VERHANDELING
|
|||||||||||||||||||
VAN DE
|
|||||||||||||||||||
ZIEKTEN
|
|||||||||||||||||||
DER
|
|||||||||||||||||||
SCHEEPVAARENDEN;
|
|||||||||||||||||||
DOOR
|
|||||||||||||||||||
LODETVTK ROUPPE,
|
|||||||||||||||||||
MED. DOCTOR.
|
|||||||||||||||||||
UIT HET LATYN VERTAALD.
|
|||||||||||||||||||
Te HOORN,
By T. T J A L L I N G I U S. Te AMSTERDAM,
By A L B E R T van derKROE, en
YNÏEMA en TIEBOEL.
Boekverkoopers.
1765.
|
|||||||||||||||||||
VOORVERHANDELING.
De oitde gedenkfchriften leeren ons, dat inleiding,
de menfchen, in vroege tyden, ken- nisfe van dé Scheepvaart gehad, en dezelve geoefend hebben ; fchoon niet in zulk eene vol- maaktheid , als waar in dezelve nu befchouwd wordt. Want tegenwoordig heeft deeze ver- wonderlyke konst, door dé uitvindingen der tledendaagfchen, zulken voortgang gemaakt, dat de Scheepvaarenden, tot een groot voor- deel van het menfchelyk geflacht, met de af- gelegenfté volkeren, én in alle oorden van de Wereld, geméenfchap konnen hebben. Maar zy heeft ook, gélyk elk éen bekent, haare, ongemakken; want, om van geen anderen te fpreeken, zulke lange reizen, als de Schee- pen moeten doen, baarén, niet zelden, vee- le moeilykheden, én maaken de menfchen on- derhevig aan veele en verfcheiderleie ziekten. Öp de Oorlogfcheepen, voornaamlyk , in welken het getal van menfchen, naar maate van de ruimte, te groot is, zyn dé ziekten, wegens lastige afmattingen des lichaams, het" geduurig waaken , en fomtyds, gebrek van goede fpyzen, byna ónyermydbaar,- en van deezen is myn voornemen , tegenwoordig, te handelen. Maar misfehien zal ik fchynen een afgedaane zaak te doen ; nademaal veele én voörnaame Mannen in de Konst, over de Ziekten der Zeevaareridén gefchréeven heb- ben. Hoe het zy, ik meene, dat het niec onvoegzaam zal zyn, 'er by te voegen, wat ik, in verfcheiden togten,heb waargenomen. Sommigen van bun hebben de zieken, te bed* h>
|
||||||
fi VOORVERIIANDELÏ^G.
liggende, niet bezogt; of niet net geweeterr
hoezy, nog gezond zynde, geleefd hadden; waar uit ongegronde befluiten zyn gemaakt. Als iemant de geleerde fchriften van eenige Engelfchen, hier over, raadpleegt, en te ge. lyk de zieken voor zich heeft, zal hy een merklyk onderfcheid befpeuren, tusfehen de gemelde fchriften en de ziekten der Nederlan- deren. Ik zal, hierom, alleen handelen van die Ziekten, waar aan het leven der Neder- landfche Matroozen en Soldaaten, op de Oor- logfeheepen , is blootgefteld. Maar op dat alles te beeter verftaan worcie, Iaate ik eeni- ge dingen, welke eigenlyk tot het Schip, en deszelfs gefleldheid, behooren, voorafgaan, eefteid- Aangaande de verblyfplaats. Laat ons tot Beid van een voorbeeld neemen een Oorlogfchip van een oor- yyftig ftukken. Dit heeft twee groote ruim- °Sthip' ten boven malkander. De een, de bovenfte, naamlyk, of kleinfte, tusfehen het eerfte en tweede dek, is voor de vlootelingen, en noe- men zy tusfebendeks. Het tweede of bovenfte dek van deeze ruimte, heeft, naar de lengte van het Schip, verfcheiden openingen, wel- ken, naar believen, konnen geflooten wor- den , met luiken, welken roosters gelyken; door welke gaten de lugt een vryen uit- en ingang tusfehendeks wordt gegeeven. Tegen de rooster, worden, als 't regent of ftormt, lappen geteerd doek gelegd, waar door het invallen van water, tusfehendeks, belet wordt. Behalven deeze zyn 'er, ter zyden van de ruimte en van achteren, grooter en kleiner venfters gemaakt, gefchutpoorten, naamlyk, welken ook, naar goedvinden, geopend of geflooten kunnen worden. Het eerfte of on- derfte dek van deeze ruimte, heeft ook,naar de
|
||||
VÖORVERHANDELING; itf
dé lengte van het Schip, haare openingen,,
door welken dingen, tot den leeftocht, óf oorlog , behoorende j in de benedénfte of grootfte ruimte,, neergelaaten, erl ook zeer wel wederom geflooten kunnen worden, ge- lykzë doorgaans geflooten zyri. Aan de zy. den van deeze zoldering, zyn ^ hier en daar , ook nog eenige kleine roosters, door welken het water, tusfchendeks gevallen, naar be- neden , en naar de pompen loopt. Men moet nog aanmerken, dat gemelde ruimte afgëfchei- den is door één tusfchenfchot naar de achter- fteven, waar door de Conftabels kamer vari het tusfchendeks afgezonderd is.-Dit aangaan- de de bovenfte ruimte; De grdotite of on- derfte , is in verfcheideri kamers verdeeld» naauwlyks eenige gemeenfchap met eikande- ren hebbende, maar alle naar boven, tusfchen- deks , openftaande, waarze geflooten kunnêri worden door een houten luik. Deezen heb- ben verfcheiden naamen, van de dingen ,■ tot welker bewaaring ze gefchikt zyn. By voor- beeld op de Broodkamer volgt de Bottelary; daar na de Kruidkamer, een zeer groot hol, yt Ruim, eindelyk de Kombuis, vervolgens een kamer, in welke, in fommige Scheepen * water, in anderen de Kabel bewaard ligt; dé eene zo het 'er is wordt het Watergat j de andere het Kabelgat genoemd, en dan naar de Voorfteven is Stuurboords en Bakboords Heil. Maar men moet weeten , dat de ge- meene zolderingen van deeze kamers , niet gaan tot aan den bodem of de kiel van het Schip; tüsfchen beiden is een kleine ruimte óvergelaaten, waar in ballast, of anders yzer, geplaatst wordt. Een tap is 'er aan den tüg tan hêt Schip, waar door water> uit éee, •* 2 fr&
|
||||||
iv VOORVERHANDELING.
over de kiel wordt ingelaaten, om dezelv'a'
fchoon te houden; 't welk eindelyk wederom uitgepompt wordt. Nog zulk een tap,totheC zelfde einde, is 'er in het ruim, doch niet in alle Scheepen. De gezegde ruimte is overal geflooten, behalven de gemelde openingen irr de eerfte zoldering, en de wegen, welken tusfchen de ribben, en de verdubbelingen der zyden van het Schip, opcnftaan, waar door eenigzïns uitwaasfemingen, van onderen, naar boven kunnen opkoomen. Deeze wegen zyn wel zeer naauw, maar wyd genoeg, om een flinkenden damp, als he't flilftaand water, in het fcheepsriool, bang ruikt, tusfchendeks door te laaten. Dit zy genoeg aangaande de gefteldheid van 't Schip. Be msd- Nu van de Manfchap. De Manfchap kan
fchap- beftaan uit jonge fterke gasten, van midden- baaren ouderdom, gezonde kaerels; of, voor een groot gedeelte, uit oude, afgewerkte» traage, en reeds aan eenig ongemak van 'c li- chaam kwyncnde. Hoe grooter het getal is van de laatften , hoe flegter en zwakker de o- verige hoop dér Vlootelingen zal zyn. Want die worden ligt ziek, en doen eer nadeel, dan voordeel. Voordeel kunnenzè niet doen, om datze niets uitvoeren. Veel nadeel doen zy, om dat zy, wegens zwakheid van lichaam , meer plaats inneemen; en dus de gezonden, die naauw geplaatst , kwaalyk ruimte voor hunne hangmatten kunnen vinden, niet al- leen uit den weg fchuiven, ma-ar deezen ook, door hun zugten en luid'kermen, van flaap Berooven; en 't welk nog erger is, de lugt, door hunnen zieklyken adem en uitwaasfe- ihïng, tot gevaar van de gezonden, befmet- fen. Gelyk, zo 'er twintig, uit een gemee- n©
|
|||||
VOORVERHANDELINO.
|
|||||||
jie oorzaak ziek zyn, zullen de moedigen,
zeer fchielyk hier toegevoegd, en ook onbe- kwaam worden; waar door het getal der zie- • ken verdubbeld en drievoudig vermeerderd zal worden ; en de overigen die nog gezond zyn , door vreeze bevangen , ook de weg naar den flagtbank geopend worden. Hier by ftaat nog aan te merken, dat hoe grooter het getal is van de manfchap, hoe ongemaklyker dezelve geplaatst zal worden, en de lugt, ten opzichte van de ruimte>, minder, en on- zuiverder zal weezen. Maar als het Schip, gelyk fomtyds gebeurt, zyn eigen manfchap opheeft, en daar en boven nog eenige foldaa- ten, tot zekere onderneeming, moet mede- voeren , en dezelven lang ophouden, raaken. de macroozen in groot gevaar. Want de foldaa- ten, behalven de onbedrevenheid op zee, zyn byna altyd luy, en geeven weinig achtopzin- delykheid, welke op de Scheepen, met naauw- keurigheid , behoort waargenpmen te worden. Van geen gering aanbelang is het ook, te uit hoed»,
weeten, uit hoedanige menfchen het grootfte nise ™ei1" gedeelte van de Scheepsgasten befta. Ofze (Uande.** haby de zee gewoond hebben > en de veran- deringen van het Weer gewoon zyn. Wy hebben, fomtyds, met leedwezen,voorbeel- den gezien van menfchen, die midden in het land gewoond hebbende, fchoonze flerk wa- ren , toen zy eerst aan boord kwamen, zo- danig door fchrik en doodlyke vreeze bevan- gen werden, datze niet te ilillen waren, dan na eenigen tyd en gewoonte. Maar inwoon. ders van zeeplaatzen, alsze jong zyn, en zonT der zorge of droefgeestigheid, leeven veilig, in 't midden van de wateren; en vermaaken zich met jokkery en fpel. Ook moet men wee- M 3 ten |
|||||||
vi VOORVERHANDELING.
ten ofze gezeglyk en werkzaam, dan koppig
en luy zyn; want, gelyk het fpreekvvoord zegt, (luiheid krenkt het lichaam, de arbeid maakt het fterk; de eérfte brengt vroeg den ouderdom aan, de laatfte baart een langduu- rende jeugdigheid) de arbeid moet met gewil- ligheid gefcbieden: want de daaglykfche onder- vinding leert, dat de arbeid, waar toe de men- fchen, door fiaagen, gedreeven worden, weinig baat, om derzelver gezondheid te bewaaren. Hoe zy in Wyders moet jn aanmerking genomen wor- 'tschip deri) waar en hoe zy, in het Schip woonen. De fcheepvaarenden moeten, als zy aan boord koomen , een Bultzak mede brengen , een kusfen, deken, en dus een fcheepskooi, wjaar van zy zich een bed maaken. De ruimte, welke elk van hun gegund wordt , om het bed, of de fcheepsmatras op te hangen, is io of ten hoogfle, 12 Rhynlandfche duimen. Deeze worden, aan beide zyden van het Schip, pverdwers opgehangen : zo dat het touw, van het eene end ven de hangmat, vastge- maakt wordt aan de zyde van het Schip; dat van het ander einde, om hoog,naar het mid- de van het Schip, aan de zoidering. Men moet echter weeten, dat dit niet op gelyke wyze, naar de geheele .lengte van het Schip, kan gefchieden: want by de voor- en achter- fteven, kunnenze, om de beletzelen, welken hier in den weg zyn, niet dwers gehangen worden. Als men rekening maakt op de leng- te yan het Schip, en het gefchut, welk tus- fchendeks geplaatst is, zal men ligt begrypen, dat 'er aan de zyden geen ruimte genoeg is, voor de hangmatten : waarom veelen genood- zaakt worden., in 't midden te liggen,en daar &unne kooijen op te hangen; welke plaats de '" ':' flegt- |
||||
VOORVERHANDELING. vn
flegtfte is; want dikwils worden zy, zo van
den regen, als het zeewater, welk door de roosters, tusfchendeks valt, natgemaakt. Be- halve dit,'t welk in aanmerking genomen moet worden , wordt aan de vrywilligers op het Schip, aan de Officieren, die over het volk gefield zyn, en aan de zieken, eenige meer- dere ruimte toegeftaan, dan de matroozen en foldaaten. Ja fomtyds is de plaats zo bekrom- pen , als het getal van de zieken wat groot is, datze naauwlyks negen duimen kan haaien. Hier uit is baarblyklyk,datdeezeplaatfmg,in- , dien niet geheel onmooglyk, ten minfte, zeer ongemaklyk moet wezen; het welk de zwak- ken , en'die zulk een leven ongewoon zyn, maar al te veel ondervinden; die voor Herken en die zulks gewoon zyn, genoodzaakt worden te wy>- ken, en anderen onbekwaamer voor zich te kie- zen, of op een kistoi? de zoldering te liggen. Nu moeten wy eens zien welke fpyze hun Hunne
gegeeven worden, 's Morgens te half agt sP>ze e» uuren , als het weder zulks toelaat, eeten zy ran gerften gort , droog en wel gekookt , met wat boter en zout; by de gort eeten de ma- troozen , gewoonlyk, een ft.uk kaas. De helft 'er van gegeeten hebbende, doen zy by het overige wat bier, of azyn met water gemengd; en dit noemen zy Koeskoes, en eeten het graag. Op maandag , dingsdags , woensdag en zaturdag, hebben zy voor middag en avond- maal , erwten en ftokvisch; en hier by doen zy wat boter en zout, Zy kunnen ook, als zy het verkiezen, van den kok, by de visch, krygen wat faus, uit azyn, boter en water gemaakt: maar dit achten zy weinig, nade- maal zy visch en erwten, zo veel konnen kry- gen als zy begeeren, en ook befchu.it. Des * * 4 zon. |
||||
ym VOORVERHANDELING.
zondags en donderdags krygt elk, op den mid-
dag, een half pond fpek, met graauwe erw- ten; 's avonds alleen envten, waar by zy, fomtyds, wat mostert mengen. Als zy fmeer, van fpek gekookt, by de erwten willen heb- ben, wordt hun dit, van den Kok,gegeeven. Zo lang zy in Holland, of in nahuurige plaat- zen zyn, is hunne drank klein bier, maar in zee , water. Elke week wort een zeekere maate boter en kaas gegeeven. Deëzen zyn, in 't algemeen, de fpyzen van het fcheeps- , volk, welken in 't begin altyd goed zyn, maar als de reizen lang zyn, ligt bedorven worden, tevens- De levénswyze is ook byzonder. In het Wyze. begin moeten de matroozen , als zy aan boord koomen, zwaaren arbeid doen, eer zy het Schip in behoorlyken ftaat, en 'er alles inge- bragt hebben wat nodig is. En dit gefchiedt zeer ongeregeld: wane het gebeurt, dikwils, dat zy, eenige weinige dagen, boven kracht rnoeten werken,en dan wederom,eeneweek, byna nietmetal doen. Te Scheep koomende, brengen zy behalven hunne kooijen , met; zich , tien of vyftien ponden Tabak , eeri vaatje met Genever, en kleederen, voorde reize gefchikt. Ik zal hier kortlyk byvoegen, hoe zy dezelven gebruiken. Die gewend zyn te vaaren rooken en kaauwen Tabak; want, zo dra zy de pyp uit den mond leggen , ftop> pen zy 'er een dot Tabak weer in, en kaau- wen dezelve, zo lang als 'er fmaak, reuk of eenige fcherpheid aan is ; misichien, om zich voor de Scheurbuik tebewaaren, of uit een verouderde ge\Voonte. En de jongen volgen de ouden, en pynigen zich, om in zulk een walglyk ding uit te munten. Ook zyn zy lief- hebbers Van Genever, Brandewyn en Wyn ' ■ zelfs
|
||||
VOORVERHANDELING. ik
zelfs: want zo lang zy wat hebben, ziet men
hen dronken; hierom is het vaatje, welk, in het Vaderland, voor de reize gefchikt was, niet toereikende, ten zy rer de Officieren naauw acht op geeven. Het vaatje ledig zyn- Üe, verkoopen zy hunne kleederen, deken andere dingen, welken zy meenen te kunnen misfen, en koopen fterken drank. Zo be- röoven zy zich van hunne goederen , welken zy, zonder groot ongemak en ellende, niet kunnen ontbeeren; en maaken, door hunne dronkenfchap,dat de Officieren hardheid moe- ten gebruiken, die doorgaans ftreng met hun handelen; waardoorze, niet alleen, dikwils, zeer bevreesd worden gemaakt, maar ook alle koenheid en moed laaten zakken; zodatzy, van onverfchrokken , kleinmoedig worden , geduurende de geheele reize. Ook zyn 'er eenigen, welken, aan land fchraat gevoed, de bovengemelde fpyzeri, gulzig inneemen, en de Maag, door dezelve zodanig overlaa- den, dat zy braaken om dezelve te öntleedi- gen; veelen zyn 'er echter ook, die zich wel weeten te fchikken. Maar hoe in zee? In zee leeven zy gemaatigder en gefchikter, dan in 't Vaderland; want daar hebben zy het grootfte gedeelte, van het gene zy met zich genomen hadden, verteerd; en zy zyn niet ligt dronken, als wanneer zy nog digt aan de wal waren. Eéne weg is 'er overig, om fterken drank te krygen. Onder de Officieren, of beftierders pp zee, zyn eenigen, die Ge- never, Brandewyh, of ook Wyn medenee- men, en aan de Vlootelingen duur verkoo- pen. Als de matroozen geen geld hebben, ruilen zy kleederen en hemden , alsze nieuw zyn j v.oor fterken drank; en deeze gedienfti» **5 ge |
||||
x VOORVERHANDELING.
ge drankverkoopers , borgen ook nog wel
drank, en vergenoegen zich met de hope van een toekoomende betaaling. Dit is een zeer kwaade manier van doen. Want, aan de ee- ne zyde worden de Vlootelingen , tot het drinken van deezen verderflyfcen drank ge- Jokt; en van de andere zyde moeten de el- lendigen zich naauw wagten, dat zy door de verkoopers niet geflaagen worden, om dat zy niets gekogt hebben; het welk niet zelden gebeurt, maar zonder dat de Kapitein of de Opperofficieren van de vloot zulks weeten. Voorts worden zy gefpyzigt als in de haven , en kunnen genoeg flaapen , ten zy by kwaad weer. Hoe op afgelegene plaatzen ? Als het Schip in een vreemde haven , .eenigen tyd blyft, wordt aan de Vlootelingen uitgedeeld geld, Tabakj en ook kleedersn. Geld , om het lichaam, door de rcize afgemat, wat te verkwikken, en de verlooren krachten te her- ftellen. Kleederen worden hun gegeeven, om de verfleetenen met nieuwen te verwisfe- len. Een zaak van zeer goed inzicht, maar ze heeft een kwaade uitwerking: want naauw- lyks krygen zy zo veel geld, als genoeg is, om hunne fchulden, welken zy, op de rei- ze gemaakt hebben, te betaalen; en zo 'er, by toeval, wat overfchiet, koopen zy daar voor brandewyn of anderen Herken drank, en drinken zich dronken, Tabak en kleederen, welken zy krygen, verkoopen of verruilen zy aan de meesters van de fchuytjes,die fpyzen, verfche groenten, of fterken drank aanbren- gen; en misbruiken dus de goede beooging der Opperhoofden, en leeven als in het Vaderland. Welken zyn nu de dienften van de Vloote- Ijngen? Een Sghip in de haven te brengen, en
|
||||
--------------------,------------
|
|||||
V00RVERHANDELI1SG. xi
en voor twee ankers te leggen, kost dikwils
veel en zwaaren arbeid. Ook is hierop, ter- llond , geen einde van werk; wanc eetwaren, water en andere dingen, welken tot gebruik van de zeevaarenden dienen, moeten de roei- jers met Hoepen aanbrengen, en brengenze niet zonder moeite. Ook zyn 'er veele din- gen in het Schip te herftellen, en alles moet met zo veel fpoed, als mooglyk is, gedaan worden; om dat 'er dikwils gevaar is in de verwyling, of om dat het bekwaame zeelui- den zo voegt. Als het Schip voor twee an- kers ligt, houdt een vierde gedeelte van de matroozen, 's nagts, de wagt, de overigen kunnen flaapen ,■ maar by dag moetenze allen tot den arbeid gereed zyn. Als 'er maar één anker is geworpen , wordt de wagt gehouden Zo als in zee. Welken zyn de dienften in zee? Dag en nagt warden in vyf waaken, of vier tyden van vier uuren, en een van agt uuren verdeeld ; en de matroozen in twee orden verdeeld, het Prinfen en-Graaf Maurits kwar- tier genoemd. Deezen waaken by beurten, 7.0 dat als het-Prinfen kwartier de eerffce wagt heeft, kan het ander van Graaf Mauritz flaa- pen , het welk na verloop van vier uuren, zich fielt in -de plaats van het eerfte, en an- dere vier uuren waakt; na dien tyd wordt de eerfte orde wederom tot de wagt geroepen, ' en zo vervolgens. Deeze zyn in zee de gezet- te wagten , welken zy, benevens andere dien- ften, gemaklyk, en zonder grooten hinder waarneemen, als het weder eenigzins gunftig is, en het niet hard waait. Maar in ftorm wordt dikwils vereischt, dat de geheele me- nigte hand aan 't werk flaa, waar door niet alleen de orde der wagten verwerd, en de men-
|
|||||
xiï VQORVERHANDELING.
menfchen, door zwaaren arbeid, te veel af-
gemat worden, maar ook, dikwils, door de zwellende , en tegen het Schip verbrokene baaren, in het zelve invallende, of door het water, welk van den wind opgeheeven, dik- wils als regen, op de menfchen neervalt, of ook door ftortregenen natgemaakt worden. Ook wordenze, niet weinig, door vyanden ontrust: want welke Scheepen zy in zee ont- moeten , of met het gezicht ontdekken, ftee- ken zy de trompet, en roepen in de wapenen. Dan moet elk zyn fcheepskooy famengebon- den, naar boven brengen, waar mede zyeen foort van befchanfing maaken. Dus toege- rust moeten zy fomtyds eenige uuren, ja wel een geheelen dag en nagt , in de wapenen ftaan : en als dit in regenagtig weder voorvalt, worden dê menfchen en de kooijen wederom nat; en gedaan hebbende, brengen zy dezel- ven wederom om laag, hangenze op, en gaan dikwils met natte kleederen in een natte kooy, welken zy niet anders dan door hun eige li- chaam kunnen droogen. Hier uit blykt, dat de fchcepsdienst op zee, dikwils zeer lastig is, en niet vry van zwaare ongemakken. Hier by moet men ook in aanmerking nee-
iietjaar, men, op welk een tyd van 't jaar een Schip èeïTIcrtpuitga. Het jaargetyde doet, zeekerlyk, veel uitgaat, tot de gezondheid; en dit begrypt men ligt, moet In , , ° tin i
|
|||||||||
op
|
merking wyl de matroozen meer blootlraan voor de
|
||||||||
ongemakken van delugt, dan eenige andere
menfchen. Als een Schip, in 't voorjaar, in zèe gaat, zyn'er minder; maar in 't najaar, of in den winter uitgaande, veel meer zieken. Want, in het eerfte geval hebben de men- fchen , die het fcheepsleven ongewoon zyn, behalve de vermaaklykheden van het jaar, nog zes
|
|||||||||
VOORVERHANDELING. xiïï
zes of zeven maanden, om aan een zeevaa-
rend leven langzaam te gewennen; 'c weikin het laatfte geen plaats heeft. Behalve dit, kunnen de genen, die of geen fcheepskooi of kleederen medegebragt, of zo zy 'er gebragt, maar dezelven,op het Schip verkogt hebben, in den zomer, op een kist liggen flaapen; maar in den herfst, of winter, is dit moeilyker. Hier komt by, dat zy uit de ziekten van het voorjaar gemaklyk herftellen ; maar naauwlyks vier van de' tien, die een najaars ziekte kry- gen, ontgaan de Scheurbuik, en kunnen be- zwaarlyk den geheelen winter of de geheele reize, wederom tot vorige gezondheid gebragt worden. Ook worden, in het voorjaar en des zomers, vier of zes daaglykfche poorten voor het gefchut, en alle lugtgaten, by dag, open- gehouden ; en door de lugtzeilen, wordt de lugt, tusfchendeks, en in het ruim, vernieuwd en de fchaadelyke wordt uitgedreeven. En als ,! wegens de ftilte, de lugtzeilen van geen nut zyn, zetten zy alle gefchutpoorten en lugtga- ten open ,• waar door zy de lugt, in het Schip, zo zuiver maaken, alsze buiten het zelve is. Want zelden is het zo ftil, of alles opengezet zynde, maakt beweging in de beflaoten lugt, fchoon buiten, geene beweging in de lngt be- fpeurd wordt, door haar eige zwaarte, of be- weging van het Schip, voor of achterwaarts, of door de golven, hoewel dan klein, en het Schip neder of op zyde gaande, dringt 'er de lugt genoeg in, om de ftilftaande te vernieuwen. Maar des winters, wordt alles, om de pnbe- ftendigheid van winden en zee, door bevel der Officieren, geflooten gehouden; uitgenomen de roosters, welken, als 't regent en ftormt, wel digt gehouden moeten worden, maar al- leen |
||||||
xiv VOÖRVERHANDELING.
leen als de nood dringt. Eindelyk, de welge-
moedde en gezonde matroozen kunnen, by mooi weer, fpeelen ; ouden, zwakken en traa- gen, alsze niet ziek zyn, wandelen; maar des winters durven zy, om de koude, regen, en geweldige fchuddingen van het Schip, waar voor zy zeer bang zyn, naauwlyks bovenkoo- men; en verbergen zich in duistere hoeken van het Schip, om van de Officieren niet ge- zien te worden; en verfchuilen daar, zo zy niet genoodzaakt zyn by den Chirurgyn té gaan , of om de menigte van luizen, door hun- ne medemakkers, 'er uitgedreeven worden. Èn nnar Nog moet men in aanmerking neemen, v.eik jen naar we]fc een gewest het Schip trekt. Veelis 'er aangelegen, de landen te kennen,ofzege- Zond dan ongezond, gemaatigd, zeer heet of zeer koud, droog of waterig zyn; en wyders, welke en hoedanige ftranden ze hebben: want hoe hooger hoe gezonder, hoe laager hoe minder gezond; om dat de aarde van de af- wykende zee droog wordt gelaaten , en daar- op veel verrotte lyken van dieren blyven lig- gem Als de ankers der Scheepen , naby het ftrand geworpen zyn, moet men op de win- den acht geeven, ofze van het land, dan uit zee koomen; want een wind uit zee is veel gezonder, en niet met zo veeforizuiveredeel- tjes bezwangerd; hoe verder, hierom, de Schee- pen van het land afliggen, hoe gezonder de ligplaats is. Men moet ook weeten, wat voor water * men omtrent de oevers heeft, fontein* rivier^ of ftilftaand, zout, aluin, vitrioolagtig, of met iet anders bezwangerd: want hoe zui- verder het water is, hoe langer het kan be- tvaard worden zonder flank, en hoe bekwaamer het iSjOm fpyzea ia te weeken en te kooken; eri
|
|||||
________...- --■■
|
|||||
VOORVERHANDELING. xV
en moet derhalven, boven alle konstmengzels,
voor het beste gehouden worden. Eindelyk, of het 'er overvloedig dan fchaarszy,gelykop fommige plaatzen; voornaamtyk, in de Indien, waar het goede, dikwifs , kostbaar, of niet is te krygen. En dat het fcheepsvolk veel gemak vindt, waar de grond overvloed van vee, vrug- ten en wyn heeft; maar in fchraale en dorre landen, waar weinig of niets tot ververfching van het lichaam gevonden wordt, lang vertoe- vende , meer van ziekten wordt aangegreepen. Het is ook van aanbelang, of de reize lang ais ook,
dan kort zal zyn. Op tweederleie wyze wordt °eladneg dan een reize lang genoemd. Eerst, als het Schip ko« zai naar ver afgelegene plaatzen moet; en 'er veelzya' tyd verloopt eer men op de gezogte aankoo- me. Ten andere, als een Schip herwaards en derwaards afwykt, en de Vlootelingen, zo in de havens , als in zee, lang opgehouden worden. Die naar ver afgelegene plaatzen vaaren, heb- ben lang een geregeld leven, en kunnen goe- de fpyzen en goede kleederen hebben; behal- ve dat hun niet zo veel water gegeeven wordt, als die dikwils in een haven loopen; maar zel- den duuren deeze reizen langer dan een jaar, Die omherzwerven, in tegendeel, worden , doorgaans , langer op de Scheepen gehouden, eer zy de reize volbragt hebben , waar doorze niet alleen, dikwils, van behoorlyke kleederen ontbloot, en aan veel andere ongemakken blootgefteld worden, maar ook de eetwaaren, door zo lang in 't Schip gehouden te worden, bederven ligter, dan in de anderen. Deeze dingen vooraf hebbende laatengaan,
zal ik nu tot de zaak zelve "koomen. Niemant is onbekend, dat de zeevaarenden, zó wel als menfehen, die aan land leeven, van allerhan- de |
|||||
.
|
|||||
VOÖRVERHANDËLÏNÖ.
de Ziekten' konnen aangegreepen worden: maaf
de óndervinding heeft geleerd, dat de fcheep- vaarenderi van fómmige ziekten, dikwyler, eri om veelé ongemakken des levens , heftiger aangetast worden, dan merifchen die aan land blyven: Ik zal, hierom, in dëezc Verhande- ling, alleen zodanige ziekten verklaarën , wel- ken het fcheepsvolk meest overvallen ; eri voornaamlyk die, welken,onder de Vlootelin- gen, de grootfte flagting maaken. Schoon ik niets nieuws mogt zeggen, hope ik, echter, door waarn eenlingen të zullen toonen, dat de ziekten der fcheepvaarenden, niét zoo kvvaad- aartig zyn, als veelen geloofd hebben; of iet zo byzonders hebben, 't welk den Genees- heeren nog onbekend zou zyn, fehoo'n zy voor veelen döodlyk zyn. Als naamlyk, ie- mant let op den ftaat der genen die op de Scheepen woonen, inzonderheid, alsze ziek zyn; en alle omilandigheden wel overwogen, en alle de famenlopende oorzaaken wel in aan- merking genomen heeft, zal hy zich, over de iterfte van zo veele menfchen, niet verwon- deren. Ikverdeele, ordeshalve, deèze Ver- handeling in vier deelen. Het eerfle, van de Ziekten en derzelver oorzaaken, waar Van de menfchen, m het Vaderland bevangen wor- den ; bet tweede, van die op zee heerfchen;' het derde van de ziekten', welken het Scheeps- volk overkoomen in een vreemde Haven ,-he(T vierde zal fpreeken van de Voörbehoeding/ zo verre dezelve mooglyk is. |
||||||
■
|
||||||
VAN1
|
||||||
V A N D E
ZIEKTEN
DER
SCHEEPVAARENDER
E E R S T-E DEEL,
Van de Ziekten in het Vaderland.
Dewyl de Scheepen gemeenlyk in het Voor- of
Najaar uitgerust worden, moet men het zeg- gen van hippocrates in gedagten houden : Op al- le tyden van het jaar ontftaan allerleie ziekten, eeni- gen nogtans op fommige tyden meer en zwaarder f [dan op anderen] Seiï. 3. Aph. 19. De ziekten* welken in 't Voorjaar op de Scheepen woeden, zyn Koortzen met Ontfteeking, aanhoudende en af- gaande Koortzen , Zinkingen, zwelling van Klie- ren, inzonderheid der Oor-Kaak-en Keel klieren, en Vallende ziekte. Van de herfstziekten, zal ik beneden ter behoorlyke plaatze fpreeken. EERSTE HOOFDSTUK.
Van de Koortzen met Ontfteeking;
I. Een Koorts met Ontfteeking wordt genoemd Koo
zodanig eene, welker naaste oorzaak is eene op-met On*« houding van het bloed, in de wei-en watervaten , ftceking welken, in den gezonden ftaat, geen bloed voe- ,4^ ren ; als ook in de uiterfte engten der Slagaderen, ichoon deezen roode bloed-deeltjes kormen inlaa- ten; en eene uitrekking der vaten zelven t bène- A , -yen* |
||||
2 VAN KOOR TZEN
!• vens tegenftand en krampagtige famentrekking:
Hoofdst. waar Jqqj. ^g omioop der vogten ontfteld, over het geheele lichaam Koorts, en in het beledigde deel Pyn ontftaat. En dit gefchiedt of in veele dcelen tegelyk, of in één deel alleen; en hiernaar ontleent deeze Koorts verfcheiden benaamingen. Want zode OntfteekingdeHerfenvliezen aandoet, wordtze een Raas-koorts genoemd; valtze op de Keel, zeere keel; op het Borstvlies, zydwee: en deeze laatfle benevens de Longontftceking, wor- den hier meer gezien dan alle andere Ontfteekin- gen. Maar doorgaans gaan deze twee kwaaien verzeld; en dit zo zynde , krygt de ziekte den naam van Borstvlies-en Longontfteeking. In bei- den is de ademhaaling kort, met hoest, bezwaar- lyk en pynlyk, met benaauwdheid op de borst. Beide worden genoemd waare, als 'er de teckenen van Ontfteckïng en een aanhoudende Koorts by- zyn, maar bastaard wordt de ziekte genoemd, als 'er by een ongeinaklyk gevoel, geen merklyke Koorts of Ontftceking befpeurd wordt. Maar on- deï de Ontftcekings koortzen zyn eenigen eigen- lydige, welken de hoofdziekte maaken, anderen toevallige, of nakoomende, welken op een ande- re ziekte volgen , maar doorgaans met een kwaa- den en doodlyken uitflag. De laatften maaken geene ziekte in 't byzonder: ik zal, hierom, al- leen van de eerstgemeldcn handelen. Pïeurïs ^* Kenc Pleuris is cene Ontfteeking van het watzy; bloed, in het vlLes, welk de holte van de Borst gemeen- bekleedt; en deeze ontftaat zelden, of de ziekte Longom" moet: zeer §ermg zYn.' zonder dat het uitwendig ftceking. bekleedzel van de Long, en de tusfehenribbige Spieren, 'er ook van aangedaan worden. Deeze ziekte ontftaat uit een ftilftand van het bloed, in 'de vaatjes van het Borstviies, Beenvlies der Rib- ben, en inwendige tusfehenribbige Spieren, ver. zeld met eene fcherpe {reekende Pyn van de bele- digde zyde, korte, moeilyke en hoestendeadem- haaling. In het begin is de Puls hard,zeerweer- ftaande, met dorst en groote hitte. Maar eene Long-
|
||||
MET ONTSTEEKING. 3
Longontfleeking is eene oppropping van de Long- i.
vaten. Deeze ziekte verichilt van de voorgaan- Hoofdst- de, in de voortreflykheid der Vaten en deelen, welken dit Ingewand famenftellen. Als de wa- tervaten alleen verftopt zyn, ontftaat de Roos der Longe; maar de ziekte zwaarder zynde, hangt de verftopping in de uiteinden van de eige Longflag- ader; in de allerzwaarfte, worden de groote Long- vaten, beide, verftopt bevonden. En de Ontftee- king valt of alleen in eenig gedeelte van de Long, of in de eene of andere zyde. In deeze zwaare ziekte is de pyn meer fpannende, doof en druk- kende dan fcherp, en ftrekt zich uit naar den rug en fchouderbladen; en de bezwaarde Ademhaaling en benaauwdheid is , hier, grooter dan in een Pleuris; de Puls, gemeenlyk, klein en zagt; de opgeeving van flym van verfcheiderlei kleur, taay of bloedig en bezwaarlyk; het aangezicht gezwol- len en zeer rood. Als de ziekte toeneemt, komt 'er een ligte Raaskalling by, en geneigdheid toe ritten, 't welk een kwaad voorteeken is; want die dit krygen fterven fchielyk. III. De voorbelchikkende oorzaaken van deeze Oomt»
ziekten zyn: bejaardheid, een fterk lichaam, met cn" flyve vezelen, en alles wat dezelven, door prik- keling kan ontftellen, en krampagtig famentrek- ken, en dus den omloop der vogten verfnellen. Menfchen die uit harde en onzuivere fpyze, en gebrek van beweging, veel en dik bloed in de Aderen voeden, welken sydenham, terecht, Pleurisagtigen noemt, krygen als 'er eenige ande- re voorafgaande oorzaaken by zyn, zeer ligt dee- ze ziekte. Onder de aanleidlyke oorzaaken, wel- ken op de fcheepen voorkoomen, kunnen geteld worden, de onbeftendigbeid van de lugt, zwaare arbeid, op een onregelmaatige wyze verrlgt, zie de Voorverbandeling ; het misbruik van fterke dranken, en inzonderheid, Brandewyn, ald. fpringen, en een fchiclyke en onvoorzichtige verkoeling van een verhit lichaam. Want men ziet de Matroo- dikwils, na gedaanen arbeid, des avonds, als A 2 zy |
||||
4 VANKOORTZEN
i. zy zich, met eenigen drank dronken gemaakt heb-
Hoofdst. ben, het lichaam met danfen oefenen, en daar na in de open lugt gaan liggen flaapen; het welk zy in 't Voorjaar, in dit land, naauwlyks, zonder groot gevaar,doen kunnen. Anderen, die 's nagts vvaaken moeten, door den arbeid van den dag ver- moeid zyndc, lchynen zittende of op de zoldering liggende te rusten, maar kunnen zich, tot hun groot gevaar, naauwlyks, uit den flaap houden: want wakker geworden zynde met een koud ftyf lichaam, gaan zy in de kooy, en dikwils liggen zy al , deu volgenden dag , aan een doodlyke ziekte. Kenteeke- IV. De kenteekenen worden uit het reeds ge-
nenen zegde, en de voorzegging uit de natuurlyke ge- voorzeg- fierheid van den Lyder , en de heftigheid der toevallen, opgemaakt, maar men moet op den al- gemcenen uitgang van Ontfteeking acht geeven. Want nademaal alle Ontfleeking, of door ontlos- fing verdwynt, of tot verettering helt, of in koud vuur of een knoestgezwel overgaat; kan iemant zich ligtelyk, een vooruitzicht maaken , als hy te gclyk het gebruik der deelen in aanmerking neemt. De volgende dingen moet men, ondertusfehen, in gedagten houden. Namelyk, fchoon alle Ont- fteeking van de Borst gevaarlyk zy, verfhat zy evenwel, dikwils , wanneerze de Long niet diep heeft aangegreepen, en alleen in de ééne zyde is; als omtrent den derden of vierden dag, taaye gee- le flym, met wat bloed vermengd of bloedig en In ruime maate, van onderen opkomt ,• als de Puls wat meerder wordt, of de Koorts met verminde- ring van de pyn aanhoudt, of cenigzins ontlaat; als de Ademhaaling gemaklyker wordt: als omtrent den zevenden, negenden, elfden of dertienden dag, zweet komt, met vermindering van koorts, bykoming van flaap,en toeneeming van krachten: als de bloedige fluimen van tyd tot tyd geel of wit worden, en verminderen; de pis wel gekookt is, met een dik bezinkzel; de openlyvigheid, om- trent den negenden dag, alsze niet te veel is, is niet
|
||||
MET ONTSTEEKING. 5
niet kwaad. Maar de volgende dingen voorfpel- Hoon*r.
len , in tegendeel , een ongelukkige uitkomst. Als, namelyk, de Ontfteeking de beide Longen heeft aangegreepen; want dan is 'er naauwlyks hoope van geneezing. Als 'er geen flym, of niet genoeg opkomt; of dezelve , goed zynde, uit ze- kere oorzaak opgeftopt blyft, met verheffinge van de toevallen , en bezwaarlyk weder los gemaakt wordt; als de koorts afneemt, terwyl de pyn aan- houdt ; als de Lyder van het begin der ziekte af in zweet ligt, 't welk altyd een kwaad teeken is; maar het kwaadfte is, als de pyn op den derden of vierden dag verdwynt,of van plaats verandert, met raaskalling en zweet op het aangezicht; als de Lyder de ziekten niet acht, en te groote begeerte heeft, om op te ftaan, of ovcrend te zitten; als ook , wanneer, op den eerften dag van de ziekte raaskalling befpeurd wordt; 't welk ik dikmaals ge- zien nebbe. En als 'er na de raaskalling flaapzugt volgt, is de dood in 't kort te verwagten. V. In een Pleuris zyn de menfchen niet in zulk Heuris it
een groot gevaar, maar deeze ziekte heb ik op de^^ fcheepen , noit alleen behandeld. Waarom ik , maarkoms wegens de bepaaldheid van tyd, welke my hier zcide vergund is, en om de gelykhéid van toevallen enIeen> geneezingen , welke tusfehen deeze ziekten plaats heeft, alleen, in 't algemeen van de Ontfteeking van het Borstvlies en de Longen handele; fchoon ik niet ontkenne, datze fomtyds op zich zelve en alleen kan voorkoomen. Maar zeekerheid heb ik, door het openen van doode lichaamen , aan deeze ziekten feftorven, niet konnen ontdekken: ik heb echter, uit deeze en andere waarneemingen ge- leerd , dat de uitkomften van eene Ontfteeking op de Borst algemeen waren; verdwyning of koud vuur. Aan land ziet men dikwils, dat Ontftee- kingen van de Borst tot verettering overgaan; 't gene ik, onder veelen, welken ik heb behandeld, maar tweemaal gezien hebbe ; misfehien om zee- kere ongemaklykheden, welken op de fcheepen, naauwlyks, vermyd kunnen worden; of om da A 3 de |
|||||||
O - VANKOORTZEN
l de oorzaaken by de Matroozen zwaarder zyn :
Hoofdst. waarom zy zwaarder doou de ziekten worden aan- gegreepen, dan die op het land leeven; 't welk uit het volgende verhaal zal blyken. Zo dikwils als ik lichaamen heb geopend, aan eene Ontftee- king der Longen geftorven, heb ik altyd de eene of andere Long met verfterving aangedaan bevon- den; maar in de zyde, waar het Borstvlies was ontfteld, heb ik altyd koudvuur in de Long bevon- den. Deeze verfchrikkelyke ziekte heeft, in 't jaar 1760, in de maandenen/ en Mey, op het ! Schip, de prinsesse carolina , by Helvoetfluis, vry algemeen gewoed. Veele lichaamen toen geopend zynde, heb ik in allen gevonden, de Longen hard, en zwart als inkt, in de zyden, en de declen naar den rugge, zonder dat het Borstvlies was aange- daan , in roode wey dry vende. De ziekte begon op deeze wyze. In 't begin was 'er aanltonds een benaauwdheid in den Ademhaaling; hier op volg- de, kort, pyn in de een of andere zyde , of on- der het Borstbeen, welke zich tot den rug ui t- ftrekte. In de genen, waar in de Ontfteeking, of liever, de inpakking zeer groot was, befpeurde men, reeds in de eerfte uuren van de ziekte, be- raauwheden, en meer dan gemeene onrustighe- den, met een ligte raaskalling. Na verloop van eenige uuren of van een dag, (tonden de Lydcrs uit het bed op, of wilden gaarne opftaan ;en als ik hun riedt in het bed te bly ven,gaven zy tot antwoord, dat zy niet zo ziek waren , om daar gehouden te worden , en zeiden dat zy het op het bed niet lan- ger konden harden; zy zogten een gemakryke zit- «ng op een kist, maar niet lang kunnende zitten, begaven 2iy zich weer te bed. Na vierentwintig uuren , of na den tweeden, derden, of ten hoog- fle , den vierden dag, kwam 'er eene ronking; en de mond en neuze werden vervuld met een wit fchuim, 't welk zy, in plaats van lugt, in en uit- ademden ; en al deed ik het afveegen, 'er kwam weder nieuwe fchuim ; en de flaapzugt kon ik, door geene middelen voorkoomen, of iemant, die 'er
|
||||
MET ONTSTEEKING. 7
'er reeds van bevangen was, door eenige prikke- l
lende middelen , uit dezelve wederom doen be- Hoofdst. koomen. Het hoofd, de borst en bovenfte lede- maaten droopen van zweet; de Puls, welke, te vore, klein, zagt en fnel was, begon nu mis te flaan, en eindelyk maakte de dood het flot van zulk een jammerlyk fchouwfpel. Allen hadden zy begeerte tot koud water, 't welk hun ook, van hunne makkers, gegeeven werdt, maar met zeer kwaad gevolg, ten minfte in de zulken, die maar ligt aangegreepen zynde, en de ziekte eenige da- gen hadden doorgeftaan, eenige fluimen hadden begonnen optegeeven. Maar in de genen, die van 't begin, zwaar van de ziekte aangetast werden, hebbe ik geene uitwerking van het koud water ge- zien ; of het den dood verhaast of vertraagd heb- be, weet ik niet. Al wat, ik, in deeze ongeluk- kige omftandigheid heb aangewend , is vrugteloos geweest, en ik heb geen eenen, die al in 't be- gin raaskalde of opzitten wilde, uit de ziekte zien opkoomen. Dit heb ik, evenwel gezien, als ik in het begin een ruime Laating deedt, zy tot den derden of vierden dag leefden; maar niet, of niet genoeg gelaaten zynde, ftierven zy op den eer/ten of tweeden dag. Een geval van deeze Longontfteeking, eo pen waarnee-
ander in 't welk de toevallen van Longontfteeking mingen. zich vertoonden, fchoon de Lyder aan een andere ziekte overleedt, zal ik hier verhaalen. Jan Goed- hart ,een fterk jong kaerel, bloedryk, wat boven de twintig jaaren oud , 's avonds wel zynde, hadt gedanst en gezongen. Den volgenden dag, naam- lyk, den i Juny 1760, verloor hy 's morgens, op het Schip, alle gevoel en beweging; ik was op dien tyd niet daar. 's Namiddags ten vier uuren aan boord koomendc, als ik hem,voor ftervende in zyn kooy gelegd, bezogt, vond ik, dat hy van zweet gedroopen hadt, dat de mond en neuze vol witte fchuim waren geweest, met een kleine en misflaande Puls; en hy is ooki den zelfden dag, omtrent agt uuren geftorven. Den volgenden dag A 4 heb |
||||||
8 VANKOORTZEN
heb ik het lichaam geopend. Het Borstbeen op.
gelige wordende, drongen de Longen uit, welker voorfte gedeelte ik donkerrood, blaauwagtig, en opgezet met bloed vond; maar op zyde en van achtere , wasze hardagtïg , de regter Long -was zwart als inkt, de flinker ook byna de regter ge- lyk; welken wcggefneden zynde, kwam 'er een weinig wey, met zwart geronne bloed te voorfchyn. Behalve dit ontdekte ik in den regter boezem van het hert, zwart geronnen bloed , 't welk deeze en de Vaten uitgefpannen hieldt, en in de holte van de Borst zes of zeven lepelen vol water, als waarin vleesch gewasfen is. De overige Ingewan- den waren wel gefield. Hendrik Timmerman, een flerk man, en liefhcb-
f ber van den drank, omtrent zestig jaaren oud, werdt aangegreepen van een doovepynindeBorst, onder het Borstbeen, welke zich tot het flinker fchouderblad uitftrekte, met grootc benaauwdheid in de Adcmhaaling, en een ligte raaskalling; de Puls was vry rad, en vol, maar zeer misflaande. Ik trok hem, byna, een pond bloed, uit den arm van de beledigde zyde. Het bloed koud geworden zynde, vertoonde, op de oppervlakte, een groen- agtige korst. Hier op deed ik hem een klisteer zetten, en legde hem een blaaze, met een ver- zagtend afkookzel gevuld , op de plaats van de pyn. Na verloop van eenige uuren was hy wat beeter, ten minfïe, hy fcheen zo te wezen; want de Ademhaaling was gemaklyker, met verminde- ring van pyn, maar de Puls bleef misflaan. Ik gaf hem een dun gerflcnwater, met wat Zoethouc en Graswortel bereid , en met Honig aangemengd, om laauw voor zyn gewoonen drank te gebruiken, Inmiddels heb ik hem nog, verfchciden maaien, bloed afgetrokken; maar het bleef het zelfde ; en hy raaskalde wel, maar gaf, evenwel, als hem iet gevraagd werdt,goed antwoord. Den tvyecden dag klaagde hy van honger, vaste fpyzen liet ik hem echter niet geeven. Eindelyk bragt hy met hoes- ten } een gcelagtigc, dunne, lymagtijjc floffe, uit de
|
||||
«ET'OSTSTBEKING, 9
de Borst op, maar hy fliep geheel niet. Op den i.
derden dag van de ziekte, als ik hem op een klein Hoofust, vaatje vor.dt zitten, met een brandenden pyp in den mond, zeide hy, dat hy weder herfleld was; de Puls bleef nog al mis te flaan, Ik fchreef toen de oorzaak, van den misflag in de Puls, aan iet an- ders toe,dan alleen aan de L/Ongontfteeking: maar ik riedt hem weer naar zyn bed te gaan, Doch omtrent den middag van denzelven dag, als hy uit zyn bed hadt willen opftaan, viel hy fchielyic op de vloering dood neder. Het is aanmerklyk, dat deeze man,fchoon voor vier of vyf maanden, reeds van hoest bevangen, nogtans altyd wel ge- geeten en gedronken hadt; en wel zo, dat hy van wegen den drank, byna altyd buiten zinnen fcheen; en nooit verzuimd zyn dienst waar te neemen. Omtrent tien maanden lang heb ik dit mensch allen dag twee of driemaal gezien; maar noit heefc hy van eenige pyn geklaagd, dan alleen over den hoest, welken hy ook nog met koornbrandewyn zogt te verdryven. Den 25 Mey 1760 heb ik het lichaam geopend. Toen ik het Borstbeen opligN te, en het Bórstvlies, en het vakagtig vlies, on- der het Borstbeen , doorfneed, kwam eenige groen- agtige etterige (toffe uit, met witte ftukken, naar een verzwooren vlies gelykende, vermengd. De vinger in de opening gebragt hebbende, bemerk- te ik, dat het Hert en de groote Vaten in etter zwommen. Het been, hier op weggenomen zyn- de, heb ik het Hertzakje, met een ichuine fnee- de, naar de flinker zyde, geopend; het was hard, en de fchaar zeer wederftaande, van dikte byna als een kleine vinger, en zo uitgerekt, dat het, behalve het Hert en de Vaten, wel drie ponden etter had konnen inhouden , welke uitgeloopen zynde, kwam het Hert te voorfchyn, met een witte geelagtige kleur overtrokken, Deeze kleur was veroorzaakt door een vlies, uit een witte vlokagtige en flibberige ftoffe , ter dikte van een halve lyn , zich rondom het Hert gezet , hebbende, welke vast genoeg was, om het Hert A 5 te
|
||||
1O VANKOORTZEN
ï. te behandelen zonder dat het 'er affcheidde, doch
Hoofdst. niet zo, dat ik 'er het zelve geheel heb konnen afneemen; want wat hard behandeld zynde, brak het in ftukken. Maar als ik het, met een mes zagtelyk afgefchraapt had, vertoonde zich devlee- fchige zelfftandigheid van het Hert, overal van zyn buitenfte vlies beroofd. De Spiervezelen wa- ■ ren niet zeer zichtbaar, maar het Hert, rondom, met kleine knobbelt]es bezet, zo dat het uitwen- dig de gedaante hadt van wonden , hoedanigemen ziet, als de opperhuid, door verbranding, van de Huid en blaaren wordt afgefcheiden, en de blaa- ren, na eenige dagen, worden weggenomen, wan- neer 'er gemeenlyk op de Huid eenige kleine heu- veltjes ontftaan, aan de bovengemelden volkoo- melyk gelyk; maar het was bleeker, en zonder eenig vet. De vleefchige zelfftandigheid, van het Hert zelf,was hardagtig,en in dezelve,naar hetgrond- ftuk toe, heb ik vyf fteentjes of byna ronde beentjes, een weinig plat gedrukt, van grootte als een erwt gevonden, welken ik, bezwaarlyk, met eenmes kon doorfnyden. In beide de flagaderlyke monden heb ik ook eenige beentjes , maar kleiner, en op een ry geplaatst, ontdekt; in de flinker maakten- ze byna een volkoomcn kring, en in de regter meer dan een halve kring; uitgenomen zynde,kon ik dezelve doorfnyden. Hier na heb ik, in beide holligheden van het Hert, een geelagtige polypeu- ze ftoffe gevonden, aan het zelve vast hangende, doch gemaklyk 'er van aftefcheiden. Het Hert- zakje vertoonde, behalve zyn ongemeene groot- te, waardoor het zich,byna tot aan den hals, uit- ftrekte, in zyn inwendige , byna een dergelykc gedaante als het Hert, maar niet zo gelykvormig. De Longen waren klein, famengetrokken en plat, anders vond ik niets kwaads in dezelven. Het vliezige gedeelte van het Midderif, was, ter uit- geftrektheid van drie vingeren, beenig, zo dat ik 'er met het mes niet door kon fnyden. De overige Ingewanden vertoonden zich gezond. Ik heb ge- oordeeld, dat het den gunftigen Leezer niet zou inis-
|
||||
MET ONTSTEEKING. II
mishaagen, dit geval, fchoon het wel eigenlyk ons ,.
onderwerp niet raakt, hier befchreeven te hebben: Hoori>«T. voornaamlyk, om dat het byzonder is, en zyne nuttigheid "kan hebben. Want het is niet waar- fchynlyk, dat in zo korten tyd,zo veel etter heeft konnen verzameld worden; en zo hy dezelve lang gedraagen heeft, is het zeer te verwonderen, dat hy 'er geen meer ongemak van heeft gevoeld. VI. De ziekte bekend zynde, zal ik van de genee- Aigemef-.
zing fpreeken: maar eer ik hier toe koome nog ne opmer- eenige noodige zaaken vooraf laaten gaan. Naam-ki"gtcr lyk, die het opzicht over de ziekten is aanbe-geneezirs- trouwd, den klaagenden gehoord hebbende, moet toezien, of hy van een fcheepskooy en dek voor- zien is; want dikwils hebben zy dit niet, en als- ze het niet hebben, moet hy den Kapitein, of in deszelfs afwezen, den eerften Bevelhebber aan- fpreeken, en verzoeken , dat hy 'er den zieken van voorzie, om zyn ondergang voor te koomen. Dan moet hy den zieken hier op doen leggen, en met dek, zo het 'er is, toedekken. Maar, de- wyl het de gewoonte is, de zieken, naar de voor- fteven, aan de regter zyde tusfchendeks met zyn bed te hangen; moet men wel zorgdragen , dat een zeil gefield worde, tusfehen de hangmatten en het roosterwerk, op dat delugt, welke dik- wils van de flinker zyde van het fchip, met kracht in de regter invalt, den zieken hinderlykzy;voor- naamlyk, als dezelve te koud is, en de ziékeniets heeft, om zich te dekken. Daarenboven moet de Chirurgyn bezorgen, dat niet alleen een of twee van de gefchutpoorten, welken den zieken de naas- te zyn, als de wind in de regter zyde van het fchip waait, geflootcn blyven, maar dat alles wat met de zieken te doen is, tegen de gewoone ma- nier , in de kooy gefchiede; datze niet genood- zaakt worden, met bloote voeten, op de koude en dikwils natte vloering, te loopen, of op een kist te zitten; naamlyk, wanneerze gelaaten of- geklisteerd moeten worden. En de dienaars moe- ten gereedfehap by de hand hebben, en op gee- ner-
|
||||||
12 YANKOORTZEN
nerleie wyze toelaaten, dat een zieke uit zyn bed
opfta, om te wateren; of om afgang te loozcn,op een pot zitte, inzonderheid als hy zeer krank is. Eindelyk, moeten alle dronkene zingers cnrookers van de zieken afgehouden worden. Zonder dce- ze dingen waar te neemen, is 'er naauwlyks iet van de konst te hoopen. VIL De aanwyzingen ter geneezing worden vol-
bragt: als men van achter de kwaal, het aandrin- gend bloed, welk den ftilftand der Vogten gefta- dig doet toeneemen, afleidt, en door afipoeiende middelen gelegenheid geeft, dat het dikke en in- gepakte verminderd worde, en de Vogten inde Vaten ftilftaande, door den minderen tegenftand, en meerdere vloeibaaarheid , gemaklyker voort of terug konnen gaan. Dit gefchiedt. 1. Door herhaalde bloedlaating, welke hoe fchie-
lyker gedaan , hoe meer nut ze aanbrengt. Men laat dan op den arm van de beledigde zyde , met eengroote opening; en te ruimer, naar maate de ziekte zwaar, de onderwerpen bloedryk, en fte- vig van vaste deelen zyn: evenwel moet men op de krachten van den Lyder acht geevcn. Als 'er fluimen koomen, of zich eenige andere teckenen van refolutie vertoonen, moet de Aderlaating ver- myd, en zelden na den vierden dag herhaald wor- den , als evenwel de toevallen zeer dringende zyn, wordtze op .verfcheiden plaatzen in 't werkge- fleld. Als de pyn , op de Laatingen , naar de fleutelbcenderen opklimt, wordt dit voor een goed teeken gehouden. 2. Door verdunning van de dikke Vogten, en
verflapping der Vaten , waar in de ondoorganglyke deeltjes ingepakt zitten, door dunne afkookzels, zonder een'igc lymagtigheid, Salpeterige, Honig en Zeepmiddelcn dikwils op malkander, in klei- ne maate tevens warm rf laauw te laaten drinken. Dezelven worden, tot zulk een oogmerk, bereid .uit de wortelen , bladen en bloemen van Althea, of Kaasjesbladen, de bladen van Glaskruid , en de bloemen van Vlooien ; zy worden , een korten 'tyd,
|
||||
MET ONTSTEEKING. 13
tyd, gekookt in genoegzaam water; op het einde r.
doet men 'er een ftukje gefchraapt en gekneusd Hoofdst. Zoethout by, en by het doorzygzel een weinig gezuiverde Salpeter. Ook is de melk van nut, als menze hebben kan, met twee of driemaal zo veel water verdund; maar een enkel Gerftewater, met wat Salpeter en Honig , welk men altyd by de hand heeft, voldoet. Zo de natuur helt om de ftoffe der ziekte, door fluimen uittewerpen, wordt by deezen kookdrank, met nut, in plaats van ge- meenen Honig, wat enkele Oxymel, of Oxymel fcilliticum gemengd. Maar zo de Koorts en Dorst heftig zyn, voegt men, met goeden uitflag, by de gemelde kookdranken wat. Syrupus acetofitatis Citn, of geley van Aalbcsfen, met wat Salpeter of Cremor Tdrtari. Als 'er een geduurig waaken en heftige pynen zyn, geeft men best Zaadmelken van zoete Amandelen, óefemina Citrulli, Cucur- bitts, Melonum , Endivice, Lactuca , Papaveris, met bydoening van wat Syroop van de vyf ope- nende wortelen, van Althea, Vioolen , en ooi: van Slaapbollen, als het de zaak vereischt; ja het Opium zelf is, dikwils,in zwaare pynen , een uit- neemend middel : men moet maar achtgeeven , dat de rustmiddelen met veel omzichtigheid moe- ten gegeeven worden. Warme dampen , uit koo- kend water, waar in men eenige bloemen van Vlier, Kamillen of Melote heeft gedaan, door de Neu- ze opgehaald, zyn ook nuttig: en warm water al- leen kan voldoen. Wyders moet het lichaam, zo het verftopt is, door zagte Klisteeren geopend wor- den: maar als'er van natuure behoorlyke afgang, is,moeten dezelven nagelaaten worden;want dan kan men het lyf gemaklyk open houden, met nu en dan eenige olieagtige dingen te geeven, wel- ken ik dikwils, met nut van den Lyder , op dee- ze wyze, hebbe toegereikt: twee Üncen Olie van zoete Amandelen, mer, een halve Unce Syroop van Vioolen, op eenmaal te neemen. Ik heb deeze Olie, op het Schip, altyd, zonder vuur laaten uitperfen 3 het welk door een fmids perfe gemak- lyk |
||||
14 VANKOORTZEN
lyk gefchiedde. Stovingen, op de borst en buik,
welken, anders, nuttig geoordeeld worden,moec men nalaaten. Blaazen met warme Olie, een ver- zagtend afkookzel of melk gevuld, volgens Are- TiEus, op de beledigde zyde gelegd, zouden hier zeer goed zyn ; maar men kan 'er bezwaarlyk zo veel hebbeu, en zo ze 'er zyn, zy zyn moeilyk te bewaaren, zonder van gedierte doorgeknaagd te worden. Klisteeren geeft men weinig, om dat- ze in de fcheepskooijen moeilyk gezet kunnen worden , en de Lyder kan 'er niet uitgenomen worden, zonder gevaar van koude te vatten. Als het Klisteeren evenwel nodig is , moet men de Lyder met zyn hangmat neerlaaten, op een kist plaatzen, en tegen de koude gedekt houden, en naderhand wederom ophangen; 't "welk niet ge- maklyk gefchicdt. En wyl de matroozen, door- gaans, in de kleedren liggen, en daar mede in plaats van dekklccden gedekt zyn, worden ftoo- vingen, zeer fchielyk, koud, en men moet den Lyder ontblooten, telkens alsze opgelegd worden; ook befmettenze de klcederen, en maakenze nat, waar uit ook koude ontftaat; hierom oordeele ik dat deezen meer kwaad dan goed doen; maar zo het de gelegenheid toelaat, kan men 'er gebruik van maaken. VIII. Maar deezc gevaarlyke ziekten worden,
niet ligt, door een enkele oplosfing zo gered, dat de (toffe der ziekte zo t'ondergebragt wordt, dat- ze beweeglyk gemaakt, met de onzichtbaare ont- lasting , uit het lichaam wordt uitgedreeven , of aan de gezonde Vogten geheel gelyk gemaakt, en met dezelven , zonder eenig beletzel , met den Omloop, doorvloeije; maar ze wordt altyd door zeekere fcheiding en gewaarwordelyke ontlasting uitgeworpen. Zo dat de zondigende (toffe , pf door de zweetgaten van de Huid , of door den .Afgang, of door de Pis geloosd, of door de na- tuur van de Koortze zo 't ondergebragt wordt, dat de ftoffelyke oorzaak , door de kracht van den Omloop der Vogten, in de lugtvervliege,ofdoor flui-
|
|||||||||||
l
HoorüsT.
|
|||||||||||
Eiiidiging
der ziek- te; en hoe dezer ve te be- vorderen. |
|||||||||||
_ ...
|
|||||||||||
MET ONTSTEEKING. 1$
fluimen uitgeworpen worde. Door deeze ontlas- &
tingen,indienze behoorlyk en fpoedig gefchieden, Hoorosr. wordt de eene en andere ziekte, gemeenlykjzeer gelukkig gered. Om deeze ontlastingen te hulp te koomen, worden de voorgemelde middelen aan. gepreezen, voornaamlyk, het Oxymel fcilliticum. Een likking, op de volgende wyze bereid, is ook zeer goed. Neem Sperma Ceti twee drachmen, Antimonium diapboreticum een drachme, Flor es Croci een fcrupel, Olie van zoete Amandelen, en Sy- roopvan Althea Fernelii van elk anderhalve Unce; meng dit wel onder malkander, en laat 'er dikwils wat van neemen. Maar om dat deeze gewenschte ontlasting, op de Scheepen, wegens de wisfelval. ligheden van de lugt, bezwaarlyk, naar behooren gefchiedt, moet men naauwkeurig letten op den anderen uitgang. Naamlyk , wanneer de floffe der ziekte in beweging is geraakt, en door de uitein- den der Slagaderen in de Aderen overgegaan, maar nog niet zo verre veranderd, datze, zonder be- letzel in den Omloop, met de andere Vogten kan doorvloeijen, of zo fyn geraakt , datze met de onzichtbaare uitwaasfeming kan vervliegen ; en of door het,zweet, of door de Piswegen, of door den Afgang moet geloosd worden. Dan moet men, als men teekenen ziet van rypheid, en de natuur te zwak geoordeeld wordt, om zich van het vyandlyke te ontdoen, de les van hippocra- tes laaten gelden : Ah men moet afleiden, moet men afleiden iverisoaards de Natuur meest overhelt, door voeglyke plaatzen. Aph. 21. Hier moeten , ech- ter, uitgcflooten worden alle heete en fterke ont- lastmiddelen: want wy moeten de Natuur, om haare heilzaame beginfelen niet te verftooren, met zagte dingen te hulp koomen; en dit gefchiedt, dikwils , door wat wyn , wat geurigs en verkwik- lyks te geeven. Als de ftoffe der ziekte naar de Huid of Piswegen geleid wordt, dan worden, met nut, zagte zweet en pisdryvende middelen, en voornaamlyk, wateragti^e gegeeven. De volgen- de koo'-ir-ink is hier toe, dikwils, van veel dienst ge-
|
||||
ï<5 VANlCOORTZEN
geweest. Neem Saifaparil; Venkel- en Graswor-
tej van eik een haive Tjnce ^ gefchraapt cn ge.
kneusd Zoethout anderhalve Unce , Giaskruid, Agrimonie en Salie. Van elk een halve handvol.- Venkelzaad twee drachmen : kookt alles in vyf pin- ten water, tot dat een vyfde verkookt is, zygt het dan door, en doe by het Vogt vier drachmen gezuiverde Salpeter of Sal Polycbrestotu Hier van liet ik dikwils een Theekopje vol warm drinken; Maar, indien 'er een gemaatigde Buikloop ont- ftaat, moet deeze niet geftremd worden ; want de doffe der ziekte ontlast zich ook wel door deezen weg;waarom galenus zegt.(*) In een maatigePleuris of Longontfteeking, kan een ontftaande Buikloop, fomtyds, nuttig zyn , ter ontlastinge ; en zo veel te meer, als 'er in de ziekte reeds teekenen zyn van ryp- beid, en 'er geen kwaad by, maar de ziekte zonder gevaar is. Als men, derhalve, weet, dat de Na- tuur hier toe neigt, moet men haar met zagte buikweekmaakende middelen te hulp koomen, ge- lyk Manna en Rhabarber; welken als de Koortsen de pyn wykt, byna altyd te pas koomen. Wat Braak- en Purgeermiddelen aanbelangt, fchoonze fomtyds aangeweezen zyn, kunnen, om de koorts en dringende toevallen, in het begin der ziekten, bezwaarlyk gegeeven worden ; en als deezen na cenige dagen, wyken, komt die aanwyzing ook niet meer te pas, ik hebze evenwel, fomtyds ge- geeven, doch niet altyd met gewenschten uitflag: de pynen verminderden wel fomtyds voor eenige uuren, maar kwamen even hard weerom: waar- om ik bet beeter oordeele, zich hier van te ont- houden in deeze ziekten, die naar zagteren luiste- ren. Dit zal in een goedaartige geneezing van deeze ziekte genoeg zyn. Maar als dezelve tot Ver- zweering overgaat, en een ettergezwel, of befloo- ten etterzak maakt, zyn 'er andere aanwyzingen: waar over men de Schry vers kan nazien: want dit heeft op Zee niets byzónders, dan dat de Lyders * door
(*) Ctmment./lpii, 16. Seft. 6, Cbartir. Tom. 9- V*%- *5&
|
||||||
!
|
|||||||
■.-
|
|||||||
MET ONTSTEEKING. 17
door de lugt en levenswyze, op de fcheepen enz.
buiten alle hoope zyn van geneezing, ren zy een of ander, by geval, door een heelkonftige Ope- ratie mogt gered worden. Tot een knoestgezwel overgaande, ontftaat Kortademigheid, het welk nog fomtyds, doch bezwaarlyk geneezen kan worden: maar hier by is echter niet zo veel gevaar. Ein- delyk,als de ftoffe der ziekte, door verwandeling» op het een of ander deel van het lichaam valt, en het zelve bezet, brengtze een andere, en fom- tyds doodlyke ziekte voort: en in dit geval wor- den aangeraaden , middelen .welken de ftoffe naar een ander, min edeler, deel afleiden, inzonderheid groote blaartrekkende pleisters aan de beenen. Maar als de ziekte tot koud vuur overflaat, is het uit met alle geneezing. IX. De Heelmeester moet ook achtgeeven op
de fpyze en drank van de zieken*, want men moet wyze' of niets, of niets dan het gene fchraal is, toelaa- ten, vooral in 't begin van de ziekte; alle heete, lyvige. lymige en vaste voedzèls moeten gemyd worderf. En zo hier over eenig gefchil ontftaat, moet een braaf Chirurgyn , uit medclyden en ge- negenheid voor de. zieken , bet niet ligt laaten glyden. En nademaal 'er veel aangelegen is, wel- ke fpyzen de zieken, voornaamlyk, in deeze ziek- ten , toegercikt worden, mo'et hy van den Beftier- der eifchen , welke de zieken behoort, naamlyk, - goede, welke altyd te verkrygen is, en niet kost- baar. Hy moet ook de fpyze, eerze aan de zie- ken gegecven jsvordt, bezien, ofze van den kok behoorlyk bereid is; want zy bereidenze fomtyds, dat men ze gezonden noch zieken kan voorzetteai. In 't begin van de ziekte zyn afkookzels van brood , en melk, als men ze hebben kan, met twee of drie deelen water vermengd,enhoendeniat,goed; maar als de ziekte eenige dagen geduurd heeft, ep deeze dingen niet voldoen, moeten wat krach- tiger vocdzels gegeeven, en, op deeze wyze be- reid worden. Men neemt een pond bèfchuit, gemeen water agt ponden, kookt dit in een ftee- B nci |
|||||||
lJt V A N K O O R T Z E N ENZ,
i nen Pot°f koperen wel vertinden ketel, wel toege-
dekt j een uur; ondertusfehen doet men 'er zo veel water by, als 'er verkookt is; hier na wordt het doorgegooten; by het doorzygzel doet men een weinig geftampte kaneel , of kaneelwater ; wat versch uitgedrukt Citroen fap, met kandyfyroop of fuiker, om het aangenaam te maaken; by dit afkookzel kan men ook wat Rhinfe wyn mengen; dit maakt een goede en aangenaame kost. Maar als men wat krachtiger voeden moet, moet het wat langer gekookt, en onder het kooken, geen ■ water weder bygegoojen worden; en dus wordt het meer voedend, naar maate het langer kookt. Dit afkookzel als het, koud wordende , de dikte heeft van room of' geley 3 wordt room of geley van brood genoemd. Dit geley als het met melk, vleeschnat, Rhinfe wyn, wat bier en water, met of zonder Doijers* van eijeren gemengd wordt, kan men 'er verfcheiderlèie kost van maaken; wat vaster fpyzen kunnen uit gerst, ryst of gierst, ten allen^ tyde gereedge'maakt worden. Van de Bdsterd-Longontjïeeking.
Fasterd X. Nu is nog overig van de Basterd Plcuris 'en
Plenris en Longontfteeking te handelen. Het eeriïe van dee- acekin"1" ze gebreeken kan tot *de Zinkingen gebragt wor- ° m°' den; en het gene hier van te zeggen is, zal ik beneden, als over de winter-ziekten zal gefproken worden , aanmerken. Ik zal hier evenwel de ken- teekenen, op dat het niet met eec waare PSeuris verwerd worde, voordellen. In een Ba.'tcrd Pleu- ris» is de pyn in de zyde fcherp en fteekende, en wordt, fomtyds, door aanraaking vermeerderd; bezwaarlyk kan de Lyder op de beledigde zyde liggen; en hier by is een drooge hoest. Deeze zielte komt ligt by menfehen, die fcheurbuikige Zinkingen , en vliegende Jigtpynen onderhevig zyn; en gaat met weinig of geen koorts verzeld. Een Basterd Longontfteeking heeft tot oorzaak een taaije Slym in het bloed, door koude ontdaan. Dee-
|
||||
VAN DE BASTERD LONCONTSTEEKINC. 1$
Deeze kwaal komt meer in zulken die zwak, fly-
merig en koude Zinkingagtige ongemakken onder- worpen zyn, dan in jonge menfehen, en die in den bloey des levens zyn. Zy volgt op alle oorzaa- ken, welken de Vogten fchielyk in beweging bren- gen , gelyk in een waare Longontftecking; als hitte, arbeid, cïanfen, dronkenfchap, inzonderheid zo 'er fchielyk koude op volgt. De kwaal heeft een langzaa- mer voortgang dan een waare Longontfteeking. In het begin worden naanwlyks eenige pynen ge- voeld dan.in het hoofd, ook gecnr koorts; maar wegens de bezwaarlyke Adenrhaaling, als of iec ' zwaars de borst drukte. Als de ziekte toeneemt, komen 'er rillingen, e.n een foort van ongeftadig koortsje; het aangezicht wordt bleek, en eenig- zins gezwollen, de oogen puilen uit, en worden bezwaarlyk bewogen; eindelyk ontflaat 'er eene onrustigiieid, een zagte en misslaande Puls, bc- ■ naauwdheid, en geneigdheid om overend te zit- ten.' Zo 'er raaskalling by komt, witte fchuimige fluimen opgegeeven worden , en gereutel in de Long gehoord wordt, derft de Lyder in 't kort. Men moet aanmerken, dat deeze ziekte niet zo veel gezien wordt in het Vaderland, dan wanneer de Scheepen in zee , of in een haven overwinterd, en de menfehen, uit gebrek van dek en kleeding, langen tyd, koude geleeden hebben. Want, be- halve de koude, wordt het grootfte gedeelte van de taaijc ilyrn in het lichaam, veroorzaakt door zwaare fpyze, en weinig beweging; hierom wor- den veclen van borstziekten, uit flym ontftaan- de, aangegrecpen ; 't welk van hippocrates reeds opgemerkt is, want hy zegt: Dat de <wintertyd Jlymagtiger is; dat in denzomer ziekten nntjlaan om- trent bet hoofd, en op de plaats welke is boven het Midderif (*). Ook heefe sydenham aangemerkt. Dat jaarlyks, met het aankoomen van den winter, en dikiails op het einde, en het begin van 't voor- jaar een koorts ontjlaat , met veele toevallen van Long-
(*) De Stltib. vi&. rathnt. pasr. 5j8.
