4rt; é
|
||||||||||||
:\
|
||||||||||||
«. È* 'R ï Ê) * ^Cr ,€.kf/
|
||||||||||||
/öU>H£,b€'*u^l
|
||||||||||||
-i—« -■„■.-J,.^;,..:
|
||||||||||||
IV
|
||||||||||||
__
|
||||||||||||
1
|
||||||||
Þ
|
||||||||
ã iw-^-i- *-Ë)
|
||||||||
.4
|
||||||||
/.
|
|||||||||||||||||
r
|
.'-Á-
|
||||||||||||||||
C5
|
|||||||||||||||||
ã-<
|
|||||||||||||||||
é *
|
|||||||||||||||||
íjUi#
|
|||||||||||||||||
mk
|
|||||||||||||
y I
|
|||||||||||||
í/f
|
|||||||||||||
Algemene Provincie K*ta!oè#
MinderbroederskJooater
Alverna Gid
|
|||||||||||||
OUDHEDEN en GESTICHTEN
|
|||||||||||||||||||||||
VAN
|
|||||||||||||||||||||||
%
|
|||||||||||||||||||||||
GRONINGEN
|
|||||||||||||||||||||||
E Η
|
|||||||||||||||||||||||
VAK.,.?. &
|
|||||||||||||||||||||||
Groningerland,
Mitsgaders
van het LAND van DRENT: j
. ■ ■ ■ . , " , ·, y
o f y
Befchrijving ván de Kerken , Klooftcrs , cíí
Godshuyzen^-líie in de gemelde .plaatsen van
rijd tot tijd zijn gefticht: benevens een
verhaal van haare Begiftigingen, Vry*
dommen , Voorrechten , Ovtrften.
Daar ook bygevoegt is een lijft van <
de- roemwaardige en geleerde
Mannen, die daar gebooren
|
|||||||||||||||||||||||
zijn,
|
of'er geblocic;
|
||||||||||||||||||||||
hebben*
|
|||||||||||||||||||||||
Uyt het Latijn vertaald,
met AANTEKENINGEN opgehelderd*,
Door I-L V. R. - |
|||||||||||||||||||||||
ti\
|
|||||||||||||||||||||||
f E L £ I D η iVV*'
By CHRISTIAAN V-ERMEY φ¥ *Wna G/d ·
|
|||||||||||||||||||||||
VOORREDEN
* ■!
TAN DEN-
FE%TAALÍ)E%
ZOo beginnen wy eindelijk het
einde te ρaderen j en land te zien. Het Bisdom van Deven- ter alleen moet noch eene beurt hebben : en wy meenen ook zonder uyt- ftel, en met ^ver, aan de vertaaiing van dat deeltje te vallen* Dan zal de Leëzer alles , wac de kerkelijke en kloofterlijke Oudheden van 't Fereenigde Nederland betreft, by malkander hebben: en daar by veele wecreldfche Oudheden, voor al in orize Aantekeningen , opgehelderd zien. · Ik heb'er onze Verecnigde Nederlanders ergens over gepreezen, en ik doe het we- derom, dat ze in het nnfpeiircn en befte deeren van hunne FadeHandfehc Gefchie- deniíTen zoo yverig en onvermoeid zijn * als. eenige landraard ter weereld. Doch, gelijk ík ook reeds aangemerkt heb ·> de kennis van de wcereldfche Oudheden, en die ván de geeftelijke * moeten gepaard zijn-, of ze zouden beidegaar kreupel gaan. Maar over eene bekende zake veele woor- den te maaken, is onnodig, en walgelijk: ik wil daar maar roe koomen dat. ten Ne- derlander , dié zich aan 't onderzoek de? '■ ! ;.' \" ■'' ■' ' · ' ''''.
|
||||
VOORR EDËN.
Vaderlandfche Oudheden laar gelegen zijn>
deeze Oudheden mi|ns bedunkens niec miilèn kan Doch dat is ook voor henen al gezeit, en fpreekt genoegzaam van zelfs; zoo dat ik daar over wederom gcene lange redeneering behoeve te maaken Wat dit deel der Oudheden, dat is de
Beíchrijving van 't Groninger Bisdom, in 't by zon der belangr j daar over heb ik dit maar te zeggen dat alles hier even eens door den Eerw. Schrijver verhandelt word, als in de voorgaande deeltjes: en ik durf'er voor in ftaan, dat her den Leezer niet te- gen zal vallen Zoo bout durf ik van mij- ne Aantekeningen niet fpreeken j en 't zou- de ook niet paffen Dit mag ik evenwel zonder verwaandheid zeggen , dat ik 'er noch meer werks van gemaakt heb, als in de voorige deelen: en de Leezer zal ook bevinden dar ze rüym zoo wijd'oopig zijn. Ik wil'er de reden wel van geeven, en al- les recht uyr fpreeken ,· wat is 'er toch aan gelegen ? en deLeezers willen't doorgaans wel nebben. Dit deeltje zoude, m.verge- lijkinge van de voorgaande , wat dun ge? vallen zijn. Dar was den Boekverkoopcr in deweegï en hy meendedatzulks een mis- iland zoude geeven: 't welk nu door de wijdloopighett der Aanrekeningen vry ver- holpen is. Ik vertrouw ook niet dat 'er de Leèzer over klaagen zal: want de Aanre- keningen, zoo als ik5my zclven vlcye,zijn |
||||
VOORREDEN.
niet verre gezogr, maar ilaan doorgaans op
den text; en koomeri als ia de ermen loo* pen. Daar by loopen ze doorgaans op zaa* ken, die den leesluft niet ligt vcrdooven zullen; en elders, dat ik weet, zooom· ftandig niet verhandelt zijn. Over eenezaak zouden fommige Rooms-·
karoÜjken konnen klaagen 5 en ecnige Proteftanten zelf zich verwonderen : te weeren dar ik de ongebondendheden, en fomtijds ook de fabelen ,". van fommige; üeeitelijken en Monnikken als ten toon, fchijn te itellen5 ja de gebreken van eeiil· ge Kardinaalen, en van't R Hof zelf, niet ongemeld voor by gae Waar roe dient het, zal een Katolijk yveraar zeggen, dat men dingen die lang vergeeren en als be- graaven zijn, wederom opgraaft: en, gelijk men zeir,oude kueyenuyt de floot.haalt? Zijn de Onkatolijken dan, zal hy vor* der zeggen, niet genoeg regen de Kato- lijke kerk ingenomen? Wat behoeft men hun nieuwe wapenen ter hand te ftellen, ofHaat het zoo fraay, mer zijn eigen vuyl te pronken ? Doch een Proteitant zouw zich konnen verwonderen dat een Rooms- ka tol ijk Schrijver niet bezorgder is om de gebreken van zijne geeftelijke Overften, en Medebroeders, te bedekken-, en 'er een gordijn voor te fchuiven. Op het eer-* ite heb ik in de Aantekeningen zelf, daar het zoo ilaegs quam, reeds geantwoordt: * 2 daar
|
||||
VOORREDE Nf: 1
daar wijs ik zulke klaagers na toe» Ik voeg.
sèr ilechts by dát nier alleen Baronius, dien ik daar bygebragt heb, maar doorgaans de befte, vroomfte, en allerkatojijkfie Schrij- vers ec'ven gulhartig zijn ín de gebreken der. Monnikken en geeftelijke p'e'rjö'onen op ££ haaien, ψ%Ό S. Bernardtts,J Gerfi?tt Mattheus Φα-
ris , TheodoricUs Niem , S. Bon^ventura. zelf, ja honderdr en duidend, £n om zoo t<e fpreeken honderd duizend deftige Schrij- vers, koften hunne klagten, zoo wel over de gebreken van 't Roomïchc Hof als over de: loiïighedcn en ondengendheden van veelc, ■ Monnikken, niet inhouden. Zal't my al- leen verboden of onacoorlofd zijn, *i geen in hen van rechte kenders gepreczen word ί Ja gepreezen , zeg ik: men leeft die gebre- ken en ongebondendheden tot zijn Iccc,- weezen-, men zuchten treurt'er over: maar, het doet een eerlijk gemoed noch deugd dat'er noch deftige mannen gevonden wier- .den, die hetquaad durfden iaaken, en den quaaddoendereii de wa,árheit zeggen. Dan ware bet verre gekomen , en de,
quaade Ovcrftën of Geeftelijken zouden ;£ naar hunnen wenich hebben en'er in den Vuyftom lachen 5 indien ze ons koftenwijs ihaaken dat we "op alle hunne gebreken moeften zwijgen , zonder ons een eenig Woord te laaten ontvallen Zeker « Schrij- J α;J'óannis Ábgclíý' zie du Pin Biblioth. Eccl. ■ · ver,/:
|
||||
VOORREDEN.
ver, waarfchijnelijk om de Pauselijke
sunft door vleyen te winnen, en aan eenv Biflèhops rnyter of iet diergelijks te koo- men, ontzag zig niet in't Jaar 1482. te Pa- rijs te bewccren dat in een openbaar ge- fchrift deTaus van niemand beflraft mag worden, ten&y in gevalle van kettery. Daar zoude de Paus, naar de weereld gefproken, zeer wel byftaan: en> indien men daar by dan zijne ondeugden nae zijne dood niet vermelden mogt ■> dan was het hier vol- maakt. Maar, gelijk ik i» de Aantekenin- gen aangemerkt heb, de goede Pauzen zouden 'er flegtft by ftaan s want daar de quaaden zoo wel als de goeden gepreczen worden, is waare lof zoo wel verdagt als valfche. Voeg hier by, gelijk ik ook al aan* getekent heb, dat die miiTchien noch het befte middel is om de moetwillighcit en vuyligheden der Kerkvoogden te beteuge- len. Zoo een Orerfte, indien hy noch door alle fchaa-mte niet gebceten is, en be- denkt dat de Hiftorifchrijvers hem na zij- ne dood niet fpaaren zullen, zal dikwils noch vcele dingen laaten, om voor geen volflagen deugniet in de Hiftöriën te pronk te ftaan. Ik weet evenwel zeer wel dat de béfcheidendheit, die over al te pas komt, hier vooral gelden moet; en dateenOver- fte, hoewel zich, merkelijk te buiten gaan- de, evenwel Overfte blijft; en als Overfte behoort ontzien te worden, Daar ís ook * 4 voor
|
||||
VOORREDEN.
voor gezorgtj en ik heb getracht de gebre-
ken der kerkelijkeOverften aan te wijzen, zonder't behoorlijk ontzag voor hunne waardigheit te verliezen. Wat die Proreftanten belangr, dewel-
kcö zich over ons gedrag verwonderen mogtcn s die zien daar uyt dat de Rooms- katoltjke Schrijvers , althans . ván't befte ilag, die ik doorgaans ook niet verzuime by te brengen ,geene de minfte zwarigheit maaken van de.fouten der hoogfte Kerk- overften te vermeiden. Zijn *er eenigen onder ons „ die geen leed in de Pauzen zien ? en tegen zwart geen zwart durven zeggen , die worden by de kenders niet getelt. Zijn'er anderen, die alle de on- gebondendheden derGcefteiijken en Mon- nikken willen verdonkert of altijd in de befte vouwen gefchikt hebben; die ftcl ik ook op de lijft.van-de rechte kenders nier*; en- ik weet dat ik , indien daar over te pleiten viel, de geleerd'fte Katholijken op mijne zijde zoude hebbén. Het moet den Leezer niet verveelen dat
ik my op dit ftuk vérdedige, eer dát ik opcntlijk aangerande worde. ík weer hoe dat de Boekverkooper Chr. Vermey, of lie- ver de Eerw. Schrijver zelf, in eenen brief begroet is geweeft 4 om dat het vuyle ge- drag der Monnikken van Zirixzee, in het beic rijven van de kerken en klooilers der gemc.de ftad, niet verzweegen was. Ik weet
|
|||||
VOORRED E Ν,
weet ook wat my van zeker vriend, want
ik houde hem evenwel voor mijnen vriend, ernftelijk te gemoet is gcvocrt. In allen gevalle; ik delve geen verbor-
ge guiteftukken ©p: ik verhaal gcene zaa- ken,. die altijd onbekend zijn geweeft j en onbekend zouden gebleeven zijn. DeHis- torifchrijvers, die'er wijdloopig van fprec- ken, zijn voor handen-, en in de winkels of boekeryen, of opopenbaare verkoopinr gen, te vindea Die kyvens gezind is, mag zijnen luft eerft aan die Schrijvers boe- ten : die zijn my voorgegaan 5 en moeten ook eerft aangedaan worden. Maar de meefte Aantekeningen Ioopcn,
op weereldlijke zaakenen Oudheden: daar ik vertrouw dat niemand zich aan ftooten zal. De Aantekeningen evenwel, die de Oudheic der Noordfche Koningen raaken, zouden íommigc Deenen, Zweeden , en Noorwegers, konnen gaande maken om de pen tegen my op te vatten. Maar voor eerft heb ik hunne Oudheit tegen twee FranfcheSchrijvers voorgefprokeni en ge- toont dat zy de lijft der Noordfche Kon in- gen veel-te laat beginnen; en verfcheide ; Koningen overilaan, díe zekerlijk op den throon van Zweeden, Denemarken, enz, gezeeten hebben.. Ten tweede» indien ik de Oudheit hunner Koningen zoo hoog niet durve ophaalen als zy, daar in ftel ik mijn gevoelen maar voor: ik geef mijne re- * ƒ denca
|
||||
V Ï Ï R R Å ñ Å Í.
denen met alle beleeftheit op: en wil gaer-
iienaer beter onderréchtingen luiftesen. Ik «egge nog meer > het zal my lief en aan- genaam zijn, indien ze my op die il uk overtuyge'n: ja ik wenfehte niet anders, als dat ze zoo. hoogé een Qudheit van kunne ; Koningen we! bewijzen koilen. en zal in,
*■ zulken gevalle cje cerile zijn om een fchrap, door mijne Aantekeningen re haaien» Wat zouw het een vermaak voor eeti Lief heb- ber der Hiftoriën zijn é indien hy eene ze- kere en aan een gefchakelde Hiftori van. zoo veele Koningen tot den tijd van, jfa- fhet toe leezen mogt ? Hoe zoude hy daar gaan weiden , en zijn hart in die oude Ge- fchiedenifien opnaaien! ja hoe zouw ik'er zelf in grasduynen gaan y en my in 't lec-, v Sten van die Gefchiedeniflen verlufïigen ■?
Maar als men daar tegen denkt dat alle die mooye vertellingen op het ge- zag1 van hunne Schalders of oude Rijmers, fteunenj.dat Saxo Grammaticus 'm de levcns- befchrij vingen der oudfto Koningen geen betere gidzen of voorgangers heeft « dat. die gidzen of Schalders zich in het verzie- ren van allerhande fabelen itylccrden5 en geheele % boeken maakten om de jonge en; aankomende Schalders en Rijmers in het verdichten van fabelen te onderwijzen·, als, men eindelijk de vorderö zwarigheden, die, ik opgegeeven heb * mee een onpartijdig * h Edda en Scalda,' ■ l ; pog
|
|||
V O O R R E DE N.
©eg befcbouwt; dan dunkt rny dat de lufl:
iemand vergaan zoude, om de waarheit iti die oude befch rij vingen te zoeken. En ik geloof dat meenig en meenig Liefhebber, die de moeite zoude doen vznSaxo Gram- mat kus en Joannes Magms ilegrs ter loops, te doorbladeren, in de levens der oudfle Koningen evens eens vaeren zouw, gelijk ik meer als eens gevaeren ben: te weéten dat de gemelde zwarigheden , de onwaar- fchijneiijkheit der vertellingen, de fabelach- tige en poëtiifche befchrijvingen , en al wat ik vorder opgeworpen heb, hem ge- duurig voor't voorhoofd zouden fpringen; en dat hy den Schrijver, uyt onverduldig- heit uyt de handen zoude fmijten, By deze gelegendheit héb Ík noch 't een
en 't ander wegens de Deenen en verdere. Noordfche volkeren aan te merken, De Leezer» zoo als ik hoope, zal het zich wel laaten gevallen: want, gelijk ík in de Aantekeningen ook aangemerkt heb, het behoort eenigzins tot onze Vaderlandfche Hiilorië, rechte kennisvan die volkeren te hebben, de welken deeze landen zoo afge- ftroopt hebben. Daar by , indien ik het niet hunne Oudheit tegen te fpreeken verbeurt mogt hebben;- dat moet ik van een anderen kant zien goed te maaken. De Leezers, ziende dat de Noordfche
volkeren fchier niet anders dtcden als de zee ichuimen, de landen rdoven en plun-
|
||||
V O ORREDE Ν.
plunderen,; alles daar ze by koften koo-
men tot beuyt maaken, gáníchc Konink- rijken van 't een eind tor^ het andere toe plat loopen, en altijd moorden, branden, blaaken, hebben d^er doorgaans deeze ver- beelding van, dat 'er geen olyker geboef- te kan uyt komen als de Noormannen wa- ren: dat het een vuyl en beeftachtig ge- ipuys ι en uytfchot van het menfehdom wasj ja Fchïer geen aas je van redelijkheic had: dateer althans gcene befehaafdheit, geene letteroefening, gcene belecfdheiti by te vinden was. Maar, die hunne Hif- foriichriivers geleeden heeft, zal-zooniet ipréeken Dat ze bloots-voets en bloofs-beens
plagten te gaan, wil ik tot hun voor4eel ïioch nadeel duiden: dat hadden zy met meer andere volkeren gemeen. Snoró Stur~ Ufphn, in 't c leven van Magnus Koning van Noorwegen, getuigt dat gemelde Magnus <$en naam gekreegen had van d blootvoet; om dar hy, zoo wel als zijne Hovelingen en Staatsdienaars, gewoon was bloots- voets en bloors:beens te gaan : maar hy voegt'er by dat dit by de Deenen, En- gelicheri , ςπ andere Weílcrfche volkeren, pok gebruykelijk was. Dit ís het zeggen van den gemelden Snoro: 'c welk ik cven,- c Apud Steph» Stcphanium, ir notis ad Saxbnem
Gramm. paft. u8. d Nttdipes. wei
|
||||
V Ο Ö R R F/D EN.
wel voor de blanke waarhek noch niet
zoude durven opgeeven ' f ' ] Voor eerft; waarom zoude de Koning
Mfitnus dien bynaam gekreegen hebben; indien her eene algemeene gewoonte was f Daar op zoude evenwel geantwoorde kon- ncn worden dat de Koningen w*arichijne- Üjk niet bloors-beens gegaan zullen hebben* en datMagiwW» die gemeene gewoonte volgde, daar door den bynaam van Nudipes eekreegen heeft/ Maar ten tweede, Stepb. Stephanius, die dit zeggen van Snorro by- brengt, zegt'er ja noch neen op: waar- fchijnelijk, om dat hy van zoo eene ge- woonte n;efgeweeten heefr. Ten derde, Saxo Grammatica*geeft een andere reden van den gemdden. bynaam j zeggende dac Magnus den bynaam van Blootvoet kreeg, om dat hy bloots voets'op de vlugt ge- loopen was. Om dat we nu van de kleedinge der
Noordfche volkeren fpreeken·, zal ik hier eene plaats by voegen uyt Arnotdus * van Lubecky die de kleeding der Deeuen raakt <De "Deenen, zegt hy i gingen eer- tijds op zijn Scbipoers gekleed, om dat ze gedüung met de febepen omgingen \ maar, Ir hans volgen ze de 'Duytfcbers nae, welker gewoonte zy door eene lange fzamewooning gekert en aangenomen hebben*· en zv gaat* niet alleen in fibarlaken en grijs bont $ ê Arnold. Lubeccnfis in Ghron, Slavor. Ub. 3, c. «· maar
|
||||
VOO R R E D E Ν:
titdar ook ito: purper gekleed , en hebheé
fijn lijnwaat/mn. Want zy hebben over* vloed van allerhande rijkdommen ter oor- 'zake van de viffchery, die jaarlijks by Schone gedaan word. *De fiudte der befchaafde we-, tenfchappen gaat 'er lujiig in zwang : want de Edellmden zenden hunne zoonen naar ψ}ar'ij's, 't Zijn fchrandere Redenkonfle- naars , zeer bequaam tot de Geefleltjkè Rechten, ená. ] Dit raakt de laatcre tijden * toen ze
*t Chriilen geloof aangenomen hadden: maar in dé Heydenfchc tijden was de liefhebberý voor ibmmige wetenfchap- peii,' als de Poëzy, de Hiftorikunde, de weere!dkunde , bynae zoo groot , én miilchien al zoo groot, als naderhand. We hebben in de Aantekeningen getoont wat al oude Befchrijvingen , Hiftorien l en PoëtnTche werken, dar'er by de Ysian- ders plagteri gevonden te worden. Men kan zulks niet ontkennen : geleerde lui- den, die de gemelde fchriften gezien en geleezen hebbén > zijn'et oriwraakbaare gc- tuygen Van. De Leezer £al by 01 flVormius en Steph. g Stephanius bewéezen vinden dát dé Nobrdfche Koningen en Heercn hunne Dichters en Schaidérs plagrén te hebben; en voor hunne Raadsmannen te gebruyken: ja hoe de Koningen en groöte ƒ In Append.ad Litteratur, Runieam; ;
£ ín Prasfot. Saxonis Gramriï, ' l , ■ Hèefèn
|
||||
? OOK R E 0 Ε Ν.
jïèeren zelf het voor geen fchande reken-
den j veerzen te maaken, of de Poëzy re beftudeeren. 't Waren geen lompe en on- aardige'veerzen, die flegts in eene bloote rijmery beftonden» Alles moert 'er even kunftig» even cferlrjk, even poèrifeh zijn; waar over MagnusOlavii, by Steph. Ste- phanii, kan nagezien worden» Meer an-s dere blijken > raakende hunne zucht tot do wetenfehappen, ftap ik voor by, diQ by . 01. Wormiús en Steph. Stephaniusl be- fchreeven iraam < Dac alles is geen tee* ken ván zoo eene uyterfte onbeichoftheic en ongemánierdheit. Ik komt fioeh vor- der y en wil toonen dat ze beleefder ent goedaardiger waren als veele andere Vol- keren. Die is althans het Zeggen van Otto Frifingenfis; die evenwel hunnen οημ gemftcn aard, en hunne trouwlöosheit in 't honden van hun woord, ook niet ongemeld laat. *De Noormannen, zegt h hy, als zijnde zeer ongeduürig van aardi en-vp hunne beloften niet paffende, zijn wederom langs de Loire in Viankrijk ge- komen ι daar ze den Koning veel meer plaagden als te vooren. Nu, wat al quaadi dat dit volk aan Frankrijk gedaan hebbe , dat is van anderen wijdloopig befchreeven. Want V is een zeer ligtvdardtg èn ongefïa- dig volk i| 't welk mêi zijne landpaalen niet ie vrede is. 't Is échter over al daar hét W Cbrön. \xb,«6. eap. f, kèotnij
|
||||
V Ό 0 á K.'SHfeftÍC
tmeáh^^^í^^^^^y% 'Bit volki
gelijk ge&tit $S) Jtraapte in bei Wefier-deeï van het $ijk: gelijk Je &affen> Me aak an- gefl&dig maar dmrenkoven bárMviQgtejrïZtýiï,* "altijd kft Öafltr-gedeelü afliepen. {Peze verbeelding hebben veeie Leczers ván dé; Noormannen zqkerlijfïl niet fgéhád: en ik bekenne dat ze\by mý Hofc..vooizen on- befchofter landaard tè bdek gertáan Íheb- ben : rhaar ik zie geen reden om zoo eert jgoed Hitörifchrij^r, diÓtta Rriflngenfis is, op dít ftiik tegen te fprcèken. Men ZÚ wel, verfcheidè blijken, van hunne wreedhek by brengen; Van roovcn, bral- den* ja rnodrderi zelf, zijn ze ganícít niet \v,rv te fpreckénri maar laat ons op | ile befchaaffte en gèrrianierdfte volkeren der doorgaande eeuwen lectcai zijn die y&n Üat euvel veel zuiverder geweeft·,? 't Wperi ópenbaanè roovers » zeefch ui- iner$, landbéder.vcrs y cn w^c men nocni vorder bcdenkpn kan: ik ilaè het toe: en ?alop dat ftük gecri verdedigfclirift voor hen máakën. ;Ik zeg rri'aar dát zy , al- thans volgens de getuigenis van Qtto Bri* fingenfts, zoo onbefchoft en beeftachng ,niét waren, als zèdoorgaans bcfchrccveii cordon. |
||||
Ö Β ö-
|
||||
ï*ag. f
UDHÈDEN
E Ν
GESTICHTEN VAN Η E f
IS D Ö Μ
"'""■' ■ ; 'T V Λ Ν ' ■''■
GRONINGEN.
|
||||||||||
[4ft gene tög il! be Voorberich-
ten op Vriesland ban be EIMe* 3«ι geseit gebben / paf! ook
boïfeomentïp op be #}οηιη> geep/ en 6e <^mmdanoer#·, bíe ïjet ïanb tuffcgen Éatoer^ en bf 4*em&£ öefïaaii / en aï ttati onb$ ©;ie* 3pn 3Ön genaamb. %% 3tjn boo^ beseïfbe <0eïoof$$eenei$ tot ïjtt áíjjifïeri geloof be- fceert/ bie be anocre é^sen öeïieeit geBöen: flïé Willebrordus , Bonifacius , tïï mttt an*
been ; baar booi al be Ewalden, en WüT
lehadus; moeten örj0eboegt toedoen. j$á tfentgen ba» öe3e (ÉDberiatoeifcïje piesen 3911 feoo^ be jpoo^maiinen / aï$ 3e Jjet lanb fjiee bertooefïben/ om be beïtjbeni^ ban't mmtlte geloof ter boob geöjagt; en öeööen attn$ be .ü&artelmOon öeitomen. <$>nber be bóomaam* pe ban beje befttge mannen moeten géeeÊent tooien Waifridys, en öe^elf^ 300η Radfri^ áusrbetoeïíieii Jbolgená onsen Λ Opmeer ín 't 4 PcEr, Opmeer Oíronógraph. pag, di#. .; i|
..---; Λ i*ia.ï
|
||||||||||
De Grö»
aijn oulc
Vriezen ,, c« hebben cf «zelfde Gelooft- fcikuinli-'., gcrs^chaJe |
||||||||||
Sommijrc,
TOOr't l?é-
looi^ge-
ciood.
|
||||||||||
g? Oudheden en Gesticht?γ
jaaf ρio. omtrent öiïn3ett& fcïip \ < ban
koningen öooöicefïagen 3^11. | baar ban 3tïltets bjg bieder fp.?eeften -ή] tst öefcf)$'
bínge ban fytt bo^p 23eoüm. MüJa<iig ©ooi be5e!be $uejjt ban? g>t geicof m booj Sken'ic **c ^°^wci)tiöiieit ijetfet 55 een g,?oet geraï ban taften en tfloofler^ $?fM)t: tarnt bok gen^ b Émmius 31)11 'er in Í0|eiïíngeríanb om* trent i*(5ö bojpen bie c RerHen lebben 5 en baar Ijebüen toe! ζ ƒ. pjac||.tige en rijhe Moo^ ter$ gefïaati: deioeïïie altemaaï / íeber cn 3ijne p!aat$ / ban on$ öefeöjeiben sullen b.i0:öen+ $u / sent jj|» bo$er / bat te liertoöiiöc
ren $ / geene fjennigen of l^fïen ïjeööen
baar toe gepipen: maar aïïe^ ψ boo^ den
-ü nber ban fet lanobolËi 213 ban eenige bjetnigc
^deïïiuden ugtgeboertj fcgoon jjet De magt
ban een laKb / bat níet öjooter i$ / te öoben
L ',..-ffcgijnt te gaan, , \·
Hcbixn Wftiéfè en ooben ïjeBöen be <a%onmger$ /
|
|||||||||||||
LT/
|
ïw^jö? öe andere piesen/ be inapenen tot
|
||||||||||||
£e
|
*
|
||||||||||||
vochten. Befcijerniliiö en uitbreiding ban ben <&od<!
dieuf! ooit opgenomen: aïgboo? eerfï in^ta* ÍÍC/OnberKarcl den Grooten; baat ildcradus
(1) van Groningen, pÊfa $t$Ut \§/ U| bap* $erfyeit optgenmnt geeft: en naberïjanb ooi*
in de ^tín^togten naar ïjtt Φο|ϊεη: tot be# » toelfcen 50 gednutio, booi be J^ediuerg opge<< M$t toierbeit, W^ncwi &00?t^ i§ bít boIÜ / $C0t Ubbo Emmius,
?ry volk' al ban d£ tijben ban Karcl den Grooten af/ •-->3 - . & De Uib, Grofiiflg. pao- ro.
' « c Kerken, zeg ik, eiiaeen merkten: hoewel dat'er ín
't Larijn ftaat Förït injignes : want byEroinius, daar het Hyt
gctiiikkén ii, ftaat F%ms Inftgntt. En áat kemt ooktnet den panieken zin ovsrteflu Ferttalder, *
·■- ■ . '" ' ".-■■« *:..* i*.*
' *'■. Α , »*sif'
|
|||||||||||||
... van 'Groningen. .. 5
íot öe βφΓφ oorlogen toe/ bat i$ o«0^
baar sebeii fjooöerb jaren/ b^p r» $tjn eigen boogö getoeefï/ sonöee iemanb boo^ Üeee te bettnen'. ffiHeenujft ïjecft fjet öe£ %φν$ jfjoo' ge ^jjaeeniégt geuffcïjclp Itíiént: foierö met geen fcjjattíngen gebaat/ tóa^ geene ö^o»' öereo) öfcnfïen onbertoojpen i enberbolgen^ b$ ban aïíe öfenflbaarfjctt. . ,jjtaltá$atti W í^omttgenniet ff»W22r"Jf"
<0;oniiwEcrfarib öooj öe ïteíger^ gefefjenUen Keitcrl aaa aan'tjïtíft ban titrecftt 3 st toelEi baiw meutlp ïn 't jaár MXL geöaan í$ Deo&fcUeppen Hendrik 1 ï Τ : iyien$ <^pcn&íícf Ö» W. Hedk rail ϋ"
te lec3cit (taai ín 't ïeben ban öen mífc^op'^J^
Bernulphus. ^ct íuícrís bmt '£$3íffcfjopgí toe*h m geregecrt báoj ^teeboogoen ι öorp öie öe üe00ar4s^ ij0O|ucn fomhjtjicn opftahen* ©t't fé bc oopl*°***u ?aaft gefoeefï tet öè fïaö meemgniaal tegen öe * ^ijTcíjOppen opgedaan öeeft: maar 3e i&ooft berfcljeiöe rei3cn obermannen/ en 't onbee ge> ujagt. ^e gemdöe ^teebsogöen / Díe 't ge* De iué 1$ bïtb abcr öe fïab te leen ontfangen 9aböen/'JikwiIstLV fcoierberi fonmiglcn boaj öe ijecrfc83utl)t 300 f^J* betre gfbL?eeben / bat 5c 3fcï» aan öe bebtlm?tH wc£r. öer ^ifTeöoppen met nreunöen j en 31$ befP*n.iSg«* <£>j)pcrmagt aantnatigöen. > y«ft· Johap van Arkcl, ^ïflVgO^ fcalt fltTCCgt/
Öeeft 3e bseSee tor geijo Wantjjeit geötoon*
gen: 300 öat Hendrik de Selwarc, Út eeiietl
Ityef öietoan ά Bucheïius öggeöjagttoo^ö/bui*
öeit)« bthtnt bet gji <$;onftige αί§ een ïeen fept / en bat gg φ Sttffcgojp; leenman ^etoyï 3c 3^9 aa« 't gemaante berbjag
tn'et Öieiftenj gebben segéoott öngeilen gele* << ín fcidatn, fagrtff. ,,-■, ' · 3 ' 5 * ■>
|
||||
v4 Oudheden en Gestichten
bèn: en/ na bat gnnne mast booj een3toa* I
ren ootfog geímafct toa$/ ïjtbhtn 3e Frcderik van (4) Blankenheim , 23lfTcj)0$l ban Utrecgt/
feoo^ S[een8eee erftent 3^e fyief gunnee on*
beeaer|jmge fïaat ög Antonius« Matthseus, tn 3ijne föanteeMigen o# een onbetfenb &t%$jjfott. ^Qctj 3ρ gielben $ίφ nanrjjeïpg een Jaar aan ίβΐηικ beloften j en ïtreuriben 3ÍCO toebecont aan geene eeöen, ©e ©e^en en ïjet HajJittel ber ^omfter*
fee/ 30a ai$ A. Matthxus ter 3eïbe pïaatje fc&ïijfc/ foareit cigeutïp uyt gaaf be ber ge* mebc gtfte be 25e3itter$ (τ) ban «e^oninger* lanb: baty be 25iffc(|Op toa$ be SNfcgermer ber ^omlierfte. jlaar/ bermit$ jet ίηΐιο* men (6) nkt gioot toa$/ Rottingen berre ban be gatib ïag / fajetmg opb^agt / en booj' gaati$ beeröarfïig toa$/ 3onber beel naar Sötffcöop of ©oniííerít te blagen ·, 500 geeft Frederik van Blankenheim , Üiegeii$ 3jjne
ïtrijs^baben beroetnb / i)et socbanig befcljtnt
bat get ganfege recfjt/ bj? b>fj3e ban berttnffe*
Img / op jjem obergeteefeent fcaierb. 3&aat
booi geeft Sn eenige ïandgoeberen / bie öe*
tDffïen ïltrecgt / en níet berre ban be ftab
gelegen toareii / aan be ®orafterft gegeeben.
*&m meer uracfjt aan be beríaíffeíínge te ge*
ben/ enaiïe gelegenbgeit ban Éagten tegen
't toeftomenbe af te fmjben/ heth fjg be3eibe
bebefugen boo? bm ftart^ötffcBop ban Mm*
lm/ bie be Metropoli taan fcan iltrecgt tua£
©e fytef be3er berbnfieliuge fïaat toeberom /
ter gemeïbe pïaat3e/ Ορ F A. Matthasus. Fre-
derik van Baden , be tta^aat ban David van Borgonje, met hit ban 3p 25if bom ober
e *jg. 4i, 42. ƒ B*Ê· 4Ï · 4%# 47«
|
||||
van Groningen. ƒ
goog leggenbe/ en om gelb bedegen / gati
Díe ban koningen beel toegeflaan:Dfbje2kn ebenmel / uyt torebelmoebigöeit / toeberom ban öem afgebalïen 3ijn» fHÍ^ 3e naberyanb ban Aalben den Sax beel
gelebcn gaööen ; Rebben 30. Karci, 3J|artog ban <$>eïberlanb/ te jjuïp geroepen / en ï$em 't (©pgergebieb opgebjagen* $)aw ïjtm 31j.11 3e toeberom/ met öebing ban {mime goebe* ren en oulie recfjten te sullen Uegouben/ tot ben $*et3er obergegaan. <2£cl)te£ bjiero öet gebieU ban koningen / jeïf^ na bat be «β^ο* níngee^ steg t^m Hiei^er onöettoo^en {jaö' bm/ nocg eenig3in| booj ee» gebeeite bun 't llteecötfc|e &tift gere&ent <0ttbee ïtOtUUg Philips, üei5Cr Kareis300t1/ G
toierö koningen aan 't f$art$ b$bom bancot cc*
ïteulen/ en aan meer anbere^bommeny^0"1, boeg boomamentïp aan bat ban Auufïee/ea*r onttroimen ί en aan bat banïltrecïjt/ 't bjeln tot een Hiaet$ ü$bom aangefïeit toierb/ em bertooanen* ^ít gtifl 3tjnbe een ban be 2ebentten $t?
berïanbfc&e í^obíntíen / en nu een ban be fgeben ©ereemgbe $eberïanben gemogen / fjeeft Öeïjalben koningen $t\f/ ttoee fïeöen y be eerfte i$ ^amme / omtrent ttoee mijlen ban koningen gelegen: be tïüuht í§ 6oe* boo^be-, bte l}tt lanb ban^ent booi een 3eer fterh boïfoeta betfteefct, ?®m Beeft get nocö/ gelp be 25ulïe ban Pius IV. fpjeeïtt / get &ecï)t$gebteb obee^omngerlanb/ ober ijet ïanbfe&an ban <E^ent; en ober be egïatiben &oüinge enSDo^cbum* Φίί alïe^ fïaat afjon* oerlijn ugtgeö?imt ín öe fBuüt ban Pius 1 v, $mx be <&2eu$$aalen ban bit 5$$bom aaitge* α 3 üjc3en
|
||||
#/ Oudheden en Gestichten
fot$en tobben: i»d&e2&uïte/ om bit ψ nooit
fit 't Itcgt segeeben $ J fog öigiet* ugt tm autentijk ganofclfeift txc ïitmötfcjje ^oiíb ïterfte Haten boïgett. ereispu- pius, de dienaar van Gods dienaaren, ter eeu-
Sft^üyï wiger gedagtenifle der zake. Nademaal " ík Bulie wy, volgens de fchikking des Heere, aan 't van P|uí roer van de algemeene Kerk zitten y zoo beden- T?· -';;' ken wy, mét alle rechczinnigheit, gelijk wy uyt hoofde van ons Harders ampt gehouden zijrr, hoe dat wy den ftand van alle kerken, ëoch voo'r'al van de Biflchoppel jkedie onlang* opgerecht zijn, heilzamelijk zullen beiVieren. Ook beiteeden wy zeer gaarne een gedeelte van ónze zorgvuldigheit aan die· dingen j in dewelJ ken voor de begiftiginge , dcniuyfter, en de fchoonheit 'der Kerken , mitsgaders voor den weliland en het bequame onderhoud van haare BiíTchoppen, Kapittels, en verdere perfoönen die den Godgelijken lof aldaar behartigen, ge-' zorgt word*; en dewelken te gelijk tot ver- meerdering van denGoddelijken dienit, en om de zielen ván de gelóóvige Chriftenenzalig ίψ ïnaaken, konnen dienen. Daarom is het ook dat wy over die zaken eenige dingen 5 hoewel van onze Voorzaaten wijffelijk befchikt, met; een beter overleg-verandereii, en daar omtrent ( een andere befchikking rnaaken ; zóo als de Jaoedaïiigheit der plaaizen, tijden, én perfoo- ïien, vereifchtj en zoo als wý zien dat in-den- Hcere oorbaar is. Het is dan zoo gelegen dat x, onze Voorzaat, Paus PaUlus IV gelukkiger ge» dagtènklè, ;Jde oogen van een naarftig Harder- óQ'-ê? kudde des Heere die hem toevertrouwt yás 'ilaandc^ bemerkte dal in dat gedeelte van- v*w* ir is «» ) i\ u.t ,',;ï\ i:.i ύ,.! »;. -- |sjedef": |
||||
van Groningen» 7
Neder-duytsland , 't welk onzen allerliefften,
z-opne inChriftus* PM/pjdenKatholijkenKo-· r,mg van Spanje, uyt hoofde van een erffelijk recht onderworpen is, naar het groot getal van :ccf vermaarde Steden , en de meenigte der ren, zoo een klein getal van Katholijke hoppelijke kerken gevonden wierd , dat -IFchoppen der zelven zoo groote een mee* gte van zielen met de behoorlijke oplettend- u it niet beftieren koften: 't welk voor fommi- \jcn uyt dien hoofde noch mocyelijker wasj; om dat de menfehen van hun Bifdom in hunne iiiqedcrtaah en ook in hunne zeden, vanmal- k .mdcr vericheeleodesen daar by fommigenvan iiezdven zodaanige voorrechten hadden β dat ze tot den BiiTchoppelijken ftoel niet mogten gedagvaart worden, 't Welk de oorzaak was dát de gemelde BiiTchoppen dat volk indeieere des Katholijken geloofs , en Ín de manier van deugdelijk teïeeven, niet koften onderrechteVï, en de misdadigers niet behoorlijk ftraffen: zoo dat om de opkomende liften en lagen , en de verderfelijke leeringen der ketteren en fcheur- makeren, die dat gewefte fchier van alle kan- ten omringen, het geloof en de zaligheit der Zielen in 't uy ;erfte gevaar waren. Door deze en meer andere gewigtige rede-·
nen bawog^n; en daar by genegen om het ver- zoek en de godvruchtige begecrtQ,van Koning PhilipSydit dat ootmoediglijk verzoekt, in deze zake te voldoen, na dat hyzich alvorens, ge- lijk de gewigtigheit van zoo een groote zaak vereyfehte , met zijne broederen van welker ge- tal wy ook waren, rijpelijk beraden had; zoo had hy met hunnen raad, en volgens de vol-.... beic der Apoftoljfche magt, de Stad en het Stift Λ 4 vaa
|
||||
5 ÖUDHET5EN EN ©ESTICHTEN
van Utrecht afgëzondert en afgefcheidèn van
het Aartsfiift van Keulen 5 't welk het recht' van 't 'Mctropolitaandom over het Stift van Utrecht had: gelijk'hy ook de Stad Gronin- gen, en verfcheide andere voortreffelijke Ste- den des gemelden Landfehaps, met alle haare grenspaalen , rechtsbannen , Geeftelijkbeden, volkeren , perfoonen , kloofters , kerkelijke- arnpten, met of zonder zielzorg, zoo weereld- lijke'áls Reguliere, tot wat Order dat ze ook' behoorden, ien met de vofdere godvruchtige plaatzcn, ieder van haar Aans-ftiit tn Bisdom, door eenen brief met het loöde zegel voor al- tijd afgëzondert en afgefcheidèn had. Ook had by de Stad Groningen, en de andere voor- rioemde Steden, die hy dus (van haare Stiften) afgefcheidèn Kad, tot BiiTchoppelijkè Steden, en den Stoel van Utrecht, die toen een Bis- fclioppelijke Stoel was, tot een Metropoli-; taanfcfren ftoel aangelrelt: en de hoofdkerk of - S. Maartem kerk van Groningen , en de ande- re kerken der Steden die dus tot BiiTchoppe- lijkè Steden opgerecht waren, tot Katedrale kerken aangeitelt Vóorevèn ve'e'e Bifichoppeft, die noch ftonden gemaakt-re ;worden,;eri die ieder het bewind over zijne kerk zouden heb- ben. Daar benevens had hy áan'de kerk en de Stad van Groningen, en aari de andere kerken en BiíTchoppeiíjke Steden bovenvermeld, voor hunne Stiften ge^eeven zekere oorden; dewel-; ken door zijnen Nuncius, dien 'hy naderhand derwaarts zoude zenden, bepaalt zouden wor- den : én hy had de Kerk en het Bifdom van Utrecht, benevens eenige aadefe toen uytge- drukte kerken en BiiTchoppelijkè Steden, aan .|c£ Stift en dc kerk van Utrecht, aleaan haar' ■ v-,t '*. '*i. ' Aarts^ |
||||
van Groningen. 9,
Aarts-ftift, onderworpen j en aan deBiflehop-
pelijke tafel der Katedrale kerke van Gronin- gen , mitsgaders aan iedere Biflchoppelijke ta- fel van de andere onlangs opgerechte Katedra- le kerken» toegewezen een jaarlijkfche inkom- fte van drie duyzend goude dukaaten, kamer- óeld : welke inkomfte genomen zoude wor- den van zekere tienden, en kerkelijke goede- ren, vruchten, en renten3 die door den zei- ven Nuntius in 't byzonder zouden aangewezen en verdeelt worden: welke aanwijzing en ver- deeling ván dien dag af, dat ze gedafan waren, zouden gelden. Noch had hy den Biflchop van Groríingerí^n' de andere pas aangeftelde Biflch®ppen, die'er dan zijn zouden, ter tjid toe dat de gemelde aanwijzing en verdeeling gedaan zouden zijn, en niet langer , noch een andere jaarlijkfc inkomfte van vijftien-honderd diergelijke dukaaten voor hunnen Bruidfchat toegewezen en töegelégt ; dewelke door Ko- ning Philips zelf uyt: de renten en inkomften, die hy uyt het zelve Landfehap trok, ter tijd toe dat de voornoemde aanwijzing en verdeeling gedaan zouden zijn , en hunne volkome uyt'-' werking zouden hebben , en alleenlijk voor dat gedeelte 't welk zijne uytwerking noch niet volkomentlijk hebben mogt, en niet ver- der, aan dè gemelde BhTchoppen volkoment- lijk, en naar geradc , jaarlijks betaalt zoude worden*
Daar en boven had hy den zelven Koning
Philips en deszelfs nazaatcn, die't zijner tijde de weereldlijké Heeren van dat geweft zouden rijn, voor altijd het recht toegewezen om tot de Katedrale kefk van Groningen > en de an- dere Katedrale kerken , zoo wel van haarc^ terfte 'oprechtinge af, als naderhand zoo dik- '^ Α ^ wils |
||||
iq Oudheden en Gestichtem
wils als. ze-open-zouden vallen, aan denzoons»
Paus te benoemen bequaame perfoonen j en die de hoedanigheden die toen beraamt en uyt- gedrukt wierden,hadden: welke perfoonen dan door den Paus van Rome, die het dan zijn zou- de, op zoo cene benoeming, beveiligt zour den worden. Daar na had hy door een ande- ren brief, die door hem by wijze van een bt> vél afgevaardigt wierd» aan, onzen eer waardi- jen Broeder , die tpen zijn Broeder was, te weeten Sahator Biflchop van Chiuíi , en in die geweiten Pauflelijken Nuncius, bevel ge» geeven om van zijnent wege bequaame perfoo- nen aan te ftellen, die de gemelde Aarts-ftif- ten en Stiften zouden afdeèlen en bepaalen,; en de Brüidfehat, die kerken zoude toegewqr 2en worden, van de inkomften der klooiieren en Prooftdyen, onder die kerken ftaande, zou-' den'afneemen. Doch onze beminde zoon An- tvntuSj Priefter- Kardinaal der R. Kerke , by- genaamd de Granvelk > toen .Biflchop van Atrccht j en noch vier andere mannen vaneen uytfteekende gelecrdheit en vroomigheit, die de voornoemde B'üïchop Salvaior, als onze ge- melde voorzaat ondertuiTchen geftorven was, op het voorwenden van een laeter bevel, en van zoo een laeter brief als gezeit is, in zijne plaats jaangeftelt had, hoewel fommigen van dezelven miflehien van die perfoonen niet wa- ren die daar toe volgens het voorfchrift der kerkregelen voor ondergemagtigden konnen. aangeftelt worden; zoo hebben die mannen, zeg ik, n* een naerftig onderzoek-der .zaken, en een rijp overleg bemerkt, ingevalle men doorgaans voor de Bruidfchatten der gemelde kerken op zoo eenén voet zoude zorgen; te >veeten met een d§el goederen rán de voor- " l noemde |
||||
van Groning?n. ii
noemde kloofters en Prooftdyen af te nemen 5
dac daar door de kloofterlijke dienften niet weinig benadeelt zouden worden: ja ze heb- ben geoordeelt dat fommige (kloofters en Prooftdyen) beter vereenigt zouden worden: maar dat de irtkomften van ecnige andere kloofters, die niét behoorlijk onderhouden en verwocft waren , beter vernietigt én aan de gemelde tafelen (der BilTchoppen) tot een Bruidfchat hunner kerken zouden toegevoegt worden · ten einde de Biftchoppen ten allen tijde dezelfde zorg voor die kloofters zouden draagên als of ze hun eigen waren: gelijk zy ook geoordeelt hebben'dat de aanftelling,en eB bepalingen der Aarts-ftifren en Stiften, mits- gaders de verdeelingen der fteden en rechts- bannen, in fommige oorden van die Stiften, op een gemakkelijker voet konden/gedaan worden, als in den eerften brief vaftgeftelt was: als mede dat de aanwijzingen der Bruid· fchattenj het geul der perfoonen , waardig- heden , prebenden l proven, en kerkampten, eindelijk de ftaat en form der gemelde kerken, ook door zoodanige vernietigingen en toevoe- gingen, en door andere bequaamer middelen, koften vaftgeftelt worden. Onder anderen hebben zy de kerke en den
Biflchop van Groningen voornoemd de volgen- de ftedert, landen, dorpen, en plaatzen, met hunne onderhoörige ambachten en rechtsban- rien, voor hun Stift aangeweezen : Groningen, Dam. Middslberil%Engelbert , Noortdik , Wol- den , Haren \"®cwtkL , Fisfliet, Engewert, anders Grijpskerk 3 Zuithorn , Noorthem, Olde» kerk , Nyekerk^ $aen, Lutkegafi , Groetgafi, Boejum, Upnde^ SibaUéusreny Erfiwlt, Ltt- |
||||
I? Oudheden en Gestichten
tebert t Melium , Mytwolds , Oldebert , Nuis,,
Marumy Nyebert, Noortwik^ Ham, Luxwold^ Ezinghe , Ferwert , Oeýrum, Franfum\ We- rum > ffogekerk,, Legekerk , Dachwort, Oldeho- ven^ Nyehoven^ $axum> Liens^ PFee , Kioe,ffer- bueren , Nyekerk, Ό Ir urn , Beerhuyzen , Warf- huizen, Suyrdijk» Fiiedorp, Vierhuyzen , Weer" huyzeri) Baffelt , Eenrum , Saxbuyzen , Peters* Meren , Nye/and, in 't * aandeel van Marfch,- Jacht:: Marhu,y%en, Ranum , Ymaldinge , M?«- fing^Weer^ Qberdum, Ondewêrum , Dirkshor^ m, ffiynfum, Bellmgweer , JFetzinge , Siiwert, tiarfens , Adorf, Noortzvolde , Zuitwolde met Éeyem.T, Reem^ Updebrede, PVarefum , Usquert^ Qelwórt, Wtbuyzen', Wtbuysmeden x Doernu- werty Krathens , Middelflum , Ocfierwhwert, Minkemeer , fFefler<wit%vert , Eppingebuizen en Stertingebmzen , Stitsiyerti Santwert, Oldenzyel, Qeflernyetand, Fer^erfum^ Zantweer, Epwirdey Siekdumry Meerhuizen , Weiwert , ' Heven/c h e , Zte , .IfOpperfum , .$##., Stedum , Huzingbe^ Weflereinden , GarshuizenΓ, Vpzand, Leer mens % Qimmir , fFerduw , Ttollinge, Zolwert , Spijk t Leesdorp, Marfum, Berum, Rrewert .anders ffr ivze;* , Jukwert, Holwyarde, ïepbuer , Germer- wolt, wittewierum , anders JV i3^ » Ycjfing, WolterfuMy Heidenfchafj»',. Dijkshoorn > Oudewe~ rutïi, Scbarmer, iMtkeharfte enGroteharfie, Jí1/^- ieren % Garolsweer , Scbihwolde , Zydebueren , jör/i», Kntlham, Oefierreyd, 'Grw/* Ate?, Z,«f- tonmnte% Boerchzweer, Woldehiorp} fp'agenberge, Zuytbreek, Noortbroek^ Scbeemte, Medumy Ex~ eefii Midwoldj Oefiwold^ Finjpttwold , Beert e, • .Miffchien ín Outlecl j om *t «tá<? Ambajtt te betckc-
een; wanr veda van dezo dorpen , beJ^alyen Qie in Firelpo gelegen zij» ^ bchooren tot Ax Ambackr. |
||||
VA n Groningen. ii
Wynfchoete , Weflerlee. In 't Graafíchap ván
Drent en de Kaftellany van Koeverde : Meppel, Koeverde ,, Byleny Bork, Zweel, Sken, Kaine, Roswinkel, ýf/tf/, Oederen, Borgheren, jíjfellen, Affen^ Relde, Ghieten^ Anloe, Froezeny Zuyt- ïaren , Werdenbras, Nortlaren , Haren , ü^è#, Helpen , /7ör*» , Rooderwold , íl<?/í/í? , Peyjfen, Roeden , Norch , Deveren , Dwingelo, Vledde- ren , fVapflerveen. Havelt, Ruinen , Nyeveen, Kolderveen, Staphor β, Roveen , Blyenfiein, D;- $#»£, Uwérfi , Kokkange , Zuyïwolde , Oever- reyft, Elenhuys, Scboenbeke, Dalem, JVeflerhes- filen, Oederhejfekn. Onder Weftwolde: /Fi*^- <sfe , Sellinger $ Wacht-wedde , Gufi en Home , Frieýche-loo. Onder Bellingwolde $ Belling- wolde , /7λ;# ) Blyham. Ook hebben zy over 't grootfle gedeelte van
dat alles, als de zaken in order gèitelt waren» een fchriftelijk verhaal doen opftellen; zoo als in de gemelde brieven, en miiTchien ín meer andere fchriften die daar over gemaakt zijn, wijdloopig aangetekend ftaat/ Zoo is het dat wy (die onder anderen be-
geert hebben dat de Vereenigingen altijd ge- Ichicden zouden door gemagtigden, en na dat de genen * die'er belang in hadden, daar by geroepen waren,; overweegende dat by aldien in oude tijden, als de volkeren van datgewefte begoften te vermeenigvuldigen, het getal der Biflchoppelijke kerken daar insgelijks vermeer- dert waar geweeft , en zy by tijds Katholijke en goede Kerkvoogden gekregen hadden 5 zoo yecle verderfelijke leeringen, die den Chrifte- lijken Godsdienft in de omleggende plaatzen van die geweften zoo deerlijk ontroeren, de overhand zoodanig niet genomen zouden heb- ben: |
|||||
e ■'■ " '
|
|||||
14 OUDHEÖEÏÏ EN GESTICHTEN
ben : daarenboven noch overweegende dat'ei'g
om die quade leeringen die daar door de be- fmettelijkheit der nabuuren federt een geruy- men tijd ingeilopen zijn uyt te roeyen, en de voorgemelde volkeren in 't rechtzinnig geloof te houden,zoo als hetfchijnt, geen bequamer middelen als de reeds gemelde hebben konhen Jn 'c werk geftelt worden; zoo is het, zeggen wys datwy;, op dat dezelve middelen volgens de begeerte onzes herte een vaardigen en ge- lukkigen uytflag mogen hebben > dezelve door onzen dienir. wel hebben jwillen voortzetten $ en dat wy den inhoud der verdeelinge en be- fchikkinge , raakende de kerk , de Stad ' en bet Stift van Groninge, die door de gemelde on- dergemagtigden gedaan , rijpelijk onderzocht, en met eendragtigheit fchrifcelijk in order ge« ftelt zijn, zelfs ook aangaande de paaien des Bisdoms van Groningen, en aangaande alle en iedere iïeden , burgten , dot pen, en andere plaatzen in dezelve verdeelinge begreepen, mitsgaders den inhoud van alle de befehikkin- gen der gemeldeondergemagtigden,en van alje de voornoemde brievenen gefchriften, die wý benevens de rechte waardy van de jaarlijkfche renten en inkomften van gemelde S. Maartens kerk, en van alle en iedere Kapellanyen en Vi- karyen die daar zijn voor/alhier uytgedrukt houden0 dat wy, zeggen wy, al het boven- gaande » en al wat vorder m de gemelde brie- yen en gefchrifren begrepen is en tot die zaak behoort, en wat'er vordersop gevoigtis, door ons Apoitolifch gezag en uyt gewifle kenniiTe beveftigen en goedkeuren , en 'ér een akijd- duurende en onveranderlijke kracht aan verlee- iï'enj alle en iedere gebreken, 't zy omtrent m
' ...''■.''. - ■ ■''.'' '."'■' ■ , *.
. jf\- '-0. ■■ ■ ' ι"
■■■ : ■■■*■ ) '·λ ■': * ■■' ' V
.·,■■.■· ■■ .,''■■'■ i *
|
|||
Van Groningen. i$
her-recht of dé feiten» die daar mogten inge-
fiopen zijn* vergoeden; en ons aan al" het bo- venftiiande gedragen ; zoo nochtans dat wy in den brief van owzen Voorzaat omtrent het bo- ven (taande, en omtrent meer andere zaaken met den zelven brief niet over een komende, de volgende verandering maaken. Zijnde dan genegen om deszelfs godvruch-
tig en loffelijk voorneernen uyt te voeren, en ten dien einde de (Biflchoppelijke) Tafel van Groningen van een betamelijke Bruydfchat te voorzien} zoo is het dat wy uyt onze erge be- weginge en zekere wetenfchap , en door een diergelijke volheit onzer magt, in de Abdye van Andewert of Wittewert, van de Ciitercï- Order , die voor dezen onder ?c Bisdom van Utrecht behoorde, maar tegenwoordig onder 'dat van Groningen ftaat, welker Abdye vruch- ten , renten, en inkomften, die van de plaat- zen tot de Abdy behoorende daar onder gere- kend, zoo als wy verftaan hebhen, níet meer bedragen als drie duyzend goude dukaaten ka- mer-geld j of, naar dat ze jaarlijks opbrengen, niet hooger gefchat worden, van nu af, ais/sr* het van dien tijd ware gefchiedt, en van dien tijd als van nu af te rekenen, den tytel alleen- lijk en de benaming van Abt (zoo ras als die benaming j 't zy door afftand, of uyt hoofde van verwifTeling, of door d© dood van onzert, beminden zoon, den tegcnwoordigen Abt», of van die 3e Abdye in kammende bezit, of door wat andere verlaating of verbeuring dat het zy* zelfs by den voornoemden ftoel open zal vallen) al,ware het zake dat de Abdy op de gemelde wýze, of anderszins» openftond, en zoo lang had open geftaan dat de begeeving volgens het voor-
|
||||
Í6 OUDHEDEN II GëSTÍCHTEm
voorfchrift der Lateraanfche Kerkvergadering
ge , of volgens eenige andere Kánonijkë inzettingen , aan den voornoemde ftoel wa- te vervallen 5 of den zelven ftoel in 't by~ iconder of in 't algemeen toebehoorde % en dat fee in den PauiTelijken Kerkenraad plagt ver- geeven te worden, of zoo moeit vergeeveii worden 5 én dat 'er over de vérgeevinge en beftieringe der zelve Abdye tuíTchen fommi- gen gepleit wíerd ; of over het bezit eenige moeyelijkheit gerezen waar, of over de wijze van 't iefte openvallen der Abdye te pleiten viel , alwaar het ook dat daar uyt een alge- gemeene refervaatzie, zelfs in het Rechtboek uytgedrukt , zoude volgen ('t welk wy alles als hier uytgedrukt willen gehouden hebben) en dat zoo een pleitzáák of raoeyelijkheit noch voor den Rechter Hing : Zoo is het, zeggen* wy, dat wy den tijtel alleen en de benaming Ván Abt in de gemelde Abdye, uyt krachrc van ons voornoemd gezag en door den inhoud dezes, voor altoos affchaffen eri vernietigen: en de waardigheit van Abt , met alle haaré vruchten, inkom ften , vervallen , profijten 3 voortreffelijkheden , voorrechten, geZagvoe*· ringen, rechtsplegingen, bedieningen, rech- ten, en alle vordere eigendommen, uyt krach- te van 't zelfde gezag en deior den zelfden in- houd» en wederom voor altoos, aan de voor- noemde Biflchoppelijke tafel van Qroningen toevoegen en toe - eigenen. Zoodanig dat, wanneer zoo eert opénftaan zal voorvallen, dé Biflchop van Groninge , die het dan is, be- voegd zal zijn om door zich zelven, of door iemand anders j of meer anderen , het licha- melijk befcir, van de waardigheit van Abc en ván
Λ
'.■"-,. " · . - ■ ;. ,» L . /
~h**~_____________________________ .....'■■ ..■■■ . '..· ......___________________________________________________________________.________-;- > |
||||
".'■* VAN GköNlNGï^.. .. I.£
vin de regeering (der Abdye) te neeracn j en
de beftiering van 't gemelde kloofter, mitsga* ders van defzelfs goederen, vruchten, renten, inkom Hen , gerechtigheden , vervallen, en voordeeten voornoemd , op eigen gezag vrye- lijk te aanvaarden en te behouden; en dezelve tot zijn eigen gebruyk en voordeel, en tot het gebruyfc en voordcel van zijne Tafel, te beftee- den: voorts ook , om alle en ieder Prioryen, Prooftdyen, Prooftfchappen» Waardigheden * Perfoonaátfchappen, bedieningen,-ampten,en' vordere kerkelijke bedieningen, 't zy met of zonder zielzorg , zelf wcereldlijke, en ook die door de Kapittels van wat Order dát het ζγ vergceven moeren worden 0 dewelke ter be- gcevirige^ aanítellinge , voordragingc^ inzet* tingC', verkiezinge, of befchikkinge van den Abt des gemelde kloofters, die het dan was, in 't gemeen of by beurten, eenigerwijze plag- ten te (taan, aan bequaame perfoohen te begee- ven en op te draagen ; en om zoodanige per* foonen tot dezelven voor te ftellen, te verkic* feen j en, na dat· ze voorgefteld en verkoren zijn, iri dezelve (waardigheden» ampten, enz.) in te ftellen en te beveiligen; en, op wat an- dere wijze dat het zy j de vrye befchikking . daar over te hebben; zonder iemands verlof daar over eenigerwijze te verzoeken* ·■ Daar by orddnnëeren en beveclen wý dat d©
kerkelijke bedieningen , dewelke tot noch toe door den zelven Abt aan Reguliere perfoonen of Wereldfche Geertelijken vergceven zijn, door den gerneldcntëiíTchop aan de voornoemde Ré^ gulieren en Weereldlijke Geeftelijken, die zè hebben moeten, ïullenvergeêven worden:dat dezelve BiÖehop gehouden zal zifaf onze be*. Β minus
|
||||
f
■
|
||||||
18 , Oudheden en Gestichten
minde zoonen, de Monnikken der Konventen
en der Abdye voornoemd , door een anderen PHor van dezelve Order, of door een Prooi!, volgens de kloofterlijke inzettingen van de zel- ve Order te beitieren: en hun in die zaken die tot een eerlijk en genoegzaam onderhoud be- booren, en de gewoonlijke aalmiíTen des kloos- ters betreffen, alles eveneens te geeven en ter hand te ftellen, als de Abc gehouden was: dat ook.de Konventen en Monnikken voornoemd gehouden zullen zijn een behoorlijke ert har- telijke gehoorzaamheit en eerbiedigheit, even als ze gewoon en gehouden waren hunnen Abt te bewijzen , -insgelijks den Biflchop,als hun- nen Abc, te belooven en te betoonen j en hem in alles en .allezins , als of hy hun rechte Abt ware, en zijne klooftergelofce in hunneOrder gedaan hadde , te gehoorzamen, onderdanig te zijn, en naar hem te luiftéren. Voorts, ordoneeren wy dat de voornoemde
vernietiging , affchaffing , toevoeging , toc- eigening , en al het bovenftaande , geenzins begreepen zullen zijn onder eenige herroepin- gen , opfehorffingen , of intrekkingen , van diergelijk.e of andere affebaffingen , vernieti- gingen, toevoegingen, en toe-eigeningen jdie *JQpr ons en denStoel voornoemd, onder wat voor uycdrukkinge en forme of met wat bewoor- dingen enDekreeten dat hetzy, gedaan mog- ten worden* maar dat ze daar van altijd uytgezon- I derd zullen blij ven?; ja, zoo dikwilsals zeopge- j fchort , herroepen , of ingetrokken mogten worden, dat ze dan ieder maal op nieuw ver? leent en in haar eerften ftaat herrtelt worden: voorts, op dat Ze onder zulke herroepingen, eprehortingen., en intrekkingen , geenszins zouden
|
||||||
VAM ÖRONTÏNGENi ï<?
souden begreepen zijn j dat ze van nu af W-aar*
lijk en niet geveinsdelijk haare volkome uyt» werking gekreegen hebben $ eh dat de affchaf- fïng, vernietiging, toevoeging, en toe eige* nitig voornoemd, niet gedaan zijn wegens een Abdy, of een waardigheit van Abt, die open zouden vallen , maar die reeds open ftond 5 en dat uyt krachte der zelven de Biiïchoppelijke tafel en de Biffchop van Groninge die het te- genwoordig is van rtu af waarlijk en ongeveins- deiijk recht op het ge-eifchte hebben: en wy ordoneeren op nieuw dat de opfchortingen a herroepingen, en intrekkingen van den tegen* woordigéh brief, én al wat daar tegen gedaan mag worden , voor nieuwe verleeningen en volkome herftellingen (van die affchaffingen» vernietigingen, toevoegingen, toe-eigeningen) moeten gehouden en aangezien worden,, Ein- delijk zoo is het dat wy aan de gemelde Kon* venten, en aan wat andere perfoonen dat het zý, op de deugd der heilige gehooizaamheit$ en op den groeten ban op hceter daad verbin- dende, als ook op de 'verbeurte van alle hunne kerkelijke waardigheden , ampten, en bedie- ningen , die zy op zekeren tijd verkreegen hebben , en op de ftraffe van onbéquaam te zullen zijn om dezelve of andere kerkampten voortaam ooit te beklcrden, (in welke ftraffen de o ven reders op heeter daad vervallen zullen) wel ftrengeiijk verbieden dat ze zich niet zul* len hebben tevermeeten, tegen dat de gemel- de Abdy zal open, vallen s óf indien ze nu al open ftond , tot het verkiezen of éiflehen van eenen Abt des gemelden klooiters voout te tree- den; of den Biflchop zeU'in iets van 't boven- gaande eenig belet aan tc doen, ©f itt anders È Í tegen
|
||||||
20 Oudheden en Gestichten
regen hera te onderneemen, of iets vaa'c bo
venftaande tegen te ftreeven. Noch ordoneeren wy dat alle Zoodanige ver-
kiezingen of eirTchen-, mitsgaders de beveili- gingen en aanneëmingen der zelven, als ook de begeevingen, aanftellingen van Overiten, Kom- menden , en andere bcfchikkingen , dewelke van nu af in 't toekomende, ook door den voornoemden Stoel, wegens het gemelde kloos^ ter, of wegens de voorgemelde regeeringe en Beftieringe, Op wat wijze dat het zy, mog- ten gefchieden , nietig , krachteloos , onbc- ftendig, en van geener waarde zullen zijn. En op dat dezelve Biflchop eerie kerk mag
hebben ; dewelke > gelijk een deftige Kate* dralc kerk betaamt, behoorlijk voorzien zy van geleerde perfooncn, die bequaam zijn om het rechtsgebied aldaar te oefFenen, en de vor- dcre kerkelijke ampcen te bekleeden 9 zoo is het dat wy door het zelfde gezag en den zelf- den inhoud als boven twee kloofters, met de kloofterlijke Orders, en den Regulieren ftaat, en alles tot die kloofters behoorende, voor al* loos te niet doen en vernietigen: het èene by Efens en des zelfs gebied , zijnde van dé Or- der der Reguliere Kanonnikken van'S.^a. fiinus; 't welk door de boosheic der k .. t'ee* ncmaal verwoeft en ontheiligt is: 't andere van de H. Maagd Maria te Wittewierum , by Dan> me, zijnde van de Ciftercer- of van een ande- re Order ; in het welke drie of vier Monnik- ken, die niet ordentlijk genoeg leevcn , ge- vonden worden: zoodanig dat wy allé hunne vruchten* renten, en inkomften, dewelke, zoo als wy verftaan hebben , naar dezelfde fchatting jaarlijks niet meer opbrengen als dui- zend :t:::" ' h : ' ' ■ ■■"■.
.■■■.■"" "%; ""■'■■
*■ ■'" " ■.. - -■■■■' .'■, .- ■ ..* *
|
||||
VAN (ÏRONlNGENi 2 f
zend diergelijke Dukaaten; mitsgaders alle
hunne vervallen, profytcn, en vordere goede- ren , en daar by het recht om eenige bedieningen aldaar, 't zy dat ze de Reguliere of de Wee- reldlijke Geeilelijkheit toebehooren, te begee- ven; en om iemand tot dezelve voor te (tellen, of wat befchikking dat het zy omtrent dezelven te doen; en vorders alle ándere rechtspleegin* gen, gerechtigheden, zoo.geeftelijke als wee- reldlijke eigendommen tot die klooftere behoa- rende, aan de Tafel van 't Kapittel der gemelde kerke van Groningen, of aan defzelfs goederen in 't gemeen, voor de inkom ften van tien Ka- nonniksdyen en even veele Prebenden (tot wel- ke Kanonniksdyen, gelijk beneden gezeit zal worden, zekere hoedanigheden vereilchx wór- den) toevoegen en toe-eigenen. Hier komt noch by dat wy onze beminde zoonen, den Abt en alle de Monnikken van 't 'gemelde klooftcr der H. Maagd Maria in 't byzonder, dewelke tot de weereldlijke Geeilelijkheit wel willen overgebragt warden , van het vos>der onderhouden der Order , daar zy zich door gelofte aan verbonden hebben , en van de kloofterlijke regels der zelve Order , en daar. benevens van het draagen der kloofterlijke ♦ ■ kleedinge , en van het onderhouden der ar- moede die ζy belooft hebben, t'eenemaal ontr ilaan , en verloffen ; en hen volkomentlijk overbrengen tot den ftaat der weereldlijke Geeilelijkheit: ook zoo verre, dat ze wee-" relklijke kerkamptem mogen krijgen, en eige goederen bezitten ; zonder nochtans hunne bloedverwanten omtrent de erfenifTen te bcna- deelen : over al hetwelke , als oolc over de ap.agt ?an de teftameoten te maajsep, met hun- |
||||
%% Oudöidïn bw Gestichten
be goederen te doen dat ze willen , en zich in
alles en allenthalve als andere weereldlijk-e Priefters te gedraagen , w:y door het gezag en den inhoud voornoemd, en uyt een byzon- dere gunft, hen volkomentlijíc varj hunne ver- bintenifTe ontflaan. < Hier köbmt noch by dat wy de gemelde
tien Kanonniksdyen en tien Prebenden, en alle de befte of vetfte Kapellanyen of Vicaryen der gemelde kerke van Gronirige, te weéten die de gemelde Bifichop goed zal vinden daar toe te verkiezen en te fchikken, behoudens dat ie- der zijn recht zal behouden vandezelven te bc- geeven, of de voorftelling; te doen ^ uyt krach*" te van 't zelfde gezag en door den zeken in- houd als boven, van nu als van dan af,en van dam als van nu af, te weeren nadat ze daar toe zullen gefchikt en uýrgékondert zijn, tot even zoo veele kanonniksdyen en Prebenden der gemel- de kerke oprechten , en daar toe aanitellen* Nu, de vruchten , renten» inkomfteify ge- rechtigheden, vervallen, profyten ,en vordere . goederen der Vicaryen en Kapellanyen, die dus tot ï^anonniksdyert en Prebenderi opgerecht zijn, die geeven wy,1 en leggen ze voor altoos toe» aan dè gemeene goederen (der Kanorinik- jken) zoo als deBiíTchop dat fchikken zal. Wy drdoneeren ook dat de Abt yan 't gemelee Ma->: riaas kloqfter, indien hy wel wil, tot Kanon- nik en Aartsdiaken der gemelde kerke van Groningen, en de Monnikken van 't zelve Klooftere indien zy ook, wel·willen, tot Ka- ííonríïkken vön die zelve kerk, zullen aange- ftelt, aangenomen, en als zoodanige ingehaalt WÖrÖen: maar dat ze anders naar een Reguliere plaats's om daar naar den regel te keven, moe-! |
||||
í ÁÍ Groningen. é÷
ten overgehragt worden : en dat ze , zoo lang
ab ze zullen leeven, uyt de vruchten, renten, en inkomften des gemelden kloofters een be- hoorlijk jaargeld moeten trekken. Voorts (ordoneeren wy) dat'er ecne Kanon-
niksdy en eene Prebende, van de tien eerftge- nocrnde, aan den BiiTchop zelf moeten gegee- ven en toegeftaan worden: zoo dat hy üyt hoofde van dien een Kapittelheer zy , hebben- de eehe plaats en ftem boven den Deken én de ■ yordere Kanonnikken * zijne' Medebroeders,
zelfs in 't Kapittel: dat'er drie andere moeten -gegeven worden aan drie Doktoren of ten min-
fte Licentiaaten in deGodkunde: en noch drie anderen aan drie Doktoren of ten minften Li« centiaaten in de Geeftelijke Rechten : en dat de drie overige Kanonniksdyen $n drie Preben- den moeten begeeven worden aan drie Edel- luiden van't zelfde Bisdom y die insgelijks in een vermaarde Hooge Schole ten minfte 0- centiaajen in de Geeftelijke Rechten of in de GodkurjdeAna het uytftaan van een fcherp on- derzoek geworden zijn : welke order altoos zal moeten onderhouden wouden, 't Welk zoodanig, te verüaan is dat *er tot de zes eerfte Kanonnijcsdyen en Prebenden zoo wel edelen als onedelen , mits dat ze de gemelden hoeda- nigheid hebben, mpgen aangenomen worden > maar tot de drie overige geen anderen als Edel- luiden , die tot de gemelde eertrappen gevor- derd zijn: zonder dat de Edelluiden van de zes cerite Kanonniksdyen en Prebenden geenszins uyrgefloten worden. Doch van de drie eerfte dus gevorderde Kanonnikken moet'er een door den BiiTchop aangeftelt worden tot Aartsdia- ken j dewelke na den afftand of het overlijden ft 4 van
|
||||
%4f Oudheden en Gestichten
van onzen beminden zoon, of beminde zoo- nen, den tegenwoordigen Aartsdiaken of de te- genwoordige Aartsdiakenen der Utrechtfehc kerke, die de Rcchtsmagt aldaar hebben, zoo een volkomen Aartsdiakens Rechtsgebied over *t Bisdom van Groninge zal hebben, als de an- dere Aartsdiakens der Utrechtfche kerke, die het t'eeniger tijde zijn zullen, hebben of moe- ten hebben. Dat'er een andere (van die eerftc Kanonnikken) ihds Aartspriefter zy j dewelke byzonderlijk zorg moet draagen o;m de Pas- toors of Regenten , mitsgaders de parocbi- priefters en Predikers ,: die in de zelve ilad zijn> te onderzoeken. Wyders dat de overige van de gemelde drie eerfte Kanonnikken dePe·» nitenciaris of Opperbiechtvader van 't Bisdom zy, en 't opzjgt op de gemoederen van al, het volk der Bjsdpms heb|be.. . r Daar en boven dat dp twee Regenten der
Groninger kerke , door 's Biflchops aanflel- Ijng, onder de dus gepromoveerde Kanonnikken gerekent worden : dewijl die, volgens ee» ou- de ordonantie der zelve kerke, of om een an- dere reden , Qoktoren of Licentiaacen in. dé' Godgeleerdheid of in de Geeftelijke Rechten moeten zijn,* Doch dat die Regenten S. Maar-- tetts kerk, die dus tot een Katedrale kerk op- gerecht k í overkaten en affhtan aan den Bis- fchop en het Kapittel van Qroningp voornoemd, en dat ze het Paftoors-ampt voor de burgeren bedienen in S. fValburgs kerk; dewelke een Pa- rochikerk is, en op het kerk-hof van gemelde Iterk van Groninge ftaat: op welke ïFalburgs ketk wsy ook de ziel-zorg der gemelde Paitoo- ïfcn van S- Maartens kerk, en de oeffeningvan,?* des ziel-zorg, door dezen brief overbrengen. i{,: Í ■'■ '-'": '"ι-.;, >.ϊ2·\ί . W,\7...'"- 2tao«
|
|||
γ ΑΝ GRONInQEnÏ %j
Zoodanig nochtans dat, ingevalle de Edelluiden
of de Wethouders de lijkdieniten plegtiger wyze voor hen zélven of voor hunne vrienden, of iet anders, in het Koor der Domkerke van Qroninge gedaan willen hebben, zulks aan hert zal toegeftaan worden. Twee andere van de pudlle Doktoren of Licentiaaten, waar van de eene Leermeefter in deQodtheit, en de ande- re een Rechtsgeleerde zy, zullen de magt be- houden om het ganfche Bisdom voor den Bis- (ehop, als hy zulks op hen verzoeken zal, te bezoeken: waar by de andere gepromoveerde Kanonnikkert,. zoo dikwilsalsze insgelijks daar toe verzocht zuTlen worden, zullen gehouden zijn tegenwoordig te zijn. Poch de Aarts- diaken , en noch drie anderen van de gradueels Kanönnikken, te wecten twee Godtgeleerdén en een Rechtsgeleerde , zullen de magt heb- ben om de Geeftelijken tot de Wydzels toe te hiaten · en de Regenten der Parochien, door wat gezag dat ze dat am.pt gekregep mogen hebben , tot het beoeffenen van de Harder- zorg verlof te geeven*, diervoege nochtans dap ze geen anderen zullen mogen aánneemen, dan die de vèreifchte bequaamheit hebben -, en » wat de zielbeftiering belaagt, alvorens gezwo- ren hebben dat ze hun verblijf (ter plaatze daar hun ampt is) in eigen perfoon zullen hou- den. « Ook zullen de Aartsdiaken , de Aartspries-
ter, en de Penitenciaris voornoemd, en van gelijken de andere fes Kanönnikken, uithpok de van hunn· Prebenden gehouden zijn den ge- melden iiffchpp, Zoodikwils als ze daar toe verzocht zullen worden, inde zaaken van de Kerk en den Gödsdienft, en in andere r^oeije·' ?·:. jr^-.-r-r^í "■ ■}&*'■ f™*"?~---■ ak.■■: ''' .' 'lijk'*.
|
||||
26* Oudheden en Gesïichten
lijkheden by tyd en wylevoorvallende, zoo ge- ;
zamentlijk als hoofd voor hoofd, met raad en daad getrouwelijk by te flaanv En op dat 'er ^eter gezorgt worde dat men mannen Van een bekende geleerdheit en vroomigheit, totftich- ting van Gods kerk, bekomen mag $ dat de gemelde negen..Kanonni-k'sdyen en negen Pre- benden, die aan zulke perfoonen als gezeit is gehecht zijn, deze eerfle reize door den Bis- fchop alleen zullen vergeeveri worden; die de- zelve, beurteling , aan gepromoveerde perfoo- nen en Edelltiiden hegeeven moet; maar dat ze naderhand,zoo dikwils als ze in 't toekomende zullen open vallen , ter verldezinge van den Biflchop, en de gepromoveerde Kanonnikken die dan in't leven zijn, zullen flaan, endoor hen zullen vergeeven worden; Welverftaande dat in zoodanige verkièzingé de ilern van den BiiTchop geen grooter recht zal hebben , en niet hopger gelden zal, als1 de ftem van ieder gepromoveerd Kanónnik |· ten zy alleenlijk dan, dis de ftemmen itaan of gelijk zijnr in welken gevalle de BiiTchop , met noch eens re Hem- men, de gelijk heit, der ilernmen fcheiden zal. Voorts dat; de gemelde tien Kanonniksdyen;en, Prebenden, op de gemene wýzé aan gepromo- veerde perfoonen gehecht, na dezen onder geene isyzondere of algemeene*aanbehoudingen, of die met de f gedagte gefchieden, noch onder geene toeleggingen zelfs die in't liehaam der Rechten beiloten zijn, wijders aan gene ver- wacht-brieven, koadjutoriTchappen , bevelen, niagt-brievcn, of vergunningen van ampten te Vergeven, of in kommende te geven, of'er an- * Reièrvatioaet. ' '
f AfjJftÍQ»ibii$,
• ·? ■ * ; ders
|
||||
vAW Groningen. %k
ders van te fchikken, noeh onder gene eertte,
of andere beden, of voorkomende guniien, die door ons of door de Roomfche Pauzen die het dan zijn zullen , en door den Apoftolifchen ftoel of deszelfs Legaaten , al ware het uyt in- zigt en op het verzoek van den Keizer, of van Koningen , Koninginnen , Hartogen , of van wat andere Vorften dat het zy, zelfs ook van de Kardinaalen der Η R. kerke, om hoe drin- gende oorzaak dat het zy, t' eeniger tyde mo- gen gedaan of verleent worden $ dat die Ka- nonniksdyen en Prebenden, zeggen wy, daar ónder niet, begrepen zijn: dat zè ook niet, als Öfxoo by den voornoemden Stoel open ftonden of anderszins in 't algemeen of byzonder gere- ferveert waren, zelfs dan ook niet als ze uyt hoofde van afftand of van verwilTeling by den zelven Stoel mogten open vallen, doof den R. Paus of den voornoemden Stoel mogen verge- ven worden* Er dewijl de geleerde luiden', om de god-
loozé aanflagen der ketteren en de boosheitder tyden , niet lang van hunne kerken afwezig mogen blyven* zoo ordonneeren wy , door *t zelve gezag en den zelven inhoud, indien de meergemelde graduéek Kanonnikken > ten zy dat ze door den BuTchop of het Kapittel uyt* gezonden zijn, den tyd van twee maanden af- wezig van de gemelde kerk (van Groningen) blyven % dat die alle de inkomften hunner Prebende van dat jaar verbeuren, en miiTen! Zullen : noch verder dat alle de inkomften van iedere Prebende zullen gedeelt worden in twee gelijke deelen : en dat een van die deelen moet befteedt worden tot dagelijkfche «ytdeelingen 5 doch alleenlijk aan de zoo- • » da-
|
||||
2§ OUDHEDEÜJ EN GESTICHTEN
dafiigen die de Goddelijke dienften in het Koer.
verricht zullen hebben 3 en aldaar, buiten nood- zakelijkheit , van den beginne tot het eiade toe gebleven zijn : en noch vorder dat niemand, door wat Pauflelijke difpenfmtzie of vergunning dat het zy, en om wat reden dat die mag ver- worven of gegeven zijn, bevrijt kan zijn van zoodanig een valt verblijf. insgelijks ordonneeren wy dat alle zoo eigene
als gemagtigde Rechters, zelfs d ie van 't A- poftolifch Paleys,. mitsgaders de Kardinaalcn dqr H. R, kerke, in wat rechtzake en rechts^ handel dat her zy, eveneens moeten oordeelen en Vonnis wyzen; zoo dat hun, en ieder van hen, de magt en 't gezag benomen word van anders te oordeelen, of de zaak anders uyt te leggen: en al wat iemand., weetend of onweetend., hier tegen gedaan zal hebben, door wat gezag dat het zy, dat verklaaren wy krachteloos en van geener waarde. ι Weshalve wy onzen eerw. Broederen, den
Aarcsbifichop van Mechelen, en den BifTchop* pen van Utrecht en van Feltri , door dezen Apoftoliflchen briefen uyt een diergelijke be- weeginge beveelen dat zy , of twee of een van hen., door zich zélven of door iemand an- ders of meer anderen,' den tegenwoordigtη brief en akwat ser in bcgreepen is , waar en wanneer het noodig zal zijn,'en zpo dikwils als ze van wegé den Biflchop en het Kapittel van Groningey mitsgaders van wegen de Ka- öonnikken, den Abt, de Monnikken, en de andere perfoonen voornoemd , daar toe ver- ?°chc ,ZuJIcn worden » PÍegtiger wyze zullen af kundigen, hun altemaal en ieder van hen in ζ byzonder, een krachtdadige hulp en hefcher,- miiag
|
||||
V.AN UR.ONIsGEí{. %9
mi'ng betoonen; en aldus uyt krachte van ons
gezag* te weeg brengen dat zy, en ieder van hen, de voornoemde beveftiginge, goedkeu- ringe, byvoeginge, vergoedinge, vernietigin- gc, affchaffinge, toevoeginge, toe-cigeninge, overbrenginge, ontilaginge van hunne verbin- tenifle, ordonanzie, beichikkinge, en al wát vorder boven uytgedrukt ftaat, mitsgaders den tegenwoordigen brief, en alles dat daar in be- grepen i$i geruflelijk genieten, en 'er de uyt* werking van hebben ; en dat dezelve tegen- woordige brief, met den ganfehen inhoud, beftcndiglijk onderhouden worde: zonder te gedoogen dat de BiiTchop , het Kapittel j de Kanonnikken, en.de vordere perfoonen boven vermeld, over het boven Maande, door wat per- foonen en op wat wyze dat het zy, onbehoor- lijk gemoeit, geftoort of belet zouden worden: en zelfs met alle tegenftreevers en wederfpan- riigen, en die hun ín 't bovenftaande niet ge- hoorzaam zíjn , zelfs door den ban op heeter daad verbindende, en door het afneemen van hunne,, kerkelijke ampten en bedieningen| ja door de ftraffe van tot dezelven en tot alle an- dere voortaan onbequaam te zullen zijn (invoe- ge dat zulke ampten en bedieningen, als op een wettige wyze openilaande, van anderen mo- gen verkreegen, en door de Ordinariflen der plaatzen vergeeven worden) en door meer an-. dere vonniiTen, kerkelijke ftraften , en geld- boeten , die f de gemelde BifTchoppen) naar hun goeddunken zullen mogen opleggen , matigen, en toepafTen, en waarin de gemelde tegenftree- vers op heeter daad vervallen zullen, zonder acht op eenig beroep voor hooger rechtbank te geeveni uyt krachte van ons gezag te be- dwin-
|
|||||
á
|
|||||
|o OUDHEDEN EN GESTICHTEN
dwingen: en vorders met die vonniiTen en ker-
kelijke (haffen (met het houden nochtans vari de behoorlijke reehtspleegingen) ook meermaa* len te verzwaaren} en den wereldlijken erm, indien het noodig mogt zijn, te hulp te roe- pen : alles niet tegenftaande onzen voorigen wille j niet tegenftaande ook alle voorgemelde en onze eige (brieven) van de waardy , zoo in het verkrijgen van eenige arnpten als in andere gunftige begeevingen zelfs die uyt eige bewee- ginge gefchieden uyt te drukken j van een be- komen recht niet áf te neemen , van geen brieven wegens het verkenen van eenig jaar- geld, als met de toeftemminge van die hetbe- taalen moet, af te vaardigen ; niet tegenftaan- de ook alle intrekkende brieven, en de ver- nieuwingen van zulke intrekkingen, als ook alle regelen der Paufl'elijke Kantzcllarye, die 't ecniger tijd tot voordeel der Ordinariflen, of ook tot hun nadeel, uytgegeevenzijn, ofnoch uytgegeeven mogten worden: vorders niet te- gcnliavnde het dekreet en de ordonnantzie der laatfte kerk vergader inge van ranen ; die de altijd duurende vereenigingen, behalvcn in
zekere gevallen die in de Rechten toegelaten worden, verbiedt: niet tegenftaande het de<- kreet van onzen Voorzaat > Paus Bonifadus VIII Zaliger gedagtenifle , wegens eene dagreiae 5 ' en dat van de algemeene kerkvergadering we- gens twee dagreizen; mits nochtans dat nie- mand ,uyt krachte van dezen brief vorder als drie dagreizen uyt het land betrokken worden niet tegenftaande alle Paufieiljke en * aan zich behoudnede, zoo algemeene als byzondere, de- kreeten en ordönancierj á zelfs die in fietRechc- ■ · Heicrratoria, .';« ^
»L·' ν boe*
|
||||
V Al·* GftONÏNGEN. \l
boek beiïoten, of in eenige provinciale Syno-
den uytgegeven zijn : niet tegenftaande de in- zet tingen en gewoonten der kloofteren, prooi!- , dycn, orders, kerken ι en plaatzen voornoemd j al waren ze ook met eede, of door PaufTelijke beveiliging, of op wat andere wijze dat hetzy, bekrachtigt: niet tegeniïaandede verdragpunten, tuflchen den Apoftoliflchen Stoel eh de Duitfche Naatzie overlang gefloten; en allerhande zoo byzondere als algemcenere/èmiJ/V», verwacht* brieven, en andere gunften ; aanitellingen van KanpnikkeOj als ook andere, Zelfs altijd-duu- rende , vereenigingen , magtigingen zonder toeftcmmingen van 't Biflehops ~[ Medehelper gedaan j benoemingen zonder ## toetreedingc en | wederkecringe te doen : eindelijk niet tegenftaande alle magt-brieven, bevel-brieven, en andere brieven en vergunningen; aan watï voor perfoonen, en van hoe groote wa.ardig- heit, ftaat, aanzien, en hoedanigheit dat ze ook zijn, al bekleedden zy het eerampt vart Kardinaal » al ware het ook aan onze oude êrt opgefchreeve huysgcnooten , geduurige tafel- genooten, en Huysprelaaten, of aan de Bedien- den van 't R. Hof, zelfs die hunne ampteri werkelijk waarneemen, en om welke en hoe groote reden, aanrnetltinge , inzigt, dat het zy, al ware het uyt aanzien van den Keizer £ van eenige Koningen , Hartogen, of andere Vorften, met wat voor vergunningen van voor* rang, voorrechten, en Dekreeten, zelfs ver- nietigende, dat het gefchieden mogtJ al ware het ook met zulke bewoordingen die de m- t Coadjutor. J| AcctCus,
* RegrcÜui.
trek-
'■'..,■'"Λ' ■ ι . .■;■'' ., . ..;"■ ·...■.■
i". . .A ^ ' ·' . ■.-· . ' " ... .
|
|||
Y% Oudheden eü Gestichten
trekkende brieven weder intrekken, jadiedezesi
tegenwoordigen in eenigen decle herriepen], ook uyt zoodanige beweginge en met zulk eene ken- nifle als boven, of op Wát andere wijze dat het zy, aan wat perfoonen, zeggen wy, dat zulke brieven en vergunningen verleent mogen zijn: welke brieven en vergunningen met den gan- íchen inhpud wý, even of ze hier van woord tot wodrd ingelaft waren , voor genoegzaam iii dezen brief uytgedrukt houden, en al hunne kracht en uytwerking omtrent het voorgemel- de opfehorten j en wy vcrklaáren dat ze in het bovenftaande geene.uytwerking of plaats kon- nen of mogen hebben. Èn wat belangt de voorrechten, vergunningen, èn de voorgemel- de of andere ApoftoliiTche brieven, die dooi* èenige Roomfche Pauzen , onze Voorzaaten^ door ons zelven, en deri voornoemden Stoel» zelfs bý wijze van eèn algemeene wet, vaneen altijdduurende ordonantzie, of van een geflo- ten en wederzijdfeh aangenomen verdrag of als verdrag, met wat uytdrukkingen én onder wat reehtswijze dat het zy, al waar het ook met de intrekkinge van voorgaande intrekkingen, en met nocli krachtiger ja met de allerkrach- tigftè en ongewooUe bewoordingen, en met vernietigende en andefe Dekreeteri , ál Ware liet uyt inzigt en aanmeikihge, of ter begeer- te , van de voorgemelde of van wat andere perfoonen dat het zijn mag, of uyt zoo eene beweginge , fcennifie , en volheit der magt, als boven, of in een vollen Kerkenraad, of op "wat andere wijze en hoc dikwils dat het .z'yi verleent, beveiligt, en mcermaalen vernieuwt mogen zijn, of verkent en vernieuwt mög- tel
|
||||
van Groningen, 33
ten worden: alle die (voorrechten, vergunnin-
gen, Apoftoliflche. brieven) alwaar 't zake dat dezelven, om behoorlijk ingetrokken te kon- nen worden, met alle hunne begrippen , by- zonderlijk , afzonderlijk , uytdrukkelijk van woord tot woord, en niet met algemeene be- woordingen, hoewel hetzelfde betekenende, moei! en Vermeldt of op'een andere wijze uyt- gedrukt worden, of dat het noodig ware eene andere byzondere rechtswijze daar toe te hou- den (welke begrippen, als of ze hier van woord tot woord zonder dat 'er iets uytgela- ten waar, en met het onderhouden van de voorfchrceve rechtswijze, ingelaft waren, wy voor genoegzaam hier uytgedrukt houden) wy , voor deze r.eize alleen ,ζοο dat ze anders haare volkome kracht zullen behouden, # byzonder- lijk en uytdrukkelijk intrekken ; niet tegen- gaande alles wat hier tegen ilrijdcn mag. Al'ware aan de Abdy van Andewert en van de H, Maagd Maria,o?aan haare Konvcnten, of aan onze beminde zoonenj haare Leenman- nen en vordere onderdaancn, of aan die van § het kloofler te Eifens, of aan wat andere per- foonen dat het zy , 't zy in 't gemeen of in 'c byzonder, zoo eene vergunning gedaan dat Z2 in förnmige gevallen niet konncn in hunne bc- • De volgende woorden , die in de andere Bullen raakc**.:
de feheidpaalen der Bisdommen gevonden worden , ftain nic* in't autlientyk affchrift dezer Buiie, „ Hoewel dat 'er veele „ andere dingen zijn,- dewelke oodcrdc bcwoordioge van een^ j, heimelijke ii rrtkksog, Cip zijn breedfte gesomen., begref en ,, koenen worden , maar die men niet ziet dat in *t Verzoek- »> fctirift uytgedrukt (Vaan, of daar in begrepen zíjn > wý no«k- „ tang in 't algemeen en 't byzonder, op dat liet bovenftaande >» tce volle zoude ingetrokken zijn, ttyzondcilyk en afzon- u 4crJyfc, ali in dsn tcacc, C die-
|
||||
34» Oudheden en Gestichten
dieningen ppgefchort of in den ban gedaaa
worden door zulke iPaufielijke brieven, die zulk eene vergunning niet yolkomentlijk* uit- drukkelijk , en van woord tot woord vermelden! en niet tegen itaande alle andere zoo algemee- ne als byzondere voorrechten, vergunningen, en Pauflelijke brieven, van wat inhoud dat ze lijn; dewelke, Ín dezen tegenwoordigen brief niet vermeld of niet geheelijk uytgedrukt zijn- de j dcszelfs uytwerkingen eenigerwijze zou- den konnen irremmen of ophouden ; en dewel- ke of welker ganfche inhoud in onzen brief byzonderlijk had moeten uytgedrukt worden. Wy bcgeeren echter niet dat om dusdanige af- fchaffing, vernietiging, toevoeging, en toe- eigcning , die in het klooflcr van Andewert ■ gedaan zijn, de Goddelijke dieníí, en 't ge* woonlijke getal der Monnikken en andere die- naaren, in 'r. zelve eenigzins vermindert wor- de: maar dat desZelfs gewoonlijke lafien be- hoorlijk gedragen zullen worden. Het zy.dan geenen merifch geoorlofd decZeti
brief onzer af(chaffinge, toevoeginge, toe-ei- geninge,· inzettinge, ordonantzie , onzes De* kreers, onzes; verbods, onzer ontilaginge, ver- .loifinge, overbrengi.nge, ontbindinge van ver- binteníííe, ^prechtipge > aanftellingc, vergun- ninge, toewijzinge, verphauinge, bevelgee- vlnge, öpFch'oïtingé, intrekkingé en begeerte, te ovèrtreedèn., of'er iets door een roekeloos, beftaan tegen te doen. Doch by zoo verre ie- mand zich verrneeten mogt zulks te beftaan: die weete dat hy de gramfchap van den Al- raagtigen Godt, en van zijne heilige Α porte- len PetrM en Pauiusi op zijnen hals zal haa- ien. |
||||
ván Groningen. Il'
íen, Geg?evén te Rome by S» Marcus, in 'c
jaar vari 's Heeren Mcnfchwording ιf61, deft 7 Aiiguiii, in'c tweede jaar van Öns Pausdom. Was aldus enderfekent
F el, de -Kardinaal C^sius.
Êii wederom met groot-
láchtíge letteren, A. de- ALEXlis.
K CM, GLOÏUERIüS. Op den rugge vari
den brier ttond gefchreeven " ", By Üzfar den GehcimfcbrijwK\
Α ΑΝ TEKENINGEN.
i. Van die tochten naar Italië is wijdloopig ge-
noeg gefproken in de Oudheden van Vriesland. z. Voor hyzondere dienjlen (laat in 't Latijn Angao
rik ι 't welk fomtijds voor allejrhande dieniten ,foni~ iijds voor het lecnen van paarden , jaftbeelïen 5 en wagens, genomen word: Het zy dan dat de landlui» den,...of dé (teeluiden ook, gehouden waren zulke dienden aan Hunne Heeren te doen; het zy dit ze door geweld en zonder recht daar toe gedwongen! wierden. Maar hier word van zoodanige dienftens of zoodanig leen en van wagens en paarderi gefpro- ken, daar iemand toe verbonden was. ík xal bý de- ze gelegendhcit maar zeggen dat de menfchen v die dus tot het leenen van paarden eu wagens gehouden waren, om hunne befte paarden niet te bedcryen, fomtijds gewoon wareneen foort van ilechter daar toe te houden i dewelke by fommige Duytfcheri ge* noemt wierden & Angarnacè. Angamêw 9 ZOO als * Vide Leges Baiwar. tit. 13 , «p. io*
G 1 ie
|
|||||
*
|
|||||
$6 Aantekeningen of de
de b taalkundigen dat uytleggen, is eigentlijk te zeg*
gen een Üecht of half afgewerkt paard , 't welk in 't leger geenen dienft kan doeri. %. Indien de Groningers, gelijk pas te vooregezeit
waSjfedert de tijden van Karelden Grooten tot de Saxis- fche oorlogen , dat is tot het einde der vijftiende eeuwe toe, een vry volk zijn geweeft; zoo kan dat weggeeven der Keizeren hunne vryheit niet gekrenkt of benadeelt hebben. Staat dan te weeten dat de Schrijvers over.de vryheit van de ftad en het land van Groningen, en over de kracht der gemelde Kei- zerlijke gifte , niet zeer eensgezind zijn. Onze Schrijver fchijnt even eens te fprceken als A. Mat- thans, en meer andere Schrijvers; te weeten als of het Bisdom van Utrecht, nyt krachte der gemelde gifte, waarlijk en wettiglijk het gebied had gehad over ftad en het land van Groningen : maar Ubbo EmmiHs, de Heer Meufo Altwg, om andere Schrïj- Tcrs nu daar te lasten , zijn zoo gereed niet om 't gebied over Groningen en Groningerland zoo ligt over te geeven. Om een recht begrip van de zaak te hebben , zal het oorbaar zijn de woorden der gifte zelf, zoo verre als ze ter zake dienen, M^t.lV.cHeda op te geeven. ' j, . . . Daarom willen wy dat het teder kundig
a, zy hoc dat wy aan ée kerk van Utrecht, die daar
M ter eere van den tl. Martinut opgebouwt is, om
„ Godts wille tot et-n hulpmiddel voor de ziele van
„ onzen Vader godvruchtiger gedagteniffe , Keizer
,, ConraJtis, . . . mitsgaders tot een eeuwige ge-
"-.„ dagtcnis van onzen naam, met een vrye hand tot
„een geienenk gegeeven hebben zeker d erfgoed
3j datwy in de ftad, Groningen genaamd, bezitten,
,, ch in't Gfaaffchap van Drent gelegen is; met de
„ werven, gebouwen , ihaven, bebouwde en on-
„ bebouwde landeryen, beemden,velden, weiden,
„ wateren, waterloopen,vifTcherycn, gangbaareen
„ ongangbaare plaatzen , uytgangen , renten, zoo
„reeds bekorrien , of die noch te bekomen ftaan,
3, met al het gebied van 't zelve Graaf fchap; met de
„ munten, tollen, pleitzaken die 'er voorvallen en
b Viile du Cange ad roeem Angarkis,
t, * l'ae* 121, ni 4 Prjcdiuiïu |
|||||
«..
|
|||||
BfiSCHRYVING VAN GrONIKGEN* %y
, bepleit mogen worden , en met al defzelftaan-
' hang, en virder toebehooren, 't welk het tcgei - /, woördig bezit ■ of na deezen aldaar met Gods ., hulpe bekomen mag, .·*·:. v . ' Daar zijn noch ouder Λ brieven jan andere Ke-
vers daar het recht, om in het Graaffchap van Drent te jaagen ,cn eindelijk ook eenige landeryen, aan dea BiiTchop van Utrecht gegeeven en opgedragen wor- Maar dewijl ik het niet beweezen zie dat Gronin-
gen onder't Graaffchap van Drent gellaan heeft, zal ik nu flegts op den gemelden brief van iitndrik Ut blijven ltaan. ,. , . r>·
Het blijkt u.yt onze Hiftor.ifchnjvers datde Bis-
fchoppen , of althans de Domheeren van Utrecht, federt het verkrijgen van dien brief, altijd naar het gebied over Groningen en Groningerlana geftaan hebben: en dat ze ook dikwils in 't bezit van dat gebied zijn geweeit. Ik zeg; of althans de Dom- heeren ' want A. e Matthans heeft reeds aangemerkt dat het gemelde gebied, uyt krachte der Keizerlijke giften eigentlijk de Domkerke toequam : maar dat de BiiTchop,'als Befchermer der kerke, en 't opzigt over de kerk hebbende, van gelijken de Befchermer was van 't gene tot de kerk behoorde. Ik zal eérit 't gene voor de Biffchoppen of voor
de Domkerke dient, opgeeven ; en dan tot Ubbo Em- mins en Meufo Alting komen: zoo nochtans dat ik 'er, volgens mijne gewoonte, 't een't ander by voe- gen zal. Maar van uytfpraak in eene zoo teere en netelige zake te doen , zal ik my wel wachten. En iniflehien zijn de weerzijdfehe fiukken zoo klaar en duidelijk niet, dat het noch tijd is om van een von- nis te fpreken. Niet alleen hebben de Biffchoppen 't gebied over
Groningen en Groningerland dikwils in bezit ge- had , 't welk zeer dikwils geen bewijs van recht maar van overmagt is; maar de Steevoogden van Gro- ninge zelf, als Hendrik van Selwart, gelijk de Schrij- ver ook uyt Ant. Mattbceus bewijii, gebben het Dom- kapittel voor hunne Leenhecren erkent. Ook zijn de d Ap* Hcdatn. pag. 8j , 84. Ha , #1*
f In Nocis ad Anonyrn. pag. 4* , _
C 1 '<S*"o-
|
||||
3$ Α Α NT ΕΚ £ Ν Γ Ν GEN ' OV ÍDE
Groningers, mee ƒ'hiánnen Steevoógd Egbért, den
BiíTchop Theodoricus van Are in den oorlog tegen de Drentenaars getrouw gebleven; en hebben «em,;als hunnen Leenheer , groöte eer beweezet». £n', te vöore hád Heribertus, insgelijks Biiïchöp van U- treckt, de Steevoegdy van Groningen' én het KaÜè- ieynfehap van Koeverden aan twee van zijne broe- ders te leen gegeeven.' Beka g, die dit verhaalt, en *er noch by voegt dat hy het Bisdom daar door een groote fchade gedaan heeft, zegt noch vorder dat de vorigeBüTchoppen de gemelde plaatieu in eigen per- foon, of door hunne Schouten , geregeert hadden. Zoo hadden dan al eaiige Biifchoppen voor Heri- èertujy d'at is voor het jaar 1148 , over Groningeu 'té zeggen gehad, Eenige Biííchoppen, zeg ik, en miíTchien altemaal, van Bemuljibus af tot Heriber· tm toe. Dat meer is, dé Wethouders van Groningen, zoo
ttel als de gemeente., hebben in een Open brief bvan 't jaar 1399 opentlijk bekent dat ze over etlijke hon- derd jaar en onder de kerke vw Utrecht ge ft aan hadden 3 ën^er mch tegenwoordig onder jlonden, Het Zelve be- kennen zy in een anderen / brief, van den 15 Mey Iflp, Wy Burgermeefieren ende Rt$edt ende ghemèenè fiadt van Greeninghen maken kont allen luyden ende bekennen, dat wy ende enfe flad van Groeningen, ende die Gerichte ende Heerlicheyt van Groeningen, overmits (ie gift e des Ifcyfers ende der Koningen , van VJélke gifte goede gulden ende andere Bullen the'Utreeh't in Doera Jyn , toehoren, ende menigh hondert jaren toeiehoori hebben den Bijjcop in dertydt, ende der Kerke van, Utrecht: enden ant wy enz* . Dezelfde bekentenis hebken zy naderhand meér-
pialen^gedaan ; vooral in dejaaren Κ 1502. en ijof: ■wanneer de Harrog van Saxen; gelijk in het Nabe- bericht m de Oudheden van friesland breeder vertelt h, alles in 't werk itelde om niet alleen Vriesland ijuflchen *t Vlie en de Lawers , maar ook Gronin- gen en de Ommelanden, onder zijn geweid te krij- ƒ Anonymus dcRcb.U!tra), in Theodorico abAre.
g Beka in Hcribcito: iftin Chroiu M, Beigii, icc. i? Α ρ Ant. Matth. in Notiiiad Anonyiru.pag. 43, i |bjd. pag. f;|, ^ Ifeid. pa^, {8, Λ |
||||
BeschRyvïng van Groningek. -39
gen. Dè Groningers, tegen dé rhagt VÜiï de Saiïen
en'van-alle bondgénooten te zwak, en daar by Té- dert eenigen tijd'door het geluk weinig gediend, maanden den BiiTchop van Utrecht ©m byftand; én bekenden dat ie onder het Stift van',Utrecht hoor- den Voeg hier eindelijk by dat het' Opfchrift van 's Keizers brief, zoö als by Heda té TéèZen Haat, al- dus luidt, Gifie ven Hendrik Il Iy waar by Gronings in 'i'Graaffchap van Drent ($αη de kerk Van Üïrteht) gejekonken word. Maar Ubbo Emmirn en de Heer iïtenfa Alting nee-
men't voor de Groningers op: doch zoodanig dat de merrie op een zachter, toon fpreekt, zonder vol- komen uytfpraak te durven "geév'ert : maar de laatfle de Bilkhoppen volmondig in ?t ongelijk fteltj en van hun recht op Groningen niet wil hooren. De vo.ornaamfte zwarigheit komt op het' liytleggen van deze woorden aan ; zeker erfgoed ^dat wy in de fleid Groninge bezitten, en Ín Η Graaffchap van Drent ge- legen is. Sommigen hebben die woorden zoo vef- tfaan , dat de itad Groninge in 't Graaffchap van Drent volgens den gemeldenOpenbitef gelegen was: en door den zelven brief, als een l lid'van dat Graaf- fchap, aan de kerk van Utrecht gefchonken word» En zoo hebben 't veele BiiTchoppen, en meeft alle de Domheeren met hunne Bedienaars, begrecpen; om dat die uytlegging , gelijk Emmius Zegt, beft met hun voordeel over een quam. Maar hy acht deuyt- legging , die- van anderen by gebrngt word , veel waarfchtjnelijker. Daar ftaat in's Keizers brief niet dat Groninge onder't Graaffchap van Drent gelegen was, of,aan de kerk van Utrecht gegèëven wierd : maar dat zeker lanágoed , of indien men 't zoo vér- taaien wil erfgoed of erfelijk recht, dat de Koning ín de flad Groninge fcjieen te hebben, en 't welk in 't Graaffchap van Drent gelegen was, aan die kerk gefchonken wierd. Iemand zal zeggen : was dat landgoed in de ftad Groninge, en t' zamen ook on- der gemelde Graaffchap gelegen, zoo. moet de itad ook onder't zelve Graaffchap gelegen hebben. Neen, zeggen de uitleggers ,áieEmmms liefft volgen zou w; dat erfgoed , in't Latijn pradwm, is niet anders al& l De Urbc Grpn. pt 18,
G 4 de
|
||||
4* Aantekeningen , βρ βε
de magt om recht te oefTenen over het Gho en Wal-
drecht, gelijk het toen genoemt wierd ; of gelijk men nu fpreekt, over 't Go-recht. Die mag*, dat recht, plagt den Steevoogd van Groningen toe te koo- men , en van hem te Groninge beoeffent te worden: en daarom zeit de Keiler, zoo als zy het uytleggen, dat het te Groninge gelegen was, dat is, dat hy het te Groningen had. Én volgens die uytlegging zou- den de Steevoogden van Groningen , van ouds de Gruenvoogden genaamd, die dat recht van den Kei- zer plagten te ontfangen , voortaan gehouden zijn geweeft om het by de kerk van Utrecht te haaien. Maar , gelijk gezegt is , Emmius toont wel by ·
welke uytíegging dat hy 't houden jouw; doch zoo- danig evenwel , dat hy het geding niet uytwyzen durft. Doch de Heer m Α hing (preekt op een hoo- ger too» , en wil de vryheit der Groningers in 't min- ÍÍe níet aangeroert hebben. 0alhranielukkigftewoor- den, zegt hy, na dat hy de voorgemelde woorden van 's Keizers brief bygebragt had , dewelke in den íreginne wel verflaan zij», en met anders uytge werkt hebben. , . . Maar federt dat de BijJ'ebop zoo wel als de flad Groninge magtiger geworden zijn · heeft de fcbroomelijke regeercitsluft der heerfchzucktige BffJ'chop- pen eene ganfeh andere uytlegging gtjmecdt. Zijne uyt- legging is dezelfde met de voorgemelde,, die van Emmius voor de befte gehouden word. En wat het opfehrift van 's Keizers brief belangt; die meent hy dat'er door een onkundige hand by gevoegt is. Dus verre van den Openbrief: daar ik , als ín een
verwarde zaak, niet meer van zeggen zal. Wat de vordere bewyzen voor de kerk van Utrecht belangt, die zullen in de volgende Aantekeningen te pas koo- men. 4. Vhbo » Emmius, êie 't in dit ftuk met de Gro-
ningers houdt, noemt dezen Biflchop een man van een zeer heerfchzuchtïgen en ongeruflen aard. En de Heer Alting^ gelijk wy gezien hebben, zeit in 't algemeen dat de fchroornelijke regeerensluu der heerfebzuchtige Biilchoppen die gemelde uytlegging (tot voordeel der kerke van Utrecht; uytgevonden w Notit. Germ. i«fcr. p, *. Verb. Groninga.
» IbkJ, heeft
|
||||
BlSCHRYVING VAN GRONINGEN. 4« χ
heeft. Dat wil ik daar laaien j en 't touw daar veel
van hangen of die Biffchoppen, tegen hun gemoed eu beeter weeten , zoo eene uytlegging aan's Keizers brief gegeeven hebben. Ik wil hier maar een woord van díe bekentenifle der Groningers enderWethctu- dereo van Groningen zeggen, die ik in tvootltellen van de eerfte uytlegging by gebragt heb. Die beken- teniflèn leggen d'er; en A. Mattbceus geert die zoo wijdloopie en met zoo veel pracht op als hy kan. Maar een gedwongebekentenis ,of getuigenis,louw die by den Rechter voor een goede getuigemffe aan- . genomen worden? Zy koften 't niet langer tegen den Biflchop houden, en moeiten vrede hebben: t is wel te denken dat de Biflchop, die het zwaard en de rnagt 'in handen had, ibnder zoo een bekentenifle geen vrede heeft willen geeven. \ ,. \ ■<., 5. Dit gebied ván de Domkerk en van den Bis-
ichop over Groningen. ,en Groningerland was ganfch niet o onbepaald, en op verre na zoo groot niet, als ten eerflen aanzien wel fchijnen zouw. De Buiten- fchout, vaa ouds de Hoverman genaamd , konde geen zaken uyt wijzen, of recht aan het landvolk doeD, zon- der de rechters die hem door het volk tot byzirters toegevoegt waren: en in al het andere had het volk zijne volle vryheit. Van gelijken devoogdyfchapover de Stad , of liever het Schoutfchap 't welk door den Biflchop gegeeven wierd , ftremde ingeenerTdeelehet rechtsgebied van den Raad ; en was den zelven geens- zins hinderlijk in 't oeffenen van zijn gezag. De Raad heeft dikwils akkoorden met de nabouren aan- gegaan , zelfs als de Steevoogden in de Stad waren: heeft ook verbonden gemaakt over het fpannen varr de vierfchaar , en 't beflechten áar verfchillen , 't welk alles een teken was dat het gebied by den Raad |
|||||||
was.
|
|||||||
Daarenboven , al wierd de Steevoogd door de
Stad aangenomen ; en in het beoeffenen van zijn ampt niet verhindert; zoo heeft de Stad echter lan- gen tijd geweigert °s Biflchops oppergezag te erken- nen, of hem getrouwïgbeit te ι weeren ; of op een gelijken voet, als de andere Steden van het Stift, geregeert te worden. Daar in wierd ze geftijft door • öbfeo Eramiiis , tic A^ro Frif. &c« pag. 2e,
C 5 «te
|
|||||||
4» Aantekeningen 5 Ό ρ ρ Ε
de voorbeelden van andere vrye Steden ;■'■ dewelkt,
fomwijJen Ook Steevoogden van de uabuurige Von ft*n kreegen,, zonder daar dm in haare vryheit ver- kort te worden; of aan zoodanige Vorüen, als aan haare Opperheeren, getroüwigheit te zweeren. De JBiiïehoppen mogten ibmtijds daar over morren . en hun ongenoegen toonen ; maar vorder quam het in 'teerite níet; en uyterlijk geweld durfden zy noch piet gebruyHen. ; -H Ja onder Fhrit van Wevelinkhoven, BiiFchop van
Utrecht, fchee.n de Stad haare volkome vryheit we- der gekreégénte hebben : want in't jaar 139-2. beeft het Domkapittel van Utrecht, wien het gemelde Recht door Hendrik III. eigent lijk gegeeven was^ al het recht dat het uyt kracrtte van die gifte binnen óf buíten de Stad had, op de aanraading ván den voor- noemden Biffchop, aán de Stad onder zekere voor- waarde afgeitaa'n. Díe overgeeviug, met de voor- Waarde, bèllond hier in: y\ dat de Stad f al het ge- ,, melde recht en rechtsgebied^ van het voornoemde ,j Kapittel voor5 de naativölgënde honderd- jaaren „ zoudeontfangen; en dat ze uyt ditn hoofde jaarlijks „ op een zekeren tijd enplaatzé aan hetDomkapittd „ zoude betalen drie en tachtig en een half Oude Fr,an- „ fche Schilden:enboven dierbntfme ©m het twintigfte ;, jaar te Utrecht eenevereerihg zoude doen vanféven ^marken louter zilver. . . Dit díe honderd jaaren i, verftreeken zijnde', al het boven (taande wederom ,, ftand zoude grijpen voor andere honderd jaaren; „ indien de Stad, het verdrag getrouwelijk ónder- ^ houdende, zulks zoude begeeren'; en dat ze teu 'L dien einde vóór den eeritert' September aan 't ge- ;, melde Domkapittel te Utrecht zoude opbrengen ;, vijftig marken louter zilver; en nieuwe akkoord- „ brieven , met dezelfde bewoordinge gefchreveu, ,, zoude eiiTchen en geevem Noch vorder, dat die _,, hondert jaaren wederom verftreeken zijnde, alles „ op dezelve wyze en met dezelfde voorwaardever- „ nieuwt zoude worden: en dat izulks ten eeuwi- 3, gen tijde duurea zoude. „ Daar door meende de Stad dat ze buiten ajle te-
genfpraak volkomentlijk vry en haar eigen voogoN ρ tlbbe Eam. ibid, p, ar.
ge-
|
||||
Beschryving van Groningen. 43
geworden was; zoo dat ze niet anders te doen had
als 's Biiïchops waardigheit , voor zoo veel als hy haar Befchermheer was, beleefdelijk te erkennen, Maar Frederik van Blankenhetm , gelijk boven al ge-
melt is, heeft haar vryheit, op het zachtite gei.prpkeu, zeerbefhoei't: ja hy bragt het eindelijk zoo. verre dat ze genootzaakt wierd hem , als haaren Weere, gftroH-r viigheïtts. zweer en; bem dezelfde onderdanigheit als dóór de grootere Stede» van het Stift, te weeienUtrecht, Deventer, Kampen, Zwol gedaan wierd, te bc wij zen', en te verÁ laar en dat ze onder het Stift flond, en een Itdyan het, Stift was: zoo nochtans dap haar vorder recht onver' minder d, en de verbonden die ze met de nabuur en aan? gegaan had, in hun geheel zoude blijven. Of hy goede reden daartoe gehad heeft; en zoo ja, hoe verre dat hy gelijk had; dat laat ik onbeflift. Volgens Ubbp Emm'ms zoude de Biflchop, díe naar zijn zeggen een heerfch- zuchtig manen van een ongerufren geeft was * kra- keel gezocht hebben. De BiiTchop, zoo.als hy't vertelt, zocht (torre van krakeel te vinden; enfprak voor eenige ballingen; diedegezwoorevyauden van de Stad, waren; en , om dat zijn verzoek afgeflagGti wierd, vatte hy de wapenen op. De Groningen, gelijk hy wel voorzien had; hielden daar op hekgeld achter; dat zy, volgens het. .akkoord met Biif<?hop FloreMiHs gefloten., jaarlijks betaalen moeden, Toen had de Biflchop, zoo als Emm'ms het vorder duydt, een glimp, gevonden om dat akkoord te vernietigen. Voor al , zegt hy qoc?h; vorder , deed de BiiTchop gelden dat de Stad het-gemelde akkoord, met Bis- fchop f/ow»?/«j gefloten , in deezen zin verdaan wijde hebben , dat de voogdyfehap, pi het ;Schoutfchap over de Stad in 't zelve akkoord begreepen was. Dat verftoaë, hy anders; te weeten aldus, dat het Schoutfchap over de Stad in het akkoord niet be- greepen was; en vervolgens dat hy bevoegd ■ wa* én gerechtigd bleef om een Schoot of Steevoogd over Qroninge aan te ftellen. Ι ν De Heer uiting., zoo als ik reeds aangewezen heb,
geeft alle de fchuld ook aan de heerfchzuchtderBis- fchoppen. Maax A. Matthtus geeft de fchuld aan de Stad: die hield zich aan geen gegeeven. woord of feelofte; diefprong achter uyt als *t haar zoo gelegen quam.
|
||||
44 Aantekeningen oj' de
quam. 't Is wel zoo dat hy eerit alle de fchuld op
ÖeSteevoogden zelf fchijnt tefchuyven : welke Stee- voogdèn, des BiiTchops Leenmannen, en door eede aan hem verbonden, geen hooger Heer wilden ken- nen, en 't oppergebied zochten te eigenen. Maar uyt het gevolg blijkt dat hy de Stad even fchuldig maakt. ík kan niet anders zien of dit pleydooy zal noch langen tijd aan den fpijker blijven hangen: te meer, om dat 'er nu geen noodzakelijkheit is, orn het uyt te wijzen. Ó. Dat het inkomen, 't welk de Domheeren hier
trokken , niet groot is geweelt , kan bewé-zen worden; maar hoe groot dat het eigentlijk was, daar over zoude noch wat te zeggen vallen. ík wil eerll voordellen, wat ik deswegen gefchreeven vinde; en zal dan tot de uytlegging kootnen. In den meerge- melden brief van Hendriklll flaat dat hy het erfgoed, in de ftad Groninge, . . Zoodanig aan de Domkerkc van Utrecht ichenkt, dat de Broeders , die Gode aldaar onophoudelijk diehen, jaarlijks daar van zul- len genieten 30. Carrada wijns ,ζοο nochtans dat alles, wat'er noch overfchict, door den Proolt voor hun gebruyk zal moeten beiteedt worden. De Heer η Al- ting, die het woord fradium in den brief ν aa ríendrïk III voor het Gerecht neemt, verftaat door 50, ear- radic wijns, dertig karren met wijn; of z.00 veel wijn als 'er op dertig karren kan gelaaden worden. Maar of cartada daar zoo veel wijns wel betekent, daar zoude ik eenigztns aan twijfelen. ?t Is waar dat Carrada of earrata fomwijlen indien zin gëhomea word; te weeten voor zoo veel vragts, als men op een wagen of karre laaden kan. Maar ?t is ook waar r dat men meer plaatzen zal vinden daar het vooreen vat van een zekere en bepaalde grootte, als daar het voor de ladinge van een karre genomen word. Hoe groot dat zoo een vat of mate geweeit zy, wie zal dat met zekerheit zegden ? Evenwel vinde ik een plaats, die ons eenig licht zouw konnen geeven. In zeker Franfch hand-fchrift aangaande de wijn-tollen, by Karet du Frefne, word geleezen dat wen voor een φαί met wijn van Roebelle moe/t geeven vijf fimvexs ; <jj In voee Qrooing**
ψ Vide da €angc iu Gloííarí·, ad yecuaa earrata*
|
||||
Beschryving van Groningen. 4J
mor een vet dat men Charatée noemt fevtn ftuivers;
voer een pijp twee fluhers. Dat charAte'e daar het zelfde is met carradd'-, word van du Frtfne als een zekere zaak onderitelt: en ik kan niemand, die in zulke zaaken beter geloof verdient als hy. Nu vol- gens het geld dat ier vat voor tol betaalen moeit, moet in een canada, zoo veel wijns gegaaa hebben als in vierdhalve pijp. Maar dat daar gelaaten ; 't is ook waar, 't geen de
Heer Aking aanmerkt, dat'er niet veel meer van dat erfgoed , of pradium, gekomen zal hebben; en dat de gemelde brief van Hendrik III zulks eenigzins te kennen geeft. Want als men aldus fpreekt: van dat goed zullen de broeders 30 vaten wijn hebben: en fehiet'er dan wat over, of 't geen 'er dan ever* fchieteh mag , dar zal ook enz. dan geeft men nier duiiterlijk te kennen dat de inkomften van zoo- danig goed niet veel hooger gefchat worden. Doch de zaaken hebben fomtijds zoo eenen draay
genomen, dat 'er de fJÍíTchop beft van voer, en de Domheeren- weinig van hunne rechten konden krij- gen. Hier over klaagen zy in den volgenden blief: uyt den welken ook blijkt dat de Biiïchop het recht had om in 't Graaffehap van Drent Munt-meelïerfc aan te (lellen. „ Eerwaardige Vader en Heer , Biiïchop van
μ Utrecht : de Deken en het Kapittel uwer kerke »'i van Utrecht verzoeken dat gy het onderftaande ?, hen ten gevalle doet. „ Voor eerft is het zoo gelegen dat het vrye erf-
„ recht re Groninge , niet al zíjn toebehooren , ,, mitsgaders het Graaffehap vaa het landfehap Drent, „ en al het rechtsgebied, met het recht van geld te „ flaan, en met de tollen en het vonnis wijten in >, alle rechtzaaken , volgens de gïfte van wijle Hen- », drik I ï I Röom'fch Keizer , den Broederen der „ voornoemde kerke van Utrecht toekomt e» van ,, ouds toegekomen heeft; in deezen zin dat de ge- „ zeide Broeders «yt de profyten en vervallen van „het bovengaande alle jaaren zullen hebben dertig ,, carraden wijn; en dat het niemand geoorjofd ii „ iets ván de gemelde profyten af te neemen; eer dat ,j de gemelde karraden wij» attt 4e voornoemde „ Broe-
|
||||
4Ï AANTEKENINCkk OP DE ,
ï. Broederen voor alles betaalt zullen zijn. En höè-
j, wel de Deken en het Kapittel voornoemd in hei: „ vreedzámig bezit van alle de voorgemelde giften 3, zijn , en altijd federt de giftezïjn geweeil; behou- „ dens dat de BfrTchop, die het dan is, gewoon; is ,, Steévopgden om zoodanig rechtsgebied te plegen, „ en Munt-meëfters om geld liaan, uyt naame der „ voornoemde kerke derwaart te zenden , en van \i dezelve Steevoogden en Munt meeiïers den eed „ van getrouwigheit af te neemen: zoo is het aldus ^gelegen dat gy, Heer Biffchop, wanneer de voog- % dyíeháp over Λ gemelde Graaffchap van Drent tè 3, Gröninge bpën Hond, nieuwe voogden derwaart \, gezonden hebt , en deswegetrpröfyten en vervallen „ hebt getrokken ter waardye van twee duyzend en 3, acht honderd ponden zwarte Tournoizen: en dat ·,·,· de jaarlijkfch inkOmiten en voordeden der voor· „ gemelde zaken, die ons als boven gezegt is gefchon- „ ken zijn, zoo gering zijn geworden dat ze jaar- „ lijks geen eene karrttde wijn bedraagen. Hier oiri 3, is'het'dat'de Deken en her Kapittel voornoemd ,, verzoeken dat het geld, 't welk gy ontfangenheor, ,, en wat geld het ook zy dat ayt de gemelde giften j, onder den naam van profyten of voordcelen vöort- y, komen mág, hun ter hand worde geilelt, om de „ gemelde karradert wijri, volgens deii inhoud der „ gezeide gifte, daarvoor te koopeii. ·.,, Vorder dewijl gy , Heer Vader, getoeft hefet
,, iüet Munt-meefters, volgens het recht dat ü toe- „ komt,derwaart te zenden; zoo heeft het volk al· „ daar zulk een Hecht geld geflagen dát zy, daar de „ kerk (by voorbeeld) moeit trekken een jaargeld iT van een otice zilvers van 21 Groningfche denié- „ ren, even hoog ra waardye als de Utrechtfchede- ii nieren, zulks mét een Utrechtlche * denier, ja „minder alseen heller, zoeken goed te maaken. Dies „ verzoeken wy dat het ubeh'eve degenen, die zoo- „ danig een jaar-geld fchuldig zijn, door kerkelijke j,'> ííraffén tet behoorlijke betaling te dwingen. „ Noch verzoeken zy dat gy geene tienden of.án*
"£dëre zaaketi, ín 't voorfchreven Graaffchap gelc- j, gen, en der kerke van Utrecht toebehoorende, ,,ο'η-
* De zin in 't Latijn i% kie* ganfeh duyftef.
|
||||
Beschryving van Groningen. 47
onder zeker jaar-geld wilt verpaehten of te leen
' opdraagen Ten, by zoo verre dat gy iet diergelijks ' jredaan mogt hebben; dat gy het zelve vernietigt, " Noch vorder , hoewel dat Frederik BiiTchop vari T>recht, uw voorzaat goeder gedagteniiïè> zeker " landgoed te Hor ft', en het woudEingebroek by A- " mersfoort, met al hun toebehooren gekocht heb- " bende$het zelve landgoed en wodd,zoo ín zijn leven " als by'uyterften wille, den Deken en het Kapittel ' voornoemd befproken heeft; zoo is het nochtans " dat gy het landgoed en woud voornoemd aan u " getrokken, en de boomen van 't woud voorgröo- ' 'tefommengeldsverkogthebt. Dierhalve verzoeken '', zy dat het gemelde geld hun ter hand geitelt, en '' zv in 't vrye bezit van het landgoed en het woud '' gelaaten worden ', en dat men hun de vruchten " die daar van genooten zijn, met de renten der zel-^ " ven,wedergeeve. „ Dan verzoeken ?.y noch vorder dat gy uw Ee-
, dienden over den Yiïel, die den Deken en hetKa- j' pittel voornoemd in de tienden der nieuw aange- legde landen ónder de parochie van Dalneshem " moeyelijkheit aan doen , metter daad gebied , dar ! aandoen van moeyelijkheit achter te laaten; maar '', den Deken en het Kapittel voornoemd, volgens !', den inhoud van uwen brief, in het bezit en genot '„ ván dezelve tienden' te laaten. Daar uyt hebben wy ook dat de BiiTchop, aan
verfcheide profyten, voor'taanitellen van de gemel- de Voogden, of Schouten, of Ampt-mannen , ge- nooten had twee duy/.end acht honderd zwarte Tour- noizen. Nu een pond zwarte Toufnoizen ,, gelijk Ant. f Motthens uyt eenige Schrijvers bewijft, be- droeg 61. (tuyvers : 700 dat hy, volgens die uytlej*- ging, voor dit aanftellen over de acht duyzend en fes hondert guldens zal getrokken hebben. 7, Dat de Pauzen gewoon zijn de BiiTchoppen hunne
Broeders te noemen, is bekend: maar't is miifchien zoo bekend niet dat de BiiTchoppen van ouds den zel- ven naam aan de Pauzen plagten te geeven. Nu by den geleerden Joannes f Lanujy ftaat bewezen dat <Se-
t tt»)d, pffg' i°2*
f In Hift. Regü Nararra: Collega , ρ. f4»·
|
||||
4.8 Aantekeningen op de
deze gewoonte der Biflchoppen, van den Paus broe-
der te noemen, noch in zwang gegaan beeft in 't jaar 1400, Maar daar tegen is de waarheit ook dat de Pauzen
niet altijd met den naam van Broeders gedient wa- ren. De BiÜchoppen van Vraitkrijk hadden eenea brief gefch ree ven aan Gregorius IV 3 en hem den ty- tel van Frater en Papas gegeven : maar de Paus, zijne waardigheit daar door verkleind achtende, liet het niet ongemerkt henen gaan; Gylieden fchreef hy wederom , hebt den Roomfihen Paus, in de voorreden van uwen brief, verkeerde eernamen gegeven ; want ?y noemt hem breeder en Papa; daar het betamelijker waar dat gy hem alleenlijk den tytel van Vad$r (Pater) gege- ven had. 't Is waar dat Paf α of Papas te zeggen is Vader,
ïoo wel als Pater: maar de naam van Papa wierd doorgaans aan alle BhTchoppen gegeven; de naam van Pater juyrt zoo dikwils niet; daarom had 'er Gregorius minder achting voor als voor Pater. Doch naderhand is Pater in waardy merkelijk gtdaalt, en Papa zoo veel te heoger gcreezen. Alle Overiren van kloofters, ja alle gewijde Monnikken , worden thans met den naam van Pater of Vader vereert: maar federt eene ordonnantie van * Gregorius VII, hefcjbcn de Pauzen den eertytel van Papa geeigent. t Zie Baron, ad lo. Janwarii, en Shmontlus in libr, 4«
|
||||||
·♦
|
||||||
GRO-
|
||||||
~V Δ Ν G R. Ο Ν Ι Ν ö E Ν. 49
|
|||||
Groningen.
Groningen / ο$ Ι onöfïc fïaö «iet aïïeen Grönia-
ban ##céïariS./ maar ban Öe ganfcfjeg^, &Λ 3«Ruff obee ben mögtï / p^9 Öieii naam J2 y£; iiiet gelireegen ban eenen Grunus, öie oé jfïaö iand, mat i)tt $eggcti ban ban eetiige jf aöeïbiejj* uurn^* tei$ gefïic()t 30UÖC fjebben ,· hiaat4 ban De íuocnígïjeít oer beiben / (0 tuffc&eii be bioc«» ttieu gelegen/ töet&ee mggé 3? Befïaak ^eje gelegtmbijeiö ban <0;oriiiigèn bio)ö 3t\f§ %t ïmmm gègeeben boo? Jjet ^tabg toapen; jijnbe ren r^oen belb / bat niiöben tnffcfjeïl tbee bjateeen of bloeben untgeftrefcc íá. UDanf groen,Βρ bé^tcjen gringenaama/bio$iba» öe ©ugtfcfjer^ bie bieder ín't ïanö tooonen gminof grun genoenit i en ban öe anorrcn/ hic aan be 5ce«ufi fbaonen / groen of gron. ^íci' ban 3ijit be beifcpbe Benamingen ban be flab boojtgeftomen ·, te bietten Grins, G™« ningen , Groeningen , .Gr©nningen ;, en Gro-
ningen : en op 3jjn Hatijnfcfj / Groríinga * Groningia, Giuninga, Gruningia.'
<©at be§e öenaammg aï eenigen tijb boo^be o«dMr
eeutoe ban Karei den Grootcn ín3biangIjeeft?ats dctl gegaan / Blijft t ugt een (1) oub niánTÍeeehnaanu faeejb/ 't toei« te èomen iüj&. Míchiels Mt* fee f e 3ten iá; en m\t ^íftocik/ bie noeïj beeï ouöee ίί ι Öertoont; ín bjel&e ^ífïoríe onbec nnbeee 3^ie(fcpe fjeiöen/ Díe Karei den Grop- ,ten g^ootc Dienjïen iri öen o'cfefog gebaaiï ïje&ben/ be ^in| llderadus van Groningen
Öeroemt tóojib
« AltíngNotic.Gcím, inïcrf. part, a, Jpag*7*·* 74· »
|
|||||
fé' Oudheden en Gestichïen
ai 1« de Éltiaag Heda *, bte be tifïorie ban 01$
ncgepdé %anb btftitfmm geeft / getuigt bat bese jtab eenwc-cfti· a| m öe ne9cn&e eeutoe i a\§ be ^oo^nianncn ΧιίΓ Ρ* om fïree&£ bn)b en φ a\lt§ bertooefïten/ K^opftc- oubèr be bermaarbjle üoojjfïeben jgerefcent den geïe- '^^. toant ïtf&P bat Antwerpen eene ftad
kendi aan de Schelde , Wintiand aan de Maas, en
Groningen aan de Eembs, zijnde drie vermaar*
de Kooplieden, inh jaar 837* bOO£ béJ^OOJ-
tiiaunen t'eenemaal beebelgt 59»* $oo?t£
öct'Baait Emmius bat te koningen/aan be <$ojï-3jj.be bet jïab/ toeinige jaarenbaai: nae/ tegen biergeïpe aanbaïïen/ een g?oot Itafïeel ά geöoufcpt ban arbuinfïeem't foeïfc §ρ/ *>m Vútl aïg Heda, getfoííften Beeft ugt een mv asm en seer gelooftoaarbigen garftemeutm ïmef beu tïtrecötfc&e fterfte: ín ben fawlfeen 5&tebdp beitelt tOO^b bat Be Burgers van
Groninge ten tijde van den H. Alfridus (toaïlt # 500 motr'er fiaan ín be pïaat^e ban Waifri-
dus) ^ WalbtirgS kerk tegen de Noormannen
op^ehoiiw: hebben, <$>tt moet gefeöiebt φ <
booi ijet jaar dcccl: toant toen i§ be$5ip fci}op Alfridus oyt jjet leliën géfc&eiöetK <E)e5C feerh-toierb 500 tuei tot bjeereïblpe ^ -öïgi fiecfïrliUie jaffen geö^ftt; en $ met een fcfjoóifen fííftseiï toren tot öe tijben ban ons* onbev£ toe ín flanö geBieben, ■" *■ φΐ,$£ #ab/ jlcrh 000? öaatc boterden/e»
magtig ín njftöora en Hom/ # naberöanb Jet ftoofö ban 't ^ípbom ban O&oninge gebw beu, Un Beeft ín't geíjeeï tíbaaïf tofcen; te toeeten D?fc fteocPierften/ lujf Moofter* ïierfteu/ m'bier gafíïju^ to&en. « 4 *jn WÜIebf. Sc Alfrice»
|
||||
mmmm
|
|||||
ν αν Groningen? jjr ι
φ&<! ^aofoteft/ bebjeïne 3^ 0#Ot enneHoo&4
mïi%i Martinus 20iffcQop ban (€ιηιν$ toege* k«k. gf&ijöt $/ geefreenen3eee pogen /fïerEten/ en Deftigen-toren ,- betoeïbe nocfjtan$/ ge* líjlí rf Bmmius 3egt/ 3ijn ftjst^ beríoren geeft» Φ$$ΐ. ïíeeïi fjjS omtrent jfjet miiiitcii öer %tftmv oe eeuuje boa} Pms 1 ν, gdp fcun rceö^ ngfc / 5i>ic-25uUe flemen íjeoben/ tot een $tateorate hcrit bergeben: öie Daar αοδ een ïiapitteï ban negen HanomisMien / íreu 23iffc{|op boo? ben rienfcngerehena/ ttigcfMt geeft: teeïkeltation'» níhktii nïttmmi S^ohtorèn of ïïteentsiaaten tnoflen 51)11/en oen S^njrgop boej een iSaao 3011»* bm lierfïrdèen.' Han bitfóapittd / op öat get fatsoenen]!! befíaajt 30110e / $11 öe iniionifïett ban ïjtt nloofïer bfr fteguücre fcanonmhnett by«63en/ en fte ban get ^D/úertnnen hloo^ ter 3]$írtetomnu öicgt bg öe fïaö / toegetoeeí> 3em ©e 25ifft[)op l)eeft öe berniaaroe Hbotí SSoetoaert/baii be<£i'fl£rci-o;ber/b!e oan Öicgt aan öe ftaö gelegen htó§ / niet aïïe gaare Uu ïtomflen/ booj 5ÍJ11 ondcrijouu.gelsteegeri; 1 ^e5e nern puiak noel) met een obertreffe*
ïtjïi ojgcl (3)/ 't tucUt öaojbe Sanfiigc gana Zecrkori ,bail Rudotohus Ai;ricola i$ gemaakt, teijjjeeor-
©e ttaeae paracgfeer!t / öctoel&e 3eer oubf^" \
ii/ en'er 300'b?3cg of nqcgberger gefïaan l)hft otó öe ffaa" 5cif/■ ja baígená fbiiimigcc ^m^ loei-eer tot Ijst pleegen ban Öe ^eiben» fcfje ^fgabenaienften gebm^ht $getoeeft7 fë ^ Walburg telt. ÍDe^e'nerft/ ban tmen^oeParo- oiïöeraom tog ai gcfp^olien gebben/ en Mc o» ^*^. _ c Voígí-Bï Schotanus (Hift. F.ii. IiU- lo > was de toren van ^P* \ 'f
S. Maartens kerk in't jafi 1458: ingeftort: doek in't τοί-2cct 9U * gerWe jaar de» 2; Maait, hebben ze den grond van cco HÍeu~ ΕΠΖ* »cn toren gelcgt' rf pe Urb. Gsoning. D z, ïjet
|
|||||
jji OUDHEDEN EN GESTICHTEN *
Set 3eïföe bterfcante pïenn of toïtfjof met 4*
Maarten? neefte fïaat/ i£ Önnae ronö/ en bah een ganfcïj anöer maa&3el a$ De gemeene Voorjdeie» RerfitU. Deze kerk hebben de iledelingen ten
werken" lU^e van HtribertwBiflchop'van Utrecht, zoo verfterkt. ■ als * Beka fchrijfc, kafteelsgewijze verfterkt, en 'er hooge bolwerken aan gemaakt : waar uyt zy met pijlen, ileenen, en flingers voch- ten (4). #i&ett beeïjaaït ooft/ 3egt f Emmius, Dat 3e
toen u$ tm§f$ ban oen^íffc&op De 5oïDertog
met een geöeèïte ban öe misuren afgefooiten /
en öe neen aïïm$ laager gemaakt ijeööen.
^ίφ aan 023e fterft fïaat tm een jonger to*
ren ban gegoutoe fïeenen/i en met een googe
fpít£i:toefêe toren ban ben&oiiDaf ter j)oogte
ban 3 3 3 trappen opgeöaalt f& $a Dat $>.
Maanens ïierh tot een ïíateDjaíe «erft aange*
(lelt taa^j $ öese fterïí / acljterboígen^ öe
Weml een £Duïïe ban Pm? IV, mi önitrhern getoo^en,
kumkerk. ^t 0rrOÉ; paeocgïíteríi / naar 't #£efïen ban
De derde &* $aö gelegen/ en Díe ban öen bioeD g Aha
Parochú Öaare benaming geln'eegen geeft / t£ op öen
Jp«k. naam ban De φ. jBaagDen ban g. Ν i k laas int
getopt ^n ¥& ooít ^n Omogen en f^m
toren: öaar betfcïjeiöe iilo&iien ín jjangen/
Díe booj't fïaan ban ieöee tme öeperem
©e3e ftern / Die eerfï een fiapéï toaé/ ts ín 't
jaar 1446. öoojOtto ^íffcgop ban IttreeFjr / op Ijtt bersocö Der ínge3etenen / tot een ψαναφί fcerfc opgereegt: 30α afê De bolgenöe fyíef oii^ te uennen geeft. ■! t Qhron. pag. 49,
:'J;&' /Hift. Ffif.'-Iib. 7-
e- Onfet üe¥CB FroHwen tfeor Ahr*
r;. Ia
|
||||
\
|
||||
van Groningen. 55
TN den naarne der H. en onverdeelde Drie^
vuldigheit: Amen. Ïß/ó, by Gods genade Biflchop van Utrecht, wenfcht aan alle Chris- tene Geloovigen , dewelkcn dit gefchrift in handen zullen krijgen , de eeuwige zaligheit in den genen , die de zaligheit verleent. Wy willen dat aan die van onzen tijd en aan^onze nakomelingen bekend zy hoe dat het ftichten van een nieuwe kapel te Groningen, 't welk de Burgers van Groningen ter eere vanden Á lmag·* tigenGodt, vandefzelfs Moederde H, Maagd Maria, van den H, NicoUas, en van alle Hei- ligen, voor dezen loffelijk begonnen hadden, door onzen Voorzaat O//0, Ordinaris der plaatze ; en Biflchop van Utrecht, goedgekeurt is* en hoe dat hy hun vergunt heeft dat de gemelde kapel een Parochikcrk zal zijn·, en dat ze een kerkhof zal hebben, met een altijdduurend recht van dooden te begraaven, kinderen te doopen, en devorderc pligten enSakramenten tot het Ghriilen. geloof behoorende te bedie- nen. Het geen dan aan gemelde burgers door onzen Voorzaat toegeffcaan is, dat hebben wy beiloten dat zijne kracht behouden zal ; be- houdens het recht van een bequaam perfoon te verkiezen, en aan den Biflchop der plaatze voor te ftellên, om hun Paltoor te zijn. Wy begecren ook dat aan den Opper-paitoor, uyt hoofde van zijne waardigheit en Opper-pas- toorfchap, door den wettigen Priefter der vooruoemde kerke, op het feeft van S.Mkhiel, gelijk van ouds, betaalt zullen worden vier Groningfche ponden; en dat dezelve kerk daar door ontilagen zal zijn van al het rechtsgebied òç de magt des gcmelden Opper-paftoors.: en D 3 ^or-
|
||||
£4 Oudheden e$t Gestichten
vorders dat de ingezetenen van Utingacluch en
van Weftercluch in, ds voornoemde ker|c zul- len te kerk gaai*. En op dat deze dingen beftendig en in hun-
ne kracht blijven, hebben wy dezelvpn fchrifV telijk doen opttellen , en door ons zegel be^, krachtige Doch indien iemand iets tegen oen inhoud van ons tegenwoordig gefchrift moge beftaan, die moet weeren dat by Ín de gram- fchap van den Almagtigen Godty en in onzen ban, vervallen zal. Gedaan te Groningen, in \ jaar des Heere duixend , twee-honderd, zes- en veertig, 's ι woensdaags iraeiPalmen-zondag: ten overrtaan van deze geruigen, Br. -de Proofl- ®&H Tiel ι Herman en Gerrit van Druine onze Schrijvers j AUert en Zweder van JVorft ·> H%- zebert van Budoarfi , IVmngr Radïnge, Bhíyí^ hout Radinge, en meer anderen- , |
||||||
©ooj oe^en btief geööen oe ίηιι^η'φ ïjtt
ηφ géftcecgen om een öequaam ^afïoo^ / of Regent üet* httht / aan oen S&iffeïjop ban tjltrrcQt boo; te öraagem '<®2 $&ftw$ ban öeje ïterfc/ mit^gaberi
öie Üan '£. Maartens l\ttii / 5UÍÍC» Op ÏJÜimC
ρίαακφ/ αφη öe $&tffiïju$$m ban ^mmv
gen/ piëteit tooien. Jlaar |jet 0etal ka» öe^e Jparocïjfefcen
toa^ öe gegeeïe fïao úitmt $sam$ím of lut* fpe$ beroeeit 3f« öe3eïbe fecr&eii/ 't toetft gcïfl ugt bt 2&iííe ban Pius I v. éeto^en fiati tao/öen/ toaren beefcgrtöe üapeïiangcn of $i* togen ©an toaren o'er ooft becfcöeibe O&iW* öerfeijaijpen e,n<0ïïöeni ia aan eín ^ntaae tW - ■ ■ 5tëaac toacen i$e ^afíoo^ / ín eïne fa*
|
||||||
rα ν Groningen. si
roc9í&ee& een* LJn 'tJaac 1480. bjieed eet* ban
be tyie gaftoo^ tot <&$$t#tet obee? be* η erite* ïpe 3aalten / 300 Binnen ai$ dutten de fïad/ aangefïelt; öien 3η boïgen^ ïjet gcörugn ban dien tijd Perfona noemden. ©05e #p5iatec of Pei iona toa^ aï$ een S5í(fcíjop ban iaagec rang/ of '$ Sèiffcöop^ JííebeïjaUbeiN 0« W gjoote magt f>aö / en ban den Jí^ait^ beele böojrecfjten geteegen öad, ^^ íoíeed dooj de andeee ^afíoo^ en os
ttoee ondfïe 2$urgerraee£er£ bernooren / en in 't öesit ban 3jjn ampt gejMt ; en bja^ ín g?oot am$imiï$ be ganftjje fïad r? - l&aae matincee be nientoe 2&ébomuieti ín
ö£3c landen aangefïelt bííeeden/ en <&$miiWvernietigd. gen ooit een ^iffcgoi» teeg / $ be naam en ïjet ampt ban 3oodanigen Perfona en <&ber- pafíoc^ bernietigt. €n ín be pïaat3e ban 300 eeuen #tier£mefïer geeft men/ aeQterboïgen$ be gemelde 23nüe ban Pius IV, tigt get on> langá aangefMde ütauittel een m$&$ Wavtp pjiefïer gsnooren ; detnelne b^onbedp ge* gouden tóag op de ^afïoo^ en fóetitregeut'en btT fïad eeií fcoaataib 003 te gouden. 2$egalben de3e garocgi&eeiten 3tjn 'er ooft
eenige ïtïoofteríieeíien te Rottingen getoeefï: onbeu betoeï&en díe ban be jfm\ti$kamn be aiiergjootfïe toa£. ®t$t nern/ met een rupui Moofter baai* aan/ fiond bgnae ín 't midden ban de fïad 5 tn m$ boo? de aoomfege -J&au* 3en met beeie boojrecijten en afïaaten be- giftigt. ©e ttoeebe itïoofïeeneeïí/ 3íjnbe díe ban be
Sanoögnenof ©omini&aaneu/met een nïoo^; tee baar aan/ $onb aan be #oo?b5*Jbe ban be fïad/ diegt b» be befïen 5 níet bme ban Ρ 4 S^
|
||||
$6 Oudheden en Gestichten
jjet jtol/líaai^. Maartens ^K / «I tte.itótt
j$. Walburg flonöen, i|itn ftonbent φ ín 't
jáaC 1308« jjejïlCfjt ÖOO^ Ludolf Groenebeek,
$5ur@ &aaf ban ^onínge; 50a a\$ toe ugt
Ïïenboïgenlien^íc|tí«sb|^fïeeren. / •"VU"Υ Ludelpbus, Ridder, Heet van Groene-
beek en Burggraaf van Groningen, doen kond allen den genen die den tegenwoordigèri brief zullen zien of hooren Ieezen, dat wy het ileenen hiiys van Lutfort Heddinga , 't Wells t'hans bewoont word door den zejven Lutbert', met meer andere huyzingen'aldaar en met het ganfche pleyn, re weeten 'noord waans tot aan het pleyn van EerthUdh Sjkhels kinderen y en tot dat pleyn '% welk van des Burggraaf; Hof noordwaarts tot de Stads mu.ureri loopt j doch zuydwaarts tot aan het pleyn van den Heer Wretherifim van Groningen f P.riefter'ï welk fteerién bufs, met de andere huyzingen, de voornoetude Lutbert ojns' voor een zekere fom- rri'c gelds verkocht heeft, waar van wý hem ook tot zijn genoegen voldaan hebben · dat wy, zeggen Wy', dat ileenen buys, met de an- dere huyzingen en het pleyn , in den naame van Chriflus gegeeyen hebben aan onze bemin- de , Conrardüs ónzen bloedverwant, en Prior van de Preekheeren te Wirifum, en, aan de an- dere Broeders van dezelve Order, te weeten de Preekheeren te Winfum·: zoodanig dat wý hun al den eigendom en het recht, dat wy uit hoofde van 't gemelde kontrakt en koop ge- kreêgen hebben, volkomentlijk en gewillig- ]ijk overdoen , en door den tegenwoordigen brief overgeeven; om tot een hulpmiddel te dienea voor mijne ziele, en voor. de zielen;vau' >.s* ■> f .*,.■« mijne. |
||||
van Groningen, 57
mijne lieve echtgenoot, van mijne ouders >
en van de genen die uytden huyzeen dehboye» daar wy door de gifte desHeere tegenwoordig het opzigt over hebben, afkomftigzijn, Tot oirkonde van deze gifte hebben wy ons zegel aan den tegenwoórdigen brief gehangen ten overftaan van Jakok Heyninge Rekenmeefter, Luthert Gos, Lutbert Heddmga, Burgerrneeiters., en Hendrik Plukroze burger'van Groningen j die den brief ook , ter getuigenifle van 't bo- venftaan.de, door hunne zegels beveiiigt heb- .... ben: gegeever» te Groningen, in 'c jaar 1508, > daags voor S. Prifcay Maagd.. ; :f: , ■:■;■■'' ' :-■- - ." · .' > . ■-· . ·; ©eboo^noerabe^ater Konrardu$, J^fojban Het Preek-
Jet ff^eebgeeren - ïtonbent te 3©.infum / 300 ,ieere« ra^a$gg besen fyitf ontbangeti gab./ 30H^)"vctm eenigen ban 5$mMmnibUiiimar<&tm\m%etZlvi. Ut baar aanfíonb^ een üonbent begojïen te timmeren/ en getseïbe geinb&ígïp boitroR* ííen. <&st üonbent fíonb eertp£ omtrent be htp
ten/ níet berre ban be <&&bíii0a #οα#: niaae a$ koningen ín't jaar 1615-. ngtgeïeít ί»α#/ fionö get omtrent ín 't mibben ban be fïab. ^ocg aïjoo be. geboubjen mp S&onbewt 3 ban
ouberbom onber be boet breien; fyttft ψ. Ar- noldus Nylon, oie öe $wz tua^/ en «aber* ganb SSiffcFjop ban <£;onin$en geioojben νβ/ Jet ganfege Honbcnt ín 't jaar if S3. ban ben g^onö begannen op te gaaien *, m fyeeft gec, oobín*cíaae 15-8^. teneüiöe gebjagr. <S>aai? δρ geeft gg be beeft g^ooteíp^ berbetert/ en mtt een nieufaj balt oberbeht. ^ese aerh/ bie be §. % Petrus en Paulus
fcooj gaare ^atraonen gídb/ en ben 01%« D ? naam
|
|||
^™
|
|||||||||
58 Oudheden en Gestichten
naam ttan öe Sfaltobper^teft Bdjoubt/ fïaat
'er tegenίί)οο^οί0 iiocöi en í§ nocg reöeip <&ít fóontont / geíp bat ban 3£eeütoaatv
ben ooft/ öecft tot |tèt jaar ifo6, onöcr öe J^obmne ban .garen gedaan; maar al§ lytt iis't gemeioe jaar gerbo^nt bia^/ $ Öet tot be ^oïïaiïbfeïje^ergaöenttg obergegaan; 500 al£ ïjet bolgenbe gefclfeift ■bii.iöelp te ftcmieii öeeft. * ' " ^ícivor- Aan allen en ieder, die dit tegenwoordig ge-
*JiD£" fchrift zullen , aien of hóoren leezen, word be- kend gemaakt dat hetJ tegenwoordig Kon vent ^fan Groningen in't jaar 15-06, daags;voor het í fee ft vatï S . Maria Magdklena, o ρ d en dagj ν aa de H. Maagd Praxedes', door de Vaders der Hollandfehe Vergaderinge hervormt is naar de regels v& 't klooft.erlijk leven en van de reli- gieuze tucht. De voornaamfte , die dit her- vormen doorgedreven -hebben, zijn gcwècft, Pater en Meefter Lodewyk van Zanten iiyt het KonvènE van- Zwol, en Br.' [Warner vmiZut·*, feen, de eerfte Prior federï de hervorming: die ín meer andere hervormde Konvenren Prior was ge weeft, en,het bewind met lof had ge- voert. Hy was uyt het Kohveat van Leeu- waarden. J$n't jaar 15-1 ?. í$ bit Honbent fogeïíjft ín
be inewtoe 3l>ergaöeringe ban <$eberbu£>t$' ïanö. Vooinaa- P. Warner van Zutfeen i£ 01» £t$lien. pber
«e mannen fo00j $$ gerboimnsge^ öe eerfie getoeefi / Díe
|
|||||||||
CU
|
Priors, tjet atnpt ban Prior, na be gemeïbe ijèrboj'
|
||||||||
ining ban't jaar i.foo*, geeft beMeebt.
PI Lodewyk van Zanten , Eeeráar ήί öe
<0obti<!t / ban ïjtt Honbent ban ^tooï/ #
? er r be
|
|||||||||
van Groningen. 59
oe boovmaamfïe getoeefï / bie be ïaatfïgemelbe
geebojming te foreg sefyagt Ijeeft P. Geraard Zenger , XcecaaC ÍU be <$ö!St'
gdt/ en Prior, tm gberig man / tiie altijd oe
eerfie enbe ïeffein be fterftoietifÏen biag/baar bg een 3cer ö?öot lief öeööci* ban öe oosrftoffre* ntng/ en een' boofóettet ban be nloafler^Eie tocfjt/ &ua^ een ban öe boo?naant?ien / öie be iicrboaraing \?an bit Honbent m 't jaav 1506* beoogt Rebben. P. Hendrik Elvcrik , bfttt. )U&3eJ ·. / Prior
ban 5ÍJI1 ïtonbent/ en bie ook ünderprior ban
i)et itqnbent te Eeentoaaeöen $ getocefi / ^eeft |ét bebjúïb ober öst ftonbent geboert ín 't jaar i.f.n j en jf)et3eïbe met betfcöeïbe ge* boutaen en een oberfeïjoone boetege ber* rteet, Lambert Fabri , bie m 't jaar 15*11* Prior
toag ban get ïtonbent te Wm\l ï$ luhtv
Janö Prior ban bit Üonbent te ^oníuge ge* bjoibem Pater Willem Smit, ban l&ftd / BeMeebe
gier get antgt ban Prior ín 't jaar ι %ψι
Pater Laurentius Laurenrii (Laurem Lau-
renfz,) te J&argfë tot «Bofttor ber «iBtobgeleeeb*
fteít ge^oniöbeerb/ i$ ín 't jaar i5^r iJ,!0r ban bit feonbent getoéefh HI3O0 be bnrgern ban koningen onbee maluanber oueenig b)a|; en fonimigeil Karel van Ooftenryk, bie
iiaöerjano iteíjet* toíerb / anberen Ka rel van
Egmond (^aeto0 ban ^lbeelanb) tocgebaan toaeen ; |£ be5e $$0$ Laurrnrius Laurenrji
öoo? be $&ajefïráat ban. <4$£ontiigen naar
0emeïbetl: Karel van Egmond ge^Otïbên.
J&aar öetotjl ïjg booj ben í|artog ban &th
fetianb/ öieban geen b#ae Mbe fjooren/ |
|||||
>M
|
|||||
—""^^^^^^^^^iW^^ewwBieeiiHHi
|
||||
éo Oudheden en Gestichten
afgrijzen toïi^b/ i# gn onbertícgtet 3á&e
t'guí$ genomen, ©ít £00$ geni ooft ber&ee* ten Vjaií Ubbo (5-) Emmius; bíe tegen gem/
om bat gg níet píh een pber boe^'t oube.<0e?
loof p;eênte/met gaat ingenomen baa$:iöant ín't jaae ïfi<s. geeft öp te ■koningen, met een 5eec g^oote bieriggeit geprent. ^aö& ganb i§ |ρ üettetmeetlet obet öe 25$bont> inenbairfltreegt en lEnnffet-'getosefíi eitín 't jaar 15^3. tot Diffinitor ban 't algemeen ItajJitteï aangefïcït, P. Johan Hénriei (Johan Hendríkfz..) í$ lüW
* gen tijö ^n^beso^get batr't Honbent ge>
ï&Ceft; m íjeift fflUeii Prior, A'rnoldui Ny-
kn, beel gegolnen üï 't fcoebet opboubjen ban
Set üonbent. tfi$ bc3elbe Prior ín 't jaae 15-89. 2$iffcgon ban koningen geixso^ben "toa$/ $ gn ín $yne plaatje J^íbj gemalen: en ítmnneet gja met $gne toebeten nut get lanb gebannen bjíerb; íftíjfemtt Den 3elben g^ïflTcftop naar buffel getroffen. <Pe 36oo0tDaatbig|Ïc Heer i^aöer Amoldus
Nylcn , ^íjfcïjojt ban ji^amrcgen / fcoa£ te
^ímíoegen gebooren/ en i£ te koningen ín
öe <^bet bet J^eeageerên getseeben. jjjfn *t
jaar 1575-. geeft gn tti jijti fóonbent get amnt
ban See^meefïec bet m <í5obtgeít beuïeebt,
3«'t jaat ij-76. t$ gg pio>/ nabetganb
ff SSiffcgopg Higesneen 0íítarí£/ en einbinjn
23iffcgop ban koningen ge&ojben.
Het Kon- gjjet boo^gemelbe fóoiibent ban 3í^ínfnm/
^nt van baat bat ban koningen nyt gegoten $/ i$
twiniu«. jjfg0nijen g^öoïi^t te tüo^ben ín 't jaar 12,75-.
SIn't jaat 1308. ffonb baat boo^ío^ p*Con"
rardus Ludoiphi; Detoeme/ 300 a$ ín ben ge* meitim fyief ti ïttstn jïaat / ben ^íícgtec ·■.; :"',v ' ban
|
||||
Van Groningen, 6 f
batt ïjet Zonniger ïtoöUrnt ín ben bfoebe öe*
fïoöï». f er nooöïot ban bit ïtonbent ban t&in*
f«m if Oii0eluíttií0et getoeefï afé bat batt $jn af5et$ei / te toeeten jjet tö^oninget koubcnt: toant na öat flet öooj öen oo^og gjoote fcïjaoe geïeocn ïniD / en ban öe ^nöer|* gesinben $eei? 0epïaagt baa^ getoeefï; gab ïjet/ 30a a$ ïjet feSeen / níet anoet$ te bertoacöten a\$ bat jjet te bemietigt of ten minfte btt* plaat ft 5ouöe tooien. ^00i£ 'ec ban ober tse^eïf^ beeníetígínge/
ofberpIaatyHge/ msfenigmaal geganöelt: en met jooöanigeii ngtflag bat get tínMffi ín 't jaac i$68. Ollöft' P. Vincenrius Herculanus,
algemeen föommifTaffë/ berníetígt i$. &ait
fcöellie berníetígííige in 't algemeen kapittel/ bat te föamen út 't jaat* 15*69. gegouben toierb / aïímé gefpjO&Cït ί®8β: Wy keuren goed ert
beveiligen de vernietiging van het Konvent tè Winfem : mitsgaders deszelfs inlijving in hec Konvent van Groningen 5 zoo als die door den Ecrwardigen Vader Pincentim Hercuianus vaifc- geílclt is. * , jí&aac al5O0 jjet &atoïijft geloof totbtt zzt Het κ™-'
ntg3tu| begon aaffern te fcfjeppeit; jfjebben öe vent van,
S^oeacr^oaar nocj ecmge jaaeen Stonbent^ win/um
ge&njg δρ malftaikber getooant. v^acjj a$ öe tf» 5finöer$&c3inöen öe jïaö koningen/ öie 3tc|j booi 't ouöe geloof en boai ben ïtonmg bei·* nlaarbe/ ín 't jaac 15-80. 3otiben beïegemt·, jjeböen 5g ïjet lionbent tot Den gjoiiö toe φ geloften: m aï/toat 'ec ïtofMp baa^/ be^ tooefï e» gephmaert. Pater Ad riaan van Zi- rixzec,· öe ïaatfie ψ&$ ban 't Honbent/ blugtebïunen^ouiiigen j en ípaac oonöm* WH
|
|||
*
|
||||||
6t Oudheden en Gestichten
tien Korten tp gcfio?beu. ^aar op toíerb U 3o?g obct* 't bf rbclgbe ïtonbrnt / en be bei*5a* meling ban bc goedeten öie mm notft $$ofc mn ijao/ Döü$ ben j^obiuetaai Johanncs An toniaru^ opgeïuaagcn aan ben boo^iocmben ψϊίοί ban 't «tfconingci* gtonbent / Arnoldus "Nykn 't torin ooft ín een ^obíncmal lla* píítel/ bat επ 't jaar if.í$. te jEaafïncjjt giv goubtst i£ / bebefitgt tp gclBeefï. • 3£ij$ bg ^iiber^gejíubcti ni'tfaar ι fit. pc*
flagcn hiaten , ijecft bc gemcïbc ψμαν ban '«g>?0n&gru/ugt gocfbc ban öese laffgeebuig/ be puin/ fffriicn / met be Mok/ en laat 7et ban''t afgrb?oo&en Stonbettt nocl) bo^bet obe* tig foap i *n!ct een fcïjip miaè koningen boen boeien i en geeft bat aüe$ beroojbett tot ijet tbebtr-opbpiilueu ban jjjet^oaingeriionbent; <Bz bloh betnogt fj'gi öan ben Hbt ban 23Ioem< ïjn bao? be $et>er$ bejet 3P?obincie~ gebat u
Sjèeft ben 30. J^epremöcr 1 f88. £$aac oiii?
# treut nofíj aan ίε mevften (laat bat·!)!? oe 8'**
ttfdbc renctóng otiberteïtcnt al£ Prjor van .het
Winfummer en van het Groninger Köwent.
Rdrjk vao ©e 300'geüaambe Broeders j ohber£ be Kier- de .zooge- ken vant getfieene leven gettaanib/ fjaötiCn tt ofS.' lï*ct g?oot &*$/ wwè ^en filooflct öaat* aan /
fïotrb op beiïjjloöL?öei4 Ijoeii ban ^. Walburgs plegn/ian beefde $tjbe ban be ffao/ en niet betre ban be beffen. vDit Moefïer/ 't tueili ben φ? Gresorius tot patroon of fcíjutlgeilíg berbooren ïfab/ tá baas ín 't jaar Hf 7. op* getTtiït ftC32 Theodoricus van Herxen j 3jjnöe
be#iterfrc bant^dbe genootfeïjap te gtuol
3^?. flieijttpg t$ öen.eetfiett 4|Haatt 1461*
goeb'
|
||||||
*
|
||||||
Ψ. α *r Gr. ο ν ι ν α è ν% &|
gce&ige&eMit tn fcbefiïgt öooi öcn tltmljt»
fcj)t%n 25lffcgO$ David van Borgonje j öï'e teiï
Selben tijöe fcetfcöeitïe boo^ecjjten aan get
Moofïcr baleettáe. 3i%* íuiïlen öen bntf/ díe gct begin öcc fiicötinge öegclfï / j^er ugfc j. /} Lindebom laateil &ΟΪ0£η*
JN den naame desHeerc. In't jaar na's Hee-
ren geboorte 1468 , in de eerite indiktiej úen 19. September, is voor my in de tegert- woordigheic der onderftaande getuigen in ei^ * gen perjoon verlcheenen de cerbaare vrouw* Mevrouw Luüekina , weduwe van wijle Aal- bert Jarkus , Ridder j met den befcheider* man Johan Elzing , Leeraar 'm de Geeftelijke Rechten, haaren Voogd of Momber j die haar door den Eerwv Httr Johan Piggis Deken over 't land van Drent (in S. Walhurgs kerk open* baarlijk in de Rechtbank zittende) op haar ver* zoek en bede , voormy Notaris onderfchreeven en voor de Eerw. mannen Bhlekè op V Zmd en Helprï'i van den Bork, tot Momber en Voogd op een wettige wijze gegeevcn en 'er ook te- genwoordig was , en met haar eige hand op den brief uytgedrukr ftond -, als ook in de te* genwo^rdighot van de eerbaare en godvrug- tige Maagd Heïla Ter brugge, Ludekinaas zufter tnnaafle erfgenaam, dier'er haare toeftemming toe gaf; en dat zy (Lndekina) uyt eige bewce- gmge, met zekere kennifle van zaken , en nae een rijpe beraading, zoo als ze üycdrukkelijk bekende, op de befte wijze, manier, rechts·* gebruyk, en form, als zy dat op 't krachtig- ite doen kolt endoen moft, tot vermeerdering Van de vruchten en mkomiren van een zekeren h Neut* Epii£öp# Ikventr.p.ïié. . .. , ker-
|
||||||
64- Oudheden en Gestichten
kerkelijken dienit of dagelijkfche MiíTej dl'e ·
voor deezen door den Regent „de Priefters, en de Broeders van her huys der Klerken, (van 't gemeene leven) te Groninge, onder h Bisdom ván Utrecht, in't zelve huys der gemelde Kler- ken uyt eenige leenroerige of erfpagtige goe« deren gefticht is geweeit, zuiverlijk, gevvil- liglijk, eenvoudiglijk, onwederroepelijk, met zoo e en gifte als luflchen leevende perfooneri gedaan word \ en zonder eenige voorwaarde • van der. gegecvenewederom te mogen eiiïchen, gegeeven, gefchonken , gelevert, en overge- daan heeft alle en iedere goederen, erfeniííen, en bezittingen, hoedanig dat ze genoemt wor- den en waor dat ze ook gelegen zijn, die op haar door de dood van wijle haar broeder 4 Otto Yerbrugge zaliger gedagteniffe j verftorven zijn: iiamemlijk de helft van het hüys, dat door den gemeldenOttb ïerbrugge ten ti]de van Zijn fterven bewoont wierd^ itaande te Gro- ninge by O. L. Vrouws kerk aan de rivier: noch hetachtrte gedeelte van een halve mer-- gen in Burskoop, tho faerks, in bet land van Drent: noch de helft van eenweide van ander- half koeweiden $ dewelke benoorden de weide van Luclolf Hubbding gelegen is jen aan de we ft-. Zyde toe de weide van Evert Jarik uytgeftrekc is: noch de helft van zekere tiende, gelegen by Helprrian by de ftad Groninge j en Izyzinghe >. fiende genaamd. Noch heeft de gemelde Lu* dekirïa teri behoeve van een vierden kerkelijken dienft» of van een vierde dagelij khe MiíTe, die door dezelve f Klerken van 't gemeene leven) bedient, of daar hun zulks geoorlofd is, ge- daan moet worden , den gemelden Regent, Prieftéren > en Broederen gegeeven haare |
||||
van Groningen. 6ς
drie h Erven buytcn.de Poelpoort gelegen j die
haar in dedeelinge der erven toegewezen zijn 5 benevens haar gedeelte in het landgoed , by dezelve erveri gelegen en noch ongedeeld y dat fiver 't , Lysbet % en Ludekina voornoemd, noch in 't gemeen bezitten. Noch een land- goed van dertien koeweiden , gelegen in de Noortmade. En deze vierde dagelijkfche Mi'flb zullen de Regent cn.de Priefters- van 't voorn, huys dagelijks kezen ; even gelijk zy de drie cerfte Mi (Ten , door dezelve geefïtcr ingefteld, gehouden zijn dagelijks te leczen i ten ware dat ze by gebrek van perfoonen , of wegens onpafleiijkheit, de gemelde vierde Mi (Te niet konden leczen.:. in welken gevalle zy daar toe niet verpligt zullen zijn. Noch heeft zy, met opzigt op de gemelde vierde Miffe , tot het bouwen van een kapel of bidplaats, en voor de pronkgewaaden en kleinoodicn die daar toe noodig zijn, gegeeven vijf.hondert guldens, loopende munt. Noch heeft zy , met het zelf- de inzigt als boven, gegecven haare landeryen en landgoederen , die zy in Ghelkingeland heeft leggen i om daar voor te koopen waskaarifen, en het licht, het brood, en den wijn, dje de gemelde Broeders in de vier gemelde dagelijk- fche MiiTen, door haar ingefteld, en ook op de Kommunidagen , van noode zullen hebben. En ingevalle , als de waskaarftcn , met, hec licht, het brood , en den wijn voornoemd , behoorlijk bezorgt en van de inkomften zullen afgetrokken zijn , van dezelve inkomften en renten der gemelde landcryen noch iets moge overfchieten; zoo heeft de voornoemde G.tef- fter begeert dat men uyt dat overfchot aan de k OofxuiUdia* & ge-
|
||||
66 Oudheden en Gestichten
gemelde Broeders, door't ganfche jaar, kaars-
len zal bezorgen. Noch heeft zy ten behoeve van de wolle kleederen , en voor de dagelijk- fche onkoften , gegeeven haar fteenen huys, aan de zuydzijde van de Langeftraat gelegen: welk huys, aan de ooftzyde, naaft het huys der erfgenaamen van den goudfmit' Hillebrand Detmers ftaatj doch aan de weftzyde naaft hec huys van Gerrit (y) den vleeshouwer. Noch heeft zy ten behoeve van de wolle kleederen gegeeven vier kamers, in de Harderingeilraat gelegen·, behoudens nochtans het vruehtge- bruyk der genen , dewejken door bezegelde brieven Kannen toonen en bewijzen dat zy het vruchtgebruyk van díe kamers hebben. Noch heeft zy ten behoeve van de vreemdelingen, die by hen zoeken te vernachten» gefchonken haar aandeel in zeker landgoed, buiten de Eb- bingepoort gelegen j 't wejk de voorn* god- vruchtige Broeders verwiflelt hebben met Gos- wyn van Duik-, en zy heeft zoo veele goederen by't gemelde landgoed gevoegt dat zy 'er jaar- lijks 2,6 Aarnhemfche guldens van trekken kon- nen. Dan heeft zy noch voor de aalmifTen, die ze dagelijks voor hunne poort moeten uyt- deelen, gegeeven haar landgoed, ouder OouV wold gelegen: behoudens dat dé voornoemde Broeders jaarlijks uyt de inkomftcn van dat landgoed zullen trekken twee Rhynfche gul- dens , die zy voor hunnen arbeid en hunne dienften zullen hebben. Noch heeft zy haar kamp van vierdhalvelkoeweide, die in de korte Woerde gelegen is, gegeeven ten behoeve van een jaarlijkfche uytdeeling; die de voorn, god- vruchtige Broeders jaarlijks ten eeuwigen tij- de , met een half vat roode boter en acht mud- den |
||||
.......: _, ,
van Groningen. 67
den tarwej aan de gemeene armen van Chrïfïas
zuüen uy-ckeeren. Noch zullen de gemelde godvruchtige Broeders voortaan ten eeuwigen tijde gehouden en verpligt zijn, naar dat arm- httys te zien, dat door de voornoemdeGeefiter en door haar man godvruchtiger gedagtenifle gefHcht en getimmeit is achter het huys dat zy plagten te bewoonen j op dateer onder de ar- men, die in dat armhuys woonen, een goede en behoorlijke regel en levenswijze zy; en dat het gebouw van 't huys in zijne muuren, da- ken , en wat vorder tot het huys behoort > gaaf en geheel gehouden worde. Noch heeft de- zelve Geeffter begeert en bevolen dat niet te- gengaande alles wat iri't bovenftaande, en an- dere akten of brieven raakende de voorgemelde Mifien voor dezen voor^efchreeven is, de voor- noemde Broeders ordre zullen (tellen dat de volgende Mifien, door hen zelven of door an- dere bequaarne Priefters , ten eeuwigen tijde alle weeken gelezen worden , bchalven op de tijden die door de kerk des Heere bezet zijn. Zoo wil zy dan alle dyngsdagen drie MilTen gelezen hehben voor de overledene geloovigen: alle woensdagen eene Mis van de H. Drievul- digheit, eene van de Engelen, en eene voor alle Heiligen. Alle faterdagen wit zy eene Mis gelezen hebben van S» Anna: de andere twee mag de Prieiter , die de Mis doet, naar den eilch van zijne gotlvruchtigheit leezen; 't welk zoo verftaan moet worden, indien 'er geen ei- gen feeft op een der voornoemde dagen valt* otvoor een van dezelve dagen een zekere dienft der Mifle voorgefchreeven is: want in zulk een gevalle zal 'er maar eene kollekte van de voornoemde Milten gelezen worden. Doch Ex op
|
|||||
i
|
|||||
<Í8 Oudheden en Gestichten
op de voornaamfte feeitdagen zal men het ge-
meen gebruyk der kerke volgen. Zoo begeert dan de voorgemelde GeMer Ludekim, en-zy ftaat het met haaren Momber of Voogd voor- noemd uytdrukkclijk toe, dat de voorn. Broe- ders, uyt hoofde van de gemelde kerkelijke dienften of dagelijkfche Miílen, alleen iedere goederen» landeryen, tienden, huy zen, erven, bezittingen,- landgoederen, inkomilen, geld, Zaken,en erfenifien voornoemd,zoo üyt-krach- te van het recht, als anderszins,zulen hebben, bezitten, opeyflehen, en genieten; en dat ze daar mede zoo zullen doen, en dezelve zoodanig gebruyken, als boven bedongen en uytgedrukc is:zoodanig nochtans dat dezelve Broeders ten geenen tijde, of by wat gelegendheit dat het Zy, de gemelde landeryen en landgoederen zul- len mogen verkoopen, of van hun huys ver- vreemden : doch de huyzen , boven vermeld, mogen zy verkoopen en Vervreemden: met dit beding echter dat ze het geld, van die ver- vreemdelinge komende, in andere renten van gelijke waardy zullen verwiflelen. Ook, mogen dezelve Broeders voor dezelve goederen hun recht vervolgen> eifch doen, zich verweeren» recht eyiïchen, verantwoordingen inleveren, pleyten, en^alles daar omtrent naar hun belie- ven doen, zoo als de Geefirer zelf had mogen dóen ; zoo dat zy aan de meergemelde Broe- ders zuiverlijk, onwederroepelijk en ten over- vloed, behoudens nochtans het bovengaande, volkomen verlof, volle magt, en byzonderen laft geeft om uyt hun eigen naam, of liever uyt naame en ter gelegendheit van de gemelde kerkdienften of dagelijkfche MifTen x zonder yerlof van cenig Rechter of van eenig kerke- lijk |
||||
van Groningen. <Sp
liik of weereldlijk perfoon, het lichamelijk of
als lichamelijk bezie van gemelde goederen en zaken te neetnen ·, en om dat bezit te bevorde- ren en 'er in te treeden. Ten zelven einde > belooft de gemelde Geeffter, Ludekina, voor haar zelve en voorhaare erfgenaamenen nazaa- ten, dat ze aan de gemelde Broeders over dc voorn, goederen, zaken, en gerechtigheden, by seene gelegendheit, ten ware by het ver- zuymen ván de boven gemelde voorwaarden, nimmer eenig proces of moeyehjkheit zal aan- doen í noch den genen, die dat beftaan mogt, haare toeftemmingdaar toe eensgerwijze geven zal: zoodanig dat ze van dezelve goederen, za- ken, en gerechtigheden , door het wegwer- pen van een halm afrtapt en afftand doet, ^an bolgt 'éi: tocberotn tm fidofte ban be#
xübt Ludekina m ban paren momber/ bat lt m sifte aïtp boo? wc* en toeïgeöaan pi* fen homm: en bat 35 ben 25ι(Γφρ ban Umcht I David van Borgonje, belegt \#t\%
beselbe gtftc te öeficac&ttöen/ «15.
Waimttt be «SerfaJ- mttV/ Johan Knyf,
'c gemelbe ftonbait in '# mpb*1$ MM
amm : naöerijanb öeeft Set be %anbboo0ti booa sön becblijf gejjoubcn. m bierbe fteefc m$ bic ban be Maviffen i; fefW
öetod&e/ met een gjoot lloofe baar aan/icu*«*> Salf toege mffeïjen ö^ppfnpW Öeecen flonb, ^ebtífbe Beril toierb gefyuo&fc ban abeïpe dc k*
J&aagben/ bie ^*P**fe
en £, Auguftinus afê öaaren fatroon bier* naKgác»
E 3 &*η·
|
||||
ι
|
||||
' ï
1
:.γ.. -r ;■■ ..-;■ ν. ",|·'.·'< . ; >*·.·': ν: -:7«'":''T ;.■■'-?■·-:■ ι
Ί
7<5 Oudheden en Gestichten
Kcgei van &αϊν ^^ ^etf^/ öieΣ beel nïeínoerbja^ a\$
nuf il ren-öc boo&aaube / en baar een üonbent met een
dc, ' napeiie ban be Selwerden neffen^ ge&oütot
toa$/ toierb maar bao^ een nauioe fteeg ban
be jprancípanee nern gefcQeiöen ; en |ïonö
aan be noofosjjöe ösegt :&ρ 'tjet jfraticfëffanec
Üonbent. ^e$t nern toojö ools ban Jakob de
la Torre bermfíbt,
3N ftksofïer^ ban be3e fSöelpe J|aa5be!i
ín ban be fólauffen / om be ^paanfcjje oo^ ïopn berïaten en oinbeiöOönö sgnöe/ fcöier* -.ben ín 't jaar 15-90. aan oe &aber£ Sfcfiiiten gegecben. jüaar atyro koningen bier jaa* ren baar na öao? De fionogenooten ingenomen toierb; 3i|n oe 3jefiitten berb^ceben: ban ban jjet llfanffen Roofiet· i$ een mcfíjuO^ ge*: maalit rfnysvan j^oeïj fEoiib 'ei' te koningen een Ijjuga ban «ierooy. ^ Hteronymus 3u$er$ j bebjcïfte alp toebii* mu,zlliicré toen geííleeb gingen. Lindeborn, ín $i)M Κ ^efcí^ptnge ban 't
SS$öom ban ©ebenter / gebaagt ooft ban een Honbent ban^ Agnes.. en ..telt fiet on- bet* bie fconbemen/ Díe onber ijet;.'kapittel of be fdigeraceneBergaoersnge Mn i'ltreeijt jtmi* bm. 0ocïj gefoaagt §g ban een anber &on* bent/ j&. Maria op den Hoorn genaamd; en
gg boegt'er lig DatUbbo Emmius, 300 in 3jjne
befcö$bingeban3^ie$!mib a$ iubieban<$>;& Hingen / beiöe bíeáonbenten onbeemeíb ober* fïaat* <SB>oe9 jjet Iflatftefïaatbn. Α. ί Mattheus bermelb: baant Sg Ö^engt eenen ongeb.ainten i Veel klciinder : in 'c Latijn ftaac non minus j maar by
Wbl'o Emmius, daar hee de Schrijver uyt getrokkeo heeft , . *u die het beft weeteu J<on, ftaac multo minus, Fertaalder. l^ Notit, Daventr. cap. 5 §. Xt. * Analeít. top. vi, pag.ïff· |
|||
ν αν Groningen· 7 ι
%'ef Β$ hm ΐ jaar ϊ}£|| t« benfoeïïíen bese
tOOO^ben te kt$m 3tjll: Ten Horn, dezuflers
van den derden Regel van S. Francifcus. .JJJa » Emmíus < οίε 3ε ín een onb ganïsfcB^ft ge*
bonben fjab/ ffeeeKt'eí ooft ban. í^mmér$$|/ en Jakob de la Torre, fp&tfitn ban ttóeej^On*
íiehloofïei^ ban βί Franeifcus φ$Μ, Emmius CU Ant. Matthazus getöaagen OOK Zufters
ban een 'Mnftttljngg ban n Wilkes ^öer.H[fvan
mfftljim φ Dít ί}«ρ^ öet-jdf&e met ^tt»^2T Sgngof: fciant te koningen/ 300 al$ Jakob de ia Torre in'3gjn$Q0infcj) berljaai getuigt/ jjeeft ooïi een séeggníjof gefïaam Φοϊί 3ί)ίΐ 'er eeiiige t^fïgttgjèti: be gL?ootfïe Gaithwr-
Saflgu^hrrh/ Oiefcuel naar een $arocpierïï«ocng*ft- gelpt/ enüet.<0eefi£ IterRgenoemt toojW£ fïaat aan be su^tjbe ban be ^tab ; met een $m g?oot gafi?)U|$ baai* aan ·, 't toeÏK gjootjjeit^öaïbe boof geen beqtiaam l&onbent begoeft te frijnen. ; ^e ttoeebegafïïju^te&/ttiet een ïp &afl?
íjun^ baar aan 1 fïaat ín^geïp^ ορ be befïen/ aan be oofebe ban be ^tab. <^e berbe gafïSuggtëecft / bie b$ Megn #/Die vans;
en naar jg. Jakob t| genaamb/ fïaat in ben Ja*j™ ugterflen goefeban be ^tab!/ naar 't u>e^ga uy* ten toe ©e bierbe/ 3pbc be ftïeinfïe ban allen/ ert n« van s»
naar^. Antonius genaamb/ fïaat bicijt aan £n'°n" be ooftpoojt s y ^íer ög $ ín get jaar 1614. genomen een
w In AgroFrif. pag. 72·*
. » Deze Ζ ufters zijn te Emmerik ook bekend; daar zede Zuiders van Wiüekes onder genoemt worden , om dat ze zich mei haaren vryen wille aitijtTopgefloten houden , zonder zieh daar toe door geloften te verbinden. Haafc woenpiaats is 'i eude Begynhof. Waifembcrg Embrica lib. 3, pag. zzo.St ! E 4 ^ooge
|
||||
jx Aantekeningen «p di
üooge fètlflolz', oetoeïfte öejjïaatfï i$ ín gefc
g^oore ftloofïa* öec jftancfëftanen. <êm ge- oeeïte ban íse toft tatoo geö^ugftt om er oc ïjoefterg ban öe fS&aoemíe te #íaat3cu: ooft tuíero 'et: een jaadpfcpe in&omfïe / ugt oe goeoeren oe$ Moojter£ / aan De fCftaoeroie toegeiöescn^ ■·.>, AANTEKENINGEN.
ï. Laat ons ook iets van de naamrede zeggen :
daar zijn'er miflchïen, die't voorhoofd over dat na- ïoeken der oorfpronkelijk naamen zullen fronzelen; en geen lufl hebben om hun hoofd met zulke klei- nigheden te breeken. Die hebben dit maar over te , Haan ; een ander doet het zoo veel te grager, 't Geen de beiie Hifiorifchrijvers doen, en daar zy zoo veel werks van maaken, dat kan ik voor zulk eene kleï- iiigheit niet aanzien. En ik zie niet dat die menfchen, diezich aan die gewaande kleinigheden ftooten, in al hun doen en laaten meer als een ander op het noot- * fcakeJijkfte en verhevenfte doelen. Dit heb ik voor af moeten zeggen, en ik weet waarom dat ik het 2egge. Om tot de zaak te koomen j ik wil het zeer gaar-
ne met den Schrijver en met Meafo Alting houden; te weeten dat de groenigheit der omleggende velden of weiden den naam aan Groningen gegeeven heeft: alle omflandigheden fchijnenden Leezer tot het aan- neemen van die naamrede te noodigen. Voeg hier t by't geen Ubbo Emmlus aangemerkt heeft, dat de Oude Schrijvers hier of híer omtrent geplaatft hebben een dorp of burg, φυλλΓιον genaamd: 'r welk af- komftig is van φύλλον, dat '$ blad, loof, enz. En
wat dien Grutius , den zoonszoon van den be- roemden Frijb, belangt ; die de ftad Groningen , Volgens het zeggen van Comelius Andreas , Vliet er ρ, en diergelijkeSchrijvers, voorde geboorte van Chris- tus geiticht zoude hebben; die (laat alzoo Jaag by my te boek, als hy by Ubbo Emmius en Menfo uiting gaat. Echter
|
|||||
t
|
|||||
Beschryving van Groningen.' 7j
Echter moet ik zeggen dat Obbo <* Emmius, hoewel
hy denaamrede van de groene weiden niet verwerpt, «vcnwel beter zin heeft in een naamrede van zijne uytvinding. Hy zoude wel gelooyen dat Groningen genicht of ten minfte beheerfcht Ís geweeft van ee- nen Grunus of Grijns: geen Indiaaafchen Grutms, geen Frifoosrnteï % geen Trojaan maar een inlander en gebooren Vries. En, zegt hy vorder, dit is miílciiiín de reden dat Groningen dik wils Grinfe of Grenft g^noemt is geweeft. Ook doet hy gelden dat meer plaatzen , hier omttreeks, hunne benaming van deitige luiden gekreégen hebben enz. Doch ik zoude denken dat de Heer uiting, op dit ituk meer aanhangers zal hebben als Emmius. Maar ik heb noch eene naamrede op te geeven;
dewelke, hoewel minder bekend en weinig vermeld, rnilTcnien zoo wel geveilt mag worden , en niet min- der gelden zal, als die van Vbfo Emmius, 't Staat danteweeten dat Groma, Gronnia, en Grunna^cA- gens de opmerking van den geleerden b Bollandus, by de Latiniften der middelfte eeuwen Veen, of Veen- land , en fomwijlen moerafch, betekent. Dit kan door verfcheide plaatzen beweezen worden: en, om dat het tot opheldering van dit verfchil dienen kan, heb ik goed gevonden eenige van die plaatzen hier onder in de Latijnfche taal op te geeven. c Van dit ":: -r.· '. :>' ' ".,.: ';.., *£ Gro/ttta
λ lp dofcript. urbis Grening.
b By du Cange V. Gronna &c.
't Cogitofus, in't leven van de H. Bn'giJa fpreekt aldus :
ut sdiücarent viam latsm & fiimam ramis arbo-uuj. . . . in Gronna profuuda & pene incransmeabili , öc .in locis husTKBtibus. ftv Simeon Bunelmenfis, Radulpiuis de Diceto, eii.Roge-
rins Heved. ftaan decze woorden» Corpus Haroldi effodere 3c ia Gronnam projicere juifit. '* '· » 3 _ jn eencn brief van Koning Edgarus , (Monaft. Ang-1 rp,
24*.) ftaan deeze woorden te leezen: C*im pascuis, Syivis, í'aicuaríis, Gronnis, &c .- / Het zelve vindt men in eencn brief van Koning Ethelfieduj;
eeby den naamloozen Schrijver van de mirakelen van S Ber- titms. Eu in 't leven van S. Aidanus: E'rat áuíem magns Grunna inter cos & Sylvam , per cujus cireuitutn via |
||||
74 ■..Aan.^ekeningíeií,;1q.p. bê
Cromta oíGrunna, zqo al$y# Cange getuigt,, hebben íommigen de naamen van Groningen in Vriesland, Gronaw in'tíand van Bronswijk , en Groningen in 't Bisdom van Halbeiitad, afgeleidt. Was denaam- xede van Groen rjiet in de weeg, dan zoude die van GrranaoiGwwna&X vry ín bedenking koomen: en doet het miiïchienevenwel. DeLeezer heeft -zijnekeur. Ik heb "boven uyt Etnmius gezeit dat hier omtrent
een plaats heeft gedaan , (puXÁuov genaamd : ik moet 'er nu byvoegen dat Groningen zelf, volgens den beroemden Wereld-befchrijver Bmidmnd, van o«ds bekend is geweeft onder den naam van PhuUum, En't is waar dat Ptolomaus hier omtrent pene plaats fielt, Pbilceum genaamd ; daar Plmiusi^y/<£#»2 voor fchrijft. Althans in den Bladwijzer van deFranfche Wee-
reld-befchrijvinge, uyt die van Boudrand getrokken, en over eenige jaarente Utrecht uytgekomen, flaat te leezen, Groninga, olim Phil<eum. 2. Van dat marmeren tafereel, en die ouder His-
torie, heb ik wijdloopig genoeg in de Aantekenin- gen op Vriesland gefproken ; en getoont dat daar uyt geen fterk bewijs getrokken kan worden. 3. Ik heb elders al iets van de orgelen gezeit: maar
heb 'er noch 't een en 't ander by te voegen, dat den Leezer niet onaangenaam kan zijn. Doch, op dat alles san malkander zoude hangen, 7,al ik eenige omiian- digheden, die ik reeds elders vermeldt heb, nocheens dienen aan te raaken. Men vindt de orgels, of or- gana, al in 't Oude Teftameht vermeld: maar, de- wijl de Uytleggers daar over niet eens gezind zijn, enfommigen die voor geen rechte orgels houden, zullen wy die voor deze reize ongemeld laaten. De orgels, die door den wind bewogen worden,
gelijk dehuidendaagiche orgels, zijn volgens de meeile Schrijvers in de Latijnfche kerk weinig bekend ge-r weeft voor de achtfteeeuwe: 't welk daar uytfchijnt ....-■· { te
Zoo zegt Ailerus <?e reW Gcftis Alfrcdi Regis ρ iS. Unum
(moriafterium) quoá permaxinia Crojioia paludoiiffima j!t •ïHtransmeabili, δς aquis , undique circumciiigitu!;. Op het jaar 878· (preekt de voornoemde Aiïêriis, aldus:
C«m quibusdam militibus per Silveftria &. Gropaofalofa. · « m inagna tribulaCone, vuaei duccbac. |
|||
Beschryvhmg van Groningen. jf
■
te blijken dat zoo een orgel a volgens de d Franfche
Schrijvers, allereerftin Vrankrijk is gebragt omtrent het jaar 757 : zijnde door den Griekfehen Keizer voor eene vereeringe gezonden aan Pippyn, Nader- hand heeft de Griekfche Keizer, Michael Raghabes, een diergelijk orgel gezonden aan Kerel den Grgo- ten, 't welic aldus befchreeven word: e dezelveGe- zanten hebben allerhande fiag vast ergels , en verfihei- de andere dingen, mede gebragt : doch. . . voor al dat voortreffelijkfie muzijk-orgel: 'twelkuyt kopers tonnen^ en blaaibalken van 'ojfen vellen gemaakt, dodr V middel van kopere pypen zoo een wonder geluyd maakte , dat bet door zijn gebalder het bulderen van den donder, endoor zijn zoet gelubd den klank van een harp of cimbel na- hootfle. Maar hoe komt het dan dat de kerk van f Verona, ten tijde van den zelven Karel, al een *r- gel had ? Daar op zal aanftonds geantwoord^ worden. Voorts is 'er na de dood van Karel den Groeten een zeker perfoon, met mamaGeorgius, van Veneetzie by Lodewyk den Goeden gekomen, die g orgels op de Griekfche wijze koft maaken. Deze Georgms wierd aanftonds door den Keizer naar Aken gezonden; daar hy een zeer deftig en kon ftig orgel heeft gemaakt. Maar de vrage is, wat voor een or- gel dat hy daar gemaakt heeft; een recht orgel, ge- lijk onze orgels zijn, of een water-orgel: want b Eginhardus, van dat orgel fpreekende, voegt 'er by: quod Grcecè hydraulica appeUatur: en organum hydrau* Ucum is zekerlijk ;een water-orgel. Zoo kan dat or- gel , dat te Verona was, ook een water-orgel zijn geweeft. Zulke water-orgels , daar * Vitruvius, en l\ Por-
pkyrius in zijne lofrede van Konflantyn den Grooten, ook gewag van maaken, zijn ook in onze kerken in d Annal. Franc, ad ann. ?fy
e Monachus S. Galli, lib. 1. de Carelo M. c. trf.
f Vide Ughelli in Iralia Sacr. t. f p. tf©4 ,610. apud da
Cange V. Organum. g Eginhard. in Annal* ad ann. tzêt Autor vicae Ludovici
Pii t Eginhard. de Tranftat. Reliq. S. S- Marcell. & Pem cap. h ie Tranflat. S. S, Petri & Marccllinï &c*
i Lib. 10. c. i?.
Κ Sub quibis iin4» latens properentibus incka remis &c.
|
||||
$6 Aantekeningen op de
gebruyk geweeft.^ Zoo leeft men hyWilhelmm ι Mal·
mersh. . ::.:,,; .' ι : Daar %ijn in die kerk noch gedenktekenen van zijne
geleerdheit over: als een tturwyzer zeer kunflig gemaakt: en een water-orgel, (of water-Orgels, organa hydrau- lisd) alwaar de wind op een wonderlijke wyze, door 't geweld van 't warme water opbruyjfchende , de holte van 't orgel vervult, door de veelvuldige gaten van de kopere pyp hene vliegt j en aldus zoetluyaende klan· ken uitgalmt. „Evenwel moet het daarom voor geen zekere en ge-
wiife waarheit genomen worden dat het orgel, 't •welk Lodewijk de Goede te Aken had laaten maaken, een water-orgel was. Om dat de orgels te voore doorgaans water-orgels waren, hadden ze . by de Grieken den naam van hydraulica gekreegen; en wierden ook aldus van de Larijnfche Schrijvers ge- noemt. Toen de tegenwoordige orgels op quarnen, of om beter te-fprecken meer in zwang begoiren te gaan, bleven 't evenwel orgels : en daarom zal men den ouden naam miifchien noch eenigen tijd behou- den hebben: gelijk als men by voorbeeld den naam van.accumbere behoudt; zelfs na dat de manier, van aan tafel te leggen ,;overgegaan is, Djt fchifnt daar uyt te vulgen dat Organar'ms , een orgelmaker of pok eenorgelfpeelder, ineen Griekfeh m woorden- boek op zijn Griekfeh genoemt word υΜφχ^ζ, Dit is maar al giiTende gezeit : wil iemand de woor- den van Eginhardus op zijn fchërpíte verraáid heb- ben, en be weeren dat-het gemelde orgel een'water- orgel zy ge weeft, ik zal'er geen woorden over ma- ken: te meer , dewijl ik* opdat ftuk noch geen party gekooren heb. ψ· Maar, om weder tot dé oüdtheit van de orgels te
keeren ; al het gene boven gezeit is bewijft maar dat de gemeene orgels, die door 't in-aailemen en uyt- aaiTemen van de luchtgeluyd maaken, in de\ÍVefter- fche kerk Jaater opgekomen zijn , of 'er e&nlgen tijd buíten gebruyk waren gevyeeft. > Auguftinus, / Apuc! du Caage &c
m In Lexico Grsco ap. du Cange V. organarius* ί I
» In Pf. f6. Non folum illud orgaaum átcílur , quoá gramleeíl:, jkinftuurfollibm Sec. : 34 ,. èai " Hidê*
|
||||
Beschryving van Groningen1. jf
β Ifidorus\ erï f Caffiodorus, die alle drie in de Wefter-
fche kerk geleeft hebben, maaken al gewag van or- gels die door blaasbalken opgeblazen wierden; En wat de Grieken belangt; in de vergaderinge der ge- dichten, Anthokgia <j genaamd, (laateen puntdicht van 'Julianus ; die van fommigen voor den Apoteitaat gehouden word, in 't welke de tegenwoordige or- gels op een aardige wijze beichreeven worden'. Als men alles by malkander brengt , fchijnt 'er
dit uyt te volgen dat de gemeene orgels met lucht- pijpen hier in Europa al langen tijd voor Pippyn en Karel den Graoten bekend zijn geweeft: maar dat het gebruyk der zllven ,~by de Latijnen veronachtzaamd en vergeten, langer tijd ftand heeft gehouden by de Grieken. - ■■'■'> Ja fommigen r meënen dat de orgels ,' daar wy
van fpreeken , al bekend waren ten tijde ván Pans Da- tnafiis ? en bydeszelfs toelaating in de kerken gebrnykt zijn geweeft: maar het zegden van / Platina komt ruymzoo Waarlchijnelijk voor; te weten dat ze ten tijde van Pans rhaliantis % omtrent het jaar 66a , m de kerkelijke dienílen begoften gebrnykt te worden.· Om noch een woord van dé orgels der middeUre
eeuwen te fpreeken -wát zal men van dat orgel zeg- gen , 't welk van Wolfi-mtts \\\ de voorreden op het leven van S. SvAtimnm befchreeven word ? Dat • örgaöum vocabulam e il generale vá forum omnium imi-
ficorum. Hoc aiitlra , ciii ibi/cs addtbentur , aíio Gcaeci Roaiine appcÜant. ρ In Pf ifo Org.rimm eft qüaiï rurrii", ''d'iverfis fifhilis fa-
brican , quibusfhui follium vox copioiilfima deiiinat'ur & in tim modul itio decor-a componat, linguix qiiibuinam ligneis ab interion parte coflftruirur; qu.is difciplinabüior ïMagUtrorum digicircpriniL'ntes grandifonam cfficiiiut&íuavifljmaui cint^lc- aam. f Qiiam cerrio, alteritis narurae eft fíftula ; namque
Alccia produxit fortaiTe banc amea tellus. Horrendmn ftridet, nee nofti is illa moretur Flatibus, at mifliis taurino e earcerc ventus Subtus agit Jxvcs calamos , perque trnaragatu*** Mox aliquis velox digittij , infignis & acte , Adftat, concotdes ckiamis pul&tque tabellaf» Aft illa· fubito cxfiliunt, Sc carmina mifcone. τ Zie Bona de div. pfalmod* c, 17. $, z,
f la Vitaiiano Pajw, ·*&
|
||||
78 Aantekeningen of »E
t was een orgel , zoo als ik de woorden verflae, 't
welk als een dubbeld orgel was, en uyt een dubbelde ry van blaasbalken beftond. Op de hoogfte ry waren d'er twaalf, op de laagfte veertien; die twee ryen van blaasbalken maakten by beurte geluyd, en iloe- gen op malkander. Dan fchijnt de Dichter noch te f neggen dat'er 400. zangers ofzangfters op het geluid van de orgels zongen. Aan het beweegen van
als blaasbalken quamen 70. fterke karels te werk: en die hadden 't noch quaad genoeg ; dewijl zy, onder't werken, nat wierden van 't krachtig ζ wee* ten. 4. Daar in hebben de Groningers "de gewoonte
van die tijden nagevolgt: want de kerken als kas- teelen te verfterken, en 'er bolwerken om te maa- ken, .heeft in de middelfte eeuwen Merk in zwang gegaan. Dit zouw men door ontelbaare getuigenis- sen konnen bewijzen: 't zal op dit pas genoeg zijn de Schrijvers, die dat vermelden, hier f onderaan te wijzen. Ik zal 'er maar byvoegen dat dit verller- ken en bebolwerken der kerken zoo fterk in zwang ging, dat verfcheide w Synoden zich verpligt gehou- t Talia & auxiftis hic organa , qualia nusquam
Ccr nuritur , e;einino couitafoilita fone.
