-ocr page 1-
VERHANDELING
VAN DE
ZIEKTEN
DER
SCHEEPVAARENDEN;
DOOR
LODETVTK ROUPPE,
MED. DOCTOR.
UIT HET LATYN VERTAALD.
Te HOORN,
By T. T J A L L I N G I U S.
Te AMSTERDAM,
By A L B E R T van derKROE,
en
YNÏEMA en TIEBOEL.
Boekverkoopers.
1765.
-ocr page 2-
VOORVERHANDELING.
De oitde gedenkfchriften leeren ons, dat inleiding,
de menfchen, in vroege tyden, ken-
nisfe van dé Scheepvaart gehad, en dezelve
geoefend hebben ; fchoon niet in zulk eene vol-
maaktheid , als waar in dezelve nu befchouwd
wordt. Want tegenwoordig heeft deeze ver-
wonderlyke konst, door dé uitvindingen der
tledendaagfchen, zulken voortgang gemaakt,
dat de Scheepvaarenden, tot een groot voor-
deel van het menfchelyk geflacht, met de af-
gelegenfté volkeren, én in alle oorden van de
Wereld, geméenfchap konnen hebben. Maar
zy heeft ook, gélyk elk éen bekent, haare,
ongemakken; want, om van geen anderen te
fpreeken, zulke lange reizen, als de Schee-
pen moeten doen, baarén, niet zelden, vee-
le moeilykheden, én maaken de menfchen on-
derhevig aan veele en verfcheiderleie ziekten.
Öp de Oorlogfcheepen, voornaamlyk , in
welken het getal van menfchen, naar maate
van de ruimte, te groot is, zyn dé ziekten,
wegens lastige afmattingen des lichaams, het"
geduurig waaken , en fomtyds, gebrek van
goede fpyzen, byna ónyermydbaar,- en van
deezen is myn voornemen , tegenwoordig,
te handelen. Maar misfehien zal ik fchynen
een afgedaane zaak te doen ; nademaal veele
én voörnaame Mannen in de Konst, over de
Ziekten der Zeevaareridén gefchréeven heb-
ben. Hoe het zy, ik meene, dat het niec
onvoegzaam zal zyn, 'er by te voegen, wat
ik, in verfcheiden togten,heb waargenomen.
Sommigen van bun hebben de zieken, te bed*
h>
-ocr page 3-
fi VOORVERIIANDELÏ^G.
liggende, niet bezogt; of niet net geweeterr
hoezy, nog gezond zynde, geleefd hadden;
waar uit ongegronde befluiten zyn gemaakt.
Als iemant de geleerde fchriften van eenige
Engelfchen, hier over, raadpleegt, en te ge.
lyk de zieken voor zich heeft, zal hy een
merklyk onderfcheid befpeuren, tusfehen de
gemelde fchriften en de ziekten der Nederlan-
deren. Ik zal, hierom, alleen handelen van
die Ziekten, waar aan het leven der Neder-
landfche Matroozen en Soldaaten, op de Oor-
logfeheepen , is blootgefteld. Maar op dat
alles te beeter verftaan worcie, Iaate ik eeni-
ge dingen, welke eigenlyk tot het Schip, en
deszelfs gefleldheid, behooren, voorafgaan,
eefteid- Aangaande de verblyfplaats. Laat ons tot
Beid van een voorbeeld neemen een Oorlogfchip van
een oor- yyftig ftukken. Dit heeft twee groote ruim-
°Sthip' ten boven malkander. De een, de bovenfte,
naamlyk, of kleinfte, tusfehen het eerfte en
tweede dek, is voor de vlootelingen, en noe-
men zy tusfebendeks. Het tweede of bovenfte
dek van deeze ruimte, heeft, naar de lengte
van het Schip, verfcheiden openingen, wel-
ken, naar believen, konnen geflooten wor-
den , met luiken, welken roosters gelyken;
door welke gaten de lugt een vryen uit- en
ingang tusfehendeks wordt gegeeven. Tegen
de rooster, worden, als 't regent of ftormt,
lappen geteerd doek gelegd, waar door het
invallen van water, tusfehendeks, belet wordt.
Behalven deeze zyn 'er, ter zyden van de
ruimte en van achteren, grooter en kleiner
venfters gemaakt, gefchutpoorten, naamlyk,
welken ook, naar goedvinden, geopend of
geflooten kunnen worden. Het eerfte of on-
derfte dek van deeze ruimte, heeft ook,naar
de
-ocr page 4-
VÖORVERHANDELING; itf
dé lengte van het Schip, haare openingen,,
door welken dingen, tot den leeftocht, óf
oorlog , behoorende j in de benedénfte of
grootfte ruimte,, neergelaaten, erl ook zeer
wel wederom geflooten kunnen worden, ge-
lykzë doorgaans geflooten zyri. Aan de zy.
den van deeze zoldering, zyn ^ hier en daar ,
ook nog eenige kleine roosters, door welken
het water, tusfchendeks gevallen, naar be-
neden , en naar de pompen loopt. Men moet
nog aanmerken, dat gemelde ruimte afgëfchei-
den is door één tusfchenfchot naar de achter-
fteven, waar door de Conftabels kamer vari
het tusfchendeks afgezonderd is.-Dit aangaan-
de de bovenfte ruimte; De grdotite of on-
derfte , is in verfcheideri kamers verdeeld»
naauwlyks eenige gemeenfchap met eikande-
ren hebbende, maar alle naar boven, tusfchen-
deks , openftaande, waarze geflooten kunnêri
worden door een houten luik. Deezen heb-
ben verfcheiden naamen, van de dingen ,■ tot
welker bewaaring ze gefchikt zyn. By voor-
beeld op de Broodkamer volgt de Bottelary;
daar na de Kruidkamer, een zeer groot hol,
yt Ruim, eindelyk de Kombuis, vervolgens
een kamer, in welke, in fommige Scheepen *
water, in anderen de Kabel bewaard ligt; dé
eene zo het 'er is wordt het Watergat j de
andere het Kabelgat genoemd, en dan naar
de Voorfteven is Stuurboords en Bakboords
Heil. Maar men moet weeten , dat de ge-
meene zolderingen van deeze kamers , niet
gaan tot aan den bodem of de kiel van het
Schip; tüsfchen beiden is een kleine ruimte
óvergelaaten, waar in ballast, of anders yzer,
geplaatst wordt. Een tap is 'er aan den tüg
tan hêt Schip, waar door water> uit éee,
•* 2                   fr&
-ocr page 5-
iv VOORVERHANDELING.
over de kiel wordt ingelaaten, om dezelv'a'
fchoon te houden; 't welk eindelyk wederom
uitgepompt wordt. Nog zulk een tap,totheC
zelfde einde, is 'er in het ruim, doch niet in
alle Scheepen. De gezegde ruimte is overal
geflooten, behalven de gemelde openingen irr
de eerfte zoldering, en de wegen, welken
tusfchen de ribben, en de verdubbelingen der
zyden van het Schip, opcnftaan, waar door
eenigzïns uitwaasfemingen, van onderen, naar
boven kunnen opkoomen. Deeze wegen zyn
wel zeer naauw, maar wyd genoeg, om een
flinkenden damp, als he't flilftaand water, in
het fcheepsriool, bang ruikt, tusfchendeks
door te laaten. Dit zy genoeg aangaande de
gefteldheid van 't Schip.
Be msd- Nu van de Manfchap. De Manfchap kan
fchap- beftaan uit jonge fterke gasten, van midden-
baaren ouderdom, gezonde kaerels; of, voor
een groot gedeelte, uit oude, afgewerkte»
traage, en reeds aan eenig ongemak van 'c li-
chaam kwyncnde. Hoe grooter het getal is
van de laatften , hoe flegter en zwakker de o-
verige hoop dér Vlootelingen zal zyn. Want
die worden ligt ziek, en doen eer nadeel, dan
voordeel. Voordeel kunnenzè niet doen, om
datze niets uitvoeren. Veel nadeel doen zy,
om dat zy, wegens zwakheid van lichaam ,
meer plaats inneemen; en dus de gezonden,
die naauw geplaatst , kwaalyk ruimte voor
hunne hangmatten kunnen vinden, niet al-
leen uit den weg fchuiven, ma-ar deezen ook,
door hun zugten en luid'kermen, van flaap
Berooven; en 't welk nog erger is, de lugt,
door hunnen zieklyken adem en uitwaasfe-
ihïng, tot gevaar van de gezonden, befmet-
fen. Gelyk, zo 'er twintig, uit een gemee-
-ocr page 6-
VOORVERHANDELINO.
jie oorzaak ziek zyn, zullen de moedigen,
zeer fchielyk hier toegevoegd, en ook onbe-
kwaam worden; waar door het getal der zie- •
ken verdubbeld en drievoudig vermeerderd
zal worden ; en de overigen die nog gezond
zyn , door vreeze bevangen , ook de weg
naar den flagtbank geopend worden. Hier by
ftaat nog aan te merken, dat hoe grooter het
getal is van de manfchap, hoe ongemaklyker
dezelve geplaatst zal worden, en de lugt,
ten opzichte van de ruimte>, minder, en on-
zuiverder zal weezen. Maar als het Schip,
gelyk fomtyds gebeurt, zyn eigen manfchap
opheeft, en daar en boven nog eenige foldaa-
ten, tot zekere onderneeming, moet mede-
voeren , en dezelven lang ophouden, raaken.
de macroozen in groot gevaar. Want de foldaa-
ten, behalven de onbedrevenheid op zee, zyn
byna altyd luy, en geeven weinig achtopzin-
delykheid, welke op de Scheepen, met naauw-
keurigheid , behoort waargenpmen te worden.
Van geen gering aanbelang is het ook, te uit hoed»,
weeten, uit hoedanige menfchen het grootfte niseei1"
gedeelte van de Scheepsgasten befta. Ofze (Uande.**
haby de zee gewoond hebben > en de veran-
deringen van het Weer gewoon zyn. Wy
hebben, fomtyds, met leedwezen,voorbeel-
den gezien van menfchen, die midden in het
land gewoond hebbende, fchoonze flerk wa-
ren , toen zy eerst aan boord kwamen, zo-
danig door fchrik en doodlyke vreeze bevan-
gen werden, datze niet te ilillen waren, dan
na eenigen tyd en gewoonte. Maar inwoon.
ders van zeeplaatzen, alsze jong zyn, en zonT
der zorge of droefgeestigheid, leeven veilig,
in 't midden van de wateren; en vermaaken
zich met jokkery en fpel. Ook moet men wee-
M 3
                      ten
-ocr page 7-
vi VOORVERHANDELING.
ten ofze gezeglyk en werkzaam, dan koppig
en luy zyn; want, gelyk het fpreekvvoord
zegt, (luiheid krenkt het lichaam, de arbeid
maakt het fterk; de eérfte brengt vroeg den
ouderdom aan, de laatfte baart een langduu-
rende jeugdigheid) de arbeid moet met gewil-
ligheid gefcbieden: want de daaglykfche onder-
vinding leert, dat de arbeid, waar toe de men-
fchen, door fiaagen, gedreeven worden, weinig
baat, om derzelver gezondheid te bewaaren.
Hoe zy in Wyders moet jn aanmerking genomen wor-
'tschip deri) waar en hoe zy, in het Schip woonen.
De fcheepvaarenden moeten, als zy aan boord
koomen , een Bultzak mede brengen , een
kusfen, deken, en dus een fcheepskooi, wjaar
van zy zich een bed maaken. De ruimte,
welke elk van hun gegund wordt , om het
bed, of de fcheepsmatras op te hangen, is
io of ten hoogfle, 12 Rhynlandfche duimen.
Deeze worden, aan beide zyden van het Schip,
pverdwers opgehangen : zo dat het touw,
van het eene end ven de hangmat, vastge-
maakt wordt aan de zyde van het Schip; dat
van het ander einde, om hoog,naar het mid-
de van het Schip, aan de zoidering. Men
moet echter weeten, dat dit niet op gelyke
wyze, naar de geheele .lengte van het Schip,
kan gefchieden: want by de voor- en achter-
fteven, kunnenze, om de beletzelen, welken
hier in den weg zyn, niet dwers gehangen
worden. Als men rekening maakt op de leng-
te yan het Schip, en het gefchut, welk tus-
fchendeks geplaatst is, zal men ligt begrypen,
dat 'er aan de zyden geen ruimte genoeg is,
voor de hangmatten : waarom veelen genood-
zaakt worden., in 't midden te liggen,en daar
&unne kooijen op te hangen; welke plaats de
'"
                                     ':'             flegt-
-ocr page 8-
VOORVERHANDELING. vn
flegtfte is; want dikwils worden zy, zo van
den regen, als het zeewater, welk door de
roosters, tusfchendeks valt, natgemaakt. Be-
halve dit,'t welk in aanmerking genomen moet
worden , wordt aan de vrywilligers op het
Schip, aan de Officieren, die over het volk
gefield zyn, en aan de zieken, eenige meer-
dere ruimte toegeftaan, dan de matroozen en
foldaaten. Ja fomtyds is de plaats zo bekrom-
pen , als het getal van de zieken wat groot
is, datze naauwlyks negen duimen kan haaien.
Hier uit is baarblyklyk,datdeezeplaatfmg,in- ,
dien niet geheel onmooglyk, ten minfte, zeer
ongemaklyk moet wezen; het welk de zwak-
ken , en'die zulk een leven ongewoon zyn, maar
al te veel ondervinden; die voor Herken en die
zulks gewoon zyn, genoodzaakt worden te wy>-
ken, en anderen onbekwaamer voor zich te kie-
zen, of op een kistoi? de zoldering te liggen.
Nu moeten wy eens zien welke fpyze hun Hunne
gegeeven worden, 's Morgens te half agt sP>ze e»
uuren , als het weder zulks toelaat, eeten zy ran
gerften gort , droog en wel gekookt , met
wat boter en zout; by de gort eeten de ma-
troozen , gewoonlyk, een ft.uk kaas. De helft
'er van gegeeten hebbende, doen zy by het
overige wat bier, of azyn met water gemengd;
en dit noemen zy Koeskoes, en eeten het
graag. Op maandag , dingsdags , woensdag
en zaturdag, hebben zy voor middag en avond-
maal , erwten en ftokvisch; en hier by doen
zy wat boter en zout, Zy kunnen ook, als
zy het verkiezen, van den kok, by de visch,
krygen wat faus, uit azyn, boter en water
gemaakt: maar dit achten zy weinig, nade-
maal zy visch en erwten, zo veel konnen kry-
gen als zy begeeren, en ook befchu.it. Des
* * 4
                     zon.
-ocr page 9-
ym VOORVERHANDELING.
zondags en donderdags krygt elk, op den mid-
dag, een half pond fpek, met graauwe erw-
ten; 's avonds alleen envten, waar by zy,
fomtyds, wat mostert mengen. Als zy fmeer,
van fpek gekookt, by de erwten willen heb-
ben, wordt hun dit, van den Kok,gegeeven.
Zo lang zy in Holland, of in nahuurige plaat-
zen zyn, is hunne drank klein bier, maar in
zee , water. Elke week wort een zeekere
maate boter en kaas gegeeven. Deëzen zyn,
in 't algemeen, de fpyzen van het fcheeps-
, volk, welken in 't begin altyd goed zyn, maar
als de reizen lang zyn, ligt bedorven worden,
tevens- De levénswyze is ook byzonder. In het
Wyze. begin moeten de matroozen , als zy aan boord
koomen, zwaaren arbeid doen, eer zy het
Schip in behoorlyken ftaat, en 'er alles inge-
bragt hebben wat nodig is. En dit gefchiedt
zeer ongeregeld: wane het gebeurt, dikwils,
dat zy, eenige weinige dagen, boven kracht
rnoeten werken,en dan wederom,eeneweek,
byna nietmetal doen. Te Scheep koomende,
brengen zy behalven hunne kooijen , met;
zich , tien of vyftien ponden Tabak , eeri
vaatje met Genever, en kleederen, voorde
reize gefchikt. Ik zal hier kortlyk byvoegen,
hoe zy dezelven gebruiken. Die gewend zyn
te vaaren rooken en kaauwen Tabak; want,
zo dra zy de pyp uit den mond leggen , ftop>
pen zy 'er een dot Tabak weer in, en kaau-
wen dezelve, zo lang als 'er fmaak, reuk of
eenige fcherpheid aan is ; misichien, om zich
voor de Scheurbuik tebewaaren, of uit een
verouderde ge\Voonte. En de jongen volgen
de ouden, en pynigen zich, om in zulk een
walglyk ding uit te munten. Ook zyn zy lief-
hebbers Van Genever, Brandewyn en Wyn
' ■                       zelfs
-ocr page 10-
VOORVERHANDELING. ik
zelfs: want zo lang zy wat hebben, ziet men
hen dronken; hierom is het vaatje, welk, in
het Vaderland, voor de reize gefchikt was,
niet toereikende, ten zy rer de Officieren
naauw acht op geeven. Het vaatje ledig zyn-
Üe, verkoopen zy hunne kleederen, deken
andere dingen, welken zy meenen te kunnen
misfen, en koopen fterken drank. Zo be-
röoven zy zich van hunne goederen , welken
zy, zonder groot ongemak en ellende, niet
kunnen ontbeeren; en maaken, door hunne
dronkenfchap,dat de Officieren hardheid moe-
ten gebruiken, die doorgaans ftreng met hun
handelen; waardoorze, niet alleen, dikwils,
zeer bevreesd worden gemaakt, maar ook alle
koenheid en moed laaten zakken; zodatzy,
van onverfchrokken , kleinmoedig worden ,
geduurende de geheele reize. Ook zyn 'er
eenigen, welken, aan land fchraat gevoed,
de bovengemelde fpyzeri, gulzig inneemen,
en de Maag, door dezelve zodanig overlaa-
den, dat zy braaken om dezelve te öntleedi-
gen; veelen zyn 'er echter ook, die zich wel
weeten te fchikken. Maar hoe in zee? In
zee leeven zy gemaatigder en gefchikter, dan
in 't Vaderland; want daar hebben zy het
grootfte gedeelte, van het gene zy met zich
genomen hadden, verteerd; en zy zyn niet
ligt dronken, als wanneer zy nog digt aan
de wal waren. Eéne weg is 'er overig, om
fterken drank te krygen. Onder de Officieren,
of beftierders pp zee, zyn eenigen, die Ge-
never, Brandewyh, of ook Wyn medenee-
men, en aan de Vlootelingen duur verkoo-
pen. Als de matroozen geen geld hebben,
ruilen zy kleederen en hemden , alsze nieuw
zyn j v.oor fterken drank; en deeze gedienfti»
**5
                         ge
-ocr page 11-
x VOORVERHANDELING.
ge drankverkoopers , borgen ook nog wel
drank, en vergenoegen zich met de hope van
een toekoomende betaaling. Dit is een zeer
kwaade manier van doen. Want, aan de ee-
ne zyde worden de Vlootelingen , tot het
drinken van deezen verderflyfcen drank ge-
Jokt; en van de andere zyde moeten de el-
lendigen zich naauw wagten, dat zy door de
verkoopers niet geflaagen worden, om dat
zy niets gekogt hebben; het welk niet zelden
gebeurt, maar zonder dat de Kapitein of de
Opperofficieren van de vloot zulks weeten.
Voorts worden zy gefpyzigt als in de haven ,
en kunnen genoeg flaapen , ten zy by kwaad
weer. Hoe op afgelegene plaatzen ? Als het
Schip in een vreemde haven , .eenigen tyd
blyft, wordt aan de Vlootelingen uitgedeeld
geld, Tabakj en ook kleedersn. Geld , om
het lichaam, door de rcize afgemat, wat te
verkwikken, en de verlooren krachten te her-
ftellen. Kleederen worden hun gegeeven,
om de verfleetenen met nieuwen te verwisfe-
len. Een zaak van zeer goed inzicht, maar
ze heeft een kwaade uitwerking: want naauw-
lyks krygen zy zo veel geld, als genoeg is,
om hunne fchulden, welken zy, op de rei-
ze gemaakt hebben, te betaalen; en zo 'er,
by toeval, wat overfchiet, koopen zy daar
voor brandewyn of anderen Herken drank, en
drinken zich dronken, Tabak en kleederen,
welken zy krygen, verkoopen of verruilen zy
aan de meesters van de fchuytjes,die fpyzen,
verfche groenten, of fterken drank aanbren-
gen; en misbruiken dus de goede beooging der
Opperhoofden, en leeven als in het Vaderland.
Welken zyn nu de dienften van de Vloote-
Ijngen? Een Sghip in de haven te brengen,
en
-ocr page 12-
--------------------,------------
V00RVERHANDELI1SG. xi
en voor twee ankers te leggen, kost dikwils
veel en zwaaren arbeid. Ook is hierop, ter-
llond , geen einde van werk; wanc eetwaren,
water en andere dingen, welken tot gebruik
van de zeevaarenden dienen, moeten de roei-
jers met Hoepen aanbrengen, en brengenze
niet zonder moeite. Ook zyn 'er veele din-
gen in het Schip te herftellen, en alles moet
met zo veel fpoed, als mooglyk is, gedaan
worden; om dat 'er dikwils gevaar is in de
verwyling, of om dat het bekwaame zeelui-
den zo voegt. Als het Schip voor twee an-
kers ligt, houdt een vierde gedeelte van de
matroozen, 's nagts, de wagt, de overigen
kunnen flaapen ,■ maar by dag moetenze allen
tot den arbeid gereed zyn. Als 'er maar één
anker is geworpen , wordt de wagt gehouden
Zo als in zee. Welken zyn de dienften in zee?
Dag en nagt warden in vyf waaken, of vier
tyden van vier uuren, en een van agt uuren
verdeeld ; en de matroozen in twee orden
verdeeld, het Prinfen en-Graaf Maurits kwar-
tier genoemd. Deezen waaken by beurten,
7.0 dat als het-Prinfen kwartier de eerffce wagt
heeft, kan het ander van Graaf Mauritz flaa-
pen , het welk na verloop van vier uuren,
zich fielt in -de plaats van het eerfte, en an-
dere vier uuren waakt; na dien tyd wordt de
eerfte orde wederom tot de wagt geroepen, '
en zo vervolgens. Deeze zyn in zee de gezet-
te wagten , welken zy, benevens andere dien-
ften, gemaklyk, en zonder grooten hinder
waarneemen, als het weder eenigzins gunftig
is, en het niet hard waait. Maar in ftorm
wordt dikwils vereischt, dat de geheele me-
nigte hand aan 't werk flaa, waar door niet
alleen de orde der wagten verwerd, en de
men-
-ocr page 13-
xiï VQORVERHANDELING.
menfchen, door zwaaren arbeid, te veel af-
gemat worden, maar ook, dikwils, door de
zwellende , en tegen het Schip verbrokene
baaren, in het zelve invallende, of door het
water, welk van den wind opgeheeven, dik-
wils als regen, op de menfchen neervalt, of
ook door ftortregenen natgemaakt worden.
Ook wordenze, niet weinig, door vyanden
ontrust: want welke Scheepen zy in zee ont-
moeten , of met het gezicht ontdekken, ftee-
ken zy de trompet, en roepen in de wapenen.
Dan moet elk zyn fcheepskooy famengebon-
den, naar boven brengen, waar mede zyeen
foort van befchanfing maaken. Dus toege-
rust moeten zy fomtyds eenige uuren, ja wel
een geheelen dag en nagt , in de wapenen
ftaan : en als dit in regenagtig weder voorvalt,
worden dê menfchen en de kooijen wederom
nat; en gedaan hebbende, brengen zy dezel-
ven wederom om laag, hangenze op, en gaan
dikwils met natte kleederen in een natte kooy,
welken zy niet anders dan door hun eige li-
chaam kunnen droogen. Hier uit blykt, dat
de fchcepsdienst op zee, dikwils zeer lastig
is, en niet vry van zwaare ongemakken.
Hier by moet men ook in aanmerking nee-
iietjaar, men, op welk een tyd van 't jaar een Schip
èeïTIcrtpuitga. Het jaargetyde doet, zeekerlyk, veel
uitgaat, tot de gezondheid; en dit begrypt men ligt,
moet In            , , °                                      tin                        i
op
merking wyl de matroozen meer blootlraan voor de
ongemakken van delugt, dan eenige andere
menfchen. Als een Schip, in 't voorjaar, in
zèe gaat, zyn'er minder; maar in 't najaar,
of in den winter uitgaande, veel meer zieken.
Want, in het eerfte geval hebben de men-
fchen , die het fcheepsleven ongewoon zyn,
behalve de vermaaklykheden van het jaar, nog
zes
-ocr page 14-
VOORVERHANDELING. xiïï
zes of zeven maanden, om aan een zeevaa-
rend leven langzaam te gewennen; 'c weikin
het laatfte geen plaats heeft. Behalve dit,
kunnen de genen, die of geen fcheepskooi of
kleederen medegebragt, of zo zy 'er gebragt,
maar dezelven,op het Schip verkogt hebben,
in den zomer, op een kist liggen flaapen; maar
in den herfst, of winter, is dit moeilyker.
Hier komt by, dat zy uit de ziekten van het
voorjaar gemaklyk herftellen ; maar naauwlyks
vier van de' tien, die een najaars ziekte kry-
gen, ontgaan de Scheurbuik, en kunnen be-
zwaarlyk den geheelen winter of de geheele
reize, wederom tot vorige gezondheid gebragt
worden. Ook worden, in het voorjaar en des
zomers, vier of zes daaglykfche poorten voor
het gefchut, en alle lugtgaten, by dag, open-
gehouden ; en door de lugtzeilen, wordt de lugt,
tusfchendeks, en in het ruim, vernieuwd en
de fchaadelyke wordt uitgedreeven. En als ,!
wegens de ftilte, de lugtzeilen van geen nut
zyn, zetten zy alle gefchutpoorten en lugtga-
ten open ,• waar door zy de lugt, in het Schip,
zo zuiver maaken, alsze buiten het zelve is.
Want zelden is het zo ftil, of alles opengezet
zynde, maakt beweging in de beflaoten lugt,
fchoon buiten, geene beweging in de lngt be-
fpeurd wordt, door haar eige zwaarte, of be-
weging van het Schip, voor of achterwaarts, of
door de golven, hoewel dan klein, en het Schip
neder of op zyde gaande, dringt 'er de lugt
genoeg in, om de ftilftaande te vernieuwen.
Maar des winters, wordt alles, om de pnbe-
ftendigheid van winden en zee, door bevel der
Officieren, geflooten gehouden; uitgenomen
de roosters, welken, als 't regent en ftormt,
wel digt gehouden moeten worden, maar al-
leen
-ocr page 15-
xiv VOÖRVERHANDELING.
leen als de nood dringt. Eindelyk, de welge-
moedde en gezonde matroozen kunnen, by
mooi weer, fpeelen ; ouden, zwakken en traa-
gen, alsze niet ziek zyn, wandelen; maar des
winters durven zy, om de koude, regen, en
geweldige fchuddingen van het Schip, waar
voor zy zeer bang zyn, naauwlyks bovenkoo-
men; en verbergen zich in duistere hoeken
van het Schip, om van de Officieren niet ge-
zien te worden; en verfchuilen daar, zo zy
niet genoodzaakt zyn by den Chirurgyn té
gaan , of om de menigte van luizen, door hun-
ne medemakkers, 'er uitgedreeven worden.
Èn nnar Nog moet men in aanmerking neemen,
v.eik jen naar we]fc een gewest het Schip trekt. Veelis
'er aangelegen, de landen te kennen,ofzege-
Zond dan ongezond, gemaatigd, zeer heet of
zeer koud, droog of waterig zyn; en wyders,
welke en hoedanige ftranden ze hebben: want
hoe hooger hoe gezonder, hoe laager hoe
minder gezond; om dat de aarde van de af-
wykende zee droog wordt gelaaten , en daar-
op veel verrotte lyken van dieren blyven lig-
gem Als de ankers der Scheepen , naby het
ftrand geworpen zyn, moet men op de win-
den acht geeven, ofze van het land, dan uit
zee koomen; want een wind uit zee is veel
gezonder, en niet met zo veeforizuiveredeel-
tjes bezwangerd; hoe verder, hierom, de Schee-
pen van het land afliggen, hoe gezonder de
ligplaats is. Men moet ook weeten, wat voor
water * men omtrent de oevers heeft, fontein*
rivier^ of ftilftaand, zout, aluin, vitrioolagtig,
of met iet anders bezwangerd: want hoe zui-
verder het water is, hoe langer het kan be-
tvaard worden zonder flank, en hoe bekwaamer
het iSjOm fpyzea ia te weeken en te kooken;
eri
________...- --■■
-ocr page 16-
VOORVERHANDELING. xV
en moet derhalven, boven alle konstmengzels,
voor het beste gehouden worden. Eindelyk,
of het 'er overvloedig dan fchaarszy,gelykop
fommige plaatzen; voornaamtyk, in de Indien,
waar het goede, dikwifs , kostbaar, of niet is te
krygen. En dat het fcheepsvolk veel gemak
vindt, waar de grond overvloed van vee, vrug-
ten en wyn heeft; maar in fchraale en dorre
landen, waar weinig of niets tot ververfching
van het lichaam gevonden wordt, lang vertoe-
vende , meer van ziekten wordt aangegreepen.
Het is ook van aanbelang, of de reize lang ais ook,
dan kort zal zyn. Op tweederleie wyze wordt °eladneg dan
een reize lang genoemd. Eerst, als het Schip ko« zai
naar ver afgelegene plaatzen moet; en 'er veelzya'
tyd verloopt eer men op de gezogte aankoo-
me. Ten andere, als een Schip herwaards en
derwaards afwykt, en de Vlootelingen, zo in
de havens , als in zee, lang opgehouden worden.
Die naar ver afgelegene plaatzen vaaren, heb-
ben lang een geregeld leven, en kunnen goe-
de fpyzen en goede kleederen hebben; behal-
ve dat hun niet zo veel water gegeeven wordt,
als die dikwils in een haven loopen; maar zel-
den duuren deeze reizen langer dan een jaar,
Die omherzwerven, in tegendeel, worden ,
doorgaans , langer op de Scheepen gehouden,
eer zy de reize volbragt hebben , waar doorze
niet alleen, dikwils, van behoorlyke kleederen
ontbloot, en aan veel andere ongemakken
blootgefteld worden, maar ook de eetwaaren,
door zo lang in 't Schip gehouden te worden,
bederven ligter, dan in de anderen.
Deeze dingen vooraf hebbende laatengaan,
zal ik nu tot de zaak zelve "koomen. Niemant
is onbekend, dat de zeevaarenden, wel als
menfehen, die aan land leeven, van allerhan-
de
.
-ocr page 17-
VOÖRVERHANDËLÏNÖ.
de Ziekten' konnen aangegreepen worden: maaf
de óndervinding heeft geleerd, dat de fcheep-
vaarenderi van fómmige ziekten, dikwyler, eri
om veelé ongemakken des levens , heftiger
aangetast worden, dan merifchen die aan land
blyven: Ik zal, hierom, in dëezc Verhande-
ling, alleen zodanige ziekten verklaarën , wel-
ken het fcheepsvolk meest overvallen ; eri
voornaamlyk die, welken,onder de Vlootelin-
gen, de grootfte flagting maaken. Schoon ik
niets nieuws mogt zeggen, hope ik, echter,
door waarn eenlingen të zullen toonen, dat de
ziekten der fcheepvaarenden, niét zoo kvvaad-
aartig zyn, als veelen geloofd hebben; of iet
zo byzonders hebben, 't welk den Genees-
heeren nog onbekend zou zyn, fehoo'n zy
voor veelen döodlyk zyn. Als naamlyk, ie-
mant let op den ftaat der genen die op de
Scheepen woonen, inzonderheid, alsze ziek
zyn; en alle omilandigheden wel overwogen,
en alle de famenlopende oorzaaken wel in aan-
merking genomen heeft, zal hy zich, over de
iterfte van zo veele menfchen, niet verwon-
deren. Ikverdeele, ordeshalve, deèze Ver-
handeling in vier deelen. Het eerfle, van de
Ziekten en derzelver oorzaaken, waar Van de
menfchen, m het Vaderland bevangen wor-
den ; bet tweede, van die op zee heerfchen;'
het derde van de ziekten', welken het Scheeps-
volk overkoomen in een vreemde Haven ,-he(T
vierde zal fpreeken van de Voörbehoeding/
zo verre dezelve mooglyk is.
VAN1
-ocr page 18-
V A N D E
ZIEKTEN
DER
SCHEEPVAARENDER
E E R S T-E DEEL,
Van de Ziekten in het Vaderland.
Dewyl de Scheepen gemeenlyk in het Voor- of
Najaar uitgerust worden, moet men het zeg-
gen van hippocrates in gedagten houden : Op al-
le tyden van het jaar ontftaan allerleie ziekten, eeni-
gen nogtans op fommige tyden meer en zwaarder f
[dan op anderen] Seiï. 3. Aph. 19. De ziekten*
welken in 't Voorjaar op de Scheepen woeden, zyn
Koortzen met Ontfteeking, aanhoudende en af-
gaande Koortzen , Zinkingen, zwelling van Klie-
ren, inzonderheid der Oor-Kaak-en Keel klieren,
en Vallende ziekte. Van de herfstziekten, zal ik
beneden ter behoorlyke plaatze fpreeken.
EERSTE HOOFDSTUK.
Van de Koortzen met Ontfteeking;
I. Een Koorts met Ontfteeking wordt genoemd Koo
zodanig eene, welker naaste oorzaak is eene op-met On*«
houding van het bloed, in de wei-en watervaten , ftceking
welken, in den gezonden ftaat, geen bloed voe- ,4^
ren ; als ook in de uiterfte engten der Slagaderen,
ichoon deezen roode bloed-deeltjes kormen inlaa-
ten; en eene uitrekking der vaten zelven t bène-
A ,
                        -yen*
-ocr page 19-
2                            VAN KOOR TZEN
!• vens tegenftand en krampagtige famentrekking:
Hoofdst. waar Jqqj. ^g omioop der vogten ontfteld, over
het geheele lichaam Koorts, en in het beledigde
deel Pyn ontftaat. En dit gefchiedt of in veele
dcelen tegelyk, of in één deel alleen; en hiernaar
ontleent deeze Koorts verfcheiden benaamingen.
Want zode OntfteekingdeHerfenvliezen aandoet,
wordtze een Raas-koorts genoemd; valtze op de
Keel, zeere keel; op het Borstvlies, zydwee: en
deeze laatfle benevens de Longontftceking, wor-
den hier meer gezien dan alle andere Ontfteekin-
gen. Maar doorgaans gaan deze twee kwaaien
verzeld; en dit zo zynde , krygt de ziekte den
naam van Borstvlies-en Longontfteeking. In bei-
den is de ademhaaling kort, met hoest, bezwaar-
lyk en pynlyk, met benaauwdheid op de borst.
Beide worden genoemd waare, als 'er de teckenen
van Ontfteckïng en een aanhoudende Koorts by-
zyn, maar bastaard wordt de ziekte genoemd, als
'er by een ongeinaklyk gevoel, geen merklyke
Koorts of Ontftceking befpeurd wordt. Maar on-
deï de Ontftcekings koortzen zyn eenigen eigen-
lydige, welken de hoofdziekte maaken, anderen
toevallige, of nakoomende, welken op een ande-
re ziekte volgen , maar doorgaans met een kwaa-
den en doodlyken uitflag. De laatften maaken
geene ziekte in 't byzonder: ik zal, hierom, al-
leen van de eerstgemeldcn handelen.
Pïeurïs ^* Kenc Pleuris is cene Ontfteeking van het
watzy; bloed, in het vlLes, welk de holte van de Borst
gemeen- bekleedt; en deeze ontftaat zelden, of de ziekte
Longom" moet: zeer §ermg zYn.' zonder dat het uitwendig
ftceking. bekleedzel van de Long, en de tusfehenribbige
Spieren, 'er ook van aangedaan worden. Deeze
ziekte ontftaat uit een ftilftand van het bloed, in
'de vaatjes van het Borstviies, Beenvlies der Rib-
ben, en inwendige tusfehenribbige Spieren, ver.
zeld
met eene fcherpe {reekende Pyn van de bele-
digde zyde, korte, moeilyke en hoestendeadem-
haaling. In het begin is de Puls hard,zeerweer-
ftaande, met dorst en groote hitte. Maar eene
Long-
-ocr page 20-
MET ONTSTEEKING.            3
Longontfleeking is eene oppropping van de Long- i.
vaten. Deeze ziekte verichilt van de voorgaan- Hoofdst-
de, in de voortreflykheid der Vaten en deelen,
welken dit Ingewand famenftellen. Als de wa-
tervaten alleen verftopt zyn, ontftaat de Roos der
Longe; maar de ziekte zwaarder zynde, hangt de
verftopping in de uiteinden van de eige Longflag-
ader; in de allerzwaarfte, worden de groote Long-
vaten, beide, verftopt bevonden. En de Ontftee-
king valt of alleen in eenig gedeelte van de Long,
of in de eene of andere zyde. In deeze zwaare
ziekte is de pyn meer fpannende, doof en druk-
kende dan fcherp, en ftrekt zich uit naar den rug
en fchouderbladen; en de bezwaarde Ademhaaling
en benaauwdheid is , hier, grooter dan in een
Pleuris; de Puls, gemeenlyk, klein en zagt; de
opgeeving van flym van verfcheiderlei kleur, taay
of bloedig en bezwaarlyk; het aangezicht gezwol-
len en zeer rood. Als de ziekte toeneemt, komt
'er een ligte Raaskalling by, en geneigdheid toe
ritten, 't welk een kwaad voorteeken is; want
die dit krygen fterven fchielyk.
III. De voorbelchikkende oorzaaken van deeze Oomt»
ziekten zyn: bejaardheid, een fterk lichaam, met cn"
flyve vezelen, en alles wat dezelven, door prik-
keling kan ontftellen, en krampagtig famentrek-
ken, en dus den omloop der vogten verfnellen.
Menfchen die uit harde en onzuivere fpyze, en
gebrek van beweging, veel en dik bloed in de
Aderen voeden, welken sydenham, terecht,
Pleurisagtigen noemt, krygen als 'er eenige ande-
re voorafgaande oorzaaken by zyn, zeer ligt dee-
ze ziekte. Onder de aanleidlyke oorzaaken, wel-
ken op de fcheepen voorkoomen, kunnen geteld
worden, de onbeftendigbeid van de lugt, zwaare
arbeid, op een onregelmaatige wyze verrlgt, zie de
Voorverbandeling
; het misbruik van fterke dranken,
en inzonderheid, Brandewyn, ald. fpringen, en
een fchiclyke en onvoorzichtige verkoeling van
een verhit lichaam. Want men ziet de Matroo-
dikwils, na gedaanen arbeid, des avonds, als
A 2
                                zy
-ocr page 21-
4                    VANKOORTZEN
i. zy zich, met eenigen drank dronken gemaakt heb-
Hoofdst. ben, het lichaam met danfen oefenen, en daar na
in de open lugt gaan liggen flaapen; het welk zy
in 't Voorjaar, in dit land, naauwlyks, zonder
groot gevaar,doen kunnen. Anderen, die 's nagts
vvaaken moeten, door den arbeid van den dag ver-
moeid zyndc, lchynen zittende of op de zoldering
liggende te rusten, maar kunnen zich, tot hun
groot gevaar, naauwlyks, uit den flaap houden:
want wakker geworden zynde met een koud ftyf
lichaam, gaan zy in de kooy, en dikwils liggen
zy al , deu volgenden dag , aan een doodlyke
ziekte.
Kenteeke- IV. De kenteekenen worden uit het reeds ge-
nenen zegde, en de voorzegging uit de natuurlyke ge-
voorzeg- fierheid van den Lyder , en de heftigheid der
toevallen, opgemaakt, maar men moet op den al-
gemcenen uitgang van Ontfteeking acht geeven.
Want nademaal alle Ontfleeking, of door ontlos-
fing verdwynt, of tot verettering helt, of in koud
vuur of een knoestgezwel overgaat; kan iemant
zich ligtelyk, een vooruitzicht maaken , als hy te
gclyk het gebruik der deelen in aanmerking neemt.
De volgende dingen moet men, ondertusfehen,
in gedagten houden. Namelyk, fchoon alle Ont-
fteeking van de Borst gevaarlyk zy, verfhat zy
evenwel, dikwils , wanneerze de Long niet diep
heeft aangegreepen, en alleen in de ééne zyde is;
als omtrent den derden of vierden dag, taaye gee-
le flym, met wat bloed vermengd of bloedig en
In ruime maate, van onderen opkomt ,• als de Puls
wat meerder wordt, of de Koorts met verminde-
ring van de pyn aanhoudt, of cenigzins ontlaat;
als de Ademhaaling gemaklyker wordt: als omtrent
den zevenden, negenden, elfden of dertienden
dag, zweet komt, met vermindering van koorts,
bykoming van flaap,en toeneeming van krachten:
als de bloedige fluimen van tyd tot tyd geel of wit
worden, en verminderen; de pis wel gekookt is,
met een dik bezinkzel; de openlyvigheid, om-
trent den negenden dag, alsze niet te veel is, is
niet
-ocr page 22-
MET ONTSTEEKING.               5
niet kwaad. Maar de volgende dingen voorfpel- Hoon*r.
len , in tegendeel , een ongelukkige uitkomst.
Als, namelyk, de Ontfteeking de beide Longen
heeft aangegreepen; want dan is 'er naauwlyks
hoope van geneezing. Als 'er geen flym, of niet
genoeg opkomt; of dezelve , goed zynde, uit ze-
kere oorzaak opgeftopt blyft, met verheffinge van
de toevallen , en bezwaarlyk weder los gemaakt
wordt; als de koorts afneemt, terwyl de pyn aan-
houdt ; als de Lyder van het begin der ziekte af in
zweet ligt, 't welk altyd een kwaad teeken is;
maar het kwaadfte is, als de pyn op den derden
of vierden dag verdwynt,of van plaats verandert,
met raaskalling en zweet op het aangezicht; als de
Lyder de ziekten niet acht, en te groote begeerte
heeft, om op te ftaan, of ovcrend te zitten; als
ook , wanneer, op den eerften dag van de ziekte
raaskalling befpeurd wordt; 't welk ik dikmaals ge-
zien nebbe. En als 'er na de raaskalling flaapzugt
volgt, is de dood in 't kort te verwagten.
V. In een Pleuris zyn de menfchen niet in zulk Heuris it
een groot gevaar, maar deeze ziekte heb ik op de^^
fcheepen , noit alleen behandeld. Waarom ik , maarkoms
wegens de bepaaldheid van tyd, welke my hier zcide
vergund is, en om de gelykhéid van toevallen enIeen>
geneezingen , welke tusfehen deeze ziekten plaats
heeft, alleen, in 't algemeen van de Ontfteeking
van het Borstvlies en de Longen handele; fchoon
ik niet ontkenne, datze fomtyds op zich zelve en
alleen kan voorkoomen. Maar zeekerheid heb ik,
door het openen van doode lichaamen , aan deeze
ziekten feftorven, niet konnen ontdekken: ik heb
echter, uit deeze en andere waarneemingen ge-
leerd , dat de uitkomften van eene Ontfteeking op
de Borst algemeen waren; verdwyning of koud
vuur. Aan land ziet men dikwils, dat Ontftee-
kingen van de Borst tot verettering overgaan; 't
gene ik, onder veelen, welken ik heb behandeld,
maar tweemaal gezien hebbe ; misfehien om zee-
kere ongemaklykheden, welken op de fcheepen,
naauwlyks, vermyd kunnen worden; of om da
A 3
                                 de
-ocr page 23-
O            - VANKOORTZEN
l de oorzaaken by de Matroozen zwaarder zyn :
Hoofdst. waarom zy zwaarder doou de ziekten worden aan-
gegreepen, dan die op het land leeven; 't welk
uit het volgende verhaal zal blyken. Zo dikwils
als ik lichaamen heb geopend, aan eene Ontftee-
king der Longen geftorven, heb ik altyd de eene
of andere Long met verfterving aangedaan bevon-
den; maar in de zyde, waar het Borstvlies was
ontfteld, heb ik altyd koudvuur in de Long bevon-
den. Deeze verfchrikkelyke ziekte heeft, in 't
jaar 1760, in de maandenen/ en Mey, op het
! Schip, de prinsesse carolina , by Helvoetfluis, vry
algemeen gewoed. Veele lichaamen toen geopend
zynde, heb ik in allen gevonden, de Longen hard,
en zwart als inkt, in de zyden, en de declen naar
den rugge, zonder dat het Borstvlies was aange-
daan , in roode wey dry vende. De ziekte begon
op deeze wyze. In 't begin was 'er aanltonds een
benaauwdheid in den Ademhaaling; hier op volg-
de, kort, pyn in de een of andere zyde , of on-
der het Borstbeen, welke zich tot den rug ui t-
ftrekte. In de genen, waar in de Ontfteeking, of
liever, de inpakking zeer groot was, befpeurde
men, reeds in de eerfte uuren van de ziekte, be-
raauwheden, en meer dan gemeene onrustighe-
den, met een ligte raaskalling. Na verloop van
eenige uuren of van een dag, (tonden de Lydcrs
uit het bed op, of wilden gaarne opftaan ;en als ik
hun riedt in het bed te bly ven,gaven zy tot antwoord,
dat zy niet zo ziek waren , om daar gehouden te
worden , en zeiden dat zy het op het bed niet lan-
ger konden harden; zy zogten een gemakryke zit-
«ng op een kist, maar niet lang kunnende zitten,
begaven 2iy zich weer te bed. Na vierentwintig
uuren , of na den tweeden, derden, of ten hoog-
fle , den vierden dag, kwam 'er eene ronking; en
de mond en neuze werden vervuld met een wit
fchuim, 't welk zy, in plaats van lugt, in en uit-
ademden ; en al deed ik het afveegen, 'er kwam
weder nieuwe fchuim ; en de flaapzugt kon ik,
door geene middelen voorkoomen, of iemant, die
'er
-ocr page 24-
MET ONTSTEEKING.              7
'er reeds van bevangen was, door eenige prikke- l
lende middelen , uit dezelve wederom doen be- Hoofdst.
koomen. Het hoofd, de borst en bovenfte lede-
maaten droopen van zweet; de Puls, welke, te
vore, klein, zagt en fnel was, begon nu mis te
flaan, en eindelyk maakte de dood het flot van
zulk een jammerlyk fchouwfpel. Allen hadden zy
begeerte tot koud water, 't welk hun ook, van
hunne makkers, gegeeven werdt, maar met zeer
kwaad gevolg, ten minfte in de zulken, die maar
ligt aangegreepen zynde, en de ziekte eenige da-
gen hadden doorgeftaan, eenige fluimen hadden
begonnen optegeeven. Maar in de genen, die van
't begin, zwaar van de ziekte aangetast werden,
hebbe ik geene uitwerking van het koud water ge-
zien ; of het den dood verhaast of vertraagd heb-
be, weet ik niet. Al wat, ik, in deeze ongeluk-
kige omftandigheid heb aangewend , is vrugteloos
geweest, en ik heb geen eenen, die al in 't be-
gin raaskalde of opzitten wilde, uit de ziekte zien
opkoomen. Dit heb ik, evenwel gezien, als ik
in het begin een ruime Laating deedt, zy tot
den derden of vierden dag leefden; maar niet, of
niet genoeg gelaaten zynde, ftierven zy op den
eer/ten of tweeden dag.
Een geval van deeze Longontfteeking, eo pen waarnee-
ander in 't welk de toevallen van Longontfteeking mingen.
zich vertoonden, fchoon de Lyder aan een andere
ziekte overleedt, zal ik hier verhaalen. Jan Goed-
hart
,een fterk jong kaerel, bloedryk, wat boven
de twintig jaaren oud , 's avonds wel zynde, hadt
gedanst en gezongen. Den volgenden dag, naam-
lyk, den i Juny 1760, verloor hy 's morgens,
op het Schip, alle gevoel en beweging; ik was op
dien tyd niet daar. 's Namiddags ten vier uuren
aan boord koomendc, als ik hem,voor ftervende
in zyn kooy gelegd, bezogt, vond ik, dat hy van
zweet gedroopen hadt, dat de mond en neuze vol
witte fchuim waren geweest, met een kleine en
misflaande Puls; en hy is ooki den zelfden dag,
omtrent agt uuren geftorven. Den volgenden dag
A 4
                               heb
-ocr page 25-
8                    VANKOORTZEN
heb ik het lichaam geopend. Het Borstbeen op.
gelige wordende, drongen de Longen uit, welker
voorfte gedeelte ik donkerrood, blaauwagtig, en
opgezet met bloed vond; maar op zyde en van
achtere , wasze hardagtïg , de regter Long -was
zwart als inkt, de flinker ook byna de regter ge-
lyk; welken wcggefneden zynde, kwam 'er een
weinig wey, met zwart geronne bloed te voorfchyn.
Behalve dit ontdekte ik in den regter boezem van
het hert, zwart geronnen bloed , 't welk deeze
en de Vaten uitgefpannen hieldt, en in de holte
van de Borst zes of zeven lepelen vol water, als
waarin vleesch gewasfen is. De overige Ingewan-
den waren wel gefield.
Hendrik Timmerman, een flerk man, en liefhcb-
f ber van den drank, omtrent zestig jaaren oud,
werdt aangegreepen van een doovepynindeBorst,
onder het Borstbeen, welke zich tot het flinker
fchouderblad uitftrekte, met grootc benaauwdheid
in de Adcmhaaling, en een ligte raaskalling; de
Puls was vry rad, en vol, maar zeer misflaande.
Ik trok hem, byna, een pond bloed, uit den arm
van de beledigde zyde. Het bloed koud geworden
zynde, vertoonde, op de oppervlakte, een groen-
agtige korst. Hier op deed ik hem een klisteer
zetten, en legde hem een blaaze, met een ver-
zagtend afkookzel gevuld , op de plaats van de
pyn. Na verloop van eenige uuren was hy wat
beeter, ten minfïe, hy fcheen zo te wezen; want
de Ademhaaling was gemaklyker, met verminde-
ring van pyn, maar de Puls bleef misflaan. Ik gaf
hem een dun gerflcnwater, met wat Zoethouc en
Graswortel bereid , en met Honig aangemengd,
om laauw voor zyn gewoonen drank te gebruiken,
Inmiddels heb ik hem nog, verfchciden maaien,
bloed afgetrokken; maar het bleef het zelfde ; en
hy raaskalde wel, maar gaf, evenwel, als hem iet
gevraagd werdt,goed antwoord. Den tvyecden dag
klaagde hy van honger, vaste fpyzen liet ik hem
echter niet geeven. Eindelyk bragt hy met hoes-
ten } een gcelagtigc, dunne, lymagtijjc floffe, uit
de
-ocr page 26-
«ET'OSTSTBEKING,           9
de Borst op, maar hy fliep geheel niet. Op den i.
derden dag van de ziekte, als ik hem op een klein Hoofust,
vaatje vor.dt zitten, met een brandenden pyp in den
mond, zeide hy, dat hy weder herfleld was; de
Puls bleef nog al mis te flaan, Ik fchreef toen de
oorzaak, van den misflag in de Puls, aan iet an-
ders toe,dan alleen aan de L/Ongontfteeking: maar
ik riedt hem weer naar zyn bed te gaan, Doch
omtrent den middag van denzelven dag, als hy
uit zyn bed hadt willen opftaan, viel hy fchielyic
op de vloering dood neder. Het is aanmerklyk,
dat deeze man,fchoon voor vier of vyf maanden,
reeds van hoest bevangen, nogtans altyd wel ge-
geeten en gedronken hadt; en wel zo, dat hy van
wegen den drank, byna altyd buiten zinnen fcheen;
en nooit verzuimd zyn dienst waar te neemen.
Omtrent tien maanden lang heb ik dit mensch
allen dag twee of driemaal gezien; maar noit heefc
hy van eenige pyn geklaagd, dan alleen over den
hoest, welken hy ook nog met koornbrandewyn
zogt te verdryven. Den 25 Mey 1760 heb ik het
lichaam geopend. Toen ik het Borstbeen opligN
te, en het Bórstvlies, en het vakagtig vlies, on-
der het Borstbeen , doorfneed, kwam eenige groen-
agtige etterige (toffe uit, met witte ftukken, naar
een verzwooren vlies gelykende, vermengd. De
vinger in de opening gebragt hebbende, bemerk-
te ik, dat het Hert en de groote Vaten in etter
zwommen. Het been, hier op weggenomen zyn-
de, heb ik het Hertzakje, met een ichuine fnee-
de, naar de flinker zyde, geopend; het was hard,
en de fchaar zeer wederftaande, van dikte byna
als een kleine vinger, en zo uitgerekt, dat het,
behalve het Hert en de Vaten, wel drie ponden
etter had konnen inhouden , welke uitgeloopen
zynde, kwam het Hert te voorfchyn, met een
witte geelagtige kleur overtrokken, Deeze kleur
was veroorzaakt door een vlies, uit een witte
vlokagtige en flibberige ftoffe , ter dikte van
een halve lyn , zich rondom het Hert gezet
, hebbende, welke vast genoeg was, om het Hert
A 5                              te
-ocr page 27-
1O                  VANKOORTZEN
ï. te behandelen zonder dat het 'er affcheidde, doch
Hoofdst. niet zo, dat ik 'er het zelve geheel heb konnen
afneemen; want wat hard behandeld zynde, brak
het in ftukken. Maar als ik het, met een mes
zagtelyk afgefchraapt had, vertoonde zich devlee-
fchige zelfftandigheid van het Hert, overal van
zyn buitenfte vlies beroofd. De Spiervezelen wa-
■ ren niet zeer zichtbaar, maar het Hert, rondom,
met kleine knobbelt]es bezet, zo dat het uitwen-
dig de gedaante hadt van wonden , hoedanigemen
ziet, als de opperhuid, door verbranding, van de
Huid en blaaren wordt afgefcheiden, en de blaa-
ren, na eenige dagen, worden weggenomen, wan-
neer 'er gemeenlyk op de Huid eenige kleine heu-
veltjes ontftaan, aan de bovengemelden volkoo-
melyk gelyk; maar het was bleeker, en zonder eenig
vet. De vleefchige zelfftandigheid, van het Hert
zelf,was hardagtig,en in dezelve,naar hetgrond-
ftuk toe, heb ik vyf fteentjes of byna ronde beentjes,
een weinig plat gedrukt, van grootte als een erwt
gevonden, welken ik, bezwaarlyk, met eenmes
kon doorfnyden. In beide de flagaderlyke monden
heb ik ook eenige beentjes , maar kleiner, en op
een ry geplaatst, ontdekt; in de flinker maakten-
ze byna een volkoomcn kring, en in de regter
meer dan een halve kring; uitgenomen zynde,kon
ik dezelve doorfnyden. Hier na heb ik, in beide
holligheden van het Hert, een geelagtige polypeu-
ze
ftoffe gevonden, aan het zelve vast hangende,
doch gemaklyk 'er van aftefcheiden. Het Hert-
zakje vertoonde, behalve zyn ongemeene groot-
te, waardoor het zich,byna tot aan den hals, uit-
ftrekte, in zyn inwendige , byna een dergelykc
gedaante als het Hert, maar niet zo gelykvormig.
De Longen waren klein, famengetrokken en plat,
anders vond ik niets kwaads in dezelven. Het
vliezige gedeelte van het Midderif, was, ter uit-
geftrektheid van drie vingeren, beenig, zo dat ik
'er met het mes niet door kon fnyden. De overige
Ingewanden vertoonden zich gezond. Ik heb ge-
oordeeld, dat het den gunftigen Leezer niet zou
inis-
-ocr page 28-
MET ONTSTEEKING.             II
mishaagen, dit geval, fchoon het wel eigenlyk ons ,.
onderwerp niet raakt, hier befchreeven te hebben: Hoori>«T.
voornaamlyk, om dat het byzonder is, en zyne
nuttigheid "kan hebben. Want het is niet waar-
fchynlyk, dat in zo korten tyd,zo veel etter heeft
konnen verzameld worden; en zo hy dezelve lang
gedraagen heeft, is het zeer te verwonderen, dat
hy 'er geen meer ongemak van heeft gevoeld.
VI. De ziekte bekend zynde, zal ik van de genee- Aigemef-.
zing fpreeken: maar eer ik hier toe koome nog ne opmer-
eenige noodige zaaken vooraf laaten gaan. Naam-ki"gtcr
lyk, die het opzicht over de ziekten is aanbe-geneezirs-
trouwd, den klaagenden gehoord hebbende, moet
toezien, of hy van een fcheepskooy en dek voor-
zien is; want dikwils hebben zy dit niet, en als-
ze het niet hebben, moet hy den Kapitein, of in
deszelfs afwezen, den eerften Bevelhebber aan-
fpreeken, en verzoeken , dat hy 'er den zieken
van voorzie, om zyn ondergang voor te koomen.
Dan moet hy den zieken hier op doen leggen, en
met dek, zo het 'er is, toedekken. Maar, de-
wyl het de gewoonte is, de zieken, naar de voor-
fteven, aan de regter zyde tusfchendeks met zyn
bed te hangen; moet men wel zorgdragen , dat
een zeil gefield worde, tusfehen de hangmatten
en het roosterwerk, op dat delugt, welke dik-
wils van de flinker zyde van het fchip, met kracht
in de regter invalt, den zieken hinderlykzy;voor-
naamlyk, als dezelve te koud is, en de ziékeniets
heeft, om zich te dekken. Daarenboven moet de
Chirurgyn bezorgen, dat niet alleen een of twee
van de gefchutpoorten, welken den zieken de naas-
te zyn, als de wind in de regter zyde van het
fchip waait, geflootcn blyven, maar dat alles wat
met de zieken te doen is, tegen de gewoone ma-
nier , in de kooy gefchiede; datze niet genood-
zaakt worden, met bloote voeten, op de koude
en dikwils natte vloering, te loopen, of op een
kist te zitten; naamlyk, wanneerze gelaaten of-
geklisteerd moeten worden. En de dienaars moe-
ten gereedfehap by de hand hebben, en op gee-
ner-
-ocr page 29-
12                   YANKOORTZEN
nerleie wyze toelaaten, dat een zieke uit zyn bed
opfta, om te wateren; of om afgang te loozcn,op
een pot zitte, inzonderheid als hy zeer krank is.
Eindelyk, moeten alle dronkene zingers cnrookers
van de zieken afgehouden worden. Zonder dce-
ze dingen waar te neemen, is 'er naauwlyks iet
van de konst te hoopen.
VIL De aanwyzingen ter geneezing worden vol-
bragt: als men van achter de kwaal, het aandrin-
gend bloed, welk den ftilftand der Vogten gefta-
dig doet toeneemen, afleidt, en door afipoeiende
middelen gelegenheid geeft, dat het dikke en in-
gepakte verminderd worde, en de Vogten inde
Vaten ftilftaande, door den minderen tegenftand,
en meerdere vloeibaaarheid , gemaklyker voort of
terug konnen gaan. Dit gefchiedt.
1.  Door herhaalde bloedlaating, welke hoe fchie-
lyker gedaan , hoe meer nut ze aanbrengt. Men
laat dan op den arm van de beledigde zyde , met
eengroote opening; en te ruimer, naar maate de
ziekte zwaar, de onderwerpen bloedryk, en fte-
vig van vaste deelen zyn: evenwel moet men op
de krachten van den Lyder acht geevcn. Als 'er
fluimen koomen, of zich eenige andere teckenen
van refolutie vertoonen, moet de Aderlaating ver-
myd, en zelden na den vierden dag herhaald wor-
den , als evenwel de toevallen zeer dringende zyn,
wordtze op .verfcheiden plaatzen in 't werkge-
fleld. Als de pyn , op de Laatingen , naar de
fleutelbcenderen opklimt, wordt dit voor een goed
teeken gehouden.
2.  Door verdunning van de dikke Vogten, en
verflapping der Vaten , waar in de ondoorganglyke
deeltjes ingepakt zitten, door dunne afkookzels,
zonder een'igc lymagtigheid, Salpeterige, Honig
en Zeepmiddelcn dikwils op malkander, in klei-
ne maate tevens warm rf laauw te laaten drinken.
Dezelven worden, tot zulk een oogmerk, bereid
.uit de wortelen , bladen en bloemen van Althea, of
Kaasjesbladen, de bladen van Glaskruid , en de
bloemen van Vlooien ; zy worden , een korten
'tyd,
-ocr page 30-
MET ONTSTEEKING.           13
tyd, gekookt in genoegzaam water; op het einde r.
doet men 'er een ftukje gefchraapt en gekneusd Hoofdst.
Zoethout by, en by het doorzygzel een weinig
gezuiverde Salpeter. Ook is de melk van nut, als
menze hebben kan, met twee of driemaal zo veel
water verdund; maar een enkel Gerftewater, met
wat Salpeter en Honig , welk men altyd by de
hand heeft, voldoet. Zo de natuur helt om de
ftoffe der ziekte, door fluimen uittewerpen, wordt
by deezen kookdrank, met nut, in plaats van ge-
meenen Honig, wat enkele Oxymel, of Oxymel
fcilliticum
gemengd. Maar zo de Koorts en Dorst
heftig zyn, voegt men, met goeden uitflag, by
de gemelde kookdranken wat. Syrupus acetofitatis
Citn,
of geley van Aalbcsfen, met wat Salpeter
of Cremor Tdrtari. Als 'er een geduurig waaken
en heftige pynen zyn, geeft men best Zaadmelken
van zoete Amandelen, óefemina Citrulli, Cucur-
bitts, Melonum , Endivice, Lactuca , Papaveris
,
met bydoening van wat Syroop van de vyf ope-
nende wortelen, van Althea, Vioolen , en ooi:
van Slaapbollen, als het de zaak vereischt; ja het
Opium zelf is, dikwils,in zwaare pynen , een uit-
neemend middel : men moet maar achtgeeven ,
dat de rustmiddelen met veel omzichtigheid moe-
ten gegeeven worden. Warme dampen , uit koo-
kend water, waar in men eenige bloemen van Vlier,
Kamillen of Melote heeft gedaan, door de Neu-
ze opgehaald, zyn ook nuttig: en warm water al-
leen kan voldoen. Wyders moet het lichaam, zo
het verftopt is, door zagte Klisteeren geopend wor-
den: maar als'er van natuure behoorlyke afgang,
is,moeten dezelven nagelaaten worden;want dan
kan men het lyf gemaklyk open houden, met nu
en dan eenige olieagtige dingen te geeven, wel-
ken ik dikwils, met nut van den Lyder , op dee-
ze wyze, hebbe toegereikt: twee Üncen Olie van
zoete Amandelen, mer, een halve Unce Syroop van
Vioolen, op eenmaal te neemen. Ik heb deeze
Olie, op het Schip, altyd, zonder vuur laaten
uitperfen 3 het welk door een fmids perfe gemak-
lyk
-ocr page 31-
14                VANKOORTZEN
lyk gefchiedde. Stovingen, op de borst en buik,
welken, anders, nuttig geoordeeld worden,moec
men nalaaten. Blaazen met warme Olie, een ver-
zagtend afkookzel of melk gevuld, volgens Are-
TiEus, op de beledigde zyde gelegd, zouden hier
zeer goed zyn ; maar men kan 'er bezwaarlyk zo
veel hebbeu, en zo ze 'er zyn, zy zyn moeilyk
te bewaaren, zonder van gedierte doorgeknaagd
te worden. Klisteeren geeft men weinig, om dat-
ze in de fcheepskooijen moeilyk gezet kunnen
worden , en de Lyder kan 'er niet uitgenomen
worden, zonder gevaar van koude te vatten. Als
het Klisteeren evenwel nodig is , moet men de
Lyder met zyn hangmat neerlaaten, op een kist
plaatzen, en tegen de koude gedekt houden, en
naderhand wederom ophangen; 't "welk niet ge-
maklyk gefchicdt. En wyl de matroozen, door-
gaans, in de kleedren liggen, en daar mede in
plaats van dekklccden gedekt zyn, worden ftoo-
vingen, zeer fchielyk, koud, en men moet den
Lyder ontblooten, telkens alsze opgelegd worden;
ook befmettenze de klcederen, en maakenze nat,
waar uit ook koude ontftaat; hierom oordeele ik
dat deezen meer kwaad dan goed doen; maar zo
het de gelegenheid toelaat, kan men 'er gebruik
van maaken.
VIII. Maar deezc gevaarlyke ziekten worden,
niet ligt, door een enkele oplosfing zo gered, dat
de (toffe der ziekte zo t'ondergebragt wordt, dat-
ze beweeglyk gemaakt, met de onzichtbaare ont-
lasting , uit het lichaam wordt uitgedreeven , of
aan de gezonde Vogten geheel gelyk gemaakt, en
met dezelven , zonder eenig beletzel , met den
Omloop, doorvloeije; maar ze wordt altyd door
zeekere fcheiding en gewaarwordelyke ontlasting
uitgeworpen. Zo dat de zondigende (toffe , pf
door de zweetgaten van de Huid , of door den
.Afgang, of door de Pis geloosd, of door de na-
tuur van de Koortze zo 't ondergebragt wordt, dat
de ftoffelyke oorzaak , door de kracht van den
Omloop der Vogten, in de lugtvervliege,ofdoor
flui-
l
HoorüsT.
Eiiidiging
der ziek-
te; en
hoe dezer
ve te be-
vorderen.
_ ...
-ocr page 32-
MET ONTSTEEKING.             1$
fluimen uitgeworpen worde. Door deeze ontlas- &
tingen,indienze behoorlyk en fpoedig gefchieden, Hoorosr.
wordt de eene en andere ziekte, gemeenlykjzeer
gelukkig gered. Om deeze ontlastingen te hulp te
koomen, worden de voorgemelde middelen aan.
gepreezen, voornaamlyk, het Oxymel fcilliticum.
Een likking, op de volgende wyze bereid, is ook
zeer goed. Neem Sperma Ceti twee drachmen,
Antimonium diapboreticum een drachme, Flor es Croci
een fcrupel, Olie van zoete Amandelen, en Sy-
roopvan Althea Fernelii van elk anderhalve Unce;
meng dit wel onder malkander, en laat 'er dikwils
wat van neemen. Maar om dat deeze gewenschte
ontlasting, op de Scheepen, wegens de wisfelval.
ligheden van de lugt, bezwaarlyk, naar behooren
gefchiedt, moet men naauwkeurig letten op den
anderen uitgang. Naamlyk , wanneer de floffe der
ziekte in beweging is geraakt, en door de uitein-
den der Slagaderen in de Aderen overgegaan, maar
nog niet zo verre veranderd, datze, zonder be-
letzel in den Omloop, met de andere Vogten kan
doorvloeijen, of zo fyn geraakt , datze met de
onzichtbaare uitwaasfeming kan vervliegen ; en of
door het,zweet, of door de Piswegen, of door
den Afgang moet geloosd worden. Dan moet
men, als men teekenen ziet van rypheid, en de
natuur te zwak geoordeeld wordt, om zich van
het vyandlyke te ontdoen, de les van hippocra-
tes laaten gelden : Ah men moet afleiden, moet men
afleiden iverisoaards de Natuur meest overhelt, door
voeglyke plaatzen. Aph.
21. Hier moeten , ech-
ter, uitgcflooten worden alle heete en fterke ont-
lastmiddelen: want wy moeten de Natuur, om
haare heilzaame beginfelen niet te verftooren, met
zagte dingen te hulp koomen; en dit gefchiedt,
dikwils , door wat wyn , wat geurigs en verkwik-
lyks te geeven. Als de ftoffe der ziekte naar de
Huid of Piswegen geleid wordt, dan worden, met
nut, zagte zweet en pisdryvende middelen, en
voornaamlyk, wateragti^e gegeeven. De volgen-
de koo'-ir-ink is hier toe, dikwils, van veel dienst
ge-
-ocr page 33-
ï<5                  VANlCOORTZEN
geweest. Neem Saifaparil; Venkel- en Graswor-
tej van eik een haive Tjnce ^ gefchraapt cn ge.
kneusd Zoethout anderhalve Unce , Giaskruid,
Agrimonie en Salie. Van elk een halve handvol.-
Venkelzaad twee drachmen : kookt alles in vyf pin-
ten water, tot dat een vyfde verkookt is, zygt
het dan door, en doe by het Vogt vier drachmen
gezuiverde Salpeter of Sal Polycbrestotu Hier van
liet ik dikwils een Theekopje vol warm drinken;
Maar, indien 'er een gemaatigde Buikloop ont-
ftaat, moet deeze niet geftremd worden ; want de
doffe der ziekte ontlast zich ook wel door deezen
weg;waarom galenus zegt.(*) In een maatigePleuris
of Longontfteeking, kan een ontftaande Buikloop
,
fomtyds, nuttig zyn , ter ontlastinge ; en zo veel te
meer, als 'er in de ziekte reeds teekenen zyn van ryp-
beid, en 'er geen kwaad by, maar de ziekte zonder
gevaar is.
Als men, derhalve, weet, dat de Na-
tuur hier toe neigt, moet men haar met zagte
buikweekmaakende middelen te hulp koomen, ge-
lyk Manna en Rhabarber; welken als de Koortsen
de pyn wykt, byna altyd te pas koomen. Wat
Braak- en Purgeermiddelen aanbelangt, fchoonze
fomtyds aangeweezen zyn, kunnen, om de koorts
en dringende toevallen, in het begin der ziekten,
bezwaarlyk gegeeven worden ; en als deezen na
cenige dagen, wyken, komt die aanwyzing ook
niet meer te pas, ik hebze evenwel, fomtyds ge-
geeven, doch niet altyd met gewenschten uitflag:
de pynen verminderden wel fomtyds voor eenige
uuren, maar kwamen even hard weerom: waar-
om ik bet beeter oordeele, zich hier van te ont-
houden in deeze ziekten, die naar zagteren luiste-
ren. Dit zal in een goedaartige geneezing van deeze
ziekte genoeg zyn. Maar als dezelve tot Ver-
zweering overgaat, en een ettergezwel, of befloo-
ten etterzak maakt, zyn 'er andere aanwyzingen:
waar over men de Schry vers kan nazien: want dit
heeft op Zee niets byzónders, dan dat de Lyders *
door
(*) Ctmment./lpii, 16. Seft. 6, Cbartir. Tom. 9- V*%- *5&
-ocr page 34-
!
■.-
MET ONTSTEEKING.            17
door de lugt en levenswyze, op de fcheepen enz.
buiten alle hoope zyn van geneezing, ren zy een
of ander, by geval, door een heelkonftige Ope-
ratie mogt gered worden. Tot een knoestgezwel
overgaande, ontftaat Kortademigheid, het welk nog
fomtyds, doch bezwaarlyk geneezen kan worden:
maar hier by is echter niet zo veel gevaar. Ein-
delyk,als de ftoffe der ziekte, door verwandeling»
op het een of ander deel van het lichaam valt, en
het zelve bezet, brengtze een andere, en fom-
tyds doodlyke ziekte voort: en in dit geval wor-
den aangeraaden , middelen .welken de ftoffe naar
een ander, min edeler, deel afleiden, inzonderheid
groote blaartrekkende pleisters aan de beenen.
Maar als de ziekte tot koud vuur overflaat, is het
uit met alle geneezing.
IX. De Heelmeester moet ook achtgeeven op
de fpyze en drank van de zieken*, want men moet wyze'
of niets, of niets dan het gene fchraal is, toelaa-
ten, vooral in 't begin van de ziekte; alle heete,
lyvige. lymige en vaste voedzèls moeten gemyd
worderf. En zo hier over eenig gefchil ontftaat,
moet een braaf Chirurgyn , uit medclyden en ge-
negenheid voor de. zieken , bet niet ligt laaten
glyden. En nademaal 'er veel aangelegen is, wel-
ke fpyzen de zieken, voornaamlyk, in deeze ziek-
ten , toegercikt worden, mo'et hy van den Beftier-
der eifchen , welke de zieken behoort, naamlyk, -
goede, welke altyd te verkrygen is, en niet kost-
baar. Hy moet ook de fpyze, eerze aan de zie-
ken gegecven jsvordt, bezien, ofze van den kok
behoorlyk bereid is; want zy bereidenze fomtyds,
dat men ze gezonden noch zieken kan voorzetteai.
In 't begin van de ziekte zyn afkookzels van brood ,
en melk, als men ze hebben kan, met twee of
drie deelen water vermengd,enhoendeniat,goed;
maar als de ziekte eenige dagen geduurd heeft,
ep deeze dingen niet voldoen, moeten wat krach-
tiger vocdzels gegeeven, en, op deeze wyze be-
reid worden. Men neemt een pond bèfchuit,
gemeen water agt ponden, kookt dit in een ftee-
B
                              nci
-ocr page 35-
lJt             V A N K O O R T Z E N ENZ,
i nen Pot°f koperen wel vertinden ketel, wel toege-
dekt j een uur; ondertusfehen doet men 'er zo veel
water by, als 'er verkookt is; hier na wordt het
doorgegooten; by het doorzygzel doet men een
weinig geftampte kaneel , of kaneelwater ; wat
versch uitgedrukt Citroen fap, met kandyfyroop
of fuiker, om het aangenaam te maaken; by dit
afkookzel kan men ook wat Rhinfe wyn mengen;
dit maakt een goede en aangenaame kost. Maar
als men wat krachtiger voeden moet, moet het
wat langer gekookt, en onder het kooken, geen
■ water weder bygegoojen worden; en dus wordt
het meer voedend, naar maate het langer kookt.
Dit afkookzel als het, koud wordende , de dikte
heeft van room of' geley 3 wordt room of geley
van brood genoemd. Dit geley als het met melk,
vleeschnat, Rhinfe wyn, wat bier en water, met
of zonder Doijers* van eijeren gemengd wordt,
kan men 'er verfcheiderlèie kost van maaken; wat
vaster fpyzen kunnen uit gerst, ryst of gierst, ten
allen^ tyde gereedge'maakt worden.
Van de Bdsterd-Longontjïeeking.
Fasterd X. Nu is nog overig van de Basterd Plcuris 'en
Plenris en Longontfteeking te handelen. Het eeriïe van dee-
acekin"1" ze gebreeken kan tot *de Zinkingen gebragt wor-
° m°' den; en het gene hier van te zeggen is, zal ik
beneden, als over de winter-ziekten zal gefproken
worden , aanmerken. Ik zal hier evenwel de ken-
teekenen, op dat het niet met eec waare PSeuris
verwerd worde, voordellen. In een Ba.'tcrd Pleu-
ris» is de pyn in de zyde fcherp en fteekende, en
wordt, fomtyds, door aanraaking vermeerderd;
bezwaarlyk kan de Lyder op de beledigde zyde
liggen; en hier by is een drooge hoest. Deeze
zielte komt ligt by menfehen, die fcheurbuikige
Zinkingen , en vliegende Jigtpynen onderhevig
zyn; en gaat met weinig of geen koorts verzeld.
Een Basterd Longontfteeking heeft tot oorzaak
een taaije Slym in het bloed, door koude ontdaan.
Dee-
-ocr page 36-
VAN DE BASTERD LONCONTSTEEKINC. 1$
Deeze kwaal komt meer in zulken die zwak, fly-
merig en koude Zinkingagtige ongemakken onder-
worpen zyn, dan in jonge menfehen, en die in den
bloey des levens zyn. Zy volgt op alle oorzaa-
ken, welken de Vogten fchielyk in beweging bren-
gen , gelyk in een waare Longontftecking; als hitte,
arbeid, cïanfen, dronkenfchap, inzonderheid zo 'er
fchielyk koude op volgt. De kwaal heeft een langzaa-
mer voortgang dan een waare Longontfteeking.
In het begin worden naanwlyks eenige pynen ge-
voeld dan.in het hoofd, ook gecnr koorts; maar
wegens de bezwaarlyke Adenrhaaling, als of iec '
zwaars de borst drukte. Als de ziekte toeneemt,
komen 'er rillingen, e.n een foort van ongeftadig
koortsje; het aangezicht wordt bleek, en eenig-
zins gezwollen, de oogen puilen uit, en worden
bezwaarlyk bewogen; eindelyk ontflaat 'er eene
onrustigiieid, een zagte en misslaande Puls, bc- ■
naauwdheid, en geneigdheid om overend te zit-
ten.' Zo 'er raaskalling by komt, witte fchuimige
fluimen opgegeeven worden , en gereutel in de
Long gehoord wordt, derft de Lyder in 't kort.
Men moet aanmerken, dat deeze ziekte niet zo
veel gezien wordt in het Vaderland, dan wanneer
de Scheepen in zee , of in een haven overwinterd,
en de menfehen, uit gebrek van dek en kleeding,
langen tyd, koude geleeden hebben. Want, be-
halve de koude, wordt het grootfte gedeelte van
de taaijc ilyrn in het lichaam, veroorzaakt door
zwaare fpyze, en weinig beweging; hierom wor-
den veclen van borstziekten, uit flym ontftaan-
de, aangegrecpen ; 't welk van hippocrates reeds
opgemerkt is, want hy zegt: Dat de <wintertyd
Jlymagtiger is; dat in denzomer ziekten nntjlaan om-
trent bet hoofd, en op de plaats welke is boven het
Midderif (*). Ook heefe sydenham aangemerkt.
Dat jaarlyks, met het aankoomen van den winter,
en dikiails op het einde, en het begin van 't voor-
jaar een koorts ontjlaat
, met veele toevallen van
Long-
(*) De Stltib. vi&. rathnt. pasr. 5j8.