B a
|
||||
20 VAN DE BASTERD L0NG0NTSTEEK1NG.
ofdst Longontfteeking, welke hy Basterd Longontflee-
king genoemd heeft (*), Schoon deeze ziekte niet zo gevaarlyk is, als een waare Longontftee- king, is, echter, het beledigde deel het zelfde , en veelc toevallen zyn beiden gemeeri, maar in de oorzaak is een merkelyk verfchü. Want in deeze is een koude en flymige taayheid, welke, zich door warm water ligtelyk laat verdunnen; 't welk in een verdikking der Vogten, uit Ontftee- king, niet gefchiedt; en hierom is het zeer nodig de eene van de andere te onderfcheiden. Somtyds ■ isze ook doodlyk, «gelyk de waare, voornaamlyk, alsze kwaalyk behandeld wordt.
r>nee Xf. In de geneezing van.deeze ziekte moet men
ii»g.C , ■ in achtneemen, 't geene van do waare Longont- fteeking gezegd is. Te weeten, in het begin van de ziekte moet men eene Aderlaating doen; doch • in minderen maate dan in de waare; want, 'gemeen- lyk , ontftaat deeze ziekte in me.nfchen,die zwak- ke Ingewanden hebben; in welken de Vogten , wegens de zwakheid der Vaten, zulk een onge- ftelde flymige taayheid hebben gekreegen; waar- omze, zonder merklyk verlies van krachten, geen herhaalde Adciiaatingen verdraagen kunnen. Want het is bekend, dat de zwakheid ontftaat, uit de verhinderde gelykmaaking van ons voedzcl in de natuur van een gezond levensvogt , en gebrek van goed bloed (f) Zie van swieten, die wyslyk aanmerkt, dat de Aderlaatingen, te dikwils her- haald, de ftoffelyke oorzaak van de Basterd Long- ontfteeking vermeerderen, en dus meer kwaad dan goed doen ; 't welk van sydenham ook zeer wel is aangemerkt, die door naauwkeurigc opmerking geleerd heeft, dat de Aderlaating , dikwils her- haald , flegt uitviel in zulkeh , die lyvig van lichaam, en over den jeugdigen ouderdom waren C-J-). Na de Aderlaating doet men een Klisteer zetten , uit Ho- nig, Salpeter en Gcrftewater famengefteld. Voorts zyn
f*) Cap.a,. ii Peripn. p. 167. ft) Vid. Comm. van Swieten 1»
^pb. Boerh. §. ï5. 43- (O #f Perïpn. n»b. pag- ")8. |
||||
VAN DE BASTERD LONGONTSTEEKING. 21
zyn hier, gelyk in de waare Longontfteeking, nuttig,
uitwendige warmte, warme damp; wanne , dunne en verdunnende feepagtige drank. Maar na eenof twee Laatingen, heb ik dikwils, met zeer goed ge- volg, naar het voorfchrift van sydenham,. het volgend Purgeermiddel gegeeven, om eenige reizen te herhaalen. Neem Sal Eb/om vyf drachmen, Mtiïnna anderhalve Unce,in drie Üncen water gefmolten,om opeene reize inteneemen. Alsde Lyderspynop.de borst gevoclerj, heb ik byna altoos op de beledig- de plaatze, een groote Spaanfche vliegpleistcr ge- legd , met verdwyning van de pyn, en verligting in de Ademhaaling. Wyders, worden, in deeze ziekte, met nut gegeeven verdunnende middelen, voornaamiyk het Oxymel fcilliticum, en zwectmid- delen , midsze niet te heet zyn. De fpyze en drank moet dun zyn, verkwikkend, en met een weinig wyn aangezet. En dus wordt deeze ziek- te, door bekwaame hulpmiddelen, tydig gebruikt, geraaklyk geneezen. XII. Maar ik oordeele dat het niet te onpas g
zyn, hier een ander fodrt van Longontfteeking, ft?eI;i
op de Scheepen , fomtyds , voorkoomende , te "{„i^i verklaaren,. naamlyk, welke fomtyds op zwaare trein de kneuzingen, omtrent de borst volgt. Als cenigkorst, lichaam , met groot geweld en fndheid, aange- dreeven wordt, omtrent de tusfehenribbige plaat- zen, kan dit de Longe zelve beledigen ; of de fchok kan , door de veerkracht van de Ribben, aan de Long overgebragt worden, fchoon de Ribben geheel blyven; of de verwyding van de borst kan door kneuzing van de borst Spieren, en het been- vlies der Ribben, en de Kier uit ontftaane pyn, koorts en ontfteeking, gelyk in een waare Pleuris gefchiedt, belet en du,s ook de uitfpanning van de Long , en de vrije doorgang van het bloed, door dezelve, als in eene Longontfteeking, ge- ftremd worden. En zodanig eene uit zwaare kneu- zingen van den rugge, heb ik, in-drie dagen, doodlyk zien worden, op het Schip de princksse cakouna j in een man, met naame Philip Wal- B3 ter, |
||||||
82 VAR DE BASTERD LONCONTSTEEKING.
HooJ's ter' we'^e ^e waare toevallen van eene Longont-
0 • fteeking vertoonde. Zyn dood lichaam geopend zynde, was het achterfte gedeelte van de Longen ha'rd en zwart; het borstvlies, aan de zyden, en in h£t achterfte gedeelte van de borst, zwart als inkt. Ik vond geronnen bloed tusfchen de huid varT den rogge en de Spieren, en tusfchen de Spie- ten zelven, tot byna aan het borstvlies toe; de Ribben waren alle geheel. En fchoon zodanige gevallen , wel eigenlykst, tot de Heelkunde be- hooren ; men ondervindt , evenwel,, in zwaare kneuzingen van de borst, dat de menfchen niet alleen, door zwaare pynen aangedaan worden en bloedftorting krygen uit de gebroken Vaten van . de Longe; maar ook, na dat zy} eenige dagen, pyn geleden hebben, zwart, klonteragtig bloed, ja zelfs etter opgeevcn, fchoon men in de eerfte dagen , geen bloed aan de fluimen gezien hadt. Hierom moetenze, in zeker opzicht met hetZyd- wee en de Longontfteeking gelyk gefteld worden; enze eifchen ook byn»i dezelfde behandeling. Dit moeten Geneesheertn en Heelmeesters, op de Scheepen, noodzaaklyk wceten ; voornaamlyk, wyl nergens meer kneuzingen , dan op de Schee- pen gezien worden. Wat de gencezing aanbe- langt , deeze wordt best bevorderd , door Ader- laatingen, naar de heftigheid der toevallen her- haald; uitwendig, door aanlegging van ontbin- dende middelen; voorts door ontbindende wateri- ge dranken, en welken de beweging der Vdgten maatigen, uit water, met Oxymelfemplex ofSyru- pus aciditatis Citri en Salpeter bereid. Als 'er een groote bloedftorting is,' wordt, behalve ruime Ader- laatingen , verdacht een volkoome rust des lichaams, een gèlykmaatige warmte oyer.het geheele lichaam , de plaatzing van den Lyder, in een heldere en koelagtige lugt, waterige drank, welke het bloed verdikt en te gelyk de beweging van den Omloop vermindert,-en eenigzins famentrekkend. Koud water, met wat geest of olie van Vitriool of Zwa- vel, zo veel als een aangenaame fmaak toelaat, is
|
||||
VAN DE BASTERD LONGONTSTEEKING. 23
is zeer van nut; als ook Koeldranken uit een af- P
kookzel van Harts Hoorn , brood, conferf van oorDST- Roozen, en meer dergelyken. Hier na ook Kook- dranken van wond- en balzemagtige kruiden; en eindelyk balzamieke middelen zelven. In het be- gin moet men flap voedzel geeven; als broodwa- tcr, zonder w'yn en ipecerijen, of vleeschnat, en hierna bry van ryst of gerst; en men moet niet toeftaan ,• dat zy,' volgens gewoonte, de fchrik , met wyn of fterken drank, verdryven. Zo de Ademhaaling, door een Lugtgezwel, bezwaarlyk wordt gemaakt, moet men de lugt, door infny- dingen , uitgang verleenen. «Een zodanig heb ik zien ontftaan, op het bovengemelde Schip , in een zeer fterk man , met naa\ne Jean Ober, 1759 den 5 Sept. Hy was boven van de fpriet, voor- over, in zee gevallen, zo dat hy het Schip niet hadt geraakt. Met de fchuit weeropgebragt zyn- de in het Schip, gaf.hy veel bloed op uit de Lon- gen. De kleederen en hét hemd uitgedaan zyn- de, onderzogt ik 'de borst, maar vond geen het minde teeken van kneuzing of breuk. Ik deed hem in de kooy brengen, op dat hy warm zou worden. Warm geworden zynde, klaagde hy over zwaare bcnaauwdhcid in de Ademhaaling, en een doove pyn in de borst, onder het Borstbeen. Ik deed hem eenige reizen Aderlaaten, maar de toe- vallen van bcnaauwde* Ademhaaling vermeerder- den , zo dat ik vreesde, dat hy, in 't kort' (likken zoude. Eindelyk kwam 'er, na verloop van zes- tien uuren, fchielyk-, eene zwelling aan den hals, en op het bovenfle gedeelte van de,borst, op het Borstbeen, eu van toen af ademde h'y gemaklyker. Het gezwel, naar de lengte , doorgefneeden zyn- de , kwam 'er wind met gekraak en «indelyk ge- piep uit. Hier op werdt de Ademhaaling gemak- lyker, de bloeding verminderde allengs , en de man werdt gezond. Dit is genoeg over de kneu- zingen ; die 'er meer over begeert te weeten , moet de Heelkunderaadpleegen,waarvan dewon- B 4 den |
||||
24 VAN DE BASTERD LONCONTSTEEKING.
Hoofdst den en gebroI<en Ribben gehandeld wordt, ans
ook de bovengemelde Commentaria. TWEEDE HOOFDSTUK.
Van de Koortzen.
Overgang. I. T~\e ondervinding leert, dat de Koortzen in
\-J deezen tyd niet zo menigvuldig en veel goedaartiger zyn, dan op andere tyden van het jaar; ook niet zo gevaarlyk, of zy gaan wederom ligtelyk tot gezondheid 'over. Die in 't voorjaar in 't beg5n van de uitrusting voorvallen, zyn mee- rendeels, enkel Aanhoudende, Eendaagfche, Al- lendaagfche,enAnderendaagfchetusfchenpoozende, en Koortzen met Zinkingen. Ik zeg, in 't begin van de toerusting; want als de Scheepen reeds een jaar of zo omtrent, in zee geweest zy.n, is het anders met de zaak gefield. Waarom ik de befchryving daar van , tot het derde Deel van deeze Verhandeling zal fpaaren , als ik van het verblyf in een vreemde haven zal fpreeken; en hier alleen kortelyk han'delen van de Koorts met Zinkingen , als een Kiekte , welke zeer gemeen voorkomt, en dikwils, op de Scheepen, vaneen ongelukkigen uitflag is. Koom Jl. Onder de Ziekten, welken de tyden van het
^"1 Jaar uitleeveren, is 'er geer-e, welke gcmeener is dan de kwaal van Zinkingen; en deeze woedt, doorgaans , in het Voorjaar en in den Herfst, vry algemeen op de Scheepen ; en plaagt de menfehen , op zo vcelevleie wyzen, dat men al het lyden, welk hier uit ontftaat, naauwlyks -kan optellen. Maar bepaaldelyk, worden onder dit woord drie gebreeken verftaan: naamlyk, als het Vogt naar de Neuze geleid wordt, hiet het Verkoudheid; indien naarde Keel, Heeschheid; en na de borst, wordt het eigenlyk eene Zinking genoemd. Maar deeze worden dikwils vermengd, en van meer of min heftige Koorts verzeld, waar in de Lyders loomheid 3 en gemeene toevallen van Koorts ge- voe-
|
||||
VAN KOORTZEN MET ZINKINGEN. 25
voelen. Zy begint, doorgaans, tegen den avond, n.
met beeving en koude van de uiterfle Ledemaa- HoOFDST- ten, inzonderheid, de voeten. Hier by is niec zelden Hoofdpyn, een onaangenaam gevoel in de Neuze, Keel, Borst en Lendenen, perfing'tot wateren, en Dorst. In den morgenftond vermin- deren , doorgaans , de toevallen, met een over- vloedig zweet, of loozing van flym uit de Neu- ze of Longen: in anderen komt Buikloop, ge- meenlyk tot verligting van de ziekte. III. De onmidlyke oorzaak, van deeze toeval- Oorzaak,
len, is niets anders, dan een fcherpe wey of 'wa- ter , uit verhinderde Doorwaasfeming , in het lichaam1 ontdaan, en ftilftaande in de Vaten d,er op- pervlakte van het lichaam, inzonderheid, die van de Huid; welken hier doorgefteeken, geprikkeld en tot Ontfteeking aangedaan worden. Dit gefchiedt voor- naamlyk in de Neuze, Keel, de Lugtpyp en de Lon- gen ; ja, fomtyds, wordt 'er de Slokdarm, Maag en de geheele Darmbuis, in betrokken. Tot dee- ze ziekte geeft aanleiding, al wat fcherpe Vogten in het lichaam, doet ophoopen;*als veele en nar- de fpyze, rust des lichaams , koude en vogtige lugt, en alles wat de" werking van fcheidingen en . uitloozingen , inzonderheid, van de Doorwaasfe- ming belet. Hierom wordt deeze ziekte, in het Voorjaar, inzonderheid, als 'er zulk een Winter voorafgegaan is ,om de veranderlykheid der lugt, van heet in koud , van droog in nat, en in tegen- deel, meest gezien: Want op dien tyd worden de Vogten,-door de gemelde oorzaaken, in het lichaam voortgebragt, of in de holten van het lichaam ftilftaande, en reeds dik geworden, door de aankoomende warmte, in beweging gebragt, en worden aanwasfende, door de warmte en ver- meerderden Omloop van het bloed, vloeibaarder, en meer naar de ontlastbuizen van den Huid ge- dreeven en geloosd. Waar uit blykt, zo deeze zeer groote en heilzaame ontlasting, door de Huid uit zekere oorzaak , niet , naar behooren , ge- fchiede, of geheel geftremd worde , 'er zeer B J ligt |
||||||||
26 VAN KOORTZEN MET ZINKINGEN,
HooFdst Ii§t zodan'ge gevolgen uit voortgebragt kennen
worden.
Onder- IV. Schoon deeze Koorts veele teekenen gemeen
vaninde8. heeft met een allendaagfche Afgaande, wordtzc, re Koon-' echter, gemaklyk, van dezelve onderfcheiden; want een Koorts uit Zinkingen s gaat langzaamcr |
||||||||||
Y
|
||||||||||
- voort, en komt doorgaans aan tegen den avond;
de Puls is noit zo hoog als in een allendaagfche Koorts, en zy begint, dikwils,- met een geweldi- gen hoest,en met braaking van defpyzenof flym; ook houden de toevallen niet óp, als, de verhef- fing- voorby is , maar 'er blyft zwaarheid van 't hoofd en loomheid in de leden. Wyders verfchilt deeze Koorts, ten opzichte van de oorzaak, en de onderwerpen, waar inzc is voortgebragt. Zy is evenwel zelden gevaarlyk, ten zy dan door ge- ftadige misflagen in de wyze van leven, of een verkeerde geneeswyze. Sterke en krachtige men- fchen achten de ziekte, "hierom ,• gering, alsze 'er van aangegreepen worden; maar zwakken, en die overvloed van fcherpe lympha hebben, valt zy moeilyker. In het Voorjaar en goed weer , wordtze van zelfs, of ten minde, gemaklyk gc- neezen:. maar in den Herfst, als de oorzaak toe- neemt, wyktze niet zo ligt, en gaat dikwils over in een andere erger ziekte, als Teering.of Scheur- buik. Dit wordt niet dan te veel, op de Schee- pen gezien , en is aan de zorgeloosheid van de Lyders of Heelmeesters toetefchryven. V. Ais 'er, in het begin van.de ziekte benaauwd-
heid in de Ademhaaling, en teekenen .van volbloe- digheid gezien worden, worden eene of twee Laa- tingen , met vrugt, gedaan ; maar in een ligten aanval, is zulks niet nodig. Wat de voeding be- langt, als de toevallen zwaar zyn , moetze ligt zyn , als vleeschnat en broodwater; maar gering zynde, en als de Lyder eetlust heeft, moeten tot fpyzen gegeeven worden , hoedanige uit haver, gerst, ryst, brood en bier toegemaakt worden; voor 't overige verzaaden zich de Lyders met erwten, kaas en brood, waar van niemant hen kan
|
||||||||||
Genee-
zing. • |
||||||||||
■VAN KOO-RTZEN MET ZINKINGEN; 27
kan afhouden; en het is niet nodig een altefchraa- n.
Ie levensvvyze voortefchryven, op dat de krach- Hoofdjt. ten niet te veel verzwakt mogen worden. Maar de drank moet dun zyn, ontbindende en verzag- tende, gelyk een Gerftendrank, welke uit gerst, Salfaparill, Alchea wortelen ,* Zoethout,' met Ro- zynen en Vygen gemaakt wordt. In plaats van Gerftendrank heb ik wel een aftrekzel als Thee, uit de volgende kruiden, warm te drinken, dik- wils, met nut, voorgefchueeven. Neem Alants- wortelen, en Zoethout, van elks twee Uncen; Bloemen van Vioolen, Papaver, van elk een Hand- vol, Saffraan een drachme; Kruiden van Eeren- prys, en Hysfop, van elks een Handvol; Anys- en Venkelzaad, van elks twee drachmeni dit al- les gefneeden en geftooten gaf ik om als Thee te gebruiken. Indien men vermoedt, dat een raau- we ftoffe, in de Maag en Darmen zit, of flym.in den Slokdarm of Maage hangt, welken, dikwils, hoest en braaking verwekken, moet men deeze uitdryven; hier toe is zeer goed de Ipeeacoanh, in poeijer, tot een Scrupel, gegeeven, welke dikwils den hoest ongemeen verligt. Als men Af- gang wil maaken, moet dit alleen gtfehieden door zagte buikopenende middelen, als de Manna of Rhabarber; en men moet zich wel afhouden van fterke purgeerende of al te heete middelen; op dat men de Vogten niet te veel naar het gedarmte dryve, en hier door, een doodlyke Ontfteeking verwekkë. Deeze eenvoudige genceswyze vol- doet, om deeze ziekte -te overwinnen. Als 'er een fterke hoest by is en vreeze voor een ligte Ontfteeking, moet men middelen geeven , welken de fcherpe ftoffe, de vliezen van de Lugtpyp en Longen prikkelende en hoest verwekkende kun- nen verzagtcli, gelyk influrpende olicagtige, Wal- fchot, Zaadmelkdrankcn. Van zoete dingen kan mefi geeven, de Syroop van Althea van Fernelius van Vioolen , Papaver , de Diacodium , Kandy, Drop, Honig,'en de .lyvige en zoete Spaanfche tvyn. Malaga Sec-genoemd. Zagte Rustmiddelcn zyn
|
|||||
___
|
|||||
28 VAN KOORTZEN MET ZINKINGEN.
n- zyn ook van nut; gelyk, behalven de gemelde Sy-
ÖT" roopen, de Pil van Cynoglosfa, tot zes, agt of tien greinen, het Laudanum liquidum Sydenbami, tot vyftien of twintig greinen gewigts , alsze 's avonds, met eenig bekwaam vogt gegceven wor- den. Schoon nu deeze middelen dikwils een goede uitwerking doen, zo wel de zoete als de rustmiddelen, möetenze, echter, met veel om- zichtigheid en niet te lang gegceven worden;' op dat de Vaten hier dooi; niet te veel verflappen. Byzondere VI. Maar niets wordt van meer nut bevonden , kingen1 ter om deeze z>ekte te overwinnen, dan de ontlasting gèneezing. door de Huid; hierom moet men werk maaken, dat de belette Doorwaasfeming herfteld worde. Nuttig, hier toe zyn , behalven klee'deren en goed dek , 'de Gerftendranken en warme Afcrekzels , boven gemeld ; als ook een Afkopkzcl van de wortelen van Salfaparill , Polypodiüm quercinum, . Zóethout,gefchaafd Sasfafras,. met Krenten en een weinig Kaneel bereid, waar by men ook wel wat Anys- en Venkelzaad kan doen. Ook zyn goed Vlierfap , Antimonium diapboreticum , Salpeter, Bloem van Zwavel. Dikwils heb ik ook een grein Kamfer met twee drachmen Theriaak van And.ro- machus, tegen den nagt, voorgefchreeven, met groote verligting voor den Lyder. Wyders wor- den , om de taaije en flymige ftoffe, welke in de Vaten ftilftaat, te verdunnen, behalven de ge- noemde middelen,' met vrugt, gegceven, de Bal- famus Sulpburis anifatus, de Gom Ammoniac, en der zelver'Tinctuur, de Myrrhe, Benzoin, het poeijer van Alantswortel, van de Florentynfche Iris ; en als men nog doordringender nodig heeft, zyn van grooten dienst het Oxymel Scillilicum, de Spiritus Salis Ammoniaci anifatus , maar deezen moeten niet loslyk gegeeven worden. Als de Koorts afneemt, maar de hoest te veel nattigheid opgeeft, en 'er eene overhelling tot Teering be- fpeurd wordt, moet men door zagte laxeermidde- len, en dezelven, eenige reizen ,' te herhaalen, den overvloed der kwaade ftoffe van de borst zoe- ken |
||||
VAN KOORTZEN MET ZINKINGEN. 29
ken afteleiden; 't welk best gefchiedt door Man- n.
na en Rhabarber ; ook moeten de balfemagtige HooFDST- middelen , inzonderheid de balfemagtige Pillen van morton niet uitgeflooten worden. En te gelyk moeten .dingen gebruikt worden, welken de Va- ten de verlooren fpanning en kracht wedergeeven, en den Lyder voor de Scheurbuik kunnen behoe- den : hoedanige zyn de Cortex Peruvianus, en be- reide Staal, welken boven alle anderen te achten zyn; .bittere en Maagmiddelen hebben ook hun- ne nuttigheid. Dit zy genoeg van de kwaaien uit Zinkingen; die 'er meer van begeert te weeten, kan de Schryvers naflaan. •
Van Gezwellen aan den Hals.
VII. Ik oord^ele het niet onvoegzaam te zullen Gezwei-
zyn, een ander gebrek, 't welk uit gelyke oor-!ena^" zaaken ontftaat, by de kwaaien uit Zinkingen hier nevens te voegen; naamlyk , de zwellingen der Klieren. In het Voorjaar krygen' fomtyds men- fchen, voor 't overige gezond, pynen omtrent de Kaak, of Hals, met groote zwelling en verhar- ding der Klieren, yoornaamlyk, der Oor- en Kaak- klieren, evenwel zonder roodheid, ten zy het ge- brek reeds eenige dagen geduurd hebbe. Hec komt meest by zulken, die na den'arbeid of dan- fing , zeer verhit zyn geweest, of zich in fterken drank te veel toegegeeven, en aan de nagtlugt on- voorzichtig hebben blootgefteld, of inde opene lugt hebben liggen flaapen; gelyk zy dikwyls doen. Dan ontwaakende ,■ voelen» zy eene doofheid en ftyfheid, met eenige moeilykheid in de beweging van den Hals. Dus aangedaan kruipen zy in het Schip, of in de kooy, om het lichaam te verwar- men. Warm geworden zynde. volgt de pyn, fom- tyds met, ook zonder koorts, en dikwils, met zulk eene zwelling , dat de Lyders de Kaaken naauwlyks konnen bewecgen, en 'dikwils van meer andere ongemakken, uit Zinkingen , aangegreepen worden. Ik heb bevonden, dat deezc ziekce , niec in
|
||||||
30 VAN GEZWELLEN AAN DEN fitst».
"• in 't begin, maar byna altoos omtrent het einde
ohjst yan jjet Voorjaar ontftaat, en meest in flappe en flymagtige gefteldheden.
Oorzaak. VIII. Wat de oorzaak van dit gebrek aanbelangt;
elk een weet, dat onder de werktuigen, welken 'het Speekzel affcheiden, de Oorklieren,. Kaakklie- ren, en die onder de Tong gelegen, de voornaarh- fte zyn. Het is insgelyks bekend, dat in het in- wendig maakzel van deeze deelen, van dit vogt, een groote maate afgefcheiden, en geftadig, door de ontlastbuisjes in den mond wordt uitgeftort; en datze een groot deel flagaderlyk lploed ontfan- gen , gelyk uit de ontleedkundige befchouwing van het getal en de wydte der Vaten, welken naar dezelven gaan , kan afgeleid worden. Als men nu in aanmerking neemt, de vertraagde beweging der Vogten, in dezelven , en de teederheid, bui- gingen en engten der Vaten,' door welken de Vog- ten moeten bewogen worden; en te gelyk, dert taijen aart der Vogten , of derzelver geneigdheid, om tot een lymagtige dfkte overtegaan , of tot eenige ftremmingfamenteloopen; zal men zich niet verwonderen, dat deeze en meer andere Klieren van dezelfde foort, onder het gemeene bekleedzel gelegen, fchiclyk, na een orimidlyke aandoening van koude, zo dikwils zwelling ondergaan. Want door de koude" worden de Vaten toegetrokken, en de Vogten verdikt en ter doorgang onbekwaam gemaakt; en hier door het werk der Affchêiding, en den omloop der Vogten, in dezelven, verhin- derd of ten eenemaal geftremd. Waar toe de gort, welke zy daaglyks en overvloedig eeten , door de vogten te verdikken, misfehien veel toebrengt. Gcnee- jx. Dit gebrek wordt geneezen» door de fa- ïlDg" mengetrokken Vaten te=verflappen, en de geftrem- de Vogten te verdunnen. Dit gefchiedt best door weekmaakende Pappen , fchoon eenvoudig, üic brood en water gekookt, en alle twee uuren we- derom warmgemaakt, en op het lydende deel ge- legd ; maar men moet zorgdraagen, datze, door achtc'oosheid, niet op het deel koud worden. Het is
|
||||
VAN GEZWELLEN AAN DEN HATs. 31
Is ook van nut, den mond} met een verzagtend n.
afkookzel, dikwils, te ftooven; en het lichaam, HooFDST* inzonderheid het hoofd, tegen de koude tebefcheT- rnen. De drank moet waterig zyn; en alle dingen, welken de beweging van het bloed kunnen aanzet- ten , moeten gemyd worden. Dus moet men een of twee dagen voortgaan. Maar zo , in het be- • «, gin, de pyn aanftonds zeer zwaar wordt, en 'er koorts by is, moet men eens of tweemaalen Ader- laaten; anders is 'er geene Laating nodig. Maar als men beme'rkt, dat het gezwel eenigzins zag- ter wordt, dan zyn van den meesten dienst fterke Purgeermiddelen, verfcheidene maaien herhaald; welken uit Jalappe , Scammopie, Zenebladen , Trochisci Alhandal, Refina Jalappm, Pulvis Cor- nacbinus, of Ebfom zout, berei.d kunnen worden. En men legt dan op het gezwel een pleister van deMelote, Cumyn-Saffraan pleister, de Labdano, of Kikvorschpleister zonder Kwikzilver.' En dus worden deeze gezwellen, binnen weinige dagen, gelukkig verdreeven. Ikfpreeke by ondervinding, • want onder honderd menfehen , die zoda*nige ge- zwellen hadden, heb ik 'er naauwlyks vier gezien, by welken deeze eenvoudige geneeswyze niet vol- deedt", tot verdryving der gezwellen. DERDE HOOFDSTUK.
Van de Vallende Ziekte.
I. "C* en ander verfchrikkelyke kwaaie, waar van Valienda
-L*' de matroozen, fomtyds aangegreepen wor- Ziekte , den in het Vaderland, is de Vallende Ziekte. Dee- ** op de 1 ,,.,,. , Scheepen
ze komt, gemeenlyk, in t begin van de uitrus- moet on-
ting, en duurt zo lang als de Scheepen in 't Va- derzogt derland zyn. Ik zal hier van maar weinig zeggen, worden' en my met geen onderzoek, naar de oorzaaken ophouden. Want het gebeurt, fomwylen , dat berugte drinkebroers, fchoon nok Vallende Ziek- te gehad hebbende , verfcheiden overvallen op ecnen d; g krygenj en anderen, fchoon noit een waar
|
||||
—_,
|
|||||
32 VAN DE VALLENDE ZIEKTE.
in. waar aanval van de ziekte gehad hebbende, zich
hoofdst. veinzen (je Vallende Ziekte te hebben; om onder dit voorwendzel hun affcheid te verwerven. Waar- om een Heelmeester wel acht moet geeven, of de kwaal eigenlydig, toevallig, dan alleen geveinsd zy. De waare Vallende Ziekte wordt gekend uit het Wezen van den Lyder, 't welknoit levendig ftaat, en uit navraaging of zy aandoening van de Ziekte, aan land, gehad hebben. Indien alles be- vestigt , dat een mensch wezenlyk de Vallende Ziekte heeft; moet. de Chirurgyrï den Kapitein hier van kennisfe geeven, om zo'n man te laaten gaan. Want de zulken zyn onbekwaam voor hun- nen dienst, en daarenboven, door een'droevige vertooning, hinderlyk vobr de gezonden,. Maar die zich de Vallende Ziekte , door dronkenfchap, hebben over denhals gehaald, worden 'er van zelfs van verlost: want, als de Scheepen ecnige wee- ken in zêe geweest zyn, worden ,de kleine vaat- jes ledig', ,en de Ziekte houdt op. En wat de veinzaards aanbelangt, ik heb wel eenigen der I zulken, 'door de vlam van een kaars tegen de top- (pen hunner vingers te houden, gelukkig herfteld. ' Ik bekenne myne te groote ligtgeloovigheid in 't begin: op het Schip de Oranjezaal zag ik twee aan de Vallende Ziekte, en riedt den Kapitein hen weg te zenden; deeze gingen blymoedigvan het Schip, maar zeiden, aan land zynde, noit Vallende Ziek- te gehad te hebben; waarom ik, naderhand, hier in , meer omzichtigheid gebruikt hebbe. |
|||||
TWEEDE DEEL.
Van de Ziekten welken in Zee, of onder bet
vaaren' voorkomen. In dit Tweede Deel zal ik fpreeken van 't gene >
op Zee, of onder het vaaren , gewoonlyk, Inleidlll8'
voorkomt, gf van de ziekten,. waar van de men- fchen, op zee, doorgaans, aangegreepcn worden. Om de zaak te klaarder te maaken, onderflelle ik , dat een Schip naar verfcheiden gewesten van de aarde vaare; dat is, uit een gematigde lugt riaar een warme en zeer, heete,-en hier na, uit een warme, naar een ko'ude, of zeer koude , ge- voerd worde. Op deeze reizen ftaat te overwee- gen, wat des zomers vajlfde warmte^ of in de Spaanfche of Middelandfche ze^- or in de ver- zengde Lugtftreek gebeure; en wat in den herfst* en het koudfte . van den winter, voorvalle Hier- om heb ik de verhandeling van dit Deel, in twee Hoofdflukken verdeeld; in het een zal gefproken worden van de ziekten, welken men ondervindt „ als een fchip van een koude plaatze naar een war- mer; in het ander, in tegendeel, uiteen warme naar een koude plaatze trekt. Maar men moet weeten , dat ik , alleen , van zodanige ziekten fpreeke, welken op zee voorvallen, en niet in een haven, of by de wal, ten zy verre van land; als ,■ naamlykjde matroozen op dezelfde wyze leeven, gelykze in zee gewoon zyn; en bevryd konnen wezen van de uitwaasfemingen van het land. EERSTE HOOFDSTUK.
Ah bet Schip uit een koud naar een warm gewest trekt.
I. f~^ emeenlyk ziet men de Scheepvaarenden, De ver-
vJ uit een koud naar een warm gewest fte- ander>n&
\'e"nendes vry van ziekten; ten zy de hitte zéér
C groot
|
||||
34 VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN.
tt. Dcd. groot 7,y3 gelyk op fommige plaatzen , in de vef-
Hoofdst. zengde Lugtftreek. Ook leert de bevinding, dac airyd even de matroozcn gezonder zyn op zee, dan in een zcifdcf d° ^aven °f by de wal. Men heeft echter, wel eens ziekeen, het tegendeel befpéurd , en ziet het nog wel ; naamlyk, dat de menfehen , in een haven of by de wal, een volmaakte gezondheid genooten, en, na een korten tyd in zee geweest te hebben, de gehcele manfehap , tot groóte verlegenheid , te bed viel, en om de aangekomen ziekten, 'er lang in werdt gehouden. De oorzaaken en.hetbegin- zcl van dceze verfchynzelen moeten derhalve, on- derzogt worden , om zulks te konnen voorkoo- men; en wel eerst, waarom de menfehen, in war- me gewesten en op zee minder ziek worden, dan in koude, in havens of by de wal; en ten andere, waarom dit niet altyd gefchiedt? Minder II. Dat de menfehen zich gezonder voelen , die
o^ee"Zyn u'-c een koud naar een warm gewest vaaren, blykt Schip, ais uit de genen, die in 't voorjaar, uit het Vader- iictuit een land, naar de Spaanfche of Midlandiche zee trek- koud, ken. Want de Scheepen , alsze de reis aannee- *armer men, voeren altyd , een zeker getal zieken mede. gewest Maar, alsze eenige weeken op zee zyn geweest, »aart. en jieC Canaal achter den rugge hebben, en allengs in de warmte koomen, begint het getal van de zie- ken te verminderen, al is het vry groot. Want ik heb altyd gezien, dat zwakken, zo dra zy de warmte voelden, in 't kort tot gezondheid kwa- men ; uitgezonderd, die door eenige b'efmctting waren aangedaan, óf by welken een kenlyke oor- zaak van ongefteldheid was, welke bleef duuren; waar van hierna. En dit heb ik niet alleen gezien op de Scheepen, waar op ik voer, maar ook op die, welken, met ons, de oorlogsvloot uitmaak- ten. En 'er zyn veele oorzaaken, waarom de ma- troozcn minder ziek zyn in warme dan in koude gewesten. Want de meeste ziekten , waar van zyaangegre epen worden, ontdaan uit koude en een verhinderde Doorwaasfeming ; en als deeze oorzaak is weggenomen, geneezen de zieken ge-' mak-
|
|||||
.
|
|||||
VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. 35
maklyk. Wyders is de lugt, in warme gewesten n-
beftendiger en gunftiger dan in koude; en hier uit bntflaan veele voordeden voor het fcheepsvolk : men zie hier over. wat in de Voorverhandel. gezegd is. Daarenboven ontblootcn zy des zomers, <Hk- wils, het lichaam, en zoeken de luizen, uit het hemd en de kleederen,* 't welk niemant ligt in den Winter doet.' Ook zyn 'er in de warme ge- westen , minder regens; de menfchen en de Schee, pen zyn drooger; zy brengende kooijen, omzë te lugten , meer naar boven , gclyk ook hunne kleederen; droogen en zuiveren dezelvcn, waar toe; .des winters, naauwlyks gelegenheid is: Hier uit blykt genoeg, dat de zeevaarenden niet alleeri veel voordeel genieten in warme gewesten , en een zuiverder lugt inademen; maar ook dat zy meer werks maaken van hunne kleederen en kooi- jen , ja ook hunne lichaamen zelfs te reinigen dan op koude plaatzen; het welk veel doet tot bewaaring van de gezondheid. Want ik heb geenë reize gedaan ■> waar op ik niet gezien hebbe, dat eenige vlootelingen, by gebrek van reiniging of vcrwaarloozing van hunne lichaamen, aan 't kwe- nen floegen , ziek werden en itierven. III. Ook zyn de matroozcn minder ziek in zee, Minderói>
dan in eenige haven,; en hoe verder het-Schipvan zce dan in land, hoe gezonder het volk is,-fchoon fommigenecnhavéIi> zeggen , dat de menfchen ongemeen verkwikt wor- den , als zy een landlugt, of een lugt van het land inademen. Hierom hebben ook eenigen ge- loofd , dat de matroozen, zo dikwils, in ruime zee , ziek worden, om datze zo iet, welk in den dampkring van het land is, niet konnen inademen," 't welk ik onbeflist laatc.- Maar als men iet zou zeggen , zeg ik, dat dit gevoelen op geen goeden grond flcunt,- en dat de matroozen, door de land- dampingen, meer ongefteld dan gezond worden. Want de ondervinding leert, dat zy zowel, ja meer, naby het land, als in ruime zee, waar zy zulk eene lugt niet inademen, ziek worden. Het . . is wel zeeker, dat de menfchen die, eenigen tyd, G i . ïn |
||||
36 VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN.
ïi.Dee!. jn zee doorgebragt hebben, alsze naby landkaa-
H men' fomtyds door een liefïyken en geurigen reuk aangedaan worden; maar alle oevers verfpreidcn
niet zulk een aangenaame lugt, engeeven, niet zelden, in plaats van een geurige lugt, zeer Hin- kende dampen, met rottige deelen van doode ly- ken, op het ftrand Hggende, of andere onzuiver- heden, in de havens gebragt, en dikwils, na het afloopen van de zee, aan de lugt blootgefteld , vermengd; waar door de natuur van de lugt niet weinig veranderd, en niets aangenaams vernomen wordt. Anders is het gefield in ruime zee; want hier worden zelden nevels gezien; en alsze gezien worden, zynze zonder reuk, en op fpiegels ver- gaderd, zonder fmaak. Hier uit blykt, dat de oppervlakte van de zee, in een gelyke uitgeftrekt- heid, niet zo veel uitwaa-sfeming geeft, als het land; en al wat opgaat, voor het grootfle gedeel- te , indien niet geheel, waterig is. Want men heeft getoond, dat de zouten met de dampen uit zee, niet meer.dan een halve lyn opryzen , en dan wederom in zee neervallen jmisfehien worden de waterdeeltjes zwaarder en onbekwaamer gemaakt tot uitwaasfeming. Want ik heb dikwils bevon- den ," als ik, met gelyke omftandigheden, in gely- ke vaatjes, evenveel regen-en zeewater,; of in het eene regen, en in het ander zout water,nu in den zonnefchyn , dan eens in de lchaduwe, op' een fchaal gezet hadt; dat in een zelfden tyd, het re- genwater meer, en het zeewater minder, voor- naamlyk, in 't begin, van hun gewigt verlooren hadden; maar na verloop van vierentwintig uuren of wat langer , begonnen beiden evenveel uitte- waasfemen; inzonderheid, aan -de ftraafcn van de zon blootgefteld zynde. Ik heb ook bevonden, dat het zeewater , in de verzengde Lugtftreek , minder uitwaasfemde dan regenwater, óf minder van zyn gewigt verloor, dan in onze landen. Het zelfde is nils valerius gebeurd; het onderfcheid tusfehen de proeven is, alleen; dat ik myn water niet lang genoeg bewaard hebbe, doch dat maakt ge
|
||||
VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. 37
geene verandering (*}. Daarenboven is het be-
kend, dat het water, niet naar deszelfs maate, maar, naar gelang van de oppervlakte, uitwaasfe- mingen opgeeft, en dat vlietend en diep water, minder geeft, dan 't welk ftilftaand en ondiep is. Het eerlte waasfemt minder uit, om de geftadige verandering van ftand; waar door zich de deeltjes voor de ftraalen der zonne verbergen , en 'er maar kort aan blootgefteld blyven: in ftilftaand, in te- gendeel, is altyd de zelfde oppervlakte, voorde zon bloot; gelyk ook de aarde, welke de zonne- ftraalen, nog als inzuigt; waarom de beddingen van ftilftaande wateren en beekjes warm worden,waar door het water, welk zy omvatten, te meer ver- dund , en -ter uitwaasfeming bekwaam gemaakt wordt. Daarenboven geeven planten, boomen enz. ook zeer veel dampen, door derzelver on- gemeeten oppervlakte; waarom de nevels minder gemeen zyn op zee, dan naby het ftrand ; ook valt 'er niet zo veel dauw in zee, als by de wal, of in een zeeëngte. Dit weeten ervarene zeeluiden. zeer wel, als zy eilanden, in den Oceaan, in de lugt boven de plaatze waar zy zyn, zoeken; naam- lyk,door de nevelen, waarmede ze altyd, of ten minfte doorgaans , bedekt zyn. Want die maar eens op een helderen dag, het eiland Madera,uit zee heeft gezien, kan hier van zeer wel oordee- len ; als hy rondom ziet, zal hy de lugt, overal helder zien, maar boven het eiland vertoontze zich graauw , rosagtig, en haare ftaart, welken de Ne- derlanders een Bank noemen, is uitgeftrekt naar den wind. De lugt kan echter, door joodenlym of rottige* deeltjes van doode dieren , welken uit de zee in de lugt opryzen, eenigzins, befmet worden; maar dit wordt men niet gewaar door den reuk, of op eenige andere wyze. Waarom ik geloove, flat de uitmuntende de morogoe zeer wel geoordeeld heeft, dat de lugt, welke de op- pervlakte van de zee bedekt, zo gezond is als ee- i C*) Vide „Ifta A:ai. Suic. an. 1745.
|
||||
$8, ¥AN DE QORZAêKËN IN 'T ALGEMEEN.
jt.Dcei. eenige andere, welke wy kunnen inademen (*).
En dit wordt bevestigd door voorbeelden van de Engellchen , die ondervonden hebben , dat de Scheepen welken digt aan land het anker gewor- pen hadden, meer van ziekten' geplaagd wierden, dan die 'er verder af waren blyven liggen. Waar uit zy, niet ten onregte, beflooten hebben , dat de kwaade uitdampingen van het land, als zy Hiaat een korte reize gedaan hadden, op zee fchadeloos ^vierden. Hier van is een aanmerklyk voorbeeld geweest op de vloot van den Vlootvoogd mit- £hel, welke voor anker lag tusfchen Zuidbcveland en Walcheren, en een volkoomc gezondheid ge- noot ; terwyl de foldaaten , op denzelfden tyd, in dé gemelde plaatzen, van zwaare-befmetting aangedaan werden. Schoon ik nietgeloove, dat de Iugt in het Schip, zo zuiver is, als buiten het zelve, kan 'er evenwel heldere Iugt ingelaaten wor- den , en zo dit al niet gedaan wordt, zy dringt 'er van zelfs in ;en fchoon niet inzulkeenemaatc, als tot ' vervulling van het geheele Schip, zou vereischt wor- den, zy verbeetert en zuivert echter de Iugt in het Schip. En niet zelden is het anders in een haven, waar de uitwendige zo wel als de inwendige iugt, met fchaadelyke dampen vervuld woreft bevonden ; waarom 'de vernieuwing van Iugt, dikwils, nutte- loos , ja zelfs fchaadlyk is. Behalven dit zyn de wagten , en het werk, geregelder op zee, dan in het Vaderland of by de wal; zie de F'oorverh. En 7.0 de tnatroozen fomtyds eens door vyanden ont- rust worden , of tegen wind en zee moeten ftry- den, 't welk-des zomers zelden voorvalt,dit kun- nen zy gemaklyk, zonder merklyk nadfcc! aan de gezondheid, verdraagen. Eindelyk, die zich in }ict Vaderland, eenige ziekte hebben op den hals gehaald, door 't misbruik van fterken drank, kün- pen zich, zo ligt, geen nadeel • meer .doen; want de vaatjes zyn, alsze een korten tyd in zee ge- weest (*} Zie Prem. Volumi •>" #*«»• prtfeniltt par les S^avans etran-
gtrs a i'^cadem. Ats Sc. |
||||
VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. 39
wecst zyn, ledig, zoze niet al in 't Vaderland n.Deel.
waren uitgedronken. . Hoo^,SI, Hier uit blykt, waaromze minder ziek zyn in
zee, dan in een haven of aan de wal; en waar- omze in warme landen gezonder zyn dan in koude. Het gene van de Spaanfche of Midlandfche zee gezegd is , heeft ook plaats in de landen onder de verzengde lugtftreek geleegen; waar de inwoon- ders alleen, een vierde deel van 't jaar, regen hebben. Dit ondervindt men , zo dikwils de Scheepen derwaards vaaren, ten zy zich eenige • andere oorzaaken by de warmte voegen, waar van ftraks. Eéne reize, welke ik naar deeze 'gewes- ten gedaan hebbe, zal ik ten voorbeelde (tellen ; fchoon ik meer zou konnen bybrengenj maar ik acht het onnodig. In 't jaar 1760 is uitgezonden het Schip de prikcesse carolina, voerende vyf- tig Stukken, en driehonderd vlootelingen. Dee- zen zyn voor de aangenomen reize, byna een jaar met het zelve in zee geweest, en hebben in den winter, zo in Holland, als in Engeland, of het Canaal, veel ongemak gekreegen van, de koude. In de maand Maart zynze wederom in Holland ge- koomen, en vier weeken, om hunne lichaamen wat te verfrisfchen, aan land gebleeven. Op den vierden April, zynze op ordre weder aan boord gegaan, en op den 10 Juny, in het gemelde jaar, io zee geloopen. De Kwik ftond toen in de Ther- mometer van Fahrenheit op 62 graden , te zeven uuren 's morgens, 's middags op 66 , en 's avonds op 63. Deeze Thermometer was gehangen onder het halve dek, of in de open lugt, achter op het Schip, zo dat 'er geene zonneftraalen op zouden vallen. Als wy in zee geloopen waren, lagen der- tig mannen ziek, de meesten aan een Longont- fteeking, waar van, den volgenden dag, een aan Peripneumonie overleedt, genaamd Ifaak van Wy- men; wiens Longen na den dood, met Gangrana bezet gevonden werden. Op den derden dag van July hebben wy het anker geworpen by het eiland Ma; geduurende deezen tyd der reize, was C 4 ' de |
||||
40 VAN 0E OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN.
pt. pm, de lugt zeer nevelig en regenig, en de winden zeer,
Hojfdst. veranderlyk, hoewel meest noordclyk. Op dier* dag ftondt de Kwik in de Thermometer, 's mor- gens te zeven uuren, op 72 graden; 's middags op 74; en 's namiddags te vier uuren, op 75; 's avonds te agt uuren, op 74. en toen is het getal der zieken, tot op twaalf, verminderd. Qp den eer- ften van Augustus kwamen wy aan het .eiland S.Eu- ftachius. De lugt was helder, en de wind meest oost. Op deezen tyd ftondt de Kwik, in de Thermome- ter, 's morgens te zeven uuren op 8a graden; te twaalf uuren, op 84; 's namiddags te vier uuren op 84; te agt uuren 's av.onds, op 83. en nu was het getal van de zieken zes, en deezen lagen niet in de kooy. Den elfden van dezelfde maand ver- volgden wy onze reize naar Curacao. De warmte was dezelfde; en 'er waren maar drie zieken op het Schip. Onze Kapitein liet het volk, daaglyks, wat brandewyn van Suiker geftookt, of Rhum ge- ven. Den negentienden kwamen wy in de haven van Curacao. Op deezen dag ftondt de Kwik, in de Thermometer, te zeven uuren op 83 gr. te twaalf uuren, op 84; te vier uuren, op 84; en te agt uuren op 84; en toen waren 'er twintig ziek geworden; waar van fommigen hoofdpynen had- den, zonder koorts; anderen een galagtig Kolyk; maar ze waren met weinig moeite te geneezen. Den vyfentwintigften was het getal der zieken wederom, op zeven verminderd. De Kwik ftondt nu, in de Thermometer, te zeven uuren op 85 gr. te twaalf uuren, op 86, te vier uuren, op 87, te agt uuren, op 85, en de lugt was helder. Veelen kreegen eenigen uitflag over 't "lyf; het welkeenig ongemak, maar voor geen waare ziekte, ten min- fte, in deeze gewesten, kan gehouden worden; want de menfehen zyn, buiten dat, wel. Men zal hier over nog iet vinden, in het derde deel, als ik van een haven, of de ziekten in een haven, zal fpreeken. Voorts hebben de matroozen op de gewoone wyze geleefd, geduurende den tyd, naam- ]yk, in welke wy, uit het Vaderland, aan het ei- -';, ■ .■'"■■ land, |
||||
VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. <J.J
Jand Madera kwamen; wanneer zy, door de goed- n.Deei.
Jieid van den Kapitein, eens of tweemaal maaltyd J' hebben gedaan met Poespas, uit versch vleesch en groente bereid. Insgelyks hebben zy, door de goedertierenheid van den Kapitein , wat uyen on- der de erwten gehad. De geheele reize door zyn de gefchutpoorten en lugtgaaten. zo vee] het de gelegenheid toeliet, opengehouden, en'de lugt- zeilen opgehangen. Maar op het eiland Madera, werdt onzen Kapitein geraaden, zorge te draagen , dat het volk niet door de nagtlugt bevangen wierdt. Hierom geboodt hy, de gefchutpoorten en lugt- gaaten te fluiten, en de lugtzeilen neer te laaten ; zo dat de roosters alleen openbleeven. Als ook, dat die geen wagt hadden,'s nagts,in 't Schip zou- den blyyen; waardoor, by nagt, een byna on- draaglyke hitte tusfchendeks ontftondt. Den twin- pigften, eenentwintigden, tweeden en derden Ju- ly zyn wy geweest op omtrent 19 en 18 gr. zui- derbreedte en 334 lengte. Ik hing de Thermo- meter tusfchendeks; om's nagts het onderfcheid tusfchen de warmte van den dampkring, en dein« wendige van het Schip, te weeten. Den eerften nagt, ftondt de Kwik, in de open lugt, tusfchen elfen twaalf uuren, op 77, en tusfchendeks, op. 83.Op den tweeden, in de open lugt, op 78; tus- fchendeks, op 84. Den derden en vierden, in de; open lugt op 79; tusfchendeks op 85. Op den laat- ften dag, het zelfde uur op 81; in het Schip, op 8ój. Deeze zorgvuldigheid voor de koude, hadc niet alleen de warmte, tusfchendeks, zeer vermeer- derd ; maar ook de uitwaasfemingen, zo van het water, als van de menfchen, welken,ten minde, j8o in 't Schip waren, ingeflooten. Want als ik om laag tusfchendeks ging, om de Thermometer waarteneemen, 'kon ik 'er naauwlyks twee minuu- ten wezen, of myn geheele lichaam was nat van zweet; en dit ondervonden ook, die met my,om, laag gingen. Ik zag veele matroozen, naakt, op gisten, of op den vloer liggen; allen nat van zweet, waar van fommige droomden , anderen met het C 5 ' 11: |
||||
4& VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN.
ii. Deel. lichaam woelden, anderen benaauwd fliepen, en
Hoofdst. dikwils, zwaar zugtten; anderen zeiden, dat zy, in het Schip, niet langer duuren konden; ik kon 'er blyven, maar niet zonder veel ongemak. Wes- halven ik den Kapitein hier van kennisfe gaf, en hem de noodzaaklykheid toonde, van eenige togc- gaten open te zetten;waarop, in het achterftevan het Schip, twee gefchutpoorten , of venfters van de kamer S. Barbara, en de deuren aan beide zy- den van dezelfde kamer werden opengezet. Dit gedaan zynde, heeft dé wind , van achteren koo- mende, welke in deeze gewesten, of onder den keerkring van de Kreeft, als men derwaards vaart, van achter, in het fchip waait, de lugt, tusfehen- deks beflootcn, naar de roosters in het voorde van het Schip, fterk voortgedreeven. Hierom konden de menfehen beeter flaapen, en de warmte, veel gemaklyker, verdraagen, dan te vore, en zyzyn gezond gebleeven. IV. Getoond hebbende waarom het fchceps-
Doch met vojj,^ opzee, minder ziek wordt, dan in een ha- !1 ven,en waarom zy het, in warme gewesten, bee- ter hebben dan in koude; zal ik nu de oorzaaken aanwyzen, waarom dit, niet altyd, even geluk- kig volgt; en waar aan de ongefteldheid clan moet toegefchreeven worden. Want het gebeurt, fom- tyds, dat het volk, in een haven gezond is3 en, in zee, van zwaare ziekten wordt overvallen. Om dit te doen zien, moeten twee dingen in overwe- ging genomen worden: vooreerst, welke de oor- zaaken zyn, welken een algemeene ziekte kunnen aanbrengen; ten andere, welke de redenen zyn, als twee of meer Scheepen uit dezelfde plaatze vertrekken, dat het volk van het eene, wel, en van het ander, kwaalyk gefield wordt. De oor- zaaken , welken een algemeene flagdng aanbrenr pe o^ïzaa- gen > en een geheele Vloot aandoen, zyn, door- ken bier i gaans: een langduurige windige en regenige lugts- gefteldheid, welke het fcheepsvolk noodzaakt, het fchip , overal , geflooten te houden; het .welk, Schoon in warme gewesten niet dikwils voorvalt, echt
|
||||
VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. 43
echter zo het voorvalt, het tegendeel doet gebeu- »• Deet-
ren van het gene wy, in de twee voorgaande af- Hoof;st. deelingen, gezegd hebben. Want de goede en ge- zonde matroozen worden dan te veel afgemat, terwyl de anderen, uit het Schip niet durven of kunnen opkoomen; waar uit het getal van men- fchen , in het Schip , boven gewoonte vermeerderd. wordt, en de uitwaasfemingen, in het Schip, ook vergroot worden. Die de wagc hebben, worden nat van den regen, en zo het nodig is, de kooi- jen om hoog te brengen , gebeurt hier aan het zelf- de; en de wagt geëindigd zynde, gaan zya met natte kleederen in natte kooijen, welken zy, met hun lichaam moeten droogen; hier uit ontftaatdan een tweede oorzaak, om de lugt te befmetten. Wyders, de regen valt in het Schip ; of debaaren, tegen het Schip gebroken, vallen, dikwils, met groot geweld , door de roosters, tusfehendeks; waar door het hier niet alleen nat wordt; maar de hangende kooijen raaken ook vol water. Ook wor- den de gefchutpoorten en togtgaten, niet zo naauw geflooten, of 'er komt wel eenig water, door de voegen, in het Schip; 't welk ook gefchiedt door de gaten, welke by het eerfte dek, door de zy- den van het Schip, het water tusfehendeks geval- len , in zee laaten loopen, de fpygaten tusfehen- deks genoemd. Want fchoon, van buiten, voor deeze gaten, een foort van kousfen is gehangen,' waar door het inflaan van het water belet wordt; laatenze nog wel, om datze wel eens wat verfchui- ven, eenig water in ; ook verflyten deeze kousfen, en worden dan onbekwaam, om het water aftc- weeren. Maar het is eveneens, waar door het water inkoome, het is genoeg, dat het inkoome; en het komt altyd in,als het regenig en windigis, en loopt op het eerfte dek; en als "dan het Schip, door den wind, of de zee, naar de eene of andere zyde overhelt, wordt ook het water, naar de eene ' of andere zyde bewoogen;een derde oorzaak, der- halve, waar door de lugt, wederom» met uitdam- pingen vervuld wordt. Als men nu nog in aan- mer-
|
||||
44 VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN.
merking neemt de uitwaasfemingen, welken, uit
het fcheepsriool en het onderfte dek, of de groo- te ruimte; uit de teerkost, in het zelve geplaatst; en vaten, die niet wel geflooten zyn, waar van het water, het zy regen- of rivierwater, wegens overblyfzels van verrottende diertjes,door denin- wendigen dampkring van het Schip verfpreid, ftinkt; en eindelyk van het kabel en ontelbaare dingen meer , opryzen; als ook de uitwaasfemingen van eenige zieken , en meer andere onzuivf rheden, van zulk eene menigte menfchen , in zulk een naauwe plaats, voortkoomende: als men dit alles overweegt, zeg ik, en te gelyk de noodzaaklyk- heid, dat de menfchen een zuivere lugt inademen, om te leeven en gezond te zyn; zal het ligt bly- ken, dat zulk een ftilftaande lugt, welke warm, met rottige deeltjes, dampen van water en andere dingen vervuld, de gezondheid der menfchen, die zich hier in ophouden, veel nadeel kan doen. Hier uit ontftaan Buikloop, Roodeloop, en veele foor- ten van Rot- en kwaadaartige Koortzen ; waar van ik in het derde Deel, waar in van de ziekten, in een haven, gehandeld zal worden, zal fpreeken. Want het is bekend, dat niets meer doet om ziek- ten en verrotting voort te brengen, dan een natte en te gelyk warme lugt; inzonderheid, alsze met verfcheiderleie deeltjes vervuld is; gelyk die, wel- ke op de Scheepen in zo'n tyd ingeademd wordt. Men zie de uitmuntende Verhandeling van den Heer de moRogue (*), waar iri hy den ftaat der lugt overweegt; als ook het kleine Werk van den Heer du hamel de monceau (**), door den Be- roemden lulofs, in 't Neerduitsch vertaald; en Lind, in zyn Werkje, 't welk de wind, in 't Neerlandsch heeft vertaald ; Middelen ter Gezond- heid enz. Over de gebreeken welke zulk een on- zuivere lugt, in een lichaam voortbrengt, kan men, na-
(*) Dans Is prtm. V>1. des Memoires prefenttis par In
ttrang. a l'Acad. 'des Scitnces. (**) M°P» i> canfervir lafantl its
|
||||||
Van de oorzaaken in 't alcemeeü. 45
nazien de befchry vingen van in zwanggaande ziek- n< Djel-
ten, door hoffman , huxham en pringle; als hoofdst. ook het gene de Heer monchy , in de Verbande- lingen, van de H'narlemfche Maatfchappy der Wee- tenfehappen, heeft gegceven. Ik oordeele het niet nodig, hier op lang te blyvenftaan; ik meene, dat he: genoeg zal zyn, de zaak aangeweezen te hebben; eenige dingen hier toe behoorende, zul- len beneden nog in aanmerking koomen. V. De byzondere oorzaaken, welken alleen één Byzomiere
Schip treffen, terwyl anderen, in het zelfde ge- °"aake» west, vry zyn van ziekten, zyn ontelbaare; eö worden, fomtyds, zeer ligt, en op een anderen tyd, zeer bezwaarlyk ontdekt; voornaamlyk, als verfcheiden kleine oorzaaken famenloopen, en al- lengs Krachtiger worden. Deezen voegen zich ook, niet zelden, by de algemeene ; en deezen krygen, hier door, te meer vermogen. Want fchoon ze- kere Vloot, uit verfcheiden Scheepen beftaande, van een algemeene oorzaak wordt aangedaan, wor- denze echter, niet allen even zwaaraangegreepen ; maar eenige Scheepen lyden weinig van een alge • meene ziekte, tcrwyl anderen, zo zy te gelyk by- zondere oorzaaken gehad hebben, zeer zwaar ge- troffen worden. Maar, nademaal deeze oorzaaken zeer menigvuldig zyn, meene ik te zullen voldoen, als ik de voornaamften aanhaale. Ik heb, boven, iet gezegd van het Schip; maar de Scheepen ver- fchillen nog wel van malkander f fchoon van eener- leie rang) in maakzel, beftiering enz. 1. Het maakzel verfchilt, en is nadeelig voor
de gezondheid, als de ruimte tusfehendeks te laag is: want, in het eenc fchip, is, tusfehen het eer- fte en tweede dek,, ëene hoogte van zes voeten; in een ander van vyf, of zo omtrent; want net heb ik het niet gemeeten, zo dat ik my, twee of drie duimen zou konnen vergisfen; maar dit ver- andert de zaak niet; om dat het getal van men- fchen, welken zich, in deeze ruimte onthouden , het zelfde is. Zo 'er nu nog een meerdef getal is van kisten, welken, gewoonlyk, in dezelfde ruim- te |
||||
4<5 VAN DE OORZAAKKN IN 'T ALGEMEEN.
ii.Deel. te geplaatst worden; of van andere dingen, als va-
Hoo/dst. ten' PlankenJ of iet dergelyks, welken evenwel beneden, in het ruim, gclyk in fommige Scheepen gefchiedt, geplaatst kunnen worden; ziet men, hoe veel de lugt wordt verminderd, welke reeds, zonder dit, min genoeg is. 2. Als de roosters, niet groot genoeg zyn, of
niet ver genoeg achter de groote mast uitgeftrekt, of daar door planken, om zekere reden j gefloten worden, gelyk op vcele Scheepen gefchicdt, zo dat de uitgang der dampen belet worde, is zulks nadeelig aan de gezondheid; 3. Als het Schip al te ligt water fchept, en het
eerde dek geduurig natmaakt, hoe het 'er ook mag inkoomen. 4. Als de gefchutpoorten en de fpoelgaten te digt
aan 't water zyn, zo datze niet opengezet konnen worden , zonder datze water fcheppen. 5. Als een fchip nageinicuw is en het hout nog
te nat. 6. Als de menfehen bczwaarlyk tusfehendeks ge-
plaatst kunnen worden, aan de zyden van het fchip, zo dat veclen genoodzaakt worden, onder de roos- ters te liggen ; of zoze te naauw geplaatst worden, zo dat goede matroozen flegten of zwakken uit der- zelver plaatzcn dryven, en de uitgeflootenen op het dek moeten liggen; waar zy niet alleen veel s ongemak lyden, maar ook, het gene zy hebben,
verliezen; als de kooijen dek en kleederen: want deezen raaken, in 't kort, vol luizen; waar door- ze dan , eindclyk, uit ellende ziek worden; en , dikwils, de geheele manfehap in de kooy wordt geworpen. 7. Als de Officieren ongeoefende of luye men-
fehen, op hunne wyze laaten leeven ,• en niet dik- wils naar hen zien, om te weeten , of zy nog op Èen goede plaatze, met hunne kooijen liggen, of in dezelfde welke zy hun aangeweezen hadden; of zy nog kooijen en kleederen hebben: want zy ver- Jcoopenze dikwils;of zy hun lichaam rein houden, dan norfig en vol luizen zyn. De Officieren trag- tea
|
||||
VAN DE OORZAAKEN IN 't ALGEMEEN. 4?
ten wel, als de matroozen haveloos zyn, en door °- DeeI-
ellende, den bloei der gezondheid verlooren heb- hoof'dst. ben , de ziekte door touwflaagen te verdryven; maar te-laat: want in zulk eén ftaat, wordt, door zulk een middel, eer het leeven dan de ziekte uit- gedreeven. Het is te beklaagen, dat een tydig onderzoek, op de Scheepen, zo zelden gefchi'edt. 8. Als luyen ,flegten en ongewoonen, van de Of-
ficieren, niet genoeg aangezet worden tot arbeid; of goeden met onbekwaamen te veel werk moeten doen; 't welk dikwils gebeurt. 9. Als ongewoonen, onbekwaamen of ouden,
door dreugheid van de Officieren, groote fchrik wordt aangejaagd; of de Onderofficieren te veel gezach oefenen: want als zy niets van hun koo- pen, moeten zy, om' de geringde reden, flaagen lyden, (zie de y'oorverhand.'). En zo in tegendeel, als hun te veel yryheid wordt, gegeeven; zo dat elk op zyne jvyze moge leeven; kan 'er niets er- gers , voor het gemeene welzyn bedagt worden; en bier uit ontdaan ontelbaare ongemakken. 10. Als de gcheele manfchap, zonder noodzaak-
lykheid, of om een geringe oorzaak, aan den re- gen wordt blootgefteld; naamlyk, als tot iet, 't welk door dertig kan gedaan , twee honderd geroe- pen worden: want het mag minder kwaad, dat dertig of veertig, dan de geheelc manfchap nat worden. 11. Als de plaats tusfchendeks niet zuiver ge-
houden ; of alszc fchoongemaakt wordt, de kisten niet uit den weg gezet worden; en dus de verhoo- len plaaizen, of onder het gefchut, niet alles ge-* reinigd, maarzo wat in't ruw, alleen wordt weg- genomen, het gene voor de voeten ligt; en zo dikwils als het eerde dek gereinigd wordt , nat wordt; 't welk ook beeter zou zyn , met een fchrabber te doen, en het dek droog te laaten. 12. Als de togtgaten en de gefchutpoorten, naam-
lyk, de daaglykfche genoemd, niet, ter behoor- lyke tyd, opengezet worden; want dikwils bly- ven deezen, een dag of twee geflooten, fchoon- . ze
|
||||
4'S VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN.
ii. Deel. ze wei hadden konnen opengezet worden. Op
een anderen tyd wordenze geopend 3 als de zee nog te hol gaat; en dan komt het water aanflonds in, waar door , wederom, het geheele dek nat wordt, en de fpygaten worden geflooten. 13. Zy doen wel, die dekooïjen-, fomtyds, op
heldere dagen , in de lugt en de zon brengen ; op datze van de uitwaasfemingen der genen, die 'er op geleegen hebben, gezuiverd; of zoze nat zyn, droog worden ; en dan moetenze niet met zeilen' gedekt, maar aan de open lugt blootgefteld wor- den : ondertusfcheft moeten de Officieren Coezjen, dat zy, als 'er regen dreigt te koomen, beve°elen' de zelven weder tusfchendeks1 te brengen, eerzef nat worden. Dit brengt veel toe om het tusfchen- deks te zuiveren. De Wel Ed. Kapitein p. v. hogeuwerf , op myn laatfle reize, beval de ge- rien, die de wagt hadden, op heldere dagen, de Icooijen boven te brengen, en daar mede het fchip,' aan de eene zyde, te befchanfen; de wagt gedaan zynde, bragten zy dezelven, wederom, in hec fchip. Zo werden deezen, niet alleen daaglyks ge- lugt, maar de zuivering van die zyde, waar zy hangen» werdt óok , hierdoor, gemaklyker ge- maakt. Ditfcheen, in 't eerst, wel wat werk- fyk; maar zy waren 'er ras aan gewend ; zo dat zyze, na verloop van eenige maanden, van zelfs boven bragten. Het is baarblyklyk, als dit noic of zelden gefchiedt, het nadeelig moet zyn voor de gezondheid.' 14. Als de Officieren van den tweeden rang ,
lieimelyk, water-potten hebben; of ook de zwak- ken of zieken, waar in zy by nagt, water of af- gang loozen; of veéle vrouwen op het fchip zyn geweest, tervvyl het nog in hec Vaderland was, welken doorgaans, alle holen van het fchip be- morïen ; en deeze holen, na haar vertrek, niet gereinigd zyn, wordt, hier door, ook de lugtbe- fmet: of wanneer, op de reize, het zelfde ge- fchiedt in het Ruim of Kabelgat, van de menfcherl, die hier verblyf hebben. ij. Al»
|
||||
DE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. 4$
, 15. Als de lügtzeilen te zelden worden opgehan-11. Deel.
gen, waar door zy de lugt in het Ruim brengen, l- _ en de ingehoudene, aldaar, .vernieuwen, welke zeer onzuiver is; en niet alleen fchaadelyk voor de menfchen, maar ook.voor de proviand. 16. Wyders is 'er ook onderfcheid in de kost,
en op meer dan eene wyze.: als 'er voor goede eetwaaren in het Schip gebragt zyn, welken op het Schip zo niet bevonden worden, maar met eenig gebrek , 't welk, al is het klein, evenwel fchaadelyk is: want bezwaarlyk kunncnze op de Scheepen lang bewaard worden , datze goed bly- ven; hoe veel te minder dan, alsze reeds een be- ginzcl van bederf hebbén. ..........
. 17. Als de eetwaafen goed zyn geweest, wan-.,
rieerze in het Schip werden gebragt; maar in het, Schip door nattigheid en warmte » of om dat da lugt, in het Ruim, niet genoeg vernieuwd is, be- dorven zyn; en door gistinge,' den goeden aart verlooren hebben. Hierdoor krygen de erwten en het brood fchimmel, op de gort.gr.oeit een korst, in de vaten. Dit, fchoon het niet voJftrekt kan voorgekoomen worden; gefchiedt evenwel op het eene Schip veel eerder, dan op het ander. Op de reize, welke ik," naar de West-Indiën gedaan heb- be , bragt ik , fomtyds , een foort van Ther-. ■ mometer van Drebbel, in 't Ruim.; en hieldt het aan eeii tomv, zo lang hangende, tot dat hecvogt onbeweeglyk ftondt; en dan de bol van de Ther- mometer, in een vat met gort of erwten, inftee- kende, bevondt ik altyd , een groot verfchil van warmte; doch geringer, wanneer de lügtzeilen ge- bruikt werden. Als ik een Thermometer van tabrenbeit in de gort g'efleeken hadt, vondt ik een verfchil van zeven, en fomtyds negen gr. van de buitenfte warmte; in de erwten was de warmte minder , en de Kwik. in de Thermometer van Fahrenheit, rees naauwlyks meer, dan drie of vier graden. De erwten en de gort, waar in ik de proeve nam , waren droog en goed. ï8. Zo de eetwaaren, op dé zolders reeds on- I> ge. |
|||||
IS?
|
|||||
50 VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALCEMEEN.
gedierte hebben ingehad; of het Schip niet naar
behooren, «gezuiverd, voor dat 'er de eetwaaren wierden in'gebragt; zo dat de zaaden van diertjes, aan het hout, of in de reeten hebben gehangen, en de proviand, in het Schip, hebben bèfmet, welken dikwils, zoze menigvuldig zyn, de bes- te fpyzen verteeren, en de menfehen , die de- zelven eeten moeten, 'er van doen walgen; mis- fchien kan hier uit ook kwaad ontftaan. Maar ik heb eene reize gedaan, en waar op ik ontelbaar ongedierte heb gezien, byna, in alle eetwaaren; maar behalven de walging, welken zy de menfehen veroorzaakten, volgde 'er geen kwaad uit. 19. De kost verfchilt ook nog, ten opzichte van
de bereiding: naamlyk , ofze wel dan kwaalyk gekookt worden; en "dit hangt af. i.Vandedeug- delykheid en aart der fpyzen. 2. Van het water, waar inze gekookt worden: want het water heeft of eenige Zout- en Aluindeeltjes in zich, of is zui- ver rivier-regen- of fonteinwater. Erwten moeten in zuiver water gekookt worden; maar met gort komt het zo naauw niet: want ik heb dikwils , zonder nadeel, gezien, dat twee deelen fontein- of rivier-water, en één deel zout- of zeewater ge- nomen wierden, omze te kooken; en als 'er fchaars- heid van water is, neemen zy wel van elk even- veel : maar dan wordt de gort wat bitter enzout; als zy maar een derde gedeelte neemen, blyftze goed van fmaak; evenwel isze aangenaamer, alsze in zoet- of fonteinwater gekookt wordt. 3. Van de ftrengheid en oplettendheid der Officieren; als deeze , naamlyk, met eenige naauwkeurighcid, toezien op de fpyzen, pasfen de Koks wat beeter op, en doen alles wat zindelyker, inzonderheid, alsze te mets eens in de Kombuis koomen, en de- zelven, als de onzuiverfte plaats van het geheele Schip befchouwen. Eindelyk , of de menfehen veel, weinig of geen fmeer, by de erwten eetén; welk fmeer beftaat uit het vet, welk uit fpek, en voornaamlyk, het buitenfte gedeelte deszelfs ge- kookt wordt, en doorgaans garftig is of begint te wor-
|
||||||
II. Deel.
I. HOOFUST,
|
||||||
^
|
||||||
VAN CE OORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. Jl
worden; en, door zyn bedorven aart, ligt, be-n.Deel.
derf van het overige, in de Maag en Ingewanden *• kan veroorzaaken» 20. Goede kost kan evenwel, alsze onmatig ge-
bruikt wordt, voornaamlyk, in heete gewesten , nadeel doen» Do&or Lind verhaalt hier van een voorbeeld van het Schip the Schernees, 't welk baarblyklyk is. De Wel. Ed. hogerwërf, ge- j bruikte eenigzins zuinigheid, in de fchaffing, op eene reize naar Curacao, met een zeer gelukkigen uitflag ; en fchoon in alle andere gelegenheden, altyd voor een zeer edelmoedig Kapitein gehou- den „ deedt hy dit wederom, in onze laatfte rei- ze op de Midlandfche zee, inet gelyk gevolg. De reden blykt van zelfs: want in warme gewesten zyn de menfehen veel minder hongerig, dan in koude; en de deelen , welken de verteering moe- ten bewerken, zyn in genen veel zwakker dan in deezen: by gevolg,alsze overlaaden worden,kun- nen daar uit ligt ziekten ontdaan. En fchoon dit niet zo gemaklyk is te doen, Cwant de maat van fpyzen te vinden, voor verfcheidenerleie Maagen, is moeilyk) en 'er zwaarigheden zyn , waarom dit
niet ligt in gebruik gebfagt kan worden, zyn dee- zen, echter niet onoverkoomelyk; inzonderheid, als men aanmerkt,tot welken einde het gefchiedt. Men zou, hierom, de matroozen, in warme ge- westen , en tyden van ziekten, zulke kost konnen onthouden, welke geoordeeld wordt meest nadee- lig te kunnen zyn, en min fchaadelyke geeven, Cgelyk o£ het Éngelfche Schip, waar op zy al- leen geen gezouten vleesch aten) en dit zonder eenige klagte. 21. Als de tapen de pompen, waar doorze de
kiel fchoon kunnen houden, inzonderheid als het zeer goed weer is, te weinig gebruikt worden: ■ ' als de Scheepen, door de winden of de zee ge-
flingerd worden, is het niet nodig de tap te ope- nen ; wjfnt, op zulk een tyd, komt 'er, door de fpleeten, zo veel water in het Schip, dat zy het, fomtyds, twee of driemaal op een dag, uit het D a riool |
||||
52 VAN DE OORZAAKEN IN 'T ALGÉMEE&.
riool moeten uitpompen: maar met goed weder
hoofdst S^chiedt dit met5' en zo ZY dan het water niet dikwils vernieuwen, en wederom uitpompen , rot het in weinig dagen in het riool, en geeft eenlee- lyken ftank. En men moet hier geen acht geeven op de zwartheid van het water, maar op den flank; want de zwartheid is of doet geen kwaad : want die weet, hoe inkt gemaakt wordt ^ en te gelyk* dat een Schip, voor het grootfte gedeelte, uit ei- kenhout en yzer is famengefteld, zal zich over de zwarte kleur niet verwonderen. 22. Als het ftinkend water aan de menfehen te
fchielyk gegeeven wordt; naamlyk, voor dat het eenige uuren, in een overend ftaand vat, waar uit de bovenfte bodem is uitgenomen, aan de vrye lugt heeft bloot gedaan: want zy hebben gemecn- lyk, zulke vaten , waar in zy water gieten, voor een daagelyks gebruik, op dae, terwyl het aan de lngt bloot gefield is, het grootfte van de rotting en ftank kan vervliegen. Schoon al het water, in. alle Scheepen bederft; de zuiverheid van de vaten en het verfchil van het water, maaken nog, dat het niet altyd even erg ftinkt; en als het ftinkt, op fommige Scheepen, wordt het eerst aan delugc blootgefteH, eer het:de menfehen gegeeven wordt; en dan doet het minder kwaad. 23. Als 'er veel manfehap geplaatst is in het
Ruim of Kabelgat. Deeze plaatzing is kwaad, niet alleen, om dat deeze menfehen, hier, een zeer onzuivere lugt inademen:maar ook, datze hier by- na altoos blyven: waar door zy de beflqoten lugt, door hun lichaam, nog meer verwarmen, en met hunne uitwaasfemingen vervullen, en eindelyk in deeze plaatzen, nog andere onzüiverheden voort- brengen; het welk tusfehendeks nïec zo .ligt ge- fchiedt. Deeze menfeherr benadeelen, niet ar- leen , hun eigc gezondheid, maar maaken ook, dat de eetwaaren fchielyker bederven. 24. Eindelyk, de menfehen worden a'angedaan
door eige befmetting, of welke hun aangëbragt wordt; aangebragte, alszeeenigen uit Scheepen.. of
|
||||
VAN DE QORZAAKEN IN 'T ALGEMEEN. $$
pf van land krygen, welken reeds de zaaden vann.Deei.
een befmettelyke ziekte hadden, fchoonze, op L dien tyd, gezond fcheenen. De geleerde lind"oOFDST# verhaalt zodanig'een geval. Naamlyk, twee En- gelfchen, uit een Hollandsen Schip, 't weikuit Oost Indië kwam, en aan het eiland Veetis, of voor de wal te Spitheat lag, verzogten hun af- fcheid; en zulks verkreegen hebbende, gingen zy over tot de Engelfchen: maar naauwlyks , zegt hy, waren zy, eenen dag, op het Engelsen Schip geweest, fchoon zy gezond fcheenen te zyn, of de een werdt 's morgens dood gevonden; en de ander lag aan een zwaare koorts; en zy bragten befmetting op de vloot,welke nog al eenigen'tyd duurde. Zo ook, als 'er met Schuitjes of Sloe- pen aan boord koomen, dewelke befmet zyn. Ei- ge befme'cting krygenze, als 'er onder de matroo- zen veele gevonden worden, die luy, oud, het zeeleven ongewoon of tot het zelve onbekwaam zyn, en reeds eenige kwaaie onder de leden heb- bende, want deezen worden uit een geringe oor- zaak ziek. Wyders, als 'er, geftadig een merk- lyk aantal van'zieken is, fchoon de ziekten, wel- ken zy hebben, niet befmetlyk zyn. Want als, in zo'n gelegenheid, de lugt tuslchendeks, niet met zorgvuldigheid gezuiverd, de zieken van de gezonden afgefcheiden, en de zindelykheid by de zieken, wel in achtgenomen wordt; en eenige Pispotten, in het Schip gehouden, of de Potten, ■waar in de zieken gewaterd, of afgang geloosd hebben, daar gelaaten en niet aanftonds naar bo- ven gebragt worden, maar pen dag en nagt in het Schip blyven, gelyk dikwils gefchiedt, waar zy de lugt befmetten; als men, zeg ik, in alle zulke omftandigheden , niet alle voorzorge gebruikt, zal, dikwils, uit goedaartige ziekten, een zeer kwaadaartige befmetting ontdaan. Van de ziek- ten , uit eigen aart befmetlyk , zal het niet nodig zyn, iet te zeggen. |
|||||
P 3 TWEE,
|
|||||
TWEEDE HOOFDSTUK.