BÍÍHt'Í fupra focuutur ia ordiik fulles : Infeiiusque jacent quatuor atque decen*
Flaïibus alteniis fpiracula maxima reddunt ; Q»os agitaut validi feptuaginta viri;
Brachia veifaiites , multo Sc fudorc madentcs, CeiracimqueifuQS quisque movet focios,
Viribus ut iotis impdlant flamina furfum j . Et rugiat pleno Kapfa refeita iiniu SoJaquadringenta? qucc iuftintt ordine Mufas , Qazs manus prganici temperat iugcnÜ·
ν Oüo Frif Chron.lib. 7. c, 51 WilIjelnvMaimcsb. Hift* Noyel. I. 2, Gervaf, Üorobern. ad anni 1,144, Coocil. Hele~ nenfe anni I065". Henriciis Huiuind· Jib. 8. p. 39?. Kcrtokiis Conftant, ad anüi 1077. & 1091. Kadulphus de Diceto adan- ni 1171. Continuator Nangii ad anni I558. Gefta Innoccntii III. pag. 107, &c. &c. öcc ttf Cencil» Later anni tut. Avenionenfe anni 1209. Bii~
denfc anni 127*. Palentinnm anni I32J» Coloniciiie anni i2ïo. Hcrbipolenfc anni 1187, &c. &c# dea
|
||||
,. Beschiíyviïnig van Groningen* f) -ηf;
den hebben, zulks op zwaáre ftraffen te verbieden*
Ik zal 'er noch byvoegen' dat zoodanige verwer- king en bebolwerking der kerken, in de Latijnfche taaie van die tijden , genoemt wierd imafteUare Ec- clefias. ■ /;;..;.,„. ι. ,./..> Ι .:..·'■:.''>·, ■ '\-4 ■ 5". Van Gerrit den Vleeshouwer. In't Latijn ftaat,
Gerardi Carmficis; 't welk fommigen miffchien ver- laaien zouden, van Gerrit den Beul. Zy zouden ook gelijk hebben; indien'er geen onderfcheid waar tuiïchen het Latijn der middelde eeuwen, en het rechte Latijn. Maar,de Leezer zal by du χ Cange beweezen vinden dat Carnifex by de Schrijvers der laatere eeuwen» dikwils genomen word voor een Vlees-houwer, en Carmficinα νόογ de Vlees hal. By Flörent'ms Wigorn. en Kagerius Hovcdenus, fchrïj-
vende y over 't jaar 1040, word Carnifex onder de voornaamlte amtenaaren van 's Konings Hof gere- kent: 't welk zeker Schrijver misleidt zal hebben: want hy fchrijft dat de Beul, in de middelde eeu- wen, voor een aanzienelijk en treffelijk ampt gere- kent wierd. Maar Carnifex, by de twee gemelde Schrijvers , is niet anders te zeggen als de groote Kok, die dus genoemt wierd om dat hy het vleefdi voor's Konings tafel toebereide. χ Carnifex , Lanius vulgo noittis Boucher, Ugutio;
Carnifex homiciSa , vel niacellator : vel carnifex dicitur ψιί facit carri.es: carnifïcina , macellum. Adalhero Epifc. Laud* in carminc ad Rob. Reg. Non func caniificcs , ennpoues, »ic ne fubulci· Leges Burgor. fcotic, r. 70, de earnifï'cibus Sc carnibus veiulendis. y Rcx Hardc-knutus Alfri'cum Eboracenfcm Archiepiico-
pum , Godwiiuim. Comitem , Steir Majorcm domus, . . . Thiond fuum Camificem, & alios magnx dignitaris viros , Londinum nüiiu - mo$$ tj öe ^tfTcSogpeHj&e <§tod ban
koningen / ίπε ín &. Μ aar eens fcerft opge* recjjtiöa^/ aUcrtcrfï öehïeeöt ptóeefê öooi Br. ÍOHAN Κ Ν Υ F.
^050 Johan Knyf faif$ tt fltrecp u$t l)&:
<©uöe ei\ ï&WQtmmftwltïht gefïagt ban f é |
||||
—
|
||||||
So Oudheden en Gestichten
Géboette Knyfi gebooten} en aïbaar ín be öefcï>aafbe
tot. ν ai inamftfyappm $eee fcöd onbertoeesen. ni$ fln Kuvf.' De $'α^€ öeJC wabiíto^í^ te Eoben oor
ïoffelp baldnaigt gab j ψ gg baar ín öe Φ$* ber ber jHimieÖ^oeöeren getreeöen/ en geeft *er 3pe geloften ooft gebaan. Φ# get öebél ban 3ijne <©beefïen geeft gn get ampt ban göeinner ín bcifcgeiöe plaatsen met een g?oo* te bebaliígíjeít en naarfïtggeit öeMeeöt. Φοη ís i)n op get bei^oen ban oen mart^öiffcgop ban ibremen / ChHftoffbi ben ^nöfïen 300η ban öen^aitogban 25jon^i»p/ en ban meer anberc ^agtfcge l&o^en / ín gesantfegap naar oen füpoftoifffegen ^toel gegaan : baar gg ban öen$aug julius I ï I beftig ontbangen tóiee&i en/ om bat gg 3<Φ ín 30» «S^ant* fcgap foei gegiieeten gaö/ tot algemeen«jto* olnant aangefMt $· £ü$ gn 5^0 i" bit ampt ook grtroutoelp en loffelp gelagen gab ; en tuel- eer öeHHgemeenc ΜΜή§/ ín 2$íffcgoppeïpe paften/ ban ben ïttrecgtfcgen ^ífícgopi'Fre- derik Schenk m$ gebjeefïi ί$ gn eínbeíp ín Hy worj 't jaar ijýi, op öe begeerte ban Philips ïto* tot Bis. imi]g knn Spanje / en be aanjïeïling ban J^an^ Sinten paulus IV' öe ecr^ ^ífTe&op ban <0;onin<
sangciiclt gen gebjo^ben. 8$ gg ttoee jaaren baar nae «ragewydt. te jllcegeícn boo^ ben ïsarbinaal Granvelic ^ifiTegop toa£ gebjfjbti i§ gn ín 't jaar tf 61, 'g báagp booj ^ Francifeus, 3ijnbe op een jonöagV ín 3pe $0i|fcgoppdpe fïab ban ^oníngcn ingegaalt. Μ be (£5eefïelpgeit en beföaaö ban öe fiab/ met een gjoote mee* , α In 't Latijn ftaat, Prsedicatorum Genenlem, datgahfcli
anders fchi;nt te Iuydc-ηί maar dat dit een drukfout is , blykt
llVft SufFridus Petn* (Ín continuat. Hcd*,daarde Schrijver dit vct-haal uyt getrokken heeft; want daar ftaat duydelyk Prap* afca^orem Gcneraicnu ttigte
|
||||||
b
|
||||||
VAN G'RO'NlN G E Né §I
mgte ban flbeï/ geleibbe ï)tm met jfeatsfe
naar be fternbaa ben f, Martinus; baat4 gg toen den ^iffcíjoppclpen §>têtlpláatfkC',$Qa a\§ b Vigims met oege tooo^ben genngt: De Hoog'waardigiie Heer Knypbius is te Gronings
met behoorlijke plegtigheit ín het bezit van zijne kerk aangenomen: en de trotze gemoe- deren van dat volk , na dat zeeën harden ftoor. geleden hadden, zijn eindelijk vermurwt. $tet lang baatv'tiae Ijeeft jjg/ acgterbofch¥recht
gèn| be ^iilfe iiaii Pius IV, iitQtn nktamecak&ilt^\ nihHen tot gijnen &aad geliooren : gtjnbe afeop* ïcsaoer ntannrn öse om Ifjimne ge!eerblj#tt de getooonïgfoe eertijtel^ (ín de ^ooge-^cgolen) ontbangen |aööïn; en töègenjs Jjnnne b^oom* Ö^^t gq^eegen Uiièröcti. 25iffcgop getoija/ Qrcft ijg be ^obíncíaïe
êgiïoöe báii ïltrecfjt ia't ?aar \f6f^h}x%v Uiooot: en Ijeeft ooh gijns ^eèffeïjj8|eft:/ en ïjet baili Dat gtjue 3*të3e tocbercroH&ït fcoa^/ boIgen£ jet bpölfcBiift ban οίε ^ρηοοε 5οα omtrent be geloof^aucn aïg bc geden gere* geert. φα& t| £ρ ban 't eerfle oogcobü'Et af bat jjjj ^{ffcg0pd0eb)o^beii tuag/ boïgen$ ï)ct fcïpijiïm ban Suffndus, bao^ geenegaaïi 500 beuommert gebjeefl/aí^omaanbe fterliwi ouder jijn Si^öSni gelegen goede Éáirbft*? te begoten i en oni bie ïfarber^ fclf ín be ge> ïeerbljcit en fjet Beoeffenen ban aiïerijande bengben te ftglceim 3«'t jaar tffp. tron gn naar ICeeufcoaar*
tm/ om ben Hanöboogb Billv ober be 3ege/ bie §n op be partp-ban Jppg 'Willem öebocfj' ten fjab/ beclgcmíi^tetoenfé&en, '£ Snoeren* baag^ ftloai gg pp Den l&ee&jtoel ín ^. Vitus * loep. ad Hopper.data 15. Oft- if64.
F fier ft
|
||||
Si Oudheden en Gestichten
fteeiu en geeft tie ötirgerg öooi een ölpe pw
bíftaatsí opgetoeft t om oen ülmogenben <&m f bie be geeber faan be $ege toa^/ begoodp te Öeban&en, #£ant/ 3egt Chriftianus Raifius, hy is een zeer uytfteekend Preeker geweeft \ \
die voor den Paus en de Roomfche Geeftelijk- heic met bevalligheit gepredikt -, en de kerk ook door zijne fchriften onderweezen heeft. ©it 3iet baar op/ bat Sg o&ee be^faïmen
e Miferere en * de ProFundis tígtïeggíttgeil %fr
; : fc&eeben geeft ·, öeloelfte te üottoerpen ög
.Steels ín 't Satijn en ^ugtfclj ugtgegeeben 3jjn. 1ρ íua^ ban 3oobanig eene Beleef geit en boo#iej)tígj)eít bat βρ ban be ^n&atolíj' Μι 3eïf gep^eesen i§ gefoeefïï Pierius Win- femius onbei'anberen/ biebe $ifforifcg?tjber ber ^taaten ban $;íe$lanb toa$/ fpjeeftt s met I ÏOf ban onsei! Knyf: Johan Knyf, jegt fig/
uyt een Burgermeefterlijk geflag't te Utrecht gebooren, een man van een diepe geleerdheit en van een uytfteekend gezag, wierd naar Gro- ningen gezonden : daar hy in 't bezit van Έ Groninger Bisdom geilde is 5 nae dat hy met den Abc van Witrewerum , en daar ria met oen Klooftervoogd van Adewert, langen tijd ge- twift had, om dat hy hunnerijke'Abdyèn, die door de ongebondendheden der tijden tot een los leven vervallen waren, by zijne Bruidfchat Zogt te voegen. De Schrijvers getuigen dat de ' Kerkvoogd Knyf het bewind met zedigheit heeft gevoert: dat hy een groote bequaamheit had om de gemoederen krachtiglijk te men- nen} en daar door weigezien was by de Vrie- zen over de Lawers : voorts dat hy met den e Ontferm u myner, d Uyt de diepte. '>
e Hift. Fjíf. J. 2. Abt
|
||||
/ ' '■"'s'
ir α Ν Groningen. 85
Abt van Merimont, dien de Cifterci-monnik-
ken op de kollen van de Abten van Adewerc en Klaarkamp uyt Borgonje ontboden hadden $; een verdrag aangegaan , en een jaargeld van zes.duyzend'guloens bekomen heeft (r). <€n bit i§ mifTcfjifen be reben bat l]g ban be
jptönföfteiiy pïp ín be ieben£ ber f£ören ƒ ban $bioat $aat / ban gíenggeít en meet; eiibere gefceeRen tefefjulöigt $ gebjecfi €íní belp # ög / tiaeoat W íjet faraer|ampt berfcíjeíbe jaaien 300 níet bao;fpeb aí$ te* pnfiioeö -tDaargenpmeti gab / ín iten %wcz Olltfïapn. 3$θΐ0£Π$ Valerius Andreas ψ Μ
gefloten ben twfteii baü^rtoöer 1576:00$
Raifilus cn Ciazaerus kggen |e>fí/ met 0|O0tCt?
frijp ban bsaarfjeit / iioéjj ttucc jááeen íebená
toe/ enfcj^ybenbat |g metgefto^ben fëbobj &et jaae 15-78. ï§| ig? te «ifeoningÖï in be Ha*· teb^aíe herlt / soiiDer upter!|j&e &acf)t en 50η* öer ajaffcÖJiff/ öeojaaben. JOHANNES BRUHESIU9. ''■!
$* be boob ban J. Knvf i$ Jóhan de Bru- ^ Bruhc_
heie tot |ptS$i£boin üan<0^öntngeii beneemt: iius tot het mafic / eer. t^t ï)|? 3ijnc bebefïígáwj öehCM!iisdoin men fjab / mierb ij$ tot SOar^oiffcíjop bal^f" Gnr£ Umc%t aangefMt. i£y fcoa^ een Biaöantfeft noemd.
Coelmanj «lig/bolgengciii {janöfcöaft ber
Ütceegtftöe ^omHeclíe / te ^eüa gëbaoren ben 3 |&eg 15-17. gijn feaber toa$ geuaamö Francifeus de Bruhefe, 3pe maeöer / fcliza-
beth,... ^ρ íuaá Secraar ín beíbe be ^ec^
ten/ en J&mflelpe @jocatiotari0; en ijg f)a& beeie ampten ín be ftaö ban ïïtrecöt öehietat. ^oígen^ ^t gemeíbe ganöfcferft ψ fe Φοηι# f Zit bcuctkn m de Bcfchryving vm Adewcu.
F * . geer
|
||||
$4 Oudheden en Gestichten
fym ban liltfccgt geSeo^en m 't jaau ι f49 %
mι geeft ίυ>^ρηρ&0/ ble te Utrecjjt geljonöen bjiecö/ ín 't laar 156 f. on&erteítent üg tbfeuö / öeneffenp nocft een anbet: Hapten geetV boo^ ben lari^Biffcöop Schenk benoemt om een «^ueenfcfjool/ boígen^ $$t bebéi htt HeüKbergaöeringe ban Crenten / te utrecht oj) te mjjtett, ©*n 8 g[iilpi ƒ 67. $Bg&4ja& tneefïet* / en teen 1.0 $i|e» c 5-7 3 - ©aen ban be ^oranecïí gebjo^ren: en etn&eïp íf ÖS1 £oi: Sdigemieji &í&arí£ en ^fpeíaaï ban' beseïbe Reeft aangejieït |Jn íua^ een bsalite booj* bec|tee ban be teiieïpe fóet&tm / 300 al£ «gt %mÜ (&$tn bmfl öie ín Set Batavia £ Sa-
cra öpgefyagt Ίηφ / af te neemen t§* ψνν
op5ag Viglius UanZwichem, ai§ gg-ín't jaar 15-70. afólï^aail Hopperus fc^eef: De Utrech-
tenaars verweezen zijnde, hebben zich op den Koning beroepen; 't welk by den Hartog niet wel genomen word: en ikvjees datze zijn ge- moed daar door noch meer vebuterpn zullen. I Ook heb ik onzen Rmhefius\ die in deze zake wat te driftig is, meermaalen geraden, meer zachtigheic te gebruyken. %n fytt Batavia Sa- cra ïjthbm ίυρ ban 5ynen aait/ u$tbümw
■ gen / en ban 't geen 1$ té %mm ín 39η %Φ ïtngfcljap nereícíjt geeft/ biíjaíoopígcc gefjtfo* fieu, φφΜ te feettïen ook gefloten Den ie «gieptemöer 1600 ■, en Ögöeïiattus'scr^ met een g^affeïpft/ bat toe ter gemeïae plmty opgegeeben Bebben / beg^aaben, Mg boegen 'ee nu bg oat ög ooi* een %w
tgnfcj) <®iüjtw í^gebjeefí·, efaitöan^eeniö* Satgufeíje baaien fjeeft gemaaut op be <$£££* teïljhe Íi0ï!aat3ien bat! Tümannus Breden-
bachius, en3- A.'$" g Zie het j deel vaa het Daytfcht Bat. Sacr*»
■* — ■*■■ "■
|
|||||
J
|
|||||
van Groninüèn. 8f
ARNOLDUS NYLEN. ^
Arnoldus Nylen, tt j$ftnto£gett ill 4&tibtV* Arnoldus ïanb geöoorln/ {$ tt koningen ín be 0$et ^ζ1™;
bee J^eeMjeeeen gctreeöen i Dn bebjeiften ijn bS!" obn ijet atnpt ban J^ioc geeft Öenleebt, %n plaats, «» í£ O0Í? ^afÏ0O| ban öe Walburgs en Maartens
luvlï Qmttft-, en/ na bat gn getanint ban
Heemeen &tftavi£ Dn 't onenfïaan ban ben $trf I iaaai-genonien Baö / tot ^íffefioy ban koningen ömaemt <ên aïfjoetoeï bat Jjp/ om bat be nteuine ge3ínbljeben obec aï ben 8aa^ f^eelbor/ $íín fa3^ö3eï níet ge^reegen leeft; 300 fjeeft gn eefjta* Bet ^tfféöopne- lp ceegtf geö&eb / öeti tijb ban biet jaaren / ioffdp beoéffent ^nbeituffcgen teieeb ö? ban ben föaab/ bie be nieutoe ïeetingen tos* gebaan b?a$ / gebagbaart om retofcgaji ban 51311e ïeere te geeben / tn on 3eneee Öe* fcjjnibigtiigen te anttooo$en. jjEaae fjn ïjeeft 3ícfí 5elben 300 bid berbebigt ·, bat gn njafc be gebangeniffe bedofï briecb / en iuebee naat* 39η ïiloofïer beerbe; ja bat 3e genoot3öant bnee* ben/ ijmi be get-oofbe goebceen ban & Wal- burgs en ban 3>. Francifcus teil bjebec ter fjanb te fïeïïen. ^oeö a\$ koningen ín 't iaat 15-94-. bö02 be SSonbgenooten beeobect íba^; i§ g^ naar ^u(fd gebjceiten: baae Βρ ook op btn bag ban j$. Thomas ban ^Cguí^ «en itf®$# ouedeben / eu bn fyet ïjoofbautaac öcgiabeni^ : £ft? geeft eene Uytlegging over de $akra-
menten en tfote ÖOeftetl over de Geloofsverschil- len ujotgegeeben, jpocï) too^ben eenige ban 3yne Predikaaiaien over de AllerhtMaagd Ma-
na Dg be 3frmfaföaanen Defoaatt
F 3 PAS-
|
||||
86 Oudheden en Gestichten
Pnftoor, PASTOORS van GRONINGEN. va11 S.
Maarten» /^fltfr de verandering van de Lttndrégeering. „
kerk.
Laurentius h ban koningen / ín 't <!Mbe '
Umpt onöéu «á^ooíngen geböoren / en eerfï $Eee$ee in be ilunffen m <©abtge!eerbe te ïbeulrn / i$ riaberïjanb J^afïoo^ ban j& Maar- tens fterït te<0#mingen getoo^en. <eocí) ber* mtt$ ö& Ö# ött^t ban ^oogïeeraar bei* <á5ob* feunbe ín be ^ooge ^cpoïe te ïteulen beftfeeb* be; ï)ifïb §n öaojgaanf 5911 berölijf ín be ge* melDe fïaö/ i^n fjeeft baar ooit een Üolïegie flefïicïjt/ 't ioelft naae ben J>ticï|ter Lauren- tius beurf too?b gcuoemt. ^ plagt te roe* men bat |n/ áfëgnban Keulen naaröe&erii» bergabenng banfóonfïaii£ gesonbm b)a$ / ben bcnenben Johan (1) Hus met 3tjne ïjanb ín 't buur gefïooten §ab* Willem Fredcrikfz, 1$ böl$en$ Sibrandus
Leo en M. Aking fDafïoo? ban ^oninsen ge/
tueefï: en foa£ ten ugterfïe öe^gb boaj 't fcoelbaren ban 't gemeene befte;en baar b^ een 0?oot %itf öeböctf ban be 0^ub!)eben 5ijn0$a« berlanb^.
SibrandusLeo, ín bc baaben ber fïibten ban
3Bariengaarbe/fp?ee&t aïbu£ ban be3eu Wil- lem Fredvrikfz·.. Terwijle dat ganich Vriesland om de partyfehappen van de Schieringers en Vetkoopers door /wederzijdfeh moorden vol on- ruft is; word Willem Paltoor van Groningen, met Herman Abt van Foswert en Johan Abt van Dokkum, naar den Keizer gezonden. Op reis gegaan zijnde, vei krijgen zy (van denKei- h Uyt het leven van T, Weflel van Groningen. ,
zer)
|
|||
van Groningen, 87
zer) eenen brief, met een goud zegel beze-
geld $ waar in den Raad van Groningen laft gegeeven word, om ganfch Vriesland te be- fchermen en voor te ftaan« Heda, in $m i 3|tfïQríe ban Ittcecfit/
noemt fjetH öen Paftoor van de eerfte Parochie j
zijnde een kloekhartig man , en die by zijne medeburgers in groote waarde gehouden wierd. ^boest'ec ö» lat bttflbt ^m Willem, ugt
name ban gemelbe önr#ci$/ aan Ut ban $t# treedt gcanttöÜöjiSt geeft dat ze altemaal ge-
trooil waren, liever hunne halzen onder het zwaard te buigen, als van 't gene zy bezaten afftarïd te doen. <6n be 3|eei* κ Alting fp$tcM aïbmj ban ben
^CÍben ^Ut Willem : Wilkm Frederikfo. die
omtrent over twee-honderd jaaren het bewind in kerkelijke zaken voor den Bi'flchop hier waargenomen heeft, en't Gemeene-befte altijd ten dienfte ftond j daar by een groot Liefheb- ber van 's Vaderlands Oudheden » had een ou- den brief uyt het kloofter van Werden, byden vloed Roer aan de overzijde van denRhijn, wederom gekreegen. Uyt deezen brief blijkt onder anderen dat de Abt van Werden, wicn de laft om de kerken van Kleyn Vriesland, en die van Drent, op zekere tijden te bezoeken» zoo als het fchijnt, aanbevolen was, te Gro- ningen een zoo genaamd Abten-huys heeft gehad. ®ee$e ^afïoo^ Willem ïjiriö goebe bjt'enb*
ίφρ met Erasmus; feit» grj 00&/ tOt UW tU
hen ban tyienbfcgap / een besöiiïbe ftan fa
3onbengab. Erasmus baar tegen p$fï fjem ote 3jjne jjeïeerbljeit/ ober $ne 3o&bnlbi0* * ^g· 3 >7· Κ Nout, Gcrm. infer· fub Groninga.
F 4 W
|
||||||
88 Oudheden enGëstichten
geit om eenenoefternbanoe lumtyUftt §>$$φ
berjg te ber5amelen / ober $t}m ongebelngoe goöibaucötHgSett en ijaroerïpe ^ge; toaar in ' |» booi be (3) ^íffcfjoppen ban öe ouoe tij- ben níet Öeïjoeföe te lopen / m ober sneer mbtxt nntfïeeBenöe gaben. ©ie a!fe$ öoet fjg ín öe balg* tilmt ojief ; Wen fjn aan oen gemeld öen i|eer Willem ngt Soben fc^eef oen 30 De vergulde kan is my van uwent wege ter
hand geftek door den zeer vroomen en opeh- hartigen m&nGoswinus: en zooeene gifte-moft my zekerlijk ten uyterften aangenaam zijn; de- welke van 7.00 een deftig man quam > en my van zoo eer» deftig man behandigt wierd. . . . Ik heb uyt zijnen brief veriïaan, en ook monde- ling van hem gehoort , met wat een vlijtig- heit dat gy daar alle de bedieningen verricht; .dewelke van ouds door de Biflchoppen , die geen enkelde Naam-biiTchoppen waren, waar- genomen wierden. Gy licht een ieder voor door de vroomigheit van uw leven, gy voedt uwe kudde zonder ophouden met de Evange- lische leere, gy neemt zoodanige Prieiters tot uwe hulp, die bequaam zijn om de kerk door hun deugdzaam leven en hunne kerkelijke ge- leerdheit te verderen', en om uwe bedienin- gen in uwe plaats by het volk waar te neemen: zoo dat gy dat nieuwe ilag van Preekers niet van noode hebt, die door Cbriflus niet inge- itelt, maar door de onachtzaamheit der Kerk- harderen in de weereld gekomen zijn. Doch byaldiendieKerkharders in alles gedaan hadden gelijk gy} dan zbude*de weereld tegenwoor- dig den wolf niet by de ooien hebben; dien ze niet verdraagen kan, en geen kans (4) ziet om
|
|||||||||||||
:.£»·> .
|
|||||||||||||
HÍfr"
|
|||||||||||||
■
|
|||||||||||||
van Groningen. Sp
om quijt te worden. Het volk heeft geen
drinkebroer aan u ; maar een Leeraar » een Vertroofter , een Opwekker ; en het vindt in u een zeer trouwen en liefdadigen Raadgeever* 't Is 'er zoo verre van daan dat gy uwc kudde zond villen , dat gy in tegendeel den armen noch van het uwe geefr, Gy legt het niet toe op't verzamelen van rijkdommen j maar gy loopt met een grooten yver naar dien loon der oniterfelijkheit; met welken dieQpperharder, die Prins der Harderen, u ter goeder trouwe vergelden zal.... Dít dient my ook rot een blijk van uwe godvruchtigheit; dat gy een boekérý oprecht, voor't grootfte deel uyt zulke Schrij- vers beilaande» welker boeken niet als van de Evangelifche liefde fpreeken. Zoodanige Schrij- vers zijn Origenes , Cbryfoftomus ,: Cypriantts 9 Ambrofius, Auguftinm, Hieronymm. Door het leezen van hunne boeken gevoelen wy ons hert ontvonken ©m de hemelfche dingen te be- minnen; en om die menfehen te verfmaden:, die de menfchelijke zaken door hunne blinde begeerlijkheit t'onderfle boven werpen: daar wy in tegendeel door het leezen van die Schrij- vers, die ons van de Scholen tot ons dagelijks gebruyk gegeeven worden {in de Godvruchtig- heit) verkoelen ; en fomtijds na het leezen zwakker in 't geloof zijn als wy voor het lee- zen waren. Voorts is uwe tafel niet alleen te prijzen om
haare foberheiti maar't eeten word'er ook als gekonfijt door famenfpraaken, uyt de heilige boeken getrokken; dewelke bequaam zijn om de gemoederen, die naar zulke gerechten hon- geren , te verzaaden. Ieder brengt 'er zijn bloemmetje voorden dag, dat hy in de beem- F f den
|
|||||
■
|
|||||
90 Oudheden en Gestichten
den der Goddelijke boeken geplukt heeft: een
ander geeft 'er wat honigzap op.; 9t welk hy als eene by, rondom alle de bloemen der geheim- rijke Schriftuuré vliegende, daar uyt gezogen beeft. Ook laat gy uwe tafel niet bevuylen door vergiftigde praatjes, die naar nijd en haat fmaaken. En hoe deftig deed gy onlangs twee menfchen zwijgen , die zich voor Predikers van 't H. Evangeli uyrgeeven ; wanneer zy veele dingen, met geen minder onbcfchaamd- heit als biuerheit, tegen Erasmus begoilen uyt te braaken. Om hunne vuylaardige praat af te brccken, vroegr gy of ze mijne boeken wel ge- lezen hadden. En , wanneer ze bekenden dat zy ze nooit ingezien hadden, douwde gy hun vliegens toe dat gy wel verwondert waart hoe dat ze zoodanig tegen iemands leere koften fnappen, zonder dat ze zijne boeken geleezen hadden. En als hunne domrnigheit, die doorden wijn noch Mouter wierd , door deze vermaning noch niet beteugelt was ·, verklaarde gy da* zulke gallen u niet aangenaam waren, die uwe tafel met zoodanige praatjes bevuylden : dat ze van praat of van tafel veranderen moiren. En dit zijn die gailen die tegen de wecreidiijke Pailoors, zoo als zy die noemen, op zooeene oproerige wijze by het volk fchreeuwen: daar h hun beter paflen zouw de foberheit en ge- matigdheit van die Pailoors tot hun voorbeeld te neemen/ De goede en groote Chriflus geeve dat'er overal veele Pailoors zijn als gy; op dat de weereld van dit ongewoone en overal om- zwervende flag van Leeraars eens walgen mag; of dat zy genootzaakt worden die ledige weel- drigheiten weeldrigeledigheit te verlaaten, en zich tot het betrachten van de waare godvruch- tigheit te begeeven. Her- |
||||
VAN CroNInGEN, $ι
Herman van Groningen: öetoCÏÏiC/ bOÏ0tt$
ïjet rebben ban L Worperus, Jgoogltetaae te
bc <0nöïiiiiitie en Ji^afïooj ban '&t Miartens nerlt tekeningen $geiöéefi ïj|n greft/ bo!# getrê get fcfeijben ban ben 3elben Worperus, eene berganbeïtng gefcfeeben van den oor- fprong en lof der Vriezen ; en van,de door-
luchtige mannen van Vriesland. F. 'm Sweertius getnaagt ook ban eenen
Hermanus. 't 3$ bat gy htn 3elfben of een an> beten meent/ befoelfce oygenaamt toag Sifri- dus; en te Üeuïen l|oogfeeraei: ín öetbe be Heegten tm$· ©33e Hermannus SufTridus
30110e gdeeft gebben omtrent get jaat? 1494;
f» pfcftëeebett fjeÖÖen over de Tijtels van het
Burgerlijke en Kerkelijke Recht. Evertiardus >rga, öecgt^geïeerbe / t$ bob
gen^ Emmiüs $}fcftit ín & Maartens ïteeR
gebjeeft
Hugo de Nuloe, Seeraar bet; <0eefïeïpe
ífteegten / en Perfona of <&#pzt-#aftúaz/ 1$ ^afïoo? ban &. Maartens fcerir gefoeefï> en ín 't iaat? 1 f49. op get feefï ban be φ. %. Si- mon en Judas obeileben. Ji&eefïet? Henricus Sutoris (míffegfen' op 3tjn
^Itptfcg Hendrik Schoenmakers) j^afíOO^ ban & Maarten, i§ geffojftütt Op ^.Calixtus bag Stephanus Sylviu$,^OO0Ïeeraar/ tti$$kp
tooj ba» £. Vitus neen te»Heentoaarben/ i$
«aberganb ©affoo* ban £. Μ aartens Hetïl tt koningen gctoojben. n\$ gn get $aröer#* ampt albaaretipe jaarenteaargenomen gab* ' Chron. Fjifcap. f.
m Athen. Belg. pao·. 341*
« Zifrde Befcürijving van Leeuwaarden i enz»
|
||||
9* Oudheden en Gestichten
tó gp öm zy jHaart ι $M ï 3ftn&e omtrent #o
jaareo onö/ ugt jjetïebeo gefcfjetöen. ^oïgeo^SufFridus Ptsïri geeft fjgúr.'t'jaar
15-5-4. eene Statgnfcge feaafeïionfi. V beerden ugtgegeeben: ooii geeft' gg/ .boïgen^ ben jet ben SufFridus, eeirige, berganöelmgcii obc* be i&suQelecvtfytit gefcg?eeben. %S fiaö 3ÍJ1Í eigen giaffcïfêïft ín be^c tüow
Saignfelje-becrseu opgcfldt, ;< Hicfitus cft Stephanus fíudiofe auri$a juveiUie,
Qui.coluaicn.Friiiae," ii yoluiflec, erar. Jftcejier Willem Huhcrtfeoon gaftOC^ baïl
g>. Maíirtens taíf/'. geeft öe totmlü berfaa?
ten bëh z'7 ^ecembíL· ifd^.
.. Jpèecflei'Hendrik Vrezo. töa«? tut öe Je>§]&
tor§t ban §>. Maarrcns.teft benoemt :-. maar
ban Ijúpá gegaan jpbe öm gepromoyeerr te
iöD$eii>j$ ïjftUMmkn eberiföen öeiur.ga*
mmt$ if&k .v '.;;'../ ..-: \ ίπ·φν?ί jj&ec'jïefcejohan EMb.,;;$ie beo ij jjEaart
15:64. tat^Pi?ec-yafïoo|-,bmï,be5dbe Etevbber* fioorai bja^ / i§ ík cerffe g^iöjl en ïpet^ fciato baü't<$?o^itii3tr'&Ï£uqm getuee& jg}£ toa$ tipteen öoo^ucgtij £efla$fc gefloten* tn geeft/ 500 öoo^ openbaare pjeöiftaat^cii aï$ Ö002 5íjne di^puttcif ittet b^otrèere per* foonen/.. be 3aaft öer ïiatöïijHe berbe ín 't ge* mcföe.2$fëbom/ beeïe jaaren acgter malfcan* fcer/ bïpeíteïp boo^geflaan. <$inöeïp $ gy te koningen gefïo^ben ben f 3fuÏ£ ij88. jf^eefïcr Radignus > Koenink g)afíeíK-bati
g>t Μ aar eens fcerb/ ens» β Suffrid. Pctri in Append· ad Hctkm. :,
^ SuiFrid. Petri ibid. i<jsj -s* ^nivlh.&ivii rrh'&S '
|
||||
ι van Groningen, \) 93 j
#n get behoeft banbesen Radignus en ba»
Hugo Nuloe geeft Georgius S&ffcfjop balt ;
ültrecgt 3«iie»eJNBw bang. Maartens 6erfe/
te <è*onlngen/ tot een alttjbbmirenben tijtel |
o$geeecï|t
^abeeijanö i§ Radignus be eerfïe ®£&en í
ban 't tétmmget 2$i£bom gebroken j en fë i
5eee naarfïig ín 't· ^eelwn baa <βοο$ 31ite0?2>
gebaeefï. Ifn i£ te koningen tigt be toeerelb beegiigfi op gin^terbag / in 't jaar 1581. j Geraard Vos, paftOÖ^ batl £$· Maarten, f$
oberleben oen f <&ctooer 1 f,9&„
Hendrik Fokking $ oen a*5» Slamiarg-ifpJ.
tot f>afïoo2 ban '^». Maarccns aeelt geftoaren/
eii in 't jaar 1606. ban gier gefc|jeföeii. Bik Arnoldus van Nyien, üp 3yi! iHatpfd)
dé" Nyio m Nyelius,' een ^ímteegcr ban ge*
booste/ baa?1 te Zonnige. J^ecltfjea·.getobg? f ben, M$"ïjg '^afloo; ban J». Walburgs eb
ban^ Maartens necli bia^ gebícffï-, í£ fjgi na* berjjaíib / geïp boben ai beríjaale i§/ tot Jet 23!$ootii ban á%>6njngen benoemt. jjEaar ben μ 3ju!n #i?p4, aS$ (<0;pntngeu boo^ be uonbgenooten' f onöeegeb?agi fcoa$ / 1$ ïm met l '£3f&onitig£.{trgg£baIn ogt be fïaö geteoh6e&
JDeeftec Joachimj^ m be maanb Hiiguffts£ .1.5-94. baoi be j^'tó^ €>beriggeit en be bm* gerg/ biet met ben ns'eutoen «éob^bienfï pel» ben,/ tot pjeöaliantj beriteorenj enbenfjh^ beinber 1614. ugt be toeerelb bergung. ι- .-- ."'■ - ■ ■■■ <■ ■■ λ· ■'*.·■ '■·. '- ί Ε
Paftoors van O, L. Vrou\v ter Ahe.
Théfo Huzinga ín 't faat ifri.
Mr. Hendrik Held, in't jaar■ ïyf9» op fjet
feefl böii Pauius be^eerins/ tot feaffeoi Ban
|
|||
94, Oudheden en Gestichten
Φ, %. g^outo tec Höe bè'rftöoren/ i§ gefïoj* toenin't jaarna- Frederik ten HoeveU Hendriks iia3aat/ ψ
Stftupwbm ι September ι f po.
Staat der Groninger Kerke, federt het veran-
deren van den openbaaren Godsdienit en van de Landregeering, |
||||||||||
De Gro-
ninger kerk is |
^e ^omngee telt / geen SSíflfcjjop meer
ïjeööenöe/ $ oofc 3onöei* fü!praeenen &ίκαη£ |
|||||||||
f . , nebïeenen/ cben al$ öe teil ban Heeutoaaiv
riid de zo" ben. Sfco i# ban be 3oa0 ober bie feerfee / ööö| ge der be f aufifeïpe Φη%#« ber &eréen<0Öt£ j|k» Haarlem- ^fanöen/ bm $tëar#n ban $aarlem aan* vikiriiTcn obolen : öttbér bebjeïiten bee3e liolgenbe ge* aanbevo-
Icn. Leonardus Marius, meeraar in De Φΰ&
nunbe-
Volquerus van Herkinge, &íceM5!aat Μ öe
<0obkimöe/ f afïoc^ te gitooi/ e«3.
Balduinus Kats.
Hendrik Bieffius, 30eent3iaat m be <0ab*
fiunbe. t ^ ;
joieph Kouflcbant, Üeeraar tn be <H5ob*
r Itunöe. ; ''
Theodorus Groenhout, Sicentjiaat ín ÖeiöC
* be teöten. ,
" Martinus dé Zwaan,!feraar ïiï be <0OÖ*
ftunbf*
^ocï) ban be^e jannen té togöÏDöpiger
geloften ín ï)et ttoeeöc Deel ban Batavia Sic™, |
||||||||||
Faítoors
|
||||||||||
van Groningen.
|
||||||||||||
PS
|
||||||||||||
Pafbors van Groningen , federt bet veran-
deren van denOpenbaaren God&dicnrt. ®t eerfïeê Pafïoo? ban «eindigen/ feberfc
be gemeibe beranaering/ fë gebseefl Johan Simonis te koningen geboaren,- be*
toelftein 't jaar 1608. totjpafïoo^ aangetieftV toierb öoo^ Sasboldus ftartgtöiffcfjop ban mu U$pm-, m/ ®l$ een bian^ere <$eloofó&eifc ber/ üwlMWW tt «©loofiigfo tmtacfëaaii Seeft $aberganb $ jjem be ^arbersojg ober Mrfem/ mmfmn/ bt&pmtijk/ enbena* fiuurige Dompen ín Joo^-öoIIanb / onmbm* gen: baar m/ mbat §£ mteen beitmka* ren/ en langer/ gearbeiat ijab/ ban 't^ bjee gefïo;ben t$ 3 be« χ ι £Sp;íí 1^6. $p tea$ ín't jaar.i62i. (in-De «aion» ban
koningen) opgebolgt-booj Johan /Engciberti (ttliffdjieii En^elberrfz )
een SDefrfaling / en licentiaat ín öe töofe
luinöê; öeajelite niftelptf/ tertotjïe bat fa J^afïoo? ban ^oiUngea toa£ / berfcfieibe n% bangtniffeit.en baltöitfcijappen hooi tmlL· uytgefíaan Ijeeft. ;m Hermesr Marn'us, te koningen gebooren/
en een Henlfc| o^abtgeïeeröe / faja£ ín 't jaar 1603. öoo; genietoen Sasboldus tut bepaftarn ban '# ^abcsanöe beroepen: en ban baar naar ^oningen geputaie ^ocfj na bat m er tomaal gebangen fjab gejeeten / en tyiemaal in baïííngfcbap gesonöca lsa£ / té Sp metier fajaan na$;abant bertro&ftèh; en aïbaar aberleacn in 't jaar 1 ó3 g f Relatio Τ· de ia Torre.
ƒ" RelMtoj.de Ja Torre.' |
||||||||||||
Her-
|
||||||||||||
5?6 Oudheden en Gestichten
Herman „de Vos, tm ^OUtOliiaaL'batl ge*
booste/ m eenüenlfcg <0o&geIeetbe/ Daar ög
3ticênt3wat ín De aftooftunöe/ geeft te <U%o* umgen tn£gdp£ gebangen geseeten / en t$ 'et ooft in öatiiogfcïjap gejjonben; ^abergatiö $ f)» jpafïooi gebwben get bo$ íí^eroet^ -geef/-niet berre ban Jl^eöetioltti: baar g$ ooft gefïo^ben i$ oen 7 ^fannarg l65^· Adam de Vos, te koningen gebooren/ en
5Ci'ceii5iaat ín De €50Dtgeit / toaj ín· get jaav 1603 öoo£ oen meergemelben * SÓartjébiffcgop ,Sasbo]dissbooi^a|ïooc? gesonben naau Jl&on* fttt onber SMfïanb. ©an baat toietb gg naat 'koningen gebonden: maat/ betotjï ggi baat om 't geíoof gebannen fcoíerb/gíng gg te $*«!* ïeii tooonen j baat gp $gne mtíbabiggeít/ 300 bg 3ijn ïeben at$ nae gijue Doob / op een ngt* -flèetienbe iög5fcÖèioej^eil geeft aan 't fóollegie ban Den ^oogengeubci > en gefloten s^ ín 't jaat iö4f. ' Eylardus Volqueniüs , SíCCllt^íaat Úl t)t
45abtgeít/í£-te <é^oníngen oberlebcn ín't jaat
163 2.. f ^: i
Fra η c o is Vrée#.e' '£tM «^oníttget / ttt f Ml
itciilfcg'^Qbt'geieerbe/ na Dat g£ 27 jaaten
in ben '3&gngáato be$ ^eete geatöeibt gnb/ ■en bc gcbangeni£ te koningen b|fómaal gab «gtgefiaan 3 t§ aïbaat oberirben ben 3-811* 'gnfïí-'i'&f.?· r :viJ: 4■!'
Mn Sim on Gronftad , OOK ^afÏ00| bail
koningen / i£ aïbaat ín 't bïocgen nan $ijnc
jéugb uyt get ïebengefegeiben ín't iaat 1<%6. omtrent bc^en tijb $'et te koningen/ boo; be itoomfeg - batoïpen / ttn tfoeeöe fteríííe ojjgegecgt %eteerfíeto&etb beöient ban ν Ibidem. » Charta Sasboldiena.
|/. * Johan |
||||
\
|
||||
van Groningen. <>«r
Johnn Tingha, te «koningen geöooren/ m
te Heulen tot S!cetit3iaat ín öe <0obtgeít ge- promoveerd i oetoeföe ban 't íaar 1041. ín De «É&nianben booj ©afiooi fjab geff aan. ψ$$Κ tooj ban bc fïaö getoo^ben/ 1^ gn ooft ftet#» pwftct geniaalst: en na bat. $fé |et jgarberg* ampt/ 500 ín ae ΦιηίαιΜη aí# ín öefïab/ 4* jaaren öeMeeöfegaö/ fë Ijy te Éraffecünt gcffa^ben öen 31 g[an«acg £695, ©e tbj?e§e bergaoersng toierö ten tijbe baa
Jakob de la Torre frafcllt ΰΟΟ£
ludocus Ten-wal, een Zonniger; en banu
tiae bao^ jrthan de Rode een ^foollenaau / en een
<&ab0cfettbe,baií Heulen/ e«$4 ggp $ te «ifoomngen aan öe pef gefloten oen 15-, 3«ίρ ióö5. en geeft tot opboioee oenree* gen ,. · Egbert Ooft er weer, een Zonniger ban ge*
baoitc / en een ïiciiïfcö <0oDtgeIeecbe j bie ceill ?ijueiï tyocoec JohairOollerweer, j£a$»
too; inbc^nmeïatèen/ eenigen ttjb mfyob
pp Öab. ,#a bat ftn ín ^jne ï>a£orge ban koningen 16 iaaren gearbeiot l)ab/§e$ft ïm öe toeeeeiö bedaaten Den ip Sjanuarn 1687, Sijn opbaïger fê getaeefï Johan Rispens, te <PonFuim geöooren/ een
iiobenfcö <0aötoi1eeröe / en §^ίφν ban ?t pcatori f e loben} 5ijnbe tod eer te j$ccije* len jifcecfïec ban be ^atijnfege jSebenrijí^oJifí getoeefí §p tua^ $eee bieilg in 't geloof en öe 3ebeieer te ^ecacn / en ban eene tijotftee* «ciibe geieerbïjett en bcugbsaamïjeit. βα bat m 5pne ftnböe oen tya ban χ8 jaaren met gjoo-- te bujc opgepafï öab/ 13 %$ m 5W fobie* O nrngc
|
||||
<?8 Oudheden en Gestichten
ntnge en ligt get ïebets gefcïjeiben ín 't jaar
1710. |fg geeft tot opbolger geljab iEgidius Albertus Ie Groz, ín 't íanb ban
Sugít gebooren ; bíe ög ben gemelben ï|eee
Rispens boo^ Iftapeïlaan fjab geftaan; en ban jjem/ omsijnebeftige gáben / ín g^oote niaae* ben geïjouben íoa^. 3|n öe plaats ban Johan Tingha i§ geto
men Gerardus vanden Berg , te <£mmcrfë QZ*
öooren / bie te |f nlben en te Ji^entg. o» be
<0obfcgeïeerbï)eït gefiubeert gab, ü$ Sg jpi$> too^ ban koningen getoo^ben toajg / ij §1? ooft tot SfyÉtgi -p^efïee ober be «Smmelanben en §zt ïanb ban 3^jent aangefïeit; na bat §et gemslbeampt/ ban 9t$et$'ptitfttv/ boojRis- pens afgefïagen loaf. ^9 geeft fteibe bie amp' ten/ ban$afïoo| en líart^^íefler / ober be bertig jaar en alleen ín be Jac!)elpfïe tijben beMeebt. Φΰ\\ geeft fjg te ^íapmeen / en tnbe tíauuurígc plaatsen/baat geen jpjiefter febere be föeffynmatsi fönm boet gejet gab / met <0ob^ öuïjje/ en Dao^ be magt bcr ^bei^ea onberfïemit / een nieutoe |íaat3í opgerecgt/ betocifte bede b^ucijten boo^tgeö^agt öeeft lEtoïgeng öe Itebjagpuntcn mag 'er een
§S?ceWjeer te 4$2dningen flaan/ en een J&ie.ö; ter nnt be jj^aatfefiappne ban Jefus; be&jeüie ieber ooft een öeïper mogen ïjttíbm. Volgens het verhaal van den Heer Johan
ïï'binga waren 'er in 't jaar 1663. acht Regulie- ren* die of in de itad zelf, of onder'c ftads ge* bied, de Katolijken bedienden: teweeten vijf in de flad , en drie in de Omlanden. Daaf onderwaren twee Jefuiten ; een Augu Mijner Monnik, daar zeker Pater Niklaas zich byge- vocgc
|
||||
ν au Groningen. 99
voegt had . zeggende dat hy dezelfde magc
had ais de eerite. Voorts een Preekheer, P.
Hyacinth genaamd, dic ín de plaats van Jakob
vander Marlt gekomen was.
Een zeker Pater Hendrik, uyt de Maatfchap-
pye van Jefus , had omtrent 16 jaaren in de Om landen gearbeide. Een ander Jefuyt, P. Chrifliaan genaamd,
was 'er ook gekomen op de zending van zijne Ocrften: dan óf hy eene byzondcre goedkeu- ring van den PauiTelijken Vikaris ontvangen had; dat'wift hy (de'Schrijver \Johan Thinga) met i en hy koit het 'quajijk geloovcn. Pater Herman, eenMinnebroedcr, had zich
op een onrechtmatige wijze, en opeigen ge- *ag \ in 't Geeiteiijk bewind van de Omlan- den ingedrongen ; hebbende geen anderen tijtel, als dat hy van de onzen gemagtigt was om Gelderland te bedienen. bannen: öe £feer Johan van den Berg, bic
ttaberganft Síartg-pjícfïer tdlerö / ín 't jaar »684. te koningen aaw|t?a!n/ uonbt öp'ec tiaee afsonöerfpe fíaat5íen / öie ithtt ooojeert %φ%% §mz\\t teiecöen. <&nhtt öeseiben bja$ l^aterLibertiis Nínnens, te koningen geöoo* teil} bic ín 't jeac 1609. $qnt ftrntýc en ïjet leben beilíet. gýn opboïgè? / $ater Gum- marusMattens, fïojf Úit bolgcilöe jaat? 1700,
en fieeeg tot nagaat $atec Ignarius van Mel-
derr, toe uoc&.ftrtfeben $. τ&ζ ttoeebe ffaat$í öer S^fï«ten / Díe ín 't
jaac 1689 boo? jjet bertee& ban $ater Philip- pus van Torre open getalfeit tóa§/ toierö ben Fatec Phihppus Janicns aanbeboïen. J&aaic «poese janiens oan döer£ beroepen toierö/ SfatfC Hendr& BlKcüi in*gnt píaa$ ge&a^ |
||||
ΓΟΟ OUDHKDKN EN GESTICHTEN...
φρ tsei? $Φηί tip Ι te toeetcn ín 't jaar
,1684, fiosiöen 'er ooh tbjeelngofïgnet'.llon' tiíftltcii i fjeböenöe ieöec een U^anüerc f!aat5ï* ^C Cerfïe fcrjá^ J^atCl* Willem Loyaert; üe>
toeïne / ín 't jaac 1685-. untto fteertlfe fep*
ften&e/ opgefeaïgt fcöierö öooi patec Niklaas de Munk.
©C ttoeebe fïaat^t toa^ mum Hendrik Gel-
fink aanöeboien getoeeff : üetöeüte in 't jaar
168f. naat* Sfya&agt becttrcËif&etide tot nagaat fcreeg Karel de Bakker, P. de Bakker , in 't
jaau 1701. gefloten 3g.tfte/ toiei'ö gebolgt
ÖOO£ P. Miehiel de Witte.
v^ati geeft 'et te koningen ín't jaar 1684.
iioej) gcfïaan -P, Macarius Jonkheer; öetoelïie ín't jaar 1609. tjgt fjet ietien fcïjei&öe en tot epbOigei* Kreeg P. .Willem Marotte,
Onder het Aart-priefterfchap van Gronin-
gen , 't welk het Bisdom ván Groningen, fanfeh Groningcrland,- en'c Land van Drent ehelft , hebben de Regulieren Mgeil^ Jet #erljaaï ban Petrus ttotg&iffejjoi) ban ^
baftC acht ilaatzien, en de Klerezy vier.
AAN TFKENINGEIÍ..
1. Hy word, opk gepreezen vari onzen Hiftori'
fchrijver λ Bor ; hoewel dathy b ergens op zijne gierigheït frnaak. Naar zíjn zeggen was Johan Kmjfi hoewel een Minnebroéder, in allezaken zeer erva- ren: daar by kloek; eia veel v-riendelijker en gevoeg- zaainer als Cunerus PetrL Daar door is hy , zoo als Bor wederom getuygt, by ieder een tamelijk aatt- genasm enlieftallig gebleven ; daar Cunerus Petrt^ zoo als hy althans verzekert, van ieder een veracht? gehaat, eri'uytgelachen wierd» · * Ophet jaar lyép , en IJ76.
■ b Op'het jaer Ifji» |
|||
Beschryving van Groninoeh. ιοί
't Was een vriendelijk man, zegt hy vorders, dïe
geen aanbrengers lijden mogt , en die niet bloedr doritig was. Dan verhaak hy hoe dat de Heer vw Billy op zekeren tijd gezind was een groot getal mentenen gevangen te zetten, op enkeid vermoeden dat - ze den nieuwen Godsdienit toegedaan waren: maar áujohan Knijf zich met alle kracht daar te- gen ftelde; en het ook belette. Wat zijne gierigheit belangt , dat zal rniiTchien
onder Adewert beter te pas k00men. 2. Voorwaar een deftige reden om te roemen,.;
voor al voor een Paftoqr, en een Hoogleeraar in de Godtkunde. Men vindt 'er vpr-tc^eide voorbeelden, van dat olyke guyten en boeveu, als ze zoo (ton- den gehangen te worden , liever hangen wilden ,<sags het ampt van beul bekleeden. Een misdadiger s.die ten vuure gedoemt is, met eigen .handen in 't vuur te üooten, wat is dat anders als het ampt van beu.l bekleeden? Die Hoogleeraar .en, Pailoor kende zjjne eige pligten niet; en fchijnt níet geweeten ste heb- ben hoe dat de GeeÜelijken , .volgens de kerkelijke wetten, ganfeh geen deel mogen hebben aan de doodaraffen. Maar wat zal ik 'er, van zeggen f Os menfchelijke boosheit weet altijd uytvlugten tegen de belle wetten te verzinnen. Om dat het bioedfer- gietcn den Geeiteli)ken door de kerkelijke wetten verboden was ; hebben fommige Biflchoppen, ,die liever een zwaard als een boek in de handen hadden, en ook bequaamer waren om met het zwaard als met een boek om te gaan, eene kunit uytgevondeu om de wet te verfchalken. In denv flag van c βονί- nes zat de Biffchop van Bovines ook te paard, op zijn ruiters gewapend, en, met een knodze in de hand. Met die knodze floeg hý meenig karel de herfenen in ; en queet zich als een dapper held. Hy iïorte geen bloed met den degen; hy floeg ze maar dood. Even het zelfde leeft i men ook van Ckrh' i'«»«j,.Aansbiffchop van Ments. Onze Heer L*«- retis kan ook gedagt hebben, iemand ïn 't vuur te ftooten , dat 'er de dood op volgt ; is eigentlijk geen bloed vergieten: dat is metverftand ter helle loo- pen. c Ciiil. Drue, i Abb. Stad.
O 3 " '* 3»
|
||||
löz Aantekeningen &i> de
3< Waar in by voor de Biffchoppen der oude tijden
nut behoefde te wijken: dit zal zekerlijk de ziïi zijn; hoewel dat 'er in 't Latijn ftaat aud ejm temporis Ca- nobhis non cedebat. De ganfche brief van Erasmus geeft te kennen dat'daar voor C<snobitU moet ftaan Êpiscopis. Maar orft tot de zaak te komen; men zal nergens wijdloopiger eri béter befcheid van de- zen Wilhelmus Frederici'vinden, als by XJbboEmmius. Daar Zal men zien Hoé bedreeven dat hyin de Staais- Zaken was, en zieh geenen arbeid liet. verdrieten, om zijn Vaderland díenft te doen en te helpen. In de gevaarlijkfte tijden, en in alle die Itribb'eÜngen díe de Groningers met de Schieringers, de Saiïen, de Geldérfchen, de Borgonjers gehad Hebben, was hy een van de voornaamfte (tutten van de lÏad. Geene openbaare Raadsvergadering over de gewichtiglle en hachelijkfte zaken, of Willem Frederikjz. wierd'er by geroepen. Geen gezantfehap van -belang, of hy was een van de Afgezanten, en voerde doorgaans het woord. Niemand fneediger als hy, om in 't iiyterfte gevaar, en als alles verlooren fcheen , eeni- gt? üytkomlte te vinden. In alle díe oniruimigheden der Republijk was hy als het roer van 't fchip, en de ziel van 't gemeene belt. De moed rnogr een ander ontzinken, zelfs op wien men kerken gt'bou w't zoude hebben ; maar Willem Frederikfe nok. Men had· zoodanig een betrouwen op zijn beleid en ge- trouwigheit , dat hy fomwijleit bevel kreeg om 't leger te volgen, en de voorwaarden f ván vrede op te ftellen. Daarenboven had hy allé de gaven . die men in den grootiïén Staats- dienaar vefeyïïchen kan: lieftal ligheit , welfp'rekendheit , klöékmoedigheit, verftand, beleid: en daar bywas hyde eeleerdüevan ftad. Maar laat ons Emmiw f zelf hóoreri fpreeken:
„ De voorwaarden, zegt hy, wierden gefchreeven ,, door Willem Frederikfz. den overfte der Geelle- ,, lijkheit; die toet! op het bevel van den $aad het „ leger gevolgt was. . . . Hy was als het hoofd en „de voor/iaamfte beftierder van de openbaare Raads- „ pleegingen: zijnde een man die alle de ingezete- « Xibbo Emm. over 't ;aer 1492«
ƒ Ubbo £aimius ad amu ΐψ)ι, „ tien
|
||||
Beschryving van Gron|N6en. 103
„ nen van de ftad in geleerdheit, moed, en wel-
„ fpreekendheit te boven ging : daar by van aard ten „ uyterfte eergien'g, zeer op deSchieringers gebee- „ xen, ruireloos, en hoogdravend , en tot het be- „ handelen van Staatszaken gebooren, Dit was.ook „ de reden dat hy doorgaans meer op het Raadhuys „ als in de kerk te vinden was; de weereldlijke za- ,, ken meer dan de Geeftelijke behandelde; en de „ fchriften der Rechtsgeleerden dikwilder in handen j, nam, dan die der Profeeten, der Apofteleiij en „ der H.H. Vaderen. En, op dat gy u noch meer „over den man.verwonderen mopgt; hy was van „ zijn· beroep een Geneesheer,· en,voerde dien tytel „ volgens het gebruyk der Scholen. >, Hier uyt zoude fchïjnen te volgen dat hy op zijn Hardersampt weinig gepaft heeft, en in de Godkunde geene ge- leerdheit t'over had: ja dat hy van dat flag van Gees- telijken was, die ílegts geeíielijk zijn in hunue kle- dinge , maar ganfch weereldfch in 't hart. Maar eenLeezer moet wat konnen ligten.en zwaaren ; en moet de woorden van Erasmus, die van onzen Schrij- ver vermeldt worden, neffens de woorden van Etn- miuy Ítellen- Daar by kan het veel tot zijne ver- fchooning dienen dat zijn Vaderland hem in tijde- lijke zaken van noode had: dat hy, zonder de Staats- zaken grondig te verjtaan, en vervolgens de Rech- teii te beftudeeren , zijne poft in 't bekleeden van Gezantfchappen niet waarnemen koft: dat hy naar't Raadhuys, 't welk zonder hem als zielloos en zon- der geeft: was, van hooger hand ontboden wierd. ín 't jaar 1493. heeft de Raad van Groningen, in
eene zeer gewigtige zaak, een Gezantfchap uyt ver- feheide perfqonen beftaande naar Keizer Maximiliaan gezonden ; maar Willem Frederiksz. moeit wederom he& woord voeren ; om dat hy. zoo als Emmius we- derom getuygt, de andere Gezante» in geleerdheit'., iveljpreekendbeit , en vrymoedigheit overtrtfte. Op een % andere plaats noemt Emmius hem een man van een [chrander verfland; die eene uytfleekende ervarend· heit van zaken had\ en zijn Vaderland Ván harte be- minde. Over 't zelve jaar^fchrijvende , noemt hy hem het doen en laaien vanden Raad; en^joo als t Adano. 159,4. ' <>», !,
G 4 qyt
|
||||||
ι ©4 Aantekeningen Οι' de
tiyt de ganfche hiftorie van die tijden blijkt , zoo
dikwils als 'er eenige zwarigheit op te ruimen was; dat moeit doorgaans Willem Fredenksz. doen, of het bleef ongedaan. ;i ; ' 4. Dít ziet voornamentlijk op de Bedelmonnik-
ken : en hier zoude het zeggen van eenen ^lbertus h Argentinenfis wel te pas koornen. ]Sfa 4* i*MeM van Frederik (II) ?,egt hy , is de mhgten de hoegmoed van den ^pöflölijfchcn Stoei aangegroep · zoo wel a/s - die van/Je Minnébroeders ew Preekbe.ren, die den Kef' Zer Frederik vervloektitó. Toen beeft 'dezelve Stoel de gemelde Monnikken door veelerley voorrechten zoo boog hoven alle Orders Verbeeven; dut die Stoel zelf, en de Geèflelijkheit y zich bezwaarlijk tegen ben konnen be- fchermen. Ja't was 7.00 verre gekomen dat de Keizers en
Koningen zelf voor hen te vreezen hadden. Van Frederik II, Hendrik Vil % Lodewijk van Beyeren > en meer andere Keizers, wil ik nu niet fpreeken ·, die zaken zijn ieder een bekend, Maar in de BezwaarniiTen der Duytfche kerke,
dewelke, met de hulpmiddelen te^en die Bezwaar- niiFen, aan Keizer Maximiliaan fchnfeeiijk voorpe- iielt wierden, fpreekt de Schrijver aldus: Uwe Kei- zerlijke Majefteit dient wel toe te zien dat de Bedel- monnikken tegen β niet freekm,^ de welken den Apoflo- iijfchen Steel gaarne ten dienfle flaan , uyt vrceze van hunne privilegiën te verliezen. Dus zijn Zé de Gees- telijkheit , den Keizercn , ja de Pauzen zelf, ont· zachelijk geworden. De Pauzen zelf, zeg ik: want ieder weet hoe dat eenige van die Monnikken ouder Ltdewijk van Beyeren tegen de Pauzen aangegaan, en hun de handen vol werk gegeeven hebben. 't Geen Era^mas vorder zegt dat men zulke Pree-
kers zoo ligt níet quyt kan wórden , was te voore gebleeken ui de Kerk vergadering van Lareranen. De Biffchoppen hadden daar veel te zeggen over de nytfpoorige voorrechten der Bedelmonnik ken ; en dat zede GeftoeJten in de Hooge Schooien, er> de Preekftoelen . over al als in bezit kreegen Voor al muntte de Biflchöp van Puzzolo uyt, die een lange én bewceggelijke reden voering over dat inkruypen h Ap. Chr. Lupum in Concilia torn* 4. pag· <j<j6. 1 .;. deed
|
|||||
_______________
|
|||||
t5"Beschryving van Gr cs ν ing E}t."- ie>5
deed; en toonde hoe dat de Monnikken, als het zoo
gaan zouw, haait alles (tonden ín te palmen. Maar ecnige Biiïchoppen , zegt i Pallavicinus, die meer op hunne Monnikskap als op hunnen myter dagten, namen 't voor de Monnikken op j en vertoonden dat de BiiTchoppen zelf ij door hunne ledigheit, en het verzuym van Gods ü^oord te preeken, den voet aan die voorrechten der Monnikken gegeeven had- den. Daardoor bleef alles íteeken , en de Monnikken in 't bezit. Zy hadden zoo verre gelijk dat de,ge- malde Monnikken, om de ledigheit en onachtzaam- heit der Biiïchoppen en Paitooren, van hooger handf gezonden waren èrn dezelve Biiïchoppen ςη Paitoo- Jen in't preeken van Gods woord te heipen. Maar de vrage is; als de Biiïchoppen, of althans de Pas- . r!„l0 toors, nu beter gezind zíjn om hunne pligten zelf ,. » ' .. waar te neemen ; en 'er op hun gedrag, ín dit ituk, ■■ vuJÍ nief meer te zeggen valt, daar by als'er verfchot van · "' nl-? weereldfche Priefters is, of het den Monnikken en ·! v«iu ■Religieuzen dan paft, met alle gewelt te willen hel- v; -M pen, daar geen hulp verzocht word, of noodig ís. ' ï!'"' Wat zeg ik helpen ; ik mag vraagen of't hun in zulk '">v ' nl een geval wel voegt, hun beft te doen om, de Pas- tooren de voet te ligten, en zich door allerhande kunden meefter van de Paftoryen te snaaken. Die eenige kennis van onze Hollandfche kerk heeft liet wel wat ik zeggen wil. Zoo hebben dan de gemelde Bedelmonnikken,
al ten tijde va» Erasmus, het volk tegen de weereld- lijke Paftaars opgehitft. Geen wonder dan dat de nazaaten van die Monnikken , en daar by een ander ilag van Religieuzen die in dat kunftje ruym zoo wel geiïyieert zijn als de befte Bedelmonnikken, t'hans 'n onze tegenwoordige kerk-krakeelen , regen 't vroomfte gedeelte van «ieweereldfche Paftooren met J'°° een geweld aangaan en fchreeuweri. 2y ííaan er wel by, naar de weereld gefpróken; en ze zien W 2e den eenvoudigen man , met zwttzen en w-HeeUWen ' l*&?$\ konnen wijsmaaken wat ze De vermaarde ^ Me-erai zegt ergens dat de ge-
» Pailnvjcin. Hiftor. Concil- TriJ.
* In zijn Abi-egc torn. 2. pag. 7? r. --c · ·
G 5 melde
|
|||||
jq6 Oudheden en Gestichten
iTielde Monnikken almachtig waren aan !t Rootb-
fche Hof; en dat zy 'er alles, willen te verkrijgen wat ze begeerden. Zy vyzelden de PauiTelijke magt 200 hoog öp, SIS ze köften;r en zy beknibbelden de magt der Bifichoppen ofbet te pas quam of niet: en hoe dat ze dé magt der Bitöcboppen meer verklein- den , hoe dat'die der Pauzen van zelfs hooger rees. Op dat hun zeggen te gróoter klem zoude hebben, maakten de Pauzen hen ook zoo groot als hun mo- gelijk w*s.;';";:> Geleerde Mannen van Groningen. '
onjrr de #noet öe geïeeeöe manmri / bktt<&pmw
geleerde öen gebooren 50» / fiwnt jeherlijfc öe firoon mannen .. |f^eCftCC fohannes VVeíTctos, 300 &WW m
>an Gr?- <sg23p^Oe03eïé op öe JfoötefH ban Ufp^rgenfa
BF wel 'Smeult ml · Of Wdfcl Harmens J joo atf
íeis'voor mcn mnen naam in 't jaatgetgöoeis öer 4&oí
de» voor- mnger ïieriie qeftj^eeben binöt: fjoetod bat Sud" Rodolpbus A^icoia, 5p tijgenoot en gaeöe
cc hou*». ienö> BfmBafiliás Of Bafiiius Frilius noemt.
<®m Dat fin in beeïe taaien / boojnaameritïp
ín öe ScbííeutofcS'e / jeer erbaten toas / miei'ö fin 'é Weerelds Liehc «enoemfc daarom i§ htt ooft bat Si1 »n &β &eben£ ban beloog' ïeeeaará öcc ï|ooge &φ\ζ ban leningen onöec ieo#<tóontngcr$/i>fe in öe Jettcrfiun* öe uptoemunt öebben / öe eer|ïe plaat^ b* fïaat! Φοο? aan ftaat ooft fce&fdbptag. ban «in ïrbeitj $ijnöe bc ïangjïe ban aüc 3«jne iv bcn^efcÖJÖtomöen/ Wc nin ψ Üanö geftomen SufTridus Í Petri en Valerius ** Andreas ïjefr
ben on^ een Itt^tee berljaaï ban 39« \#m&
gecben» / Dt Scriptor. Frii. Dcc, 8. *. 4»
μ Ju Bibliotk. Belgica., x ■ *
|
||||
■
|
||||
Vak Groningen. 107
Φ(Μ ftaei get febén ban on&n Weííclus
boo^íjne íoerííeií, bte fti'tjaár 1$% ög Joh. Sas gcbjiiftt en ugtgeftoraen 3p. <Ροφ öit ÏCUCn1'/ bat bOO^ Aalbert ván Hárdenbérg 'bt'
fcfyttbm%J m 0$iWé\M 'm Κ$Μήψ.
Wgtybben tm qüaffipM ïèbm ban ben
3eïbttt'WcGcius, bocj 30*1^1· beiï naam bc$ &tfj$üw$J öeiiöntèiïi 't todïi/ 300 a$ gct frijijnr/' tigt Ijtt tioo^gaanbe ïeben gctcoftften $♦ W0i§xnm%fmptiè opgeéucti/ 300 a$ fon't gchreegcn ijeböen. 't «0eéim aan ont* btftlxt/ bat 3ulkn ing 'eiMigt anöete pömfc fd;$ften onboden Í én bettJoï0en| oóis 3tjne keve owvb}tc$cn. Wejjelus, te Groningen in Vriesland geboo-
ren , en Goefevoet α of Gböfivoot bygenaamd, is in 't jaar 1400. in de Heerëftráat recht over Kerelswek in de weereld gekomen. Zijn va- der was een bakker, en zijne moeder úýt het gedacht van de Klanten geiprooten. 'Als zijne ouders geftorven waren : en hem, Me noch een kleinkindtje was, met twee zurterkéns na- gelaten hadden·, heeft de eerbare vrouw Ode, anders Odilia Klantes, hem ónder haarë'voog- dyfehap genomen. Zy had een eeriigen zoon, dien zy Wejfélm tot makker gaf; ö:p dát ze t'zamen in de beginfelen der Latijnfehe Let- terkunit zouden onderwezen worden. Hy Was byziende, en had een icheevén voet: maár had een zeer fneedig verftahdj zoo dat hy álle zijne njdgenooten, verftands halve, verre te boven ging. Als hy ván Odilia ,benevens Odiltaas zoon , naar Zwol gezonden wierd *, gíng hy Thomas α Kempis in het kloofter van 3. Agnes- λ Valcrius Andreat, Branden meer anderen 3 noemen
«cm Gansfoort Harmenfz, ^eriMHÍder. herg
|
||||
ι os Oudheden, en{ Gestichten
farg bezoeken; in ...-welk, klooíter de gemelde
Thomas zijne boeken, ,w» de & navolginge van . Cèrifius); gefchreeven heeft. Van Zwol reisde hý 'f oort naar Keulen; om zijne itudiedaar te voltrekken. Daar wierd hy in 't kbilegie van Laurentius aangenomen; 'cwelk aldus genaamd was, om dat het door den Hoogleeraar-Lau- rentiqs, een Groninger van geboorte , geiticht was ge wee it* Deze Laurentius, die ook Pas- toor ván $'. Maarfens kerk te Groningen Was, plagt gekkelijk te 'roeroen dat' hy Johcm Bus met zijne eige Hand „in *t vuur gdtooten had» Wijfelus , Meeiler in^ë Klunitea te JCeulen
geworden ," reisde van daaë naar' Hcidtlherg; daar^jiy de Godkun4e in dfi Akademic: begoit voppté lèezcn, ]VÍa,a^alzoo hem zulks, om d e η η i j d der Go dt gel e e rde η, d op rde 0 ν e r (t c η der Sc-hoïeverboden Vienly begoit Iiý^de.y.rye Kunfteh j endeFilofofy, )n'1 openbaa^yoar te leezen.-· Van daar keerde, hy weder naarjveijlen: eh na^ját hy zijn goedtJAby malkander gerakt en een getuigenisbrief gekreegen had, reisde hy.naar Loven: daar.hy de leflen der Gpdtge- leerden eenigen tijd ging hooren; en over al- lerhande zaaken, zonder onderfcheid van itofFe en met liardnekkigheid, disputeerde. Einde- lijk is hy te Parijs gekomen: daar hy eenigen tijd geweeft zijnde, om de groote yermaurd* heit van zijnen naamr en,pm zijne ongeloorïe- lijke geleerdheit in allerhande wetenicl^ppen en vrye kunften, onder de huysgeriqpt.cn van Nkitiaus V. aangenomen wierd: 't welk aldus befcliikt wierd door Franciscusr ,· ie RwenL die b Zie daar over de Redeneering **n J. Lannoy / hú El da
Pin,. , s . ,; f * , ■ f -. ?I.i, i,r/ 7 Èic was toe* de Ceneraal der Minncbrocdcrea, , ,f;£; α
|
||||
•van Groningen. 109
naderhand Pms is geworden onder dén naam
van Sixtus IV, Met1 den zelden % Ruvere'is hy naar de Kerkvergadering van Bazel gegaan ; daar hy met veele geleerde luiden kennis heeft gemaakt, die hemEafiliusnoemden. Van fom- migen wierd hy Lux Mundi of 's weerelds licht genoemt : maar die hem afgunftig waren, noemden hem Magifler ( 1 ) Contradictionis, of acnMseflerder^egenfprake; en deezen naam heeft hy naderhand by alle de Akademien behouden. Daar na is hy met zijnen Heere Franciscus de Ruvere, Generaal der Minnebroederen, weder naar Parijs getrokken; daar hy veel ondervon- den, en ook veel uytgeftaan heeft; zoo dathy uyt de Hooge Schole, en zelfs uyt de ftad, gebannen wierd. 't Is zeker dat hy omtrent ieitien jaaren te Parijs overgebragt heefcj en dat hy mee zijnen Heer^ die nu tot Paus verlcoo- ren was, naar Romen is gerei ft. Franciscus de Muvere\ wanneer hy nu als Paus gekroont en gehuldigt was , fprak onzen Weffel met deze woorden aan: o mijn zoon IVejfel, cifchnu van my al wat gy begeert , ik zal u niets weige- ren , ( 2.) ais het maar met mijne achtbaarheic en uwen ftaat overeen koomt. Daar op heeft Weifel "jij'moedig geantwoordt ": Allerheiligilc Vader, allergensdigile Patroon, ik heb geene reden om uwe Hciligheit zeer, laftig te vallen: ik heb noit naar groote dingen geiiaani die alleen verzoek ik op u, dewijl gy nu het ampt van Opperprieiiep en Opperharder bekleedt, dat gy u zoo loffelijk draagt als uwen naam be- taamt; op dat-gy naderhand de item van oen Opperpriefler Chrifius by Matibem aan 'c xxv. moogt hooren: Wel aan goede knecht, om dat gy getrouw zijt geweefi, enz, Sixtus delf gaf hem tot
|
||||
ÏIO OUDHEDEN EN GESTICHTEN
tot antwoord: daar zullen wy voor zorgen: eifch
gy maar iets voor u zelven. Daar op zeide PFeJfel : zoo verzoek ik dan dat gy my den Griekfchen en Hebreepwfchen Bybel uyt de Vatikaanfche Boekerye wilt gecven* Sixtus zeide wederom : die zal u gegeeven worden. Maar gy gek, waarom verzoekt gy geen Bis- dom, of iets diergelijks ? Daar Weifel op ant- ivoorde: om dat ik die dingen niet van noode heb. Daar na is JVeJfel uyt Romen vertrokken, en weder naar Vriesland gekeert. Goswinus van Halen, 'm het dorp Halen aan de Maas gcboo- ren, die een leerling van PFeffèl en een tijdge- noot van Rudolphus Jgricolaw&Sy fchreef eens het volgende aan Aalbert van Har denherg: Ik heb Adewert nu veertig jaaren en noch langer ge- kent\ Had gy toen naar een geleerd man gezogt, dien zoud gy te Adewert gevonden hebben , of an- ders in ganfeh Vriesland niet. In die tijden was Adewert, niet zoo zeer een hjoofier als een {l) Aka- demi. Dit mijn zeggen zouden de volgende man* nen , indien ze noch in 't leven waren, door hun» ne getuigenis konnen bekrachtigen: Weflel Goefe- voedt ·, Rodolphus Agricola, Willem Frpde- rik (Frederiksz.) Paftoor, Johan Oitendorp, Kanonnik van Deventer, en wel-eer mijn meefler^ die noch\ in 't leven is; Rodulphus Langius van Monfier', PaulusPalentintisG'?»^^^.' Alexan- dcr d Hegius, ook wei-eer mijn mee/Ier: Johan Kanter, een Groninger: de vader van den gelau- werden Poe'ét : (4) Jakob Kanter, Lambert Fryelink, een Groninger: É»Onno van Ewfuma, een Ridder met gulde fpooren. Forders Arnoldus van Hildefum, en weer andertgeleerde mannen ·, d Schoolyoogd te Deventer, en weLeer de leernicefter-vati
Erajmus» ds-
- ., 'Í V *
\ . ■ ■
|
||||
η van.Groningbn·!'(? üjüi
dewelke gewoon waren geleek weeken a , om niet te zjgven maanden , in 't kloofier van Adewert over te brengen^ Als Pater Gerardus a ICloofter, uyt het kloofier van S. Agnes-berg;, die een vlytig toehoorder van Weifel was; Willem Sagarus, een Vlaming , Raadsheer van, Karel W Deze Sagarus heeft aan de Geeflelijke Maagden voor Weifels bekkeneel tien Vlaamfche panden geboden j 2öö een achting had hy voor Weifel. Wy hebben, ook eenige werkjes van Weifel gevonden: ten deele onder de boeken van e Vanden Hoek» ten deele in het kloofier der Reguliere Kannikken van S. Ag- nes-berg) in de voor Β ad van Zwol; daar Weifel gewoon was een gedeelte van ft. jaar over te bren- gen. ÏVant David van Borgonje, Biffchqp van Utrecht^ die, zeer trouwe Kerkvoogd, bit aaide daar de kofi voor Weifel: als zijnde deszelfs cemgfie Patroon tegen de dolUgheit der Bedelende Monnik- ken -y dewelken Weifel zonder ophouden wonderlijk vervolgden. Van daar was hy gewoon naar Vol- lenhove en Adewert te gaan. Eindelijk is hy weder naar Groningen gekcert, en heeft daar in 'tkloofter der Gee(lelijke f Maagden, in *c jaar 1489;. op S, Franciscus dag, dat is den 4. Oktober, zijn leven zachtjes ge-eindige. Hy β Deze Vanden Hoek,, anders ArigiUajis geuaamd, was
Deken te Naaldwijk büytên" Delft . c» de oom van Martinus porptDs; Hy had by Engelbert van Van Leiden , die in 't jaar »480. ecnea brief aan WcilH ichrecf , t' fchool gc- ƒ Hy had zijn yerbJýrie dat kloofter genomen , niet om
net kleed daar aan te trekken ; hoewel femmigen zniki mee- neo , iegc SufFridu's Petrt; en daar noch by voegen dat hy een Monnik van S. Hieronymus Order » en de ftichter van dac konreut, is ge wee ft : Hy Was'er maar gaan woonen , om daar, op zich zei ven kevende , tijd tot het Jeezen te hebben, en zich doét het befhideeren van de Godrgelctrdheit te verma- ken. DeSctipcFrif deerct. 04. wierd
|
||||
in Oudheden en Gestichten
wierd daar ook in 't midden van 't kooi* begra-
ven. ïfn i§ ban aïSecganöe flag ban nmtfcgen
0ejj?ee3ett gebjeefï· en gcefc $úf$ υ&ψφ$Μ Ι geip íttp.fíéién ge&öen/ toeí geftoati. $1* ïeenïp t| gg> ban een öeeï ontoeetenbe en 0η5 tjeeeïüe j&pmitftóctt / iaelfeéi? bggefaobicigeit en&touigdanbg ban gem gcïjeftelt fojieeö/etien al$ Erasmus, gebaat gehjeefi J^aac David van Borgbnje, 2£íffcgO}3 bail UtVttljt / geeft
gem tegen gunne toaetienöe raser-og &e*
fcgemnt. &e ïaffdpe getingeniffen / bíe Johan (5-) Reuchlmus , Ge&ardus Noviomagus , [ohan
Oofterdorp', Goswyn van Halen , öe g&tlpíý bec ban tse ^nboeg^eï^ op oe pfÉtp ban
Ufpergenfis, Conradus Fabri, Adarnus Petri,(
Rodolphus Agricola , Regnerus Prxdinius , Willem Savarus, Jakob vanden Hoek , en meei* anöeren aan We Hels Wutn en geleerd
geit gegeeben geö&en / flaan acgtee 3911 ie* hm/ bat ööO^ A. van Hardenberg fcmjoíoopíí
gee befeg^eeben í§. ^íetr nèbm$ De tof/ öie
gent met fco^te bjao^feen öoo^ R. s Pracdinius gcgcetíen toö^ö. JVejfel van Groningen, een man in allerhande
deugd en geleerdheit ten hoogite uytmunten- de, . .· \ is %\ jaaren, eer dat ik gebooren wierd, uyt de weereld gefcheiden ·, te weeten in Έ jaar 1489 zijnde negen-en-feftig jaaren oud+ Zijne onthouding en matigheit waren de oorzaak , dat hy in zijnen ouderdom een jeugdigeen friíTe gezondheit genoot: maar de onmatige boekoeffening heeft hem de dood aan- gedaan : en waarlijk, van alle de genen·,, die f In 7 caput Lucx.
°,Í3; V OnS
|
||||
van Groninger ti%
ons Vaderland tot nóch toe voortgebragt heeft,
is hy de eenigfte geweeft die daar doorgeftor- vcm is. Want RóMphus Jgricê/a·, hoewel niet zeer oud, is op een andere wijze aart 'zijn 'einde gekomen. ... Agrkola was dikwi.ls befchorï*- Jïen: maar niemand heeft P/eJfel oyt dronken gezien. . . . Zy leefden in een groote vriend* ichap, ·..-... Λ ©g i$ te koningen gefïo^ben ben bietben
<Pctobee/ m aibaar bg be €>eeftelpe JjEaag* ben ín t niíbben ban t Sodj begiaben Goswinus Van Halen , bt <Bbttfte batt 't
^oebcíjDu^ te <&j0mngen / bittoeï-eee Wes-
lels ftaecijt b)a# grtuccfï / fcíjjtjft eegen£ ín cm ban 5!}ïie Ö^iCben: Die de Goddelijke Boe-
ken leeft , zonder dac hy dageiijkt geringer in zijne oogen en ootmoediger word, en zich zelven meer en meer mishaagt; die leeft niet al- leenelijk de Goddelijke Schriften zonder vrucht, '"aar ook met gevaar j zoo als Wejfel geduurig pHigt te herhaalen. ©etoijl WeiTei 30a g|oot en soobanig een Vcrdeái'
man \$ geíaee jï; %,m\\t Ijem Hebtt al§ om ftrtjb £S te eigenen: ia be ^nteolpen $tlf beto tCVClï zinnig ge- oat ορ tot öunne aanljangerl befioojt. <®afc io*f·' 1? baar boa^ uggeftouieu / bat ïm $u\ht ee«~ Wffjeit toonöc ober be buífíernífen bit obec öe ïtct-be berfj^eiö fcjaren; bat fjn 300 eenei* pec boo£ (jet ïjerfMien ban be neeheïpe tUClJt ^ab ; bat gn met Maarten Luther, Phi-
iips Meian&hon, en meet anbeeen/ befoettnen
oc oeöo^bcntöeben Ut ín öe heen ín s&rang gin* sen betoeenben en 'ee op fmaaïben / ficmitë, Si? r: e(möei* 0111 bat ftg toe! iet£ geseit of flWj;ecbcn öeeft/'tfcocïh bubbetynmg íníboe. mimm í§ baar 3*0 «racètig ín / a$ be |
||||
*
|
||||
1*4- OUPHEDEN EN GESTICHTE
£e$;per/ öie öe afbtü^t\§ en öe ïeben$&e*
fcftópingen öetr Üoogleeraaren ban <2»;onin» gen ngtgegeeben geeft $ en öaar ög eene 3eec taijötooïMp Befcöaping ban.'WeOeis ïeben geeft geboegk ^aac 3egt |jn onber anfceren; Qoswinus vauHalen, wei-eerPfeffhis knecht,
en naderhand Pater of Overfte in 'c Fraterhuys te Groningen , vertelde , zoo als Philips Me· lanïïbonuyt zijnen brief verhaalt, dat hy tegen- woordig was ge weeft inde redewiiïelingen van Medolphus AgricoL· en tVeJfel: daarzy dcduifter- nifien der kerke beweenden; de ontheiligin- ge in de Miflèn en den ongehuwden itaat be<* ftrafteni en van de recbtvaardigheitdes geloofs redeneerden: en wat het zeggen wil, 't gceh Paulus zoo dikmaals zejt, dat de menfchen door 't geloof rechtvaardig zijta, en niet door de werken. *®m bOCgt 'er öe ^Cg|pec Bg ί Als hy nu de.leerpunten der fchoolfchc God- kunde te Keulen in korten tijd en gemakkelijk verilaan had t heeft hy 't daar op toegeleit orn een andere (Godgelecrdheit), die zekerder en Goddelijker was, uy t de Heilige Schriften des Ouden en Nieuwen Teftaments , en uyt de Gedenkfchriften der rechtgeloovige Vaderen, 200 Latijnfche als Griekfche, te haaien. . ♦ . Hy beftrafte ν ry moedig de rweuwigheit der doolinge, en wenfehte dat alles heritelt mogt worden naarden regel der oude Waarheit. 3£an 3eit j)g bo^er: üe jjoofösa&dpe ïeer>
punten/ toaac ín jjo ban 't gtnteene geboeien en obcreenflenmnnge beifcjjeelöe / beftonöen booí 't g^ootfïe ge&eefóe ín üe boïgenöe ïeer* fMtftcn-, W bju nnt 3jjue gefcfpften/ en ugt öe gepuígeníffen öie üan anderen toegen^ 3pe, gefcjftèiften ge^eeben 5Ö«/ tw goe&ec trontoc ge*
|
||||
f
|
||||||
van Groningen.' rif
0XOhhm pöBtfU Dat Gods Woord, zoo als
het in de Schriften der Profeeten en Apoftelen
bevat is, de eenigile Regel van 't Geloof en den Godsdienft is: zonder dat de Overlevering der Kerke, de Regels der Synoden, of de fchrif- ten der Vaderen (voor zoo een regel te houden zijn) : dat het gezag van dat Woord in de waardigheit van 't Evangeli of van het Woord zelf beilaar, , en niet van't gezag der kerke afhankelijk is: hoewel dat de kerk de Bedie- nareiTe en. MeeftereiTe is om tot het geloof te komen: dat die leeringen der kerke alleenelijk moeten aangenomen worden, dewelke met hec gemelde Woord overeen itemmen: dmCbriffus alleen onze Middelaar by Gödt is i maar geen Engelen , of overledene Heiligen : dat Chrifhs rechtvaardigheit ons toegerekent en door het geloof gegeeven word , zonder de werken: *en dat niemand door zijne werken of verdieniten gerechtvaardigt kan wo»den: dac de leer vaa eige voldoeningen vals , gods- laiterlijk , en de oorzaak van wanhoop is: dac het een veelvuldige en fcbrikkelijke onrheili- gingvan hetSakramentdesOutaars is,dewelke dagelijks in de Mifle gefchiedt; dat de aflaatcn maar een koophandel zijn, vol van fimony: dat het vagevuur ten looze vond is, om de fchat- kift van'tRoomichc Hof te vullen: dat de ge- beden voor de overledenen ydel zíjn: dat hec trouwen » ook volgens het Goddelijk recht» aan de gewijde peribonen geoorloft is; en dat ze aan de belofte van eeuwige onthouding niec gebonden zijn, die de gave van .onthouding niet ontvangen hebben : dat de Paus en de Pre- laaten volilage Antichriftuilen zijn; zoo dik- maal als zy iet gebieden, dat met Gods Woord, Η χ of
|
||||||
Ό
|
||||||
iiö Oudheden en Gestichten
©F met de godvruchtigheit» ftrijdig was: dat
'cr geen Paofïelijke Öpperhoofdigheit is: en dar. Y-r niemant. aangeftelt is, om alteen *c op- ziet over de gcheele Karolijke kerk te hebben: dat de Paus geen het minftc recht heeft op de geweetens der menfchen, noch op de Konink- rijken der■ weereld: dat 'er niet zoo fchadelijk aan de.kerk is,, als haare al te groote rijk- dommen .;. en dat'er niets zoo bedorven is, als de zeden der kerkelijke pcrfoonen. <^etojjï jet nu míjn ítisígt níet $/<í£»e!oof^
saïten te berjjattbeïen/ maae eene ^ifíone te fcMjbenj 500 UtfT&etmg niet/ aiïe be tueiv fien ban WeiTei te booten /en aüe 31)110 icecfíuMién te oberfcneegen / om een iiaanbj* fceurig oo$eeï ober sijn geboelen en montage - te bellen, tlïeenïp $al fö 6<« <*nige 5*n tiv ϊοορφ bermelben i op Dat een onpartijbig Eee^eebaat mt oo^Deelen mag of 0113e tegen* fíreeber^/ alp Ψ WefTel öt$ ομ íjimne 3pe soeften te treli&en / en boo^ oen booL?ïooper UanLuther opgeeben/ op goebe rebenen fïcip tien. s» v * _,
3$ant beöaïben bat al get geen be <^omii'
lïer^cïmjb^ ugit Goswinus'ber|jaáït/te íxice^ ten bat " Weifel en Agricola be imifïeemffeH öer tefce öeUieent 30uben geöèen/ fcgietöï" leenüjft op öet peggen ban Phrl. Melan&hon fïeuut; mie 3a! níet Bekennen bat be ütvhf toíen^ geloof alleen fïanö3aIflouöen/ en be> toklte alleen baïgeng b TertuMaan (ín 't ge> loof) met Jjeebojmt hau tooien/fointijb^ ber> fcupfícrt fcan tooien; 't $g booj be öebo^be «ben bee loeereibfcöe meiifcljcn / 't 5P boo.j een bugïe öiecigöcit / of öet berbal ban b* h De Vel. Virginib. {-;' .
toeS*
|
|||
van Ghoningkn; ιiy
titcgfc! (Ce meer baar be l|oofb!eeraar ban on$ gdoof/ Jefus Chriftus jelf/ Ug Matthaius aail *
't i8„ biUbeïp ^egt: Als de Zoon des Men- fche zal komen , meent gy dat hy geloof op de aarde zal vinden ? ^ttft be Eeeraar oer fttvlu/ b^ ï| ι Hie-
mnymus , get 3eiue níet ober lang üdeödt; a$ jjn be buofïerntffén/ bíe boo; be lipten ber fUriaaiieu ober be feerne berffeeib fttareii / öe- treurde en opentïp fcg^eef bat de geheele weereld zuchte, en verwonderd ftond dat ze
Ariaanfch geworden was? \$$0: {jet Agricoia en Weifel níet geoo^ïofb/
baar 3e be «erft ban gunnen tp boo^ be o#* fcomenbe en bageïp^ boojtftrunjjenbe üoqIm genen quaabe ïeeringen tot 300 eenöeb^oef* ben fïaat berbaïïen 3agen/ met Hieronymus öe buiffcrm'ffeii bie ober be liern berfpreib ma<» ren tebe5ucf)ten/ te betreuren/ en 'er ber* öaafï obertefïaan* : jjl&oet bie aanfïonbg boo? ben ugtbinber of
üegunfftger ban een nieufoe ieere gejjoubeti tooien; befoelne be booinigen en migkibin* öen ban twi$t ïebemaaten ber Merite/ booj ötioeihen be fóofó-oberflten ^eïf fomtp^ ber* ftcikt tooien/ beefoegt/ en 5pe ftiagten met Κ liaÏDs boet/ bat {jet goud vervalfcht en dé
ichoone kleur van de Bruyd verandert is: dat naar zilver verkeert is in fchuym, en haar wijn met water gemengt; dat de getrouwe ftad , die vor rechts was, en daar wei-eer de gerech.tig- tigheit woonde, leelijk ís geworden, 500 bat . 'ir'HU doodflagers in woonen ? g50Q 30Ube be tegenpartg Petrus Damianus , S. Bernardus , s. Franciicus, m meer anbere biergeïpe be*
» Adraf. Lucifer. ^ ι Hoofdfluk.
Η 3 ftraffer^
'% '■ ' . ... k· ' ■ : ■ * ' * ■ v
■',_ . . ■„■- ■", ■ '"■■ -:^; ..'- " "'..■- '''..-■"■■'■ ,·■'.■' ■'■':■■ '■,'.: .'■ \ ' .',, ψ
ƒ ' 'f\ '" *"■■
|
||||
118 Oudheden en Gestichten
fïraffer^ ban be gobïoo^geit en liefgebber^
ban üt foaw ï$ot!§Ïsknfti8Í)nt / ítonncn tiü& hen. ïgoe balt P. Dammnus tint tegen b£ Èe* fcojbe 3"eüen ban 3guen tgb; tegen get berbaï ban be 3cbetucgt j tegen be aïom ín 3toang gaanbe jffmonn en onhonsgeit $ Hoe ifiaagt ^». Bernardus, met meer atiiirrcti / ober be* 1 3eibe geurenen* l|oe genelen $9 be ofeeröa^ geit be$ boIft£/ be gieesggeit ber <&ecfleip* geit/ ben pracgt en tvotjSgeit ber Jf^daaten* Sa á5. / Bernardus fpaart 3eif be <£§ppermfi3* ten níet, 3$at nip belangt; ifc $it get booj een nbec
ban een maaee oobtyucgtsggett aan ·, bot men be burfïerniffen en rampen ber ftcrïte/ bic men boo^ 3|jn ge3ag níet fcueeren fean/ beneber$ Auguiiinus, P. Damianus, en Bernardus, met
ren meeboogenb gerte betreurt. Al de be-
geerte ban ben loning üavid foa$ voor den Heere ; en zij o zuchten was voor den Hecre
niet verborgen. ■Jf 3^ be pli0t ban een gobbmegtio: ge*
moeb/ op 30a een toijgc niet ben gemeïbc» I Itoning te 3i?cgten / en 3jjnc begeerten De» ï|eere boo? te blagen ·, bar .■'$/ ober be ue* öo^benbgeit ber 3eben en get berbaï ber $W tiicgt teïicrmen/ terneenen/ en te treuren; en naar be gerfieïüng ber % ïlcvhe en beu Inifïer en geiïigmalmig uau ^aDá ^ngg te gaanen en te bcrlaiigen: mitjSgaber£ met ben i|», Bernardus te - toelifcgeii / cii <0obt biertg te bïbben/bat gn » haar weder Rechters wil gec-
vcn als in 't eerite, en Raadgevers als in ótn beginne. f De ConfWer. ad Eugcnium, en cWeis.
m lU ι : ν* 26. |
|||||
ι
|
|||||
Van Groningen. ii£
®oo#$/ toie 3aï Bet ooft ontftennen dat *er ín de Heilige Boeken des Ouden en Nieuwen
Teftaments* en in de fchriften van de recht- geloovige Oudvaders, een zekerder en godde- lijker Regel gevonden word als in dé fchool»' iche Godtgeleerdheit ban Thomas van Aqui- nen en Albertus Magnus; IjöCÖjel Q^elbP <&0b* geïeerbljeit gaare nuttígíjeít ooft Qerfti ®e#
5en 3tïben dfeloof^tcgd QeBö^it be oube &eeraar$/ ja be Uïoomfeïje ^au3en jelf/ ban 5£ begin bei' fterfte af / ín gittine fterftelpe Éergabertngen Hooifiun rteijtfnoer geöouöën* 2o {jebbent ooft biüp geoo^beeit dat men sft les herftellen zouw naar den Regel der oude
Waarheit: eerffelp be «0eloof£ïeertngen ·, m
ban ooftoe tucj)tregel$; te fcoeeten 300 berre aï^bc bebo^bc natuur/ be elïen&ge tijben be* 3ee ioeereïb / en anbere omfïanöiggeben/Om* trent get laatfïe toeïaaten. Wett nu be «íMoofápimten belangt; bie
foojben boo?gaan$ bubbe^inmg/ in 't toilb/ eti 5onbec boeft of tralttaat te meiben/ booi ben ^onínger ^eïjjper opgegeeben. Wit i$ altfyang toaar bat Wcfl'ei toeï buibet
lp' een ganfeö anberen $eïoof$regeI baff* ftelt/ al$ jjem ban gemelben §>ύ}φ$ΐ opge* bicfjt fcoo^b. Wat boet Jjn / om anbere plaat- sen oaar te ïaaten / in 3pen fyief aan Jakob vanden Hoek, beften te $aaïbb>p: baar n u?c Bg 5p gloeien met be5e tooojben: Ik weet zeer wel dat de Schriftuur geen volko-
men Regel desGeloofs is: ik weetdat 'er fom- mige zaken door de Apoftelen overgeleverf, en niet befchreeven zijns en dat alle die over- leveringen , even al* de Kanoaijke Schriftuur, » Cap, 7, psg. 8Í7, 888.
Η 4 voor ,
|
|||||
ι
|
|||||
120 Oudheden en Gestichten
voor een Regel dei Geloofs moeren aangeno-
men worden. Deze twee zaken alleen, en 'c gene klaarblijkelijk en door een nootzakelijk gevolg daar uyt getrokken word, manken den Regel des Geloofs. Ik beken dar dit alleen, om effen te fpreeken, de eenigile Geloofsre- gel is; van úcn welken niemand, op verbeurte van zijne zaligheit, afwijken* mag. vl^at een feftoonee obereenftomfie i$>ev ηφ
fcjjen Dejen <$doaf$regêI / oooi Wtfni be* l toeerö en bafïaefïeiD / en tujftgen oe &φψ bei$ ban De aiiDere pmt$·? en.ijoe i*c0eirerj)t. j ftn)bt ïjgi tegen \}m\ segoeu* 3|n |et ÖOeïi Van Gods ■ Vor»rzienigheit ,
$aae ïjgeerfï en hm? aï ban <0oöt fpaeeïit/
en boo^ aan boo^ öen boo;namnfíen ggojiáp geï fíeït,bat Gods aiiei'zekeiíle en allergogder-
tierenfte Voorzienigheit alles in allen; uyr- werkt; baar ijja p$« op ïjet 727* 3ijöt)e 3Cét
barbeen fïerbenö nienfcij z<.jn betrouwen op Godt fïeïlen moet; en baat* öy op 720. 3tjötje Öe dood de deure des Hemels noemt / eil 'et'
bgboegt Dat ChHftus oe poojticr en öe goeöe
jjfèoo^Denae bc booiganger ten Seniel (é: ín Dat Öqeft / seg ih / feeeïtt S» öst geöeö tot ben goeöen jJEoojDcnaar : O gy gelukkige Moordenaar, ik bid u door Gods genadige
hand over. tij endoor de barmhertigheit die gy in uwe fpaede boetvaardigheit gevonden hebt, houd my gezelfchap in de laatite uure. Μ i§ get Dan bjaae öat Chrirtus öooj 51'cïj
3eïben/ en öooj öen onnntpnttelpen feijat 3íjnei:beraíen|íeu/ alleen bg<il5opt 0113e jl&iö* beïaac i$ ·, haat fïrtjöt níet tegen öat öe «êw geien of obedebene%eib$en/ ai^öe b?ienöett ban Den «^pperfïen ÍBíDoelaac Chriftus, niet een
|
|||
van Groningen. 121
een minber öienjï ge-eert of ooft aangeroepen tooien, iên bit ï$ get gene WefTeius gier met alleen booi 5jjne ïeere / maar ooft booj 3tjii boo^ueeib / öebefltgt <#n op een anbere 0 pïaat^ Sei't gg biíibelp: De overledenen bid-
den voor ons, op dat wy tot hun gelukkig gezel- fchap mogen overgebragt worden. Het gebed der Engelen voor de overledenen is zaliger. Het gebed der overledenen voor ons is gelukkiger als ons gebed dat wy voor ons of voor henlie*· den ftortem j^Qoit geeft Weifel geïeert bat het v»ge^
vuur een looze uytvinding ís . . . . Of bat be
gebeden voor de-overledenen ydel of onnut zijn. 3(n tegenbeeld'er op get %^7 Stjbtje een fyief
tebmben; Öienjfê^WeflelaanBernardus van
Meppen, föegnïier fianonnift / gefcg^eeben
geeft Ober ben voortgang en den ftaat der zie-
len na dit leven: wat en op wat wijze dat men voor hen bidden moet. ©an íaát gn acgter be gemelbe hjoo$en btt$z (hellingen bolgen:
't Is een heilige gedagte voor de overlede-
nen te bidden. De wenfeh der overledenen, die voor de le-
vende bidden, is heilig. De bcgeertedie zy voor ons hebben, is hei-
liger dan onze begeerte voor hen ; naar mate dat ze heiliger zijn. Φρ get 8 3 $. 3tjbtje fteït gn bese fïeih'ng of
ïeering te neer. Ik geloof niet dat de (goede) Moordenaar zui-
verder geftorven is dan meert alle de heilige mannen; voor dewelke de heilige luiden, van 't begin der kerke af, gebeden hebben. <% get bolgenbe 3gbtje 3egt gg ; Want
o Ibid, pag, 8j <r, -.\
Η 5 zy
|
||||
122 Oudheden en Gestichten
xv worden daar niet van de dood ten leven her-
boren: maar zy worden d?er van onvolmaakt volmaakt: en zy worden d'er van de vuylig- heden hunner dagclijkfche luiten gezuivert, volgens het zeggen van S. Auguflimts , in 't 2.1 Bock en 2,6 Hoofdftuk van de Stad Gods ·, mitsgaders van S. Gregorius in zijne Zedeboe- ken ι en vmWïlhelmusPnrifienfis'm'ceerfte Bock van 't LichtmeUjke Geheel-Al: daar hy wijdloo- pig beweert dat de zielen der overledenen van hunne zonden en vuyligheden gezuivert zuilen worden , en van hunne onvolmaaktheden tot volmaaktheit zullen komen : want, volgens het neggen van den f Apoftel., Die het goede werk ín ulieden begonnen heeft, zal bet tot den dag van den Heer Jelus toe voltrekken. S^ail Üümtïfè 'CrÖn: Als de Apoftel zeitV
Qp dat een ieder ontvange naar bet geen hy in zijn, vkefch gedaan heeft', dan zegt hy niet mêt«uyt- 'Auitirxre j in zijn vleejch alleen: want eenige zonden 5 die men reeds beleden bid, worden ín de toekomende eeuwe vergeeven. JDaar zullen dan zonden zijn, voor dcwelken men (ftraf) ontvangen zal , hoewel dat ze in het vleefch niet gedaan zíjn. <&it ban öe pibmiiQt fcer ýoim bit nm öit
ïeben 0tfc9ieöt / en ban öe gtbmn bit öoog l)tv ïíge mannen feöert tyt öegm öer nerhe boo^ De oberïeöencn geflopt 3tjn / 300 öisMp f^eent; ïeert Díe metöe aanljanger^ ban Lu- ther bat het Vagevuur een loozeuytvmdmg isy
en dat de gebeden voor de overledenen ydel of ©nnut zijn? 3$ int ter goeber tronioc geganbeïr > öe tyt
^onöece perganöeiing ban WeiTei ober fjet # pkil. I» q β Cor, f. η I·»
|
|||||||||
•
|
|||||||||
■*■;
|
|||||||||
VAN GrJoNInGEn. 1ï|
$agebuu? / bie nfet mm geiionben mo^b /
maar ín- be itjfl ban $ijne betJöobene boeken bermeïb fïaat/ inbien 3e te binben toaai*/ 30η* be'be$ ^ctpjbei^ meening ober bit ïeerpnnt nocg Maarber bertoont jjeööen. ügt bese toeittige fïaaïtje^ 3onto men eer
mogen öefïtmten bat Weflel {jet metbe ïeerin* gen ban bm onben <0ob$bienfï / 3e!f$ op !jet fluit ban-'t $agebimc/ ín ben g?onb öer $aÉie en f&at fjet toejen be^ 'geloof belangt/ ge* gouben geeft. €n men 3onio 'er ögnae geen ander gebolg nonnen ugtti'eftften al£ bat βρ/ bic ten ttjbe ban be Miityke $c$#t£t$ ïeef* öe/ ín get boo^fieïïen ban 3enere ieerpunte» 3ijne gebagten fomtíjb^boo^ ongetooone fp^eefo toijsen / en níet genoeg op 3ijn ^í$oïapf$/ 5aï ngtgebjant geöbeni en bat bit aan beun* bet$ge3inben geïegenbgeit geeft gegeeben/oni 3jjn 3eggen berneerbeïp op te batten, ^íer toe 5al boo^namentltin gcijjoïpen gebbeit bat Öet ongebonben en ontucijtig ieben bermen* fcfjen 3ynen gber fommgien iievboert geeft / om tegen berfegeibe ongecegdbljeben en mip puntten ban sjjne eento ngt te baïien ■, als te- gen de veelvoudige en fchrikkelijke ontheili- ging des Allerheiligirea Sakraments, die dage- lijks in de Mifle geichiede; tegen het vuyl ge- win, dat men onder den fchijn van 'r Vageï- vuur bejaagde : tegen't geÖmglivan koophan- del met de aflaaten te drijven; tegen de heers- zucht en trotzigheit der Prelaaten. Mlbü§ i$ gg 3eer fïont ín 't fpjeeften ín sijne Verhande.
linge van de kerkelijke magt en waardigheit:
van de waarachtige en rechte gehoorzaam heit: en hoe verre dat de bevelen en wetten der Kerli- overften de onderdaanen verpligten. %t\ bese ©erfianbriittge/ bit te 4B&»nwgen
|
||||
124 Oudheden en Gestichten
ep 't einöe fcan spe antière tofien ^nfít féúi't jaar ιοί*, enöiein 't jaar 1611 met róeer anöere öiergeïpe iC^afttaateis te Hatta* ber Ö00? Melchior * Goldato mt$ UBt0Cpe*
bciitoa^/jidt 8ρ ö^e fïcïïing te neer, Dar, de
onderdaanenniet*gehouden zijn den Paus te ge-
looven, ten zy als hy zelf een goed geloot heelt. €n a$ jjg öie fïellmg in't berbols ban öat
^ooföftUR betoeeren jaï / ffceelfc Ρ ίΐίοιφ: Het leven van een rechtvaardig menieh zoüüc
in groot gevaar zíjn, indien het van het leven van den Paus afhangen zouvv. Want demee- íte Pauzen'hebben fchandig gedooh ;..zoo als in onze laatfte tijden in \ vermaarde Koncill van Konftants gebleeken is., hoe fchromc'.ijk dat Benediblus ,· Bonifacius en Joctnnei XX Ηh het geloof gefcheurt hebben. Zoo hebben in onze dagen ook gedaan Pias II, en SixtmlK: waarvan de eene, ineen openeBulle, zich den eigendom heeft aaRgemátigt over allede Ko- ninkrijken der aarde: de tweede als uyc k.rae.hc van zijne volle magt, en by Bullen met lood bezegeld, zeer fchandelijke■ dii'penfaatzicn ge- j geeven heeff, niet alleen over een eedm bur- gerlijke za'ken gedaan; maar ook over zopda- nigen eed, die nóch gedaan zoude wonden, r In het tweede Hoofdiluk der gemelde Ver-
handelinge 3Cit ï)g d& Petrus ■> de eei fte Paus-, gedoolt heeft, en vati'Paalus bcllratt" is ge* weeft» enz., . im***;-'* Cfet i7Ï|oofbtïuftboett öesen ttjteï Dat alle
Prelaat, die de kleinen verergert, de Anti-
chrift is. <ên Dít i§ 't geen öe Gpnfa&t
&φ$&ΐ nut 500 beel omfïag^ op öe relief iitiw bati.Weflei fieït 't%$ toaar öat Weflcl 3tjn pboelen ö^£ |
|||
VAN GrONI Ν G E ν. Ι tf
fy$moebi0 en onöeb^egfo opgeeft: mant lj§
ïeeföe op een tijo bat oe 3éaen■■/ 300 toeï bati öe lieiitabeifcen 'al$ ban 't gemene bolft/ tra uoterfl-e öeoo^bcn bjaren; eene gebaarïpe 4<á)tmím öe. ieöen oer nerne beroeelö gietó 5 en fterfcljette IfetaacsS/ aï$ Johannes Gerfon..
en Jacobus Almaynus * gun ÖCbOCfell bíegClll ijet'geság oer tfïoonifcSe pausen en Hlgemee*·
ne üerUbergaUenngen onbefcfj?oomD boai* fïeloen. Ccijtec geeft Weifel öe €>ppcrii)0of* oigöeit ban isen gan#/ 300 alg gein ïjsee 30^ oer bjaarfjeit aangetggt too^b/ nergen$ ber- tooien i maai* fcfjijnt öe3eïbe oberaï aï$ eene 3enere saan te on&erfïeílen. 3fa ín't mftt lymföjïuft bernSaart ο#'-51c& buioelp boo^ öe <©p|jer!|ooföï09eit ban Petrus; en Jjn gegr ooit üat fieni Píe#pyeíooófíi!ggeít boo;<$db£ UgtfpiaaH tOrgelegt.$: Want, zegt hy, een
Prelaat, ja dc Opperprekac zelf, kan dwaa- kn; gelijk de merite der Opperprelaaten, die door 't orakel van .jefus Ghrifius Zélf en met den H. Geelt vervult was, gedwaalt heeft, CÍI3, 3jnuicn lyn ban be $au$w/ β. Pieters na*
$aaten / gier en rïöcc^ öberljaaït ·, indien ij» fonmiigen- ban ijen aan 't 17 Doof&fcuïi Uiu tíc^tfíufTen noemt; moien ö» in'm 1 pofö* ftnlt boo^ een fïclïinge te neer fïek bat een waere Paus iomti'ds een valfche Apoftel i$%
aangeeft [}2't tenen gun ge3ag niet/ maar
tegen jjunnc íi'oráíjeít; en ö» geeft get op gtinne magt níet geninnt * maar op guune onrechtmatige, aanmatigingen ·, en De ugt reii* mngcii ban gumie inagt* íi^ant ui 3p Öoeft van het Sakrarnent der Boetvaardigheit f^ceiit
gg aïöU^: By zoo verre de Paus een Rechter is, die alles naar zijn welgevallen mag doen% ;V dan
|
||||||
126 Oudheden en Gestichten
dan is hy de Stadthoudervan Chrifius niet,
maar Chriflus is de Stadhouder van den Paus: wam dan zoude het oordeel van Chriflus van den PauiTelijken wille afhangen, ^00 geeft fiü 't öan tegen Petrus niet/ nocj) tt^m öe'j$m**
3en/ èit naar tk toet en fiet boo^fcfeift ban Petrus tetoerÉi gaan 5 maae ugmie jooöa* nigen/ öte ban öe gemeiöe toet aflopen. Wanc, 30a fpieeftt fin aan 't 17 íjoofojMí/ deze dingen worden gezeic ora dat het leven
der Kerkoverffcen doorgaans zoo bedorven is, <&an öoet öe 4Bfeoninger &ty$btv geiöen
öat Weifel öe afïaaten beetoo#jen geeft; en ge$nt 5000c fjeöben öat |e níet anöer$ tearen a!£ een biriíe noopöanöei/ bof ban fïinonn. 't 311 toaae öat Weifel öe onmatige ber*!
gunningen ban afïaaten niet gocögelteuri geeft: gelijk oon níet geöaan geeft öeüïeefti bergaoeemg ban Meenten: 3nïne bergunnin* gen/ 5eg öt/ öie maar öienen om De fïeeng* fieit öee öoetpleginge te ont^enntoen 5 en hm tnciifejEj een goei betrontoen op een anöet$ recgtbaaröïgleit ín te öoe3emeo: 3onöer öat gn met een intoenöig öeronto begecfïigt j£. <®it i§ öe reöen öat We/Tel, 300 min a$ ee* iiige anöere b^oome $aW3en / t^tm 31η ïjeeft gefjaö in öen fianöel ban Bonifacius V111; öie in 't geeben ban afïaaten unterniate νίβα ip toa^. <Bn fin 3íet ojp íjem/ al$ Ijn op 9* 8oz 3#ötje aiön^reöeneect: De Paus of de al- gemeene Kerkvergadering kan niemand, in 't
geheel of ten deele, rijk mgaken uyt den fchat der kerke j ten zy dát hy iemands hert koft vernieuwen, en zijne genegendhek ontvonken* op dac de waare fchat der kerke waarlijk een fchat voor hem worde, |
|||||
van Groningen. t%y
Sfnbe'toícíteii ban Weifel, 300 :dfe tti&m*
Hingen öeö^ultt φ / a\$ öie ög Gokkiius
fïaan / balgen emiQc btfebmï öie Angukris of
Vanden Hoek Óber'fölfcjjétbe fïoffeil / ÖÖC&
böa) aï obrc bt aftasten / aan Weifel m*
ftywbm fjeeft; öaac ooft Weflek antíooo^ öen on geboegt 3fjri. ; Vanden Hoek fjaö Antoninus, *$tf[tfjo# baii
jporence/ booj öe afïaaten üngeö^agfc: öaac
weifel, aan 'ε 7 Ijooföfênïi bit anttooo^a öji geeft ; Anconinus belijdt volmondig dac hy
noch niec gevonden heeft wanneer dat de af- laaten een begin genomen hebben. En als of de Rechtsgeleerden en Kanoniften op dit ftuk grooter gezag hadden; zoo doec hy, d^ar hy een Godcgeleerde, een Leeraar in deGodkuu- «e, en een Biífchop is, het zeggen van een getrouwd man, teweeten vznjoannes Andrea, gelden; welke (Joannes Andrea), zoo als hy Zegc , gefchreeven zoude hebbera dat Bonifa- ctus FUI^ volgens hec verhaal van fommigc ^•eeraars, de aflaaten in cene Vergaderinge van Ivardinaalen allereerft zoude ingehxlc hebben, ken deftig bewijs voorwaar, dac door de hei- iigheit van zoo groot eencn man bekrachtigt Word! ö Öcze BonifaciuSi zegt hy vorder, heeft drie
grooce dingen uytgevoert: hy heeft Cekfiinus (o; wijs gemaakt dat hy afftand moft doen van zijne Pauifelijke waardigheic. Hy heeft verklaart dat de Paus (7) meefter van alles Wal Hy heeft de Aflaaten (8) ingcftelt. <mm öat jjn Antoninus 23ifcöou ban #Ie*
men bit orflugt maanen öat δρ 3oo $m níet
W öfïaaten stff (maalt/ nocjj op öe mant ban
|
|||||
.'
|
|||||
X2$ Oudheden en Gestichten
ban öepcïbcn te beeieenen; a$ op beaï te g^oote
rpelpgeit ín get berïeenen ban aflaaten * en oy Bet gcö^ft laan be3eïben fomtgb^ aan ψ> hm nernen te gecgten. 'Mant op be 3eifbe pïaat3e feg$ft gg altin#: ,Wás G^r/ö» dan een
ketter; die den hedendaagfchen loop der aflaa- ten zoo ernftig en met zoo welgegronde woor- den hecft'gelaakt? <$11 fcuat ïaagèt'Í Meent gy jan dat de tegenwoordige loop der aflaaten, door de overlevering ván de Apoftelen een begin genomen heeft j en door eene geduurige overlevermg der Vaderen zoodanig (als by nu is) tot ons gekomen is?, Wanc van deze (overkye* % ringe) hebt gy zoo even gefproken. ï|et fcfjíjilt bah bat Weïïej fïegt^ get nienfcoe jge'&£UgK öer
aflaaten/ 't toelh ten tpe Der Hípofïeíen en éubbabércn'.pn&enenD tua#/ geeft fcuïïfen laé Iten; maar be aflaaten in gaar seibett met: te toeetéü wanneer die aflaaten, geïgtt ülp be
to^bergabenng ban iCrenten bootftyïjft/.
volgens de oude en door de kerk goedgekeur-
de gewoonte, met zulk eene matigheit gegee- ven worden 5'dat de kerkelijke tucht door al te groote ligtigheit (in 't verleenen van aflaa- ten) niet omzenuwt word* We/tel Mbe baar gene bat eerfï en booj
al/ cm be aflaaten te 'biiiineu/ get geit met oerönto getroffen en toel öereib mof! gijn ·, gou* öee 't toelfte/ 3eïf^ boïgrngl be oemeene öc> tiattftig en toeftènmiing/ geene aflaaten non* tien gefpen. ©aarúin i$ get bat gp/ op get 8u. gptje/ bitbooieenregelfieït: Ζ OO W1C tjan deelachtig wil zijn aan den fcfiat der ker-' ke, die moet eerft deel hebben aan de liefde. ®it t$ ooft be reben bat fjn/ 3tenbe bat fom*
Hiigê menfegen beéle tuoo^ben ín 't öibben ge* tijuijfttn/
|
|||
V Α Μ G R Ο ΝΙΝ G ΕΝ. ί φ
kaften/ 005e icoo^ben seojuü&t: Deze men*
lchen konnen het Vader-ons zeer dikwiis bin-
nen een uur leezen: maar ik kan het nauwe- lijks eens ieezen inden tijd van een geheel jaarj . Echter, zegt du Pin, hoe ervaren dat Wejfeï in Hebreeuwfche, Griekfche , en Latijnfclie talé, en ook in deGodkunde wasjzoo heeft hy eve.rwel, orn dat hy e'enige dingen op een dub- belzinnige, Üouie en onvoorzichtige wijze ge- fchreven jkdj de itrafvonniffen der Hooge. Scholenι vah Heideïberg en Èxulenop zijnen hals gehaalt. "'■ ~ Sa ín hé fp bét? WÖobetie öoeftett/ hkoú
ψ öeöeï ban öe mmttMt &aUv$ opgefïelt ψ f hiO}bm meeft aïie ^m (φί^η f bev? öaöen; en foei 3ooöanis bat 3e ín öe eerffe vn ngtmtyn&t fïaan. . 't pi ooft foaat? bat M4 Luther, ín eeneit
WöieUoojWeileis * ^íeberi flaat/ al roe* meilöe ÍJáíl WeíTel jf jt; Had ik deezen man
eerder geleezen; zoo zouden mijne vyanden miiTchien geoordeelt hebben dat Luther alles 'm Wejfeth^a gehaalt: zoo volkornentlijk komc nun beider geelt ovefcen· Jfl&aar/ ^egt ί, Erasmus * daar Do&or Wei*
Μ veele dingen gemeen heeft met£tór} hoé veel febeeie het dat de èèrfle zijne leeringen op een ehriftelijker en zediger Wijze voorftelt, dan de anderen voor \ meeite gedeelte doen? JÊt 3°? Weird && áï ösÉrt Ömgen boor)
wopmïjtft fyeft laateri ontbaíïeu / öaac RW Öaröne&aigjjeit op gemengt: foairé w 3D«en „ ojief- aa„ Dej| boo^normben Van- , /Zie ook Valer. Andre* fiibl. Bel*.
* * *g- 8 f 4. * Dc pfcudö Épan„ |
||||
íjo Oudheden bh Gestichten
den Hoek bérMaart gp 3íjne gefïelten$ met Öee^e tOOO^öen: Indien ik dagt dat 'er iets te-
gen 't geloof ttrijdig. was , dan zoude ik aan- ftonds te rugge treeden. Dierhalve ben ik my, volgens het zeggen van Augujünm , niet be- wült van eenige hardnekkigheit·, al is't dat ik mijne toeftemming niet aanftonds gesvc, 't 3$ Petrus Lombardus jen meer anbeee
^oötgeïeecben ooB gebeurt bat 'er't een en 't anber ín gunne ^cgjtften beroo^beelt ψί 300 bat be aegenpartg geen goebe nocg bon* bige reben ftgijnt te gebben om een geleerö man/ bíe 500 beeïe leerpunten tegen gun ge* boelen en ïeere (ïrijbenbe 300 buiöeïp be* toeert geeft / bit $t\f§ bg be föoomfcge gau* 5en geacgt en gezien tsa$ / bíe ín be ge* meenfegap ban 't üatgoïpe geloof gefloten en bg be <©eefïeïpe Jlaagben ín 't mibben ban 't &oqcí beg?aben if/ aan gunne 390e te treinen / onöer gunne aanganger^ te refce* ncn/ en titn boo^gangee ban Luther te noe* men. 35egaïben Weffel $tjn be$e geïeerbe mannen
te koningen geöoorem Andere gr- Gerardus Syneiüus, liöt ban Jfèart'enöaïe kcrdcGro-tj ^0^m / geeft ín $atpfcge beer5en ge' ■lngcri' fcgjceben get Hofke der gebeden, ín tyie Üut*
ben befïaanbe; en te ^ebenter ín'e jaar \W
tjetmilit b» Albert Pafrade.
Hieronymus Verrutius geeft te Utoben Op&*
eerfíe begínfeïen ber tëecgtgfóunbe gefïubeert;
rn i$ te S&errn/ ín a^anfcrp/ Síeeraar ín öe teelten getoo^ben. 3£$ jjn baar op öe ber> maaröfïe ^ftaDemíen ban ftalie/ τ®η$Φ lattö / en l^anbrp be3igtigt gab; geeft 91? be föeegteu te gari$ boo&eleesen: en 'er g# |
|||
VAD Groningen. i3i
Woordenboek χ der Rechtskunde ttttt bt&
meer&ertngen iigtgtgeebm: 't toelft ön Mich.
Sonnius, in Maö| 0^ÖOtte/ 0eo|ttíít ί£ Itt 't
jaar Γ573.0;
Hugo of Hlio (9) Heltilius , in 00 %atíjna
(φ en Φμ&(Φ tak öü untttemett&geít er*
baren/ geeft ín 31)110 jeugö te Soben u& tuwnt: maar $ te ^afmantína ono geíoo^ oen en öefïo^ben. $$$ geeft uot get ófeieKgi bertaaít de Preekrede van Gregorius NyiTenut
over de Geboorte van Chriftus? en noch eene Preekrede over S. Steven, #θβ geeft gg een Platte Weercldkaart ín öe ^paattfcöe taie/ til
bieren/ Mgtge0eebém $acg too# 'er jjeseit bat öp tipt een gaiibfcg?ift/ ín 't fiolïe0ieban ^. Barthoiomaus te ^aïmantííía Öernfïenoe/ Obergejet SOllfee geÖÖen öe y Aan-een-fchake-
ling der Griekfche Vaderen op den Profeec Ifaïas,
M$ Maarten van RofTem, metttït Ïe0eröafc
ιΨ ýranf|c§en en <$>eiöerfcgett öefïonb/ ín
^aöant gebalien / en hoo$ Sofcen gekomen toa$; geeft 0emeïöe Heltilius öe ^tnöen* ten en bür0er^ op0etoent om ben bganö get goafö te bieben/ en gem ban De tnunren te toeeren, Severinus a Feyta, een ïjlarïtnger/ $ gen? aan$oní$ toeoeualïen: be&eï&e met Damianus aGoes, een jpe^te0gsf / öe^tnoen* ten «ι fïago^ber fïelöe/ en ten ffep aanboer* öe: toaaromgnooh/ totueloonnigV öoo^Ka- rel V, bereeöeit $. Volkcrus Koiter, <0enee$geer te geuren-
burg/ geeft eene Anatomy of onrleebin0 be$ menfegeipen ítegaam^ ugtge0eebett en$. Jjjn ïeeföe omtrent get jaar 1 f70. ν Lexicon Juris. y Otena 6r jKCoiuni PP. &c.
Ι ζ Her-
|
||||
13& Oudheden en Gestichten
Herman Hajo * ban foién Erasmus, fcfeíjí
beilöe % aan Nicokus Beraldus, öe3e Qttüi* geiííá geeft i Die jongman was my door de brieven van vcele perfoonen wel ernftelijk aan- gepreezenj die ik ook akemaal bedanke, ora dar ik daar door kennis heb gekreegen met een verftand, dat uyc zoo vcele hoofden waardig is om bemint te worden* Erasmus KOemtgemttQtttf UU jongman van
cene zeer groote verwachting; en t\btt$ een jongman die onder de geleerden vermaard zal worden, Φρ tm andere p\aat§ oo^Öeelt jjg iiat
Hajo de aangenaame ligtigheit van Cicero
fchijnt na te volgen, φοο^ geeft Erasmus tfoee bjíeben aan
Hajo gefeï^eeben: öe eerfle/ be 6o©ftc ban 3gne gemunte ö^eben/ i$ unt&oben gefcfeee* ben ín 't jaar rp-i. ^ettoeeöe/ 3tjnöe öe 68pfïe ban öe gemttöe öjieben/ i$ ngt 2$a3*I gefcf^eeben öen 3 ban fSugnftu^ 15-14. 9fn 3pen 10-0 ö^tef/ öie ín 't jaar if^·
ugt ^aseí aan Petrus ^íffcBop ban f^anouöJ en Ïüant3cïser ban J&olen gefeïpeeben i§l fp^eeftt βρ (düu$: . ♦ ♦ Ook is het handfehrift van Rodüiphus Jgrkoïa, my te pas gekomen..-· "En't is ongelooffelijk huie veele dingen cjac die ^Goddelijke man wel' geraden heeft: Goddclij' s'ke man, zeg ik, want ik kan zijne veelvuWi- ge en uytneemende gaven níet beknopter uyc* drukken. Dat handfehrift is ons ter hand ge* ilelt door Hajo Hètmanm , een Vries ; zijnde een jongman van zoo gelukkigen inborfi, dat hy alleer. bequaarofchijnt te zijn om de opvol- ger van jtfgrkolaas lof te worden, en den roem ^ ín zijnen 327, brief.
|
|||
van Groningen, ij$
van zoo groot eenen man gaande te houden 5
Wiens landsman en nabeftaande hy ook is. BotQ ï)ttt Bg Marti nus, eelt λ <0^O«iUgCt* bail afftomfïe / anöet$ een %%tzmt: liaii tuien
joh. Caïfarius get fcoijjenöe aan Erasmus ψ
ftfhjjfti MartinuSy een Groninger van afkom"
ite, anders een Breemer, is over eercige dagen van Romen wedergekeert. *tTs hy, die Ín de zake van Capnio veele moeite gedaan heeft, benevens den Doftor JobaH vander Wik. De- zelve Martinus heeft op PauiFelijk bevel het boek Qogenfpiegel uyt het Duytfch in 't Latijn vertaalt c s Erasmns, ín fijnen ojief aan <j Guil. Wára-
mus, tfiait^öifFcjjon ban ïftanteïöerg en ψ& maat ban sanfejj Cngelanö/ fp^eeftt ooft met lof ban eenetl Zaeharias Dejocarus.
Van uwe genegendheit't mywaarts heeft my
reeds gefchieeven Xacbarias, een Vries, wel- eer mijn knecht en leerling-,., t'bans onder uw opzigt leevende ; zijnde een degelijk en ge- trouw jongman; en waardig om door uwe goedertierendheit tot hoogere bedieningen ge- vordert te worden, ^e$e Deioearus, 30Ö al^Unt Öen X47 B^ief' ban Erasmus bïpt/i| oberleöenin tjaae 1 f $*..
Bm Ubbo Emmius , Menfo Alting , etl
meee öiergelpe mannen öte ten ïjpogfïe $$p
loaacöifl 3ijn/ 3a! ín op bit pa£ níet fp?eeften. « Op beide de plaateen daar ik Groninger van af komfte vcr-
w»! , ftaat in 't Latijn, Parria Groninganu», alioquin Bre- «enfis; 't welk zoude fchijoen re iuydcii als ψ hy te Gronin- gen gebooren wa» :maar dewiji ik hem noch by-Suffr. PtiriVio Öjne Scriprores Frifiac } noch by Valer, Andreas , ,π ztyieBi- hiiotheca Belgica , vermeid vir de ; geJoof ik «dat hy maar een Groninger van afkomflc was. *i#*«t«r, b In Α pp, Epiftoi. infmi, c In Appcnd, £p. 1 f 7· dk £fi 474- *"* ι $ ν AAN*
|
||||
Í34 Aantekeningen er »£
AANTEKENINGEN.
I, Ik heb reeds « elders gezéit hoe dat het eeni-
f'en tijd de mode is ge weeft, aan zulke Meefters en
loogleeraars in de Akademien , die boven 't ge- meene flag fcheenen uyt te fteeken, en voor over- vliegers aangezien wierden , noch een byzondereu eertytel toe te voegen. S.Thomas van Ajuinen wierd de Engelfche heeraar genoemtj S. Bonaventura de Seraphijnfche. Anderen kreegen andere pronknaa- irien; waar onder de volgende fcheenen uyt te mun- ten: de fchrándere, de wonderbaare, dealgemeene, de allerbondigfte, de welfpreekende, de welgegron- de, de welgefchikte, de aanzienlijke, de býzonde- re, de onbefmette, de geloofwaardige, de diepzin- nig ft e , de Allerchriftelijkfte , de Goddelijke. Op ïoo een wijze zal Wejfel den eertytel gek reegen heb- ben van 't Licht der Weereld. En of de andere tytej, te weeten de Meejler der Tegenffreeï'tnge, juyft van fcijne benijders uytgevonden is, daar zoude ik ëenig- ziins aan twijfelen. Zy konnen daar door verftaau hebben dat hy de bequaamheit had om tegen alles, wat 'er maar voor quam, en hoe weinig dat 'er op te zeggen viel, met kracht van redenen, of fchijn· redenen, te twiftredenen. i. Díe voorwaarde, ah het maar met mijne acht-
haarheit over een koomt, is zekerlijk goed en nood- zakelijk: maar deze zelve Paus , hoewel hy veele deugden en goede hoedanigheden had, heeft op de gemelde voorwaarden doorgaans weinig gepaft. Onu- phrim h , die op dit ftuk niet verdagt kan zíjn, en de deugden van Xyfius niet verzwijgt, getuigt uyt- drukkelijk dat hy al te ruftig in 't geéven was. Ja hy was zoo gul van aard, dat hy niet weigeren kon: al wie 't een of 't ándere verzocht, die verkreeg het, dat mifte noit. Ja als hy 't eene of 't andere am'pt, of wat het waar, aan iemand gegeeven of belooft had ·, indien een tweede of een derde dat ampt quam Verzoeken, díe kreegen 't ook. Daar had men dan «.In de Aanteken óf hu tweede deel Van Batavia Sicu,
£a£.5ïj. f 14· # I» Vita Xyfti IV.
twift,
|
||||
: Beschryving van Groningen, "135
twift, tweedragt, proceflen. Dat zag hy wel, en
't was hem leed j maar hy koft evenwel niet weige- ren 5 't mogt hem van 't harte niet dat iemand, die op'tonderdanigfte bad en fmeekte, ongetrooft zou- de hene gaan. Als hy dan zag dat die al te groote miltheit geen duur koft hebben, en van een quaad gevolg was, ftelde hy een wakker en ervaren man aan, Johan de Monte genoemd, die de gift-brieven tekenen moft. Deze Joban de Monte, een ftraf en ernfthaftig man, als hy zulke brieven om ze te on- dertekenen in handen kreeg, en zag dat de giften of vergunningen onbillijk waren, haalde daar iiegtseen fchrap door. De Paus ondertuffchen , zoo dik wils als hy wederom over 't eene of 't andere aangedaan wierd, was even ruitig Ín'tbelooven engeeven; dac koft hy niet verleeren. Dan gingen de menfchen met die beloften of giften hene: maar de giften on- dertekend te krijgen, daar lag de zwarigheit. Als het den Paus evenwel ernfrwas, iemandgroot
geld of ampten te geeven; dan had Joban de Monte niet te zeggen. En de Schrijvers , die 't meefte goed van hem zeggen, als Onuphrms , Stella, ver- zwijgen 't niet dat hy in 't verrijken van zijne ma- gen en goede vrienden geen maat gehouden heeft. 3, Ik heb elders reedsgetoont, en'cis ook by vee-
Ie Schrijvers aangemerkt, dat de wetenfshappen van ouds voornameriilijk in de kloofters der Benediktij- ner Monnikken geleert wierden. Ik wil nu flegts, tot vorder bewijs , eene plaats of twee bybrengen uyt den Abt Joh. "frithemws, een Schrijver van aan- zien ; en die by geene rechte kenners verdagt gehouden word.,, Deeze Abt, zegt by, fpreekende van cHadera* „ dus Abt van Hirsaugen , had deopenbaare Schole 3, der Monnikken beftiert; 't welkten dien tijde voor „ een groote eer gerekent wierd: want tot zulk een „ ampt wierd een Monnik vereifcht, die ten uyterfte „ geleerd was; niet alleen in de Goddelijke Schriften; 3, maar ook in de weereldÜjke wetenfchappen. 3> Voorts was het omtrent deze tijden in de kloos- „ tets van onze Order eene zeer loffelijke gewoontej „ dat 'er fchier in alle Konventen een Schole van 3, Monuikken gehouden wierd: welke Scholen niet e In Cktan. Hirfaug, ia H^erado»
I 4 „ aan
|
||||
I 5<S Α Α Ν Τ Ε Κ Ε Ν Ι Ν G Ε Ν Ο V ΰ£
„ aan weereldfche menfchen aanbevolen wierden?,
v maar aan Monnikken van zeer goede zeden , ea „ van eene uytfteekende geíeerdheit: die níet alleen „geleerd waren ín de Goddelijke Schriften: maar li die ook inde Wískunít ,Sterrekuniï ,Rekenkunit, „ Landmeetery, Zangkunir , Redenkunli, Poé'zy., 3} en allerhande foort van weereldfche wetenfchap- „ pen, voor ten hoogtte ervaren gehouden wierden. ,, Vcelen van dezelven waren niet alleen bedreeven ,, ín deRomeinfche taaie; maar ook ín Htbreeuw- „ fche, Griekfche, en Arabifïche, by uytileekend- „ heit ervaren 5 gelijk volkomentlijk uyr hunne. „ werkjes te befpeuren is ; hoewel dat 'er in onze „ tijden door de fchuld der uytfchrtjveren, die van „ de eerfte onderwijzinge hunner leermeeileren al- 3y lengs hebben begonnen af te wijken, weinige van ;, hunne affchriften gevonden worden, die vty van „ fouten zíjn. En als een Abt geen Monnik iri zijn, ,', kloofter had, die tot zoo een ampt bequaam was 3\ wierd het voor een fchande geiekent , zoodanig jl een Monnik uyt een ander klooller te ontbieden. 3, Want het wierd voor de grootite fchande gehou- J? den, de onderwijzing der Monnikkei), die de be- „ quaamheitom te keren hadden, te verzuimen : en „ om hen In dezeden en geleerdheit wel reonderrecn- ,, ten , wierd geen e moeite en geene on k olie ge- „ fpaart.,, Dari telt hy eenige geleerde Monnikken op, die het ampt van leermeefter in hunrje klooflers bekleedt hebben. Zoo fpreekt hy ook in 't leven van. den b Abt
Dtetmams; zeggende dat 'er in alle d,e ijenediktijner klooflers, voor al in die van Vraakrijk en Duytsjand, Monnikken aangeftelt wierden, om de jonge Mon-" nikken in de wetenfchappen te onderwij zen. Díe jonge Monnikken, zoodanig onderweezen , ais z& voor bequaam aangezien wierden om grooier voort- gang te doen, wierden; dan naar grootér, Abdyen ge^ vonden, om daat vorder onderweezen te worden. Want de grootfte en rijkíle klooíters, zoo als hy. verhaalt, hadden de befie en geleerdfte leermeeiiers: zoo dat alle zoodanige Monnikken, die ín veriïand ^n leerzucht fcheenen uyt te munten, uyt de klein- k Pag, 58. veteris ediu \ |
||||||
Beschryving van Groningen* i$f.
o*er klooiters naar die grooter Abdyen, om 'er te
itudeeren, gezonden wierden. Hy telt ook die groo- ter en vermaarder Abdyen op ; daar de zetel, om ioo te fpreeken, van de w eten fchappen was: te wee- ten de Abdyen van Fuldea, 5, Gallus , c Reiche- nauw , Hirsfeit, Birfauge,Pruns,'Metloh: voorts, (lie van $.. Dionyfius te Parijs; van S. Maximinus te Trier , van Rheims , Auxerre, Tours, Stavelo, Wiilenberg. In alle die Abdyen , zegt hy, wareti zeer veele en leergierige Monnikken. En als eer} Abt eenige 'Monnikken, 'm allerhande wetenfchap- pen ervaren, begeerde te hebben, zbjjd hy ze naar verfch.eide Abdyen. Jk heb gezeit dat Trithemius wel. gelooft magwors-
den; om dat hy zq,o wel de ongebondendheden der Monnikken weet te vernaaien, als hunne deugden; 't welk de uytgeever van deze Kronijk van Hirfaü- pe, hoewel een yverig Proteftant, ook in zijne Voor- reden aangemerkt heeft. Zoo zegt Trithemius op deze zelfde plaats, daar hy 't gedrag der oude Mon- nikken op het ftuk der boekoeffeninge zoodanig op- haalt : Och of de fiudie in onze kloojlers nu zoodanig kevlijtigt wierd ; wat al goeds zottw \r gefchieden, φαί al qnaads belet worden \ Maar ze hebben altemaai de begeerte tst de Η* Schriften niet: en dit is de reden <lat onze geheiligde Order zoodanig ah zonder eere be- gaven hit. Twee zaken hebben onze Order voor Meezen vermaard gemaakt; en goed leven, en de erva- ïendhcit in de Heilige Schriften. . · · Maar daar zijn er thans weynigen die daar op letten: en daarom zijn Ze ook zoodanig van gedrag als van kennis. Hy wü ïe£gen, 't èene is zoo ftecht als 't andere. Maat; voor al ziet men uyt zijne brieven dat hy
de gebreken der Monnikken, als ze te hoog liepen,' D'"et zoekt te bedekken. Ja, om dat de Monnikken v*n Spanheim, die hy den tijd van 24. jaaren als Abt' geregeert had, naar geen e vermaningen begeerden *e luifteren, en het hoe langer hoe bonter maakten; taeft hy Monnikken , Abdy , oppergezag , en al- e Maar tnüTcbieo mceot hy de Abdy ysn Meinow: in 't La.'
Wn ftaat Augienfe (Monafterium.} Augia major is Reichc- 6y*t Augia minor is Mcinow. 1% -lei
|
||||
138 Aantekeningen op de
les verlaaten ; en hy ontziet e zich niet de onge*
bondendheden van die Moqnikken ten toon te (tei- len. . '-iry% 't Gene tot nog toe gezeitis, zoude te pas konnen
koomeri in't bekende verichil , of de tiende eeuw voor een eèuwe van duiilëriiis en onwetendheit, of voor een verlichte en gezonde eeuwe, moet gehou- den worden. t)e meeite Schrijvers, zoo Roomfch- katholijke als Protêftanfche , Baromus, BelUrminus, Genebrardus\ Claude, enz. weetcn geen verwen te vinden, die vuyl genoeg zijn om de gemelde eeuwe op't lelijkite af te fchilderen. 'ÍDoch volgens Ant. f Arnaldm, die van veelen nu gevolgt word , zouw 'er nauwelijks een verlichter en gelukkiger eeuw konnen aangeweezen worden, 't Is de waarheit ook dat zijne bewijsredenen al yry fchijnen door te liaan; ien dat hy een groot getal van.zeer deftige, vroome, en hooggeleerde mannen opgeeft; die in de gemelde eèuwe gèbïoeit hebben. Deze bewijzen zouw men konnen vermeerderen door de gemelde getuigenis van Tritkemius i want al wat.hy van het naar (lig iïu- deeren der Monnikken, en van hunne geieerdheit verhaalt, flaat op het einde der negende eeuwe, en op den ganfehen tijd van de tiende. Indien her goe- de leven en de geieerdheit, geduurende de tiende eeuwe, in meert alle de kloofters der Benediktijner Monnikken zoodanig betracht is geweeft , als Tri- ihem'tm verhaalt, zoo zal men weinige eeuwen aan- wijzen, die op dit ftiik gelukkiger zijn geweell. Domme Prieilers en Mónnikkèn waren 'er ook: lïiaar die heeft men tegenwoordig noch; de vrage U niet, of'er tarwe was zonder kaf; maar enkel jk, of'er overvloed van tarwe was: en daar durf ik ja op zeggen. Baromus had het oog op de byzondere Kerk van Rome; daar het noit flordiger toegegaan ÍS «Is in de tiende eeuwe; en die ten deezen tijde naar Zijn eigen zeggen door fommige monfters van Pau- zen overhqert wierd. Hy had het zoo drok met het vuyle leven van die Pauzen te beichouwen en te be' fchreyen; dat hy op de goede Prelaaten, en andere deftige mannen., geen acht kpnde geeven, ;· f liiep. aiMonachotSp.anhcm. aiini ifQÖ, -
f Pcrp, de ia Foy &.c*
.«.•il. *■*
|
|||||||
1
|
|||||||
'
|
|||||||
BESeHRYvwG van Groningsn. 139
Ik zal'er maar byvoegen dat Mattbeus gLarrogve,
een zeer geleerd Proteftanfch Predikant , in 7t ge- melde verfchil een middelweg inflaat, Hy houdt de gemelde eeuw, 700 als hy zelf fpreekt, voor geen eeuwe van een volkomen licht > hy hoedt ze ook niet voor een eeuwe van volkome duiiterniiSs. Ik heb daar zoo veel niet tegen : alleen zouw ik'er by- voegen dat 'er meer tot lof als tot nadeel van die eeuw kan ingebragt worden. 4. Vanden Gelauwerde^ Peêet , *»«. De Poë-
ten , die den naam hadden van boven 't gemeene % uyt te fteeken , en het zuivere water van den Hengftebron gedronken te hebben ' plagten in de voorgaande eeuwen met een Lauwerkrans gekroont te worden. En dat deze gewoonte, althans op lekere tijden , vry fterk ín zwang gegaan heeft, ïchijnt dtar uyt te blijken dat men een goed getal v*n zulke Poêeten vindt, die omtrent op den ielven tijd geleeft hebben. Henricus h Glareonus, Vtncentim Longinus i Eleutherius, Henricus Κ Bebe- «**, Fr. Marius / Grapsldut, foannti m Cufpiniemm, UirtcusH Hattenuiy Joaehitno Vadlanus-, en een goed getal ρ anderen , allemaal Gelauwerde Poè'eten , hebben geleeft ten tijde van Keizer Maxtmiliaanl. Dat kroonen , met zoodanig eene lauwerkrans,
fiefchiedde dikwils door de Vorften 7,elf, of ten min- «eophun bevel. Dat Keiztr MaxtmUiaanhxxn de krans met eigen hande op het hoofd zette, fchijntdc Ireuriang van Petrw Mgidiut op de dpod van den welven Maximiltaan uyt te wijzen. Want daar y ver- maant hy dePoeeten ; die de gemelde Keizer met zij- ne geheiligde handen, békranft had, om treurliederen €fl lijkzangen op zijne dood temaaken, I'-Hift. de l'Euelu partte % ■; ehap. ï 6*
h. vide Prehcri Script. Rcf. Gcrm. lib. 1. p. aj j,
*Ibid.a39# ^ Ibid.zrr· nbid.2,7. mihii.
» Ibid. o lbj&.,<·. ρ jbid. ;
5 Apiid Frehcr Scriptor. Rcr« Ccrm. pair. u 9,447.
Atvosantctlios, queis «anibui Sacri*
Cae&r contribuit ferta vïrentia ,
Ntwetriftcj tlegot riÜBcepiccdia
Vos (inquaro) cderc coadecet;
|
||||
^^^*
|
|||||
$40 Aamtekeningen op de
Om de ftudie der dichtkunde noch meer voort te
zetten; had dezelve 'Maxmiliaeut in de Akademie van Weeneh een kollegie r geih'cht, daar de wis.- kunft en de dichtkunde zouden voorgeleezen wor- den. Die de les van de Dichtkunde en Redekunft zoude hebben, zoude gernagtjgd zijn om den genen, die zulks begeerden en verdienden, na een icherp onderzoek, met de lauwerkrans te vereeren. Zoo een lauwerkrans was geen enkelde eertytel; maar daar wierden zekere voorrechten aan gehecht: want al wie de lauwerkrans op zoo eene wijze ontvangen had; die zoudealle de voorrechten en eertytels der ge- lauwerde Poeeten genieten ;eveneens , /.egt de Keizer in Zijnen open brief, als' of hy die waardigheit uft onze handen ontvangen had: etc fi mambus noflrïs ea dignifate fuffit infigttitus; wederom een bewijs dat de Keizers zulke Poeeten met eigen hande plagten te bekranflen. Deze yergunning verflond iiy evenwel zoo , dat
hy de magt behield om de Poeeten» die hy des waai' drg kende, te kroonen : zoo veel liet hy zich aan her geevcn van de poeè'tiiTche Lauwerkrans gelegen zijn. Het fchijnt ook dat de luft tot de poêzy, door dit geven der lauwerkransen , aangt wakken is. En Spiegelius, een Hoveling van gemel'den Kei- zer , telt f negen Poeeten op, die omtrent op den zelfden tijd, als hy onder 't getal der Hovelingen aangenomen wierd, van Keizer MaximMaap met zoo « een krans befchonken wierden. Frederik \\\% Max'tmiliaatis vader, heeft de lau-
werkrans ook aan fommigè Poeeten vereert: als aan Gonradui t Celtef, C.Paulus-υ Amaltheus ?\\τ. Maar voor al mag niet overgeslagen worden JEneas Pis- wlbomwcus, naderhand Paus geworden en Pius Π genaamd. Deze man, die reeds aanzienlijke amp- ten bekleedt had en noch bekleedde; en die door 't Concili van Bazel in verfcheide gezantfchappen was gebruykt, wierd voor Arnbafladeur gezonden naar Frederik III. De φ Keizer, over zijne aan- r Ih'ia. pag. r%~, %■>,%.
f In Notis ad Cartnea funpbre prsedi&i Pctrí jÉgiífii. U
t Vide ibid. 23 8. ν Zie Ci|spinian.. 'm Fredcrico. IIS.. w Platina ín viu Pif ÏR ' "''.'■,■ fpraak
I
'ψ' ':*.·■ ' '"':'t ' ·..·'''
|
|||||
ffe5CftKYVÍN& VAN GRONINGEN. H*
ípraak en vorder gedrag ten uyterfte voldaan, begif-
tigde hem met de poeë'tííTche lauwerkrans; zonder? dat hy, oiJEmas zelf, oordeelde dat zoo een fchool- tytel voor zulk een AmbaiTadcur te gering of te flegt was. " '""!- Van den zoo genaamden AmspoeëtCamillm χQuer~
nus, die ten tijde van Leo X. van zijne jmakkers met eenen krans van koolsbladen, wijngaardbladen* en lauwerbladen , gekroönt wierd, wil ik nu niet fpreeken: dat was niet meer, zoo als het my toe» fchijntj dan een fnakige nabootzïng ván de recht* lauwerkrans. Ik moet'er dit maar by voegen dát hét geen won-
der is, indien Frederik 111 zoo gereed niet ftond ont de Pocëten te bekraniTen als zijn zoon Maxi'mi'Uaanz want behalven dat 'er waarfchijnelijk onder Frede- rik noch. weinig verfchot van Poeè'ten was$ zoo had hy kleine achting voorde Redenaars en Pöecten. Voorts zal die lauwerkrans eerfl: hoog geacht zijn
geweeii, en tot een grooten lof veritrekt hebben: te wetten zoo lang als hy alleenlijk aan *t befte flag van Poeeten gegeeven wierd. Maar de Akadeniien gelijk gezien is, hadden 't recht om zulke lauwer- kranflen te geeven : en de Keizers hadden 't ook. Die γ op de eene plaats niet te recht konde raaken* die zag dien krans op een andere plaats te krijgen! Dat fchijnt daar uyt te blijken dat die lauwerkrans- feu in zulk eene meenigte gegeven Wierden aan 't Hof van Keizer Maximii'iaan. Toen z"al 'er de klad waarfchij η el ijk in gekomen zijn: want zoo eene me- nigte van deftige poeeten op eenen tijd, en dat in Duytsland alleen , dat zoude wat zeldzaams zijn. Althans fchijnt die tytel kort daar na vervallen ie* zijn. Evewwel is dat gebruyk naderhand niet glad en ál
te niet gegaan : wy vinden hier by onzen Schrijver dat Jacohni Kanterus , die na de tijden van Keizer? Maximiliaan geleeit heeft, den pronknaam van ge- lauwerden Poeël gedragen heeft En Stepha»us χ Ste- fhanius, in zijne Aantekeningen op Saxo Grammaü* x Víáe Cbronogupbiam I'. Opmeer ad anu* ftfi^
γ Cuípin. Ibid.
\ In proJogemeeis # c&f. J,
|
||||
I4> Aantekekingen op de
tut, brengt een Latijnfch puntdicht by van eenen
Wilhelmus WeftkovMs\ dien hy ook den tytel van Ρφ ta laureatuï geeft. Ik meen dat ik noch grooter ge- tal van zulke Poeeten, die na de tijden van Keizer Max imi liaan geleeit hebben,zouw konnen opleveren; maar ik zie niet dat die moeite zoo nootzakelijk is. * 5. Jokannes Reuchlinus , anders Capnio, mag ook wel gerekent worden onder de geleerde luiden, die door de Monnikken gequelt zijn ge weeft; een iedqr weet hoe dat ze hem als te vuur en te zwaard ver- volgt hebben; om dat hy voor de, boeken van fom- riiige Rabynen, díe men verbranden en uyt de wee- reid helpen wílde, gefproken had. Maar ik moet 'er evenwel byvoegen , dat vele Monnikken geen áëel aan dat vervolgen hadden,. Voor eerft verfiaat men uyt den brief« van zekeren Velferus, Prooi! van Keulen, dat alle de liefhebbers der geleerdheit, die zich te Rome bevonden, de zaak van Reuchlinus on- der fteunden : Patneinantur ittt honarnm litterarum Setfatores ontnes. Daar onder zijn zekerlijk Mon- nikken geweeft; want men kan bewijzen dat 'er op dien tijd vcrfchei.de geleerde Monnikken te Rome waren. Maar , dat overgeflagen , JEgidius Vi- terbitnfis, Generaal der Auguftyner Monnikken een der geleerdfte mannen van zijnen tijd, heeft l den zelven Reuchlinu* áút brieven uyt Rome gefchre- ven ; in de welken hy hem niet alleen hoogelijk prijft : maar zich ook volmondig voor zijne zaak verklaart. Onder de Dominikaner Monnikken zelf, die andeis de vinnigften van zijne vervolgers waren , zijn 'er yerfcheidene van 't belle ilag ge- weeir; die kennis en gemeenfehap met Reuchlinus hielden: als jakoh Pringer, Provinciaal der gemel- de Order : Wigandu*, Hoogleeraar in de Godkun- ie, enz. Ja het blijk uyt den vermaarden c Du Pin dat de Dominikaner Monnikken in 't algemeen na- derhand zijne belle vrienden geworden zijn. De Prior van de Karthuizers te S. Omcr, die de
Hebreeuwfche taal zonder meelter geleerd had, had een byzondere achting voor Reuchlinus \ zoo als £- rasmus zelf in eenen brief aan Reuchlinus getuigt. « I» Ep. ad Paming. inter Epiftolas, ftcuctlioi,
* Zie Bibl, Critiq. toni» +. lettre il» « BibJiotri. êcc.
|
|||
Beschryving vak Groningek. 145
Dat meer ís, 'm den lel yen brief fchrijft Erasmtti
dat alle de geleerde van Engeland uytcrmate veel van KeuehlwHiS hielden enz<. 6. Wejfel fprak niet veel erger van het dooien der
Pauzen ; als ^ídrianm VI, die zelfi een Paus ís ge- weeft, van dat dooie» gefproken heeft, d Het is zeker, zegt deze rechtzinnige Paus, dat de Roomfck* Paus dooien kan, zelfs in zaken die het geloof ranken j en dat hy door zijne uytfpraak, of dekretaal, cene kef- tery kan fiaande houden s want verfcheide Roomfche Pauzen zijn ketters gewet β., 't ís waar dat hy dit voor zijn Pausdomgefchreeven had; maar 't is ook waar dat hy, Paus geworden en op S. Pieten Stoel zittende, het zelfde boek zonder de minfte veran- deringe te Romen heeft Jaaten herdrukken, 7. Van dit bedrog] dat Bonifaciut■ VIII gepleegfc
zoude hebben,weeten verfcheide Schrijvers te fpreken. Platina daar van fclrrij vende , durft het voor geen volkome waarheit opgeeven. Sommige Schrijvers verhaalen, zegt hy, dat Bonifaciut cenige luiden op- gemaakt heeft, om den Paus Calefiinus, 's nachts in zijne kamer ruitende, met een ftemme , die uyt den hemel fcheeu te koomen , toe te roepen dat hy niet zalig koude worden, of hy moeit zijne Pauíie- lijkc waardigheit afleggen. Andere Schrijvers als Ρ» t Langius , Henrhm f Rebdorf, verhaalen 't als eene gewifle zaak dat eenige luiden (door Bonifacius opgemaakt) een gat hadden gemaakt 'm de kamer van Celefiinus; en dat ze hem in 't midden van den nacht door 't middel van een lange pijp de gemelde waar- fchouwing deeden hooren. Joht Trithemius (in Chron. H'trfaug,) zegt het ook dat Celefiinus V door 't liflig bedrijf van Bonifaciut van zijne opperwaáf- digheit afgeftapt was. 't ís waar dat andere Kronijk- fchrijvers , als die 't vervolg op Martinus Polonus gemaakt heeft, de Schrijver van Chromca Aufiralist M.Steroytn meer anderen, de gemelde omftandig- heit verzwijgen. Maar daar op zouw men konnen zeggen dat alle byzondere gefchiedeniuen niet altijd by alle Schrijvers vermeldt worden: en daj? men zeer * In quartum lib. Sentenr.
« In Chron. Citizefifi ad ann. 1194.
f Vide Sciiptor. Germ. a Ftth. tditof»
dik-
|
||||
r44 Aa. ntekeningén öp de
dik wils genootzaakt is, op de getuigenis van twëë of drie Schrijvers , ja van eenen Schrijver alleen j aan te gaan. Ík zeg van twee öf drie Schrijvers: want de laateré Schrijvers, die 't getal der getuige- niiren vry zouden vergrooten, Wil ík nu wel voor- by gaan 5 om dat ze de oudeu, flegts uytgefchreeven hebben. Daar lijn 'er evenwel die den zelven Bonifuint
op dit ftdk trachten te zuiveren ^ en hem van 't ge- melde bedrog vry refpreeken ; als Johannes g Rubens,. een üenediktyner Monnik, die hem onder de beííe' Pauzen rekent. De Kardinaal Jacobw, h onderden tytel van Cardinalis s.Georgii bekend ; JEgidiu* iRo- tnanus , Generaal der Auguftijner Monnikken. 't Werk van Rubeus heb ik niet j en kan 'er vervolgens geen oordeel over geeven. De Kardinaal J'acobus zegt dat hy de PauiTelijke Waardigheit al weenende,- en 't gewigt van zoo een laftig ampt wel te deeg overwegende, aangenomen heeft. Hy voegt 'er by dat hyCékflixut had zoeken te beweegen , om de ge- dagte van 't Pausdom neer te leggen en laaten vaa- ren. Dat zal hy getrokken hebben uyt den voor- noemden MgidtUf Romatmtï die zekerlijk een deftig man was, en veele Schriften nagelaten heeft. Deze /Egidiusï, die ten tijde van Bonifacius Vlll leefde,1 en volgens veele Schrijvers van 't geflagt der Co- lumnaas was, \ fpreekt ergens aldus Voor de ge* dagteniiTe van Bonifacius Vlll, Het kan door de ge- tuigeniffen van veele luiden, die toen in 't leven <waren\ beweezsn worden, dat de Fleer Bonifacius VilL ge- tracht heeft Mijnheer Celellinus te beweegen om geen af β and te doen : dewijl het aan V genootfchap der Kardinaal en genoeg -war dat de naam van zijne r-ïeilif' fait over hen aangeroepen viierd: en dit is zoodanig ge· fchiedt dat veeh luiden het hoorden. De vermaarde Papenbrochius doet déze getuigenis
te meer gelden om dat Mpdius Rumanus, gelijk ge- aeitis, volgens verfcheidene Schrijvers uyt het ge- flagt der Columnaas zoude gefproten zijn: met wel- g In Vica fionifacü VIII.
h vide Fapenbr. Propylamm ad Afta S. S, Man , i» B«M)*r
facio VII f. i Vide ibitl. k ín lïbülo de rcniHiciac, Fapacus. ,
|
||||
Ί' ■· "*>
|
||||
/
|
||||||||
BlíSCHRYVING TAN GroNINCEí?. ïj|$»
fee Columnaas Bomfacius in een e dood el ij ke vyand-
Fchap heeft geleeft. .,. . . , , ^ . Wat zal ik 'er van zeggen ? Van de eene kant ís
het waar dat een rrientch, die reeds genoeg beladea is... doo.rgaans noch meer beladen word ; en 't is ook waar dat de getuigenis van een geleerd en acht- baar Schrijver, die ■ op den zelfden tijd leefde, zoo ligtelijk niet kan afgewezen worden. .Van den an- deren kant is 'er zoq veel op het gedrag en de eer- zucht van BonifacÍHs.ýlll è.e zégden; dat èèi} onpar- tijdig menfeh, hoe goed Roomfch dat hy ís, zícK [lier verlegen, vindt. Ook zouw 't iemand konnen invallen dat, dezelve Bomfacius loos genoeg was onj dei) Paus Oeleftinus íets aan te raaden, 't geen hý Wel zag dat de gemelde Paus niet opvolgen zouw, -Althans heeft men dit uyr het fchrijven van Mgidïus Roinanus dat de gemelde geruchten ál geloppén heb- ben ten tijde van Mgidius Columna ; en by.gevqlg van Btnifacius V I II %e\ïi en dat ze toen öök te- gengefproken wierden, 't Geen toen al betwiit wierdl eo oiizeKer.was, hoe,zouw men daar nü de νοίκφ? wc zekerheit van krijgen ^ . Vorder^ doet dezel ve Pafenbroch'ws ie getuigenis van Mitucïerus gelden: welke l Mauclerus, een Hoogr leeraar in de Sorbonne, omitandig verhaalt hoe dat ttvnifacius VI1Í, in de Synode van Vienne, onder Cltrncxs V , voor, een goed Katholijk verklaart, eii Van alle fmet m zuiver gekenf is. Hy voegt'er bj hoc dat dezelveC/<««(?,w/ V den vioek^géfproken heeft. over alle de laftenngen, bcdriegerýeri, yerwytingena *n .leugens j die de.quaadaardigè vy.anden van 'Mfáuj f mus Vlij tegen de eer en den goeden naam van yfn zelven JPaus verzonnen.en uytgebraakt hadden. ■Pao verzekert dezelve, Mauclerus dat d.e voornoem·? de Clemeas V alle de lailer- eh.fcbimpfchrjfren, die ^o,or een goddeloos beftaan tegen de geaagtenis, var» votiifaews. gefchreeveri en uytgegeeven waren ^ dooc «en plegtig vonnis heeft laaten verbranden,*. „Maait % Weet niet of dit alle zwarigheit ten volle .weg, Peemt: datdelafreringen, venvytingen, en jedgens, dle tegviiBoaiifacius uytgelapt waren Í niet den Í Ifi^pereJeMonarcbia, part. 4. 1,7, w NuiU labe pollutimi, ,%: ï%*%' |
||||||||
Κ"·■ " ' vloik
|
||||||||
, 4-<5 &Á NT E Κ E NING EN Ό V Ώ E
vloek-ge Hagen wierden; en dat men de fchimp-' éft
lafter-ichrirten , die tegen den Paus gemaakt waren, ten vüure verwees, dat is príjíTelijk: maar daar volgt noch niet'uyt dat Bonifacius zijnen voorzaat niet be» drogen heeft; en dáaÏ íiaat niet by dat die vertelling ook eëti lafter, een vuylaardíg verwijt, een leugen was. Öf men Zouw die woorden mulla labe :poÉ& tu/y inet geen fmet levlakt, of van alle [metten vryy op 't álderfcherpde moeten uytleggen: dochi, díe kennis van zijn leven heeft, zal dat zoo licht níet Waagen, ;. 8. BynP/ö^dftaatte leezenhoe dat Bonifacius den
Aartsdiaken vaji Narbonne naar Philips den Schuo' nen zond, om dé ilaaking van den Biííchop van Pa- miei, die door den gemelden Koning om zijn fiout fpfeeken gevangen was gezet, by den zelven Koning te weeg te brengen. Indien de Koning balftérrig bleef, moeft'de Aartsdiaken opentlijk en voor alle dé weereld verklaaren dat het Koninkrijk van Vrank· rijk, om 's Konings hardnekkigheit , en om 'hét fchênden vah het recht der volkeren, aan de kerk vervallen Was. Henricus o Stero, die altijd met'eet· biedigheit vaií de Pain.eri fpreekt, weet ons te ver- haaien dat Bunifdciui VIII een bevelbrief uytgegeven tíëeft; en daar in verklaart heeft dat hy de tijdelijke en díe geeftelijke Heer over al de weereld was : ja dat hy Philips , Koning van Vrankrijk,verïogt heeft, om het koninkrijk van hein té leen te houden^. De- zélve Stero v fchfijvende overhet jaar 1295, verhaalt ook dat Clé'mèns V eenen bevelbrief van Bènifacm VIII ingetrokken heeft: in welken bevelbrief duide- lijk verklaart \vierd dat de Koning van Vrankrijk, zoo wel in *t tydelijke als in 'r geeftelijke, onder de R. Kerke ftond. Öflk vindt men in 'rByvbegzel öp Mirtinm f Polonnsdat bonifacius VIII eene Ordö- nantzi uytgegeven hád ; daar hy zich zelven, in*c tý* dëlijke en 't geeilelijke, Heer en mèefter van degafl^ fchë weereld verklaarde. Benévenutüs de q Raffl· baldis, díe een korte fchets van 't leven der Kebe* £ï« Invica BoiiiE VllI· - , "/ '
ν In Ann.thb. ad ann. (&&?> ,
|
|||||||
ρ Over hcjt jaar i?ot-
,5 In Imp. Alberto : vide Freheri Scrpit, Gefm» |
|||||||
teft
|
|||||||
BeschrYving ván Groningen. ï$f
ren tot Wenceflws toe bèfehreeven heeft j en een kloek voorifcmder der Payzèü ís, fpreekt aldus van Bpnifa- aus VIII: ïion'tfacim , die grootmoedige tyran der Pries*· teren, gaf he;m {Alhertus) tot antwoord; dat by.èet Keizerdom onwaardig- was j om dat hy zijnen Heer ift ecu gevecht verraderlijk doojgeflooken had. Als hy daar op, zoo vervolgt dezelfde Schrijver, een kroon op zijn hoofd had gezet, en een zwaard aan zijne,zijde gegofdr, iprak hy deze woorden : Ik ben Keizer. ^enonbefcbeiden Katholijk zal zich miíTchien aan
fflijn zeggen itooten, enhet niet konnen lyden dat de hoogmoed van eencn Paus zoo tentoon geiiclt word. De gezalfden des Heef e :, zeggen fómmigen, en voor al het hoofd van die gezalfden, mogen niet aangeraakt worden; en 't is een teken van een goe- den inboril, de gebreken van zijne Kerk-overiten te verbergen. JDat/de' Andersgezioden. de gebreken der Pauzen opnaaien, dat konnen zulke yveFaars noch infehikken : maar dar een K^tholijk Schrijver den JPaus zijn leed durft zeggen, ja de PauíTeíijke gebre- ■ keft openbaar maakt; dat meen en zy dat onvergeef- pWijk is. Maar ik zal die yveraars flegts naar den Vader der Kerkelijke Hifiörie, ik meen Cefar fíaro- »W, wijten ■: die doorluchtige Kardinaal, die't zoo wel met dë Pauzen meende,f&ls de befte, en zoogoed KathoÜjks was als .iemand :> iontzag zich niet devuy- ligheden; en ongsbondendheden van veele Pauzen met de ievendigfic 'vsrwcn';die hy vinden kolt, af te fchilderen. Hy noemt ze monÜers van Pauzen? hy befehrijfchunne dartel heden, zoo zeer niet, als hy ie beweent en veríbeiíý Geen wonder: de hiiiorie dient zoo wel om het esrade als het. goede te ver- melden: gelijk dede-ogd, dfeiaeene hiftonebefchre- ven word, denLee^er nsnmocdigt, en opwekt, om ?c na te volder:: 200 dient het quaad, zoo wel door de lelijkheit der rerwe met dewelke het befchreevert J°rd, als door de flrafen dif* defi qusaddocndër 0^ de hielen volgen , en ook ván den Schrijver nteï vergeeten worden, om den Leeïcr van het quaad- «f>en af te fbhrikken. Maar voor tl is bei een wcU verdiende Joon voor de quáaddëenders, #af hoogé P'aats dat ze ook bekleeden, dat hnnne fchenniffèrt' v°ot álle nakomelingen ten to&ft geftelt Worden 4 Il % II;
|
||||
υβ AANTEKENINGEN OP bfc
en dít kan dikwils het befte middel zijn, om hünriê
moedwilligheit noch eenigzins in te toornen. De Pauzen zijn ook menfchen, en zöo wel van vleefch en bloed gemaakt als wy : men kan 'er geen doeken om winden : de hiftofien van alle eeuwen zijn in ieders handen. Daarenboven, een Hiitorifchrijver> die aan eerfe zaak haar eigen naam geeft, enuytfporigePau- zen uytfpörige Pauzen noemt, zal by een verftan- dig Leezer des te beter geloof vinden , als hy de deugden van Veele Pauzen verhaalt. Zulke Schrij- vers, die geen leed in de Pauzen konnen zien, ert altijd gereed ilaan om ieder Paus te prijzen en te be- wierooken ; doen de befte Pauzen veel te kort. Want een Leezer, die niet onnoozelder is als een fchaap, als hy ziet dat elke Paus zoö gepreezen Word, zal 't eene zoo wel verdagt houden als 't andere. Dat men evenwel Bonifacitis in fommigè dingen
belogen kan hebben; daar heb ik niet tegen. Ik wil ilegts een voorbeeld bybrengen: Johannes Marius, die de Hiftorifchrijver van Lodeivyk XII is geweeft, in zijn werkje van de r Kerkfcheuringen en Kerke- lijke vergaderingen , fpreekt ook met kleinen lof van gemeiden Paus. Eindelijk zijne gevangenis ert dood vertelt hebbende, voegt hy'er by dat hy metdii graf-fchrift vereert is geweeft: Intravit ut Vulpes; regnavit ut Les, mortuus φ út
Cams. Dat ιέ:
Hy is ingekomen (of in 't bezit getreederi) als ttn
Vos, hy heeft geheerfcht ah een Leeuw, hy it gefisf- ven alt een Hond. Behalven dat ik dit graf-fchrift by geen ouder
Schrijvers vinde; zoo zoude het ren hoogfte maar bewijzen dat Bomfac'ms noch na zijne dood ivyanden heeft gehad. De twee eerfte leden van het graf fchrift wil ik niet tegenfpreeken : maar dat hy zoude ge- florven zijn als een hond ; dat zal niet beweezen worden. Dát een Paus die onvoorziens op 't fflia- deli)kfte mishandelt en in de kerker geworpen word, een fchrik of een hartzeer zet, ís noch geen horideo dood. , r DeSchism. fc Concil, c· it.
|
|||||
i
|
|||||
Beschryving van" Groningen. i^
ρ, Het geen We£elus hier zegt, dat de Aiïaaten
door Bomfacius VIÜ eerftzouden ingeftelt zíjn, is het zeggen ook van den vermaarden Kanonift joannes Andrea, en van meer andere Rechtsgeleerden by Chr. f Lupus aangebaalt. De waar heit is, dat hy het Jubel-jaar eerft ingeftel ten geviert heeft;, met be- vel , dat men zoodanig een jubel-feeft in 't toekomen- de om't hppderfte jaar zoude houden. Maar dat de aflaaten ouder zijn als Hanifacius VIII, om de theo- Jogiiïche bewijzen nu daar te laaten, en vel-e hifto- riflche bewijzen over te flaan, blijkt uyt de verhan- delingen van Urbanus IÍ en Pafchalis II. De eerfte, die omtrent twee honderd jaaren voor Boriifacius V/ilop denPauiTelijkes) ftoel gezeten heeft, heeft in de kerkvergaderinge van t Klermont, van 't jaar 1096, vollen aflaat verleent aan alle de genen die zich op de rol van de Kruysvaarders lieten opfchrijven , en tegen den Turk zouden optrekken. En in de kerk- vergaderinge van Laterauen, die in't jaar uoó ge- houden ís, heeft de voornoemde Pafcbalis.aaw alle degenen, die ter. Synode gekomen waren, veqrtig dajíen ν aflaars gegeven. In een andere Kerkverga- dering van Lateranen, onder Innocentim lil in't jaar 1X11 gehouden , zijn bequaame middelen beraamt tegen de misbruyken , die, van; langzaamer hand op wt ftuk van de aflaaten ingekroopen waren. Daar Uyt blijkt althans dat Bontfacm VIII voor den uyt*· vinder van de aflaaten niet kan gehouden worden. ^°eg hier by dat de Waldenfen , die omtrent het jaar 1170 opgekomen zijn, op de aflaaten al w ge- fmaalt hebben : een klaar bewijs, dat ze al in ge- 1 JruyJi zijn geweeit; voor Xowfaciut VIII. Hoe dat ^e Kathoiijken.een begin van de Aflaaten in de χ Β, £cf)n'f>uur en in de eerfte Kerk vinden, dewijl dat *% niet zeer te-pafte koomt, 2al ik nu niet aanraa- *ψ· Alleenlijk zal ik zeggen dat de fchrikkelijke ^'sbruyken die op het ftuk van.de aflaaten ingeflo- $n zijn, en de onhebbelijke leeringen van eenigp. ƒ Chr. Lupus ín Canon 1. f. p· &o},
*'■ Vide S. Antonin. ζ part. Hift. tit. ié.c.i, $. 25. 'ü Abbas Urfperg. jn Chron. ad ann. Ui6, * ZieKenwwcontr. Conc. Trid &c. * Zie 2 Corf a. K. 3 Öodt
|
||||
Ί
|
||||||
ι ?ο Aan te κ ε ν ι ν g ε ν ο ρ ώ ε
Gpdfgeleerdeu diV de kracht en uyt werking der Af·
laaten veel grooter maakten als ze in der daad is, de pennen níet alleen van Onkathol ij ken maar ook van yverige Kattiolijken gaandegemaakt hebben. Om nu maar van de misbruyken te fpreéken -, voor
eerit ís het zeker dat de Preekers die door den Paus gemagtigt waren om de aflaaten te verkur)d%en, en de penningen die tot het winnen van de aflaatën ge- geven^ worden; ín te zamelen ; fornwylen zulke'uyt· fpoorigheden begingen dat de menfehen van verwon· deringe opgetogen /tonden. Veele voorbeelden wil ψ níet ophaalen; fommigen van onze Hiilorifèhriivers hebben zulfefi ten overvloed gedaan: ik zal 'er flegts eenige vermelden j die my, om zoo te fpreekenyvan Zelfs ín de haiidprr vallen. De Duytfche Vorfteii, te Murenberg vergaderd,
ín hun gezantfehap aan Adrtdnm VI, y klaageh'Vr
geweldig over dat door het verkondigen van zulke af-
ïaaten al het geld met alle de godvruchtigheid van-
ganfeh Duytsjand wég is geraakt: dat de menfeheu,
dopr het verfcundigeii van die aflaatén , aangemoe-
digt zíjn om'allerhande fcbelmftukkeri zonder kna-
gïnge des gemoeds te bedryvèn: want, met een if
keren penning op te brengen, waren ze vry , en zoo
zuyver als te voore. En al dat geld , zeggen oif
Vorireb , kreegeu de Neeven der Pauzen in handen,
díe her Wel haaíí verteert en verdommineert hadden.
χ De tielen der overledenen wierden te koop gezc!;
dat ís voor zoo veel of zoo veel geld koft men V10
veele zielen verloiTen. Zoo wierden de Duytfcher5
al vaft arm en berooid; en die verkoopérs van *;*
Jaaten leefden lekker en weelig. P. Langitf* iin
Chronko Eccléfta Cytizea/ïs) vaart even geweldig te*
gen díe uytfpoorigheden uyt. Wel is waar dat de
voornoemde Lupwdetm Langïut, om zijn vrymoe'
dig fpreeken /ergens verdagt houdt als öf fioB
vies van 't l^utheraandom ware geweeft: maar ds
oordeel van Lupüi te veel te voorbarig: want L**'
gittt* die tegen deze misbruyken geweldig uytvait»
onderwerpt alle zijne gefchriften aan' 't oordeel e
de verbeteringe der H. Kerke,
·'y eApitilClir. Lupum Notar in Concih ren», f,· p* $P9'
^ Joach, qaincraï. ibid, _ ^ |
||||||
s
|
||||||
*.
|
|||||
BeSCHRYVING VAN GRONIWElí* Wff
Deze uytfpocrigheit , zegt Chr. α Lupus , fikijw
baar begin genomen ie hebben van Glertiens V. y < én\ zoo al· J, Weflclus fchrijft, hebben de Hooglèeraars van Parys de roekelóósheit van die luiden beteugelt t dít aan de Kruy*vaarders de magt gaven om drie of vief zi;eh>n , die ze begeerden , uyt het %agevuur té ve^ hjfen. · .·ί*1·,'«4 "' mi Op een andere plaats, het lijn noch dé woorden
van Chr. Lupus, fpreekt dezelve y. Weffelus op dé volgende wijze, £tó JarPbiJ/chop Wn Florence, An1- toninns , die groote voorflander der' Jflaafen , belijdt ipentlijk dat de afjchrtften der bullen van Clemens (V) zoo groot e ene uytfporigheit behelzen dat hy niét ge loe- ven kan dat ze oit bezegelt zijn geweefi : welke brie- ven nochtan* op den huidigen dag te Vienne, te Limo- gesy te Poitiers \ met de Zegels daar aan * in de kip der privilegiën bewaart worden. Wat Clemens V belangt, daar zullen wy op *t é{#>
4e van deze Aantekening omftandiger van fpfeé- ken. Maar voor al ging de mildheït, of liever dêirt-
halendheit, van Bomfaehis IX buiten de fchreefVM· dien men Bernardinus b Corius gelooven mag» zou- de de gemelde Paus aan 't Hartogdom van Milarte een aflaats-brief toegedaan hebben; hierin beftáánde dat ieder een, die flegts de vereifchte penningen op- gedokc had, van alle zijne zonden zoude ontflagen worden; al had hy zijne biecht niet gefprooken, én geen berouw over zijne zonden verwekt. Chr. Lu- pHí^ die de getuigenis van Corius bybrengt, zegt 'ér maar op dat by met geene zekerheit oordeelen kan of zijn zeggen waarheit is of níet. Ja de Geeftelijkheit van Luyk valt e grouwelijk
uyt tegen zekere aflaaten door Pafchalh II verleend : om dat hy den zóndaaren, zonder dat ze hoefden te hechten ofeenig Jeetwezen te verwekken, vergiffe- nis had aangeboden van haarè bedreve zonden: én daar benevens verlof om andere zonden in 't toeko- mende te begaan. Maar laat ons de reden plaats gee*-. *en. Een befchuldigtng is ten eeritégeen waarhert, Á « I6id. h AptjiChr.Lup. ibid.pag. 55S, &c.
c Ibhl, ·■" '; ι .v; ..;.-*;.;. ! m '^
Κ 4 en
|
|||||
*
|
||||
a^i Aantekeningen op de
èn een befchuldïger op zijn eigen woord niet te ge-, iooven. Ik touw het lief ft met cbr. Lufus houden*; iè weeten dat de gemelde befchuldiging hier op ziet· 4at PafchalisUden Graaf van Vlaanderen, Robertuï- en deszelfs krijgsvolk , door het belooven en aanbie- den van groote -aflaaten aangezet heeft om de feurgers van Luyk en van Kamerijk, die den Paus üiet tn alles te wílle waren, door de wapenen te temmen. Dit ftreed wel tegen de regels der Chris* teljjke liefde 3 tegen den Geeft van 't E vangel i., te- gen de pligten van een Kerkoverfte: maar dat was noch geen vergiffenis aangeboden zonder berouw»- en geen vryheit gegeven oin allerhande zonden te bedrijven,. ,·! ■·'■■.'■ * : ■■■''- .· " ·· I , Maar om wederom χςιΐ Bowifacws I X. te keeren; ïtheod&rkus de Hiem , die,eenigen tijd de Beampt- fchrijver der Pauzen isgeweeit, kan geen woorden genoeg vinden v om dje geldzucht en Shnony van dien Paus naar hehooren té befchrijven. Onder anderen verhaalt d hy hoe dat deze Bowfc
dus in 't jubeljaar, dat by zjjneii; ti|d gsviert wierd, $eer groote ίο mme h gelds-uyt de offerpenningen der pellegrimmen en vreemdelingen genooien had. Dat. was ook geen wonder: want ganfchDuytsland · en daar by de koninkrijken van Hongarye, Polen, Pft-' tyemen, Engeljjud, ja, fc^ier alje<le landen van Eu- ropa, behalven Vrank'rijk' en eenige Weinige plaat- een, liepen genoegzaam leeg, om het Jübilé binnen de ftad Rome te gaan verdienen. Dat loopen , en Vervolgens het geven en offeren, duurde een volko- men jaaj, . Jrjet grootfte gedeelte van al dat geld quam in!de handen van Bonifaciu*; dewelke door •zoo eenen rijkdom nocij niet verzadigt was. Zoo V-alt hem dan pen middel in , om noch grooter foro- men by een.-.te fchraappen. Pïy zend zijne ingaar- ders e. naar vërCcheide. koninkrijken ; met bevel οφ aan de menfehen, die 't niet gelegen was gekomen om naar Rome te rei.'en, den aflaat van 't Jubel- jaar voor zoo veel gelds aan te· bieden, als ze.ver- teert of verreift zouden hebben, indien zedeRpopp- ' fche reis gedaan hadden. De onnoozcle menfehen \ > * ' :■'«"■ , V j · '
d De Schisnj. lib, p c. 8. e Quacftuarios·
ï, y\ ,\ .'■ ι *■ '"::■ ■ meen·
|
||||
Beschryving van Groningen. 15,3
Bieenden dat ze ëaar wel by ftonden ; en achlten
iich gelukkig dat te den aflaat köften winnen, zón- der de moeite van de reis uyt te ftaan. Ieder was even mild in-zijn deel op te brengen : zoodanig, zegt dezelve Theodoriens, dat ze fomtijds uyt een konink- rijk, ja uyt eene Provincie, meer als honderd duy- zend guldens haalden. Dat de menfchen zoo fchoo- tig waren, ^efclíiedde daar door, Om dat die ingaar- ders ieder een , die by hen te biecht quam , en hun de handen volde zonder eenige boetvaardigheid re pleegen, van alle hunne zonden ontfloegen : wanr Zy maakten de menfchen wijs dar ze alle magt van te binderi en te Ontbinden hadden,'die'Chriflxs den Apoilel Petrus gegeven had. Deze ingaarders^ door alle die offer penningen'rijk en weeJdrig geworden, zijn met veele fchoorte paarden en een deftig huis- gezin weder naar Rome. gekeert: daar zy den Paus,, zoo als Ze beft konden,' rekening van hunne inzame- lingen gedaan hebben. Doch fommigen, die men bevond dat outroüweMjk gehandelt hadden , "wier- den op Pauiïelijk bevel gevangen gezet. Sommige zijn een quaade dood geftorven ; anderen hebben zich Zelven te kort gedaan. Ook zijn 'er eenigen door het verbolgen volk ín ftukken gekapt, enz. Metier tijd heeft men een andere kunft verzonnen»
om by't af kundigen ván nieuwe afiaaten groote fom- nien te vergaderen: de oude afiaaten die aan eenige kerken oif kloofters gëgeeven waren, wierden voor tíen tijd f opgefchort of ingetrokken; op dat de ver- kondigers van de nieuwe afiaaten'des te grooter toe- loop zouden hebben. En hoe dat herten; tijde van Maarten Luiber roet het verkoopen van de afiaaten g'ng, is niemand onbekend. De onbefcbaamdbeitvan de Pree kers was zoo boog gefle e?eh , het zijn de woor- den van een Katolijk én verffandig. g Schrijver, dat ze «pentlijk zeiden , dat bet onmogelijk was, zonder dte eflaaten de hemelfcbe erfenis te bekoomen. Maar hy voegt'er ook by dat de menfchen, ziende dat de ar> laats-penningen tot andere gebruyken befteedt wier- den , alle achting voor zoo groot eene zaak begoüetl te verliezen. ^ ƒ Gravamina Nacioois Germ.
g Arn.i FerroD#de Rcb, Gall. in Francifco I,
- 1
|
||||
i£4 :AANT,EK.'ElSfING&H-. Q Ρ ©Ε
Ik heb ge,ze:k dat- het zeggen van 'J. Weffei.t da*
gowfacius Vil Í al lereerft de aflaaten zoude inge- „ fielt hebben, van'ε jubeljaar verftaan moet worden, " 't welk door dien Paus uytgevonden is. Maar 't is ook waar dathy eenige nieuwigheden » of althans nieuwe manieren van fpreeken , omtrent de aflaaten verzonnen heeft. Althans wajs/er noch' geen Faus geweeit * die yan't onderfcheid tuiTchcu eene h hdnigentiafkiia iple- wior , mkplewffmiigeiptükm en miilchien geweeíeu had. Van zulle een onderfcheid heeft hy / allèreerft, eefpraken j en de m Godgeleerden over de uytleggin- ge van dat onderfcheid ίιί geen kleine verkgendheit gebragr. Sommigen meenen dat 'er niets volder kan ■zijn als vol ν andere meenen ; daar de Paus een onder- fcheid ftelt,daar moet men ook een onderfcheid maken. \ Eindelijk -moet men weeten.dat de misbruyken om- tfeni de aflaaten , en het inzamelen van 't geld , niet «tltijd op de-rekening der Pauzen moeten (taan. lef •der, die niet te zeer ingenomen is-, kan wel vatien dat de lngaarders zelf hunnen lalt dik wils zullen te buiten gegaan zij». Maar, zal iemand zeggen , de Pauzen moeden die uytfporigheden geiteuit hebben. Dat hebben τγ fom.wijlen gedaan; waar over het KoU- cili van Lateranen onder Inmcentiui l!I\ dat van Xivons 'ónder· ïnnacentius 1 i% en dat van Vknnq. on- der Ckmem V, dienen nagezieii: te worden. De woorden van het Dekreet, dat tielaatüe Kefkyei- eadéring benevens clememW tegen die uytipoorig- Jjeden van de ipgaarders gemaakt heeft, zij η al te aanmerkelijk om hier overgeflagen te worden. ,, De- wijl wyden weg willen fluiten aan de misbrvuyken, |
|||||||||
3'
91
9Ï 55
|
|||||||||
die fommige lngaarders van aalmiíTen in hunne
predikaatzienvoorltellen om de eenvoudigen te be- driegen, en hen hun geld door behendige of lie- ver bedrieggelijke kunften afhandig te maaken enz. „ En wat laager: „ Daarenboven, nadien |
|||||||||
"" fommigen van die lngaarders, niet zonder een
]l groóte enröekelooze ftoutigheit, en met een veel- j, Volle alaat. i Volder aflaat. A. AllervoHte aflaat.
I In Extrav. Antiquorum. m Zie Chr. Lupus in Concilia tom.y* pag. 6^6, BeIJarnj<
fa indulg. JoludeTurrecrcm;diftinft.dcpcrmt.Nav2rius<ie JubiUo, &*; . ' £ ^
|
|||||||||
BeSCHRYVING VAN &RON1NQKN. j^
„„vuldige bedriegerye der zielen , op hun eigen ge-
,, zag aflaaten aan 't volk verkenen j de rnenfchen „ van hunne geloften ontheffen; en die by hen te „ biecht komen van doodflagen , meineedigheden, ,„, en andere zonden ontbinden; dat ïy de menfchen '°-"'; -,ji ,, de goederen die ze qualijk gekreegen hebben, als 3, ze hun een fluk gelds in de handen fïeeken, laa- Ji „ten behouden; een derde of vierde gedeelte van „ de opgeleide boetwerken quytfchelden ; en val-' ' „ fchelijk voorgeeveii dat ze drie of vier zielen van „ de ouders of vrienden der genen, die hun aalmis- V, fengeeven, uyt het vagevuur verloiTen: vorders „ dat ze aan de weldoenders der plaatzen, door de- „ welken zy tot Ingaarders aangeilelt zijn, voller „ aflaat van hunne zonden Verkenen; en hen, zöo „ fomrnigen van die Ingaarders doen ; van' alle „ fchuld en flraife ontflaan"· zoo is het dat wy, „ willende zoodanige misuruyken. . . ■; t'eenemaaï „ wegneemen enz.,, Maar het ging met die De-' kreeten, gelijk het dikwïls met de befte en nootza- ,; kelijkfte wetten gaat. Men toont dat men goede wetten maaken kan; maar men paft op het ou'jer- houden niet. Wat Clemens V belangt; uyt het zeg- gen van chr. Lupus en 8. Antomnus fchijnt te blij- ken dat hy evenwel , ín 't verkenen van aflaaten,: . L; geen maat gehouden heeft. Maar de ingaarders van && de afiaats-penningen zullen 't noch veel erger gemaakt hebben. De Schrijver noemt hem , gelijk hy hem ge-
noemd vindt by Val. Andreas. Maar Suffridm « Pe- : tri, die het alderbeft kan geweeten hebben, noemt * ' hem Uwo Helt, Uyt den zelven Suffridus hebben wy dat Damiams Goes^ die in deze gefchiedenis ook vermeldt word ,'en de Studenten ook aangevoert heeft, de Steevoogd van Loven was. ' v* *
» De Seriptorib. Frif.
|
||||||
m ., ■ ■
OM?
\
'.?■ ι ■'■■..'.;■■'■ ' r ■■.':'.
|
||||||
tfê 0ÜDHEDEN EN GeSTICHTE&í,
VAN DE qMLANDERS.
Dcnatm <Pe naam bait #mfanbee£ i$ boïgeu^
pmiandeij* Emmíus eígentitjíí geen eigen naam· bieop ïiikiccn" 0,ί: ïanbfcöap aïíeen'3oaöe paffhí, maai: 't $ eigcl QMiii een gemeene naam. lt %'$ ojpi qén o'n&e*. en?* paalö naambjoo^b; maai* een naaniboo?ö / bat opjet^ beteeWietp í§; en g$$ígt ijeeft oft gene fïab of bermaar&e plaat^; rottbonr &e* toeïïse genee ianD/ of eentgc boiuet&j/ gele* gen 3íJn: 't fcoeln ïjg? ugt ou&e fytebétï.en ba'*' baïanbfcíje bebuj£fiu&Heu aantoont. <$£tí}tm i$ oe .gcnielbe náam al ban wb§ gegeeoen, aan be balftcren/ bíe ín bee3e lanbjfreeii ixsaa^ «en/ en be fïafc ^amiige omringen LangcwpU ^eese bolueren 3íjn bqo; eerfl ae Eatigc? dcrs· tooïoerÍ/ naaíí bíe hm <ρ»ή|φ^ gelegen., befïaanöe beutien öo^eny Oiejeoee een' nei'ít lebben*. Fredc^oi- Γ ;©e jftebefaolbcr^; fcíe aan t ïanb ba« ders. ^ent paaien/ en tien öa^en begaan; oe< tóeíben ten beeíe ojp eensakngen/ ten öeele op een tnoeraéfïgen g?onb / geiegen 5ijn. Humftcr. 7^% ïfimnfeíanoer^; Die be3göe tseij sJJW Oanderc. 5ειη foan oe ?iaiön$ toooneti; en öoo? öc toa* terbïoeöen tot ö?ie öo?jien benninöat 39«.
Midd^ ^e .p.öaagfTtt^ / ín negen öojpen toee*. ftcw. beeïbï ban bjelhe negen öoipn bijf o»öec bca ^C&t ban m&ebjert fïonöen ?Peï|nn3inge^/aanben m\ct^m\$e of ïfune gelegén/bebjjïonen bat gebeelte ban ^onmger* ïaiib/ 't ίοείκ beèee §et befïe ban aííen \$·> en beflaan ten mtnfïefeffig bo&en/' biè iebec ooft ttw fiern gebben* J|nn ïanö / mmtyttgo of: * Imxaius de Agro Frif. intcr Larie» δς Amiaf.
|
|||
ν α ν Gr. on ι ν g εν. j ƒ/
Ipnepgo/ iginUrnmindere€$eten»enber*
treeft* -®e #iMmgtv§/. alditf genaamd na denFivtó
tsïoeD ipíbeS öie ban oitb^ dooi gun ïand plagt sers· te bïtetesr/ feolgen oopoaart^ aan de H|uti5tn* ger$ / en oefiáan den oebec ban de <gem& |an ïand i£ ín^gelp^ ín tfcoee deeïen gefc^ei* te: 't eerfïedeel/ onder 't íoeííie 51. treffen ïpe do^en öegieepn 590/ behoeft booj geen een ban dé benoemde landen ín bmeötbaari» geit te toijftcn. ütet ander gedeelte/ onder 't toeilte maar negen do;pen beíjooren / $ ten meefïen deeïe nioera^ftg / laag/ en boeötig ban Qmüb $ en toojb niet jijn eigen naam ©iiwr^foalde genoemt·*., * llïe dese boineren/ díe ton t'öan$de<Sm*
tonder^ noemen / tooien mi noeij to &J« dce* ïen of leden oe$ lantiý berdeelt * nclp 3e aï Uan ondá berdeelt φ\ geioeefï. if et eerffe/ aan dese 310de baii de $uue naar't 3©efien e» gupen toe gelegen/, en tot deïïabKi^ en die ban <®oftfrgouto toe fïrennende / tooid Jet i&effcrguarticr genoemt Ifet tfcoeede/ aan öe Qber3£>de ban de üfurie gelegen/ toojd ban ae ^impigetf beloont ; {jet derde ban de #Ébeïmger$. : * ■ ■. * : Ja de fíbeïínger^ boïgt ïjtt <®Ide - am* 't omb-
ftaegt: 't iueïn ban den bïoed 4Bem§ begint * ««tak: en/ 300 ais de 3aanen iiü fïaan/ fang^ den toefïcr en boeíjtígen öoesem ban den ^oïïaart • Wy vertaaltn dít alles , soö als het by den Schrijver , díe
'c uyt Emmius getrokken heeft, gevdnden word: behalvert izt wy trans Hunefurn , aan deze zyde van de Hunc , en cis Hunefum , aan de overzyde van de Hunc of Hunfe vertaaien, Emrows fchrecf in Ooftrriesland; 't geen voor hem aan de overzyde lag, is ten aajiweü yau ous aan dez* z*de eekgei euzl. |
|||
*$8 Oudheden en Gestichten
'ugtgefïrefit $♦ Stenjgf$ai ^úllmtt geeft ïjtt
eettgö$ 3eee &oote feffaöegeleöeiH en beele k.-. ïaiiöer jáen en foppen tiooj 't oberjïeöeraelö foatee bedoaren: sooöanig èafc 'ei' ban een ggpeí 'getal &o;pe» natïIMpl 3ebentien 3|jii otjer^ ge&ïeebeü:&£e oan nöcfj hoeft qzootfte gebteU te gaïf bertooetfen bevallen 3911. ^eljoofö; pïaaí^ faan öe^en oo$ t^ JPinfefiote. i|eí gepeel Φϊίι at^fèegt/ ban $e 0m$ tot 3^ 3üiöee eutöpaalen toe / geeft, mi ai omtrent m t 3°° faaren niet ijoeoe boojtoaatèen oii? üec <02oöinge gejiaan* Cegen öe^elg 3111- fteqjaafeii j omteent gct eiïiüe banden ©ol* ïaart /; grenen-■ He '0ffte#^l$tt§ -, öie bjsl- eec een gefteefte ban 0e fe'öedafils£i*$ 390 ge*- toeefï i en btjf. frappen Beflaatt. ^et aöeïp gefïagt.Addinga, 't toeïii get fïit li^eööe ín 4B>;om'ttgcrfti!ib Ö£$at/ en ögi öe imïmmclm^tn on&ei' öeit naam ban Weifcerwoide btttt hz$ \ feeiiö í^Qtíneefi} geeft·, beefe eeoöuen get- ge* bieo/^f een fcgabntoe ten een geöieo/ ober. j öe gemefoe Do?peu gegab, · jtauergauö \f Uit Êk$ in öe gan&eti ban oe Üeemöergen geto mm t turnt t-egenbtto^Dujji ofïöefe Uecfejjei&eiie ||eeren beröeelt .. feiio-en ' CfttitëUjlf boftt get Gho-en 't-Wol α recht:
woifcjir, >£ j^jCjj| ue -g^nsen ban 't ganftge ϊαπίι/ eerí
" -"lange fïreelr"te gaan/ te^en get lanö ban'
φμιη tm ^titdén öeitt.- ^ït<38a-eii-HM*
Öjecgt / 't .fcoeifi ecr£p<á Den S$ïffegö§l! ban
ütrecgt ^eííeilp hüm <B^ti:ïjtev er&enöe/ geeft ín' jpetr omtrefó -ttpa^If oo^en/ %t$ ftmte Imímí / > mi ttnee fïö&get?. <Bt $&op
. f In 't■■L.Ttijo ftaaï üf de 100 jaaren : maar de Auteur heeft
dit alles»uyt-Ubbo Emmius getrokken j díe úit omtrent nc"c Jáár ifrí.fcfireef, Vertaalder, . gotijtfí
|
||||
VAN GrONÍnGENí ÍfJJ
gonjer^ gcööen 't aan öen ^aaö en get bom
ban <0?oningé obecgégeeben$ mit$ bat fjet ouöe recjir en berggeit bet* borelingen on*
berminbeeö jonöe ölpea <% Den öaöem 'ban ött ^ga-récgt/· baar een janöi'ge g^onb en een ftlepg^ontiean'maífiattbei* paaien/ φ «0^ ninge/ geïijft reeöggesegt $/ op een ftoogen nigge geiegeiiv .·,..■ |
|||||||||||||||
lëttfielïjU nm öerjfcjjeiöe Mp&álït&gePíÍ
oabec beu 3Nmbe!fóti en· get ©omítamtteí gcflaan. ■' .-. |
|||||||||||||||
©e· fSart£bia&en t?ati
|
Mariaas toft te
|
||||||||||||||
m
fa
Stoften jgehceegen.
Van de Kerken ·, * Klooftere, en andere Gees-
telijke pïaarzch'i «rider Groningerland ge- legen 5 en van hunnen ouden en te- |
|||||||||||||||
g
|
CiiwGOTdigen; toeftatii34
|
||||||||||||||
<fcj<mf!ï3erian&· fleeft 5«* beeïe bupeits en in οηκύ*
oaae onbc? o^fet ipnbeeb en fefïi'g/ bie&crIaad w%tn imm. I&tdt tran blè Ö3§pn gnn 500 pV*1*- ifofót en net f Μ ft 'Ifet -booj fmn sonben *' Cea jfcjjbs ban "ben föatolgftcn <$tob£bten£
jtebei* öle bissen iiWesftfpffl ^Anfefjag; pen/ ef ïttüei· f^pgen / bedeelt: teanc J^fW/ en,ín©^íanb.$eïf/ öen naam wensen ban &&&:£ ·, ímcvbm ban De <&m ««igei'i j|j.aüfto genoemt. ^ee3ej>^0fïeiï7lete:m5Öiigeöieb/ fiab* ρ%« &*
ffl t opsigt' obee be tucgt ber fcerfce; en m*Preoftc0· 5?«
|
|||||||||||||||
i6o Oudheden en Gestichten
*en bamti^ ín öeefieïijite paften* Φά& foaf fietljuu pïigt/ ten oberfïaan eemge ^iefler^ feenntó te neemen, bant öe m%t$a§m öet; mkftevm ι alle obertreeöingen ban öe fcoettet? beá gufcoelpá te ftrafen ·„.&& & ö?aapn boo? De heiden en netitelpe ja^eti; Öe tóe* nsngen bei' ï&erfmieefieren op te ijeémen,? öe tooefteraai^ te beteugelen / en ín Öiiiine öcütv 3é tehajïpen/ eii3· , , -.. tóV/J. f »ïjalben öe ^eften^ of f joofïen ƒ öie öoa|
ben ^oinöeiten e» ïjet ^oniítápítteí ban Ittrecöt gesonöen bjieröen naar öe plaatsen/ onöee Den S&ficfjop ban f iteecf}t ff aanoe; 30a fteeft öe ^íflTcfjop ban J&unfiec ín öe tymP öe plaatsen/ faifmn/ Mopperen/ lift aiietöe ƒ en ttcengl / ooft öiergelpe gjoojï* öoen ingcbocrt: bjelne j^ooffögen ban Ubho. * Emmius bette en aansienïpe «eHíampíten genoerat toogöen. ^an toa£ 'er nocl) een tojft De bg öe #utnfieeïanöe^> tííaác öiè ^ obec lang te níet gegaan, ,, toro ban 2Mla/ en aan öie ban j|&iöoeI&
iöen/öet arapt ban^iffcöop|Mar$ gègee> *&n geö^eli ban ouöe geöcnitfei^iften / en
om öat aííe fcíeben Öpae beefïeren 59η; j| fiet seer nioegieip alíe öe fteehen en Rloaffer? ouöei· ijaare ^Mienfcïjappen of f^oaffögen te fyemien, €c&ter smïen b)£ alteg./ 30a iuff befï lionnen/ balgen^ ojöee opgeeben: te toe^ ten 300öanig/ öat toe öe ö^iebouöige becöec' ïing ban ^mmigedanö / boben bermelö/w acitt 3iïUen iieemeu* , * φα öe ffeöen koningen en^amme/ i" &
ï ÈJeÜibeGroninga, Sec. . ^.^
|
||||
,. Van Groningen;,, ι€ι
^uïïe ban Pius í V bermeïb/ boigen bctftfyeil
tt bü?pm Mn be frebebjqïbetf / Sanghjoi» öeïf / CftmifledanDei^ / en be J8arnfïfl?j/
aïiémasl tti 't l^tfcergiiaitier gelegen, I F R E D E W O L O. È. ^
Fredewolde, j'n ttü #&vhtmil\t'tli Ö^fSlfc Fredeveld.
lutecjfjtfege telte FrefiaWoida, en bg pp
$clj$bfi$ ban 3$mttiiFráda^alda cii.*Fr# da Sylva gcuaamb/ $ ren ïanöfcjjapje bah 50^ bei)/ of bolgeu^ Alt mg ,/tJan liegen tófteu,
tfribjgaan$ "snnbarljtfg ; öoclj op fonimige
plaatsen i$ gg moera^fig: baar ban bl mee$è iuaomfïen ín öe turben Defiaan. ©c Dompen ban jprcbchiöïö 51 ju genaamb / Midwolde, Nuis? Nvberc;, Tolber;, Noorc-
wiili, Marum, b?.. ÉtèbjeïRe altemaal íiíof
23uIIe ban f |»i Pibs iigtgetytiftt flaan öefiaft bèn ji^iöbJdiöe; φ Μ ï D W Ö L D Ë.
©it bojp ig on&eifcjjeíbcn ban een anbef
^fttooïbem't#ïöc-ambaeïjt gelegen 5 ïpt t$ ban oub$ een bcrinaarb bo^p getoeeft * eii too^b ban ben ^cfepee / tue't beeldig 033 Mcnco gemaaht fireft / niet lof becmeïöt. . ^®e«^aaf ban Kr)ypinnzen,.öie eenfïot té Jjienoojt jjeeft fïaan / en öe ^obetman ban Jrretooiöe $ / $ tcgenb)oo?big i|eee ban bit i&ibtoolbe en ban Eeen : toíengi fpip^bjoufö jan be arme ingezetenen/ bie geen anbece im ftoaificn Jjr&öeii/ alle 3aterbageH eene aálmí^ i?t be o«De inhoinfïen geeft. |
||||
ιβι Oudheden en Gestichten
Μ Α R U Μ. schoonc ©ít Jt&armti i§ onöerfcjjeiöen ban jjHarum
kcrkcntoof jjEemim/ ín öe <d5#etenge ban jferioert/ rumc onöec ^ofïecgo. Jlarum / öaar ίορ nu ban f&eenen/ i$eenooginjfreöeïöoïöe/ ïjeööen* öe ren fcfjooné neeït mét een fpit$m toren; baar meefï aïle öe öo$en ban Dat gebjefïc jïompe toren^ geneen. $an öe nerlelpe pïaat^én ban bit geioefft
geb ín níet beel/ bat aanmernen^niaaröig jajf te seggens öegalben ban get nïoofïer mp mar I bat bicflt Dn J&arum geeft gefiaan* Κ U S E MAR.
tPit ítía^ een berntaarö 0αάφέ01Μ$4ί
ban öe J^emonfireit o?öer; 't bjelit öe J^ooff ban $&tmï)t/ öie ban öeselföe <É^aer iua$/ en naoerganö Ubt ban ^ofiRimi geiaojöen i§/ omtrent op öen 5e!föén tijir onöer $*reöe' bjoïöe sefïicöt geeft; afë öe «ïoofier^ ban ji&arn/ ^Möcn / en íloseftamp gefïícíjí: biieeöen, ||et taai een tettcöte ψ$Μβ$ / 300 aï$
3e öat noemen/ ban öe j^o^öertgnee (&fiet-, en b)a$ * §>, Mar iaas-poon: genaamÖ· Sibran-
dus Leo, ϋαηαηηίκ ban öet $o$m$mt
Moofier te fKtöuim/ en een berntaarö &ttyp btt/ a\§ get j!onm£$ Uben nnt 3^ie$aiiö beröannen ma$ / ging get oberige ban 3$jne bagen ín 003e ^oofröge fïnten f* % ©e geöagten$ ban öat ftïoofïer $ tot βαί* * Menfo AJting, pag. 144,
* Suffrid» Pctri de Scriptor- FriC " V.
|
||||
• .van Groningen; í|!|
hmjpe rikvQtMbm ter plaatje/ οίέ VMiiê
mifemat toofi geiioemt. Α ΑΝ TEKENING. ,'
_ 'Èm ProQÍÍdy^íofommigefíonveriten, isde höop-
«e bediening naait den Abt. Zulke Kon venten, als ?e geen Abten hadden, wierden door Prooften gere- geeft. Anders ;is Proofr een hooge waardigheit iti oe Katedralekerken. Die Cange v. Prapofitus. '% Τ á i Μ U Ν t E.