B a
-ocr page 37-
20          VAN DE BASTERD L0NG0NTSTEEK1NG.
ofdst Longontfteeking, welke hy Basterd Longontflee-
king genoemd heeft (*), Schoon deeze ziekte
niet zo gevaarlyk is, als een waare Longontftee-
king, is, echter, het beledigde deel het zelfde ,
en veelc toevallen zyn beiden gemeeri, maar in
de oorzaak is een merkelyk verfchü. Want in
deeze is een koude en flymige taayheid, welke,
zich door warm water ligtelyk laat verdunnen; 't
welk in een verdikking der Vogten, uit Ontftee-
king, niet gefchiedt; en hierom is het zeer nodig
de eene van de andere te onderfcheiden. Somtyds
■ isze ook doodlyk, «gelyk de waare, voornaamlyk,
alsze kwaalyk behandeld wordt.
r>nee Xf. In de geneezing van.deeze ziekte moet men
ii»g.C , ■ in achtneemen, 't geene van do waare Longont-
fteeking gezegd is. Te weeten, in het begin van
de ziekte moet men eene Aderlaating doen; doch
• in minderen maate dan in de waare; want, 'gemeen-
lyk , ontftaat deeze ziekte in me.nfchen,die zwak-
ke Ingewanden hebben; in welken de Vogten ,
wegens de zwakheid der Vaten, zulk een onge-
ftelde flymige taayheid hebben gekreegen; waar-
omze, zonder merklyk verlies van krachten, geen
herhaalde Adciiaatingen verdraagen kunnen. Want
het is bekend, dat de zwakheid ontftaat, uit de
verhinderde gelykmaaking van ons voedzcl in de
natuur van een gezond levensvogt , en gebrek
van goed bloed (f) Zie van swieten, die wyslyk
aanmerkt, dat de Aderlaatingen, te dikwils her-
haald, de ftoffelyke oorzaak van de Basterd Long-
ontfteeking vermeerderen, en dus meer kwaad dan
goed doen ; 't welk van sydenham ook zeer wel
is aangemerkt, die door naauwkeurigc opmerking
geleerd heeft, dat de Aderlaating , dikwils her-
haald , flegt uitviel in zulkeh , die lyvig van lichaam,
en over den jeugdigen ouderdom waren C-J-). Na de
Aderlaating doet men een Klisteer zetten , uit Ho-
nig, Salpeter en Gcrftewater famengefteld. Voorts
zyn
f*) Cap.a,. ii Peripn. p. 167. ft) Vid. Comm. van Swieten 1»
^pb. Boerh. §. ï5. 43- (O #f Perïpn. n»b. pag- ")8.
-ocr page 38-
VAN DE BASTERD LONGONTSTEEKING.         21
zyn hier, gelyk in de waare Longontfteeking, nuttig,
uitwendige warmte, warme damp; wanne , dunne
en verdunnende feepagtige drank. Maar na eenof
twee Laatingen, heb ik dikwils, met zeer goed ge-
volg, naar het voorfchrift van sydenham,. het
volgend Purgeermiddel gegeeven, om eenige reizen
te herhaalen. Neem Sal Eb/om vyf drachmen, Mtiïnna
anderhalve Unce,in drie Üncen water gefmolten,om
opeene reize inteneemen. Alsde Lyderspynop.de
borst gevoclerj, heb ik byna altoos op de beledig-
de plaatze, een groote Spaanfche vliegpleistcr ge-
legd , met verdwyning van de pyn, en verligting
in de Ademhaaling. Wyders, worden, in deeze
ziekte, met nut gegeeven verdunnende middelen,
voornaamiyk het Oxymel fcilliticum, en zwectmid-
delen , midsze niet te heet zyn. De fpyze en
drank moet dun zyn, verkwikkend, en met een
weinig wyn aangezet. En dus wordt deeze ziek-
te, door bekwaame hulpmiddelen, tydig gebruikt,
geraaklyk geneezen.
XII. Maar ik oordeele dat het niet te onpas          g
zyn, hier een ander fodrt van Longontfteeking, ft?eI;i
op de Scheepen , fomtyds , voorkoomende , te "{„i^i
verklaaren,. naamlyk, welke fomtyds op zwaare trein de
kneuzingen, omtrent de borst volgt. Als cenigkorst,
lichaam , met groot geweld en fndheid, aange-
dreeven wordt, omtrent de tusfehenribbige plaat-
zen, kan dit de Longe zelve beledigen ; of de
fchok kan , door de veerkracht van de Ribben, aan
de Long overgebragt worden, fchoon de Ribben
geheel blyven; of de verwyding van de borst kan
door kneuzing van de borst Spieren, en het been-
vlies der Ribben, en de Kier uit ontftaane pyn,
koorts en ontfteeking, gelyk in een waare Pleuris
gefchiedt, belet en du,s ook de uitfpanning van
de Long , en de vrije doorgang van het bloed,
door dezelve, als in eene Longontfteeking, ge-
ftremd worden. En zodanig eene uit zwaare kneu-
zingen van den rugge, heb ik, in-drie dagen,
doodlyk zien worden, op het Schip de princksse
cakouna j in een man, met naame Philip Wal-
B3
                            ter,
-ocr page 39-
82 VAR DE BASTERD LONCONTSTEEKING.
HooJ's ter' we'^e ^e waare toevallen van eene Longont-
0 • fteeking vertoonde. Zyn dood lichaam geopend
zynde, was het achterfte gedeelte van de Longen
ha'rd en zwart; het borstvlies, aan de zyden, en
in h£t achterfte gedeelte van de borst, zwart als
inkt. Ik vond geronnen bloed tusfchen de huid
varT den rogge en de Spieren, en tusfchen de Spie-
ten zelven, tot byna aan het borstvlies toe; de
Ribben waren alle geheel. En fchoon zodanige
gevallen , wel eigenlykst, tot de Heelkunde be-
hooren ; men ondervindt , evenwel,, in zwaare
kneuzingen van de borst, dat de menfchen niet
alleen, door zwaare pynen aangedaan worden en
bloedftorting krygen uit de gebroken Vaten van
. de Longe; maar ook, na dat zy} eenige dagen,
pyn geleden hebben, zwart, klonteragtig bloed,
ja zelfs etter opgeevcn, fchoon men in de eerfte
dagen , geen bloed aan de fluimen gezien hadt.
Hierom moetenze, in zeker opzicht met hetZyd-
wee en de Longontfteeking gelyk gefteld worden;
enze eifchen ook byn»i dezelfde behandeling. Dit
moeten Geneesheertn en Heelmeesters, op de
Scheepen, noodzaaklyk wceten ; voornaamlyk,
wyl nergens meer kneuzingen , dan op de Schee-
pen gezien worden. Wat de gencezing aanbe-
langt , deeze wordt best bevorderd , door Ader-
laatingen, naar de heftigheid der toevallen her-
haald; uitwendig, door aanlegging van ontbin-
dende middelen; voorts door ontbindende wateri-
ge dranken, en welken de beweging der Vdgten
maatigen, uit water, met Oxymelfemplex ofSyru-
pus aciditatis Citri
en Salpeter bereid. Als 'er een
groote bloedftorting is,' wordt, behalve ruime Ader-
laatingen , verdacht een volkoome rust des lichaams,
een gèlykmaatige warmte oyer.het geheele lichaam ,
de plaatzing van den Lyder, in een heldere en
koelagtige lugt, waterige drank, welke het bloed
verdikt en te gelyk de beweging van den Omloop
vermindert,-en eenigzins famentrekkend. Koud
water, met wat geest of olie van Vitriool of Zwa-
vel, zo veel als een aangenaame fmaak toelaat,
is
-ocr page 40-
VAN DE BASTERD LONGONTSTEEKING. 23
is zeer van nut; als ook Koeldranken uit een af- P
kookzel van Harts Hoorn , brood, conferf van oorDST-
Roozen, en meer dergelyken. Hier na ook Kook-
dranken van wond- en balzemagtige kruiden; en
eindelyk balzamieke middelen zelven. In het be-
gin moet men flap voedzel geeven; als broodwa-
tcr, zonder w'yn en ipecerijen, of vleeschnat, en
hierna bry van ryst of gerst; en men moet niet
toeftaan ,• dat zy,' volgens gewoonte, de fchrik ,
met wyn of fterken drank, verdryven. Zo de
Ademhaaling, door een Lugtgezwel, bezwaarlyk
wordt gemaakt, moet men de lugt, door infny-
dingen , uitgang verleenen. «Een zodanig heb ik
zien ontftaan, op het bovengemelde Schip , in
een zeer fterk man , met naa\ne Jean Ober, 1759
den 5 Sept. Hy was boven van de fpriet, voor-
over, in zee gevallen, zo dat hy het Schip niet
hadt geraakt. Met de fchuit weeropgebragt zyn-
de in het Schip, gaf.hy veel bloed op uit de Lon-
gen. De kleederen en hét hemd uitgedaan zyn-
de, onderzogt ik 'de borst, maar vond geen het
minde teeken van kneuzing of breuk. Ik deed
hem in de kooy brengen, op dat hy warm zou
worden. Warm geworden zynde, klaagde hy over
zwaare bcnaauwdhcid in de Ademhaaling, en een
doove pyn in de borst, onder het Borstbeen. Ik
deed hem eenige reizen Aderlaaten, maar de toe-
vallen van bcnaauwde* Ademhaaling vermeerder-
den , zo dat ik vreesde, dat hy, in 't kort' (likken
zoude. Eindelyk kwam 'er, na verloop van zes-
tien uuren, fchielyk-, eene zwelling aan den hals,
en op het bovenfle gedeelte van de,borst, op het
Borstbeen, eu van toen af ademde h'y gemaklyker.
Het gezwel, naar de lengte , doorgefneeden zyn-
de , kwam 'er wind met gekraak en «indelyk ge-
piep uit. Hier op werdt de Ademhaaling gemak-
lyker, de bloeding verminderde allengs , en de
man werdt gezond. Dit is genoeg over de kneu-
zingen ; die 'er meer over begeert te weeten ,
moet de Heelkunderaadpleegen,waarvan dewon-
B 4
                             den
-ocr page 41-
24 VAN DE BASTERD LONCONTSTEEKING.
Hoofdst den en gebroI<en Ribben gehandeld wordt, ans
ook de bovengemelde Commentaria.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Van de Koortzen.
Overgang. I. T~\e ondervinding leert, dat de Koortzen in
\-J deezen tyd niet zo menigvuldig en veel
goedaartiger zyn, dan op andere tyden van het
jaar; ook niet zo gevaarlyk, of zy gaan wederom
ligtelyk tot gezondheid 'over. Die in 't voorjaar
in 't beg5n van de uitrusting voorvallen, zyn mee-
rendeels, enkel Aanhoudende, Eendaagfche, Al-
lendaagfche,enAnderendaagfchetusfchenpoozende,
en Koortzen met Zinkingen. Ik zeg, in 't begin
van de toerusting; want als de Scheepen reeds
een jaar of zo omtrent, in zee geweest zy.n, is
het anders met de zaak gefield. Waarom ik de
befchryving daar van , tot het derde Deel van
deeze Verhandeling zal fpaaren , als ik van het
verblyf in een vreemde haven zal fpreeken; en
hier alleen kortelyk han'delen van de Koorts met
Zinkingen , als een Kiekte , welke zeer gemeen
voorkomt, en dikwils, op de Scheepen, vaneen
ongelukkigen uitflag is.
Koom Jl. Onder de Ziekten, welken de tyden van het
^"1 Jaar uitleeveren, is 'er geer-e, welke gcmeener
is dan de kwaal van Zinkingen; en deeze woedt,
doorgaans , in het Voorjaar en in den Herfst, vry
algemeen op de Scheepen ; en plaagt de menfehen ,
op zo vcelevleie wyzen, dat men al het lyden,
welk hier uit ontftaat, naauwlyks -kan optellen.
Maar bepaaldelyk, worden onder dit woord drie
gebreeken verftaan: naamlyk, als het Vogt naar
de Neuze geleid wordt, hiet het Verkoudheid;
indien naarde Keel, Heeschheid; en na de borst,
wordt het eigenlyk eene Zinking genoemd. Maar
deeze worden dikwils vermengd, en van meer of
min heftige Koorts verzeld, waar in de Lyders
loomheid 3 en gemeene toevallen van Koorts ge-
voe-
-ocr page 42-
VAN KOORTZEN MET ZINKINGEN. 25
voelen. Zy begint, doorgaans, tegen den avond, n.
met beeving en koude van de uiterfle Ledemaa- HoOFDST-
ten, inzonderheid, de voeten. Hier by is niec
zelden Hoofdpyn, een onaangenaam gevoel in de
Neuze, Keel, Borst en Lendenen, perfing'tot
wateren, en Dorst. In den morgenftond vermin-
deren , doorgaans , de toevallen, met een over-
vloedig zweet, of loozing van flym uit de Neu-
ze of Longen: in anderen komt Buikloop, ge-
meenlyk tot verligting van de ziekte.
III. De onmidlyke oorzaak, van deeze toeval- Oorzaak,
len, is niets anders, dan een fcherpe wey of 'wa-
ter , uit verhinderde Doorwaasfeming , in het
lichaam1 ontdaan, en ftilftaande in de Vaten d,er op-
pervlakte van het lichaam, inzonderheid, die van de
Huid; welken hier doorgefteeken, geprikkeld en tot
Ontfteeking aangedaan worden. Dit gefchiedt voor-
naamlyk in de Neuze, Keel, de Lugtpyp en de Lon-
gen ; ja, fomtyds, wordt 'er de Slokdarm, Maag
en de geheele Darmbuis, in betrokken. Tot dee-
ze ziekte geeft aanleiding, al wat fcherpe Vogten
in het lichaam, doet ophoopen;*als veele en nar-
de fpyze, rust des lichaams , koude en vogtige
lugt, en alles wat de" werking van fcheidingen en .
uitloozingen , inzonderheid, van de Doorwaasfe-
ming belet. Hierom wordt deeze ziekte, in het
Voorjaar, inzonderheid, als 'er zulk een Winter
voorafgegaan is ,om de veranderlykheid der lugt,
van heet in koud , van droog in nat, en in tegen-
deel, meest gezien: Want op dien tyd worden
de Vogten,-door de gemelde oorzaaken, in het
lichaam voortgebragt, of in de holten van het
lichaam ftilftaande, en reeds dik geworden, door
de aankoomende warmte, in beweging gebragt,
en worden aanwasfende, door de warmte en ver-
meerderden Omloop van het bloed, vloeibaarder,
en meer naar de ontlastbuizen van den Huid ge-
dreeven en geloosd. Waar uit blykt, zo deeze
zeer groote en heilzaame ontlasting, door de Huid
uit zekere oorzaak , niet , naar behooren , ge-
fchiede, of geheel geftremd worde , 'er zeer
B J
                             ligt
-ocr page 43-
26 VAN KOORTZEN MET ZINKINGEN,
HooFdst Ii§t zodan'ge gevolgen uit voortgebragt kennen
worden.
Onder- IV. Schoon deeze Koorts veele teekenen gemeen
vaninde8. heeft met een allendaagfche Afgaande, wordtzc,
re Koon-' echter, gemaklyk, van dezelve onderfcheiden;
want een Koorts uit Zinkingen s gaat langzaamcr
Y
- voort, en komt doorgaans aan tegen den avond;
de Puls is noit zo hoog als in een allendaagfche
Koorts, en zy begint, dikwils,- met een geweldi-
gen hoest,en met braaking van defpyzenof flym;
ook houden de toevallen niet óp, als, de verhef-
fing- voorby is , maar 'er blyft zwaarheid van 't
hoofd en loomheid in de leden. Wyders verfchilt
deeze Koorts, ten opzichte van de oorzaak, en
de onderwerpen, waar inzc is voortgebragt. Zy
is evenwel zelden gevaarlyk, ten zy dan door ge-
ftadige misflagen in de wyze van leven, of een
verkeerde geneeswyze. Sterke en krachtige men-
fchen achten de ziekte, "hierom ,• gering, alsze
'er van aangegreepen worden; maar zwakken, en
die overvloed van fcherpe lympha hebben, valt
zy moeilyker. In het Voorjaar en goed weer ,
wordtze van zelfs, of ten minde, gemaklyk gc-
neezen:. maar in den Herfst, als de oorzaak toe-
neemt, wyktze niet zo ligt, en gaat dikwils over
in een andere erger ziekte, als Teering.of Scheur-
buik. Dit wordt niet dan te veel, op de Schee-
pen gezien , en is aan de zorgeloosheid van de
Lyders of Heelmeesters toetefchryven.
V. Ais 'er, in het begin van.de ziekte benaauwd-
heid in de Ademhaaling, en teekenen .van volbloe-
digheid gezien worden, worden eene of twee Laa-
tingen , met vrugt, gedaan ; maar in een ligten
aanval, is zulks niet nodig. Wat de voeding be-
langt, als de toevallen zwaar zyn , moetze ligt
zyn , als vleeschnat en broodwater; maar gering
zynde, en als de Lyder eetlust heeft, moeten tot
fpyzen gegeeven worden , hoedanige uit haver,
gerst, ryst, brood en bier toegemaakt worden;
voor 't overige verzaaden zich de Lyders met
erwten, kaas en brood, waar van niemant hen
kan
Genee-
zing. •
-ocr page 44-
■VAN KOO-RTZEN MET ZINKINGEN; 27
kan afhouden; en het is niet nodig een altefchraa- n.
Ie levensvvyze voortefchryven, op dat de krach- Hoofdjt.
ten niet te veel verzwakt mogen worden. Maar
de drank moet dun zyn, ontbindende en verzag-
tende, gelyk een Gerftendrank, welke uit gerst,
Salfaparill, Alchea wortelen ,* Zoethout,' met Ro-
zynen en Vygen gemaakt wordt. In plaats van
Gerftendrank heb ik wel een aftrekzel als Thee,
uit de volgende kruiden, warm te drinken, dik-
wils, met nut, voorgefchueeven. Neem Alants-
wortelen, en Zoethout, van elks twee Uncen;
Bloemen van Vioolen, Papaver, van elk een Hand-
vol, Saffraan een drachme; Kruiden van Eeren-
prys, en Hysfop, van elks een Handvol; Anys-
en Venkelzaad, van elks twee drachmeni dit al-
les gefneeden en geftooten gaf ik om als Thee te
gebruiken. Indien men vermoedt, dat een raau-
we ftoffe, in de Maag en Darmen zit, of flym.in
den Slokdarm of Maage hangt, welken, dikwils,
hoest en braaking verwekken, moet men deeze
uitdryven; hier toe is zeer goed de Ipeeacoanh,
in poeijer, tot een Scrupel, gegeeven, welke
dikwils den hoest ongemeen verligt. Als men Af-
gang wil maaken, moet dit alleen gtfehieden door
zagte buikopenende middelen, als de Manna of
Rhabarber; en men moet zich wel afhouden van
fterke purgeerende of al te heete middelen; op
dat men de Vogten niet te veel naar het gedarmte
dryve, en hier door, een doodlyke Ontfteeking
verwekkë. Deeze eenvoudige genceswyze vol-
doet, om deeze ziekte -te overwinnen. Als 'er
een fterke hoest by is en vreeze voor een ligte
Ontfteeking, moet men middelen geeven , welken
de fcherpe ftoffe, de vliezen van de Lugtpyp en
Longen prikkelende en hoest verwekkende kun-
nen verzagtcli, gelyk influrpende olicagtige, Wal-
fchot, Zaadmelkdrankcn. Van zoete dingen kan
mefi geeven, de Syroop van Althea van Fernelius
van Vioolen , Papaver , de Diacodium , Kandy,
Drop, Honig,'en de .lyvige en zoete Spaanfche
tvyn. Malaga Sec-genoemd. Zagte Rustmiddelcn
zyn
___
-ocr page 45-
28 VAN KOORTZEN MET ZINKINGEN.
n- zyn ook van nut; gelyk, behalven de gemelde Sy-
ÖT" roopen, de Pil van Cynoglosfa, tot zes, agt of
tien greinen, het Laudanum liquidum Sydenbami,
tot vyftien of twintig greinen gewigts , alsze 's
avonds, met eenig bekwaam vogt gegceven wor-
den. Schoon nu deeze middelen dikwils een
goede uitwerking doen, zo wel de zoete als de
rustmiddelen, möetenze, echter, met veel om-
zichtigheid en niet te lang gegceven worden;' op
dat de Vaten hier dooi; niet te veel verflappen.
Byzondere VI. Maar niets wordt van meer nut bevonden ,
kingen1 ter om deeze z>ekte te overwinnen, dan de ontlasting
gèneezing. door de Huid; hierom moet men werk maaken,
dat de belette Doorwaasfeming herfteld worde.
Nuttig, hier toe zyn , behalven klee'deren en goed
dek , 'de Gerftendranken en warme Afcrekzels ,
boven gemeld ; als ook een Afkopkzcl van de
wortelen van Salfaparill , Polypodiüm quercinum,
.
Zóethout,gefchaafd Sasfafras,. met Krenten en een
weinig Kaneel bereid, waar by men ook wel wat
Anys- en Venkelzaad kan doen. Ook zyn goed
Vlierfap , Antimonium diapboreticum , Salpeter,
Bloem van Zwavel. Dikwils heb ik ook een grein
Kamfer met twee drachmen Theriaak van And.ro-
machus,
tegen den nagt, voorgefchreeven, met
groote verligting voor den Lyder. Wyders wor-
den , om de taaije en flymige ftoffe, welke in de
Vaten ftilftaat, te verdunnen, behalven de ge-
noemde middelen,' met vrugt, gegceven, de Bal-
famus Sulpburis anifatus,
de Gom Ammoniac, en
der zelver'Tinctuur, de Myrrhe, Benzoin, het
poeijer van Alantswortel, van de Florentynfche
Iris ; en als men nog doordringender nodig heeft,
zyn van grooten dienst het Oxymel Scillilicum, de
Spiritus Salis Ammoniaci anifatus , maar deezen
moeten niet loslyk gegeeven worden. Als de
Koorts afneemt, maar de hoest te veel nattigheid
opgeeft, en 'er eene overhelling tot Teering be-
fpeurd wordt, moet men door zagte laxeermidde-
len, en dezelven, eenige reizen ,' te herhaalen,
den overvloed der kwaade ftoffe van de borst zoe-
ken
-ocr page 46-
VAN KOORTZEN MET ZINKINGEN. 29
ken afteleiden; 't welk best gefchiedt door Man- n.
na en Rhabarber ; ook moeten de balfemagtige HooFDST-
middelen , inzonderheid de balfemagtige Pillen
van morton niet uitgeflooten worden. En te gelyk
moeten .dingen gebruikt worden, welken de Va-
ten de verlooren fpanning en kracht wedergeeven,
en den Lyder voor de Scheurbuik kunnen behoe-
den : hoedanige zyn de Cortex Peruvianus, en be-
reide Staal, welken boven alle anderen te achten
zyn; .bittere en Maagmiddelen hebben ook hun-
ne nuttigheid. Dit zy genoeg van de kwaaien uit
Zinkingen; die 'er meer van begeert te weeten,
kan de Schryvers naflaan.
Van Gezwellen aan den Hals.
VII. Ik oord^ele het niet onvoegzaam te zullen Gezwei-
zyn, een ander gebrek, 't welk uit gelyke oor-!ena^"
zaaken ontftaat, by de kwaaien uit Zinkingen hier
nevens te voegen; naamlyk , de zwellingen der
Klieren. In het Voorjaar krygen' fomtyds men-
fchen, voor 't overige gezond, pynen omtrent de
Kaak, of Hals, met groote zwelling en verhar-
ding der Klieren, yoornaamlyk, der Oor- en Kaak-
klieren, evenwel zonder roodheid, ten zy het ge-
brek reeds eenige dagen geduurd hebbe. Hec
komt meest by zulken, die na den'arbeid of dan-
fing , zeer verhit zyn geweest, of zich in fterken
drank te veel toegegeeven, en aan de nagtlugt on-
voorzichtig hebben blootgefteld, of inde opene
lugt hebben liggen flaapen; gelyk zy dikwyls doen.
Dan ontwaakende ,■ voelen» zy eene doofheid en
ftyfheid, met eenige moeilykheid in de beweging
van den Hals. Dus aangedaan kruipen zy in het
Schip, of in de kooy, om het lichaam te verwar-
men. Warm geworden zynde. volgt de pyn, fom-
tyds met, ook zonder koorts, en dikwils, met
zulk eene zwelling , dat de Lyders de Kaaken
naauwlyks konnen bewecgen, en 'dikwils van meer
andere ongemakken, uit Zinkingen , aangegreepen
worden. Ik heb bevonden, dat deezc ziekce , niec
in
-ocr page 47-
30 VAN GEZWELLEN AAN DEN fitst».
"• in 't begin, maar byna altoos omtrent het einde
ohjst yan jjet Voorjaar ontftaat, en meest in flappe en
flymagtige gefteldheden.
Oorzaak. VIII. Wat de oorzaak van dit gebrek aanbelangt;
elk een weet, dat onder de werktuigen, welken
'het Speekzel affcheiden, de Oorklieren,. Kaakklie-
ren, en die onder de Tong gelegen, de voornaarh-
fte zyn. Het is insgelyks bekend, dat in het in-
wendig maakzel van deeze deelen, van dit vogt,
een groote maate afgefcheiden, en geftadig, door
de ontlastbuisjes in den mond wordt uitgeftort;
en datze een groot deel flagaderlyk lploed ontfan-
gen , gelyk uit de ontleedkundige befchouwing
van het getal en de wydte der Vaten, welken naar
dezelven gaan , kan afgeleid worden. Als men
nu in aanmerking neemt, de vertraagde beweging
der Vogten, in dezelven , en de teederheid, bui-
gingen en engten der Vaten,' door welken de Vog-
ten moeten bewogen worden; en te gelyk, dert
taijen aart der Vogten , of derzelver geneigdheid,
om tot een lymagtige dfkte overtegaan , of tot
eenige ftremmingfamenteloopen; zal men zich niet
verwonderen, dat deeze en meer andere Klieren
van dezelfde foort, onder het gemeene bekleedzel
gelegen, fchiclyk, na een orimidlyke aandoening
van koude, zo dikwils zwelling ondergaan. Want
door de koude" worden de Vaten toegetrokken, en
de Vogten verdikt en ter doorgang onbekwaam
gemaakt; en hier door het werk der Affchêiding,
en den omloop der Vogten, in dezelven, verhin-
derd of ten eenemaal geftremd. Waar toe de gort,
welke zy daaglyks en overvloedig eeten , door de
vogten te verdikken, misfehien veel toebrengt.
Gcnee- jx. Dit gebrek wordt geneezen» door de fa-
ïlDg" mengetrokken Vaten te=verflappen, en de geftrem-
de Vogten te verdunnen. Dit gefchiedt best door
weekmaakende Pappen , fchoon eenvoudig, üic
brood en water gekookt, en alle twee uuren we-
derom warmgemaakt, en op het lydende deel ge-
legd ; maar men moet zorgdraagen, datze, door
achtc'oosheid, niet op het deel koud worden. Het
is
-ocr page 48-
VAN GEZWELLEN AAN DEN HATs. 31
Is ook van nut, den mond} met een verzagtend n.
afkookzel, dikwils, te ftooven; en het lichaam, HooFDST*
inzonderheid het hoofd, tegen de koude tebefcheT-
rnen. De drank moet waterig zyn; en alle dingen,
welken de beweging van het bloed kunnen aanzet-
ten , moeten gemyd worden. Dus moet men een
of twee dagen voortgaan. Maar zo , in het be- • «,
gin, de pyn aanftonds zeer zwaar wordt, en 'er
koorts by is, moet men eens of tweemaalen Ader-
laaten; anders is 'er geene Laating nodig. Maar
als men beme'rkt, dat het gezwel eenigzins zag-
ter wordt, dan zyn van den meesten dienst fterke
Purgeermiddelen, verfcheidene maaien herhaald;
welken uit Jalappe , Scammopie, Zenebladen ,
Trochisci Alhandal, Refina Jalappm, Pulvis Cor-
nacbinus,
of Ebfom zout, berei.d kunnen worden.
En men legt dan op het gezwel een pleister van
deMelote, Cumyn-Saffraan pleister, de Labdano,
of Kikvorschpleister zonder Kwikzilver.' En dus
worden deeze gezwellen, binnen weinige dagen,
gelukkig verdreeven. Ikfpreeke by ondervinding, •
want onder honderd menfehen , die zoda*nige ge-
zwellen hadden, heb ik 'er naauwlyks vier gezien,
by welken deeze eenvoudige geneeswyze niet vol-
deedt", tot verdryving der gezwellen.
DERDE HOOFDSTUK.
Van de Vallende Ziekte.
I. "C* en ander verfchrikkelyke kwaaie, waar van Valienda
-L*' de matroozen, fomtyds aangegreepen wor- Ziekte ,
den in het Vaderland, is de Vallende Ziekte. Dee- ** op de
1                             ,,.,,.               ,                   Scheepen
ze komt, gemeenlyk, in t begin van de uitrus- moet on-
ting, en duurt zo lang als de Scheepen in 't Va- derzogt
derland zyn. Ik zal hier van maar weinig zeggen, worden'
en my met geen onderzoek, naar de oorzaaken
ophouden. Want het gebeurt, fomwylen , dat
berugte drinkebroers, fchoon nok Vallende Ziek-
te gehad hebbende , verfcheiden overvallen op
ecnen d; g krygenj en anderen, fchoon noit een
waar
-ocr page 49-
—_,
32          VAN DE VALLENDE ZIEKTE.
in. waar aanval van de ziekte gehad hebbende, zich
hoofdst. veinzen (je Vallende Ziekte te hebben; om onder
dit voorwendzel hun affcheid te verwerven. Waar-
om een Heelmeester wel acht moet geeven, of
de kwaal eigenlydig, toevallig, dan alleen geveinsd
zy. De waare Vallende Ziekte wordt gekend uit
het Wezen van den Lyder, 't welknoit levendig
ftaat, en uit navraaging of zy aandoening van de
Ziekte, aan land, gehad hebben. Indien alles be-
vestigt , dat een mensch wezenlyk de Vallende
Ziekte heeft; moet. de Chirurgyrï den Kapitein
hier van kennisfe geeven, om zo'n man te laaten
gaan. Want de zulken zyn onbekwaam voor hun-
nen dienst, en daarenboven, door een'droevige
vertooning, hinderlyk vobr de gezonden,. Maar
die zich de Vallende Ziekte , door dronkenfchap,
hebben over denhals gehaald, worden 'er van zelfs
van verlost: want, als de Scheepen ecnige wee-
ken in zêe geweest zyn, worden ,de kleine vaat-
jes ledig', ,en de Ziekte houdt op. En wat de
veinzaards aanbelangt, ik heb wel eenigen der
I zulken, 'door de vlam van een kaars tegen de top-
(pen hunner vingers te houden, gelukkig herfteld.
' Ik bekenne myne te groote ligtgeloovigheid in 't
begin: op het Schip de Oranjezaal zag ik twee aan
de Vallende Ziekte, en riedt den Kapitein hen weg
te zenden; deeze gingen blymoedigvan het Schip,
maar zeiden, aan land zynde, noit Vallende Ziek-
te gehad te hebben; waarom ik, naderhand, hier
in , meer omzichtigheid gebruikt hebbe.
-ocr page 50-
TWEEDE DEEL.
Van de Ziekten welken in Zee, of onder bet
vaaren' voorkomen.
In dit Tweede Deel zal ik fpreeken van 't gene           >
op Zee, of onder het vaaren , gewoonlyk, Inleidlll8'
voorkomt, gf van de ziekten,. waar van de men-
fchen, op zee, doorgaans, aangegreepcn worden.
Om de zaak te klaarder te maaken, onderflelle
ik , dat een Schip naar verfcheiden gewesten van
de aarde vaare; dat is, uit een gematigde lugt
riaar een warme en zeer, heete,-en hier na, uit
een warme, naar een ko'ude, of zeer koude , ge-
voerd worde. Op deeze reizen ftaat te overwee-
gen, wat des zomers vajlfde warmte^ of in de
Spaanfche of Middelandfche ze^- or in de ver-
zengde Lugtftreek gebeure; en wat in den herfst*
en het koudfte . van den winter, voorvalle Hier-
om heb ik de verhandeling van dit Deel, in twee
Hoofdflukken verdeeld; in het een zal gefproken
worden van de ziekten, welken men ondervindt „
als een fchip van een koude plaatze naar een war-
mer; in het ander, in tegendeel, uiteen warme
naar een koude plaatze trekt. Maar men moet
weeten , dat ik , alleen , van zodanige ziekten
fpreeke, welken op zee voorvallen, en niet in een
haven, of by de wal, ten zy verre van land; als ,■
naamlykjde matroozen op dezelfde wyze leeven,
gelykze in zee gewoon zyn; en bevryd konnen
wezen van de uitwaasfemingen van het land.
EERSTE HOOFDSTUK.
Ah bet Schip uit een koud naar een warm gewest trekt.
I. f~^ emeenlyk ziet men de Scheepvaarenden, De ver-
vJ uit een koud naar een warm gewest fte- ander>n&
\'e"nendes vry van ziekten; ten zy de hitte zéér
C                             groot
-ocr page 51-
34 VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN.
tt. Dcd. groot 7,y3 gelyk op fommige plaatzen , in de vef-
Hoofdst. zengde Lugtftreek. Ook leert de bevinding, dac
airyd even de matroozcn gezonder zyn op zee, dan in een
zcifdcf d° ^aven °f by de wal. Men heeft echter, wel eens
ziekeen, het tegendeel befpéurd , en ziet het nog wel ;
naamlyk, dat de menfehen , in een haven of by
de wal, een volmaakte gezondheid genooten, en,
na een korten tyd in zee geweest te hebben, de
gehcele manfehap , tot groóte verlegenheid , te
bed viel, en om de aangekomen ziekten, 'er lang
in werdt gehouden. De oorzaaken en.hetbegin-
zcl van dceze verfchynzelen moeten derhalve, on-
derzogt worden , om zulks te konnen voorkoo-
men; en wel eerst, waarom de menfehen, in war-
me gewesten en op zee minder ziek worden, dan
in koude, in havens of by de wal; en ten andere,
waarom dit niet altyd gefchiedt?
Minder II. Dat de menfehen zich gezonder voelen , die
o^ee"Zyn u'-c een koud naar een warm gewest vaaren, blykt
Schip, ais uit de genen, die in 't voorjaar, uit het Vader-
iictuit een land, naar de Spaanfche of Midlandiche zee trek-
koud, ken. Want de Scheepen , alsze de reis aannee-
*armer men, voeren altyd , een zeker getal zieken mede.
gewest Maar, alsze eenige weeken op zee zyn geweest,
»aart. en jieC Canaal achter den rugge hebben, en allengs in
de warmte koomen, begint het getal van de zie-
ken te verminderen, al is het vry groot. Want
ik heb altyd gezien, dat zwakken, zo dra zy de
warmte voelden, in 't kort tot gezondheid kwa-
men ; uitgezonderd, die door eenige b'efmctting
waren aangedaan, óf by welken een kenlyke oor-
zaak van ongefteldheid was, welke bleef duuren;
waar van hierna. En dit heb ik niet alleen gezien
op de Scheepen, waar op ik voer, maar ook op
die, welken, met ons, de oorlogsvloot uitmaak-
ten. En 'er zyn veele oorzaaken, waarom de ma-
troozcn minder ziek zyn in warme dan in koude
gewesten. Want de meeste ziekten , waar van
zyaangegre epen worden, ontdaan uit koude en
een verhinderde Doorwaasfeming ; en als deeze
oorzaak is weggenomen, geneezen de zieken ge-'
mak-
.
-ocr page 52-
VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. 35
maklyk. Wyders is de lugt, in warme gewesten n-
beftendiger en gunftiger dan in koude; en hier uit
bntflaan veele voordeden voor het fcheepsvolk :
men zie hier over. wat in de Voorverhandel. gezegd
is. Daarenboven ontblootcn zy des zomers, <Hk-
wils, het lichaam, en zoeken de luizen, uit het
hemd en de kleederen,* 't welk niemant ligt in
den Winter doet.' Ook zyn 'er in de warme ge-
westen , minder regens; de menfchen en de Schee,
pen zyn drooger; zy brengende kooijen, omzë
te lugten , meer naar boven , gclyk ook hunne
kleederen; droogen en zuiveren dezelvcn, waar
toe; .des winters, naauwlyks gelegenheid is: Hier
uit blykt genoeg, dat de zeevaarenden niet alleeri
veel voordeel genieten in warme gewesten , en
een zuiverder lugt inademen; maar ook dat zy
meer werks maaken van hunne kleederen en kooi-
jen , ja ook hunne lichaamen zelfs te reinigen
dan op koude plaatzen; het welk veel doet tot
bewaaring van de gezondheid. Want ik heb geenë
reize gedaan ■> waar op ik niet gezien hebbe, dat
eenige vlootelingen, by gebrek van reiniging of
vcrwaarloozing van hunne lichaamen, aan 't kwe-
nen floegen , ziek werden en itierven.
III. Ook zyn de matroozcn minder ziek in zee, Minderói>
dan in eenige haven,; en hoe verder het-Schipvan zce dan in
land, hoe gezonder het volk is,-fchoon fommigenecnhavéIi>
zeggen , dat de menfchen ongemeen verkwikt wor-
den , als zy een landlugt, of een lugt van het
land inademen. Hierom hebben ook eenigen ge-
loofd , dat de matroozen, zo dikwils, in ruime
zee , ziek worden, om datze zo iet, welk in den
dampkring van het land is, niet konnen inademen,"
't welk ik onbeflist laatc.- Maar als men iet zou
zeggen , zeg ik, dat dit gevoelen op geen goeden
grond flcunt,- en dat de matroozen, door de land-
dampingen, meer ongefteld dan gezond worden.
Want de ondervinding leert, dat zy zowel, ja
meer, naby het land, als in ruime zee, waar zy
zulk eene lugt niet inademen, ziek worden. Het . .
is wel zeeker, dat de menfchen die, eenigen tyd,
G i
                         . ïn
-ocr page 53-
36 VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN.
ïi.Dee!. jn zee doorgebragt hebben, alsze naby landkaa-
H
           men' fomtyds door een liefïyken en geurigen reuk
aangedaan worden; maar alle oevers verfpreidcn
niet zulk een aangenaame lugt, engeeven, niet
zelden, in plaats van een geurige lugt, zeer Hin-
kende dampen, met rottige deelen van doode ly-
ken, op het ftrand Hggende, of andere onzuiver-
heden, in de havens gebragt, en dikwils, na het
afloopen van de zee, aan de lugt blootgefteld ,
vermengd; waar door de natuur van de lugt niet
weinig veranderd, en niets aangenaams vernomen
wordt. Anders is het gefield in ruime zee; want
hier worden zelden nevels gezien; en alsze gezien
worden, zynze zonder reuk, en op fpiegels ver-
gaderd, zonder fmaak. Hier uit blykt, dat de
oppervlakte van de zee, in een gelyke uitgeftrekt-
heid, niet zo veel uitwaa-sfeming geeft, als het
land; en al wat opgaat, voor het grootfle gedeel-
te , indien niet geheel, waterig is. Want men
heeft getoond, dat de zouten met de dampen uit
zee, niet meer.dan een halve lyn opryzen , en
dan wederom in zee neervallen jmisfehien worden
de waterdeeltjes zwaarder en onbekwaamer gemaakt
tot uitwaasfeming. Want ik heb dikwils bevon-
den ," als ik, met gelyke omftandigheden, in gely-
ke vaatjes, evenveel regen-en zeewater,; of in het
eene regen, en in het ander zout water,nu in den
zonnefchyn , dan eens in de lchaduwe, op' een
fchaal gezet hadt; dat in een zelfden tyd, het re-
genwater meer, en het zeewater minder, voor-
naamlyk, in 't begin, van hun gewigt verlooren
hadden; maar na verloop van vierentwintig uuren
of wat langer , begonnen beiden evenveel uitte-
waasfemen; inzonderheid, aan -de ftraafcn van de
zon blootgefteld zynde. Ik heb ook bevonden,
dat het zeewater , in de verzengde Lugtftreek ,
minder uitwaasfemde dan regenwater, óf minder
van zyn gewigt verloor, dan in onze landen. Het
zelfde is nils valerius gebeurd; het onderfcheid
tusfehen de proeven is, alleen; dat ik myn water
niet lang genoeg bewaard hebbe, doch dat maakt
ge
-ocr page 54-
VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. 37
geene verandering (*}. Daarenboven is het be-
kend, dat het water, niet naar deszelfs maate,
maar, naar gelang van de oppervlakte, uitwaasfe-
mingen opgeeft, en dat vlietend en diep water,
minder geeft, dan 't welk ftilftaand en ondiep is.
Het eerlte waasfemt minder uit, om de geftadige
verandering van ftand; waar door zich de deeltjes
voor de ftraalen der zonne verbergen , en 'er maar
kort aan blootgefteld blyven: in ftilftaand, in te-
gendeel, is altyd de zelfde oppervlakte, voorde
zon bloot; gelyk ook de aarde, welke de zonne-
ftraalen, nog als inzuigt; waarom de beddingen van
ftilftaande wateren en beekjes warm worden,waar
door het water, welk zy omvatten, te meer ver-
dund , en -ter uitwaasfeming bekwaam gemaakt
wordt. Daarenboven geeven planten, boomen
enz. ook zeer veel dampen, door derzelver on-
gemeeten oppervlakte; waarom de nevels minder
gemeen zyn op zee, dan naby het ftrand ; ook
valt 'er niet zo veel dauw in zee, als by de wal,
of in een zeeëngte. Dit weeten ervarene zeeluiden.
zeer wel, als zy eilanden, in den Oceaan, in de
lugt boven de plaatze waar zy zyn, zoeken; naam-
lyk,door de nevelen, waarmede ze altyd, of ten
minfte doorgaans , bedekt zyn. Want die maar
eens op een helderen dag, het eiland Madera,uit
zee heeft gezien, kan hier van zeer wel oordee-
len ; als hy rondom ziet, zal hy de lugt, overal
helder zien, maar boven het eiland vertoontze zich
graauw , rosagtig, en haare ftaart, welken de Ne-
derlanders een Bank noemen, is uitgeftrekt naar
den wind. De lugt kan echter, door joodenlym
of rottige* deeltjes van doode dieren , welken
uit de zee in de lugt opryzen, eenigzins, befmet
worden; maar dit wordt men niet gewaar door
den reuk, of op eenige andere wyze. Waarom
ik geloove, flat de uitmuntende de morogoe zeer
wel geoordeeld heeft, dat de lugt, welke de op-
pervlakte van de zee bedekt, zo gezond is als ee-
i
C*) Vide „Ifta A:ai. Suic. an. 1745.
-ocr page 55-
$8, ¥AN DE QORZAêKËN IN 'T ALGEMEEN.
jt.Dcei. eenige andere, welke wy kunnen inademen (*).
En dit wordt bevestigd door voorbeelden van de
Engellchen , die ondervonden hebben , dat de
Scheepen welken digt aan land het anker gewor-
pen hadden, meer van ziekten' geplaagd wierden,
dan die 'er verder af waren blyven liggen. Waar
uit zy, niet ten onregte, beflooten hebben , dat
de kwaade uitdampingen van het land, als zy Hiaat
een korte reize gedaan hadden, op zee fchadeloos
^vierden. Hier van is een aanmerklyk voorbeeld
geweest op de vloot van den Vlootvoogd mit-
£hel, welke voor anker lag tusfchen Zuidbcveland
en Walcheren, en een volkoomc gezondheid ge-
noot ; terwyl de foldaaten , op denzelfden tyd,
in dé gemelde plaatzen, van zwaare-befmetting
aangedaan werden. Schoon ik nietgeloove, dat
de Iugt in het Schip, zo zuiver is, als buiten het
zelve, kan 'er evenwel heldere Iugt ingelaaten wor-
den , en zo dit al niet gedaan wordt, zy dringt 'er van
zelfs in ;en fchoon niet inzulkeenemaatc, als tot
' vervulling van het geheele Schip, zou vereischt wor-
den, zy verbeetert en zuivert echter de Iugt in het
Schip. En niet zelden is het anders in een haven, waar
de uitwendige zo wel als de inwendige iugt, met
fchaadelyke dampen vervuld woreft bevonden ;
waarom 'de vernieuwing van Iugt, dikwils, nutte-
loos , ja zelfs fchaadlyk is. Behalven dit zyn de
wagten , en het werk, geregelder op zee, dan in
het Vaderland of by de wal; zie de F'oorverh. En
7.0 de tnatroozen fomtyds eens door vyanden ont-
rust worden , of tegen wind en zee moeten ftry-
den, 't welk-des zomers zelden voorvalt,dit kun-
nen zy gemaklyk, zonder merklyk nadfcc! aan de
gezondheid, verdraagen. Eindelyk, die zich in
}ict Vaderland, eenige ziekte hebben op den hals
gehaald, door 't misbruik van fterken drank, kün-
pen zich, zo ligt, geen nadeel • meer .doen; want
de vaatjes zyn, alsze een korten tyd in zee ge-
weest
(*} Zie Prem. Volumi •>" #*«»• prtfeniltt par les S^avans etran-
gtrs a i'^cadem. Ats Sc.
-ocr page 56-
VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. 39
wecst zyn, ledig, zoze niet al in 't Vaderland n.Deel.
waren uitgedronken.
                                           . Hoo^,SI,
Hier uit blykt, waaromze minder ziek zyn in
zee, dan in een haven of aan de wal; en waar-
omze in warme landen gezonder zyn dan in koude.
Het gene van de Spaanfche of Midlandfche zee
gezegd is , heeft ook plaats in de landen onder de
verzengde lugtftreek geleegen; waar de inwoon-
ders alleen, een vierde deel van 't jaar, regen
hebben. Dit ondervindt men , zo dikwils de
Scheepen derwaards vaaren, ten zy zich eenige •
andere oorzaaken by de warmte voegen, waar van
ftraks. Eéne reize, welke ik naar deeze 'gewes-
ten gedaan hebbe, zal ik ten voorbeelde (tellen ;
fchoon ik meer zou konnen bybrengenj maar ik
acht het onnodig. In 't jaar 1760 is uitgezonden
het Schip de prikcesse carolina, voerende vyf-
tig Stukken, en driehonderd vlootelingen. Dee-
zen zyn voor de aangenomen reize, byna een jaar
met het zelve in zee geweest, en hebben in den
winter, zo in Holland, als in Engeland, of het
Canaal, veel ongemak gekreegen van, de koude.
In de maand Maart zynze wederom in Holland ge-
koomen, en vier weeken, om hunne lichaamen
wat te verfrisfchen, aan land gebleeven. Op den
vierden April, zynze op ordre weder aan boord
gegaan, en op den 10 Juny, in het gemelde jaar,
io zee geloopen. De Kwik ftond toen in de Ther-
mometer van Fahrenheit op 62 graden , te zeven
uuren 's morgens, 's middags op 66 , en 's avonds
op 63. Deeze Thermometer was gehangen onder
het halve dek, of in de open lugt, achter op het
Schip, zo dat 'er geene zonneftraalen op zouden
vallen. Als wy in zee geloopen waren, lagen der-
tig mannen ziek, de meesten aan een Longont-
fteeking, waar van, den volgenden dag, een aan
Peripneumonie overleedt, genaamd Ifaak van Wy-
men;
wiens Longen na den dood, met Gangrana
bezet gevonden werden. Op den derden dag van
July hebben wy het anker geworpen by het eiland
Ma; geduurende deezen tyd der reize, was
C 4 '
                        de
-ocr page 57-
40 VAN 0E OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN.
pt. pm, de lugt zeer nevelig en regenig, en de winden zeer,
Hojfdst. veranderlyk, hoewel meest noordclyk. Op dier*
dag ftondt de Kwik in de Thermometer, 's mor-
gens te zeven uuren, op 72 graden; 's middags
op 74; en 's namiddags te vier uuren, op 75; 's
avonds te agt uuren, op 74. en toen is het getal
der zieken, tot op twaalf, verminderd. Qp den eer-
ften van Augustus kwamen wy aan het .eiland S.Eu-
ftachius. De lugt was helder, en de wind meest oost.
Op deezen tyd ftondt de Kwik, in de Thermome-
ter, 's morgens te zeven uuren op 8a graden; te
twaalf uuren, op 84; 's namiddags te vier uuren
op 84; te agt uuren 's av.onds, op 83. en nu was
het getal van de zieken zes, en deezen lagen niet
in de kooy. Den elfden van dezelfde maand ver-
volgden wy onze reize naar Curacao. De warmte
was dezelfde; en 'er waren maar drie zieken op
het Schip. Onze Kapitein liet het volk, daaglyks,
wat brandewyn van Suiker geftookt, of Rhum ge-
ven. Den negentienden kwamen wy in de haven
van Curacao. Op deezen dag ftondt de Kwik, in
de Thermometer, te zeven uuren op 83 gr. te
twaalf uuren, op 84; te vier uuren, op 84; en te
agt uuren op 84; en toen waren 'er twintig ziek
geworden; waar van fommigen hoofdpynen had-
den, zonder koorts; anderen een galagtig Kolyk;
maar ze waren met weinig moeite te geneezen.
Den vyfentwintigften was het getal der zieken
wederom, op zeven verminderd. De Kwik ftondt
nu, in de Thermometer, te zeven uuren op 85 gr.
te twaalf uuren, op 86, te vier uuren, op 87, te
agt uuren, op 85, en de lugt was helder. Veelen
kreegen eenigen uitflag over 't "lyf; het welkeenig
ongemak, maar voor geen waare ziekte, ten min-
fte, in deeze gewesten, kan gehouden worden;
want de menfehen zyn, buiten dat, wel. Men
zal hier over nog iet vinden, in het derde deel,
als ik van een haven, of de ziekten in een haven,
zal fpreeken. Voorts hebben de matroozen op de
gewoone wyze geleefd, geduurende den tyd, naam-
]yk, in welke wy, uit het Vaderland, aan het ei-
-';, ■                                      .■'"■■                                                       land,
-ocr page 58-
VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. <J.J
Jand Madera kwamen; wanneer zy, door de goed- n.Deei.
Jieid van den Kapitein, eens of tweemaal maaltyd J'
hebben gedaan met Poespas, uit versch vleesch
en groente bereid. Insgelyks hebben zy, door de
goedertierenheid van den Kapitein , wat uyen on-
der de erwten gehad. De geheele reize door zyn
de gefchutpoorten en lugtgaaten. zo vee] het de
gelegenheid toeliet, opengehouden, en'de lugt-
zeilen opgehangen. Maar op het eiland Madera,
werdt onzen Kapitein geraaden, zorge te draagen ,
dat het volk niet door de nagtlugt bevangen wierdt.
Hierom geboodt hy, de gefchutpoorten en lugt-
gaaten te fluiten, en de lugtzeilen neer te laaten ;
zo dat de roosters alleen openbleeven. Als ook,
dat die geen wagt hadden,'s nagts,in 't Schip zou-
den blyyen; waardoor, by nagt, een byna on-
draaglyke hitte tusfchendeks ontftondt. Den twin-
pigften, eenentwintigden, tweeden en derden Ju-
ly
zyn wy geweest op omtrent 19 en 18 gr. zui-
derbreedte en 334 lengte. Ik hing de Thermo-
meter tusfchendeks; om's nagts het onderfcheid
tusfchen de warmte van den dampkring, en dein«
wendige van het Schip, te weeten. Den eerften
nagt, ftondt de Kwik, in de open lugt, tusfchen
elfen twaalf uuren, op 77, en tusfchendeks, op.
83.Op den tweeden, in de open lugt, op 78; tus-
fchendeks, op 84. Den derden en vierden, in de;
open lugt op 79; tusfchendeks op 85. Op den laat-
ften dag, het zelfde uur op 81; in het Schip, op
8ój. Deeze zorgvuldigheid voor de koude, hadc
niet alleen de warmte, tusfchendeks, zeer vermeer-
derd ; maar ook de uitwaasfemingen, zo van het
water, als van de menfchen, welken,ten minde,
j8o in 't Schip waren, ingeflooten. Want als ik
om laag tusfchendeks ging, om de Thermometer
waarteneemen, 'kon ik 'er naauwlyks twee minuu-
ten wezen, of myn geheele lichaam was nat van
zweet; en dit ondervonden ook, die met my,om,
laag gingen. Ik zag veele matroozen, naakt, op
gisten, of op den vloer liggen; allen nat van zweet,
waar van fommige droomden , anderen met het
C 5
                            ' 11:
-ocr page 59-
4& VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN.
ii. Deel. lichaam woelden, anderen benaauwd fliepen, en
Hoofdst. dikwils, zwaar zugtten; anderen zeiden, dat zy,
in het Schip, niet langer duuren konden; ik kon
'er blyven, maar niet zonder veel ongemak. Wes-
halven ik den Kapitein hier van kennisfe gaf, en
hem de noodzaaklykheid toonde, van eenige togc-
gaten open te zetten;waarop, in het achterftevan
het Schip, twee gefchutpoorten , of venfters van
de kamer S. Barbara, en de deuren aan beide zy-
den van dezelfde kamer werden opengezet. Dit
gedaan zynde, heeft dé wind , van achteren koo-
mende, welke in deeze gewesten, of onder den
keerkring van de Kreeft, als men derwaards vaart,
van achter, in het fchip waait, de lugt, tusfehen-
deks beflootcn, naar de roosters in het voorde van
het Schip, fterk voortgedreeven. Hierom konden
de menfehen beeter flaapen, en de warmte, veel
gemaklyker, verdraagen, dan te vore, en zyzyn
gezond gebleeven.
IV. Getoond hebbende waarom het fchceps-
Doch met vojj,^ opzee, minder ziek wordt, dan in een ha-
!1 ven,en waarom zy het, in warme gewesten, bee-
ter hebben dan in koude; zal ik nu de oorzaaken
aanwyzen, waarom dit, niet altyd, even geluk-
kig volgt; en waar aan de ongefteldheid clan moet
toegefchreeven worden. Want het gebeurt, fom-
tyds, dat het volk, in een haven gezond is3 en,
in zee, van zwaare ziekten wordt overvallen. Om
dit te doen zien, moeten twee dingen in overwe-
ging genomen worden: vooreerst, welke de oor-
zaaken zyn, welken een algemeene ziekte kunnen
aanbrengen; ten andere, welke de redenen zyn,
als twee of meer Scheepen uit dezelfde plaatze
vertrekken, dat het volk van het eene, wel, en
van het ander, kwaalyk gefield wordt. De oor-
zaaken , welken een algemeene flagdng aanbrenr
pe o^ïzaa- gen > en een geheele Vloot aandoen, zyn, door-
ken bier i gaans: een langduurige windige en regenige lugts-
gefteldheid, welke het fcheepsvolk noodzaakt, het
fchip , overal , geflooten te houden; het .welk,
Schoon in warme gewesten niet dikwils voorvalt,
echt
-ocr page 60-
VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN.         43
echter zo het voorvalt, het tegendeel doet gebeu- »• Deet-
ren van het gene wy, in de twee voorgaande af- Hoof;st.
deelingen, gezegd hebben. Want de goede en ge-
zonde matroozen worden dan te veel afgemat,
terwyl de anderen, uit het Schip niet durven of
kunnen opkoomen; waar uit het getal van men-
fchen , in het Schip , boven gewoonte vermeerderd.
wordt, en de uitwaasfemingen, in het Schip, ook
vergroot worden. Die de wagc hebben, worden
nat van den regen, en zo het nodig is, de kooi-
jen om hoog te brengen , gebeurt hier aan het zelf-
de; en de wagt geëindigd zynde, gaan zya met
natte kleederen in natte kooijen, welken zy, met
hun lichaam moeten droogen; hier uit ontftaatdan
een tweede oorzaak, om de lugt te befmetten.
Wyders, de regen valt in het Schip ; of debaaren,
tegen het Schip gebroken, vallen, dikwils, met
groot geweld , door de roosters, tusfehendeks;
waar door het hier niet alleen nat wordt; maar de
hangende kooijen raaken ook vol water. Ook wor-
den de gefchutpoorten en togtgaten, niet zo naauw
geflooten, of 'er komt wel eenig water, door de
voegen, in het Schip; 't welk ook gefchiedt door
de gaten, welke by het eerfte dek, door de zy-
den van het Schip, het water tusfehendeks geval-
len , in zee laaten loopen, de fpygaten tusfehen-
deks genoemd. Want fchoon, van buiten, voor
deeze gaten, een foort van kousfen is gehangen,'
waar door het inflaan van het water belet wordt;
laatenze nog wel, om datze wel eens wat verfchui-
ven, eenig water in ; ook verflyten deeze kousfen,
en worden dan onbekwaam, om het water aftc-
weeren. Maar het is eveneens, waar door het
water inkoome, het is genoeg, dat het inkoome;
en het komt altyd in,als het regenig en windigis,
en loopt op het eerfte dek; en als "dan het Schip,
door den wind, of de zee, naar de eene of andere
zyde overhelt, wordt ook het water, naar de eene '
of andere zyde bewoogen;een derde oorzaak, der-
halve, waar door de lugt, wederom» met uitdam-
pingen vervuld wordt. Als men nu nog in aan-
mer-
-ocr page 61-
44 VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN.
merking neemt de uitwaasfemingen, welken, uit
het fcheepsriool en het onderfte dek, of de groo-
te ruimte; uit de teerkost, in het zelve geplaatst;
en vaten, die niet wel geflooten zyn, waar van
het water, het zy regen- of rivierwater, wegens
overblyfzels van verrottende diertjes,door denin-
wendigen dampkring van het Schip verfpreid, ftinkt;
en eindelyk van het kabel en ontelbaare dingen
meer , opryzen; als ook de uitwaasfemingen van
eenige zieken , en meer andere onzuivf rheden,
van zulk eene menigte menfchen , in zulk een
naauwe plaats, voortkoomende: als men dit alles
overweegt, zeg ik, en te gelyk de noodzaaklyk-
heid, dat de menfchen een zuivere lugt inademen,
om te leeven en gezond te zyn; zal het ligt bly-
ken, dat zulk een ftilftaande lugt, welke warm,
met rottige deeltjes, dampen van water en andere
dingen vervuld, de gezondheid der menfchen, die
zich hier in ophouden, veel nadeel kan doen. Hier
uit ontftaan Buikloop, Roodeloop, en veele foor-
ten van Rot- en kwaadaartige Koortzen ; waar van
ik in het derde Deel, waar in van de ziekten, in
een haven, gehandeld zal worden, zal fpreeken.
Want het is bekend, dat niets meer doet om ziek-
ten en verrotting voort te brengen, dan een natte
en te gelyk warme lugt; inzonderheid, alsze met
verfcheiderleie deeltjes vervuld is; gelyk die, wel-
ke op de Scheepen in zo'n tyd ingeademd wordt.
Men zie de uitmuntende Verhandeling van den
Heer de moRogue (*), waar iri hy den ftaat der
lugt overweegt; als ook het kleine Werk van den
Heer du hamel de monceau (**), door den Be-
roemden lulofs, in 't Neerduitsch vertaald; en
Lind, in zyn Werkje, 't welk de wind, in 't
Neerlandsch heeft vertaald ; Middelen ter Gezond-
heid
enz. Over de gebreeken welke zulk een on-
zuivere lugt, in een lichaam voortbrengt, kan men,
na-
(*) Dans Is prtm. V>1. des Memoires prefenttis par In
ttrang. a l'Acad. 'des Scitnces.
(**) M°P» i> canfervir lafantl its
-ocr page 62-
Van de oorzaaken in 't alcemeeü. 45
nazien de befchry vingen van in zwanggaande ziek- n< Djel-
ten, door hoffman , huxham en pringle; als hoofdst.
ook het gene de Heer monchy , in de Verbande-
lingen, van de H'narlemfche Maatfchappy der Wee-
tenfehappen, heeft gegceven. Ik oordeele het niet
nodig, hier op lang te blyvenftaan; ik meene,
dat he: genoeg zal zyn, de zaak aangeweezen te
hebben; eenige dingen hier toe behoorende, zul-
len beneden nog in aanmerking koomen.
V. De byzondere oorzaaken, welken alleen één Byzomiere
Schip treffen, terwyl anderen, in het zelfde ge- °"aake»
west, vry zyn van ziekten, zyn ontelbaare; eö
worden, fomtyds, zeer ligt, en op een anderen
tyd, zeer bezwaarlyk ontdekt; voornaamlyk, als
verfcheiden kleine oorzaaken famenloopen, en al-
lengs Krachtiger worden. Deezen voegen zich ook,
niet zelden, by de algemeene ; en deezen krygen,
hier door, te meer vermogen. Want fchoon ze-
kere Vloot, uit verfcheiden Scheepen beftaande,
van een algemeene oorzaak wordt aangedaan, wor-
denze echter, niet allen even zwaaraangegreepen ;
maar eenige Scheepen lyden weinig van een alge •
meene ziekte, tcrwyl anderen, zo zy te gelyk by-
zondere oorzaaken gehad hebben, zeer zwaar ge-
troffen worden. Maar, nademaal deeze oorzaaken
zeer menigvuldig zyn, meene ik te zullen voldoen,
als ik de voornaamften aanhaale. Ik heb, boven,
iet gezegd van het Schip; maar de Scheepen ver-
fchillen nog wel van malkander f fchoon van eener-
leie rang) in maakzel, beftiering enz.
1. Het maakzel verfchilt, en is nadeelig voor
de gezondheid, als de ruimte tusfehendeks te laag
is: want, in het eenc fchip, is, tusfehen het eer-
fte en tweede dek,, ëene hoogte van zes voeten;
in een ander van vyf, of zo omtrent; want net
heb ik het niet gemeeten, zo dat ik my, twee of
drie duimen zou konnen vergisfen; maar dit ver-
andert de zaak niet; om dat het getal van men-
fchen, welken zich, in deeze ruimte onthouden ,
het zelfde is. Zo 'er nu nog een meerdef getal is
van kisten, welken, gewoonlyk, in dezelfde ruim-
te
-ocr page 63-
4<5 VAN DE OORZAAKKN IN 'T ALGEMEEN.
ii.Deel. te geplaatst worden; of van andere dingen, als va-
Hoo/dst. ten' PlankenJ of iet dergelyks, welken evenwel
beneden, in het ruim, gclyk in fommige Scheepen
gefchiedt, geplaatst kunnen worden; ziet men,
hoe veel de lugt wordt verminderd, welke reeds,
zonder dit, min genoeg is.
2.  Als de roosters, niet groot genoeg zyn, of
niet ver genoeg achter de groote mast uitgeftrekt,
of daar door planken, om zekere reden j gefloten
worden, gelyk op vcele Scheepen gefchicdt, zo
dat de uitgang der dampen belet worde, is zulks
nadeelig aan de gezondheid;
3.  Als het Schip al te ligt water fchept, en het
eerde dek geduurig natmaakt, hoe het 'er ook
mag inkoomen.
4.  Als de gefchutpoorten en de fpoelgaten te digt
aan 't water zyn, zo datze niet opengezet konnen
worden , zonder datze water fcheppen.
5.  Als een fchip nageinicuw is en het hout nog
te nat.
6.  Als de menfehen bczwaarlyk tusfehendeks ge-
plaatst kunnen worden, aan de zyden van het fchip,
zo dat veclen genoodzaakt worden, onder de roos-
ters te liggen ; of zoze te naauw geplaatst worden,
zo dat goede matroozen flegten of zwakken uit der-
zelver plaatzcn dryven, en de uitgeflootenen op
het dek moeten liggen; waar zy niet alleen veel
s ongemak lyden, maar ook, het gene zy hebben,
verliezen; als de kooijen dek en kleederen: want
deezen raaken, in 't kort, vol luizen; waar door-
ze dan , eindclyk, uit ellende ziek worden; en ,
dikwils, de geheele manfehap in de kooy wordt
geworpen.
7.  Als de Officieren ongeoefende of luye men-
fehen, op hunne wyze laaten leeven ,• en niet dik-
wils naar hen zien, om te weeten , of zy nog op
Èen goede plaatze, met hunne kooijen liggen, of
in dezelfde welke zy hun aangeweezen hadden; of
zy nog kooijen en kleederen hebben: want zy ver-
Jcoopenze dikwils;of zy hun lichaam rein houden,
dan norfig en vol luizen zyn. De Officieren trag-
tea
-ocr page 64-
VAN DE OORZAAKEN IN 't ALGEMEEN. 4?
ten wel, als de matroozen haveloos zyn, en door °- DeeI-
ellende, den bloei der gezondheid verlooren heb- hoof'dst.
ben , de ziekte door touwflaagen te verdryven;
maar te-laat: want in zulk eén ftaat, wordt, door
zulk een middel, eer het leeven dan de ziekte uit-
gedreeven. Het is te beklaagen, dat een tydig
onderzoek, op de Scheepen, zo zelden gefchi'edt.
8.  Als luyen ,flegten en ongewoonen, van de Of-
ficieren, niet genoeg aangezet worden tot arbeid;
of goeden met onbekwaamen te veel werk moeten
doen; 't welk dikwils gebeurt.
9.  Als ongewoonen, onbekwaamen of ouden,
door dreugheid van de Officieren, groote fchrik
wordt aangejaagd; of de Onderofficieren te veel
gezach oefenen: want als zy niets van hun koo-
pen, moeten zy, om' de geringde reden, flaagen
lyden, (zie de y'oorverhand.'). En zo in tegendeel,
als hun te veel yryheid wordt, gegeeven; zo dat
elk op zyne jvyze moge leeven; kan 'er niets er-
gers , voor het gemeene welzyn bedagt worden;
en bier uit ontdaan ontelbaare ongemakken.
10.  Als de gcheele manfchap, zonder noodzaak-
lykheid, of om een geringe oorzaak, aan den re-
gen wordt blootgefteld; naamlyk, als tot iet, 't
welk door dertig kan gedaan , twee honderd geroe-
pen worden: want het mag minder kwaad, dat
dertig of veertig, dan de geheelc manfchap nat
worden.
11.  Als de plaats tusfchendeks niet zuiver ge-
houden ; of alszc fchoongemaakt wordt, de kisten
niet uit den weg gezet worden; en dus de verhoo-
len plaaizen, of onder het gefchut, niet alles ge-*
reinigd, maarzo wat in't ruw, alleen wordt weg-
genomen, het gene voor de voeten ligt; en zo
dikwils als het eerde dek gereinigd wordt , nat
wordt; 't welk ook beeter zou zyn , met een
fchrabber te doen, en het dek droog te laaten.
12.  Als de togtgaten en de gefchutpoorten, naam-
lyk, de daaglykfche genoemd, niet, ter behoor-
lyke tyd, opengezet worden; want dikwils bly-
ven deezen, een dag of twee geflooten, fchoon-
. ze
-ocr page 65-
4'S VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN.
ii. Deel. ze wei hadden konnen opengezet worden. Op
een anderen tyd wordenze geopend 3 als de zee
nog te hol gaat; en dan komt het water aanflonds
in, waar door , wederom, het geheele dek nat
wordt, en de fpygaten worden geflooten.
13.  Zy doen wel, die dekooïjen-, fomtyds, op
heldere dagen , in de lugt en de zon brengen ; op
datze van de uitwaasfemingen der genen, die 'er
op geleegen hebben, gezuiverd; of zoze nat zyn,
droog worden ; en dan moetenze niet met zeilen'
gedekt, maar aan de open lugt blootgefteld wor-
den : ondertusfcheft moeten de Officieren Coezjen,
dat zy, als 'er regen dreigt te koomen, beve°elen'
de zelven weder tusfchendeks1 te brengen, eerzef
nat worden. Dit brengt veel toe om het tusfchen-
deks te zuiveren. De Wel Ed. Kapitein p. v.
hogeuwerf , op myn laatfle reize, beval de ge-
rien, die de wagt hadden, op heldere dagen, de
Icooijen boven te brengen, en daar mede het fchip,'
aan de eene zyde, te befchanfen; de wagt gedaan
zynde, bragten zy dezelven, wederom, in hec
fchip. Zo werden deezen, niet alleen daaglyks ge-
lugt, maar de zuivering van die zyde, waar zy
hangen» werdt óok , hierdoor, gemaklyker ge-
maakt. Ditfcheen, in 't eerst, wel wat werk-
fyk; maar zy waren 'er ras aan gewend ; zo dat
zyze, na verloop van eenige maanden, van zelfs
boven bragten. Het is baarblyklyk, als dit noic
of zelden gefchiedt, het nadeelig moet zyn voor
de gezondheid.'
14.  Als de Officieren van den tweeden rang ,
lieimelyk, water-potten hebben; of ook de zwak-
ken of zieken, waar in zy by nagt, water of af-
gang loozen; of veéle vrouwen op het fchip zyn
geweest, tervvyl het nog in hec Vaderland was,
welken doorgaans, alle holen van het fchip be-
morïen ; en deeze holen, na haar vertrek, niet
gereinigd zyn, wordt, hier door, ook de lugtbe-
fmet: of wanneer, op de reize, het zelfde ge-
fchiedt in het Ruim of Kabelgat, van de menfcherl,
die hier verblyf hebben.
ij. Al»
-ocr page 66-
DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. 4$
, 15. Als de lügtzeilen te zelden worden opgehan-11. Deel.
gen, waar door zy de lugt in het Ruim brengen, l- _
en de ingehoudene, aldaar, .vernieuwen, welke
zeer onzuiver is; en niet alleen fchaadelyk voor
de menfchen, maar ook.voor de proviand.
16. Wyders is 'er ook onderfcheid in de kost,
en op meer dan eene wyze.: als 'er voor goede
eetwaaren in het Schip gebragt zyn, welken op
het Schip zo niet bevonden worden, maar met
eenig gebrek , 't welk, al is het klein, evenwel
fchaadelyk is: want bezwaarlyk kunncnze op de
Scheepen lang bewaard worden , datze goed bly-
ven; hoe veel te minder dan, alsze reeds een be-
ginzcl van bederf hebbén. ..........
. 17. Als de eetwaafen goed zyn geweest, wan-.,
rieerze in het Schip werden gebragt; maar in het,
Schip door nattigheid en warmte » of om dat da
lugt, in het Ruim, niet genoeg vernieuwd is, be-
dorven zyn; en door gistinge,' den goeden aart
verlooren hebben. Hierdoor krygen de erwten en
het brood fchimmel, op de gort.gr.oeit een korst,
in de vaten. Dit, fchoon het niet voJftrekt kan
voorgekoomen worden; gefchiedt evenwel op het
eene Schip veel eerder, dan op het ander. Op de
reize, welke ik," naar de West-Indiën gedaan heb-
be , bragt ik , fomtyds , een foort van Ther-. ■
mometer van Drebbel, in 't Ruim.; en hieldt het
aan eeii tomv, zo lang hangende, tot dat hecvogt
onbeweeglyk ftondt; en dan de bol van de Ther-
mometer, in een vat met gort of erwten, inftee-
kende, bevondt ik altyd , een groot verfchil van
warmte; doch geringer, wanneer de lügtzeilen ge-
bruikt werden. Als ik een Thermometer van
tabrenbeit in de gort g'efleeken hadt, vondt ik
een verfchil van zeven, en fomtyds negen gr. van
de buitenfte warmte; in de erwten was de warmte
minder , en de Kwik. in de Thermometer van
Fahrenheit, rees naauwlyks meer, dan drie of vier
graden. De erwten en de gort, waar in ik de
proeve nam , waren droog en goed.
ï8. Zo de eetwaaren, op dé zolders reeds on-
I>
                               ge.
IS?
-ocr page 67-
50 VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALCEMEEN.
gedierte hebben ingehad; of het Schip niet naar
behooren, «gezuiverd, voor dat 'er de eetwaaren
wierden in'gebragt; zo dat de zaaden van diertjes,
aan het hout, of in de reeten hebben gehangen,
en de proviand, in het Schip, hebben bèfmet,
welken dikwils, zoze menigvuldig zyn, de bes-
te fpyzen verteeren, en de menfehen , die de-
zelven eeten moeten, 'er van doen walgen; mis-
fchien kan hier uit ook kwaad ontftaan. Maar ik
heb eene reize gedaan, en waar op ik ontelbaar
ongedierte heb gezien, byna, in alle eetwaaren;
maar behalven de walging, welken zy de menfehen
veroorzaakten, volgde 'er geen kwaad uit.
19. De kost verfchilt ook nog, ten opzichte van
de bereiding: naamlyk , ofze wel dan kwaalyk
gekookt worden; en "dit hangt af. i.Vandedeug-
delykheid en aart der fpyzen. 2. Van het water,
waar inze gekookt worden: want het water heeft
of eenige Zout- en Aluindeeltjes in zich, of is zui-
ver rivier-regen- of fonteinwater. Erwten moeten
in zuiver water gekookt worden; maar met gort
komt het zo naauw niet: want ik heb dikwils ,
zonder nadeel, gezien, dat twee deelen fontein-
of rivier-water, en één deel zout- of zeewater ge-
nomen wierden, omze te kooken; en als 'er fchaars-
heid van water is, neemen zy wel van elk even-
veel : maar dan wordt de gort wat bitter enzout;
als zy maar een derde gedeelte neemen, blyftze
goed van fmaak; evenwel isze aangenaamer, alsze
in zoet- of fonteinwater gekookt wordt. 3. Van
de ftrengheid en oplettendheid der Officieren; als
deeze , naamlyk, met eenige naauwkeurighcid,
toezien op de fpyzen, pasfen de Koks wat beeter
op, en doen alles wat zindelyker, inzonderheid,
alsze te mets eens in de Kombuis koomen, en de-
zelven, als de onzuiverfte plaats van het geheele
Schip befchouwen. Eindelyk , of de menfehen
veel, weinig of geen fmeer, by de erwten eetén;
welk fmeer beftaat uit het vet, welk uit fpek, en
voornaamlyk, het buitenfte gedeelte deszelfs ge-
kookt wordt, en doorgaans garftig is of begint te
wor-
II. Deel.
I.
HOOFUST,
^
-ocr page 68-
VAN CE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. Jl
worden; en, door zyn bedorven aart, ligt, be-n.Deel.
derf van het overige, in de Maag en Ingewanden *•
kan veroorzaaken»
20.  Goede kost kan evenwel, alsze onmatig ge-
bruikt wordt, voornaamlyk, in heete gewesten ,
nadeel doen» Do&or Lind verhaalt hier van een
voorbeeld van het Schip the Schernees, 't welk
baarblyklyk is. De Wel. Ed. hogerwërf, ge- j
bruikte eenigzins zuinigheid, in de fchaffing, op
eene reize naar Curacao, met een zeer gelukkigen
uitflag ; en fchoon in alle andere gelegenheden,
altyd voor een zeer edelmoedig Kapitein gehou-
den „ deedt hy dit wederom, in onze laatfte rei-
ze op de Midlandfche zee, inet gelyk gevolg. De
reden blykt van zelfs: want in warme gewesten
zyn de menfehen veel minder hongerig, dan in
koude; en de deelen , welken de verteering moe-
ten bewerken, zyn in genen veel zwakker dan in
deezen: by gevolg,alsze overlaaden worden,kun-
nen daar uit ligt ziekten ontdaan. En fchoon dit
niet zo gemaklyk is te doen, Cwant de maat van
fpyzen te vinden, voor verfcheidenerleie Maagen,
is moeilyk) en 'er zwaarigheden zyn , waarom dit
niet ligt in gebruik gebfagt kan worden, zyn dee-
zen, echter niet onoverkoomelyk; inzonderheid,
als men aanmerkt,tot welken einde het gefchiedt.
Men zou, hierom, de matroozen, in warme ge-
westen , en tyden van ziekten, zulke kost konnen
onthouden, welke geoordeeld wordt meest nadee-
lig te kunnen zyn, en min fchaadelyke geeven,
Cgelyk o£ het Éngelfche Schip, waar op zy al-
leen geen gezouten vleesch aten) en dit zonder
eenige klagte.
21.  Als de tapen de pompen, waar doorze de
kiel fchoon kunnen houden, inzonderheid als het
zeer goed weer is, te weinig gebruikt worden:
■ ' als de Scheepen, door de winden of de zee ge-
flingerd worden, is het niet nodig de tap te ope-
nen ; wjfnt, op zulk een tyd, komt 'er, door de
fpleeten, zo veel water in het Schip, dat zy het,
fomtyds, twee of driemaal op een dag, uit het
D a
                          riool
-ocr page 69-
52 VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGÉMEE&.
riool moeten uitpompen: maar met goed weder
hoofdst S^chiedt dit met5' en zo ZY dan het water niet
dikwils vernieuwen, en wederom uitpompen , rot
het in weinig dagen in het riool, en geeft eenlee-
lyken ftank. En men moet hier geen acht geeven
op de zwartheid van het water, maar op den flank;
want de zwartheid is of doet geen kwaad : want
die weet, hoe inkt gemaakt wordt ^ en te gelyk*
dat een Schip, voor het grootfte gedeelte, uit ei-
kenhout en yzer is famengefteld, zal zich over de
zwarte kleur niet verwonderen.
22.  Als het ftinkend water aan de menfehen te
fchielyk gegeeven wordt; naamlyk, voor dat het
eenige uuren, in een overend ftaand vat, waar
uit de bovenfte bodem is uitgenomen, aan de vrye
lugt heeft bloot gedaan: want zy hebben gemecn-
lyk, zulke vaten , waar in zy water gieten, voor
een daagelyks gebruik, op dae, terwyl het aan de
lngt bloot gefield is, het grootfte van de rotting
en ftank kan vervliegen. Schoon al het water, in.
alle Scheepen bederft; de zuiverheid van de vaten
en het verfchil van het water, maaken nog, dat
het niet altyd even erg ftinkt; en als het ftinkt,
op fommige Scheepen, wordt het eerst aan delugc
blootgefteH, eer het:de menfehen gegeeven wordt;
en dan doet het minder kwaad.
23.  Als 'er veel manfehap geplaatst is in het
Ruim of Kabelgat. Deeze plaatzing is kwaad, niet
alleen, om dat deeze menfehen, hier, een zeer
onzuivere lugt inademen:maar ook, datze hier by-
na altoos blyven: waar door zy de beflqoten lugt,
door hun lichaam, nog meer verwarmen, en met
hunne uitwaasfemingen vervullen, en eindelyk in
deeze plaatzen, nog andere onzüiverheden voort-
brengen; het welk tusfehendeks nïec zo .ligt ge-
fchiedt. Deeze menfeherr benadeelen, niet ar-
leen , hun eigc gezondheid, maar maaken ook,
dat de eetwaaren fchielyker bederven.
