en ontluisterden zij hun arbeid in den regel meer door hetgeen zij te boek stelden , dan diegenen waarvan zij, zonder de bewijzen te kunnen leveren, allerlei verhalen, rijp en groen, opdischten. Ook mij heeft dit, even als vele anderen getroffen. —
Het gaf mij aanleiding om, in den kleinen kring waarin ik mij kon bewegen, niet alleen het een en ander aan te teekenen van het werk van menigen schilder, hetgeen mij voorkwam minder of in het geheel niet bekend te zijn, maar ook al datgene wat slechts in de verte kon dienen om den sluijer van hun huiselijk en maatschappelijk leven op te ligten. |
|||||
VI
|
|||||
Het spreekt wel van zelf dat in de eerste plaats die kun-
stenaars mijne aandacht boeiden die de stad mijner inwo- ning van de vroegste tijden af door hunne groote talenten zoo beroemd gemaakt hebben. De gelegenheid om mijne on- derzoekingen uit te breiden en voort te zetten, waste gun- stig, om haar. hoe weinig tijd ik dikwerf ook kon afzonde- ren , ongebruikt voorbij te laten gaan , en zoo ontstonden, be- stemd voor eigen gebruik en leering, deze aanteekeningen. Eenigen daarvan werden nu en dan aan anderen medegedeeld. Sommige plaatste ik in het bekende tijdschrift de Navorsc/ier, zoo als b. v. over N. Berchem, P. Post en anderen. Zoo vond een berigt uit de Haarl. courant over Teniers de Jonge in dat tijdschrift een plaats. De gevolgtrekking naar aanleiding van dit berigt, toen
ter tijd door mij gemaakt, is bij verder Onderzoek dan ik in staat was te doen, naderhand gebleken onjuist te zijn. Men heeft mij dit niet zonder scherpte verweten, maar als men de zaak onpartijdig wil beoordeelen, heeft dan juist dit eerste berigt niet anderen wakker gemaakt en aanleiding gegeven tot grondiger onderzoek, en is hierdoor misschien veel spoediger dan anders zou geschied zijn, alles wat be-: trekking heeft op David Teniers en zijne geheele familie, thans reeds in het helderste licht geplaatst. Zoo geloof en hoop ik, dat het nu weder met deze aan-
teekeningen zal gaan. Zij zullen aanleiding geven tot be- oordeeling en veroordeeling. Maar wanneer zij slechts bij anderen den lust mogen opwekken om ook te onderzoe- keu, en de bronnen die hen ten dienste staan, al is er ook veel tijd aan verbonden, te raadplegen, hetgeen ik hier geboekt heb te wikken en te wegen, en mij bescheiden mijne dwalingen onder het oog te brengen, dan is mijn wenscli voldaan. Oorspronkelijk waren deze aanteekeningen niet voor de
peis bestemd, maar toen zij zich telkens vermenigvuldigden, hoe kort velen ook mogten zijn, kwam mij de afzonder- |
|||||
VIT
|
||||||
lijke bekendmaking toch ook minder wenschelijk voor; ik
besloot alzoo ze gezamenlijk aan te bieden aan allen die be- lang stellen in de geschiedenis van onze haarlemsche schil- ders, enz , niet met het oogmerk om een geheel te leveren, maar slechts om hier en daar het een en ander aan te vul- len of zoo mogelijk te verbeteren, op te helderen en te be- vestigen wat door anderen reeds geboekt is, en eindelijk om eenige tot nog toe geheel onbekende personen of huise- lijke omstandigheden en andere zaken aan het licht te brengen. Dit is het doel van deze fragmentarische bijdragen over
haarlemsche schilders, enz. Ik heb er mij op toegelegd om niets aan te teekenen
dan hetgeen ik door eigen onderzoek, uit echte bronnen heb kunnen opsporen Ten "dien einde zijn geraadpleegd eenige onvolledige en losse stukken van het St, Lucas- of schilders- gild te Haarlem , de thesauriersrekeningen, beginnende van 1417 af, het groot en klein memoriaal van HH. burge- meesters, de registers van transporten, van de schutterijen, van cautiën, van de kleine bank van justitie, enz., de doop-, trouw- en doodregisters, alsmede de rekeningen van de St. Bavo kerk, beginnende met 1400, mij welwillend door HH. kerkmeesters ter inzage afgestaan. — Hetgeen ik in sommige van deze documenten heb gevonden met be- trekking tot het hier behandelde onderwerp, heb ik als kro- nijk vooraf laten gaan. Veel kwam mij zoo eigenaardig voor dat er aan het maken van uittreksels niet te denken viel. Zonder hulp en aanwijzing zou ik in vele opzigten te
kort geschoten zijn, maar ik ben met de meeste bereidvaardig- heid op eene zeer vriendschappelijke wijze krachtig bijgestaan door mr. A. J. Enschedé, den verdienstelijken archivaris van onze stad. Ik breng ZEd. daarvoor openlijk hier mij- nen dank. Ook is het mij aangenaam dezen uit te mogen uitstrekken tot de firma Enschedé, die mij de inzage heeft toe- gestaan van het bijna volledige exemplaar der Haarl. courant |
||||||
:
|
||||||
VÉ Å Ã
|
|||||
dat in haar bezit is. — Eenige oorspronkelijke en zeer zeld-
zame begrafenisbriefjes van schilders in mijne uitgebreide verzameling van schildersportretten zijn mij mede zeer te pas gekomen. Niettegenstaande de raadpleging van alle deze stukken,
zal men hier veel te vergeefs zoeken, dat men stellig meende te mogen verwachten. Ik zelf ben bij mijne onderzoekin- gen dikwerf teleurgesteld, want de aanteekeningen van onze voorzaten waren veelal zeer kort, liepen meer over po- litieke en stedelijke belangen, waarbij men soms wijdloopige rapporten aantreft over weinig beduidende zaken, terwijl men integendeel over voorname personen en zoo ook over schil- ders, enz., zeer weinig geboekt vindt. A. v. D. Willigen, Pz.
|
|||||
'
|
|||||
EERSTE GEDEELTE.
|
|||||
1
|
|||||
KORTE GESCHIEDENIS
|
||||||||||||||
VAN HET
|
||||||||||||||
ST. LUCAS OF SCHILDERSGILD
|
||||||||||||||
TE
|
||||||||||||||
HAARLEM,
|
||||||||||||||
Het eerste berigt van het bestaan van dit gild is te vinden
in een fundatie brief eener vicary op het autaar van St. Lu- cas in de St. Bavo kerk, voor drie missen in de week dooi- de wed. van Floris van Adrichem, in dato 28 !Pebr. 1504. Den 31sten Mei 1514 kreeg het gild zijn eerste keur , terwijl. in 1576 een verdrag tusschen de algemeene vinderen van het St. Lucas gild en de goud- en zilversmeden gesloten werd, waarbij deze laatsten zich van het gild afgescheiden hebben. Oorspronkelijk werd in het Gild de kunst verte- genwoordigd door 1. Schilders.
&. Plaatsnijders, graveerders en etsers.
:3. Glaseschrivers en verlichters.
4. Beeltsnijders, houders en gieters.
|
||||||||||||||
f Architecten.
|
||||||||||||||
Mathematici. < Landmeters.
Astronomen. Alle zeldtsame geleerde konste- naars en werckers.
Alle vrije Liefhebbers. 1
|
||||||||||||||
Menghde konsten.
|
||||||||||||||
Á
|
|||||||||||||||||||||||
Salomonde Braij. 3
i n Dirk de Braij
|
|||||||||||||||||||||||
11
|
|||||||||||||||||||||||
3 4-
# J , <tó»B ß -&«i<W
|
|||||||||||||||||||||||
Jan de Braij. 2 ~
|
|||||||||||||||||||||||
?7l·. HÜ&t
|
|||||||||||||||||||||||
!-?-C^*t' /)ËËËÁ
|
|||||||||||||||||||||||
(Ë
|
|||||||||||||||||||||||
Abraham Casteleijn.
|
|||||||||||||||||||||||
-)
|
|||||
1. Konstverkopers , druk-
Ikers, affsetters, stuck-
briefijesmaeckers, verfi- verkoopers. 2. Groifschilders, vergulders, stoffeerders, spiegelmaec- kers, plumierders, verwers. 3. Geleijbackers , schilders en verkopers. 4. Stoeldrayers en houtkra- mers. De volgende neeringen en handwerken werden oorspron- kelijk in liet gild opgenomen: 6. Gout en silversmeeden.
7. Bourduerwerckers en tapijt en damaste beeldenwerckers,
8. Kopeislagers, geelgieters, orlogiemaeckers en koper-
werckers. 9. Tin- en loodgieters, orgelmaeckers, pompmaeckers en
leijdeckers. 10. Glasemaeckers en verkoopers.
11. Bouckbinders, druckers en setters.
12. Blickwerkers en ijserkramers, en alle die met de bout
en kaers soudeeren. O Uytdragers en draegsters.
Eene dergelijke //tafelswijze verspreyding der konsten, ■
liandtwercken, ambachten en neeringen onder den gilde van St. Lucas sorteerende en slagbreyckende// van omstreeks 1630 is te vinden in de Verhandeling over de boekdrukkunst door Jac. Koning, bl. 456 met bijlage B. Behalve de goud- en zilversmeden die zich in 1576 af-
gescheiden hebben, vindt men bij de keur van 1520 dat de geleijwerckers zijn gebragt onder de neeringen en hand- werken. De keuren van 1514, 20 en 90 komen in de hoofdpun-
ten met elkaar overeen. Het inkomgeld en andere leges |
|||||
Geslaclitlijst van de familie HALI.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
1°. Jan Pieterse Hals.
Schepen te Haarlem in 1473, 75 en 76. Burgemeester in 1478 en 1479. Trouwt Í. Í.
waarbij een
zoon,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
1°. Frans Jansz. Hals.
obiit 1525.
trouwt
Í. N.
waarbij |
1°. Mr. Pieter Hals Claasz.
Schepen te Haarlem in
1574 en 1575.
Eegent van het weeshuis
in 1577.
Weesmeester in 1577 en
1578.
"Vertrekt van Haarlem in
1579, doch werwaarts hij
|
I. Dirk Hals.
geb. te Haarlem, overl. aldaar 1656. Trouwt met Agncta .lans. Kinderen:
1621. Antonius. 1625. Anneke. 1627. Hester. 1630. Catharina.
1633. Adriaenke. 1641. Tonis. II. Frans Hals.
geb. te Antwerpen, 1584?
overl. Haarlem, 29 Aug. 1666.
trouwt voor de eerste maal
met
Anneke Hermans.
Uit dit huwelijk wordt geb.
1611. Harman Hals, overl.
1669.
Hertrouwt te Spaerdam:
12 Sept 1617 met Lysbcth Ileyniers. Kinderen: ? Johannes. 1623. Adriaentgen.
1624. Jacobus.
1627. Beinier.
1628. Nicolaas, overl. 1682.
1631. Maria.
? Pieter. komt voor in de resol. van
Burg. 9 Febr. 1637 en werd in 1642 als onnoozcl in het werkhuis opgenomen. ? Frans. III. Cornelia Hals en
TV. Geertruid Hals, tweelingen beiden jong over- leden. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
1°. Claas Fransz. Hals.
obiit 1568.
trouwt
N.N.
waarbij |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
1°. Pieter Claesz. Hals.
Schepen te Haarlem in 1447 ,
49, 51 en 62, obiit 1462.
oud 78 jaar.
trouwt
Í. Í.
waarbij 2 zonen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
staat niet aange-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
gegaan is
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
teekend.
Was in 1579 gehuwd
met
Lysbcth Coper
en hebben nagelaten
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacobus Hals
trouwt te Heemstede 4 Mei
1674 met
Magdaleentje Bartels.
Maria Hals
trouwt Adriaan van Haarlem Suydcrhoei', Kinderen: 1. Andries.
2. Cornelia.
3. Magdalena.
4. Catharina.
5. Jan.
Frans Hals Jr.
trouwt te Bloemendaal
19 Nov. 1643 met Hester
Jans van Crocnvclt
overl. 1669.
Kinderen:
1644. Lysbeth.
1645. Johann.
1655. .1 anneke. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Claas Pieterse Hals.
Thesaurier te
Haarlem
obiit
zonder kinderen
na te laten.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
2°. Claes Pieterse Hals.
Schepen te Haarlem in 1474, 81 en 92. Burgemeester in 1483, 87,
90, 93, 95, 97, 99 en 1500. Thesaurier 1485, 86 en 1501. trouwt Í. N. waarbij |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
lö. Pieter Claesz. Hals.
trouwt Í. Í.
waarbij |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
2°. Guertje Hals.
obiit ongehuwd. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het register van transporten zijn mij de navolgende leden van de familie Hals voorgekomen, aan welke; ik geen plaats in deze geslaclitlijst weet te geven.
1551. Claes Hals, Gerrytsz., weduwenaar van Lysbcth Claess. "Velsermansdr. 1557. Claes Hals, Adriaensz., brouwer. // // Cornelis Adriaensz. Hals, gehuwd met Cornelia Ilipprantsdr.
1569. Mr. Pieter Hals, priester. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
'ü
waren dezelfde, alleen met dit verschil, dat voor de minde-
re contributien en boeten deze in de eerste bestonden uit een of meer ponden was, ten projijle van den atitaer, ter- wijl er soms eenige stuivers gevorderd werden, b. v. 12 st. voor tw-ee pond was. Deze contributien in was of geld voor het autaar zijn reeds in de tweede keur geheel vervallen. Uit deze keuren ziet men dat allen die opgenomen
wenschten te worden in de eerste plaats poorters moesten zijn, dat allen verpligt waren voor hun inkomen in het gild te betalen drie goudrijnsche guldens, elke gulden van 28 st. brabantsch; van welk geld de eene helft den heere en gerechte moest uitgekeerd worden, de andere helft aan het St. Lucas Gild, met die clausule dat een poorterskind slechts verpligt was anderhalve rijnsche gulden te betalen. Mogten de gildebroeders meerdere kinderen hebben en deze genegen zijn eenig ambacht te leeren, zoo moest de oudste zoon 6 stuyvers, en de overigen 12 st. betalen, tien waart t/dat iemant van deze gildebroeders voorschrevene een doek- Her huwelijkte aan een poorter of poorterskint die van f/eenigh van deze amhagi voorschreven ware en in "'t gilt ç niet. en ware, die sal als dan het gilt mogen winnen met f/1% stuyvers. De knechts die van andere plaatsen hier ter stede kwa-
men werken, waren ook verpligt te oiferen. De leerjon- gens moesten 12 st. betalen, burgers kinderen 6 st., en gildebroeders zonen waren geheel vrij. Zij moesten hun leertijd voleinden en mogten geen meester worden voor dat zij een jaar lang geld gewonnen hadden, leder schilder mogl: niet meer dan twee jongens aannemen, terwijl bepaald was dat, zoo een van deze twee een jaar aan 't ambacht geweest was, de meester nog een jongen mogt aannemen, en alzoo tot drie jongens toe, welke allen verpligt waren drie jaren te leeren. Zoo mogt ook niemand eens anders knecht of jongen onderhuren of afkoopen, terwijl niemand in eens an- ders werk mogt treden zonder onderling consent. Het was 1*
|
||||
LOLLE.
1500.
Jelle LollesK.
geb. 1551. |
||||||||||||||||||||||||||||||
age
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Lolle Jellesz. of
Laurens Jellesz. v. d. Vinne,
geb. 25 Julij 1585, overl. 10 Sept. 1665.
Vincent Laurens v. d. Vinne,
geb. 11 Oct. 1629 f 26 Aug. 1702. |
||||||||||||||||||||||||||||||
Laurens.
geb. 24 Maart 1658. f 8 Mei 1729. |
||||||||||||||||||||||||||||||
Jan.
geb. 3 Februarij 1668. f 1 Maart 1721. |
||||||||||||||||||||||||||||||
IZAAK.
geb. 24 Oct. 1665.
f 15 April 1740. |
||||||||||||||||||||||||||||||
Vincent,
geb. 10 Junij 16S6. 16 Mei 1742. |
||||||||||||||||||||||||||||||
Jacob.
geb. 20 Junij 1688.
f 17 Jan. 1737. |
Jan.
geb. 31 Jan. 1699.
1 f 8 Nov. 1753. |
|||||||||||||||||||||||||||||
Laurens.
geb. 3 Junij 1712. "f 27 Mei 1742. |
Joius.
geb. 14 Junij 1715. f 31 Julij 1769. |
|||||||||||||||||||||||||||||
Jan.
geb. 12 Junij 1734.
f 1 Julij 1805. |
||||||||||||||||||||||||||||||
Vincent.
geb. 31 Jan. 1736.
f 15 Jun. 1811.
|
||||||||||||||||||||||||||||||
Hester van der Vinne
trouwt met
Jan van Lee, jr.
LTit dit huwelijk is hetl
tiende kind
Vincent v. d. Vinne van Lee.
geb. 20 Sept. 1798. (
|
||||||||||||||||||||||||||||||
■1
|
|||||
verboden op de straat werk te zoeken of rond te venten;
daartoe waren jaar- en weekmarkten, terwijl het allen die buiten het gild waren mede op boeten stiptelijk verboden was eenigen handel te drijven. Ook mogt niemand, voor en al eer hij 't gild voldaan had, zijn werk te koop bieden. Het gild werd bestierd door een deken en vinderen, die
jaarlijks aftraden, met dien verstande dat jaarlijks een der oud-vinders aanbleef. Zij waren verpligt rekening te doen aan de heeren van den gerechte. Het gild had een schriftheer, en onderschriftheer, die
aangesteld werden voor een onbepaalden tijd en bezoldiging trokken. Er bestaat een ordonnantie vau 1642, waarbij hunne verpligtingen en loon omschreven worden. Ook bestaat er nog vau den jare 1633 eene ordre op de
begravinghe en I ij ck gangen van gemeene gildebroeders van het 8t'. L. Gild, en men leest daarin, dat vinderen op een lijckgang van die van de konst allen compleet moesten zijn. Dat deze begravinghen plegtig waren blijkt uit de notulen van Julij 1637, waar men leest dat, bij het nazien van alle brieven, acten, geschriften enz. vervat in de gildekiste, door deken en vinderen f/ioierden met sondcrlingh vermaech en verwonderingh (over de hurleusïieyt en vlijt van den lieer out Beechen de Bray voornoempt) gesien de gilden soorten wapens ende Ç geschich en Ç sieraet der lychen, alles met goede oordeel en waernemingli gedaen als mogelijk was.'/ Den 22st™ Mei 1631 werd de keur nogmaals hernieuwd
en den 15dcn Nov. 1660 alle geldelijke bijdragen verdubbeld op bevel vau HH. burgemeesters om te voorzien in de gel- delijke verlegenheid van het Arme-kinderhuis. Den ls*en Julij 1675 ontvingen alle overlieden van de verschillende gil- den een hernieuwde aanschrijving tot betaling en tevens last om jaarlijks over te leggen een lijst of specificatie van personen die in hunne gilden waren ingekomen. Aangezien de hernieuwde keur van 1631 niet meer aan-
wezig is, kan ik slechts gissingen daarover maken. Het is |
|||||
Ãé
|
|||||
mij voorgekomen dat daarin bepalingen Kullen opgenomen
zijn, waarbij ieder gildebroeder jaarlijks zou moeten bij- dragen tot instandhouding van het gild de som van 4 stuivers, welke contributie bij een jaarlijkschen ommegang aan de huizen werd opgehaald. Uit de notulen blijkt dat er dikwerf moeijelijkheden zijn ontstaan door weigering van betaling. Deze maatregel schijnt dus geenszins de alge- meene goedkeuring weggedragen te hebben. Naar alle waar- schijnlijkheid heeft men in deze keur ook opgenomen bepalingen omtrent het houden van loterijen en publieke verkoopingen van schilderijen, enz. Inde notulen van toen en later worden vele aanteekeningen en raadplegingen over dit gewigtig punt gevonden, en blijkt tevens dat de bestuur- ders eerst te rade zijn gegaan met die van Dordrecht, Rotter- dam, Delft, Leyden en Amsterdam. Het was tegen grove misbruiken bij dergelijke onder-
nemingen, ten nadeele van het publiek en de gildebroe- ders, dat deken en vinders zich verpligt gevoeld zullen hebben te waken. Er werden voortdurend een aantal schil- derijen, copijen, enz. van elders en vooral uit Brabant aan- gevoerd en aan het onkundig en ligtgeloovig publiek ten nadeele van het gild aangeboden en verkocht. Dat daartoe deze loterijen ook moesten dienen is zeker. Een aankon- diging van zulk een loterij door E. P. de Grebber komt mij belangrijk genoeg voor om hier woordelijk terug te geven. Zie Bijlage N°. 1. Hoezeer deze ook geen bewijs oplevert van eenig bedrog, werd zij voor het publiek, door het aan- bieden van een maaltijd bij die gelegenheid, toch buitenge- woon aanlokkelijk gemaakt. Een dergelijke ton huize van Corn. Kittesteyn, A°. 1634, is te vinden onder Bijlage II. In 1642 werd door de regering een verbod tegen de
loterijen, enz. uitgevaardigd, welk verbod in 1644 bij eene nadere publikatie verder omschreven werd. Zie Bijlage N°. III en IV. De laatste keure is van 1751 en gedrukt bij Izaak en
|
|||||
o
|
|||||
Joh. Enschedé, ordinaris stads drukkers. Men vindt in deze
mede een artikel over alle publieke verkoopingen. Met welk doel het St. Lucas Gild tot stand is gekomen,
wanneer en welke de bemoeijingen waren van deken en vin- ders, meen ik uit dezen korten inhoud der verschillende keu- ren en publicatien eenigzins aangetoond te hebben,. Het was niet alleen hun pligt te waken voor de goede naleving der keur, maar zij traden ook op als scheidsregters. De bewijzen hiervan heb ik geleverd bij hetgeen ik over A. en I. van Ostade heb medegedeeld. Waar ter plaatse deken en vinders in de eerste tijden
vergaderden, is mij niet bekend. In 1636 verkregen zij een gildekarner op het Prinsenhof boven de broodwegerska- mer over de bibliotheek van IIΗ. burgemeesters, maar kon- den die toen niet terstond betrekken, omdat zij moest inge- ruimd worden voor een gedeelte der latijnsche school, daar een besmettelijke ziekte, onder den naam van pest, in de stad zeer grasseerende, de oude latijnsche school ook bezocht had, met het gevolg dat de rector "Willem van Nieuhuysen met eenigen van zijn gezin daaraan overleden waren. Salomon de Bray en Gaeff Meynaerts Pabritius (overl. 7
Junij 1645) werden belast met de vertimmering en fabri- catie. In Julij 1637 konden deken en vinders reeds hunne blijde intrede doen, en men leest in de notulen van 7 Julij: //Tot welcke naerder bevestinghe en begonstinghe van de-
//selve de heere deecken mr. Horens van Dyck, uytnemendt //schilder tot een eerste gifte aan den gemene Gilde, en tot //sierraedt van deesen kamer, ter kamere vereerdfc een princi- //pael gegooten Troouje op het 't leeven gedaen by den heer- //lycken en alder beroemsten Michael Angelo Bonaroti, sijnde //deselve by den heer deecken van Oijck meede uyt Italien f/'t huys gebracht.// Bij een volgende vergadering namen zij van den oud deken
|
|||||
;
|
|||||
mr. Hendrik Pot over alle aeten, geschriften, papieren, keur-
boeken enz., volgens register toebehoorende aan het gild, waaronder uitdrukkelijk genoemd wordt de wedergekregen reliquie van St, Lucas, waarover straks nader. Zij ont- haalden den oud deken Pot bij die gelegenheid nter r/ïiarharghe van dén pellikaen met een collation off avondl- ffbijien, alwaer collegialüer verleert is vijff Guldens, 5 irstmjOers.n Yele schilders versierden nu de kamer met geschenken en
schilderijen, als een tronie van H. Pot, een landschap van P. Molijn, rondtjes van Wouwerman, A. van Ostade en A. van Everdingen, een stuk van S. Ruysdael, een dito van Jan Stockman, een groot stuk met schepen van Cornelis Bol, een dito door Claes Kemp en een groot schoorsteen- stuk van Caesar va*n Everdingen. 'Naderhand vindt men nog op den inventaris geschenken van N. Berchem, Th, Wijck, Pr. Post, Ph. Wouwerman, W. Kool, Dusart en anderen. Benevens eenige brieven, bezegeltheden van eenige stich-
tingen, beneficien, giften, waren er mede aanwezig blasoenen van ieder soort onder den gemeene gilde van St. Lucas, geld en eenige ornamenten welke bij de lijkstatien gebruikt werden. liet gild had een autaar in de Parochiekerk tegen den
noordwestpijler, staande in het midden der kerk, en zijnde een van de groofce pijlers op welke de toren gebouwd was. Bij de reformatie bragt men het autaar over in de Vrouwe broers kerk. Met eeir enkel woord heb ik reeds gesproken over de
teruggekregen reliquie van den heiligen St. Lucas. Tijdens Pr. P. de Grebber A°. 1627 deken was, stond hij deze op eigen gezag af aan Pr. Joann. Amb. Cloribus, predikheer binnen Brugge. Bij zijn afwezigheid had hij deze ter be- waring gegeven aan pater Daniël Evius, mede van Brugge, die niet getrouw aan ziju gegeven woord van de reliquie |
|||||
8
|
|||||
ongeschonden te bewaren en terug te geven, deze, na alvo-
rens een stukje er afgebroken te hebben, geschonken had aan een ongenoemd voornaam persoon te Brussel. In het jaar 1632 achtten de deken S. de Bray en vinders zich verpligt deze op te eischen, doch konden, na veel over en weer schrijven niets anders bekomen dan het kleine afgebro- ken stukje, waarbij gevoegd werd een verklaring van echt- heid, geteekend door den Cardinael de Ara Coeli. — Den 21 Aug. 1641 vernamen deken en vinders dat pater Clo- ribus zich bevond ten huize van de Grebber, en spraken hem nu andermaal aan om de teruggave van de geheele reliquie. De pater maakte vele verontschuldigingen, beloofde bij zijn terugkomst te Brussel de zaak te onderzoeken, maar zeide voor den goeden uitslag te vreezen, omdat pater Evius reeds overleden was en hij niet wist wie de voorname persoon was. Men heeft dan ook nimmer de reliquie in zijn geheel terug gekregen. Het kleine stukje bevindt zich nog heden in het museum te Haarlem. Even als bij alle corporatien iedere jaarkring besloten werd
met een maaltijd, zoo was dit ook het geval bij het St. Lu- cas gild. Op welke wijze deze maaltijden gehouden wer- den, waar men aanzat, wat men alzoo schafte, hoelang zij duurden eu wat zij kostten, kan men uit het navolgende beoordeelen. Copij van eenen brief van den deken Saloni. de Bray,
Aan den E. Heere Gaaff Meyiierts, Vinder van St,
Lucas Gildt binnen Haarlem. A°. 1635. Confrater Meynerts. Ick vindt hoe langer hoe nodiger
dat ghij met Abram de Schencker spreeckt en met hem mede eens overlegh maackt want anders, indien wij daar niet wel op en aghten, 't zoude light kennen geschieden dat wij, |
|||||
9
meenende en ons zelven wijsinaackende beter te zullen doen
als andere en voorgaande slimmer zoude doen. Tot Kitten- steyns wiert bij 14 persoonen mann. en vrouw ick meen in 4 dagen immer altoos in 3 dagen met wijn, bier, vier en kneghts en mevtsloon en al verteerdfc S9 gul.1, de eerste maal in de Doelen wiert verteert in 2 dagen met de vrou- wen 18 persoonen en den 3 dagh 8 persoonen met wijn, bier, vier en kneghtsloon en al 78 gul. 2. En nuw de les- temaal in den Doelen meede bij 18 personen met de vrou- wen in 3 volle dagen met wijn, bier, vier en kneghtsloon en al 103 gul. 3. En nuw zouden wij met 20 persoonen in in een dagh verteeren t paar tegen 4 gul. kompt 40 gul. en tegens 3| gul. kompt 35 gul. wijn en bier en .kneghts loon nogh 20 gul. kompt 55 gul. op 't minst *. Bekent nuw nogh des anderen daghs voor 10 persoonen nogh 10 gul. kompt (behalven wat in wijn en bier off anders buyten gissinge zoude moogen koomen) te zameu 65 gul. en dit in 1\ dagh zo te rekenen. Overleght dit nuw eens grondigh tegens een tzoude kon-
nen geschieden dat in het overlegh dat ghij met Abram maackt nogh een beter veranderingh zoude konuen gevonden off beraampt werden; want ditte kompt veel te hoogh te loopen, om de naam van goedtkoop te hebben. Wij diende wel waart doenlijck beter menagien te practiseren al zouw men oock wat minder schaffen. Waarmede vaartwei. Uw E. dienstwillige Confrère
Sa. De Beay. Deecketi.
1635 â/1â.
brengt dit tavent mede
en overleght 't geene hier onder volght: In de Bastertpijp. In de Doelen. tgeen lluyckhaver
Voor 20 persoonen ƒ 35 Voor 19 persoonen, de zegt te zullen verschaffen
|
|||||||||
een kalH'sborst.
|
|||||||||
Transportere ƒ 35
|
|||||||||
10
|
||||||||||||||||
Transport ƒ 35 kneght ongeree-
16 stoop wijn. . . // 16 kent en vrij. . . ƒ 38 2 lamsbouten.
bier.........// 3 16 stoop a 15 st. // 12 4 hoenders.
samen ƒ 54 bier........// 3 4 koppel konijnen.
ƒ 53 8 duijven.
en des anderen daghs nogh * pasteyn.^
al bet overgebleven te goedt scbotels frickedel.
en op te zotten. ------
|
||||||||||||||||
2 amandel taerten.
4 schotels roo en witte
letters,
kapittel stocken. karweel. amandelen, rasijnen. sausijsen, boter en kaas en alles naer behooren.
En is beleeft graagh en willigh tot dien.
|
||||||||||||||||
Bekent nuw 45 gul. goets,
meer en dagbt ick niet dat het vallen zal ontbreeckt aan de voorgestelde 65 gul. nogh 20 gul. kompt over 8 gelders 2£ gul. nagelagh in 1|- dagh 't nagelagh was tot Kittensteyns 6 gul., d'eerste maal op den Doe- len 3| gul., ten 2 maaleop den Doelen 3 gul. |
||||||||||||||||
kompt bij sijn re-
keningh in koope te zullen kosten 34 gul. 6 sch. |
||||||||||||||||
NOTA.
|
||||||||||||||||
1 de dagh door een gerekent s de dagh 34 gul. 3 de dagh 34 gul.
30 gul. en ist 3| ofl'4dagenm de leste 10 gul. door een gereekent. geweest zo ist zo veel min. * de dagh 55 gul. mits daar bij hebbende de avance van t overblijvende
voor des anderen daghs. |
||||||||||||||||
In de rekening van 26 Jan. 1644 leest men:
//In slot van rekeninghe bevonden verteert te hebben op
//vinderen inaeltijt volgens de rekeninghe op het aanseggen //van de inaeltijt 2 guld. 13 stuyv. Voor de maeltijt daer- //onder begrepen kost, vuer en licht en moeyte als bij reke- "ïiinghe blijekt 36 guldens, noch aan wijn 10 guldens, 16 //stuyvers, aen bier 3 gulden, 12 stuyvers, noch aen een |
||||||||||||||||
11
|
||||||||||
//pot paimekoeken die by de inaeltijt mee benoemt en was
//2 gulden, 10 stuyvers. Somma 54 guldens.'/ hi 1653 duurde de jaarlijksche maaltijd twee dagen, en
waren de vrouwen mede daarbij. Men verteerde toen 67.9.8. Den aSeteii October 1789 is het St. Lucas gild te Haarlem
door het stads bestuur ontbonden. |
||||||||||
Bijlage N°. 1.
Yermanningh van treffelijcke schilderij die bij lootingh sullen
getrocken werden, als volcht: getacxseert op sijn waerde, bij de Eersame mannen, Cornelis Kittesteyn, Jan van de Velde, Salo- mon Kuysdael, Jan Hogenhouck, Cornelis de Brnyn, Mr. Cor- nelis Hellembreecker. Eerst elck Lot sal vier gulden sijn, niemant sal minder mo-
ghen teeckenen als drij Looten, om mede op de maeltijdt te ko- men , tot welcke maeltijt wert ghegheven van den ïnstelder Hon- dert guldens, en soo wie eenighe prijsen gheniet, salse moghen naer hem nemen sonder eenigh Eantsoen te gheven, wie de hoochste teeckent sal ghenieten een Marij Beelt van Grebber dertigh gulden waerdich, die eerst uytkomt sal ghenieten een schilderij van Santvoort, waert twaelf' Gulden, ende alle dese naer volghende treffelijcke stucken sijn te sien ten Huyse van Erans Pietersz de Grebber, Heerlijck gliestoffeert met Ebbeende vergulde Lijsten, ende alst bij naest volteeckent sal sijn, sal men een yeder drie daghen te vooren laten weeten wat dach en uer, waert ghetrocken ende de maeltijdt sal gheschieden, om dan te komen, ofte sijn volmachtighe te senden tot voldoening van sijn teeckenen, en hem voorts vrolijk te maecken. COPIJE, VAN DE STUCKEN SCHILDERYEN, EN SOO DIE
GHEPBISEEKT SIJN, |
||||||||||
4. Een stuck van Wyten-
broeck. . . . . .160
5. Den Levijt van P. de
Grebber......140
|
||||||||||
1. De Bruyt Christi van P,
de Grebber .... 320
2. Een Hestervan Grebber S00
3. Achillis Wapenstrijt van
Grebber.....180
|
||||||||||
12
|
|||||||||||||
6. Den Adonis van Kou-
wenburgh.....120
7. Twee ronden van P.
de Molijn.....120
8. Een groot Lantschap
van Antoni V aller. . 100
9. EenstuckvanJanPorcel 100
10. Een Maeghdalena van
Grebber . ... 90
11. Een groot Lantschap
van Euysdael ... 90
12. Noch een groot Lant-
schap als idem . . 90
13. Een stuck van Savry
met de Leeu. ... 86
14. Een Lantschap van
Euysdael.....84
15. Een groot Lantschap
van Molijn . . . . 80
16. Een stuck van Savry
met Beesten .... 80
17. Een half Beelt van
Blommaert . . . . 80
18. Een blompot van Bo-
longier......76
19. Moderne Beeldekens
van Duck.....70
20. Een groot Lantschap
van Molijn .... 68
21. Een groot stuck van
Heda met de Ham. . 66
22. Een Blompot van Bo-
longier......66
|
23. Een groot stuck van
Jacpies de Backer. . 60
24. Een David van Greb-
ber.......60
25. Twee Tronyen van H.
Pot. ...... 60
26. Een lantschap van
Euysdael.....60
27. Een half Beelt van J.
Jordaens.....60
28. Een lantschap van Mo-
lijn.......60
29. Een lantschap van Go-
yen.......52
30. Twee Heremyten van
Grebber.....50
31. Een stuck van Heda. . 50
32. Een Lantschap van Jan
van Goyen .... 50
33. Een stuck van Hooghen-
houck......48
34. Een stuck van Mr. E.
van de Velde . . .48
35. Een Lazarus verwec-
kingh van J. de Wet 40
36. Een lantschap van J. v.
Goyen......40
37. Twee Eonden van Esai-
as van de Velde. . .86
38. Een stuck van Jacob de
Wet......36
39. Een Banctpiet van Pot 30
|
||||||||||||
Somma guld. 3406.
|
|||||||||||||
85H.
|
|||||||||||||
Looten
|
|||||||||||||
Tot Haarlem, gedruckt bij Vincent Casteleyn, Boeckdrucker
opt Sandint Suycker Huys. anno 1636. |
|||||||||||||
13
|
||||||||||||||
Bijlage Nc'. II.
Vermaning van verscheijden Heerlijke ende seer
treffelijcke stücken schilderij, in manier
als volgt.
J)e navolgende stucken sullen te winnen sijn met loting, elk
lot sal wesen twee guldens, niemand sal minder dan drie loten mogen teyekenen om mede te wesen op de maeltijd, die gehou- den sal worden ten tijde wanneer de Prijsen sullen uytgetrocken sijn; tot de kosten van de maeltijd sullen de opstelders van dese conditien geven van elke hondert een pond Ylaems, ende die cenige prijsen sullen verkrijgen, sal geven tot rantsoen van elke gulden twee stuyvers 't welk tot de maeltijd sal gebruyet weiv den, die de meeste loten teyekent sal winnen een stuk Schilderij, waerdig Avesende achttien Gulden oft hetgeen het min waerd be- vonden werd met geld te beteren, diens naem eerst ende laetst uytgetrocken werd sullen elx oock een prijs genieten waerdig wesende drie Bijxdaelders: Soo haest 't getal van de loten ver- vult is, sullen die uytgetrocken werden binnen liaerlem in de Bastert-pijp in de Smeedestraet alwaer de stucken onder tussclien te zien sijn: Hier volgen de stukken soo als die getaxeert sijn etc.
N°. I. De Vijff sinnen van D. Hals, met ebbe
binnenlijsten, getaxeert op.....104 guld.
„ 2. Een groot rond met een achtkante ebbe
lijst van P, Molijn, op......90 r/
|
||||||||||||||
an
|
||||||||||||||
n 3. Een
|
t>
|
root rond als vooren van J. í
|
||||||||||||
Goyen, op........... 76 //
// 4. Een groot rond stuck van W, Ileda, met
een ebbe binnen lijst, op...... 66 n
ii 5. Eene groote teekening van II. Gollzius, op 60 //
// 6. Een groot lantschap van W. van den Bun- del, op............. 40 // // 7. Een ovael met moderne beelden van D,
t Hals, met een ebbe lijst...... 36 ■//
// 8. Een ovael als voren........ 36 //
á 9. Een ovael als voren. . «...... 36 //
Transporten} 550 guld.
|
||||||||||||||
ß-ß·
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Transport 550 guld.
N°. ß(). Een o\rael als voren........36 //
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
// 11. Een ovael als voren........
// 12. Een ovael als voren........
n 13. Een Yanitas van F. Hals......
if 14. Een stuckje van P. Molijn,, met ebbe bin-
nen en buytenlijst, op....... // 15. Een ovael meteen ebbe lijst, van Ostade, op
// 16. Een lantschap van Saftleeven, op . . . |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
// 17. Een stuckje van Gerritje Jans, met een
dubbelde lijst, op........ 25 //
// 18. Een boereschuer van S. Ruysdael, niet
ebbe binnelijst, op........22 //
// ly. Een stuck van Oonrard .Bramer, op. . . 21 //
// 20. Een landschap van Jan van Goyen, op . 20 // // 21. Een stuck van Judict Leystar, op ... 18 // u 22. Een lesent vroutjen, van D. Hals, met |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ebbe binnelijst, op........18
// 23. Een stuckje als voren. . . . .... 18
// 24. Een stuckje als voren........18
// 25, Een stuckje als voren........18
// 26. Een landschap van Buysdael, op . . . 16
// 27. Een landschap van Saflleeven, op . . . 16 // 28. Een ruyter tronij van F. Hals .... 16 // 29. Een tronij, als vooren.....;. ■ i. . 16
// 30. Een stuck van Stoanenburg. . ,;,... ,\< . 12
// 31. Een landschap van Claude de Jong. ,'jj . 10 |
//
// u II
ç
II
il
II
II II
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
// 32. Een teyckening van P. de Grehher . . ....■ 9
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
á 33. Een trony van Hendrich Brand. . . ý 8
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beloopt aen guldens een somme. . . 1064
beloopt aen Lotten tot het getal van 532 Lijsten
van de Eijfelerije te houden in de basterdpijp bij Corn. van Kit-
tensteijn en Dirck Hals in Collegie van Vinderen in bijden de gemaghtigden Yinderen die Graff Meynerts en Henderick van den Boom, den 4 April 1634. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15
|
|||||||
Bijlage No. III. Anno 1642.
Vekbodt.
Alzoo tot kennisse van den Heere en Gerechte deser stadt
Haeiiem, es gliekomen dat seeckere Persoonen lien onderwinden in eenighe Herberghen oft andere Huysen binnen deser stadt op te rechten seeckere Looterijen, Eijffelarijen, ofte Vermanningen van Schilderijen, daer door niet alleen groote bedriegherijen ghe- pleeght, de schilderkonst ghevilipendeert, maar oock meede an- dere Burghers ende Imvoonders dezer Stadt, hen met schilderije verkoopen geneerende, grondelijck werden gheruyneert, Soo Ist, Dat mijn Heere ende den gherechte voornoemt, daerin willende voorsien, goedt ende nodigh gevonden hebben, alle soodanighe Loterijen, Eijffelarijen, Yermanninghen, hoedanig die ghenaemt soude moghen werden, 't sij van schilderijen ofte eenighe andere goederen binnen deser stadt ofte vrijheyt van dien te verbieden, als haere E. deselve verbieden mits desen, lastende een yeder van wat staet, conditie ende qualiteyt hij soude moghen wesen, hem te wachten soodanige Looterijen, Eijffelarijen, Yermannin- ghen, soo van scliilderskonst als anders op te rechten, ofte doen rechten, ofte die alreets opgherecht souden moghen sijn, te vol- trecken en daermede voorts te varen, op de verbeurte van de goederen en de sfucken die daertoe zijn geordonneert, ende bo- ven dien Yijftigh Carolus Guldens voor den Oprechter ofte Aen- leggher van dien, ghelijcke Vijftigh Carolus Guldens in wiens Huys 't selve gheschiedt, ende "Vijfentwintigh Guldens voor yeder Persoon die bevonden sal werden daer in te teyckenen, te leg- ghen ofte daertoe te contribueren, te gaen de voorssz. Boeten den Heere, de stadt ende den aenbrengher elcks een derdepart. Een yeder sij ghewaerschout en behoede hem voor schade, enz.
(Was geteckent) Bij mij
J. Benningh.
|
|||||||
Bijlage N°. IY. Anno 1644.
Alzoo den Heeren van den Gherechte der stadt Haerlem, door
Deecken en Vinders van Sint Lucas Gilde derselver stadt, bij |
|||||||
lti
|
|||||
Eequeste was vertoont, de disordre en quade practycken die in
de openbaere verkoopinghen ofte Venduen van Scliilderijen, tot schade van de onbekende werden gheplccght, hebben die van den Ghereehte voornoemt, daer tegliens willende voorsien, ghe- keurt ende glieordonneert, keuren en ordonneercn by desen 't gunt volght; Eerstelijcken, dat van nu voorts acn, in eeniglic sterf huysen
binnen deser stadt, en de vrijheidt van dien: ofte dat eeniglie schilder ofte konstverkooper alhier woonende, ende uyt zijne Neeringhe sclieydende, ende sijne schilderijen willende openbaer- lycken verkoopeu, gheen andere schilderijen aldaer sal moghen werden gheveylt ofte verkocht, dan alleene 't gheene het sterf- huys toekomt, ofte den uytghescheyden schilder ofte konstver- kooper toebehoort, op de boete van twaelf Guldens, ende de verbeurte van de schilderijen, ofte de waerdij van dien (den sterf- huyse, nochte den uytgescheide niet toekomende) die contrarie deses aldaer zijnde gheveylt ofte verkocht. Noch en sal eenigh stuck schilderij dateenmael aldaer is ghe-
veylt, ende opghehouden, aldaer (ende geduerende de voorssz. openbare verkoopinge ofte vendue) niet meerder mogen werden geveylt, dan daernaer noch eens, op de boete van twaelf guldens, op eyder stuck te verbeuren. Behoudelij eken nochtans, Dat allen den gheenen, die in ma-
nieren als vooren, hare schilderijen ende andere Konst ghene- ghen zijn te verkoopen, gehouden sullen zijn aen den Deecken en Yinders van 't Sint Lucas Gilde (als tot d'opsichte deses, bij den E. Hoeren van den Gerechte sijnde gestelt,) over te leverê een Lijste van de Konst oite Schilderijen, die den Sterfhuyse, ofte die den uyt te scheydene Schilder ofte Konstverkooper alleen toebehoort, en die zij van meyninghe zijn te veylen en te ver- koopen, welcke aenghevinghe voorssz. sal moeten geschieden, ten minsten daeghs voor de verkoopinge van dien, alles op de boete van vijfentwintig Guldens, behalve de kleyne ende geringe Boe- len, daer inne sal werden gevolght d'oudc ghewoonte, sonder verbeuren, Ende soo yemandt bevonden wordt sijne aengevinge niet be-
h oorlij eken, ende met bedrogh te hebben ghedaen, sal daerover verbeuren de somme van vijfentwintigli Guldens, ende alle de konst ofte schilderijen dcwelcke in dier manieren ende bedrogh (anders dan de Lijste, ende aenghevinglie aen de voornoemde |
|||||
i/
|
||||||
Deeckcn ende Vinders ghelevert, is medebrengliende) soude mo-
ghen bevonden werden, 't zij dat die soude mogen zijn geveylt, ofte niet, gheene uytghesondert. Item, yemandt van de schilders ofte konst-verkoopers uyt zijne
Neeringhe sclieydende, ofte bij versteek, zijngoedt, in manieren als boven, verkoopende, en dat' naer weder inkomende, endede Neeringhe, en konste voorschreven als vooren ter hande nemen- de, sal deselve niet vermoghen, tot eenigher tydt 't zij onder pretext van uytscbeyden, vertreck, ofte andersints, wederom uytroep moghen houden, anders, als bij 't overlijden van man ofte vrouw. Item, en sullen gheenighe Vreemde, ofte Buy ten luyden bin-
nen deser stadt, ende de vrijheidt van dien, met eenighe schil- derijen of andere konst, bij der straten mogen ommeloopen, noch tot dien eynde voorstaen, dan alleenlyck op die Vrije .1 aer- marckten deser stadt, ende gheduerende de Vrijheydt van dien, en anders, nochte langher niet, alles op de boete van Twaelf Gul- dens, ende de verbeurte van de Konste. Alle welcke voorschreven boeten ende verbeurte sullen gaen
ende werden ghedeelt aen vieren, Te weten: den Hccre Officier, de Secretarije, het Sint Lucas Gildt, ende Aen Armen van de Schale, elks een vierdepart. Ende opdat alles oprecht ende sonder bedrogh als boven sal
moghen werden gheachtervolght, werden den Deecken en de Vin- ders van 't Sint Lucas Gildt, gheauthoriseert, omme hare knecht, alle soodanighe toegelaten uytroepen, verkoopingen ende venducn van Schilderijen ende andere Konst, te doen visiteren ende con- fereren , teghens de aengevinghe ende overgheleverde Lijste, ende alle bedrog aendienen: Weieken Knecht in de voorsz. uytroepin- glien, verkoopingen ende venduen bij de verkoopers sal moghen werden gebruyckt, als wanneer hy dan ghehouden sal zijn be- hoorlijcke diensten te doen, voor welcke diensten (en anders niet) hij bij den verkooper eerlijcken sal werden ghcloont. Aldus gedaen enz.
Was get.
Ih'j mij
C'. VAX LOO.
|
||||||
·:-
|
||||||
18
|
|||||||||||||
LIJST van DEEKENEN en VINDEBS van het St. Lucas
gild te Haarlem, voor zoo verre men die heeft kunnen opma- ken uit de nog aanwezige losse stukken van dat gild en uit de resolutiën en het memoriaal van IIH. burgemeesters, van 1601 tot 1740, Na dien tijd zijn de meeste personen te onbe- duidend, om hier te vermelden. 1601. 7 Aug.
Frans Pieterss. Schilder.
Krans Janss. Goudsmid. 'Jacob Willemsz. Leidekker. 1605.
„. ô é Jacob Adriaensz. Matham. Plaatsnijder.
Zie het 1 , ., _ _,; .
■ é j Philips Janss. v. d. Boeckhorst. Glazenmaker.
memonael < L ., . ,, .,.
|
|||||||||||||
II
|
|||||||||||||
º, \ Cornelis Siimonss. Goudsmid #in t witte paert,
|
|||||||||||||
van Bur
|
'6V
|
m. J
|
|||||||||||
1614.
Claes Laurens. Schilder.
Augustijn Steyn Jacobsz. Goudsmid.
Claes Pieters Grebber. Zilversmid.
1622.
Cornelis Claesz. v. Wielingen, Gerrit Adriaensz. Gouw. Aelbcrt Barthelmeesz. 1626.
Hendr. Gerr. Poth. Philip Janss. Boeckhorst. Glazenmaker,
Hildebrant Laeckeman. 1630.
Hendr. Gerr. Poth, Pieter de Molijn. Outgert Akersloot. 1631.
Frans Pieterss. de Grebber. J. v. Bouchorst. Cornelis van Kittensteyn. |
|||||||||||||
19
|
|||||
1633,
Pieter de Molijn.
Salom. de Bray. Pieter Soutman. P. Janss. Bagijn. Claes van Bouchorst. 1634.
Salom. de Bray. H. G. Poth. Gaaff Meynderts Fabritius.
llendr. van "den Boom, Vastert Janss. 1635.
Mr. Hendrik Pot.
Gaaff Meynerts Fabritius. Goudsmid,
Floris v. Dijck. Schilder.
Johan van de Velden. Plaatsnijder.
Willem Schonaeus. Tingieter.
P. Saenredam 1 , .„ ,.
¾? é Tr , , > Schi'ilt lieeren.
Frans do Hulst j
1637.
Mr. Florens van Dijck. Schilder, Deeken. Mr. Willem Schonaeus. Tingieter, F Vinder. Mi·. P. de Molijn. Schilder, Vinder. Mr. Wilhelm Heda. // // "Mr. Klaes Anthonis de Eam. Zilversmid, Vinder,
Schrift lieeren:
Mr. Pieter Saenredam, 1G33 52r Mr. Frans de Hulst, 1635 £ 1638.
P. de Molijn. C. F. de Eam. Pieter Soutman. Cornelis Kittensteyn.- Plaatsnijder.
Willem Janss. Porcelein-Geley-Bakker. £*
|
|||||
20
|
|||||
1639.
Ρ. Soutman. Willem Janss. Sal. de Bray. "Flor. v. Schooten. Boudewijn Franss. 1640.
Saloni. de Bray.
Floris van Schooien.
P. Saenredam.
Gaaff Meyndertz Fabritius,
Pieter Holsteyn.
1642.
Mr. Pieter Saenredam. Schilder, Deeken.
Mr. Pieter Holsteyn. Glasschrijver, Voorvinder.
Mr. Frans de Hulst. Schilder.
Mr. lleyer Klaesz. Suycker. Schilder.
Mr. Hendrick van den Boom. Koperslager,
Mr. Joost de Volder, Schriftheer.
1643.
Mr. ïïeyer Claessen Suycker. Schilder, Deeken.
Mr. Frans de Hulst. Schilder, Voorvinder. Mr. "Willem Claessen Heda. Schilder. · Mr. Jacob Janssen Begijn. Beeldhouwer. Mr. Oloff Jacobsen. Tingieter. Mr. Joost de Volder, Schriftheer.
Mr. Philip Angel, Onderschriftheer. 1644.
Mr. Willem Claessen Heda. Schilder, Deeken.
Mr. Jacob Jansen Begijn. Schilder, Voorvinder. Mr. Frans Hals. Schilder. Mr. Aelbert Symons de Valck. Schilder. Mr. Frans Symons. Blikslager. |
|||||
■z\
|
|||||||||
1647.
J. F. de Haen. Willem Abraliamss. Salom. Euysdael. Adriaen van Ostade. Symon Haesewindius. 1648.
Salom. Euysdael. Symon Hasewindius. Hendr. Gerritss. Fotli. Dirk Deyman. Tingieter. Fredr. Oasperss. Steenhouwer. |
|||||||||
1645.
Ë. S, de Valck. Frans Symonsz. Fieter Molijn. Jacob de Wet. Hendrik Bloemendael. 1646.
Fieter de Molijn.
Hendr. Bloemendael. Philip Wouwerman. Willem Abraliamss. Dorspijck. Joris Pieterss. de Haen. |
|||||||||
1649.
Fred. Casperss.
Dirk Deyman.
Fieter Molijn.
Johan Lagoor.
Willem Janss. Verstraet.
1651.
Willem Janss. "Verstralen. Fr. de Hulst. Willem Claessen Heda. Christiaen Bouman. Beeldsnijder. Grerrit Dirck van Kuyck. Glazenmaker. J. Stockman, Schriftheer. 1653.
W. Cl. Heda. Fr. de Hulst. Hendrick Mommers. Willem Abrahams. Koperslager. Fieter van der Lipliorst. Blikwerker. J. Stockman, Schriftheer. 1653.
Hendrick Mommers.
P. v. Lipliorst. |
|||||||||
22
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
ïtoeloii' Koets.
Caesar v, Everdingen. Jacob Vroom. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
1657.
Gerrit Willem Verstraten.
Willem Kool.
Claes Pieterse Berg-hem.
Frans Post.
Michiel Lievens. Koperslager.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
1654".
H. Mommers. P. v. d. Liphorst. K. Koets. Caesar v. Everdingen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Tin gieter.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacob Croon
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
J. Stockman, Schriftkeer.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
1655.
Caesar v. Everdingen.
Jacob Croon. Cornel. Bol. Claes Kemp. |
1658.
Cl. P. Berg-hem.
E. Post. Tlioin. Wijck. Frans Simons, Blikslager. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
J. v. Kollegom. Glazenmaker. Jacob Versluys. Geleibakker.
J. Stockman, Schriftlieer. J. Stockman, Schriftheer |
||||||||||||||||||||||||||||||||
1659
Thomas Wijck.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
1656.
Caes. v. Everdingen. J. v. Kollegom. Claes Kemp. Willem Kool. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
Blikslager.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Frans Symonse.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Frans de Hulst.
Willem Komeyn. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerrit Verstraten. Geleibakker. Joris Pieterse de Haan.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
1660.
Jacob Croon.
Jacob de Wet. Fr. de Hulst. Willein Komijn. 11 ercules Meyudcrtze. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
Glazenmaker.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
1661.
Jacob de Weth. Hercules Meyndertss. Adriaan v. Ostade. Vinc. Laur. v. d. Viuue. Willem Abrahams. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
23
|
|||||||||
1662.
Ë. í. üstadc. Viiic. Laur. í. d. Vinne, Joh. Vermeer. Jan Claessen Marcelis. Loodgieter.
Jacob v. Balen. Glazenmaker. Gerrit v. Heer, Schriftheer.
|
|||||||||
1671.
Abraham Serrengiers.
Jan de Bray. Gerrit Mulraet. Dirck van Kuyck. Dirk de Bray, Schriftheer.
1674.
Jan de Bray.
Jan de Jongh. 1676.
Jan de Bray.
Thomas Wijck. Willem Laeckcmaii. Dirck van Kuyck. 1677.
Willem Lakeman, Dceken. Dirck van Kuyck, Oud-Vindcr. Abraham Snellaert. Jonas Suyderhoef. Willem Eomijn. 1078.
Jonas Suyderhoef, Deeken, Abraham Snellaert, Oud-Vinder. Gerrit Mulraet. Jan Vermeer. Heter van der Liphorst. |
|||||||||
1664.
Jan Stockman.
Gerrit Mülraet. Hendrick Mommers. Jonas Suyderhoef. Jan Claes Marselis. 1665.
Jan Stockman.
Gerrit Mulraet. Hendrik Mommers. Jan Claes Marselis. Jonas Suyderhoef. 1667.
Abraham Serrengiers. Jan de Bray. Joliannes Vermeer. Gerrit Mulraet. 1669.
Thomas AVijck. Lccndert van der Coogt. Salom. Buysdael. Abrah. Sarrengiers. Jan Claessc Marcelis. 1670.
Jan de Bray. Claes Pietersc Bcrchcm. Gerrit Mulraet. |
|||||||||
24
|
|||||||||||
1685.
A. Snellaert.
Corn. Seeman. Claes Hals. Jan Mulraet. Jacob v. Wamelen. 1686.
Jan Mulraet.
Jacob v. Wamelen. Jacob Marcus v. d. Wal. Jan de Meeter. Willem v. d. Bergh. 1687.
Jac. Marcus v. d. Wak Jan de Meeter. Willem v. d. Bergh. Abr. Snellaert. 1688 en 1689.
Abraham Snellaert
Gov. Haverbreek. J. Mulraet. Jac. v. Wamelen. Antonij van Ee. 1690.
Jan de Meter.
Jacob v. d. Wal.
Jan Mulraet.
Jacob v. Wamelen, obiit.
Ant. v. Ee.
1691.
Abr. Snellaert.
Gerrit Berckheyde. Willem v. d. Bergh. Jan de Meter. Jacob v. d. Wal. |
|||||||||||
1679.
Gerrit Mulraet.
Jan Vermeer.
Pieter van der Liphorst.
Cornelis Akersloot.
Willem Laeckeman,
1.680.
Willem Lakeman.
Cornelis Akersloot. Jan de J5ray. Dirck van Kuyck. Jacobus van Pomeren. |
|||||||||||
1681.
Jan de Bray.
Dirck van Kuyck.
Jacobus van Pomeren.
Abrah. Snellaert.
Cornelis Seeman of Zeeman.
|
|||||||||||
1683.
Abraham Snellaert. Cornelis Zeeman. Pieter van der Liphorst. Claes Hals. Job Berckheyde. 1683.
Pieter van der Liphorst. Jan de Bray. Claes Hals. Jacobus v. Pomeren. Willem v. d. Bergen. 1684.
Jan de Bray. Jac. v. Pomeren. Willem v. d. Bergen. Abr. Snellaert. Cornelis Seeman. |
|||||||||||
25
|
||||||||||||||||||||||||||||
1692.
|
||||||||||||||||||||||||||||
Jan de Meeter.
Jacob v. d. Wal Cornelis Dusart, Jan Mulraert. Jan Enscheda. |
||||||||||||||||||||||||||||
Horologiemaker.
|
||||||||||||||||||||||||||||
1695.
Abraham Snellaert. Beeldhouwer. Gerard Berckheyde. J Bartholomeus Engels, i Schilders. Jan van Gotingh. j 1739.
Philippus de Graaft, Deeken. Loodgieter. Laurens v. d. Yinne. Schilder. Adam Stompwijck. Glazenmaker. Samuel Jolij. Beeldhouwer. Pieter van Wijnants. IJzerkramer. |
||||||||||||||||||||||||||||
1723.
L. v. d. Vinne.
P. v. Wijnants.
Frans v. d. Steen. IJzerkramer.
S. Jolij.
W. Hugaert.
|
||||||||||||||||||||||||||||
1720.
P. van Wijnants.
Samuel Jolij.
Hendrik Barre. Landmeter.
Willem Hugaert. Schilder.
Izaak v. d. Vinne. //
1721.
H. Barre. Willem Hugaert. I. v. d. Vinne. Philip de Graaff. |
||||||||||||||||||||||||||||
1724.
í. Wijnants. |
||||||||||||||||||||||||||||
Ñ
|
||||||||||||||||||||||||||||
W. Hugaert.
Ph. de Graaff,
H. Barre. |
||||||||||||||||||||||||||||
Isaak Hasius. Horologiemaker. Frans Decker. Schilder.
|
||||||||||||||||||||||||||||
1725.
|
||||||||||||||||||||||||||||
1722.
Ph. de Graaf. 1. Hasius. Laur. v. d. Vinne. P. v. Wijnants. Marcus v. d. Wal |
||||||||||||||||||||||||||||
Ph. de Graaf.
H. Barre. Fr. Decker. J. Hasius. Samuel Jolij,
|
||||||||||||||||||||||||||||
Schilder.
|
||||||||||||||||||||||||||||
i
|
||||||||||||||||||||||||||||
Ì
|
||||||||||||||
1738.
J. v. d. Vinne. Iz. v. d. ˺ççâ. Fr. v. d. Steen. Ph. de Graaf. P. v. Wijnants. 1734.
Ph. de Graaf.
S. Jolij. Fr. Decker. Jacob Schuurman. P. Wijnands. 1735.
S. Jolij. Iz. v. d. Vinne.
Fr. Decker. Pieter Langendijk. Jac. Schuurman. 1786.
Iz. v. d. Vinne.
Pb. de Graaf. P. Langendijk. J. v. d. Vinne. |
||||||||||||||
1727.
J. í. d. Vinne.
Ñ. í. Wijnants. Fr. í. d. Steen. Ph. de Graaf. Pr. Decker. 1728.
Ph. de Graaf.
Frans Decker. Laur. v. d. Vinne. Samuel Jolij. Hendrik Barre. 1729.
Frans Dekker.
S. Jolij. Iz. v. d. Vinne.
P. v. Wijnants. Fr. v. d. Steen. 1730.
Iz. v. d. Vinne. P. v. Wijnants. Fr. v. d. Steen. |
||||||||||||||
Loodgieter
|
||||||||||||||
Ph. de Graaf.
Pieter Langendijk. Patroonmaker.P. Wijnants. |
||||||||||||||
1737.
P. Langendijk. ï. v. d. Vinne. P. Wijnants. Sam. Jolij. Fr. Decker. 1738.
S. Jolij.
Iz. v. d. Vinne.
Frans Decker. Jan v. d. Vinne. |
||||||||||||||
1731.
Ph. de Graaf. P. Langendijk. Sain. Jolij. Fr. Decker. Jan v. d. Vinne. 1732.
S. Jolij.
Fr. Decker. Jan v. d. Vinne. Iz. v. d. Vinne. Fr. v. d. Steen. |
||||||||||||||
Ü7
|
|||||||
1739. 1740.
Iz. í. d. Vinne. P. de Graai'.
P. Langendijk. J. Schuurman.
Ph. de Graaf. Jan v. d. Vinne.
J. Schuurman. Frans Decker.
Jan v. d. Vinne. Willem Troost.
|
|||||||
LEDEN van het St, LUCAS GILD tb HAAKLEM van
1626—1795, voor zooverre zij voorkomen op de hier aangege- vene jaren in de nog bestaande, zeer onvolledige notulen en ver- dere bescheiden van gemeld gild. 1626. Hendrik Gerritsz. Poth.
1627. Frans Pieters Grebber.
1630. Pieter de Molijn. // // Jan van Bouchorst.
// á Cornelis Kittensteyn.
1633. Pieter Claesz. Soutman.
// // Pieter Janss. Bagijn. n // Salom. de Bray.
1634. Gaaff Meynderts Fabritius.
1635. Jacob Louys.
// // Cornelis Jacobse Gael.
// // Jacob Lievens, schilder.
// // Cornelis Goutsblom.
// // Pieter Casteleyn.
// // Judith. Leyster.
// ff Pieter Saenreclam.
// // Frederik Vroom.
// // Cornelis Vroom.
// // Joh. van de Velde, plaatsnijder.
1637. Jan Stockman.
» /é Cornelis Bol.
" á .....van Campen.
ê é Jan Pottey.
|
|||||||
28
|
||||
1637. Joh. Matham.
// // Dirk Matham. // ir Florens van Dijck.
// // Hendrick Pietersz. de Hout.
// // Cornelis Engelsen Sprongh, Versprong of Verspronck,
n tr Willem Heda.
// // Jacob Wolfertsz van Balen.
// // Jan Louweriss., beelthouwer.
ç é/ Jan Jans de Vos, beeltsnijder.
// // Jacob Bouchorst.
// // Dirk Ver horst, schilder en poorter.
// n Kraen (Adrien) // // burger.
H á Michiel Bouckhaers, schilder, vertrekt buitenslands.
