-ocr page 1-
Oud-Utrecht
71® jaargang
19 9 8
Register 1998
R,RM, van Antwerpen
Noteboomlaan 27
3582 CG Utrecht
37
-ocr page 2-
Register 1998
R.P.M, van Antwerpen Noteboomlaan 26 3582 CG Utrecht
106 Idem, De vreemdeling. De multicukurele samenleving
omstreeks 1650
52 Schrover, M. De vreemdeling. Buitenlandse immigranten in de
Utrechtse wijken in het midden van de negentiende eeuw
16 Smit, K. De kanonnen van Olivier van Noort
91 Snijder, A. Briefaan de leden van de Vereniging Oud-Utrecht
29 Staal, B. 'Aan de leden van de vereniging Oud-Utrecht'
108 Stoppelenburg,N.Binnenkijkenin 1914-'15
40 Temminck Groll, CL. Een herinnering aan de "middelste
kwarteeuw" \'an de Vereniging Oud Utrecht
61 Tuuk, L.A. van der De Lijnpad-Rijn heeft niet bestaan
91 Idem, Briefaan de leden van de Vereniging Oud-Utrecht
105 Vrugt, M. van der Boekrecensie. Tram Sc Trein
149  Weide, S. Sinter Niclaes
150  idem, Een Oud-Utrechter in ere hersteld
93 Zeijden, A. van der Boekenschouw
136 Idem, Boekenschouw
UTRECHT STAD
6 Utrechts oudste watertoren
54 Kind aan de Nieuwegracht omstreeks 1925
61 De Lijnpad-Rijn heeft niet bestaan
72 Het Entertainment Committee in Utrecht, inspanningen voor
zedelijk vermaak van de Canadese bevrijders
96 Brieven uit Holland, deel 1
108 Binnenkijken in 1914- '15 (Plompetorengracht 5)
121 Theodore Dentz. Dens aevi (begraafplaats Soestbergen)
132 Brieven uit Holland, deel 2
146 Aandenkens aan Utrecht als metaalstad verdwijnen één voor
één. Historische machinefabriek bedreigd
149 Sinter Niclaes
UTRECHT PROVINCIE
10 De procedure tegen dominee Thomas Huyges te Westbroek
voor de classis van Amersfoort, 1635 -1642
83 De zoektocht naar een Utrechtse provincievlag
87 Nieuw drinkwater in de provincie Utrecht
153 Water. Het pompstation te Soestduinen
PERSONEN
149  Koos Boomstra, in: Sinter Niclaes
150  Idem, in: Een Oud-Utrechter in ere hersteld
124 Jan Brummelkamp, in: Het leven van de gifmengster Hester
Rebecca Nepping (1774-1812)
121 Theodore Dentz, in: Theodore Dentz. Dens aevi
31   Thomas Huyges, in: De procedure tegen dominee Thomas
Huyges te Westbroek voor de classis van Amersfoort,
1635-1642
108 's Jacob, in: Binnenkijken in 1914-'I5 (Plompetorengracht 5)
32  G. van Klaveren Pz., in: Bijna 75 maal een kroniek
SCHRIJVERS
72 Aartse, E. Het Entertainment Committee in Utrecht, inspan-
ningen voor zedelijk vermaak van de Canadese bevrijders
79 Antwerpen, R.P.M, van Register 1997
120  Blok, P.A. Van de bestuurstafel: Voorjaarsledenveigadering
1998
144  Idem, Van de bestuurstafel: Het werk van alledag 1998
153 Blijdenstijn, R. Water. Het pompstation te Soestduinen
102 Buiter, H. Water. De achtergronden van het water uit de
kraan.
lubileumboek van het Waterleidingbedrijf Midden-Nederland
146 Idem, Aandenkens aan Utrecht als metaalstad verdwijnen één
voor één. Historische machinefabriek bedreigd
157 Cramer, M. De vreemdeling. Belgenmonument te Amersfoort,
plannen voor restauratie
15 Es, H.J. van Oproep. Brieven aan de toekomst
28 Fockema Andrea, J.P, Oprichtingsbrief van de vereniging
121   Forma,Th. H. TheodoreDentz. Densaevi
54 Heringa, J. Kind aan de Nieuwegracht omstreeks 1925
112 Hoekstra, T. Italianen in Utrecht
159 Hoven van Genderen, B, van den Boekenschouw
58 Jamar, J. Historische verenigingen en de 21ste eeuw
43  Kernkamp, H.H.W. Herinneringen aan Oud-Utrecht
10 Kortlever, Y.E. De procedure tegen dominee Thomas Huyges
te Westbroek voor de classis van Amersfoort, 1635 -1642
90  Kroes, P. Toelichting bij de jaarrekening 1997
145  Idem, Briefaan de leden van de Vereniging Oud-Utrecht
32 Leguyt.J. Bijna 75 maai een kroniek
4 LemaierJ.W. 75 Jaar Oud-Utrecht
104 Luijt J.J. Boekrecensie. Niet alles goud dat blinkt
9 Marlens van Vliet, B.J. Gezocht. Monumentale binnenstads-
huizen
91   Idem, Briefaan de leden van de Vereniging Oud-Utrecht
124 Meddens-van Borselen, A. Het leven van de gifmengster
Hester Rebecca Nepping (1774-1812). Gerechtelijk vooronder-
zoek naar een vergiftiging
6 Meyere, ï. de Utrechts oudste watertoren
96 Ouwerkerk, W. brieven uit Holland, deel 1
132 Idem, Brieven uit Holland, deel 2
88  Pennings, J. Jaar\'erslag Vereniging Oud-Utrecht 1997
89  Idem, Open briefaan het College van Burgemeester en Wet-
houders
83 Poels, J. De zoektocht naar een Utrechtse provincievlag
44  Pot Tj. Wetensw"aardigheden"uit oude maandbladen van
"Oud-Utrecht"
121 Idem, Theodore Dentz. Dens aevi
87 Roelofs H.J. Nieuw drinkwater in de provincie Utrecht
20 Rommes, R.'Wtheemsche persoonen' Tweeduizend jaar
migranten in Midden-Nederland.
86 Idem, De vreemdeling. Café Italien
38
vereniging Oud*Utrecht
april 1999
-ocr page 3-
71 ste jaargang
124 Hester Rebecca Nepping, in:: Het leven van de gifmengster
Hester Rebecca Nepping (1774-1812)
16 Olivier van Noort, in: De kanonnen van Olivier van Noort
150 Idem, in: Een Oud-Utrechter in ere hersteld
132 Dr. J.J. van Oosterzee, in: Brieven uit Holland, deel 2
86 Lucius Rosselli, in: De vreemdeling. Café Italien
124 Adriana van Rijswijk, in: Het leven van de gifmengster Hester
Rebecca Nepping {1774-1812)
96 Carl Henrik Scharling, in: Brieven uit Holland, deel 1
132 Idem, in: Brieven uit Holland, deel 2
124 Gerrit Verkerk, in: Het leven van de gifmengster Hester
Rebecca Nepping (1774-1812)
44 Dr. A.J. van der Weijde, in: Wetensw"aardigheden" uit oude
maandbladen van "Oud-Utrecht"
BOEKENSCHOUW/BOEKRECENSIE/VIDEO
104  Louise van den Bergh-Hoogenterp en Bé Dubbe, Edele en on-
edele metalen, (catalogus Centraal Museum)
102 Boomgaard-Manschot J., Emons R.N.S. en Meyere J.A.L. de.
Water... lekker nat.
159 Bram van den Hoven van Genderen, De heren van de kerk.
De kanunniken van Oudmunster te Utrecht in de late middel-
eeuwen.
93 B. J. Marlens van Vliet & H. Scholtmeijer, De vollekstaol van
de stad Uterech. Woordenlijst met gezegdes, uitdrukkingen en
zinsneden, opgeschreven in de Stad-Utrechtse uitspraak
159  Aart J.J. Mekking, De Dom van bisschop Adalbold II te
Utrecht. De architectuur en de rol van een elfde-eeuwse
bouwheer
105   J.P. Russer, Tram & Trein, Tussen Eem 8c Rijn, deel 3 Noord-
Oost Utrecht
136 Ton H.M. van Schaik, Alfrink, Een biografie.
160  SPOU (redactie), Utrechtse biografieën, deel 5: Levens-
beschrijvingen van bekende en onbekende Utrechters
160 SPOU (redactie). Regionale Utrechtse biografieën, deel Eem-
landl
159 R.J. Stöver, De Salvator- of Oudmunsterkerk te Utrecht. Stich-
tingsmonument van het bisdom Utrecht
130 Video: Utrecht en het water
DE VREEMDELING
20 'Wtheemsche persoenen' Tweeduizend jaar migranten in Mid-
den-Nederland
52 Buitenlandse immigranten in de Utrechtse wijken in het mid-
den van de negentiende eeuw
86 Café Italien
106  De multiculturele samenleving omstreeks 1650
112 Italianen in Utrecht
157 Belgenmonument te Amersfoort, plannen voor restauratie
VERENIGING OUD-UTRECHT
4   75 Jaar Oud-Utrecht, voorwoord
5   Agenda
57  Agenda
65 Lustrumagenda
92 Lustrumagenda
100   Lustrumagenda
101   Agenda
131 Lustrumagenda
137 Agenda
161 Agenda
9 Gezocht: Monumentale binnenstadshuizen (Open
Monumentendag)
15 Oproep: Brieven aan de toekomst
19 Oud-Utrecht op Internet
79 Register 1997 Oud-Utrecht
82 Uitslag enquête van de activiteitencommissie
88 Jaarverslag vereniging Oud-Utrecht 1997
88   Uitnodiging Voorjaarsledenvergadering 1998
89   Open brief aan het College van B Sc W over de herinrichting
van de Oudegracht
90  Toelichting bij de jaarrekening 1997
91   Brief aan de leden van de Vereniging Oud-Utrecht
113 De iedenwerfcommissie van Oud-Utrecht
bijlage nr. 5 Uitnodiging Najaarsledenvergadering 1998/
Concept-begroting 1999
120 Van de bestuurstafel: Voorjaarsledenvergadering 1998
144  Van de bestuurstafel: Het werk van alledag 1998
145   Brief aan de leden van de Vereniging Oud-Utrecht
155 Uitslag fotowedstrijd "Kijk op het water"
160 Mededelingen: Nieuwe toegang ontsluit criminele sentensies
van het hof in Utrecht
27-65 Jubileumnummer Vereniging Oud-Utrecht
28   De oprichting van de vereniging: Brief van dr. J.P. Fockema
Andrea
29   Gelukwens van mr. B. Staal, commissaris van de Koningin
30   Ledenlijst uit het eerste jaar (1924)
32 Eerste kroniek van Utrecht (over 1923)
40 Een herinnering aan de "middelste kwarteeuw" van de
Vereniging Oud Utrecht (CL. Temminck Groll)
43   Herinneringen aan Oud-Utrecht (H.H.W. Kernkamp)
44  Wetensw"aardigheden" uit oude maandbladen van
"Oud-Utrecht"
58   Historische verenigingen en de 21 ste eeuw
39
%
vereniging Oud*Utrecht
april 1999
-ocr page 4-
Ab-^^
Tijdschrift voor geschiedenis van de stad en provincie Utrecht
-ocr page 5-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen
Tel. 030-241 31 15
)
Broese Keniink
Boekverkopers
ni de Stiidhuisbrim • Utrcrln • tel. 030 - 233 52 iKi
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/CINOA/VNAG/IWK
JURRIEMSI BOUW
•    Restauratiewerken
•    Nieuwbouw
•    Onderhoud
Aannemingsbedrijf
H.J. Jurriëns B.V.
Sophialaan 1
Postbus 8110
3503 RC Utrecht
Tel.: 030-2412 912
Fax: 030-2413 934
Lid Ncd. Aiilit/nnirs (iriuinlsthap
Utrecht
Korte-Jansstraat 17-19, 3512 CM Utrecht
Tel. 0.30-2.31 «266, rax 0.30-2316474
^■JH
Amsterdam
Rokin 46, 1012 KV Amsterdam
Tel. 020-6208100
I.;iren
lorenlaan 5, 1251 HE I.:treii
Tel. 035 5381454
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT
K
Activiteiten o.a. op het gebied van:
*    Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
*    Telematica
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
-ocr page 6-
Van de redactie
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
yiejaargangnr. 1
januari/februari 1998
ISSN 1380-7137
Oud-Utrecint is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht, vereniging
tot beoefening en tot verspreiding
van de l<ennis der geschiedenis van
stad en provincie Utrecht.
Voorzitter:\.W. Lemaier
Secretariaat: Mw. J.C.M. Pennings,
p/a Alexander Numanl<ade 201,
3572 KW Utrecht.
Penningmeester: P. Kroes
U kur]t zich opgeven als lid van de vereni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Pr. Hendriklaan 76,
3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar(26-/30,=;65-f/44,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin, B. van den l-Ho-
ven van Genderen, J.Leguyt,
M.C. van Oudheusden, P. Rhoen,
B. van Santen, M. van de Vrugt,
en A. van derZeijden.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving: De Vormers, Utrecht
Druk: Casparie Utrecht
Oud-Utrecht.
Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda nummer 3:
20 maart 1998, verschijningsdatum
1 juni 1998.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 5 V4 of 3 V2
inch floppy (WordPerfect, versies 4.2,
5.0 of 5.1).
Aanbevolen omvang tussen de
2000 en 4000 woorden, waarbij het
aantal noten zo beperkt mogelijk
gehouden moetworden.Het ge-
bruik van tussenkopjes wordt aan-
geraden; illustratie-suggesties zijn
zeer welkom.
Het jubileumjaar is aangebroken.
Het zal u bij het in de bus vallen van het tijdschrift meteen opgevallen zijn: een
feestelijke vormgeving! De voorzitter van Oud- Utrecht zal hierover meer vertellen.
Het is niet alleen voor Oud- Utrecht een jubileumjaar. In 1998 is het ook 400 jaar
geleden dat de in Utrecht geboren Olivier van Noortzijn reis om de wereld begon.
Kees Smit verhaalt van Van Noorts enerverende avonturen.
Ook zijn er twee nieuwe rubrieken: een met het thema water, hoe kan het anders in
dit jubileumjaar. De tweede rubriek besteedt eenjaar lang aandacht aan de
migranten in Utrecht door de tijden heen. In dit nummer krijgt u een introductie
op het thema van Ronald Rommes.
Tenslotte wijzen we opnieuw op de feestelijke opening van het jubileumjaar op
14 maart a.s.
Inhoud
jSJaarOud-Utrecht 3
J.W. Lemaier
Agenda 4
Utrechts oudste watertoren 6
Jos De Meyere
Monumentale binnenstadshuizen gezocht 9
BJ. Mariens van Vliet
De procedure tegen dominee Thomas Huyges te Westbroek 10
voorde classis van Amersfoort, 1635-1642
Y.E. KORTLEVER
Oproep: Brieven aan de toekomst 15
HJ. VAN Es
De kanonnen van Olivier van Noort 16
Kees Smit
'Wtheemsche persoonen'. Tweeduizend jaar 20
migranten in Midden-Nederland
Ronald Rommes
vereniging Oud'Utrecht
januari/februari iggS
-ocr page 7-
75 Jaar Oud-Utrecht
Toen ik destijds in 1989 als penningmeester tot het bestuur van Oud-Utrecht toe-
trad kon ik niet vermoeden dat ik 9 jaar als bestuurslid zou aanblijven, laat staan
dat ik als voorzitter van uw vereniging in het jaar waarin ik statutair moet aftre-
den (november 1998) het 75-jarig bestaan van onze vereniging zou meemaken.
ten daarmee een vernieuwing van
de huisstijl van de vereniging af,
die destijds is ingezet met de ver-
nieuwing van de vormgeving van
ons jaarboek.
Help ons met de ledenwerving!
Het zal u duidelijk zijn dat wij
graag zowel in de stad als in de
provincie Utrecht meer leden wil-
len werven. De commissie leden-
werving zal in de loop van het
voorjaar 1998 met een plan
komen ter werving van nieuwe
leden. Ik roep daarnaast hierbij elk
bestaand lid op om ter gelegen-
heid van dit jubileumjaar een
nieuw lid van de vereniging te
werven. Het bestuur heeft het
doel geformuleerd dat aan het
einde van ons jubileumjaar het le-
dental op 2500 leden zou moeten
kunnen komen. Dat lukt uiteraard
alleen maar met uw hulp.
Tot slot
Wij zijn al onze leden en be-
gunstigers, sponsors, fondsen en
bedrijven en instellingen, de
Gemeente Utrecht en de Provincie
Utrecht, zeer erkentelijk voor de
hulp in materiële en financiële zin,
die zij ons bij de voorbereiding van
dit jubileumjaar hebben willen ge-
ven. Oud-Utrecht weet zich nog
steeds in de warme belangstelling
van haar leden en begunstigers.
Wij vieren de start van ons jubi-
leumjaar op 14 maart 's middags
om 15.00 uur in Slot Zeist te Zeist.
Onze erevoorzitter en voorzitter
van ons comité van aanbeveling
Jhr.Dr. P.A.C. Beelaerts van Blokland
zal ons jubileumjaar met een feest-
rede openen. Alle leden zijn
daarvoorvan harte uitgenodigd.
Ik sluit af met de wens dat wij er
een mooi jubileumjaar van gaan
maken!
Bij het schrijven van dit voor-
woord in het eerste nummer van
ons tijdschrift voor het jubileum-
jaanggS ligtdatjaar nog voor mij.
Wij hebben als bestuur en met
name de bestuursleden van onze
dochter 'Stichting viering 75 jaar
Oud-Utrecht' de achterliggende
ruim twee jaren gewerkt om een
jubileumjaar neer te zetten, waar-
van wij hopen dat het na afloop
het predikaat zal krijgen dat het
'klonk als een klok'. Het bestuur
van de Stichting 75 jaar bestaande
uit de dames Rive en Schimmel-
penninck en de heren Blok en Kroes
wordt uiteraard gesecondeerd door
een groot aantal leden van de
vereniging, die al geruime tijd hun
beste krachten geven voor de
realisatie van alle activiteiten in dit
jubileumjaar. Ik wil daarbij de leden
van onze activiteitencommissie en
de leden van de commissie leden-
werving zeker niet vergeten.
Utrecht en het water
Het thema van ons jubileum-
jaar is 'Utrecht en het water'. Wij
hebben tevens duidelijk willen aan-
geven dat wij de historische vereni-
ging zijn voor de provincie Utrecht
en voor de stad Utrecht. Voor de
provincie Utrecht zijn wij dat uiter-
aard aanvullend op onze plaatselijke
zusterverenigingen in de provincie.
Wij hebben in het programma, dat u
in dit bijzondere nummer van ons
tijdschrift aantreft heel helder wil-
len voortbouwen op de wens van
het bestuur van Oud-Utrecht om,
daar waar dit maar enigszins mo-
gelijk is, met onze zusterverenigin-
gen samen te werken, hen te be-
trekken bij onze activiteiten en hen
ook te vragen ons te willen advi-
seren en ondersteunen bij de
organisatie van activiteiten. Dat
heeft tot goede contacten geleid
met onze zusterverenigingen in de
Vechtstreek voor de boottocht over
de Vecht en met al onze zuster-
verenigingen, waar het gaat om de
voorronden voor het Utrecht-
Triviantspel. Uiteraard zijn ook de
fietstochten langs de waterrijke
delen van de provincie in samen-
werking met de zusterverenigingen
in de provincie georganiseerd. Wij
zijn hen daar zeer erkentelijk voor!
De samenwerking, die er op historisch
gebied tussen de diverse historische
verenigingen in de provincie is, kan
op deze wijze alleen maar verder
versterkt en verstevigd worden.
Er wordt uiteraard ook een
aantal activiteiten in de stad
Utrecht gehouden, omdat we in de
stad de enige historische vereniging
zijn. Ik wijs op de fotowedstrijd en
de tentoonstelling op de Open Mo-
numentendag, de lezingen samen
met Studium Generale van de Uni-
versiteit Utrecht en de stadswande-
lingen samen met 't Gilde.
Nieuwe 'huisstijl'
Wij hebben dit jubileumjaar
aangegrepen om een nieuwe
huisstijl voor onze vereniging te
laten ontwerpen. Daarin keert tel-
kens het credo terug 'Oud-Utrecht,
75 jaar hart voor geschiedenis van
stad en provincie Utrecht'. Ook
ons tijdschrift is van een nieuw
jasje en lay-out voorzien. We slui-
].W. Lemakr
(Voorzitter)
J.W. Lemaier
vereniging Oud*Utrecht
januari/februari 1998
-ocr page 8-
Agenda
Lustrumaktiviteiten
Utrecht en het water
In het kader van het 75-jarig
jubileum van Oud-Utrecht organi-
seert het Studium Generale een se-
rie lezingen over "Utrecht en het
water". Voor het thema "water"
werd gekozen omdat Utrecht hierin
een rijke historie heeft opgebouwd.
In dit jubileumprogramma zullen
tal van activiteiten worden georga-
niseerd op en langs het water, zoals
boottochten over de Vecht, fiets-
tochten langs de waterwerken en
een rondleiding door de forten inde
provincie.
10 maart
"Utrecht, industriestad aan het
water"-drs. P.N ij hof
17 maart
"Water te Utrecht: de neerslag in
de Utrechtse schilderkunst van de
17e eeuw" - drs. J.de Meyere
24 maart
'Ene sterke kabbeling veroor-
zakende', de eerste stoomvaart op
de Nederlandse binnenwateren"
prof dr. P.'t Hart
31 maart
"De Nieuwe Hollandse Waterlinie,
een historische infrastructuur her-
ontdekt?" - S.W. de Vos
7 april
"Topografische Atlas Utrecht,
beeldverhaal in oude prenten" -
C.C.S.Wilmer
Alle lezingen worden gehouden in
het Academiegebouw, Domplein
29 te Utrecht. Aanvang: 20.00 uur
Oproep tot deelname aan de
lustrum fotowedstrijd
Vanaf heden kunt u beginnen
met het maken van foto's/dia's
voor een fotowedstrijd met als on-
derwerp: Utrecht (stad en provin-
cie) en het water; bruggen, werven,
kades, sluizen e.d., kortom alles wat
met water in relatie tot de -Utrecht-
se- gebouwde omgeving te maken
heeft. Deelname: leden van de ver-
eniging Oud-Utrecht en andere his-
torische verenigingen, leden van
amateurfotografenclubs, kortom
iedereen die ervan houdt om foto's
te maken. Beroepsfotografen kun-
nen niet meedoen aan deze
wedstrijd. De wedstrijdvoorwaar-
den zijn: Foto's (kleur of zwart/wit),
kleurendia's. De afmeting: 20x25
cm of 30x40 cm. De dia's: normale
kleinbeeld in raampjes 5x5 cm (zon-
der glas). Maximaal drie opnames
per inzender (dus ook een com-
binatie van foto's en dia's). De
foto's/dia's worden beoordeeld
door een jury, die wordt gevormd
door Cees van Dijk (Gemeentelijke
Film- en Fotodienst), Manon van
der Wiel (AORTA), Luuk Huiskes
(Stichting Stedelijke Fotografie
Utrecht) en Pieter Blok (Vereniging
Oud-Utrecht). Alle foto's/dia's wor-
den vanaf 12 september 1998 gedu-
rende een maand tentoongesteld
in het Architectuurcentrum AORTA,
Achter de Dom 14 te Utrecht. Stuur
geen negatieven mee met de inge-
zonden foto's. U krijgt bericht van
ons als wij ze nodig hebben. Verant-
woordelijkheid: het ingezonden
materiaal zal met de grootst moge-
lijke zorg worden behandeld, maar
de organisatoren zijn niet aanspra-
kelijk voor beschadiging of zoekra-
ken van inzendingen. De uitslag
van de jury is bindend en er kan niet
over worden gecorrespondeerd.
Door inzending verklaart men zich
accoord met de wedstrijdvoorwaar-
den. De foto's kunnen vanaf i mei
worden ingeleverd bij de Gemeen-
telijke Fotodienst, t.a.v. de heer C
van Dijk, Alexander Numankade
199 te Utrecht. Sluitingsdatum: 31
juli 1998. Wilt u de foto's/ dia's re-
tour, dan is het bijsluiten van een
voldoende gefrankeerde en aan u
zelf geadresseerde retour-envelop-
pe voorwaarde. Wilt u op elke foto/
dia uw naam en volledige adres ver-
melden. Prijzen: de EERSTE PRIJS:
ƒ 500,=, TWEEDE PRIJS ƒ 250,=,
DERDE PRIJS: ƒ 100,= en alle drie de
prijswinnaars krijgen een jaar lang
een cadeaulidmaatschap van de
vereniging Oud-Utrecht. De foto's
van de prijswinnaars worden afge-
drukt in het tijdschrift Oud-
Utrecht. De opening van de ten-
toonstelling zal plaats vinden op
zaterdag 12 september 1998 om
n.00 uur (Open Monumentendag)
in het Architectuurcentrum AORTA.
Coördinator van de fotowedstrijd is
de heer C. Noordijk, Predikheren-
kerkhof 16, 3512 TK Utrecht. Tel.
2319854.
Nicolaas van der Monde-lezing
"Historisch groen: de geschie-
denis van het openbaar groen in
de stad Utrecht" door Tolien Wil-
mer, kunsthistorica. Datum : 10
februari om 20.00 uur in de Pie-
terskerk te Utrecht. Toegang gratis.
Tentoonstelling "Henriëtte van
de Poll, een Zeister freule aan
het hof"
Op de tentoonstelling is
Henriëtte de centrale figuur te
midden van haar familie, de beide
koninginnen en de leden van de
hofhouding.Van 21 februari t/m 4
maart in Galerie de Vleugel in Slot
Zeist, Zinzendorflaan 1, Zeist
Symposium "De Vrede van
Munster in de Dom
"
Op 13 maart organiseert de St. -
Vrienden van de Domkerk het
symposium "De Vrede van Mun-
ster in de Dom". Dit symposium zal
in het teken staan van de herden-
king van de Vrede van Munster.
Voor verdere informatie: drs. A.C.
Voogt, tel. 030 - 2 33 24 21.
vereniging Oud>Utrecht
januari/februari 1998
-ocr page 9-
utrechts oudste watertoren
Ruim honderd jaar geleden werd Utrechts oudste watertoren gebouwd. Hij staat in
het hart van de oude binnenstad, op het terrein waar in de Middeleeuwen het Pre-
dikherenklooster stond. De toren is nog steeds in functie voor de drinkwatervoorzie-
ning. Bovendien doet de toren sinds 1983 dienst als Waterleidingmuseum. In zijn
genre is dat het enige museum in Nederland en een van de weinige in de wereld.
van het water in Utrecht van rede-
lijke kwaliteit was.
Hoe dan ook, Utrecht was in elk
geval de eerste stad in Nederland,
die een Gezondheidscommissie
samenstelde, in de overtuiging
dat cholera verspreid werd door
slecht drinkwater. Die commissie
werd in 1855 geïnstalleerd. Am-
sterdam mocht dan weliswaar
niet over een dergelijke commissie
beschikken, maar had toen overi-
genswei al twee jaar een waterlei-
ding; Den Helder in 1856; Haarlem
in 1860; Rotterdam in 1874.
Utrecht liet, wat dat betreft, nog
even op zich wachten.
Waterleiding
Op 31 maart 1883 werd Utrecht
officieel voorzien van een water-
leiding door, hoe kan het ook an-
ders, het openen van een kraan
door burgemeester mr. W.R. Boer.
Dat gebeurde in het park Tivoli,
waar voor die gelegenheid een
heuse fontein was opgericht. En
om het niet alleen bij water te
houden werd 's avonds een groot
vuurwerk afgestoken. Overigens
werd de vreugde over het water-
leidingnet niet door alle Utrechtse
burgers gedeeld. De bekende "Ca-
mera Obscura"-schrijver Nicolaas
Beets weigerde leidingwater in
zijn huis. Eerst na diens overlijden
in 1903 zou zijn woning in de
Boothstraat worden aangesloten
op het waterleidingnet.
Op het eerste gezicht is het nogal
vreemd om vast te stellen dat de
waterleiding te Utrecht werd aan-
gelegd door een Belgisch bedrijf:
de "Compagnie Générale des
Conduites d'Eau" uit Luik. Zo raar
is dat echter niet wanneer men
weet dat het Luikse bedrijf buizen
fabriceerde en zich via de aanleg
van waterleidingen verzekerde
van een ruimer afzetgebied.
Goeie ouwe tijd
De bekende uitdrukking "goeie
ouwe tijd" gaat slechts voor een
handjevol geprivilegieerden op, ze-
ker wanneer het om onze voorou-
ders van zo'n eeuw geleden gaat.
Toen was het met de drinkwater-
voorziening, om ons tot dat aspect
te beperken, ronduit erbarmelijk
gesteld. Ten tijde van de romantiek
waren de Utrechtse grachten een
dankbaar onderwerp voor schilders
en tekenaars, maar in werkelijkheid
waren die grachten één vies, vuil en
stinkend open riool. Desondanks
voorzagen de grachten een groot
deel van de bevolking toen van
drinkwater. "Crachtwater", aldus
het Utrechtsch Provinciaal en Ste-
delijk Dagblad van i oktober 1875,
"wordt hier ter stede veel gedron-
ken. Niet alleen door de schippers,
die met hunne schepen in de
grachten liggen, maar ook door tal
van bewoners van omliggende".
Verder schrijft de auteur: "Toch is
het een uiterst gevaarlijke drank.
Tal van stedelijke en particuliere
riolen storten hun modder en hun-
ne fekale stoffen in de grachten en
singels uit. Met behoeft slechts,
wanneer het water ter gelegenheid
der schouw is afgeloopen, langs de
grachten te wandelen om zich te
overtuigen van de verbazende hoe-
veelheid vuil die zich daar ontlast,
om een afschuw te krijgen van het
gebruik van grachtwater als drank".
De gevolgen van deze uiterst onhy-
giënische toestanden konden uiter-
aard niet uitblijven. De cholera-epi-
demieën van 1832 en 1866 waren
dieptepunten die de "zwarte dood"
- de pest - uit de middeleeuwen
evenaarden. In de provincie Utrecht
eistte de cholera de meeste slacht-
offers: driemaal zoveel als elders in
Nederland. De steden, waar de be-
volking door de zogeheten indus-
triële revolutie enorm was toege-
nomen, liepen daarbij voorop. De
stad Utrecht telde in i866 niet min-
der dan 1725 doden als gevolg van
de cholera.
Gezondheidscommissie
De Utrechtse grachten waren
natuurlijk niet de enige voor-
ziening van water in de Domstad.
Her en der stonden pompen, waar
de bevolking terecht kon voor
schoon water. De pomp op de Ma-
riaplaats was tot ver buiten de
grenzen van Utrecht bekend om
haar goede drinkwater. Gegoede
Amsterdammers lieten per schip
kruiken water uit Utrecht aanvoe-
ren, zelfs na 1853, toen ze in de
hoofdstad al over leidingwater be-
schikten. Alle loftuitingen over het
sublieme water uit de pomp op de
Mariaplaats ten spijt, legde de Ge-
zondheidscommissie in 1870 in
een rapport vast dat het in Utrecht
slecht was gesteld met de drink-
watervoorziening. Nog in hetzelf-
de jaar werd een aantal nieuwe
pompen in de stad geplaatst, on-
dermeer op de Neude. Maar ook
dat bleek niet de ideale oplossing
te bieden. Een ander onderzoek
wees in 1878 uit dat slechts 25 %
JosdeMeyere
vereniging Oud-Utrecht
januari/februari iggS
-ocr page 10-
• #1! P ■? f>
■„», f^ W^ -^^ «MK
Het water dat door die buizen
stroomde was echter puur
Utrechts: het was afkomstig uit
Soestduinen. Daar werd in i88i
begonnen met de bouw van een
pompstation. Van daaruit werd
het water opgepompt naar een re-
servoir op de Stompert, een heuvel
die te Soest zo'n 55 meter boven
NAP ligt. Via een leiding van bijna
15 kilometer vervolgt het water
zijn weg naar de Domstad.
"De Compagnie des Eaux d'U-
trecht", zoals het waterleidingbe-
drijf toen heette, telde in 1883
tweehonderd aansluitingen. Dat
aantal nam snel toe met als ge-
volg dat de bouw van een water-
toren noodzakelijk was om vol-
doende druk te garanderen.
Watertoren
In 1895 werd begonnen met
de bouw van Utrechts eerste wa-
tertoren. Elders in den lande stond
toen al een redelijk aantal van die
torens, te beginnen in Den Helder.
Daar werd in 1856 de eerste water-
toren van Nederland opgericht.
In de Utrechtse binnenstad was
niet zondermeer een geschikte
plek te vinden om een watertoren
neer te zetten. De toenmalige di-
recteurvan de Utrechtsche Water-
leiding Maatschappij, P.E.Rijk, had
daar wel een oplossing voor. Het
imposante gebouw mocht in de
tuin van zijn woning aan het Pre-
dikherenkerkhof worden ge-
bouwd! Op 29 augustus 1895 werd
met C.P.W.Dessing, aannemer uit
Gouda, het contract gesloten
"voor het bouwen van den Onder-
bouw en de Omhulling van een
Watertoren en bijkomende wer-
ken te Utrecht voor een som van
Zes en Veertig duizend achthon-
derd gulden - ets. zegge ƒ 46.800,-"
Op 9 september sloot de heer
Dessing met de "Onderlinge Ver-
zekering-Maatschappij tegen de
geldelijke gevolgen van ongeluk-
ken, te 's-Gravenhage" een "Col-
lectieve verzekering van aanne-
merspersoneel" af voor de "Premie
in eens ƒ 122,50". Uit de werkom-
schrijving blijkt dat een arbeider/
sjouwer ƒ 0,15 per uur verdiende
en een "vol timmerman" ƒ 0,18.
Die bedragen zijn vergelijkbaar
met die bij Openbare Werken van
de Gemeente Utrecht in hetzelfde
jaar 1895. Daar verdienden metse-
laars ƒ o,i6 a 0,17 en timmerlieden
ƒ 0,15 a ƒ o,i6. De bouw van de to-
ren aan het Predikherenkerkhof
was in 1896 gereed. Eenjaar later
volgde de tweede toren in de
Riouwstraat, in de toen nieuw
aangelegde wijk Lombok. In 1905
werd daarna die op de Helling
langs de Vaartse Rijn gebouwd en
in 1918 op de Amsterdamse Straat-
weg. De toren aan de Neckardreef
in de wijk Overvecht werd in 1935
gebouwd, maar die viel toen nog
onder de gemeente Maartensdijk.
Reservoir
Het belangrijkste onderdeel
van een watertoren is het reser-
voir. Dat vat, waarin de water-
voorraad wordt opgeslagen, be-
vindt zich bovenin de toren.
De meest simpele reservoirs zijn
cilindervormige ijzeren vaten met
een vlakke bodem. Om doorzak-
ken van de reservoirbodem tegen
te gaan ging men al vrij snel over
tot het construeren van vaten
met een bolle bodem. In 1883 ont-
wierp professor Otto Intze uit
Aken een vat met holle bodem.
Een dergelijk vat, dat naar de
hoogleraar "Intze-reservoir" werd
genaamd, heeft als voordeel dat
de druk alleen op de rand komt,
op de zogeheten oplegring. Aan
dit type reservoirs werd een
patent verleend, waardoor de
fabriek F.A.Neuman uit Eschweiler
bij Aken het monopolie voor het
vervaardigen bezat. In Nederland
werd het eerste Intze-reservoir
toegepast in de watertoren van
Vlaardingen. Een dergelijk reser-
voir bevindt zich ook in de water-
toren aan het Utrechtse Predik-
herenkerkhof Dat reservoir heeft
een inhoud van 1500 m3 water,
dat wil zeggen: goed voor 1,5
miljoen liter water.
De kosten voor de aanleg bedroe-
gen ƒ 40.000,-. Samen met het
reservoir van de toren te Rotter-
dam, die in 1873 werd gebouwd,
behoort die in Utrecht tot de
grootste die ooit in Nederland zijn
gebouwd. Het reservoir in de
Utrechtse toren bevindt zich op
een hoogte van 30 meter; de to-
ren zelf is bijna 40 meter hoog. De
platen voor het reservoir werden
door de reeds genoemde fabriek
Neuman te Aken vervaardigd en
ter plekke gemonteerd. Dat geldt
ook voor de buizen die de water-
toevoer regelen. Ook die werden
Utrechts oudste
watertoren (waar-
in het Waterlei-
dingmuseum is ge-
vestigd), gezien
vanaf hoek Predik-
herenkerkhof-
Lange Lauwer-
straat.
vereniging Oud-Utrecht
januari/februari J99S
-ocr page 11-
utrechts oudste watertoren
ter plaatse aaneengeklonken. Om
de druk en het gewicht te weer-
staan, hebben de muren van het
gebouween dikte van ruim 1,5 me-
ter beneden tot ruim 75 centime-
ter boven.
Neo
De positie van het reservoir is
uiteraard bepalend voor de con-
structie en het silhouet van de wa-
tertoren. Bij torens met een Intze-
reservoir is de onderbouw vrijwel
altijd naar boven toe versmallend,
terwijl de bovenbouw, waar het vat
zich bevindt, uitkragend is. Contem-
poraine critici vergeleken deze vorm
van architectuur met "kinderen met
een waterhoofd" of met "champig-
nons" en betreurden het dat derge-
lijke bouwwerken als paddestoelen
uit de grond rezen. Latere critici had-
den op hun beurt geen goed woord
over voor de stijl waarin waterto-
rens toen werden gebouwd. Rond
1840 werd het gangbare neo-
classicisme verdrongen door de
belangstelling voor gotiek en later
voor renaissance. Neo-gotiek en
neo-renaissance maakten hun en-
tree in architectuur, kunstnijverheid
en beeldende kunst. Opvallend, wat
de bouwkunst betreft, is de toepas-
sing van neo-stijlen bij grote of
middelgrote gebouwen: kerken,
stations, raadhuizen, banken, ma-
gazijnen, fabrieken en watertorens.
Kenmerkend is het gebruik van bak-
steen, afgewisseld met natuursteen
en siermetselwerk, waardoor de
bouwwerken een opvallende kleu-
renschakering krijgen. Spitsbogen,
boogfriezen, kantelen, muurankers
en dergelijke elementen die naar
voorgaande eeuwen venwijzen,
vonden eveneens aftrek. Meestal
gaat het bij de uitwerking echter
niet om één zuivere stijl, maar om
een mix van stijlen uit voorgaande
eeuwen. Dat is ook bij de water-
toren aan het Utrechtse Predikhe-
renkerkhof het geval. Van 1856,
toen de eerste watertoren in Neder-
land werd gebouwd, tot rond 1915
zijn tal van watertorens in deze typi-
sche stijl gebouwd. Alhoewel hier
geen sprake is van slaafse navol-
ging van het verleden, werd dit
eclecticisme door critici juist wel als
zodanig verguisd. Overigens is niet
steeds te achterhalen wie de archi-
tecten van watertorens waren. In
sommige gevallen kwam er zelfs
geen architect aan te pas, simpel-
weg omdat een ingenieur, die ver-
bonden was aan het waterleiding-
bedrijf als bouwmeester optrad.
Dat was ook het geval bij Utrechts
eerste watertoren, waarvoor het
ontwerp werd geleverd door LC.Du-
mont van de Utrechtsche Waterlei-
ding Maatschappij.
Waterleidingmuseum
Een gedeelte van de Utrecht-
se watertoren aan het Predikhe-
renkerkhof werd tot het begin van
de jaren zeventig gebruikt als be-
drijfsruimte. Daar was ondermeer
de werkplaats voor het herstellen
van watermeters ondergebracht,
evenals het bed rijfsarchief. Aan
die functie kwam een einde toen
het Waterleidingbedrijf Midden-
Nederland (W.M.N.) in 1971
verhuisde naar het Utrechtse
Industrieterrein Lage Weide.