24.  Eindelyk, de menfehen worden a'angedaan
door eige befmetting, of welke hun aangëbragt
wordt; aangebragte, alszeeenigen uit Scheepen..
of
-ocr page 70-
VAN DE QORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. $$
pf van land krygen, welken reeds de zaaden vann.Deei.
een befmettelyke ziekte hadden, fchoonze, op L
dien tyd, gezond fcheenen. De geleerde lind"oOFDST#
verhaalt zodanig'een geval. Naamlyk, twee En-
gelfchen, uit een Hollandsen Schip, 't weikuit
Oost Indië kwam, en aan het eiland Veetis, of
voor de wal te Spitheat lag, verzogten hun af-
fcheid; en zulks verkreegen hebbende, gingen zy
over tot de Engelfchen: maar naauwlyks , zegt
hy, waren zy, eenen dag, op het Engelsen Schip
geweest, fchoon zy gezond fcheenen te zyn, of
de een werdt 's morgens dood gevonden; en de
ander lag aan een zwaare koorts; en zy bragten
befmetting op de vloot,welke nog al eenigen'tyd
duurde. Zo ook, als 'er met Schuitjes of Sloe-
pen aan boord koomen, dewelke befmet zyn. Ei-
ge befme'cting krygenze, als 'er onder de matroo-
zen veele gevonden worden, die luy, oud, het
zeeleven ongewoon of tot het zelve onbekwaam
zyn, en reeds eenige kwaaie onder de leden heb-
bende, want deezen worden uit een geringe oor-
zaak ziek. Wyders, als 'er, geftadig een merk-
lyk aantal van'zieken is, fchoon de ziekten, wel-
ken zy hebben, niet befmetlyk zyn. Want als,
in zo'n gelegenheid, de lugt tuslchendeks, niet
met zorgvuldigheid gezuiverd, de zieken van de
gezonden afgefcheiden, en de zindelykheid by de
zieken, wel in achtgenomen wordt; en eenige
Pispotten, in het Schip gehouden, of de Potten,
■waar in de zieken gewaterd, of afgang geloosd
hebben, daar gelaaten en niet aanftonds naar bo-
ven gebragt worden, maar pen dag en nagt in het
Schip blyven, gelyk dikwils gefchiedt, waar zy
de lugt befmetten; als men, zeg ik, in alle zulke
omftandigheden , niet alle voorzorge gebruikt,
zal, dikwils, uit goedaartige ziekten, een zeer
kwaadaartige befmetting ontdaan. Van de ziek-
ten , uit eigen aart befmetlyk , zal het niet nodig
zyn, iet te zeggen.
P 3               TWEE,
-ocr page 71-
TWEEDE HOOFDSTUK.
Als een Schip uit een <warme naar een
koude lugt vaart.
overgang Tjjer moet men zich herinneren , wat in het
'AJ- voorgaande Hoofdjluk en de Voorverhande.
ling
gezegd is ; en dan zal men ligt zien; .dat het
tegendeel van het gene aangaande de zomer en de
warmte gezegd is, in den herfst of winter moet
gebeuren; waarom men, met regt, mag zeggen,
dat de zomer gunftigst is voor de zeevaarenden,
maar de herfst en winter ongunftig. Maar, de-
•wyl een Schip, niet onmidlyk, van een warm in
een koud gewest, of van den zomer in den win-
ter gaat, maar deeze verandering, langzamerhand
gefchiedt, moet het, in het tusfchenverloop,ziek-
ten van den herfst ondergaan. Voor dat ik, der- '
halve , van zulken fpreeke , welken uit fcherpe
koude ontdaan, zal ik eerst fpreeken vandeherfst-
ziekten, welken op zee voorkoomen. Maar als
het den geheelen winter door, met koud is, en
de winter gelyk aan den herfst, of het einde van
denzomer, warm naamlyk, en regenagtig; hoe-
danig een winter men heeft, in de verzengde lugt-
ftreek, of hoedanige, dikwils , in de Spaanicne
en Midlandfche zee, ondervonden wordt; moet
dezelve, ten opzichte van de. ziekten, gehouden
worden voor een langen herfst, of een natte zo-
mer Maar als de winter wat koud is, met regen,
fneeuw en hagel, gelyk in de Midlandfche ot
Spaanfche zee, dikwils; en fomtyds in hetCanaal
of de Duitfche zee, ook gezien wordt; bclpeurt
men, behalve dat de warmte in koude veranderd
is, ook verandering van ziekten; welken een an-
dere gedaante aanncemen, dan in een warme en
vogtige lugt. In zulk een tyd ontdaan vcrfchei-
den foorten van Koortzcn, waar van ik, in net
Derde Deel, of in een vreemde haven , zaNprce-
fcen; alsook Jigtpynen, Scheurbuik, Buikloop,
-ocr page 72-
VAN DE VLIEGENDE JIGT.           55
Roodeloop , waar van, in 't byzonder, gehandeld n.Deei.
zal worden. Maar als 'èr harde vorst komt, ver- i.
andert dit de ziekten, uit den herfst ontftaan, of Hoofdst.
vertraagt den voortgang derzelven, en brengt an-
deren voort, waar van aan het einde van dit Hoofd-
Jluk
gefproken zal worden.
EERSTE AFDEELING.
Van de Vliegende Jigt.
De veranderlykheid van het weder, de warmte.Vliegende
van den dag en de koude van den nagt, waar {'o^t" ge-
door de Herfst zich , van andere tyden des jaars, neezen.
onderfcheidt, maakt de zeevaarenden, aan veele
ziekten onderheevig. Want zy vergaderen, niet
alleen, van wegen groove en harde fpyzen, wel-
ken de kragten van de natuur, en de werking der
Vaten zwaar valt, om tot het uiterfte te bereiden,
niet alleen veele ongeftelde deeltjes in het lichaam ,
of in de Vogten ; maar moeten ook , dikwils ,
pligtshalve , het lichaam , door de voorgegaane
hitte van den zomer, en van overdag, ixy den
herfst, zeer geopend, en dikwils nat bezweet,
en met weinig kleederen voorzien, aan de nagt-
lugt of regen blootftellen,- waar door de groote
ontlasting door de Huid, dikwils, fchielyk, of
merklyk verminderd, of geheel geftremd wordt.
Hier uit volgt ophooping van veele fcherpheden in
het lichaam, en een groote bron van ziekten ,* en
de wezenlyke oorzaak van vliegende Jigtpynen
fcoomen hier uit voort; welken zo lang het lichaam
behoorlyke kracht heeft, en 'er niets tusfehen
komt, waar door deezé heilzaame ontlasting ge-
ftoord wordt , eindelyk , worden. uitgedreeven ,
zonder eenig kwaad gevolg, maar ingehouden en
met de omloopende Vogten vermengd wordende ,
doen zy het geheele lichaam nadeel. Maar als zy
op een zeker deel, 't welk gefchiktheid heeft, om
de zieke ftoffe te ontfangen, neervallen; prikke-
len, fteeken en knaagen zy het zelvfe, en verwek-
D 4
                           ken
-ocr page 73-
5<5               VAN DG VLIEGENDE JIGT. '.
ii.;peel. jjen >er pyn; waar op ,, dikwils, Ontfteekingen
H,oofüst. Volgen: waar uit dan naar gelang van het deel,
waar in de ftoffe blyft hangen, verfchciden foor-
ten van pynen ontftaan. By voorbeeld, als dé
Tanden aangedaan worden, wordt de pyn Tand-
pyn genoemd,indien de Borst, hietze een bas-
terd rleuris ; alsze den Arm aangrypt, noemtmen-
ze Vliegende Jigt enzè Maar, wyl deëze niets by-
zonders hebben, zo veel de Scheepen aangaat,wil
ik den goedgunfrigen Leezer liever tot andere Schry-
yers wyzen , dan my hier mede ophouden ; ik zaj
maar eenige weinige dingen, welken de geneezing
raaken, melden. Men moet, naamlyk, naauw-
keurig onderzoeken, of zodanige Lyders volbloe-
dig dan kwaadfappig zyn; want zo voordeelig de
Aderlaatingen zyn voor de eerften, zo nadeelig
zynze voor de laatflèn; derhalve moet, in zwak-
ken , de Aderlaating , met veel voorzichtigheid
gedaan worden: want behalve datze een natuurly-
ke helling hebben tot Scheurbuik, doetze 'er hen
gereédlyk toe overflaan. En als 'er op de gewoo-
ne geneeswyze, en zagte zweetmiddelen, eenigen
tyd gebruikt, geene verligting volgt, moet men
de Cortex Feruvianus gebruiken , en gróote Spaan-
fchévliegpleisters op het pynlyke deel leggen; in-
zonderheid als de koude toeneemt; want dan kan,
wegens gebrek van kleederen en dek, van een
zagt zweetmidclel, weinig goeds gehoopt wor-
den. Hee'ter en fterke zweetmiddelen , doen ,
voornaamlyk , in jonge menfehen en die volbloe-
dig zyn, dikwils, meer kwaad dan goed. Daar-
enboven hebben kleine Blaartrekkende pleisters ,
èelyk ik dikwils gezien heb, het kwaad meer ge-
tergd , dan verligt ; terwyl groote, altyd, van
goede uitwerking waren. Eindelyk, moet men
zorge draagen,'dat de fterken niet zwak gemaakt >
óf de zwakken fcheurbuikig worden; en maaken daf
de zieken niet te lang' in dé kooy liggen, of in
hèt Schip blyven; maar zo het zyn kan, opftaani,
én overdag , in de open lugt, op het' Schip
Wandelen , of het lichaam , op éenige andere
< é .,,.'. . .■ •                          .                                            wy-
-ocr page 74-
VAN DE SCHEURBUIK.                57
Pze} beweegen. Zonder dit zullen zy de Scheur-
k kwaalyk ontkoomcn.
TWEEDE AFDEEJ.ING.
Van de Scheurbuik.
I. T~Veeze wreede plaage der Scheepvaarenden
\~f heeft de geleerde lind zeer wel befchree-
ven, in zyne Verhandeling over de Scheurbuik,in
. *t Engelsch uitgegeeven Dit is een uitmuntend
Werk, 't welk niemant misfen kan, die op zee
de Genees- of Heelkunde wil oefenen; waarom ik
geene-zwaarighèid maakc, den gunftigen Leezet
derwaards te wyzen; en ik zal kortheidshalve,
veele dingen, daar in voorkoomende, fchoonze
iet doen, tot een volmaakter begrip van de ziek-
te, in' myn werkje, voorbygaan. Want ik ben
van oordeel, dat 'er weinig aangelegen is, of dé
Ouden onze ziekte al, dan niet gekend hebben;
en zal my met de gefchillen hier over, welken dé
geleerde Engelschman heeft önderzógt, niet op-
houden, öf inftëeken. Ik dénke, dat het genoeg
zalzyn, als ik, in deeze Verhandeling, alleen de
historie van de ziekte, zo als dezelve, gewoori-
lyk, op onze oorlogfcheepen voorkomt, en zover
ikze in menfehen, die de Scheurbuik hadden, of
door het openen van de doode lyken, hier aan ge-
ftorven , heb konnen waarneemen , zal hebben
opgegeeven. De orde, welke ik, in de yerklaa-
ring van deeze ziekte, zal houden, zal deeze zyn.
•i. Van de oorzaaken der ziekte. 2. Van de Ken-
teekenen. 3. Van de waarneemingen op het bloed
der Scheurbuikigen. 4. Van Het openen van doode
lichaamen. 5. Van de toevallen. <5. Van de Na-
tuur of aart der ziekte, en 7. eindelyk van de Ge-
neezing.
                       " .
Oorzaaken van de Scheurbuik.
II. De Scheurbuik heeft meer dan eene oorzaak; Verdee-
D 5
                           vee-lins-
-ocr page 75-
58               VAN DE SCHEURBUIK.
ii. Deei. veelen loopen te zamen om deeze ziekte voortte»
h. brengen , welken bekwaamlyk verdeeld kunnen
worden in voorbefchikkende en bykoomende. On-
der de voorbefchikkende kunnen geteld worden:
eene gefleldheid van lichaam om deeze ziekte te
krygen; drooge en zwaare kost van het fcheeps-
volk, als men 'er by voegt een zittend of werkloos
leven; onmaatig gebruik van Tabak, het zy door
kaauwen of rooken; als ook van flerken drank;
eindelyk , de ontbeering van verfebe Groenten.
Onder de bykoomende, alles wat de Doorwaas-
feming kan verminderen df ftremmen ; als koude,
droefgeestigheid en een vogtige lugt. Deeze oor-
zaaken moeten, nu,elk afzonderlyk,overwoogen
worden.
III. Onder alle de gefteldheden de"s lichaams is
geiteMheid 'er geene, welke zo ligt tot Scheurbuik ovtrflaat,
CheUr" ^an' waar 'n taaY > dik en aardagtig bloed de o-
verhand heeft. Want het is bekend, dat een vrye
en behoorlyke omloop des bloeds, zo noodzaak-
lyk is, tot het leven en de gezondheid; dat het
eerfte, naauwlyks eenigen tyd , zonder groot on-
gemak, en de andere, geheel niet kan beftaan:
en het blykt, dat een taaye en dikke gefteldheid
van bloed, de beweeging vertraagt, en tot een
behoorlyke doorftraaling onbekwaam maakt;waar-
om men een traage en zwakke Pols voelt by men-
fchen van zulk eene gefteldheid, als ook koude
van de uiterfle ledemaaten, welken in Scheurbui-
kigen zo gemeen zyn; dat waar deezen niet zyn ,
geene Scheurbuik is"; gelyk beneden nader zalbly-
ken. Om dezelfde reden zullen ook de laatfte ber
werkingen op de Vogten, benevens derzelver af-
fcheidingen en uitlotingen, minder, naar behoo-
ren, volbragt worden; en dus vecle ongelykaar-
tige deelen, in het bloed, worden opgehoopt;
waar uit, dikwils verftoppingen, inpakkingen in
de Longen en ingewanden van den Buik, in dee-
zen en genen gezien worden. Het is, derhalve,
niet te verwonderen, dat .de Schryvers zulk een
grootc overeenkomst gefield hebben , tusfehen
een
-ocr page 76-
VAN DE SCHEURBUIK.                  59
een zwartgallige Kwaadfappigheid, de Melancho- n. DeeU
]ie en de Scheurbuik, als uic hunne fchriftenblykt n.
(*_). Anderen hebben de Scheurbuik aangemerkt Tlo0F"s:ir-
als de hoogde trap van Melancholie, gelyk rive-
rius (*♦), ettmuller (§) en veele anderen. En
eügalenus heeft, niet zonder reden,gefield, dat
de inwendige oorzaak van deeze ziekte in een o-
vervloed van zwartgallig Vogt beftaat. Want
fchoon deeze ziekten van elkander vcrfchillen ,
hebben zy, echter, veele dingen gemeen: want
behalve de uitwendige teekenen, is het bloed,uit
de Aderen van Scheurbuikigen getrokken , zwart
en dik; waar van bepeden. Zirtk eene ontaarting
van bloed heeft aretteus reeds, zeer wel, aan-
geteekend: dat naamlyl?, het bloed van Melan-
cholieken afgelaaten, dik, galagtig, geklonterd,
en zwart is, als droesfem (|). En als men hier
by nog overweegt, hoe ligt, en uiteen geringe
oorzaak, tot deeze ziekte overflaan, zwartgalli-
gen, Mclancholieken, oude menfehen, en zul-
ken, die, om welke reden ook, of aan een zo-
danige kwaadfappigheid, of verftopping der inge-
wanden fukkelen ; zal klaar blyken, dat de Scheur-
buik, grootdeels, van zulk eene lichaamsgefteld-
heid afhangt; en het heugt my niet, op onze
Scheepen, zulk een mensch gezien te hebben, of
hy verviel, zo dra 'er andese oorzaaken by kwa-
men , in de Scheurbuik.
IV. De drooge, harde , en zwaar verteerbaare De
kost van het Scheepsvolk, kan veel toebrengen , Scheeps-
tot deeze ontaarting der Vogten ; inzonderheid andere4*"
alsze bedorven is. Maar dewyl 'er veele op de oorzaak.
Scheepen zyn, die dezelve nuttigen, en evenwel
vry blyven van de Scheurbuik; zal het, dunkt
my, nodig zyn, eer wy hier over oordeel vellen,
de fpyzen, welken de matroozen gebruiken, zo
als-
C) Vid. dolsi. Med. Tlieor. Vrad. Encychp. de Scorbuto.
(**) Vrax. Mei. de Scorbutica vffeStione.
(5) Celleg. Pralt. part. 2. cap. ultimo.
(t) t.ib. 1. ii Cvrat, mtrb. diuturn. Cap. 5. paj. 124.
-ocr page 77-
GO                VAN DE SCHEURBUIK.
Dee, alsze gemeenlyk zyn, en ik ze op de reizen, weIT
' h. ' ken ik gedaan heb, geyonden hebbe, in overwe-
Hoofdst. ging te neemen ; en te onderzoeken eindelyk, wat
het daaglyks gebruik hier van ons leert,in beden-
king te neemen. En dewyl het grootfte gedeelte
der kost voor de Vlootelingen, uit meelige din-
gen wordt genomen, en ook geen andere kunnen,
gevonden worden, welken beeter aan het oog-
merk en de huishouding voldoen; zal ikopdeezen,
alleen in 't algemeen , blyven ftaan. Onder de
meelige dingen, welken de Matroozen eeten, wor-
den , gemeenlyk, geteld, Befchuit, gepelde Gerst,
fomtyds Ryst en Gierst, Erwten en Boonen. Al-
le deeze dingen, alsze tot*meel fyn gemaakt,
bevogtigd, en op een'ftille en warme'plaatze neer-
gezet worden, raaken aan 't gisten en worden
zuur. Gekookt, gekaauwd, met fpeckzel en war
ter vermengd, in een blaas beflooten, en in warm
water, tot 90 of 100 graden, op de Thermome-
ter van Fahrenbeit, werdt alles fchielyker zuur
dan ce vore. Want, de blaaze, na verloop van
eenige uuren geopend wordende, begon reeds een
zuuragtige lugt uittegeeven.: maar na vierentwin-
tig uuren, gaf de ftoffe, niet alleen, een onaan-
genaamen zuuragtigen reuk, inzonderheid, de erw-
ten, maar men kon de zuurte, door den fmaak,
ook zeer wel gewaar worden; en evenwel hadtze
haare lymagtigheid no*g niet verlooren, inzonder-
heid de gort. Maar nademaal wy de eetwaaren »
door geene konst zo konnen ontbinden , alsze, in
ons lichaam, bereid worden, waar in de ontbin-
dende fappen , te gelyk met beweging en warm-
te, op de fpyzen werken; en wy de veranderin-
gen niet genoeg begrypen, welken zy moeten on-
dergaan, voor datze in ons bloed koomen, of hoe
dezelven gefchieden; kunnen wy, alleen, door,
■vergelykingen en waarneemingen, of 't gene ons
de ondervinding leert, hier over redeneeren. De;
ondervinding leert ons echter, dat zo dikwils ie-
mand, al is het maatig, dat is, tot verzadiging,
hiervan, inzonderheid, gort, eet (Foorverbarj:.),
-ocr page 78-
VAN DE SCHEüRBUlfe.               6l
hy altyd, niet alleen in de Maag, maar ook in 't n. Deel.'
geheefe lichaam, een gevoel van zwaarte gewaar u,
wordt; als, een bezwaarde Ademhaaling, en ge- HoorDsrr-
iieigdheid tot flaap, welken niet zo ras overgaan,
ten zy het lichaam zeer fterk en aan arbeid ge-
wend is. Ook is 't bekend, dat meelfge dingen,
met water gemengd, en niet gegist zynde, een
dik, taay en lymig fap uitleveren. Hier uit kan
men eenigzins opmaaken, dat zulke fpyzen iet tot
onze ziekte konnen toebrengen; naamlyk, door
de Vogten dik en taai te maaken. En dewyl het
bloed, in de Scheurbuik, althans in het begin,
dik en lymig bevonden wordt, blykt, dat door:
zodanige fpyzen , alsze lang gebruikt worden,
den weg, tot zulk eëne gefteldheid der Vogten:
bereid wordt.
Een andere fpyze, welke de vertéering zwaar' .
valt, is de Stokvisch, welke lang in de eerfle we-
gen blyft hangen; voornaamlyk, alsze niet wel
bereid wordt. Daarenboven wil visch ligt rotten;
gedroogde wel minder dan verfche, maar zy zyn
niet vry "van de verrotting. Ook doen zy weinig
tot voeding, en de matroozen achtenze ook ge-
ring : ofze evenwel veel doen tot onze ziekte,
twyfele ik. Want als ik dezelve aanmerk als een
fpyze, harder dan alle andere; en welke, door
een langduurige kooking, in een geley kan ont-
daan worden, en de krachten der verteering, we-
gens een lang verblyf, in de Maag en Darmen,
Verzwakken; kan men zeggen, datze, in zeeker
opzicht, kwaad doe: en in tegendeel, om datze
niet in groote maate wordt gebruikt, en hetgroot-
fte gedeelte onverteerd blyft, en met den afgang
wordt geloosd, fchyntze weinig goed of kwaad
te .kunnen doen; ten minfte, zo veel de Scheur-
buik aangaat. Sommigen hebben zich evenwel
verbeeld, datze oorzaak is, waarom de Nederlan-
ders minder van de Scheurbuik aangegreepen wor-
den dan deEngelfchen,diemeervleescheeten(*):
doch
(*) Zie wind lAanmtrks ip ie Middelen Ier Gezond, pag. 99. en MEAO
Hiftor. Account of a ntw metbtifer txtraUing the fout air tut efShipt
&c. pag. in.
-ocr page 79-
6^                    VAN DE SCHEURBUIK.
ii. Deel. doch Me ad fchryft dit minder toe- aan de
J v'sc'1» ^an aan ^et geDruik van Oranje appels en
Limoenen. Ik geloove eer, dat dit verfchil plaats
heeft, om dat de Nederlanders minder gezouten
vleesch ecten, en meer andere fpyzen, welken
minder fchadelyk zyn, dan gort en brood.
Onder de derde foort van eetwaaren , waar me-
de de matroozen gefpyzigd worden, kan men be-
grypen kaas, boter en fpek. De kaas, alsze versch
js, veroorzaakt eene taaiheid in onze fappen; en
alsze oud wordt, rotzc, en krygc een groote loog-
zoutigc: fcherpte. Niet zelden wordtze te zwaar
gezouten ; en alsze dan wat oud is geworden,
wordtze, menigmaal, zo fcherp, datze de genen,
dieze T/vat veel eeten, ontfteckingen van het ver-
hemelce, de tonge, keel, het tandvleesch, Sprouw,
•ja zweeringen van de tong en het tandvleesch, en
geftadige kwyling , door prikkelen en fleekea^,
doe krygen. De boter, alsze goed is, is een goed
voedsel; maar ze kan bezwaarlyk, inzonderheid,
in warme gewesten, lang bewaard worden» zon-
der garftigheid aan te neemen; want zo ze, in 't
begin van de reize, al vry goed is, ze wordt op
't einde leeJyk en garftig. Hier uit blykt, dat
zodanige fpyzen, wylze de Vogten, door derzel-
ver fcherpe en garftige deeltjes bederven-, fchaac'-
lyk J'.yn voor dezulken, die eene gefchiktheid heb-
ben tot Scheurbuik; en die 'er reeds aan vast zyn,
en in het gebruik van deeze dingen blyven voort-
gaan, de ziekte, in 't kort, tor den ergften ftaat
zullen brengen. Het gene ik van de boter gezegd
hebbe, moet ook van het fpek, en alle fmeer ge-
oordeeld worden; alhoewel ik, op de reizen, wel-
ken ik gedaan hebbe, het fpek, en ook de ande-
re eetwaaren, meest altyd goed bevonden hebbe,
behalve de boter. Somtyds worden 'er wormen
of eenig ander ongedierte, in het brood, de erw-
ten, gort en ftokvisch gevonden ; maar deezen
weggedaan zynde, was de kost gekookt zynde
niet onfmaaklyker dan te vore; en ik heb 'er ook
geen kwaad uit konneu befpeuren: zie het i
Hoojdft.
* 9 ■
I
-ocr page 80-
VAN DE SCHEURBUIK.               63
Hoofdft. van het II Deel §. V. 18. Dit gebeurt 11. Deel.
dikwils, al zyn de eetwaaren goed.
                           Hoo"dst
Maar als wy nu in aanmerking neemen, wat
het daaglyksch gebruik, van dceze eetwaren, ons
leert; zal men zien , datze geen oorzaak van zo
groote kwaaien zyn, want 'er zyn menfchen, die
byna enkel meelige dingen eeten , en evenwel ge-
zond zyn, vast en fterk worden, tot hoogen ou-
derdom koomen, en by welken de Scheurbuik on*
bekend is. Hier van zyn menigvuldige voorbeel-
den. Want in iommige plaatfen van Dukschland,
maakt het gemeene volk , voor daaglyksch ge-
bruik, verfcheide meelige kost, zonderze te doen,
gisten, waar onder knopflen of Nudlen, van de
voornaamften zyn , en de Engelfche Pudding, ia
taaiheid en lymagtigheid, niet hoeven te wyken.
Ik heb gezegd, byna; want des winters eeten zy
peulvrugten, als boonen, erwten enz. met fpek.
Als men, derhalve, de Zuurkool, en versch brood,
uitzondert, zal men geen groot verfchil vinden,
tusfehen de eetwaren van deezen en van de ma-
troozen. Nu en dan kunnen zy ook nog verfche
groenten hebben, als roode kool; 't welk echter
zelden gebeurt, want in die gewesten is de win-
ter zeer fcherp, en ze worden door de fneeuw,
welke hier zeer veel valt, bedekt. Ik weet wel,
dat men my hier kan tegenwerpen , dat zulke
menfchen zwaaren arbeid doen, en op het land,
niet in Scheepen woonen; doch dit is even eens;
want de eetwaaren blyven dezelfden; en als dec-
zen zo veel deeden tot onze ziekte, moesten zy
'er, meermaalen van bevangen worden; 't welk
naauwlyks tweemaal, in honderd jaaren, gebeurt.
En men kan ook zo iet, op de Scheepen zien, in-
zonderheid, in zulken, welken, van de Neder-
landers, goede matroozen geheeten worden. Want
deezen blyven, niet flegts, eenigen tyd, vry van
de Scheurbuik, maar, dikwils, wel een of twee
jaaren; fchoon zy dezelfde fpyzen gebruiken, en
op dezelfde plaatze hun verblyf hebben , waar
veel flegten, luyen, zwakken zwaar ziek zyn. Men
heeft
-ocr page 81-
VAN DE SCHEURBUIK.
heeft ook geloofd, dat de Nederlanders minder
van de Scheurbuik aangedaan worden, dan deEn-
gelfchea, om datze Zuurkool, op de Scheepen,
eeten (*).' My aangaande., ik heb dit niet kunnen
ondervinden; want in myn tyd, werdt geene
kool gefchaft., Ik hebbe wel gezien datze van de
Officieren wiefdt gegeeten, maar niet van de ma-
troozen : waarom het my voorkomt, dar het ver-
fchil, voornaam'lyk afhange Van de gemelde oor-
zaak , naamlyk, het gezouten vleesch. Evenwel zyn
'er nog wel cyden,en zelfs lang genoeg, geweest,
dat zy , dit.' gebruikten , en geen Scheurbuik
kreegen; gelyk men by den Heer lind zien kan.
Waar uit men kan opmaaken, dat de Scheurbuik,
niet alleen, moet afgeleid worden van de leeftogt
der matroozen; en het verfchil der menigvuldig-
heid van deeze ziekte } hier uit niet volkoomlyk
kan verklaard worden ; maar dat 'er noodzaaklyk»
nog iet anders moet tusfehen beiden koomen.Maaf
waarom worden goede matroozen, Op de Schee-
pen, minder van de Scheurbuik aangetast, dan die
van een andere gefteldheid zyn ? Ik meene dat het
hier van afhangt, datze hunne kleedercn en dek
beeter weeten te bewaaren, dan de flegten, die
dezelven of verkogt, of door achteloosbeid,- ver-
looren hebben; daarenboven, alsze vry zyn van
werk, danfen en fpeelenzy, en oefenen dus hun
lichaam; maar dit komt anderen , die liever flaa*
pen willen, niet gelegen,
V. Uit het gepe vooraf gezegd is, zal men nu
al beginnen te zien , hoeveel een behoorlyke be-
weging der lichaams toebrenge tot de gezond-
heid; en hoe zeef zy deeze nodig hebben, die zul-
ke zwaare fpyzen gebruiken: want elk een weet,
dat,om zulke fpyzen te verteeren, fterkelichaams
bewegingen nodig zyn. Het is bekend, dat de
omloop van het bloed, door de beweging der Spie-
ren voortgezet, en de warmte vermeerderd wordt.
Hier uit volgt, dat de bewegingen des lichaams,
niec
C) Vid. CRAMKRt E[ist. 4* Setrbati.
Il-Deel.
II.
HOOPDST.
Ccfcrek
Van
-ocr page 82-
VAN DE SCHEURBUIK.                ÖJ
niet alleen bevorderlyk zyn tot een fneller omloop n DeeI>
van het bloed, maar ook tot een betere bewcr- h.
king van onze Vogten,en meerder uitwaasfeming: Hqofdst.
want hoe grooter de aandrang is van het bloed
door het Hert in de Vaten, hoe grooter ook de fchuu-
ring is der Vogten; zo onder zich, als tegen de
wanden der Vaten, waar in ze rond gevoerd wor-
den ; en hoe ichielyker ze worden voortgedreeven
door de kleine Vaten, en voor de affcheidingen
en uitloozingen bekwaamer gemaakt- worden. Hier
door wordt, inzonderheid,de ontzichtbaare Door-
waasfeming merklyk vermeerderd; welke, volgens
de bereekening van sanctoiuus , de grootfte is van
allen ; wyl door deeze ontlastinge, alleen, in een
dag, meer vogts uit het lichaam wordt uitgedree- .
ven, dan door alle andere uitloozingen te zamen.
Waar uit men kan befluiten, dat al wat de om-
loop van het bloed kan voortdryyen , ook deeze
heilzaame ontlasting vermeerdere ; en in tegen-
deel. En hier uit ziet men, hoe zeer de beweging
van de Scheepvaarenden diene, tot behouding van
de gezondheid; en hoe veelze doe tot verkryging
of voorkooming van de Scheurbuik, wordt door
ontelbaare voorbeelden beweezen. Wy hebben,
boven, gezien, dat goede matroozen, langen tyd,
op het Schip konnen zyn, eerze van Scheurbuik
aangegreepen worden. De geleerde lind heeft
opgemerkt , dat op de Engelfche Scheepen ,
niet alleen de Officieren van deeze ziekte bevryd
blyven; maar dat ook de opzigtefs op zee dezel-
ve zelden krygen. Op onze Scheepen blyven,
niet alleen, de Bcftierders vry van deeze ziekte,
maar ook de roeijers; fchoon hunne kooijen, zon-
der onderfcheiding, hangen in het Schip , en zy
dezelfde fpyze gebruiken als de andere matroozen ,
zonder eenig onderfcheid. De oorzaak, waarom
de Beftierders van het Scheepsvolk minder van
deeze ziekte aangedaan worden, dan de matroo-
zen zelvèn, gelooft de Heer lind aftehangen van •
het befchut om hunne bedfteden, en het dek; of
datze meer geestigen drank gebruiken,.dan de an-
E
                       de-
-ocr page 83-
60                VAN DE SCHEURBUIK.
deren. Ik oordeele, dat het afhangt van de meer-
"• dere beweging des lichaams, en een meerder ge-
■° 5T- bruik van verfche groenten. Want het is bekend
aan allen , die kennis van de Scheepvaart hebben,
dat de roeijers meer moeten werken, dan de ove-
rige matroozen of foldaaten; en ook zwaarder ar-
beid doen, voornaamlyk, als het Schip voor an-
ker ligt. Ik heb matroozen gezien, die op eene
reize zwaar aan de Scheurbuik waren geweest,
maar de reize-gedaan zynde, in 't Vaderland we-
der gezond werden ; en na verloop van eenige
maanden, wtederom aan boord gekoomen zynde,
en roeijers geworden, op die reize, geen Scheur-
buik kreegen;fchoon de oorzaaken tot dezelve cr-
. ger waren, dan op de voorgaande reize. Behal-
ven deezen, ziet men zelden jonge menfehen, of
jongens, die graag fpeelen , van de Scheurbuik
aangegveepen worden; fchoon 'er nu of dan een
enkele van aangedaan worde; en dan is zulks aan
zeker geval, dat hy te lang, zonder beweging op
het Schip is geweest, of zich in de kooy gehou-
den, toetefchryven. Wyders, heb ik, dikwils,
opgemerkt, dat, in den Herfst of Winter, als 'er
veel regen viel, met weinig of een matigen wind,
veelen van de Scheurbuik wierden aangetast, én
de ziektezeer fchielyk toenam; en integendeel,
andere dingen gelykftaandc ; als de wind fterker
was, de baaren verhief, en het Schip in meerdere
beweging bragt, de matroozen niet zo ligt Scheur-
buik kreegen , *en de toevallen langzaamcr aan-
groeiden in degenen, die dezelve reeds hadden:
ik fpreeke nu niet van zeer fterken wind, die ge-
vaar kan aanbrengen ;want die komt maar zelden,
en kan een andere uitwerking voortbrengen. Ook
heeft men altyd gezien,dat de foldaaten meer van
deeze ziekte aangegreepen worden dan de matroo-
zen , en 'er ook meer aan fterven; waar van een
aanmerMyk voorbeeld gevonden wordt in de reize
- van den Heer anson; dat naamlyk, de Scheurbuik
niet zo veel fterfte hadt veroorzaakt onder de ma-
troozen, als onder de foldaacen: want uit vyftig
i .                                                                                                                                                          OU-
-ocr page 84-
VAN DE SCHEURBUIK.               <g?
ouden en invalide foldaaten op den centurion,waren n.üeet;
alleen vier ; en uit negenenzeventig vlooteling- '
foldaaten, waren vyf overgebleeven , de anderen
aan de Scheurbuik geftorven. Op onze Scheepen
heb ik altyd gezien, als 'er-zeven aan de Scheur-
buik waren, waren 'er, ten minfte, vier foldaaten
onder; fchoon het getal van deezen niet zo grooc
is als'van de matroozen; en dit heb ik nergens
anders aan konnen toefchryven , dan alleen aan
gebrek van beweging. Het is , inderdaad, ver-
wonderlyk, welk een afkeer', zy, van aatuure*
hebben van allen arbeid of beweging; ook hebben*
ze geen vermaak in eenig fpel; maar vertoonen
iet deftigs en manlyks, ik weet niet wat; als of
danfen en fpeelen te laag ware voor een foldaat»
De Heer cramer heeft ook aangemerkt, dat de
ziekte meer woedde onder het voetvolk dan on-
der de ruiters, in het Keizerlyk leger by Ternes-
war. Misfchien is de voornaamfte oorzaak ge-
w.eest, de mindere beweging : want die weet,
hoe het voetvolk leeft, in de legers, zal gemak-
lyk zien, dat ik niet ver buiten de waarheidfpree-
ke. Want als zy niet in de wapenen ftaan, bren«
gen zy, byna , den geheelen dag door, met fka-
pen; maar'de ruiters hebbenzo veel gelegenheid
r.iet tot luiheid, om dat zy daaglyks de paarden
moeten oppasfen. En de ondervinding leert, dat
menfehen, die een zittend leven leiden, droef-
geestig worden; inzonderheid, als zy harde fpy-
zen gebruiken , en de vlugheid van geest verlie-
zen. En het is zelfs de ouden niet onbekend ge-
weest, hoeveel de beweging des lichaams doe tot
de vlugheid. Het is te verwonderen , zegt pli-
nios (f), hoe het verftand, door werking en be
weging van het lichaam, opgewekt wordt. Waai1
uit fchynt te volgen,, dat de matroozen, naauw*
lyks van de Scheurbuik zouden aangedaan wor-
den, als zy beweging van lichaam genoeg hadden.
De goede matroozen weeten dit zeer wel,zy noe*
■ men
(t) Efi,n 6. Lib. X.
JE s
-ocr page 85-
<J?                   VAN DE SCHEURBUIK.
men de Scheurbuikigen luyaards; om dat zy heb-
HoÓfdst. ben opgemerkt, dat de luyen 'er, doorgaans, op
het Schip van aangegreepen worden.
Misbruik VII. Wyl 'er v,eele dingen zyn,welken de vcr-
v»nster- teering der fpyzen kunnen beletten of verzwak-
ennrabak! kcn» zal ik alleen fpreeken van twee misbruiken,
welken op de Scheepen dikwils voorkoomen, en
tot onze ziekte eenige aanleiding kunnen geeven.
Ik acht het overtollig, hier van de werking der
, Verteering te fpreeken : want elk een weet, dat
de kost., van het Scheepsvolk, een goede gefteld-
heid nodig heeft van de deelen en krachten, wel-
ken de verteering en kooking moeten bewerken.
Hier uit blykt, dat alle dingen fchaadlyk zyn , \
welken de kost harder of taaijer kunnen doen wor-
den ; en ten anderen , als 'er zulke dingen van
onttrokken worden, welken 'er natuurlyk by be-
hoorden gemengd te worden, hierdoor, de ont-
binding onvolkomener gemaakt of vertraagd wordt;
ik zie , naamlyk , op het misbruik van fterken
drank en.Tabak. Want, fchoon deeze dranken
geroemd zyn om de verteering te bevorderen, en
hier toe van fommigen nog aangepreezen worden;
brengen zy zulk een voorgegeeven uitwerking niet
voort; ja zullen, veel eer, alsze met de fpyzen ver-
mengd worden , dezelven doen krimpen , harder
én onbekwaamer ter verteering maaken. De ge-
leerde monchi heeft dezelven, onlangs , om de
verrotting weerende eigenfehap , aangepreezen
C*); ende noodzaaklykheid derzelven, door veel
byeenverzamelde voorbeelden getragt tebewyzen.
Maar als men met de daaglykfche ondervindingen
te raade gaat,,en de Schriften der Auteurcn be-
hoorlyk overweegt, zal men het tegendeel, uit
die voorbeelden , konnen toonen. Men moet,
echter aanmerken, dat de geleerde Geneesheer,
alleen een maatig gebruik heeft aangcraaden; en
dezelven met water en andere dingen vermengd
wil hebben. Op zulk eene wyze kunnenze, in-
der-
(*) Verband, van de Haar!, ftlastfdh. der Weetenfch. VI. Deer.
-ocr page 86-
VAN CE SCHEURBUIK.               69
derdaad, den menfchen weinig nadeel doen, ja tb
nogweleenig voordeel, gelyk ook een maatigge-
bruik derzelven , fchoonze niet vermengd zyn,
geen kwaad aanbrengc. Maar ik oordeele het, in
ons geval onnodig, dezelven als een rottingwee-
rend middel te geeven; om dat 'er geene rotting
is, althans niet in de Maag en Darmen, waar
deeze dranken de voorn aam fte werking doen. Want
het is bekend, dat de menfchen aan een beginnen-
de , ja reeds gewortelde, en tot den hoogden trap
geklommen Scheurbuik, kwynende , nog eetlust
hebben, en alferhande fpyzen gebruiken; zonder
eenig blyk van beletzel in de verteering. Dit heb-
ben allen'met verwondering gezien, die Scheur-
buikigen behandeld 'hebben, en behoeft, derhal-
ve, geen bewys. Nog meer, de, menfchen kry-
gen de Scheurbuik, al is de kost goed; maar waar
van ontftaat de honger? van een gist'der verrot-
ting , of uit bedorven overblyfzels van de fpyzen ,
in de eerfte wegen; zo dat menze , met rotting-
weerende middelen moet voorkoomen? hetwelk
bezwaarlyk te gelooven is. Indien zulk eene
oorzaak de honger maakt, zou men.konnen zeg-
gen , dat de omzichtige natuur in de Maag der
Scheurbuikigen, van 't fpoor is,welke anders, al-
tyd, het tegendeel aanwyst: want de Scheurbui-
kigen hebben , niet alleen, trek tot zuure of rot-
tingweerende dingen,maar ooknaar versch vleesch
en alsze dit niet hebben konnen, eeten zy zelfs
fpek; en het gene zy eeten, fmaakt hun, zo als
het is. En die deeze dranken veel gebruiken, zyn de
Scheurbuik niet minder onderhevig,dan die dezel-
ven weinig of geheel niet drinken, en een begin-
nende Scheurbuik kan met geen fterken drank over-
wonnen worden , als de oorzaaken , welken de ziek-
te hebben voortgebragt, blyven aanhouden; zelfs
gelukt het niet met den zo geroemden geest van
Lepelbladen; met welke ik eenigc proeven geno-
men hebbé, waar van eene aantehaalen, genoeg
zal zyn. Als wy 1760, uit West-Indie, terug,
onder zeil gegaan waren, inet het Schip de prunt.
E 3
                           ces-
-ocr page 87-
. 7°               VAN DE SCHEURBUIK,
II. Deel. cesse carolina, begon de Scheurbuik te koomen
n. onder de matroozen. liet Schip naby het eiland
Hoofdst. piorjs zynde, (londc de Kwik in de Thermometer
van Fabrenheit, op zyn hoogst, op 64. gr. en het
laagst op 61. Óp den 27 January klaagden Tho-
mas PinSior,
een man van omtrent 50 jaaren, van
een flymige geaarthcid, maar nog redelyk fterk;
Joost Althe, omtrent 34, en Adriaan Prevot, om-
trent 24 Jaaren oud, over pyn in de gewrigten en
vermoeidheid in de leden. Deczen heb ik . 's
morgens te zeven uuren, gegeeven, een Unce Spi-
rïlus Cocblearia,
met een Unce Aqua Rapbani,
volgens de Haagfche Apotheek, om op eene reize
te neemen; voor den -middag zes drachmen Spiri-
tus Carminativus Silvii,
rriet een' Unes Aqua dn-
•namomi;
en deaavonds een Unce Aqua Vit® Ma-
tbioli,
met een Unce Aqua Cinnamomi. *Zo voer
ik eenige dagen voort; maarats, ondertusfehen,
het tandvleesch begon te zwellen, en de overige
teekenen van de Scheurbuik zich, meeren meer,
openbaarden, maakte ik een drankje uit vier Un-
cen Spiritus Cocblearia,
en evenveel Aqua Raphani
(zo lang ik hier van iet had, naderhand nam ik
gemeen water) en twee Uncen Suiker; waar van
zy, alle twee uuren,een theekopjevbl gebruikten.
Zo heb ik, wederom , eenige dagen aangehouden ;
maar toen ik zag, dat de ziekte, van dag tot dag,
toenam , gaf ik dit middel niet meer. ISladerhand
heb ik hen, op de gewoone wyze, behandeld;
maar met een ongelukkigen uitflag: want, om-
trent het midde van February , 1761, is Thomas
PinStor,
by Helvoetfluis geftorven; en Joost Al-
the,
eenige dagen daarna, in het gasthuis te Rot-
terdam; en Adriaan Prevot, die, in de laatfteda-
gen, nog een Scheurbuikige Roodeloop kreeg, in
de lange Leenfrxaat van dezelfde ftad: Ondertus-
fehen was van de anderen, die de Scheurbuik had-
den, niemant op het Schip, of aan land geftor-
ven. Men moet weeten, dat het weder in January
en February, meest akyd regenig en nevelig was
geweest. Hier uit is baarblyklyk, dat het benig-
-ocr page 88-
VAN DE SCHEURBUIK.               7t
te rottingweerend middel, noch in de eerfte, noeh n. Deel.
in de tweede wegen , iet gedaan hebbe. Dat gees- n.
tige dranken den omloop van het bloed aanzetten,IIooirDiiT-
en aanleiding tot Doorwaasfeming maaken, is on-
twyfelbaar; maar het is ookzeeker, datzy, na
de vervlieging van het aanprikkelende, de werkin-
gen van hét lichaam traager laaten, danze, voor
derzelver gebruik geweest waren; en deeze ver-
traaging langer duurt, dan de beweging, welke
zy, in Tiet lichaam verwekt hadden. Waar uit
blykt, datze maar uitwerking doen, voor een oo-
genblik: en dat zulk eene voor minder prys kan
verkreegen worden, heeft de voorgaande § V. ge-
leerd ; en dit middel is altyd by de hand. Einde-
lyk, een onmaatig gebruikvan Tabak, het zy ge-
kaauwd of gerookt, is kwaad; om dat het de fpy-
zen van fpeekzel tot de verteering berooft, de
tanden door haar fcherpheid, verknaagt; door de
tong te prikkelen, te veel kwyling verwekt, en
de deelen tot deeze vloeijing zo gereed maakt,
datze , uit een natuurlyke gefteldheid , te .veel
fpeekzel affcheiden ; waarom deeze menfehen
naauwlyks fprecken kunnen, zonder dat de kwyl
de mond uitloope. Daarenboven worden zy ftin-
kendc kwatters; en alsze maar eenigzins van de
Scheurbuik aangedaan worden, krygenze een fter-
ke kwyling: want de natuur was reeds gewend,
door deezen weg, te veel vogt uittegeeven. Hier-
om worden deeze, in de Scheurbuik, meer ge-
plaagd van ongemakken, in den mond, dan ande-
ren. En ik heb altyd gezien , dat menfehen, die
onmaatig Tabak gebruikten , -deeze ziekte eerder
kreegen dan anderen, welken dezelve weinig, of
niet gebruikten. Zy bedriegen zich, derhalve,
die zich inbeelden, dat men zich door het gebruik
van Tabak, voor de Scheurbuik kan behoeden.
_ VII. Maar onder de oorzaaken , welken, het Hct ?emis
lichaam, tot deeze ziekte, kunnen voorfchikken, van ver-
wordt, met recht, geteld het gemis van verfche fc!lc
Groenten. Alhoewel deeze oorzaak, gelyk ook Grochcen-
de overigen, behalve de eei'fte, meer voor een
E 4
                               by-
-ocr page 89-
?4                VAN DE SCHEURBUIK.
ir. Deel. bykoomende zou konnen gehouden worden; heb
ii. ik het, echter, niet on vocgzaam geoordeeld, de-
owsr. Zelven als voorbefchikkenden aantemerken ; om
dat zy het lichaam langzamerhand tot deeze ziek-
te doen hellen, en de menfchen lang kunnen zyn,
al bly ven dezelve aanhouden, eerze van de Scheur-
buik aangedaan worden; maar als 'er deezen niet zyn,
is 'er onze ziekte ook niet; en zoze zich met de
bykoornrnde fam en voegen , brengen zy, zeer ras
de Scheurbuik voort. Deeze laatfte, is, onder alle
anderen, wel de vermogendfte, en by na de ee-
nigfte. Want Doftor bachstrom , als hy gezien
hadt, dat deeze ziekte, niet alleen ontftaat uit
fcherpe koude, in de noordelyke gewesten, maar
dat 'er de menfchen, in de verzengde LugtflreeJc,
ook zwaar van aangetast worden, befluit, dat de
tsaar e en voornaame oorzaak
, van deeze ziekte,
geene andere, zy, dan een lang gemis van alle ver-
fcbe groente;
welk gevoelen hy, met veele en
krachtige bewysredenen , heeft gefterkt; waar on-
der dit zeer merkwaardig is. In de belegering van
Thorn , waren , behalve de inwoondcrs v?n de
ftad, nog vyf ofzes duizend foldaaten van de be-
zettinge, alleen aan deeze ziekte geftorven; ter-
wy! by de Zweeden, die de belegeraars waren ,
niets zulks gebeurde. De belegeraars konden over-
vloed van moeskruiden en groente bekoomen; en
de belegerden geheel niet; en zo dra zy, de be-
legering geëindigd zynde, moeskruiden gebruik-
ten, hieldt de ziekte op. Meer andere bewyzen
kan men zien , in zyne aanmerkingen over de
Scheurbuik. En van'hoeveel gewigc dit gevoe-
len zy, kan hier uit ligt blyken, dat iemant, zo
iang hy deezen nuttigt, geen Scheurbuik zal kry-
gen; 't zy hy iri natte, koude of warme gewesten
huishoude, een werkzaam of ftil leven leide: in
tegendeel heeft men, altyd bevonden , dat die ge-
brek aan verfche groente hadden, de Scheurbuik
kreegen. Dat nog geen middel bekend is, waar
mede wy deeze ziekte kunnen vérdryven, behal-
ven de fappen van verfche gewasfen. Dat de
Scheur.
-ocr page 90-
VAN DE SCHEURBUIK.            73
Scheurbuik, zo ze niet tot den hoogden trap ge-
koomen is, door deeze fappen, volmaakt genee- HoOFó„,
zen wordt. Men doe hier by het zeggen van cra-
mer: naamlyk, de winter was lang geweest, de
moeskruiden waren door de voorgegaane belege-
ring verwoest; hierom konden de gemeene ibl-
daaten weinig of zelden groenten krygen : maar zo
dra hef voorjaar, nieuwen deedt voortkoomen,
week de ziekte.
Iet dergelyks is zo dikwüs op de Scheepen ge-
zien, dat het geen bewys behoeft. Als de Schee-
pen, eenige maanden, in zee zyn geweest, en de
matroozen de Scheurbuik hebben .gekreegen; als
de ziekte nog maar niet tot den hoogften trap ge-
koomen is, worden ze door verfche groenten,ge-
lukkig, en in korten tyd , herfteld, en het isaan-
merklyk dat alle moeskruiden, van wat.foortook,
goed zyn; en al wat 'er van bereid wordt, het zy
raauw of gekookt gebruikt, deztlfde uitwerking
doet; het zy het van wortelen, kruiden of vrug-
ten woudt genomen. Na den voorleeden oorlog,
heb ik gelegenheid gehad een voorbeeld te zien ,
't welk dit gevoelen ook beveiligt: naamlyk inde
ftad Landau, verkogten zy, uit de koninglyke
Apotheek, gezouten vleesc'h, fpek en kaas; en
toen konden het gemeene volk, en inzonderheid
de foldaaten , veel koopen voor weinig geld. Maar
toenze 'er wat veel van gegceten hadden, kreegen
fommige van de foldadten de fchurfd; anderen,
die wat veel van de oude kaas, die zeer fcherp
was, gebruikt hadden, een ligte Ontfteeking van
het Verhemelte, Tandvleesch en de Tong, met
merkelyke kwyling; anderen werden van afgaan-
de Koortzen aangegreepen. De foldaaten werden
in het hospitaal gebragt; en die fchurfd waren ,
door een fmeering, gemaklyk geneezen; anderen
werden door eene onthoudinge van kaas, in vier
of zes dagen, even gemaklyk, herfteld, als die
eenigen Gorgeldrank gebruikten; de Koortzigen
werden ook, door de Koorts-bast geneezen. On-
der, tenminfte, 800 menfehen, welken op dien
EJ                     tyd,
-ocr page 91-
74                 VAN DE SCHEURBUIK.
n. Deel. tyd, in 't hospitaal waren, heb ik in geen eenen
Hoofdst. een waar toeval van de Scheurbuik gezien. Schoon
de Heer dubois toen Geneesheer van het hospi-
taal, deeze aandoeningen voorScheurbuikighieldt:
want de Schurfd noemde hy een Scheurbuikige
Schurfd; en de Sprouw insgelyks Scheurbuikig:
maar uit de befchryving van de Ziekten blykt ge-
noeg, dat niemant van deezen de Scheurbuik hadt.
Ondertusfchen kan ik, inderdaad, zeggen, dat ik,
op de Scheepen, geene kost gezien hebbe, welke
hier aan meer toebrengt dan zodanige. Het vleesch
was half verrot, de kaas was zeer fcherp; en had-
den de menfcfyen, niet, ondertusfchen, groente
gegceten, was niemant, waarfchynlyk, van de
Scheurbuik vry gebleeven. Het gemcene volk
kreeg ook dezelfde ongemakken als de foldaaten,
maar deeze kwamen, door zich, eenige dagen van
kaas te onthouden, de kwyling, zonder eenig an-
der middel, gernaklyk te boven.
Wyders, is niemant langer onbekend, dat de
matroozen onder de verzengde Lugtftreek, de
Scheurbuik ook krygen, hoe wel niet zo menig-
vuldig; maar veele voorbeelden hebben doen zien,
datze daar ook van zeer kwaade gevolgen is.
Maar die den ftaat der Ethiopers of Zwarten, in
de Indien , aan de Europers onderworpen , be-
fchouwt, en met dien der matroozen vergelykt;
als ook de hutten , waar in zy woonen, het gebrek
van dek en kleederen, en* het ellendige en droc-
vigfte leven, welk zy leiden, zal zich , met re-
den , kon'nen verwonderen, hoe deeze ellendigen
van de Scheurbuik bcvryd blyven. Want al wat
de matroozen, om de verrotting niet kunnen eercn,
ftrekt deeze menfehen tot fpyze; en zy worden,
niet minder, aan de koude blootgeftekl dan de
matroozen: zy gaan naakt, en kunnen de nattig-
heid niet ontwykcn, en krygen, echter, geen
Scheurbuik; terwyl de matroozen, op een vrees-
lyke wyze, van deeze ziekte aangegreepen wor-
den; voornaamlyk, in den winter, of in den re-
genigen tyd, welken zy voor den winter houden.
-ocr page 92-
VAN Dï SCHEURBUIK.             75
Het verichil moet misfchien, eeniglyk, aan het TI DecU
gebruik van vrugten toegefchreeven worden ; want " 11.'
in deeze gewesten geeft de aarde, als een goed- Hoofdst.
aartige voedfter der genen, dcwelken hier leeven,
veele vrugten, zonder byna eenigen arbeid. De
ervaren Heelmeester dorfkel heeft my, evenwel
verhaald, dat hy in de 19 jaaren, welken hy op
Curacao gewoond heeft, de zwarten, eens van
de Scheurbuik heeft zien aangegreepen worden;
maar de toevallen, welken hy opnoemde, behoor-
den meer tot de lazary, dar> de Scheurbuik. Hy
geloofde, dat de kwaal ontdaan was uit gebrek
van Mais; en riedt my, een zak met meel hier
van mede te neemen; om zo eenigen, op de te
rug reize, naar het Vaderland, deeze ziekte mog-
ten krygeiij door een koek, hier van, op de wy-
ze der Amerikaanen, gemaakt, dezelven te her-
ftellen. Deeze koek wordt omtrent zo bereid als
de Pudding der Engelfchen, en funcbi genoemd;
maar, om dat ik hierop weinig vertrouwde, heb
ik 'er geen gebruik van gemaakt; zo dat ik van
deszelfs uitwerking niet kan oordeelen. ,
Hier uit blykt nu zeer klaar, hoeveel de verfche
groenten doen om de gezondheid te bewaaren. Of
evenwel'een mensch zulk eene gefteldheid hebbe,
dat hy, zonder gebruik van dezelven, volftrekt
niet lang zonder Scheurbuik kan leeven, laat ik
anderen, die wyzer zyn dan ik, beflisfên. Maar
als men vraagt, of de matroozen, cenige maan-
den, ja den geheelen winter, zonder Scheurbuik
konnen leeven, fchroome ik niet, ja te zeggen,
indienze zo leeven , al?ze op onze oorlogfchcepen ,
gewoonlyk leeven: want, gelyk ik, te voren,
reeds gezegd heb , de officieren, onder officie-
ren , de goede matroozen, roeijers en jongens., lee-
ven dikwils een jaar en langer, op de Scheepen,
zonder eenig toeval van Scheurbuik. Men moet,
echter, aanmerken, dat zy na een lange reize ge-
heel andere menfehen zyn, dan eer zy uitgingen;
en datze, de geheele reize, niet altyd zyn ge-
weestj zonder groente of verfche vrugten te ge-
brul
-ocr page 93-
-,—
7Ö                   VAN DE SCHEURBUIK.
ïi. Deei. bruiken; want als het Schip in een haven loopt,
Hoofdst. hebben ZY eenigen konnen eeten, zo dat zyze
niet altyd gemist hebben. Maar, als 'er geen an-
dere oorzaaken bykoomen, welken de Scheurbuik
aanbreng-en, fchynen de menfehen , zonder ge-
bruik van verfche groenten, een langen tyd , te
kunnen leeven, ten minde, langer dan de bele-
gering van Thorn geduurd heeft, waar uit bach-
sïrom zyn oordeel heeft opgemaakt. Dodtor
LiND brengt hier verfcheide dingen tegen in, maar
die laaten de zaak nog twyfelagtig. Waarom heb-
ben de Ouden deeze ziekte niet bceter befchree-
ven, daarze, met zo veel moeite, de historiën
der ziekten hebben vergaderd, en derzelver toe-
vallen, met zo veel getrouwheid, aan de nako-
melingfchap overgeleeverd ? Misfchien, om dat
de ziekte, in de gewesten, welken zy bewoon-
den , niet gemeen is geweest; gelykze nog, in
warme landen,als Spanje, Frankryken Italië,zel-
den gezien wordt: want de winter is, in deeze
gewesten zagter; en derzelver inwoonders heb-
ben, Ijet geheele jaar door, verfche groenten en
tuinvrugten. Als ook, om dat de Ouden een an-
dere levenswyze gehad hebben dan de hedendaag-
fchen; waar doorze, misfchien , minder aange-
daan werden. Schoon zy de ziekte gezien heb-
' ben, als uit hunne fchriften blykt; hebben, zy
evenwel; om de onbeftendigheid of korten duur
der oorzaaken, derzelver grootfte uitwerking niet
gezien. Mooglyk hebben zy haar ook met ande-
re ziekten verwerd; en waarom zou dit de Ouden
niet gebeurd zyn, daar het in onze tyden wel ge-
fchied! Daarenboven is het waar, dat de uiterfte
trap van Scheurbuik zelden gezien wordt, naam-
lyk,.aan land; en dit wordt door de verfchillende
gevoelens der Auteuren, welken over deeze ziek-
te gefchreeven hebben, bevestigd; waar by nog
komt, dat de Hedendaagfchen veele toevallen, ja
byzondere ziekten,'uit deeze bron afgeleid heb-
ben. En wy weeten niet genoeg, hoe de Ouden,
ia belegeringen geleefd hebben; en of zy niet door
hun-
_.
-ocr page 94-
VAM DE SCHEURBUIK.              77
hunne wyze van leven, een geruimen tyd, zon- ir. Deei.
der het gebruik van verfche groenten, van de n-
Scheurbuik hebben konnen bevryd blyven; en nog 00FDST<
veel meer andere dingen zouden hier konnen by-
gebragt worden: Ook zyn overal geen goede
Waarneemers, of overal even naauwkeurig. Wanc
de Geneeskundigen kennen onze ziekte naauwlyks,
ten zyze veel met matroozen, foldaaten en het
gemeene volk, by welken de ziekte algemeen is ,
verkeercn en woonen. De Heer lind haalt on-
der anderen, ook dit aan: dat de menfchen drie
maanden, ja geheele jaaren, op de Scheepen, van
de Scheurbuik zyn vry gebleeven ; en wegens
fchaarsheid van geld, geene groente hadden kon-
nen koopen, en ze derhalven gemist hebben; be-
halven alleen, dat zy, fomtyds eenige Uyen aten ,
en eenige andere dergelyke dingen ,• en voorts de
geheele reize, naauwlyks #twee of driemaal, in
een maand, verfche groenten hebben genuttigd (*).
Ondertusfchen weet men, dat de Uyen een voor-
treflyk middel zyn, om deeze ziekte te voorko-
men of te geneezen. Niet zelden heb ik gezien
dat de Nederlanders, op de Scheepen, gebrek aan
geld hadden ,• en nogtans verfche vrugten en versch
brood gegeecen hebben; van waar kreegenze geld!
dit zal iemant ligt konnen raaden, die de fchip- ■
pers van de Italiaanen en Spanjaards, dikwils, in
Engelfche of Neerlandfche kleeding heeft gezien.
En van geen meer gewigt is, het gene van den
Kommandeur anson verhaald wordt: want het is
zeeker, dat als iemant deeze ziekte, eenigen tyd,
heeft gehad, fchoon hy in gezondheid is herfteld, .
hy echter nog eenige o verhelling tot de ziekte •
behoudt,- en de aanleidlyke oorzaaken werken op
den eenen tyd meer, dan op een anderen.- Ein-
delyk, dat 'er landen zouden"zyn, waar in de
menfchen, geduurende den geheelen winter, geen ,
verfche groenten hebben , is naauwlyks geloofbaar;
altyd verzamelen zy wel iet, 't welk zy voor den
win-
l (*) De Sttrbutt P. II. taf. I.
-ocr page 95-
73                 VAN DE SCHEURBUIK.
winter bewaaren. Te vergeefs brengt men oolcby,
dat 'er menfchen zyn, die, volgens hunne natuur,
zich van groenten onthouden: want deeze gebrui-
ken, misichien, versch vleesch, melk en andere
dingen, waar aan de aardgewasfen, en tuinvrugten,
het hunne gegeeven hebben. En men moet niet ten
voorbeeld (tellen,dat misfchienéénmensch,onder
duizenden, gevonden is,die dezelven kon rnisfen.
VIII.. Nademaal wy nu de oorzaaken verklaard
hebben, welken het lichaam zulk eene gcfteldheid
doen krygen, dat het eene helling heeft, om in
de ziekte te vallen, moeten wy nu nog overwec-.
gen , welke oorzaaken, alsze het lichaam aan-
doen, de ziekte onmidlyk doen voortkoomen; of
welken, als zy het lichaam zo gefield bevinden,
zulk eene kwaadfappigheid voortbrengen, als de
Scheurbuik genoemd wordt. Zoodanige zyn, die
de onzichtbaare Doprwaasfeming belemmeren,
verminderen of ftremmen kunnen,- als langzaam
toeneemende koude, inzonderheid, als het weer
te gelyk nat is; en gemoedsdriften. Hier by zou-
den nog eenige anderen, van geringer aanbelang,
waar door ook deeze heilzaame ontlasting eenige
belemmering kan lyden, bygevoegd konnen wor-
den; maar myn voornemen is, alleen van de voor-
• naamften te fpreeken. Het is bekend, dat de ma-
troozen, in warme landen, of des zomers, ge-
heel van deeze ziekte vry blyven; zo lang, naam-
lyk, de warmte duurt; dat in dezelfde landen,
de Scheurbuik zelden, en in veelen geheel niet
gezien wordt. En dat deeze kwaal, in tegendeel,
in koude en natte gewesten, of in den herfst of
winter, doorgaans woedt. Hier uit fchynt men
te kunnen bcfluiten, dat dit verfchil aan geen an-
dere oorzaak is toe te fchry ven , dan een vrye of
belette ontlasting floor de huid. Want men heeft
altyd gezien, dat de menfchen,zo lang,vryblee-
ven van de Scheurbuik, zo lang deeze ontlasting
behoorlyk gefchiedde; en zo haast deeze zo no-
dige ontlasting, door een of andere oorzaak,was
Verhinderd .geworden, aanftonds, toevallen van
Scheur*
II. Deel.
IT.
HOOFDST.
Bykoo-
mende
oorzaa-
fcen.
Belette
Door-
wnasfe-
miiig.
-ocr page 96-
VAN DE SCHEURBUIK.               79
Scheurbuik voor den dag kwamen. De Scheepen, 11. Deel.
welken, jaarlyks, naar de eilanden St. Euftachius n.
en Curacao vaaren, geeven hier van voorbeelden. HooFDST-
Want zo eenigen, onder de matroozen, iet van
de Scheurbuik hebben, gelyk ik gezien hebbe,op
hetfchip,de princesse cARoLiNA,te weeten, voor
dat het fchip nog uit het Vaderland was; zo dra
zy aan den Keerkring komen, verdwynt de ziek-
te langzamerhand. Maar, als de matroozen, uit
de Indien, naar het Vaderland te rug keeren, en
in de koude koomen, gebeurt regt het tegendeel.
Zeer droevige voorbeelden, hier van, hebben het
fchip de DAMMiATAN,en de stad Dordrecht doen
zien, welken in 't jaar 1759 te rug kwamen. Het
cerfte heeft aan de wal the Spitheat, en het ander
in de haven van Plymouth, veelen, aan de Scheur-
buik geftorven, gelaaten. Ik was gelukkiger, op
het fchip, de princesse carolina ; want fchoon 'er
veelen de Scheurbuik hadden, kwam de ziekte
niet tot die kwaadaartigheid , als op de andere
Scheepen. Dergelyke omftandigheden meer zou
ik konnen*aannaaien; maar myn oogmerk laat het
niet toe.
IX. De Natuurkunde leert ons, dat de lichaa- Koildo-
men , door de koude verdikt worden; of dat de
koude het vermogen heeft, de lichaamen, welken
'er aan blootgefleld worden , dikker te doen wor-
den , en inkrimpen tot een mindere uitgebreid?
hcid, danze, te voren hadden; het bevroozen wa-
ter alleen uitgezonderd, het welk zwelt. Maar
dit verfchil komt, met opzicht"op ons lichaam,
niet in aanmerking. Want de bevinding leert,
dat de koude, alsze op ons lichaam werkt, dezelf-
de uitwerking doet; naamlyk, datze deszelfs dee-
len famentrekt; waarom wy onze kleederen, des
winters, ruimer, en des zomers, naauwer bevin-
den : want het lichaam neemt aan, of vermindert.
Maar behalven deeze algemeene, maaktze, ook
nog, eenige andere uitwerking op ons lichaam;
want, behalve dat zy het gemeene bekleedzel des
lichaams, eeaigzAn.s3 fterker, toetrekt,dan tevo-
ren,
-ocr page 97-
ÜO                    VAN DE SCHEURBUIK.
il Deel. ren; zo dat het overal vaster aanhange, als of de
il. zwaarte van den dampkring vermeerderd ware;
Hoofdst. trektze ook de zweetgaten, en inzonderheid, de
Vaten van de huid te famen, en vernaauwt dezel-
ven; zo datze voor de ftoffen, waar voorze, te
yoren, openftonden, nu ondoorgangbaar gemaakt
worden. Wyders, vermeerdertze iet, door iet
anders te verminderen ; de uitwendige warmte,
naamlyk, vermindert zy; en dan wordt de inwen-
dige , door grooter fchuuring, meerder ; en wyl zy
de Doorwaasfeming , byna, ftremt, wordt 'ei-
meer Pis en Afgang geloosd. Zy maakt de veze-
len vaster, geeft het lichaam fterkte, levendig-
heid en vlugheid , en lokt te gelyk tot beweging;
waar door de uitwaasfeming wederom voortgezet
wordt. Wanneerze al te fcherp is, worden de
vezelen ftyf, de Vogten verdikt, de omloop des
bloeds vertraagd, en veroorzaakt dus in een deel,
of in het geheele lichaam loomheid, of den dood.
Hier uit lchynt nu te blyken, dat de koude vry
wat toebrengt tot deeze ziekte. Maar, jnen moet
aanmerken, dat 'er vericheiden trappen zyn van
koude, en dat ons lichaam, naar gelang van dc-
zelven, op verfchillendc wyzen, wordt aange-
daan ; waarom men deeze ziekte op den cenen tyd
meer, op een anderen, minder ziet. Drie trap-
pen fchynt men te kunnen (lellen, die voornaam-
lyk werken, om deeze ziekte voorttebrengen. i.
Wanneer het eerst begint koud te worden , en de
Kwik, in de Thermometer van Fahrenbeit 2Ograa-
den, of zo omtrent, zakt van de plaats waar op
ze gedaan heeft, in zomerfche dagen, eveneens
in welk een gewest. 2. Wanneer de Kwik ftaat
tusfehen den graad van beginnende koude en de
lugt vogtig is. 3. Als de Kwik merkelyk beneden
den graad van vorst is gezakt, en beneden de o
ftaat; gelyk in fommige noordelyke gewesten wel
gebeurt. In deeze drie trappen komt gemeenl.yk
de Scheurbuik.
De eerst beginnende koude, fchoon niet van
zeer groot vermogen, doet, echter, onze lichaa-
meu
-ocr page 98-
■VAN DE sCÖEORÊUlfc.                8il
Hicn gevoelig aan; en oefent haare kracht alleen n. öeé
op het bultende; 't welkzy, flap vindende, en n-
open voor de Doorwaasfeming , by beurten, eenig- Htofwk
y.ins famentrekt; en ook, wegens haare ongefta-
digheid, wederom loslaat, waar door de pogingen
van de natuur omgekeerd, en de Doorwaasfeming
merklyk verminderd worden. Want het fynfte
van de Vogten, welken, op dien tyd, naar de
huid gebragt worden, kan alleen eenïgzins ver-
vliegen, het dikde wordt teruggehouden. Hier- •
om ziet men , dikwils , een Ganzehuid in' den
herfst, welke het eerde teeken is van Scheurbuik;
gclyk hierna gezegd zal worden. En wylze geen
vermogen of beftendigheid heeft, om andere ont-
lastingen te bevorderen of, in (laat te houden ,
volgt 'er ophooping van Vogten, en een verblyf
van fcherpe, weiken uit het lichaam hadden moe-
ten vervliegen. Hier uit ontdaan Zinkingen, Py-
nen in de leden,- en zo te naar binnen teruggaan,-
Stuiphoest, Benaauwdheid van Borst, Kramptrek-
kingen, Koortzen, Buikloop, Roodeloop, Drop-
pelpis, en meer andere ongemakken. Maar als
'er het lichaam toe voorgefchikt is, die ontaarting
der Vogten, welke men Scheurbuik noemt*
De tweede daat van koude, welke de vermo-
gende is, om de Scheurbuik voorttebrengen, is
een koude en natte lugt. Want, uit de Waarnee-
mingen van sanctorius , is bekend, dat zulk eene
gedeldheid van lugt, de Doorwaasfeming aller-
meest wederdaat. Want behalven de belette Door-
waasfeming j worden de vaste deelen van ons li-
chaam, door de al te groöte natheid van de lugt,
ook verflapt; en hier door veele werkingen, wel-
ken van een behoorlyke kracht derzelven afhan-
gen, verzwakt; waar uit wederom een nieuwe ge-
legenheid tot onze ziekte. Eindelyk wordt, in'
een zeer fcherpe koude, de omloop des bloeds
vertraagd, doof de al te groote ftyfheid der vas-r
te deelen', welken de Vogten, meer dan behoor-
lyk, wederdaan,- en de verdikking der Vogten ,
welken min vloeibaar worden; en hier óp'vofgt
F
aV\.
-ocr page 99-
               VAN DÉ SÓHEUR6UI&.
tl Deci. wederom belemmering der werkingen , welken van
Ir- een vryen omloop des bloeds afhangen. Hierom
ofbst fchynt hett dat de koude, al is ze droog, in een
voorgefchikt lichaam, de Scheurbuik kan vercor-
zaaken; en hier van zyn voorbeelden genoeg, in
de fchriften van Reizigers, en de waarneemingen
van Gencesheeren. Want de ellendigen die, in
de verfte noordelykftc plaatzen, overwinterden,
ftierven aan de Scheurbuik (f). Ook werden de
.fnatroozen ,op een vreeslykewyze, van de Scheur-
buik aangegreepen, op de reize'van h. ellis, naar
de Hudfons baay; waar de koude zo heftig was,
dat alles bevroor; het bier zelfs in de flesfen,digt
by 't vuur; en midden in dceze vorst woedde ech-
ter de Scheurbuik. Men zie ook den brief, welke
Do&or lind , op het einde van zyne Verhande-
ling heeft ingevoegd , gjzónden van den Pleel-
meester cook,* die de Scheurbuik in Rusland en
Tartarije heeft gezien. Daar in wordt gezegd,
dat de winter, doorgaans, begint in October; dat
de flilftaande wateren en rivieren, in November,-
al bevriezen, en tot het begin van April toe, be-
vrooren liggen ; dat de Scheurbuik was begonnen
in February, en in Maart, op het hevigst gewoed
hadtj en het grootfte gedeelte van de Scheurbui-
kigen, omtrent het einde van April wederom her-
fteld was , terwyl te gelyk van heldere dagen ge-
wag wordt gemaakt, Hier uit is gemaklyk op te
maaken, dat, gelyk de Heer Und geloofde, de
altegroote vogtigheid, naauwlyks iet gedaan heeft.
Want het is openbaar, dat de Iugt, in die gewes-
ten, veel beflendigeris; dan in Frankryk, Italië,
en fommige plaatzen van Duitschland, waar de
Scheurbuik onbekend is. Uit zee koomen wel
eenige nevels op, welken zy Frostfchmak noemen/'
maar deezen koomen niet zo menigvuldig op hec
land uit het ys, en nogtans is de Scheurbuik me-
nigvuldig in deeze gewesten. Zeeker is het even-
wel,
ft) Zie Hedenittagfcbt Biitorie, door salmon, VU Deel, 6
Stukje, pag- 8$>.
-ocr page 100-
VAN DE SCHEURBUIK.               83
wel, dat, onder alle gefteldheden van de lugc, n.
een koude en natte meest toebrengt , om de Bi
Scheurbuik te doen voortkoomen. Want, behal- Ho°™iT.
ven de uitwerkingen, reeds gemeld, beneemt zy
de menfchen byna de gelegenheid van hunne li-
chaamen te bewegen; inzonderheid,op de Schee-
pen. Hier uit blykt, dat, in zulk eenc gelegen-
heid, verfcheiden oorzaaken voorkoomen, wel-
ken de Scheurbuik kunnen aanbrengen. Maar ge-
fteld zynde, dat een vogtige lugt de Scheurbuik
veroorzaakt,om datze de dcelen te veel verzwakt,
en tot rotting doet hellen, volgens het gevoelen
van monchy (in de Verhandelingen van de Haar-
lemfche Maatfchappye} zou de Scheurbuik, zee-
kerlyk, onder de verzengde Lugtftreek, algemeen
moeten zyn: want daar regent het, bynaaltyd,
in het Saifoen, welk zy winter noemen ; en hief
van daan is de lugt niet alleen nat, maar ook ee-
nigzins warm ,• welke de deelen nog meer moeC
veiflappen, dan onze natte en koude lugt; en even-
wel de ellendige , naakte en kwaalyk gevoede
Mooren,: leeven vry van Scheurbuik. Daarenbo-
ven bevindt men in de Scheurbuikigen, althans»
in het begin van de ziekte, datze een droogejruu-
wc en fchubagtige huid hebben; 't welk het tegen-
gefielde is van vogtigheid en verrotting. En de
Pest is niet zo gelyk aan de Scheurbuik; wyl die»
gelyk uit de waarneemingen der Schryvers blykt,
zegt de Heer lind , haar oorfprong heeft, uit een
vogtige en warme lugt, verrotting veroorzaakende;
welke zo 'er de' kost der matroozen en de koude
by komt, bekwaam is, om Scheurbuik voort te'
brengen; maar, indien dit ware, zou de kost,
welke de Scheurbuik kan veroorzaaken, tegen de
Pest gekant zyn, 't welk naauwlyks geloofbaar is»
Het is dan klaar, dat een koude lugt, al is ze droog,
met de kost der matroozen , en een langduurig ge-
mis van verfche aardgewasfen, de Scheurbuik kon-
nen voortbrengen; en de ziekte van kwaadaarti-
ger en fneller gevolgen doen worden, naar gelang
'er meer oorzaaken Ta'menloopen. En het is niec
Fa ■
                  moei-
-ocr page 101-
84'                 VAN DE SCHEURBUIK.
H. Deel. moeilyk te begrypen, dat de menfehen , a's 'e?
'J' de voorgemelde oorzaaken bykoomen , op alle
■ plaatzen van den Aardkloot ," drooge of natte,
deeze ziekte konnen krygen.
Gemoeds- X. De gemoedsbewegingen helpen niet weinig,
driften. om cje zjekte voorttebrengen, voortgebragt zyn-
de te verzwaaren, en den dood of de' gezondheid
te verhaasten; en koomen ook wel uit de ziekte
zelve voort. Onder de gemoeds aandoeningen,
welken invloed op onze ziekte hebben; worden
voornaamlyk geteld, vrcezc, droefheid , en ook
eenigzins , verfchrikking. Het is bekend, dac
deeze van een geheel andere uitwerking, op hec
lichaam zyn dan de blydfchap: want de laatfte be-
vordert den omloop dcrV.ogten, vermeerdert de
warmte, maakt de huid, van het gehecle lichaam,
rood, vcrfnelt het werk der Doorwaasfeming; en
maakt het lichaam ligter en vlugger; en kan dus
niet anders dan veel goeds doen voor de gezond-
heid; eenige weinige gevallen uitgezonderd, wel-
ken door een altegroote en onverwagte blydfchap
veroorzaakt zyn , gelyk een Romeinfche vrouw
gebeurde: maar zulke voorbeelden zyn zeldzaam r
en op de Scheepen niet zeer te vreezen. Maar dooi-
de anderen worden de Vaten toegetrokken ; inzon-
derheid , die van de huid, en het bloed naar bin-
nen gedreeven; waarop bleekheid des aangezichts,
krimpingen van de huid, en koude der ledemaa-
ten volgt; en wanneerze heftiger zyn, beeving
der leeden , hertkloppingen , en meer andere om-
ftandigheden. Want bchalven daize de beweging
van het bloed omkeeren, weerhoudenze ook de
onzichtbaare Doorwaasfeming , en verzwakken
het werk der Ghyhnaaking,- waar door de gefteld-
heid der Vogten van een anderen aart en gematigd-
heid wordt. En als zy lang duuren , verdikkenze
de Vogten; waar op inpakkingen in de ingewan-
den , en hier uit veele fleepende ongemakken.-
Het blykt, derhalve, dat zulke onaangenaame aan-
doeningen des gemoeds veel tot de Scheurbuikkon-
aert toebrengen. Dit wordt bevestigd door de
droe-
-ocr page 102-
•VAN DE SCHEURBUIK.                  &5
*
droevige voorbeelden van zulken, die of uit nood, n.
of door eenig geweld, te Scheep gedreeven vvor- "•
den. Want naauwlyks kunnen zy eenige maanden oorDST-
op zee zyn, of de zwelling van den buik toont den
ftaat der Ingewanden ; en zo 'er, re geiyk, eenige
andere oorzaaken bykoomen, zyn zy de eerften,
welken van de Scheurbuik aangegrecpen worden.
