DRS. F. SMIT
DE FUNDATIES VAN
^SBOUT EN PIETER VAN DER DUSSEN
FE DELFT (1622- 1752)
Bijdrage tot de geschiedenis van fle katholieke armenzorg
|n de 17e en de 18e eeuw__________________
Publicatieserie Stichting Oud-Katholiek Seminarie nr. 16 - 1987
-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-7 s oc^-^ff^
DRS. F.SHIT
DE FUNDATIES UAN SASBOUT EN PIETER UAN DER DUSSEN TE DELFT C1B22 - 1752)
Bijdrage tot de geschiedenis van de katholieke armenzorg in de 17e en de IBe eeuui.
(BlbLIOlHtEK UL^ RUKSUNIVEKSITElï
UTRECHT
Deze Delftse studie is in dank opgedragen aan mijn goede vriend Jan Jacobs.
F.Smit
Publicatieserie Stichting Oud-Kathollek Seminarie nr. 16 - 1987
- 3 -
INLEIOINB
Omdat ook na da Reformatie de armenzorg nog voor een belangrijk deel op de konfessionele schouders drukte. ging het er voor de katholieken om bij de andere kerkgenootschappen op dit punt niet achter te blijven, uilden zij de mogelijkheid van betere bedeling elders als motief tot geloofsafval couperenen. Zo uerden uit deze omstandigheden niet alleen armbesturen geboren, maar werden ook door par-tikulieren fundaties voor de armenzorg gesticht.
In zijn studie over Jan Baptist Stalpart van der Wiele, pastoor te Delft C157S-1B3D1, noemt Hensink als verreweg het belangrijkste geslacht dat deze pastoor in zijn delft-se parochie aantrof de zeer uitgebreide familie Uan der Du55enC2J, en met name de broers Sasbout en Pieter van der DussenC3J. Deze twee broers hebben belden een fundatie voor het onderhouden van katholieke priesters en voor hulpverlening aan katholieke armen te Delft gesticht.
Uan Uoorst van Beest noemt in zijn ”De Katholieke Armenzorg te Rotterdam” de belgische ridder Claudius Roelants die in 1734 goederen schonk aan de twee rotterdamse reguliere staties. Deze goederen waren afkomstig van genoemde Pieter van der Bussen en door vererving in het bezit van Roelants gekomenC4J.
In zijn standaardwerk over het schisma Rome/lJtrecht, quot;Joan Christiaan van Erckel C1B54-17341”C53, noemt Jacobs het geslacht Uan der Bussen, waarvan leden tot de parochie van Uan Erckel behoorden, niet. Bit heeft als reden dat de archiefstukken met betrekking tot deze fundaties pas later zijn gevonden. Schrijven over de delftse katholieken in de 17e en de ISe eeuw is echter moeilijk zonder gebruik te maken van de publikatles van Jacobs.
Deze kleine studie wil een bijdrage zijn om te komen tot een meer omvattend overzicht van de inspanningen welke katholieke mannen en vrouwen zich na de Reformatie getroost hebben om hun priesters te verzorgen en aan armen hulp en ondersteuning te verlenen.
CU P.Polman, Katholiek Nederland in de achttiende eeuw, Hilversum 13BB, dl.I, 111.
CBJ B.A.nensink, Jan Baptist Stalpart van der Ulele, advocaat, priester en zielzorger, 1579-1B30, Bussum, S4-35;
D. van Hoogstraten - J.L.Schuer, Broot Algemeen Historisch, Beographisch, Benealogisch en Oordeelkundig Uoordenboek, U, Bijvoegsel, Amsterdam, Utrecht, ’s-Bravenhage 1735, 1SB-135.
C3J nensink, 94-S5, 137-138.
C43 C.U. van Uoorst van Beest, De Katholieke Armenzorg te Rotterdam in de 17b en de IBe eeuw, Rotterdam 1355, 31-3B.
C53 J.Y.H.A.Jacobs, Joan Christiaan van ErckelC1B54-17343, Pleitbezorger voor een locale kerk, Amsterdam 1381.
-ocr page 8-KATHOLIEK LEUEN BINNEN DELFT NA DE REFORMATIE
Uan een snelle en vooral H^Q'^cliBB calviniserina is in Delft na 1572 geen sprake geweest. Ulellswaar werden de katholieken ar Juist zoals elders tot tweederangs burgers gedegradeerd, doch dit leidde niet tot een totale afbraak van de katholieke gemeenschap. Integendeel, de Prinsenstad vormde samen met Haarlem één van de centra vanwaarult kort nadien, althans in het Hollandse, een langzame wederopbloei en reorganisatie van het katholieke leven op gang kwam. UerantwoordeliJk hiervoor was o.a. Sasbout Uosmeer, delftenaar van geboorte en zoon van een vooraanstaand magistraat. Uanaf 15B3 oefende hij als sekuller priester mln of meer klandestlen zielzorg uit vanuit zijn ouderlijk huis quot;de swarte eenhoorn” bij de Oude Kerk. Ook dient in dit verband gewezen te worden op de rol van de Jezuieten. In 1592 kwamen leden van deze orde naar het noorden. Eén van hen, Cornelis Duyst, vestigde zich op het delftse begijnhof. Hoewel de resultaten van deze pioniersarbeid niet al te hoog mogen worden aangeslagen, vormden ze voor paus Clemens UIII aanleiding Sasbout Uosmeer in 1592 aan te stellen tot apostolisch vikaris. Daarmee kreeg deze de opdracht om namens de paus die gebieden van de Nederlanden te besturen, waar het calvinisme de overhand had gekregen.
In 1602 werd Sasbout tot bisschep gewijd. Naar bulten toe kreeg hij echter niet de titel van bisschap van Utrecht of Haarlem, maar werd hij titulair-aartsbisschop van Philippi. Dit om moeilijkheden van de kant van de wereldlijke overheid te vermijden. Maar wat aanvankelijk als tijdelijk was bedoeld, werd onder zijn opvolgers - Rovenius, De la Torre en De Metz - geleidelijk aan de permanente situatie. Dit impliceerde, dat de utrechtse kerkprovincie, althans in de ogen van de romeinse kurie, tot een missiegebied was geworden. De aanduiding quot;Hollandse Zending” in officiële romeinse akten moge dit illustreren. Die verandering van status - ontegenzeggelijk een degradatie - die in de eerste helft van de 17e eeuw zijn beslag kreeg, had allerlei konsekwenties, ook op lager niveau. Uoor de delftse situatie betekende dit ondermeer dat de oude parochiestrukturen van voor de Reformatie niet werden hersteldCU.
In het algemeen mag wel worden gesteld, dat na de totstandkoming van het Twaalf-jarig Bestand in 1509 de toestand voor de katholieken in met name Holland en Utrecht en zeker In een aantal steden aldaar lets gunstiger was geworden.
Dit alles nam niet weg, dat een recalcitrerende predikant of een fanatieke schout die de plakkaten van de Hollandse Staten tot op de letter wilde uitvoeren, het de katholie-
C13 J.Y.H.A.Jacobs, Katholiek leven binnen Delft, 1B5D-1B13, in: De Stad Delft, cultuur en maatschappij van 1BB7 tot 1913 Cin de katalogus bij de tentoonstelling, december 19B11, 76.
-ocr page 9-- 5 -
ken erg moeilijk kon maken, ook al liet de magistraat zich meesttijds door een grote mate van tolerantie leiden. Aan de aktiss tegen de katholieke geestelijken kwam zelfs na 1546 geen definitief einde, uiaardoor de situatie voor de betrokkenen eigenlijk steeds onzeker bleef. De meeste hinder ondervond de katholieke gemeenschap van Delft echter van de recognitiegelden, die zij in een grote variëteit en bij zeer uiteenlopende gelegenheden aan de Justitieambtenaren moest betalen om zich van een behoorlijk ongestoorde uitoefening van haar godsdienstig leven verzekerd te ue-tenCSl .
Rond 1650 konden de op dat moment 5000 delftse katholieken beschikken over drie schullkerkjes. Twee daarvan, belde daterend uit de periode 1E30-1E50, lagen op het bagijnhof. Ze uaren toegeuiljd aan Et .Hlppolytus en St.Ursula en ze werden bediend door sekulieren. Het derde kerkje, gesticht omstreeks 1E17, was gevestigd in een oud pakhuis aan de Oude Langend!Jk achter de harkt, een plek die sindsdien ook wel betiteld werd als quot;in de Papenhoek”. Het werd geleid door jezuieten en had als patroonheilige St.Jozef. Geen van de drie kerkjes vormde echter het centrum van een territoriale parochie met duidelijk afgebakende grenzen, zoals voor 1572 het geval was geweest met de belde parochiekerken van Hlppolytus en Ursula. De hoofdbedienaar van elke kerk verzorgde enkel een bepaalde, niet nauw omschre-van groep gelovigen. Elke gelovige kon dus in principe kerken bij de priester, die hem het best beviel. Dat hierdoor bij de diverse pastoors gevoelens van rivaliteit ontstonden, is begrijpelijk.
Deze rivaliteit tussen enerzijds sekulieren en anderzijds Jezuieten, werd nog eena versterkt door een meningsvei— schil omtrent de status van de ordesgeestelijken. De sekulieren stonden op het standpunt, dat zij de vaste zielzoi— gers in de noordnederlandse kerk waren. In hun ogen waren de Jezuieten - en trouwens ook de andere regulieren -slechts missionarissen, die geduld mochten worden zolang er nog een tekort aan wereldheren was. De jezuieten poneerden daartegen, dat met de invoering van de missiesta-tus m.b.t. de nederlandse kerk aan de regulieren een grote mate van bewegingsvrijheid was gegeven ten behoeve van pastorale aktiviteiteq. Zij waren zelfs van oordeel, dat zij zich nauwelijks behoefden te storen aan de richtlijnen van de apostolische vikarlssen, omdat zij eigen missie-oversten bezaten, aan wie zij verantwoording verschuldigd waren. Spanningen n.a.v. de kerkrechte!ijke positie van de regulieren deden zich uiteraard niet slechts in Delft en Delftland voor. Ulel vlei op, dat Delft in dit opzicht erg vaak in het nieuws kwamE3J.
C21 J.Y.H.A.Jacobs, Joan Christiaan van ErckelC1E54-17343, 32-33.
C31 J.Y.H.A. Jacobs, De Stad Delft, 7B-73.
-ocr page 10-In augustus 1615 had de sekulïer Bernardus van Steenujijk het tijdelijke met het eeumige verwisseld, een half Jaar na de Jezuïet Dugst. Joannes Stalpart van der Wielen, die sinds 1611 ambulant missionaris in Den Haag, Delft, Rotterdam en Schiedam was, stond nu voor de taak tljdelijk Delft te verzorgen tot er een opvolger zou zijn benoemd. Zelf had hij zich in het Jaar dat hij in Holland arbeidde hij de delftenaren sympathiek weten te maken. De benoeming van een opvolger was allereerst een zaak voor de delftenaren zelf. De apostolisch vikaris kon niet vrij te werk gaan, hetgeen op zichzelf niet verwonderlijk was. Immers in de middeleeuwen werkte bij het verlenen van een pastoraat als regel een patronus of collator samen met de kerkelijke autoriteiten. Deze patronus koos de persoon aan wie hij de kerk wilde geven en stelde hem voor aan de aartsdiaken - slechts hij hoge uitzondering aan de bisschap - waarna deze de voorgestelde het geestelijk ambt, de zielzorg, placht te verlenen. De patronl waren in het merendeel van de gevallen leken. In een dergelijke traditie is het al niet onbegrijpelijk dat Sasbout de notabelen raadpleegde. Daarenboven was de vikaris in de moeilijke omstandigheden van de hollandse kerk te zeer van de gezindheid van de gelovigen afhankelijk om niet met hun wensen en verlangens rekening te moeten houden. Daarom stelde Sasbout gewoonlijk een aantal priesters voor waaruit zij konden kiezen. Welke geestelijken dat in dit geval zijn geweest, is niet bekend, maar de gelovigen spraken hun voorkeur uit voor Stalpart van der Wielen, die daarop in een brief van 6 oktober 1615 door Sasbout werd benoemd. Of liever. Stalpart werd gevraagd of hij met de benoeming akkoord gingCHJ. Deze brief was door Sasbout te Keulen gedateerd en werd door hem aan Suitbertus Purmerent meegege-ventSJ . Stalpart was echter door ziekte voorlopig niet in Delft aanwezig. Pas tegen de vasten van het jaar 1613 kwam hij te Delft, maar bracht nog een deel van het Jaar door in de Ardennen voor het herstel van zijn gezondheidC6].
Tijdens zijn langdurige afwezigheid was Delft allerminst van sekuliere hulp verstoken. Er waren zelfs twee wereldgeestelijken die zijn arbeid konden overnemen. De ene was Suitbertus PurmerentC73, de zoon van de invloedrijke haag-se advokaat mr. Hendrik Pietersz. Purmerent. het zijn tweelingbroer Pieter was Suitbertus in 1610 te Keulen tot
LU B . A.hensink, Jan Baptist Stalpart van der Wiele, SI ; R.R.Post, Kerkelijke verhoudingen in Nederland voor de reformatie, Utrecht/Antwerpen 1354, 01 vv.
L5J L.C.Michiels, Stalpaerts benoeming tot pastoor van Delft, Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom Haarlem Cafgekort: BBH), dl.40 (1351), 361-363.
C63 B.A.Mensink, 37.
L73 Suitbertus Purmerent, • Den Haag 4.15.1507, nbsp; Delft
3.5.1650, zoon van Mr.Henldlrick Purmerent, advokaat te Den Haag, en Johanna Heij, uit het oude geslacht Albert Foreest van Schouwen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;gt;
-ocr page 11-- 7 -
priester geuiljd. Eind 1B15 uerd hij tot helper te Delft benoemd. De tmeede helper was Johannes Simonis of Simons uit BroninHen, die in 1BD3 te Keulen als nieuuieling van het college Alticollense was ingeschreven en eveneens in 161D op zesentuiintigjarige leeftijd tot priester uas ge-uljd. Hoeuel belde priesters bij de Inuoners van de stad in dB smaak vielen, klaagden de delftenaren er bij de vi-karls over dat Simons bij hen kuiam, teruiijl zij al met Suitbertus tevreden uaren. Bij Sasbout speelde achter een rol dat de delftenaren ongerust waren over hun nieuwe pastoor en meende naar de beschikbare mogelijkheden te moeten handelen, daar hij vreesde dat men anders de hulp van de jezuïeten zou Inroepen. Behalve de delftse katholieken waren ook de belde priesters aanvankelijk allerminst met de situatie ingenomen. Simons werd in 1614 dan ook pastoor te Eroothuizen, Ursum en Avenhorn op het grnningse platteland .
Het is gewenst hier nader in te gaan op de juridische verhouding van Stalpart tot de andere priesters te Delft, met name tot Suitbertus Purmerent. Sasbout stond voor de moeilijkheid de kerkelijke organisatie in de opstandige gewesten weer geheel opnieuw te grondvesten, hoezeer deze naar zijn inzicht theoretisch nog intakt gebleven mocht zijn. Nu valt het uit enkele van zijn brieven bijzonder sterk op hoezeer hij bij zijn maatregelen allereerst lette op het praktisch nut, van strikt pastoraal standpunt uit gezien. Sasbout beoogde daarbij zeker niet een herstel van de feiten Jke toestand van vroeger. Uroeger waren er twee parochies geweest, de Hippolgtus en de Ursula. In ISSS en evenzo in 1612 benoemde hij echter maar êén pastoor. In 1533 zal wel hetzelfde praktische motief gegolden hebben dat in 1612 van kracht was: de gelovigen van de beide parochies waren niet meer uit elkaar te houden. Wat hij later overal trachtte door te voeren, zag hij reeds hier als de beste oplossing. De apostolisch vlkarls wilde nl. dat overal een pastoor als pastor primarius de opperleiding had, van wie alle andere zielzorgers afhankelijk waren. Zo zou er, meende hij, een grotere eenheid en nauwere eensgezindheid te verkrijgen en te handhaven zijn tussen gelovigen en priesters. We mogen echter ook wel veronderstellen dat Sasbout in de eigenaardige en eigenlijk zonderlinge konstruktle die hij schiep, tevens een middel zag om de regulieren aan banden te leggen en onder zijn gezag te houden of te krijgen. Elke pastor primarius was immers
gt;gt; Studeerde met zijn tweelingbroer Pieter te Leuven; beiden werden op dezelfde dag in 1610 te Keulen tot priester gewijd. Licentiaat in de godgeleerdheid, 3.3.1621 kanunnik van St.Pieter te Utrecht, 1612 als helper van Stalpart van der Wielen naar Delft, 1615 rector van het bagijnhof en van het Sint-Agathakloos-ter, 1647-16S0 pastoor te Delft. I.Walvis, Boudsche Kerckzaaken, dl.Il, boek I, het Jaar 1615.