1638. Guiljaum Polydanus, schilder.
// // Willem Gillesz Cool of Kool. // // Gerrit Adr. Gouw. // // Guill. van der Put.
ç ii Isack v. d. Put.
// y Pieter Talboom Tolet, schilder en burger
1639. Willem de Poorter.
// // Ploris van Schooten. 1640. Gerrit Claesz. Bleecker.
// // Joost de Volder. // // Adriaen Gael, Sen.
// // Mouris Pransz. Grebber.
// // Frans de Hulst.
// // Adriaen Gael, Jr.
// // Pouwel Joosten Wouwerman.
// // Wouter Knijf.
// // Barthol. Molenaer.
// // Pieter Holsteyn, Sen.
u ii Cornelis Gerritsz. Versluys, schilder.
1642. Philips Angel.
// // Pieter Berendrecht.
0 n Pieter de Grebber.
// // Salomon Euysdael.
// // Tzack Ruysdael.
// // Cornelis Adriaensz. Gael.
// // Philips Wouwerman,
// // Thomas Wrjck.
|
||||
29
|
|||||
1(542, Roelof Claesen Koets.
// // Hendrik Lodewijks.
// // Willem Willemsz. Swinderwijk.
// // Jacob Oliviers.
// // Jan Wijnants, konstverkoper.
ii ii Hans of Joh. Bolongier.
// // Adr. v. Ostade.
// // Keyer Klaesz. Suycker.
// // Willem Jansz. Maestricht, schilder en burger.
// // Maarten Kouwenburgh, //
// // Pieter Florte, »
n n Arent Cornelisz. Suycker, » was in 164-2 in
Friesland.
u á Fredrik Cornelisz., schilder, leerling van P. Muiier.
á u Claes Pietersz. (Berghem), schilder.
// // Hendrik Stuivesant, «
ii n Christiaen Pietersz., //
// // Adriaen Muyltjes, //
// á Jan Dirkz. van Ophemert, »
á á Jacob Warnaer of Warnars.
// * Pieter Mulier, schilder. .
1643. Bobert. Nachtegael.
ê ii Aelbert de Bray. // '/ Cornelis Decker.
* " Barthel. Hendrikss. Duindam.
á á Jacob Deyman. // » Gerrit de Wet of Wreth.
* // Iz. v. Ostade.
* n I. H. Bloemendael, schilder.
f á Claes Claesz. // /' * Cornelis Gerritss.. »
i' ê Cornelis Pietersz. //
á á Walraven van Thnyl, // en poorter.
" * Pauwels Wens, *
1644. Aelbert Symonsz. de Valck.
" " Frans Hals. ff á Claes van Berensteyn.
" * Jacob Janss. Begijn.
" " Jan de Wit.
" " Jacob de Wet of Wetli.
|
|||||
30
|
|||||
1649. Dirk Deyman.
á ii Johan Lagoor.
1651. Willem Klaas Heda.
// // Leendert v. d. Kooge.
// // Joh. v. d. Moolen, schilder en poorter.
é· ç Cluistiaen Bouman, beeldsnijder, vinder van het Gild.
Gilles Eombouts, schilder en burger.
ii il Leendert Stoffels, /' " poorter.
ti á Claes Heerman de Jong, leerling schilder bij P. Sardam.
1652. Hendrik Mommers.
// // Dirk Helmbreker. 1653. Caspar Casteleyn,
á ii Abraham // á n Jacob. Vroom.
Comelis Visscher.
ti ii Caesar van Everdingen.
1654. Comelis Eega.
// // Job Berckheyde.
1655. Nicolaes Kemp.
n n Jan Wouwerman.
// // Andries Koets.
1656. Frans Post.
» // Barthol. Engels.
II H lleyer Coruelisz., schilder.
1657. Lambert Hendriks, schilders leerling bij Gilles Kom-
bouts. ,
1658. Jan Maas, Jr.
// // Jan Golingh, schilder. 1660. Willem Bomijn. // // Izaak van Nikkelen. á ii Heter Spijkerman. il II Gerrit Berckheyde. á á Josua de Graaf. // á Pieter lïits. 1662. Pieter Holsteyn de Jonge. á á Vincent Laurens v. d. Vinne. n u Eeyert Jacobsz. van Blommendael, schilder. 1665. Jas Stockman. 1668. Johannes Thopas, H ç Abraham Snellaert, beeldsnijder. |
|||||
'01
|
|||||
1668. Cornelis Langeveld, beeldsnijder.
1669. Micliael Klaerkamer, beeldhouwer.
1670. Willem Knijf.
// // Leendert Stockman.
// // Evert Oudendijk.
// u Jacus Marcus, schilder.
1671. Dirk de Bray.
// // Jan de Bray. Cornelis Pool, steenhouwer.
1675. Jan de Jong.
1677. Jonas Suyderhoef,
// // Casparus Stierens, schilder.
// // Cornelis Akersloot, "
/é ë Jan v. d. Meer, sen.
1678. Dirk Maas.
// ç Gerrit Mulraet.
// // Adrianus Keyser, schilder.
,i ç Gerrit Corstiaense van Toght, schilder.
1679. Cornelis Dusart.
Barend van Byse, Beeldhouwer.
1681. Abraham Cuylenburg.
1683. Jan v. d. Meer Jr. of Jan "Vermeer.
// // Jan lvieft. á ii Pieter Kieft.
1684. Joh. Molenaar.
1685. Laurens v. d. Yinne.
1686. Jan van der Capellc.
1687. Hendrik van Straeten of Verstracten.
" é/ Piichard Brakenburg. ti ii David Heemskerk.
á ii Schoucher (Salomon), beeldhouwer.
1688. Jacob Marcussc van de Wal.
// // Jan van Nikkelen. 1690. Jan van der Vinne.
1691. Willem van Nijmegen, schilder.
1693. Iz. Kleynhens.
'/ // Martinne Naehtglas, beeldhouwer.
" // Cornelis Mulraet.
1694. Joh. van Nijmegen, beeldhouwer.
« á Hendrik de Valck. |
|||||
32
|
|||||
1694. Jan Breebagh, scliilder.
1695. Abraham Klijn, architect.
1696. Barnardus van Schijndel.
// // Joan Wielant. // ç Bernardus Cornelisse, beeldhouwer.
1697. Sarauel Jolij, beeldhouwer.
1699. Jan Luyken.
1700. Adriaan Oudendijk, schilder.
// // Boelof Hoemer, schilder 13 Maart 1708.
1701. Abraham Perdanus.
1703. Jan van Vianen.
// // Kokes Overbeek, beeldhouwer.
// // Pieter Bondas, //
// // Pioockes Verbeek, //
1704. Cornelia Keyserswaert, patroonteekenaresse.
1705. Pieter Pieterse Kidderlmysen, schilder.
ti ii Jan Mensing. n f .... VosHer, schilder.
// // Christiaen Danckers, beeldsnijder.
1706. Jacob Drossaert.
// // Frans Decker. u n Sieuwert v, d. Meulen.
á ir Ant. Vedering, beeldsnijder,
1707. J. ï\ Boddecker.
ir ii Adriaen Oliviers, schilder.
// // A, M. Houwaert, beeldsnijder.
1708. Hendrik Twent, schilder.
1709. Anna van Schijndel.
1710. Gevrit van lieerstal, beeldhouwer.
ê á Willem Hugaert. 1712. Jan van Houtom, beeldhouwer.
// // Jan de Langh, konstig ivoordrayer.
1713. Johannes Boursette, architect.
1714-. Willem Warnaer. í ir Jan van Aardenburg, patroonteekenaar, overleden
á â Tzaak Beks, patroonteekenaar.
1715. Gerrit Cuylenburg.
// ç Izaak Stieltjes, patroonteekenaar, overleden.
1716. Vincent v. d. Vinne.
1717. Jan Voorn of Voren, schilder.
|
|||||
33
|
|||||
1718. Hendrik de Wolif, ivoordraijer.
1720. Joh. Heemskerk.
1721. Jannetje Beaumont, schilderesse.
1722. Jaeob Jansz.
1723. Pieter Langendijk, patroonteekenaar.
1724. Jacobus Fontijn, beeldhouwer.
1725. Jan van Heemst.
// á Ni colaas Six, oudschepen en konstscltilder.
ç á Hendrik Eudde, verhuisd naar Friesland, schilder.
Jan Verbeek, schilder, overleden 1758.
// // Alb. Jansz. v. Sonneveld, beeldhouwer.
1726. Daniel van der Hijde, schilder.
1728. Alex, Vos, konstminnaar.
1729. Jan Enschede, figuursnijder.
// // Tzaak Enschede, kleurprinter. 1730. Dirk Meynerts, beeldhouwer.
// // Abraham Verryk of Vereyk, schilder.
ç á Michiel Haverstok, beeldhouwer.
1731. Izaak van Zusterer, schilder.
1732. Wouter Poelgeest.
á ii Abraham Bademaker.
1733. George Petrus Swetner, patroonteekenaar.
1734. Jan de Wijk.
1735. Willem Troost.
// // Hendrik van Gimmenij, patroonteekenaar.
// * Gerrit van Gimmenij, schilder.
á ii Laurens v. d. Vinne.
// n Jacob v. d. Vinne.
1736. Jan Marcliant, patroonteekenaar.
1738. Lambertus Cardon, schilder en teekenmeester.
// // Pieter van Winkel, patroonteekenaar.
1740. Wijnand Brands, schilder.
1741. Simon Schot, schilder.
1742. Hendrik Spilman.
// // Barnardus Kleynhens.
1743. Hendrik van Dijk, beeldhouwer.
" f Cornelis BJankert, patroonteekenaar.
1744. Jan Brunninck, schilder.
á ir Cornelis Guelrao, schilder, overleden in dat jaar.
1745. Joh. van der Gicse, beeldhouwer.
i>
|
|||||
Ì
|
|||||
1745. Pavid Ree, leefde nog in 1783, patroonteekenaar,
1748. David Heemskerk.
/' // Nicolaas Enders, schilder.
1749. Jan Degelenkamp Augustini.
// // Marten Jansz. Simmerman. 1750. Willem v. d. Water, overl. 1777.
1751. Izaak Roussel, architect.
// // Gerrit Bouman, schilder, overl. 1777,
1752. Taco Jelgersma,
// // Oan v. d. Hijde, overl. 1758.
// // Jan Yerbeek, overl. 1758.
1754. Vincent v. d. Vinne.
.'/ // Izaak Loofveld, schilder.
« ii Matheus van Kapelle, schilder,
1755. Pieter Comans, schilder.
ç ii Pieter van Poelgeest, Wouterszoon, schilder,
u ir Johannes Bach, schilder.
fi á Harmanus Weyers, schilder.
1756. Hendrik Ruy, schilder.
1759. Hendrik Tavenier, schilder. 1761, Cornelis van Noorde. 1763. Pieter van Loo, overl. 1781.
1764. Gerrit Toornenburg.
// m Evert Lucas. 1766. Johan Bernard Brandhof,
// // Josua Capelle.
// // Antoni Elger.
1769. Hendrik Mcyer, vertrokken.
1770. Tjebbe van der Ley, overleden.
1772. Cornelis Struyk.
1773. Jacob Lubcrti Augustini.
* // Godfried Henning. » ç Leendert Ovcrbeek.
1774. Jan de Hoos, overleden.
1776. Jacobus van den Berg.
// // Jan de Gent. // // Wijbrand Hendriks.
// // Jan Geerling, overleden.
1777. Augustus Claterbos.
*/ " Christiaan H^nnins:, |
|||||
'J'J
|
|||||
1777. Klaas Steggerda.
1778. Hendrik Schot, vertrokken.
// // Warnaar Horstink. // u Abraham van Vreningen.
// // Anthony Bogaard.
si ii Martinus Schreuder.
1779. George Cliristoffel Poblents, overleden
// // J. v. d. Meer, plaatsnijder. // // Hendrik van Bornbergen.
1780. Evert van Maris, overleden.
n ii Izaak Sabel. 1781. Frans Claasse.
1782. Willem van Roselaar.
â if Hendrik Tweehuysen. // // Jan van Dooden. 1783. S. Wijers.
// á Jacobus Carminjak.
// // Johannes Vrijdhof.
// // Cornelis Verschuyl.
á n Hermanus Tuylen.
1784. Pred. van de Waereld.
n n Willem Kogge. // // Pieter Stegman.
// á Gerardus van den Berg.
// // Hendrik Bombaars.
1785. Abraham Verponde.
// // Jan Cooymans. á ii Christiaan Visscher.
// // Jan Severijnse.
// // Roelof Neef.
" // Hermanus Wolbers.
á " Abraham Koekkenbakker.
i' á Jan Hendrik Wiggers.
é/ ii Antonie Bres.
1786. Hendrik Moerbeek.
» // Hendrik Savry. ç á Hendrik Tweehuysen.
á á Remie Pelderïn.
á á Pieter Hijdanus Pietcrsz.
1787. Casper Redeker,
|
|||||
36
|
|||||||
1787. Willem Meyer.
// // Cornelis van Bruynswaart.
1788. Abraham Kroes.
// // Eolgert A. Burman,
// // Jan de Gent Jr.
// // Jan van Batenburg.
1789. Adrianus van Dalsen.
// // Willem Seebout. // // Jan Zocher, architect.
1790. Jan de Vries.
// í Antony Berkhoff.
1791. Jan Kramer.
H i> Hendrik Schwegman.
1792. H. A. Staphorst.
// á Izaak de Wit, plaatsnijder.
* ir Hendrik Brakel.
1793. Pieter Barbiers.
1794. Carel Lodewijk Jansen.
// // Jan Gimmenie. // // Steven Mous.
// á Jan Kist.
1795. Dirk Keun, Hz.
|
|||||||
Uitgaven aan vreemde schilders, gedaan door Heeken en
Vinderen van het St. Lucas gild te Haarlem, inde jaren 1651,
52 en 53. 1651. Jacob de Eoock, schilder van Hulst in Vlaanderen
reysgelt.............. ƒ18 1652. Gerrit Plomp, schilder uit Oldenburgerlant,
reysgelt.............. o 18 Jacob Pouwels, schildersgezel van Antwerpen,
reysgelt.............. u 18
Jan Jansen, schilder van Embden, reysgelt . . » 12
Jacob Heyndricx, beeldsnijder uit Selant, reys- gelt ............... ì 15 1G53, Pieter Pieterse, schilder van Hamburg, reysgelt // 15
|
|||||||
37
|
|||||||||
1653. Johannes de Latun, schilder van Lions in
Vrancr., reysgelt.........../15
Corstiaen Fieterse, schilder van Enchuysen,
reysgelt..............//15
Jan Hulstman, schilder, reysgelt.....//15
|
|||||||||
Aanteekeningen uit de thesauriers rekeningen van II. H.
burgemeesteren der stad Haarlem, en wel hoofdzakelijk geput ■uit de nytgeven van alderhancle particulen, over goudsmeden, beeldsnijders, schilders en andere meesters die van rege- ringswege gebruikt zijn tot min of meer belangrijke werken; en wel alleen over die welke niet opgenomen zijn in het werk van Jacobus Koning over de uitvinding der boek- drukkunst. Haarlem 1816, bl. 358 enz. en mede niet geboekt staan bij Ch. Kramm levens en werken van Holl- en Vlaamsche schilders, enz. |
|||||||||
1420. Wtgegeven Jacob JanZoen die goutsmit by rekeninge
van onser genadiger vrouwen van Beyeren scuttelcnte maken die men haer scencten doen sy eerste in der stede van haerlem ge- coemen was en also onse genadige heeren van Beyeren gehult werfc in myneringe van syn loon geven ex silde ft. xvin ©. Wtgegeven Heijnric Steicop van Dordrecht bi Jan doder liant
tot onser vrouwen van Beyeren scuttelen als van sulver dat Jleijn- ric, voorst, gelevert heeften Jacob JanZoon die goutsmit voirss. ontfaen heeft nc xl aern gulden en xxi lewen den aern gulden gerekent van xxv (?) conit die some. 1428. Item Floris Dobbelaar den goutsmit gegeven van een tee-
ken te maken — n st. — 1432. Item Gerryb den glasemaker by bcvelc van de burge-
meesters gekogt van een glas dat die stede in de «Tacopine kerek gaf xxnii Philippus scilde, facit xxx ® vin st.j 1436. Item des Saterdags na sinte lucas dach Lambrccht Rul-
|
|||||||||
38
|
|||||
genssoen den sciider gegeven van die candelaers te werven die tot
onse genadig, vrouwe van Holl. uitvaert gebesicht werden mi phil. scilde facit in ö xiii st. vin d. 1437. Item Montijn, die goutsniit nu teykene te make die die
burgemeesters elcx een hadden gegeven xvi st. 1460. Item betaelt Lamhert RiithgJiersz. van den beelden die
staen in die vierscaer te bruneren, ende scoen te maken, en die deuren, en ghesneden werck te vernisschen, tsamen n ffi. — Zie op 1436. 1465. Item Geyen Jan die sciider van dat hij dat ansicht an
die orgele gestoffeert heeft mitten voyen daeraf xi st. fac. xiv st, vi d. — 1468. Item gegeven tyhaut Janszn. de beelsnyder van xxxv da-
gen die hij gewrocht an die tabernacule an der stedehuus elcx daechs uu stuuvers ende syn knecht heeft dairan gewrocht ÷é dage elcx daechs in stuuvers. st. ft. tsame xi © ÷ s. vin d. 1468. Item gegeven Vriderick Hoon en Jan Arntszn. scilders
van de beelden, tabernaculen, leeuwen en scilden ander stedehuus te stoffere en van de vensteren ander stedehuus en die vierschare groen te maken en te verwen voor huer arbeitsloon t'same vi pon- den gro vlms. ft. lii st. — 1470. Item gegeven Jan ArnUz. van dat hy die bloemen ende
dat houtwerck op ter stedehuus gestoffeerd heeft xxxii s. 1471. Item gegeven Jan Arntsz. schilder van die tabernaculen
ende die groote orgelpipen te stofferen alsoe dat gemaict is vi Eijns guld. ft. vin 1. xiii st. nu d. 1474. Item gegeven meester Andries de goutsmit van die waer-
dyns langhe te vermaecke vin st. ft. x s. vin d. 1476. Item betaelt Florisz. Fieterszoon die goudsmit van dat
groote verbantzegel van deser stede te maken dat binnen desen jare gemaect is ui Bijnsg. ft. mi ffi. 1477. Item bet. Vrederich Hoen schilder van vier groote schil-
den mit ons geduchtichr heren en vrouwen wapen en van lxxv eleyne schildekens mitter stede wapen, die hy optie zelve tyt gemaict heeft, te same voir zyne arbeit xx st, By zyn quitt. L(ies) orgel, ft xxvi st. vin d. 1481. Cornelis Willemsz schilder van zijn loon dat hij gemaict
heeft dat heylige cruis hangende buyten an die Oruyspoorte xv st. ft. xx s. (Zie over hem v. Mander). 1482. Aelöeri van Jloigendorp, goutsmit van zyn arbeitsloon,
|
|||||
39
|
|||||
dat hy eenen steert gemaict heeft ant groote verbantzegcl van
deser stede, liggen op t'sakersty ft. vi st. 1482. Cornelis de schilder (waarschijnlijk dezelfde als Cornelis
Wülemsz,) van zesse schilden die hy gemaict heeft mitter wapene van myne heren van Egmondt voirs als die wtvaert gedaen worden, 't same xvin st. ft. xvni st. 1504. Pieter Willemz schilder van arbeytsloon van negen wa-
penen by hem geschil, ende gemaict an de croon op terselve stede- huys, opt burchmeeste camer by syn eed. xv st. 1507. Claes Meynerts en Claes VecMersz scilders van ellelï
wapenen van de K. M. van hollant ende van hairlem by hem luyden gemaict en van hoornen van de osse te vergulden betaelt te samen xxix s. 1508. Adriaen Heywricxz van arbeitsloon dat hy een manneken
mit een paert gesteken heeft dat gedruct is in de placcaten van de paerdeniarct en dat hy oick lilc placcaten mit verwen afgezet heeft, bet. by syn eed. n ®. 1514. Pieter Gerytsz scilder voor syn arbeytsloon dat hy by
bevele van den voirs. commissaryss. ende de van den burgem. ge- weest is tot Heemstede op optie liede en de aldair overgesien heeft de leede ende 't gat ende Spaerne ende dairaff een sigrie ofte charte gemaict ende gecontrefeyt die den v.oors. commissaryss. overgele- vert is om rapport dairaff te doen dat de voors. leede gestopt ware werde, enz. betaeldby syn eed. met ordonn. van den burgem. overgegeven. II 1. 1514. Pieter Gerijtss scilder ter cause van drie charten of figu-
ren van de sluyse op Spaerendamme ende gelegenheyt van dyen mi 1. In 15 34 komt hij voor als gasthuismeester van het Barbara
Gasthuis. 1516. Voor een schone witte valck by den burgemeesteren van
der voirs. stede wegen gecoft van eenen man van Assendelft en die zy voort om 't prouffyt van deselver stede hebben presenteren en scencken ons genaegn. here den Coninck van Spaengien bet. xiiii <5 en Pieter Gerytsz scilder die de huyff van deselve valck stoffeerde en de wapene van de voirs. C. M. mitten wapene van Hairlem dairop maiete χ vin st. belopende 't samen als blyct by eed. en ordinan. van de burgemeesteren hier overg. ter some van xim ffi xvni st. |
|||||
40
1520. Glaes Dieicxz van Vaendbe, meester Beyer Sy~
monss, Bouwen diricxz en Anthüenes Loürisz. wairdeyns ter cause van een nijeuwe stempel die zy Pouwels de goudtsmit hebben doen graveren ome de Haerlemsche lakenen daermede te ze- gelen na de wairderinge en 't zegel dat in 't block staet by Ghys- IreoJit KamaicJcer te doen repereren 't samen betaelt alst blyct by lioe. quit. hier overgegeven xxn st. 1523. Oomelis Wülemsz. (Zie ao. 1482). schilder van XX wa-
pen van de voirs. hee. van Wassenaer by hem en syn hulpers haestich by nachte gemaict die an de thoirssen en an de swarte lakenen hangende om 't choore gespelt waren bet. in L. v. 1531. M.eester Claes Boot secretarys der voors. stede betaelt
die somme van drie ponden van viertich gro. vlaems 't pondt ter cause van gelycke somme by hem duer bevele van burgenieestereii ver- leyt ende betaelt van grof douck 't welc gelevert is Allyn van Lewaerden conchierge en bewaerder van 't voors. stedehuys ome daer of te maken die pereken op der Burgem. camere inhouden- de diversche historiën die Justicie roerende tot chierage van de voirs. camere. Beloopt 't samen alst blyct by quitancy van den voorn. Mr. Claes die men hier overlevert mit ordonn. van burgem. op ten rugge geteykent die voirs. somme van lil ©. 1544. Meester Mairten van HeemsJcercJc Jacol/ss. schilder be-
taelt die somme van vier ponden munte als voort patroon van't glas dat van Avegen ende tot eere der voorn, stede in den jaere veertich in den pande van den carmelyten geschoncken is onder sulcke conditien dat de voirs. stede 't patroon voors. mede becos- tigen soude, dairomme hier alst blyct by zyn quytan. en ordon- nan. van burgem. de voors. mi ffi. 1546, De voorn, tresorier heeft noch bet. by ordre van den
burgem. Mr. uaister van Heemskerck Jacohsz, schilder ende Dirck Volckertsz figuersnyder te samen de somme van zesentwintigh ponden van veertich groten vlaems 't pont. ïe weeten den voorn. Martyn Jacobsz thien ponden van dat hy deur begeerte van de burgem. gemaict ende beworpen heeft 't vidimus van der chartc ende dair nae mitter penne in papiere gesteit de formen ende faetsoenen van alle de juweelen ende prysen die de voors. stede opstellen en publiceren soudc, dcwelcke hy mede gelinicert, geteykent ende mette volcornen asseriugen wapenen en de anders opten houtle gemaict beeft. Dacrover hy gewrocht ende besicht |
||||
41
|
|||||
is geweest achtte dagen, ende de voorn. Dirck Volckertsz xvi
h. by hem verdient ende bedongen voor 't snyden van de voors. figuere en chaerte van de lootherye die hy in grooter di- ligentie de burgem. te dancke gemaect ende geievert heeft ge- hadt. Compt hierby huerl. quytan. en ordonn. ter voors. somme van xxvi L. 1546. Symon Claesz. Bijbel voorn, noch bet. de somme van
thien ponde mede als voorn, ter cause van gelycke somme by hem verdient ende by den burgem. hem toegevonden voor zyne moye- ten ende arbeyt van dat hy zekere chaerten van de looterye voors. gedruct heeft ende 't selve by hem geheel angenomen was om alle de chaerten te drucken. Ende naederhant hem by den burgem. gelast was nyet meer te drucken overmits dat de loterye van den jaere XL vin geene voortganck hebben en soude dair omme hier alst blyct by zijn quytan. ende ordonnan. van den burgem, die men hier overlevert de voors. x L. 1553. Jacob Gerrytz de Jonge goutsmit betaelt de somme van
vyithien ponden twaelff scellingen over syn arbeytsloonen van dat hij een nyewe stempel mettet waepen van Haerlem gesteecken en gemaect heeft. 1557. Claes Symonss bouckverkooper ende prenter betaelt de
somme van zespondenpryse als voren voirliondert vyftich charten by hem tot der stede behouft' geprent, Boerende de contagieusc siecte der pestilencie hoe hem een yegelycken dragen en wachten soude, Alst blyct by syne quytan. mit ordonnan. van burgem. hierover geievert. Daeromme alhier deselve vi L. In dit jaar ontving Jacob Gerytss. goudsmit voor t'maken van
zilveren letters om daarmede der stede kleedingen te insigneeren 73 L. 15 scelL 1558. Anthonis Iluyessz goudsmit, schilder voor het verwen
van de brandemmers. 1561. Jan Mattlieiisz. goutsmit voor het maken van een groot
zegel 9 L. 15 st. 1565. Jan Franssz, goutsmit.
1568, Pieler Janssz. schilder betaelt die somme van zeven ponden
van dat hy twaelff groote wapens van de Co. Mat. gemaect heeft 't stuk te vin st. compt nu © xvi st. ende acht cleyne wapens t stuck nu st. compt xxxn st. mitsgaders van 't zwarten van de toertsen 't lyck en die andere zyne mocylen xn st. maecken* de 't samen die voirs. vu ü? welcke wapenen gehangen hebben |
|||||
42
over 't lyck ende om de toertsen in die witvaert van de conin-
ghinne van Spagnien opten vi en den vu dagen deeembris lxviii blyekende by ordonn. van burgem. enz. 1570. Jacob Cornelisz in den helm goutsmit betaelt die somme
van een ende twintigh ponden thien scellingen munte der reeken. uit saecke van dat hy gemaect en gelevert heeft deur bevel van Burgem. en die van den gerechte eenen nyeuwen zilveren zegel ter saecken deser stadt, alsoe men met het oude zegel qualyck mogte zegelen. 1575. Jan Simonssz. goutsmit.
1578. Betaelt Adriaen Huygenz glaesemaker over zeeckerglas
by deser stadt in den Haghe geschoncken in 't Hoornhuys al- daer vin L. Betaelt Louis LaecJceman om te betaelen in handen van
drucker tot Leyen over seeckere duysent exemplaren van osse- marct gedruct hebben met zeekere figure in hout gesneden heb- ben mi L. ÷ st. 1582. Üornelis van Doom goudsmit voor 't maken van een \
zilveren schaal die aen den heer Mr. Jan van Treslong geschon- ken werd van stadswegen xxxix L. ÷ st. |
|||||||||||||
Uit de holle van de schutterij zijn nog de volgende
goudsmeden en sciuldelts aangetekend. 1594. Symon Pranssz.
// // Pieter Cornelissz 1).
1596. Cornelis Simonsz.
// // Frans Janssz.
|
|||||||||||||
1600. Jan Joosten.
|
Goudsmeden.
|
||||||||||||
1603. Willem Jacobs.
1606. Pieter Pietersz.
1615. Arent Hermansz.
// // Jan Gerritsz. 1616. Meynert Cornelisz. J
|
|||||||||||||
1) Overleden in Nov. 1599, en begraven in de Groote Kerk. (Zie liet
doodregislcr). |
|||||||||||||
43
|
|||||||||
1594. Claes Laurensz,
1596, Cornelis Jacobsz. Ziev.Mander. Il d. bl. 163.
1603. Willem Janssz; // // Hendrik Gerritsz. Zie C. Kramm in voce.
1612. Claes Gerritsz. // // Pieter Janssz. // // Hendrik Janssz. 1617. Willem Claesz. 1621. Floris Adriaensz of Arents. 1627. Floris Gerritsz. |
|||||||||
Schilders.
|
|||||||||
De Kegisters van Transporten te Haarlem zijn aanwezig van
1489 en bevatten liet navolgende over goudsmeden, beeldsnij- ders, schilders, enz. 1489. (Junij). Br. Heinricxz de beeldsnijder als man en voocht
van Katrijn Pieters dochter verkoopt Lysbeth Jans Gerryts dr. weduwe een huys metten erve legge en st. op 't cleyn heyligland tus- schen Jan Jans aan d. zyde Grijt Bartolmeesz. an dander zijde afterwaerts strekkende aen de voors. Geryt. // // (Aug.) Barent Jansz. de glaesenmaeker en BircJe Ty-
bautsz syen myet. gesamender hant ende een voir al schuldig we- sen den deecken ende vinders van St. Gangelofs gilde de sommc van xviii Kar. gl. 1497. Martynz, de beeldesnyder sculdig te wesen Claes Wms.
syn oom die some van C. E. G. tot x L. grn. 't stuck. 1501. Thybaut Jansz. de beeldesnyder vercoopt Pieter Antho-
nysz een oud vervallen huys, enz. 1503. (Julij), Jacob Jansz. schilder verkoopt de helft van een
huis in de Zijlstraat, 1506, Geryt Jansz. de beeldesnijder verkoopt aan zijnen broe-
der Pieter Jansz, de geheele nalatenschap van zijnen vader Jan Jansz. de glasemaker, huis, land, renten enz. 1507. Pieter Gerytsz. scilder veicoopt Geryt Gerytsz, scrien-
werker een huys metten erve liggenae in de Matte Jorysse straet. |
|||||||||
-.
|
|||||||||
44
|
|||||
15U7. Pieter Gerytsz. schilder vercoopt een huys op de Croft.
1509. Geryt van Schoten vercoopt aan Jan Joestz, scilder, een
huys in de Smedestraat. 1510. Komt voor zekere Jan Claesz. beeldesnijder, zonder dat
opgegeven wordt welke zaken voor hen werden geregeld. 1512. Bircïc Diricsz. goudsmit, verkoopt Frans Claeszoon, bor-
duurwerker een huis in de Kerkstraat. 1515. (July). Cornelis Willemsz. scilder sijt sculdig te wezen
aan Adriaan Symonsz. metselaar 24 Kijnsg. 1517. (Dec.) Jan DircJc lylautsz. beeldesnijder is schuldig
Joost Dirck Tybautszoon zijn broeder 40 Kijnsg. 1519. Jasjmr Pieterss. beeldsnijder verkoopt een huis op de
Croft. 1520. Quiryn Jacobs beeldsnijder verkoopt een huis op het
KI. H. land. 1530. Jan Mathi'jsz. beeldsnijder verkoopt een huis in de
Anegang. 1535. Geryt Frederixsz. scilder c. s. verkoopen een huis in de
Bagijiienstraat. // // Glierryt Claessz, beeldsnijder verkoopt een huis op
Bakenes. 1536. (April). Jan Claessz. beeldsnijder verkoopt een huis in
de Battejorisstraat. " // (April). Frans Janssz. scilder verkoopt een huis in de
Koningstraat. . // ç (April.) Cornelis Willemsz. scilder verkoopt een huis in
de Zijlstraat. 1540. Gyslreclit Diericxz. scilder verkoopt een huis in de*
Veerstraat. // á Cornelis Willemsz. scilder, als executeur van het testa-
ment van wijlen Pieter Geryts scilder verkoopt een huis in de Bateljorisstraat. 1549. Joost Jansz van Merck goudsmit verkoopt een huis in
de Bat. straat. // // Symon Arentsz scilder verkoopt een huis in de Kleine
Houtstraat. ç á Yshrant Jacolsz. beeldsnijder koopt een huis in de
Frankenstraat. 1552. Birc Bircxs. beeldsnijder verkoopt een huis in de Ach-
terkamp. |
|||||
45
1553. Jan Willemsz. beeldsnijder verkoopt een huis in de
Sehaggelstraat. 1554. Jan Joeslenz. goudsmit verkoopt een huis in de Anegang.
// // Jacob Woutersz. goudsmit verkoopteen huis in de Lan- ge Bag. straat. á ii Jero Comelisz. schilder verkoopt een huis in de Zijl-
straat. 1555. (Mei.) Meester Maerten van Jleemskerck Jacobss schil-
der verkoopt aan Volckerl Zegerss een huis en erve en nieuwe schuur liggende in de Lange Bagijnenstraat. 1556. (Dec.) Jacol Gerylsz. goudsmit verkoopt een huis in de
üijkstraat. á á Frans Barentss, goudsmit verkoopt een huis in de Lan-
ge Veerstraat. 1560. Claes Gerytsz schilder ende Huych Maertsz van Heems-
kerk verkoopen een huis in de Cornelissteeg. 1561. Geryt Willemsz. goudsmit verkoopt een huis in dcBatt.
straat. // " Jacob Barendsz goudsmit verkoopt een huis in de Batt.
straat. 1562. Jacob Gijsbrechtz. goudsmit verkoopt een huis in de
Groote Houtstraat. * // Claes Geriss. scilder verkoopt een huis op de Krayen-
horstergracht. >/ // Dirck Zegers goudsmit verkoopt een huis in de Korte
Bagijnenstraat. 1571. Claes Claess. scilder verkoopt een huis op de Krayenh.
gracht. 1576. Pieter Janss, schilder verkoopt een huis in de Koning-
straat. " ç Pieter Fransz. goudsmit verkoopt een huis in de Lange
Veerstraat. 1579. Cornelis Willemsz, goudsmit verkoopt een huis in de
Batt. straat. |
||||
46
|
|||||
Ook in de Registers van de Grootc of St. Bavokerk te Haar-
lem, die hoezeer alle jaargangen niet meer aanwezig zijn, met het jaar 1400 beginnen, wordt het navolgende, met betrekking tot het hier behandelde onderwerp, gevonden. 1412. Item ontfaen van Ilug/ie Jelysz, van den ghilde dat hi
wederbrocht van Utrecht doe hi ende Michiel die beeldcsnider ende die goede man die meester van Brugghe t'Utreclit geweest hadden om Sinte Maertyns tafel te besien xiin st. // // lieynier de beeldhouwer.
// // Item Jlendrick Vopjpen van een kelk te vermaken ende
van 15 verendeel sulvers datter toe wt ghebezigt. // // Item Reine}· de beeldevoiwer van die enghelen onser
vrouwenbeelde Sinte bave ende tlieilich cruis te stofferen ende scoen te maken ende te houden een jair. 1421. Item Symoti die beeldesnijder xn braspenic.
1423. Item Jacoh Jansz. die goutsmit.
// // Jan Symons Symons die beeldesnijder enz. elx een gans.
// // Item Symon die beelsnider gheg. van een cappittel bove
Sinte piet. // // Item Symons die beelsnider gheg. van een repriese onder
Sinte Andries. // // Item Jacoh Jansz. die goudsmid ghev. xiin butge van
silverii van die wereke die ghebroken ware. // // Item Mie/iel die beelsnieder.
1428, Item ghegheven Zammetgen van die groote tafel te stof-
feren 1 scïtuclcerti?) Item van Sinte Eave swaert te vergulden en van Sinte Pieters schotel te vergulden ende van die mi vaenstok- ken te samen een gulden. í ç Item Aernt Jansz, beeldeswerwer gegheven op rekening
van die vanen mi eronen. // // Item van die voet daer die Sinte Mauricius op staet
Simon die beeldesnijder ghegheven xvin witte th. // ð Item ghegheven van Sinte Thomas beelde Claes damp
vi Wilm. scilden. // b Item Michiel die beeldesnijder ghegheven van Sinte Ja-
cob vi Wilm. scld. // í Item ghclevert Bartholonieus die goutsmit an bnrntzul-
vers xxxv loet tot een monstrancv. |
|||||
4.7
|
|||||
1434. Item Jacoh Lockvtm twee rcprisen onder onse lierenen
onse zoete vrou hem gheg. xxxin. // // Item Zweer van een bort int heylig graf te stofferen en
van die pyllaer bi dat sacramentshuys hem daer af gheg. in piets en il postelaets gul. ff // Item Ztceertgen gheg. van twee lieuwen te stoffeeren op
dat heylig graf een guld. 1436. Item Symoii van Waterlant van die vaenstokken, cruy-
sen, kandelaers en die stoelen te stofieren gliegeven een pieter en een postulaat gulden. 1438. Item Jacop beeldesnijder van drie reprysen en van twee
capitelen te samen geg. xxv gul. 1439. Item Lambr, die verwer van Sinte Christoffel te vernissen
en te ververwen geg. 1 gul. // // Item Lamh. van vi apostelen an die palaern die velde
verwaschen geg. ].· gul. // // Item Lam. van die lampetten boven in die niuve kereken
die rollytgens voir die apostelen te stofferen te samen 11 gul. 1441. Item Willem Fietersz. die goesmit ghegeve VI gulden.
1445. Meester Zenaert steenhouwer tot antwerpen onse meesters
van den cruysweerek hem gheleeft hebben wij kerekmeester voer siin wedde elkes jaers twaelf gouden rijders. 1453. Item lier per t (?) Meinaertsz gheven onser vrouwenbeelt
van maken xxx rijns gulden xix stuvers voer een gulden. 1456. Simon die beeldesnijder in de Zijlstraat overleed dat jaar,
en werd voor hem de klok Mary geluid. á á Item Jan. Vlaemmync die goutsmyt ghegeven vant wy-
roucvat te maken een Wlm. seilde. 1462. Item Heynric die scilder ghegheven van die twe doeren
te stofferen en te versien voer den toirn x gul. bij Sinte Wilboerts Avont. 1465. Item Vredric Hoen die seild. van den haen stofferen en
die scloetel van d. noerd. poertael vin st. 1467. Item Ouwaters dochter een opdoen van een graf cloc Sal-
vater. (Alhier opgenomen omdat de naam van Ouwater hier voor het eerst en laatst mij voorgekomen is). 1473. Item Jacob Bircsoen die becldescier gegeven op Sinte Lu-
cas avont mi rijnsehe gulden. " " Item Mouwerijn die beeldeverwer gheven van herstyn hoer
te stofferen xxv stuvers. |
|||||
L8
|
|||||
1473. Ontvangen van onse seilder Middel Pomoelsz, die onse
frau wapenen maeckt xxv bet. een half brasp. voirs stuck. 1474. Item onse pastoer beeft meester Lambr. onse vijskoreit
(vice-cuiïjt) bevoelen dat hij in de kerek soud doen maken een glas of wat anders daer men zijn wapen an setten souden dat hij dat be- taelen soud tot de som van vijf pont groet flaems of xxx rijns gl. en dit ghesciede te Mey il Ψ LXXIIII doe meest. Lambr. voirs. sijn eer- ste mis deed. // // Item meister Andries die ghousmitghevenir.guld.ro-
rende van dat cruus int heilleghe graf. 1478. In dat jaar stierf de vrouw Mouwerijn van Waterlant de
schilder voor haar werd de klok Mary geluid. 1485. Op ten xxixsten dach in Decembry ap. lxxxv soo heb-
ben wi kerekmesteren alghemeen der prhie kereke van Haerlem be- steet te maken totter kereken behouff Mourijn Simonsz. en ülaes \ Symonss. een pant ant zuyd eynde encle een pand an die noort zijde int grote autaer dat nu an malcander sal comen mits dat nieuwe werek dat ghemaect es int middel ende noch dair toe die halve taeffelkes an beyden zijden boven den back alzoe groot alst boven begrepen heeft tot besneden toe vand taeffel met die van- ghen niet dair of vuyt gesondert noch zijnt voorwaerd datMou- ryn en zijn broeder voorsz. zullen dit werek bet maken hetzij in vergulde gulden lakenen te legghen ende anders dat werekluyden zullen kenne Dattct bet gliemaect is dant Jacob Willemss. Dat middelpant ghemaect heeft of beter of dat werokluden van de ambacht kennen sullen dattet alzoe goet es, voert zijnt voerwaer- de dat dese twee broeders voirsz. zullen dit werek) vuyt den back nemen ende weder in setten ende goet gout selver te crighen mede te vergulden ende oeck alle datter an te doen es zullen die keremesteren voirsz. ongehouden zijn mar moghen die keremesteren voirsz. hem luyden yet te baten come van enighen dinghe buten den kere- ken cost dair zullen die keremesteren voirsz. hem gheryffelyck in wcsen alle dat zij konne en moghen. Ende dit werek al aldus gedaen hebbende Mourijn en zijn broeder voirss. soe zullen zij dit werek voirss. goetstijts leveren en wel ghemaect voer pinxter I ano lxxxvi voert zoe zullen Mourijn en zijn broeder voirss heb- ben als dit werek aldus gemaect sal wesen \röer hoeren arbeit als voorwaerd zijn die boven verclaerren die somme van xxu ® gl. vlaems daerof dat die voirss broers hebben ontfanghen als zij dit I werek amiaemen een ® gl. rede en dit ander sal men betaellen |
|||||
49
|
|||||
op drien termijnen to weten vrouwe lychtmisse a°. lxxxv. vil
Q? gl. die betaelt zijn. Die andere dach tot paeschen aa. lxxxvi en die derden dach opt of laets dach dair naest an volghende. Ende om dese voerwaerd voirss. wel en deuchtelyck te houden, zoe hebben die kerckmest. voirss. an die een zijde begheert, en Mou- rijn zijn broed, voii'ss. an die ander zijde, dat men dit aldus tee- ltenen sal in de kerckenboeck, aldus gheschiet en beslooten in 't jaer ons heren dusent vier hondert en lxxxv st. curiae hollandie. 1485. Item Jacob Wïllemsz. is bij dadinghe met hem gemaect
nae dat liij dat eerste parck opgheloven ende ter goede trouwen zon- der voorwaerden gemaect hadde betaelt en gegeven en als voor ende nae dien begrepen die apostelen ende een boeck gehangen boven dat hoch outaer in 't koor samen xxx ffi groot. // ii Noch betaelt Mouwerin en Claes van Waterlant voor
zeker werck dat zij in 't werck van Jacob Willesz. gemaect hadden n ffi vin st. // // Item ghegheve Mourijn en Claes zijn broed, op rekening
van die eersten dach van vrouwe lichtmisse xini ffi op die twee pareken die zij wyt ghenome uyt die grote taeffel. 1487. Op ten laetsten dach van Augustus a° lxxxvii zoe
hebben wij kerckmest. enz. eendrachtelijk besteet Mourijn Sy~ monsz. en Claes Symonsz. ghebroederen twee panden in derselver tafel dair zij twee panden inne ghemaect hebben vore in ghe- lice mate ende opter selver conditien van beter gout te legghen dan Jacoh Wïllemsz, ghedaen heeft ende wercklieden dat kennen zullen dattet bet gemaect es of alzoe goet als wel verclaert staet voer van de voorwaerde voirss. Dit aldus gheschiet van de lesten tafel, voert zoe hebben wij kerckmest. voirss. noch be- steet derselver broeders die ander tafel te maken,,dats te verstaen alzoe dat dit werck een ander const eyscht ende elck pandt by- sonder van gout te legghen van contrefeiten van sonderlinghe ansichten daer inne te maken ende van sonderlinghe verwen daerin te maken, zoe hebben dese broeders voirss. glieloeft ende gheloven als goede mannen van trouwen dat sijt alzoe maken met alzoe goede mester die zij te hulpe nemen zullen als in hollant es, die dit werck contrefeiten sal met aensichten ende anders alzoe alst werck eyscht, dat zij daer eer of hebben zullen dat zijl. dit werck gemaect hebben. Ende waert bij alzoe dat hierinne enygheghe- breken ghevielen als wij hopen dattet nyet en sal, zoe zullen die ghe- broederen voirss. dat alzoe beteren bij den kerkmest. ende werck- 4
|
|||||
50
|
|||||
luden die dair vorstant op zullen hebben dat Sinte Baef dair eer
of sal hebben ende isscr cnyghe van dese panden die de voirss. kerck- mest. aldus of alzoe ghemaect willen hebben dat hemluden dunct dattet anders hoert ghemaect te wesen, dairinne hebben die broe- ders hem oarlof ghcgheven en dat zullen zij doen als alle voerwaer- den aldus ghetchiet zijn en ghemaect en ghepresen. Zoe hebben Mourijn en zijn broeder voirss, dit werck volmaect met alle zijn condicien te leveren van Sinte Baven dach anno voirss, tot Sinte Baven dach anno lxxxyiii al gheheel en al volmaect op dat outaer sonder enyghe dissimulacie dair in te wesen met alle zijn toebe» hoerren ende dat dit al aldus wel volmaect ghedaen es zoe zullen die kerckmest. ghehouden wesen Mourijn en zijn broeder voirss. te betaellen op drie oflaten, te weten tjaer van lxxxyiii ÷ õ 't? gl. vlaems 'tjaer van lxxxix, ×Õ ßß? van andere termijn ende dat derde jaer 't jaer van xc oeck xv ® gl. vlaems, en Aernt Janssz. heeft verlijt om dat werck te bet voortgaen sal dat laetstc termijn te weten 't jaer van xc. xv ffi gl. vlaems en Aernt voirss. sal dair nae beiden ter tijt dat dat laeste jaer verschijne sal eer dat hij zijn penninghen ontfaenzal. Dit aldus gheschiet't jaer voirss. sec. curiae holandie. 1489. Op ten xxe dach in Julio anno lxxxix zoe hebbe wij
kerkkmeest. besteet die twee butenste duere van de hoech outaer Mouwerijn Simonsz, en Claes Simonz. gebroedere en sullen se ghe- maect leveren kersmisse nu erst comende en sullen daer voir hebben dertien ii? vlaems die ene heiffte als sij 't werck beghinnen en die ander helffte opt oflaet naest comende hierop hebbe die kerck- meesters te YVijncoep verleit lx sch. ende sullense hem lude corte ten leste dage. // // Op ten eerste dach van Maert anno Lxxxix zoe hebben
die kerckmeesters besteet Mouwerijn Simons soen en Claes Simonsz, ghebroedere die tafel van de hoechouter bute op beide die dueren te maken die desstrucxicvan Jerusalem mettetwe boven duerenen hebben hemluden daeïvoer gheloeft te betaelen uutte ghelde van de oflaet de sume van veertich rijnsgulden tot xl 't stuck ende sullen ghemaect wesen en gheset op ons heren hemelvaertsavont en dat opte verbuering van de penninghe die sy lude daeroft bedinct hebben. 1490. Item op den xiiste dach in Julio an. xiinc en xc ghe-
draegt en ghecomposiert met Mourijn en Claes ghebroederen schilders van alle dat werck dat sy die kerck ghemaect hebben |
|||||
51
|
|||||
alzoe wel in dat groete outaer als elders tot den dach toe ende
datum als boven ende dat bij Ghetrut "Visscher burghemeester en Jacop Engbrcchtz zieckemeester, ende wij sullen hem luyden beta- len xxi rinsche gul, paeymants na den liesten gheboeden en val- cacie (?) behoudentlic dat die twee ghebroeders voerss. noch sullen maecken in die twe leghe zwarte velden bij neden en die groete tafel den stam van Yesse zierlic gliemaect met menigherleye verwe of gheset en dit sal ghemaect wesen en weder ingheset voier onser vrouen dach assumcio na den datu voerss. Item ghegheven Bruyn die schilder van vier nuwe vane son-
der die franjen en lijste buyten xxxvi rinsche gulden actum in 't jaer xuii e en xv, en dit is,alleen van dat platwerck. 1490. Item dirck Jacobsz. die beeldsnier ghegeven van die
xxv loveren op te maken. 1482. Aelbert van Iloghendorp die goudsmit.
1497. Item Pieter Willemsz. sal hebben van twee bruvierrete
scilcleren van goud met die paeus wapen ende die slotelen ende met gouden scrift van arbeytsloen vu r. guld. solvit hierop vu r. g. bet. 1498. Item wy hebben betaelt Baemt die glasemakersknecht
van dat hij te Brossel was om mins heeren 0rabt(?) ominscrift te hebben mins heren en mins vrouwe wapenen om in 't suder glas te setten indien dat wy met Eaernt overeen quamen vant glae3 te maken ende wy en conden niet met hem overeencomen dus hebben wy zijn knecht ghegeven die die reys dede van der- thien dagen dat hy uut was voer sijn cost mi r. guld. o á Item Jan XJtenhage de goutsmyt een opdoen van zijn
wijf graf en geluyt Mary sol. xxviii st. // // Garbrant die goutsmit.
// // Item pater GJieriüsz. scilder ghegeven van twee winen
daerin te maken vier pareken daer over ghegeven iini r. guld. en een braspenning. í tt Aelbert die goudsmit.
í á Item besteet Jan Fijerij van Machelen een pullumkrum
slaende op dat koer daer die prooydierens aen staen sullen ende sal wesen een puplikaen met haer jongen na uutwysinge de pa- troon die ons daer of comen sal ende deze saeke salons tot een goet ende brengen Arijaen Jansoon onse poerter ende dit werc gemaect wesende zoe isser een goet persoen die de kerric daer- toe te hulp commen sal é÷ Ö gl. vlaems, ende hierop betaelt ende 4*
|
|||||
■gegeven Arijncn Jansoon Keetelboeter de somme vanxxxenckel
gulden, een enckel gulden gerekent xxvti st. somma an gnld. current XI z. zl. gul. eurrent solvit Aernt Janss. op rekeninc opte derde dacli van Septemb. noch ghegeven xxxyiii r, g. current Waleberts gelts ende noch vier r. g. ende tien scl. Waleberts gelts dus ys die pellekaen betaelt. Item dat hondert van dat pultrum sal costen XY r. g. current
ende salt ons leveren in die waghe 't Antwerpen daerwy afont- fangen hebben tot Haerlem xc hondertpont ende XLV pont wel- cke in als suver ghekost heeft xxix © gl. ende χ se. ende is op dat koer gestelt op Sinte Crispijns dach 'a°. M.c.c.c.cxcix ons comt de vracht van pultrum van Jan Fijerij ende hij soude mede gemaect hebben over een geit daer die kinderen op èromdieren(?) soude daermede beterijnge of te hebben ende xv se. van vracht dat mede te eysken van Jan Fijerij. 1500. Ïtem pater Wülemsz. scilder sal ons voerwen het wuift
mits in die kerc met bloem ende oock goud legghen daer te doen heft, ende hy sal ons wel maken daervoer sal hy hebben voer syn aerbeyt ende voer sin voerz. toesegghe van Dirc Jacopsz. en Joest ende sal ons alle die sloetstien verwen ende goud leg- ghen daert van moet wesen ende werc eysken sal, dyer voer is hem toegezeyt by dieselpve xxi r. guld. des zoe sullen wy gout betalen. Item hierop ghegeven op rekeninc op Jaens avont twee r. guld. Item hierop noch ghegeven op liande van sijn soen op coppergensdach twee r. guld. ende noch lil r. guld. solvit noch IX r. g. ende hem gecost χ st. an gout dus is hy betaelt. ff // Item Jan lïostert soen besteet die dese te maken te
weten en die een eer onse liever vrouwe omme in die midden duer buten Sinte Baef buten op die deren met een tabernakel daer boven ende binnen xn parken de begeerde (?) γ an. Sinte Baef wel ghewrocht ende ghemaket met gouden vorwe dat wy sullen reden hebben hem te bedancken hierover sal hy hebben alst werek volmaect es XX r. guld. ende noch vi r, guld. solvit noch vi r. guld. vrijdachs voer sinte Andries solvit noch n r. guld. saetur- dachs nae Jacopsdach al betaelt. 1502. Item Diric Tylautz. beeltsnijders ghegeven van een patroen
φ maken en noch twe patronen te maken daer me nae verken sal midden op die kerc doer beveel van die burgemeestere IX r. gul. en wat hy daer meer an verdient heft dat sytt hy die moer die hey- lirghe kerek om goetwillen. |
||||
53
|
|||||
1502. Item de Hasback besteet hondert brieve te printen van-
onsse offelaet om die priesters die biecht hoeren over hoer hoest ? te setten, dat hondert voer vi st. al ghe? des sal ie hem twee st. gheven tot hulp van sin pampier, solvit op rekeninc vi st. 1503. Item Steven die beeldsnyer ghegeven van een beeld van
Sinte Helena xxv st. 1504. Item meester Hugo die printer te leyen ghegeven xx st.
van vic copye die hij geprint het uut de bullen. 1506, Item meester Anthonys ghegheven ix rinsche gulden van
't patroen van den toern te maken en noch daer boven zo heeft Rombout ghehat n r. gulden van dat hij ons gedient en zoe heelt ghehat VI stuvers. Item van syn costen die hy dede doe hy te Haerlem was ghe-
geven í r. guld. min twee stuvers. 1507. Item Claes Meynertz is besteet den heylighen apostel
Sinte Mathe te stofferen mit die pilaeren daer hij staet voir veer- ticht rins che gulden current. 1509. Item Jacob Janze die scilder op die oudegraft by die
kltyne houtbrueh heeft die kerek besproken veertich r. gulden current. Item Mouweraan, die scilder is begraven in de kerek dat op-
doen van syn graef xx se. over het geluyt. 1510. Jan Jansss. beeldesnyer.
1513. Item in die pinxter heylige daeghen heeft Jaspar Pie-
tersz. anghenoemen te snyen die tabbarnaekel over Sinte Wil- lembaert en salt al voldaen hebben voir kersmyse naescomende en heeft daer voir gheeyst xx rijnse guldens en voirt is dat wereksnijden van dien ambacht met een seggen dat daer an ver- dient is xxx rijnse gulden alzoe vel als sy kenen dat daer my (minder) an verdient is. 1514. Item meester Jan Gerritsz. swegher die scilder is begra-
ven tot Jacopynen ende heeft geluyt Bavo. 1515. Item best. Jan Joesten scylder te voeren Synt Wilbort
myt die pellaeren te samen om xx rs. gl. i' » Item Claes Meynertz scylder in die damstraat is begra-
ven i. die kerek. " f Glieryt die glasemaker.
'/ // Bartelmeeuw Janssz. die glasemaker.
á >' Meesier Claes die glasemaker.
|
|||||
54
|
|||||
Ú5º7. Item Jan Janssz. beelsnyer is begraven in de kerck dat
opdoen van syn graf xx stuyvers. // // Item GhaerJiant die schilder in de kroesstraat is begra-
ven tot Sient Jans., oever hem gheloet Maeri. 1519. It. Jan Joosten schylder is begraven in de kerck dat
opdoen van zijn graff xx st. 1521. Item Jan Thamensz. die glasemaker heeft zijn kynt begra-
ven in die kerck dat opdoen van zijn graf ÷ st. // // Jan Jacobszoon goudsmit.
1522. Item Jan Barrytz die scylder is begraven in die kerck,
dat opdoen van zijn graf xx st. 1524. Item Folkert die scylder heeft zijn kynt begraven in die
kerck dat opdoen van zijn graf ÷ st. (waarschijnlijk dezelfde die bij v. Mander is vermeld). 1527. Item Maritgen Momen de stoffeerders weduwe van Wa-
tertandt begraven in de kerck 28 Aug. t opdoen van 't graf xx st. 1528. Floris de glasemaker.
// // Item Piet er Gmrytsz. die scilderswijf heeft die kerck
besproken eenringhe die welcke Joost Cornelisz. ghegeven voor í st. 1529. Item Cornelis Wiüemsz. schilder hadde ontfanghen van
dat marmere in 't choor op rekeninghe vi r. gl. hem nochghe- daen pinxteravont xxx st. (Zie over hem v. Mander). ir â Item Pieter Jansz. die stofferer op 't werck an die traliën
ghedaen vu st. 1533. Item bet. Jan Jaoohsz. goudsmit dat hij dat sylvere cruyee
gemaeckt heeft n st. // // Item betaalt Pouwels Bics, goudtsmit van die pellicaen
te maken die ghebroken was int choir xx st. 1535. Item pynst. Damiaen die beeltsnyer van arbeytsloon dat
hy an die orghel gesneen heeft boven an die tabelnakel in r. g. * // Item Pieter Jansz. die stoiferer om verwen te copen om
die pylaren daer die apostelen in staen te versien Sintc Jacobs- avont mi st. // tf Item aen dezelfde voer vernis en blaeu lazuer dat aen die
apostelen gegaeu es die hij repareren zou. 1537. Item Wouter Adriaensz. die goutsmit begraven.
n " Item Meester Martyn scilders moer begraven en beluyt
met at die clocken. (Waarschijnlijk de moeder van Marlen v. Heemskerck). |
|||||
55
|
|||||||||
1537. Item Heter Gerylsz. scilders suster is beluyt.
// // Item Meester Baernaerls van Oerlen die schildere
van de K. Mt. wonende tot Bruesel over Sinte Ghcracrtskcrck. ( // á Item die glasemaker tot Loven Meester Gerryli
Boels heeft dat glas anghenomen in de westghovel. * á ir Item ontfanghe van twee croesen die die kerck hadde
spijauter 1) versilvert van Ghyslreclit Dircksz. goudsmit xxxv st, » // Item den xxir Debruary is begraven in die kerck Glvijs·
hert Dircksz., scilder in die veerstraet. 1543. Item betaelt Dirck Willemsz. glasemaker die eerste dach
december ap. xliii aftervolgende syn eygen handt xxiin r. gl. van 't glas die graef van....? vant intnoerd eruyswerck te veruwe dat cruycifix en twee panden van hartoch phs glas in't zuyt cruys- werck twalef panden ellic pandt n r. g. 1574. Den 31 Mey MelcJdijor gegeven van den heylige geest
ofte die duyff te vernyssen é g, 1592. Noch betaelt Cornelis Willemss. Boren voor 2 silvcren
drinckbekers enz. Lxxvii L. xv st. 1595. Den 24 Sept. bet. Pieter Cornelisse voor een signiet van
silver tot 44 stuivers voor de dienaren om de atlestaüon mede te segelen en van het iaetsoen 50 st. en het hout dat het aen vast es 3 st. comt mi © xvii st. |
|||||||||
Aanteekeningen uit de rekening van ontvangst van besterfgeid
en het regt van exm van 1511—1569. Jan Joestz. scilder overleden 1519.
De huisvrouw van Pieter Gerritszoon schilder overl. 15 2S.
Pieter Gerytszoon scilder overl. den xxen dach van April 1540.
Cornelis Willemszoon schilder erfgenaam. De huisvrouw van Jan Vlieger schilder in de baghijnenstraat
overl. den vu Dec. 1540. Dezelve Jan "Vlieger es een eerf- genaam. |
|||||||||
NB. Deze twee posten zijn meer te beschouwen als adressen geplaatst op
het laatste schutblad. Zie over Bernard van Orley. v. Mauder in Voce. 1) Spyauter is een soort van koper. |
|||||||||
56
De Wed. van Frans Jansz. scilder in de cleyne houtstraat,
overl. 1542. Gerryt Claesz. Eyckenwack beeldsnijder in de smeestraat ge-
storven omtrent den dertienden Februarij anno xvc seven en vijftich. 1541. Jtegt van exae. De boedel van Pieter Gerytsz., schilder
die gestorven is 20 April 1541 wordt door Cornelis Willemsz. schilder aangegeven voor 249 Ö 15 sch. // // De nalatenschap van Margrietgen Jansdr. huisvrouw
van Jan Vlieger schilder, overl. 7 Dec. 1541 wordt door haren man aangegeven van 150 © 4 sch. // f Symon Dircxz. schilder op oude hrlm obiit den 14 dach
van if anuario, dieselve Symon heeft kinderen achtergelaten dairom hier........nyet. 1544/1545. Ghijsbrecht Dircxsz. schilder in die veerstraat ob-
iit den xxii Februario dieselve heeft eene moeder achtergelaten dairom alhier.......nijet. 1552. Van Cornelis Wilhemsz., schilder c. s. als mede erfge-
namen van Pieter Frans ontvangen mi L. |
||||
TWEEDE GEDEELTE.
|
|||
CHRONOLOGISCH OVERZIGT VAN DE PERSONEN
BESCHREVEN IN HET TWEEDE GEDEELTE. |
||||||||
1500. Mostert (Jan).
1502. Thybaut (Dirk). 1522. Willemsz. (Diric). // tt Diricxz (Willem). 1558. Thomaszoon (Thomas). 1570. Claess (Thomas). *1574. Heemskerck (Marten v.). 1578. Janss. (Jacob). 1592. Deutecum (Joh. v.). 1594. Engelsz Verspronck (Cor-
nelis). // // Deyman (Gerrit).
1595. Clock (Claes Jansz.).
1598. Deutecum (Bat. v.).
1599. Abrahamsz. (Claes).
*// // Thybaut (Will. Willemsz.)
1600. Wieringen (Corn. Claesz.
v,). 1604. IJsbrantsz. (Cornelis).
1606. Adolnsen (Harmen). // t/ Kemp (Nicolaes). 1609. Nop (Gerrit).
1610. Guldewagen (Jac. Janssz.)
1614. Berendrecht (J. P.). *1617. Goltzius (Hendr.).
» * Velde (Jesayas v. d.). 1619. Pieterszoon (Pieter).
1620. Coogh (Abr. de).
1621. Pinas (Jan).
1622. Scheyndel (Aegid. v.).
|
||||||||
1623. Bouchorst (Jan).
7/ // Velde, sen. (Jan v. d.).
// // Velde, jr. (Jan v. d„).
1625. Duindam (Corn.).
// // // (Hyndr. Simonsz.)
// // Guldewagen(JanJacobsz.) 1626. Akersloot (W.).
// // Wils (Pieter). 1627. Torrentius (JanSimonsz.)
1629. Thybaut (Joseph).
1630. Gael (Corn. Jacobse).
*1631. Matham (Jacob Adri- aensz.).
1632. Matham (Adr. Jacobsz.).
*1635. Wieringen (Claes v.). // // Goutsblom of Goudts-
bloem (Corn.). â ii Lievens (Jac.)
// â Bray (Aelbert de).
// * Louijs (Jacob).
ii á Casteleyn (Pieter).
// // Kittensteyn (Cornelis).
*1636. Janss. (Dominicus). // // Bolongier (Hans of Joh.).
1637. Dijck fFloris van).
// // Stokman (Jan).
// // Bol (Cornelis).
// // Balen (Jac. Wolfertsz. v.).
// // Berensteyn (Arn. v.).
// // Bouchorst (Jacob).
|
||||||||
(JO
|
|||||||||||||
1642. Saycker (Arent Corne-
liss.). // // Corneliss (Fredrik).
Maestrigt (Willem Janss.)
// // Poorter (Will. de). u ii Pottey (Jan). « ii Heda (Will. Klaas). // // Warnaer of Warnars (Ja- cob).
// // Wrijnants (Jan). *// // Wrouwerman (Paul Joos- ten).
// // Oliviers (Jacob). // // Claesz (Claes). 1643. Decker (Corn.).
// // Deyman (Jacob). // á Gerritss. (Cornelis).