Moer dan eens heb ik gezien, dat die om zeker
misdryf, eenige zwaare ftraffe hadden ondergaan,
kort daar na de Scheurbuik kreegen. En zo zy
zich ergens over blyven kwellen , vermeerdert de
ziekte zeer fchiclyk. De Schryver der reize van
den Kommandeur anson heeft ook zeer wel opge-
merkt, dat de ziekte, als zy in 't omvaaren van
den Aardkloot, de hope verlooien hadden van het
Vaderland weer te zien, erger wierdt; en de toe-
vallen fchielyker voortgang namen. Endatzeden
dood verhaasten, leert het aanmerkelyk voorbeeld,
welk ik, op het fchip gorkum , onder het^beftier
van den Heer everzen , by Helvoetfluis, h'eb ge-
zien. Wanneer de Zeevoogden , de vlootelingen,
van die (chip monfterden, verzogt zeker foldaat
zyn affcheid; zeggende,' dat hy, vermids hy de
Scheurbuik hadt, niet meer in ftaat was dienst te
doen. Maar als ik hem zeide, dat hy zyn vorige
gezondheid wel, grootdeels, zou weerom krygen,
eer het Schip in zee ging; en nog krachten ge-
noeg hadt, om, in dien ftaat, lang, het leven
te behouden, en de Zeevoogden hem ook niet
wilden ontflaan ; antwoordde hy,met een gefronsd
voorhoofd: gy ziet dat ik afga, en zal in 't kort
dood wezen ; en inderdaad, hy ftierf op den zelf-
den dag. Men ziet hier uit, hoe veel een kwaa-
de tyding in deeze ziekte vermag. En welke
uitwerkingen een blyde tyding, op den geest der
Scheurbuikigen doet, tot verhaasting van de gezond-
heid, kan men zien uit eene historie van den En-
gelfchen Chirur yn yvf.s, door Doctor lind, in
zyn werk over de Scheurbuik aangehaald. Daar in,
naamlyk , wordt verhaald, dat het fchip de draak,
J 8 January, 1744, uit de haven van Gibral-
F 3
                         ter8
-ocr page 103-
<!6                V4N DE SCHEURBUIK.
p.Deei. ter, onder zeil ging. In de haven hadt de Scheur-
Hoof'st buik reeds gewoed» onder de marroozen; en het
' was regenagtig weer geweest , tot aan den 27 van
dezelfde maand. Den 10 january , waren 'eï
reeds vyftig, in het fchip, aan de Scheurbuik; den
20, was het getal tot tagtig aangegroeid. Onder
deezen hadden veelen, ftyve, famengetrokken en
verzwooren beenen ; met rotting aan het tand-
vleesch; en veelen hadden een benaauwde adcm-
haaling , zes waren 'er ook^nog, in het fchip, die
Zinkingen hadden. Vyftig van de tagtig hadden
de Scheurbuik, in den hoogden trap. "Maar als
zy, op het einde van de maand, aan de Hierische
eilanden waren gekoomen, en hoorden dat zy de
vyanden flag zouden leveren; hadt deeze blyde
tyding zulk een kracht op de gemoederen der vloo-
telingen, datze, den 11 van February, byna alle
yan de ziekte vry waren, vier of vyf alleen uit-
gezonderd , die niet konden vegten. Hier wordt
bygevoegd, dat zy van den derden tot den tien-
den van February, vyf foupes hadden gehad van
versch vleesch en groente: maar de Schry ver voegt
'er by, dat deeze vyf foupes weinig konden doen
tot de gezondheid. Dit is een verwondcrenswaar-
dig geval, 't welk zeer dient tot bevestiging, hoe
veel de blydfchap doet tot herftelling van de Scheur-
buikigen: waarom het waarlyk te beklaagen is,
dat deeze niet langer duurde: want na den elfden
vielen zy wederom in dezelfde ziekte; buiten twy-
fel, om dat de flag ongelukkig was geweest. De
fchrik, fchoonze wel het lichaam heftig aandoet,
heeft echter niet zo veel uitwerking op onze ziek-
te, dan vreeze en droefheid. Men ziet ook de
matroozen , niet veel , door fchrik, aangedaan
worden; want zy vreezen naauwlyks, voor datze
den dood voor oogen zien; en de moeilykheden
te boven gekoomen zynde, verachten zy de ge-
vaaren , en denken 'er weinig om. En ik heb
noit gezien , dat in gezonden, eenig kwaad volg-
de op een fchrik. Maar in de Scheurbuikigen yindf
men het tegendeel] deezen zyn akyd droevig en.
vree-
-ocr page 104-
VAN DE SCHEURBUIK.               87
vreezen altyd, en worden door een zeer geringe n.r>eei.
oorzaak verichrikt. Dit heeft de Schryver der 11.
Reize van den Heer anson , ook zeer wel opge- Hoorosn.
merkt ;naamlyk, dat de Scheurbuikigen kleinmoe-
dig worden (f).
                       
XI. Nog eenige oorzaaken zyn 'er,welken mede- Weiken,
helpen , om de Scheurbuik voorttebrengen, en van £e
van de Heeren lind (|) en van swieten(^) aan-^"st
gehaald worden. Maar, om dat deezen, op on-voor de
ze Nederlandfche Scheepen, geen plaats nebben, scheur-
zal ik hier van niet fpreeken; anderen, welken ft^n_ oot
nog tot de Scheurbuik kunnen gebragt worden,
heb ik verklaard. De oorzaaken van de Scheur-
buik overwogen hebbende, zal het, meene ik»
niet ongevoegzaam zyn, hier aan te wyzen, wel-
ke menichen, op de oorlogfcheepen, meest voor
de Scheurbuik bloot ftaan; op dat men hun, in
tyds , met bekwaame middelen, konne te hulp
koomen. Hier onder kunnen gereekend worden,
oude lieden , van alle geaartheid, droefgeestigen ,
miltzugngen, en allen, byna, die door nood ge-
drongen, zich tot het ongemaklyk fcheepslevea
hebben begeeven; als armen , die aan land geen
beftaan hadden; of, door een ongeluk, het hun-
ne verlooren hebben; of, door het gerecht, toC
dit leven, veroordeeld zyn; inzonderheid, alsze
reeds meer, dan dertig jaaren hebben; die wegens
hun ampt, geen werk behoeven te doen, gelyk-
de Pay in 't kabelgat , de Botteliers maat , de
Ruimsgasten , de Provoost, de Pluimgraaf, de
Veegjongens; fomtyds ook de Kuipers, Timmer-
lieden, Ziekentroosters; en dan , luyen en die
kwalyk gekleed zyn , zonder onderfcheid, uit welk
landfehap zy koomen , of van welke geaartheid
zy zyn; eindelyk zwakken, die uit een ziekte,
en voornaamlyk, uit afgaande koortzen weer be-
ginnen op te koomen, drinkebroers, en heldea
in Tabak te rooken en te kaauwen.
ft)
(i)
Vcyagt round tb) World pag. 146.
Of the Scurvy.
Cnxmeal in ^ifhtr. Bcerh.
F4
-ocr page 105-
88
VAN DE SCHEURBUIK.
II."               Van de Kenteekenen der Scheurbuik,
Ï|OOFI1ST.
Overgang XII. Gelyk de Scheurbuik begint , gaatze ook
jCemeake- ttapswyze voort; als de oorzaaken blyven duuren,
pen. en dezelve met ifcen gepaste middelen wordt te-
gengegaan ; wel nu eens rasfer, dan langzaamer,
naar liet meer of minder getal, of vermogen der
oorzaaken, welken de ziekte hebben voortgebragc;
maar zonder eenigen ftand te houden, tot dat het
teven eindige. Maar ze kan evenwel, in drie ty-
den, welken gcmaklyk te onderfcheiden zyn , be-
■ greepen worden: naamlyk, in 't begin, wanneer
'de gezondheid begint te verzwakken , en door
teekenen, aan deezen ftaat eigen, wordt aangc-
weczen , dat iemant aan decze ontaarting der Vog-
ten kwynt; in een middenftaat, wanneer de toe-
vallen zichtbaarder zyn geworden, en te kennen
geeven, dat 'er reeds een merklyke belediging in
'de natuurlyke werkingen , en ontaarting in de
Vogten plaats heeft; en in een einde, of l'aatftcu
ftaat, welke de naaste is aan den dood. * De op-
telling der toevallen fchynt best te konncn gefchic-
den, volgens deeze drie tyden. Maar, om dac
'er teekenen zyn, welken, in alle de drie tyden
gezien worden; en van het begin der ziekte, tot
aan het einde van het leven blyven duuren, en
derzelver verfchil alleen afhangt van een langer
of korter duur van de ziekte; heb ik het beeter
geoordeeld , zodanige toevallen , zo alsze gewoon-
ïyk voorkoonien, door de gehcele ziekte , en alle
derzelver veranderingen of verfchillendheden, wel-
ken 'er by voorvallen , eerst te verklaaren. Die in
den tweeden en derden ftaat der ziekte gezien wor-
den , zal ik in de twee volgende Sneeden verhan-
delen.
K a)]c Schryvers koomen overeen , dat het
een! eerste teefcen van Scheurbuik is, een ongewoone
logheid, of ;sfkeer van allen arbeid,met geneigd-
pogewoo- f,eid om .te zitten of te liggen , en wel, in duis-
^|"g tere plaatzen. Deeze neemt allengs toe, en gaat
over in zulk ecnc,van zcifs ontftaandc vermoeid-
heid
-ocr page 106-
VAN DE SCHEURBUIK.                89
heid en zwaarheid der leden; dat de mentenen, n.
op de minfte beweging, zeer vermoeid fchynen, "•
en naar den adem hygen. Als de ziekte verder n otm
gaat; en de Lyders hun lichaam poogen te bewee-
gen, voelen zy, behalve de vermoeidheid, doo-
ve pynen over het geheele lichaam, als van een
altegroote vermoeinisie. Eindelyk , geheel on-
willig geworden, om zich te beweegen , verliezen
zy, in 't geheel, uit hoofde van de pynen , alle
vermogen tot beweeging; en zy worden zo kort-
ademig, dat zy door de minfte beweging van het
lichaam, fchynen re zullen flikken. En de voor-
beelden zyn, op de Scheepen, niet zeldzaam van
zulken die geflikt zyn; die te laat tot beweging
geroepen zynde, onder het werken, den geest
gaven.
                                             .
2. Het toeval, als het eerde, door de oorzaakDroef-
een toeval geworden, als blykt uit de optelling ^tlg
der oorzaaken; want van droefgeestigen worden
zy vreesagcigen; en alle hope en vertrouwen heb-
bende laatcn vaaren, Scheurbuikigen; en van de
geringfte oorzaak worden zy met grooten fchrik
bevangen; ja men kan hen bezwaarlyk tot eenige
gerustheid brengen ; ten minfte, ik heb het op gee-
nerleic wyze konnen doen; want zy mistrouwen
elk een, en houden fchier allen, voor vyanden.
In het begin van de ziekte, of omtrent den mid-
denftaat, draayen zy hunne oogen? geftadig,en
fchynen dezelven, meer dan op de gewoone wy-
ze 'te openen, om de voorwerpen wel te konnen
zien ; als of zy eenig naakend kwaad wilden ont-
wyken ; terwyl ondertusfehen, het geheel lichaam
log en als doof is. Zy vreezen, op zo'n tydzeer
voor de Officieren, en verbergen zich in donkere
plaatzen van het Schip, om niet van hun gezien
en tot arbeid gedreeven te worden. Als de ziekte
nog meer toeneemt, laatcn zy alle hope van her-
ftelling vaaren ; en fchreyen , om de geringfte
reden, fchoonze te voren onverfchrokken waren,
Hier na worden zy byna ongevoelig, en verdraa-
gen? als of de geest, door een langdjuurige ge-
F 5                 * woon-*
-ocr page 107-
VAN DE SCHEURBUIK.
II. Deel.
II.
Hoofdst.
De kleur
van bet
ianitc-
ziebt.
woonte van ellenden, vereeld ware , allerhande
leed en imaad met ichreyen, gelyk kinderen, en
met geduld , zpnder eenige klagte.
3- De kleur van het aangezicht verandert; het
ziet, evenwel, met zo bleek, als men na koort-
zen oi zwaare ziekten bemerkt; 't welk de ver-
zwakking in een mensch,na een voorgaande ziek-
te aanwyst: ook vertoont het niet zulk een kleur,
als min ih een zwakke gefteldheid van lichaam
ziet. Maar daar blinkt nog iet fterks in, by de
Scheurbuikigen, fchoon het geheel niet rood is;
ook is er geene vermagering in te zien, of ver-
vallendheid; maar het is, als of het, behalven de
natuurlyke bleekheid, eenige geele en zaalekleur
hadt. In het wit van de opgen ziet men dezelfde
kleur, en de roode Vaten zyn weg; de traanknob-
bels zyn Week , gelyk ook de tippen , welken
blaauwagtig zyn. Die in den gezonden (laat een
wel gekleurd wezen gehad hebben , blyven die
roodheid behouden, maar met eenige geele kleur
gemengeld; de Vaten, welken, te voren, rood
bloed hadden, vertoonen zich nu blaauwagtig; ge-
lyk men by fommigc menfehen ziet, in groote
koude. Hoe meer de ziekte aanwast, hoe meer
ook de geele en zaale kleur, in het aangezicht,
toeneemt. En als de ziekte naar het einde loopt,
verandert de geele in een min of meergroenagtige
kleur, in het aangezicht.
4.. De Scheurbuikigen hebben, in 't begin, ee-
nige zwelling en fpanning van den Buik, zonde*
pyn; ten minfte, niemant heeft my over pyn ge-
klaagd; maar alleen van eenig bezwaard gevoel,
in den onderbuik, welke zy zeiden, als door een
band, famengetrokken te wezen; ook hebben zy
opflopping van afgang. Als de ziekte wat toe-
Her-mt, zwelt nok het aangezicht, voornaamlyk,
de onderde oogleden; 't welk meest gezien wordt
des morgens, als de zieken uit hunne kooijen op-
ftaan Deeze dingen blyven, dikwils, vry lang,
jn dien (laat. Maar als de ziekte van den midden-
ftaat, tot den laatflen overhelt, zwelt de buik
•■
                                                      merk-
Zwelling
van den
Buik.
-ocr page 108-
VAN DE SCHEURBUIK.               
merklyk; en zo ook het aangezicht en de oogle- u. D«a,
den: de beenen worden zugtig, en de Lyders kry- "•
gen het Water.
                                                                HoOFDST-
5. Verfcheidèrleie pynen, en foorten van Vlie-
gemle Jigt,krygen de'Scheurbuikigen in't begin:
gelyk pynen in de fchouders, welken, fomtyds,
van het eene deel, naar een ander verwandelen,
en verfcheiden ziekten uitmaakên ; als basterdPleu-
ris, of Heup Jigt, welken dan zeer heftig zyn;
en omtrent de lendenen voelen zy , altyd, eenigc
pngemaklykheden. Als de ziekte toeneemt, en
tot den middenftaat komt, verwandelen de pynen
niet m^cr; maar zetten zich dan in de gewrigten,
voornaamlyk, in de kniën; en verwekken daar,
dikwils ,hooggaande pyn; en dan beginnen de kor-
te Buigfpieren der beenen te verdwynen , niet
cenige ligte zwelling der kniën. Maar als de ziek-
te reeds over den middenftaat is, zwellen de kniën
zeer, en de beenen worden, in de meesten, zq
hard, byna, als hout; terwyl echter,'t welkaan-
merklyk is, de vorige gedaante byna blyft. En
als 'er dan, behalve de zwelling der kniën, ook
eenige is in de beenen, is dezelve maar gering;
doch de beenen en kniën zyn zeer pynlyk. Als
de Lyders veel zitten of liggen, worden de Buig-
fpieren van de beenen, dermaate, opgetrokken,
dat zy dezelven, in 't kort, niet meer kunnen
uitfteeken ; zo dat allengs, de hielen, tegen de
billen, worden opgetrokken; 't welk, doorgaans,,
in die van een drooge geaartheid zyn, en oude
menfehen gezien wordt. Eindelyk, als het leven
zo lang duurt, worden de beenen,van hard,zug-
tig ; terwyl de pyn en famentrekking blyven duu-
ren; en dus ook het onvermogen van te kunnen
gaan. Doch als zy de beenen, maar eenige be-
wcS'ng geevcn, behouden zy het vermogen van
te gaan, tot den dood toe.
«5. De Puls is , in 't begin van de ziekte, wei- De Pul*,
nig verfchillende van de natuurlykc; of zo 'eree-
nig onderfcheid is, isze wat traager dan de natuur-
lyke: Maar in den middenftaat, b]yft?e byna de-
zelf-
t
-ocr page 109-
S>2                VAN DE SCHEURBUIK.
il.Deel. zelfde, of is klein en traag. Op het einde zwak
ii. en traag, daar na ongelyk en misflaande ; als,
hoofdst. naamlyk, de zieken (til liggen; want als men de-
zelve, na cenige beweging, aanraakt, is ze on-
geftadig en fnel. Als de dood langzaam aankomt,
en door geen kenlyke oorzaak verhaast wordt;
heeft het lichaam, fomtyds, gcduurende een dag
of twee, nog leven; maar de ledcmaaicn zyn koud,
en 'er is geen Puls meer. Ik heb gezien", als 'er
nog eenig leven was, in den onderarm, dat zyde
vingers konden buigen ; en als de onderarm geheel
dood was, datze dezelve nog konden buigen en
uitftrekken ; maar de vingers waren dan ni^t meer
onder hun beftier. Ondenusfchen behouden zy,
., tot het laatfte oogenblik des levens toe, hun vol-
le verftand. In alle de drie ftaaten van de Scheur-
buik, is geen koorts, als blykt uit de Puls. In
den tweeden, wanneer hy eenigzins over het mid-
den is, als ook in den derden, kanze niet zyn.
A!s 'er in 't begin van de ziekte koorts bykomt,
wordt de ziekte, hier door, dikwil.s, gered. In
een beginnende, en, zelfs gevestigde Scheurbuik,
hebbén de Lyders goede eetlust; en deeze blyft
hun, fomtyds, by, tot het laatfte uur des levens.
Uit het gezegde blykt, dat eenigen, onder de ge-
melde toevallen, iet gemeen hebben met andere
ziekten, voornaamlyk, in 't begin van de ziekte.
Maar die acht geeft op de voorgenoemde oorzaa-
ken, zal de onderfcheiding niet moeilyk vinden;
en de volgende toevallen , zullen alle dubbelzin-
nigheid wegneemen.
7. Het eerfte kenbaar teeken,' welk de ziekte
aanwyst, is de Ganzehuid, welke zich dus voor-
doer." In het begin van de Scheurbuik, koomen
op de huid kleine knobbeltjes, gelyk, wanneer
een gedeelte van het lichaam aan de koude lugt
wordt blootgefteld. Men moet nogtans aanmer-
ken, dat de opperhuid, in dit geval,meer opryst;
dat dit komt in gedekte en warme deelen; dat de
knobbeltjes groorer en hooger zyn, en niet zo
jaenigvuldig , a.ls jn, een deel van een gezond
mensebj
i
-ocr page 110-
VAT? DE SCHEURBUIK                93
rnensch,'twelkaandekoudcisblootgefteldgeweest; y.
dat fommige van deezen zeer groot zyn, uit een H.
breeden grond fpits eindigende. Op de punten van HoOFDST'
decze knobbeltjes, ziet men een geel en ecnigzins
roodngtige ftip, als een blaasje. Na verloop van
eenige dagen , beginnen de punten der knobbel-
tjes rood te worden, en dan vertoont zich de ftip
duidlyker. Eindelyk neemt de kleur van dag tot
dag toe, en wordt donkerder; de punt van het
knobbeltje zakt in, en wordt allengs laager, tot
daj: het geheel plat wordt; en dan blyft 'er een
kleine purpcrkleurige vlek over. Dit gebeurt,
doorgaans, op het einde van d§n eerften, of in
het begin van den tweeden ftaat. En hoe langer
ze duuren, hoe bruiner de vlekken worden, ein-
delyk wordenze geheel blaauw; 't welk gemeen-
lyk gefchiedt , omtrent den middenftaat van de
Scheurbuik. Deezc vlekken zyn rondagtig, van
grootte als een linze; en worden meest aan de
kniën gezien, en aan het binnenfte van de bee-
nen; zo boven als beneden de kniën, en zelden
op andere plaatzen van het lichaam. Als de vlek-
ken, eenigen tyd, ftaan, valt de opperhuid, wel-
ke dezelven dekte, van zelfs, met fchubben af,
of wordt door krabben afgefcheurd; en dan ver-
dwynen deezen wel, maar ondertusfehen koomen
er, wederom, anderen, in plaats, en duuren ge-
meenlyk, tot het einde van den tweeden ftaat;
wanneerze, eindelyk , geheel verdwynen ; zy gaan
niet tot verettering over; en worden in den der-
den ftaat niet dan zeer zelden gezien, Deeze Gan-
zehuid komt, fomtyds , wel tien of twintig da-
gen, eer het tandvleesch aangedaan wordt;zo dèt,
als de knobbeltjes met de punten gezien worden,
en 'er zich eenig rood uit de punten vertoont; men
altyd kan voorzeggen, dat het tandvleesch ook ,
aangegreepen zal worden. In het begin van de
ziekte, vertoont zich de huid droog en ruw; in
het midden, droog, oneffe en fchubagtig; maar
op het einde, als 'er Waterzugt bykomt, wordtze
glad.
8. Op
-ocr page 111-
#'f                 VAN DE SCHEURBUIK.
h. Deei. 8- °P het voorgaande volgt een ander blykbaar
ti. kenteeken, de verzweering , naarnJyk, van hec
HnoFnsT. 1'andvleesch. Want, omtrent het einde van den
ïmSt eerften ftaat, begint het Tandvleesch te rotten»
Tand- te zwellen en rood te worden; en als dit eenige
Tictseb. dagen duurt j' koomen'er kleine zweertjes; inzon-
derheid aan den rand, en het wordt los van de
tanden en pynlyk. ^Hoe meer nu de ziekte toe-
neemt, hoe meer het Tandvleesch zwelt, eji van
de tanden afwykt; waar op de tanden beginnen
los, en eindelyk geheel van het Tandvleesch on-t-
bloot te worden, zo datze gemaklyk, uit derzel-
ver kasfen kunnet genomen worden, of van zelfs
uitvallen. In deezen ftaat zwelt het Tandvleesch
zeer, en bloedtj op de minde aanraaking. Daar-
enboven groeijen aan de binnenfte zyde van het
zelve, waar het aan de tanden gehegt is, vlee-
fchige uitwasièn; welken, fomtyds, tot boven
den rand der tanden, opryzen. De deeien van
het Tandvleesch, welken tusfehen de tanden ver-
vat zyn, zwellen; en krygen, wegens de druk-
king der tanden, verfterving, en rotten in den
mond; gelyk de vleefchige uitwasfen ook, alszé
te hoog boven de tanden opryzen. Dan bloedt
het Tandvleesch zeer ligt, welk bloed, ibmtyds,
een zwarte klonter maakt, en tusfehen de tanden
en op het Tandvleesch zit; en gemaklyk, met de
vingers kan weggenomen worden. Maar als dit,
jn den mond rot, geeft het niet alleen een leely-
ken flank , maar doet ook de zweeren grooter
worden , verteert langzamerhand het Tandvleesch i
én maakt Gangrena en Beenbederf, in de nabyge-
legen deeien. Dit gebeurt, echter, niet dan in
den laatflen ftaat. tjit het gezegde is het nu ge-
maklyk , de drie tyden van de Scheurbuik te on-
derfcheiden; wyl naauwlyks een mensch gevonden
wordt, die de Scheurbuik heeft, of hy worde
door deeze toevallen aangedaan: waarom dezet-
ven voor waare en beftendige teekenen kunnen ge-
houden worden.
è.yzonde- XIII. In den tweeden ftaat der ziekte, worden *
ie teckc-                          ,                                                     - D6"
-ocr page 112-
VAN DE SCHEURBUIK.                 95
bchalven de opgenoemden , nog eenig toevallen ÏL Dee!,
meer gezien; welken, echter, niet zo geftadjg, u.
als de eerften, of in alle menfchen,die de Scheur- "e°°"
buik hebben, voorkoomen. Onder deezen is de "veen
eerde, een al te g/oote Kwyling. Doch deeze isftaat der
zeer veiTchillende ; want men vindt menfchen,ziekte-
welken, fchoon de mond 'er leelyk uit ziet, even-Sterke
wel, niet veel Kwyl uitgeeven: anderen, in te-Kwyltag,
gendeel , fchoon maar middenmatig aangedaan,
veel Kwyl laaten loopen. Ik heb opgemerkt, datze
meest voorvalt by zulken,die van een flymagcige
geaartheid, en, van natuure, groote kwatterszyn,
en die fterk Tabak rooken of kaauwen;en dat als-
ze 'er eens is, ze blyft duuren tot het einde van
de ziekte. Ik heb ook gezien, dat in deeze men-
fchen, de tanden eerder los, en het Tandvleesch
fchielyker verteerd wordt, dan in anderen, wel-
ken dit kruid minder gebruikt hebben. In deezen
ftaat koomen, dikwils, zeer hevige pynen,ineen
of ander deel van het lichaam; inzonderheid,om-
trent de beenderen; welken voor geen middelwy.
ken, en ook niet van plaats veranderen. Als de
kleine vlekken (voorgaande § no. 7) verdwynen, Diepe
koomen 'er grooter, en dieper dan de voorgaan- vlekken.
de, of onder de huid zittende, van verfchillende
grootte; welken ook, in 't eerst, roodzyn, daar
na blaauw worden; evenwel, doorgaans nog, eo*
nige roodheid behoudende, naamlyk, als de bee»
nen nog hard zyn; maar als deeze zugtig worden,
wordenze blaauw en zwart: voor 't overige zynze
gelyk aan vlekken, welken door kneuzing on cftaan.
Deeze bezetten de kniën en beenen byna zozeer»
dat 'er, fomtyds, niets van de vorige kleur der
beenen overblyve; en dan zynze, bykans overal
rood, en hier en daar blaauw. In deezen ftaac
lyden de beenen veel j zy jeuken en zyn pynlyk;
en alsze maar eenigzins gekrabd worden, gaat 'er
de oppefhuid af. En hierop volgen Scheurbuiki-
ge zweeren; maar niet van zelfs; ten minfte, ik
heb noit eenige zweer gezien, welke niet door
krabben, of eenig ander toeval was veroorzaakt.
Dee-
-ocr page 113-
&6                  VAN DE SCHEURBUIK»
Deezen hebben harde kanten, en geeven geen efj
ter; maar zy worden, van dag tot dag, grooter;
en zyn, gemeenlyk, met een geele korst, alsof
'er een bytmiddel ware opgelegd geweest, bedekt 3
en als deeze, of laat ik liever zeggen, het huid-
je, gefcheiden wordt, geeven de zweeren bloed*
en toonen, in den grond,'een blaauwe kleur. En
wat derzelver geneezing aanbelangt, zy worden
bezwaarlyk, of geheel niet géneezen *, zonder das
de ziekte géneezen worde: maar , als zy even-
wel zuiver gehouden, of wel behandeld worden,
wordenze naauwlyks grooter, en zo z? grooter
worden, gefchiedt het langzaam; ondertusfehen
befmettenze het linnen en de pleisters met een
geele kleur. Men ziet ook nog wel andereScheur-
buikige zweeren; deezen koomen, voornaamlyk,
voor in menfehen van een zwak geftel; in zulken,
die door koortzen of andere ziekten, of zeker an.
der toeval, lang in de kooi gehouden zynde ge-
weest, de Scheurbuik gekreegen hebben. Indee^
ze zweeren zagen wy, in plaats van een geel be-
flag en harde kanten , welken de voorgaanden heb-
ben , zagte kanten ; maar zy wierpen hooge en
blaauwe vleesch heuveltjes op; welken byna al-
toos bloeden , zonder dat men het bykans kan be-
letten.
Omtrent het einde van deezen flaat, zyn de
kniën, dikwils, zeer pynlyk en gezwollen, en
op het gevoel hard; en behalve dit, wordt men,
fomtyds, eenigc vloeibaare ftoffe gewaar; welke
eens, binnen, dan, boven het Lids omvangkas hangt;
en als men dan de kniefchyf, welke,dikwils,we-
gens de zwelling, niet gemaklyk te voelen is,be-
weegt , hoort men een gekraak als van gebrooken
beenderen , malkanderen raakende en bewogen
wordende. Ook hoort men wel, by anderen, als
de Lyders de beenen beweegen of gaan , een go-
kners, en fomtyds, wel zeer fterk. In-deezen
tweeden tyd ontwaart men ook by fommigen, dac
de beenen, tegen den avond, zwellen, en des mor-
gens , na den flaap, wederom dun zyn ; voor-
naam»-
II. Deel.
If.
Hoofüst.
aan de
beenen.
Pyn
-ocr page 114-
VAN DE SCHEURBUI ït.                $7
fia'amlyk, in menfchen van een zwakke gefteld- n. Deei.
heid,en welken,«u afgaande koortzen, de Scheur- n.
buik gekreegen hebben; als de zugt na den flaap Hoofdw.
blyft, isze een kwaad voorteeken. Het gebeurt
ook, in deezen ftaat, dat de menfchen, ibmmi-
gen onder het gaan , anderen onder het eeten,
anderen in de kooijen, fchielyk den geest gee-
ven.
iSog meer dingen zyn 'er, welken ónze opmer- zweeren'
king niet minder verdienen : naamlyk , als eenig en Been-
de/! van het lichaam gekwetst, ontleed, verdraaid j^eeu^n*
wordt, of de beenderen gebrooken zyn , terwyl sdwbrbd*
de perfoon nog gezond was; maar als hy nader- kigen zich
hand de Scheurbuik in zekeren trap krygt, znllensedm^nJ
de zweeren, fchoonze byna of geheel geneezen
waren, weer erger en Scheurbüikig worden; dé
beenderen , fchoon reeds aan een gegroeid, we-
derom gebrooken worden; en niet wederom vast
worden, voor dat de ziekte geneezen zy, fchoon-
ze wel gezet zyn. De ontwrigte of verftuikte ge-
ledingen , fchoon de deelen behoorlyk herfteld
zyn, zwellen ongemeen, worden» hard, en kry-
gen ook de eerstgemelde Scheurbuikige vlekken;
't welk by beenbreuken ook gefchiedt. En het is
te verwonderen , dat de gebrooken beenderen»
buiten de zwelling en hardheid, byna geene pyn
verwekken; en fchoonze , eenige maanden , ge-
brooken zyn geweest, en de ziekte met behoorly-
ke middelen behandeld wordt, naderhand, zonder
eenige wangeftalte, geneezen worden. Maar zo
'er eenige kwetzingen komen, als iemant de Scheur-
buik heeft, zwellen de deelen, langzamerhand,
en worden hard, en de eerfte teekenèn van Scheur» .
buik worden daar in nièC gezien, oók niet de al-
leraanmerklykften ; maar de ziekte gaat voort met
het geheele lichaam aahtedoen.
XIV. In den derden ftaat zyn de toevallen zö'De derd»
zwaar, dat 'er naauwlyks eenige hope van her- n.m dcr
ftelling overblyft; evenwel gebeurt het nog, dat de i
een of ander, den dood ontworftele. Op het Schip
de stad de^ft, heb ik. gezien dat een oud man«
G
                              die
-ocr page 115-
98                VAN DE SCHEURBUIK.
il. Deci. die zeer zwaar van deeze ziekte was aangetast, op
ii de minfte beweging in flaauwte viel; zo dat hy
genoodzaakt was, altyd, op zyn rug te liggen ; hy
dorst zich niet van de eene op de andere zyde
keeren, of in het bed overendzitten; welke nog-
tans, door behulp van vleeschnat en verlette
groente, in vyfentwintig dagen, zo veel krachten
wederkreeg, dat hy, niet alleen, in de open lugt
kon wandelen, maar, na verloop van eenigewee-
ken , ook zynen dienst wederom waarneemen. Een
ander voorbeeld verfchafte my een kuiper, op het
Schip gorkum. Dees ellendige als hy van dep
Heer everzen, naar Helvoetfluis was opgezon-
den , kreeg in de Sloep verfcheiden flaauwten.
•Maar behalven de gewoone toevallen van deeze
ziekte, was hier één zeer merkwaardig, 't welk
ik, agt of negen dagen , voor dat hy naar land
geftuurd wierdt, ontdekte; naamlyk, een gekraak
van de Ribben met het Borstbeen en den Rug-
graat, als hy adem haalde. Want, als hy wat
diep ademde , voelde ik niet alleen met myne
hand, dezelve pp het Borstbeen houdende, een
tegennatuurlyke beweging der beenderen , maar
ik hoorde te gelyk, het gekraak. Aan land, at
hy daagelyks, behalven eenige foupes, eens of
tweemaal roode kool, op de wyze der Nederlan-
ders, naamlyk, met azyn, boter,zout en peper;
welke hy gaarn at. Somtyds heeft hy ook gekook-
te appelen gegeetcn,en fomtyds een weinig zagten
Franfchen wyn, zo als menze hier gewoon is, ge-
dronken. Als het Schip, na eenige dagen, in de
haven was gekoomen , neb ik deezen ellendigen
zyn fcheepskooi op de fchoudec zien neemen en
naar huis gaan. Behalven deeze toevallen koo-
men, in deezen laatften Haat, ook veele Hertklop-
pingen;ende£Z"en ontftaan op de minfte beweging;
gelyk ook flaauwten. Evenwel, zo lang de Ly-
ders ftil liggen, fchynen zy gemaklyk te ademen.
Ook koomen 'er bloedingen uit den neuze en mond,
en Roodeloop; deeze laatfte is,echter doorgaans,
zonder krimping in 'tgedarmte, maar de ontlas-
ting
-ocr page 116-
Van de scheurbuik.             99
Hng is, dïkwils, enkel bloed. In den tweeden tLBeö
Haat heb ik ook wel bloed uit den neuze zien koo- li.
men ; doch weinig. In deezen ftaat krygen de Hoofbst»
zweeren ligt koud'vuur, en worden boos; en de
beenderen, welken voor veele jaaren, gebrooken
en weer famengegroeid waren, worden wederom
los,* gelyk men, op de reize van den Komman-
deur anson, gezien heeft. Eindelyk-zyn de Water-
zugt en het koud vuur de laatfte toevallen. Men
vindt, behalven deezen, nog wel veel andere toe-
vallen i welken tot de Scheurbuik gebragt worden ;
doch geen eigenlyke toevallen derzelve zyns
maar 'er alleen, bygeval bykoomcn; als verfchei-
den foorten van koortzen en pynen; waar over
men Auteuren kan nazien, die over de Scheur-
buik gcfchreeven hebben. Ik heb wel gezien, daÉ
menfchen, die de Scheurbuik hadden , een aan-
houdende Rotkoortze kreegen; maar niemant, die
een gevestigde Scheurbuik hadt, van koorts zien
aangegrcepen worden : gelyk ik (§. XII. n» 6.)ge*
zegel hebbej en de reden blykt uit zich zelve»
De Schryvers hebben aangeteekend, dat by Wa-
terzugtigen een traage koorts ontftaat * als het
Water begint te bederven (f): fchoon de Water-
zugt ook eene ziekte is, welke verre af is van.
koorts. En 'er is een groot onderfcheid, tusfcheiï
een mensch, die uit verftopping der ingewanden s
waterzugtig is geworden, en eenen die te gelyk de'
Scheurbuik heeft. Want in den eerften ontftaat
de moeilykheid der ademhaaling, van het Water,
welk in de Borst is; of van dat het Middenrifg
wegens het Water, te hoogopgedreeven wordt;in
den tweeden, is de long, behalven het Water,
ook door verftoppingen bezet; gelyk ftraks
zal blyken uit de opening van doode lichaamen.
Misfchien kan 'er in Scheurbuikigen, een uur of
twee koorts wezen, maar dan rnoetenze 'er van
fterven. ■ *
. . ■                                      .               Ds
(t) Van swieten, in Comm. in ^tpher. Boer!,, §. IJSF.
G 3
-ocr page 117-
TÖO                  VAN DE SCHEURBUrK.
n.5Deei. jje Gefteldheid van het Bloed in Scheurhuikigen ?
Hoofdst.                  en Onderzoek in doode lichaamen.
Overgang. XV. Maar, tot een volkoome befchryving van
de ziekte, worden nog vereischt, befchouwingen
van het bloed der zieken, en geftorvenen aan dee-
ze ziekte. Deezen zal ik nu, naar de gelegen-
heid, welke my hier toe, op de Scheepen ver-
gund is, in deeze §, verklaaren. Het is,gcloove
ik, niet nodig, te zeggen, dat ik, in het openen
van doode lichaamen, wat ruuw heb te werk gegaan:
want, op de Scheepen is, hier toe,geen bekwaa-
me plaats, en daarenboven , kon ik de lichaamen ,
naauwlyks, langer dan een uur houden, of het was
tyd, datze in Zee moesten geworpen worden. Al-
tyd, evenwel, heb ik de buik en borst, fomtyds
ook, de herfenpan geopend , en eenige andere
deelen onderzogt. In de drie gemelde tyden;
naamlyk, in den eerften, middenften en laatften
fiaat der ziekte, heb ik uit den arm'van de zie-
ken bloed gelaaten, of doen laaten. In fommi-
gen in het begin en op het einde; in anderen, in
't midde en op het einde; in anderen, in alle drie
ftaaten; evenwel weinig, om de zieken geen na-
deel toe te brengen; en dan heb ik het, als het
eenige uuren geftaan hadt, befchouwd. Hoe het
zich voordeedt zal het volgende leeren.
i. Een ader gefteeken zynde, in den eerften
hebvan **aat der z'e^te' met ?en ru'me opening; is 'er
h«Bloed, het bloed, fomtyds, uitgefprongen , en fomtyds
inden by den arm neergedroopen, taay, dik, zwartag-
fl^ïer tig; 't welk een uur geftaan hebbende, een geele
ziekte, wey begon van zich te geeven. De oppervlakte
was rooder, dan toen het nog warm was; maar de
omgekeerde koek was zwart, en zo ook het bin-
Denfte alsze doorgefneeden was. Als het twee
uuren geftaan hadt, dreef de koek in de wey,
maar doorgaans aan de een of andere zyde van de
kom vast; en hoe langer het ftondt, hoe kleiner
. " hec eilandje wierdt. Als ik het tien of meer uu-
rert
-ocr page 118-
VAN DE SCHEURBUIK.              lOl
ïcn had laaten ftaan, was de wey dikwils eenig- n-DeeI-
zi            ,                                           g
Schip toefchreef. Als de oppervlakte van de koek,
door de wey , werdt natgemaakt , verloorzè de
roode kleur, welke zy hadt, en werdt zwartag-
tig. In fommigen vondt ik ook een groenagtige
korst op de oppervlakte van de koek,maar voorts
was het aan anderen gelyk.
2.  In een gevestigde Scheurbuik , vond ik het in een
bloed, byna, als in den eerften ftaat, met dit on- |=vestig<fc
derfcheid echter, dat het moeilyker uit de aders buik"*"
fprong, en zich, onder het neerdruipen, zwarter
vertoonde, dan het eerite. Dikwils heb ik een
ftuk wit linnen, onder den arm gehouden,om het
te vangen,- het ftremde altyd, op het oogenblik;
en de druppen maakten vlekken van dezelfde groo-
te, alsze 'er op gevallen waren. Als ik het bloed
veole uuren bewaarde, liet het onderde van de
koek een zwarte modderagtige ftoffe , als vlok-
ken, vallen; en werdt draadig, en de wey rood-
agtig; noit heb ik evenwel, het bloed langer,dan
tien uuren bewaard. In deezen ftaat , was de
koek, dikwils, met een dun groenagtig huidjebe-
dekt; en de wey fcheidde bezwaarlyker van het ■
bloed; ja het geronnen bleef dikwils lang, zwart-
agtig, zonder affcheiding van wey; en 'er werdt
minder van afgefcheiden > dan in den eerften
ftaat.
3.  In den derden ftaat was het bloed, ten uitciv In deo
fte , zwart, inkt gelyk; er. hadt doorgaans, bo- derden
ven op, een dun groenagtig huidje, 't welk ik, ft»at'
gemaklyk, van het bloed kon afneemen; en het
gaf bezwaarlyk, eenige wey van zich. Ook hing
de koek niet zo vast te famen, als van het eerfte
en tweede bloed; en ik kon het byna niet behan-.
delen, want het brak terftond aan klonters. Aan
de binnenfte oppervlakte van de kom, vertoonde
zich een drabbige vezelagtige en zwarte ftoffe:
deeze was van het onderde gedeelte van de koek,
welke aan de kom geraakt hade, afgegaan. Ge-
mecrilyk heeft het bloed zyne wey afgefcheiden,
G3                     °P
-ocr page 119-
IO1                 VAN DE SCHEURBUIK.
li.Doei. Op het middenfte gedeelte van de koek; en de
Hoofdst. k°ck ■> welke , dikwils , op den bodem van de
kom lag, was 'er mede gedekt; en als het lang
flondt, werdt de wey roodagtig ; 't welk, zeeker-
lyk, door de tjewecging van het Schip was veroor,
zaakc. Het dreinde nogtans altyd, en gaf wey
af; maar het eilandje bleef altyd grooter, dan in
het eerde bloed. De wey geproefd zynde, waS
fcherp.
4 p                p                            ,
icrewanr- honger Cbrijlofel Keut, die om zekere inbeeldin-
"g"anSj" 6en » welken hy by zich zelve hadt, met zyn me-
i dkk i ild
                Al h          hi
M
eenigen tyd, met de verkens en fchaapen , bc-
fchimmeld brood en erwten gegeeten hadt, kreeg
hy een zeer zwaarc Scheurbuik: naderhand leefde
hy nog agt dagen, zonder ecten, en is toen ge-
ftorven, Deezen menfche heb ik nog wel, eene
maand, onderhouden, hem tot eeten aangepord,
tn met geweld, eeten in den mond geftooken, zo
dat hy het moest doorflikken. Maar eindelyk
werdt hy, door zyne inbeeldingen, zo vervoerd,
dat hy niets met goede woorden of geweld, wil-
• de flikken; en op dat hy niet, onder myne han-
den , zou bezwyken , of ik hem doen dikken,
moest ik hem, aan zicli zelven overlaaten. Op
den tweeden dag voor zynen dood, trok ik hem vier
uncen bloed, uit een ader op den arm. Het bloed
was zeer zwart, en met een groenagtig huidjebo-
ven op; het maakte ook een eilandje, en fchcidde
zyne wey af, gelyk ik boven in de voorgaande n".
gezegd hebbe.
Voor of 5- Op het zelfde Schip , heb ik, in 't midde
onder ds van den winter, by de flad Kadix inAndalufie,
£enee" -het bloed , op een anderewyze, gezien. Véelen
*M1?r waren 'er toen, in het Schip, aan de Scheurbuik.
Uit deezen nam ik 'er zes, welken, byna, in den
zelfden ftaat waren; en het.bloed, welk ik hun
had afgetrokken , vond ik als in de voorgaande
ii. 2
fiela
, Van den dag af, waar op ik hen had adcr-
aten, kreegen zy, tweemaal daags, vlecsch-
'                                                           Dat,
-ocr page 120-
VAN DE SCHEURBUIK.             IO3
nat, met verfche groente; en een of twee glaasjes n. Deel.
rooden wyn, tien dagen lang. En voor genees- tt .
middel , namen zy , alle avonden een Pil, uit tl00FOSï
Zee-ajuin, Uyen,Spaanfche zeep en Theriaak van
Andromachus bereid; en 's morgens , een weinig
bitteren wyn. Wederom nam ik 'er zes anderen
uit, met de voorgaanden gelyk , en behandelde
hen, op dezelfde manier; deeze zes had ik geen
bloed afgelaaten. Maar, op den tienden, elfden
of twaalfden dag van de behandeling , deed ik
hun eene ader openen. Het bloed was toen veel
rooder dan het cerfte; en als ik dat vergeleek met
het bloed der genen, die, in het begin van de ge-
neezing , niet gelaaten waren, vond ik nog on-
derfcheich want de eerften hadden rooder bloed,
dan de laatften , en herftelden ook fchielyker.
Men moet nogtans, aanmerken, dat de zes eer-
ften hun lichaam, beweging gaven , zo veel hunne
ilaat toeliet; die deeden de anderen niet, althans
minder.
6. Het laatfte onderzoek heb ik, eindelyk, ge- Tn een
daan , in de haven van het eiland Kurasfou, op het |?e™egEn
bloed van een mensch die de Scheurbuik hadt, zo onderzoek
als 't my voorkwam; want behalven deezen, was na den
'erniemant, op It Schip, aan de Scheurbuik; en dood*
behalven de teeke,nen van Scheurbuik, merkte ik
ook nog eenige anderen , welken een gemengde
ziekte aanweezen ; waarom ik het niet onvoeg-
zaam oordeele,de historie te befchryven. Michiel
Klem,
foldaat, op het Schip, de pkinsesse caro-
lina , omtrent 40 jaaren oud, werdt in den winter
van het jaar 1759. en 60, in den hoogften trap,
van de Scheurbuik aangegreepen. Op het Schip
werdt hy, eenigermaate; en aan land , in de maan-
den Maart en April, geheel herfteld, en kwam
weder aan boord. Maar, als het Schip in de ha-
ven , van het gemelde eiland was gekoomen, kreeg
hy, den 23 September 1760, eene trilling en kou-
de , waar op hitte volgde; welke zes uuren duur-
de, met een kleine en fnelle Puls. Naderhand
kwam hy weder tot zyn natuurlyke warmte; maar
G 4
                      klaag-
_
-ocr page 121-
IO4               .VAJS DE SCHEURBUIK.
;i,peei. klaagde over groote benaauwdheid voor 't hert,.en
'I- zwakheid. De Puls was toen en bleef traag, klein
oren-, en zagt> cn de gehee]e ziekte door ^ vond .j.
geen meer dan natuurlyke warmte, Zyne tong
was wit en grpenagtig, hy hadt een bittere mond,
met eenige neiging tot braaken, welke echter, na
drie dagen, overging. Men moet weeten , dat
deeze rnan, de geheéle reize door, zeer lui was
geweest; en voor eenïge weeken, eerv dorre en
drooge huid hadt gehad; het tandvlees,ch hadt ook
begonnen zweeren te krygen , en het wezen ftondt
als van een Scheurbuikigcn ; maar hy hadt nog
geftadig gewandeld en wel gegeeten. Ook nam
de Scheurbuik geen flerken voortgang, zo dat hy,
op den 23, door de toevallen van een koorts,
tvelke, op dien tyd, onder de matroozen heersch-
te, wierdt aangegreepen. Na eene gifte van de
Ipecacoanb , gebruikte hy een afkookzel van de
Conex Peruvianus en Sal Abfinthii bereid; en fom-
tyds een Pil uit het ExtraStum Corticis Peruviani,
het Pulv, Rad. Contrajerv®, Sal Vol. C. C. Cam-
phora
en Therïaca Androm, beftaande. Tot zyn
drank gaf ik hem, eerst, water met Limoenfap,
piaar dit wilde hy niet drinken; en nam daarna al-
leen fchoon water. Den 27 van September, werdt
Jiy» over het geheele lic/iaam, geel; 't welk een
^,eer kwaad'teeken was,' in de genen die de koorts
ïiadden; en toen werdt de huid vogtig. Hy rook
zeer bang uit den mond; alle de tanden werden
Jqs;de zwellingen verzweering van het tandvleesch
Vermeerderden zeer , en het fponsagtig vleesch
Jcwam tot boven de tanden. Zo heeft hy, tot
den 3 Qctober, ftil geleegeri op zyn rug, zonder
eenige yerbystering van verftand, en is geftorven.
Öp den 24. September, heb ik hem, omtrent zes
uncen zwart bloed', pit een ader, op den arm ge.
tgpt; hee welk, als het eenige uuren ge/laan hadt,
pp de oppervlakte, een groene kleur hadt ; het
gaf weinig of geep wey af, en werdt eenigzins
dik; maar als de kom omgekeerd werdt, vloeide
hqt echter nog eenigzins, en klonterde niet; het
-<■ < ..... ...                                       ■ •                             ^gg
-ocr page 122-
VAN DE SCHEURBUIK.
,was als inkt, en op den fmaak in 't begin zoetag- ïh VeeU
tig; maar liet kort daar op eenige fcherpte achter. n. '
Het lichaam geopend zynde, vond ik, in den üpq^dst.
buik, drie ponden geel roodagtig water, de Le-
'ver en Milt hadden een gryze kleur; het eerfte
van deeze Ingewanden, was zeer harden groot;
de galblaas was opgevuld met gal. De Milt was ,
behalve de witagtige kleur, natuurlyk: beidedoor-
gefneeden zynde, hadden een natuurlyke kleur.
In de borst ontdekte ik niets byzonders. Als ik
de regter hollighcid en boezem van het Hert had
doorgefneeden, vloeide 'er bloed uit, 't welk inkt
g^elyk was; 't zelfde gefchiedde ook by het door-
fnyden der groote Vaten. Aanmerklyk is het,
dat het dood lichaam nog warm was, als het moest
begraaven worden : #want de lyken worden , in
deeze gewesten, wegens de groote hitte, lang-
zaam koud. De kwik in de Thermometer van
pahrenbeit flondt toen op 87 gr.
7. Een fbldaat Micbil Knofflog, meer dan' 601„ doode
jaaren oud , uit de Scheurbuik waterzugtig ge- Lichaa,-
worden , flierf, op het fchip de oranjezaal. mea-
Deeze ellendige was, op een vreeslyke wyze,
van de Scheurbuik aangegreepen; langzaam door-
ging hy de drie tyden van de Scheurbuik; en flikte
eindelyk, wegens benaauwde ademhaaling , al*
hy op een ftoel wilde gaan zitten ,en zyn lichaam
overend regten. Het lichaam geopend zynde,
vond ik het vetylies, onder de huid, en tusfchen
de Spieren van den buik, met water opgevuld;
en tusfchen de buik-Spieren en het buikvlies, om- *
trent drie of vier pinten geel water. Als ik het
buikvlies had doorgefneeden, liep uit het binnen-
fte, omtrent ook zo veel troebel water, de Dar-
men kwamen voor, van wind opgezwollen, maar
van natuurlyke kleur : het parmnet was geheel
verteerd. Aan de Lever zag ik niets tegennatuur-
^ lyks, dan alleen, dat de uitwendige kleur witag-
* tig of wat graauw was; hoedanige kleur de Milt
ook hadt, als of deeze Ingewanden in de weeking
h.addcn geleeden. Het laatfte vond iklangrond,
G 5
                         knob-
-ocr page 123-
VAN DE SCHEURBUIK.
ei. knobbelagtig, hard en vry groot: doorgefneeden
u. zynde hadden zy de natuurlyke kleur. In de borst
Huofdst. VOIKj jk eenige uncen water, de Longen roodag.
tig, en eenigzins blaauw, en op het gevoel hard-
agtig; de flinker Long was aan dezelfde zyde, aan
het borstvlies vastgegroeid;de Vaten van devoor-
fte kwabben, naar de lengte, doorgefneeden zyn-
de, waren vol zwart bloed; uitwendig vertoonde
zich als een vleefchige fchors, een halven vinger
dik, rood van kleur, eenigzins naar de Lever ge-
lykende; een (tukje van den onderden rand, naar
de rug toe, ter hoogte van een duim, hier van
afgefneeden, en in zout water geworpen, zonk
naar den grond; en zo was het geheel uitwendige
deel van de Long gefield, behalvcn dat de ver-
dikte fchors, aan het bovenftc gedeelte, wat dun-
ner was, dan aan den benedenften rand. In het
Hertzakje vond ik vier of vyf uncen geel roodag-
*tig water. Het Hert was groot, en wkagtig, de
reg'ter boezem «n holligheid waren vol zwart en
geronnen bloed. Ook vond ik nog een geele po-
lypeuze, langronde grocnagtige ftoffe, welke aan
de pilaartjes van de hojligheid vastzat, en zich
tot in de Longvaten üitftrekte. Deeze ftoffe kleef-
de vry vast aan het Hert , en was ook, op zich
zelve, taamlyk vast; uit de Slagader getrokken, .
vertoonde zy de gedaante der takken van de Lorg-
flagader. In het flinker Hert, waar in geen bloed
was , vond ik een dergelyke ftoffe , zich in de
groote flagader uitftrekkende.
8. Het zelfde, byna, heb ik gezien op het
Schip, de stad delft, in het doode lichaam van
een man , aan de Scheurbuik geftorven; by
wien , omtrent tien dagen, voor zynen dood,
de beenen waren begonnen te zwellen. By gee-
nen had ik zo veele ellenden, by malkander ge-
zien , als by deezen, die byna alle de toevallen
van Scheurbuik hadt, welke zy immer voort-
brengt. Zyne beenen waren, omtrent drie maan-
den , geweest zo hard als hout; evenwel, hy hadt
eetlust, en zyn volle verftand, tot het laatfte
-ocr page 124-
VAN DE S CHEDRBUIK.               I07
uur zyns levens. De naam van deezen ellendigen u, Deel.
was Gerbrand van der Hengst. Behalven de ziek- H.
te, waar mede hy worftelde, hadt hy nog kooy, HoOFDbT'
noch dek , noch kleederen , en naauwlyks een
plaats in het Schip; want, om dat hy vol luizen
was, wilden hem zyne medemakkers nergens ge-
doogen. Met famengetrokken voeten, en een ge-
kromd lichaam,heeft hy nog op den bank vanden
Smid, onder de roosters , bloot voor regen en
koude, geleegen, tot het midden van January;
zyn ellendig leven, met geduld, gerekt, en toen
met den dood verwisfeld. Het lichaam geopend
zynde, vond ik geen water tusfchen de huid en
de Spieren. Tusfchen de fchuinfche, en tusfchen
derzelver vliezen, en de regte Spieren; alsook
tusfchen de fchuinfche en dwerfche ; eindelyk tus-
fchen de Buikfpieren en het buikvlies , ontdekte
ik, in de plaats van water, als in .'t voorgaande
geval geweest was, een geele doorzichtige geley;
welke zo yast aaneenhing, dat ikze, gemaklyk,
met myne handen kon vatten, zonder te fmelten.
Een dergelyke vond ik ook, in den buik, maar
deeze kon ik niet behandelen j zonder datze weg-
fmolc. De Milt was eenigermaate hard, langrond,
witagtig van kleur, en grooter dan natuurlyk. In
de Lever vond ik, niets tegennatuurlyks, behal-
ven de witagtige kleur. De Longen waren, als
in het voorgaande geval; een iluk 'er van afge-
fneeden, en in water geworpen, zonk naar den
grond. De regter boezem en holligheid van het
Hert, waren vol zwart geronnen bloed; ook was
'er een dergelyke polypenze ftoffe, welke zich in
de Longflagader uitftrekte. Daarenboven waren
de kraakbeenderen van de eerfte Ribben, welken
aan het borstbeen vast zyn, in dit lichaam, van
het borstbeen gefcheiden ; zo dat ikze gemaklyk,
gins en herwaards kon beweegen. De banden,
waar mede zy aan het borstbeen verbonden zyn,
doorgefneeden zynde , liep 'er een taaije geele
ftoffe uit; hoedanige ik, in groote maate, in het
gcwrigt der kniën bevond. Deeze ftoffe hadt de
kraak.
.
-ocr page 125-
JL08                   VAN DE SCHEURBUIK.
p.Deei. kraakbeenderen der Rtbben, en ook het Dye-ea
u. Scheenbeen, een geele kleur bygezet. De knie-
Boofdst. fchyf hacjt qoJc iet van zyne gladheid verlooren.
Onder de huid derkniën er, beenen, vertoonde zich
het vetvlies roodagtig,en hjer,en daar purperkleu-
rig; en zo was de huid ook van kleur,
9. In 'de haven van Napels flierf Adriaan van
Land;
een man, die den geheelen winter, aan de
Scheurbuik was geweest. Onder de toevallen,
waar mede hy fukkelde, zal ik 'er maar één aantee-
kenen; naamlyk , een grootc zwelling van zyne
kniën, kraaking en gekners in derzelver gewrig-
ten. Het lichaam geopend zynde, liepen 'er meer
dan tien ponden water uit, welken een onaange-
naamen en ftinkenden reuk van zich gaven. De
Ingewanden van den buik waren witagtigj de Le-
ver en Milt zo bedorven, dat ikze , met myne
hand, tot gruis kon wryven; het Darmfcheil vond
ik klierig; dê Longen hardagtig , maar niet zo
famengegroeid, als in de voorgaande gevallen; ia
het Hert was, behalven zwart geronnen bloed,
een polypeuze ftoffe. Als ik het Lidsomvangzel
van de knie doorfheed, liepen 'er vier uncen uit
van eene geele, groenagtige en flinkende ftoffe;
welke de kraakbeenderen van dit gewrigt, byna
geheel verteerd hadt;de beenderen oneffen en ruw
hadt gelaaten en met beenbederf aangedaan; de
omvangende Lidband bykans verknaagd , inzon-
heid by het inwendige deel van de kniefchyf; en
op deeze plaatze waren, op de huid, blaauwagtige
vlekken: de overige huid was rood, en eenigzins
dikker op die plaatzen, dan waar geene vlekken
waren. Onder de vlekken was het vetvlies rood-
agtig of blaauw; en de geheele inwendige huid
hadt ook een*dergelyke kleur; maar hoe meer bui-
tenwaards hoe rooder de huid was, in 't midden
van een vlek, naamlyk, doorgefneeden zynde.
10. Het lichaam geopend zynde, van een mensch,
die door honger en de Scheurbuik was geftorven,
fzie n. 4. van deeze zelfde §) vond ik hec
Net bedorven; de Lever zeer groot en hard, de
*
                                            Gal-
-ocr page 126-
VAN DE SCJÏEÜRBETIK.             ICp
Galblaas met zwarte en eenigzins groenagtige gal n.Deei.
opgevuld; het Darmfcheil overal met zwarte en HowÓst.
roode knobbeltjes bezet; de Longen waren ge-
zond: maar de regter holligheid van het Hert,
hielde zwart en geronnen bloed in, en ook eeni-
ge polypeuze ftoffe, gelyk in de voorgaande ge-
vallen.
n. Een zeer luy mensch , op het Schip, dB
prinsesse carouna, genaamd Simon Vertier,• aan
de Scheurbuik geraakt zynde, kreeg veel kleine
vlekken om de kniën. Eenigen van deezen, wel-
ken blaauw of zwart waren , willende onderzoe-
ken, fcheidde ik de opperhuid van de huid, door
een fpeld ; en dan konde ik eenigen van dezel-
ven, gemaklyk, met de punt van een fpelde,in
de gedaante van een koekje , wegneemen : in
veelen kon ik echter, fchoon ik alle voorzichtig-
heid gebruikte, die vlekken niet wegneemen. Zy
vertoonden zich , als haddenze, onder het net-
wyze lichaam van malpighius gezeeten, of in de
oppervlakte van de huid; en als ikze wat dieper
zogt, kwam 'er bloed voor d^n dag; zo dat ik
de vlekken niet meer kon zien ; welken even-
wel , na eenige dagen, als de korst afviel, ver-
dweenen waren. Een Spaanfchevlieg-pleister, op
de plaats gelegd, waar veele vlekken waren,
heeftze allen weggenomen. Eindelyk werden de
beenen,overal, rood; en kreegen, hier en daar,
blaauwe en breede vlekken; welken ik, na den
dood, onderzogt, en gezien hebbe niet alleen in
het vakagtig weeffel, maat ook in de huid zelve
te hangen.
12. Meer andere lichaamen , aan de Scheur-
buik ge/lorven, heb ik geopend; en in de mees-
ten gevonden , de Longen hardagtig , en met
zwart bloed gezwollen; in de regter holligheid vaa
het Hert geronnen bloed, en een polypeuze ftof-
fe, zich in de groote Vaten uitftrekkende. Inde
genen, die watexzugtig geftorven waren, vond ik
de meeste Ingewanden bedorven, of half verrot;
de galblaaze vol gjoenagtige of zwartagtige gal,
de
-ocr page 127-
110                 VAN DE SCHEURBUIK.
n. Deei. de klieren van het Darmfcheil verftopt. Men zie
Hoorosr. 00^ c*e waarncciriingen van poupartius (f) ; hy
vondt de banden der gewrigten verknaagd , be-
derf aan 't gebeente, de kraakbeenderen der Rib-
ben verteerd, zwelling der beenderen, en fchei-
ding van de aangroeifelen der zelven. Geheele been-
deren heeft petit van het beenvlies ontbloot ge-
zien, op de ribben, armen, beenen en de voor-
hand (t).
Ferklaaring van de Toevallen der Scheurbuik.
Overgan*. XVI. Als nu icmant in aanmerking neemt, het
gene, in de verklaaring der oorzaaken, is gezegd,
en wat in de doode lichaamen is bevonden, zal
het hem niet zwaar zyn , reden te geeven van de
verfchynzelen, welken zich, in deeze ziekte, ge-
meenlyk, voordoen. Het zal dan niet nodig zyn,
hierop* lang te blyven ftaan,- maar genoeg wezen,
dat ik flegts eenigen verklaare: want veelen zyn
uit zicli zelven klaar, en hebben gecne ophelde-
Dunheid ring nodig. Maar, om dat wy hier in niet geluk-
en rotting yg konnen voortgaan, ten zy de Staat der Vogten,
ten tegen-vooraf, wel gekend worde; moet men zich her-
gefproo- inneren, wat in de voorgaande §, en in de ver-
ken- klaaring der oorzaaken, gezegd is. Want elk een
is bekend , dat de befchreeven wyze "van leven,
met groove kost , als de matroózen gebruiken ,
dik, lyvig, taay, met ongelykaartige deelen ver-
vuld, en van de Natuur kwaalyk t'ondergebragc
bloed moet voortbrengen. Dit bewyzen niet al-
leen het bloed, van de Scheurbuikigen afgelaaten,
(yoorg. §. n. i. en 2.) en de openingen van doode
lichaamen , aan de Scheurbuik geftorven,; maar
ook de toevallen, welken in den eerden en twee-
den ftaat van de Scheurbuik,. of in een beginnen-
de en gevestigde Scheurbuik , gezien worden,
bevestigen ook dit gevoelen tegen de genen, die
wit-
t) r^icai. Royale 'des Sc. 1699.
i) Traite dis Os, pag. 369. ttm. feteni.
-ocr page 128-
VAN DE SCHEURBUIK.              III
willen, dat 'er eene fmelting van Vogten plaatsn. Deel.
hebbe. Het gebeurt wel, dat de Vogten, in den ^
laatften ftaat van Scheurbuik, tot verrotting over.
fiaan ; maar dit moet eer voor een gevolg, 't welk
van de langduurigheid der ziekte afhangt , dan
voor de ziekte zelve gehouden worden: want de
Scheurbuik is reeds diep geworteld, eer de fmel-
ting der Vogten gezien wordt. Iemant wordt ge-
zegd de Pleuris te hebben, als hy met pyn in de
zyde adem haalt, en 'er een geftadige koorts is;
en niet als hy een Etterbovst heeft; het zou wreed
zyn, in zulk een geval, van middelen te verande-
ren , en in plaats van eene aderlaating te doen, de
borst te doorbooren. Schoon de beste middelen
tegen de Scheurbuik, ook rottingweerende zyn,
gelyk pringle heeft aangemerkt; als aardgewas-
fen, zuure en loogzoute, en de Scheurbuik fchie-
lyk geneezen, ftooten zy dit echter, niet om vier-
re. Want de wortel van de Squilla, is, in aam-
borftigheid, en ziekten die uit vergaderde flym
ontdaan, of taaye doffe haar oorfprong genomen
hebben, van groot nut; alhoewel, in dit geval,
geene verrotting is; enze doet dit ook in aambor-
ftigheid van de Scheurbuik.
Brandewyn of andere dingen zyn ook rotting-
weerende , en geneezen echter de ziekte niet.
(Zie wat wy §. VI. gezegd hebben). Ja het be-
rugtfte rottingweerend middel , de koorts bast,
geneest de ziekte niet, naamlyk, alsze reeds ge-
vestigd is; zy kan wel iemant voor de Scheurbuik
bewaaren ; en in een gevestigde Scheurbuik, de
ziekte, eenigen tyd, vertraagen; maar zy neemt
de ziekte niet weg,en dit is waar van veel andere
rottingweerende middelen. En de herftelling wordt,
ondertusfchen, gemaklyk bewerkt, door witte of
roode Kool, Spenagie, Lattuw, Raapen en der-
gelyken; wanneerze, in vleeschnat gekookt, en '
de zieken, eeni'ge maaien opeen dag, gegeeven
worden. En deeze Soupes zyn goed in alle de
tyden van de Scheurbuik, en geneezen de ziekte
al.
-ocr page 129-
Ui             VANDE SCHEDREUl£
ïi. Dïei. altyd; ten zyze tot het uiterfte is gekoomen,'
ii. wanneer geene middelen helpen.
fDST £)e Scheurbuikige vlekken en bloedingen fchy-
nen wel het gevoelen te begunftigen der genen,'
die eene verfinelting der Vogten dryven. Maar'
men moet hier den tyd in aanmerking neemen,
wanneerze kooroen ; waar van hier na gefproo-
ken zal worden. Als men nu de toevallen, wel-
ken, flrydig met dit gevoelen, gezien worden,'
in aanmerking neemt; als verftoppingen en in-
pakkingen der ingewanden; en, welken hier op
volgen, drooge afgang , hardheid en famentrek-
king der Spieren ; inzonderheid van de beenen ,
zonder zwelling ; een drooge, dorre, fchubagtï-
ge huid ; zwelling , roodheid en onfteeking van
het tandvleesch , blaauwheid Van aangezicht ;
kortademigheid, op de minfte beweeging; zyn-
ze "van geen minder gewigt dan de anderen. In
koortzen met fmelting def Vogten, ziet men de
menfehen immers geftaadig druipen van zweet;
daar in de Scheurbuikige ontbindinge, de huid,
dooi* droogte , by fchubben afvalt. Waarom
toch, zou de dunne Vogt , door de zweetgaten
der Scheurbuikigen niet henen dringen, al heefc-
ze maar een maatige warmte; het gefchiedt nog
wel in deri laatften ftaat der Scheurbuik, maar
alleen in eenigen.
Doctor Monchy heeft gezegd (f), dat de
Scheurbuikigen een rood Vogt uitzweeten. Ik
heb veelen gezien die de Scheurbuik hadden ,
maar noitheb ik een derzelven zien zwecten, dan.
wanneer hy rriet den dood worffelde. Als wy
acht geeven op het bloed van menfehen, die een
geftadige koorts of ontfteeking hebben, na dat zy 9
door aderlaatingen veel bloed verlooren hebben ;
zullen wy het zelve zo dun bevinden, dat nie-
mant, in den laatften ftaat der Scheurbuik, dun-
ner zal afgetrokken hebben. En zulk bloed fpringt,
nbgtans, uit dfe aders, met een ligt roöde en ee-
nig-
(0 Verh. van de HqII. Maatfch, VI. Deel, pag. si.
-ocr page 130-
VAN DE SCHEURBUIK.
nigzins geelagtige kleur; en als 'er druppen oplin- n.Deei.
nen vallen, maakenze b.eede, geele en roodagti- ^
ge vlekken; en koud geworden zynde, worde by
na alles een geele wey. In de Scheurbuik, in te-
gendeel, maakt het een zwarte geronne klomp,
en kleine vlekken op het linnen. (Zie de Voorg.%
n. 1, 2 , 6). Waarom zou zulk een dun bloed
niet, door de uiteinden der Vatendoorzweeten,
en vlekken maaken, gelyk in Scheurbuikigen koo-
men. En de polypeuze ftoffe, en het zwarte ge-
ronnen bloed, in het Hert der Scheurbuikigen ,zyn
ook geene teekenen van zulk eene verdunning der
Vogten. Ook heeft podpartiüs, in doode lyken
van Scheurbuikigen, welken hy geopend heeft, geen
zu!k vloeibaar, maar geronnen bloed gevonden (f),
want hy zegt: Die fchielyk flierven enz hadden de
Ooren van het Hert zo groot als een vuist, en vol
geronnen bloed. Het is waar, de Heelmeesters heb-
ben , op de reize van den Kommandeur anson ,
iet anders gevonden, maar men "moet de tydem
en plaatzen in aanmerking neemen, en misfehien,
enk eene vermenging van ziekte. Eens heb ik
zulk bloed gezien, op het eiland Kurasfou, waar
ik maar één niensch de Scheurbuik bevond te heb-
ben. Het doode lichaam van deezen opende ik,
terwyl het nog warm was ,• en toen vloeide het
bloed : maar in Europa heb ik dit noit gezien,
waai o,n ik de historie heb opgegeeven in de voor-
gaande §. n. 6 Hierom behaagt my de vergely-
king van Doel. monchy niet, welke'hy maakt van
de kwaadaartige Koortzen met de Scheurbuik (\J.\
Hy leidt deeze gelykheid af uit de kleur der huid,
van de wey van het bloed, zodanig een bloed, naam-
lyk, 't welk geene wey affcheidt ({); van het
Vogt, welk de Spaanfchevlieg-pleisters aantrekken;
van de vlekken, walken dan in Koortzen, dan ia
Scheurbuik voorkoomen ; van den (tank uit den
mond,
(t) f Jcai. \fj. des Scieitc. Arm. 1699.
(4) Verhand. van de Holl. JMaatCdi. §. xxxix. pag. 58.
{%} §. xxxy. pag. 51. -
H .
-ocr page 131-
114            VAN DE SCHEURBUIK.
noeei. mond, welke ook niet uit dezelfde oorzaak onc-
flaat; van het roodagtige zweet; of't welk meE
bloed vermengd is ; 't welk noit iemant in een en-
kele Scheurbuik gezien heeft ,• cindelyk ook van
de Kwylinge enz. Maar deeze dingen bevestigen
dat gevoelen niet; gelyk ook niet, dat een kfein
gedeelte Kwik een zwaare kwyling maakt in een
Scheurbuikigen. Deeze geleerde Man fchynt alleen
de teekenen van een aanftaanden dood vergaderd,
en deezen met kwaadaartige koortzen vergel.ee-
Iten te hebben. Zie wat van swieten, aangaande
het bloed , heeft opgemerkt (*), waar de wey in
lil overging. En hoffman heeft aangeteekend,
dat hy het bloed, uit een ader getapt, grommig,
zwart, zwaar en dik bevondt, en dat her veel wey
afleheidde, van een kwaaden reuk en fmaak: ook
zag hy, dac het bloed, in een bekken vergaderd,
met een dikke en taaye lym overdekt was; in an-
deren dun en vgn een hoogroode kleur {**). En
de Scheurbuik ziet men, niet alleen, in warme
en natte gewesten, in welken de Rot- en kwaad-
aartige Koortzen meest woeden, maar ook in de
koudftcn, en wel meer dan in de anderen. Het
dunne bloed, welk men in kwaadaartige koortzen
ziet, of in de Koorts,welke zy Mal de Siamnoe-
men, heeft geen gelyke fmaak: want het eerfte
is fcherp, en dit zoet; en het is evenwel zo dun
geworden, dat het na den dood, de inond, neu-
ze , ooren en, oogen uitloope; gelyk wy,beneden,
zien zullen, als van de Koortzen, in een warme
haven zal gefproken worden. En de geele groen-
agtige kleur, boven op de koek van het bloed,
vertoont, in de koortzen, geen grootcr gevaar;
want de Lyders, die een geel groenagtig huidje
op het bloed hebben,koomen'ergemaklykerdoor,
dan die het niet hebben, in dezelfde ziekte. Ja
dit huidje, 't welk men gewoon is een korst van
Ont-
(*) Citmmint in ^Aplor. Boerb. §. 1151. P- <S'°-
(**) mei. Rat. Sysr. Torn. 111. $. xiv. pag> 37*.
-ocr page 132-
VAN DE SCHEURBUIK.                Hj
Ontfteeking te noemen, moet eer voor een goede h. Deel.
uitwerking der Natuur, dan voor een teeken van HooFósT.
rotting gehouden worden ; gclyk hierna , in de
Verhandeling van deeze koortzen zal aangeweezen
worden. Nog veel meer dingen zou ik konnen
byhaalen , om myYi gevoelen te verfterkcn : maar
ik oordeele deeze genoeg.
i. Hfer uit is dan klaar, dat zulk een dik bloed ongewoo-
en onbekwaam tot beweging , zeer traag omge- J^0^
voerd wordt; dat zodanige Vogten het Hert meer- vermoeid-
dere weerftand bieden, dan datze tot de uiterfte heid.
einden der Slagaderen konnen voortgedreeven
worden; dat door de fpyzen, welken daaglyksge-
bruikt worden , al meer zodanige Vogten in het
lichaam voortgebragt worden. Want de Natuur
is , door een langduurig gemis van goede fappen,
tot vernieuwing van het geheel , en herftelling
van de afgefleeten deelen, te veel verzwakt, en
heeft de behoorlyke trap van famenhang en veer-
kragt verlooren; zo datze, het gene tot voedzel
wordt genomen, in een zo gelykdaantig zap, als
nodig is, om het leven en de gezondheid te on-
derhouden-, niet kan doen overgaan. Hier door
moet de omloop van het bloed, van dag tot dag,
traager worden ,• de Vogten kunnen niet dan zeer
bezwaarlyk, en langzaam, door de uiterfte engten
der Vaten doorgedreeven wordor. ;zo dat deklein-
fte Vaten 'er naauwlyks iet van fchynen te ont-
fangen. En dus zal, wegens den langzaamen om-
loop, de verminderde veerkracht, de afwezigheid
van koorts en krampagtigheden, de omloop van
het bloed alleen gefchieden door de ruime Vaten,
en eenigen van de klcinflxn zullen allengs verwy-
derd, andejen tegennatuurlyk opgevuld en uitge-
zet worden. De affcheidingen en uidoozingen,
welken van een vryen omloop des bloeds afhan-
gen, zullen niet, volgens de'wetten der Natuure,
voortgaan. Hier uit zal volgen een overmaat van
Vogten, ophouding van zodanigen, welken van
het bloed moesten afgefcheiden worden, en tot
welzyn van het lichaam dienen;' en van anderen,
H 2
                          wel-
-ocr page 133-
H6             VAN DE SCHEURBUIK.
H. Deel. welken uit het lichaam moesten uitgeworpen wor-
Hocï'st den' en eindelyk' als dit lar>g duurt, zal in het
• lichaam, volgens de wetten der Natuure, verrot-
ting koomen , en dan de dood.
Men begrypt nu, hier uit, zeer ligt-; waar uit,
in de Scheurbuikigen , ontftadh een ongewoone
logheid, zwaarte der ledemaaten, van zelfs ont-
ftaane, of een gevoel van vermoeidheid", waar
van (§. XII. n. i.) gefprooken is. Immers, heeft
men ondervonden, dat een gevoel van ligtheid,
en vlugheid tot beweging, van een vryen omloop
des blocds afhangen; en al wat deeze kan belem-
meren , zwaarte in de leden veroorzaakt. Een
gezond mensch voelt niet dat zyn arm zwaar is,
maar als 'er eenige Ontfteeking in dezelve is , voelt
hy hem zo zwaar als lood, en hy moet hem of
met een fchortband .onderfchraagen , of ergens op
leggen tot {leuning (f). Daarenboven bevindt
men ook, dat een overmaat van goede fappen.
in volbloedigen, een zwaarte en gewaarwording
van moeilykheid veroorzaakt; en in Scheurbuiki-
gen is niet alleen eene overmaat, maar ook cene
gefteldheid der vogten, waar doorze onbekwaam
zyn tot de doorftraaling. Het is derhalve ,
niet te verwonderen, dnt de Scheurbuikigen,over
het geheele lichaam, doffe pynen gevoelen', in-
zonderheid als zy het zelve beweegen: want de
Vaten worden, wegens de te groote inpakking van
dik bloed, zo uitgezet, dat 'er hetzelfde gebeurt,
als in een beginnende Ontfteeking; welke om den
traagen omloop van het bloed, en de afwezigheid
van Koorts en Krampagtigheden, niet tot volko-
menheid kan geraaken.
Dit wordt bevestigd door de hardheid der le-
demaaten , welken fomtyds hout gelyk zyn (§. XII.
n. 5.) waar uit de reden van het onvermogen tot
beweging , niet moeilyk , wordt afgeleid. De
korte ademhaaling, op de minfte beweging, en
de blaauwe kleur van het aangezicht, geeven ook
te
(t) Van swieten Ctmmem, in ^h. Boerhav. §. HJï.
-ocr page 134-
! I-----------------
VAN DE SCHEURBUIK.              H7
te kennen, dat de Vogten, door de uiterfte eng- n.Deei.
ten der flagaderen, met moeite, doorgaan. Want J^
die acht geflaagen heeft op het wezen van een
Scheurbuikig mensch, liggende of zittende; en
niet onkundig is van een vryen omloop, in een
gezond mensch, en van de oorzaaken, welken de-
zelve voortzetten ; en te gelyk overweegt den
ftaat der Vogten, en de toevallen , welken op een
bezwaarlyken doorgang, door de Longvaten, ge-
woonlyk volgen, en het wezen aanziet van eenen
fcheurbuikigen , welke in eenige beweging is ; zal
zich niet verwonderen, dat hy in zulk een men-
fche, een aangezicht befchouwt, als van iemant,
die een gevaarlyke Longontfteeking heeft. Wanc
dan zwellen de lippen en het aapgezicht, de ade-
ren, welken in het zelve zichtbaar zyn, verdwy-
nen, de oogen puilen uit, en het geheele wezen
wordt blaauw. En men zal zich niet verwonderen,
dat zulke menfehen, dikwils, fchielyk dood op
den grond neervallen; want, te»wyl de Spieren
werken, wordt de beweging van hetaderlykcbloe.d,
naar het regter Hert voortgedreeven : maar het
bloed gaat hier, wegens deszelfs dikte, bezwaar-
lyk, door de kleinfte Vaten van de Long ; enter-
wyl het Hert zich, niet fchielyk, in dezelven kan
ontledigen , kan het, het bloed, welk in de Hol-
le aders is, niet ontfangen;. hierom zwellen de
Holle aders, en die zich in dezelven ontlasten ,
door te veel bloed; waaruit een blaauwe kleur in
het aangezicht, Hertkloppingen en een benaauwde
Adembaaling. En als deeze oorzaak blyft duuren,
wordt het Hert te gelyk, door een te grootemaa-
te van Vogten, welk'cn het niet door de Long kan
voortdryven, overftelpt; zo dat het, eindelyk,
zyn vermogen van famentrekking verliest. Dit
bewyzen de tegen natuur verwyderde Vaten, Boe-
zems , 't Oor en het regter tiert; welken , in ge-
opende lyken, met zwart geronnen bloed gezwol-
len bevonden zyn, (zie Foorg. §. n. 8, 9, 10,
12.) en het gene wy, uit de waarneeminsen van
foüpartiüs, bygebragt hebben. Het zelfde heeft
H 3
                            ook
-ocr page 135-
H8              VAN DE SCHEURBUlè.
ook plaats in den laatfïen (laat van de Scheurbuik;
tost alnoewel de Vogten dan eer te dun, dan te dik
■ zyn (Voorg. §. n. 3 en 7). Want de voorgaande
ftaat heeft reeds zo groote verftoppingen, en fa-
mengroeijingen der Vaten nagelaaten, dat het Hert,
op zulk een tyd zwak, naauwlyks in ftaat is, om
de dunde Vogt, door de Vaten , welken nog open
zyn, door te perfcn. Hier ukblykt, te gelyk,
waarom 'er geen koorts by een gevestigde Scheur-
buik kan zyn, zonder een haastigen dood. Zie hoe
de Longen gevonden zyn (t^oorg. § n. 7, 8.), en
wat poüpartius heeft bevonden, naamlyk, dat de
deelen z.o aan een gegroeid waren', datze naauw-
lyks van elkander gefcheiden konden worden.