In 1983 kreeg de watertoren een
nieuwe bestemming. Ter gelegen-
heid van "honderd jaar water uit
de kraan in Utrecht" werd door
WMN het initiatief genomen om
in de toren een Waterleidingmu-
seum te vestigen.
Herwaardering
Watertorens en hun architec-
tuur kunnen zich sinds kort ver-
heugen in grote belangstelling en
herwaardering. Ze worden niet
langer beschouwd als vreemdsoor-
tige capriolen van excentrieke ar-
chitecten en hun opdrachtgevers,
maar als specifieke produkten uit
een periode waarin techniek en
maatschappij letterlijk en figuurlijk
revolutionair waren. Watertorens
gelden tegenwoordig als belangrij-
ke facetten van ons cultureel en in-
dustrieel erfgoed. In de publicatie
Jongere bouwkunst in Utrecht, dat
een aantal jaren geleden werd
uitgegeven door de Gemeente
Utrecht, wordt de watertoren aan
het Predikherenkerkhof als volgt
omschreven: "watertoren, van be-
lang in de reeks van watertorens.
Van architectuurhistorisch belang
vanwege zijn plaats in de opdrach-
tenreeks van de compagnie Génér-
ale des Conduires d'Eau (sic!).
Representatief voorbeeld van Hol-
landse neorenaissance. Tevens van
belang vanwege de materiaaltoe-
passing en het kleurgebruik en de
constructie. Gaaf zeldzaam en
markant gesitueerd. Het gehele
object is van belang".
Waterleidingmuseum
Lauwerhof 2g, Utrecht (bij Breed-
straat en Predikherenkerkhof)
Het hele jaar op woensdag
geopend van 13.30
- ij.oo uur.
Verder van begin april t/m medio
november geopend op:
dinsdag t/m vrijdag en
op zondag van 13.30 -17.00 uur
en op zaterdag van
77.00 - 76.00 uur
Informatie: 030 - 2487211
Correspondentieadres:
Postbus 40205 3504 AA Utrecht
De houw van
Vtm-htiomhle
mitcrtomi opitc
Itiuwirhof, optui-
mc2l maar 1H96.
vereniging Oud>Utrecht
januari/februari iggS
-ocr page 12-
Gezocht
Monumentale
Maar weinig leden van de Ver-
eniging Oud-Utrecht zullen het op
voorhand een aantrekkelijk idee
vinden om onbekenden in hun
huis toe te laten en rond te leiden.
Niettemin doet het bestuur een
beroep op u, als u binnen de sin-
gels een particulier huis met een
architectonisch interessant interi-
eur bewoont, om uw huis voor het
publiek open te stellen. En wel tij-
dens de eerstvolgende Open Mo-
numentendag op zaterdag 12 sep-
tember aanstaande, van 10 uur
's morgenstot5uurindemiddag.
I-let bestuur van Oud-Utrecht
heeft samen met de Werkgroep
Open Monumentendag Utrecht
het plan ontwikkeld om in ons 15de
lustrumjaar te proberen zoveel
mogelijk binnenstadshuizen die op
de Rijksmonumentenlijst staan of
als gemeentelijk monumenten zijn
aangemerkt aan geïnteresseerde
buitenstaanders te laten zien. Uw
medewerking als lid van Oud-
Utrecht, tevens bewoner (eigenaar
of huurder) van een dergelijk huis,
is noodzakelijk om het plan te la-
ten slagen.
De organiserende Werkgroep
heeft het lustrumthema 'Utrecht
en het water' van de vereniging
overgenomen. Het wordt daarom
in het bijzonder op prijs gesteld als
huizen die aan het water van
grachten en singels gelegen zijn
door het publiek zouden kunnen
worden bezocht.
Bewoners zijn over het gedrag van
het publiek bij eerdere openstellin-
gen zeer te spreken. De heer J.Pe-
ters, eigenaar en bewoner van
Minrebroederstraat 7, zal dit jaar
voor de vijfde keer met genoegen
aan Open Monumentendag mee-
doen. Peters vertrouwt zijn gasten,
zoals hij ze noemt, en heeft alleen
maar positieve ervaringen met
hen. Hij is er trots op dat hij zijn
huis, dat voor een deel nog onder
restauratie is, kan laten zien. "De
reacties van de bezoekers zijn
steeds sympathiek. Sommigen ko-
men elk jaar terug. Bedenk dat het
voor de meesten de enige dag per
jaar is dat ze een monument van
binnen zien. Ze zijn het niet ge-
wend om, zoals van mijn huis uit
mogelijk is, het dakenpatroon van
de stad te zien. Het zicht op de
Dom is ook zeer verrassend voor
ze. Het bezoek is bovendien goed
voor je ego en het leert je je eigen
huis weer eens met andere ogen te
zien, al moet je er een inspannen-
de dag voor over hebben". Peters
vindt dat de gemeentelijke afde-
ling monumentenzorg ook wel
een steuntje in de rug mag heb-
ben. "Wij houden door de open-
stelling een cultuurhistorisch be-
lang levend". Ook de heer en
mevrouw Wanders-Bergsma van
Achter Sint-Pieter 4 laten bezoe-
kers gaarne zien dat hun inspan-
ningen om een vervallen deel van
een zeer groot huis te restaureren
iets moois hebben opgeleverd. Zij
vinden het vanzelfsprekend dat
"de belastingbetaler nu en dan
eens een rijksmonument moet
kunnen zien". Over hun monu-
mentale gang stellen zij op Open
Monumentendag zelfs informatie
op schrift ter beschikking.
Praktische wenken
De ervaring is dat bezoekers
meest gebruik maken van op pa-
pier vastgestelde routes door de
stad die ze wandelend van huis
naar huis volgen. Ter plaatse zijn
dus geen problemen te verwach-
ten met het stallen van fietsen of
auto's. Als het regent, heeft het pu-
bliek de gewoonte om jassen, hoe-
den en paraplu's in het huis bij zich
te houden.
Als bewoner moet u het be-
zoek zelf reguleren. Het beste is om
gasten in kleine groepen binnen te
laten en dat u hen zelf een korte
toelichting geeft. Als u in uw huis
veel bezoekers verwacht, dan kunt
u bij de Werkgroep Open Monu-
menten een beroep doen op assis-
tentie. De Werkgroep zal dan in
overleg met u regelen dat een vrij-
williger bij de deur staat en toezicht
houdt of samen met u rondleidt.
De belangstelling voor Open Mo-
numentendag is in Utrecht elk jaar
groot. Het aantal belangstellenden
per pa nd wisselt va moo tot 700.
Het is aan te bevelen dat u uw
huis goed toegankelijk houdt. Het
overzichtelijk openstellen van een
deel van de begane grond is meest-
al voldoende. Het bezoek kan dan
van de gang uit gemakkelijk één of
twee kamers in en ook weer uit.
Moeilijk bereikbare ruimten, zoals
zolders en kelders, en ook minder
interessante kamers moet u afslui-
ten. Het is niet in de eerste plaats
de bedoeling om tijdens deze open-
stelling mensen te laten genieten
van kunstvoonwerpen die u in huis
hebt. Kleine, los liggende zaken
kunnen beter worden opgeborgen,
tenzij er voldoende op wordt gelet
Als u samen met anderen een
(huur)huis bewoont, zorgt u er dan
voor dat de openstelling van uw
appartement de goedkeuring heeft
van de andere bewoners.
Informatie/aanmelden
Heeft u belangstelling voor
deelname of wilt u meer informa-
tie dan kunt u contact opnemen
met de coördinator van de werk-
groep Open Monumentendag
Utrecht, Florence Hanselaar, Hoog-
hiemstraplein 102,3514 AX Utrecht.
Telefoon: 030-2769174, fax : 030-
2769251. Uw reactie venwachten wij
graag voor eind maart 1998.
B.J.Martens
VAN Vliet
vereniging Oud>Utrecht
januari/februari 1998
-ocr page 13-
De procedure tegen dominee Thomas Huyges te
Westbroek voor de classis van Amersfoort, 1635-1642'
Binnen de Hervormde Kerk was de kerkrechtspraak goed geregeld. Opzicht en tucht
werden op elk niveau goed in de gaten gehouden. Ter illustratie hiervan wil ik de
procedure uiteenzetten die in de jaren dertig van de zeventiende eeuw voor de clas-
sis van Amersfoort werd gevoerd tegen dominee Thomas Huyges, predikant van
Westbroek en Achttienhoven.
weduwe, een oneerbaar voorstel
gedaan. Van de schoolmeester/
koster had Huyges twee boeken
geleend en deze verkocht zonder
toestemming. Hij had de secretaris
van de kerkenraad uitgescholden
en beledigd. Op 26 augustus had
hij voor de armen laken gekocht
ter waarde van 15 gulden en 5 stui-
vers. De rekening moest hij nog
voldoen. Al deze beschuldigingen
leidden tot veel onrust in de ge-
meente en er dreigde een scheu-
ring. Daarbij kwam nog dat Huy-
ges zonder toestemming en
medeweten van de kerkenraad
nieuwe kerkenraadsleden had
gekozen en niet wilde reageren op
de protesten hiertegen.
Pieter Berentsz. Schaeij en Rutger
van Cooth verklaarden ter verga-
dering dat, zonder dat zij ervan
wisten, een nieuwe kerkenraad
was benoemd. Dominee Huyges,
ook aanwezig, antwoordde daar-
op dat de verkiezing van de
kerkenraad wettelijk had plaats
gevonden. Ook de andere
beschuldigingen werden tijdens
deze vergadering besproken en
Huyges kreeg de kans zich te
verantwoorden. Op de eerste
beschuldiging antwoordde hij dat
hij bij gebrek aan bedden op zolder
had geslapen en dat hij 's ochtends
wakker werd en Jannichgen Jans
ontwaardde. Hij benadrukte dat hij
haar niet had uitgenodigd en dat
zij uit zichzelf bij hem op zolder
was gaan slapen. Huyges ontken-
de ook de andere aantijgingen, be-
halve de verkoop van twee boeken
van de schoolmeester en zijn dron-
kenschap. De classis besloot tot
verder onderzoek en wees hier-
voor gedeputeerden aan. Domi-
nee Huyges werd vervolgens
vermaand en bevolen geen her-
bergen meer aan te doen en han-
door de classis behandeld in eerste
aanleg. Geschillen en tuchtzaken
betreffende gemeenteleden in
eerste aanleg werden eerst be-
handeld door de kerkenraad,
waarna men in beroep kon gaan
bij de classis. Misbruiken konden
worden bestraft door schorsing
(suspensie), ontzetting uit het
ambt, excommunicatie etc. Tegen
de uitspraak van de classis was
beroep mogelijk bij de provinciale
synode.
Eerste strubbelingen
In 1631 werd Thomas Huyges
benoemd tot predikant van West-
broek en Achttienhoven. De classis
van Amersfoort ontving in 1635 de
eerste klachten over hem. Tijdens
de vergadering van de clasis van
Amersfoort van 9 juni 1635' werd
voor het eerst gerept over 'ver-
scheijden schandelijcke acten die
haren predikant d. Hughes soude
mogen gepleegt hebben.' In een
brief van de voormalige ouderlin-
gen Peter Berentszoon Schaey en
Rutger van Cooth - de laatste was
tevens secretaris geweest van de
kerkenraad - aan de classis wer-
den de aanklachten tegen hun
predikant uit de doeken gedaan.
In het kort werd hij van de volgen-
de feiten beschuldigd. Huyges had
met zijn voormalige dienstmaagd
Jannichgen Jans op de zolder van
de herberg van haar schoonzuster,
alwaar zij woonde, enkele nachten
doorgebracht. In een dronken bui
had hij 's avonds een waardin, een
Pas in 1619 werden in de pro-
vincie Utrecht classes opgericht,
zo'n veertig jaar na de afkondiging
van de Hervorming. De reden
hiervoor lag in het kleine aantal
hervormden, de protestantisering
kwam slechts moeizaam op gang
in deze provincie. In 1619 werd er
een provinciale synode ingesteld
en werd de provincie in drie classi-
kale ressorten ingedeeld: Utrecht,
Rhenen/Wijk bij Duurstede en
Amersfoort. De gemeenten West-
broek en Achttienhoven vielen
onder de Classis van Amersfoort.
De classes kwamen vier keer per
jaar bijeen en de provinciale
synode één keer per jaar. Elke ge-
meente vaardigde een predikant
en een ouderling af naar de classi-
kale vergadering.
Opzicht en tucht behoorden tot
twee van de belangrijkste taken
van de classis.' De classis hield een
algemeen toezicht op de leer en
de levenswandel van de predikan-
ten, proponenten (kandidaten tot
het ambt van predikant), ouderlin-
gen en diakenen en op de ge-
meenten in hun geheel. Vóór i8i6
vielen ook de schoolmeesters on-
der het classikale toezicht. Tot op-
zicht en tucht werden ook
gerekend het kennisnemen van
geschillen tussen de gemeenten
en de kerkenraden, tussen de ker-
kenraden en de predikanten, tus-
sen de leden van de kerkenraad
onderling of tussen verschillende
kerkenraden. Dergelijke geschillen
en kerkelijke tuchtzaken werden
10
Y.E. KORTLEVER
verenlging Oud>Utrecht
januari/februari iggS
-ocr page 14-
gende de conclusie van het on-
derzoek zich rustig te houden.
Op de volgende vergadering van
de classis op 18 en 19 augustus
brachten de gedeputeerden ver-
slag uit van hun onderzoek, dat
zij op 23 en 24 juni te Westbroek
hadden gehouden. Wat betreft
de beschuldiging van het ge-
kochte laken, werd verklaard dat
Huyges had moeten betalen. Hij
werd vervolgens vermaand van-
wege de beledigende woorden
waarmee hij de secretaris van de
kerkenraad had toegesproken.
Zijn nachtelijke uitspattingen
werden ook bewezen geacht en
hij werd opgedragen schuldbe-
kentenis te doen en zich in het
vervolg als een goed christen te
gedragen. Wanneer Huyges zich
nog eens zo zou misdragen, dan
zou de classis harder en zwaar-
der optreden. Hiermee was de
zaak kennelijk afgedaan. Wel-
licht heeft een verklaring ten
gunste van dominee Huyges, on-
dertekend door 30 inwoners van
Westbroek en Achttienhoven,
voorkomen dat Huyges zwaarder
werd gestraft. Voor Huyges had
de uitkomst van de vergadering
geen verdere gevolgen. Tijdens
de volgende vergadering van de
classis op io november werd hij
zelfs gekozen tot assessor." Dit
voorkwam niet dat de zaak weer
ter sprake kwam. Kennelijk ston-
den de partijen nog steeds te-
genover elkaar en Huyges werd
opgedragen mee te werken aan
de vrede, op straffe van suspen-
sie. Ter bemiddeling werden de
predikanten Karskis en Emelen-
broeck aangewezen. In de verga-
dering van 8 en 9 maart 1636
werd gemeld dat het de beide
predikanten was gelukt de rust
in de gemeente te herstellen.
>0,?^gtBTU)ï'Cl^^
Escalatie
Vier jaar later was het echter
goed mis. Dominee Huyges werd
beschuldigd van een poging tot
verkrachting van Neeltgen Theu-
nis, dit terwijl haar man door Huy-
ges op pad was gestuurd om ta-
bak te halen. Gelukkig voor
Neeltgen kwam hij bijtijds terug.
Dit gebeurde op 16 mei 1639 en
twee dagen later legden Neeltgen
en haar man Cornelis Jansz. een
verklaring af voor de ouderlingen
van Westbroek. Op 20 mei kwam
de kerkenraad bijeen en ontkende
Huyges de aantijging.^ De classis
was kennelijk al op de hoogte ge-
steld, want op 21 mei schreef men
aan de kerkenraad dat men ter
plekke de aanklagers en de ker-
kenraad zou komen horen. Huy-
ges moest in de buurt blijven. De
volgende dag kwam men in West-
broek bijeen ter hoorzitting en
werd besloten om Huyges tot de
volgende classisvergadering te
schorsen.''
Tijdens de vergadering van de
classis op 11 juni kwamen een aan-
tal afgevaardigden van de kerken-
raad van Westbroek aan het
woord om de klachten nader toe
te lichten en aan te dringen op na-
der onderzoek. Hierbij kwam te-
vens ter sprake dat dominee
Huyges met een bevriend ambts-
genoot was gesignaleerd in een
bordeel te Rotterdam. Men be-
sloot om hem over deze beschul-
digingen te horen. Huyges ont-
kende het frequenteren van
'oneerlijcke huijsen.' Hij was voor-
bereid ter zitting gekomen en
overlegde vier getuigenverklarin-
R.A.U., Archief
huis Zuilen,
inv.nr. 336. Kaart
van percelen land
tussen de Kerkdijk
en de Hollandsche
Rading (detail).
Jan Rutgersz. van
den Berch, 1603.
-%
Oud'Utrecht
vereniging
januari/februari 1998
-ocr page 15-
De procedure tegen dominee Thomas Huyges te Westbroek
voor de classis van Amersfoort, 1635-1642'
gen. In één daarvan stond vermeld
dat Neeltgen Theunis In de her-
berg in beschonken toestand met
zich had laten sollen en op schoot
van verschillende mannen had
gezeten. Verder stond in de verkla-
ringen te lezen dat Huyges zich
goed aan de leer hield, vaak op zie-
kenbezoek ging (met name tijdens
een uitbraak van de pest) en troost
bracht, hetgeen door de gemeen-
schap zeer gewaardeerd werd.
Men had niets oneerbaars van
Huyges of zijn vrouw gemerkt.
Eén van de verklaringen over zijn
goede gedrag was zelfs onderte-
kend door 53 lidmaten uit West-
broek en Achttienhoven. In een
andere verklaring, van Hillitgen
Cornelis, stond geschreven dat
Neeltgen Theunis tegen vrienden
gezegd had dat zij opgehitst was
om haar verklaring tegen Huyges
uit te brengen en daar inmiddels
spijt van had. Uiteraard is het heel
goed mogelijk dat Neeltgen Theu-
nis onder druk werd gezet om
haar beschuldiging in te trekken,
aangezien de gemeente al een
tijdje verstoken was van de kerk-
diensten van Huyges. Vervolgens
meldde Huyges dat hij meer ver-
klaringen had willen overleggen,
maar dat deze nog niet gereed
waren. Hierna verzocht de verga-
dering hem om de zaal te verlaten
en riep men de vertegenwoordi-
gers van de kerkenraad binnen om
hun bewijsstukken te overleggen.
Wat betreft de verklaring ten
gunste van Huyges ondertekend
12 door 53 lidmaten, meldde de ker-
kenraad dat veel ondertekenaars
niet hadden geweten wat zij had-
den ondertekend. Men zou hen al-
leen gevraagd hebben of de predi-
kant goed gepreekt had en de
zieken bezocht had, hetgeen niet
ontkend kon worden. Aangezien
de classis bang was dat Huyges
zijn aanklagers voor het Hof van
Utrecht zou dagen, waarmee deze
kerkelijke zaak een te politiek ka-
rakter zou krijgen, werd met
meerderheid van stemmen beslo-
ten om hem drie weken de tijd te
geven om zijn verdediging voor te
bereiden. Men besloot op 2 juli
een buitengewone vergadering te
beleggen en dan tot een uitspraak
te komen in deze kwestie. De kerk-
diensten zouden ondertussen
worden waargenomen door predi-
kanten uit de buurt.
Uitspraak van de classis
Op 2 juli vond de buitengewone
vergadering van de classis plaats
te Amersfoort. Eerst werden de
overgelegde verklaringen ge-
toetst. Ondertekenaars werd ge-
vraagd of zij de tekst kenden die
zij ondertekend hadden. Walich
Barentsz. en Reijer Barentsz.,
ooms van Neeltgen Theunis, ver-
telden dat hun nicht niet was op-
gehitst om haar verklaring af te
leggen en zeiden tevens dat zij
een eerlijk en deugdelijk leven
leidde. Vervolgens werd Huyges
binnengeroepen om zich te verde-
digen. Naast verdere verklaringen
overlegde deze een door hemzelf
geschreven remonstrantie (verde-
diging) met maar liefst 72 punten.
Wat betreft de beschuldiging dat
hij zogenaamde oneerlijke huizen
had bezocht, zei hij dat hij wel
eens naar herberg De Lindenboom
ging in zijn functie als momboor
en voogd van onmondige kinde-
ren. Wel gaf hij toe dronken te zijn
geweest tijdens zijn bezoek aan
Rotterdam. Met verklaringen
werd geprobeerd om zowel Neelt-
gen als haar man zwart te maken.
Zo zou zij een dievegge zijn en
daarom uit haar dienst zijn ontsla-
gen. Dit alles mocht niet baten. Op
2 juli 1639 sprak de classis haar
sententie uit: 'Ende het advijs van
den kerkenraet tot Westbroeck in
serieuse consideratie genomen
hebbende, voorts niet alleen om
de suspicie des quats, nemaer
oock overmits verscheijden abu-
sien waervan d. Huges overtuijght
wierde bij hem in sijn remonstran-
tie heden den Classi overgelevert
geallegeert, hierbij comende d.
Huges declaratie waarin hij verkla-
erde in den kerckendienst tot
Westbroeck geen lust te hebben.
Heeft de Classis met pluraliteijt
van stemmen geresolveert dat d.
Huges in de kercke van West-
broeck van nu voortaen niet met
vrughten stichtinge sal kunnen
dienen. Edoch sal selfs na ver-
plaetsinge moeten uijtsien en
daertoearbeijden.'
De classis moest voor haar uit-
spraak de goedkeuring vragen van
Gedeputeerde Staten. Uit de reso-
luties van Gedeputeerde Staten
van 5 juli blijkt dat dominee Huy-
ges een request had ingestuurd
met het verzoek tot nader onder-
zoek van gecommitteerden van
Gedeputeerde Staten.' Huyges
was bij deze vergadering aanwe-
zig en verklaarde dat de sententie
met onvoldoende kennis van za-
ken was uitgesproken, gebaseerd
op vermoedens, geruchten en
aantijgingen van partijdige perso-
nen. Zo'n nader onderzoek werd
hem toegezegd. Daarna werd het
request van de classis behandeld
ter goedkeuring van de sententie.
Tevens verzocht de classis benoe-
ming van een nieuwe predikant in
Westbroek. In hun sententie van 2
juli had de classis verklaard bereid
te zijn om Huyges voor de duur
van 20 weken behoud van inkom-
sten te gunnen. In de tussentijd
zou de kerkdienst door andere
predikanten worden waargeno-
men terwijl naar een opvolger ge-
%
vereniging Oud'Utrecht
Januari/februari 1998
-ocr page 16-
zocht werd. Gedeputeerde Staten
stemde hiermee in en zegde toe
dat na die 20 weken een nieuwe
predikant zou worden benoemd.
Op 23 augustus werd besloten de
zaak door te sturen naar de pro-
vinciale synode.
Deze synode vond plaats van 3 tot
en met 7 september te Utrecht."
Dominee Huyges werd ontboden
om bij de bespreking van zijn zaak
aanwezig te zijn. Hij verklaarde
onschuldig te zijn en bracht op-
nieuw getuigenverklaringen ten
gunste van hemzelf mee. Tevens
waren 23 inwoners van Westbroek
en Achttienhoven aanwezig die
verzochten om Huyges als
predikant te mogen behouden. Zij
verklaarden dat slechts vier a vijf
personen tegen Huyges partij ge-
kozen hadden. De synode besloot
om de volgende dag zowel de
oude als de nieuwe kerkenraad te
horen, alsook Neeltgen Theunis en
haar man Cornelis Jansz. Laatstge-
noemden bleven bij hun eerdere
beschuldiging en verklaarden
hiertoe niet aangezet te zijn door
anderen. Ook de baas van Corne-
lis, Jan Gijsberts, werd gehoord. Hij
zei achter zijn knecht te staan en
na zijn verhaal gehoord te hebben
de kerkenraad en schout te heb-
ben verwittigd. Vervolgens wer-
den de oude en nieuwe kerkenraad
gehoord. Zij verklaarden onder-
meer dat de 23 inwoners die de dag
daarvoor waren gehoord niet allen
lidmaat waren van de hervormde
kerk. Onder hen bevonden zich ook
katholieken, lutheranen en drie
herbergiers. Naar mening van de
kerkenraad kon Huyges niet ge-
handhaafd worden in zijn ambt.
Eigenlijk kwam het erop neer dat
alle getuigen in deze zaak bij hun
eerdere standpunten bleven. Ook
dominee Huyges werd weer bin-
nengeroepen en gevraagd of hij
nog iets ter verdediging had in te
brengen. De synode had het niet
gemakkelijk. Zelfs confrontatie
van Neeltgen Theunis en Hillitgen
Cornelis hielp niet. Beide vrouwen
bleven bij hun eigen verklaring.
Deze zaak besloeg het merendeel
van de vergaderdagen van de
synode. In de voorlaatste sessie
werd geconcludeerd dat de classis
van Amersfoort naar behoren had
geprocedeerd en de sententie
werd overgenomen. Dominee
H uyges werd nog eens ernstig ver-
maand. Hierop verklaarde hij in
beroep te zullen gaan bij de
nationale synode. Van dit beroep
heb ik geen gegevens kunnen vin-
den.' Op 6 november 1639
ordonneerde Gedeputeerde Sta-
ten van Utrecht dat dominee
Huyges binnen veertig dagen de
pastoriewoning diende te verlaten.
Hoe het Huyges verder verging
Tijdens de vergadering van de
classis van 20 augustus 1639 had
Huyges een aanbeveling gevraagd
om op een vacante plaats predi-
kant te worden. Dit werd hem ge-
weigerd. De volgende twee jaar
kwam zijn verzoek vrijwel iedere
vergadering ter sprake. Op de ver-
gadering van 9 maart 1641 ver-
R.A.U.
Topografische Atlas,
inv.nr. 1051. Ge-
zicht op het dorp
Westbroek, 1637.
Tekening in o.i. inkt
door LP. Serrurier
(c 1730).
n
vereniging Oud'Utrecht
januari/februari 1998
-ocr page 17-
De procedure tegen dominee Tliomas Huyges te Westbroelc
voor de classis van Amersfoort, 1635-1642'
klaarde de classis dat Huyges zich
eerst moest verzoenen met de ker-
kenraad van Westbroek. Dominee
De Heer, die hem was opgevolgd,
werd verzocht hierin de helpende
hand te bieden. Kennelijk waren
Huyges en zijn echtgenote door de
kerkenraad van het heilig avond-
maal uitgesloten en had hij een
akte van attestatie nodig waarin
stond dat hij goed voldaan had als
predikant en een waardig lidmaat
was geweest. Uit de lijst van predi-
kanten van Van Alphen'" kon ik op-
maken dat Huyges in 1640 werd
benoemd tot prorector aan de ho-
geschool van Harderwijk. De akte
van attestatie had hij nodig om in
Harderwijk te kerke te kunnen
gaan. Op verzoek van Huyges pro-
beerde de classis tijdens een visi-
tatie te bemiddelen in een ver-
zoening tussen hem en de
kerkenraad, maar dit mislukte. In
het dossier bevindt zich een brief
d.d. 29 augustus 1641 van de ker-
kenraad aan de classis, dat zolang
Huyges niet eerst de ontvreemde
armenpenningen wilde terugge-
ven en satisfactie gedaan had aan
de beledigde broeders, zij zich niet
met hem wilden inlaten. Op 9 no-
vember besloot de classis om de
zaak weer in handen te geven van
de provinciale synode. Gedepu-
teerden van de synode reisden
naar Westbroek af en 'naedat d.
Huyges voornoemt aen de kerc-
kenraedt voorseid behoorlijcke sa-
tisfactie hadde gedaen, soo is hem
nae gelegentheyt sijnre saecke at-
testatie verleent, om hem te die-
nen nae behooren."' In het proces-
dossier bevindt zich een afschrift
van deze akte, gedateerd op 20 fe-
bruari 1642. Hierin werd verklaard
dat in de acht jaren dat Huyges
predikant was geweest, hij de hei-
lige sacramenten (doop en heilig
avondmaal) behoorlijk had be-
diend en de zieken bezocht en ge-
steund had, en dat wat betreft zijn
handel en wandel Huyges behoor-
lijke satisfactie had gedaan aan de
kerkenraad. Hiermee waren Huy-
ges en zijn echtgenote weer toe-
gelaten tot het heilig avondmaal.
Het is moeilijk om te bepalen in
hoeverre dominee Huyges schul-
dig was. Duidelijk is dat er aan zijn
levenswandel het een en ander
viel op te merken. Dronkenschap
en de verkoop van boeken van de
schoolmeester had hij toegege-
ven. Oog voor vrouwelijk schoon
zal hij ongetwijfeld ook gehad
hebben. Toch kan ik mij niet ge-
heel aan de indruk onttrekken dat
er een kleine groep was te West-
broek die Huyges in diskrediet wil-
de brengen. Een grotere groep wil-
de Huyges handhaven als hun
predikant en geloofden in zijn on-
schuld of gaven hem in ieder geval
het voordeel van de twijfel. Niette-
min was in 1639 de situatie geës-
caleerd en kon de classis niets an-
ders meer beslissen dan dat
Huyges maar naar een andere be-
roeping moest omkijken. Huyges
was kennelijk zo in zijn eer aange-
tast, dat hij niet alleen Gedepu-
teerde Staten had aangeschreven,
maar na zijn veroordeling door de
provinciale synode in beroep wilde
gaan bij de nationale synode. De
schande voor hem èn zijn vrouw
duurde voort doordat de kerken-
raad hem geen verklaring van at-
testatie wilde geven, waarmee hij
lidmaat kon worden van de her-
vormde kerk te Harderwijk. Wat
de rol van zijn vrouw is geweest is
niet bekend. Het is goed mogelijk
dat zij haar man ertoe bleef aan-
zetten zijn naam te zuiveren door
tegen de sententie in beroep te
gaan. Haar eer was een afgeleide
van haar mans eer. Deze zaak is
een goede illustratie voor de zorg-
vuldigheid waarmee de classis te
werk ging. Beide partijen kregen
voldoende gelegenheid hun zaak
uiteen te zetten en te reageren. De
classis vaardigde zelfs gedepu-
teerden af om de zaak ter plekke
te onderzoeken. Deze zorgvuldig-
heid was uiteraard van groot be-
lang, aangezien de reformatie nog
niet geheel voltooid was en men
de predikanten hard nodig had.
Dit verklaart tevens waarom Huy-
ges zo snel weer aan het werk kon.
Weliswaar niet als predikant,
maar wel als prorector van een ge-
renommeerde hogeschool. Voor
de lokale geschiedenis van West-
broek is deze zaak zeer interes-
sant. Voor genealogen bieden de
stukken ook interessante ge-
gevens. Neem bijvoorbeeld de
verklaringen ondertekend door
inwoners van Westbroek en
Achttienhoven. Tenslotte geeft
deze zaak een aardige beschrijving
van het tuchtrecht uitgevoerd
door de classis en de provinciale
synode.
1.  De stukken betreffende deze zaak bevin-
den zich in het archief van de Classis
Amersfoort van de Nederlands Her-
vormde Kerk (H.L.Ph. Leeuwenberg,
J.H.M. Putman en C. Dekker, Utrecht
1979), inv.nrs. 2,172 en 311. Verder in
het archief van de Provinciale Kerkver-
gadering van de Nederlands Hervormde
Kerk (M. Zandbergen, Utrecht 1985)
inv.nr, 2 en het archief van de Staten van
Utrecht 1581-1810(5. Muller Fz.,
Utrecht 1915), inv.nr. 264-44.
2.  Andere belangrijke taken van de classis
waren de kerkvisitatie, m.n. bij gemeen-
ten waar geen kerkenraad was, en de
(kerkelijke) examens. Aanstaande predi-
kanten werden door de classis geëxami-
neerd (tot 1816) en benoemd. Benoe-
mingen van predikanten werden ter
goedkeuring voorgelegd aan Gedepu-
teerde Staten. Wanneer een gemeente
14
%
vereniging Oud'Utrecht
januari/februari 1998
-ocr page 18-
oproep
Brieven aan
de Toekomst
Vrijdag 15 mei 1998 belooft een bijzondere dag
te worden. Op die dag wordt aan alle Nederlanders
gevraagd een brief aan de toekomst te schrijven.
Daarin moeten zij vertellen over hun dagelijkse be-
zigheden en vooral over hoe zij die beleefd hebben.
Het is de bedoeling om op deze wijze een onvervang-
bare bron voor de toekomst te creëren. Een kostbare
bron voor toekomstige onderzoekers naar de ge-
schiedenis van het dagelijks leven, een onderwerp
waar over het algemeen maar weinig wordt overge-
leverd. Het project is georganiseerd door de drie be-
langrijkste volkskundige organisaties in Nederland:
het Nederlands Centrum voor Volkscultuur, het
Nederlands Openluchtmuseum en het P.J. Meertens-
Instituut.
Om 15 mei 1998 tot een succes te maken wordt ook de
medewerking van historische verenigingen zoals Oud-
Utrecht gevraagd. Het is namelijk belangrijk dat zo-
veel mogelijk mensen reageren, van alle gezindte, ge-
loofsrichting en huidskleur. In elke gemeente van
Nederland zullen werkgroepjes geformeerd worden
die het project Brieven aan de toekomst op plaatselijk
niveau gaan trekken. Deze plaatselijke werkgroepen
functioneren als locale ambassadeurs voor het project.
Ze zijn het aanspreekpunt voor de locale pers en kun-
nen alle voorkomende vragen beantwoorden. De loca-
le werkgroepen hebben als taak om zoveel mogelijk
mensen warm te maken voor het project. Bijvoorbeeld
door affiches op te hangen, contacten te leggen met
scholen, verpleeg- en verzorgingshuizen en andere or-
ganisaties en verenigingen in hun woonplaats.
De Stichting Brieven aan de Toekomst rekent op on-
ze medewerking. Mensen die namens de Vereniging
Oud-Utrecht het project in Utrecht mee willen hel-
pen ondersteunen kunnen zich aanmelden bij het
Nederlands Centrum voor Volkscultuur,
Werkgroep Brieven aan de Toekomst,
Lucasbolwerk 11,3512 EH Utrecht.
nog geen kerkenraad had fungeerde een
af\'aardiging van de classis als zodanig.
3.  De acta van de classis van Amersfoort
van 1633 tot 1639 ontbreken. Aangezien
de classis afschriften van hun acta stuur-
den naar de classes van Utrecht en Rhe-
nen/Wijk bij Duurstede, kunnen we de
acta in de archieven van genoemde clas-
ses terugvinden. Onderstaande is geba-
seerd op inv.nr. 377 uit het archief van
de classis van Utrecht.
4.  Aan het begin van elke classisvergade-
ring werd een dagelijks bestuur gekozen,
bestaande uit een praeses (voorzitter),
assessor (bestuurslid) en een scriba (se-
cretaris). Dit bestuur bleef in functie tot
de volgende vergadering.
5.  Acta van de kerkenraad te Westbroek,
20 mei 1639. Archief classis Amersfoort,
inv.nr. 172. In dit inv.nr. bevinden zich
alle getuigenverklaringen verzameld
door de classis betreffende deze zaak,
alsmede de zaak die zich in 1635 heeft
afgespeeld.
6.  Acta van het onderzoek van de classis
gehouden te Westbroek, 20 mei 1639.
Archief classis Amersfoort, inv.nr. 172.
7.  ArchiefStaten van Utrecht 1581-1810,
inv.nr. 264-44.
8.  De acta van de Provinciale Synode van
de Hervormde Kerk bevinden zich in
het archief van de Provinciale Kerkver-
gadering, inv.nr. 2. Bij de classes bevin-
den zich afschriften van deze acta, zo
ook bij de classis van Amersfoort,
inv.nr. 311.
9.  Na de Synode van Dordrecht in 1618/19
is er tot 1816 geen nationale synode
meer gehouden.
10. M.W.L. van Alphen, Nieuw kerkelijk
handboek. Tevens compleet predikanten-
boek omvattende al de door de staat ge-
subsidieerde protestantsche kerkgenoot-
schappen.
Gouda 1910 (naamlijsten
Utrecht, p. 170).
11. Acta classis Amersfoort 8 maart 1642,
inv.nr. 2.
H.J. VAt^ Es
vereniging Oud*Utrecht
januari/februari 1998
-ocr page 19-
De kanonnen van Olivier van Noort
Dit jaar is het precies vier eeuwen geleden dat de Utrechter Olivier van Noort aan
zijn reis om de wereld begon (1598). Als eerste Nederlander slaagde hij erin om via
de Straat Magelanes, over de Stille Oceaan en langs Kaap de Goede Hoop om de
aardbol te zeilen. Magelanes zelfwas hem in 1519 voorgegaan, gevolgd door de En-
gelsen Drake (1577) en Cavendish (1586), en allemaal deden ze er driejaar over.
in zijn bijzondere omstandighe-
den. Kaapvaart was heel normaal
in die dagen, en werd door prins
Maurits, die steeds veel geld kon
gebruiken, gewaardeerd. De ge-
dachte ligt voor de hand, dat prins
Maurits Van Noort's generaal- en
admiraalschap over de samenge-
voegde schepen van Rotterdam en
Amsterdam heeft bevorderd.'
Omdat het volop oorlog tegen de
Spanjaarden was, had Van Noort
grote moeite om geschut bij el-
kaar te krijgen. Van de Staten van
Holland kreeg hij niet meer dan
vier grote kanonnen te leen, met
ammunitie. Voor de rest, minstens
vijftig stuks, zal hij bij verschillen-
de steden aangeklopt hebben. Op
13 december 1597 werd 'Geresol-
veert bij den Raide der stadt van
Utrecht, dat men Olivier van Noort
sal accomderen ende laten volgen
de twee metalen stucken, schie-
tende omtrent vijftalf [vier-en-
een-half] pont ijsers op sijn voor-
hebbende voyagie. Mits dat hij
borge stelle van naar de weder-
compste van 't schip, al waer 't dat
dat hij achterbleeff (dat Codt ver-
hoeden wil), deselve te restitueren.
Ende soo die gequetst oft gelempt
waere, 'tselve te doen hergieten,
ende daer beneffens alsdan ten
behoeve van den armen alhyer te
schencken sesshondert gulden bo-
ven sijn beleeftheyt, dat hij wt sijn-
selve sal mogen aen 't pauperhuys
bewijsen.'
De kanonnen waren Van Noort
niet zwaar genoeg. Hij verzocht
andere en kreeg die bij besluit van
31 december 1597: 'Alsoe Olivier
van Noort voorsz. aen mijn heeren
schoudt ende borgemeesteren ge-
doleert heeft, dat hij geenszins ge-
dient ofte beholpen is mette voor-
sz. twee stucken, vermits te cleyne
ijser schieten, soo hebben mijne
heeren voornoemd geconsenteert
Olivier van Noort werd in 1558
of 1559 te Utreciit geboren en
overleed in Schoonhoven op 22 fe-
bruari 1627. Over zijn jeugd is niets
bekend, behalve dat hij 'een gebo-
ren borgersoone' was, evenals zijn
broer Cornelis die ook meevoer,
maar die al na een halfjaar sneu-
velde. In 1598 werd Olivier, die
toen al zeker tien jaar in Rotter-
dam als herbergier woonde, door
Rotterdamse geldschieters in
staat gesteld tot het maken van
een reis naar Indië om het zuid-
westen. Arnoud van Buchel, de
Utrechtse chroniqueur van die da-
gen, tekende in zijn dagboek op;
'Kortgeleden is Olivier van Utrecht
uit Rotterdam vertrokken om door
de Straat van Magelanes te zeilen,
als ik goed ben ingelicht. Het is ie-
mand die voortgekomen is uit het
schuim der zeerovers. Hij was lan-
ge tijd een verlopen en berooid su-
jet, maar de laatste tijd is hij in
Rotterdam kroegbaas in de her-
berg de Sleutels geweest. Door de
aanloop van kooplieden, die dage-
lijks hun geld verbrasten, heeft hij
geleidelijk wat geld verdiend. Bo-
vendien heeft hij een paar jaar ge-
leden met succes een reis naar In-
dië ondernomen, hoewel men
hem ervan verdenkt, dat hij daar-
bij meer als zeerover dan als koop-
man te werk is gegaan. Hij heeft
een schip, gedeeltelijk op eigen
kosten, uitgerust met levensmid-
delen en wapens. Zijn soldaten en
matrozen, een stel waaghalzen,
een roekeloze bende, heeft hij al-
lemaal in kleurrijke kleding gesto-
ken. Zelf heeft hij een zijden pur-
peren mantel aan, met een gou-
den franje omzoomd, om zich het
air van een prins te geven'.'