Als een Schip uit een <warme naar een
koude lugt vaart. overgang Tjjer moet men zich herinneren , wat in het
'AJ- voorgaande Hoofdjluk en de Voorverhande. ling gezegd is ; en dan zal men ligt zien; .dat het tegendeel van het gene aangaande de zomer en de warmte gezegd is, in den herfst of winter moet gebeuren; waarom men, met regt, mag zeggen, dat de zomer gunftigst is voor de zeevaarenden, maar de herfst en winter ongunftig. Maar, de- •wyl een Schip, niet onmidlyk, van een warm in een koud gewest, of van den zomer in den win- ter gaat, maar deeze verandering, langzamerhand gefchiedt, moet het, in het tusfchenverloop,ziek- ten van den herfst ondergaan. Voor dat ik, der- ' halve , van zulken fpreeke , welken uit fcherpe koude ontdaan, zal ik eerst fpreeken vandeherfst- ziekten, welken op zee voorkoomen. Maar als het den geheelen winter door, met koud is, en de winter gelyk aan den herfst, of het einde van denzomer, warm naamlyk, en regenagtig; hoe- danig een winter men heeft, in de verzengde lugt- ftreek, of hoedanige, dikwils , in de Spaanicne en Midlandfche zee, ondervonden wordt; moet dezelve, ten opzichte van de. ziekten, gehouden worden voor een langen herfst, of een natte zo- mer Maar als de winter wat koud is, met regen, fneeuw en hagel, gelyk in de Midlandfche ot Spaanfche zee, dikwils; en fomtyds in hetCanaal of de Duitfche zee, ook gezien wordt; bclpeurt men, behalve dat de warmte in koude veranderd is, ook verandering van ziekten; welken een an- dere gedaante aanncemen, dan in een warme en vogtige lugt. In zulk een tyd ontdaan vcrfchei- den foorten van Koortzcn, waar van ik, in net Derde Deel, of in een vreemde haven , zaNprce- fcen; alsook Jigtpynen, Scheurbuik, Buikloop, |
||||
VAN DE VLIEGENDE JIGT. 55
Roodeloop , waar van, in 't byzonder, gehandeld n.Deei.
zal worden. Maar als 'èr harde vorst komt, ver- i. andert dit de ziekten, uit den herfst ontftaan, of Hoofdst. vertraagt den voortgang derzelven, en brengt an- deren voort, waar van aan het einde van dit Hoofd- Jluk gefproken zal worden. EERSTE AFDEELING.
Van de Vliegende Jigt.
De veranderlykheid van het weder, de warmte.Vliegende
van den dag en de koude van den nagt, waar {'o^t" ge- door de Herfst zich , van andere tyden des jaars, neezen. onderfcheidt, maakt de zeevaarenden, aan veele ziekten onderheevig. Want zy vergaderen, niet alleen, van wegen groove en harde fpyzen, wel- ken de kragten van de natuur, en de werking der Vaten zwaar valt, om tot het uiterfte te bereiden, niet alleen veele ongeftelde deeltjes in het lichaam , of in de Vogten ; maar moeten ook , dikwils , pligtshalve , het lichaam , door de voorgegaane hitte van den zomer, en van overdag, ixy den herfst, zeer geopend, en dikwils nat bezweet, en met weinig kleederen voorzien, aan de nagt- lugt of regen blootftellen,- waar door de groote ontlasting door de Huid, dikwils, fchielyk, of merklyk verminderd, of geheel geftremd wordt. Hier uit volgt ophooping van veele fcherpheden in het lichaam, en een groote bron van ziekten ,* en de wezenlyke oorzaak van vliegende Jigtpynen fcoomen hier uit voort; welken zo lang het lichaam behoorlyke kracht heeft, en 'er niets tusfehen komt, waar door deezé heilzaame ontlasting ge- ftoord wordt , eindelyk , worden. uitgedreeven , zonder eenig kwaad gevolg, maar ingehouden en met de omloopende Vogten vermengd wordende , doen zy het geheele lichaam nadeel. Maar als zy op een zeker deel, 't welk gefchiktheid heeft, om de zieke ftoffe te ontfangen, neervallen; prikke- len, fteeken en knaagen zy het zelvfe, en verwek- D 4 ken |
||||
5<5 VAN DG VLIEGENDE JIGT. '.
|
|||||
ii.;peel. jjen >er pyn; waar op ,, dikwils, Ontfteekingen
H,oofüst. Volgen: waar uit dan naar gelang van het deel, waar in de ftoffe blyft hangen, verfchciden foor- ten van pynen ontftaan. By voorbeeld, als dé Tanden aangedaan worden, wordt de pyn Tand- pyn genoemd,indien de Borst, hietze een bas- terd rleuris ; alsze den Arm aangrypt, noemtmen- ze Vliegende Jigt enzè Maar, wyl deëze niets by- zonders hebben, zo veel de Scheepen aangaat,wil ik den goedgunfrigen Leezer liever tot andere Schry- yers wyzen , dan my hier mede ophouden ; ik zaj maar eenige weinige dingen, welken de geneezing raaken, melden. Men moet, naamlyk, naauw- keurig onderzoeken, of zodanige Lyders volbloe- dig dan kwaadfappig zyn; want zo voordeelig de Aderlaatingen zyn voor de eerften, zo nadeelig zynze voor de laatflèn; derhalve moet, in zwak- ken , de Aderlaating , met veel voorzichtigheid gedaan worden: want behalve datze een natuurly- ke helling hebben tot Scheurbuik, doetze 'er hen gereédlyk toe overflaan. En als 'er op de gewoo- ne geneeswyze, en zagte zweetmiddelen, eenigen tyd gebruikt, geene verligting volgt, moet men de Cortex Feruvianus gebruiken , en gróote Spaan- fchévliegpleisters op het pynlyke deel leggen; in- zonderheid als de koude toeneemt; want dan kan, wegens gebrek van kleederen en dek, van een zagt zweetmidclel, weinig goeds gehoopt wor- den. Hee'ter en fterke zweetmiddelen , doen , voornaamlyk , in jonge menfehen en die volbloe- dig zyn, dikwils, meer kwaad dan goed. Daar- enboven hebben kleine Blaartrekkende pleisters , èelyk ik dikwils gezien heb, het kwaad meer ge- tergd , dan verligt ; terwyl groote, altyd, van goede uitwerking waren. Eindelyk, moet men zorge draagen,'dat de fterken niet zwak gemaakt > óf de zwakken fcheurbuikig worden; en maaken daf de zieken niet te lang' in dé kooy liggen, of in hèt Schip blyven; maar zo het zyn kan, opftaani, én overdag , in de open lugt, op het' Schip Wandelen , of het lichaam , op éenige andere < é .,,.'. . .■ • . wy- |
|||||
VAN DE SCHEURBUIK. 57
Pze} beweegen. Zonder dit zullen zy de Scheur-
k kwaalyk ontkoomcn. TWEEDE AFDEEJ.ING.
Van de Scheurbuik.
I. T~Veeze wreede plaage der Scheepvaarenden
■ \~f heeft de geleerde lind zeer wel befchree- ven, in zyne Verhandeling over de Scheurbuik,in . *t Engelsch uitgegeeven Dit is een uitmuntend Werk, 't welk niemant misfen kan, die op zee de Genees- of Heelkunde wil oefenen; waarom ik geene-zwaarighèid maakc, den gunftigen Leezet derwaards te wyzen; en ik zal kortheidshalve, veele dingen, daar in voorkoomende, fchoonze iet doen, tot een volmaakter begrip van de ziek- te, in' myn werkje, voorbygaan. Want ik ben van oordeel, dat 'er weinig aangelegen is, of dé Ouden onze ziekte al, dan niet gekend hebben; en zal my met de gefchillen hier over, welken dé geleerde Engelschman heeft önderzógt, niet op- houden, öf inftëeken. Ik dénke, dat het genoeg zalzyn, als ik, in deeze Verhandeling, alleen de historie van de ziekte, zo als dezelve, gewoori- lyk, op onze oorlogfcheepen voorkomt, en zover ikze in menfehen, die de Scheurbuik hadden, of door het openen van de doode lyken, hier aan ge- ftorven , heb konnen waarneemen , zal hebben opgegeeven. De orde, welke ik, in de yerklaa- ring van deeze ziekte, zal houden, zal deeze zyn. •i. Van de oorzaaken der ziekte. 2. Van de Ken- teekenen. 3. Van de waarneemingen op het bloed der Scheurbuikigen. 4. Van Het openen van doode lichaamen. 5. Van de toevallen. <5. Van de Na- tuur of aart der ziekte, en 7. eindelyk van de Ge- neezing. " . Oorzaaken van de Scheurbuik.
II. De Scheurbuik heeft meer dan eene oorzaak; Verdee-
D 5 vee-lins- |
||||
58 VAN DE SCHEURBUIK.
ii. Deei. veelen loopen te zamen om deeze ziekte voortte»
h. brengen , welken bekwaamlyk verdeeld kunnen worden in voorbefchikkende en bykoomende. On- der de voorbefchikkende kunnen geteld worden: eene gefleldheid van lichaam om deeze ziekte te krygen; drooge en zwaare kost van het fcheeps- volk, als men 'er by voegt een zittend of werkloos leven; onmaatig gebruik van Tabak, het zy door kaauwen of rooken; als ook van flerken drank; eindelyk , de ontbeering van verfebe Groenten. Onder de bykoomende, alles wat de Doorwaas- feming kan verminderen df ftremmen ; als koude, droefgeestigheid en een vogtige lugt. Deeze oor- zaaken moeten, nu,elk afzonderlyk,overwoogen worden. III. Onder alle de gefteldheden de"s lichaams is
geiteMheid 'er geene, welke zo ligt tot Scheurbuik ovtrflaat,
CheUr" ^an' waar 'n taaY > dik en aardagtig bloed de o- verhand heeft. Want het is bekend, dat een vrye en behoorlyke omloop des bloeds, zo noodzaak- lyk is, tot het leven en de gezondheid; dat het eerfte, naauwlyks eenigen tyd , zonder groot on- gemak, en de andere, geheel niet kan beftaan: en het blykt, dat een taaye en dikke gefteldheid van bloed, de beweeging vertraagt, en tot een behoorlyke doorftraaling onbekwaam maakt;waar- om men een traage en zwakke Pols voelt by men- fchen van zulk eene gefteldheid, als ook koude van de uiterfle ledemaaten, welken in Scheurbui- kigen zo gemeen zyn; dat waar deezen niet zyn , geene Scheurbuik is"; gelyk beneden nader zalbly- ken. Om dezelfde reden zullen ook de laatfte ber werkingen op de Vogten, benevens derzelver af- fcheidingen en uitlotingen, minder, naar behoo- ren, volbragt worden; en dus vecle ongelykaar- tige deelen, in het bloed, worden opgehoopt; waar uit, dikwils verftoppingen, inpakkingen in de Longen en ingewanden van den Buik, in dee- zen en genen gezien worden. Het is, derhalve, niet te verwonderen, dat .de Schryvers zulk een grootc overeenkomst gefield hebben , tusfehen een
|
||||
VAN DE SCHEURBUIK. 59
een zwartgallige Kwaadfappigheid, de Melancho- n. DeeU
]ie en de Scheurbuik, als uic hunne fchriftenblykt n. (*_). Anderen hebben de Scheurbuik aangemerkt Tlo0F"s:ir- als de hoogde trap van Melancholie, gelyk rive- rius (*♦), ettmuller (§) en veele anderen. En eügalenus heeft, niet zonder reden,gefield, dat de inwendige oorzaak van deeze ziekte in een o- vervloed van zwartgallig Vogt beftaat. Want fchoon deeze ziekten van elkander vcrfchillen , hebben zy, echter, veele dingen gemeen: want behalve de uitwendige teekenen, is het bloed,uit de Aderen van Scheurbuikigen getrokken , zwart en dik; waar van bepeden. Zirtk eene ontaarting van bloed heeft aretteus reeds, zeer wel, aan- geteekend: dat naamlyl?, het bloed van Melan- cholieken afgelaaten, dik, galagtig, geklonterd, en zwart is, als droesfem (|). En als men hier by nog overweegt, hoe ligt, en uiteen geringe oorzaak, tot deeze ziekte overflaan, zwartgalli- gen, Mclancholieken, oude menfehen, en zul- ken, die, om welke reden ook, of aan een zo- danige kwaadfappigheid, of verftopping der inge- wanden fukkelen ; zal klaar blyken, dat de Scheur- buik, grootdeels, van zulk eene lichaamsgefteld- heid afhangt; en het heugt my niet, op onze Scheepen, zulk een mensch gezien te hebben, of hy verviel, zo dra 'er andese oorzaaken by kwa- men , in de Scheurbuik. IV. De drooge, harde , en zwaar verteerbaare De
kost van het Scheepsvolk, kan veel toebrengen , Scheeps- tot deeze ontaarting der Vogten ; inzonderheid andere4*" alsze bedorven is. Maar dewyl 'er veele op de oorzaak. Scheepen zyn, die dezelve nuttigen, en evenwel vry blyven van de Scheurbuik; zal het, dunkt my, nodig zyn, eer wy hier over oordeel vellen, de fpyzen, welken de matroozen gebruiken, zo als-
C) Vid. dolsi. Med. Tlieor. Vrad. Encychp. de Scorbuto.
(**) Vrax. Mei. de Scorbutica vffeStione.
(5) Celleg. Pralt. part. 2. cap. ultimo.
(t) t.ib. 1. ii Cvrat, mtrb. diuturn. Cap. 5. paj. 124.
|
||||
GO VAN DE SCHEURBUIK.
Dee, alsze gemeenlyk zyn, en ik ze op de reizen, weIT
' h. ' ken ik gedaan heb, geyonden hebbe, in overwe- Hoofdst. ging te neemen ; en te onderzoeken eindelyk, wat het daaglyks gebruik hier van ons leert,in beden- king te neemen. En dewyl het grootfte gedeelte der kost voor de Vlootelingen, uit meelige din- gen wordt genomen, en ook geen andere kunnen, gevonden worden, welken beeter aan het oog- merk en de huishouding voldoen; zal ikopdeezen, alleen in 't algemeen , blyven ftaan. Onder de meelige dingen, welken de Matroozen eeten, wor- den , gemeenlyk, geteld, Befchuit, gepelde Gerst, fomtyds Ryst en Gierst, Erwten en Boonen. Al- le deeze dingen, alsze tot*meel fyn gemaakt, bevogtigd, en op een'ftille en warme'plaatze neer- gezet worden, raaken aan 't gisten en worden zuur. Gekookt, gekaauwd, met fpeckzel en war ter vermengd, in een blaas beflooten, en in warm water, tot 90 of 100 graden, op de Thermome- ter van Fahrenbeit, werdt alles fchielyker zuur dan ce vore. Want, de blaaze, na verloop van eenige uuren geopend wordende, begon reeds een zuuragtige lugt uittegeeven.: maar na vierentwin- tig uuren, gaf de ftoffe, niet alleen, een onaan- genaamen zuuragtigen reuk, inzonderheid, de erw- ten, maar men kon de zuurte, door den fmaak, ook zeer wel gewaar worden; en evenwel hadtze haare lymagtigheid no*g niet verlooren, inzonder- heid de gort. Maar nademaal wy de eetwaaren » door geene konst zo konnen ontbinden , alsze, in ons lichaam, bereid worden, waar in de ontbin- dende fappen , te gelyk met beweging en warm- te, op de fpyzen werken; en wy de veranderin- gen niet genoeg begrypen, welken zy moeten on- dergaan, voor datze in ons bloed koomen, of hoe dezelven gefchieden; kunnen wy, alleen, door, ■vergelykingen en waarneemingen, of 't gene ons de ondervinding leert, hier over redeneeren. De; ondervinding leert ons echter, dat zo dikwils ie- mand, al is het maatig, dat is, tot verzadiging, hiervan, inzonderheid, gort, eet (Foorverbarj:.), |
||||
VAN DE SCHEüRBUlfe. 6l
hy altyd, niet alleen in de Maag, maar ook in 't n. Deel.'
geheefe lichaam, een gevoel van zwaarte gewaar u, wordt; als, een bezwaarde Ademhaaling, en ge- HoorDsrr- iieigdheid tot flaap, welken niet zo ras overgaan, ten zy het lichaam zeer fterk en aan arbeid ge- wend is. Ook is 't bekend, dat meelfge dingen, met water gemengd, en niet gegist zynde, een dik, taay en lymig fap uitleveren. Hier uit kan men eenigzins opmaaken, dat zulke fpyzen iet tot onze ziekte konnen toebrengen; naamlyk, door de Vogten dik en taai te maaken. En dewyl het bloed, in de Scheurbuik, althans in het begin, dik en lymig bevonden wordt, blykt, dat door: zodanige fpyzen , alsze lang gebruikt worden, den weg, tot zulk eëne gefteldheid der Vogten: bereid wordt. Een andere fpyze, welke de vertéering zwaar' .
valt, is de Stokvisch, welke lang in de eerfle we- gen blyft hangen; voornaamlyk, alsze niet wel bereid wordt. Daarenboven wil visch ligt rotten; gedroogde wel minder dan verfche, maar zy zyn niet vry "van de verrotting. Ook doen zy weinig tot voeding, en de matroozen achtenze ook ge- ring : ofze evenwel veel doen tot onze ziekte, twyfele ik. Want als ik dezelve aanmerk als een fpyze, harder dan alle andere; en welke, door een langduurige kooking, in een geley kan ont- daan worden, en de krachten der verteering, we- gens een lang verblyf, in de Maag en Darmen, Verzwakken; kan men zeggen, datze, in zeeker opzicht, kwaad doe: en in tegendeel, om datze niet in groote maate wordt gebruikt, en hetgroot- fte gedeelte onverteerd blyft, en met den afgang wordt geloosd, fchyntze weinig goed of kwaad te .kunnen doen; ten minfte, zo veel de Scheur- buik aangaat. Sommigen hebben zich evenwel verbeeld, datze oorzaak is, waarom de Nederlan- ders minder van de Scheurbuik aangegreepen wor- den dan deEngelfchen,diemeervleescheeten(*): doch
(*) Zie wind lAanmtrks ip ie Middelen Ier Gezond, pag. 99. en MEAO
Hiftor. Account of a ntw metbtifer txtraUing the fout air tut efShipt &c. pag. in. |
||||
6^ VAN DE SCHEURBUIK.
ii. Deel. doch Me ad fchryft dit minder toe- aan de
J v'sc'1» ^an aan ^et geDruik van Oranje appels en Limoenen. Ik geloove eer, dat dit verfchil plaats heeft, om dat de Nederlanders minder gezouten vleesch ecten, en meer andere fpyzen, welken minder fchadelyk zyn, dan gort en brood. Onder de derde foort van eetwaaren , waar me-
de de matroozen gefpyzigd worden, kan men be- grypen kaas, boter en fpek. De kaas, alsze versch js, veroorzaakt eene taaiheid in onze fappen; en alsze oud wordt, rotzc, en krygc een groote loog- zoutigc: fcherpte. Niet zelden wordtze te zwaar gezouten ; en alsze dan wat oud is geworden, wordtze, menigmaal, zo fcherp, datze de genen, dieze T/vat veel eeten, ontfteckingen van het ver- hemelce, de tonge, keel, het tandvleesch, Sprouw, •ja zweeringen van de tong en het tandvleesch, en geftadige kwyling , door prikkelen en fleekea^, doe krygen. De boter, alsze goed is, is een goed voedsel; maar ze kan bezwaarlyk, inzonderheid, in warme gewesten, lang bewaard worden» zon- der garftigheid aan te neemen; want zo ze, in 't begin van de reize, al vry goed is, ze wordt op 't einde leeJyk en garftig. Hier uit blykt, dat zodanige fpyzen, wylze de Vogten, door derzel- ver fcherpe en garftige deeltjes bederven-, fchaac'- lyk J'.yn voor dezulken, die eene gefchiktheid heb- ben tot Scheurbuik; en die 'er reeds aan vast zyn, en in het gebruik van deeze dingen blyven voort- gaan, de ziekte, in 't kort, tor den ergften ftaat zullen brengen. Het gene ik van de boter gezegd hebbe, moet ook van het fpek, en alle fmeer ge- oordeeld worden; alhoewel ik, op de reizen, wel- ken ik gedaan hebbe, het fpek, en ook de ande- re eetwaaren, meest altyd goed bevonden hebbe, behalve de boter. Somtyds worden 'er wormen of eenig ander ongedierte, in het brood, de erw- ten, gort en ftokvisch gevonden ; maar deezen weggedaan zynde, was de kost gekookt zynde niet onfmaaklyker dan te vore; en ik heb 'er ook geen kwaad uit konneu befpeuren: zie het i Hoojdft.
|
||||||
* 9 ■
|
||||||
I
|
||||||
VAN DE SCHEURBUIK. 63
Hoofdft. van het II Deel §. V. 18. Dit gebeurt 11. Deel.
dikwils, al zyn de eetwaaren goed. Hoo"dst Maar als wy nu in aanmerking neemen, wat
het daaglyksch gebruik, van dceze eetwaren, ons leert; zal men zien , datze geen oorzaak van zo groote kwaaien zyn, want 'er zyn menfchen, die byna enkel meelige dingen eeten , en evenwel ge- zond zyn, vast en fterk worden, tot hoogen ou- derdom koomen, en by welken de Scheurbuik on* bekend is. Hier van zyn menigvuldige voorbeel- den. Want in iommige plaatfen van Dukschland, maakt het gemeene volk , voor daaglyksch ge- bruik, verfcheide meelige kost, zonderze te doen, gisten, waar onder knopflen of Nudlen, van de voornaamften zyn , en de Engelfche Pudding, ia taaiheid en lymagtigheid, niet hoeven te wyken. Ik heb gezegd, byna; want des winters eeten zy peulvrugten, als boonen, erwten enz. met fpek. Als men, derhalve, de Zuurkool, en versch brood, uitzondert, zal men geen groot verfchil vinden, tusfehen de eetwaren van deezen en van de ma- troozen. Nu en dan kunnen zy ook nog verfche groenten hebben, als roode kool; 't welk echter zelden gebeurt, want in die gewesten is de win- ter zeer fcherp, en ze worden door de fneeuw, welke hier zeer veel valt, bedekt. Ik weet wel, dat men my hier kan tegenwerpen , dat zulke menfchen zwaaren arbeid doen, en op het land, niet in Scheepen woonen; doch dit is even eens; want de eetwaaren blyven dezelfden; en als dec- zen zo veel deeden tot onze ziekte, moesten zy 'er, meermaalen van bevangen worden; 't welk naauwlyks tweemaal, in honderd jaaren, gebeurt. En men kan ook zo iet, op de Scheepen zien, in- zonderheid, in zulken, welken, van de Neder- landers, goede matroozen geheeten worden. Want deezen blyven, niet flegts, eenigen tyd, vry van de Scheurbuik, maar, dikwils, wel een of twee jaaren; fchoon zy dezelfde fpyzen gebruiken, en op dezelfde plaatze hun verblyf hebben , waar veel flegten, luyen, zwakken zwaar ziek zyn. Men heeft
|
||||
VAN DE SCHEURBUIK.
heeft ook geloofd, dat de Nederlanders minder
van de Scheurbuik aangedaan worden, dan deEn- gelfchea, om datze Zuurkool, op de Scheepen, eeten (*).' My aangaande., ik heb dit niet kunnen ondervinden; want in myn tyd, werdt geene kool gefchaft., Ik hebbe wel gezien datze van de Officieren wiefdt gegeeten, maar niet van de ma- troozen : waarom het my voorkomt, dar het ver- fchil, voornaam'lyk afhange Van de gemelde oor- zaak , naamlyk, het gezouten vleesch. Evenwel zyn 'er nog wel cyden,en zelfs lang genoeg, geweest, dat zy , dit.' gebruikten , en geen Scheurbuik kreegen; gelyk men by den Heer lind zien kan. Waar uit men kan opmaaken, dat de Scheurbuik, niet alleen, moet afgeleid worden van de leeftogt der matroozen; en het verfchil der menigvuldig- heid van deeze ziekte } hier uit niet volkoomlyk kan verklaard worden ; maar dat 'er noodzaaklyk» nog iet anders moet tusfehen beiden koomen.Maaf waarom worden goede matroozen, Op de Schee- pen, minder van de Scheurbuik aangetast, dan die van een andere gefteldheid zyn ? Ik meene dat het hier van afhangt, datze hunne kleedercn en dek beeter weeten te bewaaren, dan de flegten, die dezelven of verkogt, of door achteloosbeid,- ver- looren hebben; daarenboven, alsze vry zyn van werk, danfen en fpeelenzy, en oefenen dus hun lichaam; maar dit komt anderen , die liever flaa* pen willen, niet gelegen, V. Uit het gepe vooraf gezegd is, zal men nu
al beginnen te zien , hoeveel een behoorlyke be- weging der lichaams toebrenge tot de gezond- heid; en hoe zeef zy deeze nodig hebben, die zul- ke zwaare fpyzen gebruiken: want elk een weet, dat,om zulke fpyzen te verteeren, fterkelichaams bewegingen nodig zyn. Het is bekend, dat de omloop van het bloed, door de beweging der Spie- ren voortgezet, en de warmte vermeerderd wordt. Hier uit volgt, dat de bewegingen des lichaams, niec
C) Vid. CRAMKRt E[ist. 4* Setrbati.
|
||||||||
Il-Deel.
II. HOOPDST.
|
||||||||
Ccfcrek
Van |
||||||||
VAN DE SCHEURBUIK. ÖJ
niet alleen bevorderlyk zyn tot een fneller omloop n DeeI>
van het bloed, maar ook tot een betere bewcr- h. king van onze Vogten,en meerder uitwaasfeming: Hqofdst. want hoe grooter de aandrang is van het bloed door het Hert in de Vaten, hoe grooter ook de fchuu- ring is der Vogten; zo onder zich, als tegen de wanden der Vaten, waar in ze rond gevoerd wor- den ; en hoe ichielyker ze worden voortgedreeven door de kleine Vaten, en voor de affcheidingen en uitloozingen bekwaamer gemaakt- worden. Hier door wordt, inzonderheid,de ontzichtbaare Door- waasfeming merklyk vermeerderd; welke, volgens de bereekening van sanctoiuus , de grootfte is van allen ; wyl door deeze ontlastinge, alleen, in een dag, meer vogts uit het lichaam wordt uitgedree- . ven, dan door alle andere uitloozingen te zamen. Waar uit men kan befluiten, dat al wat de om- loop van het bloed kan voortdryyen , ook deeze heilzaame ontlasting vermeerdere ; en in tegen- deel. En hier uit ziet men, hoe zeer de beweging van de Scheepvaarenden diene, tot behouding van de gezondheid; en hoe veelze doe tot verkryging of voorkooming van de Scheurbuik, wordt door ontelbaare voorbeelden beweezen. Wy hebben, boven, gezien, dat goede matroozen, langen tyd, op het Schip konnen zyn, eerze van Scheurbuik aangegreepen worden. De geleerde lind heeft opgemerkt , dat op de Engelfche Scheepen , niet alleen de Officieren van deeze ziekte bevryd blyven; maar dat ook de opzigtefs op zee dezel- ve zelden krygen. Op onze Scheepen blyven, niet alleen, de Bcftierders vry van deeze ziekte, maar ook de roeijers; fchoon hunne kooijen, zon- der onderfcheiding, hangen in het Schip , en zy dezelfde fpyze gebruiken als de andere matroozen , zonder eenig onderfcheid. De oorzaak, waarom de Beftierders van het Scheepsvolk minder van deeze ziekte aangedaan worden, dan de matroo- zen zelvèn, gelooft de Heer lind aftehangen van • het befchut om hunne bedfteden, en het dek; of datze meer geestigen drank gebruiken,.dan de an- E de- |
||||||
60 VAN DE SCHEURBUIK.
deren. Ik oordeele, dat het afhangt van de meer-
"• dere beweging des lichaams, en een meerder ge- ■° 5T- bruik van verfche groenten. Want het is bekend aan allen , die kennis van de Scheepvaart hebben, dat de roeijers meer moeten werken, dan de ove- rige matroozen of foldaaten; en ook zwaarder ar- beid doen, voornaamlyk, als het Schip voor an- ker ligt. Ik heb matroozen gezien, die op eene reize zwaar aan de Scheurbuik waren geweest, maar de reize-gedaan zynde, in 't Vaderland we- der gezond werden ; en na verloop van eenige maanden, wtederom aan boord gekoomen zynde, en roeijers geworden, op die reize, geen Scheur- buik kreegen;fchoon de oorzaaken tot dezelve cr- . ger waren, dan op de voorgaande reize. Behal- ven deezen, ziet men zelden jonge menfehen, of jongens, die graag fpeelen , van de Scheurbuik aangegveepen worden; fchoon 'er nu of dan een enkele van aangedaan worde; en dan is zulks aan zeker geval, dat hy te lang, zonder beweging op het Schip is geweest, of zich in de kooy gehou- den, toetefchryven. Wyders, heb ik, dikwils, opgemerkt, dat, in den Herfst of Winter, als 'er veel regen viel, met weinig of een matigen wind, veelen van de Scheurbuik wierden aangetast, én de ziektezeer fchielyk toenam; en integendeel, andere dingen gelykftaandc ; als de wind fterker was, de baaren verhief, en het Schip in meerdere beweging bragt, de matroozen niet zo ligt Scheur- buik kreegen , *en de toevallen langzaamcr aan- groeiden in degenen, die dezelve reeds hadden: ik fpreeke nu niet van zeer fterken wind, die ge- vaar kan aanbrengen ;want die komt maar zelden, en kan een andere uitwerking voortbrengen. Ook heeft men altyd gezien,dat de foldaaten meer van deeze ziekte aangegreepen worden dan de matroo- zen , en 'er ook meer aan fterven; waar van een aanmerMyk voorbeeld gevonden wordt in de reize - van den Heer anson; dat naamlyk, de Scheurbuik niet zo veel fterfte hadt veroorzaakt onder de ma- troozen, als onder de foldaacen: want uit vyftig i . OU-
|
|||
VAN DE SCHEURBUIK. <g?
ouden en invalide foldaaten op den centurion,waren n.üeet;
alleen vier ; en uit negenenzeventig vlooteling- ' foldaaten, waren vyf overgebleeven , de anderen aan de Scheurbuik geftorven. Op onze Scheepen heb ik altyd gezien, als 'er-zeven aan de Scheur- buik waren, waren 'er, ten minfte, vier foldaaten onder; fchoon het getal van deezen niet zo grooc is als'van de matroozen; en dit heb ik nergens anders aan konnen toefchryven , dan alleen aan gebrek van beweging. Het is , inderdaad, ver- wonderlyk, welk een afkeer', zy, van aatuure* hebben van allen arbeid of beweging; ook hebben* ze geen vermaak in eenig fpel; maar vertoonen iet deftigs en manlyks, ik weet niet wat; als of danfen en fpeelen te laag ware voor een foldaat» De Heer cramer heeft ook aangemerkt, dat de ziekte meer woedde onder het voetvolk dan on- der de ruiters, in het Keizerlyk leger by Ternes- war. Misfchien is de voornaamfte oorzaak ge- w.eest, de mindere beweging : want die weet, hoe het voetvolk leeft, in de legers, zal gemak- lyk zien, dat ik niet ver buiten de waarheidfpree- ke. Want als zy niet in de wapenen ftaan, bren« gen zy, byna , den geheelen dag door, met fka- pen; maar'de ruiters hebbenzo veel gelegenheid r.iet tot luiheid, om dat zy daaglyks de paarden moeten oppasfen. En de ondervinding leert, dat menfehen, die een zittend leven leiden, droef- geestig worden; inzonderheid, als zy harde fpy- zen gebruiken , en de vlugheid van geest verlie- zen. En het is zelfs de ouden niet onbekend ge- weest, hoeveel de beweging des lichaams doe tot de vlugheid. Het is te verwonderen , zegt pli- nios (f), hoe het verftand, door werking en be weging van het lichaam, opgewekt wordt. Waai1 uit fchynt te volgen,, dat de matroozen, naauw* lyks van de Scheurbuik zouden aangedaan wor- den, als zy beweging van lichaam genoeg hadden. De goede matroozen weeten dit zeer wel,zy noe* ■ men
(t) Efi,n 6. Lib. X.
JE s
|
||||
<J? VAN DE SCHEURBUIK.
men de Scheurbuikigen luyaards; om dat zy heb-
HoÓfdst. ben opgemerkt, dat de luyen 'er, doorgaans, op het Schip van aangegreepen worden.
Misbruik VII. Wyl 'er v,eele dingen zyn,welken de vcr- v»nster- teering der fpyzen kunnen beletten of verzwak- ennrabak! kcn» zal ik alleen fpreeken van twee misbruiken, welken op de Scheepen dikwils voorkoomen, en tot onze ziekte eenige aanleiding kunnen geeven. Ik acht het overtollig, hier van de werking der , Verteering te fpreeken : want elk een weet, dat de kost., van het Scheepsvolk, een goede gefteld- heid nodig heeft van de deelen en krachten, wel- ken de verteering en kooking moeten bewerken. Hier uit blykt, dat alle dingen fchaadlyk zyn , \ welken de kost harder of taaijer kunnen doen wor- den ; en ten anderen , als 'er zulke dingen van onttrokken worden, welken 'er natuurlyk by be- hoorden gemengd te worden, hierdoor, de ont- binding onvolkomener gemaakt of vertraagd wordt; ik zie , naamlyk , op het misbruik van fterken drank en.Tabak. Want, fchoon deeze dranken geroemd zyn om de verteering te bevorderen, en hier toe van fommigen nog aangepreezen worden; brengen zy zulk een voorgegeeven uitwerking niet voort; ja zullen, veel eer, alsze met de fpyzen ver- mengd worden , dezelven doen krimpen , harder én onbekwaamer ter verteering maaken. De ge- leerde monchi heeft dezelven, onlangs , om de verrotting weerende eigenfehap , aangepreezen C*); ende noodzaaklykheid derzelven, door veel byeenverzamelde voorbeelden getragt tebewyzen. Maar als men met de daaglykfche ondervindingen te raade gaat,,en de Schriften der Auteurcn be- hoorlyk overweegt, zal men het tegendeel, uit die voorbeelden , konnen toonen. Men moet, echter aanmerken, dat de geleerde Geneesheer, alleen een maatig gebruik heeft aangcraaden; en dezelven met water en andere dingen vermengd wil hebben. Op zulk eene wyze kunnenze, in- der-
(*) Verband, van de Haar!, ftlastfdh. der Weetenfch. VI. Deer.
|
||||
VAN CE SCHEURBUIK. 69
derdaad, den menfchen weinig nadeel doen, ja tb
nogweleenig voordeel, gelyk ook een maatigge- bruik derzelven , fchoonze niet vermengd zyn, geen kwaad aanbrengc. Maar ik oordeele het, in ons geval onnodig, dezelven als een rottingwee- rend middel te geeven; om dat 'er geene rotting is, althans niet in de Maag en Darmen, waar deeze dranken de voorn aam fte werking doen. Want het is bekend, dat de menfchen aan een beginnen- de , ja reeds gewortelde, en tot den hoogden trap geklommen Scheurbuik, kwynende , nog eetlust hebben, en alferhande fpyzen gebruiken; zonder eenig blyk van beletzel in de verteering. Dit heb- ben allen'met verwondering gezien, die Scheur- buikigen behandeld 'hebben, en behoeft, derhal- ve, geen bewys. Nog meer, de, menfchen kry- gen de Scheurbuik, al is de kost goed; maar waar van ontftaat de honger? van een gist'der verrot- ting , of uit bedorven overblyfzels van de fpyzen , in de eerfte wegen; zo dat menze , met rotting- weerende middelen moet voorkoomen? hetwelk bezwaarlyk te gelooven is. Indien zulk eene oorzaak de honger maakt, zou men.konnen zeg- gen , dat de omzichtige natuur in de Maag der Scheurbuikigen, van 't fpoor is,welke anders, al- tyd, het tegendeel aanwyst: want de Scheurbui- kigen hebben , niet alleen, trek tot zuure of rot- tingweerende dingen,maar ooknaar versch vleesch en alsze dit niet hebben konnen, eeten zy zelfs fpek; en het gene zy eeten, fmaakt hun, zo als het is. En die deeze dranken veel gebruiken, zyn de Scheurbuik niet minder onderhevig,dan die dezel- ven weinig of geheel niet drinken, en een begin- nende Scheurbuik kan met geen fterken drank over- wonnen worden , als de oorzaaken , welken de ziek- te hebben voortgebragt, blyven aanhouden; zelfs gelukt het niet met den zo geroemden geest van Lepelbladen; met welke ik eenigc proeven geno- men hebbé, waar van eene aantehaalen, genoeg zal zyn. Als wy 1760, uit West-Indie, terug, onder zeil gegaan waren, inet het Schip de prunt. E 3 ces- |
||||
. 7° VAN DE SCHEURBUIK,
II. Deel. cesse carolina, begon de Scheurbuik te koomen
n. onder de matroozen. liet Schip naby het eiland Hoofdst. piorjs zynde, (londc de Kwik in de Thermometer
van Fabrenheit, op zyn hoogst, op 64. gr. en het laagst op 61. Óp den 27 January klaagden Tho- mas PinSior, een man van omtrent 50 jaaren, van een flymige geaarthcid, maar nog redelyk fterk; Joost Althe, omtrent 34, en Adriaan Prevot, om- trent 24 Jaaren oud, over pyn in de gewrigten en vermoeidheid in de leden. Deczen heb ik . 's morgens te zeven uuren, gegeeven, een Unce Spi- rïlus Cocblearia, met een Unce Aqua Rapbani, volgens de Haagfche Apotheek, om op eene reize te neemen; voor den -middag zes drachmen Spiri- tus Carminativus Silvii, rriet een' Unes Aqua dn- •namomi; en deaavonds een Unce Aqua Vit® Ma- tbioli, met een Unce Aqua Cinnamomi. *Zo voer ik eenige dagen voort; maarats, ondertusfehen, het tandvleesch begon te zwellen, en de overige teekenen van de Scheurbuik zich, meeren meer, openbaarden, maakte ik een drankje uit vier Un- cen Spiritus Cocblearia, en evenveel Aqua Raphani (zo lang ik hier van iet had, naderhand nam ik gemeen water) en twee Uncen Suiker; waar van zy, alle twee uuren,een theekopjevbl gebruikten. Zo heb ik, wederom , eenige dagen aangehouden ; maar toen ik zag, dat de ziekte, van dag tot dag, toenam , gaf ik dit middel niet meer. ISladerhand heb ik hen, op de gewoone wyze, behandeld; maar met een ongelukkigen uitflag: want, om- trent het midde van February , 1761, is Thomas PinStor, by Helvoetfluis geftorven; en Joost Al- the, eenige dagen daarna, in het gasthuis te Rot- terdam; en Adriaan Prevot, die, in de laatfteda- gen, nog een Scheurbuikige Roodeloop kreeg, in de lange Leenfrxaat van dezelfde ftad: Ondertus- fehen was van de anderen, die de Scheurbuik had- den, niemant op het Schip, of aan land geftor- ven. Men moet weeten, dat het weder in January en February, meest akyd regenig en nevelig was geweest. Hier uit is baarblyklyk, dat het benig- |
||||
VAN DE SCHEURBUIK. 7t
te rottingweerend middel, noch in de eerfte, noeh n. Deel.
in de tweede wegen , iet gedaan hebbe. Dat gees- n. tige dranken den omloop van het bloed aanzetten,IIooirDiiT- en aanleiding tot Doorwaasfeming maaken, is on- twyfelbaar; maar het is ookzeeker, datzy, na de vervlieging van het aanprikkelende, de werkin- gen van hét lichaam traager laaten, danze, voor derzelver gebruik geweest waren; en deeze ver- traaging langer duurt, dan de beweging, welke zy, in Tiet lichaam verwekt hadden. Waar uit blykt, datze maar uitwerking doen, voor een oo- genblik: en dat zulk eene voor minder prys kan verkreegen worden, heeft de voorgaande § V. ge- leerd ; en dit middel is altyd by de hand. Einde- lyk, een onmaatig gebruikvan Tabak, het zy ge- kaauwd of gerookt, is kwaad; om dat het de fpy- zen van fpeekzel tot de verteering berooft, de tanden door haar fcherpheid, verknaagt; door de tong te prikkelen, te veel kwyling verwekt, en de deelen tot deeze vloeijing zo gereed maakt, datze , uit een natuurlyke gefteldheid , te .veel fpeekzel affcheiden ; waarom deeze menfehen naauwlyks fprecken kunnen, zonder dat de kwyl de mond uitloope. Daarenboven worden zy ftin- kendc kwatters; en alsze maar eenigzins van de Scheurbuik aangedaan worden, krygenze een fter- ke kwyling: want de natuur was reeds gewend, door deezen weg, te veel vogt uittegeeven. Hier- om worden deeze, in de Scheurbuik, meer ge- plaagd van ongemakken, in den mond, dan ande- ren. En ik heb altyd gezien , dat menfehen, die onmaatig Tabak gebruikten , -deeze ziekte eerder kreegen dan anderen, welken dezelve weinig, of niet gebruikten. Zy bedriegen zich, derhalve, die zich inbeelden, dat men zich door het gebruik van Tabak, voor de Scheurbuik kan behoeden. _ VII. Maar onder de oorzaaken , welken, het Hct ?emis lichaam, tot deeze ziekte, kunnen voorfchikken, van ver- wordt, met recht, geteld het gemis van verfche fc!lc Groenten. Alhoewel deeze oorzaak, gelyk ook Grochcen- de overigen, behalve de eei'fte, meer voor een E 4 by- |
||||
?4 VAN DE SCHEURBUIK.
ir. Deel. bykoomende zou konnen gehouden worden; heb
ii. ik het, echter, niet on vocgzaam geoordeeld, de- owsr. Zelven als voorbefchikkenden aantemerken ; om dat zy het lichaam langzamerhand tot deeze ziek- te doen hellen, en de menfchen lang kunnen zyn, al bly ven dezelve aanhouden, eerze van de Scheur- buik aangedaan worden; maar als 'er deezen niet zyn, is 'er onze ziekte ook niet; en zoze zich met de bykoornrnde fam en voegen , brengen zy, zeer ras de Scheurbuik voort. Deeze laatfte, is, onder alle anderen, wel de vermogendfte, en by na de ee- nigfte. Want Doftor bachstrom , als hy gezien hadt, dat deeze ziekte, niet alleen ontftaat uit fcherpe koude, in de noordelyke gewesten, maar dat 'er de menfchen, in de verzengde LugtflreeJc, ook zwaar van aangetast worden, befluit, dat de tsaar e en voornaame oorzaak , van deeze ziekte, geene andere, zy, dan een lang gemis van alle ver- fcbe groente; welk gevoelen hy, met veele en krachtige bewysredenen , heeft gefterkt; waar on- der dit zeer merkwaardig is. In de belegering van Thorn , waren , behalve de inwoondcrs v?n de ftad, nog vyf ofzes duizend foldaaten van de be- zettinge, alleen aan deeze ziekte geftorven; ter- wy! by de Zweeden, die de belegeraars waren , niets zulks gebeurde. De belegeraars konden over- vloed van moeskruiden en groente bekoomen; en de belegerden geheel niet; en zo dra zy, de be- legering geëindigd zynde, moeskruiden gebruik- ten, hieldt de ziekte op. Meer andere bewyzen kan men zien , in zyne aanmerkingen over de Scheurbuik. En van'hoeveel gewigc dit gevoe- len zy, kan hier uit ligt blyken, dat iemant, zo iang hy deezen nuttigt, geen Scheurbuik zal kry- gen; 't zy hy iri natte, koude of warme gewesten huishoude, een werkzaam of ftil leven leide: in tegendeel heeft men, altyd bevonden , dat die ge- brek aan verfche groente hadden, de Scheurbuik kreegen. Dat nog geen middel bekend is, waar mede wy deeze ziekte kunnen vérdryven, behal- ven de fappen van verfche gewasfen. Dat de Scheur.
|
||||
VAN DE SCHEURBUIK. 73
Scheurbuik, zo ze niet tot den hoogden trap ge-
koomen is, door deeze fappen, volmaakt genee- HoOFó„, zen wordt. Men doe hier by het zeggen van cra- mer: naamlyk, de winter was lang geweest, de moeskruiden waren door de voorgegaane belege- ring verwoest; hierom konden de gemeene ibl- daaten weinig of zelden groenten krygen : maar zo dra hef voorjaar, nieuwen deedt voortkoomen, week de ziekte. Iet dergelyks is zo dikwüs op de Scheepen ge-
zien, dat het geen bewys behoeft. Als de Schee- pen, eenige maanden, in zee zyn geweest, en de matroozen de Scheurbuik hebben .gekreegen; als de ziekte nog maar niet tot den hoogften trap ge- koomen is, worden ze door verfche groenten,ge- lukkig, en in korten tyd , herfteld, en het isaan- merklyk dat alle moeskruiden, van wat.foortook, goed zyn; en al wat 'er van bereid wordt, het zy raauw of gekookt gebruikt, deztlfde uitwerking doet; het zy het van wortelen, kruiden of vrug- ten woudt genomen. Na den voorleeden oorlog, heb ik gelegenheid gehad een voorbeeld te zien , 't welk dit gevoelen ook beveiligt: naamlyk inde ftad Landau, verkogten zy, uit de koninglyke Apotheek, gezouten vleesc'h, fpek en kaas; en toen konden het gemeene volk, en inzonderheid de foldaaten , veel koopen voor weinig geld. Maar toenze 'er wat veel van gegceten hadden, kreegen fommige van de foldadten de fchurfd; anderen, die wat veel van de oude kaas, die zeer fcherp was, gebruikt hadden, een ligte Ontfteeking van het Verhemelte, Tandvleesch en de Tong, met merkelyke kwyling; anderen werden van afgaan- de Koortzen aangegreepen. De foldaaten werden in het hospitaal gebragt; en die fchurfd waren , door een fmeering, gemaklyk geneezen; anderen werden door eene onthoudinge van kaas, in vier of zes dagen, even gemaklyk, herfteld, als die eenigen Gorgeldrank gebruikten; de Koortzigen werden ook, door de Koorts-bast geneezen. On- der, tenminfte, 800 menfehen, welken op dien EJ tyd, |
||||
74 VAN DE SCHEURBUIK.
n. Deel. tyd, in 't hospitaal waren, heb ik in geen eenen
Hoofdst. een waar toeval van de Scheurbuik gezien. Schoon de Heer dubois toen Geneesheer van het hospi- taal, deeze aandoeningen voorScheurbuikighieldt: want de Schurfd noemde hy een Scheurbuikige Schurfd; en de Sprouw insgelyks Scheurbuikig: maar uit de befchryving van de Ziekten blykt ge- noeg, dat niemant van deezen de Scheurbuik hadt. Ondertusfchen kan ik, inderdaad, zeggen, dat ik, op de Scheepen, geene kost gezien hebbe, welke hier aan meer toebrengt dan zodanige. Het vleesch was half verrot, de kaas was zeer fcherp; en had- den de menfcfyen, niet, ondertusfchen, groente gegceten, was niemant, waarfchynlyk, van de Scheurbuik vry gebleeven. Het gemcene volk kreeg ook dezelfde ongemakken als de foldaaten, maar deeze kwamen, door zich, eenige dagen van kaas te onthouden, de kwyling, zonder eenig an- der middel, gernaklyk te boven. Wyders, is niemant langer onbekend, dat de
matroozen onder de verzengde Lugtftreek, de Scheurbuik ook krygen, hoe wel niet zo menig- vuldig; maar veele voorbeelden hebben doen zien, datze daar ook van zeer kwaade gevolgen is. Maar die den ftaat der Ethiopers of Zwarten, in de Indien , aan de Europers onderworpen , be- fchouwt, en met dien der matroozen vergelykt; als ook de hutten , waar in zy woonen, het gebrek van dek en kleederen, en* het ellendige en droc- vigfte leven, welk zy leiden, zal zich , met re- den , kon'nen verwonderen, hoe deeze ellendigen van de Scheurbuik bcvryd blyven. Want al wat de matroozen, om de verrotting niet kunnen eercn, ftrekt deeze menfehen tot fpyze; en zy worden, niet minder, aan de koude blootgeftekl dan de matroozen: zy gaan naakt, en kunnen de nattig- heid niet ontwykcn, en krygen, echter, geen Scheurbuik; terwyl de matroozen, op een vrees- lyke wyze, van deeze ziekte aangegreepen wor- den; voornaamlyk, in den winter, of in den re- genigen tyd, welken zy voor den winter houden. |
||||||
VAN Dï SCHEURBUIK. 75
Het verichil moet misfchien, eeniglyk, aan het TI DecU
gebruik van vrugten toegefchreeven worden ; want " 11.' in deeze gewesten geeft de aarde, als een goed- Hoofdst. aartige voedfter der genen, dcwelken hier leeven, veele vrugten, zonder byna eenigen arbeid. De ervaren Heelmeester dorfkel heeft my, evenwel verhaald, dat hy in de 19 jaaren, welken hy op Curacao gewoond heeft, de zwarten, eens van de Scheurbuik heeft zien aangegreepen worden; maar de toevallen, welken hy opnoemde, behoor- den meer tot de lazary, dar> de Scheurbuik. Hy geloofde, dat de kwaal ontdaan was uit gebrek van Mais; en riedt my, een zak met meel hier van mede te neemen; om zo eenigen, op de te rug reize, naar het Vaderland, deeze ziekte mog- ten krygeiij door een koek, hier van, op de wy- ze der Amerikaanen, gemaakt, dezelven te her- ftellen. Deeze koek wordt omtrent zo bereid als de Pudding der Engelfchen, en funcbi genoemd; maar, om dat ik hierop weinig vertrouwde, heb ik 'er geen gebruik van gemaakt; zo dat ik van deszelfs uitwerking niet kan oordeelen. , Hier uit blykt nu zeer klaar, hoeveel de verfche
groenten doen om de gezondheid te bewaaren. Of evenwel'een mensch zulk eene gefteldheid hebbe, dat hy, zonder gebruik van dezelven, volftrekt niet lang zonder Scheurbuik kan leeven, laat ik anderen, die wyzer zyn dan ik, beflisfên. Maar als men vraagt, of de matroozen, cenige maan- den, ja den geheelen winter, zonder Scheurbuik konnen leeven, fchroome ik niet, ja te zeggen, indienze zo leeven , al?ze op onze oorlogfchcepen , gewoonlyk leeven: want, gelyk ik, te voren, reeds gezegd heb , de officieren, onder officie- ren , de goede matroozen, roeijers en jongens., lee- ven dikwils een jaar en langer, op de Scheepen, zonder eenig toeval van Scheurbuik. Men moet, echter, aanmerken, dat zy na een lange reize ge- heel andere menfehen zyn, dan eer zy uitgingen; en datze, de geheele reize, niet altyd zyn ge- weestj zonder groente of verfche vrugten te ge- brul |
||||
-,—
|
||||||
7Ö VAN DE SCHEURBUIK.
ïi. Deei. bruiken; want als het Schip in een haven loopt,
Hoofdst. hebben ZY eenigen konnen eeten, zo dat zyze niet altyd gemist hebben. Maar, als 'er geen an- dere oorzaaken bykoomen, welken de Scheurbuik aanbreng-en, fchynen de menfehen , zonder ge- bruik van verfche groenten, een langen tyd , te kunnen leeven, ten minde, langer dan de bele- gering van Thorn geduurd heeft, waar uit bach- sïrom zyn oordeel heeft opgemaakt. Dodtor LiND brengt hier verfcheide dingen tegen in, maar die laaten de zaak nog twyfelagtig. Waarom heb- ben de Ouden deeze ziekte niet bceter befchree- ven, daarze, met zo veel moeite, de historiën der ziekten hebben vergaderd, en derzelver toe- vallen, met zo veel getrouwheid, aan de nako- melingfchap overgeleeverd ? Misfchien, om dat de ziekte, in de gewesten, welken zy bewoon- den , niet gemeen is geweest; gelykze nog, in warme landen,als Spanje, Frankryken Italië,zel- den gezien wordt: want de winter is, in deeze gewesten zagter; en derzelver inwoonders heb- ben, Ijet geheele jaar door, verfche groenten en tuinvrugten. Als ook, om dat de Ouden een an- dere levenswyze gehad hebben dan de hedendaag- fchen; waar doorze, misfchien , minder aange- daan werden. Schoon zy de ziekte gezien heb- ' ben, als uit hunne fchriften blykt; hebben, zy evenwel; om de onbeftendigheid of korten duur der oorzaaken, derzelver grootfte uitwerking niet gezien. Mooglyk hebben zy haar ook met ande- re ziekten verwerd; en waarom zou dit de Ouden niet gebeurd zyn, daar het in onze tyden wel ge- fchied! Daarenboven is het waar, dat de uiterfte trap van Scheurbuik zelden gezien wordt, naam- lyk,.aan land; en dit wordt door de verfchillende gevoelens der Auteuren, welken over deeze ziek- te gefchreeven hebben, bevestigd; waar by nog komt, dat de Hedendaagfchen veele toevallen, ja byzondere ziekten,'uit deeze bron afgeleid heb- ben. En wy weeten niet genoeg, hoe de Ouden, ia belegeringen geleefd hebben; en of zy niet door hun-
|
||||||
_.
|
||||||
VAM DE SCHEURBUIK. 77
hunne wyze van leven, een geruimen tyd, zon- ir. Deei.
der het gebruik van verfche groenten, van de n- Scheurbuik hebben konnen bevryd blyven; en nog 00FDST< veel meer andere dingen zouden hier konnen by- gebragt worden: Ook zyn overal geen goede Waarneemers, of overal even naauwkeurig. Wanc de Geneeskundigen kennen onze ziekte naauwlyks, ten zyze veel met matroozen, foldaaten en het gemeene volk, by welken de ziekte algemeen is , verkeercn en woonen. De Heer lind haalt on- der anderen, ook dit aan: dat de menfchen drie maanden, ja geheele jaaren, op de Scheepen, van de Scheurbuik zyn vry gebleeven ; en wegens fchaarsheid van geld, geene groente hadden kon- nen koopen, en ze derhalven gemist hebben; be- halven alleen, dat zy, fomtyds eenige Uyen aten , en eenige andere dergelyke dingen ,• en voorts de geheele reize, naauwlyks #twee of driemaal, in een maand, verfche groenten hebben genuttigd (*). Ondertusfchen weet men, dat de Uyen een voor- treflyk middel zyn, om deeze ziekte te voorko- men of te geneezen. Niet zelden heb ik gezien dat de Nederlanders, op de Scheepen, gebrek aan geld hadden ,• en nogtans verfche vrugten en versch brood gegeecen hebben; van waar kreegenze geld! dit zal iemant ligt konnen raaden, die de fchip- ■ pers van de Italiaanen en Spanjaards, dikwils, in Engelfche of Neerlandfche kleeding heeft gezien. En van geen meer gewigt is, het gene van den Kommandeur anson verhaald wordt: want het is zeeker, dat als iemant deeze ziekte, eenigen tyd, heeft gehad, fchoon hy in gezondheid is herfteld, . hy echter nog eenige o verhelling tot de ziekte • behoudt,- en de aanleidlyke oorzaaken werken op den eenen tyd meer, dan op een anderen.- Ein- delyk, dat 'er landen zouden"zyn, waar in de menfchen, geduurende den geheelen winter, geen , verfche groenten hebben , is naauwlyks geloofbaar; altyd verzamelen zy wel iet, 't welk zy voor den win-
l (*) De Sttrbutt P. II. taf. I.
|
||||
73 VAN DE SCHEURBUIK.
winter bewaaren. Te vergeefs brengt men oolcby,
dat 'er menfchen zyn, die, volgens hunne natuur, zich van groenten onthouden: want deeze gebrui- ken, misichien, versch vleesch, melk en andere dingen, waar aan de aardgewasfen, en tuinvrugten, het hunne gegeeven hebben. En men moet niet ten voorbeeld (tellen,dat misfchienéénmensch,onder duizenden, gevonden is,die dezelven kon rnisfen. VIII.. Nademaal wy nu de oorzaaken verklaard hebben, welken het lichaam zulk eene gcfteldheid doen krygen, dat het eene helling heeft, om in de ziekte te vallen, moeten wy nu nog overwec-. gen , welke oorzaaken, alsze het lichaam aan- doen, de ziekte onmidlyk doen voortkoomen; of welken, als zy het lichaam zo gefield bevinden, zulk eene kwaadfappigheid voortbrengen, als de Scheurbuik genoemd wordt. Zoodanige zyn, die de onzichtbaare Doprwaasfeming belemmeren, verminderen of ftremmen kunnen,- als langzaam toeneemende koude, inzonderheid, als het weer te gelyk nat is; en gemoedsdriften. Hier by zou- den nog eenige anderen, van geringer aanbelang, waar door ook deeze heilzaame ontlasting eenige belemmering kan lyden, bygevoegd konnen wor- den; maar myn voornemen is, alleen van de voor- • naamften te fpreeken. Het is bekend, dat de ma-
troozen, in warme landen, of des zomers, ge- heel van deeze ziekte vry blyven; zo lang, naam- lyk, de warmte duurt; dat in dezelfde landen, de Scheurbuik zelden, en in veelen geheel niet gezien wordt. En dat deeze kwaal, in tegendeel, in koude en natte gewesten, of in den herfst of winter, doorgaans woedt. Hier uit fchynt men te kunnen bcfluiten, dat dit verfchil aan geen an- dere oorzaak is toe te fchry ven , dan een vrye of belette ontlasting floor de huid. Want men heeft altyd gezien, dat de menfchen,zo lang,vryblee- ven van de Scheurbuik, zo lang deeze ontlasting behoorlyk gefchiedde; en zo haast deeze zo no- dige ontlasting, door een of andere oorzaak,was Verhinderd .geworden, aanftonds, toevallen van
Scheur*
|
|||||||||||
II. Deel.
IT. HOOFDST.
|
|||||||||||
Bykoo-
mende
oorzaa-
fcen.
|
|||||||||||
Belette
Door- wnasfe- miiig. |
|||||||||||
VAN DE SCHEURBUIK. 79
Scheurbuik voor den dag kwamen. De Scheepen, 11. Deel.
welken, jaarlyks, naar de eilanden St. Euftachius n. en Curacao vaaren, geeven hier van voorbeelden. HooFDST- Want zo eenigen, onder de matroozen, iet van de Scheurbuik hebben, gelyk ik gezien hebbe,op hetfchip,de princesse cARoLiNA,te weeten, voor dat het fchip nog uit het Vaderland was; zo dra zy aan den Keerkring komen, verdwynt de ziek- te langzamerhand. Maar, als de matroozen, uit de Indien, naar het Vaderland te rug keeren, en in de koude koomen, gebeurt regt het tegendeel. Zeer droevige voorbeelden, hier van, hebben het fchip de DAMMiATAN,en de stad Dordrecht doen zien, welken in 't jaar 1759 te rug kwamen. Het cerfte heeft aan de wal the Spitheat, en het ander in de haven van Plymouth, veelen, aan de Scheur- buik geftorven, gelaaten. Ik was gelukkiger, op het fchip, de princesse carolina ; want fchoon 'er veelen de Scheurbuik hadden, kwam de ziekte niet tot die kwaadaartigheid , als op de andere Scheepen. Dergelyke omftandigheden meer zou ik konnen*aannaaien; maar myn oogmerk laat het niet toe. IX. De Natuurkunde leert ons, dat de lichaa- Koildo-
men , door de koude verdikt worden; of dat de koude het vermogen heeft, de lichaamen, welken 'er aan blootgefleld worden , dikker te doen wor- den , en inkrimpen tot een mindere uitgebreid? hcid, danze, te voren hadden; het bevroozen wa- ter alleen uitgezonderd, het welk zwelt. Maar dit verfchil komt, met opzicht"op ons lichaam, niet in aanmerking. Want de bevinding leert, dat de koude, alsze op ons lichaam werkt, dezelf- de uitwerking doet; naamlyk, datze deszelfs dee- len famentrekt; waarom wy onze kleederen, des winters, ruimer, en des zomers, naauwer bevin- den : want het lichaam neemt aan, of vermindert. Maar behalven deeze algemeene, maaktze, ook nog, eenige andere uitwerking op ons lichaam; want, behalve dat zy het gemeene bekleedzel des lichaams, eeaigzAn.s3 fterker, toetrekt,dan tevo- ren, |
||||
ÜO VAN DE SCHEURBUIK.
il Deel. ren; zo dat het overal vaster aanhange, als of de
il. zwaarte van den dampkring vermeerderd ware; Hoofdst. trektze ook de zweetgaten, en inzonderheid, de
Vaten van de huid te famen, en vernaauwt dezel- ven; zo datze voor de ftoffen, waar voorze, te yoren, openftonden, nu ondoorgangbaar gemaakt worden. Wyders, vermeerdertze iet, door iet anders te verminderen ; de uitwendige warmte, naamlyk, vermindert zy; en dan wordt de inwen- dige , door grooter fchuuring, meerder ; en wyl zy de Doorwaasfeming , byna, ftremt, wordt 'ei- meer Pis en Afgang geloosd. Zy maakt de veze- len vaster, geeft het lichaam fterkte, levendig- heid en vlugheid , en lokt te gelyk tot beweging; waar door de uitwaasfeming wederom voortgezet wordt. Wanneerze al te fcherp is, worden de vezelen ftyf, de Vogten verdikt, de omloop des bloeds vertraagd, en veroorzaakt dus in een deel, of in het geheele lichaam loomheid, of den dood. Hier uit lchynt nu te blyken, dat de koude vry wat toebrengt tot deeze ziekte. Maar, jnen moet aanmerken, dat 'er vericheiden trappen zyn van koude, en dat ons lichaam, naar gelang van dc- zelven, op verfchillendc wyzen, wordt aange- daan ; waarom men deeze ziekte op den cenen tyd meer, op een anderen, minder ziet. Drie trap- pen fchynt men te kunnen (lellen, die voornaam- lyk werken, om deeze ziekte voorttebrengen. i. Wanneer het eerst begint koud te worden , en de Kwik, in de Thermometer van Fahrenbeit 2Ograa- den, of zo omtrent, zakt van de plaats waar op ze gedaan heeft, in zomerfche dagen, eveneens in welk een gewest. 2. Wanneer de Kwik ftaat tusfehen den graad van beginnende koude en de lugt vogtig is. 3. Als de Kwik merkelyk beneden den graad van vorst is gezakt, en beneden de o ftaat; gelyk in fommige noordelyke gewesten wel gebeurt. In deeze drie trappen komt gemeenl.yk de Scheurbuik. De eerst beginnende koude, fchoon niet van
zeer groot vermogen, doet, echter, onze lichaa- meu
|
||||||
■VAN DE sCÖEORÊUlfc. 8il
Hicn gevoelig aan; en oefent haare kracht alleen n. öeé
op het bultende; 't welkzy, flap vindende, en n- open voor de Doorwaasfeming , by beurten, eenig- Htofwk y.ins famentrekt; en ook, wegens haare ongefta- digheid, wederom loslaat, waar door de pogingen van de natuur omgekeerd, en de Doorwaasfeming merklyk verminderd worden. Want het fynfte van de Vogten, welken, op dien tyd, naar de huid gebragt worden, kan alleen eenïgzins ver- vliegen, het dikde wordt teruggehouden. Hier- • om ziet men , dikwils , een Ganzehuid in' den herfst, welke het eerde teeken is van Scheurbuik; gclyk hierna gezegd zal worden. En wylze geen vermogen of beftendigheid heeft, om andere ont- lastingen te bevorderen of, in (laat te houden , volgt 'er ophooping van Vogten, en een verblyf van fcherpe, weiken uit het lichaam hadden moe- ten vervliegen. Hier uit ontdaan Zinkingen, Py- nen in de leden,- en zo te naar binnen teruggaan,- Stuiphoest, Benaauwdheid van Borst, Kramptrek- kingen, Koortzen, Buikloop, Roodeloop, Drop- pelpis, en meer andere ongemakken. Maar als 'er het lichaam toe voorgefchikt is, die ontaarting der Vogten, welke men Scheurbuik noemt* De tweede daat van koude, welke de vermo-
gende is, om de Scheurbuik voorttebrengen, is een koude en natte lugt. Want, uit de Waarnee- mingen van sanctorius , is bekend, dat zulk eene gedeldheid van lugt, de Doorwaasfeming aller- meest wederdaat. Want behalven de belette Door- waasfeming j worden de vaste deelen van ons li- chaam, door de al te groöte natheid van de lugt, ook verflapt; en hier door veele werkingen, wel- ken van een behoorlyke kracht derzelven afhan- gen, verzwakt; waar uit wederom een nieuwe ge- legenheid tot onze ziekte. Eindelyk wordt, in' een zeer fcherpe koude, de omloop des bloeds vertraagd, doof de al te groote ftyfheid der vas-r te deelen', welken de Vogten, meer dan behoor- lyk, wederdaan,- en de verdikking der Vogten , welken min vloeibaar worden; en hier óp'vofgt F
|
|||||
aV\.
|
|||||
8» VAN DÉ SÓHEUR6UI&.
tl Deci. wederom belemmering der werkingen , welken van
Ir- een vryen omloop des bloeds afhangen. Hierom ofbst fchynt hett dat de koude, al is ze droog, in een voorgefchikt lichaam, de Scheurbuik kan vercor- zaaken; en hier van zyn voorbeelden genoeg, in de fchriften van Reizigers, en de waarneemingen van Gencesheeren. Want de ellendigen die, in de verfte noordelykftc plaatzen, overwinterden, ftierven aan de Scheurbuik (f). Ook werden de .fnatroozen ,op een vreeslykewyze, van de Scheur- buik aangegreepen, op de reize'van h. ellis, naar de Hudfons baay; waar de koude zo heftig was, dat alles bevroor; het bier zelfs in de flesfen,digt by 't vuur; en midden in dceze vorst woedde ech- ter de Scheurbuik. Men zie ook den brief, welke Do&or lind , op het einde van zyne Verhande- ling heeft ingevoegd , gjzónden van den Pleel- meester cook,* die de Scheurbuik in Rusland en Tartarije heeft gezien. Daar in wordt gezegd, dat de winter, doorgaans, begint in October; dat de flilftaande wateren en rivieren, in November,- al bevriezen, en tot het begin van April toe, be- vrooren liggen ; dat de Scheurbuik was begonnen in February, en in Maart, op het hevigst gewoed hadtj en het grootfte gedeelte van de Scheurbui- kigen, omtrent het einde van April wederom her- fteld was , terwyl te gelyk van heldere dagen ge- wag wordt gemaakt, Hier uit is gemaklyk op te maaken, dat, gelyk de Heer Und geloofde, de altegroote vogtigheid, naauwlyks iet gedaan heeft. Want het is openbaar, dat de Iugt, in die gewes- ten, veel beflendigeris; dan in Frankryk, Italië, en fommige plaatzen van Duitschland, waar de Scheurbuik onbekend is. Uit zee koomen wel eenige nevels op, welken zy Frostfchmak noemen/' maar deezen koomen niet zo menigvuldig op hec land uit het ys, en nogtans is de Scheurbuik me- nigvuldig in deeze gewesten. Zeeker is het even- wel, ft) Zie Hedenittagfcbt Biitorie, door salmon, VU Deel, 6
Stukje, pag- 8$>. |
||||
VAN DE SCHEURBUIK. 83
wel, dat, onder alle gefteldheden van de lugc, n.
een koude en natte meest toebrengt , om de Bi Scheurbuik te doen voortkoomen. Want, behal- Ho°™iT. ven de uitwerkingen, reeds gemeld, beneemt zy de menfchen byna de gelegenheid van hunne li- chaamen te bewegen; inzonderheid,op de Schee- pen. Hier uit blykt, dat, in zulk eenc gelegen- heid, verfcheiden oorzaaken voorkoomen, wel- ken de Scheurbuik kunnen aanbrengen. Maar ge- fteld zynde, dat een vogtige lugt de Scheurbuik veroorzaakt,om datze de dcelen te veel verzwakt, en tot rotting doet hellen, volgens het gevoelen van monchy (in de Verhandelingen van de Haar- lemfche Maatfchappye} zou de Scheurbuik, zee- kerlyk, onder de verzengde Lugtftreek, algemeen moeten zyn: want daar regent het, bynaaltyd, in het Saifoen, welk zy winter noemen ; en hief van daan is de lugt niet alleen nat, maar ook ee- nigzins warm ,• welke de deelen nog meer moeC veiflappen, dan onze natte en koude lugt; en even- wel de ellendige , naakte en kwaalyk gevoede Mooren,: leeven vry van Scheurbuik. Daarenbo- ven bevindt men in de Scheurbuikigen, althans» in het begin van de ziekte, datze een droogejruu- wc en fchubagtige huid hebben; 't welk het tegen- gefielde is van vogtigheid en verrotting. En de Pest is niet zo gelyk aan de Scheurbuik; wyl die» gelyk uit de waarneemingen der Schryvers blykt, zegt de Heer lind , haar oorfprong heeft, uit een vogtige en warme lugt, verrotting veroorzaakende; welke zo 'er de' kost der matroozen en de koude by komt, bekwaam is, om Scheurbuik voort te' brengen; maar, indien dit ware, zou de kost, welke de Scheurbuik kan veroorzaaken, tegen de Pest gekant zyn, 't welk naauwlyks geloofbaar is» Het is dan klaar, dat een koude lugt, al is ze droog, met de kost der matroozen , en een langduurig ge- mis van verfche aardgewasfen, de Scheurbuik kon- nen voortbrengen; en de ziekte van kwaadaarti- ger en fneller gevolgen doen worden, naar gelang 'er meer oorzaaken Ta'menloopen. En het is niec Fa ■ moei- |
||||
84' VAN DE SCHEURBUIK.
H. Deel. moeilyk te begrypen, dat de menfehen , a's 'e?
'J' de voorgemelde oorzaaken bykoomen , op alle
■ plaatzen van den Aardkloot ," drooge of natte,
deeze ziekte konnen krygen.