2. De Natuurkunde leert, dat de mensch be-
ftaat uit ziel en lichaam, en dat deczen op elkan-
deren werken ; fchoon de wyze hoe niet bekend
is. Men weet, echter , door opmerking , dat
vlugheid van geest zeer afnangt van een goede
gefteldheid des lichaams; inzonderheid der inge-
wanden van den buik, en een behoorlytren omloop
der Vogten, in dezelvcn. Want het is klaar, dat
vreeze en droefheid, in melancholieke menfehen,
ontdaan uit verflopping der ingewanden: want zo
dra de vrye omloop van het bloed, in dezelven,
door de hulp van een Geneesmeester, hcrfleldis,
komt de welgemoedheid weerom. Sanctorius (f)
heeft opgemerkt , dat 'er vrolykheid van geest
ontftaar , als de Doorwaasfeming uit de opper-
vlakte van het lichaam,geheel vry is; enin tegen,
deel, uit een verhinderde Doorwaasfeming in het
lichaam een gevoel van zwaarte, en in den geest
droefheid , gebooren wordt. Wyl nu de droefgees-
tigheid, dikwils, de Scheurbuik voorgaat (§. X.),
en gemeenlyk een toeval van de oorzaak wordt,
is het geen wonder, djit deeze gemoedsfteldheden,
in deeze ziekte, met pynen en verftoppingen der
ingewanden, gclyk beneden zal blyken, toenee-
' .                            3-Bo.
CtJ In ^Apbor. Static.              >
-ocr page 136-
VAN DE SCHEURBUIK.             119
3. Boven is gezegd, dat de klein (Ie Vaten de h.
Vogten, om derzelver dikte , naauwlyks, kon- »•
nen inncemen ; en dit blykt allermeest in de Va- H00FI>i
ten van de huid: want die, te voren, voor het Bleekheid.
bloed open (tonden, houden nu alleen een geele ™£rv°°s
Vogt; en de wey-Vaten voeren een Vogt,'t welk de Huid.
nog dunner is; en de allerkleinften ontfangen naauw-
lyks iet, of geheel niet; zy moeten, gevolglyk,
uitgedroogd worden. Men zier. dan de reden van
de bleekheid en droogheid der huid, (§. XII. n.
3, 7.) opgegeeven. Nademaal alle de affchei-
dingen afhangen van een vryen omloop des bloeds,
voornaamlyk, in de ingewanden van den buik;
welke , in onze ziekte, traag gefchiedt; ziet men,
dat veele werkingen, welken tot het leven en de
gezondheid zeer noodzaaklykzyn, en inzonderheid
de Chylmaaking , verflapt moeten worden. Want
behalven het maag- darm- en alvleesch fap, wel-
ken in maate en hoedanigheid kwaad doen;wordt
de affcheiding van de gal ook vertraagd en ver-
minderd; waar door het galagtige, welk van het
bloed moest afgefcheiden worden, voor een groot
gedeelte , 'er in blyft ; hier van daan de geele
groenagtige kleur in de huid en oogen. Waar uit
de blaauwe kleur in het aangezicht ontfta, heb ik
boven, (n. 1.) getoond.
Daarenboven is bekend, dat als de affcheiding
van de gal hapert, de wormswyze beweging der
Darmen ook verflaauwt, en de prikkeling tot'af-
gang te gelyk; en eindelyk de beurskliertjes der
Darmen, om dezelfde oorzaak, een flym zullen
affcheiden , welken' noch in mnate, noch ift hoe-
danigheid , in flaat is, de wanden van het gedarm-
te, te befmeeren en glibbrig te maaken: hier uit
ziet men de reden van den traagen Afgang. Een
]igte zwelling van den buik, met eenig onaange-
naam gevoel , welk de Scheurbuikigen in den
onderbuik gewaar worden, zyn blykbaare teeke-
nen van een, vertraagde doorftraaling der Vogten ,
in de ingewanden van den buik. En als deeze Vog-
ten, en de taayheid derzelven vermeerderd wor-'
H 4                       den;
-ocr page 137-
12©
VAN DE SCHEURBUIK.
Deel.
II.
den; en de oorzaaken, welken deeze ziekte heb-
ben voortgebragt , blyven duuren; beginnen de
Hoofdst. Vogten f welken onbekwaam zyn tot de doorftraa-
ling,in de Vaten te blyven hangen,en zeer kwaa-
_de verftoppingen te veroorzaaken; voornaamlyk
in plaatzen , waar de doorgang van het bloed, van
natuure, moeilyk en traag gefchiedr. De Ontleed-
kunde leert ons, dat de alleringewikkeldfte fa-
menftrengeling van de klcinfte Vaten, in de Klie-
ren gevonden wordt; hierom blyven de Vogten,
welken minst bekwaam tot den doorgang zyn,
ligt, omtrent klierige plaatzen hangen, en alle de
zulken, welken , even eens uit welke oorzaak,
het bloed bezwaarlyk doorlaaten: gelyk in groote
lidteekens van wonden, ontwrigtirjgen der lede-
maaten, en verftnikingen ; alwaar, wegens de fa-
men valling of een veranderde rigting der Vaten
de vrve doorgang der Vogten belet wordt. Hier
Uit verftoppingen, zwellingen omtrent de genoem-
de deelen , blaauwe kleur of vlekken , en weerop-
breeking der lidteekens van groote wonden.
Als men aanmerkt, dat al het bloed der inge-
wanden van den buik, tweemaal flagaderlyk, de
Buikloop van het bloed , hier door , zeer vertraagd,
en den doorgang deszelfs, door de uiterfte einden
van de Poortader, in de Lever, zeer bezwaarlyk
gemaakt wordt; wordt van zelfs de reden open-
baar , van zulk een hardnekkige verftopping en
zwHling der ingewanden. Hier uit blyken ook de
oorzaaken van de Waterzugt, welke niet nalaat
'er by te koomen, doorgaans tot aan het einde van
het lêVen duurt, en een teeken is, dat de ziekte
op het u'terfle is gekoomen ;gciyk wy (§. XII. n.
4. en §. XIII.) verklaard hebben. Want behalven
de verftopping der ingewanden,in dee/en laatften
flaat,' worden , wegens een langduurig gemis van
vernieuwing van goede fappen , en behoorlyke
voeding der deelen, den ftilftand en de warmte
der plaatze, en de natuurlykeoverhellinge der Vog-
ten tot verrotting, de Vogten gefmolten, de Va-
ten verflapt, en zo uitgezet en verzwakt, datzc
de'
Opbree-
lcing van
Lidtee-
kens.
Zwelling
van den
Buik.
-ocr page 138-
VAN DE SCHEURBUIK.              121
de dunde deelen van het bloed niet langer tonnen n. Deel.
binnen houden ; welken dan, of door de wanden, n.
of de uiteinden der Vaten, in meerderen maate,HooFMT-
dan datze wederopgenomen konnen worden, uit-
zweeten, of de Vaten worden door de fcherpte
verknaagd , en zo uitgerekt, datze, op het minfte
geweld , breeken ; en het ingehoude Vogt uit-
ftorten.
4. In het begin van de ziekte zyn hier en daar Zwerven-
pynen: omdat de kwaade {toffe nognietzoisaange- dePy'ien-
groeid,datzi het geheele bloed beeft konnen befmet-
ten; of nog" niet innig met de omloopende Vogten
vermengd is, en zo vast in de deelen blyft han-
gen , datze de op en neergaande beweging van de
vezelen der Vaten , waar inze hangt, wederftaat:
want ligtelyk gaatze te rug; om in een grooter
Vat ontfangen te worden ; of wordt in een deel
zo 't ondergebragt datze bekwaam worde ter door-
ftraaling , en 'er weder onder gemengd raake, al.
hoewelze niet geheel onfchaadlyk is geworden,
zo datze in 't kon wederom de voorgaande , of een
gelyke ziekte kan voortbrengen , of ze wordt t'ee-
ncmaal het lichaam uitgedreeven. Maar als de
ziekte tor-neemt, en de Vogten dikker en fcher-
per worden , wordenze opgehoopt omtrent zul-
*ke deelen, waar in de doorgang van het bloed be-
zwaarlyk gefchiedt, a's omtrent de beenderen, der-
zelver bekleedzelen en banden, waar doorze ver-
bonden worden ; en hier worden dan de Vaten met
een ondoorgangbaar Vogt opgevuld , uitgezet en
verftopt Dit toont genoeg de fcheiding' van het
bcenvlies van de beenderen; ja de Heer petit
heeft geheele beenderen van het beenvlies en
de aangrocifelen gefcheiden gevonden (f). De
Ontleedkunde leert, dat het 'vlies, welk de been-
deren bedek t, aan de beenderen , door me-
nigvuldige Vaten , welken in dezelven gaan,
zeer vast gehegt is.. Als 'er, derhalve, eenige
verhindering ontftaat, waar deezen de beenderen
in-
(t) Traite dei Oe. Tora. II. p. 196.               '            , ..
Hj
-ocr page 139-
I2S              VAN DE SCHEURBUIK,
H. Deel. ingaanJ zullen de Vaten van het been vlies zeer
ii. ' uitgezet worden, welken het aandringende Vogt
Hoofdst. niet met zulk een kracht kunnen wederftaan, als
die welken in de beenderen fchuilen; hierom zul-
Jenze, de wanden of uiteinden verbroken zynde,
een Vogt laaten vallen, tusfchen het been en het
beenvlies; 't welk hier allengs meerder en opge-
hoopt wordt, deeze twee van eikanderen doet
wyken , het getal der gebroken Vaten vermeer-
dert; en eindelyk door ftilfland en warmte verrot-
ting ondergaat, en de beenderen beenbederf doet
krygen. En als dieper in de beenderen het zelfde
gefchiedt, als hier by den ingang der beende-
ren gefchied is, zwellen de beenderen; en krygen
gelegenheid tot beenuitgroeijing, de breuken, wel-
ken lang geheeld waren, worden wederom los
C§ XIV), en de aangroeifelen worden van de been-
deren gefcheiden. (Zie de voorg. § n. 9 en 13.)
Eindelyk wordt het Lidvogt, 't welk volgens de
Natuur, in de gewrigten wordt afgefcheiden ; en de
daauw, welke in en omtrent de gewrigten, in-
zonderheid, der kniën, in grooter maate, dandat-
ze vervliegen, of wederopgenomen kunnen wor-
den, opgehoopt; en worden door den tyd en ftil-
fland fcherp; verknaagen de banden en het kraak-
been der beenderen, en maaken Beenbederf. (Zie*
de voorg. §. n. 9. en 10.) Hier uit ziet men nu
zeer klaar de redenen van de vaste en hardnekki-
ge pynen; en verzameling van Vogten, in en bui-
ten de omvangzels der gewrigten. Van het gekners
en de kraaking der beenderen zal het niet nodig
zyn iet te zeggen, wyl het van zelve klaar is.
5. Waarom prikkelt de Scheurbuikige fcherpte
geen™"1 het Hert niet, en maakt koorts , gelyk vcele
koorts by fcherpe dingen doen? Of dit aan de verminderde
deScheur- kracht van het lichaam tot beweging, dan aan de
ziele, of aan de verloore veerkracht derdeden
moet toegefchreeven worden,, laat ik aan kundiger
te beflisfen. De veranderingen van de Puls, in
Scheurbuikigen, voorkoomende, worden uit het bo-
ven gezegde (n. 1.) genoeg verftaan.
6. De
-ocr page 140-
VAN DE SCHEURBUIK.               ÜI3
6. De vlekken aangaande, welken wy, in deII>De6L
optellinge der toevallen, verklaard hebben, zyn 11.
hier uit genoegzaam te begrypen; zie ook, wat Hoofdst.
wy 'er van gezegd hebben (o. 12.) Een groot uit-viekkcD.
waasfemend Vat, gelyk uit de knobbelt]es van de
Ganzehuid blykt, omtrent de Opperhuid , zo ge-
flooten, dat het zich niet kan ondedigen1, worde
eindelyk zo verwyd, dat het grooter bolletjes kan
inlaaten. Dit Vogt, hier,tusfchen de huid en
opperhuid vergaderd, wordt allengs dikker, wyl
het dunde vervliegt, en het Vat wordt, eindelyk,
geheel verftopt: en hoe langer het hier wordt op--
gehouden, hoe dikker het wordt , en donkerer
van kleur; het duurt evenwel lang, eer het blaauw
wordt. Deeze vlekken worden gezien, in de eer-
fte tyden van de Scheurbuik, tcrwyl de raenfehen
nog tamelyk fterk zyn; en wel meest aan de bee-
nen en kniën, en zeer zelden op andere plaatzen
van het lichaam; en die 'er eens gekoomen zyn,
gaan noit weder weg, ten zy de huid in fchubben
afvalle; dan vcrdwynenze. Hier uit blykt heton-
derfcheid tusfehen Bluts -uitflag en Scheurbuiks-
vlekken. Want de eerften koomen in korten tyd
voor den dag; en zyn terftond rood of blaauw
en gaan ligt, met verheffing van toevallen, we-
der weg : ook worden zy meest aan de borst ge-
zien; en blaauwe vlekken zyn in blutskoortzen een
zeer kwaad voorteeken. In de Scheurbuik leeven
de menfehen, na het verfchynen van deeze vlek-
ken , nog wel een of twee maanden, en worden,
door bekwaame hulpmiddelen, wel herfteld. Wyl
de uitflag., in blutskoortzen, den ftaat der Vogten
te kennen geeft,en de blaauwe viekken doorgaans
met den dood eindigen , zou het vreemd zyn, in-
dienze in Scheurbuikigcn, uit dezelfde oorzaak,
en op dezelfde wyze voortgebragt wierden, ge-
lyk veele willen, dat deezen zonder gevaar des
doods, mer zulk een ftaat der Vogten, vry lang
konden leeven.
En wat groote vlekken aanbelangt, ik heb in
den Haag, een aanmerklyk. geval gezien, in een
'
-ocr page 141-
124             VAN DE SCHEURBUIK.
H. Deel. foldaat van de Zwitfers, omtrent 20 jaaren oud.
11. Decs kreeg, op 'den avond van een zomerfchen
Hoofdst. dag, eenige neusbloeding, maar was anders ge-
zond. Als hem , op den arm, een ader geopend
werdt , kwam het bloed alleen druipende uit,
waarom niet meer dan drie Uncen werden afgelaa-
ten ; en* dit was van een hoogroode kleur, en
ftremde terftond, gelyk ook het gene uit de neu-
ze liep. Terwyl de bloeding aanhieldt, komt een
boer, die zeide een mes te hebben, wiens hegt
de kracht had om de bloeding te ftillen. Hy geeft
denjongen kaarel het mes, belast hem, hetzel-
ve in de flinker hand te neemen , met een uitge-
ftrekten arm wel vast, en zyne oogen op het mes
te houden. Hier op was de bloeding terftond ge-
fluit, en men fprak daar van niet meer, maar van
de verwonderlyke kracht van het mes. Den zelf-
den avond at hy wel, en fliep 's nagts ook wel ;
maar, als hy, den volgenden dag, wilde opflaan ,
zag hy zyn regter hand en arm, het been, en by-
na de geheele regter zyde, blaauw geworden. In
de oogen , en aan de binnezyde van de oogleden,
vertoonden zich eenige blaauwe vcrheeve vlekken,
van verfcliillende grootte. In de keel , by het
zagte verhemelte, boven en onder de tong, op de
lippen en ooren, zag men, behalve de vlekken,
knobbeltjes, tusfehen de huid en opperhuid , door
zwart bloed, daar uitgeftort, veroorzaakt; fom-
migen van dezelven waren van grootse, als een
Mofchaat noot. De zeer ervaaren simon ponty ,
eerfte Heelmeester van het Regiment der Zwit-
fers, werdt ontbboden; welke de verfchynzelcn
aan den Beroemden Geneesheer, in 's Hage , heeft
voorgehouden. Eindelyk kwamen 'er twee Ge-
neesheeren, die bevel gaven de kamer, en het
geheele huis, met een geurigen rook te vervul-
len , en azyn te fprengen; en den zieken, die op-
ftaan wilde, te bed te blyven; en verbodenden
toegang tot hem. Naderhand ben ik 'er gekoo-
men , en heb den zieken gevonden in een huis,
vol rook, en ongerust over den toeftel, welke men
om
-ocr page 142-
VAN DE SCHEURBUIK.
om hem maakte. Deeze foldaat hadt my op een n. Deel.
fpeeltuig onderweezen, en hy hadt nog dien zelf- HoJ^
den morgen op een fnaartuig gefpeeld. Kort hier
op komt de Ziekentrooster , die hem, op het ge-
zach van de Geneesheeren , eenige redenen van
voorbereidingen voorhieldt. De Lyder , werdc
door deeze ongehoopte boodfchap zeer verfchrikt,
fprong aanftonds uit zyn bed, en kermde, dat hy
flerven moest, daar hy zich wel gevoelde; te
weeten, behalven de knobbels en vlekken , zo
dat hy, zelfs, honger hadt. De Ziekentrooster
liep weg, op dat hem de pestziekc niet te naazou
koomen. Verfcheiden van de knobbels braaken,
nog den zelfden dag, open, en gaven een zwam
geronnen Woed uit; en zo is de zieke, na eenige
dagen, zonder hulpe van Geneesheeren, want hy
wilde geene middelen gebruiken , volkoorr.elyic
herfteld; zo dat hy den vyfden dag wederom uit-
ging , 't welk hy op den eerften wel hadt konnen
doen, als 't hem niet verboden ware geweest.
Een ander, niet min zeldzaam, geval heb ik
gezien,in een zeer fterken matroos, op her Schip
de prinsesse carolina , met naame Simon Wierts.
Dees kreeg, in eene nagt , zonder eenig onge-
mak , veele paarfche vlekken, van verfchillende
grootte; eenigen hadt hy aan de beenen , zo groot
datze een middclyn hadden, van wel drie duimen.
Ondertusfchen hadt de man geen pyn, hy at wel,
hy fpeelde en nam zyn dienst waar. JVIaar om-
trent agt dagen hierna, werdt hy, over het ge-
heelelichaam,zo geel als Wasch;evenwel zonder
pyn. Ik ried hem een drank, uit de vyf openen-
de wortelen, en wat zoethout gekookt, rykelyk
te drinken. Tweemaal op een dag nam hy een
glas«Rhinfcn wvn, waarmede eenig bitter kruid,
wat Tartarus Vitriolatus , en Vylzel van Staal
was gemengd. Tegen den nagt gebruikte hy een
Pilletje Spaanfchezeep, drie weeken lang; en toen
hadt hv, byna, zyn vorige kleur weeromgekree-
gen. Maar, of deeze verichynfelen van een.fmel-
ting der Vogten, of verflapping der Vaten , of
over-
-ocr page 143-
126             VAN DE SCHEURBUIK.
ii.Deei. overmaate van bloed, of van eenige andere oor-
ii. zaak, my onbekend, moeten afgeleid worden,
Hoofbst. zai ,]<■ my niet onderwinden te bepaalen. Het
fchynt echter, dat de knobbels van het eerde ge-
val, veeleer, door het bloed, welk uit de gebro-
ken Vaten was uitgeloopen, zyn veroorzaakt, dan
wat door de uiteinden der Vaten was uitgezweet,
alhoewel beide zou hebben konnen zyn. Want
blaauwheid, door een kneuzing veroorzaakt, of
als van een ligte drukking gclyk in teedre meisjes
en vrouwtjes gezien wordt, waar aan de Scheur-
buikige vlekken zeer gelyk zyn, komt niet door
aitzweeting van bloed door de uiteinden der Va-
tn. Dat de Scheurbuikige vlekken op de eene, of
dere wyze,«konnen ontdaan, naamlyk, door
uitgeftort bloed, uit de gebrookene kleine Vaten,
onder de huid en tusfehen de Spieren, of door
hetzelve , uit de verllapte uiteinden der Vaten
uitgezweet, lydt geene twyfeling. (Zie §. XIII.)
en het dood lichaam, (n. 10. 12.) Maar ik kan
bezwaarlyk begrypen, hoe de Vaten, voornaam-
lyk van de huid , door hunne uiteinden , Woed
doorlaaten, en dit in >de Darmen niet gefchiedt,
wyl de Vaten van het gedarmte opener en zwak-
ker , dan die van de huid, bevonden worden. En
ik heb noit in de lichaamen , weiken ik geopend
hebbe, zodanige vlekken aan de Darmen gevon-
den. Indien het bloed , door de uiteinden der
Vaten uitging, moesten de pis en afgang, altyd
met bloed geverwd zyn: 't welk echter niet ge-
fchiedt , ten zy in den laatften daat van de Scheur-
buik: fchoon de verfchynzelen op de beenen al
eenige maanden te voren zyn gezien. Ook fter-
ven niet alle Scheurbuikigen aan Roodeloop of
bloedftorting ; want de meestën derven , voor
datze in dien daat koomen, door de dremming
van den Omloop, (zie n. 1 van decze §.) en de
overigen, leggen zeer dik wils het leven af,alsze,
in den laatden daat, waterzugtig zyn geworden.
Het is waar, dat men, in Söheurbuikigen; dik-
wils, Roodeloop ziet ontdaan, maar dan xyn 'er
ge-
-ocr page 144-
VAN DE SCHEURBUIK.            H7
gemeenlyk andere oorzaaken , welken behalven ir.Deet
de Scheurbuik, deeze kwaaie kunnen voortbren- ft
gen; en als de Scheurbuikigen hier van, te gelyk, Hooraw.
aangedaan worden, is het geen wonder datze Roo-
deloop by de Scheurbuik krygen. In de lichaamen (
der genen die aan de Roodeloop geftorven zyn,
worden de Darmen zwart gevonden; maar deeze
zwartheid kan niet tot de Scheurbuiksvlekken ge-
bragt worden, want het is een vvezenlyke Gangrd-
na.
En hier uit blykt, dat het bloed, welk in
Scheurbuikigen, onder de huid, en cusfchen de
Spieren gevonden wordt, en de Scheurbuiksvlek-
ken maakt, uit Vaten, te veel met Vogt opge-
vuld, en door zekere beweging van de Spieren ver-
brooken , en dan bloedftortende , voortkoomen.
Maar als de ziekte tot den laatflen ftaat is gekoo-
men, en 'er reeds, om de voorgemelde oorzaa-
ken , verrotting in het lichaam is ontftaan ; en de.
Vaten byna, alle veerkracht en famenhang verlooren
hebben, kan de Roodeloop en de vlekken , op
beiderleie wyze, naamlyk uit verbreeking der Va-
ten , en doorzweeting van het bedorven Vogt,
door derzelver uiteinden, ontftaan. Uit het ge-
zegde ziet men ook de reden van de menigvuldige
bloedingen, in deezen laatften ftaat, en dit heeft
geen meerdere verklaaring nodig.
7. Nu is nog overig te onderzoeken, welke oor- De p-oote
zaaken een overtollige kwyling, hoedanige men
in fommigé Scheurbuikigen ziet, kunnen voort-
brengen: en ofze met de kwyling, door kwikzalf
veroorzaakt, kan vergeleeken worden, waar aan
ik zeer twyfele ; fchoon een weinig Kwik», in
Scheurbuikigen een zwaare kwyling kan doen ont-
ftaan : want zelden ziet menze in Scheurbuikigen
zo zwaar, ten zyze, door' een verkeerde behan-
deling, is verwekt, gelyk de Chirurgyn yves by
DoBor lind heeft aangemerkt. Daarenboven
komt de kwyl , in fommige menfchen zo ligt ,
voor, datzc niet nüeen in korten tyd, veel affchei-
den, maar ook naauwlyks den mond konnen ope-
nen, zonder datzc 'er uidoopc, fchoon dit inzul-
ken,
-ocr page 145-
128             VAN DE SCHEURBUIK,
n. DeeK ken, noch door Scheurbuik, noch door Kwikmid*
' ii. . delen is veroorzaakt. Alle fcherpe dingen, inden
Hoofdst. mond gehouden , lokke" dezelve uit; als fcherpe
dingen, welken gekaauwd worden, Tabak enz.
Wy hebben reeds aangemerkt, in de optellinge
der toevallen, (§. XIlD dat de groote tabakroo-
kers en kaauwers, dit toeval meer onderworpen
zyn, dan anderen, welken dit kruid minder ge-
bruiken. Dat deeze lastige gewoonte, aanleiding
geeft tot meerdereaffclieidingvankwyl,inScheur-
buikigen, twyfelt niemant, inzonderheid door het
kaauwen; want, door de geduurige beweging van
de kaak, worden de klieren uitgemolken, daarna
worden alle krachten van de tong gebruikt, om
de krummels van de Tabak, welken in afgelegen
hoeken van den mond fchuilen, wederom te ver-
gaderen, en alles byeerr te voegen, om weder,
gelyk behoort, onder de tanden te koomen. Het
is klaar dat deeze gewoonte aanleiding geeft tot
meerdere affcheiding van kwyl , wyl de natuur
hier allengs aan gewent. Terwyl nu, in deeze
ziekte, fommige Vogten, wegens de verftopping
van Vaten en klieren, niet in behoorlyken maate af-
gefcheiden worden, welken eenigzins tot de kwyl
kunnen gebragt worden, gelyk het Maag- en Al-
vleeschfap, zal 'er van deezen meer in het bloed
overblyven, en meer, dan gewoonlyk, naar de
fcheiwerktuigen van de Kwyl gebragt worden; en
zo zy deezen, even eens uic welke oorza,ak, open
vinden, in meerder maate afgefcheiden en in den
mond geloosd worden.' Daarenboven zal de zwel-
ling, ligte Ontfteeking en verzweeringen van het
tandvleesch, als ook de pyn, meer Vogten naar
de beledigde deelen doen toevloeijen ; waarom de
menfehen , in veele gebreken van den mond ,
meer, dan naar gewoonte, fpuwen. Deezen fchy-
nen de oorzaaken te wezen van de kwyling in
Scheurbuikigen.
r De redenen , waarom het tandvleesch van de ran-
den afgaat, worden genoeg verdaan uit het gene
a. 4J van deeze §. gezegd is: en daar uit biykt
■ ook
-ocr page 146-
VAN DE SCHEURBUIK.                139
ook te gelyk de reden van de zwakheid der tan- n. Deel.
den; want het is bekend, dat de Tanden niet aan u.
de kaak zyn vastgegroeid. Als de Vaten, waar- HoorosT<
door het Tandvleesch aan de tanden vast is, in
deczen Haat , wegens belette Doorftraaling, 'er
van gefcheiden worden, en het vlies, welk.hec
binnenfte van de tand-kasfen omvangt, te gelyk
zwelc, zullen de tanden zo van derzelver bind-
zels losgemaakt worden , datze eindelyk zullen
uitvallen. Van den flank in den mond , zie in de
optelling der toevallen, n. 8.
De Natuur en aart van de Scheurbuik.
XVII.  Uit het gene nu gezegd is, is de natuur DeNstuur
van deeze ziekte en de wezenlyke (laat der vog- en aart
ten en vaste deelen , openbaar. De Scheurbuik ™"de
...             j i i                   r                ii                              Scheur»
ichynt, derhalve, te wezen, zulk eene ontaar-buik.
ting der Vogten, welke uit een langduurig gemis
van vernieuwing , door goede fappen , en een
kwaade gelykmaaking der genen, welken daaglyks
bereid worden, by gebrek van de behoorlyke veer-
kracht , beweging en natuurlyke warmte der Va-
ten en ingewanden , ontftaat. Hier uit zal een
dik en taay bloed gebooren worden, met veele
ongclykfoortige deelen vervuld, kwaalyk t'onder-
gebragt., onbekwaam tot de voeding, en zeer be-
kwaam , om verftoppingen in het lichaam te ver-
oorzaaken. Dus zullen veele natuurlyke werkin-
gen verzwakt worden, en eindelyk, in het lichaam
verrotting ontdaan.
GENEEZING VAN DE, SCHEURBUIK.
XVIII.  Maar fchoon deeze ziekte verfchriklyk Overgang
ey , en het Scheepsvolk 'er dikwils , geweldig ™£^
door geplaagd worde, en met zeer zwaare toe-
vallen verzeld ga , isze, echter, niet moeilyk te
geneezen; als men haar, ter behoorlyke tyd, voor
dat de ingewanden bedorven zvn, niet bckwaame
middelen, te hulpe komt. Schoon de Scheep-
I                                  vaa.
-ocr page 147-
VAN DE SCHEURBUIK.
U.Deei. vaarenden, dikwils, voornaamlyk in zee, hier
HooLr ?an gebrek hebben; worden evenwel, op de Oor-
logfcheepen, wel zodanigen gevonden, waar door
de uitwerking van de ziekte, zoze niet geheel ge-
neezen kan worden, vertraagd, en de aanwas be-
let, wordt; en de menfehen zo lang bewaard kun-
nen worden, tot datze, met het Schip, in een
bekwaame haven koomen, waar middelen ter vol-
le geneezing van de Scheurbuik te bekoomen zyn.
Hier uit ontftaat een tweederleie geneezing, waar
mede men deeze ziekte, op de Scheepen, te keer
gaat; een volkoome, naamlyk , en een onder-
houdende, waar van, in de twee volgende §. zal
gehandeld worden. Eer ik tot de geneczing over-
ga, moet ik zeggen, dat by deSchryvers, veele
uitneemende Scheurbuiksmiddelen voorgcftcld ge-
vonden worden , waar van ik een groot deel, in
deeze Verhandeling heb voorbygegaan, fchoonzc
zeer goed zyn: maar om dat men veclen van de-
zclven naauwlyks, anderen zeer bezwaarlyk, en
geenen in genoegzaame maate, dat 'er een merk-
lyk getal van zieken mede behandeld kan wor-
den ,' kan bekoomen ; heb ik den gunftigen Leezer ,
die de Scheurbuik, aan land, wil behandelen ,
waar men voorraad van alles heeft, naar de Au-
teuren , welken over deeze ziekte gefchreevcn
hebben, willen verzenden. Want het is genoeg,
hier te verklaaren, hoe ze best geneezen worde,
op de Scheepen, waar men, byna, aan alles ge-
brek heeft.
vier Be- XIX. Gelyk in alle ziekten, moet men ook in
oogingen ^ Scheurbuik, letten op de oorzaaken, welken
if"ce' dezelve hebben voortgebragt; en daar uit de be-
ooging ter geneezing afleiden. Tot de geheele
geneezing van deeze ziekte, fchynen vier onder-
gefchikte algemeene beoogingen te voldoen. Eerst
moet aan de zieken zodanige kost bezorgd wor-
den, welken zy in lange niet gehad hebben; naam-
lyk, uit versch vleesch en groente beflaande. 2.
Kleederen en dek, om het lichaam te dekken en
in een gematigde warmte te houden. 3. De bewe-
gin-
-ocr page 148-
VAN DÉ SCÜEURBÜlfe.
gingen van het lichaam moeten , naar de krachten n, ]
der Lyders, gematigd worden. 4. En eindelyk, i
moet men tegen de dringende toevallen, met ge- HooIwn
paste middelen, werken»
                 . • ■
De eerfte Beooging , waar van de geheele ge- Eerde
neezing deezer ziekte afhangt, wordt volbragt,
als men de zieken fpyze geeft, uit groenten be-
reid, welke de ziekte fchielyk geneest: ja als zy
dit alleen maar hebben, kunnen zy gemeenlyk, den
Geneesheer en geneesmiddelen misfen. Hier uic
blykt, dat de gencezing van deeze ziekte, geen
werk is van groote konst, maar datze gemaklyk,
vcrrigt wordt, gelyk de Heer lind zeer wel heeft
aangeteekend. Tot dit oogmerk worden verfchei-
derleie fpyzen bereid , waar onder de besten zyn
vleeschnat van versch gefiagt vleesch s waar iri
groenten gekookt worden: als kool, lattuw, en-
divie , fuikerei, fpenagie, zuuring, kervel, pe-
terfeeli ; inzonderheid preijen , uijen , raapen ,
wortelen enz. waar uit de minst kostbaare gekoo-
zen kunnen worden. Als het vleesch van te hoo-
gen prys is f kunnen deeze dingen bereid worden
met boter; men kan dus uijen kooken met ryst en
boter ;vervolgens, appelen, peeren, pruimen enz.
met ryst of gerftegort en fuiker; ryst, gierst en
gerst , met versch geperst fap van Limoenen of
Oranjeappelen en fuiker, en dergelyken meer*
Melk en wey zyn ook nuttig in alle de tyden van
de Scheurbuik, inzonderheid , Voor de gecnen,
ilie zeer verzwakt zyn. En eindelyk ook zulke
dingen , welken raauw gegeetcn kunnen worden ;
als appelen, peeren, druiven enz. Salade, radys
enz. üceze dingen geneezen doorgaans de Scheur-
buik, en zyn gemaklyk te bekoomen j want ik
twyfel of 'er een haven zy, waar in alle deeze
dingen ontbreeken*
In de laatfte reize* welke ik gedaan hebbe naar
de Midlandfche Zee,waren eenige Scheepsfoldaa^
ten reeds aan de Scheurbuik, eer wy uit het Va-
derland vertrokken; zo dat, toen wy in de haven
van Malta kwamen, de ziekte al over den midden-*
I 2
                               ftaat
-ocr page 149-
VAN DE SCHEURBUIK.
II. neci. ftaat was gereezen. De proef willende neerneri-»
»■ kogtik, op het eiland, Watermeloencn, en an-
ofdst, ^ere ps^ieloenen , waar van ik den Lyders, eenige
reizen op-een dag, een (luk gaf, 't welk zy bly-
mocdig en met groote graagte aten. Dit deed ik
• tien dagen agtereen, met ongemeene uitwerking.
Want, op den vyfdcn en zesden dag, werden de
blaauwc vlekken, op de beenen , helder rood; de
beenen werden van hard, zagt; de zwelling en
verzweeringen van het tandvleesch verdweenen;
het aangezicht kreeg weder een goede kleur; en
de zieken werden, zonder cenig ander hulpmid-
del , ten vollen hcrfteld.
Maar om de geneezing van de Scheurbuik, te
gelukkiger en fpocdiger, te doen voortgaan , moet
men hier by voegen, een kelkje of twee rooden of
witten wyn ; welke altyd by de hand is, of bier;
Het fap van appelen wordt zeer gepreczen ; maar
dit kan men, in Holland, bezwaavlyk krygen; en
ook het dunne bier. Hoe dit bereid wordt kan
men zien by Doctor lind. Ik heb fomtyds ge-
zien, dat de Kapiteinen, op de reizen, welken ik
gedaan nebbe, in plaats van fpek en erwten, zul-
ke gezonde kost, uit versch vleesch, en verfchei-
derleie zeer goede groente, 't welke zy Poespas
noemen, aan het gehecle volk gaven. Maar het
komt my voor, dat het bceter zou zyn, datzc al-
leen aan de zieken gegeven wierdt: want vier of
zes maaltydèn in een jaar, en al zeideïk tien zul-
len weinig uitwerken. Maar als zulke dingen, wel
toegemaakt, aan de zieken alleen gegcevcn wier-
den, zoudenze vcelen van den dood konnen bc-
vryden, en tot gezondheid herftellcn.
Tweede De tweede beooging fchynt gemaklyk te kun-
Big nen voic]aan worden, alhoewel het niet gefchiedt.
Want ik heb geene reize gedaan, waar in ik niet
gezien hebbe, dat eenigen, by gebrek van klee-
ding en dek, hét leven vcrlooren; en veelen, uk
dezelfde oorzaak, ziek werden: zo dat ik zou dur-
ven zeggen , dat de helft van de menfehen , wel-
ken ziek zyn , niet ziek zouden worden, alsze
wei
-ocr page 150-
•VAN DE SCHEURBUIK.              I33
we! gekleed waren. Ja iemant die bec niet gezien n.r>eei.
heeft, zal naauwlyks konnen gelooven , dat ge- 11.
brek aan kleding, meer kwaad veroorzaakt op Hoow»ST«
de Scheepen , dan de Scheeps kost. My althans,
is het op de reizen, welken ik gedaan hebbe, al-
tyd onmooglyk geweest, aan deeze beooging te
voldoen; daar ik wel goede kost voor de zieken,
alszc te bekoomen was, altyd, van de Kapiteinen
heb konnen verkrygen: maar kleederen zeer zel-
den, en noit zulken als vereischt werden. Dik-
wils ziet men de menfehen, in 't midden van den
winter, al is het zeer koud, met verfcheurde en
verfleeten kleederen , en wel zonder hemd, op
het Schip loopen; zo dat de huid, welken men
anders dekt, op verfcheiden plaatzcn, bloot ge-
zien wordt. En in zulken ftaat liggen zy ook op
de zoldering , of op een kist,, te flaapen: want
7.y hebben, menigmaal, noch kooi noch dek. En
ik weet niet oit iemant, door de Scheurbuik, weg-
gefleept gezien te heb"ben , een oud man of twee
uitgezonderd, of hy hadt hier aan gebrek gehad,
en ik heb zulks voor de grootfte oorzaak des doods
gehouden. Verzogt ik klcederen van den Kapitein,
ik werd naar den Schryver geweezen; die fomtyds
aan de ellendigen een hemd gaf, en een dunne
linnenbrocR; en ook wel eens nietmetal, omdat
hy, zonder fchaade, niet kan of durft gaan boven
zyn reglement,- en zy, het gene zy konden heb-
ben , reeds aan geld ontfangen hebben: zo dat de
ellendigen, die, voor een klein prysje, zouden
kennen gered worden , moeten verlooren gaan;
en dat zeer dik wils, om het misbruik van het hun-
ne, nog in 't Vaderland zynde, (zie de Voorverb.
en II Deel, Hoofdft. I. §. V. n. 7.) Hoe hier tegen
gemaklyk, en byna zonder eenige kosten, zou
konnen voorzien .worden, zal in het vierde Deel
verklaard worden.
In de derde Beooging wordt vereischt een ge- Derde
matigde beweging naar de krachten van het lichaam. Beo#jta(,
Welk eene uitwerkingedeeze heeftop het!icha;im,
om deeze ziekte te voorkoomen en te geneezen,
I 2
                               heb-
-ocr page 151-
134                VAN DE SCHEURBUIK.
u. DeeI. hebben wy reeds verklaard. En het baarblyklyk
n. gevaar, waar in de Scheurbuikigcn gcraaken, als
orosT. (je arbeid de krachten eenigzins te boven gaat; en
hoe voorzichtig een Heelmeester moet zyn, om
dezelve aan te raaden, blykt uit §. XII. ü. i. en
§ XVI, n. i. Hierom is het nodig, dat een Heel-
meester, eer de menfehen tot beweging aangezet
worden, gclyk op de Scheepen de gewoonte is,
den tegenwoordigen flaat van een zieken wel ken-
ne, en hiernaar zyne beweging hefttere; op dat
hy niet door een alteveel verfnelden omloop van
bloed flikke. In het begin kunnen zy nog aller-
hande arbeid en beweging verdraagen , als men de
zwaarftc, waar'toe alle de krachten vaneen ge-
zond rnensch nodig zyn, uitzondert. Maar hoe
meer de ziekte toeneemt, hoe ligter de beweegin-
gen
des 4ichaams moeten zyn. Men moet, ech-
ter, zorgc draagen, dat het, zo veel mooglyk,
in de open lugt gefchiedej of datze daaglyks "op-
ftaan, en op het Schip wandelen. Want als dit
verzuimd wordt, verliezen zy, niet alleen, in
korten tyd, het vermogen van te konnen wande-
len , maar kunnen naderhand, zonder gevaar
■van verdikking , niet in "de open lugt gebragt
worden. Waar uit blykt, dat als cenigen , een
zekeren tyd lang , in het Schip zyn'gebleeven,
zy naderhand , niet zonder roekeloosheid , naar
boven kunnen geduurd worden , al zynze nog vry
fterk; want veelcn derven , als zy,onvoorzichtiglyk
gebragt worden in de lugt, welke meer zwaarte
en veerkracht heeft, dan die, waar aan zy ge-
wend zyn.
Als de ziekte zo verre is aangegroeid, dat zy
het bed of de kooi moeten houden ; of 'er, we-
gens een wonde, in blyven, moet de Lyder met
zyn kooi geplaatst worden op een plank, welks
uiteinden met touwen, aan het bovenfte dek vast
gemaakt worden ; of de einden van de plank wor-
den gelegd op twee flukken gefchut: en door een
touw, aan het middenfte en onderde gedeelte vast-
gehegtjda,n wordt zulk eene op en neergaande bc-
• •■ •                                                      w?-
-ocr page 152-
VAN BE SCHEURBUIK.             I35
wcging gemaakt, als de zieken verdraagen kunnen, n.n
j)jt is een zeer goede beweging, en niet, zonder h.
reden, van den geleerden lind aangepreezen. En Hü0FDST-
wanneer de Scheurbuikigen, om welke reden het
ook zyn mag, genoodzaakt worden in het Schip
te blyven, 't welk dikwils gefchiedt, wegens flegc
ween moet men eenigen arbeid bedenken, welken
zy om laag kunnen doen. Maar als de ziekte op
het uiterfte gekoomen is, moet alle werk vermyd
worden ; want dan kunnenze de geringde, zon-
der gevaar van verdikking , niet verdraagen; en
de hoope van hertelling moet, enkelyk, gefield
worden, in vleeschnat , en melk, ciikwils , eq
weinig te gelyk gegeeven; ook is van veel nut een
weinig krachtige wyn, met wat fap van Citroenen of
Oranje-Appelen en fuiker, leepelwyze genomen,
tot dat de krachten weder, eenigzins, vermeer-
derd zyn ; dan moeten de ledemaaten zagtelykj
met de hand, of een wollen lap gewreeven wor-
den. Alsze de wry vingen .wel verdraagen kunnen»
moet men de zieken op een plank zetten; daarna
kunnen zy opftaan, en op een kist zitten; even-
wel is het beeter, alsze dit in de kooi ©f op een
plank kunnen doen; maar om datze te naa aan
het dek zyn, kunnen zy ditbezwaarlykdoen.Maar
als wy willen dat de zieken opftaan, wordt het
dek, naar de beenen toe, vastgebonden en allengs
neergelaaten; en dan wordt het ligt om te doen.
Naderhand moeten zy, langzaam, gewennen op
de beenen te (laan , en eindelyk te wandelen;
voornaamlyk moeten zy aan den trap gebragt wor-
den, op dat zy aan delugt, welke door de ope-
ningen van het dek, in het Schip valt, en van
meerdere veerkracht is*, dan waar aan zy gewend
zyn , allengs weder gewennen; 't welk allerbest
gefchiedt, als zy een weinig by en op den trap
blyven. En als het eindelyk, de krachten toelaa-
ten , moet men hen boven brengen , én tot eeni-
ge ligte beweging aanzetten, Deeze omzichtig-
heid is van veel aanbelang, als de zieken, uit de
Scheepen, aan land gebragt moeten worden: want
I 4
                               dan
-ocr page 153-
VAN DE SCHEURBUIK.
ir. Deel. dan fterven, dlkwils, onverwagt, menfchen, we],
ii. ken anders in 't leven hadden konnen gehouden
Hoofdst.
wordcn. Volgens de aanmerking van den HeQr
lind, wordt de geneezing der Scheurbuik door
deeze drie bcoogingen, doorgaans, volbragt; als
de ziekte , naamlyk, nog niet tot den uiterften
ftaat is gekoomen. Het gene de vierde t>eoo-
ging uitmaakt, zal in de volgende §; waarin te
gelyk zal gehandeld worden, van de wyze, op
welke men, de menfchen voor dceze ziekte kan
behoeden, en van de onderhoudende , of geneezing
op zee, gefprooken zal worden, gevonden wor-
den.
vierde
XX. Nu moeten wy overweegen > hoc men op
zeCj a]s de hulpmiddelen van de geheele eerde
beooging ontbreeken, deeze ziekte best zal voor-
koomen, en reeds begonnen zyndc, geneezen ; en
eindelyk, door welke middelen, in een gevestig-
de, de dringende toevallen te hulpe koomen.Hior
uit zal blyken dat tot dcezc onderhoudende, of
genrezing op zee, meer vereisen t, en dezelve
moeilyker volbragt wordt, dan de volkoome ge-
neezing'van de ziekte; omdat, op zee , veele
dingen, en dikwils de besten, waar door de ziek-
te, gemaklyk, overwonnen kan worderf, ontbree-
ken; waar van men, altyd, eenigen, in de ha-
vens kan vinden. Het fchynt, echter, niet on.
ïïiooglyk, om de Scheurbuik, ook op zee te ge-
neezen. En zo de gencezing niet ten vollen kan
bewerkt, kan de ziekte, ten minite zo verzwakt
worden, en wel zonder groote kosten, dat 'er het
gevaarlyke gevolg niet van te vreezen zy. Maar ,
wyl men op zee, aan de matroozen, geen zulke
fpyze, uit verfche groente toegemaakt, kan gee-
ven, als hen, volgens ondervindinge , voor de
ziekte zou konnen bewaaren , of van dezelve ge-
neezen , hebben voornaame Schryvers, tot dit ein-
de, eenige andere dingen in plaats gefield, en ge-
leerd, hoe eenige moeskruiden, op de Scheepen,
bewaard kunnen worden, en daar van fomtyds ,
of alle weeken, een of twee maaltydcn, voor het
volk;
-ocr page 154-
VAN DE SCHEURBUIK.               I37
volk te bereiden; als: kool , boonen, ingelegde n üc,cU
preijen, en dergelyke meer. Deeze dingen wor- 11.
den niet mede genomen, misfchien , om datze Hooi-dst.
kostbaarder zyn dan de gewoone leeftogt; of wyl
hier van te veel nodig is, om, alle weeken , een
of twee maaltyden van te geeven, voor het ge-
heele volk; mooglyk ook, om datze, 't geheele
jaar door niet te krygen zyn , ten minde, niet in
zulk eene maate ,als dikwils vereischt wordt; om
dat de Scheepen ten allen tyde , als het nodig ge-
oordeeld wordt, zee moeten kiezen.Ook zouden»
ze in de Scheepen, meer ruimte wegneemen, dan
erwten of gort en fpek, welken in kisten en va-
ten kunnen geflootcn worden , en allerhande plaat-
zing en ligging, in de vaten , zonder nadeel kun-
nen verdraagen ; 't welk met een vat, waarin kool,
of andere ingelegde groente is, niet gedaan kan
worden; want om bewaard te worden, is nodig
datze van boven, altyd met pekel gedekt zyn,
anJers verrottenze. Ën men kan nog hier tegen
inbrengen , datze, alsze lang bewaard worden, in-
zonderheid , in heete gewesten, bederven ; ge-
lyk dikwils gebeurt aan het gene voor den Kapi-
tein en de Officieren, te fcheep gebragt is. En
eindelyk, dat zo 'er wat veel van in het Schip
was, zy de lugt, door de rottige uitwaasfemin-
gen zouden konnen befmetten ; waar uit misfchien
andere ongemakken, erger dan onze ziekte, zou-
den ontdaan. Dit en nog meer kan de reden zyn,
waarom -men van zulke dingen , fchoqn anders
zeer nuttig, geen gebruik maakt.
Maar, als men behoorlyke acht geeft op den te-
genwoordigen daat der vlootelingen, hoe zy zich
met de gewoone kost bevinden; alles blyvendc zo
als op de Scheepen gebruiklyk is. Ën wyders
overweegt, welke oorzaaken de ziekte voortbren-
gen, welke menfehen dezelve meest onderhevig
zyn, zal men zien, dat zy de ingelegde mocskrui-
den konnen misfen; en de menfehen zo leevende,
niet alleen een of twee maanden, maar wel een
jaar, op de Scheepen , konnen doorbrengen,
I j
                            zou-
-ocr page 155-
138
VAN DE SCHEURBUIK.
ii. Deel. zonder merkiyke benadeeling van de gezondheid,
ii. Want op dezelfde wyze als de onder Officieren ,
Hoofdst. goede matroozen , roeijers en jongens zich van dee-
ze ziekce bevryden, kunnen de luijen , flegten,
ouden en zwakken zich tegen dezelve bewaaren.
Want door de fpyze, welke op de Oorlogfchee-
pen, aan de zieken gegeeven of verfchaft wordt,
ten zy niet naar orde gehandeld worde, door een
dronk of twee rooden of witten wyn, en zodanige
middelen , waar van de uitwerking , zo om de
ziekte te geneezen, of te voorkoomen, door ge-
wisfe waarneemingen bekend is, kunnen de ouden
opgebeurd, de zwakken onderlleund worden; ten
minfte tot zo lang, datze in een bekwaame plaat-
ze gebragt worden, waarze hunne volkoome her-
ftelling kunnen verkrygen. Hier door, ziet men,
wordt vervuld, 't welk aan de eerfte bcooging van
de voorgaande § voldeedt; alhoewel deeze dingen
niet van even groote kracht zyn : maar. bet fpreek-
woord zegt: door veele Jlaagen valt de Eik. De
dingen, welken, in de tweede en derde beooging
van de voorg. §. vereischt worden, befcbimme-
len niet, of worden niet zuur, en zyn altyd tebe-
koomen, gelyk beneden zal blyken. Hoe en door
welke middelen wy ons oogmerk kunnen bereiken,
zullen de volgende n°. leeren.
Nuttig-
heid van
.uitge-
dampte
fappen.
i. Behalve de gewoone middelen, welken op
fie §cheepen gevonden worden, worden eenigen ,
waar van de kracht bekend is, en v/aar aan nie-
mant langer twyfelt, vereifcht; welkon in een
kleinen omvang, met al de krachten, lang kun-
nen bewaard worden, en aan ons gehecle oogmerk
voldoen. Hier onder zyn de voornaamften: uit.
gedampte fappen van Oranje Appelen, Citroenen
of Limoenen. Hoe Dodtor lind deezen bereid
heeft, is in 't algemeen bekend. Hier mede al-
leen kan de Scheurbuik geneezen worden. Uit ap-
pelen, pruimen, druiven , aa!beziën,kan zulk een
zecpagtig en ligt zuur fap, op gelyke wyze, be-
reid worden. Want de ondervinding leert, dat
deezc vrugten de ziekce ook geneezen; welken
ge
-ocr page 156-
VAN DE SCHEURBUIK.              I39
gedroogd zynde, ook toe hetzelfde einde kunnen n_Deet
gebruikt worden. Vervolgens de Zee-ajuin, en u.
de bereidingen hier van, üijen, Knoflook. En HoOKMT'
eindelyk kunnen ook, gemaklyk, in voorraad ge-
houden worden, een Scheurbuiks wyn of bier,aan
land bereid; op een tyd naamelyk, als men de
regte Scheurbuiksmiddelen kan bekoomen.
2. Zwakken en die uit koortzen of andere ziek- zwakken
ten weder opkoomen, kunnen ook voor de Scheur- im^"
buik bewaard worden, alsze in de voorgegaane Zoomen?"
ziekte wel behandeld zyn; zich niet te fchielyk de,ime
aan de fcheepskost en aan den arbeid begeeven; J°or'1e
naamlyk, voor datze genoegzaame krachten heb- buik""
ben, om dezelven te verdraagen. Zo lang alsze bewaaren,
onder de weder bekoomenden geteld worden, moe-
ten zy, behalven der zieken kost, een of twee
glaasjes wyn hebben : en hun moet ecne goede
plaats aangeweezen worden , om hunne kooi te
hangen, om gerust te kunnen flaapen. Zo zy aan
een zwaare ziekte te lang in de kooi hebben gelee-
gen , en door verzuim of achteloosheid van deop-
pasfers, of uit eenige andere oorzaak, vol luizen
zyn geraakt, en men dezelven door Staverzaad
niet kan verdryven, moet men de kleederen en
dek in den oven gooijen, als 'er de bakker het brood
heeft uitgenomen; want zo flerven de luizen en
neeten zeer ligt, welken- anders de weeropkoomen-
den den flaap beletten, en de volkootne hcrflel-
ling tot gezondheid'vertraagen. Maar, overdag,
moeten zy, zo veel de krachten toelaaten, hun
lichaam beweegen , voornaamlyk , in de open
lugt. Daar na moet men acht geeven, op den te»
genwoordigen en voorleeden haat , of de konst
hun van dienst kan zyn. Zo krygen de menfehen
hunne gezondheid weder, op riet Schip, gelyk
aarr land.
Gelyk de zwakken, kunnen ook de ouden be- Hoc oude
waard worden. Oude lieden , de zee gewend , Ucdcn-
krygen, niet zo ligt, Scheurbuik; en het is dik-
wils, genoeg, dat hun een bekwaame plaats ge-
worde om de kooi te hangen, "inzonder-
heid t
-ocr page 157-
I4O               VAN DE SCHEURBUIK.
II.Dcei. heid' zo zy onder de roosters liggen: daarenboven
H. worden zy zeer opgebeurd door een dronk of twee
Koofdst. wyn, brandewyn of jenever, hun fomtyds eens
gegeeven. Maar oude mannen, wien de zee on-
■ gewoon is, worden, zeer fchiclyk, van de ziek-
te aangegreepen, en kunnen 'er moeilyk voor be-
waard worden. Hierom is, behalven het gemel-
de, voor de zulken goed, iet van de boven ge-
melde fappen , inzonderheid van Limoenen of
Oranje Appelen, in eenigeuncen rooden of witten
wyn, of ook bier, fomtyds eens te gecven ; of in
plaats van deeze fappen, een drachme Extraêt van
Lepelbladen, in eenige uncen Aqua Rapbani; of
eenige drachmen van de TinSturaaromatica, vol-
gens de Lnndenfche Apotheek; of eenige uncen
van de TinStura Stomachica, volgens de Edinburg-
fche Apotheek, met wat wyn; of's morgens een
glaasje bittere of Scheurbuiks wyn of bier. Hier
na moet men, zo veel mooglyk is, in hun, de
Doorwaasfeming bevorderen; waar toeverfcheiden
dingen kunnen aangewend worden, als: gekookte
dranken , welken bereid worden uit wortelen ,
houten, kruiden en zweetdryvende zaaden ; af-
trekzels van geurige kruiden en Thee, welken warm
gedronken moeten worden. Hier toe komt zeer
te pas een havcren gruwel, met wat fap van Ci-
troenen of Oranje Appelen, of azyn en fuiker;
inzonderheid als de zieken wel gedekt zyn, en
het, 's avonds , in de kooi gebruikt wordt. In plaats
van de haveren gruwel, zullen drie of vier uncen
van de Infufio aromatiect, met Rob Sambuci, van
zeer goede uitwerking zyn; ook kan men nog in
plaats van dit met vrugt geeven eenBrok uitTheriaak
van Andromachus, bloem van Zwavel enKamphcr
famengefteld. Niet zelden heb ik ook, gelukkig-
lyk,gebruikt kleine drankjes, uit loogzouten ,door
verbrandinge gemaakt, met wyn en Citroenfap of
azyn bereid; ook wel Brokken uit de poeijers van
de Radix tontrajervtz , Serpentarice Firginian® ,
Campbora, Sal Vol, Cornu Cervi en Theriaak. Als
zy ui jen ea knoflook kunnen hebben, moeten zy
hier
-ocr page 158-
'
VAN DE SCHEURBUIK.           141
hier van fomtyds een ftuk eeten. Want de Heer 11. Deel,
lind heeft ondervonden, dat diedeezen, inzon- n-
derheid uijen , gebruikten , noit de Scheurbuik HooFDST*
kreegen. ••
Ik heb, op het Schip de stad delft, gezien
een foldaat, met naame Louis Charpantier Hulfern,
die wegens gierigheid, niets wilde koopen, om
zyn lichaam wat te ververfchen, fchoon hy wel
geld hadt. Hy krygt de Scheurbuik, het Tand-
vleesch was reeds verzwooren, en de kniën gezwol-
len. Ik ried hem wat versch brood, wyn en tuinvrug-
ten voor zich te'koopen; maar om dat deezen te
duur fcheenen , verzogt hy hem eenige ponden
brood en eenige knoflook uit de ftad Kadix te bren-
gen. Hy wreef zyn brood, zo lang het duurde,
met knoflook, en beftrooide het met zout; en zo
deedt hy de befchuit insgelyks. Hier door, en
het gene waar mede ik hem kon behulplyk zyn, .
't welk niet veel heeft toegebragt; want het gene
in myne magt was , gaf ik anderen, die zich niets
konden befchaaren , en den gierigaart porde ik,
om voor zich zelve wat te koopen, is hy echter,
binnen 12 of 15 dagen , volkoomlyk herfteld.
Toen maakte ik ook knoflook te krygen, en gafze
aan de genen, welken de ziekte reeds hadden , of
reeds naar Scheurbuik overhelden. Maar zy wil-
denze niet ceten; wajit zy meenden dat het ge-
daan wierdt om de medjeynen uittewinnen. Ik
moest aan de knoflook een ander aanzien geeven.
Tot dat einde nam ik vyf drachmen knoflook,een
halve unce Zee-ajuin, en ftampteze wel, in een
fteenen mortier; ik deedt 'er byeen drachme Kam-
fer, in olie van Anys of Krüifenmunt gefmolten,
zes drachmen gepoeijerde wortel van de Contra-
jerva; alles wel onder malkander gemengd,maak-
te ik tot een deeg voor Pillen, waar van ik, 's
morgens en 's avonds twaalf of twintig greinen
gaf, met eer? zeer gewenschfen uitflag. Want
hier door verwekte ik een zeer goede zweeting,
inzonderheid als zy 4 op de Pillen , eenige Unceu
geurig aftreksel of Thee, warm dronken. En als
het
-ocr page 159-
142
VAN DE SCHEURBUIK.
n. Deel. het, by gebrek van kleederen, geene zweeting ver.*
ii. wekte, dreef het veel door de Waterwegen af,.
Eenige reizen bemerkte ik evenwel, dat dit mid-
del, voor eenige uuren,een kleine koorts verwek-
te , of de Puls door hetzelve wat rasier ging : maar
het deedt geenc zieken eenig nadeel, dan in den
uiterften (laat, wanneer het groote benaauwdhe-
den maakte; waarom het in de zulken, met veel
omzichtigheid en in kleine maate moet gegeeven
worden. Met de gezegde middelen heb ik niet
alleen veele menfehen voorde Scheurbuik bewaard ;
maar ook veele, die de ziekte re'eds hadden , heb-
ben door dezelven hunne gezondheid wedergc-
kreegen.
De toe-
g, 13ie een beginnende of reeds gevestigde, of
hulptc oo^ tot ^en laatftcn ftaac gekoomen Scheurbuik
koomen. wil geneczen, moet, behalven de middelen, in
dceze en de voorgaande § aangewcezen, acht gce-
ven op de meest dringende toevallen. Hier van
zullen wy nu fpreeken, en wel eerst van opge-
Opgeftop- flopten Afgang. Maar, dewyl in dcezc ziekte,
te Afgang, alleen, een natuurlyk open lyf vereischt wordt,
koomen 'er zelden Purgcermiddelen te pas, ook
kunnenze de zieken niet wel verdraagen, fchoon-
ze van fommige Schryvers worden aangepreezen-
Het zelfde moet men zeggen van de Braakmidde-
len; want ik heb veele Scnjpurbuikigcn behandeld ,
maar ik weet 'er naauwlyks zes onder gehad te
hebben, by welkenze nodig waren. Uit de ker>
nisfe van de ziekte zelve blykt, dat tot dit oog-
merk meest dienen, ontbindende, zcepagtige en den
buik zagtelyk weekmaakende dingen. De onder-
vinding leert, dat het lyf doorgaans van zelf geo-
pend wordt door het gebruik van verfche groente al-
leen; en dikwils is 'er , als men deeze heeft,niets
anders nodig.
Indien echter de buik zo verftopt is, dat hy,
door het gebruik van groente, niet fchielyk ont-
flooten worde, of men 5er gebrek aan heeft, ge-
lyk in zee, moet men denzelven door zagte buik-
openende middelen openen; en wel zulken, wel-
■ ken
-ocr page 160-
VAN DE SCHEURBUIK.              I43
ken de-meeste overeenkomst met de voorgaanden n. Deel
hebben, als : uitgedampte fappen van pruimen of 11.
druiven met water, of afkookzels van deeze vrug- IIo°fdst.
ten, en van krenten : en deeze dingen kunnen
ook onder de fpyze gemengd worden. Indienze
niet fterk genoeg geoordeeld worden, kan men
'er by doen wat Cremor Tartari; ook zyn tot het
zelfde einde zeer goed, gemeene honig of Man-
na met Cremor Tartari; en niet minder de Casfia
fistula
en de Pulpa Tamarindorum, als menze heeft.
Als 'er nog ftgrker nodig zyn, ■ kan men neemen
de Agaricus, de Folia Sennm met knoppen van Alst,
en Epfom zout, Sal Polychreston, Prunellcc, de
Tartarus vitriolatus enz. Deezen verwekken niet
alleen een zagten Afgang, maar doen ook veel
water door de Piswegen loozen. Ondertusfchen
moet men altoos, zo veel men kan, acht geeven
op den flaat der ingewanden; op dat de gelyk-
maatigc doorftraaling, in dezelven, door verdun-
nende, ontbindende en zeepagtige middelen her-
fteld worde. Tot dit einde kan men geeven de
TinStura Martis Ludov. Elixir Proprietatis, Salia
alcalescentia,
door branding'bereid, Volatilia oleo-
fa.
Ook heb ik wel, met goed gevolg, dikwils,
eenige Spaanfche zeep gegceven, op zich zelve,
of tot Pillen gemaakt; en voornaamlyk is hier het
Oxymel Scillïticum van veel dienst. Veel andere
dingen, welken, tot het zelfde einde kunnen aan-
gewend worden , kan'men, by de Schryvers over
de Geneesmiddelen vinden. Men moet zich even-
wel wagten van, in den laatften ftaat der ziekce,
geweldige of altefcherpe middelen te gebruiken;
want dan moet men de zagtften, van Aardgewas-
fen genomen, verkiezen.
4.  In Aamborfligheid of bezwaarde Ademhaa- Anmbor-
]ing, is de Radix Squillts, en dcrzelver bereidin-ft'6heU1>
gen, beeter dan eenige andere" middelen; voor-
naamlyk , het Oxymel Scilliticum, met eenig be-
kwaam vogt,tot een of anderhalve un cc gegeeven,
zal doorgaans verligting aanbrengen.
5.  Maar als de ziekte zo vergekoomen is, dat Bloedige
fe Afgang.
-ocr page 161-
144               VAN DE SCHEURBUIK.
il.Deel. de Lyders of zuiver bloed, of water als of 'ef
H. ' vleesch in was afgewasfchen , met den Afgang
Hoofdst. loozen, blyft 'er naauwlyks eenige hoope van ge-
neezing over; inzonderheid, als dit toeval op zee,
en in den uiterften (laat van de ziekte gezien wordt.
Maar als het Schip in een haven is, worden 'er de
zieken, dikwils, van bevryd; voornaamlyk, als
het uit een algemeene oorzaak is ontdaan, gclyk,
op de Scheepen, niet zelden gezien wordt: naa-
melyk, dat beide ziekten, op een zelfden tyd,
regeeren, en dan gryptze Scheurbgikigen aan, en
anderen, welken geen Scheurbuik hebben; maar
deezen kan zy overvallen in alle ftaaten der ziek-
te. En als de Roodeloop Scheurbuikigen aangrypt,
terwylze nog genoegzaame krachten hebben, is
het klaar, datze niet in zo groot een gevaar zyn,
waarom ze als Roodeloop behandeld moet worden.
Men zie hier over de Schryvers, en het gene in
de volgende §, en in het derde deel van dit Werk
over deeze ziekte gezegd zal worden. Men meet
hier aanmerken, dat in Scheurbuikigen, verfche
groeneen, vleeschnat, van fchaapenvleesch , met
groente, gekookte melk, of met warm water ge-
mengd, de beste geneesmiddelen zyn; daarna ver-
fterkende , zagtelyk famentrekkende en zweetmid-
delen. Maarzo dit toeval door de Scheurbuik al-
leen is veroorzaakt; 't welk evenwel zelden, of
alleen in den laatften (laat yan de Scheurbuik ge-
beurt , moet het als een voorbode van den dood
worden aangemerkt. En in dit geval heb ik veele
dingen vrugteloos te werk gefield ; noch Rhabar-
ber mef Theriaak of Diascordium, noch Aluin,
noch mineraale zuuren, volgens den Heer lind ,
noch poeijer, noch'trekzels van de Ipecacoanh,
hebben iet uitgewerkt, maarzy ftierven allen, weini-
ge dagen, na dat zich dit toeval hadt geopenbaard.
De Wa- 6. Maar als de' Scheurbuik lang geduurd heeft,
t«Kugt. komt 'er, gemeenlyk, de waterzugt by ; welk
toeval, gelyk de Roodeloop, doorgaans den dood
aanbrengt. Alsze evenwel, nog niet lang gedaan,
heeft, en de Ingewanden van den buik nog vry
van
-ocr page 162-
145
VAN DE SCHEURBUIK.
van verderving zyn gebleeven , wordt2e nog n.DeeJ.
wel door de algemeene geneezing, over^0"'"16"' HoOFóST.
Maar als 'er zwelling van den buik, en zUgc 'n üe
beenen overblyven,na dat de Scheurbuik verdree-
ven is, en de menfchen krachten genoeg wQder-
gekreegen hebben , moeten de buitengevaatte Vog-
ten door bekwaamekleinsplaatzen van hecl>cr>aarn>
uitgedreeven, en van derzelver verkeerde plaatze
teruggetrokken, eneindelyk, de verloor^" V(rer"
kracht der Vaten herfteld worden. Hoe dit kan
verrigt worden, zal men vinden by Scbryvers,
welken over de waterzugt gefchreeven hebben:
want hier wordt niets byzonders vereischt-
7. Eindelyk volgen nog toevallen, welken uit- Toevai-
wendige en inwendige middelen vereifchen. En J^»^1^
wel eerst Pynen welken of vliegende of vaste llitwendi.
zyn: en de laatften, vallen op zagte of hardedee- gemidde-
len ,fomtyds met, fonuyds zonder zwelling- Maar, Jf"^'
alhoewelze van een zelfde oorzaak ontftaan , ei-
fchenze evenwel, om de langheid van duur, en.
de verfchcidenheid der deeien, welken zy aange-
greepen hebben, verfchillende behandelingen- De
pynen, welken in de zagte deeien, en fomtyds
ook in de harden voorkoomen, alsze nog zonder
zwelling zyn , wyken doorgaans, gemaktyk ge-
noeg, door de algemeene geneezing; naamlyk,
goede kost en zwectmiddelen. Somtyds onder-
vindt men, echter, datze te vast in de deeien han-
gen , dan dat de Lyders, door de algemeene ge-
neezing, 'er van verligt worden. In zulk een ge-
val doet het Oxymel Scilliticum, doorgaans,- veel
dienst. Als de pynen, hier doof, niet verminder-
den , gaf ik de Koorts bast, in 't eerst met eert
kleine, en dikwils herhaalde gifte; en als ik dan
zag dat demenfchen dezelve wel verdraagen kon-
den , gaf ik wat meer , en dikwils, met een zeer
gelukkigen uitflag. Maar alsze voor geene mid-
delen weeken, ontzag ik niet groote Spaanfche-
vlieg- pleisters op de beledigde deeien te leggen,
als ze boven de kniën waren : want de beenen
mydde ik, om dat de zweeren aandczelven, moei-
K
                                   ly-
-ocr page 163-
VAN DE SCHEüRBÜfK»
ii Deei. lyker geneezen, dan op andere plaatzen van het'
"• lichaam. En zo heb ik, dikwiïs, met dit middel
to0FDST> alleen, in eene nagt gedaan, 't welk ik in geene
tien dagen hadt konnen uitwerken. En fchoon ik
deeze pleisters , menigmaalen gebruikt hebbe, op
verfcheiden plaatzen van het lichaam, heb ik noic
gezien dat een deel, waar aan ikze gelegd hadt y
Gangrcena kreeg; fchoon de Heer lind, uit vree-
ze hiervoor, het gebruik derzelver ontraadt.
Maar als de deelen reeds gezwollen zyn, fchoon-
ze de natuurlyke kleur nog hebben "behouden ,
moet men op een andere wyze te werk gaan. Naam-
lyk, als de pynen op zagte deelen zyn gevallen,.
moeten dezelven, met de hand , of een wollen
lap, eenige reizen op een dag, op een warme
plaats, zagtelyk gewreeven, en daar na met een
itooving, welke de taaije Vogten kan ontbinden,
en de veerkracht der Vaten herftellen , belegd
worden. Zodanige ftoovingen kunnen gemaakt
worden uit Vlierbloemen, Melote en de kruiden
van Alstr Rosmarin , Scordium, Wynruit enz,
Deezen worden gekookt in genoegzaam water;en
dan doet men by drie ponden van dit afkookzel,
één pond zeer goede azyn, en drie drachmen vSal
Ammoniac, of in plaats van de azyn en het Zout,
twee uncen Spaaniche zeep. Dit wordt met doe-
ken, of 't gene beeter is, met een flenelle lap,
warm, om "het beledigde deel geflaagen. Men
kan ook tot het zelfde einde gebruiken het Lini-
mentum Japonacium
, volgens de Londenfche Apo-
theek.
Als de pynen reeds -lang omtrent de beenderen
en gewrigte'n gehangen hebben ; en de Vogten,
daar buitengevaac zyn , het zy tusfehen hei been
en het beenvlies, het zy boven den band van het
gewrigt, het zy in het gewrigt zelf, gelyk dik-
wils aan de kniën gefchiedt; moet men de buiten-
gevaatc {toffe, door eene infnydinge, eenen weg
baanen, ter ontlasting, eerze de omliggende dee-
len verknaagt, en, in de beenderen, beenbederf
maakt. Dit heb ik, fomtyds, met goed gevolg,
SP-
-ocr page 164-
VA1Ï DE SCHEURBUIK.             Ï47
gedaan. Maar ik moet evenwel bekennen s dat n. Deel.
zulk een verzaameling bezwaarlyk, in tyds, kan HoorpSTt
gekend worden , om datze langzaam gefchiedt,
en altyd diep hangt, in een deel, 't welk hard en
gezwollen is. Hier uit blykt de reden van den
ongelukkigen uitflag deezer operatie, welke meesc
altyd, te laat, gedaan wordt; wanneer, naamlyk,
de beenderen reeds bederf hebben. Maar als de
omftandigbeden, welke tot de geneezing vereischt
worden 'erbyzyn, moet de heelkundige Operatie
beproefd worden: want een twyfelagtig middel in
't werk te Jiellen, is beeter,
gelyk celsus zegt,
dan geheel geen. Maar zo 'er die nietzyn, welke
ter geneezing vereischt worden, kan men 'er naauw-
lyks, iet goeds van hoopen.
Hoe de zweeren, met of zonder beenbederf, of Zweeren.
ander gebrek aan de beenderen, geneczen worden
moet men uic de Heelkunde leeren. Ik zal hier (
enkelyk , in 't algemeen zeggen , welke dingen
fchaadlyk of nuttig zyn; op dat men de eerften
vennyden, en de laatften kan aanwenden. Alle
vette olieagtige en verflappende middelen zyn
kwaad, alsze op de opene gaten gelegd worden;
fpiritueuze, balfamieke, famentrekkende en voor-
al aluinagtige, zyn goed. De Koortsbast moet,
in groote wonden of zweeren , noic nagelaaten,
maar altyd ryklyk gegeeven worden. En dit moet
ook gedaan worden in alle zwaare heelkonftige
Operatien, welken op de Scheepen verrigt wor-
den ; 't zy de menfehen de Scheurbuik hebben,
of niet hebben. Want dikwils is in Scheurbuiki-
gen, door dit eenig middel,een goede verettering
en geneezing voortgebragt. En in de genen, wel-
ken geen Scheurbuik hadden, in minder maate ge-
geeyen, verfchaftze , niet alleen, dezelfde uit-
werking , maar behoedt ook de menfehen voor
deeze ziekte.
Indien het myn tyd toeliet, zou ik veele ver-
wonderlyke gevallen-, door dit eene heilzaame
middel geneezen, konnen verhaalen; ik zal even- genvan
wel eenigen , uit. veelen, melden; en wel eerst Kot>««-
K 2
                               een bast-
-ocr page 165-
VAN DE SCHEURBUIK.
een breuk van beide beenderen van den onderarm ,
n. in een foldaat, op het Schip de stad delft, met
oofdst. naame tfrnim Murs , welke ik 80 dagen dooreen
bekwaam verband, in derzelver plaats had gehou-
den. Maar de beenderen waren, na verloop van
deezen tyd * nog niet vastgegroeid, en bleeven ,
behalven de zwelling, als ofze den laatst voor-
gaanden dag eerst gebroken waren. Door het ge-
bruik van de Cortex Peruvianus, zynze, in den
tyd van 16 dagen, vastgegroeid. Dees man was
aan de Scheurbuik , eer de beenderen gebroken .
werden. Op het zelfde Schip was een oud man,
genaamd P. de Graff, die de Scheurbuik hadc;
en by toeval, een zwaare kneuzing kreeg aan den
buiten enklauw, waarby verdikking kwam. Ik
maakte inkervingen en deedt veel andere dingen ,
welken, in zulke gevallen, aangepreczen worden.
Het kwaad nam toe; maar als hy eenige groote
giften van de Koortsbast hadt genomen , ftondE
niet alleen, door dit middel, de Gangrana; maar
'er kwam, binnen weinige dagen, fcheiding van
de huid, het vetvlies, en al wat van de Spieren
van de voet, was aangedaan; de groote zweer
kreeg, rondom goeden etter , en het bewaarde
deel is eindelyk geneezen. Jan Crufa , een fol-
daat , zwaar van de Scheurbuik aangegreepen, was
uit het Schip de stad Dordrecht, in het Gast-
huis , te Rotterdam gebragt; waar hy eenige wee-
ken is gebleeven; en is van daar, als hy behaivcn
zyne zwakheid , van de ziekte herfteld was, aan
boord van het Schip, de prinsesse carolina, ge-
koomen. Een of twee dagen hier na, viel hy van
boven in de Kombuis. In dit geval heb ik het
bekkeneel , eenige maaien , getrepaneerd. Op
den vierden of vyfden dag, na de trepaneering,
kwam hy weder by kennis; maar de tong bleef
verlamd; uit de wonden kwam alleen een dunne
ftoffe. Omtrent den dertigften dag , begon het
tandvleesch te zwellen en zweeren te krygen. De
Koortsbast aan hem gegeeven zynde, kreeg hy,
binneu weinige dagen, het gebruik van zyne tong
we-
-ocr page 166-
VAN DE SCHEURBUIK.               145
weder; de zweeren gaven goeden etter, en zynii
op den vier- of zesenzeventigften dag, geflooten;
en de man was van de Scheurbuik herfteld. Ein-
delyk kreeg in de haven van Kurasfou, een, Hen-
drik Lugterhoof, op den zestienden van September
de koorts, welke toen regeerde, waar van hier na.
Ik gaf hem de Kina Kina.ryklyk, welke de koorts,
in vierentwintig uuren geheel wegnam; maar een
groote pyn naliet in de lenden, aan de flinker zy-
3e, waar door het been eenigzins verlamd werdt.
In 't begin liet ik eenige verzagtende Klisteeren
zetten, en een dergelyke ftooving, op de bele-
digde plaatze, leggen; naderhand een opwekken-
de, en ftelde wryvingen tewerk, ookSpaanfche-
vlieg-pleisters, doch alles te vergeefs; de pyn ver-
meerderde , het geheele flinker been werdt doof,
en eindelyk zugtig. Omtrent het einde van Okto-
ber,
was de zugt zo toegenomen, dat het been
niet alleen zeer was gezwollen, maar ze was ook
tot de lendenen en de fchouderbladen toe opge-
klommen,- en toen begonnen het aangezicht en
het regter been, ook eenigzins te zwellen. On-
dertuslchen behield hy goeden eetlust; de borst en
buik waren zonder ongemak ; hy waterde weinig.
Eindelyk: was hy genoodzaakt, op zyn buik te lig-
gen, wegens de groote pyn en zwelling van den
rug. Dikwils onderzogt ik den rug en de lenden ;
ik kon 'er diepe putten indrukken, maar iet anders
ontdekte ik niet. In November begon zyn tand-
vleesch te zwellen, en de Lyder de Scheurbuik te
krygen. In het begin van December, openbaarde
zich fchielyk, een groot gezwel op de lendenen,
aan de flinker zyde, 't welk 'er, den voorgaan-
den dag, nog niet was geweest. Als ik 'er het
mes ingevoerd hadt,kwam zeer veel dunne etter,
van een groene kleur, voor den dag, en liep 'er
den geheelen dag en nagt uit,met groote vermin-
dering van het gezwel en de pyn , zo van het been
als van de lenden. Deeze ftoffe zwom op de
Spieren van de lenden, en het been; en als ik op
de dye druktet kwam van onderen, beneden het
K 3
                         vlies,
-ocr page 167-
JSO                VAN DE SCHEURBUIK.
n. Deel. vlies, welk de Spieren van de lenden bedekt, et-
ir. ter. Waarom ik genoodzaakt was veel groote
Hoofdst. Openingcns op <jen rug, lenden, op de bil endye,
omtrent de knie,te maaken, om de ftoffe uitgang
te verfchaffen; en deeze allen hadden gemeen-
fchap met malkander. De Lyder werdt zeer ver-
zwakt , de etter bleef dun; het flinker been , voor
het grootfte gedeelte, de lenden, rug, het aange-
zicht en regter been {lonken. Ondevtusfchen gaf
ik de Koortsbast: hierop werdt de etter dikker,
en eindelyk is deeze groote wond , of alle de ope-
ningen , in 't begin van February, geflooten; de
man kon op het Schip wandelen, en is in 't mid-
tle van February , in Holland terug gekoomen,
en zonder Scheurbuik, naar huis gegaan.