<€e etótmititt / Isï doft nieè beere ttari
Bazuin gelegen #/ geeft eertijï$ een $oút nehíoofiee ban 8èU €t|ïerci o^oer geflaan/ Pt maojïerban ^rtmnnte geaaamo; 500 efë wpt ugt mun fyief ban 't jaar 15-29. &p Aw, I Mactheus aangéöaaïö, Éfí Moofïer / íSJWáP ^ggen/ soifoe. fftt.recgt: geijaö jcoöm om ö^eDérijaoöe geïo teflaaa 23eï)aï* m tinee öoerenfjuisen / 5ijn öaae nocö ö^o^ «en ober ban 3eee gjootè fïeenem oud iETlius * ν*π Gronir)geiland fpreekendc, heelt in een
«e. Doek gelezen d.* 'er Nonnen van dé ι Ciftcrci - ©race benden. , Toillo νχ # p^.j^ AA Ν f E Κ È Ν I Ú é.
}^*· Dat ftaat by C/^o Emmias áchter zijn Werkje váii
fSiTn/eS Cn Gro"»ngerland : rriaar by A. Matthexs, eerlt λ Schr,'lver ook aangemerkt heeft, Haat aán* da · kt 3t'er Nonnen van de, Premonftreit-order, d t is Norbertyner Nonnen , huys hielden, ï^u is j, f» of met UbboEmmius; Qi, om netter te fpree-
&£ met de HJMer kltíoireren á\et van Λ*Λ λ*& jjjc.Jj??* een oud- handfehrirt opg'egeeVièn word, öi * <"« van C/^0 EmmÍHs die zijne lijft ui$g«lij\ld; L 2 tfy{
|
||||
1^4 Oudheden en Gestichten
uyt een oud handfchrift getrokken heeft. Een ván
beide die lijden mift: of, dat ík liefft geiooven louw, by een van beiden is een drukfout ingeflopen. Ik meen dat Uhbo Emmius , of dé Schrijver dien hy volgt, gelijk heeft ι om dat zijn ïeggen beveiligt ■word door het fchrijven van M. Alt'tng. Deze Ai. Al- tipgy van het kloofter S. Mariaas poort fpreekende, verzekert dat 'er in alles, tuflchen de Eems en dé Jbawers , zes kloofters van de Premonftreit - order T-ijii geweeft, Hy telt ze ook alle ïes.op; ionder dat van Trimunte te melden. Voeg hier by dat de lijft» die van ufflo Emmius opgegeeven word, vry naauwkeuriger is dan die van A. Mattheus: en ver- volgens beter geloof verdient. In de lijft van Ew mms flaan omtrent 2es kloofters meer, dan in díe ván A. Mattheus: hoewel Mattheus echter eert kloos- ter vermeldt dat van Emmius overgeilagen word. langewald.
&amjbmïö/ δρ öe Wbtén ban #eenm Lóm
gawaida ..genaamd / paalt ten ^níbe aan Fre- dewald5 en i$ boo^aan^ 3anbac8tí0 of mm mfjh ban g^onb. jpaar hmt\ get aan ben hoe$mi ban öc Satuer^ paait / të fe nmfo nlegaefitig / en 3ceu bjucijtöaar. φ fer geeft men onba* anderen öe bolgenöe Dompen: ©oe3uni/ «feote-gafi/ Stitfeegaft/ ^í&aï- öeönrens^ypaiierïie; fflgblitt/ #oo#Bojn. Doefum, Gróote^gaft, Lutkegaft.
i€e ©oefiitn flaat ïpi fíot €ef&
Φε bo^en <S^oie-gafi en ButBcgafi/ 500
af^m 0íffe/ 3ijn aïöt$ genaamö om öe W
rígíjett of fefeaalgeít ban ben j#onö: tuatit íR
öenn bat Galt Βρ öe pjh&ï beselföé Oetefc^
nülö geeft aï^Geft, Geilt, óf Geeft, Öpöe
3g0iïanöer$.: öie baar boojeen fioog en Dof
|
|||
van Groningen, 16$
acïjtíg ïanö berfïaan, $an bit Geeft ïtoo*
me» öe tiaamen ban (^feeefí / Itutgeefi/ en3. 't «éerfie öojp geeft een «ïet'n neeltje/ níet
gjooter a$ eeti napel: (jet ttoeeöe geeft een ruimer nern/ met een fïoinpeu toren i|et gup^ ban fjet gefïagt Wytiers, toelft guu$ |
|||||||||||||
Vrome genaamö bxa$/ fïohö 300 öttijt aau öe
|
;1 * J > f J
|
||||||||||||
Sern; bat men eerti)&$/ alpe nerftöeur open
fïonö/ uut öet ïwu| ín fjet uoo^ 333; en öuj |
|||||||||||||
.·;:?χ.ί
|
|||||||||||||
3ien Ronbo bjanneei? bat öe M$ oe30.fi
SIBAL D E Β U R E N-
€e ^i&aïöetaen foQ$ een ^aaröetiiarfttsibaiciebu..-
ijcïjouöen op ben gonöag bauChniius^emefc'"1· baart· GR Υ Ρ S Κ Ε R Κ Ε.
^upperne / m öe ?5uïïe ban $au| Pius Grypsker-
ooh è'ngetoeet genaamd // *$■■ een öojp onöer'kc· ttangetooïöe; öeöüenöe een feaaue fter&/ en moope gnuseii, Vitoer anöeren 31)11 'er ttoee floten ban öe Klanten: maar ban Ijet reue /bat ötcgtfï aan öe fcerft ftaat / nutcrïp get oubfic fcöijnt. <$p öe ueritöeue fïaat nocij ftgcnüjoo^ötg öe naam ban ben pieper öeu feriie te lecsen* V I S V L I E T.
Φίϋ öo&>/ ooft onöer ïïangefoolöe M)oúívísv]w·
^nöe/ $* gelegen aau öe &amer£ i en geipt ™ scIc" toeï/ bolgen^ ^et3eggenban Emmius, naar0 ten fïaö. φε gfaarmarlst baït 'er op ben eer* fkii|&ep'; 3Önöe öen öag ban.be,% %, Phi- L 3 lippus
|
|||||||||||||
i66 Oudheden en Gestichten
lippus en Jacobus; hjaác ügt men én gebeft
öan anbere bebn$fín&íf en giffen mag bat öe fecrn ban bit öo^p op bm naam ban bie &j|; fEpofïeleti i$ ingefogbt getoeefï. έ NOORTHORN en ZUITHORN.
|
||||
Kerk van ; Jpö^go^n i| een treffelp fcojp/ batooS
Northom naat een fïab geïpt 3Ncf}t Bg J&o?tfjfr;n i£
Wnu" 2η&ΪΜι gelegen; en t$ booj beíbe bie Dojpeni
eene Reeft met een fpttsen toéen op een ïjoogte
gebpufcöt: toaae ober öe18bten ban ÉEöetoetf
fiet recfit ban^atroonfefjap pïagten teöeööen,
AANTEKENING.
Te Northorn , indien ik den Kronijkfchnjver
van' Windeshem wel verftae, heeft ook een 'kloos- ter van Reguliere Ktraonnikken gefraatí. Zijne woorden, dewelke beneden onder Ezenskloofter by- gebragt worden , luiden aldus : Cujus iegatio anno 'Domini vigefimo Patri Henrieo Loeder in Northorn, Priori α Cépitnlo fuit commijfa. Dit kan geert ^oeden zin hebben ; ten zy dat'ér de comma achter Northorn· wytgelaaten'word'; of dat men een comma achter Loeder en ook achter Priori fielt. Dan is dé zin dat rjet Gezantfchap opgedragen wierd aan H. Loeder, Frbr te Northorn:. en, dewijl hy door de Regu- liere Kanonnikken van Windeshem gebruykt wierd om een nieuwe volkplanting van Reguliere Kanon- Bikken in 't kloofter.van Ezen te brengen; en dat de Prior vanTbabor, dat zekerlijk een kloofter van Reguliere Kanonnikken was,zijn Amptgerioot word: genoemt, is dat kloofter van Northorn zekerlijk ook 2O0 een kloofter geweeft. ■■'* ' , \':, ,: DE HUMSTERLANDERS,
g^e totte m bjucïjt&aare íanbergen/ aan
ψη boesem ban ben bïoeb ïtnflng geienen/ |
||||
van Groningen* %6γ
fooien öooi oe &φ$ν&$ bti Üföoge bm memm tugemerfcöcr m i|u0emer«e/ ïnxtem * xiitfordus Hugmerti genoemt, iCegentaaa^ &Í0 $ f «ralïeríana 300 öjoot níet i eti toa^ïst oiiöee een en 't 3eif öe qnavtm met J&iaöaa- fïetoecï geee&ent, ^ter t$ foei eer / noígen^ oe 0etui0en$ ta
Emmius,een J^oofïög of een nlaoffec onöee en J^oofï ffaanöe %iïm% <®ac$ oie $ ööoj *t oberfïroomantjejeetoatee iöeggefpoelt, AANTEKENING. '
t De Heer Aïting , van den "vloed Unfing « fpree-
Kende , fchijnt ten eerften aanzien niet qualijk te be- wijzen dat hy al geltent en vermeide is geweeii van Taatus: en dat inde plaatze van Vrfurgis, by den zelven b Schrijver, geleezen moet worden Mnfwgis. ut zaak is aldus gelegen. C<efar Germanicus, zul- lende een togt tegen de Cherusken die over de Wc- zer woonden onderneemen ,had al het leger by mal- kander doen komen aan de Eems. Van de togt we- aergekeert , en aan de Eems met al het leger aan- gekomen, deed hy een gedeelte van't lelve leger te voet naar den Rhtjn trekken; doch vier legioenen zoude hy zelf met de vloot overvoeren. Maar om dat hy de eerfte reize met die.vier legioenen nauwe- h|ks over de Watten had konnen koomen, en de icneepen door zoo een zwaare vragt te diep gegaan hadden-deed hy twee legioenen onder't geleide van *'. f'tt&llws te land gaan. Met de twee andere le- stenen zoude hy ondertuifchen over de Watten teilen , en. dan de eerfrgemelde twee legioenen in- nemen. Maar ais die twee legioenen van vitelllm °P weg en aan 't gaan waren , begoiï bet uyt het •Noorden zoo geweldig te ftormen , en de Oceaan* oor de onftuimigheit van den wind zoodanig op fe WH en , dat de wegen onder liepen. Het water ^íes zoodanig aan, dat men geen diepte of ondiepte " In Vita Ludgcri cap, 4. L ^ onder*
|
||||
168 Oudheden en Gestichten
onderkennen köit: de kríjgsbenden raakten ia ver»
: Warring ; het krijgsvolk tot de borlr. jae tot deh mond toe in het water. Na veel fukkelens quamen; ie op de hoogten ; 'daar ze onder den blauwen he- mel , zoo nat als ze waren , en zonder eenig huys- gereedfchap, vernachten moeiten. 13y 't opkomen van den dag kreegen ze het land weder tot hunnen dieniï; zijnde het zeewater weder te rug geweeken. Dan volgt 'er by Tacitus dat ze einuelijk aan cje \Vezer (^ifurgis) aangekomen zijn. Zoo (iaat'er al- tlians in alle de drukken van Tacitus; en ook tii't Vatikaahfche handfebrift, 't eenigiie dat 'er Van de vijf eeriie Jaarboeken van 'Tacitus gevonden word. Maar, zegt de Heer /Jltwg,' waar 'kóomt de VVe/.er hier te pas? En hy fchijnt gelijk te hebben. Zy qua- men van de Cherusken terug , en zouden weder naar hunne legerplaatsen, dat h naar. den tíijnkaut, keeren. ■ ■ *· '>,.. >,'■ · υ .·.,,,■ ,;>:-. ·- Sommigen , ziende dat het hier haperde, hebben
de Wezen: verandert in den Rhijn: dat is e.en verbe- tering, die zoo erg of noch erger ís als d<? fout zelf. Dan zouden de gemelde twee regimenten, die noch Zoo veef tegenipoeds uyrgelfaan hadden, den gan- fchen weg tuflehtn de Eems en den Rhijn op eeneti dag te voetafgeleit Ijebbeo; Erj dat zoude de vioo.t ioo wel gedaan hebben ter ψ.%-, als. de regimenten te land. En, zoo· men dat al tegen alle-reden en febijn van reden liet dooifchieten, wat behoefden de regimenten,-als ze aan den Rhijn gekomen waren, weder ïngefcheept te worden > Vo/der, mo.iïen ze Il iet zijn ; daar was hunne legerplaats. ι « Lipfius,, ziende dat 'er voor ^ffitrgijs (de Wezer)'
niet te plejten viel , wil í/tfurgis verandert, hebben ín Vidrus; en neemt dan Vidrus voor de Vecht in ÖverylTel. Maar dat voldoet den Heer■ Ahing niet. De meergemelde regimenten, rjiet hun huysgereed- fchap beladen, zouden den weg tuíTchen de Eems en de Vecht evenwel in geen drie dagen afgeleit heb- ben. '■ -"-.': ■ t §& j · ., ■ ..-·..-.. ν Zoo fchijnt, het dan zeer wel geraden d.it "er voor Fifurgis moet geleezen worden Onfwgis, ín de Nje- derlandfche taal Hunfe of Hunfing genaamd : welke, ^ïóed de benaming ook aan Humsgo of Hunfivg*. \%· o' ■-- ^* '·*'; f. ..'■■ "geeft/ |
|||||
t
|
|||||
y α ν G ronïnge ν. 16ρ
geeft, en zijne wateren langs Groningerdiep in den
Oceaan looit. Dit itaat by den Heer Alting zoo vaft, dat hy het voor een zekere en onbetwiííbaaré waar- heit opgeeven durft; en ik wil gaarne bekennen dac ík hern geen ongelijk zoude durven geeven. Dan ís alles kant en klaar; alle zwarigheit opgeruimd; ea niets in de weeg dat den Leezer omtrent de gemelde plaats van Tacitus belemmeren kan. Ik fpreek des te vryrhoediger; om dat c Cel/anus, die beroemde en geleerde Weereldbefchrijver, zijn zegel ook aan Öe gemelde verbeteringe van den Heer Alt ing hangt. Doch de Heer Genhardus d Outbof h 'met die ver- anderinge van nfurgis in Όη/ingis ganfeh niet gedient, Hy meent dat Germanicus dan uyt de weeg zoude ge- léilt hebben: welke opmerking de e Heer Alt ing al voorgekomen had, met te zeggen dat de fchepen híer eeii zeer veilige rede hadden : die daar benevens ook toont dat hier van tijd. tot tijd allqrhande fcheepsturg gevonden word. De Heer OudthofwW ook de woorden, yan Tacitus, volgens den Heer Alting, geen geweld aangedaan hebben. Hy meent dat men geen een exem- plaar van Tacitus aanwijzen zal; daar de naam Un~ fin0i gevonden word. Maar die opwerping had de Heer \\ Alting ook eenigzins voorgekomen : zeggende dat 'er maar een enkeld handfehrift van 't begin van Tacitus Jaarboeken gevonden word. Wat de ver- sheide drukken van Tacitus belangt; de tweede, era, derde, en alle de volgende: drukken , zi]n altemaal naar den eerften druk geregelti dewijl· de uytgeevers Keen haudfehriften rjaddeo ,o.m 'er eenige verandering Ren in te maken. Zoo moeten dan alle die drukken öechts voor eeheH druk aangezien worden ; en hunne getuigenis,om zoo te fpreeken.kan maar voor eene enkelde getuigeniiTe vertrekken. Wat de hand- schriften belangt j daar is 'er maar een , te weeren Φκ van 't Vatikaan y daar de gemelde plaats van Ta- citus gevonden word: en de Heer Alting gelooft dat nien in dat fchrift, indien het nauwkeurig nagezien *vierd, Unfingis s;ouw gefchreeven vinden,. ín al- c |n German. Rb. 2. cap. f.
* Van de Watervloeden , pag 5J9.
* Part. t ad voceiilAmiíÍx StatiQ.v
* Ibid. y, Unfiög.
L 5 len
|
||||
j^o Oudheden en Gestichte
len gevalle, 't zoude ook maar voor eenen getuige
Jconnén vertrekken : en hoe dikwils gebeurt het niet dat men, om goede redenen, iets in de handfchrif- .,. ten veranderen moet ? QLDENHOVE
en
Ν Υ E Ν Η O V E.
piácnhpvc -5^3e mk btwii fïaan■ingaemé ín öe
r0£yeén2 SSU bm P!US l V tonii^< Φρ bc tolt ban
c'e iBlbetitpbt fiaat ten oimctmtfcïjt toren5 tt ■pmttn bm en fïomp. f$n &t tó fiaat ooit
Set aöenjlte fïot iSipperöa. ; 3fn * tenen fyfcf ban Vigli ban t jaar if33, fiaat ttlu$m bat be fehtt bcrüerbooper^/ jjier omfïréeï$/ en 'ín oanfcj ^otniigerianö/aetoelöia. boojtgeloopeii toa3j m öat een fïecüt en óngefiubeerö petfoon/öie men öaar geïooföe öac öe gabe öcr tonaen ban &pm bntfm\$en fjaa / xxth \mm hm Meilias ugtgaf, f ' ' h' :í · ':
Pj*entC itg eel^ aín&eren ö^'ef bm vWftw ? m 't
owcaho. grif öe jaar gefcfoeeben / 50110e ft öefïnta Dar ^iöet?Öobe öe 3etel $ gehjeefï bán tm mmü of ©eften. Φ; fytef $ gefcfl^eben aan É f Mammiffaviffen ban <0;omnger mfagtoiln te toeeten aan bit ban $Mft>y (©ïöenhobe/ Eeen$/ ïl^uart/ ^opperfum/ tó'fe» f«m: baar men bandiet bat be^oofï ban Λ öenfjobe benebimgS öe anöet-c f^oofïen opjp telt uiö^uo ■*■.■* >·■.· >■} ■ · ■ * Zíe het tatijnfche i*<erk, in de Byvoegzels op Vries/W·
I Hrt aiüpt van KommiíTaris wierd in dien tijd dikwils of
gedragen «„■& pjftoors en Dekens, Zoo is Gellius van lift,
volgens Sufffidu» Petri de Script. Frif Deo if, £ 10. tor i%*
töorcnKomtniflarisvaiiBaflpaangcftelt l
',: ·" - ■ 'm
|
|||
van Groninger. tyt
m ^nboïfleníïen bjbf'mfim m temaant
motte3OÖÏOO30feïtte teberboïöeu5 m bw U UvMm$ tncftt/ oíe berbalï^ foaá / ït 3020011; | T?/ ■ JTErwaardige Heer KommiíTaris ; wanneer
ik de laatrtemaal fchreef, dagt ik niet dat i*i daar ik ui: onbekend ben, nóch eens zoude moeten fchnjven. Ík vertrouwde in den Heere dat dit onweder der Wcderdoopere haaft imfök Zoude zijn, en onze kerk aldus weder toe ruft zoude koomen. Ook vertrouwde ik dat ik de vryheit zoude gehad hebben om tegen dit ^afchfeeft, tot volbrenging van mijne? pligt, oy ui. te koomen jen de kerkelijke rechrsmaet en vryheit naar mijn vermogen te handhaven en voort te zetten. Maar het fchijnt dat de angel dq; duifterniiïen , nu dat hy eens uytgé. men is, niet eerder wil ruften voor dat hy de L'ytverkorenen onder zijne magt hebben · en ee godvruchtige zielen zelf, door het vcrbVei- «en van veelerhande gevoelens, tot twijfeling Ζ I'S m, do0lin^ Sebragt zal hebben. Ja fï hebben door % gerucht verftaan dat hy ook geacht heeftom zijn vergift, en het zaad vati , eedragten dolingen in uwe kerkte verfprei- «en: en dat hy daar taede noch niet volkoment-' W ophoudt: 't welk ons fmertel ijker om te
ooren ls geweeft als ik 2eggen m^ Doch y «enen ^een geringe hoop op uwe wakker-'
hrH eni°P ,C *an uwe weereldlijke Overig-
en ; brouwende dat gyluiden gezamenÏ- li U r62'^ Zuk' dat dc °Pènbaare e» bur^er-
Gol^aníSregeerin§ nicc re "gcKJk met den derW? rSckeert worde- Gewijlde fekte . vv ederdoopers beide die zaaken federc lan- gen |
||||||
-''■
|
||||||
'■;''::;; SBBBHB
|
||||||
Xjl Oudheden en Gestichten
gen tijd door yerfcheide Iiftigbeden zoekt uyt te werken. Ë Welk zoo verre gaat dat-fchiei alle de Vorftea, van Duytsland , dat voornee- men eindelijk gemerkt hebbende, zich geza- mentlijk beraaden en malkander onderlinge hulp belooft hebben, om deze lekte uyt te roeyen. Met dat inzigr zijn ook alle de Vorften van Duytsland tegen den eerften zondag nae Paas- fchen te Worms opeen ajgemeeueri Rijksdag befchreeven. En dewijl deHoogwaardigite eri Doorluchtigtte ÂÀð¹éïñ van Munfter my om zekere redenen belaft heeft , met de andere Gezanten derwaarts te gaan;, zoo ben ik we-, derom genootzaakt, uluiden door dezen brief te bidden dar gy mijne nootzakelijke afwezend, heit ten belte wilt necmen; en dat gy de plig- ten van het Rechtsgebied, dat u opgedragen is, met uwe gewoonlijke vlijtigheir blijft bo hertjgen. Laat het u toch níet verdrieten dee- zen laft, die ik, wel weet dat u in cieze om- handigheid van tijden ten uyterfte moeyelijk is, noch een korten tijd waar teneemen: want onze Doorluchtige Heer heeft vaftelijk bello- ten dat my hy tegen den aanftaanden zomer der waart zal zenden. OjidertuiTchen hoop ik dar gyl. een, gelukkigen uytilag van die lang- duunge belegering zult zien. Als dar beleg wel uytgevallen zal, zijn · zal alles., indien 't den Hcere belieft, met meerder gezag, en vrucht konnen beraamt envaftgeftelt worden; 't welk voor de algemecne vrede en de eendragtigheit van denGodsdienft zal dienftig zijn; 't zyom- trent het her (tellen van de rechtsmagt;i't zy omtrent het verbeteren van deKanonijke'kerk- tucht,; die nu doorgaans aan 't vervallen is. "VJf eet dan,, Heer KornmiiTaris, dat u door de·* V"; " > zeO:.
|
||||
ν α ν !. Gïi ONiNCE m }0 17 J
'ζϊη brief verlenging van uw^e Kommiffi gegee-
ven word tot onze overkomite toe, Wy ver- zoeken ook en bidden,dat het u niet verveele, dtfce uwc Kommifft waar te neemen ; en het ampt, dat u aanbevolen is, mee allé mogelij- ke zorgvuldigheit te bekleeden en uyt te'voe- ren. De goede en groote Heer Cbrifius geeve u een lang en gezond leven. Gegeeven te Duimen, in 't jaar ■ ijlf. ep
faterdag voor Palmen Zondag. Wy hebben eveneens aan onze andere Kom-
miíTariíTen gefchreeven: ook hebben wy, tot oir-r kondc van het bovenflaande , den tegenwoor- digen brief met hetzegel van onsöfficiaalfchap bezegelt: en met onze eige hand ondertekent. |et setal tolatoïpen/ 300 %kt aH ín
mmtiw&tgv fitten/ $ ttQeimoo&Q W ïtiein. <®t weinigm/ öje 'et noefj 3ÍJ11/ of
Me'cc ban eïber$ aanhoamm/ tooien geijok pen öooj een ban ae Zonniger gnefïerê-, oir iro fii'ec/ öasi öaar/öe teööienficn bctricfit:· > E SI Ν G A. .·./
f ier geeft eerlijk get ftïftoffev ban <£fen N«».
3eftann/ aïöüa naar Ëiïnge genoemt; maarkiootter tc &O02 öe toanbding onbec oen naam ban Ma-Εζίι1^ naaskamp behrnD. ï|et toïera aüereerfï οοο^Τ^Τ ^eneömtgncc jonnen öemoant: maac $ ons*ii«c iu- trenr get jaar· 14.44., om ijet ongeuonöen ^.«onnikkea f η öcr Jonnen/ aan Be0ulicre ffcaiioimite-cbcwo°· «en m ci'striiDoui otageggeben ;% 't toeift öe"cn"cgce* jfoomji* ban * Windesham met öee*e bjootöen feerïjaafc Het
|
||||
Í74 OUDHEDEN EN GESTICHTEN
Het kloofter van de Η. Maagd Maria ft
Ezinge , in de quartieren van Ooft vriesland, onder 't Bifdom van Bremen, is uyt kracht van de eerfte ftichting een (i) Nohneklooftcr ge> weeft van de zwarte Order van S. Benediktm: Welke Nonnen door haar (2) ongebonden le-i ven, en het verzuym van de ldooftertucht, tot een gróót gebrek in geeftelijke en tijdelijke zaken, gelijk ze wef verdient hadden, verval- len zijn. Hierom heeft zeker Edelman van óic geweften, zijnde een Kapiteyn, met naa- me iVilbodus^ά\& by een iegelijk ter goeder naam en faam ftond, aan ons eerwaardig Ka- pittel brieven gefchrèeven dát het zich toch gewaardigen zoüw het gemelde jdopftèr, met alles wat 'er toe behoorde, in bezit te neemen \ en ?er broeders van hünneorder te plaátzen. Want de weinige vrouwtjes, die'er noch overig wa- ren, zijnde een deel oude Nonnen, zoude hy zelf met het overleg van de Vaders op een ander renabuurige plaats bý malkander zetten; daar hy haar met een luttel levensmiddelen zeer ligtd- lijk te vrede zoude ftellen. Daarop is het Ge- zantfchap naar die plaats door het Kapittel, in het jaar twintig, (3) opgedragen, aan Pater Hendrik Loeder, Prior te Northorn. Deze Prior, bran- dende van yver om zielen voor öodt te win» fieri, heeft Zich op de reis begeeven ·, cnvondc . daar een ruyme plaats, die groot genoeg was voor een getal Broederen, dewelken genegen zouden zijn Godt aldaar te dienen. Na dat hy dan alles omtrent het onderhoud der Nonnen befchikc hadj heeft^hy de zaak aan't Kapittel voorgedragen. Het Kapittel heeft hem , en zijnen makker den Prior van Thabor , volle iriagc gegeeven om alles omtrent het gemelde , kloofter
|
||||
VAN GR ONINGEÍÍ. ly'f
kloofter te befchikken, te doen, en te beftel-
len, 'c geen hy tot defzelfs volkome hervor- ming noodig zoude achten, enz. (4). m mftt<Bbtt$t ban bit msulkmmtm*
bent ígatfattft ArnoLdus Krevddius, tik b00|
eeneiig en fceugösaam man gegouöen foièrto
Dit kloofter, ^QtLindebom ίηφη*ί>ψ
tom ban ^tUmtt/ 't welk nu door de Ón- katolijken ganfch verwoeft en uyrgeroeit is, was door de Bulle vart Pius IF^ van den 7 Au- gufti 15-61 , aan de Kathedrale kerk van Gro- ningen en aan de tafel des Kapittels toege-ei* gent geweeft. |
||||||
AANTÈKE.NI Ν G E N.
τ Van dít kloofter, en van het inroepen der Re-
guliere Kanonnikken, maakt Evnm'ms a ook gewag: met dit onderfcheid evenwel, dat hy het voor eeu Mans kloolier fchijnt aan te zien. Hy fchrijft dat de Benediktyner Leekebroeders {Beneáïélini Monachi Opcrarii) te Norden verplaatft zijn ; en dat het kloos- ter van Ezen aan de Reguliere Kanonnikken inge- ruimt ís. Hy fpreekt zekerlijk van *t zelfde kloos- ter; want hy zegt ook , gelijk on?.e Schrijver zegt, aai Armtdús Creveiïus de eerde Prior van de Regu- liere Kanonnikken is geweeft. Maar de Kronfjk- ichrijver van Windeshem , door onzen Schrij ver aan- gehaald , heeft het zekerlijk befïvan allen geweeten. Voeg hier by dat in de lijft van de kioofters óle te woningen en in Gróningerland gedaan hebben , en Q«c van Ukbo b Emmiw zelf opgegeeveri word, dui- delijk aangetekent ftaat dat Ezinge eenNonnekloos- fer van S. Benedittw Order Was. Dat kloofter zal ndie lijft van Emmius zoo wel als ín díe van Ant. Mattheus, aldus genoemt zijn, geweeft, om dat het
r Notit. Gerrn. patrt; ι , pag. Ir#
* Even voar 't jaar 1444. I
* Achter iijij Graninga, eni»
* Analen, con> 6. pag. 84.
tt
|
||||||
* Jj6-.i Α,Α Ν TE Κ Ε Ν Ι Ν G Ε ïf ΟΡ, , 1) Ε
te Ezinge ftond: 't welk daar uyt fchijnt te blijken j
dat 'er geen ander kloofter is geweeft, daar de naam van Eeiinge op paffen kan. Maar, die aanmerking daar gelaaten, de getuige·;
nis van den gemelden Kronijklchrijver neemt aiie twijfeling weg. Evenwel kan het zeggen van JJbbo Emmms zijne
wáarheit ook Hebben,'maar dan zoude hy niet gei noeg zeggen. Ik meen dat 'er ook Leekebroeders of /fojztxfr/è» ge woont konnen hebben , om het werk té doen : 't welk met de volgende aanmerkïnge zeer.over. een zoude koomen. Maar de Leekebroeders zijn niet alleen verzonden : de Nonnen zelf, gelijk in de gemelde Rroriijk' uytdrukkelijk (laat, hebben ook voor de Reguliere Kanonnikken moeten opfiaan. 2. Zao zal het dan weinig geholpen hebben dat
Gregorius XII, in 't tweede jaar van zijn Pausdom, dat Ís in 't jaar 1408, den Monnik Aylardu* Forn- uis tot Bezigtiger over allede Öenediktynerklooiters van Vriesland aangeftelt heeft; met magt en bevel om den ftaat van ai Ie die klóofters op te neemeuj en alles, wát *er hervormt , verbetert , en geilrait moeft worden , te hervormen, te verbeteren, en te ífrrafíeri; dewijl de Bulle verfcheide omftandighcderi raakende díe kloofters behelft, en den Leezer ope- ning van veele zaaken geven kan; zal ik de moeite nemen van dezelve't zijnen dienite uyt Tèeodaricus ï de JSliem "op te geven en te vertaaien. e Bulle van Mijnheer, den Paus Gregorius
over den fiaat en de geflelteniffen der Religieuzen van Si Benedi&iis V Order in Vriesland. /*2Reg0riüs enz. wenfeht zijnen beminden zoone,
Ajlardus Focconis (Foccoos zoon ) geweezen 4&
óver de kloofiers ván de H. H. Petrus en Paula*
te Veltwerde, van S. Benediélu* Order, onder't
Bisdom van Manfter, alle heil en zegen. De zorg
|
||||
Beschryving ván Groningen. 377
jder regeerínge, die wy aanvaart hebben, vermaant
ons, en ons Rauftelijk gezag wekt ons op, oni voor den welftand van de religieuze plaatzen en perfoonen te .waaken : gelijk; wy ook gaarne hun- ne nootdrwftigneden te getrioet koómen , hunne fehade tegengaan , en hunne voordeden beharti- gen : op dat rnen j t,erwijle dat zy onder de volheit van de Apoiloliflche gunil en genade ruften , des te gemakkelijker heilzaame vruchten en loffelijke voorbeelden uyt (hun.gedrag) zpuw konnen trek- ken, van gelij-feèn zijn. wy bezorgd om t©t ver- meerdering van den GoddeJijkeii lof , 'en tot beter bevordering van de zaügheit der menfcben, de doornen en diilelen van de quaaddoenders üyt te roeyen; in hunne plaatze godvruchtige plant- poenen te zetten; en de vruchten aldus beter voort te queeken, Orts is tèr oore.n .gekoomeii dat 'er ín de oorden ,vm Vriesland twee en twintig kloos- ters yan S. Bcnedidus Order haan, die ten deele onder het Bisdom van Breinen, ten deele onder dat van Muniter en van Utrecht behooren : in welke fcloofters van ouds, te weeten als ze eerft gelucht waren, en noch langen tijd daarna, al- Jpenlijk Nonnen van de gemelde Order plagt.ert w woonen. Maar by verloop van tijden is 'r ge- beurt dat 'er ook Mansperfoonen van dezelve ^rofeffi by de Nonnen van de gemelde kloofters, Pp wat wyze dat het dan zy, in ^root getal ge- woont hebben ■ gelijk zy daar noch tegenwoordig vvOonen : zoodanig dat, tegenwoordig elf van die ^iooílers geregeert worden door Abten , twee door f nors, en n€gen door f Paters. ín welke kloos- ters allegodsdieniligheit, mitsgaders de onderhou- öing van den regel , en de vreeze Gods , fchier ^anlcn en al· te ni«t gegaan h; de onkuysheit en bedorvendheit des vleefchs tulTchen de,gemelde Mansperfoonen en Nonnen , en veele andere zon- den ongeregeldheden, en fouten, die't fchande touüe zijn te noemen, overal de overhand geno- ΑΙ?0" P,aEC" Aaat in ''c Lac,"'n ?aPátiim \ dat geen ^otderi
|
||||||
*«».i nuflehka P«ers of Vadiis,
|
||||||
Μ
|
||||||
!;§ Aantekeningen op de
men hebben ; en 'er van dag tot dag noch meer aan-
groeven, en in haar volle kracht zíjn. Want 't is zoo gelegen dat de Monnikken>, de
Xeekebroeders, en de gemelde Nonnen, in de voornoemde kloofters by malkander woonen: ja dat in fommige van die kloofters, dewelke hunne Prelaaten verlooren hebben, in de plaatze van die afgeftorvené Prelaaten, dikwils menfchen van den weereldfchen ftaat en't weereldfch leven aangeno- men worden; dewelke, als ze in de weereld wa- ren , een onkuys leven geleidt hadden. Zulke menfchen , die int de kloofterlijke regels van de gemelde Order ganfeh onkundig zijn, fteeken zich ín de regeering van die kloofters zonder 't gezag en de tóeftemminge van den Apoftoliftchen Stoel: zoo dat zy daar ook met eene groote roekeloos- heit zich zelven den tytel van Prelaat aanmatigen, En daar zy uyt den weereldfchen ftaat genomen lijn, zoo is het dat ze hunne byzitten of boelen, die ze in de weereld plagten te houden, en daar by de kinderen, die ze met die boelen gewonnen hadden, ook in de kloofters brengen; en die kin- deren daar opentlijk houden en opvoeden, even gelijk ze in de weereld gedaan hadden. En Vj ontzien zich niet, zonder over zoo een gruwel- daaJ boete gepleegt te hebben , de Mis te doen, en andere kerkdienften te verrichten. En wat dé Nonnen belangt; die gaan zoo dik-
wils als 't haar gelegen koorht buiten haare kloos- ters ; om daar weereldfche gaftmaalen by re woo- nen , en haare vrienden en bekenden te bezoeken; en komen dan weder in haare «kloofters: 't welk daar door gefchiedt, om dat ze niet ín een altijd- duurende en behoorlijke opfluitingc gehouden worden. Maar voor al, 't geen ook te verfoeyen ís, gaan
ze in den Oegfttijd met de Leekebroederen uyt haare kloofters, om het koorn en 'thooy in te U" melen: wanneer zy, zoo lang als de Oegit duurt, veele dagen op de velden, cri in de beemden en weiden, onnuttelijk en op een oheerbaare wy^c doorbrengen, ~ Hier koornt by, dat veele van die Nonnen met
&: baate |
|||
. Béschrývin'g ván Gro^inge^. i^é
haarePrelaaten, en met de Monnikken enKottvér-
fft, hoereeren , en in de gemelde kloofters ver- fcheidene zoonen en dochters haaren; die ze by gemelde Prelaaten , Monnikken , en Leckebroe- ders, op een hoerachtige en heiügfchendige wyze, gewonnen hadden. Dm maaken ze, en befteljeri 't lomvvylen zoo, dat zulke zoonen tot Monnik- ken van die kloofters aangenomen worden; en dè dochters tut Nonnen. En,'t geen deerlijk is, foni- migen van dia Nonnen, alle moederlijke liefde yergcetende, en 't eene quaad op het ander ftapeien- de, brengen haare vrucht fomwylen om 'c leven, of dood en haare kinderen zoo ras als ze gebooren zijn; en pleegen tegen dezelve zeer groote wreed- heden : hebbende alle vreezeGods ter zyde geftelf. Zoodanig dat zulke Nonnen, die diergelijke din- gen bedrijven, indien ze weereldlijke perfooneri waren, voor haare ■ onmenfchelijke ichelmftukken, volgens de weereldlijke wetten , tot eenë zeef wreede dood zouden verweezen worden. Daarenboven, fchicr alle Nonnen, als of.ieder
de dienlt-maagd of huysvrouw van iemand derge- melde Mormikken of Lekebroederen ware, maa- ken de bedden van gemelde Monnikken en lieke- broeders; waflehen hunne hoofden en klederen j kooken voor hen lekkere fpijs: en brengen zeer dikwïls met dezelve Monnikken eu Lekebroederen pnfche dagen en nachten in flemperyen en dron- «tenfehapperi over : waar door de (onkuysheit en hegeer lijk heit des vleefchs Vieriger'word, en ge- weldiger brandt. Onder dezelve peribonen gáah meer andere zées;:
ïwaare en uytfpoorige onordentlijkheden oif? ter oorzake, dat. de gemelde ongebondendheden door- gaans niet, onderzocht worden, en dus ongeftraft blijven. Want de Biifchoppen of Ordinarj/Teii yan die plaatzen zijn van een anderen landtaard eti tale; en zijn miflchieii in hunne oorden en &is- , mmcn met andere zaken bezet of beezig : waar goor het gefchiedt dat ze hunnen pligt, van de ge- melde kloofters- te bezigtïgen , ín eigen perfoon m waarneemen 5 en van ongeheuggelijken tijde "iet Waargenomen hebben· 't welk veele Perylie- m τ 'm
|
||||
ΐδθ AANTÍEKENlkG ÍN 0 JPï) È
Jen der zieleii, en meer andere groote gevaaren
ïn die klooiters , en daar by veele vererger η iflen onder het volk ván die geweften veroorzaakt heeft, en noch dagelijks veroorzaakt. Dit1 is dereden ook dat veele Adelijke en eerbaare jonkvrouwen van dezelfde gewelkn, dewelken uyt godvruch- tigheit en om haare zielen aan Godt op te draagen gaarne het Religieus leven zouden aanneemen, en zich zelve door gelofte aan zoo een leven Verbin- den, om dat ze zoo veele vuiligheden en zooveel quaads in die klóofters zien gefchieden, in de wee- feld blijven : vrèezende dat zy , indien ze zich aan ?t kloofterlijke leven verbonden , eindelijk ooft tot den val mogten koomen, en door de Prelaa· ten, Monnikken, en Konverfen van de gemelde klooiters, bedorven worden. Hierom is het dat wy, dewijl ons daar aange-
legen is, en die een groote zucht voor een ieders ïaligheit hebben; willende deeze ziekte, zooveel als de Allerhoogfte verkenen zal, door bequaat™ middelen geneezen; en daar· by begeerende dat de voornoemde klooiters , door het uytroeyen van dtergelijke doornen en diilelen , voortaan heilza- riielijk en gslukkiglijk beitiert worden; dat wy, ieggen wy, op uwe behendigheit en vroomigheit ten volle in den Heere betrouwende, u door den inhoud dezes voor den tijd van de vijf naaitvol- gende jaaren tot Bezigtijier over de gemelde kloos- rers aanitellen, en als zoodanig bemagtigen; be- houdens in alles ons rechtsgebied , en dat van on- ze nazaaten , de Roomfche Pauzen. Wy geeveri ü dan volkome en volflage magt om eenmaal, : meermaalen , en zoo dik wils als gy't oorbaar 1.v\t oordeelen, (met den raad nochtans en'ten over- gaan van eenige Godvreezende perfoonen uyt de- telve Order, in de inzettingen van hunne Order ervaren, en die gy zult goed vinden daar toe te verkiezen ) het ampt van Bezigtiger in de voor- noemde klooiters te werk te íielíen; en omtrent denftaatvan dePrelaaten, Monnikken, Nonnen, en Lekebroeders voornoemd, mitsgaders omtrent bet onderhouden van den regel in de gemelde |
|||||||||
klooiters, behoorl
|
ijk onderzoek te doen. Vorders,
|
||||||||
ofli
|
|||||||||
BeSCHRYVING VAN GReNINGEN: l8f
om dezelve kloofters, zoo in de hoofden als ín
de leden, en zoo wel in geeftelijke als weereldlij- ke zaken, te bezigtigen: en om 'er alles 't gene gy zien zult dat hervormt moet worden te hervor- men ; 't gene verbetert moet worden te verbeteren; en 't gene geftraft moet worden te ItrarTen: alles volgens de inzettingen van de gemelde Order, en de ordonnantzien der Pauzen: en wyders, om'er uyt te roeyen, te planten; en met zulke Prelaa- ten , Monnikken , Nonnen, en Lekebroeders , die mifïchien met Simony in 't kloofrer gekomen zijn, te dispenfeeren: noch vorder, om een pro* vinciaal Kapittel van gemelde Order, zoo. mee- nigmaal als gy zulks goed zult vinden , in die ge- wellen te beroepen j en zoodanige ondeugende, onachtzame, of onnutte Prelaaten . volgens de hoedan?gheit?der ongeregeldheden die ze bedreeven hebben, zonder eem'g geraas van 't gerecht, van hunne bedieningen tenemaal af te zetten; en an- deren , die 'er nut en bequaam toe zijn , in hunne plaatzerj aan te dellen. Eindelijk, om alles en, ieder in 't byzonder te doen , te befchikken, en té beitellen;, zoo als het indeprovinciaale vergaderin- gen der gemelde Order, indien ze ín die geweften gehouden wierden , om het derde jaar volgens de- zelve initellingen zouw konnen en.moeten gedaan worden. . . .. <u . , .·' < Het geen ín de Bulle ftaat, dat Vriesland twee en
twintig Beuediktyner klooiters gehad Zoude hebben-,
zal den Leezer waar fchij nel ij-k vreemd voorkoomen:
Ant. Mattbcstts, Ukbo Emmiu*, en C'., Schotanus , díe
<ta naameii van zulke kloofters opgeven , maaken
taf getal níet half zoo groot. Maar voor eerft dient
«ier aangemerkt dat de kloofters van Ooftvriesland,
Μ Vriesland oyer de Eems, onder dat getal waar-'
^'jnelijk ook begreepen zijn. Ten tweede, om
«at die klooiters noch niet genoeg zouden helpen ,
zouw men die van Klein Vriesland of Noordholland·
daar konnen byvoegen : en dan ten. derde , noch.
jCRgen dat.de Paus de Bernardyner,of;Cifterci-kloos-
j*rs,0niler de iienediktyner kloofters zal begreepeo; ,
eooen; om dat de Bernardynen ook den Regel van
*t Ü£ttedi8us volgen» ' Μ § 3,
|
||||
|
|||||
sB:i Aantekeningen op de
3· In hetjaartwintig, daar zijn beide de jaares-
ïallen, van duizend en van vier honderd , achter- gelaaten: en dit is wederom een bewijs van 't geen l ikg aangetekent heb, dat die jaargetallen in oude : brieven en boeken dikwils achtergeiaaten worden' ook heeft onze Schrijver aangetekent dat hier het jaar : 1420. moet verftaan worden. Maar hy halr pas te voore gezeit dat het gemelde !
verzenden van de Nonnen, en het inroepen'van de Reguliere Kanonnikken , eerir is gefchiedr in 't jaar ; i44f: en Ubbo Emmius íieíc die verandering ook op het jaar 1443. Daar weet ik níet anders uyt te koo- men, als dat het overleg al genomen zal zijn Ín 't jaar f410, maar dat deze en geeneopkoomende be· letzelen, of zwarigheden, de uytvoerirjg zoo veele jaare vertraagt zullen hebben. ; 4. De Leezer zal in dit ganfche werk, en ook in
onze Aantekeningen, dikwils gevonden hebben dat de Monnikken en Nonnen, die weinig of niet op het kloofterlijk leven paiten, door hooger magt uyt · hunne kloofters gezet wierden · en dat'er .doorgaans Monnikkew van een andere Order ,-en fóm wijlen ook Reguliere Kanonnikken, ontboden wierden om de plaatzen der verdreevene Monnik ken of Nonnen ín te neemen. Dat is doorgaans met goede reden ge- fchiedt ; en de meeíïe leezers zulien't zoodanig Monnikken of Nonnen , dk meer van optrekken zuypen en hoereeren als van bidden wiilen, zekerlijk wel gunnen. Ook Wil' ik het geenzins tegenfpree- hen: maar zal alleenlijk aanmerken dat'er fbmtijds ook andere inzitten onder gefpeelt konnen hebben: dat het ook welgefchiedt is ?onder partyen te hoo· ren, 't geen niet altijd prinTelij'i is: en ten derde dat dat invoeren van èen andere foort van Monni- ken dikwils ook aan opfpraak onderworpen is, als de zaak door Monnikken van dezelfde Order te hel- pen of te verbeteren was. * Hoe yverig dat zeker Heer van E<rmond zich toon-
de om de Monnikkken ván Egmond te doen hervor- xnen,maar hoe dat hy miiTchien rnym zoo zeerdoor een ouden· haat. tegen die Monnikken als dooreen go.dvnicKtigen yver aangezet wierd 5 daar van bek & V g ln.de Oudheden van Noprdfiolland, enzt ' ■ , |
|||||
BeSCHRYVING VAN GAONlKdEN. l8jf
reeds itï de Aantekeningen op de Abdy van Egmond
gefproken. Ik wil nu noch , om mijn zeggen te be- wijzen , een voorbeeld opleveren., kïet klooiler van Laurisham of Lorfch , buiten Worms, was in de dertiende eeuwe h tot een ilegten (iaat, tri 't geeííeli'ike, vervallen. Dít was zekerlijk het eenigfte niet,daar't zoo ellendig toeging: maar dat van Lau- risham had onder zijn gebiedeen goed getal Vafallen, dienítmannerï , (leden, kaileelen, dorpen, inkom- iku, en vordere eigendommen,:· 't welk jaarlijks wel loo duyzend guldens opbrengen koil. Die rijkdom liep miiïchien alzoozeer in'toog als de vervalle tucht. Althans Siphridus. Aartsbiilchop vauMents, wierd gaande om het klooiler te hervormen en befchikte de zaak zoodanig dat die goederen door Keizer Fre- derikll aan de Abdy van Laurisham ontnomen, en hem, of de kerke van Ments, in eigendom gegee- ven wierden. Ik wil 't zeer wel gelooven dat de Keizer door een goeden yver gedreeven wierd. De Artsbiffchop kan ook wat goeds voor gehad hebben : maar alle die heerlijkheden, en zoo groore inkom- Öen, zullen ook naar alle fchijn níet weinig geholpen hebben om zijnen yver op te wekken. Althans bragt hy by Paus Gregorius IX. te weeg dat de gifte des. Keizers door PauiTelijke goedkeuring beveiligt wierd : en wierd hem door den zelven Paus bevolen , de oude Monnikken , die van de Benediktyner Order v-'aren , weg te jaagen ; en eenige Bernardyner Mon- iiikken in hunne plaats te roepen. De Benediktyner Mpnnikken, zegt Tritèemiqs, zich.
bedroevende dat ze op zoo eene onrechtvaardige wi]ze door den Aartsbiilchop verdreeven waren , zijn. PP zekeren nacht met de hulp van eenige vrienden weder in klooiler gekomen : daar zy deBernardyner Monnikken , die op geen onraad dagten, op't lijf vallen, fmyten en flaan ,· ja quetzen en geweldiger hand verdrijven. De Benediktyner Monnikken , als halles nu gewonneq, ware, blijven daar weder ge- r.ti(lïg woonen : maar wierden wel haaft door den Aartbiiïchop voor de tweede reize verdreeven .' d/e & Bernardyner Monnikken weder in 't bezit Melde. De eerllen warende luiden niet, om het daar by "Tnrlï, Cbroiiic. Hüsaug. pag. mihi 234. Μ 4 te
|
|||||||
,
|
|||||||
S§4 Oudheden en Gestichten.
«e laaten: ípijt, mongelijking, voorgaande rijk-
dom en tegenwoordige armoede, opfpraak , met een woord, al es dreef hen aan om weder een kans te waa^ «ί\/ι Ü? tdÍuh "Λ" den nacht > als de-Bérnardy-
ner Monn.kken de Mettens zongen , en nu voor geen onheil vreesden , koo.men de Benediktyner Monmkken wederom aangeirooven : breeken het klooiter op ; vallen weder op de andere Monnikken.: ? ,f Γ?ά/1 het een ^ammer wassen doen ze
met alle^fpöed weg vlugten : met verklaarïnge, in- dien ze het hart hadden ván noch eens wederom te fcpomen , dat ly te altemaal vermoorden zouden. Geen Bernardyner Monnik was naderhand 700 koen, dat Hy op't wederkeeren durfde denken: ζοσ dat de Abdy een ruimen tijd onbewoond bleef; want de benediktyner Monnikken, na dat zy 't zoo grof gemaakt hadden , hadden't hart ook niet van 'er te blijven Eindelijk zijneer de Premonilreir- beeren ontboden, d,e de_Abdy tn bezit gehouden hebben. ' afgemelde Intbemms fluyt zijn verhaal met deze woorden. Aldus is die edele Abdy van Laumham, die weleer zoo vermaarden roemruchtig was, Ik onze geheiligde Order entimmén: . . . ?n haar op- pergebied ij zonder genoegzaamereden, gelijk vecle luiden oordeelden;, han de kerk van Menrs overge- geeyen : daar men vérïeheide godsdieniiige, voor- Zigtige, edele en magtige mannen van öh?,ê Order had konrien vinden; die de gemelde Abdy , zoo in t geeftebjke als weereldlijke, hervormt zouden heb-: fcèn Dat het toen, onder de Benediktyner Mon- mkken, aan geen bequaame mannen ontbrak, om andere bewijzen daar te laaten , blijkt uyt zijne voor-' gemelde Kromjk van Hïrfaugen j hoewel men ook bekennen moet dat het op veele plaatzen liegt ge-' noQg geftelt was. ' '. - \f$ h - pc JM5öa0ffa$ φ alïmg gehaaitife om
mMmmmu *&&α: mmmm/ m
mtifig nmvmüetlg onbet ïtm Ubt ban Uto*
mt ïjfMtbt/ t§ seinen, D Α Mr
|
||||
©
|
||||
VAN GronïnG En.
Ρ. Α Μ Μ Ε.
|
|||||||||
i8j
|
|||||||||
: mmmt/ ban pnb^lppíngabamme/ ïjnt. oude
ψ benaming n$l$m$ te gtófing ban i gg£ na3ni van,
t' Altlt1g geteegen Dan be «Dammen bie aan Damuie·
ben mono ban be fibtl of^bjojp?n baren /· m ban Appinga;. 't fcoelff toen een abelp ge* flapt 5öï gefoeefi 3<jti; maat' nu «utgiiföen of enbcd«ib. i& jten bnitst fiet aflereerfï berï mriö op jaar 1234: taant Emo löt ban m,t* ram/ tot bat jaar momm/ berfiafït bat be Hetft ban karante in't gemejbe jaar öooi ttoee meüw$ ban 't kapittel ban Sternen ín irnn oau $ gebaan, Mcnco, ftifttigtti 3Böt ban ^mim/ban %|>ingabame feeenenbe/ toeet oi$ te geggen bat jjet omtrent bet jaar nc4. Φ on fionb'er eendeer g^ote IfoofZeraece/
buiten Jet $epp ban 't nïoofïer / DOcfi *oo* oanig bat ge bgnae aan be toefebe ban te hloo|erraato-: toeïn Moofïerbe £4 ban Sibrandus Leo geer beeie Uhtm tnSSL·
werflen uj£ ganfeij ^ibeïge / JNnesaa - m _fW pïaat# toa^ toeï-eer bet hoofö ban
gibe go: ooH|e&beji bezaten ban #Lto te «nte öeitc8tioöeöen en feu*» baif & ö e/ b,?, be ingezetenen ban ©amme muine 2£w*mt &&** &·****« ojpgetelt en
soebgeïfeurt, ^« i^intge bagen bw S - M * 50a
|
|||||||||
%$6 Oudheden en Gestichten
500 a\§ limmius fcïjnjft/ 3ijïi oe$e!be gerecl)*
tigöeöen en deuren imo$ alle be piesen op een eïgemeenen Eanööag bebefligt* 3|n't jaar 15· $9. jjaö'Toutenburg be ber*
$e!gmg ban 3&atnme aï ög plegteïp bonni£ ttafïgefïelt: tegenhjoo^bíg i$ jtt ban aüe eie> raaö öntbiOOt: en beiijouüt noci) / 300 nïé Jet öeft nan/öe geöaante ban een fïab Doei) 3011* fcei? bffïen/ en bynae 3onber eejtóge boo,?recí|* ten-, öefoeiheboei)níet g^oate^ggn aï$bö$$ peeötcn. Α D E W E R T,
Sfl&efocrt / eek öo$. ha» be j|&i&oag{ïer$ /
Adewert, |^ alDu^ genaamd naar λ de en Wat. Α de dorp # «ofÖ tegentooo^oig ui be ^teffcöe boeren* • raaiütiD tegeggen: Wen betenent een Ijoog* it/ bie tegen öe opgiöejïen&e $re opgetoo&iea fë; en/ aï£ 5e ban De ^eegolüen omringt i§' öe geöaante ban een eglanö bertoout. mtè öojp bat ïoof bleine fe^ee&en han<0;ow'nge/ op eendeer tyneïjtüaaren npöem/ gelegeni§.:, geeft langen #ö öe nraon gefpannen toen aïle öe Dompen öie tuffeljen ê^oningen en oe <g£em$/ ín t '$&φ% qimvticv/ geïegen gijn: níet tígt öoofae ban Ijêt öo^p iCïietoeet pf* maar ban eendeer treffefpe tílbon/ ban öc Cifïfeet o,öer / öie onöer ir 300 jfeonniniien- *s!# j^annettïoofÏer^ ban 't «é^oningee gebíeí in rj)tiöam en ítufíer uitgemunt geeft ©f3c Sfiööp/ bDíen^ opboutoing öen bijfatn Simt? 119% begonnen ip / gaö goo een p^aeíjtíge ïsern/ bie met bier torend p^aaïöe / bat '& ttifeöen be fíatoer^ en be φηι§ uoít bcfn*^ feerlt ge^en $ getaeefï. '.''.· |
||||
van Groningen. ι8;
Íet i# ÜJOnte Öat'et?Ött Henriquez, Mar-
gquez, mbt bozere #if»jlj^ber| ban fo
#ifttrci-ajtat/ geen getoagban öe*e Wïf ae* 2?2ιΛΛ*«*«»& «cMb^Befcfc
|
|||||||||
|eif ïjeööen on£ get maalsel ban gemeföe^Sa* nauojtarïg befcfeee^n; 't toeïf bi» aïde
|
S van
deftige |
||||||||
E» iïwil ±Ψ **· e*ne en 5eifiïe *«&*«'kefk<
Dan Ubbö i Emmius, öefcö$ben suïïen
'Bet werk , *gr hy, was begonnen onder
ïïigbolaus, den derden Abc; cn ís aangelek en voltrokken naar'c model van de kerk te Klaar val; die daar voorhene door den H. Bernardm opgetimmert was: zoo dat de zelfde maat in alles (hoogte, wijdte, langte) gevolgt wierd. Alles wierd befch.ikt en gedaan door de kun- itigheit en het beleid van eenen uyt het ge nootfchap der Monnikken ι zijnde een-derctè Bouwmeeiter, die met dat inzigt naar Klaar- val gezonden was , om de maat en 't maakzei van dat gebouw op te neemen. Daar door heeft hy öok verdient , Λ welk geen eenen Monnik ja den Abt zelf niet toegedaan wierd dat hy na zijne dood eershalve binnen de kerk zoude begraven worden. ν . * 't Gebouw was zekerlijk van een wondere
dettighcit ; niet alleen om de grootte van de leerk, maar ook om de kuniiigheiten de fraav- lieit; hebbende een mooy en hoog verwuif- zei; boven 't welke de kerk met een fpirs dak gefloten was. Het gebouw tarnde op i&eroo- g pylaaren; <?n was f® fchreeden lang, ?n ^Γ breed. · In, 9t midden van de lengte quam we. aerzijds noch een gebouw ; 't welk de kerk zoo veel tegrooter maakte, en de gedaante van een kruys deed hebben. In dit gebouw, dat van • Mb. xi.adajin. ï26ï; 't; ·
·ώ,> i · '■ ' * >V "." ! ■ * " : "· ■'■■'■ ' '•.■i!:;:'. ;
de
|
|||||||||
188 Oudheden en Gestichten
de zelfde hoogte was, ert in de lengte 2,f. in
de breedte 24.. fchreeden had," waren wederom 8 zulke pylaaren als zoo even gemelde zijn, Behalven de gemelde pylaaren was 'er aan bei- de de zyden een goed getal halve, pylaaren; om de hooge rouuren, daar 't gcwdfzel op ileunde, te (tutten. Behaivcn ï^etlloofb-OEitaat'-fïoob· ín't bimmifïe bcr*
jc Hüoid- teelt ban öe Imh }> 't teeïn be gebaaiüe ban. omaar wa- $m Ijaïben nring. ïjab : bat outaar ï&ü$ mv kapellen ^Ö0, ^m ttoaalf latigac§ttge en ronbe $ψ met even ïaaitjc$: befcoeïfen n\n etnen fïeen geïjoutoen veeie ou- sijsioe/ en tbiee aan ttusc fiaanbe/ ben rng* naaren, ge JjQfl ^α£ JÖinitCnftc bCttrCK fïOOttil J 300&a0!g
bat 'er een nïeine tuffc&enriumte tuffcíjeii ïjet
outaar en öe pgïaarrje£ opn öïeef *&üt: hm
nenfle bettren *bia$ ban buíten tueberom mv
ringb ban eïf napellen / ban 't jeif bc niaaí^
5CÍ / bíe alíemaaï een autaar ο^οεη Ü®n
bínnen baa^aUe^ prachtiger aï$ lemanbgcïoa*
ben 3onb3/ en bïobn ban nofïeípf)cí£.
zy ftond Φeese nerb toa$ &cnebcn$ een anbere fels /
benevens en ou Öet 5eïf be piep/ gebaufcot: en bee^e
een ouder m$m fa^) $$ *00 toE.j a|^ öe g^ootfle nocg
' ín bjesen $/ pïagt booL2 öe l&onriinhen en bc
ganfeje buutte/ eer bat be g^ootfle ingeiiipt taag/ gebaat te toeten. iuwijding.< 3n't jaac 1163. ten ííjbe ban Gaiko tm " 3ebenben E&t ban bit bïoafïcr / -fjg· be gemefóe bermaarbe nern op eene plegtige totfee íngo í»íjDt; na bat 'er rugm fcbjee-öonberö J&on* nthben 23 bolle jaaren toaren be5ig gefoeeft/ otti.be ten o#te boufcen/ en öet iaern boo^c van de Air 3$at be.Ubbn belangt; baat bia$ 300 ein
dy, enz. moote ruimte met tm fïerïtea muur en met eeiv
|
||||
VATSf ÖrÖNInGEn. lg()
'ttú &aft/ ■ aU nwt befïcn / omringt/ m met
300 iïú %mt getaï ban ^ïïeroanbe ae&ouitjcti m mímn bt$€t / ímt jjet nïoofïer naar tm fïa§ geleen,- 3$oe§ ïýev 6g alle oíe rpi
oommen / ianoeröen / ganfcfje oo^pen níet ïjunm ïmhm -,] napellen al$ «eraen; gjoote m fcïjooiie jjofffeöen / m oe magt oai oaar regt tt tofóettreit 0» zuït u obeé oe hmljt ban oen <gM$oietifï/ en oe miiatfieit Dan öé öoeren/ met reoen berbjanoeren* φρ eene * anderepfaat^ $tgt Emmíus: Dit kloolter had het gebied over vijf dorpen ; en
was wegens zijne groote rijkdommen vermaard. Ja 't is eindelijk zoo rijken rnagtig geworden $ dat aan 't zelve by een openbaar plalckaat ver- bod is gedaan, van geen landeryen meer aan te winrien. ^otíj ín 't jaar ip. igïjimfyetfoemibftfy
rccgt^geöreö/ mft$gaoer£ §et recijt ban φα* troonfcï)ap obsr Éuíotíjo^n en mevum/ 6a !ï£tfpiaítë ban goeoe mannen ontnomen, ©e reoen toa^ t $&t M-Mm lËtonni&ften op jj& Bernaards öag/ onder een gaflmaa! oat jaar* ïp^ op bitn öag gebonden njjero/ t&ee <éöe& Juinen ürcörenöerjjauö oooogefmeeten gaooen. Boo#g jjeeft öe tncfjt en öe boeftoeffemiig
ín Dít Moofiee ban ond^ 300öarag geóloeit i Dat Goswinuus van Halen, <#berfí;e ban ftet f caterjjup# te 4&;om'tige / aïdn^ tot lof ban Öit Riooftee £ fc^ijft * lk keb Adewert voor
40 jaaren en langer gekent. Indien gy toeii mar een geleerd man gezocht had j dien had gy te. Adewcrt gevonden,, of anders in'ganfeh Vriesland niet. In dien tijd was Adewert níet * Pc Agro & Víx Crooing,
T Lifa.-ye.'pBg.786« ï In Epift, ad Alb. Hardcüb,
ZOO
|
||||
ϊ<?ο Oudheden εν Gestichten *
zoo ?eer een kloofter, als een AkademÍ. Φϋ§
iua^'ee eertijds een ^cíjoïe/ daar de ^tu*
beuren ban ganfcö $;ie$Iaitd pïagten btfteM te tooien- <Pnder anderen toa^ íjíer tueí eee ^>el)úoïnieefíer geujeefï Richardus de Bufto.» een man ban eer.e 3eer gioote geïeetdijeit t ioeuie Riehardus ooft hult öeftigc fcl^ífttn «ageïaaten ïjeeft j öebjeüie ín de fübdg ban IJlöebjert plagten öehjaait te, hinden» $fï$ jpeeflcf Weiiel naderljanö 3tjn öefïe deed ooi gameïöe boeten toeder ín goeden fïaat te Stengen: maav öe 'Mbt Henricus, die tjem De &ei)ul£5aame Öanb geboden ijad / onacrti# fefjeii obedeöen toa$} töierd Weifel dooi e# tiige luiden ín 3tjn bao^neemen ödet De iukom- $o!gen$ de á?uïïe ban Pius r V, geujti mb§ ftenvande ^gaalt φ / moefï de3e Bödn beeníerígt / en het Bifdom &f ínnomfíen aan get <$joninger 25$dom ge* van Gro- geeben tooien* ι nmgc toe- ^t ober/ geïp fog ooïf aï berjjaaït JjeuV
gelezen. %m/ ^n ^ggj^ &vaneeïen tuffeïjen den &\p. fcjjop Johan Knyf en de gemelde iilbtonninaen ger^en: en dít toa$ Öe reden ooft dat 3e dert sbiffefjop booj een gierigaart untmaanteti <2Nt duurde 300 ïang tot dat pet berfep doo? &en boo^ígtígen raad der l&jfeflcjje jj^eiaatett öggelet't / en ïjet boïgende berd^ag met fyr< goedbinden ban den föoomfeïjcn $>au$ Μη0· gaan toierd* ί$£ 5ulïen den ièerdaagöjief Ijiiï ugt een pattenente gandfeg^tft opgeeben ί en baar ín ým ïjoe dat 'er oon ge30^gt i$ üoo? & SSernarögner jpcnniMien ban i&interne/ dtf tot g^oote ongelegenbïjeit geSomen toaren: ÍN den naame der Allcrh*en onverdeelde Drie-
vuldighcir., den Vader, den Zoon, enden |
||||
■
|
||||
v'á'to'- Groningen. 191
Η. Geeft. Allen en ieder, die die openbaar
alTehrift zullen zien, leezen, en hooren leezen moeten weccert dat wy. dkxander Riarius, by de genade van Gödt'én van den ApoftolifTchen Seoel Patriarch van Alexandrye, f Kamerling van onzen Allerheiligiten Vader den Paus, en Auditeur van den Apoftoliiiche Kamer, ordi- naris Rechter van 't Roomfche Hof, en daar by algemeen en volkomen uytvoerder van de vonniiTen en ftrafvonniifen zoo in als buiten het Roomfche Hof geveld , mitsgaders van al- le PaiifTelijke brieven , en Referendaris der bej4 de bezegelingen van zijne Hcilighcit, gehad, gezien, geleezen, gehouden» en met aandagc nagezien hebben zeker origineel fmeekfehrift aan onzen Allerheiligiten Vader Gregorius ΧΠΙ opgedragen, en met zijne Heiiigheits eige hand ondertekend 3 verzoekende de beveiliging var* C akkoord en verdrag dat tuiTchen den Hoocr* waardigften HcuïJuMíw Knyf BlÜchop vanGro- ninge, mitsgaders het Kapittel van Groningc aan de eene kam, en den Abt van Adewerc of (jrootanwerc van de Cüterci-order , onder rt bisdom van Utrecht, aan de andere kant, aan- gegaan wasj v/elk fmeekfehrift, zoo als het tcn eerften aanzien bleek, gaaf en onbedorven ^v'as, zonder dat het f van vervalfchinge) Ver„ <%t kondc zijn 5 en was te Rome by S. Ρ kt er gedagtekent den i$ April, in'c vierde jaar van 0n^en Allerheiligiten Vader , Gregorius Xll£ voornoemd. Het luidd? als volgt. AllerheiligMc Vader : uw voorzaat , Paug
aulus 10-- <joor jjwaarwigtige redenen die
toen uytgedrukt wierden bewogen, en door de
*Mu$ ,,ÍCr ***" °¥ ddl zi* * aIs °ï de ciSe moorden.
god-
|
||||
ï$l OUDHEDEN EN GESTICHTEN
godvruchtige beden van PhiUps den Katoli jketó
Koning van- Spanje aangezet, heeft overlang met den raad van zijne Broeders de Kardinaa- len der H» R. Kerke, en volgens de volheit van zijne AppMoliiTphe magt , de kerk', de ftad , en het Bisdom van Utrecht voor altijd -argeicheiden en afgezondert van 't Aarts-ftifc van Keulen; onder 't welke dezelve als onder haar Aartsbisdom toen behoorden : gelijk alá hyook verfcheide andere voortreffelijke lieden Van Nederduytsland , 't welk den gemelden Philips erfelijk toebehoorde, met alle haare grensfcheidingení, rechtsbánnen, geeiielijkhe- oen, volkeren, klooileren , kerkelijke ampr ten, metof zonder lafi: der zieleni en zoo wel weereldlijke als reguliere, en met haare vor- dere godvruchtige plaatzen, van haare Aarrs- itiften en haar Bisdom voor altijd afgefeheiden en afgezondert heeft. Daar by heeft h.y de Had Groninge , en de andere voornoemde fleden die dus afgezondert waren, -tot Bifichoppelijke fleden, doch het Bisdom van Utrecht tot een Aartsbisdom opgerecht: en heeft de hoof4keik van Groninge, S. Maartens kerk genaamd, en de vordere kerken van de andere voornoemde ' lieden, tot Kathedrale kerken * voor evenveel Biflchoppen. die iederzijne kerkregeerenzou- den, opgerecht: ook heeftJiy de Biifchoppe- üjke ftad van Groningen , gelijk ook de andere berken en fteden voornoemd ^ zekere onder- hoorige plaatzen ý. die door zijnen Nunciusakn , hy derwaerc zenden zouw bepaalt zouden wor- den., voor haare Stiften toegewezen, NocH heeft hy het Bisdom van Groninge , en meer andere toen uytgedrukte kerken, fteden? en Èisdommen , aan de kerk van Utrecht ïpo* |
||||
VA** Groningen. ií>3
haar Aarts*ftift onderworpen. Dan heeft by]
aan den gemelden Koning Philips en aan defe zelfs nazaaten , die 't zijner tijd de weereldlij-, ke Hecren van dat land zouden zijn, voor al- toos het recht toegeftaan om bequaame per- foonen', en die de vordere toen uytgedrukte hoedanigheden hadden, tot de kerk van Gro- ningeen de vordere dusopgerechte kerken aan dcnRoomfchen Paus te benoemen;en dat niqfc alleen van de eerfte ■oprechtingc. af: maar ooj^ naderhand altijd , en zoo menigmaal als die kerken zouden openvallen; welke benoemde perfoonen dan door den Roomfchen Paus, die het dan weezen zoude , op zoodanige benoe- ming als Biflchoppen zouden beveiligt wor- den, ' ' > ■ . ' ·· V : ■ -' · "'· -''ö- Naderhand heeft uw Voorzaat zaliger gen
dagtenifle, Pms. IV, willende aan de Bis* fchoppelijke tafel van Groninge een bequaame Biuidfchat bezorgen, in het kloofter Adewerc of Grootanwert , van de Gífterci-order, van ouds onder V Bisdom van Utrecht nu ondec dac van Groninge behoorertde (wiens inkom* ften , zoo als uw voorzaat Pin IV verftaari, had, jaarlijks niet meer bedroegen als drie du.tr zend goude dukaaten kamergeld) van toen ge- lijk van nu af, en van nu gelijk van toen af, tegen dat het door afftand, of door de dood., zelfs uyt hoofde van verwifleljng, van afftand, van verbeuring van den eigen Abt, of van dea Kom mandataris, of op wat andere wi jze dat het £y, alwaar 't zelfs by den Roomfchen Stoel, zoude openvallen 5 hy heeft, zeg ik, in'tkbos-! ter Adewert den náam, den tijtel, en de be* naming van A^t uyt eige: beweginge voor aU ioos afgefchaft en. vernietigt \..en.de waardig- |
|||||
■
|
|||||
194 QUDHEDEN EN GESTICHTEN
heit van Abc, niet alle hare vruchten, renten^
jnkomften, profyten, uytmuntendheden, voc/f* rechten, ovengheden > rechtsbanrien ,/ bedien ningen, gerechtigheden,1 en vorder ^Oebehoo- ren | aaq de voorgemelde BiíïchoppeÍijke tafel 1 ván Grotiirige toegevoegt en toege-eigerit j^zoo als ih de brieven van gemelde Voorz,aatën, die daar over gemaakt zijn, brceder uvtgedrukt jftaát* Naderhand zijn uwe onderdanige fmee- feerö Arnoldutt Landt', Abt van't gemelde kloos- ter, en het Konvent zelf, van het boven ftaan- de onderrecht zijnde ,;t op dat de gemelde af* fcháflíng, vernietiging, én toe-eigenin^, haa- re üytwerking niet zouden hebben , met de hulpe ert de tüflchenkbmfre van üWè fmeekers de Abten ván Klaarkamp, Geertskenskloofters»' Munter'ne (andera de (grijze*Monnikken) díe het ampt van ordinarnTe Bezoekers over km voornoemde klopfter van Adewèrt bekleedden) na Merfcheide beraadingen , die zy met uwc Heiligheits zeer óotmoèdigen 'dienaar Johán Biflchop van Groningen,, en met den Deken' én hét Kapittel aldaar, zoo voor zich zelven als voor hunne nazaaten, over de Bjflchoppe- lijke tafel dikwife en zeer rijpelijk'gehouden hebben 1, uyt inzigt van de vrede, en om zoo' wel voor haare e?ge ruft als voor die van -hunne' Wederzijdfche nafcaaten te zorgen, en vorders door meer andere redenen"en oorzaaken aange- pord , {onder het goedvinden nochtans van uwe Heiligheid van den Apofloliflchen Stoel, en I van den gemelden Koning Phiïips\ die het recht om· iemand tot het Groninger Bisdom aan den ^.oomfchen ÏJaus te benoemen door eenApos- tblifch, privilegi heeft, maar anders of op een aedere wijze' niet) tot het onderfchreven ak- %ýXi ·, # . :.· V -M; ;·. \ ■·,'.■ . ·/': lioorfl. |
||||
VAN GRONINGER i^.
Jtoord en verdrag gekomen: te weeren, dat de
Bifllhop, mitsgaders de Deken en het Kapit- tel van Groninge voornoemd , zoo voor zich zelven als voor hunne nazaaten , gewillig en met hun vryen wille (behoudens nochtans de onderftaande voorwaarden, maar anders of op een andere wijze niet) in de handen van uwe Heiligheit, of* van iemand anders die daar toe gemagngt zal zijn, ten voordeele van den Abt en het Konvent van Adewert of Grootenwart voornoemd, zouden afftappen en afitand doen van het ganfche en geheele recht, en alle voor- dcel , dat hun of hunne tafel uyt hoofde van de voorgemelde toevoeging en toe-eigening, hoedanig en op wat wijze dat het zy, tegen- woordig toekoomt» of na deezen eenigerwijze toekoomen mogt. En dat zy gehouden zullen zijn , wanneer en zoo dikwils als zy door den gemelden Abt van Adewert die het dan zijn zal daar toe verzocht en vermaant zullen wor- den , aan de gemelde vernietiginge, intrekktnge en affchaffinge , in alles en ten volle als of ze nooit verleent of gefchiedt waren, hunne toe- ftemmingen bewilliging voor denApoftoliflchen Stoel te geeven i en ten dien einde, wanneer et) zoo verre als het noodig mogt zijn, een of raeer akten van genoegzaame bemagtiging, die oaar toe noodig en dienftigzullen zijn, in be- hoorlijke fbrm, en met de behoorlijke, gewoone, en gebruykclijke bewoordingen werkelijk en Zonder eenige draalinge aan den Abt en het Kon- vent voornoemd over te leveren. En op dat de BuTchop, de Deken, en het Kapittel voor- noemd , of hunne nazaaten , door den= gemel- den afftand en afitapping niet al te zeer benadeelt Beogen zijn $ en de Biflchoppelijke tafel van Í 2 Gro-
|
||||
λ ||#tf OüDHEDBN ÉN GESTICHTEN
(jróninge daar uyt al te grobte fchadè'zoude lijden ;! zoo hebben de Abt en het Konvènt YOornoemd , zelfs met den uytdrukkelijkert raad en de volkome toeftemminge van de ge* ?nelde Bezoekers , zoo voor zich zei ven als voor huöne nazaateny op de allerbefte form en "wijze in tegendeel belooft datzyaanftonds,na dat ze de toeilernrning of goedkeuring van dit verdrag zullen verkreegen hebben, uyt de vas- te goederen , landeryeny en bezittingen» die |iet gemelde klooiter in vollen eigendom en gerechtelijk toebehooren» aan den voornoem* den BifTchop vanGraninge (voor hem en. voor zijne riazaaten) zoo groot een gedeelte werke- lijk en metter daad zullen toeleggen, hem den eigendom daar van overgecven, en als zijn ei- gen goed opdraagcn, als genoeg zal zijn om de fomme van \de Bruidichat der Groninger kerke, te weeren zesduyzend Brabandfehcgul- dens, jaarlijks in geld-renten, op te brengen: «net dit beding nochtans* indien-het na deezen ten eenigen tijde gebeuren mpgt dat die goe- deren, landeryen, en be^i^ingen, die zy dus overgeeven zullen (d,oor watervlpeden, (i) uyt1- hollingen,,Onvruchtbaarbeden,, pf door eenige andere oorzaken ,>'c zy van dezelve of van een andere foort·, en't zy dat ze bedenkelijk of on- bedenkelijk zijn, eri reeds opgekomen zijn of noch ftaan op te koomen) eeniger wijze flech- ter wierden» of dat hun jaarlijkfche ι prijs en Waardy daalden, dat zy ,· -mi tsgaders de Abt en het KonVent op dien «tijd zijnde, in zulk een gevalle en zo© meenigwerfals 'er; iet diergelijks gebeurde, altijd en ten eeuwigen tijde zouden gehouden zijn, daar even zoo veel uyt de ave? yige ïanderyen en be&ittinge& by. te doen» ^ ' ■'l ' ' . ' V.. ·'
|
|||
wettiglijk blijken zouw dat'eraan de volkome
fomme van gemelde Bruydfchat, <kt is van 6000 guldens, te kort rriogükOomen. Voorr.s , op dat de ftaat van': zelve kloofter (rjLdewerr) door eeni- ge vermeerdering van't jaarïijkfch inkomen des Mooítersí-ïTièt:'de toe item mi hge nochtans van Koning Pbüippcto -het believen ván"den Apos- toüilihen Stoel -,1 éenigzins verbetert worde"*j dat de goederen en; inkomfteri. vab *t kloofter Mimerna, anders de Grijzë-Monnikken, ván, iJe zelve Order fen ook. onder 't Bisdom ván Gronin^e gelegeri,i't, welk vry fobere inkom- iïen heeft, en oorfprohkelijk uyt het gemelde kboiler vanAdewerr of Grootan>vert afkorri- •fti-g is, zijnde op 't uyterfte? van* 'Koning Phï~ hps gebied omtrent het Griáffchap van Emden gelegen , inde voorgaande jaaren afgebrand, en in zoodanigen ftaát gebleven, ja als verlaa- ten, dat 'er niemand als dè Abt met een of twee Monnikken overgebleven zijn*, ook aan't eerft- genoemde kloofter zouden tocgévoegt en \h eigendom gegeèveri worden ; mits dat 'er de Abc en de Monnikken van 't voornoemde kloofter (Minterne) gemakkelijk zouden ingenomen en eerlijk onderhouden worden : zoö als iri dt °penbaare akte, die daar over gemaakt is, breefc &t uytgedrukt (laat. Dewijl· nü ,. Allerheilig- fte Vader, zoo wel de Koning Philips, mits- gaders Johan Bifichop vanGroninge en bet Ka- pittel der z;elve ifid, als de Abc van Adewert ofGrootanwerd met zijn Konvent; en deABc van Minterne of de Grijze-Monnikken«'f th «aar by de voornoemde Bezoekers, uwc orí- '%danige fmeekers j eenpariglijk wenfeheri dat *' het bovenftaande, op dat het beltendig ly;., <foör de Paufíelijke ibeveftiging bekfácbti^ |
||||
t$8 Oudheden en Gëstichïen
rSteile $ zoo fmeeicen zy uwe Heiligheit dat gý»
hün allegader en ieder van hen in *c byzonder cene byzondere gunft en genade bewijzende^ U wilt gewaardigen het akkoord en verdrag voornoemd goed te keuren en te beveiligen* alle en iedere gebreken, zoo in 't recht als iö de feiten beftaande, die daar mogen ingeflöpen zijn, door uw gefcag goed te maaken; en te vérklaaren dat de partyen ten geenen tijde, on- der wat voorwendzcl of by wat gelegendheit en óm wat oorzaak dat het zy, va.n dat verdrag Zullen mogen afftappenj en zulke afftapping nietig te vérklaaren : daar by de voornoemde vernietiging en affchaffing (van de waardigheit van Abt) en dé toevoeging én toe-eigé- ning, die door Pius /^aan de gemelde Gro- ninger tafel gedaan is, voor altoos te niet te doen: de brieven die daarover gemaakt zijn, met den rechtshandel die daar over gehouden* en alles wat^eropgevolgt is, nietig en krach- teloos te vérklaaren j en het klooiler van Ade* wert in zijn ouden ftaat, zoo vry en los als het geweelt is, te heritellen ; ja de waardigheit van Abt desZelven kloofters, met alle haare rechten, rechtsmagten eft vorder toebehooren, en voorts met alle de uytmuntendhederi,- voor- rechten , magtoeffeningen , en bedieningen, tot die waardigheit behoorende, van de ge- melde BiiTchoppeiijkè tafel Van Gronirige voor altoos af te zonderen, af te fcheiden, en los te cöaaken; mitsgaders den naam , den tijtel» en de benaming van Abt , en defzeïfs waardig- heit, zelfs omtrent alledefzelfsrechten, rechts- magten, toebehoorcnde gerechtigheden, uýt^ muntendheden , voorrechten , magtoerTenin* geiu bedieningen* en alle zoo wecreldhjke aU —efle-
|
||||
VA Ν Ga ONlNfiEN. .,
geeítelijke privilegiën, als ze maar tegerj de pekreeten der Kerkvergaderinge van trentets pietftrijdig zijn, in hun ouden ftaat, te wee- ten zoo als Ie voor he;t uytfcQtnen van de Buile van uwen gemelden voorzaat Pius, (IV) wa· rehvtc heríleHen^ en deÉeiveá ten vollk «e vernieuwen j voorts te verkíaaréh dár,ze voj* komentlijfc (ywae Biflchoppelijketafel) afg«- fc.heiden» afgezonderr^losgemaakt» eiidaarbjr lierftelc j en vernieuwt Zijn: vorderso.ok, 'vol- gens den inhoud van het dus beveiligde ver- drag, ván dë goederen, larideryert,en bezit? tingen, van het kloofter Adewert óf Qroptan^ werd zoo groot,een gedeelte, als genoeg is om s jaars zes duyzend BraÖandfche/guldens op te brengen, van't gemelde klöofteraf terieemen en af te fclaeideni eri aan dö voornoemde Bis- schoppelijke tafel van .Groningen voor altooá tot een brüydfchat te Hechten en vafl: ,te maas ken: zoodanig dat» na dat dieaffcheiding geé daan za] zijn, de,gemelde,Heer JohannesKpijf\ Cnclie bj tijd enwiiledeÈiirchopvanGroriinge ?J» zijn, bevoegd zal zij,n om , zelfs zondef Pekreet van den Rechter, door zich zclveri of door iemand anders, of meer anderen^ licha- ^eiik, dadelijk,, en werkelijk bezit, van de ge- elde dus afgezonderde en afgefcheide;goedeh ren op eigen gezag te neemen jr die ten zijneo ehocye, ert ten behoeve van de gemelde Bis- lcnoppehjke tafel vanÖroninge, te befteeden* ?n dezelven te gebruykén, te genieten, eri te pezitten · mitsgaders derzelver vruchten ,; ren-, |
||||||||||
|
|
I
|
5n» inkomften, profyten['$ en vervaltert r il
|
||||||||
§tcn, in te maanen, te ontvangen,, te Ve|·-
uuren, te verdeelen , en ze ten behoeve v&q lne tafel aan te leggen: vorders ooK té vér* $ 4 £&fó
|
||||||||||
4ο© Oudheden en Gestichten
klaarem ingevalle de * Abt, de Prior, en het
Konvent van Adewert of Grootanwerd voor- noemd,'t zy recht uyt of van terzijde, onder wat fchijn en roet wat lodze ftreeken dat het Wfö door zich zelven of door anderen, iets te- genftet bovenftaandedeeden, voorgeevendedat de gemelde affcheiding, toevoeging* toe-eigc- ning, í nietig en krachteloos zijn, al waar't dat ze rechtmatige ja de ailerrechtvaardigfte rede- nen bybragteri, of dat de gemelde affcheiding, toevoeging, en toe-eigening , behoorden in- getrokken te worden of reeds ingetrokken wa* ren , en de voornoemde goederen qualijk en op een krachtelooze wijze afgezonden, overgegeeven, verecnigt, ingclijft, en toege* voegt waren · Zoo dat ze f in 't geheel of ten deelé, al waart ook in 't allerminlte gedeelte, geen uytwerking konden hebben 5 en dat (de Abt en 't Konvent voornoemd) den gemelden Bifichop Joban en deszelfs. nazaatcn in 'c ge* not van de voornoemde vruchten en goederen, en in 't gebruyk en vrye belchikkinge van de* zdven, quamen te quellen, te ftooren, en te ontruften; dat dan de vernietiging van de ver* eeniging desgemelden kloofiers Adewerd, an- ders Grootanwerd, door den gemelden Biflchop gedaan, voor ongedaan zal gehouden worden en dat de vereeniging, toevoeging, en hech- ting van 't gemelde klooftcr aan de voornoem- de Billchoppelijke tafel , op de voorgemelde wijze gedaan s beftendig en in haare volle kracht zullen blijven; en áanftonds voor altoos her- ilelt zullen zijn, en voor zoodanig gehouden * Deze ain is 'm 'z Latijn ou volmaakt j 200 úit wy genoat-
zaekt zijn gebeft d«r ceni-ge wooidcn by re voegen. f?r |
|||
■"3 ΤψA4Ï- Í ÖiöNlNGÈN, ; 101
wofdëtf: vórderk dát het uwe Heiligheit he±
lieve toeteftaah dat de gemelde Bifíchop Jo- hani en .deszelfs naZáaten , bevoegd zullen zijn om áls dan een vrye wederkeering, tóegang , en ingang in 't gemelde kloofter te hebben j en aldaar doorzien zei ven ,öf door ierhand anders of meer anderen, zondereenig dekreet èf von- nis van den Rechter af te wachten, het licha- melijk , dadelijk» en werkelijk bezit van dé bedieningen beftiering der voornoemde goe- deren te neemen ·, en dat bezit (zoo. uyt krach- te van zijnen voorigen tytel en van de vereeni- ging, hechting, en;inlyving voornoemd , ais van den.brief die daar over gemaakt zal wor- den, zonder daar over een andepe.vefeeriiging enz. te tnaaken, en zonder een andere begee- ving of dekreet van .deni Rechter) yjyelijk ert zonder te misdoen in alles en ten volle ,te;aan- vaarden en te behouden, Wyders (dat het tí believc té verkkaren) indien het nadeezen ten eenigc tijde gebeurde dat de voornoemde goe- deren, die van'tkloofter Adewertof Grootan- werd bullen afgezonden: en de tafel van Gronin- ge toegevoegt worden, door watervloedetvv üythollingen, en vorders als bpveri) eenigervvij- zo Hechter wierden ν of in hun jaarliikfchert prijs en waardye daalden, dat in zulk een ge- valle, en zoo dikwils als zulks gebeuren rnogt^ de gemelde Abt $ Prior, en konvent van Ade- wert * of anders Grootanwert, die zich by tijd en wijle zullcfi opvolgen, altijd en ten eeuwi- gen tijde gehouden zijn om ter van hunne ove- rige landerycn en bezittingen zoo veel by te doen; als wettiglijk blijken zal dat ter aan de volle fomme van de bruydfehat, dat is van fes «uyzend guldens, te kort zal Isoomen; endaar by Ν $ (díit
|
||||
ioi Oudheden en Ge^ttíchteM
(dat het uwe Heiligheit believe) het voornoemde
kloofter Grijze-imoniiikken, anders van Min- terne , wiens vruchten jaarlijks, volgens de gemeehe fchattiiig > niet hooger loppenals drie duyzend dukaaten, kamer gotid> t'hans op een ziekere wijze opengaande, met alleen iedere deszerfs vruchten, renten1 (en wrekl·als boven)] door uw gezag vooraltijd, mee het kïooHet van Adewert, anders Grootanwertj. te veree. higch, daar aan te hechten, én in't zelve i.ri teiijven: zoodanig dát het den Abt van Ade- wert» anders Grootanwèrt, geoorloft zal zijny Hoor zich ze!ven of doof iemand anders of meer anderen, het gemelde als vereenigdë kloöftcri en alle deszelfs goederen, vruchten, renten, inkomílert, rechten* profijten, eii vervallen, op eigen gezag, en met volle vrýhëít, licha* meiijk, dadeüjk, en werkelijk in bezit te nee- men* en te houden; en al het gezeidè ten zij- nen behoeve en gebruýke, en ten behoeve en gebruyke van 't gemelde kloofter 4dewërt of' Grootanwèrt, te beííeeden $ en ook te verklaa- ren dat de brieven, die daar over gemaakt zui- len wórden , onder geenerhande herroepin- gen, * opfchortingèn, intrekkingen van dier- gclijke of niet diergëlijke affchaffiri'gen, ver- nietigingen , tovoeegingen , toe-eigeningen, niet wat voor bewoordingen, rechtswijzen, üytdrukkingen, én dekreeten dat die herroe- pingen en opfchortingèn door uwe Heiligheit of door den Roomfchen Stoel t' eenigér tijde gedaan mogten worden , zullen begreepen * In 't £a ijri ftaat revoeationibus, fuípeuííonis , *c dei e-
gationis &c» Maar 't ís uyt den zin klaar dit 'er moet gelee. ψα worden tevocutiónibas t iuipenfionibus, dërogatiouibus» Virsaditr. zijn 3*
|
||||
VAN ÍjRO Ν ί Ν Q Ε m 20|
jljn; maar dat ze daar van altijd üytgèzónderd
blijven I ja zoo dik wils als ze opgefchórr , herroe- pen, of ingetrokken Worden, dat ze dan moe- ien aangezien worden als op nieuw Verleend ert in haar voorigeri ftaat herfteld;i mitsga- ders dat de opfchortingen, herroepingen, eri intrekkingen van gemelde brieven, en alle be- fchikkingen tegen die brieven ftrijdende, moe- ten gehoudeö en aangezien* worden voor nieu- we verleeningen en beveiligingen van dezelve brieven: noch vorder (dat het uwe Heiligheit believe) aan de gemelde kon venten en alle an- dere perföonen, op de deugd der heilige ge- hoorZAamlieit, en op de verbeurte van alle hun- ne waardigheden en ampten, die Ze verkree- gen hadden, ali ook van alle hunne kerkamp-». ten, ja zoodanjg dat ze alrijd onhequaam zul- len zijn öra dezelve of andere kerkarnptén t'ecni- ger tijde te bedienen^ en dat ze op heeterdaad in de gemolde ftrafren vervallen zullen, wel ftrengelijk te verbieden dat ze op geenerley wijze tot het verkiezen of eiflehen vaneen Abt over *t koöüer de GryZe-mofinikken of $dun- tertie zullen hebben voort te treeden j noch deri Abt vanÁdewert^ anders Grooíanwert, in het bovenftgande of, in iets van 't zelve eenig b'e- letzel te doen ; of iets tegen hem (op dát iluk) teonderneemen, of hem eenigen tegenfïand te bieden: en (n&eb vorder) te vérklaarén dat alle dier- gelijke verkiezingen, mitsgaders der zelverbe- veiligingen of aanneeroingen, én alle bevorde» ringen, bewind voeringen, kommenden», eaande- re befchikkingen, die van nu voortaanj zelfs door den voorn. Stoel» omtrent het voornoem- de klöofter van Manterne of de Gryze-monnik· *cn 9 ©f ©ver de regeeringc of bedkni nge ν oor- *, noemd,, -
|
|||||
•
|
|||||
204 Oudheden en Gestichten
noenïd, eértigerwijze megten gedaan wordéÉ
nietig, ónbeltendig, en krachteloos zullen zijn: en dat men uwen brief ten geenen tijde , uv| hoofde'Vatt onderkruyping of bekruyping, of Van uwe meening, of om dal zealtemaal, 3ie*èr belang in hadden, daar niet by geroepen zijnij zal mogen beknibbelen óf tcgenfpreekeh , of dcnzelvéntot dé paaien van het recht brengen; maar dat hy altijd beflendig en krachtig zal blijven] η Nóch al vorder dat het uwe Méilign heit believe dbdr eën zonderlinge gunft nietig en krachteloos'■ té vei'klaáírëíi*,' al- wat daar te- gen gedaan mag wórdenΦ niét tegen ftáaudé de oïdonnantzieh en dekreeten van YKóncili van Lateranért raakende de altijd duurehdc ver?eni* gingen buiten de gevallen in het Recht uytgo- drukt: niet tegfenltaandc ook déPaufleliikcör^ donnantzien én dékreeten,' en de Regelen van bwe Heiligheiti over het verlecrrén van zulke ivereenigingen én over het uytdrükken van de «rechte Waardy van 't gene dúá vereenigt zal
wórden, en ván de inkomftcn der Biflchoppc- lijketafel, enz* En vorders, niét tegenftaande álle andere ordonnantzicn , gewoonten , en voorrechten, van de Kerk, het Klóofter, en de Order voornoemd, ál waren die met eede beveiligt í en niet tegenftaande álle PauiTelijké vergunningen en brieven, aan de tafel, de ker- ken, de kloofters, én de Order voornoemd? ên aan hunne Overfteri enperfooncn, voor hec tegendeel verleend í met wat bewoordingen en forme, al wáár het ook met de intrekkinge van voorgaande intrekkingen ^ ja mei noch krachtiger, enganfeh ongewoone uytdrukkin- "gen, dat zulks gefchiedt mógt zijn* Al het
welke, en ú wat hier vorder tegen ftrijdt, Wf $' bid*
. «·■ 'S
|
||||
van Groningen. Mf
bidden dat uwe Heiligheit met de gewoonlijke
en daar toe dienende bewoordinge op het al- lerbrcedfte wille intrekken. s^aap onöec öqïg&e í»e gauffdpe toefïem*
rniag: /ƒ# gefchiede zoo, £*?//ƒ£ #/>r verztcht word
enz. *f Gegeeven te Rome by, $, Pieter den ζ 3. ^>r?4 ï» V vierde jaar. I 4; ,:;l. Μ* Datarm. '
Dit fmeekfehrift, na dat wy het nauwkeur
rig nagezien en van alle nadenken vry bevon- den hadden, Hebben wy op het verzoek van den voortreffelijken Heer Laurt Duèiioul, zij- ner Koninklijke en X^athojijke iylajefteit Agen^ door den, onderfchreven Notaris laaten uyt- fchrijven, en hebben aan 't zelve deze openbaa- <e form van een affchrift doen geeven. Dies ordoneeren en begeeren wy dat men dit tegen- woordig affchrift, of kopye, over al daar zulks te pas zal koomen» voortaan volle geloof zal gcevcn: dat het'selve affchrift voor een vol- komen bewijs zal verftrekken ; en dat men zich daar naar gedraagen zal: even als of men Í toori*pfonkclijke) fmeekfehriftin rianden had. Al het welke warnet óns gezag en Dekreet be- veiligt hebben a en door den inhoud dezes be- yeftigen. · Tot «oorkonde van dit alles, èn van 'ecier in 't byzonder', hebben wy den tegen- Woordjgeo brief doen opftellen jj door orizen fthri?.,Cl?n,tbre,eke!l cen!*ge*°0rden *#? odgmcel Hand-
S»i3£^i ld0ürvce/e;ha«de" «β" »1 en fooi-'
v£c woerden ycrlketen ware». ^ 8 '\'» 50 1 · ; ι <ι
|
||||
%Qj$ Aantekeningen qp i>e
pnderfchreeven Nouris ondertekenen, en door
het aanhangen van ons fcegel^ 't welk wy in diergeüjke zajten gebruyken , bekrachtigen. Gegeevcn te Rome, enz. |
||||||
AANTEKENINGEN.
i. Op twee pjaatzen van deezen brief word van,
uythollingeri gelproken : waar voor in den Latijn· Jchen brief Haat Chafmata. Chafina zoude in't Grieks; eigentlijk fpljting of bpberiting te zegden zijn : iri3ar ík meen dat het hier voor uythoJlingen# genomen word, dewelke dik wils na de watervloeden, dour 9t wegfpoelen vari de aarde, ín fommige ianderyen. overblijven. Zoo was men dan noch in de zeitiende een we voor zulke uytho Hingen , dh door 't over· ilrooraende zeewater gemaakt wierden, bezorgt: en $00 zouw het ook voor geen vaft bewijs konnen caan, *t#een zeker Schrijver zegt, dat by voorbeeld Weft vries land, omdat het eenige eeuwen zoo onge- lijk van grond js geweelt , en hier laa^ en meírach- tte was, ginder hoog en droog lag, altijd ζ,οο ohge* lijk en ais met bergen en dalen gelegen heeft. '■'■*$ Geen ik deezen. brief geyreeíí word, en ook meermalen elders is geschiedt,, kan Weftvriesland ook Wedervaren zijn : ik wil zeggen dat het zeewater, Óver de dijken tiene golvende , en de; dijken over- hoop fmijtendfe, als het door't kèeren yan den wind fpédër zeewaa^s' mgedreeven wiéFd, hier en daar «en deel landden gropte vakken kap weggerukt heb- ten.
Laat hetmy geoorlofd zíjn, nu dat ik op die zaak
gevallen ben, íets buiten mijn beftek teι treeden·, ÊR noch 't een en 't ander raakehde de meirep en vorde* fe gefteltheit. van Weityriesland aan te naerken, Een ander Schrijver fprcekt ook zoo, ais of de land- flreek van Weftvriesland altijd, zoq ongelijk ware ge· weeft, als ze naderhand geworden is: hier met M" ten, díe over eenige honderde van jaaren bedijkt ïijn: daar weder mer hoogten , die het hoofd boven Ygemeene zeewater uytfteeken, enz. Hier zal ik au maar op aeggen dat 4e verwaarde Sexo Gratnms' f v>·,;■'■ ■·■·■. ι ■' ψι ■' Λ '" *-*ν·νν ■■■ flens, |
||||||
gSSC|I£YV|NG V,AH G*ONIN?EN. χρ^
ticus, dewelke buiten de fabeltijden een goed en
keurlijk Schrijver is, en in de zaken van de wee- reld wel bedreeven was, geheel anders van Weft- vriesland ofKl&n Vriesland fpreekt. Evenwel zegt hy eerft dat het een laage landftreek is : maar hy voegt 'er by, *tgeen hier nu te páíTe koomt, dat'er de eene plaats , uyt de natuur, niet hooger is als de andere: rriaar dat de inwponders zeer dik wils het land op fpmmige plaatzen uytgraafden; én de uyt- flegravene' aarde op andere landerýen bragten: zoo dat die üytgegravene plaatzen in poelen of meiren {Lacums) veranderden. Dit kan dan een tweede oorzaak van verfcheide meiren zijn geweeft. Dewijl Saxó Grammattcus óver al niet gevonden
word, eh eeriige weetenswaardige zaaken van Weft- vricsiand verhaalt f zaHiet den Lee?er, zoo: ik ver- trouw, niet verveelen dat ik die plaats, daar hy dus van K!ein Vriesland fpreekt, zooveel als't hier dien- ftig is, in het ïsjederduytfch brenge. a ,y Öndertuitchen \s€anutus (teweetcn: de vijfde,
„ die tegen Sueno III om de kroon vain t>enemar- „ ken dong) riiet eenige weinige gezellen naar Klein η Vriesland getogen; -t welk ook onder.; Bènemar- η *en hoorde. Het landfchap is rijk in bouwlanden » en vee: niaar daar het aan den Ocaan paalt, is :i net laag; zoo dat het dik wils door de overftroo- » mende golven vq\ den Qceaan onderloopt :doch^ ή of> dat die golven het land niét zouden overftroo- v men, is het ganfche ftrand met een wal (dijkeu) η oezet. Indien ze door dip (dijken) Wreeken, ), dan loopen ze over de landeryen hene, en zetten H dorpen, enzaailanden onder water; want de eene », plaats is daar uytde natuur niet hooger dan de an« μ dere. Dïkwils graven, ze de knderyèn van den η grond op; zoo dat *er in de plaats van díe uytge- >» grave landeryen spoelen (of meiren) komen. Dat * overloopen is verzeld van vruchtbaarheit: dan » brengt het la^d weelig gras voort; en uyt de aar- ,< de , na da$ Ze^gcdroogt is, word zout gekookt. » tfy wintertijd Is riet land van 't Iwater bedekt; zoo " öat de velden de gedaante van een meir vertoonen * » en de natuur het fchiw twijfelachtig hétft gemaakt * Hifter. Dsmca& iib 14, ' r '"' |
||||||
„waar
|
||||||
i*
|
||||||
αθ8 Α ft Ν TE Κ Ε Ν Ι Ν G Ε Ν Ο Ι» Ι) Ε
„ waar onder ponder de landen of onder de zeen) dit
^ land gérekent moet worden ; door diéh het'op'deri fi eenen tijd van 't jaar bevaaren, óp den anderen tijd j, beplöegr kan worden. Dé inwoónders zi'jn uyt 3> den aard fors, rad van lichaam, houden van geen ,v at te nauwkeurige of'zwaaré' wapenrufting : ge* a, bruyken ligte fchilden , en vechten niet worp,- „ rpieiFen 2y omringen hunne landeryen metgrag- ψ ten (óf ílooren ) en gebrüyken polsftokken om te „ fpringén. Zy bouwen hunne huyzen op hooge „ werven ; díe zy van opgehoopte aarde maaken. ,j Dat ze uyt de Vriezen gefproten Zijn , blijkt uyt „ de gemeenfchap van den naam en taaie. En mis- ,y 'ichien, zijn de Vriezen , als zé nieuwe woonplaat· ,, zen zogteny hier by geval aangekomen; en hetb ,, ben het land , dat eèrft broekachtig en voehtig ,, was, door rt"Iarigduu-rig bearbeiden ftijf gemaakt. s, Naderhand begolt dat landícbap onder 't bewind „ van onze Koningen te liaan, y, Dan verhaalt hy hoe dat dé Weilvriezen , op de
belofte van Canutus dat hy hunne jáarlijkfche fchat- ring íets yerlïgten zouw, de wapenen voor Caww met gfooten luit aangefchpten hebben;: hoe "dat it vliegehsinaar Denemarken trokken; mè't ter'haalt een liedeke aan den vloed MiUa, om Voor een ver- trek te dienen , opgeworpen haddenft maar door hunne roekeloosheit leeltyk geflagen* wierden. Die 't onkomen en inVgemelde ftedeke gevlugt waren» zoo Cétmituïmct zijne reisgezellen zelf, als de Weil- vriezen, wierden eindelijk genootzaakt zich zelven over te geeven 'Cdnutns en zijne makkers wierden zonder fêrafóf boete op vryè voeten geftelt: 'de Weft- vriezen j om los'te' ráaken, moeften tw.ee'duyzend- ponden aan boete'betaalen ; én daar voor een zeker getal van gyzefaars geeven ' Het betaalen van die boete fpeet hun veel minder, ais dé fchande van dus geilagen én overwonnen te zíjn: dat was voor xul' ke luiden als zy waren,; Vóór; rechtfehapene Weü- vriezen ,; niet op te kroppen. Zy doen IVatdemarns aan,, dit toen h Konings befte vHéhd Was; en bidden en fmeeken hem, hy zoude den Koning tóch bevfee- ge'n om; noch'een véldflag:mét hen te waagen. *ïp« <jien hy wederom overwinnaar bleef;, dan zouden.^)' ■Ά-m '"''" ' "' HOch
* '
|
||||
Beschryvin© van Groningen. _ lóf
noch eens 2000 ponden betaalen. Zoo zy de over* winning behaalden, dan zouden ze zoo veel afflagï van hunne jaarlijkfche fchatting hebben, als hun door ilünntus roegezeit was. Máar de rtoning had eers eri voordeels genoeg bevochten; en begeerde geen zor- gelijke en fchadelijke oorlogswetten of voorwaar- den van de verwonne vyanden te ontvangen. Hier uyt heeft men voor eerft dat de Kleine Vrie-
zen omtrent het midden der twaalfde eeuwe onder lit Deenen ftonden. Dat de Deenen omtrent de tij- den van Lodezvijk den 'Goeden, en wat laater, hier om ftreeks hüys gehouden en heerifchappy gevoert hebben, is elders getoont: maar dat ie híer omtrent de jaaren 1150, 1 i6q, en wat vroeger of laater,den baas noch gejpeèlt hébben , weet ik niet of men el- ders vinden zal: en ík bèkeii dat men hier omtrent al eenfge zwarigheden > dië ik nu níet opnaaien wil, zoude konrien opwerpen. ík heb gezeit dat de Dee- nen de landen hier omftrèëks omtrent,en na de tij- den van Lodèivijk den Goeden een wijle tij ds bezee- ten en b'ehcerfcht hebben: want rooven, branden , en moorden , dat zy 'er al vroeger gedaan konnera hebben, reken ík voor geen beheerfchen of1 bezitten. Evenwel nSdet ik zeggdn dat Frotho ///, volgens d^e tfetuigenis van S.axo b Grammatlcus, hei: gebied (waar- ichijcielíjlc over de zeekuften alleen') van Ruffiè* af tot den Rhïjn toe gevoert zoude hebben. Frotho lil t Midien Johannes t 'Miign&s wel rekent, heeft geleeft ten tijde ván' CBrifius: rnaar hoe verre dát het zeggen vznSaxo GrammaiicHS, ja van Johanms Magnm zelf > S'S ze vari die tijden' fchrijven, moet .én rfjag aangSf 'ioirien worden , daar op zoude al veel te zeggen Vauen. 't Is hier de plaats níet, om dat onderzoek |e doen: maar dit zal ik evenwel zeggen , dat ik aU uldk mooye vertellingen van Koning Frotho, vari giftig Koningen die onder Koning frotho- (tonden en inet hem.tegen Hünno den Koning der Hunnen zou- Hen geoorlogt hebben; van honderd en feventigán« Qere Koningen die in dienlt van denXoning der Hun- nen waren , en alternaal door Frotho zouden t'ohder Kebragtzijn ; van eenen veidilag, die zeven dagen ge- buurt zoude hebben, en zoo bloedig was dat alle de 4 l* frotiiêfne 111. t JHift. Gpib, lib. 4, up. \{},'.u,.{
0 wégfe'fi
|
||||
■'■' É " ■■:.......!.1,õ'''ßÌ!.'â'^'â.'*!»À"Àé..... .....é»..-..ÍÀé... . .. .....é ,é,ééééé,. Â.. U4IJJIl..jl»píl«.ip!lll.!IIJ
|
||||||
JIO AANTEKENINGEN OP ßâ Å
wegen daar omtrent, 200 verre als iemand met een
goed paard in dne dagen rijden zouw, met doode lichaameu overdekt lagen; ik durf wel leggen, i?s ik , dat ík die mooye vertellingen voor geen Evaii- geli houde. Voorts heeft men uyt de woorden van Saxo Gram·
maticus dat dezeekuften van Klein Vriesland,laag wa- ren, en by hoog water onderliepen; dat'er de eene plaats, uyt de natuur, niet hooger was als de andc- re, enz. Maar't geen hy zegt dat het land d by win- tertijd onder water flaat , en de velden de gedaante van een meir vertoonden ; dat zal maar te zeggen wee* xen dat zulks fomwijlen in den winter gebeurde-de wal, zoo hy fpreekt, dat is de dijk, zal hetzeewa- ter 's winters zoo Wel gekeert hebben als des zo» mers. Het zal toen gegaan zijn, gelijk het nu gaat, dat is dat men 's winters geweldiger ftörmen heeft; en dat de dijken dan ligter doorbreeken. Ik weet zeer wel dat FrifiaMinor, of Klein Vries-
land , by de Schrijvers ook voor Groningerland ge· tiomen word: maar ik meen dat Saxo Gramm.na Weirvriesland of Noordholland fpreekt : en heb'er ieden toe. Wil iemand zijne woorden liever op Groningerland dulden ; ik zal 'er geen krakeel over maaken; en dan koomt deze Aantekening evenwel, en voor een gedeelte noch beter , ín dit deeltje te pas Daarenboven , 't geen dan in Groningerland gefchiedt zoude zijn, kan ook in Noordholland zijn gefchiedt: zy hadden d'er dezelfde reden toe. d Hycmt continuo Celaiur aeftu / ftagtfi fp«iem pr*M·
• canjpis; &c. r |
||||||
i)B
|
||||||
^^g
|
||||||
van Groningen". akk
DE LEVENS EN DÁADEN
DER Á Â Ô Å Í,
O/e 't Bewind hebben gevoert over de Abdye
van Adewert: getrokken uyt een Hand-
fchrift j 7 welk tot noch toe verborgen
ts geweeft ·, maar ons door den
voortreffehjken Heer N. C.
medegedelt is.
VOORREDEN.
jN 't jaar é ÷ 9?. den vijfden funii, op
den dag van den H. Biflchop en Marrelaar Bonifacius en van des- :?^3 * gezellen , in 't achtfte jaar nae S« Bernaards dood, is ín Vriesland.re S.Ber- naards, op Adewert, onder 't Bisdom varj Munfter, eene Abdy (van S. Bernardus Order) gefticht: zijnde de tweede doch- ter van Klaarkamp. De oorzaak van deze 'richting is geweeft dat men ter gemelde piaatze dikwils by nacht verfcheide lich- ren had gezien : 't welk , zoo als god- vruchciglijk gelooft word, een voorcékéri was van de toekomende lichten {die daar n°ch blinken zouden.) De geloovigen » frL T°,or SezeJIen ft«t «ð't Latijn Sacrorum ß maar,}«, z*i
«Kcriijk njoccen zijn Sqciorum* f frttolér. |
||||
IÍ2, Oudheden έλΛ Gestichten
daar door tot godvmchtighek opgewekt, begoilen het kloofter geUjkerhand op te bouwen : zich verzekerd houdende dat zulks den Almogenden Godt aangenaam zoude 2Í jη; die de voornoemde plaats door zoo een zigtbaar teken aangewezen had. Want in deze Abdye , zoo als uyt de fchriften van dezelve plaats blijken zal> zijn zeer heilige mannen geweeit; die gee- ne moeite of onkoften gefpaart hebben > om 'er den Heere eene waardige woonfte- de te bereiden: en dewelken, terwijle dat ze bezig waren met de muuren op te haa- ien, van 't heilig leven geenszins afgewee- ken zijn: tot zoo verre dat ze dikwüszclf gebrek leeden , om de armen van hun ei- gen noddruft te fpijzen. Nu dit zijn de Abten van de gemelde plaats of Abdy ge- weeit: welker naamen wy alhier op order I laaten volgen, Wibrandus de I. Abt
Wibrandus, ht tufte 2£Öt ban bit ÍÍÍWp itt/ een mtyí$ en 0o6b;ucí}tígi|arbcir/ 9<*ft
met een Meine imöiie/ öati^ u j&onniftftm/ hg fte noo^er poo?t ín ttaee Ïjui5en ntfcoont Wet$t thke §ui3cn/ maar ban 't eenc Μ hapél l t aiiocre öc fïaapplaat^ toa£/ fH bic beioegaar norp in ïjim Qtfytcl en οηφ fefjonöeii fïaan/ Dienen t'fjaii£ tot gafïp«i3f|} boo? niati^- en tyúuto$ peifoonen': en tm <w tot een bettre& bertfcefct hebben ban exm |
||||
van Groningen. 212
jftorniiftffcen / öeööen natogana wbimt mn 'cc btipeftw nunfcïjtn te fpjften. f η't biec* n>e o«d r öcjaatr ban 0005011 ICöt i§ ae 4^000 öét ^eifr der h. gc^i0buííii0Í)0ít opgekomen· eir m't 5013011* ?ric™i- tu: jaar/00 «^000 600 (Og^oinj^n. mm Ttenu' |
||||||||
ccctoaacöige ^000/ na ïmt íjn íjet öetointtdttoaalf jaaeen 3000000 ijaa / i$ aberieöeu ín 't
|
ícpieu
iel men. |
|||||||
jaac nor : 0η op oen oag ban tien f j^r*'
tcíaar Thomas, 23iíTcljopbaa fyautellxcia/ ín öc gemelde ïtapeüe öeg^teu. AANTEKENING. vl
τ. Dat 'eruytde Order der Predikheren of Domi-
mkaanen veele zeer deftige en geleerde mannen voortgekomen zijn, is buyten alle tegenfpraak: en «"dien het hier de rechte plaats waar, zouw ik eene J-eer groote lijft van zeer treffelijke en doorgeleerde JJomirnkaner Monnikken konnen opleveren. Maar dat zal ik nu daar laaten, en flegts een woord fpree- ken van de zoogenaamde Vergaderinge van Holland, omtetoonen hoe wijd dat díe Vergadering uytge- "rektwas; en hoe deftig de kloofterlijke tucht daar cenigen tijd onderhouden is geweeft, ik beken 't · net zoude hier de rechte plaats niet zijn: maar, daar net derechte plaats eigentlijk was, heb ik het vergeer «n te p;,s te brengen : en, in allen gevalle, komt net te pas ren opzigt van dit ganfche werk. Door 100 een Vergadering word verftaan eene verzame- ling van konventen , tot dezelfde Order behoorende, omt l ,nzettin^» > en nieuwe ordonantzien
■urent het beoeffenen van den kloofterl ijken Re-
,1, aangenomen hebben,· op. eene byzondere wijze
"aer malkander vereenigt zijn; onder eene alge-
hTft"n-regeerin^e ftaaní van n*Jd tot tot tijd, tot
wik mngvan4e vervalleneof bezwijkende kloofter- 'uent by malkander koomen enz. t Maat dan te weetcn dat de eerfte « Reforrnaat-
dikL hervor,ni'ng, van de klooftertucht der Pre- keren gefchiedt is onder eene vergaderinge van *. Buzcltn. in Gallo Flandr, p. 408. O 3 Vrank-.
|
||||||||
11+ Aantekeningen op de
Vrankrijk. De tweede Refbrmaatzie, die $9. jaaren
duurde, is gefchiedt ondereene Vergaderinge van de Hollandfche Preekheeren; dewelke zeer vermaard is geweeft. Als'er naderhand zeer veel te doen was om deze Vergadering, om dat zy zoo groot en wijd uytgeflrekt was, te verdeelen; en men veelerhande konventen onder een andere Vergadering zoude bren- gen: was het konvent van S.'Jakobte IlíjíTel opgee· iierley wijze te beweegen , om van de Hollandfche vergaderinge af te fcheiden. Zelfs heeft het gemel- de konvent opentlijk en door een plegtigen brief verklaart dat het met die vergaderinge vereenigd wil- de blijven ; en niet gezind was, om'er van 'te fchei- den. De brief was van den volgenden inhoud: ; ,, Het zy een ieder kundig dat wy, Vaders en „ Broeders van het Predikheeren konvent te Rijffel, „ willende en ten uyterfle begeerende dat de onder* ,, houding van 't kloofterlijk leven in ons voor- „ noemde konvent hoe langer hoe meer aangroeye; „ en zoekende altijd in een volkomeonderhouding ,, van 't klooflerlijk leven'en in Vrede te blijven; „ daar by in acht neemende dat wy langen tijd inde „ Vergaderinge van Holland geleeft hebben; dat wy 3, onze geloften daar in gedaan hebben; dat wy on- „ der dezelve, tot den luyfter van 't klooflerlijk {«· „ ven, tot de ftichting van 't volk, en tot de zalig- „ heit van veele menfchen , goeden voortgang ge' i, daan hebben: vörders dat het ons niet geraadzaam j, zoude zijn, van dezelve af te fcheiden: maardat ,, zulks tot een groot verderf van't klooflerlijk lf" „ ven , en tot beletzel van veel goeds, zouw koonen „ ftrekken : ook niet wettende hoe dat het met die ,, nieuwe Vergaderinge , die men de Franfche rtoeflltt ?, opneemen zal", te meer om dat dè onderhouding ;,'.van 't klooflerlijk leven, in 't geeflelijke en tij· s, delijke, in de konventen van Vrankrijk (h°c" T, nier) geplant en ingevoert is: zoo is het dat vt)% s, Vaders en Broeders voornoemd , -achtervolgen? ,, den brief van den Oppermeefler onzer Order, be* „ raamt hebben , beraamen , en befl uiten , in ο"7·£ ,x oude Vergaderinge by de eerwaardige Vaders van „Holland te blijven,· en volkomentlijk gezind zijj» S) daar in te volharden. Tot oirkonde, enz. w [ 3,, jaar 1514., den ie» February, VUi |
|||||
. 1
|
|||||
Beschryving van Groningen. Hf
- Daar by moet 'erop gelet worden dat'er ín ganfch
Nederland, volgens het zeggen van b Buzelmus,%een ouder Preekheeren kloofter ís, als dat van RijlTel. Hoe zeer dat de klooiiers van de Predikheeren ,
zoo wel als die van de andere Orders, in korten tijd vermenigvuldigt zijn , en hoe dat men haait de befte Steden van 't Chrlftenrijk met zulke konventen be- zet zag, behoef ik hier níet aan te toonen: en men heeft iu de Oudheden va,n 't Stift, en in die vau Holland en Vriesland , reeds gezien hoe dar de voornaamfre Steden, hier wat vroeger daar wat Jaater, Monnikken ingenomen hebben. De reden is klaar: hehajven dat de nieuwigheit voor de meeire meofchen aanlokke- lijk is; zoo is de yver der Monnikken, en de naar- ftige onderhouding van den Regel , ten tijde van hunne eerfte iniielling en noch eemgen tijd daar naa, in haare volle kracht. De menfchen , denkende dat het altijd zoo duurenzal, en ziende dikwils de kloos- tertucht by de ouder Monnikken ganfch vervallen, ruften niet voor datzedie nieuwe Monnikken , noch van yver blaaken.de, ook in hunne Stad gekreegen hebben, Dus ziet men dat de Hiftorifehrijvers van ieder
Order, als om ftrijd , op het fchieüjk. vermenigvul- digen van hunne konventen roemen . Ik wil hun ook , voor zoo verre , geen ongelijk geeven; 'tftaat ieder vry, den yver hunner voorzaaten naar de waar- heit te befchrijven. Naar de waarheit zeg ik; want 't geen zeker Spaan fch Predikheer, waar fch ij η el ijk om de andere Orders den prijs op dat fluk af te winnen , wegens de Prëekheeren kïo'pftérs van Ethio- pië fchrijft , zoude wat beter, om by befcheidene Leezers ingang te vinden , dienen beweezen te wor- den. De gemelde Predikheer, Ludovicus d'Orcta ge- naamd , c daar hy de Konventen van Ethiopië in de Spaanfche tale befchrijft, fpreekt onder anderen van een Kon vent dat te Plunmanos zoude flaan ; en 't yoornaamfte van dat landfchap zoude zijn. In dat Konvent, zegt hy, 't welk vier of vijf myjen in de rondte befiaájL, woonen doorgaans negen duyzend * Ibid.
cZieHirtoiie des Ordres Rclig. orkngs uytgekomen t 'm
<k Voorreden. . O 4 Reíï-
|
||||
«f Aantekeningen op de
Religieuzen; en drie duyzerid huysg'enooien : en %IU
die 9000 Religieuzen eeten by malkander in eene én dezelfde refter of eetzaie. ín 't zelfde Konvent, zoq als hy vorder vertelt, zijn $Q flaa.pka.mers, Ho afye- fchutte kloofters of woonplaatsen,- en even zoo vee- je byzondere kerken- Zoo -da;t de Religieuzen va» jedere flaapplaais ieder hunne kerk hebbén ; daar ze dagelijks, behalven op bondagen en. Heiligdagen, hunne getijden leezen. Maar dan is 'er noch een groote kerk ; daar ze alle negen duyzend , zoo des Zondags als Heiligendags, by malkander komen. Had hy't daar noch by gelaateii ;wie weet of mee»
|ïig menfcri, zelf van eenige kenm>eri veritand, het iiiet gelooft zoude hebben, Jmmers ,· hoe miflelijk dat het luidt, daa,r fchijnt geen voltlage onmogelijk* heit in te fteeken. Maar't geen hy 'er vorder by- ýoegt, verbrodt het alles. De Stichter van deze Oy {Ier, zegt hy, was zoo heilig dat 'er, zoo dikwils alshy de Mi (Te las, een Engel uyt den hoogen he- mel daalde, om de Mis te dienen. Op zekeren tij4 dreef hy den duivel uyt een vrouwsperfoon : toen was de vrouw wel vry, maar de duivel niet. Hem wierd door den zelven Pater voor boete opgelegt dat hy het Konvent zeveri jaareri lang, in't gewaad en de gedaante van een dienftknecht , zoude hebben te dienen. Hy deed het ook, en moert het weldoen; ichoondat hy 11 iet anders genoemt wicrd , als 'tquaa- de Beeft. Een van zijne amp.ten was, de klokken te luiden, om de Broeders tot de getijden te roepen. Pat zoude voor hem geen werk zijn geweeft: rmar hy moeil alle dö klokken van de 8o kloofters op ec- nen en den zelven tijd luiden* Evenwel wift.hy 'er zonder de m.infte moeite door
te koomen : en geen wonder. Want alle die tachtig kloofters of floten, de tachtig flaappl.aatzen ν <je tac!l" tig kerken, -en daa,r hy noch tachtig opeue achter- platzen, en de negen duizend cellen der Monnikken, wift, hy op eenen pogenblil^ uyt te yaagen. Al wat Sjenj geboden wierd , was vliegens gedaan. Maat éerxe ;aak; was 'er, daar hy noch door vermaningen noch door dreigementen toe te beweegen was: dat was het uytvaagen van 't * Kapittel. Zij' e reden 1 · \ Kapittel lak klóofter is een plaats, Üaar c!c Religieuzen hy malkander komen , cm oyer hunne uyterJijke foute» ' ftraft se worden. '* ' . w3*s |
||||
Beschryving van Gkqningen. 2l
was, zoo als Vader XJretha wel ernflig en ftemmig
vertelt, om dat de Religieuzen daar hunne fouter» voor ÓQ.ÏX Overfte deskloollers beleeden. Pater Uretha moet wel een netie en omftandige
kennisvan díe Moorfehe Konventen gehad hebben · vaut hy weet noch vorder te zeggen dat de Religieuzen of Monnikken rechte en volmaakte voorbeelden van óotmoedigheit en verilervinge zijn. Dan fpreekt hy noch van een klooiler, '-Alleluja genaamd , daar 7000 Monnikkên den Heerè zouden dienen; en van een Maagdenklooíter , met naame Beïtngáti, van 5000 Nonnen bewoond, Uyt ieder van deze drie Kon- venten, zegt hy al vorder ,koomen's morgens meer als 3C00 Monnikken en Nonnen ,'d^t is over de9000' fe zamen ; om de flraaten der ftad te vaagen : fchooii dat ze allemaal kinderen zijn van Koningen en Vor- lien. '■'-;.." ' '■ ·. · Hier za.1 een driftig yvcraar zijn hoofd miflchien
weer over fchudden, en vraagen waar toe dat men zulke vertellingen voor de Andersgezinden ten toon Helt: die toch genoeg over de fabelen van fommige Katohjlce Schrijvers vallen , en in 't ophaalen van zulke kaligheden groeyen. Maar ik zal vraagen - Waarom zulke fabelen gefchreeven, 4oor Keurmees- ters der boeken goedgekeurd, in 't licht gegeeven > ^ouw men alle fabelen maar ongemerkt en onbe- 'traft laatendóorfch'ieten, dan waar onze Godsdienft ' wel haart rondom met fabelen en grollen behangen «n» in allen geval Ie,'t is al zoo goed dat ze van Kato- ''JKe bchrijvers tegenfproken worden, als van Air- jersgezinde : dan zien de laatften noch dat zulke ^Dkelfchriften, en oudewijfs praatjes, by Katolij- «en vnri kennis alzöo weinig ingang vinden, als by nen. _ Mogten fommige; Geefklij ken, die de Lee- "" in hunne gefchri'ften , en de Toehoorders in ounne predjkaatzien, met zulke babbelpraat ophou- _ctI, eens een; beter bevatting van zaaken krijgen· nienzouw het zoo dik wils niet hooren vertellen da? c Andersgezinden, fommige boeken leezende, of ^.Predikaatzien van dien of dien Pater, 't zy h;er nnijrabandgeho.ort hebbende, zoodanig over zulke 0,^eri,mtheden vallen. Λ 0 £ AL
|
||||
%18 Oudheden e^ Gestichten
Albertus, de 11 Abc. $a -Wibrandos geeft een {fetiig man/ ^m
Aibercus genaamb / ïjet behnnb geboert ψφ $e Qcílíge man í$ beriiiaarb gefcoeefï boo^ ïjtt boen ban míra&elcii; en toa$ ^eec ïjejüg ban febrii. 5®aac boaj fë íjet gefeíjsebt bat ορ 3íln ïiloofïa: m 51)11 bolít bermeeebert en bede iMíísttt tot (jet fcloofïeiip ïeben aangenomen Jjeeft, ©ierijalbe íníerDt gn genöotjaaftt een groter Ra#eile te boutoèn/ Oetoeilie De fcQoïe genoemt tuierö.:■ bjant öe nieutoe aauftameu'ii' gen / en be jongee 25joeb.ei$ / na bat 3e in öc ilooöe fcgolc op öe (Satijnfcöe) fpiaanïtnnji lang genoeg geflnoeett fjaDöeti / gíngen iw öerïjanb ín öie g^oote ttapdle te fefjole j tsaar |un be B$e Énnfïen en 't üeenelp fóttytplm' tigïp boö^geïee5en toieröen. 3Paar 000.3$'t gefefjteöt öflt ïjfo mannen tooonöen/ öie m alierljanöe iöetenfeïjapjjen erbaren haaren; m ganfcf) ^íe^íanís öooj ïjirnm geleeebíjetf htb ïigtteiii 300 aïg Ujtit öe onbe fcfeiften en bw feen/ Díe in be^e $\mt$ gefe&eeben 3ÍJ11/ han betoee3cn too^ben; Order der 3fnt bijföt iaat? ban öee^en-fC&c jjeeft öc tóiiinc- 0jöec öec jtfÉinnefyoeöeren een begin geno; broederen ^j .< fa ^ yfitffo jm% ftm ^m tCQtmi^ í§
&mcllt' öe Wty te €t§ht / ban be Cíffercí-oj&er/
begonnen, #tier3UÏn^ 5911 3e seet: berlmoït istoei&en peggen / of iieber toornen / bat De fbon ban Ce^ne ijet onbfïe ^ernarbgncr «loofïec ban ganfcijli^ieglanö 'if; en ban ow jen mfo$Q;./ &, Bernardus, gebOWbit of &fi
joeijt (φ gefoeefí.
ν g^se Beíïige f8ö£ Albertus, df jaaren ge
|
|||
viAN Groningen. 2x9
p$mt gefeÖenbe / f$ Op $. Catharinaas Dag iii't jaarixt6. u^tgeclebcn gefeïjeiDen ^aae
op $ 8ρ íieneffen^ 3fjnen boo^aat booj 't foogíáutaarbet genieibe bapeiïe/ 010 t'öan$ 3| S3ififcj)op$ barnet genoemt iwb/ beg^aben/ <Pocö naberganö 3ijn Jj'itniíe gebeenten met aïïe éerDieDigöeit in 't üapitteïjjnng oberge/ Wigboldus, d.c IIÍ Abc,
Wigboldus, be bettse Sfibt/ Jjeeft ïjet öe*
bmiö ben t$b ban ^o jaarett en 6 toeeisen ge* boeit. $&$ fijnen tijb ín 't jaat 12 ï 8» i$ 't ge* Öentt/ gefp ín De t'Jiamenfp^aata ban Ca?- fanus gebonben top?b/ bat De jee om eene on* cetöiebigöeit / Öie 't ïloogtoaarbig ^aftrament ín 't gn$è ban een ojonben ®$it$/ met naa* me ïííampbecïjter / baar nn Jet isloofiee ban ïtittoett fïaat/aangebaan toa$/, gaafce paaien öoo^geb^oben geeft: ^oobaníg bat 5e beeíe íán* öttgen in Deje gefoefïen onber matet 3ette» ganfcge Dompen bermeibe j fïeene berben om bette ftneet * en meet a$ JfpnDerb Du!3enö ttienfcöen om 't ieben &agt: toant öe seegoï* üen gingen 300 öoog /"' öat 5£ 't öoogfïe ban öe toten^ fejjeehen te bebehben. 3fa aan eene pöb^ncgtige jpefyoubi / te toeetèn be moe* ïm$ 3ufïet ban ben UU Wigboldus, t$ een üetopenbanns gebaan bat be golben tot&en* ïen toe geïoopen sóuDeti geöben; ten foaare 3ulbá boo^ be boojfp^aaft ban be Hoebet <0oö$ Maria geïe^íoaar getoeefï: ^íe ttn§ toat een 3b3aate jltaffe bat 'et gepïeegt toojb obét eene «etbieöigljeit tegen 't ^oogtoaarbígfïe ^a= arament! ®e 3!bt Wigboldus geeft In 't bertfenbe
|
||||
2 20 Oudheden en Gestichten
Het kioos- jaar $nwKt$tztmQttiútt bt<êem§ ctmUbty
ter Qods gc|íïci)t / <6.ab$ feíjoíe of aoda$ §fíe genaamb/ ftichtgc ^melfte 0113e eerfïe bocijter i$ gemeeft, Φαί! Öeeft i)g> ijet gjondmerft geïeit ban 005c Mo$p ternerat■·,' fythbenhc bat merb begonnen in't jaar 1^24 , ais 't nlooftec tn tint szotyt at» tnoebe tQa$. %n deeb 3e öoo; ben öienfï ban renen ?£êbeb;oebcr eben tm§ maaben aí$ de fcerb ban Ülanrbah bie öoo? on^en Bader/ ben ï|. Bemardus, opgeboubjt fcua$ ^e ge* melde 3Ubcfyorbet fcüicrb tenbien einde/ met fijnen 500η/ naat* * ïitaarbaï gesondenj om 'tgeboütti fcan díe neen/ demeinc 50a al$ men 5eide niet eene npterfle ïumff gcinaobt toa£/ op te neenien. Sm hit reben Ijecft be gemelöe Meftebjoeder een begjaaffení^ ín öe nern gebrek gen: 'ttuemtot nocï) toe aan geenelí oren/ w níet andcr$ aï$ aan 23iffeijO|jpen / bergunt i§ getoeefï. i|n legt öegjaben aan ben ingang derberbe/ aanbebjefenbCi geboende een 3aríí on 3ijn g^af leggen* %£ Ö^ft|!ï 't l ? fa** 30nei' regeerínge W
W)&$ ban <&$b§ fcijoïc / oase ecrfïe dochter / gefïicöt: 3ijnae bc $ut ban $&mfyumm de oo&aaft ban öèese fiicljting gemeefï. haaren* boben httft ön ben brrnmarben Ricbardus, een geboot^n 4gngtf$nian./ bie maadp een j&eefïereneen Ifetbg man ma$/ tot Ijtt boen ban be bioojïergeiofrcn aangenomen ; en $ 3ijn eerfïe Bader of lubt getaeefï. • φρ bee^en tíjb biaá be gob^btenftígïjeít ín jjaare bolle beacijt f mant fomnnge ij&ow mbftot;/ 3οααΙ$'εν beeïjaalt mo^d/ maren 300 eenboqbig bat 3e jjunne bakenen fomtíjí^ aan de fïraalen ber 3onne opgingen/ níet be^ * Andere Kleryau*.
|
||||
VAN GitONlNÖEv. 2 2 j
let toe etende of 't maren ïange fïaanen. ©n$
ίο ö0 mare ban &im fjeífíg ieben tngd rit 3p berf&eidt» 3oo0aiiig"öat beeie perfbotteti daar 000,? ongemene 30» om de Öed^ieggeïpijedeï! dcscg Ieben£ t'eeneinaaï te beriaaten.,$an díe getal i$ gebjeefï ^ t Emanud , $Bifffyop m 0$aaf ban fóremoue % demeïne ten dien einde tipt Stahe gerwaaetsS genomen i$. <£tiibeigft ijdeaïöt Wigboidus ín 't jaar 1241, '£daag£ ria^, Agatha, ban Sier gefefieiden; en„iii ougS ïtapittci öeg;abem Eylwerdus, de I V Abt.
%\\ de plaat^ ban Wigboidus i'á geftomeif
Eylwerdus·, öetoelae tmaaff jaaren en bijftien toe enen Ubt ip getoeeft; en 't optimmeren ban öe boomoemdc hern 3eer Öenbert ijeeft. §» tnierö daar in gegolden doo; 2.00 aearü^oederg: fjeó* öende aiicg cbdenteip pefc&ht / en al$ ge- reed gc3et/ naarde brrfríjeidendíjeít der mer^ Ren/ die5etcdoenijaddeii. J&aargn tua£ wiet minder· öe5Pigd booi 't onderhouden ban de feïoofierïtjae tneljt/ ais boo^ 't oplaaien ban de tnuuren, «©it toa$ oon aantnerneiijö dat de fíeeneii/ tot íjet opmet5e!en ban de nern/ «iet gedragen tiaejj geftrodeiitnierdêii: maar de ïioiiberfeu / op eene rn fïaande/ toieruen 3e malkander toe: die dan ban den faatfien nef< ffcng den «tuur nerrgefcft toierdm Eylwer* diuTiji oefïQ,2ben den z8 jfen/ 3rjöde belader ban ongebaac honderd jèoutiinueii, U\k§ rot ïof uan«0adt/ die ge3egent i$ ín der eeu* imgljett/ filmen. í AHircr , ónder de geleerde mannen van Aáeweit,ijJ kree-
«er iran dc2e ι vree Majiiukken geiproken worden» Egber-
|
||||
......I...W.... .,B.. . . . ι. ..., ι i^mm-m^^i^f
|
||||||||
ïi% Oudheden en Cjesti€hten
Egbertus, de V Abt:.
j^a öe öooö ban Eylwcrdus $ Öe ewtóear*
öige man Egbertus «©berfïe 0ctó^öcn: öefoek fcein'ttmeeöe jaar/ na öatgct optimmeren ban öc ftei'tt begonnen fcbag!/ btjftien outaaren öeeïï ïntoijöétn löan öe5cn Egbertus fcesa^ Öoo^ on* 3CI1 Richardus tJOO^Cït öat BgÜÖt 3OUÖ0 töO^'
öcn/ maar niet lang 3öuöc leebem ©it $
ooft alöisiS gefegteöt: mant ï)g;'8>?eft 5ön ampt ïiict langer belileeot aï£ öcn tïjö ban 3 jaaren; ten té öett 7 3(unp ín een Ijoognn ouöecöoni / tn baï ban öeugben/ cbcrïeöem Eppo, de V I Abc.
Eppo, IBt getouwen/ geeft bíjftíen toefc'
ïten mtnöer a!$ bijf jaaren gerc^eerc, 3[n 't ieerfïc jaar3ijneraanfMiinge geeft önjjet^on* mUoofctt batlMariaaskamp tefUflTen 0efïïCljt|
öocö in 3ün tfcöeeöe jaar/ $nU {jet laar öeg
'$|ecre 12.58, fïsci)te jjjg öc Slööp ter g\ Bene-. diftus te * jlÉente^né/ of Ceriimnt / toeifté übui? 0113e tbjeeöe öocgter $ $ttnw% ©aar op i| öc ^bt Ehatus, met ttoaalf S^oeöeren/ op öen öag öer #berboerin0c laan g>. Bene- diftus naar J&enternc sc5onöeny om 'er bc5it ban öe Hbb% te neemem ^ít 31 jn ös uáamen öer ttoaaïf S^oeöereti: ^oe&er Eppo , u Ifèinterbmlö gebooreiij 2$;oeÖee Tetardus, i^oeöer Wigboidusj^oeDer Heylke, öe<$w öerp^ i ^ocöer Ludolphus, öe ojmerffr Üclöermeejïer ·, íB^oeoer Heiko , öc tmeeOe hangers ^oeöcr Syardus, öe J^iori ptw • Van beiie <l*c7.e kloofters xalbeneáf;» geíórokcn worde»
|
||||||||
V Αν GröNÏNGEnt. 2 2j
bèr Fiideberrus, öe f IMeeröetoaarÖee; <&ïmï
öer Emleko, öeDoodengeri ^ocöecLtidoi-* phus, öe Jfóeefter oer nieutoe SSaiiftomdin* gen; S^oeöerSikko, <&ia£tetr. ©acjjöenaa* men öcr Honberfen 5J11 opgefcfeeeben ín ïjtt ï$oth öe$ %tbm$. Jfóaar ín 't 12199, op Den öag ban öen J|. $tai$ en jï&arteiaar Stepha- nus, $ get gemelöelionbentban jjEentertoaïör ticcjplaatff en ter <g>. Benediaus, te |&enter« ne/ obergeö#3gt: 5gnöe öe eerfïe ö^ie SH&ten in öe eerfígefïstfjte píaat^/ öitmen 3eísere íía^ yéí te jéentertoaiö/ Öenjaben : toelfte- líapél t'gai$ onöer Öe 3oute toeteren ban öen <B»nï* Sangen ttjb öaar na geeft bc ï^eer Boyn-
gas, bt jebenttenöe Ubt ban 't gemeioe nïoo^f ter/ öesdbe 3liÖDn níet aliren ín 't fyöeïpê maar ooit ín st geefteipe gerbo^nit: 300 a{$ aïïe öe ïtíoofter^ ban $Me$ianö (te toeeten ban öeCifierti ojöer; öoo^ gem ín 't geeftefpe ger* bo;mi; toieeöen., ^e reden toa$ / Dat fjp öoo? 't algemeen Hapitteï tot 35e5igttger en fóont* mif)'ar$ ober aï!e öe $5ernarö#ncr ftíoofïer^ ban £tye.?Iano aangefïeit toap, $ocg geeft Ö» fjet fciocfier/ Dat öe HPecrelölpe jj&ou* níhlien te ^íbefte !oa gaööen/ onöer on3e <£%>- öcr geö;agt: en geeft Jet 30a öefleit Öat ijet $aniicnïoofter teCepe/ 'rtocln onöer onö op3í0t $!agt te fïaati/ boo?taan onöcr getop* 3igt en betuinö ban 't gemeiöe ftloojicr te βύ öche-ïoo 50110e liaan; toaïïenöe gun öe gmijï ooen ban ooit een 3ener faoit ban een Mcip terfcljap te ijeöben, ^ii5e certoaaröigeüot/ öe geer EpPo, $ t De KJccrbewaardcr fireft níet alleen de kleederen ín zijne
Ocwaringjr , mxit ook de fcliátklft, cu de juwccJcu, ober*
|
||||
Itáf Aantekeningen θ ρ »ε
pbecle&cn in 't mt χ ι6ι, op öen öag ban ben
ï|t ^iffcflop Albuinus.
AANTEKENING.
Daar ftaat niet bý op welke een wijze dat de Ci-
nercirmonnikken dit kloöfter der weereldlijke Ka- nonnikken in bezit gekreegen hébben. Ik wil geloo- ven dat. de gemelde Kanonnikken niet om hunne deugden üyt het bezit van't kloolter zijn gezet. Ook 7.0UW het met wederzijdfch genoegen en overleg konnen gefchiedt zijn. Dat zal ik dan daar laateiij maar noch eens de aanmerking te pas brenger) , daar ik reeds boven begonnen. heb ; zonder dat Ík dit op de Monnikken van Adewert paffen wil. Ut wil het ook zeer gaarne toeftaan, gelijk ik reeds toe- geftaao heb, dat dit verdrijven van loííe eh ongebon- dene Monnikken , of van Kanonnikken , dikwtis om zeer goede redenen gefchiedc is; en dat men t zulk ilag van Monnikken en Kanonnikken wel gun- nen mag, Maar ik zeg noch eens, gelijk ik boven reeds aangewezen heb, dát'eríbmtïjds andere uizig- ten, eigen baatzucht, ja liften bedrog, onderga fpeelt hebben: maar voor al, dat het de nieuwe Mon* nikken dik wils niet nút is ge weeft, op zoo eene wij- ze in 't bezit van rijke kloofters of Konventen te koomen: dewijl zy, daar overvloed van alles viOj dende, en fchielïjk rijk geworden, allengskens in de welluftigheden begoften fmaak te krijgen. Ik «Ij het op 't geldof van bekende Hiftorifchriivers. In- dien zulke Hiftorífchrijvers liegen , of de waarhol verdonkeren , dat moet op hunne rekening koomen. Zoo leeft men dan by Pofydérüs * Vergehm .dat oc weereldichë friefters te Durham door den Bitlcnol· Willem gedwongen wierden uythun Konvent te ver- trekken · en voor een deel Monnikken , die nu öpentlijk op rijkdommen vlamden, en de eenzaam- heit verlieten, op te ftaan. Maar eenige jaaren « voore, te weeren onder Koning k-Edgarus, hadι aaj. verdrijven van wee'reldfche Kanonnikken , om öun- ne plaatzen met Monnikken te vullen, veel meer m 4 In Guilelmo Gonqusftoré.
* Hift. Ang»· M>. 6, ίγ]φ%
|
|||
BfSCHRTVINS VAN GR0NIN«EM« Zlf
y.wang gegaan, en was als de mode geworden. ,Jiiyíí
was 'er toen in Engeland -een goed getal ván vroo- pie Monnikken ; als onder anderen Ethetu)oldm\ Duiifianus,, Ofwaldui; die ook alle drie· BiíTchoppeni wierden. En daar by,_waren d'er nöèh vèricheide weieldfche Prieiters, die wijf en kinderen hadden· en 't gebod van, hunne Vrouwen te verlaaten voor onredelijk hielden. Zoo wierden de weereldlche Prieuers. dan , nu hier nu daar, en fchier over al uyt hunne Konventen gezet, en Monnikken 'm hüa* »e plaatzen gezonden. Maar wat zegt *er. de gemel- de Schrijver" op? „ .Zoo hebben de IVlonnikken ., zegt hy, in .afje. plaatzeri , als of zy 'er recht toe „ hadden , onmatige, rijkdommen beginnen te ver- „ gaderen;,'t,weik hunne nazaaten ichadelijk is ge- ,, weeftv want zoo laug als de Monnikken zich aí- „ leenelijk rnet de Goddelijke dingen bemoeiden·· >, en de eenzaamheit, daar zy den < naam van ge- n kreeg en hebben , beminden j, zoo paften zy zeer ,) wel op't onderhouden van't kloofterlijk kvtti. η Maar zoo ras als 't fiun.geluil heeftdèrenzaam- »i heit te verlaaten , by veele menfchenom ie gaan 5> en rijkdommen aan. te neemeri · zijn ze, meer ais i, iiien gelooven .zouw, van hunne voorzaaten af- «, K-wecken. „. Men deiike niet dat hy 't alleen op de Monnikken geladen heeft; de weereldfche Pries- ters krijgen ook huniie beurt.; £n ,hy toont dat de h'efde der .rijkdommen Hen insgelijks, óp veele plaat- een, bedorven heeft. Dit raakt noch maar Λ gees* ieïïjke fchade^ die de Monnikken door dat bejroo· 'ïien van een anders rijkdommen geleden hebben: ik inoet noch een fkaltje vari 't bedrog, dát'ér fora- ííjds onder ííep ^opleveren., ... , . f De gemelde weereldfche Prieirers, dus verdree-
yctV cn genoegzaam tot den bcdelzak gebragt, kos- tcn t.niet harden of lijden dát ze.deMonüikken dqs °P hun.goedje zagen teercri ,, én de handen aan hun- "e mkomften flaan. Zy fpannen 't zamen; brengen |e zaak voor'i gerecht en klaageu over ongelijk ; 3e ^echters koomen by malkander; maar, 't géén aange- ««merkt dient, houden den rechisd'ag 'm h MonnilK <■ Mo'nnik in.'t GrHféh Monachoi, hetckcat iemand Úit
" « feataainlicrt wooau |
||||
T^™
|
|||||
t%6 Aantekeningen op β ε
ken Konvent te Winchéfter/ De grootfte hoop van
de Rechters , door de redenen der weereldfche Pries- teren overgehaald, begoital tot dezelve Prieiters over ίε hellen , en van wederom geeven te fpreeken. Maar fchielijk wierd 'er.eene.ftem gehoort, leggende: Die't met de weereldfche Priefiers houden Rebben ongelijk. In de kamer, daar 'ze vergaderd zaten , ftond een Krncifix ; en de ftem fcheen uyt den mond van dat Kra- cifix voort te koomen. Toen was het pleiten en ftem- men uyt: daar Cbriflus fprak , moeiten de Priefters en hunne begunftigers zwijgen. Daar waren d'er evenwel die arg dogten ; en van gevoelen waren dat 'er een kunltje onder geípeelt had : de menfehen waren toen ook menfehen \ en hadden hunne reden en veritand. Maar wie zoude het hart gehad hebben van zoo een mirakel opentlijk tegen te fpreeken? Zoo hebben dan de meelie Rechters geoordeelt
dat de weereldfche Prierters verongelijkt waren; en de Monnikken niet gerechtigt om in't bezit van een andermans goed'te blijven: en de Monnikken zagen d'er níet door te komen, als door bedrog; die lijn al vroeg door de rijkdommen bekoort geweeft. \ Hendrik Koning van Engeland s de tweede van
dien naam , deed de weereldfche Prierters Ook ver- huyzen , en hun kollegie dat ze te Waltham hadden met inkomiten met al verlaaten , om 'er Reguliere Kanonuikken In te brengen. Daar word van geen fchand^Hjk of ontuchtig leven van die weereldfche Priefters gefproken ; en de Koning was juyft zoo fijn ■e'n' heilig niet,dat hyzich des gekreuntzoude hebben. Maar, 200 als Polydorus d Fetgïliui de zaak weder* om Verhaalt, de Koning had eene gelofte gedaan dat j hy een klooiler zoude ftichten;doch hy fcheidde niet gaarne van geld. Om 'er eenigzitis met eereen z«n" der geld te fchieten uyt te komen, zag hy den Paus* felijken Legaat, en eenige Bifíchoppen·, op tijnë'ffff te krijgen : en deed de weereldfche Priefters uyt het 1 gemelde kollegie vertrekken, om plaats te maaken voor Reguliere Kanonnikken, Daar had men da» een Konvent, van Religieuzen bewoond; dat koii' de, zoo als hy % begreep , of begreepen wilde heb* ben, voor het ftichten van een klooiler verftrekkeii. d InHeuricoI I. > - |
|||||
Beschrývíng van Groningen. 227
Én, om den naam niet te hebben dat hy't uyt gie-
righeit zoo verzonnen had; gaf hy zijn woord dat hy dit nieuwe Konvent rijkelijk begiftigen zouw : maar dat begiftigen zoude weder geld gekoir hebben- en daar is niets, of zeer weinig, van ai dat beloo- ven gekomen. Zoo beflüit ik dan, 't geen ik opgenomen had,dat
ï\i\k uytzerten- van de eerfte en oudfte Monnikken» of weereldfche Konnonnikken, altijd met zoo zui- ver een Ínzigf niet toegegaan is als men deed gelden. Vorder, als 't al met een zuiver iiuigt gefchiedt was , dat'er de nieuwe Monriikkeu, naar't geeilelijke, niet altijd wel by gedaan hebben. ■ Om'cf dit by tè voegen; deeze verkeerdheit van
j'nv.igten heeft niet alleen fomwijlen plaats gehad in bet verdrijven van ongebondene Monnikken en wee- feldfche KanonnjKken , maar ook in 't afzetten van Iiiilchoppen. Dat afzetten wierd doorgaans met den fchijn van yver bekleedt; én is fomrijds ook uyt een rechten yver gefchiedt: maar dik wils zat'er wat an- ders achter. Dáár omtrent ware een oneindig getal van bewijzen op te geeven : ik wil 'er flegts een of twee, die ik als by der hand heb, uyt den hoop uyt- kiezen. Onder e Willem /, Koning van Engeland, waren d'er Kardinaalen met den tijtel en de magt van Paufrelijke Legaaten in Engeland aangekomen ; om <^n (laat van den Chrifíelijken Godsdienít aldaar op fe neemen, en 't geen verbeteringe van noode had te verbeteren. Als 'er dan een pJegtigc vergadering te Wínchefter
flehouden wierd, heeft gemelde Koning het zori be- fciiikt dat'er verfcheidene Biifchoppen en Abten van eetiige ongeregeldheden befchuldigt, en door de Sy- node afgezet wierden. Dat is immers een billijke zaak, zal iemand zeggen ; en de kerkelijke wetten gillen ondeugende Biffchoppen en Abten afgezet nebben. ík wil die Abten of BifTchoppen níet voor· Jpreeken ; en ik zal 't onderftellen dat zy /t wel ver- eent hadden:,maar volgens fommjge Schrijvers zag |e Koning op wat anders, als op het frraffen van Ipnchoppelijke zonden. WUlem ί was 'm Norrriari- öfe gebooren ; en had het rijk van Engeland mét * Pelydor, Vergil. ia Quilclm. Concj, |
||||
%ïs Oudheden en Gestichten
3en degen in den vuyrt verovert. Daar hy maar dè
nmirte gelegendheit had, deed hy deEngelfchen ach* ter (taan ν e» hielp de Noormannen en Uytlanders voort. Dit meenen zy dat hier ook zijn inz/gt is ge- Weeft : althans zijn de plaateen der afgezette Bis- fchoppen en Abten , altemaal Engelfchen , door Noormannen of Uytlanders gevult Niet lang daar nae wierd 'er onder 't opzfgt van
ƒ Lmfrancus, Aartsbifichop van Kantelberg, een Sy- node te Londen gehouden : daar Wulfianut, Bis- Ichop van Worchefter , oók tegenwoordig was, hanfrancus was een geleerd, yverig, en deugdzaam man: maar deugdzaamheit ís noch geen volmaakt· heit. Hy zeide, tVulflanUs was een ongeleerd pcr- foon, en vervolgens onbequaam om zoo eene hoo* ge pcril te bèkleeden: en hy bragt het 7,00 verre dat hy afgezet wierd. Maar de knoop lag daar niet: ΨΦ fianus was een gebooren Engelsman : en KoningJf*'- lem, zoo afs de menfehen het doorgaans begreepen, was beter met eenen Noorman gedient. Maar hoe dat Wulfianus, die als een vroom en heilig man ge· preezen word, zijne waardigheit door een wónder- teken behouden heeft, kan by de Hiftorifchrijver» iiagezien worden. ƒ Ibidem.
Geykó, de V I ï Abt.
j£a öe öqöö hm Èppo f$Gèyka tot löt 0#
totem bic niet langer aï$ ft§ jaaren 3Jjn ampt örsretro ijeeft/ m hofibaav nae geflo^ ben φ "%ulUf\M$ !)cm bco^eitöoo^ Den gei' lioxn man Richardus, toten Jjg oor öe 000?» gefloten fyttfL %®mt Richardus ïfaö aèn tW t'jjÍ&omiíRften boordt bat 3e abten jonnen tooien; maat? oat neen ban btimn oe ou^f* ber |&οήηίκϋεη 50110e Rebben; 't fcoeift m& $ytie boo?3£gömg ngrgcbalïcn if Φ( iemand tocgen^ get fytüiQ leten tíoti
f Aan deczen Gcyko, eu aan Egbertus die do vijfde Abt «
h Rjchar· |
|||||
-■-■■'■
|
|||||
van Groningen 22^
*Richnrdus, en toegen^ öe fcöonöette&enen bit
5e J|eer öoo? ïjtm 300 in ýjn íeiien alp na 3tjn öooö ugtgetoerat ijeeft / öiecösr bcfrljetö toenfeijte te öeööen» öie tet$z oen tnfjonö üg#ii $n ieben/ Öie ín rijm en onrpi op 31111 {pint? kröeeföing fïaat: fcoant a!íe$ íjíer Sri te Iafléti 50UÖC 01$ hjerïi ai te gjoot maaien j&aar iaat; 3a! men 3onneMaar 31'en öat §ρ jn dïle$ tot ten boimaant boo^eeiö ban fjeíiígíjeít, l)€tft beefïreïit»· en ín ajle toetenfegappen 3eeu beö^eeben $ getoeeft. ^a öat fjg Den (few» ín Dít nlpofiee öettfig jaaeen/ en langer/ bp Dag en ög naeijt ín alle neö^gjjeit geöient gaf; $ ij? etnöeip in een jjoogen onöeröom / en gcnoeg3aam ugtgeleefö/ gefïo^ben ín 't jaae nd(5. ote öat ög ín 't níoofïer qmm/ i«a$ fep te $ar|$ See^meefïer- geíoeefí, Sij» iícjjanm $ fcoo^ 't portaal öer tone neffen^jjet Deelb ban öe fgïïeeöeihgfïe j&aagö öegjaabeiu maai* 't 5eöert 3tjn 3ííne gebeenten binnen 9t l*&#\ttz\l}n%$ gefyagt; en op §et oittaar φ te/ aï$ reiignieti/ mt g^oote eerbjeöigïjeit geplaatfï. ®ttöer dit 3eïben Bate Geyko, ín 't jaai' U65/ í^ 0.113e iierft te ^. Bernards Op 3iÖe*
ter/ met öet g?oote ontaar en bijf anöere
outaaren/ piegtigee tofee ingefcujöt. 3Ν#* tníiúhen fiepft 6ρ öe ianöergen / tot 3ettere ïanotljoebe te €ber$fcooit beijoorenöe/ ban öe öurgerge ban gut'Diaren genocöt: aan foeïne taijfjoebe öe 2£ifTcijop naöerflanö/ (ü§ ög öe «irutoe napeííe fïonö ín teioiföen/ om öeber* ýi&Mjfiljeit öer pïaat3e/ ben naam öeefc ge* . Ik fchrijf airije! Richardus , hocVel c?^t't i» Lari/n a/tijd
^garáus ftaac; om dat hy een Engc/smao was , daar Richar- «es of Rjcardus eea bekende naam is. VmnAliw. Ρ 3 geeben
|
||||
Ï3G Oudheden en Gestichten
gceben ban β. Bernards Hof; met 45- bagen aflaat/ 'booj Díe be genieïae gïaat^ öu^ noe* men scmisen. Geiko i$ ban gier berfiu|*fl o$j $. Vicus abonb/ iu 't jaar 12.68. Eggerdus, de V ï II Abt.
3» Gei koos plaatst tuiert tot HBfc gehoon
ren Eggerdus · bie 'tft onbént negentien jaaren f lang geeft befííert gjfn 3ijn eerfïe jaar öceö ÖS1 bc flaaggïeatf ber jfóofnnil&en maafeen-, en αψ díe gemaakt iua#/ geeft Jjg bc SI&Dg bantiíeuto£ opgetmimert· ^aarenöoben öeeb gu een nopere bjafegbat gieten/ eii-getboo; bc eet3aaï setten; op bat be b?ocöer|/ naar I 't outaar of be tafel gaaiibe/ gunne ganbrti baar eerfï afbiaffcgen 3onben. #g battSiaW Hat fiohöen bee3ebeer3en met een ^omeinfcM letter geftgieeben: §ordes mentales magis ablue quam manuales:
Inficiunt tales quia plus quam materiales: Hoc non carnales fapiunt, fed fpirituales. 3®aar mebe 3$. bermaant ioietben / n\t®
M&tqtji te 3jjn boo? 't aftoaffcgen ban De \w \miM%t al^ ban be ngttoeiibige bniu'gge&en:. I behííjïlie iniaenoige ben menfcïj meer Í00 ten Dan be tintlöenöjge <©ocíj/ boIgt'erW ber/ De bïeeffctjeïpe meujfcgen begrijpen ölt niet ι maar be geefÏeïíjiíe tod. Φοϊί geeft gg ín 't &002 ber ïtoiibetfen etf1
pdöt ïmi0 met 3cer g^ootc reïiquien (ban f % IriiögO opgerecgt: meliie reïiquien / 3G0 m§ sebergaalen/eencnSenebjoeder/ bittf* mt\M%$ geefïi»a$/ toegeffeolten geööen, I |
|||
van Groningen, 23χ
$eggenbe bat gg (be <$efenigffc} οϊπ gem ban
öe eeubjige boob te beb^jben/ beel meer gek* bm gab aï$ gg booibe beliöontigeti íeeb, *βίη* Öeïp i£ Eggerdus üVt jaar 1287, op <g>. Αιώ-
broílus b00/ ín ben í|eere geruft
|
||||||
Hercbrandus, de IX Abc.
f
©aar 0#$ Herebrandus *MU geÖJO|ben j en
fjreft Díe toaarbíggeít bentijb ban haaren De*
Mttbt. ^aar bjo$b nietg ban 3tjne berrieg* tingen gebonben/ bat bergaaïen^ Stsaarbig 3$; ijoeM'er ten minfïe níet aan getííJijfelttuoib °f Ö^Saï 3ÍCO ïoffelp ín 3gne regeednge ge- beten geöben. % $ ben bijfben december 1191 · ügt get teben bergy^fij en ín oné ft» pttteïbeg^aben. Rippcrtus, de X Abt.
Rippertus, be tienbe 3Cöf: / geeft een jaar/
op öcjfjt hjeenen mt/ geregeert, ^et lenen om öec5en man t$ eertoaarbíg en aïle3ít$ ïof* 9m gebjeefï. ^00 bat gg/ gelp 'er * ge* Weben fïaat / binnen aojten φ bolmaaht »£$»en 3ijnbe / beeïe jaaren geeft geleeft* ^;n bat gg boo^ een ontijbtge boob toegge* vm imerö 5 geeft gg beeïe bingen/ bte gg öQo^cnomen gab / aan 3gne na3aaten ober* Piaaten. $g ίφ gefloten ín 't jaar izpz , Maag^na^, Mauritius bag.
Albercus, de X I Abc.
feil*n■ Ripper» jpfoatf geftomen/
W get öebjinb met ïanger geboert a$ j 3 *. Bock der Wijshcit 4.1 j.
p 4 íaee-
|
||||||
%$2. Oudheden en Gestichte
toeeïtein ^a« öeejcti UU too$ bergaaït ba$
Bg mirakelen geeft gebaan j gebbenbe een me* ïaatfcg menfcö fcooi be poo^t öer ISöbge ge* tteeseif. $oeg tíínbt nten in get t ^ienfiooeft ban Φ God$ Schoietoeggn^toe^n W&Qtfcfyw ben bat al$ gn »pt Jet Iebi^fc|jeib&e/ sefere Bonne in 't Moofïer ban 4- Ípeetfjti^en/ ge lijft gaar &eï meer geöeuröe/ ín Den geefï Op &ctrQftliett"toferïh $uO|t^ bat 35/ a!# fjaac liieelegegemiemffim fcerojien&aart toterben/ οοδ' «aar bee5en tobt ban ^beters: öegófl te fyaa* ©mi maar bat gaar ban «teb^tóege geant' Êttoö^öt iöicrö; toat b^aagt gi* «aar getn\ Ore Dan Haag in'tmtlfcljap ber öemelfröe burgergc geifömtn í^ i en be fcroon 3per beröiertftóö J Mitbangen geeft I Paar ϋρ floeg 3$ gaareoo? gen naar ben gemeï; en $ag girni b^engDe 18 fyijbm onber Jet to^ bet engelen, i^tt Itiï οοδ 3ecr bsemig/of nien ftteeg 'er Öe tgbing ööt bte bjoome en recgt3ínníge $|eer in ben igetti elïtflapen toa$: 3pbe gefïo^en ben tv&* tmútt/'φ baag£ naftThomae, en in^clf* δε laar a!$ 3ÍJ11 Doo^aat öe toeereib itórlaaten gab, Jtëeii 3fgt bat gg éerfï 2üöt $ getoet ban Gods Schoie j en bat amgt öenieebeiJbe tot SCöt ban ^betoert geftooren ί& |
|||||
t i»*t Latijn ftaáí, in miiMÍrerío Auie Dei; daar ik «^
^ndèrs weet van te'maaken. VeÝtaaLder,' φ Gods fchole was een Abdy , uyt die van Adewert osatrftf
liet jaar 112S. voortgefproten j en omtrent een ïialvc D«y£" iche myl van de ftad Aunk geltgen. Zy was dus genaamd, om dat men daar Godt Jecrde dienen. En , om dat «e te ïie ftend, ^ierd reoofede Abdy van Y/c genoemt. '? ' ; I Meeihuyzcn was een Nonneklooiter,. ook soo verre,
maar aan den anderen kant, van Aurik gelegen. £mml^ Rer. Frif, lib, 9» pag, 136. vr' ' > ' Hen-
|
|||||
VAN (5 KONING E ft. Z$%
Hënricus I, de XII Abt.
Ja bat Albertus obetleben toag/ ett be
firoon öec Senielfcïje gïotie seteïp ontban* %m |jab; $ Hënricus tot Höt beröooren; en ïpfc mum jaaten geregeerd 3« 't jaar 129 7. ligt gg een g^oot 5i'e^eiiQup^/ met een ïiaptlk en atitaar baae in/ boo^ be jüonmtai maaftem' ©ε kapel töierö ingeimjbt boo^ben boo#teffeu> l\m fóetEtpjelaat / 3|eet Emanuël, ^íffcljop en <$fea,af fcan $*temcme / en Seeraat ín beibe be fcfjteiï. mtp& fteer Emanuël fü&$ b00| 3i>
ne t^atiben/ tee geiegenbgeit banbe pattg*
fcfja^pen bie ín 3[tane ín stoang gíngen / met 3pe Ij^ienben üpt 3ijne fïab en 3jjn ^abetlanb fceru^e^en, igeö&enbe ban jfln Éabetlanb ugt 3»ibece ïiefbe ban be tecjjtbaatbigjjett berïaa* m$ 4 ÖR ín onje löbg ban 3£bebwt aange* ííomenj betoeï&e toen/ bjegen$ be gobfeneg* ti'gjjefc bet ^Jèomjinneii / ten jjoogfïe beiv . maarb en baat ög 3?et bcsifttijn toa^: en baat m baíeíaaten lang/ metai!éöeïeefö9eitont*< . m\ti$ gemeefï. ffj? ijg naat 't geöeb geleibt &ierb/ geeft ögbe plaat£ 5ijnec beg^aaffeniffe inet5ijuen fïaf afgetenenti seggenbe/ Hier ís mijne ruftplaats in alle eeuwen der eeuwen: hier.
zal ik woonen: want ik heb haar verkooren. tg $ ooit op be^elfbe pïaat^ begjabeii; ïeg*
genbé ónber eene 0&: baat 59η af öeeibseH met get boïgenbe 0?affcï$ft op $aat: |
|||||||
Pf HIE&
|
|||||||
134 Aanteken ι ν ge ν ©ρ βε
HIER RUST EMANUEL, ΕΥ GODS
GENADE BISSCHOP VAN ERE-
MQNE , HOOGLEERAAR IN BEIDE
DE RECHTEN i DIE IN'T [AAR
ii**, OP DEN DAG VAN DEN H.
BISSCHOP EN BELYDER REMIGIUS,
OVERLEDEN IS. Zíj NE ZÏEL
MOET DOOR GODS BARMHERTIG,
HEIT IN VREDE RUSTEN.
AMEN-
Φοο^ 5ïjne fcevofenffcri jijn bult iwnbmn
gjefcgieöt/ tö$ jj^aac om teeoee tot oen ew toaaroigeiilSöt Henricus te fteeren: mehöient te toetten öat onöer gein een $eer g^oot mm* Μ t$ gefcgitot; ban öoebanig een inmWú poft ín 't ïïijoen ban ^* * Barbara geleden too^o %et befïonö Bier ín (ι) öat Setïjoofö ώη een ontfjaïfï perfoon / na öat öet hjeöetiaf jrjn ïicfjaam gi3et mjfj Öcn gemtföen möt Oooj öe beroíenfíen en geöeöenban ^'.Barbara aangefp^olten en gem φκ 3onöeu geöieeijt ïjeeft -3Wt 1$ gefrpöt al$ öe gemefoe SCöt «iet tfcöeeanöere m&ten/ te fcoeeten bmifólaar* fcatnp / en ^íoemïtamp / naar 't M$emem ÏUpMel m^öé, dnöeïp í$ Öe H&t Henricus
gefloten op öen öag ban öen %$Bif[clfl&
Albuinusï ín't jaar 1301« * Zie Mcmoirci de Xillemeöt peur THiih de J'£gHfc
lom. 5. p*it. if
. ... v ..
AAN. TEKgNIN G.
■.■■■■■■■' s '■ ■ ■■'.« ν : r.. II
i. De Lee/er ïal al gemerkt hebben dat de Schrij-
ver , die de?,e Levens der Abten opgefteit heeft t op het ftuk van mirakelen vry ligtgeloovig is. Ik wil }· . - ■ ■ '' ' ft heia.
|
||||
tl
|
||||
Beschryving van Groningen. 2*c
't hem ie» goede houden; hy was een Monnik: en
'de Munntkken , zegt α de meergemelde Polydorus Ver- giltm, houden\veelvan mirakelen; hoewel men evenwel alles op de rekening der Monnikken niet zetten mag: daar zijn ook andere Schrijvers genoeg, die zoo wel van mirakelen konnen zwetzen als de Monnikkén. Dit zeg ik niet dat ik alle mirakelen zou w willen ver- werpen : maar tegen een,dat waarlijk gefehieden kan, worden d'er wel duyzend vertelt, die niet beter zijn a!s het fprookje van dat hoofd, en van wijze men- fchen nytgelachen worden. Wat nu deeze vertelling belangt; die ziet daarop datS. Bgrbara niemand , die haar in zijn leven ge-eert zal hebben, volgens die Fabeldichters zonder biecht en berouw zal laaten fier- ven. De belachelijke ongerijmdheït van dat zeggen heb ik al vertoont in de/? Aantekeningen op het Stift van Utrecht. Belachelijke ongerijmdheït, zeg ik , indien 'er nochtans om gelachen mag worden, dat de menfchen door zulke ongerijmdheden in hunne ionden gekoeitert worden. En hoe gemeen zijn, zulke predrkaarzien , en zoogenaamde Aflaats- en Broederichaps boekjes, in deKatolijke landen j daar men den menfchen volle verzekering* c geeft dat men door het draagen van zoo of zoo een teken of broe- derfchaps-kleed, door het prevelen van eenige ge- beedjes, en ik weet niet waar door al meer, ver- zekert kan zijn van zijne zaligheit ? En zulke Predi- kers en predikaatzien blijven ongeftraft, zulke fchrif- ten en boekjes onverboden: ja gedrukt, en noch eens gedrukt, en vijf en zes maaien gedrukt, en ieder een 'fl de hand geftoken. Maar laat iemand, van wïen men zoo veel niet verdraagen kan , ςεη enkeld woordt- je zeggen of fchrijven dat men eenigzins misduiden tan , of liever met geen fchijn van reden misduiden Han maar misduiden wil. dan heeft men fchier geen kükzems genoeg, om zoo een Schrijver en gefcnrifc te verpletten. Ik zeg dat zulke predikaatzien en Rekjes onverboden blijven: want al zijn'er eenigen * ?°or een Synode of twee verboden, als.het verbod -■ ■ ι
« Monachi, qtjos miracula ileleftant, Hift, Angl, Jib. 7.
b Op't 1 deel, pag, 46?, 4<j4» c. Zie den Heer vaa E/pen. |
|||||
mei
|
|||||
2^6 OUDHEPEN EN 'GESTICHTEN
«iet regelrecht van noch höoger hand koomt, ém
word 'er weinig na gevraaagt. Wat nu het leven van S, Barbara belangt, dat
Soor deti Befchrijver van ' dexe levens aangehaalt Word, dat is niet beter als een Roman ; hoewel dat het, op 't ftuk van aardigheit, de tweede ziel vaii de Romans t miflehien noch flegter is. Daarover konnen $e gebelde Aantekeningen ook nagezien worden. Eyboldus, dé X II { abt.
Eyboldus, in'e fjeni bolgbe / geeft bier jaa>
ren/ op 5ê$ iuee&en nae/ geregeert: m fyttfi jet' outeac ban 00 ιι ooo j&aagbeu hom oen ïSiffcfiop Wido, tik een pfoomnü fan 0113e φβνν foaá/ íaaten infufjöem ϊ|ρ fiorf op ^U Antonius bag/ !Π 't jaar 1305·.
Eylardus, de XIV Abt.
>£ nasaat ban Eyboldus, p tuectrn Ey-
lardus, geeftöetftebiniXHJaaitn en cbei? 500 &ee!e fcoeeften geboeit. ?è$ 3pen tjjb $ et' een gioote (O 8ongec$noob in.#eoerinint$!anö ontdaan \ 300 bat be meefte ntenfcjjen uan 0^ fytlï öe3foee&c(i, · 3P>e goebettierene fiöt / julfci ftemerftenbe/ beeö ín tjaar 13! s* een pot ban ten toonber&aasje grootte maanen; m toelfiepot öageip^ tsooj be arme ïuiDen / op bat 3e tmt han gon'get 3onben f&rben / petaabje (*) en peuib;ucjfcen< geftooht toierben: en fosojb öie *' pot / m eeutoigc gebagtentffe ber 3afte/ nocö öebenbaag^öeioaact/ en^annseïe nw, ,(í0ê*n bertoont. ^OCf) geeft Eylardus op ^Bemards otttaa?
* Zy word aocfa tegenwoordig te Graningc in 't H. Gctfl*
liuys bewaart. '' . ' eet»
|
|||
¥ α ν' Groningen* 23 f
ten fêrug$ opgerregt > 't foeln beíïe mieaMeii geeft geöaan / m tt$tnfoúB0$ noclj boet. #oiï Itftft ïj^ fjeso^gt bat gpt outaar ín't ýt* |
||||||
aan öe noojb3ttbe ber te&e fïaat #at §ug|
ïjaööenbe 5Céneöjoeber#/ tertogte bat ög naar 't ügemeen liapitteï Öéutroïtferti toa$/ fön* neti ben ttjb ban jeg bjeéta jonber éeng te 3teten oggetimmett: fjoebiel bat ög po/ eer bat j)£» op m$ ging/ en ^eejenlse ba: öc onïiofïen te ïjoog jouben loopen/ berïof tot Set timmeren fjab geiöeigert ^aacen&abeiiï wffl 00 flet j^omnfflooflet te Cnuiont/ bat ban ^4 Beneciietus 0$£t fcpa^/ maai: tot.be ιψνφ armoebe en een ecbarmeïpen fïaat toa$ bei'balien/ onSee jtjn öe&lnb aanaeno* men. f ρ $ gefloten oen w Ipjiï r jx^ Aantekeningen.
f-.Van deezeti hongersnood konnen de VrieiFfhe
schrijvers , als Ubbo Emmim, P, Wefemius, C. Scha- twur, op het jaar 1315. nagezien worden. De re~ «en was dat het fchier tien maanden achter malkan- der;, Ris zonder ophouden , geregenr had : waar «>or al t veldgewas vergaan of verdorven was. De noot} vvas ιαο groot, zoo in Vriesland ais in de n& fuunge landen, dat doode krengen, en het onkruid rti twiidwaiTchende, voor goede kolt «ehoudui en gc- En.iW.,erden- Demenfchen liepen met ganfche ben- wénf e"? ma,ar'l gebrek was algemeen: zoodat ze cinigor niets krijgende, met hoopen dood vielen. ι,Ια ·,? !lraaten ' Douchen en wiidernitfen ,' daar ze
aarwid kr .d chtcnj mèt doode |ich ■ ven Έi'aa,d' In tkorr' de ellende was niet te befchrij-
?rootft,nt07 de hotïRe"nood over was, begoftcn de
erootlte ellenden eerit: want daar omflond een pdK
haaren ichnkkelyk , dat het derde deel der men*
fc hen
|
||||||
agS Aanítekeííinoen op de
*chen ganfch Europa door 3 maar nocH meer aan de
zeeküften - om't leven quam. Te Keulen alleen ítierven gcoöo menfchen ; tèMeutsiöobo; te Straats- burg 13000, z. Voor potaadje ftaat in't Latijn pulmcntum \, dat
fommigen miíTchíen anders zouden Vertaald willen hebben. Maar de Liefhebbers moeten weeren dat'er onder deBenediktyner en Bernardyner Monnikken,en allen die naar den Regel van S. Benediétus keven, iterk
gekrakeelt word wat dat pnlmentumen puimentanaQïï 't meervoudig getal) betekent. Daarover heeft men ge* heele benden vanSchrijvers, die om 'theetite en met de uyterfte vierigheit voor hun gevoelen ftrijden. En ditis geen.verfchil dat flegts de taalkunde raakt. Daar aan zoude zoo veel niet gelegen zijn: althans sou- den zy 'er zoo veel niet naar vraagen. Maar het koomt op't eeten aan: want de betekening^ van pul- menttim móet uytwijzen of zy, zoo zy den Regel va-ri hunnen Aartsvader Benediiïusbehoorlijk en naar de letter willen volgen , anders niet moeten eeten ais moeskruyd en peulvruchten; dan of ze ook vifch in andere toefpijs mogen gebruyken. In den gemeldeii Regel ftaat d; dat'er altijd twee pulinentaria voorde Broederen öpgedifcht worden enz. Die voor 't flreng- fte gevoelen zijn , beweeren dat pulmentaria en pul- mentum zulke koil betekenen, die op het vuur (taan- de met een houtje of een fpaantje, tegen 't aanbran- den , ongeroert worden: als boekweiten meel, moes- kruyd , peulvruchten, enz. en dit is de uytlegging van S. * Hillegardis. Zoo, of zoo omtrent, fpreektS. ƒ Ifidorus bok : ert om veele geleerde en Vermaarde uytleg^ers van den gemeldenRegel voor by te gaan; 700 heeft de bekende Abt van La gTrappe, niet lang iréleden , alle zijne welfpreekendheit aan 't verdedi- gen van die uytlegging te koite gelegt. Maar andere uytleggers ,alzoo geleerd en vermaard als de centen* en miiTchien ruym zoo groot in getal, rieemen />»* mentum en pulmentaria in een ruimer zin: te wek- ten voor alles wat by brood voor toefpij ze gegeeten d Cap« %9- ' .
> In Regnl. S. Beneá, cap. $9.
ƒ Lib. ι Orig. cap. z.
|
||||||||||
Μ
|
||||||||||
g Devoirs de Ta vie Monaft. &e,.
|
WW
|
|||||||||
■\.; ■
|
||||||||||
Deschryvïng van Groningen. i^
Word: als kaas, vifch, êyeren, enz. *t Is híer de
plaats niet, orn allede redenen voor en tegen op te haaien; en deLeezer zal 'er waarfchijnelijk ook niet veel naar yraagen. Ik zal maar zeggen a&iEdmmtdús h Martene , een zeer geleerde Monnik van onzen tijd, en die noch onlangs over die zake gefchreeven heeft, de tweede uytlegging voor de befte houdt. Ik wil 'er tot befluyt wel byvoegeri ; als ze den Regel van S. Beneditfusi waar in de Regel van 't Evangeli be- greepen is, zoo nae zullen onderhouden hebben j dat het dan , zoo als ik de zaak bevat, op geen ey, of vifchje, of ftukje kaas, aankoomen zal. h In Rcg. S* Beoedifti cap. $9. Fredericus, de X V Abt.
<Pe MU Fredericus, foei - ut een bermaacöi
ïtapitegn/ mb$ Ijet ftloofïec upt bm §w$t öec Goykemannen geöoören/ fyzzft öie foaar* iitaSctt ζ ι jaaren lang, Mïktht. % m$ $m mflö ín 't geeben ban aalmsffen; en Jjeefl: bc& te o^onant3ien/raa«enbe jjet getal beej^on* timften/ fccfóonberfen/ ber ttimfjmvcljtin/ ín öcc fcanbelaaren bie ín be httl% moeten man/ Beraamt en gemaaitt. Φοη ïjeeft ώ «elereïiqiiten bedjeben/ en eerlp geplaag jwjnameutlijfe* ín 't berguïbe ïtnig& $$5 Sccffc &g öe hanéï bee sielen/ öie ín 't ftapit? «ι fïaat/ met fyti ornaat öei^eïbe KapeUe/ ooe« iiitotit»cn; en eene o^onantsie gemaató *joo?ti Fjeeft ög boo^ be bmWV&fwnen en
JTO imöen eene napel ög be pm$ gebonkt j en Dan nocijeene fcanéï telangebjert/ eneeui amm te * $o!m ι en Beeft öaarenöoben be «era te Medis, of MHden, getimmer ®>aat %n geeft $% gi $onneMoofïec &lein * MïfTchicn Helium.
tube*
|
||||
&40 Oudheden en Gestichten
löetoeet ín 't iáat lus- gefíícíjt: 't öjeï&öi
&íffeí)Ojp/ a$ Ö& WÍ*W nwútoe telijouöe hnjöen/ ter JÉÍ, Anne noembe; geebenoe aan sebcr / öie get bn$ noemen souoe / 40 oagenaf ïaatgï* ^ρ i| ooft te Üome geiöeefï/ om öc Hanoiíísaatsí ftan 0113e tioee SÖjoêöeêg/ £; Richardus eti'@.Emanuel, ban öetaelta öo» ben gefeoïien i$/ ψ% te toedien: maar tyw genbeoat öe onkofïen te öoog 30iiöen loü$m-, i$ ftg otibemcl&ter &tii toebergeneett* $Μψ tan^ïjeeft ïietn öe fsau$ boo? spe moeite/en öp bat ög met eere 39110e toeöedfeereo / Den aem tem Μ Mai-gareta gefegotmetó i öté tegen? teoiöig te Jpeiöen #i en ban öe CjWftew fceïoobigcn met g?oote eeeöieöigöeit gè-eect tio$- Cínbeïp $ ö£ *"'* téae ijyo / öj W öag banben ïf^iffcöop enjfcartriafifc Feiix, ban öe pefl gefïo^ben: en ín *t 50lf öe jaar t| öe ©jtoj' Aiardus, met 44 JUSoniiitifcipn en m llooberfen / inggeipp 000? öe peff toeggeéitéc. Sr»'t seïföe iaat: fïoiben ooft ^p £tuöcnten·, m 19 -IBttfferi/ <É ManöSoeben of ttgtjobcn tooonenöe: Öoc& tjet getal öer anöcrè iw fefien/ öie tn^elföeiaar en op teèïföè» se aan &an einöe quamen / $ om ijnune gjötfj te meenigte niet te öefeïpgben; Díe aïteutaai ín b?eöe moeten tufïen* mm tpe ban öfce3en HBt %éMm be $P#
«én *ui&e een needage (i) ge toegen/ ifêt «eïfá altè be èïfigiètfien geömongen föieröen öe toapenen aan te trenSen: toeiïte needaag/ 300 m «££ * gefc&?iftert blpt/ W\toc£ toast &£$ 0003 ben <0jaaf ban |«δ.;<Ρ öetöeit3elben$&t i^öie beeinaaröe&geeniïow ffê tuffepn be f jelaaten en SJon&eri &*» ^íeáíanb en 't ïanö ban mmt αΦ??^: |
||||
Van Groningen, 141
altoftar aïïe#/ om hm inbaï te uni$eemfe8e
MUun 1 met mn ugtterfïc b^ebsaniigjeit m mtyêgtíQfyák afgeladen t§. ©e "4ft;onit?ger$ örïoof Dr π ooit bat 3n boo^ δε bloeit ban &$φ lanb 5Qube.n.-&en tegen feiat Ijremibatgefc kmii ja ^jjeööen ben mum? gannw pab/ imu be <£fföinger jMWWt af tot Mtïtraafïen too- ien toe/be pao# baaE.onbet begrepen/enbeu fee,boet gefmttmi;. gefp 5^ aan be toefegbe ban be St!tto%er;po,?t mU graait, jjeöfien; iJC:pco?t öaar fcaeber onber beg^eepn; enfjeÖ* hm alk§ fciat tiiffr||cu beiöeo fïonls afgetyoi lm\: 1 toelö $^ jpll ff ebben/ onibe goute nameen m Jjoutc $oo#tru ban nietito£ op te maaiten, <$># bm geiben tip 313η betfe.an&eee Saaftcn./ ín be tegeni»oo?bígf)eít ban· alle bé boo;nocmbe.4i!Ï£.£fÏeujfte--en jfeerelbfcfje #ber* fïen/të Zütoevt bcffotm: fpelte infpub/uiet öc srgeï^vban be i^feffft)* lanben'/ aï$ agn* ucggo/ jfibeïgo/ ©^«t/ «feoJiíttýf/ j?<?e* oetooïb/ 3£ange&ioIb/ ïfumerse/ en be acgt Starfpefeit / ö^egelb / &g &. Bcmards: tt tííbe* toert m bcbjantioe gegonben' bsojb, Sláant öe <0^aben ban ^lïánb Dabben be W$t5tn al fctimtaaï te booce &eoo?tog;t;niec bienugtflag/ .bat ψ fomtp^ be cfrertofnni'ng öeïjaatDen / fomtijbp gifïagéntbsèrben. goö.#<fi*iaaf Wil- [Cln ín ^ jaar ia$$s In $#e$anö boob gebtó Jc«. ièartt f)£ bid níet sijn $aádï 091 fjae> w g|r tuanntei* íjy ban be piesen / öie ín Dé JHöeraffen én fïooten ïagen / en 3ÍCJ) §iec en öaau berfegoien Jjaöben/ 300 ongebjapenb op jjWg/'&at öet f olianbfcöe legér gaitfcïj beei*
*m*n toierb. ^ocíj naberöönb/ in 't jout: h7Vjjeeffc seto <0^aaf ban loteriitgeè ƒ <i mm
|
||||
24* Oudheden en Gestichten
met naam ti) Govert', bie booi Willem $$tp
fcfiop ban fltretijt gegoSgen teierb/ tegen öê 31&t jbjicsen gewesten : ca i$ baar op / na bat !jn. ten g?octe $ege Öeboeïjten jjab/ met | ttn Qwattn'tQof bitmm ftltaaae getroftften, [ <&? <0offt?ie5en / suIk^ berfïaan jjebnrn&e/ ï>e&Cien SCámaar negen hjeeften lang met ttn njoöt Sjefc belegert maarzoo be boojnoon* be SSijfcftOjp ben belegerben hertog te jjuipe quant; jijn'ccSoo© piesen/ en meer/ m't gebecljt gefnenbeït: 't toein gebeart $ ín 't jaar ♦ * i;'; <£n toen $ %artog Goven ψέ ban <Pofï· en ^efï-bjtefïanb geftojben. $j$ öerfjanb/ te iueeten ín't jaar 1276, geeft (?) Didcryk VII, <ifr?aaf ban 3|öïïanb / en $?aaf Floris 300η/ bn bjínterttjb/ aï^'er $eer ftó g$ lag/ ttoeemaal tegen öe a^íe^en geboc^ t tem 3[n 't cerfle gefccei)t bíceben 40000 uw jenb^jie^en/ 330 nian^-aï^oafo^ perfoo* nen ; in't tboeeoe f 3000. ®aat on $$3 eenigen tp onotr 't geöieö ber 1|oiianofciJc halben gebïeeben ; te toeeten tot get jaar 134f. toe; toanneec w i 1 iem, ^aaf ba» ψ[* ïaoö / ban be Spiesen tterjj'jjgm m m be P' öge ban flMocmftamjj öegjaben toierö. AANTEKENINGEN.
X, DcSchfïjver van deeze Levens, gelijk in'tgc"
volg noch iucerbli'ken zal, verteltveele dingenyan 1 hooreri zeggen; en is ganfeh onbedreven in de tijd/ rekeninge, Dat de Vriezen , ten tijde van deez^ Abt, dat is tuifchen de jaaren ipp en 1350 , u)O leelijk van de Hollanders gellagen, zouden zijn, ψ men by geene Hollandfche of Vrieflche Hi.ftorifchrM* I vers vinden. Willem de Goede , of de derde , die W I 't jaar 1337. geítorven is, heeft geenen oorlog^egén 1 de Vriezen gevoert: want het ontzetten'van't Ψ Λ |
|||
V Λ Ν G ïi Ο ΝΙ Ν G Ε ν; 2
reei'VóIJénhd, dat den Billchop van Utrecht töebe'
hoorde en door de Vriezen belegert was, ís fchier ponder flag of iloot geichiedt. Althans ís 'er geeü yeldflag voorgevallen ; eh de Hollanders, ; die Vries- (and ingetrokken waren, zijn'er zonder veel quaad te doen weder uytgetrokkèn. Wtllemlis, verre van de Vriezen geflagen te hebben , heeft 'er Zijn leger- en, leven verlooren j en de Vriezen hebben nooit grooter zege bevochten. Vrouw 'Marréreta , eh Jaar zoon MiUm F, hadden r'huys de handen vol zonder dar ze meer werk in Vriesland gingen zoeken Zoo zal deze groote neerlage op een aude- r«n tiid moeten verfchtfven wfrrdpn, ι Noch een flag erger: Göven, Hartog ván tot-
wjogen, zoude na de dood van WlUm II, in't raar '*7|', tegen de Vriezen, geoorlogt hebben, leder ^d^m^G^ertáete hndcl tufíchen ^ rtn 07 ep Ιθ76 . en vervolgens tweehonderd áa- '7f Keizer.JTOrai, bemagtigt heeft. J ν Uat gaat even mboy: Dhieryk^II, dk ,'h 't
S* íflfeti jonger gemaakt.' Va«
n» ik nu níet fprecken. '? ! ZieW.QduthpcVc; ScfÏverius, pt'bp Ëftjimus Sec,
Hnptatus, de ÍCVI Abt. foíí^lf USÏ! <F,rder'fcs nagaat/ öe^ft ftet fí^
ïSb^l*W b^ b«?miu&cit: maar'/ 300 p* m motmmm/ m t mei &#«/ ^«'^
|
||||
244 Oudheden en Gestichten
%mm pfa, 't-ai tm§ gebeurt tuitte
^Qmn§tv§ titWt^mh tegen onse Honbec;
feu Iireegen:' Wanneer een ban be Honbetfen
3ÍCÍ) aan Bet'.ftrup£.filet/ bat nocö boo^öe
noosöee beure öetoaaet ϊύφ: soo&anig öat fe
teeaarbe biel/ buíten KmnigmaMt/ en op
ben berben bag öeti geefï gaf. jpiaar einöe*
ïíjít fteböen be onsen beoberfjanb befjoutieu
feoa bat be ^oníngee^/ na ftet uöö«en
ban-beeï geïb$/ onse bonbgenooteu imwbm
zy hadden mm binbt ooft gefc&eeben bat *e jp
hunne cigetie eige J&unt ín fiet Honbent gööiien,
Munt» ^ijaéenboben geeft Rcgnerus, üaning fcart
^enemarBen/ m bat ö? tíán't Otópoöt 0,
tal mner 2^oeberen en be iesligpr (Mg
SQbbpe ouberrecöt fciag / on^ een böfcfj ín 59»
ïanb (O gegeebeiii bat nocö tegentoooiöig t
laanniKneiiboffö genoemt iwb Jocïj W1
& aan 't Moofter een siföeee fïe# yefcöonRe»;
baar sijn naam on gefneeben fïona m\ 3D1
De éamburgee^ ín mi§ becbbtfcfrpg WW
ben: fcbant aan öe fjaben $tabe/ alfnoar aiw
fthmttg öwnne ïábíng öertoiïen moeten; baar
*èilbe 0113e fcíjíjíjjer fi$ öoo?/ seMM «nip»
tol te betaalen $ 500 al€ öe fefeben ban bieb*»
i§tabe / bie bg ong bwupcii / buibelnft 0^
fíiífïcïi
3)οο^$ ψ Hoptatus otoíeben üw *p JPe?
AANTEKENING.
. · . 1. Hoc langer ,hoe fchooner. De Deenfche! KonjJ
Reemrts, die een Heiden was en He.denich ge« / ven is, -en die in de negende eeuwe geregeert £ % ioude den Monnikken van Adewertm de veer^i ceuwe een bofch gefchonken hebben, iienaiven ^
|
|||
van Groningen. 24ƒ
«ti Regneras heeft 'er noit Koning op den Deenfchen
Throon gezeeten , die den naam van, Regnerus ge- dragen heeft. Men, zoude, rer verfehoaninge van den Schrijver, konnen bybrengen dat hy ín den naam gemijt kan hebben; en dat alles mtifchien te. verhelpen is * met een anderen naam voor Regnerus te zetten. Maar ik zouw 'er geen gtffing aan durven waagen; om een Schrijver die'er zoo los over heae loopt, te redden. |
||||||
Thyboldus, de XVil Abt,
®me mt fjeeft ip jatm aan't toet m^
ten ·, maar mtt jmtm boo,? bat Jja jlièrf/ W tm Defoeeginge/afkatte ban %xéU®Ê& mm geöaam $$$ 3pen φ $íjn 'cc beele f>mm ín mtfcïj mt$\áifo ge&cefï · ín be* fitten be füotiberfen jttft Μ bappre ijek J2J WfyQ· ieÖffi? Jïtefïer bes ftonterfenv S0Ö£ t tataar flaanae/ en 31CÖ gereeö maa* hSfhtf'1 ö.e|E^ te ïee3m/ Sd0#* 3*00*1
oat De bgenfroi in aantogt taaartn. tg trffe* JWy Si)*? J&ieflerip getaaab ngtgetrohiten;
«niaac öe poa# / om be Honberfen aan te moe*
mm/ gdoopen: tsmt ög 00& φ ïeben booj
w ö^gcit ae£ &a&rclatft$ ííet. fee Ifttaen
aaien toen Rloe&öarttg; en Wbcn liebee J)un
rm«lra9CI1-/ en öe b0Db ontojaan/ afó
m<e b^eit bedden; of eene bieembe maat SmSr & ^ αί toaccn öe fcohbccfeii ban
trn i°?Tr30° 3ci«öeö: betoeiaen ítoojgaaná L' seíalc baii Wjf öon&afc ten oo^og trofe tom;,esban be fanöfiofben/ atí 'er bíe m hmli öaai' onto scwftenft. MM m ΙΦ mmwM*%é mm torn. ben fcfflpöi eet nis ? öö^ebeb^eböeit bet Bojftcntoel·' ■ on^bonbenöaöben. goo ïeefï meniijoe Q 3 ï^o*
|
||||||
%yb Aantekening?, ν qi' j)E
Uttmífiím ban ^úííanb bat 3'cte GodefWdus,
liarmig ban 0Qu0ègm/ na bat jjg bttyjp $m ttn'tijbt baoïieisiïr Lodewijk tOnöfcjc* fyügt gaq/ alïc öèïfeiescn ttoaalf jouren ra ööucri 8e tioaalf jaarcnoitó / gsUtpongen ï)ceft 0111 toütom aan gumie ϊρψη'η o^iagen. ©of í) eenigc jaaren oaar'uae ^ p| ín {1) S^itan* je / om 5íjne untfpooríge faureZpft / mer ai ■jijit hrgg^boiïf ^fípágp: tuamiee? ö#fe)i$fii öoo^ Ste^w 'Karci ban öie fïaaffdtjhjj&i tó ïofï jtjn; tn ïsng jjuiine jiJpj}^ Uí£&ei*g£í» gen ijcönen*· ; toeerclö bnijugft öeiï Ί f Jöég 1371,'"
AANTEKENINGEN.
ï. Van deezzwGodfifridHs, oiGüirhus, heb ik iVt
Nabericht op Vriesland geiproken : maar aaaV fpreek ik anders van zijne dood als de Schrijver van deze Jevens doet, |-]y zal, volgens zijne manier, den ee- ïien Koning toepazen, 't geen Hy van den anderen gehoort of geleezen had. Dat Godefridus 'm Britaoje met al zijn vojk zoude gebleeven zijn , vind' ík by geen eenen Schrjjver aangetekend. Saxo kGramma- ticus, die het beft weeten moeft, en zekerlijk beft geweeten heeft, fchrijftgeen enkeld woord van in- nen Britamiiiïchen tocht : ma^r, zegt uytdrukkelijk dat hy, zoo alf hy gereed.ftend om dieper in Duyts· iand te vallen, door; zijnen eigen Trawant idopdge· (loken ís. Het zelfde fchrijft l Egwhurtw, de tijd- genoot van %.arel den Gwoteq en van Gotrïcn.s zelf: en hét word ook heveüigt do.ar de getuigenis van AUX' iust m Siadexfis, Maar de naamlooze Schrijver, daar yvè nu van fpreeken, ík meen die de levens der m \en van Adewert befchreeven heeft, en de tijdend perfoonen Wel meer door malkander wart, zal iet dief* gelijks geleezen hebben van den voorgernelden Koning j^ Hift Ba» lib. Í, adfiiicrn.. Ι inviUvCaieIjM.
m Ad apu.Jto» |
||||
Eëschrtving van Groningen. 247
Re^nerus. Van deezen Regnerus, die ten tijde van
Lodewijk den Goeden en wat Jaater leefde, worden ïddzaame daaden in de Deenfche Hiftorien vertelt, die ik maar rendeeie ophaalcn zal. Hy was zoo groot een ieeroover, als Godefridus;en al de vordereDeen- fche en Zweed fche Koningen. Als het zoo gelegen quam, en hy de kans fchoon had, hield hy zich niet vergenoegd met geheele koninkrijken plat te loopen cd uyt te plunderen; hy hield ze ook in't bezit: en xoiidr 'er Stedehouders of Onderkoningen naar toe. Hy heeft 5 zoo als Saxo η Grammaiicus althans ver- telt, Hama Koning van Groot liritanje verflagen en gedood ; Noorwegen , Schotland , en de Orkadiiïche Eylanden, verovert j en door drie van zijne zoonen, als Onderkoningen, geregeert* de Schotten weder- om overwonnen, en Mtirial hunnen Koning, ter dood gebragt: Hella, Koning van Oritanje, nae een ge- vecht van drie dagen op de vlugt geflagen: Dia», Koning van Hellefpont, en Msllrictts, Koning van Ierland, insgelijks overwonnen en om 't leven ge- bragt. Maar eindelijk is de kans gekeert : Hella , Koning van Britauje , viel met een magttg heir in ïerland; en deed 'er alle de ingezetenen, die al te eensgezind waren , door het zwaard fneuvelen. K-egnerus^ die ondertaflehen een anderen togt gedaan ïal hebben , ging een zeegevecht met hem aan ; maar verloor den flag, en viel in's vyands handen. Hella, v^aarfchijnelijk om al zijn rooven , blaaken , en moorden teitratFen, deed hem den Hangen voorwer- pen ; die hem levendig opgegeeten hebben. Om die gefchiedenis den Leezer volkomen voor te ftellen; ïa! ik 'er noch op het geloof van Saxo Grammathus byvoegen dat zijne twee zoonen , Sivardus en Bierno% •jan Vaders onmenfchelijke dood op ,eene onmen- íchelíjke wijze gewroken hebben. Zy kreegen Hella m een fcherp gevecht gevangen ; en deeden zijn fugge zoodanig opfnijden, dat hy de gedaante van cen Arend vertoonde. Dat is, zy namen deii degen; gakten wederzijds een opening tufTehen de fchou- oerbladeu en het ruggebeen ; joegen den degen van boven af naar beneden toe; en fpouwde» het ^leefch rondom op. Dan fheeden zy de ribben van * Hift.Oan.iib, 9. f
Q4 't rug-
|
||||
%φ Aantekeningen- op- de fi
't ;ruggegraat af * en rukten ze zoo wijd op, als %z
volgen konden: wanneer zoo een menfch, met dd rihben als vleugelen opgefpalkt, de gedaante van een Arend vertoonde. D^t hietten ze dán eenen Arend ver- beelden; en net gefchiedde níet alleen om den vyand een wreeder dood te doen ilerven', maar ook om hem de uyterÖe fmaadheit, dieJer uyt te vinden was, aan te doen, Stephanus Stepbamus, in zijne Aantekenin- gen op Saxo Grammatktts'i brengt meer 'diergeltjke voorbeelden van wreedheit by;; en getuigt dit deze barbaarsheit onder de Noordfche volkeren vry ge-; bruykeljjk was. · · '■· :<:ί ; .··: ■ jg>-'; Om weder lot Ghdefiridui te keeren ; de Schrijver
dezer Levens , die km Koning van Noorwegen' noemt, toont wederom dat hy geen rechte kennis van de Deen fche'zaken had: of, om hem wat gena- diger te handelen, zijne uytdrukking is ganteh niet effen. Godefridus was o Koning van Denemarken; en de Nazaat van Gormo: Noorwegen had- een ande- ren Koning, met ηaame Goto Maar om dat de Dee- tien by de Schrijvers der middelilè eeuwen dikwilff onder den naam van Noormannen begreepen wof den ; en d,e naam van Noormannen , volgens Ρ Krant- zius en: andere Schrijvers, eigentlijk aan de Noor» wegers toekoomt ; zak-onze Schrijver daar door ver* bijlrert zijn , en geen onderfcheid gemaakt hebben, daar groot onderfcheid was, " > { ín het Nabericht op Vriesland is van zekere fehat-
t,inge gefproken, die den Vriezen door deezen Groti- cus opgelegt was': en in een hollen beukelaar moeit geworpen werden. Deomfrandigheden , die detrot* ïigheit -vaiv den Deen en den ellendigen ftaat der Vriezen ie kennen geeven , (kan daar'breeder be- fchreeven. Ik za! 'er dít noch byvoegen dat het ge- bouw ,240; voeten lang, 't welk·ten dien einde op- geworpen^was, volgens Cemelius q Aurelius naarde 'kant van het tegenwoordige Noordholíand toegeííaen moet hebben. Dit is het zéggen ook van Sibrurdtó r'SikÁamarw'ant hy fchrijft dat het in Weiivriesland» by den Vliet-Kin hem,, zoude geilaan hebben. k Maar ik zie dat Gotricus en Regnefm by fomiH'ge o Saxo Öramm. Libro '8.' fué'éném. >, Apud J· Óouaum.
V' ' , '. . Schril: |
|||
Beschryving van Groningen, 349.