In Rotterdam dacht men over Oli-
vier heel wat gunstiger of realisti-
scher dan Van Buchel deed. Veel
leden van de vroedschap en ge-
goede burgers staken geld in de
compagnie van Van Noort, zeker
niet alleen 'verkwisters en door-
brengers' zoals zijn biograaf J.W.
IJzerman verzekert. Deze roept
nog een betrouwbare getuige op,
de kwartiermeester Jacob Jacobsz,
die Van Noort kende als een man
van 40 of 50 jaar, iemand van for-
se gestalte, die voor welgesteld
doorging. In zijn herberg te Rotter-
dam ontving hij alleen aanzienlij-
ke personen, grote heren en rijke
kooplieden.'
IJzerman gelooft dat Van Noort op
zee, tussen het geboefte aan
boord en in gevechten met de vij-
and, werd gevormd tot een onver-
schrokken aanvoerder, een man
die in eigen kring begrepen en ge-
zien was, maar die volkomen
stond buiten de sfeer van de stille
kamergeleerde Van Buchel. Zo
min als deze iets begreep van de
grote beweging van die dagen,
van de plotselinge en machtige
opbloei der grote vaart, toen de
jonge republiek in korte tijd sche-
pen zond naar de verst verwijder-
de landen van de wereld, begreep
hij de waarde van een man als Van
Noort op zijn bijzondere plaats, en
Kees Smit
vereniging Oud>Utrecht
januari/februari igg8
-ocr page 20-
door Fred. van Zuyien van Nyevelt,
Jan van der Vecht, H. van Westre-
nen, H. van Domzelaer, Jan van
Heemskerck en Johan de Leerdam.
Deze personen of hun degenen
van wie zij erfden, moeten dus ook
tot de participanten in de uitrus-
ting behoord hebben.'
Op 2 juli 1598 vertrok uit Rotter-
dam een vloot van vier schepen,
bemand met 248 koppen; Van
Noort was admiraal, Jacob Claesz
van llpendam vice-admiraal. Deze
Jacob Claesz pleegde muiterij, zo-
dat Van Noort hem op een onbe-
woond eiland moest achterlaten.
De passage door de Straat Mage-
lanes kostte vier maanden. Het
grote schip dat onder bevel van
Claesz gestaan had, raakte uit
zicht en stak alleen oceaan over,
waarna het op een van de Moluk-
se eilanden strandde. Een klein
schip ging verloren in een storm,
een ander in een zeegevecht met
de Spanjaarden bij Manila. Met
het ene overgebleven schip be-
reikte Olivier van Noort Rotter-
dam.' Op 26 augustus 1601 zette
hij met nog 45 man voet aan wal
in Rotterdam, na een odyssee van
drie jaar. Zijn trouwe Penelope,
Margareta Pieters, had de herberg
draaiend gehouden, en dat was
wel nodig, want financieel zag het
er slecht uit voor Van Noort. Hij
had tegen de verwachting in maar
weinig specerijen meegebracht,
en de opbrengst was lang niet ge-
noeg om de gages te betalen en
aan de andere verplichtingen te
voldoen. Het schip werd dus ver-
kocht en de kanonnen werden te-
ruggestuurd naar de steden die ze
uitgeleend hadden. Van Noort
schreef een uitvoerige brief aan de
stad Utrecht, waarin hij vertelt
over de tegenslagen en zijn per-
soonlijke verliezen, zodat hij niets
meer heeft dan de eer en het be-
ende consenteeren bij desen, dat
men hem sal laten volgen In plaet-
se van deselve twee andere slan-
gen [kanonnen], schietende om-
trent acht ponden ijsers, onder
conditie ende restrictiën als
voren."' Op de kanonnen stond
'Thomas Both me fecit 1578'. Deze
Thomas Both was een Utrechtse
klokken- en geschutsgieter, die
sinds 1560 met zijn nazaten jaren-
lang in Utrecht werkte en veel ca-
rillons samenstelde. Deze klokken
zijn rond 1650 bijna allemaal door
Hemony vervangen. De kanonnen
van Van Noort heeft hij dus gego-
ten kort nadat hij in 1576 als stads-
kanonnengieter, 'deser stadt
meyster busschut' was aange-
steld. Het is vermoedelijk van een
bepaalde bronzen legering ge-
weeste Wat andere steden in dit
opzicht gedaan hebben, kon IJzer-
man niet nagaan. Van Noort
schreef in september i6oi aan de
raad van Utrecht, dat 'oick som-
mige andere steden' geholpen
hadden, maar noemt ze niet. Het
overige geschut moest Van Noort
links en rechts voor veel geld ko-
pen. Kort voor zijn vertrek kocht
hij nog twee metalen stukken van
Diederick Vijgh, heer van Zoelen
bij Tiel, voor 1537 gulden.'
De reis werd gecoördineerd met
een overeenkomstige Amster-
damse onderneming, waarbij de
Rotterdammers zich aansloten tot
een 'Magallaanse Compagnie'. De
meeste participanten in de com-
pagnie kwamen uit de twee grote
havensteden, maar ook Utrech-
ters moeten meegefinancierd
hebben. Bij een aanbevelingsbrief
van de vroedschap van Utrecht
aan de Staten-Generaal van 5 juli
1624, is een rekest overgelegd van
inwoners van Utrecht, 'herideren-
de [erfgenamen] in de Magellani-
sche Compagnie', ondertekend
Jhiafuis Aooittits, am OccofUtm ierroe alohum
c^rc^tmliicniim. ruivi luffravtt: ex. JiotlanMa oh'i
>cïnt 'kal, Sixiil, cT-i. f).xcvrn,Roierodamum rcvei
prxiie kai, Sj^pj, cT^.ió. ci.
________________
sef, dat hij de vijand afbreuk en
het vaderland een dienst bewezen
heeft. Hij is dus niet in staat ƒ 600
aan de armen te schenken, waar-
toe hij zich verplicht had, en
verzoekt om uitstel van deze
betaling. Dit uitstel werd hem
door de Raad van Utrecht toege-
staan.' De twee kanonnen waren
dus in Utrecht teruggekeerd. De-
zelfde Arnoud van Buchel, die
eerst weinig ophad met de zeero-
ver Van Noort, heeft ca. 1630 veel
goed gemaakt door 'in 't pant van
Mariëndael','" de volgende notitie
te maken:" Anno 1629, in augusto,
op de wallen t' UtrecPit gebracht,
wanneer Amersfoort van de viant
belegert is, onder andere stucken
geschuts, twee metale die met
Olivier van Noort om de wereit
hadden geweest, waerop tot ge-
dachtenisse stonden dese veer-
sen:
"Strete Megeliano heb ie gepas-
seert, Met den general Olivier onbe-
vreest, t' Utrecht ie wederom ben
gearriveert, Als ie driejaeren op de
reys was geweest."
Thomas Both me fecit anno 1578.
Portret van
Olivier van Noort.
Gravure Chrispijtt
van de Passé
vereniging Oud>Utrecht
januari/februari 1998
-ocr page 21-
De kanonnen van Olivier van Noort
de klokken, zoveel klokspijs op, dat
de stad redelijk goedkoop een
mooi nieuw carillon kreeg. Een
van de klokken vermeldt de reis
van Olivier van Noort nog, en zo
laat hij nog dagelijks van zich ho-
ren. De zilverstad is trouwens een
echte Van Noort-stad. Er is een
straat en een plein naar hem ge-
noemd en in 1982 kreeg hij een
bronzen standbeeld. Het werd
onthuld door Pleun van der Lugt,
de eerste Nederlander die alleen,
non-stop om de wereld zeilde in
286 dagen, van 1981-1982.
Het blijft merkwaardig waarom
Utrecht een beroemdheid als Oli-
vier van Noort zo verwaarloosd
heeft. Omdat hij er alleen maar
geboren is? Rotterdam is heel an-
ders omgegaan met Erasmus, die
daar ook na zijn jeugd nooit meer
teruggekomen is. Hij kreeg het
oudste standbeeld van Nederland
en de nieuwste brug werd naar
hem genoemd. In Utrecht is nog
geen straatsteen naar Van Noort
genoemd.'" Geen artikeltje is er
ooit aan hem gewijd. En dat ter-
wijl de stad hem twee kanonnen
gegeven had, die als monument
voor zijn ontdekkingsreis gediend
hebben. Het eeuw/feest is een
mooie gelegenheid tot eerherstel.
Literatuur:
J.W. IJzerman, De reis om de wereld door
Olivier van Noort,
2 dl., 's-Gravenhage
1926. Werken der Llnschoten-Vereni-
glng, dl. 27-28.
J.C. Mollema, De reis om de wereld van
Olivier van Noort,
1598-1601, Amster-
dam 1937. Patriareeks 1.
[CR. Schoute], 'Van kanon tot carillon',
in: Jan van der Zwart, Het carillon van
Schoonhoven: een onderzoek naar de
historie van de stadhuisklokken,
[z.pl.
1975]. P- 19-30. Broek 1957: Jan O.M.
Broek, A letter from Olivier van Noort,
circumnavigator, pertaining to the first
Op het" ander:
"De werelts ronde cloot, Ben ie in
driejaeren, Door avonturen groot,
Met Olivier omvaeren."
Zo weten we dus dat zijn vader-
stad, die hem met twee flinke
kanonnen gesteund had, en hem
coulant tegemoet getreden was,
best trots op hem was. De twee
vuurmonden waarmee Spaanse
schepen naar de zeebodem waren
gestuurd, waren in Utrecht muse-
umstukken geworden. Curiositei-
ten die de bezoeker lieten zien dat
Utrechts beroemde zoon Olivier
om de wereld gevaren was. Twee
gedichtjes waren in de kanonnen
gegraveerd om dit feit voor eeu-
wig vast te leggen. Maar Horatius
had gelijk, gedichten zijn 'aere pe-
rennius', duurzamer dan brons.
Niet op het bronzen geschut maar
op het papier van Buchelius, is dit
stedelijke eerbetoon bewaard
gebleven. In augustus 1629 vielen
de Spanjaarden Amersfoort aan
en veroverden de stad tijdelijk, in
de hoop Frederik Hendrik te dwin-
gen, zijn belegering van Den
Bosch op te geven. Dat lukte niet,
maar Utrecht kreeg het benauwd,
en versterkte in allerijl de wallen.
Ook de twee kanonnen, die al een
halve eeuw oud waren, en op de
zeven zeeën de schrik van de
Spaanse vloot waren geweest,
werden op de wallen gesleept om
de Spaanse legers te verjagen. Ze
konden alweer gauw terug naar
hun rustplaats. Waarschijnlijk was
dat de kloostergang van Mariën-
,g daal waar Buchel ze zag. Wat er
daarna mee gebeurde is niet dui-
delijk. Misschien zijn ze twintig
jaar later samen met de klokken
van hun maker, Thomas Both, in
de smeltkroes van de gebroeders
Hemony gegaan. Dan is het
mogelijk dat we ze elke dag horen
als het Domcarillon een liedje
speelt. In het carillon van het stad-
huistorentje van Schoonhoven,
dat in 1775 door Andreas van den
Gheyn in Leuven gegoten werd,
hangt een klok met het opschrift:
"Mijn schor geloey op reys voor
dapperen van Noort, Klinkt, na een
lange rust, thans in een fray
akkoort."
Van Noort stierf in 1627 in Schoon-
hoven, waar hij een paar jaar gar-
nizoenscommandant was, hij
werd eervol begraven in de
Bartholomeuskerk, waar zijn graf-
zerk nog te zien is. In de stadsbe-
schrijving uit 1762' staat:
"Men ziet thans, aan de Oostmuur
der Kerke, een schoon Stuk Metaal
Ceschut, in het jaar 1578 te Utrecht
gegoten, en konstig gewerkt, door
dezen Olivier aan de Stadt Schoon-
hoven vereert [geschonken], het-
welk [met] hem, volgens het daar
op gesneden Opschrift, in drie Jaar-
en de Wereld heeft omgezeylt'."
De stadsarchivaris CR. Schoute
wijst erop dat Van Noort dit kanon
niet zelf geschonken kan hebben
(het stond trouwens in 1629, na de
dood van Van Noort nog op de
Utrechts wallen), omdat een reso-
lutie van 1698 vermeldt, dat
Schoonhoven 'van de commies
Hoogwerf een metaal stuk canon
(ontving), schietende zeve pont
bals, hetwelke met Olivier van
Noort de wereld heeft omgeva-
ren'. Wanneer het gemeneland er-
om vroeg, moest het onmiddellijk
teruggegeven worden. Hoe het
kanon in het bezit van 'het ge-
meneland' gekomen is, kan mo-
gelijk nog onderzocht worden.
Misschien kan dan ook duidelijk
worden wat er met het andere
kanon gebeurd is. Hoe dan ook.
Schoonhoven had zeventig jaar
later een nieuw carillon nodig, en
het ooit in bruikleen gekregen
kanon leverde, samen met de ou-
vereniging Oud«Utrecht
januari/februari iggS
-ocr page 22-
Internet
Oud-Utrecht op Internet
Iedereen die beschikt over een
Internet-aansluiting kan vanaf
1 november 1997 terecht bij de
homepage van Oud-Utrecht. Van-
af die datum heeft Oud-Utrecht
haar plaats gevonden in de berm
van de digitale snelweg bij kilo-
meterplaat:
http://h0me.wxs.nl/-luijtoo5. De
homepage van Oud-Utrecht biedt
de mogelijkheid meer aan de weet
te komen over de vereniging,
maar verwijst ook door naar web-
pages met specifieke informatie
over het tijdschrift, het jaarboek
en activiteiten van de vereniging.
Momenteel is de site van Oud-
Utrecht nog in ontwikkeling en
wordt er gewerkt aan een flitsen-
der presentatie met meer
gebruiksmogelijkheden. In het
nieuwe jaar zal een speciale web-
page worden gewijd aan het
lustrum en komt er een plaats
waar links met andere historische
verenigingen en organisaties te
vinden zijn. Leden die via e-mail op
de hoogte willen blijven van de
activiteiten van Oud-Utrecht
kunnen zich via de homepage
aanmelden.
Tot slot heeft Oud-Utrecht een
"clubhuis" ingericht in de digitale
stad Utrecht (http://www.city.nl)
waar leden en belangstellenden
eveneens op de hoogte kunnen
blijven van het laatste nieuws
omtrent de vereniging.
8.  Ook van Magelaens' vloot van vijf sche-
pen en 265 man kwam na drie jaar maar
één schip terug met achttien overlevenden.
Magelaens moest niet minder dan vijf mui-
terijen onderdrukken en sneuvelde zelf op
de Filippijnen.
9.  IJzerman p. 93.
10.  In de kloostergang van het toen al gro-
tendeels afgebroken Cisterciënser nonnen-
klooster Mariëndaal aan de Vecht, in de
wijk Zuilen. Overigens is het niet helemaal
zeker dat de kanonnen daar, buiten de
stadsmuren, lagen. Misschien heeft Buchel
de gedichtjes genoteerd op een bladzijde
over Mariëndaal, waar nog ruimte was.
Achterin zijn boek voegt hij wel meer noti-
ties samen, maar dan schrijft hij er wel
steeds (?) bij waar de grafzerken en derge-
lijke te vinden zijn.
11.  In zijn Monumenta passim in templis
(hs., aanw. in het Utrechts archief, bibl. nr.
XXVIII L 1) pag. 276 (fol. 153), in extenso
geciteerd door IJzerman op p. 94.
12.  Hs.: Op't het ander.
13.  H. van Berkum, Beschrijving der stadt
Schoonhoven, 1762, p. 408, geciteerd in
Schoute, p. 19.
14.  Op 5 dec. 1978 besloten B8(W van
Utrecht de Mauritiuslaan te noemen naar
één van de schepen waarmee Olivier van
Noort in 1598-1601 een reis om de wereld
maakte, en op 12 okt. 1982 de Eendracht-
laan naar een ander schip van zijn vloot.
(Met dank aan Erik Tigelaar die dit uit-
zocht). Overigens zijn er meerdere schepen
geweest die zo heetten.
Dutch voyage arour)d the world, transla-
ted, with an historical commentory, S.
Paul, Minnesota, 1957.
H.C. Bultman, De Grote of St Bartholo-
meuskerk te Schoonhoven,
[z.pl.1979]
Brochure 1913: Ned. Herv. Bartholo-
maëus-kerk en hare oudheden te
Schoonhoven, [z.pl. 1913]
Lugard 1927: Gerh. J. Lugard jr., '1627 - 22
Februari -1927', in: Schoonhovense Cou-
rant
van 22 febr. 1927.
Henze 1992: Dietmar Henze, Enzyklopa-
die der Entdecker und Erforscher der
Erde,
15. Lfg., Graz 1992.
1.  Descriptio urbis Rheno-Trajectinae, 'ex
inedito ms. Am. Buchelii edit. P. P. Mus-
schenbroek 1801, p. 115. Evenzo Diarium
van Arend van Buchell, uitg. door G. Brom
en L.A. van Langeraad, 1907, p. 473. Geci-
teerd (Latijnen Ned.) door l|zerman p. 41-
42. Ik heb de oude vertaling aangepast, zo-
als ik ook de citaten van llzerman
leesbaarder heb gemaakt.
2.  IJzerman p. 42.
3.  IJzerman p. 44-45.
4.  IJzerman p. 50.
5.  Zie W. van der Eist, 'De klokken van de
Nicolai-kerk te Utrecht in hun omgeving',
in: Jaarboek Oud-Utrecht 1927, p. 102-119,
m.n. p. 116. En Dick van den Hul, Klok-
kenkunst te Utrecht tot 1700, Utrecht
1982, Stkhtse historische reeks nr. 8,
p. 168-169.
6.  IJzerman p. 50.
7.  IJzerman p. 57.
Handschrift
OUvier van Noort
brief uit 1601
y
'xii ttiv} y^-f^ cis-- 7r (*^i <•
vereniging Oud>Utrecht
januari/februari 1998
-ocr page 23-
'Wtheemschepersoonen'Tweeduizend jaar
migranten in Midden-Nederland.
Migratie is een verschijnsel van alle tijden en alle plaatsen. Wanneer er maar ver
genoeg wordt teruggegaan in de tijd kan er van ieder een voorouder worden
gevonden die ooit als migrant naar Midden-Nederland is gekomen.
windstreken. Garnizoenen met
vooral Duitse, Engelse, Franse,
Schotse en Zwitserse soldaten
werden tijdens de Tachtigjarige
Oorlog overal ingekwartierd. Een
deel van de soldaten trouwde met
een ingeborene en nam een bur-
gerberoep op. Behalve op sociaal-
cultureel en religieus gebied had
de grote instroom van migranten
ook economische gevolgen. Zo
droegen Zuid-Nederlanders en
Duitsers in hoge mate bij aan de
opbloei van de metaalnijverheid in
Utrecht en de textielnijverheid in
zowel Utrecht als Amersfoort. In
de loop van de 17e en 18e eeuw
werd de inbreng van migranten
zelfs onmisbaar voor onderdelen
van de Stichtse economie.
Op het platteland werkten vanaf
het voorjaar grote aantallen Duit-
sers en Oost-Gelderlanders als sei-
zoenarbeiders in de vervening en
bij de oogst. Ook buiten de land-
bouw waren Duitse immigranten
van groot belang. De glasblazerij
te Isselt (nu gemeente Amers-
foort) draaide bijna volledig op
Duitse vaklieden, en ook in de ka-
toendrukkerij van Vreeland, de
porseleinfabriek van Loosdrecht
en de brouwerijen in Breukelen,
Kockengen, Loenen en Maarssen
waren zij actief Onder de buiten-
plaatsen in de Vechtstreek en
langs de Utrechtse Heuvelrug zijn
er slechts weinig waar geen tuin-
lieden, koks of dienstboden uit
Westfalen en omliggende gebie-
den gewerkt hebben.
Door de enorme toename van de
overzeese handel kwamen via de
Hollandse en Zeeuwse steden
voor het eerst ook mensen uit an-
dere continenten hier terecht.
Eduard Abrahams van Akaboa, die
kort na 1650 in de stad Utrecht op-
duikt, was in Angola geboren. Ma-
ria Amelia werd in 1734 in Loenen
Na het Romeinenjaar zal het
een ieder bel<end zijn dat hier al
1950 jaar geleden Mediterrane mi-
granten verbleven. Natuurlijk, ze
kwamen in de eerste plaats als
veroveraars, maar evengoed ble-
ven velen van de anoniem geble-
ven soldaten hier langdurig
wonen. Ze kunnen als arbeids-
migranten omschreven worden.
Hun invloed op de autochtone be-
volking was aanzienlijk en nog he-
den worden relicten van de Ro-
meinse materiële cultuur in de
Stichtse bodem teruggevonden.
Na de Romeinen kwamen andere
migranten. De naam van Willi-
brord dringt zich op en bovendien
die van Bonifacius. Het waren
nieuwkomers die het christelijk
geloof kwamen verspreiden en
daarmee een andere onuitwisbare
invloed op de Utrechtse geschie-
denis hebben nagelaten. Na de
stichting van het bisdom Utrecht
waren het bisschoppen uit vele
windstreken, maar vooral uit het
Duitse gebied, die landsheer van
het Nedersticht werden. In hun
gevolg kwamen andere geestelij-
ken en bovendien edelen uit het
oosten. Niet vergeten mag wor-
den dat Utrecht tot het midden
van de 16e eeuw deel uitmaakte
van het Heilige Roomse Rijk. Van
een grens bij Lobith was derhalve
geen sprake. Deze moet veeleer
verder oostwaarts gezocht wor-
den, bijvoorbeeld daar waar de
mensen geen Neder-of Middelduits
meer spraken maar Hoogduits.
Vanaf de late middeleeuwen zijn
de migranten beter te identifice-
ren. Het wordt dan bijvoorbeeld
mogelijk ambachtslieden te her-
kennen, zoals Engelse pottenbak-
kers langs de Vecht in de 14e
eeuw. Ook treffen we de eerste
Lombarden, geldleners en -wisse-
laars uit Noord-ltalië in de stad
Utrecht aan. Door de vooraan-
staande handelspositie van de
Domstad verbleven er bovendien
kooplieden uit heel Noordwest-
Europa, van wie sommigen zich
ongetwijfeld hier blijvend hebben
gevestigd. Buiten de stad waren
ondermeer Friese kolonisten actief
in het Kromme Rijngebied.
In de loop van de 16e eeuw ont-
wikkelde zich een geheel nieuw
migratiemotief, de religie. Nadat
ook Utrecht zich in 1577 bij de Op-
stand had aangesloten kwamen
zich hier protestantse vluchtelin-
gen uit het zuiden van de Neder-
landen en uit Duitsland vestigen.
Hun komst droeg sterk bij aan de
ontwikkeling van het protestan-
tisme. Verschillende kerken wer-
den gesticht, waaronder een
Franstalige (Waalse), een Engelse
en een Lutherse. Vooral de stad
Utrecht ontwikkelde zich tot een
ware multiculturele samenleving,
waar migranten uit heel Europa,
en soms zelfs daarbuiten, op be-
trekkelijk vreedzame manier sa-
menleefden. Van tolerantie was
echter slechts in beperkte mate
sprake. Joden mochten niet in
Utrecht wonen en katholieken
werden er in 1655 formeel uitgeslo-
ten van burgerschap. Bovendien
was iedereen die geen lid was van
de publieke, gereformeerde kerk
uitgesloten van overheidsfuncties.
De steden werden vanaf het einde
van de 16e eeuw bijkans over-
spoeld met migranten uit alle
20
Ronald Rommes
-%
vereniging Oud»Utrecht
januari/februari iggS
-ocr page 24-
gedoopt als 'zwart kind' met hei-
dense ouders. Ze was circa acht
jaar en meegenomen uit Batavia
waar haar ouders nog woonden.
Een bekender voorbeeld is de op
het huidige Sri Lanka geboren Phi-
lip Jurriaan Quint Ondaatje, de
Utrechtse patriottenleider uit de
jaren '80 van de 18eeeuw.
Tot in de iSe eeuw was iedereen
van buiten de eigen stad of het ge-
west in zekere zin een vreemde-
ling. Voor hen golden vaak andere
regels en vestigingsvoorwaarden
dan voor ingeborenen. Met de
vorming van de eenheidsstaat
omstreeks 1800 veranderde dit.
De macht van de gewesten en van
de steden werd afgebroken en
mede door een groeiend nationaal
bewustzijn verschoof het begrip
van de migrant als 'vreemdeling'.
Niet langerwerd de Fries of Zeeuw
als zodanig beschouwd, maar
voortaan alleen nog de Duitser, de
Engelsman, enz.. In de 19e eeuw
nam bovendien de migratie van
buiten Nederland sterk af. De
mensen die zich in de provincie
Utrecht kwamen vestigen, waren
steeds vaker zelf ook Nederland-
ers. De sociaal-culturele homo-
geniteit nam daardoor toe. Deze
ontwikkeling zette zich tot in de
twintigste eeuw voort.
Na de Tweede Wereldoorlog ver-
anderde de situatie ingrijpend.
De Indonesische onafhankelijkheid
leidde tot de komst van grote
groepen Indische Nederlanders. Kort
daarop volgden de Mediterrane
arbeiders, eerst vooral uit landen
als Italië en Spanje, later met
name uit Marokko en Turkije.
Surinamers en Antillianen vormen
een andere omvangrijke groep
migranten die zich sinds de jaren
'70 alhier heeft gevestigd. De be-
langrijkste motieven van deze
mensen verschillen niet veel van
die van de nieuwkomers die hen
eeuwen tevoren voorafgingen: op
zoek naar werk en een beter
materieel bestaan, op de vlucht
voor oorlog en onderdrukking of
vervolging, of gewoon op zoek
naar verwanten en (goede) beken-
den die hier reeds langer wonen.
In de komende afleveringen van
deze reeks zullen enkele van de ve-
le groepen migranten uit het ver-
leden worden voorgesteld.
Houten woon-
wagen rijdt door
de Voorstraat.
Foto: Gemeente
Archief Utrecht
21
vereniging Oud*Utrecht
januari/februari 1998
-ocr page 25-
Tijdschrift en Jaarboek
Het Tijdschrift Oud-Utrecht geeft volop informatie
over de geschiedenis en het heden van stad en
provincie. Het is met zijn artikelen, boekbesprekingen
en 'verenigingsnieuws' onmisbaar.
Het Jaarboek Oud-Utrecht Is bekend om zijn boeiende
wetenschappelijke bijdragen en om de Kroniek: een
overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit het
voorbije jaar.
Ttaditie, tijdschrift
over tradities en
trends
Je eet van een bord, je
begroet iemand door je
rechterhand uit te steken, je
viert je verjaardag. Zo doet
iedereen het en niemand
denkt er over na. Het lijkt wel
alsof het nooit anders is
geweest. Het zijn tradities die
van ouders op kinderen over gaan. Er zijn ook
gebruiken die pas kort bestaan. Bijvoorbeeld de
gewoonte om iemand te feliciteren via een ad-
vertentie in de krant. Een paar mensen beginnen er
mee, het wordt een modeverschijnsel, een trend.
Over al dit soort oude en nieuwe gebruiken en
gewoonten is te lezen in het tijdschrift: Traditie,
tijdschrift over tradities en trends.
Het laat op een
heldere en levendige manier zien hoe achter de
gewoonste dingen vaak een fascinerende wereld
schuil gaat.
Traditie, tijdschrift over tradities en trends is een
toegankelijk geschreven tijdschrift dat vier keer per
jaar verschijnt. Het is rijk geïllustreerd in full-color en
wordt uitgegeven door het Nederlands Centrum voor
Volkscultuur. Een jaarabonnement kost ƒ 30,- of Bfrs
600.
Vraag een proefnummer aan bij het Nederlands
Centrum voor Volicscultuur, Lucasbolwerk 11,
3S12 EH Utrecht (00-31-(0)30-2319997)
Wie hart heeft voor Utrecht is lid van Oud-Utrecht
ER IS EEN BAN
AAR OUDE WAARDEi
I        NOG IN ERE
IwisMüilUJU!.' B J
END
Crediet en EFFrarEN Bank
Herculesplein 5, Utrecht
-ocr page 26-
Aan- en verkoopbegdeiding
Taxaties
Hypotheken
Verzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
makelaardij
in onroerende
goederen
Muus &
m
IJzerman
■t 9002 4
Maliebaan 48, Postbus 14014, 3 508 SB Ulrecht. Tel: 030 - 234 00 08, Fax: 030 - 232 19 70
O ONDERHOUD
O VERBOUW
O NIEUWBOUW
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
O RESTAURATIE
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2626800
fax: 030-2623274
O ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvestging
Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
BEAUFORT
MAKELAARS
J&B Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Ucrecht
Tel. 030 - 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 27-
Wij drukken ook uw kosten
Bel ons voor een offerte
VOOR HET mooiste DRUKWERK
CASPARIE UTRECHT
ONDERDEEL VAN ROTO SMEETS DE BOER
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
^^s^M,
ADVO
Het kantoor waar u als particulier en ondernemer kunt rekenen op een directe en
persoonlijke aanpak doon een. vaste advopaat.
Zorgvuldige adviserin(; en begeleidin(;Cbh!&.a.:
♦  Echtscheidingen (ook scheidingsbemiddeling) ♦ Ondernemingsrecht
♦  Alimentatie (wijzigingen/ berekeningen)              ♦ Mediation
♦  Arbeidsrecht                                                        ♦ Kort Gedingen
♦ Ontslagzaken en Loonvorderingen
♦ Huurrecht
♦ Contracten
♦ Consumentenrecht
♦ Incassozaken
♦ Leveringsvoorwaarden
HOOGHIEMSTRAPLEIN 68 TE UTRECHT (InGANG WiTTEVROUWESINGEL 101)
é 030 - 27 69 145 / 27 69 140                                       FAX: 030 - 27 69 146
-ocr page 28-
•f
'j^i
Tijdschrift voor geschiedenis van de stad en provincie Utrecht
ud-Utrecht
71* jaargang
Jubileumnummer
mmtmt^ilf»
Bijna 75 maal een l<ronielc
Zolang de vereniging be
bestaat de kroniek
n^
Een herinnering aan de "middelste kwarteeuw"
van de vereniging Oud Utrecht
C.L.Temminck Grol! vertelt
c^
Wetensw"aardigheden" uit oude maandbladen
van "Oud Utrecht"
Verhalen over Utrecht die het verdienen
om gememoreerd te worden
ütreont, 1 rebruarl »23.
c^^
Van vorschillondo zijden Is In den laatsten
tijd do vfonschell.jkiïold betoogd
ma te komen
tot de of)r!chtlng; van eon voreenlglng, die
/.Ich mot do rilstorlo vim Utrecbt zou bezig*
louden on o.a, in oen Jaarboek.Ie de uitkom-
sten van geschiedkundige nasporlngen
'^J AAR
-ocr page 29-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen
Tel. 030-241 31 15
)
Broese Kemink
Boekverkopers
.lan de Stadhuisbrug • Utrcclit • tel. 030 - 233 52 00
J U R R 1
P
Ë ni
0
5 : BOUW
•    Restauratiewerken
•    Nieuwbouw
•    Onderhoud
Aannemingsbedrijf
H.J. Jurriëns B.V.
Sophialaan 1
Postbus 8110
3503 RC Utreclit
Tel.: 030-2412 912
Fax: 030-2413 934
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/C;iNOA/VNAG/NVK
Lid Ncil. Anlujiuiirs iiciKinlscIhip
Utri-cht
Korte Jansstraat 17 19. 5512 <,M l'trccht
Tel. 030-2318266, I'ax 030-2316474
Aliistt'rtlani                                                 l.ari*n
Rokin 46, 1012 KV Aiiistcrdani         Torcnlaan 5, 12SI Hli Laren
Tel. 020-6208100                                   Tel. 035 '5.381454
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT
K
Activiteiten o.a. op het gebied van:
&>LISM4N
BV ZEIST
*    Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
*    Telematica
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
-ocr page 30-
^^>»>-K3f> .V^^O^^ \(a01.
Oi\,'S:/C
Van de redactie
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
7iejaargangnr. 2
maart/april 1998
ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht, vereniging
tot beoefening en tot verspreiding
van de l<ennis der geschiedenis van
stad en provincie Utrecht.
Voorzitter: J.W. Lemaier
Secretariaat: Mw. J.C.M. Pennings,
p/a Alexander Numanl<ade 201,
3572 KW Utrecht.
Penningmeester: P. Kroes
U kunt zich opgeven o/s lid van de vereni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Pr. Hendril<laan76,
3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-/30,=; è^+j 44,= per jaar).
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes.
Betaling contributie op giro 575520.
75-jaar Oud-Utrecht, dat kan u ondertussen niet ontgaan zijn. Het Tijdschrift in een nieuwe vorm-
geving, een nieuw logo, nieuwe kleuren en de lustrumcommissie die voor u een uitvoerig en afwisselend
lustrumprogramma heeft samengesteld. Natuurlijk besteden we ook in ons Tijdschrift aandacht aan
dit kroonjaar. In de eerste plaats zijn we hiervoor het bestuur erkentlijk dat ons als redactie de
mogelijkheid heeft geboden extra pagina 's te vullen. Maar waarmee vul je die pagina 's was al snel de
vraag. Het lustrum zelf staat in het teken van het water. Dit thema zal dan ook uitvoerig en op ver-
schillende wijzen over het voetlicht komen. We hebben gemeend voor dit nummer een andere invals-
hoek te nemen: die van onze jarige vereniging zelf. 75-jaar is niet niks en als historische vereniging is
het niet anders dan je plicht ook de geschiedschrijving van je eigen handel en wandel te boekstaven.
De redactie is daarom voor u in de archieven gedoken. We zijn hierbij dank verschuldigd aan Casper
Staal die ons op weg heeft geholpen. Ook vonden wij oud-voorzitters bereid terug te blikken op hun
bestuursperiode. Uit hun woorden blijkt dat de vereniging weliswaar oud, maar zeker nooit der dagen
zat is geweest en steeds bezig is geweest nieuwe activiteiten te ontplooien of nieuwe wegen in te slaan.
Twee gastschrijvers zijn kersvers in het Utrechtse, maar wilden desondanks toch iets schrijven voor de
jarige vereniging: de Commissaris van de Koningin van de provincie Utrecht, de heer Staal en de
archivaris van Het Utrechts Archief de heerjamar. Uit hun woorden blijkt vooral dat wij een toe-
komst met veel nieuwe uitdagingen met vertrouwen tegemoet gaan.
Ook anderen hadden al het nodige werk verzet dat in dit lustrumnummer goed van pas kwam.
Tjeerd Pot dook uit het verelden van het Tijdschrift/Maandblad zelf enige lezenswaardigheden op.
De charmant geschreven jeugdherinneringen van omstreeks 1925 van de hand van de heer Heringa
geven ons een heel bijzondere sfeertekening van Utrecht ongeveer 75-jaar geleden.
Tenslotte zal het u opgevallen zijn dat dit nummer iets eerder is verschenen dan u gewend bent.
Dat komt omdat het ook aangeboden is op de feestelijke opening van het lustrum op 14 maart in
Slot Zeist. Heeft u dit evenement gemist? Geen nood, op pagina 65 kunt u nogmaals de eerst komende
lustrumactiviteiten vinden.
innOUU                                                   Qg oprichting van de vereniging
Brief J.P. Fockema Anreae
Aan de leden van de vereniging Oud Utrecht
R. Staal
Leden van het eerste jaar
Bijna js maat een l<roniek
Janna Lecuijt
28
Redactie: M. Dolfin, B. van den Hoven
van Genderen, J.Leguyt,
M.C. van Oudheusden, P. Rhoen,
29
B. van Santen, M. van de Vrugt,
en A. vanderZeijden.
30
Redactieadres:
32
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Een herinnering aan de "middelste kwarteeuw" van de vereniging Oud Utrecht 40
C.LTemminckGroll
Herinneringen aan Oud Utrecht 43
Mr. H.H.W. Kernkamp
Wetensw"aardigheden " uit de oude maandbladen van "Oud Utrecht" 44
T.J. Pot
De vreemdeling 52
Marlou Schrover
Kind aan de Nieuwegracht omstreeks 1925 54
Dr.J. Heringa
Agenda 57
Historische verenigingen en de 2iste eeuw 58
JoJamar
De Lijnpad Rijn heeft niet bestaan 61
LA. VAN derTuuk
Vormgeving: De Vormers, Utrecht
Vormgeving cover: Hans Lodewijkx
Druk: Casparie Utrecht
Oud-Utrecht.
Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda nummer 3:
20 april 1998, verschijningsdatum
ijunii998.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 5 V4 of 3 V2
inch floppy (WordPerfect, versies 4.2,
5.0 of 5.1).
Aanbevolen omvang tussen de
2000 en 4000 woorden, waarbij het
aantal noten zo beperkt mogelijk
gehouden moet worden. Het ge-
bruik van tussenkopjes wordt aan-
geraden; illustratie-suggesties zijn
zeer welkom.
27
Lustrum Agenda 6$
vereniging Oud>Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 31-
De oprichting van de vereniging
Utrecht, 1 Pebruarl 92X
Gtnrtx'r ui»»r»i
Van voPHchlllondo zijden is In den laatsten
tijd do wonachollJkhold hetoogd om to komen
tot de oprichting vun een vereenlging, die
zich mot de historie viin Utrecht zou bezig-
houden en o.a. in eon Jaurhookje de uitkom-
sten vun geschlodkundigo nasporlngen zou neer-
leggen.
Naar aanleiding van eenige in dien zin ge-
voorde voorloopige b<^sprek1ngon veroorloof ik
mij eon aantal stiidgonooton, die geacht kunnen
worden zich hiorvoor to willen interesseeren
-on onder hen moen ik U te mogen rokonen-
sumen te roepen tot een hljeenkomst op Maan-
dag, 5 Februari a.s. 'avonds te 8 uur,ten
Stadhulze (kamer 14),
Hot zal mij aangenaam zijn, zoo U aan dene
mijne uitnooillglng zal willen gevolg geven,
Aan                                    De Burgemeester van Utrecht,
den Heer Dr.W.A.F,Bannier,
te
UTRECHT,
dr. j.P. Fockenm
Andrcae
(1879-1949)
Oprichter
vereniging
Otid-Utrecht
±1920
28
Uitnodiging van
dr. J.P. Fockema
Andreae
192i
/ereniging Oud Utrecht _^^
jubileumnummer
-ocr page 32-
Aan de leden van de vereniging Oud-Utrecht
Vijfenzeventig jaar bestaat de Vereniging Oud-Utrecht en dat is een gelukwens waard.
Met name spreekt mij aan dat uw vereniging haar aandacht uitstrekt over stad en
provincie. Ons werkgebied valt dus samen en dat geeft een gevoel van verbondenheid.
Het is echter wel een heel bijzondere aandacht. De vele, enthousiaste leden van uw ver-
eniging zetten zich in, zoals het briefpapier vermeldt, voor de beoefening en verspreiding
van de kennis der geschiedenis van stad en provincie. Zij doen dat vanwege hun liefde
voor die geschiedenis en voelen zich daarin verbonden. Daartoe worden veel activiteiten ontplooid. Zo worden het
tijdschrift en de jaarboeken uitgegeven, dankzij veel auteurs en de redacties. Ook het bestuuren de commissies
dragen meer dan hun steentje bij. Allen zijn ze vrijwilligers die enthousiast bezig zijn met hun hobby in een leven-
dige vereniging. Voor hun inzet heb ik veel respect.