// // Wens (Paulus). Duindam (Bartli. 11.).
æ,- # Nacbtegael (Eobbert). „ á Wet of Wetb (Gerrit). Tbuijl (Walraven van).
1644. Everdingen (Jan).
á ç Berensteyn (Claes). 1645. Hals jr. (Fr.), j
1648. Grebber (Antony).
n // Matliam (Jolian). 1649. Banbeyningb (Com.).
*// // Grebber (Frans Pietersz. de).
// // Lagoor (Job.). // // Deyman (Dirk). // // Grebber (Pieter de). 1650. Oliviers (Fr.).
*1651. Lodewijcks of Lodewijx.·
(H.). // // Stoffels (Leendert). // // Kombouts (Gillis). 1652. Moolen (Job. van der).
1653. Castelcyn (Caspar).
|
|||||||||||||
1637. Bouckhaers (Micbiel).
// // Matliam (Dirk). // // Hont (llendr. Pietersz
de).
ç ir Vos (Jan Janss. de). // // Wet of Wetli, sen. (Ja cob de).
// // Louweriss (Jan). 1638. Tolet (Pieter Talboom).
// // Boretius (Jobannes). // // Verliarst (Dirk).
u n Put (Gruil, v. d.) *// // Cornelis van Haarlem. // // Gau, Gauw of Gouw (Gerrit Adriaans).
// u Polydanus (Guilj.). 1640. Knijf (Wouter). *// // Vroom (Hendr.). // // Versluys (Cornelis Ger- ritsz.).
// // Grebber (Mouris Frans de).
// // Gael, jr. (Adr.). // ii Volder (Joost de). // ii Molenaar (Barth.). 1642. Buysdael (Izaak). // // Ruysdael (Salom.). // // Swinderswijk (Will. Wil- lemsz.).
// // Angel (Phil.). // Berendreebt (Pieter).
|
|||||||||||||
//
II
II II II |
á Muiier (Pieter).
// Kouwenburgb (Maerten). // Muyltjes (Adriaen). // Florte (Pieter). // Ophemert (Jan Dirxss |
||||||||||||
van).
// // Pieters (Christiaen). // // Stuivesant (Hendrik). // n Kraen (Aryaen Janss.) |
|||||||||||||
61
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1653. Visscher (Corn.).
*// // Vroom (Jacob). 1654. Wouwerman (Pieter).
í ii Mommers (Hendr.). |
*1665. Saenredam (PieterJansz.).
*1666. Hals (Prans), *// // Cool of Kool (Willem Gillesz). // // Hals (Dirk).,
*// // Pabritius (Gaaff Mey- nertsz).
*// // Wouwerman (Jan). 1667. Vroom (Prederik). *1668. Wouwerman (Phil.). ii ii Capelle (Pieter).
*1669. Hals (Harmen). *// // Post (Pieter). *// // Steen (Wed. Jan). *// // Chambre, sen. (Jean de la). 1670. Janss. (Jacob). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
// //
1655. // // |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koets (Eoelof Claesen).
// (Andries).
Bouman (Christiaen). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1656. Berchem (Cl. Pietersz.),
** il Bleek er (Gerrit). // // Engels (Barthol.).
*1657. Ostade (Iz. van). *// // Campen (Jacob v.). *// // Soutman (Pieter Claesz.)· *u ir Yalck (Aelb.. Symonsz. de). 1658. Golinck (Jan). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bol, de oude (PM.).
Knijf ("Willem). á (Jacob).
Thopas (Joh.). Prits (Pieter). Leyster (Judith). Graaf (Josua de). Spijkerman (Pieter). Wit (Jan de). Nikkelen (Iz. v.). // Eomijn (Willem). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II
II II
1671.
1675. // II
|
Wils (Johannes).
Stokman (Leend.). Bray (Dirk de). Jong (Jan de). Everdingen (Aid. v.). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1677. Akersloot (Cornelis).
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*//
1678
»1679 |
Wijck (Thomas).
Dingmans (Adam). Everdingen (Caes. v.). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*1680. Post (Prans).
*1681. Santvoort (P. v.). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*n * Gael, sen. (Corn. Adri·
aensz.).
•1661. Claesz. (Pieter). *// // "Vroom (Cornelis). *// // Molijn, sen. (Pieter de). *1662. Yerspronck (Job.). *// á Hulst (Prancois de). *// // Holsteyn, sen. (Pieter). » * Blommendael (lleyer Ja- cobss.).
1663. Janssen (Pieter). *1664. Bray (Salomon de). *a ii ii (Jacob de). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
//
tl
|
Buysdael (Jacob).
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Casteleyn (Abr.).
// Koogen (L. v. d.) // Hals (Nico!aas). // Hoogh (Pieter de). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1683.
|
Kieft (Jan).
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
// (Pieter).
*1685. Ostade (Adr. v.). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*// //
*// /'
*1686
// â
|
Chambre jr. (Jean de la).
Molenaar (Joh.). Suyderhoef (Jonas). Capelle (Jan). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
02
|
|||||||
1687. Straeten (Hendr. í.).
õ é, Brakenburg (Bichard).
// // Bray (Jan de).
*// // Holsteyn jr. (Pieter). *1688. Cuylenburg (Abrah.). 1689. Nikkelen (Jan v.).
*1690. Maas (Joh.). *// // Mulraet (Gerrit). •1691. Meer, sen. (J. v. d.). // // Nijmegen (Willem).
*1692. Attevelt (Justus v.). *1693. Snellaert (Abr.). * // Kleynliens (Iz.).
u ii Yalck (Hendr. de),
** // Berckheyde (Job). 1694. Mulraet (Cornelis).
n õ Nijmegen (Job. v.).
1696. Schyndel (Barn. v.).
•1697. Wet of Weth, jr. (Jacob de).
*1698. Berckheyde (Gerrit). *1699. Maas (Joh.). *1702. Yinne (Vinc. Laurensz v. d.). 1703. Yianen (Jan van),
*// // Atteveld (Arent v.). *1704. Dingmans jr. (Jac.). *1705. Meer, jr. (J. v. d.). *// // Jong (Frans de). 1706. Drossaert (Jacob).
1707. Oliviers (Adriaan).
// // Boddecker (Joh. Predr.),
•1708. Dusart (Cornelis). 1708 of 1709. Veen (Eoclms van).
» // Hooghe (Romeyn de). 1709. Schijndel (Anna v.).
1710. Hugaert (Will.).
*1712. Straeten (Lanib. v.). 1715. Cuylenburg (Gerrit).
|
H717. Wiclant (Joan).
** ii Maas (Dirk).
*1720. Wal (Jac.Marcuss v.d.).
*172l. Yinne, Yinc. Laurensz.
(Jan v. d.)
*1726. Groot (Jan de). 1728. Yos (Alex).
*1729. Yinne, Yinc. Laurensz. (Laur. v. d.).
*,/ // Warnar (Wilh. Herm.). 1735. Gimmeny of Gimmenig (Hendr.).
// // Gimmeny of Gimmenig (Gerrit). *1737. Heemst (Jan van). á á Oudenrogh (Joh.). *// // Yinne, Lanrensz. (Jacob v. d.).
*1738. Putter (Abr. de). ♦1740. Yinne, Yinc. Laurensz. (Iz. v. d.).
*# // Heemskerk (Johannes). »1741. Mensing (Jan). 1742. Kleynhens (Barn.). *// // Yinne, Jacobsz. (Laur. v. d.).
*// // Yinne, Laurensz. (Vinc. v. d.).
*1744. Perdanus (Abr.). *1748. Wijze (Jan de). // // Heemskerk (David). *1751. Decker (Frans). *1753. Vinne, Laurensz. (J.v.d.) *1759. Troost (Willem). *1784. Spilman (Hendr.). 1805. Vinne, Jansz. (Jan v. d.). 1811. // Jansz. (Vincent v. d.).
1865. Yinne van Lee (Vincent v. d.). |
||||||
CLAAS ABRAHAMSZ.
|
|||||
was een haarlemscli glasschrijver en leefde aldaar in 1599.
In de thesauriersrekeningen van dat jaar vindt men //voor
//een schoon parck gebakken glas met de wapenen van Haer- //lem aan Claes Abraïiamsz. glasschrijver in 't nieuw gebouwde //huys van Hendrick Doedeyns in den Haege daer de geeom- //mitteerden dezer stad ordinair logeeren betaelt ÷ ßä. De volgende posteu zijn mede daar geboekt.
Anno 1603. Voor 't scrijven en backen van een glas
met 't waepen van 't schip van Damiaten tot Leyden, van stads wegen geschonken in 't gemeene landshuys vin &£. Anno 1608. Voor acht geschilderde ofte gescreven gla-
sen die van wegen dese stadt gemaect geschoncken en gestelt zijn in 't gemeene lantshuys tot Leyden in de kamer van den hoogen heem raden tot xxin oC 't stuck, compt CLXXXII.
Anno 1612. Voor een glas in de kerck te Haestrecht
ƒ 150 kl. gl. Anno 1613. Voor een glas te Lekkerkerk f 100 kl. gl.
In 1616 was hij rotmeester bij de schutterij. Reeds in
1610 was hem volgens het boek der uitgave van de officie- ren der schutterij uitbetaalt //over het maecken van een glas met 't wapen van die Cluyveniersdoelen en die oude schuts- doelen de somme van f 14. IIARMEN ADOLÏTSEN.
Dezen schilder heb ik leeren kennen uit de rekeninghe
Willem van der Meye, bewinthebber van de lotery van 't oude mannen huys der stadt Haarlem 1607. |
|||||
64
|
|||||
Aldaar staat geboekt:
//Betaelt aen Eredrick Volckertsen sleper met sijn maet
/•/van 425 caerten van de timmermans tot Harmen die schil- f/der te slepen enz.// //Noch betaelt aan Fr. Volckertsen sleper met sijn maet
//van caerten te slepen van de timmerman tot Harmen die se affsette.// //Betaelt aen Harmen Adolffsen van seven hondert vier
//en veertien caerten te schilderen off afftesetten van stuck //drie st,// //Noch van sestich caerten op canefas geschildert die men
//aen de generaels in alle steden heeft gesonden om te drae- //gen 't stuck acht st. ende heeft eenighe caerten meer aff- //geset die binnenloopen daeraff niet betaelt blijckende bij //sijne quitantie 1 c ÷÷÷í óî ÷éé Q. Betaelt aen Harmen //Adolffsen van pappen van 420 caerten op berders ende van //60 caerten van afsetten 't samen blijckende bij zijne reke- //ninge en quitantie xxxi oC xni 0 vi p. //Betaelt aen Harmen Adolffsen van een lotherijecaerte
daer die getrockken prijsen inne stonden sierlvck op doeck affgeset blijkende bij sijne quit. ende het affsetten heeft hij niet begeert é oC nu Q. Het hier geleverde werk is voorzeker van weinig belang,
maar ook Trans Pietersen de Grebber en Nicolaes Kemp (zie op beiden) lieten zich diensten, die niet van meer om- vang waren ten behoeve van deze loterij welgevallen en beta- len , en ik meende daarom ook dezen schilder, van wien ik verder niets meer heb kunnen opsporen hier niet te mogen voorbij gaan. COMNTELIS AKERSLOOT.
Is den 19<M Jan. 1677 aangeteekend als schilder bij het St.
Lucas gild te Haarlem. Hij was a° 1679 vinder en 1080 deken. |
|||||
65
|
|||||
Waarschijnlijk was hij reeds in 1688 overleden, want het
viudersboek zegt op 4 Mei 1688: Van de vendu van de schilderijen van de weduwe jufvr.
Akersloot f 5. Ik bezit zijn geteekend portret.
W. AKERSLOOT.
De prent, de verlochening van Petrus voorstellende, is niet
geteekend W. Akersl. of W. Akersloot, zoo als men op alle gravuren vindt, maar W. O. of W. D. Akersloot, 1626. Ook is nog op dezelfde wijze gemerkt een andere prent, voorstellende, Ceres Stellio in eene hagedis veran- derende, naar J. v. d. Velde. Ik vraag: zijn beide deze naamteekeningen van een en de-
zelfde persoon; heeft hij zijn naam op twee verschillende wijzen geteekend, of moeten beiden aan twee verschillende personen toegeschreven worden? PHILIPS ANGEL.
In de notulen van 24 Aug. 1642 van het St. Lucas gild
te Haarlem wordt deze schilder en poorter vermeld. In die van 2 Dec. 1642 leest men op art. 2 het volgende: //Ingestaen Philips Angel, mr. schilder ontboden gerecom-
//mandeert door den out deken Salomon de Bray om aenge- //nomen te worden tot onderschriftheer, waertoe hij vanden //Deecken versolt wordende heeft hetselve naer eeniere com- //plimenten hem verexcuseerende op sijue onbequaemheyt in- //gewillicht ende toegestaen waerover hij tot onderschriftheer //van Deecken en Vinderen is aengenomen, en voorts vol- //gens 't gebruyek van dien in de vergaderinge in deselve //qualiteyt gebleven.// |
|||||
GO
Bij vertrek van J. de Volder naar Amsterdam werd hij
den 7Jen Juüj 1643 als schriftheer aangesteld. Het haarlemsche trouwregister houdt in, dat Philips
Angel, jongman van Middelburgh wonende op het groot heiligland trouwt den 14den Augustus 1642 met Lysbeth Dirks Vercamme, jonge dochter van Haarlem, wonende in de groote houtstraat. Uit dit huwelijk werd hem in Mei 1643 een zoon geboren, die den 19dei1 van die maand bij
den doop den naam van Johannes ontving. Het schijnt wel dat hij al spoedig naar Leyden verhuisd
is, want in het leydsche schildersboek is aangeteekend: a°. 1644 Philip Angel gekocht:
Een landschapje van Adriaenus van Graesbeeck geschil-
derd ƒ 2.12. Een dito van Jacob Swaanenburch f 2.
Een waetertie van Maerte Eranss van der Hulst f 5.
Den 20sten Maart 1645 heeft Philip Angel zijn reekenin-
ge aen den deken Hendrick van Amstel gedaen en hem aen geit overgelevert de somme van ƒ 12.11. JUSTUS en AEENT VAN ATTEVELT.
Justus vrerd, volgens zijn portret, geteekend door T. Jel-
gersma naar hem a°. 1683, geboren 1621, en overleed 13 Nov. 1692. Arent, van wien ik mede een geteekend portret bezit,
werd te Haarlem geboren 1650, overleed 1703. JACOB WOLEEETSZ VAN BALEN,
Was mr. glaseschrijver en maker te Haarlem; hij gaf in
1637 Hendrick Janss van Grol, van Wyck te Duurstede, en Jan Cornelisz. burger, in 1643 Jacob ïsbrantss, burger, als leerlingen aan. |
||||
67
|
|||||||
CORNELIS BANflEYNINGlI.
Deze uitgever en graveur was woonachtig te Leyden. In
het trouwregister te Haarlem vindt men: getrouwd 19 Octo- ber 1649 Cornelis Banheyningh, jongman van Leyden, wonende aldaar, met Catharinele Borgne, jonge dochter van Haarlem wonende in de zijlstraat. Volgens het Register van de meesters, knechts ende leer-
jongens der Boeknering enz. te Leyden, 1652, verscheen Corn. Banheyning van 1 Mei 1649 tot 1 Dec. 1655 vier- malen voor de overlieden van 't Boekverkoopers Gilde aldaar om leerjongens te doen aannemen. JOHANNES PIETERSZ. en HETER BEEREN-
DRECHT of BERENDRECHT. |
|||||||
J. P. Berendrecht was van Alkmaar, Hij trouwde den
Sisten Maart 1614 te Haarlem met Griet Jans (Lette), en werd aldaar in 1616 als boekdrukker in het gild ingeschre- ven. Den 18den Dee. 1622 werd Catharina, dochter van Jan P. Berendrecht van Alkmaar en Grietje Lette, gedoopt. Getuigen waren Cornelis van Kittensteyn en Catharina Lette. In 1627 was hij mede kunstverkooper en woonde te Haar- lem, in de koningstraat, alwaar hij toen uitgaf een zinne- prent, de nieuwe cui/per, enz. met een vers van j. j. stak- TEit. Zie nader over deze zeldzame prent, de bered. besch. van Ned. historieplaten, enz. door Er. Muller 1863, in 8°. bl. 187. n°. 1445. Hij was ook de uitgever van een zeld- zaam portret van Hendr. Goltzius in 4°. met een vers van I*. Schrevelius. Hij komt als J. P. Beerendrecht Haerle- mensis excudit voor, op eene gravure "van G. v. Scheyndel naar W. Buytwech (sic) voorstellende de klederdracht van een alkmaarsche boerin, zijnde het n°. 4 van deze zeldzame serie. Den lö^™ dec. 1624 kreeg een zoon van Fr. Hals |
|||||||
ÖS
|
|||||
bij den doop den'naam van Jacobus, en Jan Pietersz. Be
rend recht met llillcgondt Eeyniers waren getuigen bij deze plegtigheid. Pieter Berendrecht was a°. 1642 als schilder ingeschreven
bij het St. Lucas Gild te Haarlem. PIETER CLAESZ. en CLAES PIETERSZ. BERCHÉM.
De vader van den zoo beroemden Berchern heeft zich al-
tijd geschreven Pieter Claesz. > zonder meer. Volgens het doopregister trouwde den 21 sten Mei 1617
Pieter Claess, jong gesel van Steinfurt met Geertjen Hen- dricks j. d. van de Kuynder, wonende beiden op het spa- ren. Den 25sten Maart 1618 werd hun eerste kind met den naam van Riekje gedoopt. Getuigen waren Sybrant Hendriks en Mayke Steven. Den Isten Oct. 1620 werd an- dermaal een kind ten doop gehouden, dat den naam van Glaes ontving. Getuigen waren Jacob Rombouts en Gr. Hendriks. Dat hij den naam van Berchern niet voerde toont de inhoud
aan van zijn oorspronkelijk begrafenisbriefje in mijn bezit, en waarvan hier de kopie volgt: //Teghens Saterdach den 1 January a°. 1661 nae den
//middach ten drie uuren preeys, werd UEd. ten begraeve- //nisse ghebeden, met mr. Pieter Claesz., schilder, vader van //Claes Pietersz. Berchern, schoonvader Gysbertz. Verhemel f/m Hendrick Jacobsz. van Greuningen in de Eranckesteeg: Als Yriendt in Huys te komen. Nieuwe kerk (n°. 4).
Ook als Pieter Claesz., schilder komt hij op het doodre-
gister voor. Hoezeer Houbraken ons vermeldt dat Nio. Berchern zou
geboren zijn in 1624, wordt dit niet bevestigd door het |
|||||
69
|
|||||
doopregister. J2r werd iu dat jaar geen doopaangifte gedaan,
maar wel, gelijk ik hierboven vermeld heb op 1 Oct. 1620, zoodat het mij voorkomt dat 1620 zijn geboortejaar is en niet 1624. — In 1656 woonde hij in de koningstraat en is hij in het buurtregister ingeschreven als Claes JPieiersz. Berchem. Deze naam heeft mij doen vermoeden dat hij de leermeester geweest is van Willem Bomijn (zie dit artikel) en dit kan zeer wel zijn, nu men weet dat hij niet in 162 d< maar wel in 1620 geboren is. In 1657 gaf Jas Gerritsen zich als discipel bij hem
aan. In de notulen van Junij 1642 komt hij onder den naam van Claes Pieterss voor: Ontvangen uyt handen van onsen knegt wegens Claes
Pieterss schilder als mr. outste zoon zijn incomen geit 12 stuyvers, 6 voort gilde, 4 st. voor de knegt en 2 st. vpor de acte die hem gereet gemaect is en toegezonden. In 1670 woonde hij op de oude gracht en werd door
hem in den personeelen omslag betaald de som van ƒ 10. Wat ik vroeger in de Navorsen er van 1856, n°. 1, bl.
9 omtrent zijn overlijden en de verkoopingen van zijn kunstnalatenschap bekend gemaakt heb, is door den heer C, Kramm reeds overgenomen, en zal ik dus hier niet her- halen. JOB en GEltEIT BERCKHEYDE.
üc vader van deze twee verdienstelijke schilders was
vleeschhouwer. De kopie van het navolgende oorspronkelijke begrafenisbriefje, in mijn bezit, zal dit aantoonen. /yTeghens Sondagh den 27 April 1664, na de middagh
//ten drie uuren precys, werdt U. E. ter begraeifenisse ge- //beden met Cornelia Gerrits, Huisvrouw van Adriaen Jop- //pe Berckheydc, vleeshouder, moeder van Jope en Ger» |
|||||
70
|
|||||
/?rit Berckheyde; in de Jacobijne straet: xils vriendt in
//huys te komen.// In het vindersboek, alsmede op een fraaije schilderij,
voorstellende de St. Bavokerk te Haarlem, is zijn naam altijd gespeld Berckheijde en niet Berkheyden. Van beiden bezit ik oude geteekende portretten, vermeldende dat Job geboren is in 1686 en overleden den 23sten Nov. 1693. Het oorspronkelijke begrafenisbriefje beves- tigt zijn overlijden en is van den navolgenden inhoud; //Anno 1693. Teghens Vrijdagh, zijnde den %1 Novem- /■/ber na de middag ten twee uren praecis, werd UWE. ter //begravenis verzogt met Job Berckheyde, broeder van Ger- //rit Berckheyde: In de St. Jansstraat bij de Heerenstraet: //als vrient in huys te komen,// St. Janskerck.// Job kwam in 1654? in het gild, den 10den Maart.
Gerrit deed zijn intrede in het gild in 1660, enteoor-
deelen naar zijn geteekend portret, moet hij overleden zijn den lOfon Junij 169S. Houbraken verhaalt dat hij ver- dronk toen hij uit den tuin van Alexander Tos kwam, "Wie deze geweest is, heb ik met een enkel woord vermeld, (Zie dit art.) De aanmerking van den heer Kramm, als zou het portret
van Gerrit bij ïmmerzeel voorkomende zeer onjuist zijn, kan ik niet goedkeuren, als ik het geteekende pqrtret in mijn bezit daarmede vergelijk. Het is beter dan vele andere in dat werk voorkomende. DE EAMILIE BERENSTEYN.
Deze aanzienlijke en kunstlievende familie treft men reeds
vroeg in Haarlems geschiedenis aan. Ampzing, in zijne ge- schied. : van Haarlem bl. 356 melding makende van Marten van Heemskerck, spreekt daar van mr. Joh. Berensteyn, |
|||||
71
|
|||||
secretaris van de hooge vierschaar van Kennemerland en
Brederode, Arnout en mr. Paulus van Berensteyn, en wel in dien zin dat zij allen daar voorkomen als beminnaars en bevorderaars der schilderkunst. Omtrent Paulus kan ik ver- melden dat er bij den heer mr. J. P. Teding van Berkhout alhier nog aanwezig is een gouden gedenkpenning, geslagen opzijn 5Ojarighuwelijk, aet. 75, met Volckera Nicolai Duyst, gezegd Knoppert. aet. 69, a°. 1624. Hij werd in de groote kerk begraven den 27Ê*ea Dec. 1636. DoorBartseh, op het artikel Goltzius (H.), weet men dat van Arnout een fraai portretje bestaat, beschreven onder n°. 192, terwijl het wa- pen onder n°. 136 voorkomende bij dit portret behoort. In denzelfden tijd leefde ook te Haarlem Cornelis van Beren- steyn, vroedschap. Ik bezit van hem een fraai portret door T. Jelgersma geteekend, naar de schilderij van H. Goltzius. Uit het onderschrift blijkt dat hij was art. pictor, amator et fautor Harlemensis, en dat hij 1 Junij a°. 1595 overleden is, oud 78 jaar. Uit de notulen van 1637 ziet men dat de vinder Heda bij
hem als leerling aangeeft Arnoldus van Berensteyn, burger. In die van 5 Jan. 1644 staat Claes van Berensteyn, burger en schilder, als leerling aangegeven bij Salomo de Bray, terwijl het doodregister vermeldt dat hij begraven is den é·1·^ Maart 1684 in de groote kerk, noorder trans n°. 113. Welligt is deze Claes nu die welke bij den heer C. Krainm.
en anderen beschreven wordt. Behalve de fraaije schilderij door Frans Hals op het hofje
van Berensteyn, door deze familie gesticht en waarvan in het aanhangsel van het werk van van Eynden en van der Willigen gesproken wordt op bl. 311, bevinden zich aldaar nog drie portretten van deze familie, allen door Er. Hals geschilderd, en wel zoo voortreffelijk, dat men hoogst vol- daan en getroffen zal zijn over de bezigtighig. |
|||||
ç
GEMIXT op GERUIT CLAESZ. BLEECKER,
BLEEKER of BLIEKER. heb ik als Haarlemmer en schilder leeren kennen, uit de
notulen van het vindersboek van het St. Lucas Gild, 4 Sept. 1640, waar te lezen staat: //Mr. Gerrit Bleecker schilder te maanen om het incoom-
//geld van twee discipelen bij hem, ten dage van onime- //ganck aangegeven, mitsgaders deselve naamen perfect op //schrift en ofl't burgers off poorters sijn, off gelieft hij selve '/(om met een de camer te sien) te eoomen betaelen, dat hij //sulx op de naaste gelieve te doen.// In die van Oct. 1640 komt voor:
//Mr. Gerrit Claesz. Bleecker, schilder gemaende, betaelt
//voor 3 sijner discipelen off leerlinghen Pieter Adelaer van //Amsterdam 12 st., Pouwelis v.d.Goes 12 st., Davit "Dec- //ker van Amst. 12 st. Zijn oorspronkelijk begrafenisbriefje, in mijn bezit, is van
den volgenden inhoud: Teghens Dinghsdagh den Achtsten Eebruarij 1656 naer
de middagh ten twee uyren precys, werdt UE. ter begraef- fingh ghebeden met Mr. Gekkit Blieker
schilder, broeder van Jan Claesz, Bliecker, swagher van Elo - ris Aelbertz. van Belegh, Pompemaker op den hoeck van de paerdensteegh, in de Groote Houtstraet, alwaer het lijck sal uytgedragen werden: als vriendt in Huys te komen met de langhe mantel. Gr. kerck.
Deze Gerrit Bleecker komt nog eens in de not. van 24
Jan. 1643 voor, mede onder den naam van Gerrit Claesz. Blecker, en wel op het dubbcldtal voor de betrekking van vinder. |
||||
?;$
|
|||||
Ampziiig zegt op bl. 372 dat hij was i/goeil in landschap
en beeldehem daerbij.t/ Hij wordt aldaar even als op het bfigrafenisbriefje Gerrit BlieJcer genoemd. — Schrevelius bladz. 390 noemt hem Gcrard Bleijker, evenzoo Houbra- ken, d. 2. bl. 124, en op bl. 342 van datzelfde deel weder- om Blekers. Bij Immerzeel J. G. Bleecker. Deze zal Basan gevolgd hebben. Bartsch IV d. bl. 101 G. Ble- ker. C. Kramm spreekt van J. G. Bleecker en N. Blekers, maar ik meen dat beide namen met Gerrit Bleecker één en denzelfden persoon moeten beteekenen. Uit het begrafenisbriefje ziet men wel dat zijn broeder
Jan Claesz. Blieker genoemd werd, maar als schilder heb ik hem niet kunnen opsporen. EEYEE JACOBSS VAN BLOEMENDAAL
betaalde te Haarlem zijn gilderegt als schilder in 1(562. JOHANNES FEEDERIK BODDECKEE.
Alzoo staat zijn naam onder liet portret van Dr. C. van
Solingen. Hij heeft zich te Haarlem opgehouden en was den 13dcn Aug. 1707 aldaar als schilder ingeschreven bij het St. Lucas Gild. Zijne zwarte-kunstportretten zijn bij de liefhebbers genoeg
bekend; dat van Georgius Henricus Petri, Giessa Hassus Ecclesiae Augusanae Confessioni-addictac apud Sardamenses in Batavia annos xin Pastor Anno 1686, aetatis 42. J, F. Boddecker fecit et Pinxit in 4°. heb ik nergens vermeld ge- vonden. Dit portret is niet zoo fraai als liet bekende van Dr. v.
Soliflffen. |
|||||
η
|
|||||
CORNELIS BOL.
Van dezen weinig bekenden meester kan ik vermelden dat
hij te Haarlem gewoond heeft. Hij was afkomstig -van Ant- werpen, want in het doopregister te Haarlem van den 21steQ Nov. 1619 leest men dat Cornelis Bol van Antwerpen als vader, en Sophia de Potter als moeder, een kind ten doop hielden dat den naam van Abraham verkreeg. Getuigen waren Petrus Bol in absentie van Ni colaas van der Willigen tot Ham- burgh en Susanna Bol. — In 1623 werd hem weder een zoon geboren die den naam ontving van Jacobus. Jas de Potter trad bij die gelegenheid als getuige op. Den ^lsim Jan. 1629: een zoon met name Cornelis en in Maart 1682 een dochter met name Susanna. In 1637 vereerde Corn. Bol het St. Lucas Gild te Haar-
lem tot opsiering van de gildekamer een groote schilderij met schepen. — Hij was in 1655 vinder. Zijne vrouw werd den lstcn Jfov. 1659 inde suydertrans n°. 155 van de groote kerk begraven, terwijl hij zelfden 23stcn Qcf;, 1666 begraven werd in de St. Janskerk op het koor n°. 51. PHILIPS BOL, de Oude.
Dezen, voor zoo ver ik weet, onvermeiden haarlemscheii
schilder, is, volgens resolutien van burgemeesteren 9 Julij 1659, //op sijn versoeck toegestaen om op den 22 deser op //de saele van Princenhoff te mogen vercopen eenige van sijn //selffs gemaeckte schilderijen,// Hij was in 1645 , blijkens het register nopende de cautien van boelhujsen, diaken der gereformeerde gemeente. Philips Bol, jongman van Antwerpen, wonende op de cra-
yenhorster gracht, trouwde den 8$tcü Maart 1639 metCatha- rina Bailly, jongedoehicr wonende in de coniukstraat= |
|||||
75
|
|||||
. HANS op JOHAN BOLONGIEE.
Ampzing en Schrevelius noemen hem een bloemschildei'.
Zijn naam wordt a°. 1642 in de notulen van het St. Lucas Gild vermeld, alsmede eene schilderij van hem onder n°. 18 van de verloting van schilderijen, gehouden te Haarlem a°. 1636. M1CHIEL BOUCKHAEB&
werd volgens de notulen van Oct. 1637 aangemaend zijn
regt als schilder te betalen, maar aengezien hij was ver- trokken bujten 't lants, vernieticht. JAN en JACOB BOUCHORST.
In de resolutien van burgemeesters van 14 Febr. 1623 is
vermeld dat //'t glas van wegen de stadt Haerlem in de kercke //van Woudrichem vereert is bij de heeren aenbestedet aen Eg- //bert Gerritse glasemaecker aldaer in alles, voor 20 o£vl., //ende sal Bouckhorst het waepen ieyckenen ende bij den voors. Egbert betaelt werden.// Ongetwijfeld slaat dit artikel op Jan Bouchorst (sic)
want zijn zoon Jacob Bouchorst (sic) betaalde eerst in Oct. 1637 als meesters oudste zoon voor zijn inkomen in den gilde als meester schilder 6 stuivers, aan den knegt 4 st. (Zie de notul.) Jan werd ook gebruikt in het oude mannenhuis want in
het Journaal van 12 Aug. 1623 leest men: //Jan van Boekhorst glasschrijver bet. volgens sijn re-
ken. ƒ 3.14. |
|||||
76
|
|||||
GHRISTIAEN BOUMAN.
was beeldsnijder en in 1651 vinder van het St. Lucas
Gild. Aan hem werd volgens het Journaal van het oude- mannenhuis uitbetaald den 19den Augustus 1655 //volgens sijn rekeninge ƒ70.// JOHANNES BOYETIÜS.
Haarlemsen schilder, was in persoon bij den Deecken
alleenich geweest en seyde hem niet met de kunst en exer- ceerden, en wat hij voordeesen gemaeckt mocht hebben, had hij alles noch bij hem staen sonder verkocht te hebben, en vcrsckerde met belofte en dient mogt gebeuren, de boete te geeven of 't gild voldoen soude. (Zie de not. van April 1638). E1GHARD BBAKENBURG.
heeft als mr. schilder te Haarlem zijn gild gekocht den 8den
Dec. 1687. Zijn kunstnalatenschap werd den 27sten en- 28sten Maart
1703 verkocht en in de navolgende woorden in de Haarl. courant van 10 Maart 1703 aangekondigd; //Tot Haarlem op de zael van 't Prinsenhof sal den 27
//en 28 Maart, 's morgens ten 9 en 's namiddags ten 2 //uuren verkocht werden veele uytmuntende konstige schilde- //rijen, modellen, teeckeningen en prenten van devoornaam- //ste soo Italiaense, Eransse, Engelsse als Nederd. meesters; //alderhande verven en schildersgereetschappen, als oock een //konstige leeman leevensgroote en 12 gebronste keyzers van //Komen heel gaaf en konstig, alle nagelaten bij wijle Hiehard //Brakenburg, koiislscliilder.// |
|||||
77
|
|||||
Den 13dea Aug. 1676 werd in de groote kerk begraven
Abrahamus Brakenburgh, praeceptor tertiae classis, broeder van Kichard en Albert Brakenburgh. Zie zijn oorspronke- lijk begrafenisbriefje, in mijn bezit. SALOMON, DIRK, JAN, JACOB en AELBEBT
DE BRAY.
ïe Haarlem heerschte in de 16,le en 17Je eeuw even als in
andere steden van ons land eene besmettelijke ziekte, die men met den algemeeneii naam van pest bestempelde. Uit de vroedsohapsresolutien van Sept. 1641—Nov. 1666 blijkt dat het pesthuis, ongerekend het tractement van den post- meester, aan de stad heeft gekost de aanzienlijke som van f 2],500. Uit eene resolutie van Il EL burgcrn. in dato 23 April 1664 kan men opmaken dat de gevreesde ziekte weder meer en meer toenam, want de regenten van't pest- en lepr-ozenhuïs werden aangezegd bij vermeerdering der ziekte het pesthuis ten eersten te openen, en de cellebroers aan te stellen om te begraven. Bij eene nadere resolutie van 11 Mei 1664 werd hier gevolg aan gegeven; en den 19(lcn Julij was het reeds noodig een tweeden postmees- ter aan te stellen. Er stierven dan ook 2061 personen, terwijl het grootste getal dat in do vier vroegere ja- ren overleden was 1439 bedragen had. Het pesthuis genoot dat jaar ƒ 5500 van regeringswege. Onder de eerste slagt- offere die aan deze ziekte stierven was Jacob de Bray. Uit een oorspronkelijk begrafenisbriefje van hem wordt het ons bekend dat hij den 27sten April 1664 begraven werd in de groote kerk te Haarlem, dat hij wras de jongste zoon van Salomon, en dat hij woonde op de bakeuesser gracht over de koksteeg. Dit berigt komt dan ook geheel over- een met hetgeen ik op dien datum gevonden heb in de reke- ning der graefmakers. Alleen wordt zijn naam daar niet |
|||||
•
|
|||||
78
genoemd, wel de plaats aangegeven, als zijnde middelkerk
n°. 248. — lloubraken zegt mede dat hij de jongste zoon was van Salomon, en dat hij in Grasmaand 1664 overleed, weinige weken voor zijn vader. Hij beschrijft tevens een schilderij van hem, die N. B. met het jaartal 1697 zoude geteekend zijn. Blijkbaar heeft hij zich vergist, en daarna allen die hem gevolgd hebben. Men heeft het werk van Jan op naam gesteld van Jacob. Het werk van eerstgemelden kan en zal ik nader aanduiden, maar of Jacob, die op jeug- digen leeftijd overleden is, geschilderd heeft, is mij onbekend gebleven. De schilderijen der de Bray's die te Haarlem thans het museum versieren en negen in getal zijn, zijn allen van Jan. Twee daarvan zijn geschilderd in 1663 en één in 64; en deze zouden dus nog van Jacob kunnen zijn, maar zij hebben volkomen hetzelfde monogram als de andere vijf, die van 1667 tot 1683 loopen. — De twee broeders zouden hun naam op dezelfde wijze geteekend moeten hebben, waartoe de voornaam van Jan en Jacob aanleiding had kunnen geven; waarschijnelijk is het evenwel niet, temeer omdat het monogram van 1663 volkomen gelijk is aan dat van 1683. Yan de schilderij welke sedert 1823 op het Kijks museum te Amsterdam is, zegt de catalogus dier ver- zameling dat ze geteekend is met het jaartal 1675, en dat Dirk zijn broeder Jacob, en Jacob zijn broeder Dirk schilder- de. Om dezelfde reden moet daar Jacob in Jan veranderd worden. Dit duidt ook een geteekend portret van Jan in mijn bezit aan, hetgeen gevolgd is naar het afbeeldsel op gemelde schilderij, en waaronder staat: Jan de Bray, schil- der, zoon van Salomon de Bray, Dirk de Bray pinxit 1675. Verschillende portretten van Salomon, Dirk en Jan
zijn in mijn bezit, maar nimmer zag ik dat van Jacob. In den catal, van v. d. Marck Aegidz. te Leyden, verkocht te Amsterdam, komen twee geteekend e portretten voor van Jacob, één met het jaartal 1658, het andere met 1659, |
|||||
79
|
|||||
en hierbij staat: '/waarnaar de prent is gemaakt,/·/ Ik heb
nimmer een prent gezien van Jacob, en hier zou de- zelfde vergissing plaats gehad kunnen hebben. Het por- tret dat Immerzeel ons geeft is niet van Jacob maar wel van Jan. In eene oude kantteekening op het begrafenisbriefje van
Jacob leest men dat Salomon den elfden Mei tegen den avond gestorven en op den 14den begraven is, terwijl het dood- register ons berigt dat voor hem een opening in de groote kerk aangevraagd werd in de middelkerk n°. 248. De kos- ten waren f 4. — Een half uur beluyt ƒ 7. — Voor de schael f %. — Op den 16dcn dito stierf zijn zoon Josephus. Hij werd den 18Jt;n begraven; terwijl den 2 3 sten Mei twee openingen aangevraagd werden in de fransche kerk n°, 103 voor twee van zijne dochters, met name Juliana en Marga- retha. In hetzelfde graf was reeds den 3dcn Maart 1663 de vrouw van S. de Bray begraven. Allen bezweken aan de pest. Het jaar 1664 was voor deze
familie dus zeer noodlottig. Aangaande Salomon kan ik hier nog mededeelen dat hij
van 1615—1630 musketier was bij de Cluveniers. Van 1616—22 behoorde hij tot de zoogenaamde beminnaars, d. i. honoraire leden van de rederijkerskamer //de Wijn- gaardranken//. In het trouwregister leest men dat Sal. de Bray, jongesel van Amst. wonende in het schoolsteegje te Haarlem den 13den Mei 1625 getrouwt is met Anneke Wes- terhout, j. d., wonende te 'sHage. In 1633 woonde hij in de schaggelstraat naast de roode
Lely. Volgens de thesauriers rekeningen van 1627 werd aan hem
voor de dienst bij hem gedaen in 't maeken van zeekere modellen ofte patronen van de Sijlpoort alhier betaelt xxirn cA. Het is bekend dat hij een teekening benevens een houten
model leverde voor de nieuwe kerk te Haarlem. Men vindt |
|||||
»
|
|||||||
80
|
|||||||
m de thes. rek, van 1645 dat aan Sal. de Bray werd toe-
gezegd zoo over 't maken van de teekeninge en model van een kerk, als meede over de afteekening van de uytleggin- ge van de stad ðé c xl oC. Hierbij dient ook vermeld dat hij volgens diezelfde rekeningen ter dier gelegenheid met anderen geconcurreerd heeft. Men vindt toch op dat jaar en die maand. //xian P. Post over het afteykenen ende maeken van een
//houten model van een kerk, mitsgaders voor eenige klei- //nigheden exev o£.// //Aen mr. Jan de Yos beeld en steenhouwer ende Jaques
//Coelenbier, koperslager, voor het maken van een model r/van een kerk zonder pylaeren, metten aenkleven van //dien xo o£. Deze Jaques Coelenbier was in 1640 weduwnaar en her-
trouwde den 15 den Jan. voor schepenen met de weduwe Geertje Gerrits, beiden van Haarlem. In 1640 gaf S. de Bray bij het St. Lucas gild als discipel
aan: Andries Jacobsz. Sal, de Bray is met Jacob van Campen zeer vriendschap-
pelijk bekend geweest, gelijk ik aangetoond heb, op het art. J. v. Campen. In het memoriael van 2 Oct. 1665 staat aangeteekend dat
op versoeck van wegen de jonge( de Bray, mr. schilder, ge- daen omme s ij ç vader zalr. schilderijen te mogen verkopen hem hetselve is toegestaen. Zijne bedenckingen over het uytleggen en vergrooten der
stadt Haerlem, zijn niet uitgegeven in 1667, maar wel in 1661, bij Abraham Casteleijn. kl. fol. form., gelijk de titel aanwijst. A°. 1662 werd aan S. de Bray uitbetaald over de gedane onkosten en moeiten in 't maeken van het boek, dienende tot de uytlegginge deeser stadt cxx o£. (Zie de thes. reken.), Eenige exemplaren zijn voorzien met zijn fraay houtsneeportret, zeker naderhand er ingevoegd, want het heeft het jaartal 1664. oud 67 j. Het is door D. de Bray |
|||||||
81
|
|||||
naar zijnen broeder Jan voortreffelijk gesneden; ik zal dit
nader aantoonen wanneer ik over de monogrammen van beide broeders spreek. Dit fraaije portret is ook buitenlands zeer gezocht. Rudolf AVeigel levert er ons in zijne //Holzschnitte berühmter meister// enz. Leipzig 1851 fol. in de 3de afd. een xylographische kopie van. Er bestaan exemplaren voor en met het jaartal. Er zijn er die meenen dat Salomon ook in hout zou ge-
sneden hebben. De zeldzame houtsnede die hiertoe aanlei- ding gegeven heeft, stelt voor een oud man, lezende in een boek, waarachter regts een crucifix. Zeer duidelijk nu staat regts van onderen het eerste monogram van Salomon de Bray (zie de plaat n°. 3), maar bij eene aandachtige beschouwing vind ik ook regts van het crucifix een B. Dirk nu ge- bruikte soms deze Β alleen, en het zou dus wel moge- lijk zijn dat niet de vader, maar de zoon de houtgra- veur was. Het is algemeen bekend dat Dirk een zeer bekwaam hout-
sneegraveur en etser geweest is. Ik bezit van hem zijn eigengeëtst portret, 12° formaat, zijnde ongeteekend, waarvan mij nimmer een tweede exemplaar voorgekomen is. Op de kunstverkooping van K. Kaan, zie den Cat. bl. 24. omsl 57. Haarl. 1852 waren een aantal kleine geëtste prentjes van hem. Zij staan daar bij vergissing op den naam van Salomon en zijn thans in het bezit van den heer Vis Blokhuyzen te Rot- terdam. V. Eynden en v. d Willigen zeggen opbl. 399 enz, van
het Ie d. dat Dirk eenige houtsneden voor de drukkerij van Enschedé vervaardigd heeft. Blijkbaar heeft hier een ver- gissing plaats gehad, want toen ter tijd was Abraham Cas- teleyn boekdrukker te Haarlem en uitgever van de haarl. courant. De heeren Joh. en Izaak Enschedé zijn in 1737 eerst opgetreden en in hunne drukkerij zijn toen vele stem- pels door Dirk vervaal digd, overgegaan en nu zelfs nog aanwezig. 6
|
|||||
82
|
|||||
Opmerkelijk is eene houtsnede van Dirk die ik be-
zit, voorstellende het wapen van Haarlem omgeven van eenige zinnebeeldige attributen, met het wapen zijnde een kasteel en het monogram (zie de plaat) van A. Casteleyn, waaronder staat La Gazelle de llarlem n°. Deze vermaarde courantier schijnt dus reeds vroeg het voornemen gehad te hebben, hoezeer het er dan ook bij gebleven is, om gemelde courant in de fransche taal uit te geven. Dirk of Theodorus staat in de lijst der leerjongens van
het boekdrukkers- en bindersgild in 1656 aangeteekend als bindersleerling bij Passchier van Wesbusch, en was in 1671 schriftheer van het St. Lucas gild. Hij heeft naar zijnen vader, naar zijnen broeder Jan en naar zijn eigen vinding gesneden. Naar Salomon bezit ik, behalve het hier reeds vermelde en beschreven onder n°. 3, nog een fraai prentje, zie n°. 10. Naar Jan een Christus aan het kruis, be- schreven onder n°. 12 en het wel bekende portret van zijnen vader. De anderen zijn allen naar en door hem zei* ven; het aantal dat ik bezit bedraagt ruim 100 stuks, be- staande allen uit geestelijke voorstellingen, wapens , beesten, vignetten, randen, enz., hierna uitvoeriger te beschrijven. Zou het ook mogelijk kunnen zijn Mt het woord JOse- pho, hetwelk voor den naam van D; de Bray op prent n°. 6 voorkomt zinspeelt op zijn broeder Josephus, overle- den Mei 1664? Immerzeel geeft ééne handteekening van Salomon zeer juist,
als zijnde waarschijnlijk genomen naar n°. 3. Ik heb nog twee facsimile's bijgevoegd van twee eigenhandige naamteekeningen van hem, in mijn bezit. (Zie n°. 1 en 2 op de plaat). Tan Dirk kan ik hier nog elf verschillende opgeven (zie
de pl.) Zij zijn allen genomen naar de houtsneden zei ven. Men ziet uit n°. 3 en n°. 10 dat hij ook alleen een Β ge- bruikte, en uit n°. 7 dat hij deï\ (fecit) soms plaatste voor, iu plaats van achter zijn naam cijfer, en wanneer men nu |
|||||
83
|
|||||
onder het portret van Salomon vindt eerst dat van Jan de
Bray en dan f  zoo geeft dit aanleiding om Jan voor deu schilder, Dirk voor den houtsneegraveur te houden. Hier- door wordt de gissing van Rnd. Weigel opgehelderd, wan- neer hij in zijne Holzschnitte berühmter meister, etc. bij het portret van den vader zegt: //Ob das  nach den fecit //des Namen des Meisters auf den hier vorgelegten Blatte //Broeder (minnebroeder) oder Brabantiae oder Bruxellae, //oder Broeders bedeutet, letzteres als von beiden Brüdern //Jacob und Dirk de Bray komment, worauf die verschlun- //genen Anfangsbuchstaben des Kamens gedeutet werden //konnen, bin ich ausserstands zu entscheiden.// Slechts weinige bescheiden omtrent Jan de Bray zijn mij
bekend geworden. Hij vervulde dikwerf de betrekking van vinder en deken van het St. Lucas gild. In de notulen van het vindersboek komt hij 3 April 1685 nog voor. In eene buitengewone vergadering van 10 April leest men dat de deken Jan de Bray van huys was. In de gewone van 1 Mei staat hij als absent aangeteekend, terwijl op de extra- ordinaris van 8 Mei zijn naam opengelaten is, zonder eeni- ge nadere omschrijving van de reden. In die van 5 Junij was reeds door IIH. burgem. tot deken bevestigd Abraham Snellaert, terwijl later zijn naam niet meer gevonden wordt. Op het doodregister van 4 JNTov. 1669 vindt men een ope- ning gevraagd voor de huisvrouw van Jan de Bray. groote kerk n°. 125. Of hij nu weder hertrouwd is kan ik niet beslissen, maar zeker is het dat men op lietzelfde register 30 April 1680 leest: ç de huisvrouw van Jan de Bray vervoert naar V Hage.n Hij zelfs leefde nog in 16S7. Zie v. Eynden en v. d. Willigen 1 d. bl. 401. Heb ik nu bewezen dat Jacob in 1664 overleden is en
Jan nog leefde in April 1687, dat Jan zich teekende zoo als te zien in zijn monogram n°. 1 en 2, dat er geen kenmerkend monogram van Jacob bestaat, dat ook de stellige bewijzen 6*
|
|||||
84
|
|||||
van zijn werk nog geleverd moeten worden, dan zal men
Jan meer naar waarde schatten. De schilderij op het rijks museum te Amsterdam, en die welke alhier op het museum van oude schilderijen aanwezig zijn van n°. 7 tot n°. 15 zijn zoo vele sprekende bewijzen van zijn uitnemend talent. Ook de schilderij voorstellende Hagar in de woestijn, en die v. Éynden en v. 'd. Willigen beschrijven als zijnde van Ja- cob, zijn van Jan. Zij heeft het monogram n°. 1 met het jaartal 1668, dus 4 jaren na den dood van Jacob. Op de andere schilderij voorstellende Simson, enz. (zie aldaar, d. 1., bl. 339) staat de voornaam van de Bray te onduidelijk geteekend om juist te kunnen beschrijven. Alle schilderijen van Jan zijn met monogram n°. 1 geteekend. Tn n°. 2 ziet men zijn naamteekening zoo als die in het vindersboek voorkomt. G. K, Nagler in zijn werk Die monogrammisten. 2 d.,
s. 87, n°. 8, beschrijft een prent, voorstellende eenige schaak- spelers, enz. die duidelijk zou geteekend zijn J. de Bray fe. & Harlem. Ik heb deze prent nimmer gezien, maar be- twijfel ook zeer de naauwkeurigheid der opgave. Men zal toch uit het hier boven vermelde gemakkelijk kunnen op- maken dat zijn artikel Jacob de Bray, zijn monogram en de beschrijving van zijne prenten geheel verkeerd zijn. De notulen van 7 Julij 1643 vermelden dat er ook een
schilder Aelbert de Bray geweest is. Hij was in 1635 leerling van zijn oom Salomon, woonde in de janstraat en was reeds in October 1643 naar Frankrijk vertrokken. Ik gis dat hij de zoon geweest is van Simon de Bray, welke 1 Oct. 1616 geadmitteerd werd als procureur en in 1643 nog fungeerde. Zijn zoon Simon Jr. werd in 1644 in dat- zelfde ambt aangesteld. Hij was in 1648 schutter bij de oude schuts en trouwde den 11 den Aug. 1647 voor sche- penen met Gerritgen Pauwels Pieters, J. d. van Valc- kenburgh. |
|||||
85
Ik zal ten slotte beschrijven alle die prenten welke door
Dirk de Bray vervaardigd en in mijn bezit zijn, J$°, 1. Het portret van Sal. de Bray, borstb. links, in de
slagschaduw 1664, oud 67. Van onderen Salomon de Bray schilder en boumeester tot Haerlem , geteekend als n°. 11 van Dirk en als n°. 1 van Jan de Bray. N°. 2. Het portret van W. Bartjens, borstb. regts bijna
van voren te zien, blootshoofd met æ waren baard en knevel en grooten kraag om. In ovaal, kl. form. get. als n°. 8. N°. 3. Een grijsaard lezende in een boek, waarachter
regts een crucifix, links hangt aan den wand een hoed, van onderen regts get. als n°. 1 van S. de Bray; aan denzelfden kant bij het kruis vindt men alleen een B., hoog 13 c. br. 9 centim. 5 str. NB. Dit prentje wordt ook aan Salomon de Bray toe-
geschreven. N°. 4>. Een ontwerp voor de geheele vergrooting der stad
Haarlem, fol. form. Deze platte grond staat voor zijne be- denkingen, enz., get. als n°. 8. JN°. 5 Christus aan het kruis, beschreven onder n°. 2
bij Nagler, Die monogr. 2 b , s. 367; br. 13cent., h. 18 c. N°. 6. De zweetdoek van Yeronica mei het onderschrift:
Mijn beminde is wit en roodverwick, iiytgehozen uyt duy· sentich. cant. í. ÷. Josepho DB. br. 13 c., h. 18 c. N°. 7. De attributen van de Passie. Twee stuks, waar-
van een is get. als n°. 7, met het opschrift Jesu van Nazaret, koning der Joden, de andere onget. Beiden loopen van bo- ven rond toe, en zijn br. 7 cent., h. 27 c. N°. 8. Salomons tempel, uitwendig te zien, get. als n°. 5.
br. 9 c. 6 str., h. 12 c. 8 str. N°. 9. De verheerlijking van Maria. Op het voetstuk
staat: Haec non maculavit origo, get. als n°. 8. Ik bezit 2 verschillende drukken met en zonder S. Franciscus adorat, D. Scotus sustentat. br. 5 c. 5 str., h. 9 c. 2 str. N°. 10. Het monogram van Christus, regts van onderen
|
||||
86
|
|||||
get. als n°. 3. De rand die alles omgeeft is get. als u°. 1.
br. 6c, h. 6 c. 6 str. N°. 11. Bij Nagler onder n°. 3 beschreven, get. regts als
n°. 8, br. 7 c, h. 8 c. N°. 12. Christus aan het kruis in ovaal. In den rand:
Door 't Kruys is mijn gewin. Onder aan het kruis; get. als n°. 8 naar S. de Bray, br. 7 c, h. 8 c N°. 13. Een lijdende Christus, links onderde doornen-
kroon van onderen get. als n°. 3. br. 5 c. 7 str., h. 9 c. 3 str. N°. 14. Een embleem van de kamer, In Lief Ë getroit,
met het jaartal 1649, twijfelachtig, onget., h. 9 c.3 str., br. 6 c. N°. 15. Een monogram van Christus, get. als n°. 10. br.
7 c., h. 4 c 5 str. N°. 16. De aanbidding van het heilige sacrament get.
regts van onderen als n°. 3, br. 4 c. 3 str., h. 5 c. N°. 17. Vier stuks kleine bijbelsche voorstellingen, als
Susanna in het bad, Judith, enz. onget. br. 5 c. 5 str., h. 4 c N°. 18. Een heilige in ovaal, get. regts van onderen als
n°. 9. Zonder den rand br. 4c 5 str., h. 5 c. 4 str. N°. 19. Eenige vogels, visschen enz., bij Nagler beschre-
ven onder n°. 5 en 6, en get. als n°. 3, 4, 5 en 8. — A°. 1660. N°. 20. Een kerk, inwendig te zien. De leeraar staat
niet op, maar voor den preekstoel, en; spreekt tot een groot aantal menschen, links van onderen get. als n°. 3. br. 6 c, h. 4 c. 2 str. N°. 21. Het blindenmannetje spelen. Eegts ziet men
den geblindoekten man tasten naar iemand die over een stoel valt. Er zijn tien personen in het vertrek, llegts tegen het donker afhangend kleed der tafel get. als n°. 3. br. 11 c., h. 6 c. 5 str. |
|||||
87
|
|||||
N°. 22, De schoolmeester. Bij Nagler. d. I, s. 872, ïï<?.
11, ten onregte beschreven als het werk van Jacob. Van onderen get. als n°. 8. br. 6 c. 3str., h. 5 c. 2 str. N°. 23. De schoolmeester, mede ter regter hand maar geheel
van voren, met een pen in de hand en onderrigt gevende aan een knaap die naast hem op een voetenbank staat, enz. Van onderen links onder een bank get. als n°. 3. br.6e. 5 str., h. 4 c. 7 str. N°. 24. De schoolmeester, links gezeten voor een lesse-
naar waarop een boek opengeslagen en get. is als n°. 3 ; een jongeling met de hoed in de hand staat voor hem. br. 6 c. 5 str., h. 5 c. 4 str. N°. 25. La Gazette de Haarlem, get. als n°. 3. Regts
onder het schip, links het monogram van A. Casteleyn. Zie de plaat. N°. 26. Het wapen van Holland. Bijzonder fraai gesne-
den, get. als n°, 6. N°. 27. Het wapen van Haarlem, dito dito niet get.
N°. 28. Het wapen van de prinsen van Oranje. Van
onderen links get. als n°. 3. N°. 29 en 30. Nog twee andere wapens get. als n°. 3.
N°. 31. Een zeer fraai fabriekmerk voor André Destnas
tot Leyden, get. als n°. 3. N°. 32. Een dito voor Henrick Nutten tot Haerlem,
niet get. N°. 33 en 34. Drie stuks Cupido's, onget. br. 4 c. 5
str., h. 6 c. 3 str. N°. 35 en 36. Twee stuks vignetten voor verloofden,
get. het eene links als n°, 3, br. 8 c., h. 6 c. 6 str., het an- dere als n°. 2. N°. 37. David vechtende tegen Goliath, onget. br. 8
c. 6 str., h. 6 c. N°. 38. De twaalf maanden. Bij Nagler beschreven
onder n°. 4. — Deze zijn gemaakt voor een almanak, die |
|||||
88
|
|||||
niet bij Enschedé maar bij Vincent of Abraham Casteleyn zal
gedrukt zijn. N°. 89. 24 stuks zeer kleine bijbelsche voorstellingen,
waarvan sommigen als n°. 3 get. zijn. N°, 40. 31 stuks geïllustreerde en trekletters, randen,
vignetten enz. Sommigen zijn get., anderen niet. Behalve de hierboven vermelde geëtste prentjes is van D.
de Bray ook bekend de ruïne van Brederode met het jaar- tal 1674. — Zijn geëtst portret waarvan ik reeds gesproken heb stelt hem voor op jeugdigen leeftijd, borstbeeld links, eenigzins regts ziende, met lange gescheiden, golvende haren en korten snorrebaard. Het is zeer geestig behan- deld , onget. en br. 6 c. 8 str., h. 8 c. 2 str. JACOB VAN CAMPEN.
De naam van van Campen komt meermalen voor in ver-
schillende stukken betrekking hebbende op de geschiedenis van Haarlem. In het memoriaal van het oude mannenhuis staat dat Pieter Jacobss van Campen regent was van dat gesticht van 1607 tot 1614. Zoo vindt men in het dood- register van 21 Julij 1613 dat een kind van Pieter van Campen begraven werd, en in het trouwregister van Jan. 1642 dat Pieter van Campen, jongman trouwde met Geer- truit Coriielis, jonge dochter,beiden van Haarlem. Deze twee moeten verschillende personen geweest zijn; welligt vader en zoon? In het register van boelhujsen a° 1621 vindt men dat de weduwe van Christoffel van Campen genaamd was Jo- syna Haghaerts, In 1667 den 23eten April werd bij de stad tegen de pen-
ning 25 op interest genomen van Nicolaas van Campen, als rentmeester van de goederen van wijlen juffrouw Agneta van Duyvelandt, in haar leven huisvrouw van den heer Gys- |
|||||
89
|
|||||
bert van ter Nesse, voor en ten behoeve van de armen
Godts camerbij de voornoemde juffvrouwgefundeert, staande in de appellaersteeg binnen deeze stad vil m í c o£. Het eerst heb ik den naam van. Jacob van Dampen ge-
vonden op de rolle van de schutterij a° 1612 als mus- ketier. Hij kan dezelfde geweest zijn waarvan Ampzing a°. 1628 melding gemaakt heeft als schilder, en die het portret van Laurens Coster zou geschilderd hebben, waarnaar J. v. d. Velde het graveerde, en hetgeen voor de Laur e crans a°. 1628 geplaatst is. P. Scriverius plaatste onder dit portret een latijnsch vierregelig vers. Op de bl. tegen- over dit portret vindt men dit vers nog eens, benevens de 4regelige hollandsche vertaling door denzelfden. Op bl. 14 vindt men nog eens eene vierregelige hollandsche vertaling door S, Ampzing in verzen. Al spoedig daarop in 1630 volgde nu het portret van Laur. Coster ten voeten uit door P. Saenredam, hetgeen bij A. Roman, die in dec. 1649 overleed, uitkwam. Dit portret heeft dezelfde latijnsche en holl. verzen naar P. Scriverius bij de Laure crans vermeld en is waarschijnlijk naar het vorige gevolgd. Latere af- drukken van dit portret hebben het adres van P. Casteleyn. Nu vindt men bij den heer Kramm op Jacob van Campen van Haarlem dat deze nog eens het portret van Coster schil- derde, waarna O. Koning het graveerde fol. form., het- geen door P. Scriverius zelven zoude uitgegeven zijn. Dit is zoo niet; Jacob van Campen was de teekenaar, C. Ko- ning graveerde het en gaf het te Haarlem uit, terwijl het latijnsche vers van P. Scriverius met de holl. vertaling van S. Ampzing, zoo als die opgegeven zijn bij de Laure crans het portret versierde. Latere uitgaven van dit portret heb- ben ook nog: Hugo Allardt ex. In het bezit zijnde van bovengemeldde portretten is het
mij mogelijk geweest de onjuiste beschrijving te verbeteren. Ik keer nu tot mijn onderwerp terug. Bij Schrevelius, die zijne holl. beschrijving van Haarlem in
|
|||||
90
|
||||||
1048 uitgaf, leest men op bl, 326 onder de scholastres die
nog inleven zijn Jacob Campius, maar hij zegt weinige woor- den verdei middelen tijd overleden. Deze Jacob Campius of van Campen kan, dunkt mij, ook niet met de hierboven vermelde een en dezelfde persoon geweest zijn. De heer Kramm meent dat de haarlemsche schilder Jacob
van Campen een geslacht vroeger dan de bouwmeester moet ge- steld worden, omdat Ampzing bl. 370 hem tegelijk gedenkt met Andries Snelling en Eloris van Dijck. Alleen heb ik hiertegen in te brengen dat men niet juist hierop moet af- gaan, want diezelfde schrijver noemt Judith Leyster bl. 369 voor El, v. Dijck, en toch zal ik bewijzen dat zij in Eebr. 1660 overleden is (zie dit artikel), terwijl van Dijck reeds -in 1653 gestorven was. Wil men nog sterker be- wijs, men zal eerst op bl. 372 vinden Jan Jacobs Gulde- wagen, en deze was reeds overleden in 1641. (Zie ook dit artikel). Zonder iets te willen of te kunnen beslissen zal ik hier
nog aanteekenen hetgeen ik gevonden heb in de losse stuk- ken en notulen van het St. Lucas gild te Haarlem. In de notulen dan van Nov. 1637 leest men dat Fr. P.
de Grebber aangemaent werd te betalen voor zijn leerling van Campen. In het vindersboek van 12 Jan. 1682 is uitgetrokken
de post í //Yan de vendu van mons. van Campen ontvangen
ƒ 6-5.