Schrijvers op de lijft der Deenfche Koningen geert
plaats mogen hebben. Keurige Hiuorifchrijvers , zegt Vallemout 'm zijne /Hiftoriza.al, verwerpen, als verdicht; al wat men van de Koningen van Dene- marken voor de tiende eeuwe befcbreeven vindt. Die keurige Hiitorifchrij vers is hy gezind te volgen : en begint zijne lijlt der Deenfche Koningen met hec jaar <j$0. Een ander t Schrijver toont zich noen viezer ; en houd,t alles voor onzeker, wat'er van de Zweedfche Koningen voor de twaalfde eeuw.q. vertelt word. 't Geen hy van de Zweedfche Ko- uingcii zegt, paftook op de Deenfche. Deze lefte Schrijver (preekt evenwel wat omzigtiger als Valle- mont\ en wil daarom alle de voorgaande Koningen op de lijÖ der Koningen niet uytgefehrapt hebben; althans zegt hy het niet duidelijk : hy heeft het meer tigen de befchr ij vingen van hunne levens en won- dergevallen. Deze zaak verdient wel booger op^- gehaalr en onderzocht te worden : en wy zullen, met zulks, te doen , zoo verre buiten ons b.eftek niet treeden. Het ís ook een deel yaiï; deeze Hifto* rie, de Noormannen , die ons Vaderland zoo dïk- wiis afgeftroopt en overheert .hebbeo.·, te deeg te kea- i)en, ■·-■..■■.; ■'..;■ , -,·■■'. , Alle volkeren zwetzen doorgaans op hunne oud-
heit, en op de oudheit hunner heerfehappye: ieder wil het winnen. Maarzoo men de Deenen enZwee- den gelooven zouw, moeten alle de volkeren van ïuropa , op het ftuk van oudheit, voor. hen zwig- ten en zwijgen. Italië, zegt Johannes * Magnm ^ is ï,o8. jaaren vroeger bewoont geweeft als Babel; daar die van Babel nochtans, zegt hy,byfieni/kf te boek ftaaii voor'ioudftevolkvande gehee,Í£weereld. Evenwel moet Italië, op dat ftuk, voor de Noordfche lan- den wijken: dewelke, zoo als hy netjes en precys Uytgecyfert beeft > ïo8. jaaren vroeger bevolkt zijn Reweeit. Enop, dar men 'er niet aan twijfelen zouw; heeft hy ons eene volkome lijft van alle ZweeeL fche Koningen,, van J^phets tijden af t.P,t zijnen
",. .....,". ... ,,...'..'·
ƒ Derde deel.
t"Dans h Prefacc de I'Ábreeé de Hift. de Suede , achter les
A.evoIutíons de Suetle- ' . ν Gothor. ëc SueOH. Hift. Jib. i. cap. 3.,
Q5. '„ tijd
|
||||
2fO Á ÁÍÔÅ×Å NI MG EN Oí» J3E
tijd toe, opgeievert. Wat zeg ik, eene lij il: 't is
een volflage belchrijving i een levensverhaal, nu wat korter dan wat langer, van aliedie Koningen- eene aan een gefphukelde en we! opgetooide Hííiori. De eerfte van allen, zoo ais de Noordfche Schrijvers verhaalen . is geweelt Muffig Japhets zoon j, dewel- ke omtrent 88 jaaren na den Zoodvloct, met een kracht van "volk , Finland en daar nae Galland in be^ 2ir genomen heeft: en \ gebied over de omleggende Noordfche landen heeft ge voert, Iemand zal míííchíen vraagen of Jafhet, 88 jaaren
uae den Zondvloet, volks genoeg gehad heek om alle die landen te bezetten : en of fetyhets nazaaten, binnen zoo korren tijd, zoodanig konnen vermeu.g- vuldigt zijn. Ja; volks genoeg, en meer als genoeg: ja alle die landen waren noch te kletri, om al het volk te laaten; zoo dat ze ten eerite w genootzaakt- wierden naar nieuwe woooplaatzert om te zien. Jam- mer is het, en Johannes Magnas betreurt het wel ertiftelijk, dat het aan Schrijvers ontbroken heeft, om de heldendaaden der eeriie Noordfche volkeren te vereeuwigen, Zonder dat; geen AiFyriers , geen Grieken, geen Romeinen, zouden 't hun ßç roem- nicbtigheit afgewonnen hebben. Hy gelooft echter niet dat ze ganfeh zonder Hiitorifehrijvers zijn ge- ween1: ja hy beweert» en geeft het voor eene zekere xaak óp, dat ze al letteren gehad hebben voor de tij- den van Karmenta en, Evandir enz, Wat Denemarken belangt; dat zoude omtrent zoo
vroeg bevolkt zijn geweelt als Gotland en 'Zweden* maar geen eigen· Koning gehad hebben voor Humehs of Humblus , den feíHeuden Koning van Gotland, die zijnen zoon Dan over Denemarken tot Koning zon- de aangeftelt hebben. Die Dan word van de Noord- fche Schrijvers, als Saxo Qrammaticm, Joh. Mag- mts, enz. voor den Stamvader der volgende Deen- fche Koningen, gehouden; en heeft den naam aan Da- ma of Denemarken gegeeven. Dit gevoelen ftaat by deDeenen vader als vaft: en
die; het zquw durven tcgenfpreeken, mogt zien wat 'er van, koomen zouw. Laat ons ons zehen nooit, $ egt Stephasiu; ÷ Stej)baniutr van dat gevoelen laaten •á/ Joh. Magn. Jió ». c« 2.,
• *· Nota: in i, Libr. Saxoiii? Graaim» aftr.ek' |
|||||
4.....
|
|||||
*
|
|||||
BESCHRYVI^G VAN GRPNIN0EN. 2J?
aftrekken ; te weeten dat Dan of Danus , Humbeh
7:00ç, den naam aan de Deenen gegeeven heeft Voorts hebbeu de Deenen ook eene lijft, of liever hillorie van hunne Koningen, zoo wel als de Got- ïm en Zweeden ; welke lijft of biftorie niet den ge- melden Dan begint, en tot de laatere tijden toe loopt Indien iemand vraagt wat men van zoq eene hiftorie" en van alle die Koningen, oordeeleu moet wat zál ik daar op zeggen? De Noordfche Schrijvers i\s Job Magnus Cl Uifcander /, Saxè ^rammatkm % teephamii Stephanms , O/aas ^ Wormiui■ ■, á R„Se kws, ja een Deenfche Koning zelf, Erictu van Po- meren genaamd, die een lijft van de Deenfche Ko' Jingen uytgegeeven heeft, houden't voor eene waar- heit die Been tegenfpraak lijken kan, En niet alleen Je Noordfche Schrijvers; maar, zoo veel als ik be- Ipeuren kan, Johannes Menrfim en Job. Pmtanus tvyee zeer geleerdeNederlanders, fpreeken ev'cn zoq al de Noordlche Schrijvers. ík heb hunne Deen- lche Hntorie met; en weet ze nu wet te bekoomen* maats by Stephanns Stepbamus word deze plaats uvt Ø ^•«^«rbygebragt; dewelke alle twijfeling, omtrent weg te neemen
» Deze Hnmblm was uvt het geflagt der Reuzer'''' í en had m Sialand een groot gezag en vermom ; » tn met alleen had hy Sialand onder zijne nv ' í maar ook. . . . Hy had een heerlijk huys · ««& >, van noch eenige tekenen in wezen zijn by'zeker ç horen, dat noch tegenwoordig, als een gedenk- í teken van zoo groote eene oudheit, HumbelUrch 'volder tfremdt'^' ?an ffeeftN*** ®Ö&*
vorder te kennen dat Pontanus omtrent op dezelfde t ^n^-^fpreekt ais de andere Schrijve s.
ne oZ KQ 'eer de,Noordfche Schrijvers voor hun-
' ?u,d.%>Koningen kampen; Ja fchoon ze zelf zeer P«de lyften van die Koningen, m deEuniirche ï Æ w gelchmven, voor den dag brengen; de uyt!an4-. y In Gcneai Reg. Damx.
X ín Monumentis Danicis paflim per ratam librum,
* In Atlajatiil |
|||||
%£λ Λ :Jl INTEKENING ΕΝ Ο ί' DE
fche ς Schrijvers zyn niet te be weegen omhun zeg-
gen geloof te geeven. En , inderdaad, 't gene ik , tegen de Indiaanfche afkomiie der Vriezen gezeitheb, |roorht hier voor 't grootlie gedeelte weder te pas,. Van zulke wonderen, als daar befchreeven worden, é'm met de daaden van Hercules te vergelijken zyu,, en de krijgstogten van d«m Grooten Α Ie χ ander xz. bo,- ven gaan , zoude geen. een der Griek fche en. Ronjei.u». ^che Schrijveren kennis: gehad hebben. Want bet gezag van, Berofus , die van J, Magmi bygebragr word, zoude't hans by de Geleerden geen aas je wee- gen ; dewijl hy niet minder is als de rechte Berofus; ^n níet vilders als een voddig maakzel/van Anmuj,Vi· ierbienfis. Daar by koomeij de oude Poeèten en 'Trobadures , hoewel onder een.e andere benaming, \i\et wederom te pas, Als Saxo d Grammaticus, zyne voorgangers, die hem in 't befchryven van zyneHis- %o\ ie voorgelicht hebben , opleveren zal: geeft by de ^erfte plaats aan de oude Dichters. Deze Dichters, $y de Noordfche volkeren e Runen, en Scaiders of Scbaldri genaamd, waren in groot aandien by de Ko- ningen ; en -bief^hreeyen alje gedenkwaardige zaa- ien , dít 'er van tyd tot tyd^voorvielcn,. Iylaar hoe *dat ze rechte Poeëten warem, dat is hunne vertelba- ren op z,yn Poeêts met allerhande verdichtselen en ^abelen opfchikten, dat is, i% de Aantekeningen op ^/riesla/id wijdloopig gqtp.ont ; en de Noordiche Schrijvers ^ei-f durven 't,,niet ontkennen. Ten tweede, heeft Spxo. zyne Hiftorie, zoo als. hy
zegt, ten deele getrpkken uyt de zar.ken l itecnen, $n rotzen;. díe ín de Noo^dijche landen, by meenig- (e gevonden wierden : en waar op de oude gefchie- riiffen ,;tnet RuniiTche letteren, vertelt en afgebeeldt worden. X)ie fteenen en rptzen, met hunne Ru- uiiTche letteren , wil ikji.och mag ik niet verwer- f'en : en zal 'er beneden noch breeder van fpree-
en. Maar de zarken metf hunne graffcbriften, en die fteenen en rotzeii met hunne opfchriften , zoo c Zie Hift. des Revolution Éê 'Suede ; ValÍcinont Hiííori-
zaa],;faí>. ' '■ '.,./' d In Pracfat. Hifl·. Danica:.
t4}j %|h, Stephan,i,us. in lib, i. S,axoais Gramrn, Ol, Wor- mhis, ín Appewdi aiïlittciáturafti Runioairw <%$&& Mk |
||||
Beschrvving van Groningen. %$%
ι\$:)·$0\ by Olaus Wormms, en ten deele by Stephanus Ste-
pjffiniHs ■> opgegeeven worden , geeven zoo eene oud- hqif'.van de jNÍoordfghe volkeren en hunne Koningen gcctuzins te kennen, , Ik vind 'er geen een perfoon, veel min Koning ,\of. held , of Veldheer vermeld, die voor de tijden van Chr'tftus gekeft, zoude heb- ben, 't ís waar dat'er een groot getal van zulke grafiïeencn, en rotsen, door dit en dat toeval weg- geraakt is Maar wie zal ons verzekeren, dat meii daar de lijft van de oudfte Koningen zoude gevon- den hebben? en Setxo Qrummatkus Zegt het ook niet dat hy ze daar gevonden had. Ten derde is $0x0 Qremmaticus y %οό ά\$ hy ver-
Zekert, zeer geholpen geweelr door oude boeken en gefchriften, die "m groot q meenigte by de inlanders ge- vonden wierdt: By deYslanders,zegik, dienaar zijn zeggen , en het 2/ggen van stefbanus stcpbamus, hét beiludeeren en fchrijven van hiíloríeh, en zoo uyt- landfchê als inlandfche GefchiedenilTen , ■ met een uyterrienaaririgheit bevlijtigden. Op andere plaat- Zen mogten ook boekoerTenaars, eh Schrijvers van boeken , gevonden worden : rhaar in', Ys land > z.oo als zy fpreeken, had men de ftapel. En, inderdaad, i'tepb, supbanïui feit een groot getal boeken en ge- fchriften pp; die noch ten huldigen dage by.de voor- noemde Èylanders gevonden ea in groote waarde gehouden worden. Dat ..ware zekerlijk eene ge- wenfehtezaak . indien men goede reden had , om die gefchriften zoo hoog te achten: wat zouden die een licht in de Hiitorien konnen geeven ! Maar ik vrees wederom voor Rymers , Dichters^ Trovadores , Schalden, en diergelijke Schrijvers. En ziet· nau- welijks heb ík eenïge regels ín Hepbanim vorder g$- 'eezen ;. of hy begint die Rijmers en Dichters weder °P te haaien. Hy twijfelt 'er geenzins aán of Sax» ^ramniatkus zal een andere Èdda gehad hebben, als ^if daar tegenwoordig in allermns handen is, Edda 's een boek , dat de Poeèdiïche verdichtzelkunde 'eert: gelijk Scalda een boek ís; daar de kunft om Q'everdichtzelsop een zwierige en aangenaamc wijze 'ü dicht te brengen voorgefchreeven word. Andere Schrijvers, by stepbanus f ^tepbamm vermeidet zeg. , f la J*ra:fauoncra Saxoais Gramm. gen
|
||||
2f4 ΑΑΝΙΙΚΕΗΙΝβΕΝ ©Ρ jftE
gen ook dat 'er een andere Edda is geweeir, die vee!
fabelnjker wás; ja dat we nauwelijkite het duyzetid- fle gedeelte van de eerile Edda behouden hebbén. Laat ons M, Brymlfus suenonins, BiiTchop van ze- kerc plaats in Ysland, eens hooren fpreeken. gïfaar Zijn nu die groate febatten van de ganjthe menjchelijke Wijsbeit, dte d$or den wijzen Scemundus befchreeveti Zijn*. IVcar h die alleredel/ie Edda, daar we nauwe- lijks het düyzenjh gedeelte , behalven den bhoten naam, van behouden hebben ? Waar is dat groote HijUriwerk ' twelk Arius Polyhiftor van Odinus tijd af, tot zïrhl tijden tue, opgeflelt en voltrokken heeft? Waar zijn die deftige jcbriften va-a den Monnik Gunlogus ? Waar Zijn die wonderbaare gedichten der Koninklijke Poeëteti, die in de ganfche Noordfche weereld geleeft hebben^ De andere Heidenfche Schrijvers, als ThoralIuS de Sido Metzijhe voorzeggingen; Ericus den Koffen ma zijne nazaaten^ en die hunne zeer hachelijke feheepstoHen Kaar kit Wfen bejehreeven hebben, wil ik niet tellen. Dat saxo Gramniattcm, en diergelijke Hïftorifchrij- vers, zulkflag van boeken en Poeêten nagefchreevefi hebben ftaat wel te gelooven. Men neeme de moèi- te i?f'»ïan de eerfte b0eken van S**° Grammatiaa
en Joh. Magnus ter loops eens na te zíen * 'r ís 'er
alles even Poetifch : fenier alle menfcherí 7i,n 'er
reuzen : alle dochters van Koningen en Vorften*
weinigen nytgenomen,even ichoon;ja prönkiuwee-
len van fchoonheit: geen minder gebrek als aan too-
veraarsen beren . die daar dingen uytvoeren, daar
de duivel nauwelijks op denken zouw: rrfeeft allede
Koningen en Koning* zoonen , ja Konings dochter*
en jonge maagden , hebben de veerzen ?oo pereed
op haare tong leggen , als of ze den Hengftebron
droog gedronken hadden. Dat een krijgsheld zei,-
twaalf ja derng en meer kloeke en fterke karels,
rner den vuyft of de„ degen overwint, is 'er als da-
gelijkich werk. Nauweii.iks was 'er eert Konings
dochter ten huwelijk te krijgen , al ware de vryer
een iConmgs zoon of zelfs een Koning, of hy moeif
ze met het uyterrte gevaar van zijn leven haaien. Dat
h ; hy moed alvóofens tegeti dráaken , of ilangen, of
beeren, of leeuwen vechten. Maar, dat noch het
g Vide ibii.
|
||||
BESCHRTViNÖ VAN ökÖNINèPÏÏ. 2ýý
befte was, die Koningen of Konings zoonen waren
altijd zulke helden , of die bcelien zoo laf en flaj>* dat de laatften , ik zeg die wilde beeilen, altijd over- wonnen en verflagen wierden, .Daar zijn veele an- deredingen | die noch bet (tuiten,'en by niemand, díe gezonde herfienen in zijn hoofd heeft «aan, ingang zullen vinden. Maar wat:heb ik op dít'(tuk bewijs van noode? Stepbcmm stcphanim, die met zoo een ernft voor Saxo Grammatieus pleyt, koomt eindelijk daartoe, dat Saxo díé dingen, die xoo ongeloofrè- üjk fchijnen, en·'daar zoo meenig Leezer zich iel- ven 3an (loot, uyt de gemelde twee boeken, Scalda en Edda, getrokken heeft. Dierhalve, zegt hy, zijn het geen verdichtsels van Saxo: maar het fcijn ver- tellingen van de fabelachtige oud heit. Dar is rny genoeg: en ik wíl geenszins beweeren
dat 'Saxo willens en wectens onwaarheden en ver- dichtzels verzonnen heeft. Daar volgt evenwel uyt dat hy de verdichtzéls van die Rymers of Schalders gelooft en uytgefchreeven heeft? Indien hy hen, ín taitbaare onwaarheden, geloof gegceven heeft; hoë 'eei remin is hy regen andere vertellingen , die hun- ne onwaarheit zoo"opentlijk niet ten toon droegen^, gewapend en op zijne hoede geweeit: en, vervol- fp»S, war iiaat iVer op die oude Koningen, en wát «aar vorder aari' vaft is, femaaken? Maar nu is'er een andere vraag; wanneer dat het
gevolg der Deenfch'e en Zweedfche Koningen begint zeker re worden; en het verhaal van de Noordfche Hiirnrifehryvcrs op goede voeten itaat. Dit ware cene /aak van veel onderzoeks, en een grootc hoofd- "reeking: en , na al dat onderzoek en hoofdbreeken , *°hw i|{ waarfchynelyk niet veeligevordeft zijn. Dit '-ank evenwel zeggen dat de FranícbeSchry vers, zoo cvenaangehaald, op dit ftuk al te bekrompen zyn;en , crwijie dat ze dü floot mijden, in een maaliifoom loo- j*"· ík zal dan uyt oude en geloofwaardige Schrijvers •Wjjs'en dar niet alleen Godefridus of Cotrkus, en 1 gerits,de Demfche kroon gedragen hebben: maar t men 'r zelfde van meer andere en ouder Koningen et ailegcruiiigheit gelooven mag, OmdeAauteke- '%* nieta! te lang te 'maak en, zal ik maar van Dene- marken fpreeken : Dan Ís de tweede Schrijver, die van Ζ we-
|
||||
Zweden fpreekt, ook genoegzaam wederlegt; en de
grond, daar hy opfteunt, om verre geworpen. Om van Regnerus te beginnen, die word genoeg,
zaam ais Koning van Denemarken vermeldt by Adam h Bremenfis: want deze Schrijver , fpreekende van de Deenfche Koningen die de landen hieromtrent uyt- gerooft en 'er als barbaaren gcleeit hebberig voegt'er dit by : In de daaden der Franken [iaat gefcbreeven dat fngoar, de zoon van Lodprachi, de wreedfle zjö» allm Is gewecfi. , Door Lodprachi word zekerlijk Regnems verftaan: dewelke by alle de Noordfche Schrijvers den toenaam beeft ván Ludbroch, 1η het ieven van S. Anfcharius,^ byStepb. Ί Stefhamus vermeld, en door Anj'charïus eigene dífcipeíen befchreeven, word ver? haalt hoe dat Ericus Koning van Denemarken, er} zoons zoon van Regnems , door den gemelden An- fchartus ui de. negende eeuwetot het geloof is bekeert, Van Haraldusrt Koning van Denemarken, die om- trent het jaar 830. Ghrifteri gevyorden eii te Meni:s gedoopt is, weeten zoo veele Schrijvers te ipreeken dat Vallemont, die alle de Deenfche koningen yoar het jaarna, uyirnonftert, geen oude Schrijvers moet geleezen hebben, en zijne roekeloosheid in't veroofT deeien genoegzaam ten toon heeft gefteít. jk wil die Schrijvers llegts hier onder \ vermelden:enAtxihtt· zer vermaanen dat hy van fommigcn Haraldus, van anderen Harialdm, Harioldus en Herioldus, word ge- noemt. Ín de Jaarboeken van L Fulden word ook ver- haalt dat Kejzer Lodewyk den gemelden Herialdus% Koning van Denemarken, een magtig heir te hulp gezonden heeft. ; { Dat HemmingHs, omtrent het jaar 8to, in de plaats
van Gotrkus Koning van Denemarken geworden is?
hebben wy uyt de getuigeniiTe van Adam m Bremw·
fis^Albertus η Stadenfis > de Jaarboeken o vmfiithatih
h Lib» 1. cijp. j;, i Pag. 19 j.
\ Annales Hth-ïrani ad an. 82«. VÏta Ludovící Ρίί, Tl>e*
gaim*de Geftis Ludovicl. AeLim Brem. lib, 1. cap. if» Λ'* bertus Stad. ád ánn. 826. AmKsirms 1Ü>.4., Sigebcrt, GeniH ad ann.gif. ,, Martin· .Polon. (die hem Evc{áas, miflefeie» Ereldus noemt) ááann» Si<J. . « i AnnaL.FuId.adann. 81.6, m Adam Brem, 1. 1* c tl'
» Alb. Stad. ad arm, 810, o Anual· fiïh. ad aon. 810.
Atmoim {
|
||||
BESCíÍRTVífíG VÁk G&ÖNINGE&. ifj
ê Aimmnus, enz. En wat Gotricus zelf belangt, dié
is by de oude Hiftorifchrijvers al immers zoo zeer bekend als η Haraldus. D 'Gormo, die ook op 1/alle- moHts lijft niet koöme'n 'feiogt, evenwel onder de Deeniche Koningen moei; gerekent worden, blijkt uyt een zark, bý Olaus r Wormius en Stepbanus r Ste* fhanius opgegeeven*: waarop dít graffchrift te Ieezeti iïaat : KontKg Haraldus' beeft deze■ grafjïede laatett ïnaaken ter gedagteniffe van zijiïert vader Gormo , en zijne moeder Thyra. Doch , of iemand zeggen moge dat daar van Gormoos Kortingdom niet gefprokcn word: zoo heb ik 'er maar een andere zark by të voegen, ƒ daar dit-graffchrift op ftaat ; De Koning Gitrmn heeft deze grafftede gemaakt voor zijne &emu-~ hm Thyra ; die "'t cieraad van Úencmarkeft is ge weeft. " Opeen diérgélijke zárk vtridt men ook Snio tvcr*
ffidd· dewelke vervolgens ván Fallemond, alt beril wederom overflaat, ook verongelijkt is, Snio heeft, volgens de Dcenfche -υ Schrijvers op den throon Vrin Denemarken gezeeten omtrent het jaar 6fj. zoo dat de ly|.l der Deehfcbe Koningen al merkelijk be- K'nt te klimmen. 01. Wormius heeft gelijk dat hy het verlies van de andere zarken, en befchreevene ftee- ner' en rotzen, zoo beklaagt;die zouden ons buiten fllle twyfe! veel gtootcr licht omtrent de oude Ko* i'ogen: van Denemarken gegeeven hebben. Over db °Plehrifteri der gemelde fteenen en rntzen moet gee* ric de.minde zwarigheit gemaakt worden : zy behel- zen níets dát ongelootfelyk of onwaarfchynelyk zy: *yn kort en eenvoudig: melden weinig van iemands ' or Kloeke daaden, 't Welk voor verdagt zouw ■^nnen gehouden worden. Diegraffchriften koomert eeltyds hier op uyt dat zoo of zoo een perfoon dezfc ι Se!Ie grafiiede voor zynen vader, of.moeder, of r°edcr, of gdèderi vriend , heeft laaien m&akeri, .;* t-ib. 4, c;jp. 9ijê ^ Aflam Bfcni. ibid Alb- Stad.ibiU'
J moinus. Anaal, Ρicbseani Md* Eginhart. ín vitti Catoii M*
>«>«« Verjris Poets: Rcincro Rcineccio ctlit,
' Moniuiient, pau. pag. ptf. ;j .·;,-, >,■■,,,
J Not. ín Saxpn Gramra, pag. zou,,,. ,, ,
. Apiid pi Worm. MoBum. Dan. pW, j il»
* Zie 01. worri. íbíd ' J ' Χ™
|
||||
^^^^^mmimm
|
|||||||
258 Aantekeningen op de
Uyt dit alles fchynt te blyken dat Saxo Grammatnns,
raakende de Deenfche Koningen die in de zevende, achtfte, negende, en volgende eeuwen gelecft en de den ryksftaf gezwaait hettfecn , wel onderrecht is ge- weeft: althans zoo verre, dat hy hunne naamen, en de order hunner opvolginge, geweeten heeft. Alle de Koningen, daar uytlandfche Schryvers iets van te ïeggen heoben , of die op de graffteenen vermeldt worden, hebben den zelfden naam , en worden op dezelfde wyze befchreeven, by de uytlanders en by Saxo. Dat de andere Koningen van de gemelde uyt- landfche Schrijvers niet vermeldt worden, is geen wonder; zy hadden d'er, in hunne Hiftorie, niets tan te zeggen. Vervolgens moet men oordeelen dat Saxo, die van Snio en Rtgnerus goed befcheid heeft gehad; ook wegens de Koningen, die de hcerfchap- py tuiïchen beide die Koningen gevoert hebben, niet qualijk onderrecht isgeweeft. Ook moet men alles, daar eenige fabelen en fprookjes onder loopen , aan- fionds om die reden niet afkeuren. Dat ware níet veel beter, als of iemand Karel denGrooten , of Arm Koningvan Britanje,uyt de lijft der Koningen fchrap- pen wouw; om dat hun leven van fommige Schrij- vers op zoo eene fabelachtige wijze befchreeven is. Doch hoe verre dat dit alles gaat, en de gemelde Koningen by Saxo befchreeven moeten aangenomen worden , daar kan ik als noch geenen dag inzien. Dit houde ik echter voor vafl j dat alles hoe langer hoe meer.begint te wankelen, hoe dat men naatder tot de tíjden van Chrtflm koomt. Dan beginnen de Romeinfche Schrijvers, die ook eenige kennis aan deze Koningen dienen gehad te hebben, met mee- nigte voor dzn dag te koomen, zonder een woord van die Noordfche Koningen te fpreeken. - Hier zouw ik deze Aantekening konnen eindigen;
en het zouw ook tijd beginnen te worden : maar oflj dat ik de zeerooveryeii vanGotricus en Regntrus oot aangeroert ;heb, en dat 'er in dit werk zoo dikwils van de zeerooveryen der Noormannen en Deeli<f gefproken is ; moet ik hier noch byvoegen dat de Deenen naderhand ook een beurt gekreegen heb- ben; en op een jammerlijke wijze van de zeeroovers» dat is de Slaaven en Wenden aan de Ooftzee woo
xiendc ,·
|
|||||||
.
|
_______ ------Μ
|
||||||
Beschryvinc ván Groningen. aj^
nende, geplaagt zijn geweeft. „Alle dorpeti vail
„ 't Ooiten, zegt Sax? χ Grammathu,, van de grens- „ paaien der Wandaalen áf tot den Eider toe, wa- ren volkcioos , en alle de landeryen lagen d'er onbebouwd. Garifch Zeeland ( 'm Denemarken ) naar 't Ooilen enZaiden toe lag ook woelt» zon- der dat 'er. de hand aan gehouden wierd. Én de- wijl het zónder botiwiuiden was; hielden d'er de zeeroovers huy's',als of het hun eigen Vaderland! waregeweeit. Fy'onie was door de zeeroovery tot een klein getal inwoonderen gcbragt. Laland kocht „ de vrede door 't betaalen van eene jaarlijkfche ,, íchattíng : al de relt was een baare wildernis. Meri „ berouwde op geene wapenen noch iteden : maar de „kromme bogten der zeen, op dat'er de zeeroo·? „ vers niet invaarén zonden , . wierden van voore ,, met lange paaien en itaaken Bezet.,, Dan vertelt hy hoe dat de Koning den Hartog Hmdrïkr die zee^ magtig was, vijf honderd ponden zilvers. belooft en roegetclt heeft·, op dat hy denSlaaveti Het zeefchuy- men verleeren zouw. De Hartog , .zoo als Sax& ?<"Rt, nam het geld, maar voerde niet zönderlings l'Vt. ja, indien men op het zeggen van Joh. y Mag· '•'^aangaan mag; 700 is Denemarken ten tijde vari '"» Koning Snh zoodanig door 't geduurig oorlo- pn uytgeput en ontvolkt, en tot zoo eene magte- ioosheit vervallen; dat het de prody van allerhande Volkeren wierd,. De Engelfchen en Schotten , de Noorwegers, Zweedcn en Gotten, de Wandaalen •••β Daytfchers, de Franfchen en Vriezen, zouders u er bv beurte den baas gefpeelt hebben. * lö Suenone 3 & Caauto V. y Ub. 8. cap, ij,
Rippertus II, de X V 111 Abc.
Ripperrus, m Thibolds $aat$Witüem& m/ ïyttftrp jaaren %m%mt $ρ fjaö te
j[W gefïuöccct: ítíap gae&aaröig/ fyu^W ™l9 / en ooit ín 't ttjöelpe b$ fcaofóigtig; |P J^aöectoa^ gcaaanlö Fredewold van Mid- öld: O? öcefc mit ^anDfcöapp^i / $mp
R i
|
||||
«do Oudheden en Gestichten
fcgappen/'rn oorlogen/ bte te $u en te Imh
tegen jjet fóontient ogtëeejeti / gefÏiït: tuaut $tï)cú&}ie$\ánti/-'t tóélïi bede jaaeen aepiv boïgen$ booj feíjícr geöuueige oorlogen en me* «tgitljanbe rampen geö^nüt toa^ getoeefi/ fiegofï sm ín ruft en b$tjeit te ïeeöen. ®ee$e goeöe $aber geeft beeïe feïjatten boo^ 39« ilbnbênt bg een bergabert/ en aan 3t)ne ψ baïgerg nagdaaten: öie be3eïben ojj een iitíl' öabige ia quifïacötige totjse flonben te öefïee^ ben. Hp fcoa^ secr bemint ban aïïe be üapitw ïien en 3 onber$ ban ganfeö &;ie£ianb: m oaarom i§*t §tm bjeï gegaan. l&autöit i$tm aansien ban rneïigm^m een nootsaïtelp φ boïg ban be b^eese^ob^/ batöe tijbelpegoc beren bernieerberen ; gelp |et ten tegenöed n0ot5afteip ugt jjet bersuim ban't fiïoof edp ïeben bolgt bat 3e berminbereu en te níet gaan. ^*n Ut 3tet men alie bagen pnnenïaar ín aííf ftlooffer^ gebeuren* <$inbeltju t£ Ripcrtús iigt be fcueerelb gsfegeiöen ben 9 ^ebruarpg π00* McnardüSj de XIX Abt.
<E>£ regeling ban Menardus, bie ín R'P"
peitus píaat^ geftooren fcoïerb/ ueeftai jaaren gebuurt, 3§i? $ ten rsjöe öer tenbergaöctW' ge ban taifïau$ ooit ín ben föaab t?an DM §&au^ en öe anbere ^iffeíjoppen getoeefï: b^nt aïïe be ^eïaaten ban ®unt#ïanb ï)abbe« &*> feéï geïíreegen οιη be fcerftbergabering &£ ζ tDooneiT· '©ie 'er getoeefi iuaren toifien 00» te berpafen bat 'er ín 't ganfefje Honeiíí í^ tnanb toa$ gebjeefï/ bie ín bjeígemaalitíjw fcfjoonljeit / iaelf^cenenoöeit / of nïocuip ï?an fïemme / by öem te bergeïpen g# |
|||||
s
|
|||||
!
|
|||||
van Groningen. 2<£χ
mimm 8g fíffák/ Mmm $ijtw Htm aM reit
trompet: ooft jjeeft §g öaar eene oraat3t (1) böoi alle öe Babtvg geöaam mm fjg foag Qckctb ι πι ín öe gefetjaafU toetnifrijapum Μ btbmbmi Waaróm tea$ Mt ΰοη natu pnf fjeni / ratfgaf b* / Ueriof gaf om öe 2W& ΐφ^ύίβζ(ι) monhutijaaabtn te mhnwhm; Doel) 1$ ijeeft 3ielj èan öeselben / Jfoc $mm ïjn 'er om jgeöeüen foierö/ ooit foíííen öeöi'e* ncn, ÏP toa^ jeer milöaöig en ^acgttg: tnaac
ocitHj! fjg gaarne en öjifcimfg te ^onúige Êuaëi í| ijgi öaar oen 3 o gtiig i4x,. &αη öe yefï gè AANTEKENINGEN.
ï. De naamlooze Befchrijver van deze Levens
P"jft den Abt Menardus over zijne fchoone gellalte ^'eHpreekendheit , en kloeke ftemme ; 't wel'< ik gaarne gelooven wil: maar, indien mijne giffing goed. >>s nad hy hem noch beter konnen pryzen. Men Jiet hier in zyn leven dat hy ;n de Synode van Kon- iwats eene predikaatzi voor alle de .Vaderen heeft ι 5!°'· ^ 1S vo°* e€rft een te,v'etï van zync #e-
eerdheit en hooge achting: want de godtgeleerden
ar' iaager bank wierden tot zoo eene poft niet rif/r u°ren* Doch dai is het minfte· Ónder alle de
wuchoppen, Abten, Godgeleerden, enz. die voor e gemelde Synode gepredikt hebben , vinde * ik naareenen Premonitreirhecr, of Norbertyner Ka- nonmk, vermeld : en, dewijl de Abt Menardus van. DreH-iemu ■ ^reiC;0rder was» en vo°* de Synode ge~
I «"« heett, houde ik het voor zeer waarfchijne- p),'Ja p?egzaam voor. zeker, dat hy door dien
'cmontureuheer verftaan moet worden. Zoo wiL
aan Uegts het oordeel, dat de geleerde Domino \
('^«fwover die predikaatzie geeft, den Leezex
f \\M l'Eï)Fiïit Hift· du Concile de Confuas, ρ jíf» R 3 m^df-
|
|||||
%ê% Aantekeningen op de
jnededeelen. ,, De hoedabigheit van dat Sermoe», j, zegt hy, ís vry zeldzaam ten ópzigte van dien tijd, J? Men ziet 'er geene gezochte fpitsvinnïgheden , „ geene verbloemde fpreekwyzen ,! óf vercierzels j j, geene driftige vervoeringen , geene geleerdbeit als ,, ten toon gefield; geene bybrengingen van wee· i»J reldfche Schrijvers. Zelfs worden d'er de Vaders „ niet als zeer mati£ bygebragï.' De ftijl van zyn j, Sermoen is zoet, eenvoudig, zielroerend , de re· „ deneeririgeii zyn 'er bondig en klaar*, dè bewyïen 3, worden d'er uyt de H. Schrift getrokken déwel· ,, ke dikwïls > en altijd wél'ter fneede," bygebragt „ word. Een Prediker, die tegenwoordig op kn {, zelfden voet zoude preeken, zoudézich verzekerd & mogeri houden dát hy niet.'qualijk gepredikt had.,, Dit is zekerlijk een gewis .teken dat de Abt MenáxL·^ dien ik voor'deripreeker houde, eene rechte geleerd- heit en bondig oordeel heeft gehad. Veele huideiidaag· fche Predikers mogen dit wel vooreen teiïe neemen. : z. Maar't geen de naamlooze Schrijver vorder ver- haalt dat de Paas Martixus V aan onzen Memrju eershalve zoude vergunt hebben de BiflcKoppeJijke proiikgewaaden te gebruykeii, is geen byzondere vergunning voor ^enardus geweeïjt. Dient dan ge- weeten dat het Genootfchap, 't welk in de Synode ván Konitants aabgeflelt wierd om de Voornaanilie misbruyken af te fchaffen , onder anderen ook de Jliiichoppelijke pronlaekenert , als den myter, den ftaf, den riiig, enz. aan de Abten verboden heeft. Dit voorrecht, zeíde dat \ Genootfchap, was eigf° tfan de BiiFchoppen : 't welk een Abt zonder hovaar- digheit," en zonder de ongemijterde Abten tor jaloers- hëit te verwekken , niet begeeren kon. Doch de jr^enediktyner Abten, 'om dat zé dat voorrecht ι»3 langen tijd genooten hadden , wierden 'van dat ver- bod uytgëzondert,; Maar Martini V , in de gemel- de Synode tot Paus gekooren, ais hy op S.'MarMW dag gekroont was, gaf eene ordonaritzieuyt dat al- le de ongemijterde Abten de gemelde eèrtekenen hu" leven lang Zouden mogen draagen. Dierhalve was dit geen byzonder voorrecht voor den Abt Memrá&'· dewelke evenwel daar over moet gepreè zen worden» ' *'ldcn3 pg. Í45»
|
||||
Beschrvvxng van Groningen. 26*3
dat hy die vergunning noit heeft willen gebruyken.
Dit voorrecht, aan de ongemijterde Abten vergund, raakte hunne perfoonen maar, zonder op hunne na- zaatenover te gaan. De Heer VEnfant, uyt wien ik deze vergunning getrokken heb, voegt 'er op een * andere plaats by dat de gemelde Paus door zoo eene vergunning defchikking of ordonantzie van't gemel- de genootfchap eeniger wyze verbroken heeft. Men zouw'er dit antwoord rniilchien konnenopgeeven.dar deredenen van't verbod nu geen plaats meer hadden. De eerde reden was, dat de Abten , zonder hovaar* digheit, naar 7.00 een voorrecht niet konnen ftaan. Maar men leeft niet dat zy 'er na geltaan hebben: de Paus gaf hun dat voorrecht uyt eige beweeginge. De andere reden was, dat het zelve voorrecht, aan fommige Abten gegeeven, de ongemijterde Abten tot jaloersheit verwekken zouw. Hier word her aan alle Abten gegeeven: vervolgens was alle reden van jaloersheit weggenomen. Ik beken evenwel dat deüiflchoppen , wien zulke certekenen eigen waren, zich daar door eeniger wyze beledigd korten achten, |
||||||
aS· 687, 688.
|
||||||
Sacherus, de X X Abt.
Sacherus, oe na3aat ban Menardus. $ tfcuee
waren en 18 fcoeeften Ubt getoeefi. W# ög ög öctt Spiflcöop ban g&vmftet gehomen toa£ -, m f gelp öe feeriirticjjt bereifegt/ oe sege* yna ttfcïjtti gaf (jem oe Síffcpp tot anfc ™>Φ: ten $ρ pat gp 300 bed gaf/ d$ 3ij« jpo^aat Menardus boïgen^ öe jaaripfefie ^nteiteningengegeebenöao/ te fcjeeten 100 Wen ban Phiiippus, üamng ban %anfo w öat f)g mtt§ 3onbe ber&njgcn, Sacherus m hjcoerom tot anttooo^o. €efcent nn toe* y^]d £l«ni aan öat 9ec iemanö geftomen i$/ bit » oor He ?,ct Hiet.aïle fiegeeröe te geefcen: en iw£ igBiffchop- W suite? (ι) oen mifcljomeimn 3egen naar pcí1^ zc~ «VMM*, mcitumm mity. **S£'
R 4 oen
|
||||||
Aantekeningen
|
||||
anDrr£ ai| oooj fïraong ïjao foïïíën o>eÍíéíil
5|g gad te fóeufen gefioöeert.: ipa$ een trejfc lp jleeff er en ^cïtëflbeu ín ailerijanoe mi jpttiiru tsaar δρ eeii 301030113»; en nair ta* fel een t^olp en goeo öifctjtjénoot.: maar in't Brcrgt iietgeelfelpie toa# gg níet nier alle* #aat Doo; armoede10' $ &et fcïoafï^ tftf oe ugterfïearmoefce becbaí*
ïen: 30000010 oat oe jlloiitii&ta ín öe eetfeamtr tor^of goore mel&tyotmm iooe gïaafé bán ■picci en öat oe boter en attDerenumaftcjl 8«h toegemeeten tèiertï.: feet gcöeüröc een| Dat |g pet remge'eerlpe lutDen/: -öïc 'liasi buiten quanten/ aoo? ijetltiOQflertoanoeloe.;. en'Sim Jjer roonoerlp geöoofcuι öe$ Síoofíer^/ riiöc tiieenigerganue toette? oer bootige Jèonm&f feen/ 'oiiöer 't tóèioeïen aantoee£. 'JEaát een ijati 't seselfcgap / öie öetoiifïeifönaïïen toe?/ ioirojoeijftn bliegengi toe: ëeer^t/ottaW toont jjg on$' tot ntoe eiije ftjjanoe: Dewëf Hitte boe&aatéu ín gujnne armoede 300 hafft' lp geöoutet geööen: en gg/ 't ge ene re$$ jpeöonfcot $/ 3oooanio, laat berbaiïen/ én Μ ín 31)11'QUircu fïaoo niet fjouoen ϊιοηα. <bit. 5» genoeg: baar 30110e notf; nmï tt
Wmmmtti maatMi 50110c níet fïicfjten. IS $ oberieoen oen 17 feêcemuei·. 1423. ■ Λ ΑΝ Γ? Κ Ε Ν ί Ν Ο,
^. Sacberus, hoewel geen BJiTchoppelijkexegenínS
konnende verkrijgen · ís 'er ηοςη beter afgtkom'en·$ Üdalricus <*, de feven-en vijftigfie Bí'íTchop van Knn" flants. Hy was met eenparige iienamentot íiiíTcnopgc* ïooren ; en had maar de PauiTelijke bevefliginge van ■α Cfereosc, Coaftantieniê in Udalrico ?7» Episcop° , ®&
' ■* · i .:■■ ,i ί jlOOaCl
|
||||
BeSCIIRYVING VAN GRONINGEN. %6%
aoode. Maar hy wilde den Kardinaalen, en andere,
Bedienden van'tRoomfche t|of\de handen niet zal- ven ; en geen geld voor zijnebèveitiginge geeven. Dat wierd te Rome zoo hoog genomen; dat hy afgezet, eri eenander in zijne plaatze áangeítelt wierd. Henricus, Baron van Brande , en Abt van zeker kloofter in Duytsland, was zoo vies of nauwgezet níet. Hy zocht ín de plaatze van UrfaÍricut Biffchop te wor- den : om 'er toe te kodnien, heeft hy den Kardinaa- len, en eenige anderen die hem een üag voegen kos- ten , b ontelbaare fo.mmen gelds belooft,* Dat was het rechte middel; toen koft hem de mijter niet miifeii. Hy wierd dan Biffchop: niet om het Bis- dom wel te regecren; maar om het uyt te zuypen, en alles over hoop te werpen : waar in hy zich zei- ven meeiterlijk gequeeten heeft. b [«mtaieram pccuniarum fummara.» Rudolphus, de XXΓ Abc,
c$a öe$SeïfPoöuD i$ Rudolphus, bggeflaamfcl
Vrjze vanGroninge, fSÖtgefoO^Oen; ttl geeft ijct itfaofïe? een íoéeíí ïangee aï$2.6 jaaeenbe*
ftm. jüen 3£0t oat gg fcgoon ban aanfegijn en fraag ban geïaat foa^ $&aae bz$t bcbaï^ ïísQcít/ íníw'en 3e fepo? geen oengoen berciert tüojb/i$tm j$eïe 3aan. $&#yxllm gíeeraaac foemtge bari5tjne bemegttngen laaten boïgen: óni Dat een beêfïanoig 3£ee3ee/ öie mjt Meine 3ααΙίεη ban g^ootec oo#eeïenïtan/ ïtgteïp 3a! batten toat aï goeiig pat gg geoaan en tebieeg öcö^agt moet geböen/ tneoit nloojta ten eec* fte getboLmit en tot 30« ouoen fïauo gebjagt Hy berftek geeft, 3i£ant aï$ on| Kloofter / geip öoben alles ia 'c ^trgaalt <^/ 300. ín't geefïelpe a\§ get ti)öe*klooft"· ïpe tot een unterfïe armoeöe berbaüen/ en öaae bg $tct bolMoo^ getoo^en toa^i geeft Sg aïïe| gerfïelt en berbeteet. i|öe beeöient 300 een man gerojmtt en ge-eect te tooien; |
||||
%66 Oudheden en Gestichten
Me níet alleen boo?'t foeïbaaren ban at f$}o&
ber^bie'er toen tbaren/ maat? ooft boö^ oe tia&omelíngen/ 6030^30 í^ gelueefí í 3[n 't jaar £433. beeo §p & Antonis outec
ttümfbet!: oo^ ïjeeft ïj$ be fcapeïïe bg be poo# ban níeuto^ ioeber opgebontot i ben toren öcr frer&e ban t íjouten g^onbíx»er& af tot öoben toe opgeijaaït; een materíeíbmg gemaaht: Jet baS ban be ganfcíje flaappíaat;á en banöe Boeten met Reenen gebe&t: en beele gebons toen/ öie iceüjft herballen toarèn/ met g?oote moeite berbeterr. <£mbelpt i£ fjg ín 't iaat' 1449 op Hiíiei'ííínoeeen öag/ omtrent oe eer* fïe ΜΦ/ ín oen Heere ootfïapen j en legt* pnöer een jarft/ ioaar op een öarber^flaf af Seöeelb fïaat/ begiaben. .Heiirieus de II, de XXTI Abc.
5Pe i|eer Henricus van Rees, bie be tttiec- en-thmitigfïe Kiöt i$ gemeefï/ ïjeeft bat ampt
%t$ en bertigjaaren/ mineene maana/ \$w lpbebient; en beele bingen 500 in/t tifielfy ïte a$ 'tgeefleïpeberbetert %g toaV matig/ ren tiptfïee&ena 3anger/ milö in 't ligtbeeïen ban aaimrffenï baar bg een lief geböer ban öe Öoe&oeffemngy en een untnmntenö^ebtftant· ^oltöabgembe%eer een to|)3e en boo^ígtíge tong gegeeben ? 300 bat f$ toift wat bat ffê peggen en 3ttnjgen moefi. % geeft m(3P# bogaart gentaaftt / en ban be anbere 3jjöe üea fcioöfier^ met een mune omtrobften: btfibe imwe rfjamS ban be OB^omngeif ganfeö &<*' ö^ofien mo^b. #aarenboben ïjeeft Ö£ We fcgber^ Jaaten gjaaben / en beele lanDergen m lanb®oeben "aangeitocöt i en gaf norfa tan#
% 1 ■
|
||||
VAN GRQNlNfiEN. ï&f
m$ mm aegt op't geefïeïpe a$ om't φ&
Ipe. Joeg geeft ö^ fcjfe outaaten ín be gjoo* te ïitrEï opgerecgt i bat ban be brte koningen; Dat ban^t Anna; en bat ban#i Eügiüsv ®m geeft gg nöeg ty ten ban bínnen bernieutot/ en get ban boben beftïeebt Wanneer go nu 535 bat be boob booj be beure
fconöi geeft gn ben föt ban üïaarïianip ont* boöen / en in be tegenfooo&jggeít ban aiïe be 25t2ocöer^ affianb ban 3flne toaarbíggeít ge* baan; op bat be gemeïbe25^oèbe^/ boojben raab ban ben gemefben Uht gego!pen/in mm plaatse een goeb en öegnaam opbolget^oubeit Imm. m§ bat alíe^ befegí&t tnaá; fteeft fin ηοφ je^ bieenen geleefti m i$ toen/ 300 eS top goopen / een geïufcRige boob geffojbem &jh ficfjaam/ ín een fïeene Rífïgdegt/bjíetb m.tnu'5beni)an 't liapítteïgu^ öegjaben: en $ pne boob boo&ebalïen óp ^. Andrics bag Σ485-. ; '· ■■ - · - ■· ™ Wolterus l, de XXlïI Abe.
Wolterus, beb#e en ttoíntígfïeffiöt/geeft
pe$e ffibbn negen jaaren min r toeeííen 300 ín ttijöeipe aï«ETt geefïeuj&e ïoffelp befiiert. m toa£ bgoom ban ieben/ 3eet boo^ïgttg/ jen g^oot nbéraaebooj berber ;neb;ig/ ma* «0/ ín fcmen géene níeub^gíeeíggeít öefpeuet «w> j 3onbet? opgouben 3ojgenbe en aeDei; öcnbe boort p^oftt ban annenïoofíer^ Φοη geeft ga onse goeberen bermeeebett, een nfcw toe neuften booj 't Honbent gefïiegt; en Be* pgt bat'eijtíoee outaaren ingebnjbtbjiei'bein c cene ín be nerh: 't anbece ttibe 3toattfe fca* Drmrt^mi öeift 8^ "0CÖ W "««toe ftapél
fiemaafct m ong ugtgof; 't toetë bootene be fiel
|
||||
a.68 Oudheden en Gestichten
gel genoemt fcuo$; maai* tegentoobityg gei
3&ataDj}$ * .♦;..« ^e$ eii-btjftig jaáreu pub ge*
iöOIÖCU/ $ 8ρ íti't jaar 1404, op j^Hieronyr
mus bag oberteben. φρ legtöeg^aben onücc
een ^ai'ft / baar 31)11 naam op fïaat/ betief? fm§ 3?jnen boo^aat; met Mm ïjg een jjait en eene 3tel ín ben ïjfeere toa#g$öèef$:opöat 3» ooïí boo^ öe öeajaaffimi$ sqjijkm bm&wt gjn j bie te boore bereenigt hiaten gebieejï boo^ be fieföe ban Chriftus: 'betoeUte g^ge-ut $g ín alk eciitoigljdt. Wolterusi II, de X XIV Abt.
v^aat4 na if .Walterus van Rees üöfc 0CÍBO*1 ben i en geeft bgf jaasren en bier raaattben $p
regee^. $?£ Sjjnen tip/ u meten ín 't jaar 1498. op ben berben j|aafcpöag / jipiöe tmn 8)en bag banji* Georgius, i$ Nithardus Foux
met be <&iiBtfcjjé <0a)De/ of een gjoate me?
trigte ban opgeraapt «rngöboUv/ $er aange* {romen; en jjeeft on§ ftloofïer g^oote fcfjaöe aange.ba.an/ betoeïfte meer Λ^Ιοοο Μ)ψιΐΦ guïben^ öebL*oeg, $©aar/op bat 'er geen tyw feu Qiiaab gefeïneben 3ρηίΒ * jjjeö&en be «ί&α* iiínger^ met fjunnc onbersaaten ïjen booi i)ct opbrengen ban 3 2000 gulöen^ öebjeöigL <2&J fcaar op i$ al bat nríjggíbolíf op titn negenen bag/ na bat 3e ín't hioofïee aangenomen hia< ren / toeber beetronhen, 't Ιΰ&αφ. oon geen töonber; fcpant be boo^gentelöe Foux, tic iw píteín'eii aanboerber ban aï bat boïn/ btfi '^ nacl)t$ te boore/ 300 a$ gg» $elf be&enbe/ 500banig berfcj^int gèfcocefi * bat ftn níet fan* gjee ín 't «loofïer bnrfbe bltjben. í^ant men S * tjicr was íets «pen ia't Latijniclje haadfehrifc»
§aa;
|
|||
V au Groningen. 26^
íjaO Bft Öreïb ban §>. Bernardus , bat iïï tït fierlf' beneffen£ £.Bernards mitaar (iaat/ en
ííáú^ (jet boen barimitaMènsèet bermaatb té/ $ien jtoeeten^ 500 aï^geïoofitjaarbigeïuibeh/ bie öet gessen en gct stoeet afgeb^oogt Ijebbeit
(# getuigen.) Jiietnanb Ijoeft baat aan te ttoijftfen: toant jjg (<@· Bernardus) gab een ugterfïe meöelpen met 3fjne fibbg; om bat jjg öaaé toen jultó 3$£o*uer$ ï)ab tooonen / bie 500 toetntg naat jjetn geleeden, 'tBoïgen* bc iaat 5Í311 be 4$;omnger$ ben gemelben Foux met gefriapenbemanfcöap tt gemoet 0e3 trofthen j en fjeböen gem en 5ijn bolli op 0* Magdalcnaas bag aangettofltn te U$ü$$touU be, '®aavfa)!er&|jg/met sooiigtgele^eneman* neu/berftagen: tóaat ober jftoote bjeugbe ow Der be lanbj&ten öeo^eeben ψ . l>ao£t£ toas1 Öe5e eeiliiaarbige Babet n$&
(ieeheub toeigemaaftt» rijp bait3eben; ín be turtenfcgappen rebelp etbaren;* maat boo^ ai m Ut tjjbelpe ^ahtn $m bea^eeben. <&u$ geeft gg be bënfifej / bie ín 't (lot ban 't ftloo$'* tecfïonbén/ ïaaten bermaafcn■■$ enijeefcooft get 5U!bet'öof ban be SfiÖbg bermeittot. ^ Soutoraect anbere buigen gebaaii Rebben/baa* reï)^ 0003 5sjne 3iehelpgett niet belet gebjeefi; tait ban 't begin sjjnet regeeringe af/ totget: fnibc ban 3ijsi ïebèw toe / i$ fjg onpaffeltj&i Sffoeefï aan $eere beenen: hianoeet ga jeet rand hier , fnijd hier , maar
[paar my m 't toekomende leven. Éö íg? ObÍfÍ ίεΰ^« in 't jaat ifoo. '^baag^ na ^, Schoias-
iicaas öag: en legt onber een 5acbfleen/ baat 3P «aam op. (iaat/ beg<?aben· »n c Latijn is ir: zin wederom onvolmaakt: nt3.tr daar zal
Ruigen , of vcrklaaren , of iet «liergelijks moeten ftaan, *V'**W«-. Hit-, \
(
|
||||
%jo Oudheden en Gestichten
Herrnahnus, de XXV Abc. $a öe öooö ban w ol tcrus Π, úp mn öag bmi
&. Pieters fëtOtl in't jaarrýóo, $ Hermannus
van Vrede tot öiefcoaaröigfjeit berïjeben: 3ijnöe
tm man ban éen eerïp ieben/ ban jeer goeöe ^eben ; en baar bg een utófléienenS gberaar tïooa 0113e #,jöer; jj&aar aïsoo grj oni Díe # ben bg fommigen níet tóe! gezien íoa$; geeft jjg/ naeöatf)g4 jaarenen] toceiien geregeeit |)aÖ / ín öe tegentoooaöiggeit ban aïie öe 23«? naröper UUm banï^iejianö affïanij ban # tie fajaarö!g9eitgeöaan:|jeööenöe fit$t$ètn& ïier jaargelö boo^ $icjj seïben beïjouöen. %n 't eerfïe jaar ban spe regeering Beeft
Aibert, öööjïucittg fartog ban j|aren/<0,jo<· trínge belegert: boel) einöeïp $ er tbeta 3jíbp een Befianö getroffen. $kt ïang baat- tiae $ jjg / a$ Dg tot €mööe tm geliomen fna§ / tigt get ïeben gefcgeiöen; gfn 't WM jaar ban ben 3eïföen Mbt i$ §et Decfö ban U 3H· HStaagb Maria ín't intööen ban't Roo^ o#< gehangen: booj tóeïn öeelö aïtijö eene lamp met ö^ie Éoapaaeffen fiöngt; hielfte iamp (met bc fcoaapaarflTen) aïttjö onöer öe &lompïcercn ontfïoften fooaö; o# bat öe ^oeber^ ïjet * Salvc Regina öe$ te gööü?uc|>tiger souben 3üigeu. 't ïpe eerfoaaröige $aöer Herma nnus geeft na
Sijnen affïanö noeg 1 i jaaren fit ttóee maan* Den ín aïïe ootmoeöigöeit en eene innige goïs* ^ucBtígpeít öe£ jjarte geïeeft; piöMtcl i» èenige safce ín te ïaaten/ q\$ toare ög öe laat? fïeban De gegeele©ergaöeringgetoeejt: en $itlj nergen^ meöe bemoenenöe / al$ met <0oöt tii * Wees gegroet o Keningin»
3<cB
|
|||
van Groningen. 2 71
$tc9 selbett, fa ugt ïieföe ban be Cieriielpe
toetten geeft ïjgooï* bolaomen affianö geöaati ban öet jaacgeiö/ 't iöein Ijg ugt ftraegt ban Sijneberine^ngfeooHielj 3eïben begouöcn {jak 3®ant 8ρ begeerde een arme |&otiniEi te #m ben; gelpoon gefcïjieöt $ ín 't jaar ifi& 'g öaag£ booj pet feefï ban ben φ, J&u$ Sil- veftcr. §ρ$ bínnen on^üagttteï aanbe 3tigÖ* 3^e öeg?aben: en moet ín b^eöe puffen* U\m\h ,, , Bernardusl, de XXVÍ Abt.
$a ben affïatlb ban ïjfeet Hermannus f£ Ber- nardus, een ^onmger ban geboomte/ fllbt ge*
üjo?öcn; en geeft maar een jaar/ oji bfjf mee* tien nae/ geregeect. ^tjn Itcfja&m ig ooli ín 'cftagittel b# spe boo&aaten beg^aben. Bcrnardus II, de XX VIΓ Abt*
Sö toíeeb opgebOÏgt bOOj Bernardus vati Doesburg i bie ai googe jaaren jjad * maar.
SanfcF) tyee^aam en een $eer goeöe Se^gee* ba· toa$ í en Daar bg 3pe geefMpe ninöeren «net een önbe5iüeeae ïieföe beniioöe. 25g 30' net? työ jjebben be Regenten be^Hartog^ ban &Wi öe fïaö <$joningc üjcöerom beïegeet * μ osíse tfiööge geen Metne fcïjaöe taegebjagt: faaaae boosöe 3eer edelmoedige én boo^ueíjtíge ®°Jfï ban giajtm/ Georgms, on£ naöerjjanö jopo tlgíjHfc^e gulöengi öeeö toeöergeeben. S* !00° ftfjmifclje gulden^ jjebben to^ooB «tuien öen tijö ban bijf ja een/ te toeeten ie* J5? laac tbjee-|3ïiöeeö / ín gereed gelb ont* wangen, ^oo^tí
|
||||
ιη% Oudheden εν Gestichten
$00#$ geeft be eetltiaat-bige $aber/ Eer:
nardus!r, tmee jaaren militie maattoen ge* mmu en i§ na3pe boob WmmüteMpa öegiaben / met een ffeen öoben gp goofö· toot-op3jjn naam ugtgeöoufoen éaan ajjffii 5teï moet ín bieöe tuffen, Urnen. Èlbertus, de XXVIII Abt,
3fn *t iaat· 1^07/ op ben tras ber bier #
toonbe jfHartelaaren / if üeer Eibert van Rees tot tufte behoren: aetóe man booj een goji&elpe fefjtïtïiing aan int hioofïcr fcïmut gegeeben te 3tjn; om bedelfψ iioótbjeiiöïgljc* öen/ ín oie beraiiöetfpe en gebaarelpe ,0& fteïtemfen oei; tijben / te guïpe te MMM. li^atJt / afê of ög geïp een anbere f Aod mljtg m fwtë# íoaee tüetoeefï/ 300 pafte j£ met een unterfïe naai^iggeit op §ec ouDep ïjonben ban fee Moofíerïpe fuctjten D£geefïc> ïpe oefeningen: en aï$ jj» bjebee bande mft baiï Maria tot be .fiejígjéít -uan Marcha'okr- ging; ban Ijab tjn/ ín 't öejjanöeïen ban tó toeeeeïbfege gaaien / eene bjonoere öebalïi0> geit/ Díe on*? tm íjoogfïe aangenaam en Daac δη nooösaneip mêl 2% be ^ffen/ JÉ* 0ifíraat|perfoonen/ fönjg^obecfïen/ en bo^ tsere gafïeii/ ma$ jjn 3eer foei grieft ώπ 38^ bnenbeïpe f^aansaamöeit ■> en bJierö bart gen/ om3peeenbouöigemiitgeit/ ten goog* fie geaefjt- Wmt ijn bergmnte be armen öoo£ fiet geeben ban aamtsffen en troofíeípe tooo^en': nafipe be b^oebe^/ bie iet£ w* baan ïjábbên/ met gjoote goebertieeenajjdt \ m ganbeïbe gen met eene «uterfïe goebaaröijj' J Zie het Boek der Rcchtcren, 4 Hoofd/l.
m
|
|||
VAN GröNÏN'GÈn." %J%
geit/ M$ ψ berontó obei;í)nnm$De&$f toon*
bén? sooberre iiocötan^/ afë öe Moofiedpè ίηφ / tonbtt te berfïappen / ïpeh mogt. |et Mooffrtffe5óeit ober geïjeeí $;ie£ïani>/
itót ïjem öoö$ feen ^öogföaaröigfïen UU bari Ciffem'e aan&eboïen ma$/ ptft jjg fangen tijts $m 'so&bülirig / Sofirdp/ en met eert $oote beliegt oe# fcloofïeclpen ïeben^ / toaar> genomen. 'I|g gaö een ugtneemenöe ïieföe booj Ds 3|. jifeaago en Jiüoc^eu<0o&^i tut jjg ooh 5onber!tn^ eeeöè: en geeft gaar ontaar ín De frópdÈe bao^ be noo^öee pooL?t ioeöerom tiöen ojjretöten. <Paarenboben fjeefe fjg 't i^fjof/ baiiöebfoer af totöobentoe/ boètt beriftëittoen* $$$ 5jjnen tp / ftt 't jaái? ι f ι § / geeft Ge-
örgms, J|aetag ban g&ptn/ öe fïab^onm* ρ met een geer magtsg íeger/ bat ban alfe£ ten ligterfïe íueí ti^t^o^t bja$ / te bergeefá bdegerí. siMt i$ f$ uSm ^ofibjiegleuö / onöèc öa* <ftaaf "ban Smotsen fïaahbe / op»» getroftftén: aitbaár Hendrik oe^ube/ ifer* tög ba» 2B£dn$toijft / ín Set öeïeg ban fjet &#d Φα^ο/ '£'itoag£ boo^ £>. Jan den Doo^ per, met een fcogel öoo^p behlteneeïgefcïjö* ten toierb/ en boöti bieef, 3$ant get ïeges ban Gëörgitkl -$artog ban^apen/toíerb ge* boigt boor Hendrik btn <&üUm tïi Hendrik
Öen^foHgeni ÏIOOJ Ericus van Bronswijk, eil Philips van Grobbenliáge, tiitemeaïï|attOgen/ "otge^onbccö Hendrik ben Φηΐινη/ bte beele
jnaanocn acgtee malaanberen ín on$t 28bbp otthtttMh SOIIê öeese &o?figfpeperfonaab* w/ öocg bod? ai Georgius, gebben aïtp Beet? beeï ban onjenSBöt Eibèrtus gefjouben: bp wtoeïten öe MftM$ ín bede buigen / Ut be |
||||
&74 OUDHEDEN EN GESTICHTEN
gerfoonen msalsen ban #2ie$Ianö m<&$mfo
ge raanten/ een nutte en nocst^anelpe boo^ fjpjaaft i§ . getsfeefL,. ■.■:. tpri 5t $eif£iê jaar/ op öen öag ban öen&
helper üominicus, öat $ öen bsjföen lu* öufïi/.. öetöen öe 0emeïöe ^actogen fjet f£eöe# fee ^ant getoeïbtseü jjanö ingenomen/ en 'ir toeï 1300 mannen beefïagen: taant öe gjoot* fie Jjoo» ft»a$ ín öe ©arocöiteïf 0ebïngt/ en t| baar öooögefmeeten5.300 öat men tot öe fjieïen toe in |et oïoeö ging, .git öen $tlfbm $omer geeft öeïtefeö-ontfïeeRtng in onyBIoo^ tree gehioeöt·, níet aíïeen onoer öe toeeeeïofeïje intöen en &e3oïöï0Öe nrifg$nnesten> ban &e* faelnen omtrent 600 gèjïofben 3tfn: maar 008 onöer 0113e%f$$itö$4 toant öaarsjjn 'er níet minöer aí^ aefjtíen/ met öen g^ío^ Wicherus van Zwol, ugt Bet ïeben gernSt. De Hattog 311 öen bofgenöen fcointer i$ öe oooiuicjjti' tsuGci- wöi 3|artog ban <0e!öerïanö/ na öat jjgeen wórd Heer ^Ö^S ïeger geb)ö|ben gaö/ %eer ober Díe van Gro» ban Zonnige getoojöen: öte gent en 3jjnena> ni«ge. naaten tronbj rpiödoren / en manfc§a$» 0^ baan geööen* Paar op ί$0β nafïeeï / bat Dooj , Edzerc<0|aaf ban <£mööcii aan öe^öfêpoo^ apgeöontot tea$ / blíegeng gefleeïjt 3» ψ . $elföe snaait Beeft öe geniéiöe igartag öan Stèïöedanö/ op öe aanraaöing ban Janncke Douwens, m ftanenöc op öe tbieeö^agt Der 3fr$k5m/ tm anöer leger ober 3eè naar Λ Wtfttyít§lmh gesonöen/ 'ttseift jjg ooïfbooj een gioot geöeelte öemagtigt geeft. , omtrent ben 0f$m tgö/ te iueeten op get feefï ben öen % ftpofM Thomas, geööen öe <&$ΐύ& ger$ en öe j&affen gen ugt 005e $Mjföge &0' * Te weeren Vneeland tuíïíkeolict VJiVcntJe Lewcri. ■,„
|
||||
VÁN GRONINGEN. 27jf'
Utljteiu öetóeïnen baar op/ fcöoon bar get
tegen onsen banfs en ^onoer 0115c fdjult» se* jcöiefct bia$/ebeníoeï In öeiSöbp gebaïlen $$nï m a\k$/ tot oen ïaatflen buít toe/ geroófc
$oo;t£ Qerjx 003e eerbx ^aber Elbertus^
m bat í$ i7 jaáren en omtrent tyit ttkanöen mrt een algemeen? tt lof en iinterfïe bernnftig* jjcít geregcèrt / en ölpen:' ban een ojoote ko^saaraíjrít eii naaeffiggèït gegeeben jjab/ en öie tin om %Mè fícjjemellj&e5toái!{)ëít en pos gen ouoeröam oen laft oer i'cgeerioge níet langen feaagehtef -m een rijp Öeraaö / affïanö bah Éjjé toaatoiööcit geaaan; - en een jaat'§eïb boo| Ü 3elbcn eepnöen; NS £$£ 3tcf} *an'ftiet #oöt alleen m ^itïj ^elben öeftommeriie/ en 5ijii φ0$ nu ooft berfooren paöi ficeft j)n bier jaarcn-Iamt bi berimfójg{|eit ban Tobias uageboï^t #£ l^oeoer^/ Öie jjem ban rjjfc tot tijbterroofftfii/ ficlbe'ti Öem ooMjtt bob# Mo ban Did .ymus van (i) Alexandrye bOO)
pogen» bííen^otítbáoioeïíeoaiiíeipie oogeti/
öic Dg berfooreti ftaöy gcefïeïpe oogen gegee* ton Beeft. |tö$ om fcoa$ ijer bat be 3|. An- tofiïul · 300 a\§ men gefcfeeeben binüt/ Sem j«f t bee5e tboo^eh ober bat btüit§ berfcroofïei Onlkl u niet, o Didymus, over het verlies van
wwe lichamelijke oogén: want u ontbreekert "egts Zoodanige pogen, die van de vliegen en muggen hinder Itonnen lijden: maar verheug « liever dat gy zulke oogen hebt, met dewel* «en de Engelen zien j en mëtdewelken Godc «ntgoddelijk licht kannen befchouwc worden.* «mbeïp i$ ^ op fan aag ban ben g. $9?
Wjop en ^aeltjïtec Ëligius ín ben ^eere geruft fn in fict Itapittelöii^/ onöer een sarn baaè S i, lp
■ ' ' Ν ■ ,'■;■' · l '·■' ■ ■ ' :,;. .*.,: '
|
|||
|Τ6 Aantekeningen op β ε
5tju naam op flaat/ '&encffení stjne bosraten
fcegiaimi. ^n jieï moet ín ö? ccatoige b^eDe wjïett. fömcn. ' AANTEKENING.
%i Men kán het niet zonder eeneuyterfte verwon·
deringe leezen, 't geen zeer geloofwaardige Schrij- vers van dezen D'idymus vernaaien. S, 4 Hieronymm en b Ruffims, die by hem t'fchole gegaan hadden, getuigen dat hy pas 5 jaáren oud zijnde,als hy noch nauwelijks leezen kon, zíjn gezigt verlooren heeft, Echter heeft hý de wetenfchappen zoodanig beftu- deert; dat hy niet alleen de Kederijkkunft, Filofo* fý j en 2a.rfgk.unft meefterlijk verftond; maar ook volmaakte kennis kreeg van de Wiskunft; dewelke nochtans, zoo als men zeggen zouw, zonder de hulpe der oogen niét geleert kan worden. Maar vooral heeft hy zich zelven in de Godtkunde geoeffenn en wel zoodanig dat hy voor den bequaamften gehou- den wïerd om het smpt van Hoogleeraar in deTfir* maarde fchole van Alexandrye te bekleeden. Zijne vermaardheit was zoodanig over al verbreidt, dat hyjseö zeer grooten toeloop van toehoorders kreeg j ónder de wel ken S. Hieronymus, Ruffinus, Palladius, en Ifidorus voor de voorriaamfien gehouden worden» Zelfs heeft hy verfcheidene zeer deftige boeken ge* fchreeven; die voor een gedeelte van S, Hieronymus opgetelt worden. Doch, om dat hy een groot voor- flander van Or'tgmes was geweéft ; is zijne gedagte· nis Ín de vijfde Algemeene Keikvergaderinge ge- brandmerkt, By deze gelegendheit zal ik noch twee perfoonen
bpgeeven; dewelken, hoewel dat ze ván jongs « blind waren geweeit % echter in geleertheit uytge· munt hebben. De eerffe, Johannes c Ferdïnandui ge* naamd, lijnde een Spanjaárds zoon, maar in Vlaarf- dere gebooren , was niet alleen blind , maar o<>* arm j 't welk bynae zoo groor een beletzel voor α« |
|||||||
α Vi*l« ejus Chronicon , & Catalegum Scfipr.
b Lib, %. Hift. Eccief. cap. 7.
e phil. Camcrar. Opcr. Sübccfiv» cent, X· cáp J7«
|
|||||||
|«'
|
|||||||
;'■> Bl3CHRYv7NG VAN ΟΕΟΝΙΝβΕϊϊ. 277
geleerdheit ís als de blindheit, Echter is hy niet al-
leen een deftig Poeë't en' Filiofoof, maar ook een overvlieger ίη de Zangkunft en allerley muzijk ge- worden: zoodanig dat hyip/t gezelichap van rechte kenders, en tot hun uyterftè genoegen, op veelerhan;- dc muïijktuig fpeelde; en ook uyc zijn hoofd veel.e nieuwe en kunitige liedtjes maakte. Nochtans moet hy verre achter eenen Mechelaar , Nkafius deWerba^ ftaan d. Deze Nicafius was van zijn derde jaar af blind geweeft: zoo dat hy noch leezen noch fchrij- ven kon. Echter heeft hy zoodanigen voortgang in de geeilelijke en. weereldlijke wetenfchaopen ge- daan, dat hy voor een tweeden O'tdymns yeraVekken kan. Hy is te Loven niet alleen Meefter in de yrye kunften, maar ook Licentziaat in de Godheit gewor- den; en naderhand ook, met Pauflelijk verlof, Pries- ter gewijdt : wanneer hy opentlijk voor het volk preekte, biecht hoorde, en alle Priefterlijke bedie- ningen verrichte. Dat meer is * hy wift beide de Rechten genoegzaam van buiten \ die hy ook te Keu- len voorgeleezen heeft : en is daar ook voor Hoog- leraar in de Rechten aangenomen. Zelfs heeft hý twee boeken , 'teene /'* 'fafio\ 't andere in f quarto, over de Reenten, gefcjifceeve^n,\ dewelke ook in 't licht gegeeven zijn. β Camerat,» ibid» TritJieiH. de Scriptor. Valcrius Andfcas
Bibl. Belg. « Enarraciones in iv Libros In/lic, Juris Civil. Coloiu
f Lcftura trium Arborum, Confanguinicatiï , Affinitatij ,
& Cognationis, cum Apoflillationibus, &c. Colou. if 80,, Lambertus Helde, de XXIX Abt.
^aarentttffegttt íg fce fout? öeballen op ben
f|fC Lambertus Heïdr.; öie öak attlgÊ al &ρ 'f
mm ban Elbertus biet jaaren ïang 3ecc lof?
TOt toaaugenomen gaöu Üg toaji te <&t& roj0i tigt aöeïpe oii&er$ Qtboovm. <ên 39 Roeten ïöaarlp foelefcel en jjoogoeoaoret^íjíi ywtft; geööen&e 300 een eöelmoeïMs&isoon S 3 imp
|
||||
278 Oudheden en Gestichte^
Ζψ i#f. boojtgeöjagt; betoeïne/ baar jjjig ín een goog aaneen en ín b* ugrge3ogfl;e toedoen 0030η boïït gab nonnen ïeeben/ te raabe í$-^rnp tien/ Weber alïe oberbïoeb bán rpöommen te berfmaaben j ai§ 5p gemorb aan beseften te gecgten/ enfïaaffeiptcootetoerpn. Wmt m *Φ* 30ö w.nen menfeg booi rp/ öèiöè ■fce geleert gabbe rijöoraineiï te beracgtenj en bat toaf on gem een recgt €öelman/ hkwt 3ÖM ïöt te bjebe t$* éoo f£ Dan Lamberws Heldt, toien be feeöienmg ban get amgt to Elbertus neergddt gab met b| toeftaiiingc bm öe ganfege 0jber opgebjagèti toa$ / tst 1» genooren. 0am nadien gn aï iii ile* Ben ban E-ibertui getoiffe öipen ban #e í^ootníggeít gabgegeeben s toatineer gp bc5» feen tot Jet ïtioofïer begoorenbe met een ψ ttvftt boo^igtiggeit en aïgemeenen ïof öefïicrt ín toaaegenomen gab, 300 geeft men o&crijtf betren-ban eenen nasaat níet íang getbjifcof in beraaö gefïaan f et ïnfï on£ 5pe öeuo* ben/ ben ïmfïer 3per daaöen/;be"toaaröfe' geit ban 3tjn oberieg en geb^ag/ en-'t gif». hofiet om íemánbtep^eiipïeegtaangeni^ te tooien / betop bat alh§ torg naar toaa* öe níet toeï te p^en toaar/ ftecgt/ Beft nopfep aan te raa&en; en get boomaanifie / %Φ geít^galbe / ter loopgí re toewueiöeii. $£ $ ban. te «feoöinge nat 3eer ebde oaoet^ gcöoo' ren 5 W-tiiegertg gnn öelêefö getyag/ en ben ïmfter ban gun gefïagt/ tn g^oot aaityen-to* ren; ' <ên aï gaböen $n te bboren níet a$tí$ Ittftèn geieeftj 300 50'uiien 3e ebentod hom^ regeering ban gunnen 300η 3eer roemrucí)t& 3ÍÍ» geto&öen t betogï 30a eene loffelijk w ψ&$$ψί %m§ nip hm bioomigpt ® |
||||
van Groninsen. %j$
Uan een bjaaraejjttgen abe! toa$. *t l$a# tin?
mei# een g^oot betog^ ban $ijoe gobbinejjtig*; jjett en gob^bienff igöeit bat ijg» alleröatstie ttieí^ lufïett/ Díe f)g om síjnen rpööm ín oberbloeb jaö bonnen genieten / berjaaRt Ijeböenbe * 300 een eenjaine ïeben^toijse berftoören geeft; m ïieber spe jaami ín 't fieoéffënen h0 €ï#ifttnt Jf iiofofge geeft ioiïto oberöjengen/ d|beüe£«0o$pgeben banbe foeerelb naïoo* pmt ^n$e 5flne ïiefbe tot grt geefMp ïe* ben geeft sooöanig ín sfjn geb^ag nntgefcfjee* nm-, bat |g een$ op iföft sijnbe/ en fcjjíeíp ta eene 5ieRté aangetafï too$enbe/ 300 aí$ ton n»t 3pe tpgenooten begaan öeööen/ nkttt öeiueegen isa$ om tot get beogen ban, 5P ïicgaaiÏi Smt te rnfïen -, maat met aïle fpoeö böö#reipèt/ om &£ be .lofgangen/ öie tetf eere l?an beMlhtlj. JEaagb boígen^ getaoon* te spongen gonben tna$>eii/ bg tö&^ en op öe gefleïbe uure tegeníx»oo$íg te 3ÍJ11. §5 toap toat fïapacfltig ban aarb ; foaar
öooj jjet gefegïebt $ bat fommígen íáeíníg Qcjtmge boo^ gein gaaben: ja eenígen/ 3|jne tocgeebenbïjeít misfeupenbe / get op uien* Μφ§η\ begofWtoe te ïeggen. ^oefj al$ Söijumientoeïeg/ om t bat go 3ag bat men Scm begehte/ met éerijge garbfgjjeJt beteugelt M/ öceft gn een anbere beroerte tegen 30* jjcn pcefoon uerfcoe&t: taant om oeege fcgíeííj* «e en fegerpe berbetentig ban öe Mooflertuegt/ . ¥wbtn ijem beeie fegeïbtooo^ben naar 'tgoofö Sefmeeten, * Wer Latijn xouw kier anders icijoen te luiden , of om ber
'ff te fprecken, geen rechten zin hebben : maar daar is zekci- j|s cc* drukfout; en mojst aldus geleezen worden:.quorum ïtu- fW»>: cum fc ridcri iatcliigerct, Sec, Ρtrualder- S 4. 4$gbec
|
||||
^So Oudheden en Gesticibteïí
3®gber$ geeft t$ batgeoeeïte ban'tgeüöuto/
baar be ft§mp\aat$ i| / tiiet joiib^r gioote ïtopenbetbetert/ obeetoeïft/ en niet aHcröaii^ be fePberbjerfc bereterk jbcjjj ö^efè |ρ oen
||4 Emmanuel, $5iffcjjöp ban Gemotte/ een tombe opgerecgt ban tuitte peen: en aan öe trappen ban'tijoogotttaar ttoee pglaaretig^ pïaarp/ met Meine pjttitberöeelbmgrn en'Βεά» rennïaanio bepleipevb* #p be^eifoe toj$ geeft gg Set beefb ban, ·§& Pauius, bat ín't mioben ban 't fcoer tó/ Saaien maaften: φ lp ooft be ttoee pgïaareti i $e ïk^kfttt§í qI§ 3e beH!&$ boen/ aanbeob^pbe'ibopigun gt$$t gebben paan, finbten ïjem een ïangtf ïeben 0eöenrt $#/· 30110e gp buiten alle t&# feï meer andere ^eberitóeí^neh geböen tssp ïaaten / bie jjjnen naara béreentoigt mm Rebben. Apoeg'/ mmtfy&bzmatMQpïtUn pt ög be fe$ jaarèn beMeebt gab/ 'i? fjg&m £(5. füp$ ι$ί8, naar 't anoer lebcn bm0> φρ baíerb ínht srafpebe fijner boo^aáten 6$ gjaben: enop ben jarn peen / baar síjne fiPí beren pnber leggen/ íoíerb een iiopei4e#to# bíe een paf berbeelbt gê5et. Johanne§ Reefc amp, d<; XXX Abt.
gn't $elfbe jaar aï^ Lambertus otíerleben
í»a|/ op Öet feep ban be $. ξ. «pofï*» Phiííppus en -Jacobus , í$ Johannes Rcekamp
met eenparige pemmen tot ft&t berRooren*
3|οbjá$ ieíedp een tnári/ bíé út neíéerbW ln natnurípe gaben aUe be aiiöerê te bottflj 8m§: en/ "t geen $éer toei ín 't régceren Ρ paf ïíoonit/ gn gab boo? een^efter booPff: |er nátuure 500 tmt ugtptenenbe bjeïfip^ |
||||
van Groningen. 2Í1
ftcnögeit enbebaHiggeiti bat be aïïeeboo^teefí'
jfeïijftfle gaben / bie booj ben opperfïen «föobt aan 't gegeeï menfcgelp gépgt ngtgebeeït pj&en / bolgen$ een teber$ jeggen / aan gent alleen/ alf aan een obergeedjite toljliplaat^ isei*b>i)$}eit/ gegeeben inaren. Étjne gebood p!aat| bia$ ^oninge/ 3ijne ö«tó| gemeene Wen: bebreuten nocgtan^ geeae moeite.' ge? fpaart |eböen om gunnen- 300η eedp on te boebén/ en te onberbjgsen. ^at 3«ï«| be toaargeit igU baar ban ïtart 3|jn ïebeo / bat met be ugterjïe eerbaargett m gobbauegtiggeit pbergcb^agt i§/ tot eene geti«gen$ berfïeeft* ïïm: níet alleen βρ nn§ / bíe ín gjoote ge* nieensaattujeit met gem omgegaan gebbenj maar ooft ön anbeee menfcgen/ δρ betoeïnen Set beegaaïen ban íemanb^ öetigben goog ge* noeg gelbt ·, fcgoon of be perfoon 3eïf gnn on* Êefcenb mag 3gn. 3$at begdejMR 8iefe|tjne Sermoenen / en foonberïpê öebaïliggeit ín 't mthtn/ op te gaaien: baar men eene aïfer* baarbigfïe nraegt ber tiatuure met be iumfï/ bie ög boo$ eene gebuurige oeffenirig bebeftigt Öab/ e$$ om p$£ 3ag fïrijben * <én níet Φ leen foag gn een oberblieger ui 't peeiien; mane 00% «en ïeebenb boo$eeïb ban een beug? öeïrjrt ïeben en gebjag: 300 bat een ieber 39* tim 'perfoon cú§ tot een patroon ban gob*> tyuc§tigï|eit ftonbe neemén. <ên beese fcg^an* bloeit 3gng berfïanb^ / en 3pe líeftaïííggeít ín 30« toooiti té boen/ geeft gg níet bínnen 3*&ere paaien öefïoten j noeg gg geeft 'er níet ®tt gebóeït bat bie gem alleen toëcieraab en P?oftjt3èt!benberftreitRen: maa*'!fë geeft 3e ö&naegegeel enaï te nofïegeïettom bebjebe 3P$baberïanb|á en be eenb^agrbe^ nïoofíer^ |
||||
Éta Oudheden en Gestichten
te bebefïígen. 3E>ierl}aIbe * aïtoaac 't bat leber
Bg síclj 3e!ben gem tnaarbig' nenbe èm $elf$m tijöelpe gaa&en 'getijoogfïë gejaji te boeren/ |I 't g^ootfïe aanzit te |fböe«; 300 íoa^ j}g 300opengartig bát fjg aanjïpfiöf/ seobei-om* töegen te maáfteti/ beentabe toat bat toaar* ♦ étljüg imfiftiin: bat #/ bat ügbangeea kuisen of ontberen Éff. ^aar Bn fta£ 1$ 300 teetbMIsg 0111 een régelp goeb te öaeii; dat fe 'f0tntp£ ooft raenfegen gieïp / Ut be£ e$b}aatbig toen. ïgg to# bfitb^big je$ep íeber een: maar ft^ouberlp pgen£ öe litf* |eööer^banbeboeIiöefeniii0;eii boojal jegen| 3i|iieguiggènooteii/bfe'tnietbjeeö öabben, || toa^bari oprecgt/ en ban eene Behoeföe ge* trontnigöeit; 300 Dat get gemeene f^tmtoéW/ gy moogc de vingeren in 't donker tegen hem
opfteeken, -.Dg Ilicmantl ÖCtCC Mï'"jofN # ojpgem. ,
Sög 5$nett lof fcoomt bit ttocS / bat mtm
mibbelöaare geleeebgeit gqiaárt geeft m%m iöönbedpebengbsaamgeit·, en ö^rjnetoöU' fceebaace baeïfp^eefcenbgeit geboegt geeft ttwt, 5onbedinge \&\y§$útx nabetnaaï gg níetaUeea 3ijn ïeben b^ geeft öehaaart ban a!ïe fcganöi fcieíí; maai: ooft bat sijngoeDenaain/ bieobftf al 3eer roemrncgtïg geboden fiüöjS/ noít ÊW 't minffó foaïnje ban een quaab geniegt be> Stoaïftt $ gebjeefl. Bojöefc/ naat een lief0« bat gggegaö geeft boa^ Deönege^eban^^ iiinge; en goé bat öj? boo^ 3t getneeneöefï &c' 50$ö $ getieéfl/ i| niemant» onöeliënö· fJ m§ een fieumieeficr ban ben oprecgten gö^ irtenfï; een ugtfieeBenb ^ebínant i enba»ai' ïe baangeSoof ten ngterfïe berfyeemb* &aar> enöobeii imvm alle beugben soobanig m &m , |
||||
/'S.
|
|||||||
VAN GïíQNïnGíSn. lS$
ta$0abtrb/< bat W$0* firenggest boo* 3fr
«e ujopjjéit / nocö 3pe fiemmigfjest 0001 5Öne renboubpeit/ noci 3ííne majcfïeit 0002 3pe DeleefÈfgeit / ftenabeeft of bermindnt Ê toierö, $00^ Sao Ijg / ín 3P 80050« ouöeiv Dom/ jooöaBise mi ftethte om aïírá íoat nn oiioermmitti faö -itpt te öóèèni en baat* SÍ 3öooauiè een oo^beei en geoeugêníi/kt ffi 'm0nt öoogejaaeeiüiiet^tiaae hau fefo& wii geeft; tiiaae bat bejeibe jaaren föü betï mmW$mm$tèn Ijmm. €«báarbeo2 ψ tgefcpötöat ög»/ote be fefïig jaareijonb m#tig7 Ü feracljt ban $fn fheebm en tm* fieefeiiö berflaisb nocg te toeefr fjeeft seiïeït ΐΜ^Μ^β^ MM**™ *».
^pe fjoo^eeffelpe gaben/ bengben/ en ge* oien^iggeoen / en 39η öefï $man/ om ieto
Pf o«$ <8&t# Set 5omee-gof opfetímmect / 't
W8 300 fiioot <| aié öet j>np#Y en ïieeft be muuren met sm'fcijoonefcpbergen boenW S1* ^n. H** öe eet5aai/ baar 0113e
Auisïsfi&en bktm tetm/ íaaten btmím, ®m en be örfiorien be£ 0nbërt en j^etttoeti SSSK 0PrÖ0^tt 9*Pberb/aan be
nwuien boen opgangen. &o*&êi$ fieeft ft» pt gioote outaac/ bat onbee 3jjnen booKaat iHB?ftCrcü? Held Nomiwi. ta#/ met een ae* SKW?* m Í^WáWWttS* bataten; en 't SS? W% 00δ 8ααιτ *a¥ei mi* &e kopere *
WmtTefflt Beeft, ^aar 60 fieeft L níet waar ooit beekranse $angaii0 ïaaten maa* * Dit aiks yertaal ik, zoo als ik het vseds. Kmaaidtr.
fcen*
|
|||||||
^$4 OUDHEDEN ^H e^$TICHTEN
íten. 33Nnt% ma$ gem níét genoegen
ÏoerBen te berníeutoen: maac/ al$ men kt$ fraeger beginnen Bon/ öat öeeö ggj'ee baa ntento^ Bg maaBen / 300 íang tot öat get 31)11 j boIBomen eífcg fcgeen te geBBem ^aaeeníkí í bm geeft gg Set ïkptteïgitg^ ban oeii giouí) af tot Boben toe berníeuhít; en öe fïínftees^ 1 Öe met bo^öen ban 't öefïe (fopei? t' fömengè' boegt: en gg 30Uöe öe recgterstjöe eben een| berci eet gebben\ toaren ö'er ge?n; Beïetselen i|t öe tueeg geBomen ^tt g^optfle gof Per 16* öge/ .met uefdbtg Bam#r/geeft$& in$mW4 ban onöeren af tot Boben toe bermenfot/ en met fraaie fcgiiöerpn Begangeii, φι ioat &e· boeten belangt j öie geeft gg níet aííeen imt jen g^oot getal ban aüeeganöe BoeBen gefïof* feeet 5 maar ooft get geBonto jeïf op een nette h$3e onöerfïut. ®an geeft |ρ nocg te <03O? niiige/ ojí omjflot/ beeïe gingen met u 11 g^oote 3o^gbnïöi'g|)eit berBeteiit 5 öe g^oote 3aaï met fcgtlöergen opgefcgiBt ,· ψ fíeene fia/ mee / om na öeja Wht$ banier .op te Mmrnwl mii^gaberj öemtgwu$i$tli/ beeigenia& Belo&er gemaaBt* ^ïlebee5e öingen/ goefoeï ieöer een Belten?
tien 3a! öat 3e gjoot 3gn/ en nooit Begoore» bergeeten te tnojöen/ 3gn eegter ban minöce belang/ i'nöien 3e met get ^olgenöe bergeik Ben tooien* #ant öe: geöoutoen berballen met ter tijö/ of betgaariöooj öenö^anö: nia^e öeöingen/ öie iït boboer bergaaïén jal/ 3$ ïen nooit bergaam imm?r| 300 ïang a$ Oit SioöfTer in.%anö 3a! Bïijben; <®n5e goefjpacg* terg gaööen ban oberlang al te ojooten w öom genooten; en 't toa£ 300 berre geBomen/ m öe bloeit tot beracgting en mottMW |
||||
ván Ghonincen. 28 f
gat ugtgefpat bja$: íoant 5η geíben bat 3e onbee Baijaáig*
on^ae&ieb níet begeerben te fïaanienonábQ02hir dcr 0e«i toettíge peeren gouben ernennetL gja guboercIU Iseten gícg betiutben batgggeïf nocöl|eeten en ctfgeiiaamen ban onge ïanbgoeberen 3oubeti tooien, ^n gaben 300 beeï eA§ ge ftti&en; m fcüiïöcn naar geene bebeeïen meer liuf&eem ©etDtjï bítonge toebeten níet te ujben fïonb/ $oe gaan booi &e fóeejjter^ gebiagt: bebjeífmi alïe^ïuomentïponbergotfít jjeböeiibe/ baat Geórgius Schenk, ïanbboogb ban l£jíegtfanb/ wgnti en a£^om'Kge/ gelf$ bútMmt uan 't ge* recljt fca$/ en'£fóonjnjaJ|3Ïaat$oenïeebe/pí bolaenbé bonnfë gefïreeíen fjeööen i bat be SBüt / totfkaffe ban lunnejfjarb&oppígíieit/íjetbefïe parben 't nofïeïpfïe goube nieínoob/bat 81» ín ïjunne guígen bíoben 50UU1 / goube íoegnee* men: en bat §| aan geene boeten meet aí$ 60 mergen / en bat níet íauger a$ boo^ oen tQti ban 5?g jaaten/ te öe&oubjen en tt getyúpuen 3011- oegeebcit. %lHi$00& genootgaaat fjuune ïarioecgen/ om 't 3e$oe faar / ban onge $$$& ocr$ af te ïtoopeii: 300 bat een man ban hen* H$ iigteïp batten han βοε beeïbaton^ítïoo^ ter jaarip^ baat öu gefcnomien jjceft. <% 't einöe bangpi ïeben Beef't Μ te <$fri#
mout tfcoec nieufcoe geöoutoenganfcö oggerim* mert; te toetten be eetgaai bet jonnen en get (ppOtM^n^t Φοη fjeeft lj% ïjet ïju$$ baat Je gajïen omwaait fejojben/en be netleen / on* jfcr een ban betronïten: en aan be fterïf/ban booten/ m\ ka#tl aangettmmert. %ψ bat «aiitoelpgi boïtroMien toa$/ en 3pe regeer tuig nu 2.1 jaaeen en biet inaanben gebuurt; Οπό* i§ ïj^ baar ín 't jaar 15-49, hm Derben fceptemücr / ín ben geete ontfltepen. ^P iieöaant
|
|||
ψmψψm^mmmmm!|f^^mf!lllf^β
|
||||
286 Oudheden Ert Öestichten
ïícljaam Söserb banbaar 'met. een foagen nm
3t naafïe geBouíx» $thmzt; en afbaar íti'tfta' pttteïgu^"/. aan be recgter 3pe/ ban ben nr gang te reBenen / onbee. een sarïi baar. 30« tiaara op fionb/ ter aarbe öefïeir. ^pejiéí/ en be pielen ban aïïe geïöobigen/ moeten ín feiteriijiem fSmem : Godefridus van Aarühetri, de XXXI Abt
. &aat 0$ fcöfcrö begeer GodeFridus, bk ti ,
Sdarnljem ín <0döerlanb geöooreii toa£/-''tóc'. SSBt berftooren/ en totopböiger>baiij.oh;in~ nes Rcekamp aamjefïeït. Ι|β fcoa$ ín 8e:ge$4 teïpe eii. bseereïbïpe iüttmftljapgm ntëttfw nemaaï onöeb^eeben ·, en een g^oót meeflct tri tte ^angííiííifï, % p& 300 Buiten a!$ifiïtè nen 't Moofïer/ geen kleine 50^ booj 6e i# itggeit ber Hubbe bte gent aanBebaïenta$; op bat'er gêenefcgaapíe^/ 't 5g|böö2 onfit?"' ite of booMige moetbjÈigljeic en í)m§ï)eit( \ jcuben berlooren gaan* :-3§ρ' fïrafte öe 3§jp# | ber$/ öte 310 ergen^ tn te Buíten gingen/ nirt j g^oote fleengïjeit; soobanig nocíjtangí bat Itè \ |un tm gelben ttjbe ölpen ban stfue ïieföc | .gaf . 3&ant 8j Bef! eafte be oberfreeber$ niet f nïïeen met 3ac|)te tooo^eu / naar tut fcöfee ban Heli: maar jjp öeeb 5tjn öefïom Ijenmet pv öe iooo^ben/ ja 3eïf$ met fïagen/ 055 ben ïdíS öer gerecötigleit en be^ Moofïeripen lebrní te Brengen, 't müh nocfitan^ 3oobanig top ging/ bat jjg ín alïe$ boo^ een goeöen pber/ tnaai' níet boo? eigene beften / aangezet wNSl· ai^ant bie Beronto ober Ï)unne5önben jjabfce*1/ foierben níet alleen ban Jjunne fïraffe boo^ ϊβ11 ontfïagen; maar ooft alp aiieelsefifie ïunb^11 |
||||
VAN GkoNIÏíGEíí. ά8/
met een baöetlpe lief tot genoe|ïeit» Φοαι
öie toíj$e hm öoen tracgte pp öen ïof en öe öengöeii ban 3pen boo&aat ία 3tjne regeenn* ge na te bolgen. 3^at t$ flem eegter 500 isgc niet gebate i toant/ obermtt^ alíe menfcgeii geen geipe gaben ban oen |>emeï ontbaogen ïjeDta/ en ban geen eenergatiöe tnbo^pj fee bat níet öat Jjéfceene 3eer moegeïpe íjaái \$J 31'cö seïben ín alíe^ naar een ahutg $$* öen te boegen * «ücjjtei* geeft gn 3tcjj 3eiben 3ooöanig geiweeten / öat φι íeben ioeï ge* roemt mag fcoo^öen: toant |g b^eegpe <0oot sooöansg/ entsagi geÖunt*ig5oo be3tg met Ben öefluöeeren ban öe getüge éaénen /. öat gg nimmer 5íjnge3ígfc/ beel miti φι gett/ ban öe<$aöïïeïpe toetten affoenöe. lgnbsa$3eet* bterig in 't beriiefjten ban öe éoööeïpe öienfien? 300 öatïjnV om'^eab ban't<$bat!' seïi boot ;4&o&$ boin te saaien/ menigfcöerf oen $ee£fI-oeï nut een öefrtge fíatíggeít/ en 8P3te bfHteöi banöe toegoo^set^/öeKlommen &φ. φι/ öerniit^ gn 3€ïf een ïiefgelfe &UÏ öe boenoeffeniiig toa$/ gaö g» eeneson* öecïftige genegenögeit boo^ öse on öe b^e Huiifltn fluöeeröen \ 3ooöanig öat §n ben ge* ta/ öie'tban tiooöe Ijaööen/ öiitëxii^ eenige beweringen gaf, $a öat ten 3jjne goöbntcgtiggeit/ en gene*
öeii&Qeit boo^ öe eerípebaeHoeffenaar^/ mee Nte bmo^öèn aangeroeit geböen; iaat m$ **u bergaatin Ijoe öat gn 3p Moofttt/ 3onöec ^%c lioflen te fnaaeen / opgefegiitt geeff, ^öo^eerfl geeft ggöie googe en geedpetoen* wtoaumet traynenban toittz fïeen/ om naac Bclbb^op te gaan·, en öieanöere faenteitraa «aa öe lieittttii/ en noeg een öeröe om ngt öe S^oöte
|
||||
2,$8 Oudheden en GèsTicHtEN
gjoote 3aaï naai* öe fnt^namer met te wé
men/ on 't cietlpfle ïaaten maaften. <®wt tiae geeft jjjgötö^e pantenban 't nloofiee met atomt en seer moone giajen .betnienlBti en §et nooioergant/ naafïöeten/ met gefïee* ρ fïeenen gepïatseit. $o.o;t$ geeft gn oat tof* tig uuttoetft met een sang&unfffg boo^fnel/ «aar get mtrbjerïi bat te €^onmge ín oen to< ren ban <0.2t l^onin (€er-Ée geniaalst toa$/ ïaaten niaaüftt; en baar toe Den 3c!f oen rnttp ter gtfyu&ftt/ öie oat ban 4$;oninge gab ρ maaítt. i|et í|of ban öenMM geeft gg 1«« nirtitoc fcgtlbet$en en tapnten öegangen. Jocij geeft gn on on$ nntgof / of get f aeaöfl^ f$ iïgoïe/ een niento geöonfo getimmert; en aa« bat geöonte nocg een naneïïe met een tmtú aangetjtnmert. ΦΜ\ geeft gn öe mmiten Dei Raneïíe/ níet 3onöer 3bsaare oniioflen/ mn U fcgilöerfren ban alle oe (1) ^ibíUm/ m Μ gaare boo^eggingen raafietiöe on3en gali# mate Jezus Chriftus, begangen: 'tiöeïft níet alleen tot een gjoot cieraao hetftvchtt $ maat: ooft 3eer Infïig om te 3íen m§. 3®nöer£ geefr gn 0113e boeten/ 't bieüt níet berstoeegen moei tooien/ met een gjoot getal ooetet ban De befïe ^cg$ber$ betmeeröert. <z£inöelp tcacgte gg öe Jonnen ban (Êtö>
mont naar't jponnehonbent ban SSffhi obec te ö^engen -» en gaö reeö$ een SBnïït Mn btn pffii§ en öe toefienimingban öen^paanfcfien Üiamng baar toe berteegen. <®e reöen foa£/ bat öe l&aagben ban Wffen torn hm foeíntg^ getal hmren ι mmt öe jonnen ban Gtömoiit te geringe in&omfïen gaööen om gemanWift til naar gaar fatsoen teiöefïaan, ©ocg U ftonöe φ oogbJit «iet fcereiften: om öat fom' tingen/
|
||||
van Groníncek. 28$
mí$n/ 300 íoeï ban 't eehe á$ ban 't an?
öerè &onbent / gtjn boo^neemen ui begeerte tegenfïreeföen. ^cgter 3tjn 'er feie oberge* gaan; te fneétcn eene beöaagöe inaagö / Mach: tcid genaamö"; en ttoee jonge maagöen: maar ban öe erne -te <$ffeh lüoftreffe gemogen igi €cfjtrr gojtiöen top öe $anf|elpe 23ulie te ^tfcfttëcr'iföcft in Öeltjarmge kán iueïiie ^tiííe k löt ban üöebjeit/ Díe ρ ban 3ön 5al/ eemagrigt too^ö om be $pimcn ban tffritnonj; naar Suffen ober te fyengen* toanneer öeiöeöe Itönbenten baar ín bemiïiigen sullen. ,\ffl$ ög'-nn 3gne miööe totJet jaar tfmi tM/ niet een genoeggáantf ogiéttenöïjeifc tïi geen nunaer gobbjucitigSeiJt/ opgepafï en gë^ Öoebt ïjaöi $ Bg in een 3ieftte gebaïïen/ oe,* toclto ieïier toeegöe öat öooöelijft mag, <^aar* om jceft §ρ ^rjne maaröigfteit/ inöe tegen* toao$igïjeit öerj^eïaaten bpK^ïe^íanb/Í!^ *w toiïien afleggen; áï£ ííat βρ gíeïj S^ütn toeöcrom ín al öie moeiten/ en groten ïaft/ Wícn 5oubj: goetoel bat ög SÖiie gesanböeit / rótijje maanden tinair nae/ meöeroni ïtreeg; ta toen genoegzaam infiaat íoa£ oní aïle$aí$ « bo.brc.ufit te fïaati. 0a öat geiti ban een jjwoelö toegeïeít baa^i $ ήρ naar gijn jpar^ JÉj &p litjoöen bertroft&en; baar Jjg 3.íjn fc* ton öcjïfcöe om <0oÖt te Dienen-/ en 5ijue ga** MNfcft betuerfcén #ft!öéïp/ manneeeöe ^pniuhïíjhc rjupterí.ín't ïanö ban ^ent M wfl&oec tcjrröen/ én ïjí? ^nnmgeaeneiige? JJJÍ níet berö^aagen bofï/ í£ gfi.iaeber naar >*öetoett gefceert, Φοφ nojtèn tijö baar na/ w toeeteïi ín 't jaar 15*74» Og £& Gaihafináaá
2f9/ ψ Ö? ban get gegeïfcöap öcr.mmft^si
«ttfDhtiíO,' oitfboatfaan in beo Hemel in 'è τ ιρίς
|
|||||
■1
|
|||||
,io Α ANTËKENÍ&GEN ©F ^E
00ft§8$ tm^tuíQvnu Itthmt m i$ ber>
Uolgen^ Itttumi on$ Hagíttcl / ín sooíiaiug een giaffïeöe al$ tmm tfiöt öetaamöe/ ter aatöe ftpffelt· l&TU|ïe'in b^cöe. Sfitncn. AA NT EKEN ING.
|
|||||||||
i. Dit ziet daar op dat de Sibillen, gelijk meenige
Schrijvers en Qud^jjtters gelooft hebben., veele dingen vóorfpélt zouden hebben wegens de geboorte en dood VaüChriflusr, en dat op eene zoo duidelijke wijze, dal ze klaarder, of ten rriinftezoo klaar, gefproken zouden hebben als de Pröfeeten. Daar is zoo Veel over de Sibillen gefehreeven; dat ik, indien ik daar veel van zeggen zoüw , gedaan werk' zouw moeten doen ;,en geene Aantekeningen, maar een volkomen boek, zouw dienëii te fchrijven. Echter acht ik het mijnen pligt te zijn het voörnaamfte in 't ;kóft aan te raaken; en'er den Ijeezer , die 'er biet veel van ge- leezen heeft, en niet weetén mogt wat de? Befchrij* ver van deze %ÉÉJk' Hjer ïeggen wil, eeni'g begrip van ie geeven. De Sibillen , zegt Elt idü Pm, \varen. senige dochters , dewelken door eeüë geeitverruk- king vervoerd, en vah een foort vati raierny aange- daan ('t zy dat zulks door eene verhittjB gal of dooi de duivels veroorzaakt wierd) eenige. duiitere fpreu- ken voortbragten , die by de Heidenen /y.oor Gpds· Iprakeft gehouden wierden, Maar hoé Vcète Sibillen dat 'er geweeft zijn, daar heeft nien't eerftè verfchü over, 't Eerfte j zeg ik; want fchier alles, Wat 'er van de Sibillen verhaalt word , is twiil en tegen· fpraak onderworpen. Over de naamrede van Sib'w·, waarover eigentlijk eerft van allen te kijven valt, als zijnde enkelde raadzels, en wilde giilingen^wil ik nu niet fedeneererj. Zoo zijn 'er dan díé flegts van i> eene Sibille fpreeken: hoewel zulks evenwel geen volkomen bewijs is dat ze de andere versvof* pen hebben. Stephanm {de Vrbibuf) en■<\ Strak>,#" nevensMartiams d Capella,tellen d'er twee: §,Φ0 |
|||||||||
« Bibliöt» Eccl. t, i,
h Plato irv phsedre: Diodor. $icu!« I. 4. öcc*
κ e tibr- 13. & 17· & De Nupiiis Piiifiol, Üb, 2. |
|||||||||
f9\f
|
|||||||||
^^^
|
|||||||
BEÍSfckkÝVING VAN GroNIIsjGeíN, Ípï
t'Pblybiýor árïe. Parroj êlt even voor Ghrifius leef-
de, en van vermande· ƒ Schrijvers gevolgt word >4ï teit; 'ér tien. Daar 'zijn 'er die van.geeneéne Sibille willen hooren; en'beweereri dát'er nooit vröiiwlui- den geleeft hebben^' die den haam vau Sibillen voet- den,' en haar'w'erk';zbuden gemáakt-'hebberi -Váritoe- kornfende 'dirigeri^te^vooVzeggenv;"-'Dat, kári zelcer Scürij ver * Várí \ ^rtíó'te! gè] éerdheït η jet Vèf draágetí ,; Zal rfteíi 'èciie^ iaak^^bö' ligtvíaárdíg;iVefwerpen, en voor een' leugenJtíyíliiaalíetiv'díí^tíooTri-'feoDfteíltííiiire; getuigeniífeh Vafr.de £;aITërbiidfte érï 'alle#fefte'Scnriï-i vers beveiligt wdr^? 'Wáár 'zalmen dan\ rrieent& flaat op'maakmrEi\\dewijl dit de wadtífeit.óf'tfrtv waírheít van hí?are vöbrieggirigen in % minítë iffot? ráákt',/eín dát gefchri everiwél. iri.'fcij'ft geheel blijft^ ï'ffiï- noch gcene i"edeI1 om 7-°«^e,rr éenige rioöt^
Wtfèmfthélt den degen tegen zoo èenen drom ván' de keurUjkfte Schrijvers te trekken,.' V \. \ .r^j ; Voorts is 'teen ieder bekend'höé' <M'koning Tiihp pimtis-, 't Zy dan deüade óf' de Hoovaardhe'.^rf deel veerzen,,. door 1de Sibille-van&Él3 gefebreë^ Vo, gekocht zoude hebben. De omrtáridíghederí ;,als? genoeg bekend , en telang oni hier'te verhaaien, So-! Pü nïet vefineldcn., Deeze veerzeri; .zoo á'i* acöchrijvers vorder verhaalen 5 deecj hy ineen (reene *ruy-Kopijken: welke kniyk op het Kapitool gc^ ^agt; en-aan twee opzigters te bewaren gegeeverl· va' ·ΓΡιε 0P7''Kcèrs, die. naderhand tbr'tiet getaj »nι vijftien toe vermeerdert wierden, raogten de %m mcide^veerzen aan geen inenfeh. ter weereld vertoo- átV ieden z5'?t»;dan hadden ze zekerlijk een Hm «eaood te verwachten. Zoo wierd.'er een van die Ü TJ% volKe"s het verhaal van DMyfim-vdn&ï )™r»atfe»eT) van P*$êm Maximus, om dat hy ee« alspVan ^'"e v?erzen te uytfchrii'ven had gegeevenj n. -n/adermoorder.geitraft· dat is. levend ín eë* ngffi genaait, en dus in de zee geworpen. memLlrr,t Λ6' ^Iian· *= v*r* "ift·ííb' 2· "Ρ· ïf. CIe<
«■«c Alexandr, 3c c. *·■■<* NouriyAppar.aÍBibliotli. J !
4h;,f°^Ariftotclcs' Di°áorus, Steul» \ Srrabo, Plu,
> Jultinug Martyr , &c. « - r
t X ft»
|
|||||||
ί
|
|||||||
%SfZ Áá&ÔÅÊÅÍÉÇ&ÅÍ Ï Ñ Í> Å
pus zijn die boeken op het Kapitool bewaard g|*
bleeven tot het jaar 671 vanRomens ftichting; datis tot het jaar 8.1 voor de geboorte van Cbriflus: wan- neer het gemelde Kapitool, met de veerzen der Si· feyllen , met al, afgebrandt is. Dat verlies van dié teerzen was al te groot: men zond dan Afgezanten «aar Attalus, Koning van Pergamum; en naar meer andere plaatzen. Die Gezanten quamen niet een goed ectal veeren t'huys; die hun op den naam van Si- BillilTche veerzen gegeeven», en uytyerfcheide af- fchriften uyrgefchreeven waren. Men merkte ten. eerfte dat'er veele zaken onder liepen , die of val* waren, of niets om 't lijf hadden* Dus is er de fchaaf tweemaal over gegaan: en, die de proef niet uyt- ilaan koften* wierden uytgemonftert. Die de keur uvteeftaan hadden, wierden m goude koffertjes ñ leets en in Apolloos tempel ter bewaringe weggeflo- ten Zoo lang als Rome Heidenfchei» Keizers heeft eehadi wierden die veerzen met eerie groote zorg- Vuldïgheit bewaart; en , zoo dikwils als 'er groote zwarigheden opreezen,en'er merkelijke onraad wa$> dne men altijd bydie gewaande Godfpraken teraade. Ik heb reeds gezeit dat de Oudvaders de veerzen der
Sibillen dikwils doen geiden hebben tegen de Heide- nen: en wel zoodanig * zegt i LaBanttm, dat ae Heidenen, om dat zy zich zelven niet anders zagen te redden s genootzaakt wierden te zeggen dat ae veerzen door de Chriftenen opgegeevefl geen, % billiiïche veerzen waren ; dat de Chriftenen ø veerzen verdieht en onder de Sïbilliflche veerzen «emengt hadden, enz. Nu is devrage, wat dat am fan die veerzen , die de Vaders nu en dan deeden gelden , oordeelen moet. Dan is 'er nochƒ en1 twee de vrage wat 'er van die veerzen te oordeelen *J» dewelke by malkander gedrukt zijn, en de Sitogg toegefchreeven worden. Om eerft van de rweefle vrage te fpreeken; daar op geeft de gemelde û/Ë*· h VidcDion.inTikrio, & ^erooe: Spartian. in A^J
»o: Ì Capital, i" Górdiano : Trebell. Polüon, in Gaiie Plav.'VopJic. in Aurcliano. Amnuaa, MaxCeH. «»»a* ïým; iib» 'à Procep. lib. U i Life. 4. de vota fapieiit, cap, ƒ.
^Bibl.Ecclef,tiví.í. pfc
|
|||||
_______
|
|||||
BËSCHR.YYIN0 VAN GRONINGEN. »9$
pi» dit antwoord t dat ieder eéh, weinigen nytge-
ïonderd, die veerzen t'hans voor een verdicht werk houden. Op 't eerfte zegt hy dat het even zeker ïs dat de veerzen , door dé Vaders bygebragt, insge- lijks verdichte veerzen zijn ; en dat ze weinig ver- fchillen van de veerzen, die we noch tegenwoordig hebben; en die by malkander in een boek vergadert ïijn. Dat de veerzen;, die noch tegenwoordig voor
handen zijn, voor verdichte veerzen moeten gehou- den worden , bewijft hy onder anderen daar uyt: I, Dat de Sibillen; zoo als daar verzekert word, ten rijde van den zondvloed in de Arke zoude geweefi ïijn ; en vervolgens ouder zoude zijn als Moifes, daar het nochtans zeker is dat Moifes voor den oud- ften Schrijver moet gehouden worden, z. Op een andere plaats word gezegt dat die twee Godfpra- fcen of Orakelen gefchreeven zouden zijn tjoojaaren, nadat de heerfchappy der Grieken beveiligt was. Hoe dat men dit verftaan of draayenwil; zoomoeten die veerzen gefchreeven zijn omtrent deverwoefting van Jerufalem: vroeger konnen diejfoo jaaren niet ge-eindigt zijn. 3. In 't vijfde Boek word gezegc dat de Sibille de tweede verdelging van't gewenfchte huys heeft gezien. Daar door zal wáarfchijnelijk de Tempel verftaan moeten worden. 4. De rechte veer- en der Sibillen, zoo men de oude Schrijvers geloo- ν«ι moet, waren duifier en zonder order: die wy m$á hebben zijn zoo duifter en zonder order niet. U DeSibillen wierden in 't fchrijven door eene geeft- Venrukkingen zekere razerny gedreeven : zoo eene •tterny en verrukking word in deeze veerzen niet ■tfpeurt. 6. Die deeze veerzen gefchreeven heeft, *ll een rechte weetniet. De naam van Adam zou-; ^e afkomftig zijn van %0is< De vier letteren van
Jen naam Adam zouden de vier deel en der weereld Rekenen: daar die naam , in 't Hebreeuwfch en, Ualdeeuwfch, flegts uyt drie letteren, beftaat. De •abelen van óeTitaw geeft hy voor waare gefchiede- i'flèn op. Hy verzekert dat de berg, Ararath in Fry- ?le gelegen is; en de vloed Eurotas in Epirus. Hy mt Gog en Mago% voor Mooren of Abiifynen ^t.enz. Alle die onweetendheden zouden, op de * Τ 5 rechte
|
||||
-~
|
|||||
|3^4 Α Λ**. ΕΚ F-N I ty β ΕΝ . ©ρ Ι) Ε
íechte SibïÚeivíiiet:paíTen. 7. De Schrijver van de.
$e veerzen heeft verfcheidene gevoelens , dewelken eigen zijn ge wee ft aan de eeriïc Chrifténen; en na 4e tweede eeuwe opgehoudej» hebben i een klaar be- wijs dat hyin die eeuwe geleefp moet hebben.' Dus gelooft hy 4e bekende duizend-jaarige regeering op aarde" dat Nero de Antlchrijju}was ; dat de zielen,; tot de verryzeniJpTe toe, in de helle zullen leggen; dat het aardfche Paradijs behouden %%\ blieven; dat de goddeíoozen eindelijk uyt het vaur zulkn verloft worden. 8. Eindelijk dat de geheimen van ons ge- loof in die veerzen; klaarder en naakter voorfpelt, ja PiiioriiTcher wijze bèfchreeVeneii niet alle de Qjjjjri ílandigheden .verhaalt wordcft s als by ^de Profeeten. ï)e geboorte, de; WPtiderdaaden , de dood van Chris- iui,, ja fchier alles W»t wyby de Evangeliften wegens onzen.Heiland befchreeven vinden , «ftaat daar alzoo duidelijk befch,reeveo,." Zal men geloóven dat Godt zijne allergroötile erï gewigtigite gejiermen klaarder è.n duidelijker: veropenbaari zal hebben aan een deel raazendevbeze£ten9^heidenfche3ondeugende vrouw- luiden , als:aan zijnegetrouwfte dienaars en|■ Prpfce- ten ? Ik zeg, ondeugende vrouwluiden; wanr de ei- rie Sibille bekent volmondig dat ze met vëëlerhande boosheden· bezoedelt is geweeÖ: j duizend eni duizend overlpeJen beclfeeven heeft, enz. Eene andere zegt dat ze de fcbopndochïer is geweeft van Noë; en in de Árke gezjeeten heeft: ?t welk zekerlijk een e open* baare leugeiiis. .Eindelijk degewaande Sibillen waren vWlííage AfgodiftenV en zijn geduurig in de weer t om de vmenfqhen. ,tot het eëreri van dê Afgoden op te;wekken,;'} , § · ■'·■■ ■· De geleerde l Cafaufaaus was door deze reden al
getroffen geweeft;'en hy koude het niet vatten dat Godt eenige · hetdenfche menfehen , als Mercumi Yrïfmegifiuï;'en. 'AcSibillen, in de alderdiépfte gene[" itieniiTen o'nzèïgëiöOfs beter zoude onderweezen heb" btn, als.Zijne'liefile kinderenen.deheilïgéPrpfeeten» Daarom ftëlt hy^de orakelen dér'Sibillen ouder't ψ' táj van zoo veël,ë er| meenigefhande boeken; díe in d* èefftè tijden ^eVrverke door den welrneenenden ïfi®1 ©nprijsbaarënyver ván eenige Chriftenen vetcietf ?n x,l Ejcercit, irin Apparat. Baroqii num/ 8»
. ? jpjpt mm T :sn ;. ρ rfr. |
|||||
$ESCHRirVING VAN GRONINGEN,. apj
verdicht zíjn geweeíh Jpit voeg ik 'er daarom by»
om dat zeker m Schrijver te kennen ichijnt te^gee- ven dat D. Blandel tegen de gemelde veerzen of ora- kelen allereerft zoude gefchreeven nebben: hp£we,l het evenwel de waarheit is dat Blondei die zaak, die door Cafaubonus 'm 't kort aangeraakt was, zoodaa- alg behandelt ea opgeheldert heeft, dat de SibiUiiTche orakelen 't federt hun gezag hoe langer hoe meer verlooren hebben. Wat nu de veerzen belangt, die de Vaders met
zoo een ophe£ tegen de Heidenen deeden gelden^ flie worden van de mcefte geleerden om veele rede- nen voor verdichte veerzen gehouden? Niet dat de Vaders de veerzen , willens en weetens, verdicht zouden hebben: maar datzyze in ieders handenzien-^ ee» en de zaak naar de regels der oordeelkunde níet onderzoekende, deielven ter goeder ttouwe aange- nomen hebben. Zoo zeggen dan de η geleerden dat oe veer2en ? door de Oudvaders op den naam van öibilhiTche veerzen bygebragt, geenzins te houden J|jn voor de echte en rechte veerzen der oude Sibillen; d'e door de Romeinen, zoo veele eeuwen achter malkander, met de uyterfte zorgvuldigheit bewaart tyngeweeft: i, Om ciat men van de veerzen der °ude Sibillen ,' dewijl ze zoo. zorgvuldig bewaart ^erden, geen affchrifc koude krijgen,; daar de vcer- «n , van de Oudvaders. opgcgeeven., door ieders Wen wandelen, t, Om dat de rechte veerzen der «loillen niet anders behelsden als heideniche byge- 'oovighedenj daar de veerzen, die van de Vaders /gebragt worden, vol zijn van voorzeggingen en «nderrechtingeo raakende het Chriftendom. Nooit 6 ngen de Romeinen · by die gewaande Godfpraken • Nicol. Ie Nourry Apparat. ad Bibliot. Maxim. DuTojc
BZie£].dii pin als boven.
i lat Πν M' ^vim °P vericheiclc plaatzen. Varro de Ling^ in Tui nf' ^icerp Verrina uit» Florus, Tackus lib, ï5. Sucton. . il i;!',. f*ííb* f- C3P'1?' Val- Max·lib' l'& t0' 'Wwarclu- CerJ ' Fabio, Mnrio. Vopifc in Anr. Capirolin. ia ik Τ '' Trebe11· PolJio «η Galicaiï. Auref. Viétor ín Claü-
ün".imm' MarceI1· üh. 22 & 2j. Macrob. Saturo, ïïb. u «?; »7% Paafaaias in Phocaicú, ícc· te
|
||||
Α ANTEKIN ING IK OP JX£
te rade · of zy vonden d'er altijd dat zè zulke of zulke
feygeloovigheden moeften pleegen; den Goden ïbdW nigeof zoodanigei offerhanden doen; eenigefchouw'- fpelen ter eere van fupyn vcrtoonen; de helfche Goden door deze of gene flagtorïers verzoenen Is het gelooftc- Hik, zeggende geleerden, en kan het in iemands herlie- A'ön vallen, dat de Sibillen zoo verfchillendecnregeii «en ftrijdendezaken zouden gefchiee veri hebben: ja,d3t ze in een en 't zelfde werk geleert eri geboden zou'· één hebben dén waaferi Godt te dienen , en allede bygelo'ovigheden van 't Heidendom met de uyterflc opiett'endheit te pleegen? 3, Is het vorder noch re gelooven dat de boeken , daar de Romeinen alle hunne bygeloovigheden uythaalden, en die ry voor *t pit en 't·merg van hunnen Godsdienft hieldenvde allerklaarfle en allerkracbtigire voorzeggingen van Mejias behelft zouden hebben ? 4, Mèët't her eenigeri fchijn van waarheif tïar Godt zulke Waárzegfters en Prieftérefiên-van valfch-e· Goden, die de meiifcheö tot het pleegen van Afgodery vermaanden, zooda- nig verlicht én inonze geheimen onderwezen zoude hebben? Zalmen zeggen dat ze de kennis van die ■waarheden uiet door eene onmiddelijke veropenbs- ring, maar door het kezen van % Oude Teflament1, gekreegen hebben · hoe' fa dat, zeggen dezelve ge- leerden,, wederom in té fehikkenY dáár' ^je waarhe- den zoo duifterlijk in ft Oude Teftam'ent befohree- ven fiaati, en van de jooden zelf nauwelijks'vir- ftaan köften worden ? ' De geleerde p Vojfius draait de zaak eenig/ins an-
ders : en zoiiw terr eerden aanzien menig Lerzer konnen overhaaleh. Hy zegt dan en bekent dat de ©udc boeken-der Sibille», die tot het af branden van hét Kapitool toe in wezen gebleeven zijn,_ ganfeh weerèldlijke boeken waren ; ien-niets , dat «pfon; ten godsdienit zag, behelsden. Maar hy 'beweert dat onderde Sibilliiïche veerzen, d'ie de RoomfcnC èezanterl uj(t Afiemedegebragt hebben, eenígeV(,or" ieggingén ván áén Meflies gefloperi'zijn , die dej00* ^en voor Sibilljffche veerzen zouden opgegeeven ef den Gezanten m. de handen gedoüwt hebben. ^s£ 5Lijn de Teerzen,, meent hý, die door de Vaders ^ ' > Trad. de Sitilll *V, J l . |
||||
Ρ
|
|||||
Beschryving van Groningen. 19*7.
de veerzen der Sibillen opgegeeven zijn; en die ook
voor zoodanige veerzen van iedereen gekent en aan- genomen wierden. Dit is zoo qualijk niet uytge- vondcüj en zal by menig Leezer waarfchijnelijk in- gang vinden. Maar dan komt deze zwarigheit we- derom in de weeg; hoe dat de voorzeggingen we- gens de komfte, het leven, de doodf, ja de verryze- níífle zelf van Cbriftus, dewelke daac veel klaarder en omitandiger als by! de Profeeten befchreeven wor- den, van cènen Jood of meer Jooden könh'en gekó- rnen zijn.' Maar wat daar van zy; dè Sibillen wor- den zcío wel in 'tlaat'fté 'als in'téerfte gevoelen bui- ten het bezit van die Godsfpraken geftooten. 1 ik moet 'er byvöegen dat het in de eerfte tijden ielfj als men zoodanig een ophef van die veerzen rnaakteyaan geen'e Vaders ontbroken heeft, die de gemelde veerzen in twijfel trokken. Celfus had den Chriftenen verweeten dat 'er onder hen Sibilliften waren ; waar op hy dit antwoord van Origenes krijgt: q Celfus verwijt ons dat *er Sibilliflen onder ons nienden worden: miffchien heeft hy hporen zeggen dab 'er onder ons gewonden worden, dewelke» de zoodanige η lefiraffen, die de Sibille voor eenè ProfeteJJè, houden, ík 'die hen Sibillen noemen. Angufiinus r geeft ook genoegzaam te kennen dat hy de voorzeggingen der Sibillen , zóó ajs ze dopr de handen wandelden, ten minrte voor onzeker 'houdt; en dat ze miiïchien van eeuige Chriftèneh op dé'rihaarri der' Sibillen uyt- gegeeven zijn. Deze Aantekening is miflehien voor fommige
Leezers reeds al te lang geworden : en ik beken zelf dat ik my in 't fchrijven breeder over die zaak uyt- gelaten heb , ais mijn eerfte voornemen was. Evenwel mag ik 'er zoo niet affcheiden, zonder dè redenen Van de andere party pok op te geeveu ; dat ware de gerechtigheit te kort gedaan. En dit is des te noodzakelijker, 'om dat 'er noch onlangs geleer- de luiden zijn geweeft, die *t voor de Sibillen op dit fluk opgenomen hébben. Van den Jefuyt Cras- βϊ, om dát' ik zijne Verhandeling over die zake niet by der hand heb, zal ik nu niet fpreeken. Maaide ? Lib. f«contra Celfum.
* De Civit. Dei lib. 18, c. 4 f , & 47*
Τ s Bene-
|
|||||
2è8 Á Á Í. × Å ÊÅ Í É Í -â Å 3$. OP â«
í$enediktyner Monnik NicoUus Ie Nourry , een man
van ecne byzondere geleerdbeit, ís de Sibillen noch5 ƒ onlang?,* zoo verre als mogelijk was, te hulpe ge- komen.,; Niet dat hyaíle de veerzen, die de Sibil- len toegeichreeven wyrden , voor haare veerzen houdt geenszins. Hy bekent dat het grootfte getal ver- dichte en onechte veerzen lijn : dat de weinigen, die waarachtig en onverdicht is, zoodanig onder de valfche gemengt en verward zijn, dat'er nauwe- lijks hoop pf kans is om ze uyt malkander te fchie- |en. Echter koomt hy eindelijk tot dat beiluyt, 'i geen hy ook voorzeker en gewis houdt, datfommtge Sibillen eenige voorzeggingen gedaan hebben; dieyan de Oudvaders wonderlijk te pas zijn gebragt, om onzen godsdienft tegen de Heidenen op 't krachtig- fte te verdedigen. Dewijl dit gevoelen', een langen tijd herwaarts, genoegzaam onder gelegen heeft, en buiten de mode was geraakt; en dewijl men de nieuwe bewijsredenen voor de Sibillen, dat ik weet, ner- gens ligt vinden zal; zal ík die, zop kort als ik kan, hier laaten volgen. De Leezer mpet evenwel ge- waarichouwt Zijn dat de gemelde Vader Nourry door- gaans niet zoo zeer uyt zijn eigen naam als uyt den «aam der Sibilliften fpreekt :maar eindelijk toont hy, gelijk reeds beweezen is^ dat hy 't in den grond der zake met de Sibilliften houdt. Noch moet de Leezer gewaar fchpuwt zijn dat 'er t'zamen ook onderzocht word, of fommige veerzen, die door de Heidenen zelf op, den naam van Sibillifche veer- zen bygebragt zijn geweeft, voor Sjbillifche veerzen te houden zijn. Beide die verfchijpunten hangen genoegzaam aan malkander; en al wat voor of te- gen 't ee^ne dient, djent poli vöpr een; gedeeltevoor of tegen 't andere. í De bewijsreden., die de Sjbilliftea uyt * Cicer·,
trekken, dewijl die plaats duifter ís, en zoo veel als ik vatten kan niet al te zeer ter Zake dfent , "zal ík flegts overflaan. ' Ë s ; Maar de gemelde Sibilliften tnaaken een grooten
ophef van de 'bekende plaats Van *> förgilws, daar ƒ Utfupra, §»x.
t Lib» %. de Oivinar.
í Vierde Herdseskouc* ^ ,.
|
||||
i3ESCHJR.yV.lNG VAN GRONINGEN. %$%
die Poeët zeer duidelijk van de Cumaanfche Sibille
fchijnt te fpreekén; welke plaats áoof Vmdel aldus, in Daytfche veerzen overgezet is: Nu naekt de lefle tijdt, waer van de Strant-fibijl ,
Te Kuma [pelde, nu komt zonder lantgefchil Ex firijt, een lange ry van eeuwen aengetogen: Saturnus eeuw, en Maeght Afirea komt gevlogen : J)e milde hemel fiuurt ons uit zijn jchoot om hooght"C 'Een andere afkomfi toe. 't Is waar, zeggen ze, dat VirgiUus die voorzegging
op ΑβηΙψ Pollio en Pollioos zoon , of volgens ande» ren op Au'guflus\ toepaiTen wil. Dat dient ter za*· keniet, zeggen de Sibilliflen : hy zegt dat de gulde eeuw, en wat 'er vorder op volgt , door de Ku? mapfche Sibille gefpelt is: zijne; üytlegging veran- dert de zaak niet. Zeer veele geleerde mannen, ja de Groote * Konftantinus zelf, houden 't daar voor dat die voorzegging op niemand geduidt kan wor* den ajs op Chriflus. „Deze plaats van, Virgilim^ j, legt de voornoemde Vader Nourry, heeft de laa- „ tere beftrijders der Sibillen nieCweinig gepijnigt. i, Om die plaats te ontzenuwen, gaan ze wijd en „ breed ophaalen by wat gelegendhett dát VirgiUus ν deze Herderskout heeft gemaakt ; en doen"hun μ bede om alle de uytleggingen van Conflantinus3Q^ j) eene belachelijke en walgende wijze, te weder·· 3, leggen en uyt te jouwen. „ Zy zeggen dat Virr ^»«x hiet anders fpree^t als een herder fpreekén zaüw. Wat doet'<tyt ter zal^e, zeggen de Sibilliflen > Is dat een_bewijs dat Wirgilim de rechte yoorzeggíny gen der Sibille niet bygebragt heeft? Dan zeggen de anderen noch vorder dat Konltantïjpy en'de andere Schrijvers, den rechten, zin van Virgtïms niet ge- loften, hebben. Dat geldt 'er niet, zegger^ de Sibil- {?J!et* wederomt de vrage is tot noch toe'maar, of W&hltf de veerzen der gemelde Sibille' bygebragt neeft: dat doet hy immers. En of Pirgilius die voor- tgingen op Afinim en Salonius duidt, ieder ziet wej «t ie veel beter op Chriflus paften, " Apud ittfcb, ia yiw Coiftant. «♦ ijt.
Maar
|
|||||
*
|
|||||
|00 Α Α Ν Τ Ε Κ E NI Ν G ΕΝ ©Ρ 1) Ε
Maar, zeggen de anderen . hóe konde Virgilius ee-
nige voorzeggingen uyt de Sibiïlen bybrengen; daar niemand, als de Tienmannen , tot de boeken der Sibi.Uen toegang hadden; en daar 't hun 7.00 fcherp verboden was eenige ■Sibilliflché veerien wcereld- kundig te maaken? Daarenboven , neggen ze noch vorder; al had de boekery, daar de Sibiiiifche Veerïen bewaart wierden, voor hem opengeitaan j hy zaude daar niet anders gevonden hebben als een deel on- echte veerzen, diedeSibillen valfchelijk toegefchree- yen wierden: dewijl de rechte veerzen der Sibillen met het Kapitool verbrandt en gahich verlooren wa- ren. Maar , zeggen de Sibilliften,,' Virgilius, en de menfehen d'c toen leefden , hebben zich evenwel verzekerd gehouden dat 'er noch eenige veerzen van de Sibillen behouden gebleeven waren,, Hoe kan men dat tegenfpreeken, zeggen ,ze'; men heeft'Wg\ hm maar in te zien? Op het andere, 'té weeten dat dé toë^a'ng tor de SibrJIifTche boeken voor leder een gefloten was, zal beneden geantwoordt worden, ; ψ Dan doen de Sibilliften het gezag van dehÖttd- vader Jufiinm geïden ; die in de tweede eeuwe ge- leeft heeft; en niet alteen veele plaatzen uyt de Sn billen tegen de Heidenen opwerpt: maar noch vor- der getuigt dát de boeken » der Sibillen zeer oud waren, en van ieder een geleezen wierden^ Wie kan zich zei ven inbeelden', zeggen de Sibiililten,' dat de Orakelen der Sibillen eerit in de tweede eeu- we zpuden uytgekomen zijn · daar Juflinus , zoo een heilig, geleerd, en verlicht Oudvader,en deftig Filofoof; die in de tweede eeuwe geleeft heeft, duidelijk zegt dat, ze'over veele eeuwen uytgegeeven êh befeh reeven waren'? Of men al opwerpt,' zeggen 2e vorder t toxjufiinus rn vèrfcheide zaaken gedoóSt heeft: laat; hy in den zin der H. Schrift gedoolt heb- ben ; heeft hy daarom gedoolt ín zaken, die men als voor zijne oogen zag; en die ieder weeten köiï? Is hy dan een flegthoofd of een kinxfgeweeit ? En niet alteen' hy, maarAtbenagor^s^ ï^beophilut <üani Antio- r/&/V, èri zoo veele andere Vaders ook ? Ja,, zf»Q re" deneeren ze noch al vorder, de Heidenfche Keizers, tiende dat de Chriftenen uyt die boeken voordeel f Paraeaef. ad Öracces 1 ziet #ok tyne Apologie η, &c. - S .. 11*'
|
||||||
■Ψ:
|
||||||
.■-.
|
||||||
ÜESfcHRYVING VÁN GRONINGEN. 30I
'trokken, hebben het leezen 4er,zelve boeken meer
als eens γ verboden i een teken dat. ze die voor echte veerzen hielden. Indien de Chriftenen die veerzen verdicht hadden ; dan hoefden de Heiden» fche Keizers zoo veel omilags niet te maaken, eft ïlegts bevel te geeven órri dé rechte veerzen na te /ten : dan hadden ze dé Chriftenen beichaamd ge- maakt; eh al hun zwetzert ,■ op de voorzeggingen der Sibillen , eehsflags dóen ophouden. Daar op antwoord de wederparty ; wat het verbieden der ge- melde boeken belangt; dat was al gedaan ten tijde van TaréfHimns: dit tweede verbod, ten tijde ván Jufiims uytgekoniert , was flegts eeiie vernieuwing van't eerííe; en zag zoo wel op de Heidenen als op de Chriikneh, Én wát het andere belangt, van deSibilliiTche boeken te laateh nazien, daar zeggen 7.e op dat die boeken voor zeer ontzachélijke en hei- lige boeken gehouden wierden; en dat de Heiden- fche Keizers zich zoo veel aan de Chriftenen níet lieten gelegen zijn ; om die hoogheilige bóëkeri, om hunnent wille, voor den dag te laaten haalen. Dat meer is, Zéggen ze, de Heidenen hebben 't den Chriftenen rtindüyt vefweeten dat ze die SibilliiTche veerzen, daar Zezóoópzwetften, zelf verdicht had- den; zoo als χ Laftantius, zoodanig een voorftan- der der SibilliiTche veerzeh , eh Keizer <* Conflantijnt opentüjk getuigen. Hoe, Zeggen de Sïbilliften daar op, lietendeKeï-
zers zich zoo veel áab die zaak ni^t gelegen zijn ? Zy fr'gen hunnen godsdienir,<en hunne goden zelf, ge* vaar loopen van 'er onder te raakéri ? Zy zagen de Chrifrenen hand over hand vermenigvuldigen. De fpraak ging dat de Republijk 't onderfte boveti zou- de keere η; dat'er een nieuwe Koning ftond te kod- den, die de wecreld beheerfchen zouw, enz. Wan* neer is'er, zoo als de Heidenen het begreepen, οίε gmoter gevaar voor 't R Volk geweeft ; wanneer ^rooter reden , om de SibilliiTche boeken aan te jPreeken? En vvat de verwijtingen van fommige Heidenen belangt; die wierden van alle Heidenen "iet gedaan: de anderen iviften welbeter. Maarf y Λ pol. aci Antooé
\Üb, 4. de vera Sap c. I f. * Uf iupra-
in
|
||||
}öt Á ανΙγίεκεν iNG^kír öi> de
ín allen gevalle, dewijl de Chriftenen die befchuldil
gingen al zoo* volmondig én noch volmondiger ontkenden als ze van de Heidenen gedaan wierden, zoo was het toen de rechte tijd om de gemelde Ora- Kelen na te zien; en de Chriftenen ,indien ze .onge- lijk hadden, in 't ongelijk te írelíen. Waar üytdaii Van zelfs fchijnt te volgen dat de Keizers en huntie, jlaadsheeren dat nazien niet durfden' waagen *.-'dep· | kende dat de .jG'h.riftenen gelijk zoude^/hebben: of, dat e.enïge Keizers zulks ín itilte gedaan Rebben; maar', ] öm dat. zy alles haar 't zeggen der Chriftenen gevori- ëèn hadden, de Zaak gefrhpprt hébben. | .«| 3. De Sibilliften fteunen even zeer Op het zeggen
van Ldélarttius; dewelke zich niet alleen verzekert heeft gehouden ván de waarheit der SiHjlliflcheveer· Zën , en'er mét álle kracht 'voor geftreeden; hiieft; maar ook voor ál, de weereld b getuigt dat Je Sikij- ver s , uyt dewelke» hy die veerzén aange'togen hifi, 'Vóór de geboorte vanChrij[tüs gele e ft hadden, en üyt btt leven gefcheiden waren. Het zelfde verklaart Kk· flantijn de Groote, in zijne c Aanfpraák aan de Va- ders ván Niceé: Paar kán geen vermoeden op m(((h Zegt hy, dat die veerzén ίΊ zedert de komfte en d?M ván Chriftus zouden opgefielt zijn. . "Zal een Keizer als Konfiantijn>was, peggen ;de Sibilliften, ν oor zulke eëiie Vergaderinge, alsdievánNice£, metzulkseeh Verzekert heit geiprooken hebben ,. zónder dat hy ge· \ rioegzaame verzekering hád. En ftaat het niette I denken dat by, die't öpperbewind in handen had, I tót het nazien van die veerzén, en de SibïllííTcnê | bpekeri,. bevel gegeeven heeft ? De wederparty, ver· ■ mits ze díe duidelijke getuigenis van Laèantw^ \ Konftantmm niet opentlijk düft verwerpen , zoekt j 'er zoo uyt te koomen, dat Laéantim en Κοηβαηΰ- nus daar in misleidt zijn ge weeft, dat^ze de veerzén, | dje na 't af Branden van 't Rapitopl üyt Aile en andc· j it plaatzen opgehaalt zijri, voor de rechte veerzén { der. Sibillen, zoo als ze pp 't Kapitool bewaart wa- ; fen geweeil, aangezien hebben. GalUus voegt'er by J «lat veele ván dié opgehaalde veerzén door de Joo- 1 «Jen, of die rnet dejöodefi ommegang hadden, voor j I
b Lib. i. de veia Sapicnt. cj*f* | Α Apud EuXeb. &c. ·.:
|
||||
1
|
||||
BESCHRyViíÏG VÁN GkdíONGEN. 5P3
de geboorte van Chriftus verzonnen waren geweeft.
Daar opj meent hyy zien de woorden van Laïïah. tius dat dié menfchen voor de geboorte van" Chrifius geftorven waren, Hy voegt 'er by dat die opgehaal- de veerden of voorzeggingen , volgens de getuigenis niíD^nyfius van Haltearnajfen\ ganfch Onderfcheiden waren van de SibÜliiTcTie- veerzen. ïvlaar >, ieggeii de Sibilliften, dat ftrijdt voor cerft tégéh hét gevoe- len van Blondel, 'm du Pin , en veele andere ge- leerden ; volgens dewelk'en die veerzen door dé Chrifteneri» ha de geboorte van Cbrflus,touatm Ver*·' dicht en onder den mán gébragt zijn. Ten; tweede is het niet waar, zéggen zé, dat $/<?^^i álle dié opgezochte veerzen voor verdichte veerzen en ora- kelen houdt: hy' zegt alleenelijk dat 'er verfchéidë verdichte en onechte veerzen ondergeflöpeti waren. Ten derde, zeggen ze noch ál vorder, isliét ganfch. niet wáárfchijnetijk dát Eaffantius en Conflantinns^ om een groot getal Van andere Vaders over te;flaan, rnlke zaken zonder genoegzaam onderzoek ý en op een loiïè waan, gezeit éft gefchreeveh. zouden heb- ben.·''! ' ■ ■■ · .•'V":-:/ i;. jv'"'·'" - ■'·'■ Dusverre heb Ík de redenen der §íb'ïïíífteh opgs-
geeven: nu ftaat öns te zien wat dat ze op :de tegen- werpingen''en zwarigheden van huniie Tégenparty weeten te antwoorden. ' ,, ty · 1. Op het eerité , dát niemand, behalVer* Nde op-
fcigters, tot de boeken der Sibillen Öit toegang heeft gehad; en dat M. Attilius", om dát hy dié té uýt- . fchrijvén had gegeêven , als een Vadermoorder ge* ftraft is geweefl,· daar antwoorden Zy op dár*ér op die getrouwigheit én fritzwijgendheit van de' £emél- ^e opzigters geen al te groote ftaat gerriáájct kari ^ordeh;"JWie zal ons verzekeren, vraagerizy,, dat Reen van die opzigters de SibiUiiTche boeken heime- lijk uytgefchreeven, en aan befcheidene en vöorzig- t!Re vrienden médegedeelt heeft ? Hoé eene zaak fcherpèr verboden, word; hoe dat men grooter bé- koorírig lijdt om 't gebod te overtreeden. Wie zal ons volkome verzekering ^even , zoo gaan ze voort, «at de veerzen , die by toelating van M. 'Attiliut uyt- fiefchréeven waren .allemaal opgehaalt zijn; zonder tfet'er eenig vorder affchdft iri de handen van nieuws-
|
|||
50«| ^ Α Ν t Ε Κ E NI N € EN O ¥ DE
nieuwsgierige menfchen geblaeven is? Cicero d>ïelf
en ejfirgilitis brengen eenige plaatzen uyt de SibiJ. len by: waren die plaatzen niet bekend ge weeft, en 41 te voore onder den man gebragt; hoe zoudeniy dezelven geweeten hebben? a. Öp het.bewijs, dat de Tegenparty uyt het ver-
branden van 't Kapitool trachtte trekken, antwoor; den de SibÜliften dat die veerzen, die reeds onder den man gebragt waren, evenwel in wezen waren, en in wezen .bleeveh. ;..' Zelfs willen ze niet toeftaaii dat de veerzen der Sibillen in .den brand van't Ka- pitool vergaan zouden zijn, Dtomfms Hulycarnapus zegt wel uytdrukkelijk dat ze in eene oiideraardfchc en fteene kelder, daar de vlam geen vat aan had, opgeiloten waren. En om dat de anderen dan vraa- gen waarom dat Auguflmdan naar zoo veele gewes- ten gezanten heeft gezonden, om de Orakelen der Sibillen op te zoeken; dan hebben zy dit antwoord gereed , dat hy zulks gedaan, heeft om het getal der SibilÍlíTche boeken, die te Rome bewaart wierden, én in zulke eeri achtinge waren, zooveel ais hy kott te vermeerderen: eh ten andere, ómzoo veelerhaii: de voorzeggingen ,, die op den naam der Sibillen door de weereld liepen, ter toets te brengen a en al- le de valfche uyt te ichieteu. Dat heeft, hy pm volgens het fchrijven van f Suetonius .gedaan: die'er wel duidelijk byvoegt dat hy alleenlijk de veerzen der Sibillen behouden heeft, na dat;'er de keur over gegaanlwas. Nu vraagen zy of Anguftus'Λ en m de volgende Keizers , minder middelen ter h?nQ hadden om over de veerzen en boeken der Sibillei] een goed oordeel te itrijkën, als èenigeSchrijverS van onzeh tijd. , , , ·, . , 4. Op de andere tegenwerping dat de rechte boe-
ken" der Sibillen flegts ííeidenfche bygelooyighedeii behelsden enz. geeven zý tot antwoord $ dat dit te bewijzen (raat. Wie zál zeggen, het zijn dé woor- den van de Sibillifteri , dat 'er niet anders in be* ichreeyen ftond, als het geen Liv'ms en eenige an- dere. Schrijvers daar uyt getrokken hebben ? Die heb- ben 'er iegts ván dé bygelbovigheden en ofr'erdienS' 4 De Nat. Deor, Hb. t, β Zie tafci. ƒ Zíe SttcteH. ia Augufto* >- ICO
|
||||
Deschryvi^k? van Groningen, ga?
l'en gefchreeven, die door de gemelde boeken voor*
gei'cnreeven wierden; om dát zy 'er niet anders van te fchrijven hadden £)e Tegenparty y zeggen ze, heeft geen bewijs,, e'1 .geen getuigenis, van een en- keld Schrijv.er, dat er in ,die boeken enkelijk en al* jeenelijk van diergelijke bygelopvighedfcn geïprpketi wierd : daar wy de getuigenifleh van zoo veele Schrijvers voor ons hebben 5. Wat die andere .opwerping aangaat , dat het
geen fchijn, van waarhet't heeft dat Godt zijne gewig- tigile ,en dieplte geheimeniifen zoo klaar en duide- lijk aan een deel ondeugende én heideniche vrouvV» luiden zoude veropenbaart hebben : aan vrouw- luiden, die naar. haar eigen zeggen tot de keel toe ín den müddfer der Zonden geftoken hadden die de menfchen geduurig tot her eeren van de heideniche goden aanporden enz met die (opwerpipge , zeg ik, (taan ze geenszins verlegeri Zy yraagen of Ba- kam oom geen afgodendienaar was, en zijn belt niet deed om de menfchetitot het pleegen van afgodery ie dwingen. Echter is het bekend hoe dat hy de komile van Chrtffm alzoo klaar voorzeit heeft als de hdh Sibille.. '/00 ziet, men dan dat de Sibilliften noch vry waC
voor de Sibillen in te brengen hebben ; hoe krachtig i3at hunne redenen zijn, dat wil ik gaarne aan 't oordeelvan geleerder luiden laaten. Indien ik echter R*praamt wiejd om mijn gevoelen op te geeven; ïoude ik groote bekooring lijden om het gevoelet? van VoJJius of van GaUaus^ tot naarder bewijs, ioi te vallen. Arnoldüs Lanth, XXXIï Abt.
3n 't jaafe 1 t5i . '$ Daa^á bao* !jet frefï bai?
S.Grei»orius,na ben affïaub teariGodefridus^
toifïö u ÚQttimg ougebjageri aan Amoldu* Lanth van Peyzè Τ&Ζφ wnitüC f&Öt Öegee*
taibeöat Godefridus 300 οιϊίίυίφ al$ï$ ugè
W Paradijs ^oitöe oberftóometi/ te ÏSöctoeit íEti tog 50HÖC binüm / tjeeft öe 3toarte fta* wrt wcöt ober öe iSibt^euhen / «α öat W |
||||
306 OUDHEDEN EN GESTICHTEN
gèt ontet öat 'et jïanö toeggenomen ï)aö / met
ciUe planden beMeeat / met fcijilöerpen befjan* gen/ bui Ögötjei en gíast benfter$ber5o?gt/ en bug tot f en bequaamc toaonpíaat^ boo$ ee* tteuflbt gemaahti t todit 1$ gcöaan jjceft/ 30a ra$ aiá op '%bt gebaarben toa& ϊ|ρ ïjaiï eenige bequaamljeit en geleeröfyeit om booj 't boih te poenen ·, toa$ 3eegbaar ban geöjag/ de gaven, en fpaaah3aam; 300 jat ορ 300 bette lofhjaat< big íua& ^ací) bjánnerr ïjn aan *t roet 3at/ i$ ïjg betanöert: maathüet geipSaul, ine^n beter menfeö* <Ce boore u$a$ Ijp opterfjt ban jjarte / bjeröeliebenö / 3dcf)t5tntitg / goeöaac big/ ja gaufcij en aï goeö/ én boo^ niemanö gatb aï£ boog 3ief) sèïbttii ®aac b# toag t)g tamelp erbaren rnbelíatpfeljetaíe, rntoag í»dge3ïen/ 300 toe! bn bnegerp ú\$ &£ boeren: toant Jn fjeeft niemanö ooit eenige moeite t>an« geöian* Ifêaat/ e»!aa$/ Öebiijnen oetyou* Hy m!»att»en boen oor im)3£ menfeïjen ballen, $8$ ij den goeder. öall aijeng£ berfïapte/ en tot tongeit berbiel/ wcs* liet f)n 3ic jj langer niet/ of fcseinig/ aan öcn öienfiöeg %eere gelegen jij η; níet anöerg boeit' öe / ai$ 5íjne paaröen en jacötijonöen mefïen/ en loffelp gene ïeebcn. JBat toouöet i$ Ift ban öat gn 3pe bjoeöeren ben boet gegeeticn geeft tot eenb$er enmgnier leben ί (€e meet/ baar f)n 300 3acöt3inmg tna^ / en öe quaaïï' boenöetg 300 genadig bafïgöe >, bat ïju we/ tnanö/ Ïsie ï»at ïjoager jaaren begofï te brij' gen/ ín 't openbaar of in't aanligt Dnrfö^ Sejirsflfan ·, baar fe noefjtan^ op íeacr rniQ^ Ut fiun rugge/ tegen öe toaaröigiieit ban φ arapt / genoeg toiji te fcijerffeu en te faiaa* len i^ant ijn tyee^öe öat öe genen / öie ® tofiraff en most / &em souöen tösöoutoets: O ik e1*
|
||||
y α κτ Groningen*
fieesheer help u zclven. <^00J bW$t $$M $Qtf$* fi0fjc«t ί$ §n ín be Beracfjtinö öer ^ocörrefij
geb.dtenï ibeine beracjjtftigi.ltocj o#»ote£ is «ciöo^rft èoöè #ï* ïfgtbaartugïp* / &«* 5°J gpot teneï! $öt immers niet pafte, Hö toa# 5döen 111 't ter / maar bföh»l£ iit 't 0*3*1' fcjjagi en berfpbe öoöj 5pne qutftacötïgöeiÊ be goeoeren ber Hb^e;; 300 bat ïjg obn g^ootè fcijulfeen tnaante* jj&aar /. om 3ÓÍI10 binden bic ganfcö on&nj^
Baar 51$ π fïilsuiiígcn^ boo^ ög te gaan / e« 'acei met luttel tpoo^oen te jèggcJn- be tguaabe boo^ kciöeii ban een paaö baö'èc baseren ban oe guaDe^oonen/ tjoeteei niet ban aitett/ nage* boi0t: riant onöer bee^en tü&t öegoff fiet oiif geregeïb ïeben onber onge híopjter&^oeaer^ ganfcíj tn 3tuau$' te gaan t öebkï&en on be Woofïe dpe tucfjt níet paffende / en naar eeu b?u ín ongenonbén leben gaenenbr/ beu-rug* men toom aan be febigljeit en toéiïu#«n· bier* ben. t&z f jelaaten ban 3®eflbne$anb / mn bieetaben tegen te gaan/ fje&bcu.onjeIftóDg Jüftsoii&er fcïjánbe/ boeg niet tot naöeei ban on^faonbent/ beoogt ί en toeï 300öanig bat 5c öe gemeene 6joÏ0et$ fcprneïtjaba^boen* fommigen ban be3elben naar jjmiuè Rïoo|ïer$/ »1 ^íe^Ianb / öeeöen gaauí anoeren eiöetf favsonben \ Ja ooit ín öe gebangeniffeii öjM fïooten, #oit bermaanben 3η ben 86öt toeï fï«ngeïjjft / $t\f§ met beöjeiginge ban &eni anöccs te juïïen afóttten / bat &£ 3fcötianatte «Wööèitsou&e tjeö&en te ontöouben/eosöjiè on&mjoorige ^onnmnen in aiieröanöe beiy* «« boot? te ïieöten i om albü$ 3öne ïmbbe tot feu boo^beeïö ban eerbaarfjeic te berfireh&en, J&aac gemerntbateensat/boïgen^ befcettfág v 4 pcBw*
|
||||
3*08 ÓODtíEbEN EN GESTÏCHfEN
j§cg?íft/ boo? geen? moo:öen berberert toojb/
300 nebben 35 bergeeffrge moeite geöaan, lèaar al lana gmoeg ba» beröjiet gefpw
fóen: laat 011$ tot aangenaamee en nutter 3^ fcen obergaau I0ant / gelp ggi goeö ban aarö en opreegt ban gerte mag/ geeft gg ee# nige Dingen geöaan/ öie meï beeöienen ben gaaït te toojöen ^00 geeft fin öe oofterfïoot tuffegen öe noo^öee en3uiöer pooit/ öie fcfyw ban flrtft en moööee toegeg^oeit ma^/öoojöen öienft öer boeren en niet 3onöee mernelpe on* boften ubtgebaggert / en ganfeg gejutet <Pan geeft gnban een ftuft norenïanö^/ baau tnen oor allerganöe moe^hruiö en groente 300 beel aï$ booj öe beunen ban öen %bt en bati 't ïtonbent nöoöig toa$ plagt té 3aenen/bien giooten en bofteïpen luftgof / met een bm\* |of baar in/ niet gjoote ennoften gemaant* geubenöe ten öien tintiz allerganöe baomeit ban Utrecgt boen nomen. <Bal\ geeft g|i een tointer refter booj 't üonbent geboutot: en baar ín een wenteltrap ban toitte fïeen ge< maant/ om naar öe fïaappïaat^ op te Wimmeu. Coen geeft gg ooit öe %$cvc buurpïaat Qtbow öen / öie öe neïöerbetoaaröer etUjne jaaren te boore genoegt gaö. $ocg geeft gg öat ïnw fïig en ftofléïp geftoeïte ín 't boer öer hert» laaten maaften ·, maar aan tmaaïf $ttt ttbw rene toerbmiöen / begalfcen öen baaé ytf! tmee bolle jaaren geaebeiöt gebben: tóanncec gn get boer ooit met nieume iictnm opgeciert fyccfu Φ'*η geeft gn te iCrimont een s?aft laaten fegieten ban 5© boet ín öt foeeöte: ® 5onöe get Stonbent ooit met een poo?t tegen bie fegehnen / Öie ober al öoo^ 't ïanö 3h)0^en/ beroert gebben i toeren ö er geen anöeitfon' |
|||
van Groningen. 309
$m&Mtn in öe toeeg genomen: en ïjn jjeeft
te €bert$b)oïb ttoee níeutoe gebautoen getint Kiert. gn 't jaar 1 rf>8, '^maanbag^ boa? $inp;&
tm 'l· omtrent ttoaaïf miren/ aïö be 45/aaf Lodewijk van N^iTouw, be fyoeber ban w>i- lcm ψήη$ ban franje/ nae 't inneemen ban ®am/ öe fïab <0ffOnínue met tbr e legerj nv gefloten ijiela/ i§ 0113e toren te ÍSoehaert öooj ben ujteem aan b)anfc geraakt/ en ter ïcn^te ban eenige eïlen afgeöjanbt, jièaar öe gentel* Öe Uk fjceft ben toren jaobanig fjerfielt/ bat 'er geen íetjeíaan te befpeureu b?a$; en fjeefc ooïï oen opperden top laaien bergnlöeu. ^n j)eeft beeie 5i!bere baten beranöert / en ooft uietitoe gegeeben. <$nber anbemt beeti βρ ttoee gjoote hr^esen ban louter 3iíber maa* ftcii; öie De bye/ ja be ïenben ban een ftioeff manpperfopn/ ín be fjoogte bereinten. ©aar W Öftb 8ρ een gwote meenigte ban gonbe riii* gen en nofMpe gefïeenten: baar j)n / Doe* toel rjn ganfeö «iet öoobaarbig toa^ / een g^oafc brnmah ín fcijepte. Φρ öee3en tijb/ omtrent jjet feefï ban ben van den
ψ Francifcus, $ be jfoane$ftaner jSonnín fEchoJ? JohanKnyf, ijle be eerfte 23iffcf)op ban'<&}o* i Γών !nn|c9cb3o^benfcDa^/ ín be fïab aangenomen. ™, Adc- g SSnöeren öaag£ ejuam fjn bg onp te 2fibe**crt *oekt nm; Í ?a?r & alk wbbelen te taerit fielöc™^;*
Ui«/ oeijaiöen meer anöere lionbenten/ ooit ™3e Abbp ín besrt te brygen 't 4®aá &tec ·?« Hermannus Korneliszoon, i&bt ban J$it*
SÏÏ?um/ ban öcf^emonfireit-oL?ber/ 3ÍJ11
««otter onber bit bebing aan ben ^ífleíjop ^iwfi öat &nt Wwtevf Üauonn«en
wm 3nn j en £# 3elf tot f^oofï ban be v 3 HoofW
|
||||
|iQ Oudheden en Gestichten
^oofbteft 5oubc aangeffdt tooien í mei: een
jáarlp^ inftomtn ban 300 baöïöcr^ $ocJ
eigenbe fjtj Η renten ban t pjeehgee^n Hon*
fcent té è^ttinie s 't fcoeïn toen open fïont>e
«Paarenboben ïjeeft Μ ïjtt f raterïju^ te
döioninae/ baar 5e naar ben tflcgeUan $,
Frar.circijÏ leef bert/ tot ýápgtbfflfa ge-eíscnt:
ftt/ »ae bat 'gg'eu beeï tri beranöert/ en ertiw
gegebonmen op ^/Waiburgs tóítfjof aan^
timmert pb/ öe^ft ïjíj'er sön ^lfcijoppplp
' |öf;bari gemaaftt «fin gocbjelbat ijem boten
Wbaie'geokdbe Honbenteït/'4op bat §%eerïp
en naar iiým toaarbigljeit 3outo itoimen &e*
fïaan/ %an 'é $*öning$ fcaege 1060 öufeaaten
ρζ TOGtn. tof gèteït toterben i 500 toa$ f$ baar mee nocg
Bi|TchoP níet: bergenoegb/ gelp **» * gierígaáet m
iSSd geeii ödb bersabigt ίηφ : maar fó $to
fHbemert ooïi/ ín&fcn 1$ tot $11 tjooinctmen
|
|||||||||||||||
saaaks·
|
|||||||||||||||
fiabkmnén ftoomen/ Ingrfïjaftt fje&ben, 't 3?
t^aar/ $g9a&eenl&attffdpe$ulie/ ttiet^o*
níngíjêgd gcfïertóï toaár in Ffettt mn$ Ρ
mam foierb om / nae ben afffanb of be öoqö
ban ben tegentooo^bigen tHöt/o* géreeijtig'
hetitn en inftotnffrti ber fíD&ne/ m iïtjf
ben i&t jeïf/ firöejft te neemen: maar#w
fteefr Bern 3UÏ&£ níet toegcIaateiL H^aut ρ
bíe t Soofb ban 't bioofiedp ïeben en w
teo#anber ban be Mooflerg Be&oo^De te m>
φ < mh 3ijn bef! maar om be perfooncj
en gieren ban 300 een roemruchtig f»
ï\om mPty* ftpwbflit te pïnnberen,· 5
«ojt ιψ te 6«ï &ö? t fcftanwte tnenfeften κ
|
|||||||||||||||
Stï
|
|||||||||||||||
» De Schrijver, v«pr <zi'ra kloofter yverende, vwi
Jöiinte RraaifcHap vervoert. - f j* t Welk? fchaffick «icn%o dooi «te Afedy plagen gcF'
|
|||||||||||||||
-
|
|||||||||||||||
van Groningen 31*
fiaaïen ; tn bn$ 9et Itotibrnt ober %mp te
Sten: 't toeïn be menfef, en fet toera der £^ W^enma^oo aletop / eníaafí/ «lft ^Jgïn eï" oogen gf3ie» ïjebben. <gn fetjoon 0115^ tHWf«heP. anöifa 3cer gerieffeip ma^ in alie| toe te ftaan ; en bíe iet£ op Ijem ber3oeI)teii níet manuelp nonb? aflm)3«i * 3®° 'Nft 00 5«í echter ín bc5e $ahe ais een man gebogen ι ja %oo ml gefïaan al$ een hapere muur. I$ant öi0 op ban ben &#gop tot berfcfjeibe rcisen toe/ nu mft fe&oone betofren/ ban met mjtvf m beöjcigingen/ aangebaao toserb ·, ïjeefr i$ ttlttoiié berftiaart bat fm / mat &et obergep ben ban De l&bn öetrefte / ben mffam noit te UJille 3ö!tbe siju nocfj unr eeröitmgljeii: boa; íjeni 3U)igtcn * almaar t ooi! bat ορ baap boot m gebaar ban 3ija leben inogt ftoomen. €a / ou bat Ijn in Dít ioffeip boomeemen brp te bülfïauöiger soube 30» * ï*»".»ï^ faaten ban &?ir?Ianb een boo^ígtígen raaa uurgebonben. jÈunterue toaá boaj be Jtëa* tcrgcu3en feijter geíjeeí m ai bermorfïi en be ïrtoojïerfyoeberg genoat3aant naar vtüiQtt plaateen te topen, ^00 gebben ban be ge* indoe f jeiaaten ben Hlbt ban jUunterne/ lï^ijnjeer Amoldus Kcnnink, om bat gn ín, 't ugtbinben ban goeden raab baarbígban beo ftano ma£/ onsen Mi tot een mebeseï toege* boegt/ om gem ín be befïíerínge te geipeu. IBcïlte l^eer Kcnnink «ooit ban onsen Mbt afüjijhenbe/en een ooggetuige ban $ψιη\ gau* fröen ganöel $n\M i be feraeftt ban '&&Φ' fcijopgaanbeegtíngen opeene monberujKe mg* 3e berfoohen geeft: maar oooj get ook ge< fcösebt $ bat gn titnMbt níet aïïeen ín ge3ag sclgfc getoojüen té/ maar oor U boben gmg, V 4 wtP
|
||||
§12 Oudheden en Gestichten
^íerfjaïbe bjíerben 0115e ïilööfïe^afcètt^ütiatfjg; Ö002 oen lEeoe^elpee öefliert; bat öcUbtielf iiietauber0beijieioalpbtn bíooten naam/ea ben 3etel MelU 3onbe Ög» / om bat f)g teeb^ tyie to §ereii 'i|b?i,fc jj£beb)oubih!iöen gemoimen f)aö/ tiooj br j^eïaáten 3elYerïip afge3et 3tjn ge* ibeefï; teir tbaac bat 5e 3ÍCO oat^en Qabbett/ get $ton?cnt met ö2ie W>ti\\ it beiafien, '%ι\ t i&é ι ί 70 ,■·''# tooen^öa;# báo^ pnp
(eren / 'i$ jMnfjeer be Hibt bah |®anmont/ |ie mïgemecae Sloeber ban ató be IKouben* ten on3ee *%aer / en boo^ *be ftügemeene ## nobe afge$onben/ tefSbemcrt intt j^auptjlie ín fóonínhíy|íe grÏoof^b^eben aangekomen. jjtabat gjnbart aüe be^óeaer$/ 300* ober al· ie öe ^aíten tó bíaojtfr^ a!$ obe^ pt beöiijf en sebjag bec ampteiiaareh / mét be unrerjïe naiiml^tirigjje it o[nberbf?aaat ïjèö ·, geeft Ijg btii f$öt ib 3ijne beüiemngé gelaaten om bat |p ïjeíïigïíjh ödoofde bat íjn 3ÍCÍ) beteten/ en boo^taaii m een geaimeige iiiatimjcit en ftugf' jjeit Ier bert 30UÍ». <êrt)ttt fjer ft t)n fommige Sloeber |/ tofiber naamen ift om ijmme erre te fpaaren goeb gebonben tjeb te ber^hipen/ |
||||||||||||
VorJere
|
ψϊ bf9 nerbfr berfcoeeseh/ M\§ ö& tioctj bcelc
|
|||||||||||
etidcrhm- £a6?h y taahenöe be biooftertuci|t / op ïft
dci.ngmct pampïfr 0é3et öab} begoft gg beiieffen^ 01$ |
||||||||||||
<flcn Bis-
|
||||||||||||
met ben55iiffri)oj>te Jjanbelen / ban ïjet bloo^
ter ongemoeib te íáaten; en brïoofbe jjem ugt ön5e goeqeren éen jaaripfeï) ihttdnrên *w|! èóoóί KaVoixis guïben^· &ocï| baar ntebe to4 gn níet te bebjebigen : maar / naöiétt ΘΡ öP Jet hïoofïer jiif biambe/ begofï i)o 3tjne 5a' ïien aan 't %of be$ Honing met ïtieeröer |tacï)t 000? 3yne c0ínmgtígben bóoit te 3^ mu baat ton m tegenbeei begaan jaaren en '»·■'' ' bas*11 |
||||||||||||
VAN GrONÏNGP, 313
tingen fïer|jenbe Ijielben, Ml$ nu De ïtïoofïer*
b^oebcr aei)t Dagen achter maihanöer b$ on$ hug3 geljouaen gaiït / en. ban alíe^ Dat ong blo jfïer aanging hiel o Drrrecïjt toag/ $ ö» naar De ftantoenren ban it^ejïtyse^Ianb ber* trohnen-, om bcrbalgen$ naarjjii»$ te beeren, ïfp bertroi* ebentoej met met ieege jjauDen/ en bcefmaaDbe öe liereeriiigen niet (1). j^ijUetg / &oe sa, aracijtig Dat (jet ouö.e
fpjeehtaoojb $? Die een? een ftïjurh i$/ 3a! naait boo3 een baöer oejs ïjunégesing gejjatií ben mtftzn ν öcbbrn ton tot onj ongeluk ge* IctTt. Mant na bat men on£ eená met Den naam ban een loi en oiigeuonben ïeben 3toart gninaht ijaD i ïjeöben töj* on^ naöerijanD be* 3toaarlp ban bat beniueöen bonnen 3Uibe- ren. daarom 35η öe jpjeiaaten ban &;ie$; lanö Den 3e$öen üag bn uialbanber genomen; en Rebben De paften / Die οιψ bïoofïer ram* ten/ uocij beeï flreriger öeöanbeït: maar of 3P ïjet bao&igti er geDnan ijebbén/ bat lu^ct iïi wet; έη. boegben D'ee bit berb cin^el bg / Dat öe Hlbt tsan jBarimont yun 3uíbá Doo^ tv «en fyief beboten naö. ^oo jebben 3$öau ouif trent öen eeejïen Jftllg »5-71 AMen van Aam-
hem, Dien 3e níet »ang geïeben tot Prinr aan* gefielt öabDen/ in be bpeyen gejet > toant 't toaá Öimne Djiftigijeit niet genoeg /bat 3e ïjemban 39η amat beroof Den: ja 30 DeeDen fjem boo^ Den toeereibjpen arm naar om nerher ban Utlaarhamp b^rbpereu,. ^n ïjanbelDrn níet 3acj)ter met ben (^jjperaetberbebiaarber/ Jo- han van D -venter ·, Díe eeil bOÖ^igtig tyUgp
ÖonDer bn^ toant beïjaïben tuk 3e jjem ugt
pn amjjt 3etteben/ bei^onben 3e (jem naar 4^u3aïem : maar a\§ [)n Daar menige bagen V r ín
|
||||
s,4 Oudheden en Gestichten
ín alle b:gneit met tic mioofïeröjoeticren ®p m «eer maan ijab, toierli Ijg ooa ín ben &f rfta· opgefïoten. ^00 een* beeripe en erbarnw toe omneering basi jahen i£ rr toen onta mis gefcfjieöc. itëanc lohan ben £cö$brc/ mtt aanietber en fïoohebjanb ban alle öese 'biüligïjcben foaá ftftoeffl/ laaten 3e niet al fcen ongeffraft; maar 5% bfrïjeffrn l)em noc( ín gerben tjem ben t&tel en *t gesog ban i'nor Oohbrtotii ÖP bán sgncígmbugíooojtfenaa nen ban 3itn gembeb obertuigt toa^/en hwp U hot fm twcl) 't'atonb of morgen ober 39» önluipiteitnaar söne berbimflcn geftraftjon* oe tomben / i£ fjn Bp φ$ toeg geblugt / en naar ëmbbe geïoopen: baar ijy/ gicnöf bat -fee nerltelpe goeberen bic ijn meöegeiumini fpab ten rinbe eaánten/ $ic& jeiben booö &ccft gehneegen, v t
gao öeeft ban be 3»ebeSe!pee ban onsen
ilöt/ te toeeten Heer Arnoidus Kenmk m? noemb/ Ijet ampt ban BeursSbjager enttriw» nieeffer beMeebt en toaargenomen; 300 Dat ntemanb gelaontfing of uitgaf/ a^tt?;** ímk bat Arnoldus Landt Urn biooten tetel ban WA bleef toaagen €n petoel bat ik bfcw janen/ ÖÉe gebeurt 5P/ toíïlen^ en tocert oberllae; 300 moet ín ec&ter berijaalen batöe » ban ifeunterne en spe bjie WwfW» berá/ toant groter toaé ijèt getal met/ iw tenen báhhec bit bjouto en ninöeren meo foagt/ f» baarenteen tnet een epen en o* Den"fioeft«ïjtfc/ be# te íígtee m oné fitoog ter aangenomen #«* om batbe gjrtmnWJ bat 'fconbeut 01^ te baat 30uben tomen 1w benS&ffc&op &et beloof bc gelb jaarW <*tP ^ettgen^<f f.....% ^ |
|||||
ι
|
|||||
van Groningen, j ï f
3Bat Be ©omogen Beïangt / Bie in bt$t ge*
beften ter gelegenbljeit ban Be <&m$tv$ ont* (laan jyn/ bie 5a! ift ín een B^onBer Boeltje 6e|cj#pen, Jp $eg gier fïegt^ met een moojö öat Be meu&e €bangeïíffe§en/ na Bat 5e Be öeeibeii en altaaren tipt Be jftinneö^oeöer^ ïterft gefitieeten gaöbett/ aan Be berlumbigerja ïpinm íiírïïttse leere berïof en magt gegeeben Je05en om baar te Reenen. 3fu 't jaar 15-68/ \§ Johan dé Ligny , <0^aaf bail Arenb-rg,
öie Öe ^teütfiouBer be3er ianben toa$/ ín een
0Cbcf!|t tegen Lodrwijk van r^iflouw , Baar jfo 3ÍC& Moefeeïp meerbe/ ön ^íïíígeet^ boob geölcebeu. «$;aaf Lodewyk toierb ook ín 'tsdfbe jaar tin €Moninge/ Bat ïj® met een öuööeib βΓή* Belegerbe/ boo^ Ferdinand l|ar# íog ban Aiba berfïaigen; toaae op Be gemelBe Hertog/ na Bat ïjn $e£ Baanbelen tot ht^u t\H ín be fiaö gelaaten IjaB ƒ beberom naar Sfyaïjant bertrofcnen i$* gjri 't jaar 15-70, op fülersieien naeïjt / ïjeeft Be oberffroomrnbe jee Ijier te ïanbé een g^oot* getaï menfeijrn en öeeflen berfïoiiben ^aar boïgben noeft ttoee ineutoe materbïoeben op; maar BieBeeüen 300 bed fcfjabe níet; «Haar/ om een einBe te maafcen/ fceer ílí
toeöer tot on^en Uht Arnoidus Landr; beíoeíí fie/ öoojbeelerjjanbe eïïenben geb^uht/ bM eenc 3bja$re $eïtte asngeranbt toierbt, Φηι em ^uiber ftieíjt te geöben/ troft fjn naar föffeit > taai? ötremBeïp/ ben bíjf BénSunn 1 rj6, bc toeereïfc berteaten jjeeft, $cöter tojerb jijjii jiefiaam fcoeber naar tfibeíísert ge&oert■/ en In t $tagítteli)un$ beneffená 5íjne boa^aaten öe* Waben, Eaat ón# Ben UJímagtígen <$abt met m ootmoeBiöJjeit öibben Bat ï)g 5ÍCO getnaar- Bige
|
||||
3i6 Ou pa eden ew Gestichten
ipiíge 3íjue $íd / en be 31'ricn aller geïoobígen/
in be eeuhJige berblijfplaatsen op te neemen. $n $alï\i mét íibjte toao^ben uertjaaíeii íju bat be ^oogtijaarbígjfïe ^eer ^ifcöoi? 3icQ na be bbob ban gcmeïöen lot geb^ageh fatft. <0elp bí|J ober oeboobban bm Si&t tm goog* fïe bcrfïagen toareu ,· 500 3oube be 23iffcf)op mi áïle^ / bolmné ben iu&oiio' 3ijuer S&iille/ berUreegen ijrüben j ten, toare bat be fyie f^ ïaaten bon i^ic^lanjEi / beneben^ oti3en $a# öeörlpei* / 0115e saanen tegen |etn met een I onïjertfaagbc hloehgeit/ en met een geiben- S?peb / bertoeert ïjaD&cit. 5D?it buurDe ^00 íang tot bat 3e ïjem öoo^ gunnen tegenfïanö/ loetocï met g^oote moeite / genootsaaht l)é'< ben 3eto betoog aan te gaan. ijier ín h fïaanbc bat $t fjeni íaaríoít^ / gelp reeösi aangemerttt # ƒ bier tmtytvto baalbet$'joutái cpi^engeu Sigaar op taierb bat berbjag naác 't ^of öe^ ftonmg^ ban Spanje gesaiipen/ om met be scgeien ban 3pe Jlfèajefïeit /m# gaöerj bon ben #an&/ besegeït te·tooien. jfcaar al3óo tjet bering/ W$ besegelb/ laö> ter a\$ men berbjacïjt gab te rugge ge3onöen tbierb; bégofïbe^íffcfoij/ bíe onbertujfcíjen onggruff ban gerte tuieeö / bede gébagteii ín 3ÍÍP íjoofb hreeg/en aüerganbeobedeg maa^ te/ .ligt fiet Bimicnfïe 3tjn$ jjem op get b^tt tian libebject te bïammen: ftonnenbe get 0^ bentieo en be begeerte ban bíe plaat^/ jdfê I in 3tjiie iaatfre a^emgalmge / níet ugt 30" goof b 3etten. ï Jf aar 't geittn / of lieber « Wïmogeiibe «0oöi self/ 5jjne genabige oö8*n op onj fïáaiïbe/ geeft on£ ban 300 eene sW te b^eesc bedojï; met tim ^iffcgop ín 't w be jaar booj be pe|ï u»t be foeerelb te 8aafen< |
|||
Van Öróninöèn. %if
$$ ín» baar boo^ éeniföiu$$ aaffém gefeïjejpt
en nicutoen tnoeo geteegen gaDDen ·, tertögle oat fjtt oorlogen nut De <&myn isocö m 3iju bolle «racijt toa$/ en op 'e íjeetfíe toeging; en gemernt ooft oafc 'et $em nitutót SBiffcljap oooj 3ïjne fóafoipe jilujefïá't oberge3onoen toierö; 300 gjeÉben. 0113e 2$£úejicr£ öefïoten / alleng^nen^ ober 't ïjerfïelien ban Den SCöt raaö te pleegen, ^oeí) öe gemeïöe jf^elaa* ten/ b^enDe bat gtttmé * üonbenten ban ten oo^ïog te Ipen $ouben Rebben ; biarert ü'ei* niet 3eee ïjaafííg toe. 0u# fjebèèn ίο$ omtrent anöergaff jaar 3onbet- eigen Éöt ge* jeeten ,· terbnjïe bat De boojgeineloe ^eer Kcn- ninic op get Befïieren ban 0133c Dingen pafte. Voor Konvcmen itaat in 't Latijn Colicgis : maar uyt den
ïio blijkt dat 'er moet fraan Collcgiis: welke naam vjn onyea Schrijver dik wils aan de KöivviKtn eevcevcn word, iPir- t«tófr. AANTEKENING,
t, Een Abt. door een Synode afgezonden om deii
Raat van een klooÜer op te neemen. en wat 'er re verbeteren was te verbeteren, Iaat zich door de Mon- titkken v^ni dat kloofter geld en verceringeri in de hand douwen. De vraage is, óf'er van zoo een ge- niagtigden veel ^oeds, en eene groote verbetering, te verwachteh' is: ik meen e neen. Hoe zoude hy te- Ken de Broeders, die hem de handen zoo rhtidelijk Kevulr hebben , grortte Urengheit kohheri geb'ru'yken? Dat ware immers tegen de bel.eéfdheit efi dankbaar» heit gezondigt. En het blijkt ook dat hy 'ér weinig Uytgcvoert heeft : want djar volgt aauilohds hóe dat de Prelaaten van Vriesland , den fesden dag daar fcae, weder by malkander gekomen zijn j en de her- vorming der Abdye van Adewerr met veel grooter urengheit by der hand genomen hebben, 't ís waar dat de Schriiver van deze levens over díe irrengheij «jaagt, en op den handel der gemelde Prelaaten' ee- Oiger wijze ichijnc te fchfolleo. Maar dar U geen wonder
|
||||
|tS Aantekeningen op öE
wonder: hy was ook een Monnik te Adewert; ea
fcal eenig medelijden niet zijne klooltef broederen ge. had hehoeu. Jk wil by deze gelegendheit alleetielijk aanmerken,
'boe dat de Overüeii , ais Pauzen en Koningen, dik· wils in de keure van Gemagcigden > Amtenaaren, ja van BuTchoppen zelf, bedregen worden, 't ís eene bekende zaak ; en heeft geen bewijs van 'nobdci maar men wil bekende zaaken foiritijds door aan· merkelijke bewijzen we) beveiligd zien. Ik heb er- gens > daar ik van 't oprechten der nieuwe Bisdom· men. te fpreeken had, reeds aaugetekent hoe zeer dat Philips Koning van Spanje, naar het zeggen vanden vermaarden Franciscus Dujfeldorpius, in de keure van fommige BuTchoppen gemift heeft, en bedrogen is geweelt. timorius α i/, weetende dat de Prielier· lijke tucht in Engeland zeer vervallen was, wierd te raade eeuen Kardinaal voor Legaat derwaarts te kenden; die alle misbruyken uytroeyeri,, 'álle verval- Ie zaaken opbeuren zouw. Hy komt tn Engeland kan; en fchrijft eene vermaarde vergadering van Bis- feboppen uyt: in welke vergaderinge van alle zaa° ken, die verbeteringe van noodè hadden, meteene groote ilrengheit gehandelt word. Eindelijk komt men ook tot het leven en de zeden der Prielkren: 'm welke zake de Kardinaal zijne ganlche welfpree,- kendheit te werk (lelt, en met eene uyterile ftraf· fiigheit en vinnigheit tegen zulke Prieííers uytvalt, díe wegens onkuysheit verdagt geliouden*wierden. Sommige van die Prielrers , daar over ten hoogde gebelgd, en van 's Kardinaals gedrag iets vernomen hebbende, hielden 't oog oj) al zijnen handel en wan- del: want het ilond geenzins te lijden , dagten zy, dat iemand, die zelf tot zijn binnenfte toe vuyl was, een anders vuyl zuo fmadelijk ten toon ftelde. Hei leed ook niet lang, of zy betrapten hem op heeter daad: zoo dat hy genootzaakt was, met flank uyt Engeland te icheiden; en zonder veel eere naar huyï te keeren. , 't Is waar dat Baromus dit verhaal voor een ver*
dtchtzel houdt: en, indien ík geen andere ^egsm^ als Polydarus VirgUius had, zouw ik Baromus níet * Viáe iOIydor» Virgií, Hift, Α eglt'c. in Hcmíco U Λ·t
|
||||
Beschryving van Groningen. pp
áur^cn tegenfpreeken , noch Polydorus boven Ba-
rotiius (lellen. Maar Polydorus had het uyt Henricut j, H«»i/Wö«#l getrokken; dewelke voor een van de (geleerdlle , beite, en geloofwaardige der Engel- fche HUtorifchfijveren gehouden word ; en omtrent die tijden in 't leven was. Deze Hunttndonus noemt den Kardinaal of Legaat, die Vr zoo fchandelijk af quam, met zijn eigen naam en toenaam; te weeten Johannes va» Kreme. En, om noch aanzienelijkec en geleerder getuigen by te brengen; Petrus α Mar- en , die niet lang geleden AartsbiÏÏchop van Parijs isgeweeft, een man, als al de weereld weet, durft wel Λ zeggen dat iemand, die 't voor H. Huntindt- »»;ïouw willen opneemen, de tegenwerpingenvaa Bamius lïgtelijk oploifen zouw. b Hcnticus Huntindon, lib- 7.
£ Zie Ccnfiira Poupe Blound. ScC.
4 DeConcord, Sscerd. & imp. Jib. f. op. 49.
Arnoldus Kennik, de XXXi Π Abt,
^00 !$ban Arnoldus Kennink ín *t jaar if 77» 'g&aagjáfooaj íjét feefïöec bo^ena Maaqümf
öemagtigt om jjet befïiee \somv tóaar te nee* mni; 300"bat ftem oob ttt rgtel ban Ubt barê ?Cbcíïirrt gcgeetoeo bnrrö. 't Wtlte efï)ter nkt Sfffijiilïf ψ bf fttmtnm af Ooo; oen \m\te hait bf MoofterMröcren: niöor öoa:'t ge5&g öec Platen/ en op fiet bedoelt Der <£jicttnari' mn 't 3<! öan be getooonre bat aï!c h!?erd&fcF)e
wiöfu 5011ÖCC ooderfc§rso buiten Öe poojten ban 't 't hloafïti' moeten b tjbeη; beel min in w Bt't'g löeriiig / öaar doec 'c üeeft^en ban ffn nfeutwn IBöt raati geijouöen hj^o / íng^ «aten bja^en Haar om i)et getuelDijj en {.'-ttiHiimriij bfrfc')il Uat 'cv ruffcljen öe fïeoe* •Ηφη en hermannen ober jènere boo^ecij* tga ϋαιι öe «uÈmkitöerji noctj gaunöe toa# / 50«
|
||||
\lb OÜDHBDEN EK GEStlCHTEN
snn ψ öee3c túy op iieesea boet iitgelaateri
bat«bun bet^oefc / 3pnocr iet£ op een j}eer< fciienbe iraj5e te eiffeïjcn/ aan't üonbent ψ\ν, oen ι oorlellen ^oo Ijebbrn 3p öan niet alle iicïmaïjcit be^ocijt / bat ton öuiine begeerte Í3002 öe« mw 3onbcn tnboigen, rn oen gemei* oen Kcnnii.k Den tijtel en De fcöaarötgöeit bart Itbt bergumten i om bat hit man ίμιη/ tn al ium oberleg en bcönif / 5W Wettflig 3onöe «ín ^aac tegen ijebben 3g / n^mentlp t hrirtoflfel van Ërofüm , Remt Genicma , en De
©fnfïOliariÖ HieronVmus Vêrratfos , 3Ö»öe öe èmumtigScn &et'<$m!anto£/ níet alteen öo
nantafiinge/ maai' ooit bj? bííeben/ met tyt mü oer hupíïiiíDcn be3egeïb / en onber on| nóch beruffctibe / belooft i inöieu gèt 3P* femitabl#ie Ifcafcflcfc bcjieben mogt een m beten aaiffcöop obec be5e ianoen aan te ttei* len; Dat 3?? on£ ban ?ijnr queUinge pubcn herloflen: e» öat ijn níet aüeen op öe boffen £an 5ibeloert/ maar op öe gemerne Mtfl Höiï be 40blanbc« en be dnoertftonocjwi/ scmbe onbecöouben tooien, m^t wbawn jjebbert on^ öetoogeit / om §m gettöege» re ^©?W Arnoldus kcnnink tó$ té «W
biiiöoe gcbóoren* gióot ban gefMte-, Wo»
ittoebtg/ fïoutflarttg/ fneeöig ban ber^nö/ rn tooo?3í0t<8 ^an obedeg «jfêtaar |W toflitórècnbec in be ^oogbugtfeöe atf iJJJ |
||||||
ftpijunne éaafi tegen bc4&oimiuH^W**
ban &em elf be ftcfcimgen/ en atë 39«* ^ |
||||||
m^mm^m ------------------■■■■ ■ — ■ - — —
|
|||||
van Groningen. $zr
i» &ïoofïeyí#oeber£/ 300 tocï bíe banjj&nn>
terne ^ï^ tiaii fSbetoert, ï$ot tferft een toíjn* £0£/««'η tyíofier Dat í)£ gefoecfí $/ 300 nocfitan^ öat^ ' j$ onöfr öe taín&gelagftt bg be Sí^oeber^ Φ njö eben fyoïp im§9 í$aan be J®íjníïOoper$ genoeg öeheöö: 30α bat ilt bedriegen geen topooptg beröaal Qe&oebe te maafcen. $$ ög,on öen tijtel ban 3$ öt / febert get ber*
treft oer f^elaaten/ ttoee jaaren lang geboert jjaö; t£ jjg naar be fïab getro^ïien/ 3Qnöe aïf boóretié ban DendSjaafLalain en ban befïab$ jjöagifïraot boo^ eenen &;ief iiötgenooöigti ëp ben $eïf ben fijb 39η baar ooft be. <0emag? tigben ban alle be <£^mïanben geftomen om ober ben todfianb ban't terneene ÖeftV en ban 't $aberlanb/ onöer mafóanber raab te tal: en / el£ öeiöe be part pen onber Jet VcrfchiI ïaabpleegen iwt,mn$ ftonben toojbetii §th*™ffck.C0(k öen öe <0mïanber^/ toaanenbe bat 3e bencnTom.s 6#af op jjijnii? 3fjöe öabben/iteïj^elben bjgiamicrï. ouöe&Öeip en to^ebelig tegen bc fteöelingen Beginnen aan te fïeïlen. ÁPaar op fyebbm be feöeü'ngen/ nae bat 3e be fïaö$ pookten gei? mrip gefloten gaöb^n/-be goofaen ban be Jpmïanöcr^ / 300 ftcrfceïpe a$ toeereibn> «e/ ín beroering genomen: bic 3e eerfï ie* wci'n 3jjn eigen ïui|$/ baar nae öp maiftan* wc ín een j)úg$/nac9t enbag boo.rgctoapenö 00I& beeben bctoaaften en öetoaaren ^aac DP í^ bc nieutoe^bt/ bie ooft ín Öecgtemffe 5at/ een man ban 3UÏfte een bertoacflting/ en °oif al 300 bermaarb/ ben x# Sfanuarg 15-78. Ψ Set ïeben gefejeiben: 3onber bat ift 3eg* p nan of gg ban ïeettoee3en/ of teel ban «seer en ftn^erp / gefloten í£ ®ug liet ^ 3S«c raebe|ïanber$ ín g^oote rontoe 5t|:l:cn | |
|||||
Ί
|
|||||
2%% Oudheden εν GESTïCHfEN
om bat 3e níet aïfeeii3ö!ien raab/ maarúoíi
$íjne tegentoöo^btgöeït / booj alttjb souben tnlffem <#c&ter ímerb 3íjn Itcöaam níet alïcen fyq geïaaten: maar ooft met getoapenb boïft bulten Cie pooien naar ijet fcgip gefyagk €e ^Ebetoert aangekomen bjierb Set tegen 't ouöe neD^B/ en tegen be getooonte becSfiören/ Sooj §et loofbóutaar/ beneffen^be gjaffïe* be ban g&. Emanuel $$íffcï)op ban Heemone/ ter aarbe öefïeït j en 39η g^af met een $ófc ten 3arRficen/ baar 3jjn naam op fïonb/ 8£ öebt ^íjne 5ieï / en öte ban aíïe geioobtgeu/ moeten ín tyebe rnjïen. ffiraem * Heilige Monnikkén % die in de Abdye van
Adewert geleeft hebben.
* - ''i
<$nber meer anöere J&onnianen ban Wi
lbo»/ Díe ín öemeïfcge toí$ï)eít en Jeuïge be$ lebend ugtgefcgeenen gebben / 3ij» w mu bit boben öe anberen uitmunten 5 ti toceten bfc 3aïigé Richardus, en be $$ Emanuel.
Richardus, anber$oofiRigardus gènaawö/
Éoa$ een * gebooreu €ngeláman; en gab WW 3ijne bebeering/ bat í$ boígen^ öe fp#eftk# ban bie tjjöen eer bat go jjHonnifi toíerb/ w $tert$ ïcffen boo^geïeesen 5 en miffcöien o<*/ öcfoij! bg een geleerb Medter bja$/geïeeraatf· Wigboldus f ; be beröe ISbt ban Üiöetotft/ heeft hem , die waarlijk een Meefter en een
heilig man was, ter profelÜe aangenomenj cfl is %\\r\ eerfte Vader (of %bt) geworden. 3(ii 't bïooff er sfjtibe / geeft Βρ in atte^ Wf
cai bolmaabt boo^beeib ban beugben bec(ïi'^r· • Zie boYen ia den Abt Wigboldis· f t Ibidem. ^.
|
|||||
í í ·; ν. ": · , í · *■ ' - *■ t
Ϋ Α Ν G R Ο Ν Í Ν S Ε Κ, 3 2 J-
$a bat ög &en igeere al&aar öertig jaaren en
laagec/ öag en tiátfjt/ ín aïïe neörigïjeït ge/ Dient Jjaö/ en tot een ijoagen öuÖeröom genei' üicn toagl/ i# Ijn öaar obedeöeii ín 't jaar ι z66. jjjkm $φ öat Ijg #aö5eïpE openöarmgeri |ceft gejSii: toant / $00 afé 5e fcfepen / geeft j)g tfcuee Höten 6oo;fpeIt öat ú nfeílnanbec ttt oíe toaar&ggeit sou&eii öölpn. Φαί §ρ / 30α ín 5[jn ïeben al# na 5pe H00&/ hjörtóeetoei:* feeu ge&aan geeft/fiaac op |ώ|ε pieotberöeeL· tiing te ïecsen : &aar op 3J11 lebett ín njm ert oncjjjm fcrcljjeebeu Haat gijn, ttcgaam fcöiéri boa? öen. ingang btt
iiethe ög l)tt halt* ban öe $. |&aagi> Mark fttyjaben; <^acg n&&ergattb i$ 39η geöeentè op 't alcaac ban ön$ Üapittelfjup^l met alle ttr&íe&ígijeit geplaatfï / om él§ * reliquiea se eert te tooien. ΦΛ ge&uen u?$ / 500 bfre e / mecrenöeeï$
Betrohnen imt fce ongc&juUte l£ben£öefcifóg' binden öer floten-ttaii.iteiifetrt. * Volgeas bet gebruik der ouder tijden zijn 'er remmigeii
venr Heiíiern ge&oaáén , ea hunne beenderen vooc Rehquien ten toongeftdUj hoewei dat ze ce 'Iqíïïs op de lijft der Hei- ligen mee a.m»cfchrceren vraren : want gelijk wy boven ge~ zicii hebben , F/edericus de X V Ábt ψζη Adcwert, die uaar ftotrie getrokken was om de KaponÜütii van onzen Richardiis ie bevorderen | had das: werk nyt yreeae yoor ds groote oo- koitcn geftaafct. De plegtige manier van iemand na voorgaan- de onderzoek , en nae 't ovei weegen van de rekenen en bewijs- ftukken der rieilighcK , ia 'f g"ta! der Heiligen v)p té fchrijvco f om van de ^elTeele kerk geviert te wo?den , is volgens Mafril- ψη en Bailjet cetft opgekomen ín de ticiide eeuwe : en Ulricus w Üdalricus ί Biilchop van Augsburg ', i» alicreerft, in. de gemelde eeuwe , op zulke een wijze Gekanoni^eert geweeft ^•or Paut iehanncï Xy. In vroeger tijden was 't de gewoorirjp «« de BjtTchop , met dé toeftcmminge van de Geeftciijkhrit **K de KatoÜjke eemcentt, iemand op de lijft der HeiUgcti 'chrccF* 'e welk deorgaaes aan de Martelaarco gefchicde..., x 't my
|
||||
324 Oudheden ek Gestichten
$oIgen£ get |fèaanbr;egtfïer ban bed'fïerct·
ojber too$ 3jjne ftebaeStení^ seïjonben op öen bertigfïen öag ban<Peeetnöer: baar Jet aïöi$ Öan Richardus fp^efet.
In Vriesland (word de gedagtenis gehouden)
van den zaligen Richardus -, die Cifterci-Moh· nik is geweëit in S. Mariaas Abdy van Ade- wcrt, dicht by bronibge: welke Richardus de regels van een Ëvangelifeh leven 'en gedrag op eëh wonderlijke wijze heeft beoeffent; endoor zijne uytfteekende heiligheit ganfeh Neder- land verlicht. Eindelijk, als hý den loopbaan dezes levens loffelijk ten einde geloopcn hadj is hy uyt dit gevaarlijk fcaÜingfchap gelukkig- lijk naar de wöbhftede des Hemels verhuift. %btt$t 3elbe Richardus toojb nocg bérmribt
batl Johannes «Abbas, Robertus * Rufeaj [o·
hannes« Molanus , Barnabas de d Montalbo, Angelus « Manriqucz , Bcrnardus f Brito , Μ ban Henriquez 3CÏf: betoel&è ín 3ÍJ" Vhxmi g Revivifcens fc&?f)ft Öat Richardus DOO? W toernen / berogenbariiiBen / ben ©eefl W
boo^egjijinge / tn aïïecïjanbe öengben / ten fioogfïe betmaarb öetoo^en i$. &. Eramanuël, OOR CCI1 JEönhfö bfltl W'
toert/ bie ín öeleerbfjett e» fcüiufytit boo^$
Richardus níet fceïjoefbe te topen/ toa0 ban abefp fo gefïagt; 3Ö"öe 3df een gebooren λ ïn €anl. SS. Ordinis Ciftc.fc. ,
b In Aio compendio, titulo Monachi San&t, &c.
β In Rual. SS, Belgü.
tl Tom. i.lib, 2. v. .
e In Laiirca Eraogcl. lib· j. i» Cátal. SS.
ƒ Tom. i. lib. 6. cap. 2j.
χ Lib. f. «p. 13.
h De Lcten&Jaaden der Abten van Adcarext,'
|
|||
van Groningen. 32 5;
f $jaaf. 1» toa^ * geleed * ban eenc toon*
öfdpe / Beiïig&ett / en Cngelfcfjen omtne* pig} en een Jlonmft ban öe » Cfffereioa/ fecr: toant go toa$ een queeneííng ban&. Bcr- mrds ftfoojïec m $?fe$lániL Ügheiius»/ m ooit een J&onmft ban tt Cifïercí o^bec hja$/ f$ee&t ban öem met öee3e taoogfeen : Als hy in Italië aangekomen » e© wegens zijn door-
luchtige afkom fte en deugdzaam leven by de meefte menfehen bekend geworden wasj is hy omtrent het jaar 1170 , tegen zijnen wil en dank, Biflchop van Kremone gemaakt- Van km word gemeenelijk verhaalt, *t geen men ook van den H. RiíTchop Gpujredíis vertelt }_dajc hy, op een. zekeren tijd de Mis leezende, de offergiftender genen niet begeerde aan te nee- men i die hun hair , op de wijze der vrouwr luiden, lieten wallen. sïiaat' o nat öat fln bte teït eenige foemige
maan&en öeiUsïijn en gQ&bjncötiglp 0cre* » Zijne geboorteplaats word nergens vermeldt. De Italiaa-
nci» endaar onder Ughellus, geeven te kennen dat hy een Vries was. Althans zegt de laatfte dat hy een queekeling was ïar> S. Hernards klooftcr Ín Vriesland; en van daar in tralie ""gekomen is. öe Nederlandfche Schrijvers geeven te ken- nen dat hy een uytlander en een Italiaan was : zijnde uyt GSraa- ïen > en zoo als Ph. Seguitius getuigt, uyt Hartogen gefpro- ten: hoedanige (Graven en Hartogen) toen ter tijd in Vrics- -and Weinig; gevonden wierden. Zy voegen d'er by dat hy Doktor en Hoogleeraar zijnde , en daar nae Biflchop van Kre- jBone geworden, zijn Vaderland om de partyícláapperi vaa 'ta'ie heeft Verlaaten j en te Adewert aangekomen is. immers ftaat dit in de Levensdaaden der Abten van Adewert duidelijk 4lngetekent. Κ In 't leven van WciTelus. ·
Menwloe. Cifterc #, » Ibid. 5
" Tom. 4. Italfae Sacr« de Epif. Crcrn. pag. tiu
' ü£hellus ibid·
X 5 ö«rt
|
||||
$i6 Oudheden en Gestichten
geert öab; i$ i$g ρ om be êewrten ban «^talje
jtoegsebïugt / m ïjteft 3se§ ín be Ibög ban SËbetbett öegeeben, SBïg |g be oörrfcjioone fcei'ïï ber HÖbp ingetreeben i»a$ * floeg |jp met Jonen *$tfftbt>#fftaf op bén gioitö/ en' Öatfie mbí3C faJOO$}en Ugt: Dir is miineruft'
in alle eeuwigheït: in deze plaat&e zal ikwoo» nen; want ik heb ze verkooren, Φ3 geeft ober b? berög iaaren ín 't filoog'
tee gefïeeten : en betoi^S er een fc!)aie toad; fjeeft 8|i jjet ani|jt ban Seeraar/^m 3j)iie r geïeerbjjeit/ albaat' öeMeébt. M$ fjja/'öan 3tjn leben intern foonbetlpe
getUgJett en ongelooffelpe %α^ηφί$β obergefyagt fjab/ m jeíf^ ^oojí §et boen I>an ïHemeïfcJje teltenen en bionberöaaben bw maayb getoo^ben toa$; geeft ïjg etnbeíp # nen Ieben$oop geliitósgfp bofembigt Ρ 3|jne boob tojerb §ρ osiber' be gangen ban De gttfierci-ojbec opgeteBent; en Isk# 5Pe 3f' bagtens$ op ben v. Jf^uftrD geijouben. Us· bellus fpjceftt níet bnibelp' ban sgne fftff' ï*ïaat$: maat geeft ebentoeï fjaïf re δ£ίΐπίη bat |p teftremone 3-00110 oberlebw 3P· Maar ín f$ oosten alle ttuijfcl gefïo^bcn/ö^w |g 0eïeef£ jjab; te fcoeeten ín be löb^e ban $öc* /> De levens der Abten , enz.
<7 Die xiet op We paityfehappen der Gibellynen en Guep11
(of Wdferfj dh ganich itaJic omtrent den tijd van drie hood«[ jaaren orerend gezet Hebben. Deze pattyfcliappen , diebvilc Schrijvers van die tijden bcfchreeven worden , waren oniW Let jaar uzo. on/ban terV*legendhéit van den XögcllP Anacletus, die tegen Innocentius 1 I orn liet Pausdom Ίο$Ρ DeWdfcn hielden't met de» Paus; de Gibellynen nuf d<(1 Keizer. Zie Spondanus t>ver 't gemelde jaár j Du lJw ^>°!' l/niverf torn y. ".V Zi> íjct jcven van WeiTdu,s. ƒ Zie Menclog. Ciitcrc. ■·> ' t
|
||||
■PBMPPPPi^ --------■-------------------------------------------------------—------,------------------------------------------------——------__
van Groningen.' 3?.7
toert; toant/ geïp öoben aï becfjaaït i#/
baai* Itqt öp onöei* een jarl öeg^aben; fcoaae op 30U aföeei&3ei en 0^affcöitfi: ligtgejjoniBett fiaail. ©aai* 1$ gefc OOft ímt f Lambertus, de
XXrx Abt ban f(bf toert / gcm t«? eereboo^
't |aof α outaac een siaffïeöe ban toítte fïeen opgerecgt §ceft* $aoj oe tftoen ban bjee^rti löè Lambertus, Olto Clemens V ï, toa$ Fredericus, de X V
Abr banStföetoert/ nasrtöoniegcreifï om vbc
(Oïüauoni5öat5i ban oe §♦ φ. Bmmanuël en Ricbardus te öeboiöcren: maai* / tyetsenbe öat be (i) onftofïen tt {3003 5ouotQ.loopen/ i§ 6g onberricfjter, 3βηε teeöerom genomen. ®ec3cn φ. jJÜfcan binot men benneïo ön » Guido van Klaerval: ïjy top$ Oöli ban öen
Hbt Johannes op oe ííjfï oer Jleiltgen geffelt:
μ ín't iHíffaal ban be Cifïerci-oiöer/ op í)ec einbe / ottocr öe Zaligen gctcït, #at 6? bêeie Semeïfcfjc toonbertetteneii gebaan fjeefc / ge* tüiQt Phiiippus Seguinus met beese tooo^en; Rmmanuë'l» eer ft een Bernardyner Monnik in
Vriesland , daer nae BiiTchop ván Kremone, \ cen man van geleerdheit en van Godt bemind,
was zoo heilig van leven, dat hy ontelbaare mirakelen heeft gedaan : zoodanig dal de Har- togen en Edelluiden, daar hy uyt gefproten Was? hem de Biiïchoppelijke waardigheit te- gen zijnen dank opgedrongen hebben. In de Meninge van dit ampt heeft hy de beleefd- "e»c te werk geftelt om de vriendfehap der goeden te winnen , en de ftraffig&eit, om de Sleden in toom te houden: zoo dat hy van * Zie boven de levcni der Abten , eufc. »
J -Zie áe zelfde levens, * Apud Hcniiquez in Notis ad Mcnol. Ciftcrc*
X 4 de
|
|||
%ι% Aantekeningen op de
de eerftcn bemint, van de laatften gdvreeft j$
geweeft. ,; üghellus noemt jcm rrn Qetlig man; té
300 in gijn Icb^n aï| na? sijneooob boo^ fret íioen ban huk mïMïtkn béúitíjt i§ gefoo^ ffttt'4 $£$ geeft jcm oo& een piaatg in $ψ$ Arbor * Ciiiercienfis jbebjeHie/ in bebermaárí öe ^&oge ban <^eptimane / buíten Florence befcoaart ioo^ö* φ» &o$ ooft berraeiot bau Aub4 Mirieus; en fil 2^öïtauö5ftfπ geeben jjcni groten ïpf* <pp' ben 17 jfte^üarg; baar 30 ban betuigen facetten/ Díe oM*öej|aigen of ipf op anoete bagen obergeb|«gt3tjn (3" )♦ . ' 3(n bé ongebjübte 3£eben£befelx?i)biugen öei' Pbten ban ^beíuert bio^ö acjtrr <$;oot loe* ibcrt ban e?n Hlrgn Ibe&ert gcfpjonen: ett gegegt Dat baar eèti J^puned loofler ban De€i' perci-ojber Seeft geflaan : '%ien|S teíí op tren Oaam j&. Anna ingeöujöt bíá^ * <2Nt hloofïer fïaat 00Í1 bermelö bg Emmiusj
bie jet/ acjtepbolgcng een otib janbpfeift/ j§. Anriaas Mbofléc ban be Cifïerci - -d^tier lioemt: 300 a!$ jet ooit genaemt tóo^ö úi ec> nen fi^tef ban 't jaac ι ƒ 29, öie ban a. Mai» ihacus opgegeeben ίυο$. χ Boom ran <le Cifterri-mouniJiken,
AANTEKENINGEN.