-ocr page 12-steeds een sekulier en de zaak van de apostolisch vikarls van harte toegedaan. Wel kregen ook de andere priesters in zo’n plaats van Sasbout vaak de drie pastorale bevoegdheden, dopen, huiuelijken inzegenen en het h.oliesel toedienen. In Delft ontvingen zouel Suitbertus Purmerent als de Jezuiet hakeblijde deze bevoegdheden, maar zij moesten de pastor primarius als zodanig erkennen en hem bijvoorbeeld de namen van de gedoopten en gehuwden geven. Bij afwezigheid werd Stalpart door Purmerent vervangen, maar deze was in de ogen van zijn overste dus slechts ”zo ietsquot; als kapelaan. Kanoniek achtte Sasbout zijn funktie, te oordelen naar zijn verduidelijking, niet.
Feitelijk had Purmerent de zorg over de begijnen en over de zusters van het vroegere Slnt-Agathaklooster van Stalparts voorganger overgenomen, haar pas in juli 1615 kreeg hij van de opvolger van Sasbout, Philippus Rovenius, officieel de benoeming tot rector en moderator van het begijnhof en van het Sint-AgathakloosterCBJ alsmede de officiële bevoegdheid de pastoralia in Delft en omsteken quot;ad instar pastorisquot; Cin plaats van de pastoor! uit te oefenen, en al het andere te doen wat rechtens of krachtens gewoonte hen, aan wie de pastorale funkties werden toevertrouwd, toekwam, mits hij met de pastor primarius en aartspriester in goede verstandhouding bleef en hem eerde in die punten waarin het passend was. Toch verklaarde Purmerent reeds op 25 oktober 1613 aan de apostolisch vikaris dat hij de munia pastoralia uitoefende, terwijl in een volgende brief blijkt dat hieronder in ieder geval doop en huwelijk vielen. De namen gaf hij dan door aan Stalpart, zoals hij verplicht was. Al is het op zichzelf mogelijk dat deze drievoudige benoeming geschiedde met het oog op de onderlinge moeilijkheden die er tussen beide sekulieren waren ontstaan, veel waarschijnlijker is het dat de organisator Rovenius de verhoudingen ook Juridisch helder in authentieke akten wilde bepalen. Tevens sprak zeer duidelijk de tendens mee de hiërarchie zoveel mogelijk te herstellen en intakt te houden, haar wat bij Rovenius duidelijk is, hoeft dat nog niet te zijn bij Sasbout. Uoor Sasbout sprak in hoofdzaak de pastorale zorg. Sasboute plan heeft op de duur schipbreuk geleden. Aanvankelijk had ook Rovenius Sasbouts opzet nog trachten te handhaven, maar het leverde in de praktijk zoveel moeilijkheden op dat hij er tenslotte van was afgestapt door aan elke parochie van een stad weer een eigen pastoor te gevenCSJ.
CS] Eind 1572 werd de ongeveer zestig nonnen die in het Slnt-Agathaklooster verbleven, geen haar gekrängt. Zij konden zelfs in alle rust in de zuidelijke vleugel van het luisterrijke gebouwenkomplex blijven wonen. De kommuniteit is na 1575 overigens langzaam uitgestorven .
J.Y.H.A.Jacobs, Joan Christiaan van Erckel, 3D, 4B3.
CS3 B.A.hensink, SS-1D5.
-ocr page 13-- 3 -
Wat betreft zijn huisvesting en inkomsten is Stalpart de dupe geuorden van zijn ziekte, uant Purmerent had het huis en de inkomsten op het begijnhof, uaar Stalparts voorganger, Bernardus van SteenuiJk, had geuoond, overgenomen. Tijdens Stalparts ziekte uas Suitbertus voorlopig de enige sekulier te Delft, daar Simons nog niet uas aangekomen. Purmerent betrok nu de uoning die voor de nieuu te komen sekulier openstond. De katholieken op het begijnhof hielden Suitbertus Purmerent in feite niet voor een kapelaan maar beschouuden hem althans heel spoedig voor de opvolger van Uan SteenuiJk op het begijnhof. Dit blijkt later duidelijk uit de moeilijkheden die Stalpart met de beuoners van het begijnhof had. Purmerent genoot tevens de inkomsten die voor de sekulier op het begijnhof bestemd ueren geueest. Pas sinds het einde van 1E16 had ook Stalpart een eigen huis op het bagijnhof, dat hij met grote kosten dank zij de ueluillendheid van enige katholieken liet Inrichten. In dit huis liet hij op zeker moment met verlof van de stedelijke overheid een kamer als privékapel inrichtan. Het is sindsdien altijd pastorie gebleven, gelijk zijn bedoeling uas geueest en sinds het schisma Rome-Utrecht pastorie van de oud-katholieke parochie.
TeruiJl Stalpart in Den Haag ziek lag ontving hij een brief van de vikaris-generaal Johannes Wachtelaar te U-trecht, gedateerd 3 oktober 1613, uaarin hem uerd medegedeeld dat hij benoemd uas tot aartspriester. Deze benoeming dient men te beschouuen als een voorziening in de vakature, ontstaan door de dood van Barnardus van Steen-ulJkClOJ. Na de dood van Stalpart van der Wielen op 23 december 1B3D uerd niet Purmerent tot diens opvolger aangesteld maar Johannes BenomCllJ. Purmerent uerd op 10 februari 1631 uel aangesteld tot deken of aartspriester over Delft, Rotterdam, Schiedam en de omliggende plaatsen!123 .
Benom heeft het aangedurfd, in ueeruil van allerlei reformatorische protesten en quot;ter voorziening in het verval, aangerigt door ueer en uind” een kerkje in te richten op de bovenverdieping van Stalparts voormalige uoning. Hiermee kuam het bagijnhof ueer in het bezit van een ker-kelijk centrum, al uas dat niet meer enkel voor de bagijn-hofbeuoners, maar ook voor katholieken van eldersC133.
C1D3 B.A.Mensink, 1DB-1D7.
[113 Johannes Benom, • utrecht, Bouda 13.6.1647, nbsp;1627-1631 pastoor te Oudeuater, 1631-1647 pastoor te Delft [123 B.A.nensink, 113j
J.Bruggeman, Inventaris van de archieven bij het me-tropolitaan kapittel van Utrecht van de rooms-katho-lieke kerk der oud-bisschoppelijke clerezie Cafge-kort: DBC3, ’s-Gravenhage 1323, nr. 5BD, Protocol van 6.van noock, 10.2.1631; nr. 726, Akte van aanstelling door Rovenius tot aartspriester van Delft, Rotterdam, Schiedam c.a., 10.2.1631.
[133 J . Y.H.A.Jacobs, Joan Christiaan van Erckel, 33.
-ocr page 14-Na dB dood van Benom op 19 juli 1647 werd Suithertus Pur-merent pastoor van de Hlppolytusparoohle en Johannes de Bout pastoor van de Ursulaparochie met als kerkelijk centrum de pastorie en kerkje van Benom, Purmerant, miens pastoraat tôt 1E59 duurde, beeft op zijn beurt, evenals Benom dit had gedaan, één van de bagiJnhuisjes tot kerk laten verbouwen. Nu beide kerkjes hun eigen pastoor hadden was hiermee in feite de situatie hersteld zoals deze voor de Reformatie had bestaan: twee kerken met ieder een eigen pastoor!141.
C14J J.Y.H.A.Jacobs, Joan Christiaan van Erckel, 33-34;
J.H.A.Thus, De toestand der katholieken te Delft tot en met de stichting van de nieuwe Sint-Hippolgtuskerk in 1795, BBH, dl.97 C19033, 453-455.
-ocr page 15--11-
DE STICHTERS UAN DE FUNDATIES UAN DER DUSSEN
Al was Purmerent tot 1647 Hsen pastoor, de katholieken op het bagijnhof beschouwden hem, zoals reeds gezegd, wel als hun pastoor. HIJ was de biechtvader van Sasbout van der Dussen blijkens diens testament van 18 augustus 1633 CU.
Het zeer uitgebreide geslacht Uan der Dussen behoorde tot êén van de belangrijkste van de katholieke gemeenschap in Delft. Er was echter ook een belangrijke protestantse takC8J. De Uan der Dussens onderhielden zowel met de seku-liere als met de reguliere geestelijken goede kontakten. Toen in de twintiger Jaren van de 17e eeuw de verhouding tussen dB regulieren en de sekulleren tot een nieuw dieptepunt daalde, werden door de Jezuïeten In allerlei steden ondertekende getuigenissen verzameld ten gunste van hun optreden of ten nadele van de sekulleren. Ook van Delft 2ijn althans enkele van die getuigenissen bewaard. Een eerste, gedagtekend 1 maart 1681, werd door zestien handtekeningen bekrachtigd, o.a. van de twee advokaten Sasbout van der Dussen on zijn broer Pieter van der Dussen. Het gaf slechts hoog op van de onbaatzuchtige arbeid van de jezuïeten. Een tweede, van 14 Jull 1683, ging nog een stap verder en ageerde onmlddelijk tegen de vermeende aanspraken van de sekulleren, met name van de pastoors. Dit zal de reden geweest zijn waarom hier de handtekeningen van de twee Uan der Dussens ontbreken, die met de sekulleren relaties onderhielden, evenals in een derde getuigenis van diezelfde dag, dat zich speciaal richtte tegen de door de sekulleren gehandhaafde rechten en tegen het weigeren van de pastoralia aan de jezuïeten te verlenen en zich met instemming plaatste achter de besluiten van de Propagan-daC3J.
Sasbout en Pieter van der Dussen waren zonen uit het huwelijk van mr. Cornells van der Dussen en diens tweede vrouw Cornelia van BeaumontCHJ. Sasbout van der Dussen trouwde
CU Archief Dud-Katholleke Parochie te Delft Cafgekort: O.K.Delft), Boeck van de twee fundatiën van Sasbout en Pieter Cornelissen van der Dussen behoort tot de pastorij van St.Ursula op t begijnhof T.Delft, 1-8 vs., test. 18.8.1633, nots. Hendrick Adriaensz. Uocke-staert. C8] B.A.nensink, S4-35.
C3J In 1688 werd de Congregatie van de Propaganda opge-richt, een grote missiecentrale, belast met de verzorging van de kerken in ”de missielandenquot;, waartoe vooi— taan ook de Nederlanden werden gerekend. De overheden van dB Sociëteit van Jezus waren hoogstwaarschijnlijk aan de stichting niet vreemd.
C43 Cornells van der Dussen, • Delft, Delft 4.8.1536, raad en burgemeester van Delft, tr. 1. Elisabeth Duyst van Uoorhout, nbsp;3.1.1570, dr.
van Dlrck Duyst van Uoorhout en N. van Santen, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;gt;
-ocr page 16--la
in 1614 met Anna van der Hooch. Dit huiuelijk bleef kinderloos. Hoewel verschillende bronnen het jaar 1617 als het sterfjaar van Sasbout van der Dussen opgeven, dateert zijn testament van 10 augustus 1533 C5J.
□p 10 augustus 1633 maakt Sasbout van der Dussen voor notaris UockestaertCB] zijn testament. Hij bepaalde dat zijn erfgenamen of erfgenaam een som van 4DD0 gulden ”van 40 grooten vlaems de guldenquot; zouden beleggen op ” 't gemeene landt” van Holland of Uest-friesland of op enige andere steden of partikuliere personen ’’versekert op vrije en allodiale landen”. De erfgenamen moesten jaarlijks 25 gulden van de rente van dit kapitaal aan zijn biechtvader Suitbertus Purmerent of aan degene die bij zijn overlijden zijn biechtvader was geven. Deze uitkering zou gedurende het gehele leven van zijn biechtvader gebeurenC7J.
gt;gt; tr. 2. Delft 24.10.1502 Cornelia van Beaumont Anselm-dr., Delft 12.4.1612, dr. van Anselm Pietersz. van Beaumont en flaria WagewiJn.
nensink, blz. 35, vermeldt onjuist dat Pieter van der Dussen uit het eerste huwelijk van Cornelis geboren zou zijn. Jhr.mr. E.B.F.F.Wittert van Hoogland, Be-schiedenis van het geslacht Wittert Cafgekort: Wittert van Hoogland), ’s-Gravenhage 1304, 1131.
151 Sasbout van der Dussen, • Delft 1507, nbsp; Delft verm. voor 1650, zoon van Cornelis van der Dussen en Cornelia van Beaumont, tr. 13.7.1614 Anna van der Hooch, dr. van Dirk van der Hooch en Ilaria Sasbout Pietersdr. Wittert van Hoogland, 1132. Wittert van Hoogland vermeldt het overlijden van Sasbout van der Dussen op 10.10.1617. Dit is onjuist, want op die datum werd Sasbouts vrouw Anna van der Hooch in de Oude Kerk begraven. Op 22.11.1652 werd in de Oude Kerk een Sasbout van der Dussen, wonende aan de Oude Delft, begraven. Uolgens Wittert van Hoogland, 413, betreft het hier een ander .
C63 6.A.Delft, Not.archief, nr. nbsp;1575, test. 10.0.1633, Hendrick Adriaensz. Uockestaert, • Delft 25.11.1505, Delft 0.3.1634, zoon van Arg of Adriaen Jansz. Uockestaert, korenkoper te Delft, en Trijntje Loeff, notaris te Delft, tr. 1. Delft 22.2.1615 Digna Wouters van Uelthoven, • Delft, Delft 4.1.1620, dr. van Wouter Anthonisz. van Uelthoven, tr. nbsp;2. nbsp;14.4.1630 Annetje Pauwelsdr. van der Heul, Delft 15.6.1650, dr. van Paulus van der Heul en de weduwe van Willem Jansz. van Brongen. Uit het eerste huwelijk acht kinderen. Nederlandsche Leeuw 1313, 200-202.
C73 Pastoor Joan Cristiaan van Erckel voegde hieraan later toe dat hetgeen Sasbout van der Dussen beschikt had ten aanzien van Suitbertus Purmerent of zijn latere biechtvader was opgehouden met het overlijden van Pur-merent in 1650. Hieruit zou op te maken zijn dat Sasbout van der Dussen reeds voor 1650 was overleden.
O.K.Delft, Boeck der twee fundatiën, 3.
-ocr page 17-- 13 -
Uoorts moest aan elk van de tuee sakullere priesters, die binnen Delft werkten, hetzij met de kwaliteit of titel van pastoor of zonder die kwaliteit of titel, maar wel de katholieke gemeente van Delft dienende, ook 25 gulden gegeven warden. Dok aan de pater of paters jezuïeten die binnen Delft van tijd tot tijd hun residentie hadden en eveneens de rooms-katholieke gemeente dienden, moest Jaarlijks ook éénmaal 25 gulden worden gegeven, flocht het voorkomen dat er geen Jezuieten te Delft waren dan ging de 25 gulden naar de sekuliere priesters. Zou het voorkomen dat er noch sekuliere noch reguliere priesters te Delft waren, dan moesten de 75 gulden gegeven worden aan priesters die werkzaam waren in Den Haag, Rotterdam of Leiden, of aan de quot;catholijke huys-armen” binnen Delft. Dit alles naar het oordeel van degene die dan renteheffer was. De overige 150 gulden rente zouden ten tijde van Suitbertus Purmerent of een andere biechtvader van Sasbout van der Dussen worden verdeeld onder en gegeven aan enige arme of behoeftige priesters binnen Delft of in andere plaatsen, of aan andere arme mensen, of worden besteed voor altaarsieraden, beelden en andere zaken voor de kerkgebouwen. Dit alles eveneens naar het goeddunken van de renteheffer. Na de dood van de biechtvader van Sasbout van der Dussen zouden deze 150 gulden met de 25 gulden vermeerderd worden. Sasbout van der Dussen hoopte dat dit codicil ten eeuwige dage uitgevoerd zou worden. HiJ voegde er nog aan toe dat de jaarlijkse rente aan de pastoors uitgekeerd moest woi— den zonder dat deze daarvoor enige recognitie of kwitantie zouden gevenCBJ. Daar Suitbertus Purmerent Sasbout van der Dussen kennelijk overleefde, werd bij diens dood de 25 gulden bij de genoemde 150 gulden gevoegdCSJ. Pieter van der Dussen werd de eerste beheerder van dit legaat van zijn broerC103 .