Gemoeds- X. De gemoedsbewegingen helpen niet weinig,
driften. om cje zjekte voorttebrengen, voortgebragt zyn- de te verzwaaren, en den dood of de' gezondheid te verhaasten; en koomen ook wel uit de ziekte zelve voort. Onder de gemoeds aandoeningen, welken invloed op onze ziekte hebben; worden voornaamlyk geteld, vrcezc, droefheid , en ook eenigzins , verfchrikking. Het is bekend, dac deeze van een geheel andere uitwerking, op hec lichaam zyn dan de blydfchap: want de laatfte be- vordert den omloop dcrV.ogten, vermeerdert de warmte, maakt de huid, van het gehecle lichaam, rood, vcrfnelt het werk der Doorwaasfeming; en maakt het lichaam ligter en vlugger; en kan dus niet anders dan veel goeds doen voor de gezond- heid; eenige weinige gevallen uitgezonderd, wel- ken door een altegroote en onverwagte blydfchap veroorzaakt zyn , gelyk een Romeinfche vrouw gebeurde: maar zulke voorbeelden zyn zeldzaam r en op de Scheepen niet zeer te vreezen. Maar dooi- de anderen worden de Vaten toegetrokken ; inzon- derheid , die van de huid, en het bloed naar bin- nen gedreeven; waarop bleekheid des aangezichts, krimpingen van de huid, en koude der ledemaa- ten volgt; en wanneerze heftiger zyn, beeving der leeden , hertkloppingen , en meer andere om- ftandigheden. Want bchalven daize de beweging van het bloed omkeeren, weerhoudenze ook de onzichtbaare Doorwaasfeming , en verzwakken het werk der Ghyhnaaking,- waar door de gefteld- heid der Vogten van een anderen aart en gematigd- heid wordt. En als zy lang duuren , verdikkenze de Vogten; waar op inpakkingen in de ingewan- den , en hier uit veele fleepende ongemakken.- Het blykt, derhalve, dat zulke onaangenaame aan- doeningen des gemoeds veel tot de Scheurbuikkon- aert toebrengen. Dit wordt bevestigd door de droe-
|
||||
•VAN DE SCHEURBUIK. &5
*
droevige voorbeelden van zulken, die of uit nood, n.
of door eenig geweld, te Scheep gedreeven vvor- "• den. Want naauwlyks kunnen zy eenige maanden oorDST- op zee zyn, of de zwelling van den buik toont den ftaat der Ingewanden ; en zo 'er, re geiyk, eenige andere oorzaaken bykoomen, zyn zy de eerften, welken van de Scheurbuik aangegrecpen worden. Moer dan eens heb ik gezien, dat die om zeker misdryf, eenige zwaare ftraffe hadden ondergaan, kort daar na de Scheurbuik kreegen. En zo zy zich ergens over blyven kwellen , vermeerdert de ziekte zeer fchiclyk. De Schryver der reize van den Kommandeur anson heeft ook zeer wel opge- merkt, dat de ziekte, als zy in 't omvaaren van den Aardkloot, de hope verlooien hadden van het Vaderland weer te zien, erger wierdt; en de toe- vallen fchielyker voortgang namen. Endatzeden dood verhaasten, leert het aanmerkelyk voorbeeld, welk ik, op het fchip gorkum , onder het^beftier van den Heer everzen , by Helvoetfluis, h'eb ge- zien. Wanneer de Zeevoogden , de vlootelingen, van die (chip monfterden, verzogt zeker foldaat zyn affcheid; zeggende,' dat hy, vermids hy de Scheurbuik hadt, niet meer in ftaat was dienst te doen. Maar als ik hem zeide, dat hy zyn vorige gezondheid wel, grootdeels, zou weerom krygen, eer het Schip in zee ging; en nog krachten ge- noeg hadt, om, in dien ftaat, lang, het leven te behouden, en de Zeevoogden hem ook niet wilden ontflaan ; antwoordde hy,met een gefronsd voorhoofd: gy ziet dat ik afga, en zal in 't kort dood wezen ; en inderdaad, hy ftierf op den zelf- den dag. Men ziet hier uit, hoe veel een kwaa- de tyding in deeze ziekte vermag. En welke uitwerkingen een blyde tyding, op den geest der Scheurbuikigen doet, tot verhaasting van de gezond- heid, kan men zien uit eene historie van den En- gelfchen Chirur yn yvf.s, door Doctor lind, in zyn werk over de Scheurbuik aangehaald. Daar in, naamlyk , wordt verhaald, dat het fchip de draak, J 8 January, 1744, uit de haven van Gibral- F 3 ter8 |
|||||
<!6 V4N DE SCHEURBUIK.
p.Deei. ter, onder zeil ging. In de haven hadt de Scheur-
Hoof'st buik reeds gewoed» onder de marroozen; en het
' was regenagtig weer geweest , tot aan den 27 van dezelfde maand. Den 10 january , waren 'eï reeds vyftig, in het fchip, aan de Scheurbuik; den 20, was het getal tot tagtig aangegroeid. Onder deezen hadden veelen, ftyve, famengetrokken en verzwooren beenen ; met rotting aan het tand- vleesch; en veelen hadden een benaauwde adcm- haaling , zes waren 'er ook^nog, in het fchip, die Zinkingen hadden. Vyftig van de tagtig hadden de Scheurbuik, in den hoogden trap. "Maar als zy, op het einde van de maand, aan de Hierische eilanden waren gekoomen, en hoorden dat zy de vyanden flag zouden leveren; hadt deeze blyde tyding zulk een kracht op de gemoederen der vloo- telingen, datze, den 11 van February, byna alle yan de ziekte vry waren, vier of vyf alleen uit- gezonderd , die niet konden vegten. Hier wordt bygevoegd, dat zy van den derden tot den tien- den van February, vyf foupes hadden gehad van versch vleesch en groente: maar de Schry ver voegt 'er by, dat deeze vyf foupes weinig konden doen tot de gezondheid. Dit is een verwondcrenswaar- dig geval, 't welk zeer dient tot bevestiging, hoe veel de blydfchap doet tot herftelling van de Scheur- buikigen: waarom het waarlyk te beklaagen is, dat deeze niet langer duurde: want na den elfden vielen zy wederom in dezelfde ziekte; buiten twy- fel, om dat de flag ongelukkig was geweest. De fchrik, fchoonze wel het lichaam heftig aandoet, heeft echter niet zo veel uitwerking op onze ziek- te, dan vreeze en droefheid. Men ziet ook de matroozen , niet veel , door fchrik, aangedaan worden; want zy vreezen naauwlyks, voor datze den dood voor oogen zien; en de moeilykheden te boven gekoomen zynde, verachten zy de ge- vaaren , en denken 'er weinig om. En ik heb noit gezien , dat in gezonden, eenig kwaad volg- de op een fchrik. Maar in de Scheurbuikigen yindf men het tegendeel] deezen zyn akyd droevig en. vree-
|
||||
VAN DE SCHEURBUIK. 87
vreezen altyd, en worden door een zeer geringe n.r>eei.
oorzaak verichrikt. Dit heeft de Schryver der 11. Reize van den Heer anson , ook zeer wel opge- Hoorosn. merkt ;naamlyk, dat de Scheurbuikigen kleinmoe- dig worden (f). • XI. Nog eenige oorzaaken zyn 'er,welken mede- Weiken,
helpen , om de Scheurbuik voorttebrengen, en van £e van de Heeren lind (|) en van swieten(^) aan-^"st gehaald worden. Maar, om dat deezen, op on-voor de ze Nederlandfche Scheepen, geen plaats nebben, scheur- zal ik hier van niet fpreeken; anderen, welken ft^n_ oot nog tot de Scheurbuik kunnen gebragt worden, heb ik verklaard. De oorzaaken van de Scheur- buik overwogen hebbende, zal het, meene ik» niet ongevoegzaam zyn, hier aan te wyzen, wel- ke menichen, op de oorlogfcheepen, meest voor de Scheurbuik bloot ftaan; op dat men hun, in tyds , met bekwaame middelen, konne te hulp koomen. Hier onder kunnen gereekend worden, oude lieden , van alle geaartheid, droefgeestigen , miltzugngen, en allen, byna, die door nood ge- drongen, zich tot het ongemaklyk fcheepslevea hebben begeeven; als armen , die aan land geen beftaan hadden; of, door een ongeluk, het hun- ne verlooren hebben; of, door het gerecht, toC dit leven, veroordeeld zyn; inzonderheid, alsze reeds meer, dan dertig jaaren hebben; die wegens hun ampt, geen werk behoeven te doen, gelyk- de Pay in 't kabelgat , de Botteliers maat , de Ruimsgasten , de Provoost, de Pluimgraaf, de Veegjongens; fomtyds ook de Kuipers, Timmer- lieden, Ziekentroosters; en dan , luyen en die kwalyk gekleed zyn , zonder onderfcheid, uit welk landfehap zy koomen , of van welke geaartheid zy zyn; eindelyk zwakken, die uit een ziekte, en voornaamlyk, uit afgaande koortzen weer be- ginnen op te koomen, drinkebroers, en heldea in Tabak te rooken en te kaauwen. |
||||||||||
ft)
(i) |
||||||||||
Vcyagt round tb) World pag. 146.
Of the Scurvy. |
||||||||||
Cnxmeal in ^ifhtr. Bcerh.
F4
|
||||||||||
88
|
|||||||
VAN DE SCHEURBUIK.
|
|||||||
II." Van de Kenteekenen der Scheurbuik,
Ï|OOFI1ST.
Overgang XII. Gelyk de Scheurbuik begint , gaatze ook
jCemeake- ttapswyze voort; als de oorzaaken blyven duuren, pen. en dezelve met ifcen gepaste middelen wordt te-
gengegaan ; wel nu eens rasfer, dan langzaamer, naar liet meer of minder getal, of vermogen der oorzaaken, welken de ziekte hebben voortgebragc; maar zonder eenigen ftand te houden, tot dat het teven eindige. Maar ze kan evenwel, in drie ty- den, welken gcmaklyk te onderfcheiden zyn , be- ■ greepen worden: naamlyk, in 't begin, wanneer 'de gezondheid begint te verzwakken , en door teekenen, aan deezen ftaat eigen, wordt aangc- weczen , dat iemant aan decze ontaarting der Vog- ten kwynt; in een middenftaat, wanneer de toe- vallen zichtbaarder zyn geworden, en te kennen geeven, dat 'er reeds een merklyke belediging in 'de natuurlyke werkingen , en ontaarting in de Vogten plaats heeft; en in een einde, of l'aatftcu ftaat, welke de naaste is aan den dood. * De op- telling der toevallen fchynt best te konncn gefchic- den, volgens deeze drie tyden. Maar, om dac 'er teekenen zyn, welken, in alle de drie tyden gezien worden; en van het begin der ziekte, tot aan het einde van het leven blyven duuren, en derzelver verfchil alleen afhangt van een langer of korter duur van de ziekte; heb ik het beeter geoordeeld , zodanige toevallen , zo alsze gewoon- ïyk voorkoonien, door de gehcele ziekte , en alle derzelver veranderingen of verfchillendheden, wel- ken 'er by voorvallen , eerst te verklaaren. Die in den tweeden en derden ftaat der ziekte gezien wor- den , zal ik in de twee volgende Sneeden verhan- delen. ■ K a)]c Schryvers koomen overeen , dat het een! eerste teefcen van Scheurbuik is, een ongewoone
logheid, of ;sfkeer van allen arbeid,met geneigd- pogewoo- f,eid om .te zitten of te liggen , en wel, in duis-
^|"g tere plaatzen. Deeze neemt allengs toe, en gaat
over in zulk ecnc,van zcifs ontftaandc vermoeid- heid |
|||||||
VAN DE SCHEURBUIK. 89
heid en zwaarheid der leden; dat de mentenen, n.
op de minfte beweging, zeer vermoeid fchynen, "• en naar den adem hygen. Als de ziekte verder n otm gaat; en de Lyders hun lichaam poogen te bewee- gen, voelen zy, behalve de vermoeidheid, doo- ve pynen over het geheele lichaam, als van een altegroote vermoeinisie. Eindelyk , geheel on- willig geworden, om zich te beweegen , verliezen zy, in 't geheel, uit hoofde van de pynen , alle vermogen tot beweeging; en zy worden zo kort- ademig, dat zy door de minfte beweging van het lichaam, fchynen re zullen flikken. En de voor- beelden zyn, op de Scheepen, niet zeldzaam van zulken die geflikt zyn; die te laat tot beweging geroepen zynde, onder het werken, den geest gaven. . 2. Het toeval, als het eerde, door de oorzaakDroef-
een toeval geworden, als blykt uit de optelling ^tlg der oorzaaken; want van droefgeestigen worden zy vreesagcigen; en alle hope en vertrouwen heb- bende laatcn vaaren, Scheurbuikigen; en van de geringfte oorzaak worden zy met grooten fchrik bevangen; ja men kan hen bezwaarlyk tot eenige gerustheid brengen ; ten minfte, ik heb het op gee- nerleic wyze konnen doen; want zy mistrouwen elk een, en houden fchier allen, voor vyanden. In het begin van de ziekte, of omtrent den mid- denftaat, draayen zy hunne oogen? geftadig,en fchynen dezelven, meer dan op de gewoone wy- ze 'te openen, om de voorwerpen wel te konnen zien ; als of zy eenig naakend kwaad wilden ont- wyken ; terwyl ondertusfehen, het geheel lichaam log en als doof is. Zy vreezen, op zo'n tydzeer voor de Officieren, en verbergen zich in donkere plaatzen van het Schip, om niet van hun gezien en tot arbeid gedreeven te worden. Als de ziekte nog meer toeneemt, laatcn zy alle hope van her- ftelling vaaren ; en fchreyen , om de geringfte reden, fchoonze te voren onverfchrokken waren, Hier na worden zy byna ongevoelig, en verdraa- gen? als of de geest, door een langdjuurige ge- F 5 * woon-*
|
||||||
VAN DE SCHEURBUIK.
|
|||||||||||
II. Deel.
II. Hoofdst.
De kleur
van bet ianitc- ziebt.
|
woonte van ellenden, vereeld ware , allerhande
leed en imaad met ichreyen, gelyk kinderen, en met geduld , zpnder eenige klagte. 3- De kleur van het aangezicht verandert; het
ziet, evenwel, met zo bleek, als men na koort- zen oi zwaare ziekten bemerkt; 't welk de ver- |
||||||||||
zwakking in een mensch,na een voorgaande ziek-
te aanwyst: ook vertoont het niet zulk een kleur, als min ih een zwakke gefteldheid van lichaam ziet. Maar daar blinkt nog iet fterks in, by de Scheurbuikigen, fchoon het geheel niet rood is; ook is er geene vermagering in te zien, of ver- vallendheid; maar het is, als of het, behalven de natuurlyke bleekheid, eenige geele en zaalekleur hadt. In het wit van de opgen ziet men dezelfde kleur, en de roode Vaten zyn weg; de traanknob- bels zyn Week , gelyk ook de tippen , welken blaauwagtig zyn. Die in den gezonden (laat een wel gekleurd wezen gehad hebben , blyven die roodheid behouden, maar met eenige geele kleur gemengeld; de Vaten, welken, te voren, rood bloed hadden, vertoonen zich nu blaauwagtig; ge- lyk men by fommigc menfehen ziet, in groote koude. Hoe meer de ziekte aanwast, hoe meer ook de geele en zaale kleur, in het aangezicht, toeneemt. En als de ziekte naar het einde loopt, verandert de geele in een min of meergroenagtige kleur, in het aangezicht. 4.. De Scheurbuikigen hebben, in 't begin, ee-
nige zwelling en fpanning van den Buik, zonde* pyn; ten minfte, niemant heeft my over pyn ge- klaagd; maar alleen van eenig bezwaard gevoel, in den onderbuik, welke zy zeiden, als door een band, famengetrokken te wezen; ook hebben zy opflopping van afgang. Als de ziekte wat toe- Her-mt, zwelt nok het aangezicht, voornaamlyk, de onderde oogleden; 't welk meest gezien wordt des morgens, als de zieken uit hunne kooijen op- ftaan Deeze dingen blyven, dikwils, vry lang, jn dien (laat. Maar als de ziekte van den midden- ftaat, tot den laatflen overhelt, zwelt de buik •■ merk- |
|||||||||||
Zwelling
van den Buik. |
|||||||||||
VAN DE SCHEURBUIK. 9ï
merklyk; en zo ook het aangezicht en de oogle- u. D«a,
den: de beenen worden zugtig, en de Lyders kry- "• gen het Water. HoOFDST- 5. Verfcheidèrleie pynen, en foorten van Vlie-
gemle Jigt,krygen de'Scheurbuikigen in't begin: gelyk pynen in de fchouders, welken, fomtyds, van het eene deel, naar een ander verwandelen, en verfcheiden ziekten uitmaakên ; als basterdPleu- ris, of Heup Jigt, welken dan zeer heftig zyn; en omtrent de lendenen voelen zy , altyd, eenigc pngemaklykheden. Als de ziekte toeneemt, en tot den middenftaat komt, verwandelen de pynen niet m^cr; maar zetten zich dan in de gewrigten, voornaamlyk, in de kniën; en verwekken daar, dikwils ,hooggaande pyn; en dan beginnen de kor- te Buigfpieren der beenen te verdwynen , niet cenige ligte zwelling der kniën. Maar als de ziek- te reeds over den middenftaat is, zwellen de kniën zeer, en de beenen worden, in de meesten, zq hard, byna, als hout; terwyl echter,'t welkaan- merklyk is, de vorige gedaante byna blyft. En als 'er dan, behalve de zwelling der kniën, ook eenige is in de beenen, is dezelve maar gering; doch de beenen en kniën zyn zeer pynlyk. Als de Lyders veel zitten of liggen, worden de Buig- fpieren van de beenen, dermaate, opgetrokken, dat zy dezelven, in 't kort, niet meer kunnen uitfteeken ; zo dat allengs, de hielen, tegen de billen, worden opgetrokken; 't welk, doorgaans,, in die van een drooge geaartheid zyn, en oude menfehen gezien wordt. Eindelyk, als het leven zo lang duurt, worden de beenen,van hard,zug- tig ; terwyl de pyn en famentrekking blyven duu- ren; en dus ook het onvermogen van te kunnen gaan. Doch als zy de beenen, maar eenige be- wcS'ng geevcn, behouden zy het vermogen van te gaan, tot den dood toe. «5. De Puls is , in 't begin van de ziekte, wei- De Pul*,
nig verfchillende van de natuurlykc; of zo 'eree- nig onderfcheid is, isze wat traager dan de natuur- lyke: Maar in den middenftaat, b]yft?e byna de- zelf-
|
|||||
t
|
|||||
S>2 VAN DE SCHEURBUIK.
il.Deel. zelfde, of is klein en traag. Op het einde zwak
ii. en traag, daar na ongelyk en misflaande ; als, hoofdst. naamlyk, de zieken (til liggen; want als men de-
zelve, na cenige beweging, aanraakt, is ze on- geftadig en fnel. Als de dood langzaam aankomt, en door geen kenlyke oorzaak verhaast wordt; heeft het lichaam, fomtyds, gcduurende een dag of twee, nog leven; maar de ledcmaaicn zyn koud, en 'er is geen Puls meer. Ik heb gezien", als 'er nog eenig leven was, in den onderarm, dat zyde vingers konden buigen ; en als de onderarm geheel dood was, datze dezelve nog konden buigen en uitftrekken ; maar de vingers waren dan ni^t meer onder hun beftier. Ondenusfchen behouden zy, ., tot het laatfte oogenblik des levens toe, hun vol- le verftand. In alle de drie ftaaten van de Scheur- buik, is geen koorts, als blykt uit de Puls. In den tweeden, wanneer hy eenigzins over het mid- den is, als ook in den derden, kanze niet zyn. A!s 'er in 't begin van de ziekte koorts bykomt, wordt de ziekte, hier door, dikwil.s, gered. In een beginnende, en, zelfs gevestigde Scheurbuik, hebbén de Lyders goede eetlust; en deeze blyft hun, fomtyds, by, tot het laatfte uur des levens. Uit het gezegde blykt, dat eenigen, onder de ge- melde toevallen, iet gemeen hebben met andere ziekten, voornaamlyk, in 't begin van de ziekte. Maar die acht geeft op de voorgenoemde oorzaa- ken, zal de onderfcheiding niet moeilyk vinden; en de volgende toevallen , zullen alle dubbelzin- nigheid wegneemen. 7. Het eerfte kenbaar teeken,' welk de ziekte
aanwyst, is de Ganzehuid, welke zich dus voor- doer." In het begin van de Scheurbuik, koomen op de huid kleine knobbeltjes, gelyk, wanneer een gedeelte van het lichaam aan de koude lugt wordt blootgefteld. Men moet nogtans aanmer- ken, dat de opperhuid, in dit geval,meer opryst; dat dit komt in gedekte en warme deelen; dat de knobbeltjes groorer en hooger zyn, en niet zo jaenigvuldig , a.ls jn, een deel van een gezond mensebj
|
|||||
i
|
|||||
VAT? DE SCHEURBUIK 93
rnensch,'twelkaandekoudcisblootgefteldgeweest; y.
dat fommige van deezen zeer groot zyn, uit een H. breeden grond fpits eindigende. Op de punten van HoOFDST' decze knobbeltjes, ziet men een geel en ecnigzins roodngtige ftip, als een blaasje. Na verloop van eenige dagen , beginnen de punten der knobbel- tjes rood te worden, en dan vertoont zich de ftip duidlyker. Eindelyk neemt de kleur van dag tot dag toe, en wordt donkerder; de punt van het knobbeltje zakt in, en wordt allengs laager, tot daj: het geheel plat wordt; en dan blyft 'er een kleine purpcrkleurige vlek over. Dit gebeurt, doorgaans, op het einde van d§n eerften, of in het begin van den tweeden ftaat. En hoe langer ze duuren, hoe bruiner de vlekken worden, ein- delyk wordenze geheel blaauw; 't welk gemeen- lyk gefchiedt , omtrent den middenftaat van de Scheurbuik. Deezc vlekken zyn rondagtig, van grootte als een linze; en worden meest aan de kniën gezien, en aan het binnenfte van de bee- nen; zo boven als beneden de kniën, en zelden op andere plaatzen van het lichaam. Als de vlek- ken, eenigen tyd, ftaan, valt de opperhuid, wel- ke dezelven dekte, van zelfs, met fchubben af, of wordt door krabben afgefcheurd; en dan ver- dwynen deezen wel, maar ondertusfehen koomen er, wederom, anderen, in plaats, en duuren ge- meenlyk, tot het einde van den tweeden ftaat; wanneerze, eindelyk , geheel verdwynen ; zy gaan niet tot verettering over; en worden in den der- den ftaat niet dan zeer zelden gezien, Deeze Gan- zehuid komt, fomtyds , wel tien of twintig da- gen, eer het tandvleesch aangedaan wordt;zo dèt, als de knobbeltjes met de punten gezien worden, en 'er zich eenig rood uit de punten vertoont; men altyd kan voorzeggen, dat het tandvleesch ook , aangegreepen zal worden. In het begin van de ziekte, vertoont zich de huid droog en ruw; in het midden, droog, oneffe en fchubagtig; maar op het einde, als 'er Waterzugt bykomt, wordtze glad. 8. Op
|
||||
#'f VAN DE SCHEURBUIK.
h. Deei. 8- °P het voorgaande volgt een ander blykbaar
ti. kenteeken, de verzweering , naarnJyk, van hec HnoFnsT. 1'andvleesch. Want, omtrent het einde van den ïmSt eerften ftaat, begint het Tandvleesch te rotten» Tand- te zwellen en rood te worden; en als dit eenige Tictseb. dagen duurt j' koomen'er kleine zweertjes; inzon- derheid aan den rand, en het wordt los van de tanden en pynlyk. ^Hoe meer nu de ziekte toe- neemt, hoe meer het Tandvleesch zwelt, eji van de tanden afwykt; waar op de tanden beginnen los, en eindelyk geheel van het Tandvleesch on-t- bloot te worden, zo datze gemaklyk, uit derzel- ver kasfen kunnet genomen worden, of van zelfs uitvallen. In deezen ftaat zwelt het Tandvleesch zeer, en bloedtj op de minde aanraaking. Daar- enboven groeijen aan de binnenfte zyde van het zelve, waar het aan de tanden gehegt is, vlee- fchige uitwasièn; welken, fomtyds, tot boven den rand der tanden, opryzen. De deeien van het Tandvleesch, welken tusfehen de tanden ver- vat zyn, zwellen; en krygen, wegens de druk- king der tanden, verfterving, en rotten in den mond; gelyk de vleefchige uitwasfen ook, alszé te hoog boven de tanden opryzen. Dan bloedt het Tandvleesch zeer ligt, welk bloed, ibmtyds, een zwarte klonter maakt, en tusfehen de tanden en op het Tandvleesch zit; en gemaklyk, met de vingers kan weggenomen worden. Maar als dit, jn den mond rot, geeft het niet alleen een leely- ken flank , maar doet ook de zweeren grooter worden , verteert langzamerhand het Tandvleesch i én maakt Gangrena en Beenbederf, in de nabyge- legen deeien. Dit gebeurt, echter, niet dan in den laatflen ftaat. tjit het gezegde is het nu ge- maklyk , de drie tyden van de Scheurbuik te on- derfcheiden; wyl naauwlyks een mensch gevonden wordt, die de Scheurbuik heeft, of hy worde door deeze toevallen aangedaan: waarom dezet- ven voor waare en beftendige teekenen kunnen ge- houden worden. è.yzonde- XIII. In den tweeden ftaat der ziekte, worden * ie teckc- , - D6"
|
||||
VAN DE SCHEURBUIK. 95
bchalven de opgenoemden , nog eenig toevallen ÏL Dee!,
meer gezien; welken, echter, niet zo geftadjg, u. als de eerften, of in alle menfchen,die de Scheur- "e°°" buik hebben, voorkoomen. Onder deezen is de "v™een eerde, een al te g/oote Kwyling. Doch deeze isftaat der zeer veiTchillende ; want men vindt menfchen,ziekte- welken, fchoon de mond 'er leelyk uit ziet, even-Sterke wel, niet veel Kwyl uitgeeven: anderen, in te-Kwyltag, gendeel , fchoon maar middenmatig aangedaan, veel Kwyl laaten loopen. Ik heb opgemerkt, datze meest voorvalt by zulken,die van een flymagcige geaartheid, en, van natuure, groote kwatterszyn, en die fterk Tabak rooken of kaauwen;en dat als- ze 'er eens is, ze blyft duuren tot het einde van de ziekte. Ik heb ook gezien, dat in deeze men- fchen, de tanden eerder los, en het Tandvleesch fchielyker verteerd wordt, dan in anderen, wel- ken dit kruid minder gebruikt hebben. In deezen ftaat koomen, dikwils, zeer hevige pynen,ineen of ander deel van het lichaam; inzonderheid,om- trent de beenderen; welken voor geen middelwy. ken, en ook niet van plaats veranderen. Als de kleine vlekken (voorgaande § no. 7) verdwynen, Diepe koomen 'er grooter, en dieper dan de voorgaan- vlekken. de, of onder de huid zittende, van verfchillende grootte; welken ook, in 't eerst, roodzyn, daar na blaauw worden; evenwel, doorgaans nog, eo* nige roodheid behoudende, naamlyk, als de bee» nen nog hard zyn; maar als deeze zugtig worden, wordenze blaauw en zwart: voor 't overige zynze gelyk aan vlekken, welken door kneuzing on cftaan. Deeze bezetten de kniën en beenen byna zozeer» dat 'er, fomtyds, niets van de vorige kleur der beenen overblyve; en dan zynze, bykans overal rood, en hier en daar blaauw. In deezen ftaac lyden de beenen veel j zy jeuken en zyn pynlyk; en alsze maar eenigzins gekrabd worden, gaat 'er de oppefhuid af. En hierop volgen Scheurbuiki- ge zweeren; maar niet van zelfs; ten minfte, ik heb noit eenige zweer gezien, welke niet door krabben, of eenig ander toeval was veroorzaakt. Dee-
|
||||
&6 VAN DE SCHEURBUIK»
Deezen hebben harde kanten, en geeven geen efj
ter; maar zy worden, van dag tot dag, grooter; en zyn, gemeenlyk, met een geele korst, alsof 'er een bytmiddel ware opgelegd geweest, bedekt 3 en als deeze, of laat ik liever zeggen, het huid- je, gefcheiden wordt, geeven de zweeren bloed* en toonen, in den grond,'een blaauwe kleur. En wat derzelver geneezing aanbelangt, zy worden bezwaarlyk, of geheel niet géneezen *, zonder das de ziekte géneezen worde: maar , als zy even- wel zuiver gehouden, of wel behandeld worden, wordenze naauwlyks grooter, en zo z? grooter worden, gefchiedt het langzaam; ondertusfehen befmettenze het linnen en de pleisters met een geele kleur. Men ziet ook nog wel andereScheur- buikige zweeren; deezen koomen, voornaamlyk, voor in menfehen van een zwak geftel; in zulken, die door koortzen of andere ziekten, of zeker an. der toeval, lang in de kooi gehouden zynde ge- weest, de Scheurbuik gekreegen hebben. Indee^ ze zweeren zagen wy, in plaats van een geel be- flag en harde kanten , welken de voorgaanden heb- ben , zagte kanten ; maar zy wierpen hooge en blaauwe vleesch heuveltjes op; welken byna al- toos bloeden , zonder dat men het bykans kan be- letten. Omtrent het einde van deezen flaat, zyn de
kniën, dikwils, zeer pynlyk en gezwollen, en op het gevoel hard; en behalve dit, wordt men, fomtyds, eenigc vloeibaare ftoffe gewaar; welke eens, binnen, dan, boven het Lids omvangkas hangt; en als men dan de kniefchyf, welke,dikwils,we- gens de zwelling, niet gemaklyk te voelen is,be- weegt , hoort men een gekraak als van gebrooken beenderen , malkanderen raakende en bewogen wordende. Ook hoort men wel, by anderen, als de Lyders de beenen beweegen of gaan , een go- kners, en fomtyds, wel zeer fterk. In-deezen tweeden tyd ontwaart men ook by fommigen, dac de beenen, tegen den avond, zwellen, en des mor- gens , na den flaap, wederom dun zyn ; voor- naam»- |
|||||||||
II. Deel.
If. Hoofüst.
|
|||||||||
aan de
beenen. |
|||||||||
Pyn
|
|||||||||
VAN DE SCHEURBUI ït. $7
fia'amlyk, in menfchen van een zwakke gefteld- n. Deei.
heid,en welken,«u afgaande koortzen, de Scheur- n. buik gekreegen hebben; als de zugt na den flaap Hoofdw. blyft, isze een kwaad voorteeken. Het gebeurt ook, in deezen ftaat, dat de menfchen, ibmmi- gen onder het gaan , anderen onder het eeten, anderen in de kooijen, fchielyk den geest gee- ven. iSog meer dingen zyn 'er, welken ónze opmer- zweeren'
king niet minder verdienen : naamlyk , als eenig en Been- de/! van het lichaam gekwetst, ontleed, verdraaid j^eeu^n* wordt, of de beenderen gebrooken zyn , terwyl sdwbrbd* de perfoon nog gezond was; maar als hy nader- kigen zich hand de Scheurbuik in zekeren trap krygt, znllensedm^nJ de zweeren, fchoonze byna of geheel geneezen waren, weer erger en Scheurbüikig worden; dé beenderen , fchoon reeds aan een gegroeid, we- derom gebrooken worden; en niet wederom vast worden, voor dat de ziekte geneezen zy, fchoon- ze wel gezet zyn. De ontwrigte of verftuikte ge- ledingen , fchoon de deelen behoorlyk herfteld zyn, zwellen ongemeen, worden» hard, en kry- gen ook de eerstgemelde Scheurbuikige vlekken; 't welk by beenbreuken ook gefchiedt. En het is te verwonderen , dat de gebrooken beenderen» buiten de zwelling en hardheid, byna geene pyn verwekken; en fchoonze , eenige maanden , ge- brooken zyn geweest, en de ziekte met behoorly- ke middelen behandeld wordt, naderhand, zonder eenige wangeftalte, geneezen worden. Maar zo 'er eenige kwetzingen komen, als iemant de Scheur- buik heeft, zwellen de deelen, langzamerhand, en worden hard, en de eerfte teekenèn van Scheur» . buik worden daar in nièC gezien, oók niet de al- leraanmerklykften ; maar de ziekte gaat voort met het geheele lichaam aahtedoen. XIV. In den derden ftaat zyn de toevallen zö'De derd»
zwaar, dat 'er naauwlyks eenige hope van her- n.m dcr ftelling overblyft; evenwel gebeurt het nog, dat de i een of ander, den dood ontworftele. Op het Schip de stad de^ft, heb ik. gezien dat een oud man« G die |
||||
98 VAN DE SCHEURBUIK.
il. Deci. die zeer zwaar van deeze ziekte was aangetast, op
ii de minfte beweging in flaauwte viel; zo dat hy genoodzaakt was, altyd, op zyn rug te liggen ; hy dorst zich niet van de eene op de andere zyde keeren, of in het bed overendzitten; welke nog- tans, door behulp van vleeschnat en verlette groente, in vyfentwintig dagen, zo veel krachten wederkreeg, dat hy, niet alleen, in de open lugt kon wandelen, maar, na verloop van eenigewee- ken , ook zynen dienst wederom waarneemen. Een ander voorbeeld verfchafte my een kuiper, op het Schip gorkum. Dees ellendige als hy van dep Heer everzen, naar Helvoetfluis was opgezon- den , kreeg in de Sloep verfcheiden flaauwten. •Maar behalven de gewoone toevallen van deeze ziekte, was hier één zeer merkwaardig, 't welk ik, agt of negen dagen , voor dat hy naar land geftuurd wierdt, ontdekte; naamlyk, een gekraak van de Ribben met het Borstbeen en den Rug- graat, als hy adem haalde. Want, als hy wat diep ademde , voelde ik niet alleen met myne hand, dezelve pp het Borstbeen houdende, een tegennatuurlyke beweging der beenderen , maar ik hoorde te gelyk, het gekraak. Aan land, at hy daagelyks, behalven eenige foupes, eens of tweemaal roode kool, op de wyze der Nederlan- ders, naamlyk, met azyn, boter,zout en peper; welke hy gaarn at. Somtyds heeft hy ook gekook- te appelen gegeetcn,en fomtyds een weinig zagten Franfchen wyn, zo als menze hier gewoon is, ge- dronken. Als het Schip, na eenige dagen, in de haven was gekoomen , neb ik deezen ellendigen zyn fcheepskooi op de fchoudec zien neemen en naar huis gaan. Behalven deeze toevallen koo- men, in deezen laatften Haat, ook veele Hertklop- pingen;ende£Z"en ontftaan op de minfte beweging; gelyk ook flaauwten. Evenwel, zo lang de Ly- ders ftil liggen, fchynen zy gemaklyk te ademen. Ook koomen 'er bloedingen uit den neuze en mond, en Roodeloop; deeze laatfte is,echter doorgaans, zonder krimping in 'tgedarmte, maar de ontlas- ting |
||||
Van de scheurbuik. 99
Hng is, dïkwils, enkel bloed. In den tweeden tLBeö
Haat heb ik ook wel bloed uit den neuze zien koo- li. men ; doch weinig. In deezen ftaat krygen de Hoofbst» zweeren ligt koud'vuur, en worden boos; en de beenderen, welken voor veele jaaren, gebrooken en weer famengegroeid waren, worden wederom los,* gelyk men, op de reize van den Komman- deur anson, gezien heeft. Eindelyk-zyn de Water- zugt en het koud vuur de laatfte toevallen. Men vindt, behalven deezen, nog wel veel andere toe- vallen i welken tot de Scheurbuik gebragt worden ; doch geen eigenlyke toevallen derzelve zyns maar 'er alleen, bygeval bykoomcn; als verfchei- den foorten van koortzen en pynen; waar over men Auteuren kan nazien, die over de Scheur- buik gcfchreeven hebben. Ik heb wel gezien, daÉ menfchen, die de Scheurbuik hadden , een aan- houdende Rotkoortze kreegen; maar niemant, die een gevestigde Scheurbuik hadt, van koorts zien aangegrcepen worden : gelyk ik (§. XII. n» 6.)ge* zegel hebbej en de reden blykt uit zich zelve» De Schryvers hebben aangeteekend, dat by Wa- terzugtigen een traage koorts ontftaat * als het Water begint te bederven (f): fchoon de Water- zugt ook eene ziekte is, welke verre af is van. koorts. En 'er is een groot onderfcheid, tusfcheiï een mensch, die uit verftopping der ingewanden s waterzugtig is geworden, en eenen die te gelyk de' Scheurbuik heeft. Want in den eerften ontftaat de moeilykheid der ademhaaling, van het Water, welk in de Borst is; of van dat het Middenrifg wegens het Water, te hoogopgedreeven wordt;in den tweeden, is de long, behalven het Water, ook door verftoppingen bezet; gelyk ftraks zal blyken uit de opening van doode lichaamen. Misfchien kan 'er in Scheurbuikigen, een uur of twee koorts wezen, maar dan rnoetenze 'er van fterven. ■ * . . ■ . Ds
(t) Van swieten, in Comm. in ^tpher. Boer!,, §. IJSF.
G 3
|
||||
TÖO VAN DE SCHEURBUrK.
n.5Deei. jje Gefteldheid van het Bloed in Scheurhuikigen ?
Hoofdst. en Onderzoek in doode lichaamen. Overgang. XV. Maar, tot een volkoome befchryving van
de ziekte, worden nog vereischt, befchouwingen van het bloed der zieken, en geftorvenen aan dee- ze ziekte. Deezen zal ik nu, naar de gelegen- heid, welke my hier toe, op de Scheepen ver- gund is, in deeze §, verklaaren. Het is,gcloove ik, niet nodig, te zeggen, dat ik, in het openen van doode lichaamen, wat ruuw heb te werk gegaan: want, op de Scheepen is, hier toe,geen bekwaa- me plaats, en daarenboven , kon ik de lichaamen , naauwlyks, langer dan een uur houden, of het was tyd, datze in Zee moesten geworpen worden. Al- tyd, evenwel, heb ik de buik en borst, fomtyds ook, de herfenpan geopend , en eenige andere deelen onderzogt. In de drie gemelde tyden; naamlyk, in den eerften, middenften en laatften fiaat der ziekte, heb ik uit den arm'van de zie- ken bloed gelaaten, of doen laaten. In fommi- gen in het begin en op het einde; in anderen, in 't midde en op het einde; in anderen, in alle drie ftaaten; evenwel weinig, om de zieken geen na- deel toe te brengen; en dan heb ik het, als het eenige uuren geftaan hadt, befchouwd. Hoe het zich voordeedt zal het volgende leeren. i. Een ader gefteeken zynde, in den eerften
hebvan **aat der z'e^te' met ?en ru'me opening; is 'er
h«Bloed, het bloed, fomtyds, uitgefprongen , en fomtyds
inden by den arm neergedroopen, taay, dik, zwartag-
fl^ïer tig; 't welk een uur geftaan hebbende, een geele
ziekte, wey begon van zich te geeven. De oppervlakte
was rooder, dan toen het nog warm was; maar de
omgekeerde koek was zwart, en zo ook het bin-
Denfte alsze doorgefneeden was. Als het twee
uuren geftaan hadt, dreef de koek in de wey,
maar doorgaans aan de een of andere zyde van de
kom vast; en hoe langer het ftondt, hoe kleiner
. " hec eilandje wierdt. Als ik het tien of meer uu-
rert
|
||||
VAN DE SCHEURBUIK. lOl
ïcn had laaten ftaan, was de wey dikwils eenig- n-DeeI-
|
||||||
zi , g
Schip toefchreef. Als de oppervlakte van de koek,
door de wey , werdt natgemaakt , verloorzè de roode kleur, welke zy hadt, en werdt zwartag- tig. In fommigen vondt ik ook een groenagtige korst op de oppervlakte van de koek,maar voorts was het aan anderen gelyk. 2. In een gevestigde Scheurbuik , vond ik het in een
bloed, byna, als in den eerften ftaat, met dit on- |=vestig<fc derfcheid echter, dat het moeilyker uit de aders buik"*" fprong, en zich, onder het neerdruipen, zwarter vertoonde, dan het eerite. Dikwils heb ik een ftuk wit linnen, onder den arm gehouden,om het
te vangen,- het ftremde altyd, op het oogenblik; en de druppen maakten vlekken van dezelfde groo- te, alsze 'er op gevallen waren. Als ik het bloed veole uuren bewaarde, liet het onderde van de koek een zwarte modderagtige ftoffe , als vlok- ken, vallen; en werdt draadig, en de wey rood- agtig; noit heb ik evenwel, het bloed langer,dan tien uuren bewaard. In deezen ftaat , was de koek, dikwils, met een dun groenagtig huidjebe- dekt; en de wey fcheidde bezwaarlyker van het ■ bloed; ja het geronnen bleef dikwils lang, zwart- agtig, zonder affcheiding van wey; en 'er werdt minder van afgefcheiden > dan in den eerften ftaat. 3. In den derden ftaat was het bloed, ten uitciv In deo
fte , zwart, inkt gelyk; er. hadt doorgaans, bo- derden ven op, een dun groenagtig huidje, 't welk ik, ft»at' gemaklyk, van het bloed kon afneemen; en het gaf bezwaarlyk, eenige wey van zich. Ook hing
de koek niet zo vast te famen, als van het eerfte en tweede bloed; en ik kon het byna niet behan-. delen, want het brak terftond aan klonters. Aan de binnenfte oppervlakte van de kom, vertoonde zich een drabbige vezelagtige en zwarte ftoffe: deeze was van het onderde gedeelte van de koek, welke aan de kom geraakt hade, afgegaan. Ge- mecrilyk heeft het bloed zyne wey afgefcheiden, G3 °P
|
||||||
IO1 VAN DE SCHEURBUIK.
li.Doei. Op het middenfte gedeelte van de koek; en de
Hoofdst. k°ck ■> welke , dikwils , op den bodem van de
kom lag, was 'er mede gedekt; en als het lang flondt, werdt de wey roodagtig ; 't welk, zeeker- lyk, door de tjewecging van het Schip was veroor, zaakc. Het dreinde nogtans altyd, en gaf wey af; maar het eilandje bleef altyd grooter, dan in het eerde bloed. De wey geproefd zynde, waS fcherp. |
||||||||||||||
4 p p ,
icrewanr- honger Cbrijlofel Keut, die om zekere inbeeldin-
"g"anSj" 6en » welken hy by zich zelve hadt, met zyn me- i dkk i ild Al h hi |
||||||||||||||
M
|
||||||||||||||
eenigen tyd, met de verkens en fchaapen , bc-
fchimmeld brood en erwten gegeeten hadt, kreeg hy een zeer zwaarc Scheurbuik: naderhand leefde hy nog agt dagen, zonder ecten, en is toen ge- ftorven, Deezen menfche heb ik nog wel, eene maand, onderhouden, hem tot eeten aangepord, tn met geweld, eeten in den mond geftooken, zo dat hy het moest doorflikken. Maar eindelyk werdt hy, door zyne inbeeldingen, zo vervoerd, dat hy niets met goede woorden of geweld, wil- • de flikken; en op dat hy niet, onder myne han- den , zou bezwyken , of ik hem doen dikken, moest ik hem, aan zicli zelven overlaaten. Op den tweeden dag voor zynen dood, trok ik hem vier uncen bloed, uit een ader op den arm. Het bloed was zeer zwart, en met een groenagtig huidjebo- ven op; het maakte ook een eilandje, en fchcidde zyne wey af, gelyk ik boven in de voorgaande n". gezegd hebbe. Voor of 5- Op het zelfde Schip , heb ik, in 't midde
onder ds van den winter, by de flad Kadix inAndalufie, £enee" -het bloed , op een anderewyze, gezien. Véelen *M1?r waren 'er toen, in het Schip, aan de Scheurbuik. Uit deezen nam ik 'er zes, welken, byna, in den zelfden ftaat waren; en het.bloed, welk ik hun had afgetrokken , vond ik als in de voorgaande |
||||||||||||||
ii. 2
fiela |
, Van den dag af, waar op ik hen had adcr-
aten, kreegen zy, tweemaal daags, vlecsch- |
|||||||||||||
' Dat,
|
||||||||||||||
VAN DE SCHEURBUIK. IO3
nat, met verfche groente; en een of twee glaasjes n. Deel.
rooden wyn, tien dagen lang. En voor genees- tt . middel , namen zy , alle avonden een Pil, uit tl00FOSï'« Zee-ajuin, Uyen,Spaanfche zeep en Theriaak van Andromachus bereid; en 's morgens , een weinig bitteren wyn. Wederom nam ik 'er zes anderen uit, met de voorgaanden gelyk , en behandelde hen, op dezelfde manier; deeze zes had ik geen bloed afgelaaten. Maar, op den tienden, elfden of twaalfden dag van de behandeling , deed ik hun eene ader openen. Het bloed was toen veel rooder dan het cerfte; en als ik dat vergeleek met het bloed der genen, die, in het begin van de ge- neezing , niet gelaaten waren, vond ik nog on- derfcheich want de eerften hadden rooder bloed, dan de laatften , en herftelden ook fchielyker. Men moet nogtans, aanmerken, dat de zes eer- ften hun lichaam, beweging gaven , zo veel hunne ilaat toeliet; die deeden de anderen niet, althans minder. 6. Het laatfte onderzoek heb ik, eindelyk, ge- Tn een
daan , in de haven van het eiland Kurasfou, op het |?e™egEn bloed van een mensch die de Scheurbuik hadt, zo onderzoek als 't my voorkwam; want behalven deezen, was na den 'erniemant, op It Schip, aan de Scheurbuik; en dood* behalven de teeke,nen van Scheurbuik, merkte ik ook nog eenige anderen , welken een gemengde ziekte aanweezen ; waarom ik het niet onvoeg- zaam oordeele,de historie te befchryven. Michiel Klem, foldaat, op het Schip, de pkinsesse caro- lina , omtrent 40 jaaren oud, werdt in den winter van het jaar 1759. en 60, in den hoogften trap, van de Scheurbuik aangegreepen. Op het Schip werdt hy, eenigermaate; en aan land , in de maan- den Maart en April, geheel herfteld, en kwam weder aan boord. Maar, als het Schip in de ha- ven , van het gemelde eiland was gekoomen, kreeg hy, den 23 September 1760, eene trilling en kou- de , waar op hitte volgde; welke zes uuren duur- de, met een kleine en fnelle Puls. Naderhand kwam hy weder tot zyn natuurlyke warmte; maar G 4 klaag- |
|||||
_
|
|||||
IO4 .VAJS DE SCHEURBUIK.
;i,peei. klaagde over groote benaauwdheid voor 't hert,.en
'I- zwakheid. De Puls was toen en bleef traag, klein
oren-, en zagt> cn de gehee]e ziekte door ^ vond .j. geen meer dan natuurlyke warmte, Zyne tong
was wit en grpenagtig, hy hadt een bittere mond, met eenige neiging tot braaken, welke echter, na drie dagen, overging. Men moet weeten , dat deeze rnan, de geheéle reize door, zeer lui was geweest; en voor eenïge weeken, eerv dorre en drooge huid hadt gehad; het tandvlees,ch hadt ook begonnen zweeren te krygen , en het wezen ftondt als van een Scheurbuikigcn ; maar hy hadt nog geftadig gewandeld en wel gegeeten. Ook nam de Scheurbuik geen flerken voortgang, zo dat hy, op den 23, door de toevallen van een koorts, tvelke, op dien tyd, onder de matroozen heersch- te, wierdt aangegreepen. Na eene gifte van de Ipecacoanb , gebruikte hy een afkookzel van de Conex Peruvianus en Sal Abfinthii bereid; en fom- tyds een Pil uit het ExtraStum Corticis Peruviani, het Pulv, Rad. Contrajerv®, Sal Vol. C. C. Cam- phora en Therïaca Androm, beftaande. Tot zyn drank gaf ik hem, eerst, water met Limoenfap, piaar dit wilde hy niet drinken; en nam daarna al- leen fchoon water. Den 27 van September, werdt Jiy» over het geheele lic/iaam, geel; 't welk een ^,eer kwaad'teeken was,' in de genen die de koorts ïiadden; en toen werdt de huid vogtig. Hy rook zeer bang uit den mond; alle de tanden werden Jqs;de zwellingen verzweering van het tandvleesch Vermeerderden zeer , en het fponsagtig vleesch Jcwam tot boven de tanden. Zo heeft hy, tot den 3 Qctober, ftil geleegeri op zyn rug, zonder eenige yerbystering van verftand, en is geftorven. Öp den 24. September, heb ik hem, omtrent zes uncen zwart bloed', pit een ader, op den arm ge. tgpt; hee welk, als het eenige uuren ge/laan hadt, pp de oppervlakte, een groene kleur hadt ; het gaf weinig of geep wey af, en werdt eenigzins dik; maar als de kom omgekeerd werdt, vloeide hqt echter nog eenigzins, en klonterde niet; het -<■ < ..... ... ■ • ^gg
|
||||||
VAN DE SCHEURBUIK.
,was als inkt, en op den fmaak in 't begin zoetag- ïh VeeU
tig; maar liet kort daar op eenige fcherpte achter. n. ' Het lichaam geopend zynde, vond ik, in den üpq^dst. buik, drie ponden geel roodagtig water, de Le- 'ver en Milt hadden een gryze kleur; het eerfte van deeze Ingewanden, was zeer harden groot; de galblaas was opgevuld met gal. De Milt was , behalve de witagtige kleur, natuurlyk: beidedoor- gefneeden zynde, hadden een natuurlyke kleur. In de borst ontdekte ik niets byzonders. Als ik de regter hollighcid en boezem van het Hert had doorgefneeden, vloeide 'er bloed uit, 't welk inkt g^elyk was; 't zelfde gefchiedde ook by het door- fnyden der groote Vaten. Aanmerklyk is het, dat het dood lichaam nog warm was, als het moest begraaven worden : #want de lyken worden , in deeze gewesten, wegens de groote hitte, lang- zaam koud. De kwik in de Thermometer van pahrenbeit flondt toen op 87 gr. 7. Een fbldaat Micbil Knofflog, meer dan' 601„ doode
jaaren oud , uit de Scheurbuik waterzugtig ge- Lichaa,- worden , flierf, op het fchip de oranjezaal. mea- Deeze ellendige was, op een vreeslyke wyze, van de Scheurbuik aangegreepen; langzaam door- ging hy de drie tyden van de Scheurbuik; en flikte eindelyk, wegens benaauwde ademhaaling , al* hy op een ftoel wilde gaan zitten ,en zyn lichaam overend regten. Het lichaam geopend zynde, vond ik het vetylies, onder de huid, en tusfchen de Spieren van den buik, met water opgevuld; en tusfchen de buik-Spieren en het buikvlies, om- * trent drie of vier pinten geel water. Als ik het buikvlies had doorgefneeden, liep uit het binnen- fte, omtrent ook zo veel troebel water, de Dar- men kwamen voor, van wind opgezwollen, maar van natuurlyke kleur : het parmnet was geheel verteerd. Aan de Lever zag ik niets tegennatuur- ^ lyks, dan alleen, dat de uitwendige kleur witag- * tig of wat graauw was; hoedanige kleur de Milt ook hadt, als of deeze Ingewanden in de weeking h.addcn geleeden. Het laatfte vond iklangrond, G 5 knob- |
||||
VAN DE SCHEURBUIK.
ei. knobbelagtig, hard en vry groot: doorgefneeden
u. zynde hadden zy de natuurlyke kleur. In de borst Huofdst. VOIKj jk eenige uncen water, de Longen roodag. tig, en eenigzins blaauw, en op het gevoel hard- agtig; de flinker Long was aan dezelfde zyde, aan het borstvlies vastgegroeid;de Vaten van devoor- fte kwabben, naar de lengte, doorgefneeden zyn- de, waren vol zwart bloed; uitwendig vertoonde zich als een vleefchige fchors, een halven vinger dik, rood van kleur, eenigzins naar de Lever ge- lykende; een (tukje van den onderden rand, naar de rug toe, ter hoogte van een duim, hier van afgefneeden, en in zout water geworpen, zonk naar den grond; en zo was het geheel uitwendige deel van de Long gefield, behalvcn dat de ver- dikte fchors, aan het bovenftc gedeelte, wat dun- ner was, dan aan den benedenften rand. In het Hertzakje vond ik vier of vyf uncen geel roodag- *tig water. Het Hert was groot, en wkagtig, de reg'ter boezem «n holligheid waren vol zwart en geronnen bloed. Ook vond ik nog een geele po- lypeuze, langronde grocnagtige ftoffe, welke aan de pilaartjes van de hojligheid vastzat, en zich tot in de Longvaten üitftrekte. Deeze ftoffe kleef- de vry vast aan het Hert , en was ook, op zich zelve, taamlyk vast; uit de Slagader getrokken, . vertoonde zy de gedaante der takken van de Lorg- flagader. In het flinker Hert, waar in geen bloed was , vond ik een dergelyke ftoffe , zich in de groote flagader uitftrekkende. 8. Het zelfde, byna, heb ik gezien op het
Schip, de stad delft, in het doode lichaam van een man , aan de Scheurbuik geftorven; by wien , omtrent tien dagen, voor zynen dood, de beenen waren begonnen te zwellen. By gee- nen had ik zo veele ellenden, by malkander ge- zien , als by deezen, die byna alle de toevallen van Scheurbuik hadt, welke zy immer voort- brengt. Zyne beenen waren, omtrent drie maan- den , geweest zo hard als hout; evenwel, hy hadt eetlust, en zyn volle verftand, tot het laatfte |
||||
VAN DE S CHEDRBUIK. I07
uur zyns levens. De naam van deezen ellendigen u, Deel.
was Gerbrand van der Hengst. Behalven de ziek- H. te, waar mede hy worftelde, hadt hy nog kooy, HoOFDbT' noch dek , noch kleederen , en naauwlyks een plaats in het Schip; want, om dat hy vol luizen was, wilden hem zyne medemakkers nergens ge- doogen. Met famengetrokken voeten, en een ge- kromd lichaam,heeft hy nog op den bank vanden Smid, onder de roosters , bloot voor regen en koude, geleegen, tot het midden van January; zyn ellendig leven, met geduld, gerekt, en toen met den dood verwisfeld. Het lichaam geopend zynde, vond ik geen water tusfchen de huid en de Spieren. Tusfchen de fchuinfche, en tusfchen derzelver vliezen, en de regte Spieren; alsook tusfchen de fchuinfche en dwerfche ; eindelyk tus- fchen de Buikfpieren en het buikvlies , ontdekte ik, in de plaats van water, als in .'t voorgaande geval geweest was, een geele doorzichtige geley; welke zo yast aaneenhing, dat ikze, gemaklyk, met myne handen kon vatten, zonder te fmelten. Een dergelyke vond ik ook, in den buik, maar deeze kon ik niet behandelen j zonder datze weg- fmolc. De Milt was eenigermaate hard, langrond, witagtig van kleur, en grooter dan natuurlyk. In de Lever vond ik, niets tegennatuurlyks, behal- ven de witagtige kleur. De Longen waren, als in het voorgaande geval; een iluk 'er van afge- fneeden, en in water geworpen, zonk naar den grond. De regter boezem en holligheid van het Hert, waren vol zwart geronnen bloed; ook was 'er een dergelyke polypenze ftoffe, welke zich in de Longflagader uitftrekte. Daarenboven waren de kraakbeenderen van de eerfte Ribben, welken aan het borstbeen vast zyn, in dit lichaam, van het borstbeen gefcheiden ; zo dat ikze gemaklyk, gins en herwaards kon beweegen. De banden, waar mede zy aan het borstbeen verbonden zyn, doorgefneeden zynde , liep 'er een taaije geele ftoffe uit; hoedanige ik, in groote maate, in het gcwrigt der kniën bevond. Deeze ftoffe hadt de kraak.
|
|||||
.
|
|||||
JL08 VAN DE SCHEURBUIK.
p.Deei. kraakbeenderen der Rtbben, en ook het Dye-ea
u. Scheenbeen, een geele kleur bygezet. De knie-
Boofdst. fchyf hacjt qoJc iet van zyne gladheid verlooren.
Onder de huid derkniën er, beenen, vertoonde zich
het vetvlies roodagtig,en hjer,en daar purperkleu-
rig; en zo was de huid ook van kleur,
9. In 'de haven van Napels flierf Adriaan van
Land; een man, die den geheelen winter, aan de Scheurbuik was geweest. Onder de toevallen, waar mede hy fukkelde, zal ik 'er maar één aantee- kenen; naamlyk , een grootc zwelling van zyne kniën, kraaking en gekners in derzelver gewrig- ten. Het lichaam geopend zynde, liepen 'er meer dan tien ponden water uit, welken een onaange- naamen en ftinkenden reuk van zich gaven. De Ingewanden van den buik waren witagtigj de Le- ver en Milt zo bedorven, dat ikze , met myne hand, tot gruis kon wryven; het Darmfcheil vond ik klierig; dê Longen hardagtig , maar niet zo famengegroeid, als in de voorgaande gevallen; ia het Hert was, behalven zwart geronnen bloed, een polypeuze ftoffe. Als ik het Lidsomvangzel van de knie doorfheed, liepen 'er vier uncen uit van eene geele, groenagtige en flinkende ftoffe; welke de kraakbeenderen van dit gewrigt, byna geheel verteerd hadt;de beenderen oneffen en ruw hadt gelaaten en met beenbederf aangedaan; de omvangende Lidband bykans verknaagd , inzon- heid by het inwendige deel van de kniefchyf; en op deeze plaatze waren, op de huid, blaauwagtige vlekken: de overige huid was rood, en eenigzins dikker op die plaatzen, dan waar geene vlekken waren. Onder de vlekken was het vetvlies rood- agtig of blaauw; en de geheele inwendige huid hadt ook een*dergelyke kleur; maar hoe meer bui- tenwaards hoe rooder de huid was, in 't midden van een vlek, naamlyk, doorgefneeden zynde. 10. Het lichaam geopend zynde, van een mensch,
die door honger en de Scheurbuik was geftorven, fzie n. 4. van deeze zelfde §) vond ik hec Net bedorven; de Lever zeer groot en hard, de * Gal- |
||||
VAN DE SCJÏEÜRBETIK. ICp
Galblaas met zwarte en eenigzins groenagtige gal n.Deei.
opgevuld; het Darmfcheil overal met zwarte en HowÓst. roode knobbeltjes bezet; de Longen waren ge- zond: maar de regter holligheid van het Hert, hielde zwart en geronnen bloed in, en ook eeni- ge polypeuze ftoffe, gelyk in de voorgaande ge- vallen. n. Een zeer luy mensch , op het Schip, dB
prinsesse carouna, genaamd Simon Vertier,• aan de Scheurbuik geraakt zynde, kreeg veel kleine vlekken om de kniën. Eenigen van deezen, wel- ken blaauw of zwart waren , willende onderzoe- ken, fcheidde ik de opperhuid van de huid, door een fpeld ; en dan konde ik eenigen van dezel- ven, gemaklyk, met de punt van een fpelde,in de gedaante van een koekje , wegneemen : in veelen kon ik echter, fchoon ik alle voorzichtig- heid gebruikte, die vlekken niet wegneemen. Zy vertoonden zich , als haddenze, onder het net- wyze lichaam van malpighius gezeeten, of in de oppervlakte van de huid; en als ikze wat dieper zogt, kwam 'er bloed voor d^n dag; zo dat ik de vlekken niet meer kon zien ; welken even- wel , na eenige dagen, als de korst afviel, ver- dweenen waren. Een Spaanfchevlieg-pleister, op de plaats gelegd, waar veele vlekken waren, heeftze allen weggenomen. Eindelyk werden de beenen,overal, rood; en kreegen, hier en daar, blaauwe en breede vlekken; welken ik, na den dood, onderzogt, en gezien hebbe niet alleen in het vakagtig weeffel, maat ook in de huid zelve te hangen. 12. Meer andere lichaamen , aan de Scheur-
buik ge/lorven, heb ik geopend; en in de mees- ten gevonden , de Longen hardagtig , en met zwart bloed gezwollen; in de regter holligheid vaa het Hert geronnen bloed, en een polypeuze ftof- fe, zich in de groote Vaten uitftrekkende. Inde genen, die watexzugtig geftorven waren, vond ik de meeste Ingewanden bedorven, of half verrot; de galblaaze vol gjoenagtige of zwartagtige gal, de
|
||||
110 VAN DE SCHEURBUIK.
n. Deei. de klieren van het Darmfcheil verftopt. Men zie
Hoorosr. 00^ c*e waarncciriingen van poupartius (f) ; hy vondt de banden der gewrigten verknaagd , be- derf aan 't gebeente, de kraakbeenderen der Rib- ben verteerd, zwelling der beenderen, en fchei- ding van de aangroeifelen der zelven. Geheele been- deren heeft petit van het beenvlies ontbloot ge- zien, op de ribben, armen, beenen en de voor- hand (t). Ferklaaring van de Toevallen der Scheurbuik.
Overgan*. XVI. Als nu icmant in aanmerking neemt, het
gene, in de verklaaring der oorzaaken, is gezegd, en wat in de doode lichaamen is bevonden, zal het hem niet zwaar zyn , reden te geeven van de verfchynzelen, welken zich, in deeze ziekte, ge- meenlyk, voordoen. Het zal dan niet nodig zyn, hierop* lang te blyven ftaan,- maar genoeg wezen, dat ik flegts eenigen verklaare: want veelen zyn uit zicli zelven klaar, en hebben gecne ophelde- Dunheid ring nodig. Maar, om dat wy hier in niet geluk- en rotting yg konnen voortgaan, ten zy de Staat der Vogten, ten tegen-vooraf, wel gekend worde; moet men zich her- gefproo- inneren, wat in de voorgaande §, en in de ver- ken- klaaring der oorzaaken, gezegd is. Want elk een is bekend , dat de befchreeven wyze "van leven, met groove kost , als de matroózen gebruiken , dik, lyvig, taay, met ongelykaartige deelen ver- vuld, en van de Natuur kwaalyk t'ondergebragc bloed moet voortbrengen. Dit bewyzen niet al- leen het bloed, van de Scheurbuikigen afgelaaten, (yoorg. §. n. i. en 2.) en de openingen van doode lichaamen , aan de Scheurbuik geftorven,; maar ook de toevallen, welken in den eerden en twee- den ftaat van de Scheurbuik,. of in een beginnen- de en gevestigde Scheurbuik , gezien worden, bevestigen ook dit gevoelen tegen de genen, die wit-
|
||||||
t) r^icai. Royale 'des Sc. 1699.
i) Traite dis Os, pag. 369. ttm. feteni.
|
||||||
VAN DE SCHEURBUIK. III
willen, dat 'er eene fmelting van Vogten plaatsn. Deel.
hebbe. Het gebeurt wel, dat de Vogten, in den ^ laatften ftaat van Scheurbuik, tot verrotting over. fiaan ; maar dit moet eer voor een gevolg, 't welk van de langduurigheid der ziekte afhangt , dan voor de ziekte zelve gehouden worden: want de Scheurbuik is reeds diep geworteld, eer de fmel- ting der Vogten gezien wordt. Iemant wordt ge- zegd de Pleuris te hebben, als hy met pyn in de zyde adem haalt, en 'er een geftadige koorts is; en niet als hy een Etterbovst heeft; het zou wreed zyn, in zulk een geval, van middelen te verande- ren , en in plaats van eene aderlaating te doen, de borst te doorbooren. Schoon de beste middelen tegen de Scheurbuik, ook rottingweerende zyn, gelyk pringle heeft aangemerkt; als aardgewas- fen, zuure en loogzoute, en de Scheurbuik fchie- lyk geneezen, ftooten zy dit echter, niet om vier- re. Want de wortel van de Squilla, is, in aam- borftigheid, en ziekten die uit vergaderde flym ontdaan, of taaye doffe haar oorfprong genomen hebben, van groot nut; alhoewel, in dit geval, geene verrotting is; enze doet dit ook in aambor- ftigheid van de Scheurbuik. Brandewyn of andere dingen zyn ook rotting-
weerende , en geneezen echter de ziekte niet. (Zie wat wy §. VI. gezegd hebben). Ja het be- rugtfte rottingweerend middel , de koorts bast, geneest de ziekte niet, naamlyk, alsze reeds ge- vestigd is; zy kan wel iemant voor de Scheurbuik bewaaren ; en in een gevestigde Scheurbuik, de ziekte, eenigen tyd, vertraagen; maar zy neemt de ziekte niet weg,en dit is waar van veel andere rottingweerende middelen. En de herftelling wordt, ondertusfchen, gemaklyk bewerkt, door witte of roode Kool, Spenagie, Lattuw, Raapen en der- gelyken; wanneerze, in vleeschnat gekookt, en ' de zieken, eeni'ge maaien opeen dag, gegeeven worden. En deeze Soupes zyn goed in alle de tyden van de Scheurbuik, en geneezen de ziekte al.
|
||||
Ui VANDE SCHEDREUl£
ïi. Dïei. altyd; ten zyze tot het uiterfte is gekoomen,'
ii. wanneer geene middelen helpen. fDST £)e Scheurbuikige vlekken en bloedingen fchy- nen wel het gevoelen te begunftigen der genen,' die eene verfinelting der Vogten dryven. Maar' men moet hier den tyd in aanmerking neemen, wanneerze kooroen ; waar van hier na gefproo- ken zal worden. Als men nu de toevallen, wel- ken, flrydig met dit gevoelen, gezien worden,' in aanmerking neemt; als verftoppingen en in- pakkingen der ingewanden; en, welken hier op volgen, drooge afgang , hardheid en famentrek- king der Spieren ; inzonderheid van de beenen , zonder zwelling ; een drooge, dorre, fchubagtï- ge huid ; zwelling , roodheid en onfteeking van het tandvleesch , blaauwheid Van aangezicht ; kortademigheid, op de minfte beweeging; zyn- ze "van geen minder gewigt dan de anderen. In koortzen met fmelting def Vogten, ziet men de menfehen immers geftaadig druipen van zweet; daar in de Scheurbuikige ontbindinge, de huid, dooi* droogte , by fchubben afvalt. Waarom toch, zou de dunne Vogt , door de zweetgaten der Scheurbuikigen niet henen dringen, al heefc- ze maar een maatige warmte; het gefchiedt nog wel in deri laatften ftaat der Scheurbuik, maar alleen in eenigen. Doctor Monchy heeft gezegd (f), dat de
Scheurbuikigen een rood Vogt uitzweeten. Ik heb veelen gezien die de Scheurbuik hadden , maar noitheb ik een derzelven zien zwecten, dan. wanneer hy rriet den dood worffelde. Als wy acht geeven op het bloed van menfehen, die een geftadige koorts of ontfteeking hebben, na dat zy 9 door aderlaatingen veel bloed verlooren hebben ; zullen wy het zelve zo dun bevinden, dat nie- mant, in den laatften ftaat der Scheurbuik, dun- ner zal afgetrokken hebben. En zulk bloed fpringt, nbgtans, uit dfe aders, met een ligt roöde en ee- nig-
(0 Verh. van de HqII. Maatfch, VI. Deel, pag. si.
|
||||||
VAN DE SCHEURBUIK.
nigzins geelagtige kleur; en als 'er druppen oplin- n.Deei.
nen vallen, maakenze b.eede, geele en roodagti- ^ ge vlekken; en koud geworden zynde, worde by na alles een geele wey. In de Scheurbuik, in te- gendeel, maakt het een zwarte geronne klomp, en kleine vlekken op het linnen. (Zie de Voorg.% n. 1, 2 , 6). Waarom zou zulk een dun bloed niet, door de uiteinden der Vatendoorzweeten, en vlekken maaken, gelyk in Scheurbuikigen koo- men. En de polypeuze ftoffe, en het zwarte ge- ronnen bloed, in het Hert der Scheurbuikigen ,zyn ook geene teekenen van zulk eene verdunning der Vogten. Ook heeft podpartiüs, in doode lyken van Scheurbuikigen, welken hy geopend heeft, geen zu!k vloeibaar, maar geronnen bloed gevonden (f), want hy zegt: Die fchielyk flierven enz hadden de Ooren van het Hert zo groot als een vuist, en vol geronnen bloed. Het is waar, de Heelmeesters heb- ben , op de reize van den Kommandeur anson , iet anders gevonden, maar men "moet de tydem en plaatzen in aanmerking neemen, en misfehien, enk eene vermenging van ziekte. Eens heb ik zulk bloed gezien, op het eiland Kurasfou, waar ik maar één niensch de Scheurbuik bevond te heb- ben. Het doode lichaam van deezen opende ik, terwyl het nog warm was ,• en toen vloeide het bloed : maar in Europa heb ik dit noit gezien, waai o,n ik de historie heb opgegeeven in de voor- gaande §. n. 6 Hierom behaagt my de vergely- king van Doel. monchy niet, welke'hy maakt van de kwaadaartige Koortzen met de Scheurbuik (\J.\ Hy leidt deeze gelykheid af uit de kleur der huid, van de wey van het bloed, zodanig een bloed, naam- lyk, 't welk geene wey affcheidt ({); van het Vogt, welk de Spaanfchevlieg-pleisters aantrekken; van de vlekken, walken dan in Koortzen, dan ia Scheurbuik voorkoomen ; van den (tank uit den mond,
(t) f Jcai. \fj. des Scieitc. Arm. 1699.
(4) Verhand. van de Holl. JMaatCdi. §. xxxix. pag. 58.
{%} §. xxxy. pag. 51. -
H .
|
||||
114 VAN DE SCHEURBUIK.
noeei. mond, welke ook niet uit dezelfde oorzaak onc-
flaat; van het roodagtige zweet; of't welk meE bloed vermengd is ; 't welk noit iemant in een en- kele Scheurbuik gezien heeft ,• cindelyk ook van de Kwylinge enz. Maar deeze dingen bevestigen dat gevoelen niet; gelyk ook niet, dat een kfein gedeelte Kwik een zwaare kwyling maakt in een Scheurbuikigen. Deeze geleerde Man fchynt alleen de teekenen van een aanftaanden dood vergaderd, en deezen met kwaadaartige koortzen vergel.ee- Iten te hebben. Zie wat van swieten, aangaande het bloed , heeft opgemerkt (*), waar de wey in lil overging. En hoffman heeft aangeteekend, dat hy het bloed, uit een ader getapt, grommig, zwart, zwaar en dik bevondt, en dat her veel wey afleheidde, van een kwaaden reuk en fmaak: ook zag hy, dac het bloed, in een bekken vergaderd, met een dikke en taaye lym overdekt was; in an- deren dun en vgn een hoogroode kleur {**). En de Scheurbuik ziet men, niet alleen, in warme en natte gewesten, in welken de Rot- en kwaad- aartige Koortzen meest woeden, maar ook in de koudftcn, en wel meer dan in de anderen. Het dunne bloed, welk men in kwaadaartige koortzen ziet, of in de Koorts,welke zy Mal de Siamnoe- men, heeft geen gelyke fmaak: want het eerfte is fcherp, en dit zoet; en het is evenwel zo dun geworden, dat het na den dood, de inond, neu- ze , ooren en, oogen uitloope; gelyk wy,beneden, zien zullen, als van de Koortzen, in een warme haven zal gefproken worden. En de geele groen- agtige kleur, boven op de koek van het bloed, vertoont, in de koortzen, geen grootcr gevaar; want de Lyders, die een geel groenagtig huidje op het bloed hebben,koomen'ergemaklykerdoor, dan die het niet hebben, in dezelfde ziekte. Ja dit huidje, 't welk men gewoon is een korst van Ont-
(*) Citmmint in ^Aplor. Boerb. §. 1151. P- <S'°-
(**) mei. Rat. Sysr. Torn. 111. $. xiv. pag> 37*. |
||||
VAN DE SCHEURBUIK. Hj
Ontfteeking te noemen, moet eer voor een goede h. Deel.
uitwerking der Natuur, dan voor een teeken van HooFósT. rotting gehouden worden ; gclyk hierna , in de Verhandeling van deeze koortzen zal aangeweezen worden. Nog veel meer dingen zou ik konnen byhaalen , om myYi gevoelen te verfterkcn : maar ik oordeele deeze genoeg. i. Hfer uit is dan klaar, dat zulk een dik bloed ongewoo-
en onbekwaam tot beweging , zeer traag omge- J^0^ voerd wordt; dat zodanige Vogten het Hert meer- vermoeid- dere weerftand bieden, dan datze tot de uiterfte heid. einden der Slagaderen konnen voortgedreeven worden; dat door de fpyzen, welken daaglyksge- bruikt worden , al meer zodanige Vogten in het lichaam voortgebragt worden. Want de Natuur is , door een langduurig gemis van goede fappen, tot vernieuwing van het geheel , en herftelling van de afgefleeten deelen, te veel verzwakt, en heeft de behoorlyke trap van famenhang en veer- kragt verlooren; zo datze, het gene tot voedzel wordt genomen, in een zo gelykdaantig zap, als nodig is, om het leven en de gezondheid te on- derhouden-, niet kan doen overgaan. Hier door moet de omloop van het bloed, van dag tot dag, traager worden ,• de Vogten kunnen niet dan zeer bezwaarlyk, en langzaam, door de uiterfte engten der Vaten doorgedreeven wordor. ;zo dat deklein- fte Vaten 'er naauwlyks iet van fchynen te ont- fangen. En dus zal, wegens den langzaamen om- loop, de verminderde veerkracht, de afwezigheid van koorts en krampagtigheden, de omloop van het bloed alleen gefchieden door de ruime Vaten, en eenigen van de klcinflxn zullen allengs verwy- derd, andejen tegennatuurlyk opgevuld en uitge- zet worden. De affcheidingen en uidoozingen, welken van een vryen omloop des bloeds afhan- gen, zullen niet, volgens de'wetten der Natuure, voortgaan. Hier uit zal volgen een overmaat van Vogten, ophouding van zodanigen, welken van het bloed moesten afgefcheiden worden, en tot welzyn van het lichaam dienen;' en van anderen, H 2 wel- |
||||
H6 VAN DE SCHEURBUIK.
H. Deel. welken uit het lichaam moesten uitgeworpen wor-
Hocï'st den' en eindelyk' als dit lar>g duurt, zal in het
• lichaam, volgens de wetten der Natuure, verrot- ting koomen , en dan de dood. Men begrypt nu, hier uit, zeer ligt-; waar uit,
in de Scheurbuikigen , ontftadh een ongewoone logheid, zwaarte der ledemaaten, van zelfs ont- ftaane, of een gevoel van vermoeidheid", waar van (§. XII. n. i.) gefprooken is. Immers, heeft men ondervonden, dat een gevoel van ligtheid, en vlugheid tot beweging, van een vryen omloop des blocds afhangen; en al wat deeze kan belem- meren , zwaarte in de leden veroorzaakt. Een gezond mensch voelt niet dat zyn arm zwaar is, maar als 'er eenige Ontfteeking in dezelve is , voelt hy hem zo zwaar als lood, en hy moet hem of met een fchortband .onderfchraagen , of ergens op leggen tot {leuning (f). Daarenboven bevindt men ook, dat een overmaat van goede fappen. in volbloedigen, een zwaarte en gewaarwording van moeilykheid veroorzaakt; en in Scheurbuiki- gen is niet alleen eene overmaat, maar ook cene gefteldheid der vogten, waar doorze onbekwaam zyn tot de doorftraaling. Het is derhalve , niet te verwonderen, dnt de Scheurbuikigen,over het geheele lichaam, doffe pynen gevoelen', in- zonderheid als zy het zelve beweegen: want de Vaten worden, wegens de te groote inpakking van dik bloed, zo uitgezet, dat 'er hetzelfde gebeurt, als in een beginnende Ontfteeking; welke om den traagen omloop van het bloed, en de afwezigheid van Koorts en Krampagtigheden, niet tot volko- menheid kan geraaken. Dit wordt bevestigd door de hardheid der le-
demaaten , welken fomtyds hout gelyk zyn (§. XII. n. 5.) waar uit de reden van het onvermogen tot beweging , niet moeilyk , wordt afgeleid. De korte ademhaaling, op de minfte beweging, en de blaauwe kleur van het aangezicht, geeven ook te
(t) Van swieten Ctmmem, in ^h. Boerhav. §. HJï.
|
|||||
! I-----------------
|
|||||
VAN DE SCHEURBUIK. H7
te kennen, dat de Vogten, door de uiterfte eng- n.Deei.
ten der flagaderen, met moeite, doorgaan. Want J^ die acht geflaagen heeft op het wezen van een Scheurbuikig mensch, liggende of zittende; en niet onkundig is van een vryen omloop, in een gezond mensch, en van de oorzaaken, welken de- zelve voortzetten ; en te gelyk overweegt den ftaat der Vogten, en de toevallen , welken op een bezwaarlyken doorgang, door de Longvaten, ge- woonlyk volgen, en het wezen aanziet van eenen fcheurbuikigen , welke in eenige beweging is ; zal zich niet verwonderen, dat hy in zulk een men- fche, een aangezicht befchouwt, als van iemant, die een gevaarlyke Longontfteeking heeft. Wanc dan zwellen de lippen en het aapgezicht, de ade- ren, welken in het zelve zichtbaar zyn, verdwy- nen, de oogen puilen uit, en het geheele wezen wordt blaauw. En men zal zich niet verwonderen, dat zulke menfehen, dikwils, fchielyk dood op den grond neervallen; want, te»wyl de Spieren werken, wordt de beweging van hetaderlykcbloe.d, naar het regter Hert voortgedreeven : maar het bloed gaat hier, wegens deszelfs dikte, bezwaar- lyk, door de kleinfte Vaten van de Long ; enter- wyl het Hert zich, niet fchielyk, in dezelven kan ontledigen , kan het, het bloed, welk in de Hol- le aders is, niet ontfangen;. hierom zwellen de Holle aders, en die zich in dezelven ontlasten , door te veel bloed; waaruit een blaauwe kleur in het aangezicht, Hertkloppingen en een benaauwde Adembaaling. En als deeze oorzaak blyft duuren, wordt het Hert te gelyk, door een te grootemaa- te van Vogten, welk'cn het niet door de Long kan voortdryven, overftelpt; zo dat het, eindelyk, zyn vermogen van famentrekking verliest. Dit bewyzen de tegen natuur verwyderde Vaten, Boe- zems , 't Oor en het regter tiert; welken , in ge- opende lyken, met zwart geronnen bloed gezwol- len bevonden zyn, (zie Foorg. §. n. 8, 9, 10, 12.) en het gene wy, uit de waarneeminsen van foüpartiüs, bygebragt hebben. Het zelfde heeft H 3 ook |
|||||
H8 VAN DE SCHEURBUlè.
ook plaats in den laatfïen (laat van de Scheurbuik;
tost alnoewel de Vogten dan eer te dun, dan te dik ■ zyn (Voorg. §. n. 3 en 7). Want de voorgaande ftaat heeft reeds zo groote verftoppingen, en fa- mengroeijingen der Vaten nagelaaten, dat het Hert, op zulk een tyd zwak, naauwlyks in ftaat is, om de dunde Vogt, door de Vaten , welken nog open zyn, door te perfcn. Hier ukblykt, te gelyk, waarom 'er geen koorts by een gevestigde Scheur- buik kan zyn, zonder een haastigen dood. Zie hoe de Longen gevonden zyn (t^oorg. § n. 7, 8.), en wat poüpartius heeft bevonden, naamlyk, dat de deelen z.o aan een gegroeid waren', datze naauw- lyks van elkander gefcheiden konden worden. 2. De Natuurkunde leert, dat de mensch be-
ftaat uit ziel en lichaam, en dat deczen op elkan- deren werken ; fchoon de wyze hoe niet bekend is. Men weet, echter , door opmerking , dat vlugheid van geest zeer afnangt van een goede gefteldheid des lichaams; inzonderheid der inge- wanden van den buik, en een behoorlytren omloop der Vogten, in dezelvcn. Want het is klaar, dat vreeze en droefheid, in melancholieke menfehen, ontdaan uit verflopping der ingewanden: want zo dra de vrye omloop van het bloed, in dezelven, door de hulp van een Geneesmeester, hcrfleldis, komt de welgemoedheid weerom. Sanctorius (f) heeft opgemerkt , dat 'er vrolykheid van geest ontftaar , als de Doorwaasfeming uit de opper- vlakte van het lichaam,geheel vry is; enin tegen, deel, uit een verhinderde Doorwaasfeming in het lichaam een gevoel van zwaarte, en in den geest droefheid , gebooren wordt. Wyl nu de droefgees- tigheid, dikwils, de Scheurbuik voorgaat (§. X.), en gemeenlyk een toeval van de oorzaak wordt, is het geen wonder, djit deeze gemoedsfteldheden, in deeze ziekte, met pynen en verftoppingen der ingewanden, gclyk beneden zal blyken, toenee- ' . 3-Bo.