Maar er is meer. Vanuit die liefde voor het verleden bestaat ook warme belangstelling voor het heden en voor de
toekomst. Niet om alles zo te houden zoals het tot ons is gekomen, niet om het verleden te bevriezen en elke
vernieuwing tegen te gaan. Maar om er aan bij te dragen dat de veranderingen zo verantwoord mogelijk tot stand
worden gebracht. Dat de lijn vanuit het verleden niet wordt verbroken of geknakt.
Een vereniging als de uwe kan voor het openbaar bestuur wel eens lastig zijn. Dat is uw goed recht. U kijkt vanuit
uw kant met uw historische invalshoek tegen vraagstukken aan. Anderen doen dat met een andere speciale
invalshoek. De besturen van provincie en gemeenten zijn er dan om, alles afwegende, tot een zo goed mogelijke
oplossing te komen. Daarbij wordt ook de zienswijze van de vereniging meegewogen. Het is geen gemakkelijke
taak voor die besturen, want voor elk bezwaar en elk alternatief pleit wel wat. Toch moeten knopen worden door-
gehakt, want besturen houdt vooral ook beslissen in. Ik hoop dat u ervan overtuigd bent dat de besturen in stad en
provincie dat zo goed mogelijk doen, naar eer en geweten.
Vijfenzeventig jaar is een hele tijd, al is dat in het licht van de geschiedenis betrekkelijk. Het aardige is dat uw
vereniging alleen al door voort te bestaan haar werkterrein ziet toenemen. Enerzijds omdat steeds meer bekend
wordt over het verleden. Anderzijds omdat met het verglijden der jaren het verleden navenant omvangrijker
wordt.
De commissaris
van de Koningin
in de provincie
Utrecht
mr. B. Staal.
Gaarne wens ik de vereniging een zodanige bloei toe dat zij de omvang der geschiedenis steeds mag zien toe-
nemen. Bovendien wens ik u een hele goede lustrumviering toe. Het belangrijkste is echter dat u, als leden van
Oud-Utrecht, plezieren voldoening blijft vinden in uw vereniging, in al haar activiteiten en producten en in waar-
voor zij staat.
Met hoogachting
de commissaris van de Koningin
in de provincie Utrecht
29
mr B. Staal
vereniging Oud>Utrecht
Jubileumnummer
-ocr page 33-
Leden van het eerste jaar
NAAMLIJST DER LEDEN OP 1 JANUARI 1924.
Eere-Voorzitter:
Dr. J. P. Fockema Andreae, Barjftmeester.
Bestuur:
Dr. W. A. F. Bannier, J. W, Frisostraat 18, Voorzitter.
G, A. Evers, Van Speykstraat 20, Secretaris.
W. Graadt van Roggen, Stadhouderslaan 78, Penningmeeeier.
Dr. J. F. van Beeck Calkoen, Drift 19.
Dr. K. Heeringa, J. W. Frisostraat 16.
Dr. W. C, Schuylcnburg, F. C. Dondersstraat 7c.
C. W. Wagenaar, Richard Wagnerlaan 5,
M. N. Acket.
Dr. J. P, Fockema Andreee.
E. baronesse d'Aulnis de Bourouill-
Twiss.
C. P. Balfotur van Burleigb.
A. J. Baljet.
Dr. W. A. F. Bannier.
Mej. Dr. F. E. J. M. Baudet
Dr. H. C, van Beusekom.
Mej. A, M. Biemond.
S. van Blitz.
P. den Boer.
L. E. Bosch & Zoon.
E. Bouman.
M. ten Bouwhuijs.
Mej, E. A. M. van Braam,
Dr. S. van Brakel.
H, Breukink,
A. Brom Jr.
J. E. Brom,
P. W. Buisman,
Dr. A. Ie Cosquino de Bussy.
Mej, J, A, L. van Beeck Calkoen.
Dr. J. F. van Beeck Calkoen,
M. H. Damme.
Dr. H. Dos.
12
C.  Deelder.
Mej. A, Deenik,
P. J. van den Dorp«,
D.  C. van Dorsten.
H. D. Elfrink.
C. Entrop.
G. A. Evers.
Mej, M, J, Freic.
W. J. Fortuyn Drooglever.
P. de Graaff.
Mej. Dr. C. C. van de Graft.
Dr. J. G. van der Harst.
Dr. K. Heeringa.
L. J, van der Heijden,
Dr. J. W. Ie Heux.
Dr. C. Hoitsema.
H. L. L. van Hoogenhuyzen.
Dr. A. Hulshof.
Dr. G. W. Kemkamp.
Mej. Dr. J. M. Keyman.
C. Th. Kibbeling.
Mej. N. Klaassen.
G, van Klaveren Pz.
C. P. J, Kleijn.
G, F. Koch.
Mej, P. D. Kol.
30
vereniging Oud'Utrecht
Jubileumnummer
-ocr page 34-
D. W. Kooy.
Dr. B. J. Kouwer.
H. G. A. Kruisselbrink.
J. Lammerts van Bueren.
W. Leeflang.
Yan Leeuwen.
A. J. S. van Lier,
levr, W. Markus-Poels.
J. S. Mccima.
ïoh. A. Moesman.
J. T. Mojct.
F. de Munnik.
W. L. van Nieuwenhuysen.
Dr. A. A. Nüland.
Dr. G. G. Pekelharing,
D. PhiUps.
_S. W. Praag,
lef. M. J. Reijnvaan.
7. Graadt van Roggen.
r. J. A. van der Rijst.
A. J. van Schaik.
Jhr. Dr. M. R. Radermacher
Schorer.
Dr. W. C. Schuylenburg.
Mevr. A. Sid>urgn-MuydermatL
Dr. L. Sillevis.
J. A. Smedes.
J. W. A. Haagen Smit
M, H. Smith.
Mei. M. L van Soest.
G. H. J. van Spanje.
W. A, C. van Strien,
P. Swillens.
L. Timmer.
P. Timmermans Jr.
Dr. W. F. VerhoeH,
C. W, Wagenaar.
H. W. Wagenaar.
R. P. Wagenaar.
Dr. H. Waller.
Dr. H. N. van Walree.
Mei. E. Weggeman Guldemont
J. J, Wentink.
Dr. A. J. van der Weijde,
L. van Woerden.
Mevr. G. J. J. van Zijst-Sdunidt
Buiten Utrecht:
Dr. G. W. Bannier...................... 's Gravenhage.
Dr. E. K. van Beek ...................... Vlaardintfen.
Dr. E. van Beusekom ....................Nieuwersiuis.
J- C. Blankert .......................... Hilversum.
H. H, Everwijn .......................... Huis ter Heide.
Dr. J. G, HoIstei)n ......................Rotterdam.
R. T. Muschart.......................... Rotterdam.
Mej. Annie Salomons .................... 's Gravenhage.
Mevr. wed. I. H. Vrancken-van Hingst-----Amsterdam.
Ari« H. Willemse ........................ 's Gravenhage.
vereniging Oud'Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 35-
Bijna 75 maal een kroniek
Zolangde vereniging bestaat, bestaat de kroniek. In het jaarboekje 1924 verscheen
de eerste, namelijk die over 1923. Deze werd verzorgd door G. Van Klaveren (1888-
1965), medewerker van het gemeentearchief, die deze noeste arbeid tot en met 1943
zou voortzetten. De kroniek over 1942 is de laatste van zijn hand. De schrijver van
de kroniek over 1943 is niet bekend, daarna werd de fakkel overgenomen door een
collega van Van Klaveren, G. Brinkhuis. Dit toont maar weer eens aan hoe hecht de
band tussen archief en vereniging was en is....
(.'. vun Khini'cn
ƒ';. (;<US-;96,'i)
lioofikoiiunics bij
het gfiiuvntC'
arcliiti
IvW:
Hel Vtreehti
Archief
Verschillen de aangestipte
onderwerpen nu wezenlijk met
die uit de kroniek over iggó? Op-
vallend zijn eerder de overeen-
komsten dan de verschillen. De
kroniek over 1923 bevat benoe-
mingen, lustra (in 1923 bestond
het Provinciaal Utrechts Genoot-
schap al 150 jaar!) en sportevene-
menten. Maar ook in de kroniek
over 1996 vinden we dergelijke za-
ken terug, zoals op i januari 1996
de benoeming van Yvonne Keijser
als directeur Artibus. Het lijkt erop
dat Utrecht wel groter is gewor-
den, maar in veel opzichten wei-
nig is veranderd. Sommige zaken
klinken wat gedateerd, zoals de
opening op 13 januari 1923 van
de tentoonstelling "De practische
huisvrouw" in de Jaarbeurs.
Anderzijds, hoe zal men over 75
jaar denken over de opening van
een "sociaal veilige fietsroute" op
4 december 1996? Wordt er dan
nog wel gefietst? Of is de auto uit
het stadsbeeld verbannen?!
Een andere rubriek in het jaar-
boekje met een lange levensduur
was de rubriek "verdwenen stads-
beelden". Deze verscheen van 1925
tot en met 1948 en werd van het
begin af aan voorzien van foto's.
Een luxe die de kroniek pas vanaf
het jaarboekje 1945/46 ten deel
viel. De hierna volgende tekst is
dus origineel, de afbeeldingen zijn
door de redactie van het tijdschrift
bijeengezocht....
Janna Leguijt
vereniging Oud<Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 36-
Propagandn-auto's
voor de achtste
Nederlandse
Jaarbeurs
Foto:
Het Utrechts
Archief
KRONIEK VAN UTRECHT OVER 1923
DOOR
G. VAN KLAVEREN Pz.
JANUARI.
1, Oprichting van den Bond van Militairen beneden den
rang van Onderofficier bij de landmacht,
3. Spoorwcgongeluk nabij Blauwkapel, waardoor de lijn
Utrecht—Hilversum geheel versperd wordt.
Huldiging van P, Meyers ter gelegenheid van zijn
gouden jubileum als godsdienstonderwijzer,
5,    De in December 1922 uitgebroken drukkersstaking bij
het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad ge-
ëindigd.
Oprichting van de afdeeling Utrecht der R, K, Volks-
partij,
6,   Herdenking van het 25-jarig bestaan der afdecling
Utrecht van den Algemeenen Nederlandschen Metaal-
bewerkersbond,
7,    Inwijding van het nieuwe orgel in de St, Anthoniuskerk
aan de Kanaalstraat,
De dienst Utrecht—Hilversum weder langs de gewone
lijn hervat,
H, Th. Verkerk, 1874—1912 opzichter bij den Provin-
cialen Waterstaat, overleden,
11, E. de Wolff, leeraar bij de Israëlitische gemeente en
bij het Centraal Israëlitisch Weeshuis, overleden.
Besluit van den gemeenteraad om aan de gemeente-
ambtenaren en werklieden over 1922 op hun salaris of
loon een toeslag te geven van 5 '^o.
13. Aanvang van het tweedaagsch congres der S. D,. A, P.
Opening van de tentoonstelling „De practische huis-
vrouw".
8                                                                                               113
33
vereniging Oud>Utrecht
Jubileumnummer
-ocr page 37-
Bijna 75 maal een kroniek
14, Dr, F, A. J, F. ridder van Rappard, sedert 1908 pen-
ningmeester van het Hoogheemraadschap De Lekdijk
Bovendams, overleden.
21
Nationale en onderlinge zwemwedstrijden ter gelegen-
heid van het Ie lustrum der Utrechtsche Vrijwillige
Brigade tot redding van drenkelingen.
22,
Indienststelling van den „eenmanswagen" op lijn V
van de gemeentetram.
23..
150-jarig bestaan van het Provinciaal Utrcchtsch Ge-
nootschap voor Kunsten en Wetenschappen.
Gedeputeerde Staten onthouden hun goedkeuring aan
het besluit van den gemeenteraad tot toekenning van
5 fo op het salaris van gemeente-ambtenaren en -werk-
lieden over 1922.
Aan P. de Vink eervol ontslag verleend als komman-
dant van het brandwezen.
Besluit van den gemeenteraad om in beroep te gaan
van het besluit van Gedeputeerde Staten tot ont-
houding van hun goedkeuring aan het raadsbesluit
inzake den 5 % toeslag aan <tprnopnto-QmK^ona.-on on
-werklieden.
25
f.
kunst en van de Muziekschool van Toonkunst, over-
leden.
19. Dr. W. H. van Keesom, hoogleeraar aan de Veeartsenij-
kundige Hoogeschool, benoemd tot hoogleeraar te
Leiden.
Opening van de Eerste Nederlandsche Vakschool voor
slagers.
23. Besluit van den gemeenteraad tot het verleenen van
een subsidie van ƒ 54000.— aan het Utrechtsch Stede-
lijk Orchest.
25, T. J. W. van Rossum, voorzitter van het bestuur der
Ambachtsschool, overleden.
MAART.
3. Besluit van den gemeenteraad om van het besluit van
Gedeputeerde Staten van 6 Februari tot onthouding
hunner goedkeuring aan de gemeentebegrooting voor
1923, bij de Kroon voorziening te vragen.
6,    Teraardebestelling van Jhr. Dr. Th. H, F. van Riems-
dijk, oud-algemeen rijksarchivaris, schrijver van ,,De
kerspelkerk van St. Jacob te Utrecht".
7,   Mej, Uiltje Buwalda, weduwe H, de Vries, in den ouder-
dom van 101 jaar overleden.
-" /^            • > - - 1 -. Tr,^,^- r--i. t--i 1 r»
Viering van het 25-jarig besta
28
onthoudersvereeniging ,,St. Mi
'w.
FEBRUARI.
6, Besluit van Gedeputeerde Sta
te onthouden aan de gemec
dienstjaar 1923.
9, G,. W. Reinold, voorganger bij
Gemeente, overleden.
14,    De Kamer van Koophande
ƒ 2000.— subsidie te verleend
Jaarbeurs.
15.    Ds. J, Breukelaar, emeritus
meerde Kerk, overleden.
18, H. Oortman Gerlings, penning
Utrecht der Maatschappij toi
114
12. Oprichting van de vereeniging „Oud-Utrecht",
Het Utrechtsch-Studenten Concert bestaat 100 jaar.
Het nieuwe alarmstelsel bij de brandweer in werking
gesteld.
Besluit van den gemeenteraad tot instelling van mark-
ten voor kleinverkoop.
Dr. J. C, Naber, rector magnificus, spreekt, ter her-
denking van den dies natalis der Hoogeschool, een rede
uit in de Latijnsche taal.
C, F. Weber, lid van den gemeenteraad, overleden.
Ds. I. F. Ie Comu, predikant der Waalsche kerk te
's Hertogenbosch, als zoodanig beroepen te Utrecht.
■:■'.: .^.■"■.::^'                                 115
15.
16.
22.
23,
34
24.
Oud'Utrecht
vereniging
Jubileumnummer
-ocr page 38-
f ^ Opening van het theehuis „Oog-in-al".
Opening van C. en A. Brenninkmeijer's Modemaga-
zijnen in het voormalige perceel het „Haagschc Koffie-
huis" aan het Vreeburg.
APRIL.
1,
E. J. Dijkman, oud-hoofd der school aan de Hamburger-
straat, te De Bilt overleden.
W. Petri, 40 jaar organist.
3,    Twaalf gemeentelijke noodwoningen aan de Magnolia-
straat door brand vernield,
4,    Mej, M, Wefers Bettink, oud-directrice van de meisjes-
school der Marnix-stichting aan het Oudkerkhof, over-
leden.
5,    Eerste steenlegging van de St, Aloysiuskerk aan den
Abstederdijk,
7, Huldiging van M, W, Petri, musicus, ter gelegenheid
van zijn 70en verjaardag,
12, Verkiezing van leden van de Provinciale Staten. Ge-
kozen worden; 11 R. K., 8 leden der" S. D. A. P,,
8 A.-R., 6 Chr. H., 4 leden van den Vrijheidsbond,
2 Vrijz. Dem., 1 lid der Staatk, Geref. Partij en 1 van
de Middenstands-Unie.
16. Opening van de school der Ut
ging aan de Frans Halsstraat.
5, Opening van het Nationaal Reizend Museum voor
ouders en opvoeders.
9, A, H, van der Hoeve neemt ontslag als wethouder.
Jhr, Dr, J. F, Hooft Graafland, oud-secretaris van
Curatoren der Universiteit en van het College van
Kerkvoogden der Ned, Herv, Kerk, overleden.
10. Aanvang van het op 10, 19, 20 en 21 Mei gehouden
muziekfeest ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan
van de muziekvereeniging van het regiment genie-
troepen,
14,    De Kroon verwerpt het beroep, door den gemeenteraad
ingesteld tegen het besluit van Gedeputeerde Staten
tot niet goedkeuring van zijn besluit tot toekenning
aan het gemeente-personeel van een toeslag van 5 %.
Herdenking van het 40-jarig bestaan van het Oranjepark,
15,    Het regiment Genietroepen bestaat 175 jaar,
16,    Opening van het nieuwe gebouw van het Kunst-Histo-
risch instituut, Drift no, 25,
17,    Dr. W, F, M, Schutte, referendaris ter gemeente-secre-
tarie en kantonrechter-plaatsvervanger, benoemd tot
rechter in de rechtbank te Leeuwarden.
21,    Opening van de Eerste Nederlandsche Slagersvakten-
toonstelling.
Opening van het gemeentelijk sportterrein aan de Thor-
beckelaan.
22,    Aan Dr. C, H, H, Spronck op verzoek eervol ontslag
verleend als buitengewoon hoogleeraar en als directeur
van het Rijks Serologisch Instituut,
24. Begrafenis van Jhr, Dr, J, Schuurbeque Boeye, oud-
rechter in de arrondissementsrechtbank.
Verkiezing van leden van den gemeenteraad. Uitgebracht
worden 60089 stemmen. Gekozen worden: 11 leden
van de S. D, A. P, (16988 st,), 9 leden van de R. K,
Staatspartij (13023), 5 leden van den Vrijheidsbond
(7495), 5 A.-R. (7035), 3 C,-H, (4962), 2 Vrijzinnig-
Democraten (2406), 2 leden van den Middenstands-
Unie (2558), 1 lid van de R, K, Volkspartij (2076) en
1 lid der Nieuwe Kath, Partij (1505).
117
De gemeenteraad benoemt i
brandweer D. Vleming.
Besluit van den gemeenteraai
aantal paardenmarkten.
De Oud-Bisschoppelijke Clerc
Dr. D, ten Bokkel Huinink, k
19..
27.
29,
MEI
Het wetsontwerp tot onteigeni
de Potterstraat ten behoeve v;
nieuwe post- en telegraafka
Kamer verworpen.
1
lii-
116
35
vereniging Oud>Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 39-
Bijna 75 maal een kroniek
Opening van de Reizende Tentoonstelling voor Volks
gezondheid,
G. Serton 25 jaar gemeenteraadslid.
Herdenking van het 25-jarig bestaan van het Wilhel-
minapark,
Dr, J. H. Gunning Wzn, benoemd tot buitengewoon
hoogleeraar.
15 mei
Het 175-jari^
bestaan van het
Nederlandsche
regiment genie-
troepen te Utrecht
Foto:
Het Utrechts
Archief
JUNI.
Aanvang van den zomertijd.
Huldiging van Dr. D, Simons ter gelegenheid van zijn
25-jarig hoogleeraarschap.
B. J. Wetter, voorzitter van het bestuur der Vakschool
voor kleermakers, overleden.
Opening van een motorboot-dienst op „Oog in al" en
den Hommel,
Opening van de nieuwe polikliniek der Veeartsenij-
kundige Hoogeschool aan de Alexander Numankade,
De Senaat der Amsterdamsche Universiteit verleent aan
prof, A. J, P- van den Broek het doctoraat honoris
causa.
150e jaarlijksche algemeene vergadering van het Provin-
ciaal Utrechtsch Genootschap,
Huldiging van koning Haakon van Noorwegen aan het
Centraal Station op zijn doorreis door Utrecht.
Opening van de tentoonstelling, door de Vereeniging
„Oud-Utrecht" in samenwerking met het Gemeente-
bestuur ingericht ter herdenking van de in 1823 tot stand
gekomen vereeniging van de buitenwijken met de stad.
De gemeenteraad benoemt tot bezuinigingsinspecteur
M, G. Schuddeboom,
Aan Dr, J, J, A. A. Frantzen op verzoek ontslag ver-
leend als hoogleeraar.
De grafische studieverzameling, door de School voor de
Grafische vakken aangekocht van Dr, N. G, van
Huffel, in gebruik genomen.
Benoemd tot hoogleeraren aan de nieuwe R, K. Univer
1.
2.
4.
5.
6.
9.
22.
27.
36
28.
118
vereniging Oud>Utrecht
jubileumnummer
\M
-ocr page 40-
siteit te Nijmegen o.a,: Dr, J. H, E. J. Hoogveld, rector
van het R. K, Lyceum, Dr. J, C, F. H, Schrijnen en
Dr, F, Roels, hoogleeraren aan de Rijks-Universiteit
en Dr- P. Bellefroid, advocaat, allen alhier,
29.   Dr. A. A. van Doorninck, griffier van de Provinciale
Staten, benoemd tot thesaurier-generaal aan het Depar-
tement van Financiën.
30.   Inwijding van de St. Gerardus Majella- (jongens-) en
de St, Anna- (meisjes-) school aan de Ajnaliadwars-
straat.
JULI.
1. Dr, J. E, Ameshoff, loco-directeur en secretaris der
Nederlandsche Centraal Spoorwegmaatschappij, legt
zijne functies neer,
4,   Verkiezing van leden van Gedeputeerde Staten, Ge-
kozen worden Jhr. Dr. W, E. Bosch van Oud-Amelis-
weerd (R.K.), H. van Andel (A,-R.), B. J, J. Wijkamp
(S, D. A, P.), G, H, J, van Spanje (R, K,), J. H, Th. O.
Kettlitz (V. B.) en Jhr. Dr. K, J, Schorer (C.-H,).
5,   Opening van het nieuwe wijkgebouw der Nederd. Her-
vormde kerk voor wijk IX (Tolsteeg-Vaartsche Rijn)
aan de Croesestraat
Inwijding van de Noorderkerk
18, Bezoek van H, M, de Koningin-Moeder aan het Diako-
nessenhuis.
20,    Opening van een motorbootdienst naar Rijnauwen,
22.   Bevestiging van Ds, I, F. Ie Cornu als predikant der
Waalsche gemeente,
25, Aanvang van den zangwedstrijd, uitgeschreven door
den Bond van Christelijke Zangvereenigingen „De
Drie Provinciën",
27. Jhr. Dr, L. van Bronkhorst Sandberg benoemd tot
curator der Rijks Universiteit.
Eerste R, K. Vrouwendag,
AUGUSTUS.
1. De bakkerszaak der firma Noteboom bestaat 175 jaar,
3. Opening van het R. K,. Doorgangshuis Sancta Paula
aan de Oude Kamp.
6,   J. W, H, de Liefde, uitgever van het Utrechtsch
Nieuwsblad, overleden.
J, W. Paulus, bekend zanger, overleden.
Dr. P. J. du Pui, kantonrechter te Zwolle, benoemd
als zoodanig te Utrecht.
7,   Dr. A. G. van Hamel, benoemd tot hoogleeraar aan de
Rijks-Universiteit.
De eerste markt voor kleinverkoop op het Van
Alphenplein geopend,
12, D. Boswijk, lid van den gemeenteraad, overleden,,
21.   Opening van de Synode der Gereformeerde Kerken.
23.   Mededeeling van B. en W. aan den Gemeenteraad,
dat de gemeenterekening over 1922 sluit met een batig
saldo van ƒ 4.100.623,40,
Besluit van den gemeenteraad tot plaatselijke ver-
breeding van' de Weistraat,
27, Indienststelling van den „eenmanswagen" op lijn I van
de gemeentetram,
31, Aanvang der feestelijkheden ter gelegenheid van den
verjaardag en het rcgeeringsjubileum van H. M, de
Koningin,
120
aan de Royaards van den Hai
7. Mejuffrouw W. de Jager—^
lOOen verjaardag.
9. J. H. Th. O. Kettlitz treedt
van den gemeenteraad wegen
benoeming tot lid van Gedepu
10, Heropening van het nieuw-ing
16.   Het beroep van den Gemeenter
Gedeputeerde Staten, waarb
houden aan de begrooting vo
ongegrond verklaard.
17.   Afscheidscollege en huldiging
Frantzen,
37
%
vereniging Oud-Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 41-
Bijna 75 maal een kroniek
24 september
eerste <teenlegi;ing
van het nieuwe
ztisterhi{is van het
gesticht voor
krankzuinigen
Foto:
Het Utrechts
Archief
SEPTEMBER,
3.   De vereeniging „Oranje-park" bestaat 40 jaar,
Groote historisch-allegorische optocht, voorstellende:
de stad Utrecht hulde brengend aan H, M, de Koningin.
4.   De heeren Dr. J. F. J, ten Berge, A, H, Smulders, G.
Serton, Dr, J. J, de Waal Malefijt en Dr, G, A. E, B.
Meijer tot wethouders gekozen.
7. Aanvang der Intet-nationale conferentie van direc-
teuren van meteorologische instituten,
10. Opening van de Christelijke School der Ned, Herv, ge-
meente aan de Laan van Nieuw-Guinea.
12, Opening van de 9e Nederlandsche jaarbeurs,
14.   Opening van een tentoonstelling van voorwerpen, be-
trekking hebbende op Paus Adriaan VI, in het Centraal '
Museum,
15.   Dr, C, Hoitsema benoemd tot voorzitter van het
Utrechtsch Stedelijk Orchest.
17. Overdracht van het rectoraat der Rijks-Universiteit
aan prof, A, J, P. van den Broek,
Huldiging van H, M, de Koningin bij haar doortocht
door de stad.
Feestelijke herdenking van het 40-jarig bestaan van
het Wijkgebouw „Lauwerecht" der Ned, Herv, kerk,
20, Overdracht van het rectoraat der Veeartsenijkundige
Hoogeschool aan prof. Dr, J, E, W, Ihle,
Wijding van de kapel in het St, Cunera-huis aan de
Nieuwegracht,
23,   Tentoonstelling van de Vereeniging van fokkers van
Duitsche herdershonden,
24,   Eerste steenlegging van het nieuwe zustershuis van het
gesticht voor krankzinnigen,
27, Afscheid van Dr, W. P. Verhoeff als gemeente-arts.
29. Serenade door de leden der S. D, A, P. gebracht aan
den niet herkozen wethouder G, C. B, van Dijk.
OCTOBER.
1. Mevrouw G. C. gravin van Lynden van Sandenburg,
121
38
vereniging Oud>Utrecht
k
jubileumnummer
-ocr page 42-
geb, baronesse van Nagell, echtgenoote van den Com-
missaris der Koningin, benoemd tot grootmeesteres van
H. M. de Koningin.
J. Beumer 50 jaar godsdienstonderwijzer der Ned.
Herv. Gemeente.
Huldiging van prof. Dr. C. Eykman ter gelegenheid van
zijn 25-jarig hoogleeraarschap.
Herdenking van het 25-jarig ambtsjubiletmi van Ds.
H. H. Barger, predikant der Ned. Herv. kerk.
4. Inwijding van de R, K. meisjesschool van de parochie
van O. L. Vr. van Goeden Raad aan de Busken Huet-
straat.
12. Viering van het 50-jarig bestaan van de Geuzenstich-
ting „Wilhelmus van Nassauen".
16,   De Provinciale Staten benoemen tot griffier Jhr, Dr,
C. G. C. Quarles van Ufford.
17,   Opening van het districtsbureau ter bestrijding der
tuberculose aan de Lange Nieuwstraat,
18,   Besluit van den gemeenteraad tot het maken van een
tunnel onder den spoorweg bij de Jeremie,
22, Oprichting van de Utrechtsche Museumvereeniging
voor hedendaagsche kunst.
27, Het nieuwe gedeelte van lijn III der gemeentetram naar
Elinkwijk in gebruik genomen,
30, Viering van het 50-jarig besta^
gesticht.
14, De prins van Jogjakarta en de sultan van Boeloengan
brengen een bezoek aan het Centraal Museum en a£in
's Rijks Munt,
NOVEMBER,
1, Het nieuwe bootenhuis van de
Roeivereeniging op „Oog-in-al'
6,   Aanwijzing van de St, Radbou
bevoegd tot het hebben van ee
met gelijke rechten als de Rij
7,   Herdenking van het in gebrui
gebouw der Doopsgezinde gem
8,   Het hoogheemraadschap van
bestaat 600 jaar,
122
15
20
Dr, J, J, A, A. Frantzen, oud-hoogleeraar aan' de Rijks-
universiteit, overleden.
Dr. J. P. Fockema Andreae treedt af als voorzitter
van den Raad van Beheer van de Vereeniging tot het
houden van Jaarbeurzen in Nederland en aemvaardt
het eere-voorzitterschap dier vereeniging,
22,   J. M. Timp viert zijn lOOe^ verjaardag.
23.   De Hanzebank en de Hanzespaarbank verklaard in
staat van faillissement.
25
27,
W. N, van Draanen, kunstschilder, overleden,
J. J. Wester, hoogleeraar aan de Veeartsenijkundige
Hoogeschool, bevorderd tot doctor in de geneeskunde.
Dr, M, S. Gutteling 40 jaar geneesheer.
28
DECEMBER.
3. J. F. Niermeyer, hoogleeraar aan de Rijks Universiteit,
overleden.
9. Herdenking van het 25-jarig bestaan van de af deeling
Utrecht van den Nederlandschen Bond van Werklieden
in overheidsdienst.
13, Aan Dr, A. Kylstra ontslag verleend als directetu* der
Gemeente Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus,
ingaande 1 Februari 1924,
18. Aanbieding van een huldeblijk door de Provinciale
Staten aan den Commissaris der Koningin en diens
echtgenoote naar aanleiding van hun aanstaamd vertrek
uit de gemeente,
23. H. Copijn, tuinarchitect en ontwerper van het Wilhel-
minapark, overleden.
27. J. H. de Bruyn door den gemeenteraad benoemd tot
directeur van den bouw- en woningdienst.
39
123
vereniging Oud Utrecht_^^
jubileumnummer
-ocr page 43-
Een herinnering aan de "middelste Icwarteeuw"
van de Vereniging Oud Utrecht
De middelste kwarteeuw begint in
1948. Het 25-jarig bestaan van de
Vereniging in dat jaar werd ge-
vierd met een feestelijke bijeen-
komst in de Senaatszaal van de
Universiteit. Voorts ontvingen alle
leden een fraaie kleurenreproduc-
tie van Jan de Beyers' tekening van
de Ganzenmarkt. Mijn eigen band
met de Utrechtse historie was nog
bescheiden, maar kreeg juist in
dat jaar een goede impuls dank zij
een Utrecht-excursie met onze
Delftse hoogleraar architectuur-
geschiedenis prof.dr. E.H. ter Kuile,
mijn latere promotor. Bezocht
werden onder meer de Pieterskerk
en de toen onderhanden zijnde
opgraving in het koor van de Jans-
kerk: de nde-eeuwse Bernold-aan-
leg was daarbij in het zicht gekomen
(later werd deze in de vloer aange-
geven). Ter Kuile was niet zo erg te
spreken over de verslaglegging van
die opgraving door dr. P. Glazema
in het Jaarboek van Oud Utrecht in
1949 (p. 41). Vermoedelijk is dat de
eerste keer geweest dat ik van de
Vereniging hoorde.
De band met Utrecht groeide en in
1957 - in dat jaar werd de contributie
van de Vereniging verhoogd van
ƒ6.- per jaar tot/7.50- kreeg ik de
functie van hoofd van de gemeen-
telijke monumentenzorg bij wat
toen was de Dienst van Openbare
Werken van de gemeente Utrecht.
Dit als opvolger van de langzamer-
hand legendarische Willem Stooker,
onder wie restauratie, bouwhisto-
risch onderzoek en archeologisch
onderzoek tot één samenhangend
geheel bijeen waren gebacht. Deze
vruchtbare combinatie kenmerkt
nog altijd de monumentenzorg
van de stad Utrecht!''
Al spoedig werd begonnen met
het publiceren van vondsten
en restauratie-gegevens in het
Maandblad; in samenspel met de
enthousiaste redacteur Henk de
Jong ''. Deze was een stuk jonger
dan het overige toenmalige Be-
stuur van de Vereniging, maar
toch altijd nog 5 jaar ouder dan
ikzelf als beginneling in de prakti-
sche monumentenzorg.
Voorzitter was sedert 1950 ir. J.D.M.
Bardet, een spoorwegman met
een grote liefde voor en kennis
van de (regionale) geschiedenis.
Aftredende bestuursleden waren
steeds herkiesbaar en werden dan
ook iedere keer voor een nieuwe
termijn herkozen. Maar in 1959
kwam er een kink in de kabel:
secretaris mr. N.B. ten Bokkel
Huinink werd burgemeester van
Borculo. Eervol voor de Vereniging,
maar er viel een gat! Mij werd ge-
vraagd zijn plaats in te nemen.
Wel erg jong nog ..., maar de arti-
kelenreeks had vertrouwen ge-
wekt.
De bestuursvergaderingen vonden
plaats in het monumentale pand
Janskerkhof 12, waar penning-
meester J.W. van Woensel Kooy
een functie had bij de toenmalige
Nederlandse Handelmaatschappij.
Een levendige inbreng in het be-
stuur had prof.dr. M.D. Ozinga, de
Utrechtse hoogleraar architec-
tuurgeschiedenis. Dank zij hem
had de Vereniging ook een beetje
een eigen plek in de stad: de
ledenvergaderingen en de lezin-
gen vonden onder-dak in de sfeer-
volle grote collegezaal van het
Kunsthistorisch Instituut, Drift 25
(thans geheel opgeslokt door de
Universiteitsbibliotheek). Vervolgens
waren er de beide archivarissen:
dr. A.J. van de Ven, rijksarchivaris
provincie Utrecht, en mr. J.W.C,
van Campen, gemeentearchivaris.
Dit was het logisch vervolg op de
belangrijke rol van hun beider
voorganger mr. S. Muller Fz. bij de
oprichting van de Vereniging in
1923. Vooral Van Campen deed
zeer veel voor Oud Utrecht en
werd later evenals Bardet terecht
erelid.
Wat meer op de achtergrond
bleven de bestuursleden drs M.N.
Acket, arts, en A.H. Doude van
Troostwijk. Laatstgenoemde, uit
Breukelen, vertegenwoordigde als
bestuurslid van Niftarlake de re-
gionale organisaties. Dat was heel
essentieel: immers, in 1950 was de
Vereniging er van één Voor
Utrecht en omgeving (zoals de
ondertitel luidde) geworden tot
een Voor Utrecht en Provincie
(Maandblad 1950 nrs 2/3). Een as-
pect waar later ook schrijver dezes
veel energie instopte en waar ook
nu nog steeds weer even de aan-
dacht op wordt gevestigd, maar
dat toch heel moeizaam en lang-
zaam vorm kreeg. Die speciale
bestuursplaats is na Doude van
Troostwijk's overlijden niet gecon-
tinueerd.
In dat jaar 1959 stond er in het
Maandblad een interessante her-
innering van A. Brom jr., oud-
adjunct bibliothecaris van de U.B.
(p. 210). Hij beschrijft hoe hij in
1944 een Duitse officier, die het
Utrechts Psalter opeiste, pareerde.
Het boek lag overigens, onder
Stookers hoede, op de veiligste
plaats in Utrecht: in de kelder van
de Domtoren, alwaar een appa-
raat was opgesteld, dat de voch-
tigheidsgraad voor de daar opge-
slagen manuscripten op het juiste
peil moest houden. In i957-'58 kon
diezelfde A. Brom jr. mij nog het
Psalter - recentelijk in een kogel-
vrije vitrine geëxposeerd geweest
- tweemaal volledig rustig laten
doorbladeren!
Het was ook het jaar, waarin Oud-
Utrecht meedeed aan de oprich-
ting van het Comité Binnenstad
en Singels, dat weerwerk moest
40
C.LTemminck
Croll,
bestuurslid
VAN 1959 TOT
1973
vereniging Oud'Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 44-
mr. C.J.A. de Ranitz bedankte als
lid op grond van De Jong's uitspra-
ken en De Jong trad tot ons aller
spijt af als redacteur. Van Campen
nam het redacteurschap tijdelijk
op zich. Gelukkig werd de Burge-
meester weer lid en kwam ook
van Plan Kuyper maar een fractie
tot uitvoering (Singeldemping aan
de noordwest zijde - thans staat
het heropenen - weer op het pro-
gramma!).
In 1967 volgde ondergetekende
ir. Bardet op als voorzitter, nog
vóór de benoeming aan het Kunst-
historisch Instituut", die weer een
echte plek in Utrecht zou opleve-
ren! Snel volgden enige mutaties.
Prof Ozinga overleed onverwacht
in 1968, penningmeester Van
Woensel Kooy vertrok na zijn pen-
sionering naar Putten en dr. Van
de Ven liet zich niet herbenoemen.
Zo kwam er, om te beginnen, in
1969 ons éérste vrouwelijke be-
stuurslid, mevr. E.L.S. Offringa-
Boom. Heel anders lag dat bij het
'geesteskind' van Oud-Utrecht en
de Gemeente: het Utrechts Monu-
bieden tegen het in 1958 gelan-
ceerde plan Feuchtinger, dat een
volledige demping van de singel-
grachten inhield en een onwaar-
schijnlijk aantal doorbraken in de
oude stad.
Behalve bij acties als deze verlie-
pen de activiteiten volgens een
vast schema: het Jaarboek, het
Maandblad, de Ledenvergadering,
een aantal lezingen, twee stads-
excursies, twee excursies in de pro-
vincie (bij één der stadsexcursies
staat: deelnemerskosten ƒ 0.70 in-
clusief thee). Daarmee werd goed
voldaan aan artikel 2 van de statu-
ten - die pas de leden nog weer
eens zijn toegezonden.
Het 40-jarigjubileum in 1963 werd
gevierd met een mooie tentoon-
stelling in het Centraal Museum
van tekeningen uit de topografi-
sche atlas van het gemeentear-
chief. Veel heb ik daarvan geleerd:
samen met Van Campen kon ik in
een reeks van sessies de volledige
collectie doorlopen om een vanuit
verschillende invalshoeken goed
gespreide selectie te kunnen maken.
Een blijvende persoonlijke vriend-
schap is daaruit bovendien voort-
gevloeid.
In 1964 kwamen de nieuwe archi-
varissen er nog bij: rijksarchivaris
dr. D.P. van Buytenen en gemeen-
te-archivaris dr. J.E.A.L Struick.
Laatstgenoemde nam al spoedig
het secretariaat over; door een be-
noeming bij de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg (toen nog niet
in Zeist!) verloor ik mijn 'werkplek'
in het Utrechtse. Ook Struick zou
altijd bijzonder veel voor de
Vereniging blijven doen.
Grote spanningen in 1966. Het
plan Feuchtinger was inmiddels
opgevolgd door het wat mildere
Plan Kuyper. Aan de oost- en de
zuidzijde zouden daarbij de sin-
gels openblijven en het aantal
doorbraken was iets verminderd
(Maandblad 1966, p. 75). Opge-
lucht over wat toch bereikt was,
wilde het bestuur de discussie met
de plannenmakers openhouden.
De Jong echter, als redacteur,
bleef principieel stellen: 'onvoor-
waardelijk afwijzen!'. Burgemeester
Recepde bij het
50-jarig bestaan
(Maandblad 1973
nrs 3/4)
Foto: Het Utrechts
Archief
-%
Oud'Utrecht
vereniging
jubileumnummer
-ocr page 45-
Een herinnering aan de''middelste Icwarteeuw"
van de Vereniging Oud Utrecht
mentenfonds "'. Dat had al jaren
de directrice van het Centraal
Museum, mevr.dr. M.E. Houtzager,
als actief bestuurslid en daarvóór
reeds haar voorgangster, jvr.dr.