Pieter van der Dussen woonde naast de ouderlijke woning van de apostolisch vikaris Sasbout Uosmeer ”de swarte eenhoornquot; in de Uoorstraat nabij de Oude KerkdU. Hij trouwde in 1621 met Anna van der StockC12J. Uit dit huwelijk werden de zonen Pieter Pietersz. van der Dussen en Cornells van der Dussen, die evenals hun vader advokaten werden, alsmede een dochter Cornelia geboren.
C BJ O.K.Delft, Baeck der twee fundatiën, 1-2 vs.
C 93 O.K.Delft, Boeck der twee fundatiën, 3, mededeling van pastoor Joan Christiaan van Erckel.
1103 O.K.Delft, Boeck der twee fundatiën, 4.
1113 B.A.Mensink, 94.
1123 Pieter van der Dussen, • Delft B.5.1591, nbsp; Delft
16.9.1661, zoon van Cornells van der Dussen en Cornelia Beaumont, tr. Delft 29.B.1621 Anna van der Stock, • Delft 27.9.1600, Delft 19.5.1649, dr. van Pieter van der Stock en Margaretha Uersteyn.
Uittart van Hoogland, 1192;
D. van Hoogstraten - J.L.Schuer, Bijvoegsel, 135.
-ocr page 18-- 14 -
Door het huiuelijk van Pieter van der Dussen werd de priester Tilman UosmeerClSl, broer van de apostolisch vikaris Sasbout Uosmeer, een oud-oom van Pieter van der Dussen. Immers Elisabeth Uosmeer, een zuster van de broers Tilman, Sasbout en nichiel Uosmeer, trouwde op 0 november 1757 met Servatius Uersteyn. De uit dit huwelijk geboren dochter Margaretha Uersteyn trouwde met Petrus van der Stock. Een van hun dochters was Anna van der Stock die in 1651 met Pieter van der Dusaen trouwdeC143.
Pieter van der Dussen voerde in de jaren 1625-1634 een uitvoerige korrespondentie met Tilman Uosmeer die te Keulen verbleefC153 . Hij behartigde de financiële zaken van zijn aangetrouwde oud-oom en deelde in diens familiezor-gen. Deze waren ook niet gering. De broer van Sasbout, Tilman en Elizabeth Uosmeer, Michiel UosmeerC163, trouwde op 10 Juni 1572 met dispensatie met zijn verwante Maria van UapenveltC173. Uit dit huwelijk werden negen kinderen
C133 Tilman Uosmeer, • Delft 27.4.1556, Keulen 24.2.1634 zoon van Michiel Uosmeer C13.10.1522-25.5.16053 en Margaretha Sasbout C 10.12.15733.
Zie voor Tilman Uosmeer:
P.Gerlach, Het Necrologium van Tilman Uosmeer, BBH, dl. 61 C1S463, 143-150;
idem. Familie en jeugdjaren van Sasbout Uosmeer 154B-1563, Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom utrecht Cafgekort: AAU3, dl. 72 C13533, 27-45;
idem, Tilman Uosmeer C1556-16343, Miscellanea Historica in honorem Alberti de Meyer, Leuven/Brussel 1346, 333-1003.
C143 Elisabeth Uosmeer, • Delft 17.4.1550, nbsp; Delft 0.7.
1623, tr. Utrecht 0.11.1575 mr.Servatius Uersteyn, • Brielle, Utrecht 26.7.1577, raadsheer voor het Hof van Utrecht, later procureur-generaal te Utrecht. Uit dit huwelijk werd 27.7.1576 Margaretha Uersteyn geboren die met Pieter van der Stock trouwde; zij waren de latere schoonouders van Pieter van der Dussen. Zie: Bijlage II, Schematisch overzicht van de familie Uosmeer.
C153 DBG, nr.332, Pieter van der Dussen aan Tilman Uosmeer De brieven omvatten de periode 17.2.1625 - 14.1.1634. Pieter van der Dussen adresseerde zijn brieven voor Tilman Uosmeer 1625-1620 quot;Aan den Eersamen Dionys Bakker woonende op de grote bodegasse tegenover de Roosquot; en 1623-1634 quot;Aan den Eersamen Pieter van Hameien over die roos in de groote buttegasquot;.
C163 Michiel Uosmeer, • Delft 23.0.1545, Delft 17.4.1617 zoon van Michiel Uosmeer en Margaretha Sasbout, tr. ID.6.1572 Maria van Wapenvelt, Delft 15.11.1537, dr. van Christiaan van Wapenvelt en Catharina Sasbout Zie voor een biografie en bibliografie van Michiel Uosmeer:
P.Gerlach, Familie en jeugdjaren van Sasbout Uosmeer 1540-1563, AAU, dl.72 C13533, 17-26.
-ocr page 19-- 15 -
geboren. De Jongste zoon Christiaan, over ule In de kor-respondentie tussen Tilman Uosmeer en Pieter van der Dus-sen voortdurend gesproken uordt, uordt in andere publlka-tles niet genoemde 183. Deze, geestelijk enigszins gehandicapte, jongeman uoonde samen met zijn Jongste zuster Margaretha UosmeerC193. Het tueetal moest financieel door hun familie van vaders- en moederszijde onderhouden uorden C2D3. Toen Margaretha op 19 oktober 1627 stierf ging het met Christiaan helemaal misC213. Uooral Tilman Uosmeer besteedde veel geld aan hemC223. In 1632 ging Christiaan in het leger bij MaBstrichtC233. Nadat hij ernstig ziek naar Delft uas teruggekeerd, vertrok hij na zijn herstel naar zijn garnizoen te BoertruidenbergC243. Tot groot verdriet en tegenzin van de familie trok hij in 1633 naar zijn bejaarde oom Tilman Uosmeer te KBulenL253. Pieter van der Bussen uaarschuude zijn oud-oom regelmatig voor de oneerlijkheid van zijn neefCPBJ .
Esn andere zorg die Pieter van der Dussen en Tilman Uos-n.aer deelden betrof een kleinzoon van Tilman Uosmeers broer Michiel, namelijk Michiel Cornelisz. UosmBerC273.
C173 P.Gerlach, Het Necrologium van Tilman Uosmeer, 10.5.1572 ‘’cum dispensatione Summi Pontificis Pii 5quot;. Maria van Wapenvelt uordt hier ”nostram cognatamquot; genoemd. ZiJ uas de dochter van Catharina Sasbout en Christiaan van Wapenvelt. Catharina Sasbout uas de dochter van Pieter Sasbout, een neef van Michiel Uosmeers grootvader Jan Sasbout C 15723.
1183 B.v. niet in de publlkatles van Gerlach en in CJ .H.Scheffer 3, Bronnen voor Heraldiek, 1873, 321.
C193 OBC, nr.392, Pieter van der Dussen 30.5.1625 aan Tilman Uosmeer. Margaretha Uosmeer, • Delft eind Juni 1593, Delft 19.10.1827. Gerlach, Necrologium, 181.
C203 OBC, nr.392, Pieter van der Dussen 30.5., nbsp;9.7. en 12.9.1625, 8.5., 22.10.1626, 8.1., 5.8. en 26.11.1627 7,4.1628 aan Tilman Uosmeer.
C213 OBC, nr.392, Pieter van der Bussen 22.10. en 26.11. 1627, 7.1.1628 aan Tilman Uosmeer.
C223 DBC, nr.392, Pieter van der Dussen 9.7. en 12.9.1625, 8.5.1626, 8.1. en 2.7.1627, 7.4. en 2.5.1628 aan Tilman Uosmeer.
E233 DBC, nr.392, Pieter van der Dussen 20.7.1632 aan Tilman Uosmeer.
C243 DBC, nr.392, Pieter van der Dussen 23.12.1632, nbsp;17.2 en 24.3.1633 aan Tilman Uosmeer.
C253 OBC, nr.392, Pieter van der Dussen 13.6.1633 aan Tilman Uosmeer.
C263 DBC, nr.392, Pieter van der Bussen 19.7., nbsp;19.8., 27.9., 27.10. en 14.12.1633, 14.1.1634.
C273 Cornelis Uosmeer, • Delft 1578, 22.5.1647 nog in leven, zoon van Michiel Uosmeer en Maria van Wapenvelt, tr. Cornelia van Rogen, vestigt zieh in 1639 als notaris te Den Haag, betrekt in 1640 het latere pas-toorshuis in de Juffrouw Idastraat. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;gt;
-ocr page 20-Een zoon van flichiel Uosmeer, Cornells Uosmeer mas gehumd met Cornelia van Royen. Uit dit humelijk mas mehiei Cot— nelisz. Uosmeer geboren. Deze verliet in het najaar van lESB het ouderlijk huisCRBO en liet niets meer van zich horenCSSJ. Ook hij zocht kontakt met Tilman Uosmeer, zijn oud-oom te Keulen, die tot groot ongenoegen van de familie grote onkosten voor deze jongeman maakteE303. nichiel Coi— nelisz. Uosmeer leidde vervolgens een zmervend bestaan en de familie mist op een gegeven moment, ook al door geruchten, niet meer of hij nog leefdedU . Dit merd ook nog een probleem toen de volle nicht van Tilman Uosmeer, Catharina Bijsbrechtsdr. Huys van HolyC32J bij haar dood (±1631) een beneficium, dat in de familie Sasbout mas, aan nichiel Cornelisz. Uosmeer had nagelaten. Daar men te Delft niet mist of nichiel nog leefde, droeg Pieter van der Dussen de verantmoordeliJkheid voor dit beneficium op aan Tilman Uosmeer, zijnde het oudste levende lid van de familieC33].
Een maand later, Juli 1633, vernam Pieter van der Dussen dat nichiel Cornelisz. ook meer zijn toevlucht bij Tilman Uosmeer had gezochtL343 . De familie beklaagde Tilman Uosmeer dat hij op hoge leeftijd opgescheept zat met tmee deugnieten, een zoon en een kleinzoon van zijn broer ni-ohielC353. In Januari 1634 scheen nichiel Cornelisz. plannen te hebben om te Frankfort in het humelijk te treden C3B3. Tilman Uosmeer overleed op 24 Januari van hetzelfde Jaar, en dan verliezen me zomel Christiaan Uosmeer als nichiel Cornelisz. Uosmeer uit het oog.
gt;gt; Uit genoemd humelijk merd nichiel Cornelisz. geboren. P.Barlach, PAU, dl.72 C13533, 18;
Bronnen voor Heraldiek, 1873, 321;
CH .A .Adelaar), Het Dude Pastoorshuis te 's-Bravenhage De Oud-Katholiek 1958, 145-147.
C2B3 DBC, nr.392, Pieter van der Dussen 24.10.1628 aan Tilman Uosmeer.
C293 0BC, nr.392, Pieter van der Dussen 23.7.1632 aan Tilman Uosmeer.
[303 0BC, nr.392, Pieter nbsp;van nbsp;der nbsp;Dussen nbsp;10.2.1632 nbsp;aan Tilman Uosmeer.
C313 OBC, nr.392, Pieter nbsp;van nbsp;der nbsp;Dussen nbsp;17.2.1633 nbsp;aan Tilman Uosmeer.
C323 Catharina Bijsbrechtsdr. Huys van Holy, nbsp;X1B31, dr. van BiJsbert Huys van Holy en Agatha Sasbout C» 1519/1520, 28.6.1606, 86 Jaar oud! . Agatha Sasbout mas een zuster van Margaretha Sasbout, de moeder van Tilman Uosmeer.
C333 DBC, nr.392, Pieter nbsp;van nbsp;der nbsp;Dussen nbsp;13.6.1633 nbsp;aan Tilman Uosmeer.
E343 DBC, nr.392, Pieter nbsp;van nbsp;der nbsp;Dussen nbsp;19.7.1B33 nbsp;aan Tilman Uosmeer.
E353 DBC, nr.392, Pieter van der Dussen 27.10.1633 aan Tilman Uosmeer.
E363 DBC, nr.392, Pieter van der Dussen 14.1.1634 aan Tilman Uosmeer.
-ocr page 21-- 17 -
Pietar van der Dussen an zijn vrouiu Anna van der Stock maakten reads op 29 augustus 1622 hun testament voor notaris CBmerlingC37]. Zij testeerden een kapitaal van 0000 gulden, waarvan de rente ieder Jaar aan de armen ten goede moest komen. Dp 12 oktober 1950 bepaalde Pieter van der Dussen - zijn vrouw was raads in 1649 overleden - dat bovengenoemd kapitaal en het legaat van zijn broer tot een som van 12.000 gulden in obligaties belegd moest worden. Zijn zoon Piater Piatersz. van der DussBnC303 zou hem als beheerder van de fundatie opvolgen en na diens dood zijn erfgenaam. Pieter van der Dussen bepaalde overigens nog wel dat zolang zijn dochter CorneliaC393 en zijn andere zoon CornelisCHDJ nog in laven mochten zijn, Pieter Ple-tersz. jaarlijks aan ieder van hen een derde deel van de rente van bovengenoemd kapitaal moest uitkeren. Cornelia
C37] G.A.Delft, Not. archief, nr.lB3D III, test. 29.0.1622 Gerard CGerrlt Mlchislsz.l Camerling, notaris. Zijn protocol beslaat de periode 1619-1625.
[303 Pieter Pietersz. van der Dussen, • Delft 13.2.1624, Delft 10.10.1694, zoon van Pieter van der Dussen en Anna van der Stock, tr. Delft 14.6.1647 Anna Magnus, • Delft, Delft 21.4.1676, dr. van mr.Constant!Jn Magnus en Marla van der Hoogh. Wittert van Hoogland, 1192.
C39J Cornelia van dar Dussen, • Delft 1622, nbsp; 25.2.1675, dr. van Pieter van der Dussen en Anna van der Stock, tr. 1642 Jonker Aert Jan van Renoy, Heer van Spyk, 12.0.1666, woonde aan de Korenmarkt te Delft, was 21.4.1651 31 Jaar oud, zoon van Boudewijn van Renoy en Machteid Sloet. Wittert van Hoogland, 1192.
[403 Cornelis van der Dussen, • Delft 12.0.1626, begr. Delft 5.12.1705 Dude Kerk, zoon van Pieter van der Dussen en Anna van der Stock, tr. 1. Haarlem 2.0.1653 Eduarda de Kies van Wissen, Delft 11.0.1604, dr. van Francois de Kies van Wissen Adrlaansz. en Anna Wuytiers Govertsdr . , tr. 2. 10.10.1605 Margaretha van der Wallen, Delft 7.1.1693, dr. van Adriaan van der Wallen en Elisabeth van Beest, tr. 3. 20.11.1693 Anna Roemersdr. van Wessel, begr. Delft 24.11.1699 Dude Kerk. Ult dit laatste huwelijk werd nog een zoon Romanus Cornelisz. van der Dussen geboren, later Jezuiet te Antwerpen.
Wittert van Hoogland, 1106-1167, nbsp;1192-1193, waarin een aantal onnauwkeurigheden die hiermee gekorrigeerd zijn.
27.2.17D2 verleed Cornelis van der Dussen een akte van voogdij voor notaris Uan Leeuwenhoeck te Delft. Hierin stelde hij zijn oom Herman Dem, zijn zoon Pieter en zijn schoonzoon Johan de Kies van Wissen tot voogden aan over zijn minderjarigCe) kindCeren) na zijn overlijden.
-ocr page 22-en Cornells mochten dit geld uitgeven overeenkomstig de beschikkingen van de erflaters. Na het overlijden van Cornelia en Cornells zou het gehele beheer van het kapitaal blJ Pleter Pletersz. van der Bussen en zijn nakomelingen komen. Pleter van der Bussen bepaalde ook nog dat manneer zijn BOBO gulden In uiaarde verminderd uaren of door omstandigheden de rente ervan niet ontvangen kon uorden, de beheerders niet verplicht maren om toch aan de armen geld uit te kerenCHU.