CtJ In ^Apbor. Static. >
|
||||
VAN DE SCHEURBUIK. 119
3. Boven is gezegd, dat de klein (Ie Vaten de h.
Vogten, om derzelver dikte , naauwlyks, kon- »• nen inncemen ; en dit blykt allermeest in de Va- H00FI>i ten van de huid: want die, te voren, voor het Bleekheid. bloed open (tonden, houden nu alleen een geele ™£rv°°s Vogt; en de wey-Vaten voeren een Vogt,'t welk de Huid. nog dunner is; en de allerkleinften ontfangen naauw- lyks iet, of geheel niet; zy moeten, gevolglyk, uitgedroogd worden. Men zier. dan de reden van de bleekheid en droogheid der huid, (§. XII. n. 3, 7.) opgegeeven. Nademaal alle de affchei- dingen afhangen van een vryen omloop des bloeds, voornaamlyk, in de ingewanden van den buik; welke , in onze ziekte, traag gefchiedt; ziet men, dat veele werkingen, welken tot het leven en de gezondheid zeer noodzaaklykzyn, en inzonderheid de Chylmaaking , verflapt moeten worden. Want behalven het maag- darm- en alvleesch fap, wel- ken in maate en hoedanigheid kwaad doen;wordt de affcheiding van de gal ook vertraagd en ver- minderd; waar door het galagtige, welk van het bloed moest afgefcheiden worden, voor een groot gedeelte , 'er in blyft ; hier van daan de geele groenagtige kleur in de huid en oogen. Waar uit de blaauwe kleur in het aangezicht ontfta, heb ik boven, (n. 1.) getoond. Daarenboven is bekend, dat als de affcheiding
van de gal hapert, de wormswyze beweging der Darmen ook verflaauwt, en de prikkeling tot'af- gang te gelyk; en eindelyk de beurskliertjes der Darmen, om dezelfde oorzaak, een flym zullen affcheiden , welken' noch in mnate, noch ift hoe- danigheid , in flaat is, de wanden van het gedarm- te, te befmeeren en glibbrig te maaken: hier uit ziet men de reden van den traagen Afgang. Een ]igte zwelling van den buik, met eenig onaange- naam gevoel , welk de Scheurbuikigen in den onderbuik gewaar worden, zyn blykbaare teeke- nen van een, vertraagde doorftraaling der Vogten , in de ingewanden van den buik. En als deeze Vog- ten, en de taayheid derzelven vermeerderd wor-' H 4 den;
|
||||
12©
|
VAN DE SCHEURBUIK.
|
||||||||||||||||||
Deel.
II. |
den; en de oorzaaken, welken deeze ziekte heb-
|
||||||||||||||||||
ben voortgebragt , blyven duuren; beginnen de
Hoofdst. Vogten f welken onbekwaam zyn tot de doorftraa- ling,in de Vaten te blyven hangen,en zeer kwaa- _de verftoppingen te veroorzaaken; voornaamlyk in plaatzen , waar de doorgang van het bloed, van natuure, moeilyk en traag gefchiedr. De Ontleed- kunde leert ons, dat de alleringewikkeldfte fa- menftrengeling van de klcinfte Vaten, in de Klie- |
|||||||||||||||||||
■
|
|||||||||||||||||||
ren gevonden wordt; hierom blyven de Vogten,
welken minst bekwaam tot den doorgang zyn, ligt, omtrent klierige plaatzen hangen, en alle de zulken, welken , even eens uit welke oorzaak, het bloed bezwaarlyk doorlaaten: gelyk in groote lidteekens van wonden, ontwrigtirjgen der lede- maaten, en verftnikingen ; alwaar, wegens de fa- men valling of een veranderde rigting der Vaten de vrve doorgang der Vogten belet wordt. Hier Uit verftoppingen, zwellingen omtrent de genoem- de deelen , blaauwe kleur of vlekken , en weerop- breeking der lidteekens van groote wonden. Als men aanmerkt, dat al het bloed der inge-
wanden van den buik, tweemaal flagaderlyk, de Buikloop van het bloed , hier door , zeer vertraagd, en den doorgang deszelfs, door de uiterfte einden van de Poortader, in de Lever, zeer bezwaarlyk gemaakt wordt; wordt van zelfs de reden open- baar , van zulk een hardnekkige verftopping en zwHling der ingewanden. Hier uit blyken ook de oorzaaken van de Waterzugt, welke niet nalaat 'er by te koomen, doorgaans tot aan het einde van het lêVen duurt, en een teeken is, dat de ziekte op het u'terfle is gekoomen ;gciyk wy (§. XII. n. 4. en §. XIII.) verklaard hebben. Want behalven de verftopping der ingewanden,in dee/en laatften flaat,' worden , wegens een langduurig gemis van vernieuwing van goede fappen , en behoorlyke voeding der deelen, den ftilftand en de warmte der plaatze, en de natuurlykeoverhellinge der Vog- ten tot verrotting, de Vogten gefmolten, de Va- ten verflapt, en zo uitgezet en verzwakt, datzc de'
|
|||||||||||||||||||
Opbree-
lcing van Lidtee- kens. |
|||||||||||||||||||
Zwelling
van den Buik. |
|||||||||||||||||||
VAN DE SCHEURBUIK. 121
de dunde deelen van het bloed niet langer tonnen n. Deel.
binnen houden ; welken dan, of door de wanden, n. of de uiteinden der Vaten, in meerderen maate,HooFMT- dan datze wederopgenomen konnen worden, uit- zweeten, of de Vaten worden door de fcherpte verknaagd , en zo uitgerekt, datze, op het minfte geweld , breeken ; en het ingehoude Vogt uit- ftorten. 4. In het begin van de ziekte zyn hier en daar Zwerven-
pynen: omdat de kwaade {toffe nognietzoisaange- dePy'ien- groeid,datzi het geheele bloed beeft konnen befmet- ten; of nog" niet innig met de omloopende Vogten vermengd is, en zo vast in de deelen blyft han- gen , datze de op en neergaande beweging van de vezelen der Vaten , waar inze hangt, wederftaat: want ligtelyk gaatze te rug; om in een grooter Vat ontfangen te worden ; of wordt in een deel zo 't ondergebragt datze bekwaam worde ter door- ftraaling , en 'er weder onder gemengd raake, al. hoewelze niet geheel onfchaadlyk is geworden, zo datze in 't kon wederom de voorgaande , of een gelyke ziekte kan voortbrengen , of ze wordt t'ee- ncmaal het lichaam uitgedreeven. Maar als de ziekte tor-neemt, en de Vogten dikker en fcher- per worden , wordenze opgehoopt omtrent zul- *ke deelen, waar in de doorgang van het bloed be- zwaarlyk gefchiedt, a's omtrent de beenderen, der- zelver bekleedzelen en banden, waar doorze ver- bonden worden ; en hier worden dan de Vaten met een ondoorgangbaar Vogt opgevuld , uitgezet en verftopt Dit toont genoeg de fcheiding' van het bcenvlies van de beenderen; ja de Heer petit heeft geheele beenderen van het beenvlies en de aangrocifelen gefcheiden gevonden (f). De Ontleedkunde leert, dat het 'vlies, welk de been- deren bedek t, aan de beenderen , door me- nigvuldige Vaten , welken in dezelven gaan, zeer vast gehegt is.. Als 'er, derhalve, eenige verhindering ontftaat, waar deezen de beenderen in-
(t) Traite dei Oe. Tora. II. p. 196. ' , ..
Hj
|
||||
I2S VAN DE SCHEURBUIK,
H. Deel. ingaanJ zullen de Vaten van het been vlies zeer
ii. ' uitgezet worden, welken het aandringende Vogt Hoofdst. niet met zulk een kracht kunnen wederftaan, als die welken in de beenderen fchuilen; hierom zul- Jenze, de wanden of uiteinden verbroken zynde, een Vogt laaten vallen, tusfchen het been en het beenvlies; 't welk hier allengs meerder en opge- hoopt wordt, deeze twee van eikanderen doet wyken , het getal der gebroken Vaten vermeer- dert; en eindelyk door ftilfland en warmte verrot- ting ondergaat, en de beenderen beenbederf doet krygen. En als dieper in de beenderen het zelfde gefchiedt, als hier by den ingang der beende- ren gefchied is, zwellen de beenderen; en krygen gelegenheid tot beenuitgroeijing, de breuken, wel- ken lang geheeld waren, worden wederom los C§ XIV), en de aangroeifelen worden van de been- deren gefcheiden. (Zie de voorg. § n. 9 en 13.) Eindelyk wordt het Lidvogt, 't welk volgens de Natuur, in de gewrigten wordt afgefcheiden ; en de daauw, welke in en omtrent de gewrigten, in- zonderheid, der kniën, in grooter maate, dandat- ze vervliegen, of wederopgenomen kunnen wor- den, opgehoopt; en worden door den tyd en ftil- fland fcherp; verknaagen de banden en het kraak- been der beenderen, en maaken Beenbederf. (Zie* de voorg. §. n. 9. en 10.) Hier uit ziet men nu zeer klaar de redenen van de vaste en hardnekki- ge pynen; en verzameling van Vogten, in en bui- ten de omvangzels der gewrigten. Van het gekners en de kraaking der beenderen zal het niet nodig zyn iet te zeggen, wyl het van zelve klaar is. 5. Waarom prikkelt de Scheurbuikige fcherpte
geen™"1 het Hert niet, en maakt koorts , gelyk vcele koorts by fcherpe dingen doen? Of dit aan de verminderde deScheur- kracht van het lichaam tot beweging, dan aan de ziele, of aan de verloore veerkracht derdeden moet toegefchreeven worden,, laat ik aan kundiger te beflisfen. De veranderingen van de Puls, in Scheurbuikigen, voorkoomende, worden uit het bo- ven gezegde (n. 1.) genoeg verftaan. 6. De
|
||||
VAN DE SCHEURBUIK. ÜI3
6. De vlekken aangaande, welken wy, in deII>De6L
optellinge der toevallen, verklaard hebben, zyn 11. hier uit genoegzaam te begrypen; zie ook, wat Hoofdst. wy 'er van gezegd hebben (o. 12.) Een groot uit-viekkcD. waasfemend Vat, gelyk uit de knobbelt]es van de Ganzehuid blykt, omtrent de Opperhuid , zo ge- flooten, dat het zich niet kan ondedigen1, worde eindelyk zo verwyd, dat het grooter bolletjes kan inlaaten. Dit Vogt, hier,tusfchen de huid en opperhuid vergaderd, wordt allengs dikker, wyl het dunde vervliegt, en het Vat wordt, eindelyk, geheel verftopt: en hoe langer het hier wordt op-- gehouden, hoe dikker het wordt , en donkerer van kleur; het duurt evenwel lang, eer het blaauw wordt. Deeze vlekken worden gezien, in de eer- fte tyden van de Scheurbuik, tcrwyl de raenfehen nog tamelyk fterk zyn; en wel meest aan de bee- nen en kniën, en zeer zelden op andere plaatzen van het lichaam; en die 'er eens gekoomen zyn, gaan noit weder weg, ten zy de huid in fchubben afvalle; dan vcrdwynenze. Hier uit blykt heton- derfcheid tusfehen Bluts -uitflag en Scheurbuiks- vlekken. Want de eerften koomen in korten tyd voor den dag; en zyn terftond rood of blaauw en gaan ligt, met verheffing van toevallen, we- der weg : ook worden zy meest aan de borst ge- zien; en blaauwe vlekken zyn in blutskoortzen een zeer kwaad voorteeken. In de Scheurbuik leeven de menfehen, na het verfchynen van deeze vlek- ken , nog wel een of twee maanden, en worden, door bekwaame hulpmiddelen, wel herfteld. Wyl de uitflag., in blutskoortzen, den ftaat der Vogten te kennen geeft,en de blaauwe viekken doorgaans met den dood eindigen , zou het vreemd zyn, in- dienze in Scheurbuikigcn, uit dezelfde oorzaak, en op dezelfde wyze voortgebragt wierden, ge- lyk veele willen, dat deezen zonder gevaar des doods, mer zulk een ftaat der Vogten, vry lang konden leeven. En wat groote vlekken aanbelangt, ik heb in
den Haag, een aanmerklyk. geval gezien, in een |
|||||
'
|
|||||
124 VAN DE SCHEURBUIK.
H. Deel. foldaat van de Zwitfers, omtrent 20 jaaren oud.
11. Decs kreeg, op 'den avond van een zomerfchen Hoofdst. dag, eenige neusbloeding, maar was anders ge-
zond. Als hem , op den arm, een ader geopend werdt , kwam het bloed alleen druipende uit, waarom niet meer dan drie Uncen werden afgelaa- ten ; en* dit was van een hoogroode kleur, en ftremde terftond, gelyk ook het gene uit de neu- ze liep. Terwyl de bloeding aanhieldt, komt een boer, die zeide een mes te hebben, wiens hegt de kracht had om de bloeding te ftillen. Hy geeft denjongen kaarel het mes, belast hem, hetzel- ve in de flinker hand te neemen , met een uitge- ftrekten arm wel vast, en zyne oogen op het mes te houden. Hier op was de bloeding terftond ge- fluit, en men fprak daar van niet meer, maar van de verwonderlyke kracht van het mes. Den zelf- den avond at hy wel, en fliep 's nagts ook wel ; maar, als hy, den volgenden dag, wilde opflaan , zag hy zyn regter hand en arm, het been, en by- na de geheele regter zyde, blaauw geworden. In de oogen , en aan de binnezyde van de oogleden, vertoonden zich eenige blaauwe vcrheeve vlekken, van verfcliillende grootte. In de keel , by het zagte verhemelte, boven en onder de tong, op de lippen en ooren, zag men, behalve de vlekken, knobbeltjes, tusfehen de huid en opperhuid , door zwart bloed, daar uitgeftort, veroorzaakt; fom- migen van dezelven waren van grootse, als een Mofchaat noot. De zeer ervaaren simon ponty , eerfte Heelmeester van het Regiment der Zwit- fers, werdt ontbboden; welke de verfchynzelcn aan den Beroemden Geneesheer, in 's Hage , heeft voorgehouden. Eindelyk kwamen 'er twee Ge- neesheeren, die bevel gaven de kamer, en het geheele huis, met een geurigen rook te vervul- len , en azyn te fprengen; en den zieken, die op- ftaan wilde, te bed te blyven; en verbodenden toegang tot hem. Naderhand ben ik 'er gekoo- men , en heb den zieken gevonden in een huis, vol rook, en ongerust over den toeftel, welke men om
|
||||||
VAN DE SCHEURBUIK.
om hem maakte. Deeze foldaat hadt my op een n. Deel.
fpeeltuig onderweezen, en hy hadt nog dien zelf- HoJ^ den morgen op een fnaartuig gefpeeld. Kort hier op komt de Ziekentrooster , die hem, op het ge- zach van de Geneesheeren , eenige redenen van voorbereidingen voorhieldt. De Lyder , werdc door deeze ongehoopte boodfchap zeer verfchrikt, fprong aanftonds uit zyn bed, en kermde, dat hy flerven moest, daar hy zich wel gevoelde; te weeten, behalven de knobbels en vlekken , zo dat hy, zelfs, honger hadt. De Ziekentrooster liep weg, op dat hem de pestziekc niet te naazou koomen. Verfcheiden van de knobbels braaken, nog den zelfden dag, open, en gaven een zwam geronnen Woed uit; en zo is de zieke, na eenige dagen, zonder hulpe van Geneesheeren, want hy wilde geene middelen gebruiken , volkoorr.elyic herfteld; zo dat hy den vyfden dag wederom uit- ging , 't welk hy op den eerften wel hadt konnen doen, als 't hem niet verboden ware geweest. Een ander, niet min zeldzaam, geval heb ik
gezien,in een zeer fterken matroos, op her Schip de prinsesse carolina , met naame Simon Wierts. Dees kreeg, in eene nagt , zonder eenig onge- mak , veele paarfche vlekken, van verfchillende grootte; eenigen hadt hy aan de beenen , zo groot datze een middclyn hadden, van wel drie duimen. Ondertusfchen hadt de man geen pyn, hy at wel, hy fpeelde en nam zyn dienst waar. JVIaar om- trent agt dagen hierna, werdt hy, over het ge- heelelichaam,zo geel als Wasch;evenwel zonder pyn. Ik ried hem een drank, uit de vyf openen- de wortelen, en wat zoethout gekookt, rykelyk te drinken. Tweemaal op een dag nam hy een glas«Rhinfcn wvn, waarmede eenig bitter kruid, wat Tartarus Vitriolatus , en Vylzel van Staal was gemengd. Tegen den nagt gebruikte hy een Pilletje Spaanfchezeep, drie weeken lang; en toen hadt hv, byna, zyn vorige kleur weeromgekree- gen. Maar, of deeze verichynfelen van een.fmel- ting der Vogten, of verflapping der Vaten , of over-
|
||||
126 VAN DE SCHEURBUIK.
ii.Deei. overmaate van bloed, of van eenige andere oor-
ii. zaak, my onbekend, moeten afgeleid worden, Hoofbst. zai ,]<■ my niet onderwinden te bepaalen. Het
fchynt echter, dat de knobbels van het eerde ge- val, veeleer, door het bloed, welk uit de gebro- ken Vaten was uitgeloopen, zyn veroorzaakt, dan wat door de uiteinden der Vaten was uitgezweet, alhoewel beide zou hebben konnen zyn. Want blaauwheid, door een kneuzing veroorzaakt, of als van een ligte drukking gclyk in teedre meisjes en vrouwtjes gezien wordt, waar aan de Scheur- buikige vlekken zeer gelyk zyn, komt niet door aitzweeting van bloed door de uiteinden der Va- tn. Dat de Scheurbuikige vlekken op de eene, of
dere wyze,«konnen ontdaan, naamlyk, door uitgeftort bloed, uit de gebrookene kleine Vaten, onder de huid en tusfehen de Spieren, of door hetzelve , uit de verllapte uiteinden der Vaten uitgezweet, lydt geene twyfeling. (Zie §. XIII.) en het dood lichaam, (n. 10. 12.) Maar ik kan bezwaarlyk begrypen, hoe de Vaten, voornaam- lyk van de huid , door hunne uiteinden , Woed doorlaaten, en dit in >de Darmen niet gefchiedt, wyl de Vaten van het gedarmte opener en zwak- ker , dan die van de huid, bevonden worden. En ik heb noit in de lichaamen , weiken ik geopend hebbe, zodanige vlekken aan de Darmen gevon- den. Indien het bloed , door de uiteinden der Vaten uitging, moesten de pis en afgang, altyd met bloed geverwd zyn: 't welk echter niet ge- fchiedt , ten zy in den laatften daat van de Scheur- buik: fchoon de verfchynzelen op de beenen al eenige maanden te voren zyn gezien. Ook fter- ven niet alle Scheurbuikigen aan Roodeloop of bloedftorting ; want de meestën derven , voor datze in dien daat koomen, door de dremming van den Omloop, (zie n. 1 van decze §.) en de overigen, leggen zeer dik wils het leven af,alsze, in den laatden daat, waterzugtig zyn geworden. Het is waar, dat men, in Söheurbuikigen; dik- wils, Roodeloop ziet ontdaan, maar dan xyn 'er ge-
|
||||
VAN DE SCHEURBUIK. H7
gemeenlyk andere oorzaaken , welken behalven ir.Deet
de Scheurbuik, deeze kwaaie kunnen voortbren- ft gen; en als de Scheurbuikigen hier van, te gelyk, Hooraw. aangedaan worden, is het geen wonder datze Roo- deloop by de Scheurbuik krygen. In de lichaamen ( der genen die aan de Roodeloop geftorven zyn, worden de Darmen zwart gevonden; maar deeze zwartheid kan niet tot de Scheurbuiksvlekken ge- bragt worden, want het is een vvezenlyke Gangrd- na. En hier uit blykt, dat het bloed, welk in Scheurbuikigen, onder de huid, en cusfchen de Spieren gevonden wordt, en de Scheurbuiksvlek- ken maakt, uit Vaten, te veel met Vogt opge- vuld, en door zekere beweging van de Spieren ver- brooken , en dan bloedftortende , voortkoomen. Maar als de ziekte tot den laatflen ftaat is gekoo- men, en 'er reeds, om de voorgemelde oorzaa- ken , verrotting in het lichaam is ontftaan ; en de. Vaten byna, alle veerkracht en famenhang verlooren hebben, kan de Roodeloop en de vlekken , op beiderleie wyze, naamlyk uit verbreeking der Va- ten , en doorzweeting van het bedorven Vogt, door derzelver uiteinden, ontftaan. Uit het ge- zegde ziet men ook de reden van de menigvuldige bloedingen, in deezen laatften ftaat, en dit heeft geen meerdere verklaaring nodig. 7. Nu is nog overig te onderzoeken, welke oor- De p-oote
zaaken een overtollige kwyling, hoedanige men in fommigé Scheurbuikigen ziet, kunnen voort- brengen: en ofze met de kwyling, door kwikzalf veroorzaakt, kan vergeleeken worden, waar aan ik zeer twyfele ; fchoon een weinig Kwik», in Scheurbuikigen een zwaare kwyling kan doen ont- ftaan : want zelden ziet menze in Scheurbuikigen zo zwaar, ten zyze, door' een verkeerde behan- deling, is verwekt, gelyk de Chirurgyn yves by DoBor lind heeft aangemerkt. Daarenboven komt de kwyl , in fommige menfchen zo ligt , voor, datzc niet nüeen in korten tyd, veel affchei- den, maar ook naauwlyks den mond konnen ope- nen, zonder datzc 'er uidoopc, fchoon dit inzul- ken,
|
||||
128 VAN DE SCHEURBUIK,
n. DeeK ken, noch door Scheurbuik, noch door Kwikmid*
' ii. . delen is veroorzaakt. Alle fcherpe dingen, inden Hoofdst. mond gehouden , lokke" dezelve uit; als fcherpe
dingen, welken gekaauwd worden, Tabak enz. Wy hebben reeds aangemerkt, in de optellinge der toevallen, (§. XIlD dat de groote tabakroo- kers en kaauwers, dit toeval meer onderworpen zyn, dan anderen, welken dit kruid minder ge- bruiken. Dat deeze lastige gewoonte, aanleiding geeft tot meerdereaffclieidingvankwyl,inScheur- buikigen, twyfelt niemant, inzonderheid door het kaauwen; want, door de geduurige beweging van de kaak, worden de klieren uitgemolken, daarna worden alle krachten van de tong gebruikt, om de krummels van de Tabak, welken in afgelegen hoeken van den mond fchuilen, wederom te ver- gaderen, en alles byeerr te voegen, om weder, gelyk behoort, onder de tanden te koomen. Het is klaar dat deeze gewoonte aanleiding geeft tot meerdere affcheiding van kwyl , wyl de natuur hier allengs aan gewent. Terwyl nu, in deeze ziekte, fommige Vogten, wegens de verftopping van Vaten en klieren, niet in behoorlyken maate af- gefcheiden worden, welken eenigzins tot de kwyl kunnen gebragt worden, gelyk het Maag- en Al- vleeschfap, zal 'er van deezen meer in het bloed overblyven, en meer, dan gewoonlyk, naar de fcheiwerktuigen van de Kwyl gebragt worden; en zo zy deezen, even eens uic welke oorza,ak, open vinden, in meerder maate afgefcheiden en in den mond geloosd worden.' Daarenboven zal de zwel- ling, ligte Ontfteeking en verzweeringen van het tandvleesch, als ook de pyn, meer Vogten naar de beledigde deelen doen toevloeijen ; waarom de menfehen , in veele gebreken van den mond , meer, dan naar gewoonte, fpuwen. Deezen fchy- nen de oorzaaken te wezen van de kwyling in Scheurbuikigen. r De redenen , waarom het tandvleesch van de ran-
den afgaat, worden genoeg verdaan uit het gene a. 4J van deeze §. gezegd is: en daar uit biykt ■ ook
|
||||
VAN DE SCHEURBUIK. 139
ook te gelyk de reden van de zwakheid der tan- n. Deel.
den; want het is bekend, dat de Tanden niet aan u. de kaak zyn vastgegroeid. Als de Vaten, waar- HoorosT< door het Tandvleesch aan de tanden vast is, in deczen Haat , wegens belette Doorftraaling, 'er van gefcheiden worden, en het vlies, welk.hec binnenfte van de tand-kasfen omvangt, te gelyk zwelc, zullen de tanden zo van derzelver bind- zels losgemaakt worden , datze eindelyk zullen uitvallen. Van den flank in den mond , zie in de optelling der toevallen, n. 8. De Natuur en aart van de Scheurbuik.
XVII. Uit het gene nu gezegd is, is de natuur DeNstuur
van deeze ziekte en de wezenlyke (laat der vog- en aart ten en vaste deelen , openbaar. De Scheurbuik ™"de ... j i i r ii Scheur»
ichynt, derhalve, te wezen, zulk eene ontaar-buik.
ting der Vogten, welke uit een langduurig gemis van vernieuwing , door goede fappen , en een kwaade gelykmaaking der genen, welken daaglyks bereid worden, by gebrek van de behoorlyke veer- kracht , beweging en natuurlyke warmte der Va- ten en ingewanden , ontftaat. Hier uit zal een dik en taay bloed gebooren worden, met veele ongclykfoortige deelen vervuld, kwaalyk t'onder- gebragt., onbekwaam tot de voeding, en zeer be- kwaam , om verftoppingen in het lichaam te ver- oorzaaken. Dus zullen veele natuurlyke werkin- gen verzwakt worden, en eindelyk, in het lichaam verrotting ontdaan. GENEEZING VAN DE, SCHEURBUIK.
XVIII. Maar fchoon deeze ziekte verfchriklyk Overgang
ey , en het Scheepsvolk 'er dikwils , geweldig ™£^ door geplaagd worde, en met zeer zwaare toe- vallen verzeld ga , isze, echter, niet moeilyk te geneezen; als men haar, ter behoorlyke tyd, voor dat de ingewanden bedorven zvn, niet bckwaame
middelen, te hulpe komt. Schoon de Scheep-
I vaa.
|
||||
VAN DE SCHEURBUIK.
U.Deei. vaarenden, dikwils, voornaamlyk in zee, hier
HooLr ?an gebrek hebben; worden evenwel, op de Oor- logfcheepen, wel zodanigen gevonden, waar door de uitwerking van de ziekte, zoze niet geheel ge- neezen kan worden, vertraagd, en de aanwas be- let, wordt; en de menfehen zo lang bewaard kun- nen worden, tot datze, met het Schip, in een bekwaame haven koomen, waar middelen ter vol- le geneezing van de Scheurbuik te bekoomen zyn. Hier uit ontftaat een tweederleie geneezing, waar mede men deeze ziekte, op de Scheepen, te keer gaat; een volkoome, naamlyk , en een onder- houdende, waar van, in de twee volgende §. zal gehandeld worden. Eer ik tot de geneczing over- ga, moet ik zeggen, dat by deSchryvers, veele uitneemende Scheurbuiksmiddelen voorgcftcld ge- vonden worden , waar van ik een groot deel, in deeze Verhandeling heb voorbygegaan, fchoonzc zeer goed zyn: maar om dat men veclen van de- zclven naauwlyks, anderen zeer bezwaarlyk, en geenen in genoegzaame maate, dat 'er een merk- lyk getal van zieken mede behandeld kan wor- den ,' kan bekoomen ; heb ik den gunftigen Leezer , die de Scheurbuik, aan land, wil behandelen , waar men voorraad van alles heeft, naar de Au- teuren , welken over deeze ziekte gefchreevcn hebben, willen verzenden. Want het is genoeg, hier te verklaaren, hoe ze best geneezen worde, op de Scheepen, waar men, byna, aan alles ge- brek heeft. vier Be- XIX. Gelyk in alle ziekten, moet men ook in
oogingen ^ Scheurbuik, letten op de oorzaaken, welken if"ce' dezelve hebben voortgebragt; en daar uit de be- ooging ter geneezing afleiden. Tot de geheele geneezing van deeze ziekte, fchynen vier onder- gefchikte algemeene beoogingen te voldoen. Eerst moet aan de zieken zodanige kost bezorgd wor- den, welken zy in lange niet gehad hebben; naam- lyk, uit versch vleesch en groente beflaande. 2. Kleederen en dek, om het lichaam te dekken en in een gematigde warmte te houden. 3. De bewe- gin-
|
||||
VAN DÉ SCÜEURBÜlfe.
gingen van het lichaam moeten , naar de krachten n, ]
der Lyders, gematigd worden. 4. En eindelyk, i moet men tegen de dringende toevallen, met ge- HooIwn paste middelen, werken» . • ■ De eerfte Beooging , waar van de geheele ge- Eerde
neezing deezer ziekte afhangt, wordt volbragt, als men de zieken fpyze geeft, uit groenten be- reid, welke de ziekte fchielyk geneest: ja als zy dit alleen maar hebben, kunnen zy gemeenlyk, den Geneesheer en geneesmiddelen misfen. Hier uic blykt, dat de gencezing van deeze ziekte, geen werk is van groote konst, maar datze gemaklyk, vcrrigt wordt, gelyk de Heer lind zeer wel heeft aangeteekend. Tot dit oogmerk worden verfchei- derleie fpyzen bereid , waar onder de besten zyn vleeschnat van versch gefiagt vleesch s waar iri groenten gekookt worden: als kool, lattuw, en- divie , fuikerei, fpenagie, zuuring, kervel, pe- terfeeli ; inzonderheid preijen , uijen , raapen , wortelen enz. waar uit de minst kostbaare gekoo- zen kunnen worden. Als het vleesch van te hoo- gen prys is f kunnen deeze dingen bereid worden met boter; men kan dus uijen kooken met ryst en boter ;vervolgens, appelen, peeren, pruimen enz. met ryst of gerftegort en fuiker; ryst, gierst en gerst , met versch geperst fap van Limoenen of Oranjeappelen en fuiker, en dergelyken meer* Melk en wey zyn ook nuttig in alle de tyden van de Scheurbuik, inzonderheid , Voor de gecnen, ilie zeer verzwakt zyn. En eindelyk ook zulke dingen , welken raauw gegeetcn kunnen worden ; als appelen, peeren, druiven enz. Salade, radys enz. üceze dingen geneezen doorgaans de Scheur- buik, en zyn gemaklyk te bekoomen j want ik twyfel of 'er een haven zy, waar in alle deeze dingen ontbreeken* In de laatfte reize* welke ik gedaan hebbe naar
de Midlandfche Zee,waren eenige Scheepsfoldaa^ ten reeds aan de Scheurbuik, eer wy uit het Va- derland vertrokken; zo dat, toen wy in de haven van Malta kwamen, de ziekte al over den midden-* I 2 ftaat |
||||
VAN DE SCHEURBUIK.
II. neci. ftaat was gereezen. De proef willende neerneri-»
»■ kogtik, op het eiland, Watermeloencn, en an- ofdst, ^ere ps^ieloenen , waar van ik den Lyders, eenige reizen op-een dag, een (luk gaf, 't welk zy bly- mocdig en met groote graagte aten. Dit deed ik • tien dagen agtereen, met ongemeene uitwerking. Want, op den vyfdcn en zesden dag, werden de blaauwc vlekken, op de beenen , helder rood; de beenen werden van hard, zagt; de zwelling en verzweeringen van het tandvleesch verdweenen; het aangezicht kreeg weder een goede kleur; en de zieken werden, zonder cenig ander hulpmid- del , ten vollen hcrfteld. Maar om de geneezing van de Scheurbuik, te
gelukkiger en fpocdiger, te doen voortgaan , moet men hier by voegen, een kelkje of twee rooden of witten wyn ; welke altyd by de hand is, of bier; Het fap van appelen wordt zeer gepreczen ; maar dit kan men, in Holland, bezwaavlyk krygen; en ook het dunne bier. Hoe dit bereid wordt kan men zien by Doctor lind. Ik heb fomtyds ge- zien, dat de Kapiteinen, op de reizen, welken ik gedaan nebbe, in plaats van fpek en erwten, zul- ke gezonde kost, uit versch vleesch, en verfchei- derleie zeer goede groente, 't welke zy Poespas noemen, aan het gehecle volk gaven. Maar het komt my voor, dat het bceter zou zyn, datzc al- leen aan de zieken gegeven wierdt: want vier of zes maaltydèn in een jaar, en al zeideïk tien zul- len weinig uitwerken. Maar als zulke dingen, wel toegemaakt, aan de zieken alleen gegcevcn wier- den, zoudenze vcelen van den dood konnen bc- vryden, en tot gezondheid herftellcn. Tweede De tweede beooging fchynt gemaklyk te kun- Big nen voic]aan worden, alhoewel het niet gefchiedt. Want ik heb geene reize gedaan, waar in ik niet gezien hebbe, dat eenigen, by gebrek van klee- ding en dek, hét leven vcrlooren; en veelen, uk dezelfde oorzaak, ziek werden: zo dat ik zou dur- ven zeggen , dat de helft van de menfehen , wel- ken ziek zyn , niet ziek zouden worden, alsze wei
|
||||
•VAN DE SCHEURBUIK. I33
we! gekleed waren. Ja iemant die bec niet gezien n.r>eei.
heeft, zal naauwlyks konnen gelooven , dat ge- 11. brek aan kleding, meer kwaad veroorzaakt op Hoow»ST« de Scheepen , dan de Scheeps kost. My althans, is het op de reizen, welken ik gedaan hebbe, al- tyd onmooglyk geweest, aan deeze beooging te voldoen; daar ik wel goede kost voor de zieken, alszc te bekoomen was, altyd, van de Kapiteinen heb konnen verkrygen: maar kleederen zeer zel- den, en noit zulken als vereischt werden. Dik- wils ziet men de menfehen, in 't midden van den winter, al is het zeer koud, met verfcheurde en verfleeten kleederen , en wel zonder hemd, op het Schip loopen; zo dat de huid, welken men anders dekt, op verfcheiden plaatzcn, bloot ge- zien wordt. En in zulken ftaat liggen zy ook op de zoldering , of op een kist,, te flaapen: want 7.y hebben, menigmaal, noch kooi noch dek. En ik weet niet oit iemant, door de Scheurbuik, weg- gefleept gezien te heb"ben , een oud man of twee uitgezonderd, of hy hadt hier aan gebrek gehad, en ik heb zulks voor de grootfte oorzaak des doods gehouden. Verzogt ik klcederen van den Kapitein, ik werd naar den Schryver geweezen; die fomtyds aan de ellendigen een hemd gaf, en een dunne linnenbrocR; en ook wel eens nietmetal, omdat hy, zonder fchaade, niet kan of durft gaan boven zyn reglement,- en zy, het gene zy konden heb- ben , reeds aan geld ontfangen hebben: zo dat de ellendigen, die, voor een klein prysje, zouden kennen gered worden , moeten verlooren gaan; en dat zeer dik wils, om het misbruik van het hun- ne, nog in 't Vaderland zynde, (zie de Voorverb. en II Deel, Hoofdft. I. §. V. n. 7.) Hoe hier tegen gemaklyk, en byna zonder eenige kosten, zou konnen voorzien .worden, zal in het vierde Deel verklaard worden. In de derde Beooging wordt vereischt een ge- Derde
matigde beweging naar de krachten van het lichaam. Beo#jta(, Welk eene uitwerkingedeeze heeftop het!icha;im, om deeze ziekte te voorkoomen en te geneezen, I 2 heb- |
||||
134 VAN DE SCHEURBUIK.
u. DeeI. hebben wy reeds verklaard. En het baarblyklyk
n. gevaar, waar in de Scheurbuikigcn gcraaken, als orosT. (je arbeid de krachten eenigzins te boven gaat; en hoe voorzichtig een Heelmeester moet zyn, om dezelve aan te raaden, blykt uit §. XII. ü. i. en § XVI, n. i. Hierom is het nodig, dat een Heel- meester, eer de menfehen tot beweging aangezet worden, gclyk op de Scheepen de gewoonte is, den tegenwoordigen flaat van een zieken wel ken- ne, en hiernaar zyne beweging hefttere; op dat hy niet door een alteveel verfnelden omloop van bloed flikke. In het begin kunnen zy nog aller- hande arbeid en beweging verdraagen , als men de zwaarftc, waar'toe alle de krachten vaneen ge- zond rnensch nodig zyn, uitzondert. Maar hoe meer de ziekte toeneemt, hoe ligter de beweegin- gen des 4ichaams moeten zyn. Men moet, ech- ter, zorgc draagen, dat het, zo veel mooglyk, in de open lugt gefchiedej of datze daaglyks "op- ftaan, en op het Schip wandelen. Want als dit verzuimd wordt, verliezen zy, niet alleen, in korten tyd, het vermogen van te konnen wande- len , maar kunnen naderhand, zonder gevaar ■van verdikking , niet in "de open lugt gebragt worden. Waar uit blykt, dat als cenigen , een zekeren tyd lang , in het Schip zyn'gebleeven, zy naderhand , niet zonder roekeloosheid , naar boven kunnen geduurd worden , al zynze nog vry fterk; want veelcn derven , als zy,onvoorzichtiglyk gebragt worden in de lugt, welke meer zwaarte en veerkracht heeft, dan die, waar aan zy ge- wend zyn. Als de ziekte zo verre is aangegroeid, dat zy
het bed of de kooi moeten houden ; of 'er, we- gens een wonde, in blyven, moet de Lyder met zyn kooi geplaatst worden op een plank, welks uiteinden met touwen, aan het bovenfte dek vast gemaakt worden ; of de einden van de plank wor- den gelegd op twee flukken gefchut: en door een touw, aan het middenfte en onderde gedeelte vast- gehegtjda,n wordt zulk eene op en neergaande bc- • •■ • w?- |
||||
VAN BE SCHEURBUIK. I35
wcging gemaakt, als de zieken verdraagen kunnen, n.n
j)jt is een zeer goede beweging, en niet, zonder h. reden, van den geleerden lind aangepreezen. En Hü0FDST- wanneer de Scheurbuikigen, om welke reden het ook zyn mag, genoodzaakt worden in het Schip te blyven, 't welk dikwils gefchiedt, wegens flegc ween moet men eenigen arbeid bedenken, welken zy om laag kunnen doen. Maar als de ziekte op het uiterfte gekoomen is, moet alle werk vermyd worden ; want dan kunnenze de geringde, zon- der gevaar van verdikking , niet verdraagen; en de hoope van hertelling moet, enkelyk, gefield worden, in vleeschnat , en melk, ciikwils , eq weinig te gelyk gegeeven; ook is van veel nut een weinig krachtige wyn, met wat fap van Citroenen of Oranje-Appelen en fuiker, leepelwyze genomen, tot dat de krachten weder, eenigzins, vermeer- derd zyn ; dan moeten de ledemaaten zagtelykj met de hand, of een wollen lap gewreeven wor- den. Alsze de wry vingen .wel verdraagen kunnen» moet men de zieken op een plank zetten; daarna kunnen zy opftaan, en op een kist zitten; even- wel is het beeter, alsze dit in de kooi ©f op een plank kunnen doen; maar om datze te naa aan het dek zyn, kunnen zy ditbezwaarlykdoen.Maar als wy willen dat de zieken opftaan, wordt het dek, naar de beenen toe, vastgebonden en allengs neergelaaten; en dan wordt het ligt om te doen. Naderhand moeten zy, langzaam, gewennen op de beenen te (laan , en eindelyk te wandelen; voornaamlyk moeten zy aan den trap gebragt wor- den, op dat zy aan delugt, welke door de ope- ningen van het dek, in het Schip valt, en van meerdere veerkracht is*, dan waar aan zy gewend zyn , allengs weder gewennen; 't welk allerbest gefchiedt, als zy een weinig by en op den trap blyven. En als het eindelyk, de krachten toelaa- ten , moet men hen boven brengen , én tot eeni- ge ligte beweging aanzetten, Deeze omzichtig- heid is van veel aanbelang, als de zieken, uit de Scheepen, aan land gebragt moeten worden: want I 4 dan |
||||
VAN DE SCHEURBUIK.
ir. Deel. dan fterven, dlkwils, onverwagt, menfchen, we],
ii. ken anders in 't leven hadden konnen gehouden |
||||||||||||
Hoofdst.
|
||||||||||||
wordcn. Volgens de aanmerking van den HeQr
lind, wordt de geneezing der Scheurbuik door deeze drie bcoogingen, doorgaans, volbragt; als de ziekte , naamlyk, nog niet tot den uiterften ftaat is gekoomen. Het gene de vierde t>eoo- ging uitmaakt, zal in de volgende §; waarin te gelyk zal gehandeld worden, van de wyze, op welke men, de menfchen voor dceze ziekte kan behoeden, en van de onderhoudende , of geneezing op zee, gefprooken zal worden, gevonden wor- den. |
||||||||||||
vierde
|
||||||||||||
XX. Nu moeten wy overweegen > hoc men op
zeCj a]s de hulpmiddelen van de geheele eerde beooging ontbreeken, deeze ziekte best zal voor- koomen, en reeds begonnen zyndc, geneezen ; en eindelyk, door welke middelen, in een gevestig- de, de dringende toevallen te hulpe koomen.Hior uit zal blyken dat tot dcezc onderhoudende, of genrezing op zee, meer vereisen t, en dezelve moeilyker volbragt wordt, dan de volkoome ge- neezing'van de ziekte; omdat, op zee , veele dingen, en dikwils de besten, waar door de ziek- te, gemaklyk, overwonnen kan worderf, ontbree- ken; waar van men, altyd, eenigen, in de ha- vens kan vinden. Het fchynt, echter, niet on. ïïiooglyk, om de Scheurbuik, ook op zee te ge- neezen. En zo de gencezing niet ten vollen kan bewerkt, kan de ziekte, ten minite zo verzwakt worden, en wel zonder groote kosten, dat 'er het gevaarlyke gevolg niet van te vreezen zy. Maar , wyl men op zee, aan de matroozen, geen zulke fpyze, uit verfche groente toegemaakt, kan gee- ven, als hen, volgens ondervindinge , voor de ziekte zou konnen bewaaren , of van dezelve ge- neezen , hebben voornaame Schryvers, tot dit ein- de, eenige andere dingen in plaats gefield, en ge- leerd, hoe eenige moeskruiden, op de Scheepen, bewaard kunnen worden, en daar van fomtyds , of alle weeken, een of twee maaltydcn, voor het volk;
|
||||||||||||
VAN DE SCHEURBUIK. I37
volk te bereiden; als: kool , boonen, ingelegde n üc,cU
preijen, en dergelyke meer. Deeze dingen wor- 11. den niet mede genomen, misfchien , om datze Hooi-dst. kostbaarder zyn dan de gewoone leeftogt; of wyl hier van te veel nodig is, om, alle weeken , een of twee maaltyden van te geeven, voor het ge- heele volk; mooglyk ook, om datze, 't geheele jaar door niet te krygen zyn , ten minde, niet in zulk eene maate ,als dikwils vereischt wordt; om dat de Scheepen ten allen tyde , als het nodig ge- oordeeld wordt, zee moeten kiezen.Ook zouden» ze in de Scheepen, meer ruimte wegneemen, dan erwten of gort en fpek, welken in kisten en va- ten kunnen geflootcn worden , en allerhande plaat- zing en ligging, in de vaten , zonder nadeel kun- nen verdraagen ; 't welk met een vat, waarin kool, of andere ingelegde groente is, niet gedaan kan worden; want om bewaard te worden, is nodig datze van boven, altyd met pekel gedekt zyn, anJers verrottenze. Ën men kan nog hier tegen inbrengen , datze, alsze lang bewaard worden, in- zonderheid , in heete gewesten, bederven ; ge- lyk dikwils gebeurt aan het gene voor den Kapi- tein en de Officieren, te fcheep gebragt is. En eindelyk, dat zo 'er wat veel van in het Schip was, zy de lugt, door de rottige uitwaasfemin- gen zouden konnen befmetten ; waar uit misfchien andere ongemakken, erger dan onze ziekte, zou- den ontdaan. Dit en nog meer kan de reden zyn, waarom -men van zulke dingen , fchoqn anders zeer nuttig, geen gebruik maakt. Maar, als men behoorlyke acht geeft op den te-
genwoordigen daat der vlootelingen, hoe zy zich met de gewoone kost bevinden; alles blyvendc zo als op de Scheepen gebruiklyk is. Ën wyders overweegt, welke oorzaaken de ziekte voortbren- gen, welke menfehen dezelve meest onderhevig zyn, zal men zien, dat zy de ingelegde mocskrui- den konnen misfen; en de menfehen zo leevende, niet alleen een of twee maanden, maar wel een jaar, op de Scheepen , konnen doorbrengen, I j zou- |
||||
138
|
||||||||||||
VAN DE SCHEURBUIK.
|
||||||||||||
ii. Deel. zonder merkiyke benadeeling van de gezondheid,
ii. Want op dezelfde wyze als de onder Officieren , Hoofdst. goede matroozen , roeijers en jongens zich van dee-
ze ziekce bevryden, kunnen de luijen , flegten, ouden en zwakken zich tegen dezelve bewaaren. Want door de fpyze, welke op de Oorlogfchee- pen, aan de zieken gegeeven of verfchaft wordt, ten zy niet naar orde gehandeld worde, door een dronk of twee rooden of witten wyn, en zodanige middelen , waar van de uitwerking , zo om de ziekte te geneezen, of te voorkoomen, door ge- wisfe waarneemingen bekend is, kunnen de ouden opgebeurd, de zwakken onderlleund worden; ten minfte tot zo lang, datze in een bekwaame plaat- ze gebragt worden, waarze hunne volkoome her- ftelling kunnen verkrygen. Hier door, ziet men, wordt vervuld, 't welk aan de eerfte bcooging van de voorgaande § voldeedt; alhoewel deeze dingen niet van even groote kracht zyn : maar. bet fpreek- woord zegt: door veele Jlaagen valt de Eik. De dingen, welken, in de tweede en derde beooging van de voorg. §. vereischt worden, befcbimme- len niet, of worden niet zuur, en zyn altyd tebe- koomen, gelyk beneden zal blyken. Hoe en door welke middelen wy ons oogmerk kunnen bereiken, zullen de volgende n°. leeren. |
||||||||||||
Nuttig-
heid van .uitge- dampte fappen. |
i. Behalve de gewoone middelen, welken op
fie §cheepen gevonden worden, worden eenigen , waar van de kracht bekend is, en v/aar aan nie- mant langer twyfelt, vereifcht; welkon in een |
|||||||||||
kleinen omvang, met al de krachten, lang kun-
nen bewaard worden, en aan ons gehecle oogmerk voldoen. Hier onder zyn de voornaamften: uit. gedampte fappen van Oranje Appelen, Citroenen of Limoenen. Hoe Dodtor lind deezen bereid heeft, is in 't algemeen bekend. Hier mede al- leen kan de Scheurbuik geneezen worden. Uit ap- pelen, pruimen, druiven , aa!beziën,kan zulk een zecpagtig en ligt zuur fap, op gelyke wyze, be- reid worden. Want de ondervinding leert, dat deezc vrugten de ziekce ook geneezen; welken ge
|
||||||||||||
VAN DE SCHEURBUIK. I39
gedroogd zynde, ook toe hetzelfde einde kunnen n_Deet
gebruikt worden. Vervolgens de Zee-ajuin, en u. de bereidingen hier van, üijen, Knoflook. En HoOKMT' eindelyk kunnen ook, gemaklyk, in voorraad ge- houden worden, een Scheurbuiks wyn of bier,aan land bereid; op een tyd naamelyk, als men de regte Scheurbuiksmiddelen kan bekoomen. 2. Zwakken en die uit koortzen of andere ziek- zwakken
ten weder opkoomen, kunnen ook voor de Scheur- im^" buik bewaard worden, alsze in de voorgegaane Zoomen?" ziekte wel behandeld zyn; zich niet te fchielyk de,ime aan de fcheepskost en aan den arbeid begeeven; J°or'1e naamlyk, voor datze genoegzaame krachten heb- buik"" ben, om dezelven te verdraagen. Zo lang alsze bewaaren, onder de weder bekoomenden geteld worden, moe- ten zy, behalven der zieken kost, een of twee glaasjes wyn hebben : en hun moet ecne goede plaats aangeweezen worden , om hunne kooi te hangen, om gerust te kunnen flaapen. Zo zy aan een zwaare ziekte te lang in de kooi hebben gelee- gen , en door verzuim of achteloosheid van deop- pasfers, of uit eenige andere oorzaak, vol luizen zyn geraakt, en men dezelven door Staverzaad niet kan verdryven, moet men de kleederen en dek in den oven gooijen, als 'er de bakker het brood heeft uitgenomen; want zo flerven de luizen en neeten zeer ligt, welken- anders de weeropkoomen- den den flaap beletten, en de volkootne hcrflel- ling tot gezondheid'vertraagen. Maar, overdag, moeten zy, zo veel de krachten toelaaten, hun lichaam beweegen , voornaamlyk , in de open lugt. Daar na moet men acht geeven, op den te» genwoordigen en voorleeden haat , of de konst hun van dienst kan zyn. Zo krygen de menfehen hunne gezondheid weder, op riet Schip, gelyk aarr land. Gelyk de zwakken, kunnen ook de ouden be- Hoc oude
waard worden. Oude lieden , de zee gewend , Ucdcn- krygen, niet zo ligt, Scheurbuik; en het is dik- wils, genoeg, dat hun een bekwaame plaats ge- worde om de kooi te hangen, "inzonder- heid t |
||||
I4O VAN DE SCHEURBUIK.
II.Dcei. heid' zo zy onder de roosters liggen: daarenboven
H. worden zy zeer opgebeurd door een dronk of twee Koofdst. wyn, brandewyn of jenever, hun fomtyds eens
gegeeven. Maar oude mannen, wien de zee on- ■ gewoon is, worden, zeer fchiclyk, van de ziek- te aangegreepen, en kunnen 'er moeilyk voor be- waard worden. Hierom is, behalven het gemel- de, voor de zulken goed, iet van de boven ge- melde fappen , inzonderheid van Limoenen of Oranje Appelen, in eenigeuncen rooden of witten wyn, of ook bier, fomtyds eens te gecven ; of in plaats van deeze fappen, een drachme Extraêt van Lepelbladen, in eenige uncen Aqua Rapbani; of eenige drachmen van de TinSturaaromatica, vol- gens de Lnndenfche Apotheek; of eenige uncen van de TinStura Stomachica, volgens de Edinburg- fche Apotheek, met wat wyn; of's morgens een glaasje bittere of Scheurbuiks wyn of bier. Hier na moet men, zo veel mooglyk is, in hun, de Doorwaasfeming bevorderen; waar toeverfcheiden dingen kunnen aangewend worden, als: gekookte dranken , welken bereid worden uit wortelen , houten, kruiden en zweetdryvende zaaden ; af- trekzels van geurige kruiden en Thee, welken warm gedronken moeten worden. Hier toe komt zeer te pas een havcren gruwel, met wat fap van Ci- troenen of Oranje Appelen, of azyn en fuiker; inzonderheid als de zieken wel gedekt zyn, en het, 's avonds , in de kooi gebruikt wordt. In plaats van de haveren gruwel, zullen drie of vier uncen van de Infufio aromatiect, met Rob Sambuci, van zeer goede uitwerking zyn; ook kan men nog in plaats van dit met vrugt geeven eenBrok uitTheriaak van Andromachus, bloem van Zwavel enKamphcr famengefteld. Niet zelden heb ik ook, gelukkig- lyk,gebruikt kleine drankjes, uit loogzouten ,door verbrandinge gemaakt, met wyn en Citroenfap of azyn bereid; ook wel Brokken uit de poeijers van de Radix tontrajervtz , Serpentarice Firginian® , Campbora, Sal Vol, Cornu Cervi en Theriaak. Als zy ui jen ea knoflook kunnen hebben, moeten zy hier
|
||||||
'
|
||||||
VAN DE SCHEURBUIK. 141
|
||||||
hier van fomtyds een ftuk eeten. Want de Heer 11. Deel,
lind heeft ondervonden, dat diedeezen, inzon- n- derheid uijen , gebruikten , noit de Scheurbuik HooFDST* kreegen. •• Ik heb, op het Schip de stad delft, gezien
een foldaat, met naame Louis Charpantier Hulfern, die wegens gierigheid, niets wilde koopen, om zyn lichaam wat te ververfchen, fchoon hy wel geld hadt. Hy krygt de Scheurbuik, het Tand- vleesch was reeds verzwooren, en de kniën gezwol- len. Ik ried hem wat versch brood, wyn en tuinvrug- ten voor zich te'koopen; maar om dat deezen te duur fcheenen , verzogt hy hem eenige ponden brood en eenige knoflook uit de ftad Kadix te bren- gen. Hy wreef zyn brood, zo lang het duurde, met knoflook, en beftrooide het met zout; en zo deedt hy de befchuit insgelyks. Hier door, en het gene waar mede ik hem kon behulplyk zyn, . 't welk niet veel heeft toegebragt; want het gene in myne magt was , gaf ik anderen, die zich niets konden befchaaren , en den gierigaart porde ik, om voor zich zelve wat te koopen, is hy echter, binnen 12 of 15 dagen , volkoomlyk herfteld. Toen maakte ik ook knoflook te krygen, en gafze aan de genen, welken de ziekte reeds hadden , of reeds naar Scheurbuik overhelden. Maar zy wil- denze niet ceten; wajit zy meenden dat het ge- daan wierdt om de medjeynen uittewinnen. Ik moest aan de knoflook een ander aanzien geeven. Tot dat einde nam ik vyf drachmen knoflook,een halve unce Zee-ajuin, en ftampteze wel, in een fteenen mortier; ik deedt 'er byeen drachme Kam- fer, in olie van Anys of Krüifenmunt gefmolten, zes drachmen gepoeijerde wortel van de Contra- jerva; alles wel onder malkander gemengd,maak- te ik tot een deeg voor Pillen, waar van ik, 's morgens en 's avonds twaalf of twintig greinen gaf, met eer? zeer gewenschfen uitflag. Want hier door verwekte ik een zeer goede zweeting, inzonderheid als zy 4 op de Pillen , eenige Unceu geurig aftreksel of Thee, warm dronken. En als het
|
||||||
142
|
VAN DE SCHEURBUIK.
|
|||||||||||
n. Deel. het, by gebrek van kleederen, geene zweeting ver.*
ii. wekte, dreef het veel door de Waterwegen af,. Eenige reizen bemerkte ik evenwel, dat dit mid- del, voor eenige uuren,een kleine koorts verwek- te , of de Puls door hetzelve wat rasier ging : maar het deedt geenc zieken eenig nadeel, dan in den uiterften (laat, wanneer het groote benaauwdhe- den maakte; waarom het in de zulken, met veel omzichtigheid en in kleine maate moet gegeeven worden. Met de gezegde middelen heb ik niet alleen veele menfehen voorde Scheurbuik bewaard ; maar ook veele, die de ziekte re'eds hadden , heb- ben door dezelven hunne gezondheid wedergc- kreegen. |
||||||||||||
De toe-
|
||||||||||||
g, 13ie een beginnende of reeds gevestigde, of
hulptc oo^ tot ^en laatftcn ftaac gekoomen Scheurbuik koomen. wil geneczen, moet, behalven de middelen, in dceze en de voorgaande § aangewcezen, acht gce- ven op de meest dringende toevallen. Hier van zullen wy nu fpreeken, en wel eerst van opge- Opgeftop- flopten Afgang. Maar, dewyl in dcezc ziekte, te Afgang, alleen, een natuurlyk open lyf vereischt wordt, koomen 'er zelden Purgcermiddelen te pas, ook kunnenze de zieken niet wel verdraagen, fchoon- ze van fommige Schryvers worden aangepreezen- Het zelfde moet men zeggen van de Braakmidde- len; want ik heb veele Scnjpurbuikigcn behandeld , maar ik weet 'er naauwlyks zes onder gehad te hebben, by welkenze nodig waren. Uit de ker> nisfe van de ziekte zelve blykt, dat tot dit oog- merk meest dienen, ontbindende, zcepagtige en den buik zagtelyk weekmaakende dingen. De onder- vinding leert, dat het lyf doorgaans van zelf geo- pend wordt door het gebruik van verfche groente al- leen; en dikwils is 'er , als men deeze heeft,niets anders nodig. Indien echter de buik zo verftopt is, dat hy,
door het gebruik van groente, niet fchielyk ont- flooten worde, of men 5er gebrek aan heeft, ge- lyk in zee, moet men denzelven door zagte buik- openende middelen openen; en wel zulken, wel- ■ ken
|
||||||||||||
VAN DE SCHEURBUIK. I43
ken de-meeste overeenkomst met de voorgaanden n. Deel
hebben, als : uitgedampte fappen van pruimen of 11. druiven met water, of afkookzels van deeze vrug- IIo°fdst. ten, en van krenten : en deeze dingen kunnen ook onder de fpyze gemengd worden. Indienze niet fterk genoeg geoordeeld worden, kan men 'er by doen wat Cremor Tartari; ook zyn tot het zelfde einde zeer goed, gemeene honig of Man- na met Cremor Tartari; en niet minder de Casfia fistula en de Pulpa Tamarindorum, als menze heeft. Als 'er nog ftgrker nodig zyn, ■ kan men neemen de Agaricus, de Folia Sennm met knoppen van Alst, en Epfom zout, Sal Polychreston, Prunellcc, de Tartarus vitriolatus enz. Deezen verwekken niet alleen een zagten Afgang, maar doen ook veel water door de Piswegen loozen. Ondertusfchen moet men altoos, zo veel men kan, acht geeven op den flaat der ingewanden; op dat de gelyk- maatigc doorftraaling, in dezelven, door verdun- nende, ontbindende en zeepagtige middelen her- fteld worde. Tot dit einde kan men geeven de TinStura Martis Ludov. Elixir Proprietatis, Salia alcalescentia, door branding'bereid, Volatilia oleo- fa. Ook heb ik wel, met goed gevolg, dikwils, eenige Spaanfche zeep gegceven, op zich zelve, of tot Pillen gemaakt; en voornaamlyk is hier het Oxymel Scillïticum van veel dienst. Veel andere dingen, welken, tot het zelfde einde kunnen aan- gewend worden , kan'men, by de Schryvers over de Geneesmiddelen vinden. Men moet zich even- wel wagten van, in den laatften ftaat der ziekce, geweldige of altefcherpe middelen te gebruiken; want dan moet men de zagtften, van Aardgewas- fen genomen, verkiezen. 4. In Aamborfligheid of bezwaarde Ademhaa- Anmbor-
]ing, is de Radix Squillts, en dcrzelver bereidin-ft'6heU1> gen, beeter dan eenige andere" middelen; voor- naamlyk , het Oxymel Scilliticum, met eenig be- kwaam vogt,tot een of anderhalve un cc gegeeven, zal doorgaans verligting aanbrengen.
5. Maar als de ziekte zo vergekoomen is, dat Bloedige
fe Afgang.
|
||||
144 VAN DE SCHEURBUIK.
il.Deel. de Lyders of zuiver bloed, of water als of 'ef
H. ' vleesch in was afgewasfchen , met den Afgang Hoofdst. loozen, blyft 'er naauwlyks eenige hoope van ge-
neezing over; inzonderheid, als dit toeval op zee, en in den uiterften (laat van de ziekte gezien wordt. Maar als het Schip in een haven is, worden 'er de zieken, dikwils, van bevryd; voornaamlyk, als het uit een algemeene oorzaak is ontdaan, gclyk, op de Scheepen, niet zelden gezien wordt: naa- melyk, dat beide ziekten, op een zelfden tyd, regeeren, en dan gryptze Scheurbgikigen aan, en anderen, welken geen Scheurbuik hebben; maar deezen kan zy overvallen in alle ftaaten der ziek- te. En als de Roodeloop Scheurbuikigen aangrypt, terwylze nog genoegzaame krachten hebben, is het klaar, datze niet in zo groot een gevaar zyn, waarom ze als Roodeloop behandeld moet worden. Men zie hier over de Schryvers, en het gene in de volgende §, en in het derde deel van dit Werk over deeze ziekte gezegd zal worden. Men meet hier aanmerken, dat in Scheurbuikigen, verfche groeneen, vleeschnat, van fchaapenvleesch , met groente, gekookte melk, of met warm water ge- mengd, de beste geneesmiddelen zyn; daarna ver- fterkende , zagtelyk famentrekkende en zweetmid- delen. Maarzo dit toeval door de Scheurbuik al- leen is veroorzaakt; 't welk evenwel zelden, of alleen in den laatften (laat yan de Scheurbuik ge- beurt , moet het als een voorbode van den dood worden aangemerkt. En in dit geval heb ik veele dingen vrugteloos te werk gefield ; noch Rhabar- ber mef Theriaak of Diascordium, noch Aluin, noch mineraale zuuren, volgens den Heer lind , noch poeijer, noch'trekzels van de Ipecacoanh, hebben iet uitgewerkt, maarzy ftierven allen, weini- ge dagen, na dat zich dit toeval hadt geopenbaard. De Wa- 6. Maar als de' Scheurbuik lang geduurd heeft,
t«Kugt. komt 'er, gemeenlyk, de waterzugt by ; welk
toeval, gelyk de Roodeloop, doorgaans den dood aanbrengt. Alsze evenwel, nog niet lang gedaan, heeft, en de Ingewanden van den buik nog vry van
|
|||||
145
|
|||||||
VAN DE SCHEURBUIK.
|
|||||||
van verderving zyn gebleeven , wordt2e nog n.DeeJ.
wel door de algemeene geneezing, over^0"'"16"' HoOFóST. Maar als 'er zwelling van den buik, en zUgc 'n üe beenen overblyven,na dat de Scheurbuik verdree- ven is, en de menfchen krachten genoeg wQder- gekreegen hebben , moeten de buitengevaatte Vog- ten door bekwaamekleinsplaatzen van hecl>cr>aarn> uitgedreeven, en van derzelver verkeerde plaatze teruggetrokken, eneindelyk, de verloor^" V(rer" kracht der Vaten herfteld worden. Hoe dit kan verrigt worden, zal men vinden by Scbryvers, welken over de waterzugt gefchreeven hebben: want hier wordt niets byzonders vereischt- 7. Eindelyk volgen nog toevallen, welken uit- Toevai-
wendige en inwendige middelen vereifchen. En J^»^1^ wel eerst Pynen welken of vliegende of vaste llitwendi. zyn: en de laatften, vallen op zagte of hardedee- gemidde- len ,fomtyds met, fonuyds zonder zwelling- Maar, Jf"^' alhoewelze van een zelfde oorzaak ontftaan , ei- fchenze evenwel, om de langheid van duur, en. de verfchcidenheid der deeien, welken zy aange- greepen hebben, verfchillende behandelingen- De pynen, welken in de zagte deeien, en fomtyds ook in de harden voorkoomen, alsze nog zonder zwelling zyn , wyken doorgaans, gemaktyk ge- noeg, door de algemeene geneezing; naamlyk, goede kost en zwectmiddelen. Somtyds onder- vindt men, echter, datze te vast in de deeien han- gen , dan dat de Lyders, door de algemeene ge- neezing, 'er van verligt worden. In zulk een ge- val doet het Oxymel Scilliticum, doorgaans,- veel dienst. Als de pynen, hier doof, niet verminder- den , gaf ik de Koorts bast, in 't eerst met eert kleine, en dikwils herhaalde gifte; en als ik dan zag dat demenfchen dezelve wel verdraagen kon- den , gaf ik wat meer , en dikwils, met een zeer gelukkigen uitflag. Maar alsze voor geene mid- delen weeken, ontzag ik niet groote Spaanfche- vlieg- pleisters op de beledigde deeien te leggen, als ze boven de kniën waren : want de beenen mydde ik, om dat de zweeren aandczelven, moei- K ly- |
|||||||
VAN DE SCHEüRBÜfK»
ii Deei. lyker geneezen, dan op andere plaatzen van het'
"• lichaam. En zo heb ik, dikwiïs, met dit middel to0FDST> alleen, in eene nagt gedaan, 't welk ik in geene tien dagen hadt konnen uitwerken. En fchoon ik deeze pleisters , menigmaalen gebruikt hebbe, op verfcheiden plaatzen van het lichaam, heb ik noic gezien dat een deel, waar aan ikze gelegd hadt y Gangrcena kreeg; fchoon de Heer lind, uit vree- ze hiervoor, het gebruik derzelver ontraadt. Maar als de deelen reeds gezwollen zyn, fchoon-
ze de natuurlyke kleur nog hebben "behouden , moet men op een andere wyze te werk gaan. Naam- lyk, als de pynen op zagte deelen zyn gevallen,. moeten dezelven, met de hand , of een wollen lap, eenige reizen op een dag, op een warme plaats, zagtelyk gewreeven, en daar na met een itooving, welke de taaije Vogten kan ontbinden, en de veerkracht der Vaten herftellen , belegd worden. Zodanige ftoovingen kunnen gemaakt worden uit Vlierbloemen, Melote en de kruiden van Alstr Rosmarin , Scordium, Wynruit enz, Deezen worden gekookt in genoegzaam water;en dan doet men by drie ponden van dit afkookzel, één pond zeer goede azyn, en drie drachmen vSal Ammoniac, of in plaats van de azyn en het Zout, twee uncen Spaaniche zeep. Dit wordt met doe- ken, of 't gene beeter is, met een flenelle lap, warm, om "het beledigde deel geflaagen. Men kan ook tot het zelfde einde gebruiken het Lini- mentum Japonacium, volgens de Londenfche Apo- theek. Als de pynen reeds -lang omtrent de beenderen
en gewrigte'n gehangen hebben ; en de Vogten, daar buitengevaac zyn , het zy tusfehen hei been en het beenvlies, het zy boven den band van het gewrigt, het zy in het gewrigt zelf, gelyk dik- wils aan de kniën gefchiedt; moet men de buiten- gevaatc {toffe, door eene infnydinge, eenen weg baanen, ter ontlasting, eerze de omliggende dee- len verknaagt, en, in de beenderen, beenbederf maakt. Dit heb ik, fomtyds, met goed gevolg, SP-
|
|||||
VA1Ï DE SCHEURBUIK. Ï47
gedaan. Maar ik moet evenwel bekennen s dat n. Deel.
zulk een verzaameling bezwaarlyk, in tyds, kan HoorpSTt gekend worden , om datze langzaam gefchiedt, en altyd diep hangt, in een deel, 't welk hard en gezwollen is. Hier uit blykt de reden van den ongelukkigen uitflag deezer operatie, welke meesc altyd, te laat, gedaan wordt; wanneer, naamlyk, de beenderen reeds bederf hebben. Maar als de omftandigbeden, welke tot de geneezing vereischt worden 'erbyzyn, moet de heelkundige Operatie beproefd worden: want een twyfelagtig middel in 't werk te Jiellen, is beeter, gelyk celsus zegt, dan geheel geen. Maar zo 'er die nietzyn, welke ter geneezing vereischt worden, kan men 'er naauw- lyks, iet goeds van hoopen. Hoe de zweeren, met of zonder beenbederf, of Zweeren.
ander gebrek aan de beenderen, geneczen worden moet men uic de Heelkunde leeren. Ik zal hier ( enkelyk , in 't algemeen zeggen , welke dingen fchaadlyk of nuttig zyn; op dat men de eerften vennyden, en de laatften kan aanwenden. Alle vette olieagtige en verflappende middelen zyn kwaad, alsze op de opene gaten gelegd worden; fpiritueuze, balfamieke, famentrekkende en voor- al aluinagtige, zyn goed. De Koortsbast moet, in groote wonden of zweeren , noic nagelaaten, maar altyd ryklyk gegeeven worden. En dit moet ook gedaan worden in alle zwaare heelkonftige Operatien, welken op de Scheepen verrigt wor- den ; 't zy de menfehen de Scheurbuik hebben, of niet hebben. Want dikwils is in Scheurbuiki- gen, door dit eenig middel,een goede verettering en geneezing voortgebragt. En in de genen, wel- ken geen Scheurbuik hadden, in minder maate ge- geeyen, verfchaftze , niet alleen, dezelfde uit- werking , maar behoedt ook de menfehen voor deeze ziekte. Indien het myn tyd toeliet, zou ik veele ver-
wonderlyke gevallen-, door dit eene heilzaame middel geneezen, konnen verhaalen; ik zal even- genvan wel eenigen , uit. veelen, melden; en wel eerst Kot>««- K 2 een bast- |
||||
VAN DE SCHEURBUIK.
een breuk van beide beenderen van den onderarm ,
n. in een foldaat, op het Schip de stad delft, met oofdst. naame tfrnim Murs , welke ik 80 dagen dooreen bekwaam verband, in derzelver plaats had gehou- den. Maar de beenderen waren, na verloop van deezen tyd * nog niet vastgegroeid, en bleeven , behalven de zwelling, als ofze den laatst voor- gaanden dag eerst gebroken waren. Door het ge- bruik van de Cortex Peruvianus, zynze, in den tyd van 16 dagen, vastgegroeid. Dees man was aan de Scheurbuik , eer de beenderen gebroken . werden. Op het zelfde Schip was een oud man, genaamd P. de Graff, die de Scheurbuik hadc; en by toeval, een zwaare kneuzing kreeg aan den buiten enklauw, waarby verdikking kwam. Ik maakte inkervingen en deedt veel andere dingen , welken, in zulke gevallen, aangepreczen worden. Het kwaad nam toe; maar als hy eenige groote giften van de Koortsbast hadt genomen , ftondE niet alleen, door dit middel, de Gangrana; maar 'er kwam, binnen weinige dagen, fcheiding van de huid, het vetvlies, en al wat van de Spieren van de voet, was aangedaan; de groote zweer kreeg, rondom goeden etter , en het bewaarde deel is eindelyk geneezen. Jan Crufa , een fol- daat , zwaar van de Scheurbuik aangegreepen, was uit het Schip de stad Dordrecht, in het Gast- huis , te Rotterdam gebragt; waar hy eenige wee- ken is gebleeven; en is van daar, als hy behaivcn zyne zwakheid , van de ziekte herfteld was, aan boord van het Schip, de prinsesse carolina, ge- koomen. Een of twee dagen hier na, viel hy van boven in de Kombuis. In dit geval heb ik het bekkeneel , eenige maaien , getrepaneerd. Op den vierden of vyfden dag, na de trepaneering, kwam hy weder by kennis; maar de tong bleef verlamd; uit de wonden kwam alleen een dunne ftoffe. Omtrent den dertigften dag , begon het tandvleesch te zwellen en zweeren te krygen. De Koortsbast aan hem gegeeven zynde, kreeg hy, binneu weinige dagen, het gebruik van zyne tong we-
|
||||
VAN DE SCHEURBUIK. 145
weder; de zweeren gaven goeden etter, en zynii
op den vier- of zesenzeventigften dag, geflooten; en de man was van de Scheurbuik herfteld. Ein- delyk kreeg in de haven van Kurasfou, een, Hen- drik Lugterhoof, op den zestienden van September de koorts, welke toen regeerde, waar van hier na. Ik gaf hem de Kina Kina.ryklyk, welke de koorts, in vierentwintig uuren geheel wegnam; maar een groote pyn naliet in de lenden, aan de flinker zy- 3e, waar door het been eenigzins verlamd werdt. In 't begin liet ik eenige verzagtende Klisteeren zetten, en een dergelyke ftooving, op de bele- digde plaatze, leggen; naderhand een opwekken- de, en ftelde wryvingen tewerk, ookSpaanfche- vlieg-pleisters, doch alles te vergeefs; de pyn ver- meerderde , het geheele flinker been werdt doof, en eindelyk zugtig. Omtrent het einde van Okto- ber, was de zugt zo toegenomen, dat het been niet alleen zeer was gezwollen, maar ze was ook tot de lendenen en de fchouderbladen toe opge- klommen,- en toen begonnen het aangezicht en het regter been, ook eenigzins te zwellen. On- dertuslchen behield hy goeden eetlust; de borst en buik waren zonder ongemak ; hy waterde weinig. Eindelyk: was hy genoodzaakt, op zyn buik te lig- gen, wegens de groote pyn en zwelling van den rug. Dikwils onderzogt ik den rug en de lenden ; ik kon 'er diepe putten indrukken, maar iet anders ontdekte ik niet. In November begon zyn tand- vleesch te zwellen, en de Lyder de Scheurbuik te krygen. In het begin van December, openbaarde zich fchielyk, een groot gezwel op de lendenen, aan de flinker zyde, 't welk 'er, den voorgaan- den dag, nog niet was geweest. Als ik 'er het mes ingevoerd hadt,kwam zeer veel dunne etter, van een groene kleur, voor den dag, en liep 'er den geheelen dag en nagt uit,met groote vermin- dering van het gezwel en de pyn , zo van het been als van de lenden. Deeze ftoffe zwom op de Spieren van de lenden, en het been; en als ik op de dye druktet kwam van onderen, beneden het K 3 vlies, |
||||
JSO VAN DE SCHEURBUIK.
n. Deel. vlies, welk de Spieren van de lenden bedekt, et-
ir. ter. Waarom ik genoodzaakt was veel groote Hoofdst. Openingcns op <jen rug, lenden, op de bil endye,
omtrent de knie,te maaken, om de ftoffe uitgang te verfchaffen; en deeze allen hadden gemeen- fchap met malkander. De Lyder werdt zeer ver- zwakt , de etter bleef dun; het flinker been , voor het grootfte gedeelte, de lenden, rug, het aange- zicht en regter been {lonken. Ondevtusfchen gaf ik de Koortsbast: hierop werdt de etter dikker, en eindelyk is deeze groote wond , of alle de ope- ningen , in 't begin van February, geflooten; de man kon op het Schip wandelen, en is in 't mid- tle van February , in Holland terug gekoomen, en zonder Scheurbuik, naar huis gegaan. Hier uit blykt, hoe veel de Cortex Peruvimut
doet in onze ziekte , en hoe nodig dezelve is in 't geneezen der wonden in Scheurbuikigen. Maar behalven deezen koomen, op de Scheepen, uit geringe kneuzingen, kleine wondjes, ja affchaa- vingen van de Opperhuid ; fomtyds groote zo ge- naamde Scheurbuikige zweeren, voornaamlyk aan de beenen, fchoon de Scheurbuik hier toe minder gedaan hebbe , dan de behandeling der wonden zelve. Dit heeft alleen plaats aan de beenen;want aan andere deelen van het lichaam , worden de zweeren zo gemaklyk geneezen als aan land. De oorzaak, waarom de zweeren aan de beenen zo bezwaarlyk geneezen worden, is, om dat zy de heelkonftige les, welke beveelt , dat de genen, die openingen aan de beenen hebben, het bed moe- ten houden, op de Scheepen, weinig achten; en om dat zy te veel, en te groote pleisters, gebruiken, •welken naauwlyks gelegd kunnen worden , zonder kwaad te doen. Want zy- fluiten niet alleen de etter, of dunne ftoffe , binner. de zweeren op, maar beletten ook, waar zy gelegd worden, de Doorwaasfeming. Daarenboven wordt een fcher- pc ftoffe, tusfchen de huid en de pleister opgehou- den , welke de huid flap en week maakt; waaruit uit dan Roos en puisten koomen. En fomtyds ver-
|
||||
VAN DE SCHEURBUIK.
verknaagt de fcherpheid de huid, en maakt klei-n.