In het doodregister 2 April 1689 is opgeschreven
Een opening in de groote kerck voor Jacob van Campen in de middelkerck n°. 29 ƒ 4 ■ Een uyr beluyt // 12
Voor de roef '/ 3
|
||||||
ƒ 19
|
||||||
91
|
|||||
Op de gildekamer bevond zich vroeger een schilderij, ver-
meld op den inventaris als een zinnebeeld door van Campen. Deze inventaris draagt geen jaartal, maar men kan eenig- zins den tijd bepalen, doordien er zich tevens twee geboet- seerde borstbeelden bevonden van B. Brakenburg en Oorn. Dusart. Nu nog meer een bepaald woord over den grooten bouw-
meester. Ik heb bij hetgeen ik over Salomon de Bray vermeld heb
opgegeven dat aan dezen laatsten uitbetaald is voor het ma- ken van een teekening en model van een kerk (d. i. de nieuwe kerk) en voor een afteekening van de uitlegging van de stad ui c XL o€. Maar in de stadsrekeningen van 1649 fol. 78 , toen deze nieuwe kerk voltooid was, leest men dat door de stedelijke regering van Haarlem betaald werd aan Mr. Jacob van Campen over 't geene door ordre van burgemeesteren aan hem in 't collegie gestelt is over zijn dienst, zoo in 't ordonneeren van de nieuwe gemaakte kerk, de nieuwe straat daarop respon- deerende, als over andere diensten bij hem tot verbeteringe· deezer stad gedaen ÷ e c£. Uit het hierboven vermelde blijkt dat Sal. de Bray en Jac.
van Campen elkaar van zeer nabij moeten gekend hebben, en ik moet ook veronderstellen uit de grootere som aan dezen laatsten uitbetaald dat hij wel de opperste bouwmeester hier zal geweest ziju. Bij hetgeen ik over Jan Simonsz, Torrentius aangeteekend
heb, zal door mij uit echte bescheiden aangetoond worden dat tus- schen Sal. de Bray en Jacob van Campen van Amersfoort een naauwe vriendschap bestond — dat de vrouw van Torrentius was eene dochter van Jacob v. Camp. (sic) tijdens zijn ver- hoor bij hare ouders te Amersfoort woonachtig — dat zij in 1628 Torrentius te Haarlem in de gevangenis bezocht heeft, en dat den 15<*ùé Aug, 16£9 op verzoek van de Bray aan Jacob van Campen (sic) en Aechtgen Jans, schoonvader en schoon- moeder van J. S. Torrentius, geaccordeerd werd dat zij in pre- |
|||||
92
|
|||||
seiitie van den heer officier acces zullen mogen hebben bij
Torrentius voorschreven. De vraag nu is wie is deze Jacob van Campen van
Amersfoort ? Indien het waar is dat de bouwmeester een zoon is van Pieter van Campen, die den 4den Nov. 1594 inliet huwelijk trad — en dat de bouwmeester nimmer getrouwd geweest is, kan om beide deze gewigtige redenen deze hier niet bedoeld worden. Maar wie dan? Misschien wel een oom van hem — maar is deze bekend? Niettegenstaande deze gewigtige bedenkingen heeft het
denkbeeld dat hier de bouwmeester bedoeld wordt voor mij iets aanlokkens. Zou het zoo vreemd ziju dat twee man- nen die met roem in hetzelfde vak werkzaam waren de een den ander gaarne behulpzaam geweest zijn in deze bedroe- vende en zooveel gerucht makende zaak? Nog iets. De vrouw van Jac. v. Campen heette Ä echt-
gen Jans. Deze naam geeft mij aanleiding om de mogelijk- heid te veronderstellen dat zij van haarlemschen oorsprong was; althans het is opmerkelijk dat men bij twee verschil- lende doopen in 1628 en 1631 van kinderen van Frans Hals de namen vindt van Nicolaes de Camp, Geeske Jans. en Judith Jans, die als getuigen optraden bij deze plegtigheden. (Zie het artikel Pr. HalsJ. Ik geef ook deze opmerking voor hetgeen zij is — want
ik weet dat Jans destijds geen van was, en alleen aange- nomen werd voor een Janszoon of Jansdochter, en hoe- vele Jannen zullen er in Haarlem toen wel niet geweest zijn die dochters hadden. Mogten de daadzaken die ik hier heb kunnen bekend
maken, aanleiding geven tot grondiger onderzoek dan ik in staat ben te doen, het zou mij, al worden mijne gis- singen van niet de minste waarde bevonden, de voldoening geven geen nuttelozen arbeid verrigt te hebben. |
|||||
93
|
|||||
JAN en PIETER CAPELLE.
JanCapelle, welligt dezelfde als bij den heer Kramm ver-
meld staat als Jan van der Cappelle, is den 29sten Julij 1686 als schilder bij het St, Lucas gild te Haarlem ingeschreven. Pieter was mede een haarlemsch schilder. Tk bezit zijn
geteekend portret, waarbij het jaar 1641 als zijn geboorte- jaar wordt opgegeven. ABRAHAM, PIETER en GASPAR CASTELEYN.
Abraham was volgens zijn geteekend portret, schilder
plaatsnijder of liever figuursnijder en poëet. Ook was hij oprigter van de Haarlemsche courant, a°. 1656, en uit de resolutien van burgemeesteren weten wij dat den 3den Jan. 1656 aan Abraham Casteleyn is toegestaan de nouvelles te mogen drukken. Geboren te Haarlem is hij aldaar overleden in 1680 of 81. Als figuursnijder zal hij zeker voorname- lijk voor zijn eigene drukkerij werkzaam geweest zijn. Er is weinig van hem bekend. Bij zijne opvolgers, de heeren Enschedé, heb ik naar hem onderzoek gedaan en ben alleen te weten gekomen dat bij Brandt, in het leven van de Ruyter, met een enkel woord van hem gesproken wordt, en wel met betrekking tot de spoedige en zekere berigten van hem als courantier. Hij kwam als gildebroeder in 1653 in het boekverkoopers-
gild en maakte zich vermaard door de haarlemsche cou- rant in zoo groote achting te brengen dat men deze tot 1723 op zijnen naam drukte. Den 9im Julij a°. 1737 werd de eerste op naam van Iz. en Joh. Enschedé gedrukt en uitgegeven, Yan zijne voorzaten en verdere familie zijn ingeschreven
in het boekverkoopersgild de volgende: |
|||||
99
|
|||||
In 1616. Vincent Casteleyn, overl. 6 Apr. 1658, begra-
ven 8 April in de groote kerk, suydertrans n°. 257. In 1627. Vincent Casteleyn de Jonge, als binder bij
Abraham Hamer. In 1647. Pieter Casteleyn, zoon van Vincent, overl. 167 ?
" 1653. Jacob i> » » //
// // // Abraham " » » »
ç 1661. Johann ß ç » /t vertrokken.
// // // Vincent // frater overleden.
// 1677. Jacob // Pieterszoon // 1693.
// 1693. Mr. Cerhard Casteleyn, drukker, // 1702.
// 1704. Jan Abraham Casteleyn Jacobszoon. Hij was
het, die de haarlemsclie courant overdeed aan Iz. en Joh, Enschedé, zich daarop in het jaar 1738 als courantier te Rotterdam vestigde, en aldaar overleed in 1776. PIETER CASTELEYN.
Ik kan niet anders van hem vermelden dan dat hij
zich in 1635 aangaf als leerling bij den schilder Willem de Poorter. ' ·' ■ '. \l·'
GASPAR CASTELEYN.
In de rekening van ontvangst van het St. Lucas gild te
Haarlem staat hij 6 Mei 1653 vermeld als schilder en in- geboren burger. JAN DE LA CHAMBRE, Sen. en Jr.
Onder het portret van den eersten zoo fraai gegraveerd
door Jonas Suyderhoefen voorkomende voor zijne vcrëckey- |
|||||
95
|
|||||
den geschriften, enz. Haarlem 1638 fol., staat verschey-
den geschriften, geschreven ende in "'t koper gesneden door Jean de la Chambre, liefhebber en beminder der pennen, tol Haarlem. Anno 1638. Hierdoor is het buiten allen twij- fel zeker dat hij gegraveerd heeft, en is het meer dan waar- schijnlijk dat hij, die zoo vlug en sierlijk zijn pen en stift wist te bestieren op papier en koper, ook wel een goed tee- kenaar zal geweest zijn. Het komt mij daarom voor dat .... la Chambre bij den heer C. Kramm beschreven, van wien eene teekening was in de kunstnalatenschap van Vincent v. d. Vinne, hier de bedoelde schrijfmeester zal geweest zijn, en men niet noodig heeft een lateren nazaat van hem, van wien men niets weet, te scheppen. In 1649 kwam van hem uit Een exemplaerboech inhou-
dende: verscheyden geschriften geschreven door J. de la Chambre, Franc, schoolmeester binnen de stadt van Haer- lem. — P. Holsteyn Jr. graveerde naar Jan de Bray zeer fraai zijn portret op lateren leeftijd, a°. 1666. Het heeft tot on- derschrift: Verscheyde geschriften op d? Italiaensche ma- niere geschreven door J. de la Chambre, Eranc. school- meester tot Haarlem. Volgens het trouwregister hertrouwde J. de la Chambre
weduwenaar wonende in de St. Ursulasteeg den 22sten Nov. 1639 met Maria van Pouche van Haarlem wonende in de zijlstraat. Hij behoorde tot de fransche gemeente. In het doopregister van die gemeente vindt men er twee
van dienzelfden naam. Omdat de een reeds in 1639 weduwe- naar was vermeen ik hem hier als den vader te kunnen aan- nemen. Hij was de zoon van Gilles. In 1641, den 31 sten Maart, werd eene dochter van hem gedoopt met name Ma- ria. Getuigen Pierre Marin en Anneke van Breen. In 1642, 21 Dec. Ilester, getuigen Pierre de la Chambre en Η ester van Pouche, In 1647 Jean, getuige Pierre de la Chambre. Zijne huisvrouw werd den lldcü Nov. 1666 in de Janskerk suydertrans begraven en hij zelf den 27stcn Julij |
|||||
9«
|
|||||
16G9 ïõ het noorder kerkhof. Reeds in 1637 komt in dat
zelfde doopregister voor de andere Jean de la Chambre, ge- trouwd met Anne Thomas van Strijp. Deze kan de zoon geweest zijn. Aan de navolgende kinderen van hem werd de doop toegediend: den 5den Julij 1637 aan Thomas. In 1639 2 Oct. aan FernancL In 1641, 24 Nov. aan Sara. In 1644 17 April aan Catlierine en in 1645, 2 Julij aan Daniel. Als getuigen bij die plegtigheden vindt men de namen van Etienne, Barbe, Susanne, Magdalene, Daniel, Jacques de la Chambre en Thomas Thomassen van Strijp. In 1665, 15 Nov., werd in de groote kerk middelkerk, n°. 182 begraven een zoon van J. de la Ohambre. Ik kan evenwel niet beslissen of hij een zoon is van den ouderen of van den jongeren. J. de la Chambre, jr. was ook te Haarlem school- en
schrijfraeester; of hij de kunst beoefend heeft is mij on- bekend. Ik wil hier echter mededeelen wat ons de haarl. courant van hem bekend maakt, te meer omdat in het tweede berigt ook de vader genoemd wordt. Het is vervat in de twee volgende afkondigingen:
//Overmits het overlijden van Jean de la Chambre, in sijn
//leven fransche kostschoolhouder binnen Haarlem soo pre- //senteert deszelfs nagelaten weduwe uyt der hant te verko- //pen, sijn van outs seer vermaarde en frequentable huys en //kostschool. bestaende in een groot, nieu, sterck en wel //doortimmert woonhuys, voorsien met verschelde ruyme ver- strekken , soo beneden als boven eene ruime plaats, tusschen //twee galderyen, zijnde de eene geapproprieert tot een eetsael //voor omtrent 60 a. 70 menschen met een seer groot en //ruim school over de plaets met verschevde vierkante boven- //kamers, tot het slapen van kostkinderen, daerachter een //tuyntje, etc.// Zie de haarl. courant 30 Junij 1685, n°. //26,en verder: //Op den 12den en 13de11 Maart 1686 sal men tot Haer-
//lem in het sterfhuys van zalr. mr. Jean de la Chambre //in de St. Ursulstraat verkopen deszelfs nagelaten schilde- |
|||||
97
|
|||||
«rijen en boeken , als ook eenige geschriften en ander school-
//goet, mitsgaders gedruekte voorschriftboeken en kopere f/platen van Jean de la Chambre, d'oude etc,// Haarl. cour. 7 Maart 1686. n°. 9.
CLAES CLAESS.
Als schilder ontboden wordt hem afgevordert, voldoeninge
van zijn gilderegt als mr. en mede voor aenteykeninge als discipel dat hij geweest is bij Jan Koelenbier, daervoor hij betaelt 12 st. (Zie de notulen van April 1643). Hij woonde in 1643 naest het Klockhuys.
Mn. THOMAS CLAESS.
In de thesauriersrekeningen van 1570 is geboekt dat aan
Mr. Thomas Claess, priester, betaelt is die somme van zeven ponden munte dezer reeckeninge van dat hij afgeset en in eene vergulde lijst gestelt heeft alle de graven van hollant, hangende alhier op burgemeesters camere. CLAES JANSZ. CLOCK,
(EN NIET ALLEEN CLAES CLOCK OE KLOCK).
Uit de thesauriersrekening van 1595 blijkt dat hem be-
taelt werdt xxv ©C tot vereeringe van zijne konste in 't maken en snijden van zeekeren plate van 't schip van dami- aten den stadt gedediceert en daerafbij hem aen dezelve stadfc eenige exemplaren zijn geschonken. In de bered. beschr, van Nederl. hist. platen van Pred.
Muller wordt op bl. 14, n°. 157 deze plaat beschreven als volgt: 7
|
|||||
98
|
|||||||
Innemen van Damiate en het overzeilen der keten. Met
opdragt aan de regering te Haarlem door den graveur Nic. Clock 1595 met zijn adres, en later bijgevoegd adres v. S. Kloeting te Delft. Met 16 reg. lofdicht v. d. Haarl. rector C. Schonaus, 2 bl. fol. In de collectie van den heer Mr. J. T. Bodel Nyenhuis. De graveur, zonder vermelding der plaat, komt meteen
woord voor bij Nagler, Künstler-Lex., in voce, ΠΙ. II. |
|||||||
ABRAHAM DE COOGD.
Deze bekwame graveur is het eerst beschreven door C.
Kramm onder den naam van Abraham Coogh, evenwel on- der het bij hem beschreven portret van Caerel Vermander van Molebeke met de spreuk; De mensc/isoeoMveel, Doch een is %odick, in 4°., staat links Crisp. de Pas invent., regts Abrah. de Coogh sculp. Hij was een Haarlemmer. In het trouwregister van 19 April 1620 heb ik gevonden dat Abra- ham de Coge, j. g. van Haarlem wonende buiten de St. Jans- poort trouwt met Jannetje Wolf, j. d. mede van Haarlem, wonende in de sparw. straat. De namen van Antonis en Guiljaume de Coge, de Cooge
of Koog komen in het journaal van het oude mannenhuis voor als inwoners van dat gesticht van 1630—51. C011NEL1S VAN HAARLEM.
De heer C. Kramm heeft teregt in zijn aanhangsel gezegd
dat Mr. Cornelis gestorven is den llden Nov. 1638. Hij werd in de Groote kerk den 19<ïen No-v. 1638 begraven. (Zie het doodregister). De onkosten bij deze gelegenheid beliepen de aanzienlijke som van ƒ 20. Zijn vader was Cornelis |
|||||||
99
|
|||||
Thomass, hetgeen bewezen wordt uit den volgenden post van
de thesauriersrekeningen, a°. 1591: //Aen Quirijn Jauss Graraer voor den coop en de leverantie
//van zeeker doeck ten behoeve dezer stadt ome daerop eenige //schilderije bij Mr. Cornelis, de zoon van Cornelis Thomass //gemaeckt te werden ix oC xn st. De regering van Haarlem heeft herhaalde malen de bewij-
zen gegeven dat zij Mr. Cornelis genegen was, zijn talent hoog waardeerde en wist aan te moedigen. Het memori- ael van burgemeesteren 17 Pebr. 1590 zegt onder ande- ren dat: //Cornelis Cornelisz meester schilder en poorter deser stadt,
//ende om seckere redenen en consideratien van wachten en //lasten der schutterije, ontslagen en vrijgestelt word sonder //dat de capiteyn of anderen hem daertoe zullen moghen ver- //soucken.// In 1591 werd aan hem uitbetaald voor de bekende kin-
dermoord , benevens zeecker constich taeffereel bij den zelven mr. Cornelis gemaeckt in 't contrefeytsel van eenen monick en baghijn vi o o£. Deze laatste schilderij is, benevens nog vijf anderen, aanwezig op het museum te Haarlem. In 1593 werd hem wederom vic o£ betaelt voor zekere
twee schone stukken schilderijen deen zeer groot en veele constige poeterijen en den anderen van Yeff en Adam, beijde ten behoeve deser stadt gemaeckt omme gehangen te werden in 't hof van zijn Excellentie tot versieringe van de camers deselver. In 1594 Lxvi oC voor zeker stuck schilderije 't welck
bij denzelven voor de stadt gemaect ende aen Coenraet de Hechtere, Secretaris van Staten voor zekere diensten ge- schonckeu es. In 1596 werd van stadswege toegevoegd aan Mr. Willem
Thybaut en meester Cornelis Cornelisz. schilder xxiin oC
voor't bewerpen van drie patronen van deser sladswage, die
nieuw gebouwd zal worden.
7#
|
|||||
100
|
|||||||
In 1597 is deze stadswaag gebouwd. — Van 1614 tot
1619 was hij regent van het oudemannenhuis. (Zie het memoriael van dat gesticht). Ten slotte kan ik hier nog bijvoegen dat ik in het bezit
ben van het oorspronkelijk geschreven register ofte lijste van de naergelaten kunst van Mr. Cornelis van Haerlem, bevat- tende 76 stuks schilderijen en schetsen, meerendeels door hem zei ven geschilderd, 56 stuks teekeningen, 77 nummers prenten en 45 nummers Alderlaij fray Bont, waaronder eenige voorwerpen geboetseerd in was. De overige n°. be- vatten eenige verwen, enz. enz. Onder deze lijst leest men de volgende verklaiing: dezen
voornoemde percelen verklare ick ondergheschreven te wesen de naergelaten konst van Slr. Mr. Cornelis van Haerlem, ende mijne eigen goederen sonder datter niemant iet bij ghevoecht is Anno 1639 _
,. _ ,, ... PiEïER Janss Beggijn.
die 2 Maertrj.
Bij deze verklaring is door eene andere hand geschreven
dat: Deese Janss Beggijn is geweest een beelthouwer te Haerlem en gekout met Maria de jdogter van mr. Cor- nelis van Haerlem voorn, en was vader van Cornelis Bega vermaert schilder. Te gelijker tijd woonde Haarlem ook nog Jacob Janss
Begijn, die in 1644 tot penningmeester van het St. Lucas gild verkozen werd. — S. Ampzing vermeldt op bl. 60 Klaes Pietersen Bagijn, als stads meester timmerman. |
|||||||
EREDERICK CORNELTSS.
Bij Pieter Muiier zal ik vermelden dat de bovengenoem-
de in 1640 bij hem als leerling aangegeven werd. In de notulen van Junij 1642 is geboekt: |
|||||||
101
|
|||||
Mede noch aengegeven eenen Erederick Corneliss schilder
in de smeestraat ten huyse van Jacob Huybertss, grofschil- cler. Als borger betaelt 42 stuyvers. ABRAHAM en GERRIT CUYLENBURG.
Abraham de plaatsnijder is als gildebroeder bij het St.
Lucas gild te Haarlem ingeschreven den 10dea December 1681. Als boekdrukker was hij reeds in 1678 in dat gild opgenomen. Den 14<Jen October 1688 is hij in de St. Janskerk te
Haarlem begraven. Gerrit Cuylenburg kwam als schilder den S^cn ])eCj 1715
in het gild. CORNELIS DECKER.
De heer Kramm zegt dat hij Dekker en niet Decker
schreef, maar in de notulen van het St. Lucas gild te Haarlem staat a°. 1643 vermeld als schilder Cornelis Vee- leer en niet Belcher. FRANS DECKER.
Was de zoon van Arent Decker van Haarlem, en Lys-
betli Claas. Hij werd gedoopt den 7den Maart 1684 vol- gens het doopregister, terwijl het doodregister zegt dat hij den 30sten Nov. 1751 begraven werd in de Groote kerk, noordertrans n°. 340. Te Haarlem op het museum zijn twee schilderijen van
hem, die beiden geteekend zijn F. Decker. Wanneer de schilder zich zoo teekende bestaat er geen twijfel meer af |
|||||
102
|
|||||
dit is zijn ware naamteekening. Van Eynden en v. d.
Willigen, aanhangsel bl. 152 en 156, verhalen ons dat hij den 19<ïen Aug. 1749 het kabinet schilderijen verkocht van den heer Pabrieius, raad en presiderend scheepen van Haarlem. Hij woonde toen op de bakenessergracht en kocht op die verkooping gelijk bekend is voor den prijs van ƒ 630 de vermaarde stier van Paulus Potter, zijnde n°. 1. Ik kan hier nog bijvoegen dat dit kabinet schilderijen be- stond uit 57 nummers, waaronder nog een van Potter, drie van A. v. Ostade, Ph. Wouwerman, N. Berchem, Bein- brandt, enz., en dat het de totale som opbragt van ƒ 6318 en tien stuivers!! JOHANNES (De Oude) en BAPÏISTA YAN
DEUTECUM. Over Johannes zal ik sprekeu in het artikel Thomas Tho-
maszoon. In de thesauriersrekeningen van 1592 is aangeteekend dat
aan Mr, Jan van Deutecum betaelt werclt de somme van twin- tïcli ponden hem toegevoecht voor de schenckingè van seec· keren schonen caerte van den geheelen werelt bij hem gesne- den en den stadt geschoncken. In 1606 was Johanna van Deutekom (sic) regentesse van
het werkhuys. Zie Ampzing, bladz. 408. Hij zal naar alle waarschijnlijkheid eenigen tijd te Haarlem
gewoond hebben, gelijk het zeker is vanÌââÇÌö, aangezien men leest in het trouwregister dat Saptista van Deutecum jongman van Deventer, wonende in de jacobijnenstraat te Haarlem, den %&™ April 1596 trouwt met Hendrixke Eoe- lofs van Meerleu, jonge dochter van de Graef, woneude in de zijlstraat. — In 1598 (22 Julij) werd aan B. v. Deutecom en huisvrouw een kerkelijke attestatie afgegeven op Amsterdam. |
|||||
103
GERUIT, JACOB en DIKK DEYMAN.
Gerrit üeymati schilder is op de rol van de schutterij
ingeschreven a°. 1594. Jaeob was in den jare 1643 leerling bij Salomon de
Bray. Dirk was in 1649 oud-vinder.
ADAM DINGMANS.
Er zijn twee schilders geweest die denzelfden naam hadden,
waarschijnlijk vader en zoon. De vader was van Haarlem en huwde op 7 Junij 1661 met Cornelia v. d. Lee, mede jonge dochter van Haarlem en kind van Erans v. d. Lee. Betreffende den eersten hebben wij getrouwelijk geko-
pieerd het navolgende oorspronkelijk begrafenisbriefje: //Tegens Saturdagh, zijnde den leten Oct. a°. 1678 Nae
//den middagh ten twee uren precies, werd U. E. ter be- //gravenisse versocht met het lijck van Adam Dingemans //In de Kleyne Houtstraet: Als vriend in huys te komen. Groote kerck.
(noordertrans n°. 186). Achter dit briefje stond aangeteekend dat hij een hraef
schilder was. De tweede Adam wordt in het portret, bij v. Eynden en
v. d. "Willigen beschreven en nu in mijn bezit, voorgesteld als een jeugdig man. Hij zou overleden zijn den 24sten Oct. 1704, en dit is ook zoo, want in de haarlemsche courant van 8 Nov, 1704 wordt reeds zijn nalatenschap onder de volgende bewoordingen aangekondigd: //Den 10, 11, 12 en IS*» Nov. 1704 sal men tot
//Haerlein in de Boekwinkel van Mathijs van Lee verkopen |
||||
10.4
//alderhande soort van rare en wel geconditionneerde meest
//Nederduitsche boeken, nevens een considerable partij pa- //pierkonst, met veel moejten en in veel jaren bij een ver- //samelt, bestaende in tekeningen, miniaturen en prenten, //gedaen door de voornaemste Italiaensse, Eransse, Engelse, //soo Hoog als Nederduytse meesters; nagelaten bij Adam //Dingmans. De catalogen zijn te bekomen, enz. enz.// - JACOB DROSSAERT.
Bij Immerzeel reeds vermeld maar zonder voornaam, komt
den 2den Maart 1706 als schilder voor bij het St. Lucas gild te Haarlem. CORNELIS DUSART.
Wordt opgegeven als geboren in 1665 , maar in oude
aanteekeningen, gehouden bij het St. Lucas gild, te Haarlem staat, dat hij geboren werd den 24sten April 1660 te Haar- lem, en aldaar overleed den lsten Oct. 1704. In het doop- register van 25 April 1660 vindt men dat een zoon van Jan Tucert (sic), van Utrecht en Catharina Brouwers, van Haarlem bij den doop den naam ontving van Cornelis, Hoezeer nu de naam van Tucert en Dusart zeer verschilt
wordt hier toch dezelfde persoon bedoeld, w7ant in het trouw- register leest men dat Johan Dusart, jongman van Utrecht, trouwde te Velsen den 14den Mei 1656 met Catharina Brou- wers , jonge dochter van Haarlem. Hij woonde toen op de krayenhorstergracht; — in 1670 in de jansstraat, en be- taalde in den personelen omslag ƒ 10. Den 27sten Maart 1661 trouwde Izaak Dusart, jongman
van Utrecht, wonende op de raax met Catharina van Val- kenburgh, jongedochter van Amsterdam, wonende op de |
||||
105
|
|||||
oude gracht te Haarlem. Getuigen waren van den bruidegom
Jan Bumrty van de bruid Susanna Koyenaar. De opgave van zijn reeds vroeger bekend overlijden wordt
bevestigd door het doodregister. Hij werd begraven in de groote kerk te Haarlem in den noordertrans n°. 289. Aangaande zijn persoon vind ik nog aangeteekend, dat
hij was zeer rood van aanzigt, ztdx dat men hem voor een dronkert zoude aangezien hebben, dog hielt zich deftig en zedig. Cornelis Dusart kwam in het gild den 10^en Jan. 1679
en was vinder in 1692. In de galerij te Dresden bevindt zich een schilderij toe-
geschreven aan Cornelis Dusart, met het jaartal 1675. Het is zeer te betwijfelen of hier geen vergissing plaats gehad heeft. Want het is bijna niet denkbaar dat hij op löjarigen leeftijd reeds zoodanige vorderingen zou hebben gemaakt, als waarvan deze schilderij getuigt. Zijn kunstnalatenschap is volgens de Haarlemsche courant
van 31 Julij 1708 in Augustus daaraanvolgende verkocht en werd in de navolgende woorden aangekondigd: //Den 21sten Augusti en volgende dagen sal tot Haerlem
//op de zael van 't Prinsenhof verkocht werden alle de nage- //late liefhebberij van Cornelis Dusart, in sijn leven voornaam //kunstschilder aldaer, bestaende in uytmuntende schilderijen //van de voornaernste soo Italiaensse als Nederlantse meesters; //als Bern, Genovese, Dom. Zarzano, Goarcin Marceus, Adr. //en Iz. v. Ostade, Jan van der Meer de Jonge, Cornel. //Dusart, enz., alsmede voorname boetseersels van Francis //Quelijn, Quenoy, Savasi, Ebbelaar, nevens seer schoone //ultramarijn en andere verwen, en schildersgereedschappen, //mitsgaders eene groote partij meesterlyck uytgevoerde tee- //keningen, voortreffelijke prentkonst van de beste Italiaensse, //ïransse, Engelse en Nederlantse meesters en andere lief- '/h ebbe rij » |
|||||
106
|
||||||
BAllTHEL HENDRIKSS, HIJNDERICK SIMONSZ.,
en CORNELIS DUINDAM. Den naam van den eersten heb ik als schilder a°. 1643
gevonden in de notulen van het St. Lucas gild te Haarlem; de tweede en derde komen voor als gezworen landmeters met de jaartallen 1625 en 1649 op verscheidene zeer goed ge- teekende plannen en kaarten in het archief te Haarlem. ELORIS of FLORENS YAN DIJCK.
Hij was den 7den Julij 1637 deken van het St. Lucas gild te
Haarlem. Hij deed toen met de vinders eene blijde intrede in de nieuwe gildekamer op het Prinsenhof. In art. 3 der notulen leest men: //Tot welcke naerder bevestinghe en begonstinghe van
//deselve heeft den heer deecken mr. Plorens van Dijck uyt- //neemendt schilder, tot een eerste gifte aen den gemene //Gilde, en tot sierraedt van deesen Kamer, ter kamere //vereerdt een principael gegooten Troonje op 't leeven ge- //daen bij den heerlycken en alderberoemsten Michael An- //gelo Bonaroti, sijnde deselve bij den heer Deecken van //Dijck meede uyt Italien 't huys gebracht.// Hij is waarschijnlijk in 1652 overleden, want op de
rekening van ontvaugst van het St. Lucas gild van dat jaar is uitgetrokken: //Yersuymde Lijckboete op de begrafnis van mr. floris
//van Dijck, schilder--------8. BARTHOLOMEUS ENGELS.
Wordt bij den heer Kramm als landschapschilder het eerst
beschreven. Ik kan er bijvoegen, dat hij in 1656 te Haarlem zijn gild kocht. |
||||||
%
|
||||||
107
|
|||||
ALDERT, CAESAR en JAN VAN EVERDINGEN.
Men vindt te Haarlem in het trouwregister Allert van
Everdingen, jongman vanAlckmaar, wonende aldaer trouwt den 21sten Eebr. 1645 met Janneke Cornelis, jonge dochter van Haarlem, wonende in de groote houtstraat. Alkmaar wordt als de stad opgegeven waar Aldert zou
overleden zijn. Intusschen is Amsterdam de plaats van zijn overlijden. Het volgende berigt uit de Haarl. courant van 3 Maart 1676 n°. 9 moge tot bewijs dienen. //De weduwe en erfgenamen van Zaliger Allart van Ever-
//dingen sullen op den lldea Maert 1676 tot Amst. in 't //Heeren logement verkopen alle deszelfs naergelaten eigen //kunst van vele fraaije geschilderde landschappen, als die //van andere meesters vergadert heeft, en sullen te voren in //'t sterfhuys van den overleden kunnen gezien werden.// Ook maakt de Haarl. courant van 16 April 1709 gewag
dat te Amsterdam ten sterfhuize van de Wed. van A. van Everdingen den 19dcn April 17Ü9 nogmaals een verkoping gehouden werd. De aankondiging luidt als volgt: //Vrijdag 19 April 1709 sal men t' Amst. in de kalver-
//straet bij den Dam over de vergulde eendracht in 't sterf- //huys van de Wed. Allart van Everdingen verkopen een //partij uytmuntende konstige en playsante schilderijen, ge- //maeckt door de beste Ital., Hoogd. en Nederl. meesters, //als van Rafael, Giorgion, Annibal Carrats, Tietiaen, Poulo //Veronese, Palma, du Mooie, van Aelst, Jan Lis, Hol- //bein, Savery, J. Perselles, All. v. Everdingen sijn beste en //playsantische werk, Buekelaer, Er. Hals, Rembrandt, enz. //Daags te voren te zien.// Ik kan hier nog bijvoegen dat hij ook te Haarlem ge-
woond heeft, want in 164S staat hij als schutter bij de oude schuts aldaar ingeschreven, even als zijn broeder Cae- sar. — Deze laatste was aldaar in 1654 vinder, en in 1655 |
|||||
108
|
|||||
deken van het St. Lucas gild. Te Alkmaar kwam hij reeds
in 163£ in het gild, gelijk Jan den 83*åç Oct. 1644« aldaar in het gild ingeschreven werd. GAAF MEYNERTSZ. FABRITIUS.
Wordt in de notulen van het St. Lucas gild a° 1640
goutsmit en graveerder genoemd. In de thesauriersrekenin- gen a° 1640 en 41 vindt men twee posten aan hem uitbe- taald, als over zijne onkosten gehad in 't doen maeken van zekere model van een oranieappel ten dienste deeser stadt XV o^, en ten anderen over twaalf zilveren schaalen bij hem door ordre van Burgemeesteren ten behoeve van de schaele dee- zer stad, ende omme daermede de maandelijksche collecten te doen, gemaakt en geleverd ix c ÷é,ééé oC, é s. Hij was in 1644 schepen van Haarlem en vervulde tot 1666 verschil- lende eervolle betrekkingen. Zie het naamregister van de heeren van de regering van Haarlem. Den 19den Oct. 1650 werd gedoopt Anna, dochter van
den schepen Gaef Meynertsz. Fabritius, moeder Risjen Aker- sloot. Getuigen Anna de Wit, Mr. Jan Akersloot en Guert- zen Meynderts. Den 30sten Oct. 1666 werd Fabritius in de grootekerk,
noordertrans n°. 7 begraven. HETER FLORTE. jj
is mede onderteekenaar in 1642 van het bekende rekwest.
Kramm maakt gewag van Jan Florten. HETER FRITS.
Van dezen meester wordt bij Immerzeel en Kramm melding
gemaakt. Ik kan er bijvoegen dat hij in de notulen van liet St.'Lucas gild in 1660 te Haarlem als schilder geboekt staat. |
|||||
109
|
|||||
CORNELIS JACOBSE, CORNELIS ADRIAENZ en
ADRIAEN GAEL, sen. en jr. Cornelis Jacobse Gael moet reeds overleden zijn in 1635;
althans zijn neef Klaas Gerritsen de Vries verzocht toen aan deken en vinders van liet St. Lucas gild te Haarlem zijne schilderijen met die van zijnen vader Gerrit Dircx de Yries te mogen verkoopen. Deze verkooping had dan ook plaats op den 28sten Junij 1635 en werd aangekondigd door gedrukte billetten. Cornelis Adriaensz. Gael, van wien ik een geteekend por-
tret heb, is a° 1642 ingeschreven als landschapschilder. Uit de hier volgende kopij van het oorspronkelijke begra-
fenisbriefje wordt het duidelijk dat vader en zoon, beiden schil- ders, den naam van Adriaen gedragen hebben. //Tegens maendagh den 8sten maert Anno 1660 naeden
//middagh ten twee uuren precijs, werdfc U. Ed. ter begraef- fenisse gebeden met ADEIAEN GAEL,
//vader van Adriaen Gael, schoonvader van Gerrit Pietersz.
//in de Groote Houtstraat: Als vriendt in Huvs te komen, //met de lange mantel. Groote kerck
(middelkerk n°. 185). Achter dit briefje staat geschreven: Adriaen had de schil-
derkunst geleerd bij zijnen vader. Zijne weduwe Maria Campen, werd den ll^a Junij 1660 in de groote kerk, middelkerk n°. 185 begraven. Jacob de Weth teekende aan in zijn studieboekje: Adriaen
Gael sen. komt den J 7deir April 1640 te teekenen. Adriaen jr. kwam in 1660 den 27s*en Julij in het gild. |
|||||
110
|
|||||||
COBNELIS GERllITSS.
In Oct. 1643 als schilder aangesproken zijnde om zijn
gilderecht ie betalen, weigert vermits hij niet meer schil- der is. Hij wordt dien ten gevolge gewaarschuwd van schade. (Zie de notulen). HENDRIK en GERRIT GIMMENY op GIMMENIG.
Misschien wel dezelfde als Gimmich. Zie van Gooi, SJ
d., bl. 308. Op de lijst van het St. Lucas gild is Hendrik in het jaar 1735 vermeld als patroonteekenaar, waarbij ge- voegd is, verhuyst naar Gouda. Gerrit is als schilder ook in dat jaar ingeschreven.
|
|||||||
GERRIT ADRIAEN8 GAU, GAUW of GOUW.
Was een Haarlemsen plaatsnijder en in 1622 vinder van het
St. Lucas gild. De heer Kratnm heeft op het art. Jan v. d. Yelde, sen. reeds vermeld dat hij voor dezen beroemden schrijfmeester eenige werken graveerde. Bij dezen kan ik hier nog voegen Duijtsche exemplaren van Alderhande Ghe- schriften enz. Haarlem 1720 in fol., mede door Gerardus Gauw, Haerlemensis gegraveerd. Op de verkooping vanholl. portretten, Amst. dec. 1865, bij Ered. Muller, bevond zich op bladz. 31 n°. 930 het zeldzame portret van H. Persijn, schrijfmeester 1610, door Ger. Gauw, Harlem.fol. Hij is begraven op den 26sten Jail, 1638. Zie de notulen
van dat gild Eebr. 1638 art. 10. |
|||||||
UI
|
|||||
JAN GOLINGH.
Betaalde als schilder voor zijn gild ƒ 2.2 in het jaar 1658.
(Zie het rekenboek van het St. Lucas gild), HENDRIK GOLTZIUS.
Jacob de Jongh, in het leven der schilders door K. v.
Mander, verhaalt ons datH. Goltzius den lsten van Louwmaand 1617 te Haarlem overleden is. Zie het 2<ïe d., bladz, 117. Van Eynden en v. d. Willigen zeggen dat deze schrijver zich vergist heeft en dat H. Goltzius gestorven is den 29sten Decemb. 1617. Zij voeren ten bewijze aan het aldaar ver- melde werkje van Baltz. Gerbier, een tijdgenoot van H, Goltzius. Zie het 1 d., bl. 367. Beide schrijvers hebben echter den juisten datum niet opge-
geven, want in het Haarl. doodregister is geboekt 2 Jan. 1617: Men opening voor Kendrich GoUskis in de Groote kerck, een kalff uyr belwyi f 7. Daar nu dit aanvragen van de opening van een graf de
dag van het begraven aangeeft, en hij die den lsten Jan. sterft nimmer reeds den dag daarop begraven werd, zoo kan men veilig aannemen dat Baltz. Gerbier wel gelijk heeft wan- neer hij zegt dat hij gestorven is den 29sten December, maar zich vergist in het jaar, en dat 1617 hier 1616 moet zijn. Hendrik Goltzius is alzoo overleden 29 Dec. 1616, en vier
dagen daarna, den 2den Jan. 1617, begraven te Haarlem in de groote kerk. 1 CORNELIS GOUTSBLOM of GOUDTSBLOEM.
Was van Amsterdam en leerling bij Jan v. d. Velde a°.
1635 te Haarlem, volgens de notulen van het St. Lucas gild. |
|||||
112
|
|||||
Hij vervaardigde behalve het portret van M. IL Tromp
door den heer Kramm in zijn aanhangsel opgegeven, nog eenmaal hetzelfde portret, ter halverlijf, regts, in ovaal met wapen fol. met het adres van F, van Beuse- com. Ook dat van Cornelis Tromp, als vice-admiraal van Holland en West-Friesland enz. in fol. met het adres van Clemendt de Jonghe, zijnde een kopie naar dat van G. v. d. Eeckhöut en M. Mozijn. In den catal. van den hist. atlas van Dr. G. Munnicks
van Cleefï',Utrecht 1860,bl. 70,n°. 1462, en in dien van A. G. de Yisser, bevattende portretten van admiralen enz., 's Hage 1864, bl. 24, n°. 613, wordt gezegd dat het por- tret van Jacob van Wassenaar niet vervaardigd is door Cor- nelis Goutsblom, maar wel door J. Gousblom, met het adres van F. van Beusecom. JOSUA DE GRAAF.
Was van Alkmaar, maar heeft te Haarlem gewoond. Zijn
naam wordt gevonden op de rekening van ontvangst van het St, Lucas gild aldaar a°. 1660. Zijn eerste huwelijk werd te Haarlem voltrokken den
22sten Jumj 1636 met Mayke Wouters, jonge dochter van Utrecht. Hij wTas in 1645 weduwnaar en hertrouwde in dat jaar den 26sten Maart te Heemstede met Guurtje Lou- rens, jonge dochter van Haerlem. Hij woonde buiten de groote houtpoort. Waarschijnlijk is hij dezelfde, die bij anderen onder den naam van Josua de Grave voorkomt. FRANS PJETERSZ., PIETER, MOURTS FRANS en
ANTONY GREBBER of de GREBBER. Reeds in de 15<*c eeuw vindt men den naam van de Greb-
|
|||||
113
|
|||||
ber onder de aanzienlijksten van Haarlems ingezetenen,
Margaretha, kleindochter van Reynier, bastaard van Brede- rode, heer Eeynoutssoon bailliu van Vochel, trouwde met jonkheer Jan de Grebber Parcyn. Van 1435—1441 was een Jan de Grebber schepen van Haarlem. In het museum van oude schilderijen te Haarlem zijn drie
schilderijen van den vader. De eerste is geteekend voluit Prans Pieters Grebber 1610, de tweede Prans P. Grebber 1619, de derde P. Pc Grebber 16J9, terwijl hij in een eigen- handigen brief zich onderteekent Prans Pietersz. de Grebber. In 1606 werd bij de groote loterij ten behoeve van het
oucle-mannenhuis te Haarlem betaald aan Prans Pietersen (Grebber) schilder van schilderen van de casse daert silver in ten thone staet bij sijne quitantie xlviii e>C In 1627 was hij deken van het St. Lucas gild en han-
delde toen zeer willekeurig met de reliquie van den Heiligen St. Lucas. (Zie de aanteek. over het haarl. St. Lucas gild). Meermalen is in de notulen zijn verschil met deken en vin- tieren opgeteekend, en moest hij aangemaand worden om voor zijne leerlingen te betalen. Zoo werd hij onder vele ande- ren b. v. in "Nov. 1637 aengemaent te betaeleii voor zijne leerlingen Lelij', van Campen, van Ileemert. In datzelfde jaar werd hij beboet wegens een gehouden loterij van schil- derijen, waarschijnlijk dezelfde, waarvan in de geschiedenis van het St. Lucas gild gesproken is. In 1640 werd hij aan- gemaand te betalen voor zestien leerlingen. In 1628 behoorde hij tot het schoonenvaarders-gild, welk
gild bestond uit eene vereeniging van personen die handel dreven voor gemeene rekening op het eiland Schoonen in, Denemarken. (Zie de naamlijst voor het kasboek). In dat- zelfde jaar in October vervaardigde hij een schilderij in de moershamer van het oude mannenhuis, waarvoor hem in twee termijnen uitbetaald werd f 150. In Pebr. 1629 ontving hij nogmaals ƒ200. In 1636 werd hij vrijgesteld van de schutterij en stads
wachtgeld uithoofde van zijne diensten in 't teekenen van 8
|
|||||
_
1114
eenige stukken ten dienste van de stad, Hij woonde op de oude gracht bij de kleine houtbrug, en werd in de groote kerk in de suvdertrans n°. 66 den 6i(ia Maart 1649 begra- i ven. Zijne huisvrouw was reeds den 31steQ Oct. 1643 in
I hetzelfde graf begraven.
Zijn geteekend portret, driemaal verschillend, berust in
mijne verzameling. Zijn zoon Pieter staat meestal geboekt als Pieter Pransz.
de Grebber; dit mag nu geschieden om hem aan te duiden als zoon van Prans, maar hij zelf teekende zich altijd I eenvoudig Pieter, b. v, op vier schilderijen in het inu-
; seum te Haarlem, welke allen gemerkt zijn P., D. G.
) Immerzeel geeft met juistheid zijn monogram op, maar
vergist zich waar hij de schilderij van keizer Parbaros-
sa in het museum te Haarlem aau den vader toeschrijft, daar deze door Pieter geschilderd is. De navolgende ge- ëtste prenten gaan voor zijn werk door. 1°. De Samaritaan- sche vrouw bij Christus aan den waterput, met 2 reg. lat. vers: //dicit ei muiier// enz. De eerste drukken voor den naam, geteekend links P. de Greb. invent., br. 21 cent., h. 30 cent. 2°. Magdalena, met 2 reg. lat. vers //Dicit— es : tu//, br. 19 cent. 3 str., h. 25 c. 3 str. 3°. Eene dito links
gekeerd met 4 reg. lat. vers //Ante pedes — unda genist
br. 24 c. 5 str., L 32 c. 9 str. 4°. S. Joannes Batista, regts gekeerd in biddende houding met 6 reg. lat. vers: //Hirsuti — loqui// br. 24 c. 8 str., h. 32 c. 7 str. en 5°. S. Petri ploran- tis Effegies met 6 reg. lat. vers: //Territus — amor//, br. 24 c. 8 str., h. 33 c. 2 str. Deze laatste vier stuks zijn onge- teekend. De Susanna met de beide ouden 1665 fol. en Cor- nelis Arnoldus naar Uubens, 1630, door L. Heller beschre- ven , zijn mij onbekend. In het jaar 1649 werd bij P. Casteleyn gedrukt een vel in fol.
forra., bevattende elf regelen, welcke bij een goet schilder en teykenaer geobserveert en achtervolght moeten werden; te samen ghestelt tot lust van de leergierighe discipelen door Mr. Pieter Pransz. de Grebber. |
||||
115
|
|||||
Van Mouris Pransz. de Grebber als schilder wordt in de
notulen van Nov. 1640 gesproken. Hij trouwde voor sche- penen in April 1627 met Svbertje Volkerts, jonge dochter; beiden zijn van Haarlem. Den 19<^ç Oct. 1642 hertrouwde hij voor schepenen met de Wed. Cornelisgen Gerrits, beiden van Haarlem. Volgens het doodregister werd hij den 4deH Jan. 1676 inde Janskerk, suydertrans n°. 20, begraven. Antonij de Grebber betaalde in 1648 te Leyden zijn in-
komen in het schildersgild. In 1650 vertrok hij van daar. Of hij tot het haarlemsch geslacht behoort is mij onbekend, JAN DE GROOT.
Van dezen rijken kunstliefhebber en schilder kan ik alleen
vermelden dat hij te Haarlem overleden is in 1726. Zijn geteekend portret op 27 jarigen leeftijd berust in mijne
verzameling. JACOB JANSZ. en JAN JAGOBSZ. GULDEWAGEN.
Beiden waren haarlemsche schilders. De eerste is ook als
schepen van 1597—1610 bekend. Van den tweeden, zijn zoon, wordt met een enkel woord gesproken bij S. Ampzing, bh 372. Ik bezit verscheidene teekeningen van mr. M. van Çeemskerck, waarbij eene memorijebij welckepersoonen deese teekeninghenal sijn berustende geweest, eerstelycken bij denheer 1. Jacob Jansz. Guldewaghen, scheepen der stadt Haerlem,
oock in sijn jeught schilder, ende altoos beminder van de konst, naer wiens overlijden sijn zoon 2. Jan Jacobsz. Guldewaghen, uytneement landschapschil-
der dese in bewaringh gehadt heeft tot zijn overlijden toe, daer naer door sijne erfgenamen verkost aen 3. Pieter Saenredam schilder op den 4<^á Pebr. 1641.
Deze teekeningen vindt men dan ook met die van J. J. Guldewagen en anderen terug op de verkooping van nage-
laten kunst van P. Saenredam. (Zie dit artikel}. 8·*
|
|||||
11«
|
||||||
FRANS HALS
was, zoo als bekend is, van een zeer oud en aanzienlijk
haarlemsch geslacht. Om dit nog beter aan te toonen voeg ik zijn, hoezeer in geenen deele als volledig te beschouwen geslachtlijst, door mij onder oude papieren gevonden, en voor het latere gedeelte aangevuld, hier achter. (Zie Bijl. A.) Zijne ouders, om tot nog toe onbekende redenen naar
de zuidelijke provinciën verhuisd zijnde, en wel zoo als alle geschiedschrijvers geboekt hebben, naar Mcche- len, zoude onze beroemde schilder aldaar in 1584 gebo- ren zijn. Niemand heeft aan deze opgave getwijfeld, en toch bewijst
ons het doop- en trouwregister te Haarlem dat men gedwaald heeft. — Hetgeen ik daar gevonden heb, zal ik alzoo nu mededeelen, en ook trachten te bewijzen dat hij nimmer gehuwd is geweest met Anna, dochter van CorneUè Stal- port, v. d. IFiele enz., gelijk door Kramm geboekt is. Den £dcQ Sept. 1611 werd te Haarlem gedoopt Harman
Hals, zoon van Frans Hals van Antwerpen en Anneke Hermans. J)cii 12den Sept. 1617 trouwde op de attestatie van
Haarlem te Spaerdam Frans Hals, weduwnaar van Ankoer- pon , wonende in de peuselaarsteeg met Lysbeth Reyniers van Haarlem, wonende in de smedestraat. Hen 21sten Julij 1623 werd te Haarlem gedoopt Adri-
aentgien, dochter van Frans Hals van Haarlem en Eliza- beth Reyniers. Getuigen Waren Izaac Massa en Hillegonda Reyniers. Den 13dcn December 1624 werd te Haarlem gedoopt
Jacobus, zoon van Frans Hals van Anliverpen en Lysbeth Reyniers. Getuigen waren Jas Pietersz, v. Berendrecht en Hillegondt Reyniers, In 1627 Reinier, zoon van Frans |
||||||
V
|
||||||
11.7
|
|||||
Hals van Antwerpen. Getuigen waren Jau van Velde,
Francoys Elout en Marytje Huberts. Den 25sten Julij 1628 werd gedoopt Nicolaas, zoon van
Frans Hals van Antwerpen en Lysbeth lleyniers. Getuigen waren Nicolaes de Camp (van Campen ?) en Geeske Jaus. Den Uden November 1631 werd gedoopt Maria, doch-
ter van Frans Hals van Antioerpe% en Lysbeth Reyniers. Getuigen waren Barent van Someren en Judith Jans. .Bij deze verschillende gelegenheden wordt Frans Hals
éénmaal, hoogst waarschijnlijk, bij vergissing opgegeven als afkomstig van Haarlem, daarentegen zesmaal van Aui- tuerpen. Zoolang nu met geene bewijzen gestaafd kau worden dat
hij te Mechelen geboren is, meen ik mij te moeten houden aan de registers te Haarlem, die bijna altijd met naauw- keurigheid aangeteekend hebben de plaats der geboorte en ons bekend maken dat hij van Antwerpen was. Om nog een bewijs van de naauwkeurigheid van deze registers aan te halen, leest men in het trouwregister van 4» Mei 1671< dat Jacobus Hals, jongman van Haarlem met Magdaleen- tje Bartels, jongedochter van Haarlem, wonende beiden op de crayenhorstergracht, getrouwd zijn te Heemstede. Men weet dat Jacobus in 1624< te Haarlem geboren en
gedoopt is — en men vindt nu wederom bij zijn trouwen de plaats van zijne geboorte bevestigd. Is Frans Hals nu van Antwerpen, zoo zal hij ook aldaar
gewis zijne eerste opleiding genoten hebben. Welligt had hij dezelfde onderwijzers als Rubens. Of heeft hij in zijn om- gang en lessen gedeeld, toen deze weergaloze meester, uit Italië gekeerd, in 1609 zich te Antwerpen vestigde? De beschou- wing van eenige zijner schilderijen geeft aanleiding tot deze gevolgtrekking, hoezeer ik moet erkennen dat hij niet lang zijn onderwijs kan genoten hebben, want men heeft gezien dat hij in 1611 te Haarlem zijn zoon Harman ten doop hield. Ook is het mogelijk dat mijn vermoeden niet met de |
|||||
118
|
|||||
waarheid overeenkomt, want men vindt in het memoriaei
van burgemeesteren in 1608 eenen Joost Hals van Ant- werpen die gecondemneerd werd voor gemaakt nachtgerucht en toegebragte verwonding. Deze Joost heeft zeker tot zijn familie behoord, en het is zeer wel mogelijk dat Trans met hem tegelijk weder naar Haarlem gekomen is. Geen stad is zoo rijk aan hetgeen hij voortreffelijks ge-
wrocht heeft als Haarlem. Daar, en ook alleen daar kan men hem in al zijne grootheid bewonderen, leeren kennen en waardeeren. Het museum aldaar is versierd met acht stuks schutters-, regenten- en regentessen-stukken van hem, in den catalogus vermeld van n°. 46 tot 53. Het eerste is gemerkt met het jaartal 1616; de anderen moe- ten, hoezeer niet geteekend, omdat de namen van de zich daarop bevindende personen bekend zijn, en naar aanleiding van de nog bestaande lijsten van af- en aankomende schut- ters, regenten en regentessen, geschilderd zijn in 1627, 33, 39, 41 en 64. Zij overtreffen alles wat men elders van hem kan aanschouwen, terwijl men bij de bezigtiging van n°. 63 en 64 opgetogen is van bewondering dat een grijsaard van 80 jaren nog met zooveel zekerheid en vastheid zijne toetsen wist aan te brengen. Zij leveren ons het sprekend bewijs dat de groote hollandsche school van de 17de eeuw, met Bembrandt ingesloten, die hem zeker van nabij moet gekend hebben, naar hem zich gevormd, en zijn voorbeeld zich ten nutte gemaakt heeft. Meermalen is de vraag geopperd, of het niet bekend is
welke sommen aan Trans Hals uitbetaald zijn voor die schilde- rijen welke het museum te Haarlem zooveel luister bijzetten. Mijne onderzoekingen hebben ten dien opzigte niet het min- ste opgeleverd. Het eerste kasboek van den krijgsraad be- gint eerst met het jaar 1648; van voor dien tijd bestaan geene rekeningen, zoo dat niets is kunnen nagezien worden omtrent de stukken van Corn. v. Haarlem, de Grebber en die welke Trans Hals voor dien tijd geschilderd hebben. Ook |
|||||
119
|
||||||
na dien tijd komt het mij bij nader overweging voordat dit
niet anders zijn kon. Wanneer men toch van de veron- derstelling uitgaat dat deze groote voorstellingen van schut- ters, regenten en regentessen zeker niet ten behoeve en op kosten van die corpsen of gestichten zullen en kunnen ver- vaardigd zijn, maar wel ten gerieve en tot genoegen van de daarop voorgestelde personen, dan mag men ook wel aan- nemen dat deze de kosten ieder voor hun aandeel uit eigene middelen zullen bestreden hebben; en is deze onderstelling waarschijnlijk, zoo zal men ook nimmer deze vraag kunnen beantwoorden. Behalve deze uitnemende kunstjuweelen, allen van buiten-
gewone grootte, en die ieder een afzonderlijke beschrijving overwaardig zijn, bevinden zich nog te Haarlem op het hofje van Nicol. van Berensteyn een groot famieliestuk, benevens twee portretten, kniestukken, geschilderd in 1629 en een meis- jesportret, ten voeten uit. Onze groote kunstenaar heeft in deze drie portretten alle zijne talenten zoo vereenigd, dat zij alleen voldingend bewijzen, dat hij als portretschilder uit de vroegere hollandsche school de eerste plaats be- kleedt. Op het hofje van W. v. Heythuyzen (obiit 6 Julij 1650)
is een klein portret ten voeten uit. Het stelt den stichter zelven voor, zittende in een leuningstoel. Dit genre komt zeer weinig voor. Zie over dit nog in Haarlem aanwezig portret de Nederl. spectator n°. 16, 1865, bladz. 124?.— Dit portret heeft Erans Hals nog eens, in alles aan het hier vermelde gelijk, geschilderd. Het was vroeger in het fraaije kabinet van den heer v. Brienen van de Groote Lindt, en is in Mei 1865 te Parijs voor den waarlijk buitengewoon hoogen prijs van 35,000 francs aangekocht door den heer James Rothschild. Van zijne portretten en buste bezit ik er twee. Het eer-
ste munt uit door eene geestige behandeling, terwijl het tweede portret voorstelt den schilder Vincent Laurens van |
||||||
.
|
||||||
120
|
|||||
der Vinne, zijn geliefden discipel. In het jaar 1859 ging
dit portret in mijn bezit over; tot dien tijd was het steeds bij de familie van de Van der Vinne's verbleven, waar het te- vens bekend was dat Frans Hals het in één uur tijds ge- schilderd had. Cornelis van Noorde vervaardigde in zw. k. manier naar
deze schilderij een portret in 8°. Verder moet ik hier nog melden, dat reeds in 1681 verscheidene copijen van zijne schilderijen bestonden. Zij komen voor op eene lijst van schilderijen, die Hendrik Willems den Apt, //waart in de Co- ningh van Vrankrijck// te Haarlem zou verkopen.' De eenige mij bekende teekeningen van hem zijn twee
geestige schetsen op blaauw papier met zwart krijt van een gedeelte van de schilderij, in den catal. van het museum vermeld onder n°. 4<6. Zij bevinden zich in het rijke ka- binet van Teylers stichting. De eigenaardige en fiksche behandeling doet geen oogenblik aan hunne echtheid twijfelen. De bescheiden die ik met betrekking tot zijn maatschap-
pelijk leven en zedelijk karakter heb kunnen opsporen in het archief, zijn weinigen. Deze echter naar waarheid mede te deelen, zoowel het goede als het kwade, gevoel ik dat mijn pligt is, hoe gaarne ik ook gewenscht had volkomen en ten volle te kunnen deelen in de enkel gunstige be- schouwingen van latere, althans hollandsche, geschied- schrijvers. ■ Het eerste berïgt omtrent hem vindt men in 1616.
Alzoo tijdens zijn eerste huwelijk. Hij ontving toen ten ge-
volge van wangedrag eene strenge vermaning. Men leest toch in het mernoriael van burgemeesteren van 20 Februarij 1616 dat //Frans Hals omme seeckere moetwille tegens zijne huys- //vrouwe voorgaande bedreven boven ontbooden en bij den //heeren burgemeesteren bestraft en gereprehendeert weesende //bekent sijne schuit, belooft groote beterschappe ende sich van //di'onckenschappe ende gelijcke moetwille te wachten en te |
|||||
J21
//onthouden op peyne soo hem tegens sijne huysvrouw oif an-
//deren eenichsints qualycken compt te dragen swaerlycker //gestraft ende 't oude mettet nieuwe aifgekorven te sullen wer- //den naer gelegentheyt.// Ziedaar een feit dat hem ontegenzeggelijk van eene niet
gunstige zijde doet kennen. Maar het is ook het eenige dat ik, bij een naauwkeurig onderzoek, gedurende zijn lang leven heb kunnen vinden. Geen tweede correctie is gevolgd; welligt hebben huiselijke oneenigheden er aanleiding toe ge- geven, is hij in zijn tweede huwelijk gelukkiger geweest, en is door dit enkele feit in allen gevalle niet bewezen dat zijn gedrag ook in het vervolg ongeregeld is geweest. Met meer genoegen las ik in de notulen der aloude rede-
rijkerskamer De Wij iig aar dr anken, dat in den jare 1617 en 1618 Dirk en Erans Hals behoorden tot de beminnaars, dat is, honoraire leden van die kamer. Beiden waren ook schutters. In 1623 stond Izaac Massa, die ons nog onlangs door Dr.
Λ. v. d. Linde in zijne historische studie zoo degelijk geschetst is, als getuige bij den doop van zijne dochter Adriaentgen, en uit de thesauriersrekeningen van 1629 weet men dat ïrans Hals, mr. schilder uit zaake van 't verlichten en verauderen van eenige stukken schilderije gekomen uit de convente van St. Jans betaelt werd xxiili o€. In 1642 was hij onwillig om de jaarlijksche contributie aan het gild te betalen. Na- derhand schijnt hij voldaan te hebben want in 1644 was hij vinder van het St. Lucas gild. Deze daadzaken spreken, het valt niet te ontkennen, zeer
ten zijnen voordeele, en leveren ons het bewijs dat hij zijn ge- drag wel degelijk verbeterd heeft. Van dien tijd tot het jaar van 1662 vindt men niets meer
van hem. Hij was nu een grijsaard van 78 jaren en had op dezen hoogen leeftijd met gebrek te kampen. Bij rekwest wendde hij zich tot de stedelijke regering om ondersteu- ning, en hoezeer zijn verzoek niet meer aanwezig is, leest |
||||
122
|
|||||
men in het memoriaal van dat jaar dat aan Frans Hals is
toegestaen op zijn rekweste een subsidie van ƒ50 eens voor het jaer 1662, en bij provisie voor een jaer een som van ƒ 150, te betaelen elk vierendeel jaer een gerechte vierde part. In 1664 den 16den Jan. moest hij zich andermaal tot het
stedelijk bestuur wenden, want //op requeste gepresenteerd //bij Prans Hals, schilder, nopende het genieten van eenige //brant als huyshuur is verstaen dat hem bij provisie toe- //gevoegt sal werden drie wagens turff, ende dat de luyden //die huyshuur van hem moeten hebben dat deselve soude bo- //ven comen.// I)en istea Pebruarij 1664< is het definitieve besluit van
onderstand ten zijnen behoeve genomen, want er staat ge- boekt: //De twee honderd car. guldens Prans Hals jaerlycx //toegeleyt voor desen, Is verstaen dat hemdier een acte van //sal werden gegeven, omme hetselve alle vierendeel Jaers //uyt handen van de thesauriers 't elkens met ƒ50 te mogen //ontvangen so lange hij leeft, innegegaen sijnde den eersten //October 1663 laesleden.// Slechts twee jaren heeft hij dezen onderstand genoten, na-
latende een hoog bejaarde weduwe in zulke behoeftige omstan- digheden dat men bij de regering den 26sten Julij 1675 be- sloot //op de iteratieve instantien van de weduwe van Prans //Halsv als dat zij nu tot hoge jaren gekomen, en tot armoede //vervallen sijnde, wat subsidie versocht, is haer in plaetse //van het requeste tot dien eynde gepresenteert, in de Vroet- //schappe voortedragen, toegestaen, bij provisie alle weecken //uyt het rapsodium ofte uyt de condemnatien ten behoeve //van de armen, te ontfangen, veertien stuyvers.// Hoelang zij deze sobere toelaag genoten heeft, is mij tot
nog toe onbekend gebleven. Ik heb haar overlijden op het doodregister niet gevonden. En dit is niet te verwonderen. Zij behoorde toch op hare hooge jaren bepaald tot de zeer behoeftigen. Welligt was zij opgenomen in het een of an- der gesticht, of is zij in de een of andere achterbuurt of in |
|||||
123
|
|||||
het gasthuis, arm, verlaten en vergelen gestorven. Baar
nu van alle deze dooden op het doodregister alleen staat ver- meld: een doode gehaald uit het gasthuis, een dito uit de Kamp, twee van het hofje van Heyihuyzen enz., zonder vermelding van naam, soms alleen met opgave van leeftijd, kan het geen bevreemding baren dat de datum van haar af- sterven misschien nimmer zal gevonden worden. 3NTog een enkel woord over den juisten tijd van zijn
overlijden. Kramm zegt dat Immerzeel wel zijn geboor- tejaar, maar niet dat van zijn overlijden opgeeft. Men kan het evenwel daar zeer duidelijk lezen, en stellig is het ook dat Houbraken zich niet vergist wanneer hij zegt dat hij overleden is den 29stcn Augustus 1666. In het doodregis- ter ziet men dat op den 2deI1 Sept. 1666 een openinck in de groote kerck is aengevraegd voor Mr, Frans Hals op 't Coor n°. 56..../4. Deze opening was de dag tevens van het begraven. Zij had
plaats vier dagen na zijn overlijden, wanneer men zich houdt aan het verhaal van Houbraken, en zeker komt dit beter uit dan hetgeen men bij Kramm leest, namelijk dat hij den 24<stcn Augustus zou overleden zijn. DIRK HALS
wordt door eenigen opgegeven als te Mechelen geboren,
maar men leest in het doopregister van 20 JNTov. 1625: ge- doopt Anneke, vader Dirk Hals van Haarlem, moeder Ag- neta Jans. Getuigen Anneke Willems, Catharina Sluyters en Abraham Adriaansz. In dat van 17 Nov. 1627 : gedoopt Hester, vader D. Hals, van Haarlem, moeder A. Jans. Get. Jan van Yelde en Susanna Massa; van 1 Jan. 1630; Catharina, vader D. Hals van Haarlem, moeder A. Jans; van 20 Jan. 1633: Adriaenke, vader D. Hals van Haarlem, |
|||||
124
|
|||||
moeder Á. Jans. In 1641 wordt nog van zijn zoon Tonis
gewag gemaakt. Door deze verschillende opgaven is het buiten twijfel dat hij
te Haarlem en niet te Mechelen geboren is. Vroegere schrijvers hebben reeds vermeld dat hij overle-
den zou zijn in 1656. Dit jaartal is goed aangegeven; het doodregister van dat jaar ontbreekt wel, maar in het rekenboek van het St. Lucas gild is aangeteekend: 13 Junij 1656 , Lychhoeien van Dirch Hals f //.5. HAllMAN, JOHANNES, NICOLAAS en FRANS
FRANSZ. HALS, Harman was volgens zijn geteekend portret, bij mij aan-
wezig, gezelschapschilder. Uit het doodregister weet men dat hij den 9dcn Pebruarij 1669 begraven is op het St. Anna kerkhof. Yan Johannes Hals wordt bij Houbraken met een enkel woord
gesproken. Hij trouwde voor de eerste maal te Bloemendaal met Maria de Wit, wonendein de spaernwouwersstraet den aksten Dec. 1648. De 4Je Junij 1649 hertrouwde Johannes Hals, weduwenaar van Haarlem, wonende op de oude gracht, met Saertje Gerrits, j. d., mede van Haarlem, wonende in de spaerwouwersstraet. Men heeft uit het berigt van den vader kunnen zien wan-
neer Harman en Nicolaas geboren zijn. Den 2den November 1655 kwam Nicolaas in het gild, was in 111683 vinder en werd den Ð&™ Juljj 1686 in de groote kerk, middelkerk n°. 111, begraven. De kosten waren ƒ 4. (Zie het dood- register). "Van Urans Eransz. Hals (zie Houbraken I d. bl. 95) kan
ik vermelden dat hij den 19*1011 Nov, 1643 te Bloemendaal trouwde met Hester Jans. van Groenvelt, j. d., beiden van |
|||||
125
|
|||||
Haarlem. Hij woonde toen op de oude gracht, zij in de St.
jacobstraat. Testes sponsi mater Lysbet Beyniers
sponsae Jacob v. Teylingen.