Pleter van der Bussen maakte op 12 oktober 1E5B ook nog een nader codicil dat van het eerste afmeek. H1J bepaalde dat na zijn dood aan zijn zoon Cornells niet slechts een derde deel van de Jaarlljkse rente gegeven zou morden, maar een derde deel van het kapitaal, d.m.z. 4000 gulden. Cornells van der Bussen en zljn nakomelingen zouden dit kapitaal blijven beheren, maar bleven ook gehouden aan de bepalingen van de erflatersCHSJ .
Pleter van der Bussen overleed In IBBl. Zljn zoon Pleter Pletersz. van der Bussen nam het beheer over BOBO gulden op zich en zljn broer Cornells van der Bussen over 4BBC gulden.
C413 B.K.Belft, Boeck der tmee fundatiën, 5-5 vs., akte 12.1B.1B5B, handschrift van pastoor Nicolaus Broedei— sen naar kopie van J.C. van Erckel uit het boek van Pleter van der Bussen, fol.l. Bit boek is in het archief van de delftse parochie niet meer aanmezig. Be-ze kopie bevond zich ook in het boek van Agatha Teresa (sic!3 van der Bussen, de dochter van Pieter Pie-tersz. van der Bussen, hetgeen ook niet meer aanmezig is.
C423 B.K.Belft, Boeck der tmee fundatiën, 5 vs. - B vs., nader codicil van Pieter van der Bussen.
-ocr page 23-- la -
HET BEHEER UAN DE FUNDATIE DOOR PIETER PIETERS2. UAN DER
DUSSEN EN 2IJN NAKOMELINGEN
Pietsr Pietersz. van der Dussen krees het beheer over 4000 gulden van de BOOD gulden die zijn vader gefundeerd had, en over de 4000 gulden van zijn oom Sasbout van der Dussen .
De 4000 gulden van zijn vader bestond uit een obligatie van dat bedrag op het comptolr-generaalClJ te Den Haag, deze obligatie uerd op IB augustus 1662 opgezegd en afgelost. Pieter Pietersz. van der Dussen belegde de 4000 gulden in een obligatie van 6700 gulden, uelke hij had op Jan Barthoutse van UlndenEBl in de SplJkerstraat te Den Haag. Diens schoonzuster, Lgsbeth Arlens, een klopje te Haarlem C3J, trad als borg op. In 1668 heeft Lgstieth Ariens voor deze obligatie of rente-brief tuee huizen, staande in de Lange Meerstraat, hoek Berkenrodesteeg, en het andere op het bagijnhof, beide te Haarlem, gekocht. In oktober 1872 verkocht Cornelis van Campen als gemachtigde van Lgsbeth Ariens het huis op het bagijnhof aan Jan nichielsz. van Nieukerck en het huls in de Lange Ueerstraat aan Pieter Pietersz. van der Dussen te DelftC43. De inkomsten uit het huls In de Lange Ueerstraat bestemde Pister Pietersz. van der Dussen voor de armen. Het huis daalde echter in waarde o.a. door de oorlog die in 1672 met Frankrijk, Engeland, Keulen en Munster uitbrak. Cornelis van Campen verkocht dit huis van Pieter Pietersz. van der Dussen in 1676 aan een bakker voor 2700 gulden, te betalen in mei 1676, en
CU Het ’’comptoir-generaalquot;, ”cantoir” of quot;cantoir-gene-raal” was belast met het beheer van de financiën van het gewest Holland en is wellicht het beste te vergelijken met het Ministerie van Financiën, maar dan niet voor het hele gebied van de Republiek der Uerenigde Nederlanden, maar alleen voor het gewest Holland.
C2] Jan Barthoutse van Winden, wonende te Den Haag, onder-tr. Den Haag 23.1.1645 met Maritje Arents Uersteege, wonend te Haarlem. 24.3.2664 ondertekenen Jan van Winden, meester schoenmaker, en zijn vrouw Maria Ariens Uersteech Czij tekent als quot;Uerstege”) een schuldbekentenis. 21.2.1667 gaf Jan van Winden volmacht om een stuk weiland te verkopen tot delging van zijn schulden G.A. ' s-Bravenhage, Rechterlijk Archief, nr.744, fDl.33; Not. Archief, nr.5B4, nbsp;fol.44; Not. Archief, nr.362, f01.84.
C31 Lysbeth CElisabethl Ariens CAdriaensl, dr. van Arent Michlelsz. Uerstege en Maria Ponse Slingarlant, klopje te Haarlem. 2iJ was een zuster van bovengenoemde Maritje Arents Uersteege. In het Boek der twee fundatiën noemt Agatha Teresa van der Dussen Lysbeth Ariens ten onrechte een zuster van Jan Barthoutse van Winden.
C4] G.A. Haarlem, Rechterlijk Archief, nr. 76-80, fol. 212 VS., 213.
-ocr page 24-- 20 -
uibI IODO gulden kontant en het overige op rente. Dit geld uerd later eveneens ontvangen. Deze verkoop betekende dat van de 4000 gulden die Pieter van der Dussen voor de armen had gelegateerd nog maar 2700 gulden uas overgebleven, □aar men volgens zijn codicil er bij een verminderd kapitaal niet aan gehouden uas om toch de rente van HOOO gulden aan de armen uit te keren, zal er dientengevolge minder aan de armen zijn gegevenCBJ.
Toen Pieter Pietersz. van der Dussen in 1634 overleed, volgde zijn dochter, het klopje Agatha Teresa van der Dussen hem in het beheer van de BOOD gulden opCBJ.
Agatha Teresa van der Dussen tekent aan dat van de BOOD gulden die haar grootvader Pieter van der Dussen voor de armen had bestemd, 4000 gulden door haar vader tot zich genomen maren en 4000 gulden door haar oom Cornelis van der Dussen. Tevens tekende zij aan dat in het codicil van haar grootvader niet met zoveel moorden stond dat de rente van de BOOD gulden bestemd maren voor uitsluitend katholieke armen, maar dat het om de armen in het algemeen ging. ZIJ meende dat haar grootvader zelf mei eens een deel van de rente voor gereformeerde armen had bestemd. Uit aantekeningen bleek haar echter mei dat haar grootvader en vader het geld zoveel mogelljk aan katholieke armen hadden gegevenC7]. naar, zoals reeds gezegd, mas het aandeel van 4000 gulden in het legaat van Pieter van der Dussen verminderd tot 2700 gulden.
Op 5 September 1635 maakte Agatha Teresa van der Dussen haar testament voor notaris Joannes FiJck te DelftCBJ. Zij mas toen moonachtig op het begijnhof te Delft, maar vele klopjes of geestelijke maagden moonden. Tot haar erfgenamen van het beheer der fundatie benoemde zij voor de éne helft Pieter van der Dussen, zoon van mijlen haar broer Constant!jnC3J, en voor de andere helft Maria Anna Wittert, dochter van Adriaen Wittert en mijlen haar zuster Isabella van der DussenClOJ. Mocht een van beiden eerder
C53 D.K.Delft, Boeck der tmee fundatiën, B vs.-B, ’’Aante-kenlnge van Agatha van der Dussen g.m. C- geestelijke maagd! omtrent het bovengemelte legaat van BOOD gulden” .
CB3 Agatha Teresa van der Dussen, • Delft, Delft 20.10. 1701, dr. van Pieter Pietersz. van der Dussen en Anna Magnus.
[73 O.K.Delft, Boeck der tmee fundatiën, 5 vs.-B. De 4000 gulden melke Cornelis van der Dussen beheerde bestonden uit een obligatie van 3200 gulden op het comptoir-generaal te Den Haag, staande op naam van Cornelis Houttuijn, en een obligatie van BOD gulden op hetzelfde kantoor, staande op naam van Jan van Nessen.
[B3 B.A.Delft, Not. Archief, nr.2302, fol.175, test. 5.3. 1B35, notaris Joannes Fijck. Het Boeck der tmee Fundatiën, B vs.-B, testeerde Agatha Teresa van der Dussen 11.5.1635.
-ocr page 25-- 21 -
dan Agatha Teresa overlijden dan zou zijn of haar aandeel In het beheer van de fundatie overgaan op Isabella Johanna van Renoy, dochter van haar nicht Clees: tante! Cornelia van der DussenCllJ. Tot voogden over haar minderjarige erfgenamen Pieter van der Bussen en Maria Anna Wittert benoemde zij Margaretha Petronella van der Werve, lueduuie van haar broer Constantijn van der Bussen, en haar zuager Adriaan Wittert. In haar testament had Agatha Teresa van der Bussen bepaald dat hetgeen zij later mondeling of bij akte in bijzijn van twee getuigen zou verklaren, even rechtsgeldig zou zijn als dit testament. Uan deze bepaling maakte zij op 27 maart 1593 gebruik om te bepalen dat men na haar dood aan haar biechtvader of aan degene die deze zou aanvijzen, het codicil van haar grootvader Pieter van der Bussen, getekend 12 oktober 1650, zou overhandigen. Be 4B0D gulden van de 0000 gulden, melke Agatha Teresa beheerde, maren op dit moment nog maar 2230 gulden maard 1123. Be rente moest Jaarlijks voor de armen bestemd morden, maar zij bepaalde dat dit in het bijzonder moest gebeuren indien iemand van de vrienden der familie in armoedige omstandigheden zou komen te verkeren. Agatha Teresa noemde haar nichten Isabella de Bruijn en Margaretha de Bruijn, daze laatste met haar kinderen. ZIJ bepaalde dat aan deze nichten 50 gulden per Jaar uitgekeerd zouden
C 93 Constantijn van der Bussen, • 1650, 1691, zoon van Pieter Pietersz. van der Bussen en Anna Magnus, tr. Margaretha Petronella van der Werve. Uit dit humelijk Pieter van der Bussen, na 5.1B.17B1, ongehumd.
1103 Isabella van der Bussen, • Belft 12.0.1662, Rotterdam 20.11.1607, dr. van Pieter Pietersz. van der Bussen en Anna Magnus, tr. Belft 29.7.1604 mr.Adriaen Wittert tot Lange Backersoord, • Rotterdam 22.5.1659, Rotterdam 30,10.1704, zoon van Adriaan Wittert, Heer van Lange Backersoord en Beyffelshoek, en Marla de Licht. Uit dit humelijk Maria Anna Wittert. Adriaen Wittert hertr. Beertruyd Maria van Heymenbergh. Wlttert van Hoogland, 420, 1192; Nederland’s Adelsboek 1953, 405.
C113 Agatha Teresa van der Bussen noemt Cornelia van der Bussen haar nicht, maar deze mas een zuster van haar vader Pieter Pietersz. van der Bussen.
C123 O.K.Belft, Boeck der tmee fundatiën, 9. Nl. een rentebrief van 1200 gulden ten laste van Jan Michielsz. van Nieukerck, '’servetmerker”, en zijn huis op het bagijnhof te Haarlem; een rentebrief van 100 gulden ten laste van Juffr. Livius of Rosma dater Be Klerik geheten) en haar huis staande in het Westeinde te Ben Haag; een rentebrief van 600 gulden ten laste van de Staten van Zeeland, melke betaald merd op het comp-toir-generaal te Middelburg; een obligatie van 240 gulden ten laste van Pieter Huybregse van der LeliJ; een obligatie van 150 gulden in een obligatie van 300 gulden en 100 gulden in de vicarie van St.Barbara.
-ocr page 26-- 22 -
morden zolang als deze dit nodig hadden. Uanmege hun goed quot;comportement” verdienden deze nichten ditC131.
□p 5 oktober 1701 maakte Agatha Teresa van der Dussen een tmeede beschikking, De 4000 gulden van haar grootvader Pieter van der Dussen maren nu ongeveer 23D0 gulden maard. Zij bepaalde dat na haar dood de effekten door haar dienstmaagd flarie Oirks van BugtendijckC143, eveneens een klopje, beheerd moesten morden en de opbrengst ervan met goedvinden van de tegenmoordige pastoor of diens opvolger aan de armen uitgekeerd moesten morden. Bij deze akte van 5 oktober 1701 droeg Agatha Teresa alle stukken van de fundatie aan Marie Dirks van BugtendiJck over. Wanneer deze echter zou komen te overlijden of uit Delft zou vertrekken, moest zij alles aan de pastoor overdragen en aan hem het bemind er over laten. Zo echter haar nicht Maria Anna Wittert of haar neef Pieter van der Dussen meerderjarig maren gemorden en zieh te Delft vestigden, dan zou aan de eerste van hen die te Delft kmam monen, het beheer over de obligaties overgegeven morden en de pastoor en Marie Dirks van BuytendiJck voor hun beheer bedankt mordent 153. Ueertien dagen later, 20 oktober 1701, overleed het klopje Agatha Teresa van der Dussent 163.
Agatha Teresa van der Dussen had reeds op 27 maart 1E93 ook een regeling getroffen voor het legaat van haar oudoom Sasbout van der Dussen; dit kon eveneens overeenkomstig de bepaling in haar testament van 5 september 1635.
In deze regeling bepaalde zij dat aan een niet nadar te noemen persoon het codicil van haar oud-oom Sasbout van der Dussen, gedateerd 13 augustus 1633, of een kopie daarvan, overhandigd moest morden, en eveneens de 4D00 gulden staande op het comptoir-generaal te Den Haagt 173. Antoni van Loo, bedoeld merd Anthony van Loont 133, moest de rente
tl33 D.K.Delft, Boeck der tmee fundatiën, 3 vs. - 3 vs. tl43 Marie Dirks van BuytendiJck, in 1721 nbsp;74 Jaar oud, Delft 23.11.1734, klopje en behoorde tot de Ursula-kerk op het begijnhof. Zij gaf 1.3.1721 aan pastoor Joan Christiaan van Erckel IDQ gulden, op voormaarde dat zij tot haar dood negen gulden per jaar zou ontvangen. Zij fundeerde voor 2QQ gulden een jaargetijde O.K.Delft, Capitael-boeck onser kerk ’’Boek Dquot;.
tl53 O.K.Delft, Boeck der tmee fundatiën, 3 vs. - 10 vs.
tl63 O.K.Delft, Boeck der tmee fundatiën, 10 vs.
tl73 O.K.Delft, Boeck der tmee fundatiën, 11 - 11 vs.
C1B3 Anthony van Loon, afkomstig uit Rotterdam, Delft 3.10.1703, begr. 3.10.1709 Oude Kerk, advokaat te Delft en biechteling bij Joan Christiaan van Erckel, miens executeur—testamentair hij mas, tr. Delft CHof van Delfts 12.4.1632 met Judith Cruyck, Delft 21. 11.1727. Hun dochter Anna van Loon, klopje of geestelijke maagd, is Jarenlang huishoudster van pastoor Nicolaus Broedersen geweest. O.K.Delft, Capltaelboek onser kerk ”Boek D”, aant. anno 1731; J . Y.H.A.Jacobs, Joan Christiaan van Erckel, 125, 142, 443.
-ocr page 27-- 23 -
van dit kapitaal jaarlijks uitkeren avereenkomstia het codicil van Sasbout van der Dussen. flocht echter een van de bovengenoemde erfgenamen van Agatha Teresa te Delft komen uonen, dan moest aan de langstlevende het beheer van dit kapitaal overgedragen uiordendSJ. Juist dit legaat van Sasbout van der Dussen zou een bron van grote onmin tussen de sekulieren en de regulieren te Delft worden.
CISJ D.K.Delft, Boeck der twee fundatiën, 10 vs. - 11 vs.
-ocr page 28-- 24 -
HET SCHISMA ROME - UTRECHT
Behalve door kerkrechtenjke problemen, ten gevolge van de rivaliteit tussen sekulieren en regulieren, werd de delft-se katholieke geloofsgemeenschap na IBSD en vooral tijdens het laatste kuart van de 17e eeuu in toenemende mate verscheurd door ideologisch geladen meningsverschillen. Daarbij profileerden de sekuliare priesters van het bagijnhof zich - Juist zoals het overgrote deel van hun collegae elders - als handhavers van een meer strenge leer: de gelovigen moesten een luaarlijk en diep berouw over hun zonden tonen, alvorens zij de absolutie konden ontvangen. Ook ten aanzien van de h.communie golden hoge maatstaven. Het merendeel der regulieren - in Delft dus de jezuieten - stonden een veel mindere praktijk voor. Zij wilden voor het ontvangen der sacramenten geen hoge eisen aan het volk stellen.