•ne zweeren; welken dikwils, wederom, als de H. ■eerfte zweer, beliandeld worden. Dus maaken de hoofcsp. Heelmeesters, door zulk eene behandeling, als zy de eene zweer poogen te geneezen , nog meer anderen. Dit kwaad kan voorgekoomen worden, als de openingen zuiver gehouden worden ; in plaats van met pleisters, met plukzel, wieken en drukdoeken , daaglyks gedekt, en deezen met een bekwaam verband 'er opgehouden worden. Dit moet uit fchoon linnen beftaan ; en dan kan men vecle pleisters , welken, inderdaad, meer kwaads dan goeds doen, misfen. Daar na moe- ten de gekwetften belast worden zich in het bed te houdtn , of op een kist te zitten, en het been regtuit te leggen;zo worden de zweeren, dikwils, in 't kort geneezen, welken voor ongeneeslyk ge- houden worden; en niet zelden, de geheele reize door ongeneezen blyven, en de menfehen belet- ten hunnen dienst.waar te neemen. Natte en droo- ge gaten zyn 'er ook, gclyk wy § XIII. verklaard hebben. Behalven het gene wy, boven, in het geneezen der wonden hebben aangeraaden, is hec ook nuttig de drooge gaten met het Unguentum Styracis dt' de Balfamus Arccei te beleggen. Maar als uit de vogtige openingen wild vleesch uitwast, moec dit, door famentrekkendemiddelen, en een zagte drukking, bedwongen worden: maar men moet zich wel vvagten , door fterke drukking , Gangrena te veroorzaaken. Het gene wyders tot geneezing van opene gaten behoort, kan men uit de Heelkonst leeren. 8. Als, de Scheurbuik geneezen zynde, de op- opkrïm-
krimping der beenen nog blyft, moeten de faam. f"%d^ getrokken Spieren , met de hand, op een warme pier plaatze, gewreeven, en dan de beenen boven een aromatieken rook, of azyn , gehouden worden. Tot dit einde kunnen dampingen bereid worden, met eenige verzagtende, ontbindende en aroma- tieke kruiden in water te kooken; waar, by men wat brandewyn, of azyn, kan voegen. Maar het K 4 zou |
||||
152 VAN DE SCHEURBUIK.
ïi.Dee). zou beeter zyn , als de Lyders, zo veel het zyn
Ir- kon, hunne beenen bewoogen, wanneer zy eeni- oofdst. ge ftyfheid, in deeze deelen, beginnen gewaar te worden: want dan kunnen zy, door de bewee- ging alleen , die toeval voorkoomen. Cebree- 9. Eindelyk moeten wy nog iet zeggen van de
|
|||||||||||
*n
|
|||||||||||
nJ *n gebreeken in den mond en de kwyling. De kwy-
ling alsze te fterk is, wordt verminderd, als de kwaade ftoffe naar eenig e andere uidoosplaatzen,van het lichaam , wordt aefg leid; 't welk bestgefchiedt door zweet en pisdryvende middelen, en ook zul- lcen,welken eenigen afgang verwekken," waar van •wy reeds te voren gefproken hebben. In de ver- zwceringen van het tandvloesch kunnen verfchei- den dingen aangewend worden; en daar in'zyn van het meeste nut, famentrekkende middelen, fpiri- tueuze en zuure dingen uit gewasien en mineraa- len. Men moet hier aanmerken , dat men geen fterke middelen moet gebruiken, als men het met gemeenen doen kan. Tot dit einde worden ge- maakt mondlpoelingcn uit Aluin, Roozen -honig, en Gerftewater ; uit fap van Limoenen of Citroe- nen , Sal Ammoniac er water; uit brandewyn en water en Spiritus Salis dulcis en water; uit famen- trekkende afkookzels, gelyk: van de Radix Tor- •meMilla , Bistortx enz. de Cortex Granatorum , Quercus, Peruvianus, met aluin. Ook kan men, als het nodig is, het tandvleesch, door behulp van een penfeel , beflryken met gekamferde bran- dewyn , of Tinctuur van Aloë en Myrrhe of gom Lacca; en als 'er voos vlcesch opzit, moet dit niet zuivere Oleum Vürioli; of met wat water ge- mengd, geraakt worden. De bloedingen van het tandvleesch worden door dezelfde middelen ge- lluit. Van de inwendige, hebben wy reeds n 5. gefproken , en de overigen worden gemaklyk, door een ligte drukking,bedwongen; en als deeze geen plaats kan hebben ,gefchiedt het doorftemp- middelen , gelyk in de neusblpeding , welke _ ik echter noit zo zwaar gezien nebbe, datze eenige hulpe van de koust nodig hadt. XXI*
|
|||||||||||
________
|
|||||||||||
YAN DE SCHEURBUIK. 153
XXI. Het zal , dunkt my , niet onvoegzaam n> DeeI.
zyn, by do befchryving van deeze ziekte nog iet -n te zeggen, van de verderftyke uitwerking, welke Ho°™st. een fcherpe koude, in het mcnschlyk lichaam kan Bcvrie- veroorzaaken. En wel, om dat, op de Scheepen, zingder fomtyds gezien wordt, dat de uiterfte ledemaaten , „jj^ " van zwakken, ouden, en voornaamlyk, Scheur-zwakken buikigen , bevriezen, of doof de koude , verfter- enscheur- ven; fchoon de koude niet zo /waar zy, datze bmldscn" hetzelfde doe, in gezonde en fterke menfehen, die dezelve, door de beweeging des lichaams, langer kunnen wederflaan. Ook is bekend, dac de omloop der Vogten, in de eerstgemelden traa- ger gefchiedt, dan in de anderen, en dat zy kou- der zyn; inzonderheid, alsze te gelyk, gebrek aan kleederen en dek nebben, als 't.dikwils is. Daarenboven worden zy, door de zwakheden van hec lichaam , meer genoodzaakt in de kooi te bly- ven, en dit maakt hen ie aandoenlyker. En ein- delyk, om dat de pyn en de verfterving zelve, door de fcherpe koude ontdaan, fomtyds, voor cene uitwerking van de Scheurbuik, of van eeni- ge andere ziekte gehouden worden; zo dat de el- lendigen, door deeze dwaaling, niet alleen, dik- wils, hunne leden verliezen; welken, zoze, in tyds, wel behandeld waren, hadden konnen be- houden en van de bekoomen verfterving gered worden, maar zelfs dikwils, dooreen verkeerde behandeling , 'er het leven by infehieten. De uitwerking hier van ondervonden de vloote-
lingen van het Schip de pollux, by Helvoetfluis, in den winter van het jaar 1759 en 60; waar van niet alleen veelen hunne leden, maar ook fommi- gen, waar in de verfterving zo zwaar was, datze door geene middelen kon gefluit worden , het le- ven .verlooren hebben. Als een zeker deel van de koude is bevangen, wordt dit gekend, als 'er een zekere jeuking, in het deel is ontflaan, welke 'er te voren niet was, met afwezendheid van de na- tiyirlyke kleur; als 'er het uitwendig gevoel uit is, zo dat de huid, zonder pyn, met de nagels ge- K 5 drukt, |
||||||
154 VAN DE SCHEURBUIK.
ii. Deel. drukt, of met een fpeld geprikt kan worden. De
ii. huid is, in 't begin bleek, daar na komt 'er een oï roode kleur, welke allengs toeneemt met zwel- ling en pyn. Als het gebrek, op deezen tyd, wel behandeld wordt, kan ibmtyds het deel, welk reeds verfterving hadt gevat , herfteld worden. Maar als het deel, in tegendeel, blaauw of zwart wordt, komt, 'er «in 't kort, Koudvuur, tot op de beenderen toe; en het verdorven deel valt van zelfs af, of moet door het mes weggenomen wor- den, of het fleept den mensch in 't graf. Als men bemerkt dat een zeker deel van he*:
lichaam bevroozen is, zo dat de beweeging dei- Vaten en de vloeibaarheid der Vogten verlooren zyn, en de verfterving het deel heeft aangegree- pen, moet men volgen het gene de ondervinding de inwoonders van Noordlyke gewesten heeft ge- leerd; naamlyk de beledigde deek-n met fnecuw te wryven. hildanus (f) fpreekc hier van , op dee- ze wyze: De bewoonders van Noordlyke landen, als zy 's avonds f buis koomen, nvryven hunne han- den , de neuze en ooren, met fneeuvu, eer zy by het vuur of in de Stove gaan. Hy verhaak nog van een reiziger, die, op weg, door de koude, verftyfd was. Voor dood in de herberg gebragt zyn de, dompel- de de waard hem, terftond, in koud water,- waar op, overal, yspuntjes uitkwamen,* zo dat het ge- heel lichaam, met zulk een yskorst Sis gedekt, ge- zien wierdt. Daarna is door een groot glas Meede, met geftoocen Foelie en Nagelen, in het bed,het zweet uitgekoomen, en de man herfteld; met ver- lies evenwel van de uiterfte leden van zyne han- den en voeten. Hierom moet, als het nog tyds .genoeg is , een bevroozen deel in koud water ge- fteeken, of doeken met koud water, om het zel- ve geflaagen worden, zo dat het langzaam ont- dooye, en de Vogten wederom vloeibaar worden. ■De natuurlyke oorzaak, welke dezelve ondoor- gangbaar gemaakt hadt, geweeken zynde, ont- dooi-
(t) C*p. 13- P. 79*-
|
||||||||
VAN DE SCHEURBUIK.
dooijen, langzamerhand, de Vbgten ,en de famen- n. D<.ei,
hang der vaste deelen wordt tevens behouden. n. Want als een deel, 't welk door de koude ver- Hooro ftyfd is, fchielyk in de warmte wordt gebragt, •worden de Vaten, door het van achter aankoomen- de bloed te veel opgevuld en uitgezet, terwyl de bevrozen Vogtcn niet vloeibaar genoeg wederom geworden zyn, om de doorftraaling te .ondergaan; en worden verbrooken, of zodanig uitgerekt, dat het bloed door dezelven uitzwcet; waarom men, terftond, de zwartheid en verrterving van het deel bcfpeurt. Men moet zich, derhalve , wel wagten, de Vogten door warmte te willen oplosfen, of de deelen flerk te wryven; voornaamlyk, eer de Vogten, op de voorgenjelde wyze, wederom vloei- baar geworden zyn; om geen meerdere verbree- king der Vaten en uitftorting van Vogten te ver- oorzaaken. Want fchoon de Vogten al niet meer bevroozen zyn; zynze, echter, van zulk een aart, datze, door de koude ftremmen, en niet door de Vaten konnen loopen, eerze door de b %weeging der Vaten, wederom, tot voorgaande vloeibaar- heid gebragt zyn. Hierom is het goed, een deel, als het ontdooid is , zagtelyk te wryven, en door verfterkende , in- en uitwendige middelen, de verlooren veerkracht der Vaten te herftellen. En zo het deel, hier door, niet wederom kan verle- vendigd worden , moet het doode van het leven- de gefcheiden worden. Hoe dit moet gefchieden leert de Heelkunde; en de tyd op welke het moet gedaan worden, is door den Heer quesnay (f), zeer wel aangeweezen. DERDE AFDEELING.
Van de Buikloop en Roodeloop, uit koude ontfiaan.
XXII. TV/Jen bevindt, dat de vlootelingen, Buikloo
i-VJL in den Herfst, of als zy uit eenenRoo- war-
(t) Traiti de UCangrcm.
|
||||
IJ6 VAN DE BUIKLOOP
|
|||||
ir. Deei. warme > naar een koude plaatze trekken , van
n. Buikloop, welke, dikwils , in Roodeloop over- gaat , aangegreepen worden; en wel te meer, naar datze de verandering van lugt ichielyker onder- ven, gaan. Deeze ziekten, nademaalze uit cene alge- meene oorzaak worden voortgebragt, zyn ook doorgaans gemeen onder het volk op de Scheepen; en worden van algemeene, doorgaans, inkorten tyd, als men 'er niet tegen waakt, befmeclykc. Het eerfte gebrek verfchilt, alleen in trap van het tweede, en wordt niet zelden, als het eenige da- gen geduurd heeft, in het tweede veranderd. Ook gaanze beide met byna gelyke toevallen verzeld; alleen ziet menzc in de Buikloop wat zagter, en in de andere wordt bloed met den Afgang geloosd. In beide ziekten koomen krimpingen in het ge- darmte, loozing van veel dunne Afgang , metper- fing, en geftadige neiging tot ontlasting. By de Buikloop voegt zich , dikwils een koortsje; de Roodeloop wordt zelden zonder koorts gezien, en hoe heftiger, in deeze de koorts is, hoe fchie- lyker roode Afgang by dezelve komt; maar zo'er alleen een klein koortsje by is, duurt het, menig- maal, wel agt of tien dagen, eer de drekfloffen zo gekleurd zyn. In het begin van de ziekte, klaa- gen zy, gemeenlyk, over eenige trilling van'de huid, walging, en neiging tot braaken; en gee- ven dikwils groene doffen over; maar 't gene van onderen geloosd wordt, is in 't begin galagtig, daar na wordt het waterig; en zo vermeerderen allengs de toevallen, met onrustige of geen flaap en dorst. En als dit eenige dagen heeft geduurd, wordt de drekftoffe rood, en 't gene zy loozen is als een affpoelzel van vleesch, met zwaare pynen en hardheid van den buik. Zelden loozen zy gul bloed ; en behouden nog lang genoeg eenige krach- ten, ten zy de toevallen van koorts en Ontftee- ]dng zwaar aankoomen. In 't begin is 'er weinig flank by den'Afgang; maar als de ziekte wat lang geduurd heeft, en 'er verfterving in 't gedarmte is ontftaan, geeven zy een grooten flank van zich. Men
|
|||||
VAN DE BUIKLOOP. 157
Men vindt 'er ook nog wel, welke Buikloop, met n. Deel.
weinig of geen koorts hebben, die een goeden eet- «• lust behouden. Als dit gebrek, nog gering zyn-H00FDST- de, verachteloosd wordt, vermeerderen, doorgaans* de toevallen, en het wordt Roodeloop. Deeze ziekten ontflaan, gemeenlykjby regen-wanneer
agtig en koud weder ; en overvallen meest de meestonr- zulken, die volbloedig, en die flegt gekleed zyn; ftaan- en als de oorzaaken blyven aanhouden, grypenze ook niet zelden anderen , fchoon wel gekleed, aan, door befmetting. Zie §. XXXI. n. 24. Als 'er Scheurbuikigen aan vast raaken, zynze, door- gaans, voor deezen, doodlyk; inzonderheid, zo de Scheurbuik reeds tot een merklyken trap is ge- klommen. Ik heb evenwel, fomtyds ondervonden, dat kwaalyk geftelden en Scheurbuikigen,hieraan, minder onderworpen zyn dan flerken; en datze ia de eerden traager voortgangen maaken dan in de laatften. De oorzaaken van deeze kwaaien heb ik aan een al te groote toetrekking van de huid, en belette Doorwaasfeming, toegefchreeven. Maar om het zelfde niet te dikwils te herhaalen, kan men zien wat hier over gezegd is §. XXIII en XLII. Want daar uitblykt, dat door een koude en vogtige lugt, niet alleen de Doorwaasfeming verhinderd, maar ook de vaten van de huid toe- getrokken worden; en de Vogten , hier door meer naar binnen gedreeven, waarze minder tegenftand vinden, welken dan, door overmaat, en hoeda- nigheid , kwaad doen. De fcherpe ftoffe, welke te voren door de ontlastwegen van de huid ver- vloog, wordt nu, naar binnen, en voornaamlyk, naar de Darmen gebragt, in dezelven afgefchei- den; waar door, niet alleen, de natuurlyke wer- kingen van deeze deelen verzwakt, maar ook de ftoffen, in dezelven vervat, bedorven worden; fchoon zulks van minder uitwerking is, dan in een warme lugt. Hier na worden de Darmen, door een te groote toevloed van fcherpe Vogten, en ande- ren, welken van het geheele'lichaam derwaards gevoerd worden, getergd, krygen. Ontfteeking, |
||||
15$ van de buikloop.
ii. Deei. en als de oorzaaken aanhouden, het Vuur. We-
ii. gens de voorzegging kan men de Schryvers na- Hwidst. flaan. want zy hebben niets byzonders, dan dac
de zieken nog wel eens krachten genoeg behou- den , terwyl men reeds een dag of twee de tee- kenen van Gangrena befpeurd heeft. Genee- XXIII. De geneezing van deeze ziekten is niet
*««• moeilyk, als menze#maar, ter behoorlyke tyd be-
gint ; naamlyk , vóór dat 'er Ontfteeking in de Darmen is ontftaan, en als men, wat nodig is, bekoomen kan. Hier moet zeer gezien worden op de oorzaaken, welken de ziekte hebben voort- gcbragt, om dezelven weg te neemen; of ten minfte , zo veel mooglyk, te verbeetercn. Als iemant de Buikloop of Roodeloop heeft gekreegcn; moet hy op een wollen bed, met een goed dek geplaatst, en wel gedekt worden; ,op dat hy o- ver het geheele lichaam, gelyk, warm worde. Als de koude wat fcherp is, moet men flesfen of kruiken, met warm water gevuld, aan dezyde, tusfehen de dyen en aan de voeten van den zie- ken leggen; op dat hy hier door warm worde; en eerze koud 7.yn , moet men weder anderen in piaats leggen. Ook moet men wel acht geeven, dat de zieken niet uit de kooi opftaan, en met bloote voeten , op de natte en koude vloer ftaan, of met > het naakte lyf op een pot gaan zitten: want in dit
geval is het volftrekt noodzaaklyk, dat zy in de
kooi blyven; en zo zy moeten wateren of Afgang hebben, moet hun een fteekbekken gegcfcven wor- den. Zo de wind, door de roosters, in die zyde van het fchip wat fterk invalt, moet men 'erzeilen tusfehen hangen (i Deel 1 Hoofdft. §. VI.) Hier door, als alles wel waargenomen wordt, wordt de ziekte doorgaans gered,- gelyk beneden, uit een voorbeeld, zal blyken. Maar als men de zie- ken geen uitwendige warmte kan toebrengen, zyn ook alle andere middelen vrugteloos. Ten andere, zo 'er koorts by is, inzonderheid
in volbloedigen, moet men noit verzuimen eene |
||||||||||||
Aderlaatin
|
g
rot-
|
|||||||||||
VAN DE BUIKLOOP. 150
rotte ftoffe in de eerfte wegen hangt, moet dee- n# DeeI,
ze, door een of twee giften van de Ipecacoanh, n. uitgedreeven worden; voor al, als men vermoedt, Hoofdss. dat de ziekte door befmetting is aangekoomen. Zo een braakmiddel niet nodig geoordeeld wordt, is Rhabarber, met eenige greinen Salpeter, vol- doende. Ten vierde, de fcherpe ftoffe, welke de Darmen pynigt, moet afgefpoeld en ftomp ge- maakt worden, door afkookzels van gerst, wor- telen van Zoethout, Gras, Althsea enz. hoender- nat; vet fchapenat, olie van zoete Amandelen, Zaadmelken, en gommen; ook is het gebruik van de Bolus Armen, en de Terra Lemnia niet te ver- achten. En zo de oorzaak van de ziekte in de dik- ke Darmen mogt hangen, zyn verzagtende olieag- tige klisteeren, met of zonder iet 't welk de Dar- men ter ontlasting noopt, van veel dienst. On- dertusfehen moet de fcherpe ftoffe, door zagte zweetmiddelen, en welken tegen de Ontfteeking gekant zyn, voornaamlyk, door de Kamfer en Nitrum, naar de huid gedreeven worden. Ook zyn van nut de Theriaak van Andromachus met Kamfer, of het Diascordium van Fracastoor met eenige greinen Ipecacoanh, eenige maaien op een dag gegeeven; voornaamlyk als de pynen hevig ' zyn; en als deeze dingen niet voldoen, moet men tot Opiaaten tocvlugt neemen. En als 'er niets $ is 't welk zulks tegen is, moeten ftoovingen of pappen , op den buik gelegd worden. Het ge- weld van de ziekte overwonnen, en de fcherpe ftoffe verminderd of uitgedreeven zynde, moe- ten de beledigde en verzwakte deelen verfterkc worden; 't welk best gefchiedt, door verfche kost, een weinig met wyn aangezet; en nu en dan een glaasje roode wrange, of een lepel Spaanfche wyn, wyn tint genoemd, te geeven. -Indien deeze din. gen niet voldoen, is een ligt afkookzel van de Cor- tex Simarouba van grooten dienst. Meer andere middelen, om deeze ziekten te verdryven, wor- den 'er by de Schryvers gevonden ; maar deezen zyn genoeg. Wat de befmetting aanbelangt, men kaa
|
||||
VAN DE BUIKLOOP.
n.Deei. ^an dezelve voorkoomen, als men 't gene 'eraan-
H. leiding toe geeft, uit den weg ruimt, waar van wy of reeds gefproken hebben. Zie §. XXX en XXXL Ik zal hier, kortlyk, een geval verhaal en, waar uit blykt, hoeveel de uitwendige warmte doe, tot geneezing van deeze ziekten. In November 1759 maakten wy van Kadix zeil naar Holland, met het fchip, de prinsesse carolina. Als wy in zee geloopen waren, was hcc fcheepsvqlk ge- zond; het weer was regenig en windig. Na ceni- ge weeken in zee'geweest te hebben, begon het koud te worden, en veele matroozen, kreegen, in de maand December, Buikloop. Ik ftelde veele dingen in 't werk; doch alles vrugteloos: de ziek- te ging over tot Roodeloop, en nam van dag tot dag toe, zo wel als het getal der zieken. In het begin achtten zy de ziekte weinig, en konden nog wel tien dagen, fchoon zy de Buikloop had- den , op het fchip wandelen, tot dat zy eindelyk, door zwaare pynen in den buik, in de kooi raak- ten. Allen fliepen ze geheel niet, en ik konze naauwlyks, door de fterkfte Slaapmiddelen, en het Opium zelf , doen flaapen. Ondertusfchen werdt de koude heviger, en de ziekte erger; en 'er ftierven eenigen, na zwaare pynen,. welken den tweeden of derden dag, voor den dood, tee- kenen gaven, dat de Darmen reeds met verfter- ving waren aangedaan; naamlyk, de pynen ver- minderden , en de Lydcrs geloofden datzc beeter waren; maar de Hik, op den eerften, en ook op den tweeden dag, alhoewelze niet zwaar was* gaf een ander voorbeduidzel; en hier op volgde koud, zweet op het aangezicht en den hals, raaskalling en eindelyk de dood. De lichaamen geopend zyn- de, vond ik de dunne en ook de dikke Darmen gegangrcneerd; maar de overige ingewanden ge- zond. " Omtrent het einde van December waren wy niet ver van Holland; de koude nam toe; en het getal der zieken was boven de dertig; en tot dus lang had ik niemant eenig nut konnen doen. Op deezen tyd, vreezende3 dat ecnige zieken, die
|
||||
161
|
|||||||||
VAN DE BUIKLOOP.
|
|||||||||
die geen kleedren of dek hadden, van koude zou. n.
öen derven; heb ik flesten mee wafm water ge- vuld, fleenen heet gemaakt, en by de zieken, als boven, gelegd; en bezorgd, dat zy, zo Veel moogelyk, met kleedren gedekt wierden; en wel met zulk een gevolg, dat de menfch'en," die een geheele week niec geflaapen hadden , na datze warm geworden waren, een gerusten flaap kree- gen, mèt vermindering van pyn en alle de ande- re toevallen. Eindelyk ', wierpen wy , op den eerden January, het anker , by Helvoetfluis; Kort hier na geraakten wy wederom in zee, en wierpert het anker by het eiland Wight, of voor Spithead; De koude hield aan; en den 14 van dezelfde maand, waren zy echter reeds allen her- fteld, en wel zonder èenig ander middel, welk wy van land hadden gekreegen. Zo dat 'er van den tyd af, dat ik de ftesfen hadt begonnen aari te leggen, niemant op het fchip, geftorven isj tn de matroozen in Maart, gezond in 'c Vader= land zyn te rug gekoomen. |
|||||||||
\
|
|||||||||
DE Ik
|
|||||||||
DERDE DEEL.
Van ie Ziekten, welken in de Havens voorkoomeri.
Ör. Deel. Tn dit derde Deel wordt gehandeld van de Ziek-
!• A ten , welken gemeenlyk in vreemde havens Hoofdst. voorkoomcn, fchoon ze ook, fomtyds, op zee taieiding. of jn het Vaderland gezien worden; doch zeld- zaamer heerfchen; ten zy de matroozen reeds,ee- pigen tyd, in zee hebben gezworven: want dan is het. eveneens, of de Scheepen in 't Vaderland- of in een vreemde haven koomen. Als 'er de oorzaaken zyn, brengen zy erger ziekten voort, dan wy, tot nog toe, befchreeven hebben. En wegens de vermenging van oorzaaken, en de re- geerende ziekten van verfchillende gewesten , waar van zy, in de havens aangegreepen worden, heb jfc het best geoordeeld, dezelven te beichryven, waar zy 't ergst woeden. Maar deeze ziekten, fchoonze uit een zelfde oorzaak fchynen te ont- daan, verfchillen echter, naar de tyden van het jaar;- en worden in de eene kwaadaartiger gevon- den,' dun in de andere. Hierom verdeele ik ze in twee hoofdftukken, naamlyk, in winterfche en zomerfche ziekten. Onder de winterfchen begry- pe ik,- die op het einde van den herfst beginnen, en des winters en in het voorjaar gezien worden. Onder de zomerfchen, zodanigen,welken in war- me havens, in de zomerfche warmte, of in het begin van den herfst voorvallen. By de eerstge- melden zal ik eenige voorbeelden voegen; en by de laatften, wat ik in de haven van het eiland Ku- rasfau opgemerkt hebbe, melden. EERSTE HOOFDSTUK.
Fan de Ziekten welken in koude Havens gezien moorden.
|
||||||||||
Tï 7y hebbeo , boven, in het éerfte Deel reeds
VV van de Koortzen met Ontfteeking, enZin- |
||||||||||
van de af-
gaande en geftadige
|
||||||||||
VAN DE ZIEKTEN IN DE ÖAVENS. 163
kingen, gefproken; hier zullen wy handelen van m. peel,
de afgaande, eendaagiche, en geftadige tusfchen- 1. poozende: Deezen zyn de Eoortzen, welken in HooFDST- deeze tyden, op de Scheepen regeeren. De af- tusrche"- gaande Koortzen, welken voornaamlyk, op de d' Scheepen , gezien worden s zyn, alledaagfche, dub- bele en enkele andcrendaagfche; derdendaagfehe koomcn zelden voorjfchoon ze nog wel eens waar- genomen worden; maar dan zynze doorgaans ge- volgen van de eei stgemelden, uit misflagen in de levenswyze of een verkeerde behandeling ter ge- neezing ontdaan. Maar dewyl deeze Eoortzen, door den naam alleen, een iegelyk bekend zyn, en niets byzonders aan zich hebben, zal het niet nodig zyn, my hier mede optehouden; waarom ik alleen eenige waarfchouwingen zal voorhouden.' Naamlyk, men moet niet agnftonds, in 't begiiï van deeze ziekten, de Coftex Peruvianus geeven; te weeten, voor dat de Lyders drie of vier aan- vallen gehad hebben , voornaamlyk in 't voorjaar; want ik heb gezien, datze door een altevroegty- dig gebruik van de Koortsbast, in geftadigen zyri overgegaan. In herfst koortzen wordtze veilig ge- geeven, als de eerfte wegen maar eens ontledigd zyn, én is byna altyd nodig, ja zelfs.moet men- ze lang gebruiken , al houden de koortzen op; en het is van veel nut, voor de zieken, dezelve nog eens of tweemaal, in een week te geeven, tot dat de krachten volkoomelyk herfteld zyn. Want, door nu en dan nog een kleine gift toe te reiken, wordenze niet alleen beveiligd voor we- derinftorungen in de koorts, maar ook voor de fcheurbuik, waar toe de weeropkoomenden ligt overhellen. Onder de geftadige of aanhoudende koortzen is
die de eenvoudigde, wear van het geheele be- loop in vierentwintig uuren geëindigd is, eendaag- fche genoemd, welke vry dikwils, op de Schee- pen, gezien wordt. Deeze is zonder gevaar, en ontftaat,"meest altyd, uit een begaane misflag, in het gebruik van de zes niet natuurlyke diDgen; L 2 eö |
|||||
___
|
|||||
VAN DE ZIEKTEN
ui-, Dcci. en tot geneezing van dezelve is de voorgefchrce-
i. ve wyze van celscs genoeg. Het best van allen ofdst (-j rust en ontb0U(i{ng f en water te drinken ; en dit eenen dag te doen, is fomtyds genoeg; en fom-
tyds, als 'er vreeze blyft, twee dagen; en naast de mthoudinge, moet men ligte J'pyze gebruiken; wa- ter drinken, en een dag daar na ook ivyn enz. hier door wordt dikwils een aanftaande zwaare ziekte verdreeven (f). Maar, als de oorzaak der ziekte van een' erger natuure is, heeftze ook een andere uitwerking; maar eer wy hier van fpreeken, moe- ten eenige dingen, van de oorzaaken, vooraf ge- zegd worden. Want het zou fchynen, dat de fcheepvaarenden
in een haven, of voor de wal, minder ziek moes- ten worden, dan in zee, om dat de Scheepen rei- ner zyn, en altyd eenige gefchutpoorten, indien niet alle, en alle lugtgaten opengehouden wor- den, 't welk in zee, niet altyd, kan gefchieden ; en eindelyk, om dat de menfehen hier niet met de ongemakken van de zee hebben te worftelen, en veele dingen, tot ververfching van het lichaam, voor zich kunnen koopen. Maar om dat wy hier van in de Voorverhandeling , en in het tweede Deel §. XMX, XXX, XXXI. breed genoeg ge- handeld nebben, zal ik , om dezelfde dingen niet ■wederom te herhaalen, my hier aan gedraagen. Om evenwel niet befchuldigd te worden, dat ik op éénc regel fteune; ik oordeele geenzins, dat de menfehen, in alle havens een ongezonde lugt moeten inademen;- ook geloove ik niet, dat wyn, brandewyn, brood, versch vleesch en tuinvrugten, ziekten veroorzaaken; maar, zoze iet doen,zulks aan het ongefchikt leven,en een onmaatiggebruik van deeze dingen, moet toegefchreeven worden. Want het gebeurt fomtyds, dat de menfehen , in zee, wegens groote vermoeijingen van lichaam, en ongefluimig weder, eenige gefteldheid tot ziek- ten hebben,of van befmetting zyn aangegreepen; al»
(t) hik. %. c*p, 2. pag. 114.
|
||||
IN DE HAVENS.
als hier dan een ongerelde levenswyze bykomt, nr.
«al het niet vreemd fchynen,dat veelen ziekwor- h .den ; fchoon de lugt, in de haven, niet te be-Ho0FDSX' fchuldigen zy. Maar in zulke gelegenheden,worde zelden het geheele volk aangedaan, ten zy dan door eige befmetting ; en dan moet men geen joordeel vellen over de lugt van een haven, maar de oorzaak van de algemeene plaage, moet uitderr dampkring van het Schip zelf, afgeleid worden. Schoon de natuur en trap van kwaadaartigheid, en de waare wyze van werking van verfebeiden ori- gelykflachtige deeltjes , welken in de lugt ont- houden worden, en de gezondheid kunnen bena- deelen , bezwaarlyk gekend worden , kan men evenwel uit de uitwerking en omftandigheden, be- nevens de waarncemittgen der Schryvers, hier o- ver cenig oordeel opmaaken. Een lichaam 't welk rot, zal een ander lichaam, 't welk nog geene rotting heeft, ook zeer ligt doen rotten; om dat dit lichaam, 't welk reeds in een ftaat van inwen- dige beweeging is, een ander, 't welk in rust is, maar ook ligt tot zulk eene (laat van beweeging te brengen is, tot zulk een inwendige beweeging aanzetten (f). De Koks ondervinden daaglyks de rottende eigenfehap van de lugt ,in verschvleesch, 't welk in een Schip, naauwlyks eenige weinige uuren van verrotting kan bewaard worden, zon- der dat het wel gezouten zy; terwyl het zelve, boven op het Schip, lang genoeg,zonder hinder, kan gehouden worden. En men vindt menigvul- dige voorbeelden by de Schryvers, dat door lugt, welke befmet was van rottige uitwaasfemingen, kwaadaartige, ja pestziekten zyn voortgebragc (4-). hoffman heeft aangemerkt, dat dampen, uit moerasfen of ftiiftaande poelen,, rottige ziekten verwekt hebben (*). De
0) Stahlii Fundam. Cliymi**, Pars i. TmS. 1. Sift. i. caf. 5.
(O Galen. Lib. I. Epist. I. De Febr. different c*p. 4. foRBI- TUS Oefen. Lib. l. Obf. u & 16. O Miit. Rat. Syst. 7tm. 1. p. 291. & Tam. a. p. 8(5, L3
|
||||
166 VAfl DE ZIEKTEN
in. Deel. De Damperr nu, welken , in enge havens, iq-
i- geademd worden , kunnen , met regt , tot de Hoofdst. moerasfige geb'ragt worden; gelyk ook die, wel-
ken uit het fcheepsriool opkoomen , inzonderheid^ als 'er het water lang ingedaan heeft; want het zeewater, fchoon het zout is, kan de lichaamen, welken 'er in onthouden worden, niet voor ver- 'rotting bewaaren, gelyk de llank toont. De kwaa- de uitwerking hier van ondervonden de matroo- z,en, in de haven Rochelle, als 'er een vat, waar- in zeewater befjooten was, geopend werdt (**). Qok befmetten de uitwaasfemingen van de men- fchen , yoornaamlyk van de zieken, de lugt heel zeer, en maaken dezelve gelyk aan die welken, in zieken- en gevangenhuizen, ingeademd wordt, gelyk PRiNqLE zeer wel heeft opgemerkt (§) , en waar over men ook huxham kan nazien (§§). De menfchen in zulk eene lugt verkeerende, kunnen op verfcheidenerleie wyze , van dezelve aangedaan •worden, naar de meerdere of mindere maate en; kracht van bederving, en de gefteldheid van het onderwerp, om 'er vatbaar voor te zyn. Het gist der yerrottiDge fchynt echter, in koude gewesten^ fcyn voornaamfte uitwerking te doen in de eerfte wegen, door de ingchoudene floffe te doen ont- aarten; 't welk blykt uit de pyn in de Maag, rot- tige oprispingen, bitterheid in den mond, enftin- kenden Afgang; welken, in 't gemeen, voorde eerfte tcekenen van algemeene of befmedyke ziek- ten gehouden worden. De deeltjes van bederf, en de lugt, waar inze zweeven, worden ligt, met de fpyze en het kwyl, in de Maag en Darmen ge- yoerd; waar in zy zich met de voedzels vermen- gen , en dezelven tot rotting doen ovcrflaan. Van hier wordenze, door de infiurpende Vaten, aan pnze Vogtqn overgegeevcn, waar in zy verfchil- Jende uitwerkingen 3 naar de kwaadaartigheid van |
||||||
Mem. is l\yicai. V-oy. rf« Sc. 1743.
De Mortis caslrenf. |
||||||
IN DE HAVENS. KS7
het bederf, en de gefteldheid van het onderwerp, ni. Deel.
•waarin het ontfangen is, voortbrengen; als ook i- naar bykoomende omftandigheden, welken de uit- Hoorosr> werking voortzetten of tegenhouden. Hier uit kunnen verfcheiden ongemakken ont-
ftaan, waar van het geringde kan zyn, een enkel- voudige bederving van de ftoffen, welken in de eerde wegen onthouden worden; welken de dee- len, waar inze hangen, om de kwaade, en het menfchelyke leven ftrydige natuur , <■ welken zy aangebragt hebben , moeilykheden verwekken , kramp en koorts voortbrengeü, 't welk door de oVidervinding zo klaar bevestigd wordt , dat 'er geen twyfel overblyve. Want , dikwils , ziet men zwaare toevallen , hier door veroorzaakt, welken, na eene loozing van de kwaade ftoffe ver- dwynen. Maar zo het bederf, door de Melkva- ten, reeds tot in het bloed is doorgedrongen, en wegens een minder vermogen, geen uitwerking doet op de Vogten, maar alleen de vaste deelca aandoet, door het zenuwgeftel te tergen, doet het de beweeging der flagaderen vermeerderen , zo nogtans, datze de werktuigen der uitloozing niet ftrydig zy, of door de kracht der natuure zo beftierd kan worden, datze allengs, zonder eerTi- ge zichtbaare ontlasting, door de uitlooswegen van het lichaam , konne uitgeworpen wordenP Dan ontftaat een andere koorts, erger dan de een- daagfche, welke niet ophoudt, al worden de eer- ftc wegen gezuiverd; van de Ouden, Aanhoudende koorts zonder rotting, genoemd. Maar als de ftoffe der ziekte van zulk een aart
is, datze onovereenkomftig is met de uitlooswe- gen van het lichaam, en niet op een langzaame wyze, gelyk in het voorgaande geval, uit het lichaam kan uitgedreeven worden; maar dat de krachten van de natuur, of de werking der vaten volftrekt vereischt wordt, omze ter ontlastingbe- kwaam te maaken, om door een zichtbaare fchei- ding ontlast te kunnen worden, ontftaat wederom epn erger koorts, welke in deeze tyden veel voor- in 4 komt 1 |
||||
168 VAN DE ZIEKTEN
Ui. Deel. komt; en om het wit en groenagtig huidje, waar
i. mede de koek van het bloed, na de Aderlaating, i'dst, inzonderheid, omtrent de hoogte of het einde van de ziekte, bedekt wordt, van de Ouden, ten on- rechte, danboudende. rotkoorts genoemd is. Want dit huidje is gecne uitwerking van verrotting, Ihaar moet veeleer, voor een heilzaam werk van de Natuur, 't v/elk volflrekt tot geneezing var» deeze koortzen', vereischt wordt, gehouden wor- den; gelyk wel aangemerkt is door quesnay, op ■verfcheiden van zyne Verhandeling over de koort- zen. En deeze koorts , fchoon uit een rottige porzaak ontftaan, moet niet als een Rotkoorts be- handeld worden; maar men moet de geneezing, uit de bewerking van de koorts zelve afwagten, welke indien gefluit wordt, wordt de ziekte ge- yaarlyk, en de Lyders niet zelden, in 't graf ge- holpen. Maar als de ftoffe der ziekte zo krachtig is, of
jn zulk een onderwerp is gevallen , door welks gefteldheid, zy niet alleen uitwerking doet op de vaste maar ook op de ylóeibaare deelen, zodat het roode gedeelte van het bloed, in een rottig dun vogt veranderd wordt, brengt zy geheel an- crerc, en inderdaad ziekte met rotting, als kwaad- hartige, en verfmeltende rotkoortzen voort; ja volgens de waarneemingen dqr Schryvsrs , de Pest zelve; welk ik echter noit gezien hebbe. En ik geloove niet, dat de Pest zo gelyk is aan de ziekten der fcheepvaarenden, als men uit defebrif- ten van eenige hedendaagfchen zou opmaaken ;en men fchynt dezelven, met dien naam niet te kun- nen benoemen ; fchoonze dikwils befmetlyk 7.yn voor de matroozen, en alle üie in dezelfde lugc verkeeren. Veretteringcn, blutspuisten en blaau- we vlekken, welken 1'omtyds, alhoewel zelden, in dezelven gezien worden , zyn geen kenlykc blyken van Pest; maar deeze vcrfchynzelen fchy^ nen veel eer af te hangen , ten mïnfte , in dit ge- val, van de gefteldheid van het onderwerp, dan van de natuur der syekte. De naam; van kwaa.d- ■ jar |
||||
IN DE HAVENS. 1(59
aardigheid, welke zy, in 't gemeen draagen, ver- hldc
'klaart de zaak niet beeter,en voegt beeter andere l ziekten dan deezen. Behalven dat hy te alge- Uoorm~- meen zy, en op veele ziekten, welken gevaarlyk, en waar van de oorzaaken onbekend zyn, pasfe. En deeze benaming kan gevaarlyke misflagen, in het onderkennen en gcneezen van ziekten, doen begaan. Waarom ik den naam der Ouden heb willen bewaaren, voor zoveel zy de ziekten, wel- ken in dit Hoofdftuk befchreeven worden, best verklaard hebben. Want het getal, en de ver- mengelingcn der toevallen , welken in fommige Lyders, aan deeze ziekte, vast gezien worden, kunnen, zonder verwcrring, to: de geheele zaak niet gebragt werden; gclyk beneden , «uit de op- telling derzelven zal blyjcen; en tot dit gevoelen heeft my de gelukkige en gemaklyke geneezing, van vcelen, gebragt. Evenwel (tellen de eryaarene Mannen, princle
en huxham, nu onlangs, in vericheiden hunner ichriften , zulk eenc gelykheid van de ziekten der gevangonhuizen en hospicaalen, met de Pest, dat ze naauwlyks eenig veiTchil hebben qvergelaaten. Misfchien zyn de ziekmaakende oorzaaken, op de plaatzen, waar deeze geleerde Hecren de genees- konsthebben geoefend, krachtiger; of de onder- werpen door der zei ver gcftcldheid, van zulkeene vatbaarheid geweest, dat zy de ziekten van een kwaader aart, dan ik, gevonden hebben. Wy- ders heb ik g'elyke toevallen gezien, in de Fran- fche hospitaalen, buiten de ziekenhuizen, onder de foldaaten , en burgers , op goede plaatzen woonende, en op de Oorlogfcheepen , waar oji deeze ziekte we! meest pleeg te woeden, voor- naamlyk, in koude gewesten; ja ik hcuge aaneen fterk jongman, van omtrent 22 jaaren, een Af- gaande anderendaagfche • koorts hebbende, de koortsbast ryklyk gegeeven te hebben , na dac de eerfte wegen geruimd waren, en dat 'er zulk een aanhoudende rotkoorts op volgde, en duurde zelfs in't huis van zyne moeder, zonder dat ie- L 5 mant |
||||
VAN DE KOORTS
i;i.Deei. mant daar omtrent aan zulk een ziekte lag, ea
• i. zonder zyne moeder, zusters of de meid te be- hoofost. fmetten. Zo iet heb ik eenige maaien na het ge- bruik van de Kind Kina , in koortzcn , op de Scheepen gezien. Of het aan een verhoole befmet- ting , of aan eenig geneesmiddel moet toegefchree- ven worden, dan of het van zelfs komt, kan ik niet verzeekeren. Hoe het zy, ik zal de ziekten befchryven, zo als ik dezelyen gevonden hebbe. Van de Koorts uit de Vogten, of'zuiverende , van
• de Ouden, Aanhoudende Koorts zonder rotting, genoemd. pefchry- II. Het is zeer gemeen, op de Scheepen, voor-
naamlyk in 't voorjaar, eene koorts te zien, wel- ke van de Ouden, onder den naam van Aanhou- dende koorts zonder rotting, is befchreeven, ten minfte, met opzicht.op de gelykheid van toeval- len : waarom ik van deeze benaaming, om eeni- ge geringe verfchillendheden, welken 'er in op- gemerkt zyn, niet heb willen afwyken. Ook be- moei ik my .weinig over den naam ; het is genoeg als de zaak zelve maar begreepen wordt. Onder deezen begrype ik een aanhoudende tusfehenpoo? zende goedaartige koorts; waar door het lichaam, allengs,zonder kooking van verettering,ofzicht- baare fcheiding, maar door een langzaame en ge- fladige ontlasting, van de zieke (toffe ontheven wordt; en op het einde-van den derden, vyfden, zevenden, negenden of elfden dag, afloopt. Dee- ze koorts houdt fomtyds (treek, om den anderen dag; maar gemeenlyk verheftze, alle dagen, te- gen den avond, en gaat dikwils zo gelyk voort, dat de tyd van de verheffing en tusfehenpoozing, bezvvaarlyk, en wel fomtyds geheel niet kan be- merkt worden ; en wordt van fommigen bloed- koorts genoemd. Bchalven anderen , overvalt zy meest jonge menfeben , en die zeer overlaaden zyn met bloed. Dikwils ontftaatze uit eenig mis- bruik van de zes niet natuurlyke diBgen; meest ech-
|
||||
PIT PE VOGTfcN.
echter, uit taaye doffen in de eerfte wegen broei- m. D
jende, of een belette Doorwaasfeming. Deeze 1. koorts fchynt iet te hebben van de natuur vaneen HoOFD». Aanhoudende rotkoorts, welke meest in den Win- ter en het Voorjaar woedt; en ook van de zo-, merfche galkoorts; want naar de verandering der tyden, heltze meer naar deeze of gene, en gaat fomtyds, in dezelven over. Zulk eene gemeenfchap heefc de Heer pringle
opgemerkt, zeggende, dathy,in de herfst koort- zen, als het koud werdt, teekenen van rotting en Ontfteeking gezien heeft. Zy is echfer goedaar- tiger dan beide;de reden moet van het onderwerp minder onzuiver zynde , of van den aart der oor- zaake afgeleid worden. Want de ziekmaakende ftoffe is of van minder kracht, of van zulken aart, datze door de beweging der Vaten, of de werking van de koorts kan overwonnen worden, of niet zeer ongefchikt voor uitloos-werktuigen des li- chaams,of laat zich hier toe ligtlyk bekwaam maa- ken. Of, dewylze meest in 't voorjaar aankomt, wanneer de Vogten minder naar rotting overhel: Jen, dan in den Zomer; en het lichaam, wegens de aankoomende warmte van den Zomer anders gefield is, en zy de ontlast-werktuigen van het lichaam, tot óntfanging van dez.iekmaakendeftof- fe gefchikter vindt dan in den winter. En mis- fchien is ook de ziekmaakende doffe, om dezelf- de reden, vloeibaarder geworden , zo datze lang- zaam, en zonder veel geweld, uit het lichaam kan uitgedreeven worden. Waarom dan , zelfs in de eerfte dagen van de ziekte teekenen van Koo- king^ in de Pis, gezien worden; 't welk de opT lettendheid der Ouden reeds gezien heeft; en waar op zy voorzeggingen en aanwyzingen ter. geneezinge gevestigd hebben; fchoori zy dezelve niet als een volmaakte Kooking hebbén aange- merkt. Want de Pis, welke een roodagtig zetzel heeft, komt niet van een volkoome Kooking (f). De Pin
(t) PyRETUS, in Coecis, ie Vriais 3. psg. 495. 10.
|
||||
VAN DE KOORTS
iji.Deei. Pis welke, op den vierden dag een rood wolkje beeft
i. gekreegen, is zeer bekwaam tot fcheiding, omdat Hoofdst. 2an de hegonne Kooking van de zagte en ligt betem- baare ftoffe genoeg is tot een volmaakte fcheiding (f), , Hoogroodt en dikke Pis, waar in zich, op den eer- Jlen dag, een wolkje vertoont, beteekent een aanhou- dende koorts zonder rotting (4-). Roode 'en troebele, op den tweeden dag koomende, beteekent fcheiding op den vierden dag (*). Als by iemant niet aan- fionds, op den eerflen-dag, een gevaarlyk teekenis, maar meer 't gene van goed vooruitzigt is, fcboon by zwaare koorts beeft, maar een wel gekookte en tnaalig dikte Pis loost, zal 'er op den vierden dag fcheiding koomen; en te mesr als 'er een inhangend wolkje in gezien wordt (**). Wyders, Als de Pis roodagtig is, en een roodagtige en ligte zetting heeft, zo het voor den zevenden dag is geweest, looptze •met deeze week af; maar indien laater, zal \_de koorts^ langer duuren, of zeer lang zyn (§). Dee- ze koorts wordt van galenus , onder de Eendaag- fchen gebragt (§§). Zy heeftr ook eenige teekenen met de Eendaagfchen gemeen, en dezelfden, gelyk piu- Meuosius zeer wel heeft aangemerkt; maar wat blykbaarder; de warmte is gemaatigd en niet hef- tig en brandende: wegens de goedaartigheid van het onderwerp is de Puls gelyk, groot,' vf>l, en f nel $ de Pis is aan de natuurlyke gelyk', alleen eenigzins rood en wat dik. Zeer dikwils ziet men in deeze koorts wolkjes in het bovenfte van de Pis, en een dunne verheveling, 't welk echter zelden voor- den vierden dag gebeurt: maar zelden laaten zy zetting neervallen. Zy begint zonder beeving, tril- ling of koude (4-). Nadere Behalven de opgenoemde teekenen klaageft de
teekenen, genen die van deeze kooïts worden aangegreepen, ovep
(t) Hippocr. apud Dunttim 4. pag. 496. 8 & 10.
(1) Galen, apud Savun. 679. (*.) Savon. dl Vrinis. pag. 681. (♦•; Galen, de Crifibus. Lib. I. (§> DuRkt. in Ctac. loco citate. {§§) 9 Method. cap. 1 & 4. • • Qj Vt Fibruut, Lib. \, ,...:."■■' J
|
||||
Vit DE VOGTÉN. ff§
ever van zelfs ontftaande vermoeidheid, zwaarheid m. Deer;
van hoofd, een doove pyn in den rug, de lendenen i. en leden, met fpanning. Hier op volgt warmte Hoorwr, en dorst. Het aangezicht van den zieken wordt rood ; de oogen puilen uit* en zyn als ligt ontftee- ken. De huid is, op het aanraaken zagt en vog- tig; en de warmte over het geheele lichaam, ge- lyklyk verfpreid. De dorst is niet zeer groot,, het hoofd blyft zwaar, zonder merklyke pyn; en de krachten vervallen niet zeer. Deeze zyn de ge- meene toevallen van deeze koorts* Maar fomtyds ziet men zwaarder, als: een kleine en harde Puls, benaauwdheden en raaskalling 5 welken uit de reeds gemelde Oorzaaken ontdaan; naamïyk, een kwaa- de doffe, in de Maag en het gedarmte, en te groo- te volheid; en zy verminderen aandonds, nage- maakte ontlastingen. Een ligte ylhoofdigheid ,• welke fomtyds op het hoogde van de ziekte,' of in de verheffingen gezien wordt, .hangt gemeen- lyk af van de teederheid of ligt geraaktheid van het onderwerp, en maakt de ziekte zelve niet ge- vaarlyker; want zy is maar van korten duur en gaat ras over. Dus heb ik veel maaien deeze ziekte, onder de befchjreeven toevallen, op de Scheepen< bevonden. De rasfer of langzaamerc eindiging moet uit de oorzaak, de grootheid der beledigde werkingen, en de bovengemelde teekenen afge- leid worden. Want te.grootheid van eene ziekte is gelykredig' met de grootheid der afivykinge van den natuurly'ken ftaat. (f) Ik heb deeze koorts, na dat in de maand Maart en April, een aanhouden- de Rotkoorts onder de matroozen gewoed hadt, op het einde van April, toen de warmte eenig- zins begon ^e vermeerderen, derzelvef plaats zien inneemen," gelyk, beneden, in de befchryving van de aanhoudende rotkoorts gezien kan worden* welke in een goèdaartige koorts, tqt geluk van de matroozen, overging. III. De geneezing van deeze koorts is nietmoei- Genee-
lyk, zin«-
CO Galen. Mtthod, mei, ai Glavtog, Ctif. I. pag, 34S.
|
||||||
Ï74 VAN DE KOORTS
in. Deci lvk, en wordt dikwils door de gunst van de Ns-
. i. tuur, alleen verkreegen. En de beoogingen ter hóopdst. geneezing, worden uit de oorzaaken en toevallen afgeleid. Maar om dat de lugt hier dikwils veel heeft gedaan, moet een Artz, voor alle dingen, in de geneezing, gelyk in alle koortzen, hier op acht geeven; voornaamlyk, zo 'er veclcn, opeen Schip, ziek zyn ; datze naamlyk, waar de. zieken liggen, zuiver zy, en dikwils vernieuwd worde. Op fommige Scheepen vindt men j ten deezen aan- zien, eene plaats, de Koebrug genoemd,,waar de vernieuwing van de lugt bezwaarlyker gefchiedt, dan Tusfchendeks, en welke ook daarom onge- zonder is; WySers moeten de Lyders een lugtig voedzcl gebruiken, hoedanig wy, in het Eerfte Deel reeds hebben aangeweezen ; en dit moet, in het begin ,■ en het hoogde van- de ziekte , naauw- keurig Waargenomen worden ; naderhand moet de levenswyze naar de heftigheid der toevallen en de krachten der zieken , geregeld worden. Want in de afneeming van deeze ziekte, kan, gelyk in alie anderen, zo wel in te groote geftrengheid, als toegecflykheid in de levenswyze, misdaan wor- den. Het Ychynt, in dit geval, becter te zyn, de krachten der zieken, door eenige opbeurende voedzels, wat te onderfteunen, dan al te groote ftrengheid te gebruiken. Ik heb de zieken » dik- wils, eenige fpyze gegeevgn-, alsze maar ligt ver- teerbaar waren, en met maate gebruikt werden,' zonder 'er eenig kwaad gevolg van te zien. De drank moet hier dun zyn, openend, en wat zuur- pgtig; en als de hitte groot is, met wat Salpeter aangezet;, gelyk van gerst, wortelen van Zoet- hout en Graswortel enz. gemaakt wordt. Dikwils heb ik enkel water, met wat versch'uitgedrukt Citroenfap, met goed gevolg voorgefchreeven. Als men bemerkt, dat eenige bedurven ftoffen
in de eerfte wegen hangen, moeten deezen met een Scrupel Rad. Ipecacoanba en een grein of twee Tartarus Emeticus, door braaking; of door een zagc buikopenend middel, als uit Zenebladen , Cre-
|
||||
DIT DE VOGTEN. ï'75
Cremor Tarter of Engelsch Zout en Manna kan m. De«i.
bereid worden, ukgedreeven worden. Maar als t 'er een overtolligheid van Vogten nevens gaat, H00*0 of de hitte en koorts zwaar zyn, is het beeter eerst een ader op den arm"te openen, voor men een braakmiddel geeve. Als de toevallen van de koorts blyven duuren, na dat de Maag en Dar- men geledigd zyn; heb ik nog wel eens of twee- maal een ader doen openen. Inmiddels heb ik de volgende koeldrank, dikwils, met veel nut ge- geeven. Neem een afkookzej van zuure appelen, als men dit kan hebben., of de Gerftedrank, bo- ven gemeld ; of gemeen water , twee pinten , Niiri puri twee drachmen, Spiritus Sulphuris per- campanam vyftig druppen , Oxymel fimplex vier uncen. Meng het. Hier van alle uuren een Thee- kopjevol. Of van het bovengemelde af kookzel twee pinten, Rob Ribefiorum of Syrupus.acetofitatis Citri, vier uncen, Spiritus Nitri dukis, veertig druppen. Meng het als boven. Als de Afgang opgeftopt was, heb ikze met een of twee uncen Manna , of door Klisteeren bevorderd. Als 'er geen flaap kwam, heb ik by twee uncen van de Koel- drank , een unce Syrupus Diacodii of Syroop van Slaapbollen gedaan, en 's avonds laaten geeven; ook heb ik wel den flaap bevorderd, door een flaapverwekkende Zaadmelk. Als de Pis een wolk- je of verheveling toonde , heb ik de volgende drank, of nu en dan een Scrupel Sal Polychrest , in een bekwaam vogt, voorgefchreeven: Neem gepoeyerde Rhabarber een drachme , Sal Poly- cbrest twee drachmen, Syroop van de vyf openen. de wortelen, twee uncen, af kookzel van Appe- len , zes uncen , Spiritus Nitri dukis twintig drup- pen. Meng het. Hier van gaf ik alle twee uuren een unce. En als de koorts, eindelyk, was af- geloopen, heb ik de vuile doffen, door de koorts nagelaaten, als 'er eenige teekenen waren, welken dezelven aanweezen, door een buik openend mid- del doen loozen. Op deeze wyze heb ik veclen, met weinig omflag, van deeze koorts zien her- ftcl-
|
||||
VAN DE KOÖRT* S
ftellen; en wel zonder groot verlies van krach-
ten. • Fan de Koorts met fcjpèiding Critica aanhoudende
, Rotkoorts genoemd. iV. Deeze Koorts oritfta'at uit zwaarder oor-
zaaken dan de enkele aanhoudende koores, wel- ken zeer ftrydig zyn met de uitloos-werktuigen,- meest op de vaste deelen van het lichaam, maar weinig op de Vogton werkende; Doorgaans ein- digtze, door eene Kooking tot verctccring, en door eene fcheiding, maakende ontlasting. Waar- omzc, en om hét vogc uit wit geelagtig, en fom- tyds groenagtig, welk de Ouden , hier in zagen gemaakt ce worden, en welk dikwils, de opper- vlakte der koek van het afgelaaten bloed, bedekt, Rotkoortz* is genoemd; dewyl zy geloofden dat zulks van het verrotte bloed veroorzaakt wierdc. Maar de Heer quesnay heeft gétragt het tegen- deel van dit gevoelen der Ouden te toonen (f).- Men zie ook de Proeven en waarneemingen met het bloed, welke anton. de haan heeft opge- geeven (|> De geleerde pringle begrypt dit even- wel anders, en houdt met hippocrates, devoort- komst van dit Vogt en van Etter, voor eene uit- werking van rotting; en onderfteunt zyn gevoed len met krachtige bewysredenen , als uit zyne fchriften blykt, welken waardig zyn geleezen te worden. Doch ik wil liever de zwakheid van myn oordeel bekennen, dan hier over iet, 't welk niec genoeg bedagt is, voordellen; voornaamlyk, de- wvl myn tegenwoordig oogmerk niet toelaat, hier op lang te blyven ftaau. Of het bloed geene ver- andering kan ondergaan zonder rotting; of dat vogt welk de oppervlakte van het bloed bedekt j van de werking der flagaderen, of van de bewe-- ging der koortze, en dan van de ontltaande hitte. |
||||||||||||
UI. Deel.
I. lioUFDST.
|
||||||||||||
Bcfchvy
ving van tic Rat- koorij. |
||||||||||||
) Traitl des Fiivrei (f i' la Suppumthn.
7t«». wuindi in Ncfotifnii frttt, VinMtn; |
||||||||||||
MET SCHEIDING. *77
of van de nacuurlyke hitte, welke de tegennatuur- m.
lyke te bovengaat, volgens de Ouden; of door h^ vermenging van eenige bedorven ftoffe, met on- ze Vogten , dan van verrottinge voortgebragt worde, laat ik aan wyzer oordeel , ter beflisfin- ge. Maar als men met de daaglykfcha ondervin- dingen te raade gaat, zal men over de uitwerking yan rotting» in dit geval, nog wel eenigë twyfe- ling behouden». Evenwel, als men het woord rotten, in denzin
van pringle opvat, en alle voortbrengzelen van de natuur van rotting afleidt; zal de voortbrenging van dit vogt en van etter, geenzins konnen uit- gellooten worden. Ondertusichen wordt zulk een vogt, 't welk de korst maakt, in gezonde enfter- ke menfchen , die arbeiden en wel gevoed zyn, en zich, uit enkele gewoonte, alle jaaren, om hunne gezondheid , eens doen aderlaaten, zeer dikwils gevonden, zonder eenige wezenlyke ziek- te. Ook vinden wy menige maaien , een korst van Ontfteeking op het bloed, er) dé voortkomst van etter in ziekten, waar-geene rotting de oor- zaak hi of ten minde, zeer weinig heeft gedaan; en waar, men altyd een fterke werking der Vaten ziet, het welk rottige ongefteldheden niet eigen is ; gelyk in koortzen uit Ontfteeking, en in zul- ken, welken na groote wonden volgen ;ennaauw. lyks, dan enkele reizen, waar de rotting zicht- baare uitwerkzelen'heeft voórtgebragc, gevonden worden. Ik weet wel, dat men hier kan tegen- werpen, dat ziekten met Ontfteeking voornaam- lyk ontftaan uit een belette Doorwaasfèming; en' dat deeze de vogten' zulk een trap van rotting doet krygen; maar in rottige ziekten bemerkt men een vogt, 't welk dun, rymig, olieagtig, ligt fmelt- baar is , en weinig met de koek van het bloed fa- menhangt, dikwils met het eilandje vermengd is, en de vastwording van het bloed belet; en geheel yerfchillende in kleur en lyvigheid, van dat, waar van hier gehandeld wordt. Eindelyk, zulk een gekookte etter, als men zo zeer wenscht, en van M meer- |
||||
I78 VAN DE KOORTS
in. Deel. meerdere rotting is dan dat vogt, en altyd, doof
Hoof'' zyn aanzyn' iets £oeds voorfpelt, wordt' in rotti.
' ge ziekten niet bevonden ; maar in plaats va» deeze een dun, bedorven, waterig fcherp vogt; waar aan men den naam van gekookte etter niet kan gceven; gelyk in den üiterften ftaat van Scheur- buik, de Kanker enz. gezien wordt. En dit is de oude Geneeshéeren niet onbekend geweest; die, fchoonze * op verfchillende wyzen, over de zaak geoordeeld hebben, echter niet zulk eene verrot- tinge in dezelven (tellen, Kwaalyk doen zy, die een gedeelte van het bloed,
•welk door de koorts gerot is, als het afgefcheiden en met de Pis is uitgedreeven, zetting zeggen te we- zen : indien de zetting zo is, isze niet alleen der r.ottinge deelagtig, maar, wezenlyk, etter: terwyl evenwel de etter door de rotting alleen van de zet- ting verfcbUt (f), hippocrates heeft de Pis met zweeren willen overeenbrengen: De zweer en, als ze door zich te zuiveren, 'witten etter uitgeeven, be- hoven een fchielyke geneezing; maar ah de vogt en dun worden, wordenze kwaadaartig; zo is bet ook met de Pis (4-). De rotting der l^ogten, welke in de vaten gefchiedt, is gelyk aan die, welke in OnU fieekingen i en veretteringen voorvalt, maar is, naar ds natuur overwint of overwonnen wordt: als de natuur overwint, komt 'er in de gezwellen etter, in de Vogten der aderen iet, 't welk in evenredig- beid den etter gelyk is, en in de Pis doorzakt; en die verrotting heeft iet van Kooking; zo wordt dee- ze rotting, welke wy Kooking genoemd hebben, al- tyd met iet, welk de gedaante en merkteekenen van etter heeft, bepaald (*). Wyders: want het gene etter-is , buiten de vaten, is zetting in de vaten; de koorts is als een gemeen ettergezwel der aderen, al- leen in plaats verfchillende (*♦). De tegennatuur- ly.
. ff)» Ballon ilt hyfojlafi uriti.
(1) Lii. de judicatn.
'{*) Galen. tap. 6. Lii. I. ie Febr. iiffsr.
| (*♦) Ballon. <tt Hypoft. urin. |
|||||
KIPT SCHEIDING. i7S>.
lyke oorzaak in den etter, is de floffe zelve, of de ni. rieei;
fitte; beide fcbynen bet te zyn; want daar is eenige i. rotting van bet Vogt, en 'er is een vyandige hitte; HooFt)SÏ< zy overwint 'echter niet: want indien zy ov'ermogt, of een grooté rotting van F~ogt ware ; zou 'er geen goeden etter gemaakt wordenden zy beeft geen eigen- aartige merkteekenen ; waar uit galenus befluit, dat bet bloed j welk wel in etter is veranderd; niet ■ eerst gerot beeft , maar liever gekookt is, of, zo'er iet rottigs by is, het weinig zal wezen (f); Ein- delyk, het blykt, niet alleen, uit hedendaagfche waarneemingen, dat tot voortbrenging van dezel- ven , volkoome krachten des levens vereiseht worden,' en dat het niet gcfchiede, als deezen flaauw zyn; maar dit kan ook uit de Ouden ge- toond worden. Als 'er etter gemaakt wordt \ wordt de koorts zwaarder en harder, wyl 'er Kooking ge- fchiedt , en een ftryd is , tusfcben de natuurlykê warmte en tegen de natuur, in een vogt; 't welk. ftrydig is met de natuur (|). By de Geneesmeesters fier ft niemant, als 'er teekenen van Kooking zyn; 't welk te verftaan is van de kracht der ziekte; wahi als 'er eenige misflag begaan wordt i kan bier uit gelegenheid lot den dood ontftaan (*). De w'erkly- k'e oorzaak der Kooking is bet levendig beginzel der vaste deelen, en de verlevendigende kracht, wel- ke van bet Hert afkomt (**). Wyders, dat dé Kooking der Fogten gefchiedt door de vaste gezonde deelen van het lichaam, en een werk is van de na- tuur (§;. Behalven dit weet elk een, dat de krach- ten des levens, en de werking der vaste deejen t m rottige ziekten, zodanig verzwakt zyn > datze geen ftryd, als de Ouden gefproken hebben, kon- nen aangaan. Dikwils heb ik, in 't begin van deeze ziekte,
teekenen van fmelting der Vogten gezien, wel-; kea
.(t) Idem ibii.
.fi) BAT.LON. Je Hypofta/1 uri».
(♦) Idem.ibid.
(**) Duret. in Ciac. Hipp. \o. pag. 224.
($; Galsw. Ctmm. t, in Lib. 1. Epidtm,
M ?. |
||||||
ï8o VAN DE KOORTS
m Deei. ken zo langze duurden, ook de Kooking belet heb-
ken '■> maar zo ras dezelven verdweenen, werdt de Puls en de krachten wederom verwakkerd , en de Kooking gefchiedde. Éindelyk, fchoon onze fappen zeer tot rotting overhellen, ondergaan zy, echter, buitengevaat zynde, niet altyd, merk- lyke rotting, al ftaanze eenige dagen ftil in het lichaam. Want wy zien dikwils verwonderlyke verwandelingen van het een, naar een ander deel van het lichaam, met verligting van de zieken, gebeuren; welken niet kunnen gefchieden, zon- der dat het gene buiten de vaten is, weder opge- nomen, en met de vogten vermengd worde; en zp naar een andere plaatze gebragt, of met den Afgang, de Pis of fnot geloosd worde: waar van menigvuldige gevallen, by de Sehryvers, voor- koomen. Ik verwondere my , als 'er zulk een groot bederf in is, als menigmaal, uit den lang- duurigen ftilftand, welke zy in het deel gehad heb- ben, blykt, datze, door derzelver vermenging, niet alle vogten tot een rottige dunne ftoffe doen overgaan, waar van het tegendeel dikwils gezien is en nog gezien wordt (f). Daarenboven groeit, in deeze koorts, de koek
van het bloed met het huidje vast aan een; en het vogt, welk het huidje maakt, wordt zo vast be- vonden , dat het bezwaarlyk verbroken kan wor- den. Dit is anders in rotziekten, waar in de koek, of het roode ge4eelte van het bloed, naauwlyks famenftremt, en fomtyds wel geheel niet; en zo is het ook met het vogt, 'er boven op, als het 'er is. Dit wel overwogen zynde, volgt, dat fchoon rotten en kooken heE zelfde zy, en op gelyke wy-
(t) Men zie hier over G. de Chato. fraiU des turn. Denis Po-
MARM dans les Obfervat. de Riviere Qbf. I. Thieri de Hf.ri , pag. 108 & 109. Epbem. dec. 3. ann. a, dec. 3. ann. 5 & 6. Lamotte Obf. 50 & 60. Zacut. Lusitanus, Lib. 2. Obf. 172. Marchetis, Oiferv. Med. Cbir. 46. Pare Lib. 17. chap. Si. Hottinger, Epbem. dec. 3 ann. 9 & 10. Moinichem apud Bonetum. lïiblioth. Chir. ctttt. I. cbfirv, 17. en nog veel anderen.- ■ |
||||
MET SCHEIDING. I'8t
,wyze gefchieden; dat, zeg ik, evenwel, tusfchenm. Deel.
de koortzen, welken door eene kooking van et- i. ter, en een fcheiding, door ontlasting, best ge-"oorDST* eindigd worden, en zulken, welken zonder de- zelven afloopen, en van erger aart, en waarlyk rottig zyn , waar van beneden zal gehandeld wor- den, eenig onderfcheid moet toegelaaten worden: alhoewel beiden, door een zelfde oorzaak, fchy- nen aan te koomen, gelyk ik, boven, §. I. heb te kennen gegeeven ; welker geweld , door de koude, misfehien verminderd, of krachteloozer gemaakt is, of het lichaam anders gefteld vindt, om 'er zo op te konnèn.werken , als in de zomer- fche warmte. Want de koortzen verfchillen we- zenlyk van malkander, en men ziet andere ver- ichynzelen in de eene dan in de andere ; ook vereifchen zy een verfchillende wyze van ge- neezing ; weshalve deeze onderfcheiding, mee regt, plaats gegeeven moet worden, zoze al niet over het geheel, verfchillen zy echter in trappen. Hoe zich deeze ziekte toedraagt, en met welke toevallen zy verzeld gaat, zal blyken uit het ver- haal van de volgende Reize, waar op zy zeer ge- woed heeft j en in weinige dagen, als een Pest, de geheele manfch'ap aangreep, zo dat alleen vier van dezelven vry bleeven. In 't jaar 1757, m 't begin van den zomer, is waarnee...
uit het Vaderland uitgeloopcn het Schip de stad mi"&n delft , voerende 50 ftukken , en eenigen boven j driehonderd geoefende vlootelingen, naar de kus- ten van Spanje en Italië, 't welk den geheelenzo- mer en herfst, in de Midlandfche zee, heeft ge- kruist. Inmiddels is het op verfcheiden plaatzeu aangeweest, en is eindelyk, in December, uit da Straat van Gibralter gekoomen, en heeft het an- ker geworpen voor Kadix. De zomer en het be- gin van den herfst waren aangenaam, maar het ein- de van den laatften nat, regenig, windig en koud, By gebrek van kleederen en dek, kreegen veelen van het volk de Scheurbuik; welken echter, door een goede behandeling, en het gebruik van ver- M 3 fct« |
|||||
___
|
|||||
VAN DE KOORTS
III.Deci. fëhe groente, als Waterkers, Radys, Appelen,
Citroenen, Oranje appelen, welken hun van den wel edelen Kapitein en My gegeeven werden, in- dien niet allen, ten minfte, voor het grootfte ge- deelte, herfteld zyn. Eindelyk is het in de maand .January yan Radix, wederom, naarde Midland- iche zee getrokken, en heeft de reize voortgezet naar Napels, waar het ook, na lang genoeg ge- zworven te hebben, in de maand Maart, aan- kwam. Het weder was, op deezen togt, zeer regenig, windig en onftuimig. Het fchip kreeg, daarenboven, van de baaren, welken 'er tegen iloegen, door de deks openingen, roosters en an- dere wegen, water in; zo dat het dek, byna al- tyd nat was; en zo was het ook met de matroo- zen, die dikwils met natte klecJren in de kooi gingen. Ondertusi'chen konden- de gefchutpoor- ten en togtgaten, wegens de woede van de zee , zelden opengezet worden. Voor 't overige ,wcrdt de zindelykheid, in het fchip * zo veel inooglyk was , bewaard ; en de pompen niet verzuimd. Maar het volk,bevondt zich, behalven deSchcur- .buik, welke wederom begon aan te koomen, vry wel; want toen het Schip in de haven van Napels kwam , waren 'er alleen twaalf zieken , welken den dienst niet konden waarneemen; onder wel- ken agt de Scheurbuik hadden ; twee door wonden in de kooi werden gehouden , en twee een aanhou- dende Rotkoorts hadden. Deeze laatften waren goede matroGzen, fterk, en hadden zich, de gc- lieele reize door, voor datze van de Koorts wer- den aangegreepen , wel gedraagen. Terwyl wy hier vertoefden wilde de manhaftige pichot onze Kapitein, zyn volk van hunne verlepren knichtcn en afmattingen der reize verkwikken; ten wel- ken einde hy hun kost uit versch koevlcesch, met yerfcheiden groenten, ryst en gerst deedt berei- den, 't welk zy, in 't gemeen. Poespas noemen; en deedt hun dit voorzetten in plaats van fpek, 't welk .zy, met pngelpnflyke graagte .gebruikten. Ondertusfchcn gaf dè Schryvcr hun cok wat geld, |
||||
MET SCHEID INC. I83
waar voor zy iet konden koopen tot ververfchingin.
van het lichaam; de wyn werdt niet overgeflaa- T- gen; zy zongen, zy danften en waren wel ge-1100FDST* moed. De wagc en de arbeid waren niet meer dan gemeen. En het Schip werdt niet verzuimd fchoon gehouden te worden, gelyk de voorzich- tige Kapitein, naauwkeurig belastte. Ook gaf hy bevel, de gefchutpoorten en fpygaten te openen en lugtzeilcn op te hangen, als het weer zulks ■ toeliet. Weinige dagen na onze aankomst, zei- den zeven van de genen die aan de Scheurbuik waren, dat zy gezond waren, en begonnen, met hunne makkers te danfen. Maar deeze vrolyk- heid duurde niet lang; want naauwlyks waren wy hier 18 dagen geweest, of 'er waren meer dan 80 aan de Koorts; en dit getal vermeerderde van dag tot dag, zo dat in den tyd van zes of zeven we- ken , de geheele manfehap was aangedaan; zonder uitzondering van de genen welken in deeze haven' werden aangenomen, of van Officieren; allen wer- den op gelyke wyze, en byna even zwaar, aan- gevallen. Die met de zieken omgingen, en die 'er zich van afhielden , kreegenze even zwaar. De nieuwgeligten waren naauwlyks drie of vier dagen op het Schip geweest, of zy werden van de ziekte aangegreepen. In het begin van ons verblyf, hier ter plaatze,
was het weder nevelig, windig en koud; nu en dan hadt men ftinkendc navels, en regenige da- gen, doch niet menigvuldig. Op he't einde van Maart en in 't begin van April werdt het helder weer, 't welk niet weinig hielp tot herftellingvan de genen, die aan de Koorts waren. Het getal van de zieken, in deeze haven, als 'er de 'nieuw aangeworven onder gereekend worden, was meer dan 300; 17 zyn 'er geftorven, waar onder een (wiens hiftorie ik § XV. n. 9 van 't voorg. Hoofd-- fttïk, reeds heb opgegeeven) aan de Scheurbuik; een door een val van het anker; de overigen aan de Koorts. Ik moet zeggen , dat de zieken op het Schip zyn gebleeven, want uit vreeze van be- M 4 fmet- |
||||
■
|
|||||
184 VAN DE KOORTS
in. Deel. ftnetting, werdt het aan land koomen, in deeze
i. hoofdftad, verboden. Die weet, hoe de zieken , Hooïdst. jn zy]^ eenehom(tandigheid,op de Scheepen, be^
handeld worden, zal zich, zeeker, niet verwon- deren , dat 'er veelen geftorvén zyn. Eenige din- gen , welken den voordeeligen uitflag der ziekten , op de Scheepen , verhinderen, hebbe ik hier eri daar, in bet eerjte en tweede Deel myner Verban- ■ delinge aangeweezèn. Deeze dingen wel overwo- gen zynde, zullen de oorzaaken van een ongeluk- kige praktyk konnen gezien worden. Voor dat het getal boven de 20 of 30 was, kon ik bezor- gen, dat de« zindelykheid, by de zieken, eenig- zins bewaard, en elk van de zieken, in een kooi geplaatst wierdt; en alszc geen kooi hadden, ver- zogt ik van de gezonden 'er een te leen, voor de zieken. Twee kooijen, zonder dek kreeg ik van den Kapitein; welken, in,'t begin, van veel dienst •waren; want die hunne kooi of hangmat bevuild hadden, konden zo lang "op de verkregenen ge- legd worden , tot dat de vuilen wederom fchoon- gemaakt waren. Maar toen het getal van de zie- ken , zo fchielyk aangroeide, en over de honderd liep, hadt elk zyn eigen kooi nodig; en die ik ver- kreegen had, konden niet toereiken. Hierom moesten de genen, die ziek werden, en geen kooi hadden, op een kist of bloote zoldering liggen. Alsze ylhoofdig werden , deedt ikze handen en yoeten vastbindend Die een kooi hadden , deedt: ik 'er op vast naai jen , op datze 'er zich niet uit én in zee" zouden werpen. Zo zyn veelen van de zieken , met de kleedren, van den eerften dag der ziekte, tot den laafden, in de kooyen,in hun èige o'nreinheid gebleeven , en hebben anderen befmet. Ik deed wel by de zieken met fpeceryen en jeneverbesfen rooken , en azyn fprengen, maar bet was, als blykt, van weinig uitwerking. Maar aanmerklyk is hier, dat het Amfterdamsch
oorlogfchip EOAM,waar mede wy gezeild hadden,
en van den zelfden rang was, als het onze; en
waar in het volk gedunrende de geheele reize ziele
, '■ • ' was
' 3
|
|||||
MET SCHEIDIKG. 185
;was geweest, en een groot deel van hunne man- nj_ neei,
fchap in zee hadt geworpen, het zelve hier geT 1. :' beeterd zy; en echter van het oflze niet boven Hoofdst. de ioco fchreeden aflag, het onze in de haven, en het Amfterdammer hadt voor den wal, buiten de vestingen, het anker geworpen. Behalven dé plaats kon ik geen verfchil bemerken in fpyze of drank, (behalven de Poespas, welk de onzen, tweemaal 's weeks, en zo veel zy begeerden, ge- geeten hadden) ook niet in de menfchen, waar uit de equipa^ie beftondt; behalven dat onzevloo- telingen flerk, en de Amfterdamfche, de gehec- le reize, zwak en zieklyk geweest waren; en de onzen graager aten dan de Amfterdamfchen. Dit vooraf hebbende laaten gaan, zal ik nukoo-
men tot de historie van de ziekte: maar, dewyl deeze befmetting , wegens verfchillendheid van onderwerpen , verfchillende uitwerkingen heeft yoortgebragt, zal ik, om de befchryving klaarder te maaken, dezelve,onder de drie volgendenom- mers, afhandelen. En wel eerst, hoe zy jonge en fterke menfchen heeft aangegreepen, die voor deeze ziekte gezond waren; en welke toevallen ik, onder het beloop van de ziekte , heb opge- merkt. Ten anderen, hoe de zulken , die een be- ginnende Scheurbuik hadden, of 'er in den win- ter aanraakten, en in 't geheel niet herfteld zyn; en eindelyk zal ik fpreeken van de genen, die aan een gevestigde Scheurbuik waren. De eerften, welken van deeze Koorts aangegreepen werden, waren, gelyk ik reeds gezegd hebbe, gezond, voor den aanval van de Koortze; zes of zeven ge- zonden en fterken , werden in 't kort, van de ziekte overvallen. Dit duurde eenige dagen, zon- der merklyke vermeerdering van zieken. Einde- lyk greep de ziekte allen aan , zonder onderfcheid, zo wel gezonden als zwakken; zo dat het getal van zieken, daaglyks, met byvoeging van 5, 7, ja 10 van op nieuw befmetten , wierdt vermeer- derd; welken de volgende toevallen kreegen. -; 1. Gezonden , fterken van middelbaaren ou- vae,J°Oder M 5 der- ziekte.
|
||||
VAN DE KOORTS
Hi. Deel. derdom, of jonge menfchen, die voor dat hun
i. de Koorts aankwam, wel gefield waren, klaag- otost. den t jn 't begin, over zwaarte in de leden, en een doove pyn, voornaamlyk, omtrent de ge- wrigten; over pyn in 't hoofd , den rug en de lenden, eindelyk over koude en hitte, by beur- ten. In dcezen ftaat bleeven zy fomtyds, eenige uuren , ja eenigen wel een geheelen dag, eer zwaarder toevallen gezien wierden. Hier na wer- iden ze aangedaan met becving en koude, waar op een brandende hitte volgde, en een byna on- leschbaare dorst. Ondertusichen was de Puls hard en ras, en dezelve nam doorgaans toe, in kor- ten tyd, voornaamlyk in jonge menfchen; maar alsze wat langer ingetrokken bleef, namze meesc altyd toe, na eene aderlaating, en werdt groot en vol. De huid was van het begin der ziekte, byna tot het einde toe, op het gevoel, droog en ruw : maar als ik de voorhand van de Lyders wat harder aanraakte; bemerkte ik,behalven een bran- dende hitte, welke de vingers aandeedt , den arm eenigzins bol te wezen. Sommigen gaven in 't begin, dikwils, van zelfs, eenige groenagtige gal over; anderen werden geplaagd door neiging tot braaken ; anderen klaagden over geweldige py- nen voor't hert; en byna allen, over een leely- ken en bitteren mond. De Tong was geel, groen- agtig, Zy verlooren allen eetlust. Het aangezicht was eenigzins gezwollen en rood, Zy openden de oogen zo veel zy konden ; en daar was iet in als een glans van minnaars ; ten minfte, zy glin- fterden meer dan naar behooren ; daarenboven wa- ren zy byna onbewecglyk, en lieten .veel onwil- lige traanen loopen, Eindelyk kwam 'er een ge- heel verlies van krachten. Ais de ziekte toenam , werden de toevallen
zwaarder en zichtbaarder. Dan klaagden meest allen over een drukkende pyn van het hoofd, voor- naamlyk, omtrent het voorfte en achterftc gedeeU te; ,en de zieken befchreeven dezelve, dat bet ware, als of deeze deelen, het voorhoofd, naam» lyk,
|
||||
MET SCHEIDINQ.. ï 8?