Hier uit blykt, hoe veel de Cortex Peruvimut
doet in onze ziekte , en hoe nodig dezelve is in 't
geneezen der wonden in Scheurbuikigen. Maar
behalven deezen koomen, op de Scheepen, uit
geringe kneuzingen, kleine wondjes, ja affchaa-
vingen van de Opperhuid ; fomtyds groote zo ge-
naamde Scheurbuikige zweeren, voornaamlyk aan
de beenen, fchoon de Scheurbuik hier toe minder
gedaan hebbe , dan de behandeling der wonden
zelve. Dit heeft alleen plaats aan de beenen;want
aan andere deelen van het lichaam , worden de
zweeren zo gemaklyk geneezen als aan land. De
oorzaak, waarom de zweeren aan de beenen zo
bezwaarlyk geneezen worden, is, om dat zy de
heelkonftige les, welke beveelt , dat de genen,
die openingen aan de beenen hebben, het bed moe-
ten houden, op de Scheepen, weinig achten; en
om dat zy te veel, en te groote pleisters, gebruiken,
•welken naauwlyks gelegd kunnen worden , zonder
kwaad te doen. Want zy- fluiten niet alleen de
etter, of dunne ftoffe , binner. de zweeren op,
maar beletten ook, waar zy gelegd worden, de
Doorwaasfeming. Daarenboven wordt een fcher-
pc ftoffe, tusfchen de huid en de pleister opgehou-
den , welke de huid flap en week maakt; waaruit
uit dan Roos en puisten koomen. En fomtyds
ver-
-ocr page 168-
VAN DE SCHEURBUIK.
verknaagt de fcherpheid de huid, en maakt klei-n.
•ne zweeren; welken dikwils, wederom, als de H.
■eerfte zweer, beliandeld worden. Dus maaken de hoofcsp.
Heelmeesters, door zulk eene behandeling, als zy
de eene zweer poogen te geneezen , nog meer
anderen. Dit kwaad kan voorgekoomen worden,
als de openingen zuiver gehouden worden ; in
plaats van met pleisters, met plukzel, wieken en
drukdoeken , daaglyks gedekt, en deezen met
een bekwaam verband 'er opgehouden worden.
Dit moet uit fchoon linnen beftaan ; en dan kan
men vecle pleisters , welken, inderdaad, meer
kwaads dan goeds doen, misfen. Daar na moe-
ten de gekwetften belast worden zich in het bed
te houdtn , of op een kist te zitten, en het been
regtuit te leggen;zo worden de zweeren, dikwils,
in 't kort geneezen, welken voor ongeneeslyk ge-
houden worden; en niet zelden, de geheele reize
door ongeneezen blyven, en de menfehen belet-
ten hunnen dienst.waar te neemen. Natte en droo-
ge gaten zyn 'er ook, gclyk wy § XIII. verklaard
hebben. Behalven het gene wy, boven, in het
geneezen der wonden hebben aangeraaden, is hec
ook nuttig de drooge gaten met het Unguentum
Styracis
dt' de Balfamus Arccei te beleggen. Maar
als uit de vogtige openingen wild vleesch uitwast,
moec dit, door famentrekkendemiddelen, en een
zagte drukking, bedwongen worden: maar men
moet zich wel vvagten , door fterke drukking ,
Gangrena te veroorzaaken. Het gene wyders tot
geneezing van opene gaten behoort, kan men uit
de Heelkonst leeren.
8. Als, de Scheurbuik geneezen zynde, de op- opkrïm-
krimping der beenen nog blyft, moeten de faam. f"%d^
getrokken Spieren , met de hand, op een warme pier
plaatze, gewreeven, en dan de beenen boven een
aromatieken rook, of azyn , gehouden worden.
Tot dit einde kunnen dampingen bereid worden,
met eenige verzagtende, ontbindende en aroma-
tieke kruiden in water te kooken; waar, by men
wat brandewyn, of azyn, kan voegen. Maar het
K 4                            zou
-ocr page 169-
152               VAN DE SCHEURBUIK.
ïi.Dee). zou beeter zyn , als de Lyders, zo veel het zyn
Ir- kon, hunne beenen bewoogen, wanneer zy eeni-
oofdst. ge ftyfheid, in deeze deelen, beginnen gewaar
te worden: want dan kunnen zy, door de bewee-
ging alleen , die toeval voorkoomen.
Cebree- 9. Eindelyk moeten wy nog iet zeggen van de
*n
nJ *n gebreeken in den mond en de kwyling. De kwy-
ling alsze te fterk is, wordt verminderd, als de
kwaade ftoffe naar eenig e andere uidoosplaatzen,van
het lichaam , wordt aefg leid; 't welk bestgefchiedt
door zweet en pisdryvende middelen, en ook zul-
lcen,welken eenigen afgang verwekken," waar van
•wy reeds te voren gefproken hebben. In de ver-
zwceringen van het tandvloesch kunnen verfchei-
den dingen aangewend worden; en daar in'zyn van
het meeste nut, famentrekkende middelen, fpiri-
tueuze en zuure dingen uit gewasien en mineraa-
len. Men moet hier aanmerken , dat men geen
fterke middelen moet gebruiken, als men het met
gemeenen doen kan. Tot dit einde worden ge-
maakt mondlpoelingcn uit Aluin, Roozen -honig,
en Gerftewater ; uit fap van Limoenen of Citroe-
nen , Sal Ammoniac er water; uit brandewyn en
water en Spiritus Salis dulcis en water; uit famen-
trekkende afkookzels, gelyk: van de Radix Tor-
•meMilla
, Bistortx enz. de Cortex Granatorum ,
Quercus, Peruvianus,
met aluin. Ook kan men,
als het nodig is, het tandvleesch, door behulp
van een penfeel , beflryken met gekamferde bran-
dewyn , of Tinctuur van Aloë en Myrrhe of gom
Lacca; en als 'er voos vlcesch opzit, moet dit
niet zuivere Oleum Vürioli; of met wat water ge-
mengd, geraakt worden. De bloedingen van het
tandvleesch worden door dezelfde middelen ge-
lluit. Van de inwendige, hebben wy reeds n 5.
gefproken , en de overigen worden gemaklyk,
door een ligte drukking,bedwongen; en als deeze
geen plaats kan hebben ,gefchiedt het doorftemp-
middelen , gelyk in de neusblpeding , welke _ ik
echter noit zo zwaar gezien nebbe, datze eenige
hulpe van de koust nodig hadt.
XXI*
________
-ocr page 170-
YAN DE SCHEURBUIK.              153
XXI. Het zal , dunkt my , niet onvoegzaam n> DeeI.
zyn, by do befchryving van deeze ziekte nog iet -n
te zeggen, van de verderftyke uitwerking, welke Ho°™st.
een fcherpe koude, in het mcnschlyk lichaam kan Bcvrie-
veroorzaaken. En wel, om dat, op de Scheepen, zingder
fomtyds gezien wordt, dat de uiterfte ledemaaten , „jj^ "
van zwakken, ouden, en voornaamlyk, Scheur-zwakken
buikigen , bevriezen, of doof de koude , verfter- enscheur-
ven; fchoon de koude niet zo /waar zy, datze bmldscn"
hetzelfde doe, in gezonde en fterke menfehen,
die dezelve, door de beweeging des lichaams,
langer kunnen wederflaan. Ook is bekend, dac
de omloop der Vogten, in de eerstgemelden traa-
ger gefchiedt, dan in de anderen, en dat zy kou-
der zyn; inzonderheid, alsze te gelyk, gebrek
aan kleederen en dek nebben, als 't.dikwils is.
Daarenboven worden zy, door de zwakheden van
hec lichaam , meer genoodzaakt in de kooi te bly-
ven, en dit maakt hen ie aandoenlyker. En ein-
delyk, om dat de pyn en de verfterving zelve,
door de fcherpe koude ontdaan, fomtyds, voor
cene uitwerking van de Scheurbuik, of van eeni-
ge andere ziekte gehouden worden; zo dat de el-
lendigen, door deeze dwaaling, niet alleen, dik-
wils, hunne leden verliezen; welken, zoze, in
tyds, wel behandeld waren, hadden konnen be-
houden en van de bekoomen verfterving gered
worden, maar zelfs dikwils, dooreen verkeerde
behandeling , 'er het leven by infehieten.
De uitwerking hier van ondervonden de vloote-
lingen van het Schip de pollux, by Helvoetfluis,
in den winter van het jaar 1759 en 60; waar van
niet alleen veelen hunne leden, maar ook fommi-
gen, waar in de verfterving zo zwaar was, datze
door geene middelen kon gefluit worden , het le-
ven .verlooren hebben. Als een zeker deel van de
koude is bevangen, wordt dit gekend, als 'er een
zekere jeuking, in het deel is ontflaan, welke 'er
te voren niet was, met afwezendheid van de na-
tiyirlyke kleur; als 'er het uitwendig gevoel uit is,
zo dat de huid, zonder pyn, met de nagels ge-
K 5
                           drukt,
-ocr page 171-
154              VAN DE SCHEURBUIK.
ii. Deel. drukt, of met een fpeld geprikt kan worden. De
ii. huid is, in 't begin bleek, daar na komt 'er een
roode kleur, welke allengs toeneemt met zwel-
ling en pyn. Als het gebrek, op deezen tyd, wel
behandeld wordt, kan ibmtyds het deel, welk
reeds verfterving hadt gevat , herfteld worden.
Maar als het deel, in tegendeel, blaauw of zwart
wordt, komt, 'er «in 't kort, Koudvuur, tot op
de beenderen toe; en het verdorven deel valt van
zelfs af, of moet door het mes weggenomen wor-
den, of het fleept den mensch in 't graf.
Als men bemerkt dat een zeker deel van he*:
lichaam bevroozen is, zo dat de beweeging dei-
Vaten en de vloeibaarheid der Vogten verlooren
zyn, en de verfterving het deel heeft aangegree-
pen, moet men volgen het gene de ondervinding
de inwoonders van Noordlyke gewesten heeft ge-
leerd; naamlyk de beledigde deek-n met fnecuw
te wryven. hildanus (f) fpreekc hier van , op dee-
ze wyze: De bewoonders van Noordlyke landen,
als zy 's avonds f buis koomen
, nvryven hunne han-
den
, de neuze en ooren, met fneeuvu, eer zy by het
vuur of in de Stove gaan.
Hy verhaak nog van een
reiziger, die, op weg, door de koude, verftyfd was.
Voor dood in de herberg gebragt zyn de, dompel-
de de waard hem, terftond, in koud water,- waar
op, overal, yspuntjes uitkwamen,* zo dat het ge-
heel lichaam, met zulk een yskorst Sis gedekt, ge-
zien wierdt. Daarna is door een groot glas Meede,
met geftoocen Foelie en Nagelen, in het bed,het
zweet uitgekoomen, en de man herfteld; met ver-
lies evenwel van de uiterfte leden van zyne han-
den en voeten. Hierom moet, als het nog tyds
.genoeg is , een bevroozen deel in koud water ge-
fteeken, of doeken met koud water, om het zel-
ve geflaagen worden, zo dat het langzaam ont-
dooye, en de Vogten wederom vloeibaar worden.
■De natuurlyke oorzaak, welke dezelve ondoor-
gangbaar gemaakt hadt, geweeken zynde, ont-
dooi-
(t) C*p. 13- P. 79*-
-ocr page 172-
VAN DE SCHEURBUIK.
dooijen, langzamerhand, de Vbgten ,en de famen- n. D<.ei,
hang der vaste deelen wordt tevens behouden. n.
Want als een deel, 't welk door de koude ver- Hooro
ftyfd is, fchielyk in de warmte wordt gebragt,
•worden de Vaten, door het van achter aankoomen-
de bloed te veel opgevuld en uitgezet, terwyl de
bevrozen Vogtcn niet vloeibaar genoeg wederom
geworden zyn, om de doorftraaling te .ondergaan;
en worden verbrooken, of zodanig uitgerekt, dat
het bloed door dezelven uitzwcet; waarom men,
terftond, de zwartheid en verrterving van het deel
bcfpeurt. Men moet zich, derhalve , wel wagten,
de Vogten door warmte te willen oplosfen, of de
deelen flerk te wryven; voornaamlyk, eer de
Vogten, op de voorgenjelde wyze, wederom vloei-
baar geworden zyn; om geen meerdere verbree-
king der Vaten en uitftorting van Vogten te ver-
oorzaaken. Want fchoon de Vogten al niet meer
bevroozen zyn; zynze, echter, van zulk een aart,
datze, door de koude ftremmen, en niet door de
Vaten konnen loopen, eerze door de b %weeging
der Vaten, wederom, tot voorgaande vloeibaar-
heid gebragt zyn. Hierom is het goed, een deel,
als het ontdooid is , zagtelyk te wryven, en door
verfterkende , in- en uitwendige middelen, de
verlooren veerkracht der Vaten te herftellen. En
zo het deel, hier door, niet wederom kan verle-
vendigd worden , moet het doode van het leven-
de gefcheiden worden. Hoe dit moet gefchieden
leert de Heelkunde; en de tyd op welke het moet
gedaan worden, is door den Heer quesnay (f),
zeer wel aangeweezen.
DERDE AFDEELING.
Van de Buikloop en Roodeloop, uit koude ontfiaan.
XXII. TV/Jen bevindt, dat de vlootelingen, Buikloo
i-VJL in den Herfst, of als zy uit eenenRoo-
war-
(t) Traiti de UCangrcm.
-ocr page 173-
IJ6                  VAN DE BUIKLOOP
ir. Deei. warme > naar een koude plaatze trekken , van
n. Buikloop, welke, dikwils , in Roodeloop over-
gaat , aangegreepen worden; en wel te meer, naar
datze de verandering van lugt ichielyker onder-
ven, gaan. Deeze ziekten, nademaalze uit cene alge-
meene oorzaak worden voortgebragt, zyn ook
doorgaans gemeen onder het volk op de Scheepen;
en worden van algemeene, doorgaans, inkorten
tyd, als men 'er niet tegen waakt, befmeclykc.
Het eerfte gebrek verfchilt, alleen in trap van het
tweede, en wordt niet zelden, als het eenige da-
gen geduurd heeft, in het tweede veranderd. Ook
gaanze beide met byna gelyke toevallen verzeld;
alleen ziet menzc in de Buikloop wat zagter, en
in de andere wordt bloed met den Afgang geloosd.
In beide ziekten koomen krimpingen in het ge-
darmte, loozing van veel dunne Afgang , metper-
fing, en geftadige neiging tot ontlasting. By de
Buikloop voegt zich , dikwils een koortsje; de
Roodeloop wordt zelden zonder koorts gezien,
en hoe heftiger, in deeze de koorts is, hoe fchie-
lyker roode Afgang by dezelve komt; maar zo'er
alleen een klein koortsje by is, duurt het, menig-
maal, wel agt of tien dagen, eer de drekfloffen
zo gekleurd zyn. In het begin van de ziekte, klaa-
gen zy, gemeenlyk, over eenige trilling van'de
huid, walging, en neiging tot braaken; en gee-
ven dikwils groene doffen over; maar 't gene van
onderen geloosd wordt, is in 't begin galagtig,
daar na wordt het waterig; en zo vermeerderen
allengs de toevallen, met onrustige of geen flaap
en dorst. En als dit eenige dagen heeft geduurd,
wordt de drekftoffe rood, en 't gene zy loozen is
als een affpoelzel van vleesch, met zwaare pynen
en hardheid van den buik. Zelden loozen zy gul
bloed ; en behouden nog lang genoeg eenige krach-
ten, ten zy de toevallen van koorts en Ontftee-
]dng zwaar aankoomen. In 't begin is 'er weinig
flank by den'Afgang; maar als de ziekte wat lang
geduurd heeft, en 'er verfterving in 't gedarmte
is ontftaan, geeven zy een grooten flank van zich.
Men
-ocr page 174-
VAN DE BUIKLOOP.                157
Men vindt 'er ook nog wel, welke Buikloop, met n. Deel.
weinig of geen koorts hebben, die een goeden eet- «•
lust behouden. Als dit gebrek, nog gering zyn-H00FDST-
de, verachteloosd wordt, vermeerderen, doorgaans*
de toevallen, en het wordt Roodeloop.
Deeze ziekten ontflaan, gemeenlykjby regen-wanneer
agtig en koud weder ; en overvallen meest de meestonr-
zulken, die volbloedig, en die flegt gekleed zyn; ftaan-
en als de oorzaaken blyven aanhouden, grypenze
ook niet zelden anderen , fchoon wel gekleed,
aan, door befmetting. Zie §. XXXI. n. 24. Als
'er Scheurbuikigen aan vast raaken, zynze, door-
gaans, voor deezen, doodlyk; inzonderheid, zo
de Scheurbuik reeds tot een merklyken trap is ge-
klommen. Ik heb evenwel, fomtyds ondervonden,
dat kwaalyk geftelden en Scheurbuikigen,hieraan,
minder onderworpen zyn dan flerken; en datze ia
de eerden traager voortgangen maaken dan in de
laatften. De oorzaaken van deeze kwaaien heb ik
aan een al te groote toetrekking van de huid, en
belette Doorwaasfeming, toegefchreeven. Maar
om het zelfde niet te dikwils te herhaalen, kan
men zien wat hier over gezegd is §. XXIII en
XLII. Want daar uitblykt, dat door een koude
en vogtige lugt, niet alleen de Doorwaasfeming
verhinderd, maar ook de vaten van de huid toe-
getrokken worden; en de Vogten , hier door meer
naar binnen gedreeven, waarze minder tegenftand
vinden, welken dan, door overmaat, en hoeda-
nigheid , kwaad doen. De fcherpe ftoffe, welke
te voren door de ontlastwegen van de huid ver-
vloog, wordt nu, naar binnen, en voornaamlyk,
naar de Darmen gebragt, in dezelven afgefchei-
den; waar door, niet alleen, de natuurlyke wer-
kingen van deeze deelen verzwakt, maar ook de
ftoffen, in dezelven vervat, bedorven worden;
fchoon zulks van minder uitwerking is, dan in een
warme lugt. Hier na worden de Darmen, door een
te groote toevloed van fcherpe Vogten, en ande-
ren, welken van het geheele'lichaam derwaards
gevoerd worden, getergd, krygen. Ontfteeking,
-ocr page 175-
15$               van de buikloop.
ii. Deei. en als de oorzaaken aanhouden, het Vuur. We-
ii. gens de voorzegging kan men de Schryvers na-
Hwidst. flaan. want zy hebben niets byzonders, dan dac
de zieken nog wel eens krachten genoeg behou-
den , terwyl men reeds een dag of twee de tee-
kenen van Gangrena befpeurd heeft.
Genee- XXIII. De geneezing van deeze ziekten is niet
*««• moeilyk, als menze#maar, ter behoorlyke tyd be-
gint ; naamlyk , vóór dat 'er Ontfteeking in de
Darmen is ontftaan, en als men, wat nodig is,
bekoomen kan. Hier moet zeer gezien worden
op de oorzaaken, welken de ziekte hebben voort-
gcbragt, om dezelven weg te neemen; of ten
minfte , zo veel mooglyk, te verbeetercn. Als
iemant de Buikloop of Roodeloop heeft gekreegcn;
moet hy op een wollen bed, met een goed dek
geplaatst, en wel gedekt worden; ,op dat hy o-
ver het geheele lichaam, gelyk, warm worde.
Als de koude wat fcherp is, moet men flesfen of
kruiken, met warm water gevuld, aan dezyde,
tusfehen de dyen en aan de voeten van den zie-
ken leggen; op dat hy hier door warm worde; en
eerze koud 7.yn , moet men weder anderen in piaats
leggen. Ook moet men wel acht geeven, dat de
zieken niet uit de kooi opftaan, en met bloote
voeten , op de natte en koude vloer ftaan, of met
>          het naakte lyf op een pot gaan zitten: want in dit
geval is het volftrekt noodzaaklyk, dat zy in de
kooi blyven; en zo zy moeten wateren of Afgang
hebben, moet hun een fteekbekken gegcfcven wor-
den. Zo de wind, door de roosters, in die zyde
van het fchip wat fterk invalt, moet men 'erzeilen
tusfehen hangen (i Deel 1 Hoofdft. §. VI.) Hier
door, als alles wel waargenomen wordt, wordt
de ziekte doorgaans gered,- gelyk beneden, uit
een voorbeeld, zal blyken. Maar als men de zie-
ken geen uitwendige warmte kan toebrengen, zyn
ook alle andere middelen vrugteloos.
Ten andere, zo 'er koorts by is, inzonderheid
in volbloedigen, moet men noit verzuimen eene
Aderlaatin
g
rot-
-ocr page 176-
VAN DE BUIKLOOP.                 150
rotte ftoffe in de eerfte wegen hangt, moet dee- n# DeeI,
ze, door een of twee giften van de Ipecacoanh, n.
uitgedreeven worden; voor al, als men vermoedt, Hoofdss.
dat de ziekte door befmetting is aangekoomen.
Zo een braakmiddel niet nodig geoordeeld wordt,
is Rhabarber, met eenige greinen Salpeter, vol-
doende. Ten vierde, de fcherpe ftoffe, welke
de Darmen pynigt, moet afgefpoeld en ftomp ge-
maakt worden, door afkookzels van gerst, wor-
telen van Zoethout, Gras, Althsea enz. hoender-
nat; vet fchapenat, olie van zoete Amandelen,
Zaadmelken, en gommen; ook is het gebruik van
de Bolus Armen, en de Terra Lemnia niet te ver-
achten. En zo de oorzaak van de ziekte in de dik-
ke Darmen mogt hangen, zyn verzagtende olieag-
tige klisteeren, met of zonder iet 't welk de Dar-
men ter ontlasting noopt, van veel dienst. On-
dertusfehen moet de fcherpe ftoffe, door zagte
zweetmiddelen, en welken tegen de Ontfteeking
gekant zyn, voornaamlyk, door de Kamfer en
Nitrum, naar de huid gedreeven worden. Ook
zyn van nut de Theriaak van Andromachus met
Kamfer, of het Diascordium van Fracastoor met
eenige greinen Ipecacoanh, eenige maaien op een
dag gegeeven; voornaamlyk als de pynen hevig '
zyn; en als deeze dingen niet voldoen, moet men
tot Opiaaten tocvlugt neemen. En als 'er niets $
is 't welk zulks tegen is, moeten ftoovingen of
pappen , op den buik gelegd worden. Het ge-
weld van de ziekte overwonnen, en de fcherpe
ftoffe verminderd of uitgedreeven zynde, moe-
ten de beledigde en verzwakte deelen verfterkc
worden; 't welk best gefchiedt, door verfche kost,
een weinig met wyn aangezet; en nu en dan een
glaasje roode wrange, of een lepel Spaanfche wyn,
wyn tint genoemd, te geeven. -Indien deeze din.
gen niet voldoen, is een ligt afkookzel van de Cor-
tex Simarouba
van grooten dienst. Meer andere
middelen, om deeze ziekten te verdryven, wor-
den 'er by de Schryvers gevonden ; maar deezen
zyn genoeg. Wat de befmetting aanbelangt, men
kaa
-ocr page 177-
VAN DE BUIKLOOP.
n.Deei. ^an dezelve voorkoomen, als men 't gene 'eraan-
H. leiding toe geeft, uit den weg ruimt, waar van wy
of reeds gefproken hebben. Zie §. XXX en XXXL
Ik zal hier, kortlyk, een geval verhaal en, waar
uit blykt, hoeveel de uitwendige warmte doe,
tot geneezing van deeze ziekten. In November
1759 maakten wy van Kadix zeil naar Holland,
met het fchip, de prinsesse carolina. Als wy
in zee geloopen waren, was hcc fcheepsvqlk ge-
zond; het weer was regenig en windig. Na ceni-
ge weeken in zee'geweest te hebben, begon het
koud te worden, en veele matroozen, kreegen,
in de maand December, Buikloop. Ik ftelde veele
dingen in 't werk; doch alles vrugteloos: de ziek-
te ging over tot Roodeloop, en nam van dag tot
dag toe, zo wel als het getal der zieken. In het
begin achtten zy de ziekte weinig, en konden
nog wel tien dagen, fchoon zy de Buikloop had-
den , op het fchip wandelen, tot dat zy eindelyk,
door zwaare pynen in den buik, in de kooi raak-
ten. Allen fliepen ze geheel niet, en ik konze
naauwlyks, door de fterkfte Slaapmiddelen, en
het Opium zelf , doen flaapen. Ondertusfchen
werdt de koude heviger, en de ziekte erger; en
'er ftierven eenigen, na zwaare pynen,. welken
den tweeden of derden dag, voor den dood, tee-
kenen gaven, dat de Darmen reeds met verfter-
ving waren aangedaan; naamlyk, de pynen ver-
minderden , en de Lydcrs geloofden datzc beeter
waren; maar de Hik, op den eerften, en ook op
den tweeden dag, alhoewelze niet zwaar was* gaf
een ander voorbeduidzel; en hier op volgde koud,
zweet op het aangezicht en den hals, raaskalling
en eindelyk de dood. De lichaamen geopend zyn-
de, vond ik de dunne en ook de dikke Darmen
gegangrcneerd; maar de overige ingewanden ge-
zond. " Omtrent het einde van December waren
wy niet ver van Holland; de koude nam toe; en
het getal der zieken was boven de dertig; en tot
dus lang had ik niemant eenig nut konnen doen.
Op deezen tyd, vreezende3 dat ecnige zieken,
die
-ocr page 178-
161
VAN DE BUIKLOOP.
die geen kleedren of dek hadden, van koude zou. n.
öen derven; heb ik flesten mee wafm water ge-
vuld, fleenen heet gemaakt, en by de zieken,
als boven, gelegd; en bezorgd, dat zy, zo Veel
moogelyk, met kleedren gedekt wierden; en wel
met zulk een gevolg, dat de menfch'en," die een
geheele week niec geflaapen hadden , na datze
warm geworden waren, een gerusten flaap kree-
gen, mèt vermindering van pyn en alle de ande-
re toevallen. Eindelyk ', wierpen wy , op den
eerden January, het anker , by Helvoetfluis;
Kort hier na geraakten wy wederom in zee, en
wierpert het anker by het eiland Wight, of voor
Spithead; De koude hield aan; en den 14 van
dezelfde maand, waren zy echter reeds allen her-
fteld, en wel zonder èenig ander middel, welk
wy van land hadden gekreegen. Zo dat 'er van
den tyd af, dat ik de ftesfen hadt begonnen aari
te leggen, niemant op het fchip, geftorven isj
tn de matroozen in Maart, gezond in 'c Vader=
land zyn te rug gekoomen.
\
DE Ik
-ocr page 179-
DERDE DEEL.
Van ie Ziekten, welken in de Havens voorkoomeri.
Ör. Deel. Tn dit derde Deel wordt gehandeld van de Ziek-
!• A ten , welken gemeenlyk in vreemde havens
Hoofdst. voorkoomcn, fchoon ze ook, fomtyds, op zee
taieiding. of jn het Vaderland gezien worden; doch zeld-
zaamer heerfchen; ten zy de matroozen reeds,ee-
pigen tyd, in zee hebben gezworven: want dan
is het. eveneens, of de Scheepen in 't Vaderland-
of in een vreemde haven koomen. Als 'er de
oorzaaken zyn, brengen zy erger ziekten voort,
dan wy, tot nog toe, befchreeven hebben. En
wegens de vermenging van oorzaaken, en de re-
geerende ziekten van verfchillende gewesten , waar
van zy, in de havens aangegreepen worden, heb
jfc het best geoordeeld, dezelven te beichryven,
waar zy 't ergst woeden. Maar deeze ziekten,
fchoonze uit een zelfde oorzaak fchynen te ont-
daan, verfchillen echter, naar de tyden van het
jaar;- en worden in de eene kwaadaartiger gevon-
den,' dun in de andere. Hierom verdeele ik ze in
twee hoofdftukken, naamlyk, in winterfche en
zomerfche ziekten. Onder de winterfchen begry-
pe ik,- die op het einde van den herfst beginnen,
en des winters en in het voorjaar gezien worden.
Onder de zomerfchen, zodanigen,welken in war-
me havens, in de zomerfche warmte, of in het
begin van den herfst voorvallen. By de eerstge-
melden zal ik eenige voorbeelden voegen; en by
de laatften, wat ik in de haven van het eiland Ku-
rasfau opgemerkt hebbe, melden.
EERSTE HOOFDSTUK.
Fan de Ziekten welken in koude Havens gezien moorden.
Tï 7y hebbeo , boven, in het éerfte Deel reeds
VV van de Koortzen met Ontfteeking, enZin-
van de af-
gaande en
geftadige
-ocr page 180-
VAN DE ZIEKTEN IN DE ÖAVENS. 163
kingen, gefproken; hier zullen wy handelen van m. peel,
de afgaande, eendaagiche, en geftadige tusfchen- 1.
poozende: Deezen zyn de Eoortzen, welken in HooFDST-
deeze tyden, op de Scheepen regeeren. De af- tusrche"-
gaande Koortzen, welken voornaamlyk, op de d'
Scheepen , gezien worden s zyn, alledaagfche, dub-
bele en enkele andcrendaagfche; derdendaagfehe
koomcn zelden voorjfchoon ze nog wel eens waar-
genomen worden; maar dan zynze doorgaans ge-
volgen van de eei stgemelden, uit misflagen in de
levenswyze of een verkeerde behandeling ter ge-
neezing ontdaan. Maar dewyl deeze Eoortzen,
door den naam alleen, een iegelyk bekend zyn,
en niets byzonders aan zich hebben, zal het niet
nodig zyn, my hier mede optehouden; waarom
ik alleen eenige waarfchouwingen zal voorhouden.'
Naamlyk, men moet niet agnftonds, in 't begiiï
van deeze ziekten, de Coftex Peruvianus geeven;
te weeten, voor dat de Lyders drie of vier aan-
vallen gehad hebben , voornaamlyk in 't voorjaar;
want ik heb gezien, datze door een altevroegty-
dig gebruik van de Koortsbast, in geftadigen zyri
overgegaan. In herfst koortzen wordtze veilig ge-
geeven, als de eerfte wegen maar eens ontledigd
zyn, én is byna altyd nodig, ja zelfs.moet men-
ze lang gebruiken , al houden de koortzen op;
en het is van veel nut, voor de zieken, dezelve
nog eens of tweemaal, in een week te geeven,
tot dat de krachten volkoomelyk herfteld zyn.
Want, door nu en dan nog een kleine gift toe te
reiken, wordenze niet alleen beveiligd voor we-
derinftorungen in de koorts, maar ook voor de
fcheurbuik, waar toe de weeropkoomenden ligt
overhellen.
Onder de geftadige of aanhoudende koortzen is
die de eenvoudigde, wear van het geheele be-
loop in vierentwintig uuren geëindigd is, eendaag-
fche genoemd, welke vry dikwils, op de Schee-
pen, gezien wordt. Deeze is zonder gevaar, en
ontftaat,"meest altyd, uit een begaane misflag,
in het gebruik van de zes niet natuurlyke diDgen;
L 2
                             
___
-ocr page 181-
VAN DE ZIEKTEN
ui-, Dcci. en tot geneezing van dezelve is de voorgefchrce-
i. ve wyze van celscs genoeg. Het best van allen
ofdst (-j rust en ontb0U(i{ng f en water te drinken ; en
dit eenen dag te doen, is fomtyds genoeg; en fom-
tyds, als
'er vreeze blyft, twee dagen; en naast de
mthoudinge
, moet men ligte J'pyze gebruiken; wa-
ter drinken
, en een dag daar na ook ivyn enz. hier
door wordt dikwils een aanftaande zwaare ziekte
verdreeven (f). Maar, als de oorzaak der ziekte
van een' erger natuure is, heeftze ook een andere
uitwerking; maar eer wy hier van fpreeken, moe-
ten eenige dingen, van de oorzaaken, vooraf ge-
zegd worden.
Want het zou fchynen, dat de fcheepvaarenden
in een haven, of voor de wal, minder ziek moes-
ten worden, dan in zee, om dat de Scheepen rei-
ner zyn, en altyd eenige gefchutpoorten, indien
niet alle, en alle lugtgaten opengehouden wor-
den, 't welk in zee, niet altyd, kan gefchieden ;
en eindelyk, om dat de menfehen hier niet met
de ongemakken van de zee hebben te worftelen,
en veele dingen, tot ververfching van het lichaam,
voor zich kunnen koopen. Maar om dat wy hier
van in de Voorverhandeling , en in het tweede
Deel
§. XMX, XXX, XXXI. breed genoeg ge-
handeld nebben, zal ik , om dezelfde dingen niet
■wederom te herhaalen, my hier aan gedraagen.
Om evenwel niet befchuldigd te worden, dat ik
op éénc regel fteune; ik oordeele geenzins, dat
de menfehen, in alle havens een ongezonde lugt
moeten inademen;- ook geloove ik niet, dat wyn,
brandewyn, brood, versch vleesch en tuinvrugten,
ziekten veroorzaaken; maar, zoze iet doen,zulks
aan het ongefchikt leven,en een onmaatiggebruik
van deeze dingen, moet toegefchreeven worden.
Want het gebeurt fomtyds, dat de menfehen , in
zee, wegens groote vermoeijingen van lichaam,
en ongefluimig weder, eenige gefteldheid tot ziek-
ten hebben,of van befmetting zyn aangegreepen;
al»
(t) hik. %. c*p, 2. pag. 114.
-ocr page 182-
IN DE HAVENS.
als hier dan een ongerelde levenswyze bykomt, nr.
«al het niet vreemd fchynen,dat veelen ziekwor- h
.den ; fchoon de lugt, in de haven, niet te be-Ho0FDSX'
fchuldigen zy. Maar in zulke gelegenheden,worde
zelden het geheele volk aangedaan, ten zy dan
door eige befmetting ; en dan moet men geen
joordeel vellen over de lugt van een haven, maar
de oorzaak van de algemeene plaage, moet uitderr
dampkring van het Schip zelf, afgeleid worden.
Schoon de natuur en trap van kwaadaartigheid, en
de waare wyze van werking van verfebeiden ori-
gelykflachtige deeltjes , welken in de lugt ont-
houden worden, en de gezondheid kunnen bena-
deelen , bezwaarlyk gekend worden , kan men
evenwel uit de uitwerking en omftandigheden, be-
nevens de waarncemittgen der Schryvers, hier o-
ver cenig oordeel opmaaken. Een lichaam 't welk
rot, zal een ander lichaam, 't welk nog geene
rotting heeft, ook zeer ligt doen rotten; om dat
dit lichaam, 't welk reeds in een ftaat van inwen-
dige beweeging is, een ander, 't welk in rust is,
maar ook ligt tot zulk eene (laat van beweeging
te brengen is, tot zulk een inwendige beweeging
aanzetten (f). De Koks ondervinden daaglyks de
rottende eigenfehap van de lugt ,in verschvleesch,
't welk in een Schip, naauwlyks eenige weinige
uuren van verrotting kan bewaard worden, zon-
der dat het wel gezouten zy; terwyl het zelve,
boven op het Schip, lang genoeg,zonder hinder,
kan gehouden worden. En men vindt menigvul-
dige voorbeelden by de Schryvers, dat door lugt,
welke befmet was van rottige uitwaasfemingen,
kwaadaartige, ja pestziekten zyn voortgebragc
(4-). hoffman heeft aangemerkt, dat dampen,
uit moerasfen of ftiiftaande poelen,, rottige ziekten
verwekt hebben (*).
De
0) Stahlii Fundam. Cliymi**, Pars i. TmS. 1. Sift. i. caf. 5.
(O Galen. Lib. I. Epist. I. De Febr. different c*p. 4. foRBI-
TUS Oefen. Lib. l. Obf. u & 16.
O Miit. Rat. Syst. 7tm. 1. p. 291. & Tam. a. p. 8(5,
L3
-ocr page 183-
166              VAfl DE ZIEKTEN
in. Deel. De Damperr nu, welken , in enge havens, iq-
i- geademd worden , kunnen , met regt , tot de
Hoofdst. moerasfige geb'ragt worden; gelyk ook die, wel-
ken uit het fcheepsriool opkoomen , inzonderheid^
als 'er het water lang ingedaan heeft; want het
zeewater, fchoon het zout is, kan de lichaamen,
welken 'er in onthouden worden, niet voor ver-
'rotting bewaaren, gelyk de llank toont. De kwaa-
de uitwerking hier van ondervonden de matroo-
z,en, in de haven Rochelle, als 'er een vat, waar-
in zeewater befjooten was, geopend werdt (**).
Qok befmetten de uitwaasfemingen van de men-
fchen , yoornaamlyk van de zieken, de lugt heel
zeer, en maaken dezelve gelyk aan die welken,
in zieken- en gevangenhuizen, ingeademd wordt,
gelyk PRiNqLE zeer wel heeft opgemerkt (§) , en
waar over men ook huxham kan nazien (§§). De
menfchen in zulk eene lugt verkeerende, kunnen op
verfcheidenerleie wyze , van dezelve aangedaan
•worden, naar de meerdere of mindere maate en;
kracht van bederving, en de gefteldheid van het
onderwerp, om 'er vatbaar voor te zyn. Het gist
der yerrottiDge fchynt echter, in koude gewesten^
fcyn voornaamfte uitwerking te doen in de eerfte
wegen, door de ingchoudene floffe te doen ont-
aarten; 't welk blykt uit de pyn in de Maag, rot-
tige oprispingen, bitterheid in den mond, enftin-
kenden Afgang; welken, in 't gemeen, voorde
eerfte tcekenen van algemeene of befmedyke ziek-
ten gehouden worden. De deeltjes van bederf,
en de lugt, waar inze zweeven, worden ligt, met
de fpyze en het kwyl, in de Maag en Darmen ge-
yoerd; waar in zy zich met de voedzels vermen-
gen , en dezelven tot rotting doen ovcrflaan. Van
hier wordenze, door de infiurpende Vaten, aan
pnze Vogtqn overgegeevcn, waar in zy verfchil-
Jende uitwerkingen 3 naar de kwaadaartigheid van
Mem. is l\yicai. V-oy. rf« Sc. 1743.
De Mortis caslrenf.
-ocr page 184-
IN DE HAVENS.                  KS7
het bederf, en de gefteldheid van het onderwerp, ni. Deel.
•waarin het ontfangen is, voortbrengen; als ook i-
naar bykoomende omftandigheden, welken de uit- Hoorosr>
werking voortzetten of tegenhouden.
Hier uit kunnen verfcheiden ongemakken ont-
ftaan, waar van het geringde kan zyn, een enkel-
voudige bederving van de ftoffen, welken in de
eerde wegen onthouden worden; welken de dee-
len, waar inze hangen, om de kwaade, en het
menfchelyke leven ftrydige natuur , <■ welken zy
aangebragt hebben , moeilykheden verwekken ,
kramp en koorts voortbrengeü, 't welk door de
oVidervinding zo klaar bevestigd wordt , dat 'er
geen twyfel overblyve. Want , dikwils , ziet
men zwaare toevallen , hier door veroorzaakt,
welken, na eene loozing van de kwaade ftoffe ver-
dwynen. Maar zo het bederf, door de Melkva-
ten, reeds tot in het bloed is doorgedrongen, en
wegens een minder vermogen, geen uitwerking
doet op de Vogten, maar alleen de vaste deelca
aandoet, door het zenuwgeftel te tergen, doet
het de beweeging der flagaderen vermeerderen ,
zo nogtans, datze de werktuigen der uitloozing
niet ftrydig zy, of door de kracht der natuure zo
beftierd kan worden, datze allengs, zonder eerTi-
ge zichtbaare ontlasting, door de uitlooswegen
van het lichaam , konne uitgeworpen wordenP
Dan ontftaat een andere koorts, erger dan de een-
daagfche, welke niet ophoudt, al worden de eer-
ftc wegen gezuiverd; van de Ouden, Aanhoudende
koorts zonder rotting, genoemd.
Maar als de ftoffe der ziekte van zulk een aart
is, datze onovereenkomftig is met de uitlooswe-
gen van het lichaam, en niet op een langzaame
wyze, gelyk in het voorgaande geval, uit het
lichaam kan uitgedreeven worden; maar dat de
krachten van de natuur, of de werking der vaten
volftrekt vereischt wordt, omze ter ontlastingbe-
kwaam te maaken, om door een zichtbaare fchei-
ding ontlast te kunnen worden, ontftaat wederom
epn erger koorts, welke in deeze tyden veel voor-
in 4
                        komt 1
-ocr page 185-
168               VAN DE ZIEKTEN
Ui. Deel. komt; en om het wit en groenagtig huidje, waar
i. mede de koek van het bloed, na de Aderlaating,
i'dst, inzonderheid, omtrent de hoogte of het einde van
de ziekte, bedekt wordt, van de Ouden, ten on-
rechte, danboudende. rotkoorts genoemd is. Want
dit huidje is gecne uitwerking van verrotting,
Ihaar moet veeleer, voor een heilzaam werk van
de Natuur, 't v/elk volflrekt tot geneezing var»
deeze koortzen', vereischt wordt, gehouden wor-
den; gelyk wel aangemerkt is door quesnay, op
■verfcheiden van zyne Verhandeling over de koort-
zen. En deeze koorts , fchoon uit een rottige
porzaak ontftaan, moet niet als een Rotkoorts be-
handeld worden; maar men moet de geneezing,
uit de bewerking van de koorts zelve afwagten,
welke indien gefluit wordt, wordt de ziekte ge-
yaarlyk, en de Lyders niet zelden, in 't graf ge-
holpen.
Maar als de ftoffe der ziekte zo krachtig is, of
jn zulk een onderwerp is gevallen , door welks
gefteldheid, zy niet alleen uitwerking doet op de
vaste maar ook op de ylóeibaare deelen, zodat
het roode gedeelte van het bloed, in een rottig
dun vogt veranderd wordt, brengt zy geheel an-
crerc, en inderdaad ziekte met rotting, als kwaad-
hartige, en verfmeltende rotkoortzen voort; ja
volgens de waarneemingen dqr Schryvsrs , de
Pest zelve; welk ik echter noit gezien hebbe. En
ik geloove niet, dat de Pest zo gelyk is aan de
ziekten der fcheepvaarenden, als men uit defebrif-
ten van eenige hedendaagfchen zou opmaaken ;en
men fchynt dezelven, met dien naam niet te kun-
nen benoemen ; fchoonze dikwils befmetlyk 7.yn
voor de matroozen, en alle üie in dezelfde lugc
verkeeren. Veretteringcn, blutspuisten en blaau-
we vlekken, welken 1'omtyds, alhoewel zelden,
in dezelven gezien worden , zyn geen kenlykc
blyken van Pest; maar deeze vcrfchynzelen fchy^
nen veel eer af te hangen , ten mïnfte , in dit ge-
val, van de gefteldheid van het onderwerp, dan
van de natuur der syekte. De naam; van kwaa.d-
                                                                jar
-ocr page 186-
IN DE HAVENS.                     1(59
aardigheid, welke zy, in 't gemeen draagen, ver- hldc
'klaart de zaak niet beeter,en voegt beeter andere l
ziekten dan deezen. Behalven dat hy te alge- Uoorm~-
meen zy, en op veele ziekten, welken gevaarlyk,
en waar van de oorzaaken onbekend zyn, pasfe.
En deeze benaming kan gevaarlyke misflagen, in
het onderkennen en gcneezen van ziekten, doen
begaan. Waarom ik den naam der Ouden heb
willen bewaaren, voor zoveel zy de ziekten, wel-
ken in dit Hoofdftuk befchreeven worden, best
verklaard hebben. Want het getal, en de ver-
mengelingcn der toevallen , welken in fommige
Lyders, aan deeze ziekte, vast gezien worden,
kunnen, zonder verwcrring, to: de geheele zaak
niet gebragt werden; gclyk beneden , «uit de op-
telling derzelven zal blyjcen; en tot dit gevoelen
heeft my de gelukkige en gemaklyke geneezing,
van vcelen, gebragt.
Evenwel (tellen de eryaarene Mannen, princle
en huxham, nu onlangs, in vericheiden hunner
ichriften , zulk eenc gelykheid van de ziekten der
gevangonhuizen en hospicaalen, met de Pest, dat
ze naauwlyks eenig veiTchil hebben qvergelaaten.
Misfchien zyn de ziekmaakende oorzaaken, op de
plaatzen, waar deeze geleerde Hecren de genees-
konsthebben geoefend, krachtiger; of de onder-
werpen door der zei ver gcftcldheid, van zulkeene
vatbaarheid geweest, dat zy de ziekten van een
kwaader aart, dan ik, gevonden hebben. Wy-
ders heb ik g'elyke toevallen gezien, in de Fran-
fche hospitaalen, buiten de ziekenhuizen, onder
de foldaaten , en burgers , op goede plaatzen
woonende, en op de Oorlogfcheepen , waar oji
deeze ziekte we! meest pleeg te woeden, voor-
naamlyk, in koude gewesten; ja ik hcuge aaneen
fterk jongman, van omtrent 22 jaaren, een Af-
gaande anderendaagfche • koorts hebbende, de
koortsbast ryklyk gegeeven te hebben , na dac
de eerfte wegen geruimd waren, en dat 'er zulk
een aanhoudende rotkoorts op volgde, en duurde
zelfs in't huis van zyne moeder, zonder dat ie-
L 5
                          mant
-ocr page 187-
VAN DE KOORTS
i;i.Deei. mant daar omtrent aan zulk een ziekte lag, ea
• i. zonder zyne moeder, zusters of de meid te be-
hoofost. fmetten. Zo iet heb ik eenige maaien na het ge-
bruik van de Kind Kina , in koortzcn , op de
Scheepen gezien. Of het aan een verhoole befmet-
ting , of aan eenig geneesmiddel moet toegefchree-
ven worden, dan of het van zelfs komt, kan ik
niet verzeekeren. Hoe het zy, ik zal de ziekten
befchryven, zo als ik dezelyen gevonden hebbe.
Van de Koorts uit de Vogten, of'zuiverende , van
• de Ouden, Aanhoudende Koorts zonder rotting,
genoemd.
pefchry- II. Het is zeer gemeen, op de Scheepen, voor-
naamlyk in 't voorjaar, eene koorts te zien, wel-
ke van de Ouden, onder den naam van Aanhou-
dende koorts zonder rotting, is befchreeven, ten
minfte, met opzicht.op de gelykheid van toeval-
len : waarom ik van deeze benaaming, om eeni-
ge geringe verfchillendheden, welken 'er in op-
gemerkt zyn, niet heb willen afwyken. Ook be-
moei ik my .weinig over den naam ; het is genoeg
als de zaak zelve maar begreepen wordt. Onder
deezen begrype ik een aanhoudende tusfehenpoo?
zende goedaartige koorts; waar door het lichaam,
allengs,zonder kooking van verettering,ofzicht-
baare fcheiding, maar door een langzaame en ge-
fladige ontlasting, van de zieke (toffe ontheven
wordt; en op het einde-van den derden, vyfden,
zevenden, negenden of elfden dag, afloopt. Dee-
ze koorts houdt fomtyds (treek, om den anderen
dag; maar gemeenlyk verheftze, alle dagen, te-
gen den avond, en gaat dikwils zo gelyk voort,
dat de tyd van de verheffing en tusfehenpoozing,
bezvvaarlyk, en wel fomtyds geheel niet kan be-
merkt worden ; en wordt van fommigen bloed-
koorts genoemd. Bchalven anderen , overvalt zy
meest jonge menfeben , en die zeer overlaaden
zyn met bloed. Dikwils ontftaatze uit eenig mis-
bruik van de zes niet natuurlyke diBgen; meest
ech-
-ocr page 188-
PIT PE VOGTfcN.
echter, uit taaye doffen in de eerfte wegen broei- m. D
jende, of een belette Doorwaasfeming. Deeze 1.
koorts fchynt iet te hebben van de natuur vaneen HoOFD».
Aanhoudende rotkoorts, welke meest in den Win-
ter en het Voorjaar woedt; en ook van de zo-,
merfche galkoorts; want naar de verandering der
tyden, heltze meer naar deeze of gene, en gaat
fomtyds, in dezelven over.
Zulk eene gemeenfchap heefc de Heer pringle
opgemerkt, zeggende, dathy,in de herfst koort-
zen, als het koud werdt, teekenen van rotting en
Ontfteeking gezien heeft. Zy is echfer goedaar-
tiger dan beide;de reden moet van het onderwerp
minder onzuiver zynde , of van den aart der oor-
zaake afgeleid worden. Want de ziekmaakende
ftoffe is of van minder kracht, of van zulken aart,
datze door de beweging der Vaten, of de werking
van de koorts kan overwonnen worden, of niet
zeer ongefchikt voor uitloos-werktuigen des li-
chaams,of laat zich hier toe ligtlyk bekwaam maa-
ken. Of, dewylze meest in 't voorjaar aankomt,
wanneer de Vogten minder naar rotting overhel:
Jen, dan in den Zomer; en het lichaam, wegens
de aankoomende warmte van den Zomer anders
gefield is, en zy de ontlast-werktuigen van het
lichaam, tot óntfanging van dez.iekmaakendeftof-
fe gefchikter vindt dan in den winter. En mis-
fchien is ook de ziekmaakende doffe, om dezelf-
de reden, vloeibaarder geworden , zo datze lang-
zaam, en zonder veel geweld, uit het lichaam
kan uitgedreeven worden. Waarom dan , zelfs
in de eerfte dagen van de ziekte teekenen van Koo-
king^ in de Pis, gezien worden; 't welk de opT
lettendheid der Ouden reeds gezien heeft; en
waar op zy voorzeggingen en aanwyzingen ter.
geneezinge gevestigd hebben; fchoori zy dezelve
niet als een volmaakte Kooking hebbén aange-
merkt. Want de Pis, welke een roodagtig zetzel
heeft, komt niet van een volkoome Kooking
(f). De
Pin
(t) PyRETUS, in Coecis, ie Vriais 3. psg. 495. 10.
-ocr page 189-
VAN DE KOORTS
iji.Deei. Pis welke, op den vierden dag een rood wolkje beeft
i. gekreegen, is zeer bekwaam tot fcheiding, omdat
Hoofdst. 2an de hegonne Kooking van de zagte en ligt betem-
baare ftoffe genoeg is tot een volmaakte fcheiding
(f),
, Hoogroodt en dikke Pis, waar in zich, op den eer-
Jlen dag, een wolkje vertoont, beteekent een aanhou-
dende koorts zonder rotting
(4-). Roode 'en troebele,
op den tweeden dag koomende, beteekent fcheiding
op den vierden dag (*). Als by iemant niet aan-
fionds, op den eerflen-dag, een gevaarlyk teekenis,
maar meer 't gene van goed vooruitzigt is, fcboon
by zwaare koorts beeft, maar een wel gekookte en
tnaalig dikte Pis loost, zal 'er op den vierden dag
fcheiding koomen
; en te mesr als 'er een inhangend
wolkje in gezien wordt (**).
Wyders, Als de Pis
roodagtig is, en een roodagtige en ligte zetting heeft,
zo het voor den zevenden dag is geweest, looptze
•met deeze week af
; maar indien laater, zal \_de
koorts^ langer duuren, of zeer lang zyn
(§). Dee-
ze koorts wordt van galenus , onder de Eendaag-
fchen gebragt (§§). Zy heeftr ook eenige teekenen met
de Eendaagfchen gemeen, en dezelfden,
gelyk piu-
Meuosius zeer wel heeft aangemerkt; maar wat
blykbaarder
; de warmte is gemaatigd en niet hef-
tig en brandende: wegens de goedaartigheid van het
onderwerp is de Puls gelyk, groot,' vf>l, en f nel $
de Pis is aan de natuurlyke gelyk', alleen eenigzins
rood en wat dik. Zeer
dikwils ziet men in deeze
koorts wolkjes in het bovenfte van de Pis, en een
dunne verheveling, 't welk echter zelden voor-
den vierden dag gebeurt: maar zelden laaten zy
zetting neervallen. Zy begint zonder beeving, tril-
ling of koude
(4-).
Nadere Behalven de opgenoemde teekenen klaageft de
teekenen, genen die van deeze kooïts worden aangegreepen,
ovep
(t) Hippocr. apud Dunttim 4. pag. 496. 8 & 10.
(1) Galen, apud Savun. 679.
(*.) Savon. dl Vrinis. pag. 681.
(♦•; Galen, de Crifibus. Lib. I.
(§> DuRkt. in Ctac. loco citate.
{§§) 9 Method. cap. 1 & 4.
                       
                   Qj Vt Fibruut, Lib. \,                                                  ,...:."■■' J
-ocr page 190-
Vit DE VOGTÉN.                 ff§
ever van zelfs ontftaande vermoeidheid, zwaarheid m. Deer;
van hoofd, een doove pyn in den rug, de lendenen i.
en leden, met fpanning. Hier op volgt warmte Hoorwr,
en dorst. Het aangezicht van den zieken wordt
rood ; de oogen puilen uit* en zyn als ligt ontftee-
ken. De huid is, op het aanraaken zagt en vog-
tig; en de warmte over het geheele lichaam, ge-
lyklyk verfpreid. De dorst is niet zeer groot,,
het hoofd blyft zwaar, zonder merklyke pyn; en
de krachten vervallen niet zeer. Deeze zyn de ge-
meene toevallen van deeze koorts* Maar fomtyds
ziet men zwaarder, als: een kleine en harde Puls,
benaauwdheden en raaskalling 5 welken uit de reeds
gemelde Oorzaaken ontdaan; naamïyk, een kwaa-
de doffe, in de Maag en het gedarmte, en te groo-
te volheid; en zy verminderen aandonds, nage-
maakte ontlastingen. Een ligte ylhoofdigheid ,•
welke fomtyds op het hoogde van de ziekte,' of
in de verheffingen gezien wordt, .hangt gemeen-
lyk af van de teederheid of ligt geraaktheid van
het onderwerp, en maakt de ziekte zelve niet ge-
vaarlyker; want zy is maar van korten duur en gaat
ras over. Dus heb ik veel maaien deeze ziekte,
onder de befchjreeven toevallen, op de Scheepen<
bevonden. De rasfer of langzaamerc eindiging
moet uit de oorzaak, de grootheid der beledigde
werkingen, en de bovengemelde teekenen afge-
leid worden. Want te.grootheid van eene ziekte is
gelykredig' met de grootheid der afivykinge van den
natuurly'ken ftaat.
(f) Ik heb deeze koorts, na
dat in de maand Maart en April, een aanhouden-
de Rotkoorts onder de matroozen gewoed hadt,
op het einde van April, toen de warmte eenig-
zins begon ^e vermeerderen, derzelvef plaats zien
inneemen," gelyk, beneden, in de befchryving
van de aanhoudende rotkoorts gezien kan worden*
welke in een goèdaartige koorts, tqt geluk van de
matroozen, overging.
III. De geneezing van deeze koorts is nietmoei- Genee-
lyk, zin«-
CO Galen. Mtthod, mei, ai Glavtog, Ctif. I. pag, 34S.
-ocr page 191-
Ï74                  VAN DE KOORTS
in. Deci lvk, en wordt dikwils door de gunst van de Ns-
. i. tuur, alleen verkreegen. En de beoogingen ter
hóopdst. geneezing, worden uit de oorzaaken en toevallen
afgeleid. Maar om dat de lugt hier dikwils veel
heeft gedaan, moet een Artz, voor alle dingen,
in de geneezing, gelyk in alle koortzen, hier op
acht geeven; voornaamlyk, zo 'er veclcn, opeen
Schip, ziek zyn ; datze naamlyk, waar de. zieken
liggen, zuiver zy, en dikwils vernieuwd worde.
Op fommige Scheepen vindt men j ten deezen aan-
zien, eene plaats, de Koebrug genoemd,,waar de
vernieuwing van de lugt bezwaarlyker gefchiedt,
dan Tusfchendeks, en welke ook daarom onge-
zonder is; WySers moeten de Lyders een lugtig
voedzcl gebruiken, hoedanig wy, in het Eerfte
Deel
reeds hebben aangeweezen ; en dit moet, in
het begin ,■ en het hoogde van- de ziekte , naauw-
keurig Waargenomen worden ; naderhand moet de
levenswyze naar de heftigheid der toevallen en de
krachten der zieken , geregeld worden. Want
in de afneeming van deeze ziekte, kan, gelyk in
alie anderen, zo wel in te groote geftrengheid,
als toegecflykheid in de levenswyze, misdaan wor-
den. Het Ychynt, in dit geval, becter te zyn,
de krachten der zieken, door eenige opbeurende
voedzels, wat te onderfteunen, dan al te groote
ftrengheid te gebruiken. Ik heb de zieken » dik-
wils, eenige fpyze gegeevgn-, alsze maar ligt ver-
teerbaar waren, en met maate gebruikt werden,'
zonder 'er eenig kwaad gevolg van te zien. De
drank moet hier dun zyn, openend, en wat zuur-
pgtig; en als de hitte groot is, met wat Salpeter
aangezet;, gelyk van gerst, wortelen van Zoet-
hout en Graswortel enz. gemaakt wordt. Dikwils
heb ik enkel water, met wat versch'uitgedrukt
Citroenfap, met goed gevolg voorgefchreeven.
Als men bemerkt, dat eenige bedurven ftoffen
in de eerfte wegen hangen, moeten deezen met
een Scrupel Rad. Ipecacoanba en een grein of twee
Tartarus Emeticus, door braaking; of door een
zagc buikopenend middel, als uit Zenebladen ,
Cre-
-ocr page 192-
DIT DE VOGTEN.                  ï'75
Cremor Tarter of Engelsch Zout en Manna kan m. De«i.
bereid worden, ukgedreeven worden. Maar als t
'er een overtolligheid van Vogten nevens gaat, H00*0
of de hitte en koorts zwaar zyn, is het beeter
eerst een ader op den arm"te openen, voor men
een braakmiddel geeve. Als de toevallen van de
koorts blyven duuren, na dat de Maag en Dar-
men geledigd zyn; heb ik nog wel eens of twee-
maal een ader doen openen. Inmiddels heb ik de
volgende koeldrank, dikwils, met veel nut ge-
geeven. Neem een afkookzej van zuure appelen,
als men dit kan hebben., of de Gerftedrank, bo-
ven gemeld ; of gemeen water , twee pinten ,
Niiri puri twee drachmen, Spiritus Sulphuris per-
campanam
vyftig druppen , Oxymel fimplex vier
uncen. Meng het. Hier van alle uuren een Thee-
kopjevol. Of van het bovengemelde af kookzel
twee pinten, Rob Ribefiorum of Syrupus.acetofitatis
Citri,
vier uncen, Spiritus Nitri dukis, veertig
druppen. Meng het als boven. Als de Afgang
opgeftopt was, heb ikze met een of twee uncen
Manna , of door Klisteeren bevorderd. Als 'er geen
flaap kwam, heb ik by twee uncen van de Koel-
drank , een unce Syrupus Diacodii of Syroop van
Slaapbollen gedaan, en 's avonds laaten geeven;
ook heb ik wel den flaap bevorderd, door een
flaapverwekkende Zaadmelk. Als de Pis een wolk-
je of verheveling toonde , heb ik de volgende
drank, of nu en dan een Scrupel Sal Polychrest ,
in een bekwaam vogt, voorgefchreeven: Neem
gepoeyerde Rhabarber een drachme , Sal Poly-
cbrest
twee drachmen, Syroop van de vyf openen.
de wortelen, twee uncen, af kookzel van Appe-
len , zes uncen , Spiritus Nitri dukis twintig drup-
pen. Meng het. Hier van gaf ik alle twee uuren
een unce. En als de koorts, eindelyk, was af-
geloopen, heb ik de vuile doffen, door de koorts
nagelaaten, als 'er eenige teekenen waren, welken
dezelven aanweezen, door een buik openend mid-
del doen loozen. Op deeze wyze heb ik veclen,
met weinig omflag, van deeze koorts zien her-
ftcl-
-ocr page 193-
VAN DE KOÖRT* S
ftellen; en wel zonder groot verlies van krach-
ten.
                                         
Fan de Koorts met fcjpèiding Critica aanhoudende
,
          Rotkoorts genoemd.
iV. Deeze Koorts oritfta'at uit zwaarder oor-
zaaken dan de enkele aanhoudende koores, wel-
ken zeer ftrydig zyn met de uitloos-werktuigen,-
meest op de vaste deelen van het lichaam, maar
weinig op de Vogton werkende; Doorgaans ein-
digtze, door eene Kooking tot verctccring, en
door eene fcheiding, maakende ontlasting. Waar-
omzc, en om hét vogc uit wit geelagtig, en fom-
tyds groenagtig, welk de Ouden , hier in zagen
gemaakt ce worden, en welk dikwils, de opper-
vlakte der koek van het afgelaaten bloed, bedekt,
Rotkoortz* is genoemd; dewyl zy geloofden dat
zulks van het verrotte bloed veroorzaakt wierdc.
Maar de Heer quesnay heeft gétragt het tegen-
deel van dit gevoelen der Ouden te toonen (f).-
Men zie ook de Proeven en waarneemingen met
het bloed, welke anton. de haan heeft opge-
geeven (|> De geleerde pringle begrypt dit even-
wel anders, en houdt met hippocrates, devoort-
komst van dit Vogt en van Etter, voor eene uit-
werking van rotting; en onderfteunt zyn gevoed
len met krachtige bewysredenen , als uit zyne
fchriften blykt, welken waardig zyn geleezen te
worden. Doch ik wil liever de zwakheid van myn
oordeel bekennen, dan hier over iet, 't welk niec
genoeg bedagt is, voordellen; voornaamlyk, de-
wvl myn tegenwoordig oogmerk niet toelaat, hier
op lang te blyven ftaau. Of het bloed geene ver-
andering kan ondergaan zonder rotting; of dat
vogt welk de oppervlakte van het bloed bedekt j
van de werking der flagaderen, of van de bewe--
ging der koortze, en dan van de ontltaande hitte.
UI. Deel.
I.
lioUFDST.
Bcfchvy
ving van
tic Rat-
koorij.
) Traitl des Fiivrei (f i' la Suppumthn.
7t«». wuindi in Ncfotifnii frttt, VinMtn;
-ocr page 194-
MET SCHEIDING.                *77
of van de nacuurlyke hitte, welke de tegennatuur- m.
lyke te bovengaat, volgens de Ouden; of door h^
vermenging van eenige bedorven ftoffe, met on-
ze Vogten , dan van verrottinge voortgebragt
worde, laat ik aan wyzer oordeel , ter beflisfin-
ge. Maar als men met de daaglykfcha ondervin-
dingen te raade gaat, zal men over de uitwerking
yan rotting» in dit geval, nog wel eenigë twyfe-
ling behouden».
Evenwel, als men het woord rotten, in denzin
van pringle opvat, en alle voortbrengzelen van
de natuur van rotting afleidt; zal de voortbrenging
van dit vogt en van etter, geenzins konnen uit-
gellooten worden. Ondertusichen wordt zulk een
vogt, 't welk de korst maakt, in gezonde enfter-
ke menfchen , die arbeiden en wel gevoed zyn,
en zich, uit enkele gewoonte, alle jaaren, om
hunne gezondheid , eens doen aderlaaten, zeer
dikwils gevonden, zonder eenige wezenlyke ziek-
te. Ook vinden wy menige maaien , een korst
van Ontfteeking op het bloed, er) dé voortkomst
van etter in ziekten, waar-geene rotting de oor-
zaak hi of ten minde, zeer weinig heeft gedaan;
en waar, men altyd een fterke werking der Vaten
ziet, het welk rottige ongefteldheden niet eigen
is ; gelyk in koortzen uit Ontfteeking, en in zul-
ken, welken na groote wonden volgen ;ennaauw.
lyks, dan enkele reizen, waar de rotting zicht-
baare uitwerkzelen'heeft voórtgebragc, gevonden
worden. Ik weet wel, dat men hier kan tegen-
werpen, dat ziekten met Ontfteeking voornaam-
lyk ontftaan uit een belette Doorwaasfèming; en'
dat deeze de vogten' zulk een trap van rotting doet
krygen; maar in rottige ziekten bemerkt men een
vogt, 't welk dun, rymig, olieagtig, ligt fmelt-
baar is , en weinig met de koek van het bloed fa-
menhangt, dikwils met het eilandje vermengd is,
en de vastwording van het bloed belet; en geheel
yerfchillende in kleur en lyvigheid, van dat, waar
van hier gehandeld wordt. Eindelyk, zulk een
gekookte etter, als men zo zeer wenscht, en van
M
                            meer-
-ocr page 195-
I78                  VAN DE KOORTS
in. Deel. meerdere rotting is dan dat vogt, en altyd, doof
Hoof'' zyn aanzyn' iets £oeds voorfpelt, wordt' in rotti.
' ge ziekten niet bevonden ; maar in plaats va»
deeze een dun, bedorven, waterig fcherp vogt;
waar aan men den naam van gekookte etter niet
kan gceven; gelyk in den üiterften ftaat van Scheur-
buik, de Kanker enz. gezien wordt. En dit is
de oude Geneeshéeren niet onbekend geweest; die,
fchoonze * op verfchillende wyzen, over de zaak
geoordeeld hebben, echter niet zulk eene verrot-
tinge in dezelven (tellen,
Kwaalyk doen zy, die een gedeelte van het bloed,
•welk door de koorts gerot is, als het afgefcheiden en
met de Pis is uitgedreeven, zetting zeggen te we-
zen : indien de zetting zo is, isze niet alleen der
r.ottinge deelagtig, maar, wezenlyk, etter: terwyl
evenwel de etter door de rotting alleen van de zet-
ting verfcbUt (f), hippocrates heeft de Pis met
zweeren willen overeenbrengen: De zweer en, als
ze door zich te zuiveren, 'witten etter uitgeeven, be-
hoven een fchielyke geneezing; maar ah de vogt en
dun worden, wordenze kwaadaartig; zo is bet ook
met de Pis
(4-). De rotting der l^ogten, welke in
de vaten gefchiedt, is gelyk aan die, welke in OnU
fieekingen i en veretteringen voorvalt, maar is, naar
ds natuur overwint of overwonnen wordt
: als de
natuur overwint, komt 'er in de gezwellen etter,
in de Vogten der aderen iet, 't welk in evenredig-
beid den etter gelyk is, en in de Pis doorzakt; en
die verrotting heeft iet van Kooking; zo wordt dee-
ze rotting, welke wy Kooking genoemd hebben, al-
tyd met iet, welk de gedaante en merkteekenen van
etter heeft, bepaald (*).
Wyders: want het gene
etter-is , buiten de vaten, is zetting in de vaten; de
koorts is als een gemeen ettergezwel der aderen, al-
leen in plaats verfchillende
(*♦). De tegennatuur-
ly.
. ff)» Ballon ilt hyfojlafi uriti.
(1) Lii. de judicatn.
'{*) Galen. tap. 6. Lii. I. ie Febr. iiffsr.
| (*♦) Ballon. <tt Hypoft. urin.
-ocr page 196-
KIPT SCHEIDING.                     i7S>.
lyke oorzaak in den etter, is de floffe zelve, of de ni. rieei;
fitte; beide fcbynen bet te zyn; want daar is eenige i.
rotting van bet Vogt, en 'er is een vyandige hitte; HooFt)SÏ<
zy overwint 'echter niet: want indien zy ov'ermogt,
of een grooté rotting van F~ogt ware ; zou 'er geen
goeden etter gemaakt wordenden
zy beeft geen eigen-
aartige merkteekenen ; waar uit
galenus befluit,
dat bet bloed
j welk wel in etter is veranderd; niet ■
eerst gerot beeft
, maar liever gekookt is, of, zo'er
iet rottigs by is, het weinig zal wezen
(f); Ein-
delyk, het blykt, niet alleen, uit hedendaagfche
waarneemingen, dat tot voortbrenging van dezel-
ven , volkoome krachten des levens vereiseht
worden,' en dat het niet gcfchiede, als deezen
flaauw zyn; maar dit kan ook uit de Ouden ge-
toond worden. Als 'er etter gemaakt wordt \ wordt
de koorts zwaarder en harder, wyl 'er Kooking ge-
fchiedt , en een ftryd is , tusfcben de natuurlykê
warmte en tegen de natuur, in een vogt; 't welk.
ftrydig is met de natuur
(|). By de Geneesmeesters
fier ft niemant, als 'er teekenen van Kooking zyn;
't welk te verftaan is van de kracht der ziekte
; wahi
als 'er eenige misflag begaan wordt i kan bier uit
gelegenheid lot den dood ontftaan
(*). De w'erkly-
k'e oorzaak der Kooking is bet levendig beginzel der
vaste deelen, en de verlevendigende kracht, wel-
ke van bet Hert afkomt
(**). Wyders, dat dé
Kooking der Fogten gefchiedt door de vaste gezonde
deelen van het lichaam, en een werk is van de na-
tuur
(§;. Behalven dit weet elk een, dat de krach-
ten des levens, en de werking der vaste deejen t
m
rottige ziekten, zodanig verzwakt zyn > datze
geen ftryd, als de Ouden gefproken hebben, kon-
nen aangaan.
Dikwils heb ik, in 't begin van deeze ziekte,
teekenen van fmelting der Vogten gezien, wel-;
kea
.(t) Idem ibii.
.fi) BAT.LON. Je Hypofta/1 uri».
(♦) Idem.ibid.
(**) Duret. in Ciac. Hipp. \o. pag. 224.
($; Galsw. Ctmm. t, in Lib. 1. Epidtm,
M ?.
-ocr page 197-
ï8o                  VAN DE KOORTS
m Deei. ken zo langze duurden, ook de Kooking belet heb-
ken '■> maar zo ras dezelven verdweenen, werdt de
Puls en de krachten wederom verwakkerd , en
de Kooking gefchiedde. Éindelyk, fchoon onze
fappen zeer tot rotting overhellen, ondergaan zy,
echter, buitengevaat zynde, niet altyd, merk-
lyke rotting, al ftaanze eenige dagen ftil in het
lichaam. Want wy zien dikwils verwonderlyke
verwandelingen van het een, naar een ander deel
van het lichaam, met verligting van de zieken,
gebeuren; welken niet kunnen gefchieden, zon-
der dat het gene buiten de vaten is, weder opge-
nomen, en met de vogten vermengd worde; en
zp naar een andere plaatze gebragt, of met den
Afgang, de Pis of fnot geloosd worde: waar van
menigvuldige gevallen, by de Sehryvers, voor-
koomen. Ik verwondere my , als 'er zulk een
groot bederf in is, als menigmaal, uit den lang-
duurigen ftilftand, welke zy in het deel gehad heb-
ben, blykt, datze, door derzelver vermenging,
niet alle vogten tot een rottige dunne ftoffe doen
overgaan, waar van het tegendeel dikwils gezien
is en nog gezien wordt (f).
Daarenboven groeit, in deeze koorts, de koek
van het bloed met het huidje vast aan een; en het
vogt, welk het huidje maakt, wordt zo vast be-
vonden , dat het bezwaarlyk verbroken kan wor-
den. Dit is anders in rotziekten, waar in de koek,
of het roode ge4eelte van het bloed, naauwlyks
famenftremt, en fomtyds wel geheel niet; en zo
is het ook met het vogt, 'er boven op, als het 'er
is. Dit wel overwogen zynde, volgt, dat fchoon
rotten en kooken heE zelfde zy, en op gelyke
wy-
(t) Men zie hier over G. de Chato. fraiU des turn. Denis Po-
MARM dans les Obfervat. de Riviere Qbf. I. Thieri de Hf.ri , pag. 108
& 109. Epbem. dec. 3. ann. a, dec. 3. ann. 5 & 6. Lamotte Obf. 50 & 60.
Zacut. Lusitanus, Lib. 2. Obf. 172. Marchetis, Oiferv. Med.
Cbir.
46. Pare Lib. 17. chap. Si. Hottinger, Epbem. dec. 3 ann.
9 & 10. Moinichem apud Bonetum. lïiblioth. Chir. ctttt. I. cbfirv,
17.
en nog veel anderen.- ■
-ocr page 198-
MET SCHEIDING.                   I'8t
,wyze gefchieden; dat, zeg ik, evenwel, tusfchenm. Deel.
de koortzen, welken door eene kooking van et- i.
ter, en een fcheiding, door ontlasting, best ge-"oorDST*
eindigd worden, en zulken, welken zonder de-
zelven afloopen, en van erger aart, en waarlyk
rottig zyn , waar van beneden zal gehandeld wor-
den, eenig onderfcheid moet toegelaaten worden:
alhoewel beiden, door een zelfde oorzaak, fchy-
nen aan te koomen, gelyk ik, boven, §. I. heb
te kennen gegeeven ; welker geweld , door de
koude, misfehien verminderd, of krachteloozer
gemaakt is, of het lichaam anders gefteld vindt,
om 'er zo op te konnèn.werken , als in de zomer-
fche warmte. Want de koortzen verfchillen we-
zenlyk van malkander, en men ziet andere ver-
ichynzelen in de eene dan in de andere ; ook
vereifchen zy een verfchillende wyze van ge-
neezing ; weshalve deeze onderfcheiding, mee
regt, plaats gegeeven moet worden, zoze al niet
over het geheel, verfchillen zy echter in trappen.
Hoe zich deeze ziekte toedraagt, en met welke
toevallen zy verzeld gaat, zal blyken uit het ver-
haal van de volgende Reize, waar op zy zeer ge-
woed heeft j en in weinige dagen, als een Pest,
de geheele manfch'ap aangreep, zo dat alleen vier
van dezelven vry bleeven.
In 't jaar 1757, m 't begin van den zomer, is waarnee...
uit het Vaderland uitgeloopcn het Schip de stad mi"&n
delft , voerende 50 ftukken , en eenigen boven j
driehonderd geoefende vlootelingen, naar de kus-
ten van Spanje en Italië, 't welk den geheelenzo-
mer en herfst, in de Midlandfche zee, heeft ge-
kruist. Inmiddels is het op verfcheiden plaatzeu
aangeweest, en is eindelyk, in December, uit da
Straat van Gibralter gekoomen, en heeft het an-
ker geworpen voor Kadix. De zomer en het be-
gin van den herfst waren aangenaam, maar het ein-
de van den laatften nat, regenig, windig en koud,
By gebrek van kleederen en dek, kreegen veelen
van het volk de Scheurbuik; welken echter, door
een goede behandeling, en het gebruik van ver-
M 3                       fct«
___
-ocr page 199-
VAN DE KOORTS
III.Deci. fëhe groente, als Waterkers, Radys, Appelen,
Citroenen, Oranje appelen, welken hun van den
wel edelen Kapitein en My gegeeven werden, in-
dien niet allen, ten minfte, voor het grootfte ge-
deelte, herfteld zyn. Eindelyk is het in de maand
.January yan Radix, wederom, naarde Midland-
iche zee getrokken, en heeft de reize voortgezet
naar Napels, waar het ook, na lang genoeg ge-
zworven te hebben, in de maand Maart, aan-
kwam. Het weder was, op deezen togt, zeer
regenig, windig en onftuimig. Het fchip kreeg,
daarenboven, van de baaren, welken 'er tegen
iloegen, door de deks openingen, roosters en an-
dere wegen, water in; zo dat het dek, byna al-
tyd nat was; en zo was het ook met de matroo-
zen, die dikwils met natte klecJren in de kooi
gingen. Ondertusi'chen konden- de gefchutpoor-
ten en togtgaten, wegens de woede van de zee ,
zelden opengezet worden. Voor 't overige ,wcrdt
de zindelykheid, in het fchip * zo veel inooglyk
was , bewaard ; en de pompen niet verzuimd.
Maar het volk,bevondt zich, behalven deSchcur-
.buik, welke wederom begon aan te koomen, vry
wel; want toen het Schip in de haven van Napels
kwam , waren 'er alleen twaalf zieken , welken
den dienst niet konden waarneemen; onder wel-
ken agt de Scheurbuik hadden ; twee door wonden
in de kooi werden gehouden , en twee een aanhou-
dende Rotkoorts hadden. Deeze laatften waren
goede matroGzen, fterk, en hadden zich, de gc-
lieele reize door, voor datze van de Koorts wer-
den aangegreepen , wel gedraagen. Terwyl wy
hier vertoefden wilde de manhaftige pichot onze
Kapitein, zyn volk van hunne verlepren knichtcn
en afmattingen der reize verkwikken; ten wel-
ken einde hy hun kost uit versch koevlcesch, met
yerfcheiden groenten, ryst en gerst deedt berei-
den, 't welk zy, in 't gemeen. Poespas noemen;
en deedt hun dit voorzetten in plaats van fpek, 't
welk .zy,
met pngelpnflyke graagte .gebruikten.
Ondertusfchcn gaf dè Schryvcr hun cok wat geld,
-ocr page 200-
MET SCHEID INC.                  I83
waar voor zy iet konden koopen tot ververfchingin.
van het lichaam; de wyn werdt niet overgeflaa- T-
gen; zy zongen, zy danften en waren wel ge-1100FDST*
moed. De wagc en de arbeid waren niet meer
dan gemeen. En het Schip werdt niet verzuimd
fchoon gehouden te worden, gelyk de voorzich-
tige Kapitein, naauwkeurig belastte. Ook gaf hy
bevel, de gefchutpoorten en fpygaten te openen
en lugtzeilcn op te hangen, als het weer zulks ■
toeliet. Weinige dagen na onze aankomst, zei-
den zeven van de genen die aan de Scheurbuik
waren, dat zy gezond waren, en begonnen, met
hunne makkers te danfen. Maar deeze vrolyk-
heid duurde niet lang; want naauwlyks waren wy
hier 18 dagen geweest, of 'er waren meer dan 80
aan de Koorts; en dit getal vermeerderde van dag
tot dag, zo dat in den tyd van zes of zeven we-
ken , de geheele manfehap was aangedaan; zonder
uitzondering van de genen welken in deeze haven'
werden aangenomen, of van Officieren; allen wer-
den op gelyke wyze, en byna even zwaar, aan-
gevallen. Die met de zieken omgingen, en die
'er zich van afhielden , kreegenze even zwaar.