Uiteindelijk wortelden deze pastorale meningsverschillen in een veel wezenlijker probleem. Dit was de strijd tussen het jansenisme en het anti-jansenisme, waaronder heel de katholieke kerk van de 17e eeuw zwaar geleden heeft. Daarbij gingen de meer janseniserende geesten - in de Republiek vooral de wereldgeestelijken - van een jansenistische mensvisie uit: de mens kan niets zander Gods genadewerking. De anti-Jansenistische groep, onder aanvoering van de jezuieten, stond daarentegen een meer optimistisch mensbeeld voor en legde sterk de nadruk op de menselijke vrijheid.
Dat de eerst genoemden quot;jansenisten” werden genoemd, hing samen met het feit, dat zij hun denkbeelden goed verwoord vonden in een in 1G4D verschenen boek van de ieperse bisschap Cornelius Jansenius, Dit werk was geheel gewijd aan de wijze, waarop de grote kerkvader Augustinus het probleem tussen Gods genade en de eigen menselijke vrijheid had ’’opgelostquot;, namelijk door alle nadruk te leggen op de genade. Alleen degenen aan wie deze genadewerking deelachtig werd, waren gevrijwaard van de gevolgen van de erfzonde, te weten de eeuwige verdoemenist13,
Te Delft voltrok zich deze strijd door een nog diepere scheidslijn tussen de beide sekuliere kerkjes op het bagijnhof en de kerk der Jezuieten aan de Dude Langedijk achter de Markt.
□mdat de jezuieten het niet nalieten hun superieuren te Brussel en Rome in te lichten over wat zij als Jansenistische wantoestanden beschouwden, begon men zich in het centrum van de Kerk te Rome steeds meer zorgen te maken over de situatie in de Nederlanden. Dit had tot gevolg dat in 1639 de apostolisch vikaris, op dat moment Petrus Codde, naar Rome werd ontboden om opheldering te verschaffen over de tegen hem en het merendeel van zijn sekuliere priesters ingebrachte beschuldigingen. De romeinse kurie vond zijn
CU J.Y.H.A.Jacobs, Katholiek leven binnen Delft, 1B5D -1813, 79.
-ocr page 29-- 25 -
antwoorden zo onbevrediQBnd, dat hij in 1702 uit zijn funktie werd geschorst. Twee jaar later volgde zijn definitieve afzBttingC23 .
Uooral voor de pastoor van de Ursulakerk op het bagijnhof, Joan Christiaan van Erckel C1607-17221 was deze handelwijze van Rome onverteerbaar. Hij ging tot een voortdurende tegenaktie overC33 .
De maatregelen, die de Hollandse Staten vervolgens namen op aandringen van en door de bemoeienissen van Uan Erckel, hadden vooral ten doel de romeinse autoriteiten tot een grotere toegevendheid te bewegen ten aanzien van hetgeen Uan Erckel wenste: een opvolger voor Codde die qua gezindheid beantwoordde aan het denken van de meeste sekuliere priesters. Toen bleek dat Rome deze wens niet inwilligde, volgden sankties tegen de zo pausgetrouwe jezuïeten. Ook de delftse paters werden getroffen. In september 1705 kreeg Norbertus van hol een uitwijzingsbevel. Drie Jaar later, op 19 juli 1709, moest ook zijn konfrater Laurentius de Bier, geboortig uit Duinkerken en sedert 1E9B te Delft werkzaam, de statie achter de harkt verlaten. Dit was het gevolg van het feit dat de apostolisch vlkarls Adam Damen op 25 december 17D7 door Giovanni Bussi, de internuntius te Brussel, tot bisschop van Adrianopel i.p.i. was gewijd. Deze wijding werd door de clerezie, ni. dat deel van de geestelijkheid en gelovigen die het kapittel van Utrecht trouw waren gebleven na de afzetting van Codde, als een nieuwe Inbreuk op het plakkaat van 17 augustus 1702 beschouwden]. ZiJ begon haar druk op de Staten vanaf begin 1708 dan ook te verhevigen. En met sukses want op G Januari 17DB besloten de Gecommitteerde Raden in Holland dat de Jezuieten binnen drie maanden Holland en West-Friesland moesten verlaten.
De statie achter de harkt heeft niet lang leeg gestaan; dit heeft Uan Erckel niet kunnen beletten. Eind december 1708 kregen enige invloedrijke kerkgangers van de magistraat verlof quot;dat sij een priester, reeds binnen ’t land zijnde, uijt een andre stad of plaetse, bij leaning, sou-den mogen laeten dienst doen in de kerk agter de markt; mits geen JesulJt zijndequot;. Uoordien hadden zij van de provinciaal der franciskanerorde de verzekering gekregen, dat hij twee van zijn paters aan de delftse katholieken zou afstaan, mits het stadsbestuur akkoord ging.
C23 J . Y . H.A.Jacobs, Katholiek leven binnen Delft, 1650 -1813, 80.
C33 Zie hiervoor: J.Y.H.A.Jacobs, Joan Christiaan van Erckel (1654-1734).
C43 J.Y.H.A.Jacobs, Katholiek leven binnen Delft, 1650 -1813, 80-81; Joan Christiaan van Erckel, 204-205.
Bij het plakkaat van 17 augustus 1702 werd het de katholieken in de Republiek verboden een door Rome benoemde apostolisch vikaris te erkennen, die niet door het kapittel van Utrecht werd aanvaard.
-ocr page 30-- 26 -
□p 5 Januari 1709 uiard aan de franciskanerpaters Cornelis de Uroom en Stephanus van LuiJk admissie verleend om in de stad Delft de zielzorH uit te oefenen. Overigens hadden beide paters moeten toezeggen dat zij de delftse statie ueer aan de jezuïeten ter beschikking zouden stellen, zodra deze toestemming kregen om naar Delft terug te keren. Een week later namen de tuee franciskanerpaters kerk en pastorie in bezit. Dit tot groot ongenoegen van Uan Erc-kel, die er aanvankelijk bij de regering op aangedrongen had, dat de statie aan een sekulier zou morden toegemezen. Toen dat niet lukte, had hij gepoogd te bemerken dat slechts één franciskaan merd toegelaten. Ook hierin slaagde hij niet.
Pater de Uroom en zijn assistent merden op hun beurt geprikkeld door de omstandigheid, dat min of meer klandes-tien, doch niet buiten medemeten van het stadsbestuur, een Jezuiet, de uit Antmerpen afkomstige Joannes Cluysen, naast de nu door de franciskanen bemoonde pastorie bleef monen en op beperkte schaal ook priesterlijke taken uitoefenen. Zelfs schijnt hij op een zeker moment nog een kerkje gehad te hebben in de Schoolsteeg. Zijn opvolger aldaar. Jan Baptist Dvijn merd in 1765 uit de stad verbannen .
Uan Erckels voorspellingen dat met de komst van de franciskanen de troebelen en onrust binnen Delft alleen maar zouden toenemen in plaats van geleidelijk meg te ebben zijn gedeeltelijk uitgekomen. Uit de beide sekullere staties vond een uittocht van gelovigen plaats.
De vervanging van de Jezuieten door de franciskanen leidde niet tot een herstel van de rust onder de delftse katholieken. De verhoudingen maren in de loop der Jaren zozeer verziekt dat er in feite trnee geloofsgemeenschappen maren ontstaan: een op het begijnhof, de ander achter de harkt. Indien de kans zieh voordeed, bestreed de ene groep de ander, voor het overige negeerde men elkaar. De breuk merd definitief, toen de clerezie, zoals de groep rond Uan Erc-kel merd genoemd, in 1722/1723 overging tot de keuze van een eigen bisschop ten behoeve van de utrechtse kerkprovincie. Dit geschiedde zonder verlof van Rome, maar onder vermijzing naar het keuzerecht van het utrechtse kapittel, □p 15 oktober 1724 merd de gekozene, de leidse pastoor Cornelis Steenoven, tegen de uitdrukkelijke mil van de paus tot bisschop gemijd. Als konsekrator fungeerde de voormalige franse missiebisschop Dominique-harie Uarlet C5J. Tot de priesters, die de nieume bisschop erkenden,
C5J Uoor Uarlet zie: B.A. van Kleef, Dominicus haria Uarlet, Internationale Kirchliche Zeitschrift Cafgekort: IKZ), 1363, 78-105, 143-177, 133-226;
Serge Theriault, Entre Baby : one et Le Royaume, Uie et oeuvre de Dominique-narie Uarlet, grand vicaire de l’évêque de Québec et père de l’Episcopat vieux-catholique d’Utrecht C1B78-17425, Bern 1383.
-ocr page 31-behoorden ook Nicolaus Broedersen, sedert 1722 opvolger van Uan Erckel als pastoor van de Ursulakerk, en Matthias Oosterling, de pastoor van de Hippolytuskerk. Het zogenaamde quot;Utrechtse schismaquot; uias een feit geujordenCBl .
CB3 J.Y .H.A.Jacobs, Joan Christiaan van Erckel, 200, 212 213; idem. Katholiek leven binnen Delft, 80 - 81.
-ocr page 32-HET BEHEER URN DE FUNDATIE DOOR DE FAMILIELEDEN
TE ANTWERPEN
HoBiuBl pastoor Broadarsan C 17SH - 175B 5, da opvolger van Joan Christiaan van Erckel, schrijft niât te uetan hoe het met het beheer van de fundaties na de dood van Agatha Teresa van dar Dussen is verlopen, geeft hij dit zelf uel aan. Het klopje Maria Dirks van Bugtendijck had de obligaties, waarvan de rente ta Den Haag en Middelburg ontvangen werden, in haar bezit. Ondanks dat zij in Antwerpen woonde had Maria Anna Wittert het bewind over de fundatie in handen. Ieder Jaar kwam haar man Nicolaas Pedg uit Antwerpen over en behandelde met Marie Dirks van BugtendiJck de zaken van de fundatieClJ. Deze gang van zaken trof Broeder-sen aan toen hij in 1751 als kapelaan bij Uan Erckel te Delft kwam. Toen Maria Anna Pedg-Wittert op B5 Juni 17SS te Antwerpen overleden was, kwam Nicolaas Pedg in oktober 17SB naar Delft, Hij besprak toen in de pastorie van de Ursulakerk met pastoor Broedersen en diens assistent, zijn voorganger Joan Christiaan van Erckel, de toekomst van de twee fundaties. Het kwam er op neer dat hij het beheer o-ver de fundatie van Sasbout van der Dussen en over hetgeen nog over was van de fundatie van Pieter van der Dussen aan pastoor Broedersen en diens opvolger wilde overdragen. Broedersen nam dit aan. Daar Pedg op het punt stond om naar Den Haag te vertrekken, stelde Uan Erckel een akte van overdracht op, welke door Pedg op 3 oktober 1722 werd ondertekend.
Blijkens deze akte bestonden de fundaties uit zeven obligaties. Uier daarvan berustten onder Marie Dirks van BugtendiJck, die deze terstond aan pastoor Broedersen overdroeg. Twee rentebrieven op Zeeland ontving Broedersen Jaren later op 11 februari 172E, omdat deze rentebrieven onder het beheer van een zekere Daniel du Bon berustten. Pe-dy had Broedersen toegezegd deze te zullen toezenden, maar hij stierf reeds op IB juli 1723. Broedersen ontving deze twee obligaties met de verschuldigde rente van Du Bon door
CU Maria Anna Wittert, * Rotterdam B0.12.1BB5 Cgedoopt in ”de Oppert”!, Antwerpen 25.6.1722, dr. van mr.Adriaen Wittert en Isabella van der Dussen, tr. 1. Rotterdam 6.5.1706 met Cornelis van Bouders, • 7.6.1671, Rotterdam 12.3.1703, zoon van Matthias van Gouders en Maria Cornelisdr. van der Meulen. Hun enig kind Adriaen van Gouders, • Rotterdam 23.10.1707, stierf jong.
tr. 2. Rotterdam 17.2.1710 Nicolaas Pedy van Rithem, Heer van Rithem, gedoopt Rotterdam Cremonstrantse kerk! 21.10.1672, Antwerpen IB.7.1723, zoon van Johan Pedy, Heer van Rithem, en Dieuwertje Moens, hofraad van koning Friedrich I van Pruisen. Het huwelijk bleef kinderloos.
Wittert van Hoogland, 446.
-ocr page 33-- 29 -
bemiddeling van een middelburgse schipper. Een losse rentebrief van 640 gulden op Den Haag ontving Broedersen pas in 174D E2].
Uermeldensiuaard in dit verband is dat ook een andere belangrijke fundatie van Pieter van der Dussen in deze jaren vanuit Antwerpen naar ons land werd teruggebracht.
Claudius Poêlants en zijn vrouw Theresia Lucretia Sche-naertsCSJ, wonende te Antwerpen, hadden landerijen, huizen en kapitaal geërfd, welk bezit afkomstig was van Pieter van der Dussen en zijn vrouw Anna van der Stock. Pieter van der Dussen had dit bezit in 1622 aan zijn zoon Pieter Pietersz. van der Dussen vermaakt. Na diens dood in 1694 ging het bezit over op zijn dochters Agatha Teresa van der Dussen en Isabella van der Dussen, gehuwd met Adriaan Wittert, en op zijn kleinzoon Pieter van der Dussen uit het huwelijk van de reeds overleden zoon Constantijn van der Dussen met Hargaretha Petronella van der Werve. Na het overlijden van Agatha Taresa en zijn kleinzoon Pieter kwam het gehele vermögen in 1707 in handen van zijn kleindochter naria Anna Wittert, dochter van zijn inmiddels ook overleden dochter Isabella van der Dussen. Na de dood van zijn vrouw Naria Anna Wittert erfde Nicolaas Pedy het gehele vermögen. HIJ liet het bij zijn dood weer na aan Claudius Poêlants, die gehuwd was met Theresia Lucretia 9chenaBrtsC4]. Deze laatste was een dochter of kleindochter van Naria Magnus, getrouwd met Franciscus Schenaerts, Heer van Walburgh. Maria Magnus was een zuster van Anna
C23 O.K.Delft, Boeck der twee fundatiën, 13 vs. - 15 vs., 24, de schikkingen van Nicolaas Pedy omtrent deze fundaties, akte 9.10.1722, getekend door Nicolaas Pedy.
Het kapitaal van de belde fundaties was In 1722 als volgt samengesteld: een obligatie van 900 gulden ten comptoir-generaal te Delft, een obligatie van 125 gulden, een obligatie van 2000 gulden, een rentebrief van B4D gulden, een rentebrief van 200 gulden, alle ten comptoir-generaal te Den Haag, een rentebrief van 720 gulden en een van 540 gulden ten comptoir te Middelburg. De totale waarde van de beide fundaties bedroeg 5195 gulden. Na aftrek van de fundatie van Basbout van der Dussen bestond de fundatie van Pieter van der Dus-ssn in 1722 nog maar uit 1195 gulden, namelijk de o-bligaties van 800, 200 en 125 gulden. Broedersen wist niet hoe deze fundatie zo verminderd was, maar wel dat een rentebrief van 1200 gulden ten laste van Jan Michiels van Nleukerck, de servat-werker, quot;caduc gevallen” was.
Boeck der twee fundatiën, 14 vs., 20 vs.
C33 Claudius Poêlants, Antwerpen 5.5.1737, tr. Antwerpen St.Jorisparochie 26.10.1715 Theresia Lucretia Schenaerts, 12.10.1746.
C43 C.W. van Uoorst van Beest, De Katholieke Armenzorg te Potterdam, 91-92.
-ocr page 34-- 30 -
Magnus, de grootmoeder van Maria Anna Wittert, gehumd met Pieter Pietersz. van der DussenCSJ.
Op 21 Januari 1724 droeg Claudius Poêlants het beheer over de goederen, die hij als universeel erfgenaam van Nicolaas Psdg geërfd had, op aan mr. LodeulJk KnotterCEJ, advokaat voor den Hove van Holland en parochiaan van Broedersen. Onder deze goederen bevond zich de rentebrief van 640 gulden, melke tot de fundatie van Sasbout van der Dussen behoorde en melke Broedersen pas in 1740 zou ontvangenC73 .
Poêlants had meinig op met de clerezie en melgerde de rentebrief van 640 gulden aan Broedersen te transporteren. Poêlants zei dat Broedersen en de zijnen niet katholiek maren. Broedersen deed pogingen om deze rentebrief toch o-vergeboekt te krijgen op het ’’Transport van Pedy”tBJ. Het mas echter niet mogelijk om zonder een kmltantie van Poêlants of van diens erfgenaam de rente van deze obligatie te ontvangen. Bovendien mendde men voor dat de kerkmeesters van de statie achter de Markt zich van deze brief hadden meester gemaaktCSJ .