Uit dit huwelijk werden geboren de volgende kinderen
en gedoopt, 14 Julij 1644 Lysbeth, 19 Sept. 1645 Johan- nes, 4 Mei 1655 Janneke. Getuigen waren Erans Hals en Elizabeth de grootmoeder. (Zie het doopregister). De vrouw van Frans Hals jr. overleed in April 1669. (Zie het doodregister). WILLEM KLAAS HEDA
was in 1651 vinder van het St. Lucas gild en gaf a° 1642
(Julij) 3 discipelen aan met name Hendrick Heerschop, burger, Maerten Boelsma van Leeuwarden en sijn soon Ger- rit Willemsz. Heda. In Nov. 1637 gaf hij Arnoldus Berensteyn als leer-
ling aan. Den naam van Heda vindt men meer in de geschiedenis
van Haarlem. Omstreeks 1620 staat reeds mr. Willem Heda als regtsgeleerde geboekt. Den 21sten JanuarJj 1668 is begraven in de groote kerk,
suydertrans n°. 37, de huisvrouw van mr. Willem Claas Heda. De onkosten bedroegen de somme van ƒ2.1. Volgens Nagler, VI, 30, bereikte Heda in 1678 reeds
den ouderdom van 81< jaren, toen J. de Bray hem schilder- de. Hij kan dus in 1620 gemakkelijk regtsgeleerde ge- weest zijn. JOHANNES en DxlYID HEEMSKERK.
Jolmnncs, gcb. te Haarlem 1687, is aldaar plotseling |
|||||
120
|
|||||
overleden aan een val 14, Junij 1740. Hij was een be-
hangsel- en sieraadschilder en verwer, gelijk ook zijn zoon David, die tevens een bekend kunstliefhebber en schil- der was. Ik bezit een fraai geteekend portret van Johan- nes. David werd in 1748 als gildebroeder ingeschreven; hij staat als schilder vermeld, a° 1720, 1 Mei in het St. Lu- cas ffild. ÌÁ¸ÔÅÍ VAN HEEMSKERCK.
Ik heb reeds van dezen bekenden schilder met een enkel
woord gewag gemaakt in mijne aanteekeningen uit de the- sauriersrekeningen op het jaar 1544 en 1546. Ik moet nu nog op hem terugkomen om het een en ander van hem mede te deelen. Op de verkooping van schilderijen, enz. van den heer
J. Enschedé, Haarlem 1786, was het portret van den va- der van Marten, door hem geschilderd, zie den catal. bl. 10, n°. 70. Het werd verkocht voor/ 1.2. Uit aantee- keningen van den heer Enschedé, ben ik te weten gekomen dat onder dit portret het volgende vers stond: f/Mijn zoon heeft mij hier geconterfeyt
//Doe ik geleefd had vijf en zeventig jaer soo men seyt.//
1532,
Hoezeer de inhoud van dit vers in strijd is met het be-
kende grafschrift te Heemskerk, waarop staat dat hij den 26sten Sept. 1532 overleden is, oud 79 jaren, heb ik ge- meend deze bijzonderheid hier niet te mogen verzwijgen. De schilderij die hij voor het drapenierdersgild vervaar-
digde dagteekent van 1546. De tekst van de overeenkomst tussehen Marten en deken en vinders van dit gild, is als volgt: Op maenendach den vierden dach Januarij in den jaere ons Heeren duijsent vijffhonderfc zes ende veertich hebben |
|||||
127
|
|||||
Cornelis Claess Ban, deken, Dirick Claess Wij, «Tan Pieterss
Yerwer, Willem Corneliss Gael ende Aelbreclit Claess Ban, vinders ende regenten van den Drapenyerders ghilde binnen der stede van Haerlem gecontracteert met meester Maerten van Heemskerck, Jacobss schilder ende sijn mefc hem over- eengecomen Als dat hij te zijne selffseere ende tot eere ende chyerage van den drapenyerders outaer staende int noorder cruyswerck binnen de prochykercke der voirs. stede nae zijnen const ende gerechte weetenheyt schilderen ende volmaict opleveren zal de twee binnenste deuren van den voirs. ou- taer. Ende dat mette figure van dengelsche gruetenisse aen onse Yrouwe op beyde buyten zijden van de voirs. deuren ende sal 't binnenste van de selve deuren iigureel te wee- ten aen de noortzijde met de heylige kersnacht ende aen de ander zijde mette presentatie ende oiler van de heylige drye coninghe. sal oick te zijnen coste maicken oft doen maicken ende leveren de lijsten oft boorden verguldt ende gestoffeerfc om de voirs. deuren. Ende op dese contracte ende overeen- compste sullen de voirs. vinders ende Eegenten den voirn. meester Maerten Jacobss aen ghelde leveren ende betaelen te weeten van stonde aen gereefc vijftich karolus guldens. Item vijftien k. guldens opte levereghe van't voirs, werek ende ge- lijcke vijftich k. guld. vier maenden daernae. Al vrij zuyver geit ende sonder voerder oncosten Gereeckent de voirs. k. gul. 't stuck te veertien grooten vis. oft payement dier waerde. Acte ten huyse van Aelbrecht Claess aldaer de voorn. Mr. Maerten zijne woenstede ende residentie hyelde, die als gerequireert mette voorn, deken, vinders ende meester Maerten dese ten oirconde onderteyekent hebben te dage ende Jaere als boven. (Get.) Cornelys Ban, Martynus Heemskerck,
// Dirck Claes Wij, Aelberfc Claess. Ban,
// Jan Janss. Verwer, A. Raet. // Willem Gael, Corn. filii, |
|||||
1£8
|
|||||
Ôç de notulen van Oct. 1640 van het St. Lucas gild
is vermeld dat Marten geweest is deken van dat gild. Il ij was poorter van Haarlem en had gemeenzamen om srang met de voornaamste ingezetenen. Hii woonde in de lange begijnenstraat, daar nu de ingang der stads school is, waarschijnlijk niet langer dan Mei 1555, want hij ver- kocht toen aan Yolckert Zegerss een huis en erve en nieuwe schuur, liggende in de lange begijnenstraat. Zie mijne aan- teek. uit de registers der transporten, enz. a° 1555. Mr. Marten heeft zich ook bezig gehouden met op glas
te schilderen; althans ik zag twee dergelijke glazen in het graauw met bijbelsche voorstellingen, geteekend met zijn be- kend monogram. Dr. J. Sijsmus, in zijn schilderregister omstreeks 1650,
nader omschreven op het artikel Jacob Euysdaal (zie aldaar), zegt van hem: hij was de meester van Gornelis van der Gouw, in Ç eerste seer goei in historiën op sijn Jan Scho- reels, werd een hrodder door den dronk. Ik laat dit oor- deel geheel voor zijn rekening. De voormalige grafstede van Marten werd in het
laatst der vorige eeuw bij legaat het eigendom van den heer D. Yeegens, leeraar bij de hervormde gemeente te Haarlem. Onder de eigendomsbewijzen bevond zich ook het eigenhandig' testament van den schilder, waaruit mij, door de welwillendheid van zijn kleinzoon den heer D. Yee- gens te'sllage, is toegestaan, het een en ander, voor zoo- verre ik dit noodig oordeelde, hier over te nemen. Het testament is op 31 Mei 1575 geteekend, en den 18tlen Oct. daaraanvolgende door den notaris Jan Eaedt Albrechtsz. gewaar- merkt, en daarbij in een codicil, den Ssten Mei 1573 te Am- sterdam , waar hij gedurende het beleg van Haarlem vertoef- de, door den notaris Lambertus Ploots gepasseerd. Die stukken verspreiden eenig licht over 's mans omstandighe- den en karakter, dat men te vergeefs, bij wie ook, zoeken zal. Uit dezen uilersten wil blijkt dan dat hij nog een broe- |
|||||
129
|
|||||
der had, met name Willem, en twee zusters, Neeltje en Ger-
ritje (zie zijn geslachtlijst). Dat zijne tweede vrouw heette Maritgen Gerritsdr, en hij haar ondanks hare groote gebre- ken lief had; want hij maakte de bepaling dat, wanneer zij hem overleefde, zijne erfgenamen tot eene jaarlijksclie uit- keering van 150 carolus guldens verpligt zouden zijn. Nog leest men dat hij zeer bevriend was met mr. Symon Ale- wijns, pastoor van de oude kerk te Amsterdam, die hem in 1573 in zijne ziekte bijstond en getuige was bij het maken van zijn testament, toen hij aldaar inwoonde bij zijn vriend en gewezen leerling Jacob Raeuwerdt, in de warmoesstraat, in het huis, genaamd de Seveiisterre, Hij was een vermogend man, vooral in landerijen en vaste goederen. Zijne legaten be- droegen, behalve al hetgeen hij vroeger gemeenschappelijk met zijne vrouw vermaakt had, nog ƒ440, 10 st. aan jaarlijksclie renten van land en losrenten. Hij vermaakte ook aan de burgemeesters Jan van Zuren en Hendrick van Wamelen, zijne executeuren , //tot een geschenck of danekbaerheyt'/ aan elck een schilderij : de kruisiging en het oordeel, of naar ver- kiezing tien bourgondische daalders. Ook de secretaris dei- stad, Jan E,aet Aelbertsz., aan wien hij zijn uitersten wil toever- trouwde, werd daarin bedacht met een losrente van â gul- den, en de som, die hij zijn vader op hypotheek van zijn huis had voorgeschoten. Hij was en bleef de oude leer getrouw en naar de getuigenis van den pastoor der oude kerk //van goede gelove.// Zijn verdraagzaamheid was evenwel groot, gelijk door zijn vriendschap met Coornhert en het uitdeelen na zijn dood van liefdegaven zonder onderscheid van godsdienst bevestigd wordt. Des te minder zijn de redenen te gissen waarom hij zijn broeders zoon, Jacob Wil- lemsz., en Grietje Dirksdr., de dochter zijner zuster, welke hij eerst tot zijne erfgenamen had gesteld //omme zeeckere //consideraetien en redenen hem deuchdelijke (zoo hij zeide) //bewegende//, van zijne erfenis uitsloot, //sonder de waerde //van eene stuyver daervan te genieten,// waardoor zijne na- 9
|
|||||
130
|
|||||
latenschap voor het grootste gedeelte (G/9) aan den zoon zij-
ner zuster Jacob Dirckz. van der Heek gekomen is, die hem in zijne ziekte getrouw had opgepast. De redenen moeten gewigtig zijn geweest, want hij was gehecht aan zijne fami- lie en verklaarde het //zijne vuyterste wille te wezen, dat //die successie van zijne goederen altijts moest blijven aen //sijn naeste bloet.// Heemskerck had in zijn testament beschreven hoe hij be-
graven wilde worden en zijne executeuren verzocht //een //eerlijk proper en constich Epithaphium// te laten maken aan den achtermuur van de korskapel, waarin zijn graf lag. Dit grafschrift bestaat echter niet, hetzij de wensch des overledenen niet vervuld werd, hetzij het weggenomen is, toen de grafstede in 1G62 door den kleinzoon van zijnen erfgenaam, niet zonder dat zijn broeder daar tegen proce- deerde, aan burgemeester Mattheus Steijn verkocht en de daarnaast gelegene tot een kelder verbouwd was. Maar de schilder had zelf gezorgd dat zijne laatste rustplaats , wel verre van vergeten te worden eene bijzondere vermaardheid verkreeg. Reeds in een vroeger testament, voorden notaris Thomas Lourens Prins, van 16 April 1558, had hij met zijne tweede vrouw eenige landerijen te Heemskerk aan het Heilige geest- of burger weeshuis te Haarlem vermaakt, en er later nog eene losrente bijgevoegd, om met de renten daarvan //seeckere twee schamele maegden jaerlycx vuyt te //hylijeken ende ter eere te brengen.// Op voorwaarde dat de eene te Heemskerk geboren moest zijn en beide opzijn graf getrouwd werden. Yan eene naauwkeurige copie der donatie van mr. M. v.
Heemskerck en zijne huisvrouw Marytje Gerritsdochter, ter dotatie van maagden, die zich in den echten staat wilden laten inzegenen op zijn graf, gedaan aan de IL Geestmeesters van Haarlem heb ik mede inzage gehad. Het is mijn oog- merk niet difc zeer uitvoerig stuk, afgeschreven uit 't re- gister van het weeshuis, hier terug te geven, maar ik wil al- |
|||||
131
|
|||||
leen mededeelen dat het ten volle bevestigt hetgeen C. de
Koning in zijn beschr. van Haarlem, IV d. bl. 138 en 139, daarover reeds vermeld heeft; dat zijn tweede vrouw hem overleefd heeft, en dat het laatste huwelijk op het graf ge- sloten is den 19den JSTov. 1787. Marten komt ook voor onder de aanzienlijke ingezetenen
der stad Haarlem, die den 28steu Aug. 1573 aan twee per- sonen eene volmagt gaven tot het sluiten eener leening van *ƒ 150,000, om daarmede te betalen het resterende van den afkoop der spaansche plundering na het beleg in 1572. Het museum te Haarlem bezit thans vier stuks schilderijen
van hem, beschreven onder n°. 55 tot 59 van den catal. N°. 57 is afkomstig uit de goederen der commanderije van Si. Jan., na de plundering in 1572. |
|||||
GESLACHTLTJST VAN Mr. MAETEN van HEEMSKEBCK.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacob Willemsz. van Veen,
f 26 Sept. 1532. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neeltgen Jacobsdr.
getr. met Dirk.... |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marten Jaeobsz. van Heemskerek. Willem Jaeobsz.
nat. 1498. ob. 1 Oct. 1574.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerritgen Jacobsdr.
getr. met Gerrit.... |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
g
|
ö
roet
|
. fl. Maria Jacob Koningsdr.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Marritgen Gerrits.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
\2.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Grietgen Dirksdr.
getr. met Daniel Arentsz. Apoteca- ris te Haarlem, onterfd. |
Claes Dirksdr.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacob Willemsz.
onterfd. |
Jacob Dirksz. van der Heek
erft het aandeel van Jacob Willemsz. en Grietje Dirksd., en krijgt dus */g van de na- latenschap. Nicolaas van der Heek.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hillegont. Badt, Anna
Gerritsdr. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aernold van der Heek
Mr. Chirurgijn te 's Haire, 1662. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelis van der Heek
burger van Alkmaar,
1662.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
133
JAN VAN HEEMST
was geb. te Rotterdam, 2 Jan. 1090 , overl. te Haarl. 31 Mei
1737. Hij is aan de kunst begonnen 1 Mei 1714 enden gisten junij 1725 als gildebroeder ingeschreven. Zijn geteekend portret berust in mijne verzameling. PIETER HOLSTEYN (De oude en de jonge).
De vader schreef altijd Holsteyn en niet Holstein. Hij
heeft Haarlem tot zijne bestendige woonplaats gehad, hoe- zeer .hij afkomstig was uit Sleeswijk, want,men leest in het trouwregister dat den 17icn Nov. 1047 trouwde Pieter Hol- steyn, weduwnaar van Sleeswijk, met Jacobgen Symons, jongedochter van Kuundert, beiden woonachtig te Haarlem. Zijn geboortejaar is niet bekend, maar kan met waarschijn- lijkheid gesteld worden op 1580. Hij was in het jaar 1040 en 42 vinder van het St. Lu-
cas gild. Zijne eerste vrouw overleed in 1040 en werd begraven in de Bakenesser kerk. Hij zelfs overleed te Haarlem in Julij 1002; gelijk de navolgende inhoud van zijn oorspronkelijk begrafenisbriefje, in mijn bezit, be- wijst. //Teghen Sondagh den 23 Julij, a° 1062 nae de mid-
//dagh tegen drie uuren precys, werdt U. E. ter begrafl'e- '/nis gebeden, met mr. Pieter Holsteyn, glaseschrijver, //vader van Pieter Holsteyn de Jonge, op de crayenhor- //stergracht; als vriendt in huys te komen, met de langhe //mantel.// St. Jans kerk.
|
|||||||
De onkosten beliepen de som van f 20.
|
|||||||
*
|
|||||
134
Pietei' Holsteyn, de oude, was een bekwaam glasschrij-
ver, teekenaar en graveur. Als zoodanig komt hij herhaalde malen in de thesau-
ïiersrekeningen, enz. voor. In het journaal van het oude- mannenhuis, 18 Sept. 1638: Holsteyn, glasenschrijver, voor 5 ruyten f Ü.10. In 1643 gaf hij als glasschrijversleerling aan Balck Pre-
derix van Steenwijck. In Oct. 1637 nam hij als leerlingen aan Balten Joppen,
en Erasmus Gerritsz. den Otter, beiden ingeboren burgers. In 1639 werd aan Pieter Holsteyn, glaseschrijver en Bou-
dewijn Pransen, glasemaker over 't geene bij hen luiden zoo aen maaken als schrijven van de wapenen der stad Haarlem aen de glazen in de Bakenesser kerk is verdiend betaald π c χ oC. Idem a° 1639 over het schrijven en maaken van een glas
in de nieuwe kerk te Maassluys bij de stad vereerd in c LXXXIIII OC V. S.
idem a° 1639 voor een glas in de kerk te Wormerveer,
vereerd van stadswegen xcix c£ il s. Den 31stcn Jan. 1640 werd hem opgedragen het maken
van een glas in de kerk te Etershem bij Oosthuyzen. In 1642. Een glas in de kerk te Purmerend a ƒ 50.
Uit het kasboek van den krijgsraad blijkt, dat aan hem
den 6den Mei 1651 betaald werd voor't teekenen en backen van de glasen in 't huys op 't hoeckje van de nieuwe kerck- straet, daer in de wapenen van de Heeren van de crijchs- raet geset sijn 16 glasen ijder 4 gl. / 64. In 1655 werd hem opgedragen een glas voor de nieuwe
kerk te Leidschendam a f 50. Idem in datzelfde jaar voor de kerk aan de Rijp.
Idem in 1657 voor de kerk te Ilpendam a ƒ 36.
Deze menigvuldige geschenken van regeringswege werden
vooral gedaen //opdat zij Hairlems bier drincken en slijten |
|||||
135
|
|||||
-/sullen tot vcrmeerderiiighe van der neeringe van de brouwe-
r/rijen binnen deze stadt.» Als getrouw, bekwaam en zeer accuraat teekenaar van ge-
vogelte is hij zeer bekend en geacht. Ik zag veel zulke teeke- ningen metde jaartallen 1621 tot 1656. De eersten waren niet minder fraai, dan de laatsten. Als bijzonderheid moet ik hier vermelden dat ik van hem bezit eene gekleurde afbeel- ding van den zoo zeldzamen en geheel uitgestorven vogel Bodaers genaamd. Gewis teekende hij dezen naar het leven , want het is nu bekend dat deze vogel in 1626 het eerst te Amsterdam levend aangebragt is. Pieter Holsteyn de oude is ook graveur geweest. Hij ver-
vaardigde het portret van Joh. Saenredam. Het jaartal J602 wijst genoegzaam aan dat dit portret niet door zijn zoon gesneden kan zijn. Ook het portret van Claes Heyn- dericks Cxietermaker, staande voor zijne Arithmetica, Arast. 1662, in 8°, op het titelblad is van hem. ~— Zeker heeft hij meer gegraveerd, maar zijn werk is tot nog toe niet genoeg bekend en met dat van zijnen zoon verward. Men vindt van hem beschreven een CkarUas., ¸, Holsteyu inv. et sculps. met het adres van Olemendt de Jonge. Uit liet doodberigt van den vader heeft men gezien dat
er een Pieter Holsteyu, de jonge, bestaan heeft. Hij schijnt zich als jongeling eenigen tijd te Zwolle opgehou- den te hebben, want men leest in het trouwregister dat Pie- ter Holsteyn, jongman van Haarlem, wonende totSwolden 29steii Maart 1654 te Haarlem trouwt met Urseltje Hendrixks, jonge dochter, wonende tot Swol. — Waarschijnlijk is hij aldaar nog eenigen tijd blijven wonen, want eerst den 6do" Maart 1662 kwam hij in het gild te Haarlem. Op dien da- tum staat in de rekening van ontvangst en uitgaaf van het St. Lucas gild geboekt: Van Pieter Hokkyn mr.gla- semc'/irijver nieesterssoon..,. f 1.10. Hij woonde volgens het cohier in 1670 in de nieuwe
kruisstraat, en betaalde in den personelen omslag/5. |
|||||
136
|
|||||
Hij is voorwaar een zeer bekwaam graveur geweest. Dit
wordt bewezen door het fraaije portret van J. de la Oham- bre a° 1666 — dus vier jaren na den dood van zijnen vader. Volgens het doodregister is Pieter Holsteyn, de jonge,
overleden in 1687 en den 30sten Maart begraven. Zijne vrouw was reeds den 8stea Jan. 1680 op het St. Anna kerk- hof begraven. Omtrent Cornelis Holsteyn heb ik niets kunnen opspo-
ren. Alleen kan ik verzekeren dat het doop- en doodregis- ter te Haarlem het jaar van zijne geboorte of dood, door anderen vermeld, niet bevestigen. Het museum te Haar- lem bezit twee schilderijen van hem, in den catalogus ver- meld onder n°. 63 en 64. Zij stellen voor de arbeiders in den wijngaard, en Pyramus en Thisbe. Hij vervaardigde n°. 63 voor het oudemannenhuis; men
vindt dan ook in het meer hier aangehaalde journaal aan- gaande deze schilderij het volgende aangeteekend: //Betaeld aen de soon van Holsteyn genaemt Cornelis Hol*
//steyn voort maeken van een stuck schilderij als booven sijnde //een stuck hangende voor de schoorsteen sijnde een history //van die in wingert vrochten f 200. //Betaeld voor de lijst van booven gem. schilderij ƒ 33.
HENDIUCK PLETERSZ. HE HONT.
■ é
In de notulen van het St. Lucas gild van Oct. 1637
staat: //Ingestaen Hendrick Pietersz. de Hont zichzelvcn aenge-
//vende voor een leerlingh bij mr. Sal. Ruysdacl gaende en //betaelde als burger 6 stuyvers. |
|||||
137
|
||||||
1ºÅÔÅ ÜE HOOGE.
Zoo ik meen, schreef zich de beroemde schilder P. de
Hooch, maar aangezien men weet hoe weinig men zich voorheen aan eene juiste spelling hield, wil ik hier mede- deelen, wat ik gevonden heb op den naam van Pieter de Hooge. Hij woonde buiten de groote houtpoort en betaalde in
den personelen omslag van het jaar 1669—1670 de som van f 45. Hij is gestorven te Haarlem in 1681. Op het doodre-
gister staat: 28 ïebr. 1681. Een opening gevraagd in de groote
kerk voor Pieter de Hooge op 't lage koor n°. 4: f 4. Zijn huisvrouw was reeds den lldei1 Sept. 1680 in datzelfde graf begraven. Is deze P. de Hooge nu de vermaarde schilder?
EOMEIJN DE HOOGHE
is in het jaar 1688 van Leiden naar Haarlem gekomen.
Aangaande de groote platte grond van Haarlem, door hem
vervaardigd, heb ik gevonden, dat hij den 27sl(;n Augustus 1688 verzocht heeft deze te mogen opdragen aan het stede- lijk bestuur. De regering meende echter voor de dedicatie te moeten bedanken, maar presenteerde hem 100 exemplaren voor ƒ 12 het stuk te zullen nemen, ten einde op die wijze zijn arbeid aan te moedigen en te ondersteunen. Dit aan- bod werd door hem aangenomen. Uit een resolutie van 1 Nov. 1689 blijkt, dat de presentexemplaren van wege de regering in couleuren zullen afgezet worden, terwijl in 1691 aan mr. Eomeyn de Hooghe ter zaake van verdiend arbeids- loon en geleverde behoeften aan 't afsetten van 12 kaerten |
||||||
·>,
|
||||||
168
|
|||||
niet lijsten, snijwerk en vergulden betaald werd f 328, 6.
Reeds in 1690 had hij voor verdiensten, zoo aan de kaar- ten, doeken, lijsten afsetten als andersints van deze stad genoten de som in e van f\ 06 6.18. v. Eynden en v. d. Willigen en ook Kramm spreken op
zeer loffelijke wijze van hem, en men zal in beide werken veel wetenswaardige over hem vinden. Hoezeer het waar is dat hij bij zijn heftig karakter het in de stad zijner inwo- ning met de stedelijke regering niet altijd eens was — was deze laatste, gelijk uit bovenstaande regelen blijkt niet on- genegen om hem aan te moedigen — en was Romeyn van zijne zijde steeds met grooten ijver vervuld om ten behoeve van Haarlem nuttig werkzaam te zijn, Hij heeft dit getoond door de oprigting van een teeken-
school op zoo groote schaal, dat ook nu nog menige stad er roem op zou kunnen dragen, er zulk eene te bezitten. Hij wilde de kunst weder doen herleven die nu, zoo als hij /,ioh uitdrukte, begraven was, tot merkelijk nadeel, zoowel van de glory als 't welvaren deser stad. Ook nu weder was de stedelijke regering hem behulpzaam,
zoodat de teekenschool er niet alleen gekomen is, maar hem zelfs naderhand, toen om zekere redenen de verplaatsing wenschelijk voorkwam, hiervoor de noodige grond en an- dere vrijdommen werden toegestaan. Zijn oorspronkelijk request kwam mij zoo belangrijk voor,
dat ik niet geschroomd heb het hier ten slotte in zijn geheel terug te geven. Aen de Edele Grootachtbaere Heeren mijne Heerede Bur-
gemeesteren der stad Haerlem. Geeft met de schuldigste eerbied te kennen, Komeyu de
llopghe, borger derselver steede, hoe dat hij suppl. gesien hebbende het succes van sijne moeyten, voor eenige kinderen , so van particulieren,' als Godshuysen, in het teekeneu van patronen, als andersints: en daer nevens bevindende groote drift, in meer andere, om op deselve manier te avanceeren, |
|||||
139
|
|||||
gedacht heeft, meerder uytspanning aen die liefhebberij te
geeven: Te meer, wijl hij siet, een grooten ijver, van eenigc meesters, die tot het pousseeren van diergelijke gedachten, geerne contribueerden; waervan hij durft hopen, die vrucht hier te sien, die men in andere steeden daervan geniet. Besonderlijk, wijl geen andere steeden, die soorten van
teekeningen, so seer als dese stad, tot het welsijn van haere fabriquen van noden hebben. Doch aengesieu sijn concept generaier sich uytstreekeiide
protectie nodig heeft, soo keert hij sich daermede tot hare .Edele Groot Achtbaerheeden, als de mecaenaten van die kon- sten die hier gevonden , gequeekt, groot en ruchtbaer ge- worden , maar nu, als begraven sijn, tot merklijk nadeel, so wel van de glory als 't welvaren deser steede, Beloovende:
1. Eerstelijk dan, dat hij suppl. sijnselven sou associeeren,
alle jaeren met twee meesters, elck van differente studie. 2. Dat dese, elk eens ter week souden beesig sijn, van
vijf tot acht uyren, 's avonts, om die institutie waer te nemen. 3. Dat hij, dese dry daegen soudeneemen, 'sMaendags,
's Woensdags, en Saturdags. 4. Dat, op den eenen dag, souden werden onderweesen
alle die patroonen, kanten, parterres, cijflers, damast, caf- faet of andere cieraedteekening, noodig hadden. 5. Den anderen dag, alle die de perspective, de vijf
orders, beelthouwen, boetseeren, drijven, etc. van doen hadden. 6. Den derden, schilderen en teekenen generael, nevens
etsen, snijden, etc. 7. Deze meesters souden eens's maents resumeeren al het-
geen van die leerlingen geavanceert was. 8. En op dien namiddag, een beeld, schilderij, plaet, pa-
troon of dergelijk, examineeren en critiseeren, ook het pro- |
|||||
140
|
|||||
duet van luiere consideratien schriftelijk laten tot profijt der
leerende. 9. Hier toe sullen gelijkelijk geadmitteerd worden, alle
die, 't sij in Godshuyzen, of anders behoeftig sijn, so wel, als de soons van goeden huyse sonder kosten te dragen. 10. Jaerlijks sullen, die, welke best geavanceerd sijn, yets
doen voor de glory der E. G. A. H. Borgemeesteren. 11. En so er occasie tot 's stads dienst voorvalt, waerin
die meesters bequaem sijn, sullense haertot allerley ordinan- cie en inventie gereed houden. 12. Hiertoe sal hij suppliant geven een goede konstwerk-
plaats: die hij met een sal bequaem houden om groote stee- iien beelden in te houwen of sware stucken in te schilderen. 1-3. Eenthuyn, waerin men hun in parterres kan oeflenen,
bloemen doen nateekenen, alleës en boomen, volgen en han- delen leeren. 14. De beste anticque beelden, als Venus, Apollo, Lao-
coon etc. om 't antique schoon te leeren kennen. 15. Een goede leenman, en kleyne anatomiebeelden.
16. Prenten, medailles, schilderijen, swarte kunst etc.
Doch wijl tot de uytvoering van het bovenstaande werd vereyscht groote ruymte, so versoekt den suppl. de breete
van sestig voet erf in de nieuwe stad, met de langte so groot als se vallen kan, en heeft de suppl. daer toe uytverkooren, de naeste plaets op de eerste graft naest het Cleermakers Contoir alwaer een bequaem achteruitgang is, of van haere E. G. achtbaarheeden kan bijgegeven werden: uytkomende in de Ridderstraat, alwaer hij suppl. een cierlijke poort, Pieiurae Reduci, met de inscriptie, daertoe gerequireert en il. E. G. A. namen etc. sou laten setten; en zou aldus dese oeiienplaets aen en in de oude stad vastsijnde, een ye- gelijk nabij en geleegen sijn: welcke gronden, indien aeti hem suppl. van de E, G. A. II. mijne heeren de Borgemees- teren werden gegunt Gratis, so sal hij de rest voor sijne |
|||||
141
|
|||||
kosten doen, en aenstonts begin van sijn aenleg maeken ,
om volgens sijne alderschuldigste plicht te betoonen, boe seer hij is van de # Edele Groot Achtbare etc. Heeren,
Mijne Heeren de Borgermeesteren Een aldergehoorsaemsten en
den 5 Mairt 1688. ijverigsten Dienaer Borneyn de Hooghe.
WILLEM HUGAART
was landschapscliilder te Haarlem. Zijn geteekend portret
is in mijne verzameling. Hij komt als schilder voor den 5J(1" Aug. 1710 op de lijst bij het St. Lucas gild. FRANCOIS DE HULST
was een haarlemsch schilder en komt in 1630 op de rol
van de schutterij voor. Hij trad als schriftheer van het St. Lucas gild af in 1640, — In 1643 was hij vinder en penning- meester. In 1661 overleed hij aldaar, den %9$p Dec. Zijn oorspronkelijk begrafenisbriefje luidt als volgt: //Teghen Dingsdagh 3 Januarij, Anno 1662 naedenmid- //dagh ten twe uuren precys, werdt U. E. ter Begraeffenis //gebeden, met Erancovs de Hulst, neef van Francoys Lan- //gendul, in de soete melck witte brootstraat, in de groene //Swaen: Als vrient in huys te komen // (Op 't Noorder kerckhoff van 't Bagijnhof)
Zijn vrouw Magdaleentje.....? overl. 1652 den lstcn Oct.,
werd begraven 8 Oct. op het suyder kerckhof der Ba-
gijnen. |
|||||
14.2
DüMiNIÜUS JANSS was een zeer bekwaam haarlemsch beeldsnijder. In de the-
sauriersrekeningen vindt men, anno 1620, de navolgen- de post: Dominieus Janss, beeldsnijder in voldoeninge van zeekere
groote gesneden lijste en een binnelijste om de schilderije van 't Princenhofï'van den lof en triumphe van Zijne Princel. Excie hoogl. mem. clxxv oS. Deze fraaije lijst versiert nog de schilderij van Hendrik
Gerritsz. Pot (thans in het museum te Haarlem onder n°. 79), aan wien volgens de thesauriersrekeningen van 1620, uit zaake ende over den coop van een stuck schilde- rije van de triumphe van Zijne Exc. den Prince van Orange Hoogl. memorie betaalt werd mi c l o£* Dom. Janss teekende zich met de letters DM., welke te
vinden zijn in de binnenzijde van bovenvermelde lijst. In het doodregister staat geboekt dat hij den 7 ten Junij
1636 in de Janskerk werd begraven. JACOB JANSS. i
In de thesaur. rekeningen van 1578 vindt men aangetee-
kend dat betaeld werd aan Jacob Janss, schilder, vuyt saecke dat hij den graven ende gravinnen van Hollandt als nu ge- stelt op 't stathuys op te saele, wesend zeventien borden én een halve, elck bestelt tot xxv st. bij den selven Jacob vernist sclioen en claer geverwt monteren volg. de ordinantie en quitantie overgelevert de somma van xxi o£ xv s. JACOB JANSZ.
was, blijkens zijn geteekend portret, van Haarlem, bloeide
aldaar 1670, en was nog inliet St. Lucas gild 1732. |
||||
Ηί)
|
|||||
PIET ER JANSSEN
was een haarlemsch glasschrijver, In het kasboek van den
krijgsraad a° 1663 staat aangeteekend dat aan hem //voor 't //schilderen ende backen van de glaesen in de Nieuwe //doelen, volgens rekening werd uitbetaald de som //van ƒ 248.// >
FRANS DE JONG. In mijne oude aanteekeniugen van het St. Lucas gild heb
ik gevonden dat hij te Haarlem geboren werd en een zusters- zoon en discipel was van A. v. Ostade. Hij wordt daar tevens een uitnemend kunstig historieschilder genoemd. Den 15deu Januarij 1705 werd hij in de nieuwe kerk begraven. JAN DE JONG.
Ik weet van dezen haarlemschen schilder alleen te vermel-
den dat hij op de schilderij van Jan deBray a° 1675, voor- stellende de hoofdlieden van het St. Lucas gild te Haarlem, afgebeeld is. Hij woonde a° 1669—1670 in de zijlstraat en was in
den personelen omslag aangeslagen voor ƒ 5. Bij den heer Bodel Nyenhuis en bij mij bevinden zich
geteekende portretten van hem, waarschijnlijk genomen naar bovengenoemde schilderij. N1COLAES KEMP.
Het eerst komt zijn naam vóór in de, rekening van de lo-
terij van het Oudemannenhuis in 1606. Aldaar leest men: |
|||||
144
|
|||||
//Betaelt aen Nicolaes Kemp, schilder van die corflnen
//met alle het andere gereetschappe dat men int uitlezen van //de loterye soude gebruycken die somme van veertien gul- //den hem toegevonden bij Frans Pietersen, Eloris van Dijck. «en Cornelis Engelsen xl oO //Nicolaes Kemp betaelt vant thoneel voor te schilderen
//daer men die uitlezinge van de loterye gedaen heeft vijfl- //thien gids, hem bij de bewinthebbers toegevonden blijekende bij sijne quitantie xv oC." In 1638 komt de naam van Nic, Kemp voor. (Zie op
G. Polydanus). In het jaar 1655 , dus 49 jaar later, vindt men weder den
naam van Nicolaes Kemp, als vinder van het St. Lucas gild. Of deze en de hierboven genoemde één en dezelfde persoon geweest is, is niet waarschijnlijk; want men leest in het doopregister dat den 5<1™ Junij 1656 gedoopt werd Johan- nes, zoon van JSficolaes Kemp en Geertruydt Jaspers. 'In het rekenboek van het St. Lucas gild komt de naam van Klaes Kemp voor op 1657. In het museum bevindt zich een schilderij van hem, onder n°. 67, zijnde een gezigt op Locvensteyn en Woudrichem. Hij vereerde ook aan de gil- dekamer een groot scheepstucJc. Il
JAN en PIETEB KIEPT
waren Haarlemmers. Men vindt Jan als schilder vermeld
inliet vindersboek, 8 Aug. 1683. Zoo ook Pieier Kieft als mr, schilder. CORNELIS VAN KITTENSTEYN
was, te oordeelen naar het Haarl. trouwregister, afkomstig uit
Delft, want men leest daarin: a° 1624 30 Julij trouwt Cor- |
|||||
145
|
||||||
nelis van Kittensteyn, jongman van Delft, wonende op de
oude gracht, met Lysbeth Outges of Outgers, jonge doch- ter van Haarlem. Dit wordt mede bevestigd door het doop- register bij de aangifte van de navolgende kinderen, als: 1632 Janneke, 1638 Outgaert, 1639 Hendrick, 1641 Jacobus, 1642 Anna. Hij was vinder van het St. Lucas gild in den jare 1631 en heeft gewoond in de smede- straat in de bastertpijp, zijnde een herberg. Dat dit waar is, blijkt ook uit het journaal van het oudemannen- huis, waar aangeteekend is, 20 April 1624 bet. Jan Arent in de bastertpijp van wijnen ƒ6.6. — Ten zijnen huize al- daar werd in 1634 een loterij gehouden van 38 stuks schil- derijen die te zamen getaxeerd waren op f 1064, en waar- onder eenigen waren van D. en Er. Hals, Molijn, H. Golt- zius, .... Ostade, S. Ruysdael en anderen. In 1635 komt een Cornelis v. Kittensteyn voor als re-
gent van het St, Barbara gasthuis. Evenzoo vindt men dezen naam in 1648 op de rol der schutterij. In het buurtboek van de koningstraat staat dat Cornelis v. Kitten- steyn a° 1663 aldaar woonde, en zijne vrouw in Oct. van dat jaar overleed. Ik kan niet beslissen of dit alles betrek- king heeft op den graveur, want er was in Haarlem nog een andere Corn. van Kittensteyn, notaris van beroep. Deze was geb. 24 Oct. 1589, en getrouwd met Lysbeth Aker- sloot, geb. 21 Oct. 1604, Willem Jannetje, geb. 16 Oct. 1632.
getrouwd 10 Nov. 1654 getrouwd 13 Nov. 1668 met
met Anna Decker Andries Pescator. t Oct. 1663. ------
Voor de 2de maal met
Frederik van der Sprangh. geb. 31 Dec. 1639 f 15 Dec. 1694. |
||||||
10
|
||||||
140
|
|||||
Kinderen van Willem.
Cornelis Elizabeth Helena. Maria.
t Sept. 1671. getrouwd met f Maart
Alexander Vos. 1674. Behalve de werken van hem door anderen opgegeven kan
ik hier nog vermelden, dat hij graveerde in 1622 het hoogst zeldzame portret in 4° van den vermaarden geneesheer Augus- tinus Teylingius, die te Haarlem den 28sten Aug. 1625 in den leeftijd van 76 jaren overleden is. Hij is ter halver lijve voorgesteld, regts gekeerd, blootshoofd, houdende in zijn linkerhand een handschoen. Yan boven links Aetat. suae 73. 1622, regts zijn wapen, zijnde een roode leeuw op een goud veld met witte baarnsteel. Yan onderen een zesregelig latijnscli vers door H. S. i. e. Simon Sovius, Har- lemensis. In 1626 vervaardigde hij naar P. Saenredam het Beleg
van Haarlem,· get. C. v. Kittensteyn 1626 met het adres van Gerardus Sas, br. fol. Het is bekend dat hij tweemalen het portret graveerde
van den admiraal der West-Ind. compagnie, Pieter Pieters- zoon Hein. Het eerste in fol. zonder zijn naam met zes- regelig latijnsch vers van S. Ampzing. In de thesauriers- rekening van 1629 is aangeteekend: />aen zeekere plaatsnij- //der in vergoedinge van de moeyten, diensten ende onkosten //bij hem gedaen en gehad in 't componeeren, maaken en //snijden van zeekere eerdichte ende uitbeeldinge tot lof ende //van den persoon van den Heere (admiraal) generael Pieter //Pieterse Heyn, daervan hij verscheydene der magistraten //dezer stad vereerd heeft.// Opmerkelijk is het dat de gra- veur hier niet genoemd wordt en de belooning die hij ver- kreeg niet uitgetrokken is; even zoo dat het portret zonder zijn naam in het licht kwam. Wat de reden van een en ander mag geweest zijn, kan ik zelfs niet gissen. Al spoe- dig verscheen hetzelfde portret, maar verkleindt alleen het |
|||||
147
|
|||||
ovaal met lijkklagt en hollandsche verzen met zijn naam, hefc
jaartal 1629 en het adres van A. Eooman. Daarop volgde dat van Hendrik Cornelisz. Loncq, ter halver lijf met com- mando-staf, afb. van Matanca en Olinda en zinnebeeldig bijwerk, met 6 reg. vers van S. Ampzing, met het adres van den graveur en gedrukt 24 reg. holl. vers onder het portret. In de thesaur. reken, van 1630 leest men: //aan C. van
tfKittensteyn vereerd voor eenige gedrukte exemplaren met een circumscriptie van den generaal Lonck, aan den Heeren //magistraten geschonken lx ©£.// Nu versierde hij nog ter- zelfder tijd het zeldzame werk van S. Ampzing, Westindi- sc/ie Iriump Basuijne van weg e de verovering e der Spaen- sc/ie silvervlote, Haerlem 1629 in 4°., met een gegraveerden titel, voorstellende de verovering der spaansche zilvervloot z/uyt Nova Hispania in de Bay van Matanca//; links van boven staat het portret van Piet Hein en regts dat van H. G, Loncq in kleine medaillons. Deze voorstelling be- slaat een gedeelte van het kwarto titelblad. Begts van on- deren geteekend C. Kitt. fee. (omgekeerd). Terzelfder tijd graveerde hij ook de beide titels voor de Nederlandsche Vic- torien van Wezel en 's Hertogenbosch van Daniel Soute- rius, predikant te Haarlem, in 4°., Haarlem 1630. Ten slotte moet ik hier nog vermelden dat hij voor de
Hollandsche Lijs, met de Brabansche Belij van G. J. Quin- tijn, 's Gravenhage 1629, 8° obl. form., met Th. en Adr. Matham naar A. v. d. Venne eenige fraaije en geestige plaatjes vervaardigde. Aangezien deze dichter 20 jaren te Haarlem woonde voordat hij zich te 's ITage vestigde, heb- ben niet alleen zijne gedichten, maar ook de zeer lustige voorstellingen op de gravuren grootendeels betrekking op Haarlem en haarlemsche zeden en gewoonten. Iz. en BARNATIDUS KLEYNHENS.
Het portret van den eerstgenoemden, waarvan v. Eynden
10*
|
|||||
148
|
|||||
en í. d. Willigen spreken, is door Iz. zelven op 35 jarigen
leeftijd geschilderd en in mijn bezit, In 1693 den VM™ Maart vindt men zijn naam bij het St Lucas gild. Die van Barnardus staat op 1742 als schilder vermeld. WOUTER, JACOB m WILLEM KNIJE.
liet navolgende uittreksel uit de notulen van het St. Lu-
cas gild van 4 Sept. 1640, maakt ons eenigzins nader be- kend met Wouter. Het luidt als volgt: //Ingestaen Wouter Knijif. schilder nu en voordeesen
«meermalen ontboden en gevorderd om sijn incoomen bij //hem aengenomen zijnde te betalen als poorter (zijnde gebo- //ren tot Wesel) en vertoonde hij naerder bericht aen vinde- rren, dat alhoewel ware poorter en geboren tot Wesel, als voor desen aengegeven, zijn vader egter alhier had geweest ende was, een ingebooven burger, ende hij over 0es be- //hoorde te betaelen, als een burgerskint 't welck (naer on- //dervraegen van leerjaren, bij vinderen oock also is verstaen //ende aengenomen, hij toeseggende, nu op "Vrijdag (de //knegt om 't geit comende) te sullen betalen, waermede //vertrocken.// Dat er wel degelijk een Jacob Knijf bestaan heeft, en
dat deze de zoon van Wouter was, wordt door het doopre- gister bevestigd, want men leest aldaar dat 1 Januari] 1640 een zoon met name Jacobus gedoopt werd, waarvan de vader was Wouter Knijff van Wesel, de moeder Gerriije Jans va?i Houten. In Juni] 1644 werd hem weder een zoon geboren, die den naam van Johannes ontving, en in Januari) 1653 eene dochter, met name Marytje. Wouter hertrouwde den 6·1"1 Junij 1645 met Lijdia Leenderts van Delft, weduwe van Jacob Bas te Haarlem. Hij woonde toen in de nobelstraat, zij in het sehoutensteegje. In 1642 gaf hij ecu discipel aan met name Pieter Joosten. In het journael |
|||||
14Ü
|
|||||
van ontvangst en uitgaaf van het oude-mannenhuis, a° 1651
15 Junij, leest men: »aen Wouter Onieff betaelt voor Ζ r/schilderijen van hem gecocht, sijnde landtschappeu, f 35. Volgens het vindersboek leefde hij nog in 1677. In dat- zelfde boek vinden wij ook den' naam van Willem Knijf als schilder opgegeven. Of hij de zoon van Wouter of wel van Jacob geweest zij, is mij onbekend. , ROELOF CLAESEN en ANDRIES KOETS,
De eerste komt voor nu als Roelof Claeseu; dan weder als
Boelof alleen, maar altijd wordt dezelfde persoon bedoeld. Immerzeel heeft van hem geboekt dat hij te Zwolle geboren is in 1655, maar in de notulen van het St. Lucas gild vindt men den naam van Roelof Koets a° 1642. Hij was al- daar in 1653 en 54 vinder. Deze Roelof Claesen Koets heeft gewoond op het nieuw
heiligland in eene woning, toebehoorende aan het oude- mannenhuis. In het journaal van dit gesticht vindt men, a° 1654 19 Nov., dat aan de kinderen en erfgenaemen van R. G. Koets betaelt werd 't reste van de vijfde en de laet- ste termijn over koop van de caemer staende op 't nieuwe heilig landt i verschenen Maij 1654—ƒ100. Hij was kort te voren overleden, en dit wordt bevestigd door het reken- boek van het St. Lucas gild, a° 1655, 5 Jan., waar staat: Van de lijckboeten van Roel. Koets f '0.
Zijn oudste zoon Andries kwam den 2dea Nov. 1655 in
het gild. (Zie de not.) LEENDERT V. D. KOOGEN .
is den 22sk» Eebruarij 1681 in de groote kerk, suyderlrana |
|||||
150
|
|||||
n°. 107 begraven. De kosten bedroegen de aanzienlijke
som van ƒ 27. Hij was in 164<8 schutter en kwam in 1652 als schilder
en ingeboren burger in het St. Lucas gild. Twee geteekende portretten zijn bij den heer Bodel Nijen-
huis aanwezig. WILLEM GILLISZ. COOL op KOOL
was een haarlemsch schilder, a° 1638. In 1656 was hij
vinder van hete St. Lucas gild. Onder de geschenken aan de gildekamer * vereerd, vindt men ook een schilderij van W. Kool, zijnde een zeedorp, Den 17den Jan. 1638 trouw- de voor schepenen Willem Gillesz. Gooi, jongman, met Cor- nelia v. d. Molen, jonge dochter, beiden van Haarlem. Hij overleed aldaar 30 Oct. 1666. (Zie het doodregister). MAERTEN KOUWENBURGH.
Van dezen onvermeiden schilder staat in de notulen van
Sept. 1642 geboekt: //Maerten van Kouwenburgh schilder gedaagde antwoorde
//van meenïnge te zijn en oock tot dien als last hadde ge- //geven aen yemant om voor hem naer gelegenheyt te ver- //nemen omme naer de straet te vaeren, in dien daer niet //van en geviel en voorts hier bleef woonende soude alsdan //hem bereyt vinden den gilde voor incoomen te voldoen, //maer nu versogt een maent 2 a 3 uytstel om te sien //hoe het met sijn reyse soude afloopen, waer over vinde- rren beslooten hem tegen den naesten weder simpelijk te //doen dagen.// In Oct. van dat jaar weigerde hij weder om te betalen, nu
voorgevende onder zijn meester te staan. |
|||||
151
ARIJAEN JANSS KRAEN komt a° 1642 voor onder de schilders die het request,
reeds meermalen vermeld in deze aanteekeningen, onder- teekende, JOHAN LAGOOR
was in het jaar 1649 vinder van het St. Lucas gild.
Voor of na dien tijd is hij mij niet meer voorgekomen. Er bestaat van hem een geëtst boomrijk landschap. De boomen spiegelen zich terug in het water dat den geheelen voorgrond inneemt, en waarin men een schuit ziet met één persoon, terwijl één ander in de nabijheid op het land ge- zeten is. Yan boven regts gemerkt *T. Lagoor, h. 15 c. 5 str., br. 18 c. 2 str. Zeek zeldzaam. Zou deze J. Lagoor en O. van Lagoor bij Kramin ver-
meld, en bij hem alleen bekend uit den catalogus van G. IL Schultz, Amst. 1826, één endezelfde persoon kun- nen zijn? JUDITH LEYSTER.
Tot nog toe wist men alleen hetgeen S. Ampzing in zijne
beschr. van Haarlem, bl. 370 en Schrevelius, bl. 384 van haar verhalen. Ik kan hierbij voegen dat in 1635 Willem Wouters leer-
ling was bij Judith Janss Leyster schilderesse, naderhand bij Pr. Hals, en dat zij volgens het trouwregister te Haarlem te Heemstede trouwde, den l&ten Junij 1636, met Johannes Mo- lenaar, jongman, mede van Haarlem. De kopie van haar oorspronkelijk begrafenisbriefje, in mijn bezit, is van den volgenden inhoud: |
||||
152
|
|||||
//Teghen Dingsdagh den 10aen Eebruarij anno 1660 nae-
//den middagh ten twee uuren precys, wordt U. E. ter be- //graaffenis gebeden, met Judith Leyster, huysvrouw van //Jan Moolenaar, swager van Jan Radinger en Gerrit ten //Bergh, tot Heemstede, op de Hofstede genaemt het Lam, //aen de E. Heer Paeuw sijn bosch. Als vrient in huys te //komen, met de Langhe mantel.// Heemsteder kerck.
JACQB LIEVENS.
Van dezen schilder kan ik alleen aanteekenen dat hij m
April 1635 genoodzaakt werd lid te worden van het St. Lu- cas gild te Haarlem. Den 9den Sept, 1640 trouwde voor schepenen Jacob Lie-
vens, jongman, met Abigael Jacobs, jongedochter, beiden van Haarlem. — Zij waren in 1669 beiden leden van de doopsgezinde gemeente. HENDBIK LODEWIJCKS of LODEWIJX
was een plaatsnijder en kunstverkooper te Haarlem en wordt
a° 1642 in deze laatste belrekking tegelijk met eenen David Joris in de notulen van het St. Lucas gild vermeld. Hij trouwde den 24sten Nov. 1646 met Magdaleen Pieters. Bei- den staan te boek als van Haarlem afkomstig. Hij is waarschijnlijk dezelfde, wiens adres men vindt op
den eersten druk van het portret van El. Swalmius, door J. Suyderhoef. (Zie aldaar). Hij vervaardigde a° 1626 8 stuks plaatjes van viervoetige dieren ten dienste van de goud- smids leerlingen, onder den titel van Simplex effigiatio omnis generis quadrupedum tironibus aurifabris perutilis. Zij zijn zeer fraai; van één tot S genummerd, breed 6 c. 7 str. |
|||||
153
|
|||||
en hoog 6 c., terwijl hij zich teekent Henderick Lodewijck,
Henderick Lo., H.L., Henderick Lode wij ckx of Henderick Lodeweyek v. d. Vecht. Hij is in Augustus 1651 overleden, want op de rekening
van ontfangh en uytgeven van het St. Lucas gild over dat jaar is uitgetrokken: //Versuyinde Lijckboeten op de begravenis van Hendrick
//Lodewijx ƒ7. JAN LOUWEBJSS.
stads steenhouwer, ook meede beelthouwer, gevordert we-
sende om sijn incomgelt aen St, Lucas Gildt te betaelen, was in aldermanieren onwillig om 't selve te doen en gansch over- hoorich. Derhalve bij Deecken en Yinderen beslooten wiert ter gelegender tijt deselve voor Burgem. te roepen. (Zie de not. van Oct. 1667). JACOB LOUIJS
was poorter en plaatsnijder te Haarlem. Hij betaalde zijn
inkomgeld in het"St. Lucas gild den 4&* Sept. 1635. Hier- mede is de twijfel van Kramm of er wel een Jacob bestaan heeft, opgeheven. JOHANNES, JAN en DIRK MAAS.
Johannes Maas, waarvan bij v. d. Eynden en v. d. Wil-
ligen 1 d. bl, 296 gesproken wordt, kwam den 6iGÜ Mei 1658 in het gild. Welligt was hij meer liefhebber dan schil- der, want zijn beroep was koster en voorzanger van de ba- kenesser kerk te Haarlem. Zijn oorspronkelijk begrafenis- |
|||||
154-
|
|||||
briefje in mijn bezit luidt als volgt: //Anno 1699. Tegens
//Dingsdagh, zijnde den 25sten Augusti na de middagh //ten twee uuren preeys, werd U. E. ter begravenis versogt //met Johannes Maas in sijn leven koster en voorsanger van //de bakenesser kerk, in de vrouwesteeg: Als vriend in huys //te komen. Bakenesser kerk.// Achter dit briefje staat ge- schreven: was een tamelijk goed schilder. Een andere Jan of Johannes Maas is, volgens zijn ge-
teekend portret in mijne verzameling, geb. 10 Nov. 1655, overl. 1690 te Haarlem. Hij was de zoon van Pieter Maas en is den £3sten Sept. 1690 in de bakenesser kerk begra- ven, n°. 37. Hij was een volle neef van Dirk, schilderde fraai landschappen, paarden, pleisterplaatsen,batailles, cam- pementen, enz. Het onderschrift van het geteekend portret van Dirk
Maas, is: vermaard schilder van batailles, jachten enz., geb. te Haarlem ia Sept. 1656, aldaar overl. 25 Dec. 1717 en den 30sten Dec. 1717 in de groote kerk op het lage koor n°. 4 begraven. Dit overlijden wordt bevestigd door de volgende aankon-
diging van 13 April 1718 in de Haarl. courant. //Izack v. d. "Vinne sal op maendag 25 April en volgen·
//de dagen, tot Haerlem op 't Princenhof verkopen alle de //nagelaten konstliefhebberij van \vijlen Dirk Maas, konst- //rijk schilder, bestaende in fraaye schilderijen van Campe- //doglio, Th. Wijck, Wijnandes, Bergheijde, D. Maas, //Verbrug, Poussijn, Yermeer,Pijnacker,Ruysdael, Engels //en vele andere; mitsgaders papierkonst van de verrnaerste //Italiaensche, Pransche en Nederl. meesters; schilders ge- //reedschappe en menigte modellen, enz. Seer dienstig tot //studie voor jonge schilders, ook verscheyde nieuwe geëtste //kopere platen. Alles breder te zien in de catalogus.// Zijn geteekend portret, a° 1698 bezit ik, gelijk mede
zijn geëtst. Dit laatste gaat voor zijn werk door — maar er staat zeer duidelijk op te lezen: D. Maas pinxit 1766. Of |
|||||
155
|
|||||
men hier aan een drukfout te denken heeft, kan ik niet ver-
zekeren , maar stellig komt het met zijn ander etswerk over- een en is zeer zeldzaam. WILLEM JANSS MAESTRIGT.
De not. van Aug. 1642 vermelden, dat Willem Janss
Maestrigt schilder naer ondervraginge van leerjaren en poor- terschap, bekende een burger te zijn, mede de hoorlycke leerjaeren voldaen te hebben en is hem verder bij deken aen- geseyt alsdan het gild van St. Lucas te voldoen en betalen, volgens sijn seggen van burger te weesen 't samen in alles 48 st., enz. JACOB ADRIAENSZ. MAT HAM en zijne Zonen
JOHANNES, DIRK en ADRIAAN JAOOBSZ. MATHAM.
Jacób was in 1605 deken van het St. Lucas gild, woonde
in 1613 op de oude gracht te Haarlem en was in 1616 in- geschreven op de rol van de schutterij. Yolgens het dood- register is hij overleden den 20«*™ Jan. 1631 en den £5steu Jan. in de groote kerk begraven. Hetgeen nu volgt over zijn graveerwerk is, zoo ik meen,
of geheel onbeschreven, of van minder algemeene be- kendheid. Anno 1600. In dat jaar vervaardigde hij het blasoen
van de rederijkskamer //de Wijngaardranken//, onder de zin- spreuk Liefde hoven al. Het moest voor een nieuwejaarsge- schenk dienen — is zeer zeldzaam, en zal nu door mij voor het eerst nader beschreven worden. In een losange ziet men den uit het graf verrijzenden
Christus, waarachter op een banderol de zinspreuk Liefde bo- |
|||||
156
|
|||||
ven al. Op zijde links Fzdes, regts Spes. om de losange
de woorden: r/Alsoo lief heeft Godt de weerelt vvytver.^/ enz. Onder de beelden Fides en Spes hangen links de wapens van Holland, regts die van Haarlem. Op het voet- stuk links anno 1600, regts den 31sten Dec. en daaronder een 16 regel, vers T'geheylehde, in Ç Graf diep enz.,// regts J. Mathaem, sculptor, nog lager. Ampliss, prudentiss. coss, et senatoribus, Reipubl. Harlemianae Patribus conscrip- tie hoc symbolum íâïêÜñáêôïí. D. D. D. Rhetoricae artis collegium íÝùôåñïí, bonis auspiciis Anno cloloiri. Sollen- niter initiatum (d. i.) De onder gunstige voorteekenen in het jaar des Heeren 1503 plegtig ingewijde jongere re- derijkerskamer draagt dit onlangs gegraveerde merktee- ken op aan de eerwaarde, voorsienighe Burgemeesteren en achtbare Heeren Regeerders der stad Haarlem. On- der deze opdragt nog een zoogenaamde rebus, h, 34* c, br. 25 c. Anno 1602 graveerde hij het blasoen van de rederijkers-
kamer de witte Angierhen of de vlaamsche kamer, met de zinspreuk: In Liefde ghetrouw. Ook deze plaat is zeer zeldzaam en voor het eerst in de bered. beschr. van ISTed. histor. pi. door Pred. Muller, 1° afl. bl. 146, n°. 1190 , be- schreven, en wel nagenoeg als volgt: Afbeelding van het blasoen der rederijkerskamer te
Haarlem: //Het wit Angierken// met zinspreuk: //Tn Liefde ghe-
trouw// boven aan 4 versregels: Des Rederijcke const in cracht v. woorden leyt, enz.* Waaronder 1602, ter weerszijden 2 zinnebeeld, vrouwen, het wapen van Holland en van Haarlem; onder het blasoen een 7reg. vers: //veel water blust niet wt der liefden crachtigh vyer;// daeronder lincks C. v. Mandre inventor, regts J. Mathaem sculptor, nog lager Dignitate Ampliss. consilio prudentissim. amore Patribus Patriae, Coss. et universo inclyta urbis Harlemianae ordini senatorio; Rhetoricae artis collegium Handro belgicum, solennibus aus- |
|||||
157
|
|||||
piciis et summa xn collegior. gratulaiione Santfordia xvi
Cal. Aug. xcnr. Hunc Amoris et Pidei typum D. D. D. An. oToToi.ii. initiatum χ Septemb. H. 83 c. 6 str., br. 24 c. 4 str. Tot verdere opheldering van deze plaat kan ik hier ver-
melden dat ik in de thesauriersrekeningen van ï 593 gevon- den heb: //De twee rhetorijksche cameren dezer stadt als trouw
f/moet blijken en liefde boven al tot subsidie ende onderstand //van de costen bij hen geleden in 't zarrien compste der ca- //meren van Hollant en Santfoort den xv Aug. en andere //navolgende dagen bij die van Santfoort; uvtgegeven hun //antwoorde op 't beste onder zekere prijzen te doen ende //innebrengen, daer af den voors. caineristen oock drie //diverse opperste prijsen met hen ingebroeht hebben, be- //taelt lx o£.// Uit dezen post ziet men dat de twee oudere kamers eene
temoetkoming genoten hebben ter gelegenheid van de bij- eenkomst der kameren van Holland te Zantvoort. Waar- schijnlijk zal de jongere kamer in liefde getromo ook me- degedongen hebben, en heeft Jac. Matham, misschien als lid van deze kamer, toen hij dit blazoen vervaardigd had en opdroeg aan de stedelijke regering, aan deze heugelijke ge- beurtenis indachtig willen zijn. In 1606 vervaardigde hij als gildebroeder een prent van
liet kersgild. Deze moest dienen tot nieuwjaarsgeschenk. Zie Ampzing, beschrijv. v. Haarl. bl. 434. Deze plaat is bij Weigel, suppl. au peintre graveur de A. Bartsch, bl. 1£7 , ii°. 315 beschreven. Dit gild omstreeks 1350 alhier ge- vestigd is nu nog met een liefdadig doel werkzaam, eii viert ieder jaar zeer heugelijk zijn bestaan. In 1610 werd aan Jacob Matham, plaatsnijder, volgens
de thesauriersrekeningen tot vereeringe voor 't geschenk van twintig exemplaren van den contrefejtsele van den wel- |
|||||
Ï58
|
|||||
geboren Prince en Heerc Grave Hendrik van Nassau bij hem
nieuwelinks gesneden, uitbetaald xxvi c£. Arnpzing vermeldt ons dat hij als lid van liet St. Huberts
gild in het jaar 1619 een plaat graveerde met hetzelfde doel als die welke hij in 1606 voor het kersgild en in 1624 voor het St. Jacobs gild leverde. — De haarl. stedebeschrijver is tot nog toe de eenige geweest die van deze gelegenheids- plaat gesproken heeft. Zij is mij geheel onbekend. Die van het St. Jacobs gild met het jaartal 1624 stelt
voor in een ovaal een St. Jacob ten voeten uit met het om- schrift D. D. J. Matham sculp. Amplssmo D. Jacobi soda- litio honoris ergo. Van onder nog eens Jacobus Matham fecit en een vierreg. lat. vers //cum sancti depicta// etc. t dan een 4reg. holl, vers: //Als ghy St. Jacob// enz. door S. van Tethroede. Zie over deze Schrevelius, bl. 356. Hoog 21 c. 3 str., br. 12 c. 5 str. Het geheel is zeer middel- matig. In 1630 vindt men in de thesauriersrekeningen: //Jacob
//Maetham, plaetsnijder, uit zaake van een plaat ofte pa- f/troon van Vicit vim virtus bij hem voor de stad gemaeckt //LX o£'"
In die van 1631: //aan Maria Poelenburch, weduwe van
//mr. Jacob Mathaem, plaetsnijder uit zaake van 't etsen //sterkwater ende plaete te laeten schuyven, daerop gestelt /?is het Epithaphium ofte Grafgeschrifte 't welck geseyt wert //gescreven gevonden te wesen op de grafsteene van Dirck /zJansz. Bleeser lxxii oC·» Deze koperen plaat is op het Prinsenhof in den muur ge-
plaatst en daar nog aanwezig. Johannes Matham
wordt opgegeven als de oudste zoon van Jacob Adriaensz.