De nieuwgeligten waren naauwlyks drie of vier
dagen op het Schip geweest, of zy werden van de
ziekte aangegreepen.
In het begin van ons verblyf, hier ter plaatze,
was het weder nevelig, windig en koud; nu en
dan hadt men ftinkendc navels, en regenige da-
gen, doch niet menigvuldig. Op he't einde van
Maart en in 't begin van April werdt het helder
weer, 't welk niet weinig hielp tot herftellingvan
de genen, die aan de Koorts waren. Het getal
van de zieken, in deeze haven, als 'er de 'nieuw
aangeworven onder gereekend worden, was meer
dan 300; 17 zyn 'er geftorven, waar onder een
(wiens hiftorie ik § XV. n. 9 van 't voorg. Hoofd--
fttïk,
reeds heb opgegeeven) aan de Scheurbuik;
een door een val van het anker; de overigen aan
de Koorts. Ik moet zeggen , dat de zieken op
het Schip zyn gebleeven, want uit vreeze van be-
M 4
                         fmet-
-ocr page 201-
184                 VAN DE KOORTS
in. Deel. ftnetting, werdt het aan land koomen, in deeze
i. hoofdftad, verboden. Die weet, hoe de zieken ,
Hooïdst. jn zy]^ eenehom(tandigheid,op de Scheepen, be^
handeld worden, zal zich, zeeker, niet verwon-
deren , dat 'er veelen geftorvén zyn. Eenige din-
gen , welken den voordeeligen uitflag der ziekten ,
op de Scheepen , verhinderen, hebbe ik hier eri
daar, in bet eerjte en tweede Deel myner Verban-
■ delinge
aangeweezèn. Deeze dingen wel overwo-
gen zynde, zullen de oorzaaken van een ongeluk-
kige praktyk konnen gezien worden. Voor dat
het getal boven de 20 of 30 was, kon ik bezor-
gen, dat de« zindelykheid, by de zieken, eenig-
zins bewaard, en elk van de zieken, in een kooi
geplaatst wierdt; en alszc geen kooi hadden, ver-
zogt ik van de gezonden 'er een te leen, voor de
zieken. Twee kooijen, zonder dek kreeg ik van
den Kapitein; welken, in,'t begin, van veel dienst
•waren; want die hunne kooi of hangmat bevuild
hadden, konden zo lang "op de verkregenen ge-
legd worden , tot dat de vuilen wederom fchoon-
gemaakt waren. Maar toen het getal van de zie-
ken , zo fchielyk aangroeide, en over de honderd
liep, hadt elk zyn eigen kooi nodig; en die ik ver-
kreegen had, konden niet toereiken. Hierom
moesten de genen, die ziek werden, en geen kooi
hadden, op een kist of bloote zoldering liggen.
Alsze ylhoofdig werden , deedt ikze handen en
yoeten vastbindend Die een kooi hadden , deedt:
ik 'er op vast naai jen , op datze 'er zich niet uit
én in zee" zouden werpen. Zo zyn veelen van de
zieken , met de kleedren, van den eerften dag
der ziekte, tot den laafden, in de kooyen,in hun
èige o'nreinheid gebleeven , en hebben anderen
befmet. Ik deed wel by de zieken met fpeceryen
en jeneverbesfen rooken , en azyn fprengen, maar
bet was, als blykt, van weinig uitwerking.
Maar aanmerklyk is hier, dat het Amfterdamsch
oorlogfchip EOAM,waar mede wy gezeild hadden,
en van den zelfden rang was, als het onze; en
waar in het volk gedunrende de geheele reize ziele
, '■ • '                                                                      was
' 3
-ocr page 202-
MET SCHEIDIKG.                 185
;was geweest, en een groot deel van hunne man- nj_ neei,
fchap in zee hadt geworpen, het zelve hier geT 1. :'
beeterd zy; en echter van het oflze niet boven Hoofdst.
de ioco fchreeden aflag, het onze in de haven,
en het Amfterdammer hadt voor den wal, buiten
de vestingen, het anker geworpen. Behalven dé
plaats kon ik geen verfchil bemerken in fpyze of
drank, (behalven de Poespas, welk de onzen,
tweemaal 's weeks, en zo veel zy begeerden, ge-
geeten hadden) ook niet in de menfchen, waar
uit de equipa^ie beftondt; behalven dat onzevloo-
telingen flerk, en de Amfterdamfche, de gehec-
le reize, zwak en zieklyk geweest waren; en de
onzen graager aten dan de Amfterdamfchen.
Dit vooraf hebbende laaten gaan, zal ik nukoo-
men tot de historie van de ziekte: maar, dewyl
deeze befmetting , wegens verfchillendheid van
onderwerpen , verfchillende uitwerkingen heeft
yoortgebragt, zal ik, om de befchryving klaarder
te maaken, dezelve,onder de drie volgendenom-
mers, afhandelen. En wel eerst, hoe zy jonge
en fterke menfchen heeft aangegreepen, die voor
deeze ziekte gezond waren; en welke toevallen
ik, onder het beloop van de ziekte , heb opge-
merkt. Ten anderen, hoe de zulken , die een be-
ginnende Scheurbuik hadden, of 'er in den win-
ter aanraakten, en in 't geheel niet herfteld zyn;
en eindelyk zal ik fpreeken van de genen, die aan
een gevestigde Scheurbuik waren. De eerften,
welken van deeze Koorts aangegreepen werden,
waren, gelyk ik reeds gezegd hebbe, gezond,
voor den aanval van de Koortze; zes of zeven ge-
zonden en fterken , werden in 't kort, van de
ziekte overvallen. Dit duurde eenige dagen, zon-
der merklyke vermeerdering van zieken. Einde-
lyk greep de ziekte allen aan , zonder onderfcheid,
zo wel gezonden als zwakken; zo dat het getal
van zieken, daaglyks, met byvoeging van 5, 7,
ja 10 van op nieuw befmetten , wierdt vermeer-
derd; welken de volgende toevallen kreegen.
-; 1. Gezonden , fterken van middelbaaren ou- vae,J°Oder
M 5                             der- ziekte.
-ocr page 203-
VAN DE KOORTS
Hi. Deel. derdom, of jonge menfchen, die voor dat hun
i. de Koorts aankwam, wel gefield waren, klaag-
otost. den t jn 't begin, over zwaarte in de leden, en
een doove pyn, voornaamlyk, omtrent de ge-
wrigten; over pyn in 't hoofd , den rug en de
lenden, eindelyk over koude en hitte, by beur-
ten. In dcezen ftaat bleeven zy fomtyds, eenige
uuren , ja eenigen wel een geheelen dag, eer
zwaarder toevallen gezien wierden. Hier na wer-
iden ze aangedaan met becving en koude, waar
op een brandende hitte volgde, en een byna on-
leschbaare dorst. Ondertusichen was de Puls hard
en ras, en dezelve nam doorgaans toe, in kor-
ten tyd, voornaamlyk in jonge menfchen; maar
alsze wat langer ingetrokken bleef, namze meesc
altyd toe, na eene aderlaating, en werdt groot
en vol. De huid was van het begin der ziekte,
byna tot het einde toe, op het gevoel, droog en
ruw : maar als ik de voorhand van de Lyders wat
harder aanraakte; bemerkte ik,behalven een bran-
dende hitte, welke de vingers aandeedt , den
arm eenigzins bol te wezen. Sommigen gaven in
't begin, dikwils, van zelfs, eenige groenagtige
gal over; anderen werden geplaagd door neiging
tot braaken ; anderen klaagden over geweldige py-
nen voor't hert; en byna allen, over een leely-
ken en bitteren mond. De Tong was geel, groen-
agtig, Zy verlooren allen eetlust. Het aangezicht
was eenigzins gezwollen en rood, Zy openden
de oogen zo veel zy konden ; en daar was iet in
als een glans van minnaars ; ten minfte, zy glin-
fterden meer dan naar behooren ; daarenboven wa-
ren zy byna onbewecglyk, en lieten .veel onwil-
lige traanen loopen, Eindelyk kwam 'er een ge-
heel verlies van krachten.
Ais de ziekte toenam , werden de toevallen
zwaarder en zichtbaarder. Dan klaagden meest
allen over een drukkende pyn van het hoofd, voor-
naamlyk, omtrent het voorfte en achterftc gedeeU
te; ,en de zieken befchreeven dezelve, dat bet
ware, als of deeze deelen, het voorhoofd, naam»
lyk,
-ocr page 204-
MET SCHEIDINQ..                    ï 8?
].yb, en het achterhoofd , tegen malkander ge-
drukt werden : het is net als Jlak viyn hoofd in een
klem.
Deeze pyn werdt s dikwils, door eene ader-
ïaating of twee, verligt. In de meesten was,.be-
halven een onleschbaare dorst, de tong droog,
hard, gefpleeten en zwart; en omtrent het hoog-
de van de ziekte, konden zy dezelve, fchoon zy
'er moeite toe deeden, kwaalyk uitfteeken ; door
gen trillende beweging, bewogen zy dezelve,ge-
meenlyk, met de punt tegen het verhemelte, of
tegen de voorde tanden. En als zy dezelve uit-
itaken, werdtze ftraks, door*een tegenftrydige en
onwillige beweging, wederom in den mond te
ruggetrokken. De voorfte tanden , en fomtyds
ook de lippen, waren met een zwarte korst be-
dekt. De ftem werdt fcherp en heejeh, en vee-
len verlooren dezelve ten eenemaal. Én zo ook
de flikking, welke-fomtyds, wegens de zwaare
Sprouw, welke de keel bezette, zo bezwaarlyk
werdt, dat de drank , welken zy wilden door-
zwelgen, de neuze weder uit kwam. Dit was een
kwaad voorteeken, inzonderheid , als het in de
toeneeming of omtrent de hoogte van de ziekte
gezien werdt,- en kwam meest in de fterkfte men-
fchen. Ondertusfchen hieklt de Koorts aan , ver-
hief zich daaglyks, en maakte eenigc tusfehen-
poozing, vertoonende eenigzins een dubbele an-
derendaagfehc, voor zo veel de verheffingen van
den eerden dag der ziekte gelykheid hadden met
die van den derden dag, en fterker waren, dan
die op den tweeden en vierden kwamen. De on-
rustigheden en woelingen, waren ook op die da-
gen meerder j fchoon de Pub fomtyds wel in den
zelfden ftaat bleef, zo dat de zieken den eenen
dag veel onrustiger waren dan den anderen. Ein-
delyk kwamen de verheffingen ook wel wat vroe-
ger en voor den gewoonen tyd.
De Puls en de Ademhaaling, waren, de gehec-
]e ziekte door, behoorlyk fterk; ten zy 'er eenige
piijflagen begaan, of eenige toevallen «van fmel-
|ing der Vogten gezien wierden , welken zich on-
d
-ocr page 205-
188                   VAN DE KOORTS.
Bi. Deel. der dit foort van menfchen zelden vertoonden.
i. Van het begin af byna tot aan de hoogte, en ook'
Hoofdst. nOg hier in , waren de meesten geheel flaaploos>
waar op ylhoofdigheid volgde; en dan vielen zy
in een diepen flaap , waar uit zy naauwlyks kon-
den wakker gemaakt worden. By fommigen ,
voornaamlyk jonge menfchen, waren in de eer-
de dagen van de ziekte, pees-huppelingen, wel-
ken, omtrent de hoogte van de ziekte wederom
verdwecncti. In fommigen heb ik in de afnee-
ming van de ziekte ftuipagtige bewegingen gezien;
deezen waren zwaar'aangegreepen geweest. Op
deezen laacften tyd, hadden zy dikwils tandkner-
fing; welke echter niets kwaads voorfpelde, als
'er geen andere kwaade toevallen waren voorafge-
gaan , en de. doorzvvelging onbelemmerd was gc-
bleeven.
De Pis was in 't begin rood', of oranje kleurig,
zonder zetzel. Als 'er nog krachten genoeg wa-
ren, kwamen omtrent den agtften of tienden dag,
of, na de vierde, maar meest, na de vyfde ver-
heffing, met de eerfte gclyk, in de Pis, wolkjes;
en als 'er niers tusfehen kwam, van de zyde van
den Arts of den zieken, 't gene de kracht van de
volgende verheffing, met de eerfte overeenkoo-
mende, verbrak; vond ik eenigc verheveling op
het einde van dezelve, of op den elfden, of het
begin van den twaalfden dag; en zo ook aangaan-
de de laatfte verheffing, alsze wel voortging, volg-
de hierop fcheiding, en een wit, roodagtig, of
alleen wit zetzel in de Pis, welke in ruime maate
voorkwam. De zieken als dan van alles onbewust,
kwamen op den veêrtienden , meermaalen , op
den vyftienden , uit de flaapzugt ontwaakt, fchoon
zy nog wel wat ylhoofdig waren, weder tot zich
zelven. Maar die in 't begin , of omtrent de
hoogte der ziekte, heldere pis hadden, of troe-
bel , gelyk de Pis van het vee, ylden zeer zwaar,
Als dit omtrent de hoogte of de vermindering ge-
viel, werden zy raazende, en eindelyk flaapzug-
tig, zoidatze dooi geene aandoenlyke dingen kon-
'
                                                                         den
• v
-ocr page 206-
MET SCHEIDING...                  I&9
den wakker gemaakt worden; en kreegen etter- m DeeIi
gezwellen aan het hoofd. Ik heb eenigen gezien, i
welken zes, zeven, ja negen dagen hadden gele-
gen, zonder eenige gewaarwording of beweging,
als ofze beroerd waren; waar van 'er één geluk-
kiglyk herftelde, welken op den agttienden dag,
een groot deel witte en maatig dikke etter de neu-
ze uitliep. Anderen lposden etter uitdeoorsn,
waar vaa ook nog één, na langen tyd, herfteld
is. Maar twee ftierven; de een kort na het uit-
bredken van den etter; de ander leefde nog.tien
dagen. Deeze, als men hem vleeschnat in den
mond bragt, flikte het zelve, hy opende nu en
dan zyne oogen, maar floot dezelven terftond we-
der; ondertusfchen leedthy geftadig ftuiptrekkin-
gen, bleef zonder gevoel; de Ademhaaling werdt
zwaar en ronkende , en zo ftierf hy eindelyk. In
de Pis van deezen heb ik, eenige dagen voor de
uitbreeking van den etter, een menigvuldig wit,
en als krytagtig zetzel gevonden. Ook heb ik ge-
zien, dat de Pis in de zulken, waar in de fchei-
dlng door de Longen gefchiedde, het zelfde zet-
zel, en even overvloedig hadt. In de verminde-
ring van de ziekte, werden de Lyders meest al
flaapzugtig, en fomtyds ook wel in vroeger tyd,
na een voorafgaande ylhoofdigheid. Die zwaar
geyld hadden vielen in een diepen flaap; maar die
weinig of niet geyld hadden, werden wel door
flaap overvallen, maar konden gemaklyk wakker
gemaakt worden. Deezen klaagden , behalven'
over hoofdpyn , het voor- en achterhoofd, en
fómtyds het opperhoofd alleen aandoende, over
doofheid van handen en voeten, als of dezelven
dood waren.
En het is aanmerklyk, dat in 't begin van de
ziekte, bykans allen over brand en een ligtedoof-
heid van de vingers van handen en voeten klaag-
den ; welke in den laatften ftaat toenam. Eenigen
voelden, omtrent het einde van deezen tyd, be-
halven de gemelde doofheid, een kriewelende
beweging, in handen en voeten; anderen zeiden,
het
-ocr page 207-
15O                  VAN DE KOORTS
in.Deci. het zelfde omtrent den buik en de borst, met
. i. eenige aandoening van koude te voelen. .By forri-
Hoofdst. mjgfcn kwam1, in dien ftaat, en ook wel vroeger;
hardhoorendheid; maar de meesten kreegen dce-
zé, als de ziekte aan het daalen was. Ook werdt
het gezicht, in deczen ftaat, ftomp; en veelen
vcrlooren het ten eenenmaa!; het kwam echter
• weerom, eenige dagen na de volbragte fcheiding.
Anderen zagen de voorwerpen, als met gaas be-
dekt , of geloofden, dat zy in een donkere fcha-
duwe waren. Veelen kenden echter hunne vrien-
den aan de ftem. Alle zeiden, na de fcheiding;
datze door zwermen van vliegen zagen. Dit toe-
val duurde, in veelen, fchoon zy reeds de vorige
gefteldheid van het lichaam hadden wedergekree-
gen, nog wel een of twee maanden, eer het ge-
heel overging.
De huid werdt onder de daaling van de ziekte
zagter, en de hitte minder. Als het wel ging,
werdt de Puls, in de verheffingen, minder ras,
maar groot en flerk, en dit was altyd een goed
voorceeken ,• gelyk een groote en diepe Adem-
haaling. Maar op de dagen der fcheiding vond ik
een vcranderlyke Puls; groot, zagt,en traag,was
best; een misflaande, en een kleine en flaauwes
doch gelyke Puls, als 'er maar geen zwaaretoeval-
len waren voorafgegaan, was niet te vreezen; maar
anders voorfpelden zy gevaar. By welke de tong
droog, zwart en gefpleeten was, begonze in dee-
zen ftaat vogti?er te worden, en de zwarte korst
begon op de zyden, en aan de punt van de tong
te fcheiden, en viel eindelyk,door meerderen toe-
vloed van kwyl, meer en meer los wordende, ge-
heel af. Als dit gebeurde ,• werdt de zwelging ook
gemaklyker,* en de buik werdt open,- welke,; te
voren geflopt was. Sommigen kreegen een ligté
Buikloop, met verligting van toevallen; welke,
iia eenige dagen, van zelfs ophielden. 'Er wa-
ren ook nog, onder deeze menfehen, welken ,•
in 't begin van de ziekte in buikpyn, en veelvul-
digen ftinkenden Afgang vervielen. By deezeri
was
-ocr page 208-
SIEÏ SCHEIDING.                  Ï9Ï
was de Puls klein en ras, groote ongerustheid en m.Deêi.
zwakheid. Maar deeze toevallen verdweenen na t
de gewoone ontlastingen; en dan werden de Puls
en de krachte» wederom opgewakkerd ; en de
Koorts volgde haar beloop , gelyk in anderen;
doch zulken zyn 'er maar weinigen geweest. In
eenigen, doch niet veelen, kwamen eenige klei-
ne roode gierst puisten, welken fchielyk wederom
verdweenen; enze werden meest, omtrent den
vierden, vyfden of zevenden dag gezien : doch
zy waren van geene beteekenisfe: want de' zie-
ken waren niet beeter, wanneerze uitkwaamen,
ook niet erger,alsze wederom verdweenen. Twee
heb ik gezien, by welken, in de afneeming van
de ziekte, de Oorklieren zeer fchielyk zwollen en
tot verettering overgingen, met vermindering van
de Koorts en toevallen. Deezen bekwamen even-
wel langzaamer dan anderen , fchoon de verzwee-
ringen, door het mes geopend, gemaklyk genee-
zen wierden.
Eindelyk kwam, als 'er niets was tusfehenge-
komen, 't welk het beloop van de koorts tegen
was, de fcheiding (crifis); gemeenlyk, op den
dertienden, dikwils omtrent den vyftienden, en
ook wel eens den zeventienden dag, met een ruim
zweet, gemaklyke opgeeving uit de borst, een
open lyf, en zetting in de Pis. Als 'er, in 't be-
gin van de ziekte, toevallen waren van verfmel-
ting der Vogten; of de krachten, meer dan ge.
meen verzwakt waren, het zy waar door dit was
veroorzaakt, duurde de ziekte langer, de uitflag
was ongelukkiger, en de fcheiding niet zo vol-
maakt. En de wegen, welke de Natuur verkoos,
om de zieke ftoffe uittewerpen, waren niet in al-
len dezelfden. De volmaaktfte fcheiding gefchied-
de door de vier genoemde ontlastingen. Maar in
veelen was de eene of andere ontlasting fterker
dan de overigen. In fommigen gingze fchielyker
voort, in anderen langzaamer. By zulken, wel-
ker fcheiding meest door de Longen gefchiedde,
was, gelyk ik reeds gezegd hebbe, een witte zet-
ting
-ocr page 209-
192                  VAN DE KOORTS
in Deei. tin§ in het water. Maar. deeze weg was dikwii«!
" j. ' ongelukkig; want ik heb twee, welken wegens
Hoofdst, clerzelver groote zwakheid, en menigte van witte
èn taamlyk dikken etter, welke in.de Longen ge-
loosd werdt, en zy niet konden uitbrengen , zien
flikken. Doezen liep, na den dood, de etter den
mond uit. De lichaamen geopend zynde, waren
de Longen overal vol etter; maar ik vond in de
Longen geene holligheden, cf ovcrblyfzels van
éttèrbbezems. Anderen hebben een langen tyd et-
terjge fluimen opgegeeven, en zyn niet zónder
veel voorzorge, van de Teering bevryd geblee-
yen. Vcelen,by welken dit Ingewand krachten ge-
noeg hadt ter ontlasting,zyn gelukkiglyk herfteld.
Ik heb echter opgemerkt , dat deeze ■ ontlasting
meest voorviel byzulken,die deKinaKina,ryklyk
óf !ang gebruikt hadden. Ik wil evenwel riietbe-
jaalcïi of dit van het gebruik der Koortsbast, dan
van een byzonderc géfteldheid van het onderwerp
hébbe afgehangen. Öndertusfchen heb ik dikwils
ondervonden, dat de uitflag van de Koorts, in
deeze menfeheri, gelukkiger ware, als ik geenc
Koortsbast , dan wanneer ik dezelve yykiyk ge-
geeven had. Zy beteugelde wel fomtyds de be-
weging van de Koorts, maar de zieken werden
te gclyk flapper. In anderen, maakte zy een zag-
te ziekte verbolgen, en verwekte een zeer groo-
ten brand; waarom ik 'er my van onthield, ten
zy 'er eenige teekenen van verfmelting der Vog-
ten waren, wanneerze noodzaaklyk was; gelyk
beneden, uit de geneezing zal blyken. Allen viel
het hair uit', en zy werden kaal na de ziekte. De
herftelling tot een volkoome gezondheid, hing af
van een min of meer volmaakte fcheiding ; en
hoe fchielyker deeze gefchiedde, hoe eer het li-
chaam weder kwam tot vorigen ftaac>
in zwak- 2. Maar de befmetting kwam op een andere
ken. wyze aan by zwakken, of zulken die, den winter,
aan de Scheurbuik geweest, en niet volkoomelyk
herfteld waren; of die 'er maar ligt van waren
aangegreepen, en in 't gemeen Luyaards genoemd
wor-
-ocr page 210-

MET SCHEIDING.                    193
worden. Deezen klaagden, byna allen, terftondm.Deel.
in het begin, van groote zwakheid, een leelyken ■L
en bitteren monds en verlooren eetlust; als ook 00FD
van pyn in 't hoofd en voor 't Hert, groote be-
naauwheid, en voornaamlyk, geduurige verande-
ring van koude en hitte. De Puls was fomtyds
wat verhevener dan natuurlyk, fomtyds wel wat
laager, maar weinig van de natuurlyke verfchil-
lende; en zo was nee ook aangaande de warmte
van de huid. Zo zyn fommigen twee, anderen
drie, ook wel vier dagen gebleeven ; zo datze
weinig ziek fcheenen te wezen. Maar als zy uic-
de kooi opftonden, en regt op wilden gaan, vie-
lenze fchielyk in flaauwte , waar uitze terftond
weder bekwamen, alsze neer lagen; en dan be-
vonden zy zich wederom, als voor de flaauwte.
Zy werden bleek van aangezicht, en zwak van
oogen. Sommigen zweetten eenigzins, anderen
heel (lerk over het geheele lichaam. De Tong
was vogtig, witagtig, en fomtyds met een groe-
nen rand , aan de zyden. Deezen hadden kooi en
dek. Maar by de geenen die dit niet hadden, was de
huid droog; doch zy kreegen buikpynen en me-
nigvuldigen, ftinkenden en zwarten Afgang. En
deezen, werden dikwjls als zy op de pot zaten,
om Afgang te ontlasten, van een flaauwte over-
vallen. Ook was hunne tong ruw, droog en zwart,
en zy hadden grooten dorst. Eindelyk» het groot-
fte gedeelte van de zieken zweette niet, en hadt
geen dunnen Afgang, evenwel gaven zy, zo wel
als alle anderen , allen moed en hope van herftel-
ling, op. Zy konden niet overend gaan, ja dik-
wils niet ftaan op hunne beenen, of zy vielen ter-
ftond in flaauwte. Zy hadden een vogtige, wit-
te, geelagtige of groene tong, en geen grooten
dorst. Als ik hen vroeg, hoe zy het hadden,
antwoordden zy, het niet te weeten, maar datze
benaauwd en zwak waren.
Als ik zulk een groote neerflagtigheid van krach-
ten bemerkte , tragtte ik dezelven door warme
hertfterkende middelen wat op te wekken; vree-
N
-ocr page 211-
■194                   VAN DE KOORTS
fa. Deei. zende, datze wegens de groote zwakheid, geene
ï- ontlastmiddelen zouden konnen verdraagen: maar
hoofjjst. te vergeefs gaf ik zulke middelen, de zieken wer-
den 'er te meer door benaauwd. Ik bemerkte,
dat de Puls in fdmmigen, op den derden of vier-
den dag, wat was verwakkerd, en de hitte en
andere toevallen van de Koerts meerder waren ge-
worden. De oorzaak van zo groote zwakheid,
oordeelde ik, voornaamlyk, in de eerde wegen
te moeten hangen,en in dezelven niet verbeeterd
te zullen konnen worden. Ik zette derhalve, my-
lie vreeze aan een zyde; en gaf terftönd, alsze
begonnen ziek te worden, een braakmiddel, en
zo wel 's morgens als 's avonds. Ik maakte even-
wel, dat dit, tegen het gebruik op de Scheepen,
in de kooi gefchiedde. Met dit eenig middel kwam,
dikwils, de Puls op, werdt groot en fnel; de krach-
ten en de warmte werden ook meerder; de b'e-
naauwdheden verminderden ; en de Koorts ver-
volgde naar haar beloop, gelyk in de voorgaande
nommer, ten goede, voor de zieken: zo dat dit
middel in allen nut deedt.
Somtyds blecven echter, by decze zieken, ee-
ni ge .dagen lang, verfmekende zweetingen, en
loslyvige Afgang , waar door de krachten zeer
verbroken werden: maar zy hebben gemeenlyk,
door een bekwaam hulpmiddel, en fomtyds, van
zelfs, na den derden, vierden of vyfden dag,
opgehouden. De Afgang bleef fomtyds los, tot
aan het einde van de ziekte; maar de doffen ver-
anderden dikwils, en werden van zwart, gclyk
ze geweest waren, geel, met meerdere gebonden-
heid , en minder flank. Die geen zweet of dun-
nen Afgang hadden, als de benaauwdheden, na
de braakingj bleeven aanhouden ,hadden veel nut
van eene aderlaating, welke ik fomtyds, met groo-
te verligting van de zieken, herhaalde. Maar als
de zieken te lang heete middelen hadden gebruikt,
werdt de Puls voor eenige dagen wat verhevener, en
'er kwam groote hitte met peeshuppelingen; daar
m zoafc de Puls weg, en de peeshuppelingen ver-
min-
-ocr page 212-
MET SCHEIDING.                105
minderden; terwyl omtrent den zevenden dag, o- m. neet
ver het geheele lichaam roodagtige en fomtyds i.
blaauwe vlekken te voorfchyn kwamen j voornaam-HoOFPSti
lyk op de dyen en beenen. Omtrent de borst en
op de armen, warenze als een linze* maar op de
dyen en beenen van verfchillendè grootte en ge-
daance; zo dac cenigen een duim rniddelyn» had-
den. De Puls werdt kleinen beevende; het ge-
heele lichaam was nat van zweet, welk een zoeten
en onaangenaamen reuk van zich gaf. Als ik bloed
aftrok, in deeze hitte, zonk de Puls gemeenlyk,
na de eerfte of tweede Laating, en 'er kwamen
zwarte vlekken; Veelen werden, inmiddels, ook
Overvallen van Neusbloedingen, in deeze zelfde
hitce; welken alsze zwaar waren, het zelfde dee-
dcn als eene Aderlaating*
By zulken, waar aan, te laat, öntlastmiddelen
Vraren gegeeven, zo dat door ■het lang vertoef i
al te veel van de ktvaade ftoffe'n, met de omloo-
pcndc Vogten was vermengd geworden, en in'de-
zelven, al zyne kracht om eene rottige onr.bin-
dinge van dezelven te veroorzaaken, hadt gedaan;
of door een achtervolgende wederopneeming, in
de Vogten , het zelfde veroorzaakt, v/as, zo wel
als by welken, van het begin tot het einde, tee-
kenen van verfmelting der Vogten waren geweestj
de Puls een weinig verwakkerd, de Tong vogtig
gebleeveri, en van dag te dag, witter geworden;
Het geheele lichaam droop van zweet; of zy wer-
den van menigvuldigen Afgang geplaagd; welke
fomtyds wel zeven dageni en langer, ja wel, toe
den dood toe duurde; Zo dat het ganfche lichaam
in zweet of Afgang fcheen te verfmelten. Daar-
enboven lagen deezen gerust, en onbezorgd op
den rugi niets eifchende, niets vraagende,, en
zich nergens mede bemoeyende; Zy fcheeneri
wat ylhóofdig, maar gaven op gedaane vraagen
goed antwoord, en dit zelfs tot den dood toe. De
Puls werdt zeer klein en trillende, en op de min-
ftc beweging vielen zy in flaauwte.
Ik meene, dac ik niet moet nalaatea te melden *
. .Ni                    welk-
-ocr page 213-
VAN DE KOORTS
m. n»ci. welk eene uitwerking de Spaanfchevlieg-pleisters*
i. byna, op alle deeze zieken gehad hebben. Dee-
Hoofdst. zen aangelegd zynde, hebben niet alleen blaaren
gemaakt, maar ook de opperhuid, de huid, en
het ondergelegen vetvlies verknaagd; ja de Spie-
ren zelven; fomtyds , diep beledigd; en diepe
zweeren nagelaaten, welken moeilyk te geneczeiï
waren; zo datze, in veelen eenige maanden zyn
opengebleeven. In de genen van deeze nommer,
by w'eïken , op de eerfte dagen van de ziekte, de
Puls en de warmte vermeerderden , en de toeval-
len van eene verfmelting der Vogten verdweenen,
liep de koorts, met blyk van fcheiding, gelyk in
de voorgaande nommer, ten einde. Maar als de
Puls onderdrukt bleef, en het zweet en de losly-
vigheid te lang duurden, gefchiedde 'er geenekoo-
king of fcheiding. Dan hadden zy Pis welkebleek
was"en troebel, gelyk de Pis van koebeesten. Als
'er^eenige beeterfchap kwam, werdtze meer ge-
kleurd , en vertoonde vlokjes. Maar by vererge-
ring wasze helder, en hadt gemecnlyk boven op
een olieagtige vlïesje* van een blaauwe kleur; ja
fomtyds zag men eenige druppen olie opdeopper-
vlakte, of aan de kanten van het glas. Zodanige
Pis heb ik altyd gezien in de zieken van de vol-
gende nommer. De zieken van deeze nommer,
zyn , zo veel ik heb konnen opmerken, ten min-
(Ie, 50 geweest; van welken echter weinigenge-
ftorven zyn. Schoon zy zeer uitgemergeld waren,
zyn zy, echter, als de ziekte overwonnen was,
vry fchielyk herfteld; en werden vetter, en kree-
gen een beeter kleur, dan zy voor de ziekte had-
den gehad ; ja zy werden ook vlugger dan zy te
voren geweest waren.
nerde 3. Van deeze nommer heb ik 'er maar vyf of
foort. zes gezien. Deezen , voor datze door de koorts
werden aangegreepen, was het Tandvleesch eenig-
zins gezwollen en verzwooren ; zy hadden een
ftinkenden adem, en roode en blaauwagtige vlek-
ken op de beenen. Twee hadden gezwollen kniën
en beenen van de Scheurbuik. Alle kouden even-
wel
-ocr page 214-
MET SCHEIDING.                   197
wel nog in en op het Schip wandelen. Maar naauw-ID Dee,
iyks hadden zy de uitwerking van onze onzuivere 1.
lugt gevat, of zy kreegen ftuiptrekkingen. In ^
begin hadden deezen trillingen, benaauwdheden
voor 't Hert, en een ongemeen verval van krach-
ten. Zy klaagden nergens over3 gelyk die van
de tweede nemmer, als het erger werdt. De
Puls was zagt, de warmte als natuurlyk, de tong
wit, blaauw- of groenagtig en vogtig. Van het
begin tot het einde van de ziekte lagen zy op den
rug. Zy hadden ligte Peeshuppelingen, of liever
kreegen trilling. Op den eerften of tweeden dag
van de ziekte, kwam 'er reeds een overvloedig
zweet, over het geheele lichaam, 't welk wat
zoet, maar onaangenaam rook. Hier na zonk de
Puls, allengs meer en meer; terwyl het zweeten
bleef duuren, en dikwils zo overvloedig ,xdat het
,door kooi en dek henen drong: waar door zy, in
*veinige dagen, zo verzwakt werden, dat zy, op
de minde beweging, in flaauwte vielen; voor-,
naamlyk, alsze ook, te gelyk, veel Afgang had-
den,- zo dat ook eenigen, tusfehen den derden en
vierden dag, flierven. Die langer leefden, en
den zevenden dag bereikten, zyn door een ryklyk
gebruik van de Kina Kina, uit de klaauwen des
doods gered. Zy hadden allen weinig bezef ,maar
niemant was eigenlyk ylhoofdig. Als ik vroeg,
hoe zy het hadden, zeiden fommigen, heel weï, •
maar anderen, <ury fterven. Als men hun drank
aanbood, en vraagde of zy wilden drinken, hebben
zy, fomcyds, gedronken. En voor drank hadden
zy liefst koud water, en bittere afkookzels. Zuu-
ren drank, hoedatiige ook, wilden zy niet nee-
men; zelfs geen wyn, al waren zy drinkebroers
geweest ,• zy zeiden dat het vuur hun het hert af-
brandde. Voedzel wilden zy volftrekt niet nee-
men. Die tydig, en ryklyk genoeg , de Kina
Kina genomen hadden , werden door dezelve ,
fchoon zy zeven ,agt en fomtyds tien dagen, zwaar
ziek lagen, en dikwils flaauwten kreegen, einde-
iyk, weder opgeholpen; en de toevallen van de
N 3
                      Scheur-
I
-ocr page 215-
198
van de Koorts
Scheurbuik verdweenen ook langzaamcrhand. Die
op ile eerfte dagen fticrven, werdenovera) blaauw,
en de Scheurhuiksv.lekken werden zwart als inkt,
Het afgetapte bloed van de zieken, onderde
eerfte nommer, was fomtyds helder rood, fom-
tyds zwartagtig, dik en zeer taay. Als het k< ud
geworden was, was het forntyds met een wit, of
geel groenagtig huidje bedekt. Dit zag men ft m-
tyds niet op het bloed van de eerfte Laating; maar
op dat van de tweede miste het zelden; op dat
van de derde, was het altyd, zo het al op de eer-
fte niet was geweest. Zulk bloed heb ik, by-
na, ook gekreegen van de zieken, in de tweede
nommer ; het welk zyne wey , fomtyds merr,
fomtyds minder, gclyk het eerfte, ook affcheid-
de: maar het vertoonde zich doorgaans zwaner,
en dunner dan het eerfte, en ftremde niet zo ligt.
En als de ziekte reeds eenige dagen geduurd hadt,
en erger werdt; was het huidje op het bloed blaauw-
agtïg en van weinig famenhanging. In de derde
nommer heb ik niemant bloed afgetrokken.
De lichaamen van de tweede en derde nommer
geopend zynde , vloeide het bloed nog eenigzins
in de groote Aders, ten minfte ,het was niet hard
geftremd, en zwart, fchoon de lyken al koud wa-
ren. In de holligheden van het Hert vond ik zwart
dun bloed, 't welk als de holligheden doorgefne-
den werden , wegvloeide; en behalven dit, een
vezelagtig famengroeizel , aan de pilaartjes van
den bodem van het Hert vast, en zich tot in de
groote Vaten uitftrekkende. Dit was uit het bloed
aan een gegroeid, en byna zwart. Uitgenomen
zynde, was het als een ongelyk gedraaid tou, en
van grootte als een-ftroohalm, en fmolt ligt. Ein-
delyk bevond ik, behalven een graauwe kleur van
het Hert en de Ingewanden van den Buik, niets
byzonders in de doode lichaamen. Zulk eene
draadagtige ftnffe vond ik op den grond van de
regoer holfigheid van het Hert, van icmant die
aan de Scheurbuik en een traage koorts was ge-
ftoryen s m,et blaauwe vlekken op het lichaam.
Het
III. Deel.
I.
HOOFD«T.
Gefteld-
heid van
Jjet afge-
tapte
fcloctl.
Onder-
zoek in
doode H-
___
-ocr page 216-
MET SCHEIDING.                  199
Het bloed, zeer zwart^zyndé, vloeide ook nogni. D«d.
uit de groote Aders.
                                            Hoo^
De Geneezing van de aanhoudende Rotkoorti of
Koorts met Scheiding.
V. I. Als de zieken van de eerfte nommer, in■ Genw-
het begin van de ziekte, een harde, volle en ras. ^
fe Puls hadden, en de hitte te groot was, heb ik
eens of tweemaal, op den arm, een ader doen ope-
nen ; en een waterigen en eenigzins zuuren drank,
met wat Salpeter voorgefchreeven. Den tweeden
dag, als 'er teekenen waren, dat eenige bedurven
ftoffen, in de Maag en Darmen hingen, heb ik
een Braakmiddel van de Ipecacoanh, of de Tar*
tarus Emelicus
gegeeven. Maar als de zieken,
in 't begin klaagden over pyn voor 't Hert, ftin-
kenden en bitteren mond, meer dan over eeoige an-
dere toevallen, begon ik de geneezing met een
braakmiddel; eH öeedt daarna, als de hitte, of
andere toevallen 'er toe drongen, eene Aderlaa-
ting. Als de leelyke oprispingen, de ftank en bit-,
terheid van den mond, nog een dag of twee blee-
ven aanhouden; gaf ik, voor de tweedemaal,een
Braakmiddel, het welk dikwils ook eenige Afgan-
gen verwekte; inzonderheid, als ik by een fcru-
pel Ipecacoanh, een of twee greinen van de Tar~
larus Emeticus
voegde. Anders gaf ik een Buik-
openend middel, om 't gene in de Darmen hing,
te ontlasten. Die veel Afgang en knypingen ia
den buik hadden, gaf ik, na het Braakmiddel, een
drachme Poeyer van Rhabarber,'t welk doorgaans
goede ontlasting maakte, en de ftoffen, welken
de vliezen van het gedarmte prikkelden,uitdreef;
waar door dit toeval, gemeenlyk verminderde;
of geheel ophieldt. Als nu evenwel, de hitte en
toevallen van volheid , nog te zwaar bleeven ,
deedt ik nog een of twee Laatingen, naar ver-
cisch van de omflandigheden. Doorgaans was die
nodig by jonge en fterke lieden. Voorts hebben
de dingen , welken wv §. 111 van dit Hoofdft.
N 4
                           heb.
-ocr page 217-
VAN DE KOORTS
ïn.Deei. hebben gemeld, waar van de geneezing van de
i- enkele aanhoudende koorts gctproken is , hier
jofdst. meestentyds voldaan. Maar de Levenswyze moest
ftrqnger gehouden worden. En als zy al eens ver-
ftopt van lichaam waren , omtrent de verminde-
rin'g of ook op het hoogfte van de ziekte, heb ik
my hier over niet bekommerd; want met bet ein-
de van de ziekte, kroegen zy, van zelfs, Af-
gang-
Veelen van de zieken begeerden alleen koud
water, 't welk ik hun gaarne toeftond; en ik heb
veelen, die geen of weinige geneesmiddelen wil-
. den neemen, door deezen drank alleen, evenwel,
herfteld gezien. Doch als zy te veel dronken,
■ "--werden zy benaauwd en onrustig, en dan ver-
wekte het raauw zweet, 't welk echter fchielyk
wederom weg bleef. Als zy in de drie ftaaten
der ziekte opgeftopten Afgang hadden , werdt de
zelve te hulp gekoomen, door een afkookzel van
Tamarind.en, of Cremor Tartari met Manna. Als
'er groote dorst was, en de Sprouw de flikking
bezwaarlyk maakte, en de Lyders fpanning van
den buik voelden, gaf ik, om den anderen dag,
twee uncen olie van zoete Amandelen, zonder
vuur geperst, met een halve unce Syrup. Viola-
rum
of Alth<gd, op eene reize; waar op fomtyds
één, fomtyds twee Afgangen volgden, metgroo-
te verligting van de zieken. Wanneer de Lyders
zeer geplaagd werden van de Sprouw en droogte
op de tong, heb ik van de volgende likking, dik-
wils wat laaten neemen. Neem Spermq, Ceti, in
een doyer van een ey opgelost, een halve unce,
olie van Zoete Amandelen twee uncen, Syroop
van Vioolen of Althsea anderhalve unce, witte
Honi? twee uncen; dikwils heb ik 'er ook wel
-wat Kamfer of Nürum by gedaan. Ook beval
ik, dat zy dikwils van een Gerftedrank of een
verzagtend afkookzel , weinig tevens , zouden
drinken; waar door, dikwils, de moeilyke flik-
Jcing gemaklyk is geworden. Die zeer ylhoofdig
waren, hebben van fcherpe prikkelende dingen,
aan
-ocr page 218-
MET SCHEIDING.                  20f
aan de voeten gelegd, of van blaartrekkende mid- m. D«ei.
delen, verligting gehad. Echter fcheenen deezen, S
in 't begin of de hoogte der ziekte , het kwaad HooT-
meer te verergeren dan te verbeeteren. Maar die
zwaarte en pyn in 't hoofd hadden , in de daa-
ling van de ziekte, als ook die flaapzugtig waren,
hebben van Spaan ichevüeg-pleisters, in de nek, aan
de beenen, en ook fomtyds aan de armen gelegd, veel
verligting voor 't hoofd gekreegen. Ja in fommi-
gen heb ik gezien, dat de Puls in de daaling der
ziekte, onverwagt was neergezonken, en 'erbee-
vingen en ftuiptrekkingen waren ontdaan ; en dat
deezen , door gemelde pleisters wederom opge-
wekt, en de ftuipagtige bewegingen verdweenen
zyn. Als de Puls, in de daaling zeer klein was ge-
worden , werdtze doorgaans, door een maatigen
teug wyn weder verwakkerd; en als'de wyn niet
voldecdt, gefchiedde dit door het gebruik van
Pillen j waar van ik daadlyk de befchry ving zal gee-
ven. Dezulken van de eerde nommer, by welken
het verfmekend zweet , en loslyvigheid te lang
duurden, of merklyke tusfehenpoozingen van koorts
waren, heb ik de Cortex Peruvianus gegeeven: en
fchoon ze in deezen de verheffingen van de koorts,
eenige dagen , fcheen te beteugelen, hadtze even-
wel geen goede uitwerking: want de zieken wer-
den flapper, en niet fchielyker geneezen; maar
het kwaad verhief zich weder, en zy waren erger
dan die geene Koortsbast gebruikt hadden; maar
de krachten en de Puls werden 'er door verwak-
kerd.
In de daaling van de ziekte heb ik weinig mid-
delen gegeeven, inzonderheid als 'er teekenen van
aanftaande kooking waren; welken zich, dikwils,
op den negenden of elfden dag vertoonden. De
Pis hadt dan een wolkje of verheveling, en na
weinige dagen kwam 'er zetting; en de toevallen,
behalven de flaapzugt, welke, gelyk ook een lig-
te ylhoofdigheid, bïeeven duuren, werden zagter.
Dus is het grootfte'gedeelte, op den veertienden
©f vyftienden dag; eenigen, doch niet veelen, op
N 5
                            dea
-ocr page 219-
SOZ.                  VAN DE KOORTS
m.Deel denzeventienden, gered geworden; en de ziekte
' i. ' heeft zelden langer geduurd. Die na de fcheidinge
geen eetlust kreegen , heb ik eenige icrupels of
een drachme Rhabarber , of eenige maaien op een
dag, van een bitcer aftrekzel, met goed gevolg,
gegeeven: maar weinigen hadden dit nodig. Als
de fcheiding voornaamlyk door de Longen gefchied-
de, waren Borstmiddelen tot opgeeving van flui-
men, in 't begin, van dienst ; daar na zogt ik ,
door zagte ontlastmiddelen de overtolligheid der
Vogten, van het beledigde deel af te leiden; en
dan werden zy, eindelyk, door balfamieke dingen
en de Kina Kina herfteld. En zo zyn, door deeze
eenvoudige handelwyzë, ten minfte, 150, fchoon
zwaar ziek geweest, herfteld. Ja ik heb my, fom-
tyds, verwonderd, als ik zag, dat de menfehenzes
of zeven dagen, op den rug, in een diepen flaap,
zonder alle gevoel en vrywillige beweging, als of
ze beroerd waren, lagen, welken hunne makkers,
eenige reizen op een dag, wat Gerftedrank of en-
kel koud water, met veel moeite nog in den mond
gooten,hct welk zy wegens de Sprouw,fomtyds,
niet eens konden neerzweigen ; es'enwel krachten
behielden tot den veertienden of vyfdenden, ja
tot den zeventienden dag , waar op zy, door een
kenbaare fcheiding , gered werden. By deezen
was de Puls, op de dagen der fcheiding, dikwils,
misflaande , blyvende zo, wel een geheelen dag
of langer; zo dac ik wegens het leven der ellendi-
gen wanhoopte. Evenwel 3 de Natuur overwon,
de Puls werdt wederom natuurlyk,fchoon ^y zeer
zwak waren. En zy werden uit het gevaar des
doods on theeven, mïsfehien door het eenige hulp-
middel van wat wyn , 't welk hun nu en dan, by
een Lepelvol werdt gegeeven. Dus gedroeg ik
my als een aanfehouwer van de Natuur, en als de
eerde wegen geruimd waren, de toevallen van de
Koorts niet zeer aandrongen , en de zwakheid niet
groot was, gaf ik hun te drinken welken drank en
zo veel zy begeerden. Voedzêl heb ik niet, of al-
leen
-ocr page 220-
MET SCHEIDING,                  203
leen zeer dun voorgefchreeven , en voorts alles m DeeI
aan de Natuur overgelaaten.
                                          t.
2. In tyds nu geleerd hebbende van welk eene Hoofmt.
uitwerking de heete prikkelende middelen waren, in de
in menfehen van de tweede nommer gegeeven; tweede'
begon ik de geneezing met een Braakmiddel,'t welk
ik dikwils moest herhaalen. Onder deezen waren
'er, die, fchoon tweemaal een Braakmiddel geno-
men te hebben, 't welk zeer goede werking hadt
gedaan , evenwel nog neiging tot braaken, of lee-
lyke oprispingen, en ftinkenden of bitteren mond,
eenige dagen lang, behielden. In welk geval ik
een halve Lcpelvol van de volgende likking heb
voorgefchreeven. Neem Nitripuridrie drachmen,
Succi Citri recenter expresfi drie Uncen, Suiker zo
veel genoeg is, Camphor® vier greinen, in eenige
druppen Oleiftill. Mentba gefmolten M. Ook heb
ik fomtyds, met goed gevolg, het zoute Drankje
tegen de Braaking, van Rivëriüs , gegeeven. Als
de Puls na het Braakmiddel, niet verwakkerde, en
de Afgang niet te veel, of de zweeting te groot
en verzwakkende was, heb ik een of twee Ader-
laatingen gedaan; en zelden was het nodig dezel-
ve meer te herhaalen, fchoon de hitte en de Puls
fterk waren. Want als ik te veel bloed aftrok,
zonk de Pulsfchielyken werdt trillende, met zweet
of uitflag op de huid. Maar een bekwaame Laa-
ting gaf de zieken altyd verligting ; en de Puls
en de krachten werden , na een of twee Aderlaa-
tingen , zeer verwakkerd; inzonderheid, alsze te
gelyk de volgende Pillen gebruikten. Neem Ex-
traSti Corticis Peruviani
, twee drachmen ; Pulv.
Rad. Contra]'erven
, Serpentari® virginiance , van
elks drie drachmen; Salts volatilis Cornu Cervi, an-
derhalve drachme; Camphora foluti in ExtraBi es-
fential. Croci,
veertig druppen; een halve drach-
me, Theriac. Androm, quantum fatis. Maak hier
van 120 Pillen. Hier van namen zy, eenige rei-
zen op een dag, drie of vier. En dëeze Pillen ee-
nige dagen gebruikt hebbende, geraakten zy door-
gaans tpt de eerfle nommer» ep de Lyders werden
-ocr page 221-
«4                  VAN DE KOORTS
ia. Deei. veel fterker. In fommigenvandeezen kwamen om-
l trenc den zesden of zevenden dag, op de borst en
pbst. op de armen ^ kiejne roode puiscen ^ wei^-eu van
zelfs wederom verdweenen. Maar ik heb niet kon-
nen bemerken , dat de zieken by het uitkoomen
van dezelven beeter, of by het verdwynen , er-
ger wierden. Ik heb dit toegefchreeven aan het
gebruik van al te veel Pillen.
De drank was de zelfde, waar van wy in de
eerfte nommer gefproken hebben, behalven dat ik,
in 't algemeen, aan de zieken van deezen wat meer
wyn heb toegeftaan. Maar als de Lyders weinig
zweetten, een kleine en zagte Puls hadden 5 met
een groot verval van krachten, zyn zy, door een
ruimer gebruik van wyn, en behulp van de voor-
gemelde Pillen , zeer verfterkt, en wel zonder
Aderlaating. Doch als het zweet overvloedig was,
en de zieken dikwils in flaauwte vielen , heb ik
ook wel, eenige maaien , dezelfde middelen ge-
geeven ; maar de Koortsbast, ryklyk gegeeven,
deedt meer dan alle anderen; ja met dit middel al-
leen , ter behoorlyke tyd en met behoorlyke tnaa-
te gegeeven , heb ik niet eens, maar veelmaalen,
de wanhopendfte zieken van den dood gered ge-
zien: voornaamlyk, als zy fmaak hadden in een
zuuragtigen drank ; maar die weigerden zy dik-
wils , en eischten , in plaats, koud water. De
voortreflyke Koortsbast was ook van geen minder
dienst in de genen, die vlekken of uitflag hadden.
Maar fchoon dit middel dienst deedt, op alle wy-
zen, op welke ik het bereidde; fcheen echter de
Tinöuur van de Bast, volgens de Edenburgfche
Apotheek, dikwils, in eenig bekwaam vogc gegee-
ven , in de zieken van deeze en de derde nommer,
meer te doen dan alle andere bereidingen. Ik heb
dezelve ook, met gelykc uitwerking, op de wyze
van Londen , met een dubbel.cn - maate fterken
wyn, gereed gemaakt en voorgefchreeven.
Aan zulken, die te veel Afgang hadden, heb
5k, na het Braakmiddel, een drachme Rhabarber
gegeeven; waar door de perfing tot Afgang, dik-
wils ,
.
-ocr page 222-
MET SCHEIDING.                  205
wils, zeer verminderd werdt; inzonderheid als de
zieken van kooi en dek voorzien waren: maar die
dit niet hadden, werden gemeenlyk, de geheele HoOFDST'
ziekte door, van dit toeval geplaagd. En dan heb
ik wel de gift van de Rhabarber herhaald, meC
fomtyds een poeijer te laaten neemen; waar door,
zo de Afgang al niet geheel ophieldt, de flank
evenwel verminderde , en de kwaal draaglyker
werdt. De genen, waar in de Loop, de eerfte da-
gen ophieldt, en zweet kwam, hadden het bee-
ter; en deeze ontlasting verdroegen zy gemakly-
ker, dan de andere. Maar fomtyds gebeurde het,
dat de Afgang ftremde, zonder dat eenige ande-
re ontlasting in plaats kwam; dan werden de Ly-
ders zeer benaauwd, doch als'er, van zelfs, of
door de konst, eenige ontlasting gebeurde , had-
den zy het terftond beeter. Maar als de ontlastin-
gen, omtrent de hoogte of de daaling van de ziek-
te , verminderden, of geheel ftil ftonden, was dit
altyd een goed voorteeken, als het maar niet door
floppende middelen was veroorzaakt; waarom ik
my van famentrekkende middelen, voorzichtiglyk,
onthouden hebbe. Voorts was de behandeling de-
zelfde , welke ik voor de zulken hebbe voorge-
fchreeven, die met een verfmeltend zweet aange-
daan waren ; behalven dat ik de Koortsbast wat
minder gebruikte , in de genen, welken een droo-
ge en zwarte.tong hadden: maar als deeze vogtig
was, en de eerfte wegen reeds gezuiverd waren,
is ze altyd van goede uitwerking geweest."
Als de zieken groote pynen voor het Hert, of
in den Buik hadden, heb ik hertfterkende, fpece-
ryagtige en rottingweerende bettingen uitwendig op
de pynlyke plaats, of op den geheelen Buik doen
leggen. Als de Puls in de genen van deeze nommer
zich verhief, en de warmte toenam, maakte de
Koorts op den veertienden, vyftienden ofzeven-
tienden dag, een biykbm -^ fcheiding, waarmede
zy eindigde, en de geneezing was als wy in de
voorgaande nommer gezegd hebben. Maar als hec
zweet en de loslyvigheid te lang duurden, werden
zy
-ocr page 223-
ÏOÖ                    VAN DE fcOQRtS
ia. Deel. zy gelyk aan de zieken van de derde nommer; eil
i. 'er gefchiedde geene kooking of fcheiding ; en
Hoofdst. fchoon 'er fomtyïl^ eenige teekenen van gezien
werden , zy waren akyd bedrieglyk, en de Ly-
ders kwamen zeer bezwaarlyk wederom tot vori-
ge krachten;
in de der- 3- Belangende de derde nommer , wegens hes
de. groot verval van geest en lichaamskrachten, ont-
hield ik my in deezen van alle ontlastmiddelen,
en nam aanflonds toevlugt tot de Kina Kina, als
het veilige plegtanker. Ik bezorgde , dat hun rot-
tingweerende bettingen op den Buik* de Voor-
hand, aan debeenen,het vlakke van de handen en
voeten gelegd wierden. Als zy wat zuuragtigs
wilden drinken, heb ik hun voor drank gegeeven
water, wat zuur gemaakt met Spiritus Nitri, of
Vitrioli, of fap van Citroenen ; maar zy hebben
'er niet veel van gebruikt. De Koortsbast gaf ik
in een af kookzel, tot twee of drie uncen op een
dag, weinig tevens, dochdikwils; en zo ben ik
eenige dagen voortgegaan. Daar na heb ik de Ki-
na met wyn, of de Tinttuur Van dezelve gegeef-
ven. En het gene te verwonderen is, de zieken
werden door dit ééne heilzaam middel , tydig ge-
geeven zynde , niet alleen zeer verfterkt, maar
volkomelyk geneezen; zo dat 'er geen het minde
toeval van de eerfte aandoening overbleef, en zy
frisch werden.
                               .
Maarzit deeze overwonne befmetting blykt nu
klaar , 'dat onze ziekte riet zo kwaadaartig of
doodlyk is geweest, als men, in 't gemeen, van
de ziekten der matroozen opgeeft; Ais eenigen
Van een waare rot- en kwaadaartige koortze wer-
den aangegreepen, gelyk onder de tweede en der-
de nommer gebeurde , helden zy hier ïoe over door
een byzondere gefteldheid, en het was niet aan
den aart van de ziekte toe te fchryven. Want uit
■het gezegde wordt het onderfcheid , tusfehen on-
fee ziekte en een waare Rotkoorts , ligtelyk ge-
fcien; en zy kan uit het minder getal van de zie-
ken s den naara van Rotziekte niet hebben , ten
y
-ocr page 224-
MET SCHEIDING.                   20?
zy men van 't geheel wil oordeelen naar een ge- m. Deel.
deelte. Dit toont de vry gemaklyke geneezing l
van de menfehen van de eerfte en het grootfte ge- Hoofdst.
deelte van de tweede verdeeling, en de fchielyke
herftelling tot een volmaakte gezondheid. Want
op het einde van April, zeilden wy uit deeze ha-
ven in zee, en toen was het getal der zieken nog
vry groot. Op den negentienden Mey, wierpen wy
het anker voor den wal van Alona; wanneer nie-
mant niet alleen meer kon zien, dat zy zo zwaar
ziek waren geweest; maar wy zagen zelfs, dee-
zen geheelen togt, met verwondering, niet alleen .
de goede matroozen en jongens, maar ook de luy-
aards fpringen en fpeelen: en zy hadden een bee-
ter en rooder kleur, en waren vetter, dan voor
dat zy in dien ellendigen ftaat gevallen waren: zo
dat men,behalven de zwakheid van gezicht,en de
zweeren, door de Spaanfchevlieg-pleisters, wel-
ken nog open waren, niets meer van den voor-
gaanden ftaat, aan hun kon bemerken. En wat de
fterfte aangaat, fchoon ze niet ongemeen groot is
geweest, twyfele ik echter niet, of zy zeu min-
der geweest zyn, als 'er in tyds een goed Genees-
heer, de ziekten der matroozen kundig, en welke
behoorlyken tyd hadt gehad, om de zieken te kun-
nen in opmerking neemen, en alles wat vereischt
werdt, te befchikken, geweest ware. Dit heeft
my niet alleen ontbroken, maar myn eenige hel-
pende Chirurgyn, lag reeds in het begin der be-
imetting, in de kooi aan de koorts; en van den
anderen had ik weinig dienst, zodat ik Genees-
heer , Chirurgyn en Apotheeker moest wezen.
Want zeekcr, als ik niet zo bezet was geweest,
zou ik de zieken nog meer hulp en gemak hebben
konnen toebrengen. Eindelyk kreeg ik ook zelf
deeze ziekte; waarom het niemant zal verwonde-
ren , dat my eenige dingen, vooral , als men de
ongemaklykheden van het Schip in aanmerking
neemt, in de behandeling van deeze ziekte ont-
weeken, of maar ter loops van my gezien zyn;
't welk, fchoon naderhand bemwkt, de ellendigen
heb*
-ocr page 225-
208 VAN DE KOORTS MET SCHEIDING.
m. Deel hebben moeten boeten, en te laat niet kon vcr-
i- beeterd worden.
hoofdst. Ik heb evenwel deeze Koorts, dikwils , gezien
in de Franfche hoSpkaalen, en onder de-foldaaten,
buiten de hospitaalen. Maar in de jaaren [746 en
en 47 heeft ze zeer gewoed onder de foldaaten van
het Zwitfchers Regiment Courten genoemd, 't welk
toen te Brusièl in bezetting lag. Zy greep meest
de zulken aan, welken in de laagfte plaatzen van
de Had, en minder die op hooger plaatzen woon-
den : gelyk door den geleerden Princle wel is
. aangemerkt, dat de ziekte zich meer voordoet op
vogtige dan op drooge plaatzen. Van dezelfde
ziekte zyn ook aangegreepen geweest de foldaaten
van de equipagie, van de Scheepen , het welva-
ren van het land , onder het gebied van den
Wel Ed. Kapitein •van Hafften; en de Pollux , van
den Wei Ed. van Hoy, by Helvoetfluis. Schoon
ze den naam van Pest kreeg, was ze echter niets
anders , dan een aanhoudende Rotkoorts. Want
de eerften heb ik, met den ervaaren Chirurgyn
Scbwaan, dikwils bezogt; en de anderen heb ik
ook, eenige maaien, gezien, en waren op gelyke
wyze ziek, als wy bcfchreeven hebben; behalven
dat by fommigen van het volk van het tweede
Schip', de uiterfle ledemaaten, door de koude,
verfterving hadden gekreegen. En fommigen heb
ik'er zelfs gezien, by welken de ziekte minder
was dan de onze. Dezelfde ziekte, heb ik ook,
in andere reizen, op de Scheepen, waar op ik ge-
vaaren heb, zo wel als op anderen gezien; en op
de voorgemelde wyze, gelukkig geneezen. Ook
is ze niet altyd algemeen geworden; als wy maar
in tyds zorge droegen} werdtze niet befmetlyk.
TWEE»
-ocr page 226-
Van de ziekten in de havens. 209
tweede hoofdstuk.
Van de Ziekten, welken in de havens van warme
gewesten t of des zomers of in den herfst ge-
zien worden.
I. T tTaarom ik den zomer* of de warme fai- Ui. D«i.
VV foenen van het jaar, oordeele gezon-Ho0FD'jj.
der te zyn voor de fcheepvaarenden, heb ik in de
F'oorverbandeling, en in het tweede Deel, §. I. II. nei '
III. reeds verklaard. Behalven dit toont de daag-
lykfche ondervinding, dat de menfchen op diety-
den , wegens een geregelde Doorwaasfeming,
minder ziek worden, en van veele ongemakken,
vry blyven, of ten minften, dezelven gemakly-
ker verdraagen, dan in koude; Want het blykt
niet, dat een warme en zuivere lugt kwaad is^
indienze niet meer dan gemeen warm is: want die
gemaatigd leeven 4 zyn gezond in warme, zo wel
als in koude gewesten, en bereiken een genoeg-
zaamen ouderdom. Ik wil echter niet zeggen, dac
deezen, in 't algemeen, gezonder te achten zyn»
dan maatig koude gewesten, in welken de lichaa-
men vaster, fterker, en bekwaamer tot den ar-
beid bevonden worden: maar dat de zomerfche
warmte, hoedanige men op de oevers van Ne-
derland, of in de Spaanfche of Midlandfche zee*
of in derzelver havens, voelt, om de bygebragte
redenen, en een gelyker gemaatigdheid van de'
lugt, voor de fcheepvaarenden gezonder zy daa
de koude, fchroome ik niet, ftaande te houden.
Want fchoon de matroozen, in warme gewesten»
ook wel ziek worden, het gefchiedt zeldzaamer
dan in koude; en de ziekten worden zagtaartiger
bevonden dan in de kouden, ten zy zich by de
warmte, andere oorzaaken voegen ,welken, hier
mede gepaard, veel vermogen hebben, om ziek-
ten te verwekken; en wel zeer kwaaden, waar.
Van in 't gevolg gefproken zal worden. Hier zal
ik eenige ziekeen van miader aanbelang, welkea
• O
                                ia
__________3____________________
-ocr page 227-
afio               van de ziekten
nr. Deei. in warme gewesten, en onder het'vaaren naar de-
n- zelve, dikwils gezien worden, verklaaren.
Dikwils gebeurt het, als de Scheepen uit een
koude of gemaatigde lugtftreek, al te fchielyk in
de warmte koomen, en deeze wat meer dan ge-
maatigd is, gelyk voornaamlyk onder de verzeng-
de lugtftreek gevoeld wordt , dat de menfchen
door toevallen van volbloedigheid, en inzonder-
heid, hardnekkige Hoofdpynen, aangedaan wor-
den ; welken met het opkoomen van de zon begin-
nen, met de warmte toeneemen,en eenige uuren,
na den ondergang, bedaaren ; en zelden,zo ze niet
zeer heftig zyn, van Koorts verzeld worden. De
Lyders vlieden het licht, met al hun vermogen,
en zoeken donkere en ichaduwagdge plaatzen.
Deeze pynen fchynen te ontftaan, uit een te gvoo-
te verdunning der Vogten , en derzelver uitzetting,
en een te hegt geftel der vaste deelen, welken de
Vogten te veel weerftand bieden : waar door de
teedere Vaten van het hoofd Ingewand te veel
opgevuld, uitgerekt en ontfteeken worden; Va*
ten welken te naauw zyn , om groote druppen in
te laaten. Ook bevindt men , dat vreeslyke Hoofd-
pynen en Ontfteekingen, door draaien van de zon,
welken regt op een bloot, of niet genoeg gedekt
hoofd,, langen tyd achtereen vallen, veroorzaakt
worden.- Èn dit gebeurt voornaamlyk omtrent de
Spaanfche oevers , en in de verzengde lugtflreek;
waarom de inwoonders van deeze landen, zich
hier voor zorgvuldig wagten. Op myne reize naar
de West-Indien, zie II D. §•. III. waren 'er veelen
op het Schip, die Hoofdpyn kreegen; welken door
rust, Aderlaatin,!',en , en warme voetbaden ; als ook
verkoelende, en beweging ftillende dranken f ge-
maklyk zyn overwonnen; en fomtyds, als de warm-
te het geftel der vaste deelen wat meer verflapt
hadt, en het evenwigt tusfchen de vaste en vloei-
baare deelen berfteld was, na eenige dagen, van
zelfs verdweenen.
Puisten en Andere ongemakken zyn 'er nog, welke door
«Mag op onmaatige warmte voortgebragt worden, welke»
<* hmd.                                                                                fchooo-
-ocr page 228-
t$ DÊ BtAVËNS.                   
fchoonze niet gevaarlyk zyn, evenwel jonge lie- ni.
den, vluggen, zwartgalligen, en die veel bloed- n.
hebben, of wateragtig van bloed zyn, zeer kun- Hoon*t«
nen kwellen.- Puisten naamlyk en fpeldprikkingen;
welke gebreeken ontftaan van een te groote ver-
flapping van de vaten der huid, welken de fcher-
pe Vogteu naar de huid gedreeven, niet genoeg
wederftaan; waar door afdwaalingen der Vogten
gefchieden, tcrwyl de foode bloedbolletjes in de
wei- of watervaten ingaan» én dan ontftaan klei-
ne roode puisten; welken door de toeneemende
warmte, of een ligte beweging des lichaamsj zó
menigvuldig opkoomeni dat dikwils op het ge-
hcele lichaam geene plaats gevonden kan worden»
als men het aangezicht uitzondert, welke niet
rood is. Des avonds en in de koude flaan zy in i
zo niet geheel, ten minfte, voor het grootfte ge-
deelte; en 's anderendaags,- als de warmte weer
toeneemt, of op een ligte beweging van het li-
chaam , koomenze weerom, met moeilyke en ge-
ftadige prikkelingen; zo dat men zou denken ,' dac
de huid Van zo veel fpelden gefteeken wierdt, als
'er puisten zyn. Ook plaagen zy hen zelfs by
nagt, als hec lichaam wat warm gedekt, of op
een plaatze ligt, welke vol warme dampen is^ge-
lyk tusfchendeks doorgaans ; en dan hebben zy
pyn over de geheele huid, dikwils, als of het
geheele lichaam Roos hadt. Hier koomen menig-
maal by, menigvuldige Bloedvinnen, welken be-
zwaarlyk tot verettering koomen ,■ in 't begin rood
zyn, daar na purperkleürig worden; en gemeen-
lyk, agt^ tien of meer dagen hard blyven;ehein~
delyk, na datze veel pyn verwekt hebben, ver-
dwyneri, of veretteren; welklaatfte, echter,niet
dikwils gebeurt, laatende eenige blaauwe vlekken
na, welken lang ftaan, eerze volkoomelyk ver-
dwynen. Deeze verdrietige en ongemaklyke ge-
breeken worden, van de inwoonders, voor teeke-
nen van gezondheid gehouden; maar zo veel ik
heb konnen merken, hebbenze niets, tot bewaa-
ring van de gezondheid, toegebragt; en ik meene
ö 2                        dat-
___
-ocr page 229-
VAN DE ZIEKTEN
Hl, Deel. datze meer kwaad dan goed gedaan hebben * dooY
n- pyn te verwekken en den flaap te ontrusten. Daar-
oofdst. enboven worden de genen die 'er van aangedaan
zyn, wyl het lichaam nat van zweet is, aangezet *
om zich, tot verligting, aan den wind of koude
lugt bloot te ftellen ; waar door zy dikwils zich
nog zwaarder ongemakken over den hals haaien.
Hier komt by, dat 'er naauwlyks eenig middel is,
waar doorze veilig geneezen kunnen worden, be-
halven verandering van^lugt, en welke kouder is,
of herhaalde -koude Baden, welken echter, niet
altyd kunnen aangeraaden worden. Eenige din-
gen , welken de huid famentrekken, worden wel
hier toe aangepreezen; maar ik oordeele het bee-
ter, het kwaad met geduld te dfaagen, zo lang
men op zulk een plaatze is , dan hier van gebruik
te maaken. Evenwel, als de Puisten in een ge-
zond lichaam ontftaan , kunnen koude baden in
zeewater, met nut gebruikt worden , wyl deezen
in zodanige gewesten, de gezonde lichaamen zeer
verfterken.
Smlpogti- Men ondervindt ook 5 dat de matroozen , in
«e onge- warme gewesten, van zwaare ftuipagtige onge-
mi ea' makken aangevogten worden; welken, door een-
fchielyk gedreinde Doorwaasfeming veroorzaakt
■worden, voornaamlyk in zulken, die, by nagt,in
de open lugt liggen flaapen. Want het gebeurt
veelmaalen, dat Je mairoozen, door de warmte
Tan den dag zeer verhit, en weinig kleedren aan-
hebbende, zich onvoorzichtig, aan de koude van
den nagt bloot ftellen , of des nagts , nat van
zweet zynde, van t-usfehendeks opftaan, tot de
wagt, en zich terftond, in de open lugt, aan den
flaap overgeeven; waar doorze dikwils, over het
geheele lichaam, zo ftyf worden als een houty of
één alleen, en ook wel meer deelen van het li-
chaam van Kramp worden aangegreepen; inzon-»
derheid zulken, welken meest aan de lugt zyn
bloot geweest, gelyk de Kaaken, welken dikwils
ïo vast tegen elkander getrokken worden, datze
door geen middel kunnen van een gebragt worden.
-ocr page 230-
IN DE HAVENS.
Of eenige Spieren alleen worden ftyf; waar door, m. Deet
of het geheele lichaam , of het hoofd alleen, ^
voorwaards of achterwaards getrokken wordt; of
zy krygeu trekkingen heen en weder. Deeze on-
gemakken duuren fomtyds, eenige uuren; nader-
hand verdwynenze geheel, op een fterke zwee-
ting, of ontlaaten zich alleen eenige uuren, ea
Jcoomen dan weerom; en dan houden zy met tus-
fchenpoozingen aan, wel een dag of twee, eerze
geheel overgaan. Die ik hier van bevangen ge-
zien hebbe, zyn vry gelukkig, naar vereisch van
omftandigheden, door Aderlaatingen, voornaam-
lyk, als de Puls groot en fnel was, door wryvin-
gen met de handen op de beledigde deelen, war-
me en ligte zwectdranken, ryklyk gedronken, ea
flaapmiddclen, herfteld; en doorgaans op deneer-
flen of tweeden dag. Eenen heb ik gezien, waar
by de kramp duurde tot den derden dag; maar hy
werdt ook herfteld.
Nu is nog overig, dat ik iet zegge, aangaande
de Guineefche worm: maar om dat ik deeze, op
de Scheepen waar ik voer, noit behandeld hebbe,
zal het, geloovc ik, genoeg zyn, te zeggen, wat
ik 'er op het eiland Kurasfou, waarze zeer gemeen
is, van gezien hebbe. Het is een witte, geelag-
tige dunne worm, gemeenlyk, meer dan een El
lang; welke zeer dikwils, onder de huid van de
beenen, voeten en handen gevonden wordt; ea
aldaar een gezwel, naar een Antbrax gelykende ,
en zeer pynlyk, maakt, en de huid doorboort.
Op de plaats der doorbooring, wordt de Opper-
huid, door het uitioopen van een dunne ftöfFe,
van de huid gefcheiden, en in een blaar opgehee-
ven. Deeze geopend zynde , vertoont zich de
■worm, als een draad, met een klein zwart hoofd;
het welk , • als het van de inwoonders , of den
Chirurgyn, kan gevat worden, zy langzaam uit-
trekken , tot dat zy tegenftand, of de Lyders
hier van pyn gewaar worden ; het welk gefchiedt,
als hy te veel gekronkeld in het vetvlies, of om-
trent andere gevoelige deelen ligt. Ondertusfchea
O 3                     wag*
-ocr page 231-
V»N DE ZIEKTEN
in.Deai. wagten zy zich, zorgvuldig, dat hy niet, door
Hoofdst pe fterke trekking> gebroken worde; en het uit-
getrokken gedeelte winden zy om een ftukje pa-
pier , pleister of linnen, op dat het niet weer te
rug wyke . leggen dit op het gezwel, en dek-
ken het beledigde deel met een verzagtende plei-
fter, of zalf, op linnen gefmeerd; dit vernieu-
wen zy eens of tweemaal, op een dag, en bezoe-
ken , by elk verband, of zy nog iet van het dier,
op de gezegde wyze kunnen beweegen, en zo,
gaan zy voort, tot dat zy den worm geheel heb-
ben uitgehaald, 't Welk als het gelukkig is ge-
fchied; verdwynen de pynen van zelfs, en het
■beledigde deel ontzwelt allengs weder. Maar, in
tegendeel, zo hy gebroken is, of onder de huid is,
geftorven, maakt hy daar, door te verrotten, pyn,
èn een Ettcrgezwel ; en door de rypwording en
Vercttering hier van, worden de Lydcrs gered.
Somtyds, trekken zy hem , als hy minder ge-
kronkeld is, den geheelen worm, op eene reize
uit, gelyk de ervaaren Ghirurgyn dorffel,inmy-
pe tegenwoordigheid , deedt. Uitgetrokken zyn-
Öe, wierp ik hem in warm water, waar in ik hem,
een tyd lang« zeer gemaklyk kon zien, zich te
beweegen. Veelen heb ik, op dit eiland, hier
van bevangen gezien, by welKen my ook de be-
kwaame Chirurgyn leisting heeft gebragt; waar
pnder eenigen waren , die verfcheiden wormen ,
te gelyk, hadden; en by welken de aangedaane
leden, hier door zeer gezwollen en hard waren
geworden. Eenpaariglyk zeggen zy, dat zy, als
de gezwellen koomen, van huiveringen en een
koorts, eenige dagen , achtereen , overvallen wor-
den ; welken ophouden, als 'er een blaar op het
gezwel ontftaat. De Europeaanen, welken ik 'er
van aangedaan zag, konden wegens de pynen,
naauwlyks op hunne beenen gaan. Maar de Ne-
gers, al hebben zy 'er veelen, gaan evenwel voort
$e werken; en bekommeren 'er zich niet zeer o-
ver. Want behalven dat zy den worm, als zy
hem vatten kuunen, zagtelyk uittrekken, doen
zy
-ocr page 232-
ï» DE HAtENS.                  ST5
zy niets, en laaten het einde, als een draad, by ia Deel.
de plaats, waar het uitgetrokken is, in de open «•
lugt hangen, waar door het eindelyk verdroogt; HoOFDST'
en zy zyn niet bang, dat het weer te rug zal wy-
ken. En dit hervatten zy, tot dat zy den gehee-
len worm hebben uitgehaald, Mislchien worden
zy, door den arbeid, 'er gemaklyker van gered,
dan de Europeaanen door hunne zorgvuldigheid»
Deeze is de geheele geneeswyze, waar door
zich de inwoonders van dit eiland , van deeze
lastige vyanden, bevryden; en maar zelden zullen,
zy een Chirurgyn hier over haalenj en deezen,
alsze geroepen worden, handelen op gelyke wy-
ze. Het gebruik van de Mercurius fublimatus , ia
koren- brandewyn gefmolten, onlangs aangepree-
zen, om dezelven te verdryven, was toen, op
het eiland, nog niet bekend; wat hier van zy,
kan men zien by galand enz. Van dit kwaad
worden de matroozen , dikwils, door befmetting
aangedaan; inzonderheid. zo zy op deeze plaat-
een lang blyven, en met de Negers of Europe-
aanen, die ze hebben, gemeenzaam omgaan. Dat
de Worm befmetlyk is, blykt, wyl hy, als hy ia
een huis komt, doorgaans, het geheele huisgezin
overvalt; om dat deeze dieren, of derzelver zaa-
den, in de lichaamen van leevenden, gemaklyk,
van de eene plaats naar de andere, overgebragt»
en aan anderen, welken 'er niets van wisten, o-
vergezet worden, Eenige geloofwaardige bewoon»
drrs van dit eiland hebben my verhaald, dat zy
dit gebrek nog niet zeer lang, op dit eiland ge-
kend hebben, en hun van de Negers uit Guinee
koomende , is aangebragt. Zy fchynen echter,
in ons Land, niet voortgezet te worden : zy wor-
den evenwel, menigmaal, met de Scheepen, uit
die gewesten koomende, in Europa overgebragt,
en uitgebroed; 't welk vroeger of laater gefchiedt,
naar de gefteldheid van de lugt, waar door de- uit-
komst , min of meer geholpen wordr. De zaaden
blyven dikwils, zeer lang, in 't lichaam verhoo
len, eer zy voor den dag koomen.
O 4                          Men
-ocr page 233-
21Ö
VAH DE ZIEKTEH
in. Deel. Men heeft hier van, voor eenige jaaren, een
n- aanmerklyk voorbeeld gezien , in de Midlandlche
Hoóïdst.
zee op een Amfterdamsch Oorlogfchip van het ei-
land Kurasfou koomende, 't welk in het Vader-
land was geweest, eer het in deeze zee kwam, en
waar op, noch in dat eiland, noch op de geheele
reize, eenig toeval van wormen gezien was; maar
na een korte wyl in deeze zee geweest te hebben,
meer dan een derde gedeelte van de equipagie, 'er
door in de kooi gehouden werdt; niet alleen on-
der de matroozen , maar ook onder de officieren
woedende. Deeze diertjes kunnen of met het
voedzel in het lichaam gebragt, en met het bloed
en de Vogten, naar de huid gedreeven worden,
of in de zweetgaten van de huid inkruipen, 't
welk my waarfchynlyker voorkomt, en zich, ge-
lyk de Schurft overzetten; gelyk men gisfen kan,
om dat zy de ontblootte deelen meest aandoen,
en meer koomen by menfehen , die blootvoets
gaan, dan by anderen. Dit zy genoeg van eeni-
ge geringe ongemakken : en terwyl myn oogmerk
en tyd niet toelaaten, hier op lang te blyven ftaan,
zat ik tot andere van meer aanbelang en gevaar
moeten overgaan.