Drie jaar voor zijn dood schonk Claudius Poêlants de erfenis van de familie van der Dussen voor de helft aan de katholieke armen van Antmerpen en voor de andere helft aan de reguliere parochies van de H.Dominicus van het Steiger en van de H.Posalla van de Dan Leeumenstraat in Potterdam. De parochies van de H.H.Petrus en Paulus (’’Hat Paradijsquot;! in de Lange Torenstraat en van de H.H.Laurentius en Maria Magdalena in De Oppert, die de kant van de clerezie gekozen hadden, merden gepasseerd. Uanaf 1734 vindt men dan
C5J Zie bijlage III voor een schematisch overzicht van de families Magnus en Uan der Dussen.
C63 LodemiJk Knetter, • Delft voor 1671, nbsp; Delft 23.12. 1735, zoon van Johan Knatter en Margaretha Poos, ongehumd, advokaat voor den Hove van Holland. HiJ schreef in het nederlands onder de titel ”Mon volage de L’isle Noordstrand, Uersifi6 par Monsr. Magister LodemiJk Knetter Delft 1703” in versvorm zijn reis naar het eiland Nordstrand, maar de clerezie veel financiële belangen had. Het merk is opgedragen aan BiJsbert van Dutheusden, heer en hoofdparticipant op het eiland Nordstrand. Uitgegeven met een berijmde duitse vertaling door P.Beursen in 1372.
C7] O.K.Delft, Baeck der tmee fundatiën, akte van procuratie en opdrachten, getekend Antmerpen 21.1.1724 namens burgemeesters, schepenen en raad van Antmerpen door Joannes Antonius Wellens.
CBJ O.K.Delft, Memorie megens de obligatlen van Sasbout van der Dussen en Pieter van der Dussen, liggend in het Boeck der tmee fundatiën.
L33 D.K.Delft, Nadere Memorie megens een losse-rentebrief van B4B gld. ten laste van de Provintie van Hollandt ten comptoire in den Haeg, hoorende de zelve tot de fundatie van Sasbout van der Dussen, liggend in het Baeck der tmee fundatiën.
-ocr page 35-31 -
ook gBregeld in de kasboeken van de armbesturen van genoemde reguliere parochies quot;de liberale gift” of “het aandeel in de revenuen van Claudius Roelants” vermeid. Jaarlijks bracht dit elk van beide armbesturen een bedrag variërend van 250 tot ruim 700 gulden op, dat hun uerd over-gemaakt door de administrateur, die Roelants had aange-steldClOJ.
C103 C.W. van Uoorst van Beest, De Katholieke Armenzorg te Rotterdam, 32.
-ocr page 36-- 32 -
HET BEHEER UAN DE FUNDATIE DOOR CORNELIS UAN DER DUSSEN
Cornelis van der Dussen, de tweede zoon van Pieter van der Dussen en Anna van der Stock, kreeg biJ het overlijden van zijn vader in 1634 het beheer over 4D00 gulden van de B000 gulden, die zijn vader ten behoeve van de katholieke armen in Delft had nagelaten. Gedurende de spanningen die er in het eind van de 17e en in het begin van de IBe eeuw binnen de katholieke kerk in de Republiek waren, hebben Cornelis van der Dussen en zijn zoon Pieter Cornelisz. van der Dus-sen de zijde van de regulieren gekozenen. Zoals reeds gezegd is, kozen de twee sekuliere staties op het bagijnhoF na de schorsing van Petrus Codde in 1702 de zijde van het kapittel van Utrecht. Uoor Cornelis van der Dussen was deze ongehoorzaamheid aan de paus voldoende reden om het uitkeren van de rente aan Uan Erckel en Oosterling, res-pektievelijk pastoor van de Ursulakerk en de Hippolytus-kerk, te stakenC2J. De rente van de 4000 gulden, die Cornelis van der Dussen krachtens het testament van zijn vader aan de armen moest uitkeren, kwamen van toen af aan niet meer ten goede aan de armen van de twee sekuliere staties!33.
De beide sekuliere staties derfden door de verdeeldheid binnen de katholieke gemeenschap in Delft ook nog andere inkomsten. Dit is tegelijkertijd een illustratie hoe deze scheidslijn dwars door families liep.
Cornelis van der Dussen hertrouwde na het overlijden van zijn eerste vrouw Eduarda de Kies van Wissen C 1BB43 in 1BB5 met nargaretha van der Wallen. Dit huwelijk bleef kinderloos. Toen Margaretha op 7 januari 1B33 overleed, bleek zij een kapitaal van 10.000 gulden aan de katholieke armen in Delft, in het bijzonder aan de arme katholieke weeskinderen, vermaakt te hebben. Het kapitaal moest in handen van pastoor Joan Christiaan van Erckel en zijn opvolgers gegeven worden en door hen met goedvinden van de twee andere katholieke staties, namelijk de sekuliere Hip-polytusstatie op het bagijnhof en de Jezuietenstatie achter de Markt, worden belegd.
Pieter van der DussenC4J, een zoon uit het eerste huwelijk
CU DBC, nr.604, Uan Neercassel 15.2.1G7E aan Cornelis van der Dussen; Uan Neercassel 15.2.1676 aan J.Roos.
Hieruit blijkt dat Cornelis van der Dussen toen reeds de franciskanen begunstigde.
C23 D.K.Delft, Het Arme - Capitaelboek van de Zeer Eerw. Heer N.Broedersen overgelevert door den Zeer Eerw. Hr. Joannis Christianus van Erkel. Anno 172B den 3. November, Boek C, 47-43.
C33 Testament van 23.B.1622.
C43 Pieter van der Dussen, • 1654, 6.3.1716, zoon van Cornelis van der Dussen en Eduarda de Kies van Wissen, tr. 15.7.16B3 Machteid van Honthorst, 24.3.1702, dr. van Anthony van Honthorst en Margaretha van Lommersum CLommetsum). nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;gt;
-ocr page 37-- 33 -
van Cornells van der Dussen, milde dit door de tmeede vrouui van zljn vader aelegateerde kapitaal, dat hlJ in die tijd beheerde, niet aan Uan Erckel overdragen. HiJ hield dit kapitaal, dat hij tegen 3,5?i rente had uitgezet, onder zijn eigen beheer en gaf ieder Jaar aan ieder van de drie katholieke staties 100 gulden voor de armen. Na enige Jaren heeft Cornelis van der Dussen zelf het beheer over dit kapitaal van zijn overleden tuieede vroum overgenomen. Op B7-jarlge leeftijd mas hij op 19 december 1B33 voor de derde maal in het huwelijk getreden, en wel met Anna van Wessel, ult welk huwelijk nog een zoon geboren werd. In 1702 werd de uitkering aan de beide sekuliere staties gestaakt. Uan Erckel en zijn opvolger Broedersen deden veel moeite om de rente uitgekeerd te krijgen, maar tevergeefs. Men kon gerechtelijk niets doen, omdat de making op geen zegel was geschreven en de katholieken door de overheid nog niet gemachtigd waren om voor de armen geld te ontvangen .
Na de dood van Cornelis van der Dussen in 1705, van zijn zoon Pieter in 1716 en van zijn schoonzoon Gerard Theodoor van HonthorsttSJ in 1702, heeft men tenslotte door de tussenkomst van de zoon van de tweede schoonzoon van Cornelis van der Dussen, Johan de Kies van WissenCBJ, nl. Adriaen de Kies van WissenE7], wonend te Haarlem, in 1729 aan ieder van beide staties op het bagijnhof een derde deel van het gelegateerde kapitaal en van de rente, welke men de
gt;gt; De vader van Anthony was de kunstschilder Gerard van Honthorst; de vader van Margaretha was Dirk van Lommersum, een ijverig en vermogend rooms-katholiek in Overijssel.
Wittert van Hoogland, 1193; AAU, dl.24, 153-1S5, hier wordt als huwelijksdatum 4.B.1683 gegeven.
C53 Anna van der Dussen, • 25.2.1658, Ravestein 9.2.1694 dr. van Cornelis van der Dussen en Eduarda de Kies van Wissen, tr. Delft 22.9.1682 Gerard Theodoor van Honthorst, Ravestein 20.6.1702, zoon van Anthony van Honthorst en Margaretha van Lommersum, drossaard der stad en landen van Revestein. Gerard Theodoor van Honthorst was een broer van Machteid van Honthorst die met de broer van zijn vrouw, Pieter van der Dussen, was getrouwd. Wittert van Hoogland, 1187.
CG3 Agatha van der Dussen, * Haarlem 20.3.1662, begr. Haarlem 5.5.1717, dr. van Cornelis van der Dussen en Eduarda de Kies van Wissen, tr. 86.2.1682 met Johan de Kies van Wissen, • nbsp;30.9.1633, nbsp; Haarlem 16.8.1705, zoon van mr. Adriaen de Kies van Wissen en Joslna van Teylingen.
De broer van Johan, Joseph de Kies van Wissen, • Haat— lern 3.12.1623, Haarlem 84.11.1677, was 1666-1677 pastoor van de Statie van St.Anna te Haarlem.
De apostolisch vikarls Johannes van Neercassel vei— leende dispensatie voor het huwelijk van Johan de Kies van Wissen met zijn nicht Agatha van der Dussen. gt;gt;
-ocr page 38-laatste dertien jaar niet had uitgegeven, willen geven. De onderhandelingen hierover moeten reeds eerder zijn begonnen, want Adriaen de Kies van Wissen overleed in 1720 CBJ .
De rente over de jaren 1702-1716 had men aan armen elders uitgedeeld. Broedersen en Godefridus Ualkenburg, de opvolger van Oosterling in de Hlppolgtusstatie, oordeelden na overleg met de voornaamsten van hun gemeenten en advokaat Lodewijk Knotter, dat men deze aanbieding moest aannemen, den zou de reeds uitgedeelde rente niet opeisen. Op 27 augustus 1723 werd door de rentmeester Uan Asten, wonend te Den Haag, tweederde deel van het gelegateerde kapitaal overgedragen, wat tussen de twee staties op het bagijnhof werd verdeeldCSl. Ten tijde van pastoor Broedersen werd de opbrengst van dit legaat zoveel mogelijk voor katholieke weeskinderen besteedClOJ.
gt;gt; De moeder van Agatha, Eduarda de Kies van Wissen, was een zuster van Johans vader, Adriaen de Kies van Wissen. Alle kinderen uit het huwelijk De Kies van Wissen - Uan dar Dussen werden in de Annakerk te Haarlem gedoopt. Deze statie koos de zijde van de clerezie. Ook de kinderen van hun dochter Anna de Kies van Wissen, • 1635, 1773, tr. 17.1.1730 mr. Cornelis Alard Dem van Moesembroeck, Heer van Sandelingen, zoon van Jan Oem, Heer van noesembroeck, werden in deze statie gedoopt.
Wittert van Hoogland, 1185, 1187, 1133;
OBC, nr.60S, Uan Neercassel 21.1.1683 aan N. van Erckel, 21.1.1683 aan Johan de Kies van Wissen;
De Wapenheraut 1301, 201 - 202.
[ 71 Adriaen de Kies van Wissen, nbsp;22.1.1728, zoon van Johan de Kies van Wissen en Agatha van der Dussen. Stierf ongehuwd.
[ 81 O.K.Delft, Het Arme - Capltaelboek aan den Zeer Eerw. Heer N.Broedersen overgelevert door den Zeer Eerw. Hr. Joannes Christianus var Erkel . Anno 1728 den 3. November. Boek C, 47-48.
C 33 D.K.Delft, Het Arme - Capitaelhoek. Boek C, 47 - 52. C103 O.K.Delft, Het Arme - Capltaelboek. Boek C, 52.
-ocr page 39-- 35 -
DE FRANC!SKANEN BETWISTEN EEN DEEL UAN DE FUNDATIE UAN
SABOUT UAN DER DUSSEN
Omstreeks het jaar 1730 ontstonden er moeilijkheden tussen pastoor Broedersen en de statie achter de Harkt, uielke sedert 1706 door de franciskanen uerd bediend, hoeuel de jezuïeten ondergronds werkzaam bleven.
Toen er na 19 juli 17DB officieel geen Jezuiet meer in Delft luas, meende Uan Erckel dat de verplichting om jaarlijks B5 gulden aan de Jezuieten uit te keren verviel totdat er meer een jezuiet zou zijn, die de katholieken in Delft bediende. Uan Erckel uas van mening dat er in het codicil van Sasbout van der Dussen niet gesteld uas dat de 25 gulden per jaar aan priesters, die in de plaats van de Jezuieten gekomen uaren, gegeven moesten worden, in dit geval de franciskanen. Uolgens Uan Erckel hadden alleen de Jezuieten recht op dit geldt 13.
In de jaren 1759-1733 was Cornelis CleijCB3 kerkmeester bij de franciskanen. Hij deed alle moeite om jaarlijks de 55 gulden uit de fundatie te krijgen. Uit aantekeningen van Pedy was het Broedersen wel duidelijk geworden dat sinds 1709, toen Pedy en zijn vrouw daria Anna Wittert het beheer over de fundatie gekregen hadden, wel 55 gulden per Jaar aan de franciskanen was uitgekeerd. Broedersen beschouwde dit als een vrijwillige gift van Pedy en achtte zich in 1735 toen hij zelf het beheer van de fundaties o-vernam, zich op grond van het testament en de schikkingen die Agatha Teresa van der Dussen had getroffen, niet verplicht om deze uitkering voort te zettenC33.
Als tussenpersoon trad de sekretaris van de stad Delft, Hendrick UockBStaertC43 op. Deze kwam in 1731 met de kopie van een beschikking welke Agatha Teresa van der Dussen op 5 maart 1599 gemaakt zou hebben en welke afweek van de beschikking die Broedersen in zijn bezit had. In de beschikking welke Uockestaert toonde was geen sprake van sekulie-re priesters en jezuieten, maar alleen van katholieke ker-
C13 D.K.Delft, Boeck der twee fundatiën, 3-4, IB, Bemerkingen aengaende de gemelde codicille, kopie van de hand van Nic.Broedersen naar een geschreven stuk van Uan Erckel .
C53 Cornells Cleij, begr. Delft 1.10.1735, grutter.
C33 O.K.Delft, Boeck der twee fundatiën, 15 vs. - IB vs., Uerklaring tussen ons en de kerkmeesters der monniken. [43 Hendrick Uockestaert, • Delft 13.9.1590, Delft 5.9. 1754, sekretaris van Delft 1713-1755, zoon van mr.Hendrick Uockestaert en Agatha van der Boes, tr. Rotterdam 1.4.1753 Françoise van der Lanen, • Rotterdam 13.
9.1595, Delft 15.11.1754, dr. van Samuel Samuelsz. van der Lanen en Maria Magdalena Meerman.
Hij was een achterachterachterkleinzoon van de eerdergenoemde Hendrick Adriaensz. Uockestaert.
Nederlandsche Leeuw 1913, 504.
-ocr page 40-- 36 -
ken en katholieke priesters te Delft, aan wie de bedragen van 25 gulden uitgekeerd moesten morden. Agatha Teresa van der Dussen benoemde in deze beschikking tot beheerders van de fundatie haar broeders zoon Pieter van der Dussen en zolang deze nog minderjarig was zijn moeder ”Juffroum N. van der Werven”, docht Pieter niet te Delft komen monen, maar haar zusters dochter daria Anna Wittert mal, dan zou deze het beheer krijgenC5].
Broedersen had weinig vertrouwen in de echtheid van deze akte, waarvan hij het origineel niet te zien kreeg. Hij hield zichzelf aan de akte die hij zelf had geschreven en welke op 5 maart 1699 door Agatha Teresa van der Dussen was ondertekend. HiJ vond het moeilijk om te geloven dat Agatha Teresa op één en dezelfde dag twee akten over één en dezelfde zaak, maar zeer van elkaar verschillend, zou hebben ondertekend, en dit zonder er enig gewag van te maken dat zij de eerste akte herroepen had. Ook bevreemde het Broedersen dat Agatha Teresa over haar schoonzuster als quot;Juffrouwquot; sprak en kennelijk haar voornaam niet scheen te kennen. Bovendien verschilden de akten ook in stijl van elkaar. Broedersen beschouwde de tweede akte dan ook niet als waarheidsgetrouwe61 .