ï. In de Aantekeningen op 't eerfïe deel van het
Duytiche Batavia Sacra heb ik reeds het een en 't ánder wegens de Kanonizaatzie aangetekent. Ik' zal 'er hier flegts byvoegen dat. de kanonizaatzi van »S>. Udalricuf , jat eerfte die op eene plegtige wijze dooe dpn Paus^edaan is, en die niet ouder is als het jaar 993, door den Paus alleen, en op zijn eigen gezag, niet is gedaan. Daar word duidelijk e ver- haalt dat Liutolfus, BiiTchop van Augsburg$ ©01 den € Saecul j«:"Benediir. iivl'raef. :
v ■..... ) ··; *-.'. ge"
|
||||
ι «MULW.i.....!—-^^^"f"""™^
|
|||||
BeSCHRYVING VAN GRONINGER. |lO
gcmelden Udalricus gekanonizeerd te krijgen, zijne
töevlugt heeft genomen tot een,Synode, die te Ro- me onder Joban XV gehouden wierd: en dat de Biiïchoppen, zoo wel als de Paus, hunne toeitem- ming daar toe gegeeven hebben. De kanonizaatzi van S. Suitbertus, dewelke vol-
gens f Bellarminus , g Rdronius, en andere Schrij- vers door Stephanns II in de achtite eeuwe onder de Heiligen zoude opgefchreeveu zijn , word tegen- woordig van alle h geleerden voor verdicht gehouden, In de elfde eeuwe bègort men 200 nu zoo dan de
Pauzen aan te fpreeken ; als men iemand waardig oordeelde om plegtiglijk voor Heilig verklaart te worden. Maar in de twaalfde eeuwe heeft Alexan- der i UI vlak uyt verklaart dat het Kanonizeeren der Heiligeir door niemand 'anders, als den Room- fchen Stoel, gedaan mogt worden. Insgelijks ver- klaarde Bonifacius Κ VIII dat niemand als de lioom- fche Paus bevoegd was f om iemand op de lijfi^ der Hei- ligen te zetten. - ; Evenwel is S. I Rochm door de Kerkvergadering
van IConftans voor Heilig verklaart. Doch de Pauzen waren altijd gehouden, het ka-
xoniz e ere» der heiligen te verrichten indetegenwoor- díghcit en met het goedvinden van verfcheideneBis- fchoppen en! Kafdinaalen. ,.'» *t Concili van »» Bazel word hun, uitdrukke-
lijk bevolen, in het verrichten van eenige Kanoni- zaatzie, met de Kardinaalen raad te pleegen; en al- JeHrczamentHjk ai te! doen. Enduguflims η Trium- ptws, die grootc voorvechter van't Roomfche Hof, houdt het ook voor zeker dat de· ï^aus, niemand op "e rolle der Heiligen zette» moet, zonder den xaad cn 't gevoelen der Kardinaalen ín te neemen. ■ 1· Dat zal hy niet alleen gevreeft maar bevonden
nebben. Hy was te Rome; hy deed zijn beft om de ïaak door te dringen: zoo zal hy wel gezien hebben waar dat hét haperde. Daar word wel meer o,ver f Tom. zt Coniro. g Tom. 5.
• Zie P. Pagi,t ati. ann, y^. &c, ' Decrctal. Grcgoni 1X- Κ Ou Cfce&e, t. U Ϋ> 4*$.
ÏUinald. contin. Annal. Karoniï.
m Sseculuni BencdiÖ. f, in pnef. *,Pag. 97. X s ge-
|
|||||
330 Aantekeningen op rxz
gcklaagt dat men handen vol gelds moet hebben,
wil men te Rome te recht geraaken: en die klagte is al om veele eeuwen gedaan, en van tijd tot tijd vernieuwt. Alle hiltoriboeken zijn 'er zoo vol van, dat het onnoodig is, mijn zeggen door eenige voor- beelden te beveiligen, 't Geen ik boven van Udal- ricus, BifTchop van Konftans bygebragt heb , zoude anders tot een bewijs konnèn ftrekken. En iedereen plagt de fpreuk van Jugurtha in den mond te heb- ben , o dat Rome genoegzaam te koop was3 waar d>er maar een kooper te vinden. Zoo fchrijft Joannes ρ Sa* lisberievfis aan zijnen vriend, S. Thomas van Kantel- berg, dat niemand zich langer verwonderde dat de Ro- meinen hunne vrienden met goede woorden paeydm. Want, zegt hy > '* is ieder een bekend dat iemand daar zoo veel geloof (en ingang) heeft als hy geld opfchiet. Doorgaans verdraaien ze den zin der wet- ten en kerkelijke regelen ; en die de befte vereeringen geeft , die krijgt *er grootfle gelijk. Dezelfde J pan- nes Salisberienfis , ichrijvende aan den Paus Adria- nns IV, ontziet zich niet deze taal te voeren : q m» daag is (te Rome) alles te krijgen voor geld: en mor- gen zal "*er niets te krijgen zijn zonder geld. Maar, gelijk gezegt ís, alle hiftorien weeten daar , meer ais genoeg is , van te fpreeken. Ik zal 'er noch byvoegen hoe dier dat het Karel VII , Koning van Zweden , geftaan heeft dat het Bisdom van üp- fal door /i Ie χ ander UI tot een Aartsbisdom opgerecht wierd; en dat de nieuwe Aartsbiffchop het bekende Pallium kreeg· De Koning had zulks op den Paus verzocht, en de Paus had zijn verzoek ingewilligt. IVlaar de Paus, zegt de r Schrijver, vergat niet die günft volgens den ftijl van 't Roomfche Hof dier genoeg aan den Koning te verkoopen. Hy eifchte, tot vergelding, dat alle de goederen der Zweeden, die zonder kinderen zouden fterven , aan den Room- fchen Stoel zouden vervallen. De Koning Hond bet toe: hoewel dat de Zweeden, zoo als. hy vordc? o Martene Anecdot. 1.1. p. 19?» ρ Zie de brieven van Thora· Gantsar. p-4ió»
f Joh, Salisbcr. in Polycratico , pag. xi^ f
r Abrcgé Chronologique de i'Hift. de Suedc, achter 1«
Pvcvökitions de Sueáe.
* ïegt, |
||||
BeSCHRYVING VAN Gr©N ÏNGEW. 5|.|
^egí, lich by tijds van zoo eene zwaare fcháttinge
lagen te ontlaíten. üic afperíïïngen, want waarom touw men eene
raak met haar rechten naam niet noemen; díe afpers- fingen, zeg ik,'gingen zoodanig ín zwang; dat men, om zulkperiïèn.en drukken te betekenen, eennieuw woord in de Latijniche taal ging verzinnen ; te we- ten f Romamzare: Als men dan zeggen wilde dat een Overlte zijne onderdaanen al te zeer drukte; dan gebruykte men deeze uytdrukking, Romanizat; als of men zeide: hy doet op zijn Romeiufch. Maar dit raakt de Romeinen niet alleen : Tbeodoricut Niemt die eenigen tijd des Paus Beamptfchrijvê-r is geweeft, heeft het in 't algemeen op de gierigheit der Italiaan- frhe Geeitelijkheit geladen. De Biffchoppen , Abten , Preiaaten , en vordere Preiaaten en Geeilelijkcn van ïtaliS , zoo als hy * fpreekt, fnakkend'ernaeom hun- ne broeden, bloedverwanten, neeven, rijktemaa- ken. Zy zijn fober en fpaarzaam, zegthy, en altijd oplettend om groot geld te vergaderen : zoo dat ie door de deugd niet aangezet worden om de fpaar- zaamheit te beminnen , maar door de gierigheit. Zy willen liever op gaftmaalen genoodigt worden, als anderen noodigen: om dat hunne aangeboore armoe- dighcit hun niet toelaat de goederen , die ze gek ree- gen hebben, tot hun gebruyk te befteeden. Daar door is het gefchiedt, zoo als hy vorder verhaalt, dat de BiiTchoppcn, Abten, en andere Preiaaten van Italië, dewelke te voore uyt hoofde van hunne waar- digheit eenige landeryen, landhoeven, kafteclen, en fieden bezaten, en onderhouden moiten ; dezelven ganfeh en al, of voor 't grootfte gedeelte, verlooren hebben. Want, zegt hy, zy waren zoo oplettend niet om de landeryen , wijngaarden, kafteelen , rie- den, met de noodige onkoften in 't tijdelijke te on- derhouden; als ze bezorgd warenj en tegenwoordig noch zíjn, om 'er de1inkom.ften en profyteu van te trekken Dan gaat hy dus voort: men ziet ook zel- den dat 'er fchamele menfehen aan de deuren der gemelde Biiïchoppen, Abten, of Preiaaten koornen., ƒ Zie du Cange Gloffar·
% la Ncmoiis Labyrinio, cap 36»
m
|
||||
33* A^yTKKEmnGEi? ov ρ,α.
jpm'er cene aalmis te krijgen: want, zegt hy al vor-
der, niemand geeft dat hy niet en heeft: en eengiV rig menich acht dat hy niet en heeft 't geen dat hy heeft. Dan zegt hy hoe dat ze, om een aal mis aan» gefprooken, 'tgezigt van de arme menfehen afkee- ftnj en dezelven, indien ze noch blijven aanhou- den, met bedreigingen doen vertrekken. Tegen den armen Chri/Us, en tegen de armen zelf, zij,n ze ten uyterfte vinnig en deun: maa.t ζ,ο,ό'veel te getrou-' werzijn ze voor hunne geldkíítjen leeven ellendig, om alles voor de kift te bewaaren. Maar als ze dood zijn , zegt hy, dan koomen de
jngaarders der ApoitplijTche kamer , en flaan alles aau dat die BiiTchoppen, Abten, en Prelaaten, na- gelaaten hebhen: en zy maayen, zonder dat ze ge- aaaït rjadden. Door deeze plunderingen en roove- ïyen, zoo als hy voortgaat, zijn de BÜkhoppelijke perken en de klooiters van Italië meer verwoei! en bedorven als men beichrijven .l^an : zoodanig dat 'er 2cer weinige bediend^} en Monnikken in die kloos-, ters woonen. Voorwaar , het zijn zijne eigene Woorden, die, Ingaarders en Officiaaien der Apsjiolis- fche Kamer,, door de gierigheit gedreeven^ zijn eeniger?, **$**,£*$* aan, een gr°ot getal booze geefien: want ge lijk die booze ge e β en de zielen der gierige Prelaaten ia bet diepfte der helle dompelen ; 'zoo gaan die (Ingaarders en Officiaalen) met hunne, ijjdelijke goederen flrijken, en verteeren ze. Dus zijn de Prelaaten van Duyisland lofwaardiger w voorzigtjger; die*er deftig van leeven} ponder Jcbatten op te leggen; den armen\ rijkelijk ge% ven: veele menfehen aan hunne tafel no$en, en deftig enthaaien. Uier halve wil ik my liever verheugen met een Prelaat van Duytsland, als met een geveinsden JCapdraager (Monnik) van Italië/ die altijd ellendig en snhaalend is. 't Geen hier van de Prelaaten van Duyts* (and gezegt is; dat zal men doorgaans ook in de an- dere geweflen bevinden, die aan Üuyts\and grenzen. Maar in 't volgende Hpofdtiuk moet de Apofto,-
liflche Kamer weder aanhouden: 't welk ik, om dat ïjet hjer ier zake. dient , in 't kort aanraaken zal« Hy ν zegt dan dat de Apoftoliflche Kamer gelijk ís aan de zee; in dewelke alle de vloeden hunne wa- v Ibid. «ρ. j;r.
teren
|
||||
&ESCHRÝV1NG VAN GrONIN«ÈK. J)|
teren uytftorten , zonder dat ze overloopt. Van ge-»
lijken, zegt hy, worden d'er dagelijks uyt alle dë tfeweilen der weereld veele ponden gouds in de A- polioüiTche Kamer gebragt; en echter word ze nim- mer vol. lm die kamer zit een gefiagt, zo» als hy fpreekt, dat in de pUatze van tanden zwaarden heeft , om de armen det lands en de nooddruftige menfche» op te vreeten. Daar zijn veele bloedzuigers, die ge- duurig zeggen; breng áan, breng maar aan.....
Want gelijk de 'Turken en Tartaar en met de ellendige
Chriflene'n , die leevc'nd in hunne handen vallen, on- menfcheiijk leeven, en hen geeffelen; zoo doen de lui- den van de Kamer met de nieuwe Kerkelijke Frelaa- teh, dewelken by ons gevardert worden; en die Zy op alle bedenkelijke wijzen, en zonder eenige meedogend- beit, van hunne goederen en middelen tenema*l ont- blohten. Want alle goedertier endheit , barmhertigheit, tft goedaardigbeit'., zijn verre van daar vieggevlogen. Ja, indien gy daar by voorbeeld duyzehd gulden betaal- de ; en een van die guldens een enkeld aasje te ligt woeg; Zoo gy niet op fiaande voet een wig'ti[>er gulden gaaf19 tf'tgeeH ''er te kort quam \ dübbeld vergoede, zoud gy "geen vryheh krijgen om hehe te gaan, Indien nu een Prelaat, 't zy arm of 'rijk, zoo veel als hy betaale* Moei in eene reis niet betdalen koft ·, en al had hy, ter- V'jle dat hy te Rome vertoefde, zulke onlijdelijke on- koflen gedaan; dat hy in langen tijd z*w veel tip de Vruchten van zijne waardigheit niet trekken kon, al Ware hy de deftigfte Ie er aar of mee/Ier van.de weereld^ h Zoude daarom geen uytftel krijgen. Want, indien h niet alles.......binnen 't jaar betmált \ zal
h »ae 't einde van dat jaar van Bijfcbop een gemeen
Geefitlijke, en van Abt een Monnik wórden. Dat is, ^y zal zijne waardigheit verbeurt hebben. DeSchrtj- v", dat alles bedenkende, kar» zich' zelvèn niet lan- ger bedwingen ; en valt tegen die men fchen uyt, dác het een fch'rik om te leezen is. Och, zegt hy, hoe rechtvaardig zijn onze luiden l ?vy zullen hun deel wel Kogen hebben by de helfche Furiën ; of by de Hdrpyën , f« den dorftigen Tantalus, die noit verzadigt worden, Q*k hebben ze harde koppen , en fteene harten , van Deucalions fteenen gemaakt: hunne gemoederen zij» kérder als 't allerhardfte ftaal, en zijn onbequaam om deer-*
|
||||
' Ι
|
||||
334 AAfNiEkENINGEN OP Dfe
deernis of medelijden te hebben. Ongelukkig is dan een
arme Prelaat, dewelke in de netten van de voornoemde Kamer verfirikt zijnde, in die plaats der tormenten gc~ komen is. .·,,.. Hier omtrent dient geweeten , dat 'eraan 'tRoom-
fche Hof een groot getal van Bedienaaren is, die hun deel in zulke penningen hebben, en 'er dikwils van leeven moeten. By voorbeeld, daar zijn 'er ia de R. Kantzelary > die de bullen nazien ; die ze uyt- ichrijven ; díe 'er 't loode zegel aan hangen ; die it te boek zetten , enz. Daar zijn Sommifün, zegl de Kardinaal dfe n> Luca; daar zijn Schrijvers ; daar zijn Sekretarijfen 5 daar zijn 'er die V loode zegel aai0.d< brieven hangen, Plumbatores££#<3tf»7i/; daar zijn Rid- ders ; Kamerlingen ; Schildknaapen \ Protomtartffen\ Onderdiakenen ; en meer anderen, die verfcheide bena- mingen hebben. Die hebben allemaal hun deel aan de Amiaaten, en aan de penningen, die voor 't af- vaardigen van de brieven betaalt worden. Dut moet evenwel de Pauzen altijd niet gewceten
worden : dè Bedienden van 't Hof hebben veelérhsn- de middelen ter hand; om de genen die geholpen moeten worden meer als behoort af te kneevelen. Zoo zegt Gregorius * XV dat ze gewoon waren den mentenen , die hunne hulp van noode hadden, bo· ven 't geen 'er toe fiond, zekere fomme gelds af te cifichen ; en hunnen dienit als op een zekere prijs te zetten. Was'er iemand die niet gereed ftondom zoo veel op te fchieten, die ftond 'er noch flechtef by, en tnoeft zoo lang wachten, als het die Heereu beliefde. Doch die kunitjes heeft de gemelde Paus op zeer zwaare ftrarïen verboden. De voorgemelde Kardinaal de Luca , verzwijg*
liet ook niet hoe dat de Bedienden van 't Roomfche Hof alle middelen ín 't werk ftellen om deonweeten· de menfehen te fnuyten. ín de Penitentiary wof» alles voor niet afgevaardigt; zonder dat men zelfs het fchrijfloon betaalen moet. Hier op, zegt y hfi moet wei gelet worde»; om niet bedroogen te ivordi" w Apud Dominum van Efjscn, in jus Canon. lib. ι tit. iV
cap. r. χ ApmlDomm. van Elpen , ibid.
y Mi, cao. j. ad fineiri, · , =
|
||||
BeschrVvikG van Groningen. 335*
ván de onrechtvaardige Hof bedienden; dg rechte beule»
dtr beurzen zijn ; en met Dieven en Straatfchender's mogen vergeleken worden: als ze zeggen dat ze voor die afvaardigingen geld hebben moeten J 'c bieten. 3. DeLeezer zal waarfchijnelijk al gemerkt hebben
dat de tijdrekening , in 't leven van den zaligen Em- tnanuel, ganfch verward is, en niet aan malkander hangt. Volgens Ugheüush hy BiiTchop van Kremo- 11e geworden ín 't jaar 1170 : en heeft, eenige maan- den daar na, het Monnikskleet in de Abdy van A- dewert aangetrokken. Volgens den Schrijver van deze levens is hy Monnik geworden onder den der- den Abt, met naaine Wigboldus, dfe in 't jaar 1116 tot die waardigheit verkooren wierd. En volgens den zelven Schrijver zoude hy de kapelle, die deti Abt Henricm in 't jaar 1297 getimmert had, inge- wijdt hebben. Daar is, zoo het fchijnt, niet uyt te kobmen. Boven is beweezen dat de gemelde Schrij- ver van deze levens in de tijdrekeninge ganfch onbe- dreven is; en dus zoude het fchijncn dat hetzeggeri van Ughellus behporde voor te gaan. Maar dan komt 'er een andere zwarigheit in de weeg: want volgens Ughellus zoude Emmanuel BiiTchop van Kremonezijtl geworden in 't jaar 1170; en kort daar na de Mon- nikskap te Adewert aangetrokken hebben: maar de Abdy van Adewert is eerft gedicht in t jaar U92. Ik heb Ughellus tegenwoordig níet, maar anders 20UW men könriën nazien of'er n\ den Latijnfcberi ieit van dit werk geen drukfout is in 't jaar 1170: *n of 'er niet moet (ban 1*70: dan zoude alles nee uytkoïTien: want't geen de Schrijver van deze le- v^ns fchijnt te /eggen dat Emmanuel onder dender» den Abt in 't kloofter gekomen is, dewijl die Schrij- ver zoo weinig op de tijdrekening pall, zouw men °ver't hoofd mogen zien. ík zeg, fchijnt te zeggen: j^ant zijne woorden zouden noch ten befte geduide 'tonnen worden. Hy befchrijft het leven van Wig- biUuf ; en zegt daar onder anderen : op dezen tijd ^as de GodsdienfÜgheit (of anders de \ onder- houding van'tkloofterlijke leven) alhier in haar vol- le kracht: zoo dat veele perfoonen daardoor opgè- \ Rcligio wottl by de kloofterlijkc Schrijrer* ook voor't
*'ooftctlijke leven genornce,
#ekc
|
||||
■
|
||||
3|ö Oudheden en Gestichten
wekt ïijn om de bedrieggelijkheden dezer weereltf
tenemaal te verlaaten. Daar onder is gewceft Em- manuel enz. Die woorden, e/> deezen tijd, kannen gemakkelijk een ruimer zin hebben : *oo dat 'er de cerfte ze of 24 jaaren, na de dood van Wigboldus, ook onder begreepen worden. i
MEID E N.
gn 't boOjgerneïbe Qatibfejfctft bec wiyt
ban tflöetoert toojö eeng en anöecmaaï gebjag gemaaftt ban 'een pïaatá/ Meiden of Medis genaantb. r w ^. .
Cegewtooojttfg # *er eenoog $eneöen^u^
ton bat aïiu0 genoemt too$/en onöetfcijei; ben ís ban ïleönnt; 't bjeïn een bo?p i$ ín ΦΦ tergout». teit eerfïe bö$ / beneöert agtijojn / $do$ tn be 25nïïe ban#au$ Pius tsécEte'eröeigH Mcidum genoemt/ en geeft 3pen mm Ψ hveeaen ban be 3Peiben: foant Made, Mede, m Meide, tf bn be ^nntfcfjer^ een mtmtt xtamt ®mt$ tooaö Öet ín ^ooge-mieöcn en &aage mieöenonberfcSeiöeti; öitiöat jjttdp «ene oïaat^ Öoö0^/ 0» bc euberfe. Iaager #,
^oujená Set meeegemelbe öanöfcö^ift WW
Fredericus, deX V Wt ban übetoert/be Beril
ban Höetoert géfïicQt ín 't jaae 1545·. 9«ö,e
Iterft öeeb ÖS &en efcm ÖanjR* Margarew Wv
pen ·, bien lj% te ïfêome ban Clèmcns V1 φ
breegen gaö. AANTEKENING.
Of de kerk juift in't jaar 134? getimmert is, daar
2.0UW noch aan getwijfelt konnen worden. Um ván te oordeelen, dient men den Latijnfchen.t«ii in 't leven van den vijftienden Abt * Frederuth λ Pag. 35, bovenaan. '^
|
||||
van Groningen. '3
ie zien. En, indien men wel op den zin iet, zal mei*
bevinden dat de zin achter Mvdis geeindigt is, eb dat'er een ftip of; ƒ>«»<#*«* moet Maan : zoo dat het jaar 134f op de Abdy vanjilejn Acjewertziet. Maar dezwarigheit ís zeer geripg'; en.'trt)Uj(t evenwel ze- ker dat de gemelde Abt de kerk van Meiden opgè- bouwt heeft. SILOWERT, tnansSELWERT.
giïobjerfc/ atiber^dtoert/ tgeeirfjifgeiM
fclcine ννφβαη getoeefï; tuffcgen öe in&eiöenGcreck öieonïier öe fïab ban «é^omiip gelegen 5Ö«/^cBIts en öcn ouoen ïo&p ban ben bïiet Unfïngis of ftafïtel jbeïtom / get fïerftfïe bat'er tiffftfjeri
De €em$ m llaüjer^ toag, t$a bat fjer gê* fla$fc Öer Selwerden) UPtgefïOjben &)*£; 8*6'
öcn öe &;omnget$ en be$uh3!nger£ iytt ha$*
teel ban be botster/ öie áíícen obergeöïebert toa$/ met geceeb gélö .gctsöcgt; enaanfïonöjS %φφ. %$φ recgtgöan fjiet ttèc% tegen* tooojöig ptgericht tjan <§eStoett |icr geeft bid eer ttü ?$mtUlit%im Mbóp tet aefláálï / #. Mariaas- MöOfln* tt SiÍoê ge* Bcnedifctv-
naamtj: 't foelft/ bó!gen$ ïjet fcjffêpen ban»erkloos:
|
|||||||||
,ccr«
|
|||||||||
Aub. Miraius, tü.'t jaar 1469 íngeígft i$ ín*'
Öf Bergaöennge ban 2$ur^felb. Jacob de la Torre, m 5*jn Derïjaai te éome ingetëberb/ maaht ooft ge&ag ban be$3eneoiftt|»iier|^oiti» nen te Süoë; ByGfoninge, zegt hy, is eeneAbdý vanBe~
í^diktyner Nonnen geweeft; dewelke door een P'Oninger Prieftar, m*t naame Theodorus , ter ecre van S. Catharma gedicht is in 't jaar !lro\ De ftichting wierd in't zelfde jaar bc- ^ftigt door Otto vander Lip, den XXXiV Biffchop vaa Utrecht. γ * mt
|
|||||||||
2^8 Oudheden en Gestichten
O&it ^omteWoojïet btnbt men ooft bmrnlö
fcg übbo * Era mi us: öeiBei&e ooit behaalt §« be jonnen öooi Ulricus, <0|aaf ban «©ojïbjieg* ïanö/ ín't jaar.'144.4. berpïaatjï 59η öetoeejï: De gemelde Uiricus, zegt hy> hebbende alvoo»
rens met Wiard van Uphttzen » Sibrand Edels· helm , en meer andere Edelluiden , raad ge- pleegt, heeft de Benediktyner Nonnen uyt het kloofter yan Siloë, 't welk zý ecnige eeuwen bezeetcn hadden» men weet niet om wat re- den > doen verhuizen 5 en heeft Ze ten deele naar Norden , ten deele naar Tcdingc, daar ook zulke Konventen waren, verzonden. Dat kloos- ia haare plaats, zegt by vorder, heeft hy Au- !f.ïi:an ^e" euftyner Monnikken Ί die door de wandeling gullere Ka-o J . * , > , °
noniiikken Regulieren genoemt worden , doen komen,
gegecven. Die hebben dat KonvfiHt tot nu toe bezeeteoj maar zijn 'er tegenwoordig uyt-gebannen, 3fn be foerfcen ban J. Weflei (iaat un Öjfcf
hm öen 3CÏben WeiTcl aan Bernaard van Mep.
pen, ^u$§bt$otutt dec ftegntoe $tanont#
t%m ín 't feïoofíec ban Süoë; ïjanörien&e ran den voortgang en den ftaat der zielen na dit
leven} wat, en op wat wi jze, dat men voor haar bidden moet, tïi$. gfn b€$tlfDettitt&tnfa)i$ nocfj ten anöere fyief gebonden j díe öoaj u*
neil ï^^er Johan van Amiterdam $tftX$ttW
A$è ïjanÖeïCtlöC van de gebeden voor levenden
en dooden j en van het leezen der H* Mi«e>
naar de leere van Meeíler ÍVeJfel. 0
DE ABDY VAN JESSE.
^e$e fBöbp / díe ban beCif&rei o^dei* bw?/
geeft bg ^oníngesefïaan j baar übbo f Ënl* * Hift. Frif. Jib. 2z, pag. 357, » Rer. Frific Jib, 8. .
|
|||
van Groningen. fjj?
mius aïÖti$ ban feieefit: Niet verre van Gro*
ninge, onder't itads gerecht,.heefc fheodoricus^
cen Groninger, in 't jaar itiè. een nieuw kloofter gefticht;, 'c welk naar de plaats, (Jaar het gefticht was, eerit het kloofter ván ËiTc hiettc > naderhand 7^£ genoemi wierd, maar nu zijnen ouden naam wederom gekrecgen heeft. De ftichtirig wierd noch in 'r. zelfde jaar be= veftigt en goedgekcurt door Ötto Biffchop van Utrecht, díe ser in eigen perfoon tegenwoor- dig was. ín 't cerfte was 'c een geringe ver* gadcring: maar ïc is binnen korte jáaren groo* telijksaangegroeit, als'er Ciilerci-nonnen ge- pkatft waren; en eene Öycrftc, roet den naam van Abdis * aan*t Konyent gegeeyen was. Aft- fm vermeldt dit kloofter ook in zijne Kronijk van Ciftercic. Τ ï C E Ν G Η È,
Tegenwoordig Τ Η ï E S S Ι Ν G E
of THEZÏ NGE genaamd. ®it \$ b0lgeit$ Menfo Alt ing öe $i"ïfÖe
tfaatg met €\tu 't toeï&/ 500 al$ go 3cgt/
tf» fco$s ii ön 4&?ottinge/ ets aftm# genoemt too# ineen ganbfcgjutft ban Weert Híer ïjeeft boft een ftioofiee bm $3emWút$n& ^onnert jWïaan/ fógía^nga feïoofïer genaamd./ batt t torïïíe top reeöa gefp|o6en geböen. $an bit «loojter tooien busten koningen / naar ΐ Wen/ bier bU!$fnö frgjeeöen ban öe jlaö 9f/ noeïj merfteïpe únetH^tU bertoout. ^, ($ fcoigeug een csuöen b;kf/ ban 't faas? 1 p.9, Nonn«» ^
pft 'er boo? öesen te S&ueren / nút beree*100^'* öan €öe5tnge / ooft een Utonrie&loofiec ban * wjdfDe φ#κ gefïaan. y i 1M
|
||||
%φ OütoHÈDIÏN ΕΝ GEfSTÏCHTEN
f ti U ongeb^nte mm$ bec mtm ban
floitoert toorö gcíoag ^emaaut ban eene Wi* hpt te€epe/ ban be Cífïerei-o^ber / betódfte ban fommisen booj 't ouöfïc 23ernat%ier bloofïet ban J^te^ïanö öeïjonben toserö: ja/ «00 ai*| 3e $CiÖen / ban £♦ Bernardus jeïf 0^
«föoutot en be^tiöt taag setoeefï. jBew/
ïoegt 'er be ^cfeíjber bn/ Set tó cerfï öeaöt» tien in 't tienöe jaat ban ben »öt Albertus. Η Α Α R E.
j
mtbo$/ bn éfféúf en ttoee ntfjfen bari
^oninöe naac ben nant ban ^ent eelegen/ í$ míffcfícn aïbn^genoemt mat ben berjeben πι barren ajö"& öei; loetje ί toant boïgeng * ^iring $ Haar of harde een jjOO0ac!JtÍ0e Μ
bo^e jiïaatg te segaem gn be 23uUc ban
^ uéPiustoojb ger niet ffleee anöece bo?$>en/ bie biebt bn ^onínge geleden 39η/ tetog ten ^ffen / ^eípen/ en fooren / bnöec De bonjen ban 't tanbfcöap ©jent oere» feaác ii 00H een ^cöontfepp ·, oelft w ban ïitrecïjt / balgen^ Jet (φ$& ^n a. + Matth^us, 3!cü eigenöen / en boojoa .0 β» he ^attítujecgin eefpagt oberbeeöei JW Mtmfi Ifê ooft ugt öe sebenöfcöuften W Sicco Beringa : bíe 'er nocíj bo^er opoeg bat be ^onuíget^ ben &#ïW ban «trty baat boo? 100 Μ)ΜΦ β«Νπί opbjagten. Cen tpe ban öe beftenbe <®eïoof^bera«pe rfcia ftebben Die ban De níentoe gesmbijeít fiun ne eerjíe j^ebíftaatsíen en neefebíenften CFC omfïreeh^) ín fiet boip fcaren gebaan, * Part. 2, fág. 90, f Annal· tom. f, pag« é28'
HER*
|
||||
van Groningen. 341
Η E R S Ι Ν G E, $oïgen$ Oen ongebjuftten fyfef ban flfreert
m$ $>rfinge Dicgt &ρ «tëjonmge gelegen >. en ren beerpe {rteatgS. daarom gífï * Al tin-, gius Dat 'er $arfen$ öoo^ berftaan foojb ; 't toelft ín een ouben fijfef/ βρ Uobo f ëm- mius, bermeïbt tao^b onber ben naam ban (cruise, ^it boijj/ bat ín $unflngo/ b^ie buiscnb fefeeeben ban be ffaii <0$oninge/ ge> icgen $/ §ab cene najjéï} tiit onbtt be naafïe garocjjie flonb: foant cene itapél fcjag min* öec a$ een garoc&íífeen / en meer al§ een öïraar* omtrent Jjet afgaan brc 3efïienbe eeuhie
wft ï\kt a(S pafïooi gefïaan Antonis Foi- kcrtfz. van Bombergc, u$t get: geflagt Oím^
flWOten, ^e3e. Antonis Folkertszoon, bie teboore/ bijfjaaren lang/ fafïoojftiag ge>
««f* ban Haten onbec be Hcïjtftei?jjjeien j en ttoaalf jaarenban öetbö^J|iem/ onbec't se*» FÊCÖi: üan Iceiibjaaeöen/ i$ nabedjanb Mi «*ψ ban $, Maartcns ten getoo^ben, «©aft peft Ö? SuíFridus Petri, geïp bese á^ij* ^3«f * getuigt/ gjoote bienfïen gebaan in m mothm en obeesenben ban aïferftanbe ^abeclanbfcje #nböeöem ®m %avfm$ $ααί *ctt ffP*/ όρηJ&atfení
«ift. FriTIib. 14,
,üeS«»pt«r.Frif.Decad.i6.<.i»; |
|||||
Υ 3 BED-
|
|||||
34^ Oudheden en Gestichten
Β E D D E R W Α L D E,
Door de wandeling
BED V M,
En by verkorting
% E E M·
^ebegem ofüöeem i$ boïgen^ Emmius een
poot bo$nn %iinfïngó/ op een bjncïjtW ten maar laagen giohb / bijf buftsenti \ttyw ben ten $oo$r ban <è$anmgc gelegen; en fleeft bien naam gefuggtn ban Bede. Kete* §em/ of 23ebmit/ 3egt Menfo 4. Alting, 300 al§ be naam te Rennen geeft/ 3a! een mmtf φι om te pi0ben> of een fcetïï bie met ρ ίπ< óaeeen ban beden, en geeben ban «tfmíftfen/ iipgettmmert toa£ ■ V ®eje * neeït toap gjootefc aï$ be ta#w
Sen boojgaan^ 3íín * om bat 3e / bofgenp 5« fc&iÖbenbanEmo4, een fiolíegíale teil ofef» ïiapíttelíserEs &ia£/ base te áfceffeIpijeif &5; tnalftanbee plagt ie ftoomrft. f tJbi)° Fm" fcfegft Β*ί βοβ öat be frerïi ban 25eDuw «n ftoitegiöïe bern $ gebeft / en DffbSff toag al| anbere boeven Eterften- Hg borgt 'n bpbat 5e op ben naam ban be gtoaêfa&mj ban ben $. Hpcjlei Pauius, en fcan #. Wai' fridusy ingeteijbfc bia$. ' «« ftëant 23ebnm / 300 aï$ ín öe betfidjF
3|aacboefien ög Mirsrus te ïee3en fïaat/ $ W tooonpïaat^ gebjeeji ban $. Walfridus. ' 4. Parr. ι,' pag. 8g:
* In den Latijnfchen tcxt ftaar, deze plaats was groeft';
maar Menfo AJring , daar eüt alles uytgcirokken is, "'g1 bt duidelijk van de kak. Finaal der. \ De Gionirg.
|
|||||
I
|
|||||
Van Groningen. 343
Walfridus, 5£0gen bíe ^aarOJTClfen / we-
gens zijn heilig leven vermaard geworden, trouwde een vrouw, die insgelijks van een hei- lig leven was: uyt dewelke Godt hem eenen zoon gegeevcn heeft, met naamè Radfridus. Hy bezocht alle dagen de kerk van cene rijke ftad, Groninge genaamd. Onder anderen heeft hy dooreenen geeft van profecye voorzien hoc dat de (1) Noormannen in Vriesland zouden vallen: welke Noormannen de ftad Groninge ingenomen, en S, Maartms kerk aldaar ver- brandt hebben. In 't wederkeeren vonden zy Walfriius te Bedum , zijne woonplaats , en duyzend fchreeden van Groninge gelegen, zoo, als hy zijn gefeed tot denHeere ftorte; en heb- ben hem, met zijnen zoon Radfridus, dood- gedoken. Maar alzoo de Heer, door de voor*. fpraak van beide die Martelatren, groote won- dertekenen deede; is daar ter plaatze eerft een boute, en naderhand een fteene kerk gebouwt; dewelke den iz Juny door den BiiTchop ter cere van de Moeder Gods, ran den H. Apos- tel Paulus, en van den zaligen Walfridus, in- gewijdt is. Dezelfde BiiTchop heeft ook de gebeenten van Walfridus in deze kerk overgc- bragt. ®it aïïeg/ jegt Miraeus, i§ UDt bf Qtbmfo
Sniften ber ftei&e tan 2$ebum Qtttohhttu
Moianus, ín 3gne t&antenemngen onlXfuar-
<hs, fieït gunnen bjerbag op ben berben Φ& Ctmbcr, Ie Vriesland, de vierdag van Radfrl·
fas en Walfridus, die by Groninge door de doormannen gcmartelt zijn. <&Qtï) bt 0&er# Jofcing fiumi^ gej&eenten fielt ö» op ten zz
3uno: hï Vriesland, by Groninge, word de
°vcrvoering geviert van den Martelaar Walfri* Υ 4 dus,
|
||||
^44 Aantekeningen op i*e
dus, van zijne vrouw Yherafia, en van zijnen
zoon Radfnim. ' Meefter Olivier , zegt * Emo , zijnde den
If Mey te Groninge aangekomen, heeft daar' vi woensdags met een grooren yver des volki ftaatzi gehouden.1 *t Welk hy *s vrydaags ook te Bedumheeft gedaan *(i)*. omtrent get jam? i^o.i^Rodolphus Mep·
fchiui, een &}onin&zc/ en ín De tóïjten ttt baren / bo!gen$ t Ernmïus Jpafïoo^ ban 5Bc^ ètira getoeeji " * Pag. 9j. | Rer. Frif. Ijb. f o , ffg. 7S6.
Α A.N TEKENINGEN.
I. Onder de Noormannen , gelijk meermaals ge-
aegt ís, zijn niet alleen ςίε Noorwegers, rnaarook áeDeenen, Jutten, Zweederi , ent. begrepen. Ik lal hier dan byvoegen hoe dat de Vliezen zich iom« wijlen ook met zeeroovcry beholpen, én de Noord·' Cche kuften onveilig gehouden hébben, ík heb bo- ven, in de Aantekeningen op Adewert, uyt foban- nes Magmts reeds beweezen hoe dat veelerhande volkeren , en dáár onder de Vriezen , in Denemar- ken eenigen'tijd'lang flecht huys gehouden hebban. 1 En Saxo * üra/ntoattcus verhaalt dat Ul)bo , eeti Vriefeh'Kampioen of Voorvechrer, dikwiis 'op, de ïjuften van Jutland gerooft, èn'er veele IandzatfteH omgebragt heeft. Dan volgt 'er by Saxo dat Η ral· dtis Hyldetand s Koning van Denemarken, hem i" èen gevecht'gevangen heeft gekrecgen ; dar hy hein, in plaatze van wraak over hem te pleegen , 7-ί.1η6 cige zun\ee ten huwelijk gaf, errgroote dienften van hem geriooren heeft. Ónder anderen zegt hy dat dezelve Koryng, door den dienii, van gemelden Vr io, de volkeren dicht aan den Rhijn woonende, c Welk allerberï of teh'mmite 'aílefmecft op de Hollen· ders paft, cïjnsbaar heeft gemaakt; en dat hy de Qerkfte mannen van dat volk ondtr zijn krijgsvolk aangenomen heeft. Door den zclven Ubht en mct ; # Hi^.Daniac, Jib.?. ,. |
|||||
4 /
|
|||||
Beschryving van Groningen. 345
die nieuwe manfchap geiterki, heeft hy even daar
iiaede Slaaven verwonnen ; Aquitanië' in Vrarikrijk' t'ondergebragt; Britanje verovert; en daar ook: de beiie jongmans vóoir zijn leger uytgekipt. Dit verhaal ik op het zeggen van Saxo Grammat!·
cus: en dewijl'de gemelde Koning Haraldus niet lang vóór b Snio en*Gormo οψ dèn throon van De- nemarken gezüeten heeft; kan Saxt wegens dien Koning zoo wel goede gedenkfchriften ter hand ge- had hebben als by gehad heeft wegens Snio en Gormo. Alihans ik geef het op, zoo als ik het befchreeveu vinde; men kan alles op 't nauwire nier onderzoe- ken. Maar 't geen hy van den oorlog ruffchen den Deenfchen Koning Frotol enden Vrieííchen zeeroo- Ver V'tttho oÏWttto verhaalt j en 't welk cenige eeu- wen voor Chrifimgeboorte zoude gefchiedt zijn ; dat is al te lang geleden:, alle die vertellingen zal hy; waarfchijnclijk in zijne Schalders of Deèniche Poep- ten en Fabeldichters gevonden hebben. 't Is evenwel waar dat de Vriezen al lang voor
Haraldus bekend üjn geweeft voor vrybuiters , en voor menfchen, dieover al omzworven, om de kolt, tnet rooven en plunderen te haaler^ Nu is de Cha~ maaf aan*tploegen, zegt de Redenaar Eumenes cj nu, u die al-emzwervende Fries, die vrybuher die "er -van fan handel ζ·ο flordig uyi ziet, aan '* werk gegaan; »« brengt hy zijn vee op de merktdagen te koup , enz. '~ - '' Dit ís geen groote lof voor de Vriezen, zal iemand
zeggen*, ik zeg ook riiet dat ik. het. voor een groo- tcn lof opgeeve', Maár de zeerbovery t gelijk elders i!"toont is|4 en zoo als Sax» Gnammaticus en Job. MagHUs getuigen, wierd eertijds voor een eerlijke eti roemwáardjge oerTeninge gehouden. En, 'm al- len gevalle, is een landroover'zoo veej^beter als een ïetroover? Nu, Alexander de Groote, en zoo veel e oorlogshelden, ja de Romeinen zéÍ£, Wat zíjn die anders geweeft als doorluchtige laridroovers ? Hoort den geleerden J* d Davifiüs oï Davies eensfpreeken. öe Romeinen, zegt hy,' zoo als zy zich wilden inbed' 6 Zie onze Aamckeain, boven op ie Abten ran Adewcrr»
* In Panegyr. ■*
* ianotisad Jul. CxCar. de Hello Gallico, lib.4.
Υ 5 den s
|
||||
346 Oudheden en Gestichten
den; hadden dit byzonder voorrecht dat zy ieder eenn
Zoo als 't, hun iufie, den oorlog mpgten aandoen : en hei volk, dat zith zehen, en al wat bet had, niet aan· flonds overgaf ι dat beging daar door een fchrikkeïtjkt gruweldaad, Èn zy Zijn 't alleen niet, die 'op dit /tuk tegen de gerechtigheit gezondigt hebben; zo'o als blijkt uyt de wijze met dewelke Alexander de Grooie Mn· jicanus gehandelt heeft, Zie Appian. de Ei'ped.'Akx, Jib. 5. Ik zal hier tot lof der Vriezen noch byvoegen dat
'er ook Vriezen tot Lijftrawamen der RoomfcheKei- 2,eren aangenomen wierden. Van d« Batavieren is *t eene bekende zaak : maar van de Vriezen zoo niet. De Leczer zal.het by thipfius uyt eenouden Heen be· weezen vinden ; daar 't volgende op te leezen (tond: HILAR1US , LYFTRAWANT VAN DEN
KEIZER NERO, VAN LANDTAART EEN VRIES. α. Dit is gefchiedt ín't jaar 1214; 200 als by Ubh
Emmius te lee'zen ftaat'. hoewel dat dezelve Olivmus al te voore' reGroninge, én in de omleggende plaat- een, gepredikt had, om de menfehen tot de kruys· vaart op te wekken. e In Anaal. Taeitr; lib. 1 j# cap. lp»
Ν O O R Τ W O t D E
en,
Ζ U Υ Τ W O; L D E. ©e$e ttoee bo^en / bit ín be.S^uIIe iw«
$m§ Pius ög a&eöum öeborgt tbojben/ # onber3gmtf$0O of ^unsmgo öicgt ög ΦβΦ ge gelegen, <®üo$ be JMbenaargí/ ín wn iaíef ban lieert betmelb/ iööjöen be intooow Der^ ban be$e bo^pen beefiaan s 300 al^ W önifïanbigBeben te nennen géeben. *&$ get bojp SSebum $ toeï-èer eene fcer*
maiarbe $c{jale setoeefï; btfaeïfce in't ïebe« ban Aibertüs, den IX Abt banttbetoett/c^ |
|||||
ï>« RooíÍc
Schole. |
|||||
Vj|n Groningen» 347
&ee Íjeanaam fcatt bt * íïooité #cf)ole % ü>gn>
öete tjerraei&t tao$, M§ Ú nteum !an* fcomeltttgen tn Μ jonger ^oeberg ín t*m IrMe op te fpjaaïtëunfï gejftttdeert gabDeu; iDíevocn 3η naai een ánoere fcïjoïe/ Binnen 't flot fce^ ltïoojlfl$/ gc^onöén; am öaar ia öe b$e Swnflen en öet teitefpe $eeijt onöei? toeesen te tooien. 1 gjn't ïetjen ban Wcfleius, öat booj 3tjne
toerBcngeö^uftt #/trinötm*n &e3eti»ee£cöo*, 'icti/ boc§ tilct centg on&erfcöeitr/ooft iicrnieiö: Daar waren t^ee -Scholen , zegt de Schrijver:
de eene binnen 't floc der Abdye , t'hans 't Kleermakers huys genaamd -3 dewelke toe nu toe den naam van Schole behouden heeft. In deze Schole wierden de jongmans in de eerfte beginzelen der letterkunde ©ndéi;weezen* De andere was by het dorp Bedüm,, en word te- genwoordig noch de Roode Schole genocmt. mm i$ nocfi een jriaat$ ö» 2$etoim í uíe öen
naam ban öe ^ooíie ^cfioïe ö|aagtv In deze Sehóle, J&öo gaat de gemelde Schrijver Groot ge-
voort, waren geleerde Meeiters? die de jeugdtalyan^ in de Filofofy en Godkunde ondèrweezen, jjedcmen* jaarboeken van Adèwert verhialen dat 'er eens Vneenen zomer 90 Studenten eneënige Meeiters geftorven zijn. Tot deze Schole behoorden alle de Höefpachters , die de Kleerbcwaar- 'der van Adeweft tegenwoordig heeft. tFejJelus-, die'eropfc meevier is gew^eeft, zocht ze op den ouden voet te heriiellen: maar ais de Abt Hm- * Aldus #€»331»*, of naar de roode tegelcüdie liet huys
bedekten ; daar het riabuurigc dotp Rotrum , en Room- hurg (,) buyten Leydeo, den naam ook ran gekregen hebben» of naar, de tuchtigingen geflcling der ongebondene en baldadi- Se fcholieren. Zoo word de Fiskaal» kamer ta Loven de Roo- '1= Kamer getaoemt. # rt(ïtst
|
||||
s
|
||||
g4§ Á Á ÍÔ Å Ê Å ÇÉ Í e Ê Í Ï Ñ, 3>, S
tictis, die hem de hand daar in geboden had,,
uyt het leven gefcheiden was; is tVejJelm door fommigen in zijn voorneemerl belet geweeft. In deze Schole is het Lee raars- ampt wel-eer. bekleedt geweeir. door Richardus de Bufto % een man van eene uyrfteekende geleerdheit; en die ook veele zeer deftige fchriften nagelaten heeft·, dewelke by mijnen tijd inde Boekerye van Adewert bewaart wierden : want hy heeft over allerhande weteiifchappen , en ook over deFiiofofye,gefchreeven. Ook is het Leeraars- nmpt hier bekleedt geweeil door Emmanuel» BiiTckop van Kremone, een man van geleerdheit, en daar by van adelijke afkomfte: want hy was een gebooren Graaf. Manr om de beroerten van Italië is hy uyt dat land gevlugt, en heeft zich in de Abdy van Adewert begeeven ; daar hy over de 20 jaaren geleeft heeft. Als hy daar de kerk ingetreeden wasj floeg hy met zijnen Biflchops itaf op de aardei en zeide overluid: Dit is mijne ruftplaats, enz. 23obeti ótltiw Henricus den X1Ô, m Lam»
bertus Held ,"den XIX Abt, %f tyttÜtt W hffitl Emmanuel QtfaÏO&til AANTEKENING;
ô. Dat Roomburgzoo veel te neggen zoude ïiji?
als Rodenburg, en dat het dien naam van de roode tegelen of't roode dak zoude gekreegen hebben, is eerft op de baan gebragt. door Z. Boxhortiius. Maat of hy daar gelijk in' heeft, dat zoude te bezien itaan^ althans zoude ik hem geen gelijk durven geeven. om recht, uyt te fpreeken, ik hpude het voor een Ja vafte waarheit dat Roomburg of Romenburg niet anders te zeggen is als de Roomfche burg. <* ScrhtriuS) b Cluverim■', en Menfi Alüng , ílci,^n .·' ' ' ; valt», ë Baur. Jib. é· b Gerei, ant, IiS» t.
|
||||
Beschryving van Groningen. $0
vftft , en houden 't voor eene beweeze zaak , dac
Roomburg ten tijde der Romeinen gedicht is ge- weeft; en van hen voor een wapenplaats gehouden wierd. Om met kenniife der zake oordeel te ftrij- ken , dient de Leezer te weeten dat 'er ín 't jaar 1501 een fteen buiten Leiden gevonden is l met dit opfehrift dat de Keizer en Augufius, Lucius Severus Auguftui , en Mareus Aurelius Antoninus Cafar, de wapenplaats van *£ vijftiende regiment der vry willigen, $e door ouderdom vervallen was, weder bpgéhaalt en bsrfielt hebben, ten tijde van enz. Indien het zeggen van Adr, Junius vaft ging , dan zoude 't Huys té Britten voor die wapenplaats moeten genomen wor- den: want hy zegt dat de gemelde (teen in 't jaar ïfio by 't huys te Britten gevonden is. Maar dat Jumus omtrent het vinflen van dien fteen niet wet onderrecht is geweeft blijkt eerítelijk daar uyt,,dat de fteen, volgent lijn zeggen, eerrt zoude gevonderi Zijn in 't jaár ijiö. Maar Cornelius d Aurelius, die ten tijde van dat vinden geleeft heeft, verzekert dat hy gevonden 'is ín't jaar 1501; en, 't geen zijp Zegr gen vólkotnentlijk beveiligt; hy heeft het opfehrift fc van dien fteen negen jaar daar na in 't licht gegeven.
Gerardus Noviomagus , by Menfo Alt'mg vermeld, verzekert ons ook dat hy dat opfehrift al gezien had, «er dat het door Corn. Aurelius in 't licht gegeven Was. Zoo heeft Junius dan het rechte befcheid niet gehad omtrent den tijd; 't welk ook denken doet dat Corn. Aurelius ook beter befcheid gehad heeft omtrent de plaats : 't geen des te gelooffel ijker. 's, om dat Corn. -Aurelius, gelijk gezegt ís, op den '/elven tijd in't leven was. Nu verzekert C$rh. Λμ- felifis dat de gemelde fteen buiten Leiden onder 't ploegen gevonden is. Dit pafte niet óp't Huys te Britten: 't welk, naar Junius eigen zeggen, al on- der de zee begraven lag; en zeef zelden - hy laag wa- te*"i gezien konde worden ^urehús voegt 'er by dat daar tér plaatze, even onder de aarde, de gr on d~ flngen en verv&ll ne muurwerken van een groot Paleys en een lioomfcbe burg gevonden worden: dat de muu~ re» fe< voeten breed zij», en twee honderd voeten lang. f» dat op ieder boek van de<zelfi isitrkant een ronde to'm * Biuv, hb. Γί cajn 6,& 7, · . -* É
ten
|
||||
Wo Oudheden ei* Gestichten
ren âïÜ -van een wonderbaare ruimte. Dit alles, géT
Hik de Heer Alttng ook aanmerkt, koft op *t Huyi te Britten niet paffen; maar wel op Romenburg, Voeg hier bý dat dit zelve Romenburg, gelijk inde Aantekeningen op de Oudheden Van Rhijnland uyt Menio -Alm? bewezen Ís , dezelfde plaats is met het oratorium Zgrippin*, of de Luftplaats van jMf. pina Zoo is het dan een Roomfche wapenplaats, een'Roomfche burg, een Roomfche luftplaats ge- weeft 't Heeft noch den naam van een Roomfche burg ' of Romenburg: wat hoeft men onzekere gis- linnen na te loopen en den naam zelf, die zoo lan- ge eeuwen onveranderd gebleven is, en Oaodgehou- den heeft, op een loiTe en onnoozcle giffing te ver- onderenen te verdraayeni Laat Roomburg dan een Roomfche Burg blijven; dje'bewijzen zijn voor hin- de, de gctuigeniiTen van de geleerdfte mannen xi|n 'ervoor de naam brengt het mede. ., Ik voeg'er noch vorder by dat P. iClumms m«r
andere overblijfsels der Rorneinfche Qudheit op het veld, rondom Romenburg ,, verfpre^ heeft wen leggen : en BtxhormH* getuigt het ook d*t er een groot gettl van Roomfche Oudheden opgegraven is j >c welk het zeggen van Corn, Aureitus beveiligt. Uil gebouw, om 'etdit nu by te voegen, moet *r tg lang geftaan hebben í dewijl het ten tijde van Sefrt* niusSeverus en Marcus Aurelius, dat is in de é teu- tte , al vervallen was > en weder in ftaat gebragt rno worden. De naam van Pretorium JgnppmaJ*™ te kennen dat het v*n Julia Agrippina opgebouw was: en de Heer fAlting houdt het voor zeer :wa« fchiiueliik dat het eerft een lufthof zal Zijn geween, maar door de Romeinen in een w«p«nplaati vcran- dert is. e De QBu Khèrni «jp. K. f Vatu é. in voce Pretor. Agripp. |
||||||||
ING
|
||||||||
W E Ô Æ
en  E L h É Í G W E E R. Wim tbm &o;pen / aie ooft in oe SWï* w»
$an$ Piu$ itvmtm &ö\\ I mm 9RÏ |
||||||||
ván Groningen $§x
mat geïegen tufftfym i£ebum en UMifmtn
m 2&eIIingtoeét fïaat een fïot / oofc SSei*
Itngiueer genaaraö: te^etsinge fïaat Set abc*»
Ρ fïot Onfta.
4
W Ι Ν S Η E M;
iÉit beftig Öo&J/ 'ttoeln onöer Hunfïngi
i&gbe SSogt ban ben ©ïtet func gelegen i§/ geeft sijnen onöen naam geuoeg3aani begon* Den/ en fïaat ook bermelö ín Den b^ief ban Wmt Emo, obec Set jaar 1x14? noemt get Wiiifchium $ maai; ín öe gemelDe §&i!të ijau $au$ Pius fïaat fiet becmeïö onöer ben naam ban J$infiffli. ietreefjtbanöef afïorn te bergeeben plagt
öe jïab <&?ontnge ban oub$ toe te ftomen. ®aac plagt een f^tenöeeren ftïoofïec tcfïaan* 'Uieïfc boïgen£ ben naamioo5cn ^cgípec/ öie'tberbotgop Menco gemaakt jeeft/ ín't im iij6, begonnen i$* «Dít bo&> $ oofs öc 8eÖ00#epïaat$ ban Regtierus Pntdinius, al*
öu£ geuaamb om bat $n op sp onbtt§ ïanö
Seboocen t»a^ ©ese-Prsedimus, ua öat Ö0^?rf* tetoben op öe fííofofë en ijooger toeten* ;;^us fcijappen gefïutseect ϊμΟ / ö^eft Öet betmnb hém gé. obec öe openbaare fcpole te 03;onuige aange^boeren. «omeiii met 300öanig eenen ugtflag/ öatfjn ban aïïe Santen een groten toeioop ban toe? fioQjöcr# breeiï. $aberljanö toáerb Be te ** fo$ öecoepen' om ijet betoind ober öe ftljolt ölbaac te boeren: maar om eenige rebenen/ fóe βρ πι eenen b^ief aan Suffridus Petn bc* &enb itiaabte/ i§ 8g bjeber naar sjjn baöer* tonb geneert-, eneinDeujn te Zonnige gefïoj* ben, 0oar tOierÖ ÖB OOR fr £. Walburgs
«erft
|
|||
$5"Í OUEÍHEDEW EH GeSTICEÏTENT
fíerB/ níetberre ban'tfcöool/ enop jíjet paö
bat Ijn biftimlg plast te befoanDelen / ter áac» Dc be fïeu\ ^?ε ^oiiúígct* $cl$jbet/ öoben berniefó/
relient líift alleen 1. Wefielus en Rudoiphus Agticoia otiöer. Díe ban 3íjne 0e$ínD8eíti maac ÖOft Rcgncrus Prasdinius ·, tií bttftï}tít}tl\t
$aftoo$/bíe toen geleeft |ebben/en banéng
§í& boben opgegeeben 39» ^aar toe jeejï ϊ)ρ boo^ttamentïp Dege eéDen gegab ·, Dat bíe ittfben / D002 tm bg5ottDeren gber boe,? Den <&oD£DtettfÏ'geb?eebeu/ tegen De beDo^benöïje' heit gitnnee eeiitoc fttac|jrí£ï nntgebaïlen 31(11; ©an Die perfoonen fiijeeftt Jg 8ÏDu$ öp ijeè 38 5ííDtje $ Daar jjg ban Prasdinius fjanöeit: Goswtjnus van Halen , Overíte van het Frater-
huys, heeftPr<edinius toteenen prikkel gedicnt om den waarenGodsdiefifl: aan te neemen. A's hý (Goswijnus) in 'c jaar i.ýjo. overleden was·, heeft Pradiniüs metRadingusKoning, Jobanws Elfl't en Geinige anderen, onder zeer véele ge- vaaren zijn belt gedaan om de Kerk vahCbnfié te verzamelen. . Sijii sjef $ wet een feaanen ^acnfieen gè>
Deíít; Daar Dít gjaffci^ift op fïaat: Hier legt begraaven Regnerus Pradinius ', die
sn zijn een-en-vijftigfte jaar » zijnde het jaar des Heere 1 ffp, deh 8 April, in Cbriflus Je/ui geruit is. .,; Onder zijne, fchriften, £<?gf Suffridus Petr'u
zi;rièr verfcheiden, dewelke dezelfde bevallig· heit niet hebben, die in zijne levende ftemme uytgemunt had. Ook zijn ze van de Katolij* ken gebrandmerkt, <®it lepe geeft Valerius Endreás Csoft tt jittmeil. |
|||||
MAR'
|
|||||
vak Groningen. %<;$
Μ Α R Ν Α, de Μ Α R Ν.
<®t jnaarn/.ίΐ! fommíge fyírben/ aí£ ín eè*
hen φρηι b$itf ban * üito I, berneeröeujït Mermo, Mermc, eit Merma genaama/ toa£
ín öe o«öflc tijtien een Ö^onöer $;aaffcija$h
en tö tegentooo^öig een aan^ienip geöeeitë ban l|mi3iïigo, ï|et betjonot nocö tegeritóoo&íg sjjnen on>
beu naam / 3ijnoe gelegen fin be Ijabsn Mar~ namanes; tuáiit 300 3a! Díe fjaben ban De ïanïi* $aaten/ ög Pcotomarus, 5eíiecíp genoemt 3ijrt 0CtoecfÏ; met Manarmanes j gelíjíí 'êCÖjJ belt
jelben Ptolomscus Sofugaang» gdeejen tpO£&
©i't i$ een 3eeDoe5em tuffc0en ^ofïergoiiUi en bc lUarn: maar $ ceetijD^ beeï totjöec ge* toecjï. Boo.itp' iö öe ji&acn tn ^onmgedanö op eenen 3eer b,wcf)tbaaren en Ijoogen öaaem gcicgen ©e íntnoonDer^/ t'íjan^ 00 jEarti* jierp genaamo/ 313η ban öe onoeti mtffcijien Marnamans genonttt geltíCCfL Jj^aat* öe5C Mar-
namans , 3C0t Aiungius, 3a! Pcolomteus OCtl
naam ban Mamamanis, moe yïaaf3eban Mar-
namanus, 30a tod aan oe [jaben 3eïf a$ aart Set jee*gaat gegeeben jjebben: en ïjn meent &at f Marcianus öen naam (ban öie plaateen) ooit aïöii^i gelce5en fytefc. <ên öi£ isl met 3eec 0oebe reden ban Ptolomscus geöaan: taant öau bz fuift btt J&arnamamièri of Jti:ii*nfier£ taai' öe Ünfing, t%in$ Ifiine/ 3tjne tuateivn möen oceaan fïo#/1| een gabeaY öetoeiïte/ 300 aï^ öc domeinen bebonöen fleböcn / m öftat binnenjïe bertreft tegen aüe Hoojaeitj'ae V»n 't jaar 970,
* Ι» Periplo. Zf te?
|
||||
354 Oudheden én Gestichten
tmnben/ $t\f$ ooïf ben 4. ^oo^mefïen/ bé> fcíjut i$. ^ant tn ben gemeïben botpm fto^ ten 3ÍCÍ) tmee bheten ugt belgune / fit bela* toet^ bte t'png ttoee monben geeft ·, 3ijnbe bc jongfle booj ben oceaan 3elf gemaafct beoog* ten Set eglanb ·, bat naar be f©itte jmonmfthen ^tíjicr - Λοηηίο - oog genoemt í£ getoeejï; maat ög be &m&$ alïetöefï Benenb ï$ w bet ben naam ban ^cïjoïöerg. 2$g Emo en Menco, öetbegaarftutén ban
jet 0o^ertgner nïoofïet 3©erum/ too^b bift* tDiïs oemag gemaakt ban jftatne* ^C3fïbe ^cB^per^ geböen ooft aïïeerfï ψ
toag gemaa&t ban be fjoofibn ban IHatw: toeine J^ooftbn / bolgen^ 9et fcfepen ban Emo, ín 't jaar 1104 benïeebt brirb booj Hen- ricus fóenomiin ban fóoppenötirg* Φη\\ getoaagen 5» ban een ^oj&ertymr
ftïootïer / bat ïjter geffaan ïjeeft* Emo, otter 't gentelbe jaar fe&jjben&e/ geeft te Wjw bat ijet ben $.<$baii0el<fi Joannes toegewp ürag. Omtrent den zelven tijd» zegt by, is nee
kloofter van den H. Evangelift Joannes op « Marne begonnen, 3N <®bttftt ban bit hïOOftet bjs^b ban ben 3eïben Emo gelaat genoemt»
oaii Menco Qccft ïjem ben naam ban Slibt. Taco, öc oubfïe m tyie eerfle bifcipj^11
ban $. Frcdencus ben eerften $&t ban β» rie-öoarbe/ $ bOÏgemJ Sibrandus * Leo Of
^tícijter ban be3e tiöbn ban be |®arne ρ
torefl. ©eseïf be fO&bg too;t> ban f Emrn^ bctmeíbt onbet ben naam ban #. Jans jppj nenloofïer. j)MffcΡ" 30» &* jonnen / ψ 4 In 't Latijn Gorus: dat cigentiijk den Noordwcfteo w«
ten Noorde berekcHt. * in Vit. Abbat. Horti Mariam , pag. j.
f Rer. Frif. lib-7 , pag· H4- JU
|
||||
vÁk Groningen· |^
ín 't Öejjm |ïetfit£ booj eeneti muur ban trê
H&onmMen gefeBeiben foaren / naberflanb ugé boo^ígtigBeit ban bc |EonmMen bo^ber af* öcsonbertj 't bMfc boo#gaai$ ooft ín anöeré Moofíer^ í£ gefeBiebt; $ulpii$ Emmius f$ Fredericus, ín 't jaar iifi, fC&t ban bit fcloofíer gèfajeefo §|n't jaaé
Hip taierb Öie taaaebigöeit/ boïgen^ ben 3e!* ben ge^per/ 000^ eenen Wabbo öeMeebt. ®e Ηϊ&ρρ ban be j^arne/ bie 00& naar Bet
o^ögen ban Emmius 5t #ïbe iiloofter genoemfc \§ geíueefí/ moet onberfeBeiöen tooien ban «n^cnebifitpiicr öïoojïfi?/ b£ ®amraè geïe* 0cn/ bat ooft ben naam ban 't <&m fcïooftec |aö. ©i$/ al^ ö? ín 3911 tfcaalfbe Ddeft ber* paaien 3a! jjoe beeïe J^emonfïeeit» Beeren bat fcoooj ben 3foaareri toaterbloeb ban't jaa* '187. omgekomen toaren / $egt Bg bat'er x4«> van'c Oude kloofter in de Marne verdronken
z'jn. 3f« tm OUÖ JanÖfcBilft Ön Emmius, m m eenen ojief ban 't jaar ifzp. ορ Am. Mat-
thae.üs, fcoab ÏJtt Opnoemt Oldc- kloofter iri
Qie Marne, döpr Nonnen ván dePrfemonftrcit- order bewoond. ®anbrjf mtnbere amDaeBreii/ bie onbtt
püfmgo of Qunt&o beflooren / $ 'er een m be batten ban be ïatoer^ gelegen; 't *m öan* Emmius't amöarBt ban bellarne ^bgenoemt. L I E Ν S of L È È Ν S.
Jéit bozp/ bat ín bè jjHatne gelegen Ó/
f eiDiï^ om be Boogte ban ben gjonb nt* «aamb: taant boIgen^Mcnib Alting í§ %im$ tib, 1, fag. 7.
|
||||
ff6 Oudheden en Gestichten
tn %tm$ een ïjoog ïanö te seggen. ?n't $e|-
fee öo$/ öat ooit ín öe SSulie ban $aug Pius feermeiöt ioo$ / i§ toeï eer eene bermaaroe f^OOfïön gefcoeefi/ Ög> Emmius öe Ï^OOfïög
ban %im$ genaamö. uier fïaat gct flot $nv
Pöerfum, + H O W E R A-H ÜSÜM.
3^e paroeïjiKtrït ban lotftoera - Jjufum/
onöeeï|une$go geïegen / t$ ín 't jaar r-47 afgeb^anöt; níet ön ongelun / maar öoo? '^ bnanö^ ïjanö. 3&e 't feljeïmfïun ugtgebocrt gaööen/ 59" &oo£ ben $Bifftïjo# in eene bom ban 100 marn fíerííngen gefïagen. j®en gt* looft níet bat $e ooit toeöer opgeöoutot të: toant aan öe rechter 3pe ban ben iMsetlfiw fe/ öaarïtoutoe en ^oubjer5ijï noe& ín toe5fn $tjn / fcooib geen ïjet minfïe te&en ban tm nerft gebonden. ZUIDERDYIC
tfaiöerög&/ een anöer bo^i ban Öe JÏÜaw
icr#/ niet berre ban goutoe/ too^ö ín't te*' boïg ban Menco, ober |et jaar 1187, Suther- dicke genoemt. ï|et $ geïegen aan ben Dgft; bse tegen't ömnenfïe einöe ban öe pbenM^ namancs eenyög opgetuo^peii fcoa^ Φϊ omöat öie fjaben/ of önlt/ aan öe 3ugö3pöe ban öc jjfóarnfïer^ geïegen í§, ίφ öit öb?p öe^uiöer* ögitgenoruit gebjeefl Cégenhjoo^ig ïcgHJct beroer ban öe gabenaf ■, en b)o^ööoat2 bc ώα^ öeïmg/ bn bernojtmg/ ^uurögh genoemt, f In 'c Latijn ftaat Rüuwera-hufum; maai Hat is cen flf"»*
fout· zoo als uyt den Heer Alting (pjg. 48) blijkt, die d'f "' les van Hottwaa-lmfum va haalt. ytruuldtr* U
|
||||
van Groningen, 357
ü L R ü M,
CeUirum, een bo$ ín be J&awe/ (laat
Jjct ^eerenöti^ Afinga. PIETERBOÜRN.
3fn bit ba®/ bat oa& ín bei&aene aan be
3cc pkgm ï$ / fïaat öet abéip fïot ©pR> L I D E Ν G E R.
Sibeiigee tpo^b ban Emo, ober get jaac
«114-1 een Viiiagenoemt; * 't todli f)icr geen eitëefóe ^anbgoebe Öeteftent/ maar eeiifireeö faitf# onoer eenen en ben 3eifbeu töetijtec fïaanïie. ünöeeen 3eggen baar (1) Vilücatio boo^: ίυρ noemen 't een föecijtfïoeï: be latiV «ifïen 3onöen't níet onöiüp een ¥üla prato- r'a honnen noemen, ligt i)et ganfcïje berfjaaï om Emo ölijHt bat get in %únftugo/ níet ber* «üan ïláqneet/ geïegcn toa|. Jkaaral3oa w "nam (ban Stbinger) te niet gegaan en ber* ficeten $/ 30UÍ» men 30a íígtelijft níet non, peggen toeih bo&> bat ín öe^eifë i»iaat$/ •í ftecötpfioeï / genomen f& ' Ik heb den Heer A!ting , daar 't onze Schrijver uyt ge-
nomen , in 't vertaaien gevolge; om dat hy wat duidelijker fnornftaiidiger fpreekt: hoewd "er in de zaak zelf geen onder- «ütia is, rertaaldir- AANTEKENING,
1. In de middelfte eeuwen wierd g ViUuus voor
eri Meyer (op de dorpen) of voor een Baljuw ge- Í Vide Villicus. 1 % at>-
|
||||
%f$ Oudheden en Gestichten
nomen. Zoo ftaat'er in zekeren brief by DuCngt,
ϊηβίίμύο & deftitutio Villici , id eft Major is. Hei aanstellen tn afzetten van den Villicus, dat is manden Meyer. Zoo vindt men by b Beka: Hy heeft v*nzif- tte kant ètnen Baljouw of Villicus aangeftelt, En in 't leven van den Biiïchop Herebertus. Te voore had- den de Bijfchtppen daar door zich zelven of per iuos Villicos , door hunne Baljouwen, recht gedaan, h Op't jaan 1312.
WERFHUIZEN,
f&etfljuisen/ een 00$ ban be U&ame o»
fce^1|U3úuj0 / en 101 o. fcfeeeben baa <&o* iiimje naar btn jomerfeöen jonnen onbocgaug gelegen /too^b bermelbt m 't &ebolg banMenco op §ct jaáu ii8o. 31£ant baar too^b Behcko van Werfhuzen onber be <$bdlu!ben opgetrit/ trie ober jjet 2$nr0ertneefíeifcí)ap ftraïsceiben èn oo|io0 boerben, <Ce 3Perfguiten (iaat Jet ^eeremju^ Luiema. E Ν E R U M.
4gnei*um/ onber ï^tmsingo netelen/ hútnf
ínbjoonber^ ban Emo op 39113£atijnfc& Ënc- ren fes en Ërnenfes genoemt fcpo^ben / i§ W fco^p ban o^oot aandien > 300 bat om 't scïbe/ a$ om ïjtt puiïi Der Dompen/ t>ífttoíl$ οορϊοδ í$0eboett. ^et 1^3000 fcfeeeben ban öc€^ tiínget Haatten/en tien bui5enbfcö^eeben^ ^oniii0e gelegen ·, en geeft 300 een §000 toren/ bat $$ ben fcfiipgeren booten öa&{ |
|||||
/·
|
|||||
VAM Groningmh, 3f9
MEES INGEW EER,
By verkorting
MENKWEER.
mt Do# $ ooö onDer Üun3infl0 geïegen.
3(ii Den fyief ban ^eert bjo^b j^enlte beiv niclöt onDer De 3$ouDeu / Díe benoo^Den De jfcD <$jonfnge jïonDen* Β £ F L O,
Anders
BAFFEL en Β Α F L O. *<&it Do$/ onDer Üunftngo befjoorenDe/
en albu^ naar %ö/ Dat fë een íjooge píaat^ / genaamD» i$ tien Dui3enD fcï^eeDen ban <ü%o* nínge/ naar 't «$oojben toe/ gelegen Emo noemt ïjet een Villa} Dat $ Jet goofD ban «ntge pïaat3en / onDer Den $elf Den i&tcljm fïaauDe. €e Gaffel/ 3egfc f Emmiue, foa$ een rpe
tn jjooggeacïjte Jpafïorn. <&t$c pafíorn i$ M-ttt btMttüt getoeefl Doo^ Uifbrdus. Φοΰ i$ 3e DOOJ Gcilius Ililanus ( Van 11(1) Öeöient
SehjeefÏ.
$&aar booj aï i§ Dít Do$ bermaarD getoo^ Penöoo^ De geÖOO^te ban Rodolphus Agricoia:
toten^ ïcben aíDu^ Doo^ V. Andreas ín 't hott
Rodolphus Agricoia i§ gebooren te 2£affeíi
cm Do^p ban $gfe$Iatifr/ Dat ruim bne mu 3ma fcfeeeDen ban <0jomnge gelegen i§> <B$ w reDeneeeïsunfï en De filofofg ftccft fe te ^oben gefïubeert in't nollegte ban De ©aïn: * Altingad Baftlo» f Hift.lib- 20, pag jio-
Ζ 4 'ttoeift
|
|||||
L
|
|||||
Γ
|
||||||||||
fóo Oudheden en Gestichten
't teelft gy / ijoetoeï 500 jong ban iaaren/111«
sooöanigc naarftigijeit en gber geeft gconani
pat §ρ öe cerfïe pïaarg in bc promootzie nc*
fcrecgen greflt. Jpa Dat gn baar ooft eetügcn
ti)b op öe<0oöaunöe ge jftiöeert ftaö} gíng fjn
|
||||||||||
'f
|
||||||||||
^anferp en ^ralie B^igtigen/ om 3911 tor»
fianb nocfl meer re oeffenen. Ce geerare
geeft tji» öe ^ícnfcfje taal geïeert; maar i$
'er $eïf meefïer getueefi ín öe 3ïatijnfcr}e, ©.aar
tea^ [jet bat 1$ om be j$jg til onDtcgt te#
gen Guarinus fbeeb ï en ín bicgt tegen öe
f of éten Strozzi. g^aar toa| [jet οοίι Dat jg
niet Thcodorus(i) Gaza, en inet meer anöere
geieerben ban ben eerflen rang/ ober De fit
ïöfoftie rebeneerbe. Cn boo^ öien bat j)u oy
ben 3elfben tijb 313η berftanb ín aUerijanöc
foo# ban gelcerbïjcit oeffenbe/ en 3911 toerli
ooit ban be toelf^eelienbfjeit maante/ 1$ if
ban ganfefj JJtafie niet berfcDonberinge aange^
Sim getoeefi gfn 51)13 Baberlanb lurderg^
ïieerö / icifrb ftp öoo^ De jDet en fjet boih twu
ffinttoeepen beroepen / om aibaar Ijet ojtfiaf
ober tw fcïplt te fjeöDen, J&aar fjn &oo£ ?**
fceïberge / baar gem ïjet 3cïfbe anipt aangc
boDen toierb <®oh i$ ij% be eerfte gehjeefï ύ
*ϋζ (&ml\fd}t ïetteríuinbe/ öetoelüe febert^
nígen ttjb ugt ^oogonnt^íanb gctoecnen toa#/
baar bjeber fyttft íngeboert. ^nber getooy
ben geeft gn $kf) ooh ín be ifeöjeentofege W!e
gcoeffent; geö^nenbe beo^ meefïer ecn ^
HeerbenSfoobitoïen fohan Dalburg,^íffe9oi)
ban mom$/ enhrip om Rodoiphús bíení
te boen/ aan $ψι fjof onbergíeíb. Jae bat SP
hm mven te j|eibeïöerg gefleeten gab; $ 6P
baar boo^ een onttjbtge boob u#t be toeerelö
gegaalt/ ben 28 <®etoöer 1485. en \§ öpW
CTTvV
|
||||||||||
VAM Groningen. %$η
jfeinnetyoe&er$ inöe (i) nteönujc m\ &ie<©* W Bezaten. %\ýaz hjhvtbt tó grtatett Ö002 ÖmÖe^cnÖÊU Johannes Reuchli nus.
RodolphuS) om de woorden van * Erasmus te
gebruyken, is het ciciaad van ganfch Duyts- land en Italië: van Duytsland, dat hem in de weereld heeft gebracht y van Italië, dat hem in de befte wetenfehappen onderwezen heeft. Want de weereld, aan deze zijde van de Al- pen gelegen, heeft niemand ooit voortgebragt, die in allerhande letterkunde volmaakter was: niemand ftoote zich aan mijn zeggen. Daar was geen eerlijke wetenfehapj in dewelke hy tegen de befte meefters niet kampen mogt. Onder de Grieken was hy een volmaakte Griek : onder de Latiniften een volmaakte Latinift. Men zoude gezegt hebben dat hy in de Poëzy een tweede Virgüius was; in de redenvoeringe was hy een andere (j) Politianus, wat de cierlijk- hcit (van den ilijl) belangt ·, maar in deftigheie ging hy Politianus te boven. Zijn ilijl, zelfs als nyvoordevuyft een oraatzi deed, was zoo zui- ver, en zoo eigen; dat gy gezwooren zoud heb- ben dat het geen Vries was die'er fprak i maar een gebooren Romein. By zoo eene volmaakte welfpreekendheit had hy een geleerdheit ge- voegt, die even groot was» Hy was tot in de alderdiepite geheimeniflen der Fiíofofye doorge- zongen. Geen gedeelte van de zangkunft, of hy verftond het meefterlijk. ín't laatfte van zijn leven begaf hy zich geheel en al tot het beftu- deeren van de Hebreeuwfche taal en van de H. Schrift, Terwijle dat hy daar mede bezig Was, wjerd hy door de nijdige dood uyc de Weereld gerukt, als hy noch geen veertig jaaren ?n adagie , Quid Cani 5c babco. ..
? S oud
|
||||
$6i Aantekeningen op be
oud was. <ZN$ bette Erasmus. <g£n Hermolaus
Barbarus, ©enettaanfcjj <0e3ant bg ben ί*εί<
3ee/ Seeft 31CÖ ntet becontiaaarbist een gjaf* fcg^ift tee eere ban Rodoiphus te maaaen *. Viglius van Zwichcm, 300 aï$ t)ü ui tttttU
tyief aan Oswajdus f Eggius fcööft/ijatJ belooft
bat fjgbe toetsen banAgricoia ín't licljtsoubc geeben: maar ög boegt tt bg bat jnlng nu ge> baatl b?a| bbO| Alardus $ van Amfterdam: de-
welke, zegtbyy alle zijne werken ineen lichaam vergadert en te Keulen met Aantekeningen uytgegeeven heeft, Daaruytzult gy bevinden, zegt hy vorder, dat'er in uw exemplaar vcele dingen gevonden worden, die doorgaans noch onbekend zijn* ®n bat bïpen sonbi goe fjoog öat &e %&.
tijnfege foerïue^ ban R. Agn'coia geacijt foiw benj 3a! ín öieenocö unbuegenöat Viglius, 30U aï'er in een ban 3tjne ongeöjujite toer&je# te Ïee3en fiaat/ eenen fyief/ met AgncoUas $igen ganb gefeöieeben/ bw een nieubiejaar^ gtfte aan Heébr Hoxvirius ge3oiiüen geeft: gebbenbe beeïe biergeïpe fyieüen ban $tM b^i'enb ontbangen. &φη 3íjn 'ee boïgeng 4. Erasmus eewge $aaen getoeefï / bíe. 0n3.cn Agricola beïet fieööen tot öen j)oogf!cn ïofoy te fïtjgen: een 3enere raropfpoeöigijeit bansijn i^abeeïanö / en ban öie ttjoen * hsanneer öc geftïjaafbe ïettceen üjeinig geacht bJieröcrU en baat bn be ïtlemefoberljeit ban öie naaten 1 Ifjvsda claufemnt hoc marmore fata Rodolphum
Agricolam^ Frifii fpemque decufque Sali. Scilicet hoc um mcruit Germsnia laudis Quidquid h*bet Lat turn, Gr act α quidquid hád.
f Van dei» % Novemb. tf}«?,
± Dat is /vlasdus Oocus» | In Ciceron,
AAN-
|
||||
Í5ESCHRYVIHC VAN Gfi.OHIN«ISf. g<S$
AANTEKENINGEN.
i. Het is hierdefechte plaats niet, om over den lof
van Tbeedorus Gaza breed uyt te weiden. Ik zal maar, zeggen dat hy van de geleerden, als om ftrijd, ge- preezen word. Boijfardus α getuigt dat hy voor den iieleerdften van zijnea tijd gehouden wierd. Volgens J. Pterius b Valerianus was,'er in lange jaaren onder de Grieken , ja onder de Latiniften zelf, niemand, geweeft, die in geleerdheit het zeil voor hem niet iirijken moert. Ik heb altijd gedagt , zegt Hermo- kus c Barbarus, dat deze man alleen tegen de ouden, om den prijs kampen kan. Onder de geleerde man- nen, die de befchaafde wetenfchappen ín Italië weer leevend gemaakt hebben, zegt Jof. d Scaliger, zijn 'er maar drie, die ik benijde: Theodorus Gaza; Angelua Pditianus; en joh. JPicus van Mtrandola, Pomponms iLatus hield hem ook voor den gcleerditen van zijnen tijd ; en dat oordeel word van j. Gerardus f Vojjius goedgekeurt. Hy was te Salonichi, of TheiTalonica, in Griekenland gcbooren : maar terwijle dat Amura- thes bezig was met ganfch Griekenland t'onder te bren- gen ; is hy naar Italië geweeken; en daar in karten tijd tot zoo hooge een achting gekomen. Maar met alle zijne geleerdheit, en algemeene achtinge, heeft hy het rampfpoedig noodlot van veele geleerden niet kon- tien ontgaan: waar voor hy echter eeneaanzienelijke plaats op de lijft der ongelukkige geleerden, by P. Pierius Valerianm, gek reegen heeft. Hy had altijd, met de armoede geworrtelt; en grpote moeite ge» had om met eere te beftaan. Eindelijk had hy al zijn verftand en geleerdheit te werk geilelt om Ari/iote- hs tian de Dieren op het allerkeurlijklre in de Latijn» iche taal over te zetten. Dat werk , met eene over- groote moeite en veel nachtbrakens vertaald, vond, hy goed den Paus Sixtus IV. op té dragen. Die Paus, zoo als hy hoopte, zoude hem zoo rijkelijk voor zijne moeite betaalen, dat hy genoeg en meer *!s genoeg voor den ouden dag zou^e hebben; en * tn Iconrb. h Oe Litterat. infcl.
1 IJraefat. in Paraghr Tbetniftii. d Iu Scaligerianif,
*- Af. J. Q, Yoflium liko * -*ft"· Rfact. ƒ Ibid.
einde?
|
||||
%64 Aantekeningen op j»e
eindelijk van dien ongemak kei ij ken gaft, ik meenc de
ermoede, zoude verloft werden» Maar t©en hy van den Paus, van wien hy goude bergen verwagt had, niet meer als 5:0 dukaaten kreeg, die hem noch als eene groote belooning gegeeven wierden , raakte ïijn hoofd op hol. Toen fpeet het hem dat hy uoic boeken gehanteert had : hy nam de 5-0 dukaaten, fmeet ze indenTyber, en itorfvan hertzeer en kny- zerye.
2. Waarfchijnelijk zal hy dat Monnikskleed, ge-
lijk toen zeer geb.ruyke.lijk was, op zijn doodbedde aangetrokken hebben. In 4e Aantekeningen op het eerde deel. van het Duytfche B*tavta g Sacra is ge- toont noe d&X het aantrekken van een Monnikskap van ouds £oq veel plagt te gelden als een openbaare gelofte, of pr*fejfi> Daar is ook getoont waarom dat de menichen, op hun uyterfte leggende, zich -zeer dikwils in zoo eenekap lieten fteekeii: te wee- ten , dat het Monnikskleed voor dezen aangezien wier'd als een tweede doopzel; en als dezelfde kracht hebbende, om alle voorgaande zonden uyt te wis- fchen. Dewijl dan het aantrekken van de kap voor cene openbaare gelofte gehouden wierd ; molt zoo een menfeh, indien hy van zijne ziekte tegen ver- wachting weder opquam, zijn overige, leven in een kloofter gaan flijten. Tegen verwachting, zeg ik; want het gebeurde zelden d.at iemand de zinnen kreeg om. de weereld te verlaaten, eer dat hy dagt, en als voor zijqe oogen zag , dat hy de weereld ver- laaten mpe;i. Ieder kan wel oordeelen war zucht en liefde dat die menichen doorgaans voor 't kloos- terlijk leven haddon. Men wachte zoo lang , tot dat alle hoop van langer te leeven over was: en, om dan noch niet al te voorbarig te zijn , en bedro- gen te worden , nam men dik wils den raad der Ge- neesheeren in. Wanneer die oordeelden dat de ziek- te doodelijk w|S, dan wierd het tijd om de kap aan re fchieten. Dat was bynae zoo veel, als of men een flrenger en heiliger leven wilde gaan leiden; als men geen tijd meer om te leeven had. Díe dan op- quamen, gelijk gezeït is, gingen hunne dagen in 't kloofter overbrengen ; gelijk Ifaak h Kommenus, en Ι Op het Ieren van $> Ludgerus, h gy GJycas,»
h ι meec
|
||||
Bëschryving van Groningen. Ιο'??
trtcer anderen 7 gedaan hebben. Ertcus i //^, Ko-
ning van Denemarken , van eene zwaare koorts in 't bedde geholpen, en ziende de dood met groote (lappen aankomen , verwiííelde zijn Koninks-kleed ook tegen een Monnikskap, En om te toonen dat hy 't meende, deed hy de Overlien des legers vooi zijn bedde köomen; en heeft in hunne tegenwoor* digheit afftand van de Koninklijke waardigheit ge- daan. Een van de Krijgsoverften , by 's Konings bedde zittende, en waarfchijnelijk denkende dat de regeering niet lang mogt open (laan, nam het woord op; en vermaande de Overften, dewijl zy nu van den voorigen dien ft ontflagen waren , dat ze in het geeven van hunne (temmen met voorzigtigheit te werk moeiten gaan. Dat zeggen deed den Konitng zeer, en trof hem in 't binnenfte van zijn hert. Hy wilde wel afftand doen ; maar by zijn leven van een an- deren Koning te fpreeken, en hem als te laaten loo- pen, dat deed hem de dood: en de ziel, die nu at reisvaardig ftorïd, vloog hem aanitonds van fpijt teu lichnam uyt. Die aldus in doods nood , of op hun uyterfte leg-
gende , het Monnikskleed aantrokken- wierden Mo* nacht l\ ad facettrrendum genoemt.' hoewel die naam ook aan zulke luiden gegeeven wierd, die in't broe- derfchap van 't een of 't ander kloofter aangenomen enop^efchreeven wierden. Die fpreekwijze wil niet ïeggen dat ze Monnikken wierden om het kloolter of de Order te helpen ; maar om door het aantrek- ken van het Monnikskleed, of door de gebeden def Monnikken, geholpen te worden. Voorts (tonden de Monnikken altijd nier gereed ,
om ieder een, die zulks in zijne ziekte verzocht, in de kap te fteeken. In de ordonaNtzien van S. l Vik* ton Abdy word zulks aan 't oordeel van den Abt gelaaten: en daar ftaat by dat 'er in die zake feelc dmgen'te bedenken vallen. Om dat de kloofters do Mormiks*kap altijd zoo veil niet hadden; en veele Tienfchen buiten de kap niet gaarne van hier zouden fMcheiden hebben ; zagen ze by tijds't ecu of 't an- der kloofter op hunne hand te· krijgen. Zoo ftaat'er i Saxo Grammat ín Erico I V,
Κ sa / Zie du Cange v. Moiiachus.
ín
|
||||
$66 Aa Nt E κ e hingen ó i» ï)k
ïn zeker boek van deAbdy m Conchesi de Abten bei
Konvent hebben ean alle de voorneemde Ridders belooft dat ze hun, op hun d*odbedde, het Monnikskleed zou- den geeven enz. 3. Angelus Politidnus is by de geleerden «00 be-
kend , et» word van ieder een zoodanig geroemt, dat ik zijnen lof hier niet behoeve op te haaien. Het geen Erasmus hier zegt, en't geen we Jof, Sca~ liger zoo even tot zijnen lof hoorden zeggen, is een genoegzaam bewijs wat achting de geleerdfte man- nen voor hem gehad hebben. Ik zal 'er maar eeni- ge woorden van η Erasmus by voegen. Ik beken, zegt hy , dat Angelus een Engelfch zier/land haá^ en een zeldzaam mirakel der natnure was. 't Geen Erasmus noch Torder zegt dat R. Agricola den zelven Politid- nus in deftigheit van ftijl te boven gíng , fchijnt be- veiligt te worden door het oordeel van hui. e Vi» vez : dewelke zijn Latijnfche uytdrukkingen ge- prezen hebbende i evenwel niet gahfch voldaan is bver de deftigheit van zijnen ftijl : want, zegt hy; ter wij Ie dat hy rhet eenige üytgezogte woorden en' fpreekwijzen , als koftelijke gefteenten , zoekt te pronken, leidt hy den Leezer te verre van zijn (luk af; en overlaadt zijne redeneering met meer woor- den en fpreuken als noodig was, Jóf. f Sealiger heeft het ook tegen den ftijl Van zijne brieven; de- welke naar zijn Oordeel te hoogdráavend is; en al te zeer naar een Redenaars ftijl gelijkt. Daniel 1 Huet'ms, die zijnen lof zeer hoog opvýzelt, prijíl hem byzonderlijk daar over dat hy zich niet flaafte- Jijk aan iemands ftijl verbindt, en onder 't juk van ten flaaffche navolginge niet bukken wil ; maar op zijne eige wieken drijft. Hier rrieen ik dat fommige Schrijvers wat beter op dienden te letten. Volgens eenige Schrijvers , als P. r Crinitus en
J.Gerardus f Foffius, had hy grooten zin in nieuwe woorden : maar uyt het antwoord van t Politianui zelf, dat hy aan Barthomtexs Scala over eene dierge- ííjke opwerpinge gefchreeven heeft 3 fchijnt te bllj- m ïbïd» η In Cicero».
o De Trad. discipl. f Scaligcriana,
η De dar, Intcrpr. r By Voflïu», lib. 4, taflit» «*
ƒ Ibid. i Epiíh 1. übri t, .
|
||||
Ï5ËSCHRYVINÖ VAN GrONÍNCE», φγ
ken dat men in zijn leven meer gevallen heeft over
zijne oewerwetfche en vreemde woorden. Want zijne verweering loopt daar op, dat het niet onprijs- baar is, Latijnfche woorden, die by goede Schrij- vers gevonden worden, hoewel dat ze by verloop van tijden buiten 't ge-bruyk zijn geraakt, weder ir! zwang re brengen; en die oudt en verfleeten zijn» weder nieuw te maaken. Bartb. Scala had zich zel- ven op Cicero beroepen: maar Λ. Politianns vraagt hem ofhydaa/^rro, Livius, Sslufiius, Quintilianuf^ Seneca, en beide de Pliniuffen , als barbaaren , ver- werpen durft. Op diefpreuk van J. Cafar, dat een ■woard, 'i welk niet Zeer in gebruyk «, gemijdt tmct worden ah een klip, antwoordt hy zoo dat díe fpreuk leer goed was ten tijde van'^. Cafar, als ieder een de Latijnfche tale fprak. Maar nu* zegt hy, is de Latijnfche fpraak doorgaans onbekend; en men leert ze niet meer by de minnemoeders, maar by de Schoolmeefters. Die meeiters , zegt hy, moeten zulke woorden voor gebruykelijke en gangbaaré woorden houden, die uytde boeken der oudeSchrij- veren getrokken worden. En als Scala in zijn ant- woord toonde dat hy groote achting voor Livitt* en Sahfiius had ; maar voor Seneca, QuintiUantts , en beide de Plinwfftn , zoo groote een achting niet fcheen te hebben; daar antwoordt Politianus op dat Scala, die 't al te drok met het fchrijven van hifto- rien had, geenen tijd zal gehad hebben om de voor- treffelijkheden van die Schrijvers na te zíen. Om 'er dit by te voegen, die Scala u was zoo vies;
dat hy Hermolaus Barbarus, om dat hy het woord Fer- riiminator eens en andermaal gebruykthad, den naam *an Ferruminator gaf; ja den zelven naam toegepail bad aan alle zulke Schrijvers, die zich van eenige "iet al te bekende of gebruykelijke woorden bedien- en. Doch, als hem zulks door angelus Ρolitianui ie gemoet gevoert was; geeft hy 'er dit antwoord op f dat hy het in den eigen zin, en als het noodig is, Wel gebruykt wil hebben ; maar niet in een oneigen *in: en daar in zal hy waarfchijnelijk'tgrootíte on- gelijk niet krijgen. Onder anderen heeft hy't tegen de hardigheit van
* Ibidem.
de
|
||||
368 OUDHEDEN ÈN GESTICHTE^
de letter R; dewelke driemaal in Ferruminatorvööt·
koomt: en hy toont dat de Poeê'ten , als ze van eenigë harde en rouwe zaken te ichrijven hebben,zulke woor- den opzoeken, ín dewelken de letter R meermaals gevonden Word. .Als die letter verdubbeld word, zegt hy , dan fchijnt ze veel harder te brullen : zoo als blijkt in terra en ferta; welker geknars fbmmiger ooren níet verdraagen konneft. Dewijl ik toch aan 't üytweiden ben: zal ik hier
ftoch byvoegen dat zeker Predikant, dewelke te Ro- me niet lang geleden een Sermoen Over de H. Maagd zoude doen , de toehoorders in Zijne voorrede be- loofde dat hy een uur lang oVer de Allerheilígíte Maagd zoude preeken ; maar, om de teerheit hunner ooren te fpaaren, de letter R niet eens zoude ge- bruyken. Daar laat ik een ieder zyne bemerking over maak en. RASQÜËRT.
(Ce &a$qnert / bicïjt δρ $Bafío gelegen/
fïaat Set t$tmnï)U%$ Meyema.
W Α R Ϋ Ü M,
parfum/ ín öe S5nïïe ban ψαηφ Pius ow
bei' oen naam baní^arefum bermelb/ en ban onö$ UDerpiietmitn en ifoevyfym genaamd/ i§ eíf but'5enb fcjj^eeben ban koningen/ maar geen boïftomene tfoee bM5enb fefljeeben ban jjet scëffranb gelegen. Alfridus , ín ï)tt lebètt batt g, Ludgerus,
noemt &et een Villa: gijnbe geiooon öie öena'
ming aan 3nïfte bo^jjen te geeben / bie een reeï)tïjup$ en eene paroejjifteeft fjeöben* 23et)alben be parocijiten fjeeft *eï ooft een
Moofler bet· j&altfjttfTcjp iiiböeeen gcfïaan; bie baar ín't gebolg ooft een fóommaiibcur φ hmmti fjeböen. fier fïaat Jjet abeïp fïot J^arfembnrg*
Μ ί D*
|
||||
Van Groningen. 36$
MIDLËSTUM.
j&iblefïitm / 't toeïft fcgter náafc een fta&
0dpt/ i£ aeï)t &«ρ3ε!ΐ0 fcjfêeeben ba*i <é#* IH1100/ nöojbtóaart op/ öp een bjne|)tiiaareii 0?on& gelden, ©it öo#>/ bat Ög öe ^eíjnjberg .baul&erum ooft níet lof foo^ö bêemeïb / fjcrft tod-eer/ bolgen^ ijlt fe{j$uen ban Menfo AI- iing, een Hapitteï ban líanomiíHften öeïjab i en ï§ 00& be bjoonplaatgí ban een ïïanbbenert gefcücefï. Sfn 't jaár r 124. toiecö bit Sanö beftenfegag
ïtooj eenen Alfardus eenïeebt. Η V Ζ Ι Ν G É.
^ΐφ'ηρ / öari otib^ I^bnuje eri ojí 3tjti
latijnfcö Husdengiim 0enaamö/ i^opbeup tcrfïc paaien ban ^un^tigb/ rtegen bn^enö fj%eben ban <2B^omiHje / naar t J^oojben toe/ 0elegeti, Eoo beeï a$ men giffen ftán / i$ bé Parocgiiitóft banbitbo^p bebient geüieefibooj j^cefïee Emo, bie naöecfjanb Höt vsan Wt* rum 0efoo#èn \%\ 300 a$ Nienco ín be$jeif$ jeben beegaaít. &mo3eíf/ feönjbenbeobecjjec jaac i ι ^/maant getoag, ban ijèt bo#> ïjiü^binge; R Ö Τ t U M.
èqttum / een bo^pje ban HWngo /erf
tien bu^enö fcfeeeben ban Zonnige naac 't £oo?b-no0;b oofïen toe gelegen / \m$x öift* totfê beemeïbt öp be ^c{j#jfcr£ ban J&erum, |ct $ toel-eer taucjjt getoeefï toegen$ mii Α a be^
|
||||
370 ΑANÏEKENINGEN ÖP t)E
bermaarbe füöbg / ban öc «i^bec bet 23ene*
£l)et fcjjjíjnt sijne benaaming geteegen te
geoben bau jjet roobe oaff j ai$ of men 5cííie fóoot φίτιη. Sin 't jaar nr^.i^ Haico -ffiöt ban #ottum
gctuecfï: en ín 't jaai* u8o. Folcardus. $o!gen$ eenen B#ef ban 't jaae ifzp. fjeeft
'et; ban oub$ ö|? föottum ren ^onmhioofttt gefïaan/ $5ttlt§tm genaamb. ©oïgeng Den 5dUen ojief fïonö *ec ooft β. Annaas Woafier/ ban De <£ífttttí o$ee; geip ooft te kneuen een «loofier fïonb ban S&eneoïntgnei: jonnen. STITSWERTH.
^tít^fijertlj/ een gering bo&ije onoet; $un>
3U1S0 /ijs eertijö^ ban giooter aaiden getocejï om bat 'er een ftïup£/ bat $ een nlooftec / fïonö, ligt bit feïoofíér/ 500 al£ Emo op fjet jaai* '1114. berteït/ öeeb De tfibt ban iHottiim ecnen $&önni& gaaien/ bic get. boïn ban öe roiri#ig£p?ebifier£ afgetoenbt f)aö:en β^ιtïccö jjem/ al$ cmm <è>oa$ïafïeraae/ boo^ssjo le> ben lang ín een onöeraarDfcfje (2) fgeloun üp fluiten, ^t$bio#Ij foierö ban ouD# ^rrtíf tdertf) genoemtj en t£ mid fcjjpectten ban ^iottum gelegen, AANTEKENINGEN.
τ. DeLeexer behoeft niet gewaarfchouwt te wor-
den dat Rruy--predikers hier genomen word voor Pries- ters of Monnikken díe overal omgezonden wierden, om de menfehen tot de Kruystogten , en tot het -fchieten van het noodige geld, op te wekken, ft wil hier den yver der Pauzen in 't voorwetten van de kruyj-
|
||||
Í3ESCHRYVING VAN GRONINGEN. J7ï
kraystogten, noch de bereidwilligheit der Vorftcri
in 't beoorlogen der Turken , niet tegenfpreeken. Ift neem nu alles voor een goeden yver en eene loflfe? lijke bereidwtljigheit aan. Evenwel durf ik zeggert dat deze Monnik de zaak beter kan begreepen heb- ben als de Abt van Rottnm. Die de hiflorien deï Kruysvaarten geleezen heeft, zal ook geleezen heb- ben hoe dat allerhande ongebondendheden ,. zonden^ ja fchelmfiukken eii gruweldaaden , ónder de Kruys- vaarders in zwang gingen. Zoo leeft men by den Monnik α Robërtus cm by den AartsbiiTchop 6 hal- dricus , hoe dat de Kruysváarders tot by Kon» llantinopoien gekomen , de huyzen , paleyzen, eri kerken der Grieken uyrplunderden, en'er den brand in (laken, en alles roofden wat 'er los en ν aft- wa$4 De laattte voegt'er by dat deFranlTen de argften vari allen en niet te gezeggen waren: 't welk door Gut- krtus sfbbai {tlift. Jerofol,) ook beveiligt word; Zy roofden < ert kaapten op malkander, wat zeroo- ven en kaapen mogten: en ieder deed den andereri zoo veel quaads als hy koir. By Albertüs d Aquenfis Raat te leëzen hoe dat de Kruysvaarders niet anders deeden als llempert en braflen , en met allerhande vrouwluid.n dartelen en hoereeren. De landen daar ze doortrokken , als voor al Hongarye, ál wierd hun van de inwoonders allerhande lèeftogt bezorgt^ en de groötfte vriendfehap van de weereld beweezen» wierden van dieChriitelijke krijgshelden in den grond 'bedorven: het koren, op hoopen (taande, úit lou- tere dartelheit verbrandt: de maagden gefchoffeert; de getrouwde vrouwen misbruykt : de manluidert mishandelt, en tot fpot by de baard getrokken, of de brand in de baard gedoken. Rooven, branden, boorden, wierden voor een klucht gèrekent. Zý leiden zelf; zy wilden door" een fchetsje toonen % j^°e dat ze met de Turken zouden leeven. Een ze- Ker Schrijver , met naame f Gautherius , heeft het !e*en van de Chriftenen , die het veroveren van 't H. ' Lib. i. b Hift. Hicrofol. !ib' i, ,
c Raimund. de A<jj]es Hift· Hicrof.
ί Hift. Hierof. Hb· I circa finciiK
« Guibcrt. Abbat. Hift· Hierofol.
F Gautheril bella Antiochena ; fub itnem Übri f,
ÁU LM
|
||||
371 Aantekeningen ë ñ ß> å
Land bygewoont hadden, met geen beter verwen
afcemaalt. ...
Laat ons die menfchén eens befchouwen , zegt
hy die zich over 't inneemen van Jeruzalem, om dat' zy dat bvgewoont hebben , zoo trotzelijk aan- itellen Wy zullen zien dat niemand van hen in fchelmftukken , verraderyen, meineedighedtn , voor een ander wil wijken. Om dat ze Jeruzalem en het eraf gezien hebben, zegt hy vorder, meenen zy dat £y 'er nu vry op aan mogen zondigen, Wat zal ik van de wreetheit zeggen, die de Chris-
tenen nae'tg inneemen van Jeruzalem tekende Tur- ken met koelen moede gepleegt hebben? Met koe- len moede, zeg ik, want de Chriitenen waren nu meefter van alles; en meeft alle de weerbaare Tur- ken en Heidenen zaten gevangen: ja een groot ge deelte had zich reeds vrygekocht ;en de anderen zou- dew 't van gelijken doen. Men vreesde dar de Ko- ning van Babel met een groot hcir mogt af koomen: dan zouden de Chriftenen,zoo als ze vreesden,met de wanden van binnen en van buiten te vechten ge- had hebben. Dat zal ik noch infehikken, of liever overflaan : maar oude vrouwen , jonge dochters, kinderen . ja zuigelingen die noch aan de borlkrt hineen, wat hadden ze daar van te vreezen ? IM wierden echter doodgeftoken , gefteenigt .vermoordt. De vrouwluiden, al dat moorden ziende, greepeti de Chriftencn om de middel, vielen hun te voet,, ert Leekten en kermden dat een lleenen hert geborften zoude hebben. Maar hunne herten wareh harder a fteen* zv hielden niet op van te moorden, vooraat !er "iet meer te moorden was. Dit alles raakte de eerften Krijgstogt, onder Godefroy van Bouljo** die „och belt van allen uytgevalien is. Maar om Ook van laatere togten te frrrtken, *J
hebben reeds elders «yt Mr»»-Abt van Werutr í« haalt hoe dat'er ook vrouwluiden, met het Kruy*g tekend, naar 't H. Land plagten te rejzen M«J zegt de Schrijver, die vrouwluiden vervielen ondtf weeën dikwiis totoverfpel of hocrery :too dat m ázxÏbomas, eenDominikaner Monnik, en Bewa» ÷ Albert. Aquenfis , Hift Çúìïà lib. *.
I Atul, Mauhsi torn. y #
|
||||
Beschryvinc van Groningen. 373
der van't H. Graf, aan de Kerkoverften van Vriesland
fchreef j zy zouden beft doen, met díe vrouwluidea t'huis te houden enz. Pit raakt de vrouwluiden maar ,· 't h zoo; maar ís 'er zoo veel beter ftaat op de manluiden te maaken ?Daarenboven, als men de hiiiorien van de la,atere kruystogten, Jeeft , zal men doorgaans zien dat 'er heerfchzugt, nijd, gierigheït, en meer andere fo,titen de overhand hadden. Veele rnenfchen, tot quaaddoen genegen; en ziende dat ze met 't aanneemen van't Kruys van alle fielteryen en fchelmilukken ontflagen wierden „ zeiden rond uyt: i Ik gae allerhande ondeugendheden pleegen ; want met het Kruys aan te neemen, zal ik weder zuiver worden. Voeg híer by dat de Kruysp-reekers. dik wils met
zulke een onbefchoftheit te werk gingen, dat'er de menfchen van grouwelden. Twee Pri.efters, uyt het Kapittel van Bremc, waren naar Vriesland gezon- den om 'er de fCruysvaart te preeken ; maar, zegt Emo Κ Abt van Werum, zy gebru.ykteu 't gezag van te binden en te ontbinden met zoo groore een onbe- fcheidendheit, als of het een degen ware geweeil in, de handen van een dol en raazend menieh. Ea dit was de reden dat 'er zeer weinige Vriezen tegen de Stadiiigers ter Kruysvaart begeerden op te trekken. Die Kruyspredikers, zoo als dezelve Schriiver vor- der vertelt, plaagden het volk zoo onbefchoftelijk; dat die van Fivelgo,als door eene goddelijke kracht, met fchrik en beevinge bevangen wierden. Voeg hier vorder by dat de landfchappen door afl«
die Kruystogten ganfch uytgeput wierden van geld en volk. Die t'huys bleeven, gaven zoo veel geld a's ze by malkander koiten kragen. Dje ter Kruys- "aart optrokken, hadden ook alles van noode: geld, fnondkoir, allerhande geweer. Dat zag de Franfche vjeeirel ijk heit ook: en was in 't jaar 13 3 ï . over die Kruysvaarten weinig verheugd; om dat die Kruys- Preekers al het geld uyt her íand fleepten. Zy koomen «w land arm maaken, en onze kerken bederven, zeide de Gecftelijkheit, om de kerken van Paleflyne weder aflaat te brengen, \ ïlde Ab!w· Uifperg. ^ Anal. Aut. Matthati, tom. 3.
Mczcrai in 'c leven vaa Phil. Valoii. Aa 5 Dia
|
||||
374 Oudheden en Gestichte^
Díe Kruysvaarders, t'huys koomende, waren dik-
wils verminkt of lam gelchoten: en die al zonder letzel waren, hadden veeltijds geene handen meer om te werken, 't Qorlogsleven, losheit, woefth'dt, iat'er in, ' Nu is de vraag of de voorgemelde Monnik, alle
die onheilen voor oogen hebbende, 7.00 een fcheliri- Öuk begaan heeft, en voor een Goddafteraar te hou- den is, indien hy den Vriezen , gelijk te denken ftaat, dezelve onheilen voor pogen [telde; en zijn belle deed om hen t'huys te houden. Maar wat zal men zeggen? 't Is wel meer gebeurt dat, het tegen fpreeken van de Kruysvaarten voor zoo een fchèlmituk en grouweldaad aangezien wierd. Paus m Johannes XXIII, met Ladiflam Koning
van Napels .oyer hoop leggende, en ivietderk ge- noeg om hem anderen tegeniland te bieden, had een, Kruysvaart teg'en hem afgekundigt. De Kruyspree- kers waren ifraks op de been; en gingen het voik over al tot het aanfehieten van de wapenen aanmoe- digen. Daar waren d'er ook te Praag in Bohemert aangekomen; die daar zoo veel volks wor ven , en geld inzamelden, als ze koiien. Drie Leek en van die Had, geene billijkheit ín al dien handel ziende, en oor- deelende dat het deu Paus maar te doen was om zij- nen vyand te verdrukken, fpraken dat kruyspreeken ^egen, dat wierd voor zoodanig een grouwel aan- gezien. Dat ze alle drie by de kop gevat wierden, tn hun hoofd, op, een ichavot verlooren. Zy begon- nen η al grooteri aanhang te krijgen : maar de vrees, yan even eens te vaaren als zy, deed de menfehen achter, uyt wijken. De Koning van Bohemen zelf, te weeten Wexcefltius, liet zich aan dat tegenfpreeken weinig gelegen zijn: want JEneas o Sylvius valt'er over dat de Koning in dit ganfche werk ganfch geen jvcï toond,e: alles wierd; door den Raad uytgevoert. m Spontlan ad.ann, r4rw Naucl. pag. 1045-
η L'Ënfanr Hift Λ Concile de Conih pag. Zij,
9 Maas Sylvius Hiii. Boheiu. cap. ζ f,
|
|||||
yYTV
|
|||||
van Groningen 375*
UYTHUIZEN.
'(Bit öog» / een ban bc umtfte ban ^mi^iti*
00/ en 13 iMisenö feffêeeöen ban Zonnige uoo^iuaarfë op gelegen/ tjeeft eeetp^ onöet* f tbelgo gepoft. Φαΐί geööcn de jfibeïingc-rg m bt I$nu5inger$/ qbee *t öesit ban 't 3dbe bo,jp/ fomtp$ geoo^ogtimet snï&en njatfïag Dat öe eerfïen &oot2gaaf$ te no^t fepaten: todfte oorlogen ban Emo en Menco, liöten bnu H^ecum/ &?fefj;eebrri tooien. ©et geeft een rpi ψανοφίκύί m%ab> bit
ben lf, Jacobus toegetopt hw$. 3(n t jaae n8o. twerö öeJMtaen öebient
boo^ eenen Wardus* een aöeïp en goïíb^icíjí tig man:, öefcudfte/ beneben$ be anöere ©α* troonen/ beseíbe «erft/ metaïíe gaane bejití fingen en geeeegtigijeöen/ obergegeeben geeft aan Oudgerus, Ubt ban 23ioemljof of Me* rum. ®aar op ö^ft Oudgerus ben 23iffcgop ban jtoífíer / Everardus genaamö / onöee tuien bat lanöfegaji ín 't geefïeipe fionb / om öc öcbefftging en inijniöing aangefguofttn » toanneec öegeoielöeS&ffegop/ ín't jaae 1x83/ ten geefïelpen flanö ban t seíbe íanufcgap Quam opneemen. JSaae öe $aan $ níet jon* tet beeï tcgenfieeeben^ Doodgegaan. Sjn't jaae 117Ó. biag %eee Ivardus J&ïflöoi
ban ïlytiju^en, ©it ipe eerfïe f!aat3i öie &e4foefle!pgett/
feoeit get beranöeeen ban öen <©ot$öïenfï en oe ïanbregeeeing/ gieromtrent geeft gegaö: welïte |ïaat3i ban ülptjmi^en en^qnert/lang^ oen oebec ban bt «0enib£/ tot <Pam en mtf< m toe fieent: en öantoeöec/ bantam af te Α a 4 rcït#
|
||||
f%C Oudheden ew Gestichte^
heftenen/ obetSopperfum/ ftottum/ ^an& tütttj en be bozere pïaat3en tuflTcfteu bie i»o$ien ganti en öu^ be ganfcïje ffreeft/ öie ten 3j|agelanb noemt / 'ö'ejjelft U S Q U E R T.
©ft 5ter $oote bo^Atoell níet beereban
*t Seeffrónb geïegeriígi/ bjíefcbíri't jaau ιΊμ'. riocö öiiber Jfibeïgo gere&eht; $00 al§ ugt fyt fcfetfben ban Emo bipt. 3£aar boafig't ty sehomen bat get boo? be bganben ber jfibe* fingerg?/ te toeeten be I|uii3ftiger£/ en booj èï bie ban «fénerntn/ afgefyanbt fcuierb $aii ïnentp af/ of aïtöan^ ai ober lang/fê Ijtt önöec Hun^ngo genomen. ©e gemelbé bganben ïjabben níet alleen öc
tDeereïbfcfje niaae ooft be geéfïeïjpé geboufcoen èeebsoefï, ^00 fcï)$ft * Emo bat be nerft/ wer ftet l|oog£uáarbtgffe ^aftrathent / i&oo| íte bïammen berteert 1$ gefojeefï. ' <SN htrffx ban flt$guett toa£ öe3eteï ban een
J&joofi; 300 al$ toe ban Emo, en ban Α Icing jelf / benefittooien gn 't jaar Í2.24. fïonb gier aï# f J^oofï/
ofHanbbeften/ IgeeeHerdciicus; en m'tjaac ï23f. i|eee Herbrandus.
^ao?be$3eif$ toeboen ié 'er toen een leelp
fegt begaan: en 3jjn be ontöeiïiiger^ tree net? * In Chroti. pag, i}4·
t Die Pro6ltën waren niet altijd gewijdf; Ja fommigc11
frarcii ook (2) getrouw t: zóo as ' Vigfrui van Zwichcin , wei-eer Deken te Munfter en I'rpoft in de OmJandén, roei deze woorden te kern en geeft: Behalven het D'ekenfchap b'io· «en de frad Munfkr heeft hy my ook eenc Preoftcly in Vrief* laad gegeeven; dewelke ik, al qium ik te troiiweti , gcl'r y weet # beijauden mag. (Vigl. in lite. MS. ad H»)^B' ïieïnp
|
||||
B^^^^w
|
|||||
VAN Groningen. tfj*
fidpe öerecöttgQcben iiooj Ludoiphus, den XXVl S&ffcfiop ban jfènnfïer / niet oen 23an aefiageii: toeïn bonn$ öoo? DenfêáugGrego- íus" Ι X &e6cfÜ0é í^ ®t gemelöe Ludoiphus, 2$íffc{jop ban
l&mifïer/'toag bolgen^ Emo oen i6 |&en 11Z7 ín a^íe^Iano genomen/ om ben fíaat oec geefïeïpe 3aanen te onöe^oenèn. Φοοι $jíe$ïano becfïaat fjn öe O^niïanöen; öie toen dnöee oen 25iffcBop ban jj&unfïei· '(fruitten : fcpant ïjet bdjoére 2^ie$anö / en <èjonmge gelf/ ffrmöen onöes Den^iffejjoa wan lltrecöt* 3fu 't jaae 1283. φ Everardüs ^íffcfiop ban 3&unfier/ enöe öei*De na3aatban Ludoiphus/ fcolgtllg {jet beebolg ban Menco, in Vriesland
gekomen, om 'er den iland der kerkelijke za- ken ce bczigtigen, en deonderdaanen van zijn Bisdom, volgens de. oude en loffelijke gewoon- te te verbeteren {of te beflraffen). Als hy dan te Usquert gekomen was, enz. fCen ttjöe ban Ludgems, oie ín 't jaat? 809,
23i)fcgojp ban jfeunfïer gefïo^ben $ / geeft jjiec at eene naoél gefïaan; 300 aljá Alfricus ín yt leben ban oen 5elben Lüdgerus getnigt: toeïae ^cj}$bet? Díe napelle ojj 3ÍJ» ylat ^íefco Vyscwirde noemt. Α Α Ν Τ Ε KE.NING.EN;
ι, DewijJ dit het z.el£de verfchil raakt, van't wel-
ke onder Schiltwolde gefproken word ; ial ik die ganfche zaak daar ómftaridiger ophaalen, ' 2. Deze Prooften waren eerft Dekens en Landde- kens genoemt geweeft : en dewijl Ubbo λ Ewmius het ampt en de pligten van die Dekens of Prooften ïeer wel befchrijft , en ook, toont hoe dat die waar- dJgheit rhetter tijd van geeftelijk, dat, ze. was, ger * Pe Rcb, Frif, lib. χ I. 2dann» 1270.
Α a 5, noegr
|
|||||
3?8 Aantekeningen op ne
ïipegzaam weereldfch geworden is; wi! ik ii\nt
woorden alhier laaten volgen. Aan de Eembs, icet liy, plagt een gecMettjk ampt te zijn, 't welk z'e De. Kenfchap noemden; die dat ampt bekleedden had" den den naam van Dekens.. Hy meent dat het akt lang in gebruyk is geweelt; en dat die Dekenfchap. pen, 't eene door het atrdere gerekend, noch nau- welijks door zes perfoonen bekleedt warengeweelt Zy waren door den ÍJiííchop van Munlter ingevoert · .en gingen de andere Pridters in gezag te boven: zeif ïoodanig, dat ze eenig rechtsgebied over die Pries- ters hadden Ganfch Vriesland, voor zoo verre als het onder den BifJchop van Munfter Üond, was in zekere oorden verdeelt en afgelcheiden ; daar die De- kens een foort van een gecftelijke magt over oeffen· den: zoo dat ieder van 's Uiilchops wege het op/igt over acht, tien, twaalf, vijftien, twintig, ja fom- tijds dertig, Parochien had. Al wat door de Gecile- Jijkheit, of tegen de Geelklijkheit en de kerkelijkeza- ken , hedreeven wierd; daar namen zykennnis van; velden d'er vonnis over; en vorderden daar boeten voor in, Voor al namen zy geduurig kennis van de huwelijkszaken , en van 't gene daar toe behoort; ijraften de misflagen , die daar in begaan wier- den. Zy pleegden recht op zekere daar toe ge- fielde tijden : daar dan de Geertelijken , van 't ge- Jeerdfte en godvruchtiglle flag, en ibmtijds ook ee- nige Prelaaten , tegenwoordig waren. Dat recht noemden zy het ïchenriucbt·, gelijk zy de vierfchaar den Scbendiioel noemden. Dit alles deeden zy ayt naame van den|I3iííchop, als die ,, zelf daar niet tegen- „ wo.ordig was; en zy bekleedden zijne plaats. Doch -3, indien hy zelf in Vriesland quam, om zijne plig- „ ten waar te neemen , 't wel,k ín die eeuwe vry dik· „ wils gefchieddc, dan zorgden ze voor al voorde ,, veiligheit van zijnen perfoon,en van zijne Bedien- „ den. Zy vergezelfchaptem hem: dienden hem ,, voor raadsluïden · onderfteunden zijn gezag. „ Daarenboven hadden zy 't hoogde opzigt over de 3, kerken, en de geeilelijke plaatzen , vaten , en ín- „ komften; en zy hadden de magt om den Kerk· „ meelieren van ieder Parochie, zoo dikwils als't ,., ημη beliefde, rekenfehap af te vorderen; en die » bun-
|
||||
Beschryving van G*onin£EN. 379
, hunne pligten verzuimden te berispen en te ftraf-
\, fen. Eindelijk waren ze als een foort van min- „ dere Biiïchoppen. ,, Opdat ze hun ampt des te vlijtiger zouden waar-
„ nectnen , en naar hun fatzoen beter beftaan; waren. „ hun eenige landgoederen gegeeven;of door het volk „ toegeleit : en zy hadden noch andere inkomften; „ die door de gierigheit en de beerfchzucht, met de „ venninderinge van 's volks gerechtigheit, nader- „ hand.vermeerdert zijn. Somtijds wierd de waa&- „ digheit van Deken ook gehecht aan de Paitorycn „ van die Parochien , daar de Dekens hun verblijf „ hadden: zoo dat ze dan beide de inkomften gé- ,, nooten , en de kerkdienften. waarnamen : maar „ dat gebeurde zeldeu. „ Naderhand begofren. ze Prooften genoemt te
,, worden, in de plaatze van Dekens: en't wasein- ,', delijk zoo verre gekomen dat dit kerkelijk ampt „ meer naar een weereldfche waardigheit, als naar ,, een kerkelijke bediening, fch.een te gelijken. Dit „ was de reden , dat'er zelfs de adelijke familien be- „ gorten op te vlammen ; en dat het van de ouders ι, op de kinderenen kindskinderen overging; en be- „ kleedt mogt worden van luiden, die in een wettig 3, huwelijk leefden ; 't welk onder de regeeringe van ,1 den Roomfchen. Paus met een waarachtig kerk- j, ampt niet t'famen itaat. Al? dan de Dekens, by ver- „ loop van tijden , van hunne eerfte inzettinge hoe ,) langer hoe meer als ontaarden , en de zorg der ») geeftelijkezaaken lieten loopen ; enalsde Biiïchop- n pen niet meer in Vriesland quamen; zoo zijn 'er j, nieuwe naamen van Officiaalen en KommiiTaris- » fen, en nieuwe ampten , iu de plaats van de De- >> k«ns gekomen. « Μ O Ν E W Α L D*
®tf % een bo#> ban jftbelgo; ín *fc toilïte
Stt οηρί lian eenen «èbeïinan / bie eencn 00;* toö tuffegen be ^wi3inger$ en be #!beïtnger£ öcroïtftent ïjab / boo* be obet?toinnaar£/ te toeeten be I|mi5tngei$ / aan b?anb gefto&eri |
||||
|8@ Oudheden en Gestichten
f$. $Mt toOp ban Emo van Werum ♦ fttyty
benut obee ïjet jaac nii, omffanbígei? ím
ftaalt LANDWEER, en'tZANDE.
*®u$t bo&jen/ ojibec jfiMgobefjooeeniic/
Jboo? al Ijet2ana/ bat 1*00.0. fcfjjeefyen ban <ö%oninge ten $oo?boofïen öeiegeti $,/ &é; ïjoeoen toegen^ be tyucgtbaarjjeit gunnet? ïan*> fietsen boo^ geen anbere bc^pen te toijften. 3$ant geïp be jj&onnihnen 'ban tijb tot
Éijb op beefcfjeibe plaatsen ban J^ie^lanö en be<^niïanben/ tegen't ouedoopen ban be 3ée of fboomen/ open ongemo^pen geböen; 500 jjeeft men ooft in 't jaát?12.5-7. t*?*" b$n boe* 3em ban be <^erab^ een liieuUjen bíjít beginnen on te taerpen. '&$t$m op / bie ban 't giauö totbejfibei toe liep/ ijeubeubie ban't^anö/ ban J&mini/ m be bo^beee mebefíaube^/ gêïpetfjanb opgemaakt/ en in 't jaac n66, boltroïmen; 300 aï^ Menco ban lintram aan* geteftent geeft. 23ρ t ^anb fïaat Set abeüjft jjupgï Ümpceda, bu berho^ting Qmpu.
E E MUM, waarfehijnel-ijk ENtfM. gin'tberboïg ban Menco, op, Jet jaac 1 xSo,
|uO|b gebjag gemaalttban een bojp/ Emum gjenaamö/ en niffcgcn^irtijum m.4Bm&bi11. f ibelgo gelegen. 3|et gemee» gêboeïen $ bat 'ei* be Iettec M,
boo^ be fïoffigíjeít ber ïtntfcöjperen/ ingefïo^ pen f$ in be plaatse ban Ni en bat 'er bcr* íjoïgen^ <£mmi moet geleden mojben. #$t<0imm i| tegenmoojbig een Wein bow
|
|||||
VÁN &R.ÓNÍNGÉÍÍÍ '$%t
jt; bat cïf bui3enb fcfeeeben bán 4B>?onínge/
naat' ben 3omerfcï}en opgang ber 3onne toe/ geienen í£; en toegen^ be fyugtbaaröeit bec ïanöernen nautoelt)^^ boo^ eenig bo$! befioeft te topen. W ï R Τ Η ü Mi
jftMrtSum/ t'öang Utebum genaanib / $
tien btU3enb fcfeeeben ban <&tonU\Qt/ en níet becre ban öe jfibel/ gelegen, Igefc toojb aller* eerfï bermelbt ín 't berboïg ban Menco, 09 {jet jaar iz8o. ExMETHAj dat Ís WESTÊREMDENj
®e3e plaats íao^b bíntoíl^ ban Emo enEmctheea
Mcnco ban Wtvum bermelbt/ aï£3ünbe tmmad0t?* tiogj oiiber jf ibelgo öeijoorenöe. Het $ aïbu$ genoetnt naar be <£emb$: bantoeinen bïoeb/ tot bit bo&i toe / een öaben plagt te fïrcnnen, 3®aar bat bit bojp gelegen $ getoeéfl/ öïtjfet genoegzaam ugt ben naam; bie itoc& oberig $ gefiieeben ín een gering oo#je/ bemefieti öe fibel of be dammer baart / negen bu^enïi fcfeeeben ban «ö^oninge / en biet bu^enö ban i^et-nm. ©algenf ijet festoen ban Menco ïjab bic
Í5o?|3 eene j^arocfjihera/ bie ben fè, Andreas tocgetotjbt toaué: en ober behjeïne begoten ban perum/ 300 aï# me reeb^ aangetoee5en ïjeö' ben/ ja Emo 3elf be ^ticï)ter ban bit Mbty/ maat geoeffent Rebben ^tt fjeeft eén bermaarbe markt ge§ab/ 300
lang aí^ ^et bíenflban oe íjaben aonbe Rebben: ja $ langen tijo beuenber gemeefï otiDer ben naam
|
|||||
§Bfi^B
|
|||||
jSl A AKTEkEÍÍINGEN bí> hk
«aam ban be maefct c-í")· ê$ ban €möbé,
<Pan jjeeft Bet noeB berfeBeibeiie recBten ge? Bab; a$ (ι) i. i^et ^töpeïrecgt; . α. ïfet cecBt om geib te fïaan ·> tóeln gelö
^mböecmunt fcoierb genoemt; en langen tijb giet om fïreen$ gangbaar φ getoeefL 3cïf^ $ be geBe«ggen$ ban be 3 ^mööec gnlben nocB niet te níet gegaan. 3. ï^et recgt ban eene bermaarbe &tljok/
om 'et* op be toetenfcjjappen te fïnbeeeen/ en ook ban eene laage fcíjoïe. <b\m be eerfïc Beeft Emo get op3igt geöab/ eec bat Βρ tot álDt aangefïeït toierö. ©e tbaeebe $'er booj Menco *, aï$ een tmeenfcöool/ ín't jaar \ i8<s. bggeboegt 4. <$inbe!p 5tjn 'et* ooit giïben getoeefï 5 50a
elý be plaatp iétïbenamp / bit nocB ín toe3en $ / te aennen geeft. lEaar beje fitffïer f£ booi Bet nooblot ber*
iiietigt t toatit be bïoeb <2£cmb| B^ft 3°° beel fïp ín be Baben ingeboert bat 3e ganfcB bec- flopt $getoo$en: en aïleng^ ngtgebjoogtí^; en bo^ber met ben b^eft ban be mifïfjoopen / en met fïroo/ gebempt fcoierb omtrent bm selben tijb i# be ftern ban^i
Andries ooft afgeöjanbt: en aïbi$ fcoierb Bet aï Rïeinbec en nïeinber/ en begon 3$efier- <Ö*inbe genoemt te ioojbén* * De Abt Meuco, *oo als *er in 't gevolg van zijne Krd*
nijk op het jaar »281. aangetekend ftaat, heeft het kinJer- £bliool op het bevel van Mijnheer den Abc van PicmonftreK, en van de andere Oveiften (difSuicorcs) der Piemonftreit · or- der i in de Parpchikerk Vau Emctha bycrgebr.igt. |
|||||
AAN-
|
|||||
*
|
|||||
Í3ESCÍIRÝVÍNO VAN GkÖNINÖEN. 3^1
AANTEKENINGEN.
ι. Op deze markt, dat is te Emde aan deze zijde
Van de Eembs, of Wefter-embde, plagten de Five- lingers op den et riten Maandag na drie Koningen 4 t'iamen te koomen om hunne iiurgermeefteren dert eed af te neemen. ,'". V 2, Volgens Μζηζ,ο α Ahin% zogten deWefter-Ern-
dersvan hun dorp eene rtad te maaken: en, zoo als hy vorder fchrijft , hadden zy die rechten niet van de üppermagt vefkreegen; die alleen gerechtigt is om zulke rechten toe te itaan : maar zy hadden ze zich ïelven tegen de keuren van dealgemeene byeenkom- ftc der Vriezen aangematigt Düs is díe ganfche toe- leg, zoo als'er by den zelven Schrijver volgt, in eene andere algemeene byeenkomfte , die te Gtonin- gen in 't jaar iz^i, gehouden wierd, door de Gro- ningers en Munzingers belet. 3. Deze Emhder munt, en Emder guldens , zoo
TihUbbo b Emmius het verliaat, zien niet op Wefter- Êmbde, maar op de vermaarde (tad Embden, over de Eembs, 'm Oolivriesland. Hy zegt dat dit Emb- den in oflvriesland , in zekeren brief over ,· de 340 jaaren met de hand gefchreeven, Emetha word ge- noemt; en toen een klein Iredeke was^ met geringe en enge vellen omringd : dat het toen evenwel on- derde lieden gerekent wierd, en al burgerrecht had 5 dat de Oudheit van deve itad daar uyt blijkt, dát bet Embder Gewigt, en de Mant,, foen al vermaard en hl gebruyk waren: want die van Norden.door een twaalf- jarigen oorlog tegen eenige nabuuren afgemat,en over- wonnen, mollen volgens den gcmelden brief duizend '"arken louter goud , en vijf duizend marken ziívers^ íwbdergewigt en munt ,aan de Overwinnaars betaalen. Hier uyt, zegt hy vorder, blijkt de quade trouw of ^n minfre de grove dwaling der genen , die getracht «^bben den onkundigen leezer wi|s te maaken dat tmbden (aan de overzijde van de Eems in Óoirvries- land) over i6it jaaren noch een gering dorpje was, fltchts uyt eenige vïiïchers hutjes belfaande. a ''art- ι. in Emttin. I De Frif· Oriënt.
c Dit fchreef hmmms in't jaar ïfif.
ï)och
|
||||
384 Aantekeningen op de
Doch de Heer Menfo Ak'ing, die Memo tot eeti
ttidze heeft, en van onzen Schrijver nagevolgt word, fielt het alseene gewilTe zaák dat het vermaarde Emb- den , aan de ooftzijde van de Eembs,in 't jaar Í300. niet anders was als een floten een dorp. Dat ze dier- halve leelijk mistafteti; die de Embder munt , zod even geiheld , aan EihBden in Ooftvriesland toe- fchrijven j om díe ftad aldus eene eeuwe ou- der te maakeri. Hy voegt'er by dat ze geen ander be- wijs van hun zéggen hebben, als dát de Embder munt, volgens het fchrijveh vmEmo , iri 't jaar 1x33. orer de Eembs gangbaar wás: als of het geld, zegt hy, iioit gangbaar Ware buiten de ftad daar het gemunt ís; zelfs niet by bohdgenooteh, die maar door eenen vloed ván die ftad gefcheiden zíjn. Maar de Heer Gerhiirdus d Outbof neemt het voor
Emden in Ooftvriesland en voor Emmius op: en ik moet bekennen dat zijne redenen niet te verwerpen zijn- Dat de Heer 'Alting het Groninger dorp Wes- ter Emdeveel ouder ftelt als Emde over deEems, koomt den Heere Outhof gáhfch ongerijmd roor. Dan had men ons Emden, zegt hy, tor onderfchei- dïng van 't Groninger Emden, Oofter-Emden moe* ten noemen: want men geeft nooit eènen bynaam aan een ouder plaats , ter onderfcheidinge van ees nieuwe: maar wel aan één nieuwer plaats ter onder- fcheidinge van een ouder. Hy twijfelt ook of 0es: ter-Emden wel voor den 'rechten naam van het Gro- ninger derp mag gehouden worden: wijl men inou- de handfehriften ook Wefter Ende en Wefter Emde gefchrecven vindt. Dan hierop wíl Hy zoo fterk niet 'dringen. i .
Voor al kan 't de Heer Outhof niet lijden dat de
Heer •?//*»£ het beginvan de ftad Emden tot het jaar 1 jco. toe verfchuift. Hy wil veel eer met Phil.Clx- iierius gelooven dat Amafia, van Ptolomaüs en andere Schrijvers vermeld, voorde ftad Embderi moet geno- men worden. .ut Voorts dat het oude Emetba, öf Emedc, van net
tegenwoordige Embden niet Önderfcheiden is, en
ceehe overeenkomfte heeft met het Groninger dorp
Wefter-Embden, bewijft hyuyt de oude zegelen vsb
d VahdtWaiervloeden, jíj, j6o> eiiz. ^
|
||||
f * ■ ■ ■ · ■
BÊSCHRYVINé VAM, CxRONJN(?EW. , $f
de ftad Embden ; dewelken noch tegenwoordig op
het Embder Raadt,huys bewaart worden. Op de ze- f?cls, op dewelken de H, H. Kosmas en Damt anus af. gcbeeldt worden, Haat dit omfchrift: Sigillum Bur- gtrm, in Emeden. . , -t j... , , , , ; ... Ik wil het zeggen van den Heer Outhof niet.al te
fterk tegenfpreeken : maar dat e Menen t een Schrij- ver van-de dertiende eeuwe, den naam van Èmetha aan Weder-Emderi geeiff,- fchijnt het zeggen van dea Heer Áltïng menkeíiik te beveiiigen : aan Wefter-Em- den , zeg ik; want men zal niet bewijzen, zoo als ik althans meene, dat het klooitcr van Bloemgaardc in de kerk van Emden , over de Eems, iets te peggen, heeft gehad ,daar het nochtans, volgens het fchriiyea van Memo, te zeggen had in de kerk van Èmetha; Wat den bynaam of toenaam van W^fter % in Weiter-Einde, irélangt· Íadien nien bewijzen, kon dát,die in de der- tiende eeuwe, of ook wát vroeger of laater, in ge-j bruyk wa^ ge weed ; dan zoude.de opwerpingvan den Heer Outhof níet onbillijk zi|n: maar die benaming kan opgekomen zíjn, toen Emden in Ooilvriesland het Groninger Emden over't hoofd begon te waflen. Want door dien Emden inOoltvriesIand toen mag- ii^er, vermaácder, en aanzienelijker wierd; zal het Groninger Emden ,,.fot pnderfcheid , zoo eenen by- naam van 1190de gehad Hebben. ,.<■>■ ík (irijk eèhter geen vonnis; ik geef maár op*, wat
dat 'er wederzijds kan ingebragt worden. ·. Ik hel* achting voor den Heere Outhof; en daarom geloof ilc nierdat hy .mijnen yver , in 't nafpeiiren van de waarheir, ten quaade duyden zal. Ja ik beken, in- dien ik gehouden ware over dit gefch.il oordeel tè vellen,dat ik my noch langen tijd zo uw moetert be- kaden. STEDEHEM, ofSTEDUM,
bý verkorting -. . STEEN.
• ®jt öo#/ ín fifytlQo %tlwn/ i§ imifbi
«a«5fettuJH #mte$ ϊ*οβ}, niu fjGofïöfc * en Β b fifeft
|
||||
φ6 Oudheden en Gestichten
geeft ben naam gegeeben aan ïjet Bggeïegen
bofcj) ^tebertoaïbe. ©it Bofcjj / 't fcoelft ín ben UMber Bjief bermelbt too$ / $ naöer; fcanb ny tgcroeit; boc§ be plaatg / baar fiet ge* fïaaii |eeft/ $ noeö Beftenb onber ben naam tan Stuerwold.
<Pe naamïoose &Wwf bie (jet becboïg
op Menco gemaaftt geeft/ fegjgbenbe obeê fiet jaar 1x84, maar níet 1290 gelp Bg Menfo Alting fïaat/ fpjeeftt met lof ban eenen Eppo Bolesmona van Stedum. 't 3®&$ eelt fyoom
cnbeugb$aani man} bie met meer anbereebcn
b^oome Imben eentn Eibo, en be Befyíegergeu fcan eenen beften Aibertus, tegenfïonbi f« ben abt ban itëerum Begunfïigbe. 3§ier fïaat Set abelp Ρρ£ ^itterfum, ';".w e R υ μ.
i^ernm 'tö een bo?p tuffeQen «feoninae en
^amme·, 't bjcifc / 300 ai$ Menco ín #* ïtjonp ooft fcfcflft/ öeoofïen $m&MfW geïegen i$* Λ ^aat fïonb een J£arociper&; ober öetoeiw
Emo in't jaar ι ζ 10. ïjtt recijt ban bef aW te bergeebcn geteegen fjeeft. Emo, een leeft te &omer$toerf / Bab 0
affeïjeib ban be (O toeereïb genomen\ enöi (x) ítfeebíng ban £. Bencdidus, joiiDcr «Λ»; ge gelofte gebaan te IjMm/ aaÁgetroRM», ΦΰΙ\ öab f)g met be toefïímmínge ban o t to ι»
$5ífícoop ban $©unfïer / eene bapeüe op 39" lanbgoeb geöontot. 25ρ bc5cn Emo fieeft steö ín't jaar 1^9·
een anbere Emo geboegt i na bat ög 5,c9 a; fcooren^ ban be f afïocye ban $u^iii0*on* |
||||
1
|
||||
-------------
|
|||||||||||
vak Groningen. 38?
fïagen jjaO· S^^iöe bit Emoos, ná öat 'ei* met (p Reinerus of Reindo OeïllíiOt batl 't ttaafi*
gefegen Mooffec een bergeïp getroffen foap/
pben 3iefj in Oe (4) S^enianfiircit o,?öee öe* geefcen, ®oc§ öe j>ticïjter (Oer 0emeiOe M* pdJe) geeft Oen iaatffcn Emn, a$ ban íjocm ger bjaaröiojjeit 3ijnöe/ Oen. boójrang (f) φ gceben: st bjeïft aüe^ in Oen bólgenOen b^icf Dan Oen S&iffcijojp ban ji&itnffer nptgeöjultc fíaat *; De Bifichop der Munfterfcíie kerke wenfcht
allen den geenen die dit gefchrifc , 4 . Mees- ter Emo , voor deezen Plebaan te Husdinge, υ by ons gekomen ; en heefr ons bekend ge- maakt hoe dat zeker leek , Emo van Romers- werF, begeerende godvruchtig te leeven, op zijn landgoed een kapelletje opgerecht; en de kleeding van S- Èenedeêlits, zonder eenige ge- lofte gedaan te hebben, uyt handen van den Abt van Fildwert ontvangen heeft > en nadcr« hand weder naar zijn landgoed gekeert isj daar hy y!"ycnopzich zelven heeft geléeft.. Naderhand ,s f gefchiedt dat de voornoemde Meèfter Emo, ue weereld verbatende , op de zelfde plaats naar den Regel ván S. jfugufiinus en van de ^ernonííreit-order heeft beginnen te leeven, enden Heere te dienen: wien de andere Emo, peeren de Stichter der gemelde kapelle, ooi at hy van hooger waardigheit was, den voor-
in gcgceven heeft ·, en hy begoit ook naar den zelven Regel , die hem verheven der en rycrfcheen, te leeven. Zoo is het dan dar
|
|||||||||||
^5 die hun-beider bedrijf goedkeurenen priji*
|
|||||||||||
^n ι den voornoemden Meeiter Emo volkö*
Emenif, Chron. pag. ie. Meao Chron. pag, lég. |
|||||||||||
BL * fii ·; i
|
|||||||||||
^^SSfeKaiMa_____________'■■■-' ____iLM
|
|||||||||||
π
|
||||||
388 Oudheden en Gestichten
mene magt gegeeven hebben om Gbdt den
Heere inde gemelde piaatze volgens denvoor- gemelden Regel te dienen j en om daar ook, met de toeitem rninge vanden tegenwoordigen Stichter» Broeders en Zufters te verzamelen. En , op dat hier over by de nakomelingen geen twijfel mag onrftaan , hebben wy deze vergunning met ons handfchrifc en zegel be- krachtigt. Gedaan in't jaar 1209. eiiz. De kerk gjn 't jaar; ia 11 i§ öe |)arocfjiten baii
vanwerum |^crum aan bit nieutoe feïoofïer gegeeben; na ""uwc bat öe ^afíooj ^eneöintnnei; |&onmft ge* kiooiter toojöen \bq$. gcgceven. 3^ VjOO^emtlkt ffltCtfttV Emo , tlU φ\)ΐφ
ban t nloofiec 3jjnöe/ $ níet eentge ttmv
3dïcn naar üe Hlbb« ^emonfireit getro&fccn, en ijceft 39η boojneemen baat; aan Den Wit Gervafius te bennen gegeeben. Gervafius,3!jii goörj?utï)tig boóineemen ftffeenbe/ ïjeeft jjem bee3en b^ief ban tioojfclpijbingeaan Oen f aug ban töome meöe gegeeben ί Aan den Eerwaardigften Vader en godvruch*
tigften Heere , by Gods voorzienigheit Op· perpri'eftcr der fïeilige Roomfche Kerke, word van deszelfs ootmoedigften dienaar Gervafiuh geringen Bedienaar van de Premónilreit-broe- ders , een zeer ernftige wil om te gehoorzaa- mèn aangeboden. De brenger van den tegen- woordigen brief, zijnde een Kanonnik van een nieuw kloofter onzer» Order, is jn Vriesland gebooren j daar weinige Fremonftreit· fjioederSi of die Ín een andere Order hunne * profeíïï g£* * In'e Latijn ftaat I'roftflbres: maaralle omftantügneilcn
fehijnen re kennen te geevcn dat zulks Monnikken betekent; die hunne profciïi eedaan hebben. ^irtattldtr. daan
|
||||||
;r-*?TT?w... '^^^___^_____;____„__________._______________^_^^^
|
||||||
van Groningen. 389
daan hebben, gevonden worden. Hy is on-
langs by my gekomen j om dat hy dagt dat: de voorfpraak , die mijne geringheit voor hem zoude doen, by uwe Heiligheit zekerlijk in- gang zoude vinden. Derhalve, of fchoon ik niet waardig genoeg ben om voor my zelven te fmeeken ; om dat gy echter den onwijzen zoo wel als den wijzen, enden armen zoo wel als den rijken, uwe zorg fchuldig zijtj zoo bid ik uwe godvruchtigheit zeer ootmoedig dat het uwe Hoogheit believe deszelfs voor- tellingen , zoo verre als de betamelijk heit zulks toelaat, genadig te verhooren. De een« voudigheit van den perfoon die het verzoek doet, en 't kleine getal der Religieuzen van dat land, fpreeken voor hem : en 't fchijnt dat het een werk van liefde zoude zijn, het kloos- terlijk leven aldaar breeder voort te zetten. Uwe Heiligheit moet in den Heere weivaaren; en ten dienite van Gods kerk een lang leven hebben. Men co, toeter in 3ÍJ11 hïooftet am^thomm/
tytft oct$m bmf/ tot bebeflígíng ban $ψ% fcoojneemenDiencnüe/ meöegeö^agt, GervafiuS) by Gods toelating Abt van Pre-
raonftreit genoemd , wenfcht allen de Abten van de Premonftreit-order zijne Broederen in Gbnftusy die deezen brief zullen zien , de eeu- wige zaligheit, en eene oprechte liefde in den Heere. Het moet niet ügtelijk om verre ge- rukt worden, dat met moeite te weeg gebragc ,s i en de kinderen behooren 't niet te ver- anderen, 't welk de goedkeuring der Vaderen «ttft· In tegendeel moet h«t altijd zijnen vol- B b 3 ko-
|
|||||
■*·***-■
|
|||||
Ί
390 Oudheden εν Qestichten
komen ftand houden, het geen met groote vtijtigheit bezorgt, en door de voorzigtigeor- donantzie der Vaderen vaftgeftelt is; en daar- enboven door de eerlijkheit der zake zelf on- iteunt word. Het is dan zoo dat onze in Chris- tus beminde Broeder %me , Ovetfte van 't kloofter Bloemgaarde , onlangs hier te Pre- monftreit is gekomen; daar h# veel moeite ge- daan en groote vlijt aangewendt heeft, opdat zijne kerk ,die p«.s gedicht is, kerkboeken zou» de hebben; die zoo wel inde letter, als in den iang, ganfchclijk overeen mogten komen met de boeken, die van de Premonrlreit-order ge- bruykt worden. Ook heeft hy een zangboek naar dat van onze Order en volgens onze inzet- tingen uytgefclireeven. . . . Nademaal dan ie- der geheel des te fchoonder is, indien de dee- len van malkander niet verfchéelen; en de le- dematen des te fraayer gefchikt zijn, hoe dat Ze ordentlijker aan't hoofd zijn gevocgt · daar- om is het dat wy den gemelden Emo, die zijn beil zoo gedaan heeft, op dat zijne kerk met haar geheel , dat is met onze Order, zoude overcenkoomen; en met haar hoofd, te wee* ten onze Kerke, door de gelijkformigheit áer kerkgewoontén zoude vcreenigt zijn ; uluidcn in den Heere ten hoogde aanbeveeleh: ja in de kracht des H. Geeifo, enop den ban,fcher· pebjk gebieden dat het gebruyk van te leezrn en te zingen , 9t welk hy om dé gelijkformig- heit van onze Order te bewaaren ván hier me- degenomen heeft, in de kerk van Bloemgaarde altijd en in alle manieren zal moeten gevolgt worden: zoodanig dat noch Prior, noch Abt? noch eenig Leeraar van onze Order, Ín alk' wat hy anngctckeni of gefebreeven heeft, »* |
|||
van Groningen. 391
vermogen eenentuttel of enkel ftreepje te veran-
deren. En zoo wie zuljcs gedaan zal nebben, die moet weten dat hy van (tonden afin den ban ver- vallen is, zoo ras als hy beftaanzal hebben iets van't voorgemelde te veranderen; zoo hy niet weet dat zulke een verandering in de Premon- ftreiter kerk gedaan en aangenomen is. Gegee- ven te Premonftreit, den 8 Juny , in 't jaar der genade 1214. 5®aar nae Qeeft ijg öen^oeöeren/ Díe öe*
3df De Begeerte fja&öew/ ober jjet uptüoeren ban öitboojneemen beeï gefuï$ getaenfcöt:en Qltw$ onöer öen öt?ief gefef^eeben: Ik geloof, Broeders, dat de onderhouding van de inzet-
tingen der Premonftreiter kerke, die waarlijk eene ApoftoliiTche kerk is, als een ftad is die op eenen berg is gelegen: welker burgeren, te weeten de Apoftelen onze Voorvaders, de Heer aldus aangefproken heeft: Wieuluidenont- vmgen, die ontvangt my> Daar hy in tegendeel van dequaade menfehen zegt: Zoo iemand uluï- den niet ontvangen, en naer de woorden der mijnen niet zal geluiflert hebben, . « . het zal den lande van Sodoma verdraaggelijker zijn , enz. Deze dingen zeide hy tot de Apoftelen : maar nu worden ze uluiden, die u aan de Premonftrcit- order door gelofte verbonden hebt, door de nazaaten der Apoftelen ook voorgedragen; op dat gy dezelven aanhooren, aanneemen, en op de voorgemelde hoopc of ftraffe onderhouden zoud. Eindelijk als ik door ingceving van den H. Geeft, zoo als ikvertrouwc, en doorGode fchikking , de inzettingen van deeze heilige ftad naer mijn vermogen behertigde; heeft het tóy gefmert dat in de zaken, tot den Godde- Bb 4 lïjken
|
||||
$yz Oudheden en Gestichten
lijken dienft behoorende, geene gelijkformig» Jicit was: daar nochtans zoo eene de gelijkfor- migheit ín den text van 't, IV^iifaal door 't Ka- pittel 't zijner plaatze aangepreezen word, y oortswierdik eenigen tijd omgeflingert door den wind van verfchcide Icerkgewoonten: tot dat ik, met GqeJs hulpe, den geeft der god- vruchtigheit ingeaaííemt heb. Toen heb ik, op dat men Gode op eene gelijkformige wijze offerhanden van vreugde opdraagen zouw,den ^erkzang , zoo als die in de Premonltreiter kerk gebruykelijk is , niét zonder moeite en met de huipé van broeder ^hiardus "> uytge- fchreeven. Ma.ar, de liefde tot de Broeders; overtuigde my dat Het een zoete arbeid was: voor welke Broederen ik geen minder liefde had als voor my'zelven ; en voordie door dezelve ingeeving van den H. Geeft onderrecht waren, om dezelfde zaak te begeeren en te wenfehen. De gaven, der geboorzaamheit, die de moeder derdeugden is,. maakte my het zelfde wijs: en, ík wierd'er toe aangeport door de liefde tot de gelijkformigheit. Doch daar zullen 'er niet ontbreeken, o Broe-
ders, zoo als ik althansgeloove, dewelken het voor eene loutere nieuwi^heit zullen aanzien, dat men'zQo bezorgd is voor zulke (6.) kleinig- heden : gelijk de Heer de Wetgeleerden en Pharizeen berispte ι JQje tienden gave.» vanMun- the en Any.s, en de veornaamfle zaleen van de ffrt achter lieten. Mj»;ir, daar volgt aanftonds: Deeze, dingen moefl gy doen j ep de andere qiet achterlaaten. Ik wen'fch met Gods hulpe, en naar mijn ver' mogen , een gebouw tegen 't gemeene gebruyk té maaken: want men leeft dat de Romeinen hunne $ad cerft met muiren, omringden> c$ |
||||
yAN Groningen. 39$
$at zy £c toen van wetten gingen verzorgen,
ft-laar een Religieus moet eerft geeítelijke rijk- dommen zien te krijgen, eer dat hy op de tij- delijke denkt. Sommigen, geloof ik , zullen ook al knorrende zeggen dat ik de gewoonte der nabuurige kerken had konnen voJgen„ Maar laat die menfeben de volgende fpreuk met my leezen > en wel bevroeden: Wilt niet anders zin- gen , ah 't gene zeker is dat gezêngen tnoet worden. Wat is*er duidelijker en eenvoudiger als de ge» spelde woorden? Maar dat daar gelaaten ; 't is aan uluiden ,
allerliefitczoonen, die een goeden fmaak hebtj 'c is aan uluiden, zeg ik, dat ik mijn moeye- lijken doch evenwel Zoeten arbeid voor de ge- lijkformigheit van de Order aanbeveele. Be- vroedt gyluiden wat eene vrolijkheit dat het voor 't gemoed is, Godc al in dit leven, zon- der eenige ketterfchè tegenfprake, op eene ge- lijkformige wijze lofzangen te zingen,volgens de inzettingen der PremonuVeiter kerke j die de moeder van allé de kerken van haar order isf Voorts, naer mijne onvolmaaktheid die men, ligt befpeuren kan, bid ik ulieden dát gy my de ftoutigbeit van zoo groote eene, ondernee- ming vergeeven wilt. Maar gy moet wecten dat'er tweederhande foort van onvolmaakt heic is: te weeten als het gemoed , altijd vorder trachtende, zjeh zelyen laat voo.ritaan dat 'er niets gedaan ís 5 zoo lang als 'er noch iet ge- daan moet worden : en het oude gebruyk j f welk iemand de deugd doet verzuimen , fchoon dat hy ze kent. Echter heeft hy een zekere maat in het te*
kenen der boeken gehouden. Bb f *tfer
|
||||
394 Oudheden en Gestichten
* Hier [preekt hy van eenige tekenen en noten*,
die t*hans onbekend en buiten gebrityk zijn: einde. lijk^ dankt hy Godt dat hy zoo een gewenfcht en hei' lig werk ten einde gebragt heeft. Naam van ^tt QílïtClílC ftïOOfïCl? / gÊUJfc 0J> 't Opfcjjjífí:
*skiooftet. fcön öen tyítftt Ut&tt fïaat/ öao öen naam
ban ï&lotmïflf. ï|et totêrtr ooh J$ittetomim getioemt/ tot onbeïfcgeiö ban anöete plaat» jen ooft 3&mitti genaamii: m teeg oie öena* mítiQ i om öa( öe ftclígíeu3e£i tuitte ïtappen In 't jaar ilfi. den 18 Maart , zegt Emo^
is de kerk van Werum door alle de Patroonen (.7) gefchonken (aan 'c gemelde kiooiter) in de tegenwoordigheit van Menco Deken van Lop- perfum, en van veeïe andere perfoonen : na dat de Broeders reeds den Regel van de Pre- monftreit-order aangenomen hadden, Emo, ín't 3dföe jaar mat,tMlgtmm\&&
pittü ban oc pemon fíceit- o$tv gereizo / Beeft iien bolgenöen ö^ief ban öaar meöeijefyagt: Ik Gervafius , by Gods toelating Abt enz,
Wy willen dat het aan alle menfehen, zoo te- genwoordige als toekomende, kundig zy dat, wanneer de kerk van Bloemgaarde ín Vries- land door Gods genade begon uytgebreidt te worden; zoodanig dat ze van een arme giond- ïegginge oprijzende nu al eenigen aanwas ge- kréegetv had; door dien dat de godsdienftige man Emo, die daar Prooft is, en een van de twee cerile inwoondefs is geweeft f.....Dat» % Vertdülatr
f De *io is üok &i» 't Latijn onvolmaakt, FtrtAálátr.
ui
|
|||
van Groningen. 35^
zeg ik, de gemelde Prooft Emo eindelijk in 'c
Algemeene Kapittel te Premonftreit aangeko- men is : dat hy daar zich zelven en zijne plaats aan de kerk en de Order van de Premon- ftreit, die hy van de eerfte grondlegginge zij- ner kerke verkooren had , opgedragen heeft y en dat hy de Premonftreiter kerk onmiddelijk voor zijne moeder heeft verkooren: zoodanig dat de kerk van Bloemgaarde , als eene byzon- dere dochtervan de Premonftreiter kerk, door den Abt van Premonftreit als haaren Vader zou- de geregeert worden; op die wijze als de in- zettingen onzer Order vercyflehen. Daarom is het dat wy, na dat wy zijne godvruchtig- heit en de godvruchtigheit zijner Broederen gepreezen badden» gelijk ze waarlijk prijsbaar was, hem voor onzen geeftelijken zoone, en zijne kerk voor onze geeftelijke dochter, aan- genomen hebben. Op dat niemand dan in toe- komende tijden hier overecnige twijfrl opvat- ten mag 5 hebben wy goed gevonden den te- genwoordigen brief, tot oirkonde der waar- heit, door het aanhangen van ons zegel te be- krachtigen. Gedaan in 't jaar der genade 1x17. Emo geeft 'et een hloofttt geöontot Haat?K,ooft«
't maalsel ban bt ^emonfíceíter ten in?PSc" ©jannrp: en geeft er oon eene Iterfi aan e* J, timmert; öie pmtfy$ en Bcedp8cit^aïbekefk.°nc Jaar toeergae ín dat getoefïe níet ijaD. * Willem 25iftcfion ban J&nnffer/ be m*
3aat ban Otro vander Lip , en De D^oeötTg»- 3oon ban ben S&ftcïjoö Ludophus, geeft fce fcerFi tnöetoijöt ín t 21 jaar naar bat toen tx opbouttmuj öegonnen öa$j ín X * Ubb, luim, lib, 11, pa*. 1(4*
46
|
||||
j#6 Oudheden en Gestichten
46 jaarnae bat beontimmering ban't «toog*
ter begonnen toa$ : f ín 't αϊ jaar nae be boob ban hen eeefïen^ticïjterEmo; a$Mm- co, be berbe ffiöt/ get betomfc ober 't tftoo$ ter boerbe. Emo (te meetenaie eerfí plebaan foag ge*
ineefï / en meermaal bermeibt i$) geeft tyt ïtfoofïer eerfï geregeeit onber ben naam ban J^oofï:maar i$ niet lang baar na/500 ai$ t# 3eïfgetmgt/ 3£Öt gebiojbcn. Op.den φ zelfden dag , zegt. hy, heeft Mmo^ Prooft van Bloem-
gaarde , door de hand-oplegging van den Eer- vaardigen 4- BüTchop, den naam en het ampt van Abc aangenomen* ©ee^e ajeïfbe Emo jjeeft eene ït?onp $t*
fcjpeeben/ bte met get jaar iio?. begint/ en met öet jaar 1137. einbigt. 3[n bec5e l^o* tip / bie booi Ant. MaahiEus * untgegeebcn i$/ fjeeft ïjn/ öefjaiben meer anbere jahen/ be begin3el£ en ben öoo^tgang ban be gemeïöe Sbön / met be aanbecljtingen bie 5e untge> flaan geeft/ btfcljwiwn. ^ρ Öab ín ben beginne een 3b*aar nrabeel
met Hai Serieus ,«^betfie ban get bïoofiec te ^cfjilttoolbe ; toeln ftïoofïer ugt bat ban $®3ttemerum booitgef^aoten ïm$ Hardëri- cus fjab ben 25!fcljop ban Jfèunfïer op 59nÊ jijbe gelireegen ·, en baa$ om stjne gierigïjeit/ tn^ereibfeije ^acïjt / ongegoo^aamfjeit / en fjal$ff errigïjeit ín ben ban gebaan. t «0een ín beesen ttoifl booigebaïïen en
ejnbeíiju befïoten $/fïaat ín be gemelbe H#* t Ik heb híer íets uyt Uübo Emmius bygevtxgt MrtMldir*
1 Den zt Febr. «zf· ^ Die was, volgens Einmiue, Thcodoricus genaamd.
• Analcft. torn» j. ,,u |
||||
Ι——ι ------------------------------------
|
|||||
ván Groningen. 397
«p ban Emo, ban ffw 104 tot 11 α 3öötjc tor / Wtbtt Befcïjzeeben: öaar ooft jjet beqgeip op öeese toij5e opgerjeeben toojö. In den naame des Heere Amen. (8) Ik 7%eó-
ioricits, Biiïchöp van Munfter , wenfche allé den genen, die dit gefchrift ín handen zullen krijgen, de zaligheit in den Heere. Wy willen dat het een ieder kundig zy dat hec verfchil tüiTcheri ons ter eener zijde, en Emo Prooft van Bloemgaarde met zijn Konvent itcr andere zijde, óp deze wijze geflirt is. De
Prooft Emo zal dezelve gchobrzaamhet , die door eenig Abt of Prooft van de Premonitreit- örder, behoudens de voorrechten hunner Or- der, aah hunnen Biflchop beweezen word, oi tot noch toe beweezen is, aan zijnen Heer den Biflchop van Munfter betoonen en bewijzen: en daar mede zullen alle pleiczaaken of betich- tingen, over wat punten dat het zý, die hem of zijn Konvent aangedaan zijn, beflift en ver- nietigt zijn. Ook zullen alle zijne begunfti- gers, zoo Geeftelijken als leeken, die om de gemelde pleitzaaken in eenige bezwaarnis ge- vallen zijn, van die bczwaarnifte ganfeh vry en ontheven zijn. Alle akten » die wy van onze kant 5 en Emo met zijn Konvent van de andere kant, van wiendat hetzy, vèrkreégen hebben f Zullen van geener waarde zijn. Dé Prooft zai ons op de voornoemde wijze onderdanig zijn ·, eo wy zullen hem naar ons vermogen voort helpen. De twift, die tuftchen den Prooft Emo met ziin Konvent van de eene kant, en Herdericus PiOoft van Schiltwolde met zijn Konvent vari de andere kant, gaande was, is op de volgen- de wijze bygelegt. Beide de Prooften hebben mal-
|
|||||
$9% OUDHEDEN EN GESTICHTEN
malkander de rechter hand gegeevenj en be-
looft dat ze over en weereenc oprechte vriend- fchap getrouwelijk zullen onderhouden. En zy hebben d'er bygevoegt dat geen vsm hen beiden den anderen, met raad of daad, in't al- gemeen Kapittel of elders , zal bezwáaren * maar als een van beiden op zijn gemoed daar toe verzogt mogt warden; dan zal't hem vry flaan over de zake, daar hy toe verzogt word, de waarheit te zeggen. Ook zullen ze de ak- ten, die ze wederzijds hebben, 't zy dat ze van Mijnheer den Paus, of van een Gemagtig- de, of van de kerke van Keulen, of van den Biflchop van Muniter, of van't algemeen Ka- pittel verkreegen zijn, ter hande ftellen aan Cerco den Abt van Fermefum, en Alfardus Abt van Midleftum: zoodanig dat die akten nim- mermeer de minfte kracht zullen hebben. Ook zullen de begunitigers van beide de partyen vry en ontheven zijn van alle bezwaarniiren j in de- welke zy om hunnent wille gevallen zijn: ge- lijk ook vrv en ontheven zullen zijn > die zich. om het aankundigen van eenig banvonnis, aan de Synode onttrokken hebben» Gedaan te Lop- pershem, in 't jaar van's Heere Menfchwor- dihg 1114, den 17 September; iri de tegen* woordigheit vandeeze getuigen; G. Deken van Fermefum; P. en A. Dekens van Loppershem i en zeer veele anderen. En op dat dit vergelijk beftendig en onwrikbaar blijvej is deze brief door ons zegel en door de zegels van E. Prooft van Bloemhof, en H4Prooft van Schiltvvolde, bekrachtigt. Gegeeven door handen van Mees- ter A. Notaris van den Biflchop van Munfter. |
|||||
»«
|
|||||
VAM (jRONÍNGIn* S99
jjn't jaarÖe£$eere1137·Φjf&eefïerEmo,Ujft «fe*
öe eetfïe %bt ban 't «loofïer re IPerum/ ín AbteD· Den ^eere ontfïaapen. §g toíero opgebolgt boo^ Paulus, oíe iie <®nber $W ban 't Rloogfc tec ÍOfl^· Paulus, de tweede Abc van Bloem-
gaarde, zegt Menco over het jaar 1141, wierd
in*c elfde jaar nae de dood van Heer Emo, dat ook het elfde van zijne waardigheit was, van eene zeer vinnige koortze aangetaft» en ia uyt het {lot derZnfteren in de Abdy overgebragt. 3fn 3ÍJUC $>laat£ $genoocen Menco} öiêeetl
berfeolg geeft gefrjfeeefeen op öe ftjonp ban Emo tot jjet jaar 12.75. toe; en Emoos ïofog öe eerfïe 3tjotje£ ban 3jjn toerft opgaalt. Jifeeti meent öat Menco ín 't gemeíue jaar ugt Jet iehen gefcjjeioen #. * Menco, inöien 'er geen font ín öe getal'
ien $/ teierö ongeboïgt 000; oen UU Audge- rus: tueíííe Audgerus , of Audgarius., tortfiftt
opgelioïgt taiera öoov? Folcardus. Jjftt 't ber#
boïg ban Menco, op get jaat 1276 i tpoiö ge# tong gemaaut ban eenen tHöt Eüwardus. t ^mt moten geööen gimne magt ober
breïe naöuurige fteruen / $elf$ ober öie ban €met (of heffee €möe) uytgeö^eiöt Boo#$ toap gieteen öuöbelö nïoofïet/ of ttaee nïoo^Dubbeid tct i öie fïegt$ met muuren gefcgeiöen bjaren, ^ooítv, #et eeefïc/ booj manluiqcn geooutaö/ toierö Bïoemgof genoemt. filan get ttoeeöe / öat öoq^ oen 3eïben Emo booj jonnen ougeöoutot toaá/ tojei'b ue naam ban 't J^ieufcoe uioofïcc ?n fóoo3cuam$i gegeeben. ©it 3tjn toeöeroni öe fooojöen ban Menco, feg$benöe ober get Zie de Opilragt van Ant. Mattb-cui, ftaaiide voor bet
«trde deel zijner An'alcfti. t Conrinuae. Meaconis, p*g- 177. jaar
|
||||
4Ö9 AAHÍ ÉKÈNXNGEN OÜ jbfe
jant 1^73- Hy is in 't Nieuwe kloofter, dat
hy , als de belprocyer , Roozekamp had ge- noemt, in tegenwoordigheic van de Broeders en Zürte'rs, van al zijnen arbeid en ellenden verloit, en in den Heere ontfiapen. 0e toren ®QÖ#$ $ 00 tOWII / !tt 't jaar 1x6*2. , Ö00| èngeftort eene aaröbeebing mgefïo#: ooit ié öe fterït «a*
íebÍaf· Οβφηο afeeöianot
s " <ginaelijft $ fjet Moofiet? ooft / grip raecc
anöere ftioofïer|/ ín öe öeeïöfïojmerg onöcc
tut boet getuoc?peii; naöatöe inftomfïen öc?
3eiben &Ioofftr$ öoo? öe 23nlle ban />«« iT.
aan 't ïiapitteï ban koningen toegetoe^en
tmttn(p).
AANTEKENINGEN.
I. Of a\t affcJteidneemen, zoo als het aooïEmo ge-
daan is , in alles prijsbaar zy, dáár over zoude ik zeer twijfelen: of, orri zekerder te gaán, wil ik het aan *£ oordeet van wijzer ftellen. De andere .Emo\ te weeteri de Plebaan, die nader-
hand Abt geworden is* en eene Krönijk gefchreeveri Ijeeft, verhaalt λ de zaak op deze wijze. Emo-, te Weeten de Leek, een godvruchtig en oplettend jong- man , was mei eefí acíelijkeJuffrouw geriouwt: maar als zijn vrouw geêne kinderen kreeg, en hy 't al ee- lige jaaren ingezien had , begoft hý 'er verdrietig over te worden. 'r<3ing zoo verre dat hy, de gedagte kreeg yan vrouw , weereld } en λ\ , te verlaaten , en 't kloos- terlijk leven aah te neemen: maar dat konde noch mogt hy niet doen, buíten de toeíremmiríg vanzijttè gemalin. Hy ondergaat ze dan met zoete woorden; en tracht ze zoo eené tö'eftérrinhirig af te troonen. lylaar zy was'er geenszins toe te beweegen; en heeft Zíjn verzoek, waarfchiinelijk meer als eens en meer als driemaal , plat afgeflagen. Maar't gaat doorgaans Zoo; geweigerd vermeerdert den luft. Emoy om tot Zijn oogwit te koomen, begoft hoe langer hoe meü * Menconis Chroii, pag, ι, 2 , ètiz.
|
|||||
BkscttftwiNö vkk GkéNÍNdEA. $>t
ft waaken en Godt te bidden. Dat prijs ik: maar hý
fbhuwde /ijn vroüws bedde, en/iet haar alleen leg». gen; moet dat ooit geprêezeh worden ? Hy ÍÍiep fltgtfc opde-hardë vloer: zoo dát de knechts en uienlunaag- úen, 's morgens vroeg bpítáandeyéHin't donker door het huys gaande , hühnë voètth dikwils te&en zïjrt lithaáíl) iticteb ,eti,^er Over liruikelden. Ik wil nie$ denken dát Hy'c'ü-yt ydële glorie gëdaatï Heeft'] om ui dien (laat gevonden tè wOröeri·': maar ík m\ *ér even* tvei býdeiikeii > dat hý,iridieti Hy roChjiéïiHd-waizul*- ke verervingen te plèégéri, wel eeh vrýekatfícr líoft ^èiidrhciv hebb'erí" - Neerí', 3f wil geeb argwáad opvat* teil', en "ik zal "dè HFiiigêh zoo heilig lalÜtëhaUte iïfn* Meer andere irrehpgnédeh', door hem gepleegd, zal Ik híer overiteün ; 'éiiι dit máar zeggtii aar hy iijti voorhëemen tindefijkfSiri zijne zuiters en echtgenoot duidelijk openbaarde. Hý zeide dan' dát hý 'van. iijr| erfgoed eeh klodiiér wilde bouwen. "De ZÜrierV, zoci ivel air zijne vrbdw , begektèn Hém-over dát voor* neemen : de zuflerS om daf. ze'zijne goederen hoog- ten ie érveh; de vrouw , om dat zè .liever 't genot van 't huwelijk ivflde-hebrieh. jüyft dp dien tijd wierd de Kruýsváart in Vriesland-gepredikt * 't welk Émo f ^gt de Schri]ver,, voor eene fchoone gelegéntheit m&b£ ó'rrï zijn' kruýs''op te neemer» eh Chrifífts té volgeri Wijfie vrouw ziende "dat íiý niét te verzet* ten was, pakte há&f<;oëdtje meV'h'aare huwelhksgifté ty rriafkdndër, en nam met droer heit haar aFicrieid* f»m weder dhdêr 't oëzicht van baare ouders 'te gaari leeven. %'-';K' ' t*J '**■ ■· . í3r! : · '■' ■ ■ Ik zíe nietteer dát rríeri zofi eëhc toèltemrhin^ voo£
tol rechte toelrerrinrrig houden kant én ík ken'et *el die Emo\ ihdieiVrfy nu leefde,: en raad qunm! vraageri,■ inzuíke omirandigbedèn naar iecii Klöbiïet bonden· v/yzeh. ■■"" ;) -iir::° 'J<- ')C1 P6 : , 2 Eer dát hý de Kléedih'g vari Í/B'i^edikks üarU
troR,wás hý van d\randere kldóilèr^ ,da^r opï Itreeká plegen, flerk aahgezofcht gewéëíl. Eertf wa» hf "'arKlaárkdrrip gegaan, öm daar aangenomen te wor- ψΜι'. maar d.ic hacjden, liever gezien dat hy zijne laad·* 8°*deren eerft verkocht had í en dan in hun klooliet jeKoiTien waar. fVjaar alzoo Emoos züfters «η bloed* f'endéa hen daar over begolien t* twvelgeu 3 h^bi t é èeri
|
|||
A^iNX-EK E KIN-G Ε*Γ?γ·|Ι> »$-§*£
^en zy die itak laaten fteeken, De andere klöofters
fleeden huiv bé,ft ook, om zoo een vette prooy in't petje te krijgen. De Schrijver voegt 'er by dat die Monpikken Emoof zufters heimelijk deden ontbieden; en met haar, zoodanig een verdrag aangingen dat &mt eindelijk in 't kloofter zoude gaan, en eens voor il joo marken betaalen : en dát b zy dah in't bezit van jijn vorder goed zouden blijven. Maar Godt, zoo als...deSchrijver te kennen geeft, Het 200 eenevlees- fchelijk^e, uytvinding van de begeerlijkheit tot geen uytkomrfekrvmen. Jïindelyk heeft Emo zich zelven, en al >wat hy had , opgedraagen, aan Re'mM, die de Abt van *t naaiigclegenc kloofter was: met dit beding nochtans> gely.k Emo altyd gezegt heeft■, dat Reine ter. gemelde".'plaatze een Konveto zoude oprechten: en dat hy',. £wo,daar altyd zoude blyven. Datwierd Ihem van de rV^flnrukken met vreugde belooft ;en men had 'e* wel haalt een kerkje opgcboüwt. Het kerkje moeit jngewydt worden: daar toe wierd de Biilchop van Muniier ontboden. Als díe werk beginnenzouw; deedent£wooj zuitíTS haar befte om zulks te .beletten. JDc Bifíchop gingechrer met het inwijden voort, eu zeide: die 't,proces winnen zal,-, zal de kapel en al- les hebben. 3, riier, mengt de Schrijver fommige andere dingen
t,iiiTche,.nmalkanderg en;.maakt zijn ganfeh verhaal te" eerlteh aanzicu wat duifter: zoo dat men fomtijds nau- Weíyfís ouderfcheiden kan van wat Abtofkloosfterdac hyfpreekt. Maar , indien men wel op zyn zeggen let) San men ifer het" volgende uyt vatten. De gemelde 4bt {Rcyndo,) -begaf zich, volgens het verdrag, naar 4e m'euw-.gehouvyde kapel : daar eenige huysjes ge* (taan? uilen rjebbeu. Maer's anderen daags vertrok hy weder naar?zyn!klooper, zonder dat hy die plaats na- derhand weder bezigtigt heeft. Geen wonder: M®" zocht , volgen^ 't verdrag v,vry en. zysn eigen $$$$ te zyn ; en .z.yVl andgoedje voort te zetten ; dat ,(j nieuwe Mqnnikken derwaarts te lokken. Maar, 't \vierjd goedgevonden, tvfaaj.fNonnen met eenen l· Zy Η ^e Weeren zijne zufters t in 't Latijn (kast illi: wjj»
ik mfen'dat lier ïho'rt zijn illa,· Anderr is zin dntliy aan zij"' xuitfr* zoo markcnzoiide uyrgekecrt hebben ; én'HataaH MonnikkcftiïB/t^eriiei bezit zouden blijven, V&t&m&*}
L Η rriof»
|
||||
Prior, derwaart te zenden. Die Prior zocrrt ruimer on-
derhoud, ajs Emo rioodig ©ordeeslAe.. Daar op raak?
ten iy aan 't twifteh, en de Prior uýt het fclooiier. Men zondt'er een anderen Prior í met «n in der.gezel r fchap: maar. de/Prior-, wijde zich ook- m ^lles naat £W niet, voegen ; en röoefl ÍnsgeJyks vejtrekjien. Daar op /.egt de Sehryver: de eeéwoüdtge öienfehen hebben twee ?;aáken in herri aangemerkt: ten.eerfte deed hy origemeerje moeite Om geleerd te.worden; bmr zyu veritahd, zoo ais gebleejcen ,heeft, was te dor; eri. heeft geene vruchten vooctgebragr,. Èebtejr quam hý noch zoo ν eire voorzyne dood , dat ny zeer wel konde leezen \ en Diaken wierd. iHet: tweede W,. zegt dezelve Schryver , dat ky de>Qwrf4ept der pntflde plaatze (dat is den Abt, den Prior,, >eni.)tiit$ naair behovre» koude geboorzaamen Dit word echter vour een der voornaftiriite pligten van een.goedetj Monnik gehouden. Hy voegt'er evenwel by dat hy (te weeten de Deck ErÁo , die van den Sehryver Emq wel rnoét onderscheiden worden) 'n den cerften ýver van zyu goed vöorneemen groote en veélerhánde be- nauwdheden ën moeite nytgeftaan heeft;j en dat hy? tMiurng getrouwe medewerkers zocht; zonder dat S| dczelveri, in den tyd vah acht jáaren, konde vin» den. , ._· . '.■..,-,··,, i\ Daar mrteft een vergclyk gemaakt warden ; otri
dat de Leek Emoilch zelvcn, en al wat shy had, sari (Jat kloorter opgedraagen Md. Maar dewijl 'er geen f'penbaare gelofte op volgde, Emo onder hu,nne re- geeringe niet genoeg wilde iiaau, en genoegtaan^ "aar zijn eigen zin wilde leevcn ,. «dat gedrag niet beveilig geweefi , Éelfs fchrijff de Abt, NLenco. c dat «e Leek Emo door den. Abt Rc'm&o oveir die zaak ki ecn proces betrokken was. , -, . , :< ,; t Beide,die Entms, d dit volle neeven. waren ? ivá-.
ïcn eerft naar Kkarkamp gereifr, en hadden daar de geefielïjke kleeding verzocht: maar zy wierden úfge- weez^en. Miffchien had men daar van den Leek Emo, |
|||||||||||
Wie
|
an zíjn pngevoegzaamheit» al hoöreii fpreekeri.
|
||||||||||
weet ook of het verlaaten van zijne vrouwer
|
|||||||||||
^«0 als het boven befchreeven is,,daar goed gekeurC
^íerd. Daar op trokken xy naar-'t land van Mud»· m tci - Mi-
|
|||||||||||
4Ö4 Ë'* í ô é ê å í é í e å í éï ñ d £
fief; daa? zy door eeheii Abt van dat land ín de Nor* bertyner Order aangenomen wierden»; ·"*'·$. *t 1$ Waar datde Leek Emoaeti voorrang gaf aari tfen geweezen Plebaan Emo: maar dieootmoedigheit, bfgevoegzaaniheit, was van geen langen duur. Nau- welijks Waren ze in 't nieuwe ikloptier aangekomen, Zegt de' Abt Emo,, of hy begQÚ.wederoip door den geefi t* üati tegenfpraak gedreeven te.wofden; '/ zy dat by zich delven dé regeer ing wilde aanmatigen; daar by geen?
bequaambe'tt toe had} '* zy daP.by. opgemaakt wierd docr een vaifebèn broeder, te weeren den Priefter Waldiicus; die op een zeer liflige wijze in V kloafler gekomen was. ©eZe Priefter V zoo als de Schrijver Emo meent, zocht te regeerm door den Leek Emo · maar hy wierd door het toedoen van godvruchtige mannen uyt het kloofter geholpen. Door de vermaningen en dreigementen der ï.t]idt godvruchtige mannen wierd de Leek Emo éïï Yerre gebragt dat hy eindelijk al knielende en met het ■aanraaken van de Stool beloofde dat hy voortaan ge- hoorzaam zoude blijven. Of ik een Ugtvaardig oordeel ilrïjk e weetik niet: maar ik beken dat ik , zoo ab ik de ?..aak bevat, in a! den handel van den Leek tnn, tot noch toe í meer lofligheits , onbefeheidendheits, €·, eigetuinnigheits, en ongeduurigheits» als godyruch· tigheits zie. Een vrouw te hebben; en het trouw-
bedde re mijden, ja zijne vrouw tot echtfeheidtfig ge- noegzaam te dwingen; Monnik te zijn, en onder !Abï noch-Prior te wíllen ftaan j het Monnikskleed 0 Mn te hebbent en daar by noch nauwelijks te kim· nen leezfin; en reeds het gebied te willen voeren soit -lijn fey mv geen groote tekenen van heiligheit. ■ Maar tniiïbhien zal hy nae de gemelde belofte be- ;"ter opgepait hebben, en gevoegzaamer zijn gewcelt'. dat blijkt uyt het gevolg niet. De <? Schrijver vet- -'haalt dat hy noch al opfehuddingen maakte: op^icii :zelven wilde vaden, en 't middagmaal houden j** "hm quanfuys te ftudceren, reiede hy naar allerhande • jVëweflen } ot', om de woorden van den Schaver te gebruyken, dan naar 't Zuiden ; dan naar't Wefteni en dan Wederom naar't Ooilen. Èn , om zijne lP te doen, zag hy een laftbeeft te krijgen; en nam»"- les mede wat hy maar bekomen koft; 't welk *l»eS |
|||||
J
|
|||||
Be$chrykvin? van Groningen.- 405,
regelrecht tegen den regel der Monnikkenftrijdt. Efan
gêliet hy zich als of hy ín zijn gemoed ongeruft ware over'c afleggen van de Benediktyner kleeding; en ís daar op 1 zonder raad te vraagen , zonder verlof van lijnen Abt te hebben , naar Rome gereift. Naderhand fprak hy van geene ongeruftheit meer'. maar hy moeft wederom reizen en ftudeeren. Zoo ging hy dan naar deAbdy van Hildersheimj, daarhy ín dekkcdinge van die Religieuzen ftudcerde. Maar ziek geworden, en van ecu goed Religieus over zijnen ftaat en levens- wijze ondervraagd, wierd hem. op het feherpfte. be- volen, weder naar zijn kloofeer té keeren; en ondier degehoorzaamheit te leven. Hy quam weder op; keer- de naar zijn kloofter; en is federt gezeggeiijker ge- weeft. Milfchien was het zijn geluk, en't gelu.k.van 't kloofter ook, dat hy niet lang daarnauyr de wee- rcld wierd gehaalt: wie weet of de oude, maaldery , e« wispeltuurighcit, niet weder zouden boven geko- men zijn... . y . -r; 6. Om de waarheit te zeggenj hy fchijnt veel te
grooten ophef van die gelijkformigheit in 't zingen te maaken. Ik wil die gelijkformigheit voor prijsbaar Houden : maar hy maakt 'er zoo veel ophefs van, als of't eene zaak van de uyterfte aangelegendheit \vare.% Doch daar tegen moet. ik bekennen dat hy't zelf voor kleinigheden aanziet; en de woorden van Chrijhtt niet <pa!ijk te paiTe brengt, dat men ook de kleindeceza^-, tan niet achter laaien moet. Echter moet ik by deze: geiegendheit hier aantekenen hoe dat fpmrnigeMon-s nikken, al over langen tïjdjby luiden van kennis den naam gehad hebben van eenige kleinigheden fchier "ooger te itellcn als de goddelijke geboden zelf. Ik ïoade mijn zeggen door de getuigenis van verfcheidene 'Uiden van vroxnigheitengeleerdheitkonnen bewijzen: maar zal nu flegts eene plaats bybrengen uytden ver-, niaarden Johan Gerfon, Onder de luiden, zegt ƒ hy ,die by, ^pneemendhe'it Religieuzen genoemt wor'den , zult gy' zwaarder flraffen zien pleegen over hetovertreeden vanf, Vkere i«zettingen, die fomttjds van weinig belang zijn\.% . * ovjr het overtreeden van de Goddelijke Wet zelfiby vop Kbl *tid,over e enen doodflag of eene meineedigheit. Dit wil evenwelden Abt Emoniettoegepafthebben; dewel-
Gctfor» Opera tom·' W ' ':'u* ' !ï' * ■ t ri ijj c c j;f' $** **** "f Ιο
|
|||||
1
|
|||||
áé6 Λ Α ν· ΐ ι κ ί ν ι it G ε ι* -ÍS ρ β ε
κε de gemelde gelijkformigheit, aan dewelke hyiich 2.00 veel liet gelegen leggen, evenwel onder de* lüei- iiigheden rekent. : Wat nu den kerkelijken zang belangt, voor wiens
gelijkformigheit Emo zoo bezorgd was , daar omtrent heb ik nu maar te leggen dat dezelve 'γ in't begin der kerke, veel eenvoudiger was als tegenwoordig. De eerfle £<?r*,zegt g 'R'abantes, zong zoodanig dat de tanjer zijne flem onder^t^zingenfiechts een weimgje boog■■·' en dat hy meer fcheen te fpreeken als ti zingen. Maar é • gewoonte van'ie zingen is voor · de vleèffthelijhn inge. pelt, niet voor geefie lijken ! of dat de vleefjiheiijke», die 4oor geene woorden getroffen worden \ ten minfle bewo- gen worden door de zoetigheii of aangenaamheit vanh^e- •Lang. Máar wy hebben h elders breeder vanden kerk- gang gefproken. >,: y. De'kerk van Werum, gelijk boven verhaalt is,
was aan 't gérriélde kloolrer al gefebonkeri in 't jaar IiTi : maar, om dat'er eenige Kanonnikken tegen waren, hebben' de Broeders van't Nieuwe: Klooller' veele ftribbelingen over die gifte pnttnoet. Een ver- rrioogehd perfoOn , met nanme » Eméfius, door de tegenftreevers bpgemadkr, eigende een gedeelte van de kerk. De Biffchop van Muiïfter, door Ernefius gewonnen , gaf een vonnis tegen de Kanonnikken van't Nieuwe JCIoofïer. Dé Prooft Emo beriep zich. op den Paus; en'mof! ten dien' einde eene reis naar Κ ome doen. En *t was op deze reis dat hy den brief aan den PauS^dáár boven van «efprokert is, van den Abt Gervafiui verkreeg'. Te Rome wierd hy naar z>J«e Begeerte geholpen \ en ; als'hy t'hüys'gekomen was, ís'er een ve^elt'jk tafleheri den zoon van Ene/fust* het kloofter getroffen/ Dat vergelijk wierd vijfja- ren daar na wederom van Emeflus kant gebroken, dewelke ook met een ;deel gewapend volk naar U>p· p'erhem trok, om daar de helft van de kerk in't W-W te neemen ;efi Egbardm vythn Pafloors b'uys te ver- drijven. Maar in't zelve jaar'ftorf Erneflm ; en toen wierd de kerk vah Wefum, door alle de zoogenaam- de Patroohen, aan hét gebelde klooftei gegeeven. * Vb. % de Inftir. Oer. cap, 4Í*
'h Aantrk, op de Oudheden van Utreclit.
f Zie Emo, pag. 14. „>>'< *"· g pj|
> f ' ■ ■ ■ ■■ , 'j V · ' f ] 't
|
||||
BíSCHRYVING VAN G&ONJNGEN. 4c 7
8. Dit alles zullen wy breeder onder Schiltvrolde
ophaalen. 9. Wy hebben meer als eens gezien hoe dat Emo,
de eerfte Abt van de klooiters Bloemgaarde en Roo* zekamp, eene Kronïjk van zijn klqoííér gefqhreeven heeft. Het zal, niet ondienm'g zijn uyi dezelve Kn> nijk hier aan te" haaien ; hoe dat het omtrent die tij- den in Vriesland met het onderhouden van" den Chris* telijken Godsdienft, en de kerkelijke regels, gelegea was. Hy h zegt eerfï dat Vriesland;, zeer volkrijfc was, eene vollevryheit genoot \jfggf$vloed van bees- ten, weiden, en land vruchten had 3 en daar by een ver- makelijke iandsdouwe was. Maar miÏÏchien, zegt hy vorder» heeft het den Heere voor zoo yeele weldaaden geene behoorlijke dankbaarheit beweezen: en hy mjgjgt dat de ingezetenen om die reden, en op, dat ze flp|; tie misdaaden zouden erkennen\ van den Heere met waternood, honger» en peft bezocht zijn geweeft*. Dan gaat hy de ongeregeldheden, die daar in zwang gingen, aldus optellen. De Prtefters worde» dyergs- vjijdt zonder een vaften tijtel ie hebben: de zuivering door V gloeyende yzer is %er noch niet vernietigt: de ker·* kett, die''ergebouwtworden, blijven hier en daaronder demagtder Ét'ffchoppen; die dezelven dan tot hun pro- fil t gebruyken : de Geeflelijkheit gaat ter kerke t zonder geflicht te worden ; de leeken leeven naar hun welgcvalle 'net de inkomflen der kerken, of verhopen ze; men perfi de» tnenfehen geld af voor het Chrisma. De zóonen der Pafiooren bezitten de kerken by wijze van erfenis: de Prieflers y en vordert hedienaaren des nut aars, Jeeren f» /meeren van de offerpenningen, en gaan in de her- bergen · getrouwde luiden neemen de geeflelijke Wfu& •»p,· en die kerkelijke ampten bezittenr, begeeven'zïcfy *» t huwelijk: dr goederen, die zy in kunne kerkelijke Stopte» verkrijgen, laaten zy de kerken, niet. nae, mxar w**e kinderen, pan klaagt hy vorder hoe dat he$ lichaam des Heere;, zonder onderzoek en yoorbe? reidinge, en op eene onwaardige wijze, van de PrieSf- l?rs genuttigt wierd. '" ".....ι π nvt ■ "': i?n Ψ miitt-inS f
MS mü imi ttè m ', ι
|
|||||||||
-;
|
|||||||||
C c 4
|
|||||||||
mm, Cc 4 **" NO-
|
|||||||||
4©8 Ου'ΐΐΗΪΡβΝ ΕΝ GzSTÏCHTËM.
Ν Q Τ Η E.ÊKS.U M.
|
||||||||
er.ri^-o
|
||||||||
/ Imo, m&t ban 3©erutn / fcp$benbe obc^
fret jaar üo8 , hiaafttscbia5ban|)et6o^i^ tQenfum; oaar &e ffcfiorg / 300 %l§ (jet («$»«/ fcehleebt b);eiö boo? eenen bggardus ·, 5ijnbe een ban be <0emagtigöen/ bietioo? Qt-togft^ ftïpp ban j&unfïér afgebonden toierben /om pet bnfcQil'-'füffegen ben fíí^t Reinöo en üm6 I|§1enco > ff|fêí$eiíae Ofcer f)£t íaar Il<57·'
UpM getoag ban eenenRipenus, öie een fat*
joeitelp nian te j^atöenfum to a$ • qpe Ifeer * Ainhti 30110e tiaa'fï gelooben öat HtwlA» fl 0^>eft ban $ ibeloo/ btcijt # 3$ernro m ^íjsramer / ba,n 't tqelíie ganfeö geen telten obergculeeben ,tó of ijet moejl/ $egti)n/onber een onöenenben itaamfrguiieii S e Η I LT W O LD E
,Γ '*;" , ^ . van ouds .,,,
'$,CHEITW 1U E,
^cMttoolbe/ naar tyt Schild een öggefa
gen toater aïön^ gêüoemb/ en ín 't tietboïö ban M^nco onber ben naam ban*Schelt, Üg |p eenbjater/ of een jee/beruiela/ $»n öe j^oiblïreen negen öu^enb fci);eeöen Benoo? ben Zonnige gelegen. ! Híer if toeï eer W poofïbg getoeèfï / 'befoeiftè behfeebt toiera öooj' renen ββΐιί flg, (i) boïge"? f Emmius, een man ban eehen 3eer boQ^aat' tóo-en inbojfï i benzine een anbetmanjS brs^' iptjett/ te toeeten Die ban benSWc&onW * J>att. χ, pa£ i*p. f Hift. FM lib. 9, pag'. »**■
|
||||||||
_^
|
||||||||
yAN GronIngsw^ 499
jjEMttfïeir ten ötenfïe fïonö. <$nöer anbere»
geeft ggfcmo banl&mim/ ofcer fjetboojnee* ttien ban Daar een nloofïer te fïiegten/ gjoote peïïmg aangedaan. ' De parryfchap tuíFchen de Geeítelijkheit en
het volle, ^egt öe $ejtye &fy$$t'Í. U door de fchelmery va»4- Herdericus in een zwaar en, zor- gelijk oproer, uytgeborften ;in*t welke de kerk en de vordere huizen van Schiltwolde door hét verbolgen volk voor 't einde van 't jaar 1*2.4,. aan brand geftoken en aan kooien gelegrzijn. <©nöer Öie^e ftóröcöie Bafc Emo een Jlonne*
Sïoofïec taan 3ijne#jDee gefïicjjt en noemt 5e öc j^a: ocFji ban Sc heit öe Jtooefjtaanen noemt jjg öe 300!tluii&en ban ^cíjeïk" §et ifïicfjteri ban öat ftlootfee begaaft jj»
metöee3e tnoO^ÖeiU Omtrent den zelven tijd
is het Nonnekloofter in de Parochie van Schelt door een Henricus, Kanonnik te Koppenburg, en Prooft van Marne, begonnen ópgebouwt ife worden, 'Doch hét klooiter is ter éunfte van de H. Maria luftig opgekomen door de hulp van eene oude vrouw, die religieus geworden was: zijnde de moeye van Broeder Herdricm, die daar naderhand Overfte is geworden. Ι Γη 't Litim ftaat Henrici fcelere : tfuar uyt Irno en Ui>-
bo Emmius bhjkièkt her m»et zim f|crd?rici fcelerc. Vvr- Α Α Ν Τ E Κ E Ν Χ Ν G E tf.
f. Dit 7egt JLmmius vznRodbeniqs niet, maar van
perderjéus; van wten boven reeds gefproken ís, en hier ohder Schiltwolde noch meer gefproken word: Rodber Hs zat elders té pas koomen. Dewijl nu onze eerw Schrijver, zoo hier als onde^ufquert en We* rum, in het verhaal van deze onluften wat duifter- «chtig is, en fommigezaktn door malkamkr mengt, C c 5 2ai
|
|||||
,i3k,
|
|||||
ë éï Á .á ç ô £ê. $ %é í. <ô*; í , pp ÷> e
zal ik de gaufche zaak uytE«j<? enEmmius wat, bree·
der opnaaien, 't Is waar dat her verhaal van E«o·, als party, zouw konnen gewraakt wordend Daar by is het waar dat Emmws, voor zoo veel als ik be- ípearen kan , geen anderen zegsman heeft als'%rm,t Maar men ziet uyt het ganferue verhaal dat Emu , ín den grond der zake, gelijk heeft , en met op- rechjigheit fpreekt. Daarenboven brengt hy vele (ble- ken , brieven, en akten by, die'de-zaak fchijnen uyt te wijzen : en, 't geen alle achterdocht fchijnt weg te neemen , de benichte Kruysprejïker Olivertus, die in de VriefTche Hiftorien als een deugdzaam,-man be- fchreeven word , onderAemit het zeggen van %w door zijne getuigenis, die zoo aanttonds zal bygë- bragt worden. Zoo verhaalt *.Emo dan dat Herde- rïcui, Prooit, dat is hier te zeggen Prior of KI oos- tervoogd van Schiltwolde, dien 't volle beitier in Groningerland door den Biilchop van Ì u ç tier aan- bevolen was, veel te trots en hoogmoedig wierd: ten eerfte om dat hy geen hoofd, dat js geen Abt, voor zijn hoofd erkende : ten andere, om dat hy rijk en naar de weereld welvaarend was, Hy zëide vlak uyt \ 't konde hem niet feheelen wat gevoelen dat alle de Religieuzen van hem hadden; ajs hy ilechts wel by den Biilchop ftond. Om zijne dronkenfehap- pen en flemperyen daar te laaten, zegt Emo vorder, hy velde en ligtede banvonniíTen voor geld ; by floot en opende de kerken met den fleutel der begeerlijk·· heit, enz. Het zelve zegt de voornoemde Meefierö//- veritts wiens eigen brief, dewijl hy niet al te Jaug'S* ik hier tuiTchen voegen wil. ,, b Olk^rus, de tge- „ kochte flaaf van't H. Kruys , en Kamzelier van ,, Keulen aan de eerwaardige mannen en Heeren, ,, Conradus Abt van Premonftreit, en aan de vordere „ Abten, en het Premonitreiter Kapittel.. . . Wan* „ neer ik Vriesland, onder 't Aartsitift van Keulen be- a, hoorende, op het bevel van den Apoítoliílcbefl S|oel 3, doorreisde ^ heb ik daar twee mannen g^von^en „ die de Premonitreiter kleeding droegen. Aan dep „ eenen , te weeten Emo Abt van Bípemgaarde , V, word door de Geeiletijkheft en het volk deze getui- „ genis gegeeven, dat hy zedig van, gedrag, en vaneen vmWMéti^i > IbiiJ. peg, joj. r ; , . ;■· -J
|
|||||
lt
|
|||||
Beschryving van Groningen, £1|i
„ loffelijk leven ís. De tweede , HerdricMs Pr'ocrft
„ van Schiltwolde, word níet alleen van het volk,' „ maar ook van degelijke en aanzïenelijke luiden, „ ζ waarlijk befchuldigt. Want dewijl hy hetampt ,, van Officiaal bekleedt, zoo velt hy battvon- „ niilen en ligt ze voor geld: gelijk hy ook de ker- ,, ken voor geld toefluyt en opent. Dat noch groii» „ weiijker is·, hy tracht het doopen der kleine kfar* ,, deren te beletten; met het Chrisma,om de misdaad „ van èenen of weinige perfoonen , aan fbmmige „ kerken te weigeren: *t welk hy doet, pp dat zé „ voor 't Chrisma geld zouden geeven. Dit laat i% ,v ui. weeten, om dat Ík het Vriefïche volk bemin1· o ne: dewijl hetzelve, als volftandïg in't geloof en „ dapper in den oorlog zijnde, zich wederom ge«i „ reed maakt om't H. Land meteenc groote meenigtè η van krijgsluidèn en met wel toegerufte fchepen te „ hulpe te trekken. Derhalve , vermits ik groote j, achting en génegendhcit voor uwe Order hebbëj μ zoo fchrijf ik uwe D.oorluchtigheit met alle eer* » biedigheit deezcn brief; en Ík raede u uyt loutere „ liefde, indien de wonde van den voornoemden „ Broeder geneéíTelÍjk is c.....Anders moét de
i, wonde, indien ze niet te geneezcn ís, door de
» fcherpte des zwaards uytgekapc worden j op da; η het gezonde deel ook niet bederve ; en dat de ver- η argernis onder det godvruchtig volk, 't welk zoo »> bereidwillig is om den Zaligmaker te dienen, niet }> vorder mag voortkruypen ; en aldus de zielen η noch ín grooter gevaar ftellen· „ Emo, de Overfte van Bloemgaarde, en'tganfche
jtonvent, lieten zich aan dé zaak gelegen leggen. Zoo is hy dan, met drie andere Abten van Vries- land, naar Premonftreit getrokken ; en heeft den rremonítreiter Abt Conradus van alles onderrecht. En om dat het onitaimig gedrag van Herderieus daa? aan toegefchreeven wierd, dat hy, die niet meerals | rooft of Prior was, geen hooier Overfte in Vries- land kende ; heeft de gemelde Conradus aan de Ab*· ten van Mariengaarde, van Dokkum, en van Ma- nendale gefchreeven ; en hun op de gehoorzaamhdt «^olen, den Prooft tierdricus, tn noch een ande- * De zin ij liier vu Ί Latijn onvolmaakt en önverftaanbaar;
^rtMiitr, ren |
|||||
i
|
|||||
4U Aantekeningen op nt
ren Prior, te ontbieden : en hun op zwaare kerk- flrarTen aan te zeggen dat ze eenen Abr va;i Vries- land, dien ze begeerden, binnen zekeren tijd, voor hunnen Overfte hadden aan te neemen. Heráncm wierd door de gemelde Abten gedaagt: hy kreunde 2ich aan geen fchrijven noch daagen; en wierd iq den ban gedaan. Daar op heeft hy zich, tegen t gemeen gebruyk , voor den Paus beroepen : maar fceter onderrecht, zond hy gemagtigden naar den Abt van Premoultreit; en verzocht dat zijne zaak door twee andere klooftervoogdenmogt onderzocht wor- den Hy wierd verhoort: de zaak wierd aan andere KommiíTariíTen geftelt. Hy fchepte dan meed; en datit dat het nu zi|tne beurt was om voor belcnuldi- eer te fpeelen. Hy deed Em* en 't ganfche konvent ?oor den BiiTchop van Munfter ontbieden, tm met het konvent beriep zich op den Paus; maar wierd evenwel door Herdericm, uyt name van den Bmchop, met den ban geílagen; en wel zoodauig , dat het ieder een verbooden wierd , het minlie aan t kloo.lter te verkoopen , of van 't klooit er te koopen. Maar Em», zulks te gemoet ziende, had zich op den Aart»· birtchop van Keulen beroepen. Het Kapittel van Keulen zond beve\ om het vonnis, indien tmo: ieggen waarachtig was, nietig te verklaarcn. Maar over de vordere bezwaaruiiTen , daar Erna over klaagde, wierden de partyen naar Rome ge weezen,, om dat Enio zich op Rome beroepen had. Ondertuflcben zijn 'er drie brieven van den tyoj
aangekomen; een aan den BiiTchop van Munfter om (Jen ban, indien de zaak naar Emoos zeggen toege- gaan was, te ligten: een tweede aan de Prior* var, Mariengaarde, en Dokkum, en aan den Pailoor ΓΝ, om, indien de BiiTchop weigerig bleef, Em* en n konvent va,n den ban te ontheffen,: en eenderde aa |
||||||||
de Abten van Mariengaarde en Dokkum , om Kenrm
Yan de ganfche zaak te neemen ; en alles zoo vee φ ze koften, tot een goed einde te brengen. W |
||||||||
ïaak wierd. den BiiTchop tegengeweezen
nlli om zijne halfterrighek, ín den ban gedaan. ,
- Ondertuflchen wierd de BiiTchop vermaant, QJB
Herdericus het ampt van ^BiiTchops. Gemagtigde, af
Ee neemen. De Bifichop kreund^.zjch aan $%VP
|
||||||||
ÜESCÏIRYV1NG VAN GRONINGEN. 41J
maninge: en Herderieus bleef even hardnekkig. Daar
op wferd het vonnis, dat tegen hen gevcit was, den - volkje door een heilig man aangekundigt. Het volk, zulks verllaande, begon den BiiFchop en Herimcm tegen te vallen, Na veel ftribbelensïsdezaak ,zooal$ onder Werum verhaak is , bygelegt Maar dát byleg· gen beltond in woorden. Die van Blöemgaarde, ien die 't met dat kloofter hielden , vertoonden áan den Abt van Premonltreit dat Herdrkus het ampt ran '$ Ï3iflchops OfHciaal behoorde aFte leggen , dat*er an- ders geen ruit zoude koomen enz. tierdrktts, dje noch aanhang had, had daar vee) tegen te zeggen. Die van Bloemgaarde kreegen gelijk; en Herdrkm bevel, om van zijn.ampt af te (tappen. Herdericus kon evenwel niet rurten : hy bezat dë
helft van de kerk (ik meenedeParochikerk) díe dicht aan zijn klooiter iïond : en zouw ze gaarne geheel *n al bezecten hebben. Hy bragt zoo veel te weeg dat de Prieikr , die de andere helft in bezit had, ziah Ín een kloofter begaf. Toen meende Herderi- cus de kans fchoon te hebben, om meefter van de gerieele kerk te worden. Maar 't volk, tegen Her- dericus ingenomen , raakte op de been ; en fmeet al- les uyt het, Paftoorshuysje, dat 'er Herdriam ínge- bragt had. Dat ftond zoo een man, als hý wczeh wouw, niet te lijden, Hy ftraks al zi-jne maagfehap en vrienden by malkander geroepen, en in flagordcr gcüelt Hy ging het huys met een dolle kop bele- geren : maar het volk, even dol, en door geene ver- maningen tegen te houden , belegerde het kloofter. Het ging 'er op een ftormen en vechten: en daar bleef 'er een aan de zyde van het volk dood. "^oeii was'er geen houden aan. Zy kreegen het kloofter in: ontzagen kloofter noch kerk i verbrardden alles wat hun vborquam, en roofden wat 'er te roQveft was: de kerk bleef evenwel on verbrand. Daar over moft wederom een vergelijk getrorfeji
worden: 't welk nae veel twiftens en raazens daar op uytquam au Herdericus van de gemeente, voor 't,afbranden van't kloofter, t6oo marken trekken zouw j maar geen het rhinfte rechtop de parochikerjc fcoude behouden : de Biifchop zoude voor de bannen (Jat is hier te zeggen het fpannen van de vieffchaar) ,,ejèenhonderd marken genieten. * Ik |
||||
|ϊψ Α AftTEKfcNIÍïGEíí ©Ρ I)Ë
Ik mag híer níet verzwijgen hoe dat de gemelde
BiiTchop Theodoriens eindelijk noch, om het begaan fán zwaarder misdaaden, afgezet ís. De d zoo ge- naamde Advokaaten der kerken en abdyen , zijnde doorgaans Graven en Vorftelijke perfooneh , gingen Ö«mtrëiit deezen tijd zoogrbf te werk > en knevelden ét kerken tn abdyen zfco veelgeld af, dat 'er de ganfche ehriftenheit van waagde. Zekere Abdis , van die advokaaten zonder ophOtíden geplaagd, bragt haare tflagten voor Engeibeftus AartsbiiTchop van Keulen; en had Het voomamentlijk tegen Fredericus Graaf van Yzenbur^ , 's Biflchops volle heef ^ en den broe- der vah Theodoricus BiiTchop van Munfter, en deii BiiTchop van Osnabrug. 'En^elbertus, een deftig eri ibplettend man, vermaande zijnen neef Frederik oni ïijne begeerlijkheit te beteugelen; en niet meer te eiflehen als hy vah rechtswege te eilTcheh had: met toezegginge dat hy hem, indien hy dat af knevelen achterliet, van zijn eigen goed rijk genoeg zoude itiaakeri. Maar 't is bekend wát ingang dat zulke vermaningen by gierige en trotze menfehen hebben. De AartsbiiTchöp had eene reis te doen haarZoell; en wierd onderwegen door gemelden Frederik dood- gefmeeten. Aanftonds liep'er een algemeen gerucht. pp geen lolTe gilTingen fteunende, dat de BiiTchoppen van Munüer en Üsnabrugge, Frederiks broeders, den moordenaar met raad en daad geholpen hadden. De zaak wïerd te Luyk Ín eene zeer talrijke vergade- 'ringe van BiiTchoppen, Graaven ψ'en allerhande Volk , onder het opzicht van eeneh Kardinaal on- derzocht: de BiiTchoppen fchuldig verklaart, en ín *hunne bedieningen opgefchort. Zy reisden naarKo- me, daar ze na behoorlijk onderzoek afgezet wier- den. Dé Biffchop van Munfter , waarfchijnelijk van ihartzeer getroffen, beftorf het bínnen eenigè dagen. Die ván O'snabrugge wift weder in de gunft vanden 'Paus te k bomen,;' Volgens de Krönijk van e Augsburg , die den
th'oörd op het jaar 122f verhaalt, zoude de gemelde Frederik de zufters man van den Aartsbiflchop E»£f/: ïértus zíjn ge weeft. In deielfde Krortijk Raat ook i ii Èfnöjpag. iz2. Sca
i'ii Cfcronie. Auguft. «daan. Iáíff . ·λ
ai π-
|
|||||
__u_tM_
|
|||||
,, BtSCHÜYVJNG VAN üftONINGE&f · 4lf
aangemerkt dat de Keikvoogd met drie en twintig
wonden dood •gèftookèn is. Maar in de grootc ψ Nederland fche' Kroniek ivord de daader vöór den neef van den Aartsbiilchopopgegeven; en de AartsbüTchop zelf als een pylaar der Kerke geroemt. De daader, ziende dat hy al de weereld tegen had, met den eenea ban yoor den anderen na geflagen wierd, en daar by hoorende dat 'er door den Röomfohen Koning groot geld op zijn lijf was gezet; wiir niet waar hy zich beft verfchuilen en bergen zouw. De geheelc Weereld was hem te nauw. Hy verkleedde zich als eén koopman - reisde naar Italië, naarDuytsland, naarLuyk: daar hy eindelijk gekent en aangehouden wierd. Toen wierd hy aan de Keulenaars voor een groote fomme gelds overgelevert. Daar wierd hy, als een hond langs de ftads wijken en ftraaten gefleept; en opeen' radt van cene uytneemende hoogte gezet. De Kro- nijkfchnjveï voegt 'er by, dat hy de dood/traife met een groot leetwezen en godvnaehtigheit uytgeftaan heeft. „ ° f ftjg. 226
Η E L L U M.
idïimi/ een &o;j> ban jfrbeïgo ín tttgnfa
toolöcn/ f$ tkn bu^enb fcï^teben ban <&m* mngc noo^tuaart op gelegen* en Begontó nocA tegcntoöoc?öig 3ftnen ouöen naam. miami öen naamïaosen £>zlj$bet / öte een berbols op Mmco gemaakt geeft / fïonö bet op 't φ %m\ öer tmittm eeufoe onöer tre Mena!daas m borat 'er bj bat Eibofn 't iaat? i%9l bari Kodmars crfgenaamen oeöelft ban een ftafleeï/ «'nanal ïjtt erfgoeö/ge&ocïjt; enalíeá/tot SS?hm tmt mvotm* 1 m
S L O C Η Τ E R.