C.H. de Jonge.
De nieuwe penningmeester werd
J.C. van der Laan, van de bekende
platenzaak De Discus aan de
Minderbroederstraat. Voorts trad
W. Uittenbogaard toe, wiens echt-
genote M. Uittenbogaard-Terwisga
zich later ook zeer voor de Vereni-
ging zou inzetten. Mevr. Offringa
en W. Uittenbogaard maakten
vele jaren, met Struick, deel uit
van de Jaarboekredactie.
Ook werd er in 1969, als begin van
een taakverdeling, een - later in het
bestuur opgenomen - excursie-
commissie in het leven geroepen,
waarin mevr. J.C. Jongbloed-
Gerritsen een centrale rol vervulde.
Visueel werden de vernieuwingen
zichtbaar in 1970, toen zowel
Maandblad als Jaarboek een in-
grijpend gemoderniseerde lay out
kregen. Het door architect A. Oos-
ting (die ook enkele jaren be-
stuurslid was) ontworpen logo
werd het herkenningsteken. Tot
aan het eind van 1997 is dat in ge-
bruik gebleven. Bovendien komt
er in 1970 met B. Kieboom weer
een vaste Maandbladredacteur;
na Van Campen had ook Struick
dat nog een jaar waargenomen.
Voorts treedt de toekomstige
voorzitter A.R.H. Hoogezand aan
(van Ateliers voor binnenhuis-
kunst bv aan het Oud Kerkhof). In
^ 1971 volgen o.m. mevr.drs L van
Tongerloo met haar grote vak-
matige historische inbreng én - als
eerste van een echt volgende
generatie - A.F.E. Kipp, toen nog
student, later de eerste bouwhis-
toricus van de gemeente Utrecht.
Een belangrijk jaar voor de stad is
1972 en daarmee ook voor de
Speelt bij dit alles nog de oude
controverse mee tussen 'de stad
met de hoogste toren' en 'die met
de op één na hoogste toren'? (Van
1875-1910 was de volgorde tijdelijk
ten gunste van Delft andersom,
maar dat is een verhaal apart).
Op 23 juni is er nog de jubileum-
vlucht boven de provincie Utrecht,
waarbij ik vanaf de stoel naast de
piloot per microfoon de toelichting
moest geven. We hadden een
Fokker met bovenliggende vleu-
gels en het was mooi weer. Ten-
slotte, maar dan zitten we al in de
meest recente kwarteeuw, is er
voor mij nog éénmaal een grote
slag met de Vereniging: de drie-
daagse excursie naar Norwich.
Alwéér een stad met zo'n onwaar-
schijnlijk hoge toren...
Vereniging - want zijn wij nu écht
provinciaal of toch altijd nog voor
een heel groot deel stedelijk?
Allereerst is er de aanstelling van
drs T.J. Hoekstra als eerste stads-
archeoloog '^'. Voorts is er de vie-
ring van 'Utrecht 850 jaar Stad'.
Oud-Utrecht neemt ter ere van die
herdenking het initiatief voor een
serie litho's van (toen nog) William
Kuik (Jaarboek 1972, p. 214). Op 3 juni
organiseert jvr.dr. J.M. van Winter
een grandioze Middeleeuwse
Maaltijd in Paushuize. Daarbij
treedt A. Graafhuis, adjunct ge-
meentearchivaris, op als tafel-
redenaar. Hoewel nooit zelf lid
van het bestuur, zal hij vele jaren
een zeer actieve rol in de Vereni-
ging gaan spelen.
Dan komt er met het tiende lus-
trum in 1973 een einde aan de
middelste kwarteeuw. Op 9 maart
biedt het Gemeentebestuur een
receptie aan in het Centraal Muse-
um en op 20 maart is er een fees-
telijke vergadering in het Spoor-
wegmuseum. Daarbij wordt het
voorzitterschap overgedragen aan
opvolger Hoogezand. Met het hoog-
leraarschap aan de (toen nog) T.H.
te Delft, in het vak restauratie,
was dat niet te combineren, al
bleven we nog jaren in de binnen-
stad van Utrecht wonen. Toevallig
ging ook redacteur Kieboom naar
die T.H. - en wel naar de Persdienst.
Op bijgaande foto van de receptie
in het Museum (Maandblad 1973
nrs 3/4) staan ter weerszijden van
de echtgenote van burgemeester
H.G.I. baron van TuyII van Seroos-
kerken de wethouders Th. Harteveld
(vele jaren de voortreffelijke voor-
zittervan het Utrechts Monumen-
tenfonds) en H.J. Zeevalking. Ook
déze zou later naar de T.H. Delft
gaan, als lid van het College van
Bestuur (Buiten Universitair Lid of-
wel BUL).
1)  C^L. remniinckdioll, Bouwhislorisch
onderzoek in de slad Ulrcclil, jucirboek
Moimmcntenzorf; 19%,
Zwolle/Zei.st
19%, p. 2.W-24.1.
2)  Alle opgenomen in Archeologische en
Bouwhistorische Kroniek van de (le-
mcente Utrecht 1926-1972, Utrecht
1993.
i) Zie bv. Utrecht in de 17de eeuw: archi-
tectonische en stedebouwkundige as-
pecten, werkgroep Kunsthistorisch In-
stituut R.U. Utrecht, Jaarboek Oud
Utrecht 1972, p.
115-143.
4)  W. Thoomes e.a., Noott uitgewoond, 50
jaar woonhuisrestauraties door het
Utrechts Monunientenfonds,
Utrecht
1993.
5)  Dit feit is herdacht in de tentoonstelling
Metstenen Geheugen, Centraal Museum
1997-1998. Catalogusred. Geeske Bak-
ker en Tarq Hoekstra.
%
Oud.Utrecht
vereniging
Jubileumnummer
-ocr page 46-
Herinneringen aan Oud-Utrecht
tief. Stond op gepaste deftige wij-
ze midden in de samenleving. Zo
herinner ik mij met genoegen het
feest voor de leden in de Janskerk
met veel volkscultuur. Het sympo-
sium over de sneltram door de
binnenstad in de Klaaskerk was
zeker ook zo'n evenement.
Maar het belangrijkste vond ik
toch de Vereniging zelf, de samen-
werking in het bestuur, het plezier
dat we hadden. Een nette Vereni-
ging? Jazeker, maar nooit saai en
duf, veel debatten en springle-
vend.
De vele deskundigen, de lezingen,
de contacten met leden hebben
mij persoonlijk veel geleerd over
de intrinsieke waarde die geschie-
denis voor mensen individueel
kan hebben. Ook voor stad en pro-
vincie is dat collectieve geheugen
iets dat samenbindt, niet de waan
van de dag, de dingen die voorbij
gaan.
En nu de toekomst van
Oud-Utrecht!
Ik kan U melden, dat op 23 fe-
bruari 2063 door Oud-Utrecht een
goed gedocumenteerde, maar te-
vens felle brief aan het gemeente-
bestuur van Utrecht is gestuurd
waaruit ik het volgende citeer
'Ons is gemeld, dat de gemeente
van plan is de begin 2iste-eeuwse,
zeer karakteristieke woon-werk-
bebouwing aan de kop van het
Stationsplein en de stadsboule-
vard annex Singel te slopen. Hier-
mee wordt een uniek voorbeeld
van hedendaagse stedenbouw
(het UCP), onderdeel van de mo-
derne city, in fraai contrast met de
oude binnenstad aangetast' {ein-
decitaat).
U begrijpt het al; Oud-Utrecht is
onmisbaar in Utrecht en blijft al-
tijd jong. De toekomst is dus voor
Oud-Utrecht, geen probleem!
Ongeveer twee jaar na mijn
aantreden als voorzitter van Oud-
Utrecht, op g septembenggS heb
Ik namens het bestuur een kort
beleidsplan aan de Vereniging
voorgelegd. Ais ik terugkijk ben ik
zeer tevreden met het resultaat
ervan: Oud-Utrecht is actief ge-
worden, meer eigentijds, voor stad
en regio. Het Tijdschrift ziet er be-
ter uit, een blad voorde leden. Het
Jaarboek ziet er eveneens heel an-
ders uit, maar de kwaliteit van de
bijdragen bleef voorop staan en
dat is nog steeds zo. Die kwali-
teitseis werd nog eens extra bena-
drukt door het instellen van de
Oud-Utrecht-prijs voor het beste
artikel. Ditter beoordeling van een
onafhankelijkejury.
Een ander initiatief, samen met
het Pug voorbereid en gereali-
seerd, was het oprichten van de
leerstoel Utrecht Studies aan de
Universiteit. Ik denk dat dit een
blijvend instituut is, een hoek-
steen voor de Vereniqingsactivi-
teiten. En dan natuurlijk de Stich-
ting Publicaties Oud-Utrecht,
kortweg SPOU, opgericht door
mijn voorganger U.F. Hylkema. In
deze jaren vond de volwassen
wording ervan plaats. Eerst was er
nog een personele unie met het
bestuur van Oud-Utrecht, nu is
het een zelfstandige gevestigde
naam met een reeks bijzondere
publicaties zoals de Mip-reeks, de
Monumentengidsen, de Biografie-
en, de Kadastrale Atlas en tal van
speciale uitgaven. Tja, zo doen wij
dat bij Oud-Utrecht.
Het contact van de Vereniging
met de regio kreeg in het voorbij-
gaan een enorme impuls mede
door de oprichting van de Federa-
tie van Oudheidkundige Vereni-
gingen in de Provincie.
Oud-Utrecht trad meer naar bui-
ten. Werd iets minder contempla-
FELICITATIE
Boekhandel Broese Kemink ge-
specialiseerd in boeken over
UTRECHT, stad en provincie,
feliciteert Oud-Utrecht met haar
75-jarig jubileum. Speciaal voor
deze gelegenheid hebben wij
voor alle leden van de Vereniging
Oud-Utrecht op vertoon van de-
ze advertentie de volgende feest-
aanbiedingen:
* Utrechtse straatnamen binnen
de Singels: van
ƒ 7,50 voor ƒ 5,00
* Videofihn Utrecht 1900-1930:
van ƒ 29,50 voor
ƒ 15,00
* Utrecht-verjaardagskalender:
van ƒ 17,50 voor
ƒ5,00
Deze aanbiedingen gelden zolang
de voorraad strekt en uitsluitend
in onze winkel Stadhuisbrug.
Broese Kemink *)
Boekverkopers aan de
Stadhuisbrug Utrecht
030-2335200
Illustraties: uit onze bestseller sinds jaren:
Rinke Doomekamp's
Een Dom Boekje
(momenteel in herdruk)
MR. H.H.W.
Kernkamp
Oud VOORZITTER
-ocr page 47-
Wetensw^^aardigheden'' uit oude
maandbladen van ''Oud-Utrecht'^
genomen van talloze niet voor dat
doel in aanmerking komende
artikelen. Het leek een aardige ge-
dachte om daaruit een bloemle-
zing samen te stellen. De verhalen,
mededelingen en signalementen
werden immers tussen de 20 en
bijna 70 jaar geleden geschreven.
Het ligt voor de hand dat het over-
grote deel van het huidige leden-
bestand van 'Oud-Utrecht' niet of
nauwelijks van dit stukje erfgoed
van hun Vereniging op de hoogte
is. Vermoedelijk zullen velen van
hen - evenals dat bij de samenstel-
ler het geval is - geboeid zijn door
de verscheidenheid in onderwerp,
vormgeving en kwaliteit der ver-
halen. De onderwerpen hebben
immer met Utrecht te maken. Nu
eens is er sprake van belangrijke
gebeurtenissen uit de stedelijke
historie, dan weer van zaken van
meer alledaagse en soms ook wel
van triviale aard. Ook wordt er wel
eens bespiegeld, waarbij de ge-
dachtenvlucht van de auteur soms
intrigerender is dan zijn onder-
werp.
Eén van de auteurs uit de aller-
eerste periode van het maandblad
is Dr. A.J. van der Weijde (afb. 1). De
verhalen van en over deze opmer-
kelijke Utrechtse geneesheer, die
rond de overgang van de jaren
twintig in dertig zoveel voor de
Vereniging "Oud-Utrecht" heeft
betekend, verdienen het om in dit
jubileumnummer gememoreerd
te worden.
door de Utrechtsche plaatselijke
commissie van geneeskundig toe-
voorzicht. Zulke commissies be-
stonden vroeger in alle steden van
eenige beteekenis. Zij zijn afge-
schaft geworden door de genees-
kundige wetten van 1865, waren
samengesteld uit doctoren, chirur-
gijns en apothekers, dienden o.a.
van advies ten opzichte van den
openbaren gezondheidstoestand
en zoo werd in 1854 door den Ge-
meenteraad de meening der com-
missie gevraagd over de wensche-
lijkheid om de kermis af te
schaffen.
De commissie wijst in haar rap-
port er op, dat "nachtbraken, drin-
ken, eten en wellust", die de
kermissen kenmerken, reeds in
gewone tijden niet zijn in het be-
lang der volksgezondheid en bij
het heerschen van besmettelijke
ziekten de kans op besmetting
grooter maken. Zij brengt in herin-
nering de ergerlijke tooneelen, die
zich in 1849 gedurende de cholera-
epidemie in den kermistijd af-
speelden. "Hoe de dragers soms
met moeite door de zingende, be-
schonken menschenmassa's kon-
den doordringen, ten einde de
choleralijders naar het hospitaal
of de daaraan gestorvenen naar
den grafkuil te brengen!" In den
kermistijd in Juli is de epidemie
sterk toegenomen, wat echter niet
alleen aan de kermis moet worden
toegeschreven, want het regelma-
tig klimmen van een epidemie
wordt altijd waargenomen. Toch
valt het niet te ontkennen, "dat
een losbandig leven ten tijde van
algemeen heerschende ziekte
daarvoor vatbaar maakt, dat op-
gewekte driften zeer schadelijk
werken en een kalm gemoed en
een geregelde levenswijze de bes-
te behoedsmiddelen tegen zooda-
nige ziekten opleveren". De com-
D^ AJ.VAN DCK\viBpM
Een woord vooraf
Ter gelegenheid van het 70-
jarig bestaan van de Vereniging
Oud-Utrecht verscheen op 5 juni
1993 de "Archeologische en Bouw-
historische Kroniek van de Gemeente
Utrecht 1926 -1972". De Inleiding
vermeldt dat daarmede in de al
langer bestaande behoefte kon
worden voorzien de "schat van ar-
cheologische en bouwhistorische
gegevens" uit de maandbladen
vanaf 1926 tot en met 1972 van
Oud-Utrecht op een practische
wijze te bundelen en toegankelijk
te maken. Bovendien werd met
deze zogenoemde Nulkroniek het
fundament gelegd onder de reeks
Kronieken, waarin de gemeente
zich sedert 1973 periodiek over
haar onderzoek in deze sector ver-
antwoordt.
Bij de selectie van de terzake
doende schrifturen uit de schier
eindeloze reeks maandbladen uit
de genoemde periode werd kennis
Ajh.l
Dr. A.J. van der
Weijde
(1855-1932),
naar]. Gabrielse
1931.
Foto: Het Utrechts
Archief
44
Het weder invoeren der kermis
(afb. 2)
In verband met de pogingen,
die aangewend worden om den
Gemeenteraad te bewegen de
kermis weder in te voeren, wensch
ik de aandacht te vestigen op een
rapport in Maart 1854 uitgebracht
Tj.Pot
verenlging Oud>Utrecht
jubileumnummer
tJ__
-ocr page 48-
missie wijst verder op het gevaar,
dat dreigt door "het groot aantal
wafel- en pofferkramen" en ver-
zoekt ten slotte met den meesten
nadruk den Raad de kermis af te
schaffen.
Het advies der commissie is niet
opgevolgd en de kermissen zijn
nog tal van jaren blijven voort-
bestaan. De ervaringen, in 1849
opgedaan, hebben er echter zeker
wel toe geleid, dat de kermis in
i866, toen weder een heftige cho-
leraepidemie de grijze bisschops-
stad teisterde, niet is gehouden
geworden. Dank zij den vooruit-
gang der geneeskundige weten-
schappen tast men nu ten opzichte
van de oorzaken der besmettelijke
ziekten niet meer in het duister,
zooals in 1854 het geval was en
zoo is het rapport der commissie
voor een groot deel als verouderd
te beschouwen. Dit neemt niet
weg, dat een nadeelige invloed
van de kermissen op de volksge-
zondheid ook tegenwoordig door
de groote meerderheid der ge-
neeskundigen stellig niet zal wor-
den ontkend en men heeft slechts
de dagbladen in te zien om zich te
overtuigen, dat de kermissen daar,
waar ze nog bestaan, tot dezelfde
buitensporigheden aanleiding ge-
ven als in den goeden, ouden tijd.
Dr. A.J. van der Weijde
(MOU1926)
als maatstaf voor den toestand
der volksgezondheid en het loont
de moeite door vergelijking met
de sterfte in vroegere jaren eens
na te gaan in hoeverre die gezond-
heidstoestand zich in de loop der
tijden gewijzigd heeft en, zooals
we zullen zien, verbeterd is.
Omtrent de sterfte in de stad on-
zer inwoning bestaan van 1623 af
nauwkeurige opgaven. In de 17e
eeuw bedroeg de jaarlijksche
sterfte in tijden, waarin geen epi-
demie heerschte, ongeveer 1000.
Ten opzichte van het aantal inwo-
ners zijn we slechts aangewezen
op ruwe schattingen. Zoo vindt
men voor dat aantal in 1622
50.000 opgegeven. Neemt men
dat zeker veel te hooge cijfer als
juist aan, dan verkrijgt men een
sterfte van 20 per looo. Bij het
heerschen van besmettelijke ziek-
ten was de sterfte natuurlijk veel
grooter. In de 17e eeuw was het
vooral de pest, die tal van slacht-
offers maakte. De heftigste peste-
pidemie kwam voor in 1636 met in
het geheel 5016 sterfgevallen, dus
op 50.000 inwoners 100.32 per
looo. In de 18e eeuw vinden we
voor 1748 aangeteekend een sterf-
tecijfer van 1120 en een bevolking
van 25.244, welk getal zeker meer
in overeenstemming met de wer-
kelijkheid is, een sterfte dus van
44.38 per 1000.
Dank zij de volkstellingen, die,
zooals men weet, tegenwoordig
om de 10 jaren gehouden worden
en waarvan de eerste in 1796 is
uitgeschreven, zijn we van dat jaar
af omtrent het aantal inwoners
nauwkeurig ingelicht. Volgens die
tellingen was het bevolkingscijfer
in 1796 32.294,16 November 1829
43.407,16 November 1839 48.491,
19 November 1849 47.781, 31 De-
cember 1859 52.894 en daarna is
de bevolking steeds toegenomen,
eerst langzamer, later sneller, tot-
dat tenslotte het tegenwoordige
cijfer van omstreeks 150.000 be-
reikt is. Men ziet, als men het be-
volkingscijfer van 1849 met dat
van 1839 vergelijkt, dat de bevol-
king gedurende dat tienjarig tijd-
perk geen vermeerdering doch
een vermindering heeft onder-
gaan. Daarover behoeft men zich
niet te verwonderen, want heftige
epidemieën van mazelen, cholera,
typhus en pokken teisterden dik-
wijls de grijze bisschopsstad,
zoodat het jaarlijksch sterftecijfer
vaak hooger was dan het geboor-
tecijfer. Van een enkele epidemie,
de choleraepidemie van 1866, wier
verschrikkingen ouden van dagen
zich nog herinneren, wil ik de cijfers
weergeven. Van de 58.995 inwo-
ners stierven aan cholera 1614 en
in het geheel 3199 personen d.i.
54.22 per 1000. Een ernstige pok-
kenepidemie heerschte nog in
1870 en 1871, doch daarna zijn
geen epidemieën van grooten om-
vang meer voorgekomen. De
griepepidemie van 1918, die in dat
jaar grooten indruk maakte, was
kinderspel vergeleken met de
vroegere epidemieën, want de
sterfte, die in 1917 12.11 per 1000
bedroeg, steeg slechts tot 15.77 per
1000. Omtrent de sterfte in tijden,
waarin geen epidemie van betee-
kenis heerschte, wil ik nog een
paar cijfers mededeelen. Het sterf-
tecijfer per 1000 was in 1840 32.91
en in 1860 30.95 en is sedert
vrijwel regelmatig gedaald tot het
tegenwoordig ongelooflijk lage
sterftecijfer over 1926 van 8.53,
d.w.z. blijft dat sterftecijfer onver-
anderd, dan zullen van de in 1926
geborenen eerst na 117 jaren allen
gestorven zijn.
Zoo is Utrecht, een stad vroeger
berucht om haar epidemieën, ge-
worden een gemeente, wier gezond-
De sterfte in de Gemeente
Utrecht over 1926, vergeleken
met die in vroegeren tijd
In de dagbladen heeft men
kunnen lezen, dat over het jaar
1926 in de gemeente Utrecht 1278
sterfgevallen zijn aangegeven.
Dat cijfer, hetwelk den meesten
lezers allicht onopgemerkt is voor-
bijgegaan, is van groote betekenis
45
vereniging Oud«Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 49-
Wetensw^aardigheden" uit oude maandbladen van ''Oud-Utrecht"
tot den achtsten December brood
"in eenige andere form te backen,
dan sy een geheel jaar door ge-
woon zyn". Die publicatie staat
niet op zichzelf en het zij mij daar-
om vergund bij het naderen van
het St. Nicolaasfeest een kort over-
zicht van de verbodsbepalingen te
geven.
Onze gereformeerde voorouders
beschouwden het vieren van dat
feest als een paapsche superstitie
en het lag voor de hand, dat de
overheid, zoodra de gereformeer-
de religie staatsgodsdienst was
geworden, trachtte dat vieren
evenals zooveel, wat nog van het
pausdom afkomstig was, door al-
lerlei maatregelen tegen te gaan.
Door de uitspraken van de synode
in 1618 en 1619 te Dordrecht ge-
houden, waren de gematigden uit
de kerk verdreven en allicht als ge-
volg daarvan heeft de Utrechtsche
Vroedschap 16 Mei 1623 een or-
donnantie uitgevaardigd op het
vieren en onderhouden van den
Zondag, waarin men ten opzichte
van het St. Nicolaasfeest vindt:
"Art. X. Wyders wordt ook verbo-
den met koeck, poppenwerk ofte
ooft voor te staan ende daar toe
eenige kramen of tafelen te stel-
len ... ook niet op St. Nicolaasavond,
op de verbeurte van de koeck, pop-
pewerk, ende ooft, ende nog drie
gulden daarenboven..."
De ordonnantie is verscheidene
malen gecorrigeerd, geamplieerd
en gerenoveerd, het laatst 19 Mei
1687, doch art. X, later art. XXIII ge-
worden, is onveranderd gebleven.
De Vroedschap, blijkbaar bevreesd,
dat de bepaling in de ordonnantie
den burgers onopgemerkt zou
voorbijgaan, herhaalde en ver-
scherpte het verbod eenige dagen
vóór het St. Nicolaasfeest bij publi-
catie van 2 December 1623 met
den volgenden inhoud: "De Vroed-
schap deeser Stad interdiceert en
verbied by desen wel scherpelyk
op den genoemden Nicolaas-
avond met eenige koek en pop-
penwerk, ooft of diergelyke waren
ende koopmanschappen, 't zy in
kramen, of met tafelen voor te
staan op eenige markten, bruggen
of andere publicque plaatsen bin-
nen dese stad op verbeurte van de
voorsz. hare waren ende koop-
manschappen, ende nog drie gul-
den daarenboven."
Men ziet het St. Nicolaasfeest was
vroeger vrijwel een formeele ker-
mis, waarbij evenals tegenwoor-
dig nog bij kermissen kramen op
openbare plaatsen werden opge-
steld. Het tegengaan van den ver-
koop op den openbaren weg was
echter naar de opvatting der
Vroedschap niet voldoende en
daarom ging zij over tot het ver-
bieden van eiken verkoop door
aan de publicatie 4 December 1638
toe te voegen: "ook geen deuren
of vensters, te dien fine open te
stellen na het luyden van de waak-
klok, verbiedende mede eenige
huysen, vensteren of trochgen
daar toe te verhuuren ofte laten
bruycken." De aldus gewijzigde
publicatie werd daarna vrij regel-
matig elk jaar de eerste dagen van
December gerenoveerd en zoo
den burgers in herinnering ge-
bracht.
Het ingewortelde volksfeest bleef
echter niettegenstaande de geno-
men maatregelen tot ergernis der
Vroedschap voortbestaan en "D'-
Heeren voorgaende Cecom.den
opt stuck vant vieren van den Son-
dach syn versocht iets naerders
te concipiëren tot weeringe der
superstitien van Nicolai avont"
volgens een Vroedschapsresolutie
van 12 November 1655. De com-
missie was spoedig met haar werk
gereed en i6 November 1655 "syn
Afb.2 heidstoestand niets te wenschen
Kermis op de overlaat. Daartoe hebben in
Biltstmat, 1864. hoofdzaak, zoo niet uitsluitend
Naar P. Van Loon. bijgedragen de vooruitgang der
Foto: Het Utrechts geneeskundige wetenschap en de
Archief maatregelen in verband daarme-
de door de overheid genomen,
waartoe te rekenen zijn, om
slechts enkele te noemen: de zorg
voor goed drinkwater door de wa-
terleiding verkregen, het onbe-
woonbaar verklaren van tal van
krotten en het bevorderen van
den bouw van ruime, frissche wo-
ningen. Het is een voldoening te
weten, dat de groote sommen
door de overheid beschikbaar ge-
steld in het belang der volksge-
zondheid, niet te vergeefs zijn uit-
gegeven en tot een verbetering
hebben geleid, die, zooals uit bo-
venstaande cijfers blijkt, buitenge-
woon groot is geweest.
Dr.A.J.vanderWeijde
(MOU, 1927, pp. 29-30)
Het tegengaan van het
St. Nicolaas-vieren door
de Utrechtsche stedelijke
overheid
In het Januari-nummer 1928
van het Maandblad is een publica-
tie medegedeeld van 16 Novem-
ber 1655, waarbij den bakkers o.a.
verboden wordt van den eersten
46
vereniging Oud « Ut recht _y>J!
jubileumnummer
U
-ocr page 50-
Afb.3
Het Dolhuys te
Utrecht 1788.
Naar]. Bulthuis
door Uetze en
Schutnacher.
Platinotypie.
Foto: Het Utrechts
Archief
eenpaerlyck gearresteerd twee
publicatien op huyden te doen tot
weeringe van de superstitien voor
ende op den genoemden Nicolaia-
vondt als breder te sien is uit Pu-
blicatenboeck".
De eerste publicatie luidt: "De
Vroetschap ordonneert ende be-
veelt bij desen, allen winckeliers
binnen deese Stad ende Vryheid
van dien van den eersten tot den
achtsten December des avonds
met het begin van het luyden van
de waakklok haar huysen en ven-
sters te sluyten ende voorts den
geheelen avond geslooten te hou-
den, verbiedende wel expresselyk
op ofte omtrent deselve tyt met
eenig koek" enz. als boven ver-
meld, doch met verhooging van
de boete tot zes gulden.
De tweede publicatie is de reeds in
het Maandblad medegedeelde.
De publicaties zijn vernieuwd 17
November 1656, 27 November
1658 en 26 November 1659 en het
eerste gedeelte 19 November 1660
en het laatste gedeelte 29 Novem-
ber 1678 en 3 December 1683. In
deze publicaties zijn dus de bepa-
lingen weder veel strenger dan in
de vroegere. Het verbod om te ver-
koopen was niet alleen voor de
stad, doch ook voor de vrijheid (de
buitenwijken) van toepassing en
niet beperkt tot den Nicolai-avond
doch werd tot een geheele week
uitgestrekt; zelfs het bakken van
"beeldekens in brood" was het ge-
heele jaar door verboden en de
boete werd tot zes gulden opge-
voerd.
De Vroedschap heeft met al haar
strenge bepalingen alleen bereikt,
dat aan het opstellen van kramen
op den openbaren weg een einde
is gekomen, doch overigens is de
strijd onvruchtbaar gebleven en
uit het niet hernieuwen der publi-
caties tegen het einde der 17e
mieën heeft de waterleiding,
waardoor zuiver drinkwater voor
iedereen ter beschikking kwam,
een einde gemaakt.
A.J.v.d.W.
(MOU, 1929, pp 17)
De "Dragonder" uit het
Utrechtsche Dolhuis (afb.3)
De geschiedenis van den
"dragonder" in het dolhuis door
van der Lith beschreven, heeft
steeds de belangstelling gewekt,
zooals daaruit blijkt, dat die
geschiedenis door verschillende
schrijvers in hun beschrijving van
het dolhuis is weergegeven. Die
dragonder was inderdaad een
merkwaardige figuur. In 1788 werd
hij in het dolhuis opgenomen, in
een hok opgesloten en met ijzeren
ketenen geboeid, doch, beschikkend
over een Herculische lichaams-
kracht en ten prooi aan een groote
mate van verwoedheid, vernielde
hij alles, wat zich in zijn hok be-
vond. Om hem te scheren was het
noodig hem met een eigenaardl-
gen ijzeren gaffel (vangstok) te
vangen en op den grond te leggen.
Tot in 1827 bleef hij aan ketenen
geklonken en toen men in 1830
zijn oud hok afbrak en hem naar
een ander gedeelte van het huis
overbracht, weigerde hij zijn voed-
sel anders dan uit den steenen bak
te nemen, waarin dit hem vroeger
was voorgezet. Men vindt hem
nog in het Museum der Hooge-
school, als geraamte, zijn zware
eeuw mag men opmaken, dat een
mildere geest toen de overhand
kreeg en het feest weder ooglui-
kend is toegelaten. Zoo is het feest
tot op den huldigen dag in stand
gebleven en wordt vrijwel alge-
meen ook door vele gereformeer-
den gevierd, al zijn daaronder nog
tegenstanders te tellen.
A.J.vanderWeyde
(MOU, 1928, pp. 81-83)
Het drinkwater in vroeger tijd
In het notulenboek van de
vergaderingen der regenten van
het Krankzinnigengesticht vindt
men in de notulen der vergade-
ring van 17 Mei 1838 het volgende
vermeld: "Op gedaan voorstel van
den Heer Regent, belast met de fa-
bricage is besloten: denzelven te
autoriseren om in plaats van de
thans bestaande welput onder de
pomp in de keuken, welke uit-
hoofde van deszelfs ligging nabij
eene secreetput vuil en stinkend
water oplevert, de pijp te doen
brengen in eene andere put op
eene grootere afstand van de
secreetput liggende".
Afdoende kan de verbetering niet
geweest zijn en het drinkwater uit
de andere put verkregen, moet
evenals het vroegere, zij het al in
mindere mate, sterk verontreinigd
zijn geweest. Zulk drinkwater
werd vroeger vrijwel algemeen
gebruikt en gaf aanleiding tot het
ontstaan van heftige typhus- en
choleraepidemieën. Aan die epide-
47
vereniging Oud'Utrecht
Jubileumnummer
-ocr page 51-
Wetensw^^aardigheden'' uit oude maandbladen van ''Oud-Utrecht"
ketenen verbrekende.
Ziedaar in hoofdzaak, wat van der
Lith omtrent den dragonder me-
dedeelt. In het in Het Oud-archief
bewaarde notulenboek van de
vergaderingen der regenten van
het dolhuis vond ik nog verschil-
lende aanteekeningen, die tot een
aanvulling kunnen dienen en die
ik hieronder weergeef.
Op de vergadering van 28 April
1788 kwam een verzoek in namens
de Staten der Provincie om een
dragonder uit Amersfoort op te
nemen, wat regenten goed von-
den, mits overlegging van een at-
test va n een doctor en een acte tot
betaling van ƒ 100.- 's jaars, ƒ 30.-
entree en onderhoud van klee-
ding. De dragonder werd opgeno-
men, doch bleek een echte last-
post te zijn. "Hij breekt (notulen
van 29 Maart 1790) in zijn kamer,
waarin hij opgesloten is, alles stuk,
bezit een onbegrijpelijke kracht;
hij is met ijzere boeijen aan han-
den en voeten gesloten, doch
breekt die voortdurend, zoodat hij
van de eene in de andere kamer
moet worden verplaatst. Alles is
aangewend om hem door zacht-
heid tot bedaren te brengen, doch
te vergeefs. De kosten wegens het
maken van boeijen, het repareren
der hokken etc. voor denzelven
loopen over de hondert Rijksdalers
in het afgeloopen jaar. De eerste
huismeester vraagt of men aan de
Ed. Mog. schadeloosstelling zal
verzoeken."
Regenten hebben blijkbaar in ver-
band met het voorgevallene, de
oude bescheiden eens laten na-
zien, want men vindt aangetee-
kend in de notulen van 20 April
1790: "Zoo iets is vroeger nooit
voorgekomen. Enkele malen zijn
bij ziekten extra onkosten over
kleine bedragen gemaakt en be-
taald en soms teruggegeven. Ook
hier moesten de Provinciale Staten
de extra onkosten vergoeden.
Mochten deze daartoe niet gene-
gen zijn, dan moest de dragonder
verwijderd worden en b.v. worden
geplaatst in het Tugthuis, als zijn-
de tot eene geweldige bewaring
beter geschikt, zooals in soortgelij-
ke gevallen gebruikelijk is ge-
weest, b.v. met Bijvanck in 1724".
De Provinciale Staten verklaarden
zich echter bereid 27 April 1790 jaar-
lijks ƒ 50.- meer te betalen en de
dragonder is in het huis gebleven.
Voorloopig hooren we niets van
den dragonder, doch i Maart 1810
besloten regenten hem elke week
een stuiver voor tabak te geven.
De betaling liet in den Franschen
tijd te wenschen over en regenten
klaagden er 7 Januari 1812 over, dat
de jaarlijksche bijdrage B ƒ 150.-
het laatst over 1809 en daarna niet
meer betaald was. Latere, herhaal-
de klachten bleven zonder uitwer-
king en eerst 10 Mei 1816 is het
over 1814 en 1815 verschuldigde
ontvangen. 18 Maart 1813 is "den
Rentmeester versogt te willen be-
proeven om op de gewone scheer-
dagen den dragonder door de
twee adsistenten zonder adsisten-
tie van de smit en sijn knecht te la-
ten behandelen en dit sonder ge-
vaar kunnende geschieden, de
adsistentie van de smit geheel af
te doen". Evenwel, 30 September
1813: "Beproefd den dragonder
door twee assistenten te laten be-
handelen, doch dit kan niet zonder
gevaar geschieden, want de een
moest hem helpen in het ver-
schoonen en de ander het goed
aanbrengen; een smidsknecht
moest daarbij assisteren, zoodat
in plaats van 16 en een halve st. nu
maar 5 en een halve zoude gere-
kend worden".
De dragonder is met het klimmen
zijner jaren kalmer geworden,
want 26 Juni 1822 is besloten den
"smit, die bij het verschoonen van
den dragonder assisteert, te be-
danken, daar onnoodig". Men
vindt nog vermeld 25 Februari
1830, dat bij de verbouwing een
andere plaats voor den dragonder
moest gereed zijn en dat 7 Febru-
ari 1838 het bericht inkwam van
zijn overlijden op 21 Januari. Zijn
geraamte is nog altijd in het ana-
tomisch instituut der Rijks-Univer-
siteit aanwezig, doch de ijzeren
ketenen zijn verdwenen.
Men ziet in de behandeling van
den dragonder zijn nog wel eenige
lichtpunten te ontdekken. Men
trachtte hem in 1790 door zacht-
heid tot bedaren te brengen, gaf
hem in 1810 wat tabak en ver-
schafte hem eenige jaren koste-
loos een onderdak. Zijn lot was het
lot van alle krankzinnigen, die in
het oude dolhuis werden opgeslo-
ten. Volgens den Stichtingsbrief
van 1461 was het huis bestemd
voor "dollen ende razenden men-
schen, die van noode zei wesen
ghespannen off ghesloten te hou-
den" en de regenten hebben zich
eeuwenlang door die bepaling ge-
bonden geacht. Razende krankzin-
nigen werden dus alleen opgeno-
men, in een hok opgesloten en
daar met touwen vastgebonden
of met ijzeren ketenen gekluis-
terd. In de hokken werden de
krankzinnigen steeds 's nachts op-
gesloten, doch bij het huis was
een plaats en in het huis "een ver-
trek, waar in de zinneloozen, voor
zo verre zij uit hoofde van den
hoogen trap van derzelver krank-
zinnigheid nietcontinuëel moeten
opgesloten blijven, gedurende den
dag te zamen komen" (notulen
van 18 Juni i8n). Waren de krank-
zinnigen van hun razernij hersteld,
dan werden zij niet langer in het
huis gehouden en ontslagen.
48
vereniging Oud'Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 52-
Afb.4
Gezicht op de
Willemskazerne,
ca 1835.
Foto: Het Utrechts
Archief
Willemskazerne een bijlokaal in-
gericht en overgegaan tot het in
gereedheid brengen van een afge-
zonderd hospitaal (afb. 4). Dat
hospitaal moest dienen voor de
zieken, die vervoerbaar waren, uit
het rijkshospitaal, de Willemska-
zerne, het garnizoen of die op an-
dere wijze zouden aangebracht
worden en verder voor de manne-
lijke dienstboden der officieren en
de vrouwen en kinderen van mili-
tairen. In zeer korten tijd werd het
gebouw Leeuwenberch tot een
cholerahospitaal veranderd en in-
gericht. De regeering der stad ver-
wijderde de daar nog altijd hun
werkplaats hebbende stadswer-
kers. Van de elf vertrekken werden
zes, anders voor achttien bedden
berekend, met zeven ligplaatsen
bezet. Twee beneden: één voor
mannen en één voor vrouwen en
boven twee voor herstellende
mannen en aan de andere zijde
twee voor herstellende vrouwen
en kinderen. Het overige gedeelte
van het gebouw diende voor
huiselijk gebruik, bergplaats van
goederen, lijkenvertrek enz. Het
oppertoezicht werd opgedragen
aan den dirigeerenden chirurgijn
majoor dr. Alexander en met de
behandeling werd een officier van
gezondheid der 2e klasse belast.
Een officier van gezondheid der 3e
klasse en een apotheker bleven op
den duur in het huis. Een zieken-
vader met acht oppassers werden
Het is bekend dat Schroeder van
der Kolk in weinige jaren een alge-
heele hervorming heeft tot stand
gebracht en zich daardoor een
eerezuil gesticht heeft. Aan te
stippen is, dat hij in Mei 1827 tot
regent benoemd, reeds op de ver-
gadering van 18 October voorstel-
de de hokken af te breken en te
vervangen door kamertjes met
grooter ruimte en meer gemak,
wat bij de verbouwing in 1830 ge-
schied is. Verder stelde hij op de
vergadering van 20 December
1828 voor de ijzeren boeien af te
schaffen en lederen te laten ver-
vaardigen en op de vergadering
van 13 Januari vertoonde hij een le-
deren dwangbuis en lederen
hand- en voetboeien, die sedert in
gebruik zijn genomen. De dragon-
der heeft dus nog eenige jaren
kunnen genieten van de verbeter-
de toestanden in het dolhuis, nu
krankzinnigenhuis genoemd, door
Schroeder van der Kolk in het
leven geroepen.
Dr. A.J. van der Weijde
(MOU, 1931, pp 38-40)
Leeuwenberch als Militair
cholerahospitaal
Mr. J.W.C, van Campen heeft
in het Jaarboekje van "Oud-Utrecht"
(1931, biz. 78) een uitvoerige be-
schrijving gegeven van het gesticht
Leeuwenberch. Hij vermeldt echter
niet, dat het oude pestgasthuis tij-
dens de cholera-epidemie van 1832
als militair cholerahospitaal heeft
dienst gedaan en daarom wil ik
daarover enkele bijzonderheden
mededeelen.