Bij dezelfde gelegenheid gaf Uockestaert aan Broedersen de mogelijkheid om een aantekening van Nicolaas Pedy over te schrijven, welke aantekening Cleij aan Uockestaert had verstrekt. Broedersen had van deze aantekening voor 1731 nooit gehoord. De aantekening kwam er op neer dat Pedy aan Broedersen de fundaties had overgedragen met de bepaling dat hij en zijn opvolgers quot;aan ieder van de drie katholieke pastoors te Delft” jaarlijks uit de rente 25 gulden zou uitkeren en het overige van de rente aan de armen van de drie kerken. Broedersen beschouwde deze aantekening van Pedy als ongeloofwaardig, omdat in de akte van 9 oktober 1722, getekend door Pedy en waarmee hij de fundaties aan Broedersen overdroeg, slechts gewag werd gemaakt van de fundaties volgens de oude bepalingen te beheren en niet gesproken werd om aan de drie pastoors te Delft jaarlijks 25 gulden te geven en het overschot van de rente aan de armen van de drie kerken uit te keren. Bovendien meende Broedersen dat de wil van de fondateurs, in hun akten tot uitdrukking gebracht, de regel was volgens welke de rente-heffers te werk moesten gaan. Been renteheffer kon deze regel veranderen. Broedersen stelde dat noch Pedy noch hij zelf noch zijn opvolgers iets konden veranderen aan de in-houd van de schikkingen omtrent de fundaties. Daarom was voor hem deze aantekening van Pedy, ook al zou zij waarheidsgetrouw zijn, van geen krachtC73.
C5J O.K.Delft, Boeck der twee fundatiën, 12 - 13, ”een andere gepretendeerde schenking van Agatha van der Dussen omtrent dezelfde making door de Heer Sasbout van der Dussen”, Delft 5.3.1599.
C63 D.K.Delft, Boeck der twee fundatiën, 13.
C73 O.K.Delft, Boeck der twee fundatiën, 15 vs. - 15, nbsp;nbsp;gt;gt;
-ocr page 41-- 37 -
Broedersen legde de zaak ook nog eens voor aan de leuvense Jurist François UivienCSJ en de oud-president van het haarlemse kollege quot;Pulcheria” te Leuven, Petrus HelisCB], die toen beiden te Delft uoonden. Zij, Joan Christiaan van Erckel en nog enige anderen waren van mening dat Sasbout van der Dussen uitdrukkelijk gesteld had dat de 25 gulden aan een Jezuiet gegeven moesten worden. Nu de Jezuieten in 170B Delft verlaten hadden hield deze bepaling op van kracht te zijn. Als Uan der Dussen gewild had dat de 25 gulden gegeven moesten worden aan de priesters die in de plaats van de jezuieten zouden komen, dan zou hij dit, volgens hen, stellig bepaald hebben. Het feit dat Pedy of diens plaatsvervanger na 17DB wel uitkeringen hadden gedaan, veranderde niets aan de zaak. Kennelijk was door CleiJ ook gesteld dat de fundatie door een bloedverwant van de stichter beheerd moest worden. Broedersen bracht hiertegenin dat dit door de stichter niet was bepaald, maar enkel en alleen dat de erfgenamen de fundatie moesten beheren of er voor zorg dragen dat de fundatie goed beheerd werd. Dp grond van dit laatste had Pedy Broedersen en zijn opvolgers als beheerders aangesteld. Broedersen wees er bovendien op dat Agatha Teresa van der Dussen tijdens haar leven Anthony van Loon, die geen bloedverwant van haar was, tot bewindvoerder van de fundatie had aangesteld. Ook wees hij er nog op dat de monniken - hij bedoelde de franciskanen - helemaal geen recht van spreken hadden omdat zij te Delft niet volgens de wetten van de kerk in de bediening waren en niet door de overheid van de kerk waren gezondene 103 . Uoor Broedersen was de wettige overheid der kerk de aarstbisschop van Utrecht, Cornelis Johannas Barchman Uuytiers, de opvolger van Steenoven, die
gt;gt; quot;Copije van een gepretendeerde aantekening van de Heer Nicolaes Pedy”.
C BJ Francois Uivien, • Brussel, Delft 2.B.1731, nbsp;± 7D Jaar oud, S.T.B., onderpastoor te Asche, kanunnik van St.Pieter te Leuven, een geleerd canonist. Week in 1723 uit naar Holland vanwege de vervolging van hen, die de konsitutie Unigenitus niet ondertekenden.
DBC, nr.350. Lotgevallen van eenige Brabantse vluchtelingen te Amersfoort, en Necrologium.
C 33 Petrus helis, • Amsterdam ± 1654, Delft 14.5.1735, Bl Jaar oud, zoon van Pieter helis Jansz., Heer van den Lande en UriJheid van Saftingen, en Cornelia van Ulooswijck, S.T.L., professor in de filosofie, president van het haarlemse kollege quot;Pulcheria” te Leuven ClBBO-17233, kanunnik te Brugge, 1723-1735 te Delft, waar hij stil leefde en alleen als acolyth bij de misvieringen assisteerde.
OBC, nr.350. Lotgevallen van eenige Brabantse vluchtelingen te Amersfoort, en Necrologium.
C103 O.K.Delft, Boeck der twee fundatiën, 16 vs. - 17, IB vs. , Uerklaring van het geschil tussen ons en de kerkmeesters der monniken.
-ocr page 42-- 3B -
door Rome eveneens niet uerd erkend.
Nadat Broedersen alle stukken, die in zijn bezit uiaren, aan Uockestaert had overHelead, zei hij hem tevreden te zullen zijn indien Uockestaert de zaak zou bestuderen en een uitspraak doen. Mocht Uockestaert vrezen dat CleiJ niet tevreden zou zijn met zijn oordeel, dan zou Cleij naar de mening van Broedersen mei tevreden moeten zijn met het oordeel van Uockestaert, omdat Cleij en de zijnen zichzelf tot Uockestaert hadden gemand.
Cleij oefende ook druk uit op een kerkmeester van Broeder— sen, Jan van LoonClU, om jaarlijks de 25 gulden uitgekeerd te krijgen. Uan Loon zei dat dit mei mogelijk mas, mits Cleij kon aantonen dat de franciskanen recht op deze uitkering hadden. Uermoedelijk is de zaak voor Broedersen gunstig uitgevallen, mant in de administratie mordt er niet meer over gerept en evenmin merden er uitkeringen aan de franciskanen gedaan. Ook hebben de franciskanen nooit aanspraken op de inkomsten uit de fundatie van Pieter van der Dussen laten gelden. Broedersen vroeg zich af of zij van het bestaan van deze fundatie mei afmistent123.
CIU Jan van Loon, • Delft, 25.5.1761, zoon van mr. Anthony van Loon en Judith Cruijck, brommer, tr. Delft Catharina Hoogmout, nbsp;14.6.1736. Uit dit humelijk
Catharina van Loon, • Delft 22.2.1726, Delft 20.6.
1741. Het klopje en de huishoudster van Broedersen, Anna van Loon, mas een zuster van Jan van Loon.
1123 O.K.Delft, Boeck der trnee fundatiën, Uerklaring van het geschil tussen ons en de kerkmeesters der monniken, 16 vs. - 17.
-ocr page 43-- 39 -
HET COLLATERAAL UAN 1730
□□k in de 10e esuui waren de schuilkerken feitelijk eigendom van de parochie of quot;gemeente”, doch, omdat deze geen rechtspersoon was, stonden zij op naam van eên of andere partikuller. Deze fiktie stelde de goederen bloot aan het gevaar bij versterf in verkeerde handen over te gaan of in handen van wie de successierechten liever niet betaalden. Daarom is zij soms prijsgegeven, zodat de kerk, als toebe-horend aan een wettel ijk niet bestaand corpus morale, in een soort vacuümpositie kwam te verkeren, waar geen statuut op toepasselijk was. het zulk een merkwaardige toestand maakten de Staten kennis, toen in 1726 de afgezette beheerders van de kerkelijke goederen te Hem, door hun opvolgers gesommeerd rekening en verantwoording af te leggen, zich op de Staten beriepen, en in 1733, toen de erfgenamen van de op 27 Juni overleden Filips Cavalier, pastoor van ”De Pool” te Amsterdam, op wiens naam de kerk stond, vrijstelling vroegen van de successierechten, omdat de kerk slechts in naam zijn eigendom was geweest, doch in feite van de gemeente was.
Hierin werd door een plakkaat van 14 augustus 1737 voorzien, dat een soort belasting van de dode hand invoerde. Driemaal in de honderd Jaar zou van alle katholieke kerken de belasting op de collaterale successie geheven worden, d.w.z. vijf procent, - de twintigste penning, - van de geschatte waarde. 2iJ werd geacht in de plaats te komen van hetgeen, waren de kerken partikulier eigendom geweest, bij overgang aan erfgenamen in de zijlinie had moeten worden betaald. 16 november 1737 werd dit nog uitgestrekt tot alle goederen die aan de kerk behoorden of tot onderhoud et— van dienden. Alles moest worden aangegeven, en naar waarheid, zoals een af te leggen eed zou garanderen. De belasting is tweemaal geheven; in 1730 en in 1771.
De beraadslagingen om ook hofjes en gestichten met hun bezittingen, evenals de armengoederen, aan het collateraal onderworpen te verklaren, werden aangehouden, om niet te worden hervatCll.
Nadat op 24 augustus 1737 het eerste plakkaat wegens het collateraal was uitgevaardigd, werd dit op 21 december gevolgd door een tweede dat een verklaring van het eerste was. Hierbij werden de beide kerken van de clerezie te Delft voor het dubbele van de werkelijke waarde aangeslagen .
Broedersen wees er op dat de fundatie van Sasbout van der Dussen weliswaar 4D00 gulden moest zijn, maar dat tot deze
CU W.P.C.Knuttel, De Toestand der Nederlandsche Katholieken ten tijde der Republiek, Den Haag 1094, dl. II, 100 - 191j
C.U. van Uoorst van Beest, De Katholieke Armenzorg te Rotterdam in de 17e en IBe eeuw, 44 - 40;
P.Polman, Katholiek Nederland in de achttiende eeuw, dl . II, 23 - 24.
-ocr page 44-- 40 -
Fundatie een rentebrief van B4D gulden behoorde, staande op het cantoir-generaal te Den Haag. Dit was de rentebrief die door Claudius Roelants als erfgenaam van Nicolaas Pedy aan Broedersen getransporteerd had moeten worden. Daar Roelants zeer tegen de clerezie gekant en voor ”de monniken partij” was, nam men aan dat Roelants deze rentebrief aan de franciskanen had getransporteerd. Om die reden was de fundatie van Sasbout van der Dussen in kapitaal nog maar 33BD gulden groot. Uan de opbrengst van deze fundatie, na betaald collateraal bij gelegenheid van het overlijden van Anna Maria Pedy-Uittert in 1722 C23, betaalde Broedersen tweemaal 25 gulden per jaar aan twee priesters en stortte hij het overige geld in de armenkas.
Daar er nu volgens de plakkaten van 1737 geen collateraal betaald behoefde te worden over de armengoederen, betwijfelde Broedersen of er nu ook over het deel van de fundatie dat niet voor de jaarlijkse uitkering aan de priesters bestemd was, ook collateraal betaald moest worden. Hij sprak hierover met sekretaris Uockestaert. Deze keurde goed dat een obligatie van 200Q gulden uit de fundatie van Sasbout van der Dussen opgegeven zou worden als zijnde bestemd voor de Jaarlijkse betaling aan de priesters. Broedersen vroeg zich echter af of ook over deze 2DDD gulden wel collateraal betaald moest worden. Uockestaert heeft dit als twijfelachtig aan de Gecommiteerde Raden voorgelegd .
Broedersen wees op 30 april 173B de Gecommiteerde Raden er op dat deze obligatie niet aan zijn parochie behoorde, maar een bijzondere making was, waaruit jaarlijks 25 gulden aan ieder van de twee priesters, die binnen Delft werkzaam waren, betaald moesten worden. Hij moest wel zeggen dat bij het overlijden van Anna Maria Pedy-UJittert in 1722 wel het collateraal was betaald. Toch meende Broedersen dat deze obligatie niet onder het plakkaat van 21 december 1737 viel, omdat deze resolutie alleen de kerkgebouwen en al hetgeen de parochie toebehoorde of tot het onderhoud van het kerkhuis diende betrof. Benoemde obligatie behoorde echter noch aan het kerkhuis noch was zij bestemd tot onderhoud ervan, want de 5D gulden konden ook aan priesters die niet tot het kerkgebouw van Broedersen behoorden worden uitgekeerd. En voorts betrof het hier armengoederen, waarover geen collateraal betaald behoefde te worden. Dok al zou deze obligatie wel onder het collateraal van 1737 vallen, dan werd er toch geen collateraal betaald, omdat dit in 1722 reads was betaald.
Een en ander werd in een akte vastgelegd, welke op 30 a-pril 1730 ’s morgens om negen uur aan het huis van Uocke-
C2] In gevolge de plakkaten van 12.12.1530, 20.10.1716 en 11.3.1723 moest o.a. door alle kerken die b.v. van vrienden bij uiterste wil goederen erfden, reeds een successierecht van 5ïi, de twintigste penning, betaald worden, hetgeen een zware belasting betekende.
C.U. van Uoorst van Beest, 44.
-ocr page 45-- 41 -
staart uiard afBBBBvan. Uockastaart zond da akte aan de Gecammiteerde Raden. Deze besloten in maart 1733 dat over de obligatie luel degelijk het collateraal betaald moest morden.
Broedersan ging op 9 april naar Uockestaert en legde hem de zaak nogmaals uit. Op 11 april gaf Broedersan aan Uoc-kastaert toe dat ar over de obligatie het collateraal betaald zou morden, zoals de Gecommiteerde Raden besloten hadden. Een akte hieromtrent merd dezelfde dag opgesteld [33 .
Het jaar 1740 bracht Broedersen echter een prettige meevaller. Een schipper De Haes kmam uit naam van Abraham Scheurleer, kommies ten comptoit—generaal in Den Haag, bij Broedersen om te vernemen of hij niet mist mie de rentebrief van B4D gulden, die destijds door Roelants niet mas overgedragen, moest ontvangen, opdat deze overgedragen kon morden, rien zou dan op het kantoor de rekeningen beter kunnen vereffenen en de boeken afsluiten. Uit de vraag maakte Broedersen op dat de kerkmeesters van de statie achter de harkt de obligatie destijds niet in handen hadden gekregen. Broedersen probeerde vervolgens De Haes zo goed mogelijk duidelijk te maken dat de obligatie op zijn naam als ’’besorger van de armen van de agterste Roomse kerk op het Beggijnhof” te Delft moest morden overgeschreven. Hiertoe liet Broedersen de eerste klerk ter sekreta-rie te Delft, Uan Nimmegen, een authentiek extrakt van de akte van Nicolaas Pedy van 9 oktober 1722 maken. Dit mas de akte, maarbij Pedy aan Broedersen het beheer over deze obligatie en andere had overgedragen. Dit extrakt, onder— tekend door de sekretaris van Delft, Uockestaert, merd door Uan Nimmegen gratis bij Broedersen bezorgd, omdat het hier een zaak voor de armen betrof. De Haes toonde een prokuratie van Roelants om vermelde rentebrief en nog enige andere effekten te transporteren, en tevens een door Roelants eigenhandig geschreven brief, maarin hij Broedersen verzocht om dit transport zo spoedig mogelijk te laten geschieden. Roelants mas inmiddels in 1737 overleden. Tevens toonde De Haes extrakten van de laatste resoluties van de Staten van Holland, dat nu de effekten aan de kerk van de clerezie behoorden, deze op naam daarvan mochten morden gesteld, en men driemaal in een eeum het collateraal moest betalen. De armengoederen maren echter vrij hiervan. De Haes deelde mei mede dat Scheurleer mei een extrakt milde hebben van de akte van Pedy, maarbij Broedersen een verklaring zou toevoegen dat deze rentebrief
C3J O.K.Delft, Nette memorie megens de fundatie van de Heer Sasbout van der Dussen, zoo veel het collateraal van den Jaere 1730 belangt; deze memorie bevindt zich op losse vellen in het Boeck der tmee fundatiën; akte 3D.4.1738, met aantekeningen, Boeck der tmee fundatiën 21 - 21 VS.; akte 11.4.1739, met ’’memorie” in het Boeck der tmee fundatiën.