êïocötér/in't Satgh Slochthra, tffnöe een
*m mereen f aroeWern inbe^urftooiben/ too#t
|
||||
4*6 OuDHSDEtí tet* Gestíchïén
m$ fo ΐ berbblg ban Menco éltifi .SÍothrt
genoemt *, en í$ 9000 fcffêéeöen ban 4B^oníiu
gen gelegen, omtrent §ct einöe bic Dertien; Öeeeutoe/ 5000$ oe^eer Alting fclj$fr/-toag Qet meefïe ge3ag gier ín gahüen ban get ge# ffagt Haigie*ga. . " . \ ,Γ
ï|íee ftaatljet aöelp fiat jpragknuurg.
, S G Η Α R Ú E R. |
||||||
^eïjarmer/ % öe ffiöttü ban j&mmt en
Van Schar- itf \HUV OUÖé 4&tÖenftfcf);ifren Skiramcre 0$
Sier· ïiaamö / i$ tegenbjoo^Dig een Doju ban # íbeí*
ga/ ög öe ^enterínoíoen/ en niet meer atj ijtjf bugjenb fégjeeDen ban «0|oniíijgen gele- gen, Het ïjaö een oube Rern; Demel&c bolgrng
Jet fcöipen ban Emo Den 21 0tg ι i$r; 0$ öen 3onöag ban be %, ^ieiiuiöigfjeit / böoi öe bei'moogenöfïe Jftatroonen gegeeben' tmert» aan öe Wiüu ban Jl^criim. jHaar om oat et' aïle óe & croonen níet tegenfcoáoráííj toareri geiöeefl; fjj Öiè gifte op ftèt bei^aek ban etw ge (uiöen/ boo^nameutïp ban Öe <3Mten£/ ben 11 Sftiïg. nietig berMaarh É&o i§ 3e Dan tiert 19 S'iUny a^'er öe Φύύι\$ m bg geroe< jjèntojarai/ hjeöcram beemeubk * Ma 't jaar öe$ ïfeere ι j,a|, $oo al£ men in '| gèboigbmi* Menco binöt/ i$ 'er te^cíja^ nter een meumé ten op ïjet ftffl gè&ouurt*. tm feïjooner ban De anöere fïe'ehe nertt/ bie ftunne böojonDerjS op een moerad geöoutot* jabtsen, SBn öe prcocfjiEtcrli toierb 00a een Unijosb^Der^ hïooflèr getimmert tS5g L*o Sibrandus * in öe&ebeng Der lp ten
|
||||||
van Groningen. 417
ten hm ïïibïimt/ φ te Ut&n ïjoe bat get ψ&*
monfïreítec fticsof^r (ban ^cijíftbiaïbe) ín 't jaar 1401. &qo? 't gesng ban üm $;oofï ban ákfjíïttool&e aaii be Ifetig^Gcbei^ ín eigen* oom obergegeeben ig. ?j|g baegt'er bg bat Ifjet toel eer't Huysdes Lichts genoemtig gebjeefi Β R O Κ Ë.
$et boójnaamfte bo^p ban be l^ofb - #ïb-
amfïec^/baar be Rietman 3ijn tscröiijf ijoiibf/ en 't lueÜi ín ttoee g;oote nerfpeien gèbeelt i$/ fïaat onber bie benammge bermelö bn ben ftófc ban Return / Menco. Cegèütooojbig i$ ïjefc beröeeït méunb&ioen en^oo^een. *öic oitti» trnit ebeii betre/ ie foceten 13000 fegjecbén/ ban be {jaof öftab (koningen) gelden 31)11* LOPPERSHEM,
door de wandeling
LÖPPERSU M. ïopperfüm / öanr Ijet fïot ten $$am ftaöfc/
!? een boo|treffdïjlt öoj^r ba» jfibdgo/ en ticíí öup3cnb ffcijjecöen ban «g^onmgen gelegen. féeïoppcrpijem/'bat een feijoone beeft íjaS/ Prdoftenin
Ptogt ban ouösS een ^oofi te fïarin: boei) nipekcnite |
||||||||
't jaae (χ 17. i£ De tolt afgeöjaiiör. <$e fm$* £
|
:m.
|
|||||||
ten en %$ü\m§ tem %Q$ptv§\}tm biüjben bg
&e SGbtcn ban * JOcrurn gebuurig bérmeibt 3(n 't jaat 1X15*. fccaá Menco belten tt%m*
mm™.
Ripperrus, f toeï-etr <&eften te %ομρεΐ£'
Pm/ en een roofgterig man/ maar nu oM ' Tc weeren Enrto en Mé-ica'.
J Wbb, Sm. Rei. FiiG lil» 10. |
||||||||
4ï8 Aantekeningen op »e
3íjn ottfcrugfiit) mbm niet beroutaoerroffen/
en aï!f^ teat go/gerooft Jjao fcoeöerom gegee* ben jjeböenöe/ bjierö in't jaar πμ. booten Slot'ban 3$mim tot een H&onntft gefeBoo* ren ι m ifi ooft |&onnt& gefloten. 3[n 't jaar n8o. fcoa$ Albertus f&jaofï ban
&opgergï}em j en ín't jaar iipo.Eiboco, Geleerde Mannen te Lopperehem gebooren.
Gerardus ván Lopperfum, aïïw# naar 3tjne
.geboorteplaats aènoemb/ $eerfï te (2) €>tionsn* ge en naccrSanö te .fiöaaflcicöt ^cöooibpogö geterefr; en i§ ooft ín De ïaatfie pao omtrent Jet jaar if8i oberleben* ï|g ïjeeft ijet ianö* boeftje ban Epiö'erus, Dat Hier. Varlenius ooft
gcöaan po / ugt öe IfEttreftseïen ban Sro·
ba-us I berraeerDert: en 'er de Afbeelding des Levens, Díe jjp unt £et «ftie&fcg ι» Xetífn» fcfyebeersen bertaaït pö/ öc#er öggeboejjt Φύϊ\ heeft fjn tegen Marfilius van Napels eene Verdediging gefchreeven voor'ε gevoelen van
den Kardinaal Baronius. Jbhan van Loppcrshem Jjecfr tt ttOttW / »l
tre'saaft ban De ©enetiaanfefie fcjjeuring/ een
toerftje gefej)jeeben boo^ Den fóarttnaal Baro- nius: ijtbbenöe Díe toooaben Der φ. #cí)#/ Siae dood en eet, opgenomen : toaat obfï Φ Thuanus ftan naaien too?Den« I Hit werkje is te Loven gcdiukc ia't jaar ifjo.
t Adann, 1606. AANTEKENINGEN
τ In 't jaar 14*3 en x4*4 heeft hier a,s Prooft
Deken geftáán ý**o£ %*»-, dewelke met de gemeen- te onder lijn Dekenfchap hoorendc, eenigen W |
||||
BkSCIÍRYVING VAN GRONINeEH. 4*ý
overhoop heeft gelegen, « Hy begoft zich ïelven
grooter rmgt aan te matigen dan zijne voorzaaten gedaan hadden ; nieuwe of grooter laften in te voe- ren , enz. De gemeente, die evenwel genoeg van de Dekens gerinhe)oort wferd , wilde vengeen nieu- we of grooter laften hooren: en zetten hem den voet over al dwars. Teen had men 't leven gaande ; ky- ven, fchelden, verwijten, was dagelijks werk. Ee- ltige goede luiden , vreezeude voor erger, en dat'er interdikten en vordere onheilen op volgen zouden; tochten de zaak in den beginne te fmooren. Zj bragteh 't zoo verre dat het ganfche verfchil aan de uytipraak van goede mannen verbleven wierd. De keur van goede mannen viel op Bojo, Abt van Ter- öninte; Bartholdus Paftoor van S. Maartent kerk te Groninge; Bmno Faling ; Hendrik Brugge; Ditmaat Rfgnertis', Baraldus Ebbinga ; alle vier 'Hovetmaa- rien enz Die hebben in Februaay t^%4 de volgen- de uyrfpraak gegeven; die van beide de partyen aan- genomen wierd : Eer/l zvierd'er bepaalt van wat zaa'*· ken dat de Deken kenriis mogt uecmen; en over welke Zaaien dat hy boeten vorderen mogt: ook wierd 'er dé grootte van ;-e bode bepaalt. En voor eerfl viierd hcute dt magt toegift aan om de klagten der Geeflelijken aan tt hoor. η over de [chnlden, die 'eigentlijk de Geefteiijkheii toe behoorden ; de fcknldenadrs tut betaling te dwingen\ '« de tveigerigen in de boete te flaan: de woekeraars gevangen te zetten , en te boete doen bet aaien ; ja 't geeti vV by *t woekeren gewonnen haaden, bun af te neemen *n den beledigden weder te geeven. Voorts ottz ook boe- ie te vtr deren van dt ^enen , die op fee β dagen of ande- re Verbode tijden werken; die voor den Proofi niet ver- fehhnen als hy recktdag houdt; en als 'f hun f ligt is te t'erfchtjnen · die de handen aan hunne Ottders flaan; «v de Geefielijkheit op wat wijze dat het zy húoggrl/já v*>edigen·. die vechten; de gemaakte akkoorden vtrbree- ■ e» ; op heiligendagen , of zulke dagen ah de Proofl tijni v,trfckaar fpant,, iemandquet'Ztn : eindelijk die tegen de Wetten van 't heilig houwelitk zondigen*, 't welk eigott~ "J* tot zijn rechtsgebied behoort. Daarenboven dat hý i'dlge»! ouder gevjoonte de tienden zal neentcn van lam- wren , kalveren, en dier gelijke dingen \ d&t hy de kcr* * Etttflüiue a-i Ann, 14*5. |
|||||
•tttttttm
|
|||||
420 Aantrkeningen op de
ken, en de kerkelijke plaatzen , vaten , klederen , in eigen
perfoon of door een man van kennis , jaarlijks zal bezig- tigen ; indien *er iets aan jchort, srder geeven om het te verbeteren ; en de hflers, indien ze met gehoorzaa- mt η , bekeuren. 2. De Wethouders van Groningen hadden hem
het bewind over hunne Schole, met een goed jaar- geld, opgedragen. Maar't was zijn ongeluk dat hy de opvolger van Regnerut Prdidinms wierd: want b dewijl hy op het fluk van de uyterlijke gaven , als de item en bevallige bewegingen, verre achter Prtdi- niHs ílond ; en daar by de Poezy ín zwang wilde brengen , die Pradimns ganfeh verwaarlooft en bui- ten de Schole gehouden had ; wierd hy van de jonkhfit uytgelachen. Zijn gezag lag 'er toe; en hy wierd genoegzaam voor'tgekje gehouden. Dit verdroot hem zoo, dat hy fchicr van knyzerye verging; en, toen 't eerfte jaar om was, zijn affcheid verzocht. Als hy naderhand met Sufridus Petri over die zake fprak , klaagde hy ook over deOndermeefterf, of de meefters der laagere Scholen. Hy zeide dat die all* middelen infpanden om hem den voet te Ügten, ca dus in zijne plaats te koornen. Die fchrolden op zijne item en beweegingen; die maakten de Studen- ten op. En Suffridm Petri, die daar in gelooft mag worden, verzekert dat het waarlijk alzoo toegegaan was: en dat hy van anáere perfoonen, die de ι*** wiflen , eveneens onderrecht is geweeft. Dexel'de Suffridus voegt'er by dat hy zelf om diergch'jke re- denen , het bewind ofRektorichapder Scholen , h°c" wel díkwílï aangezocht, noit aangenomen heeft- De Rektors , zegt hy , worden meer geplakt v*n hunne Ondermeefters, als van de Studenten. Pc Qndermeëftcrs , zoo vervolgt hy , zorgen dikwi $ maar voor hun eigen voordeel: en 't gebeurt niet %t\- den dat ze met de Studenten aanfpannen , en *c Rektors over boord werpen. b De Sernstoiib. Frif, Jib, ij. $, \.
|
||||||
\
|
||||||
spik
|
||||||
BlLSCHRYVINe VAN GRONINGEN. 4IÏ
S Ρ Ι Κ , 6 Ρ I J Κ.
gttía/ * ttn ba# ban jfibrfgo/ i$ gele*
8en aöü dien mono Dan oe «tëcmtig/ öie ö# Ptolomarus oen bgnaam öecft ban öe (i) $>i> beu. Mencofct>ófc/ bat 'er ín oen toaterbioea ban & Lucas, ín 't ?aat ι χψ<ί, een gjaot fcflip/ 't tokt bit ban&ceutoaarö?n toebtr&aajöe/tc* gen 't flranb &g $j»ft aangeajeebeii $ ·, en aai gu bat fcflip seïweijt Ijeeft i&ct Dajp fïaat'ec tegentooojöig noc&; waar toa# t'ijan^ met een boller ugtftaaaïi $$β genoemt. * Aiting, parte *, &c,
AANTEKENING,
τ. Dit is naar het gevoelen van den Heer Aiting ge
fproken; 't welk ganfeh niet te verwerpen is. De woorden van Ptolomaus luiden aldus: /λ- noordzyde van Duytsland word bepaalt door dm Oceaan : welke bepaling aldus befchreeven word. N* de monden van den Rbijttflrvom volgt de have*
Van Mar «mannes : dan de monden van den vhed V-i- drus, (V welk de lieer Aiting de Wtder vertaalt:) dan di monden van den vloed Eems: dan dt monden t'«» den vhed IVezer; dm de manden van den vloed Elve. Zoo meent hy dan, en niet '/.onder reden, dat de
Wider niet anders is als de Wciler mond van den vloed Eembs, of de Wefter Eembs. Die mond, legt hy , ial den naam van Wider gekregen hebben, om dat hy inderdaad wijder is als de Ooller Eembs. 't Geen hy vorder tot bewijs bybrengt, kan by hem nagelen worden. Β E R U M.
23erunt /, tm treffritfft οο?ρ met een \W
roc&ï&er& onber fmlQo I en öpnae aan ben D d 3 oebcc
|
||||
π
|
|||||||||||||||||
^ti Oudheden en Gestichten
eeber ban be <êmtb§ gelegen/ Qreft sijnen ouoen
naam sonöec cenige beranbeeinge begonben. ^ct gemeen geboelen ίφ Dat Herbenus 8$$« ftïpp ban lltrecijt/ en $tjne ttoee fyoebei^ b« ^teeboogben ban <g$;omngeti en Hioebojoe / lipt beje plaatje * aféomffig 5ijn. Menco van Werum, fcj^fjbettbe úbtt Jet
íaar íi47■ berflaalt ^at be üetfcen banSSepuni
en lf oltoirf § ín bar jaarontïjeben 3Ïjn ban ren nitrröilu: ín 't hKifte 31» berbalien toaren om bat baar*/ boo| t opfÏoc&en ban eenen Raper-
tu.s aan be eene 3i|öe / en De tytenfeen ban eenen Alben waan bc anbere 3pe/ een ölaeaig tref* fen boojgcbaïïen toa|. iCe 23erum ffaat ijtt ^mmïju$$ Lu inga. F E L D W ï R Τ Η.
Feidvirth, ápeï&toírtfj/ eene jm* onöc Slöb» ban^. Be-
ccn Hine- nech&.us φβζν onber #íbeígo oícíjt 6n Φβηΐ' jjiktyner Í11C / ^ besrtien bïinsenö fcíj|eeben ban <&$* |
|||||||||||||||||
.tmigegeicgni*
|
|||||||||||||||||
v
|
|||||||||||||||||
jaiklc
|
en en
|
't jaar 1 »-83. geeft Hatebrandus of Ha-
|
|||||||||||||||
Nonnen, thebrandus, 300 alp f Mira*us ^egt/ Dg %ψ
jpuigenbam ín p^íégíanb een *$entbii\t$Mt
lloofier fyooj nian$ en b^auit»^ perfoonen öc goimeii* .
$$ct Kreeg naberöanö ben naam ban φβιο
felooftcr; 't taeïfe ban een anber φΙΜύϋϋΡ tcï/ bat ban be ^o^Öcrtpncr Φ$ρε toa#/ fH op be jl^arne fïonb/moet onbeifcgeibeH luo!' • In GoftvriesUnil flaat een oud en adelijk Rot, Berum g**
aaanid ; uyt het welke <te Biflchop Hcribertus en zijne Broe- der· , volgen* ecnige deftige Schrijver» , gefpreofen zijn. Al- thans hangen hunne fchiJdcryer daar ten toon. |
|||||||||||||||||
van Groningen. 423
®z #tefïe ban bit ftïoofïee/ 't toeïii jeecDeOvcifte
bifttotfg öp öe ^φΡα*^ ban 3©ei'um ber*wkr<iAbc raelöt too^ö/ geeft ai inöe ttoaaiföe eenfcoe ben ^Huei tijtel ban Uiut geboete. ©e eerfïe tóooftetboogö/ te löeeten Hate-η«^n.
brandus 3df/ t£ ban ïjtee gefcïjeiöen in't jaár.^^j Π98; en in 't miööen ban U Uooftethtth be*0p je ϋ,ϋ' o^aben. 3n't jaac 1617. toieeöen 3ijne gegier Hek- toren nnt öe tombe genomen / en ee«!gensense"c· njö o|j eene beíïíge plaat§ geborgen. 3n 't jaar ifoo toieeöen 3e te áíntfcneejjen in 'tf 2?crnaröguier nloofïec gebrast; en boo^ bc goöbwnicötigöeit bei? geloobtgen ten toon ge* ffelt. go fijnen b^onöetip ge-eeit ojj beo 3°3fnïn/ öie be gebaojteöag ban Hatebran- dus i^ ; na bal [ohannes Malderus, ^iffcfjOp
ban Unmttpm / bm genen öie gitmte goö*
tyucïjttgöeit öaar ter plaatse ban 3onben hoo* pen pleegen/ 40 bagen afïaatp gaö berïeent, i^rcr neben$ öe B#ef ban bm gemelöen ^5ψ fcijop 3cïf; 300 a\§ tug Jjem ngt Mn-^us ge
troUhen gebben* JohanneS) byde genade van Godten vanden
Apoftoiiflchen Stoel Biflchop van Antwerpen, wenfcht enz. Nademaal wy door het zien van eene autenttjke akte, die door veele geioofwaar- U!gegetuigen ondertekent is, zekere kondfehaρ gekrecgen hebben dat deOverblijfceieh van by- ;!ae het geheele lichaam van S, Hathebrandus, den jKrften Abt van de Benediktyner Abdy Oiden- K|ooiter , by Appingendam , onder 't Bisdom Van Groningen, h welk t'hans onder de roagt ^r Andersgezinden is, in 't jaar \6\-j, uyt de t0rnbe, die in 't midden van de kerk der ge- elde Abdye legt, door N. N. gehaalt zijn j n na at dood van N.te bewaaren zijn gegee- D α 4 ven
|
||||
4^4 Oudheden en Gestichten
ven aan den vipomen en cotzaamen man N,
welke (vroorae en cerzaame man N.) in de te· genwoordigheit van Heer Kormlu de l¥ittey Licenziaat in de Godkunde , onzen Aarisdia* ken ,· van ètn Eerw. Vader Hcndrkus vander Heyde}}% Prior van S. Sahatofs klqoflcr in deze ilad van Antwerpen , van Heer Laurentim Beyerlink. , Licentziaat in de Godkunde , en Aaitsprielier onzer BifTchoppeiiike keikei en van Beer Francifcus vander Zypc , Licentziaat in beide de Rechten, voor ons met plegtige cede verklaart heeft, dar hy de gemelde Reliquicn van den voornoemden N. ontvangen , en in dcezc Had van Antwerpen gebragt heeft; om daar behoorlijk ge-eert en geviert te worden: zoo is het dan dat wy , willende die dingen volgens onzen pligt gaerne bevorderen dewel- ke dienen om de geloovigcn tot heu behoorlijk eeren van de Heiligen en van hunne Reliquicn op te wekken, de voornoemde Reliquicn goed- keuren·, en verklaaren dut het do rechte Reli- quicn van S. Hatebrandui zijn. Om deze reden {laan wy toe dat dezelve Reliquien , als van ons genoegzaam onderzocht en goedgekeurt zij1'1' de, in de kerke van S.Sahmlors kiootrer voor- noemd , even zoo als in de kerk daar ze uyt ge- haak zijn, voor de godvruchtigheit der geloo- vigen mogen ten toon geftelt worden: en dat \vv aan alle geloovige Chriftcnen, die op den 30 Julii, dat is op den geboortedag van S Hto Ubrandm^ de voornoemde kerk jaarlijks god- vruchtiglijk bezoeken, en voor den welftand der kerke,de eeadracht derChriilene Vorftcn» en de uytroeyinge der ketteryen, hunne god- vruchtige gebeden aldaar tor den Heer ftorten, veerrjg dagen waarachtigen aflaats, naar de ge- '' '■ mc«Pc |
||||
van Groningen. 4*f
tneene form der kerke, door den inhoud dezes
in den Heere verkenen, Gegeevcn te Antwer- pen, den 17 January, 1610, rCegenbjoojbig foojb be j)ïaat$ / bie tiocF)
oen ouden naam beïjouben Jjeeft/ ban Ijoef* jwtïjrer^ öefcooont, S£encben$ de íicïíquícn brierb ooft een boen H«ei>ran,
obergcfyagt / bat met öe ganb gefefeeebeu j™*1^ tyo0: taaar ín fjet leben ban ^. Harcbra ndus , tcfS in ín léflfen berdeelb/ befcfeeeben fiond. <2>ít Ie* vmsM ben $uïíen de jEonmftften ban ýei^ioircli / 300 gettiebt. nip ijet feïnjut / ín guuiie fterftbienfïen gelee* 3ch fjeuueh. ó^iibcr anderentooab'baarban ïjem berïjaait / bat ög Bn 3911 leben d?ie nloog ■ tcr<s ín &;íe£Ianb Ijeeft gefïtcöt: bat ban tftlü* toirtf}; dát banjj&eergnsum; en bat ban <$w* Ricwtoaib, GARMERWOLDE,
«föarmertooïde / een bo&» ban jftbeigo/ i£
bier durendfeö^eeden bau<Ö%ouiuge /naar be liant ban de of en$ toe / gelegen 5 en geeft genoegzaam fijnen ouden naam öejjoubetn |et ijeeft ín den iuaterbloed ban &.§>. Simon cn judas, ín 't jaar 1284, om de laagte ban 3gne ïanbernen / gepote feïjabe gelebeu» i$n Ijebben 500 eben gejien dat Ijier een ttïoofïer ¥tft geftaan; ooft \$ §et gefïagt Stitinga, 500 a$ unt Mencobïpt/ ö^riu aandien getoeefï. Sn tberboïg ban Mcnco, op Bet jaar 1284,
too?d Eppo Stithenga ban <0armer£írjoïde ai§ ttn b^oom en beugd3aam man bermeidt \ a\$ Sebbcnde ben %tth Elbo, en ben 3Mieu AU bertus, tegeufïanb gebobem Duf RO
|
|||
4*6 Oudheden en Gestichte»
R O MERSWERF. Romers- Ce ïlomergtoerf / iïkljt Βρ be jHönniHto
werf. Ka- ban ifelbtoertf) naar tic jp^ei tor plegen / pel aldaar gflö * Emo na öat g^ ^ $$tmbfötyntt ^\W
s* lc c' bíng ^aaiujetroMieii ga&/ ín 't jaar 1^04 op
5p eigen lanbgoeö/eenenajiéigeöoutot $a< Derfjanb/ gelp öoben aï ber!jaa!t if/ öeeft gp 3ijnen neef Emo, ^afloo^ ban ïti$öinge/ ín sýn geselfcfjap geteegen: toeïïte Emo, go ïp toe öoben 00& foeeöec bergaalt geböen/Dc ferfïe HBt ban ^ioemgaaröe getoo^öen $ M\$ 5ρ Öan ben genieïöen neef Emo ügs ^irö 0^ foreegen ïjaö; jjeeft fjn be boo^noenibe tepel ín een ^onneftfoofïer beraotïert ·, z\\ aan iut fiïoofïer öen naam ban Jteseïtaimj gegreben. %\\ bit ftloofler í$ Emo, %ht bani&crum/ ?ii be neef ban ben eerfïen Emo, ín 't jaar 1237. obedeben; 300 al§ 6n Menco ín't ïebeu ban Emo öergaaït tooiö» 3$c naamen ban &omer$toerf en Stoosefsamp 3ijn metier ttjö te níet gegaan : maar bc naam ban 't jpp Moofter t£ nocS ín toefen J[n 't jaar j^qS. i»a$ Evo , boïgen^ ïjet
fcïliijben ban Emo, ^afcoo} ban íiomcr^ iöerf 3jn't jaar ix5t. i§ ïjet gjonbtöerif ban be
fterft te $.ö03eftamp/ 300 αΐφ Menco fcfegft/. boïtronnen: en se mnnren Der fcerhe toarcn.iu ben ttjö ban ö^ie jaaren opgeïiontof, J U Κ W E R T.
3;n&bjert / booj be$en ^u^atoert genaamb /
|
||||||
* ZicfeovM , pag. 3 86, 387» «η*·
|
||||||
tf
|
||||||
van Groningen. 4» f
if uu bo?pje batt fibelgo * uenoo^ben öe
#&el öicöt ög Uppingenbam gelegen. Emo ban 3®erum / fcij#jbenöe ober Qet
jaar 1208, noemt ben ]$a.fioo? ban gjnufciert Olhrandus van Jukwert, níet Os wal dus gelrjft
6g ben Heer Aking jïaat (ij.
AANTEKENING.
1. Daar word van geene Paftooren gefproken :
daar fraat maar dat het vergelijk tuffchen den Leek Emo en den Abt Rcindo, die echter niet verichijneu wouw, ten ovcrftaan van drie getuigen gefloten Ís. De getuigen, legt hy vorder, zij» ge-weeft ; Olbran- dus van Incawert (lees Jukawerth) E-vo va» Romers- werve ; die ïoo even miiTchien ook verkeerdelijk voor Paftoor van Ramerswerve opgegeeven ii; en Eggardus -va» Nothenfum. TJAMSWEER.
€jam$fottv/ ban oub^ ooft föjamttgtottht
genaamö/$ eenoog üan$*tbeigo &ρ be&ütt ban ©amme* SJn 't jaar uop, 300 a$ Kmo ban Jtëewni op bat jaar berfjaalt / geeft fjiec alg jpajtoö^ geffaatt Popeko van Tjamerwerf: '
eerr doorluchtig man, zegt hy, en die om zijq
godvruchtigheit vermaard was. OPWIERDE,
van ouds
ü Ρ W I R Τ Η Ε, «Spbiierbe / een bo$ ban jptbeïgo / níet
foi're ban ben oeber ban be ifibel/ aan be wcïjtcr 3jjbe/ i§ bugsenb paffen uan tSppín^ öafcam gelegen;, en geeft ban oub^ ooft eenen plebaan gegab, 9fn
|
||||
4*S OüDHEDEM EN GESTICHTEN
3fn't jaar 1117. * Ö^ft öe^ifcgop ban
Jj&unfter/ met Jjet obédeg ban öe ^cta$
en $C&ten/ eenen fyief ugtgegecben obec Jet öooöfïaan ban Den giiefïec ||, (O, * ByEmoover ket jaai 12,38*
AANTEKENING.
1. Door den Priefter H. word verftaan Herbran·
dus Pafloor van de Ryp ; waar van , onder de Ryp breedcr v-al gefproken worden. Κ R E W E R. T.
$>qö2 jft'eittet'd)/ ín't beiboïg ban Mcnco,
moet geïeesen tooien ïkrehjert ·, 't hcdi* tot trien tijo toe / met SHrnetoertQ / onöer öc ga; roeïjte ban I^aUuirtlj ötib gefcaau: maat in't laatje oer öertienöe eeutoe / na bat'er een tseeft getimmert toa$/ Ijefc recljt ban een? §a- roeïjï ge&rcegen Ijteft. Wc ï|eer Aking gouöt git ftljiei* boo^elter bat öoo^ öc gemeïbe ttoec öojpen ín 't geboïg ban Menco bermclö/ fcerftaan moeten toojben Itrebseit en ftatmis. ^et eerfte ban öesc ttoce fjceft ín 't berboíi ren taitje ban <©. 3L &;ou.íd gefcreegen-, 't toeïft ben Kloten ban ^ïoemgaarbe gegeeben tmero; en naberfjanb ban Detöe bic Dompen g^ ïj^npfot $ getoeeff. fóretoect i$ öopsenö paf# fen ban öe οιφε ©arocfiie ^oïtoieror "gelegen, Η O L W I E it D E,
©i't&o;p7 't toeïïi ban Emo oji get jaar ι2-48-
fcermeïöt too$ / en een jjoogen fíeenen to^ ren geeft / i$ o^te bnpsena paffen ban W[ gtngaöam fcijier op ben oeber ban be Φιτ&Ρ gele*
|
||||
van Groningen. 42^
pïegeti. Aifïícus, ín 't ieben ban β. Lud-
gems, fcjijpt Ijet l^eleiö^cts te noemen: maat öie ftct becbaïg op Menco gemaaftt öeeft f noemt ïjtt Hakwirth; oat 300 bed í^aï^ um gegeiligDe Soogte j en geeft flet ooit oen naam UW Hiligloo*, en Heiligelee. fóegetlU)QO£Írig
geeft Öet Ben naam ban^oltoieroe: baar flaat
ooft een fïot ban oen 3elföen naam, F Α R. Μ S ü M,
f armfum / ban ouög 3petnie$jem / # eert
öojp ban jpibeïgo / op oen oebec ban De *rein&£*, baat «SMfigl/ ambt flinto 5pe/ fcjsec onnnloeïp aai? paalt. ©icjjt b» íaeiitfuni flaat !jet aöeïp flat
Ripperda: foelft ggeflagt íjet gerneibe {jo;p öp etfVêcï)t plagt te öe^iteii. <èe pafïorg/ £ne v'ette p«* 5ccr goeoe inftonifïefi po / fïaat ömmaalfiteerciu towmcio 6» öe ^clMJbeep ban H^eriim. Gcyko ,* beften te Jparmfum / bsa$ boïgeng Deken*
*Emo tn aïle fcoeereïblpe toetenfepppen tod^Farra' beöjeeben: öaar ög ban een gobb;3ici;tjg íe·* utn' ben / cu gebicnfltg. S£n φ gsff o^M ín 't jaac 12.13 : (l) *n biierö opgcbolgt αοοι Sikko; We/ ban ΐ 5ynett <0b£?g.3OOtbaDer Sigrepus af te reftenen; öe bierbe Spenen to&$. '3fn 't jaar 1x84·' toiero fjet ampt ban ^e*
htu aloaat beftfeeot öoc$ eetien Heftelus. i Hefíei bjaá mei eenm Imetïfi en ttoee
reiggejeïïen mat :pavv$§ getroBnen; ten tóe om'er te ftuoeeren; tenöeele om'er3ijii een oog te ïaaten geiieescii. Certotjïe bat jjp baat! berferöe / toa$ get berfep ober De * U t Tctvo'g van Mcnco, psg. 304,
<®nfc*
|
||||
4;o Oudheden en Gestichíeïí
^ntbangeníffe ban be φ-, Jftaaaö Maria ín te
feijoie en ítcrítc ban g>ari$ ín stjne bout firacjjt ^ít bsrfcp toag ín j^annrp al op? geííomen ten tíjbeban^ Bernardus i Díe Daar ober eenen 5eer isracljtigeti 4. fyief gefcfeeeben gaö 1) aan De üanonniaften ban Sgoíiíl ^n öe geraelöe ftetfte ban $at?ï$ itsieröen jefiere getpen ban öe % lEaagö Maria geleden; Díe Heflcl , tigt ^auftríjR fcoeöcr&eerenöc/ tne&coc&jagt Öejeft ^e Ö^pen öeeb Ijg/ foaarfcijijiielp roet berïof ban öen 25i(fcijop/ jaarip$ onïsei* stjn ©ekenfcljap Iee$en: 'tbjeifc ín 't ^erböï0 ban Menco op ot^e bjjj3e toer»· jjaaïf too^ti. In't jaar des Hccrc ü8o. 'uHefelm, Deken
Van FermefTum , met eenen knecht en twee makkers uyt zijn vaderland vertrokken, en te Paris* aangekomen 5 om 'er zijn een oog te laa- ten geneezen , en ook om 'er te ftudeeren. Terwijle dat hy te Parijs was, hoorde hy twee Meefters rwïftredenen over de Ontvangende van de H. Maagd Maria ; te weeten, of ze verdiende geviert te worden of niet. Als ze niet eens kotten worden · en de eene met krach- tige redenen bewees dat ze behoorde geviert te worden; maar de andere daar tegen leerde dat men ze niet vieren moeft; zoo is het op den dag der Ontvangeniflc gefchiedt dat die Meetter , dewelke de Ontvangenis van de H. Maagd niet begeerde te vieren, als hy voor zij- I Dat deezc brief, die van eenige hedemlaagfche Scnr'J-
Tcrs resrengefproktn word , waarli|k van S. Bernardus g«- fchrecVen is , blijkt uyt alle de handfehufcen of pBgedruKte werken van den zelve η Bei nardus; en uyt de eenparig-- gcW · genifle van de oude Schrijven, Naulis Aïcxandcr Hift- Ec£ * torn. 6. Λφ |
||||
van Groningen. 431
ne fcholieren zoude ga*n fpreeken op dat ze
zijn gevoelen zouden toevallen , in de tegen- woordigheit van alle de Omftanders (3) Hom , en fprakeloos wierd. Als hy dan ganfeh niet fpreeken koíl, kreeg hy een inkeer en berouw dat hy de Ontvangenis van de Roemwaardi- ge Maagd op zoo een fnoode wijze beftreeden had. Ja hy beloofde, indien de Moeder der Genade hem de fpraak wederom gaf, dat hy de Ontvangenis der H. Maagd alle de dagen zijns levens als een feeitdag zoude vieren: en allen menfehen, die hy fpreeken konde, zoude aan- kundigen dat het feeft der Ontvangenifle pleg- tiger wijze moet geviert worden. Wat draal ik langer? De Moeder aller genade , dewijl zvden fchootder barmhertigheit voor allen die haar uyt ganfeher harte aanroepen goedertie- rentlijk opent, heeft geen langer wrake over die verfmadinge gepleegt. Maar gelijk hy op ecnen oogenblik ftom was geworden ; heeft hy de fpraak ook op eenen oogenblik wederom gc- kreegen: en verkundigde opentlijk wat bem wedervaren was. Door dít teken begofl: men grooteeerbiedigheitvoor het feeil derOntvan· geniiTe te hebben. Zoo dat de voorn. Deken, die dat alles en meer diergelijke dingen te Pa- rijs gehoort had, en daar ook zekere Getijden van de Ontvangenis had gevonden ; dezelve Getijden in zijne wederkomfte medebragt » en in de dorpen van zijn Dekenfchap, met ver- lof van den Officiaal des BifTchops, ten eerfte a^e jaaren deed leezen. „ * Verhaal
Φρ bat öe %tt$et ban öe ganfege ^a&e ooy «■"« ver-
delen mag; geb ift rjocöpbontmi (jet berfeftii f?bliover obrröie fioffe aï&ïec ín 't Ho;t «nt Edmundos %[^&' Ziehen us op te Qtttotl* In H. Maagd·
|
||||
43'* Oudheden en Gestichten
In de elfde eeuwe zijn 'er eenige Getijden
Van dé H. Maagd Maria ingeftelt ■, dewelke in zekere uuren verdeelt waren 5 op de wijze van den kerkdijken dienft, dien men Gode ter ec- re gewoon is te verrichten. Dit gebruyk, dat eerft door Benediktyner Monnikken ingevoert was, wierd naderhand van anderen nagevolgt. Eindelijk hebben de Kanonnikken van Lyons, ten tijde van S. Bernardus, ailereerft in hunne kerkelijke getijden gewag gemaakt van de on- bevlekte Ontvangenis der H. Maagd : tegen dewelken S. Bernardus , itl zijnen tf4 brief, zeer krachtig gefchrceven heefr. ín de naaft- Volgcnde eeuwe, als de fchoolfche Godtgelcerd- heit, dewelke over alle zaken over en weer laat difputeeren ,> te Parijs ftand gegreepen had; hebben de Dominikaner en de Franciskaner Monnikken, die toch met een aangeboore ja- loersheit tegen malkander ingenomen zijn,over die zake met vinnighek beginnen te twiitrede- nen: 't welk zoo veere ging dat S. Êönavtntura het ganfche Pfalmboek (4) van David in lofre* dencn van de H. Maagd veranderde, en haar ter eerc zong» De Dominikaner Monnikken daar tegen keurden dat gebruyk af: dewelken ook in hunne boeken, fermoencn, en lenen* met vinnigheit verklaarden dat de H. Maagd ijl de erfzonde ontvangen was, even als de an- dere menfehen. De Fakulteit van Parijs, die als het toneel van al dit twiften was, na dat ze de redenen der beide partyen overwogen hacf, heeft íiét eeríi uyt een godvruchtig e° loffelijk inzigt, en ora de eerbiedigheit die men Chriflus fchuldig is, met de Franciikaner Mon- nikken gehouden; en verklaart dat de H.Maag» zonder erfzonde ontvangen was: zonder toe te
laaien
|
|||||
MHBatfL
|
|||||
U VAW GilÖNiNÓElT. ^J Í
laaten dat iemand het gevoelen der Predikhee-
ren of Dominikaner Monnikken in de Akade- xnie van Parijs verweeren zouw. Die alles blijkt uyt de .akren onzer Schoolë * ·. »j* Voorts,blijkt het uyx de, brieven der Fakul*
teit yan Parijs dát de Preekheeren de zaak vati den voornoemden Broeder; (f) de Montefon» dik- maals vernieuwt hebben : maar zoo dikwitè door de gemelde Fakulteit veroordeelt wier- den, als ze zulks bcitonden. Dit heeft aldus geduurt tot de Kerkvergadering ván Ëazel toe: en ik meen dát het; ook d,e Vaders van Bazel bewogen heeft om een Dekreet (over de onbe- vlekte Ontvangenifle) Uyt-te geeven. Maar dit ït met met (6) Etigenius hielden, ffjraken hei: Dekreet Van Bazel 9 bver de onbevlekte Ontvan» genifie, des te vrýpoftiger tegen $ zoo als we- derom in de akten onzer Scholen gezien kart Worden, Dierhalve hebben onze Voorouders» om dit quaad tegen te gaan , het volgende De* kreet in Έ jaar 1496. uytgegeeveii* Nadien onze Voorouders, die allerfterkfte
en kloekile voorvechters des Katolijkcn Ge- looft» veflc ketteryen^ van tijd tot tijd opko- mende, zonder door.eenigen arbeid of gevaar afgefebrikt te jworden» door hunne GodkundH ge difpuiten t'ondergebragt hebben j ítío heb- oen zy nochtans geoordcelt dat ze die dolingen met een byzonderen,; heiligen, en volmaakten haat kloekelij kmo.ilcn tegen gaán, eivrhet meet yver beftrijdenf die den lof én de waardigheit Yan.de onbevlekte en roemwaardigire Moeder Qods en altijd Maagd Maria fcheenen te korc te. doen:, vermits zy- oordeelden dat díe fmaad enzen Heer Jezus E c voor
|
||||
434- Oudheden en Gestichten
voor zijnen Vader en Mosder eene allergroot-
fte liefde en genegendhot heeft, Want't geen ÁeEcclefiafiicus in 't derde hoofdftuk van den Vader zegt, is ook volkomemlijk waar van de Moeder, en moet op beide de ouders geduidt worden. Beroem úniet, zoo ftaat'er, overeen fmaad uws Vaders: want dat is geen roem voor u, maar fchande. fVant bet flrekt deê menfche Ut eer e dat zijn Vader ge-eert word; en een eerlooze Vader is de fchande van den zoon. Wanneer dan het gefchiï over de zuiverheit van de Ontvan- genis der H, Maagd en Moeder Gods Maria dikwilder als naar gewoonte in de voorgaande eeuwe verhandelt wierd ; dewijl de H.Geeil de waarheit dezer zake eens in'c licht wilde bren- gen; zoo hebben zy (onzeVoorzaaten) terwij- Ie dat ze de redenen der beide partyen met groote oplettendheit overwoegen, hun oordeel eenigen tijd met zeer groote voorzigcigheit op- geichort, Als ze naderhand tot die party over- helden, die de glorie en zuiverheit der Heilige Maagd fchecn te bcgunftigen·, zoo hebben ze de onbezuysde roekeloosheit der genen , de- welken zonder, wettig bewijs met hardnekkig* heit rtaaude hielden dat de H. Maagd in erfzon- de ontfangen.was, krachtig wederlegt: en daar by verklaart dat het ander gevoelen, volgens het welke de H. Maagd in haarc ontvangerns- fe door eene byzondere werking van Godt van alle fme£ der,erfzonde vry bewaart is, met de godvruchtigheit, hetgeloove, de gezonde re- den, en de goddelijke Schriften , ten hóogftc over een quam, Dit zelve gevoelen is eenigc jaaren daar nae in de voïle Synode van Bazeh nae een lang dispuit over die. zake, en nae een zeer rijpe berading door'tingeevea ván denH· , Geelt f |
||||
Van GkpNÍNGkN, 4$§
Geeft, goedgekeurt: en dezelve Synode heefc
verklaart dat die jeere, dewelke zegt en be- weert dat de Αllerhoogfte Moeder Gods Ma· ria in haaré óntvangeniffe door eenebyZondere bh uytfteeketide genade Gods van ajle ftnet der erfzonde bevrijdt is geweeft , als godvruchtig en met éen kerkdijken dienft, het Jkatholijke geloof, de rechte reden, en de H. Schrift over- eenkomende, van alle Katholijken moet goed« gekeürt , omhel il ^ en gehouden worden; en daar benevens heeft dezelve Synode onder de hedreiginge ván't goddelijke oordeel verboden^ de andere (telling, hier tegen ilrijdende, ten eenieen tijde te leereh of te verweeren. En aan- gezien wý dit heilig dekreet der gemelde Sy- node door't oordeel, de toeiiernming, en de godvruchtiffheit van alle kerken en van al he& Chrüten volk goedgekeurt en beveftigt zien j zoo konnen wy ons niet. genoeg verwonderen , en niet genoeg gebelgd zijn, over de verwaan* de hovaardigheit en de roekelodze en dolle hardnekkigheit van fo.mmige menfehen; de- welken zich noch ten huidigen dage niet onr* tien zoo ecne godvruchtige eirgodsdienilige leere, dié door't oordeel en gezag der algemee- ns Synode en Kerke goedgekeurt is, te be- vrijden en in twijffel te trekken} en die aldus tegen de uytmuntende waárdigheít van de al- íergoederriereníte Moder Gods een oriverzoc* nelijken en allcrgodlooften oorlog voeren: wel- ker dolligheit op dat wy des te kioeker en krachtiger volgens ons beroep, waardighëiti en poft, zouden tegengaan en wededransd bie-» den| en aldus de voetltappen onzer Voorvade- ren zouden natreedeni zoo is het dat wy alle- gáder voor de derdcmaal vergadert 'zijnde > ná Êel éeiïl
|
||||
436 Oudheden en Gestichten
cene ernftige en rijpe berading , ons zelvert door een byzonderen eed verbonden en verpligt hebben .tot het voorftaan enverwceren van die allergodvruchtigfte leering, dat de gezegende Moeder Gods, door ecne byzondere gunit des Heere, van de erfzonde bevrijd is gcbleeyen: welke leering wy al overlang voor waarachtig gehouden hebben, en tegenwoordig noch voor waarachtig houden. Daar by maaken wy de* zeordonanrziedat niemand voortaan in onsge- nootfehap zal aangenomen worden, of hymoet alvoorens door eenen diergelijken eed beloo- ven dat hy de gemelde godvruchtige leerc al- tijd naar zijn vermogen zal verdedigen en voor- ilaan· En ingevalle iemand van de onzen , 't welk
de Heer verhoede, tot de vyanden van de H. Maagd quam over te loopen j en met verfroa· dinge van ons gezag, of liever van't gezag der Synode en Kerke, 't welk buiten alle twijfel 'tallcrhooglle gexag is, het andere hier tegen- itrijdende gevoelen, op wat wijze dat het xy» quam te verdedigen j welk gevoelen wy voor vals, godloos, en onwaarachtig houdeni z·00 öruoneeren en verklaaren wy dat zoo een over= looper, na dat hy eerft van alle onze eertijtels zal berooft en afgezet zijn, van ons en uytc*ns gezelfchap, als een heiden en tollenaar, verre zal weggejaagt worden. Wy keeren dan onze reden tot u, en wy
fpreeken u aan, Hoogwaardigfre Biflchoppc0» Harders, en Hoofden der kerken vanCW^·' gelooft en predikt benevens ons dat de allcr- heiliglle en roemwaardigfte Maagd en Moeder Gods Maria , door eene byzondere gave des , Hcere,^ran de erfzonde bevrijdt is geween |
||||
van Gr.0 n;In Q e n. 4f7^
en helpt ze met uwe zegeninge en middelen, die het zelve preeken. En Wy fmeeken u door de ingewanden der barmhertigheit van Jefus Chriflus, en door de liefde van zijne Moeder, de onbevlekte Maagd , wilt toch volgens uwen pligt,enuytkrachte van't goddelijk gezag, on- ze vyanden, of liever de vyanden.van de Hei- lige Maagd Maria, krachtig weder ftaan j ver- drijft ze uyt de paaien van uw gebied; ftrafc ze, en verjaagt ze : op dat de heilige god- vruchtigheid genegendheit, en liefde van't Chriften volk tot de allcrroemwaardigiic Moe- der Gods, de eenige hoop, patronefle,en Moe- der van 't menfchelijk geflagt, dagelijks meer. en meer aangequeekt, vermeerdert ^ en ont-n ftoken worde. Alzoo zult gyl. eené zaak doen ; die'haaren goedertierenlte zoóne, onzen Hee- re en VerloiTer Jezus ChrifluSy ten uyterile be- hagen zal; en vaneene uyterile nuttigheit zal iijn voor het volk, dat uwezonge aanbevolen is. " Gegeevcn enz. >; ; '.:■:■; , ) s í','', . UUtí'-" "' ■ ■ Ι .'3 Μ) ij !*'s"ï 'ίί.,:'> ι ί ■
&an bm bas af/ 3^0t Richcrius, bat bit*
^direct te fcgoïe ban i&artfë Udtgegecben j£i- φ 't een geojupfc getoo^en bat aii* öe Wttooren en S$aceííercn ban öe falmïttit öcc <&Mnmbt booj be genfefjè Jpaunltett een1 Sthtvm ecb moeten boen. 0t fee&en tyaagtj ban ^en ög hai)$e Vian een boojbjaarbe: Zult \ gy zweeren dat gy u houden zult aan de uyt-ΐ
Ipraak der Fakulteit over deOntvangeniiTe van: de onbevlekte Maagd Maria ; te weeren dat's zy in haare *OntvangeniiTe bevrijdt ís ge weeft·,' Over da FeeftdagcB van de Ontvangenis eu geboorte dqr
S'ïj Maria konoeii de Mcmoicis van fiilcmoBt. tom. t, 4, nagêiieo worden, .. & e 3 van
|
||||
438 Aantekeningen op p
van alle erfzonde ? fefóSU^fjg ^oÚúV / Of U
^acdíer / ban op anttoooaöfc > l k zwéere · 3911*
öe 't jptymuiter ban tm$n ceb genomen ugt ïjet getoet / bat öe fterntoergabcring tifti ^asd obee bie sa-Ke it^èegeeben fteéft (7).! AA ΝΤΕ Κ E Ν Ï-N GEN.
|
||||||||||||||
τ
|
. Gétih wierd eer ft opgevolgr door een zoontje
|
|||||||||||||
van Rodbernus, dat noch geen veertien jaaren oud
was: Vwelk aanleiding tot .groote opichuddinge en onheilen gegeeven heeft. a'';Rodbermt's , een ver- mogend pcribon, had het by'den ËifTchop van Mun· fier zoo weèien te bekuipen dat de Paiiory en het Bekenfchap vánFarmfum, na de dood van Gaih', aan zijn zoontje begeevenwierd. Dat hád hy des te lifter verkreegen; οφ dal hy van Gaikoos maagftfcap was ; en de 0ekenfchappeii , gelijk elders aansto- ken t is, ván dVn vader op den -/.bon , of op de naaits vrienden , plagten te veriiêrven.' hlVilhertus Eppingax ook een;maglig heer, by zijne landsluiden wel ge- zien , en al te voören een vyand vm Rodber»us,ko(l ziin vyands voordeel met geen 'goede oogen aanzien. Hy woelde eerlt onder de hand; fprak 'er den eetien én den anderen van; en kreeg te racts groenen aan- hang. Rat koppen5 en verkoopèn vangeeftelijkeain(X- teh, zeïde hy\ was niet langer te lijden: deheeHch- zncht en geídgterigheít des JiiifcbopSi en de ondeu* gendheitderGeeftelijken, was even orWerdraaggeliik. 't Wm nu η maar te doen, om het volk uyx te' xoi·' pen en te ovefruerfchen. lyien rtioeft,'er by tijds «il, fchot voor fchieten ; zoo men langer' wach'te, zouw hee niet te 'verhelpen zijn. Hý kreeg het volk op zijne hand, daar dé febeeh Herkwer door zijne glad- de tong veel toe geholpen heeft Alle de Rciderlan- ders Eemslanders, en Oldampixers , quamen ook ín t fpel, en op de been : die van Broekmeer ook. Én 'i ftaat wel te letten dat de Dekens, volgens de s Menco & Übbo Emm sd ann. 'ii$X* ,
b Zoo neemt hem Mckco. Waar Emmius H»cnit ™η
|
||||||||||||||
Walbcrtus,
|
||||||||||||||
b€kc»·
|
||||||||||||||
B£$cHRYiriN<5 van Groninqin. 439
bekentenis van Menco zelf, het volk-door het afper-
fen van boeten; op een uytfpoorige wijze jaagden. Het volk, dus t'zamengerot, en eene lijn trekkende, doet de Dekens en hunne medeftanders vermaanèn; ?.y hadden hun gedrag te verbeteren, en zich binnen de paaien van hun pligt en bediening te houden: zoo níet, zy mogten zien, wat 'er van kom'en zouw. De Dekens, ziende wat 'er gaande was, en ii geen ftaat om. zoo een meenigte tegen te ftaan, koomen tot een gefprek; zy zetten hunne kinderen te pande, en be- looven dat zy't aan de uytfprake van goede mannen verblijven zullen. Maar ondertulïchen brengen zy de zaak voor den Biflchop ï en wraaken.; dei goede mannen, die 't volk gekooren had De Eemslnnr. ders, die dat voor draeyerye en nytvlugt hielden, rotten weder t'zamen; iteeken de huyzeh van de De- kens aan brand; en doen de Dekens'zelf het'land ruimen Toen trokken, zecnatr^FrVêigo$ Öm het buys van Rodbernnss dat daar iton^:'efi w^l yeriterkt was, insgelijks· over hoop te werpen :■ maar" zy von- den d'er grooter tegenitaud als zé verwacht hadden ; en moften met verlies van rf man af-trekken: Doch hunne meening was, met beetergertedfcháí)"weder- om te koomen:' 'fs welk*.zy kort daar nae ook dee- den, en't huys onder de voet wierpen. DeBÍíTchop van Muniier, ziende zijn gezag aldUs'mei de voeten* getreeden, velde een interdikt öVèft-gemeldie land. Daarop wierden de kerken geflOOten: de kerftdien-* u>n Honden (til ,dedooden bbevén onbegraven :enz. Wübcrtus en zijn aanhang, vreezèhde dat het volk uyt fchrik voor zoo een vreeirëlijk interdikt mogt bezwijken , deeden den Priefieréri van 't Olde- Ambacht aanzeggen dat zy een ^áh1 tweéVtë' kiezen hadden; de kerkdienflen te doen, of h"ët*Mï9 te-rui- men. De Pricftérs ván't Olde-Ambacht köözen'het eerfte. Dat wjera op fommigë plaatzen van de Pries- ters nagevolgt\mp fommige niet, Zy verdedigden ïich ook by openbaafe geichriftén ; en beweerden dat ze geen onhebbelijkheit pleegden. Een onrede- li)k en godloos iriterdikt, zeiden zy , behoeft niet ontzien te worden. De Dekens, zeiden ze vorder, die ze verdreeven hadden, waren uytzuipers van de gemeenten; hadden vrouw en kinderen ψ maakten • E e 4 hunne
|
||||
44:Ρ Α Α Ν T*K Ε Ν Ι Λ £ ΕΝ '¥© Ρ- "■'!> 1* |
hunne ampren erfelijk, 't welk tegen allé kerkregels
ftreed; waren door geenc verkiezing tot dat ampr" gekomen; en ook niet wettiglijk beveftigt. Zy zei- den noch al vorder dat de Biilch^pïetf tegen de kerk- ïegels zondigde $ -met dé kerkelijke ámpren te koop te houden ; en kinderen, die geen dre-nft konnen doen , tOt-ïuike ampten te bevorderen. : Daar waren d'erv, -"die de, pen voor den Biifchop opnamen·;·: en W^ir/«;;metïijnen aanhang in't on- gelijk fielden; Díe redeneerden zoo ; fchoonotW- kerttis, en al het volk , van den beginne gelijk gehad hadden; 2y, mogtën geen rechters zijn in een geefte- lijke zake ;? ende Priefters, .zonder eenige form van rechten, geweldiger hand verdrijven. ■ .".■:,·.. · Om-die ieien'warienzy,als í'cbuldig aanhetquetfcn van het goddelijke recht,'met eeniiaiterdtkt geïlagen \ en hadden<al,hun?recjit verlooren. j,ru zoo wierd'ef van 's BÍírchops'<kantgezeit,;zy'mugten geen gehoor voor't gerecht hebben";' vóór dat<ze béquaame' bor- gen, gefteJt hadden ;vati alle, de fchade:én verongelij- king, d i,e 3&e de Qeefteljjk heit laanged aan h ad den, be-' jjoorlijk -tejzqllefljvergoeden, Doch'-htt volk , mee- pcnde, volkönjieftv^elijli té hebben , üpórde zich aan alje die ppwerpjiigenniit: ïito darde 'Priefte'rs ,■ ditf de ^jM^ftie^^rittitÝy^^bídm^iiáai^ hoc langer ijoe ipeer gel-njiontS:ja i,n ballmgfchap gezoriden wier- den. De gemelde; Bjiïchopi e Gír«r<é*.rí genaamd, be-' geerde ook. geen koop ge -.geeven-^en is aldus, zon» der een ^E^if^^^fi^i^fii^^^i^^.x^bjéneEto.^fe^.^iiiien?ï^iirc^i ge- fcheiden; ^ijη nazaat,, Eberkarnus ,1 Hloná i-n't eèr- fje^oo öij.f op/zijn rt.uk als Qerardu?: en ·, citn dát'eif dej eenenen andere.--belediging b.y '^uam, fcheen de vyandfcrfap;|rjeer toe ais a£te, neetnen.' Maar eenige deftige mannen , e,npdaar: --onder de Abten ván de naaltJ gelegene kíooí|ers, yreezend'e dat alJes t'onder il e bo- ven mogt gaan , deeden alles wat.> mogelijk Was om Μ zaak tot .eer^ goed ein(de te. brengen,· Eindelijk be- g^gft de Biflchop wat beter te- luiÜcren ; en het· volk ooit in zijne vuungheit te flauwen.: Zoo wierd dan de zaak, in 't begin van't jaar izjó, aan goede man* Een gèfielt 'f die aldus van Ubbo Emmius opgegeeven gorden, Eggardus Abt ,van Adewert ; HatebraitA e 2ieEfluniuj aáaan, ïi?ï, 1276,' «
,.,»":.;' Γ >."',. t. í .11 , :i AU.
* ■ , !■ ' il'
|
|||
r
|
||||
Beschryving van Giloninge&í. 4<H
Abt van Thedinge; Adolphus Abt van Yle; Hugo Abt
van Qldekloofler ; Rembertus Abt van Silowert ;Rem~ kldus Abt van Feldwert; Otto Prior van Bloemgaarde ; Suido Prior van Langerne; Ludovicns Kornmandeur van Steenvoorde; Albertüs Prior van dePreekheeren ;e Norden met zijnen Onderprior. De uytfpraak' ■zelf kan by Ubbo Emmius nagezien worden. ï. Die brief van S. Bernardush al vry krachtig *
en (kunt voor een gedeelte daar op dat de Η Maagd in' erfzonde ontvangen was. Hoe kan d men eene Ont- vangenis vieren, zegt hy, die niet heilig is £ Want, zegt hy vorder, in heiügheit ontvangen 'te worden, is een voorrecht,datChrijius alleen toekomt. Maar, wy willen hier geene uyttrekzels van brieven maa- ken, S. Bernardus voegt 'er by 'dat deeze doo- ling, zoo als hy. zé noemt, elders al ingevoert was. En 't is de waarhett dat S. 'e Anfelmits, die in 't jaar, 1109. geftorven is,.veél geholpen heeft om 't gemel- de reeft in Engeland voort te zetten: daar deKanon- niken van Lyons het zelve feeft niét begoften te vie- ren voor 't'jaar U44· In Vrankrijk heeft het meer tegenftands gevonden; ten deele om dat dit vieren^ voor eene nieuwigheit, die geen reden had, aange- iten wierd : ten andere; om dat de leer ing , dat de H.Maagd zonder erfzorfde zoüd* ontvangen zijn , br' zeer. veele geleerde en vroome luiden geen ingang vond. Petrus Abt ván Celles, Johan 'f fiéletb, Gut- Iflmus g 'Durandus, fpraken d'er tegen. De Preekheë- ten voor al hebben 't invoeren ván dit feeft', en de onbevlekte Ontvangenis zelf, langen tijd met grootë driftigheit tegen gefproken;, en tegen deMin'nebroe- der.s \ de yverigfte voorftatiders ván de onbevlekte Ontvangenis, in't harnas geftaari. ' Het vieren van 't gemelde feeft begon evenwel 'm
'n de dertiende eeuwe hóe langer hóe meer ín zwang tegaan. Henrkus h de úandávo, een vermaard Godt- geleerde van dien tijd, dat vieren niet durvende te- Renfpreeken , verzon eene uytlegging die ván veelerï noch voor zeer redelijk aangezien word. Men kon- ■ S. Bernard. ep. 7,4. ,,
' Zie Thpmeffiri des ftr« livr- 2. ckap f, «7 t:
ƒ Zie Dn Via Bibüot. liecle 12.
Ζ ibid, ' h By Thomiflin , ibiá.
Ec5' de
|
||||
44.1 Aantekeningen ©p de
de dat feert wel vieren, zegt hy, zonder het met de
onbevlekte Ontvangeniffe te houden : want dewijl de kerk niet verklaart had dat de H. Maagd zonder erf* tonde ontvangen was? kort dat vieren daar op zien dat de H. Maagd in haar Moeders lichaam van alle frnet der erfzonde gereinigt en geheiligt was. Vol. gens dit gevoelen zoude zy, zoo wel als de andere menfehen, in erfzonde ontvangen zijn : maar de H. Geeft zoude haar, in haar Moeders lichaam, van die zonde gereinigt en geheiligt hebben a. Heffelus, en de anderen die dat mirakel zoo een-
voudig gelooft hebben, moeten al vry aan de ligtge- lo'ovige kantlijn geweei): die wat verder zagen ,7,ul- Jen zich door diergelïjke greepen niet hebben Itaten bedotten. Maar , om eenvoudige zieltjes en het domme volk te begoochelen, en tegen de beftrijders van 't gemelde feeft op te maaken, was het zoo qua- tfjk niet verzonnen. Twee Meeiters (zekerlijk in de Godgeleerdheit) difputeeren met alle kracht over de onbevlekte OntvangenuTe , en fchijnen alle beiden even fterk op hun (luk.te fban. Hoe krachtiger en vinniger dat ze difputeerden, hoe 't ligtgcloovig volk- beter te bedotten was. De befrrijder van de onbe- vlekte Ontvangenis, als hy zijn gevoelen quanswys op 'tkrachtigfte zal gaan beveiligen, word IchielijK ftom zonder een woord te konnen fpreeken. Kort daar nae kon hy wederom fpreeken: en hy vertelt dat ijy door zoo, eene gelofte ,. als boven befchreeven word, zijne fpraak wederom gekreegen heeft. /^1 meJi zoo eenen man, eenen Meefler in de Godktm- de , geen. geloof geeven -, die genoegzaam tegen lid zelven fpreekt, zifne fchande bekent ά en 'zijn e^en vonnis rtrijkt : die zijne legenpartye gelijk MMj*» geeven ; die.voor al de weereld fprakeloos ftondi t\< xoude iemand het hart gehad hebben van zoo een mi- takel, ja een mirakel van de Η Maagd zelf, int*'!· fel te trekken?, Ik zeg het dan noch eens dat net kunftje wel uytgevonden was.. > . Een yveraar zal zich mifïchien aan mijn ^egg^
ftooten: en als een vyand van O. L. Vfouvv , <» van de mirakelen, befchuldigen: maar laat hy vf alvoorens wel bedenken of hy de H. H. BcrnarfL' Bofttvcatura ook befchuldigen wil, of beíbhuií^, |
||||
BESeHRÏVlN^ VAN βλΟΝΙΝβΕΜ. Í^
durft Men was in hunnen tijd ook, om het feefê
accÜ.ntvangeniire gangbaar te maak en 3 met een god- delijke openbaringe voor den dag gekomen. Een „oddelijke openbaring zat by die yveraars ten mintfc too hoog gelden als een mirakel, -.aar wat nebben die deftige mannen op zulke véropenbaringen geant- woort? Men krengt ons zeker gefchnft , zegt de heilige. ï Bernafdus, afiwr Λ'ί ftéft', z«» alsty &tf?k\ *<">ree* tiddtUjke openbaring bekrachtigt word. Als of men een dierzelijk gefchnft met zouw kannen verdichte»; daar mende Η. Maagd doet Zeggen dat aüe haar e foorou- iers ook moeten gev'tert worden. Wat my belangt: ik, geloof »iêt ligt aan zoodanige fchrtften, die noch op de reden noch op een onfeilbaar gezag fieunen. De Hrili- itXBfiuaventtfra, die op verre nae zoo. yie.rig ψ t fchriivëii niet is als S. Bernardus, maar altijd evea. ingetogen is, fpreékt van díe openbaringe ook. Hjr {egt 'er maar op dat ze niet autentijk ís'; en dat we, derhalve niet verpligt zijn dezelve te gelooven. Hy voegt 'er evenwel by , dewijl ze tegen t recht-, linnig geloof niet firijdt, dat we ook níet gedwon- gen worden om de gemelde openbaring te verwerp pen. Vis nu voor mijn inzigr genoeg dat wy, vol- gens dien deftigen man, níet gehouden zijn zulke veropenbaringen re gelooven.. . De gemelde openbaaring , om 'er dit voor den
nieuwsgierigen leezer by te voegen . beitondhier ín, ofwierd opdeezewiize vertelt. 'ZeU-r Abt nyi En- geland was orn,, eenige redenen 't fcheep gegaan orfl, over de zee naar . . te vaaren. Maar het ichïp , midden in de zee zijnde/wiefd van zoo geweldigen een ftorm beloopeh; dat men de dood ieder oogen- blik afc voor de oo^en zag. De Abt» z?m gebed Üor- lende/kreeg eene openbarin,; dat hy >c leevend af- bomen zouw ; indien 'hy eene gelofte deed van de onbevlekte Ontvangenis der Η Maagd als een feeft te doen vieren. Zouw het niet eene groote voorzig- %igheit zijn geweéft, op het enkeld ?eggen van ee- nen Abt, een nieuwen feeltdag in te ft Hen ; en een gevoelen, dat pas Ín de weereld begon te koonien, 'Js te kanonizeeren ? ' S. Beroard, utfupra. \ By Ttomaffin , ikul
By
|
||||
ggu Aantekeningen oï' df,
13y dele gelegendheit kan ik niet nalaaten het ge.
Voelen van den hooggeleerden en wiidyermaarden GerfriH, over de veropenbaringen en mirakelen, hier 6p te geeven. Dit doe ik des Xe liever ; om dat 'er In dit' werk al nu en dan van gezigten, veropenbarin- gen , en mirakjelen gefproken is; zonder dat ik daar- om alle mirakelen zoeke af te keuren, of Gods magt ie verkorten. Als hy dan van de gezigten, en f'ifiae- ken m fpreekt, geeft hy onder meer andere onder· rechtingen deeze regels ·, dat men wel toezien moet of zoo een perfoon, die van zijne vifïoenen en open- baringen fpreekt, een goed oordeel heeft; of hy £een razende ziekte heeft, of hy van geene dr ften bezee- ten Es,» als van gramfchap, jaloershejt , liefde , μ zelf van een groote zucht voor nieuwe foortcn van godvruchtig heit. Men moet 'er opkop letten, zegt Hy, hoedanig dat 700 een perfoon opgevoedt en on- derrecht is j met wicn dat hy verkeert heeft; waar iu dat hy zijn mee/te vermaak plagt tejeheppen ; einde- lijk of hy arm is, of rijk. Is hy rijk, zegt hy, dan lTaat 'er zeer te vreezen dat'er de hoovaardigheit on- der fpeelt. M,aar is de perfoon arm , zegt hy vorder, dewijl de armoede een quaade raadsvrouw is, zó$ gebeurt het'maar al tedikwils dat men zijne toevlngt rot leugentaal en bedrog neemt, om van de armoede vcrloft te worden» ' Wat de gezigten zelf belangt, zegf hy noch al vor-
der, men moet wel.ern.ftig onderzoeken of alles waar- achtig is. . ♦ . Men moet toezien of men in die #e- ï'igteh wel eenige' merktekenen kan befpeuren van de wijsheitvan Om hoog; waarvan de Apoiïc] Jacphl aan *i derde ons een fchets gegeeven heeft. ;Üf die gezigten , zoo redeneert hy al vorder, be-
helzen niets dan 't geene wy uyt de H. Sqhriftuur of door ons natuurlijk verftand reeds, wekten; of zy be- helzen wat anders. Behelzen zy wat anders ; £Í|?, moeten ze daarom alleen, verdagt gehouden worden: dewijl wy ont aan de Wet en de Profeetenmoeten hou- den. Indien ze niet anders behelzen , dan'tgene wy uyt, de Η Schrift, of de gezonde reden , reeds gel eert hebben; dan zijn de gezigten en veropenbaringen yatt^ geen gebruyk: want wy hadden reeds eene véropen- m Gcrfon de probat» ipirituum.
barftigj
|
||||
ÉJSSCHRYVlN'e VAN GRONINGEN. 44$,
bnríng, daar wy ons aan houden moeten. „ Anders,
„ ?.egt hy, zouw het van ieders inbeeldinge afhan- „ gen, gezigten op gezigten te iïapelen ; die men j, dan , als waren ze van Godt gekomen i; zouw moe- j, ten aanneemen. En dus zoude de Chriftene Gods- „. dien ft, die volgens S. Auguftinus in weinige artij- „ kelen beilaat j onvergelijkelijk lafh'ger worden ,, dan de Wet van Mcifes. „ Ja, zoo als hý daar nae verklaart, al heeft men
een goed inzigt voor oogen , 't zy tot bevordering van de goede zeden ,, of om de Leeringi(der Kerke) voor te liaan ; 't is Godt tergen , verre van hem daar door te verheerlijken , dat men zijne toevlugt tot gezigten en openbanngen neemt: want dat is eveneens als of Godt voor de zeden en't geloove niet genoeg gezorgt had door de H. Schrift, en de vordere middelen van zijne voorzienigheit. Even te voore had hy gé- lelt: „'t Is niet te begrijpen hoe veele menfehen dat „ 'er d0,0r deze nieuwsgierigheit, voor de vifioenéri „ en mirakelen, verleidt en van den waarachti'gen ,, Godsdicníl afgetroont zijn. Daar uyt zijn alle die 5J bygeloovigheden voortgekomen , die onder't volk i, in zwang gaan, en den Chriftelijken Godsdienft „ bezoedelen. Men loopt naar de mirakelen., gelijk » de Jooden tekenen zochten; men bewijft goddc- ,, lijke eerc aan beelden ; en men geeft geloof aan )i Heiligen , die niet eens gekanónizeert zijn ; en aan 3> eenige gefchriften londer gezag, als aan waarach- ü tige Heiligen, en aan't Evangeli zelf, Hy geeft te kennen dat hy zelfde waarheit van 't
gene zoo even befchreeven is in veeltthnnde pér- foonen , en zeer dik wils , bevonden heeft. Zoo ziet men dan uyt hoe veele hoofden dat díe gezigten en , veropenbaaringen vals en verdagt konnen zijn: én wat men wegens de bequaamheit van díé beítícrders oordeelen moet, die aanftonds gereed ftaan om hun- ne geeftelïjke onderdaanen te gelooven, die met zul- ke viiioenen , openbaringen, verschijningen, voor den dag koomen. Al't gene Gerfon zegt, fpreeïtt *an zelfs;-en kan met geen fchijn van reden tegen gtfproken worden. Maar, indien men ralle zoodanige gezigten en ver*
openbaringen eens wilde doorfchrappen, of uytmori» •; (leren
|
||||
4+β Αα&TEKENINGEN β Ρ &Ε
fteren; hoe zóuw men de levens van fommige Hei-
ligen , voornamentlijk die van zoo of zoo eene Or« der /ijn geweeft, dienen te verkorten: en hoe dun Ιού de de groote Legende worden ? ,4. S. Bonaventura heeft een groot en een kieyn Pfalmboek of Pfalterium gemaakt: maar of hý UL Vrouw daar van de erfzonde vry Ipreekt kan ik niet leggen ; oewijl ik geen van beide die Pialmboeken heb, of bekoomen kan. Maar dít kan ík zeggen dat hy y over de boeken van den bekenden MagijtcmStu· tênüarum Ichrijvende , geen grooten yver voor het vieren van dien feeftdag heeft getbont ,, De Kerk, ,, zegt by daar y viert geen andere Ontvangenis als 3Ï die van den Zoone Gods; 't welk zy op de Bood· „ fchap van de H. Maria doet Echter zijh'èr fom· „ migen, die de Ontvangenis van de H. Maagd uyt 3, eene byzondere godvruchtigheit vieren { die ik niet „ volkomentlijk durf prijzen , noch ook volmondig „ berifpen.,, Hy durfde ie niet prijten-\ omdat het gemelde feeft niet geviert was geweelt van de Va- ders, die nochtans de andere feettdagen geviert had- den. Hy durfde ze niet beritpen ; om dat het vieren van dit feeft, volgens fbmmiger zeggen , op eene veropenbaring fteunde. Doch dewijl dat zeggen niet autemijk was, zegt hy , ís men niet gehouden het zelve te gelooven , enz. Om dat het nu zoo gelegen koomt, moet ik hier
byvoegen wat lof dat den gemelden Bonaventun ▼an twee deftige mannen gegeeveii word. De eer fte ís Gerfon, die in zulke zaaken zoo ervaren is als de befte ,· en de eerfte ftem wel hebben mag: o Indien iemand van my vraagt, zegt hy , wie van alle de Lee· raars my de bequaamfte fchijnt voor 4e onderrechtingt der geloovigi'H; zoo zal ik, zonder iemand te willen verkorten, dit antwoord geeven, dat S. Bonaventur* de bequaamfle van allen is \ om dat hy is bondig vet' lig, godvruchtig, rechtmatig . godsdienflig, en dat bj %ich , zoo veel als mogelijk is, va» alle nieuwsgierigheli 'onthoudt; zonder dat hy vreemde ftellingen of ■ rede*· hunjlige en natuurkundige verfchillen, die zoo wat of zijn Theologifch uytge drukt zijn , verhandelt : $ψ iieelegewoon zün te doen: maar dat hy den geeft wr' η Lib i.Öift * , pag. i, q-i. .
o De exam. Doftrin. Ittm »
|
||||
BeschryvTng van Groningen. 447
l'itbt, en al zijne keknis tot voortzetting van de god"
vrtubtigheit en den god^dienjl doet firekken. Dit is de reden , zegt hy t order , dat de ongodvruchtige Scho- {(iflikcn , die eylaas 't ^rootfle getal uytmaaken , hem met pebruyken ', fchoon dat * er ge ene verhevender , god- delijker, heilzaamer en voor degodtgeleerdenaangenaam mtr leeving is, als die van Bonaventura. Geen minder lof word hem gegeeven fan Tri·'
themius. Bonaventura , zegt f hy , heeft veele zeer diepzinnige en godvruchtige boeken gefchreeven : welker uitdrukking, vol van vuur, het hert van de leezers niet minder onifieeken door een heilige liefde, als ze den geefl met de allerheilig/ie kennijfen verlichten. Want zijne werken overtreffen alle de werken van de Leeraars die m zijnen tijd ge Ie e ft hebben : indien men acht geeft op den geefl der goddelijke liefde , en de Chriflelijke god· vruchtigheit , die door zijnen mond fpreeken. Hy is diepzinnig , en niet overtollig in woorden : fpitsvinnig zonder nieuwsgieriibeit; welfpreekend zonder ydele glo- rie; en zijne woorden zijn vuurig zonder dat ze opge- ldazen zijn. andere Leeraars onderwijzen den leezer in éegeleerdheit: anderen wederom pree ken de gadvrucb- tijfheit aan; weinigen zijn 'er, die beide die Zaaken in tfckrij-ven van boeken gepaart hebben. Maar zy worden- 'udegaar in Bonaventura gevonden ; wiens godvruch- tigbeit den Leezer on der wij ft, en wiens onderwijzingen ie gvdvruchtigheit inboezemen. Al wie dan geleerd en yivruchtig wil zijn: moet zijn werk maaken van zij* W boeken te leezen. S Deze Jokan de Montefono was een Spaan fch Preek-
^W , en Leeraar in de God kunde te Parijs. Zijne 2wli heeft veel geruchts te Parijs gemaakt, en ver- eent wel omftandiger verhaalt te worden, ç In 't jaar 1387 hield hy te Parijs verfcheide (tellingen (laan·* ã', die veel geruchts maakten , en door 't genoot- , icjiap der Godgeleerden quaad gekenrt wierden. vier van die (tellingen Hepen daar op dat het gevoe* lefi, dat de H. Maagd zonder erfzonde zoude ont- Tangen zijn , regelrecht regen de Schriftuur en het Kfloof (treedt. Hy wierd vaa de Fakulteit vermaant, *'jne (tellingen te herroepen; maar hy verklaarde dat |
|||||||
Á He rcriptorib. Eccfef.
? Zie £1. du Pin Siècle 14. |
|||||||
by
|
|||||||
448*, Aantekeningen öp be .;i
hy ie tot de dood toe zoude iiaancte houden. De
Fakulteit bragt de; zaak voor de Univerfiteit, die't oordeel van, de Fakulteit goedkeurde. Montejono wjerd door den BiiTchop van Parijs gedaagt: en de- wijl hy niet vericheen, gaf de Biííchop een vonnis uyt, waar in het beweeren der gemelde (tellingen op den ban verboden word; en bevel gegeeveu om den xVionnik gevangen te neemen en op te fluy- ten. Montefono beriep zich op den Paus (,'/«#<?»* VII: daar hy niet beeter zouw gevaaren hebben. Maar, ziende dat het níet wel uytvallen zouw, nam hy de vlugt naar Spanje, en voegde zich aan den kant van Paus Urbantis VI. De Gemagtigden , door Clemcns VU aangeitelt , velden een 'banvonhis tegen den Monnik; die, buiten hun geweld zijnde , weinig naar die vonnifien vroeg. Maar zijne O vér (ten en Klooiier-genooten te Parijs haddeh dés te meer te lijden; en wierden genootzaakt hun gevoelen te her- roepen. De BiiTchop van'Evreux Zelf, die.ook een Preèkheer en daar by's IConings Biechtvader was, wierd'er ook toe gedwongen. Máar, voor al had- den zy van 't volk te lijden, dat hen, als vyanden Van de H. Maagd, niet zien of luchten.mogt: zoo dat ze nauwelijks op ftraat durfden verfchijnen. Eindelijk wi.erd de veroordeeling ván ί\ΐο·ηίφηο
door den Paus beveiligt; en door de■ Hooge Schole van Parijs eeii dekreet uytgegecven dat alle de gee- ncn, die de leeringen van Mmufmo niet wilden áf- zweeren, van het lichaam van de Fakulteit zou-den afgefneeden worden. De Preekheeren , geloovende dat zoodanig een dekreet de.leere van S. Thom-isbc- nadeelde , wilden den eed niet doen -en wierden buiten de F.akul.teit gefloten. Daar door wierdeivZé zoo hatelijk dat men hun het preeken., biecht hot)* ren, en alle '.bedieningen verbood. Het volk voirt al was zoodanig tegen hen ingenomen, dat ze dei* Preekheeren langer geene aalmiifen gaf: ja de/elven in alle gelegendheden mishandelde eh vervolgde- De Preekheeren , ván alle karttéh benard , namen hunne toevlngt tot den Paus. «Men vindt niet dat ze iets by den Paus opgedaan hebben: in tegendeel vindt men dat zy,,.om,.# iiyt álle die ongemakken té redden, eindelijk beflp' |
||||
Buschrxving van Groninger, 4.49
tien .hebben het.feeft derQmvangeniíTe ook te vieren;
en van geeïie bevlekte of onbevlekte Ontvangeniife meer in't,openbaar te, fpreeken. , Toen kreegen ze ruft, en wierden weder tot he,t verrichten yan hun- ne bedieningen toegelaaten : zonder nochtans voor eer ft weder-indej^akultettie.kooiijefi". :ι Oereden. was dat ze de,.verdoeming ván de voorgemelde lic.liingeri jiiet Wilden be-eedigen. Eindelijk wierden zj in 't jaar 1403, op, het tierk aanhouden,van den Koning, weder in de Fakujte.it aangenomen : na dat ze huti voorgemeld beroep ingetrokken hadden. .. i . rg r 6, In 't jaar.1497 was 'er noch een Preekheer, jfo- fames berger genaamd, dié te Rowane tegen de on- bevlekte Ontvangenis preekte;, maar aaniionds door een ftrafvonni>,van,de gemelde J/akulteir gekaitijdt wierd. Sedert dien t;ijd is 'er over. die zal^e, 2,00 veel als men,weet,, in langen.tijd niet veel te doen |eweeft. Maar in. 't r jaar 1^74, kreeg Muldonatus , een zeergeleerd en vermaard Jeluyt, eene buyom,de Doktoren van Parijs aan te randen, en ten dien eia- de het onde yerfcbil weder op te haaien ; de .Dok- tors rari Paris,,die de oubcvleiae Ontvangenis voor een gcloófy-pdnt wilden aangezien hébben; en ver- volgens over,het beilaan va?n Maldonatus reii hoog 1 te ge· ergert wtareii1, b.ragtet^ 'hunne klagren Voor, deii BiiFchop, Petrus de Gondï. De Biifchop, die 't mejt Maldonatus hield, gaf eetieu brief uyt, waar in #4- amatiis yrygefprokeii wierd4 met yerklaringe dat Br niets tegen den Katholijken Godí,;dienít, pf'tgeldojf der Kerke, voorgefteit had. Dat (leunde daar op dat de oubev|ekte Ontvangenis , zoo als eenige Dok- t»rsj"n 'c onderzoeken van die zaak verklaart Hadden", in ,de Kerkvergaderinge van liazel niet. vaft gelte!,t was als een punt des. geloo 's; niaar a!s. een .gevoe- len , dat met het gelóove en de gpdvruchttglvejc wqjl pver een .quarn: xeluÉ aliquid Fidei ξ^5 Piettati cm- jrnum, Zy, voegden d'er b.y,, gelijk ppk de ,waar~ Nt was, dat.de Kerkvergadering van Treffen ieder |en de vryheit gelaaten ;had, van Zoo een gevoelen °P djt ftuk te volgen, ais't, Hem beliefde,. . . ; De Jefuyteii , van yreugde gáufch utrgelaate^; Meeden den brief, des Biííchops over ai aanplakken·* *■ Zi= Hift, áíï Coiicilcs. ; 'to'u*l,i. ' ,&ζιψΗ <
F f " mcpl
|
||||
450 Aantekening en g4» η%
men bcgbft op veele plaatzen tegen d« voorftandérs van de onbevlekte Ontvangenis te preeken; en de· teiven, tot fmaad, Conceptionartffen te noemen. Dtí Fakulteit van Parijs klaagde by den BiiTchop over't gedrag der Jefuyten : de Biifchop zeide, hy had ner- gens van geweeten. De Jefuyten bragteii 't voor den Paus» en zeiden, 't was de febuld der JÖokte· ren dat de Kerkvergadering van Tremen in Vrank· rijk niet aangenomen wierd ; dewijl zy't met die vart -Bazel hielden. Al reden genoeg om de Doktoren van Parijs te Rome hatelijk te maakcn* Maar, om dat men die Kerkvergadering te Rome niet opent- lijk durfde afkeuren ; wierd 'er een andere draayge· bruykf Die van Rome zeiden darde onbevlekte Ontvangenis in de gemelde Kerkvergaderinge niet vafl geilelt was als een leere des geloofs De Dok- toren van Parijs, die 't niet gewonnen wildengte- ven, hebben den eerften February 1576 eene plcgd- ge vergadering gehouden; en daar fri verklaart dat ze geloofden, en opentiijk verklaarden, dat de H. Maagd zonder erfzonde ontvangen was: dat dit ge* loof dooi* 't Koncifi van Bazel vafrgdïelt was; en bok beveiligt wierd door 't feeft der"Ontvangeniflè. dat door de Katholijke Kerk gehouden wierd. De BiiTchop, daar door getergd, en zijn gezag doorzoo een beflu't gekrenkt achtende, deed den Deken en den Syndicus der Fakulteit in den ban. De Fakul- teit beriep zich op het Parlement. Het Parlement j de partyen gehoort hebbende, deed de Dtken en den Sytidkus uyfvoörzor^e van den ban ontíláan. Dewak is eindelijk daar hy gebl-eeven dat men zich honden zoïlw aan een dekreet van Sixtus ÍV: te weeren dat men over dit verfchil niemand verketteren mag , wel- ke party dat hy ook volyen wil: zoo nochtans datrneri reyen de onbevlekte Ontvangenis hier op'entliik §S£ di^puteeren of preeken Naderhand is de $.é*k , óp Zekere wijze, wederom verandert. . Veelé Sofbo- niften, ja miiïcbien de meeOe, Itaan .-tegen'woorf?i!,r zoo ftijf niet op de onbevlekte Ontfangenis: óe U' fuitrn, die 'er toen'zoo tegen waren ξ y.íjn ván bc* ftrijders yooriianders geworden. Ik moet hier nop hvvoegen dar de Doktoren ván
Parijs, in 't geene de eer der H. Maagd raakte,
. . root
|
||||
ÖESCHRyywö van οκοάικβκά. $ai
Voor dezen al vry teer en vies zijn geweefè. Ze- ker /Treekheer; Johan Moreel genaamd , had in 't jaar 1497 deze vier ftellingen: onder 't preeken fláan- de gehouden : 1. Godt kan door zijne abfoiuhe magt een fchepzcl voortbrengen, dat noch t heerlijker is al de H. Maagd: hofewel dat hy zulks niet ^doen kan volgens zijne gewoonlijke raagt. 1. v Het kap over én weer betwift worden , of de. heilige Maagd lichamelijk fchoonder is geweeft dan Et>a, 3. hls apoknjf dat JefMs Chrtftns de H. Maagd, tri haare Hemelvaart, zoude te gemoet gegaan zijn. 4. Wy zijn op g*en doodzonde verpligt om te gelöo- ven dat dei-J. Maagd.met lichaam en zieje ten hemel opgenomen is. DeFakulteit, daar over vergaderd, fiteek 'er dit vonnis over. ^ y/fèe eerfte Jtetin*, „ hoewel in haar eerfte deel waarachtig; ís zotrei ijk* »i onbefcheidentlijk. zonder vruchten frichtiiigedes κ volksgepredikt : wat het tweede deel belangt, in* » dien hy de HiMaagd met de Menfcheit van Chris-. » t*t, en mét zijne ziele vqor 700 veel de glorie η betreft, vergeleken lic e Ft, is válích, ftrijdt tegen f geloof: en moet .herroepen worden, á Over dit j'onnis valt, men niet: en ik geloof dat de meeftè lezers h^t goed zullen keoreti. , 2 „.Üehveedt υ (telling is roekeloos, doet de eere en waardigheit »i der H. Maagd te kort, is vijs;' fhijdtv tegen de μ leere der Heiligen.^ verdagt van kerierye: en moet h herroepen wordert. ,, Zoude het vonnis, dut ze °ver't eerJle deel van de eerile (telling geflrctken nadden, hier.· niet beter te pas trekomen zijn? 3. ,, De «i «erde ficlling ís v.als, ilrijdt tegen de gefchrifren » oer Doktoren ' bëgqnftigt de godloosheit , en quetft j de godvruchtige ooren. „ Daar zeg ik maar op « mèn tegenwoordig te Parijs doorgaans zoo eene mrniet voeren,zöpw... „ De vierdeftcHing , zegden j> aie Leeraars , is roekeloos, ergerlijk, godloos, j' k K/?Uaam οτη áe godvruchtigheid des volks tot de ^•iVUagd te verminderen, .vals, ketterfefi .,,, Daar Ρ zeg. ïk maar, 't geen ik zoo even op het derde Ilr«vonnis zeidè. •''t ■■ : „
Í n!C *Vh ' als boven. . > .
* ^lBtglorïêuífe, . ν Ccft un problcme.
|
||||
ξψζ Oudheden ew Gïstichtêm
•j;. ' D E L f Ζ Υ L. '
Rdfeyi ©clfêpl $ öicljt aan # arrafunt / op fceit
y/Mf gcic oekee ban öe <£em$ / en aan öe ugrttóateiiiíí gen , enz. ^ öe g^j gejj^en, ||et fê 0JJ De i|
3e ban ren ftoö met g^crote en bafïe töer&eii
berfieritt. ' - f' ' ■ ι >' -■ \
.;-.·.·.'.''.; ^i>',-.E ' R υ pi j
Naamrede ^0 &|?p/ CCll ÖOfl) tltet fftt g>ai'OCl)ÍÍÍCtj$
van dc onöei* jfibeigo/ feýynt Dien naam getocegeti
Ryp* te ïubbm om bat £et eertijö^ op Den oebet (ín'tEatíjn Ripa) ban öen ^oesem ban Öc <èêé$'f óf Mn öe gaben ban a&efïcc-tfntöftf/ geienen Wf- Φ* i# .bufeenö fcifeeeöen ban HDiffhc-^mööcn / naat' 't Joo^Ö ooften ten #oflen toe/ gelegen. Herbrandus, Díe ïjiCl* böïgert^ Emo m'tjaflC
■1217 öegafïoo? Dec fteuhe toa£/ fcoserö 1« 't
3elbe jaar Dra h Jfee$ opeene (O fü)a\v< \φ toi^e öaoö'géfïoheu. #m oreren öooöi fïag/ 500 ai$ D»:$eibe Etn'o getuigt/ i$ er een inrerdike obet4 't faiiD ban fibelgo gebelt. gn 't jaar i tfi< 5egt Kmo, i'á fcïjicíjjft gíf
(lobben Menco'ffibt ban öe %p; 3JjnDe een ílícfjt^adccrDc / Die b^ geleerö ioa^. Ubbo * jEntimius noemt fjem Den .J&afroo; ban öf ^jp ·, en boegt 'er bg Dat ij£ onöec öe geíeffí' fïen ban jijnen tijö gereftmt «tajs-bjojöen* |
|||||
I'jg. 191.
|
|||||
AH-
|
|||||
Beschryving van Groningen. 4?3
|
|||||||
Í ή
|
|||||||
Α Α Ν Χ Ε J J;ΚΙJÍ? G .£.#.
Ι. Daar wierden in dat jaar drie gewijde Geefie-
lijken λ doodgeflágen ; Hecco, een Ondej diaken; Fol- karcius, een Diakeli,; en Herbrandus, Palïoor van. de Ryp. Daar pp \s Ludplphus t Biflchop van Munfter, in 't land gekomen.; om de dopdiTagersj'n de boete te beilaan ; en β geen'ervorder gedaan diende, te v$t- lichren. Of Uhbo<b Emm'ius, díe dit alles ook ver- taalt, en alle die oiiínlten en onheilen op de reke- ning van de. Geeftelijkheit llelt, in dit verhaal van ingenomendheit vry zy , daar zoude jk éenigzins aan twijfelen. De Leezer kan niet zeggen dat'ik dé Gees,- telijkheit en Religieuzen te veel lpare. Ik durf hun- ne pngebondendneden wel aan den'dag brengen. Maar wee den genenΛ die in'een quaad gerucht is; die krijgt de ί<qhul.d van alles. Dáár zijn ook plaat- een en tijden gVweeft dat de'Páítoo'rV njmne piigt'en behartigden ; en dê. Religieuzen ,Öp 't 'onderhouden ván Bunnen regel palten: hoewel ik bekennen moet oat'de ongebondeii^heit., en loflïgheit, doorgaans de fverhand had 'Qm'fptdè zaak 'te /k oom en; Ulpfo Qfötnius zegt dat de Geeftelijkbeit, 'om haar lollig» ht\Q gierigheit,€u 'yu'yl gedrag, by't gemeene volk. in verachting gekoiijetVwas: 't geénzoö verre ging, zop als hy. vorder verhaalt» dat 'er twee of drie gewijde Geenelljken omgebragt wierden. De tu'd', de plaats, eh allé omllandigheden , geevèn te kéhnen dat hý de drie Geefrelijken meent , daar Emo ván fpreekr. λ vVaren menfchen,,'zégt Emmins 5 die de herbergen naarffiger-, bezochten als de kerken.: Ίίί wíl hem níet voim/jndig tegenfprèéken ; i,k weet Hoe flordig dat de Geeftelijken het doorgaans maakten ; maai; ik wenfch- ie clat hy. zijne zegsmannen Had genöemtï Emo , Standers dé w'á'árheft' wel zéggen durft, ert daar Èm- s| 'gropte acht'iHgflvoor heeft ,* ipreelft vaft hunne ^geboi)dendíiéit rtiét.1 In tegehdcèi zegt hy, van $ea Onderdiaken jieeïo *'°fciát /het een 'eerlijk jongman v'as. jk wil daar e^R^er niet veeïe woorden over niaakeh \ ja't ftáat 'te'vreezen ,' ik beken het^at Em\ * ^'cEmopag, 117, iz8,lenz.
* η dan 11. 1117, ,
F f 3 miut
|
|||||||
tnius níet al mitgeraaden heeft. Maar men moet'cr
ook tegen bekennen dat het dik wils ook aan de Lee· ken fchorie; die dik wils op deGeeftelijkheir roofden wat ze kotlen; de huur voor hun land niet betaa- len wilden 5 geene vermaningen of beíírafljnrgeri wil- den hcioren; enz. daar wèetéh' de HÜtorfèn ook ge- noeg van te vertellen. De fiiifchop Ludolphus', ia ^t land gekomen;'hield yergadering'op vergadering; hoa dat men voor 4eveiligheit der QeefteÜjken bef; zorgen zouw. 2oo wiérd ^r tfan eindelijk' beraami en vaírgeítelt dar het dóodflaan van een Priefter, iti de Om'landen, voortaan geboet ioude worden met duy'zend mark Groninger munt V welke boete, zoo als ÜmmiHs zegt,k Winder plagt te weezen. De boeten voor de andere misdaaden wierden insgelijks verhoogt. Dit alles,' zegt uêbo Emm'tus, diende meer om de baldadigheït der Geeftèlijkheit noch meer gaande te maáken als in te toornen. ]$n hy voegt'er by 'dat dV Gefiïelijken nae *s BiiTchops vertrek noch moet williger, lo/ïer, baldadiger /tewerk begoftente gaan al* te Voórè :'dat ze den gémeenen man verachte- den i en zoo veel geld* af knevelden als ze kóften. Dan verhaalt tiy dat het volk\ tot voorganger en Ka· pitexn hebbende eeneh Ecelius^ 't welk een fc.hatrijtc, Welfpreekend ,; en zeer achtbaar Heer was, opent· Hik begoü^e, morren* i en vrypoitige taií te voeren. £)e Bïfichop, zeiden· ze, zag op geene verbetering Tan zeden , of voortzetting vaji Godvruchrigheit: «ï ioebt maar geld; en zag de'moetwilligheden der Prieilerenomdíe reden door'de Vingeren. ^"De c ^ï/Tboop, van deze beroerte verwittigd, vel- de weder een interdikt óver ganfeh Fivëlgo. Het voWyaobtÈcelItts bpgeftöekt, en van'zelfs tot hol- len genegen /raakt op de been ; en' kreunt zich aan geen iriterdjkt.'^ygeeven by malkander een plakkaat Iiytdat men Reldöodflaah vaneenPriefter niet hooget zal boet en a]s met 400 mark ; en maaUgen de andere boeten naargeradé, eji óp den ouden voet. De IW' fchop neernt Xijne toevlugt tot den Paus: die drie Öemagngden riaar F'velgo seqdt/ ' Die Gemagtig* áen, daar aangekomen, laaten'gèene middelen on- feezogt, om het volk tot gehoorzaamheit te bewee- '5 n * gen·
|
||||
BESeiiRYVlNQ VAN GRONINGEN. g$$,
gen. Toen goedheit niet helpen mogt, dagten zy
't met quaadheit te krijgen ; en komen niet noch fchrikkclijker interdikten voor den dag. Dat was maar oly in 't vuur: 't volk was noch minder door dreigementen en -interdikten: te winnen als door ver- maningen : 't welk al merkclijken tijd heeft geduurt. Dit is zoo verre het verhaal van Ubbo Emmins. De meergepreezen Emoy Abt van Werum, zegt maar clat i?#8lgó, over het ombrengen van den Pafloor H-.r~- kanáns:, onder 't >ihter;dikt wierd geiielt; én dat de Oiirehopvan Munfierdiep doodflag, aan den perfooii van gemelden Paiföatr · begaan » met 1000 marken Groninger.-muiYt gebpet wilde hebben.,.. En uyt ze-; keren br4ief·", ' ffjTÏÏr hem té leëzén Ί4, heeft men dit' noch,'dat'er^uííclferi1 "Stíï;d Overlté G^átfckakm, ett- cenen Geren, die dejj»; voornoemden Patlobr omgê- bragt had , een gefchil wasontftaan over den gemel- de» doodflag : en dat'er tuilchen den zelven Genoy °n den Biiïchop ,va)i Muniter, ^%^άΊνψΐφήΐ(φ proces) ontliaah Vas óver de boete,',' díé"dóór G'èrcè betaalt moeft wórden. Van't eerflè vcrfcriil, tus-; fchen Gedeféhalcüs en Gerco, weet ik'niéts té zeggenv Wat het andercibelangty dat liep: daar over dat de bpetejyan lopo majk^dierdje. BïiÏchop ingevoert had, v«1 ce.grpbt was,. De goede mannen, die de zaak ^leggen zouden , .gaver! deze uytfpraak ; dát de or- ^nántzje van den BiiTdlbp . wegens het betaalen' vaiïiöoo! mark'\ m haar geheel zoude blijven. Maar 0msöaide OppenHpettitenciaris vati> den. Paus voor %&£ gefprokenf:Ha4;,b4o«de hy vvolton met het ba- » Ant. Máti Kseus meent dat íjoor "PugiLeeri Ridder, OVer-
V °f groot HcêrViYerftáii' móet ^oíráeh. Maar onder W'veïlKttzal- ván eettcWtVriesi gèfpeaken Avordeh, die ván be- '^? ecn iKxgil was·; jtrte ^u^ií, Dá fchijnt heter op ee» j MrrjpVgC|)tet tc,?ien ;\irant daar ,warcn eertijds Kampvcchtcrs ,· ?* zicli van anderen' tot êèlf'^mo^evecÏït licterj gebruyken, . Ff 4 O OS-
|
|||||
Β
|
|||||
4*6 Oudheden εν Gestichten,
ψ tn:?S- ,'rjpïu ί»φ><·; i?iv.,Mai:w*'n-:<n.
ς!>·ο:$:ψΐΜ'κ w ι ϊR ,ϋ μ
ir:':, t.iböifrV -Λ.>*ί* λ ven- ■ »' :'*u!.ri ι 'Wí'ímí-.
. W' «¥'»*.?y W Ε ··&<' D. "^·
kiooftcri 0CíCgên'^ #1 / Oeífc, e?rt$&£ Dgígeng 'ícuiií
d kr' í#*f faan't jaat 1)^9 eeMSoJamiíter.^onneí-
toofïei* gcfïaaií. 3N gaiwïperïí ban<80gtöl
fcuettöaöeéUdifIropntÊoaíit rnöeIfcprujft
öat' í)fc bolgèpiiè ίοοηοζρ^ϊι^ Öen f fóaan
t»an ÍDgfctoeiít toefritoeii' !#**>"- aib a ^ ^ :Tri'i.^ar&e*teren rii^'áVrfetKruysdobr;
|
||||||||
ν
1
|
riedátH);;ctí|íin{ch ï|u|{||'ffiej|^j)| ónge-
oyig<^gepre$jÍu wierd i'w,a^,^e/„Ín Vriesland,
|
|||||||
éen V*ie^,' ιyfto;i2i jη ëeroppteen ikiimpveGhtei:
dewelke·,■■■zoa^'ii^ih^\$^^i^r^e^<!tb^'
dronken ÖiSi#gW^§3Sfe^%SW
eh ψή$$ 0;p] éetókerén yjdjiéeft &e ^qj&c iiyt'vrepz^,Vöpr ,hair man .^\%jè\i,ifhf'zý^ JSfjl) hpup^n ;„:;enup^lciit \ hmpyútfflVg imtijmto ge m e rk t; w drde ra 41 eJzoc fcr; ize φ& <B>ën h aar&et" Lichaam des*betere 'utaide'géèfën.' '&tèdfcn <te~ prieftcr met het Hoogwaardige SakWmeW áanquam ·, ging de voorgemelde karnpyechtqr h'em' mjá:een Jap$èr v.ot; bi|er, tevgemoet^ en ver- zocht hem,dit hy; drinken zouw* Α Is,de-Ene»·, ter zulks■■•'vfw£êróe\ en 'ieide--:*//è! </r*#g gjï beeft aeTVrySa^vih gn&(^n^^|||j^i^y^^C|5 W&
den beker op de bufle geil.agen; zoo dat'er alle
déHditien nvt vielen, en op de vloer verftro'ü lagen/ Ot Vrouwen,; die gekomen waren om de zieke ce cro.oft.en. zaeea op elke Hoibe as %i, ^ o " V1 ' Π" ' ' een.
|
||||||||
een blinkende fterre zitten : doch de ÍPriefter
(íeefc deHbítÍeii al züdhtende efi treurende op- geraapt, en ís hene gegaarí. Öe ^ries wierd door den Dekeii 'ván Vriesland gédaagt, en in tien ban gedaan ι irtaarhy liet 'er zich* niet aari gelegen feggen.! 'Eindelijk wierd hy. gedwon- geiïbm mee hei Kr'irys getekend, in 't gezel- fchap van den gemeíden Pjrie'fler die ook mei het Kruys getëkent'wá^ naar Rome; té reizen* Als Kv daar zijne fchuldF voor den Paus Mono- tïus, ]IL beleden' fiaW^vVé'}&'rÊeh}p beneffens den"Prierrer yoór boete,'opgéfegc,' gezament- ]ijk 'over de 'zee té vaaren ; eti 'Chrïftus aldaar drie jaaren lang ín Wen lcrijg tè'dienéh. Üm het kort te maaketf,Kië.y' zijn beídegaar over de zeè getrokken rërrzijh^ok: beidegaár. voor Dá- mi^e'*geftbrvëríj ' wt; jaar \$% \ als zy reeds oXrer1cdenVateht J'fiëeft de zee; i$ Vriesland over liaare paaien,'; de dijk eti,' bene gè(ftroörnt, Vee* Ie 'geweften onder \vater gezet."vëele dorpen wêggefpoelt, fteeiVe kërkén ό'ώ verre gewor- pen';- en j eénë, *iotí gruwzaáffiê""meriígíe 'van * merrfchen pm .'t lèveir{gëbragÏ-, 'dat' Öe^podén" het 'getal yan^oriderddmzjénd'rrtcnlfchèn te bo- veW'gingën. De zèêbiaren gingeü ^öb hoog, üWzè de Kookten dfef torens fchéenéh te bedek- ken.4 De eene "golfirTictf den'áhdfcrpii voort: zoo dat 'er voor een als;emeenen. water,vloed;ge- vreèft Wierd j eb de "woe^dehde baaren de -aan- leggende * Hndfcliappën ook ]pvëf^rppmtléh. Om die reden heeft Ybeobaláfá, Biferibj>''váfï' Munfter, onder, wiens Bisdom een groot ge- deelte* van Vriesland· gelegen is, aap "pet volk, vsflirdat·'geweft door éjsnen brief bevolen, een plègtige boetvaardfgriék voor'hürririe zonden te- pleegen. Maar ©na óúi's volks boètVaardigheic <w'!u 4 Hf niet |
||||
45? Oudheden en Gíbsticoten
niet groot, genoeg was,·, is 'er het derdejaar
daar na een andere wateryloed ge volgt; waar in veertig buizend roenfehen omgekomen, zijn. I)aar door ia 'er zoodanige een vrees o ver Vries- land gekomen j dat ieder elk oogenblik de dood verwachte·. Jen van vreeze uycdroogde. De ek lende varf Vriesland was zoo groot, dat de vee- Ie Vriezen, naar .vreemde lalden trokken: zoo dat het woord des Zaligmakers vervult wierd. Daar za) fanauwdheit zijn onder de vedker en der aarde: uyt verbaasdbeit va% het gedruyfch der baar. ren van de zee zullen de de me φ ben bezwijken van, vreez,ef Jï]oen heeft zekere Lchatrijke Me- vrouw,, uyt het geüagt van den voornoemden kjampvechter,, een kerk getimmsrt. Dit is ge- rrokJeen uyt de; t'Samenfpraken van Ca farm \ wiens Abt in't zelfde jaar,yajs deze dingende · foeurt warert, de kíooíieirs ,vafi de, Cifterci-piv, der ín Vriesland,bezigtigt heeft, ; Maar op wel-, ]^ plaats,dat de, ge.mel,de gruweldaad gebeurt,; of de kerk geueamert z.y, heb jk niet konnen, ontdekken. Sommige peggen Azt het te Wyels- r^p by Franeker gebq^rt\ii,..#n dat daar de gc- rnelde kerki,i,gf;tin>mert. Poch ik gèloofi bc·?,, houdens fyeter oordeel» áa>t.hct gemelde ..gróu-· welftuk isfvqqrgc«allens en de kerk getimroert, ijsbaan dfc ooftzyde yan^del^awers,.|η ojírtá1 ijLnge,rland». .,.,(. ,r_ itnéuü-tvxi io^ 3 ■ · «©pöe&ant^^a^£etf&eaj&; Het is m
betutt op eenc pjáats VViswert genaamd: 'tweik
nu, cenS. Jam kloote isv , ,,; Gellius* ïlftanus» ÍHC bfEfcgditeJpafïOrgtfl
btbími gafx/ en ooit lionmianöeur bau 'β* Jam <&ζ$ϊμί$$ friíteu ^mtïi/ m öaae nas |
||||
va/n Groningen. 4f&
f afloop en ItommífMí ban Safïo toag ge*
Mpï i$ eiróeïp Itommanöeuc t| 3tëntmert gctoöjben/ ' ■,.■ . $f et ^arberanmt ban beege ganfcïje fïreeft/
bic 3icfjtonb η\φ ugtfïreïit/ ψeentgc jaa* mx fyM&mg oooí be boïgenbe $afioo$ oe* lilceDt getoeeft. ."·-/ Jacobus Egbertus Geetfema , Ohrrïe&en Ú1 't
jaar 1689. ;;
AntQiiius Kokkaart, te föjlboojbe, ge&ooren i
t%M$ Éajloo; te lutfïenöurg v , ÈhriitofFel vander Beyde, te fGaMIjjeni §t*
öooretii' naberfianb ni|ae't %ánú ban ïlïeef
beitroföteiK ·*,
Gerardus Beer, Ü»t ï)tt Hanb ba» Cfoent/
naöerijanb gafíoo^ bian =gol$öerge gehjoabem
Chriitoph;orus Berriardus Verlaghe, £05«
©e anbete fïaatjt og gct Saage &anb /
öie febjeet be &efbaniaat3! om be öenaumbfjeit öec tijben geen baften $afföoj fiab geïjab/ i| imigen tijb öebient gemëefï boö^ lohannes Ooiterweer ·, QÍ0te <02QnÚigett
oberïeben té ín ^obemljer 1679.
$aberïjanb geeft $mé jïlinneBiaeber/ met
ïiaameJohannes Woman,bíe gofï ön be 33 jaa? mi uiaargenomen. 1 : λ α - F E Ν E, 'tV E fy ]$£ .,.
Itoïgen^ be g$fltog ban Menfo f Alting i$
f ene een ©awömeen of ten míníle een κα* m getoeefi -t en jjeeft: ín be Eaage lanbjpu ban f ibèlgo geflaan: om toelne &een of napëi f enige beenluibeit gewoont sullen Ijtbbm/ bie aan be omleggenbe &ïoofier^ turf 6e3a?gbeu. t Ad VoctroFcnc.
|
||||
4$o Oudheden en Gestichten
ψ$ jjet ïanb tiytgebeent &§§ƒ $al be pïaahi
bedaatén sjjn getoeefï\ geïp ooft fjct hccftjeT obec ijet tarffte be naafeelegene floten eene ()) ^ialíen plagten aan teEïéÜeiï, ^qq een #itiïtl8 batl Fene ^Folkardüsgénaailltr/tDW
tioigen£ ïjcrbetljaai ban ErWitrt iaat' 112:7.
fcooögcflooïtqi; om fcueliten tioobflatj/ en bm öoobfiag tiári meer anirëre ®£t$élMti\ l tm intettbint obet* jftbelgo í<a gebeít ^sc teláate piaátf bejjouöt noci) tegen*
Suöo^big ben ,#aam ban baarbeen; en i§ be* uooï^eii ^appmecce geïÈgen *Jfl 'f jaar 1,5*07. j<j te'^a'ppenieere/ gelp
uecöa aanijniiCÏlüt $/ tot jj^oot nut berfinto' ïpeir/eeneberbe fiaatsi jre8 ^eefíeïpfjeÏt op# ^e^é fïaat5ï uefi onb eet fï ttgt èeft Megn gfr
tal %Uoïfifira / meere'nbeeï^ arme luiben ·, πι ffretósteïj fofjbfeu %eeb u^rra^'oo^'t^löe-' Sftmöacöt/ fteibeHanb/ bè4 ^rffeubjDÍbe: en ioppt tot $e J^tangè entre1 ngterfïe gaaien tótr ^onítigerïanb toe; ©it gijn riii be boojpaámffo $aat3eii/ bie
Α Α Ν Τ E Κ E Ν- ΓΗ G;.
se kerken, of kapellen, wierden in de dorpen, «He
g^ene Raroehikerken hadden , eigemlijk ten dien eui- de gebouwt; oi;n.da.t de luiden vau dat dorp, te verre vah dé'Pijochikerk'afwoonendê," des Zondaags en des Heiïigendaags iouden koririeri te kerk gaan j Ivf*5 hooren, enï. Ben Diaken kanoeen Mi-ife leeieni en vervolgens kan.2.00 eene kapel, of kerkje, 2ijne ïofge niet aanheyojcn worden, · Ook fcegtjhgt aEmo- níet, daar de t!eer Alting zíjn zeugen op veilige 4 Zie boven in de Ryp. „ |
||||
ν & Ν .: Groningen* «01*
íCwïo?.egt maar dat Folkardus, Diaken van Feae, dood-
eeflagen is: hy kan'er Diaken zijn geweeft, zonder deel aan de regeering of Paltory vaa 't kerkje ge- had te hebben. .»<·. W I NS G Η O TE N.
afëmfe'góten i§ eene tapt/ íne $úiiï$éit$·
ïjalbe náar een flab gelpt
Μ 'I ■ D W O L D Ej
3Jn'tbetbOÏ3 ban Mcnco MiddenwaUa ge*
naamö / $ een seer bwjbe garoeïji ban 't <^Ioe-
Ímoacíjt ^e fterft / ban eene ongemeen? ijoogte/ en n«t$?gemi$ geöautoo/ geeft bier torend/ öie tot boben toe ban .ff een gijn/ en 3ter beree gejtái tooien: 't toeïÈ een uunber; Daar geöenntenen ban öie ttjöen i$. 'wé bier toeenp geeben baïgen^ öét gefyugft ban öie tijöen te hennen (ij oat'ee biee «apdíen/ of hcehen oie geen yaroeijirecijt &aböen / onöer öc feei-fe ban jéioöetaaïo fïonfoeri, 't «feootfie en öefïe geoeeïte ban Dít ïaiia i£ ín beir<ZM* leit beeauëert.' <Pe «een geïf/ Öie t'feöeet lan* 8?π tijö ban aUe Ramen boa^ De goiben ge* íeuut toDjls / ftaat notï} tcgeitooo^ig op een betten ojonö; máar een ban öé bier torend i$ ! onlanggl ingeballen. I Aantekening,
1. Dit wenfchte ik wel beweezen te zien ; tew'ee-
ten dat vier zulke torens het gebied over vier kapel- len zouden' beteketien..... Heb dat al met een woord aangeroert in de Aantekeningen op α Delft. Ik!wü liever met deü Heer Bleiiviijk geloovcn dat zuike tè~ 'f Pag. jo;
rentjfts
|
||||
46z Oudheden en Gestichten
rentjes een teken tijn'gewèeft van ioedanig een voor-
recht , en hooger gezag , boven mindere kerken: maar dat 'er uyt het getal van drie of vier, of vijf torentjes, geen beiluyt kan genomen worden dat'er even zoo veele kapellen zouden onder geitawi heb- ben. S. Hippolytüs en S Vurfulaas kerk , te Delft, hebben fcder vier zulke torentjes. Middewold had 'er ook vier. Hebben die alle vier juyit het geza& gehad 'over vier kapellen? Daar viride ik het mmite bewijs niet van. EEKERSTEE
en
SCHËEMTE. «Mterffee/ ín 't Satijn «gefifïae/ enopsíW
^tmtfcö tegentooojDig be €eftfïe genaamd/ ié een tw$ bon't #Iöe-lmbac&t. iet paalt rnimftftett)& aan een anber öo#/ met naame Scheemre i betoelfie /m§ t'famen sefeoego / W geöaante ban een rebeip fïeöefte bertoouen. |
||||||||
O Ö S Τ W O;■ L D.
|
||||||||
/
|
||||||||
<&ofïtoo!b / ban ónb£ 03? 3Ön Sarflnfcji£*■
rerwalda pnaamby i§ een bm ban 't mw' Jtaiöacljt; 't toem al ban (0 * Wenco 0110a oe ®tiampfttt§ qttthmt ítííerb : maar 00c oen ©iiliaert 3eer berminbert i& ©aar 39» nocij ttoee öot?jjen/ Oie Den naam ban ®W hjolö boeren ·, 't eene onöer tóefierioolD > 't a»' Utz onöer jjftctretoolü. * Op 't cititle van zijne Kronijk*
AANTEKENING.
ι. tyeftco fpreekt'er by dexe gelegendheit tan dat
de Óldampfters, doch voor al dia van Ooltwojaxn |
||||||||
van Groningen, 463
Brok e , ín den geweldigen hongersnood van 'r jaar
U7z, om de natrigbeit hunner landeryen, hetmeeUe van allen geleden hebben. Dien hongersnood, de- wijl hy zeer aanmerkelijk was, wil ik hier uyt ge- melden Mevco en Ubbo λ Emmim wat breed er be- fchrijven. In'tjaari27z, zegt hy, was'er ín Vries- land , en door geheel Weltfalen , een geweldige hongersnood. Dan zegt hy dat de Vriezen, docM voor al die over de Lawers woonden, van Fivelgó tot de Eems toe, in Υ zelve jaar met meer andero plaagen bezocht zijn geweeft. Ten eerlte was hec land uytgeput door de Kruysvaarders. Ten tweed* was'er vier jaaren achter malkander zoo eene kracht van regen gevallen; dat'er in Vriesland, doch voor al in de Wolden daar veel koren plagt te waiTen, geen koren opgekomen was. Zoo was het ook ge- pelt aan de kant van de Eems, en in't land van Drent. Dat noch het ergftc van allen was, ze koiien nergens koren te koop vinden als in Denemarken en by de Slaven. Ten derde had de BiiTchop van Muniter, ömde Eemslanders en Reiderlanders over hunne 00- gehoomamheit In de zaak van 4 Ródbernus te ftraf- ««»; de jaarmarkten aldaar verboden; *t welk vati die uytwerking was; dát'er geen büitenluiden te markt durfden koomen i en de Vriezen van hunne jiocyen, paarden, en zuivel, geen geld koiien maa- ken nm koren te koopen. Zy kollen ook geen korep. bvruiiinge krijgen: want de Deenenen Slaven, zege vteHthi vroegen naar hun vee of zuivel niet; zf vlamden maar op hun geld. Daar by had de BiiTchop v»i! MunHer bý deDeenen en Slaven te weeg gebragc dat ?,egtn0eg7.aamonwillig waren om aan mepichen, du· een interdikt op 't lijf hadden, en als vervloekte jïïenfchen aangezien wierden, eenigen leeftogt te ver- knopen. De Vriezen , zooveel geld by malkander ge- Kreeyen hebbende als ze kollen, kogten noch eenig «oren te Grtpswalde : maar toen het gekocht en nctaalt was ; wilden 't de Rechters niet uytgevoert nebben. Toen moeften de Vriezen bun de handen ook vullen; en het koren als tweemaal beraalen. Het vierde ongemak was, dat de fterfte Onder de Zie bovca in Je. Aantekening op FarmfiiRj,
. \ \3w"j ;,v/^'Schaa«
|
||||
464 Oudheden ën Gestichten
Schaapen gek omen was: en die ilerft e, die nu fèveti
iaaren geduurt had, en va» 'tcènêjand tot het ander
re liep v had in de laatfte jaaren zoo gewoedt, dat 'er
ook gebrek aan zuivel ;was j; 't welk de menfchen m*
dersiionder brood zouden.gehruykt hebben. Deel*
lende was opzijn, hoogde, het, land k'onde geen geld
relden- en daar was ook geen geld om het te koo-
pen De.iiienfctien Horven van honger ; en daar
zouden d'cr noch al meer geiloryen zil-n ;. waren
de kloofters:hün niet ,te huJp gekomen. De Öldamp-
ikrs doch voor 'al die.van· Qoftwold en Broke, jjeT
lijk gezegt-is,,hadden 't q^adft y-an allen; zoo dat
'cc veele Üldampftere, en-meer .andere Vriezen,
naar de Steden liepen, om de koft al bedelende te
winnen, of ergens voor de koft«te werken. Dw
niet anders hadden, leefden by netelen, difteleti,?»
vorder onkruyd, enzi . i:;^ ; iw
|
||||||
jiavs
|
||||||
Α S Τ & RL· O O.
lce' f/SSéS f Mm/ of ön öe ^ïödnipttiti/
«nki.0». een Woofict mn Dien naam ijeeft JPfwW '*Γ· tDícná ΦΜέφ fcan sfêöot g£3a£ toa? &j? oí *f b£fo?llöc-lmöacijt7 & ^|^l|^»
itan#joníngenaat^uiD-oofíentae/ tfiW tegenbw^ een hoff / ttl «J «wam wg ï&efïeíMiDjaaat/ ccii.gílwí tcfcrtiDat *rg> QojÏcnán .atiöcr öo# ïjeeft gejtaan/ aP^jrn itt of Sflerïoo genaamö* BE fe R Τ Η Ε.
SScatftê / fom mW S&eeetfje senaanrt/
*tttiffl een tÉS ban 't Φϊ&ε gAè| 7 f Ψ »t(^ofientoe/ gelegen, *
|
||||||
van Groningen 4.6$
gier,- §eeft bootene een 0uimtl\looftct
ban öe J^emonfïrett #$ee gefïaan; maar i$ naöerïjanD te Marjaas --pob^ uerpfaatfï: 3ijnöe Öeiöe Díe nloofïee^ 0003 eenen en ben seiuen §>t\tfyttv opgeöoaLöt; öetudfie bolgcn| ge? fcínijnen ban * Emo bei-eer Bl)t toa£ gelaeefï te®ofthutn:.. |
|||||||
Η E ï
|
|||||||
óp
ïoo / ofJgeiïoo? íirtSeiínemerláïííJi.' ^Ββ^φ'
plaatg/ Die ín 't <$Ioe Ifimöacgt 'ten- Ö'aföcc tpegc tuffegtii mmftffitm en ^ejïe'ríee jfifêöi &en i$/ en tegentbaoiösg ïpü'gerlee gènocmfc toojö / ficeft eerttjb$ een jpouifeïtfoo jter ban <§, Norberrus g^Dri? gejïadn. Qfó ftlOOte/
'f toeiíí doft eene herii-f$ï»/ bh öp een (fcjbaa*
ïen en onbjueötuaaren mono geuoutut &a$/ ψ baar ten tijDe ban Emn ban ffittimi ge*; ÖOHtüt DÜÖ£ öen ^:OOfï Herdericus ; ÖJ£ |cfe
Ba» ^cjjiltujolöé fjerbjaartgl obeiifyágr. ïleíít*
Öerïrc $ 17 buisenö paffen ban 0jöTpJe;/ naar't fgujjö oofïen tde/ griegen": en ■$■ m be ftiucnöc eéiihie berniaarö ge^ovjbrn Imm De ijCfrlage öer ^panjáardai. ïgst bedjebenfle geïsceite ban. 't híoofieir $ noci) irgeinisoo^ig in \úïýn-, 't toe!n iet jciöjaaingï'in De5e ge? tocficn i|; en $ oe toóoiipfaaté ban tm boo>* iiaauicn lanömdn; fit E $ f È Ft Ν 'E. ■
.-a&enteroe/ aïban 0110^300 genaamö/ mi H° biel bg Emo al0 Ög Mexico til ui 't &#
è r>'' '"
• a2· ί· G g b£j
|
|||||||
4*6 OUDHEÖEN EN CïESTÍCUTBtf
bolg hm Menco bermeïö / geeft 5jjnen öabeu
naam bejjmioen; en $ gelegen in't^löe ^m* Öacïjt/ aan oe toefïec spe ban öen QNUaert» JJn't jaar Καφ, 500 aï^ Emobet'teït/geeft Oliverius te jiEtenteme fïaatjí geöouoeno). 3fa 't jaat νζη6, í|5er tuffegen Öe Foikrjn-
gen en Gaddingen , thjee aöeiijhe gefïagten ban ^onínjje / ober 't recijt oj? jècntêrnè gebocíjten. .„t r 5 $oigen^ fjet meeegemeïoe g}anbfcg?f'fc/ baat
öe ïebeítgí Oer. 1 Um ban Stbetoert oefco^^beu ·'··"·; tooien / ïjceft jjiee een ftöög Dan beCífïci'cí·
^oer geflaan; 't tajtfé öen naam ban £. Be- nediktus hioofïer baeroe * en anoer$ ooft <to mutïteof ïjet ftlOOffrr öec * One Bergen fojjcril
genoenit ^m oat öe $$onninnen toen g$3C
Sappen O^Oegen / ujfcrb get OOÍÍ f Gryze Mon-
nikken genoemt: toelfte naamöaac tot uu toe otogebieeben \§t ' , . ^algen^ ïjet gemeloe fjanofcu^íft φ 0^3*
fOöby' eerfl gejiicljt ín vt jaac 135-8. $ijnöe jet tïoe«lie jaar UaivËppo,, asn jeaöeu WÁ ban HöeiMcet / díe öaat ooft Dooj öen J*ticfjtec op* pgeeben toogD. IPasit 500 ffaat ín öat ijanD' füjtift te lieden, Oak heeft de Abt £/>/>*, ia
bat tweede jaar zijner regeeringe, cene AWy geiticht die onze tweede dochter is gewceft: te weeten de AbJy vaji aj BensdiÉui té Mcri- terne," anders Teiniunte. .'.,.".,".' > #e eei'fle let Êïïïtus, 50a" aïg ín 't 5*
ïjanöfcffêtft fiaat/ löierD op öcn Dag ban P. Bmedittm $ει:ΰοεί'ύι$ niet ttoaalf S^aeaetefl * Trinm Montium,
t Emruias α·.! caícem líb'ri He Gron, ítciií O'uiri *η«· μ Ι'
apud Ant. Mjtth, Aiitul. ïom. 6. * · gesoiu
|
||||
ván Gr, o ni noen. 467
ge^onben -, om Qet níeume bïoofïer te bemoonem lift m$ flefiicgt m Set ktm Μ Ë Ν Τ È R. W O li Ö β,
't 2®eI8 een bsr böa;naamjf e uajpen ban
be &ïegn*4mtiam#ft&$ \f/ díe doa^ mi Φοϊ* km njeggefpoeit 3ijn · en 300 &ρ öe Wtm hm dreunt ai$ é!ojer$ tiiï&oüg $mwlM too^ ben, 3£e plaatg/ baar (jet cerfï geffieijt Ua§/ ljicttffl>ulbMm#:tiïiüv een ïwgéi ijaö geffaan. í|et bíoofler ö^^ft &aö£ r^* |)laat$e onöec
b?ie fCöten gebÍDeít/ hk ín öc feïipflie alöaar beg^aben 3911. (1) üayngus,tie3ebfsuir2ile $faygeeft níet
fiïïeen de fSbag bán j&nsterne/ maai* öytiae alle öe * ICbbgcii ban ^kpUUb/ 300 ín j)et tijDeítjïíe aí$ geefieíjpc/ fjerbo^mt: toant í|g b>a$ be &íoofïerbe3oete en Üohimtffari^ batt bat ganfc&e ïánd. . ^ ; $1300 be ffen' omtrent be rijden ban de
$jpaanfc[je beroerten afgcb^üjdfc.en zoodanig herballen iba§ / bat 'er maár een jj&onmft of ttofe/ beï)alben bert fübt /. gebleebe a toeren > Beböeii dej^eiaated gocdeebono? n/ 't töelli ooiï ÖOD? ben }pm$ garagebeurt feeWd / öat öe goederen ën inbomf!èn ban de Síoo^ J&em er* Πε 5ouberi obergegeeben tooien aan be %bb# ban 3töebiert; en de |$onnmben, mn MMip terne to$getp$ tot bc itöojo bantetet3oi?* ben obergaan. $>ndcrtnOcö?« fycblmi hit ban BI níeutocge3mbíjeít/ Dien men Den naam ban Φαι^η gaf/ ^eíjbdn fiet nioofïer^enrcrni .omtrent deesen rij6ea£ArnoldusKehhjnfc
' Tê vectcn ras de Ciftcrci o der. v ...
o g έ nu
|
||||
4όδ OUDHEDEN EN ÖESTIdttTEN
Üfibt ban jjÊcriterne: maar ορ toteeö Amoldus
Lanth , mt ban mtmtt I öïe tot een on; tueötig leben berbaïíen toag/ baoj jH^eöcgei' «cc toegcbaegt. . : ■. ©ie bloofter /geïp toen gcbmybelp m$l
toieröban ffllomub&en en jonnen betooönt: *oo noeíjtan^ bat 3e 000? een tuffctonuüc ban maïuanoer gêfcijetoea toatm mwm bmbt men Dat 'er bicftt bg #mentetne een Moofïer geeft gefïaan ban €φχά - nonnen» be ^P5e houteen genaamö. %et toieröooR Trymont, a\§ of men <^ieberge $ciöe/ φ noemt / todfte naam naoerfjanö becanoert Φ ín (Ccrmunte. ïpoeij bit Crgtnont mort. o» öerfcïieitieii tooien ban een anoer Crgraonti smioe eetr^omicbloofler ban bef jemontfcflt- o;öer/ bat ín öe f reöetooloe gelegen toa& Ki^ oit €rnmont/ baar toe nn bán f SF*
ïten / tot arnioeDc berbaüeti toa$ -, Ijeeft pr lardus, öe beertienöe »öt ban Sfioetocrt/ W sojg ober't Mooflee on 3<cö genomen. * <£n omtrent fier mtöbeii oer 3e|ïieníie m
toe / aï£ 'er jeer toemige jonnen toaren/ w baar bp fobere iuhomfleii Ijaaoeiï; jOT**" dcfridus, be seflicnbc Pot ban 3U»etoert / W iefïe gebasadm ijaar in*t #onneWoo|ttt wj «Effen/ 'ttoclft bso beselfbeloer nw/0»1* te bjengen. ïfp öa& ίεπ 0um enl0e cwD?JS
■ ^auffeïpe muit en öe toefiemtmng ban"
mug Philips berbreegen. i^ftF^
nen ban beioe öe Itloofïerg 3Önc ÖfSS goeo boomeemen tcgettfïrcefben/ boft i$ # oogtojt iitff brremen : edjter 30» 'ec mm toeiiïigen obergegaaii. |
||||
J
|
||||
VAV( Groningen. 469
Α Α Ν Τ Ε Κ Ε Ν Ι Ν G Ε Ν.
ι. Dat ís te zeggen dat de meergemelde Kruys-
preeker, OUverms de Scbojaflieus van Keulen, zich daar eenigen ti|d opgehouden heeft, orn Kruysvaar- ders aan te neemen, enz;' :. Dit zal miííchien dezelfde zijn, die van Emmiut
Bpjo word genoemr i en zeker krakeel tuiïchen den Deken van Lopperfiim, en de Gemeente onder dat Dekenfchap ihande, als Goede-man heeft heipen by- leggen. Doch hier van is breeder gefprooken onder Lopperfuin. 'f* REIDERLAND,
teberlano í£ mtífié íjet ojootffe ban aïïe
te lanöfcïjappen tuffcíjla öeïf<èem$ enbcEa* jjff getoeefï. ^et paalt tuefïtoaart£ aan t ®»e-?iím&ac# en öe moeraffen ban ®jcnt: oöfltoaatt^ aan be <t£em§/ en aan 3eèc g^oote «[ toijöe moeraffen/ öeSanrtangen genaamö : ωΦ 3ooDaní0 * Dat get tegen öe «gemaalleen wn baoren pïaaltimaaröoojöe gemeföemoe* r€cn ban booren en Uan ter 3nöe gebekt too^ö. w b?eeöte i§ níet eencrien} en gelpt toe! naar JKbati een eg. ü»aar't op 3jjn iangfïe i$/ te wen ban 't gupöen nao^íHaaarr^ op te gan/ of tnffeijem ISpeï en öen oebee ban öc <«m# recijt ober Öe flab «Bmööen/ is get 13 ι P?0 frÖ.»röen ïang. <&off er-reiöe / 't fcacïft
I'ni ,!ï fenö-gcöieeben i$/toievb boo^ ^ben
i™*f1town*an'tmtftuc reiöe/gcfcönöen} «tíSentooiiHg op 't ugterfle ban 't mi' ■toSröft* gelegen í$ ^ít ianö $ 3eer ber*
piubect öaoj öen ^oïíaert.
K"mS VüIgC° hkt * Befdirl>ing van de Heer Altiog.
|
|||
470 Oudheden ïh Gestichten
©e^oUaect i§ een 3eeboe3em; bie ín U
ïanber^en ban KitlöecianD en't«$Ibe tUmbacijt btooa t lüöreeben ban be 5ee een begin genomen geeft in't jaar \%i% ^aberöand íjeeft be 50e
§aare tooebe ban tüb tot trjb ^oobanís bei^ nientot en bcrbnbbelt / bat 3e 5 3 medugiaat* jen/ öagtèo/ en hïooffer^/ He feïjöon}te m rp(ïe ban ^íe^Ianb/ riïgefïobt ïjeeft gil 't üiibben ban öese tronen toa# gelegen : R E I D E R W O L D.
ftetberbsoïb/ $£t$b$ &ebiefïen ben bïtet€e
gelegen*/ tóa$ get g^csotfïe en rpfïe ban alh? ie gemelbe -Dompen/ geïpenoe naar een befte ge noopjlab; en burgen^ jijnen rpöoni en ^ootgeït/'en Jet getai ber abeïpe ïp3cn/ ober ai bermaarb. ©aar fïonben ttoee ber* lien; toaar ban be urn een ïtagittel ban %& tiomuhnen ftab "r' ■' : j^ict beree ban ïjter flonb cene Ifibbabaa
bc jjk^&eit|mer «iö^bery Paimar genaamb. O O, S Τ E R R E I D E.
3Mgen£ ben meergemeïben * önef ban 't
iaar 15-ip. öeeft Ijiec toeleer een #orinrntoo# ter ban be o^öminihaner <^bee gefïaan. ®09* J&aagbenban bit nïdofïer 39η naar i)ct fcíjVtíbcït ban öbbo |: Emmius oberbe iW berpiaatfï·, baar^n get begin gegeebenijeöbcn aantbloöfïer ï^áljnise of^íjlxïjvn^t. <2Wnn Emmius eigene booten : In Ί jaar 1378· heb·
ben Folkmaaren (i) Qcio> die veele landeryeö in Eemfterland bezaten, en in 't midden vso % By Ant. Matrb. Anal. tom. é. f Pag, 314. L |
|||
van Groningen. +7*
hunne vrienden en vyanden woonden, met de
hulpe van Haro van iValderen en Luwerd van Welierbuizen het kloofter van Dik huize ge- rticht, en de H. Margareta toegewijde. Om het te bevolken *, hebben zy eenige Maagden uyt het kloaiter van Reide, dat aan de andere zyde van de Eems gelegen was, herwaarts ge- bragt. go fttV&tn ht gemelbe Jï^aasö.eii. een
Iktfgeltim ö^ief ter ijaoö ·, toaar ín 3$ ueïoof*
ten bat 3e tjaarföaiibenr oiioer fjnnne Öefcüer* mui0 3ouDen neemen: Ujclhe b^ief booj Flo- rentius, 23iffcf)op ban jEunfíer/ oebefïígt φ. ©C $&aagÖ Hmtana , öe 3Ufïer ban (%) Foelke Occoos bjootö/ fcuierfc 're rat m*fïe ïfcjtoofïer' boagbeffe aange$eit. $ocj Dceft öe gcmeïöe Orco, 300 aï$ Kmmius bo?aer berljaalt/ be $&öyen nan f il e» jprerfjufse ban öc Ctfïcrci- ojöcr/ onheet gebreö ban putóft/ bic ngt öe Λρε ban Iftöetoert toooat?cfeotfii toaren/ ín't 3eiföe jaar onber 3ijne öeftijermnig gena* ttien ·, en baar ober ectien erö boo^ 't autaar Sföaan. 2£an b^e truee ftioofftr£ t$ öoben rcfö^ rjefp?ohen ín't lebenban Albertus, bf» cïföen $ÉbC ban 3£&etoert/ öaar m$t fïmw I^t\m$m ooit bi'enrn nagelen te foa^ben,
%Ζΐψ plaat5ctt/ 300 aljt? ud£ be oube b^te* ben bííjfet / Rebben onöer be SÖïsbammeii ban ®jsna&nigac en 0tm$ev gefïaan. Baojt$ t£ Öee3e flaat3</ t' jeöert be faftm*
öc beranbenng / alïereerf! üebiefit gefaarefi AntoniusBernardusLanzing, te SUftlf!eröaïïi
neboren j bic naoeröanb t€ ^tfjage ïjreft ge*
taan / en 3ijne Êstiöbe met een ioffeïpen gbtt mimt ïjreft @n laierbin bejDaflorn fcatiïte ^CtoOÏbC Cj&gebQÏgt beat. Barth©lomarus Qe*
G g 4 rsidus
|
||||
47 2 Oudheden en Gestichten
rardus Peze, ín 't ïanö ban €i»ent reu.
't ISnöere ïanfr/ foefltoaart^ gelegen/ i»o$
booi ttoee fefupten bekent 3^e eerfïe / Jo- HanBapV'ftaThyflcns; i§ Öe IWjaat baU Fran-
cois PituJi, en Ghriftianiia de Plakker: Díe 40 maren lana m öe <®m!anben Jjeeft geff aan
^eanöere/ Herincus Herrewýn, i§btOp'
Volger ban }ohan Langedul i tsie baat; ín 't jaac
Í704. oberleben i$. ,. 3&03?t§l Öeefr MartinusSchoockuis, ín 3t)tt
2$aelt * van de Kerkelijke Goederen, en van de Kanonnikken , doch byzonderlijk van de Kanonn.kken van Utrecht , Ïfl$MÍfttyttoíht befeb?eebcn Joe bat De ^efemaatjí ín üc|f<&
<02oninge en bo oeO^mlanben tngeboert$: baar fjgiöan öe ip t öer eerfíe ^ebiftanten ban 5i)ue ge^nöljeit önbeegfc fètt begint Öiè ip met den grooten Wefil
Gansvoorti die's Wcerclds Licht gcnoemt is ge weeft} en naae 5ijn 3C0S^« met góede reden
ere V.Qorlooper van; Utther genoemt mag wor-
den. - <©f fjn baar geïp ín fteeft; baar ban 1? w
hm gefeoíien, ©on gaat Schokius oj? Dec3e toJJ5e bOOtf: Io*t jaar if 2.3 , op het feéft van
S.'Gregorius, is'er bydé Prcekheeren of Domi- nikaner Monnikken, ab tot onderfteuning «B 't Pao^dom, een í///J>»íV aangeftek. " Het ampt van Voorzitter wierd bekleedt door den Hoog- leeraar Laurens van Gronmge : de Paftoor IJ* dolphus, en de Onder prior Pittink, warende verweerders. De tegenwerpingen wierden roet, iterke en krachtige redenen gedaan door tm* *■ Oe Bonis Ecclefafticis de Caaonicis &c·
|
|||||||||||||
*
|
PJg. fM» fi2·» f 1 *,&<?. ; ;
|
||||||||||||
mM(
|
|||||||||||||
■;-■·.;,:■■, .·-.._________________________________________________________.^-_^^^
|
|||||||||||||
van Groningen.1 a-7%
nAn Aberingt Leeraar ín beide de Rechten 5
door rVkcfter Gurardus Piftoris^ ofGeraard Bak» kers't en voor al door den Regent van't Kolle* gie, Meefter Niklucu Lesdorp. Uyt de Voor- reden van't gemelde-difpu.it, 't welk in 't jaar ifi$ te Bazel gedrukt en uyrgegeevcn is, kan men duidelijk bcfpcur.cn dat de Hoofdpaltoors van de itad . te weeren ( 5 ) Willem Ftedtrtkiz. Meefter in de. vrve Kunit'n en Leeraar in de Geneeskunde, mitsgaders Evert Jirgu % Lee» aar in de Rechten, de gemelde Tegenwerpers in 't heimelijk be.gunitigden. En dient gelet dat de voornoemde Willem Frederiksz. de voornaam,- fte van de GeeileUjkheit was 5 en den tijtel van "Perfona voerde. <&btt bit aanfrfle Φ fpu.it soutien fop ttauto*
fceucigee boimis' (tonnen bellen ; inoieu ton 't jeibe ön Öeu gattH tjaööen Willem 'f-rmc* riksz enË^trt jarga (of jargis) ijebbfll fcorj Olt*
bcr be pafïoo^ nan a^onmge bermeior.
De Reformaatzi , zege S.chokiux Λ vorder,
wierd al meer en meer voortgezet : daar Goos»
fm van Halen, Overfte van 't Fraterbup boven
vermeld, rneeit van allen toe hjelp,. Als die
in 't laar 1 f 30« overleden was j heeft Rcmerus
Pradinius , Regent van S. Maartens Schole ,
alle middelen, aangewende om de Reformaatzi
voort te zerten, Hy wierd daar in door twee
Priefters geholpen : te weetcn Radingus K<>nnigr
en voor *\Joban Eelfl ^ dewelke tegen de tere-
rnonicn, van menichen uytgevomlen, mei eerj
Qoodelijken haat ingenomen was : 700 dar hy
onk eens genootzaakc wierd in bullingfchap te
gaan, l&aac Suffridus Perri, oe ttjbgenoot kan
Eeutius, en 3eïf ooft een UjjvfL/ fyeeft eni G g s QMtfty
|
||||
4?4 Oudheden en Gestichten
gaiifcg anöcc * öo^oeel foegené Den jcIUeit
üeiitius gefïreeÉten: 300 aï$ tog öoben ai aaiu gjefcoeÊ$eit Rebben. Schokius $elf moet ban fjeni befcemten itat
8i? ín öc fcöaarfjdt/ na Dat jjp 3e naar syn 5^ gen gefieat ï)áD/met bolffanöig $ geblreicnr. écu boiflagen betojj$ bat jjg-in Den $οϋη$> &ato{pen «fcoögbienft / Dien öp naar fier fcíjiýnen ban Su'ffndus met groten gber ber^ öeoigte» boo^ge^et geeft/ boiflanöig gebleet Uen en gejfo^ben if fêtljttt fcij^ljft Stokius bat Eelftius Út tJCt
tSO?p Helpen, dicht by Groninge gelegen,eenen Predikant van den Gereformeerden Godsdienft, met de toeftemminge van tweeBurgermrciters, ingrvncitheeft: bataïdaac/ &itfcbuiwnbiee&n
t öce^niceffebanfarma/ eene bergaöcring ta3ameit toierb: aan öeijjeifte Menfo AUing» Wicher Milefius van Hinten , en Feico of Feito
Rinrardszorm , De €bangdifcöc ïeere/ 50a
n!£ Ijq $e noemt / tn 't jaa$ 1 f 6$. Qjpcmlp bcgoften te bcrïmiiöigen. In het zelfde jaan zig/ /Èry vorder > zijn de
Standbeelden en fchildcryen , die hy Idola of Afgodenbeelden noemt, door de ihds werk- luiden'uytde kerk der Minnebrorderen gewor- pen : máar in't volgende jaar , te weeten i.f 67, is den Gereformeerden het bcoríFcnen van hun- nen Godsdienft verboden; en heeft de Graai van Aremberg door een zonderlinge lift bezetting in de ilad gebragt. In 't jaar \φ%, is ■zeker Schoenmaker , met naame Jakob , onthoort} zijnde befchuldigt van de beelden der Heiligen * In Vppen<i ad W. Heáam.
t Mifíchien kolt sy liet niet beteren. C
1 mis»
|
||||
VAN GtLQNlNGfiift 4'? f
mishandelt te hebben. In 't zelfde jaar is Jo*
han küyft die te tJtrecht uyt een Burgemees-' terlijk geflagt geboorén was, en een Francis- caner' Monnik was ge wee il ,' als Biflchop ter itad ingeleidt. Hy is overleden, niet in't jaar 1571 of tf7o% iBaar in 'c jaar ιf79 ; wanneer 'foban Bruheze door de:> Roomfcheti Paus tot zijnen opvolger aangellelt wierd. , ♦ . Sedert dien tijd zijn de belijders van de Wíía/heit, zoo als hy ze noemt, harder gehandelt: want in'c jaar iffp. heeft de Kommiflaris Qïiare eenige van de werkluiden, die de beelden afgebroken hadden, laaten onthalzenj en de goederen van de uytgeweekenen, als wederfpannelingen» aan- geihgen. In 't zelve jzar 1570. hebben de voor- ftanders van de waarhei't , zoo als hy fpreekt, wederom begonnen aafTem te fcheppèn: want de Graaf van Rennenberg deed de Religionsvrt de afkundigen ·, en den Gereformeerden de fVaU bitrgi en Minnebroerskerk inruimen: wanneer het predikampt voornamenthjk door Johm Milius Bedienaar des Woords te Damme, en &ico Ruwaardsz. boven reeds vermeld, waar- genomen wierd. Maar in't volgende jaar 1 f80. heeft de zelve Graaf niet alleen de kerk ge- ftoqrt; maar ook alle de genen, díe dé goede gevoelens noch behouden hadden? .per ftede uytgejaagt. Deeze verdreevene nienfchenzijn aldus tot hunneigroote fchade genoorzsakt geweeft , in ballingfchap om te zwerven tot liet jaar j fP4-. toe. Doch den 13 July van 't gemelde jaar is de
W, na het uytftaan van een moeyelik bdeg, oenevens de Ömlanden, tot de Bondgenoort-h overgegaan, Na dat dan de inftrumenren der' afgoderye , zoo als hy fpreekty weggenomen waren; '"
|
||||
*η& Aantekeningen op ρε
waren; h de eerite preek den, ij July gedaan door Menfo Aiting , Predikant van Emb.Jen. Hy wierd opgevolgt door Sibrandus Lubbertt, qn Mart mus Lydius, Hoogleeraars der Godkunde in de Hooge Schole van Franeker. . . . Dáár zijn 'er ín 't zelfde jaar noch anderen, bygeko- rnen ; waar pnder voor al gemelde moet wor- den Jntomus ïhomaszoon ; die wei-eer Priefter was 'gewceft.'\ <©il$ tere S.chokius.; met tuienftoaJWöèu fc$ öe httMijíít ^ub&eDcíi
tían ^oniiigei}' ειί De ^rtiíanoen fafluíwn, puilen. AANTEKENINGEN.
I, Een eenvoudige ziel zoude hier Hgtelijk den-
keu, dat zijn immers godvruchtige luiden geweefï i, die zulk eenen yver hadden om een klooiter te m'ch- ten ; voor al moet Occa van een heiligen yver geblaakt hebben ·, die niet alleen een der voornaamlte Stich- ters is geween* ; maar ook zoo een dierbaaren eed voor 'toutaar heeft gedaan, dat hy twee kioofters tegen, alle geweld befchermen zouw. Maar elders is al getoont hoe dat zulke menfehen, die den mlnflei) geeft van godvruchtigheit hadden, en op het verbe- teren van hun leven niet of weinig dagten , fomtijds den grootften'drift hadden om godvruchtige plaaweo. te (richten en te begiftigen : 't was of alles daar me- de by Godt goed te maaken waar. 't Is, ook dikwi[s, uyt godvruchtigheit gedaan; ik beken het: maar 't >« fomwijlérV ook gedaan , om Godt daar mede als te paayen; en"tknáagen van zijngemoed eenigzins te Yer.do,oven; zonder zi|n gedrag daarom veel te ver- anderen. Ik heb Mezertii tot mijnen zegsman; de- welke verzekert dat de kerken en kloollers allet- rneeil en rijkftdoor fchacheraars, en hoeren en boe- ven , begiftigt wierden. Ik zeg het noch eens; J heb bet tegen''t ftfehten en begiftigen van kerken eo kloofters niet; en.'t is de waarheit dat de godvrucn- tiRÍte perfoanen , en befte Vorften, daar door groo? ten roem verdient en verkreegen hebben» Jk xC& |
||||
ÜESCHRYVING VAN GítONlNGEN. %7j
miar dat zulk ftichtenen begiftigen geen vaft bewijs
van heiligheit is Om tot onzen Occo te kbomen ,· tod als zijn gedrag by Ubbo * Emmiui befchreeven word , was 'er niets dat hem minder ter harte ging , »ls het betrachten van een godvruchtig leven. Hy was van Johanna l , Koninginne van Napels, Ridder, gellagen. ín zijn land aangekomen , was hy zoo trots op zijne waardigheit, co ftak het hoofd zoo hoog in de wolken, daar by was hy zoo fors en hard tegsn zijn eigenvolk; dat de genegendheit die, de Vriezen fhemwaarts hadden , fchielijk begon te fiauwen. Hy had al het geld en goed van zijne niche of broeders dochter in handen. Folk-marus , met díe nicht getrouwd, eifchte dat geld en goed met alle vriendfehap op. Maar Occo, die aan zijn grooten rijkdom niet genoeg had, en bedagt was om noch meer te krijgen , zoekt Folkmams met goede woor- den te psayen , en niet of weinig uyt te keereö. Daar opis het (lichten van het kíooíter te Dykhuizeo gevolgt; daar Occo en Folkmarus meeü van allen tóe geholpen hebben. Toen zal Occo , zouw iemand denken, zijne nicht ook haar erfdeel niet geweigerï hebben: maar't (lichten of begiftigen van een kloos- ter hnd zijn' gemoed níet verandert- Hy begotr Folk- •marui vlak af te flaan : en om dat hy rijke nabuuren had , en Eemlterland een rijk en vruchtbaar landfehap was; was hy geduurig bezig met krakeel te zoeken , om al vorder en vorder een voet in Eemlterland te krijgen. Het barile tot een oorlog uyt j Occo bleef verwinnaar; en daardoor zoo opgeblazen , dat hy van niemand gemaant wilde zijn. .'t ZijneteeifTchen , ge- lijk Fulcmarus Wederom op her beleefire deed, was fcab veel als den man op't hoogite beledigen. In 't kort gezegt, Occo Wet Foicmarus eifleheri, en fmee- ken, en achteraan loopen ;en gaf hem geen rooden duit. Als hy nu merkte dat-hy daar door.in ieders haar quam ; en vreesde dat hy van de getergde Edel- luiden, of van de gemeente, eens onvoorziens mogt aannetsil worden, en nergens heul loude vinden ; vcr?,on hy een middel dat in Vriesland tot dien tijd toe ongehourt w,as; en hem noch doyzendmaal hatelijker maakte. Maar bemind of gehaat, dat kaft * Lib, If# -W;, 4
hem'
|
||||
^8 ΑΑΝΪΕΚΕΝΙΝβΕΝ ©Ρ DÊ
hem niet ícbeelen ■> als hy zijn oogwit maar bereiken
kon. Dat middel beilond daar in, dat hy heimelijk ïiaar Holland reisde ; eu al vvat hy in Vriesland ge- rechtelijk of ongcrechtelijk beïát aan Aalbert v&n Beyeren Opdroeg; WeÍvcrítaande dat Aalhert hem al- lee wederom zoude geeven i van wien hy het dan te Jeen zoude houden. Dus zoude hy de leenman vau gemeiüen Hanog, en van alle des zelfs nazaatende (iraaven Holland blijven: eo hün^ des hoodigzij»- de , .tis een leenman ten dienfte (taan : die dan ook gehouden zouden zijn, hem alle noodige hulp te be- wijzen leder ziet wel hoe gevaarlijk dat het voor de vryheit der Vrieien was dat Bartog Aalbert al- dus een -vallen voet aan de Eems ftond te krijgen. Maar Qceo liet daar een ánder voor zorgen : hy maak- te al valt dat hy daar om-Jtreeks den baas kende fpee- Jen. Eindelijk is hem zijne verdiende itraf, hoe- wel op eene onbillijke wijze , t'huys gekomen. FthMêtHii ten deel volk in Itilte by malkander με- kreegen hebbende, verrafte de fiad Aurik, daar Om fcijn verblijr had. Osco weck op het kafteti · en geen uytkomfte ziende, verzocht een mondgefprek. Men kort tot geen verdrag koomen : Ücco zoude weder nae 't kaltcel keeren; tiiaar forrimigeh van de bele- geraars, níet konnénde lijden dat hy hunne handen milichien antinappen 20uw , liepen hem nae , en iloegen hem dood: hoewel anderen meenen dat hy van zijn eigert trawant zoude doodgeftoken zijn. Dit neb ik daarom wat breeder willen verbaalend
op dat het blijken zoüw dat het ftiehten en begifti- gen van kerken of klooltërs geen váll bewijs van hciligheit is. En , indien 't my lufte een goed getal van Hiliprifchrijvffs ov«r die zake aan te haaien* iouvv ik een goede lijlt ván zulke fïiehters of begif- tigers kohnen opgeeven. K,lodo%ans by voorbeeld, de eerde Chrilien Koning van "Vraiikrlj.lt, was vry b ruflig "tb 't begiftigen van k-e-i-ken èn kloolters: inaar oj> zijne Heiligheit valt niet veel te roemen· Schier álle'4·.· rijken, rondom aijn rijk gelegen, war ren zíjne gading; eit 't fcheelde hem niet , hoe dat hy ze rringtig wierd Hy maakte c Sigebcrttts eigcji Zoon door groote belofteii op, om zijnen Vader i« b Zíe Gre». Tuieu Jib, a. c Idem lib. », c*P. 40. . ι
a r Ýet. |
||||
BËSciïáVvïNe van G&onjngèn. 4^5)
Vermoorden ; en deed hem, als hy zijnen Vader ver-
moordt had, insgelijks dooditeeken. Hy deed den gebroederen Regnacarius en d Riea-
rius, die hun Hoi te Kamerijk hielden, en hem iri den bloede beftonden, zónder eem'ge reden den oor- log aan. Als hy ze beidegaar gevangen had gekree- gen, deed hy; Regnacarius dooditeeken, Om dat hy zich gevangen had laaten neemen, en niet al vech- tende gellorVèn was : maar Ricarius flOeg hy zelf met een byl dood, om dat hy zijnen broeder nlec beter geholpen had. Hunnen broeder Rigntmeris Λ die by Mans a!s Koning heerfchte, deed « hy ook: öm hals brengen. Als die drie Gebroeders dus uyc de weereld geholpen waren, heeft Clodovaus hunne rijken en groote fchatten in bezit genomen. Dat was toch het einde, daar hy op doelde: die in zij- ne buurfchap heerfchte ; die groote rijkdommen had; die hem al te hae beftond, en vervolgens in de weeg konde zijn; die was een fchelm; díe was niet waardig om van de zo'nne befcheenert te worden; die had de dood verdient. Als hy zijne naafte bloed- enenden dus omgebragt had; deed hy zijne klagteri- eens dat hy als een vreemdeling onder een deel uytlan- ders woonde \ en geene navrienden hád , om hem m t'jd van nood te helpen. Maar 't fchorte hem san dl© kant niet; zoo ais Gregorius f Turonenfis verzekert: \ quam uyt een valfch herte; of hy door dat kuns- tje noch iemand van zijne vrienden had konnen ont- dekken ; dien hy dan ook gedoodt zoude hebben. oteven g pa.'tjtfiier, alle deeze wreedheden en godloos- nerien van Chdovans voor oogen hebbende,geiooft nfet °;H hy tot het verkiezen van den Katolijken Gods·* dien ft gedreeven is geweeft door wáare gódvruch- «Rheït : maar door menfchelijke wijsheit : dat is4 aar hy t\c\\ ICatolijk veinzende, beter tot zíjn oog*· wit konde koomeh Beter en voorzigtiger raad, zegt ey.elve Pasqmer , kofi hy naar de weereld niet nee» *** om ztjne fiaaten te behouden ; als men óp zijn Wathiáveh zonde fprrefan, enz. Men kan uyt die taaltjes ligtelijk oordeeleri uyt wat voor een herte d Gregor. Turon. lib. %. cap. 42, e lb»4-
ƒ loid. g Pasquïer Recherches &e« livr, f. cliap. 1.
dát
|
||||
48o Aantekeningen oí· de
dat die begiftigingen van klooiiers en kerken voort-
gekomen zijn. Wtiiem i, Koning h van Engeland, heeft wel drie
fclöolkrs gedicht, en lijkelijk begiftigt: maar vaii aijne gndvruchtigheit is niet vee! te vertellen. Het volk uytpuiten , de ingeoooreneu verjaagen eri berooven, en meer andere geweldenaryen pleegen, %\)ï] geen groote blijken van heiligheid. Ik bevind pok niet dat ZwcMtboldus of gwendebaï-
dus, die onder de Koningen van Lotieringen gere,* kent word j in góclvrucntighdt uytgefcheenen heeft, Échter beeft hy de,kerk en het klooit er van i Zulte- ren zoodaanig begiftigt $ en top heerlijk vergroot en verbetert, dat hy vpor den k Stichter gehouden word. Hy moet zekerlijk een groot weldoeiider van dat kloolter zijn geweeft.j.-.dewijl hy daar, náar't fchrij- ven van W. l Heda, als een Martelaar plagt geviert te worden ; en zijne gedagtenis den «j Áuguítí ge- houden wierd, Om van zijne,godvriachtigheü of ongodvruchtigheit te konnen oordeden, hoeven v?y iiechts twee goede Hiíioiíchrïjvers tehooren ipree· ken, Hy was, volgens het verhaal van Heda,, níet algemeene toeftemminge voor koningv»n Lotterin- gen aangenomen: maar om de geduurjge plunderin- gen en roovcryen , d'w door zijn volk in dat gan- fche Rijk gefchieden , is 'er tuiïchen T^uenaibaUui en de grootlte Heeren van *t Rijk een onverzoenlij- ke haatqntUann. Hý beltierde zijri rijk, met den raad van een deel vrouwluiden ; en rrret het ílechtíle volkje van't ganfche land ; en hy zette de eerlijkite, en die van den belten adel waren < van hunne bedicnin- 8^" af· ... . . Ï-.
't Ging zoo verre, dat ze hem gelijkerhand afvie-
len ; en Zwctittbulds broeder, Lodewijk genaamd, de kroon opdroegen ■ [Zwtndtbaldus, niet wetende hoe dat hy.zich be$ wreeken zpuw, liep met een ppge*. geraapt leger van ft ad tot fiad; en roofde of vererati- tfe alles, daar.hy by kunde koomen. hý meende, zegt HedaA dat.hy de genen ,, die om zijne, baldadjtf- heit en uytfpoorige boosheit van hem afgevallen h Po'vd. yirgtl in Guilelino Cofiq.
't W Hcd.i pjt> *% ■-.
k Buchehus in w. Hedam, j»ag. 69* i UcL· ib\A:; \ ,
waren;
|
||||||
BÉSCHRV.VING^VAN GRONflMpEN. j|$|
tsaren , zoude doen wederkeeren , met noch uyt-
ipooriger boosheden en erger gtiitefiukken te be- drijven. . . , . i: P. Divans , een keurlijk, ïriiftorifehrijver, ver-
meldt zijnen lof met deeze woorden: Zvjendebaldus\ door zijn leaders gtfte Koning van Lotteringen gewar- dra.,; is om zijne hoereryen, rooveryets:t en wreedheit, zoodanig in den haat van ,zijne landsluiden vervallen'j dat ze eenige liaudsheeren naar: .Lodewijk gezonden hebben, om hem voor Koning aan te neemen, Zwerir dcbaldus , daar door noch dolder geworden., als hy de bloten, ddr Kdclluidcn geflecht had, en hen door noch .grooter wreedhe.it tot'gehoor zaamheit meende te dwifë' ,(*<?« , .■·>... is in ''t jaar 901 hy, de Maas verflagen,. Pk zie wederom niet dat, hy., hoewel zooirnldadi'g in klooilers en kerkeji te begiftigen , daarom een hair te heiliger is geweeft. , Maar,, zal iemand zeg- gen, hy wjer.d,volgens Ijet ?,eg.gén ván Heda re Zus- teren als een Heilig geviert en aangeroepen. Doch de Relegieuzen van Zu fleren kollen hem gemakke- lijker den naam van heilig geeven, als de heiligheit ?clf. En 't is wel meer gebeurt dat de Stichters van godvruchtige piaa.'zen, al was 'er op hunne hei- ligheit niet veel .te roemen, om die m.üdadigheit va;i tommige yveraars onder de Heiligen gerckent wier- den' ï < -'Á -■: r,," \' ■:",. . p
*.; Deeze Foelke , Öccoos gemalin , zal haáre toe-
itetnming tot dat,(lichten naar allen fchijn ook ge- geven hebben: .maar xy was niet heiliger als haar gemaal. Èmm'ms m getuigt dat ze haaren zoon Kern tut het pleegen yan allerhande, lelijke..feiten plagt aan te zetten. Kern h,ad t.wee. zeer edeie jongmans, 9'e .van zijn naalle maagfehap waren , zonder dac toen de rechte reden weet, ín hun kaíieel belegert,; en tot overgave gedwongen. De jongmans mogten volgens/t verdrag niet gedoodt,, noch in een vuile °r eeuwige gevarigèrjiife opgefloten worden. Zr wierden echter in een naaren en ydüen kerker ge- Jmeetên :■ en FoelU,, die.de ileutels van den. kerker N4» en ïich aan *t gemaakte verdrag niet kreunde , wt hen daar een langen tijd van verdriet en onge-? Uiak half vergaan. Daar mede was haare wreedheit W Huimius atl awi, 1409, ■,-.,.■ i-*k-'*i |
||||||
4fÍ AAHtlKENiNÖÏH ΟΙ' DE
niet verzaadt: zybefloot de jongmans, die haar tori
nae bettonden , van honger te laaten llerven. Om verzekert te zijn dat ze ter fmuik geen eeten Kree- gen i hield ze de fleutels der gevangenifle in eige be- waringe. De jongmans ·, van honger raazefide:, aten eetft hunne kleederen en vuiligheit op: ?en trach- ten daar nae den raazenden honger door t verflin- den van hunne eige ledemaaten te ftillen. Deeie eröüweldaad zoude Kern, die noch zoo boosaardig niet was als zijne moeder, tch hbogfte verdrooteii hebben. Maar 't was zijne moeder; en zy had hem genoegzaam oiider 't zum. Dit was het laatftc: van haare grouwelflukken niet. Zy had een dochter, Occa genaamd, die zy na de dood ván haar gemaal Oeeo aan eenen Lntetus Dornuma icn honwelijkgc- geeven had. Occa had niet alleen den vuilen aara van haare moeder; maar fpatre daarenboven tot al- lerhande onkuysheit'uyt; zonder naar man ot op- ft>raak te vraagen. De goede vermaningen van ham gemaal dienden maar om haare onkuyshett noen meer aan te hitzen ; en over alle paaien van eerbaar- heit met noch grooter onbefchaamdhett heen te nap- pen. Lutetns wift langer niet waar dat hy zich K« ren'of wenden zouw. De menigvuld.ge overlpeicn van zoo een toomelooze vrouw waren niet nrag» teJvden: en tot hardighcit durfde hy niet koomen· want zoo een ÍOríTe en magtfge vrouw, als ^ was , zouw 't niet ongewroken gelaaten WW»· Hy neemt eindelijk het befluit van Foelke zeir ja die ttaafc aan te fpreeken , en over't gedrag van h*' re dochter te klaagen. Foelke , die de gtilighei. ν haare dochter kende; en die het ook fpeet .dat haaf gellagt dus onteerde; zeide uyt haaüigntit, n; molt ze mef grooter ftraffigheit ondergaan \ en J" dfen 7e nergens naar luiikrde, met de dood «ratten. "Zy wift hem , zoo als ze volmondig verk aarde, reen beter raad te geeven; zoo om zien ™ven redden ; als om de vordcfe on teef ing van baar κ. mt te beletten. Lutetns, als hý zag dat er π goede vermaningen en met dreigementen en wrj*. beden evenveel op te doen was, en Occa hoe iai* boe dolder holde; heeft haar cenige jaaren daar ^ om 't leven gebragt. Toen Htlkt zu^s ^ |
||||
IksCHRYVING VAM GRONINGEN. 483
de, quam de moederlijke liefde weer boven; en
zy bcáoot met haaren zoon Keno\ dat ombren- gen van haare dochter niet ongewroken te laa- ten. Doch of ζ e eigen tl ijk door liefde tot haare dochter, en door 7\ medelijden over dat onverwacht ombrengen, tot dat beiluit gekomen h; dan of z© Lutêtns dien raad meteen vals herte gegeeven had om reden van krakeel tegen hem te hebben; einde- lijk, of ze tooneii wouw dát zy Lutet'us zoo cenett raad niet gegeeven had , en haare dochter voor on- ichuldig hield; daar durft Emmius geen uytfpraak overgeven. Maar, dat daar gelaatén , zy deed al·· 1« met grooren haait gereed maaken , om Ltitetiis geweldigerhan'd aan te taíten. LutetHt mogt haar boden op boden fïuuren, om het feit te verfchoo- »K*n, en haar door goede woorden té neer te zetten- dat hielp even zoo veel, als olf zoude helpen om 't vuur te bluffen. Lutefas, week op het kafleel va» 2'Jiien vader, Hero Dormuna: daar ze ten eerfcevan i'odke zelf belegert wierden.^ 't Kaftee!, met Hero en LutetHs, viel wel haall iri Foetkes handen. De I'iV"-de zoon, viden ^aar ,te voeti baden om
vt-rgitienis en om't leven: maar't antwoord was dat ïc door. beuls handen iterven moften; 't welk oop aanlïonds uytgevoeft wierd. Alle díe zulke een ^'reedhat hoorden , flonden van verbaaitheit verfla- K.en: maar niemand had het hart, om zoo een mag- 'ge vrouw voor 't gerecht te dagvaarden. Het flot
an Hero wierd aanitonds onder de voet gefmeetqn ·
W niet alleen dat van Hero; alle die van de vrienden ζ naalte bloedverwanten der gedoode Edelluiden _ aren; dj e h.un hulp geboden hadden; die hun 200 ,1 treurig einde niet gunden : moeiten 't met goede "&en aaiuien dat hunne Sloten insgelijks om verre
^worpen wierden. Zy mogteu noch'vahgelukfprèfc- «n, dat zy 'ef zelf héelshoofds afquamen. y s". De^Eervv. Schrijver had 'er noch konnen by= egen dat Willem Frederiksz. en, Evert Jarla van
£pTJ 0nde«· de aanhangers van de nieiiwe gezmd- " niet gerekent worden: daar niemand zulks be-
fr zpUVV gewceten htb6en a]s h En gai Raain^ fVfrn&m Johanncs Edflius. belangt j fMlMs
7 by den Schrijver reeds aangehaalt, fchrJjH Η h 2 ^
|
||||
484 Oudheden en Gestichten
'er duidelijk van dat ie den ouden godsdienft mei
alle kracht verdedigt hebben : zonder een woord van hunne verandering te melden, En zoude Jo- ban ΕεΙβdoor den Biïïchop Johan Knyf tot cerfteii Aartsdiaken en Prooft vcrkooren en aangeftelt zijn: indien hy de nieuwe leere begunftigt had : já èen Predikant van de nieuwe gezindheit had hei- pen invoeren ? Althans zouw ik gewiifer blijken moeten hebbeu, om Schoklus op dit ftuk geloof te geeven. Eelfiim zoade den gemelden Predikant, volgens Schok'ws, te Helpen ingevoert hebben voor't jaar ijéó: doch Suffridns Petri, die alle die zaakeii tot het jaar 1573 toe befchrijft, en genoegzaam oog- getuige van alles is geweeft, geeft te kennen dathy'er ín't jaar 15-68 Aartsdiakenen Prooft geworden is: dat hy een kloek voorftander van den ouden godsdienft •was, zonder eehig woord van xijne veranderingeof zucht voor den nieuwen godsdienft te gewaagen. Eelflius kán eehige ceremoniën van rhenfchelijkè
uytvinding afgekeurt en tegengefproken hebben: / maar daar zijn tegenwoordig, nóch zekere ceremo- niën j niet van de ganfche Kerk maar van byzonde-
re kloofcers of andere vergaderingeii, die van dege- leerdfte en yvéiigfte Katholijken Wiet goed gekeurt TfVörden. * ■■<·/. ■.....:■■:■·■,·—.-■ -i.-·-·-· 1 ■ ■· ■>■
HET LANDSCHAP DRENT,
•iLandfaii <^n fo o$recgtím;e ίια* ntrutoe 93í^t»oiii*
í3rent' mm h)ítth get 300 QtfcljíM bat &et tenö uaü
<&;ent/ grip hit rêeöf beeCfaalt gc&Deti / ín 't geefïtlpe onöei' bm Sfo'ffcgojp Xmn <g%ouw ge 5oubc fïaan .* è>it fanbfcöan toa$ foriecr Jjetttërfec &*$
ban ϊβΐ t&tift/ fcat olict Oen jffffcl ïa&5 öorij Naaiwtdc.WI bojöec ban mtrecgt mmn-t. aíí üc!;
eerfïe en tioceöü gebcclte. g|jj De raocöeuïgW tale fcoo$ öet ^etite gcuocmt/ öat ban (ü Drie afgciriöt 10. ©e <®uöcn plagtcn W 5 Trema eïlTrcntonra te noemen > 'ttorift tím
|
||||
I . ' ·,' ^ /·". ■■ /
|
||||
van Groningen. ! , 4&y
obereenaomfïe geeft met getSattjnfcgetoooib Tria.
ι ©ooi be bermaarbe gifte ban Hendrik Λ il
Jjan 't jaar 1214/ en Doo^ bte ban Hendrik * ín ban 't jaae 1240 / toeiïte glfïe naöergassb nocg bermeerbert f£ boo? Hendrik iy, ψ φ lï§ toat onbee ben naam ban 3&;etit beg^ee^en bjaá onbec t gebied ban ben flteeegtfcijen SSíflTcBop ge&omen: ineïfte SBiffegoji ooft / na bede omogen/ ín get bafibe3tt ban bat aïïe^ gebkeben i§ ^00 gebbp ban be gemelbe 23iffcQoppeii
bm ^enteriaaren toetten en bjiiieneuren HOO^gcfc^eeben. Frcdenk van Blankenheim
geeft gun De bolgenbe recgten gegeeben/ Díe
ligt ben bïaffert ban be #omiierï$ ge* trofeiten jijn ? en ορ be 3^entenaat$ jeïf / ut bat 3e boo^ Ant. Maccharos ugtgegeeben fcoíe^ ben/ onöeftenb 5tjn gchjeef!* *»,.. Inden naam onsHeerenJcfuChriili Amen·,
„ Wy FredericvanBlamkenbeim bi der genaden » Goeds BiiTcop t'Utrechtdoecont ende ken- 5) lic allen luden miedefen openen brieuve,dat 5> wy in voertiden onfen onderfaten in onfen ν .lande van Drenthe enen openen befegelden >> brieff gegeven hebben, befegek met onfen » feghel, en mie feggelen der vyf Godshufen ν onferecclefien t'Utrecht, ende mit feghelea h onfer drie Steden op defe fyde derYfelen ak 5> Deventer, Campen, ende Zwolle, des die » fclve. brief inhout mie anderen punten die , μ daar in verclaert zyn, dat wy onie onderfa* » ten in onfen Lande van Drenthe houden iel- * 2ic de eipene brieven íiy W. Keda., p. iú, 'tijj,
* Ibid.pag, l20& ït4.
Hh 3 „len
|
||||
4$6 OüDH^pBN EN QeSTICHTEM
„ kn in horen ouden Lancrechte ende wijco- j, ren» gelijc die voeriz brief daar of inhour4 s> Ende want ons noch onfen Amprman voer „ dcfer tyc niet claerliken kundig en heeft ge^ ,, weeft, hoe ende in wat maten dat cUt oude „ Lantrecht van Drenthe geweeft heeft, ende „ wy daer.oec gheen clarc befegclde brieyc of 3, gefien en hebben , des tyflehen ons, onfen ,j Ampeman, ende onfen onderfaten in onfen „ lande van Drenthe voerfe veel, twiftes ende „ fchelinge daarom geween heeft, ende om, ?> te verhoeden tot ewighen daghen meerren „ laft ende twidracht , die tuflehen ons ende „onfen lande van Drenthe daar af comen „ mocht, ende oec niet behoorlic en is, dut „ enich Lantrecht opv hoechnifle van luden D ftaen fal , want alle menfehen natuerlike. ,) doot fculdig fíjn, ende mit yèrfterften den „ lude noch meerre fchelinge daar in comen „ mocht, daarom hebbetiwy ons laten onder- a, wifen mit open befegelden brieven , erfde 1 hebben inder waerheyt mit witachtige kun- ί, den ondervonden, dat dit dat oude Lantrecht ,, van Drenthe is ende altoos geweeft heeft, ,, ende hebbent oec in dei) ouden Lantrecht „ gevonden, des onfe onderiaten van onfen lande J, de van Drenthe alle weghegebruucb hebben, ,, ende dat fel tot; cwigher daghen hoerLant* ,, recht blijven, gelijc dattet hier na befchre- „ ven ende verclaert ftactlSi behoudeliken den ,V voerfz brief, dienwy onfe Eeclefie ende on· tg Stede yoérfz befegelt hebben in onfer yolko- 1 menre macht te bliyen van allen punten» olC ,f, daer ín befcreven ftaen, ende elc punt by* ,, fonder, In den eeryen fo is een out Lantrecht „ ende gewoome in den lande van Drenthe» . *. ', ν DV ■· - „wacíí |
||||
VAN GnONiNSKN, 487
waert fake dat dat.ghemene lant mie malcan-
deren toefprekene hadde van faken, die den lande aanmerende waren, fo mach dat ghe- mene lam wilcoren, bi malcanderen toe co- men bi eenre penen , die fi daar op fettcn, cnde een hachelfpraketoe houden, endedes-, gelikes mach ellik dincfpul, clc kerfpel, cn- de elc buerfchap bi hem fclven te famende toecomen om hoer mareke te berichten, als efch ende faet, hoy endc hout toe beridene cnde anders toe doenc, des hem noet is in den lande, ende in haer merke, uytgefeyc ander verbondc· mit recht tegen der Heer-, licheyt ginghen fonder argheliil. >, Item fo een out Lantrecht in den Lande voerfz datmen houden fal drie lutting ende meer op. drie terminc, dat eerfte des ande^ ren Manendaghes na Pafcher* tot Banlo, dat ander toe Roeiden des Dinxdaghes na Pinxfteren, dat derde lutting tot iïnte Mag- nus daghc tot Aulo. „ Item fo is Lantrecht dat die Amptman die
vertugheden*bruckcn, die hem die buer ver- tughet hebben) uytpandcn mach , endedacr op en zclmen geen paadeweringe doen, mer wacr dat fake dat fy die Amptman hogher panden wilde dan fy vcrtughct waren > of dan fy gebrujtet hadden , daar mochten fy dan pandewcringe op doen, of die wijshcyx van den lande wijfden, dat fy meer gebro- ken hadden, oft hoöger vcrtughct waren, dan fee bekant hadden, daer fouden fy dan hoer broken of ghelden van den pandewe- ringhe. Item fo is Lantrecht, worde enich man op
te voorfz lutting of op den weghe uyt ende Η h 4 ,) toe
|
||||
4^ Oudheden en Gestichten
ï,> toe huus doot gefleghen díe den doodüach
i, dede, dit brueclre hondert oude marck. En« „ de worde enich man dan daer gelemmet, als fi dat hy, een hant verloer, eea voet of eea 3, ooghe, die han,tdanighe daar van die hadde ,, gebroken vyftien ■ oude marek. Item quame j, ymant daer !diè den anderen beroofden een ,·, fingher» of eenre tée, of eens anderen clei· ,,' nen Ims, die brake van elke vyftien oud| 5, raarek. Itetrï worde daer iemant gewondet $ fonder Jeempte, die hantdadighe brake vyt- ,, tien oudemarek. Item worde dan daer ymant ,, gevangen in toren moede, die haridadiglie bra-. 35 ke vyftien nye Groninger mare, alfle gene·' φ achtis in der Stat van Groninghen ende in ,;, den lande van Drenthe. Voert meer waert ,, fake,! dat vcmant bjeve of blivenwoudc ia 3, der merke, daefmen· dut luning hulde, ot *,- of onder weghen langher dan enen dach na ,1 deptyt, dat luttingh gedaen ende opgeghe- 5, ven wacr, worde hi dan in der rife door ge-· Af flagen, die den dootflagh dede, die iel bre- ^ kc9 gelyc of dat anders gefciet waer butea ψ. lutxinge.-' ! * v · - „ Item waer iemant die den hu.ufrade braec-
. j, keende iloec enen man doot inden hufeoi & in de hufes betuende vaelde, die brake hon- ,, dert oude mare , ende die daer enen s&a „ lernmedé die brake vyftien oude mare, ende 3'j die daer.enen man wondede. fonder leemptê> j, fo brake hi vyftien oude mare, ende waer „ ymant die daer·5 mede liepe in'dat huys of W & detl vaek mitwapender éanjt, die brake vyt* ,V tien nyer Groninger mare» als ghencacfticH φ ende voorfz Haat. En.de waer ýiviaηt die róet 9> eenen fteen warpe op of in dat, huus of «i v; \ - " ,v^\ ^m
|
||||
van Gronín^bn. 4&S&
., vaelt, of ftake daar op of in, die brake fes
,, hovet lofen, elc hovet lofe twee Vlèemfche „ groot* ι . „ Item waer enich Lanfman , die in een
„ huus quamè gaende, daar hi enen anderen „ landman in fitten vonde, die fyn'vyant wa· ,;, re, worde hi daarvan tfermaent, dat hi uten „ hufe ginghe, ende men datbewifen mochte ,, mirten weerde of mit anderen goeden Juden, „ bleve hi daer in boven in den hufe, en de )) ghinghe fitten , fo brake hi vyftien nyer „ Groningher mare als voórfz is, ende flaet ,, hi hem daer en boven doot, fö breket hi, ,!, hondert oude mare. Ëndé waért fake'dat die ,, ghene die eerfte in den hufe fate den ande*· „ ren dootflocge, die en brakd geen huus- „ vrede. ! „ Item waer ymant die den anderen doot
35 floeghe mit verlovede wapenen , als mit enen ,', mefle , die brake hondert nye Groninger „ mare als voorfz is. Ende waer ymant die den „ anderen lemmede mit enen rneííe, brake vyf- i, tich nye Groningher mare voorfz» Ende! „ wonde hi hem, fo brake hi hem vyftien nyc „' Groningher mare, uytgefet dat dit dino ν fpuel Van Ooftermoer, ehdé van Nocrden- iï velde, ende ván. Ftöelde , daarmen m den 35 voerfz wondinghe niet meer en brake dan, is een en-twintich Groninger fcillinge na hoer- si re ouder gewoonte, >, Item waer ymant'di€ den anderen doot*
>5 ftote mit eeii armborft of hantboghe, die 35 brake hondert' oude mare: Ende wonde hi 55 een daer mede , fo brtke hi vyftien oude 5j mare. Ende lemmede hi een daer mede, dai 3j waer vyftien öjiide mare* Η h ƒ „Item
|
|||||
f
|
|||||
4#0 OuDlHEDEM EN GESTICHTEN
s6„ Item waer ymant áic den anderen doot·
„ floege mit pnverlovedc wapen, die fel bre- ,, ken vyftich nye Grocninger mare a|g voeift y, is, ende die daer den anderen mede lemme- Λ de, alfo dat hi hem berovede van eenre „ hant, of van enen voet , of van enen oget ., die brake vyf ende twintich nye Groningner ,', mare als voerfz ftaet. Ende wapr ymant die ,» den anderen beroofde mitter voerfz, wapen „ eens vingers, of eens adderen cleynre ledes, „ die brake vyfüen nye Groningher mare ,, voerfz, cn.de die den anderen wondede daer „ mede , díe brake twee hovet lofen. Ende „ waer ymant duwe (lagen dede, die brakc „ een hovet lofe. „ Item fo is Lantrecht, waer ymanr die den
anderen dootilocge, cnde Hete die man nicE
„ toe ge\de beden , dat fo.ude men voor moort „ houden, ,f Item fo is Lantrecht, fo wie den: anderea
„ flaat boven erven vrede, die heeft fyη lyf ver- 3t boert, ende lemmet hi enen boven deuvre- „ de, die fal breken vyftich oude mare. Ende „ wondemen ymanr bovca den hantvreden > ,,' die fal breken vyf ende twintich oude mare. Λ Énde die den. anderen boerde of jaghede bo- „ ven den vrede, die brake vyftien ny wer Gro- „ nirigher mare als voerfz, is. ' ., Item fo is Lantrecht,waer ymant die mit
5, witteliken openbaer dieverie begrepen of be- ,', vonden worde, die heeft fyn lyf verboert. ,, Item fo is Lantrecht, fo wie den anderen
vermoerde, of moertbrandc, of vrouwe ver-
3, crafte, die hebben hoer lyf verboert) ende
„ van den fcwldigen goede fal nemen die clager
„ een derdendeel, ende die gemeente een der^
ndtnr
|
||||
van Groningen, 491
„ dendeel, ende van anders fyns felfs goet fai
„ fyn wyf ende fyn kynderen nemen die helf* „ te, fo veer als hife ontdraget rades ende ra- ;, des. Ende van fynre belfte fal nemen diecla- „ ger een derdendcel, ende dat gerechte een ,, derdendeel, ende die gemeente een derden- „ deel. Ende defgelikens fal men doen van „ mo.crdenaers, móertbranders, van noetmon- 5, ders, ende van allen anderen ondaden, daer- 5> men dat lyf in verhoren mach. „ Item wacr ymant in den lande van ©ren-
„ the bi den anderen dronken, of in haeilen, „ moede,dieven,verraders,of moerders hiet, „ ende hi finen voet daar niet bifettenenwou- „ de, ende hem beticht niet beween cnwoü- ,» de, die hevet gebroken vyftieo nye Gro- 3, ningher mare roorfz, Ende waert fake dat „ hy finen voet daer bi fetten woude, ende 3, bewifen hem, dat fo wie dan, an den fake, „ vellich worde , die hadde fyn lyf verboert. 5, Item fo is het Lantrecht, waer ymant in,
„ den Lande, die den anderen dief, verrader, ,5 of moerderhiete, of anders ondade aentyen- >, de waer, ende hi bewifen mochte dat hem, -, daer voor die Buer vertughet, hadden, ende jï die den gtrechte daer voor verneughet of si gegouden hadde,dieen fal ghene brake daer 5ï aen doen. „ Item waer een rechter re rechte fit, die
3, dan dat gerechte berechte, ende maketdaer, s» een boer, die brake vyftien (jroninger mare, 5ï voe'ffz , ende die den andere wondet, die , ν gebreketdertich nye Groninger mare voerfz, ïï ende die den anderen daer lemmet of doot*' μ flaet, dat is twy boet.% Ende waer enich o Scpute in Drenthe ofenichman die onrecht ,· pan-t
|
||||
492 OUOHEOEN EN GESTICHTEN
s, pandinge dede boven pandeweringhe gebrai
,, ke vyftien marc voorfz, „ Item waer ymant die enen Scoutc doot-
Sï floeghe , daer hi toe rechte late , of wanneer „ hi van gerechte wegen ute waer te rechten „ na Lantrecht> die brake twee boeten. ,* Item is Lantrecht , datmen genen uyt-,
,j heemfchen man tot enen onder Scoute inden >,. Lande van Drenthe feiten en fal, ten waer „ dat die uytheemfche man een redelic be- ,, fceyden man waer, en waer een onredelic „ man'Scout gefet, dat men bewifen rnochte, 5, die foude men of fetten. Item fo fullen wy, „ onfe nacomelingen BifTchoppen te Utrecht, „ of onfen Amptman in Drenthe, ende die ge·, rt meen meente, of die fi daer befcicken uyt ^ eiken dincfpul, allen jaren des anderen Ma- s> nendaghes na Pafchen dk Etten kiefen ende ,V fetten mit malcanderen, ende gheen buten „ den anderen. Ende, waert fake dat hoere „ enich buten den anderen Etten lette, fo *yes n bewyfden, daten foude niet ftantvaMichwe-, „ fen, ende die Etten die wy ende dat lanc 3> voerfz fetten ende kiefen, die fullen iy alle 5ï jaer die een helft voerfeten, ende voer an- „ der faken, Ende waert fake dat ons ende ,j die lande nutte ende orbaer dochte wefen, „ dat men die alinghe Etten verfetten foude, ,5, fo mochten wy ende fy die dan verfetten en- „, de veranderfaten als yooiTz is^ „ Item fo is Lantrecht datmen ghenen Lant-
,y man vanghen en mach in den Lande van. „ Drenthe omme gheenleyen faken wille, daer „*hi of fyn'maghen den broke voor bcfetten „ willen ofte moghen, dat en waer fake dat hi „ fyn. lyf verboert hadde, want ίο machmenv -11.1 % ' „hem |
||||
ν
|
|||||
VAN G R O Ν I N'G S !*; ' 491
fr herri vanghen , ende in wat márcke dar h*
,, dan ghe'vangcn worde, daar fult hem die ,, Buer waren drie daghc en drie nacht lanc na ,, dertytdat hide'n ghebueren van den gerech- i, te gebonden ende floten gelevert wert, en- „ de dan fo felrnen over hem réchten in der ,i felven mare, endewaert fake dat hier en bo- ,, ven die man den Bueren binnen den voorfz „ tyt ontliepe, fo brake elc huüs vyftien nyer „ Groninger mare voerfz. Ende waer fake dat-. ,, men niet en rechtedc binnen den drien da* „ gheri voerfz over den vanghenen , dan fo ,, fout hem die voerfz Buer weder overleveren ,, den gerechte, ende dat fel hem voert in der - ,, fclver mareke waren fo langhfc datmen over ), hem gerecht hevet. » ,, Item fo isLantrecht, waer eenig man díe
y ftraten roof dede , die (al breken vyftien nye ,, Groningher mare voerfz, ende den roof fel y hi weder fo goet inbrengen des anderen da» y gheSj als die roes betughet werde. Doet ht s, des niet, fo fal hi den roef des anderen da-< ,, ges daar na twifcat inbrengen, des derden da- 5, ges drifcat. Doet hy des niet, fo falrncn des j, vierden daghes mitten fweerde roepen ende ji .volgen den roeve. Item. desgelikes van „ den acker roeve, van huus roeve, ende van. S èkenen houte. Item waer enïch man die den y, anderen dede enen roef aen els-hout, aen ri- » fé, of aen anderen weken houte, dat hi hem >> of hoüwe of neme , die fal wreken eenen % veltroef, dat íýn twe hovet lofe, ende den υ roef in te brengen in allen gevolghe, als van ν ftraten rove voerfz ftaat, 'of denclagherdaer ii vol voer te doe%5' en om aldusdanighe fake ï> cn fal niet dan een man uyt eiker buerfchap ·.:■■ «» Cia*
■ .-,.*. V'ÏH'
.'·' ' · · - ,:" "'■ ' " .. - . f >';·. ■. . , ' "
|
|||||
494 Oudheden en Gesïichten
>, daghen. Ende waer enich man die den an*
35 deren fcuttinge neemt of ontjaghede , dac .*, denBueren kundich waer, de brake vyftieti j, nyer Groningher mare voerfz. „ Item waer enich mán die toe Coevoerde
5, fcult mudde fculdich waer, ende niet en be- ,, taelde op den rechten dach, die falie desan- „ deren daghes twifcat gheven, die brekedrie 3, pontï elc pont van feven penninghc,desfel» ι, men voor drie pont gheven vier Vleemfche „ groot, ende die onthoude een mudde van „ den Biiïchop van Utrecht panden laten b'm- „ nen den jaer, ende die Buer (úUtn die bc- ,, fculdighen wifen des felven daghes als die ,3 pander coemt, ende doen jfy des nier, fob 3, mach hi eiken Buer panden veor drie pont» „ ende binnen drieri weken enen fculdighen i, bewifen. „ Voert meer alle die gHene die fcout mud-
,, de gheven als voerfz is, die fitllen gheven ,, tho battihgh penningen alfo menighen Lo* ,, vefchen, als hi menich muddc ghevec, ot' j, payment dát daer goed voor is in Drenthe tö 3, fegghen der wysheyt van den Lande. „ Voert meer elc huus in den Lande van
„ Drenthe dacrroec uytgaet uyrgefprokendat „ Kerfpci van Ewe j ende leen goed houden ;, van ons ende van onfenGeftichte van Utrecht, 3, die feilen gheven der Heerlicheyt van Coe- |3 verde jaërlix voor roekpenningc twe Groc- 5, niagfe of payment dat daar goet voor is ná ,, feggen der wysheýt van den Lande, uyrghe- ^ feghet geefteïiker lude hufe; ende dienillude ,, hufe, ten waer datmen bewifen mocht, dat ;, fyt mit recht oec fculdich waer, lo foudcn II tyc gheven. , ,
,, Voert
|
||||
VAN GRÖNlNGÏfri 49£
„ Voert meer battincs penninghe, róecpen-f
,-, ninghe* fal die Bifeop van Utrecht kühdigen' „ laten tot eiker kerken op eenenSonnendagh» Α op watdaghe hife ontfangen wil, ende wie „ fo dán niet en betaalt, die faLbreken drie ,, pont, ende die Talmen uytpanden als voorfz „ ilaet ván den Scout mudden. *. „ Voert meer álle broken die verfchinen
,, mach van Scout mudden, van Battines pen- ), hinghc, die behoert ons en onfen nacome™ i, ling'hen BiiTchoppen ván Utrecht alleen toe. „ Item waerenich man die klagen woude oni
,, waterlofinghe of dm een jakwech , die fal „ int cerft daer bi nemen twe buer ende cla- ,, ghen opten anderen om fijn watcrlofinghe, ,» ende jakwech, woüde hife hem dán nietru- „ men, fb foude die claghef roepen, en bren- 3, ghen acn die meen buer , ende vertughent » dan die buer dat die clagher recht hevct, fo „ k\ die ghenc daer dieclaghe op gaetdiewa- „ terlofmge ende jakwech op rumén binnen „ drien weken. Doet hi des niet, fo breket ή hi vyftien Groningher mare voorfz, ν Item Waerymant die des fweerder behoef-
» de, die fel dat vërfoeken ende winnen aen^ " der overrtcr brugghen tot Coevcrden om vyf " nye Groeningher mare voerfz, ende dat fel- n men hem toe rechte gheven fdnder weyghe- ", ren. Ènde waert fake dat hem die Amptman „ des weygeren woude, fo foude hi houwen »1 al die brugghe mit getughe, eride leghendac »' voerfz, geit daer j ende mede fo fal yder dac " fweert gewonnen hebben > ende voértvaren, ;, ghelikerwys ofc hem dat gegheven ware ^ ,, ende wil hi daer mede voortvaren, fo mach >i hi dat verhouden een jáer lanc uritten felven\ |
||||
JL$6 OUDÖEDEN EN GfeSTICIITEN ,
φ vyf marcken voerfz,* alfo veer aU hi dát tot
allen les weken verfoekt dat jaar om als voerfz is. ; "*
kern waar enich lantmam die hadde enen
'uyrheemfchen knecht , die enighe breucke
|
|||||||||
ï»
»> 1»
|
|||||||||
of mifdaet dede in den Lande , die. knecht
fal op fyns felves hals Wreken. Ende waert
|
|||||||||
» fake dat fyn brootheer oec mede berucht waer
'·» van der ielver fake, die mach fyn onfeout
V doen daar van met twalman finen .-magheu
\\ binnen twee weken in den dinxfpuel daeit
Γ» vertuucht is- K-ride woude die brootheer die
» onfeout niet doen, fo foude hfvoer den knecht
" antword.cn, ende die knecht mocht dat Lint
'■ rumen mitten halven brcuke > ende milten
l\ halven gelde. ! f' , # ;
„Item fo isLaritrecht, worde enich man
vertughet van den den Bueren voor een ge-
i, luut of voor eeivgheruft ván enigher fefceft»
" die maeh.fyn onfeout doen mie, twalot line
s' maghen binnen drie weken na der vertughin-
V: se in den fel ven dinxfpuel, daer hi vertfl-
?' ghet is, ende dat fal hem die Amptmanacnte
;, daghc.tevoren· laten weten, waer hi fynon-
„ fcout doen zei, ende hadde hi ghene magne
ν in Drenthe, fo mach hi twálof ánder goeder
" manne nemen, daar hi iyn onfeout mede doen
" zelals voerfz is..
„ Item fo.is Lantrecht fo wie dat pandewc-
f iinghe dedc mit onrechte, die fal brekcnd.es ", eeriten daghe&drie pont» des anderen daghes Γ, twifcar, des derden daghes vyftien "Yj;0^' Ρ ninehermarc, endedáer mede, waer h> ™ >* den pande quvt. Ende des vierden dag^ 11 machmen dat hoochfte gerichte.fueken mr t ten fweerdé, die meeiue daar mede uyt J, |
|||||||||
VAN OllONÍNéÉN. 497
)\ roepen, ende fo-filmen den fweerde volger!
* hyvyftien nýe mare vocrffc,ertde helpenden
I 5 clage rechts óp höers felvers colt, ende dac
fweérr felrhen verlreken als vöcrll is. Ende
wie in der voerfz fáke veliich worde, die lal
" den breüke, bó!t> ende billen ornaat öpïlaen»
„ Irem (o is Lanrre'ehf ^ waer ýmant dieon-
» recht aenfoefcinghe dede , die brakedes eer>A
,, (ten d iges drie pont, des anderen da^es twi*
■% <car, d sderden d^gesvyftien nyeGroninger
rnarc voerfz, ende voorde daef^pandewerin*
ghe gedaeritotJ_.ántrechi?, föfaBdie Scoutc
den clager ende den fcúldighëndlc fake leg-
" ghen ciuie verllen tot óen naelieh totdingh
55 op die wy.shéit van den Lande, endedaeren-
-) binnrii en' felmen geen brokedaervan nemen,
si eer die ■wvs.h'eyt vaii den lande die fake claer
,, ondcrgewy-lt heeft, ende dan felmen den cla-
„ ger op den fculdigen voert rechten ha Laat-
„ recht als voériz, is.
» 'tem' fö il Láritrecht i een man die breuke
Is gedaéii heeft s èrideeen Hoefman is^ Co felmen
„ den Hoefrhere cerlt futken, cermen die ma ge.
;, luekt. Pridê Heeft die Hoeftheer erfmlTe, die
| j maehd e Herc veile Bieden, erideveí'kopen j
enóè wies Hi dáerv-ancrighën ean, dac mach
n> nemen . ende ontbreket den Heere daereét
' an , dar lullen dan feiTe die naèfte hande gelde;
'' hnde waer des mans goet Beter» dat felmen
■ '·> hem weder gheven, ende die Buer fulien dat
Ι J? g<>et waerdighën te nemen ofte gheven.
iit Item (o is Lahcrccht, (b wanneer dat díe.
J η Buer horen tughen niet doen en willen inder. Ι >ji R°efj>rakc, of dinghen, of op een rechte, fo f h orekctelkeshuusdrie pont als voerfz ïsj noch- I "> íáns fo lullen fi horen tughe doenj èndé doe; ;l ■ f '■■■ '
|
|||
4$;8. OUBHÜDEN EN OesTIGHTEN
}| Π dqs Jan nitít,, fo is dat des anderen dagks
i9 i\y\,\CAi« des derd*n'dag.csdriefcat, des vier* den met^ vySiien nye, ma re, voerfz.
n; ,r, Item (o is Laiurecht^iQ ^ie geen rech- :| f e ,mar#.-,e<p gevet: van boteren ende van zade, . die breket vyftien Groninger riiarc voeriz, Jtem qfeenbáítert broke dede, den foude ^pjen ouden aen der moeder magen ende niet 35 aen des vaders, ., 5, Item fo, ^ (Lant recht, fp wanneer een weer-
al 1 ieh mari.de^^nderen weefliken man aenfpie* ícetme^g^efteíiken rpchte van-weerliken fa· l^en'of gpe^e , die breecÏ vyftien nye mare " yoerfz. Ënde waer dat een Lantman den an- " deren buten knds befette, die broke vyftien *> nye Groninger mare voerfz , ende doet hi ?! hem daar mede fcade ende coft, die fil hy --. dapr toe gelden ende betalen. H {tem fo is Lantrecht, waer enich man in
,, den lande die gebroket hadde, endediedaer .. Vaneen moetfonich dede cler Heerlicheyt,en- dedat gerechte Hete hem daer van quyt, ende woude daer geen buertuucht heien, fofoudc \' dat felve gerechte den lande ende der meente >' enen onder.fcoute fetten ende ghevên, die daer »|' die b.uer toe brochte mit rechte, idat iieen 5> tuuéb deden van den marine, waer hi gebrö- j, ket hadde * of niet, op dat die meente twifte f:'* wes broke hemdaar an verfchenen waer. „ Item fo isLantrecht, waer ymant die den
*·, anderen venghe in den Lande van Drenthe»
die fal breken horidert oude mare,uycgefegM
" mifdadige lude , als voerfz. ftaec, die mach
'**man elcvaenende houden fy tottes gericht
" behoef.