De cholera verbreidde zich van uit
Engelsch-lndië in i8i5 langzaam
maar zeker over bijna geheel Azië
en Europa uit. Eerst na verloop van
verscheidene jaren werden de ons
omringende landen aangetast:
Duitschland en Engeland in 1831
en daarna Frankrijk in Maart 1832
en België in April 1832. De cholera
vertoonde zich in ons vaderland
einde Juni te Scheveningen en
daarna op verschillende plaatsen.
In Utrecht werd het eerste geval 14
Augustus waargenomen en een
epidemie volgde, die tot en met
November duurde. Op een bevol-
king van 42.335 zielen waren 708
zieken, waarvan 297 stierven, dus
0.7 pet. der bevolking.
De epidemie van 1832 vond de
overheid niet onvoorbereid. In 1831
en 1832 zijn door de landsregee-
ring, den gouverneur der provincie
Utrecht, het gemeentebestuur en
de militaire autoriteiten allerlei
voorschriften gegeven om de
zoozeer gevreesde ziekte, mocht
die onverhoopt uitbreken, tegen
te gaan. Van groot belang werd
geacht het afzonderen der lijders.
Voor dat doel werd door de mili-
taire overheid in het rijks-hospi-
taal een vertrek bestemd, in de
49
vereniging Oud*Utrecht
Jubileumnummer
-ocr page 53-
Wetensw'^aardigheden'' uit oude maandbladen van''Oud-Utrecht"
aanvankelijk in dienst gesteld en
het verdere personeel werd naar
behoefte geregeld. Het hospitaal
bleek reeds spoedig in een behoef-
te te voorzien. 22 Augustus wer-
den de eerste zieken opgenomen:
één uit het garnizoen, die nog de-
zelfden dag overleed en één uit
het bijlokaal der Willemskazerne,
die herstelde. Groot is het aantal
zieken niet geweest, dat ver-
pleegd werd; gelijktijdig op zijn
hoogst zeven en dikwijls slechts
twee, terwijl het hospitaal, zooals
we zagen op een veel grooter ge-
tal berekend was.
Leeuwenberch is aldus en naar het
schijnt voor het laatst, in 1832 als
ziekenhuis gebruikt geworden.
Dr. A.J.vanderWeijde
(MOU, 1931, pp 104-105)
der Wis- en Natuurkunde, Harting,
Buys Ballot, E. Mulde, Rauwenhoff,
Dibbits, en niet minder over die in
de faculteit der Geneeskunde,
Loncq, Donders, van Goudoever,
Koster, Halbertsma, Engelmann,
Talma (afb. 5), Pekelharing, die Tal-
ma opvolgde als patholoog-ana-
toom, van Overbeek de Meijer,
Snellen, en den voort reffe lij ken
Lector P.O. Brondgeest. Dan ont-
rolt hij voor ons een stuk levende
geschiedenis, een "klank-film",
zooals dat in hedendaagsch bar-
goensch heet, waarin dankbaar-
heid en eerbied, gemengd met
zachtmoedige beoordeeling, den
grondtoon vormen.
Na het afleggen van het arts-exa-
men, n Mei 1881, werd hij assistent
van Talma, die den leerstoel voor
pathologische anatomie, na het
aftreden van Loncq, had verruild
voor dien voor inwendige genees-
kunde, en tot 1885 bleef hij in deze
betrekking. Onder de leiding van
Donders, die van der Weijde als
een zijner beste leerlingen hoog-
achtte, promoveerde hij intus-
schen, 13 Maart 1882, tot Doctor in
de Geneeskunde op een proef-
schrift "Methodisch onderzoek der
kleurstelsels van kleurblinden". Hij
bleef de inwendige geneeskunde
echter getrouw. Van Nov. 1882 tot
1886 was hij toegelaten als pri-
vaat-docent in de propadeutische
klinische wetenschappen. Met de-
ze degelijke, en destijds zeker niet
alledaagsche voorbereiding gewa-
pend, vestigde hij zich als genees-
heer te Utrecht, waar, zooals kon
worden verwacht, een uitgebreide
praktijk hem ten deel viel, aanvan-
kelijk ook als gemeente-arts. Het
Diaconessenhuis had weldra het
voorrecht, hem als geneesheer
aan zich te verbinden; de stormen,
die op de komst van een nieuwe
directrice, niet een duif des vredes,
volgden, maakten in 1904 een ein-
de aan deze verhouding.
Hoewel de altijd even een-
voudige en bescheiden man zich
nooit op den voorgrond drong,
vond men in hem al spoedig een
ten zeerste gewaardeerd mede-
werker op velerlei gebied. De zie-
kenverpleging nam hierbij een
voorname plaats in: in het Diaco-
nessenhuis gaf hij cursus aan de
zusters, voor de Utrechtsche Ver-
eeniging tot bestrijding der tuber-
culose doet hij dit nog. Hij was
een der mede-oprichters van de
Utrechtsche Vereeniging voor
ziekenverpleging, welker taak wel
is waar later door den Nederland-
schen Bond voor Ziekenverpleging
grootendeels werd overgenomen,
maar die toch nog altijd als een
lang niet onbemiddelde, oude
wachteres op den uitkijk staat. In
de afdeeling Utrecht der Neder-
landsche Maatschappij tot bevor-
dering der Geneeskunst, waarvan
hij nog altijd een der meest be-
langstellende leden is, vervulde hij
jaren lang het secretariaat, gelijk
hij dit nog altijd doet in het eer-
waardige, bloeiende genootschap
Matthias van Geuns. Een uitne-
mender secretaris voor dergelijke
vereenigingen kan men zich nau-
welijks denken: zijn scherpzinnig-
heid, zijn nauwgezetheid, zijn be-
wonderenswaardig geheugen,
waarborgen de nauwkeurigheid
en volledigheid van wat hij te
boek heeft gesteld.
Vroeg uit de veeren, wijdt hij de
stille morgenuren, voordat de nog
sluimerende stad ontwaakt, gaarne
aan wetenschappelijken arbeid,
alvorens zijn taak als geneesheer
te aanvaarden. De vruchten van
zijn gedegen studie vindt men in
groot aantal o.a. in het Neder-
landsch Tijdschrift voor Genees-
kunde, in de Geneeskundige Bladen,
Dr. A.]. Van der Weijde
"Oud-Utrecht" en Doctor van
der Weijde: hier komt de liefde
van twee kanten! Hij heeft dit zoo
dikwijls getoond en heden wil
"Oud-Utrecht", de vereeniging
waarvan hij mede-oprichter is,
daarvan getuigen, nu Dr. van der
Weijde op 13 Maart den dag hoopt
te herdenken, waarop hij vijftig
jaar geleden promoveerde tot doc-
tor in de geneeskunde.
Te Utrecht stond de wieg, waarin
hij 9 Juni 1856 voor het eerst be-
hoedzaam werd nedergelegd, te
Utrecht ging hij naar school, van
1869 tot 1874 op de Hoogere Bur-
gerschool. Nog twee jaren lang
bekwaamde hij zich door privaat
onderwijs in de klassieke talen,
voor het toelatings-examen tot de
Universiteit en in 1876 werd hij
student, op twintigjarigen leeftijd.
Het is nog altijd een genot, hem
aan het praten te brengen over
zijn leermeesters in de faculteit
50
Oud'Utrecht
vereniging
jubileumnummer
-ocr page 54-
Utrecht schrijden met die onbe-
wuste beweging van het eene
been, alsof hij den hinderlijken
sleepsabel, waarmede hij zich ove-
rigens nooit gemeenzaam maakte,
terzijde wierp, den blik ter aarde
gericht als in diep gepeins verzon-
ken. Daarop kwam het dokters-
koetsje, maar tot den razenden
auto kwam hij niet; toen de om-
vang van zijn praktijk afnam,
zooals dit, gelukkig, op lateren
leeftijd pleegt te geschieden, koos
hij zijn natuurlijk automobilisme,
ondersteund door de tram, het
hoofd nog wat dieper omlaag
gebogen, maar overigens recht en
lenig. Waarover loopt die oude
dokter dan zoo zwaar te denken,
trots de gevaren van het angst-
wekkende verkeer in onze heden-
daagsche straten? Wie zal het zeg-
gen! Maar verstrooidheid is hem
ten eenenmale vreemd, noch op
straat, noch in huis, noch aan het
ziekbed. Integendeel: hij is altijd
volkomen "bij", zijn geheugen is
even frisch als in vroeger jaren,
zijn belangstelling in de vraag-
stukken van den dag, zoowel als in
die van lang vervlogen dagen, is
onverflauwd, zijn gemoed even
vroolijk als ooit, - getuige de harte-
lijke lach, waartoe hij altijd zoo ge-
makkelijk wordt bereid gevonden.
Heeft van der Weijde misschien
nieuwe stof noodig voor zijn over-
peinzingen langs 's Meeren straten?
Wel, laat ik dan, met volkomen in-
stemming van allen, die hem ken-
nen, nog dit in zijn geest prenten:
waarde van der Weijde, gij waart
altijd en zijt nog altijd een sieraad
van onze stad, als burger, als ge-
neesheer, als wetenschappelijk man,
geliefd en geëerd door allen, uw
patiënten wel bovenal, een man,
die geen vijanden kan hebben ge-
had, slechts vrienden. Oud en jong
Utrecht hopen van harte, dat gij,
voortreffelijke Utrechtsche jongen
van weleer, nog lang als oude
Utrechtenaar in ons midden
moogt verkeeren.
Utrecht, 12 Febr. 1932.
B.J. Kouwer
(MOU, 1932, pp 9-11)
Dr. A.J. van der Weijde
overleden
De blijdschap is wel spoedig
in droefheid verkeerd. Nog slechts
weinige weken geleden waren we
verheugd over het voorrecht, dat
dr. Van der Weijde ten deel viel,
toen hij gezond van lichaam en
fleurig van geest zijn gouden doc-
torsjubileum mocht vieren en
hem op redelijken grond kon wor-
den toegewenscht nog langen tijd
een figuur in het Utrechtsche
stadsleven te blijven. "Oud-Utrecht
ligt mij na aan het hart", was het
antwoord van den jubilaris op den
gelukwensch van het Bestuur, "en
ik hoop, dat het mij gegeven zal
zijn nog eenige bijdragen voor
Jaarboekje en Maandblad te kun-
nen leveren".
Nauwelijks twee maanden later
heeft de dood die hoop verijdeld
en heeft de geschiedenis der ge-
neeskunde met betrekking tot
Utrecht een kundig beoefenaar
verloren. Het Bestuur van "Oud-
Utrecht" acht zich verplicht hier
van zijne dankbaarheid te getui-
gen voor de medewerking bij de
oprichting der vereeniging ver-
leend en voor den daadwerkelijken
steun, dien doctor Van der Weijde
bij voortduring door voordracht,
opstel en mededeeling aan haar
ontwikkeling heeft gegeven.
Afb.S in "Oud-Utrecht". Vooral In de
5. Talma, 1901. latere jaren hebben geschiedkun-
Hoogkraar in de dige onderwerpen zijn belangstel-
algemene Ziekte- ling getrokken, zooals de
kunde en Patholo- geschiedenis der pest- en cholera-
gischeAnatomie epidemieën, niet het minst voor
aan de Utrechtse zoover zij onze stad in vroeger
Hogeschool, eeuwen hebben geteisterd, de be-
1876-1918. moeiingen onzer stedelijke over-
h'oto: Het Utrechts heid ten bate van de volksgezond-
Archief heid, de geschiedenis der
inwendige geneeskunde in ons
vaderland. Dit alles, gevoegd bij
nog zoovele andere geschriften,
waarvan ik slechts zijn studie over
arteriosclerose, over oudworden
en sterven aanstip, heeft aan van
der Weijde een eervolle plaats ver-
zekerd in ons geheele vaderland.
Hoe groote plaats hij nog altijd in-
neemt in het hart van zijn patiën-
ten, behoeft hier zeker niet na-
drukkelijk worden uiteengezet.
Van der Weijde's stijl vertoont wel
in opmerkelijke mate zijn beelte-
nis: schijnbaar wat droog, toch
met tintelende spranken van
zachte ironie! Zoo zien wij ook het
beeld van onzen, nu ouden dokter
in Utrecht's straten. Eerst ont-
moette men den langen, mageren
jongen arts, slechts zelden in over-
dreven haast, door het oude
51
(MOU, 1932, pp 33-34)
vereniging Oud*Utrecht
jubileumnurrtmer
-ocr page 55-
De vreemdeling
Buitenlandse immigranten in de Utrechtse wijken
in het midden van de negentiende eeuw
permanente migranten werden
geteld en niet de veelal jarenlang
verblijvende tijdelijke migranten.
Ook was de registratie niet hele-
maal betrouwbaar. Voorts heeft
het officiële cijfer alleen betrek-
king op mensen die zelf buiten Ne-
derland zijn geboren. Hun kinde-
ren en kleinkinderen, die naar
analogie van de huidige definitie
ook tot de migrantengemeen-
schap behoren, vallen er niet on-
der.
In alle wijken van de stad treffen
we migranten aan. In iedere wijk
zijn er opvallende groepen aan te
wijzen. In wijk A vinden we een
groep Zwitserse beroepsmilitairen
in en om de Nicolaaskazerne.
Zwitserse en Duitse militairen
woonden ook elders in de stad.
Hun migratie werd bepaald door de
verplaatsing van legeronderdelen.
In 1852, bijvoorbeeld, vestigden
zich 90 vrouwen en 53 mannen
vanuit de legerplaats Den Bosch in
Utrecht. Deze militairen werden
vergezeld door hun vrouwen en
kinderen, waarvan velen waren
geboren in Brabant en België, het-
geen eerdere activiteiten van het
leger in die streken in verband met
de Belgische opstand weerspie-
gelt.
In wijk B, in het zuidwesten van de
binnenstad, stond Bierbrouwerij
De Boog. Hier werkten enkele
Duitse brouwers en brouwers-
knechts. Dit zijn beroepen waarin
van oudsher veel Duitsers actief
waren. Wijk C was een dicht-
bebouwde buurt met veel hande-
laren. In deze buurt vinden we on-
der de migranten ambachtslieden,
muzikanten en mensen die werk-
ten bij het spoor, onder wie de me-
chanici opvallen. De Duitse koop-
lieden in deze wijk waren zowel
joden, katholieken als protestanten,
en vertegenwoordigden dus alle
In de stad Utrecht hebben al-
tijd migranten uit alle windstreken
gewoond. Een momentopname
van de buitenlandse immigratie
naar Utrecht kan verkregen wor-
den aan de hand van het bevol-
kingsregister. In verband met een
onderzoek naar Duitsers, de grootste
minderheid in het negentiende
eeuwse Utrecht, heb ik dit voor de
jaren 1849-1859 systematisch door-
genomen. Volgens de volkstelling
van 1849 woonden er toen 500
Duitsers en 225 Belgen in Utrecht.
De werkelijke aantallen lagen ech-
ter hoger, omdat officieel slechts
Franse winkel van
P. Yrondy en
lestrade in
"parapluies, om-
brelles et cannes"
Foto: Het Utrechts
Archief
Marlou
schrover
vereniging Oud«Utrecht
Jubileumnummer
-ocr page 56-
Plattegrond van
Utrecht met de
wijkgrenzen
Oude Gracht de in 1839 geopende,
befaamde winkel van de Duitse
immigrant Sinkel. Opvallend in
deze wijk is verder een groep Itali-
aanse schoorsteenvegers. Voorts
vinden we hier nog al wat Duitse
dienstbodes uit de Nederlands-
Duitse grensstreek. Deze groep is
overigens ook elders in de stad
aanwezig, vooral in de binnen-
stadswijken.
In wijk G, in de straten rondom het
Janskerkhof, 't Hoogt en het Neu-
de, woonden veel migranten:
kooplieden, winkeliers, tappers,
bakkers uit verschillende Duitse
streken, Oldenburgse stukadoors,
en nogal wat Duitse studenten.
Ook uit andere landen vestigden
zich studenten in deze wijk, waar-
onder een aantal uit Kaap de Goe-
de Hoop, die zonder uitzondering
theologie studeerden. Ten noor-
den van wijk G lag wijk H, waar
zich onder meer kleine concentra-
ties van Zwitserse schoorsteenve-
gers en militairen, en van Poolse
kleermakers bevonden. Onder de
Duitse inwijkelingen zijn nogal
wat ambachtslieden.
Buiten de singels lagen de wijken
I, K, L en M. In wijk I, aan de oost-
kant van de stad om de Biltstraat,
woonden vrij veel mensen die ge-
boren waren in Nederlands Oost-
en West-lndië. Deze migranten
zijn weliswaar ook elders in de
stad te vinden, maar in de buiten-
wijken, en dan vooral in wijk I, zijn
ze sterk vertegenwoordigd. Me-
rendeels gaat het om kinderen
van Nederlandse ouders, geboren
in de koloniën. Slechts in enkele
gevallen wordt een van de leden
van het huishouden omschreven
als een Javaansche meid, terwijl
bij het geloof Mohammedaans
wordt vermeld.
Wijk K lag aan de zuidkant van de
stad en omvatte de latere Sterren-
wijk, Tolsteeg en Rivierenwijk. In
deze wijk woonde, in i8o dicht bij-
een gelegen huizen rondom de
Gansstraat, een zeer opmerkelijke
groep Duitsers die afkomstig was
uit het Westerwald. Dit was een
zeer hechte groep van zo'n 100 re-
cente nieuwkomers en de nako-
melingen van 200 eerdere mi-
granten, die zich allen toelegden
op de handel in aardewerk. Behal-
ve Westerwalders was er ook een
groep Duitse hoedenmakers. Eén
van hen had behalve Duitse werk-
lieden, ook Hongaars, Pools, Itali-
aans, Zwitsers en Noors personeel
in dienst. Een zeer internationaal
gezelschap dus!
Wijk M omvatte de huidige buur-
ten Tuinwijk, Pijlsweerd en On-
diep. Het was het meest geïndus-
trialiseerde deel van Utrecht. Deze
wijk trok mede daardoor veel
mensen van buiten Nederland. Be-
halve Duitsers, onder wie een op-
vallende groep vijlenkappers uit
het Ennerperdal, woonden er Bel-
gen, mensen die geboren waren in
Nederlands Oost- en West-lndië,
Fransen, Britten en Zwitsers. Wijk
L, in het westen, was in het mid-
den van de negentiende eeuw qua
bevolkingsaantal (nog) niet zo
groot. Nadat een aanvang was ge-
maakt met de constructie van de
spoorwegen kwamen Engelse in-
genieurs naar Utrecht. Een aantal
van hen kwam met hun vrouw,
kinderen en dienstpersoneel. Aan-
vankelijk woonden ze in het nieu-
we gedeelte van de buitenwijk M,
maar later vestigden ze zich in de „
nieuw aangelegde Stationsstraat
in Wijk L
Kortom..., ook in de negentiende
eeuw kende Utrecht al een geva-
rieerde bevolking.
godsdienstige gezindten.
Ook in wijk D, met belangrijke
winkelstraten als de Elisabeth-
straat, de Steenweg en de Choor-
straat, woonden nieuwkomers die
je niet direct zou verwachten. Zo
was er een Italiaanse kunsthandel,
een Franse kapper, een Poolse
kleermaker, en een Franse para-
plufabrikant met inwonend Frans
personeel. Onder de Duitsers vin-
den we een opmerkelijke groep
stoffenhandelaren uitOldenburg.
Wijk E, begrenst door de Oude
Gracht en Catharijnesingel, kende
een opvallende groep strohoeden-
makers en -maaksters uit Luiker-
land onder haar bewoners. We
vinden hen ook in wijk G. De mi-
gratie van strohoedenmakers en -
maaksters was seizoensgebon-
den. Ze kwamen voor de zomer en
verdwenen weer in de herfst. Een
gedeelte van de groep bleef echter
in Utrecht. Met de afname van de
populariteit van de strohoed ver-
dween ook de seizoensmigratie. In
wijk E springt bovendien een
groep Italiaanse pleistergieters
duidelijk in het oog.
In de chique wijk F stond aan de
vereniging Oud-Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 57-
Kind aan de Nieuwegracht omstreeks 1925
Na een korten tijd in Soest ge-
woond te hebben, kwam ons ge-
zin. Pa, Mem en de twee jongetjes,
in Juni 1923 terug in Utrecht, waar
Pa en collega Piet van Putte als
huidartsen een practijk begonnen
in het huis op de hoek van de
Schalkwijkstraat - steeg zei men
toen nog - tegenover de Quintijns-
brug en de Zuilenstraat.
Evenals dat op de Mariaplaats was
dit een zeventiende eeuwsch huis,
maar het had veel meer allure: een
tweebeukig dwarshuis van een
stille barok'. In de achttiende eeuw
was het verbouwd en voorzien
van een benedengang met deco-
ratief stucwerk en marmeren
vloer, nieuwe deuren en betimme-
ringen, en een fraaie voordeur bo-
venaan de stoep. Naast de stoep
waren smeedijzeren hekken; Dirk-
je Kuik zag in den winter van 1935
den laatsten huurkoetsier van de
stalhouderij in de Schalkwijksteeg
er dronken tegenaan leunen'. Op
den beganen grond was gevestigd
het Zander-instituut - groot wit
bord met zwarte letters over den
voorgevel. Directeur was de chi-
rurg dr. S.W. Praag die aan de Bilt-
straat woonde. Hij gebruikte zelf
de kamer rechts voor, naast de
voordeur. Wij werden vermaand
geen lawaai te maken in den gang
en waren daardoor wat beducht
voor hem met zijn strenge lorgnet.
Aan den andere kant van den
gang was het appartement van de
inwonende adjunct-directrice mej.
Smits, "Mittie". Het Instituut
trachtte "afwijkingen van de be-
wegingsorganen" te genezen met
behulp van machines. De werk-
plaats - hoe anders te noemen? -
was in een loodsachtig gebouw
achter de binnenplaats, langs de
steeg. Ik ben daar eens binnen ge-
weest, in den winter 1925/26. Toen
werden toevallig een broertje en
zusje uit mijn klas behandeld. De
kinderen liepen in zwarte sport-
broekjes; dat het meisje daarbo-
ven een witten doek voorhad vond
ik vreemd. Ik kwam overigens niet
voor kinderen, maar om op het
hobbelende paard te zitten.
Wij woonden op de verdieping.
Daar was boven de kamer van
Praag de spreekkamer van de
huidartsen Heringa en Van Putte,
daarnaast de huiskamer met twee
ramen voor en één opzij boven
den ingang van de steeg. Uit dit
zijraam hadden we een mooi uit-
zicht over de gracht doordat de
rooilijn aan den anderen kant van
de steeg iets terugligt. De ramen
hadden vensterbanken om in te
zitten en bij een ervan was een
spionnetje, een buitenspiegeltje
om te zien wie op de stoep stond
en had gebeld, 't Was een heerlijke
kamer, door Mem met smaak en
gezellig ingericht. Tusschen de
voorste ramen stond de piano.
Achter het zijraam stond de thee-
tafel; een aangeschoten behanger
is daar eens bovenop gevallen
toen hij zijn trapleer niet had vast-
gezet. De eettafel stond achter in
de kamer. Achter de kamer langs
liep een gang die uitliep op een
plee bij de muur aan de steeg. Niet
lang na onze komst werd de plee
veranderd in een W.C.
De practijk had geen telephoon en
geen wachtkamer. Waar wacht-
ten de patiënten dan? In de bene-
den- of in de bovengang? Een bel-
lenjongen of -meisje zat op een
stoel aan een klein tafeltje achter
in de benedengang, een tijdlang
Theo, met geplakt haar, in een
roodwit gestreept jasje, een tijd-
lang een donkere, krullige, hup-
sche Doortje. De practijk lag bui-
ten het leven van ons jongetjes. Ik
ving wel eens iets op over baardi-
ge dames, juist wat ik niet moest
horen. Jaren later vertelde Pa, dat
Van Putte en hij het drukker had-
den gekregen nadat Pisuisse met
zijn cabaret in Utrecht was ge-
weest en de medewerksters zich
"onder het publiek hadden ge-
mengd". De practijk was blijkbaar
klein, maar toch stoorde het dia-
thermie-apparaat menigmaal de
radio van Mittie, een raadselachti-
ge kast met groote klossen eraan;
bewoog zij deze dan kwam er een
afgrijselijk gegil.
In den buitenmuur van het huis
langs de steeg was een aantal
luchtgaten voor de ventilatie van
de keuken van Mittie en voor de
plees. Die gaten werden nogal
eens met vuil dichtgegooid door
de straatjongens die we 's avonds
in bed hoorden schreeuwen -jon-
gens uit de Schalkwijksteeg, den
Nieuwenkamp en het Achterom.
Ook zwaluwen verstopten wel
eens zoo'n opening.
Achter de hooge achtergevel van
het huis, binnen een muur langs
de steeg is een vochtige want be-
trekkelijk zonlooze binnenplaats.
Voorin is een zandbak voor ons
kinderen. Iets meer naar achteren,
meen ik, een vreugdeloos perk. In
de verte staat het gebouw waarin
de Zandermachines, later een con-
fectie-atelier.
Van de plaats kun je een paar tre-
den afdalen naar het poortje on-
der het huis van een kelder waarin
waterstaat. Door te bukken kun je
zien dat er een karretje staat te
verrotten, maar: "Pas op", zei ons
meisje, "daar is Haantje Pik".
Haantje was natuurlijk Utrechtsch
voor Heintje, maar dat begreep ik
pas later.
Naast de plaats, met het huis ver-
bonden, maar staande achter nr.
66, was een achterhuis, daarin
was beneden een mooie tuinzaal
54
DOOR
DR. J. Heringa,
GEBOREN
30 December
1919,
Mariaplaats 67
(nu 51)
-%
vereniging Oud<Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 58-
Gezicht op de
Nieuwegracht
nrs.62A-68, 1930
Foto: Het Utrechts
Archief
met afgeschuinde hoel<en. Die
achthoekige zaal was in gebruik
geweest bij Richard Hol, van 1862
tot 1892 directeur der vermaarde
Stadsconcerten. Maar van het be-
staan van die mooie zaal heb ik als
kind niet geweten.
In huis woont Mems muziek.
Woont, want muziek is niet nu en
dan een bezoekster, is er niet al-
leen wanneer zij gespeeld wordt.
Zij woont bij ons, zij is binnen, en
blijft. Ik kan 's avonds in bed prélu-
des en fuga's hooren. Een ge-
schenkvan onschatbare waarde!
Kinderliedjes speelt Mem ook, van
Catharina van Rennes, die vlakbij
woont, in de Brigittenstraat en die
haar natuurlijk bekend is als "he-
vig aanwezige" in de stad en haar
muziekleven '. We leeren de "drie
kleine kleutertjes" kennen en de
"volschoone lentetijd" en ook lie-
deren van Hendrika van Tussen-
broek ': "Alle knoppen springen
los, alle bloemen komen kijken -"
en "Baanveger, baanveger, kom
met je bezem / veeg ons een glan-
zige, gladde baan / - Grootvader,
grootvader, wil je gaan rijden, /
Grootmoeder laat je alleen niet
gaan -". Vorm voor het innerlijk
leven: muziek en beelden, levens-
beelden in muziek. Muziek in de
kamer, door den gang, in onze
slaapkamer, en 's zomers door een
opgeschoven raam over de gracht.
Daar past zij!
We hebben een heel grooten
stadstuin - de gracht is onze tuin,
tusschen de oude huizen, met
haar voortzetting Onder de Lin-
den, Zonnenburg en het Servaas-
bolwerk met zijn hol. Zullen we in
den tuin gaan wandelen? We
staan nog op de stoep, en daar rui-
ken we al de pepermuntgeur uit
de groote poort aan den overkant
aan de andere zijde van de brug,
waar de pharmaceutische groot-
handel is gevestigd (nr. 63, nu het
Catharijneconvent). Maar we
gaan linksom, eerst langs het huis
van onzen buurman dokter Stants.
Zijn dochter is Nel Stants, die
speelt tooneel. Zij heeft een klein
open autootje (Citroentje?) en
wanneer zij hier is mag haar ach-
terlijke broer erin zitten genieten.
Tegenover ons huis, in een kelder
aan de werf bewaart kolenhande-
laar Bos, die zijn winkel heeft op
de andere hoek van de Schalkwijk-
steeg, de fakkels van de studen-
ten. Soms zien we 's avonds in het
donker de studenten met hun lich-
ten over de trap naar de straat
omhoog komen, in het water er-
onder weerspiegeld.
We loopen verder over onze even
zijde. Hier, op den hoek van de
Keukenstraat, een steeg waar ik
waarschijnlijk nooit in ben ge-
weest, woont de slager Van Bek-
kum, die worst in plakjes snijdt
met een lang smal griezelmes,
dichter dan dicht bij de zachte kus-
sentjes van zijn kortgenagelde
vingers; o wee, als -. De zaak is nu
gesloten, het interieur verwoest,
alleen de koeiekoppen op de dub-
bele winkeldeur herinneren aan
den ouden man en zijn bedrijfje.
Wat verder is het Jodenweeshuis;
ik zie 's morgens uit ons raam vaak
de jongetjes wandelen aan den
overkant van de gracht, in zwarte
jasjes, met stijve witte boordjes,
zwarte broeken tot onder de knie,
zwarte kousen en rijgschoenen,
bleeke gezichtjes in al dat zwart
en onder de glanzende kleppen
van de zwarte petjes. Aan de over-
zijde is het ziekenhuis voor de ar-
me zieke kinderen. Aan beide zij-
den van de gracht zijn de steegjes:
die hooren niet bij onzen tuin: „
Magdalena, Eligen, ABC. Bij den
tuin behoort wel de groote tuin
van het histologisch laboratorium,
toen gevestigd in het voorname
huis Zoudenbaich, waar Pa con-
servator (assistent) is, met hooge
beuken en hun gladde stammen,
jasmijn en haar heerlijken geur, en
vereniging Oud'Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 59-
^p^^z
>v..
iMÜM
'."i
^(«e».
Centraal een abrikoos tegen een hoogen
Israëlitisch Wees- muur en natuurlijk ook merels.
huis. Een groep We hebben eens Paascheieren ge-
kinderen opgesteld zocht tussen de boomwortels en
tegen de muur nar        decrocussen.
detuinzijde,i932 Deze tuin, deze gracht - zoo be-
Foto: Het Utrechts hoort een gracht te zijn, stil, oud,
Archief oude huizen - al is er hier en daar
een negentiende eeuwsche gevel
tusschen - en kaden, donker wa-
ter, boomen, vogels - niet te lang,
niette breed, niet recht, oud.
Het is hier inderdaad stil; zacht
tinkelt een straaltje uit een afvoer-
pijp in het grachtwater. Soms hob-
belt een kar over de keien, maar
dan nog blijft de stilte om den
paardentred met den kalmen, vei-
ligen, onvergetelijken maatgang:
1.2 - 3.4. Duiven koeren. Het water
van de gracht ligt diep, de boomen
staan ernaast op de werf, wij wan-
delen tusschen de kruinen, hun
blaren suizen, ritselen, de duiven
zijn dichtbij. Het water is donker-
groen, soms vaart er een langza-
me praam door; waar de vaar-
boom in het water plonst komt
zwart naar boven. Zitje 's middags
in de Zeister tram, dan zie je mis-
schien in de Biltsche Grift het
scheepje dat 's morgens onder de
Magdalenabrug doorvoer en on-
der de Servaasbrug verdween.
Er is meer muziek dan van
nog steeds aan den ingang van de
Agnietenstraat. Laten we nu langs
den anderen kant van de gracht
teruggaan langs het hek van den
Hortus naar de brug bij de Zuilen-
straat. Daar zien we ons huis in
zijn statigheid en kijken ook nog
even naar den man met het hou-
weel en naar de brokken steen-
kool achter het raam van de kolen-
handelaar. "Kalm op de stoep!
Misschien kijkt Mittie in haar
spionnetje." De marmeren gang,
de trap, de kamer - "Daar zijn we
weer!"
Mems piano en paardentred en
vogelzang. Over de stad is veel
kerkelijk gelui, ook op weekdagen.
Van ginds komt het klokkenspel
van de Klaaskerk, van daar het ca-
rillon van den Dom. Daar komt hij
dan in mijn verhaal: de Dom! Als
jongetje heb ik hem niet anders
gekend dan met den houten stei-
ger om het onderste vierkant. De
Dom, het vaste punt in de stad,
het midden van onze geographie.
Op wandelingen en in de tram:
"Opa, waar is de Dom nou?" Gro-
ningsch: "Daar, mjong." We kon-
den hem over lage daken of door
een dwarsstraat gelukkig altijd
weer gauw zien - de Dom kon
wandelen, achter de huizen langs
en over de daken bewoog hij zich,
en toch het vaste punt. De Dom -
"diep in gedachten" zooals Ida
Gerhardt zegt, staat hij daar ^ Diep
zijn ook zijn oogen, als die van
Opa. Hij isstil, wijs, grijs, maar ook,
zooals de oude grootvader, stoer
en recht en hoekig.
Toen ik in 1944 en weer in 1945 ee-
nige maanden in Utrecht woonde,
was de restauratie voltooid en zag
men den toren in zijn volle statig-
heid. Is er een koninklijker toren in
het land? Mijn oudste vriend is hij.
Maar ik ben in mijn gedachten uit
den tuin weggedwaald. We staan
1   De Nederlandschc Monumenten van ge-
schiedenis en Kunst, Utrecht, de Huizen
binnen de grachten,
Overzicht, biz. 99. B.
Koopmans, Een kijk op deuren, Utrecht
in detail 1( 1986), blz. 62 vlg.
2   Dirkje Kiiik, De Nieiiwegracht en omstre-
ken, een nachtwandeling
(1990) blz. 9.
3   Wouter Paap, Muziekleven in Utrecht
tusschen heide wereldoorlogen
(1972),
blz. 25.
4   Over haar: Ibidem, 25 vlg. Liederen
druk ik als Bijlagen af
5   L Gerhardt, Kroos ter ere, in: De zomen
vati het licht, Verzantelde Gedichten
(1988).
56
vereniging Oud«Utrecht
Jubileumnummer
-ocr page 60-
Agenda
Genealogische contactdag
Midden-Nederland in Laren
Op zaterdag 21 maart zal de
vierde genealogische contartdag
Midden-Nederland worden ge-
houden. De dag wordt georgani-
seerd door de afdelingen Amers-
foort e.o., Gooi- en Eemland en
Utrecht. De contactdag waarbij
veel Instellingen vertegenwoor-
digd zullen zijn, wordt gehouden
in de Scholengemeenschap Laar
en Berg, Langsakker4in Laren.
Tijden: lo.oo tot i6,oo uur, entree
ƒ 5,-, incl. programmablad.
Kloof of kruispunt, vrijetijds
historici en wetenschappers
op het raakvlak van de
regionale geschiedenis.
Op 27 maart organiseert het
Koninklijk Nederlands Historisch
genootschap in samenwerking
met de Provinciale Consulenten
voor de geschiedenis van Zuid-
Holland, Noord-Holland en Utrecht
een studiemiddag met als doel de
kloof tussen liefhebbers en weten-
schapper enigszins te (helpen)
dichten. Aan de hand van een aan-
tal korte lezingen en een debat
willen we contact tot stand bren-
gen. De regionale geschiedenis
staat hierbij centraal.
Gegevens: Gouda, oude Stadhuis
van 13.00 tot 17.00 uur. Toegang
ƒ 15,- Informatie en aanmelding
secretariaat KNHG 070 - 3140363.
Utrecht en het water
1 aprilt/m i november, tentoon-
stelling in het Utrechts Waterlei-
dingmuseum: Utrechten het water.
De Expositie laat prenten en teke-
ningen zien, waarvan een groot
aantal nooit eerder te zien zijn ge-
weest. Zij zijn afkomstig uit het
Utrechts Archief en geven een
boeiend beeld van Utrecht en het
water: de grachten, stadspompen,
fonteinen, etc. Waterleidingmuse-
um: Lauwerhof 29 Utrecht.
Openingstijden: di. t/m vr. en zon.
van 13.30 -17.00 rr, za. 11.00 -16.00
uur, ma. gesloten.
Mededelingen
Sluiting en verbouw van het
Centraal Museum
Het Centraal Museum in
Utrecht sluit van 5 januari 1998 tot
en met 30 januari 1999 zijn poor-
ten voor bezoekers, vanwege een
30 miljoen kostende ingrijpende
renovatie en nieuwbouw door de
Belgische architecten Stephane
Beel en Lieven Achtergael. Dit pro-
ject is noodzakelijk om het museum
aan te passen aan de eisen van
deze tijd, waarin de bezoeker opti-
male dienstverlening en gastvrij-
heid mag verwachten. De vaste
collectie kan na de verbouwing
voor het eerst in het gehele muse-
um onder de juiste klimatologische
omstandigheden worden geëxpo-
seerd. Het Centraal Museum wordt
een open, publieksvriendelijk mu-
seum dat 120.000 bezoekers per
jaar kan en wil ontvangen. Een
glazen open entree, goede horeca-
voorzieningen, een depotservice,
een multi-mediaal informatiecen-
trum en een Kindermuseum mar-
keren de koers die het Centraal
Museum heeft ingezet.
Atlas, zijn geïntegreerd tot Het
Utrechts Archief. Het adres is nog
steeds AI.Numankade 199.
Provincie bouwt cultuur-
historische hoofdstructuur.
Naast de ruggegraat voor het
behoud en beheer van natuur en
landschap werkt de provincie
Utrecht de komende jaren aan een
cultuur-historische hoofdstructuur.
GS hebben hierover op 6 januari
een besluit genomen. Dit bouw-
werk, dat in het jaar 2000 wordt
opgeleverd, bestaat uit een verza-
meling computerkaarten die op
een samenhangende manier de
waarden aangeven van archeolo-
gische lokaties, monumenten en
bijzondere cultuur-historische ge-
bieden in de provincie. Door de
kaarten op elkaar aan te sluiten
ontstaat een samenhangend be-
leidsplan. Hiermee kan de provin-
cie Utrecht bij de ruimtelijke orde-
ning en de toetsing van de
gemeentelijke bestemmingsplan-
nen bepaalde objecten beter be-
schermen of Inpassen in een ver-
anderende omgeving.
Nieuwe fietsronde langs de
grenzen van de provincie
Utrecht.
Door verbindingen te leggen
tussen bestaande fietsroutes kun-
nen recreanten rond de eeuwwis-
selingvoor het eerst een tocht ma-
ken langs de grenzen van de
provincie Utrecht. Deze operatie
wordt door de provincie en de
ANWB gezamenlijk gefinancierd.
De lengte van de recreatieve fiets-
routes in de provincies Utrecht
wordt daardoor verdubbeld tot
826 kilometer.
57
Het Utrechts Archief
Het Rijksarchief en het Gemeente-
archief, inclusief de Topografische
-ocr page 61-
Historische verenigingen en de 21 ste eeuw
den te Leiden (afbeelding). Soort-
gelijke activiteiten werden bij-
voorbeeld in Limburg onderno-
men door het Limburgs Geschied-
en Oudheidkundig Genootschap
en zijn eerste voorzitter, de latere
rijksarchivaris Jos Habets.
De maatschappijen, genootschap-
pen, verenigingen of hoe zij zich
ook noemden, hebben een zeer
belangrijke bijdrage geleverd aan
de ontwikkeling van de geschied-
beoefening in ons land. Natuurlijk
kunnen niet meer alle publicaties
vandaag de dag de toets van kri-
tiek doorstaan; hun grote verdien-
ste ligt mijns inziens in het feit dat
zij aandacht vroegen voor de ge-
schiedenis van hun stad of streek,
dat zij ook daadwerkelijk onder-
zoek gedaan hebben in archieven
en in het veld èn dat zij verzame-
lingen hebben aangelegd die de
basis vormen van onze huidige
musea. Zonder hun inzet zou veel
archiefmateriaal en zouden vele
archeologische objecten verloren
zijn gegaan. Maar ook op het ge-
bied van de monumentenzorg
hebben zij hun sporen verdiend.