-ocr page 46-- 42 -
van B40 oi-ilden aan de armen toebehoorde. Deze verklaring werd door Broedersen op 26 oktober 1740 getekend. De Haes nam deze stukken mee alsmede vijf kwitanties om de rente over de Jaren 1736-1740 te ontvangen. De volgende dag, 27 oktober, ontving Broedersen BO gulden, welke hij menkas stortteC4J.
C43 D.K.Delft, Boeck der twee fundatiën, 23 vs.
-ocr page 47-- 43 -
SAflENUDEGING URN DE FUNDATIES UAN UAN DER DUSSEN
HET DE ARHENKAS UAN DE URSULAPAROCHIE
Uit de Fundatie van Sasbout van der Dussen ontvingen aanvankelijk Broedersen zelf en zijn kollega van de Hippoly-tuskerk Jaarlijks 25 gulden. De derde 25 gulden, bestemd voor een jezuiet, gaf Broedersen gedurende de jaren 1732 -1733 aan Ignatius van HeyningenC13, oud-pastoor van Dor— drecht, die te Delft uoonde en voornamelijk in de Hippoly-tuskerk assisteerde.
Toen in de veertiger jaren van de IBe eeuw de inkomsten van de Ursulakerk daalden, vroeg Broedersen aan aartsbisschop Petrus Johannes Meindaerts of hij de 25 gulden, welke hij aan de pastoor van de Hippolytuskerk gaf, voortaan voor zijn eigen kapelaan mocht bestemmen; Sasbout van der Dussen had Immers bepaald dat de tweemaal 25 gulden gegeven moesten worden aan priesters die te Delft werkten, met of zonder titel van pastoor. Meindaerts antwoordde op 10 Januari 1743 dat Broedersen in alle gerustheid de 25 gulden aan zijn kapelaan mocht geven. In de Jaren 1743 - 1750 gaf hij dit bedrag dan ook aan zijn kapelaan Cornelis Kas C23. Overigens was Broedersen er reeds eerder mee gestopt om de 25 gulden aan zijn kollega van de Hippolytuskerk te geven. Pastoor Godefridus UalkenburgC33 had gedurende de laatste Jaren van zijn pastoraat, 173G-1738, niets meer ontvangen. Zijn latere opvolger Antonius neyersC43 weer wel. Maar toen Meyers in 1747 met emeritaat ging bestemde Broedersen het overschot van de rente steeds voor de armen C53 .
C13 Ignatius van Heyningen, • Hazerswoude ± 1553, Delft 1733 C?3, studeerde te Leuven, priester gewijd 1533, 1634 kapelaan bij Petrus Codde te Utrecht, 1335-1530 pastoor te Pijnacker, 1530-1335 pastoor te Dordrecht, legt de bediening neer, rustend pastoor te Delft.
C23 Cornelis Kas, • Hilversum ± 1725, Utrecht 3.1.1737, 1748-1751 kapelaan te Delft CH.Ursula), 1751-1735 pastoor te UtrechtCSt.Jakobus buiten de Weert), 1736-1732 pastoor te Rotterdam CH.H.Petrus en Paulus), emeritaat te Utrecht.
C33 Godefridus Ualkenburg, • Amsterdam 1673/1674, Delft 21.3.1733, 1702-1705 kapelaan te Gouda, 1705-1727 pastoor te Gorichem, 1727-1738 pastoor te Delft CH.Hippo-lytus), sekretaris van het kapittel van Utrecht.
C43 Antonius Meyers, * Delft, Delft 13.11.1762 ten huize van zijn zuster, het klopje Judith Mechtild Meijers, en zijn halfzuster, het klopje Catharina Theresa Meijers, zoon van Johannes Meijers C* Maastricht nbsp;1633,
Douai 1710) en Mechteld Teresa van LoonClB45-1536) Studeerde te Leuven en woonde in het college Alticol-lense. In 1715 door Lucas Fagan, bisschop van Meath in Ierland, tot priester gewijd. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;gt;
-ocr page 48-- 44 -
In 175D geeft pastoor Broedersen een overzicht van de Effekten die aan zijn gemeente toebehoorden. De BDOO gulden van de twee fundaties van Sasbout en Pieter van der Bussen waren verminderd tot 5170 guldenCBJ, waarvan ongeveer 2000 gulden tot de fundatie van Sasbout van der Bussen behoorde C7J .
In 1752 besloot Broedersen de twee fundaties niet meer afzonderlijk te administreren, maar over te brengen naar ”het armboek van de kapitalen” van zijn gemeente. Wel tekende hij hierbij aan dat uit de fundatie van Sasbout van der Bussen Jaarlijks aan twee priesters 25 gulden, in totaal 50 gulden, uitgekeerd moesten worden en dat de overige inkomsten uit de beide fundaties bij het geld voor de armen moesten worden gevoegdCBJ. Sedertdien leidden de twee fundaties geen eigen bestaan meer, maar waren een onderdeel van de armenkas van de LIrsulakerk geworden. Kennelijk hebben de armen van de Hippolytuskerk niet meer gedeeld in de opbrengst van de twee fundaties.
Nog ëënmaal werd er vanuit rie Hippolytus-statie naar de fundaties geïnformeerd. Be opvolgers van pastoor negers in de Hippolytus-statie, Nicolaas de Wolff C1747-17B43 C33, ontving niets uit de fundatie van Sasbout van der Bussen, omdat Broedersen de 25 gulden aan zijn kapelaan uitkeerde. In Juni 1754 schreef Be Wolff echter een brief aan Nicolaas NellemanC103, de opvolger van Broedersen. Hij deelde
gt;gt; 1719-1721 kapelaan te RotterdamCH.H.Petrus en Paulus) 1721-1742 pastoor te AmsterdamCH.H.Petrus en Paulus), 1741-1747 pastoor te Belft CH.Hippolytus), in 1747 met emeritaat en leefde van zijn persoonlijk vermogen 1742 kanunnik van het kapittel van Utrecht.
C 53 O.K.Belft, Boeck der twee fundatiën, 25 vs. - 27;
Het Capitael-Boek onzer kerk. Boek B. Boor den Zeer Eerwaarden Hr. Joannes Christianus van Erkel overge-levert aan des zelfs opvolger den zeer Eerw. Hr. Nicolaus Broedersen den 9. November 1722, 53 - 61.
C 53 O.K.Belft, Het Arme-Capitaelboek, Boek C, 3.
C 73 O.K.Belft, Capitaelboek van H. Urseulakerk door de Heer N.Broedersen overgeleverd aan des zelfs opvolger Ben Zeer Eerw. Heer Pastoor N.Nelleman 1752, 1.
C B3 O.K.Belft, Boeck der twee fundatiën, 27.
C 93 Nicolaas de Wolff, • Rotterdam 20.5.1595, nbsp; Belft 4.4.17B4, zoon van Cornelis de Wolff en Clasina Cof Maria) van Rassen. 13.3.1723 priester gewijd door Bominique-narie Uarlet, 1723-1724 kapelaan te Belft, 1725-1747 pastoor te Schiedam, 1747-17B4 pastoor te BelftCH.Hippolytus). BiJ zijn overlijden werd zijn parochie met die van de H.Ursula samengevoegd. 1739 kanunnik, 1752 aartspriester van Belfland, 177B deken van het kapittel van utrecht.
1103 Nicolaas Nelleman, • Utrecnt IB.12.1724, nbsp; Belft
19.5.1B05, zoon van Nicolaas Nelleman en Cornelia de Ruyter. 13.9.1750 priester gewijd door Petrus Johannes neindaerts. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;gt;
-ocr page 49-- 45 -
Nelleman mede dat hij een meek tevoren het boek met de staat van effekten van zijn parochie had oppeslagen, melke staat hij nog niet eerder had gezien. Hij vond toen de aantekening van Sên van zijn voorgangers, Godefridus Ual-kenburg, die schreef dat er in de parochie van Broedersen een zeker kapitaal mas, dat door de familie Purmerent of Uan der Dussen mas vermaakt, bestaande uit obligaties op Zeeland. Uit de opbrengst van dit kapitaal moesten drie priesters, merkzaam te Delft, ieder jaarlijks 25 gulden ontvangen. Deze gelden maren toegemezen aan de tmee pastoors en een Jezuïet. De overige renten maren bestemd voor de armen en merden in de Ursulakerk aan de armen uitgedeeld. Ualkenburg, die deze aantekening in 1735 maakte, voegde er nog aan toe dat hij dit alles mondeling van Broedersen had vernomen, van mie hij tot 1735 ook jaarlijks 25 gulden had ontvangen. Ualkenburg vond mei dat onderzocht diende te morden of de renten niet voor alle katholieke armen in Delft bestemd maren. De Ulolff vroeg nu in 1754 aan Nelleman maarom aan hem gedurende de zes jaren en acht maanden melke hij te Delft merkzaam mas gemeest, deze 25 gulden niet maren uitgekeerd, te meer daar zijn voorganger Antonius Meyers deze mei had ontvangen!111.
Broedersen, die bij zijn opvolger Nelleman inmoonde, be-antmoordde de brief reeds de volgende dag. Hij merkte op dat de aantekeningen van mijlen Ualkenburg niet overeenkomstig de maarheid maren. Om te beginnen mas de fundatie niet door de familie ”Uan de Purmerend” gesticht, maar door de gebroeders Uan der Dussen. Evenmin hadden in 1735 drie priesters ieder 25 gulden ontvangen. Bovendien mas het niet maar dat door deze fundatie tmee pastoors merden bedacht, maar dat het ging om tmee sekuliere priesters. Iets anders had Broedersen nooit tegen Ualkenburg gezegd. Broedersen legde aan Nelleman uit dat Uan der Dussen de tmeemaal 25 gulden had vermaakt aan priesters, die binnen Delft merkten, met of zonder titel van pastoor. Dit betekende dus niet dat het hier uitgesproken om tmee pastoors ging aan mie de tmeemaal 25 gulden uitgekeerd moesten mot— den. Hij merkte op dat hij reeds enige jaren geleden hierover overleg met aartsbisschop Meindaerts had gepleegd, die van oordeel mas dat het duidelijk mas dat Broedersen zelf 25 gulden kon genieten en de andere 25 gulden aan
gt;gt; 1750-1751 kapelaan te Amersfoort CSt.Georgius), 1751-1752 kapelaan te Delft CH.Ursula), 1752-1803 pastoor te Delft CH.Ursula), 1772 kanunnik van het kapittel van Utrecht, 1776 sekretaris van het kapittel, 1778 blsschop van Deventer.
C113 O.K.Delft, Boeck der tmee fundatiën, 25 - 27.
Broedersen keerde Meyers in de jaren 1742-1747 jaarlijks 25 gulden uit en daarna aan zijn kapelaan Petrus Kas. Ualkenburg had gedurende de laatste Jaren van zijn pastoraat niets meer ontvangen, zijn onmid-delijke opvolger Petrus van der Maes van Avenrode e-venmin, maar diens opvolger Antonius Meyers meer mei.
-ocr page 50-zijn kapelaan kon geven, daar het op deze manier tuee priesters betrof, die te Delft ujoonden en in de bediening waren. De 25 gulden voor een jezuiet behoefden niet uitge-keerd te worden, omdat er geen jezuïet te Delft was.
Wat betreft de gelden voor de armen kon Broedersen slechts zeggen dat in de making uitdrukkelijk gesteld werd dat deze uitkering aan de keuze van de renteheffer werd overgelaten. Broedersen meende dat het duidelijk was dat De Wolff niets onthouden of geweigerd werd wat hem toekwam, en dat hem niets toekwam zolang er twee priesters in de bediening waren, die de rooms-katholieke kerk dienden en deze tweemaal 25 gulden ontvingen. Hij verzocht De Wolff om de onnauwkeurige aantekeningen van wijlen Ualkenburg te verbeteren om in de toekomst onrechtvaardige oordelen en andere kwade gevolgen te voorkomen. Dezelfde dag nog bracht de meid van Nelleman de brief naar De WolffC12].
Hiermede waren de twee fundaties van Sasbout en Pieter van der Dussen definitief in het bezit van de LJrsulaparochie gekomen, zij het niet meer als zelfstandige fundaties, maar als onderdeel van de armenkast 133.
C123 O.K.Delft, Boeck der twee fundatiën, Inliggende brief van Nicolaas de Wolff 5.6.1754 aan Nicolaas Nelleman, en antwoord van Nicolaas Nelleman 6.6.1754 aan Nicolaas de Wolff.
C133 O.K.Delft, Boeck der twee fundatiën, 27.
-ocr page 51-BULABEN
-ocr page 52-BIJLAGE I: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;SCHEMATISCH OVERZICHT VAN DE FAWILIE VAN DER PUSSEN
Elisabeth Vosieer III
1550-1623
x 1577
Servatius Versteijn
t 1577 I
l
l
I
Margaretha Versteijn
1576-1623(oT 1624 ?t
x 1602
Petrus van lier Stock
a 1602 I
I
I
i--------------------------------’-------------------------------------1
I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I
Eeerantiana van lier Stock Anna van Der Stock
x nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1600-1649
Theodorus van Seieten
Cornelis van der Pussen
♦ 1596
x
1. nbsp;nbsp;nbsp;Elisabeth Durst van Voorhout ♦ 1570
2. nbsp;nbsp;nbsp;Cornelia van Beauiont *1612
1
1
1---------------------------------------------------------------1---------------------------------------------------------------1
1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
x Pieter (Comelisz.) van der Dussen Sasbout (Cornelisz.) van der Dussen
1^21 -------------------------------------------------------------------------
1 1591-1661 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I587- * voor 1650
1
1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;x 1614
1
1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Anna van der Hooch * 1617
, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■- . 1.1 nbsp;nbsp;.1- nbsp;,■-— . nbsp;-■
Ill Elisabeth Vosieer nas de zuster van Michiel, Sasbout en Ti lean Vasteer, Zie: Scheiatisch overzicht van de Taailie Vosieer, Bijlage II.
SCHEnOTISCH DUERZICHT UAN DE FAPIILIE UAN DER DUSSEN
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1472-1723 Heer van Sandel Ingen |
(0
BIJLAGE II: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5CHEHAT15CH OVERZICHT VAM DE FAHILIE VOSKEER
Jan Sasbout x Elisabeth van der Bur;
♦ 20.3.1573 I 19.3.1529
I
o.a. Agatha Sasbout
1520-28.6.1606
X
Gijsbertus Huys van Holy
i
Margaretha Sasbout
♦ 18.12.1573
X
Michiel Vosieer
13.10.1522-25.5.1605
I
o.a. Catharina Huys van Holy
♦ i 1631
| ||||||||||||||||
1597 1577 |
SCHEIIATISCH OUERZICHT UAN DE FAMILIE UOSMEER
|
X 1621 Piettr Cornelisz. van der Pussen 1571-1661 |
BIJLA6E
ni: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;SCHEHATISCH OVERZICHT VAN DE FAMILIE HA6NU5 / VAK DER PUSSEN
Constantijn Hünus
t Hiddelburg 1584 - * Leiden 10.12.1643
x 1. Leiden 30.1.1621 Haria van der Hooch
« 10.10.1631
dr. van Dirk Arentsz. van der Hooch en Haria Sasbout
x 2. Middelburg 14.8/9.1635 Haria de Donne
« Delft,
I lelhua
I
Anna Magnus
♦ 22.4.1676
x Delft 14.6.1647
Pieter Pietersz. van der Pussen
1624 - 1694
I
2eIhu« I
o.a. Haria Magnus
x
Franciscus Schenaerts, Heer van Halburgh
SCHEMATISCH OUERZICHT UAN DE FAniLIE HAGNUS/UAN DER DUSSEN
| ||||||||||||||
1672 - 1723 |
INHOUD
Katholiek leven binnen Delft na de Reformatie
De stichters van de fundaties Uan der Dussen
Het beheer van de fundatie door Pieter Pietersz. van der Dussen en zijn nakomelinaen
Het beheer van de fundatie door de familieleden te Antwerpen
Het beheer van de fundatie door Cornells van der Dussen
De franciskanen betwisten een deel van de fundatie van Sasbout van der Dussen
Samenvoeging van de fundaties van Uan der Dussen met de armenkas van de Ursulaparochie
Bijlagen:
-ocr page 60- -ocr page 61- -ocr page 62- -ocr page 63- -ocr page 64-