,1 Item fo isLantrecht, waer ymand die enen
|
||||
V^A Ν GaONÍ Ν G ΕΝ. 499
ή voerpaal afbrake mie wille ofopeérde , die
v zal breken vyftien nye mare vocriz.v „ item zo is Lancreehr, dat een Scout in
5, den Lande hebben zaleen plack voordeaan- i> pandinge ι end'e twee Vleemfche groot voor j> die uyrpandrnge. : - , V; Item zo is Lantrecht, zö wanneer. datres
5, Biilchops Amptman van Utrecht in Dren-
^ the dinge houden zei, zo zal hi dat houden
van der eenre vefpenyt tor den ander mie
dertien peerden e η de mit dertien, pe'rfonen»
Ïfïêt wes hi dán verteert in der buerhuzen,
*v daer dat dirïé is, dat zeilen die felvc bueren
I* betalen, ende wil die Amptman mit meer
j' luden ende peerden dat dinc houden , dac
>» mach hi dben op zyns zeliVcoil· , ^nde dac
j) dinc zei beginnen te houden tot drien liden
es jaers, ais vertinnacht na Pafchen , ende
y des anderen rVlanendages na font Agat hen j
>, ende des Manendages na finte Pontiaen.
>> ïremzo'isLantrecht , waer ehich man die
- enigerhande 'go'ct acnvoer, dáer the vrede- man ineeleihet ware, alzo vake als hi dat doet, zo breket hi vyftien nye Groninger Γ* n»arc voerfz,zó veer als hem dieBucr voerfz » vertijtren. 'ii", iWri u ι item zo is Lamrecht, datrnen geen voor*%
» tuucb doen en tel. Buten den Lande van 3, Drenthe, ende deBuerfchap zei hoer tuuch. j, doen to dingen to hoefprake ofte to riehte ., binnen horen dincfpel ende niet verder. ïi Item to isLantrecht, dat dieHeerlicheyt
" "'et roepen en zal mitten fweerde, dát en U zy wiilich landes noet j ende zo zal elc iïiaá >,> ν°%εη den {"weerde by vyftien nye Örqni.n- *. gt*r mare voeriz níet vorder dán opte falen. t ï ï ,» des
|
||||
ÍOO OUDHEDEN EN GESTICHTEN
, deslandes van Drenthe, ende daar en fullon
zy met langer leggen dan dne dagen en dm. Γ nacht, drt en waer fake dattei den lan " noótftfeen dede, ende waer ymant d.e den ?' anderen doo.rtoege, wanneer hl den 1« r- ».· de uytwert volghede , ende binnen di.cn „ ?en ende nachten voer,,, ******?■ „ den oude mare. Ende waer ymand d.e den „ anderen daer dan **^££%£ „ zal breken .firn pel broker» or (Wfprr recht cefciet waer.
^ ïweert rco.u^ h wacr vmanr die ,1 mochte- in der clucht.nge d.e biake twee
f» h0rl0?nn'15 Lantreeht, datmen van genen
„ Item zo is Laniretiui man in den lande breken i*p··^^
|
|||||||||||||||||||||
Hl'
|
|||||||||||||||||||||
5>
51
|
„„ u: ._ 7V eerft van den Bueren aan
faken , h. en zy cc" dcn brol(e , voer van vertu.get, ende van 0 .
|
||||||||||||||||||||
- ende van alle broke voerfz. daer zal «
» top van Utrecht *« W^i^ ·
η ren Μ hebhen een derdendeel, en d.e twe » dedrel 'die daer achter bhven , daa^ » hebhen dieclager een derdendeel , ende ,, ander zei die mcentc hebben uytgeP^ die voerfz brokevanScoutmudde, ro'k »^ |
|||||||||||||||||||||
ninge, ende battinc* oenrimge, d.e
Heerlicheyt alleen hebben , gj*^*, |
|||||||||||||||||||||
" van ftnlenen goede vderfz d.e «rnw* ï
Η «s voerfz llaet. Voert meer »»«V cLger ende die gemeente horen fc^ |
|||||||||||||||||||||
il
|
panden mit dagelixgen ^hteren end^
|
||||||||||||||||||||
ïen in den ftertpel daer d.e broke ve, ch
„ is, zo wanneer dat.dat gerecht Ι*", ^. , daer <>an lieveVlfe voerfz W &*£> „ ',' ke voerfz die zullen dubbelt wefen nf^,|
|
|||||||||||||||||||||
van Groningen. 501 ^
vier hoecluiden, als opten Paefcbdage ende
nacht, opten Pmxiterdage ende pacht» op
ten Korfdage ende nacht» ende onzer liever
" Vrouwen dage ende nacht JJfumptiöy ende
*' op al onzer Vrouwendage,op Apoitel dage,
» ende*op al der zelve nachten.
,, ftem zo is Lamrecht, dat g;-en broken op
}, geen tvt twy boeten zijn , dan alfe voerfz
)} tiaet. Voert alle ánder broke, die bier in
niet genoemt en ítaen ». die zullen ilaen na
,, den ouden recht.
j> ünde alle defe voerfz punten ende eic hj-
j, zonder geloven wi Fredaic, BííFchop t'tj-t trecht, voer ons ende voer onze ivïconiclin- ge Βiflchoppen t'Utrecht ouzen Lande van Drenthe voerfz ewciike va il ende onverbreV " kclinge te houden, ende dat wy noch onze 35 nacomelingeBiiTchoppen t'Utrecht noch on- » ze Amrglude daer nimmermeer tiegen noch μ boven doen en zullen , matr wy cnde onze » nacomelinge zullen onze goede lude van on- ,, zen lande van Drenthe tot ewigen dagen u daer in houden, ende deze voerfz brieffdie zal in allen dier zelver volcomen macht we- zen en bliven tot ewigen dagen, gelyc die briefis» dien wy onfen landen voerfz gege- " ven hebben, bezegelt mit onzen zegel cnóc '■> rnit zegelen onzer vyf .Godshuyzen » ende ν onzer drie Steden voerfz, behoudeliken dien )» Zelven brief in zynre voleomenre macht te ,, bliven gelyc voerfz iïaet zonder enich arge- „. hft» ende des tot eenen oerconde zo hebben }j wy dezen brief mit. onzen zegel bezegelt. j Ende om dat wy willen dat alle faken ende • punten voerfz vaii cn.4e itede bliven .zullen tot ewigen dagen > zo hebben wy gebeden I i 3 ,, die
|
||||
5¼* Á ANT£Kf NING£M ©1» 15Å
M dic eerbarenf wyzeu, ende befceyden Çßöï
der Prelaten ende Capiuelcn onzer kerken
" van den Doem, van Uuderr.unlr.er, van fun·
" te Peter, van iunte j*shar», end e van funte
*' Marien tHJtrecht dden brief mit ons te be-
}' æ gelen; cn.de wy Prelaten en Ca-piVtclen v,n
j, den Doem ,Otidemuniter, ílime Peter, fun-
s, te Jan , ende van Hm* Marien kerken t'U·
, recht aaniknde, dar. die fce'rwt^dïgemGo-
" de onze lieve'"Genadige Here van Utrecht
*' voerfz om orbaer fijnre kerken ende lijnre
" nacomclingen Bishoppen ■ i.'Utrecht deze
s* voerfz overdracht ende puntr'n mit fioen
V lande van Drenthe is overcomen, zo hebben
·» wy tot enen oerconde ende een)e eewigr
í memorien dezen brief mit hem mit onzer
„ kerken zegden doen zegelen. Gegeven, in
„ 't jaer ons Heren duzc«i vier hondeitende
twalof» des zeiihiendcn dirges-Mii Septem-
, ,, ber.„ . Ë . ' '·,
AANTEKENINGEN.
I De?.e naarftrede , díe de Eervv. Schrijver ttjt
Ì*Ö 'Áithg istrrrokïen heeft, icheelt veel van de naamrede, daar Jobau * Bkaft l0o Iterk op <£*, en die hy buiten alle tegenfpraak, houdt; Hy meel· datdeDremersafko.niligzijn uyt Scandinavië. " dat Scandinavië, vtyM* te weeten in Noorwegen, \i gelegen het landfchap Dront ·, ook Ironien* Dronten genaamd. Dit Dromen, ^'/ViJgJ den naam gegeven aan 't landfchap Drtnt. Ven dert O in E, zegt hy vorder, zoo h&ft men Dii« ten. Tot bewijs brengt hy meer andere riu1MÍ * die haaren naam, naar zijn zeggen , van Noordlci plamen gekreegen hebben..«»^f*t als hy vorder redeneert, «/» Fi^» tfwjjjg *' la de Ktenijk taa Drent &c. ^,
|
||||
Beschryving van Groningen. 4 ?©$
naam heeft όan Vries. Noorwegen plagt ook Norg,
Norgc, en Norige genoemt te worden. T^po be-eft men ouk Norg of, Noige in Drent. ? In, Gotland heeft men een Grenge en Gronge ; in Vriesland heeft m*n Groningen of Gro-ngen. In Noorwegen is gelegen- een plaats, (\ Π sla gekaamd; in de ie landje-happen is ook een oud dorp, dat bekend is onder den naam van All-lo. Gelijk men daar de Gotten of Geren heeft, ζ,οο heeft men hier het dorp Geten. Daar heeft men GaJlriiie , pOren i Allen, Dalen, Onilra; hier heeft men Gas-
teren, Oren, Dalen, en in de Omlanden Ontirü-enz. Wat zal ik daar opzeggen? De hfatt&tdttitfg, die men bekennen moet dat in zulke zaaken meereis twee Pikarden weegt , gewaardigt zich; niet , dje uaumrede eens aan te raaken. Maar ik moec'er ook by zeggen dat zulke verfchillen door geen kleinder. of grooter gezag uytgeweezen worden: ieder wee,t hoe dat menige en deftige Schrijvers de-naainen.van veele plaatzen , ín Holland, Zeeland ,.> «u Vriesland gelegen., ja de naamen van Holland, Zeeland en Vriesland zelf, van da» naamen der Moordfche fte- dni en landichappen afleiden. Ik wil daar voor dee- 2e reize geen vonnis over flrijken; de Deezer moet ook wat keur en vryheït hebben. Maar even te voore had i-V^»"/de Drentenaars voor
Vriezen en ook voor Tenkrers opgegeeven ; en hy zegt duidelijk genoeg dat Tenkters de eigen en 7cli- öe naam is met Drenters. Maar dat hy de Tenk- ters voor de rechte Drentenaars houdt : daar in zie irt niet dat hy de bdïe Weereld befch rijvers op ζψι 7-yde heeft. Althans Cellarins en Menjo A-hing plaat- zeilde Tenkters aan den Rhi;n, omtrent recht ove,r de Tübiêrs, een goed einde van de Drentenaars at'. En Tacitus, wiens zeggen níet ■■■gewraakt kan wor- den, zegt duidelijk dat ze door den Rhijn (van de pbiërs) b afgezondert waren. Van de Ubië'rs, zeg t«: want zoo verftaat het t Cpllarius; en h fchijnt daar uyt te blijken dar hy zoo even van de ÜbieRS gefproken had. Wíl iemand de plaats liever zoo verdaan dat ze door den Rhi|n van malkander afge- I zindert waren , en öqu oever van den Rhijn van
.* Uhencf discrew geus. Tacitus HifU lil) ivi tap, 64,
c Geograh, ant. Jtb. %, c. &, 11 4 weers-
• / .
I - '
|
||||
wm
|
||||||
■":'■;: :/''.-■
|
||||||
ίφϊ -Aantekeningen op- 4e
Weerskante beiloegen /Vwclli' oin veele redenen on- 'Y waarfchijnelijk ís, die zoude ons zeggen η ocH-meer. beveiligen ; reweeten dat ze dan een ander volk zijn *« Kcweelt als de Drentenaars. n$ > *>.** Maar't is den gemèlden P/W »iet fieuoeg dat de
Drentenaars rechte .Vriezen zijn :■ en dat ze naar zijn ze^en voor de TVnkters nioeteη gehouden 'worden. T)ï eerfle en oudite Drentenaars, zoo als hy valt i gelooft, zijn Reuzen ^weelt. Althans, houdt hy dit voor gewis dat het land van Drent in oude tijden eekrielt heeft van Reuzen, die nyt Gotland, tfweJ den Noorwegen1, Denemarken > en de- vorde.e Noordiche landen, herwaarts uekomen zijn , en 11« and vari Drent tot hunne woonplaats veru.nren te* \$L Om zijne meening dan wel te verllaan .en re ^rten waar op dat hy zijl» reggen veltij ; d-en k de bekende ileenboopen , die in Υ land van Drent m yooeenemeenigteHe.onde.fwo^en, met zoo kor- *P wnorden als iif kan aan.te-ráánen. :^| ? HeHi de waarheit dan d.cin 't Und van Drent een rroote meende van ftéetè»* . f o als hý ze noemt, bonden word. Door die Ihen^oopen, zoo· als w- fe ook noemen zullen, word een^erzamehn,:«« S«nen verdaan, die in zeker order hy ma» κ*nder Waen ZV v.?.ju meedendrels lèltien treeden lang, Smi'een ook' twintig , en .neer. Ze ζ.,η *|Jj &Sf# -eeden breed: en ie^en »-MJ Wcften naar YOollen toe enz ken ander « Sch XdïewaarfchMneli.k noch in Ytevwi is, en alltf * Sg^ten,a,(ligheit onderzat heeft, fpreek,<un; ^ent even eens. Men ziet doorgaans , zegt y, wee ófdrre groote Openen , zelden meer, *?$*" 'echte rvèn 5tó verre van. malkander ^fj £n en rond, ofe-yrond, of- noch anders van maak tSiwto- zonder, dat'er de kunOeentg fatzoen MJ ÏSiSS heeft. Onder ieder grooten Heen legR* f;Peeee of drie, of fomtijds vier kleiner fleenen d ' booten Heen f-nWd.tl.ne einden) ond g*. »«r»r welk ■zoodanig beichikt is, flat °IC ï- . iÏÏnen, op'kleinerdeentn rullende, drie»o«en.W- ï AnriqutteiteBenz. diftinilje V. £ Μί^
β lod. Herman Nunniné inScpulcrcto Wcftpbahco-Mln,
£ardi€0-Gcntili. Scft. 2* caj>. ι. Ψ vcn |
||||||
lÍESCHRYVIHG VAN GüONINGFN. $0$*
yen de aarde verheven zíjn. By gevolg kan niemand
ónder die groote fleenen doorgaan , zonder zijn lichaam re buigen. Rondom ó\e langwerpige ftee- ncn , omtrent drie treeden daar af, ftaar een ande- re ry van fteenen, elk vier,'vijf, fes voeten hoog; díe degroote fteenen kringsgewtjs omringen, en al- ttmaal recht op ftaan. Ik heb gezeit da^die groote fteenen,op de kleinder
ruitende, drie voeten van de aarde verheven ?.ijn; en dat men' daar niet onder kan gaan, zonder zijn lichaam te buigen. Dat is ten dien einde gefchiedt, zoo de gemelde Schrijvers het bevatten, op dat ie- mand, daaronder doorgaande, gehouden zoude zijn fie aifchen aldaar ruftende, door dat buigen een foort van eerbiedigheit te bewijzen. Doch voor al fchijnt de reden van den Heer Nunnhg híer te gelden ·, te weeteii dat de groote fteenen af dus op kleinder ftee- nen eelegt zijn, en de aarde niet raaken, opdat te «Ie aifchen der overledenen niet zoude drukken. Want ieder weet hoe dat het by de Heidenen voor een groot geluk gerekent wierd, naar zijne dood onder e<-'n Jigte en bolle aarde te rullen. Zulke fteenh.open worden allermeeft gevonden
Mi 't landfchap van Drent : men vindt ze ook óp. den Hummel'iïig , te Emsbuiren , te Saltsbergeri , onder 't Bisdom van Munfter. Vorders ook te Tckelenburg, en in't Graaffchap Benrhem ·. maar, £?'ijk gezegt is , by de Drentenaars is 'er de ftapel van. Waar uyt Joh»» Pikart dan beiïuit dat geen nnder landfchap zoo bewoont is geweefr van zulke grove, fterke , en groote menfeheri', die zulke fteen- hoopen by malkander koften brengen. Want die graf-feenen zijn fomtijds zoo groot ; dat 'er dik- ^'is, bý regen of onweer, honderd fchaapen f on- der gefcholen hebben. Zoo beweert hy dan dat het zekerlijk Reuzen zijn geweeft, die zulke monfters V;in fteenen, om zoo te fpreeken , op malkancjer ge- ftapelt hébben. Hy voegt'er. by dat dieSteenhoopên 'Het opgerecht zijn van de Romeinen ; dewijl de domeinen die alle hunne daaden zoo naarftig be- fchreeven, zulks zekerlijk niet ongemeld zouden ge- laten nebben. Voor al trekt hy zijn bewijs uyt de ƒ Joh, Pikart, en de Heer Nunaiog, als boven, I i 5 Noord-
|
||||
jra<5 Α Α NT EKENINGEN pi' DE
Noordfche landeni die hebben naar zijn zeggen van
Reuzen gekrielt. Dat getuigen alle hunne laudshis- forien, alle hunne oude veerzen er\ gedichten, alle hunne Graf-fchriften. Dat getuigen, zegt hy al vor- der , hunne graven , van uytermate groote fteenen t'zamengeireld ; die noch eenige overblijfzels vaa Gottifche letteren vertoonen enz. En, 't geen hy dan byzonderlijk doet gelden, de
fteene graftfeden, of zoo als hy ze noemt Steenhoo- pen, díe in't land van Drent en daar omtrent .ge- vonden worden , hebben 't zelfde maakzel en fatzoen, en zijn even zoo hoog en breed , als de gemelde be- graafplaatzen der Reuzen in de N^ordfche landen: leggen daar ook Ooit en Weit, gelijk hier; hebben daar ook ten Weüe een vierkantig gat, om'er onder te fchuilen: leggen daar , even gelijk hier , op heu- velen of bergjes. ^Geloofwaardige mannen, die v.e pp beide de plaatzen gezien hebben, zegt hy, ver- klaaren dat het een en 't zelfde foort van graven is. En gelijk de fteenen van die Noordfche graven , Z0O. alshy voor onwederfpreekelijk houdt, door Reuzen • by malkander gebragt zijn ; zo<> moet men ook voor ongetwijfeld houden dat de lleenen van de Drent- fche graven door Reuzen by malkander zijn gebragt enz. , ,
,, Een leezer, die zich met geen ophef van woor-
den laat paayen, en 'er niet al te voorbarig over he- *lie loopt, zal al gemerkt hebben dat de voornoemde
pikarteenige dingen als zeker onderllelt, die bewijs van noode zouden hebben, Maar alzoo de ^imA^ VLïSrgJod.Herm. Nunriwg tegen 't gevoelen van'joh. Pikart reeds gefchreeven heeft j zal ikzijue redenen, dewijl ik ze meelt voor goed en bondig houde, |
|||||||||||
ma-
an- |
|||||||||||
op mijne manier flegts uytfchrijven : op mijne^
|
|||||||||||
nier, zeg ikj'dai iszoodanigdat ik'er 'reenen t
|
|||||||||||
g Sommige Lcezers zonden d'er^ich miiTcHu π ***^ψ
dat ik Nunning den eer-nsjm van Heer gnve , en Joh. r · kart aku Maar daar in vuie ik de ge *m>nte van de meet ^ Schrijvers Í die den ty*el vin'Heer aan ktv-iuk Schojvet geeven , aan dooden nier : en ik we.ee oiet dat |od. Nmnin , •die zijn Sepukrituai in 't jaaï 1714. uyt£i-geeve« iiew* »« ovefledeu ís. der
|
|||||||||||
OeSCHRYVIN^ VAN GrQNINGKN. 5öy
der als het zoo pas geeft byvoegen zal ; en ook de
yryheic neemen van fomwiile iets te veranderen. Groote grafileden f of grafiteenen, geeven geen
bewijs dat'er groote lfchaamen, veel min lichaamen van Reuzen ; begraaven leggen. Groote grafiieden zijn doorgaans ten teken dat *er luiden van 'aanzien of magt , of die het verdient hebben , begraaven zijn. De h Keizer Probushad eeneri /iradion 'm een twee gevecht overwonnen en verflagen. £n om dat Aradion een dapper held was geweeit, en zich zelven uytermate wel verweert had , deed hy hem 'm tene zeer groütè grafltede begraaven ; want hy deed door het krijgsvolk een graf maak e η , dat twee hon- derd voeten in de breedte had. i» 't Geen Pikart meent dat zoo een hoop van
zulke groote en overzwaare fteenen níet als door Reuzen op malkander konnen geftapelt zijn, ilaat insgelijks niet dóór. Men ziet tegenwoordig noch menfchen, ,zegt de Heer Nunning, die geen geuzen gelialre hebben , en m krachten by geen Reuzen té vergelijken zijn ; en nochtans de behendigheit hebben van zeer grooteen zwaare pakken zonder eenighelp- t'oig op te ligten , en op de wagens te lrnijten, Dat 'neer fej tuiTchen Osnabrug * en Wallenhorft, op den top van een berg, ilaat een oud altaar, uyt een enkelden fteen beftaande , die de gedaante van een tafel heeft , zeven én twintig voeten lang en drie voeten dik is; op negen (leunen of kleinder fteenen rüft, en ook drie voeten boven de aarde verheven is. vïeen een van alle de fteenen die van f. Pikart be- fchreeven worden, kan by die tafel, of dien fteen j "i gelijkenis komen. Nochtans ftaat het byde km- v*fs buiten alle twijfel dat het gemelde outaar, of tafel, of freen , daar van de Brukters opgerecht is; Welke Brukters van geen eeneri Schrijvers als Reu- zen befchreeven worden. De Heer Nunning tracht Pikart ook uyt zijn
eigen "woorden te overtuigen. Pikart Zegt ergens dat'er op de meergemelde graf-
fteenen letteren geftaan hebben; en hy houdt voor ïeker dat het Gottiffche letteren zijn eeweeft. Daar op « Vopiscasin Ptobo.
. ' Jud. Nunning, ibidl, ' / legt
|
||||
5o8 Aantekeningen op de
zegt Ntmning; hebben de Reuzen dan de kun ft ge- had om te fchrijven ; en hebben ze dat juyft met gottilïche letteren gedaan. Gf zijn de Gotten mïj- hien, lang na dat de Reuzen verdelgt en uytgeroeït waren , in deze landen aangekomen ? En zijn die Gotten zoo bezorgd geweeft om de daaden der Reu- zen aldus te vereeuwigen? Staat. dij van dè Gottew tegelöoven, zegt hy , die zoo achteloos zijn gewecít omtrent hunne eïgs daaden ; en hunne verrichtingen,, híer te lande, met geen enkeld woord befchreeven hebben? De Gotten, zoo gaat hy voort , die alles dat opgereent en in goeden fraai was overhoop wier,· pen en verdelgden, hadden die zoo eene zorg om de daaden der oude Reuzen op l'ieenen te fnydeu? Maar díe opwerping kooim my ganfeh niet etfen, en drin- gend voor. Pikart wil daar hene dat het laudichap van Drent door Reuzen bewoont is geweeft. Die Reuzen, zoo alshy vorder drijft, zijn voor't groot- fte gedeelte uyt Denemarken, Zweden, Noorwe- gen , Gotland , enz overgekomen. Die Deenen, die Gotten , enz. hebben naar ζ jn zeugen , hunne eige daaden op de gemelde fteenen gefneeden. Zoo tornt hier dan geen ν rage te pas, ol* die Nóordfcne volkeren zoo bezorgt zijn geweeft voor een deel Reuzen, die al over lang uytgeroeit waren. Dai hy van alle die volkeren 'Reuzen wil tnaaken , en daar üyt trekken W'l d'dt de oude Drentenaars Rcu/en zíjn geweeft, daar in heeft hy naar allen fchijnbyde meelte Leezers reeds ongelijk gekreegen; daar mo^t de Heer Nunntng , gelijk hy doet, tc^en pleiten ·. maar daarom hebben zy voor de oude Reuzen niet gezorgt. Ten tweed*e moet de Heer Nunnïng niet 7eggen dat die Noordfche volkeren zoo achteloos,zijn geweelt, om hunne daaden by gefchrift te vereeuwigen Daar van is elders.al gefprokeri: maar dat ze ten minfte de naamen van hunne ouders, naalte bloedverwan- ten, en beite vrienden, met eenige van hunne voor- naamfte daaden, op de graffteden van, die ouders, bloedverwanten, en vrienden, deeden fchrijven, is üuiten verfchil: en dit is genoeg, om Pikarts zeggen ι voor zoo verre te verdedigen. Men heeft a^MopiiqttnW Damcavm Olaus Wormitts maar eens terloops te door· bla4eien; daar zal men een overgroot getal van ou- |
||||
Beschrtviwg vam Groningen. j-co
3e grafireenenzien, diedeDeenen, Gotteri, en an- dere Noordfche volkeren, voor hunne vrienden op* gerecht hebben. By den zelven l\ Wdrmius zal mert beweezen vinden hoe dat de Noordfche Koningen hunne daaden op zarken , ja op rotzenen andere iice- iien, deeden uythouwen. Dit zijn geéiflofle ver- tellingen, die ílegrs op het zeggen van de voorheen gemelde Schalders of Noordfche Rimiers en P. eten Itcuuen. Zulke zarken , rotzen , en (leenen, zijn nachten decle in weezen; de gefchiedeniiTen, die daar met RunWTche letteren verhaalt worden, zijn fomtijds verlïaanbaar, fomtijds niet; zooalsdeLee- 7.er, die de moeite doen wil van 01, Wormïus na te zien, aanitoiids bevinden za). Dat ze fomwijlen niet verlïaanbaar zijn, koomt daar van daan dat de Noordfche taal ook verandert is; öf de letteren, die ook veranderingeonderwoipen zijn, niet konnen ge- leezen worden- Dit geeft de oudheir van die op- ichrïften te kennen; en dient tot een zeker bewijs dat de Noordfche volkeren al van öuds bezorgd zíjn geweefl om hunne daaden aan de nakomelingen be- kend re maaken. De zaak verdient wat breederuyt- gehaalt te worden. Saxo l Grammaticus verhaalt dat llyldetandus, Koning Haraldus zoon, zijn vaders kri|gsdaaden op een rotze met Runiffche letteren heeft laaien befchrijven; of, om netter ie fpreeken, uythouwen. Dit zoude by veelen verdagt gehouden worden ; om dat de voornoemde Haraldus omtrent het jaar goo , wat vroeger of later , geleeft moet hebben ; en de Noordfche hiilorien van d\c tijden niet vry zi;n van fabelen en opgefmukte vertellin- gen. Maar de gemelde lleenrots heeft altijd den naam van m Haraldus rots gedragen, en draagt dien naam tegenwoordig noch :· en de letteren , die de daajen van Haraldus verhaalén , (laan 'er noch op. Noorwegen , zoo zHll'ormius ή getuigt, pronkt met fen groot getal van dïergelijke rotzen. Onder an- deren Haat'er zoo een rots in't midden van een rneir; die zijnen kruin zeer hoog boven 't Water uytlleekti én zeer tiet met Runiifche letteren befchreeven is. Een dïergelijke rots ilaat 'er ook in 't midden van k í-í'íi. ι. op iv & t4 /tJb,7·
m Ol. Worm. ibid. lib, I. c, j. » Ibid,
éenen
|
||||
eenen ftroom , drie mijlen gaans van Stokholrri,
Regnerus Lodbroch, in de" hiftorien wel bekend, die ten tilde van Karel den Grooten en Lodewijk den Goe- den geleeft heeft \ deed zijne heldendaaden ook opeeri Heenrots graveeren. Maar jammer is het dat die opfchiïften , gelijk ge/egt
ÍS, dikwils ganfeb onverdaanbaar zijn. Daar klagen de geleerden tegenwoordig over; endaar heeft 6axo Grammaticus iti zijnen tijd , dat is iü de twaalfde endertiende eeuwe, al over geklaagt. Hy » (preekt vmHarciïdu* rotte, daar wy zoo even van geipro- ken hebben : en om dat hy eene nette en bemerkens» waardige befchrijving v.ah die rotze geert ; wil ik zij- ne woorden ten diende van den Leezer hier weiver- taaien By Bleking is eene rots ie zien, daar men over vaan of wandelen kan, en die met wonderlijke letteren ahetekent is Want van de Zuidzee af tot de wilder· mifen -van Wermelond toe loopt een fieenen weg: welke wervan weerskanten bezet is met twee ryen du metvif τ Aa*ι malkander flaan;maar een langen fireek duuren. Tmijchen die tweeryen is de weg effenen vlak , f» van weerskanten met letteren befibreeven , om gf^» te hnne* worden. En hoewel dit pad zoo ongelijk lep dat bet mi tuflchen de hooge berge bene loopt nu w-der langt de laage daalen (lrekt\ zoo is't overal met zulke letteren bezet, di.e malkander op order volgen. Ue JC* khtjt Woldemarus, de zoon van den Η Canutus, »♦ reernr om die verwonderens waardige letteren te ver- /taan, zond eemge luiden uyt , om die rots ten einde U gaan ; φ reeks der letteren, die daar ten toon /ton- den, nauwkeurig na te [peuren: en uder letter eve* eens als W daar afgebeeld jlond, op eenige teenen oj rijs- jes af te tekenen. Maar zy hebben geen begrip van m letteren kannen krijgen; om dat de bolltgheit van t gra- •veerzel ten dele niet flijk bezet, ten dtele door de voet- flappen van de reizigers uytgefleeten w»s:. zoo dat men de rechte vedaante van de aanecngejchakelde lettere λ niet bekennen /M, enz. Indien die letteren ten njd» var. mldemarus of IValdetnarHs //, dat ft fti de twaa.ï- de en dertiende eeuwe,door den regen ,door ctlnK» en door de voetflappen der reizigers, reeds zoodanig uytgefleeteti waren; kan ieder ligt oordeeleu dat ty 0 In l'rzfatione» >e^ |
||||
íkSCHRYVlNG VAN Glt-ONPiMÖJEM, JU
'er aï honderden van jaaren moeiten gedaan hebben.
Dit blijkt voor al daaruyt dat die letteren noch niet geheel ρ uytgeíleeten zijn. Maar ik behoefzulkezar- kei), rotzen , en iieenen , niet breeder op te haaien : want, gelijk te kennen gegeyen is, de Noordfché landen zouden ze met honderden, ja milïchien met duizenden, konnen opleveren. ik zal 'er evenwel noch byvoegen dat ze die op-
fchtiften q dikwils met beeldfprakige beelteniifen vari verfcheide dieren ,en wonderlijke iettervlechtingerj, piagten te verderen. Die beertenuTen en lettervlech- tingen dienden om iemands krijgsdaaden, ampten, zeden, deugden, ja zijne fouten en gebreken zelf* op eene verbloemde wijze te kennen te geeven. Een geweldenaar , een bloeddortiig Vorft , wierd door een Wolf verbeeldt, een zachtmoedige karel door een Lam. Het Varken was een verbeelding van een vul- len vent ; het Paard van een kloeken held. Om den Koning uyt te drukken, gebruykten zy het beeltenis van een Leeuw ; en dat van eenen Adelaar , om ie- mands lichamelijke Merkte te beduiden' Zoo kan ik dan den Heer Naamag op dit ftuk geen
Re-lijk geeven ; te weeten dat de graftkenen van Drent, indien 'er letteren op geitaan hebben, het werk niet ^•>nnen zijn van de Gotten of Noormannen. ín te- Rendeel ; indien men doorgaans letteren op die itee- •ien vond itaan; zoude het tot een grooten Uut aan ^«r/xmeening verltrekken ; te weeten dat de Noot- mannen híer huys gehouden hebben ,en voor de maa- iers van die iteenhoopen en graflteetien moeten ge- bouden worden. J}e Heer. Nunn'tng zoude miüchien zeggen dat die
alverwoeltende Noormannen, díe maar op rooven, moorden, en vernielen gezet waren, ichoon dat ze m hun eigen land voor 't oprechten van gedenkilee- neo gezorgt hadden , in vreemde landen op zulke 'iefhebhery niet eens gedagt zullen hebben. Maar "Ι moet^er op letten dat; Pkart, dien hydoorzijne e!Ren xvoorden overtuigen wil . van zulke Noor- mannen en Gorten fpreekt, die het land van Drent j*«»r zijn zeggen voor hunne vafte woonplaats vcr- fiOüren hadden. Of hy daar gelijk 'm heeft, dat ondet- /> Zie OU W»rm. lib. j. cap, zyi f Ibii.
zoek
*■ . *
|
||||
5"I × Á Á Í Ô Å Ê Å Í É Ì G Å Í Ï Ñ ú) ¸
zoek ik tegenwoordig niet: ik beweer maar. dat hy
op dit ftuk in zijne eigen woorden niet achterhaalt kan worden. Díe Noormannen , indien ze hier keven en fkrven wilden , en genegen waren om het land van Drent aan hunne kinderen en kindskin- deren na te laat en ,'t welk het zeegen van Pikart is, zullen hier zoo wel eene begeerte gehad hebben om hunnen naam te vereeuwigen-j als ze die begeerte iii hun Vaderland gehad hadden. De zucnt tot een on- lierfelijken haam gaat door't verhuizen niet te niet; en zal in een zachter lucht niet uytgedooft zijn. Ik maak mijn werk niet van den Nttnmng tegep tefpree- ken : integendeel ik keure zijne redeneeringen door- gaans goed Doxh ik.-kau niet zien dat hy't wit hier, getroffen heeft : en 't is een Schrijver geooriofd 't geen hy voor waar of onwaar houdt, voor waar bf onwaar op te geeven. Maar dat J. 'Pikart van alle die GoMen eh Noormannen , of van meelt alte- Miaal, reuzen wil maaken;daar in wil ik hem geeB- zins voorfpre-ekeh : en zal zoo aanltbnds noch iets wegens die Noordfche Reuzen aantekenen. Maar ik wil eerlt weder tot de^i Heer 'Jod, Nunning kee- rein en zijne vordere redenen tegen't gevoelen van 'J, Pikart opleveren. Eetie voornaame reden , die den meergemelde»
Johfirt Pikart misleidt zal hebben, is geweeít de tiaain van Hunnebeddeu en Hunnebergen, di» aan fommige heuvelen of bergjes in 't land van Drent gegeevcn word, en al van oudsge^ceven ís geweeft, Veele van Ü'ê heuvelen 7ijn oude begraafplaatsen ? want men vindt 'ei ütkwils gebeenten van meniche- lijke Hchaamen en afehkrmken onder leggen. De gemelde naam van Huunebedden is volgens forti irt'r ge Schrijvers afkomliig \·?.ç de Hunnen , die hier langen tijd, zouden huisgehouden en den baas ge*, ibeelt hebben Maar Hu'me wt>rd ook voor eenR«es, genomen : en daarom zal J. PikArts dotir de overeu,- komite van de ■naamen»//»»»?» en Huint-n bedrogen» de voornoemde begraafplaatsen voor Huinebedden? dat is voor graven van Reuzen , genomen hebber;· Wie ziet niet dat de overeeokomlte van een naam r! te 2 wak een flut is , .om 'er zoo een vreemd eti onwaarfchijnelijk gevoelen op te bouwen?
Maar,
|
||||
Beschryving van Groningen: fr·
Maar , zegt de Heer Nu»m»g., wat behoeft men
loo veele bewijsredenen oyer eene zaak over hóóp {è haaien „díe door 't gezigt kan uytgeweezen wor- den ? Hy, r heeft e$:n gioot getal van zulke krui- ken uyt'de aarde gegraven en bezigtigt ; die geen juTchen van Reuzen, maar van menfehen van eefie gemeeue, en, middelmatige lengte wa,ren. pat het geen aiïchen. van Reuzen waren, befluyt hy uyt de weinigheit der aíTchen, enz. .,Λ/íáá^dewijl dit be- wijs niet al te, dingend is, zog/zal'.ik^ier by voegen dacde beenderen en tanden, die «ín zulke afchkrui- ken gevonden worden, volgens ^et zeggen vanjf oogrgetuigen niet groöter', zijri dáii de beenderen er* tanden van gemeene,menfehen: een zeker bewijs dat 'er doorgaans geen;Reuzen begraven leggen. ' μ Dat'er in Je, Npordfche landen .wel-eer Reu-
zen zijn .gc^eeft.·,, gelijk Α·. Pikart met veele woorden dpet. gelden , wij ík niet tegenfpreekem Ja 01. -t Wormiut&ctaifrt zelf dat 'er fomtijds ge* beenten van Reuzen" opgegravqq worden, Die dé Hiilofifchrijvers vatiA die landen geleezen heeft, zal 'er ook níet ligtelijk aan twijfelen: riiáaf de, mea- ícheu doorgaans waren geen Reuzen, Als dje Schrij- vers van een Reus te fpreeken hebber», tekenen -fcý wel duidelijk aan,dat-h?t eren.Reus was: 'twelk on- noodig waar,, indien 'er de menfehen doorgaans ecu Reuzen' geilalte gehad haddc/i. Ik behoef mijn zee- gen niet vorder te bewi]zen> men heeft. Saxo Gram-; Maticus , Johannes Magnus, en diergelijke Schrij- vers maar op te. flaan. Ja, als 'er ergens, ee/i Reui graven was, wierd dat als iet byzonders jn de ge-, ^Rtenifle gehoude.ii :, eé v, de omleggende boeren P'^tendat als eenê zonderlinge en aanmerkenswaar-i <%zaak aan de reizigers te verte.ien. Dat is yoory $*ar geen bewijs dat'er zoo een groot verfchot van keuzen was. . i · . , · ■? f . Efenwjïl zoude iemand, díe 't voor pikart ionw
willen opneemen, eeiie plaats konneri býbrengcri ; f joh. Hetir. Cohauzcn ,' Collegium Mtáíco-phyfcuni ■>
1 MnnUm. Danic, lib. ι, c. jV ♦:■ · ·, \
* Zie O'l. Worm, lib. 4, è, nitcm af, S46. |
||||
:"§(% Aantekeningen o í í>ê
uyt HecUr Boëthius\ om te bewijzen dat de Noord* fche volkeren doorgaans in de oude tijden de geftalte van Reuzen hadden. \n Schotland is een ftuk lands gelegen , 't welk voor dezen den naam Van Crojudain had. Grojudai» is zoo veel te zeggen als der Deenen dood: en het had dien naam gekreegen, om dat 'er in een fchrikkelijken veldflageen onbefchrijfelljkges- tat van Deenen gefneuvelt was. Uyt dit veld heb- ben fo'mmige Schotten in't jaar é fit een deel been- deren opgegraven, die voor Reuzen beenderen aan- gezien wierden. Hector w BoethiuS) die ze zelf be- zigtigt heeft, getuigt dat'er ieder over verwondert flond; en, om de gróótte van de tanden, kakebee- nen, eb't vorder gebeente, als een zekere zaak vaft üelde dat het beenderen van Reuzen waren. Echter meen ik dat de redenen, die ik zoo even
tegen J. Pikart ingebragt heb, door het vinden van deeze beenderen niet verzwakt of ontzenuwt wor- den. Ik zeg dan noch eens; als de Hiftorifchrijveri zoo fpreeken : op deezen tijd leefde een Reus Ufft genaamd *. fti' dit jaar heeft Starkaterus, die een Reus was, zoo veelekarels overwonnen, enz. ís dat geen klaar bewijs dat de Deenen en Zweeden doorgaans geen Reuzen waren ? En als de boeren voor wat zeldzaams vertelden , dat op zoo of zoo eene plaats een Rtus begraven lag ; gaven ze dan niet opentli|k genoeg te kennen dat het land zoo niet van Reuzen krielde, als 7· Pikart zich Zelven ingebeelt heeft. Maar waar blijven wy dan met het verhaal van Hec- tor Boethtm"1. Voor eerft zoude Tb. ÷ Bartholinui hier niet verlegen ft'aan: want die houdt voor gewis dat die over^roote gebeentfh , die men zoo nu zoo dan onder de aarde vindt, de gebeenten zijn van ge- meene menfehen: maar onder de aarde door lank- heit van tijden tot zoo eene grootte aangegroeit zijn. Dat zal zoo te verftaan zíjn ; indien de aarde eene zekere en vereifchte hoedanigheit of voedzaam fap heeft om zoo een nieuwen groey aan de beenderen by te zetten: want anders waar dat vinden van Reu- zen beenderen dagelijkfch werk. Maar dewijl ik op w Apud S^eplian. Stephanium in Praefotionem Saxorn»
Gramrn. ÷ Ccntur. 4, Obfcrr» ?4, O' |
|||||
é
|
|||||
IksëHRrriNö vám Gröninsen. <iè
dít zeggen van B*rtboiwus geen grooten Mat durf
maaken, wil ik my liever vart andere oploffingen bedienen. ÏVlfert kan dan eerftelijk zeggen, êti *t is' bok ván geleerde luiden aangemerkt, dat men om- trent díe getieenteri , die uyt de aarde opgegraven worden,dikwils bedrogen word. Bagliviusy fpreekt er- gens van een ÍÍeen,die volkoméntlijk naar een Olifants been geleek; en nochtans niet anders was als een tufïrèen. En ^. Sachfiüs verhaalt ons hoe dat hém een dybeen van een Reus, zoo als de mentenen althans rneenden, overgezonden Wierd. Men zoude gezwo- ren hebben dát het too een dybeen was t daar het noch- tans niet anders wás ais eeri natuurlijke fteen. Zoo fpreektdè Heer**1. H. aCohauzenvan eéh fpelohk,dafir men dagelijks fteenen uýt haal t die de volkome gedaan- tevan kiezen, fchenkels, en andere menfchelijke been- deren hebbent Ën hý merkt wel aan dat een lief- hebber, die tri zulke dingen niet bedrogen wil wor- den, zeer nauwkeurig moet toezien, of'er alles ín te bemerken ís, 't géén tot zulke beenen vereifchi word: áls bý voorbeeld , naar dat het beenen zou- den zijn, uyrírekken, holligheden, garen, 't Is hiet gezeit dát de Schotten , die de gemelde beenderen ge- zien hebben, of HeÜor Eoêthiüs zelf, zulke kehderi van beenderen,.en .in de ontleedkunde zoo bedree- ven zijn gé weeft. Echter wil ik hier Wederom níet *i te rterk op dringen : fommigeri zouden 't voor eeri üytvlugt hopden : en de plaats , daar die gebeenten gevonden zijn , te iveeten daar zoo een fchrikkelijk gevecht voorgevallen was, geeft een fterk vooroor- deel dat het Waaren Reuzen-beenderen zijn geweeft. ik zal dán zeggen dát H'eéíor Boëthtfti, zoo als zijne gorden ván Stephanks Stephanius aangeháalt wor- den, flegts van eenige beehderen fpreekt, die daar opgegraven zijn, en de gedaante ván Reuzen-been* aeren hadden : OJfa èuèdam eruta fcrV. Dat de KToord- j. .l£in^en nn en dan Reuzen voortgebragt hebben 'l jan ík niet ontkennen j en heb' het boven reeds, te jennen gegeeverl: daar valt geen krakeel over. 2o# tonnen dan de Deenen, in den veldtogt op Schotland, y Vide K«glíví opera, pag.
1 Grjmma'rolojr. pag. t {9. k Cölleg, H'iitoiico-pltyf. ρΐ£. ?9, Kil m
|
|||||
\
|
|||||
*{è Aantekeningen op de
van eenen Réüs of twee vergezdfchaötzijngeweea. la om het'ruim genoeg te ' neerliet» , laatenü'er dn« óf vier Reuzen in 't leger zijn geween :_ want dit wil jk Pikart wel toeftaan, dat deReuzen in dieNoord- fche landen gerneener waren als elders. De been- deren van die Reuzen zullen daar opgegraven zijn\ en rot verwondering geftrekt hebben, μ Dit raakt tdt nu toe de rechte Reuzen. WH ie-
mand zeegen dat de menfehen in. dien tijd langer Van geiufe waren als Ú] of dat de Noordiche vol- keren fommige andere volkeren.in lengte overtroffen; dat touw eenander gefchil kpnneti .wordett. W zegt ergens dat de geftalte der menfehen ván tijd tot Μ korter wierd. En wat de gertalteder Noordfche Volkeren belangt; de oudeen befte * Schr.,m. U daar in op malkander, dar de Duytfchers m t Μ meen en voor al de \ Cimbren, klcfeke lichaamen hadden Zulke lichaamen hadden de d Gauloizen ten op?ïgt van de Romeinen ook· maar daaroin wor- den ze'nöch van Jf. tkfJ,*l%tfiM*í3® voor Reuzen gehouden, of als Reuzen befchree- VCNu is 'er noch een groot verfchilaan welk een
volk dat díe Steene hoopen moeten toegefchreeven worden. VecleSchrijvers ftemmen voor deRomei hen; eu ik moet bekennen dat hunne redenen niet on- ge imd 7i,n. I. Deafchkruiken, die in diegrafli fenJ"evonden worden , geeven een *R bewijs dal de lichaamen van die menfehen verbrandt zijn R rveefT- en't is bekend dat de Romeinen langen tija de gewoonte gehad hebben van de docTde lichaamen L verbranden De aOchen van die verbrande lichamen. xeLen ze votder.wierden zeer dikwils if) eveniulkc
grafifeden begraven, als we de graflleden van Dren belchreeven hebben : te weeten die maar twee or <"' voeten boven de aarde verheven waren enz. 1 ot ^ b Tacitui in Geini. & Annal. 1. i. n. 4, pomp. Mcla , 1» "· ' e Sub fcprer.trione mitriuntur genres immanibus corPoM'' {_
Vir-rüV. Et QuintiJianus deel, ?. de Cimbris locjuens: Non mis animoium imnuniutfc , quam coipomna, bcilutt proximi funt. - Α Jul. Csfar de Bell, CÚU
|
|||
BeSGHRYVIN® VAN GRONINGEN. JïY
wijs van hun zeggen Weeten zy een oneindig getal
van zulke Roomfche begraafpiaatzen op te tellen, die in Italië, Vrankrijk , Engeland, ja Duytsland Zelf, gevonden worden. Maar anderen hebben d'er dit tegen te zeggen dat die flechte begraafplaatzeq , en die rouwe en lompe'graffteenen , en wat 'er ver- der tot díe ■gra.ffteden behoort, met úen pracht en zwier der Romeinen ganfch niet pvereenkoomt: dat 'er rondom Rome zulke fteenhoopen niet gevon- den worden; een vaft bewijs, zeggen ie, dat zulke fteenhoopen by de Romeinen in geen gebruyk zijn. geweeft. Eindelijk willen zy'tom hoogefnoch laa- ger toeilaan dat de gemelde graffteden, die in Vrank- rijk , Duytsland, Engeland, gevonden worden, van de Romeinen zouden opgerecht zijn. Eu 't is zeker dat zy daar in , althans voor een gedeelte, groot gelijk hebben, 't Is gewis dat zulke grafiteden, die met menigte in Noorwegen, Denemarken, Zwe- den, en de omleggende landen gevonden worden, door díe Noordfche volkeren zelf opgerecht zijn : daar zal niemand gefchil over maaken; dat getuigen alle Schrijvers: dat fpreeken de Graffchriften zelf: dat Hellen de RunilTche letters buiten alle twijfel. Van de Sarmaten fchrijft Alexander e Gaguinus dat ze. hunne dooden. in de boiTchen en velden piagten te begraaven,; en de begraafplaatzen rondom met Üeenen te bezetten: hoedanige grafjleden , zegt hy, in de landfchappen van Ruffie noch overal gevonden morde», in SicUie,zoo als Georgius f Guaherm fchrijft, plagt een oneindig getal van zulke grafüeden gevon- den te worden. Die graffteden waren.daar van.gee- ne Romeinen gemaakt; want daj: zwydig getal van zulke graven, geeft volgens den, zelven Schrijver, een klaar bewijs., d<at ook de armite en gerSngite men- fchen aldus begraven wierden; voor de welkende Romeinen zoo veel moeite niet gedaan zouden heb- ben. Van veele andere landfchappen , indien bet noodig waar, zouw men het zeilde konnen bewij- zen. ,' Die voor de Romeinen ftemmen, geeven.'t daar-
om niet.op,: zy. zeggen, dat de Rpmeinen hunne graf- e In cfofcript. Sarmatiae.
f Apud OI. Worm, lib.,2» cap. f. ia ,: , Κ k 3 fle- |
||||
^^m
|
|||||
518 Aantekeningen θι» de
fteden met eenen fleen plagten te bedekken; en iq
de rondte met een kring van fteenen te bezetten, Zoodanig was het graf van Auguflus, paar het zeg: gen van den beruchten Weereldbefchrijver l Strak, Zoo zegt h Virgtlimr, of die het gedicht over de Muggs gemaakt heeft, dat hy een graf voor de Mug- ge maakte, en rondom met fteenen omringde enx. Maar indien beweezen kan worden, gelijk reeds be- weezen is, dat andere volkeren da,ar ook voor ge- zorgt hebben ; zop kan hier geen bewijs uyt getrok- ken worden voor de Romeinen, ík voeg hier noch by: by aldien de Romeinen ilj
't land van Drent zulke een zorg voor de grafftederi ί gedragen hadden ; vyaarom zouden, zy 'tin Holland , én vorder in Gelderland, Vlaanderen, Brabant, εη meer andere plaatzen ook niet gedaati hebben ? Daar vindt men zulke lleenhoopen niet: en men leeft ook , iïïet dat zy 'er in vorige tijden gevonden zijn. JVlaar wie zal men dan voor de maakeri van die
graflieden houden? Dit Is zoo ligt niet uyt te wyzen; hoewel dat 'er gilfingen genoeg opgelevert worden. 't Gevoelen van J. Pihart zoude zoo onbillijk níet 3pjn, in4ien het eenigzins verandert wierd. Volgens ■ zijn :zeggen , zoo als reeds getoont is , zouden de Gottenen andere Noordfche volkeren het land vaa Drent allereerft bewoont hebben, 't Geen hy'er by- yocgt dat het doorgaan* Reuzen waren , is reeds af· gekeurt: maar voor de reit mag het voor waarfchjj- nelijk gehouden worden. Die 'Noordfche volkeren, gelijk bekent is, hebben hier va,n tijd tot tijdden baas gefpeelt; en fommjge landen eenigen tijd in bezit gehouden, In de noordfche landen heeft men ook zulke foott van graffteénen en fteenhoopen als, hier. Ze mogen ook "elders gevonden worden, ge- lijk reeds aangeweezen is : maar nergens in zulk? een meenigte, en die in alles , zoo 'Pikart althans bei weert, zoo net met die van Drent over een komen,. g In medio attent campo bitfii. ejus amlitus ex alfy
Sajfo m orbem cinBus, ΐώ. jf. h —— Tumulus formatum erevtt in trbem,
Quem circum lapidum lavi de marmore forma/, Conferit, ajfide* curamemúri&c,
f :■ '. : ■ S f· ■ " ' - PóC|
|
|||||
■BBB
|
|||||
Beschryving van Groningen. Sï?
Doch dan koomt die vrage wederom , waarom
dat die Noordfche volkeren zulke grafiteden niet op- gerecht hebben in Holland, en in meer andere lan- den, daar ze ook eenigen tijd huys gehouden heb- ben. i Anderen , door de overeenkomfte van den naam
Hunnen en Hwnebedde bekoord , willen liever de Hunnen voor de maakers van deze graffteden hou- den : en beweeren dat dit land van de Hunnen be- woont is geweeft. Maar dewijl Hunne noch opl fommige J<plaatzen hier omftreeks een dood lichaam betekent, en Huinekleed voor een waade of dood- kleed genomen word · zoo zouw ik al andere be- wijzen moeten zien , om de gemelde Hunnen «oor de oude inwoonders van dit landfchap te erkennen. Dat de naamen van eenige plaatzen, als Hunfingo, Hunteburg, eenigzins naar den naam der Hunnen gelyken , is geen vaft bewijs. Zulke gelijkformtg- beit is dikwils gevallig: en de naam van Hunzingo koomt zekerlijk van den vliet Hune. Ook zal nie- mand zeggen dat Hungerfort en Huntington in Engeland hunne naamen van de Hunnen, gekreegen hebben. Een ander zonw miflchien liever zeggen dat Drent
allereerfl; van oude en iugeboorene Duytfchers af Germaanen bewoont is geweeft; en dat deeze Duyt- fchers de gemelde grafiteden of fteenhoopen opge- recht hebben. Op *teerfte valt niet veel te zeggen: maar't laatfte heeft zijne zwarigheit ook. Want dan mott men zeggen dat de Duytfchers, in fommige gewoonten, onder malkander zeer verfchilt zouden bebben: dewijl de Germaanen, naar het fchrijven van Tacitus, zoo veel werks van henne begraarteniiïcn niet plagten te maaken. Dat kan weder beantwoordt worden: maar dewyl alles duyfter en onzeker is, en nae veel zeggens evenwel duyfter en onzeker zoude klyven; wil ik den Leezer met geen loife giffingen langer ophouden, 't Is dikwils prysbaar, zyne on- kunde te bekennen. Hier zoude noch iets op de heuvelen, díe tot begraaf-
» ZieNunning » als boven.
Κ Zie Republjjk der Geleerden van de maanden Mcy ca Ju-
|
||||
Λ ■.
|
|||||||||||||||
jjftte Oudhebèn en Gestichten
plaatten gèdient hebben, kormen aangètekent wor»
den. Maar ik denk dat deze Aantekeniug reeds wydloopig genoeg is;; en zal beneden de gelegend-: tót'hebben y om daar iets vante zéggen. J ' ■■."'■ *■ ' . , χ
ΡEKENSCHAR
......■'· 'v j Van ' ■
|
|||||||||||||||
D R E Ν
|
Τ.
|
||||||||||||||
S. Maart ens kerk te Groninger
«5V ïValburgs kerk te GroningC: ö. L. Frouws kerk te Groninge: |
|||||||||||||||
Haar e.
n]$oïrtÍ0are.,
Engelperï. '■ \ Broek. n J£repswoldr
ZiuytwoldU- ' islorch,
Veenhuizen,, Koever de. τ T)aleK ' Steen*' ? % Zwelle. ■·> Emme. Schonebeek* Qederen. Rooswinkel. Beylen* Wohberg, Teize. · |
|||||||||||||||
Runen.
Baffelt.
Heffelte.
Tiievetèn.
J£pekangenf
*Dwrngelo.
ffasperveen,
Anlo.
Radijn, -
*ï KonvénUel)]^
ningen. .
Jhorfi. O-v er eer β en. Roden. J{odeswalde, Vreze. Zuydlare. yiedderen. |
|||||||||||||||
um
|
|||||||||||||||
/
VAN GRONINGEN. ƒ2 j
Bleyenfiein. Borgeren.
Gieten. Borch*
%\\ een onö en ongeö^u&t $&otft bet* Mtmfyt?
fcïje $terfic/ 't toem onöet niD öewifi/ fiaati jèlf^e en gefoifté blpen bat öe 2Cait£öiabeit of J^oofï ban <$uömunfïet te fttrecïjt ín 't öeefïeïpe gei geöteb gab over 't Graaffchap van Ooitergouw, Staveren, en Oderrmdum :
Öat het Graaffchap van W eftergou\v Oii&et', öen $art£öia&en of J^oofï ban ^ Jans feerfce fïonö:
en bat öe 28art$öia&en of jp^oofï ban &, Ma- fiaasSecft/ telltcec&t/ getpeggen gaD ober Stellingwerf Of de Seve'nwolden : mitgïgaöiT^
Ober Groninge en de nabuurige plaatzen , de Qmlanden genaamd} over'tGoe en \ Wbld; en over de dorpen, die onder hei; Dekenfchap , van Groninge en 'c Goe en Wold behooren. figt bese Soopjben fcan öefjjeurt fooien öatö*
naam ban ^mlanöen baai: ín een anbere bé* tebeniffe genomen too^ö / a$ piöenöaag^ kanteen gjoocgebeeïtebanöfeoogden/ gelp meetmaalen ge5£0t $/. Beeft booj öe oprec^ ting ban 't (^onínget 2ft$bam onbee ben ^íflcïjop ban jiÈunfïee/ ja ten öéeïe oor on* oer öie ban Sternen / en meet anbere feft- boogöen geftaan, Haat? baat öoo^ toorb ijefc Go-en-WoldrecHt berfiaaiij 't toeih öe g^en* 3en ban bat ganfcïjé lanö/ een g^oote fïeeeft te gaan/ tegen 't ianöfcgap ban 3^ent aan öe ^uöö-3jjöe bent: 300 nocljtan^ bat bnöec Set ©ehenfcöap ober 025e lönöen/ get<Pe* Renfcöap baa ^ent genaamö/ níet alleen öe fïaö ^ouínge/ maat ooft berfejjeiöene 00^ ίεη/ ja inecfï aïie öe öo#jen ban^ent/ tnet te(ïai?Hoebótöen/üeg^eepentoarm Κ k s fftin.
|
||||
€z% Oudheden en Gestichten
$an be Beften en Moofieren/ en ban be
^afïooren / ütïoofïer boogben / en bozere Ut* Reïpe 3afcen ber fïab <02omnge/ geböen fcogt fiier boben reeb$ gefpL?oben #oft ö^Ben ί»ρ be bojpen ban't Φονεφ
bestgtigti a$ onber anbeeen HAREN,
't 3fêeIB / 0eíp baat' reebg aangefoe3en Ψ
2.000 paffen ban «ftioninge gelegen i$l eu tiaar fyeeber befclfteeben tpo^b. Ν O O R Τ L Α R E.
$oo#ïare/ een bo?p met een ψarocBíWi
imber 't €»ocecgt bejjoorenbe / $ op t i^ter* (Ie ban't<0?omnger gebieb bicBt bg ^entge* jegen * en 1$ 300 genaamb / om bat Set naat? 't Joojben toe fïreitt, E Ν G E L Β E R Τ.
BROEK,dat is, WESTERBROEK. g^ese tfoee bo$en / onber ben seïföett
«cfitsSbön gelegen/ fjebben ban onb^ooft o»* lier &et ï^ehenfeljap ban &;eiit gefíaan. KROPSW O L BE.
iiro^tooïb/banonb^mreppöoïb genaamb/
* η ín ben 3eiben recfjt^ban gelegen / fïonD mr gelpi onber jjet#e&enft1japban <©#nt· J» tilt tHMötö Nithardus Fox, noigen^ be lelw ÉefcMibins ber »en banSCbetoert/ aan 39« íínbe geHomen. ϋρ I)ab <*n opgeraapt W* |
|||
VAN GR. ON I NO E N. f%$
i» ©ngtgianb δρ een beigameit·, en be ge*
meïöe 3löbge gjoote fcïjabe geoaan. $&aw Ü1 't jaöü 1499/ op Maria Magdalenaas bag/
föierb &ρ met baie Jonberb man te ||ro$$&joI*
|e öooj öe <0joninget$ becfïagen, r Ζ UI i> W O L D E.
ftangetbojtt^nibfooï&e/ anber Ï|nn5inga,
{j!Cï)t δρ <É»jomnge gelegen; § öoberi ooft ge* feoften, J. Pikarc ffeeeftt ooft ban een ^nít* tooïöe/ bat onbec^gerecfit ban3Piebemi ge* ;■ Ν O .r' C H. ·
®it b$g $ ín 't ïanb ban S^ent onbw *$
gerecht ban j^ooibebela gelegen. VEE^HUiZE*?.
^eenöuöen / bat ooft ín 'f ïanb ban &mt
m onöer t gerecht ban ,$Qo#ebeIb gelegen f/ ïjeeft bien naam geftceegen ban ben been* jjcfitigen gjonbí bie ben naam aan meer au* m bojpen bT$ar omfïreeftg gegeeben fieeft. KoEVORDEN,
Pc hoofdplaats van het gnnfcbe land, en
van het Dckenfchap van Drent. J&rt gemeen geboeïen i$ bat be naam baitNaanrctö
Jtabojten afftomfïig i$ ban κ00 of Koe, Cn m forum ösat $ roerftt; 300 .bat èoiüeirben eigent*
|
|||||
:
|
|||||
5*4 Oudheden e^ Gestichten
eigentïp te 3eggen joube jij»/ Koe-merkt ι en otn ttie ïcbeit tooab jjet ooit ban w iih. Heda Vacc^-forum genoemt. Hnbecen gaaien ben naam ban Koe en vaart (om bat be boegen/ ttaac ïmnne meening/ fiiee obetgeboert bjiec* ben.) &olgen$ ben í^eec 4. Aking 50115$ bie benaming komen ban Koe en ban ïjtt fmaiie pab vorde, bat tuffegen be moeraffen gelegen f$. φι om bat bit be boo^naamflc taeg bja$ om ín ^te^Ianb te ftotnen; meent ög bat be toegang naaefëne^ïaub/ ban ottgèöeunbaave tgben af/ boog een 3cer jïeeh feafïeei gefloten i$ gemeefi. feocö J.# Pilurt> be feenaming bie ban een
Ütoe 3onbe bomen níet aann3ie«eïp genoeg ncijtenbe/ enbetoeeeenbc bat föaeb^Den toel- m een φ bafïeel bec domeinen i| getaeefï/ boet be^eïf^ naam af bomen ban be föonw neni of ban een {jierianöfcljén i|eer * dien oc Romeinen, zegt,h'y, in:hunne jaarboeken be-
faamd gemaakt hebben. <&n om batïioebo&en/ naarsP 3eggen/
(n oube tpen fomtijb$ Hiuffo^t genpemt· i# semeefí *, öonbt ög 't uooataaarfeöSueip&at |et genomen mag tooien booj be §offleüe banKruptorikj baau t %mm »« 3Pe im* boegen ban gemaagt, |&aae obee bese %φ fïebe bient (1) be §eer Aiting ín 't eerfte bed ban 5j)n | $ebeebnnt£Ïanb naaien te too?' ben·, almaar lm/ gelp ï)g οακ ín'tbolgeno^ jjoofbjtim boet/ tm naam ban.Vofdcn öec* Maart ·■ "' 3tëat baar ban 3η ·, Bet blpt altüan? m
tm ©arbeuienten b$ief ber iüteecötfcne berhe 4 Pag. U* *Pag. i8i, zjij'm', «2.
* Wla Craptoricis. * Anna!· lik-5· ^fT |
||||
».
|
||||
V Α Ν G R b Ν ϊ' Ν GE '$ï flf
öafe be Buutte tonöom get nafïeeï geïegien öeii
tijtel ban $aö áï bctiiteegen Jjab ten tijbe ban öen llttecïjtfcïjen ïBiffüpp Balduinus: toant ín bien b^ief hio?& buibelp bettelt bat be fïab $toeboL?ben (ín 't %at§n Villa Covordiae) met öe boo^fiab ín't jaar i igr. afgeÖwjanbt toietö; na bat Ouo ibjtosf ton S&etitjjtm pjr bè bïugt geb^eeben öja£ OTatit Qet leeft bede totfTeïbáïït'gïjeben utii *
seffaan; booj bien bat be ïtafïeleinen nu ett ban tegen be SSiffcöoppen opfïonben ^oá geeft Frederik van Blankenheim htlí Hajïeleítt
t'onber gé&^agten ïjet ftafïèeï berobetti toasc
op öe Hafïeieín ýziy sdben plegtigét Ufat beii ^iffcfjop onbettoo^pen fjeeft. Anr. Match*u* geeft öe a&te ban bíe onbetbjerping u$t be pam> pieten ban £>> Mariaas nerïi gettö&ïien/ en ín 3tjne * ^ante&emngen op ben ^aamloosen éeí)iíjbet íngeïafi ^ebett i§ ïjct onbet oeg SfóffcíjojP^ raagt geöleében tot jjet jaat \γψχί töe: toanneet getboo^Karel^artog ban<$>el* öerïanö ingenomen/ éii ben ^iffcöop Philips van Borgonje aföanbigjgeniaaftt i§: fcoaatobet L. f Horrenfius nan naaien tóo^ben. ^eoojïog^gebaUen/ bie ö^t op berfcïjeiöê
tijbeu uytgejïaan fyetft/ fïaan bg J. Pi kart be* fe&eeben ín be t Ityonp ban fóoebojben. ïtoebojDert ïjeeft eettfjbá ttoee hetnen φ
Baö : be eené / bie be <^fibe üetfi genoemt totetb/ fïonü buiten be tegenhjoo^bige binnen^ ff Bang/ ín't fcoefïen ban be fïab. ^eese ftetft toagconbom met googeegtfien beplant; en ïjab f en ojöQt feeritSof / op 't ïoüke be booben be* Siaben bjierbetn ^e anöere / be j^ieubje &er& |
||||||||||||||||
'■*
|
||||||||||||||||
%éi' UJtraj. Jib. 7.
|
||||||||||||||||
Pa<
|
tï·
|
7i.
|
||||||||||||||
* Pag. i89.
|
||||||||||||||||
enz,
|
||||||||||||||||
*»
|
||||||||||||||||
'~Λ
|
||||
$l6 OUDHEDEN ΕΝ GESTICHTEN
genaamb/ fïonb opbe3eïfbepIaatg!/ baar i>é
tegentooo^bíge fcïjoone herfc ín 't jaar 164.1.0^ ge&outotfó/. ρφ
m$ be$e nérft ín 't jaar *$φ afgeo^anbt
|oa$/ ÍÉ 3* Wi baar na tóeber opgeboutot ν na öat bef au^ Juiius ÍI. allen ben genen/ öte tot ï)et opumUaen ban be fterft be öépulpsaa* me ganb souben öiebén/ op get behoeft ban ben2$iffcöop banïitrecljt g^oote afïaaten toe; gefiaan haö. <®e eerfíe herft toa£ een gjoot gebonbj getoeefï: geijeel niet fïeehen ober* toulft* öaö ttoee rgen bair pgïaareri / en «* tien 3cer ïjoogen toren, 3£e ttoeebé/ bie oji bedelf be píaat^ geöoutot imerb / Bab een to* ren ban een mibbeimatige öoogte/in Öenbm' hen ooft hlohhen gingen, ïfet ïanb ban #jent &ab öout / fleen / mij en alle be toybew boiiüJtioffen/ beftalben meet anbere &ΐφκ hen/ totbenbeufcogegeeben. jlláara^D^ Iterft booj ben Φ;ο0 en ^teeboogb/ Ebcrhard van En/e, ter Befcöerminge ban be flfob *» fiet fïot afgefyohen en 'er gefcöut op gepïa« toaé heeft men hjeberdtnop be 3eïföe plaat?/ ín't 1641, een nieutoe iterft getimitiert/ w nocö tegentoooabig ben naam ban Mane-kcrK öTo9h :p\kzn*kmmonm ïï&ítf'^
Ttlmtf/ ΛόΟΦ aïbi$ ban be gemelbe öerlten.
Beide deze kerken (öé Oilbe eil niiUtoe) ψ
bver 40 jaaren liöch in wezen geweeiljzoo dac *er nocli dienft gedaan wierd : maar ten tijde der brror rten zijn ie verwoeit en afgebrand. t$m toaren bier ^iharyen: tmW^
ftemelöe herhen / ten tijbe ban m\ ftatoujBC" ^ob^bienfï / booj itmn loofb - pafioo? f» * Picart, pag, 29?· ^
|
||||
Van Groningen.' 52 y
öiee ©iftariflen of Itappeüaanen Uebfcnt 5p
getoeefi %wpl> ïjeööen bie ban/ïtoebojben hatt
* Kaïei V bedof ge&reegen om ö|te b$e jaae* marfcten / íebetr ban biee basen/ te mogen jpubcn: be eerfïe op j^aanbag boo^inyte* teu; be ttoeebe opj£. Odulphus öag na ψίηρ teitn; öe öecbe op $· ^Egidius bas. ©e 00^ f$on&eïpe fyíef/ bie ben 4 ülugufïi ι ρμ, te buffel getefcent f$ / öerttfï nocjjj onbee hz $tabá pampíecén te föoebojbcn. 'téo^bece lanbfeöap ban ψ$$/, Bníten
ïloebo^ben/ öefïaat ngt bo^jen; en i$ ín 30^ fDingfpils Of Dingipals, bat i£ &Mt$tm/
betbeeït (%%
* Ibicl.
t Van het Duytfche woord djngen.eh vaü fpileffpal, dat»
feheidpaal: waot het einde va» ieder gerecht plagt daor een ftcefi afgetekenc te woulen. í AANTEKENINGEN.
». De Heer Alt'mg neemt Hemrijk, een dorp van
Üpfterland,voorde hofftedevanKruptorik byTacitut ♦ermeld. Hem,oÏFteem, zegt hy, is Pilla te zeggen : en't is Waar dat heemof heim voor iemands land'geno- foen kan worden. Rijk is volgens hem de verkor- ting van een eigen naam; by voorbeeld van Krabbe Rijk, Grebbe Rijk, Kruppel Rijk ; want, zoo als hy vorder aanmerkt, 't is by de Vriezen (en de nabuu» "'ge Nederlanders) zeer gebruykelijk de eigen naa- ien dus te verminken. Als dit zoo bloot voorgeftelt word; zouw het ügtelijk van iemand voor eene loiTeeri °nbezuifde giulnge konnen aangezien worden. Maar <te Heer « Alt'tng weet het verhaal van Tacitus, en 4'ie de otnftandigheden van tijden en plaatzett , zoo net te befchrijven, en 'er zijn voordeel zodanig üyt Strekken; dat men groote bekooring lijdt om hem *, Part. 1. ia voce Baduenha & Cruptoiicis Villa. ·,
ge-
|
|||||
,-
|
|||||
ji8 Aantekeningen op de
gelijk, te geeven, Öe uytlegging is al te lang» ora
híer öpgegeeven te worden. V ,■"■".-. t..rt
%. Ik zal hier ten dienfte van den Leezer een li|lt der Burggraven of Kafteleineti van Koèvorden laaten volgen t'zoo verre als ik die,uyt Ubbo Emmïm, W. H«da\ f Pt kan en andere Schrijvers opgeftelt heb., 't Is waar dat f. P'dart zoo een lijft der Burggraaven al opgeftelt heeft: maar, behalven dat hý 'er niet wei- nig van hunne daaderi by vertelt, meen ik dat ik ze merkelijk kán vergrooten. De Leezejr moet voor af gewaarfehouwd zijn dat de Burggraaven van lioq- vorden dien naam al van den Beginne gevoert heb- ben ' maar dat de Landvoogden van Drent den tijtel van Maarfchalk plagten té vOerert. By verloop van tijden is de naam van Burggraven verandert in Atnpt: mannen en Kafteleinen : en de Maaríchálken van Dreht hebbeu den naanvvan Drqften. en band-dros- ten gekrèegen. Op die verandering van naamen ot tijtels, dewijl de tijd der veranderinge doch onbekend is, zal ik niet zeer paiTen. ; t ■ , Γ. Ruduif; dewelke b door eenige muitemaakers
ingeroepen zteh meefter van Groninge maakte; ύ. Wilbum kerk verfterkte ; en de ganfche Itad pp zij- ne hoornen nam. Maar de Biilchop, van Romen fhnys gekomen, deed den oproer metter haait ver- huiven. Λ j ■■ ■ ■ „./r , λ, u^A-x. 11 Ludolf; de broeder van.den Biilchop ψη\»< tmx door Hcrtbertuszelf tot Burggraaf van Koper- den en Landvoogd van Drent aangeftdd. Ik noen hem Ludolfbm orri dat hy zoo geneemt word van Ubh c Emmius:, maar uyt den onbekenden öchrij ver door Anti d Matth<eus uytgegeeven , zouw men half befkuYen dat hy Lcfardus genaamd was. «ï verbaalt dat de Biilchop Herebcrtus twee broeders had, te weeten Ludolpbwtn Lfardus^ «ndt", om 7iin eellagt te verheffen, den oudften tot ötee vTogd van Groninge, den jongden tot BurgRrjJ van Koevorde aangeftelt heeft. Hy iWkjfeJ tv en hunne nazaaten deze ampten van de Biilcnop, pen van. Utrecht te leen zouden houden, enz. ™m b Zie Ubbo Emm. over 't jaar 114.?.
c Htft Frifadann. U4<-
d Sciiptor, incertas de Keb. Ultr, pag. ï. ^y
|
|||
Ohsciïryving van Groningen, ^p
dien hy , gelijk natuurlijk en gebruikelijk is, den
ouditen broeder eerft heeft genoemt; zoude men.Lndel- fhus voor Steevoogd van Groningen,en Leffardtts voor Burggraaf of Kaltelein van Koerorde, moeten houden. En ik zie dat J Pik ,rt hem Liffrijt of Lýphartnoemt· Maar , om dar het eerit noemen van den ouditen voor geen vaire wet behoeft aangenomen te worden ^ lal ik den Burggraaf van Koevorde , op't gezag van Ubbo Emmttts fiegts Ludolpbrn noemen. Ja de ge- melde Schrijver zelf, daar hy het leven van den Bis- fchopGodefridm befchrijft, zegt uytdrukkeiijk dar dé Steevoogd van Groninge, die ten tijde van den ge- melden Bifl^hop leefde, Leffèrdm hiette : dewelke naar allen fchijn dezelfde zal zijn geweeit met den broeder van Heribertits. Alle de e Schrijvers mer- ken aan dat Herihertus , het voordeel van zijn ge» flagt beoogende , de kerke van Utrecht grootclijks be- nadeelt heeft. Te voor-en hadden de BiiÏbhoppen , naar het zeggen van de Schrijvers, het volleen vrye bríHer over Groningen en't land van Drent; zonder van iemand belemmert te worden. Maar de Burg·* Rraaven vtm Koevorde hebben hun naderhand d© tornden .vol werk gegeeven; en dik wils niet vorder gehoorzaamt . als 't hun luile en gelegen quam. 111. Rodolft De meergemelde onbekende Schrij-
ver, tot het leven van BiilchopGodefridus gekomen, fpreekt v;m twee gebroeders , die hy Heeren van Koe-v vorde. noemt Maar hy geeft doorgaans den naam van Heer aan de Burggraaven. Zoo zegt hy op 'c vierde zijdje ; de komfie van den BiJJchop wierd aan ψη Heer, dat is den Burggraaf of Schout i>an Koevor-, *'-··, bekendgemaakt En kort daar nae noemt hy den Burggraaf wederom Heer van Koevorde. Zoo zegt h dan dat de Heeren van Koevorde , te weeten de twee gebroeders Rodolphus en Folquerus ,· in goede ?Hendfchap met den Bifïchop Godefridm ge leeft heb- ben : maar het fchijnt uyt het ganfche gevolg te blijken W hun ih'efvader, Florentim genaamd, h«Bar£graaf- fchap voor hen bekleedt en waargenomen heeft. 1V., FUrentim f, of Floris, die ten tijde van den
I f TJiibo Eroiiiiiis , Scriptor irieertiis iïvc Anonymus, Btka „
"-ƒ)·), . Cfaronicon* Μ Belgii &c. /' Êuimius ad aaü. ujé, jHcda&c Bska in Jïakftii»4 Α L 1 Biilchop
|
||||
5JO ÁÁÍÔÚÊÅÇÉÍâÅÍ OP DE
Biifchop Baldmnus l L het Burggraaffchap bekleedde.
Deze g Flaris, door Ottt Graat' van Gelderen opge- maakt, en naar het zeggen van Ubbo h Emm'tus door eige gicrígheit aangezet,deed de koopluiden, díe le- vensmiddelen of andere koopwaaren uyt Vriesland naar 't land van üenthem brasten, onmatige tollen beraalen. En dewijl hy den Graaf van Benthem zelf, die ook Otto niette , en 's Bifichops broeder was, in 't afneemen van die tollen zoo weinig ontzag als den gemeenen man , is 'er wel haall een groote ' vya-ndfcbap uyt gereczen. De Graat van Benthem klaagde gedmarig zijnen nood aan zijn broeder den Biifchop. De Biifchop deed den Kaftelein venma- nen en beöraffen: daar de Kaiteleiu mee fpotte. Hy deed hem in den ban; 't welk zoo weinig hielp als 't venmanen. Zoo Ís hy dan met een goed leger voor Koevordegekomen;en heeft hetflotzoo gewei- ei tg beiiormt dat de Burggraaf genootzaakt wierd het fliit, met zijnen i'choonzoon^o/^r«j, in 's Biflchopi handen over te leveren· Daar op heeft de Biifchop een Hol'ahdfch Ridder, met nwmeGifelbert Potkyn, tot Kaftelcin en Landvoogd van Drent aangeitelt. Êer ik vorder gae , moet ik aantekenen dat de ge- melde Burggraaf Floïh, zoo aJs uyt den onbekenden i Schrijver blijkt, bygenaamd was van Vorenburi^ getrouwt was met de moeder van de voorgemelde gebroeders RUtlfhus en l^olkerus. Haar eerde mani Ook liodolpbus genaamd, en de vader van die twee gebroeders, was Advokaat , dat is Befchermer ert Voorftander van Gore geweeft. Zoo fchijnt dan f gemelde Pipris het ampt van Kaitelein uyt hoofde van dat hou wel ijk, at' uyt den naam van zijn oud· ften ftiefloon Rodalphus , bekjeedt te hebben. V. Gifelbert Poskyrt , hoewel het Burggraaf'
fchap hem niet erfelijk gegeeven was geweeft, vVi' evenwel Burggraaf: en moet vervolgens ook opa lijf} der Burggraaven ftaan. De Ê Schrijvers geevM hem deezen lof dat hy het ganfche land zeer loft*''J en met groote voorzigtigheit geregeert heeft. Ma' de Biifchop, als door zijn ongeluk gedreeven, nees ÷ 7,JeBeka, Heda, Scriptor, Ánonyai. fcc»
h Adaun. 1196. * ^a». f. ^ 8eka, Scriptor. AnODyna. «cc. i%
|
|||||
Beschryving van Groningen. 5*31
den gemelden Ridder ccnige jaaren daar nae afgezet 5
en het Burggraaffchap aan zijnen broeder, den Graaf van Benthem , opgedragen. De onbekende of naam? looze Schrijver voegt 'er by dat hy , de Graaf van lienthem, altijd het oog op dat Burggraaffchap had gehad: 't welk met het zeegen van Beka overeen- komt , dat hy eindelijk het langgewënfchte Burg- graaffchap magtig wierd. En híer uyt zotiw men mifïchien mogen beflüiten dat zijne klagten tegen den Burggraaf Fleris op wat anders zagen, als het ferzwaaren van de tollen. VI. Zoo is dan Otu> Graaf ván Betithem, ook
Kaitelein van Koevorde geworden. Maar de broe- ders Rodolphus en Walker ás zaten ondertulïchen niet fljl. fcodolphus ftclde vrienden , magen , en groot.c Hïeren ín 't werk ; om den Biiïchop tot het wederge- ven van't Burggraaffchap,te bewcegen. Als dat niet helpen rriogt; heeft hy alle zijne magen en de Gro- ningers tegen den Biiïchop , doch voor al tegen den Graaf van Benthem, opgemaakt, 't Ging 7.00 verre, dat 7.e 's Biflchops / landgoederen, die in't land van Drent gelegen waren , met gewald aantaften, alles niofderi en blaakten,.daar ze by kollen koomen. De Graaf zelf, die hun't hoofd wilde bieden, wierd op <k vlugc geflagen ; de voorltad van Koevorde , era de Had zelr\ afgebrandt; en allerhande vyandlijkhc- den ^epleegt. , . Maar even te voore had de jongfte broeder, te
^eeten Volktrta , die noch op het (lot Horft gevau- k'fi> lat, d.e dochter van een rijk Ridder beflapen ; cn disr op tor zijne huysvrouw genomen. De gé; iK'idc Ridder , Aalbert de Leeftvj genaamd, bragC JjW zijner vrienden 7,00 veel te weeg, dat hy van den BiiTchopopvrýevoeten geftelt wierd. AlsdeBiiTchop (Jndírtuífche!i met andere onluftéti belemmert was, •1 tytb van Benthem uyt het fiot vertrokken om op •evyanden te paffen ; heeft Volkerus, díe heimelijk ö°or den Graaf van Gclderen gefiijft en opgernaakc *'erd, het flot by verraffing ingenomen. De Gravin' sm Benthem , met bet ganfche Hofgezin, en alle Ríre jüweeleu , vielen 'm zijrjë handen : en noch ƒ e? ·
*cNjiQr. A:ioB rug. ö» L'l í moeit
|
||||
Ui Aantekeningen o í é? å
moed'er voor haare vcrloflioge groot geld opgebragt
worden. V 1.1. Volkert. Ik weet niet waar dat ik denBurg-
graaf l^olkert beter plaatzen kan als achter Otto ôáç Benthem. Dewijl hy dan zoo wel van den onbe- kenden Schrijver, als van Ubho m Emmius enPihtt, onder de Burggraven gerekent word ; zal ik hem daar ook onder rekenen, en hier éene plaats vergun- nen : 't welk ik des te geruÜer doe, om dat hy hier ook door J.Pikart word geplaatii. VI11. Rodolfi niet de broeder van Volkert; want
die was volgens het zeggen van den onbekenden «Schrijver ten tijde van den BiffchopBaldu'wus buitens lands geltorven. Dit is dezelfde Kodolphus, die 't le- ger van den Utrechtfchen Biiichop Otto II, met den Biiichop zelf, in't jaar 1217. verdagen heeft Deze neer laag van den Biiichop is breeder Ín Batavia o Sa- era befchreeven: daar ñ de Leezer ook vinden zal hoe dat Wilhrandus, Ottoos nazaat, de dood van den Biiichop Otto gewroken heeft. De naamlooze ? Schrijver merkt als iet gedenkwaardigs aan dat//7^- Irmdui fes legers tot zijnen dienft had , die ten deele uyt zijn eigen volk , ten deele uyt hulpben- den beflonden ; en van alle kanten tegen de Drente- naars optrokken. Maar de Drentenaars hadden der zes legers tegeh ; en verweerden zig als helden. Men kan wel denken dat ieder leger uyt geen d.uy* zenden beftann zal hebben : maar 't is evenwel een blijk van hunne magr en kloekmoedigheyt. 't KIe'· ne getal moed evenwel voor 't grootile buigen: liotiotphus koomt tot een verdrag : geeft het ÍW .van Koevorde en 't Huys te Laar in 's BHTchop^ handen : Hapt van al zijn recht af, dat hy op f landfchap van Drent meende te hebben : belooft «al hy den Biiichop dre duizend marken zal opbren- gen ; en honderd Ruyters na Lyfland zenden , Q® tegen de Heidenen te dienen. Daarenboven be- looft hy dat hy op't Zwarte-water, by Zwol. e«n kloofler zal dichten voor 15 Benediktyner Nonnen· m Fmmimibtd. item in Inclicc. « Png· *' ■$
o Zie liet tweede deel van Let Duftfche Iüt« 3acr*'
Otto I [. ñ Ibid. in Wilbrainlui, q Pag é J. f(( |
||||
ι
|
|||||||
íkSCHRYVING VAN GRONINGEN. $^
en op de plaats, daar Biifehop Otto doodgefmeeten,
was , noch een kollegie bouwen voor z$ Kanon- nikken. De Biflchop , nu volkomen mecfter, heeft een
dapperen en befcheiden Ridder, rnet naame Eilar- dus, tot Kalteleiu en Landvoogd van Drent aangc- tteli. IX. Eilardtif, Burggraaf geworden , is niet lang
in 't bezit gebleeven ; 't welk -de meergemelde Schrijver aan zijne al te groote wreedheit toe- fchrijft. Hoe dat hy hein dan een befcheiden f{id- der kan noemen, kan ik niet al te wei begrijpen. Maar dat ter zijde gefield ; Rjtdolphus had de Burgt van Koevorde over.gegeeven : maar de begeerte , om weder in't bezit te komen , behouden. Hy krijgt ve ook met verraad en verrafllng in. De Biifehop gaat hem met een. magu'g leger bezoeken : daar word , door tuiTchenfprake van goede luiden , een beftand getroffen. Rodolf geen uytkomfte ziende, en op het beftand betrouwende , gaat met eenen trawant naar den Biifehop toe ; om nlles monde- ling over en weer af te doen. Maar de trawanten v'an den Biifehop, de ingezetenen van het ilotHar- denberg daar de BiiTchop gelegerd was , en meer anderen die Rgdolf een quaad hert toedroegen , fpau- ' ^n t'zamea om hem beuevens zijnen trawant Hen- drik van Gravendorp gevangen te neemen. Om het- kort te maaken, Radolphus , en zijn trawant Gra- vtndorp , wierden in 't gezigt van ecne onrclbaare raenigte van menfehen gerabrankt en op een rad gezet. Menfo van Gravcndorp, Hendriks Vader, was Ondertuflehen van de raazende gemeente doodge- frneeten; en wierd ook by zijnen zoon en by Ro- d'ilphus op een rad geftelt. J. Beka, W. Heda, en «e groote r Kronijk van Nederland, dit ombrengen v'an liodolphus befchrijvende , Hellen den Biifehop' °P dit ftuk buiten alle fchuld ; en getuigen dat bf* ^'jn beil genoegzaam heelt gedaan om Rodolphus t© redden: maar dat het woedende volk niet te hou- «en was. Volgens Vbho Emmius kan men met gren *ekerheit zeggen of 'er de Biflchop handdadig aan r Magnum CIiroD, ielgti,, pag.ajo. enz.
Lij was
|
|||||||
554 Aantekeningen »p de
was of niet. J. fPitart, die left van allen, koomt, meent het belt van allen te weeten ; en maakt zé voor rerzierders en pluimürijkcrs van den BHlchop uyt , die den BilTchop op dit ttuk vry gefptoken hebben Ik ken HeJa, noch Beka, noch den Schrij- ver van de Groore Kronijk , voor zulke pluymiir.j- R«r5 niet;en ik zie dat zede gebreken der Bishop- pen wei durven ophaalen.' Om evenwel byJ.Pikf* voor keen pluimllrijkcr te boek te fiaan , zal »k hier geen oordeel over itrijken·. en Hechts zeggen dat d· onbekende Schrijver, die omtrent die tijden Jecr.de, €n die men vervolgens zeggen zouw da; het beif ge- weeten heeft, den BilTchop zoo wel vry ipreekt als de «melde Schrijvers. Hy zegt dat de BilTchop, ziende dat al het volk even verwoed was, en Km»'' phm op het lijf Üond te vallen , alle middelen in t werk (telde #m hem te verloflen : doch dat het getal van Kodolphüs doodvyanden al te groot was; dat ze door groote drïftigheyt vervoerd des Biflchops ka- mer opbraken, de muuren aan ftukken hakten, e» Aodoïphus diedaar zat gevaakelijk weg voerden. Dan T-oec! hy 'er noch by dat de BilTchop den ingezetenen van 't kaneel Hardenberg , en de vordere gemeente die zich zoo φ! aanikldc, zijne vriendfChsp en guBÜ opgezeit heeft. Eindelijk dat hy te Utrecht aangekomen de Geeftelijkheit trachte te beweegen om middelen voor de verloffitige van Kudolphus re oe- raamen: maar dat hy van ieder een iefeeraefpro-ien wierd. 't Is evenwel waar , zoo als nyt den zelven Schrijver blijkt , dat 'er toen al mentenen waren, die't gemelde feit den BilTchop weeten : maar ny voegt'er wederom by dat hy zich over die taak uiecr- ipaalen en genoegzaam geiuivert heeft. Die het evenwel met ƒ. Pikart zouw willen hou
den, of wat achterdogHg viel zoude al dat: poogeo vanden BilTchop voor gemaakt fpel kontnn houden. maar dat zoude in «Hen gevalle niet anders zijn ais . een ïoiTc achterdogt: alle de uyterlijke omffand^M den zijn voor den BilTchop. Eer ik vorder gae;moet ik h.er cene Aa"mer^
maaken omtrent de Biiïchoppen , die met de voor gaandeBurggraaveH over hoop gelegen en geooriog* ƒ Kronijk va» Drent, |>.ig. »94- „ jjeb' |
||||
Beschryvinc van Gron'incen. 5?5
hebhen. Ik zie niet dat ik daar door te verre buiten
mijn befkk treedt; en het dient toch tot opheldering van het tegenwoordig werk. De onbekende Schrijver, door Ant. Μ'attheus uyt-
gegeeven,en reeds meermaalen vermeld , fchrijft f vj«i denvoorgetnelderj BaUmnm'IL dat hy het ganfche Stift door al lijn oorlogen, hoewel tegen lijnen dank , genoegzaam uytgeput heeft : de nazaat van Batdumus, te weetcn Theodorum va» Are, qiiam in een land, dat niet alleen u-ytgeput was; maar daar- enboven in gíooíe fchulden fiak. Alle die fchulden had de Biflchop BaUuinus niet
gemaakt : de Graaven van Holland en Gelderland hadden hy 't openitaan van den Stoel als grijpende wolven in het Stift geoorlogt. Maar 't geen het zwaarfte van allen was , eu den nieuwen Biííchop TbeodorUus tot de uyterfie armoede bragt, was dat ijjnevoorzaaten,alsze tot BiiTchopgekoorcn waren, by eenige wiifelaars. van Rome enSeneruim driedui- zend marken iieriingen opgenomen hadden._ Zoo ras als hy in *t bezit van zijn Bisdom was, wierd hy flag op flag door PaufFeÜjke brieven gemaant om die drie duizend marken (terlingen op te brengen. Dg nieawgek oorene Biiïchoppen , om 'er dit tuflehen. beiden ook by te voegen, waren wel meer genoot- zaakt zich zelven voor't bekomen van hunne beves- tiging in grootc fchulden te fteeken, en geld by de Wiflelaars op te necmen. Ieder kan wel denken dat die luliaanfche wiflelaars, een geldzuchtig en woe- lieragtig flag van volk, voor al da*r tt de BiiFchop- pen verlegen zagen, met geen kleinen winit te paai- ]en zijn ge weeft Johan van Arkel wierd ook om- trent anderhalf jaar nae Tbetdorictis tot Biifchop van Utrecht gekooren ; en, hoewel een magtig Heer, had geen gelds genoeg om de vereifchte forjime op te brengen. Hy ν moeit dan ook de Italiaanfche wiflelgars aanfpreeken ; met belofte van het geleende Kcld op een beiremden tijd wederom te geeven. Hy had het op den beftemden tijd niet; en kofi het zoo ten rerfte niet geeven. Daar op is hy door de Rech- ters of Byïitters der Apoiioliftche Kamer in de bedi«_ t Pa». 9,
11 2.ie Aitt, Mattk, ie. Notie ?A ioeert. Αμ*?ογ. fig. 125.
LI 4 nin&c
|
||||
f 3< Á Á Í Ô Å Ê Å ÍÉ Í â Å Í OP D Ê
iiinge van zíjn Bilichoppelijk ampt, zoo in tijdelijke
als geettelijke zaken, opgefchort , en in den ban ge- daan ; met verbod van (Wande den ban in de kerk te vefchrjneh. Hy bragt het geld eindelijk op j maar toen mort hy nóch van zijne opfchojtinge en oan- Vonnis' otit(lagen worden ; en om die ontflaging te verkrijgen , een gemagtigden naar Rome tenden. Dat zenden van een Gemagtigden kolte wederosa geld ; en't heffen van't banvonnis zal ook zonder geld niet gegeeven zijn, " Even eens is Biííchop Wtllebrandus gevaren : die
ook groot geld by de Romeinen te leen genomen had. Dat geld was ook ten eeriten niet gereed: daar op word hy gedourig , en zoo de ip Schrijver zegt onrechtvaardiglijk , gedagtvaart en in zi]iie bedienin- ge opgefchort. Her blijft by geen dagvaarden en op- fchorten : hy word ook Ín den ban gedaan. Ja'tee- ne banvonnis is nauwelijks van Rome gekomen, of daar volgt weer een ander Ik kan uyt de Hiitorieii niet bemerken dat Wtlhrandm zich aan die opschor- tingen en banvonniffen zeer gekreunt heeft: maar om ruit te hebben, en om dat hy toch eenig geld fchnldig was, is hy met de Romeinen tot een ver drag gekomen, en heeft de beloofde penningen be- taalt. Dat die beveiliging veel gelds kofle is elders si
aangetekent: Philips van ÷ Borgonje moeit 'er ucoó dukaaten voor geeven, Jakob van Outshorn^ gelijk fíeda in. zijn leven fchrijft, heeft zich zelven en zijn. ganfeh'geflagt op dezelfde wijze ganfeh verarmt. Van Frederïk Í/fchrijft dezelfde· Heda dat hy teRo" trie ingëwijdt is, maar zich zelven in zeer grootc fchulden gedoken heeft; en, hoewel dat hy in een rijk Bisdom quam, evenwel in korten tijd tot een groote armoede vervallen Ís De BilTchop Theoderirus was ook tot een uyterfte
armoede gekomen : maar hy heeft zich zelven even- wel op een eerlijke wiize geredt ; en heeft alle 5,ijne fchulden voor zijne dood betaalt: hoewel dat hy , die ín zijn hert een oorlogsman was, ontelbaa- te fchatten met oorlogen had verdaan» Ja hy wiet" $p Scriptor incertws , pig. tG.
'ar Zie QerarU Noviom.io zijn levea. , , |
||||
BESCHRYVlNe VAN GRONINGEN. ftf
•indelijk zoo rijk en magtig, dat zijne onderdanen,
die hem te voore om zijne armoede weinig achten ,' nu voor hem opzaten ; en op zijne bevelen en wen- ken pallen. Wat Otto II belangt, die quam volgens áen zel-
ven y Schrijver in een rijk en weelig Bisdom, dát volop van alles had. De Geellelijkheit, de Adel, de Kloolterluiden, kollen rijkelijk bedaan,en noch over- houden. De (leden , burgten, en dorpen, genoo- ten eene gewenfchte vrede , en zaten in de weel- de Met de boeren en hoefpagters ging alles naar vvenfeh. Maar dat alles ís onder den Biifchop OttoI/ nutter tijd omgekeert; en in de plaats van rijkdom en overvloed is armoede en gebrek gekomen. De krijg by Vollenho, zoo als hy zegt, was't eerde be- gin . en korte een gruwzaam geldj behalven dat alie des Biffchops landgoederen daar omtrent ver- woed en bedorven wierden. Een tweede oorlog', in Salland onftaan , deed geen minder quaad: want alle de inkomllen der landeryen , aan 'deeze zijde van den Ylïel gelegen , wierden daar door verflon- den. De oorlogen tuiïchen den Hollander en den Geldersman , daar de Bilichop zich niet buiten kon- de honden , verfionden insgelijks een ongelooffelijk geld. Maar de vierde oorlog , die de Biffchop het leven korte , heeft niet alleen de menfehen en 't overfchot van 't üifdom ; naar des Schrijvers zeg- gen vernielt; maar ís ook voor de zeden, voor dê waardigheden, en voor alle de BilFchoppelijke rech- ten , bederffelijk en doodeüjk geweell. Dus is het buiten twitfel , zegt hy vorder , dat hy zijnen Na- zaat niet an ers nagehiaten heeft als een uytgeput eb berooid Bisdom, eene kerk die tut de keel in de fchul~ den /fak , een land dat al zijn goed verhoren had % arme, gevangene, en half leevende 'r\tdders\ kaale en l'olkeloüxe gemeenten; en daar by fleden , hurgten, en dorpen ; die over 't verliezen van haar e goederen en het verflaan van haare ingezetenen jammerden en kermlen ; zoo dat'er aan alle kanten niet gehaori tyierd als een groot gefchrey en gehuyl. Gelukkig wa- re het Stift geweelij indien ds volgende BiiTchop-i } Pag. 2,1.
L 1 e pen,
|
||||
ãâ Aantekeningen ©ñ ô?å
pen, door dat voorbeeld geleerd , den luli om te
oorlogen wat ingetoomt hadden.
Maar't word eindelijk tijd om weder tot de Burg-
graven te keeren. XI. Zoo vinde ik dan by den zelven \ bchrijvtc
dat het Burggraaffchap na de dood van Rvdoij door cenen Frederïkoï FreUrïk bekleedt is geweett: dit wat aldus toegegaan. Rodolfw&s nu van Kant genalpen ; maar de Drentenaars noch nier getemt of t'onderge- bragt. la't oorlogen bego.ll met groo.ter vinnigheit aan te gaan als ooit te íïõ.e. Echter wieiden d er eenige tot middelaars gekoo.rcn ; volgens welkers uytfpraak de BiiTchop in 't bezit van Harde ç berg moeit blijven j maar Frederik het BurggraafIchap van Kocvorde van den BiiTchop te leen /.oude houden. Indien hy den Biifchop de behoorlijke getrouwig- heit niet'bewees, zoude het leen van't kalteel en van't ganlche land asn den BiiTchop en zijne nazaa- ten vervallen. Al wie tegen dit vergelijk iets zou- de doen; die zoude, zonder vorder bewijs, voor eerloos,en meineedig gehouden worden, enz. Maar het bewijzen van die geH-ouwigheitduurde niet lang: en het gemaakte verdrag wierd van Fredenx en de Drentenaars, zoo als de Schrijver althans verhaalt, in ceenen deelc onderhouden. Daar op wierden zy door de gemelde Middelaars, ofZegmannen, met den ban geihgeu ; en trouwloos, meineedig , en eerloos verklaart. Toen wederom aan't oorlogenen moorden : aan 't moorden zeg ik : want het leger van den Biifchop, 't welk de flad en voorftad van Koe- vorde tegen alle verwagting ingenomen had , < gat niemand lijfsgenade. Dat ze het gewapend krijgs- volk niet gefpaart hadden, ware noch eemgims m tefchikketi: maar vrouwluiden kleine kinderen, zuigelingen , wierden zoo wel door de Kling ge jaagt als het gewapend manvolk. Zoo een e: wr«cd heit is altijd verfoeibaar: maar in een Biffchops Je ger, zoo als de zaak my voorkomt noch vee Ì felijker. Als de BiiTchop nu meende dat alles ge wonnen was, en het kafteel 's anderen daags zou de beftormen , is de kans fchielijk verkeert. Hy n» noch twee legers in Vriesland, om de Drentenaars |
|||||||
\ Pag iU
|
te
|
||||||
------------------------.. ,,..,,.,.,,-----
|
||||||||
Deschryving van G&oningem. ƒ39
te beoorlogen, en verwagte ieder oogenblik de aan-
geuaame tijding dat ie wat goeds zouden uytgerecht hebben. Het eene voerde niet gedenkwaardige uyt: van't andere, daar hy zijne grootfte hoop op ft&lde, quam de bedroefde tijding dat het gelagen was. En deze zege was den Drentenaren in zekeren zin te gunnen: want de Schrijver merkt wederom aan dat die van's Biiïchops leger zoo dorftig waren naar het bloed der Drentenaaren, dat ze hunne wijven noch kinderen niet zouden gefpaart hebben. In deezen flag is tieffel va» a Lywart, die van den Schrijver grootelijks gepreezen word, met elf Priefteren ge» bleeven. De Schrijver twijfelt 'er niet aan, en wil 'er niet aan getwijield hebben, or alle de genen , die in den flag gefheuveic zijn, zullen in den hemel als rechte Martelaars beloont zijn geweeih Te voore had hyook gezeit dat de ziel van ütto II, die door de Drentenaars verflagen was,met een Martelaars kroon ten hemel was gevaren. Ma.tr dat zullen die zoo ligt niet zeggen ; dewelken het vechten in de BiiFchop- pen en Priefters afkeuren , en '-oor een gro.uweldaad houden. Eu wat de verflagene leeken belangt; dat waren zekerlijk ook nieuwerwetfche Marteiaaren, die noch wijf noch kind in 't leven zouden gelaa- ten hebben. De Schrijver kan van dat martelïe ge- fproken hebben zoo als hy 't meende: maar't kan ook een kunitje zijn geweeil ;'om de menfchen voor de Rechten der Geeiielijkheic met des te grooter yver te doen vechten. Zoo een kunftje had de Kei- ler of Tyran Phêcas ook b verzonnen Zijn krijgs- volk wierd doorgaans, en ten minde eensom't jaar, door de Periiaanen geilagen : de moed lag 'er toe; en de foldaaten hadde» 't hert niet langer om voor den vyand ttand te houden. Phocas, om den ver- vallen moed op te beuren, trachte by deGeelielijk- heit door te dringen dat de foldaaten , die van de ongeloovigeH al vechtende verilaagen wierden, in 't getal der Martelaaren zouden opgefchreeven wor- den. Wat had men al guiten en rabauwen als Mar- telaars moeten eeren ! 't Ging ook niet door: want de Patriarch en andere Biilchoppen vertoonden dat |
||||||||
λ Dat is, van- Leeuwaarden,
f· ZieBaroa. |
||||||||
iemand >
|
||||||||
54C Aantekeningen op be
iemand , die eenen doodflag in den oorlog gedaarj
had , volgens de leering van S. Bajilius niet ter Kom* munie mogt toegelaten worden voor dat hy bocce had gepleegt. De Kruysvaarders , die in den oorlog tegen de
Turken Horven, of van honger etj ongemakken ver- gingen , wierden allemaal voor Martelaaren gehou- den ; hoewel dat ze juift niet als Martelaars gevierd en aangeroepen wierden. Zeker f Schrijver, dieden kruystogt vanGedefroi de Buljon in eigen perfoon by- pewoont heeft , en de belegering van zekere (tad be- fchrijft, (preekt aldus. Wy zijn η wecken en drie da- gen in V beleg geweeft. Veele van ons krijgsvolk heb- ben de Martelkroon daar ontvangen ; en hebben hunne gelukzalige z'tel met vreugde en bjijdjehap Code overge- geeven, f/eele geringe en arme luiden zijn daar voor Chriüus naam van honger gefiorven ; dewelke met hun iparteikleed zegepralende ten hemel zijn gevaaren. Wat d laager fpreekt hy omtrent even eens ; en maakt geen onderfcheid tuiTchen derven , en met de mar- telkroon ten hemel vaaren. De Aartsbilïchop <·■ Bal' drictts fpreekt wat voorzigtiger : "'t Word van ieder et9 gelooft, 7egt hy, dat de Chriflenen, die in de beie- geringe geitorven zijn, met de gelukkige Lauwerkrans der Martelaaren gekroont zijn geweeft. Godefroi de Buljon hield zich ook verzekerd, off fprak ten min- fte zoo, dat alle de Ghriitenen, die in 't gevecht te- gen de Turken fneuveldeti , van mand ten hemel voeren. Wy vreezen de dood niet , zeide hy , als de vyand op ons af koomt: want wy zijn Verzekerd dat tve na deze flerffeiijke dood zekerlijk in den hemel beloont zullen worden. Even te voore had hy de reden aan eenen Sarazijn gegeeven , waarom dat de Chrillencti zoo vrolijk en wel gemoed ten lkijde trokken. Weel, zeide hy , dat dit volk. verzekerd is, dat het op huiden de kroon des Hemelrijks ontvangen zal: en dat het tot een heter leven jlaat over te gaan % indien het in dit gevecht voor den naam en glorie xw»OhrinüS koomt te flerven, Wy hebben echter boven getoon| dat 'er op hunne heiligheit niet veel te roemen viel.'· c Geft*Franc pag. <ï» d Ibi'l pag. ι>·
e Ibid, pag. 97.
f Albctt, Aquenf, Hiftor- Herofol lib, é.
|
||||
Beschryving van Grqningen. ^41
en wie zal zeggen dat ze voor 't geloove gedoodt
zijn ; en vervolgens onder de Martelaaren mogen gerekent worden, 't Was doorgaans maar om 't hebben en 't houden te doen 5 en die zich in't min» ík beledigd achte, zoude eer het ganfche leger in't verdriet gebragt hebben, als een duimbreed van zíjri recht af te Mappen. X 11. By den zelven Schrijver vind ik eencn Heft·
drik de Furda aïs Burggraaf van Koevorde vermeld. Hy heetr op den zelven tijd geleeft met den Burg- graaf Frederik, en met den Schn'iver zelf: doch of hy voor of na Frederik Burggraaf is geweeit, kan ik nvt éen Schrijver niet befpeuren. Hy zegt maar dat Hendrik de Burdo, wi'en de dochter van den Kaite- leyii Rodolf rnet bet flot van Koevcrde en de heer» fchappy over Drent gegeeven was, zeerveele krijgs- luiden uyt Weftfalen gehaalt heeft, om de Drente- naars tegen den Biffchop fe helpen. Indien de Schrij- ver zegden wil, gelyk hy iniffchien van fomniige ver- Itaan zal worden, dat Hendrik de Bnrdo met Kudvift dochter getrouwt was, en't gemelde Burggraaffchap ten huwelyk gekreegen had; dan zoude hy voor Fre- derik motten {taan. War zijnen naam de Burdv be- langt: die meen ik dat door Α Mattbam verkeer·- delyk geleezen is. Althans '/· Pikart, dien ik daar in volgen wil , noemt hem Hendrik van Borkiilú: ?n ik geloof dat de nieefte Leezers beter zin in dien naam zullen hebben. Χ Π I ík zal hier \einout l laaten vo'gen ; hoe-
wel dat hy maar geleeft heefc ten tyde van den U- Hechtfchen Biffchop Johan van Arkel; dit is omtrent honderd jaaren nae de Burggraven Frederik en Hen- drik van Horkufo. Indien 'er een of twee overgefla- gen worden; die hebben hun ongeluk, zoo groot of klein als het is, de ttüzwygendheit der Schryveren te wyten. Deeze Burggraaf heeft in 't jaar 1328, benevens
Covert van Borkulo en Stfo Hutenberg , als middelaar «ver zeker verfchil gezeeten ; dat 'er rUffchen den gemelden Biffchop en de Drentenaars gereezen was, en fchier tot eenen oorlog zoude uytgeborften heb- ben. Jk w;j hunne uytfpraak hier laaten volgen; oni dat ze het recht begrip vari 't verfchil geeven |
||||
542. ÁÁÍÔÅÊÅÍßÍâÅÍ OP É> Å
kan j en voor een gedeelte te kennen geeft op wat
wyze het lafid van Drent door de Biffchoppen plagt geregeert te worden. g De oude geregtigheden der Drentenaaren zou-
den in hun geheel en onverminderd blijven. '"' „ De Dekens, die door den Biffchop over't land van Drent zouden aangeftelt worden, zouden in't " land van Drent, te Groninge , en onder't Go- i, recht, het zeggen over de Biffchoppei^ke gevallen „ hebben. ..
De Biffchop zoude alle jaarea eenen Wybis-
ichop naar dit geweite zenden , om de kinderen te |
|||||||||||||||
u
ÍS
|
|||||||||||||||
vormen ; de kerken en geheiligde plaatzen te wy-
den; en die onder den ban lagen te ontbinden. |
|||||||||||||||
Hy zoude de Drentenaars en Groningers, in al-
„ ïe billyke en rechtmatige zaaken, ter goeder trou- ;, we tegen ieder een befchef men; en buiten de gc- ■,' (tilde tyden niet buiten hun land dagvaarden. ' „ De Drentenaars, de Groningers, enz. zouden den Biffchop om 't vierde jaar, en niet om 't ze- ," vende geivk zy't liever gehad hadden , 341 Engcl- ^ fche marken voor etn bede opbrengen. Maar, Il om die fchatting te ontvangen, zoude de Biffchop „ op een zekeren en geiteldendag te Hulsforde of te ■' Biffchopsberg moeten koomen. Qnarti hy op den rt geitelden dag niet; dan was hy van die bedevoer „ die vier jaareii verfleeken. , Die eenige landgoederen van den Biffchop te lren
i, hielden; zouden dezelvfen niet tnogen vefvreetn- », den-zontíci's IMTfchops toeiremmingfc. Ook zon- den zy geenc vrye perfoonen, in de plaatze van '· ílaaveii of ouvrye perfoonen, op die landgoederen \ mogen brengen ; om dat de Biffchop of Kanon- ,' nikken zulke ilaaven of onvrye perfoonen tot gee- ne flaaffelyke dieniren zouden konnen dwingen. |
|||||||||||||||
V)
|
|||||||||||||||
Di? den Biffchop eenige tienden te betaaleri
„ hadden, zonden dezelven volgens't oude gebruyic betaaien. Die hier tegsn deeden ; die zoude de Biffchop mogen dagvaardeti en ilraffeti ; zonder daf het vorder volk zich daar aan ttooren zouw. X V. Uyt een open brief, die by Vbho h Entmixs aangehaalt word ,' blijkt onwederfpreekelijk dat f Ubbo Eininius ii 411a, 1318. 'Sahari'
|
|||||||||||||||
ÜESCHRVVTIN6 VÁN GRONINGER fÁÏ
fohan, waarfchijnelijken wei zekerlijk dezooitvta
Reinout l, m 't jaar 1391. Burggraaf van Koevorde is geweeít: want in dien brief word hy met naame uyt- gedrukt, en * Burggraaf of Heer Van Koevorde gé- hoemt. In den telven brief word gezeit dat zïjri zoon , ReiiioMus, noch rnïüderjaarig was. X V F. Keinoui //, die in 't jaar iy)f. door de wa-
penen genootzaakt wierd , het Burggraaffchap ván Koevorde en de Landvoogdy van Drent, aan den Ciifchop Frederik van Btanktnheim over te geevcn. Ubbtt ^ Emmius, die dít verhaalt , vermeldt deri
naam van den Burggraaf niet : maar J. Pikart, die net ook befchri'jft , noemt hem Kesnout II, en hy brengt de voorwaarden der overgave by; daar hem den naam ran Ke'tnout duidelijk gegeeven word. De zaak was aldus gelegen : Het / gefhgt van dezen Burg- graaf had al te voore den KííTchop en de Geeftelijkc üvengheit van Utrecht groot geld gefchoten; en daar voor het Burggraarïchap en de Landvoogdy van Drent bekbmen, Hy was nu langen tijd in 't bezit geweeft ; ert meende die ampten als erfleenen te be- houden. Maar in't akkoord was bedongen dat de Jurgt, en her ganfche land van Drent , weder aan aen liiiTchop moeden koomen · 200 ra» als de Burg- tfrnar het verfchoten geld ?,oude weder gekregen heb- ^n. De Hi/Tchop, een man die op zijne belangen Pa[re , liet den Burggraaf weeten dat hy zijn geld hnigen koft; en verzocht dat hy de Burgt met het ""níKraatíchap zoude overgeeven. De Burggraaf tnfl"U-> had'er kleinen luit roe: maar ziende «en Mijchop met een magtig heir aankoomen , en ne beloofde hulp nier opdagen, heeft hy het kaiïec! »™t verdrag overgegeeven. Echter Is het Burggraaf- «-nap daar mede niet te niet gegaan ; zoo als uyt het jevolg blijken zal. De Biffchop zal daar op gezien hebben dat het gemelde geflagt , indien het Rurg- Kraarichap altijd van vader op zoon als erfelijk had Duiven overgaan , al te magtig zoude geworden zijn · *n metter tijd nier veel naar den Biffchop geluiftert or omgekeeken hebben. P * Dat het Burggraaffchap niet vernietigt ís, fchijnt
|
|||||||
Ι In'tLat,"'I,ft"c» Rn*»!l"Cavor(ii·,
* Ad we, i,9s> Ί lbii |
|||||||
©ndcr
|
|||||||
f44 Aantekeningen op dé
onder anderen daar uyt te blijken dat Emm'tm, fchirij·
vende over het jaar 139H , wederom van eenen Burg- graaf van Koevorde gewaagt. En 't ís buiten twij- fel dat het kaííeel bezet moeit worden , en die bezet- ting een Overlle moit hebben. Of men dien Over» ften den naam van Burggraaf, of van Slotvoogd , of van Kailelein geeft, dat zal op het zelfde uyikoo- mcn. Dit is echter aan te merken, dat het Burg* graaffchap naar allen fchijn geen erfelijk leen zal ge·· bleeven zíjn, en van den Biffchöp altijd , aan wiert hy wilde, kolt gegeeven worden. XVII. De Burggraaf N. van Ubho Emmius, ge-
lijk gezegt is, op het jaar 139$. vermeld. Om dat J. m Pikart op het jaar 1414- van de be-
kende Landloopcrs fpreekt, die de Leezer belt on- der den naam van Heidenen of Egiptenaars kennen zal; zal ik my de vryheit geeven van 'et ook *t eet) en't ander van te zeggen. Hy feh.rijft dat de eerIte Heidenen allereerlt in deze geweiien gezien zijn om- trent het gemelde jaar 14.14. Zy maakten den menfeh wijs dat ze uyt Egipter)
gekomen waren : dat hunne voorouders hetChriilen geloof verlaaten hadden: dat zy,om die reden, voi>r eene boete gekreegen hadden dat ze eehige jaaren door de weereld moeiten xwerveaj gebedeld brood eeten \ op geen bedde fiaapen ; altijd voort rei/en· flecht en armelijk gekleed gaan. t Is niet tezeggen* 700 gaat hy voort, hoe dat dir volk, als't hier vcr« febeen , gekoeftert wierd. Maar't bleek wei haait dat het niet anders was als een hoop hoeren en bot* yen-, wikkers en waarzeggers,; neigens beter in go beffend , als ín heimelijk te Jteelen. Dít heeft hy waaHchijnelijk uyt Seb. Mu»flertist
$, Avent'tnus of Albertui Crantzius getrokken. Hier nevens de woorden, van nMunfteru$\ In 't jaar 14'7· ,, hebben zich aliereerft in Duytsland vertoont zeke- „ re menfehen , door de 2011 gebraden , vuyl in hun* „ ne kleedinge; in al hun handel en wandel niorifig 5) en ontijdig ; dog voor al op alle gelegcndbedeu ')t loerende van te fteelen*. 't welk nochtans dpor de ',, vrouwluiden van dat gefpuys waargenomen wiero; m In Je Kronijk yao Drent.
b „want
|
||||
ïikscHkYviNö ván Grokingeíï. 5*45*
„ want de mánluiden leeven van de dieveryen der
„ vrouwen. De gerïieene man noemt ze Tarters of
„ Heydenen : in Italië worden izZanen of Czingaren
„ gcnoemt. Hunne foldaáteii eeren een hoord , dat
ii ze hunnen Hartog noemen; anderen Worden by
1, hen als Graaven ge eert , en die Hartog en Graa-
n ven gaan ook deftiger gekleed. Zý houden Ook jagt-
i, honden , volgens het gebrayk van den Adel; maar
ι, zykohnên nergens te jagtgaan als ftéelsgewijs. Zy
u veranderen dikwils ván paarden; doch gaan meeii al-
i) temaalte voet. De vrouwiuyden , die een bed byz»#
η hebben, zitten met haare kinderkens ie paard. Zy
» hebben by zich brieven van Kei/er SigismundHs, eu
» eéhige andere Vorllen ; behelzende dat men hen vry
„ en ongemoeid door de Heden en landen rrioet laatea
„ trekken. Zy geeveh voor dat ze uyt hoofde van
,, een boeipleeging, diehun opgeleit is, de weereld
,, als pellegrimmen open neer reizen, eh eerit uyt
,, ICléyn Egipten gekomen zijn : maar dat zijn praat-
,, jes. 't ís een ííag van menfehen , gelijk uyt de
„ ondervíndínge blijkt, 't welk ín dat omzwerven
„ gebooren zijnde , de ledígheit bemint, geen vader-
„ land kent, de landfchappeii omreiit; en Vain het
,, Ireelen der vrouwluiden leeft. Zy laten zich aan
,, geehenGodsdienit gelegen zijn ; a.1 is 't dat ze huu-
,) tie kinderen onderde Chrillenen laaien dqopen....
„ Zy neemeii ajJe mansperfoonen en vrouwiuyden
., aan, die zich by hun gczelfcbap willen voegen,,
» 't ís een wonderlijk mengelmoes van allerhande
o rnenfehen, in allefley taaien ervaren : maat dat
ii den boer veel overlalt doet. Terwijle cicit de böe-
» ren in het veld werken , paffen zy op het beircelen
υ ván hunne huyv.cn. Hunne oude beffen maaken
„ haar werk van de handk'ijkery en waarzeggery: en
» terwijle dat ze op de vdorgeiieide vragen antwoor*
»> den , hoe veele kinderen , mannen , of vrouwen,
μ dat iemand hebben zal; weeten zc.de taffen van
u de vragers met eene wonderlijke liiHghcit en be-
» hendigheit ledig te maken.
Alb, · KrantzJHs fpreekt op dezelfde wijze als JMun*
"fr*j, zoo dat de een .den anderen fchijnt uyrgë.· Tchrceven te hebben, Wé den brief van Keizer Si- * èsxoivic lib. 11, esp· ii -, ,
|
||||
ΐ4°* Aantekeningen οϊ· üe
gismundus belangt; MMnfterus heeft zoo eenen brief
gezien, dien ze van den gemelden Keizer, zoo als men ze/de, te Lindouw verworven hadden. lii dien brief wierd van't afvallen hunner voorouderen, en van de opgeleide boete, op de verhaalde wijze ge- iproken. Maat voegt 'er Munfterus by, de tijd mm deze pellegrimaadje is langen tijd voor by; en nachuns houdt dat gefpuys niet op van om te zwerven , te fieelen, te liegen, te wikken en te voorzeggen. De Schrijvers zijn ganfeh niet eens uyt wat land-
fchapdatze eigehtlijk afkomiitg zijn. Iemand zaj zeegen j uytallerley landfehappen : want zy zwerven over al ·, en de eene word hier gebooren, de andere daar; zoo ais het valt. Maar dat is de zaak niet; de vrage'fs , waar dat de eerite lartdloopers , die den' naam van Egiptenaars aangenomen hebben, en als de Stamheeren van deze naatzie zíjn, van daad zijn gekomen. Uyt Aflyrie en Cilicic, zegt Polydormp Virgüius; maar dat moeit beweezen worden'. \. q Vq~ latcrranus noemt ze Lhianen, en doet ze uyt Periie komen : maar 't hapert wederom aan 't bewijs. Even- wel kan dat gevoelen noch eeniger wijze voorgefpro ken worden; zoo als beneden breeder zal blijken. r Avsntinus fchijnt met kennifle van zaaken te fpree- ken Omtrent den zelven tijd, zegt hy, heeft dat al· Ier diefiichtiglle gefpuys en mengelmoes van veelerhande volkeren , die op de grensfeheiding van bet Tttrkfche pjk en Hongaryc woonen, en die vjy Zïgenen noemen, al- lereer/l onder hunnm Koning Zinkelo begonnen door ovze landen om te zwerven ; zy krijgen de kofi mei {Ir af- f loos te jleelen, te rooven, en voorzeggingen te doctt, Zy Z"ggen valfchelijk dat te uyt Egipten koomen; «* Ze verdichten met de mterfie ónbefchaamdheit dat Χ van den hemel ge dwongen worden om de zonden hunntt voorouderen, die de Maagd en Moeder Gods Maria *** 'fve/twg Wilden ge
•ven jaar en ie boe, . I lijfche (Slavische) bruyken $ en dat ze Verraders en verfbieders %W i W
gene onder anderen Keizer Maxirailiaan, e» Albrecrit /> [)e Rer Invenc
7 Comment. Urb. lib. 37« t
r Anaal. Roior. pag. Szé,
|
||||
íjkscnkYViNG Van örönin'gê^. y-f?
di taster van onze ï/orjlen, in hunne plakkaaten ook ge- tuigen. Echter zijn de gemoederen der menfehen met ttne zoo ydde bygeloovigheit, als 'met eene flaafziekte % bevangen; dat zvH■ voor eene Zónde houden, die men- fiben té beledigen j en hen fchier over al flraffeloos laa- ien roóvi'H 3 fleelen , en bedriegeryen pleegen. ■ Ik bef>, geen e reden om J. Aventinns geen geloof
re geeveii j daarom zal ík het onderftélleri dat ze norfpronkelijk uyt die geweften afkorhftig zijti. Dat 7.e fomtijds voor verfpiedèrs fpeelen , zal ik ook níet tegenfpreeken : des te minder; om dat zé door Ka- rel f V% als Furkfche beipieders, uyt ganfeh Büyts- lar.d gebannen zijn. Ten tijde van M, tDelriè w,a8 'er iM) eene bende, of gelijk ze zelf fpreeken , efert Hy-rde in Spanje. Die Horde had haaren Graaf; eti die Graaf nam zoo veelè ápáhjííafcien aan, als hy ií"íí; en hy kreeg'er fchier zoo veele als hy begeer- de Deeze zoo genaamde Graaf wilt alle de toegan- gen van Spanje, allé deoiïiwegen, toepaden, ja de moeyetïjkííe en onbekendíte achterpaden , totdemiri - iteri toe. tij wilt hoe magtig dat iedere Had w-as j wie er de, rijkitcn én vpomaamlten waren ; én hoe; ν^ή inkomen dat ze aUemaal hadden. Daar was fchier geen Staatigchênti,, of hy wiíí 'ér achter te ko* fneii. Dat verzweeg hy niet? maar hy pronkte daar. mee, eri droeg'er zijnen roem op. Menfehen, die «HeS Zoo konnen uytvorfchen , die níet anders zoe^ *«·[> als geld en buyt, díe geen gewïffe hebben tiöcti |Rrieji ν zíjn zekerlijk, volgens Úelrïs de bequaam* Iten tot het befpieders ampt. , ;- ; 4 Dus weeteh.wý wanneer dat de zoogenaamde
^'punaars eer/í in £)üytslarid verfcheenen zijn \ ||||r zy waren ál lang te voorc, hoewel miffchien Αι λ C^n an^cren naam, in de weereld geweeih t>]$ Michiel de Stamelaar, uyt zeer ííegte ouders ge- ,(>oren, door honger en gebrek gedwongen wierdl rti djenft in't ieger te zoeken, enten dreh einde bý, 2n ^r'.lgsoverfte gekomen was , wtefd 'erdoor een en 1<»ga*Hs j^ezeit dat díe zelfde Michiel noch op der* woon.váhKonftantinopelen zouden zitten ; devoot·* ^ggmg viel wel u'yf, eri Michiel is metter tijd Keizef Í Apiul M. Delrio 4c Hzb. Mal. lib. 4, esp. 3.
múï f*
|
||||
54^ Aantekêhinoen οι» de
geworden. Scylax ν , eetiGriekfch Schrijver, díe dé
Hifiorie van Konltantinopole befchreeven heeft j ver- telt dat de gemelde voorzegging gedaan is door de Ux'taanen: en hy voegt'er by dat die Ux'taanen door Mefie en ganfch E'urope verfpreidt Waren ; en zich bemoeiden met ieder een toekoomende dingen te vooneggen. Indien Scylax de waarheit fchrijft, zijn 'er zulke landloopers al geweeit ten tijde van Lode- wijk den Goeden; want of men ze Ux'taanen, of Hei- denen, of Egipteiiaars noemt, de naam geeft geert verandering in de take. Wil iemand Scylax niet ge- looven, of zijn zeggen iti twijfel trekken; daar ík echter geene genoegzame reden toe vinden kan ; díe moet evenwel toeft aan dat 'er zulke waar/.eggers al door Europa gezworven hebben ten tijde van den 7?\ven Scylax; want hy kolt ze niet befchrijven, eer %t gebooren waren. Dan voegt 'er Ckfpintanus by; Sommige» honden deze
Clxiaaneiin, Jie, in onzen tijd Zinganen genoemt -wor- den , voor een P.erfifch volk- Zy zwerven alom door de weereld\en leeven als heeften, zonder eenige -wet, en zon- der kunften\ .daar ze nochtans voor waarzeggers fyee · len. En alle de Ooflerfche volkeren, voor ald'te naafl asn deChalde'érs gelegen zijn,zijn de uiaarzeggeryetoe- gedaan. Dir zal Cnfpimanus waarfchijnelijk van R. V9* luterr<:tiHs overgenomen hebben : en 't is zulke on·· mogelij k-heit niet dat de oudften van die landloopers uyt hooger landen zouden overgekomen zijn. X V II 1 In 'c jaar 1461. is Rudalfus van Stelling-
werf, zoo als \yytj. Paart fchijnt te blijken, Lend- droft van Drent geweeit; eii nademaal de Jband- voogdy van Drent altijd aan het Burggfaaffehap valJ Koevorden gehegt i$ geweeft ; meen ik dat de ^snel- de Kudolf ook op de lVjftder Burggraaven moetfta*8· X I X. Joban van Stellingwerf.
Pikart laat hier eenen W*uter van Stellingwerf'voor
Johan van Stellingwerf gaan : maar indien men op de tijdrekening let, zal deze Wouter de zelfde z'Jn» dien Pikart op een andere plaats Kadolf had genoegt. Ik zal my nu aan den naam van Rodolf houden: dee- ze Joltan heeft geleeft Ín 't jaar 1470. X X. N. re Pan den Kloofier,
ν Apiui Cufpiiiian in MichaelcTiaülo. ι.λ
tv Ubbu Ëmrnius ad an. 1712,,
|
||||
Beschryving van Groningen. ^g
XX f. Op hec jaar 1499. word AMf van Rechte-
re* vmXJMo Emmtut als Burggraaf van Koebord? heeft 'geíeeíT ^Ì deGf0«»'»^fS in onmin X?Li: !n h Jaar »W· is Roehfvan Mmn/ler ,
naar t rchnjveu van den zclven Emmius % Kaftelein van Koevorde geweeil. Deeze xR«do/f had in het bedienen van zijn ampt
«echts bedagt geweeil hoe dat hy veel geids by een ichraapen zouw. Dat was hem zoo wel gelukt dat ín mef ú6ß, geJd ' 'C welk hv de» ingezetenen afge-
wevclt had, een deftig en prachtig flot by Meppele ded opbouwen. Daar mede níet vergenoegd, deed ny het Hot, tegen de wetten van 't land, met wal- Tn v!r1llde.re WerkeB verikrken· üe ireden aan
acn Xííel gelegen, op haare wetten en rechten (leu- nende, geboden hem alle de werken af te breeken · aaar hy geen ooren toe had. De fteeden deeden 't Wit: t welk hy verkropte, om het by beter gele. gendhe.c te wreeken. Hy had den Biifchop, om fa * bttit van het Burggraaffchap re koomen , borgen
moeten geeven. Om die borgen niet in 't verdriet UÀâ?úç ' en voor 2ijnc ei*S« c«e te zorgen, gaf
het Burggraaffchap aan de Utrechtfche GeefL
Ajkhcit weder over. Daar op ís hy met vijftig
«ijgsknegten , en flaande trommelen en fpeciende
ã ã rï?ronfngen '^trokken enz.
Ë ë III. OudertuOchen was Adtlphus y -van Reeb-
mn wieder in zijne plaatze tot Burggraaf aange- aleftapf wLIW0//j.die Ô 'C B«^SranfibhaP mL
igeitapt was om zijne borgen niet in 't lijden te tongen , pafte de ftad en het flot van Koevorde by
eirtatting ,n te krijgen: en meende zijn leed, zoo b in Í noTdV op de Yrfelfche fteden ™«« *]*
daar rÉ " VeIÍ1»a,en' Maar de Utrechtenaars, di«
het flot "ñ1 ƒ!?*?·' ï°nde.n een Wa™ ,e£cr voor
»er HpL 11^ die het n,et 7'afi te houden, .trok weifel Uyt !■ C We,k de ^«elingeti Mnnen
we n,gc dagen op dezelfde wyze deeden. Van R„*. wederom^ ?* Droftfchap oye' '« «^ van Drent
'eaerom. maar de Staaten van Utrecht vonden 't * ZfeJ.«tart, pag.iiy.
' ««11, paag.«8f# |
|||||||||||
Mm 3
|
|||||||||||
ge«
|
|||||||||||
00 Aantekeningen op di
geraadïaaraer iemand anders , díe in de krygszaa-
ken geóeffent was, tot Burggraaf asm te irellen.' XXIV. N. Kailelein van, Koevorde ; terwyle
dat Α dolf van Rechteren de Landvoögdy van Drent bekleedde. • X X V. Frederik fan 'Twikln , omtrent het jan:
I.J2I of ι jT2-2. Landvoogd van Drent en BurggrsaÏ van Köevorden geworden, word van J. Pikart o*er zyne dapperheit et) oorlogskunde zeer gepreeuri. li/laar terwyle dat hy om eenige redenen naar Oolt- Vriesland was gereift ;: word de iïad Köevorden fchielyk door de Gelderfchen herent èn ingenomen. Het kafteel , hoewel dat 'er Twikh by 'allé" geluk noch binnen geraakt was , moeit ook in 'korten f,yd buigen. XXVI. Daar op is Johan van Selbach, een Hoog-
duytfch Edelman, en 7.00 wel'in dé WetenfehapperY als in den oorlog ervaren , door den Hartog van Gelderen tot Burggraaf en Lantdfofr aangéttelt. Hy fcleef den tyd van omtrent 14 jnaren 'm 't bezit van 2.yn Burggraaffchap en Landvoogdy : maar áízoo hy in't jaar 15^6. door den Stadhouder Schenk belegert wierd, en het by gebrek van voorraad niet langer houden koft, moeíí hy het Kafteel, Burggraaffchap, en alles verlaaten. ' • XXV1L Rudolfvan Echten.
XXVIII. Ruiger'van Βeitzilaar, Heer tot Tou-
íenburg, enz. • XXIX. Reinout van Bwmania, voor de Borgon-
diffche party. XXX. In't jaar 155-5". Etigelbert van Enzeý Bor;
gondifch. XXXI. In 't jaar 15-79 Jaricb va» Botnia\ die
ïyne magtbriéven van Bruffel Ontvangen 'had , als bet ganfehe land vol beroerten was. X X X ÍL In '-t jaar is9 < · heeft Eberbart van Enzt
voor xyne groote dienften van Philips 11 bekomen rjet Droftampt over Drent, met het Kalteleinfchap van Koevorde. · -'---.,< XX.XlH, In 't jaar 159a.· Hendrik de Vos, van
Steenwyk- 1 ' u X X X 1 V. In 't jaar 1593.. Koewaad de Vos, tit*
èfitem. s ■ ,j : χχχ%
|
||||
Beschryving van Groningen., sj-i
XXXV. In 't jaar 1594. Gafpar van Ewfam ,
Heer teNyenoort, enz. X XX V 1. ín *t jaar 1640. Heer liudolf van Ech-
ten. XXXVII. In't jaar 1643. Rntger va* Boitze,-
liiar, Heer tot Toutenb.urg, enz. Ik zal hier uyt J. Pikart noch by voegen dat de
Burggraaf van Koevorde van ouds voor den veer- tienden vryen leenman des Biffchops gerekent wierd: waar uyt hy een bewijs trekt voor de groo- te magt en achtbaarheit der Heeren van Koevorde; dewijl zelf eenige Vprftelijke perfopnen en Graa- ven onder 's Biffchops vrye Leenmannen gereken; I wiet den. Hy voegt'er by, dat ze groote en fchuo-
ne goederen hadden ; zoo' dat ze een GraafFdyken flaat konden voeren. Dan merkt hy noch aan dat 200 dik wils als'er eenige Burggraaven van Koevor- de door de Biffehoppen afgezet wierden , de nieu- we Burggraaven hunne geflagtniunen altijd verlaa- ten en den naam van Koevorde aangenpmeh heb- ben ; zelfs dan , als ze uyt een defrigen en door-, luchtigen Adel geboren waren. JH U L S γα R D E, [ulsvorde
ban fioebeybe tnffeïjen Hoebo^oe ei! 0φά wau ttlc
0elc0eii; en $aat bermelo ín eenen #avl\tmtUfZCiU ten öjfef ba· Mtttcïjtfcïjt ueefte ban 't ja.u· ®aac plagt ín ouoe tgoen een ftapéi re %*?$ *i-
fïaan j ín oefcoeïne öe S&iffcöojjpen ban ütmljt dm- a\§ peeren ban &oebo#e/ en ban t gene roe oie fjeeripïjeit Mjoojt/ gefluit tojerben: trgi Ïfcueïhe geïegenofleit 55 ooft getooon tearen 3011^
at gdoflnhje^ te &aööeï te gooden, ©oígen^ {jet frfetjben ban f. t Pikart geeft &e& hauél boo^namentlp geöloeit omtrent Mm 4 Jet
|
||||
SJZ OUPHEDEN ËN GESTICHTEN
Qct jaar h^o; en tpaá Berncflt djjoj beom*
megangen ber©3entenaami en aangeen3enöe boltóen ; bte Ijíer ín gioote meenígte qua* men ·, om bat 'er 5eer Ueemaarbe ftelícjuten betoaart en on 3CÉiere bagen ten toon gefïeït íoíerben. ^oclj al$ ïjet met be regeerínge öcc ÍítL*ecF)tfcOe ^iffeíjoíjpen gebaan taa$/ en 'ee tuffcijen be So^gonjer^ en <&eïberfcöen bín* 1150 geoo?logi ímerb/ i$ 5e íngefïojt/ en bo^ bet afgeö^ofcftti en be èoui»fiofen 39η eïbe^ bctbcert, {v η α £ ε η.
<Men/ een bo#> onber be ïtajieJanpe ban
ttoelTöiöe/ en noc§ geenbni3enb paffen ban jjet llaiïeel / op ben fcoeg naar ^onííige ge- legen / ίϋοφ ailereerfï bermelbt ín eenen ojief ban X®ttm% S L E E R
t
£feni/ een trefeïp b02p / en ijet boo#
naamfie ban <©pperbjent/ ψ onber't gereeïjt ban ^uíberbcïb gelegen, 3£e ^cljout ban ïjet bo^p ïööab Öp 4· J· Pikart öe Schuit toe Sleen
til bè Banderichuk van Zuidcrveld genoemt. Ζ W E L L E,
Cegeníuoo^bíg ^toeeï g^naamb/ $ ooft ecq
bo$'t toeiít eenjkïjóut geeft/ en onber 't ge* mfyt ban ^uíbemib gelegen i§: : E Μ Μ E.
|)etbp;p €mme/ban oub$ «tëmne genaatnö/
ïjceft ooit een «gejjout/ en fë onber 't 3Clf&e Ww ' " " gerecSt
|
||||
VAN GrONInGEM. ff3
gemijt óooo fcï^eeben ban ïtaebo?be gelegen.
po\$m§ ben &φφη ban een parlementen bjief bec tltreel)tfc§e fterfte gebben be Ctoen* tenaar^öet bo$p <&mme/ niet alle^ baar on* ber begoocenbe/ ín't jaac izz8. ugtgepïun* bert en becbianbt. S, C Η O Ν E Β E E Κ E.
Het bo#,gc{jonebeefte/ ban oub^cöoen*
Beeft/ ööojt onber't3eibe gerechti enfëttidEjt δρ «Ümrne onbee be $tafïeil$nge ban Hoebo^ ben gelegen. ■
O D O Q R N,
&an pub£ <^boren/ i§ onber't jeïfbe ge*
ïeeïjt gelegen , en fïaat i>oIgcn£ J. Pikart oyp bec ben jScgout ban «emme· ROOSWINKÉL
3$ ooft een bo;j> otter't jeiföe gerecht,
Β E 1 L E N. feilen / een bo# ín 't lanb ban Wtmt /
geeft ooft mmi $>φ\\ί W O L F S Β E R G.
ï SJft bínbie geene pïaat^ albu^ genaamb in
t ganfclje ïanö ban ®jtnt: maar mtfai* msb i$ een öo?p onber 't gcrecF}tbau2$ei4Uii fn tyo^bban ëenen ^cgout beotent. Mm; ΡΈ Υ ZE.
|
||||
f54 Oudheden en Gestichten
Ρ Ε Υ Ζ E.
gegSe/ ban out$ fètbtfe/ tn ö» berfco^
ting §>epge/'i$ een miööelmatijj Hoornet een ïtaf&el ín grt latiö ban &jent * bjeïn nafïeeí ben tötböemiban Pedcfe, 300 aï^ 3e'ban kW van * Werum genoemt tno&eit / booj öeesen toegekomen Beeft. <ên om bat öe genidöe 0ÍPOei$ &e patrtg bail Öe ( 1) Groenenbergen
bólgöen * i§ get gemeïoe ftafftel/ íjoetod &opj
be iltïjecötenaar^ ín 't jaar 12.2,8. merltehjii öerfïerKt/ sn 't jaar 12.5-1 f öpoj öe <fl5el&iiv gei$ onber öe boet geftneteti; Díe oen fïeenni toren oon om berre toierpen 3$an Arnoldus Lant van Peize, öie aïölrê
nmc Uit mz# genoemö toa§/ en öe X X11 ftbt
ban 31 beteert getoeefi i$/ gebben tog bobcn ïtï Sefi&ofien. * Over 't "aar 1241. f Zie Ubbo Eajraius.
AANTEKENING.
I. De Greenenbergeu of'Gelehingen zijn van de mig-
iigfte Edelluiden van Groninge geweeft: maar zy had- den magtige en harde vyanden aan de Gelkingen I» de twaalfde eeuwe h^é Egbert * Groenenberg het ge- bied over't Ghorecht; en bekleede te Groninge, van 's Biflchops wege, het ampt van Schout: maar om dat'er in't jaar ï 145. een zwaar, oproer binnen Gro- ninge gereezen was', 't welk van den BiiTchop zon- der wapenen niet gedempt konde worden ; heeft de- Zelve Biiïchop, tè weeten Herebertus, de geíegend- heit waargenomen om Egbert dat Schoutfchap af te ^eemen. Egbert had ter weereld niets regen hem misdaan; ja had zijn beft gedaan om de oproermaa- kers , eerit door zachte middelen en daar nae gewa- penderhand, te bedwingen. Maar de BiiTchop, ge- lijk boven al gezegt is, had geen ruft, voor dat hy zij* € JKe Ubh* Eram. #ver 't jaar 114 j. |
||||
\ítan Gaonin^En. f SS
ne broeder» Kafteleinen zag. Indien het waar was,
*t geene J. Plkart als waar vertelt, dat Egbert Erf- droit van Groninge was, en dat zijne voorouders groot geld voor dat ampt gegeeven hadden; dan wa- re de JiííTchop des te minder ψ verfchoonen:' maar ík vindé zulks by geen andere Schrijvers aangete- kend : en J.Pikart zoekt de gelegendrieit doorgaans oen op de Biltchoppen te fchrollert. Evenwel is'Egb'irts zoon'szoon , die ook Eghrt
genaamd was, weder Droft of Steevoogd van Gro- ninge geworden : en heeft groote krakeelen met Ko- ^//Burggraaf van Koevorde en de Gelekingen ge- had. Hys moeft voor zijne vyanden ter ftad uyt vingten ■ maar deed ze kort daar nae op hunne beurt de vhjgt ook neemen. De Geltkingenr, die op Egbert zoo lang als hy leefde geen vat hadden; luchten hun leed , na zijne 'dood, op zijne kinde- ren te vernaaien. De oudfte zoon, Rodolf genaamd, wierd vliegens gedóódt: de andere cwee, Egbert en tiodjchalk, zouden even eens gevaaren hebben, wa- ren'ze biet by tijds op de vlugt getogen. Zy fpan- den met hunne bekenden t'zamen , en deedendeGf- lektngen ook een goed heenkomen zoeken : men deed malkander, over en weer, zoo veel quaads als mogelijk was ; en daar men de vyanden zelf niet vinden koft , moeden 't de huyzen ontgelden , die om verre géhaalr wierden; In 't jaar ifo. wierden de Groenebergen met hunne aanhangers door de Geleki»gen, en die 't mrt de Gelekingen hielden, uyt de ftad gedreeven. Zy quamen 'er weder met bë- fyendigheit ομιης,η, maar wierden weder een ander- maal uytgedreevên; tot dat dé zaak vooreen wijle tijds weder bygeiegt wierd. De Groencbergen bleeven *chter het Scnöute ampt voor den BHïchop beklee- den ; zoo als van den voornoemden Egbert noch gedaan wierd in .het jaar 1284 ; die door zijnen zoon Adolf, en Adolfs zoon Egbert^ en zoo vorder, öpgevolgt wierd. Het Burggraaffchap , gelijk by Vbbo Emmms gezien kan worden, wierd ook veelr *ïj«is door de' Groenebaien bekleedt. |
|||||
MEP,
|
|||||
$j6 Oudheden en Gestichten
Μ E Ρ Ρ E L.
$&eg gel / aan tre ^uifcet? 9^eti#fcgdtiín$ naae
'fcl$>ejien toe gelegen/ peüjnt beter naar een peoeiie/ a$ «aar een öo$> RUÏNEN.
3get oo^ duinen/ ín öet ïanö ban ©#«t
gelegen/ ïjeeft eenen Crf^ofl. <©m'eebaü Hntme' nae toe te reí5en / moet men ïang$ moeraffen gaan/ en ïjet nbiertje föeefïobeiv treftnen. ©it 3p oe luooiöeii ban een pache- menten Ö^tef oer fltreeötfelje fter&e/ oje aföi$ op ïjet jaar in?, ban bitttuinen f&ee&t^ (Ce duinen / bat onöer 't gebteö ban 't abtf
lp geffagt Van Munfter geíegen $/Öeefti»eï- cer een iiioofïcc ban Ctfieeei-nonnen ge$aain '$ toeïn naberjjano elöer$ $ berpíaatfL A. Matthseus, ín 3jjne *Hantehenmgenop
oen j^aamïoojen ^cflipeu / Brengt eeneu «^pen-öjtef ban get jaar 1511. bg ·, ín öen< toefen Ano 31CQ 3eibe# oen tittel ban tllbt ban juinen geeft. Η Α V E L Τ E,
$an out$ ^afeït genaamö/ i$ een öo#
ban a^efïeröjent / onöer 't gerecht ban 3N# beren ·, baar oe ^ífTcBoppen ban Ittreeïjt öooj öe ^tanöen ban 't SanD al£ peeren ban 2^ent jjïagten ingeïjuïöt te tooien ®e gafïoo^ öee nerlte banï|abeítet»á^
* In Notis ad incertnm Scriptor, pag. pr,
I T. Lindebom 3 Hift. Epifcopat. Daventr. pag. 242·
' r ben
|
|||
VAN GftÖNlNGÈN. ffý
bén Hán onb£ öoof t kapittel ban ^teeníop
aangefïcït <&e ^eïjont ban ^abeïte/ baU geí$ Φ J. Pikarc , í$ 00« OOÏÍ ^>CÏ)OUt bat!
U F F È L t Ë.
Öao^flffeïte/'t bjeïB ín een ïjanofcïjnft Öatt
iitrecíjt oon ^nffafte genoemt íoojo / pïagc men ban ouö^ ftpgelte te fcö^rii. * ^aac 3ijn berfcgcíDe anöere plaatsen ín't 3£ánb bau ^cnt/ oie öaate naamen ban Heir.e of Haic of Holt, pateen bofcö betekent/ getoegen Ijcböen. Φι jfjoetoeí öe naam ban fipfjcïte gcmaftftelp oan öoor gene iian gettonfteii h30|öcn; 5oo|iaat get echter bttec tt geïooberi öat Upöclt öe benaaining gefcreegen fyeeft Mn renen (o uifo, bic utt$t pïaat^ ban ouo^ ui cigenoom ?aï beletten fytbben: 500 Dat Hfltlt 500 bC0l te 5033011 il ülfoos hout pf Bofch f,
©it 4. Uii-oos hout $ íooo fefjjeeoen ban
^tccnbjjjíf/ mat 't ^ofïentoé/ gelegen* en usas toei-eee een gedeelte ban Φ <2);cntei' toai? be i 't toelh öoo? oeni^ee Hendrik I ï i aan Bernulphus, ^iflTcftop ban tttree£)t/ gefeöon> tien t£. j ik vol»; tue.. den Heer Altincr ze'f; uyc wie« tic Ecr«r,
Schrijver dít üctiokken heeft. Knaalder. j Alting ibitl.
* f)e Duytfchcrs z?ggert Forfl tep:en een 6<xfch , áar door
t v:cl ja.igi-n vermaard ís, to hier van daan koomr. bet nieuw- bakken Latijtifche woord Foreftuai. Van dit Foreft, (of Üren- terwalde) word KcVag gemaakt iu de Openfc brieven vaa Οπό I, Hrntiiif Ij,"cn Kocnraad 1I. |
||||||
AAN-
|
||||||
/
|
||||||
ý5"8 Oudheden én GestíchïÉn
AANTEKENING. "
ι. Deze XJlfo ftaat in den brief van van Hendrik II l
by λ W. Heda vermeld, : en daar ftaat duydelijk by , dat XJlfo en zijn broeder dit Üphelte en meer andere, plaatzen in eigendom bezaten: zoo zegt de gemelde Keizer dan dát hy de landhoeveri Urihelte, Withd- £e, en Pithelo, die Olfo en zijn broeder in'tGraaf- fchap van Drent bezetten hadden , met alle de wer- ven, gebouwen , flaaven , bebouwdfe landeryen '} beemden, weiden, velden, wateren, watergangen, molens, vifleheryen, wegen,ongangbaare plaatzen, öytgangen, ingangen, met hun vordere toebehoo- ren, en niet álle de profyten daar van koomende, aan de kerk van Utrecht vereert. In een anderen brief, die ook by W. k Heda
ftaac , zegt de gemelde. Keizer dat hy de landgoe- deren Lintherunge en Even, die XJlfo en deszelts broeders in 't Gráaffchap van Rodslfus bezeeten had; den , en al wat hun vorder tuifchen de Eems eri de Lawers toebehoort had, met allé de erven, ge- bouwen , enz. aaii dezelve kerk in eigendom ver- leent. }\ '· , ,, . Hy voegt'er in beide de brieven dceze reden by;
dat XJlfo en zijne broeders gerechtelijk ván fnood bedrijf overtuigt warèh geweeft ; en daar door de gemelde goederen verbeurt hadden. Waar in dát dit fnood bedrijf beftaan heeft, zegt hy niet: maar volgens J, c Pikttrt , die er ook van /preekt, en I ffb 'm de plaatze van XJlfo fchrijft, is 'er eencou* de overlevering dat.l'7/o of Vjfo , en zijne broe- ders , fnoode ilraatfchcnderyen en geweldenarýen zoo tegen in-als uytlanders geplccgt. hebben: ja dat hünhë vèrmeetendheit zoo hoog gêfteègcn was dat ze den Keizer, die hunne moctwilligheden en g<£. weldpleegingen wilde ftraffen, gewapenderhand te- genftonden. En dit £CiUcht houdt hy voor eene gewiffe oorzaak van hun rechtvaardig verlies :*t welK ik ook, als op een oude overlevering fteunende,en' met den brief van den Keizer niet o,ualijk over, een komende , tot naerder oncierrechtmg voor waar fchij nel ijk houden zal. α Pag. izo, b Pag, ui. < Pag, 172, 17^ £ |
||||
van Groningen. 5*^9
W I t Η E L'T E, ïfneen patMmntm fyitf bet ηκνφϊΦ
mht Wirhahe genaamö / i$ eent pïaat$ ín 't^aaffcfjap Mn^ent; int öe boo^noemöe W$ttHendrik in. unt öe goeöeren ban üifo, en ban btg$tlf§ Öioeöei: / $tfc%onM% jjeef£ aan öen S^iffcljop Bemulpbus. §et öeïjonot tt$m\nao$i8 «o^S ben naam
ban .HMöoIte; en i$ mitsen tnffcöen mapp temen en ^tuinjjeío) 4000. fe^eeben ban ^teenfcöp. GASSÈLTÈ;
®it bo^p Begoot ooit onöfr 't aerecltt ban
^icbecen/ en $ tufiTdpit ^abeïte en Uffeltt 0elegen. Η E S S E L E N<
|cffc!cn / ban onhf ^φ\π / foo^t om
Welen genoemtin öe^uüe banf&máPius; war rjet m mftzt geffden en Φφι: $effr lm beröeeit toojii. D I E V E R E N.
JDiïHW&at möe^nïieban fanaPiusön*
tooiö öafc ban een &c&otst öe&ient/ en ijeefe
Ξ m W**?» a«n't ««wijt ban^We* h Jm $*? fεπε ÍNwtpffft; haat öe ®*ofc
m &itnt/ met ben WmoftMn mbm&tl/ boï* bok
|
||||
5"£ο Oudheden εν Gestichten
ψη§ J. * Lindebom, get reejjt ban j^atroött*
feljap ober gad* Κ O Κ Κ Α Ν G Ε.
Skoftfsange/ ban onb$ $toecftaerigen/.í£ een
öo^p onder 't gereeljt ban ®ieberen; 't torlft niet be W&vjb/ en be bojpen $t$e / <êtljttn/ tn fttiifen / ban ben 3clb?n Jkijout bedient ino^ ben j maai; ín 't <É»eefieIpe / naar 't 3eggin ban j, Pikart, onder de Üteerïtjftöcit ban töw tien Jjooat. D W Ι Ν G E L O.
^toíngeïo/ bo!gtn£beoubr fpellírig<®foín*
örioc/ too^d ín bc 3$nlïe ban J§au$ Pm-s ooft 3Pbotn$tf o genoemt, en ïjeeft dien naam ban de ijcogte de$ g?onb£ gelireegen. $|et 6*# ooli eenen^cgoiit/ en i£ onder't gerecflt bau ^íeberen gelegen. 3N ©afïory toierd Wl· ben paftöo^ ban ^íebereri öegeeben. WAPSTERVEEN,
$ari öub£ i!2afpcr-bcen/ j$ onderfcBeíderi
ban J©anrieperbeen / een bo;p ban 4£ber-Sf' fel/ onder 't gebied ban ©oiïenfjobe : toieng ^aroeïjmerïie/ díe dc^ § Sfipofïelen Ρηϋ«ρ· pus en Jacobus taegebJijdt hwjéy een $aftod} gegeeban toiérb öooj den J&afloo? ban t 3bU ïenijobe. liaarü^ap^erbeen/ níet berre ban 30anneperbeen gelegen/ en een doL?p ban Wmit/ φ aídngi naar den beenacïjtigen g^ouD gcnoemt j en too^d ín de 23nlie ban gang Pws * Lindcborn ibid. pag. 191,
i LindebQrn ibid, pa". 248» |
||||
van Groningen. $6i
onutr 't 25téöom Van .«öSjonitigcn gereatnt,
©2 ψaftQQ} ban Q^iebeeen ïjaS §tt eecijt om öen ftatfoo? te Derden. jKUaiincjjerbeen en i^apfïfirbccn fcoa^e ooit
bmncuu 411 eeuen IMef üau.'tjaac 12.85-* ín ü):Üïcïi ojief'Alciiüs, De ijut^onlu üan3@;atoa; BcithoiJus, en gaarc tloee joonen/Wakerus,, CU Barrholomarus, &l§ ψ Hl 't <&ÜQtfC§€ V$l\$$
te tlrrccljt öc hiceöHïis nau öc ΐ^φίΓφφ^
biT aantr-oitfiëa/ en aida^^ptyageiúiajen ö;e ^oee uriecbeu / ïjmmt goederen aan öe gemeld bt* <D,'Dcï in eigcnooin opgedragen fjeuöen* Amd;s, de huysvrouw van Radmkr Broe-
der van de Duytfchc Order, en haare zoons IValttrus en Bartbelom&tts^ wenfehen allen den genen, die.deii tegènwoordigen brief zullen zien , de zaligheit en kennis der waarheic. Na- dien het leven der rrienfehen broos en vergan- kelijk is j zoo is het de gewoonte dat de ver- richtingen der menfehen op dat ze by verloop van tijden niet zouden vergeten worden, nieü alleen door de tegenwoordfgheit van getuigenj maar ook door blijk van gefchrifien, eeuwig-" duurend gem.mkt worden: dierhalve moet het ui. allemaal bekend zijn dat wy r op de vergan* * kelijkheit deraardfche goederen en de ecuwig- duuicndheit der hemelfche met-aandagt letten- de, genegen zij$\ om zoodanig door de aard* fthe hene te gaÉ| \ dat wy de hemelfche·, c Welk Godt verhoede, niet verliezen. Om díe reden hebben wy ons zelven , en al wat ons toebehoort , aan^Godt en zijne aücrheüigile Moeder opgedraagén \ met toezegginge en' vaftc gelofte dat. wyde kleeding der H. Maagd. MarU van de Duytfche Order te Utrecht zul- 'en ontvangen^ om Gode.en zijne Moeder daar Ν τι '&*
|
||||
562 Oudheden en Gestichten
altijd, zoo lang als wy in't leven Zullen blij-
ven , onder eene behoorlijke gehoorzaamheit en tucht vrywillig te dienen. Zoo is het dan dat wy alle onze onze lichamelijke goederen, met alle de gerechtigheden en vorder aan- hang der zelve » aan het Huys en de Order voornoemd tot hulpe van't H, Land vrywillig overgeeven en overdraagcn j en het Huys en de Order voornoemd in het bezit der zelve be- veiligen. Ook hebben wy goed gevonden de volgende goederen» onder de genen die wydus overgegeeven hebben , met hunne eigen naa- men uyt te drukken: Te Wappenvene twee huyzen ·, te Surebeke in Rengers huys eenc tien* dej en in Altingens huyi anderhalf mudde tar- we, en twee mudden gerft onder zekere voor- waarde; noch een erve, te Ooftervocht gele- gen; 't welk met zeker beding, vijf fchellin- gen» en op Allerheiligen dag tien kuikens be- taalt. De voornoemde goederen dewelke my, Aieidis voornoemd, in 't byzonder toebehoo- ren , heb ik goedgevonden, met alle hunne gerechtigheden en vorder aanhang , aan't voor- gemelde Duytfche Huys voor altijd en eenvou- dig over te geeven. De volgende goederen koomen ons , fV. en. B, voornoemd j gerech- telijk en in eigendom toe. Te Zurebeke, in Rengtrs huys, een mudde tarwe, 't welk leen- goed is. Te Wollcnhos ejtn derde deel vao een huys, in twee huyzen, 't Eene huys ftaat te Weftkerke, 't andere boven Zwol* Dit zijn leengoederen. Noch een tiende,en het rechis* gebied over vijf manfen onder de Parochie van Broklede, in eene plaati, die door de wande- ling Kurrich word genoemt: zijnde alternaai onze eige goederen. Noch onze werf by het kafteel
|
||||
ΤΊ
|
||||||||
van Groningen. ýé|
kafteel te Wollen hoe gelegen, die onze voot-
oudcren toegekomen heeft. Noch te Wap- perveen tien (i) hocyenj dewelke tien emme- ren boter beraalen. Noch op dezelve plaats elf maatrn boter. Noch in Drent, in het dorp dat door de wandeling Wezepe hiet , twee huyzeri , met alle hunne gerechtigheden en vorder totbehooren. Alle deeze goederen koo- men ons, ïV. en B. voornoemd, ín eigendom toe; diewy, met alle hunne Gerechtigheden en vorder toebehooren, zoo als ze leggen, aan ?c gemelde Duýtfche huys overgeeven*. Zoo hegeeren wy dan dat al het bovengaande, op die wijze als gezegt is , beftendig en onver- brekelijk zal blijven: welverftaande indiende voornoemde/ï, die noch minderjarig is, nadat hy meerderjarig zal geworden zijn, in de ge- melde kleedinge en Order volhardt: maar by aldien dezelve 5, 't geen Godt verhoede, dan Weder naar de wecrcld mogt keeren i zal hy alle de leengoederen hebben , als ook de werf te VV ollcnhocdaar onze vqorzaaten plagten op te woonen 5 en de (ι) mannen, die ons mogen toebehooren, en aan geen landgoed (3) gebon- den zijn. Daarenboven zal dezelfde B. de helft Van zijn broeders goederen genieten : maar #í «et andere, dar boven uytgedrukt ís, zal in pine volle kracht blijven: zoo dat B. voor- noemd, indien hy weder naar.de weereld keert, pen gedeelte van zijne moeders goederen zal Konnen eiiTchen of genieten. Én op dat die a'les krachtig en beitendig mag blijven; zoo "ppen wy van alle uytzonderingc en verwee- nnge af, tot dewelke wy tegen het bovenftaöndë ^uden mogen gerechtigt zijn. Ter getuige- -'"ε en tot oirkondl van het borenítéarid^ |
||||||||
r%
|
||||||||
Ν η % Íïeb'.
|
||||||||
564 Oudheden en Gestichten
hebben wy, om dat we geen cige zegels heb-;
ben, verzocht dat de zegels van de edele Hee- ren , Hendrik Abc van S. Paulus kloofter te Utrecht , en Gifelbert Prooft van S. Maria*; kerk , aan den tegenwoordigen brief mogten. gehangen worden. En wy Abt en Prooft vooi- noemd verkiaaren du wy onze zegels, op het verzoek van A. tV, es B. voornoemd, aan den tegenwoordigen brief gehangen hebben. Oe- geeven op het feeft van de H.H. Simon en Ju- das, in 't jaar 12.8+. 5 η tienen blief too^ö ooft sefoag sentaafa
ban 3©.e$e#e/ ü\$ een bo& ban öet ïanDfcÖao ban ©?ent. Cegeohjoo?íií9 $ 'er ín't ïanö ban^ent nocö een öo^je niet eenefcerü/ bat omtrent oen $eiben naam boert/ 3©e* fan biet; en niet berre.ban §>lten en gloed/ ttoee Doïpcii onoer 't geteefjt ban ^uíoerbelD / oeíegen i£ <©ít f&efup í§ onoerfcöetocn ban Χφά$$/ een Dojp ín 't lanofcjjap ^nuanh öarr Set Hapíttd ban ^ebenter íjet m!)t geeft seïjaö om oen gafïcoj te οεύοειπεπ/ f» ín 't bt$it te ftriicn. AANTEKENINGEN.
l. T'wte Jjoe-ven ; in quaad Latijn Manfus i W
Man&m is elders al gefproken. #<?£*, Ai*»/#x>«# íTí/íyít ii» lijn Woordenfchat, « ?*» /?»i Wíi J^J9 . 12/,bufi deren hrabantfch; of lï mor ge» 14* r«*J •f^hyitlandfch, met eene woonplaats daar ep. 0} t V> eene woon/lede , met zoo veel lands als een juk ojjen o een jaar ploegen kon. Dat de Manfén doorgaiis W die grootte waren , wil ik hem gaarne toe (Uw* maar dat het geen vafte wet was , kan ligt bewe 2cn worden. Zo® leeii men in't leven van 0.*» <* Vide é'cléuium ad yitam S. Engdbeiri.
gclbtrV" 1
|
||||
Beschryving van Gronkigen. -{y
gelbertm, BiíTchop van Keulen: Eene Μα φ in bet
dorp Hertene , beftaande uyt feflig mergen (6c jugera babentem). Niet lang te voore had de Schrijver ge- zeit : Eene Manfe, beflaande uyt twaalf bunderen } 't geen op het zeggen van Meyer flaat. In eenen h brief van 't jaar 1247. ftaat dat een JSUnfus \6 Hol- landfche jurnalen groot wás. Jumalis of cjournalii, een Franfch woord, is 200 veel lands als een paar oifen op eenen dag beploegen kan. Op fomrat^e plaat?,en van Duytsland was dat onderfcheid noch grooter. In een oud d handfehrift van de Abdy Hir- fangen (taat aangetekend dat een hoeve (ManJ'us, bo- ba,) in ft jaar I103, in Frankenland uyt feftig mergen beftond : maar dat etn hoeve van dát l,md zoo groot was als twaalf boeven van tlirjauge. Byde ï ta- üaanfehe e Schrijvers word Manfus voor 200 veel landt genomen als'er in een ganfeh jaar van een paar oiTen beploegi kan worden, 't ís dan geen wonder dat 'er omtrent de grootte der hoeven ofManfen al van ouds krakeelen zijn ontiiaan. Op dat 'er on- der het volk geen krakeel meer ontftaan mag; zoo zeg- gen wy dat ten Manfe (hoeve) 710 hninklijke roeden in de langte heeft, 30 in de breedte , met de beeken die d'iorbet land vlieten, enz. Het zijn de woorden van Fre- Jerik f BiiTchop van Hamburg. Aan de Hollandfche boeren, die«naar 't Stift van Breme ontboden wier- den om de verJaatene landeryen daar te bewoonen en te bebouwen, wierden ook zulke $ hoeven, te weeten 710 koninklijke roeden lang,en dertig breed, te bebouwen gegeeven; zoo dat zoodanige hoeve of Manfus na de tegenwoordige Rhynlandfche mare zou bedragen 36 mergen landts. !3y de oude feFranf- ftn) en meer anderen, was een hoeve zoo groot dat er de landman met vrouw en kinderen van leeven * Apud Ant· Matth 4c Nobil, lib, 4, cap. 3 j.
c Vide du Caege.
Aimal Suev. f&->x. z.
e Vulc du Caegc , ν Manfuni.
ƒ Ap. iuCaigc ib.
X ^'iilc LiuJeebrog. de prixil. Eed. Hamb pag. 17.
« ïrouweri Anciq Fuld. tib* 3. cap- 11. Sc ad vicam Liid-
*«« eomitis de Aniitem in fine. Lydius ia Gloff, adNieol. de uc«angis, &c, Nn 3 koft;
|
||||
$66 Α anteken ing en op de
koft ; en noch genoeg over hield om den Landhce-
re, zoo veel als hy fchuldig was, op te brengen. 2. De Mannen enz in 't Latyn homines: dit ver-
taal ik mannen; om dat ze doorgaans mannen en dienftmannen genoemt wierden, Z-y wierden ook i Hofhoorigen-, Hof-eygenen, Keurmedige, Eigen- luiden , Horjuiden , Maatmannen , en op lijn La- iijnfch Cafati,Minijierialés \ Aldü,\ Aldiones ,$murdi% Conditionarii , Haijlaldi, Hofpltes , Servientes , Mal* mananda genoemt. Maar dient aangemerkt dat ze niet altemaal eigen luiden , of hof-eigenen } of dienllman- jien waren, die op zulke hoeven woonden. Daar waren ^driederhande hoeven ; eeríteiijk \D»m'm'uaú^ die van den Heereof eigenaar zelf bewoont en waar- genomen wierden, z. IngenuiUs, die de Heer aan y'rye luiden verpachte. 3. Servilei?, dewelke aan dienll· mannen, of flaaven, te bebouwen gegeeven wier- den. Van deeze laatften f/preekt de brier vanden Heer van l Abkoude': zijne flaaven of mannen , tot Zijne hoeven behtorende , door de wandeling fjofluide» genaamd, waar dat ze wennen mogen enz. Van dit zelfde flag waren de zoodanigen, die aan
ticker landgoed of hoeve gebonden waren ; daar we nu van fpreeken zullen. 3. Aan geen landgoed of'hoeve gehondtn : in't Latyn
flaat, nulli glebcc adjlriéil·, die anders ook m Scrvi de Gleba , fervi cafati, fervi majjati , genoemt w ierden. Zy wierden voor flaaven gehouden ; en waren 't op fcekere wijze. Niet op zijn Romeinfch of oud Hei- denfeh ; hoewel decent meer. de andere min : nuchte dat de meeflers regt over hunne dood en leven hadden. Maar ze moeiïen hunne Heeren altijd ten diende itaan; ïijnelanderyen behouwen'; mogten zonder zijnen wil- le niet verhuizen,trouwen enz. kollen verkocht, weg* geeven, en vermangelt werden. Zulke, flaaven , en dieiiltluiden, waren hunne Heeren veelerhandedien- ften fchuldig. Van dié dienftbaarheden is elders ψ' fproken ; ik zal 'ér hier noch eenige byvoegen i^c fiüisluiden» vanEgmond enRynegom waren gehoU' i Zie Anr, Matth. ibid, A, Ihia.
I Vide Bucfeel. ad Hedam , pag· zjf,
m Vide du Cange. V. Servi. ;
» Boltkenberg Annal. E^iïi, cap. ï·, ,
|
||||||
ReSCHK.YVIN<I VAN GRONINGEN. 567
denjZoodikwilsals'tnoodigwas,aan dcAbdye bed-
den, linden, huysraad , en kulTens te leenen of te bezorgen, By A, o Matthaas flaat een uyttrekzel uyt de voorrechten van de Abdy te Muur: daar de dien- den uytgèdrukt ftaan die de dienilluiden aan de Ab- dy bewijzen moeiten, benevens zy gehouden waren van tijd tot tijd op te brengen. Dewijl het uyttrek- zel niet al te lang is, zal ik het hier in het Duytfch laaten volgen. „ Op het feeft van S. Sergius nullen de hoflniden,
„ die buiten de boiïchen huizen hebben , een ftuic „ linnen laken geeven, van twaalf ellen in de lang- ,, te, en drie in de breedte j te weeten indien men ,, hun vlaszaad gegeeven heeft. Is het hun niet ge- „ geeven ; zullen zy'er een geeven van zes ellen in ,, de langte, en vijf in de breedte. Op het feeft van S. Andries zal {ieder van hen) twee
„ varkens geeven, dewelke drie volkome Fonahujle- „ weegen. „ Van het feeft van S. Andries af, tot O. L. Vrou-
3i we Lichtmis toe , zal {ieder van hen) gehouden ,, zijn eenen os of eene koe {voor de Abdy) te wei- „ den ; of zoo veel hooy geeven, als ze van noode „ hebben. „ Van dien tijd af moeten de Hofluiden ook alle
„ nachten by beurten waaken; en defchade, die'er „ voorvallen mag, betaalen : te weeten ieder voor ,) dien nacht, als hy waaken moeit. Maar dan moet 1, hem, die zoo waakt, een half brood en een beker ,. met bier gegeeven worden. Zy zullen driemaal ç 'ç't jaar {voer de Abdye) ploegen; te weeten in >> Juni, in de herfit, en in de lente. ,, Van S. jfans dag af tot 5. Remigiw dag toe 7ul-
i) len ze alle dagen dienen, behalven op de feeflda- » gen. Op andere tijden zullen zé drie dagen ter „ weeke dienen ; die zes weeken nochtans uyrge- „ zonderd als ze ploegen zullen 5 't welk driemaal ,, in't jaar gefchiedt. ì In de herfft zullen ze met hunne wagens wijn
>) uyt de Elfas of Brisgouw vervoeren enz. En in deezen brief zelf hebben wy hoe dat fom-
tnige hoeven een zekere maat tarwe en gerit, en • Als boven»
Í ç 4 daar
|
||||
5^8 Á Á NT ÅÊ ÅÍ É Í CEN Ï Ñ º) £
daar by eenige emmers of maaten boter, enz, op-
brengen moeden. 't Is dan geen wonder dat zulke dienüluiden en
flaaven niet ligt van hunne dienÜbaarheit en ílaver- Bye ontflagen wierden. Want, als 7,00 een flaafte cjecg ontflagen wierd , en zijne volkome vryheit Kreeg;· dan verloor de Keer zijn recht dat hy op zoo cenen flaaf had gehad; hy verloor alle de dienlten, die de ilaaf hem fchuldig was; hy verloor de inkom- ften, die de flaaf opbrengen, moeü. Daarom zal men doorgaans en fchier, altijd, bevinden dat aan zoo ee- neu Heer, tpt vergoeding van die ichade, een fotn- me gelds gegeeven wierd. Ik zeg , als hy zijne vol- kome vryheit kreeg : want de vryheit , die dus ge- geeven wierd, was dik wils onvolmaakt, en zeer be- paald. De ñ volkome vryheit beilond voornamentlijk in
drie dingen : dat zoo' een Haaf op vrye voeten gelief wierd, en gaan woonen mogt daar 't hem beliefde; dat hy den vollen eigendom kreeg van't geen hy aan- gewonnen had, en noch aanwinnen zouvy: dat hy een teilament maakeu mogt. Maar veele vrymaa- kingen waren met 'iekere voorwaarden vervoegd, en bevrijdden de vrygemaakte flaaven van hunne dienlten niet. Zoo (preekt Leo q Oflienfls van ee- nen Abt, die aan alle ztjne flaaven en ftavinntn a$ •yryheit gaf \ maar zoodanig dat. Ze onder 'f gebied f* de befcherminge dfiX Abdye zouden blijven ; en iei(K jacirliiki die dien ft en zoude doen , die hem gebódt* •wierden. Anderen wierden 7.00 ontflagen dat ze r de» Heert, zoo lang uh hy Itufde , zouden dienen, en dan vrye luiden zijn. ■ Die onvolmaakte", vrymaakingen bégoften nader-
hand noch meer in zwang te gaan, en noch/on- volmaakter te 'worden. De flaaven wierden quanS- wijs ín vryhejr gcitelt; maar ze moeden de gewoon, lijke dienflen doen:, de naam van (laaf wierd vernie- tigt , maar de flaaffche dienilbaarheit vermeerder?,: ïoo dat die vrygemaakte flaaven , om van die harde ñ Du Q'inge , v. Manuniiflie.
q Lib. 1 cap, 16, ,
* ^Jck-5br'muJjs'MarcülfI»i, lib, x, c, 3J,
ƒ Du Caniic ibid. í* m
|
||||
Beschryving van Groningen. 569,
voorwaarden verloíï te worden , eene nieuwe vry-
maaking van noode hadden. Zy wierden homines de corpsre en de capite of capitales genoemt : want met hun lichaam moeften zy den Heere allerhande dienden doen ; en voor hun hoofd jaarlijks een hoofdgeld opbrengen. Zy mogien hunne hoeven niet verlaaten ; geen houwelijk aangaan zonder kennïfle en bewilliginge van den Heer, Alle hunne vryheít beftond daar in, dat ze fomtijds toegelaaten wierden om getuigenis t tegen vrye luiden te geeven. Dat diende tot voordeel van den Heer; zoo dat de Heer al 't genot van die gewaande vryheit had, Die vrymaaking heeft by de FraniTen langen tijd
Hand gehouden : maar wierd doorgaans geen vry~ heit maar dienftbaarheir genoemt; om dat ze alle de eigenfchappen van eene rechte dienftbaarheit had. Metter tijd í hebben de Heeren , 't zy door barm- hertigheit bewogen 't zy uyt eigen belang dat meep te gelooven ftaat en beter beweezen kan worden , die onvolmaakte vrygeeving in eene volmaakte ver- andert. Dit zal ik aanftonds uytleggen · maar zal alvoorens zeggen dat die onvolmaakte vrymaakingen [tnanumifliones) ook by de oude Romeinen in zwang gegaan hebben: 't welk de Leezer onder anderen by it> Lipfius beweezen zal vinden. Metter tijd is die flaverny in Vrankrijk ,en elders
door de Koningen, en ook door gemeen* Heeren, ver- nietigt : en de Leezer zal wel willen weeten op wat wijze zulks bygekomen is. Sommigen hebben't uyt een godvrugtig inzigt gedaan. Voor de vcrlo/Jinge mijner Ztele, en om 'met de eeuwige zaligheit beloont te wor- den , (iel ik deez.en mimen fluaf in volkome iryheit... „ Het 7. ij ç de woorden van N. by den meergemelden £>« Cange. En de Kanonni' ken van S.'Laudus te Anjou, hunnen ilaaf Radulfus op vrye voeten fleï— lende, verklaaren dat zy het doen voor de zah'gheit hunner zielen, eri voor de /iele van hunnen wel- doender, den Graaf' Goffridus. . t Nemo hnmines ,1c Capite in judicio recufarc ullatenus
fracfumst Charta CanoU M- apud du Caiige- í Homines de Capite contra libcros íri «imnj þòýÀï tefti-
inonium fcrre conccflimus GHatta Caiolo L. H»i^. * ín Ann, TacirHib, i}. cap. 17*
Nn $ *Dc
|
||||
57© ÁÁÍÔÅÊÅÍÉÌâÊÍ OP BE
÷ De Koningin Blanca, moeder van S, Lodewijk V%
■was verwittigt dat deKanonm'kkenvan O. L. Vrouw te Parijs veele lijfeigenen zoo mans- als vrouws per- foonen, die hunne hoofdgeld niet opbrengen kollen, gevangen hadden gezet; en dat die arme menfehen veel kommer en ongemak in 4e gevangeniiïè leeden. £y áQeá de gevangenhuyzen der Kanonmkken op- breeken , en de gevangenen op vrye voeten ftellen, En, om dat ze groot medelijden met zulke flaaven, had, deed ze de vryheit op veele plaauen aan de flaa- ven geeven ·, mits dat die vrygemaakte flaaven zulks. met eenige andere dienden „goed zouden maaken. Zy kort het niet langer lijden dat fomrnige fchoone dochters, ©m haaren flaaffchen itaac , ongetrouwd moeiten blijven; en daar door tot ankuysheden uyt- fpatteden. Maar't is echter waar , en Du Cange zegt het uyt-
drukkelijk , dat de Koningen tot dat vrymaaken door- gaans aangezet wierden door eigen voordeel. Phi- lips de Scboone ftond in eenen zwaaren oorlog te treeden met den Graaf van Vlaanderen, en had'geld van noode. Onder meer andere middelen, om het te krijgen, deed hy een zeker getal flaaven op vrye voeten ftellen; mits dat ze een zekere fomme op- brengen zouden. Lodewijk Huttin , Koning van Vrankrijk , heeft ook een open brief uytgegeeven ,hier in beftaande ; dat het hem lief zoude zijn dat alle flaaven en lijfeigenen vry gemaakt wierden. Ten dien einde heeft hy zekere Heeren gemagtigt om de flaa- ven , in verfcheide plaatzen , ín vryheit te ftellen. Maar die lijfeigenen , om hunne vryheit te bekoo- men, moeiten de dienden en voordeden , die de Ko- ning daar by verloor, met gereed geld of anderzins goed maaken. Doch de Koningen koften hunne eige flaaven wel
vry verklaaren , maar die van de onderdaanen zoo niet. Daarenboven hadden de leenmannen door- gaans de magt niet ora aan hunne flaaven en lijfei- genen de vryheit te verleenen: de Leenheer moefl 'er eerft zijne toeitemming toe gegeeven hebben. Zoo leert men inde keuren van S. Lodewijk f: Geen Leenman t/f Edelman kan zijnen lijfeigen 'm eenige wij' X lnluaricven, ƒ Ub, 2, cap.'H*
|
||||
Beschryving van Groningen. 574
ψ vry manken, zonder de toefiemm'mge van den Ba- ron, of van den Opperbeer. En in 't Parlement van Parijs is deze t uyti'praak in't jaar j 277. gedaan, dat de Biffchop van Chalons zijne fiaaven niet vry konde maakcn zonder de toeftemminge des Konïngs; alwaar }t uok dat hy de toejiemmïngè -van zijn Kapittel bad. Dit had zijne reden ook : want ieder Abt by voor- beeld zoude de flaaveu der kerke, om een goede, fbmme te trekken , op vrye voeten geltelt hebben, Hy had al ν aft die fomme ; en de kerk en zijne na- 7,aaten zouden de dienden van die flaaven gemift hebben. En dit was de reden dat Lodewijk l/l\ in 't jaar tioó3 aan den Abt en de Abdye van S.Denys als eene zonderlinge ν gunlt verleende , dat ze de flaaven hunner kerke in yryheit mogten fiellen, Men kan wel denken dat de Koningen en vordere Leen- beeren, die zulke vryheit aan de kerken of aan hun- ne Leenmannen gaven, weaer iets voor «díe vergun,- iiinge moeften hebben. De Leenmannen zagen doorgaans ook toe dat ze
by dat vrymaaken meer wonnen als verlooren. He£ η Kapittel van Orleans zomde alle zijne ilaaven en fla- vinnen, in't jaar 1*24, ook van alle dienftbaarheir, ontflaan. en had 'er'sKonings toeftemming reeds toe gekrèegen De Kanonnikken deeden zulks, naar hun zeggen, om deti fchandelijken naam en de fchande zelf van flaaf en flaverny in't land van Eftampes uyt te roeyen en te vernietigen Zy hadden't gemakke- lijk'te doen: zy behielden alle de rechten en dien- den , die ze re voore gepoot en en bedongen d'er. Hbch nieuwe dieniten en rechten by. Het hoofdgeld alleen, 'dat een teken van flaverny was . wíerd den vrygernaakte flaayen quijtgefcholden , en de naam van flaaf vernietigt: maar dat moeiten ze wel drie dubbeld betaalen.' Daar vroegen de flaaven nietnae: al$ ze den naam van flaaf maar mogten afleggen, en onder de eerlijke en fatzoenelijke luiden gerekenr, gorden; het rriogtzoo veel koften als't wouw, dan Waren ze rijk genoeg. En zoo 7.ijn de fljjaven 'm Vrankrijk , Nederland , enz. metter tijd aan een tant geraakt. * Apud du Cange ibid.
v ApvifJ Cliopin de Sacra polit tit. 2, §, 19.
9 Ap»dduCangef AN.EN.
|
||||
fjz Oudheden en Gestichten
'- · [■'..'■. Α Ν Ε .Η,
ftoien íwbboo^ ben Jielfeper ban een #m
ftementen fyitf Der ïltrcc^tfclje oerae eenc*
rampsalige en berbloente plaats geitoemt;
Neeriage fajatit Otio 11 23iffcöup ban fUrcegt / al§ §g
τΓϊπτΤ met 5Ön ÏC0CT ban Hazenberg naar Hoebo^
"niy. öen troïi 5 geeft 391« tenten be alierlaatfïe
trecht. reise te ^Inen opgefïagen: ban bjaar ïjg/ om
be %entenaar^ te bebeeljten/ ín t jaar 1x17.
boo^getroWten i$ naar Jjct oaafeelegen moe?
rafeíjï baar ög.niet #1 bölïï berfïagen toicris.
$|et 3eïbe fïaat bg Émo van Werum en W.
Heda * befeö?eeben. ©e ïaatfïe/ te toetten
W. Hcda, en J. t Beka, boegen b'er βρ bat De <E&?entenaar£ ben i4<2£ctober tsoaa wuiebran- dus, Ottoos nasaat/ gefïaagen.3911: en 4 gei Kioefter, öbjongen bJteröen/ tot bolöoenwg boojot- tíll°vqo^ roos ö00ö'/ tec Pl«at?ci,a^ 6ξ berfïagen foag
KijneS, fiti Mooftee ban χ f ütanonnutnen en geefïe* <ioor de 'ïpc j^aagöen oy te recjjten. ©ít Mooflt Drente- j| naDerBanD ie tuffen berplaatft i baar top XF" ö^eöer ban't 3eïbe 311ΙΙΠ1 f^eehen, benige arme gutteUcná / aan öe recíjíft"
3i)Öe ban öe ^eeíjt reefft obet^mm^bergc eh bier bní5enb fcfeeeöen ban üoeb^öen gele* gen/ begouben noeö ben naam banUnen. $an be3e neeriage / en ban ijet hïoofïer Dat
bg> Die geïegenöijeit moefï gefticfjt tooien / fp^cent Sibrandus Leo met öe boigctiöe toao^ belt : Otto BiiTchop van Utrechc , uyt hec
fcIoog-?.edel geflagtder Pander Lippen gebooren, * In den BifTchop Otto 11.
t In den BiiTchop Wülebcaadus.
• 4 ZicUbb· Emmius lib, io, pag. i4(i. ,
had
|
|||
VAM Groningen. 51$
had voor de verdediginge der kerkelijke rech- ten , en voor't behouden der tienden in de lan- den van Τ went en Drent, die de ingezetenen he.m niet betaalen wilden, een bequaam leger verzamelt , eii heeft hun flag gelevcrt. Hy wierd overwonnen en met al zijn volk verfiaa- gen. De volgende BiiTchop5 met de vyandera een vergelijk getroffen hebbende, heeft bevo- len dat op "dezelve plaats een Nonnekloofter , Aiïen genaamd ? op de kollen der Drentenaa- ren gelucht en met landeryen en inkjomften be- giftigt zoude worden. J. * Lindebom , bíe OOlt bail Ctll «lööfïer
fj^eeat/ bat Dg eene btergelij&e gelegenbijeit
ongereefjt t$ I en bit W. Heda tot $tg$man l)ceft ι plaatü tjet 3eïbe tuflegen gaffelt rit öe^toarte ^Ιιιη£ ^p boegt 'ei- bj? bat bit ïiïoofïrr boo^gaan^ ïjet ^toarte-toater toierb genoemt / eni bat be foateren rondom díe plaütg/ alp boaca een beenaeïjtigen g^ond loo* jjrnbe/ o;m'u of stoartacijtig 3tjit. mthlaofc ter/ 't toeln ben ïïegeï ban £-· Benedi&us boigde/ i$ Qtfticïfl omtrent Set jaar ι ζτ?:, m ïu*ecg ben naam ban Mariaas berg ©aar ma$ crue <$berfle (ober be jonnen) díe ben tijtel ban Pnorin boerbe: dej&onmft/ bï'e't onsigt ober be jonnen öad / boerbe bm tijtel ban i&ooft. ®t 2$iffcgo# Willebran'dus ïjeeft bít ïtfoo^ ter/ 300 ra§ a$ ijet geííícïjt foa$/ onber 3^
ne befrijernnng genomen, ©e ojief / ín ben* toclftcngp öet3eïtse 3ijne öefeïjerming belooft/ fwat geifjeel bn J. f Lindebom te Iee3en, $£aar (ι) bat bit een ander ïiïoofler $/ aï$ • Hift. Dav. cap, ?> pag,26i.
t l^itl. pag. 262. 't geen
|
||||
£74 OÚDtjáEDÉN EN GESTIClHfEN
9tmm batiSibrandusLeoenJ. Pikan bertttelbt
faiOjb m't Uttn Menfo Alting 00« ligt Uhbo|
Emmius opgeeft/ fcSönt öaar «gt te ölijhen/
bat bet op een ahbere piaat^ gejtaan Ijeeft/m baneene anbere <^&er toa$ H£ant Pikm fcMíftbuíbelp batbe&anöfïanben bandene fiün tooojb gegeeben ïjeüben bat $e κη#οηη* felooffer ban be Cifïerrt o^ber 30110e ίίίφηί m met jaadpfetje tofeomflen begífrigctt i bar bit fcloofïereerft begonnen toa^ ín bcljeci·* ïftftöett ba« Üoebo^be / tuffcljén ïioebdj&een ácíjoonebeeft / aan ftet rioiertje be Α 5 baat men tiocQ bg 3U«en φ * enfee otoerbïsjfsclj ban ?t begonnen $omte&loofïer3ag:bát be^tici> tere eenigen tijb baar nae te raabe toierDcn ftet ^eïbe ober te Dingen naar ^nnrfe·, f ene im bermaMpe tfaatg aan ben Wwt feöe: bat 5e baar ooft eenige beletselen ge> bonöen bebbenöe / &et bïoofler ín 't jaar 1 ψ- öeeofien op te öoutöen ter plaatse/ öaarijcf noch bnsnnen φ fïonb / te toeeten te % t Lindebom beitent get ooi! bat })ef ttocc. onöerfciteibene $onnenioofïer£ 38« δ^£; bat be iaatfïe jonnen ban be Cifïerci W®, toaren; bat 5e aïïereerfï aan ben oener ban dc mteh Α tuffcöcn $toebo^be en *cöon«cc» fimjá gebonben fjeoben:bat 5e eenigen tJ&M* Le / ombat bic píaaté togen* be mental bige toaterbïoebcn al te ongcmahftelp bja?/ be genegenb&eib brecgrn om naar be f aroi ψ bfín Hllfen/ bn eene piaat^eireftare / ontt* 't AaofflÏtt ban 3&entjjem/ öbe*'«JgS WTptfr öuq ^mm ban lUreeöt «M ïp te Kennen ín eenen <®pen-fyief ban t ja» 4 Ul>tio Emai. lib. io» ?ag. 146·
|
|||
v/iW Groningen. S7S
φ2, ·, bit batl * Lindebom &g #€\tQtlMjtít ban de ^ai-oein' ban ïlïfen bngeb^agt töojd.
3(n dien «gp^en-b^ief fiaat dmbeïp bat dít ftïOOfieu Mariaas-kámp ijkttt. $®aaC becttlítg
öe 3^entenaai$ / díe fiet ^íoofïer acöterbol?
gen$ gun abnooid met ben 23ifjbö°P 0ct0 m* ín 't jaar 1x53* gefïtcöt ïjadden / níet begeer* öm bat 5e buíten gun land gouden gaan ; 30a gíngen $e boo^ eerfï te ©ugrfe toooneii aan ben oebei· ban beu &\izt íSoíde: nader* jjaod fjebben 3e een bafïe tooonfïede te mfferi gcöooren} níet ín't jaae 1234 · 0*ïp Γ Pikarc fcïjnjfc/maar eenigen tijd ïaater/iooaï^aani' fïoitd^ bett»ee3en sai tooien. • f'ag 441.
AANTEKENING.
Rodolf Kaftelein van Koerorde, die den Biflchop
0«o ƒ/. verflagen had , en het tegen den Biiïchop WïlUhrandus niet houden koft, had zich zelven den laatften Biflchop onderworpen , en onder anderen belooft dat hy op 't Zwarte.-water , by Zwol, eeti klüofter zoude ftichten voor z$ Nonnen van S. Be~ nediflus Order «. Daarenboven had hy belooft dat hy ter plaatze,
imOttoil. doodgeflagen was, tot verzoening voor den doodilag, een kollegi zoude ftichten voor ij Ka- nonnikkerl. Dit Haat in de voorwaarden der onderwerpinge ,
d'e van J,-Pikart bygebragt worden: met dit ver- íchïf alleen dat hy, van 't eerfte klooftcr fpreekende, if Begynen zegt , in de plaatze van 15 Nonnen. Maar, dewijl hy 'er byvoegt, van S, BenediÍius Ot~ der; ziet iedereen wel dat hy Begynen verkeerdelijk voor Nonnen genomen heeft. De andere voorwaar- den , nadien ze hier niet te pas koömen, laat ik oa- vermeld. |
|||||||
* Zie J. Pikaat, pag, ijl.
|
|||||||
* Bika%
|
|||||||
57& Oudheden en Gestichten
bBeka}vm die onderwerpinge fpreekende, meldt
dezelfde voorwaarden ook:behalven dat hy herdich- ten van een köllegt voor 25 Kanonnikken achter laat. J. Pikart, wat vorder gekomen , verhaalt dat de
Drentenaars, in hunne vredehaudelinge met Billchop Otto lil, belooft hebben een kloolter te zullen bou- wen voor eenige Cifterci nonnen. Hy voegt 'er by, gelijk de Schrijver reeds aangemerkt heeft, dat het eerlï begonnen is tuilcheri Koevorde en Schone- beek, ent. .-:*.. Hier uyt blijkt wederom, 't geen de Schrijver ook
bewijft, dat het kloofter op't Zwarte-water, en het Cifterci'kloofter by Schonebeek , twee onderlcheide kloofters zijn geweelL Of het kollegi van 15 Ka- nonnikken , dat de Kafteleín Roehf ook dichten moeit, achtergebleeven is; dan of hetNonnekloos; ter van deCifterci-order in de plaatze van dat kollegi gedicht zy, daar vinde ik het rechte befcheidnkt van, b In Willebrandoi
Á NLO,
&oigzn§ be oube fycïlnicj Itnïoe/ een boni
int ïanb ban ©jent/ onbei* ïyct gerecijt tja» <^o|ïecitio0| / fyztft m\§>cïjüi\t/ cnljaöbnii onb$ eene i&arocfjílteÁ §et s£ 13 buijenö feifêeeben ban <$/oninge gelegen / en ÍO02D «! tm 4&peii-u?fef ban Mtvbt bermeibt <&t «aam fïnïö Roomt ban §et náaftge ïegen &$# 3£nen/ Dat oj) een ïaager g^onö legt; en üa" Lo , otn Dat get op eene ïjoogte of íjoogcc g^onb gelegen f$ €>p bic Ijocsgte ijp be ftcr» oon geöontot / bk een bihken bod) B©^| toren/ en ooh een fterfttjof jjeeft. . ©e nerft ban Inlo bwb boigeil^ eene ouöe
obcrlcberiiig booj be nioeberaerii ban be fctf' nen ban gaffelt/ bieten / en ^níbíare s*> |
||||
VAN G It Ö Ν Ι Ν G fi N# f7)
R ■ Α D Υ Ν»
Sfir't ïanb ban tent bjopD oren öo?p bnü
bit* benammge gebciiöcii. J!È#ήι'ειιmoet l ooj ftabgn (ín Öe &i!ie ban pauá Pjus) sdf^fiï tuojDeu. ROLDE.
ïïolöe/in.'t ïaiiïi ban^jent/ i| Bet B^fíl·
οο*μ baii fjer gemi)tÜoiöey en ú plaat^ ban t opperfïe gerrcijt. i|et $ omtrent fielf bje* gen niffeijeη feoebo$e en &jon:nge gciegem j. * Fikin-c, Díe ijet bao^seec1 ouD ganíit/
en 'er fcpboegt öar 'er ooDe en schaam* oe* öenfefhihlten rjrbonDen toDen / i$ ban geboet lm Dat Ijtt 3ynen imam geftreeseu geeft tian n«iWc bui Jtea;Dff|)en BelD otrrfle (i) Rollo of»ía^IJÍ· Kokit: loeïtie Rollo, na bat ijti a!ïf^ ïjicf mw Hï£ïI\$ nfgeflroopt fyeti f jj)o;maRbge uan Ka- rel den Eenvoudiger» til ^ruDSUl getaegetï Öceft rt).
©ic-bnnpebffc/ öiê De ïíoetto#rr| om ftei
tafíecí te ijerüimiïtn te öuip gekomen toaren / SeböenOnb ban Bentljeffl / 23iffci)o^ Bou- dewyns bjöcbcr/ te ifoïöe esy De blngt ge{ïa* gen ©ít bb# onDér anDrren btrnaalt Daoj ten oiibefteuöcn ^ri^ybee ban een parue* ment en fyjcf Der iltrccötfc&e nerhe; ijoebjeï itot Daar berlteeraelijli (tocc* gefrj#eebenffoftC b-joj kclUaj t iDfiti &aacfc{jtjiieiöft Den iijfif Kö?nber moef gebjeeten tooien. ^c hcra / %\i een f^en roven Beeft/ {laat
°P een fjaogen fjeube!. 3[irr jaar 1770, Den i6 Sumj/ flonD fytt
|
||||||||
* Pai
|
||||||||
. 17a,
|
||||||||
O o
|
||||||||
578 Oudheden en Gestichten
a\$ $afïöO£ JohanByfterveld ; bié ÖOft ttl te*·
ftripe 3aaften be algemeeneïïeeïjtei* toa^öooi
ïjtt ganfcïje ianb ban ©jent. j^iflcöicn $ bat te 3eggen bat gn be ©etien ban bat lanö* fcjjap toa$/ $a sijne boöb/ ín 't jaar if7i, íg Ludol-
fus Aiinge, Díe oo¥tf&affo°? bandieten toag/ 300 een algemeen ïïecï>tet getoo^bem $oï> gen$ ben onbenenben <§cjj?|fbet / booj A. Mat- thieus ngtgegeeben / gabben bíe ^eïten^ Set gemengelb tecfj^gebieD. ^et $otmefcIoofïtt/ 300 eben onbeu fïlnen bemielö / i$ einbelp te tuffen / 't mm bicgt b» ^oïbe gelegen $7 obergebjagt* AANTEKENINGEN. |
i. Zoo iemand zin in die naamrede heeft , die
kan*er zich tot naarder onderrechting van bedienen: ík zal maar zeggen, 't geen ik by andere gelegend- heden gezegt heb , dat de overeenkomften van naa- men, hoe 'groot dat ze zijn, niet altijd een zeker bewijs geeven dat ze van malkander afkomitig zijn. x. Om dar hier van Rollo en 't overgecven van Normandye gefproken word , moet ík eetie ornltan- digheit vernaaien, die vry kluchtig is, en niet over al gevonden word. Het zal dienen om de betcnrij- vingvan dit gewefte, die by gebrek van ftotfe wa fchraal en mager valt, eenfgiins aangenaamer te ma- ken α Rollo, zoo eenedeftige gtfte ontvangen ncDDeu de , wierd vermaant om des Koning* voeten .vo1^" de gewoonte van dien tijd tte kuflen. Rollo , in z«'K dienÜpleegingen niet opgevoed, en 'er-te groots to« gaf tot antwoord: b Ne j~e b't Gott: De h raniTen , %W fpraak niet verftaande,en datfyGetthoorende, noem^ den de Noormannen lachensgewijs bigotten, dat■ fchijnheiligen : en federt hebben de Noor marine dien naam langen tijd behouden. Daar mede was w λ Clirooicw) *ötus tem· ?♦ Hiftoriae Franc.
b Bat ί $, Neen ik by Code en<
|
|||
van GkonÍngkn 579
'evenwel niet vry: en hy wierd van zijne eigen Ho-
velingen gepraamt om den Koning, zijnert weldoenr der, voldoening te geeven: 't quam eindelijk daar toe, dat de Koning zijnen eencn voet zoude uyc- Ifeeken ; dien liolh dan niet knielende,-maar zijn lichaam buigende, kuíïeh zouw. Maar hy ligtedes Konings voer zoo hoog , dat de Koning agter over viel. Hy toonde zich zei ven alzoo verbaafd als de ÏKranfche Hovelingen ; en verzocht dat men hem
yerontfchiildigd zoude honden ; om dat hy in't kus- ien der voeten ganfeh onbedreeven was. Wat kon- den de Franfien vee! zeggen? Zy moeden we! án- dere zaaken verkroppen. I , , , , ' .
j ASSEN.,
ψί öo?p ajfeii / ín 't ïanb ban ^mt I
Beeft feöert bc ftefojmaatsi naar fyet §>φ$* ben ban J Pikarr oüber't Glaffis ban j[£oöjöer* üfiö en €)o|ïci*moo^ htlpo^t í>2er ï)uft mtx$$ ten 3ecr gjoot cu btftigDeftig,
jDoniifhiooficr ban bc Cifferri ofitv gefïaaiii weiteree ttoein mft Dn ïioebo^öc/ rii naberganö b$ά&-íl, ftoioe/ opgeöoutot 3ïjnD£ / dnbelp gr ütöaart$ pbergcfoagè $ J. Pi kart, οίε ban bit hloop ter ooit jfttiaagt/ fjrffr 3ÍCÍ3 omtrent ïjet ht? 0?n öcr dybouajjnge bWgífï. ©oigma 0em waneer 3onto Dif oyöonitHiig te Slffeti aï begonnen3ïjncerit *P.\ [11't jaar nu· baar ïjet nodjtaná eenigense ? φϊ> tontcr/.grip tóe reeöa ge^egt ïjébben/ aiijierdpgerceijt i§. ^ec recijte jaar/ Öac get ijier cerjt braanutn ip/ ïjcb in geoonöen ín 5e ongcbiiihtc &ebei$ öer 3Sbten bdn leöetoert ·, wxe l}€t t^gai oer fíícïjtínge gefïelt tuo^ö o? m jaar rx?8. ®ít 51)11 bc tooojbeii ban bac 9anbfc0jift: Deeze Èppo (de zefde Abc van
f «delete) heeft het Nonnekloofter op S.Ma-
fia*i kamp ie Men (i) gefticht,* ïn 't eerfte Ooi jaaf |
|||
5"8o Oudheden en Gestichten
jaar dat hy Abt geworden was, zijnde het jaar
des Hceren iaf8 (%)4 De ftichtcr. <2£it btüijaal geeft níet alk en ijet redjte jaat
öer fticijtmge te dennen; maac ooit tuie iiat bc recijte en maaracïjtige fïicijtec en aanleg* ger 4# gefcueejïj te toeeten Epo, öe V lUbt ban ftöemeet, <2^oo? beseifíse b)oo?ben toojö ooft öü m$g?eep ban P. Winfemius en anöere Jkf)?pet$ laeöcrlegt j öefocinen bemeérenöat Ut Hlooflec ban ftffen tipt een $onneMooflce ban $?ie£ianö/ ban öe Cífíercí o#ec / 3ouöe boojtgefeooten 31311 Niam van ligt öat berijaal bïpt ooit hjat naam aan ι kioofttr. gct ttiooficc gegeeben i$ i te mcetcn §>. Ma- . riaas-kamp te lÉffetï.
Het ma^/ boïgeng (jet fcijnjben ban J. Pi-
kart , een i}cedp en nontnttïp geöoiuu ban 23entgemec m gebahhe fleenen met g;ootc nofien opgeFjaalö: mant öe SSentljemer (lce# nen moefïen met magend abee lanö gefjaait tuo^öcn, ©e gfbahhe fleenen mierden )mm <0^onmgc gefjaait -, en ten öeeie te njatct' ten öede met magend/ bit Ban «^fTen getroiiltcu toicröen / oberge^agt- Zoo ta$ a\§ ijet op* geboumt ma^·, qnatn 'er 500 bceí boíftg öicijf aan Ijct ntoofïcr moonen/ öat ϊβt tot een öo# aaiigcgioeit i§ '®z 'iianöftauöcn ban ©#»! #lag*en íjimne bcrgaöenngen op öe bcfiemtt njöen alijiec te gouben. Cen hjöe öat 'ec tuffcijen Edzaert <&}ffl
ban <9ofïbj!e$anö / öie ^efcöermSeer W 05|oninge πι ^otiíngcrianb'toa£/ euGcor· gius^actog ban ^aren / öie met $11 Öf^^o0/' 1 <&;onmge quant/ fjebig geao;logc micro/ W* öe Igaitog öe aiöbg ban SCffen met gracijta .x en feöanffen bcrfïecltcn / en met ftrtjgáboi0 besetren* * ** |
||||
van Groningen. f8 ι
%l$ einfeelp Öt èoom^natoïpe eoögötenfï 't onbci'seö^agt taa$ \ ip öe Höög oor bernidt en onoer ire boet gefmecteiu 3{'n 't jaat 1416. $ Lutgardis Pulmans K$*
ö$ ban bit isfoofiei' gebiee fï.
AANTEKENINGEN.
1. Ik zonde ligt gelooven dat Eppo , 'm die onge-
drukte Levens, voor den Stichter opgegeeven word; om dat hy het met Bernardyner Nonnen heeft be- volkt. Hy kan ook iets tot het opbouwen opge- fchooten hebben : maar de rechte en voornaamile Stichters waren de Drentenaars zelf. Die hadden't den liiiïchop, φίαΐΐ, moeten belooven; die had- den d'er verfcheide goederen en landeryen toe ge- geeven. Al wierd het kloofter verplaatfr; de oude giften en landeryen bleeven in hun geheel ; en de Drentenaars bleeven de rechte of althans de voor- naamile Stichters : hoewel dat Epo het (lichten of opbouwen van 't kloofter ten deele kan bekou'igt hebben; en aldus voor den Stichter gehonden wor- den. 2. Eppo zal 'er eenige Nonnen nae toe gezonden
hebben, toen het opgebouwt was 5 en dat zal die Le- vensbefchrijver miifchien (lichten noemen : mnar men kan aan 't optimmeren van 't kloofter eenige jaaren vroeger begonnen hebben. D Υ Κ Ε Ν Ι Ν G E.