In de loop van de 20 ste eeuw zal
dat beeld van geschiedbeoefena-
ren in tweeërlei opzichten veran-
deren. Eenerzijds nemen profes-
sioneel opgeleide mensen het roer
oven op het gebied van het ar-
cheologisch onderzoek komen in-
stituten als het Biologisch Archeo-
logisch Instituut (1922) en de
Rijksdienst voor het Oudheidkun-
dig Bodemonderzoek (1947) maar
ook de archiefinstellingen, die ten
dele al uit het begin van de 19de
eeuw dateerden, beginnen zich
steeds meer uit te breiden. De
Archiefwet van 1918 biedt moge-
lijkheden tot bescherming der
archieven en tot verdere profes-
sionaliseringvan het vak.
Belangstelling voor de ge-
schiedenis is al zo oud als de
mensheid zelf, ben ik geneigd te
zeggen. Is het eeuwenlang het do-
mein geweest van de individuele
geïnteresseerde onderzoeker, die
ook voldoende financieel vermo-
gen had zich met onderzoek bezig
te houden, vanaf de 19de eeuw
zien we daar een kentering in ko-
men. De voorboden kondigden
zich al in de 18de eeuw aan toen
de eerste Maatschappij ter bestu-
dering van de geschiedenis in ons
land werd opgericht: de Holland-
sche Maatschappij der Weten-
schappen (Haarlem 1752), gevolgd
door de Maatschappij der Neder-
landse Letterkunde (Leiden 1766),
die op zijn beurt driejaar later ge-
volgd werd door het Zeeuws Ge-
nootschap van Wetenschappen.
Vooral echter de igde eeuw heeft
een grote groei in dit soort Maat-
schappijen, Genootschappen en
Verenigingen laten zien. De indivi-
duen verenigden zich, maar kwa-
men nog altijd uit de bovenlaag
van de samenleving. Het gros der
mensen immers had het te druk
met de strijd om het dagelijks be-
staan en had daardoor ook niet de
opleiding die vereist is.
In Utrecht is in 1773 het Provinciaal
Utrechts Genootschap ontstaan,
dat in eerste instantie vooral be-
langstelling had voor de geschie-
denis van de stad Utrecht en dat
zijn archeologische collectie in
1842 open stelde voor het publiek.
Zoals ook andere Genootschap-
pen in ons land heeft ook het
Utrechts Genootschap archeolo-
gisch onderzoek verricht of laten
verrichten. Zo vonden op initiatief
van S. Muller Fzn tussen 1892 en
1894 nieuwe opgravingen te Vech-
ten plaats met medewerking van
Dr. Pleyte, de toenmalige directeur
van het Rijksmuseum van Oudhe-
Anderzijds zien we in vergelijking
met de 19de eeuw een toename
van het aantal belangstellenden -
met name na de Tweede Wereld-
oorlog - dat hetzij actief hetzij pas-
sief betrokken is bij de geschied-
beoefening van stad of streek. De
jubilerende Vereniging Oud-Utrecht
is bij deze categorie te rekenen.
Door betere onderwijsmogelijkhe-
den voor grote lagen van de bevol-
king, door de toename van de wel-
vaart en de toename van vrije tijd
is de daadwerkelijke belangstel-
ling voor de geschiedbeoefening
toegenomen en komen de belang-
stellenden nu uit alle lagen van de
bevolking. Deze democratisering
is het vak alleen maar ten goede
gekomen, want in tijden als de on-
ze waarin bijvoorbeeld het bode-
marchief op grote schaal bedreigd
wordt, zouden de beroepsarcheo-
logen zonder de hulp van de vele
amateurs niet zoveel kunnen ver-
richten als nu mogelijk is. Ook bij
de archieven is de hulp van de
amateurs onontbeerlijk gewor-
den. Als vrijwilliger helpen zij mee
archieven te ontsluiten tot een
diepte waarop de professionele
archivarissen het bij gebrek aan
tijd moeten laten afweten.
Volgens de laatste gegevens van
het Sociaal Cultureel Planbureau
zijn er in de cultuurhistorische sec-
tor 21.700 vrijwilligers werkzaam,
die samen voor 3.000 mensjaar
werk verzetten. Beperk ik mij tot
de sector archieven, dan zijn deze
cijfers respectievelijk 430 en 200.
In vergelijking met de andere sec-
toren hebben de archiefdiensten
minder vrijwilligers "in dienst",
maar die vrijwilligers die er zijn,
besteden relatief veel tijd aan het
werk. Zij hebben bijna gemiddeld
een halve werkweek over voor
hun vrijwilligerswerk!
Het kan dan ook niet verbazing-
JoJamar
Directeur VAN
Het Utrechts
Archief 1.0.
verenlging Oud-Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 62-
Gezicht op de wekkend zijn dat vrijwilligers op
doorhetPUG cultuurhistorisch terrein vaker dan
opgegraven andere Nederlanders musea,
romeinse put, monumenten, archeologische
1893. presentaties of archieven bezoe-
Foto: Het Utrechts ken. Het een werkt natuurlijk op
Archief het ander in.
Het onderzoek dat door het Soci-
aal Cultureel Planbureau is ge-
daan naar de veranderingen in de
cultuurhistorische belangstelling
sinds het einde van de jaren ze-
ventig, laat ook zien hoevelen er in
Nederland lid zijn van een histori-
sche vereniging. Zo heeft het Ne-
derlands Centrum voor Volkscul-
tuur in 1995 ongeveer 1500
organisaties geregistreerd die zich
op een of andere manier met het
verleden van hun streek bezig
houden. De belangrijkste activitei-
ten zijn het organiseren van lezin-
gen, het uitgeven van een tijd-
schrift en het stimuleren van
sociale contacten en discussies
tussen geïnteresseerden. Niet al-
les wat deze 1500 organisaties
doen, is van hetzelfde niveau.
Soms willen de leden zelf niet dat
lezingen, excursies of artikelen al
te diepgravend zijn. Dat is wellicht
de reden dat sommige professio-
nele historici soms met enig dé-
dain op al dat populaire gedoe
neerkijken. Overigens hoeft popu-
lariserend schrijven of spreken
over een onderwerp op welk ge-
bied dan ook niet meteen te bete-
kenen dat het daarom onweten-
schappelijk zou zijn.
Een interessant gegeven bij dit al-
les is de leeftijd van de actieve
en/of passieve geïnteresseerde, le-
der die lezingen bijwoont, deel-
neemt aan excursies op dit gebied
of de studiezalen van de archieven
bezoekt, kan ook zonder groots
opgezet bezoekersonderzoek con-
stateren dat de oudere Nederlan-
der sterk vertegenwoordigd is en
dat de jongeren het daar laten af-
weten. Men kan zich afvragen of
dat een reden tot zorg is. Het Soci-
aal Cultureel Planbureau wijt de
59
Oud'Utrecht
vereniging
jubileumr)ummer
-ocr page 63-
Historische verenigingen en de 21 ste eeuw
lagere belangstelling van de jeugd
aan het onderwijssysteem dat
minder dan in het verleden gericht
is op "Bildung". Als dat waar zou
zijn, is er hoop. Immers het Minis-
terie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen heeft sinds deze
kabinetsperiode Cultuur weer met
Onderwijs verbonden. Sindsdien
staan School en Cultuur weer sa-
men in het blikveld van de beleid-
makers in Zoetermeer, hetgeen
geleid heeft tot de beleidsnota
"Cultuur en School" en tot de op-
richting van het Bureau Erfgoed
Actueel. Dit Bureau wil een hulp
zijn voor culturele instellingen die
op een of andere wijze iets met
het onderwijs zouden willen doen.
In de Basisvorming bij het voort-
gezet onderwijs heeft het geschie-
denisonderwijs een impuls gekre-
gen door de invoering van het vak
"omgevingsgeschiedenis", waar-
door meer aandacht besteed moet
worden aan de geschiedenis van
de eigen stad of streek. In de
Tweede Fase moeten leerlingen
zelfstandig onderzoek verrichten.
Overigens heeft recent onderzoek
onder jongeren binnen de Europe-
se Unie uitgewezen dat Neder-
landse jongeren het minst van
hun leeftijdsgenoten binnen Euro-
pa interesse hebben voor de histo-
rie van hun eigen land. Er is dus
nog een lange weg te gaan.
A. van der Zeijden heeft in zijn be-
spreking van het rapport van het
Sociaal Cultureel Planbureau voor
de lagere belangstelling bij de
jeugd voor cultuurhistorie een an-
dere, zeer prozaïsche verklaring,
nl. dat bezoek aan cultuurhistori-
sche objecten niet past bij de le-
vensstijl van de jeugd en dat de
belangstelling voor het cultureel
erfgoed met het klimmen der ja-
ren komt. Bij deze theorie zou de
vergrijzing van de deelnemers een
normaal verschijnsel zijn, waar-
over men zich geen al te grote zor-
gen hoeft te maken.
Culturele instellingen moeten het
echter tot hun plicht rekenen hun
activiteiten te richten op alle lagen
van de bevolking. Wellicht dat bij
jongeren meer interesse gekweekt
kan worden als zij worden aange-
sproken op een manier die bij hen
past en met de middelen van deze
tijd. Ik denk daarbij vooral aan de
electronische snelweg, die onge-
kende mogelijkheden biedt. Ook -
en misschien wel vooral - de inter-
actie die via Internet mogelijk is,
zou wel eens van groot belang
kunnen zijn om de belangstelling
op te wekken en vast te houden.
Wat dat betreft ben ik niet pessi-
mistisch gestemd over de toekom-
stige belangstelling voor ons cul-
tureel erfgoed. In het verlengde
daarvan zullen ook historische
verenigingen in de volgende eeuw
hun taken zinvol kunnen verwe-
zenlijken. Evenals nu zullen zij een
platform moeten blijven vormen
voor de geïnteresseerde leek;
evenals nu zullen zij een verbin-
ding moeten vormen tussen de
professionals en de leken en even-
als nu zouden zij kweekvijver kun-
nen zijn voor mensen die actief op
de een ofandere wijze willen mee-
helpen aan de verdere bescher-
ming en ontsluiting van ons cultu-
reel erfgoed. Van de professionele
instellingen mag dan verwacht
worden dat zij daarvoor ruimte en
gelegenheid bieden en ook vol-
doende begeleiding. Het Utrechts
Archief zal ook in de toekomst die
ruimte en gelegenheid graag blij-
ven bieden.
Litemtuur
Jos de Haan, Het gedeelde erfgoed. Een on-
derzoek naar veranderingen in de cultuur-
historische belangstelling sinds het einde van
de jaren zeventig, Sociaal en Cidtureel Plan-
bureau,
Rijswijk 1997.
Albert van der Zeijden, Het gedeelde erf-
goed. In: Alledaagse Dingen, Nieuwsblad
voor volkscultuur, regionale geschiedenis,
folklore en volkskunst in Nederland en
Vlaanderen, nummer 4, december 1997,
3-6.
60
vereniging Oud«Utrecht
jubileurDnummer
-ocr page 64-
De Lijnpad-Rijn heeft niet bestaan
Aan de westzijde van de stad Utrecht bevond zich het gerecht 'Lijnpad'. Al in het
begin van de 19de eeuw bestond het vermoeden dat er in de late middeleeuwen
vanaf de zuidelijke punt van de stad (in de buurt van de Tolsteegpoort) een Rijn-
arm in noordwestelijke richting heeft gelopen. Deze arm staat bekend als de
'Lijnpad-Rijn'. Een speurtocht naar deze Lijnpad-Rijn heeft evenwel een negatief
resultaat opgeleverd: dit water heeft niet bestaan. Geografische gegevens wijzen wel
op de aanwezigheid van een geultje in het gebied. Dit begint echter niet bij de
Tolsteeg maar iets noordelijker en is bovendien reeds in de Romeinse periode
dichtgeslibd. Mijn speurtocht naar de Lijnpad-Rijn leverde nog een onverwachte
vondst op: meer duidelijkheid over de westelijke loop van de Oude Rijn.
Daarom is het gebied bestudeerd
aan de hand van ca. 350 grondbo-
ringen van de sectie Ceotechniek
van de Dienst Stadsbeheer van de
gemeente Utrecht, aangevuld met
enige waarnemingen in het veld
tijdens graafwerkzaamheden en
beschikbare literatuur. Het gebied
wordt aan de oostzijde begrensd
door de Catharijnesingel, aan de
westzijde door het Merwedeka-
naal, aan de noordzijde door de
Leidse Rijn en aan de zuidzijde
door de Balijelaan (zie kaart 1). Van
het grootste gedeelte van het
Jaarbeurscomplex waren geen ge-
gevens beschikbaar. Om een beter
algemeen inzichtte krijgen, zijn de
gebieden ten noorden (de wijk
Lombok) en ten zuiden (de Rivie-
renwijk) van het bestudeerde ge-
bied globaal bekeken. (De restgeul
van de Oude Rijn is in Lombok ge-
stippeld aangegeven.)
Het gehele gebied is bedekt door
een meters dik pakket stroomrug-
afzettingen op een ondergrond
van pleistoceen zand. - Alleen in
de uiterste noordoostelijke hoek
van het gebied komt op dit zand
een laag veen voor, afgedekt door
zware komklei (midden boven op
kaart 1). Deze komgrond wordt ge-
heel door zandige stroomrugaf-
zettingen omringd en vormt zo
een klein veeneiland. Het grote
Utrechts-Hollandse veengebied
heeft zijn oostelijke begrenzing
ten noorden van de Vleutenseweg
(linksboven op de kaart). Het
meest zuidelijke gedeelte van het
gebied wordt overheerst door een
wirwar van volledig dichtgeslibde
restgeulen (I), ingebed in zandige
stroomrugafzettingen. Dit wekt
de indruk dat de rivier plaatselijk
een vlechtend patroon heeft aan-
genomen. Het hoogste zandvoor-
komen van deze stroomruggen is
Baksteenfabricage
Cijsbrecht van Amstel schonk
in de 13de eeuw aan het Duitse
Huis te Utrecht een hoeve lands
gelegen in de weiden bij de tichel-
bakkerijen buiten de muren. Van
dezelfde weide doet het Duitse
huis in 1321 afstand ten behoeve
van de stad Utrecht (De Geer 1871,
nr. 305). Er vond dus baksteenfa-
bricage plaats ten westen van de
stad. In het hele gebied is inder-
daad klei afgevlet. Om de afvoer
met vletschuiten mogelijk te ma-
ken, zijn veel brede sloten gegra-
ven - de vletsloten. Deze zijn goed
herkenbaar op de topografische
kaart 1:50.000, eerste editie, uit
1854 (situatie 1850). Hierop zijn
ook enige pannenbakkerijen aan-
gegeven, zoals de steenbakkerij
Voorzorg. Deze moest aan het ein-
de van de 19de eeuw plaats ma-
ken voor gebouwen van het Aca-
demische ziekenhuis. In de buurt
lag nog een tweede steenfabriek,
De Oven van Rosé.
De steenbakkers hadden de nei-
ging om een zo dik mogelijke klei-
laag zo diep mogelijk weg te ha-
len. Behalve door natuurlijke
omstandigheden werd hun werk
bemoeilijkt door ontgrondingsbe-
palingen, die al vroeg waren vast-
gesteld nadat slechte ervaringen
met veenontgrondingen waren
opgedaan. Bovendien werd er ver-
langd dat uitgedolven land ge-
schikt werd gemaakt voor goed
bouw- of weiland. Hieraan werd
veel aandacht besteed door zowel
de autoriteiten als de landeige-
naar. In aanmerking hiervoor
kwam mest, later puin, compost
en vuilnis uit de stad en bagger.
De graszode en de eerste 30 cm
onbruikbare humeuze boven-
grond werden opzij gezet en later
gebruikt bij hettoemaken van het
land (Van Doorn, 1961). Het zal dui-
delijk zijn dat het bovenste ge-
deelte van de natuurlijke afzettin-
gen door al deze activiteiten
grotendeels is verstoord. Boven-
dien is de opgebrachte laag veelal
vermengd geraakt met het boven-
ste deel van de onderliggende ri-
vierafzetting. Het zal daarom niet
verbazen dat het gebied alleen in
kaart kan worden gebracht nadat
de diepere ondergrond nader is
beschouwd, te meer omdat het
gebied ook nog onderhevig is ge-
weest aan diverse stedebouwkun-
dige ingrepen, zoals de 17de eeuw-
se stadsuitbreiding van Moreelse
en in de 19de eeuw de spoon/ve-
gen en het Merwedekanaal.
61
LA. VAN DER
TUUK
%
Oud'Utrecht
vereniging
jubileumnummer
-ocr page 65-
I I
VENiG KOMGEBIED
+ + + + + +
h + + + + +
_i___±___±___+, *___±,
500m
VERLAMDE BEDDING
VASTGESTELDE LOOP
HOUTENSE STROOMRUG
AEZETTINGEN
VERLAMDE BEDDING
8^ VERMOEDELIJKE LOOP
JONGERE STROOMRUG
AFZETTINGEN
het Jaarbeurscomplex. Deze geul
sluit aan op een in het zuidelijke
deel van de binnenstad voorko-
mende restgeul van de pre-Ro-
meinse Vecht, die omstreeks het
begin van de jaartelling moet zijn
dichtgeslibd (Van der Tuuk 1996,
p.iBe.v.).
De Oude Rijn
De meest noordelijke restgeul
(III) loopt van Hoog Catharijne in
noordwestelijke richting naar de
wijk Lombok. Deze geul sluit in het
oosten aan op de restgeul van de
Rijn, die langs het voormalige Ro-
meinse castellum, via een deel van
de Oudegracht naar het westen
stroomde en omstreeks de 12de
eeuw geheel is dichtgeslibd en
verland (Van der Tuuk 1996, p. 16
e.v.; 1997, p. 68). Uit de grondbo-
ringen heb ik kunnen afleiden dat
de Oude Rijn zijn laatste bedding
heeft achtergelaten in de wijk
Lombok, waar een grote meander
is gevormd. Opvallend is dat deze
meander raakt aan de Vleutense
wetering (thans Vleutense Weg).
Deze vaart komt bij De Meern
(hoeve Den Hoed) weer uit op de-
zelfde Oude Rijn. Het lijkt er daar-
om op dat de Vleutense wetering
is gegraven als bekorting van een
sterk kronkelend deel van de Rijn,
om de bevaarbaarheid en/of de
afwatering te bevorderen.
Dat de Oude Rijn bij Utrecht al in
de Karolingische tijd zou zijn
dichtgeslibd is, zoals uit het voor-
gaande blijkt een onjuiste veron-
derstelling, waarop Dekker (1990,
p. 70) de aanleg van de Vleutense
Kaart! ca. 0,25 m +NAP, waardoor we hier
met de Houtense stroomrug (U2)
te maken kunnen hebben, waarvan
de jongste afzettingen nog van
voor het begin van de jaartelling
stammen (noot 2). Deze restgeulen
sluiten goeddeels aan op de rest-
geulen ten westen van het Men/vede-
kanaal, die door Buringh & Van
der Knaap (1952) zijn gekarteerd.
Het noordelijke gebied bestaat uit
jongere afzettingen met een
hoogste zandvoorkomen tot ca.
1,20 m +NAP. In het uiterste noord-
oosten van het gebied komt veen
voor. Er lopen twee volledig dicht-
geslibde en verlande restgeulen
door dit noordelijke gebied, ieder
met een geschatte breedte van
40 m. De meest zuidelijke (II) loopt
in noordwestelijke richting naar
62
vereniging Oud>Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 66-
resten gevonden die in verband
kunnen worden gebracht met een
Romeins bewoningsniveau. Uit
deze schamele gegevens valt
slechts op te maken dat er waar-
schijnlijk in de Romeinse periode
bewoning is geweest op enige ho-
ger gelegen oeverwallen. Daarbij
is het goed denkbaar dat er nog
een (bijna dichtgeslibde) restgeul
door het gebied heeft gelopen.
Om de bevaarbaarheid te verbete-
ren, is de meander van de rivier in
1665 afgesneden door de 'Nieuwe
Doorsnijding', nu het stuk Leidse
Rijn tussen park Oog in Al en de
Catharijnesingel. De Leidse Rijn
was overigens wegens zijn on-
diepte en verschillende dammen
(later sluizen) een erbarmelijke
vaanweg.
Archeologische sporen
Er zijn uit het gebied weinig
archeologische vondsten bekend.
Alleen op de zuidelijke oeverwal
van de restgeul II zijn op het ter-
rein van het voormalige Academi-
sche ziekenhuis bewoningssporen
uit de Romeinse periode gevon-
den. Verder is er geen archeolo-
gisch onderzoek verricht. Wel zijn
ten westen van het Merwedeka-
naal op de zandige afzettingen
van de Houtense stroomrug (U2)
aan weerszijden van een restgeul
scherven gevonden die waar-
schijnlijk uit de Romeinse periode
stammen (Buringh en Van der
Knaap 1952, p. 54). Dit wordt be-
vestigd door een archeologische
waarneming: in dit gebied is een
laag met veel (inheems) Romeins
aardewerk aangetroffen, die wijst
op een nabijgelegen nederzetting
(mond. meded. C.A.M, van Rooij-
en). Deze restgeul is in verband te
brengen met het zuidelijke rest-
geulencomplex (I) in het bestu-
deerde gebied.
Nog westelijker, in Langerak,
wordt momenteel uitgebreid ar-
cheologisch onderzoek verricht:
hier zijn op ca. 0,50 m -hNAP, op
betrekkelijk jonge afzettingen van
de Oude Rijn-stroomrug (U7), be-
woningssporen uit de tweede
eeuw gevonden (mond. meded. H.
Wynia).
In de grondboringen komen vaak
houtresten voor. Of hier wellicht
gedeeltelijk sprake is van bewo-
ningssporen valt niet op te maken
uit de beschikbare gegevens. Ten
oosten van de spoorlijn zijn door
de stadsarcheoloog wel veel hout-
Afb.2 wetering in deze periode, of zelfs
Naar een nog vroeger, baseert. De Vleuten-
waterschapskaart se wetering maakte deel uit van
(I7eeeuw),het het ontwateringssysteem van het
noorden is rechts gebied ten westen van Utrecht op
de Vecht. Om wateroverlast van-
uit de stad te weren, was op de
plaats waar de Vleutense Wete-
ring op de Rijn aansloot de Cusen-
dam aangelegd. De enige aanwij-
zing voor het volledig dichtslibben
van de Oude Rijn in de gde eeuw
komt uit een geologische scriptie,
waarin staat dat de restgeul is af-
gedekt met een in de gde eeuw
gedateerde kleilaag (Dominicus
en Van den Berg, 1971). Mijn na-
vraag bij de beide auteurs van de
scriptie naar het hoe en waarom
van de datering van de betreffen-
de laag leidt tot nog meer onze-
kerheid: de datering was geba-
seerd op een misverstand. De voor
deze opgraving geraadpleegde ar-
cheologen Van Regteren Altena en
Sarfatij hebben zich niet uitge-
sproken over de ouderdom van
deze kleilaag. Beide archeologen
komen zelfs tot de conclusie dat
de verlanding van de restgeul ver-
moedelijk kort voor of in de 12de
eeuw heeft plaatsgevonden (Van
Regteren Altena & Sarfatij 1973, p. 77).
Een deel van de meander door
Lombok is mogelijk gekanaliseerd
en bewaard gebleven als het wa-
ter langs de huidige Billitonkade,
nog steeds 'Oude Rijn' geheten.
Deze watergang komt op i6de
eeuwse kaarten voor, maar is op
de kaart van Van Schaick (1539)
nog niet te vinden. Misschien is dit
water pas in de 16de eeuw gegra-
ven. Het bevindt zich in ieder geval
op de plaats van de restgeul.
De Lijnpad-Rijn
Hoewel het gebied later res-
sorteerde onder het waterschap
van de Hoge en de Lage weide,
maakte het oorspronkelijk geen
deel uit van de stadsweide, maar
vormde het 't bisschoppelijke ge-
recht Lijnpad (Immink p. 389 e.v.).
Van het toponiem 'Lijnpad' zijn
voldoende historische gegevens
aanwezig. De oudste vermelding
is uit 1239: Theodericus op Linpaet
(OSU II, 942). Op een weinig be-
kende, doch gedetailleerde water-
schapskaart uit 1650 (zie Afb. 2)
staat het Lijnpad ondubbelzinnig
aangegeven. Dit loopt van de Tol-
steegtot bij de hofstede Lubbenes
op de huidige Croeselaan (thans
Jaarbeursterrein). Het pad met deze
naam moet eerder in verband
worden gebracht met de in dit ge-
bied gevestigde lijndraaiers
(touwslagers) dan met een op wa-
ter duidend jaagpad (De Bruijn
1994, p. 49-50). In 1350 is er hier
zelfs sprake van een hofstede ge-
legen 'onder de liindrayers'. De
naam is vervolgens overgenomen
voor het buitengerecht (Onder 't)
Lijmad. Van Asch van Wijck (1838,
p. 29) beschreef een Rijnarm langs
het Lijnpad, die vanaf de Tolsteeg
naar het noordwesten zou hebben
gestroomd. De naamgeving van
deze Rijnarm, die door navolgers
van Van Asch van Wijck 'Lijnpad- g,
Rijn' is genoemd, lijkt te zijn inge-
geven door vage aanduidingen
van wat een water zou kunnen
zijn op de kaarten van Van Schaick
(1539) en Van Deventer (1570) en
nog een deel op de kaarten van
Specht (1696) en De Roij (1696). Op
geen van de kaarten is bij nadere
%
vereniging Oud*Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 67-
De Lijnpad-Rijn heeft niet bestaan
beschouwing in het genoemde
tracé een water te ontdel<ken. Op
de kaarten van Specht en De Roij
en ook op latere kaarten kan al-
leen een kronkel ten westen van
de hofstede Lubbenes als water
geïnterpreteerd worden. Ook op de
genoemde waterschapskaart uit
1650 is in het gerecht Lijnpad geen
spoor van een water te vinden, be-
halve ten westen van Lubbenes.
Van een Lijnpad-Rijn zijn boven-
dien geen middeleeuwse vermel-
dingen te vinden. In middeleeuw-
se stukken waarin de Rijn in
combinatie met het Lijnpad wordt
genoemd, lijkt steeds sprake te
zijn van de Leidse Rijn (Prakken,
1951). Het ziet er dus niet naar uit
dat er een Lijnpad-Rijn is geweest.
De hierboven beschreven restgeul
(II) ligt noordelijker dan het tracé
van Van Asch van Wijck. Boven-
dien moet deze restgeul, althans
in de zuidelijke binnenstad, reeds
in de Romeinse periode zijn dicht-
geslibd. Is in de middeleeuwen
door een gedeelte van deze rest-
geul wellicht weer water gaan
stromen of is een deel steeds open
gehouden? Het is niet waarschijn-
lijk. Gegevens voor een mogelijk
'hergebruik' ontbreken volledig.
Alleen ten westen van Lubbenes
zou zich een ten behoeve van af-
watering van de ontginningen Ga-
lekop en Papendorp opengehou-
den restant van een (pre)-Romeins
water kunnen bevinden. Dit is nog
op de kaart van Van Schaick (1539)
te vinden als verbinding tussen de
Oude Rijn bij de huidige Rijksmunt
en de Vaartsche Rijn bij De Heul
(tegenover Rotsoord). Van deze
waterloop, waarvan Specht (1696)
bij De Hooght nog een restant
weergeeft, is in de ondergrond
een restgeul aangetroffen (Beren-
dsen 1982, kaart 1).
1.  De auteur dankt de heer A.B.C'. \aii
Doorn \an de Dienst Stadsbelieer van de
gemeente l'treeht voor liet beschikbaar
stellen van de boorgegevens.
2.  De mogelijkheid dat zich in een gedeelte
van het gebied erosierestcn van de nog
oudere Werkhovense stroomrug (UI)
bevinden, moet niet worden uitgesloten,
hoewel uit de boringen een voor deze
stroomrug typerende atdekkende klei-
laag niet is aangetoond. De benamingen
ouderdom van stroomruggen is ont-
leend aan Bcrendsen (1982).
ben verkorte weergave is gepubliceerd in:
/.. van Doorn, 'De geschiedenis van het at-
lichelen \an kleiland langs de Oude Riin en
de invloed op de landbouw en het land-
schap.' I.aihlbonwkuntlig lijdschrifl 76,
1964,140-149
(leer, I.|. de, ,-\;r/»Vn'/i iler Ridilerlijkc Duit-
sehe orilc. Halve van Utrecht IH7I
llecringa, K., Oorkoinlenhock van het Sticht
Utrecht tot LWI
;/, (Utredit 1940)
Immink, l'.W'.A., 'Destadsvriiheid van
Utrecht' Opstellen aangeboden aan l'rol.
|hr. Dr. D.d. Rengers Hora Siccaiiia,
Utrecht 1942, .^14-4.^4
Prakken, J., 'Het echte en hel onechte l.iin-
pad' Maandblad Oud Utrecht 19.Ï1,49-.S4
Regieren Altena, H.1 i. van & Sarlalii,
Maandblad Oud Utrecht I97.\ M-JO en 77-
80
Tuuk, 1..A. van der, 'De naluurlüke onder-
grond van de stad Ulreeht' llislorisch (.V-
ografisch 'liidschrift, 14/1, 1996, 11-2.^
Tuuk, I..A. van der, 'De vroege lopograTie
van het Buurkerkkwarlier in de stad
Utrecht' Historisch Cieografisch Tijdschrift.
15/2,1997,60-71
iilcratuur
A.seh van VVijek, H.M.A.). van, Gcschied-
kunilige bi'schoiiwiiig van het oude handels-
verkeer der slud l'treehl van de
rroeijslc lij-
den af tot aan de 14e eeinv I
L'treeht I8.Ï8
Berendsen, H.J.A., De genese van het land-
H'hap in het zinden van de provincie Ulreeht,
een fysisch-geografixhestudie.
Utrecht 1982
Bruiin, M.W.|. de, Hiisinghe endc hofstede,
een institutioneel-j^eoj^rafischc studie van de
rechtspraak over onroerend jioed in de stad
Utrecht in de middeleeuwen.
Utrecht 1994.
Buringh, P. en Knaap, W. van der, 'De bo-
dangesteldheid rond de stad Utrecht', deel
II, het gebied A, Kanaleneiland. Wagenin-
gen, Stiboka, rapport 289, 1952, 1-54
Dekker, C, 'Afwatering en scheepvaart ten
westen van de stad Utrecht tot de 14e
eeuw. Berns', J.B. et al (red.) Feestbundel
D.P.
B/o/c, Hilversum, 1990,60-75
Dominicus, D. en Berg, J.R. v.d.. Een flu-
viaticle afzetting van de Rijn in de stad
Utrecht, gestencild verslag veldwerk sedi-
inentologie od.v.
/.R. Boersina, Utrecht,
1971,1-38, div. bijlagen.
Doorn, Z. van, 'Klcilnnd, kkivlettcn en bak-
steenindustrie, voornaniclijk in de Oude-
Rijnstreek', (stencil, zonder plaats of uitgever)
1961
64
vereniging Oud'Utrecht
jubileumnummer
-ocr page 68-
Lustrum
Agenda
Hieronder treft u de lustrum-
activiteiten van de komende maan-
den. Dit alles natuurlijk onder het
motto "Utrecht en het water".
bracht worden aan het Museum
Maarssen of aan het Nederlands
Drogisterij Museum. Beide musea
liggen in het park waarin het ge-
meentehuis Goudenstein gelegen
is. Een rondleiding in het park be-
hoort ook tot de mogelijkheden.
Leden van de Historische Kring
Maarssen zullen u hierbij tot gids
zijn.
Rond 12.30 uur gaat de tocht ver-
der richting Breukelen, tot waar
we moeten keren om tijdig bij de
Weerdsluis te zijn. Dat zal om on-
geveer 16.00 uur zijn. De lunch
wordt op de boot gebruikt.
Aanmelding: Het aantal plaatsen
op de boot is beperkt. Bovendien
moeten wij tijdig weten hoeveel
mensen er mee willen. Daarom is
voorintekening noodzakelijk. U
kunt zich opgeven bij het histo-
risch bezoekerscentrum RonDom,
Domplein 9, 3512 JC Utrecht.
Telefoon: 030-2333036 RonDom is
vanaf 6 april geopend op maan-
dag t\m rijdag van 10.00 - 17.00
uur en zondag van 12.00- 17.00
uur. U moet zich vóór 10 mei 1998
opgeven.
die thans kennen zullen aan de or-
de komen.
Start van de wandeling is 14.00
uur. Verzamelen op de stadhuis-
brug. De wandeling zal ca. 2 uur
duren. Uiteraard is deze wande-
ling voor leden van Oud Utrecht
gratis. Introduce's betalen de nor-
male prijs van ƒ5,-
U kunt zich voor 1 juni telefonisch
opgeven bij 't Gilde kantoor tus-
sen 14.00 en 16.00 uur tel. 234
3252. Vermeldt u hierbij dat het
om de Oud-Utrecht wandeling
gaat en met hoeveel personen u
denkt te komen.
Lezingen Studium Generale
17 maart
"Water te Utrecht: de neerslag in
de Utrechtse schilderkunst van de
17e eeuw" - drs. J.de Meyere
24 maart
'Ene sterke kabbeling veroorza-
kende', de eerste stoomvaart op
de Nederlandse binnenwateren -
prof. dr. P.'t Hart
31 maart
"De nieuwe Hollandse Waterlinie,
een historische infrastructuur her-
ontdekt?" - S.W. de Vos
7 april
"Topografische Atlas Utrecht,
beeldverhaal in oude prenten" -
C.C.S.Wilmer
Alle lezingen worden gehouden in
het Academiegebouw, Domplein
29 te Utrecht
Aanvang: 20.00 uur precies
De lustrumboottocht
op de Vecht.
Datum: zaterdag 13 juni 1998
Tijd: 9.30-16.00 uur
Opstapplaats: de steigers van
Schuttevaer aan de Nieuwe Kade
bij de Weerdsluis. U kunt hier niet
parkeren. Suggestie: de parkeer-
garage aan het Paardenveld.
Programma: Vechtvaart naar
Maarssen, rond 11.15 uur aankomst
bij Goudenstein. Daar gaan we
aan land en kan een bezoek ge-
Financiële bijdrage van:
Leden Oud-Utrecht
Anjerfonds Utrecht
Carel Nengmerman Fonds
Fentener van Vlissingen Fonds
Stichting K.F. Hein Fonds
Stichting VSB Fonds
Provincie Utrecht
Aannemingsbedijf H.J.Jurriënsbv
Beaufort Bogaard Makelaars
Molenbeek en Partners Bedrijfs-
makelaars
Muus & IJzerman Makelaardij
Reaal Verzekering
Waterleidingbedrijf Midden-
Nederland
Stadswandeling
O.I.V. het Gilde
Zondag 28 juni verzorgt de
Stichting 't Gilde voor leden van de
Vereniging Oud-Utrecht een spe-
ciale stadswandeling. In deze
wandeling zullen de gidsen het
thema water vanuit diverse in-
valshoeken belichten zoals dat
zich thans nog in de stad presen-
teert. Zij voeren u langs de oevers
van de voormalige Rijn; zij doen de
bruisende handelswijk Stathe
weer herleven. Ook de middel-
eeuwse markten en de ontwikke-
ling van de Oudegracht, zoals wij
Medewerking van:
Broese Kemink
Casparie Utrecht
't Gilde utrecht
Stichting Publikaties Oud-Utrecht
Waterleiding Museum
-ocr page 69-
STICHTING PUBLIKATIES OUD-UTRECHT
SPOU feliciteert
Vereniging Oud-Utrecht
met het 7S-jarig bestaan (1923-1998)
• • •
SPOU (Stichting Publikatles
Oud-Utrecht) is opgericht in 1988
met als doel de uitgave van boeken over
Utrechtse Monumenten
Reeds verschenen:
Domkerk, Pieterskerk,
Domtoren en ylula/Pandhof
Kadastrale Atlas
Provincie Utrecht 1832
Reeds verschenen de delen:
Renswoude en Zeist
In 1998 verschijnen de delen:
Leusden en Doom
Vollekstaol van de stad Uterech
Recent verschenen:
de tweede uitgebreide
en verbeterde druk
Reeks Monumenten Inventarisatie
Provincie Utrecht (MIP)
_____
Recentelijk verschenen de delen:
Driebergen en Lopik
In voorbereiding o.a. de delen:
Ronde Venen, Woerden,
Eemnes, Leersum,
Loosdrecht, Leusden,
Renswoude, Woudenberg
Archeologische Kroniek
van de provincie Utrecht
Recentelijk verschenen de delen:
1990-1991 en 1992-1993
In voorbereiding de delen;
1994-1995 en 1996-1997
geschiedenis, archeologie en monumenten
betreffende de provincie Utrecht.
Aan de wieg van de SPOU stond de
Vereniging Oud-Utrecht.
Inmiddels is de SPOU zelfstandig geworden
66
en op eigen benen komen te staan.
De banden met Oud-Utrecht
zijn echter hecht gebleven.
Onze uitgaven zijn verkrijgbaar bij de boekhandel en te bestellen bij het Bureau SPOU,
Overboslaan ig 3722 BJ Bilthoven Telefoon 030 - 228.46.55 Fax 030 - 225.10.40
-ocr page 70-
Aan- en verkoopbegdeiding
Taxaties
Hypotheken
Verzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
m (i k e I o (t r d i j
in on roerende
ooederen
Muus &
m
IJzerman
f\SO\
9 90D2 f
Maliebaan 48, Postbus 14014, 3508 SB Utrecht. Tel: 030 - 234 00 08, Fax: 030 - 232 19 70
O ONDERHOUD
O VERBOUW
O NIEUWBOUW
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
O RESTAURATIE
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2626800
fax: 030-2623274
O ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvestging
Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
BEAUFORT
MAKELAARS
J&B Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17,3584 GM Utrecht
Tel. 030 ' 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 71-
Wij drukken ook uw kosten
Bel ons voor een offerte
voor het mooiste drukwerk
CASPARIE UTRECHT
ONDERDfEL VAN ROTO SMEETS DE BOER
lElEFOON 03078?2S22
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHTIIS
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
3IJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
Het kantoor waar u als particulier en ondernemer kunt rekenen op een directe en
persoonlijke aanpak door een vaste advocaat.
Zorgvuldige advisering en be(;eleiding bij o.a.:
♦ Echtscheidingen (ook scheidingsbemiddeling) ♦ Ondernemingsrecht
♦ Alimentatie (wijzigingen/ berekeningen)
♦ Mediation
♦ Arbeidsrecht
♦ Kort Gedingen
♦ Ontslagzaken en Loonvorderingen
♦ Huurrecht
♦ Consumentenrecht
♦ Contracten
♦ Leveringsvoorwaarden
♦ Incassozaken
HOOGHIEMSTRAPLEIN 68 TE UTRECHT (InGANG WiTTEVROUWESINGEL 101)
é 030 - 27 69 145 / 27 69 140 FAX: 030 - 27 69 146
-ocr page 72-
Tijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie Utrecht
71 ^jaargang
--          19 9 8
•■ i-:-prri-..'■           t
Het Entertainment Committee in Utrecht
Inspanningen voor zedelijk vermaak -
van de Canadese bevrijders
Register 1997
De zoeictocht naar een Utrechtse provincieviag
Café Italien
De gevolgen van de Italiaanse immigratie
-ocr page 73-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen
Tel. 030-241 31 15
)
Broese Kemink
Boekverkopers
uin de Stadlullsbrll^ • Utreelit • tel. 030 - 233 52 00
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/CINOA/VNAG/NVK
J U R R I E N S
, B O U W
•    Restauratiewerken
•    Nieuwbouw
•    Onderhoud
Aannemingsbedrijf
H.J. Jurriëns B.V.