Matham. Hij is niet overleden in 1643 maar in 1648, |
|||||
159
|
|||||
gelijk uit het dood register van 25 Juli) 1648 bewezen wordt.
*'Een opening voor Johannes Matham in de groote kerk, '/middenkerk n°. 297, In Oct. 1637 gaf hij twee discipelen bij het gild aan,
met name Willem Dirckx en Dirk der "Wulp, beiden burgers. Dirk Matham.
Op de rol van de schutterij is reeds in 1621 zijn naam
vermeld. Hij was niet de derde, maar wel de tweede zoon van Jacob. De notulen van het St. Lucas gild van 3 Nov. 1637 toonen dit aan. Áêô. 1,
//Ingestaan Dirk Matham plaetsnijder gevordert om sijn
//inkomen totte gilde van St. Lucas als meester en gildebroers t/tweede zoon hem neiiens anderen volgens de keure wilde //begeeven, was in alle manieren oneerelich om te betalen, //zeggende voor niemand te wereken, noch te oock oyt van //sijne wereken noch verkost te hebben, derhalven sustineer- //de noch niet schuldich te weesen om yetwas aan de Gilde //te betalen, waerop hem van Deecken en Yinderen voor wiert //gehouden dat hij ook niet en souden moogten eenigh werek //aennemen, nochte oock maecken dat sijn handtwerck ofte //gilde aengingh; ofte soude eerst schuldig weesen hem te ko- //men aengeven bij Deecken en Yinderen en als meester //plaetsnijder den gilde voldoen, ofte bij foute van dien soude //als dan verbeuren de boeten van drie guldens boven hetgeene //hij den gilde voor sijn inkomen soude hebben te betalen. //Alles welcke hij heeft aengenomen also te sullen naerkomen, //liever dan te willen betaelen, vertrekkende hier meede on- //verrichter saecke,// In December 1637 heeft hij echter als plaetsnijder zijn
incomgelt betaelt. |
|||||
,·
|
||||||
160
|
||||||
JCramm zegt dat Jacob Matham een fraaije prent ver-
vaardigde van den uittogt der Haarlemmers enz. naar Heusden. Deze prent evenwel is het werk van Dirk. Zij is van langwerpig formaat en bestaat uit twee dee- len. Van boven links Theod. Matham fee. met het wapen van Haarlem, regts van 's Hage. In het midden van boven het wapen van Heusden met het opschrift: Heusden a° 1625. De plaat stelt de vesting voor. Van onderen een léregelig vers, beginnende: Siet hier de sterke stad, eindigende: Sc/term van "'t vaderland. Lang 73 c. 4 str., h. 25 c. 4 str. Zeer zeldzaam. In 1625 werd aan Dirk Matham betaald over 't geen
hem toegevoegd en geaccordeerd is voor de prenten en af- beeldingen van Heusden aan de stad gedediceert en vereert xxv oC. (Zie de thes. reken.) ADRIAEN JACOBSZ. MATHAM.
Deze wordt voor de derde zoon gehouden. In 1618 staat
hij reeds als schutter ingeschreven. Uit het trouwregister ontleenen wij het volgende:
6 November 1632 trouwt voor schepenen: Adriaen Jaeobsz. Matham, jongman."] met \ beiden van Haarlem.
Cornelia van Duyms, jongedochter. J
31 Oct. 1638 trouwt voor schepenen:
Adriaen Matham, weduwnaar Ί met > beiden van Haarlem.
Amietgen Pieters, jongedochter. J
2 Dec. 1642 trouwt voor schepenen:
Adriaen Matham, weduwenaar, van Haarlem. met
Leentgen Thiel, jongedochter, van Amsterdam. Kramm zegt dat de oude l'üssli spreekt van eene
reis die A. Matham in 1700 in Barbarije ondernomen |
||||||
161
|
|||||
zoude hebben, en dat hij aldaar zelfs eenige natuurzeldzaam-
heden afteekende, maar dat Niigler de gepaste aanmerking maakt dat, zoo deze reis in 1700 aangevangen is, deze een andere Matham moet geweest zijn. De ware toedragt van deze zaak is de volgende:
Adriaan Jacobsz. Matham heeft eene reis gedaan naar Ma-
lOcco in 1640. Hij heeft deze beschreven, en het hand- schrift, nog in 1865 berustende in de keizerlijke hofbi- Wiotheek te Weenen, heeft den volgenden titel: . //Journael van de Ambassade van den lieer Anthonis de
rfLiederkerke wegens haer Ho. Mo. de Heeren Staeten Gene- #rael van de Vereenigde Nederlanden, gesonden naer den //Coninck van Marocco, welk journael gehouden is op het //schip Gelderlandt door Adriaen Matham, constrijk schilder ,,1640—1641.// Matham heeft het hier niet bij gelaten, maar gelukkig
van zijne reis teruggekomen, den plegtigen intogt van dit gezantschap in plaat gebragt. Deze uiterst zeldzame gra- vure is mede in het bezit van den heer Pred. Muller te Am- sterdam en bestaat uit vijf afzonderlijke gedeelten, groot fol., benevens twee vellen in 4° langwerpig formaat text in het hollandsch, en twee in het fransch. De geheele plaat heeft van boven in een banderolle tot op-
schrift: Regis maroci Palatium magni, waar tusschen mid- den in met kleine letters staat: In Barharia Adriani Ma- tham effigiavit ad vivum sculpsit et Jodocus Hondius cwcudit. De bladen zijn niet genummerd, maar het eerste blad links prijkt van boven met een 22regelig hollandsch vers, beginnende: t/O noyt volpresen stadia en eindigende f Verandert alle dingh.n Onderteekend A. Matham. Van onderen links Hugo Allardt excudit. Het tweede daarop vol- gende blad heeft van boven links in medaillon het portret van Ds. Anthonius de Liederkercke, legatus ad regem ma- rocum in Barbaria aet. suae 64. Het derde blad heeft regts in de hoogte het wapen van A. de Liederkercke? Nu volgt 11
|
|||||
162
|
|||||
op liet 4Je blad mede in de hoogte een wapenbord met turk-
sche inscriptie, terwijl men in het 5de blad van boven regts in medaillon vindt het portret van Muley Hamet, E. Muley Zijden, imperator Maroci, enz. De text maakt ons bekend dat deze reis begonnen is den
Isten Nov. 1640 , dat het gezantschap den 24sten Dea 1640 op de ree te Asasia aankwam, den 2den Eebr. 1641 aldaar zijn intogt deed, en r/treffelyck ingehaelt werd, zijnde verge- zelse/iapt met den Gouverneur derzelver stede, ende de Alkeir Jan Jansen van Haerlem, voor hem geleyt wor- dende een Jcostelych opgeproncH paert," enz. De 7de Maart vertrokken zij naar Marocco, enz. enz. Naer 't leven ghe· teijckent en in koper ghesneden: Door Adriaen Matham, plaetsnijder en konstverkoper bij 't Ç off in 't wapen van Thiel in 'sGravenhage 1646. Waarom A. Matham het wapen van Thiel voerde, wordt
ons duidelijk, nu men weet dat zijn derde vrouw Leent- gen Thiel heette. In zijne hoedanigheid als kunstkooper heeft hij ook nog met de regering van Haarlem in betrek- king gestaan, want men leest in de thesauriersrekeningen van 1654: Aan mr. Á Matham, plaetsnijder in 'sGravenhage over
de koop van eenige rare boeken en cronijken, ten behoeve deser stadt gekogt en gelevert inc o£'/ betaelt. Onder de zeldzaamste portretten die hij gegraveerd heeft
behoort dat van Izaak Massa naar Pr. Hals in fol., met de opschriften: Anno 1635. In Goelis Massa. Aetatis Suae48. JAN VAN DER MEER (De oude en de jonge).
Het omschrift om het fraai geteekend portret van J. v. d.
Meer, de oude, luidt pictor harlemensis mdolxxxx aet 62. Een ander in kleuren heeft tot onderschrift: Landschapschil- der, geb. te Haarlem, aldaar overleden a° 1691, kwam in 1638 bij Jacob de Wet leeren. Hij is begraven 25 Aug. |
|||||
163
|
|||||
1691 in de groote kerk, middenkerk n°. 89. (Zie het dood-
register). Zijn naam wordt daar nu Jan van der Meer, dan weder Jan Vermeer gespeld. Evenzoo in de notulen van het St. Lucas gild. Hij was op de lijst der schilders inge- schreven in het jaar 1677 , als vinder in 1678, en trouwde den 31«ten Mei 1654 met Aeltje Bolsvelts, jongedochter mede van Haarlem. Hij was in zijn jeugd ook kunstkooper, want in het jour-
waal van het oudemannenhuis staat, anno 164-7, 19 Sept.: Bet. aan Jan Vermeer, kunstvercooper voor een stuck
schilderij, de Ceucken.......f 26 Noch voor een Bancket......//8
----------ƒ 34
en a° 1651, 15 Aug.
Bet. aen Johannes Vermeer over 2 schilderijen
met lijsten rontom, sijnde 't eene een keucken, ende "'t ander een lantschap.......... // 42 Uit het geteekende portret van Jan van der Meer de
Jonge, naar C. Dusart, blijkt dat hij te Haarlem geboren is in 1656, aldaar overleden 23 Mei 1705 en begraven is in de bakenesser kerk. (Zie ook het doodregister). Hij is op de lijst der schilders vermeld onder den naam
van Johannes Vermeer de Jonge, den 3den Aug. 1683. JAN MENSING
was een leerling van Jan v. d. Vinne, te Haarlem geb. 1685,
overl. 1741, den 0& Dec. Ik bezit twee geteekende por- tretten van hem, één op 34jarigen leeftijd, een van later tijd. Als schilder staat hij vermeld op 1705. JOHANNES en BA11THOLOMEUS MOLENAAR.
Johannes was de man van Judith Leyster en is als schilder
11*
|
|||||
164
|
||||||
bij het St. Lucas gild a° 24 Aug. 1684 ingeschreven. Hij
is in 1685 gestorven. Bartholomeus werd als schilder in Sept. 1640 opgenomen.
PIETER BE MOLIJN, de oude.
In het trouwregister vind ik geboekt dat de eerste af-
kondiging den 26sten Mei 1624 geschiedde van het huwe- lijk van Pieter de Molijn, jongman van Londen, wonende in de jacobijnenstraat met Mayken Gerards, jongedochter, wonende in de groote houtstraat. Uit het doopregister heb ik de navolgende kinderen uit dit huwelijk aangeteekend, als: 3 Sept. 1632, Johannes; 19 April 1637, Laurens en 15 Jnlij 1639, Catalina. Van 1624—1630 was hij schutter. In 1633 deken van
het St. Lucas gild. In Junij 1642 hield hij een vendu van schilderijen en prenten, en in 1655 was JanNose bij hem leerling. Hij teekende de plaat der haarl. schutters voor Hasselt
1622, welke in 2 bl. fol. gesneden is door Gilles van Schijn- del. In 1623 wordt daarvan in de thesaur. reken, gewag gemaakt, daar aan hem toteene recognitie van zeekerepren- ten van den uittogt van de schutterij deezer stadt naar Has- selt bij hem aan de Heeren Vroedschappen gepresenteerd, werdt vereert xxini oC. Het bij mij berustende oorspronkelijk begrafenisbriefje is
van den navolgenden inhoud: //Tegen Woensdagh den 23sten Maert a° 1661 nae den
//middagh ten twee uuren precvs, werdt U. E. ter begraeffe- //nis gebeden met mr. Pieter de Molijn, schilder op de oude //gracht over de stoofsteegh, als vrient in huys te komen //met de Lange mantel. Groote kerck
(middelkerk n°. 79). |
||||||
»
|
||||||
165
|
|||||
Deze bekendmaking sluit geheel met hel dood register,
waar te lezen staat: Een opening in de groote kerk, mid- delkerk n°. 79 voor mr. Pieter de Moliju, constrijek schilder, In het leidsche schildersregister leest men dat a° 1649
Pieter de Molijn zijn inkomen betaalde, even als Jan de Molijn, waarop volgt: niet meer in wezen. Ik weet niet of deze inschrijving ziet op den vader of op
den zoon — welligt den laatste. Evenmin wie Jan de Mo- lijn geweest is. Nog eens vindt men a° 1660 aangeteekend: San de Molijn inkomen betaald, 1665, dood. HENDRIK MOMMERS
behoort bepaald te Haarlem te huis. Hij was in 1652 vin-
der en in 1654 deken van het St. Lucas gild aldaar. In 1655 was Abraham Remme leerling bij hem. JOHANNES VAN DER MOOLEN
was volgens het rekenboek van het St. Lucas gild in 1652
mr, schilder en poorter te Haarlem. JAN MOSÏERT.
Kramm heeft het geboortejaar van dezen beroemden haarlem-
schen schilder op 1474 gesteld, in plaats van den datum van 1499 van Immerzeel, en zoo wij raeenen met alle regt, want ik heb gevonden in het register van de St. Bavo kerk te Haarlem, gelijk reeds in de korte aanteekeningen over die kerk door mij vermeld is: //A° 1500, Jan Mostertsoen besteet die deren te maken
//te weten in die een eer onse liever vrouwe omme in die |
|||||
166
|
|||||
//midden duer buten sinte baef buten op die deren met een
//tabernakel daer boven ende binnen xii parken de begeerde? //van sinte baef wel ghewrocht en ghemaket met goude vor- //we dat wij sullen reden hebben hem te bedancken hier over, //sal hij hebben alst werck volmaect es xxr. guld. ende noch f/vi r. guld. solvit noch vi r. guld. vrijdachs voer sinte an- //dries solvit noch il r. guld. saeturdachs na Jacopsdach al //betaelt.// Het memoriael van burgemeesteren a° 1549 bewijst ons
dat hij een hoogen ouderdom bereikt heeft. //Op ten xi mey xc c negen en veertich soe is voer bur-
//gemeesteren gecoemen meester Jan Mostert schilder ende //poorter der stede van Haerlem begeeren van den burge- //meesteren te hebben verloö' den tijt van anderhalf!'jair buy- //ten deser stede tot Hoern te vaeren met zekere huysraet //omme aldaer te maecken in de parochiekercke in Tt hoeghe //altair zekere schilderijen die hij aengenomen hadden te //wercken dair over hij meende doende te wéesen bet. dan een //jair en als hij voors. werck opgelevert sal hebben soude //wieder sijn Residentie binnen dese stede houden als hij tot //hiertoe gedaen heeft. Daerop de burgemeesteren hem ver- //loff gegeven hebben van date van huvden afi' totte hooch- //ste lyeve vrouwen daege of prima septembris dair an vol- //gende ten lancxsten a° xy c en vijftich. En indien hij nae //den voirs. tijt sijn woonstede alhier binnen der voirs. stede //nvet weder en hvelden, souden de voorn. Mostert terstond //daernae sijn exuwe betaelen van alle zijne goederen, daer //de voorn. Mostert mede te vreden was. Act. ten voors. //dage.// Alzoo deinsde Jan Mostert niet terug op den waarschijn-
lijken leeftijd van 75 jaren elders nog een groote bestelling te aanvaarden. Inderdaad een belangrijk besluit. Dat hij zijn aangenomen werk ondernomen heeft blijkt uit het register van transporten, waar geboekt staat dat hij in dat jaar zijne vaste goederen, gewis om bovengemeldde redenen verkocht heeft. |
|||||
167
|
|||||
//Meester Jan Janss Mostert, schilder, verkoopt een huis
//op de oude gracht.// //Meester Jan Mostert voor deen helft enClaes Suycker ziju
//soon voor dander helft verkopen een huis op de kraaijen- //horstgracht.// In de rekening van ontvangst van het besterfgeld heb ik
gevonden dat Jacob Mostert overleden is in 1515. Of deze de vader van Jan is geweest laat ik onbeslist. PIETER MULIER.
Volgens de notulen van Nov. 1640 werd hij als mr. schil-
der ontbooden en gevordert om 't inkomen van zijn aengege- ven discipel bij hem als nu geseijt te heeten Eredrik Cor- neliss borger alhier is des vrientlijk te vreeden geweest ver- soekende 't onser geliefte al waert morgen den knecht om dien te willen senden. — In Oct. 1640 had hij aangegeven als leerling Christiaen de Hulst. GERRIT en CORNELIS MULRAET.
Beiden worden als Haarlemmers vermeld en wel als koper-
slagers, geelgieters en kunstige drijvers in koper. Gerrit werd den lsteu Maart 1678 aangesteld als vinder.
Reeds in 1675 komt zijn portret voor als deken op het re- gentenstuk van het St. Lucas gild door Jan de Bray. In het trouwregister van schepenen vindt men dat den 12den
Eebr. 1645 getrouwd is: Gerrit Mulraedt, jongman van Goch
met Eranchijntgen Coelembier, jongedochter van Haarlem.
Reeds den Sisten Sept. 1645 geschiedde de aangifte van
eenen zoon, die den naam van Johannes bij den doop ont- ving. Den 28sten Mei 1653 werd weder een zoon, Johan- |
|||||
168
|
|||||
nes genaamd , aangegeven. Jan Mulraet was bij deze gele-
genheden getuige. Hij is overleden in April 1690 en den 22sten in degroote
kerk, middelkerk n°. 146, begraven. ' Cornelis is den 2den dec 1694 opgenomen in het St. Lu-
cas gild. ARYAEN MUIJLTJES
wordt in de notulen van Julij 1642 vermeld als een haar-
lemsch schilder die ook het rekwest onderteekende, ROBEEET NACHTEGAEL
was in 1643 plaatsnijder en drukker te Haarlem, blijkens de
notulen van het St. Lucas gild. Den 9tk'n October 1646 trouwde Robbertus Nachtegael,
j. m, van Leyden, wonende in de lange bagijnenstraat met Caiharina van der Rosiere, j. d. van Amsterdam, wonende- in de groote houtstraat. i
IZAAK en JAN VAN NIKKELEN behooren te Haarlem te huis. Izaak kwam in het gild den 7den
Oct. 1660. Yolgens resolutien van burgemeesters , 11 Eebr. 1694, //is na voorgaande deliberatie goetgevonden endever- //staen dat Izaack van Nickelen een loterij sal mogen op- //reghten en houden met een stuck verbeeldende de groote //kercke van de stad van binnen.// In 1689 was hij, even als Jan van Nikkelen, contri-
buant voor de schutterij. Beiden zullen dus, even als Sal. Ruysdael, tot de doopsgezinde gemeente behoord hebben. |
|||||
169
|
|||||
GERRIT NOP
wordt door van Mander onder de leerlingen genoemd van
Kornelis Korneliszen van Haarlem. Ik weet alleen van hem te melden, dat het stellig is dat hij van zijn buitenlandsche reis te Haarlem teruggekomen is, want hij is als schutter ingeschreven in het jaar 1609. WILLEM en JOHANNES VAN NIJMEGEN.
Willem was geboren te Bommel. Hij kocht te Haarlem,
toen komende van 'sHage, den 29ste" Maart 1690, oud 5é jaar, den kost in het oudemannenhuis voor de som van f 1500. Den 2den Jan. 1696 vereerde hij aan dit huis een eeuwigdurenden almanak, waarin de vier wapens der regen- ten geschilderd waren, //uit eene erkentenis ende genegenheit die hij aan de regenten was toedragende.// Hij overleed 12 Oct. 169S. Zie het register van 't inkomen en afsterven der oude mannen in 't oud mannenhuys te Haarlem. Hij werd begraven in de groote kerk, suy dertrans n°. 155. De onkosten waren /'22. Hij kocht den 2den Junij 1691 als schilder zijn gild. Zijn
geteekend portret bevindt zich in mijne verzameling. . Johannes kwam als beeldhouwer den 6den Jan. 1694 in
het gild. Uit de lijst van hen die te Leiden in het schil- dersgild waren ingeschreven, blijkt, dat Joh. van Nijmegen zijn inkomen in het gild betaalde a° 1673, en dat hij in 1685 tot leerling aannam Antony Glimmert. Of deze ende hierboven vermelde één persoon is, kan ik niet met zeker- heid bepalen. Deze A. Glimmert betaalde zijn inkomen a ƒ 6, a° 1693, JAGOBUS, FRANCOIS en ADRIAEN OLIVIERS.
Jacobus is bij het St. Lucas gild als schilder ingeschreven |
|||||
170
|
|||||
a° 164a. ßç 1641 den 22steD Oct. hield Jacob Oliviers van
Haarlem met Anneke Reynders hun zoon Pieter ten doop. (Zie het doopregister). Aan Franqois Oliviers werd volgens het kasboek van
den krijgsraad den 6<len Nov. 1650 betaald de som van f 150 voor 't sujveren van de schilderijen. Adriaan is als schilder bij het gild den 4(Jen Januarij
1707 vermeld. JAN DIRXSS VAN OPHEMERT.
Welligt dezelfde die bij Kramm als G. Ophemert is ver-
meld; wordt ook als onderteekenaar van het rekwest tegen den verkoop van schilderijen, a° 1642, gevonden in de no- tulen van het St. Lucas gild. ADRIAAN en IZAAK VAN OSTAÜE.
Tot nog toe is bij alle schrijvers vermeld geworden dat
A. van Ostade in 1610 te Lubeck geboren en te Amster- dam in 1685 zou overleden zijn. Eigen onderzoek heeft mij doen zien dat Houbraken en allen die hem gevolgd heb- ben, ons niets dan onjuiste berigten medegedeeld hebben. Haarlem mag er zich op beroemen dat deze voortreffelijke en geniale meester daar geboren en gestorven is. Ik zal om dit aan te toonen zoovele bewijzen bijbrengen
dat alle twijfel weggenomen wordt. Hoezeer zijn naam niet in 1610, en ook niet vroeger of
later gevonden wordt op het doopregister der gereformeer- den, en het dus mogelijk zou kunnen zijn dat hij tot de doopsgezinden of roomscatholieken behoord heeft, is dit ech- ter onwaarschijnlijk, want in 1689, 1690, 1693 en 1694 vindt men Hendrik van Ostade vermeld als diaken bij de gereformeerde gemeente; terwijl voor de eerste maal te Bloe- mendaalden 9den April 1636 in de gereformeerde kerk trouwde |
|||||
171
|
|||||
Jan ν. Ostade, bakker van beroep, jongman van Haarlem, met
Annëtje Huybrechts van Berkel, jongedochter van Delft, en dezelfde voor de tweede maal aldaar den 9deu April 1656 met Lysbet ïtuwenhof, jongedochter van Amsterdam. Naar aanleiding van het hier vermelde, meen ik eenigen grond te hebben om te veronderstellen dat A. v. Ostade tot de gere- formeerde gemeente behoord heeft, en hoezeer ik niet in staat ben zijn geboortejaar te bevestigen, is hij stellig niet later dan 1610 geboren; want uit de rol der schutterij blijkt, dat hij in 1636 schutter was bij de oude schuts, en is het aan geen twijfel onderhevig of hij is te Haarlem geboren, want op het trouwregister vindt men bij de aangifte van zijn eer- ste huwelijk met Machtelgen Pietersen, jongedochter, dat te Haarlem den 26$ten Ju]y 1638 voor schepenen voltrok- ken werd en alzoo van gemengden aard was, uitdrukkelijk aangeteekend dat zij beiden van Haarlem waren. Deze aan- duiding waarvandaan vindt men in het haarlemsche trouw- register bij meest allen naauwkeurig aangeteekend — en geeft, zoowel voor A. van Ostade als voor anderen, onte- genzeggelijk de plaats aan van hunne geboorte. Slechts vier jaren is A. van Ostade met Machtelgen getrouwd
geweest, want den 27sten Sept. 1642 werd voor zijne huis- vrouw eene grafopening gevraagd in de binnenkapel van de groote kerk te Haarlem. De kosten waren ƒ10. Wanneer hij weder hertrouwd is, is mij niet gebleken, maar dat dit plaats gehad heeft blijkt uit het doodregister van 24 Nov. 1666, waar voor zijne huisvrouw een opening gevraagd wordt in de middelkerk, n°. 411. De kosten bij deze be- grafenis ten bedrage van f 24, als ook van de zijne ten bedrage van f 16, waarover nader, zijn zoo aanzienlijk, in vergelijking van de meeste anderen in die jaren, dat zij ons het bewijs geven dat hij tot den zeer gegoeden stand behoorde. Hij woonde in 1657 in de koningstraat en volgens het co- llier in 1670 in de ridderstraat.» en betaalde in den perso- nelen omslag f 15. Houbraken deelt ons verder mede, dat |
|||||
172
|
|||||
Α. van Ostade in J662 Haarlem verliet uit vrees voor de
geweldenarij der Pranschen en met pak en zak naar Amster- dam vertrok. Uit de notulen van het St. Lucas gild blijkt evenwel dat hij in dat jaar deken van gemeld gild was, en niet door een ander vervangen is. Bovendien was men in 1662 in vollen vrede, en kon er geen vrees voor de Pranschen bestaan; wel in 1672. Men kan aan dit verhaal dus geen ge- loof slaan, tenzij Houbraken zich in het jaartal vergist hebbe. Zoo heeft hij ook ongelijk wanneer hij zegt, dat hij te Amster- dam overleden is, want den 2den Mei 1685 werd een opening in de groote kerk in de middelkerk (d. i.) trans, n°. 411, aan gevraagd voor het lijk van Adriaan v. Ostade, Na zijn overlijden werd al spoedig te Haarlem zijn kunst-
nalatenschap verkocht. In de Haarl. courant van 23 en 28 Junij, alsmede in die van 19 Julij 1685 vindt men de aan- kondiging van den verkoop van zijn nagelaten kunst onder de navolgende bewoordingen: »Den 3den Julij en volgende dagen sal men tot Haerlem
//verkopen alle de nagelaten konst van zaliger Adriaen van //Ostade, bestaende in meer als 200 stux schilderijen van //hem gedaen, en dan noch een quantiteyt van verscheydc //meesters, voorts al sijn geëtste platen; alsook een groote //quantiteyt prenten, teekeningen, enz. zoo door hem als //van andere meesters, waarvan de biljetten alom zijn aan- //geplakt.// In het vindersboek van 17 Julij 1685 leest men: van de
vendu van Ostade bedient door Johannes Vermeer ƒ 5. Dirk van der Stoel, getrouwd met Johanna Maria v. Os-
tade, dochter van A. v. Ostade, waarbij hij slechts een kind met name Gudula gehad heeft, schijnt in het bezit van de geëtste platen gekomen te zijn, want hij biedt ze te koop aan in de Haarl. courant van 27 April 1686,n°. 17, als volgt: //Dirk v. d. Stoel, presenteerd te verkopen alle de geët-
//ste platen van zaliger zijn schoonvader A. v. Ostade, be- //staende in 50 stux, benevens alle de drukken bij hem be- |
|||||
173
|
|||||
^rustende. Die gading heeft adresseere sich aan de voorn.
f/v. d. Stoel, chirurgijn te Haarlem,// Acht jaren later zijn deze platen weder te koop aangebo-
den. Men leest in de Haarl. courant van 22 Mei 1694 dat //op maendagh 24 Mey sullen tot Haerlem in 't Heeren lo- //gement verkocht werden verscheyde nederduytsche en andere //boecken mitsgaders Papierkonst en alle de geëtste platen //van Adriaen v. Ostade; en op dingsdagh, den 25 dito kon- //stïge schilderijen, waeronder veele van A. v. O, en van andere //brave meesters.// Waar ze naderhand gebleven zijn is mij geheel onbekend;
maar zeker is het dat nu nog te Haarlem in de zoo fraaije prentverzameling van Teylers stichting zich bevindt het fraaist en volledigst exemplaar geëtste prenten van A. v. O. Het werd aangekocht te Amst, den 19den Maart 1798 op de ver- kooping van prentkonst van Jan Danser Nyman voor ƒ 510, Nog tweemaal bevond zich op deze verkooping het compleete werk, uitmuntend van druk, waarbij vele zeldzaamheden. Het eene werd verkocht voor / 205. Zie bl. 106, n°. 17, het andere voor f 84. Zie bl. 107, omslag 43. In mijne verzameling van schildersportretten bevindt zich
het portret van A. v. Ostade door hem zelven geteekend. Het is afkomstig uit den Atlas van Busserus, naderhand E. de Burlett, Amst. 23 Sept. 1850, en van daar overgegaan in dien van K. Kaan te Haarlem, welke aldaar verkocht is in Aug. 1852. Dit portret is in een ovaal ingehangen, en heeft toen het navolgende omschrift in oude letters gekre- gen : Effigies Adriani α Ostade Hark Batvi pictoris cele- berrimi α se ipso ad vivum depicta, naü α 2)ni 1610 ei denati α JDnf 1685. Ook in mijne oude aanleekeningen omtrent het St.
Lucas gild te Haarlem, leest men: dat A. van Ostade te Haarlem geboren is in 1610 en overleden den 27stmi April 1685. Deze aanteekeningen en het omschrift om het geiee- kende portret komen met hetgeen ik uit de verschillende |
|||||
174
registers hier vermeld heb, geheel overeen. Ook lzaak van
Ostade zou te Haarlem geboren zijn a° 1621, en overleden in 1657, hetgeen mede bevestigd wordt door zijn portret, ge- teekend door zijnen broedereen zijnde de pendant van het vorige, met het navolgende omschrift: Haec est effigies Isaci á Ostade pictoris celeberrimi, ad vivim per fratrem suum Adriamim depictaa Har. Bat., nafois a° JD» 1621 et dena- tus a° Ifri 1657. Gaarne had ik het nu vermelde omtrent lzaak v. Ostade
bevestigd gevonden in het doop- en doodregister, maar hij komt daar niet in voor. Intusschen verdient het door mij opgegevene meer vertrouwen, als hetgeen door anderen zonder eenig bewijs wordt beweerd. Het navolgende uit het vindersboek van het St. Lucas gild
over Iz. v. Ostade wil ik hier ten slotte niet onvermeld la- ten. Het werd behandeld in eene buitengewone vergadering van dit collegie van 31 Jan. 1643. Art. 1,
Desen extraordinaris is aengebragt bij renvoy van Bur-
gem. ten versoeck van Leendert Hendrixss kunstverkooper tot Rotterdam, dewelke questy moveerde tegen Isack Ostade schilder alhier, daervoor betalende yder 3 schellingen, te samen 36 st., sijnde 18 stuy vers voor renvooy aan de boode en aen 't gilde/0.18. Art. 2.
Partijen ingestaen sijnde, namelijck Leendert Hendrixss
voors. en lzack Ostade geassisteert van sijn broeder Aryan van Ostade, eyste Leendert dat Isack van Ostade hem soude maken 6 stucken schilderij hem voor twee jaer aenbesteet en daer enboven noch 7 rontjes, daer vau de vijf bedongen waren vijfsinnen te sullen sijn en twee andere, en dat alles voor de somme van 27 guldens. Isack van Ostade seyde datter twee stucken en twee rontjes gemaekt geweest hadden |
||||
175
|
|||||
die hij gesien en niet gehaelt en hadde 't welck d'oorsaekwas
dat hij d'andere niet en hadde begonnen. Ende also siju werck nu duurder was geworden, oordeelde hij nu daer van vrij te wesen. Naer veel spreken en wedersprekens aan beyde zijde hebbent eyndelick beyde aen de vinderen ge- bleven. Art. 8.
Deken en vinderen ordonneeren dat Isack van Ostade
voor Leendert sal maken van de zes bestede stucken de vier kleynste, waervan hij de paneelen nog heeft ende dat sooda- nig als hem deselve aenbesteet sijn en van de zeven rontjes niet meer als de vijfl' sinnetjes gelijck sij geaccordeert en aen- besteet waren en dat te samen voor de somme van 50 gl., welcke 50 gl. nevens noch 8 gl. Ostade van outs resterende, bedragende te samen 58 gl. Leendert sal gehouden zijn te bestellen in handen van vinderen van het St. Lucas gild te Haerlem voor de toekomende paeschen, waer tegen de stuc- ken oock moeten gedaen sijn. Ten slotte nog eenige aanteekeningen uit echte bronnen
geput over deze familie. Jan v. Ostade was gehuwd met Anna Huberts. In 1642 2 Febr., vindt men op het doop- register de aangifte van een zoon, met name Johannes. Den lOden Sept. 1645 Huybert. Den 22sten Oct, 1653 Saartje, In 1664 bedankt Jan van Ostade voor zijn post als bode
op Zeelant. Of hij en de bakker Jan v. Ostade, van wien wij reeds spraken, een en dezelfde persoon is, verdient nadere bevestiging, In 1684 woonde Jan v. Ostade in de marga- rethastraat. Op het doodregister heb ik gevonden dat Jan v. Ostade
den ll^en April 1665 begraven is op het bagijnhof. Hier- door wordt bewezen dat er twee zyn geweest die den naam van Jan droegen. |
|||||
170
|
|||||
Den 17<^ç Eebr, 1663 is in de groote kerk begraven , mid-
delkerk n°, 411, Mayken van Ostade, wed. van Barent Bosveld. Den 15deil Sept. 1667 verkochten de erven Hofflant in de
groote houtstraat een huis aan Hendrick van Ostade. Den 23sten Dec. 1722 is dat perceel door Jacobus van
Ostade, bedienaar des goddelijken woords te Gouda en Bar- tholomens van Yelsen, predikant te Rotterdam, in huwe- lijk hebbende juffrouw Maria van Ostade, kinderen en erf- genamen van Hendrik van Ostade, weder verkocht aan Pie- ter Vrients. Hendrik v. Ostade was gehuwd met Jannetje van der
Steenyck, Hun zoon Johannes werd den 6<*en Oct. 1673 gedoopt. Den 27sten Sept. '1670 werd de huisvrouw van Jeroen van
Ostade begraven op het St. Anna kerkhof. JOHANNES OUDENROGH
was, volgens zijn geteekend portret, van Haarlem en leefde
nog in 1737. ABRAHAM PERDANUS \j
was volgens zijn geteekend portret schilder van moderne ge-
zelschapjes, en leerling van E,. Brakenburg. Hij was gebo- ren te Haarlem in 1673 en is te Maarsen in 1744 overleden. CHRISTLAEN PIETERS
een onbeschreven haarl. schilder, onderteekende mede het
rekwest, a° 1642. PIETER PIETERSZOON
was een haarlemsch glasschrijver. Uit het leidsche regis-
|
|||||
177
|
|||||
ter van liet glazenmakersgild van 1618—1645 blijkt, dat
hij aldaar den 26s*eQ Aug. 1619 zich aanmeldde bij het gild om zich te laten inteekenen als meester in hetglasschrijven. In 1620 24 Junij verscheen hij nogmaals om drie van zijne knechten en leerlingen, met name Keinier Pieters Uyterwijk, Hendrik Jansz. en Abraham Juriaens te laten inschrijven. JAN PINAS
leefde nog in 1621, want David Baillj schilderde toen zijn
portret. Dit portret behoorde vroeger (1758) aan denAmst. kunstminnaar en teekenaar Jan de Bosch, die er een tee- kening naar maakte, welke thans in mijn bezit is, en waar- op hij een konstig historieschilder genoemd wordt, GUILLJAUM POLYDANUS
leert men uit de notulen van het St. Lucas gild van den lst(in
Februarij 1638 kennen als haarlemsch schilder. Men leest daarin liet volgende; ^Ingestaen mr. Nicolaes de Kemp, schilder, mr. Frans
//Hals, schilder en mr. Pieter Holsteyn, glaseschrijver, ver- //souckende weegens eenen Guilljaum Polydanus alsoo hij //oudt en seer onmachtig was niet meer en konde doen, om //hemselven te geneeren, derhalve hadden sij lieden door //mededooghentheyt aireede soo veele te weeghen gebracht, //ende moytten aengenomen datse hem Polydanus een schil- //der weesende, de toeseggenghe hadden doen hebben om in //'t ouden mannenhuys te koomen; en alsoo daer toe eeniglie //behoeftigheeden van nooden waren·, omme int selve mogt //komen te wonen, soo van bed als andersints, ende voorss. //Polydanus niet met alle en hadde, was bij haer lieden goet- //gevonden een collecte te doen, hebbende aireede eenighe gil- //broeders verwillicht omme daer een stuck gelts toe te gee- //ven, versochten dierhalve meede yets van 't gilde daertoe 12
|
|||||
178
|
|||||
«te. moghen genieten: 't welck Deecken en Vinderen oock
//wel gesindt waren te doen naer vermooghen, maer naer «overlegh van de saecke bevonden hem Polydanus in sijn //tijdt wel met schilderen geneert te hebben, maer novt voor //gildebroeder in vinderen bouck bekent te sijn, ofte in de //gilde te weesen, hem van den gilde weeghen onderstandt //te doen, maer yder voor sijn particulier sooveel als hem //goed dochte, waren die bereydt en gewillich, ordonneerde //en versochten nefiens dien als dat sijlieden hetselve geit //'t welck aireede was, of mocht werden verkreeghen totbe- //hulp der voorss. Polydanus dat se met hetselve bij den vin- //der Molijn wilde komen, en hem brenghen, want alsoo //Molijn voorss. op dien tijdt de schael bediende, nam aen '/van alles wat daer vorders te kortmogt komen, hem Poly- //danus daeraen te helpen tot contentement van het oude //mannen huys, waermeede sijn sij lieden wel vergenoeght //vertrokken.// WILLEM DE POORTER
was volgens de notulen van het St. Lucas gild een Haarlemmer,
en leefde aldaar nog in 164&. In 1635 gaf Pieter Casteleyn zich als leerling bij hem aan. In 16é3 Pieter Abr&ms Poorter en Claes Koenraets, burger. FRANS en PIETER POST.
Erans is niet gestorven den 17<5en Eebruarij 1680, maar
wel op dien dag begraven te Haarlem in de groote kerk in de suydertrans, n°. 38. . > Hij woonde in de smeedestraat en huwde als jonggezel te
Zandvoort den 27stcn Maart 1650 met Janneke Boogaardt, jongedochter, mede van Haarlemen wonende in de koning- straat. In 1652 werd hun een zoon geboren, die den naam ontving van Jan. In 1656 wederom een zoon met name |
|||||
J7<J
|
|||||
Jas. Getuigen waren Anthony Post en Saartje Bogaart.
Deze Antony is den 6den Jan. 1680 in de groote kerk be- graven, noorderkerk, n°. 7. Zijne vrouw was de dochter van Salomon Bogaert, meester in de Latijnsche school; hetgeen bewezen wordt door den inhoud van het navolgende oorspron- kelijke begrafenisbriefje: Teghens Maendagh den 21sten April 1664 nademiddagh
ten twee uren precys, werdt U. E. ter begraeff'enisse gebe- den , met Salomon Bogaert, meester in de Latijnsche school, schoonvader van Frans Post. In de Moerinnesteegh: Als vriendt in Huys te komen. Groote kerck.
Frans was in 1656 vinder van het St. Lucas gild, Zijn
vrouw werd den 7deB Aug. 1664 begraven in de groote kerk suydertrans, n°. 38. Het berigt omtrent den verkoop van de nagelaten kunst
van Pieter Post, is het eerst door mij geplaatst in de Na- vorscher van 1656, bl. 214, en is door Kramm over- genomen. Ik wil hier nog opmerken dat de advertentie woordelijk zoo overgeschreven is als zij in de Haarl. courant te vinden is, en de meening alsof er een fout in de opgaaf der maand geslopen zoude zijn, niet juist is. Uit het doopregister ziet men, dat Pieter Post gehuwd is
geweest met Rachel Ridders. Zijn huwelijk is gezegend geworden met verscheidene kinderen, als: Julij 1639 Johan- nes, Aug. 1640 Catharina, Aug. 1641 Elisabeth, Aug. 1643 Maria, Sept. 1644 Josijntje. In 1642 werd Pieter Post, met Hendriek Symons Duyn-
dam en Pieter Wils, door HH. burgem. te Haarlem belast om ieekeningen te vervaardigen van twee burgwallen en straten, In 1643 werd aan Pieter Post verlof gegeven om voor al-
len die zulks begeeren mogten afteekeningen te maken van de vergrootinge der stad Haarlem. In 1645 werd aan Pieter Post voor het maken van een
12*
|
|||||
180
model voor de St. Anna of nieuwe kerk toegelegd de somme
van / 195. In 1651 ontvangt de stad van Pieter Post twee exempla-
ren van de begrafenis van Erederik Hendrik, waarvoor hij eene vereering ontving. JAN POTTEY.
In de notulen van het St. Lucas gild van Oct. 1637 is
van hem in art. 8 aangeteekend het navolgende: //Ingestaen Jan Pottay schilder gevordert om zijn incomen
//totten Gilde te betalen als mr. versocht, aen Deeken en //vinderen tijdt (alsoo hij noch geen schilderij verkost en //hadde en wederom meende bij een meester te gaen wercken) //om daer over met sijne ouders van te spreecken, belooven- //de sijne ouders 't selve soude goet gevonden hebben, //alles welckehem bij Deecken en vinderen toegestaen en ver- //gundt wiert.// In die van Nov. 1637 leest men verder, art. 3:
//Ingestaen Jan Pottay schilder, en burgher alhier ter
//steede, heeft betaelt aan Deecken en vindereii sijn gilde- //recht en inkomen als meester schilder de somitjne van twee //en veertig stuyvers en den knechts vier stuyvers, waer· //over hem toegeseydt is door de knecht sijne acte te sullen /genden.// In die van 1642 vindt men, dat hij toen te Haarlem
woonachtig was; hij schijnt alzoo niet lang in Engeland ver- toefd te hebben, want v. Eynden en v. d. Willigen, 1 d. bl. 64, vermelden, dat hij in 1641 naar Engeland vertrok. J. Pottey heeft ook gegraveerd en wel een fraai titel vig-
net, staande voor het werk, genaamd: Der Wit Angieren Eerenkrans ghesproten uyt de Ylaemsche natie, doorvlochten met vele verscheyden wel rieckende blommen ende boomen, ter eeren de Maghet van Eedenrijcke tot Haerlem, gedr· |
||||
181
|
|||||||
\
|
|||||||
tot Haerlem bij Hans Passchiers van Wesbusch enz., a°
1630, in 4°. Op dit fraai titelvignet zit in een medaillon links de Za-
ligmaker en ter regterzijde zijne geestelijke bruid. Van bo- ven links en regts de wapenen van Haarlem; van onder een pot met angelieren, waarachter een banderolle, waarop: In Liefd. ghetrou. Links J. Pottey inv. et sculp,; daaronder het volgende tweeregelig vers: Soo Christus met sijn bloet, hier coopt sijn Bruyt en vrou,
Als d'wit angieren soet blijft sop In Liefd getrou. Hoog 10 c., breed 8 c. GUILLJAUME en IZAAK VAN DE PUÏ.
In de notulen van April 1638 van het St. Lucas gild
vindt men aangaande beiden het navolgende: //Ingestaen sijnde Guilljaume van de Put, schilder en ge-
//vordert sijnde te betalen het incomgelt van St. Lucas, ofte //schildersgildt, weegens sejnen soon Isack van de Putte //en sijn cosijn beyde schilders weesende en de voorss. gilde //noch niet bekent sijnde, gaff ten antwoort dat de eenen //sijne cosijn niet hier maer te Delft woonde, ende sijnen //soon dat die op sijn vertreck stondt, dan soo hij nae May //eerstkomende, alhier bleeff, was alsdan willich en bereydt //het gildt te voldoen, en vinderen te contenteeren, waer- //mede is alsoo vertrokken.// ABRAHAM DE RITTER.
Onder zijn geteekend portret, bij mij aanwezig, staat dat
hij te Haarlem geboren is Mei 1668, en aldaar overleden 21 Oct. 1738. Hij schilderde (uit lust) aardige boerenge- zelschapjes in watervervv. |
|||||||
182
|
|||||
GILLIS ROMBOUTS
was in 1651 volgens het rekenboek van het St. Lucas gild
te Haarlem mr. schilder en ingeboren burger. In 1656 was Lambert Hendriks schilder zijn leerling. — Deze betaalde in 1657 zijn inkomgeld. WILLEM KOMIJN
was Haarlemmer en vinder van het St. Lucas gild a° 1660.
In de notulen van 29 Aug. 1642 leest men dat hij met Guilliam Ie JPebre en Claes Symonsz Schout van Sparendam, leerling was van Claes Pietersz. Ik gis dat deze Claes Pie~ tersz. niemand anders geweest is dan Nicolaas Berchem. Wil men zich aan de opgave houden van Houbraken dat Nic. Berchem geboren is in 1624, dan zal mijne gevolgtrekking- weinig waarde hebben, want het is naauwelijks denkbaar dat hij op lSjarigen leeftijd reeds leerlingen zou gehad hebben. Ik meen echter op het art. van Nic. Pietersz Ber- chem en Pieter Claesz. genoegzaam aangetoond te hebben dat Houbraken zich vergist heeft en hij niet in 1624, maar wel in 1620 geboren is. i In het memoriael van schepenen wordt a° 1672 de naam
van Willem Komijn vermeld, en naar alle waarschijnlijkheid leefde hij nog in 1683 — want den 278*åç Íïí. 1683 werd in de groote kerk, noorder trans, n°. 140, begraven de vrouw van Willem Romijn. Was hij reeds overleden, zeker zou er staan: de wed. Willem Romijn. IZAAK en SALOMON VAN KUYSDAEL.
Het eerst dat ik den naam van Ruysdael gevonden heb,
is in de notulen van het St. Lucas gild te Haarlem van Sept. 1640. In art. 12 leest men: //Bij de Heere Heken inge- |
|||||
183
|
|||||
//bracht de acte van de venduvve van de Riimdaels gebroe-
//ders gehouden in 't pant den 10den Aug. lestleden, bij af- //slage en ten selven dage ten behoeve van 't gild aen de deken //verleden of gepasseert.* In de vergadering van Julij 1642 werd door deken en
vinders een rekwest ontworpen om te weren de venduen en veelvoudige uitroepen van schilderijen. Men besloot het gansche ligchaam der schilders te ontbieden om bij deze gewigtige overweging tegenwoordig te zijn en hun advies te hooren. Te dien einde riep men alle schilders, plaat- snijders en kunstverkoopers op. Onder de namen van dezen vindt men Izach en Salomon Uugsdael. Tn het volgende artikel komen Izack en Salomon Kuysdael met Adriaen v. Ostade en Pieter Morte voor, als zijnde ongenegen om hunne adhaesie te geven aan dit adres. Uit het hier aangehaalde is dus ontegenzeggelijk bewezen dat er onder de kunstenaars of kunstverkoopers geweest is een Izaah Ruysdael en dat hij naar alle waarschijnlijkheid een broeder van Salomon geweest is. — Deze Izach komt ook voor op het trouwregister van 9 Maart 1642. Men leest daar dat Izack Ruysdael, weduw- naer van Naerden voor schepenen trouwt met Bavbartgen Hoevenaers, jongedochter van Haarlem. In datzelfde jaar komt zijn naam ook voor in het register van procuratiën, cautiën en appellen van kleine zaken. Hij werd den 2de" Oct. 1677 in de nieuwe kerk n°. 80 begraven. De vrouw den l^den Jan, 1672. (Zie het doodregister). In 1647 vindt men Salomon het eerst als vinder, in 1648
als deken van het St. Lucas gild vermeld. In 1669 komt hij nog eenmaal als vinder voor, terwijl men hem in dat- zelfde jaar vindt ingeschreven in het ledematenboek der doopsgezinden te Haarlem. Hetgeen ook volkomen sluit met het boek van de haarlemsche schutterij, waar hij als contri- buant aangeteekend is. Achter zijn naam staat, woonachtig in de kleine houtstraat en overleden in 1669. Er moet hier een vergissing plaats gehad hebben, want in het doodregister |
|||||
184
|
|||||
van 1670 leest men, dat hij den 3&ç November begra-
ven werd in de groote kerk op het hooge koor, n°. 22. Hij was van 1659—1666 wijkmeester en betaalde in 1669 in den personelen omslag de som van ƒ 25. — Eeeds den 25sten Dee. 1660 werd zijn vrouw in de groote kerk begra- ven, middelkerk, n°. 500. — Zoo ook in 1650, 22 Janu- ari) , eene dochter. JACOB VAN RUYSDAEL.
Salomon en Jacob staan als broeders vermeld. Maar ik
kocht op de verkooping van den heer Schinkel in het laatst van October 1864 te 'sGravenhage het schilders-register door Jan Sysmus, stads doctor van A. (?), zijnde een manuscript uit het midden der 17&> eeuw. Dit register, door mij nog niet gebruikt, bevat vele. wel zeer korte, maar dikwerf geheel onbekende zaken. Zoo heeft het ook een hoofdstuk Hmden- daegsche schilders, waar staat: //Ruysdael — landschap //en beeltjes, daer is een jonge en een oude Ruysdael een Salomon")
ô r > Zeestormen.//
een Jacob J Dat deze aanteekening waarheid bevat, zal niet twijfelach-
tig zijn, wanneer men het groot verschil van jaren in aanmer- king neemt, dat ik bij Salomon heb aangetoond en nu bij Jacob uit echte bescheiden zal aangeven. Zouden wij het er voor mo- gen houden dat deze twee oom en neef waren, en dat de tweede Jacob, dien ik nu gevonden heb, welligt de vader van onzen voortreifelijken schilder kan geweest zijn ? Ten einde alle verwarring voor te komen, zal ik naarde
jaren opgeven wat ik in echte bronnen gevonden heb van Jacob Ruysdael, Daaruit zal men zien dat er twee geweest zijn die den naam Jacob gehad hebben; dat zij in denzelfden tijd en op dezelfde plaats geleefd hebben— dat de een, ge- heel onbekend, op het eind van zijn leven voor zijn persoon alleen, uit Amsterdam, besteed is geworden op eigene kosten in |
|||||
185
|
|||||
het aalmoezeniershuis te Haarlem en dat hij begraven is de*i
14den Maart 1682; terwijl de andere, onze groote schilder naar alle gedachten, eerst gehuwd geweest is met Geertruit Pieterss v. Euysdael, in 1664; dat hij in 1666 Haarlem verla- ten heeft, welligt om den laster van zijn dienstmaagd te ontgaan, en dat hij het is die 15 Nov. 1681 te Haarlem be- graven is. Het eerst dan dat men den naam van Jacob van Euysdael
vindt is in het trouwregister, waar men leest dat den 3den Pebr. 1664 is getrouwd: Jacob van Euysdael, jongman van Haarlem
met Geertruit Pieterss van Euysdael, jongedochter van Alckmaar, In 1665, 12 dec. staat in het memoriael geboekt dat
//Jacob van Euysdael door zijne gewezene dienstmaagd Sara //Harmens belasterd was, en zij weggezonden werd met de //vermaning zich stille te houden, op peene van in 't werkhuya //gebracht te werden.// 1666. Uit het attestatieboek der vlaamsche, friesche en
hoogduitsche doopsgezinde gemeente, vergaderd bij het Lam te Amsterdam, 3<ïe deel van het doop-, trouw- en aenwijsboek dier gemeente, onder den titel, notitie van personen, die van an- dere plaatsen met aenwijzen hier tot Amst. sijn komen wonen en voor Br. en Str. aangenomen worden, staat fol. 32: 1666 Jacob van Euysdael en sijn huisvrouw...... komende van Haerlem, 't aenwijs ondertekend Koenraet van Vollenhoven,
Adriaen van der Mers en Math. Gryspeert, datum 30 Juli.// Dit is mij welwillend medegedeeld door den heer J, G. de
Hoop Scheffer. In 168128 Oct. leest men in het memoriael: //op versoeck
en te kennen geven van de vrinden van Jacob Euysdael van Amsterdam als dat deselve wel genegen soude zijn de voorn. Jacob Euysdael in het aelmoeseniershuys deser stadt soude //willen besteden is hetselve toegestaen ende regenten gere- //commandeert sich ter sake voors. wel te laten, betalen oib |
|||||
186
|
|||||
//deselve tot geen laste maer eer tot voordeel en profijt van
//het gemelde huys te houden.// Op 15 Íïõ. 1681 staat op de rekening der graefmakers
te Haerleni: Jacob Euysdael op St. Anna kerkhof (thans het nieuwe kerkhof). Op die van 14 Maart 1682 vindt men //Een opening in
de groote kerk voor Jacobus Euysdael in de suydertrans n°. 177 ƒ 4. In de Navorscher 13de jaargang n°, 9 bl. 273, maakt
ons de heer Eammelman Elsevier bekend dat den 29*tea Januarij 1682 uit de acta der geref. gemeente te Amster- dam blijkt dat Annetje Colijns, wed. van Jacob van Euys- dael , verzoekt dat 4 hare kinderen, als kinderen mochten worden gedoopt, als de welcke tot nog toe den christelijken doop niet en hebben ontfangen gehadt, sulcxs belet zijnde door haer man die menist was, ende dewijl de broeders des quartiers goet rapport inbrengen , soo is haer versoeck ingewilligt ende heeft een briefje aen den koster gegeven. Zij zijn gedoopt den 30s*cn Jan. 1682 in de westerkerk door Ds. Ejjnsdijk. Men verhaalt dat Jacob van Euysdael, de schilder, tevens
de genees- en heelkunde uitgeoefend zou hebben; althans in zijn jeugdige jaren. Maar zeker is het dat hij dit nim- mer te Haarlem gedaan heeft, want zijn naam wordt niet gevonden op de lijst der bevoegde genees- of heelkundigen van dien tijd. Men zegt dat hij op het laatst van zijn le- ven makelaar (in kunst?) te Amsferdam geweest is. Ten slotte wil ik hier nog vermelden dat te Haarlem
den 23sten Oct. 1650 getrouwd is voor schepenen: Isaacq van der Helst, jongman van Amsterdam . met Marya van Euysdael, jongedochter van Haarlem.
Deze Isaak van der Helst heeft in 1665 als gecommit-
teerde van de doopsgezinde gemeente, voor de haarlem- schc regering tegenover den afgevaardigde van laatstgenoem- |
|||||
187
|
|||||
de, den heer van Maasdam, een twist bijgelegd die gerezen
was onder de broederen. PIETER VAN SANTVOORT
was een haarlemsch schilder. In het doodregister is aan-
geteekencl dat hij begraven werd den 10den Oct. 1681 op het St. Anna kerkhof. PIETER JANSZOON SAENREDAM
was in 1635 schriftheer van het St, Lucas gild. Hij
schreef zich bestendig Saenredam en niet Zaenredam, gelijk mij gebleken is uit de notulen van gemeld gild. Elfmaal is daar zijn eigenhandige naamteekening aldus te vinden. In de gereformeerde kerk te Bloemendaal trouwde 5 Nov. 1638 Pieter Janszoon Saerdam (sic) jongman van Assendelft met Aefjien Gerrits, jongedochter van Haarlem, beiden wonende in de St. Jansstraat (zie het trouwregister). In 1640 werd hij vinder en trad alzoo als schriftheer af. In 1642 kwam bij hem in de leer Claes Corneliss van Assendelft. In 1652 Glaes Heerman de Jonge, schilder. In 1648, 4 dec, werd aan hem uitbetaald voor 't placken en circkelen van de schijven daer men met het roer na schiet ƒ10.10. In 1651 werd, volgens de thesauriersrekeningen, aan mr.
Pieter Saenredam toe^evoe^d over het vereeren van een kaert en seven exemplaren gebonden van de afbeeldinge van de begraefnisse van zijn Hoogheid den Prince van Oran- ge cl ot. Hij werd den 3lsten Mei 1665 in de groote kerk te
Haarlem, suydertrans n°. 90 begraven. In datzelfde graf werd den 16^ç Aug. 1701 bij avond begraven Anna van Saenredam. Pieters geteekend portret berust in mijne verza- meling. Den 2()steu April 1667 werden volgens de Iiaarl. courant
|
|||||
188
|
|||||
van 16 April 1667 n°. 15 op het Prinsenhof te Haarlem
verkocht de boeken, nagelaten door P. Saenredam. In die van 23 Maart 1669 n°. 12 vindt men het volgende
berigt: //De erfgenaem van Pieter Saenredam is van meeninge
//aen de meestbiedende te verkopen alle sijne nagelaten schil- //derijen en papierkonst. De schilderijen sullen verkocht //worden op woensdag den 3^en April 1669, de papierkonst den 9 en 10 daeraenvolgend; welke papierkonst besiaet //meest in schone prenten van veelderlij meesters, so Itali- //aensche als Duitsche en vele teekeningen van Marten Heems- //kerk en J. J. Guldewagen en andere, van haer, na 't le- //ven, in Italien als anders gedaen welke verkoping sal ge- //schieden tot Haerlem op de sael van 't Prinsenhof.// BAENABDUS en ANNA VAN SCHIJNDEL.
Den naam van Barnardus draagt zijn portret, geteekend
door T. Jelgersma naar hem zelven; waaruit wij tevens zien dat hij te Weesp geboren en te Haarlem overleden is. Alzoo gespeld vind ik zijn naam, 1696 20 Maart, op de lijst van het St. Lucas gild, gelijk a° 1709, 5 Nov. Anna van Schijndel, schilderesse. AEGIDIUS VAN SCHEIJNDEL
was welligt verwant aan Barnardus en Anna van Schijndel,
hoezeer ik hunne namen eenigzins verschillend gespeld ge- vonden heb. Mogt dit zoo zijn, dan is het niet onmogelijk dat ook hij een Haarlemmer is geweest. Bij de meeste schrijvers, dr. G. K. Nagler in zijn werk
die Monogrammisten 1861 uitgezonderd, komt hij voor onder den naam van George Hendrik, welligt in navolging van de NOtiees sur les graveurs des abbês Baverel et Malpez. — Er is echter geen twijfel aan of zijn naam is |
|||||
189
|
|||||
Aegidius of Gillis geweest. Zie ook mijn artikel over J. P*
Berendrecht. Ook staat zijn naam alzoo te lezen op eene plaat in twee bl. langw. fol., voorstellende het beleg van Hasselt naar P. de Molijn. Zie boven, op Molijn. ABRAHAM SNELLAERT s
was beeldsnijder, vinder en deken van het St. Lucas gild te
Haarlem van 1668—1692. Hij werd als leerling bij Jacob deWeth aangenomen den 16den Nov. 1661. Den 7deu April 1669 is te Beverwijk getrouwd Abraham Snellaert, jongman van Haarlem, wonende in de janstraat met Marijtje Pieterse van de Wall, jongedochter van Haarlem, wonende in de groote houtstraat. — Zie het trouwregister, Hij werd den 5den Dec. 1693 begraven in de groote kerk op het lage koor, n°. 60. PIETER OLAESZ. SOUTMAN.
Alzoo staat zijn naam onder zijn door C. v. Noorde ge-
teekend portret, waarbij vermeld wordt dat hij schilder was van den koning van Polen, en de hofdienst verliet om naar zijn geboorteplaats Haarlem terug te komen. Hij was van voorname en oude haarlemsche afkomst. — Op het trouw- register vindt men dat mr, Pieter Soutman, jongman, den gXsten April 1630 trouwde met Goudela Prans, jongedoch- ter, beiden van Haarlem. Hij was in 1628 lid van het schoonenvaarders gild; in 1633 vinder van het St. Lu- cas gild. / In 1630 schilderde hij zijn eigen portret. In 1640 wera
aan Pieter Soutman, schilder, volgens de thesauri ersreke- ningeii toegevoegd wegens het vereeren van achtmaal tien prenten van 't huvs van Nassau bij hem doen snijden C. oC· In de resolut. van burgemeesteren van 11 Oct. 1651 leest
men: //mr. Pieter Soutman doende presentatie om seecker |
|||||
190
/•/boeek met alle de afl'beeldinge van alle de graven van Hol-
//lant bij hem geteekent ende doen snijden ende het geschrifte //bij Petrum Scriverium gemaeckt, te vereeren. Is daervoor '/door den secretaris doen bedanken ende de presentatie //excuseren.// Den 16den Aug, 1657 overleed hij te Haarlem en werd
den 22steQ Aug. in de groote kerk, suydertrans n°. 302, begraven. Hij was om zijn afkomst en vermogen geacht. De onkosten bij zijn begrafenis gemaakt, beliepen de voor dien tijd aanzienlijke som van/'31. Het origineele begra- fenisbriefje luidt als volgt: Anno 1657. Teghens Dingsdagh den een en twintighsten
Augustus nae den middagh ten twee uyren precys, werdt UEd. ter begraeflenis gebeden met mr. Pieter Soutman, op de Bakenessergracht: Als vriendt in Huys te komen met de Langhe mantel. Groote kerk.
HENDETK SPILMAN
is te Haarlem overleden a° 1784. Den 9^n ]yov. 1742 werd
hem reeds een acte als lid van het St. Lucas gild te Haar- lem afgegeven. (/ PIETER SPIJKERMAN
wordt a° 1660 als schilder gevonden op de rekening van
ontvangst van het St. Lucas gild te Haarlem, en kwam toen in het gild. Hij overleed in 1666 en werd den 22steji Mei in de groote kerk, middeltrans n°. 59, begraven. (Zie het doodregister). ARENT CORNELISS SUIJCKER
komt als schilder voor in het rekwest tot het weren van het
|
||||
191
|
|||||
verkoopenen uitventen van schilderijen, a° 1642. Hij was
in Aug. 1642 in Friesland en wordt in december van dat jaar verklaard geen schilder meer te zijn. JONAS SUYDERHOEF
behoorde tot een oud haarlemsch geslacht. Uit de bijlagen
betrekkelijk het beleg en de verdediging van Haarlem in 1572—73 door J. v. d. Capelle (Bosdijk.) 1844 ziet men dat Dirk Hasselaar, broeder van Kenau Hasselaar, een dochter had, Dieuwertje genaamd, welke gehuwd is geweest met Jan Willem van Suyderhoef, van Haarlem, doch die raad en burgemeester te Schiedam was. Dat dit geslacht aanzien- lijk was, blijkt ook uit de bijzonderheid dat Andries Suyderhoef secretaris was van Oornelis Haga, eersten Ned. gezant te Constantinopel in 1656. Zie over hem de Navor- scher, meermalen, als II 118, III 106. Bijblad 1853 xcvii en clix. In de lijst van leerjongens om te leeren boekbinden en
drukken, vindt men reeds a° 1629 als boekdrukkers leer- ling bij Adriaan Koman (ob. dec. 1649) aangegeven: Jan Andries ZuiderhoefF, en later a° 1672 bij Michiel van Leeu- wen, Johannes Suyderhoeii', In 1643 staat in de Kesolu- tien van Burgemeesters vermeld, Adriaan , sone van Andries Pieterse Suyderhoef. In 1662 was Joan Suyderhoef bode van het St. Lucas gild. Hij werd den 4den Junij 1671 in de groote kerk, noordertrans n°. 233, begraven. Ook Jo- nas Suyderhoef was een Haarlemmer; zoo hij 25 jaren telde bij 't graveren van zijn eerste portret, dan was hij omstreeks 1613 geboren. Toen den 17den April 1653 een zoon van Adriaen Suyderhoef van Haarlem den naam van Willem bij den doop ontving, was Jonas Suyderhoef getuige. Den 16den Maart 1677 werd hij als vinder van het St. Lucas gild ge- kozen. Hij is te Haarlem overleden in het begin van Mei 1686, en den 9<fen Van die maand werd voor hem, volgens het |
|||||
192
|
|||||
doodregister aangevraagd een «opening in de groote kerk in
den noordertrans, n°. 233. —Is de hierboven geuite gissing gegrond, dan is hij even in de 70 jaren oud geworden. Het werk van dezen grooten en voortreffelijken meester,
die zich zoo bijzonder gekenschetst heeft door het voor- stellen van de penseelsbehandeling der meesters naar welke hij graveerde, is het eerst door Joh. Wussin in 1861 met groote volledigheid beschreven. Al spoedig, in 1863, verscheen te Brussel een fransche vertaling, vermeer- derd en verbeterd door HL Hymans.- Beiden hebben on- tegenzeggelijk er veel toe bijgedragen om zijne gravuren be- ter te doen kennen en waardeeren, en als gevolg de waarde er van verdubbeld. Ik geloof allen die in zijn werk belang stellen, dienst te
doen met hier eenige onbekende portretten of sommige nog niet vermelde staten aan te geven en te beschrijven. Ik zal daarbij dezelfde volgorde houden als Wussin en Hymans. n°. 7 * Laurenïius Banck.