^yftcningE/cctic 3?cr benuaaroelöan ban dz Abdy
^CíHcrcí-o^bcr / m ín't lanDfcgiap ban py »«»'«- ©?Cnt gcIC00il/ tüOJO ban f. Lindebom ín bC&'
^ÏcïrAjbm^t * ban ©ebenter 3ccu fmamki
jj ooft ban Ubbo f Emmius mtt no,?te bjoa^ f η bmnclor, s^aav ín bc luonijh ban l PÏ- w* tn/ tot bmtec i$/ Dy oeψ\Ιονί(φψ Ca£ 7- $. 9 , pag. 4X1. 4 Lib. 1, pag. 2c,
Oo 3 üèv§
|
||||
S%2. OlïDHEPEN ETNI GESTICHTEN
bet$ ban be Cífïerct o?bei7 too;,ö 'er Qct mta*
fíe gebjag níet ban geniaaítt Jak.de la Torre, bícbegdbe ín 5fjn fóoomfVfj
3M)aaI bermeïbt/geeft teaenüen bat 5e \ψ ïjet bo$p fïaben tr ©gfcennigni oberge&jagt ii i niaae loat boo^ een bo^p bat Ut ^aben ge* íoecfí 31?/ $egt ξ$ met* en fjeö tft'aaft/ tot tioclj toe/ níet bonnen untbmben 3(n get ïeben ba» Gei aard van Zutfeen , Ög.
Revius, too^b gebKtg geniaaatbaneenenBbt
ban ^nlíenínge ί bíe Heer.aái* ín be «0ecfíe« Itjht ^ecíjten &a^: met tuien 'be gemeiöè Ge· Taard bíKfcDíï^ ober be gebaïlen bnn í)'et íifcíjt pïagt te foeaen $M£ Sg ban eené met Dta HÖt gef#;oaen ïjab/ en ín 't tocöcrtteercii te ^ínlïjem bernacöte ; i§ ty baar ín 't jaau 1598 3íeíi gcbaogben/ gefloten/ èa m aaröe J^efMt 3UI$'tt ta't jaar 1 f 6% eene g^obíncíaíc^
nobe teïltreeï)t gegoubc'n frnecb; geeft b^Pt bau <$gaeiunge be tlucröe3ittni0 boo^ Br, tfn- loni Barihplómcus'z." bygetoöoni: *,"
ν Υ. HO, R S Τ. gï)£# $ een bo^) ban <@lter nffd/ onber't
Utvccïfi ban ïjaffci / en ïjab túu %aw$ fteea. ^íegt bgbít fcoíp toaá ftet gemeíbe nloajïcfc
^ftenínge/ boígengj.Lindcboin,.gelcgcu. Ζ Ι Β, Ε R Ε Τ Β Ο,
©jt' i$ bolgtng ïjtt beríjaaï ban. Jakob de
La Torre tiocl) een anbere aibög/ ban &.Bp; |
|||||||||
*
|
AAa Concil. Ultr. pag, 26.
|
||||||||
*
|
|||||||||
ne·
|
|||||||||
van Groningen. ƒ8*
nedi&us <&$tt/ en ín 't ïanbfcïjaM ban <^ent
gelegen ·, betoelne naet 3tjn 3eggen gefïteïjt t$ ín 't jaar 1403 > f η <0^oot <0aïiieë plagt ge* noemt te tooien, #&aar ifc pen öe gebagte bat bie boo^ïnelj'
tigfte §eer 31'cö betgifïi en nat fjn een S?er* narbnnee ffiobu/ ín be plaat^ ban een S5ene< bi&tnner/ ^aïíanbín^bet^ffeï booj jjetianö ban vD^ent/ en einbelp Zibekelo booj Zibe- reto, gaö moeten fcjppèn. ,ï$ant omtrent oen 3eïben ttjb/300 al£'er ín b'ongetynííte&e* ben^ öérHiötenbfinliiebjertfïaat/ ig'ètMp nen be J^arocöi ban ï|arbenöerg een SSernar* bgner Stbbg gfefïfejj*,/ ^íbefteïo genaamb ·, be* tucïEic ugt een noïlegíban toeereïbïpeltanoni níftfcen boojtgeitomen tua$/ en ooit be 3èobn ban Φ. %, $;oum te<0ahieë fcoierb genoemtj tot onberfcljeib ban eene ftlöbn buíten |@ofe níftftenbam / bie ooft ben naam ban Hïein ΦΦ Itleë boerbe. %t btQïn en be boo#gang ban bt$t tflötw».
flaat öp J. * Lindebom ín be ^tfíoríe ban 't ©ebenterfclje $t£b.om befcfeeeberi. OVER.EERSTEN.
%\\ 't ïanb ban ^ent i$ geen bo# / bat ben
ben naam ban <©ber * eerfïên boert; maar L t Lindebom getoaagt ban een ^vscrrefï; een bojn ban ^aïlanb; 't toeïft on bt g^ensen umi ^ent gelegen i$. |
|||||
O o 4 RO-
|
|||||
5$4 OUPHEDEN EN GESTICHTEN
RODEN.
ïtoDett/ renbo^p onbcr't gcrergt bêm0tmp.
DebeïD/ íjeeft een telt meteen roiiDcn tpitiij en geeft οοϊι een recötöim& • roderwql.de.
«Pnbee't gereept ban ïïoísen $ gcïegen fjít
bp$} ítoDerltJOÏbe. Woitfms í, DeXXIïI $öt ban ^ijetoert/ gab> op eene Iatitigoebc ban bse i§öD# eene fcapéï grfïícfjt: fïbert toeïnen φ De gemeïDe ïanDfjoeite / Díe te boore De ψϊ iaíerD grnoemt / Den naam ban t garaDijd rieftreegen geeft. GndcFridus bantHamijnn/ bt X X XI Ubt ban Hoetoert / gelp ín 31J11 ïeben berteït íaojD/ ïjeefr ín Dít garaDífá ccn níctttD 0cbo«h) oe5ct/ en 'er eene impéï níet een ontaar aan getmimerr. $ao#$ ïytcft ($ De mmircn Der Bapeïíe met aüe De fcïjiïöf rgen Der ^iMlm/ en met Ijnare bao^eggíngen to^ jgen^ onjen tkiiigniaftcr I. Chriií us, üefjanorn 1 íuaar Doo^ ï)tt paraDíjg níet nlïeen 5cer opgc dert/maar ©on renc 3ecr bcrmnntïpe #!aa$ - Ktrltio^ben- i$. ^rDert Díen tíjD íjeeft ïjct öcn Sibrcn ban ÏËDctuert boo.j een uptbluqt of bcr' trcïíplaaf 0 geDtent: maar tegeimjoo^ig hoomt §0 Den <&j0tot ban Kniphuizen toe. í|efc öeeft een ranbargtíg torentje·, en toojb/naar De ow §z feenaaming/ % ξ|ηρ$ ter i§eHc senoemt· £ Ι Τ Η E L O.
ptfjeío feíjíjnt De3fIfDe öerenemns te FieD^
pen ahS ^cí!í0Ïp./ en ^cilígerlc * £at i§/ Dat |
||||
s
|
||||
van Groningen* $%f
fjrt tent pïaat^ \m§ bie op een Fjaogte lag γ
$aar be menfeïjen jjiintw gobímtchttgjíeít ïio^ trn pleegen, ^oa 50u.be be naam ban noomen üan bidden en ban Lo: 't fcucltt een ijoogte betefeeiit. ©au onb^flonb Ineueene liapél/ bic (1) onber be naafte jjparaeïjiherae htlpnp öe. ^rt bcfjottbt lïocf) 3ÍJ11 ouben «aam; en \p bu.3cnb fcg^tebcii ban Wffen naar ^onítt? gr toe gelegen ígiér omfïreeï$ öe&ben Ulfo en sjjiie ö^oeöet^/ bie booi Hendrik lil ín ben t'pában gebaan toaren / net*fei)eibe lanb* goebeeen gefjab: toeïuc ïanbgoebercn öoo^ ben gemeïben fón'scr ben 1 3 unn 1240. aan Ber- nuiphus Spijfcljop ban %tvti$t sefeöonhenjijti. 1 AANTEKENING.,
1. Zoo eene kapel, gelijk meermaals in dit werlc
verklaart is, diende voor zulke menfehen , die te verre van de Parochikerk woonden, en dus op Zon- dagen en Heiligendagen met groot ongemak te kerk moeiten gaan. Maar het recht van begraaifenis, en om de Sakramenten te bedienen, bleef by de Paro- chikerk: en 't profyt , dat daar van kocmen mogt, was voor den eigen Pafloor. Daar 7.al ik nu niet breeder van fpreeken ; maar by deeze gelegend- heit noch een woord van! de Huys - kapellen en Huys - priefters of Huys-kapellaanen zeggen. De eerftgenoemde Kapellen en de Huis-kapellen koo- men zoo verre over een , dat ze beide uytgevonden zijn om de goddelijke dienden in de Parochikerk. niet by te woonen: maar de eerfte zijn doorgaans nyt nootzakelijkheit en voor ^t gemak van geheele gemeentens opgebouwt: de tweeden voor 't gemak van byzondere Heeren. Toen't getal der geloovigen al grooter en grooter wierd ; begoften de Heeren en vermogende luiden :n hunne <* buizen of'er dicht by k apellen te bouwen, en Priefters op te zoeken \ om de kerkelijke dienfien in die kapellen te verrichten. Hier Φ' Zie den Rcer van Efpcn ín jus Can· pari» a, titala f.
Oo $ ÍH
|
||||
Λί Aantekeningen ov de
in hadden die Heercti verfcheide en byïondere in-
zigten. i. Dan waren ze zoo aan geen uur gebonden om de goddelijke dïenften by te woonen ; en gingen de Mifle hooren , a!s 't hun lufte, en beft gelegen quam. 2. De Parochi-mis, en de preek die door denPaitoor gedaan wierd, duurden hun veel te lang. de Huurprielkrs, want beter naam verdienden iym die tilden niet, kojien 't veel ratfèr klaaren. % Hei áchijnt dat'cr de Edelluiden en vermogende perfoonen cene zekere eer en glori in (lelden , dat ze een eige kapel en een eigen Priefter t'hunnen dienft hadden. althans fchijnen de woorden van Agobardus aldus te luiden ; en men zal het zonder groot bewijs wc, konnen selooven. Deeze Agobardm, die in de ne- gende eeuwe Aartsbifichop van Lyons was_, valt - 2 aldus tegen ó.ie Huys-kapellen uyt: ,, Daar is eene „ göddelooze gewoonte opgekomen , dat onder (Je „ genen die naar tijdejijke eer en glori ftaan nauwe- 3, lijks iemand gevonden word, die niet een Huys- „ priefter hebbe : niet om hem te gehoorzaamen : ', maar om hem allerhande dienften af te vorderen, „ niet alleen in gceftelijke maar in weereldiehe zan- „ ken. Zoodanig dat mceft alle die Priefters" dé tafel 51 dienen; of den wijn fchenken ;',of de honden oppa's- ,» fen, of de paarden , daar de ν rouw luiden op zitten, 3, by dert toom leiden ; of op hét bebouwen der larW deryenacht geeven. En om dát -zoodanige Heefen
aV geene goede Priefters in hunne huyzen konnen „ krijgen-(want hoe zouw een goed geeftelijk per* „ foon zijnen naam en leven by zulke luiden dus ,t laaten onteeren?) zoo vraagen zy 'er ganfeh níet „ nae,'· hoedaanig (van gedrag) dát zulke Priefters „ zijn ; en of ze ganfeh on weetend zijn , en tri ,, groote ondeugendheden'fteéken; om by die gelé- 9i gendheit hunne kerken , Paftoors, en'openbaare ' , kerkdienften, te verlaaten. Dát zy hen niet hou- %% dpnonrtdeeeievan den Godsdienrt, blijkt daa'ruyt " J>f dat ze hun geen eere bewijzen. Daar dorVr ge:fcKieit „ het ook; als -zy ze tot Priefters willen in gé wijdt heb- „ ben, dat zy hen mét eerivëmchtelijken naam noe- „ mende , ons met deeze of diefgelijke woorden „ kQomen bidden of gebieden: Ik heb daar een klerk- * De piivil, Sc iare Saceidót.
|
||||
í3eschk.yvin<s van Groningen. 587
je, die eene van mijne ilaaven , of dienitliiiden,
'J of landluiden is geweeft; en dien ik voor mijnen dienft heb opgevoedt ; of dien ik vnn zoo of zoo
" een perfoon, of van zulk of Zulk een dorp, ge- ;, kreegen heb; Ik begeere dat gy hem tot mijnen „ d'"enfc-priefter wijdt. Als dat gedaan is, meenen '!, zy dat ze geen Priefters van hooger rang van noo- i' de hebben ;en blijven aldus uyt de openbaarekerk- ,' dienüen en predikaatzien. De Synode van Pavye , die omtrent den zelven
tijd gehouden Ís, klaagt over't zelve misbruyk ook; en vermaant de Edelluiden en rijke perfoonen, dat ze de dienüen der Parochikerken moeten bywoo- rieri , om de openkaare predikaatzien daar aan te hooren. Maar als de gewoonte, van eene veree- ring voor de Miffen te geeven , in de volgende eeu- wen opgekomen was , begoftcn c de Parochikerken boe ïanger b,oe meer verlaaten te worden. Toen quamen d*er ganfche benden van Priefters op, die voornameiitlijk van zulke vereeringen moeiten !ec- ven. De iijke luiden koften zoo veele Priefters te kuiten te keur krijgen als't hun beliefde: en lieten de Mis in hunne huyzen leezen. Zy zagen naar gce- ne Parochikerken om : al het vieren van de zonda- gen en feeftdagen beftond in het hopren van een Miffe ; die dan noch als ter jagt afgeroffelt wierd. Die de vaardigde was in eene Mis metter haart af t;e leezen, die was de befte. Op,het hooren van de Parochipreek wierd niet eens gedagt : die mogt de, gemeeneman ü;aan hooren. Men had geen achting meer voor Offerhanden, voor Priefters, voor Kerk- dienften. Daar bleef het niet hy: het quaad was noch op
zijn hoogfte niet. Men had ijn de achtfte eeuwe d draag-outets uytgevonden ; om op lange reizen, of in de legers, of by andere gelegendheden , de Mis aan zoo een draag-outaar te doen. Dat kon íngefchikt worden , maar gaif naderhand gelcgend- heit tot grooter misbruyken. Her quam ieder een niet gelegen, eige kapellen in zijn huys te laaten in- wijden. Dat kofte dikwils groot geld j de gelegend- c Dorn. Van Efpen, ibid.
<* Thicrs dei autclj, chap. z. heit
|
||||
^gg Aantekeningen op όε
heit van 't huys was 'er .niet naej men woonde na
hier, dan daar; en men zouw vervolgens verfchet- de kapellen gehad moeten hebben. Evenwel was men met de lange kerkdienflen der Parochikerken níet pedïcnt , of men had andere inzigten. Zoo beeoft men dan van den R Stoel verlof te verzpe- Ven om de Mis voor zoo een draag-outaartje , zelfs ín ongewijde plaatzen , te laaten leezen.; en dat ver- lof wierd zonder groote moeite gegeeven. Daar me- de had men, om zoo te fpreeken ,gee.n Parochikerk van noode.
De Preekheercn en Minncbrceders, door wat in-
liet redreeven laat ik daar, zagen van Paus e Hom· m W verlof te kri|gen om over al , tonder na- deel nochtans van de Parochikerken . de M.s voor 700 een outaar te mogen leezen. Die woorden , Zender nadeel der Par^bikerken , moeiten d er wel- ftaanshalve bygevoegt worden : maar de vrage is ot het zonder zoodanig nadeel wíl gefchieden kolt. Althans'mogten zy het doen'zónder verlof der bis- schoppen : men kan wel denken dat het gemelde na- dee? hen niet ze&r zal wederhouden hebben. 0e andere Monnikken, en de weereldfche Pries-
ters ook , maakten dat zy dat verlof ook van den PaüTóf hun eigen Biííchop kreegen. Men zag er wíníi ín, en daar liep men op : maar het quam hoe langer hoe meer op de Parochikerken aan. Dus w-era de Mis fchrcr over al in gemeene huyzen geleexen . en dat noch erger was, of de plaats daar ze gelee- zen wierd met de waardigheit der mke genoeg over een quam , daar wïerd niet of weinig op gepaft. Eindelijk zjjn die drang ourers in de Kerkvergade- ring van Trente afgekeurt; daar ook tegen 't veel- vufdig gebruyk van zulke huys-kapellcn gezorgt is. Om weder tot de Huyskapellen te keeren ; de Ko-
ningen van Vrankrijk hadden een groot getal ven lulke kapellen. Dewijl zy veel te reizen hadden, 70o hadden ze overal paleizen (laan ; en ieder paleis had doorgaans zoo eene kapel. Die kapellen wier- den, in 't Latijn Capella Palati»<e en Sacclla Kega ge- noemt, en wierden al ten tijde van Lodewtjk den Goeden misbruykt; daar de Franffche f Biifchoppen, •. vHenorius III op. 5. de pivüeg.
f In Synode Paris, ann, %i$" |
||||
Í3ESCHRYVING VAN . G-KÖNJNGEtf. %%>)
in een Synode van Pajijs, niet weiiu'g,ovcr k!agef'«
Zy verinaanen den Koning zulke Hot kapellen, die tegen 't gezag én de achibaarheit der Kerke'n gebouwc zijn, door zijn gezag at te fcbaffen. Zy voegen 'er by dat de Hovelingen en Hof bedienden* by gelegend- heit van die kapellen, op de feeildagen , zoo ais be- hoorlijk wás», niet in de Parochi-mis verfchijnen. Maar hoe veel dat hunne klagten geholpen heüöen, kan meiPuyt het bovenltaande befpeuren. Dit was het eeniglle niet, dat den Biiïchoppen ia
die Hofkapellen mishaagde : maar de Koningen bragten 't zoo verte dat zulke Hofkapellen van 't rechtsgebied en alle fchattingen der Biiïchoppen ont- flagen wierden ; en onmiddeÜjk onder den Paus van Rome (leunden. Dit zal den Leezer by g DuCange wijdloopig beweezen vinden: en daarom was h Lu- de-iuijk VI zoo geiloord op den Bilfchop N. dat hjr Mauriak, 't welit een koninklijke kapel was, feheea te quellen ofte ontruüen. Zulke kapellen wierden en worden noch vrye kapellen genoemt,daar niemand over te zeggen heett als de » Pausen de Koning. Ds Biiïchoppen hadden daar dik wils veel tegen te zeg- gen ;"en begreepen 't niet hoe dat de-.Paus en de Ko- ning e-ene kapel of andereplaats, die onder hunne regtsmagt behoorde, aan hunne rechrsrmgt onttrek, ken kotten. Dit zal de Bilfchop zoo even gemeld , ten tijde van LttdêvfijkV l, ook niet begreepen hebbeu. Galo ^, AartsbilFchop van Sens, k o il het zoo weinig begrijpen als de voornoemde BilTchop. Maria, de echtgenoot van Koning Philips ΠI, was te Parijs in 's Koning*; Hofkapeile door den Aartsbiiïchop van Reinis tot Koningin gezalft. Daar door meende iWo dit hy in zijn recht benadeelt was , en zeide opent lij κ dat een Aartsbiiïchop van Rheims niet gerechtigt Ís, de zalving der Koningen buiten zijn Aartsbisdom te verrichten. Maar hem wierd van 'sKonings wege geantwoord, dat by geen reden om % V. Capella.
b Cliron. s. /Jctri Vivi, ad ann. Ulo. ap. Du Cang*.
i Cliarta H-nrici II , Regis Anglia:, toni. 2. iXjonaíli'cí
Α nglic. pag. 14, Gum fiKC Eccleiï* de Wakham a prinittiva fua fuodationc fempr r regaiis fuerit Capella , nulli Aichiepis- copo vel Fpifcopo , fcd tantum Ecclfiix R <c regis dtfpolt- tjeüi íubjccia. ^ Nangius ia Chronico &d aou iat j. |
||||
59° Aantekeningen 'o γ de
'te klaagen had\ dat des Konings kapel te Parijs van
alle Biffchoppelijk en Aartsbiffchoppel'tjk gebied ontheven was · en dat hy vervolgens geen recht had om de zcd* ving in die kaf eüe te verrichten. Galo heeft die ont- heffing zekerlijk wel geweeten; maar hy zal dewet- tigheit van zulke ontheffingen niet begreepcn hebben. Maar koft hy tegen den Koning, en tegen den Paus zelf, zonder gevaar difputeeren? De Koningen moe- ten 't doch altijd winnen. V R ï E Ζ E.
®}k$t/ ban ouo£ &mt/ i§ een öo>p óii*
bet' 't preekt ban^oojoebefë $ Dejkijotit ban í»ít öo^p too^o #ci]«ït tot &}it§ en 25aanöet> feftuït iirtjpoojöetJriöer ^íngfpíï genoemt- gfinmïo/ t'gan^ Caarïo/ í^ een timp m,fc
ïanö ban "®}tnt > 't fcddfi onoer öe jparoeïji ban Bjfóse beooog/ e!1 t!en ömseisD fcitfceDen ban koningen gelegen i$. LOON,
Soott/ ín oen E$cf ban aperöc bermdö/
toojo geboegt b^ öeöa&jcn <$aicn/ feuslo/ en aSEHemniene ; ban íaídhc Doppen öanr ge* *c«t too^ öat 5e ten öienfte ban oen ffi&t/ en ban ionen fflöboftaat / a\§ 3c ten Beflemoen tijü m$Me$ïanö (O ftoonmi/ 5»!len geetfenjod beeí geio^; οίε ban &οαπ ÍJíjf fe&eííingen eii5· £>et $ naar allen feïnjn een dorpje ban J&iHt ïanb; 't toeUt ön 0olöe ïegt/ en nocö tcs^ triool ïoön bjojö genoemt* AANTEKENING.
ï Zoo hebben de Abten dan, althans op ίοήΐφΐ-
ge plaauen, het Jm Procurattonis ook gehad. W |
||||
l?EStHRYVIN(S VÁN Gr©NINGËÍÏ. ^t
recht beftond daar in dat deBhTchoppen en Aartsdia-
kenen, als ze de ronde door het Bisdom deeden,; gerechtigt waren om van de geloovigen eenig onder- Itand te genieten. Eigentlijk. gefproken zoude dat recht, of Jus Procftrationis, hier ín beftaan dat ze koft en huysveiïing by de Gemeente moeiten hebben: maar metter tijd ís dat recht, op forrtmïge plaatzen, in een zekere fomme gelds verandert. Dat recht heeft zijne billijkheit ook: want niemand is gehou- den op zijne eige bezolding te dienen : en Chriflus zelf, als hy zijne Apoitelen om't Evangeli te pree- ken uytzond, zeide cöt hen dat ze in de huizen zou- den blij ven, en eeten en drinken ván't gene hun voorgedient wierd. Maar de gierigheit weet alles tot haar voordeel te draayen, en dus de befte in (tel- lingen te bederven. Hier van heb ik elders al Λ ge- fproken: maar zal deeze gelegendheit nu waarnee- men , om 'er 't een en 't ander noch by te voegen; en met eene Ook van een diergelijk recht der Vors- ten en Leenheeren fpreeken. De rlorFe is niet on- vermakelijk: en koomt hier juyfie te paffe. In de Aantekeninge op de gemelde plaats ís bewee-
zeu hoe dat veele BifTcboppen om hunne gierigheit en knevelaryen , die ze by deeze gelegendheit pleeg- den , van degeloovigen verfoeit en vervloekt wier- den' Ja fomrnige Biffchoppen , zoo als daar uyt thr. Lupus beweezen ís , liepen d er op, bezogten de eene plaats voor, de andere nae, om een deel geld by een te fchraapen: en leefden op den roof als grypvogels. Hoe dat bezoeken fptnwijlcn toeging, en wat önkolten dat de Gemeenten dan te draagen hadden, zal uyt dit ftaalrje blijken. Men heft een klakte voor ons gebragt, het zíjn de woorden van Paus 6 Inmcenttus II Ïs dat de Aartsdiaken van Ricbemond^ als hy eens de ronde door zijne Parocbi deed, met 97. paarden , αι. honden, en drie jagivogelen de kerk van zekere Ranonnikken ging bezoeken , (en daar zijne huys- vefling neemen). Met al dien fleep heeft hy dat kon- vent op zulke koften gejaagt, dat by in een korten tijd meer verteerde, als ze in langen tijd van noodt zouden ge * Aanttk. op 'teerfte deel víb het Duytfche Batavia Sacra»
* Vide Monaft. AngKc, tom. 1, p. ifij.
had
|
||||
$ψι Aantekeningen op ώε
had hebben om te bejlaan. De gemelde Paus geeft:
daar een dekreet tegen; en begeert, dat zulke Bezoe- kers ïich aan het dekreet der Kerkvergaderinge vail Laterane zullen heöbetl te houden. Wat inzigt dat ze zeer dik wils ín dat bezoeken
hadden, geeft c Stephanus, iilichop van Doornik, niet duiiterlijk en al klagende te kennen. Men is maar bekommerd voor het d bezorgen of onthaulen da lichaamen, niet voor de zaligheit aer zielen : men zor^t voor het getal'van beèfltn en menfchift, niet voor kt bekoomen van deugden, of\t «verwinnen der zonden. Zoo zíen we dan dat de Biífehoppen , Aartsdiake-
nen , en föintijds Abten, her recht gehad hebben om in't bezoeken der Bisdommen en Parochieu door de geloovigen onthaalt eii gehnysvelt te worden. Dat recht hebben de PaulTelijke Legaaten op hunne reis en vveder-reis metter ti|d Ook gekreegen. Ja in den eed, dien Gregorius Vil den Metropolitaanen by 't overleveren van 't Pallium afvorderde , was dit ook begreepen dat ze den Pauffeli'ken Legaaten, z»o in 't hoornen als in '/ gaan , eerlijk onderhoud zou&tü gteven, en hen in alle noodzakelijkheden keipen: wel- ke eed nadeihand alle Biilchoppen opgelegt is. Maar toen het eens doorgegaan was, dat de Le-
gaaten eerlijk onderhoud moeften krijgen; hebben fommigen van die Legaaten, die wat anders als de hervorming der zeden zochten , fchoon ipel gehai om hunne beurzen en koffers te vullen. Zy moeden quanswijs eerlijk onderhoud hebben, dat was huil reeds by PaulTelijke weiten toegedaan, en doof de gewoonte beveiligt. Tot het geeven van dat onder- houd was de eene geloovige zoo wel gehouden als de andere: en de Legaaten kollen qualijk over ai gaan fpijzen en vernachten. Het bede middel was, zoo als ze het deeden gelden, dat de gemeente ge- fchat wierd: en dat lchatten deeden de Legaaten doorgaans zelf; als ze vryheits genoeg hadden. en die hadden ze fchier overal. Dit fchacheren der Le- gaaten was ten tijde van S. Bernardns zoo openbaar e Epift 19°·
d De Procurationibus agittír corporum , non de falff"
antmarum: de numero quadrupedurn & hominum \ fí0, de merito virtutum. aut viÍiuria viiiorum. |
||||
ÜESCHRYVWG VAN GrONIKGEH. 5^3
ín alomme bekend , dat die Η man zich verpligt
achtte om Eugenius III te vermaauen; „ e Hy, zou- „ de toch pallen zulke perfoonen tot Kardinaalen te, „■ verkiezen.; dewelken metter ei f d PauíTelÍjke Le- j, gaaten geworden, hun werk níet zouden 'maakert „ van de kerken te plunderen, maar te verbeteren; „ die de beurzen der menfehen niet zouden leegen , „maar de herten verquikken, en de4zonden beitraf- ,, fen ; die weder te Rome komende , wel vermoeid ,, zouden zijn (van dtn arbeid),maar niet overlaadeo. „ met geld1 enkvllelijkhcit): díe dan souden mogen „ roemen; niet dat ze alderhande koiteiijkhedeu uyt ,, verfcheide landfchappen mede gebragt hebbeu,; >, maar dat zede vrede aan de koninkrijken, wetten „ aan de barbaaren ,. ruit aan de klooirers, goede „ order aan de lierken , deftige tucht - regels aan. ,, de Geeftelijke perfoonen , en Gode een behaag- ,, lijk volk gelaaten hebben. Die vermaaning zoude S. Bernardus den Paus niet
gegeeven hebben , was ze niet noodzakelijk geweeir, en hadden d'ec die ongeregeldheden niet omgegaan. Daarom zijn'er ook zoo veele dekreeten door ver- fcheide Pauzen en Kerkvergaderingen f uytgegee- ven; om die onmatige afperflingen der'Legaaten te bedwingen. Johannes ς Sarisbericnfis, die nochtans een voorflander van de Pauzen was, klaagt met zeer weehartige woorden over dat fcliFokken der Legaa- ten. De Legaaten van den Apoflolijfchen Stoel, zegt hy, houden kunne handen niet gefloten voor giften en gaven; en zy gaan fomwijltn 'm de Aartfliften zooda* »/? aan, als of de Satan van voor "'t aan fí hij η des Heerc nytgegaatt ware , cm de Kerk te geeffele». En. wat laager: zy rooven en plunderen de goederen der provin- eient, als of zy de fihatten van CrcefüS -weder by> m/il- kanjer zochten te krijgen, S. Bernardus , dien we reeds over die zake gehoort hebben, fpreekt b er- gens van een anderen Legaat des Roomfchen Stods* die 't overal ooic lelijk had iaaten leggen. n Uw t Ab Eiigsn. UI. .
f Zie oen Heer víu Espen, ia jus Canon. part. 1. út, xï,
«]>. ι, g Lrb f, TOJycfaf cap. ro>, 6c Ub, €. t 14. h Ejpift z^c-aiiHvgm fcpi^ Oft. ? j? „ IrS-
|
||||
594 Aantekeningen op öe
% Legaat, %ep. hy, is van volk tot volk en vaü rijk
„tot rijk gegaan; en heeft over al by ons vuyle en 0 affchuwelijke voetfpeuren nagelaten. Die Apos- ,v: tolifï'che man, van de voeten der Alpen en uyt ,V bet Duytfche Rijk herwaarts gekomen, en fchier ;,"alle de kerken van Vrankrijk , Normandye, en ,, daar om bene, tot Rowane toe rondom bezocht 5, hebbende; heeft alle die plaatzen niet met het E- „ vangelie maar met heiligfchenderye vervult. Men „ vertelt van hem dat hy over al fchandelijke dingen 3i bedreeven, de goederen der Kerken tot buyt ge- ^ maakt, mooye knechtjes , daar hy maar koft, „ tot kerkelijke eer-ampten gevordert heeft; en daar „ het met het vorderen van die knechtjes niet geluk- ,, ken wouw ; dat hy daar evenwel, om zulks te ,, doen , alles in't werk heeft geflelt, Vcete plaat- „ zen hebben groot geld gegeeven, opdat hy daar ,, niet koomen zouw. Daar hy niet koomen koft; ,, vorderde hy het geld ín , en kreeg het ook , door ,* boden» In deicbolen, aan de hoven^ op de firaa- n'iftn ·■, heeft hy zich zelven tot een fprookje ge- „ maakt. Weereldfehe perfoonen ρ Religieuzen, »f niet een woord alle menfchen*, fpreeken qualijk 5, vunhem: Armen, Monuikken^ Kerkelijke per- „ foönèn, klaagen over zijn gedrag. ..-·, Rogerius i Hoveden , een Engelfqh Hifforifchrij-
ver , verhaalt hoe dat Hendrik Μ ^Koning vaw Engeland, twee Gezanten naar Rome zond om het verfchil tulTcheu den gemelden Koning, en Thomas Aartsbiflchop van Kantelberg, by den Paus in der minne af te doen. Díe Gezanten f ziende dat ïe daar niet te recht konden koomen, verzochten vart den Paus dat hy twee Legaaten naar Engeland zotf* de zenden; om üaar kennis van de zaak te neemerr. Doch, zoo als de Schrijver verhaalt, hy was niet te b^weegen om 'er eenig Kardinaal of Legaat te zen- den ; weetende dat de Koning magtig Ín woorden tn werken was ; en dat de Legaaten ligtclijk om te hope* waren j dewijl ze derfliger zij» naar goud en zih'er* als naar '| betrachten van de gerechtigheit en billijk" loeit. ;■■ Die afperffingen, gelijk gezegt is, hadden haaren i At] anft. iiéjt
■*2 , /: ·;: ' OOI- |
||||
öbifprong daar van daan, dat de Legaateil, die te
vobre met de eenvoudige kou\te vrede moeftenzijn, naderhand, ín de plaats van de koit, geld begolien te ontvangen. Dal ze ;te voore met de eenvoudige koft te vrede moellen zijn, bli|kt uyt "de Pauifelijkó Rechten zelf. Zoo zegt ?eke.tëGh£a (ofuytk-g- ging over 't geeltèüjk /\ Rechtboek.) Mwz-al den Legaaten melk te drinken gcevett, gelijk'. Joannes zegt; oft dat z.' de leere -vttn\het vafleü niet zwdmpreffieg metroode kaaken. Dezelfde GhJJa, VQOirdc eere d&r Legaaten zorgende , wil niet hebben dat ze- ter pl^at* Ze, daal· ze onthaalt worden, meer a/f :drie reizin (over 't maal) zullen drinken; daar l GAmbarus 41 icheriïèndc over zegtj; zy magen maar drie reizen drin- ken; maar daar βααΐ niet by hoe groot dat de beker mag zijn. , ü:r > *|Íí1jH $bj , · '"ttsfcr^ Noch zegt de geriielde Ghffa dát de íaegááteji
„ gehouden waren vleefch met azijn, of ander-s fpek, „ te eeten : welke wet echter volgens het. peggen van ■» Gambarus uyt het gebruyk i-s geraakt. Ën, zegt hy U vorder, die deHuogwaardigite [Legaaten) ontbaa- t» leti ψ moeten weeten dat men ,de boeren anders ft'- onthaalen moet als "de Èdelluiden. De boeren ;, eeten uyeü, hoonenden kaas ; en die hen anders si> onthaalen zóuiv, díe zoude qualijk doen. Maar 5Í de; Edellniden, gelijk de Hoogwaardigfte Kardi- j, naaien , moeten mét; goede en gewoonlijke fpijs Ά onthaalt wbïden. ,^ Maar naderhand was het niet noodig, over cíe hoedanigheit van de koil lóö veel overlegs te maak en : men had nu maar voor 't op- brengen van geld te zorgen. ; i. , En om noch vorder te toonen met welke eene
happigheït dat geld; 't'welk tot afkooping ván de onthaalingen moeft gegeeven, worden,, door de Le·» gsaten ingevordért wierd; zal ik hier noch eenigc fiaaltjes opgeéven. Wilhelmus, m Biilchop van Ely» had het Legaatfchap over Engeland en Ierland van Clemens Hl bekomen : en Matihtus Paris verzekert *iat hy, om het té bèkoomcn, duizend ponden zil* Κ Ad cap Gum tofíátttÍA; apud P. a M.atoa 4c GoriCoreL
sac Sfc.lib f. c. f-4jj \{. / ; {De Auftor. Lc-guit ·. lib, % ápud Ρ, a Marca,
* Maifh; Paris in iUca.do ί· ,. , ..* Ρ ρ Ι lef
|
||||
#>6 Aantekeningen ïé» de
vér opgefchotcn had. Dat geld moed hy wederom hebben ; en goeden winit daar by. Ook zegt de- zelfde Schrijver ., dat hy alle Kerken, 200 wel van „ de Bilïchoppen als Religieuzen*, (in het be- „ oerTenen van zijn ampt , lartig gevallen ís, Hy „ reed ganfch Engeland door met anderhalf duizend „ ç gefpantien van paarden ; wierd van ganfche ben- „ den van kerkelijke perfooncn gevolgt; en had een „ lijfwacht van ganfche troppen van foldaaten. „ Al dat volk moeit de kolt hebben; en de Legaat noch groote Ichatten overhouden, 't Is dan geen wonder, 't geen Ñ. á ï Marca vorder aantekent, dat de geweldenary der Legaaten zoo hoog geilegen was; dat ze de outaaren ontblootten; de kerkelijke vaten (als ze geen geld genoeg kolteu krijgen) weg- namen, de Kruys beelden roofden, en meer andere grouwelen pleegden. Maar al Haaltjes genoeg van de mhaalendheit der Legaaten; die 'er echter meer hebben wil, die zal by den gemelden Ñ. á Marca te recht geraaken. Daar zal men ook vinden hoe dat vericheide Pauzen tegen dat fchrokken goede en ftrenge wetten gemaakt en uytgegeeven hebben : maar op't onderhouden en handhaven van die wetten wierd dikwils niet of weinig gepaft Ik heb gezeit dat de Pauffelijke Legaaten, volgens
het oude gebruyk, moeiten vry gehouden worden: maar dat Recht hadden de Nunciujfen niet : want tuiïchen eencn Legaat , en eenen Muncim, gelijk we elders getoont hebben, is een merkelijk onder- scheid. Maar Ì ar tin m, die door den R. Stoel in't jaar 124.4.. voor Nuncius naar Engeland gezonden was, was alzoo happig op geld, als de gierj git e Le- gaat. Hy wilt zeeF wel dat hy T als Nuncius, niet te eiffchen had: en niet riiker uyt Engeland louw moeten vertrekken , als hy 'er gekomen was. Goe- de raad was dier: maar de gierïghcit kan zoowel lilt zoeken als de nood. Hy ñ laat verluiden dat hy als Legaat was gezonden, en Legaat was· droeg hy de kleeding niet, dat was om den Koning te vol* ««Mille Sc qiHngentis per Angliam eve&us equitatut'*·
Wil iemand cquitatura vosr een cnkcld panid necmen; 't geïS 2j1 evenwel groot geneeg Ulijven. o Ibid, ñ Matth. Paris ad ann. 1144.
■ ■ doen.
|
|||
BlïSCHRYVING VAN GftONNlGEN. 597
doen, Hy fchreefdan brieven aan allerhande Abten
en Klooiiervoogden dat ze hem prachtige gefchen- ken, fchoone ry-paarden, lekkere eetwaaren, kos- telijken wijn, en zwierigekleederenzouden zenden. De Abten en Klooiiervoogden deeden't: maar de Nuncius zond hun alles wederom wat hy gekreegen had. Waren dat gefchenken, zcidehy; vooreenen PauiTelijken Legaat ; en hadden ze niet beters te gecven ? Indien ze in 't kort geen koiielijker fchen- kaadjen zonden, zouden ze altemaal met den ban gellagen worden. Ja hy fchorte hen metier daad in 't vergeeven der kerkelijke ampten op ; welke op- fehorting zoo lang duurde, tot dat ze zijnen zin ge- daan hadden. Om dit beter te verilaan , dient gewecten
dat de Koningen'van Engeland , het fchraapen der Legaaten meermaals ondervonden hebbende·, dit voorrecht gekreegen of bedongen hadden dat ?er <j geen Legaat in Engeland mogt komen , of de Koning moert het alvoorent verzocht hebben, En dit was de reden dat de gemelde Nuncius in 't gewaad van een PauiTelijken Legaat niet durfde veffchijnen, wee- tendc dat de Koning om geenen Legaat gefchreeiveji had. · ■*:., ■ ' Zoo hadden dan de Koningen van Engeland zoo-
danig een voorrecht j 't welk fommige Pauzen nier weinig in de wèege was: want de Legaaten wierden van de Pauzen dik wils r in Engeland gebruykt, om onder verfcheide voorwendzels geld in te zamelen : en daar had een Nuncius geen gezags genoeg toe. Maar, daar geld te winnen is, zijn de Italiaancn te loos om voor eene zwarigheit te blijven Maan. ItinocrH* tius IV vond wel haair een middel uyt om dat voor- recht in een «nkeldcn tijtel te veranderen; dat is dtn Koning uyterlijk, en met den naam alleen, in't be- ïit van dat voorrecht te laaten: maar alles evenwel in Engeland door zij ne Afgezondenen te doen, even of'er de Koning geen voorrecht tegen had. Hyzond maar Nunciuffen, in de plaatze van Legaaten: en om dat een Nuncius geen gezags genoeg tot dat ophaalen^van geld en fchattingen had 3 en dat niemand naar hem η Idemaáann. iz47
τ Matih, Paaris ibiJ· ?♦ ι Merca Jih» $♦ cap, fa,ïsj
PP 3 «e*
|
||||
5#2 ;:A αϊ? τ £'κ ε ν . ι ·ν e ε ν ; ο ρ de
gevEaagt zoude hebben; zoo zond dePaus zi j ne Nuk- ïiuffen met de ντοΐΐε magt van Legaaten. Die iV*«- ■ '(ΐίφ.Μ hadden den naám van Legaaten niet, en gin- gen, ook niet gekleed als Legaate». Toen had de Kóïiing immers niette zeegen : ehdtNunctuffen wa· »Tff«. evenwel metter daad Legaaten; of deeden ten miu&e aL het.zelfde, dat jen Legaat gedaan zoude hebbett., jalji' v.~ íu: .*..'; ir. ; it.^.λ... i Item^t 'hier nog byvoegen dát 'erover den pracht en ijuiftaGhiigheit van die Legaaten níet veel minder |e zeggen valt, ais over hunne inhaalendheit. Van -den PauírelijkenXegáat Wilhelmus, Bitfchop van Ely , ís dit noch te z-eggen f dat''er.,, niet aas zooaen ván ;, Edelluiden aan zijne tafel Honden, om hem op te m:r#ptójji,i 4ieHy dan aan zijne broeders - of zulters '-Αι. kinderen , en vordere nichten', uythuwelijkte;en ,.}<y. dié zich gelukkig achtten dat ze aan zijne maegen f,,getrouwt waren. Daar was geen land te koop, ;-iV pf.hy k(?cht het: daar'viel geen Paitory of Abdy lj,,,open ;, óf hy gaf ze iyeg, of hield ze voor zich zel- .,, /ve(i., Hy bad in zijn gevolg ganfche benden van .„,, f fln,ite.lipeeUkrs ; en daar by Apteekers/bedelaars, ii$ poetuMHüal^erj'·■ oi goochelaarilers en danïïers,'en „ allerhande volk van dat flag; op dat ze hem'met ..f,-i&Il«r:tëy mlzryktuig en «jueclénde Hemmen oppal- ;jt,fen zouden óp de aarde, gelijk de Heilige Enge* j, len den Almogenden Gpdt oppaflen in den hemel. ρ .Dat aUss deed hy om.niet den Hderè als om den jjj prijs te kampen. · , :S;i|k zaL'er; eindelijk by voegen dat de Italiaanen,
.ziende· d.at ■ *en in Engeland met het bekleeden van .Legaatichappén goed geld te winnen w-aa, niets zoo zeer zochten'als om voor Legaaten, óf voor Nutt- ic'mffm éderwaarts gezonden te worden, Ofvocr ^JtfuttcJHffeit.y ïegik; want,gelijk gezegt is, zy mog- ten dim-naam van Legaat niet altijd draagen; hoe- wel dat ze nhet het ampt van Nunctui omtrent 200 tyel (tonden, als met het ampt van Legaat; omdat aan de Nnnciufjen de volle magt der Legaaten gege^- ƒ Mattji· Paiis ut fapra,
t Iti't Latijn ftjstj, collegia ambulaiarum: dat ook vat
Jigre vrouwes z.ou«e komen verdaan worden. IVlaar 't g€V0* paft beter op fl^itc ípeelfters. é ;' ·/;.. AM . % . m * ' ::' '■ 't'* W
|
||||
......—
|
||||
BeSCHRYVING VAN GRONINGEN. 599
ven wierd De Paujfeïijke Nunduffen, over de /f/*·
pen woonende, *# rf* mooyhêit der flerlingen riekende , zegt de meergemelde „ ΛΓ V Parw , quamen om „ iïrijd tot den Koning in Engeland geloopen, om „ groene vereeringen te krijgen: als voor eeTiï de ,? BifTchop van Bolonje; de Biflchop van Meflïua, die „ ook met geen leege beurzen wederom gekeert is: ,, Dan Broeder Johannes de Diva; dan Meefter Ber~ . „ nardus: dan wederom Meefter6V«/'/;dani^»//ö», „ dan Hcïlvt \ en dan veeleanderen meer, die Ík niet „ optellen mag. Alle die perfoonen, en ieder van „ hen in't byzonder, heeft de Koning met een uy- ,, terde eerbiedïgh'eit ontvangen; hoewel tot nadeel „ en volkomen verderf van zijn Koninkrijk. Ρ. α ™ Marca merkt noch vorder aan dat de Pau-
zen , als ze hunne vrienden of gunitelingen a»ari geld wilden helpen, geen beter of gereeder middel had- den, als dat zy ze voor Legaaten naar't een of't aru der Koninkrijk ïonden. Joh, Ferentinus , die voor Legaat in Engeland quam , zagnaer klootters, noch kerken, noch kerktuchtom. Hoc dat het daar me- deging, was zijne minfte zorg: hy had wel andere dingen te befchikken. Hy reisde ganfch Engeland duor, zegt aMarca , gelijk de roovers en vrybuiters doen: en hy ftelde alle middelen te werk, om in korten tijd groote fchatten by een te krijgen. Hy kreeg ze ook zonder groote moeite; en keerde met een ongelooffclijken buyt en rijkdom naar huy's. De kerk van Engeland, indien de tucht by haar ver- vallen was, mogt zich zelve zien te redden!' Omtrent het jaar 1463 of 1^6.4. was Marhtus'de
Ïregeno voor Paufleiijken Nuncius in Polen geko- men, om daar zijne jchaapjes even eens te fcheereý, zegt Aibertus χ Crantzins, gelijk hy pas te Voorè'In Zweden had gedaan. De Koning van Polen deed hem vaft zetten; willende weeten wat hy met al het geld, dat hy in Polen reeds verzamelt had, uyt- vocren zouw. De Koning zeide, dat geld 2oude hem en zijn Rijk, dat met de Turken en Tarrers dagelijks te Oorlogen had , beter te pas koomen dan'de Italiaánen, De Koning Van Zweden, !2u>ks •y Adann, 1258. w Ibid.cap.j4, \
,|>* prantïius in Wandal. pagiiS*» ·■ ' ' 4;
Pp 4 *et-
|
||||
6oo Á Á Ê Ô Å Ê' Å Í É Í G Å Í Ï JP ,1) Å
verdaan hebbende, deed de handen ook leggen op
het geld dnt uyt Zweden gevoert was, en te Lu- beek in bewaringe gehouden wierd. Maar Maritms, een loos en fchrander Italiaan, had'er by lijds voor gezorgt : hoewel Liraatzius evenwel gelooft dat 'er beide de Koningen niet qualijk van gevaren lijn, en hun deel wel gekreegen heobcn. Mar'mus ging noch al met zijne zaaken voort \ én zijne Afiaaten in Pomeren en daar om iireeks veilen: ja ging zoo grof te werk, dat die van Grypswalde op de been raakten. Hy was, hoewel een Italiaan, y lüflchop vanKimin, en hun i3iííchop ook: want't was de mode geworden dat de Paus verfcheide Bisdommen, in de landfehappen van't Krilkndom gelegen, aan de Kardinaakn en andere Iialiaanen verleende. En MariHHj, als Biffchop van Kamin, zal ook beter ge- legendheit gehad hebben om zijne Aflaaten daar te doen gelden, en tot geld te maaken· Althans zegt Kravtziu) dat hy daar omtrent, door't verkundigen van zijne Afiaaten , den belten naam niet gekree- gen had : 't welk v.oo verre ging , dat de Gryps- waldcrs hem over al, waar zy hem maar vonden, ïelfs inde kerken en gewijde plaatzen , op allerhan- de wijzen hoonden; ja iteenen en modder naar ziJQ lijf gooiden. Krantzius voegt 'er deze rcdeti noch by, dat hy hm met vreemde beveelen lslHg viel. 't Is evenwel waar dat'er ook Legaateiizijn gevveeft
die zich op dit iluk loffelijk gedraagen, en geenere· den van opfpraak gegeeven hebben. Zoodanig wa* Qwt, Kardinaal- diaken van S. Niklaas , enz. die ift st jaar 1:37. voor Pauiïelijken Legaat naar Engeland ging. De Engelfchen, die de beurzen voordePauf- leüjke Legaaren meelt altijd open Badden, %. willen niet hoe dat ie ras genoeg by den gemeldcn Ütto zonden koomen , om hem groote fommen te geeven. B|S" fchoppen en andereGeeitelijken van aanzie»), Ð?Ñåç naar het itrand toe daar hy landen zouw; om hem wellekomte hteten. Ja fommige gingen m fcheepjes zitten, en zeilden hem te gemoet;alsofze nier vroeg genoeg zouden komen, om hun geld quijt te raakt*»· Verfch&ide BifTcboppca waren nogh voorbaiiger > ** % IbiJ. pj{f, 304.
^ M-mh. Paris ad ann· 1237, é Ëé |
||||
BeSCHKYV.ING VAN GrONFNCEM. , 601
koften zoo lang niet wachten : zy ftuurden boden
met fcharlak.en, en koitelijke vaten, na Parijs toe ; om dat alles aan den Legaat te vereeren. Maar de Legaat wilde geen hand aan de vereeringen liaan j en liet ze rneeit altemaal wederom brengen. Arfenius, * BiiTchop van tlorto, en ook Paüfle-
lijke Legaat , hield zijne handen alzoo zuiver van alle giften als Otto. Cono BiiTchop van Preneite, dié in de twaalfde eeuwe het Legaatfchap ín Vrank rijk bekleedde , word van Hildebertus I» Biflchop van Tours byzonderlijkgepreezen, omdat by zijne han- den van giften en gaven zuiver hield. Dezelfde lof word van S. e Bernardus en Johanneê d Sarisberienfis aan GaufridusBiflchop van Chartres gegeeven. S. Ber- nardus fpreekt ook van eenen Prieiter Kardinaal , met naame Martinus ; die omtrent het jaar 1133. voor Legaat naar Denemarken gezonden wierd; en geene giften had willen ontvangen. Hy quam zoo arm en ledig van de reis, dat hy nauwelijks gelds genoeg had om te Florence te koomen ; daar hy noch geholpen wierd. IVat zegt gy daar op, o Eu- genius, zegt de voornoemde S. Bernardus ? Paft dat op onze eeuwe wel, dat een Legaat uyt een goudrijk land wederom koomt zonder goud; dat hy door een land va» zilver getrokken is , en geen zilver gehandelt heeft; ja dat hy eene vereering, die hy verdagt hield,, aan- flondf heeft afgewezen7. Humbaldus, Kardinaal en Bis- fchop van Ólrie, Petrus Priefter-Kardinaal van S. Chryfogonus, Hubertus Aartsbiflchop van Kantelberg, Broeder Ra'merius, Johannes de S. Paulo , tíuido Bis* fchop vanPrenefte, Nicotaus de Cufa, ftltemaal Paus- felijke Legaaten , hebben geen mindere blijken vaa hunne edelmoedigheit en vroomigheit gegeeven. Dus verre van het onthaalen, vryhouden, en trak-
teeren van de PaufTeiijke Legaaten. λ Videl'. aMa.ca. b Bï&
e De Gonfitl. lib, 4. cap. $* d Polïcrat. Jib, f c. 1 f»
G L Ι Μ Μ E.
<£Itmme/ ban oub£ <01emmnie en <&lunv
we genaemti/ i$ m\ öo^bau ^cina-toaïö/ Pp 5· aan
|
||||
6öl OüDHEPENT ËN OËSTICHTÍN
aan ben bïiet MM Ü $««3$$ fe&eeben
ban <É&oiitnge, ■ · ■ Wit bo^ binbt men bernieïb in ben baief
ban 3$erbe> en baamiboben ín een parïte* menten fyief oer ïiti-eeötfeöe feerfce, 3®am baar mfi berïjaalt bat fict ftafleri/ 't toeüi Epberc ^tceboögD ban ^onínge ín 't jaac 1X17. te «eiimrne opgeboutot ïjab./ ftojt Daar tm boe? be ^entenaar^/ bk 't niet be <©n* fcíngcn ötetben/ om bate gefmeeten j$ ILD E N, of IE E L D E,
|
|||||||
;»'.'■! *.
|
|||||||
mfcwl ban onög ojj 3tjn * aatijnfrf)
EVeiha pnaenib/ een fcerniaara; Dojp.onoer t mrn^Ê öiwcBt/ tf ín ben ingang ban g^eut een n# ban o^omnge gelegen, ©aar tfonb een fïerft nafteeï/ ïjet gefïagt ban Den &clpixt tecbeöoorcnDC} 'ttoemoen naam ban Luefoge boerbe. ^etoíji bit geflagt be partg bCCGdkingers bOÏgtlé; Öeb&eil öe Groeneber-
gen ín t jaa? nyö. eerfi ijtm bo^ / tot ïjutme
g^oote fcijabe / afgefyanöt; en baar op Ijct gemett* fcafïeeï dok omgebjo^en: 't toetfc (on* Her aubeee) bg Mcnco filbr ban 3i£erum bei feíjíeeben (iaat· ';*. ■ LI Ν TE Η E R U Ν G E.
%M$$twm/ of Hintermg/ eene pïaatg
tP/t beheöenfïe gebeelre ban^ent/ mageer* tíib^ in't^aaffcBap ban Rodoiphu? gelegen. ét ïicïsee Hcndri 11Τ, nae bat f$ υΐί0" , smie fyoeberen ín &eiiföp£ ban gebaan l)aa/ §ttft beeje pïaat^ / bíe 3g met meer anöece ■> * übbo'Eiömius, p2g. 147.
|
|||||||
V Λ Κ Ga Ο Ν Ι ν G Ε Ν. (Jo^
SOCÈïcren baar Besaten / ín 't jaar 1240. aau
Rcrnuiphus 25iffct)op ban fltreeüt gefeïjon? fcen. a mn m-m- η ia . ■f * Pikart ίφ ban geboden bat Etnteïje*
rtmge öejelföe plaat$ i§ met Xenfring/ 't Êticïit níet berre ban Meloen gelegen ij. Ζ U Υ Τ L Α R Ε,
Φ$ί* plaatsen/ ο» öe gjen^fcljeiöittg ban
<^oníngedanb en ïjet lanö ban ^ent/ boe* ren oen naam ban Eare ι öie oon ban öe Boe* ten öe Drie Laren genoetnt iaojöeiu Cioee ban öie plaatsen sijn ^aroejjí-bojpenj met een öo?p tufteïjen BeiDen gelegen / baar geene fcerö ftaat- ^et rerfïe ban bese b?te öo&ien ï)iet$oojt*
Iare> en i§ Boben al befej^eeben, i^et mïöbeïjïe foojö ín eenen parlementen
bjief bet ütreeötfeöe fterfce onöer öe benaming oe ban Mitspete of Mitspiete bermelbt/ om bat Öet ín't nuöben geïegen i£: tegentooo^öio; bjo>ö ïjetnut een niaarber iigtb^nfthinge Mife ïare geuoemt. ^íec ïjaööen be ®jeutenaar$ eerrjjög een ítajlee! fïaan: B£ jjet toelne bc Utrechtenaar^ eeníge rei3en tegen be ®}entt* naay$ gebeenten tjebben ; al£ een^ ín 't jaac 1127 , toen sg be needage fireegen. $ocü m\§ ín 't jaau 1% 51 ·, fcuanneer 35 / bo^nament* ïi)ft öooj öe öuip bet <£%omnger$ ei! ^11115111* ger$/ een gjoote sege bsboeïjten, Mant get hafteel fcuierö berobert en berbjanöt-, geïijfi oon ^ugtlare; 't todfc get tbjeeöe jáaroeln'- bojp #, <®t parocperft ban bit ^untïaro mft een fpit3en toren / en op een googeti f Kïonijk, pag, i7it
|
||||
6o4 Oudheden en Gestichten
gtonb geboutot: be jaarmarbt íaíerb al ban
oiib^/ geip tegentooojbig nocï) / ín be lente gcfyouben. &ooj be berbe ceije $ 'er ín 't iaat* 1x3*. op $. M.ithxus abonb een treffen tnficfjen öe Utrechtenaar^ en be 3^euteiiaac$ boo^geballen ; baar öe ïttrecjjtenaarg! gefïa gen bjierben. ©eobergioote graffieetien/baat bobcn ban
igefptoben i$/ti\ öie opmalitanber leggen/eben of men ben neeg t P*lius op öen berg t Oüa Sag fïaan / ioo?ben meejï gier om #reeï$ ge* bonben (O. J. Pi kart, ín 3rjne I ïfconp ban ftocbop
be/ i^bangeboeïenbat be ïiwaldufTen, bettoec beaenbe gebjoeber^/ nae bat 5e bie ban $*oe> bo$e booj ijiuuie pvjeöihaat$ieu beheert Sao* öen/ en rot bellaren genomen toaren/bati be borelingen 300 beleefbeïp tuet ontjjaalt 5jjn gebjeeft / a\§ ban be Öoebojbeea %g $egt boboer bat beselbe öo&ieiingen / bemerkt lebbenbe bat be gemelbe gebjocber^ jjemielp binnen^ juit>$ ben Cfjnfien <0ob&Jíenfí pleegt ben/ ljengemeibign4-öanbaangeranbt en b«? moojbt/ en ïjnnne licüaamen ín ben bloeö ge* toojpen ïjebbcn. (^er geïegentïjettbanbít bergaal 3011b) ïtou^
iien onber3oci)t ioo?ben/ op toat plaat^ bat öe ||. %; EwaiduíTen gemartelt 3tjn, |. Beka, ín 3ijne ^ifíoríe beri!Urec6tfcrne25íffcíjoppen/ noemt bie plaat^ Nabjaj maar ioaae t$ bat Nabia rij gelegen > Am, Buchelius, íif 3íjne ^tantenemngen op be ^íflorí Han Beka, be* bent oprecijteip bat bie plaat$ ftem onbt* ftenb $. ©aar i$ eene buutt en hapél/ bie f t'Hans Petras genaamd. * 't'Hans Kailuwo»
X Pag* aJSg, ;'>^t!V'; v-k ! onb«
|
||||
VAN GaONÏNG Εκ. ÖO?
oubee öe ^arocíjíc t?an 2£ocï)em í|oo?t; toeííté
ftapéí/ boígen^ oefíiante&eníngen ban Sasbol·· dus, öe ttoee Êwaiduflen aï$ íjoare gtatroo* nut bíert; eneertijöpöoojöen getïaöigenaan? Joop oer j^eïïegiímmen $ttt bermaarö $ ge- toeefí. $&aar J. Pikart / oíe ee» <®nítatoIíp
fityíftet i$/ geeft te Bennen öat öe geöag* tmi§ ban öe gemelöe geojoeöer^ 5eer ber* maart* i$ ín ïjet öojp áaar/ 't toeifc op öe gjcnsen ban mèftf&m geíegen i$. Φ\ 't j'á om öie reöen öat een fóatoÜjU * ^clpptc öe jparocj)! ban öat öojp / 3onöer eenígc ïjape* ringe/ boo^ öe onöfïe jparocöie ban l^efïfa* letl opgeeft: Want, zegt hy, daar zijn noch
zekere bewijzen voor handen dat ze hun Apos- tel-ampt daar begonnen hebben. Maar ze had- den d'er den fakkel des geloofs noch nauwe- lijks ontiloken; of ze wierden by Dort mom: dood geilagen op eene plaats, die de moort- niole word genoemt. Hunne lichaarnen wier- en in den vliet Imfchara geworpen» dewelke van daar in oen Rhyn gedreeven, op eene won- Iderdadige wijze tegen ftreom, of gelijk in 't
leven van S. Anno Bifichop van Keulen itaai, met het afloopen van den vloed, en onder 't ge» flikker van een wonderbaar licht, te Keulen ingekomen zijn. (Cot onöerfïeiming ban öit geboeirn öient oat öooj ^eöee <§arcn/ öaau öe bwalduilen aangekomen ioaren om öet geloof te pjee&en/ ^eftfalen bertfaan moet tooien: en öat öe mit Xaren/öicijtöpll^efifalen gelegen/ ban ouög onöee öen naam ban $eöer-βαρώ be? Ö^pen maren. * De Jaudc WcftphaJ, caj>. 8.
|
|||||
^_
|
|||||
6θ6 OUDHEÜEN EN GeSTICHTEÏÍ
<^aae toe btent ooft bat 'ee ban onnetienFf*
baare tifim tuffcgen Hnlo/ íïolbe/ a^iese/ en gugbïare/ een moïe geeft gefïaan / bit nu tiocj) öe ouöe niole ïjeet. <fen öe3e moïe/ bit ban ben beginne eene bjatermoïe fciaé; i$ jecc bcrmaarb getoeefï-, betoijï ten ïninficn beer* tien öo^pen of bïènïten berpïïgt tóaren git» hmm baai* te ïaaten maaien, $oeg ïjitt Ög bat giet4 befjalben een pjaepg frafïeei/ 't toeUt get alonöe gefïagt Ubbena plagt toe te fco* men/ eerrtjbf eene napel jjeeft gefïaari; bíe jaarlp£ boo? bé geïoobtgen b$ hs&t ban een beöebaait pïagt besocjfjt te ibtyöen. Woo}bm bïoeb imfchara 3a! be Jfffel/ een
arm ban ben &βρη/ ongettoijfelt beteftent foo^ ben. ■ '%&€$€ stoartgfjeit i$ ϋοφάι\§ ín betoeeg/
bat öe Jfflfci 500 berrc ban be boo^noeinöe öo^ pen gelegen ■!'#: maae onibie 3töarigi)eit op te nnmen/ boomt Jet geboeïen Dan öfnifeei: Alring toet te pa$; baar j)p ban ben bloeD 'tjflie en ban bc bjie niüen öe^ riíjpfïroomá l'ebeneert: De midddelfte kil v 2^/ hy,by uyt1·
ileekendheit de Rhyn genaamd'-,;, heeft de ou- de benaaming met goed recht behouden. -;0® flinker kil draagt den naam van de Waal. 0* rechter hiet in den beginne Dfüfus grair: maat wat verder krijgt hy den naam en ook de wa- teren van den Yfiel. Dáár hae verlpreidt by* zich delven in een wijde plas: dan loopt hy weer nauwer voort: en heeft zekerlijk tot öf» neuytwatering toe den naam van't Flie gedraa- geh. ï^an 't een Η anbee tnffeïjen betben ges? 0t
jjebbenöe/ gaat i)u bu^bantg boojt. En deeze oude loop van 't Fhe is zoo duifter niet, als lp®
mieen zich zelven verbeelden. Want dat ny'»
D öy« |
||||
VAN G il O ίϊ Ι Ν G E Mi. <SO 1
üyc den Wyden ílroom 't Flie voort loopcnde,
by het tegenwoordig Takezýl en dé Limmer nauwer geworden was,blijkt genoegzaam daar uyt dat de naam van dch Rhyn by de laatfte plaats noch tegenwoordig in wezen is ; gelijk hy ook is bý de eerfte plaats daar by anders dé Ee word senoeriltv $u $ getö^eub bat be^cbétíííjoiíjen níet
beree ban ^onmgcríario gelegen 31)11 3|umie maelteïöooö toojö ban fommigen op /Jet jaae 690 bananöeren op693 gefïeít. ^οφ Baillec bcrféjjuiffc 3e tot op get jaar «595- 3£e hcljaaincn oer % Κ jBarteïaaeen Μ
gunnen tSniptgenoöt/öcn ï|.Tiimannus, öooj gooöelpe beeopenbaanng aangeioeesen: öe* toelften öaar op 000^ Pippyn en Ple&rudis , ínít^gnoev^ öao^ öe vèeeiZeïyugcit en get boïff ban ïteu!en / niet g^oote eeeöieöiggeit inge* gaaït 3jjn. ^eeboïgen^ φ\ 5je ín 'Set fióoj öer ïtoüegiaïe tó&e ban β, Cunebertus, % eenen put/ín een nofteipc ha^gepïaatfï» öe goof* oen nocgtan^ uutgè3onöei'ö j öetoeïnen eer* tíjí$ öe öurgernc ban lïtreegt gcfegonnen W* gn to^öeu te beulen/ te ïftreegt/ en in öé onöergooeige 25$öommen/ gebieec op öcn öeröen öaa ban <acto&ci\ jjïèaae afeoo öe goöfyncgtiggeit öee geíoobígen ín get bie* ten öee getnclöe $$arteiaaren begof! te flmv toen·, geeft Annon 2fiart$ötficgop banHcnien/ oinöen nbee bee geloobigen op te hjennen/ mme gebeenten boïgen^ öen gemeiöeu Baii- *i in get jaae 1074. bergeeben. |
||||
6o8 Aantekening å ïé» é? å
;. ' Á ÁçÊÔ Å Ê Å Í INGE ^Jv' ;;
é. Van die, graffteenen h«b ik boven wijdloopig
genoeg gefproken ; maar heb'er noch iets by te vbé* gen van de heuveltjes, die in't land van Drent, en daarom hene, in groote menigte gevonden worden; en tot het bcgraaven van doode menichen gedieut hebben. J. Pikart, die in'Hand van Drent woonde, en die heuveltjes met oplettendheit meermalen bé- zigdgt heeft, fpreekt 'er omftandig vm Die bergjes of heuveltjes, zoo als hy■* getuigt, worden door ganfch Weftfale, Gelderland, Over-Yirel, en meer andere landen gevonden ; maar nergens in zulke me- nigte, als in het Undichap van Drent. Volgens zi>n zeggen is daar nauwelijks een gehucht, veel 'mineeu dorp, buurfchap, veld , of wöudj of men ziet 'er diergelijke heuvelen ; dewelken op fommige plaatzen in menigte by malkander ftaan. Zy zijn van verfcheide grootte; en hebben mee-
rendéels 70, 80, 90 , »00, en 130 treden in de rondte, 't Is waarfchijnelijk , ja genoegzaam zeker, dat ze eertijds veel grooter, ja milfchien eens zon groot zijngeweelt als nu: vermits hun alle jaarm de huid afgemaait worden met plaggen maayen. Zy - zijn zoo rond j als of ze met paiTers afgemeeten wa- ren. Daarzijn'er die; in hoogte en grootta zeer uyt- munten ; jtaande rondom bezet met kleinder heu- teltjes, Zy zijn 'er uyt de natuere niet gekomen: maar met'.'menichen handen gemaakt; dewijl ze al* ternaal tot begraafplaatzen gedient hebben. Hv houdt Ze voor begraafplaatzen der Romeinen;
die hier j naar zijn zeggen, langen tijd huys gehou- den <m het oppergebied gevoert hebben. Zulks.meciK hy dat uyt de form en gedaante van die bergjes erf heuvelen blijkt; als ook uyt de kruiken, in dewel- ken de afïchen der verbrande lichaamen opgefloten zijn: welke kruiken fomtijds donker-blauw %ø* fcímtijdi donkerrood ; maar grof en plomp v*'1 ïk zal hier by voegen dat het by de Noordfchciw*
keren zeer gebruykeÜjk is geweeft heuvelen ot berg·
ë Antiquiteit·», enz. diftinftie 8, -^
|
||||
BE5CHMVItfG VXn GRONINGEN. fop
]cs op te werpen, om 'er de doode lichaamen ondef
re begraaven , of de askruyken te bergen. Als de lijk- dienjten gedaan waren , zegt 01, b■ li^rmim, plagtem Zcgtaf/tedcn, ter hoogte,ναη een bergje of heuvel > van mrae en Jleênen op te rechten; welke ^raffteden, zoo als Cambdenus getuigt, **w de Engeifiben iJarróves £c«ocmt wierden. Dab zegt hy dat ?er een groote me- ntgtoVan zulke grafiïeden of heuvelen in Denemar- Kcii gevonden word; die in grootte, rondte, en la vericneideudheU.vaij de ryen der ileenen , té«erï malkander om den prijs fchijnen te ilrijden De ronitcn , zegt hy vorder , beilaan uyt enkeide aarde , die zoodanigOp-malkander gehoopt is , dat f.s de gedaante van een kegel of ronde fpits vertoont öom-migen, zoo als hy al vorder fchnjft, zijn béne.' den met eenen enkeldè ry ileenen omringt · en á\e meent hy dat voor Veldoverften of groote Heeren t«pR«*dbt zijn : maar de gemeene heuveltjes, die in de rondte geen lieenen hebben \ meent hy dat: voor graafpjaatzen van kloeke krijgsluiden en helden ge* ment hebben* j . ,'■■ k -.■■ ■■?·■ £ Het fchijnt dar ze eeriï, zelfs ter eere van hunne
^onmgen en Helden, enkeide bergjes van aarde op- geworpen hebben · zonder die rondom met ileenen te bezetten. Althans is dit het zeggen van P; c Li»- «grgtpt maar in't gevolg, zegt 01, mrmius\ heeft men grooter toeitel gemaakt , öffi de graffteden det Maf! eden en heuveltjes , zoo bovenop den top als
η laag en op den grond, met ileenen te omrin-
gen. - Ki, , , ■■' ,v .< :, , · ■ -. . jJk?tnd 7'?Ude ÍÍ detlkcn dat het opwerpen vart'
^keheuveen, die dik wils ín groote menigte by Xl?'la7h ll'T Ι VZmSCtt «**M|fce moeite
rltlJf hebbeü- Ncen : dè vermaarde d Cambde- NaorÊr^ Re!ce7'en dat het de gewoonte by de
Noord che volkeren was dat alle de foidnaten / di'e ï in EfN ΐ Í ICVCn Warei1 ' 7<°° Ved a"de als
Den r^ en-he!m lMten koiten °P hoopeh wier* F^n, totdat d.e aarde ter hoogte van een bequaaiiïétf *'NWn,ent'or. tímk. lib. i. cap. (7.
« A PUu OU Wurm ibial * W Defcri^t WiifJme. ■ |
||||
6iQ Aantekeningen op de
heuvel gereezen was. Hier quam het gemeend
ipreek woord te pas; veele handen maaken ligt werk, Deeze overeen komfte tullchen de heuveltjes en begraafplaatzen der Noormannen en Drentenaaren zoude ten eeríten aanzien een vaft bewijs fchijnen te geeven dat die van Drent en de omleggende plaat- zen door de Noormannen opgeworpen zi;n. Dat daar eenige waarfchijnelijkheit in fieekt, zal ik niet te- genfpreeken: maar't Itaat te weeten dat meer an- dere volkeren:, ja de Romeinen zelf, de gewoonte gehad hebben van de dooden onder heuvelen te be- graaven. Als Germanicus e de gebeenten der Romei- nen , die met Varm verllagen waren, ter aarde deed heitellen; leide hy de eerite zode, om een hooge grafliede of heuveltje voor die gebeenten op te rech- ten. De Koning Dercennus, zoo als f Virgilim fchrijft, wierd insgelijks ond'er eenen heuvel of berg begraa- v-en., Het zelfde geeft gLucanus opentlijk te kennen ; als hy zegt dat de aifchen der Koningen onder eenen berg , die daar toe opgeworpen wierd ψ begraaven wierden. En dit was niet eigen aan de Koningen jen VorÜen : Magtige Lulden en Koningen, zegtk Ifido- rus y wierden onder bergen of in bergen begraaven : te weeten onder bergen of heuvelen , die naar het neg- gen van Lucanus daar toe gemaakt wierden ; '*"* flruíío monte. En wat de andere gewoonte belangt van de graf-
ileden rondom met itcenen te omringen, die is by ' dje, Romeinen en Grieken ook gebruykelijk■geweeft. De grafitede van Nero, zoo als Suetonius l getuigt, was rondom met ThaíiíTche íïeenen bezet. Het gf&<i ÁdXFirgilius\sooï eene Mugge oprechte, was met fteenen van marmer omringt : een teken dat die ge- woonte ín de begraaffeniiFen der menfehen onder- houden wierd. By de Grieken moet die gewoonte ook in zwang gegaan hebben : want l Paufoni&s fchrijft dat zulke affohutzels, van fteenen gemaakt, « T?ck Anuali Jib· ΰ
f MneiA, lib. r, *'' g Lib. S. Et Regum cincres exftru&o rnonte .qutefcuw fe Lib- i% cap. 12» i ín Nerone. J\ Γη Culice* i An. Ol. Worm. lii> ?. caj>, ρ,-.·., , . fc1
|
||||
Beschryvíng vak Groningen. 6it
by de gemelde Grieken'^gW^ Cll πψοίκομΜ
genoemt vlierden. Die Üeenen , rondtdiji de heuvelen en begraaf-
plsatzen, zullen waarichijnelljlc tdc een waarfchou- wjng voor de reizigers gedient hebben, omde be- graafplaatsen nier al te nae te kóorneri. Hier op ïá- gen ook die oude Ipr.eek wijzen : Sta Viattr, Stae Reiziger :." AJphe Viaior , %\c toe Reiziger : Cave l'ïütor, wacht u Reiziger , ',.;....·'■" borders dat het by de Romeinen en Grieken vry
gebruykelijk was,de graflfcden met fteenen, keyen.,' innrmerlkenen, ja fom wijlen mét yzer, als te om- heinen , zal deLeezer by m fSjtrchmannus breeder bé- weczen vinden. 1. Indien de lichaamen der EwaídnJJen m den Ys-
fel geworpen zijn *, gelijk 4e Schrijver, aanflonds zeggen zal , behoeft men zoo lang naar dé Ν abt α niet te zoeken, óf rnet den naam van Natia Verle- gen te zijn. Nabalia of» Nebal is volgens Cluve- rms de oude naam van deu YiTel: volgens den Heer Menpj ρ Alting ís; het de naam van. een gedeelte van den Yiïcf, te, Weeten Dhifus graftl Dít Nabal kan Hgtelijji in Naite of Nah'ta verandert ?ijn. 3 Zoo >,oude Weilfalen al ten tijde van ázEwal-
dtijjen, dat. is voor Kan?/ den Grooten'.,''onder' den naam van Saxen begreepen ztj/l gé Weeft. Híer om- trent dient ge weet en "dat vVeíiífalën van de meefte- Schri vers voor een gedeelte van Saxen gehouden Word. Aimomús yWitekindus, Orfpergenfü\ om meer, anderen voorby te gaan , verdeelen Saxen in drie ' vporn'aame volkeren';' de Ooílfaíing.en', de Wefifa- lingen , en de Èngereu. Β. ρ Rhehanus geeft het voor ten gewíílc taak op dat de Saiïèn, als deFran- ken deeze landen verlieten en Vrankri k introkken, Weflfalen in bezit genomen hébben. Álbertm o tirant- z,iui\ox3n\i de Wellfalingeu voor rechte SaiTen,'*]*; voor. de Stamvaders der. SaflTen : dar is, hy meent jiyjl ecrlte en pudfle Saflen uyt Weftfalen gefpro- ïen zi(u ; en mettertijd, door omzwerven én oórJö- »' De fueerib. Rom.; lib, j. αρ. ι γ» n Oetrib Rh cm' oftiis. *' ftyté I. m voc3 Nabaiïa. - . .,
' R"er; Germ. lib. ι. .η tnSaxon. . ψ .,., |
||||
6i 2, ι Λ A.NT ΕΚ ÍÉ Ν Ι Ν G Ε $$ S> ** 'DE
gen verfcheide andere woonplaatsen in Duytsland
bekomen hebben, David r Chyiraus fpréekt om- trent even eens als B. Rhenanus: en (lelt het buiten alle twijfel dat Wettfalen een gedeelte is van het oud een rechte Saxen. Onder andere redenen brengt ChytrtCHS tot Bewijs by daï Karel de Groote, in de giften en voorrechten die hy de kerke van Bremeh , van Osnabrugge, en meer andere kerken van Wcit- falen verleent , zijne opene brieven doorgaans op deeze wijZ.e begint: Dat hy, nae eenen langduurigen oorlog eindelijk de vrede met de Sajfen' maakt: met dit hidtng dat ze gemelde Karel ge ene fchatttngen meer ZmIIch geeven ; maar daar tegen gehomlen zullen zijn dtn Heere jefus Chriitus door de wapenen e»"t ge- loof te dienenden den Priefleren de tienden te bet aaien. De SaiTen , wil Chytr<eus zeggen, zouden in die ope- ne brieven niet te pas koomen; indien de inwoon- ders der gemelde Bisdommen geen SaiTen waren gewecit. Joh. f Aventtnus houdt het vooreen bewee- 7,e zaak dat dV.Weilfaliugen' Saxen zijn» Wat nu de Ooflfalingeri en Weitfalingen , op zijn
Lati'fnfch JOfvatï en IVejvali, belangt; daar over zijn de gemelde Schrijvers niet eens wie van beide voor de oudile en, oorfpronkelijke SaiTen moeten gehou- den worden. Volgens Crantziüs zouden de Wed- falingen de oudlten zi;ii 3 en den oorfprong aan alle de SaiTen gegeeven hebben Ja hy houdt de Weitin- h'n'gen) en vervolgens deSaflen onder die benaamin- üg Ichuiiendc, voor ingeboorene Duytfchers ; dat is die van de ou.dfk. tijden af in die gewefteH ge- woont hebben. Anderen meenen dat de SaiTen al-, lereerlt over eri omtrent déElve huys gehouden , en mettertijd Weitfalen bevolkt zouden hebben: en el- ders is getoont dat de Fofi ,, die t Tacitus naait de Cimbren plaatlt, van fommigeiï voor de oudiie SaiTen gehouden 'worden. Daar hebben zy deez,e re- den toe dat ν Ptolom*u$ de Sailen in dezelfde jaiid- ftree.k. plaatft , daar de Foffi volgens Tadtus hunne woonplaats haddtn. Dit gevoelen heeft Cluveriwt níet zonder grooten fchijn van waarheit, op <Se baan *· Orat, de Vetcri Sasonia: Provincia.
f l'ag. Μ 8 t Germ. cap. $6. ν Supta colium GiHibrica: Gheifoncü fuut Ss3c°neï*
|
||||
Besghryving van Groningen! Cï%
gebragr; en 'w Ceüarius fchijnt het geenszins af te
keuren. Dus zouden de SaiTen ovei; de Elve woo- nende, dat is atFvjfi van Taciïus, niet voor de na- komelingen maar voor de voorvaderen en Stamhee- ren der Weftfalingen moeten gehouden worden. Suffridus χ Pari, die deeze zaak in 't breed ver-
handelt, fmi'jt al het gezeide over hoop ; of doet er althans zijn uyterfte beft toe. De Vv'eitfaÜn-
gen volgens hem, zijn niet minder áls Sáííen; en de üoftfalmtien {Opvult) al zoo wtmi^ als de Weft- ralmgen.. Nooit hebben de Saiien, zoo «Ishy ver- zekert , Weftfalen bewoont, of bevolkt, of over- heen. Voor al moet Crautzius aanhouden , om dat hy de Saiïen en Weftfalingen voor intreboore Duytichers wil gehouden hebben. Dít zeggen van brantztmzoride de ganfche vertelling van Sxffridus Petn, raakfnde de Indiaanfche afkomite derVrie- ÍJ" 'en .Saflen, onder de voet werpen, fntjien de Wcfttaluigen Saííen zijn, en van de oudite tijden ar daar geteeit zijn en buys gehouden hebben; ?oo konnen ze van afkonitte geene indianen zijn Daar moet SuffrUus voor ftrrijden;' daar hantrt bv hem alles aan. Ook bofteedc hy by de t5 Hoofd' mikken ; dat is geheel zijn tweede boek van den oorfprong der Vriezen , om Crantzius uyt het veld te flaan. Ik beken dat hy blijken van een groote geleerdheit geeft, zijne zaak op cene cicrlijke wi>- ic en met eenen vloed van welfpreckendheit voor- Jielt ; en in fommige zaaken van minder belan^ fchijnt gelijk te hebben. Maar wat Jen grond deÏ taake belangt ; kan ik niet zien dat zijne redenen 200 doordringend zijn. Die 'er luft toe heeft om ^ggen tegen zeggen op te wegen , en om larJK- wijlige en verdrietige redeneeringen te beftudeerèn Kan hem op zijn gemak een en andermaal leizen Daar opmoet zoo een Leezer gewapend zijn, dat al het fchermen van Suffridus maar dient om de meergemelde Indiaanfche afkomfte ftaande te hou- den: en dewijl die afkomfte, zoo als ík meen dat * elders wel beweezen heb, niet beter als ecu wel opgetooide fabel ís; 200 kan men wel oordeelen wa a« er van zijne ganfche redeneeringe te denken zy » |9 Gctmajua, χ De Frifibr. lib. 2.
Qq 3 wed-
|
||||||
£i4 Oudheden en Gestichten
WED Ό £ R E N,
P: L Y/;E Ν S Τ E Í. N.;<-
ïï&ebhtv%n f boo^ be ipanbeüng SWèööersn
$et?áamb/ en ^Mgenffön/ syn 'ttof e gapclnni -, betoeïne tepntooo^ötg / bofeen^ ïjet fcíjíijbfn ban J,. PiWt i pstëer 't Ciaiiis San 1®φν belb gooren^ ■·■,,*■ ?J^.>v>: ·
;i ,' O I Ë τ 'E R,'-',.";
<5ieten/een öo^|i onber't gcreeijt ban<éo$'
termeer/ jjeeft eene p'arocijiïierïs/ öie ín t jaar 1 f71.' bcbient jöiêeö öao,? eenen Adolf Alingë.; ' "-,*'; :'
Dodonxus jaiViTc, een &e%ien$ en %it ban
't ïiapittel te mmtwmtfö / iuaj in 't jaar Β O R G E.. R.
SBojger ban oub$ ÉjéèfPt! / Ρw bo^ oíto'
*| 3dfbe öeitcijt gelegen/ .&cefxooft ernega* ror jjífterb. Β O R C Η, miíFchien Β Ο R Κ.
S!« ö€ Söufie ban $an£ Pms ίηφ be fa*
roe&í ban 23o$ pnöer be fier&en ban ^cnt gereheot, öeltjft 3e öanr onber ooft ffereJNfnt fcoab tn een parlementen fjanbfcJWft ber Ψ nieïüe Beríie/ 't fcueln onöer mg bernft, Wf* lat jjanbfclfóift o!pt ooit bat fjet een faro* rïji&cr& foa$/ en bat 'er mu Bföavv ïpa$ ψ __j
|
||||
van Groningen. 6i?
fïicgt aan &. Stevens outaar, ^eje ftiftar?/
300 a$ baar bo$ee fïaat/ t$ booj Maximi- liaan Moriílonm ^oofï en Klart^btaften ban β. Mariaas «erft te f ttrecjjt / ben 18 ffunp 1 f 95, begeeben aan Kornelis «Je Weli, <0ee^ tcïyft perfoon te Utreegt, ©an 3$efíertóoíbe / bat m be 2Mle ban
ψαηφ Pius ooft onber't 23$bom ban <0;οϋίΠ' ge gereftent too$/ jp&Bcti tog öobeti reeb$ Sn be ^efterfooïben fao?ben bgnae geene
geefïelpe gefiícgteu gebonben:'alleenlp bin* be Ift ΐρ Ubbo * Emmius etl A. f Macth^ns
bfit er te (C&o^-appeï ban oub£ een' fó?un&
Bjoeöerg-fifcofier geeft gefïaan. . EYLANDEN bezyden de Omlanden.
€egen get fïranb bet <®mlmt&n / mfftym
be 3£abjei$en be <êmi§/ ïeggen í enige egiaii* ben ·, ban beíoeïlíen ín be jiaulfeipe S&iïiefl ooft getoag too^b gemaakt 't <£erfïe tg ^cgíeemonníft oog/ ?t toeift naafï Hmelanb/ aan be ^ofóybe/ gelegen i£. ©e onbe ©untfcöecS plagten ttgen be egïanbeti oogen of augen te 3eggen 5 om bat 3e bc gebaante ban een oog fc^ijiicii te &eböen: toelfte beua* nnng nocg ín ^cgiermonft-oog/íuottennticr- 003 / en meer anberen / obergebleeben t$. ^efjiermonntíf geeft bien naam ban be jj&ow m'Etften geftreegen/ bie tn 't ínít scfcïeeö gin* gen: toant fchier í£frtít te peggen 3^e3e jjEonntftften fcuaren wan be g^man,
fïreit o#er/ biebiegt bg bit rnlanb een &Ι0Ο& Ackter de Befclu ijvínge va» Groninge.
* In eeusn brief van 't jaar 1^9, Ana'l, torn, <f. Qj3 4 ttt
V ■
|
||||
6ι6 Oudheden έν Gestichten , &c.
ter ïjabben fïaan / ïjet Ji^amfiee liíaoffer of
't <$ïbê Moofïer genaöinb: toelne jf&otmiuneit tjet genieloe cnïanb buiten ttoijfcl'm eigenoom 3ullen be3eeten íjíbben. 3Mr be fcï)sppfr^ fcso$ öct öoo^ öe hjantselins ^cijolöaclj ge* noemt '■■ ff el! naafte enlanö föortunntier^oog/ niet
ftéilinm grftjn tnbe2$nUe P'iüs'fïaat/ plagt *rnoer bas tHöt ban ilottum te liooreη ÉnfeIj en %effe3anö/ banbe himmi 3göeobcr23ufcl) gelegen/ icber nautoelp£ uferDut5end fcijjee* ben lang/ en fcfjser geljeel urrlaaten/quameu öenboo;noemoen$(llftnujeii}K^ toe 5 en'leggen ue^ijben koningen. * ' ■ '-' #an boigr fjet eyianb föo^mtn ν ïédcïS om
jifne nlemtjdt/ 300 iseï aïg' %yi& en $5n$$/ nautueïp£ben naam ban een euianb ucrbtciit; bant ïjet beftaat flegt$ uut bííe ijcabeïen/ en 'f*? ganfeij bcrlaaten 5a*e£)ter fiaafer.tf £3o?ttimi/ in bföiefëtiac
fct$ egïatibg?/ .een aa«3!enipe 3eebaitè öiè De «Êmbocnaaró aïbaar boo^ ae 3eebaarber·? op* gereept Ijebbeii. Εββ êriie baltc (jeeftjínifí oolij maar bit i$ hicmber/ tnfíaátin't mtö' ben ban 7t enianb, 3i?nöee3e lanbftrecben / ennoojaï in-t laiia
ban *D;eht/ 3ijn toeuiige üatolpen oberge* niecben ·, octbeioen-baarenboben geen eigen Jpafioo? Qeböen. 0$m öie öieïjrfi bt> <®?o> niiige biooneo / gaan baar te nerne: tik om> treilt anberc fïeben of bo;pen tboonen/ öaar een ïiatolpe ©afloop geyonben tbbjö/ gaan naar bie fteöen of Dompen; om baar ^röolpcti te tooien. BLAD?
|
||||
Bla d-wyzer
Van de voornaamfle zaaken, in de Oud-
heden en Gedichten van Groningen. "--':'"■' ß ({'"''" -'■■■,■■■■■■ . . é
}. , '.. , . . .
"at
Arnhem (Godefridus van) de XX%1 Abt van
Adewert. z%4 .'■·:· £'jnc goede regeering , godvrueh-
t'gherr, enz. 2g6, ^? • . . hoe dat hy de Abdy opgefchikt heeft,
187, 288
? ♦ ■ tracht de Nonnen van Trimont te ver-
plaatzen, enz. 2gg
• · ♦ zijne dood. 2.89
Ë/« uyt verkeerde inzigten afgezet. 227 enz. Abttn het draagcn van Biflchoppelijkc pronk- gewaden aan de Abten verboden. löz AMen (fommige) hebben ook het recht gehad
om jn het bezoeken der klooiteren onthaalt en vry gehouden te worden. 5*00, rpi fMyh Maagden : kerk en konvent van Ade-
hjke Maagden te Groninge. <jp • . · het konvent aan de Jefuyten ingeruimd.
Mtwm, dor>, waar door vermaard. ,86
Mwert, Abdy, den BilTchop van Groninge voor zijn onderhoud toegelcit. jfi: i8<i ' * . de gelcerdheit wierd te Adewert zeer be-
tracht , en heeft 'er zeer gcbloeic, 110. i8P. 218
! · · veele geleerde mannen plagten daar ge-
ncele wecken en maanden over te brengen. r u 1 , 110, in
' · · icnoone kerk van de Abdy. ,§^
Q-S f ...bc-
|
||||
 L Á D«W Õ Æ E R.
, t befchrijving van die "kerk. ïS7
, é is ceinaakt naar'c fatfoen van de kerk te
'K'laarval·. "/'/ xio, xzi . . groette en rijkdom Van de Abdy. 1S6.
' ■'■" " . 188 ï 189 het wecreldfch rechtsgebied aan de Abdy
180
ontnomen* ioy . , daar was eertijds een fchole, ÷ V9°
„ , de'Abdy moeit aan't Groninger Bisdom
oegeeven worden. , (. ., ]b]ó
., krakeel daar over, verdrag, enz. ipo
|
||||||
191·
|
||||||
Adewert* Abdy, wanneer geftichr, 2,11
,;.''by wat gelegendheit gedicht, æ 11, 2.'' -
* '. lijft der Abten van Adewcrt. 2,12, «iz.
4 heilig leven der Monnikken. \.<.-,■.■. xl°
* * ! zy hangen hunne frappen aan de zonne-
\*ftiaaien op, . .:: ..., W* H* 'f-.. Konverfen van Adewert Nvoeren dücwis
groot getal der Monnikken enKonve' ,cn
* *in de Ábdye van Adewert. , &éÜ·
'"\, de .tucht vervalt 'er, enz. i 3°7 ; ." de toren brandt af door den blikzem. 3°?
'. de ontuchtige broeders geítrafi. \\^Ílh heilige Monnikken .van Adewert»
!2ßýÌ (Klein Adewert) geiticht. *$<k 24° wierd S. ^»^j Idoolter genoom. 3ZÖ
'Jdrianus.fri, leert dat de Pauzen dooien kon- - ! ;'""'" '■■"' " -í--·.■-.;..■ ·é'4 £>V "·:" ' ir! y. 4*
^^5 Viterbienfn, Generaal der Auj^ftjfa*
llonnikken, verklaart zich voor Reuéh^
Mneas Piccolhomeus, naderhand PiusIL geW°^
den, met eeae Lauwerkrans gekroon<^^. |
||||||
E L Α D-W YZER.
Aflaaten zijn door Bonifacius ^ ƒƒ/niet uycge- vonden. 149
. . . misbruyken omtrent de aflaaten. 149,15*0
. , . die misbruyken dienden om de menfchen tot allerhande zonden aan te moedigen. ij*o
. , . het geld , van de aflaaten koomende , wierd verdomineert, enz. ihid
. , , Bonifacius IX< hield op dat ftuk geene
maat. ifl
, . . in 't verleenen van die aflaaten wierd de
vergiffenis der zonden aangeboden zonder
biegt en ber©uw# ibid.
; . . ondeugendheit van de Ingaarders der af-
laats-penningen. ifl·, ij"4> 1Sf
. . . andere kunften omtrent de aflaaten uytge-
vonden. ïf-5 ifj
.*« . de achting voor de aflaaten begint daar
door te zakken. 153
. · . volle, volder, aldervolfte aflaaten , door
wien uytgevonden. 15*4
Afzetten van Abten van BiiTchoppen uyt ver-
keerde inzïgten gefchied. 2,27, 22S Agnes S. Agnes konvent te Qroningen. 70 Agricola (Rodolphus) heeft het koflelijk orgel in S. Maartens kerke gemaakt. fi
Agricola (Rodolphus) waar gebooren* 35^
, . . zijn verftand, geleerdheit, enz. 360
«". . heeft de Griekfche letterkunde weder in
Hoogduycsland ingevoert. ibid#
♦ . . zijne ontijdige dood. $60, 30*1
·"; - ♦ hoe zeer van Erafmus geprcezen. 361 ♦ V. graffchrift door ffermolaus Barbarus op
hem gemaakt, 362,
Ailardus Fokhosfz. Monnik, door Gregorius XIl
tot Bezigtiger over alle de Benediktyner -kloofters van Vriesland aangefteld. ij6 Anen*
|
||||
 h Á D-W Õ Æ Å R.
Jlbertus.lt de Ð Abt van Adewcrt, zijn lof,
enz. il8 *
4Ïbertu$ IIi de XI Abt van Adewerc. æ3 ï
\ . , een Nonne zoude zijne ziel in den hemel - gezien hebben, %1l MbertM', Hartog van Saxen , belegert Gr«-
ninge, fterft, enz. z7° Anm, dorp, waarom een vervloekte plaats ge-
noemd. 57* , . ., kloofter daar gedicht, maar naderhand .■ verplaat ft; »';.-; iwê7%i'177> . ,';'. redeneering over de plaatze van dat kloos- ter enz, S7%v 5*74» 57 f ■Angelus Politams , zijn verftand , geleerdbeit, enz. t6*
, É] . hy had, volgens fommige Schrijvers, te
grooten zin in nieuwe woorden, ion*
.',,.. . zijn verfchil met Bartb,$c«l* over deou-
werwetfche woorden. V->\
A*Io, dorp, Parochikerk, §$& 17°
^»»ë Sint Anmas kloofter te -Rottum. 37°
4p?fioti£ibe Kamer, wat Th.Niem van haare in-. . haalendheit.fchrijfc. , ; 535 4^ê eenen Arend maaken , of yertoonen,
, wat te zeggen is. *47» z+'
4âç9 Effen, de Abdy Mariaaskamp daar gc-
fticht. f-
, . .kloofter, door de Drentenaars geitichc,
teAffen overgebragt. f71.57?
Afert, dorp, enz. ; ,·., 179
... kloofter te.Aflcn overgebragt, éøï,.
'...";. wanneer en door wien gefticht.579, fp?
,\è. . wanneer vermeld. -,!..· , f Audgerus, Audgarus, vierde Abt.van Wittewc-
rum of Bloemhof.. . ?pp
4:': u.
|
||||
 L Á D-W Õ Æ Å R.
■ ,*■ . ·
gy^/, Âøï, dorp, enz. ^TS^
, . . hooggeachtePaftory aldaar. ibid*
. . . Rod, Jgricola daar gebooren. ibiei.
♦ . . zie jigricola.
Balduintti II, Biflchop, heeft het ganfche Bis-
dom door al zijn oorlogen uyrgeput. 53-f B^rbara (Sintc) die haar gedient heeft , zoude
zonder biecht en berouw niet konnen fter- ven. 23f ,·,■» de befchrijving van haar leven is een Ro-
man. · / 5,36 Baromus durft fomtijds de gebreken der Pauzea
wel vcrhaalcn. 147 Bedelmonnikken: hunne magt zeer hoog geftee-
gen nae de tijden van Frederik II, 1O4 , . . Keizers en Koningen hadden voor 'hen te
vreezen. 104 ,«. . waarom zy den Paus ten dienfte itaan.
ibid.
. . . klagren der BÍíTchoppen over hunne uyt-
fpoorige voorrechten, enz. 104, iOf . i . hebben het volk altijd tegen de Pattoors
opgemaakt, ,s, 1Q£ . . . zijn almagtig aan 't R. Hof , en waar
door. ïof, 106 Beeidfprakigt beeltenijffin byde Noordfche volke-
ren eertijds gebruykeiijk. ƒ 11 Beem, Bedum, enz, dorp, naamrede, enz. 341
. &... groote Parochikerk aldaar, ibid.
. . ... is de woonplaats geweeft van den W.WdU
Jriduu 54a, 345 Beenderen van doode menfehen of beei'.en.j
c zijn al geen beenderen».die uyt de aarde op- ge- |
||||
Β L A D-W Υ Ζ ER.
gegraven worden, en naar zulke beenderen
gelijken. yiy
Beerthe, dorp, enz. 464
-'-"- Nonnekloofter aldaar. 4o"f
JBeyer {Jacob) Prooft: teLopperfum raakt mee de
gemeente over hoop. 418 , 41 ρ
- - - verdrag tuiïehen de partyen' getroffen,
Êeilen, dorp. 5-5-5
Bellingiveer, dorpj eriz. 3 f o'
Benediktymr Monnikktn:in hunne kloofiers wier-
den de Wetenfchappen vanouds voornamen·:· lijk geleerd,* i'J|ý, 136 - - - daar waren zeer veele geleerde Monnik-
ken, 136 » - - naamen der Abdýen , daar de wetenfehap-
pen meefl bloeiden. 137 - - - wierden uyt de Abdy Laurisham verdree-
zen, en waarom* 183 * - - wat dat ze naar hunnen Reëel mogen
eeten, 238
Bergjes, daar de licliaamen bêgraaven wierden,
zie Heuvelen.
Bernardus f Sint) zeker Krijírs-óverítc zag hrt beeld van S Bernardus zweeten, cnz,*ip'8 > £#9
Bernardus (Sint) zijn brief tegen het vieren van de onbevlekte Ontvangenis) 432.. 44Í
Bernardus I) de XXVI Abt van Ádewert.
zji
Bernardus II, de X X V ï Abt ván Adewert,
ibid.
Btrum\ dorpen, enz. 42.1
- - - is de geboorte - plaats vart den! Bifl'chop
Herberius. 4M Betkhem, een kloofter, by RottumV 37°
Bevcýigen; de Bifichoppen van Utreéht moes-
ten |
||||
B L Α D-W Υ Ζ Ε R.
ten zich zelven fomrijds uytputten, öm hun-
nebeveitiging tebekoomen. f 35", ƒ36 , enz. " - - zie Βijjchoppen van Utrechti "'·"■-■■ Biphoppen van Utrecht moeiten voor hunne be- veiliging groot geld opbrengen, 5-35- • - - waren dikmaats genootzaakt dat geld by
Italiaaniche Wiflelaars op te neemen. fbïd. * - - wierden door opfehortingen, interdik-
ten, banvonniflen, enz. tot betaalen gedwon- _.§??« 'M ^f' Hö> enz*
BiJJtmppm (de) wierden van de Pauzen Broe-
ders genoemt, enz. zie Pauzen. Biffchoppen van Groninge. 79 , %0 Bijfcheppen, die met knodze vochten, om quans-
wijs geen bloed te vergieten. ' 101 Bifchuppen uyt verkeerde inzigten afgezet. Z7,jr
|
|||||||
^2.ί
|
|||||||
BiJJchoppeUjke pronkgewaden > (het draagen van)
aan de Abren verboden. 162,
Blinde luiden, die zeer geleerd zijn geweert. 276"
Bloemhof, anders JVittewerum , kJooíicr, zie
Emo\ zie IVntevjerum,
- - - Bloemhof was-eigentlijk de naam van het
Mmsklooirer j het Nortnekloofter liiette Roozekarjnp. 399 BpyngtS) Abt vanTermünre, hervormt de Ab-
dyen van Vriesland, 467 Bomventura (Sint) verandert het Pfalmboek in
eene lofredtn van de H. Maagd. 431 - - « wat hy van zekere veropenbaringe oor*
deelt. 443 ύ - - groot e lof die zijne fchriften gegeeven.
word. · 446
Bonifarim F'/ƒ/, ilegte getuigenis dier hem door
tVejfelm van Groninge gegeeven word. i%y
- - - of hy Celefiinas F door liütigheit bewü-
ffen
|
|||||||
È L Á D-W Õ Æ Å KJ
gen heeft, om van de PauGelijkc waardig-
heit af te ftappen. 14.J - - - verfcheide getuigeniíTen voor en tegen;
"v; »43 »44
- - - in eene Synode van ■Vierine voor een goed
Katolijk verklaard. 147 - - - hy verklaart dat het Rijk van Vrankrijk
aan de H. Kerk vervallen was. 146 - - - verklaart zich Heer en Mèefier van de
ganfche weereld> in't tijdelijke en geeftelij- ke. .146, 147 - - - verklaart ook dat hy zelf Keizer is, 147
- *■ - van fommige Schrijvers belogen. 148
- - -of hy de Aflaatcn uytgevonden heek;
1 49
- - - de-volle, volder, ch aller vol fte Afhalen,
door hem uytgevonden. 15*4 Bonifacius IX gaat alle paaien van fedelijkhcic
te buiten, in het verleenen vrn aflaaten. 15"é - >..,- van zijn geldzucht en fimony, 1 S%
■s,-> - vjnd rneuwe middelen uyt om geld f- winnen. 1 fi, 'f5
Bpmberge (/intonis Folkertfe van) P^itoor v;in
Harfens, heeft groote dfenften aan Suffrtali!>
Petri gedaan. 34l
Broek. (07eft er broek) dorp, ô;. V~l
Broke, dorp, 'm Zuydbroek. erï./'faoo'rdbioek
verdeeld. ;*■_«.,. ■>.>> ·,4é7
Bruhefe {Jêhan) tot het Bisdom' van Gionin^'
...benoemd. . ,-;;.,. ·.■, *) - -,r, - zijne voorige ampten. S3» ^4
- - - was wat driftig in het verdedigen van de
kerkelijke Rechten. '■';<■·.<■ °4 Burggraven van Koevorde: zie Kyeverck.
Buuren, Nonneklooffer te Buuren > niet verre vaa Tbefingc. - - 31? |
||||||
•*fmmmmmmmmmmm»memmmÊm
|
|||||
:.',!·*; , c^x f ■■/■·;.....i C. ,ßßÀ»4
æ? AmiÏÏm g^itemm, de: Aartspoeet» mef cenc
krans van kooUoladens*|< eirè, gekroond» <7i*»/3síí,'í".die■..naar.- de kroon ^an Denemarken
itond, roept de Kleine Vriezen te hulp, zie ; 'Vrvemm:-'."IlS£-ú&Àº%ßï:><I ?1 : ^Oy, Zo8
CarnïfeX'y. voor een vleeshouwer en een kok ge-
. nomen. oi* t m^yr-tizt&pmtüi' *.*-?„ -> ;ïvh^7P Clodov&us, Koning van frankrijk, deed veel goeds aan /kerken en klooiters, maar was daarom de heiligde nieCvs.:·; 478 i.v,i zj|rt-oTiiKCchtvaardige handelt enz. 478%
479
Cr up tori cis villa ,rby fatitus vermeld, íßéç Pi·* ^^Voonívoevorde genqjmeni enz. . f%4
. í , van den Heer Jltjng voor Hemrijk. 5"Z7 Guncrus Ñ e tri,  i (Tc h o ñ van Lee u waarole·, v# ç iW gebakt. :.,-*' . ë ÃïÜ
. '^f ..;Ji.|, D. (IQ)
^yjle», een dorp^ cnzr -/f &
; i^iHredcke. Ì>ïé -:; mw. f « - . 18^,.
•í?'· wanneer ..eer ft vermelLm<m$.\ ïiifejd* , ,. . . klooíterkerk aldaar. : ;;*!·»«*;, é 5Ú,öß$.
■* é s liormendórhand ingenöirien. > -*&*«$ .- .·,, tegenwoordige ftaát varLDamme* ?t«i8ó* Âë», zoude den naam aan Denemarken:£in 't Latijn'tDania) gegeevea hebben. <:. ■< ZJU
David van Borgtnje Biffbhop van Utrecht,* de eenigire Patroon vznWejfelus tegen de wojg?!
Ie der bedelende Monoikken, ui, »|$*.
R r JDee«
|
|||||
 L Á D-W YZER,
Deenen en Zwecden, hunne gewaande oudr."
heit. X4P » if o, enz» ... zie Noordfthe volkeren.
; . í zy hebben ceöe lijft van hunne Konin-
gen van Dan af. \$i . . . die lijft tegengefproken. 2?i, iet
J\. * zy fteunr op het zeggen van oude Dich-
ters, i^t j~. Ê echter heeft Denemarken Koningen ge-
had voor de tiende eeuwc $ daar we zeker befcheid van hebben. iff, afrf Deenen: van hunne graffteden, zie Noordfcht
Wolkeren. DejocaruS) een jongman van Groningen, van
Era/mus gepreezen. i 3 J Dekens in Vriesland, hun ampt en gezag. 377,
. . · i naderband Prooften genaamd. 57P
4■:■*- . dat ampt wierd naderhand als een wee-
reldfch ampt aangezien, en ging van de ou- ders op de kinderen over. ibid. $ r . zie Preeflen. ... onluften tuflehen de Dekens en gemeen-
ten. 4iy. 438, 43P . . . klagten over de Dekens. 430, 4+0 Delffzyly waar gelegen, enz. 4fi Denemarken, van allerhande zeeroovers, ceni- gen tijd, jammerlijk geplaagd. é?8, é$9 . » .de Vriezen hebben'er ook gerooft. $44 Dichters: oude dichters by de Deenen, Zwee- den , enz. anders Runen en Schalders ge- naamd, í'f^ D'tdetyk f II * misflag van een oud Schrijver omtrent Dideryks levenstijd, enz. 24%, z45 Didymus van jilexandryen, vcrlieft zijn gezigt» «n word daar over van S. Antonius vcr- -**i á,- , .. trooft- |
||||
/ tfboM. .riïrc^is.· » ÍZÍ'
Dieverw) <$or$.:} fS9
bikhuyze o f Dykhuyte % klooftí?r p$fjf£ de Ecms *
wanneer ecrít of*gekort»co« ,. ,47P
Doefitmy dorp, erU, r . ι f it «? ; ?ó"4
Dollaart ± ecn zeeboezcrri > h#eft yeele l^nde-
■ryen" vefílohcjeri. 3 -; /V .. ;v v.470
bominikáanen (Preekhccren)hunric kerkte Gro-
, ♦ ♦ kpnyeíjt geíiipht. κ moí* > 57
, i . Van nieuws opgebouwd* : ' > ff
i . . liqrvdrrriing van*t konvcn^/ 5-8
1 . ' vöornaame ínanííen cn Pridr? van dit kon*
Vent. f3, fo;
ι . . hunne Order heeftjáeftígq niaiinen voort*
gebragt. ......... v xi|
' * . ván de HoHándfche Vergadéringe der Do-
minikaanen,. ;.. .τπτπΰ·;* ' tóbo ^^AM»
ι «.γ. yerniaardHcit van die Vergadering^ 3,14 ι ι ,, bet Preekheeren: k*nvw teRyífêl wilde van dè Vergadering niet afgèfcheidcn woi>
.den, ^,;-.1-. . ',;. ;.,fï ibid, • i... fabelert wegene de volkrijke Prcejcheereiji
klooifers ih Ethiopië'. itf |
|||||||||||||||
■· *\
|
|||||||||||||||
; daar zouden £000 Religieuzen in een'
kloofter wb'onen,enz, enz, 1íjt,?,í6 |
|||||||||||||||
ê * ï*
|
|||||||||||||||
fabelachtige vertellingen van de Milig-
Heit des Stichters. ii$ • ♦.. en van de di£nftbaarhékdeáDuivé!*,i.i6\
>
: i sbiiaom .^7
í ... noch een ander ktofoftèjf |Ü 7>P9 Mon*
nikken. ný
. . . verklatren zich tfgfcti éü Qn^jsvJcJÊteOnt-*
vangenis. j^g • · . worden daar tfvéf" iè Parijs vervolgt. 448
4 . i hec preeken 1 btciebt hooreo, eiw^tfrdf R f * tfat
|
|||||||||||||||
Ahén verboden. joíttftcí.
Dvdjýaan van een Prieíter, xie LuMphasi
Px.4, vérlof aan eenige Monnikken gegeeven,
•!^ora die outaarcn te gcbruvMén j en wat quaad
daáïuýtvoigdei ffiwraod: ^ψΐ
'DrffttvïM wcl-eer het derde deel ráúh Stifc.
ïK ~· naamreden. "-"j'- ibid. 502
;í. r/cloor de Keizers aaneen Biffcbdp v*n
Utrecht geíchonkeríi^T r '. íiri 4*f
V . „ keurenen rcchtèVikfldeDfentenaafsdoor Fredmk, van BlankènMm-gtgetvtn. 4-85", 4Sá
i "l í de Drentenaars volgens J. Pikárt ují '' Scandinavië overgekomen;ab»κ $©i, ρ? f V . ^ijn volgens hem ook Vriezen en Tënk- '""i!tcrs/;: *S«íi*k*g-»»V9dt>íl>e*líoH :>bwi ,-5^3 ^^.«Ifèe oude Drentenaars Retffceri fcifrï ge» t'weeuV'-*'^1'· Y »H Ι|4·': ^^^2ti'^tivf;iJ Λ'^ fteëfónoo^cn in^ ted" vin Drehi , zie ^'■ShéitMépèHl^'* —ö gnjid^i ^ .;' sb «*» *.fc#ï Dekenfchap van Drent, -fi^io ifp.rflaï#ïé\ leger der'UtfiechtëntóFcri) >fó9
J**· ütOtioIl) Rodolfytüti - .v-iooij Í>V .volgens 7. P/^/ z^ft de H.»Í#PÁ^
- *l''^^«^kflff^geöj'aftféir]-' ? ?*-' 0Ό4 ï)uivel (de) moeit voor zijne peniteneic' zeker
' klooftere jaren diënën.^ υ ! 2'^ Xs£.' mofcft de klokken van 80 klooiters op ee-
"% nên tijdiJuiden, eriz.enz.1 2itf, -Hl "Bwingdo, dorρ, enz. " f$°
Φνφ&\ vermaarde Abdy^cnz, 581
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Ι
il
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
Β L Α £>-W Υ Ζ Ε R.
E. ... W3 /Ivs
» ■· i'. ■ ?■* ' i * η ,*\ f ··«
"''..■, ; <>V.Í '·-. 3ϊί|| ;. 0fí ; -: ·:■:■·;'-:κ\': í Ί* *&'.«'£-3$.
J7CW/w Hitft het volk tegen den BiiTchöp ván
Munfter op; en waarom ? ^fff ^.f^
Edda , by de Noord iché volkeren ψ wás een
boek, daar do verdichtzclkuhdè: jh gcleert
. . . hier uyt heeft S&xo Gramm, zijne Hiftori
'■'■■getrokken. ' Hp^ 1W.- li «<"«Κ£ΐ: %^ fVf. de oude Edda was veel gröbter.1 if ?, „ f»!.;' .,'"'.;'■ ;.Ji.i λ 5a ],·ι3ΐ.1 f $ip*Jt ϋ:^# ί'*':2,Γ4.
W, oÏElden, dorp. ,Rí8A»ti"átt$0Z
·.'. het kafteel van Eeldc om vcrrá gewor-
pen, ibid, SetöXJoban) van M. SthokiUs-ónê^èë voort- zetters van de Reformaatzi gér-ckër#,:: 47^ '·".;. Stb'akfifrdi&r in tegtngefproken^ö 483 •&*&£r{dc vloed) hééft-ÚfPhUmthmin bynaam van -de Wider. - Φ i '-■ i-r;;:* i ï&w v<? ^α f Ëemum^ of Eenum, dorp» · : !M&Üttj8o Eertyteli, zie Naamelf. - ·,,-' táfcw ^b . &*■«;, zie Tiende Eeuw. Efbentus,, de V Abt van/Adewèrr; '* "!ί« -ζζι
hterdus^ de VIII Abt vánAdeweÏtv 13.0 itiboldus^ de X111 Abt van Adewerr, !' 'z'jtf Eilardui, de X f V Abt·van Adewert.'" 'v ■"' ibid, • *■§* kamt de armen in een hongersnoot të hulp.
; wi**^x«*- ■-» »",»230^257 • ·'■··. zijne vordere daaden. >fífid
&»#* (&φ?*/) dorp;*é m m · > b%#* 4<s 2
*%^jj 1 de XXXVIII Abt vari Adewert <·
öfeijne gaven, goede regèering, enz. fï ιη% ftMflMmj veel by Georgius van Saxen.1- 173 • ^- do^et afftánd, word blind'4 ~en&.1» · Mí^
.*^.i^j|fi®/doèd'^'jÏÉni{|^f^>i \ -*·:.· .iöï^iitó %7£
l^ Rr 3 4»
|
||||
,1U D-W YUR,
£//* (>&«») Paftoor tcGroninge: zijne gaven,
lof, enz- j 5,2, Mmden in Ooft vriesland, zie flfefter-tmbde,
Mmethe\ Weftef-ernbdc» *ie ÏÏFefitt*tmbde, f.mmanmh Graaf en B$*ehop van Kremone, Word Monnik te Adewert. in 1. f ,. kort inhoud van zijn jeven. 155, 134
'm·..ø . verfchil over zijne geboprte-plaats. 314, . ■ -'..f ß "»m;i „ . *~..Ë- "-«/e jf'i .-.·- Jij:
*. .waarom hy nie* gckanonizecrt i$, \%j
Emmty een dorp, enz* ff % Mmt}) een Leek, trekt de kleding van S. Be>
Hcdikttfs aan, " 586 |
|||||||||||
-»: ♦ ■*'.
|
begeeft zich in de Prcmonilreit - order.
|
||||||||||
387
|
|||||||||||
*« *
|
(licht cene kapel. 386^6,
|
||||||||||
geeft den voorrang aan zijnen neef Emo,
^ f, . die kapel r^pt ee» klpofter gebruykt, ibid.
I . . by wat gelegendheit dat hy zi* in'tkloos- terlijke leven fcreeg. 400 . . . doet zulks tegen den wil van zijne vrouw. , . . zijn vorder gedrag» 401, 40a, enz.
L. ♦ zijne ongevoegzaamheifc v 402., 405
£mQ. qe neer van den voorgaanden Ewo, en geweezen Paftopr van Hüsdifige, voegt zich :< by den zelven Ew. ... 386,387. A}& r-f , zy begeeven zich in de Prcmonitreit-or-
#ú· ? *87
, , . wordOverile van het kloofterBloemgaar·
, ^e, door zijnen neef gefticht, 317» 3^8
Ln é reift naer premonftreit, enz. 3$
, ., arbeidt zeer ypor $e gelijkformighcit van
: den zang, enz. 38P. egjU 39*
V > ,H« gemelde klooftct .wjtfë ook ##***'
;;.„.■ c·^'· M- ' Vi;''"-;--· ?7<«' :· 'ô ' f^
|
|||||||||||
 LA D.W Õ Æ Å R.
rum genoemt. 3#4
. . . onderwerpt lijn kloofter aan de Premon-
ftreit-order. iff
... bouwt een prachtig kloofter en kerk.
ibid.
.. . roerde cerft den naam van Prooft, daar nae van Abt. 396"
.., heeft ecne Kronijk gefchreeven* ibid.
,. . zijn krakeel met Herdericus, Overftc van *t kloofter te Schiltwolde. ?p6,J97'408.
410. 41Æ
.. , vergelijk tuffen hen getroffen. 397, $pí •. . zijne dood, 399 .. · was door HerderUus in den ban gedaan.
411
Enerum, aanzienli\k dorp, enz. 5-38 Engelbertus , AartsbiiTchop van Keulen > door
lijnen eigen neef vermoordt. 414.
Engelhrt% dorp. òé%
Eppinga (tfögbertus), zijn krakeel met Rodber-
nus, over het Dckenfchap van Farmfum.
r 4$*»4JP
Eppo, de V ï Abt van Adewert. » z%t
. . . fticht de Abdy te AiTen. ôéé, 123
Ericusy Koningvan Denemarken, trekt ineenc
ziekte de Monnikskap aan« -$6j
'% v>. doet afftand van deKunink^waardigheiíg
*nz. ibid.
Erneflust zijn gefchil met den Prooft Emo over
de kerk van Werum. 406
1î^», Abdy, fomtijds y^genaamd. 338
Ethiopië^ fabelachtige vertellingen wegens de Pftekheercn klooftere vtn Ethiopië, zie Do*
viiniktamn. riii
Ewaïden , of Ewaldufen (de Heilige) hebben
Qroningerland helpen bekecren. é
Rr4 ..•waar
|
||||
.; . waar dat ze gcmartelt zijn. ·6θ4>: 6p$,
l$zinge, dorp. j*t -■ í 173;
♦ * * het kloofter Ezen aldaar, andeis Marinaï-
«kam ρ genaamd, 173, 174 ,%uk wanneer getHcht. Ét| íbr> ^biftrv 112.'
.3*4»$ de Nonnen daar uyfgczer, e?0 ]&egulieie Kanonnikken in haare plaats gezoriden> ibid. ...ν. datikloofter wierd aande W$l 4ër Kanon- í nikken; van 't Groninger Kapittel toege -ei- gent* ,: ï 7f Ipjrmfitm, dorp., ^.v.-vv;1.'· ,; .. 419
.; ■,, . Dekens te Farmfum. 410 , 430
..,,,* krakeel over hetX*ekcn(chap;;..-,;' >.,-. 45?
Jfyta (Sc/vermus $,)' zijne dapperheit iu. de bele* geringe van Loven .,:nm t* > u ',».'··.-. '31 Meldwirth) Bcnediktyner Abdy. :, ,, s .· 4**
♦ .·, wierd ook Oldeklooller genoemt, ibid»
. Ut wanheer endoor wicrigeíUeht, enz. 4il' lw, V Veen , iparoehikerk ofk^péj aldaar-
:.££ f Air ' ; ,fi ;; ' '■ ?Í.Ú:( *Γϊ"'7 I' $ 4T9
Jftrdinanim {Jwhémmfy hoewel blind» is ec-hte1'
4bjzeer geleerd gcwceitM ^ïÍjíWM':..- ïï.-* 2-7^ Pivelmgtré waar -.gelegen. : , :.; / ; l? i?7. Flürenttus van (Vevelinkbove , BiiTchop van U-
- trecfórlgecfc ide itad Groninge, haare vry· ^ciieit wederom. ? ι . , / ^ 4* ff.v
Fhrts, dévieráeBurggraaFvanííCQe.worde. fipi
-.41 véfcd de Kbo*r>Jtíidenonmatige tollen Betaa-
len, word van den BiiTchop gevangen ge"
domein* enz^· ai j ^,r/\ φ% $£ f --. &w·
■$QÜke* de v,rouw yán Θίίϋ, wasiwct^fecilig^
. ; .. · ."W ais
;8Jt.W # ·' * f ΐ Jl * :
|
|||
■"■^^^^■W
|
||||||||||||||||||||||||||||
als haar tnajv ■ vfoiíí»uÏ>tï?íj r-mn%ê"4&l
: - - doet twee jonge Edelluiden van honger en ongemak ilerven. g, , . .. 481,481
: ->? zy doet haar dochters man , met zijnen
Vader, oinhalzcn, enz, t 481, 481
Folkardus, vijfde Abt van Wittewerum of
Bloemhof, : ; ; ;. ( , : f * p
Folkerus Burggraaf van Groninge. fz9. Λζ
- - - neemt het flot van Koevorde by verras- fingin. -
Fülhnar en Occo (lichten hfx klooiter i)/;to/.
|
||||||||||||||||||||||||||||
47°
|
||||||||||||||||||||||||||||
- ' - zie Oíí^
|
||||||||||||||||||||||||||||
■ ■ ■ . ..
|
||||||||||||||||||||||||||||
Fouh of ft» {Nithardus) Krijgsoverfte der Sas-
fen , doet grpote fchade aan de Abdy van |
||||||||||||||||||||||||||||
Adcwert. . ., ,,......,
|
||||||||||||||||||||||||||||
2.00
|
||||||||||||||||||||||||||||
- - - word verflagen.
|
26p
SS
|
|||||||||||||||||||||||||||
'fraaciskaaper kerk te Gronings
|
i. \
|
|||||||||||||||||||||||||||
m^
|
||||||||||||||||||||||||||||
praters of Broeders te Groningz , zie Klerken
wti't gemeene leven.
Frederikll) Biflebop va·Utrecht, waar doof tot Armoede, vervallen,- f%6
grederik^i de elfde Burggraaf van Koevorde.
Π8
• - - oorlogt tegen den Biflchop van Utrecht.
51*8, SIP
Frederik, Graaf van Yzcnburgΐ knevelt de,ker- ken en Iclpofteren groot geld af. 414 - ·· - doodt den Aartsbiflchop van Keulen, die
hem d|aar over had vermaant. fhsí ibid.
»->- word met de dood geftraft. \f *M$
Frederik van Blankqpheim maakt dar, $e eigen*
dom op Groningerland op hem overgetekent
word. t 4«Ί
- - η was volgens Ubba Emmius, en den Heer
i > dlting een heerfchzuchtig man. 40 Kr f * - « be«"
|
||||||||||||||||||||||||||||
Β L A D*W Υ Ζ Ε R.
*■ · - beneemt de ítad Groninge haare oude vry-
heit; 4j -* * Rechten door hem aan de Drcnters ge»
gegeeven. 48?, Cf!Z. »- - bedwingt den Kafteleyn van Koevcrde.
Frederik van Baden , Biflchop, en», ftaat díe
van Groninge groote voordeden toe. 4, f Frederik //ƒ, Keizer, geeft de Lauwerkrans,
enz. 14.0 ψ - - had weinig achting voor de Redenaars en
Poeëten. 144 Frederik, de XV Abt van Adewert. 239
* - - flicht klein Adewert. q^p, 140
W-- reift naar Rome om de Kanonizaatzi van Ricbardm en Emanuel te bevorderen, 240
Fredewêlde waar gelegen. irtf. 161
Frotho lil y Koning van Denemarken zoude
van Ruffic af tot den Rhyn toe geheerfcht
hebben. 10 &
* - - zoude f o Koningen onder zijn gebied ge-
had , en noch 170 Koningen overwonnen
hebben, enz. 100, no tf;' g,
&MUê% Abdy, tfi
Gafelte, dorp. 57P
Gafihuyzen te Groninge. 71
Gaza (fbeêdorus) zijne groote geíeerdheit, enz.
- - - fterft van knyzeryc, enz, 3 ^J> 3^4
Q/fy, de VII Abt van Adewert, ïzS
Gciko 9 Deken te Farmfum, een deftig man,
: 4ip
Gelauwerde Pee'éten, zie Pueëiex.
Gtlekingen , inagtige Edelluiden te Groninge.
<0&r-~'*m ^ : ,/a ---hUÍÏ"!
|
|||
BM D-W Õ Æ'ER.
• - * hunne vyandfehap met de Groenebergen.
Gelderland (de Hartog van) word Heer van Gro*
ningerland* ^yi -----neemt een groot gedeelte van Weftvries*
land int jbid,
Georgius, Hartog van Saxen, belegert Grönin-
ge te vergeefs. ajj Gtrmerwolde, dorp, enz, 41^
-----klooftcr daar gefticht door SMatbebran-
iuu ■>>■■ ibid.
Gerfm , zijn gevoelen wegens de veropenbarin-
gen, nachtgezigten, enz. 444 Gezigten, zie Ver openbaringen.
Gbo-en JVoldrecht waar gelegen, enz, ij»8
Gierigheit, zie Romen, Italiaanfibe GeeýeUjkheit%
ËñïâïÉøþâ Kamer, Glimmty dorpt, £0|
Godefridus van Aarnbem, zie Jarnhem.
godefridus ^ of Gofricus, Koning van Denemar-*
ken, drukt de Vriezen geweldig, 24.J·, 146 ' - f of hy in Engelaud verflagen is. 246", 247
- - ·? van defchattinge, die hý den Vriezen op-
geleit heeft, en van den hollen beukelaar. 24.$ f - * word ten onrecht van fommigen op de lijft
der Decnfche Koningen uytgefchr^pt. 24Í, - · - wqrd tegen VaUemont enz# bcweezen dac
hy Koning van Denemarken ís geweeu% 25*$ Gods Schokt of de Abdy van Yle» waar gele-
gen, enz, z^ Goes (Damianus a) zijne dapperheit in het beleg
van Loven.. 131*15»^ $*»0-.-word bewee?en dat hy Koning van De-
eemar^ais geweeft. \ ÆÀã. |
|||||||
tovert metdèn Bult, miszag van een oud Sehrij-»
7 1 ver omtrent Goverts oorlogen in Holland. 241, »>■;. -' , :. gpr -i,,..::. , , 24}
Qutïetty van hunne Gr af (leden ^ enz, zie Noord-
vmfebe volkeren. s; ^ · Gratfýeden, zie Steenhoopen.
*rfe!> groote grafreden zijn een teken dat Vr* aanzienlijke perfoonen begraven leggen, f07
-iH» ontelbare grafiledeninalderhande landen, die den Romeinen toegefehreeven worden,
5*17, Fl8
- - > dat word van anderen tëgengefpraken, ? 17
Grüffleenen worden raeeft rondom Lare gevon- den, ■ , ■ ■ *\^i · -··.·: , : 604 iss- zie Hemeltjes., >?* »«w ^ ■■ ■
Gregmas XV )> zie· Roomfche vfJofs·■ ι Groenenbergen (de) magtige' Mtlelliïidèri te Gro- * riinge, f · ; :!- * T5"4 - - - hunne" geduurige en doódelijke vyand-
fchap met de Gel^irfgen. -'■ " 5^4, .fff
Jfe{ - hebbon. doorgaans het Sbhoutifchap ■■ en
Burggraaffchap van Groninge bekleedt, f f6
Groenenberg(Egbert) van zijn Schoutfcbap afge- ■zét**;'- ■'■■■" ff4
Groninge (met Groningerland)1 door de Keizers
Man de Biilchpppen van Ürreclit-gefchon-
ken, 3
•» - de Dömdeken of het -öomkapittel was
eigentlijk de Heer van Groninge., enz·.· v'f 4
-:·;-. die eigendom op den Biflchop overgetc- kend.' "· " . i -'' &* · .. ' '& sö £·'. -^■•■•.4vfj
- Η- of de gemelde g'ifte der Keizer-en krac{i-
\tig is geweeft:: 4 V · ' *: jé', $7) ien^ - VV redenen voor de BiiFchoppen of-deDom-
" 'ferkei ##λ ,« -*~ >* 4»Ü '* Μ t1 HfD^PPÍ
- jJÍÍ bekentenis van dq Grofungerê *dM zei®*-
·%ψ der |
|||
 % Á D-W Õ Æ Å R,
< der't Bisdom van*:Uirecht hoorden. 38, 39
*■·'-- redenen voor de .Groningers^-. 30, 40
þß-- het gebied der Utrechtfche kerke over
Groninge was zeer bepaald. 41 3 42
- - - de Groningers bleeven inder daad vry.ibid;
Groninge (deitad) krijgt haarè volle vry heit wc* ■ derom. :/,-. l!-;":.f?ii'bfn4 sfi-; * a%
- -,r díe word baar door Frederik van J3lank§n-
heim weder ontnomen, , *?
«■ - - Ant. Mattham ftelt de ftad in 't ongelijk.
% /?■'-■ f·: ■ 'i ., .V.'1. À Ã- "'-''■■ ':■ Ë? ■: fT;f-t- ! f-it fit*.?**?*.* '■ f l ^ 'Ë Ë
Gnninge tot een Bisdom opgerechü.v*.-~ê\ ß,ð
Ë-rfU Bulle der oprechtinge;.. 6ß, j , 8, en*. *··. deDomheeren vari Utrecht trokken gec*· y' m groore inkomften van Groninge. 4,-44 - - - de Biflchoppen zijn 'er fomtijds befi'van
■_■'gévaareru, ■„O.rsuH . i-ifonr» fi"SpfVv4-6"- d/r - - - de Biflchoppen hadden het recht* orr» 'er
r-?!cMummefcfters aante fte-Ileri. tsH "^c,^ Gromnge: naamrede van Groninge. 49. 7x77* - - - was in de £ eeuwe een, vermaarde koop-
'." ■ 1 í *.(_! ■ ':''', ■ ■■* "■■■ -■ "f *** «é ë ** tw? - é . -■·■-■ , _»_
* ■ ■■ ■ ■ rf ß > É U ... ø-- »■.-■.: À ; f *' ÷ C^Q
i&f- kafteel d;iar gebduwt iri ñ ecüwe; ibíd.
-^í-.Sí Walburgs kerk gebouwd. íjw/ êê· zie Wal&urgs kerk. fii -í ,*.fjí, -
- - - twaalf kerken ceGrortinge/ jQ, ƒ r ^tnt
-----S. Maartens kerk; zie S, Maarten. -- - S, Niklaas kerk, z\c$. Niklaas.
'**$ - klooirerkerken te Groninger zie Tvw/V-
**뻣« , Dominikanm-> Klerken van 't gemtene
leven.
-----Klarijfen: zie y/«&7/)'£* Maagden.
- - - zie Hieronymus zuftert.
í·* · Zie &. Jgkês Könvtnt; 4 · - " '
* - - zie fö**ü9j! íË« £. Maria op den Hoorn f
--« ±\Q^WiiúhOrder, ■ ■ m%\ m^m^jm0Á - · - Pas·
|
||||
É L Α b-W Ϋ Ζ É R.
*■ ·-* - Paftoors van Groninge# fcó", 87, énï,
f > - ftaat der Groninger kerke, federt deELc-
formaatzie. Pf, 96
Gromnge door de SaiTen belegerd*-ζ 70,171* Z75
- * - komt onder den Hartog van Geldcrl. 2.74
*- -■ - gaat aan de Bondgehootèn over. 47? - - - eerfte Predikanten aldaar. 476
Groningerland': groot getal van klodftersaldaar; 2 Gromniers en Omlanderï dédr wicn tot net ge- loof bekeert, t - * - hunne rnildádigheit jegens de kerken, t
ψ *> hebben ook voor de uýtbreidinge van 't geloof gevochten; ibid*
β»··,- waren een vry volk» en*. · ί, $
ïf~» ftaafr-tegen den BiiTchöppen van Utrecht
op. 3> 4
·,»*· - kootnen onder dcri Hartog van Gelder^
land, en naderhand orider den Keiier. $
,- * - hun yver in 't befchermeh der gemeene vryheir, t%i
>.» * breeken ten dien einde hunne muuren afj
om nieuwe op> té maken. ibid.
ürootc-gafi, dorp« 164
*·■■- naamrede. t6*4, i6f
Gryp$forke> dorp, enz* i6f
Srys* lAonnikken, Abdy, anders'fermunte, zie
Termunte.
Gryze Frouwtti, xoo wierd het Nonncklooftcr van Termufite genoemt; 468
|
|||||||
ÜJj* {Herman) een Groninger jórigman j van
Era/mus hooglijk gepreezen. . !?£
Halen {Guofln man) word van Martintii Schik!*}
on-
|
|||||||
\
|
|||||||
IL Á D W Õ Æ %%
onder de begunftigers van de Re formaat zi ge«
rekent. 4^3 Haraldut HyldeUnd» Koning van Denemarken,
zie £/#&7. - - - deed zijn Vaders krijgsdaaden dj? een rot-
ze uythouwen. . 407
- m - befchrijvinge van die rotze. yio
Haraldus, oïHeraldm j word bewetzen dat hy Korting van Denemarken is geweeft. z$$
Hardfricus (Herdericus) Overfte van het kloos*
ter te Schiltwolde, zijn krakeel met den Abt
Emo. 306
- - zie Emo,
- - zijn onftuioiige handel* enz* 410, 41 ï
- - doec Ëmo in den ban. 417.
-- woelt noch na't gemaakte vergelijk, 41J - - bouwt een kloofter. 40"$·
Hare* dorp, naamrede, enz. 340, $ßæ - - * het Schoüdchap wierd door de Utrechte-
naars in erfpacht aan de Groningers overge-
daan. , 340 Har/ent, Herftnge^ dorp. ; 341 Hatebrandus (Sint) ilieht het Benediktyner kloofter Felwirts. +iz - * - zijne Reliquien worden te Antwerpen ge-
viert. 415
- - - heeft drie klooftere gefticht. 415*
Havelte, van ouds Haflelt, dorp daar de Bis- fchop ingehuldt wierd. ff6
Heidenen (Landloopers, Egyptenaars) wanneer
allereerft in deze Geweften gezien. f44
- * - wat 'er de Schrijvers van vernaaien 5*44,
?4S-, enz*
------uyt wat land dat zeafkooaftigaijn. f46 - - * fpcelea voor verfpieders. ƒ47
*% · zijn
|
||||
Β L Á D-# fZE;í
- ^.^zijtral over lártg ïh:ác wcereld^ gewéeft,
Heiligethe^ ffllUgerlcéy lefooflrer aldaa'r.·;^ · 46^
JFÍella , Koning van Britanje, va;ti RépiePusKo··
nihg:vahv Oeriemirkèn géilageri. :' ^ 247
- -- hy flaatRegHerus, en werpt hémdenflán
gen voor. ^»-1^ rota,
- - -word; door Regneruï zooneri wreedelijk
bmgébrágt. - ^ 5 - 147,^48 Helium X" dorp, Paf ocïïi kef k aldaar, eriz." ψ f
Helf(ÍaMertMs)áélíKlX Abt van Ádeweu. - - - zijn lof, enz, t 278
,i '-«-< flapachtig vari áafi^, word al Êe-fchielijk ttraf, "" "^ /—*» W
. Uy Zijriè ddod, enz; " / S'bcv 280
Éèkilius oïHelt, ( Η ugo) geleerd Groninger, 131
- -«* zijne dappernéit iri-dé belege rrihjfr'&van Lo-
- ^1 U W ■ t ÍJlifí'jJJi! :íbS í^. If 5Γ
HemmihgisiI wórd bew^ezeiidát hy Koning-van
^Denemarken is geweeih „r, i^é Hendrik, Hartogyan
Brènswijk/ddod.geicho.
. ',vten;;: * '-:' ( ; ■· ^2*'-* (--*·-' '· '· ''•■^7^
Héikdrik de Burdo, of rf<r Borkulö, twaalfde Burg- graaf váh' Koevorde; Λν 54' Hendrik //, Koning van Engeland , doet ccne ^'fieloftcvaneen klöoj.lêrte iiichteif; ^ Si ÉH -fiy zoekt zijne gelofte té' voldóen j zonder veel geld te fchieteni- zi<5,■■ Z17 Hènrïcm, Abt in Düytslánd , geeft <ien- Kárd1* naaien groote íbmmeh geids, wáár door -hy -Biflchbp word; ;* Í■"■··""*;- ■"-· *»* J*W *6f Henrkurde Gandave, zijne uytlegging van het "' ?ierért' van'' de onbevlekte Ontvingeniifcn» |
|||
>
/70CV7 |
||||||
Β L AD-W Ϋ Ζ ER;
Henricus £,, de XIΙ Abt van Adewert, enz.
*33> *34
Henncm II\ de Χ Χ ΓI Abt van Adewert; zij)-. ne gaven, verrichtingen, enz. %66
. . J doet afftand van Zijne waardigheit. z6~7
Her brandy Pailoor van de Ryp, dood geftoo*
ken. , 45-i» 4f?
Herebrandus, de I X Abt van Adewert, z^t
Heribertus, BiiTchop van Utrecht T geeft de Steevoogdy van Gro.ninge, en 't Kalteleyn-
fchap van Koevorde, aan zijne broeders. 58
. ♦ . zet Egbert , Schout van Groninge , van. zijne bedieninge af, enz. . ypf
Heribertus, BiiTchop van Utrecht, heeft zi]nö
kerke grootelijks benadeelt * met zijn ge-.
ilagt te verheffen. i ^29
Hermannus, de XX V Abt van Adewert, doet.
afftand, enz,v , , 170
. . . zijne godvruchtigheid, liefde voor de
kerkelijke wetten, enz. 2,70 , %yt
Hervorming, van Monnikken , dat is íomtijds
door een verkeerd inzigt ondernomen. 182,
HeJJhl {[lejfelus) Deken te Farmfum^ 410.
« é . doet de getijden der onbevlekte Ontvan»
- genifle onder zijn Dekenfchap leezen. 430,
Heffèl van ,Ly wart, of van Leeuwaarden, Pries-
ter, is met elfandere Priefters in eènenveld- flag gcbleeven. ■ 519 HeJ/èkn, dorp, 579. - 1.·.„■
Heuvelen in'c land van Drent; veeleván dezel-
. ven zijn oude begraafplaatzen. #**-i * . * waarom Hunnebedden en Hunnebergetv,
genoemd. ibid. tíwveltjes, in'c land van Dröftt,.daar de doo-
*0V-7. Sf den |
||||||
t
|
||||||||||
j-xxvt,
|
||||||||||
Β L Α ÍD-W Ϋ 2 E R.
|
||||||||||
déti begraven Wierden. 608, èop,
|
enz*
608 |
|||||||||
. . ♦ hunne grootte, enz.
... van j> Pïkart voor begraafplaatzen der
Romeinen gehouden. 6o$, 009 . . . zulke heuveltjes by de Noördfche volke-
ren Zeer gebruikelijk', om 'er de doodefl te begraaven. ibid. Hieronimus Zufiers» haar konvent te Gróninge.
Hiniana eerfte Abdis van het kloofter Dykhui-
ze. 47' Hoek (van den Hoek) brieven tuflehen hem eri
Weffelm gewifleld over de Aflaaten. ' 27 Holwierde^ dorp. ' 42<* ... naamreden. 4Z^
' Hongersnood in de Nederlanden* 236", 2-37
. , . groote hongersnood in Vriesland, en "e
omleggende landen. < 4^3 ... de Vriezen in den hongersnood zeer ge-
plaagd. 463 ,404 Honorius //(Paus) in de keur van eenen Legaat bedrogen, i l° Hoptaius, de 'KVl Abt van Adewert. 2.4? 4 . . heeft veele oorlogen gevoeft, *4°' Ifowera*hiizum, dorp , enz. ? £f . . . kerk aldaar afgebrand. ibid. Huys des Lichts, een Kruysbroeders kloofter te Scharnier^ 416, 4'7 Hulsvordey waar gelegen, enZ. 5T' '. . . in de kapelle van Hulsvorde wierden de Biflchoppen afe Heeren van Koevorde· ge- huldr. ibid- « . , ommegangen naer die kapelle. f ft ■> ff2· , Humfterland waar gelegen. If6· 160 ... kloofter aldaar weggeipöeld. *°V Hitmebedden. z\eHeuvelen. -::-. '■ \ ...of
|
||||||||||
jtst ,-« «é
|
||||||||
 L Á ¼-W t Æ ER!
* -- . of die naam, een bewijs is dat de Hunner!
in 't land van Drent huýs gehouden hebben. L. .; : , , - ÷ f \9
**"ççèé Koning der Hunnen, zoude 170 Ko-
, nih^en onder zijn gebied gehad hebben, löp
■ffun^ingers waar gelegen. 1 f 6
ffczinge, úorp, enz. $6p
• . i ' -—- ."■■
: f . :.' ' i'V. ÷ . . .
i: f" ' ' ! ' · ! ■ ■■ · r'- '' -!'. ' '<"Ë'"' '
Y-dhb) een Schoenmaker, om 't mishandelen
£ van de beelden der Heiligen Onthoofd. 474. pfeAbdy, anders Effen,., , ,.,.'.,· , 338 Wderadus van Groninge: een dapper held onder
, Karelden Groeten* - z. 49 ^gaarders Vah de Aflaats - penningen, zie yff-
laaten.
*fiterdikíj ßç zeker, krakeel niet geacht. 43^
johan van Jrkel$ BiÖchop van Utrechtimocc
by de Iraïiaaniche Wiflelaars geld opneemen,
om zijne beveiliging te bekoomen. yjf
* . ♦ word door banvonniflen enz. gedwongen,
jt om dat geld te betaalen. j^f» f3<5
Johantses van SieHmgiherf, Kailelein van'Koe-
g| vorde. . · f48
J-obanntt-.Magnttsy oordeel over zijne Hiftorie
'! der Zweeden en Gotten. , 25-4
Maliaanfihe GeefièUjkbeit, wat ifö. 2V/V» van hun-
L "e gierigheit fchrijft. > f ,aV*
juéwerïh, dorp. |*^
' - ' y :; fc
■■?:.' , * " ' ' _ . - 7
i^-dnonnikken (weereldfche) worden fomtíjdá
'&i uyt hun kloofter gezet , om plaats voor ' ■•™onrufckeD te roaftk.cn..' 42Ã" |
||||||||
tf;
|
||||||||
.«ai
|
||||||||
Β L Α D-W Υ Ζ Ε R.
. . . daar fpeelden fomtijdi andere inzigren on*
der. xi4, ixf . . . ook ging'er wel bedrog om, enz. nf
Kanonizeeren, plegtige manier van Kanonizce- reri, wanneer opgekomen. $*J ; . . wie aldus allereerft gekanonizeerd. ibí*í*
. 4 . kanonizaatzi van S. Switbertus word vöö' verdicht gehouden. 3^9
... het recht om te Kanonizeeren door de
Pauzen ge-eigent· ibio·
. . . de Paus mag het niet doen zonder den
raad der Kardinaakn. ibi"'
Kapellen f huyskapelkn, waartoe uytgevort'
den. f8f
... daar toe wierd het flegtfte flag vanPries*
ters gebruykf. ƒ8?
... de kapellen waren de oorzaak dat de Pa*
rochikerken verlaten wierden.· 580", J'S/
... zie Draagoutaaren. , ... de Koningen van Vrankrijk hadden vee k huyskapelkn, ƒ $$
, . . klagten der Biffchoppen over zulke ka--
pellen. 5-8?
. . . voorrechten der zelve Kapellen. ?88, f9O
.Kennink (Aarnüut) Abt van Munterne, word den Abt van Adewert tot een Mcdegezel toege-
voegt. j 3 11
. . . zijn gauw verftand, enz. ibid·
... heeft alleen den ontvang en uytgave vart
't geld-, enz. 314
. « . word Abt van Adewert. 3 ip
. '■} , befchrijving van zijnen perfoon, gedrag»
enz. 52,0
. . . zijne dood. 32.Í
Kerken van ouds als kafteelen verfterkt. 78
, . . dít was zeer gebruykelijk. 78 \ J9
» ,'■. zie ïFalbbrgs terk. Kerke*
|
||||
————■
|
|||||
 L A D-W Õ Æ Å ÊÉ
Kerken, ilichters en begiftigers van kerken en
kloofters zijn altijd met heilig. 476. 478 Klarijfen kerk te Groninge. 6p 1- - - haar konvent aan de Jefuyten gegeeven
en tot een weeshuys gemaakt. 70 KJeyn Adewert gefticht. 239. 24©
Klerken van 't gemeene leven, te Groninge. 62
- - * ilichting van hun konvent. 62, 6*5
r - - hun konvent in 's Biflchops Hof, enz. verandert. ·';■ 69
Knyf (Joban) de eer ft e BiiTchop van Groninge.
79 » 80, enz.
- - - zijne voorige bedieningen. 80
" - - treedt in't bezit van zijn Bisdom. 80, 81 - * r was een deftig Predikant, 82
* - - van de Onkatolijken zelfs gepreezen. 82.
. ï . 100
·■'■■-;- waarom van foramige Monnikken als een
gierigaart uytgekreeten. 83
* - 1 doet zijn beft om de Abdy Adewert in
bezit te krijgen. 309 - - - eigent het Fraterhuys te Groninge. 310
f - - van zeker Schrijver zeer gelaakt. 310, 311 - - - gaat een akkoord aan met de Abdy van
Adewert, en fterft, 316 Kloofters van Vriesland, de ongebondendheit van
die kloofters in eene PauíTelijke Bulle bc- fchreeven. 176", \jj * - - de Nonnen en Monnikken, by malkan-
der woonende, hoereerden, enz. 178, 170 - - - daar wierden dikwils weereldfche luiden
tot Prelaaten aangeftelt. 178 * -...- yórdere ongeregeldheden daar gepleegd.
178, 179
- - - eerlijke dochters durfden het Religieus
leven om die reden niet aanneemen. i8q S f 3 Kloss-
|
|||||
Β L 4 D - ψ γ % E R.
Xlooflen en kerken {lichten is geen vaft bewijs van
heiligheicgiivi ~ ι .':i-.s-l·: 4.76 Kloofler (N.van) Barggraaf van Koevorde. ^48
Koevorde, Be hoofdplaats van 'tlahdfchap Drent, naamrede, enz. j 5-2.3, enz. *■ r .*■■■ itond onder de BiiFchoppen van Utrecht.
'fir
» - — door den Hartog van Gelderland ingeno- / KienV ibid. - - - twee kerken te Koevorde. 5:25·, f 16
- - .- de eene kerk afgebrand, en weder op-
gebouwd. 5-16 - - - vier Vikaryen. 5^6» P7
? - - BurggraavenvanKoevorde.f28)f29.enz, f ■>.- groot aanzien en raagt van de Burggraa- ven." ; .-,'* j-^f
JTei/^r {Folkerus) geleerd (jroninger* 1^
Kokkange, dorp. Λ ^óo
Kommenus (Ifaak) Griekfch Keizer» trekt het
Monnikskleed in zijne ziekte aan, enz, 5Ó4
Koning (Radignus), zie Rudignus. Konvent van S. Marie op den Hoorn, te Gro- ninge. 70
Konverfen van Adewert voeren dikwils oorlog,
*4$. *4f
fr-» - hun grbot getal, ·.., · 143 jpvxttz (Johan. de) Paufielijke Legaat, zijn quaad
gedrag. j jj8 Krewert, dorp. 418
fëropswolde, dorp,' fz*
Krucifix (Kruysbeeld) fpreekt voor de Monni-
ken. 2.2,5-, 2iá Kruysvaardtn: Kruyspredikers :, een Monnik, díe de Kruyspredikers tegengefproken had, in eene:oQderaardfche fpelonk opgeilotcn, 370? ' \ '·■ '·■. h '''!. t -; :<- : 371 : : :. ;\ -- - 'op· |
|||
ƒ
|
|||||
 L Á D-W Õ Æ Å
« *' - ongebondendheden , godloosheden é eiï
rooveryen, van de Kruysvaarders. 571 . . . hunne wreedheit tegen de gevangene
Turken» vrouwluiden» kinderen, enz. $7$ . . . onbefchoftheit van de Kruyspredikers. 363
. . . de landen wierden dopr alle die Kruys-
togten uytgeput/ 373 . . ♦ het tegenipreeken van de Kruysvaanen
voor een fchelmftuk aangezien. 574. Kruysvaart tegen Ladiflaus, Kroning van Na-
pels, door Joannes XXIII uytgefchreeven, Kuzemar, vermaard Maagdekloofter^ 16%
^jdnfrancus (Sint) deed den BiiTchop PFulfiH'
nus onrechtvaardiglijk afzetten. 228:
Langewolders waar gelegen. 15^. 164
Lanth (jirmldus) de XXXÐ Abt van Adei
wert. 305*
. * ♦ was voor zijne waardigheit van een goed
gedrag, maar Abt geworden vervalt hy, enz.
305
• « . vervalt in de kleinachting der Broederen,
enz. 3°°% 3©7" ... de Monnikken volgen zijn quaad voor-
beeld. 307* • · . vergeeffche moesten door de Prelaaten van
Vriesland gedaan om hem tot een beter le- ven te brengen. 307, 308 ·, · · doet echter eenige dingen tot verbetering
van't kloofter. ■: 308 . . . zijne kloekheit in den BiiTchop J.Knyf
tegen te ftaan. £i 1 •t. · waarom niet afgezet." 31a
. . % zijne dood. 315-
S, f 4 hars;
|
|||||
Β 1 Α P-W Υ Ζ Ε R.
Lare: drie plaarzen, die Lwe hepten. 603
* x* t · zie Z)* te Lwen.
■Laurentius vanGroninge^ Paíloor van S. Maar*
■ ;ff« kerk aldaar. U t ,; . hy droeg'er zijnen roem op dat hyjéan
Bus in't vuer geitooten Jiad. 8ó. 108 . . . ongerijmdheit van dat roemefi. I©i
Laurentius Laurentii (Laurens Laurenfz.) Prior
der Preekheeren te Groninge. 5-9 ,., , word naar den Hartog van Gelderen ge-
zonden, enz. , j-9, 61 ,.., . van JJbbo Emmius gelaakt. '.< 60 . . . preekt met yver voor 'c oude geloof, enz. ibid.
Laurisbam, of Lorfih, Abdy , de Monnikken
daar uyt gezet, en waarom. 185
♦ ■ ♦-. zv komen q'er met geweld weder in? en
worden met geweld verdreeven. 183, 184
Lauwerkrans der Poeêten: zie Poe'étsn. Leffardus o? Liffryt y Sreevoosd van Groninse. f1?
Legaêten (PauiTelijke) klagten over hunne af- perffingen. aol, 293, enz. |
||||||||
f»·
|
. waar uyt pntftaaj». 2^4, ipf
|
|||||||
, . moeften eerft met de eenvoudige koft te
vrede zijn. . ^py . . mogren niet in Engeland koomen, voor
dat de Kqningen zulks verzochten, en waar- om, rpf , . konftenary door de Romeinen daar tegen
uytgevonden, $9j f j-pS , , pracht en quiP.achtighcit van fommige
Legaat en. ; fp8 . het Legaatfchap van Engeland zeer voor-
delig. f88, f8p . oo,k elders. f89
|
||||||||
 LA D-W Õ Æ Å Ri
. . . het geld, dat zy ingezamelt hadden, fotn-
í tijds door de Koningen aangehouden, S9P t :-="V Ipr' '' ■'■'■ ■ ■ oOQ
, . , fommige Legaaten om hunne fchraapery
zeer gehoond, enz. 6oq
, . . verfcheide deftige Legaaten, die hunne
handen van giften en gaven zuiver hielden»
600, 60r
JLidenger, dorp, enz. 35-7 Liens, of Lcens, dorp, enz, 35y
Ligny (Johan de) Graaf van Arcmbcrg blijft in
een gevecht dood. 31^
Lintherunge of Linter'mg^ waar gelegen. 60%
Loon^ dorp. jpo Loppenhem (of Lapperfum) dorp, enz. 417
. ♦ . hier ftond eertijds een Prooft. ibid,
. . , naamen van eenige Prooften. 417, 418
, . . geleerde mannen te Lopperfutn geboo^ ren. 418
Lopperfum (Johan van) geleerd man teLopper-p
fum gebooren. 418
. . . word Rektor der Latijnfche fchoolen te
Groningen. 410
« . . verheft zijn gezag door het toedoen van
de onder-fchoolmeefters, en laat dat ampc
vaaren, 1 ibid.
Xsudolphus^ BiíTchop van Munfter, vergroot de
boete over het doodflaan van een Priefter,
♦ . . onluften daar over. 454., 45-^
Ludolf, Burggraaf van Koevorde, 4x8 , 419
Lutkegafi, dorp naamrede, enz, 164, 16Y ^J^Aartm (Sint) 'Sint Maartens kerk te Gro-
ninge. Ë j»i Sf% >*%to%
|
||||
 JL Á D*W Õ Æ Å R.
É ■."■'-. rot eene Katedrale kerk verheven, ibid.
« . . Paftoors van S. Maarten; kerk, g<$ A/r^g, Japhets zoon, zoude met een magt van
ƒ olk in Finland en Gótland gekpmenzijn^co
Maldonatus (Jefuyt) beftrijdt het gevoelen van de onbevlekte Ontvangenis. ' 44p
... onluiten daar uyr ontdaan. 44;»., 4ñ
Mannen, Dienflmannen, hunne verfcheide bc«
namingen. $66
• ■ * zie Staaven.
Manfus, hoe groot een fluk lands dat Manfui
was. ~ „^^ Mar iaat-kamp, kloofter. „1
Mar iaas-kamp,, kloofter, zie Ezinge.
Maria (d'Allerheiligite Maagd) ecnïge (tellin-
gen over de H. Maagd door de Theologis* iche Fakulteit van Parijs gedoemd, 45-0,45*1 Marimont (de Abt van) algemeen Bezoeker der
Ciftercer-monnikken , komt te Adevvert. 51 2. ? ' *> ftr4ft daar dc ontuchtige Monnikken, 311,
Marrf_, (de) eertijds een bezonder Graaffchap.
3 5" 3
* , . de inwoonders van ouds Marnamans ge-
noemd. ' ib&^
·* . daar is de have Marnamanes oolc na ge-
- . ♦ Prooftdy van de Marne. 91-4
. .' . Norbertyner Abdy op de Marne. ibid;
* . . door wien gefticht. \¼\^
·"♦■· Abten van dat kloofter. ?r*»; .''.: . ook QJdekloofter genaamd. ibid. Martelaars-, die van 'sBiiTchops zijde tegen de Drentenaars in den ilag geblecven waren,
van zeker Schrijver voor Martelaaren eehou- den. \\ ^p ♦ .. de
|
||||
 L Á D*W V ZE R.
i ,,, de Keizer Pbocas wilde zijne verflagen?
foldaaten ook als Martelaars geviert hebben, .,,,,·. de Kruysvaarders, die in't gevecht fneu-
velden, of van honger en'kommer ftorven,
ook voor MarteUaren gehouden. ƒ40
Martinus van Groninge) een geleerd man, enz,
133
Marum, dorp, enz. löf ,. . het klooiter Kuzemar by Marum, i\cKu~
zemar.
Meerhuizen, Nonneklooiler, waar gelegen, t^z, Meiden, dorp » enz. 3 3 <£ Menardus, de XIX Abt van Adewert. zèo
. . . heeft ecne oraatzi gedaan iq't Koncili van Konftans, i6\ . , . groote lof aan zijne manier van preeken
gegeeven, ' º.61, ·æ6% . ♦. hoe het te veritaan is , dat de Pau* hem
verlof gaf, om de Biflchoppelijke pronkge- waaden te draagen. 26º , z6z > 2<Sj Menco, derde Abt van Wittewerum of Bloem-
hof. 3p^ Menterne, waar gelegen. 46ã . . . klooftcr alhier. 466' Meppeïe, deftig dorp. f^$ Mefingeweer, of Af enkeweer, Üñôø. 3 f 9 Middagfiers, waar gelegen. é f 6, 184 Midleftum, deftig dorp, g<£o, ---- Kapittel aldaar. jbid.
Midweldè, dorp in ïYedcwoldei enzr. 161
Midyuelde, oude kerk aldaar. 46*1
Mirakel^ dat onder Henricusl, den XII Abt van
Adewert, gefchiedt zoude zijn. 2^4 . . . menigte van valfche mirakelen. %$f
.. . mirakel op het ftuk van de onbevlekte Ont-
van-
|
||||
Β L Α D-W Υ IZ E R.
- vangenís. " Ar,,;; 450,431
... bedenkingen over dat mirakel 442 Mitspetey of Mitsplete, dorp, enz. 60;; ·> - - daar hebben de Utrechtenaars eenige rei- zen tegen de Drentenaars gevochten. 603, 604
Minewaïdif dorp, enz, :T' 37P Monnikken, zie Bedelmonnikken,
- - - zie Benediktyner Monmkkm.
* - - zie-Hervorming. Monnikken om hunne ongebondendhedcn uyt
het kloofïer verd reeven 't daar heeft fomtijds een ander inzigtondergefpeelr. 182, 185.224 M&nnikkm van Adewert leeven heilig, enz. zie
Adewert, w - - Monnikke» in de klooftcrs der Kanonnik-
ken gezonden, en deKanonnikken daar uyt - gezet.' ·- '·.':* -214
". jl'-- - dat gedyde dikwils töt geefíelijke fchade der Monnikken. 125*
-.-- bedrog daar omtrent gepleegd, 225-, 226
--- Monnikken houden veel van mirakelen, *3f
Monnikskleed: waarom van fömmigen op hun doodbedde aangetrokken. 3^4
w'· - wierd aangezien als een tweede doopzel*
.v '\>' ibid.
*- - indien zoo een zieke opquam, moefihy
Monnik worden. 364, 2(5f
- - - de Monnikken ftonden altijd niet gereed,
om de Monnikskap in doodsnood te geeven.
> ' 365·, 3όΊ>
Montefmo {Jobanncs ^Predikheer, krachtige
beiirijder van de onbevlekte Ontvangenis.
• 433-447
t-w * word vervolgt, envlugt naar Spanje. 448 — zijne
|
||||
 L Á D-W Õ ZE R.
«■ - - zijne veroordeeling door den Paus beves**
tigt. .qio;:>> vt\\ ibid^ Munterne , waarom de Abt en Monnikken van
Munterne te Adewcrt ingenomen wierden, ■-! , ··.·.·. * -v 214.
- - - Zie Kennink. - ■„..,·'
Myter, zie BiffchvppeUjkepronkgewaadm, * -.- zie Menardus.
Í.
Ê] yte^/í, en eertijtels, aan de defcjgíle Meesm-
iers en Hoogleeraars ín de Akademien gegeeven, ·, 134· Niklaas: S.Niklaa? kerk te Groninge* S2·
- - - tot eene Pafóchikerk aangefteld, yi, ƒ 3
Noordfche volkeren (Noorwegers, Deenen, Zwe- den , enz ) hunne gewaande oudheit. 249, i^Q, enz.
"-,,-' zouden al letteren gehad hebben voor de
tijden van Evandèr en Karmente. -.l{\j ibid.
<■ -. - van hunne graffteden, fteenhoopeh,enz.
5-05-, 5üï.·$ü8, enz.
- - - deeden de naamen en voornaamitedaaden
van hunne vrienden op die graffteden Schrij-
ven'. > f08, <roj» •-■rit- de Noordfche Koningen deeden hunne daaden op zarken, rotzen, enz, uýthouwen. ■ë .,..·:' :-■ . .V -:,·,·<■ . 5-09 - - - de Noordfche volkeren zijn doorgaan?
geen reuzen geweeft, SlHj 5}Z
- - - wat J. Pikart misleidt zál hebben , om
zulks te gelooven. p.x
* - > vorder onderzoek van die zaak, 5*13 , ã 14
Noormannen neemen de ftad Groningen in, ver- branden S Maartens kerk, dooden de Ç. H. Walfridm en Radfridus. ; $45 NoQYt-
|
||||
Β L ADWYZER.
ïfoorthorn, dbrp. ι fá Noortlare, dorp. yíz
Noortwolde, dorp, enz. 34.6
Norch) dorp, , , 5-1?
Nothenfum, dorp, enz. ; 408
Nunciujfen (PauiTelijke): kon ft van een PauiTe-
lijken Nuncius om als een PauiTelijke Legaat
onthaalt te worden* fprt, f<jj
\ . . NunciuíTen» met de volle magt van Le-
gaaten; , 5-97, 5-98
Nyenhof) dorp, enz. Γ70
Nyleni Jrnoldus) Prior derPreekheeren te Gro-
ninge, naderhand Biflchop. öo, 01.85·. 95
; , ; zijne voorige ampten, gaven, enz, 87 |
||||||||||
O.
|
||||||||||
ijl
|
||||||||||
ÍrSCco en Folkttïar {lichten het kïoofter Dyk-
huizen. »0, 470 . i'ï ♦ Ö#ö ilicht ook de Abdýen Yle en Meer-
huyze onder Aurik. 4^71 . . , was evenwel geen grooten Heilig. 477
.-♦ I zijne trotsheit,ongerechtjgbeit, enz, ibid. i . . draagt al zijn goed aan Aalhert van Beye- reh op \ en word defzélfs Leerimaa. 4-7% . i . zijn,ongelukkig einde, ibid, Odoorn, dorp. ν,; f fit
Qlde-ambacht, waar gelegen. " ifj
, . . heeft groote fchade geleden van den Dol-
laait. ; 1 f8 Oldekloofler in de Marne, zie Marne6
Qldekloofter by Dam, zie Feldw'trtb. Óldenhov$r dorp» enz» , 170 I . . de Sekte der Wedérdoopers was daar Merk
yoóftgeloopcn» J^ ibid. I . ♦ het dorp is de zétej geweeft yan eenen
|
||||||||||
- Λ
|
||||||||||
 L Á D-W Ý Æ ER.
ï^rooít. 170, ijt
Oliverius, de Kruysprediker, houdc ftaatzi te
Bedum» enz. £44* 34^
OmlandeU) wat te zeggen is, é $6
. , . volkeren onder de Omlanders begreepen.
Omlanders j door wien tot het geloof bekeerd, c
Onbevlekte Ontvangenis van de Allerh. Maagd,
daarover is te Parijs krachtig getwift, 429,
. . . iemand daar tegen zullende fpreekcn ver-
heft zijne fpraak. 430, 4| i; • . , krijgt ie by een mirakel wederom. 451
. . ♦ onderzoek van dat mirakel, 44$ . » . verhaal van dat verfchil. 431 , 43 2 . , ß de Tlieologiflche Fakulreit. van Parijs yvert zeer fterkc voor de onbevlekte Ontvan*
genifTe* , ;', -* .43*' 4Ð . . . het vieren van die Ontvangenis eerft in
Engeland begonnen. , 44c . . . hoe dat vieren van Henricus de Gendave
uytgelegt word. t 441, 441 » . . openbaring voor't vieren van die Ontvan-
genis , enzi 445 • 4 . vordere onluften over dat gefchil. 447,
448 , enz.
i . « de Jefuýt MaldottBus tegen de onbevlek- te Ontvangenis, zie Maldonatus., i « . nieuwe onluften over dat gefchil, (? 45¼ • . . het verfchil hoedanig by gekit. ibid.
Oofterker dorp, enz» 464. Oofterreïde Nonnekloofter aildaar. 470 • 4 . eenige Maagden uyt dat kloofter verplaatft
om een nieuw kloofter te bevolken. 470,471 Oofitrwieruff?9Johnimtcr Nonnekloofter aldaar»
fff
|
||||
Β LA D-W Υ Ζ E ít.
Öoflwold, dorp in 't Olde-ambacht. 481
Opwierde, dorp» v * 418
Orgel, in S* Maartem kerk te Groninge, door
wien gemaakt. fi * - - orgels die door den wind bewogen wor-
den, wanneer in de Latijnfche kerk bekent geworderi. 74, 7f |
|||||||||||||
» - 4.
|
|||||||||||||
zoo een orgel door een Griekfchen Keizer
gezonden aan Pippyn, enz. 7? - - ook aan K^r*/ den Gr ooien. ibid.
■ - aardige belchrijving van dat orgel, ibid
|
|||||||||||||
* m +
|
|||||||||||||
Water-orgels , ook in de kerken gebruy-
kelijk. 75-, 76 «· - - de wtndt-orgels al bekend ten tijde van
S, jiuguflinus, en noch vroeger. 76, 77 - * - wonderlijk orgel. 77, 78
Otto II, BiiTchop van Utrecht, door zijne ge- duurig oorlogen is het Stift uytgeput, enz.
5-37
-*- door de Drenters verflagen. 572,
Otto , Graaf van Benthem , klaagt over den
Kaftelein van Koevorde* . ??o
- - - word Kaftelein van Koevorde. f31
Övereerflen , zal 'c zelfde dorp zijn met Aver- reft. ƒ83
. - l . . &> .■: >
pjilmar, Abdy. ' 47°
Parochikerken, by wat gelegcndheit verlaa-
ten, zie Kapellen. Pafioors: van ouds drie Paftoors te Groninge. * *-een van die drie tot opzigtcr en perfüna
aangefteld. 5")
* - * lijft der oude Paftooren van Groninge. Wi
87, enz.
|
|||||||||||||
mi Α D>W Υ Ζ E Ri
<Ü;- Paftoors van Gronin^e federt de RêforA
máátzu Ρ f Paulus i tweede Abc van Wittewerum , of
Bloemhof, 3 99 Pautmnbciticn deBiHchoppen hunne Broeders.
■: ., .■■■:.:.-· ν - 47
--■£■- zoo zijn de Pauzen van de BiiTchoppeii
fdmtijds ook genoemc. 47,48
- - - de Pauzen waren met dien tijcel niet ge-
dient. · v,C 48
Peyze , dorpj :kaíleel aldaár, ens. , , 5-^*4
P<?/S?, zwaare Peil in Nederduytsland, enz. 237, 2.38. 240
Pieterbourn, dorp, enz. 3f/ Pïïhelo, dorp, naarnredeμen2. f84, r8£
- - - íaríderyen omtrent PÍthelo aári den Bis*
. fchóp van Utrecht gefchonken^ 585* Poe'éfett; Gelauwerde Poeëten, ,,-<ι $9]
- - - dé gewoonte, van de Poeëten met een
Lauwerkrans te kroonen, plagt vry in zwang te gaanï 13^, 140 - -,- dat kroonen gefcfiiedè dikwils ddor de
Vorftén. .. · . .. 119
·'· * fomtijds wierd dat door de Meeilers ge·-
daan. ^ .140
-.· ί- die ge\voOnté métrer tijd vervallen. 141
Poeëten by de Noordfche volkeren, zie Dich»
. ters,
Poski/n {Glfelbett) vijfde Burggraaf van Koevor-
de, word gepreezen. j-30, fji-
Preekheeren, zie Domlnikaane».,
Pradinius {Regner'm) geleerd man * teWinsfíerri gëbooren, 3j-r
• - - tfan #. onder die van de nieurve gezinc-
h'eit gerekend. ^yi
* 4 - <o'ok van Mart'mui Schodhis, ? ,. 475
Τ t Priefi'trsn)
|
|||||
V
|
|||||
 L Á D«W ¾ U Å Re,
Prie^ers^ weereldlijke Priefters (of Kanonnik-
ken) moeten hun konvent aan Monnikken inruymen. 224. 22Ö Ñôïïââç (of Dekens) van Groningerland, hunne
pligten, enz» 159, 160. 377, 378« 419 • - - zulke Prooften op fommige plaatzendoor
den BiiTchop van Muniier ingevoerd, 16©.
378
- <· - zie Dekens.
Pulmentum, in den Regel van S, Benediclus, wat
te zeggen is. 238
,...... 1, .. ·■ i '. - t,.■■'·(' i*.' *
R,
¿ (de letter R.) over de hardigheit van die
* letter, enz* 567, 368
Radfridus, voor't geloof gedood. ,; 1. 343
Radingits Kening, Paftoor te Groninge. pi
• - - word de eerite Deken van *t Groninger
Bisdom, . , Ñ3 -: - - van Af. Schokius onder de voortzetters van
de Reformáatzi gerekend. . „; ; . 473 -'■4- Schokius legengefproken. -483,484 Radyn , waar gelegen,, 5*77
Rasquiert) dorp, enz, 368
Rechteren (Jdolf van) Burggraaf van Koevorde.
Ã4Ñ
ûÌß van onthaalt en vrygehouden te worden,
waar in beilond. j*po, 591
- - r misbruyk daar omtrent gepleegd. fyl
• - * zie Legaat'en,
Reekamp (^ota) de X X X Abt van Adewert.
280
«"*. zijne groote gaven, godvruchtigheit, enz.
- - - verbe tertde gebouwenden kloofters, tim-
mert
|
||||
•BLAD.W Υ Ζ Ε, R.
snert nieuwe, ρlaatzen, enz,,rnj 2.2$, 284
--·* beteugelt de baldádigheit. vaö de Hoef- pacluers,- ., ÏJ3 „r 384, iS?
- r * hy iierfh ,.',. -. :!ij, , ,,*.\ Vi ag^
Regnerus, Koning va» Denemarken, zoudeeen
bofch, en meer andere giften, aan de Abdy
van Adewfert gefchonken hebben, 244
. . .· dat word tegerigefproken. 244, 245·
•. > van zijne oorlogen en zeeroöveryen. 247
|
||||||||||||||||
• ♦ .·
|
||||||||||||||||
. wierd door den Koning van Engeland den
flangen voorgeworpen. ibid.
|
||||||||||||||||
» ·
|
||||||||||||||||
wórd tegen frallemont cn M. beweezen dac
hy Koning van Denemarken is*ge weeft. 2,5-5-,
» · * deed zijne heldendaaderi op ceri rotte gra-
veeren. -j0 fteiderlahd : eertijds het grootfté van alle de
-Jandfchappen tuffchende Lawers cn dcEems; ;* \ * .-''.-''-. " 4^P **·■'-* hoe groot, * 460,570
»'*j 1S Zeci" vcrk}cint doof ^e" Dollaart. 469
Reiderwold, eertijds eeri rijk én treffelijk dorp. Reinout ƒ, vijftiende Burggraaf ván Koevorde.
*, /'■"-* ■ ' -*ij,*> ■„- · 5-41
Kamut /ƒ, zeftiendc Öurggraaf van Koevorde,
moet van zijn Burggraafichap affland doen.
Rtuchlinus, anders Capnio:, waaróm van veele
Monnikken vervolgd. ,4i
í · · vcéle Monnikkin hem toegedaan. 14*.,
K^», of de inwpöndêrs van het Jandfcbap
Urent , en de Noordfche volkeren, door- gaans Reuzen zijngeweeft, zie DrtntenuMs: t\t Noordfche VQÍk$ren, enz. |
||||||||||||||||
ÂÉÁ D*W Õ Æ È Rè
- * «-Reuzen beenderen in Schotland opgegfa-
ven. 5-14 Richardusde Bufio, een zeer geleerd man, is Lèer-
meefter in de Abdye van Adevvert geweeiïr. tpo
- ".-■■ - doet daaf zijne geloften. ±20
*·"- * heeft aan twee Monnikken voorzeic dat ze Abten zouden worden * enz. xix.
218
-. - - korte befchrijving van zijn leven, xix t 213. 322, 323
- - - waarom hy niet gekanonizeert is, 227
R'ippertus, deX Abt van Adewert, zijn lof, enz. ֓
Rippertm II, de XVIII Abt van Adewert. ifo
- - * zijne gaven, verrichtingen $enZ, ifp9%6b
Rodbernus verkrijgt het Paftoorfchap en Deken- fchap van Farmfum voor zijn zoontje. 438
- -■ * onlultendaarovergereezen.438,4$(>,enz.
- 1 - zijn huys onderde voet gewdrpen. 438
- - - de zaak bygeleir, 440, 44T
Rode9 en Roderwolde, dorpen. 5*84 - - - kapel te Rodevvolde gebouwd door den
Abt van Adewert , en die kapel met de fchilderyen der Sibillen behangen. ibid. Rodolf \ de derde Burggraaf van Koevorde. f 19
Rodolf II, de achtfte Burggraaf, enz. f52 - - - flaat den Biflchop Ötto , word van det\
Biflchop IVilbrand geflagen, enz. f jij f$$ - - - word op een rad gezet. Ð 3
-■ * - van de kloofters die hy beloofde te zul- len ftichten. - 5"7Jjf/f Rodolf IIly of van Stellingwerf, de achtiendc
Burggraaf. 5$
Rodolf IFy of van Muntter , de %t Kailelein
van
|
||||
 L AD-W Õ Æ E R*
van Koevorde* ?4° - - - zijn roekeloos gedrag, enz* ibid*
RodilfF, Kaftelein van Koevorde, ff o Roldei dorp, naamrede, enz. f77 - .-■ - Nonnekloofter dicht by Rolde. f78
Rollo, de Noorman , zoude den naam gegee- ven hebben aan het dorp Rolde. 577, fjS
'f.;«- - wilde's Konings voeten niet kuflen,enz. .*■■* - aardig voorval daar omtrent, f78, fjp
Romen, men kan daar niet te recht raaken zon- der geld. 329, 330 Romerswerf kapel aldaar gefticht, en een kloos- ter opgereeht. 4.16 Romeinen* de oude Romeinen waren doorluch- tige Lantroovers. 34fj 34°* ifrwfe Schok by Bedum. 34ï, 347 * - - daar hebben deftige Meefters ingeweeft. .347» 34*
Roomhurg of Romenlrurg buiten Leiden of dien naam gekreegen heeft van de roode tegelen
of pannen. ibid. «f - - Heen met een Roomfch oplchrift daar om-
trent gevonden. 34P - - - andere fteenen en oudheden, daar opge-
graven, ? 35¼ Roomfcbe Hof, vcele Bedienden van dat Hof»
die van de Annaaten en Pauiïelijke brieven, enz. Iceven. 334 • - ■»■ hunne knevelryen door Gregorim X'V"be~
frioeit. ibid* * - - die worden zelf door eenen Kardinaal ten
toongeftelt. 334, 33Ã Roêswtnkfl, dorp, ? 3 f?
Roozekamp} zoo wa« het Nonnekloofter te Wè-
rüm genaamd* 5 = Ö'é 30^,400
Tc 5 Rottum,
|
|||
 L Á D-Wute Æ Å R,
flottum, dorp. . «·>Ééßï ■/;.■.·;■/i 369
hr - - hier heeft cene Benediktyner Abdy ge-
c-ítaan, ,^;í;ß·« -.!■■'? íÍThilfJ £€&*V^o T«»f_ nóch een ander kloofter te Rotturn. 370 ^udolphus ,v dM X X I Abt van, Adewert,- hcr- \ vormt het kloofter. , ' 2.4'f - - -. zijne verdere verrichtingen» l$6, 166
Rudolf"/, Burggraaf van ïyoeyorde. i $1% Ruinen, dorp, . f^ö " · - daar heeft een Pernar<Jyner Ahdy geftian. ■t-.' ; ' mV, i *-.; . '"' ;·. - Íbld,
J?yp (de) dorp, enz. I ^z
- - - de Eaftoor aldaar doodgeftolten,4fa.,4f3
'Ryjfel: de Preekheeren van Ryflel wilden van \ de Hollandlche Vergaderinge der ^reekhee- , ren niet gefcheiden worden, ■ ; \Ë éÀ4 «·..-.- het Preekheeren klooftef van Ryflel is het ,]-, pudfte van ganfeh Nederland* ; ,,.; -UI |
||||||||||
':\ "
|
||||||||||
s.
|
||||||||||
Cíí/jíw, de XX Abt v*n Adewert. %&l
• »- - wil geen geld voor zijne wijdinge gee- v ven. ^3,164 r,r-■.--ïijne flechre regeering, · w
Sapemere, derde ftaatzi daar bpgerech-t voorde
Roomfchkatolijken. 400
SexvGrammatiW) waar- uyt dat hy zijne Deen-
fcheHiilori getrokken heeftx«f#*4*$V*f?
- - - zijne Hiftori, raakende de.oudfte K.on»n· ningen, is zeer Poec'tifch, ,2·^
^e/fj (Barthohmm) zijn gsfehil niet 4«^
4j golitianus. cl·/ ^1 ø/ - zijn oordeel over de letter R. 367» 36ä
&*/</*, by de Noordfche volkeren , was een Ë boek, daar de kunft om de verdichtzels W •f :·,:··■ ··. i.c '- ■■ t-.f -·■ ïcfli* |
||||||||||
 L Ax D-W Õ 2 E R»
fchikken voorgefchreevenwierd. *fj
... hier uyt heeft Saxo Gramm, zijne Hiftori
getrokken. , if2-*2·^
Schalders ^3Ë isDichters , by de Noerdfche
volkeren.jU;' ^f1
Scharnier, dorp, enz. 4*6
♦. . Paroehikerk en Kruysbroeders klooftere
aldaar. Ö1^» 41?
;,,»;.■' dat kloofter wierd 't Huys des Lichts ge-
noemt* ' 4'7 Schgemtt, dorp. r 4°"i ScbUtwolde% dorp, enz. 4°^ . « . Nonnekloofter aldaar. 4°P '?. . dat kloofter in zeker krakeel belegert; en ingenomen. 41?
; Ã . dit kloofter aan de Krüysbroeders van
Scharmer gëgeeven, 4>l7
Schole binnen en buiten het kloofter van Ade-
■ Wert, ,.:.-.■'.·■·''.». -U'a.\^y :..":■' H6
.-« . zie Roode Schok*
■ Schoombeek, dorp, t' Ô f 3
•&/foa& {Jehanvan) Kaftclein van Koevorde,
moet zijn ampt verlaaten, enz» ffo
Sélwêrt {Hendrik van) Steevoogd te Gronin-
5gc, enz. 5
Selwert» Silowert,& gerecht, en kafteeh 337
♦ ♦ . Benediktyner kloofter aldaar. 337, 338
4.Í i ♦ de Nonnen verplantft, enz. 338 Sibaldeburen^ dorp, 165
SthekelO) kloofter, onderde Cifterci-order ge-
" bragt. 2. æ 3
Sibillen: de nieuwe kapel te Adewert met de
ifchllderycn der Sibillen behangen^, . 28S
♦ , . wat de Sibillen waren * haar getajl, enz.
190
♦ ·· de veer zen der Sibillen in eene ftcene
Tt 4 kruyk
|
|||
.....Μ,-
|
||||||
kruyk opgefloten, enz. ., . ν : , ζ$\
* . 1 dé veerzen met het Kapitool verbrand.
; ς ..andere SibillifFcheyeerzep opgezocht, il},
,··■;% die veerzen door de Óudvaders tegen oe '"..Heidenen bygebragt. \9^·> ι6$·> enz. r . . wat men yandie yeerzenoor$eelen moet. ib.
;*. . bewijsredenen tegen de veerzen, die t'hans by malkander gcdrqkt zijn* 'ipS, ÏP.4» enz·
, . , tegen de SibilliiTche veerzen doordeOud- «vaders bygebragt. ï9f> Í94»-CP*«
. ■:<·.« gevoelen van Fojiin omtrent de veerzen
. der Sibillen. ' 286 u..... die veerzen zelfs van ecnige Vaders in
twijfel getrokken. $97
; . . bewijsredenen voor deSjbiHen, en haare
veerzen. 2^7, ^p&, 2.99
. s,'. oploíingen van de bewijsredenen, dietc-
gen de SibilliiTche veerzen ingebragt worden.
Ww (Siephanus) Paftoor te Q/oninge % enz.
vi !ï ' :..■■..■ , ísxmv ■ -\i st1
.; * . zijne gefchrifre.n. pi
SJxtusI F was een groot vriend van ïVeJfeU ro§»
*°9
. i * belooft hem dat hy hem geeven zalj al
'/war, hy eifïchen mag. :' .' ...'.. \o$ V > . was al te ruftig in't geeven., 134
ψ i . ongemakken daar uyt ontftaande. 154, % 5f
.·. . hield geen nlaat in't verreken van zijne vrienden. 13 5 Sla4ven..y 'dienfljtdidsn^ wannen» enz, wat zy hun-
ne Heeren fch'uláig waren. r f66\ f&% . . . kreqgen niet ligt hunne vry heit, en wáár- -/om. "/ f SS Ι-* il wm Ín;de vryheit Ueftoad*. $ψ\ |
||||||
^ '-j **
|
||||||
 L Á D-W Õ Æ Å[,%'
... de vrymakingen waren doorgaans onvol-
maakt. ;i< 5-68, 5-6*p. . . . zijn mettertijd volmaakt geworden. 5-69 .. ' >.,..,die qnvqlmaalae vrymalUngen hadden ook plaats by de Romeinen. i, ibid. • r. hoedanig de flaverny over al vernietigt is.
... de Voríten wierden tot het vrymaaken
aangezet door eigen voordeel. 570 ·;· . ♦ de flaaven moften geíds genoeg voor hun-
ne vryhcit geeven. £7o, SJi. Veen een dorp, enz, w Mocbter, dorp, enz. é 415* o aio, word beweezen da.t hy Koning van De- nemarken is geweeft. Zfr Spik of Spyk,, dorp, enz, 4/1 btedchem, #A&*3, i/^», een dorp, enz. % 8 r S/edewa/d, een bofch, enz. 385 Steenhoop™ in 't land van Drent/ 5-04 • »{ ♦ befchrijving van dezelven. 704, fo$
«.,♦ worden ook elders gevonden, rof .... of ze van Reuzen ppgerecht zijn. j-oy, *' r< ôç 1 f°6> €n<Z'
. ♦,,.. zie Graffteden,
• * ' de gr°otte der fteenen is geen bewijs dat
die fteenhQopen door Reuzen zijn opgerecht. • . . a?.n welke volkeren dje Steenhoopen moe-
- ten toegefchreeven worden. í yitf Sjttwertb: dorp, daar een kloofter ftond. 37:0 ·. * VNeen Monnik uyt dat kloofter in een on- deraardfche fpclonk opgeflooten, ibid.
• •„•bedenkingen over dat opfluiten, 371
üuffridus Pctri) waarom dat hy het Rektor- ÍWpdf rLatijnfchefeboienafgeftagen heeft.
|
|||||||
Ç! u
|
|||||||
W L Α W-W ψ t- Ε1 R!.
t '■ r ■ ·■ ■'" ^
flTA*í«9 tfenöferi) of ze dezelfde [zijn met *
• de Drentenaars, enz; 'ƒ03
Wertmtntff) dpfp. (ΓΓ itf^
fer'mtaíff kloofter. 163,4<5f
♦U . wanneer gefticht.f>·■- '; Γ αζχ
f\ . eeríte Monnikken' derwaart gezonden.
..7 «οοΓϊ.ι- . b2 r-:f:-:.rn q^ a^. 466 . "Π. ;Md eerft te Mentcrwáld géftáan, 123.467
♦ y,. de Monnikken gaan ïóï de Abdy van Adé- " wert over. ^f^ ï'7 467 ν i.; Waleen dubheld kloolïer. : -468
;. „ z\êfrymont4 ;/·;§?*
,.* . had recht om geld te flaan, : 163
ï'ck , óf het; een Bernardyner of Norbertyner
v kloofter is geweeft^ tti 'Wfy^o^
, , . door den Abt Boyiïgm hervoiimáY iij
fb£<?-,;ktooít.er, ftond onder rt kloofter Sibe- : fcelo. ' *"·'»■■■-. ibid, .?. 3 wanneer geftiche. tfiwJi > 540
fèeodotkits, Biflchop van Munftcr > om zijne
misdaaden in zijne bedieninge opgefchort, Jfterft Van hertzeen,"·-** r£ mv^ -; sb 414
fhodomus, Biffchop. van Utrecht, koomt in : een arm Bisdom 9 en moet den Wiffelaaren
oofftfi ttalie groot geld opbrengen, j^f·, 73$ i * . heeft zich met eerc geredt. ΚΛ 5*37 %hefn%&, ITft»§ dorp j enz; ι ïji ?i 3 3P ,'„ ♦ Hónnek 100fter aldaar; jfönnol w -ibie*
Tbyboldusy de XVI ï Abt vari-AdeweFr. Hf fjmsweery dorp,'enz. m>; ,4^7 fiendt Eettw , èf ze vooreen eeuwe va* d°M"
.?) ternis, ofv$or een vèrHchte eetiwe s ïöoet ge- gouden wordeu. » J38
|
||||
 L Á D-W Õ, Æ Å R.
frmmt^ kloofter. é%J. 4·ü8
*. . de Abc van Adewert tracht de Nonnen van
Trimont te verplaatzen. x88. 4^8
fj$ moet onderfcheiden worden van een ander
, Nonnekloofter, ook Trimont genaamd, 468
... zie Termunie.
pwikkela (Frederik van) Kaftelein van Koevor^
' de, enz, >,·. $fQ
|
|||||||
■*U · ;
|
|||||||
JJBfa) een Vries, heeft op de Jutfche kus?
- ten gcrooft, 344
♦ v. krijgt de zufter van den Deenfchen Ko^
ning, Har aldus Hylde, ten huwelijk. 344
.. . brengt veele volkeren onder de gehoor- zaamheit van dien Koning. . 344, 34;*
Udalricm, tot Biflchop van Konftans verkoo-
ren, willende den bedienden van 't R. Hof
de handen niet vullen, word afgezet. 164,,
z6f
lldalrkus (Sint) is de eerife die op eene pleg- tige wijze door den Paus gdkanonizeert is.
. . . dat is door den Paus en de Biffchoppen
gedaan. ,'. 318 Veenhuizen, dorp. ri?
Vfeitet dorp, naamrede, enz. ffy
Ptrger (Jobm) beftrijd het gevoelen van.de on-
betlekte Ontvangenis» maar moet zwijgen. 449
Ver openbaringen, nachtgezigten, mirakelen: wat de beruchte Getfon daar van oordeek. 444,
• \ ' '.· ç- * ' ' '· 44f'
... . uyt hoe veele hoofden dat ze ongeloof-
waardig kannen zijn.: , jbi<L
|
|||||||
BLAD-W Õ Æ ER.
Verrutus {Hieronymus) geleerd Groninger. 150
Verflaage Soldaaten voor Martelaaren gehouden, zie Maartelaars.
Villkus voor een Meyer genomen. $f7 Visvliet, dorp. 16 f
Vifurgis, by Tadtusi zie Unfmgis,
VI/& oiXJffo, Heer van Uffelte. f $7 . .. en van andere plaatzen. jf 8
... hy en zijne broeders uyt het bezit van die
plaatzen gezet, en waarom. ibid« ¼ Ir urn, dorp, enz. $f7
Unfingis mode voor Vifurgis geleezen wordeo by
tfacitus. 16*7 ,. . redenen daar tegen door den Heer Outbof
ingebtagt. ; 169 Vêlkerus, zie Volkcrus. ,'
Upfale (Bisdom van) ouder wat voorwaarde tot een Bisdom opgerecht* £3^ Vrieslands wel vaarende ftaat onder Emo , Abt
van Wittewerum, . 407 . .« flechte ftaat in't geeftelijke. ibid.
Vriesland, Klein Vriesland door SaxoGrawma*.
ticus befchreeven. 2.07, 208 ö. ; de eene plaats was 'er niet hooger als de
andere, uyt de natuur1. < ; ý 1,07, 2o8, enz, Vriezen (de Kleine Vriezen) voeren oorlog in Denemarken. :*o8 ... geflagen, verzoeken verlof om noch eens
ie vechten, enz* , 208, aop. ,.r£% ftonden in de twaalfde eeuwe onderde
Deenen. 209 % í « hunoe oorlogen tegen de Hollanders,» 2,41»
.ih$ úïë ■ ;!: é : 242 ?>..> of ze ten tijde van den Abt Frederik door
de, Hollanders geflagen zijn. ' 240* 242 Vriezen hebben zig fomwijlen ook öi^t zceroo- L: ;\ veryc |
|||||
■■
|
|||||
Β W Α D-W Υ Ζ Ë R.
verye beholpen, en op de Deenfche küftëii
gerooft. 344
*· - - ál van öuds voor vrybuirers bekend. a4f
- - - zijn ook lijftrawanten der Roomfche
Keizèreh geweeih 346 friezé, dorp. fpö
Ufquert) deftig dorp, enz. 376"
- - - was de zetel van een Prooi!» ibid.
f- - - oude kapel aldaar/ 377 Uythayzen, dorp, enz. < 37? - - - de kerk aan den Abt van Bloemhof o ver-
gegeeven. ibid. XkT-'Mtrg-t Sint Waïhurgs kerk te Gronings
. * . zoude wei-eer een Afgoden - tempel zijri
geweeu\ * .. f£
í ■,» . kafteels gewijze verfterkt, 5*0^ $t
fFaldricus j een heerfchzuchtig Prieiler, enz.
404
fFaïfridus vöor't geloof gedood. I. 345 Wameperveen, dorp. - $"öo, 5*61
ÍVarfum dorp, enz. 36"&
. . . kloofter van Malteeflche Ridders aldaar.
^ ibid.
Waffervscn of Wapfierveen, dorp, enz. f do IVerba (Nicafim de) hoewel van zijn derde jaar blind * is tot eene uytileekendé geleerdhek gekomen. 25-7 fFerf huizen', dorp, enz. 35-g
IVerum, dorp, enz. 385
f.. . de Parochikerk van Werum aan het kloos-
ter Wittewerum gefchonken. 388.35*4 * < . die gifte ontmoet grooten tegenftand.406 |
|||
Β L Α D-\^ Υ lE ftï
Weplm ( Joban Wejfd of Wejfcl Harmem ) g<* leerd Groninger. ibid. U^ · oro zijne geleerdheit 9s Weetelds, Licht ge-
noemd, ibid. r.íi . Befchrijving van zijn lcvem ιοό", 1*7, enz. enz.
; . . bezoekt den vermaarden ffieiitas α Kempist - 107
, . , onder de huysgendoten van NicöïéusF aan- genomen. to% . . i heeft gröote kermis met Francifctis de Ru* vere, die naderhand Sixtus IV, geworden is. 108,109
. . . fyoráMeeýerderTegenfprakegenoemi. 109 á . , of dat een fmaadnaam wás. 154 . . 4 wil geen Bisdom, of rijkdommen van den
Paus verzoeken* iop, ne . . . David van Èorgonje was zijn eenigfte Pa-
troon tegen de woede der bedelende Monnik- ken, in, ut i . , loffelijke gétuigenÍíTen \ die hem van ge- leerde Schrijvers gegeeven wor-den. in |
||||||||||||
• «
|
. de Andersgezinden tellen hem onder hun-
|
|||||||||||
ne aanhangers \ en om wát reden» 115,114»
enz.
i ♦ de Attdersgczindén opdat ftuk tegenfpro- ken. itd ♦:, fFeJfel fpreekt op zijn Katölijks, enz. 119*
iio, enz*
- - wat dat den Andersgezinden gelegcnd-
heir gegeeven heeft, om hém ónder hunne
partye te rekenen, 12,$
"é; . zijn vrymóedig fpreeken tegen de Pauzen.
114, laf
i . hy erkent evenwel de OpfJerhoofdighei* van den Paus. ~x ï2f |
||||||||||||
... zijn gevoelen over, de Aflaaten. tt6„ ,ii£
. , waar door dat hy de ftrafvonnuTen de* Hoogè
Schooien op zijnen hals heeft gehaalL , > 129
. . zijne boeken ver boden. ■ ibíd. Wefl er broek , dorp. J2Z
Wefierife, dorp, enfc,v ,464.
Wejierwolders, waar gelegen , enz. 158
Wcien[ch<*pptn in de Benediktyner klooflers van ouds
geleert, zie Benediktynw.klpofiers., J,
Wefier-Emden , dorp, enz. ,,, 3S1 . . ^vermaarde markt en verfche^de rechten van dit
dorp. ,£ljj 381, 381
. . de oude luider vergaan ,.de haven vefflopt, de
. kerk afgebrand, en^, 7 382, : . de ingezetenen zochten hun dorp tot eene ilad té
maaken ,: enz. ,*,;:; .·;γ · 3&?
* . van de Emder-munt, enËmderguldens, 382, 385
»:. of die Emder guldens te Wefter-Emde of te Em- de in Ooflvriesland geilageu waren. . .582, q/ity,
. , of Wefter-Emde ouder is als Embden in Vries- land,; , , 3S4 IVeflvrieiland, of het altijd zoo ongelijk geweeit is als^ naderhand. 2Q6, 5107, enï, . . zie Vriesland. \. Wetzing, dorp, enz. j$o Wezepe ^ JVezop, dorp. ':*2!.;, 564 Wïbrandm^ de eerde Abt van Adewert. 3»il* . . zijn lof en verrichtingen. %\% ^ %\\ ., Wider is een bynaam van de Eembs, enz*» 411 Wigboldm, de 1 Π Abt van Adewert. iïp, • . iticht noch eene Abdy, enz. ', i\o\%to
. . de Monnikken leefden zeer heilig onder heni. χτο Wilbrandm, Bijfcbop van Utrecht, ilaat den Burggraaf Rudolf. **%
, . of het zijne fchuid ís geweeíldat Rudolf op een \
rad wierd gezet, enz. 53*, f22
mikes-order (Zuiterhuys van) ' " ψί$
Wtllehadus (Sint) heeft Groningerland helpen be-
keeren. *r
Wilkm f, Koniug van Engeland , had eenverkeerd
nuigt in 't afzetten der Btflchoppen. 127, 118
. . heeft wel drie kloofters geftrcht, maar op zijne hciligheit valt niet te roemen. 408
Ζ " W4êem
|
||||
Β L A D W Υ Ζ iR!
WiÏÏem Ffederikfz. Pafiodr te Gronfngê. > «!.· , U
« . word zeer gepreezen. : #7 . . hield vriendfchëp rrier, Erafinui. 87^88
. . j^roote lof, die hem van Erafmus gegeèven word.
v-.". 88
: : Ongemeen e lof, die UbboEmmius hém'geeft. 10» . 4 wasalsdeítuteridezielvandeRepublijií. 101,103 . . door Martin'us Schokius oridèt de beguhlligers van de Reformaatzi gerekent. 42? . . Schokius tegengefprokeri, 474,485
tPinfih'otè, groot dorp. 461
Whshern^ Winfum, deftig dorp. ^ ÍÍ1
. . Preekheeren kloofter alhier. 35Ί
„ . is de geboorte-plaats van Regnerus Pradimus,
ziè Pradiwius.
Wtnfum^ konvent van Dominikaanen aldaar. 56,57.61 '. . word vernietigt ërl afgebroken1. Ú
Wirtbum-, dorp. 381
W'tthelte■·, dorp, enz. 559
Wittevjerum, anders Bloemhof, een kloofeer, zie Emo.
. , vervolg der Abten, na Εήιο. W . , was ëen dübbeld kloofter. 399, 4Q0
; # de toren ingeftort,de kerk afgebrand, hetkloos-
ter verdelgd. 4°°
Wytvjerth, Jchanniter kloofter aldaai, 45^
. . Kommandéufs ván dát kloofter. 4^
„ . Kathblijke Paftoors. 4*9
Wolfsberg, dorp. 5"?>
mlterus /, de XXIII Abt van Adeweft, regeerde
zeer loffelijk. »*7
mlterus //, de X X Í V Abt ván Adeweft. 26b
. . zijne loffelijke regering. < *ƒ? ti'ulftanm (een Heilige BiiTchop) onrechtvaardighJJ
afgezet. , ll*
. , hy behoudt zijne waardigh'eft dttar een wonder-
teken. É»
V^r/Ï, dorp, , ■ .te;„,\ / ... . j W
Α Tslanders zouden vanouds het jeèzen en befcbrii-
ven van Hiftorieh zeer bevlijtigt hebben. 2£i
| ..groot getal van oude fchriftea cri boeken., <jic
laat noch gevonden worden. ™ψ
|
|||
Β L Α D-W YZE^.
,| f' '..... :■ ■ . Jft . ,J:yiy ■
|
|||||||||||||||||||||
*7 Andweer% en'f %ande s dorpen, enz, jgj>
Z*»f .· gelijkformigheit vair den Kerkdijken
zang. 4©^ ' . zie Emo.
♦ . de kerkzang was in den beginne veel eenvoudi-
ger- 406 Ziberttho Abdy. 583
i . zal niet onderfcheiden zijn van Zibekelo. 583
, -, zie zibekeh.
Zuiderdijk) dorp, enz. 356
Zuithorn, dorp. 16^
ZuitUren, dorp, enz, éoj
, . groote graffteenen daar omtrent. 604.
|
|||||||||||||||||||||
'M
|
|||||||||||||||||||||
, . zíe Laren. v
|
|||||||||||||||||||||
%ititwolde, dorp, enz.
Zwarte-water, kloofter.
|
34<S· Ui
S7$ |
||||||||||||||||||||
Zweeden, hunne gewaande Oudheit. 249, 25*0,enz'
. . zie Noordfche t'tlkeren.
♦ , hebben eene lijft van hunne Koningen, vaniJf*-
#v tijd af. »io Zvselle^ een dorp, enz. i|a
Zwentibüldw., Koning van Lotterïngen, deed veel
goeds aan het kloofter Zufteren, maar was even- wel geen gropte Heilig. 480 |
|||||||||||||||||||||
JL YJT
|
|||||||||||||||||||||
y ,r
|
|||||||||||||||||||||
L υ s τ
;V&n eenige Boeken, die teLeyden 4? Chris*
man Vcrmcy gedrukt en te bekomen zjjnl ; raakehde de Kerkelijke en Wereldlijke, Oudheden dezer Landen. TIJtavia $atra\ feu rcs & gefta Apoftolico-
"P rum \iirorum, qui fidttm Chriftiamai ia hnï Provincias primum intulerunt. In Folio, i partte, cum fig, 1 HtfiorU EpifiopAtuum Federati Belgii x (ýs.
% vol. in Folio 5, cum fig. ÈefibrijviHgenOudheden der ftad Gouda, in
Quartp, met fig. ' Batavia Sacra, οξ Kerkelijke Hiflorie van Ne-
derland , dts zelfs Opkomft' en Oudheden ? | deelen , in Octavo, met figj Oudheden en Gefi'icbten van het rechte %uii·
Rolland en Schietend, met deszelfs Steden en Dorpen. In Odavo, met fig. Oudheden; e» Gtfiichten vunRbijnlmd', als van
de ftad Leiden en der Öorpen in Rhijnïand ge- legen. In Octavo, met fig. Oudheden en Gefi'icbten van Delfland, als van
<3e ftad Delft en % Gravcnhage, met de omleg- gende Dorpen. In O&avo, met fig. Hifiorie en Oudheden van het Bisdom v»n
Utrecht, als van de ftad Utrecht, Amersfoort, Vianen, Montfoort, Oudewater, Woerden, het Goilandt, Kuilenburg , Gorkum, Heufden s Tiel, Bommel, Afperen, Leerdam, Bomme» lerwaart, de Veluwe, de Betuwe, Rhenen, Wageningen, Aarnhem, Huiflcn, Emmerik» gchoonhoven, Gouda 5 en alle de Dorpen daar QÁácf gáegc*. InO&avb^deelen, öcl/^ |
||||
L ¥ S Ô.
Kerkelijke Oudheden, ïÀ Staat enKerkregeerfag
van '; f£r/* Cbriflendom. In Octavo, Oudheden en Gefticbten van Kennemerland, en
Noort- Holland: als van de iieden Haarlem, Alkmaar, Amftcrdam, Hoorn, Enkhuyzent Medenblik , Edam , &&. met alle de omleg- gende Dorpen, é deelen, inOitavo, met fig* Oudheden en Geflichten van Zeeland. In Oc-
tavo, æ deelen, met fig. Oudheden éri Gifiiïhten'van Friesland , æ dee-
len , in Octavo. Oudheden en Gefiicbten van Ooflvriesland, Gro-
ningen en de Ommelanden. Oudheden en Geflichten van Over■- Tffel: als
Deventer , Kampen , Zwol , met de andere Steeden en Dorpen, æ deelen, zijnde de laat- ftc der gemelde Oudheden op de Pers. |
|||||||
Yy s Voor-
|
|||||||
Voormamfte Drukfouten.
PAg. 4ο, ïiíl. Ι» íces Wajd-recht. ,
"■ Ρ. 61, fin. 10, lees dat, het vernietigt. í*· 77» fl I v*n ondere, .lees digitis.
Ρ. 98, |, 2©, lees Sapmeer.,,, ·
Ρ. j?4, 1. 7 van ondere, lees is gebleken in de Kerk-
vergadering van Trente. fe'ïtó, 1. 25, lees Geloofsregel.
P. 144, 1.21, lees £# *<? laaien vaaren.
P. 166, lefte regel, lees o/Ve Bnnne.
P. 2x3 , 1, 2$v lees /?<?£. Kanonnikken,
P. 2g8, <. 28, lees omgeroeri, worden.
F. 2f 1 , 1,1 f, lees lijden kan.
P; 278 , Í, ió> 'lte& fltcïtj;
Pr 28$, 1, 23., lees van onze. Broederen te buuren?
Ψ. 194, lefte regel, lees verziert.,
P. 311 ,1. ÍS, lees medegezeh O *?-·
P. $j<?, 1.1, lees dV> rechte.
P, 289, 1. 22, Menco lees Emo,
P.-4ÍÍ0, In'tjaar 1507, lees ï7©7·
P. f28, 1. 8, niet weinig lees weinig.
P. fgi; 1. 5, XI (Burggraaf) lees X.
En ioo vervolgens, voor X l f ïees XI, en%,
P. ƒ54, 1. 19, fcfejrap of de Gelekingen door, |
|||||
E Υ Ν D §.
|
|||||