].yb, en het achterhoofd , tegen malkander ge-
drukt werden : het is net als Jlak viyn hoofd in een klem. Deeze pyn werdt s dikwils, door eene ader- ïaating of twee, verligt. In de meesten was,.be- halven een onleschbaare dorst, de tong droog, hard, gefpleeten en zwart; en omtrent het hoog- de van de ziekte, konden zy dezelve, fchoon zy 'er moeite toe deeden, kwaalyk uitfteeken ; door gen trillende beweging, bewogen zy dezelve,ge- meenlyk, met de punt tegen het verhemelte, of tegen de voorde tanden. En als zy dezelve uit- itaken, werdtze ftraks, door*een tegenftrydige en onwillige beweging, wederom in den mond te ruggetrokken. De voorfte tanden , en fomtyds ook de lippen, waren met een zwarte korst be- dekt. De ftem werdt fcherp en heejeh, en vee- len verlooren dezelve ten eenemaal. Én zo ook de flikking, welke-fomtyds, wegens de zwaare Sprouw, welke de keel bezette, zo bezwaarlyk werdt, dat de drank , welken zy wilden door- zwelgen, de neuze weder uit kwam. Dit was een kwaad voorteeken, inzonderheid , als het in de toeneeming of omtrent de hoogte van de ziekte gezien werdt,- en kwam meest in de fterkfte men- fchen. Ondertusfchen hieklt de Koorts aan , ver- hief zich daaglyks, en maakte eenigc tusfehen- poozing, vertoonende eenigzins een dubbele an- derendaagfehc, voor zo veel de verheffingen van den eerden dag der ziekte gelykheid hadden met die van den derden dag, en fterker waren, dan die op den tweeden en vierden kwamen. De on- rustigheden en woelingen, waren ook op die da- gen meerder j fchoon de Pub fomtyds wel in den zelfden ftaat bleef, zo dat de zieken den eenen dag veel onrustiger waren dan den anderen. Ein- delyk kwamen de verheffingen ook wel wat vroe- ger en voor den gewoonen tyd. De Puls en de Ademhaaling, waren, de gehec-
]e ziekte door, behoorlyk fterk; ten zy 'er eenige piijflagen begaan, of eenige toevallen «van fmel- |ing der Vogten gezien wierden , welken zich on- d
|
||||
188 VAN DE KOORTS.
Bi. Deel. der dit foort van menfchen zelden vertoonden.
i. Van het begin af byna tot aan de hoogte, en ook' Hoofdst. nOg hier in , waren de meesten geheel flaaploos>
waar op ylhoofdigheid volgde; en dan vielen zy in een diepen flaap , waar uit zy naauwlyks kon- den wakker gemaakt worden. By fommigen , voornaamlyk jonge menfchen, waren in de eer- de dagen van de ziekte, pees-huppelingen, wel- ken, omtrent de hoogte van de ziekte wederom verdwecncti. In fommigen heb ik in de afnee- ming van de ziekte ftuipagtige bewegingen gezien; deezen waren zwaar'aangegreepen geweest. Op deezen laacften tyd, hadden zy dikwils tandkner- fing; welke echter niets kwaads voorfpelde, als 'er geen andere kwaade toevallen waren voorafge- gaan , en de. doorzvvelging onbelemmerd was gc- bleeven. De Pis was in 't begin rood', of oranje kleurig,
zonder zetzel. Als 'er nog krachten genoeg wa- ren, kwamen omtrent den agtften of tienden dag, of, na de vierde, maar meest, na de vyfde ver- heffing, met de eerfte gclyk, in de Pis, wolkjes; en als 'er niers tusfehen kwam, van de zyde van den Arts of den zieken, 't gene de kracht van de volgende verheffing, met de eerfte overeenkoo- mende, verbrak; vond ik eenigc verheveling op het einde van dezelve, of op den elfden, of het begin van den twaalfden dag; en zo ook aangaan- de de laatfte verheffing, alsze wel voortging, volg- de hierop fcheiding, en een wit, roodagtig, of alleen wit zetzel in de Pis, welke in ruime maate voorkwam. De zieken als dan van alles onbewust, kwamen op den veêrtienden , meermaalen , op den vyftienden , uit de flaapzugt ontwaakt, fchoon zy nog wel wat ylhoofdig waren, weder tot zich zelven. Maar die in 't begin , of omtrent de hoogte der ziekte, heldere pis hadden, of troe- bel , gelyk de Pis van het vee, ylden zeer zwaar, Als dit omtrent de hoogte of de vermindering ge- viel, werden zy raazende, en eindelyk flaapzug- tig, zoidatze dooi geene aandoenlyke dingen kon- ' den |
|||||
• v
|
|||||
MET SCHEIDING... I&9
den wakker gemaakt worden; en kreegen etter- m DeeIi
gezwellen aan het hoofd. Ik heb eenigen gezien, i welken zes, zeven, ja negen dagen hadden gele- gen, zonder eenige gewaarwording of beweging, als ofze beroerd waren; waar van 'er één geluk- kiglyk herftelde, welken op den agttienden dag, een groot deel witte en maatig dikke etter de neu- ze uitliep. Anderen lposden etter uitdeoorsn, waar vaa ook nog één, na langen tyd, herfteld is. Maar twee ftierven; de een kort na het uit- bredken van den etter; de ander leefde nog.tien dagen. Deeze, als men hem vleeschnat in den mond bragt, flikte het zelve, hy opende nu en dan zyne oogen, maar floot dezelven terftond we- der; ondertusfchen leedthy geftadig ftuiptrekkin- gen, bleef zonder gevoel; de Ademhaaling werdt zwaar en ronkende , en zo ftierf hy eindelyk. In de Pis van deezen heb ik, eenige dagen voor de uitbreeking van den etter, een menigvuldig wit, en als krytagtig zetzel gevonden. Ook heb ik ge- zien, dat de Pis in de zulken, waar in de fchei- dlng door de Longen gefchiedde, het zelfde zet- zel, en even overvloedig hadt. In de verminde- ring van de ziekte, werden de Lyders meest al flaapzugtig, en fomtyds ook wel in vroeger tyd, na een voorafgaande ylhoofdigheid. Die zwaar geyld hadden vielen in een diepen flaap; maar die weinig of niet geyld hadden, werden wel door flaap overvallen, maar konden gemaklyk wakker gemaakt worden. Deezen klaagden , behalven' over hoofdpyn , het voor- en achterhoofd, en fómtyds het opperhoofd alleen aandoende, over doofheid van handen en voeten, als of dezelven dood waren. En het is aanmerklyk, dat in 't begin van de
ziekte, bykans allen over brand en een ligtedoof- heid van de vingers van handen en voeten klaag- den ; welke in den laatften ftaat toenam. Eenigen voelden, omtrent het einde van deezen tyd, be- halven de gemelde doofheid, een kriewelende beweging, in handen en voeten; anderen zeiden, het
|
||||
15O VAN DE KOORTS
in.Deci. het zelfde omtrent den buik en de borst, met
. i. eenige aandoening van koude te voelen. .By forri- Hoofdst. mjgfcn kwam1, in dien ftaat, en ook wel vroeger; hardhoorendheid; maar de meesten kreegen dce- zé, als de ziekte aan het daalen was. Ook werdt het gezicht, in deczen ftaat, ftomp; en veelen vcrlooren het ten eenenmaa!; het kwam echter • weerom, eenige dagen na de volbragte fcheiding. Anderen zagen de voorwerpen, als met gaas be- dekt , of geloofden, dat zy in een donkere fcha- duwe waren. Veelen kenden echter hunne vrien- den aan de ftem. Alle zeiden, na de fcheiding; datze door zwermen van vliegen zagen. Dit toe- val duurde, in veelen, fchoon zy reeds de vorige gefteldheid van het lichaam hadden wedergekree- gen, nog wel een of twee maanden, eer het ge- heel overging. De huid werdt onder de daaling van de ziekte
zagter, en de hitte minder. Als het wel ging, werdt de Puls, in de verheffingen, minder ras, maar groot en flerk, en dit was altyd een goed voorceeken ,• gelyk een groote en diepe Adem- haaling. Maar op de dagen der fcheiding vond ik een vcranderlyke Puls; groot, zagt,en traag,was best; een misflaande, en een kleine en flaauwes doch gelyke Puls, als 'er maar geen zwaaretoeval- len waren voorafgegaan, was niet te vreezen; maar anders voorfpelden zy gevaar. By welke de tong droog, zwart en gefpleeten was, begonze in dee- zen ftaat vogti?er te worden, en de zwarte korst begon op de zyden, en aan de punt van de tong te fcheiden, en viel eindelyk,door meerderen toe- vloed van kwyl, meer en meer los wordende, ge- heel af. Als dit gebeurde ,• werdt de zwelging ook gemaklyker,* en de buik werdt open,- welke,; te voren geflopt was. Sommigen kreegen een ligté Buikloop, met verligting van toevallen; welke, iia eenige dagen, van zelfs ophielden. 'Er wa- ren ook nog, onder deeze menfehen, welken ,• in 't begin van de ziekte in buikpyn, en veelvul- digen ftinkenden Afgang vervielen. By deezeri was
|
||||
SIEÏ SCHEIDING. Ï9Ï
was de Puls klein en ras, groote ongerustheid en m.Deêi.
zwakheid. Maar deeze toevallen verdweenen na t de gewoone ontlastingen; en dan werden de Puls en de krachte» wederom opgewakkerd ; en de Koorts volgde haar beloop , gelyk in anderen; doch zulken zyn 'er maar weinigen geweest. In eenigen, doch niet veelen, kwamen eenige klei- ne roode gierst puisten, welken fchielyk wederom verdweenen; enze werden meest, omtrent den vierden, vyfden of zevenden dag gezien : doch zy waren van geene beteekenisfe: want de' zie- ken waren niet beeter, wanneerze uitkwaamen, ook niet erger,alsze wederom verdweenen. Twee heb ik gezien, by welken, in de afneeming van de ziekte, de Oorklieren zeer fchielyk zwollen en tot verettering overgingen, met vermindering van de Koorts en toevallen. Deezen bekwamen even- wel langzaamer dan anderen , fchoon de verzwee- ringen, door het mes geopend, gemaklyk genee- zen wierden. Eindelyk kwam, als 'er niets was tusfehenge-
komen, 't welk het beloop van de koorts tegen was, de fcheiding (crifis); gemeenlyk, op den dertienden, dikwils omtrent den vyftienden, en ook wel eens den zeventienden dag, met een ruim zweet, gemaklyke opgeeving uit de borst, een open lyf, en zetting in de Pis. Als 'er, in 't be- gin van de ziekte, toevallen waren van verfmel- ting der Vogten; of de krachten, meer dan ge. meen verzwakt waren, het zy waar door dit was veroorzaakt, duurde de ziekte langer, de uitflag was ongelukkiger, en de fcheiding niet zo vol- maakt. En de wegen, welke de Natuur verkoos, om de zieke ftoffe uittewerpen, waren niet in al- len dezelfden. De volmaaktfte fcheiding gefchied- de door de vier genoemde ontlastingen. Maar in veelen was de eene of andere ontlasting fterker dan de overigen. In fommigen gingze fchielyker voort, in anderen langzaamer. By zulken, wel- ker fcheiding meest door de Longen gefchiedde, was, gelyk ik reeds gezegd hebbe, een witte zet- ting |
||||
192 VAN DE KOORTS
in Deei. tin§ in het water. Maar. deeze weg was dikwii«!
" j. ' ongelukkig; want ik heb twee, welken wegens Hoofdst, clerzelver groote zwakheid, en menigte van witte
èn taamlyk dikken etter, welke in.de Longen ge- loosd werdt, en zy niet konden uitbrengen , zien flikken. Doezen liep, na den dood, de etter den mond uit. De lichaamen geopend zynde, waren de Longen overal vol etter; maar ik vond in de Longen geene holligheden, cf ovcrblyfzels van éttèrbbezems. Anderen hebben een langen tyd et- terjge fluimen opgegeeven, en zyn niet zónder veel voorzorge, van de Teering bevryd geblee- yen. Vcelen,by welken dit Ingewand krachten ge- noeg hadt ter ontlasting,zyn gelukkiglyk herfteld. Ik heb echter opgemerkt , dat deeze ■ ontlasting meest voorviel byzulken,die deKinaKina,ryklyk óf !ang gebruikt hadden. Ik wil evenwel riietbe- jaalcïi of dit van het gebruik der Koortsbast, dan van een byzonderc géfteldheid van het onderwerp hébbe afgehangen. Öndertusfchen heb ik dikwils ondervonden, dat de uitflag van de Koorts, in deeze menfeheri, gelukkiger ware, als ik geenc Koortsbast , dan wanneer ik dezelve yykiyk ge- geeven had. Zy beteugelde wel fomtyds de be- weging van de Koorts, maar de zieken werden te gclyk flapper. In anderen, maakte zy een zag- te ziekte verbolgen, en verwekte een zeer groo- ten brand; waarom ik 'er my van onthield, ten zy 'er eenige teekenen van verfmelting der Vog- ten waren, wanneerze noodzaaklyk was; gelyk beneden, uit de geneezing zal blyken. Allen viel het hair uit', en zy werden kaal na de ziekte. De herftelling tot een volkoome gezondheid, hing af van een min of meer volmaakte fcheiding ; en hoe fchielyker deeze gefchiedde, hoe eer het li- chaam weder kwam tot vorigen ftaac> in zwak- 2. Maar de befmetting kwam op een andere
ken. wyze aan by zwakken, of zulken die, den winter,
aan de Scheurbuik geweest, en niet volkoomelyk herfteld waren; of die 'er maar ligt van waren aangegreepen, en in 't gemeen Luyaards genoemd wor-
|
||||
■
MET SCHEIDING. 193 worden. Deezen klaagden, byna allen, terftondm.Deel.
in het begin, van groote zwakheid, een leelyken ■L en bitteren monds en verlooren eetlust; als ook 00FD van pyn in 't hoofd en voor 't Hert, groote be- naauwheid, en voornaamlyk, geduurige verande- ring van koude en hitte. De Puls was fomtyds wat verhevener dan natuurlyk, fomtyds wel wat laager, maar weinig van de natuurlyke verfchil- lende; en zo was nee ook aangaande de warmte van de huid. Zo zyn fommigen twee, anderen drie, ook wel vier dagen gebleeven ; zo datze weinig ziek fcheenen te wezen. Maar als zy uic- de kooi opftonden, en regt op wilden gaan, vie- lenze fchielyk in flaauwte , waar uitze terftond weder bekwamen, alsze neer lagen; en dan be- vonden zy zich wederom, als voor de flaauwte. Zy werden bleek van aangezicht, en zwak van oogen. Sommigen zweetten eenigzins, anderen heel (lerk over het geheele lichaam. De Tong was vogtig, witagtig, en fomtyds met een groe- nen rand , aan de zyden. Deezen hadden kooi en dek. Maar by de geenen die dit niet hadden, was de huid droog; doch zy kreegen buikpynen en me- nigvuldigen, ftinkenden en zwarten Afgang. En deezen, werden dikwjls als zy op de pot zaten, om Afgang te ontlasten, van een flaauwte over- vallen. Ook was hunne tong ruw, droog en zwart, en zy hadden grooten dorst. Eindelyk» het groot- fte gedeelte van de zieken zweette niet, en hadt geen dunnen Afgang, evenwel gaven zy, zo wel als alle anderen , allen moed en hope van herftel- ling, op. Zy konden niet overend gaan, ja dik- wils niet ftaan op hunne beenen, of zy vielen ter- ftond in flaauwte. Zy hadden een vogtige, wit- te, geelagtige of groene tong, en geen grooten dorst. Als ik hen vroeg, hoe zy het hadden, antwoordden zy, het niet te weeten, maar datze benaauwd en zwak waren. Als ik zulk een groote neerflagtigheid van krach-
ten bemerkte , tragtte ik dezelven door warme hertfterkende middelen wat op te wekken; vree- N |
||||
■194 VAN DE KOORTS
fa. Deei. zende, datze wegens de groote zwakheid, geene
ï- ontlastmiddelen zouden konnen verdraagen: maar hoofjjst. te vergeefs gaf ik zulke middelen, de zieken wer- den 'er te meer door benaauwd. Ik bemerkte, dat de Puls in fdmmigen, op den derden of vier- den dag, wat was verwakkerd, en de hitte en andere toevallen van de Koerts meerder waren ge- worden. De oorzaak van zo groote zwakheid, oordeelde ik, voornaamlyk, in de eerde wegen te moeten hangen,en in dezelven niet verbeeterd te zullen konnen worden. Ik zette derhalve, my- lie vreeze aan een zyde; en gaf terftönd, alsze begonnen ziek te worden, een braakmiddel, en zo wel 's morgens als 's avonds. Ik maakte even- wel, dat dit, tegen het gebruik op de Scheepen, in de kooi gefchiedde. Met dit eenig middel kwam, dikwils, de Puls op, werdt groot en fnel; de krach- ten en de warmte werden ook meerder; de b'e- naauwdheden verminderden ; en de Koorts ver- volgde naar haar beloop, gelyk in de voorgaande nommer, ten goede, voor de zieken: zo dat dit middel in allen nut deedt. Somtyds blecven echter, by decze zieken, ee-
ni ge .dagen lang, verfmekende zweetingen, en loslyvige Afgang , waar door de krachten zeer verbroken werden: maar zy hebben gemeenlyk, door een bekwaam hulpmiddel, en fomtyds, van zelfs, na den derden, vierden of vyfden dag, opgehouden. De Afgang bleef fomtyds los, tot aan het einde van de ziekte; maar de doffen ver- anderden dikwils, en werden van zwart, gclyk ze geweest waren, geel, met meerdere gebonden- heid , en minder flank. Die geen zweet of dun- nen Afgang hadden, als de benaauwdheden, na de braakingj bleeven aanhouden ,hadden veel nut van eene aderlaating, welke ik fomtyds, met groo- te verligting van de zieken, herhaalde. Maar als de zieken te lang heete middelen hadden gebruikt, werdt de Puls voor eenige dagen wat verhevener, en 'er kwam groote hitte met peeshuppelingen; daar m zoafc de Puls weg, en de peeshuppelingen ver- min- |
||||
MET SCHEIDING. 105
minderden; terwyl omtrent den zevenden dag, o- m. neet
ver het geheele lichaam roodagtige en fomtyds i. blaauwe vlekken te voorfchyn kwamen j voornaam-HoOFPSti lyk op de dyen en beenen. Omtrent de borst en op de armen, warenze als een linze* maar op de dyen en beenen van verfchillendè grootte en ge- daance; zo dac cenigen een duim rniddelyn» had- den. De Puls werdt kleinen beevende; het ge- heele lichaam was nat van zweet, welk een zoeten en onaangenaamen reuk van zich gaf. Als ik bloed aftrok, in deeze hitte, zonk de Puls gemeenlyk, na de eerfte of tweede Laating, en 'er kwamen zwarte vlekken; Veelen werden, inmiddels, ook Overvallen van Neusbloedingen, in deeze zelfde hitce; welken alsze zwaar waren, het zelfde dee- dcn als eene Aderlaating* By zulken, waar aan, te laat, öntlastmiddelen
Vraren gegeeven, zo dat door ■het lang vertoef i al te veel van de ktvaade ftoffe'n, met de omloo- pcndc Vogten was vermengd geworden, en in'de- zelven, al zyne kracht om eene rottige onr.bin- dinge van dezelven te veroorzaaken, hadt gedaan; of door een achtervolgende wederopneeming, in de Vogten , het zelfde veroorzaakt, v/as, zo wel als by welken, van het begin tot het einde, tee- kenen van verfmelting der Vogten waren geweestj de Puls een weinig verwakkerd, de Tong vogtig gebleeveri, en van dag te dag, witter geworden; Het geheele lichaam droop van zweet; of zy wer- den van menigvuldigen Afgang geplaagd; welke fomtyds wel zeven dageni en langer, ja wel, toe den dood toe duurde; Zo dat het ganfche lichaam in zweet of Afgang fcheen te verfmelten. Daar- enboven lagen deezen gerust, en onbezorgd op den rugi niets eifchende, niets vraagende,, en zich nergens mede bemoeyende; Zy fcheeneri wat ylhóofdig, maar gaven op gedaane vraagen goed antwoord, en dit zelfs tot den dood toe. De Puls werdt zeer klein en trillende, en op de min- ftc beweging vielen zy in flaauwte. Ik meene, dac ik niet moet nalaatea te melden *
. .Ni welk- |
||||
VAN DE KOORTS
m. n»ci. welk eene uitwerking de Spaanfchevlieg-pleisters*
i. byna, op alle deeze zieken gehad hebben. Dee- Hoofdst. zen aangelegd zynde, hebben niet alleen blaaren
gemaakt, maar ook de opperhuid, de huid, en het ondergelegen vetvlies verknaagd; ja de Spie- ren zelven; fomtyds , diep beledigd; en diepe zweeren nagelaaten, welken moeilyk te geneczeiï waren; zo datze, in veelen eenige maanden zyn opengebleeven. In de genen van deeze nommer, by w'eïken , op de eerfte dagen van de ziekte, de Puls en de warmte vermeerderden , en de toeval- len van eene verfmelting der Vogten verdweenen, liep de koorts, met blyk van fcheiding, gelyk in de voorgaande nommer, ten einde. Maar als de Puls onderdrukt bleef, en het zweet en de losly- vigheid te lang duurden, gefchiedde 'er geenekoo- king of fcheiding. Dan hadden zy Pis welkebleek was"en troebel, gelyk de Pis van koebeesten. Als 'er^eenige beeterfchap kwam, werdtze meer ge- kleurd , en vertoonde vlokjes. Maar by vererge- ring wasze helder, en hadt gemecnlyk boven op een olieagtige vlïesje* van een blaauwe kleur; ja fomtyds zag men eenige druppen olie opdeopper- vlakte, of aan de kanten van het glas. Zodanige Pis heb ik altyd gezien in de zieken van de vol- gende nommer. De zieken van deeze nommer, zyn , zo veel ik heb konnen opmerken, ten min- (Ie, 50 geweest; van welken echter weinigenge- ftorven zyn. Schoon zy zeer uitgemergeld waren, zyn zy, echter, als de ziekte overwonnen was, vry fchielyk herfteld; en werden vetter, en kree- gen een beeter kleur, dan zy voor de ziekte had- den gehad ; ja zy werden ook vlugger dan zy te voren geweest waren. nerde 3. Van deeze nommer heb ik 'er maar vyf of
foort. zes gezien. Deezen , voor datze door de koorts
werden aangegreepen, was het Tandvleesch eenig- zins gezwollen en verzwooren ; zy hadden een ftinkenden adem, en roode en blaauwagtige vlek- ken op de beenen. Twee hadden gezwollen kniën en beenen van de Scheurbuik. Alle kouden even- wel |
||||
MET SCHEIDING. 197
wel nog in en op het Schip wandelen. Maar naauw-ID Dee,
iyks hadden zy de uitwerking van onze onzuivere 1. lugt gevat, of zy kreegen ftuiptrekkingen. In ^ begin hadden deezen trillingen, benaauwdheden voor 't Hert, en een ongemeen verval van krach- ten. Zy klaagden nergens over3 gelyk die van de tweede nemmer, als het erger werdt. De Puls was zagt, de warmte als natuurlyk, de tong wit, blaauw- of groenagtig en vogtig. Van het begin tot het einde van de ziekte lagen zy op den rug. Zy hadden ligte Peeshuppelingen, of liever kreegen trilling. Op den eerften of tweeden dag van de ziekte, kwam 'er reeds een overvloedig zweet, over het geheele lichaam, 't welk wat zoet, maar onaangenaam rook. Hier na zonk de Puls, allengs meer en meer; terwyl het zweeten bleef duuren, en dikwils zo overvloedig ,xdat het ,door kooi en dek henen drong: waar door zy, in *veinige dagen, zo verzwakt werden, dat zy, op de minde beweging, in flaauwte vielen; voor-, naamlyk, alsze ook, te gelyk, veel Afgang had- den,- zo dat ook eenigen, tusfehen den derden en vierden dag, flierven. Die langer leefden, en den zevenden dag bereikten, zyn door een ryklyk gebruik van de Kina Kina, uit de klaauwen des doods gered. Zy hadden allen weinig bezef ,maar niemant was eigenlyk ylhoofdig. Als ik vroeg, hoe zy het hadden, zeiden fommigen, heel weï, • maar anderen, <ury fterven. Als men hun drank aanbood, en vraagde of zy wilden drinken, hebben zy, fomcyds, gedronken. En voor drank hadden zy liefst koud water, en bittere afkookzels. Zuu- ren drank, hoedatiige ook, wilden zy niet nee- men; zelfs geen wyn, al waren zy drinkebroers geweest ,• zy zeiden dat het vuur hun het hert af- brandde. Voedzel wilden zy volftrekt niet nee- men. Die tydig, en ryklyk genoeg , de Kina Kina genomen hadden , werden door dezelve , fchoon zy zeven ,agt en fomtyds tien dagen, zwaar ziek lagen, en dikwils flaauwten kreegen, einde- iyk, weder opgeholpen; en de toevallen van de N 3 Scheur- |
|||||
I
|
|||||
198
|
||||||||||||
van de Koorts
|
||||||||||||
Scheurbuik verdweenen ook langzaamcrhand. Die
op ile eerfte dagen fticrven, werdenovera) blaauw, en de Scheurhuiksv.lekken werden zwart als inkt, Het afgetapte bloed van de zieken, onderde
eerfte nommer, was fomtyds helder rood, fom- tyds zwartagtig, dik en zeer taay. Als het k< ud geworden was, was het forntyds met een wit, of geel groenagtig huidje bedekt. Dit zag men ft m- tyds niet op het bloed van de eerfte Laating; maar op dat van de tweede miste het zelden; op dat van de derde, was het altyd, zo het al op de eer- fte niet was geweest. Zulk bloed heb ik, by- na, ook gekreegen van de zieken, in de tweede nommer ; het welk zyne wey , fomtyds merr, fomtyds minder, gclyk het eerfte, ook affcheid- de: maar het vertoonde zich doorgaans zwaner, en dunner dan het eerfte, en ftremde niet zo ligt. En als de ziekte reeds eenige dagen geduurd hadt, en erger werdt; was het huidje op het bloed blaauw- agtïg en van weinig famenhanging. In de derde nommer heb ik niemant bloed afgetrokken. De lichaamen van de tweede en derde nommer
geopend zynde , vloeide het bloed nog eenigzins in de groote Aders, ten minfte ,het was niet hard geftremd, en zwart, fchoon de lyken al koud wa- ren. In de holligheden van het Hert vond ik zwart dun bloed, 't welk als de holligheden doorgefne- den werden , wegvloeide; en behalven dit, een vezelagtig famengroeizel , aan de pilaartjes van den bodem van het Hert vast, en zich tot in de groote Vaten uitftrekkende. Dit was uit het bloed aan een gegroeid, en byna zwart. Uitgenomen zynde, was het als een ongelyk gedraaid tou, en van grootte als een-ftroohalm, en fmolt ligt. Ein- delyk bevond ik, behalven een graauwe kleur van het Hert en de Ingewanden van den Buik, niets byzonders in de doode lichaamen. Zulk eene draadagtige ftnffe vond ik op den grond van de regoer holfigheid van het Hert, van icmant die aan de Scheurbuik en een traage koorts was ge- ftoryen s m,et blaauwe vlekken op het lichaam. Het
|
||||||||||||
III. Deel.
I. HOOFD«T.
Gefteld-
heid van Jjet afge- tapte fcloctl.
|
||||||||||||
Onder-
zoek in doode H- |
||||||||||||
___
|
||||||||||||
MET SCHEIDING. 199
Het bloed, zeer zwart^zyndé, vloeide ook nogni. D«d.
uit de groote Aders. Hoo^ De Geneezing van de aanhoudende Rotkoorti of
Koorts met Scheiding. V. I. Als de zieken van de eerfte nommer, in■ Genw-
het begin van de ziekte, een harde, volle en ras. ^ fe Puls hadden, en de hitte te groot was, heb ik eens of tweemaal, op den arm, een ader doen ope- nen ; en een waterigen en eenigzins zuuren drank, met wat Salpeter voorgefchreeven. Den tweeden dag, als 'er teekenen waren, dat eenige bedurven ftoffen, in de Maag en Darmen hingen, heb ik een Braakmiddel van de Ipecacoanh, of de Tar* tarus Emelicus gegeeven. Maar als de zieken, in 't begin klaagden over pyn voor 't Hert, ftin- kenden en bitteren mond, meer dan over eeoige an- dere toevallen, begon ik de geneezing met een braakmiddel; eH öeedt daarna, als de hitte, of andere toevallen 'er toe drongen, eene Aderlaa- ting. Als de leelyke oprispingen, de ftank en bit-, terheid van den mond, nog een dag of twee blee- ven aanhouden; gaf ik, voor de tweedemaal,een Braakmiddel, het welk dikwils ook eenige Afgan- gen verwekte; inzonderheid, als ik by een fcru- pel Ipecacoanh, een of twee greinen van de Tar~ larus Emeticus voegde. Anders gaf ik een Buik- openend middel, om 't gene in de Darmen hing, te ontlasten. Die veel Afgang en knypingen ia den buik hadden, gaf ik, na het Braakmiddel, een drachme Poeyer van Rhabarber,'t welk doorgaans goede ontlasting maakte, en de ftoffen, welken de vliezen van het gedarmte prikkelden,uitdreef; waar door dit toeval, gemeenlyk verminderde; of geheel ophieldt. Als nu evenwel, de hitte en toevallen van volheid , nog te zwaar bleeven , deedt ik nog een of twee Laatingen, naar ver- cisch van de omflandigheden. Doorgaans was die nodig by jonge en fterke lieden. Voorts hebben de dingen , welken wv §. 111 van dit Hoofdft. N 4 heb. |
||||
VAN DE KOORTS
ïn.Deei. hebben gemeld, waar van de geneezing van de
i- enkele aanhoudende koorts gctproken is , hier jofdst. meestentyds voldaan. Maar de Levenswyze moest ftrqnger gehouden worden. En als zy al eens ver- ftopt van lichaam waren , omtrent de verminde- rin'g of ook op het hoogfte van de ziekte, heb ik my hier over niet bekommerd; want met bet ein- de van de ziekte, kroegen zy, van zelfs, Af- gang- Veelen van de zieken begeerden alleen koud
water, 't welk ik hun gaarne toeftond; en ik heb veelen, die geen of weinige geneesmiddelen wil- . den neemen, door deezen drank alleen, evenwel, herfteld gezien. Doch als zy te veel dronken, ■ "--werden zy benaauwd en onrustig, en dan ver- wekte het raauw zweet, 't welk echter fchielyk wederom weg bleef. Als zy in de drie ftaaten der ziekte opgeftopten Afgang hadden , werdt de zelve te hulp gekoomen, door een afkookzel van Tamarind.en, of Cremor Tartari met Manna. Als 'er groote dorst was, en de Sprouw de flikking bezwaarlyk maakte, en de Lyders fpanning van den buik voelden, gaf ik, om den anderen dag, twee uncen olie van zoete Amandelen, zonder vuur geperst, met een halve unce Syrup. Viola- rum of Alth<gd, op eene reize; waar op fomtyds één, fomtyds twee Afgangen volgden, metgroo- te verligting van de zieken. Wanneer de Lyders zeer geplaagd werden van de Sprouw en droogte op de tong, heb ik van de volgende likking, dik- wils wat laaten neemen. Neem Spermq, Ceti, in een doyer van een ey opgelost, een halve unce, olie van Zoete Amandelen twee uncen, Syroop van Vioolen of Althsea anderhalve unce, witte Honi? twee uncen; dikwils heb ik 'er ook wel -wat Kamfer of Nürum by gedaan. Ook beval ik, dat zy dikwils van een Gerftedrank of een verzagtend afkookzel , weinig tevens , zouden drinken; waar door, dikwils, de moeilyke flik- Jcing gemaklyk is geworden. Die zeer ylhoofdig waren, hebben van fcherpe prikkelende dingen, aan
|
||||
MET SCHEIDING. 20f
aan de voeten gelegd, of van blaartrekkende mid- m. D«ei.
delen, verligting gehad. Echter fcheenen deezen, S in 't begin of de hoogte der ziekte , het kwaad Hoo™T- meer te verergeren dan te verbeeteren. Maar die zwaarte en pyn in 't hoofd hadden , in de daa- ling van de ziekte, als ook die flaapzugtig waren, hebben van Spaan ichevüeg-pleisters, in de nek, aan de beenen, en ook fomtyds aan de armen gelegd, veel verligting voor 't hoofd gekreegen. Ja in fommi- gen heb ik gezien, dat de Puls in de daaling der ziekte, onverwagt was neergezonken, en 'erbee- vingen en ftuiptrekkingen waren ontdaan ; en dat deezen , door gemelde pleisters wederom opge- wekt, en de ftuipagtige bewegingen verdweenen zyn. Als de Puls, in de daaling zeer klein was ge- worden , werdtze doorgaans, door een maatigen teug wyn weder verwakkerd; en als'de wyn niet voldecdt, gefchiedde dit door het gebruik van Pillen j waar van ik daadlyk de befchry ving zal gee- ven. Dezulken van de eerde nommer, by welken het verfmekend zweet , en loslyvigheid te lang duurden, of merklyke tusfehenpoozingen van koorts waren, heb ik de Cortex Peruvianus gegeeven: en fchoon ze in deezen de verheffingen van de koorts, eenige dagen , fcheen te beteugelen, hadtze even- wel geen goede uitwerking: want de zieken wer- den flapper, en niet fchielyker geneezen; maar het kwaad verhief zich weder, en zy waren erger dan die geene Koortsbast gebruikt hadden; maar de krachten en de Puls werden 'er door verwak- kerd. In de daaling van de ziekte heb ik weinig mid-
delen gegeeven, inzonderheid als 'er teekenen van aanftaande kooking waren; welken zich, dikwils, op den negenden of elfden dag vertoonden. De Pis hadt dan een wolkje of verheveling, en na weinige dagen kwam 'er zetting; en de toevallen, behalven de flaapzugt, welke, gelyk ook een lig- te ylhoofdigheid, bïeeven duuren, werden zagter. Dus is het grootfte'gedeelte, op den veertienden ©f vyftienden dag; eenigen, doch niet veelen, op N 5 dea |
||||
SOZ. VAN DE KOORTS
m.Deel denzeventienden, gered geworden; en de ziekte
' i. ' heeft zelden langer geduurd. Die na de fcheidinge geen eetlust kreegen , heb ik eenige icrupels of een drachme Rhabarber , of eenige maaien op een dag, van een bitcer aftrekzel, met goed gevolg, gegeeven: maar weinigen hadden dit nodig. Als de fcheiding voornaamlyk door de Longen gefchied- de, waren Borstmiddelen tot opgeeving van flui- men, in 't begin, van dienst ; daar na zogt ik , door zagte ontlastmiddelen de overtolligheid der Vogten, van het beledigde deel af te leiden; en dan werden zy, eindelyk, door balfamieke dingen en de Kina Kina herfteld. En zo zyn, door deeze eenvoudige handelwyzë, ten minfte, 150, fchoon zwaar ziek geweest, herfteld. Ja ik heb my, fom- tyds, verwonderd, als ik zag, dat de menfehenzes of zeven dagen, op den rug, in een diepen flaap, zonder alle gevoel en vrywillige beweging, als of ze beroerd waren, lagen, welken hunne makkers, eenige reizen op een dag, wat Gerftedrank of en- kel koud water, met veel moeite nog in den mond gooten,hct welk zy wegens de Sprouw,fomtyds, niet eens konden neerzweigen ; es'enwel krachten behielden tot den veertienden of vyfdenden, ja tot den zeventienden dag , waar op zy, door een kenbaare fcheiding , gered werden. By deezen was de Puls, op de dagen der fcheiding, dikwils, misflaande , blyvende zo, wel een geheelen dag of langer; zo dac ik wegens het leven der ellendi- gen wanhoopte. Evenwel 3 de Natuur overwon, de Puls werdt wederom natuurlyk,fchoon ^y zeer zwak waren. En zy werden uit het gevaar des doods on theeven, mïsfehien door het eenige hulp- middel van wat wyn , 't welk hun nu en dan, by een Lepelvol werdt gegeeven. Dus gedroeg ik my als een aanfehouwer van de Natuur, en als de eerde wegen geruimd waren, de toevallen van de Koorts niet zeer aandrongen , en de zwakheid niet groot was, gaf ik hun te drinken welken drank en zo veel zy begeerden. Voedzêl heb ik niet, of al- leen |
||||
MET SCHEIDING, 203
leen zeer dun voorgefchreeven , en voorts alles m DeeI
aan de Natuur overgelaaten. t. 2. In tyds nu geleerd hebbende van welk eene Hoofmt.
uitwerking de heete prikkelende middelen waren, in de in menfehen van de tweede nommer gegeeven; tweede' begon ik de geneezing met een Braakmiddel,'t welk ik dikwils moest herhaalen. Onder deezen waren 'er, die, fchoon tweemaal een Braakmiddel geno- men te hebben, 't welk zeer goede werking hadt gedaan , evenwel nog neiging tot braaken, of lee- lyke oprispingen, en ftinkenden of bitteren mond, eenige dagen lang, behielden. In welk geval ik een halve Lcpelvol van de volgende likking heb voorgefchreeven. Neem Nitripuridrie drachmen, Succi Citri recenter expresfi drie Uncen, Suiker zo veel genoeg is, Camphor® vier greinen, in eenige druppen Oleiftill. Mentba gefmolten M. Ook heb ik fomtyds, met goed gevolg, het zoute Drankje tegen de Braaking, van Rivëriüs , gegeeven. Als de Puls na het Braakmiddel, niet verwakkerde, en de Afgang niet te veel, of de zweeting te groot en verzwakkende was, heb ik een of twee Ader- laatingen gedaan; en zelden was het nodig dezel- ve meer te herhaalen, fchoon de hitte en de Puls fterk waren. Want als ik te veel bloed aftrok, zonk de Pulsfchielyken werdt trillende, met zweet of uitflag op de huid. Maar een bekwaame Laa- ting gaf de zieken altyd verligting ; en de Puls en de krachten werden , na een of twee Aderlaa- tingen , zeer verwakkerd; inzonderheid, alsze te gelyk de volgende Pillen gebruikten. Neem Ex- traSti Corticis Peruviani, twee drachmen ; Pulv. Rad. Contra]'erven , Serpentari® virginiance , van elks drie drachmen; Salts volatilis Cornu Cervi, an- derhalve drachme; Camphora foluti in ExtraBi es- fential. Croci, veertig druppen; een halve drach- me, Theriac. Androm, quantum fatis. Maak hier van 120 Pillen. Hier van namen zy, eenige rei- zen op een dag, drie of vier. En dëeze Pillen ee- nige dagen gebruikt hebbende, geraakten zy door- gaans tpt de eerfle nommer» ep de Lyders werden |
||||
«4 VAN DE KOORTS
ia. Deei. veel fterker. In fommigenvandeezen kwamen om-
l trenc den zesden of zevenden dag, op de borst en pbst. op de armen ^ kiejne roode puiscen ^ wei^-eu van zelfs wederom verdweenen. Maar ik heb niet kon-
nen bemerken , dat de zieken by het uitkoomen van dezelven beeter, of by het verdwynen , er- ger wierden. Ik heb dit toegefchreeven aan het gebruik van al te veel Pillen. De drank was de zelfde, waar van wy in de
eerfte nommer gefproken hebben, behalven dat ik, in 't algemeen, aan de zieken van deezen wat meer wyn heb toegeftaan. Maar als de Lyders weinig zweetten, een kleine en zagte Puls hadden 5 met een groot verval van krachten, zyn zy, door een ruimer gebruik van wyn, en behulp van de voor- gemelde Pillen , zeer verfterkt, en wel zonder Aderlaating. Doch als het zweet overvloedig was, en de zieken dikwils in flaauwte vielen , heb ik ook wel, eenige maaien , dezelfde middelen ge- geeven ; maar de Koortsbast, ryklyk gegeeven, deedt meer dan alle anderen; ja met dit middel al- leen , ter behoorlyke tyd en met behoorlyke tnaa- te gegeeven , heb ik niet eens, maar veelmaalen, de wanhopendfte zieken van den dood gered ge- zien: voornaamlyk, als zy fmaak hadden in een zuuragtigen drank ; maar die weigerden zy dik- wils , en eischten , in plaats, koud water. De voortreflyke Koortsbast was ook van geen minder dienst in de genen, die vlekken of uitflag hadden. Maar fchoon dit middel dienst deedt, op alle wy- zen, op welke ik het bereidde; fcheen echter de Tinöuur van de Bast, volgens de Edenburgfche Apotheek, dikwils, in eenig bekwaam vogc gegee- ven , in de zieken van deeze en de derde nommer, meer te doen dan alle andere bereidingen. Ik heb dezelve ook, met gelykc uitwerking, op de wyze van Londen , met een dubbel.cn - maate fterken wyn, gereed gemaakt en voorgefchreeven. Aan zulken, die te veel Afgang hadden, heb
5k, na het Braakmiddel, een drachme Rhabarber gegeeven; waar door de perfing tot Afgang, dik- wils , |
|||||
.
|
|||||
MET SCHEIDING. 205
wils, zeer verminderd werdt; inzonderheid als de
zieken van kooi en dek voorzien waren: maar die dit niet hadden, werden gemeenlyk, de geheele HoOFDST' ziekte door, van dit toeval geplaagd. En dan heb ik wel de gift van de Rhabarber herhaald, meC fomtyds een poeijer te laaten neemen; waar door, zo de Afgang al niet geheel ophieldt, de flank evenwel verminderde , en de kwaal draaglyker werdt. De genen, waar in de Loop, de eerfte da- gen ophieldt, en zweet kwam, hadden het bee- ter; en deeze ontlasting verdroegen zy gemakly- ker, dan de andere. Maar fomtyds gebeurde het, dat de Afgang ftremde, zonder dat eenige ande- re ontlasting in plaats kwam; dan werden de Ly- ders zeer benaauwd, doch als'er, van zelfs, of door de konst, eenige ontlasting gebeurde , had- den zy het terftond beeter. Maar als de ontlastin- gen, omtrent de hoogte of de daaling van de ziek- te , verminderden, of geheel ftil ftonden, was dit altyd een goed voorteeken, als het maar niet door floppende middelen was veroorzaakt; waarom ik my van famentrekkende middelen, voorzichtiglyk, onthouden hebbe. Voorts was de behandeling de- zelfde , welke ik voor de zulken hebbe voorge- fchreeven, die met een verfmeltend zweet aange- daan waren ; behalven dat ik de Koortsbast wat minder gebruikte , in de genen, welken een droo- ge en zwarte.tong hadden: maar als deeze vogtig was, en de eerfte wegen reeds gezuiverd waren, is ze altyd van goede uitwerking geweest." Als de zieken groote pynen voor het Hert, of
in den Buik hadden, heb ik hertfterkende, fpece- ryagtige en rottingweerende bettingen uitwendig op de pynlyke plaats, of op den geheelen Buik doen leggen. Als de Puls in de genen van deeze nommer zich verhief, en de warmte toenam, maakte de Koorts op den veertienden, vyftienden ofzeven- tienden dag, een biykbm -^ fcheiding, waarmede zy eindigde, en de geneezing was als wy in de voorgaande nommer gezegd hebben. Maar als hec zweet en de loslyvigheid te lang duurden, werden zy
|
||||
ÏOÖ VAN DE fcOQRtS
|
|||||
ia. Deel. zy gelyk aan de zieken van de derde nommer; eil
i. 'er gefchiedde geene kooking of fcheiding ; en Hoofdst. fchoon 'er fomtyïl^ eenige teekenen van gezien
werden , zy waren akyd bedrieglyk, en de Ly- ders kwamen zeer bezwaarlyk wederom tot vori- ge krachten; in de der- 3- Belangende de derde nommer , wegens hes
de. groot verval van geest en lichaamskrachten, ont-
hield ik my in deezen van alle ontlastmiddelen, en nam aanflonds toevlugt tot de Kina Kina, als het veilige plegtanker. Ik bezorgde , dat hun rot- tingweerende bettingen op den Buik* de Voor- hand, aan debeenen,het vlakke van de handen en voeten gelegd wierden. Als zy wat zuuragtigs wilden drinken, heb ik hun voor drank gegeeven water, wat zuur gemaakt met Spiritus Nitri, of Vitrioli, of fap van Citroenen ; maar zy hebben 'er niet veel van gebruikt. De Koortsbast gaf ik in een af kookzel, tot twee of drie uncen op een dag, weinig tevens, dochdikwils; en zo ben ik eenige dagen voortgegaan. Daar na heb ik de Ki- na met wyn, of de Tinttuur Van dezelve gegeef- ven. En het gene te verwonderen is, de zieken werden door dit ééne heilzaam middel , tydig ge- geeven zynde , niet alleen zeer verfterkt, maar volkomelyk geneezen; zo dat 'er geen het minde toeval van de eerfte aandoening overbleef, en zy frisch werden. . Maarzit deeze overwonne befmetting blykt nu
klaar , 'dat onze ziekte riet zo kwaadaartig of doodlyk is geweest, als men, in 't gemeen, van de ziekten der matroozen opgeeft; Ais eenigen Van een waare rot- en kwaadaartige koortze wer- den aangegreepen, gelyk onder de tweede en der- de nommer gebeurde , helden zy hier ïoe over door een byzondere gefteldheid, en het was niet aan den aart van de ziekte toe te fchryven. Want uit ■het gezegde wordt het onderfcheid , tusfehen on- fee ziekte en een waare Rotkoorts , ligtelyk ge- fcien; en zy kan uit het minder getal van de zie- ken s den naara van Rotziekte niet hebben , ten y
|
|||||
MET SCHEIDING. 20?
zy men van 't geheel wil oordeelen naar een ge- m. Deel.
deelte. Dit toont de vry gemaklyke geneezing l van de menfehen van de eerfte en het grootfte ge- Hoofdst. deelte van de tweede verdeeling, en de fchielyke herftelling tot een volmaakte gezondheid. Want op het einde van April, zeilden wy uit deeze ha- ven in zee, en toen was het getal der zieken nog vry groot. Op den negentienden Mey, wierpen wy het anker voor den wal van Alona; wanneer nie- mant niet alleen meer kon zien, dat zy zo zwaar ziek waren geweest; maar wy zagen zelfs, dee- zen geheelen togt, met verwondering, niet alleen . de goede matroozen en jongens, maar ook de luy- aards fpringen en fpeelen: en zy hadden een bee- ter en rooder kleur, en waren vetter, dan voor dat zy in dien ellendigen ftaat gevallen waren: zo dat men,behalven de zwakheid van gezicht,en de zweeren, door de Spaanfchevlieg-pleisters, wel- ken nog open waren, niets meer van den voor- gaanden ftaat, aan hun kon bemerken. En wat de fterfte aangaat, fchoon ze niet ongemeen groot is geweest, twyfele ik echter niet, of zy zeu min- der geweest zyn, als 'er in tyds een goed Genees- heer, de ziekten der matroozen kundig, en welke behoorlyken tyd hadt gehad, om de zieken te kun- nen in opmerking neemen, en alles wat vereischt werdt, te befchikken, geweest ware. Dit heeft my niet alleen ontbroken, maar myn eenige hel- pende Chirurgyn, lag reeds in het begin der be- imetting, in de kooi aan de koorts; en van den anderen had ik weinig dienst, zodat ik Genees- heer , Chirurgyn en Apotheeker moest wezen. Want zeekcr, als ik niet zo bezet was geweest, zou ik de zieken nog meer hulp en gemak hebben konnen toebrengen. Eindelyk kreeg ik ook zelf deeze ziekte; waarom het niemant zal verwonde- ren , dat my eenige dingen, vooral , als men de ongemaklykheden van het Schip in aanmerking neemt, in de behandeling van deeze ziekte ont- weeken, of maar ter loops van my gezien zyn; 't welk, fchoon naderhand bemwkt, de ellendigen heb*
|
||||
208 VAN DE KOORTS MET SCHEIDING.
m. Deel hebben moeten boeten, en te laat niet kon vcr-
i- beeterd worden. hoofdst. Ik heb evenwel deeze Koorts, dikwils , gezien
in de Franfche hoSpkaalen, en onder de-foldaaten, buiten de hospitaalen. Maar in de jaaren [746 en en 47 heeft ze zeer gewoed onder de foldaaten van het Zwitfchers Regiment Courten genoemd, 't welk toen te Brusièl in bezetting lag. Zy greep meest de zulken aan, welken in de laagfte plaatzen van de Had, en minder die op hooger plaatzen woon- den : gelyk door den geleerden Princle wel is . aangemerkt, dat de ziekte zich meer voordoet op vogtige dan op drooge plaatzen. Van dezelfde ziekte zyn ook aangegreepen geweest de foldaaten van de equipagie, van de Scheepen , het welva- ren van het land , onder het gebied van den Wel Ed. Kapitein •van Hafften; en de Pollux , van den Wei Ed. van Hoy, by Helvoetfluis. Schoon ze den naam van Pest kreeg, was ze echter niets anders , dan een aanhoudende Rotkoorts. Want de eerften heb ik, met den ervaaren Chirurgyn Scbwaan, dikwils bezogt; en de anderen heb ik ook, eenige maaien, gezien, en waren op gelyke wyze ziek, als wy bcfchreeven hebben; behalven dat by fommigen van het volk van het tweede Schip', de uiterfle ledemaaten, door de koude, verfterving hadden gekreegen. En fommigen heb ik'er zelfs gezien, by welken de ziekte minder was dan de onze. Dezelfde ziekte, heb ik ook, in andere reizen, op de Scheepen, waar op ik ge- vaaren heb, zo wel als op anderen gezien; en op de voorgemelde wyze, gelukkig geneezen. Ook is ze niet altyd algemeen geworden; als wy maar in tyds zorge droegen} werdtze niet befmetlyk. |
|||||
TWEE»
|
|||||
Van de ziekten in de havens. 209
tweede hoofdstuk. Van de Ziekten, welken in de havens van warme
gewesten t of des zomers of in den herfst ge- zien worden. I. T tTaarom ik den zomer* of de warme fai- Ui. D«i.
VV foenen van het jaar, oordeele gezon-Ho0FD'jj. der te zyn voor de fcheepvaarenden, heb ik in de F'oorverbandeling, en in het tweede Deel, §. I. II. nei ' III. reeds verklaard. Behalven dit toont de daag- lykfche ondervinding, dat de menfchen op diety- den , wegens een geregelde Doorwaasfeming, minder ziek worden, en van veele ongemakken, vry blyven, of ten minften, dezelven gemakly- ker verdraagen, dan in koude; Want het blykt niet, dat een warme en zuivere lugt kwaad is^ indienze niet meer dan gemeen warm is: want die gemaatigd leeven 4 zyn gezond in warme, zo wel als in koude gewesten, en bereiken een genoeg- zaamen ouderdom. Ik wil echter niet zeggen, dac deezen, in 't algemeen, gezonder te achten zyn» dan maatig koude gewesten, in welken de lichaa- men vaster, fterker, en bekwaamer tot den ar- beid bevonden worden: maar dat de zomerfche warmte, hoedanige men op de oevers van Ne- derland, of in de Spaanfche of Midlandfche zee* of in derzelver havens, voelt, om de bygebragte redenen, en een gelyker gemaatigdheid van de' lugt, voor de fcheepvaarenden gezonder zy daa de koude, fchroome ik niet, ftaande te houden. Want fchoon de matroozen, in warme gewesten» ook wel ziek worden, het gefchiedt zeldzaamer dan in koude; en de ziekten worden zagtaartiger bevonden dan in de kouden, ten zy zich by de warmte, andere oorzaaken voegen ,welken, hier mede gepaard, veel vermogen hebben, om ziek- ten te verwekken; en wel zeer kwaaden, waar. Van in 't gevolg gefproken zal worden. Hier zal ik eenige ziekeen van miader aanbelang, welkea • O ia |
|||||
__________3____________________
|
|||||
afio van de ziekten
nr. Deei. in warme gewesten, en onder het'vaaren naar de-
n- zelve, dikwils gezien worden, verklaaren. Dikwils gebeurt het, als de Scheepen uit een
koude of gemaatigde lugtftreek, al te fchielyk in de warmte koomen, en deeze wat meer dan ge- maatigd is, gelyk voornaamlyk onder de verzeng- de lugtftreek gevoeld wordt , dat de menfchen door toevallen van volbloedigheid, en inzonder- heid, hardnekkige Hoofdpynen, aangedaan wor- den ; welken met het opkoomen van de zon begin- nen, met de warmte toeneemen,en eenige uuren, na den ondergang, bedaaren ; en zelden,zo ze niet zeer heftig zyn, van Koorts verzeld worden. De Lyders vlieden het licht, met al hun vermogen, en zoeken donkere en ichaduwagdge plaatzen. Deeze pynen fchynen te ontftaan, uit een te gvoo- te verdunning der Vogten , en derzelver uitzetting, en een te hegt geftel der vaste deelen, welken de Vogten te veel weerftand bieden : waar door de teedere Vaten van het hoofd Ingewand te veel opgevuld, uitgerekt en ontfteeken worden; Va* ten welken te naauw zyn , om groote druppen in te laaten. Ook bevindt men , dat vreeslyke Hoofd- pynen en Ontfteekingen, door draaien van de zon, welken regt op een bloot, of niet genoeg gedekt hoofd,, langen tyd achtereen vallen, veroorzaakt worden.- Èn dit gebeurt voornaamlyk omtrent de Spaanfche oevers , en in de verzengde lugtflreek; waarom de inwoonders van deeze landen, zich hier voor zorgvuldig wagten. Op myne reize naar de West-Indien, zie II D. §•. III. waren 'er veelen op het Schip, die Hoofdpyn kreegen; welken door rust, Aderlaatin,!',en , en warme voetbaden ; als ook verkoelende, en beweging ftillende dranken f ge- maklyk zyn overwonnen; en fomtyds, als de warm- te het geftel der vaste deelen wat meer verflapt hadt, en het evenwigt tusfchen de vaste en vloei- baare deelen berfteld was, na eenige dagen, van zelfs verdweenen. Puisten en Andere ongemakken zyn 'er nog, welke door
«Mag op onmaatige warmte voortgebragt worden, welke» <* hmd. fchooo- |
||||
t$ DÊ BtAVËNS. 2Ü
fchoonze niet gevaarlyk zyn, evenwel jonge lie- ni.
den, vluggen, zwartgalligen, en die veel bloed- n. hebben, of wateragtig van bloed zyn, zeer kun- Hoon*t« nen kwellen.- Puisten naamlyk en fpeldprikkingen; welke gebreeken ontftaan van een te groote ver- flapping van de vaten der huid, welken de fcher- pe Vogteu naar de huid gedreeven, niet genoeg wederftaan; waar door afdwaalingen der Vogten gefchieden, tcrwyl de foode bloedbolletjes in de wei- of watervaten ingaan» én dan ontftaan klei- ne roode puisten; welken door de toeneemende warmte, of een ligte beweging des lichaamsj zó menigvuldig opkoomeni dat dikwils op het ge- hcele lichaam geene plaats gevonden kan worden» als men het aangezicht uitzondert, welke niet rood is. Des avonds en in de koude flaan zy in i zo niet geheel, ten minfte, voor het grootfte ge- deelte; en 's anderendaags,- als de warmte weer toeneemt, of op een ligte beweging van het li- chaam , koomenze weerom, met moeilyke en ge- ftadige prikkelingen; zo dat men zou denken ,' dac de huid Van zo veel fpelden gefteeken wierdt, als 'er puisten zyn. Ook plaagen zy hen zelfs by nagt, als hec lichaam wat warm gedekt, of op een plaatze ligt, welke vol warme dampen is^ge- lyk tusfchendeks doorgaans ; en dan hebben zy pyn over de geheele huid, dikwils, als of het geheele lichaam Roos hadt. Hier koomen menig- maal by, menigvuldige Bloedvinnen, welken be- zwaarlyk tot verettering koomen ,■ in 't begin rood zyn, daar na purperkleürig worden; en gemeen- lyk, agt^ tien of meer dagen hard blyven;ehein~ delyk, na datze veel pyn verwekt hebben, ver- dwyneri, of veretteren; welklaatfte, echter,niet dikwils gebeurt, laatende eenige blaauwe vlekken na, welken lang ftaan, eerze volkoomelyk ver- dwynen. Deeze verdrietige en ongemaklyke ge- breeken worden, van de inwoonders, voor teeke- nen van gezondheid gehouden; maar zo veel ik heb konnen merken, hebbenze niets, tot bewaa- ring van de gezondheid, toegebragt; en ik meene ö 2 dat-
|
|||||
___
|
|||||
VAN DE ZIEKTEN
Hl, Deel. datze meer kwaad dan goed gedaan hebben * dooY
n- pyn te verwekken en den flaap te ontrusten. Daar- oofdst. enboven worden de genen die 'er van aangedaan zyn, wyl het lichaam nat van zweet is, aangezet * om zich, tot verligting, aan den wind of koude lugt bloot te ftellen ; waar door zy dikwils zich nog zwaarder ongemakken over den hals haaien. Hier komt by, dat 'er naauwlyks eenig middel is, waar doorze veilig geneezen kunnen worden, be- halven verandering van^lugt, en welke kouder is, of herhaalde -koude Baden, welken echter, niet altyd kunnen aangeraaden worden. Eenige din- gen , welken de huid famentrekken, worden wel hier toe aangepreezen; maar ik oordeele het bee- ter, het kwaad met geduld te dfaagen, zo lang men op zulk een plaatze is , dan hier van gebruik te maaken. Evenwel, als de Puisten in een ge- zond lichaam ontftaan , kunnen koude baden in zeewater, met nut gebruikt worden , wyl deezen in zodanige gewesten, de gezonde lichaamen zeer verfterken. Smlpogti- Men ondervindt ook 5 dat de matroozen , in
«e onge- warme gewesten, van zwaare ftuipagtige onge- mi ea' makken aangevogten worden; welken, door een- fchielyk gedreinde Doorwaasfeming veroorzaakt ■worden, voornaamlyk in zulken, die, by nagt,in de open lugt liggen flaapen. Want het gebeurt veelmaalen, dat Je mairoozen, door de warmte Tan den dag zeer verhit, en weinig kleedren aan- hebbende, zich onvoorzichtig, aan de koude van den nagt bloot ftellen , of des nagts , nat van zweet zynde, van t-usfehendeks opftaan, tot de wagt, en zich terftond, in de open lugt, aan den flaap overgeeven; waar doorze dikwils, over het geheele lichaam, zo ftyf worden als een houty of één alleen, en ook wel meer deelen van het li- chaam van Kramp worden aangegreepen; inzon-» derheid zulken, welken meest aan de lugt zyn bloot geweest, gelyk de Kaaken, welken dikwils ïo vast tegen elkander getrokken worden, datze door geen middel kunnen van een gebragt worden. |
||||
IN DE HAVENS.
Of eenige Spieren alleen worden ftyf; waar door, m. Deet
of het geheele lichaam , of het hoofd alleen, ^ voorwaards of achterwaards getrokken wordt; of zy krygeu trekkingen heen en weder. Deeze on- gemakken duuren fomtyds, eenige uuren; nader- hand verdwynenze geheel, op een fterke zwee- ting, of ontlaaten zich alleen eenige uuren, ea Jcoomen dan weerom; en dan houden zy met tus- fchenpoozingen aan, wel een dag of twee, eerze geheel overgaan. Die ik hier van bevangen ge- zien hebbe, zyn vry gelukkig, naar vereisch van omftandigheden, door Aderlaatingen, voornaam- lyk, als de Puls groot en fnel was, door wryvin- gen met de handen op de beledigde deelen, war- me en ligte zwectdranken, ryklyk gedronken, ea flaapmiddclen, herfteld; en doorgaans op deneer- flen of tweeden dag. Eenen heb ik gezien, waar by de kramp duurde tot den derden dag; maar hy werdt ook herfteld. Nu is nog overig, dat ik iet zegge, aangaande
de Guineefche worm: maar om dat ik deeze, op de Scheepen waar ik voer, noit behandeld hebbe, zal het, geloovc ik, genoeg zyn, te zeggen, wat ik 'er op het eiland Kurasfou, waarze zeer gemeen is, van gezien hebbe. Het is een witte, geelag- tige dunne worm, gemeenlyk, meer dan een El lang; welke zeer dikwils, onder de huid van de beenen, voeten en handen gevonden wordt; ea aldaar een gezwel, naar een Antbrax gelykende , en zeer pynlyk, maakt, en de huid doorboort. Op de plaats der doorbooring, wordt de Opper- huid, door het uitioopen van een dunne ftöfFe, van de huid gefcheiden, en in een blaar opgehee- ven. Deeze geopend zynde , vertoont zich de ■worm, als een draad, met een klein zwart hoofd; het welk , • als het van de inwoonders , of den Chirurgyn, kan gevat worden, zy langzaam uit- trekken , tot dat zy tegenftand, of de Lyders hier van pyn gewaar worden ; het welk gefchiedt, als hy te veel gekronkeld in het vetvlies, of om- trent andere gevoelige deelen ligt. Ondertusfchea O 3 wag*
|
||||||
V»N DE ZIEKTEN
in.Deai. wagten zy zich, zorgvuldig, dat hy niet, door
Hoofdst pe fterke trekking> gebroken worde; en het uit- getrokken gedeelte winden zy om een ftukje pa- pier , pleister of linnen, op dat het niet weer te rug wyke . leggen dit op het gezwel, en dek- ken het beledigde deel met een verzagtende plei- fter, of zalf, op linnen gefmeerd; dit vernieu- wen zy eens of tweemaal, op een dag, en bezoe- ken , by elk verband, of zy nog iet van het dier, op de gezegde wyze kunnen beweegen, en zo, gaan zy voort, tot dat zy den worm geheel heb- ben uitgehaald, 't Welk als het gelukkig is ge- fchied; verdwynen de pynen van zelfs, en het ■beledigde deel ontzwelt allengs weder. Maar, in tegendeel, zo hy gebroken is, of onder de huid is, geftorven, maakt hy daar, door te verrotten, pyn, èn een Ettcrgezwel ; en door de rypwording en Vercttering hier van, worden de Lydcrs gered. Somtyds, trekken zy hem , als hy minder ge- kronkeld is, den geheelen worm, op eene reize uit, gelyk de ervaaren Ghirurgyn dorffel,inmy- pe tegenwoordigheid , deedt. Uitgetrokken zyn- Öe, wierp ik hem in warm water, waar in ik hem, een tyd lang« zeer gemaklyk kon zien, zich te beweegen. Veelen heb ik, op dit eiland, hier van bevangen gezien, by welKen my ook de be- kwaame Chirurgyn leisting heeft gebragt; waar pnder eenigen waren , die verfcheiden wormen , te gelyk, hadden; en by welken de aangedaane leden, hier door zeer gezwollen en hard waren geworden. Eenpaariglyk zeggen zy, dat zy, als de gezwellen koomen, van huiveringen en een koorts, eenige dagen , achtereen , overvallen wor- den ; welken ophouden, als 'er een blaar op het gezwel ontftaat. De Europeaanen, welken ik 'er van aangedaan zag, konden wegens de pynen, naauwlyks op hunne beenen gaan. Maar de Ne- gers, al hebben zy 'er veelen, gaan evenwel voort $e werken; en bekommeren 'er zich niet zeer o- ver. Want behalven dat zy den worm, als zy hem vatten kuunen, zagtelyk uittrekken, doen zy
|
||||
ï» DE HAtENS. ST5
zy niets, en laaten het einde, als een draad, by ia Deel.
de plaats, waar het uitgetrokken is, in de open «• lugt hangen, waar door het eindelyk verdroogt; HoOFDST' en zy zyn niet bang, dat het weer te rug zal wy- ken. En dit hervatten zy, tot dat zy den gehee- len worm hebben uitgehaald, Mislchien worden zy, door den arbeid, 'er gemaklyker van gered, dan de Europeaanen door hunne zorgvuldigheid» Deeze is de geheele geneeswyze, waar door zich de inwoonders van dit eiland , van deeze lastige vyanden, bevryden; en maar zelden zullen, zy een Chirurgyn hier over haalenj en deezen, alsze geroepen worden, handelen op gelyke wy- ze. Het gebruik van de Mercurius fublimatus , ia koren- brandewyn gefmolten, onlangs aangepree- zen, om dezelven te verdryven, was toen, op het eiland, nog niet bekend; wat hier van zy, kan men zien by galand enz. Van dit kwaad worden de matroozen , dikwils, door befmetting aangedaan; inzonderheid. zo zy op deeze plaat- een lang blyven, en met de Negers of Europe- aanen, die ze hebben, gemeenzaam omgaan. Dat de Worm befmetlyk is, blykt, wyl hy, als hy ia een huis komt, doorgaans, het geheele huisgezin overvalt; om dat deeze dieren, of derzelver zaa- den, in de lichaamen van leevenden, gemaklyk, van de eene plaats naar de andere, overgebragt» en aan anderen, welken 'er niets van wisten, o- vergezet worden, Eenige geloofwaardige bewoon» drrs van dit eiland hebben my verhaald, dat zy dit gebrek nog niet zeer lang, op dit eiland ge- kend hebben, en hun van de Negers uit Guinee koomende , is aangebragt. Zy fchynen echter, in ons Land, niet voortgezet te worden : zy wor- den evenwel, menigmaal, met de Scheepen, uit die gewesten koomende, in Europa overgebragt, en uitgebroed; 't welk vroeger of laater gefchiedt, naar de gefteldheid van de lugt, waar door de- uit- komst , min of meer geholpen wordr. De zaaden blyven dikwils, zeer lang, in 't lichaam verhoo len, eer zy voor den dag koomen. O 4 Men
|
||||
21Ö
|
|||||||||||||||||||||
VAH DE ZIEKTEH
|
|||||||||||||||||||||
in. Deel. Men heeft hier van, voor eenige jaaren, een
n- aanmerklyk voorbeeld gezien , in de Midlandlche |
|||||||||||||||||||||
Hoóïdst.
|
|||||||||||||||||||||
zee op een Amfterdamsch Oorlogfchip van het ei-
land Kurasfou koomende, 't welk in het Vader- land was geweest, eer het in deeze zee kwam, en waar op, noch in dat eiland, noch op de geheele reize, eenig toeval van wormen gezien was; maar na een korte wyl in deeze zee geweest te hebben, meer dan een derde gedeelte van de equipagie, 'er door in de kooi gehouden werdt; niet alleen on- der de matroozen , maar ook onder de officieren woedende. Deeze diertjes kunnen of met het voedzel in het lichaam gebragt, en met het bloed en de Vogten, naar de huid gedreeven worden, of in de zweetgaten van de huid inkruipen, 't welk my waarfchynlyker voorkomt, en zich, ge- lyk de Schurft overzetten; gelyk men gisfen kan, om dat zy de ontblootte deelen meest aandoen, en meer koomen by menfehen , die blootvoets gaan, dan by anderen. Dit zy genoeg van eeni- ge geringe ongemakken : en terwyl myn oogmerk en tyd niet toelaaten, hier op lang te blyven ftaan, zat ik tot andere van meer aanbelang en gevaar moeten overgaan. |
|||||||||||||||||||||
Werking
yan een |
II. Wyl 'er niets is, 't welk meer lichts geeft
aan onze zaaken , dan de kennis van de wezenly- |
||||||||||||||||||||
ke gefteldheid des lichaams; zullen wy, eer wy
|
|||||||||||||||||||||
jnensch-
Jykli- clptn.
|
£t verder gaan, moeten overweegen , hoedanig dee-
ze zy, des zomers, of in warme gewesten, en noodzaaklyk moet zyn; of welk eene uitwerking |
||||||||||||||||||||
de warme zomerfche lugt in het menfchelyk li-
chaam kan veroorzaaken. Als men dit in aanmer- king neemt, zal het gemaklyk konnen verdaan worden , waarom wy , des zomers , van veele ziekten vry blyven , en anderen onderhevig wor- den. Hoe de warme lugt aanleiding tot ziekten maakt, zal ik, met weinige woorden,zeggen. De Natuurkunde leert, dat alle lichaamen, door de wnrmte uitgezet worden, als men eenige weini- gen uitzondert, welken ons, in dit geval, niet raaken. Indringende in derzelver tusfehenruimten, doet'
|
|||||||||||||||||||||
IN DE HAVENS.