Ovaal, borstbeeld van voren, middelbare leeftijd. Los
afhangend haar. Geborduurde halskraag. Het fluweelen vest van onder open. De doctorsmantel om de schouders. Het randschrift des ovaals luidt dus: Laurentius Banck, Norcopensis Goihus, Philosopk. ac.
J. U. 1). et ejusd. facult. Profess. publ. in acad. Franeque- rensi. Het ovaal rust op een geschaduwden achtergrond, waarop regts J. Suiderhoef. Daaronder 12 lat. regels, aanvang, viros qui, eind. carbo
notat. Daaronder de naam des dichters. Dominiczis Acronius, Mist. et Eloquent. Prof. pub. et ord. in Acad. Franq. in 4°, Hoog, met het onderschrift 16| c. breed 11 c. Aan- wezig in de rijke verzameling van den heer Bodel Nijen- huis te Leiden, wien ik bij deze mijn dank betuig voor zijne uitnemende hulp mij verleend in de samenstelling van deze bijvoegsels. |
|||||
193
|
|||||
N°. 8. Thomas Bartholinus.
Geheel gelijk aan dat bij Wussin beschreven, maar regts
gekeerd. De achtergrond is minder bewerkt en met aetatis 35. A° 1656. Dit portret staat voor zijn Anatomia, ofte ontleding des
mensch. ligchaams door Dr. Th. Bartholiims, vertaald door mr. Thomas Staffard, chir., Dordrecht 1656. 8°. Van achteren bedrukt. Een tweede exemplaar van ditzelfde portret heeft een an-
deren , meer geruïten achtergrond, is van achteren niet be- drukt, en heeft aetatis 35. A° 1651. N°. 9. A. Beeckerts van Thienen.
Er bestaat een 3de staat van dit portret, met het adres van
J. Covens en C. Mortier exc. Bij Bodel Nijenhuis. N°. 10, CoRNEUS DE BeVERE.
Eerste staat. Voor alle letter. Bij Bodel Nijenhuis.
Tweede // , beschreven bij Hymans. N°. 11. Julius Beyma.
Een vroegere staat, voorde namen van Suvderhoefen Fon~
tanus, is bij Bodel Nijenhuis. N°. 12. Aug. Bloemaert.
Op de verkooping van prentkunst van J. D. Nijman, te
Amst. 1798, zie den catal,, bl. 92, n°. 86, is de eerste druk van dit portret door J. Suyderhoef naar J. Versprong, voor de aanteehening van deszelfs dood verkocht voor f 2. Ik wil hier nog bij aanteekenen dat het inontant 13
|
|||||
194
|
|||||
van deze aanzienlijke prentverkooping bedroeg de som van
f 18,008.9. N°. 18. Nicoi .AAS BODDING VAN LAAR.
Yan dit fraaije en zeldzame portret bestaan niet alleen
exemplaren zoo als die J. Wussin heeft beschreven, maar ook met een 14reg. kalligraph. vers door J. v. d. Yelde. Zieden beschr. catal. van portretten van Nederl., doorPred. Muller, bl.40. n°. 495. Hoezeer ik het voor zeer waarschijnlijk houd, heb ik niet
kunnen opsporen of deze schoolmeester de broeder van Pie- ter v, Laar geweest is. N°. 14. M. Z, Boxhorn.
Een vijfde staat, met het adres H. Pockenexc.; bij Bo-
del Nijenhuis. Nog altijd zijn de afdrukken schoon. N°. 14*. Watze van Oamminga.
Het eerst door C. Kramm vermeld op A. P. Nijhofi".
Borstbeeld, in een ovaal, regts gekeerd, gekleed in zwart zijden vest, witten, gladden halskraag met twee kwastjes- Het hoofd is gedekt met een kleine kalot of kapje, waaronder het lange haar golvend uitkomt. Randschrift om het ovaal: Watzo Pr(eyheer?) van Cam-
minga, vrij ende erffheer van Ameland, anno saluiis Ì DOL ÕÉÐ aet, suae LY regiminis suae Amelandiae XYIII. Onder aan het ovaal, links APNijhoff pinxit, regts J. Suyderhoef sculp, Tn den onderrand een vierregelig vers, beginn. Bus heeft,
enz., eind. Zeeghe praalt. Daaronder regts, de naam des dichters. G. Adius, Ameland. Peus. (Deze was ook tot de staten-generaal afgevaardigd en van 1669—1676 lid |
|||||
195
|
|||||
van 't Eriesche hof. Zie de Wal, Orat. bl. 435, hoog,
met het onderschrift, 13£ c, br. S\ c, staande voor de statuten enz. van Ameland (Leeuwarden) 1658 f kl, 8°. Bij Bodel Nijenhuis. N°. 14**. Willem van der Camer.
In ovaal. Even regts ziende, middelbare leeftijd, platte
kraag, kl. 4°. E. H(als) pinx. 1630. J. S. sculp. 1651. Hij was een Haarlemmer, en trouwde voor schepenen den
SJden Junij 1640 met Erancisca Snellinger, jongedochter van Haarlem. Er bevindt zich in het prentenkabinet op het Trippenhuis een zeer afgeknipt exemplaar, dat hoog is 10 c. 4) str., br. 8 c. 7 str. N°, 19. Johann Clauberg.
Een proef vóór alle letter, op het Trippenhuis.
N°. 23. R. Descartes.
Een proefdruk vóór het eerste adres, op het Trip-
penhuis. Van den 3dei1 beschreven staat zonder eenig adres bestaan
soms zeer fraaije exemplaren. De plaat is hier echter reeds eenigzins ingekort, de hoogte bedraagt niet meer dan 31c. met 7 str. Tusschen staat III en IV is nog deze in:
In plaats van Cl, de J., is gekomen Carolus Allard ex-
cudii cum Privilegio; van boven even breed als staat II. Bij Bodel Nijenhuis.
NQ. 28. Er. Henk. van Nassau.
Vóór alle letter. Het ovaal maar even aangegeven. Op het
Trippenhuis. 13*
|
|||||
196
|
|||||
N°. 28*. Bahthold van Gendt, de vredesonder-
handelaar te Munster. Borstbeeld in een ovaal, het gezigt een weinig regts ge-
wend , met eenigzins krullende haren, een zeer kleinen snor en knevels, platten halskraag met kwastjes en zijden vest. Met een latijnsch zevenregelig onderschrift zonder adres van Suyd.. Dezelfde grootte als de vredesonderhandelaar n°, 69. N°. 29. G. de Glakges.
Aan 't eind der beschrijving staat: G. Suerendonck comp.
d. i. composuit, scil. carmen. De naam van den excusor M. Segerman is op het exem-
plaar van Bodel Nijenhuis met één n. Onder een exemplaar van den 1 sten st, zag ik op een afzonderlijk plaatje een 3rege- lig vers gedrukt, beg. ~Een stut des vaderlands, enz. N°. 31. G. C. Bn. voN Haslang.
IIIe staat, llomhout van den Koeye ex.
N°. 33. A. Heereboobd.
lste staat is minder bewerkt, de regter neusvleugel veel
breeder. £de staat. Van achteren bedrukt met latijnsche opdragt.
3de staat. Zonder de lamp en het boek. Van achteren
bedrukt met dezelfde lat. opdragt. 4°. staat. Slechte druk, zonder lamp, van achteren onbe-
drukt. Zie den besch. catal. van 7000 portr. van ÏYed. Muller
1853, pag. 110. n°. 2234*, enz. |
|||||
197
|
|||||
N°. 37*. Frans Heerman,
Een portret van denzelfden, geheel anders en veel jon-
ger. Van middelbare jaren. Even links ziende, blootshoofds, kleine snor en knevels, gladde kraag. Den mantel heeft hij omgeslagen en met de onzigtbare linkerhand aan de reg- terzijde vastgehecht. — Begin van 't onderschrift: quidicta scitis, enz. Einde: exhibet terris labor. Daaronder P. Wiusemius 1639.
J. ll.pinx. J, S. sculp. Hij teekende zich meermalen J, S.
't is geheel zijne eigene manier, kl. 4°. Behoort tot een school- boek (Guldene Annotatien 1640, 8°) waarvan de beschrij- ving door W. Eekhoff voorkomt in de Navorscher 1863, bl. 91 en verv. Hoog 13^ c., br. 8 c. Bij Bodel Nijenhuis. Onder een exempl. van dit portret was met gewone druk-
letters gedrukt een vers van Anna Hoemers ter eere van Fr. Heerman. N°. 39. Jacob Hollebeek.
Een exemplaar op satijn; bij Bodel Nijenhuis. N°. .46. H. de Keyser.
3de staat. Het vers is gedrukt, niet gegraveerd. De
punctuatie verschilt mede. N°. 47. Johan Kniifp.
Er zijn afdrukken voor het adres.
Te Alkmaar bij S. Bruinvis; bij Bodel Nijenhuis.
|
|||||
198
|
|||||
N°. 50*. Leopold 1.
Duitsch keizer, ten halven lijve regts, in wapenrusting
met rijken mantel in een ovaal, met zinnebeeldige attributen, het hoofd gekroond met een lauriertak, in de regterhand de rijksstaf, de linker op het gevest van zijn degen. Hoogte 4>9J c., br. 33| c. van de plaat zonder het veegboord, dat aan dit exemplaar ontbreekt. Praaije proefdruk vóór de let- ter, uit de verz. van Yerstolk van Soelen. Zie den catal. van oude prentkunst bij A. G. de Visser, 20 Jan. 186é, 'sHage, bladz. 12 n°. 196. Thans inTeylers museum; aan- gekocht voor f 39. N°. 51. J. Maesteiitius.
De volgreeks der adressen is anders.
I. met liet adres J. Lamoych. II, // // // C. Dankertz., terwijl nog overig is het daaraan voorafgaande Bxcudebat Lug-
duni Batavorum.
III. // // // Clement de Jonglie excudit (meer niet).
IV. // // // D. üanlcerts exc.
V. // // // Carolus Allard excudit.
Bij Bodel Nijenhuis. N°. 55. J. de Mey.
De naam des schilders is slecht gelezen: er staat werkelijk
C. Eversdijclc. N°. 68. Fiians Post.
Op den eersten staat, vóór de schrift, leest men achter op
't exemplaar in het ïrippenhuis , //naar Pr, Hals door S.// geschreven door een gelijktijdige hand der 17de eeuw. In |
|||||
199
december 1865 werd een fraai exemplaar door Ered. Mul-
ler te Amsterdam publiek verkocht voor f 81. N°. 72. Andreas Rivet.
Bij Bodel Nijenhuis een 4de staat: Hugo Allardt excudit. N°. 73. Joh. van Eouberg.
J. v. H. (aan 't slot) beteekent den naam des dichters
Joan van Hoogstraten. N°. 78. A. M. Schuurman.
De eerste staat is voor het adres van C. Banheinningh,
Het latijnsche vers begint niet met vDivini pecloris opus//, maar wel met JDivina enz. Achter Suyderhoef sculpxU, niet sculpsit. Een zeer fraai exemplaar in Teylers museum.
N°. 79. C. Sibel.
Een tweede staat met bijvoeging van 't later adres J. Tan·
gena excud. Bij Bodel Nijenhuis. N°. 82. N. Smaltius.
Dit portret is naar J, Thopas. Zie over hem dit werk
in voce. N°. 83. Erieb-r, Spanheim.
De derde staat is uit de drukken te oordeelen Hugo Al-
lardt excudit. In dien derden staat is 't sculp. van J. Suy- derhoef veranderd in sculpsit. De vierde staat is /. Tangena.
|
||||
200
|
|||||
N°, 85. E. Swalmius. (Copij?).
De eerste druk met het adres van Lodewijck,
// tweede η » » >ι van P. Goos. N°. 86, Eleazar 8walm.
Deze n°. 86 is Henricus Swalm, predikant te Haar-
lem, broeder van Eleazar. (Zie Yeeris, pred. van Noord- holl, bl. 200). Hymans dwaalt door bij n°. 86 te zetten: //même personnage.// Er is nooit een El. Sw. te Haarlem pre- dikant geweest, 't Gelaat en onderschrift verschillen ook ge- heel van de n°. 84» en 85, die daarentegen onderling zeer overeenstemmen. N°. 88. Tegularius.
Üe voornaam is Adriaan, Zie over dezen predikant te
Haarlem Veeris bl. 202. Bij Bodel Nijenhuis is een exemplaar van een vroeger staat
vóór het adres van R. Tinneken. ■ !
; ! N°. 90. Maarten Tromp.
Dit portret is door J. Suyderhoef omstreeks 1640 gesne-
den , want men leest in de thesauriersrekeningen van Haarlem van dat jaar: aan Hendrik Gerrit Pot mr. schilder overliet vereeren en dediceeren van diversche exemplaaren van 't effigie van den Luitenant (admiraal) Harten Harperssz. Tromp, bij hem geschildert en doen snijden lxxx oC. ι
N°. 93. G. Yoeïius.
Bij Bodel Nijenhuis een afdruk voor het adres //. Tro-
jjüa excudebat, met vrij zwaren knevel en baard. Het ge- |
|||||
201
|
|||||
laat veel jonger, zonder kapje. Een support van onder, bin-
nen het ovaal. N°. 93*. G. VoETius
aet. 68. Niet vermeld bij Wussiu of Hymans, Ter halver
lijve regts, blootshoofds, in toga, zittende voor een tafel, de regterhand op een opengeslagen boek liggende. In ovalen rand, met naam, rang en jaartal. In de marge van onderen een 6reg. lat. vers van Α. Μ. Schuurman, iloog 31£ c., br. 22| c. Yóór de naam van den schil- der (Er. Hals) en van den graveur. Met het adres van Olemendt de jonge, fol. Zie den catal. van A. G. de Vis- ser, 23 Jan. 1865, bl. 12. n°. 203. Verkocht voor/21 aan ?. Reeds vroeger mede naauwkeurig bij Pred. Muller, catal. v. portretten, 1853, n°. 2736, beschreven, waar on- dei» n°. 2737 vermeld wordt dezelfde plaat, latere druk, ook zonder naam van schilder en graveur, met het adres van C. Allard, en dat van Glem. de Jonge uitgewischt, en onder n°. 5738 nog eens, een nog latere druk. Zonder eenig adres, fol, N°. 94*. Joh. Viiechemius.
Dit portret is door Wussin en Hymans niet gekend,
liij is voorgesteld ter halver lijve in ovaal, niet links, maar regts gekeerd, met knevel en baard. Het hoofd bedekt met een calot, de hals met een kleinen kraag. Hij is gedost in een eenvoudig kleed, voorzien van één rij knoopen, waarover een mantel hangt. Zijn regterhand rust op een boek, waarachter nog eenigzins zigtbaar is een blad papier; de linkerhand steunt kruiselings op de regter. Om het ovaal staat: Johannes Vrecheraius Ecclesiae
Dordrechtanae Pastor. |
|||||
202
|
|||||
Links van onderen bij den rand van de plaat: A. Veer
pinxit, regts J. Suyderhoef sculp. Daaronder een vierregelig vers, beginnende met Dus
maelt de honst^ eindigende: door Kristenen geschreven.» L. v. Bos. Hoog 32 c. 3 str., br. 23 o., 3 sfcr. Vroeger het eigen-
dom van den lieer Pred. Muller te Amst,; in 1865 aan- gekocht voor Teylers stichting voor f 60. Zie over dezen predikant zelf, Schotel, Kerkel. Dordr,, I. 475—480. N°. 96. Van Wassenaar.
De voornaam Johan, ook bij Hymans Jean, is blijkbaar
verkeerd. Er staat JOr., d. i. niet Johan maar Jonker of Jonkheer. N°. 97. Wikenburg.
Zijn voornaam was Theodorus. Een haarlemsch predi-
kant. Zie Veeris, bl. 228, N°. 98. Wilh. van Nassau.
ij
Dit is eigenlijk het portret van Willem I. In den catal. van A. G. de Visser, April 1865, pag. 8, n°. 441, bevond zich een zeer zeldzame druk voor den rand. N°. 99. Willem van Nassau
is het portret van Willem II. Nu en dan vindt men
opgegeven een nog onbeschreven portret van dezen vorst, als buste van voren te zien in een ovaal, met knevelbaard, blootshoofds met lange haren en gehar- nast, omgeven door een rand, in alles gelijk aan dien van n°. 99. Ook hetzelfde onderschrift. Dit portret is niet |
|||||
203
|
|||||
het werk van Suyderhoef. Men kan duidelijk zien dat het
afbeeldsel, voorstellende Willem van Nassau, zoo als het bij Hymans beschreven is onder n° 99, hier geheel op de ko- peren plaat uitgeslepen is, en men het hierboven beschrevene, veel minder fraaije er in gegraveerd heeft. Ook de zinne- beeldige rand is reeds ilaauw van druk, en het is blijkbaar dat het later is dan n°. 99. Naderhand is het in een een- voudiger rand met hetzelfde onderschrift door Adr. Schoone- beek uitgegeven. N°. 99*. Wilh. Hendricus, Prins van Oranje.
Kniestuk; geharnast, midden in staande naar de regter-
zijde ziende, op jeugdigen leeftijd met lange haren en bloots- hoofds, in de regterhand een commandostaf houdende, ter- wijl de linkerhand langs het lijf hangt tot aan het gevest van den degen. Op de borst een ster, over liet harnas een lint met ordeteeken, regts achter hem op een tafel zijn helm, links op den achtergrond eenige soldaten te paard en te voet voor een legerplaats die tegen een heuvel ligt, waar- achter een opgaande zon uitkomt, enz. In den ondersten rand leest men: IVillielmus Hendricus hij de Gratie Godis Prince van Orangien, en eindigende met Capitam Qenerael en Admirael. Links lager L. v. Haaster pinxit. Midden in Jonas Suyderhoeil' sculp., regts S. Goudt excud. Hoog 43 c. 7 str., br. 36 c, 31 str. Uit den titel: Gouverneur-stadhouder, Cap, Gener. en Adm.
moet men, daar de vorst deze titels niet dan na 25 Febr. 1672 voerde, opmaken, dat Suyderhoef later dan 1669 ge- werkt heeft, hetwelk, volgens Wussin, bl. 5 en 6, het laatst bekende jaar is, waarin hij gegraveerd zoude hebben. Dit portret is zoo middelmatig van uitvoering, dat men
het niet voor het werk van S. zoude houden. Het was op de verkooping van dr. Huurkampv. d. Vinne, Haarlem 1863, en is voor ƒ 33 aangekocht voor Teylers museum. |
|||||
204
|
||||||
Op het Trippenhuis en bij Bodel Nijenhuis bevindt zich
mede dit portret. N°. 107*. Graflegging van Jesus Christus.
Naar Rubens. Zie Basan, pag. 36, n°. 107, — Deze
prent heeft geen naam van graveur, maar alleen het adres van P. Soutman. Een fraaije afdruk van den eersten staat voor de retouche van Witdoeck, is te vinden in den catal. van A, G. de Visser, 'sïlage 1865, bladz.11, n°. 179. N°. J10. De Satyrs familie.
Wussin en Hymans zeggen, dat op den 2Aen staat alleen
het adres van N. "Visscher gevonden wordt. Ik kan de verzekering geven dat het tot op den 4<den staat is blij- ven staan. N°. 119. De drinker.
De 2de staat van deze prent is vóór het vers en het adres.
Links in den rand A. Ostaden pinxit, regts I. Suyderhoef sculpsit. Op het Trippenhuis. De 4de staat heeft Frans Carelse excudit.
De 5de staat F. de Wit.
N°. 121. Jan m Mof.
Er bestaat nog een 6iG druk zonder eenig adres; de af-
drukken zijn nog vrij goed. N°. 125 en 126. De oude en jonge zanger aan het venster.
Yan beide deze prenten met de twee verschillende adres-
sen , reeds bij W. en H. beschreveu, bevinden zich fraaije exem- plaren in ïeylers museum. |
||||||
I
|
||||||
205
|
|||||||
N°. 128*. Vijf drinkende en rookende boeren.
In een binnenhuis bevindt zich regts een persoon, zit-
tende op een bank op den voorgrond, een pijp aansteken- de; links op een vierkant bankje een ander, meteen glas in de linker en eene kan in de regterhand. Op den tweeden grond, achter en tusschen de vorigen, ziet men een derden man, die met beide handen een pijp vasthoudt en met welge- vallen den rook links uit zijn mond naar boven blaast. Door eene deur links komt een vierde met een kan in de res;- ter hand binnen. Eindelijk staat een vijfde tegen den muur regts zich te ontlasten van den overtolligen drank. Onder de plaat, in twee regels, een vierregelig lat. vers, be ginnende: Tahificum f rustra enz, A. Brauwer pinxit, «T. Suy- derhoef sculpsit. Eedewaart de Bois excudit, Hoog 32 c, breed 24 c. 3 str. De prent is zeker niet van het minste werk van Suyder-
hoef. Bi] den heer Yis Blokhuysen te Eotterdam. N°. 130. De Bergweg.
In den 2den staat is het adres van de Goos weggeschrapt,
maar door geen ander vervangen. De 3dc staat met het adres van Ij. Schenck.
|
|||||||
Nog een enkel woord over den ouderdom der werken van
J. Suyderhoef. Zij komen mij niet alleen voor, verder te te loopen dan 1669 (zie n°. 99*) maar ook vroeger aan te vangen, want n°. 18, J.cle la C/iamhre, kwam te Haarlem (Suyderhoefs woonplaats) uit in 1638 , en n°. 37*, de tweede Frans Heerman, voert achter Winsemius naam het jaar- tal 1639. In den catalogus van prenten van Yerstolk vanSoelen, 31
Maart 1851, vindt men op bladz. 82, n°. 1365 onder de portretten van J. Suyderhoef opgegeven, dat van-----Mega- |
|||||||
206
|
|||||||
é
|
|||||||
poUtanus of ook wel Megaloyolensis genoemd, iemand
die in Amerika geweest is in de eerste tijden onzer vestiging aldaar, 1628. Indien van Diderick, Baron vanLeyden, 13 Mei 1811,
Amst,, wordt ook op bladz. 142, n°. 2 vermeld het portret van Jacobus Vermoeien. Van beide portretten ontbreekt mij de beschrijving.
Weduwe JAN STEEN.
In het memoriael van Schepenen te Haarlem, 27 Pebr.
1670, vindt men het navolgende betrekkelijk haar: //Walraven Blancken, Apothecaris hebbende ter saecke
//van geleverde medicamenten aen de overleden huysvrouw //van Jan Steen eene somme van tien gulden vijff stuyvers //en acht penningen, is toegestaen deselve somme uyt de //penningen van de vercofte schilderijen toebehoort hebben- //de den voorn. Jan Steen ende die de voorn. Blancken on- //der de secretarissen hadde doen arresteeren van desselfs //quitantie te ontfangen mits stellende cautie over de //restitutie.// Volgens het doodregister te Haarlem werd de huisvrouw
van Jan Steen begraven 4 Mei 1669 in de groote kerk n°. 217 , noordertrans. JAN en LEENDERT STOCKMAN.
Beiden waren Haarlemmers en poorterskinderen. Jan be-
taalde als meester schilder zijn inkomen in het St. Lucas gild in Nov. 1637, en was in 1651 schriftheer van het gild. Hij was gehuwd met Maeyke Lenards. Zie het doop- register van 11 Dec. 1639; en hij werd den 9den Julij 1670 in de nieuwe kerk, n°. 27, begraven. Leendert is 3 Oct, 1670 ingeschreven.
|
|||||||
207
LEENDERT STOFFELS was volgens het rekenboek van het St. Lucas gild in 1651
mr, schilder en poorter. LAMBERT en HENDRIK VAN STRAATEN.
Beiden zijn bekend ook onder den naam van de of de la
Rue. Yan Lambert den vader bezit ik twee geteekende por- tretten , waarop hij van Straaten genoemd wordt en waarbij te lezen staat dat hij niet alleen schilder, maartevens school- meester was, dat hij te Haarlem geboren werd in 1631 en aldaar is overleden in 1712. Hij was de vader van Hen- drik; uit een fraai boomrijk landschap, door hem geschil- derd, mede in mijn bezit, is het duidelijk te zien dat hij zich teekende v. Straaten. Hij kwam onder den naam van Straaten den 5den Aug. 1687 in het St. Lucas gild te Haarlem. Fiorillo in zijne Gesck. der Zeich. Kunst., 5 B., S. 513 en 14, zegt van hem://er arbeitete gemeiniglich //nur mit Rothstein und Bleistiffc'/ en verder //seine beste //Zeichnungen sind im Geschmack von Euysdael und Ber- chem ,// en haalt daarbij Walpole aan, pag. 381. Yolgens Eiorillo kwam hij in 1690 in Engeland en zou zeker daar goed ontvangen zijn geworden, ware hij niet te ligt- zinnig geweest. Deze beiden van Straaten's zullen waarschijnlijk afstamme-
lingen geweest zijn van de vroegere haarlemsche plateel- en geleibakkers van dien naam. HENDRIK STUIVESANT.
Krarnm maakt melding van Johannes, Als onderteekenaar
van het rekwest tot het weren van het uitventen en ver- koopen van schilderijen, vindt men a° 1642 opgegeven: Hendrik Stuivesant. |
||||
208
|
|||||
WILLEM WILLEMSZ. SWINDERSWJJK
heb ik in de notulen van het St. Lucas gild te Haarlem in
Junij 1642 als schilder vermeld gevonden. Hem werd toen door deken en vinders verboden eenige schilderij te verkoopen . omdat hij het gildegeld niet wilde betalen. In September van dat jaar voldeed hij eindelijk aan de regten van het gild, nadat hij eerst bekeurd was, daar men van hem een schilderij gezien had, dat hij gemaakt had voor den kleerma- ker Arent Claess., tappende aan 't kerkhof naast het YJies, Zijn werk liet hij niet duur betalen, daar wij naderhand nog vermeld vinden dat hij een schilderij verkocht had voor twee rijksdaalders. JOHANNES THOPAS,
Alzoo vind ik zijn naam bij mij op twee buitengewoon,
fraai met potlood geteekende portretten, waarvan één met het jaartal 1663» Hij heeft stellig te Haarlem gewoond, want men vindt hem aldaar, 3 Julij 1668, als schilder vermeld bij het St. Lucas gild. Bij Bodel Nyenlmis zijn nog vier teekeningen van den-
zelfden, met potlood zeer fraai vervaardigd; twee zijn een ongenoemd man en een ongenoemd jong meisje met waaijer, zonder jaar. Yoorts de vice-admiraal Isaak Sweerts en echt- genoot, mede zonder jaar. Nagler, Künstler Lex., zegt, XVIII. 386, dat te Leip-
zig bij de heeren Weigel nog twee portr. van Thopas zijn, het eene met het jaartal 1654. Zij stellen een oud man met een pen en een architect voor, P1ETEE TALBOOM TOLET
werd in April 1638 gevordert om als schilder en burger
zijn incomgelt aan St. Lucas gildt te betalen, is dien wil- |
|||||
209
|
|||||
lich en bereydt geweest te voldoen. (Zie de not.). — In
het dagelijksch memoriaal van het oude-mannenhuis heb ik nog gevonden dat den 6d™ Kov. 1610 in het huys geco- men is Gilles Ie Grand Toilet, schilder van Doornick, oudt 64 of 65jaer. Hij overleed den 7de» Pebr. 1614. JAN SIMONSZ. gezegd TOREENTIUS.
Bij alle geschiedschrijvers wordt hij voorgesteld als een
zeer verdienstelijk schilder, maar tevens als iemand van een zeer onzedelijk gedrag. Schrevelius, Houbraken en ande- ren die dezen gevolgd hebben, verhalen ons weinig goeds van hem, Kramin meent echter dat de kerkelijke toe- stand van dien tijd vooral aanleiding zou gegeven heb- beu tot zijne, zooveel gerucht gemaakt hebbende vervol- ging , pijniging en strenge vooroordeeling. Daar vele stuk- ken betrekkelijk zijn proces nog aanwezig zijn op het archief te Haarlem en de inzage mij welwillend toegestaan is geworden, ben ik in staat mede te deelen wat er van de zaak is. Volgens zijn eigen bekentenis bij zijn eerste verhoor was
zijn naam Jan Simonsz., gezegd Torrentius, geb. te Amsterdam a° 1589, en van de katholieke godsdienst. Tot zijn 25stc jaar had hij zich echter aan geene religie gehouden; na dien tijd had hij zich niet kunnen vereenigen met die welke in deze provincie gepredikt werd. Als schilder was hij te Amsterdam als commensaal woonachtig geweest op de bloeminarkt bij den procureur Backer; hij was gehuwd met Oorneiia van Camp, de dochter van Jacob van Camp., tijdens zijn verhoor woonachtig te Amersfoort bij hare ouders, omdat hij zonder wettig ge- scheiden te zijn niet met haar leefde. Gedurende zijn gevangenschap in 1628 blijkt uit de re-
solutiè'n van burgemeesteren dat aan zijne vrouw toegang tot hem verleend is. Ben ÏS^" Aug. 1629 werden, op ver- zoek van de Bray, Jacob van Campen ende Aeehfgeu Jans, 14
|
|||||
sio
|
|||||
schoonvader en schoonmoeder van Jan Simonsz. Torrentius, ge-
accordeerd dat zij in presentie van den heer officier acces sullen mogen hebben bij Torrentius voorschreven. Terwijl hij in 1627 tijdelijk verblijf hield aan het huis
van Christiaan Colters te Haarlem, werd hij gevangen geno- men en zijn proces begonnen, als beschuldigd van aan het hoofd te staan van de broederschap van den Raocle Cruce in Holland, welke broeders hun hoofdzetel in Parijs had- den, en eene nieuwe leer predikten, vrij van het geloof aan God en den Zaligmaker; van toovenarij, godslastering en verregaande onzedelijkheid, zoowel hier ter stede, als in Amsterdam, Rotterdam, Leiden, Delft en 'sHage. Uit de getuigenissen van allen die in dit proces gehoord
werden, en waaronder voorname en welbekende mannen die· met Torrentius omgang gehad hebben, zoo als mr. Pauwels van Beerensteyn, toen 38 j, oud, Br. Jacob Hogenheim7 oud 59 j., Dr. Timoth. Elk es, allen van Haarlem, Dom, Bruno van Alkmaar en Jacob Canter, van Amst,, blijkt dat hij een man was, die door zijne gesprekken over de godsdienst en door zijne zedeloze en onkuisehe levenswijze veel aanstoot gaf; dat hij zich niet ontzag op publieke plaat- sen te spotten met de godsdienst, dat hij vele eerlijke vrou- wen belasterdeen zich zoo schaamteloos gedroeg, dat hij er zich op beroemde eene sauve-garde van zijne Excell. prins· IVederik Hendrik te hebben, waardoor geen officier hem, noch zijn gezelschap, ook gehuwde lieden zijnde, in oneerlijke* huysen mogten opsporen. Uit een brief van 17 lebr. 1627 van Jacob Canter te
Amsterdam, geadresseerd aan Susanna Massa, bij de markt in de houtstraat in het gekroonde binnenwerk , en verder te lïestellen aan Siaj. Izaak Massa te Lisse, blijkt, dat Canter zijn Beef Nicolaas Massa waarschuwt voor den omgang met den gevaarlijken Torrentius, dien hij had keren kennen toen hij zijn portret schilderde, en zegt van hem, /?om een schelm- •?st«k in % cort te verhaeïen dat hij sijn getrouwe vrouw» |
|||||
211
die soo eerlijck en degelijck is alsser een vrouw ter werelt
wesen mach, 't welck genoeg bekent is, heeft haer soecken te schenden; sou ick verhalen, zoo hij met sijn vrouw ge- handelt heeft, acht dagen had ick genoeg daertoe van doen.// en verder dat hij verdiende in het tuchthuis te zitten, daar zijn vader die bontwerkt of poessen maakt te Keulen gezeten heeft of nog zit. In een vroeger schrijven van 31 Oct. 1626 werd ook zijn
neef Adriaan Massa gewaarschuwd, Torrentius gaf bij zijne verschillende verhooren voor uit
liefde voor de godsdienst door zijne gesprekken een vrij onderzoek te hebben willen uitlokken, zonder eenige bespot- ting te hebben beoogd. Zijn zedelooze en onkuische handel met vrouwen diende alleen volgens zijn eigen getuigenis om te onderzoeken of zij schoon van leden waren, en om haar te overreden deze naakte leden doorhem te laten schilderen. Yreemd mag het schijnen dat hij nimmer ondervraagd is over de broederschap van den Roode Cruce, of over zijn sauve-garde van den prins, In het geheel heeft hij vijf ver- hooren ondergaan; het laatste had plaats op den 29stcn Dec. 1627, in presentie van den schout van Teylingen en alle burgemeesters en schepenen van Haarlem. Op de pijnbank gebragt en deerlijk gehavend kwam hij echter tot geene na- dere confessie. Eeecls had de pensionaris de Glarges in Aug. 1627 in 'sHage gehandeld met het Hof Provinciaal van Hol- landt en den president van den Hoogen Baad over deze zaak. Ook had hij aldaar met vijf advocaten geadviseerd, welk advies was, dat men hem niet als confessus maar als plenarie con- victus crimineel zoude condemneeren. De eisch van den schout was dan ook dat hij met den
vuere ter dood toe verbrandt zoude worden en zijn dood ligchaam op het galgenveld aan den haak zoude gebragt worden. Deze eisch werd veranderd in een confinement van 20
jaren in een tuchthuis. Voorname personen, als onder anderen 14*
|
||||
212
|
|||||
prins Eredeïik Hendrik, hebben, daartoe aangezocht door
een rekwest van Torrentius, pogingen aangewend om ver- zachting van dit vonnis te erlangen. Dit verzoek werd geweigerd; evenzoo een tweede verzoek van den prins waar- bij de brief gevoegd was van den koning van Engeland, gedagteekend 24 Mei 1630 uit het paleis te Westminster, en die in zijn geheel te lezen is in het werk van Kramm. De engelsche ambassadeur Dudley Carleton, die wist welk
een behagen zijn vorst in de schilderijen van Torrentius had, is er later toch in geslaagd, met aanbieding van hem da- delijk over te brengen naar Engeland, de kosten van het proces te betalen, en onder gelofte dat hij nimmermeer in het land zou mogen terugkomen, zijn pardon te verkrijgen, en is dit dan ook den ll^en Juijj te'sHage door Zijne ExcelL uitgevaardigd. Wat er geworden is van den koopman Christiaan Cop-
pens, die beschuldigd werd van in zijn, gezelschap op de ge- zondheid van den duivel gedronken te hebben, en voor zeven jaren uit de jurisdictie gebannen was met confiscatie van zijne goederen , is mij niet bekend. Wanneer men nu iets ten gunste van Torrentius mogt
willen aanvoeren, zoo zou het dit zijn, dat zelfs zijne vrouw en zijne schoonouders, algemeen bekend en zeer ge- acht, hem bezocht hebben tijdens zijne gevangenschap. Mij komt het echter voor dat deze bezoeken meer voor hen als voor hem getuigen. Ook blijkt het uit het memoriaal dat het hem na zijn confinement niet ontbroken heeft aan be- zoeken van deelneming. Van welken aard die echter ge- weest zijn, is niet twijfelachtig, want er werd dagelijks zoo- veel wijn gedronken, dat de stedelijke regering zich verpligt gevoelde, om ongeregeldheden te voorkomen, de hoeveelheid te bepalen. Men kan hieruit dus wel afleiden, welk soort van vrienden dit Avaren. En ten slotte weet ieder dat de voorspraak, hulp en
vriendschap van groote hceren niet altijd een bewijs is van |
|||||
213
|
|||||
zedelijkheid. Ware dit zoo, niemand zou aan de onschuld
van Torrentius twijfelen. Maar al kan ik het strenge vonnis van zijne regters niet goedkeuren, het valt niet te ontkennen dat hij door zijne atheïstische gevoelens bij iedere gelegenheid en op publieke plaatsen ongeroepen en pogchende uit te bazuinen, door zijne, onder schijn van deftigheid, zedelooze levenswijze, door zijn slecht gedrag omtrent zijn eigen vrouw, die de eerzaamheid zelve was, en door zijn uit- muntend talent als schilder dienstbaar te maken tot het af- beelden van vuile en geile voorstellingen, veel ergernis en aanstoot moet gegeven hebben. Hij heeft zelf alzoo veelvul- dig aanleiding gegeven tot zijn zeker al te strenge vcr- oordeeling. WILLEM TROOST
constschilder, geboortig van Amsterdam en Jacoba van
Nickelen, geboortig van Haarlem, echteluyden, beyde lit- maten, komende van Cleef met 2 kinderen, zijn den 20sten Maart 1735 komen wonen te Haarlem in de lan^e veer- straat. Hij verhuisde, volgens aanteekeningen bij het St. Lu- cas gild, datzelfde jaar naar Amsterdam, alwaar hij in 1759 overleed. THOMAS THOMASZOON.
In de thesauriersrekeningen van 1558 vindt men zijn
naam het eerst, en wel Thomas Thomasz. goudsmit. voor het graveren van een zegel voor de Lakens.// Hij was een Haarlemmer. In het jaar 1566 werd hij op
last van Alva met drie anderen gevangen genomen op ver- moeden dat zij eenige correspondentien hielden met de geu- zen of rebellen. In het jaar 1579 werd hem uitbetaald de somme van 400 ponden munten uit sake van zijne o-evan- genisse en andere lasten bij hem van staatswege in den jare- |
|||||
214
|
||||||
1566 geleden. Volgens Kramm zou hij niet alleen de tee-
kenaar maar ook de graveur geweest zijn, die met Joan- nes a Doeticum de grondcontrefeytinghe der stadt Haerlem a° 1582 vervaardigde. Het zal noodig zijn tot nadere op- heldering van het hier aangevoerde te zeggen dat hij wel de platte grond geteekend heeft, maar dat deze gegraveerd is door J. a Doeticum. Ten bewijze hiervan dient, dat toen Thomas Thomaszoon in 1581 en 1582 burgemeester was, aan hem a° 1581 werd uitbetaald: //over de coope van zee- //keren caerte begrijpende 't contrefeytsel van de gelegentheyt //deser stadt zulcx ende in forme dezelve was gelegen als den //grooten brandt in den jaere lxxvi daer deur gepasseert //was, dienende tot eeuwiger memorie voor dezelve stadt, //LX o£.r/
Dit contrefeytsel is alzoona den koop a° 1582, waarschijn-
lijk op last der regering door J. a Doeticum gegraveerd. In de thesauriersrekeningen vindt men dan ook a° 1590, //uitbetaald aan meester Johan van Deutecum caertsnijder //over 't snijden ende uitbeelden van eene caerte deser stadt //Haerlem zulcx die naer 't belegge ende verbrandinge derzel- //ver bevonden en gecontrefeyt es geworden bij den burgem. //Thomasz. Ende mede voor 't drucken van zeker getal //exemplaren ten behove dess. stadt lx cg.v Dit diezelfde rekeningen blijkt, om dit hier tevens te melden, dat mede aan J. v. Deutecum a° 1592 betaald werd de som van twintich ponden hem toegevoecht voor de schenckinge van zeeckeren schonen caerte van den geheelen werelt bij hem gesneden en den stadt geschonken. Thomas Thomasz. heeft ook gegraveerd, zoo als men ziet
uit het hier boven vermelde uit de thesauriersrekeningen van 1558. Dat hij tevens een bekwaam teekenaar was, blijkt nit eene geteekende kaart van hem, berustende te Haarlem op het stedelijk archief. Deze kaartteekening heeft de navolgende inscriptie: Grondt contrefeytinge van den Landen gheleegen om de
|
||||||
'V
|
||||||
215
|
|||||
stadt Haerlem daer wt blijekt hoe cleyn ende weynich die
sijn omcingelt met wateren en duynen, en opdat ment mach sien en gheoordeelt was, Is het compas en de mate hierbij gestelt, daer wt blij eken mach dat grootelijckx is gedoolt en dagelijckx gefaeiljeert wert, bij die gheenen die de caert van Hollant maecken, met veranderinghe dewelcke aenwijse het sparen wt te loopen in de meer, Oost Zuyd Oost ofte Daer- omtrent: Daer deselve compt te streeleen Zuyden en tus- schen Zuyden ten Westen naer de voorss. meer. Waer wt volghen moet hoe dat de landen in de meer gedronghen en gedwonghen sijn te leggen. Versoeckt daeromme dat men mij 't selve ten beste wil houden dat ick de rechte gestalte en de geleegentheyt der wateren en Landen om mijn Vacler- lijcJce stadt alleen begeert hebbe hiermeede aen te wijsen Sonder ijmants werek te calumieeren. Gedaen in Maïj 1590, Bij mij
Thomas Thomasz. Hij heeft zich in zijne betrekking van burgemeester zeer
verdienstelijk gemaakt, want men vindt, a°X597, een post in de thesauriersrekeningen: //Voor twee zilveren bekers, //die van wegens deeze stadt zijn geschoncken aan den Bur- //gemeester Thomas Thomasz. tot eene vereeringe van diverse //diensten bij hem in deser stadts zaken gedaen, betaeld lxxi "cA xiï s· I P·
In datzelfde jaar werd hem van stads wege vereerd voor
zijne bijzondere naarstigheid als fabriek meester een zilveren kop ter waarde van 50 tot 55 gulden. WALRAVEN VAN THUIJL
was in Oct. 1643 een haarl. schilder, woonde op de Sijl-
poort en werd ontboden om voor deken en vinderen te com- pareren. |
|||||
Silü
|
|||||
WILLEM WILLEMSZ. TIIYBAUT.
Zijn naam wordt soms gespeld l)èbauUt dan weder Te-
haut of ThibaiU, maar altijd wordt een en dezelfde per- soon bedoeld. — Hij was mede een Haarlemmer, en het is bekend dat hij in de groote kerk den 25sten Julij 1599 begraven is. In verscheidene rekeningen van de stad en van de St.
Bavo kerk vindt men aanteekeningen over zijn werk. Zoo ver- vaardigde hij in 154-5, volgens de thesaur. rekeningen, een glas voor de parochiekerk te Haarlem, en in 1549 een glas voor de St. Janskerk aldaar met de wapenen van Haarlem. In 1557 leverde Willem Willemsz. Tybaiit een sierlijk glas voor de nieuw gemaakte kerk te Medemblik. — In datzelf- de jaar werd aan Willem Willemssz. Tybaut betaalt de som van zes ponden van χ c£ groon. 't pont voir een schoon heerlijck glas dat van der voors. stede weegen gefigureert met personnages en't wapen van Haerlemgeschoncken is Direck van Teylingen, Rentmeester particulier residerende tot Alc~ maer ende bij voorn, Willem gemaeckt en ten huyse van voors. Teylingen geset is. Alst blij et bij sijn quitanciemet ordonnantie van burgemeesteren hiervoor geleverdt daerom alhier de voors.// In 1562 werd aan Willem Tybault, glasemaker betaelt
de somme van zes ponden prijse voor ter cause van een glas deur bevel van de burgemeesteren bij hem gezet in 't nieuwe dolhuys geciert met haerlemsche waepen als blijet bij ordonn. van burgem. enz, In 1585 vervaardigde hij een glas in het huis van deu
heer van Warmondt, en in 1596 werd hem toegezegd zeven honderd ponden voor zeker groot glas bij deze stad die van Ter Goude en heur luyder kerek geschoncken, en de voors. mr. AVillem gedaen maken. In datzelfde jaar werd hem met meester Cornelis, schilder, toegevoegd xxirii oC voor't |
|||||
217
|
|||||
bewerpen van drie patronen van deser stads wage, die nieuw
gebouwd zal worden. Nog moet ik hier vermelden dat ra het boek van uit-
gaaf en ontvang van de groote kerk op é Jan. 1586 genoteerd staat: //Item noch bet. mr. Willem Thebout voor //deene helft van glas over het coor maken sal tot lxv guld.// //15 Junij 1586. It. noch bet. mr. Willem Thebout voor
//dander helft van het glas over het coor als reste al betaald lxv guld. In 1595 is de geheele westgevel der kerk vernieuwd, en
waarschijnlijk zal het glas toen veel geleden hebben, want men vindt in hetzelfde boek van uitgaaf en ontvangst: 1595 1 Dec. bet. aan mr. Tjbout voorliet groote glas in
het Westeinde te vermaken, blijkende bij zijn declaratie ons overgeleverd 170 'S. Zijne knechten geschonken voor haar dienst, so in het
maken als in het stellen tot een gratuyteyt van haer arbeid en moeyten il % en mi st. Niet onvermeld wil ik hier laten dat meester Gerryt
Boels, glasenmaker tot Loven, een glas aangenomen had te maken in den westgevel van de St. Bavo kerk te Haarlem in het jaar 1589. Dit glas stelde voor Gregorius vanEgmond, bisschop van Utrecht. De zeer groote gekleurde schets is nog aanwezig en wordt door kerkmeesters bewaard. Aan hem werdt betaalt 5 R. guldens, toen hij de maat kwam nemen en voor sijne costen verteert tot Hillegont IJsbrant Jacobs, wed. xx st. Dit glas is in 1585 uit den westgevel genomen, om welke
redenen blijkt niet, en is toen door het hierboven vermelde van Willem Thybaut vervangen. DIRCK THTBAUÏZ., DIRIC WILLEMSZ. en
WILLEM DIRICXZ. Ik heb gevonden in de registers van de groote kerk,
|
|||||
218
|
|||||
a° 150.2: JDiric Tyhauts. beeldsnijder, en in dat van 1521 we-
der een Dirck Hiehantzzoen, glaesemeker. Aan dezen laatsten werden voor liet scrijve ende te backen van il panden uitbetaelt xxx st. Waarschijnlijk zijn beiden één en dezelfde persoon en zullen Diric Willemsz. en Willem Diricxz. naauw aan hem verwand zijn. Beiden waren ook glazenschrijvers, en komen als zoodanig in de registers van 1522 van de St. Bavo kerk voor. Het was meestal geringe arbeid die van hen genoteerd staat. In de thesauriersrekeningen echter vindt men op datzelfde jaar voor Willem Oiricxz. een «eer belang- rijke post uitgetrokken: a° 1522. Willem Diricxz, glaese- maicker ter cause van een nyeuwe forme en glas wesende 't sestich panden behalven 't harnaste, dat hij van deser stede wegen gemaict en gelevert heeft in sinte gomers kercke tot Enckhuysen ende dat al gescreven ende gebacken werck, in de eene zijde staende die historie, hoe die van Hairlem in voir tijden damyaten gewonnen hebben met een schip van oirloge ende een zaghe dairondere, en dander zijde hoe de ■wapene van Hairlem bij paeus, keyser, cardinalen, etc. ge- geven is ende dat al gewrocht in kerckloodt, zoo goedt en beter werck in gescrifte ende anders, als die die glasen dair dit glas tusschen staet van gescrifte ende werck zijn. Welck glas bij ordinantie en advys van de gerichte ende vroescap van der voirss. stede wege en die voirs. kercke gegeven is, omdat men aldaer veel haerlems bier drinct en slijt ende daer voren hem betaelt gelijck de burgemeesteren hem dat besteedt hadden alst blijct bij sijn eed, met ordinantie van de burgemeesteren, rugge geteykent ende een missyve van dankbaerheyt bij der stede van Enckhuysen ter cause van dien andere stede gescreven die men hier oirlevert (?) de somme van xcvi c&. In 1529 ontving Woudrichem om dezelfde redenen van
Haarlem een glas , vervaardigd door Willem Olric.tz. |
|||||
219
|
|||||
JOSEPH THYBAUT.
Hoezeer hij geen glasschrijver of schilder geweest is,
heb ik hem hier echter vermeld , omdat hij een broeder was van Willem, en als tapitsier een zeer verdienstelijk man geweest is, gelijk heden ten dage nog kan blijken op het raadhuis uit het groote tapijtwerk door hem vervaar- digd, voorstellende het innemen van de stad Damiate. Men vindt dienaangaande dat in het jaar 1629 aan Joseph Thybaut, mr. tapitsier en aan O. van Wieringen meester schilder en Pieter Holsteyn, meester glasschrijver, volgens thesauriersrekeningen betaald zijn ð™· viiic lxx o£. Te weten, de voorn. Thibaut n m m ©£ voir 't maeken, wer- ken, ende weven van 't tapijt van 't schip van Damiaten, groot in 't vierkant omtrent seven en vijftien ellens, ten behoeven ende dienste deeser stad doen maaken op den groo- ten kamer van 't nieuwe werk; inc de voorn. Wieringen toegevoegt voor 't maaien van 't patroon van 't zelve werk en il c xxv oC- Pieter Holsteyn voor 't afsetten deszelfs patroons en xxv &C voor biergeld aan de tapytsiers werk- volk, mitsgaders xx o£ n s. voor 't inspecteeren en waar- deeren aan mr. Johan van Hoboocke van Utrecht vereert, die alhier ontboden was, nm vin o lxx oC xii s. In 1630 werd betaald aan mr. Joseph Thienponds (of
Thybouts, zoo als men hem noemt in dezelfde rekening) mr. Tapietsier en anderen, voor 't maaken van een stuk tapijt- werk, lang dertien ellen en een halve, zijnde de historie alwaer de stad Haarlem het waapen werd vereert met het swaard van Damiaten met het kruis daarboven vin c XIX c£ ÉÉÉÉ S.
In een andere rekening wordt hij wederom Joost Thie-
mondt genaamt. Onder den naam van Jos. TMenpont komt hij ook voor
in Dan. Souterius, victorie van 's Hertogenbosch, Haarl, |
|||||
220
|
||||||
1680, in 4°., bl. 109, alwaar liet konstrijk tapijt van Damia-
ten beschreven en herdacht wordt. AELBERT SYMONSZ. en HENDRIK DE YALCK.
Den 20stcn Julij 1622 werd Adriaen gedoopt, de zoon
van Albert de Yalck van Ylissingen, en Marytje Adriaens, Getuigen, Jan van de Yelde en Aegje Adriaens. Aelbert gaf den 4den Eebr. 1642 bij het St. Lucas gild
als discipel ofte schilders leerlingh aan Pieter Willems van den Hoove, betalende als burger 6 stuyv, In 1644 vindt men hem als vinder van het gild, en gaf hij bij den secret. Frans de Hulst in 1640 een leerling aan, genaamd Jan ten Hage, als burger. Kan deze nu ook zijn die bij an- deren als Jan van Hagen of Jan van der Hagen voor- komt? Het begrafenisbriefje van A. de Yalck luidt als volgt: //Teghen Donderdagh den 193™ April a° 1657 nae den
//middagh ten twee uren precys, werdt UEd. ter begrae- //venisse gebeden met Aelbert de Yalck, schilder, in de //Nobelstraet, in de Eaem. Als vriendt in Huys te komen, "met de Langhe mantel.// Groote Kerck.
De naam van Hendrick de Yalck staat als schilder a° 1693
op de lijst van het St. Lucas gild. ïtOCHÜS VAN VEEN.
Houbraken zegt, dat zijne nagelaten teekeningen, enz.
in 't jaar 1706 te Haarlem verkocht zijn. Dit is echter 700 niet; men vindtin de Haarlemsen e courant van dat jaar geene aankondiging, maar wel in die van 14 Sept. 1709, waar men het volgende leest: //Op maendag 23 Sept. en 4 volgende dagen sal men tot
|
||||||
.
|
||||||
221
|
|||||
//Haerlem op de zael van 't Prinsehof verkopen alle de lief-
//hebberij van i'rint en teekenkonst, nagelaten bij den heer //llochus van Yeen, van de voornaemste Ital,, Pransse, //Boog- en Nederd. meesters; oock vele miniaturen of wa- //terverfjes, uytvoerig na 't leven gedaen, noch eenige kou- //stige schilderij en. // Ik bezit vier teekeningen van hem van af 1662—1681 ,
allen geteekend: Hoc/w van Veenfecit. JAN VAN DE VELDE, Sen. (de Schrijfmeester).
Deze groote schrijf- en francoysche schoolmeester, is niet
te Haarlem, maar te Antwerpen geboren. Men kan dit lezen in zijn Spieghel der schrijfkonste, a° 1605, welk werk in 3 st. verdeeld is, 1°. de spieghel, 2°. Ie Thresor literaire, en 3°. het Fondementboeck. Achter de voor- rede en verzen van de Spieghel behoort zijn portret, aet. 36 , door J. Matham. Hij was dus in 1605 oud 36 jaren, en Er. schoolmeester te Rotterdam. Naderhand is hij werkzaam geweest in diezelfde betrekking te Haarlem en is den ÏO^» iSept. 1623 overleden en begraven in de groote kerk al- daar. De kosten beliepen ƒ 18. Zie het doodregister en 8, Ampzing, beschr. v. Haarl., bladz. 343. Volgens Kramm zou hij zijn eigen portret, aet. 53,
a° 1621 gegraveerd hebben. Dit portret draagt echter het monogram van den, zoon en komt geheel overeen met ander werk van hem. Volgens dit portret is hij in 1568 geb., aet. 53 a° 1621. Ueen graveerwerk van den vader is mij bekend. JAN VAN DE VELDE, de Jonge.
Kramm zegt dat hij te Haarlem werd geboren, welligt
wel vroeger dan in 1598. Ik kan dit niet bepaald tegenspre- ken, maar waarschijnlijk is het niet, want de vader was in 1605 (zoo als boven reeds gezegd is) Eransoysche schoolmees- |
|||||
288
|
|||||
ter binnen de vermaerde coopstadt Eotterdam, en later, zoo
als blijkt uit zijne Duytsche Exemplaren (schrijfvoorbeelden) a° 1620 in diezelfde hoedanigheid te Haarlem. Het navolgende is met betrekking tot hem in de thes. rek.
van Haarlem vermeld. a° 162.3. Aan mr. J. v. d. Velde de Jonge over zekere
prenten op wit satijn van den lofi' van den Prince van Oranje de stadt vereert, geschoncken xlii c£- a° 1627. Aan mr. Jan v. d. Yelde over't geene hem vereert
is in vergoedinge van eene rolle ofte prent van den uytvaert ende de begraeifnisse van den prins Mauritius aen de stadt vereert xxx oC. Onder de zeldzame prenten van hem, omdat zij weinig
compleet voorkomen, behoort ook de Spigel ofte Toneel der ijdelheyd ende ongel· ondenïieyd onser eeuwe, voorgesteU in Rijmen van 8, A. i. e. (Sam. Ampzïng) tot lere en ie- tersc/iap, 1633, bij G. v. Keulen, in 4°. Deze serie bevat 17 afbeeldingen van mannen en vrou-
wen met de dood tot besluit, met 4 reg. holl. verzen door S. Α., allen van 1—18 links van onderen genummerd. De fraai gegr. titel is alleen geteekend: J. v. Yelde inven. et fecit n°. 1. In 1635 was hij vinder van het St. Lucas gild en gaf
toen als leerlingen aan Cornelis Goutsbloem en Tomas To- masz. Joncker, burger. Het jaar van zijn overlijden heb ik niet gevonden. Hij
komt niet voorop de doodregisters van 1665—1671. Van dat jaar tot 1678 zijn zij zeer moeijelijk te ontcijferen. Op die van 79, 80 en 81 staat, gelijk wel te verwachten was, zijn overlijden evenmin geboekt. Ik moet hier nog vermelden, dat in Oct. 1642 te Haar-
lem woonde in de St, Jansstraat een Jan van de Velde, e η dat art. 5 van de not. van het St. Lucas gild van 14 Oct. 1642 op dezen toepasselijk zullen zijn. Het is van den na- volgenden inhoud: |
|||||
223
|
|||||
//Ingestaen eenen Jan van de Velde ontbooden als plaet-
//snijder, doch gaf tot antwoord dat hij een silversrnit was; //waervan hij zijn acte en wettelrjck bewijs toonde van Am- //sterdain, gedateerd den 27sten Maart 1630 ende was on- //derteekend Pieter Bas. Naderhand wordt hij ook kaert- // snij der genoemd.// Deze nu en Jan van de Velde junior kunnen, dunkt mij ,
niet een en dezelfde persoon geweest zijn, want men kan zich toch moeijelijk voorstellen dat J. v. d. Velde junior, die reeds in 1635 vinder was van het St. Lucas gild, in 1642 bij datzelfde gild zoude ontboden zijn om van hem te vernemen wie hij was, en wat zijn beroep was. JESAJAS VAN DE VELDE
is stellig niet in 1597 te Leiden geboren, en kan de vader
van Willem van de Velde, de oude, niet geweest zijn, zoo het althans waar is dat deze in 1610 zou geboren zijn, gelijk door anderen wordt opgegeven. Het navolgende uit- treksel uit het trouwregister te Haarlem zal dit ten volle bewijzen. Jsajas van de Velde, jongesel van Amsterdam wonende
op de oude gracht, trouwt den 10den April 1611 met Cate- lijn Maertens, jongedochter van Gent, wonende in de smee- straat. Hij behoorde in de jaren 1617 en 18 tot de leminnaars
van de rederijkerskamer de WijnyaardranTceii te Haarlem. DIRK VEEHARST.
In de not. van het St. Lucas gild van Maart 1638 staat:
//Dirk Verharst, schilder, gemaende, dan sijn huisvrouw //versocht uvtstel voor een maent ofte ses weecken, is be- //slooten weder tegens den naesten te maenen op boeten en //verdere moevle.// |
|||||
224
|
|||||
In die van Aug. 1042: //Verteert in 't ophaelen van de
//ommegangh ten huyse van onsen mede gildebroeder mr. Dirk Verharst schilder voor een vaatje bier 60 stuyvers.// CORNELIS ENGBLSZ. VERSPRONCK en JOHAN-
NES CORNELISSE VERSPRONCK. Van 1594 tot 1621 staat hij onder den naam van Corne-
lis Engelsz op de rol der schutterij vermeld. Te Haarlem is op het museum aanwezig een schuttersmaaltijd onder n°. 88, gemerkt C. E. 1618, zonder iets meer. In 1637 was Symon Symons la Pèber, burger, bij hem leerling. Hoezeer de naam van Sprongh in de haarlemsche geschie- denis van zeer ouden datum is, en Schrevelius bl. 327 zegt, dat in den jare 1452 daer is geweest Gerard Sprong, van Haarlem, Baccalouris in de Godtsgeleertheidt, en in de uni- versiteyt van Leuven, Rector Mag., zoo schijnt de zoon den naam van Versproneh het eerst gedragen te hebben. Zoo is dan ook de fraaije schilderij, voorstellende de regentessen van het heilige-geesthuis op het museum n°. 89, gemerkt J. Verspronck 1642; en was hij in 1644 candidaat voor het vinderschap van het St. Lucas gild. Hij is te Haarlem ge- storven. De inhoud van het hier volgende oorspronkelijke begrafenisbriefje bewijst dit: Teghcns Vrijdagh den 30^åç junjj a° 1662, naer den
middagh, ten twee uuren precys, werdt U. E. ter begraeffe- nisse ghebeden met mr. Joannes Versprong, schilder in de St. «lansstraat. Als vriend in huys te komen, met de Lange mantel. Groote Kerck.
In 1638 vervaardigde Jacob Dircksz. Sprongh met Pje-
ter Reyersen van Dyck den drinkhoorn van het schuttersgild der kloveniers te Amsterdam. Of hij tot hetzelfde geslacht be- hoort is mij onbekend. |
|||||
22 5
|
|||||
CORNELIS GERRITSZ. VERSLUIJS.
Van dezen onvermeiden schilder leest men in de notulen
van het St. Lucas gild, Oct, 1040: //Ingestaen Gornelis Gerritsz. Versluys, schilder, onthoo-
fden eu gevordert om sijn incomen als mr. schilder, seyde »geen schilderij te maeoken , om te verkoopen nochte ook geen "vercoffc maei' soodra als hij sulokx van wille soude sijn sou- nder koomen aen vinderen betaelen en sijn gilderegt voldoen //'t welck met waerschouwinge en op boete als meede soo he- llast is en hij voorts in opsicht behouden.'/ JAN VAN VIANEN
staat als mr. etser op de lijst van het St, Lucas gild te Haar-
lem a° 1703, den 7*» Maart. In 1668 heb ik in het register van procuratiëu, cautiën
en appellen van kleine zaken aangeteekend gevonden Guur- tje Meynerts Fabritius, weduwe van Jan van Vianen. Dat deze met den hier bovengenoemde niet een en dezelfde per- soon kan zijn, is dunkt mij duidelijk. Of de laatste gra- veur is geweest, is mij onbekend. Het geslacht VAN DE II VINNE.