Werking
yan een
II. Wyl 'er niets is, 't welk meer lichts geeft
aan onze zaaken , dan de kennis van de wezenly-
ke gefteldheid des lichaams; zullen wy, eer wy
jnensch-
Jykli-
clptn.
£t verder gaan, moeten overweegen , hoedanig dee-
ze zy, des zomers, of in warme gewesten, en
noodzaaklyk moet zyn; of welk eene uitwerking
de warme zomerfche lugt in het menfchelyk li-
chaam kan veroorzaaken. Als men dit in aanmer-
king neemt, zal het gemaklyk konnen verdaan
worden , waarom wy , des zomers , van veele
ziekten vry blyven , en anderen onderhevig wor-
den. Hoe de warme lugt aanleiding tot ziekten
maakt, zal ik, met weinige woorden,zeggen. De
Natuurkunde leert, dat alle lichaamen, door de
wnrmte uitgezet worden, als men eenige weini-
gen uitzondert, welken ons, in dit geval, niet
raaken. Indringende in derzelver tusfehenruimten,
doet'
-ocr page 234-
IN DE HAVENS.
4 zy de deelen, welken de lichaamen famen- nii Deeï.
(lellen, van een wyken, en vermeerdert derzel- n.
ver tusfchenruimten: hier door zien wy de lichaa- P°0FDST-
men, door de warmte zich uitzetten, en door de
koude krimpen. De famenhang der deelen, om
derzelver van een wyking, verminderende, ver-
flapt en verzwakt zy niet alleen de vaste deelen
van ons lichaam; maar doet ook de Vogten uit-
zetten en meerder plaats beflaan. Zy vermindert den
famenhang der bolletjes, waar doorzc dunner en
vloeibaarder worden. En verder gaande, doet zy
dezelven in dampen overgaan , brengtze in eeb
meerdere inwendige beweging, waar door hetdun-
fte van het bloed te veel uitgedreeven, en hetge-
leiagtige, welk het lichaam, tot voeding moest
dienen, te veel verdund en gefpild wordt. De
dunfte deelen van het bloed vervlogen zynde,
worden de olie- en aardagtige deelen te meerder,
fcherper en zout. Hoe langer van duur en zwaar-
der de warmte zy,hoe meerdevogtengefchroeid,
fcherp en vlug zullen worden ; inzonderheid alsze
niet genoeg afgefpoeld worden, of geen behoor-
lyke vernieuwing van de afgefleeten deelen, door
bekwaam voedzel, en vereischte loozing van de
onnut gewordenen gefchiedt. Want zonder dit,
kan de behoorlyke gefteldheid der Vogten, waar
van de voeding, krachten, gezondheid en het le-
ven voornaamlyk af hangen,.niet in ftand blyven.
Hier uit zal men gemaklyk konnen begrypen, als
men acht geeft op de levenswyze der matroozen,
die niet alleen dikwils gebrek aan water, maar
ook aan goede kost hebben, dat dit in hun anders
ga, dan behoort te gefchieden. Want dat hun ge-
deelte water, 't welk hun voornaamlyk, op lan-
ge reizen gegeeven wordt, naauwlyks genoeg is
om de fpyzen te verdunnen, en de vogten af te
fpoelen, leert hunne dorst, waar over zy bynaal-
tyd klaagen. Want deeze , behalven datze ons
noopt, om veel water te drinken, leert ons tege-
lyk , dat 'er veel zoutdeelen in onze Vogten zyn,
welken, alsze in genoegzaam water gefmoltenwa-
O 5                        ren,,
-ocr page 235-
ai8                VAN OE ZIEKTEN
ia. Deel. ren> met het zelve uit het lichaam gedreeven,
' ii. ' maar nu te rug gehouden worden,
Hoofost. Daarenboven leeren wy, dat wy, in warme lan-
van (legt den, een genoegzaame maate water nodig hebben,
Water, en van fe inboorlingen deezer gewesten, die door
gebrek aan . ...                  9 ,             . b ,                    j-i
Water, ondervindinge geleerd zynde, veel water drinken,
en zich ondertusfehen van derke dranken en li-
queurs of geheel onthouden, of dezelven niet dan.
zeer maatig gebruiken. In koude gewesten be-
vindt men dit anders, daar verdraagen zy wel fter-
ke dranken, en hebben minder water nodig, Ook
is het water, welk de matroozen diirken, wegens
onzuivere en rottige deeltjes, waar mede het ver-
yuld is, terwyl 't in de vaten frefluoten is,of van
diertjes welken door de kleine openingjes der va-
ten zyn doorgedrongen, en derzelyer overblyf-
zels welken in het water verrotten , van een be-
dorven natuur , en dikwils zeer (linkend. En.
fchoon dit, des winters, ook gebeurt,is de flank,
evenwel, noit zo erg, als in den zomer," en eens
van den dank bevryd , blyft het, om dat de koude
de uitbroeding en gedaantwisfeüng deezer diertjes
belet, lang goed, eer het op nieuw ilinkt, 't welk
men des zomers anders ondervindt, wanneer het
naauwlyks van den flank bevryd is, of 'er groeic
wederom nieuwe doffe tot flank. Waar by nog
dikwils komt, dat het met zouten bezwangerd is,
waarom het nog ongezonder geoordeeld wordt; en
dit ftinkt het allermeest, als het lang in de vaten
bewaard wordt. Eindelyk gebeurt het ook nog
wel, op lange reizen, voornaamlyk, naarde In-
dien , dat de kost, by gebrek van water, in de
Kombuis, niet behoorlyk bereid wordt,of in zee-
water gekookt, of ten minden, er een zeker ge-
deelte toe genomen wordt (zie hier over II Deel,
I Hoofdft. §. V. n. 19.); waar door nog een ander
onheil, uit gebrek van water, omdaat.
Uit het gezegde is openbaar, dat gebrek 'van
water, in warme gewesten, waar een groot ver-
lies van onze Vogten gefchiedt , veel doe tot
voortbrenging van ziekten; inzonderheid als het
met
-ocr page 236-
IN DE HAVENS.                   2J9
met rottige en bedorven deeltjes is vervuld. Even- m. Deel.
wel doen zodanige deeltjes, ichoonze de gezond- pt
heid nadeelig zyn, het lichaam niet zo veel kwaad, Hoofdst.
als gebrek aan water. Want men ziel dikwils,
dat de matroozen vry lang ftinkend water drinken,
en gezond blyven. Het zoute water, welk de ma-
troozen drinken, is ook noit zo zout, of het kan
aan onze beooging voldoen, als 'er maar genoeg
van gedronken wordt. Maar het'gebrek kan niet,
zonder vermeerdering van water, geboet worden.
Hier uit blykt, dat gebrek van water tot drank,
onder de oorzaaken der ziekten, uit het water
ontftaande, voor de voprnaamite gehouden mag
worden; en te meer, om dat hieraan geen yer-
beeteren is.
Wat nu de kost aanbelangt, alhoewelze alle Van de
vereischten heeft en goed is; blykt echter, uit Kast.
het voren gezegde genoeg, dat ze veel verfchilt
van het gene des zomers nodig is, tot vernieu-
wing der afgeflecten deelen, en bewaaring van de
gezondheid; naamlyk verfche, zonder eenig be-
derf, gemaklyk te verteeren, en voornaamlyk vaa
aardgewasfen genomen, de fcherpte der Vogten
verbeeterende en de rotting wederftaande. De
meelige dingen, fchoonze de gezondfte voor de
matroozen gehouden worden, en door een eigen-
aartige zuur wordende eigenfehap, zie II D. §.
IV. de rotting weerendejt, waar doorze aan onze
              v
beooging fchynen te voldoen, geeven echter, in
veele opzichten een minder bekwaam voedzel dan
de bovengemelden. Inzonderheid als men aan-
merkt, datze met fchaadlyke,zwaar verteerbaares
en tot rotting overhellende, en welken niet kun-
nen verbeeterd worden, gemengd raaken: als ge-
droogde visch, inzonderheid kaas, dikwils rottig,
fpek, oude olie, welke de matroozen fomtyds
gegeeven wordt in plaats van boter, en boter zelfs,
welke niet zelden, in warme gewesten, al isze
maar kort in het Schip bewaard, zeer garftig wor-
den , inzonderheid de boter. Want het gebeurt
pp de Scheepen , die, in een warmen tyd, naar de
I
.....
-ocr page 237-
-----------
22O                 VAN DE ZIERTEN
in. peei. Indien vaaren, datze, als olie, in de vaten fmelt;
ii. waar door een groot gedeelte het zout kwyt raakt,
Hocwdst. en dOor een meerdere beweging van de bykoomen-
de warmte, fterk en ftinkende wordt. Hier uit
blykt, dat zulk een harde en zwaare fpyze, de
verteerkrachten, welke (gelyk ons de honger en
eetlust zelve leert; wyl ze ons, des zomers, lig-
ter, en des winters, zwaarder voedzel doet be-
geeren) wegens de vérflapping der vaste deelen,
des zomers, flaauwer zyn, dan in den winter,
niet alleen zeer wederftaan; maar ook de fappen,
hier uit bereid, fchoon alles wel uitgevoerd zy,
evenwel zeer fcherp, en niet zodanige zyn, als
in deeze gefteldheid van lichaam, om de fcherp-
heid der Vogten te maatigen, vereischt worden.
Want men weet dat de Chyl geaart is naar het
genomen voedzel. Nogtans fchynt hier van uit-
geflooten te kunnen worden, de dikte en taay-
heid, waar van in de winterfche ziekten gefpro-
ken is. Want ik geloove niet, dat deeze, gelyk
zeker Schryver, van deeze ziekten handelende,
vast fielt, datze de Doorwaasfeming veel belet-
ten : want de warmte, en meerdere overhelling
tot rotting, maakt hier verandering. Want men
. zal niet wel konnen begrypen, dat menfehen die
nat van zweet zyn, gelyk in deeze gewesten ge-
zien wordt, niet zouden uitwaasfemen.
Men ondervindt wyders, dat de menfehen, in-
zonderheid de fcheepvaarenden, in heete gewes-
ten verkeerende, wegens de verminderde famen-
hang der vaste drelen, en hier door verflaauwdc
wormswyze beweging van het gedarmte, dedroo-
ge kost der matroozen , en te veel vervlieging
van vogt , traagen Afgang hebben. Ja het ge-
beurt wel, dat de drekftoffen , door een lange
ophouding in de dikke darmen, de warmte, de
wederopneming en vervlieging van het vogtige,
zo worden uitgedroogd , dat zy niet alleen be-
zwaarlyk ontlast, maar ook, niet zelden, zulk
eene fcherpheid aanneemen , datze de deelen ,
waar in ze befloten zyn, pyn doen, en perfing
ver-
-ocr page 238-
I*f DE HAVENS/                    221
Verwekken , waar doorze eindelyk, met zwaar Ia
drukken , en niet zonder groote pyn, uitgewor- ' n,
pen worden. Hier uit blykt, dat de Vogten der Hoofdst.
Aderen ,< door zulk een fcherpe en rotte weder-
inzuigïng, niet weinig befmet worden, waar uit
veel rottige ziekten haaren oorfprong nebben; 't
welk de inwoonders van deeze gewesten ook niet
onbekend is, by welken een zetregel is, dat die
open lyf houden, water drinken, zich niet ver-
loopen by vrouwluiden , van ziekten vry bly-
ven.
Uit het gezegde zal nu eenigzins begreepen Wem eens
worden , hoedanig de gefteldheid des lichaams zy , gefteldheid
als ook de ftaat der Vogten, en fappen, welken ^"a
'er van afgefcheiden worden. En d!t in aanmer- hier uit,
king genomen zynde, zal het niet zwaar vallen,
de redenen te vinden , waarom de bykoomende
oorzaaken, zulk een. fchielyke en geweldige aan-
doening maaken , op de lichaamen der fcheepvaa-
renden ,• inzonderheid als zulke dingen worden
opgehouden , welken, natuurlyker wyze, moes-
ten uitgeworpen worden ; hoedanige dezelven ook
mogen zyn. Want men bevindt altyd, gelyk wy
reeds gezegd hebben , dat zo lang de fcheidingen
en ontlastingen, inzonderheid die van de huid,
en den Afgang, behoorlyk gefchieden , de matroo-
zen gezond zyn; en in tegendeel, zo ras deezen,
door eenige oorzaak, vertraagd of geftremd wor-
den , ziekten krygen. Zwaare gevolgen ziet men
dikwils in het lichaam, uit de verftopte ontlasting
door de huid; welke in den zomer, als uit het
gezegde blykt, groot is, en meer dan alle andere
ontlastingen, te zamen genomen. Want door dee-
zen weg wordt een zeer groot deel, van de na-
tuur fyn gemaakte, voor het leven onnutte, ja
zelfs fchaadlyke ftoffen , uit het lichaam uitge-
dreeven. Deeze , onder de vogten gebleeven ,
beroeren niet alleen, op een krachtige wyze , de
gal (welke gelyk bekend is, uit een loogzoutagti-
fe natuur, haar eigen, het meest van alle onze
ogten naar bederf overhelt, en uit de voorge-
niel-
-ocr page 239-
222              ?an öè Ziekten
in. Dcd. nielde oorzaaken reeds fcherp en dik geworden
ii. is), en bederven dezelve,zo dat men hier uit dik'
Hoofdst. Wj]s toevallen ziet ontftaati, als ofze van eenig
kwaadaaftig ingenomen vergif waren voortgekoo-
men; maar doen ook de Vogten, in de vaten,
fchielyk rotting krygen| waar uit des zomers en
in den Herfst, zo veel gal- en rottige ziekten ge-
Zien worden, dat de Geneeshecren > voornaamlyk
die op de Scheepen de konst oefenen, andere ziek-
ten naauwlyks s als van eenig belang aanzien;
Hier uit ontdaan veele foorten van ziekten, maar
van eenerlei geflacht en aart; alleen in trappen
van kwaadaartigheid verfchillende; gelyk de ge-
leerde Heereji pringIe j in zyne Werken, en
onlangs, de monchy, in de Verhandelingen van
de Haarlemfche Maatfchappye, zeer klaar hebben
getoond: waar onder voornaamlyk mogen geteld
worden, zwarte gal-ziekten;'heete gaikoortzen;
rottige en verteerende ziekten; ziekten met uit-
flag, en Roodeloop. De verfchillendheden hier
van hangen af van de verfcheidcnheid, duuring,
fen kracht der voorfchikkende, en vooral bykoo-
mende oorzaaken, welken ftraks verklaard zullen
■worden. en het verfchil der onderwerpen; Hief
uit b'lykt nu genoeg, de reden, Waarom, als 'er
eenige medehelpendc vermogens bykoomen, waar
door de heilzaame, en tot de gezondheid nood-
2aaklyke werkingen van de Natuur, worden om-
gekeerd j een zo gefteld lichaam aanftondS ziek
wordt; en waarom dikwils geringe oorzaaken, ge-
lyk ze ons fomtycte fchynen, in de matroozen ,
zulke zwaare uitwerkingen verwekken; 't welk in
menfchen die aan land en op een andere wyzelee-
Ven, niet zo veel gezien wordt.
Schandiyk- Onder alle de fchaadlykfte oorzaaken, welken
heid van de lichaamen, in heete gewesten , fchielyk aan-
de Hem- ^oen j js 'er behaWen vergiften en gemoedsbewe-
wgten' gingen , geene, welke zo veel kwaad doet als een
onzuivere en zeer vogtige lugt. Decze brengt
eene loomheid over het gehecle lichaam; hoopt
de Vogten op, verflapt en ontfpant de beweegve-
zë-
___
-ocr page 240-
ïr ti havens.
zelen» ftuit alle ontlastingen, verzwakt de ver- in.D«t-
teering der fpyzen; doet het gene, in de eerfte H.
wegen wordt onthouden tot bederving, en einde- H°°H>rf.
lyk het bloed,en de overige lappen tot verrotting
overflaan; inzonderheid alsze met kwaade en rot-
tige deeltjes vervuld is, hoedanige op de Schee-
1'
en ingeademd wordt. Zie II D. I. Hoofdft §.
. III. D< I. Hoofdjt.- §. I. waar ik van de oor-
zaaken in 't algemeen gehandeld hebbe. Men
moec echter aanmerken, dat regenagtig weder,
als het niet te lang aanhoudt, niet zo veel kwaad
doet, als vogtig en nevelig, zonder regen; dat
regenig weer, op zee, minder kwaad is, dan ia
een haven, waar de regens,op de aarde gevallen,
terftond van de draaien der zonne,en den warmen
grond , wederom in dampen opryzen , welken
dikwils vry lang in de lugt van een haven, on-
bewogen bly ven hangen, wegens de belemmering
van vrye lugt door hooge bergen, gebouwen of
boomen.- En dus ziet men hoe zy verdoold zyn ,
die in de haven van het eiland Kurasfou , de
plaats het Waygat, om de winden, welken dik-
wils fterk waayen ; en de lichaamen der matroo-
zen, meest altyd nat van zweet, verdroogen,
fchaadlyk houden voor de gezondheid , en de
Scheepen by de huizen doen liggen; waar door
zy, terwyl zy het eene kwaad ontwyken, door
hunne voorzorge, vallen in een ander, 't welker»
ger is, naamlyk, een onbewogen eigen damp-
kring van het Schip. Zulk een ongezonde Iugts-
gefteldheid nu, is of algemeen en altyd, gelykin
moerasfige plaatzën, en waar veele bosfehenzyn,
voornaamlyk in de Indien, in het regenagtige fai-
foen; of maar nu en dan en fchielyk verdwynen-
de, gelyk in de Midlandfche zee, met een oosten ,
zuiden of zuidoosten wind. Hoe fchielyke verande-
ring, zulk een lugtsgefteldheid, in de werkingen
van een dierlyfe lichaam kan veroorzaaken, zal ik
door een voorbeeld ophelderen.
In 't jaar 1759, den 1 Juny, liepen wy, metWaanree.
bet Schip de pringesse carolina, ia zee, den a6 min««
wier-
-ocr page 241-
224                VAN DE ZIEKTEN
in Deel wierPen WY het anker voor de wal van Malaga,-
ii. ' De cyd welke wy in de Duitfche zee hadden over-
Hoofdst. gebragt, was zeer regenagtig en windig geweest:'
maar hier uitgeraakc zynde , werdc het helder
weer; het welk ons met zagtheid en aangenaam-
heid , tot aan de gemelde ftad bybleef. Den 27
woei hec ftcrk uit den Noorden en Westen, ge-
lyk te voren : maar op den 28, tegen den avond,
liep hy geheel om, oost naamlyk, zuid*en zuid-
oost. De laatfte was de meeste. Tot hier aan toe
was het volk op het Schip gezond; de kost was
goed. Sommigen, hoewel niet veelen, om dac
zy gebrek aan geld hadden, kogten voor zich ee-
riige tuinvrugtèn en wyn, zonder zich onmaatig
te gedraagen. Den 29, 30, 31 en 1 Augustus,
bleef de wind dezelfde, maar het woei weinig;
de lugt was dik en vogtig, evenwel zonder regen ;
en de wolken benamen het gezicht der zonneniet.
Maar op deezen laatften dag werden, onder de
matroozen, reeds meer dan 70 zieken geteld. Na
den maaltyd, werden zy , doorgaans, fchielyk o-
vervallen van zwaare krimpingen in den buik, met
groote benaauwdheid, brand omtrent het Hert,
en dorst. Hier op volgden, in 't kort, groote
ontlastingen, van onderen en van boven; eerst
het gene gegeeten was en drekftoffen , hier na
groene gal. De Puls was ras en klein; de uitwen-
dige warmte zeer verminderd; welke in fömmi-
gen op den tweeden, ja ook wel eens, op den
eerden dag, met koorts vermeerderde; doch het
getal van de zulken was gering. Én eindelykwa-
ren zy allen nat van koud zweet. 'Er zyn geweest,
waar in de gemelde toevallen , een geheelen dag ,
anderen, waarin men dezelven twee dagen heeft
gezien; waar na de ziekte dan, in een pynlyke
Buikloop, of tfoofts veranderd werdt. Op den
tweeden van Augustus en volgende dagen, terwyl
wy een noordlvken en zuidwestelvken wind hadden,
werden nog drie of vier aangegfeepen;. en de zie-
ken bevonden zich beeter, zo dat zy den agtften
of
-ocr page 242-
IN DE HAVENS*                       225
(jf tienden dag van dezelfde maand, byna allen, in.ueei.
herftcld waren.
               .                                              8.
Ik zou meer dergelyke gevallen konnen bybren- HooFD
gen, welken den Tchaadlyken aart, van een al te
vogtige lugt, zouden bewyzen: maar dit is ge-
noeg. Eindelyk ondervindt men evenwel ook ,
dat de matroozen dezelfde ziekten krygen , al-
fchoon 'er zulk een algemeene gefteldheid vanlugc
geen oorzaak van zy; maar dan zyn de ziekten
niet, of zelden, zo algemeen onder het volk, ea
zy worden dan ook goedaartiger gevonden. Maar
onder de oorzaaken, welken behalvcn de gemel-
den, ons lichaam mee veel heftigheid aandoen t
worden met recht geteld de gemoedsdriften. Van.
derzelver uitwerkingen zie II D. II Hoofd/l. §. X.
Zo ook zwaare arbeid, inzonderheid, over dag,
in de heete zonnefchyn,en als de menfchen,eeni-
gen tyd, geen werk gedaan hebben. Want hier
door worden de Vogten, op een ongewoone wy-
ze , te fchielyk bewogen ,• en de gal, welke te vo-
ren , wegens de groote verflapping der dee'en, de
traagheid der beweegvezelen, de weinige bewe-
ging van het lichaam, in de galvaten en galbuizen,
ja in de galblaaze zelve, lang was opgehouden,
en fcherp was geworden,te overvloedig afgefchei-
den, en in het gedarmte geftort; welker vliezen
zy, door haare fcherpte, ontdek, verknaagt, ea
het bederf van het gene in de eerfle wegen ont-
houden wordt, verhaast, pynen en ontroeringen,
enz. in"t lichaam verwekt. Het gene de oorzaa-
ken wyders betreft, zie in de Voorverhand. en II
Deel, I Hoofdft. §. V. n. 1, 2, 3, 4, 10, 11,
12, 13, 14, voornaamlyk op bet einde van n°. 19,
eo, 21, 22, 24, en eindelyk, het gene in hec
tweede Deel I Hoofdft. §. III, van de gewooue
akegroote voorzorge , tegen de koude van den
nagt, in warme gewesten, gezegd is. Hier uit ziec
men de redenen, waarom deeze ziekten, op fom-
mige plaatzen van den Aardbodem , algemeen,
zwaar en doodlykzyn ; op andere maar by deezen
en genen, en gocdaartigpr bevonden worden; en
P                           waar-
-ocr page 243-
52ff                VAN DE ZlEKfEN
nl. Deei. waaromze dikwils» onder de matroozen, alge-
»• meen en zwaar woeden, met helder weer. Die
moofdst. vooraf hebbende laatcn gaan, zal ik nu kortlyk
de befchryvingen der ziekten opgeeven. Die 'er
meer van begeert te zien kan de Schryvers na-
flaan, inzonderheid, die in 't II Deel, I Hoofdft.
§. IV.. zyn aangehaald.
Van de zomerfche Galkoorts.
Befchry- m. Ik heb niet onvoegzaam geoordeeld, de
deGaN™ neete galkoorts, welke in den zomer voorkomt,
koorts, van de aanhoudende Rotkoorts, in 't voorgaande
Hoofdftuk befchreeven, verfchillende, fchoon 'er
in deeze koortzen veel gelyke toevallen gezien
worden, waar in ze fchynen over een te koomen,
in 't byzonder te befchryven. Want uit de oor-
zaaken , omftandigheden , en eenige toevallen, in
de laatfte dikwils voorkoomende, als ook de by-
zondcre wyzc van geneezing,welke zy vereischt,
kan ligt begreepen worden, dat hier in een meer-
dere helling tot rotting, en een grooter trap van
rotting in de Vogten is, dan in de andere. En de
ondervinding leert, datze niet zonder groot nadeel
van de Lyders , op dezelfde wyze, kan behandeld
worden. Schoon de kenteekencn, voornaamlyk,
in 't begin , dezelfde bevonden worden; kan ech-
ter het onderfcheid van deeze en die, gemaklyk/
uit het gezegde en het gene volgt, opgemaakt wor-
den. Deeze Koortzen, alsze in gezonde lichaa-
men vallen, hebben gemeen, dat in beiden, py-
nen voor 't Hert, met byna onlesehbaaren dorst,-
gal braaking, of neiging tot braaken,een drooge
en zwarte tong, en een brandende hitte, over het
geheele lichaam, ontdaan. Maar als de Aanhou-
dende begint, worden de trilling en groote koude,
dikwils zeer lang gevoeld, de Puls is hard, inge-
trokken , allengs aanwasfende, en zo ook de warm-
te. In de zomerfche Galkoorts wordt weinig of
geene koude gevoeld, en de Puls en de warmte
neemen fchielyk toe. In de eerfte wordt de Puls,
als*
_.
-ocr page 244-
IN DE HAVENI.
alsze ingetrokken en hard is, door eene Aderlaa-in.
tinge, eens of tweemaal herhaald, zeer opgewak- n-
kerd. In deeze, eens of tweemaal eene Adërlaa- H»0Fü5T»
ting gedaan zynde, zinktze, en wordt van grost
klein en beevende; klein zynde verdwyntze, by-
na geheel, door de Aderlaatingen. Daarenboven
bevrydenze de Lyders, in deeze van debenaauwd*
heid ; in de andere verzwakken zy de krachten
zeer, doen het gcheele lichaam beeven, en van
zweet dry ven. In.de eerfte blyft de Puls tot hec
einde van de ziekte groot en fterk, in deeze nieC
dan zeer zelden, en zinkt doorgaans van zelfs,
na den vierden, vyfden of zevenden dag. In de
Rotkoorr.s wordt , behalven de gierstpuisten ,
geen andere uitflag, ten zy 'er eenige misflagen
begaan zyn, gezien. In de Galkoorts koomen be-
halven de gierst uitflag, blutspuisten, ja ook wel
breede blaauwe vlekken op de huid. In de eerfte
is de huid gefpannen en droog, in de laatfte dik-
wils zngt en vogtig. Ook gaat de Galkoorts dik-
wils over in een leelyke on ftinkende Roodeloop ,
waar in fomtyds klaar bloed geloosd wordt; en
als de eerfte woedt hebben wy gezegd, dat zelden
Roodeloop gezien wordt. 'In die worden de flaauw-
ten, terwyl het lichaam neerligt, en bloedingen
enz. welken verlies van krachten, en verfmelcing
der Vogten te kennen geeven, menigvuldiger ge-
zien dan in deeze. Eindelyk, de Galkoorts,
fchoon zeer zwaar, eindigt evenwel dikwils, op
den zevenden, en fomtyds, op den negenden of
elfden dag, duurt ook wel tot den zeventienden;
en gaat dan niet zelden over in een andere ziekte,
of wordt van een geftadige een afgaande Koorts,
't Welk in de heete winterfche niet gebeurt; dee-
ze eindigt noit voor den dertienden, vyftienden
of zeventienden, en byna altyd, met een zicht-
baare fcheiding. Dit gebeurt ook fomtyds in de
Galkoorts van den zomer, maar niet dikwils. Ik
heb dikwils veel oplettendheid, omtrent de zie-
ken gebruikt; maar heb onder de twintig naauw-
lyks zes gevonden jby welken de ziekte door een
P *
                           vel-
-ocr page 245-
.328                 VAJN DE ZIEKTEN
111. Deei. volmaakte fcheiding eindigde. Men ziet wel dik'"
wils eenige teekenen van Kooking, maar door-
gaanj valsch, en den Geneesheer te loor Hellen-
de; die de aanftaande fcheiding te gemoetziet,
welke zelden komt, en ondertusfehen de nodige
middelen" verzuimt, waar door eene ziekte, an-
ders niet ongeneeslyk, dikwils ongeneeslyk wordt.
Nog meer, uit de eerde, gelyk wy , door een
voorbeeld getoond hebben, koomen de krachten
en voorgaande gefleldheid van het lichaam, zeer
fchielyk» weerom ; uit deeze blyven de zieken
lang zwak, en Horten ligt weer in, en koomen
langzaam weder tot vorige gezondheid. De erg-
fte trappen van deeze ziekte zuilen, in 't gevolg,
gezien worden. In de Indien ziet men zelden een
hcete Galkoorts , gelykze in Europa gezien wordt,
fchoon die ook daar voornaamlyk op plaatzen,
waar deeze Koorts als een Volkziekte gewoon is
te regeeren, en inzonderheid alsze nieuw aankpo-
mendc vreemdelingen overvalt , waargenomen
worden; het gefchiedt echter zeldzaarner. Verfchei-
den foorten van deeze Koorts heb ik gezien, in
het hospitaal op het flot Ludovicia,aan den Rhyr,
een plaats, welke berugt'is wegens ongezondheid,
waarze jaarlyks zwaar onder de foldaaten woedt,
terwyl er de burgers, ondertusfehen, dikwüs van
vry blyven.
Men kan hier uit afleiden, dat de menfehen lang,-
in zulk eene lugt verkeerende 'er eindelyk aan ge-
wennen , of de lichaamen , door een lange ge-
woonte , eene gefleldheid krygen, datze op de-
zelve geen gelyke uitwerking veroorzaakt, als op
aankomelingen. Hier uit blykt te gelyk, waarom
matroozen of foldaaten, meer van inzwanggaande
ziekten, dan oude inwoonders,worden aangegree-
pen. In 't jaar 1749 heb ik gelegenheid gehad,
in de ftad Weisfenburg, de verfcheiden trappen
van deeze ziekte te zien. Deeze*ftad, anders ge-
zond, werdt toen, met een gragt omringd of ver-
fterkt. Maar van de natte uitgedolve, en aan de
ftraalen van de zorme blootgeftelde aarde, ont-
ftondt
I
-ocr page 246-
IN DE HAVENS.
ftondt een verfchriklyke Volkziekte , welke de IU. DeeL
zulken, die op het hoogde van de ftad woonden} Et-
of verfchoonde , of maar weinig ziek maakte. HoOTDST*
Maar Tioe laagcr woonende, hoe zwaarder zy'er
van aangedaan werden ; en op de laagfte plaatzen,
gelyk de Bitfcher Vorftad, heefc zy als de Pest,
by na alles vernield. Zo dat zy op de hoogde
plaatzen, een goedaartige Galkoorts verwekte; in
'c midden van de ftad dezelfde; maar veelen fmol-
ten weg van zweet , en in fommigen zag men
blutspuisten; op het laagfte van de ftad , zag men
verfmeltend ftinkend zweet, breede blaauwevlek-
ken , menigvuldige Neusbloedingen, en ftinkende
Roodeloop, by de zieken. Veelen ftierven op den
vierden of gemeenlyk op den vyfden dag, weini-
gen bereikten den zevenden , en zeer weinigen
ontkwamen den dood. De doode lichaamen zwol-
len ecnige uuren ns den dood , werden blaauw,
en gaven een zeer kwaaden reuk van zich. Men.
kon aan de foklaaten, in 't gasthuis gebragt, uit
de toevallen , zien, in welk gedeelte van de ftad
zy gewoond hadden. Men geloofde dat deeze al-
gemeene zit-kte ontdaan was uit fyne vergiftige
uitdampingen uit de aarde; maar die alles in "op-
merking neemt, zal ligt zien,datze voornaamlyk.,
door de vogtige lugt, is veroorzaakt.
IV. Als deeze Koorts goedaartig is, en de hit- Genee-
te wat groot, wordt niet nut een Aderlaating of zins-
twee gedaan. Men moet echter zorge dragen,
niet te veel bloed af te trekken, op dat men de
zieken niet in grooter gevaar brènge. Hier na
moet men.de geneezing bewerken door ontlast-
middelen, gelyk wy in de voorgaande Aanhouden-
de koorts gezegd hebben. Waterige drank, met
eenige zuuren, uit gewasfen of mineraalen ver-
mengd, is best; gelyk ook alles wat de fcherpte
van de gal verftompen, en de al te groote bewe-
ging der Vogten kan beteugelen. Als het lichaam
gezuiverd is, en de hitte en drift in de Vogten
niet eenigzins verminderen, wordt de geneezing,
gemeenlyk, door de Koortsbast en bittere aftrek-
P 3
                               zeis
-ocr page 247-
V*N DE ZIEKTEN
in. Deel. zeis volbragt. En fchoon 'er eenige teekenen van
u- Kooking mogten zyn, moet men 'er evenwel niet
fdst. van aflaaten; ik heb hier van, inzonderheid de
Kina Kina, in deeze ziekte, gelyk ook in de voor-
gemelde, noit eenig kwaad gezien; maar altyd,
dat de zieken , welken dezelve , in behoorlyke
maate gebruikt hadden, fchielyker herfteld zyn,
dan dieze in minder maate , of al te traag ge-
bruikt hadden. De overige en meest dringende
toevallen, welke deeze met de aanhoudende Rot-
ioortze gemeen heeft, moeten als daar in behan-
deld worden. En alsze erger wordt, moetzeals
een waare Rotkoorts aangemerkt worden; en dan
zyn van nut.de dingen , welken wy aan de zieken
van de tweede nummer in de Synochus? voorge-
fchreeven hebben, en in 't gevolg nog zullen aan.
geweezen worden.
Van Rottige Zweet- Koortzen, en met idtjlag, bet
Bort, en de Roodeloop van 't jaar
1760, wel-
ken onder de matroozen, in de haven van
het eiland Kurasfou gewoed hebben.
Overgang. V. Nu zal ik het verhaal der reize, in het II
Deel, Hoofdft. I. §. III begonnen-, vervolgen.
Het Schip lag voor anker, in het Waygat, met
de achterfteven tegen het Oosten, en de voorfte-
ven naar het Westen; zo dat het doorgaans voor
den wind, tegen het achterfle en de rechter zyde
van het zelve waayende, wel openfrondt. Niets
werdt daarenboven verzuimd, 't welk het gebruik
op het Schip toelaat, en de gezondheid voordee-
lig geoordeeld werdt. Den 26 van Augustus, zyn
"er onder de matroozen zes zieken geweest. Om-
trent het einde van dezelfde maand, groeide het
getal der zieken aan tot zestien. De Thermome-
ter teekende op de hoogde plaatze 89 graaden,
en eens 90, op de laagfte, 83. Twee dagen waren
regenig. In September vermeerderde het getal der
zieken fchielyk, en den 27 was het tot negen en
zeventig geklommen. Hier na verminderde het
we-
-ocr page 248-
IN DE HAVENS.
wederom, en op den laatften, was het tot 54 ge- in. Deei.
daald. De Kwik ftondt boven, op 89 gr. bene- n-
den op 82. Zes dagen waren regenig- Eindelyk HooFKT'
zyn 'er, op den 21 OStober, wanneer wy de rei-
ze naar het Vaderland aannamen, nog 31 zieken
op het Schip geweest ; op den laatften , maar
twintig. De Kwik ftondt tusfehen 81 en 87 gr.
In deeze Maand hadden wy zeven regen ige da-
gen : maar de regens waren niet zwaar. Op den
laatften November was het getal der zieken tot op
vier gedaald. De Kwik hing tusfehen 74 en 84
gr. Drie of vier dagen waren maar tfegenig ge-
weest ; maar de lugt was dikwils met wolken be-
trokken. Het grootfte getal van zieken, in De-
cember
, was zes. De Kwik ftondt tusfehen 67 en
So gr. In deeze maand hadden wy dertien rege-
nige dagen , en veelen waarop de lugt betrok-
ken was. In January klom het getal der zieken
wederom tot twaalf; deezen allen hadden de
Scheurbuik. In February zyn wy eindelyk in Hol-
land te rug gekoomen.
                         .
Maar terwyl wy aan het eiland waren, hebben Befbbry
*er veel Ooste winden gewaaid, en dikwils vry ving va
fterk; weinige dagen waren 'er zonder wind. De de ziekten.
meeste ziekten, welken zich9 in het begin van
ons verblyf voordeeden, waren, gelyk wy, bo-
ven , reeds gezegd hebben, Pynen in 't hoofd, en
Gal-kolyk, welken gemaklyk geneezen werden.
Maar deezen veranderden in zwarte gal-ziekten,
erger dan de voorgaanden en ook gevaarlyker,
waar van de Lyders zwaar aangedaan werden. Zy
begonnen met een groote hitte voor het Hert,
buikpynen, zwaare benaauwdheid; waar op gal-
agtige ontlastingen volgden, van boven en van on-
                  . *"
deren, met een groote verzwakking van krachten.
Veeiep waren nat van koud zweet. Als dit ver-
der ging, voornaamlyk, als 'er koorts bykwam,
gelyk in fommigen gefchiedde, met een groote
Puls, welke gemeenlyk tien uuren bybleef, be-
gonnen de lippen te zwellen, en het aangezicht
werdt blaauw. Pe Koorts wat ontlaatende gaven
P 4                             zy
-ocr page 249-
VAN DE ZIEKTEN
in.üeei. zy veel zwartagtig bloed, door braaking, over;
'i. en deezen ftierven bykans allen, en maar weini-
ge uuren na de verfchyning van dit toeval. Som-
migen loosden een dergelyke ftoffe, maar zwarter,
en zeer ftinkende, door den Afgang; maar dan
volgde nog wel herftelling. Zo iet gebeurde ook
in eenigen , die de koorts hadden, fchoon de ont-
lastingen niet zeer aandrongen. Anderen kreegen,
op gewoone wyze , eene Galkoorts , en zo veel ik
heb konnen zien, waren deeze allen jonge men-
fc'ien, of van middenbaaren ouderdom, voor de
ziekte gezdnd en fterk;met benaauwdheid, naam»
lyk, voor 't Hert , galbraaking, of walging, en
een byna onleschbaaren dorst. Eenigen van dce-
zen waren dan eens koud, en dan wederom heet;
daarna volgde een brandende hitte over het gehee-
le lichaam , met een groote fnele en volle Puls;
de tong was geelagtig, of wit, dikwils met een
groenen rand, evenwel altyd vogtig.
In fommigen begon ik de geneezing met een
Braakmiddel , ik deed geene Adcrlaating, Den
anderen dag, zogt ik, als het de omftandigheden
toelieten, door een zagt buikopenend middel, het
gene in het gedarrnte onthouden werdt, te ont-
lasten. Voor gewoonen drank gaf ik gemeen wa-
ter , met Limoenfap en fuiker; of Koeldranken,
met Spiritus Vitrioli, Sulpburis per campanam, of
Salis, of Nüri 'dulcis , met eenige Syroop van
Limoenen of geley van Aalbesfen, en een weinig
Kaneelwater, aangenaam gemaakt. Maar vcelen
wilden zulks niet drinken; zy begeerden zuiver
water, 't welk niet (lonk, en zeiden, dat de zuu-
ren hitte omtrent het Hert veroorzaakten : het
trant my het hert af,
fchoon 'er niet meer dan be-
hoorlyk, in de dranken, ware. De ziekte voort-
gaande , werdt de warmte, in fommigen op den
tweeden, in anderen, op den derden dag, van
Kelfs, minder, en de Puls, tegen verwagting ,na-
tuurlyk; welke allengs minder en minder werdt,
en eindelyk klein en beevmde; wanneer by foiru
migen blutspuisten , voornaamlyk op de borst,
ar.
-ocr page 250-
—_
IN DE HAVENS.'                    233
armen en aan de binnen zyde der Dyen, te voor- ai;
fchyn kwamen; en by fommigen heb ik groote n.
blaauwe vlekken gezien. En dit was verzeld met HoorDiT'
zulk een verval van krachten, dat de Lyders, op
de minde beweging, in flaauwte vielen. Een iterk
zweet kwam 'er over het geheele .lichaam ,• en de
zieken werden benaauwd, onrustig, eenigzins yl-
hoofdig, zich nergens mede bemoeyende, of op
eenig ding achtgeevende, ook nergens over klaa-
gende. Zy gaven echter alsze gevraagd werden ,
goed antwoord. In fommigen kwam, als de Puls
wegzonk, een groote brand voor 't Hert, de lip-
pen zwollen eenigzins, het aangezicht werdt
blaauw. Kort hier op volgde braaking' van een
zwartagtige (toffe, en eindelyk de dood. Ande-
ren werden door brand en krimpingen in den buik
geplaagd, en loosden leelyk zwartagtig bloed met
den Afgang. In fommigen begon, op den twee-
den, in anderen,op den derden dag, het wit van
de oogen en de huid geel te worden; en dit was
een kwaad voortceken. De tong werdt van dag
tot dag witter, en eindelyk beevende. De Ly-
ders lagen akyd op den rug. Als de ziekte zo
voortging, volgde fomtyds, op den tweeden of
derden , doch meest, op den vierden dag, een
zagte dood. By de genen, welken ik, in 't be-
gin, eens of tweemaal een ader gc'aaten had, ver-
minderde ook, en wel zeer fchielyk de Puls; ja
dikwils zonkze aanftonds, na de tweede Laating,
en zy werden de eerden gelyk. De zieken fchee-
nen echter niet in zo groot gevaar te wezen : want
blutspuisten zyn by de zodanigen zelden 'gezien,
en geen een, welke in 't begin gelaaten was, heeft
bloed gebraakt; en zy ftierven niet zo fchielyk
als de eerden.
Het bloed in de hitte van de koorts afgelaaten,
was hoogrood, dreinde, en fcheidde een geelag-
tige wey af, gelyk in Europa. Die de kracht der
ziekte wederdonden , en den vyfden of zesden
dag bereikten, kreegen gemeenlyk, bloedvinnen,
of kleine roode puisten, welken pynlyk waren,
? 5                           en
-ocr page 251-
*34
VAN DE ZIE KTEN
in.Deel. en bezwaarlyk toe yerettering overgingen , als
n. famenloopende Pokjes, byna over het geheele li-
Hoofost. chaam ; 't welk inzonderheid gebeurde i
voornaame zieken, zo dat rnen hem niet zonder
medeleden kon aanzien. Dit werdt ondervonden
in menfehen} die van een zwartgallig geftel wa-
ren. En alle die dit kreegen f en tot den zeven-
den dag leefden , behalven één, die op den agt-
ftendagftierf, werden herfleld. Eindelyk klaag-
den de meeste zieken, inzonderheid die over de
dertig jaaren waren, en van een ongezonde ge-
fleldheid, wanneer de ziekte hen overviel, van
pyn en brand voor 't Hert, en neiging tot braa-
ken ; fchoon weinigen braakten. By ibmmigen
rees de Puls , eenigc uuren , maar werdt in 't
kort wederom als natuurlyk, en daarna klein. De
warmte van de huid was natuurlyk; de tong vog-
tig en wit,* het zweet kwam overvloedig uit,zelfs
op den eerften dag van de ziekte, over het gc-
fceele lichaam; maar geene vlekken. Die wei-
nig of niet zweetten, hadden veel zwarten en ftin-
kenden Afgang, met krimpingen in 't gedarmte:
ook kreegen zy dikwils flaauwten. Als deeze ont-
lastingen wat (Hl (tonden, of merklyk verminder-
den, en 'er geen overvloedig zweet uitkwam, wer-
den de Lyders zeer benaauwd; maar als het zweet
wel uitkwam, hadden zy het beeter. Eindelyk,
zy waren allé, van het begin tot het einde, vol-
ftrekt zonder flaap. Deezen laatften heb ik geen
of weinig bloed afgetapt, ten zy ik het gevaars-
halve deed; en dan was het zwart, dun ,cn ftondt
lang, eer het runde, en maakte noit een eiland-
je, 't welk in de wey dreef, gelyk heteerfte:
het ftremde evenwel eenigzins ,maar gaf bezwaar-
lyk of geheel geen, en een zoetagtige wey af.
Het Water was gelyk het welk w,y befchreeven
hebben in de aanhoudende Rotkoorts van de twee-
de en derde nummer. ,
Well,e
Eindelyk, heb ik ook bevonden, dat jonge,
menfehen fterke menfehen, en voornaamlyk, die van een
'ermeest zwartgallige gefteldheid waren, niet alleen meer
aaa
-ocr page 252-
, IN DE HAVENS.                   435
aan de ziekte blootftonden, en zwaarder aange- IIK p^
daan wierden, maar ook eerder ftierven dan an- 11.
deren. Hier van zal ik twee gevallen verhaalen. Hoofd
Een wakker jongeling, van omtrent 18 jaaren, van aan
van allen, op hec Schip, bemind, was 's morgens ^a!'en
wel, maar klaagde, omtrent tien uuren voor den
middag, van hoofdpyn en andere toevallen der
koortzigen. Hy hadc een groote, volle en rasfe
Puls. Jk ried hem, dat hy zich zou doen ader- .
laaten, maar hy wilde niet, en zeïdedathem,
voor eenige jaaren, de Vallende ziekte hebbende,
hierom , de aderlaanngen verboden waren. Ik
ried hem het tegendeel; maar wat ik deed, ik
kon hem van zyn opgevatte meening niet afbren-
gen. Ondertusfchen wendde ik alles aan, om de
drift van het bloed te beteugelen, en de Vogten
voor rotting te bewaaren, wat ik kondej'doch al-
les te vergeefs. Op den tweeden dag, tegen den
avond, gaf hy veel zwartagtig bloed door braa-
king over, en op den derden ltierf hy. Een an-
der, 16 jaaren oud, Evert Kryn genaamd, was
's avonds wel, maar werdt 's anderen daags 's mor-
gens, inde kooi, zonder gewaarwording bevon-
den. Ik onderzogt het lichaam, 't welk ikeenig-
zins gezwollen vond, met blaauwe vlekken op
het zelve, en byna zonder eenige Puls. Daaren-
boven kwam 'er eenig bloed uit zyn flinker oor
en neuze, zeer zwart, eenigzins zoet van fmaak;
't welk nog eenige uuren na den dood bleef uit-
Ioopen. Het dood lichaam werdt, in 't kort,
geheel blaauw en gaf een leelyken flank van zich.
Door deezen en de voorbeelden van anderen, wel-
ken ik niet had durven aderlaaten, leerde ik, dat
de Laatingen nodig waren, voor de genen die een
flerke Puls en groote hitte hadden. En fchoon de
Puls, nadezelven, fchielyk neerzonk, kreeg men
evenwel meer tyd, om de geweldige bewegingen,
en al wat hier uit voortkwam, te beteugelen; zo
dat de ziekte met bekwaame middelen kon behan-
deld worden; welken, alsze, in tyds,in de twee
gemelde gevallen waren te werk gefield, was
mis-
-ocr page 253-
23Ö                     ?AH DE ZIEKTEN
m. Deel. misfehien de ziekte niet zo fchielyk tot die hoogte
it. gekoomen.
Hooïdst. j^ zou we| eenjge toevallen, maar van minder
aanbelang, hier by hebben konnen voegen; maar
my dunkt, dat deezen kunnen voldoen om de
ziekte te kennen. Die begeerig is naar een vol-
lediger befchryving van dezelve, kan Dr. mon-
chy nazien ,. in de Verhandelingen van de Haar- _
■ lemfche Maatfchappy. Eenige doode lichaanien
heb ik geopend. De Lever en de Milt vond
ik graauw van kleur,- de Galblaas en de Darmen
vol van een zeer zwart vogt; het Hert graauw,
en doorgefneeden zynde,liep 'er zeer zwart bloed
uit. Daarenboven vond ik, doorgaans, op den
bodem van de regter holligheid, een zwarte draa-
dige zctfïtandigheid, van dikte als een ftroohalm,
onregelmatig in malkander gewrongen, ligtfmelt-
baar, van het bloed famengeftremd; in de flinker
een dergelyke, maar zo veel niet. De Lever" heb
ik tweemaalcn geel, byna'geheel ledig van bloed,
en als ofze gekookt ware, gevonden.
Ger.ee- VI. De geneezing vafl deeze ziekten is 7.cer ge-
wng' lyk geweest met die, welke wy in de aanhouden-
de Rotziekte, den zieken, van de tweede en der-
de nommer, hebben voorgefchreeven. Die de
koorts hadden, gaf ik, in 't begin, ten zy de hit-
te groot ware, een Braakmiddel: maar als dezelve
wat groot was, deed ik eene aderlaating, eenige
uuren, voor dat ik het Braakmiddel gaf. Als de
Lyders gebraakt hadden, en de hitte zwaar bleef,
beval ik een tweede Laating te doen. Als het
Braakmiddel geen Afgang verwekte, en het de
krachten toelieten, gaf ik, den volgenden dag,
een zagt Buikopenend middel, om het gene in de
Ingewanden werdt opgehouden, te ontlasten.
Voorts heb ik, gelyk ik reeds gezegd hebbe, zuu-
re en rottingweerende dranken ryklyk aangeraaden
te drinken , alszr: met hunnen fmaafc overeen kwa-
men. Dikwils heb ik eenige greinen Kamfer , met
Oxymel fimplex en Nitrum als een Likking laaten
gebruiken. Maar, als zy geen zuure dranken wil-
dea
-ocr page 254-
IN DE HAVENS.                   237
den drinken, heb ik hun water, met wat Sal mi- m. Deck
rahile Glauberi of Nitrum gcgeeven, zo veel zy wil- * 11.
den. Als de hitte gebluscht was, heb ik tot de HooFDST'
Kina Kina, als het heilig plegtanker, toevlngt geno-
men. Met water gekookt, deedt zy de beste uit-
werking, alsze maar in genoegzaame maate, en
dikwils genoeg gegeeven werdt. Ik heb 'er wel,
naar de omftandigheid, wat Sal Polycbrest, Pru-
nellce, mirahile Glauberi,
of Nitrum, en als hec
vereischt werdt, de Cortex Simaruba by gedaan.
Door dit heilzaam middel, werden de Loop, en
het uitdroogend zweet, fchoon fomtyds wat lang-
zaam, evenwel altyd verminderd; en de moed
en krachten van de zieken, opgebeurd. Maar als
de zieken wederom begonnen overend te koomen,
gaf ik hun, in plaats van de Koorts-bast, eenige
maaien op een dag, een glaasje van het Infufum
amarum.
En zo zyn veelen tot gezondheid her-
fteld. Maar by welken .de Puls weinig of niet toe-
nam , en de warmte niet meer was dan natuurlyk,
deed ik geene aderlaating; maar gaf terftond een
Braakmiddel; en behandelde dezelven dan wyders
als boven ; behalven dat ik deezen, als 'er een
groot verval van krachten was, eene ftooving van
Azyn , Kamfer, en Thcriaak , op den buik, de
Puls, en in 't hol van de handen en voeten deedc
leggen. Als ik teekenen merkte van aanftaande
ylhoofdigheid, deed ik Spaanfchevlieg-pleisters
aan de armen, dyen of beenen, en in den nek
leggen. Het overige, hier toe behoorende, wordt
in de befchry ving van de Synochus gevonden. Voor
die het Bort kreegen , waren de voorgemelde
dranken, ryklyk gedronken, en de befchreeven
bcttingen op den buik gelegd, doorgaans, aan de
eerde beoogingen voldoende: maar als de fterke
bewegingen bleeven aanhouden , zynze djkwils
met een grein of twee Opium tot bedaaring ge-
bragt. Die de Roodeloop kreegen, zyn door de
bovengemelde middelen, naamlyk , zuure dran-
ken, inzonderheid van mineraal zuur, de Koorts-
bast 3 de Simaruba en de rottingweerende bettin-
gea
-ocr page 255-
438 VAN bt ZIEKTEN IM DE HAVENS.
ffl. Deel. Sen> °P den buiIc gelegd, een of twee greinen
11. " Opium, of wat Diascordium, 's avonds gegeeven,
Hoofdst. herfteid. Met de zieken op deeze gemaklyke en
eenvoudige wyze te behandelen, heb ik het zo
ver gebragt, dat, toen myn ydle vreeze voor de
aderlaatingen , als in deeze ziekten, de rotting
vermeerderende , gelyk ik my in den beginne
had ingebeeld, hadt aan een kant gezet, niemant
meer op het Schip geftorven is.
Laat ik hier nu nog eenige weinige dingen,
behalven het gene I D. I Hoofdft. §. IX. ge •
zegd is, van de kost, welke aan de zieken, op
de Scheepen gegeeven wordt, byvoegen. Want
zo oit eenige onbekwaame kost nadeel kan doen,
is het zeekerlyk in deeze ziekten: waarom 'er
Van een Heelmeester naauw acht gegeeven moet
worden , datze by de kost geenerlei garftig vet
mengen; en als hy zodanige kost vindt, mocc
hy den Kapitein aanfpreeken, fchoon dit fomtyds
een onaangenaame 'zaak is, en aan hem verklaa-
ren, hoedanig dezelve zy, en om andere, voor
de ellendige zieken, aanhouden; en niet als de
beste aanmerken, welke uit vleesch en vettig-
heden bereid wordt. Beeter zalze wezen , als-
ze uit gerst, haver, ryst, of brood, met wyn
of bier en fuiker toegemaakt wordt; wyl deeze
dingen niet zo ligt verrotting ondergaan. De
Heelmeester zou hierin zich beeter van zynen
pligt konnen kwyten, als hem en de Officieren
bekend was , wat hy eigenlyk voor de zieken
mogt eifchen; dan zou hy geen gevaar loopen,
van buiten zyn voorfchrift te gaan; en eindelyk,
als het befchouwen van de kost, door den Over-
ften, te gelyk met den Heelmeester gefcheidde;
zo dat deeze verdrietige zaak, niet voor hem,
die ge£n gezach heeft , alleen wierdt gelaacen.
Hier door zouden de bedienden, welken dit aan-
bevolen is , toe meerdere naauwkeurigheid gc-
bragt worden.
VIER.
-ocr page 256-
VIERDE DEEL.
Van de Gezondheid der Flootelingen te bewaaren.
L /~\p dit zeer nuttig deel zal ik niet lang ftil IV. Deel.
vJ ftaan; want hier over zyn zo menigvul-
dige fcnrif ten in wezen, dat het bezwaarlyk, in-
dien niet onmooglyk is, zonder bekende dingen
te herhaalen, iet nuttigs te bedenken, 't welk
niet reeds voorgeftcld is. Hierom wil ik den
Leezer liever wyzen naar de aangehaalde Schry-
vers, dan hem, door een onnodige byeen haalin-
ge, te verveelen. Daarenboven, heb ik het fchaad-
ïyke , in de Foorverhandeling, en het Tweede
Deel,
waar ik van deoorzaaken, in't algemeen
gefproken hebbe , en ook op andere plaatzen van
dit werk, zo verklaard, dat de wyze, om het
grootfte gedeelte van deezen voor te koomen en
te verbeeteren, door deeze eenvoudige verklaaring,
een iegelyk fcheepvaarenden, zo hy wil, genoeg-
zaam blyke, waarom 'er niets meer nodig is. Al-
le omwegen derhalve, laatende vaaren, bly ven al-
leen vier dingen, welken voornaamlyk tot de ge-
zondheid te bewaaren , of te verzwakken, ftrek- .
ken, en van alle Schry vers , hier omtrent kundig,
voor den voornaatnften bron der ziekten, op de
Scheepen gehouden worden , te verklaaren.
I. Eerst (laat dan te onderzoeken het gene de Ve
kost der tnatroozen aangaat,ofze veïbeetering no- ri„g j*"*g
dig heeft, dan niet; en alsze verbeeterd moet Scheeps-
worden , hoe zulks bekwaamst kan gefchieden.k
Op het gene van voornaame mannen is aangeraa-
den, en de wyze hoe groenten kunnen ingelegd
worden, om op de Scheepen bewaard, en op lange
reizen kunnen mede genomen worden, zal ik niet
bly ven ftaan; want deeze dingen zyn, in 't alge-
meen , bekend. Ook zal ik my niet ophouden
met een onderzoek van de redenen, waarom der-
zclver heilzaame raadgeeviogen niet gevolgd wor-
den;
,
-ocr page 257-
VAN DE GEZONDHEID
iv. Deel. den; ik zal'er de myne, kortlyk nevens voegen #
welken zoze nietbeëter, ten minfte, eenigzins,
gemaklyker zullen zyn. Door ondervinding blykt,
dat de matroozen, drie of vier maanden en langer,
met de gewoone kost, op de Scheepen, zonder
merklyke benadeeling van hunne gezondheid, kon-
nen leeven; en te gelyk, als zy dezelve te lang
gebruikt hebben, vermageren, bleek worden,en
veel van hunne welgefteldhcid verliezen. 'By ge-
volg is zulke kost niet bekwaam, om het lichaam
lang in ftaat te houden. Maar wat de verbeete-
ring derzelve aanbelangt, deezc kan men naauw-
lyks hopen, dat geichieden zal, ten zy Voornaa-
me Mannen, aan wie het gezach in onze Repu^
blyk ftaat, de zaak voorneemen, en bezorgen,
dat de matroozen, eenigen tyd of wecken, in
een haven of voor een wal liggende, kost uit
versch vleesch en groente, Poespas genaamd , in
plaats van erwten , visch en fpek gegeevcn worde;
en zo het gefchieden kan, versch brood, bier of
een dronkje wyn, en de Kapiteinen deeze meer-
dere kosten goed gedaan worden. Deeze dingen
zouden genoeg zyn, en de Scheepen zouden , hier
door,met geen ongewoone dingen bezwaard wor-
den; men zou wederom plaacs voor andere nodi-
ge dingen uitwinnen.
Zonder Deeze dingen zullen, buiten twyffel, in den
gioote on- eerftcn opflag, wat kostbaar fchynen; maar als
kosten. >er Q^ ge]eC worcU, zullen de kosten niet zo groot
zyn, alsze wel fchynen. Want, uit een half pond
vleesch, mereen weinig gerst of ryst, kan, voof
één man, de kost gemaakt worden , en de overi-
ge dingen kosten niet zo veel. Men rnoet ook de
tyd, wanneer dit noodzaaklyk is gedaan te wor-
den , in aanmerking neemen. En als het vleesch
te duur is, zouden 's morgens, in de gort gekookt
kunnen worden, appelen , peeren, pruimen , drui-
ven enz. gelyk wy in het Tweede Deel, II Hoofdfl.
§. I. reeds te kennen gegecven hebben, met ge-
meene Syroop , in plaats van boter; of by de ge-
kookte gort zou wat fap van Limoenen of Oran-
je
-ocr page 258-
TE EEWAAREN. ■
je-appelen, met Syroop, gedaan kunnen worden, iv. Deel.
Voor het middagen avondmaal,zou eenige groen-
te, welke te bckoomen was, voornaamiyk Uyen
en Preyen, in de erwten konnen gekookt, waar
by dan , alsze gaar zyn, in tegenwoordigheid van
den Officier, wat boter, zout, en zo men wilde,
wat azyn gedaan zou konnen worden; 't welk
ook, op zee, al is 'er geene groente, zeer goed
zou zyn; en voornaamlyk in heete gewesten. Als
de boter vry garftig is, zou ze door de Azyn, al-
tyd , merklyk verbeeterd worden. Dergelyke
iaus, met een weinig mostert, zou me*n ook over
de visch konnen eeten. En dus zou het niet no-
dig zyn, dat de matroozen boter bewaarden, waar
toe naauwlyks gelegenheid is. Want het zou bee-
ter zyn, dat een der Officieren oppaste, datdaag-
lyks, naar gelang van de menfeben , een zekere
maate boter, in de ketel gedaan, en zo verdeeld
wierdt, dan dat de geheele manfehap, door zulk
een ongemaklyke bewaaring, moeilykheden lydt.
Hier uit zou nog een ander voordeel fpruiten,
plaats naamlyk , in de kist, en meerdere zinde-
lykheid in dezelve. Op zodanig eene wyze zou-
den de menfehen verfrischt konnen worden in een
haven, om wederom eenige maanden-, in zee, met
de gewoone kost , zonder merklyk verlies van
krachten , te konnen leeven. En wat de moog-
lykheid van zulke dingen te verkrygen,' aanbe-
langt ; ik gcloove dat 'er naauwlyks een haven is,
waar in alles zou ontbreeken.
En zo dit niet mogt behaagen , moet 'er zorg
■gedraagen worden, dat de matroozen, op zee,
geene fchulden maaken, of voor het geld, welk
zy van den Schryver ootfangen , zich dronken
drinken: hoe dit moet gefchieden, is den Kapi-
teinen en Officieren genoeg bekend, en het kan
belet worden , als zy willen. Dus zoudefl zy ge-
noopt worden , versch brood en tuinvrugten. voor
zich te koopen,en een weinig wvn 7a\ geen kwaad
doen. On'dcrtuslchen konden de Kapiteinen zo-
danige dingen, aan boord, laaten brengen,, wel -
Q                            k
-ocr page 259-
VAN DE GEZONDHEID
iv. Dcei. ken de besten geoordeeld worden; en op het aan-
\ gebragte een prys zetten, op datze niet te duur
aan de matroozen verkogt worden. Want de on-
dervinding leert, dat de matroozen alleen door het
gebruik van zulke dingen, van zwaare ziekten,
uit gebrek van verfche groente ontdaan, bevryd
zyn geworden: waar uit men ligt kan befluiten,
datze van dezelfde uitwerking zullen zyn in een
minder kwaalyk gefield lichaam. Hoe 'het Hin-
kend water verbeeterd wordt, heb ik reeds, in het
II Deel veiklaard; door een groote opening in het
vat, of het°vat overend gezet, en de bovenftebo-
dem 'er uitgenomen, het zelve aan delugt bloot te
ftellen. En nog fpoediger gefchiedt het, als het
water fomtyds met een ftok geroerd, of 'er een
blaasbalg met een lange pyp in gefleeken wor-
de , om het door blaazen te beroeren; en zo ge-
raakt het ras zynen flank kvvyt. Maar de Schee-
pen, welken naar de Indien vaaren, moeten meer
water mede neemen; waar zy het leggen zullen,
moet men de Kapiteinen vraagen, die beeter wee-
ten dan ik, wat een Schip bevatten kan. Ditweet
ik, al is het fchip vol, zy, alszc willen, 'er nog
veel in kunnen plaacfen, 't welk anders niet kan
gefchieden.
Zuivering II. Men moet maaken, dat de al te vogtige en
van de te veel verdunde lugt, tusfehendeks onthouden ,
higi. vernieuwd worde, indien dit niet van zelfs ge-
fchiedt , gelyk by nagt, of kwaad weder, als alles
geflooten gehouden wordt. De wyze hoe dit,
't welk van groot aanbelang is, kan gefchieden ,
wordt, op een treflyke wyze, geleerd in een
klein Werkje van den Heer du hamel du Mon-
ceau. Allerbest fchynt dit oogmerk bereikt te
worden, als by de mast van het fchoverzeil, of
omtrent dezelve, een houte buis gemaakt wordt,
volgens het gemelde Werkje, of door een op-
gehange lugtzeil , in het zelfde Werk afge-
beeld (f), met het onderfle, aan de buis vastge-
■ maakt >
(t) Tab. I. A. B.
-ocr page 260-
TE BEWAAR EU.                      243
maakt ; zo dat de lugt genoodzaakt worde in iv. Deti.
de buis te gaan, en niet te rug kan keeren; of
doormiddel van een blaasbalg of Ventilabrum,ge-
lyk inzonderheid dat van hales , in het beneden-
fte of groote ruim, tusfchen de zolderingen van
de verfcheiden vertrekken, in de Voorverh. ge-
meld , en den bodem of kiel van'het Schip,
wordt ingedreeven. Met deeze voorzorge onder-
tusfehen} dat, terwyl deeze dingen gebruikt wor-
den, alle openingen van het eerfte dek, alsook
de roosters, op zyde,en de gemeenfehap hebben-
de venfters van het ruim met de Kombuis, wel
geflooten worden. Zo zou de lugt zich , door
deeze geheele ruimte vcrfp*reidèn ; geen uitgang
vindende, dan in de zyden, tusfchen de verdub-
belingen der wanden en de ribben, en by gevolg,
noodzaaklyk in al de overgelaatene ruimten, in.
het geheele Schip, indringen, en door de open-
fhande gaten tusfehendeks, hier mede gemeen-
fehap hebbende, de wegeringen genoemd, in de
plaats waar zich de matroozen onthouden , ver-
ipreid worden, en dus de onthoude en verdunde
lugt tusfehendeks, altyd naar boven willende, van
de zyden naar 't midden van het Schip,en naarde
roosters gevoerd en uitgedreeven. Deeze lang.
zaame en geftadige beweging, van alle kanten
koomende, en naar, het midden gaande, deal te
veel verdunde lugt uitdryvende, kan de genen,
die in dezelve flaapen, geen'ongemak aandoen'.
Men moet nog aanmerken, dat de uitwerking veel
grooter zal zyn, als de engten, by het tweede
dek, digt zyn, zo dat de ingedreeven lugt alleen
tusfehendeks uitgaat. Maar als men de lugt alleen
in het onderde ruim wil vernieuwen , en dit over-
dag gefchiedt, dan kunnen eenige . luiken van het
dek, verst van de buis af, geopend worden, op
dat de lugt een langer weg hebbe, eerze uitgaat.
Deeze wyze van de lugt te vernieuwen mecne ik
beeter te weezen, dan door het vernuftig werk-
tuig van süttón: want behalve datze van meer-
éete uitwerking is, en ten allen tyde kan te werk
-ocr page 261-
244             VAN DE GEZONDHEID
IV.Deel. gefteld worden, en de fchaadlyke lugt uitdryft,
(het welk door het werktuig van sutton niet ge-
fchiedc, 't welk de boven liggende dampkring,
langzaam, naar beneden trekt, waar door de uit-
gang van de dampen geweerd, of ten minde ver-
traagd moet worden, want de lugt kan niet tege-
lyk, op tw"eederleie wyze bewogen worden, door
de roosters naamlyk invallen.en uitgaan ,)zo kan
ook doormiddel vandeLugtmoolen (fentilabrum)
het Schip met een fpeceryagugen rook vervuld wor-
den, waar door het gene in de lugt vervangen is,
dikwils, veel verbeeterd wordt; 't welk ook met
het werktuig van sirrroN niet gelukt. Daarei.bo-
ven ontbreekt het vuur, welks gebruik zeer ver-
eischt wordt, ten minde, op onze Scheepen. Die
begeeng is hier van meer te weeten, kan by de
Schryvers te regt raaken; inzonderheid in het bo-
vengemelde Werk, en dat van sutton, (f) door
Dr. mead zeer aangeflreezcn.
Toezigt III. Wyders moet men middel zoeken te vin-
^Pdeklee".den, dat de matroozen behoorlyke kleeding heb-
ben, en dat zy zindelyk worden op hun lichaam.
Het eerde oogmerk zal bereikt worden, als 'er
acht gegeeven wordt, dat de wet voldaan worde,
welke bevrelt, dat allen die aan boord koomen,
van het gene tot de reize nodig is, voorzienzyn.
Hoe veel , mo'-t naar de langduurighcid der rei-
ze bepaald worden. Laat * Tjv voorbeeld , elk
hebben een wolle.Hemdrok; twee linnen Hemd-
rokken ; twee Bocferoentjes, om over de anderen
te kunnen heen trekken; drie Hembden; vier Dasfen ;
een laakenfe, en twee linnen Broeken; twee Onder-
bioeken; twee grooten van grof linnen, om over
de anderen te draagen ,• drie paar Kousfen; twee
paar Schoenen ; twee Slaapmutzen; twee fchippers
Mutzen; drie Neusdoeken; een fyne en groove
Kam; een fcheepskooi, met een wollen bultzak,
Jcusfen en dek. De Officier, welke op deeze din-
gen onderzoek doet, als de matroozen aan boord
koo-
(f) Metboifsr txtraft'mg fiul air tut of Shift enz.
-ocr page 262-
TE BEWAAREN.                   24J
koomen , moet geen verfleetenen voor goeden iv. Deel.
aanneemen. Het onderzoek gedaan zynde, moet
hy den matroos bezien, of hy wel gekleed is,ten
minfte, zo als een matroos behoort. Des zomers
moet hy aanhebben, vooreerst een hemd ; ten
tweede, een naauwe en ruime linnen hemdrok;
ten derde, een naauwe en wyde broek, ook van
linnen; ten vierde, een das; ten vyfde, kousfen
en fchoenen, en een muts«op 't hoofd. Dat dan
de Officier aan een matroos, zo gekleed,noggee-
ve, een hemd, een das, een nagtmuts, een neus-
doek, een paar kousfen; op dat hy deeze kan
aantrekken , als hy de zynen, welken hy nu draagt,
wil wasfehen; daarenboven , kammen, met een
hangmat, en een pond of twee Tabak. Hier na hem
te bevcelen, dar. alles by malkander gebonden, de
naam van den matroos 'er opgefchreeven, en in de
kistgeflooten worde ; welke, terwylze met verfcheï-
den dingen gevuld is, in het ruim of elders kan
gezet worden, tot dat het den Officieren behaage,
by gelegenheid, de matroozen en hun goed temon-
fteren. Als dan eenige van hunne goederen ver-
fleeten zyn, worden dezelven, op den tyd, als de
monftcring gefchiedt, aangeteekend, en nader-
hand kunnen , in elks bundel , nieuwen gegee-
ven worden, in plaats van de verfleetenen. of
wanneren, als het koud is. Doch als de bundel
niet voldoende is , moet men tot den Schrvver
koomen: rmar als 'er wollene gegeeven worden,
kunnen de linnene, alsze nog goed zyn, in den
bundel by een gebonden worden. Ook moet hy
den matroos zeggen, dat hy, zo dikwüs als het
den Kapitein , of de Officieren behaagt zyn goed
te onderzoeken, hy het'zelve in deYcheepskooi
famengebonden , op de plaats, welke hem aange-
weezen wordt, moet brengen en bloot leggen; op
dat de Officieren alles met'een opflagkonnenzien;
en hy, als 'er gebrek is, ftrafbaar zal wezen over
zyne achtcloosheid. Op deeze wyze , zal een
Biatroos, met weinig moeite , niet alleen akyd
Q 3                             met
-ocr page 263-
VAN DE GEZONDHEID
iv, Oeei. met behoorlyke kleedinge voorzien wezen, maar
ook zyn goed, gelyk hemden enz. kunnen ver-
fchoonen en wasfchen, en zyn lichaam zindelyk
houden, 't welk nu de helft van het volk niet doen
kan. Daarenboven zou het goed dan zo weinig
ruimte wegneemen, dat eene middenmaatige kist,
het goed van tien matroozen zou konnen bergen;
en dus zou 'er maar eene kist tusfchen twee ftuk-
ken gefchut gevonden- worden , welke de matroo-
zen voor een tafel zou verftrekken. Eindelyk zou
dit, als het in gebruik gebragt werdt, nog meer
gemak aanbrengen. Voor eerst zou het de reini-
ging van het Schip gcmaklyker maaken. Ten an-
dere, het zou de ruimte en lugdgheid, tusfchen-
deks, zeer vermeerderen. Ten derde, zou men
de kisten niet behoeven naar beneden te brengen,
als 'er tot gevegt geroepen wordt. Ten vierde,
zou hier door ook belet worden, dat de vrouwen,
als zy, in 't Vaderland, affcheid neemcn van d-
mannen, derzclver goederen medeneemen ; want
die niets heeft kan niets geeven; en eindelyk, dat
zy zei ven ze niet verkoopen of verwaarloozen.
Om hen zindelyk te doen worden, moet men den
raad van den Heer du Hamel dü Monceau vol-
gen; die wil, dat by eiken Bak een opzichter zy,
welke behoorlyk aangefteld. is , om zorgc te
draagen, dat niet alleen de plaats, hem aanbe-
trouwd, rein gehouden worde; maar ook de ma-
troozen van dien Bak befchouwen, ofze zindelyk,
wel, en betaamelyk zyn gekleed; of zy hunne din-
gen wel gadeflaan ; en zo een van de genen, waar
over hy gefield is, van den Kapitein of de Offi-
cieren , anders bevonden wordt, dan de fchuld op
zyn hoofd, zo wel als op den onzuiveren , moet
neerkoomen. Op deeze wyze zouden de matroo-
zen zindelyk gehouden konnen worden ; en de
kleine fpelonken, tot gebruik van de Onderoffi-
cieren tusfehendeks, zouden uit den weg raaken,
en veele andere ongemakken met dezelven.
Ruimte IV. Eindelyk, de plaatzen, op zyde, tusfehen
voor de deks, zouden ruim genoeg worden, om de kooi-
Koojjen.                                                                                               jen
-ocr page 264-
TE BEWAAREN.
jen te hangen,als de helft van de kooijen der ma- iVi Deelt
troozen en foldaaten, wanneer het Schip zyn an-
kers heeft geligt en in zee geloopen is, wel te famen
gebonden werden, zo dat 'er niets, het gene tot de
kooi behoort, van verlooren kon worden; en dan
in het Kabelgat geplaatst wierdt; tot dat het we-
der in een haven is gekoomen, voor twee an-
kers ligt, en de orde van de wagten wederom
veranderd is, zie de Voorverh. Dan moesten hun
de kooijen eerst weder overgegeeven worden; be-
halven aan zulken die op zee ziek zyn geworden.
Want de helft van de matroozen moet wagt hou-
den , en dus zou ééne kooi voor twee matroozen
genoeg zyn. Een naamlyk uit het Prinfen, een.
ander uit Graaf Maurits Kwartier. En zo zou
wederom de ruimte en lugtigheid tusfchendeks
meerder worden. Het gezegde zy genoeg, en
het worde opgenoomen met getyke geneigdheid
als waar mede het gefchreeven is. Het zal myal-
tyd aangenaam zyn, als 'er myne medebroeders
eenig nut uit zullen konnen trekken.
EINDE.
DRUKFOUT.
Bladz. il reg. I4*«z»omieraz,<i>oorhinderlykz,y:
lees niet hinderlyk zy;
-ocr page 265-
r
De Drukkers dezes hebben ook geJruke, of doflr Inkoop verkreweft
de volgende Genees- en Heelkundige Werken.
TVsfertatio de generatione ruRrs. Framio, ah Academia Reoi*
*-* Chirurgie* Parifienf,, Aa. 1746 pnpofrto , amjeamit» ■ Aulhn J.
Grashuis, Med. Dottore , Academis, Ctfarex Naturx curioforitm,
Regi& Chirurgie*. Parifienfis &> Sodetatis Scientiarium liarlcmenfts
Socto.
Editio nova, priori aucftior, Accedit Morbi non fatis defcrip-
ti haclenus brevis delineatio. Eodem AiiBote,
Vtrhandeling van de etterwoRdinu : welke met den prys, door de
Koninglyke Academie der Heelkonst te Parys voor het jaar 1746,
Voorgefteld, belchonken is. Door joannES Grashuis, der Med.
üoEior
, J-iid van de Keixerhke Akademie van de Onderzoekers tier
Kature, van de Koninglyke der Heelkonst te Parfs , en van de Hol-
latulfihe Martfchapfye der Weetenfibapfen te Haarlem,
Nieuwe ver-
meerderde Uitgaave. Hier is ageer gevoegd, Korte Schets van eene
7Aekte tot nog toe niet genoegzaam befcbrèeve».
Door denielfden. In
groot 8vo. de prys is
                     ,            ,           . ƒ: - 18 - :
Genees- en Heelkundige Verhandeling van de Scirrhus en Camer , of
het Knoest- en Kreeftgezwel. Waarin ook de natuur vJn de Fun-
fus
en Sarcoma , of het uitwas en Vleeschgeiwel ondorzogt wordt.
Hier is bygevoegd eene waarneming van Spin* BifiJa j benevens
eenige bedenkingen over de Oorzaken van dat Gebrek, en andere
tegennatuurlyke Gefteldheden waar mede Kinderen ter wereld ko-
men, door Joannes Grashuis. M. D. &c. Nieuwe Uitgaave, in
groot 8vo, met een Plaat
                .                 .               fi-f-'-
Verhandeling over de Lichammelyke Opvoeding van jong; Kinderen , of
Geneeskundige Aanmerkingen over de middelen om Burgers van eene
Maartchappye eene betere gefteldheid te doen verkrygen. Door den
Heere Des-Essartz. M. D. Uit het Fransch vertaald door JoAN-
nes Grashuis, M. D. &c. in groot 8vo, . ƒ 1 - 10 - :
F. Le Dran van de Handwerken eri Operatien der Heelkonst; uit_het
■Fransch vertaald door H. Kort, M. D. te Amft .met een Voorre-
den van J. Grashuis , M. D. te Hoorn in groot 8vo ƒ 1 -10 -:
■■                 over de gefchooten Wonden, uit het Fransch vertaald door
H. Kort. M. D. in groot 8vo. . . . ƒ : 13 - :
De Geneeskunde gemaklyk gemaakt of eene reeks van Voorfchrihen,
van onkostbaare-en gemakkelyk te bereidene uit en inwendige Ge-
neesmiddelen; met aanmerkingen hoe dezelven te gebruiken , en
v eene nevensgaande beknopte beichryving der Ziekten .dieniVig voor
Artjm, Veld- en Zee Cbtrttrg/m> en voor allen, welke de Genees-
kunde beoefenen willen. Waar by gevoegd is eene Verhandeling
over het Aderlaaten, en een Uittrekie] van uitge^ogte Geneesmid-
delen uit het Duitfche Register. Uit het Fransch vertaald, door
Cornelius Pereboom. M. D. in groot 8vo . . ƒ1- 10-:
Verhandeling over de Melkwording enoesielfs toevallen, door C.Pe-
reboom. M. D. in groot ?vo. .
            >            . f'■ - 6 - '■
proeve aangaande de Eryjipelas ufRoos. Door Jan Euurhoff , Stads
Heelmeester in Hoorn, in groot 8vo.
                          • ƒ • 8 -:
De Maag bt'fchouwd in zyn waarde; als mede het verwaarloozen van
dit voortreflyk deel, aangewezen in zyne fchadelykheid, door J. G.
Stelt. M D. in groot Bvo.
            .           .            .ƒ.8-:
Alle Heel- Ontleed- en Geneeskundige werken van den Hecre JohAn-
mes munniks. M- D. Medidni, Anxttmss &> Ictxrices Fwfesfor
aan de Univerlïteit te Utrecht Uit hèt Latyn vertaald door deHee-
ren Dakiel Havakt , M. D. en David van Hoogstliaaten,
M. D. met een Voorrede over het geheeJeWerk door. G. Dicten,
IA. D. Stads en Rhynlands Chirurgyn te Leiden. Tweede druk. 'n
4t«. voor den extra goedkoop prys van ,
           .         ƒ:1-16
_____-