4 zy de deelen, welken de lichaamen famen- nii Deeï.
(lellen, van een wyken, en vermeerdert derzel- n. ver tusfchenruimten: hier door zien wy de lichaa- P°0FDST- men, door de warmte zich uitzetten, en door de koude krimpen. De famenhang der deelen, om derzelver van een wyking, verminderende, ver- flapt en verzwakt zy niet alleen de vaste deelen van ons lichaam; maar doet ook de Vogten uit- zetten en meerder plaats beflaan. Zy vermindert den famenhang der bolletjes, waar doorzc dunner en vloeibaarder worden. En verder gaande, doet zy dezelven in dampen overgaan , brengtze in eeb meerdere inwendige beweging, waar door hetdun- fte van het bloed te veel uitgedreeven, en hetge- leiagtige, welk het lichaam, tot voeding moest dienen, te veel verdund en gefpild wordt. De dunfte deelen van het bloed vervlogen zynde, worden de olie- en aardagtige deelen te meerder, fcherper en zout. Hoe langer van duur en zwaar- der de warmte zy,hoe meerdevogtengefchroeid, fcherp en vlug zullen worden ; inzonderheid alsze niet genoeg afgefpoeld worden, of geen behoor- lyke vernieuwing van de afgefleeten deelen, door bekwaam voedzel, en vereischte loozing van de onnut gewordenen gefchiedt. Want zonder dit, kan de behoorlyke gefteldheid der Vogten, waar van de voeding, krachten, gezondheid en het le- ven voornaamlyk af hangen,.niet in ftand blyven. Hier uit zal men gemaklyk konnen begrypen, als men acht geeft op de levenswyze der matroozen, die niet alleen dikwils gebrek aan water, maar ook aan goede kost hebben, dat dit in hun anders ga, dan behoort te gefchieden. Want dat hun ge- deelte water, 't welk hun voornaamlyk, op lan- ge reizen gegeeven wordt, naauwlyks genoeg is om de fpyzen te verdunnen, en de vogten af te fpoelen, leert hunne dorst, waar over zy bynaal- tyd klaagen. Want deeze , behalven datze ons noopt, om veel water te drinken, leert ons tege- lyk , dat 'er veel zoutdeelen in onze Vogten zyn, welken, alsze in genoegzaam water gefmoltenwa- O 5 ren,,
|
||||||
ai8 VAN OE ZIEKTEN
ia. Deel. ren> met het zelve uit het lichaam gedreeven,
' ii. ' maar nu te rug gehouden worden,
Hoofost. Daarenboven leeren wy, dat wy, in warme lan- van (legt den, een genoegzaame maate water nodig hebben, Water, en van fe inboorlingen deezer gewesten, die door gebrek aan . ... 9 , . b , j-i
Water, ondervindinge geleerd zynde, veel water drinken,
en zich ondertusfehen van derke dranken en li- queurs of geheel onthouden, of dezelven niet dan. zeer maatig gebruiken. In koude gewesten be- vindt men dit anders, daar verdraagen zy wel fter- ke dranken, en hebben minder water nodig, Ook is het water, welk de matroozen diirken, wegens onzuivere en rottige deeltjes, waar mede het ver- yuld is, terwyl 't in de vaten frefluoten is,of van diertjes welken door de kleine openingjes der va- ten zyn doorgedrongen, en derzelyer overblyf- zels welken in het water verrotten , van een be- dorven natuur , en dikwils zeer (linkend. En. fchoon dit, des winters, ook gebeurt,is de flank, evenwel, noit zo erg, als in den zomer," en eens van den dank bevryd , blyft het, om dat de koude de uitbroeding en gedaantwisfeüng deezer diertjes belet, lang goed, eer het op nieuw ilinkt, 't welk men des zomers anders ondervindt, wanneer het naauwlyks van den flank bevryd is, of 'er groeic wederom nieuwe doffe tot flank. Waar by nog dikwils komt, dat het met zouten bezwangerd is, waarom het nog ongezonder geoordeeld wordt; en dit ftinkt het allermeest, als het lang in de vaten bewaard wordt. Eindelyk gebeurt het ook nog wel, op lange reizen, voornaamlyk, naarde In- dien , dat de kost, by gebrek van water, in de Kombuis, niet behoorlyk bereid wordt,of in zee- water gekookt, of ten minden, er een zeker ge- deelte toe genomen wordt (zie hier over II Deel, I Hoofdft. §. V. n. 19.); waar door nog een ander onheil, uit gebrek van water, omdaat. Uit het gezegde is openbaar, dat gebrek 'van
water, in warme gewesten, waar een groot ver- lies van onze Vogten gefchiedt , veel doe tot voortbrenging van ziekten; inzonderheid als het met
|
||||
IN DE HAVENS. 2J9
met rottige en bedorven deeltjes is vervuld. Even- m. Deel.
wel doen zodanige deeltjes, ichoonze de gezond- pt heid nadeelig zyn, het lichaam niet zo veel kwaad, Hoofdst. als gebrek aan water. Want men ziel dikwils, dat de matroozen vry lang ftinkend water drinken, en gezond blyven. Het zoute water, welk de ma- troozen drinken, is ook noit zo zout, of het kan aan onze beooging voldoen, als 'er maar genoeg van gedronken wordt. Maar het'gebrek kan niet, zonder vermeerdering van water, geboet worden. Hier uit blykt, dat gebrek van water tot drank, onder de oorzaaken der ziekten, uit het water ontftaande, voor de voprnaamite gehouden mag worden; en te meer, om dat hieraan geen yer- beeteren is. Wat nu de kost aanbelangt, alhoewelze alle Van de
vereischten heeft en goed is; blykt echter, uit Kast. het voren gezegde genoeg, dat ze veel verfchilt van het gene des zomers nodig is, tot vernieu- wing der afgeflecten deelen, en bewaaring van de gezondheid; naamlyk verfche, zonder eenig be- derf, gemaklyk te verteeren, en voornaamlyk vaa aardgewasfen genomen, de fcherpte der Vogten verbeeterende en de rotting wederftaande. De meelige dingen, fchoonze de gezondfte voor de matroozen gehouden worden, en door een eigen- aartige zuur wordende eigenfehap, zie II D. §. IV. de rotting weerendejt, waar doorze aan onze v beooging fchynen te voldoen, geeven echter, in
veele opzichten een minder bekwaam voedzel dan de bovengemelden. Inzonderheid als men aan- merkt, datze met fchaadlyke,zwaar verteerbaares en tot rotting overhellende, en welken niet kun- nen verbeeterd worden, gemengd raaken: als ge- droogde visch, inzonderheid kaas, dikwils rottig, fpek, oude olie, welke de matroozen fomtyds gegeeven wordt in plaats van boter, en boter zelfs, welke niet zelden, in warme gewesten, al isze maar kort in het Schip bewaard, zeer garftig wor- den , inzonderheid de boter. Want het gebeurt pp de Scheepen , die, in een warmen tyd, naar de I
|
|||||
.....
|
|||||
-----------
|
|||||
22O VAN DE ZIERTEN
in. peei. Indien vaaren, datze, als olie, in de vaten fmelt;
ii. waar door een groot gedeelte het zout kwyt raakt, Hocwdst. en dOor een meerdere beweging van de bykoomen-
de warmte, fterk en ftinkende wordt. Hier uit blykt, dat zulk een harde en zwaare fpyze, de verteerkrachten, welke (gelyk ons de honger en eetlust zelve leert; wyl ze ons, des zomers, lig- ter, en des winters, zwaarder voedzel doet be- geeren) wegens de vérflapping der vaste deelen, des zomers, flaauwer zyn, dan in den winter, niet alleen zeer wederftaan; maar ook de fappen, hier uit bereid, fchoon alles wel uitgevoerd zy, evenwel zeer fcherp, en niet zodanige zyn, als in deeze gefteldheid van lichaam, om de fcherp- heid der Vogten te maatigen, vereischt worden. Want men weet dat de Chyl geaart is naar het genomen voedzel. Nogtans fchynt hier van uit- geflooten te kunnen worden, de dikte en taay- heid, waar van in de winterfche ziekten gefpro- ken is. Want ik geloove niet, dat deeze, gelyk zeker Schryver, van deeze ziekten handelende, vast fielt, datze de Doorwaasfeming veel belet- ten : want de warmte, en meerdere overhelling tot rotting, maakt hier verandering. Want men . zal niet wel konnen begrypen, dat menfehen die nat van zweet zyn, gelyk in deeze gewesten ge- zien wordt, niet zouden uitwaasfemen. Men ondervindt wyders, dat de menfehen, in-
zonderheid de fcheepvaarenden, in heete gewes- ten verkeerende, wegens de verminderde famen- hang der vaste drelen, en hier door verflaauwdc wormswyze beweging van het gedarmte, dedroo- ge kost der matroozen , en te veel vervlieging van vogt , traagen Afgang hebben. Ja het ge- beurt wel, dat de drekftoffen , door een lange ophouding in de dikke darmen, de warmte, de wederopneming en vervlieging van het vogtige, zo worden uitgedroogd , dat zy niet alleen be- zwaarlyk ontlast, maar ook, niet zelden, zulk eene fcherpheid aanneemen , datze de deelen , waar in ze befloten zyn, pyn doen, en perfing ver-
|
|||||
I*f DE HAVENS/ 221
Verwekken , waar doorze eindelyk, met zwaar Ia
drukken , en niet zonder groote pyn, uitgewor- ' n, pen worden. Hier uit blykt, dat de Vogten der Hoofdst. Aderen ,< door zulk een fcherpe en rotte weder- inzuigïng, niet weinig befmet worden, waar uit veel rottige ziekten haaren oorfprong nebben; 't welk de inwoonders van deeze gewesten ook niet onbekend is, by welken een zetregel is, dat die open lyf houden, water drinken, zich niet ver- loopen by vrouwluiden , van ziekten vry bly- ven. Uit het gezegde zal nu eenigzins begreepen Wem eens
worden , hoedanig de gefteldheid des lichaams zy , gefteldheid als ook de ftaat der Vogten, en fappen, welken ^"a|£ 'er van afgefcheiden worden. En d!t in aanmer- hier uit, king genomen zynde, zal het niet zwaar vallen, de redenen te vinden , waarom de bykoomende oorzaaken, zulk een. fchielyke en geweldige aan- doening maaken , op de lichaamen der fcheepvaa- renden ,• inzonderheid als zulke dingen worden opgehouden , welken, natuurlyker wyze, moes- ten uitgeworpen worden ; hoedanige dezelven ook mogen zyn. Want men bevindt altyd, gelyk wy reeds gezegd hebben , dat zo lang de fcheidingen en ontlastingen, inzonderheid die van de huid, en den Afgang, behoorlyk gefchieden , de matroo- zen gezond zyn; en in tegendeel, zo ras deezen, door eenige oorzaak, vertraagd of geftremd wor- den , ziekten krygen. Zwaare gevolgen ziet men dikwils in het lichaam, uit de verftopte ontlasting door de huid; welke in den zomer, als uit het gezegde blykt, groot is, en meer dan alle andere ontlastingen, te zamen genomen. Want door dee- zen weg wordt een zeer groot deel, van de na- tuur fyn gemaakte, voor het leven onnutte, ja zelfs fchaadlyke ftoffen , uit het lichaam uitge- dreeven. Deeze , onder de vogten gebleeven , beroeren niet alleen, op een krachtige wyze , de gal (welke gelyk bekend is, uit een loogzoutagti- fe natuur, haar eigen, het meest van alle onze
ogten naar bederf overhelt, en uit de voorge- niel-
|
||||
222 ?an öè Ziekten
in. Dcd. nielde oorzaaken reeds fcherp en dik geworden
ii. is), en bederven dezelve,zo dat men hier uit dik' Hoofdst. Wj]s toevallen ziet ontftaati, als ofze van eenig kwaadaaftig ingenomen vergif waren voortgekoo- men; maar doen ook de Vogten, in de vaten, fchielyk rotting krygen| waar uit des zomers en in den Herfst, zo veel gal- en rottige ziekten ge- Zien worden, dat de Geneeshecren > voornaamlyk die op de Scheepen de konst oefenen, andere ziek- ten naauwlyks s als van eenig belang aanzien; Hier uit ontdaan veele foorten van ziekten, maar van eenerlei geflacht en aart; alleen in trappen van kwaadaartigheid verfchillende; gelyk de ge- leerde Heereji pringIe j in zyne Werken, en onlangs, de monchy, in de Verhandelingen van de Haarlemfche Maatfchappye, zeer klaar hebben getoond: waar onder voornaamlyk mogen geteld worden, zwarte gal-ziekten;'heete gaikoortzen; rottige en verteerende ziekten; ziekten met uit- flag, en Roodeloop. De verfchillendheden hier van hangen af van de verfcheidcnheid, duuring, fen kracht der voorfchikkende, en vooral bykoo- mende oorzaaken, welken ftraks verklaard zullen ■worden. en het verfchil der onderwerpen; Hief uit b'lykt nu genoeg, de reden, Waarom, als 'er eenige medehelpendc vermogens bykoomen, waar door de heilzaame, en tot de gezondheid nood- 2aaklyke werkingen van de Natuur, worden om- gekeerd j een zo gefteld lichaam aanftondS ziek wordt; en waarom dikwils geringe oorzaaken, ge- lyk ze ons fomtycte fchynen, in de matroozen , zulke zwaare uitwerkingen verwekken; 't welk in menfchen die aan land en op een andere wyzelee- Ven, niet zo veel gezien wordt. Schandiyk- Onder alle de fchaadlykfte oorzaaken, welken
heid van de lichaamen, in heete gewesten , fchielyk aan-
de Hem- ^oen j js 'er behaWen vergiften en gemoedsbewe-
wgten' gingen , geene, welke zo veel kwaad doet als een
onzuivere en zeer vogtige lugt. Decze brengt
eene loomheid over het gehecle lichaam; hoopt
de Vogten op, verflapt en ontfpant de beweegve-
zë-
|
||||||
___
|
||||||
ïr ti havens.
zelen» ftuit alle ontlastingen, verzwakt de ver- in.D«t-
teering der fpyzen; doet het gene, in de eerfte H. wegen wordt onthouden tot bederving, en einde- H°°H>rf. lyk het bloed,en de overige lappen tot verrotting overflaan; inzonderheid alsze met kwaade en rot- tige deeltjes vervuld is, hoedanige op de Schee- |
||||||||||
1'
|
en ingeademd wordt. Zie II D. I. Hoofdft §.
. III. D< I. Hoofdjt.- §. I. waar ik van de oor- |
|||||||||
zaaken in 't algemeen gehandeld hebbe. Men
moec echter aanmerken, dat regenagtig weder, als het niet te lang aanhoudt, niet zo veel kwaad doet, als vogtig en nevelig, zonder regen; dat regenig weer, op zee, minder kwaad is, dan ia een haven, waar de regens,op de aarde gevallen, terftond van de draaien der zonne,en den warmen grond , wederom in dampen opryzen , welken dikwils vry lang in de lugt van een haven, on- bewogen bly ven hangen, wegens de belemmering van vrye lugt door hooge bergen, gebouwen of boomen.- En dus ziet men hoe zy verdoold zyn , die in de haven van het eiland Kurasfou , de plaats het Waygat, om de winden, welken dik- wils fterk waayen ; en de lichaamen der matroo- zen, meest altyd nat van zweet, verdroogen, fchaadlyk houden voor de gezondheid , en de Scheepen by de huizen doen liggen; waar door zy, terwyl zy het eene kwaad ontwyken, door hunne voorzorge, vallen in een ander, 't welker» ger is, naamlyk, een onbewogen eigen damp- kring van het Schip. Zulk een ongezonde Iugts- gefteldheid nu, is of algemeen en altyd, gelykin moerasfige plaatzën, en waar veele bosfehenzyn, voornaamlyk in de Indien, in het regenagtige fai- foen; of maar nu en dan en fchielyk verdwynen- de, gelyk in de Midlandfche zee, met een oosten , zuiden of zuidoosten wind. Hoe fchielyke verande- ring, zulk een lugtsgefteldheid, in de werkingen van een dierlyfe lichaam kan veroorzaaken, zal ik door een voorbeeld ophelderen. In 't jaar 1759, den 1 Juny, liepen wy, metWaanree.
bet Schip de pringesse carolina, ia zee, den a6 min«« wier-
|
||||||||||
224 VAN DE ZIEKTEN
in Deel wierPen WY het anker voor de wal van Malaga,-
ii. ' De cyd welke wy in de Duitfche zee hadden over- Hoofdst. gebragt, was zeer regenagtig en windig geweest:' maar hier uitgeraakc zynde , werdc het helder weer; het welk ons met zagtheid en aangenaam- heid , tot aan de gemelde ftad bybleef. Den 27 woei hec ftcrk uit den Noorden en Westen, ge- lyk te voren : maar op den 28, tegen den avond, liep hy geheel om, oost naamlyk, zuid*en zuid- oost. De laatfte was de meeste. Tot hier aan toe was het volk op het Schip gezond; de kost was goed. Sommigen, hoewel niet veelen, om dac zy gebrek aan geld hadden, kogten voor zich ee- riige tuinvrugtèn en wyn, zonder zich onmaatig te gedraagen. Den 29, 30, 31 en 1 Augustus, bleef de wind dezelfde, maar het woei weinig; de lugt was dik en vogtig, evenwel zonder regen ; en de wolken benamen het gezicht der zonneniet. Maar op deezen laatften dag werden, onder de matroozen, reeds meer dan 70 zieken geteld. Na den maaltyd, werden zy , doorgaans, fchielyk o- vervallen van zwaare krimpingen in den buik, met groote benaauwdheid, brand omtrent het Hert, en dorst. Hier op volgden, in 't kort, groote ontlastingen, van onderen en van boven; eerst het gene gegeeten was en drekftoffen , hier na groene gal. De Puls was ras en klein; de uitwen- dige warmte zeer verminderd; welke in fömmi- gen op den tweeden, ja ook wel eens, op den eerden dag, met koorts vermeerderde; doch het getal van de zulken was gering. Én eindelykwa- ren zy allen nat van koud zweet. 'Er zyn geweest, waar in de gemelde toevallen , een geheelen dag , anderen, waarin men dezelven twee dagen heeft gezien; waar na de ziekte dan, in een pynlyke Buikloop, of tfoofts veranderd werdt. Op den tweeden van Augustus en volgende dagen, terwyl wy een noordlvken en zuidwestelvken wind hadden, werden nog drie of vier aangegfeepen;. en de zie- ken bevonden zich beeter, zo dat zy den agtften of
|
||||
IN DE HAVENS* 225
(jf tienden dag van dezelfde maand, byna allen, in.ueei.
herftcld waren. . 8. Ik zou meer dergelyke gevallen konnen bybren- HooFD
gen, welken den Tchaadlyken aart, van een al te vogtige lugt, zouden bewyzen: maar dit is ge- noeg. Eindelyk ondervindt men evenwel ook , dat de matroozen dezelfde ziekten krygen , al- fchoon 'er zulk een algemeene gefteldheid vanlugc geen oorzaak van zy; maar dan zyn de ziekten niet, of zelden, zo algemeen onder het volk, ea zy worden dan ook goedaartiger gevonden. Maar onder de oorzaaken, welken behalvcn de gemel- den, ons lichaam mee veel heftigheid aandoen t worden met recht geteld de gemoedsdriften. Van. derzelver uitwerkingen zie II D. II Hoofd/l. §. X. Zo ook zwaare arbeid, inzonderheid, over dag, in de heete zonnefchyn,en als de menfchen,eeni- gen tyd, geen werk gedaan hebben. Want hier door worden de Vogten, op een ongewoone wy- ze , te fchielyk bewogen ,• en de gal, welke te vo- ren , wegens de groote verflapping der dee'en, de traagheid der beweegvezelen, de weinige bewe- ging van het lichaam, in de galvaten en galbuizen, ja in de galblaaze zelve, lang was opgehouden, en fcherp was geworden,te overvloedig afgefchei- den, en in het gedarmte geftort; welker vliezen zy, door haare fcherpte, ontdek, verknaagt, ea het bederf van het gene in de eerfle wegen ont- houden wordt, verhaast, pynen en ontroeringen, enz. in"t lichaam verwekt. Het gene de oorzaa- ken wyders betreft, zie in de Voorverhand. en II Deel, I Hoofdft. §. V. n. 1, 2, 3, 4, 10, 11, 12, 13, 14, voornaamlyk op bet einde van n°. 19, eo, 21, 22, 24, en eindelyk, het gene in hec tweede Deel I Hoofdft. §. III, van de gewooue akegroote voorzorge , tegen de koude van den nagt, in warme gewesten, gezegd is. Hier uit ziec men de redenen, waarom deeze ziekten, op fom- mige plaatzen van den Aardbodem , algemeen, zwaar en doodlykzyn ; op andere maar by deezen en genen, en gocdaartigpr bevonden worden; en P waar-
|
||||
52ff VAN DE ZlEKfEN
nl. Deei. waaromze dikwils» onder de matroozen, alge-
»• meen en zwaar woeden, met helder weer. Die moofdst. vooraf hebbende laatcn gaan, zal ik nu kortlyk
de befchryvingen der ziekten opgeeven. Die 'er meer van begeert te zien kan de Schryvers na- flaan, inzonderheid, die in 't II Deel, I Hoofdft. §. IV.. zyn aangehaald. Van de zomerfche Galkoorts.
Befchry- m. Ik heb niet onvoegzaam geoordeeld, de
deGaN™ neete galkoorts, welke in den zomer voorkomt, koorts, van de aanhoudende Rotkoorts, in 't voorgaande Hoofdftuk befchreeven, verfchillende, fchoon 'er in deeze koortzen veel gelyke toevallen gezien worden, waar in ze fchynen over een te koomen, in 't byzonder te befchryven. Want uit de oor- zaaken , omftandigheden , en eenige toevallen, in de laatfte dikwils voorkoomende, als ook de by- zondcre wyzc van geneezing,welke zy vereischt, kan ligt begreepen worden, dat hier in een meer- dere helling tot rotting, en een grooter trap van rotting in de Vogten is, dan in de andere. En de ondervinding leert, datze niet zonder groot nadeel van de Lyders , op dezelfde wyze, kan behandeld worden. Schoon de kenteekencn, voornaamlyk, in 't begin , dezelfde bevonden worden; kan ech- ter het onderfcheid van deeze en die, gemaklyk/ uit het gezegde en het gene volgt, opgemaakt wor- den. Deeze Koortzen, alsze in gezonde lichaa- men vallen, hebben gemeen, dat in beiden, py- nen voor 't Hert, met byna onlesehbaaren dorst,- gal braaking, of neiging tot braaken,een drooge en zwarte tong, en een brandende hitte, over het geheele lichaam, ontdaan. Maar als de Aanhou- dende begint, worden de trilling en groote koude, dikwils zeer lang gevoeld, de Puls is hard, inge- trokken , allengs aanwasfende, en zo ook de warm- te. In de zomerfche Galkoorts wordt weinig of geene koude gevoeld, en de Puls en de warmte neemen fchielyk toe. In de eerfte wordt de Puls, als*
|
|||||
_.
|
|||||
IN DE HAVENI.
alsze ingetrokken en hard is, door eene Aderlaa-in.
tinge, eens of tweemaal herhaald, zeer opgewak- n- kerd. In deeze, eens of tweemaal eene Adërlaa- H»0Fü5T» ting gedaan zynde, zinktze, en wordt van grost klein en beevende; klein zynde verdwyntze, by- na geheel, door de Aderlaatingen. Daarenboven bevrydenze de Lyders, in deeze van debenaauwd* heid ; in de andere verzwakken zy de krachten zeer, doen het gcheele lichaam beeven, en van zweet dry ven. In.de eerfte blyft de Puls tot hec einde van de ziekte groot en fterk, in deeze nieC dan zeer zelden, en zinkt doorgaans van zelfs, na den vierden, vyfden of zevenden dag. In de Rotkoorr.s wordt , behalven de gierstpuisten , geen andere uitflag, ten zy 'er eenige misflagen begaan zyn, gezien. In de Galkoorts koomen be- halven de gierst uitflag, blutspuisten, ja ook wel breede blaauwe vlekken op de huid. In de eerfte is de huid gefpannen en droog, in de laatfte dik- wils zngt en vogtig. Ook gaat de Galkoorts dik- wils over in een leelyke on ftinkende Roodeloop , waar in fomtyds klaar bloed geloosd wordt; en als de eerfte woedt hebben wy gezegd, dat zelden Roodeloop gezien wordt. 'In die worden de flaauw- ten, terwyl het lichaam neerligt, en bloedingen enz. welken verlies van krachten, en verfmelcing der Vogten te kennen geeven, menigvuldiger ge- zien dan in deeze. Eindelyk, de Galkoorts, fchoon zeer zwaar, eindigt evenwel dikwils, op den zevenden, en fomtyds, op den negenden of elfden dag, duurt ook wel tot den zeventienden; en gaat dan niet zelden over in een andere ziekte, of wordt van een geftadige een afgaande Koorts, 't Welk in de heete winterfche niet gebeurt; dee- ze eindigt noit voor den dertienden, vyftienden of zeventienden, en byna altyd, met een zicht- baare fcheiding. Dit gebeurt ook fomtyds in de Galkoorts van den zomer, maar niet dikwils. Ik heb dikwils veel oplettendheid, omtrent de zie- ken gebruikt; maar heb onder de twintig naauw- lyks zes gevonden jby welken de ziekte door een P * vel- |
||||
.328 VAJN DE ZIEKTEN
111. Deei. volmaakte fcheiding eindigde. Men ziet wel dik'"
wils eenige teekenen van Kooking, maar door- gaanj valsch, en den Geneesheer te loor Hellen- de; die de aanftaande fcheiding te gemoetziet, welke zelden komt, en ondertusfehen de nodige middelen" verzuimt, waar door eene ziekte, an- ders niet ongeneeslyk, dikwils ongeneeslyk wordt. Nog meer, uit de eerde, gelyk wy , door een voorbeeld getoond hebben, koomen de krachten en voorgaande gefleldheid van het lichaam, zeer fchielyk» weerom ; uit deeze blyven de zieken lang zwak, en Horten ligt weer in, en koomen langzaam weder tot vorige gezondheid. De erg- fte trappen van deeze ziekte zuilen, in 't gevolg, gezien worden. In de Indien ziet men zelden een hcete Galkoorts , gelykze in Europa gezien wordt, fchoon die ook daar voornaamlyk op plaatzen, waar deeze Koorts als een Volkziekte gewoon is te regeeren, en inzonderheid alsze nieuw aankpo- mendc vreemdelingen overvalt , waargenomen worden; het gefchiedt echter zeldzaarner. Verfchei- den foorten van deeze Koorts heb ik gezien, in het hospitaal op het flot Ludovicia,aan den Rhyr, een plaats, welke berugt'is wegens ongezondheid, waarze jaarlyks zwaar onder de foldaaten woedt, terwyl er de burgers, ondertusfehen, dikwüs van vry blyven. Men kan hier uit afleiden, dat de menfehen lang,-
in zulk eene lugt verkeerende 'er eindelyk aan ge- wennen , of de lichaamen , door een lange ge- woonte , eene gefleldheid krygen, datze op de- zelve geen gelyke uitwerking veroorzaakt, als op aankomelingen. Hier uit blykt te gelyk, waarom matroozen of foldaaten, meer van inzwanggaande ziekten, dan oude inwoonders,worden aangegree- pen. In 't jaar 1749 heb ik gelegenheid gehad, in de ftad Weisfenburg, de verfcheiden trappen van deeze ziekte te zien. Deeze*ftad, anders ge- zond, werdt toen, met een gragt omringd of ver- fterkt. Maar van de natte uitgedolve, en aan de ftraalen van de zorme blootgeftelde aarde, ont- ftondt
|
|||||
I
|
|||||
IN DE HAVENS.
ftondt een verfchriklyke Volkziekte , welke de IU. DeeL
zulken, die op het hoogde van de ftad woonden} Et- of verfchoonde , of maar weinig ziek maakte. HoOTDST* Maar Tioe laagcr woonende, hoe zwaarder zy'er van aangedaan werden ; en op de laagfte plaatzen, gelyk de Bitfcher Vorftad, heefc zy als de Pest, by na alles vernield. Zo dat zy op de hoogde plaatzen, een goedaartige Galkoorts verwekte; in 'c midden van de ftad dezelfde; maar veelen fmol- ten weg van zweet , en in fommigen zag men blutspuisten; op het laagfte van de ftad , zag men verfmeltend ftinkend zweet, breede blaauwevlek- ken , menigvuldige Neusbloedingen, en ftinkende Roodeloop, by de zieken. Veelen ftierven op den vierden of gemeenlyk op den vyfden dag, weini- gen bereikten den zevenden , en zeer weinigen ontkwamen den dood. De doode lichaamen zwol- len ecnige uuren ns den dood , werden blaauw, en gaven een zeer kwaaden reuk van zich. Men. kon aan de foklaaten, in 't gasthuis gebragt, uit de toevallen , zien, in welk gedeelte van de ftad zy gewoond hadden. Men geloofde dat deeze al- gemeene zit-kte ontdaan was uit fyne vergiftige uitdampingen uit de aarde; maar die alles in "op- merking neemt, zal ligt zien,datze voornaamlyk., door de vogtige lugt, is veroorzaakt. IV. Als deeze Koorts goedaartig is, en de hit- Genee-
te wat groot, wordt niet nut een Aderlaating of zins- twee gedaan. Men moet echter zorge dragen, niet te veel bloed af te trekken, op dat men de zieken niet in grooter gevaar brènge. Hier na moet men.de geneezing bewerken door ontlast- middelen, gelyk wy in de voorgaande Aanhouden- de koorts gezegd hebben. Waterige drank, met eenige zuuren, uit gewasfen of mineraalen ver- mengd, is best; gelyk ook alles wat de fcherpte van de gal verftompen, en de al te groote bewe- ging der Vogten kan beteugelen. Als het lichaam gezuiverd is, en de hitte en drift in de Vogten niet eenigzins verminderen, wordt de geneezing, gemeenlyk, door de Koortsbast en bittere aftrek- P 3 zeis |
||||
V*N DE ZIEKTEN
in. Deel. zeis volbragt. En fchoon 'er eenige teekenen van
u- Kooking mogten zyn, moet men 'er evenwel niet fdst. van aflaaten; ik heb hier van, inzonderheid de Kina Kina, in deeze ziekte, gelyk ook in de voor- gemelde, noit eenig kwaad gezien; maar altyd, dat de zieken , welken dezelve , in behoorlyke maate gebruikt hadden, fchielyker herfteld zyn, dan dieze in minder maate , of al te traag ge- bruikt hadden. De overige en meest dringende toevallen, welke deeze met de aanhoudende Rot- ioortze gemeen heeft, moeten als daar in behan- deld worden. En alsze erger wordt, moetzeals een waare Rotkoorts aangemerkt worden; en dan zyn van nut.de dingen , welken wy aan de zieken van de tweede nummer in de Synochus? voorge- fchreeven hebben, en in 't gevolg nog zullen aan. geweezen worden. Van Rottige Zweet- Koortzen, en met idtjlag, bet
Bort, en de Roodeloop van 't jaar 1760, wel- ken onder de matroozen, in de haven van het eiland Kurasfou gewoed hebben. Overgang. V. Nu zal ik het verhaal der reize, in het II
Deel, Hoofdft. I. §. III begonnen-, vervolgen. Het Schip lag voor anker, in het Waygat, met de achterfteven tegen het Oosten, en de voorfte- ven naar het Westen; zo dat het doorgaans voor den wind, tegen het achterfle en de rechter zyde van het zelve waayende, wel openfrondt. Niets werdt daarenboven verzuimd, 't welk het gebruik op het Schip toelaat, en de gezondheid voordee- lig geoordeeld werdt. Den 26 van Augustus, zyn "er onder de matroozen zes zieken geweest. Om- trent het einde van dezelfde maand, groeide het getal der zieken aan tot zestien. De Thermome- ter teekende op de hoogde plaatze 89 graaden, en eens 90, op de laagfte, 83. Twee dagen waren regenig. In September vermeerderde het getal der zieken fchielyk, en den 27 was het tot negen en zeventig geklommen. Hier na verminderde het we-
|
||||||
IN DE HAVENS.
wederom, en op den laatften, was het tot 54 ge- in. Deei.
daald. De Kwik ftondt boven, op 89 gr. bene- n- den op 82. Zes dagen waren regenig- Eindelyk HooFKT' zyn 'er, op den 21 OStober, wanneer wy de rei- ze naar het Vaderland aannamen, nog 31 zieken op het Schip geweest ; op den laatften , maar twintig. De Kwik ftondt tusfehen 81 en 87 gr. In deeze Maand hadden wy zeven regen ige da- gen : maar de regens waren niet zwaar. Op den laatften November was het getal der zieken tot op vier gedaald. De Kwik hing tusfehen 74 en 84 gr. Drie of vier dagen waren maar tfegenig ge- weest ; maar de lugt was dikwils met wolken be- trokken. Het grootfte getal van zieken, in De- cember , was zes. De Kwik ftondt tusfehen 67 en So gr. In deeze maand hadden wy dertien rege- nige dagen , en veelen waarop de lugt betrok- ken was. In January klom het getal der zieken wederom tot twaalf; deezen allen hadden de Scheurbuik. In February zyn wy eindelyk in Hol- land te rug gekoomen. . Maar terwyl wy aan het eiland waren, hebben Befbbry
*er veel Ooste winden gewaaid, en dikwils vry ving va fterk; weinige dagen waren 'er zonder wind. De de ziekten. meeste ziekten, welken zich9 in het begin van ons verblyf voordeeden, waren, gelyk wy, bo- ven , reeds gezegd hebben, Pynen in 't hoofd, en Gal-kolyk, welken gemaklyk geneezen werden. Maar deezen veranderden in zwarte gal-ziekten, erger dan de voorgaanden en ook gevaarlyker, waar van de Lyders zwaar aangedaan werden. Zy begonnen met een groote hitte voor het Hert, buikpynen, zwaare benaauwdheid; waar op gal- agtige ontlastingen volgden, van boven en van on- . *" deren, met een groote verzwakking van krachten.
Veeiep waren nat van koud zweet. Als dit ver- der ging, voornaamlyk, als 'er koorts bykwam, gelyk in fommigen gefchiedde, met een groote Puls, welke gemeenlyk tien uuren bybleef, be- gonnen de lippen te zwellen, en het aangezicht werdt blaauw. Pe Koorts wat ontlaatende gaven P 4 zy |
||||
VAN DE ZIEKTEN
in.üeei. zy veel zwartagtig bloed, door braaking, over;
'i. en deezen ftierven bykans allen, en maar weini- ge uuren na de verfchyning van dit toeval. Som- migen loosden een dergelyke ftoffe, maar zwarter, en zeer ftinkende, door den Afgang; maar dan volgde nog wel herftelling. Zo iet gebeurde ook in eenigen , die de koorts hadden, fchoon de ont- lastingen niet zeer aandrongen. Anderen kreegen, op gewoone wyze , eene Galkoorts , en zo veel ik heb konnen zien, waren deeze allen jonge men- fc'ien, of van middenbaaren ouderdom, voor de ziekte gezdnd en fterk;met benaauwdheid, naam» lyk, voor 't Hert , galbraaking, of walging, en een byna onleschbaaren dorst. Eenigen van dce- zen waren dan eens koud, en dan wederom heet; daarna volgde een brandende hitte over het gehee- le lichaam , met een groote fnele en volle Puls; de tong was geelagtig, of wit, dikwils met een groenen rand, evenwel altyd vogtig. In fommigen begon ik de geneezing met een
Braakmiddel , ik deed geene Adcrlaating, Den anderen dag, zogt ik, als het de omftandigheden toelieten, door een zagt buikopenend middel, het gene in het gedarrnte onthouden werdt, te ont- lasten. Voor gewoonen drank gaf ik gemeen wa- ter , met Limoenfap en fuiker; of Koeldranken, met Spiritus Vitrioli, Sulpburis per campanam, of Salis, of Nüri 'dulcis , met eenige Syroop van Limoenen of geley van Aalbesfen, en een weinig Kaneelwater, aangenaam gemaakt. Maar vcelen wilden zulks niet drinken; zy begeerden zuiver water, 't welk niet (lonk, en zeiden, dat de zuu- ren hitte omtrent het Hert veroorzaakten : het trant my het hert af, fchoon 'er niet meer dan be- hoorlyk, in de dranken, ware. De ziekte voort- gaande , werdt de warmte, in fommigen op den tweeden, in anderen, op den derden dag, van Kelfs, minder, en de Puls, tegen verwagting ,na- tuurlyk; welke allengs minder en minder werdt, en eindelyk klein en beevmde; wanneer by foiru migen blutspuisten , voornaamlyk op de borst, ar.
|
||||
—_
|
|||||
IN DE HAVENS.' 233
armen en aan de binnen zyde der Dyen, te voor- ai;
fchyn kwamen; en by fommigen heb ik groote n. blaauwe vlekken gezien. En dit was verzeld met HoorDiT' zulk een verval van krachten, dat de Lyders, op de minde beweging, in flaauwte vielen. Een iterk zweet kwam 'er over het geheele .lichaam ,• en de zieken werden benaauwd, onrustig, eenigzins yl- hoofdig, zich nergens mede bemoeyende, of op eenig ding achtgeevende, ook nergens over klaa- gende. Zy gaven echter alsze gevraagd werden , goed antwoord. In fommigen kwam, als de Puls wegzonk, een groote brand voor 't Hert, de lip- pen zwollen eenigzins, het aangezicht werdt blaauw. Kort hier op volgde braaking' van een zwartagtige (toffe, en eindelyk de dood. Ande- ren werden door brand en krimpingen in den buik geplaagd, en loosden leelyk zwartagtig bloed met den Afgang. In fommigen begon, op den twee- den, in anderen,op den derden dag, het wit van de oogen en de huid geel te worden; en dit was een kwaad voortceken. De tong werdt van dag tot dag witter, en eindelyk beevende. De Ly- ders lagen akyd op den rug. Als de ziekte zo voortging, volgde fomtyds, op den tweeden of derden , doch meest, op den vierden dag, een zagte dood. By de genen, welken ik, in 't be- gin, eens of tweemaal een ader gc'aaten had, ver- minderde ook, en wel zeer fchielyk de Puls; ja dikwils zonkze aanftonds, na de tweede Laating, en zy werden de eerden gelyk. De zieken fchee- nen echter niet in zo groot gevaar te wezen : want blutspuisten zyn by de zodanigen zelden 'gezien, en geen een, welke in 't begin gelaaten was, heeft bloed gebraakt; en zy ftierven niet zo fchielyk als de eerden. Het bloed in de hitte van de koorts afgelaaten,
was hoogrood, dreinde, en fcheidde een geelag- tige wey af, gelyk in Europa. Die de kracht der ziekte wederdonden , en den vyfden of zesden dag bereikten, kreegen gemeenlyk, bloedvinnen, of kleine roode puisten, welken pynlyk waren, ? 5 en |
|||||
*34
|
|||||||||||||||||
VAN DE ZIE KTEN
|
|||||||||||||||||
in.Deel. en bezwaarlyk toe yerettering overgingen , als
n. famenloopende Pokjes, byna over het geheele li- Hoofost. chaam ; 't welk inzonderheid gebeurde i |
|||||||||||||||||
voornaame zieken, zo dat rnen hem niet zonder
medeleden kon aanzien. Dit werdt ondervonden in menfehen} die van een zwartgallig geftel wa- ren. En alle die dit kreegen f en tot den zeven- den dag leefden , behalven één, die op den agt- ftendagftierf, werden herfleld. Eindelyk klaag- den de meeste zieken, inzonderheid die over de dertig jaaren waren, en van een ongezonde ge- fleldheid, wanneer de ziekte hen overviel, van pyn en brand voor 't Hert, en neiging tot braa- ken ; fchoon weinigen braakten. By ibmmigen rees de Puls , eenigc uuren , maar werdt in 't kort wederom als natuurlyk, en daarna klein. De warmte van de huid was natuurlyk; de tong vog- tig en wit,* het zweet kwam overvloedig uit,zelfs op den eerften dag van de ziekte, over het gc- fceele lichaam; maar geene vlekken. Die wei- nig of niet zweetten, hadden veel zwarten en ftin- kenden Afgang, met krimpingen in 't gedarmte: ook kreegen zy dikwils flaauwten. Als deeze ont- lastingen wat (Hl (tonden, of merklyk verminder- den, en 'er geen overvloedig zweet uitkwam, wer- den de Lyders zeer benaauwd; maar als het zweet wel uitkwam, hadden zy het beeter. Eindelyk, zy waren allé, van het begin tot het einde, vol- ftrekt zonder flaap. Deezen laatften heb ik geen of weinig bloed afgetapt, ten zy ik het gevaars- halve deed; en dan was het zwart, dun ,cn ftondt lang, eer het runde, en maakte noit een eiland- je, 't welk in de wey dreef, gelyk heteerfte: het ftremde evenwel eenigzins ,maar gaf bezwaar- lyk of geheel geen, en een zoetagtige wey af. Het Water was gelyk het welk w,y befchreeven hebben in de aanhoudende Rotkoorts van de twee- de en derde nummer. , |
|||||||||||||||||
Well,e
|
Eindelyk, heb ik ook bevonden, dat jonge,
|
||||||||||||||||
menfehen fterke menfehen, en voornaamlyk, die van een
'ermeest zwartgallige gefteldheid waren, niet alleen meer aaa
|
|||||||||||||||||
, IN DE HAVENS. 435
aan de ziekte blootftonden, en zwaarder aange- IIK p^
daan wierden, maar ook eerder ftierven dan an- 11. deren. Hier van zal ik twee gevallen verhaalen. Hoofd Een wakker jongeling, van omtrent 18 jaaren, van aan van allen, op hec Schip, bemind, was 's morgens ^a!'en wel, maar klaagde, omtrent tien uuren voor den middag, van hoofdpyn en andere toevallen der koortzigen. Hy hadc een groote, volle en rasfe Puls. Jk ried hem, dat hy zich zou doen ader- . laaten, maar hy wilde niet, en zeïdedathem, voor eenige jaaren, de Vallende ziekte hebbende, hierom , de aderlaanngen verboden waren. Ik ried hem het tegendeel; maar wat ik deed, ik kon hem van zyn opgevatte meening niet afbren- gen. Ondertusfchen wendde ik alles aan, om de drift van het bloed te beteugelen, en de Vogten voor rotting te bewaaren, wat ik kondej'doch al- les te vergeefs. Op den tweeden dag, tegen den avond, gaf hy veel zwartagtig bloed door braa- king over, en op den derden ltierf hy. Een an- der, 16 jaaren oud, Evert Kryn genaamd, was 's avonds wel, maar werdt 's anderen daags 's mor- gens, inde kooi, zonder gewaarwording bevon- den. Ik onderzogt het lichaam, 't welk ikeenig- zins gezwollen vond, met blaauwe vlekken op het zelve, en byna zonder eenige Puls. Daaren- boven kwam 'er eenig bloed uit zyn flinker oor en neuze, zeer zwart, eenigzins zoet van fmaak; 't welk nog eenige uuren na den dood bleef uit- Ioopen. Het dood lichaam werdt, in 't kort, geheel blaauw en gaf een leelyken flank van zich. Door deezen en de voorbeelden van anderen, wel- ken ik niet had durven aderlaaten, leerde ik, dat de Laatingen nodig waren, voor de genen die een flerke Puls en groote hitte hadden. En fchoon de Puls, nadezelven, fchielyk neerzonk, kreeg men evenwel meer tyd, om de geweldige bewegingen, en al wat hier uit voortkwam, te beteugelen; zo dat de ziekte met bekwaame middelen kon behan- deld worden; welken, alsze, in tyds,in de twee gemelde gevallen waren te werk gefield, was mis-
|
||||
23Ö ?AH DE ZIEKTEN
m. Deel. misfehien de ziekte niet zo fchielyk tot die hoogte
it. gekoomen. Hooïdst. j^ zou we| eenjge toevallen, maar van minder
aanbelang, hier by hebben konnen voegen; maar my dunkt, dat deezen kunnen voldoen om de ziekte te kennen. Die begeerig is naar een vol- lediger befchryving van dezelve, kan Dr. mon- chy nazien ,. in de Verhandelingen van de Haar- _ ■ lemfche Maatfchappy. Eenige doode lichaanien heb ik geopend. De Lever en de Milt vond ik graauw van kleur,- de Galblaas en de Darmen vol van een zeer zwart vogt; het Hert graauw, en doorgefneeden zynde,liep 'er zeer zwart bloed uit. Daarenboven vond ik, doorgaans, op den bodem van de regter holligheid, een zwarte draa- dige zctfïtandigheid, van dikte als een ftroohalm, onregelmatig in malkander gewrongen, ligtfmelt- baar, van het bloed famengeftremd; in de flinker een dergelyke, maar zo veel niet. De Lever" heb ik tweemaalcn geel, byna'geheel ledig van bloed, en als ofze gekookt ware, gevonden. Ger.ee- VI. De geneezing vafl deeze ziekten is 7.cer ge-
wng' lyk geweest met die, welke wy in de aanhouden-
de Rotziekte, den zieken, van de tweede en der- de nommer, hebben voorgefchreeven. Die de koorts hadden, gaf ik, in 't begin, ten zy de hit- te groot ware, een Braakmiddel: maar als dezelve wat groot was, deed ik eene aderlaating, eenige uuren, voor dat ik het Braakmiddel gaf. Als de Lyders gebraakt hadden, en de hitte zwaar bleef, beval ik een tweede Laating te doen. Als het Braakmiddel geen Afgang verwekte, en het de krachten toelieten, gaf ik, den volgenden dag, een zagt Buikopenend middel, om het gene in de Ingewanden werdt opgehouden, te ontlasten. Voorts heb ik, gelyk ik reeds gezegd hebbe, zuu- re en rottingweerende dranken ryklyk aangeraaden te drinken , alszr: met hunnen fmaafc overeen kwa- men. Dikwils heb ik eenige greinen Kamfer , met Oxymel fimplex en Nitrum als een Likking laaten gebruiken. Maar, als zy geen zuure dranken wil- dea
|
||||
IN DE HAVENS. 237
den drinken, heb ik hun water, met wat Sal mi- m. Deck
rahile Glauberi of Nitrum gcgeeven, zo veel zy wil- * 11. den. Als de hitte gebluscht was, heb ik tot de HooFDST' Kina Kina, als het heilig plegtanker, toevlngt geno- men. Met water gekookt, deedt zy de beste uit- werking, alsze maar in genoegzaame maate, en dikwils genoeg gegeeven werdt. Ik heb 'er wel, naar de omftandigheid, wat Sal Polycbrest, Pru- nellce, mirahile Glauberi, of Nitrum, en als hec vereischt werdt, de Cortex Simaruba by gedaan. Door dit heilzaam middel, werden de Loop, en het uitdroogend zweet, fchoon fomtyds wat lang- zaam, evenwel altyd verminderd; en de moed en krachten van de zieken, opgebeurd. Maar als de zieken wederom begonnen overend te koomen, gaf ik hun, in plaats van de Koorts-bast, eenige maaien op een dag, een glaasje van het Infufum amarum. En zo zyn veelen tot gezondheid her- fteld. Maar by welken .de Puls weinig of niet toe- nam , en de warmte niet meer was dan natuurlyk, deed ik geene aderlaating; maar gaf terftond een Braakmiddel; en behandelde dezelven dan wyders als boven ; behalven dat ik deezen, als 'er een groot verval van krachten was, eene ftooving van Azyn , Kamfer, en Thcriaak , op den buik, de Puls, en in 't hol van de handen en voeten deedc leggen. Als ik teekenen merkte van aanftaande ylhoofdigheid, deed ik Spaanfchevlieg-pleisters aan de armen, dyen of beenen, en in den nek leggen. Het overige, hier toe behoorende, wordt in de befchry ving van de Synochus gevonden. Voor die het Bort kreegen , waren de voorgemelde dranken, ryklyk gedronken, en de befchreeven bcttingen op den buik gelegd, doorgaans, aan de eerde beoogingen voldoende: maar als de fterke bewegingen bleeven aanhouden , zynze djkwils met een grein of twee Opium tot bedaaring ge- bragt. Die de Roodeloop kreegen, zyn door de bovengemelde middelen, naamlyk , zuure dran- ken, inzonderheid van mineraal zuur, de Koorts- bast 3 de Simaruba en de rottingweerende bettin- gea
|
||||
438 VAN bt ZIEKTEN IM DE HAVENS.
ffl. Deel. Sen> °P den buiIc gelegd, een of twee greinen
11. " Opium, of wat Diascordium, 's avonds gegeeven, Hoofdst. herfteid. Met de zieken op deeze gemaklyke en
eenvoudige wyze te behandelen, heb ik het zo ver gebragt, dat, toen myn ydle vreeze voor de aderlaatingen , als in deeze ziekten, de rotting vermeerderende , gelyk ik my in den beginne had ingebeeld, hadt aan een kant gezet, niemant meer op het Schip geftorven is. Laat ik hier nu nog eenige weinige dingen,
behalven het gene I D. I Hoofdft. §. IX. ge • zegd is, van de kost, welke aan de zieken, op de Scheepen gegeeven wordt, byvoegen. Want zo oit eenige onbekwaame kost nadeel kan doen, is het zeekerlyk in deeze ziekten: waarom 'er Van een Heelmeester naauw acht gegeeven moet worden , datze by de kost geenerlei garftig vet mengen; en als hy zodanige kost vindt, mocc hy den Kapitein aanfpreeken, fchoon dit fomtyds een onaangenaame 'zaak is, en aan hem verklaa- ren, hoedanig dezelve zy, en om andere, voor de ellendige zieken, aanhouden; en niet als de beste aanmerken, welke uit vleesch en vettig- heden bereid wordt. Beeter zalze wezen , als- ze uit gerst, haver, ryst, of brood, met wyn of bier en fuiker toegemaakt wordt; wyl deeze dingen niet zo ligt verrotting ondergaan. De Heelmeester zou hierin zich beeter van zynen pligt konnen kwyten, als hem en de Officieren bekend was , wat hy eigenlyk voor de zieken mogt eifchen; dan zou hy geen gevaar loopen, van buiten zyn voorfchrift te gaan; en eindelyk, als het befchouwen van de kost, door den Over- ften, te gelyk met den Heelmeester gefcheidde; zo dat deeze verdrietige zaak, niet voor hem, die ge£n gezach heeft , alleen wierdt gelaacen. Hier door zouden de bedienden, welken dit aan- bevolen is , toe meerdere naauwkeurigheid gc- bragt worden. |
||||||
VIER.
|
||||||
VIERDE DEEL.
Van de Gezondheid der Flootelingen te bewaaren.
L /~\p dit zeer nuttig deel zal ik niet lang ftil IV. Deel.
vJ ftaan; want hier over zyn zo menigvul-
dige fcnrif ten in wezen, dat het bezwaarlyk, in- dien niet onmooglyk is, zonder bekende dingen te herhaalen, iet nuttigs te bedenken, 't welk niet reeds voorgeftcld is. Hierom wil ik den Leezer liever wyzen naar de aangehaalde Schry- vers, dan hem, door een onnodige byeen haalin- ge, te verveelen. Daarenboven, heb ik het fchaad- ïyke , in de Foorverhandeling, en het Tweede Deel, waar ik van deoorzaaken, in't algemeen gefproken hebbe , en ook op andere plaatzen van dit werk, zo verklaard, dat de wyze, om het grootfte gedeelte van deezen voor te koomen en te verbeeteren, door deeze eenvoudige verklaaring, een iegelyk fcheepvaarenden, zo hy wil, genoeg- zaam blyke, waarom 'er niets meer nodig is. Al- le omwegen derhalve, laatende vaaren, bly ven al- leen vier dingen, welken voornaamlyk tot de ge- zondheid te bewaaren , of te verzwakken, ftrek- . ken, en van alle Schry vers , hier omtrent kundig, voor den voornaatnften bron der ziekten, op de Scheepen gehouden worden , te verklaaren. I. Eerst (laat dan te onderzoeken het gene de Ve
kost der tnatroozen aangaat,ofze veïbeetering no- ri„g j*"*g dig heeft, dan niet; en alsze verbeeterd moet Scheeps- worden , hoe zulks bekwaamst kan gefchieden.k Op het gene van voornaame mannen is aangeraa- den, en de wyze hoe groenten kunnen ingelegd worden, om op de Scheepen bewaard, en op lange reizen kunnen mede genomen worden, zal ik niet bly ven ftaan; want deeze dingen zyn, in 't alge- meen , bekend. Ook zal ik my niet ophouden met een onderzoek van de redenen, waarom der- zclver heilzaame raadgeeviogen niet gevolgd wor- den; |
|||||
,
|
|||||
VAN DE GEZONDHEID
iv. Deel. den; ik zal'er de myne, kortlyk nevens voegen #
welken zoze nietbeëter, ten minfte, eenigzins, gemaklyker zullen zyn. Door ondervinding blykt, dat de matroozen, drie of vier maanden en langer, met de gewoone kost, op de Scheepen, zonder merklyke benadeeling van hunne gezondheid, kon- nen leeven; en te gelyk, als zy dezelve te lang gebruikt hebben, vermageren, bleek worden,en veel van hunne welgefteldhcid verliezen. 'By ge- volg is zulke kost niet bekwaam, om het lichaam lang in ftaat te houden. Maar wat de verbeete- ring derzelve aanbelangt, deezc kan men naauw- lyks hopen, dat geichieden zal, ten zy Voornaa- me Mannen, aan wie het gezach in onze Repu^ blyk ftaat, de zaak voorneemen, en bezorgen, dat de matroozen, eenigen tyd of wecken, in een haven of voor een wal liggende, kost uit versch vleesch en groente, Poespas genaamd , in plaats van erwten , visch en fpek gegeevcn worde; en zo het gefchieden kan, versch brood, bier of een dronkje wyn, en de Kapiteinen deeze meer- dere kosten goed gedaan worden. Deeze dingen zouden genoeg zyn, en de Scheepen zouden , hier door,met geen ongewoone dingen bezwaard wor- den; men zou wederom plaacs voor andere nodi- ge dingen uitwinnen. Zonder Deeze dingen zullen, buiten twyffel, in den
gioote on- eerftcn opflag, wat kostbaar fchynen; maar als kosten. >er Q^ ge]eC worcU, zullen de kosten niet zo groot zyn, alsze wel fchynen. Want, uit een half pond vleesch, mereen weinig gerst of ryst, kan, voof één man, de kost gemaakt worden , en de overi- ge dingen kosten niet zo veel. Men rnoet ook de tyd, wanneer dit noodzaaklyk is gedaan te wor- den , in aanmerking neemen. En als het vleesch te duur is, zouden 's morgens, in de gort gekookt kunnen worden, appelen , peeren, pruimen , drui- ven enz. gelyk wy in het Tweede Deel, II Hoofdfl. §. I. reeds te kennen gegecven hebben, met ge- meene Syroop , in plaats van boter; of by de ge- kookte gort zou wat fap van Limoenen of Oran- je |
||||
TE EEWAAREN. ■
je-appelen, met Syroop, gedaan kunnen worden, iv. Deel.
Voor het middagen avondmaal,zou eenige groen- te, welke te bckoomen was, voornaamiyk Uyen en Preyen, in de erwten konnen gekookt, waar by dan , alsze gaar zyn, in tegenwoordigheid van den Officier, wat boter, zout, en zo men wilde, wat azyn gedaan zou konnen worden; 't welk ook, op zee, al is 'er geene groente, zeer goed zou zyn; en voornaamlyk in heete gewesten. Als de boter vry garftig is, zou ze door de Azyn, al- tyd , merklyk verbeeterd worden. Dergelyke iaus, met een weinig mostert, zou me*n ook over de visch konnen eeten. En dus zou het niet no- dig zyn, dat de matroozen boter bewaarden, waar toe naauwlyks gelegenheid is. Want het zou bee- ter zyn, dat een der Officieren oppaste, datdaag- lyks, naar gelang van de menfeben , een zekere maate boter, in de ketel gedaan, en zo verdeeld wierdt, dan dat de geheele manfehap, door zulk een ongemaklyke bewaaring, moeilykheden lydt. Hier uit zou nog een ander voordeel fpruiten, plaats naamlyk , in de kist, en meerdere zinde- lykheid in dezelve. Op zodanig eene wyze zou- den de menfehen verfrischt konnen worden in een haven, om wederom eenige maanden-, in zee, met de gewoone kost , zonder merklyk verlies van krachten , te konnen leeven. En wat de moog- lykheid van zulke dingen te verkrygen,' aanbe- langt ; ik gcloove dat 'er naauwlyks een haven is, waar in alles zou ontbreeken. En zo dit niet mogt behaagen , moet 'er zorg
■gedraagen worden, dat de matroozen, op zee, geene fchulden maaken, of voor het geld, welk zy van den Schryver ootfangen , zich dronken drinken: hoe dit moet gefchieden, is den Kapi- teinen en Officieren genoeg bekend, en het kan belet worden , als zy willen. Dus zoudefl zy ge- noopt worden , versch brood en tuinvrugten. voor zich te koopen,en een weinig wvn 7a\ geen kwaad doen. On'dcrtuslchen konden de Kapiteinen zo- danige dingen, aan boord, laaten brengen,, wel - Q k |
||||
VAN DE GEZONDHEID
iv. Dcei. ken de besten geoordeeld worden; en op het aan-
\ gebragte een prys zetten, op datze niet te duur aan de matroozen verkogt worden. Want de on- dervinding leert, dat de matroozen alleen door het gebruik van zulke dingen, van zwaare ziekten, uit gebrek van verfche groente ontdaan, bevryd zyn geworden: waar uit men ligt kan befluiten, datze van dezelfde uitwerking zullen zyn in een minder kwaalyk gefield lichaam. Hoe 'het Hin- kend water verbeeterd wordt, heb ik reeds, in het II Deel veiklaard; door een groote opening in het vat, of het°vat overend gezet, en de bovenftebo- dem 'er uitgenomen, het zelve aan delugt bloot te ftellen. En nog fpoediger gefchiedt het, als het water fomtyds met een ftok geroerd, of 'er een blaasbalg met een lange pyp in gefleeken wor- de , om het door blaazen te beroeren; en zo ge- raakt het ras zynen flank kvvyt. Maar de Schee- pen, welken naar de Indien vaaren, moeten meer water mede neemen; waar zy het leggen zullen, moet men de Kapiteinen vraagen, die beeter wee- ten dan ik, wat een Schip bevatten kan. Ditweet ik, al is het fchip vol, zy, alszc willen, 'er nog veel in kunnen plaacfen, 't welk anders niet kan gefchieden. Zuivering II. Men moet maaken, dat de al te vogtige en
van de te veel verdunde lugt, tusfehendeks onthouden , higi. vernieuwd worde, indien dit niet van zelfs ge- fchiedt , gelyk by nagt, of kwaad weder, als alles geflooten gehouden wordt. De wyze hoe dit, 't welk van groot aanbelang is, kan gefchieden , wordt, op een treflyke wyze, geleerd in een klein Werkje van den Heer du hamel du Mon- ceau. Allerbest fchynt dit oogmerk bereikt te worden, als by de mast van het fchoverzeil, of omtrent dezelve, een houte buis gemaakt wordt, volgens het gemelde Werkje, of door een op- gehange lugtzeil , in het zelfde Werk afge- beeld (f), met het onderfle, aan de buis vastge- ■ maakt >
(t) Tab. I. A. B.
|
||||
TE BEWAAR EU. 243
maakt ; zo dat de lugt genoodzaakt worde in iv. Deti.
de buis te gaan, en niet te rug kan keeren; of doormiddel van een blaasbalg of Ventilabrum,ge- lyk inzonderheid dat van hales , in het beneden- fte of groote ruim, tusfchen de zolderingen van de verfcheiden vertrekken, in de Voorverh. ge- meld , en den bodem of kiel van'het Schip, wordt ingedreeven. Met deeze voorzorge onder- tusfehen} dat, terwyl deeze dingen gebruikt wor- den, alle openingen van het eerfte dek, alsook de roosters, op zyde,en de gemeenfehap hebben- de venfters van het ruim met de Kombuis, wel geflooten worden. Zo zou de lugt zich , door deeze geheele ruimte vcrfp*reidèn ; geen uitgang vindende, dan in de zyden, tusfchen de verdub- belingen der wanden en de ribben, en by gevolg, noodzaaklyk in al de overgelaatene ruimten, in. het geheele Schip, indringen, en door de open- fhande gaten tusfehendeks, hier mede gemeen- fehap hebbende, de wegeringen genoemd, in de plaats waar zich de matroozen onthouden , ver- ipreid worden, en dus de onthoude en verdunde lugt tusfehendeks, altyd naar boven willende, van de zyden naar 't midden van het Schip,en naarde roosters gevoerd en uitgedreeven. Deeze lang. zaame en geftadige beweging, van alle kanten koomende, en naar, het midden gaande, deal te veel verdunde lugt uitdryvende, kan de genen, die in dezelve flaapen, geen'ongemak aandoen'. Men moet nog aanmerken, dat de uitwerking veel grooter zal zyn, als de engten, by het tweede dek, digt zyn, zo dat de ingedreeven lugt alleen tusfehendeks uitgaat. Maar als men de lugt alleen in het onderde ruim wil vernieuwen , en dit over- dag gefchiedt, dan kunnen eenige . luiken van het dek, verst van de buis af, geopend worden, op dat de lugt een langer weg hebbe, eerze uitgaat. Deeze wyze van de lugt te vernieuwen mecne ik beeter te weezen, dan door het vernuftig werk- tuig van süttón: want behalve datze van meer- éete uitwerking is, en ten allen tyde kan te werk |
||||
244 VAN DE GEZONDHEID
IV.Deel. gefteld worden, en de fchaadlyke lugt uitdryft,
(het welk door het werktuig van sutton niet ge- fchiedc, 't welk de boven liggende dampkring, langzaam, naar beneden trekt, waar door de uit- gang van de dampen geweerd, of ten minde ver- traagd moet worden, want de lugt kan niet tege- lyk, op tw"eederleie wyze bewogen worden, door de roosters naamlyk invallen.en uitgaan ,)zo kan ook doormiddel vandeLugtmoolen (fentilabrum) het Schip met een fpeceryagugen rook vervuld wor- den, waar door het gene in de lugt vervangen is, dikwils, veel verbeeterd wordt; 't welk ook met het werktuig van sirrroN niet gelukt. Daarei.bo- ven ontbreekt het vuur, welks gebruik zeer ver- eischt wordt, ten minde, op onze Scheepen. Die begeeng is hier van meer te weeten, kan by de Schryvers te regt raaken; inzonderheid in het bo- vengemelde Werk, en dat van sutton, (f) door Dr. mead zeer aangeflreezcn. Toezigt III. Wyders moet men middel zoeken te vin-
^Pdeklee".den, dat de matroozen behoorlyke kleeding heb- ben, en dat zy zindelyk worden op hun lichaam. Het eerde oogmerk zal bereikt worden, als 'er acht gegeeven wordt, dat de wet voldaan worde, welke bevrelt, dat allen die aan boord koomen, van het gene tot de reize nodig is, voorzienzyn. Hoe veel , mo'-t naar de langduurighcid der rei- ze bepaald worden. Laat * Tjv voorbeeld , elk hebben een wolle.Hemdrok; twee linnen Hemd- rokken ; twee Bocferoentjes, om over de anderen te kunnen heen trekken; drie Hembden; vier Dasfen ; een laakenfe, en twee linnen Broeken; twee Onder- bioeken; twee grooten van grof linnen, om over de anderen te draagen ,• drie paar Kousfen; twee paar Schoenen ; twee Slaapmutzen; twee fchippers Mutzen; drie Neusdoeken; een fyne en groove Kam; een fcheepskooi, met een wollen bultzak, Jcusfen en dek. De Officier, welke op deeze din- gen onderzoek doet, als de matroozen aan boord koo-
(f) Metboifsr txtraft'mg fiul air tut of Shift enz.
|
||||
TE BEWAAREN. 24J
koomen , moet geen verfleetenen voor goeden iv. Deel.
aanneemen. Het onderzoek gedaan zynde, moet
hy den matroos bezien, of hy wel gekleed is,ten
minfte, zo als een matroos behoort. Des zomers
moet hy aanhebben, vooreerst een hemd ; ten
tweede, een naauwe en ruime linnen hemdrok;
ten derde, een naauwe en wyde broek, ook van
linnen; ten vierde, een das; ten vyfde, kousfen
en fchoenen, en een muts«op 't hoofd. Dat dan
de Officier aan een matroos, zo gekleed,noggee-
ve, een hemd, een das, een nagtmuts, een neus-
doek, een paar kousfen; op dat hy deeze kan
aantrekken , als hy de zynen, welken hy nu draagt,
wil wasfehen; daarenboven , kammen, met een
hangmat, en een pond of twee Tabak. Hier na hem
te bevcelen, dar. alles by malkander gebonden, de
naam van den matroos 'er opgefchreeven, en in de
kistgeflooten worde ; welke, terwylze met verfcheï-
den dingen gevuld is, in het ruim of elders kan
gezet worden, tot dat het den Officieren behaage,
by gelegenheid, de matroozen en hun goed temon-
fteren. Als dan eenige van hunne goederen ver-
fleeten zyn, worden dezelven, op den tyd, als de
monftcring gefchiedt, aangeteekend, en nader-
hand kunnen , in elks bundel , nieuwen gegee-
ven worden, in plaats van de verfleetenen. of
wanneren, als het koud is. Doch als de bundel
niet voldoende is , moet men tot den Schrvver
koomen: rmar als 'er wollene gegeeven worden,
kunnen de linnene, alsze nog goed zyn, in den
bundel by een gebonden worden. Ook moet hy
den matroos zeggen, dat hy, zo dikwüs als het
den Kapitein , of de Officieren behaagt zyn goed
te onderzoeken, hy het'zelve in deYcheepskooi
famengebonden , op de plaats, welke hem aange-
weezen wordt, moet brengen en bloot leggen; op
dat de Officieren alles met'een opflagkonnenzien;
en hy, als 'er gebrek is, ftrafbaar zal wezen over
zyne achtcloosheid. Op deeze wyze , zal een
Biatroos, met weinig moeite , niet alleen akyd
Q 3 met
|
||||
VAN DE GEZONDHEID
|
|||||||||
iv, Oeei. met behoorlyke kleedinge voorzien wezen, maar
ook zyn goed, gelyk hemden enz. kunnen ver- fchoonen en wasfchen, en zyn lichaam zindelyk houden, 't welk nu de helft van het volk niet doen kan. Daarenboven zou het goed dan zo weinig ruimte wegneemen, dat eene middenmaatige kist, het goed van tien matroozen zou konnen bergen; en dus zou 'er maar eene kist tusfchen twee ftuk- ken gefchut gevonden- worden , welke de matroo- zen voor een tafel zou verftrekken. Eindelyk zou dit, als het in gebruik gebragt werdt, nog meer gemak aanbrengen. Voor eerst zou het de reini- ging van het Schip gcmaklyker maaken. Ten an- dere, het zou de ruimte en lugdgheid, tusfchen- deks, zeer vermeerderen. Ten derde, zou men de kisten niet behoeven naar beneden te brengen, als 'er tot gevegt geroepen wordt. Ten vierde, zou hier door ook belet worden, dat de vrouwen, als zy, in 't Vaderland, affcheid neemcn van d- mannen, derzclver goederen medeneemen ; want die niets heeft kan niets geeven; en eindelyk, dat zy zei ven ze niet verkoopen of verwaarloozen. Om hen zindelyk te doen worden, moet men den raad van den Heer du Hamel dü Monceau vol- gen; die wil, dat by eiken Bak een opzichter zy, welke behoorlyk aangefteld. is , om zorgc te draagen, dat niet alleen de plaats, hem aanbe- trouwd, rein gehouden worde; maar ook de ma- troozen van dien Bak befchouwen, ofze zindelyk, wel, en betaamelyk zyn gekleed; of zy hunne din- gen wel gadeflaan ; en zo een van de genen, waar over hy gefield is, van den Kapitein of de Offi- cieren , anders bevonden wordt, dan de fchuld op zyn hoofd, zo wel als op den onzuiveren , moet neerkoomen. Op deeze wyze zouden de matroo- zen zindelyk gehouden konnen worden ; en de kleine fpelonken, tot gebruik van de Onderoffi- cieren tusfehendeks, zouden uit den weg raaken, en veele andere ongemakken met dezelven. Ruimte IV. Eindelyk, de plaatzen, op zyde, tusfehen voor de deks, zouden ruim genoeg worden, om de kooi- Koojjen. jen
|
|||||||||
TE BEWAAREN.
|
|||||||||
jen te hangen,als de helft van de kooijen der ma- iVi Deelt
troozen en foldaaten, wanneer het Schip zyn an- kers heeft geligt en in zee geloopen is, wel te famen gebonden werden, zo dat 'er niets, het gene tot de kooi behoort, van verlooren kon worden; en dan in het Kabelgat geplaatst wierdt; tot dat het we- der in een haven is gekoomen, voor twee an- kers ligt, en de orde van de wagten wederom veranderd is, zie de Voorverh. Dan moesten hun de kooijen eerst weder overgegeeven worden; be- halven aan zulken die op zee ziek zyn geworden. Want de helft van de matroozen moet wagt hou- den , en dus zou ééne kooi voor twee matroozen genoeg zyn. Een naamlyk uit het Prinfen, een. ander uit Graaf Maurits Kwartier. En zo zou wederom de ruimte en lugtigheid tusfchendeks meerder worden. Het gezegde zy genoeg, en het worde opgenoomen met getyke geneigdheid als waar mede het gefchreeven is. Het zal myal- tyd aangenaam zyn, als 'er myne medebroeders eenig nut uit zullen konnen trekken. EINDE.
|
|||||||||
DRUKFOUT.
Bladz. il reg. I4*«z»omieraz,<i>oorhinderlykz,y:
lees niet hinderlyk zy; |
|||||||||
r
|
||||||||||
De Drukkers dezes hebben ook geJruke, of doflr Inkoop verkreweft
de volgende Genees- en Heelkundige Werken. TVsfertatio de generatione ruRrs. Framio, ah Academia Reoi*
*-* Chirurgie* Parifienf,, Aa. 1746 pnpofrto , amjeamit» ■ Aulhn J.
Grashuis, Med. Dottore , Academis, Ctfarex Naturx curioforitm, Regi& Chirurgie*. Parifienfis &> Sodetatis Scientiarium liarlcmenfts Socto. Editio nova, priori aucftior, Accedit Morbi non fatis defcrip- ti haclenus brevis delineatio. Eodem AiiBote, Vtrhandeling van de etterwoRdinu : welke met den prys, door de
Koninglyke Academie der Heelkonst te Parys voor het jaar 1746, Voorgefteld, belchonken is. Door joannES Grashuis, der Med. üoEior , J-iid van de Keixerhke Akademie van de Onderzoekers tier Kature, van de Koninglyke der Heelkonst te Parfs , en van de Hol- latulfihe Martfchapfye der Weetenfibapfen te Haarlem, Nieuwe ver- meerderde Uitgaave. Hier is ageer gevoegd, Korte Schets van eene 7Aekte tot nog toe niet genoegzaam befcbrèeve». Door denielfden. In groot 8vo. de prys is , , . ƒ: - 18 - : Genees- en Heelkundige Verhandeling van de Scirrhus en Camer , of
het Knoest- en Kreeftgezwel. Waarin ook de natuur vJn de Fun- fus en Sarcoma , of het uitwas en Vleeschgeiwel ondorzogt wordt. Hier is bygevoegd eene waarneming van Spin* BifiJa j benevens eenige bedenkingen over de Oorzaken van dat Gebrek, en andere tegennatuurlyke Gefteldheden waar mede Kinderen ter wereld ko- men, door Joannes Grashuis. M. D. &c. Nieuwe Uitgaave, in groot 8vo, met een Plaat . . fi-f-'- Verhandeling over de Lichammelyke Opvoeding van jong; Kinderen , of
Geneeskundige Aanmerkingen over de middelen om Burgers van eene Maartchappye eene betere gefteldheid te doen verkrygen. Door den Heere Des-Essartz. M. D. Uit het Fransch vertaald door JoAN- nes Grashuis, M. D. &c. in groot 8vo, . ƒ 1 - 10 - : F. Le Dran van de Handwerken eri Operatien der Heelkonst; uit_het
■Fransch vertaald door H. Kort, M. D. te Amft .met een Voorre- den van J. Grashuis , M. D. te Hoorn in groot 8vo ƒ 1 -10 -: ■■ over de gefchooten Wonden, uit het Fransch vertaald door
H. Kort. M. D. in groot 8vo. . . . ƒ : 13 - :
De Geneeskunde gemaklyk gemaakt of eene reeks van Voorfchrihen,
van onkostbaare-en gemakkelyk te bereidene uit en inwendige Ge- neesmiddelen; met aanmerkingen hoe dezelven te gebruiken , en v eene nevensgaande beknopte beichryving der Ziekten .dieniVig voor
Artjm, Veld- en Zee Cbtrttrg/m> en voor allen, welke de Genees- kunde beoefenen willen. Waar by gevoegd is eene Verhandeling over het Aderlaaten, en een Uittrekie] van uitge^ogte Geneesmid- delen uit het Duitfche Register. Uit het Fransch vertaald, door Cornelius Pereboom. M. D. in groot 8vo . . ƒ1- 10-: Verhandeling over de Melkwording enoesielfs toevallen, door C.Pe-
reboom. M. D. in groot ?vo. . > . f'■ - 6 - '■ proeve aangaande de Eryjipelas ufRoos. Door Jan Euurhoff , Stads
Heelmeester in Hoorn, in groot 8vo. • ƒ • 8 -: De Maag bt'fchouwd in zyn waarde; als mede het verwaarloozen van
dit voortreflyk deel, aangewezen in zyne fchadelykheid, door J. G. Stelt. M D. in groot Bvo. . . .ƒ.8-: Alle Heel- Ontleed- en Geneeskundige werken van den Hecre JohAn-
mes munniks. M- D. Medidni, Anxttmss &> Ictxrices Fwfesfor aan de Univerlïteit te Utrecht Uit hèt Latyn vertaald door deHee- ren Dakiel Havakt , M. D. en David van Hoogstliaaten, M. D. met een Voorrede over het geheeJeWerk door. G. Dicten, IA. D. Stads en Rhynlands Chirurgyn te Leiden. Tweede druk. 'n 4t«. voor den extra goedkoop prys van , . ƒ:1-16 |
||||||||||
_____-
|
||||||||||