Kramm zegt te regt dat als de beste bron voor dit Haar-
lemsen geslacht het werk van v. Eynden en v, d. Wil- ligen kan geraadpleegd worden. Ook in zijn werk zal men nog eenige nadere bijzonderheden en aanwijzingen vinden, welke evenwel niet in alle deelen zoo naauwkeurig zijn, of ik zal in staat zijn, met een uitvoerige geslachttafel en eenige hunner werken naast mij, deze te verbeteren of te vermeer- deren. In de eerste plaats dan geef ik hier een geslachts- tafel (zie bijlage B) voor zooverre die hier noodig kan zijn om den oorsprong van dit geslacht aan te duiden of om 15
|
|||||
nc>
de bestaande verwarring, veroorzaakt door vele gelijkluidende
namen, weg te nemen. Evenwel is het mogelijk dat er- naderhand nog anderen van dit geslacht ontdekt worden die de kunst beoefend hebben. want bijna allen, de een meer dan de andere, waren kunstliefhebbers of beoefenaars. De oudst bekende door mij opgegeven, is Lolle, in het hollandsch Laurens. De naam alleen duidt reeds aan dat hij van friesche afkomst was. Zijn zoon Jelle Lollesz. was te Exmorra, een dorp in Eriesland, geboren. Beiden wa- ren katholiek en boeren. De derde Lolle Lellesz., werd mede aldaar geboren, maar vestigde zich te Haarlem en bragt zijn naam in het hollandsch over, zich noemende Laurens Jellesz, Hij behoorde tot de doopsgezinde ge- meente en trouwde te Haarlem den 30stea Dec. 1607 met Maeylce Vincents Verfalje. Hij was liimenwever, dreef handel in verscheidene soorten van garens en zijdewerken, ook met zekeren Jaques de Graat, garenkooper. Deze hem tot meerder onderscheid een bijnaam willende geven, schreef op een zijner rekeningen Laurenz Jellesz van der Vinne, dezen'bijnaam ontleenende van een stukje land dat Laurens Jellesz. in Friesland in eigendom had, en waarvan hij met de Graat wel gesproken had, als zijnde genoemd fenland of de f enne, in het hollandsch venlandoï de venne. Bij vergissing had de Graat nu een i in plaats van een e gebruikt, van hier vinne in plaats van venne, en zoo is hel door Laurens Jellesz. zonder verandering aangenomen en be- houden. Hij is overleden den 10den Sept. 1665 te Araster- dam bij een van zijne zonen met name IzaaJc Laurens, die aldaar geplaatst was op de Oost-Indische timmerwerf. Deze was ook wever en maakte wat boekoefening en was liefheb- ber der poezij. Hij heett tien kinderen gehad, allen zonen, waarvan drie jong gestorven zijn. Bij de navolgende beschrij- ving van de v. d. Vinne, heb ik alleen melding gemaakt van datgene wat bij anderen niet of minder naauwkeurig ge- boekt is. |
||||
♦227
|
|||||
Vinne (Izaak ν. d.) zoon van Vincent Laurensz. is over-
leden 15 April 1740. De navolgende prenten van hem, zoowel bekende als on-
bekende, zal ik hier nader beschrijven. De gezigten Imyten Ilaerlem zijn 12 in getal, allen ge-
nummerd. N°. 1 is alleen met zijne voorletters geteekend. Er bestaan drukken vóór en met het adres van B. Clevn- hens te Haarlem. De eersten zijn de beste. De zes stuks naar Th. Wijck zijn genummerd van 1—6
en allen met zijne voorletters geteekend. N°. 6 heeft daar- bij 1686. Vier .stuks gezigten in Savoyen, gen. van 1—4 en regts
met den naam van J. de Nageoires fee. Twee stuks van dezelfde grootte als de voorgaanden, on-
geteekend. Voorstellende: 1°. Een watergezigt met zeilende schepen en verder een ge-
deelte landschap. 2°. Een zeer fraai boomrijk landschap met verscheidene
ruiters te paard en eenige honden welke zich laven aan een fontein. Vier stuks copijen naar A. vanOstade, zijnde de nummers
15, 29, 30, 33. Allen ongeteekend en grooter dan de origineelen en wel onderscheiden van die van Bloteling. Waar- schijnlijk bestaan er nog meer. Deze laatsten zijn mij opge- geven door den heer Vincent v. d. Vinne van Lee. Een landschap, voorstellende een maneschijn. Op den
voorgrond regts ligt een man, daarachter een paard en koe, meer links twee schapen en een lam. Ongeteekend. Zwar- te kunst. Zou dit prentje ook de maansverduistering kunnen zijn,
waarvan gesproken wordt in den catalogus van Vincent v. d. Vinne, bl. 49, n°. 77? In dat geval is Vincent, zoon van Laurens, kleinzoon van Vincent Laurensz, de maker. De houtsneden die hij vervaardigd heeft en waarvan meer dan drie- honderd stuks bij mij aanwezig zijn, zijn meest allen fabriek- 15*
|
|||||
MS
|
|||||
merken, zegelstempels voor de pachters, mathematische
figuren, kapitale letters, kleine prentjes voor almanakken, deze laatsten gecopieerd naar Dirk de Bray, kinderprenten, zoo als spelen van Cupido, verscheidene dieren, enz. enz., zoowel voor anderen als voor zijn eigen boekwinkel. Vinne (Jacob v. d.) was niet de zoon van Vincent, maat-
van Laurens, en kleinzoon van Vincent Laurensz. Hij is geboren 23 Junij 1688 en overleden 17 Jan. 1737, en was gehuwd met Anna van Rees, Het bekende langwerpige prentje is alzoo gemaakt op elfjarigen leeftijd. Het heeft wei- nig verdienste, maar is zeer zeldzaam. Deze Jacob kwam in 1735 in het gild als schilder en plaatsnijder, Vinne (Jan v. d.) was niet de zoon van Vincent, maar
van Vincent Laurensz, Hij was geboren 3 Febr. 1663. Om zijne strenge stiefmoeder te ontloopen, ging hij den 10den Mei 1686 naar Engeland. Zijn eerste leermeester was zijn vader; in den vreemde schilderde hij bij Jan Wijck. In Junij 1688 kwam hij weder te Haarlem; woonde toen te zamen met zijn broeder Izaak, en trouwde in 1698 met Catkarina Huwkamp. Hij had een fabriek van stoften en schilderde. Het geëiste prentje waarvan Kramm spreekt is niet van hem „ maar van Vincent v. d. Vinne Laurenszoon. Zie nader op dezen. Welligt heeft deze Jan v. d. Vinne een ander prentje geëtst, voorstellende een vogelaar, naar A. Bloemaart (?), zittende op een zodebank ter regterzijdc. Voor hem staat een mand met groot hengsel, waaruit hij met beide handen iets schijnt te krijgen; daarachter ligt een wandelstok; het hoofd is gekeerd naar een uil die op een kruk zit. Verder ziet men meer op den achtergrond een an- dere kruk, links ter halver lijve een andere figuur. Van on- deren staat verkeerd Jan van der Vinne, anno 1711 of 15; br. 10 c. 4str. h. 10 c. Het geheel verraadt een ongeoefende hand, en het zou
dus zeer goed geëtst kunnen zijn door Jan v. cl. Vinne Lau- |
|||||
229
|
|||||
renszoon op jeugdigen leeftijd. Jacob v. d. Vinne en Vineent
v, d. Vinne van Lee hebben dit mede gedaan. Hij overleed I Maart 1721. Vinne (Jan v. d.) Laurenszoon „ geboren 81 Januarij 1699 ,
overleden 8 Nov. 1753, was den 12<len Mei 1732 met Johanna Bosveld gehuwd en wordt op den titel van zijn catalogus kunst- schilder genoemd. Vinne (Jan v. d.) Janszoon, geboren 12 Junij 1731, overle-
den 1 Julij 1805, heeft niet twee maar drie landschappen naar J. v. Huysum gemaakt, waarvan één met het jaartal 1766 , de andere twee met 1767 geteekend zijn. De twee prenten door Nagler opgegeven als van een ze-
keren /, v. cl. Vinne, naar J. υ. Ilaer, met het jaartal 1667 in 8°. zouden, volgens gissing van Kramm, niet dan aan Izaak kunnen toegeschreven worden. Izaak is echter eerst in 1665 geboren en kon dus in 1667 niet etsen. In het geslaclitregister heb ik gevonden eenen Jan van der Vinne, zoon van Abraham Laurens en kleinzoon van Laurens Gil- les. Deze Jan werd geboren 28 Junij 1648 en is overleden 26 Aug. 1710. Indien de opgave van Nagler nu juist was, zouden deze twee prenten van dezen Jan zijn. Hij is ech- ter als kunstenaar geheel onbekend. Alles behoort stellig bij Jan van der Vinne Janszoon te huis, en Nagler heeft zich in de jaartallen vergist. De prenten zijn niet naar J. v. Ilaer, maar naar J. v. Huysum, drie in getal, met het jaartal 1766 en 67. Vinne (Laurens v, d.), zoon van Vincent Laurensz. en
niet Vincentsz., is geboren 24 Maart 1658 en overleden 8 Mei 1729. Hij heeft veel geschilderd voor den heer Philips de Flines te Amsterdam (wiens kabinet schilderijen verkocht is 20 April 1700. Zie den catal. van schilderijen van Roet ld., pag. 58); 's zomers bloemen naar het leven op des hofstede Spaar en hout bij Haarlem, 's winters te Amster- dam, naar schilderijen en teekenmgen. Hij heeft het eerst het vossenhuis bewoond en was gehuwd met Elizabelh Bue~ |
|||||
230
|
|||||
kaert. In 1729 was hij vinder van het St. Lucas gild. Het
bekende prentje, door liem geëtst, heeft tot opschrift: Deze fijne Jcatoene lintten worden gemaakt bij Laurens van der Vinne tot Haarlem in "'t Vossenhui/s. De copij (?) heeft alleen tot opschrift: 't Vossenhuys, n°. In het Journal des beaux arts n°. 8, 80 April 1S65, vindt men op het artikel Teniers Ie Jeune, sa vie, enz., dat Zouis van der Vinne in 1673 als leerling aangenomen werd bij Teniers lil, volgens het daar meermalen aangehaalde Handtboeck. Blijk- baar is het, dat hier een vergissing plaats gehad heeft en dat men voor Louis, Laurens moet lezen. Vinne (Laurens v. d.) Jacobszoon werd geboren 3 Juni)
1712 en overleed 27 Mei 1742. Hij was in 1735 gehuwd met Joh. Herdingh, van Leiden, en schilderde. Hij kwam in dat jaar als schilder in het gild. Zie Krammin voce. Vinne ("Vincent Laurensz. v. d.) was de zevende zoon van
Laurens Jillesz. en werd dikwerf alleen Vincent genoemd. Hij is geboren 11 Oct. 1629 , overleden 26 Aug. 1702 , en be- graven in de groote kerk, middeltrans n°. 363. In 1656 den 24,sten Dec. trouwde hij met Annetje de Gaver, dochter van Jan. In 1668 den 9<ï™ Sept. hertrouwde hij met Katalijn- tje Boelcaert en heeft bij ieder van deze vrouwen zes kinde- ren gehad. Hij kwam op zijn 1S^° jaar bij Fr. Hals en bleef er slechts negen maanden, waarna hij nog eenigen tijd te Monnikendam schilderde. Hetgeen Houbraken ons me- dedeelt omtrent zijne buitenlandsche reis, alsook al het ove- rige, is volgens zijne eigene aanteekeningen waarheid. Te Parijs schilderde hij eenigen tijd bij Pierre Forest. In 1662 was hij vinder en penningmeester van het St. Lucas c-ild. Ziin werk werd door den toenmalii>-en amsterdamschen burgemeester Joaii Sim, een groot liefhebber en kenner, zeer op prijs gesteld. Hij schijnt bijzonder naarstig geweest te zijn en moet ongeloofelijk veel geschilderd hebben. Te ver- wonderen is het daarom dat men thans zoo weinig van hem ziet. Ik bezit de portretten van Jacob Laurens en Izaak |
|||||
231
|
|||||
LaurenS) beiden broeders van hem, door hein geschilderd.
Aangaande zijn eigen portret, zie mijn berigt omtrent Fr. Hals. Vinne (Vincent v. d.) Laurenszoon en kleinzoon van
Vincent Lawensz. is geboren 10 Junij 1686 en overleden 16 Mei 1742. Het prentje bij Kramm vermeld, als door Jan v. d. Vinne Vincentszoon, voorstellende een herder, enz., is door dezen Vincent naar L. v. d. Vinne gemaakt en alzoo geteekend. Een tweede van dezelfde grootte, voorstellende een herder met eenige schapen, koe, geit en twee paarden in een landschap, is door en naar hem, en ge- teekend V. v. d. Vinne invenit etfecit. Vinne (Vincent v. d.), zoon van Jan en kleinzoon van
Laurens, is geboren 31 Jan. 1736, overleden 15 Jan. 1811, begraven in de groote kerk, noordertrans, n°. 6. De cachelot waarvan Kramm spreekt, is alleen geteekend v. d. Vinne del, en heeft tot onderschrift: Cagelot lang 61 voeten, den 20 Februari 1762 tussen Zantvoort en Wijk op zee aangedre- ven. De tweede afbeelding, evenzoo geteekend, heeft: Be Cagelot tegen de rug te zien. Een derde, geteekend: v. d. Vinne fee. , heeft tot onderschrift: Cagelot, lang 60 voeten den 15 Feör. 1764 benoor de Ëgmond op Zee levendig op strant gedreve. Vinne van Lee (Vincent v, d.) niet de Jonge want er heeft
geen oude van dien naam bestaan , woont te Haarlem en is geb. 20 Sept. 1798. Zijn moeder was Kester v. d. Vinne en getrouwd met Jan van Lee, jr., die even als zijn zoon thans, wijnhandelaal· geweest is. Zijne moeder was eene dochter van Joris v. d, Vinne. Deze Joris, geboren 14 Junij 1715 en overleden 31 Julij 1769, was een zoon van Jacob en kleinzoon van Laurens, de eerste bewoner van het Vossenhuis. Gelijk bijna allen van dit geslacht de kunst of als schilders of als liefhebbers beoefend hebben, zoo ook heeft V. v, d. Vinne van Lee in zijne vroege jongelingsjaren dit loffelijk voet- spoor gevolgd, en wel op zoodanige wijze dat het jammer is |
|||||
232
|
|||||
dat hij op iateren leeftijd de beoefening niet voortgezet heeft.
Reeds op elfjarigen leeftijd heeft hij eenige houtsneden ver- vaardigd , als: een man met een slaapmuts op, een schaat- senrijder, een jongen loopende achter een hoepel, een dito op een prikslee, een dito die een varken bij de ooren trekt en een staand koetje. Zijne etsproeven op 12, 13 en 15- jarigen leeftijd vervaardigd zijn, in aanmerking genomen zijne nog zoo jeugdige jaren, al zeer goed geslaagd en- be- staan uit een bokkenkopje, regts gekeerd, br. 3 c. 8 stï., hoog 4 c. 8 str.; een kind dat zeepbellen blaast, br. 6 e. 4 str., hoog 6 c. 4 str., en een zittend man die den rok van een eenigzins voorovergebogene vrouw voor een vuur droogt,. Men ziet op den achtergrond links twee muzikanten, regts een man die over de onderdeur ligt, br. 9 α, hoog 10 c. 3 str. Zeer luchtig maar geestig behandeld. Allen onge- teekend, gelijk mede een verkleinde copij naar A. v. Qs~ tade, zijnde n°. 36 van Bartsch,en ten laatste nog een jon- gen die zich verweert tegen een kefl'enden hond, br. 5c 5 str., hoog 5| e., links geteekend VL. Dit plaatje is op i Sjarigeu leeftijd vervaardigd. Slechts zes exemplaren zijn er van gedrukt. ;!
OORNEL1S VÏSSÜHËR,
Men vindt a° 1653 zijn naam op het Bekenboeck van hei
8t. Lucas gild te Haarlem; hij betaalde toen als plaal- .wijder en meegeer ouisie zoon zijn gilderegt. Uit deze laatste woorden kan men veilig besluiten dat zijn vader ook tot het gild behoorde, welligfc als plaatsnijder of schilder. in liet trouwregister van 28'Mei 1640 staat, dat Corneli& Gorneliss Visscher, jongman van Sparendam, wonende op de ycheeptnakersdijk, trouwde met Neeltje Jans van Hecke t joiigedochter van Overveen en wonende aldaar. Ik kan niet beslissen of hier onze voorname graveur bedoeld word , maar meende dii huwelijk toch te moeten vermelden. Nu on- |
|||||
233
|
|||||
langs (1865) is uitgekomen te Leipzig, Cornel. Visscher,
Verz. seiner Kupfersliche, bearb. von J. Wassin. In zijne Einleiimig stelt Wussin zijn geboorte als het
waarschijnlijkst tusschen 1618—30. Maar op de doopregis- ters der gereformeerden te Haarlem komt hij van 1608— 1623 niet voor. Die der roomsch-Katholieken zijn van dien tijd niet aanwezig. Is hij nu in dien tijd in Haarlem ge- boren , zoo bestaat nog de mogelijkheid dat hij tot die ge- zindte zou behoord hebben; of ook welligt tot de doopsge- zinden ? Wussin spreekt daarenboven van eenen zoon van hens die in 1656 den ouderdom van 13 jaren zou bereikt hebben. Maar ook deze is door mij niet gevonden. Evenmin is zijn overlijden geboekt op het aangeduide jaartal 1658. Wel staat vermeld in liet doodregister dat den 7den Juni) 1663 liegraven is op het St. Anna kerkhof, Cornelis Visscher. JOOST DB VOLDER
vind ik in de notulen van het St. Lucas gild aangeteekend
a° 1640, toen hij 32 jaar oud was, als schilder en een seer eerlijk en bekwaam persoon, hetgeen ten gevolge had dat hij assistent schriftheer werd en in 1642 als schriftheer op- trad. — 11 ij was van Haarlem en trouwde 18 Dec. 1639 voor schepenen met Grietje Burgers Lievelt, jonge dochter van Haarlem. ALEXANDE'R VOS
heb ik door zijn geteekend portret leeren kennen als pictu-
rae et ilorae ainator harlemensis. Hij komt op de lijst van het St. Lucas gild voor ac 1728, 3 Aug. als konst- minnaar. Hij was gehuwd met Elizabeth Kittenstevn, een klein-
dochter van den notaris Cornelis Kittensteyn. |
|||||
234
|
|||||
JAN JANSS DE VOS
mr. beeltsnijder en steenhouwer, als verschil hebbende met
Aelbert Maerts zijn confrater, over aangenomen werk van harsteen aen de brouwerije van die oranjeboom, (Zie de notulen Aug. 1637). . HENDRIK CORNEL1SZ., CORNELIS, EREDERIK
en JACOB VROOM. In het memoriaal van burgemeesteren leest men op den
28ste11 Jan. 1597: //Hendrik de Vroom Corneliss, is opzijn //versouck vrijhevt verleent dat zijn persoon gedeurende zijn //leven nyet en sal moegen werden gecoren noch gestelt ende //bedieninghe tzij vinder of andersints van 't Lucas ghilt '/binnen dese stadt.//. En in de thesauriersrekeningen a° 1601, //aan meester Hendrik de Vroom betaelt voor de vereeringe //de stadt en de magistraten gedaen met zeecker getal van //printen ofte exemplaren van de scheepsarmade ende heir- //tocht toegerust in de somer a° zesthien hondert op Vlaen·- //deren lx oO/ Deze scheepsarmade bestond uit 2800 schepen voor Phi-
lippus en is de eerste origineele afbeelding, waarna wederom verkleinde copijen gevolgd zijn. De uitvoerige beschrijving is te vinden in de beredeneerde beschrijving van Nederland- sclie historieplaten, enz. door Er. Muller, Ie afi. 1863, bl. 135, ii°. 1130—32. Nog vindt men in bovenvermelde rekeningen, dat hem
in 1603 betaald werd //voor zijn bewerp en ordonnantie van //zeeker patroon van een schip omme 't zelfde te doen na- schrijven- in de glasen bij de stadt geschonken in 't gemeen- //landshuis tot Leyden xvin oC.» In die van 1630 //over 't geene hem toegevoegd en geaccordeerd is voor zeekere schil- |
|||||
235
|
|||||
derije bij hem ten dienste deeser stadt gemaeckt van den slag
op de Vuycke vil ° l oC. Deze slag heeft plaats gehad op het Haarlemmermeer,
26 Mei 1576. De schilderij is naderhand aan den lande afgestaan. De vrouw van H. G. Vroom was genaamd Joosje Corne-
lisse, en bleef na haar mans dood in het gild. Zie de no- tulen van Nov. 1640. In die van Sept. 1640 leest men: //Bij den heer deken voorgesteld om noe te handelen met mr. Hendr. Vroom's weduwe, is 't selve uitgestelt tot den naasten. Uit het doodregister verneemt men dat hij begra- ven is den 4(len Februari) 1640 in de S. Jans kerk. De bekende fransche medailleur Simon heeft een medailje
op Hendrik Corn. Vroom vervaardigd. Aan de eene zijde vindt men zijn borstbeeld, aan de andere Natus Harlemen- sis 1566. *
Gornelis Vroom
was reeds in 1635 in het gild, en kocht zich van de schut-
terij vrij door aan de regering, volgens resolutiën van 24 April 1639, een schilderij te verkoopen, zijnde eenlandschap voor/'325. — 125 gulden werd aan hem ter hand gesteld en voor de resterende ƒ 200 werd hij voor altijd van de schutterij en de tochtwacht vrijgesteld. In een copij rekwest van deken en vinderen van het St.
Lucas gild, a° 1642, aan IIH.burgem., waarbij zij aandrin- gen op het vaststellen van eenige bepalingen op het verkoo- pen van schilderijen in het openbaar, staat onder aan het rekwest in margine aangeteekend: //Gornelis Vroom is uyt //den voorn, gilde gescheyden en heeft hem al over langen //tijt laten uytdoen vermits hem al de razerij van 't gilt niet //aen en stont, heeft hem derhalven geexraseert.// De inhoud van zijn oorspronkelijk begrafenisbriefje is
als volgt: |
|||||
236
|
|||||
Teghens Vrijdagh den 16de11 Sept, 1661 naer den middagh
ten twee uyren précis, vverdtUEd. ter begraeffenisse gebeden met Cornelis Vroom, meester schilder op het BagijnenhofT, achter 't oude kerckliofi" bij de Trompet. Als vrient in liuvs te komen met de lange mantel.// Groote kerck
(Middelkerk n°. 60). Prederik Vroom.
tt Reeds in 1619 wordt van hem melding gemaakt als schut-
ler. Ook was hij reeds in 1635 in het St. Lucas gild, want hij werd toen aangemaand het gildegeld te betalen. Hij trad voor de tweede maal in het huwelijk voor schepenen den 10tleiï September 1651 met Elizabeth v. d. Nun, j, d. van Haarlem,. Den 20steT1 Sept. 1667 is hij begraven in de groote kerk, mid- delkerk n°. 331. De kosten waren f 47. — Zijn vrouw was reeds overleden den 15dcn Januari] van dat jaar, en in hetzelfde graf begraven. Van hem is eene geteekende afbeel- ding ; bij Bodel Nijenhuis. Jacob Vroom
was in 1653 vinder van het St. Lucas gild. Hij hertrouw-
de 9 Eebr. 1659 met de weduwe Maritgen Isbrants, hij van Saerdam, zij van Haarlem. In 1678 behoorde hij tot het schoonenvaarders gild. Zijn begrafenisbriefje is van den vol- genden inhoud: Anno 1700. Teghens Zaturdag, zijnde den 63en Maart
na de middagh ten twee uren precys, werdt UEd. ter be- graeffenisse versoeht, met Jacob Vroom, in leven mr. schilder ten huyse van Dr. van Meer, op de Bakeniste- gracht, als vrient in huys te komen met de lange mantel, Groote kerck
(Middelkerk n°. 60). |
|||||
237
|
|||||
Zijne vrouw is den 4d™ Maart 1673 inde groot e kerk
begraven. Middenkerk, n°. 60. JACOB MARCUSS. VAN DER WAL
was, volgens het omschrift van zijn portret, geteekend door
C. v. Noorde, a°1765 naar hem zelven, geboren te Haarlem 1644 en aldaar overleden 1720, een konstig beeltjes schilder. Tn 16SS was hij deken van het schildersgild. — Hij was een leerling van A. v. Ostade, schilderde met veel oordeel en bekwaamheid, maar zeer smakeloos. JACOB WARNAER ov WARNARS
was in 1642 discipel bij Ph. Wouwerman en is welligt
dezelfde die bij Kramm vermeld is als ....... Warnaar of
Warnar.
WILHELM HERM. WARNAR.
Bij zijn portret, geteekend door Taco Jelgersma, staat aan-
geteekend dat hij geboren is te Darmstadt en overleden te Haarlem, den 30stcu Mei a° 1729, in den ouderdom van 57 ja- ren. Anno 1714, 10 Julfj, vindt men zijn naam als gilde- broeder van het St. Lucas gild. PAUW ELS WENS.
In April 1643 werd Pauwels Wens, schilder, ontboden
voor deken en vinders, hem afgevordert voldoeninge van sijii gilderegt, gaf ten antwoort dat hij niet int sin had op hem selve te blijven schilderen, maarsoo haesthij van seker acci- dent genesen was, weder bij een meester te gaen. In Dec van dat jaar werd hij weder aangemaand maar
|
|||||
238
|
|||||
//eonde daertoe niet resolveeren vermidts hij alleen door
sieckte van sijn mr» gebleven was, en alsoo haest als hij weder gesont en bequaem tot schilderen was soude weder bij sijn mr. gaen doch versocht eyndling een weeck vijf of ses respijt soo hij daertegen gesint was bij sijn self te schil- deren soude gerne voldoen, twelk hem is vergunt. JACOB DE WET op WETH Senior en Junior, en
GEERIT DE WET of WETH. Jacob seii. werd te Alkmaar als schilder opgenomen in
het gild in 1637. Hij werd als candidaat tot het vinder- schap van het St. Lucas gild te Haarlem voorgesteld in Ja- nuari] 1644. Hij leefde nog in 1670, want in eenstudie- boekje van hem vond ik aangeteekend: //Kristoflel de Jong is bij mij te schilderen gekoomen voor
/•/de soma van sestien gulde in 't jaer den 9den Junius r/a°. 1670.// Om zijn geteekend portret staat, dat hij te Haarlem ge-
boren was en nog in 1671 leefde. Hij woonde in de korte St. Jansstraat en was in den personelen omslag aangeslagen voor/15, a° 1670. Een tweede portret maakt ons bekend met Jacob de Wet
de Jonge, schilder, geboren te Haarlem, overleden te Amster- dam , den llden November 1697, en den 16den in de nieuwe kerk begraven. Hij is schilder geweest van Jacobus de tweede, koning van Engeland. De naam van Gerrit de Wet, schilder en ingeboren bur-
ger, komt voor anno 1643 in de notulen van het St. Lu- cas gild te Haarlem. Hij woonde in de lombardsteeg. JOAN WIELANT.
Zijn geteekend portret, naar hem welven gedaan, a° 1690,
|
|||||
239
|
|||||
bij mij aanwezig, maakt otis bekend dat hij geboren is te Haar-
lem , en aldaar overleden in 1717. Hij schilderde landschap- pen met naakte vrouwtjes. Hij kwam in het gild den 2^ Oct. 1696,
CORNERS CLAESZ. en CLAES VAN WIERINGEN.
Immerzeel zegt dat hij omtrent 1600 te Haarlem zou
geboren zijn, maar zeker is het dat dit niet zoo is, want reeds in 1600 staat hij op de rol van de schutterij en 1603 werd aan C. C. v. Wieringen uitbetaald voor zijnen dienst ende arbeyt int aftrecken en schilderen van de gelegentheyt van den Overthoom buyten Aemstelredara melte leveringe van de exemplaren daertoe noodich xlii oC. (Zie de thesaur. rekeningen). In 1630 uit zaeke van de behoeften tot de teekeninge van
't schip van de damiaten verbesigt en geemployeerd lxix oC ii s. S. Ampzing maakt op bl. 372 van zijn werk met een enkel woord melding van zijn zoon Klaes. Waarschijnlijk is hij in 1643 overleden ; immers den 24sten Oct. van dat jaar werd een opening aangevraagd in de groote kerk, suydertrans n°. 59, voor Claes van Wiermge, Te Haarlem zijn twee schilderijen op het museum van
C. C. v. Wieringen, n°. 94 en 95. De eerste werd voor het oude-mannenhuis aangekocht den 8sten Julij 1628. In het Journaal staat: //Meester Cornelis Claess van Wieringhe, schilder, betaelt
//voor een bert en schilderie genaemt het arriveeren van de //pais ende sijn bruyt Jacobus dochter Coningh van engelant //doen hij tot Vlissinge vuyt engelant ende sijn bruyt daer '/aenquam ende hebbe daer voor gegeven die somma van //...../ 160.// JOHANNES en PIETER WTLS.
Johannes moet reeds vóór 1670 overleden zijn, want de |
|||||
240
|
|||||
weduwe en kinderen van Johannes Wils betaalden in dat jaar
de somme van/ 60 in den personelen omslag. De kunst door hem nagelaten werd later verkocht en in
de Iiaarl. courant van 6 April 1680, n°. 14, op de vol- gende wijze aangekondigd: //De erfgenamen van Zaliger Johannes Wils willen op
//Woensdag 10 April te Amsterdam verkopen een groote //quaiititeyt schone en curieuse papierkoiist, bestaende in ^tekeningen en prenten, soo van Ital., Fransche, Hoogd. en r/Tiederl. meesters.// Pieter Wils was gesworen landmeter te Haarlem, In
het archief aldaar zijn verscheidene kaarten en plannen, al- len door hem bekwaam geteekend , met het jaartal 1644, enz. Ampzing in zijne beschrijving van Haarlem, spreekt reeds van hem. Zie bl. 344. 4
In 1626 werd hem geaccordeert de geometrie te ex-
erceren. In 1683 werd hij belast met het caarteeren van de landen
cler stad Haarlem. (Zie resok van burgem.) JAN DE WIT
i I
komt te Haarlem in het gild als schilder in Januarij 1644.
Het volgende artikel uit de notulen maakt ons dit bekend: //Ingestaen Jan de Wit, schilder, gevordert zijnde te
■'betalen zijn gilderegt, seyde daertoe wel geresolveert te //wesen maer dat men eerst soude doen betaeleu mr. Cornelis //Vroom, die al out schilder was en nou nae de doot van '/sijn moeder sijn eygen werck dede en dierhalve verstout soo //wel schuldig te zijn als hij en soo haest als die voldaen had //soo soude vindre de knecht een akte sende, hij soude dan r/geen betaeling weygeren en is alsoo vertrokken.// Men heeft te Haarlem in het museum een kloeke en goede
schilderij met dood wild van hem, zijnde n°. 98. |
|||||
241
Hij is den 17den Oct. 1660 begraven in de groote kerk,
noordertrans n°. 121. De onkosten beliepen ƒ 23. Nader onderzoek heeft mij echter nog doen vinden de
begrafenis in de groote kerk, suydertrans n°. 256, op 1 Mei 1677, van eenen Jan de Wit. Ik kan tot nog toe niet be- slissen wie van beiden de schilder geweest is. PAUWELS of PAULUS JOOSTEN, PHILIPPUS,
PIETER en JAN WOUWERMAN. Pauwels Joosten Wouwerman was de vader van Philip-
pus, Pieter en Jan, en de leermeester van Philippus. Het bewijs zal ik hier laten volgen; het is genomen uit art. 8 van de notulen van het St. Lucas gild te Haarlem, van den 4*» Sept. 1640. //Ingestaen Philips Wouwerman, schilder, soon van Pau-
//wels Joosten Wouwerman, mr. schilder, ontboden nae ken- //nisse vannoodige qualiteyten, en gevordert om sijn incoom- //gelt, is des willich en te vreden geweest ende heeft des //als meesters jongen zoon betaelt voor 't gilde 12 stuyv., //voor den knecht 4 stuyv., voor de acte (hem toegeseyt te //sullen senden, 2 stuyv.) comt samen 18 st.,dien volgens is //hij P. J. Wouwerman als mr. schilder en gildebroeder aen- //genomen en ter register ingeschreven.'/ Paulus Joosten Wouwerman was oorspronkelijk van Alk-
maar en woonde in 1618 in de Beverwijk. Hij komt te dien tijde en ook nog later voor alleen onder den naam van Paulus Joosten. Ik zal dit bewijzen uit het trouw- en doop- register. In het eerste dan leest men, dat den 4den Decem- ber 1618 te Haarlem trouwde Paulus Joosten, weduwenaar van Alkmaer, wonende in de Beverwijck met Susanna van den Bogaert, jongedochter van Haerlem, wonende op de Krogt. Reeds den 24sten Mei 1619 werd gedoopt Ñßéß- lippus, zoon van Paulus Joosten van Alckmaer en Susanne van den Boogaert. Getuigen Gilles, Jan en Janneke van 16
|
||||
242
|
|||||
den Bogaert Den S&fieten Jan. 1622 Daniel en Geertruyd
tweelingen; vader Pouwel Joosten, van Alkmaar, moeder Susanneke van den Bogaart, Getuigen: Daniel en Geertruyd v. d. Bogaert. Den 13c1gu Sept. 1623 Pieter, zoon van Paulus Joosten van Alckmaer en Janneke van den Bogaert. Getuige: Claes Jaspars. Den 30stcn Oet, 1629 Jo/iamies, zoon van Pouwels Joosten van Alckmaer en Susanneke van den Bogaert. Getuige: Jacob v. d. Bogart. Wij treffen hier aan Philippus, Pieter en Jan, allen zo-
nen van Paulus Joosten en Susanne van den Bogaart, en vermeenen juist om deze zoo sprekende vereeniging van deze drie broeders, allen bekend in de kunstgeschiedenis, dat er geen twijfel kan bestaan of Paulus Joosten is nie- mand anders dan Paulus Joosten Wouwerman. Hij is gestorven den 26sten Sept. 1642 en den 28ste11 dier
maand begraven in de groote kerk, middelkerk n°« 42. Dit duidt het doodregister aan, terwijl men vindtaangeteekend in de notulen van 7 Oct. 1642 . art. 9, //Ingebracht 4stuyv. van //de lijckboete der begrafenisse va<i Paulus Joosten Wouwer- //mans, gestorven den 26sten Sept. en begraven den 28sten //dito, daarvan onse knecht de helft moet hebben , blijft voor //het ffilt maer 2 st.// I
Philippus Wouwktiman.
In bovenstaand berigt heb ik aangetoond datPh. Wou-
werman niet in 1620 geboren is, zoo als men tot nog toe meende, maar wel dat hij reeds den 24Ö« Mei 1019 ge- doopt werd. Van hem werd den j 6<*en April 1643 een kind begraven.
In 1642 gaf hij als leerlingen aan: Nicolaes Kcke en Jacob Warnars, van Amsterdam. In 1656 Antony de Haen. In de notulen van Pebruary 1642 leest men: //lagestaen mr, Phijjps Wouwermans, schilder, dagende
|
|||||
248
|
|||||
wen verthoonende dat een Coort Witholt uit Sweeden sijnen
//discipel geweest zijnde, was met hem veraccordeert en had- //de hem aengenomen te leeren bij 't vierendeel jaers, waer- //van hij hem een vierendeel jaers heeft betaelt, en bovendien //noch 5 of 6 daghen naergegaen zijnde, is eyntlycke door- //gegaen, hem stilzwijgende besteedende te leeren bij mr. //Jacob de Weth, oversulckx Wouwermans versocht dat hem '/door de Vinderen soude geordonneert werden sijn vieren- //deeljaers te moeten voldoen daer hij aireede mgetreeden was, //waerop bij Vinderen is geresolveert en Wouwerman aenge- //sejdt alsoo dese Koort Witholt gedaegt sijnde niet ende //compareerde, dat vinderen door haer knecht souden laten //verbieden het wercken op eenige winckel, ofte oock op hem //selven volgens de keure ende op de boeten indien vermeit, //mede aen Jacob de Weth, dat hij hem niet en vervordert //deselve aen te nemen ofte op zijn winckel en laet wercken //voor en aleer hij in vrintschap met sijnen mr. is veraccor- //deert op de boeten in deselve keure vermeit Articule 6, //waarmede is Wouwermans vertrokken.// Inde vergadering van Maart 1642 is dit verschil beslist,
want men leest aldaar het volgende: //Ingestaen Philips Wouwerman, schilder, als mr. en Coort
//Witholt als discipel teegens malcanderen en misnoegen als //voren op den sitdagh den 4den Jebr. art, 5 verhaelt want //Wouwerman ejste geit van sijn vierendeel jaers daer den //anderen in was getreden, die wel bekende dat hij een trony //had gedootverft naart vierendeel jaers, maar susteneerde //daerom eevenwel het vierendeel jaers niet heel soude beta- //len, twelck 15 Gulden was, doch sijn partijen eyntlyck door //tusschen spreecken van vinderen veraccordeert dat Coort //Witholt aan sijn mr. Wouwerman soude betaelen º\ gul. //den, 't welk hij aan de vinderen belooft omtrent over 14 «dagen in handen te sullen bestellen van de heere deec- "ken, waervan Wouwerman sal alsdan schuldich weesen 16*
|
|||||
244
*te betalen aen de knecht van 't gilt 2 stuyvers van 't
/'dagen van Witholt 8 stuyvers voor verbodt aen dezelve //gedaen, // In 1645 was hij vinder.
Philippus Wouwerman is in Mei 1668 overleden. Men
vindt op het doodregister: 10 Mei 1668 een openinck in de nieuwe kerk voor mr.
Philips Wouwerman. Noordertrans n°. 203 ƒ 4 I)e Roeff aan de kerk //13
Een uur beluyt //12 De Roefl'aan de diaken // 6
Voor de schaal // 2 /37
Den 22sten Januarij 1670 werd de wed. van Philips Wou-
werman in de groote kerk, noordertrans n°. 227, begraven. De onkosten beliepen ƒ 21. Men mag uit deze, voor dien tijd betrekkelijk aanzienlijke sommen bij deze plegtigheden besteed, besluiten dat noch Ph. Wouwerman, noch zijne weduwe in zulke behoeftige omstandigheden verkeerden, als men gewoon is op te geven. Hetgeen ook bewezen wordt uit den personelen omslag a° 1670, waarin Philippus Wou- werman nog voor/50 aangeslagen is. Hierbij staat aange- teekend weg en verhopen. PlKTEE WoUWEBMAN
was de tweede zoon. Zijn geboortejaar heb ik, even als dat
van zijnen broeder, hierboven reeds vermeld. Hij trouw- de als jongman, wonende in de zijlstraat, den 2<len Aug. 1654 met Hendrikje Havemans, jongedochter van Dwin- gelo, wonende in de kerkstraat. In het doopregister is vermeld dat den 20sten Junij 1655
eene dochter van hen bij den doop den naam van Susanna |
||||
245
|
|||||
ontving, en den 6den Maart 1657 een zoon den naam van
Paulus. Bij deze laatste plegtigheid was Jan Wouwerman getuige. Zijn geteekend'portret berust in mijne verzameling.
Jan Wouwerman
was de derde zoon en kwam in Julij 1655 in het gild. Voor
hem werd een opening in de groote kerk aangevraagd, mid- delkerk n°. 475, 1 Dec. 1666. THOMAS WIJCK
was afkomstig van de Beverwijk. Dit wordt bewezen:
1°. door het volgende, getrokken uit de notulen van het
St.Lucas gild te Haarlem, 7 Oct. 164)2: //Thomas Wijck heeft den deken gesproken en sijç 'excuus
//gedaan ter oorsaeke hij naer sijn ouders in Beverwijck sou //trekken, overzulx verzocht uytstel tegen den naeste, dat //hem vergont wert.// 2°. door het trouwregister van Haarlem, waar men leest
dat 22 Mei 1644 voor schepenen trouwde: Thomas Wijck, jongman van de Beverwijk
met
Trijntgen Adams, jongvrouw van Haarlem. Volgens het doodregister werd een kind van hem 30
Sept. 1656 begraven, terwijl voor hem zeken den liM™ Aug. 1677 in de groote kerk, middelkerk, n°. 83 , een leger- stede aangevraagd werd. Hij was in 1658 vinder en in 1660 deken van het St.
Lucas gild en woonde in de kleine houtstraat. Zijn geteekend portret, zittende voor den schildersezel,
berust in mijne verzameling. In het museum te Haarlem bevindt zich een fraaije schil-
derij van hem, zijnde n°. 99. |
|||||
246
|
|||||||
JAN WIJNANTS.
Het trouwregister van 4 Febr. 1646 rneldt dat Jan
Wijnants, weduwnaar van Weert, trouwde met Luytgen van den Ende, jongedochter van Goch. Ts deze nu de schilder ? In de notulen van het St. Lucas gild, Oct. 1642, komt
een Jan Wijnants voor als konstverkooper. JAN DE WIJSE
was beeldhouwer en beeldsnijder, en geboortig van Antwer-
pon. Hij kwam in 1734 te Haarlem in het St. Lucas gild en overleed aldaar den 3üstcil Maart 1748, oud 4U jaren. Zijn geteekend portret is in mijn bezit. COHNELIS IJ8BRANTSZ
was een haarlemsch glasschrijver. In 1604 werd hem vol-
gens de thesauriers rekeningen betaald i,x o£ //voor zeker glas mette wapenen van de stad Haerlem bij hem gemaect en gestelt in dekercktot Santfoort, aldaer 't zelve bij de voors, stadt tot eene vereeringe gegeven, geschoncken es.// Tan Mander noemt hem in zijn Schildersboek op het
artikel Hendrik Goltzius, fol. 200, een uitnemend glas- schrijver. CORNELIS PIETERSZOON ZWEER en FLQRIS
GERRITS.
|
|||||||
Omtrent deze glasmakers en naar alle waarschijnlijkheid
ook glasschrijvers, omdat het mij meermalen voorgekomen is, dat beide bedrijven in ecu en denzclf'den persoon ver- |
|||||||
U7
.1
eenigd waren, leest men in het memoriaal van 1518 het
navolgende: //Cornelis Pieterszoon Zweer en Ploris Gerrits, glasmaec-
//kers ter cause van een groot nijen glas van taehtich panden //behalven 't harnasch bij hem luyd ten beveele van d'burge- « //meesteren van der voirss. stede wege gemaict en geset in //de kercke tot Edamme mit vier grote staende beelden, als //onse lieve vroiiwe, 't sinte baeff, 't sintemarten, en'tsiiite //Jorijs, mitte paeus cardinalen ende keyser soe de wapene //haerlem vercregen is in deen zijde, ende de historie van //d'heyligen cruce in dandere zijde, gelijck hem dat van der //voirss. stede wege besteed was. Twelcke van derselv,. stede //wege tot versoucke van die van Edame aldair in de kercke //gegeven is, omdat die van Edame wederomme hairlems bier //aldair drincken en slijten sullen tot vermeerderinge van der //neeringe van de brauwerije binnen dess, stede, betaelt alst //blijct bij hoe, quitanc. mit ordonnantie dien men hier //overlevert xcii ©£.// |
||||||
Terwijl deze aanteekeningen ter perse waren, heb ik eenige
zaken gevonden, belangrijk genoeg om nog hier ten slotte vermeld te worden. Zij zijn als volgt: •Richard Brakenburg was de zoon van mr. Menno Richardts
Brakenburgh van Amsterdam, en Vroutgen Alberts. Hij werd gedoopt den 2£sten Mei 1650 te Haarlem. Getuigen waren D. Johannes Eulaeus en Sysbeth Goderus of Godaeus. Jan de Bray is voor cle eerste maal te Haarlem voor sche-
penen getrouwd den &lsten Oct. 1668 met Maria van Hees, j. d,, beiden van Haarlem. Voor de tweede maal voor sche- penen den 30stpn Jan. 1678 met Victoria van der Wiele. Pieter Willemss van Laer, j m. van Amersfoort en wo-
nende aldaar, is te Haarlem gehuwd den 21sten Junij 1648 met Sebaeutje Gerrits, j. d. van Stellinghwerf, wonende in de schaggelstraat. Of hier de bekende schilder Pieter van Laer bedoeld wordt kan ik niet beslissen. |
||||||
AANHANGSEL.
|
||||||||
HAARLEMSCHE PLATEEL- EN POTTEBAKKERS.
|
||||||||
Velen verkeeren nog in het denkbeeld dat een zekere tak
van kunstnijverheid, bekend onder den naam van delftsch aardewerk, ook alleen in Delft gemaakt werd. Hoezeer geen stad daarvan zoo veel voortgebragt heeft, als deze, bleven echter andere plaatsen van ons land (*) niet achter in het maken van dit fabrikaat. Het werd dan ook in ieder huis- gezin gevonden, aan den disch van rijk en arm, in kamer, keuken en kelder. Overal was het aanwezig, en daar het zoowel diende tot sieraad als tot huisselijk gebruik, droeg het ook op eene geheel eigenaardige wijze den stempel van vele onzer gewoonten en behoeften. Het muntte daarenbo- ven uit in sierlijkheid en verscheidenheid van vorm, kiem- en schildering. Men moet zich dan ook niet verwonderen dat eenigen van onze beroemde schilders, al mogen wij aan- nemen dat dit bij uitzondering gebeurde, zich van tijd tot tijd hebben ingelaten met het teekenen op sommige voorwerpen van dit aardewerk. Enkele stukken kunnen nog aangetoond worden die bijzonder fraai zijn, en die ons mannen als H.C, Vroom, Verboom, Jes. v. d. Velde, A. v. Ostade, N. Berchem en.Ph. Wouwerman voor den geest halen. Op- merkelijk is het dat ik hier bijna uitsluitend van beroemde haarlemsche schilders spreek, maar deze vonden daartoe ook ruimschoots in de stad hunner inwoning gelegenheid, en reeds zeer vroeg waren de haarlemsche plateel- en gelei-bak- kers en hunne bakkerijen beroemd. Karel van Mander ver- haalt ons in zijn schildersboek in het artikel H. C. Vroom, dat reeds diens grootvader dit beroep uitoefende, dat zijn vader Cornelis Hendricksz., een beeldsnijder, zioh médebè- |
||||||||
(*) In L. Jewitt, the Hf e of Josiah Wedghwood, London 1865, las ik
dat ook in Engeland bij uitzondering wel zoogenaamd delftsch aardewerk is gemaakt, onder anderen in uitmuntende hoedanigheid te Liverpool; voorts te Londen, Kristol, Lowestoft en andere plaatsen. |
||||||||
t
|
|||||
249
gaf tot de konst van plateelen o/t porseleynen te maken,
of liever zoo als Th. Schrevelius in zijne beschr. van Haar- lem, Vlo boek, bl. 387 zich uitdrukt, sijn toerck maeckte in "'t pot-aert, enz. Verder zegt v. Mander, //bracht hij wonder te weghe van vreemde drinkvaten, daer men niet wist waer den mondt aenstellen en derghelijke versieringhen, uyt- nemende in sijn dinghen en coleuren wesende.// Dat deze drinkvaten bekers of kannen zullen geweest zijn,
die nu nog bekend zijn onder den naam van stortenbekers, komt mij meer dan waarschijnlijk voor, en ik meen hem als den uitvinder van dezen te mogen aannemen. Ieder die eenig. belang stelt in dit aardewerk, dat, toen
het geheel verdrongen werd door het chineesch en japansch porselein, en de fabrieken overal verliepen, zoo zeer de aan- dacht is gaan opwekken van landgenooten en vreemden, kan ik aanbevelen na te lezen, hetgeen ter aangehaalde plaats van den haarlemschen schilder EL. C. Yroom verhaald wordt, hoe hij uitgemunt heeft, in het teekenen der plateelen, en zich zelfs ver in den vreemde een bestaan wist te verschaften door het schilderen van majolica. Uit gebrek aan echte bescheiden weet men betrekkelijk
zeer weinige bijzonderheden van dezen voorheen ook te Haar- lem zoo bloeijenden tak van nijverheid. Ik heb het daarom niet onbelangrijk gevonden hier mede te deelen , hetgeen ik gevonden heb van eenige haarlemsche plateel- en geleibak- kers in verschillende stukken op het stedelijk archief, en zal dit nu hier, hoe kort ook, laten volgen. Bij Ampzing, beschr. van Haarlem, bl. 242, a° 1572 wordt
melding gemaakt van Adriaen Bogaert, Qeleyer Plateelbak- ker, als een der 57 burgers der stad Haarlem door den her- tog van Alva van het pardon uitgesloten. Op de rol der schutterij vindt men a° 1596 Jan Nanningxz,
geleybakker; a° 1600 Jacob Jansz., plateelbakker, en 1603 Cornelis Dirkxz, mede plateelbakker. In het register van alle renten, custinghbrieven, enz.
van het oude-mannenhuis wordt a° 1607 gesproken van de wed. van Cornelis Lubbertss., plateelbakker. Deze weduwe heette Lysbet Constanstijns, en woonde in de kleine hout- straat. In 1609 komt daar mede voor Lubbert Cornelis- sen, plateelbakker.
r /
|
|||||
250
In het memoriaal van schepenen is geboekt dat a° 1611
tusschen Gerrit Janss., plateelbakker en Rogier Dodicot, Engelsman zijnen knecht, es vreede geleyt en den voors, Rogier is aengeseyt, sijnen meest, niet te misdoen, bij drei- gemente, woorden off anders op correctie van de stadt, ende soo sij malcandere uit crachte van hun gemaecten contracten vet hebben te ey.schen.dat zij zulks zullen doen met wegen van instantie.// In 1615 is overleden Laurens Jansz., plateelbakker. In
1625 was Willem Janss. de Rue of Jansen Verstraten por- celeyn fsic) of geleybakker. Hij ontving toen volgens de thesauriers-rekeningen in dat jaar eenig geld van ^stadswege tot voortzetting van zijne nering, namelijk ƒ1000 tegen den penning zestien voor één jaar. Hij had zijn bakkerij op het Bagijnhof, Door S. Amp-
zing, beschrijv. van Haarlem, bl. 374 wordt zijn lof op de volgende wijze gezongen: En of ik hier ook sprak van 't schild'ren der plateelen,
Sou iemand dat met recht verdrieten of vervelen. Hier is een back er ij van zoo een suy v're hand, Als ergens wezen mag in ons geheele land! In 1638 was hij vinder en in 1651 deken van het Si
Lucas gild, terwijl hij stellig nog in 1652 in leven was, want volgens het memoriaal verzochten toen Willem Janss. Verstra- ten en Duyflgen Stefi'ens, mrs. geleybakkers, aan burgemees- ter bij rekwest de tusschenkomst van deken en vinders van het St, Lucas gild om te beslissen over het verzoek van hunne knechts, waaronder één met name Mauris Claesz., om geene andere knechts die van elders kwamen in hunne bakkerijen toe te laten en te gebruiken. In Dec. 1642 kwam Neeltje Claesdochter met haar zoon
Glaes Hendriksz. van Amsterdam om bij hem het plateel- schilderen te leeren. In 1627 werd Frans de Busscher geadmitteerd tot pla-
teelwerker (sic). In 1642 was Jaeob Janssz. Versluys geleybakker, in 1658
vinder van het St. Lucasgild. Hij was burger van Haarlem en had zijne bakkerij op den burgwal. In 1656 treft men als vinder Gerrit Willemsz. Verstra-
ten, geleybakker aan. -— Ju 1657 is hij deken. |
||||
251
In 1670 was Jacob Pieterszoou 't Kind plateelbakker. (Zie
het memoriaal). In 1682 vindt men Pieter v. d. Sluys als geleybakker, ter-
wijl in 1694 de bakkerijen te Haarlem nog zoozeer bloeiden, dat volgens de notulen van het St. Lucas gild aldaar toen nog eenentwintig vrije geleybakkersknechts werkzaam waren. 'De laatst vermeldde porselein-bakker (sic) is Carel de
Kooninck a° 1705. Ik moet hier ten slotte nog bijvoegen dat de pottebakkers
in Haarlem ook van overoude tijden dagteekenen. In de registers van de St. Bavo-kerk vond ik reeds a° 1421 ge- wag gemaakt van Pieter de pottebakker, terwijl aldaar a° 1461 het overlijden geboekt is van Jan Gerritszoon, de pottebak- ker. Cornelis Janssz., pottebakker, woonde in 1617 op den burgwal. Het komt mij niet belangrijk genoeg voor hier meerdere namen van pottebakkers op te geven, te meer om- dat ik geen andere bijzonderheden van hen kan mededeelen. Alleen vond ik in het memoriaal van Pebr. 1623 dat aan den pottebakker de Haas, van de steenen die hij maelct en bakt tot chacJtels ± bekend gemaakt werd, dat hij de impost van de grove waren sal moeten betalen.// Mogt men in ons vaderland vroeger kagchels gebruikt en
gebakken hebben, die slechts eenige overeenkomst hadden met de oude schoone exemplaren die men nog in Duitschland vindt, zoo zou deze laatste aanteekening welligt eenige be- langstelling kunnen opwekken. In allen gevalle hoop ik dat deze korte mededeelingen bij
anderen den lust zullen opwekken om dit onderwerp verder te beoefenen en te onderzoeken in welke steden van ons vaderland zich plateelbakkerijen bevonden hebben , opdat men niet langer vreemde werken zal behoeven na te slaan, om nog iets meer te weten te komen, dan het weinige dat door som- mige Nederlanders geboekt is over dezen zoo belangrijken tak van inlandsche nijverheid. Deze behoort toch geheel bij ons te huis, en kan alzoo voorzeker het best en naauwkeu- rigst door ons onderzocht en beschreven te worden. |
||||
NAAMREGISTER.
|
|||||||||||||||||||||||||
A.
|
|||||||||||||||||||||||||
Abrahamsz. (Claes), 63.
Adolii'sen (Marmert), 63.
Akersloot (Cornelis), 64.
// (W.), 65.
|
|||||||||||||||||||||||||
Angel (Phü.), 65.
Attevelt (Arent), 66. // (Justus), 66. |
|||||||||||||||||||||||||
II
|
|||||||||||||||||||||||||
Balen (Jac. Wolfertsz. van), 66.
Banheyningh (Corn.), 67. Berchem (Claes Pietersz.), 68. // (Pieter Claesz.), 68. Berckheyde (Gerrit), 69. // (Job), 69.
Berendrecht (J. P)., 67.
(P·), 67.
Berensteyn (Arnoldus), 70. // (Claes), 70.
Bleeker (Gerrit), 72.
Blommendael (lieyer Jacobss), 73, Poddecker (Joh. Freder.), 73. Pol (Cornelis), 74. · |
|||||||||||||||||||||||||
Bol, de oude (Philips), 74.
Bolongier (Johan), 75. Bouchorst (Jacob), 75. // (Jan), 75.
Bouckhaers (Michiel), 75.
Bouman (Christiaen), 76. Bovetius (Johannes), 76. Brakenburg (Bichard), 76. Bray (Aelbert de), 77. // (Dirk de), 77.
// (Jacob de), 77.
// (Jan de), 77.
// Salomon de), 77.
|
|||||||||||||||||||||||||
€.
|
|||||||||||||||||||||||||
Campen (Jac. van), 88.
Capelle (Jan), 93. // (Pieter), 93.
Casteleyn (Abrah.), 93. // (Gaspar), 93. // (Pieter), 93. Chambre, sen. (Jan de la), // jr. ( // ), Claess. (Claes), 97.
|
|||||||||||||||||||||||||
Claess. (Thomas), 97.
Claesz. (Pieter), 97. Clöck (Claes Jansz.), 97. Coogd (Abrah. de), 98. Cornelis van Haarlem, 98. Corneliss (Prederick), 100. Cuylenburg (Abrah.), 101. // (Gerrit), 101. |
|||||||||||||||||||||||||
94.
94. |
|||||||||||||||||||||||||
0
|
|||||||||||||||||||||||||
Decker (Cornelis), 101,
// (Prans), 101.
Deutecum (Baptista van), 102. // (Johannes van), 102. |
|||||||||||||||||||||||||
Deyman (Dirk), 103.
// (Gerrit), 103.
// (Jacob), 103.
Dingmaus (Adam), 103 |
|||||||||||||||||||||||||
253
|
||||||||||||||||||||||||||
Duindam (Cornelis), 106,
// (H. S.), 106.
Dusart (Cornelis), 104. Dijck (Elorens van), 106. |
||||||||||||||||||||||||||
Dingmans, jr. (Adam), 103.
Diricxz (W.), 217. Drossaert (Jacob), 104. Duindam (Â. Ç.), 106. |
||||||||||||||||||||||||||
E.
|
||||||||||||||||||||||||||
Everdingen (Caesar van), 107.
// (Jan van), 107. |
||||||||||||||||||||||||||
Engels (Barth.), 106.
Everdingen (Aldert van), 107. |
||||||||||||||||||||||||||
F.
Eabritius(GaafMeynertsz.), 108. Erits (Pieter), 108.
Elorte (Pieter), 108. |
||||||||||||||||||||||||||
0
|
||||||||||||||||||||||||||
Goudtsbloem of Goutsblom (Cor-
nelis), 111. Gau, Gauw of Gouw (Gerrit Adr.), 110.
Graaf (Josua de), 112. Grebber (Antony), 112. // (Er. Pietersz.), 112. // (Mouris Eransz.), 112. // (Pieter), 112. Groot (Jan de), 115. Guldewagen (Jac. Janss.), 115. // (Jan Jacobsz,) ,115. |
||||||||||||||||||||||||||
Gael Jr. (Adriaen), 109.
// Sen. (Adriaen), 109.
// (Corn. Adriaensz.), 109.
// (Corn. Jacobse), 109.
Gerritss (Cornelis), 110. » (Eloris), 246.
Gimmeny of Gimmenig (Gerrit), 110.
Gimmeny of // (Hendr.), 110.
Golingli (Jan), 111. Goltzius (Hendr.), 111. |
||||||||||||||||||||||||||
II.
|
||||||||||||||||||||||||||
Heemskerk (Joh.), 125.
Heemst (Jan v.), 133. Holsteyn Sen. (Ñ.), 133. // Jr. (P.), 133. Hont (Heod. Pietersz. de), 136. Hooge (P. de), 137. Hooglie (E. de), 137. Hugaart (W. M.), 141. Hulst (Er. de), 141. |
||||||||||||||||||||||||||
Hals (D.), 123.
// (Er.), 116.
// Jr. (Er.), 124.
// (H.), 124.
// (N.), 124.
// (Joh.), 124.
Heda (Willem KI.), 125. Heemskerk (Marten van), // (David), 125. |
||||||||||||||||||||||||||
126.
|
||||||||||||||||||||||||||
Janssen (Pieter), 143.
Jong (Erans de), 143. // (Jan de), 143. |
||||||||||||||||||||||||||
Janss. (Dominicus), 142.
// (Jac.), 142.
Jansz. (Jacob), 142. |
||||||||||||||||||||||||||
254
|
|||||||||||||||||||||||||||
Ç
|
|||||||||||||||||||||||||||
Kemp (Nicolaes), 143.
Kieft (Jan), 144. // (Pieter), 144.
Kittensteyn (Corn.), 144. Kleynhens (Barn.), 147. // (Iz,), 147.
Knijf (Jac), 148. // (Willem), 148.
|
Knijf (Wouter), 148.
Koets (Andnes), 149. // (Koelof Claesen), 149.
Koogen (L. v. d.), 149. Kool of Cool (W.G.), 150. Kouvvenburgli (Maerten), 150. Kraen (Aryaen Janss), 151. |
||||||||||||||||||||||||||
Lagoor (Johan), 151.
Leyater (Judith), 151. Lievèns (Jacob), 152. |
|||||||||||||||||||||||||||
Lodewijcks of Lodewijx(H.), 152.
Louweriss. (Jan), 153. Louijs (Jacob), 153. |
|||||||||||||||||||||||||||
JU.
|
|||||||||||||||||||||||||||
Maas (Dirk), 153.
// (Joh.), 153. // (Jan), 153. Maestrigt (Willem Janss.), 155, Matlmm (Adr. Jacobsz.), 155. ç (Dirk), 155. // (Jacob Adr.), 155. // (Job.), 155. Meer, sen. (Jan v. d.), 162. // -jr. (J. v. d.), 162.
Mensing (J.), 163. |
|||||||||||||||||||||||||||
Molenaar (Barthol.), 163.
o (Job.), 163.
Molijn, sen. (P. de), 164. Mommers (Hendr.), 165. Moolen (Job. v. d.), 165. Mostert (Jan), 165. Muller (Pieter), 167. Mulraet (Cornelis), 167. // (Gerrit), 167.
Muijltjcs (Aryaen), 168. |
|||||||||||||||||||||||||||
N.
|
|||||||||||||||||||||||||||
Nacbtegael (Kobbcrt), 108.
Nikkelen (Jan van), 168. // (Jz. v.), 168. |
Nop (Gerrit), 169.
Nijmegen (Joh. van), 169. " (W. van), 169. |
||||||||||||||||||||||||||
0.
|
|||||||||||||||||||||||||||
Oliviers (Adr.), 169.
// (Fr.), 169.
// (Jac), 169.
Opliemert (Jan Dirxss van), 170. |
|||||||||||||||||||||||||||
Ostade (Adr. van), 170.
// (Àæ. v.), 170.
Oudeurogh (Job.), 176. |
|||||||||||||||||||||||||||
Perdanus (Abr.), 176.
Pietcrs (Ciiristiaeii), 176. Pieterszoon (Pieter), 176. |
|||||||||||||||||||||||||||
255
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Post (Fr.), 178.
» (f.), 17S. Pottey (Jan), 180. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|Put (Guill. v. d.j, 181.
é * ([zaak v. d.), 181. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bitter (Abr. de), 181.
Rombouts (Gilles), 182. Romijn (W.), 183. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruysdael (Jacob van), 184.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Izaak van),
(Sol. van), 182, |
2.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Steen (wed. Jan), 206.
Stockman (Jan), 207.. // (Leendert), 206.
Stoffels (Leendert), 307. Straaten (Hendrik van), 207. // (Lainb. v.}, 207.
Stuivesant (Hendrik), 307. Suycker (Arent Corneliss), 190. Swinderswijk (W. W.), 30S. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Saenredam (P. Janszoon), 187.
Santvoort (P. v.), 187. ■ Sclieyndel (Aeg.y.), 188. Scliijudel (Ann. v.), 188. '// (Barn. v.), 188. Snellaert (Abr.), 189. Soutman (P. 01.), 189. Spilman (IL), 190. Spijkerman (P.), 190. Suyderhoef (Jonas), 191. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thybaut (W. W.), 216.
Tolet (Pieter Talboom), 208. Torrentius (J. Simonsz.), 209. Troost (W.), 213. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thomaszoon (Thomas), 213.
Thopas (Joh.), 208. Thuyl (Walraven van), 215. Thybaut (Dirck), 217. *// (Jos.), 219. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Valck (Aelb. Symonsz. de),
// (Hendrik de), 220.
"Veen (Roch. van), 220. Velde sen. /Jan v. d.), 221. // jr. (J.v.d.), 221.
// (Jes. v. d.), 223.
Verharst (Dirk), 223. Versluys (Oom. Gerritsz.), Verspronck (Joh.Cornelisse), Vianen (J. v.), 225. Vinne Laurensz. (Jac v. d.), // Vincent Laurensz.
van der) ,225. // Lanretiszoon (Jan v.
225 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25 G
|
|||||||||||||||
Vroom (Fred.), 234.
// (H.), 234. // (Jac), 234. |
|||||||||||||||
Vos (Alex.), 233.
» (Jan Janss de), 234.
Vroom (Corn.), 234. |
|||||||||||||||
W.
|
|||||||||||||||
Wal (Jacob Marcuss v. d.), 237.
Warnacr of Warnars (Jacob), 237.
Warnar (W. H.), 237. Wens (Pauwels), 237. Wet of Wetli (Gerrit), 238. // sen. (Jac. de), 238.
// jr. (Jac. de), 238.
Wielant (Joan), 238.
Wieringen (Claes van), 239. á (Corn. Claesz.v.), 239.
|
Wils (Joh.), 239.
// (P.), 239.
Wit (Jan de), 240. Wouwerman (Jan), 241. // (Paul «Toosten), 241.
(Phil.), 241.
(Pieter), 241.
Wijck (Thomas), 245. Wijnants (Jan), 246. Wijse (Jan de), 246. |
||||||||||||||
IJ.
|
|||||||||||||||
IJsbrantsz. (Cornelis), 246.
|
|||||||||||||||
z.
|
|||||||||||||||
Zweer (Corn. Pieterzoon), 246.
|
|||||||||||||||