Sophialaan 1
Postbus 8110
3503 RC Utrecht
Tel.: 030-2412 912
Fax: 030-2413 934
Liil :\i'(t. Antiiiimirs i'ifnodsi'htip
Utrecht
Korte Jansstraat 17-19, .^512 GM Utrecht
Tel. 030-2318266. l-ax ()30-2.3l(>474
Amsterdam
R(>kin 46, 1012 KV Amsterdam
Tel. 020-6208100
l.aren
Ton-nlaan "ï, 12S1 I1I-; l.aren
Tel. 035 5.i« 1454
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT
K
Activiteiten o.a. op het gebied van:
*    Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
*   Telematica
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
-ocr page 74-
Ad-re
Van de redactie
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdschrift
7iejaargangnr. 3
mei/juni 1998
ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht, vereniging
tot beoefening en tot verspreiding
van de l<ennis der geschiedenis van
stad en provincie Utrecht.
Voorzitter: i.\N. Lemaier
Secretariaat:Mw. J.C.M. Pennings,
p/a Alexander Numankade 201,
3572 KW Utrecht.
Penningmeester: P. Kroes
U kunt zich opgeven als lid van de vereni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Pr. Hendriklaan 76,
3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-/30,=; 65+ƒ 44,= perjaar).
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin, B. van den Hoven
van Genderen, J.Leguyt,
M.C. van Oudheusden, P. Rhoen,
B. van Santen, M. van de Vrugt,
en A. van der Zeijden.
Redactieadres:
Alexander Numankade igg,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving: De Vormers, Utrecht
Vormgeving cover: Hans Lodewijkx
Druk: Casparie Utrecht
Oud-Utrecht.
Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda nummer 4:
20 juni 1998, verschijningsdatum
1 augustus 1998.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 5 V4 of 3 V2
inch floppy (WordPerfect, versies 4.2,
5.0 of 5.1).
Aanbevolen omvang tussen de
2000 en 4000 woorden, waarbij het
aantal noten zo beperkt mogelijk
gehouden moet worden. Het ge-
bruik van tussenkopjes wordt aan-
geraden; illustratie-suggesties zijn
zeer welkom.
Om te beginnen willen wij u wijzen op de Algemene Ledenvergadering die op dinsdag 16 juni
zal worden gehouden (zie agenda). Anders dan gebruikelijk zal na afloop van deze vergadering
geen voordracht worden gehouden, maar een discussie van en met de leden over het onderwerp
DE TOEKOMST VAN DE VERENIGING. Voorwaareen belangrijk onderwerp dat de gemoederen
bezig houdt zoals u in de brief van "verontruste leden" in dit nummer kunt lezen. Mogelijk heeft
u over dit onderwerp allerlei ideeën of voorstellen. Schroom dan niet en kom meepraten.
In dit nummer treft u tevens het Register over 1997 aan. Traditiegetrouw wordt dit altijd in nummer
2 afgedrukt, maar omdat dit nummer ditmaal het lustrumnummer was, hebben wij het Register een
keer doorgeschoven. De redactie is de heer Van Antwerpen ook dit jaar weer zeer erkentelijk voor
zijn noeste arbeid.
Tenslotte kunnen wij melden dat de opening van het lustrum in Slot Zeist een druk bezochte bijeen-
komst was. De boeiende en enthousiaste woorden van oud-Commissaris der Koningin de heer
Beelaarts van Blokland spraken tot ieders verbeelding. Inmiddels is het lustrumprogramma volop
in uitvoering. Voor de komende evenementen verwijzen wij u naar de lustrumagenda op p. 92.
Inhoud
Het Entertairiment Committee in Utrecht, inspanningen
voor zedelijk vermaak van de Canadese bevrijders
ElsbethAartse
Register iggj
R.P.M. VAN Antwerpen
Oproep en mededelingen van commissies
De zoektocht naar een Utrechtse provincievlag
JOSPOELS
De vreemdeling: 'Café Italien'
R. Rommes
Nieuw drinkwater in de provincie Utrecht
Ir. H.J. RoELOFS
Jaarverslag vereniging Oud-Utrecht iggj
JOYCE PENNINGS
Voorjaarsleden vergadering
Brief aan de leden van de Vereniging Oud-Utrecht.
B.J. Martens van Vliet, A. Snijder en LA. van der Tuuk
Lustrumagenda, agenda en rectificatie
72
79
82
83
86
87
88
88
9'
92
vereniging Oud>Utrecht
mei /juni 1998
-ocr page 75-
'Geen ongewenschte en aanstootgevende vormen van vermaak'
Het Entertainment Committee in Utrecht, inspanningen
voor zedelijl< vermaaic van de Canadese bevrijders
8 mei 1945: Nederland is (op Texel na) bevrijd. De intocht van de bevrijders (in het
westen met name Canadezen) ging gepaard met grote blijdschap bij de Nederlandse
bevolking. Bekend zijn de beelden van de tanks vol jonge mensen.
voor jonge mensen in een ver-
woest vaderland. En de Canade-
zen... die lieten zich de aandacht
uiteraard welgevallen en deden er
met een mooi verhaal soms nog
een schepje bovenop.
Kritiek op Trees vanuit
intellectuele kringen
De eerste dagen na de bevrij-
ding werd het contact tussen Ne-
derlandse vrouwen en soldaten
geaccepteerd, maar al snel signal-
eerden kerken, maatschappelijke
organisaties, politici, pedagogen
en psychologen een gevaar: veel
vriendschappen bleven niet bij
een avondje dansen, maar eindig-
den in een vrijpartij. En dit kon niet
voor het huwelijk, want een
vrouw was in dat geval voorgoed
zedelijk'ontaard'.
In de pers waarschuwde de onge-
ruste burgerij voor het gevaar dat
aan het verblijf van de Canadezen
was verbonden. De bevrijders kre-
gen geen schuld, want dat was
onbeleefd: men moest dankbaar
zijn voor de bevrijding. Maar de
dankbaarheid moest ook niet uit-
monden in vriendschappen die 'te
ver'gingen; 'We moeten vriendelijk
met hen omgaan. (...) Maar onze
meisjes dienen te beseffen dat zij
haar reinheid, ook nu, juist nu, zui-
ver dienen te bewaren.' (De Volks-
krantiijulii945) De meisjes kregen
de schuld van de vrijpartijen, zij
boden zich aan aan de Canadezen.
In het Utrechtsch Katholiek Nieuws-
blad van i4juli 1945 werd de erge-
nis geuit over de meisjes, die in
plantsoenen en langs de singels
lagen met soldaten: 'Men treft
daar Nederlandse meisjes in ge-
zelschap veelal van militairen in
een houding aan, die bepaald in
strijd is met fatsoen en goede
smaak. Wij waren in Nederland
daaraan niet gewend en wij zullen
De Canadese bevrijders
in Utrecht
Ook de Utrechtse bevolking
was uitzinnig blij dat de oorlog
voorbij was. De bevrijding werd
overal in de stad met muziek ge-
vierd, bijvoorbeeld bij de schouw-
burg: 'een viertal Tommies vorm-
de in het plantsoen voor den
nieuwe schouwburg spontaan
een strijkje en ook hier draaiden
den gehelen avond de dansende
oranjestrikken en kakhi-baretten
in bonte dwarreling dooreen. In
het gras rondom lagen in groepjes
Canadeezen en Britten of leunden
tegen een boom en leerden
Utrechtse meisjes hoe men een
echte virginia-sigaret moet sa-
voureeren.'
De Britse soldaten die deel hadden
genomen aan de bevrijding van
het westen van Nederland ver-
trokken eind mei naar huis. De Ca-
nadezen zouden door een tekort
aan schepen voor de reis terug
naar Canada langer in Nederland
blijven. Zo'n 170.000 Canadese
soldaten moesten de terugreis in
Nederland afwachten. Pas na de
zomer kwam hun repatriëring
goed op gang. Al die tijd verbleven
de soldaten tussen de Nederland-
se bevolking. Ze waren ingekwar-
tierd in huizen of verbleven in ten-
tenkampen, scholen of hotels.
Direct na de bevrijding hielden de
soldaten zich vooral bezig met de
repatriëring van Duitse soldaten
en de verdeling van voedsel voor
de Nederlandse bevolking. Later in
de zomer zetten de soldaten zich
in voor de wederopbouw van de
Nederland. Daarnaast organiseer-
den de Canadezen veel sporteve-
nementen, hielden zij overwin-
ningsparades in de grote steden
en organiseerden zij activiteiten
voor kinderen. Zo was er in juli een
feest in een van de jaarbeurs-
gebouwen 'voor de kleine zusjes
en broertjes van de dames met
wie de Canadeezen zich avond aan
avond indeTrianonclubamuseren.'
Een groot deel van de tijd werd na-
tuurlijk ook besteed aan uitgaan.
De Canadezen hadden veel gele-
genheden voor het militair ver-
maak gevorderd. Meestal was
het toegestaan een Nederlandse
(vrouwelijke) gast te introduceren.
Trees heeft een Canadees
Nederlandse meisjes en Cana-
dese soldaten hadden in de roes
van de bevrijding veel contact met
elkaar en vaak ook kwam het tot
vrijages. Bekend geworden is het
liedje 'Trees heeft een Canadees'.
Met de komst van de aantrekke-
lijke bevrijders waren de saaie oor-
logsjaren, waarin er niets mocht
en er niets was, voorbij. Hun ge-
bruinde gezichten, goed doorvoe-
de lichamen en heldenimago
maakten hen zeer aantrekkelijk.
Bovendien hadden zij massa's si-
garetten en chocolade. Canadezen
gaven deze artikelen aan hun Ne-
derlandse vriendinnen, die deze
begeerlijke waren voor zichzelf,
voor hun gezin of op de zwarte
markt konden gebruiken. Daar-
naast bood een vriendschap met
een Canadees perspectief op emi-
gratie naar welvarend Canada. Dit
was een aantrekkelijk vooruitzicht
Elsbeth Aartse
vereniging Oud>Utrecht
mei /juni iggS
-ocr page 76-
er nimmer aan gewend raken om-
dat zij, behalve dat zij op christelij-
ke grond streng moet worden ver-
oordeeld, zo smakeloos is, dat ze
ons tegenstaat. (...) De schuld ligt
niet bij de bevrijders, maar bij de
meisjes, die zichzelf vergooien en
hun eer te grabbel werpen voor
een doosje sigaretten of een pakje
thee, die haar waardigheid geheel
vergeten en het Nederlandse volk
in discrediet brengen.'
Toen rond augustus bleek dat veel
meisjes een geslachtsziekte had-
den opgelopen via hun geallieerde
vrienden, werd de kritiek sterker.
De kritiek nam waarschijnlijk ook
toe,omdat men zich zorgen maak-
te over de toename van toekom-
stige buitenechtelijke geboorten;
veel meisjes bleken gedurende de
zomer zwanger te zijn van een ge-
allieerde soldaat.
'Zij weten waar het de
Canadeezen om gaat...'
De meeste meisjes trokken
zich weinig aan van de kritiek en
bleven met hun Canadese vriend
omgaan. Ouders waren over het
algemeen niet zo streng voor hun
dochters als de 'zedenmeesters':
'Drommels, we zijn toch allemaal
jong geweest.' De kritiek was ook
overdreven: monogame, blijvende
relaties tussen Canadezen en Ne-
derlandse vrouwen waren ook een
veel voorkomend verschijnsel.
Ook in de pers werd soms duidelijk
stelling genomen tegen de zeden-
meesters: 'En toch blijven de meis-
jes in massa naar de leave-centers
stromen en leren er in khaki-ar-
men een nieuwe taai, dejitterbug
en de liefde kennen. Stralend van
geluk zwieren zij door stad en land
en voelen zich er totaal niet schul-
dig aan dat het ganse pedagogen-
dom versteld te kijken staat. (...) Al
deze vrouwen weten wat zij willen
en willen wat zij doen. (...) Zij weten
waar het de Canadeezen om gaat
na een eventueel gezellig samen-
zijn in bioscoop of huiskamer, daar
gaat het hun namelijk ook om.'
De oprichting van het
Entertainment Committee
of the Netherlands
Omdat onder de burgerij er
zoveel bezorgdheid bestond over
de 'uit de hand lopende' contacten
van Canadezen met Nederlandse
meisjes, werden er maatregelen ge-
nomen. Halfjuli werden er in Utrecht
bijvoorbeeld borden geplaatst bij
de singels en plantsoenen, waarop
in het Nederlands en het Engels
stond dat het verboden was om op
het gras of tussen de beplanting te
lopen. Zo probeerde de politie
meisjes en hun Canadese vrienden
ervan te weerhouden om op het
gras te gaan liggen om te vrijen.
In de loop van de zomer richtte de
burgerij speciaal een comittee op
om de contacten tussen Canadese
soldaten en Nederlandse meisjes
te sturen: het Entertainment Com-
mittee of the Netherlands (E.C.N.).
Ook in Utrecht werd een comittee
opgericht. Het E.C.N, stond onder
auspiciën van het Nederlands
Volksherstel en het Nationaal In-
stituut, twee naoorlogse organisa-
ties die zich, ieder op hun eigen
manier, inzetten voor het welzijn
van de Nederlandse bevolking.
H. Götzen, penningmeester van
het Nationaal Instituut, nam het
initiatief tot de oprichting van het
E.C.N.. Hij woonde in Hilversum en
was daar commandant van het
niet-strijdende gedeelte van de
Binnenlandse Strijdkrachten. In
deze functie had hij een aantal
ontspannongsgelegenheden van
landverraders laten sluiten. Deze
gelegenheden heropende hij op
een nieuwe basis onder toezicht
van het door hem gestichte Enter-
tainment Committee Hilversum.
De officiële doelstelling van het
E.C.N, was de Canadezen een aan-
gename tijd te bezorgen door het
verschaffen van 'behoorlijke' ont-
spanning, zodat de dankbaarheid
voor de bevrijding geuit kon wor-
den. Daarnaast wilde het comitee
'ongewenschte en aanstootge-
vende vormen van vermaak' te-
gengaan. Het kwam er dus min of
meer op neer dat het E.C.N, de
contacten tussen Canadezen en
Nederlandse vrouwen door de ge-
organiseerde activiteiten wilde
controleren.
De Nederlandse pers reageerde
enthousiast op de oprichting van
het E.C.N.: 'Met voldoening kun-
nen wij nu mededelen, dat de
kwestie van het amusement en de
verstrooiing van de geallieerden
stevig ter hand is genomen door
een aantal mensen, die weten wat
onze plicht als gastheer is, maar
die allesbehalve blind zijn voor de
gevaren die ons volk loopt."
Achter op de motor
Janskerkhof 7 mei
1945 (foto: Hel
Utrechts Archief).
73
vereniging Oud'Utrecht
mei /juni 1998
-ocr page 77-
Het Entertainment Committee in Utrechtjnspanningen
voor zedelijic vermaak van de Canadese bevrijders
Huiselijke fleur en gezelligheid
voor de Canadezen
Het gezin was het centrale
uitgangspunt van het E.C.N. De
Canadese soldaat, die zijn eigen
omgeving al jaren moest missen
en een oorlog had meegemaakt,
zou in het Nederlandse gezin
enigszins tot rust kunnen komen.
Men kon via het E.C.N, een raam-
biljet krijgen van de maple-leaf
met daarin de initialen van het
E.C.N. Het biljet moest zichtbaar
tegen een venster van het huis
worden bevestigd. In huizen met
een biljet waren de soldaten wel-
kom. Het E.C.N, wilde daarnaast
sportwedstrijden, theatervoorstel-
lingen en 'een gemoedelijk sa-
menzijn in kleine genoeglijke cafs'
organiseren. Het uitgangspunt
was dat bij de activiteiten 50% Ca-
nadezen en 50% Nederlandse bur-
gers aanwezig zouden zijn. Het
doel hiervan was Canadezen ook
kennis te laten maken met het Ne-
derlandse gezin en niet met Ne-
derlandse meisjes alleen.
Het comittee deed alleen een
beroep op politiek en moreel
betrouwbare Nederlanders: ex-
vriendinnen van Duitsers en colla-
borateurswerden bijvoorbeeld ge-
weigerd als medewerker voor het
E.C.N. Belangstellenden kregen
een inschrijfformulier waarop zij
twee referenten (bijvoorbeeld een
dominee en een onderwijzer)
moesten opgeven. Deze referen-
ten gaven aan of de belangstellen-
de politiek en moreel betrouw-
baar was. Als dat in orde was, kon
de belangstellende actief worden
en kreeg hij/zij een toeschouwers-
kaart, die bij activiteiten getoond
moest worden.
Men kon voor het E.C.N, ook
actiever worden, als vrijwillige
host(ess) of medewerk(st)er. De
eersten waren verantwoordelijk
voor de goede gang van zaken bij
de activiteiten van het E.C.N. Zij
moesten bijvoorbeeld het binnen-
komen van 'ongewenschte ele-
menten' voorkomen. De mede-
werk(st)ers moesten op de
activiteiten meehelpen bij het
scheppen van een vrolijke, maar
niet uitbundige stemming. Met
name (ongehuwde) jonge vrou-
wen, ouder dan 19 jaar, waren no-
dig om 'tezamen met de Canade-
zen als één grote familie de
ontspanning van de Canadezen
fleur en gezelligheid te verlenen'.
Het E.C.N, wilde de zedeloze con-
tacten tussen jonge vrouwen en
Canadezen tegengaan, maartege-
lijkertijd moest diezelfde groep
vrouwen de Canadezen naar het
E.C.N, lokken...! Als een meisje het
aanmeldingsformulier instuurde,
moest dit formulier ook onderte-
kend worden door haar ouders en
eventuele verloofde. Op dit formu-
lier moesten de ouders aangeven
of ze bezwaren hadden en of
dochterlief thuisgebracht moest
worden. De meeste ouders waren
vrij mild. Het meisje dat door de
'keuring' heen kwam, kreeg een
foldertje waarin haar een aantal
adviezen voor haar houding tij-
dens E.C.N.-bijeenkomsten werd
gegeven: zij moest zich realiseren
dat zij op de bijeenkomsten het
Hollandse meisje vertegenwoor-
digde en dat met de manier waar-
op zij zich zou gedragen, de repu-
tatie van het Hollandse meisje zou
stijgen of dalen. Ze moest zich bo-
vendien bij haar Canadese gast zo
gedragen, dat ze het prettig zou
vinden zijn vrouw of zijn verloofde
die avond te ontmoeten...
Het Entertainment Commit-
tee in Utrecht
Het E.C.N, had begin september
plaatselijke comittees in Hilver-
sum, Amsterdam, Apeldoorn,
Amersfoort, Zeist, Bussum, Naar-
den en Utrecht.
In Utrecht werd eind juni het En-
tertainment Committee Utrecht
(E.C.U.) opgericht. Burgermeester
G.A.W. ter Pelkwijk besloot hiertoe
nadat hij op een dansfeest met
veel dronken Canadezen aanwe-
zig was geweest: 'Menig Utrechts
meisje zocht het gezelschap op
van de burgemeester, die zich
daardoor in zoverre gevleid kon
voelen, dat men bij hem bescher-
ming zocht tegen aangeschoten
danseurs. Hier moest worden in-
gegrepen.' De aanleiding voor de
oprichting in Utrecht waren nu
juist de Canadezen die zich mis-
droegen, niet de meisjes! J.C. Wil-
brenninck (voorzitter van de VW
van Utrecht) werd de voorzitter
van het E.C.U. Het kantoor was ge-
vestigd aan de Neude, later op
Janskerkhof 4.
Via een oproep in kranten en via
stencils werd men aangespoord
contact op te nemen met het En-
tertainment Committee om zich
aan te melden. Ook werden er in
juli en augustus twee informatie-
avonden gehouden in het N.V.
huis (het huidige Tivoli). Onder an-
dere door deze bijeenkomsten
meldden zich zo'n 700 mensen
aan als medewerkster, host of
hostess.
In het strooibiljet waarop de bij-
eenkomsten werden aangekon-
digd, werd het doel van het Enter-
tainment Committee vol vuur
uiteengezet: 'Wij moeten alles in
het werk stellen om aan de geva-
ren, die nu eenmaal aan de aan-
wezigheid van een groot aantal
buitenlandsche militairen in de
stad zijn verbonden, zoo goed mo-
gelijk het hoofd te bieden. Wij
moeten voorkomen, dat de mo-
reele waarden van onze jeugd
74
%
vereniging Oud>Utrecht
mei /Juni 1998
-ocr page 78-
door een omgang, die blijkens de
recente ervaring de neiging heeft
zich al vrij snel te ontwikkelen, tot
nieuwe schade zullen leiden.'
De Canadese soldaten in Utrecht
waren niet zo te spreken over het
initiatief van het E.CU. Omdat de
troepen lang rondom Utrecht ver-
bleven, hadden soldaten inmid-
dels kennis gemaakt met een be-
paald meisje en ze wilden met dat
meisje uit. Zij keken wantrouwend
naar een stelsel, waarin het meisje
van hun keuze niet werd toegela-
ten in cafés.
Bridgen in Flora met het
E. CU.
De activiteiten van het E.CU.
dreven op de inspanningen van
acht commissies, waarin totaal
zo'n dertig mensen actief waren.
De mensen die door het E.C.U.
werden benaderd, waren allemaal
vooraanstaa nde Utrechtse bu rgers.
Decafé-commissie probeerde cafés
voor de bijeenkomsten van het com-
mitté regelen. In zo'n café heersten
de regels van het Entertainment
Committee; geen sterke drank en het
bezoek diende te bestaan uit 50%
Canadezen en 50% Nederlanders met
eentoegangskaartvan hetE.CU.
Begin september was er nog geen
enkel café op E.CU.-basis open. De
café-eigenaren voelden niets voor
de ideeën van het comité; velen
verwachten financieel meer van het
door het E.C.N, 'minder gewenste'
publiek. Begin september werd op
de Kruisstraat 7 een club voorgeal-
lieerde (ex-)scouts en Nederlandse
scouts geopend. Hier kwam twee
keer per week een kleine groep
Canadezen. Dat was begin sep-
tember het enige 'E.C.U.-café'.
Op 5 november 1945 ging het eer-
ste E.C.U. café open: Flora, aan het
Lucasbolwerk. Tegenwoordig is dit
het pas geopende café 'Bolwerk'.
Stadhuisbrug
7 mei 1945
(foto: Het
Utrechts Archief).
In Flora konden Nederlanders en
Canadezen gebakjes eten, drinken,
bridgen, piano spelen en met
elkaar praten. Flora was iedere
avond van zeven tot twaalf open.
Met de eigenaar van Flora werd
afgesproken dat het Entertain-
ment Committee 10% van de om-
zet ontving en dat hij moest bij-
dragen aan de reclamekosten die
het E.C.U. maakte voor Flora. Om-
dat het comité niet zo draagkrach-
tig was, zorgde het Militair Gezag
voor de aanvoer van gebak en
drank. Sterke drank werd niet
geschonken. Het Entertainment
Committee stelde de consumptie-
prijzen en de entreeprijs vast. De
controle van de toeschouwers-
kaarten was streng: er werd een
portier aangenomen voor de
controle en als Canadezen hun
Nederlandse vrienden mee wilden
nemen, moesten deze een toe-
schouwerskaart hebben. Per avond
kwamen er circa 200 bezoekers,
de verhouding Canadezen en Ne-
derlanders was, volgens het E.C.U.
zelf, vrijwel fifty-fifty.
Het E.C.U. deed er veel aan om de
aandacht van de Canadezen op
Flora te vestigen. In de E.C.U.
Weekly, het wekelijkse foldertje
waarin het comité haaractiviteiten
en die van Canadezen aankondig-
de, werd regelmatig een foto van
geanimeerd kaartende Canadezen
en Nederlanders afgebeeld. De fo-
to werd begeleid door de aanspo-
rende tekst: 'All the time you hear
the people talking with great en-
thousiasm about the "Flora" so we
don't wonder you want to find out
now what exactly it is, that inspi-
res them so much.' Vervolgens een
uitleg over het principe van Flora
en dan wordt vervolgd met: 'So if
you like a cup of coffee, some cak-
es or something else, just drop in
whenever you want. (...) If you'd
rather sit down quietly for a chat,
we'll introducé you to the nicest
Dutch girls totalk to.' Met al deze
reclame kan men zich afvragen of
Flora echt wel zo goed liep als het
E.C.U. wilde doen geloven... Toen
op 1 december alle Canadese clubs
gesloten werden, waren de Cana-
dezen pas volledig aangewezen
op Flora. Maar toen waren de
meeste Canadezen al vertrokken.
Canadezen konden vanaf november
op dinsdagavond ookterecht in één
van de lokalen van het kantoor
aan het Janskerkhof om te praten,
te lezen of te bridgen. In de E.C.U.
%
vereniging Oud-Utrecht
mei /juni 1998
-ocr page 79-
Het Entertainment Committee in Utrecht, inspanningen
voor zedelijlc vermaalc van de Canadese bevrijders
Weekly werd deze gelegenheid
geïntroduceerd als een 'nice little
get to gether in the E.C.N, inquiry
office (...) it's not a party you'll at-
tend to, SC you'd need not bring
yourtophat.'
De theatercommissie: zingen
met de Canadezen
De theatercommissie was verant-
woordelijk voor de organisatie van
diverse voorstellingen, die 's
avonds plaatsvonden in het N.V.
huis, met ingang van augustus
ook in Tivoli (aan de Kruisstraat)
en soms in de stadsschouwburg
en Esplanade, beide gevorderd
door de Canadezen. Bezitters van
een toeschouwerskaart en Cana-
dese militairen konden naar de
voorstellingen toe.
De commissie had te kampen met
tegenslag: het was niet altijd dui-
delijk welke artiesten naar Utrecht
kwamen, zodat de voorstelling an-
ders (onzedelijk) bleek te zijn. Er
waren soms ook moeilijkheden
met artiesten die niet kwamen op-
dagen. Zij waren naar het buiten-
land vertrokken, omdat ze daar
meer konden verdienen. Daardoor
bleven er in Nederland weinig ge-
zelschappen over met een, vol-
gens het E.C.U., 'moreel verant-
woord'gehalte.
Ook de pers had soms kritiek op de
voorstellingen: in oktober speelde
de revue 'At full speed' in het
Rembrandt-theater. Deze revue
was geen 'zedelijk succes', het
Utrechtsch Katholiek Dagblad
schreef: 'Met name tegen een be-
paalden dans van 'The 3 Dorians'
hebben wij zulke ernstige bezwa-
ren, dat wij onze lezers met klem
een bezoek moeten ontraden. Het
geheele programma staat boven-
dien op zeer laag peil.'
Eind juli vonden de eerste voor-
stellingen van het E.C.U. plaats.
maan 'de familie was hoofdzake-
lijk eenzijdig vertegenwoordigd.
Onze gasten, de Canadeezen wa-
ren op beide handen te tellen.' Het
verkrijgen van een toeschouwers-
kaart was erg omslachtig, volgens
het E.C.U. was de opkomst daar-
door laag.
In augustus kwamen de activitei-
ten van de theatercommissie het
beste uit de verf. In Tivoli en het
N.V.-huis speelden diverse varité-
programma's. Op 10 augustus
vond in het N.V.-huis een samen-
zang plaats, waar Canadese en
Nederlandse liederen werden ge-
zongen. Deze avond was een ge-
weldig succes: 'De zang daverde
door de zaal en het enthousiasme
kenden bij wijlen geen grenzen.
Het blijkt mogelijk te zijn een zeer
heterogeen gezelschap van Ne-
derlanders, Canadeezen en Chi-
neezen (deze laatsten in verband
met het heuglijk nieuws uit het
Verre Oosten!) tot laat in de avond
bezig te houden op een wijze die
onze oprechte bewondering af-
dwingt.' Na augustus was het min
of meer afgelopen met de activi-
teiten van de theatercommissie.
De sportcommissie: estafette
in het Wilhelminapark
De sportcommissie organi-
seerde diverse sportevenementen
en zocht accomodaties waar de
Canadezen konden sporten. De
Canadezen deden niet enthou-
siast mee aan de sportactiviteiten.
Soms kwamen ze gewoon niet op-
dagen en moesten activiteiten
worden afgeblazen. Het grootste
evenement dat door het E.C.U. in
samenwerking met het E.C.N,
werd georganiseerd, was de Hol-
land-Canada sportweek. In de
week van 17 tot 25 november 1945
vonden in alle plaatsen waar een
Entertainment Committee actief
was, sportwedstrijden plaats tus-
sen Canadezen en Nederlanders.
De week was geen doorslaand
succes. Er kwamen waarschijnlijk
weinig Canadezen op de sportacti-
viteiten, omdat de Canadezen te
maken hadden met onverwachte
troepenverplaatsingen.
Excursies zonder Canadezen
De excursiecommissie had
een lijst van excursies voor Cana-
dezen gemaakt. Canadezen kon-
den een afspraak met een gids
maken voor een begeleide excur-
sie. Een paar keer maakte een
klein groepje Canadezen een ex-
cursie. Maar zij gingen al snel zelf
de stad in en de 'entertainment-
gidsen' konden naar huis. Ook
werden excursies voorbereid en
vervolgens door de Canadezen af-
gezegd. De excursies werden door
dit gebrek aan belangstelling geen
succes.
Andere activiteiten van het
comité
De 'geestelijke ontspannings-
commissie' wilde contact leggen
tussen Canadese en Nederlandse
intellectuelen. Veel succes heeft
deze commissie niet gehad: de uni-
versitaire cursus en de bridge-
avonden kwamennietvandegrond.
Andere commissies waren de pro-
paganda-commissie, de sociale com-
missie en de bureau-commissie.
De propaganda-commissie zorgde
voor de reclame. De tweede com-
missie koos de vrijwilligers uit. De
bureau-commissie hield zich met
de kantoorzaken bezig. Het be-
stuur van het E.C.U. organiseerde
een aantal bals voor medewerkers
en geallieerden en regelde in
samenwerking met het Entertain-
ment Committee in Hilversum
zeildagen op de Loosdrechtse plas-
sen voor de 'Utrechtse' Canadezen.
vereniging Oud*Utrecht
mei /juni iggS
-ocr page 80-
Nobelstraat 7 mei
1945 (foto: Het
Utrechts Archief).
Een aparteactiviteit was de avond-
opening (met uitzondering van
zondag) van een oliebollentent van
half oktober tot half november op
het Janskerkhof Canadezen en
houders van E.C.U.-kaarten waren
welkom in de tent. Waarschijnlijk
was de oliebollenactie een verkap-
te propagandastunt van het co-
mité; de oliebollen waren zonder
bon verkrijgbaar en men moest de
oliebollen opeten in de tent, die
was behangen met posters van
activiteiten van het E.C.U.
De mening van vrijwilligers
Hoe goed de bedoelingen van het
E.C.U. ook waren, soms kwam er
dus weinig van terecht. Hoe dach-
ten de vrijwilligers zelf over de ac-
tiviteiten?
Sommige hosts en hostesses na-
men hun taak zeer serieus en
meldden schriftelijk hun onvrede
over de aanpak van het E.C.U. Een
echtpaar schreef een zeer geïrri-
teerde brief aan het E.C.U., omdat
zij samen met de medewerksters
tegelijk met de Nederlandse en
Canadese gasten naar binnen gin-
gen in de gelegenheid waar een
dansavond werd gehouden. De
medewerksters van het E.C.U.
werden nu hetzelfde behandeld
als de meisjes die 'zomaar' met
een Canadees kwamen. En dat
was niet de bedoeling: 'Onze nette
meisjes moeten zich ook nog kun-
nen verantwoorden tegenover on-
ze Hollandsche jongens.'
Een andere hostess schreef boos
dat zij allerlei dames, met als klap-
per drie prostituees, die zij de toe-
gang had willen weigeren, toch
moest toelaten omdat ze een
toeschouwerskaart van het E.C.U.
hadden. Eén van de prostituees had
zo'n ruig verleden, dat volgens de
hostess één verhaal uit haar leven
al voldoende was om haar de in-
gang te weigeren. Wat haar be-
treft kon het E.C.U. beter worden
opgeheven als 'elke straatmeid
toch kan worden geïntroduceerd.'
Er waren dus hosts en hostesses
die hun taak zeer serieus namen.
Maar er waren er ook die er niet
veel van terecht brachten. Uit het
verslag van een dansavond eind
oktober blijkt dat maar liefst zes
mensen een rommeltje van de be-
geleiding maakten. Ook de mede-
werksters gedroegen zich niet al-
lemaal even gepast: 'In het vervolg
moeten voor deze dansavonden
geen meisjes meer opgeroepen
worden van onder de 20 jaar, om-
dat een zekere mej. A. Gooyer zich
niet gedragen heeft zoals wij dat
van onze medewerksters ver-
wachten. (...) Wij zullen genoemde
jongedame dan ook als lid van het
Entertainment Committee schrap-
pen.' Wat dit meisje deed, werd
niet vermeld.
Wat vonden de Canadezen
van het E.C.U.?
De Canadezen waren niet ergenthou-
siast over de E.C.U.-meisjes. In het
verslag van de eerder genoemde
dansavond wordt vermeld dat
'de soldaten niet op deze meisjes
gesteld waren, hoewel zij in de
loop van de avond tegemoetko-
mender waren.' Het verslag van
een dansavond eind november
vertelt hetzelfde verhaal: zeven-
tien meisjes gingen, per legertruck
en vergezeld van host en hostess,
op uitnodiging naar een dans-
avond van de Canadezen in één van
de Utrechtse gymnasia. Het begin
vereniging Oud*Utrecht
mei /juni 1998
-ocr page 81-
Het Entertainment Committee in Utrecht, inspanningen
voor zedelijk vermaalc van de Canadese bevrijders
echt keurig, en in de stad liepen
genoeg 'ongeselecteerde' meisjes
rond die best meer wilden dan
alleen dansen.
Begin december waren er nog
maar zo'n 600 soldaten in de om-
geving van Utrecht. Daarom werd
het E.C.U. (evenals het E.C.N.) per 1
januari 1946 opgeheven. Waren
de oprichters van het E.C.U. tevre-
den? Hun ideeën zijn niet bewaard
gebleven, maar vanuit het Neder-
lands Volksherstel klonk een te-
vreden geluid: '(...) dat het in be-
lang van zaken is geweest, dat er
een Entertainment Committee
hier ter stede werd ingesteld en
dat het Committee ervan ge-
maakt heeft, wat ervan te maken
viel.'
Als de Canadezen het later over
hun verblijf hadden in Nederland,
spraken zij met weemoed van 'the
Canadian summer'. Ik vraag me af
of zij dan ook dachten aan de in-
spanningen die de Entertainment
Committee's hebben verricht voor
hun 'zedelijk vermaak'...
van de avond was volgens het ver-
slag'verschrikkelijk'. Waarschijnlijk
zullen de Canadezen teleurgesteld
zijn geweest over de medewerk-
sters waar ze alleen mee mochten
dansen en praten. Later op de
avond werd het wel gezelliger.
Het enthousiasme van de solda-
ten was gering en er kwamen dus
niet veel Canadezen op de avon-
den van het E.C.U. De Canadezen
die wel kwamen, werden haast
'getart' door hun entertainment-
girls: 'Zij [de meisjes] moeten zich
geheel geven en toch ook weer
niet. Gaan tot de uiterste grens (...)
zodat de Canadezen verlangend
uitzien naar de volgende avond.
Misschien niet zozeer om de
avond, dan wel om de dames.'
Het E.C.U. boekte gelukkig ook
succes bij de Canadezen. Toen be-
gin oktober een bataljon vertrok,
werd ter afscheid een avond met
revue en bal in Tivoli aangeboden
door het E.C.U. Voor deze avond
waren maar liefst 300 meisjes van
het E.C.U. ingezet. Een beschreef
hoe hij met een mooi meisje dans-
te, dat de hele avond met hem
sprak: 'En onder het spiedend oog
van onze gastheren en gastvrou-
wen dansten we de hele avond
door. Ik vocht voor haar... om wat
gebak te krijgen en een lieve glim-
lach was mijn belooning. Mijn ba-
ret verloor ik bij het gevecht om
een kopje chocolademelk. (...) Ik
dank je, entertainmnent-girl! Ik
mocht je wel niet naar huis bren-
gen... ik mocht wel geen afspraak-
je met je maken, maar je hebt
meegeholpen om den eersten
feestavond van het bataljon Ja-
gers te laten slagen.'
Heeft het E.C.U. succes gehad?
De voorbereidingen voor het co-
mité hadden aanzienlijk meer tijd
en energie gekost dan vooraf was
voorzien. Daarom ging het comité
pas goed draaien op het moment
dat de meeste Canadezen al ver-
trokken waren. De opening van
café Flora op 5 november is hier
een goed voorbeeld van. De lang-
zame start verklaarde het E.C.U.
zelf voornamelijk door de moeite
die het kostte om geschikte eta-
blissementen te vinden voor de
avonden van het comité. Hoewel
er organisatorisch nogal wat mis-
ging zijn er wel activiteiten van de
grond gekomen; de opening van
Flora, de theatervoorstellingen en
de sportweek zijn hiervan voor-
beelden.
De commissies van het E.C.U. deden
veel moeite om de Canadezen in
contact te brengen met Nederlan-
ders en ze op een zedelijk verant-
woorde manier ontspanning aan
te bieden. Maar de Canadezen
hadden hier niet zoveel zin in; ze
kwamen regelmatig in kleine aan-
tallen of helemaal niet opdagen
op de activiteiten. Volgens het
E.C.U. kwam dit doordat: 'de men-
taliteit van de bezettende troepen
niet altijd klopte met hetgeen het
Entertainment Committee bood.
De goede pogingen om in deze
iets te bereiken zijn door gemis
aan belangstelling niet altijd ge-
slaagd.' Bovendien voltrok de in-
scheping richting Canada zich
vanaf oktober steeds sneller, daar-
door hadden de soldaten geen zin
meer om actief betrokken te worden
bij het Nederlandse (gezins-)leven.
Wat door de zedelijksheidsbevor-
deraars nooit is gesuggereerd,
maar wat wel vrij waarschijnlijk is,
is dat de Canadezen wat wantrou-
wend aankeken tegen de drijf-
veren van het E.C.U. en geen zin
hadden in een gezelschapsdame
waarmee ze alleen mochten dan-
sen en praten. De medewerksters
gedroegen zich over het algemeen
Noten
Dit artikel is gebaseerd op de scriptie 'Geen
ongewenschte en aanstootgevende vormen
van vermaak'. Het Entertainment Com-
mittee als regulator van de contacten tus-
sen Canadese bevrijders en Nederlandse
vrouwen
(augustus 1996). Een exemplaar
is in te zien in het Gemeente archief van
Utrecht.
De informatie die in dit artikel is verwerkt,
is voornamelijk afkomstig uit het archief
van het Entertainment Committee Utrecht
in het Gemeente archief van Utrecht. Voor
citaten heb ik vooral gebruik gemaakt van
artikelen uit de Utrechtse edities van de
dagbladen Het Parool, Het Utrechts Ka-
tholiek Dagblad
, Het Vrije Volk, De Waar-
heid en Trouw.
vereniging Oud>Utrecht
mei /juni 1998
-ocr page 82-
Oproep en mededelingen
van commissies
Op vraag 1 of er genoeg activitei-
ten worden georganiseerd ant-
woordde 52% met ja en 20 % met
neen.
Wij zijn blij met zoveel tevreden
Oud-Utrecht leden, maar met deze
uitslag zou er toch meer respons
moeten zijn op onze activiteiten.
Bij vraag 2 werd gevraagd of er
een voorkeur was voor activitei-
ten in het weekend of doorde-
weeks. 35% gaf de voorkeur aan
het weekend en 41 % aan doorde-
weeks.
Bij vraag 3 indien het weekend,
voorkeur voor zaterdag of zondag,
gaf 46% de voorkeur aan de zater-
dag en i6% aan de zondag.
Bij vraag 4 was de voorkeur voor
de middag of de avond heel duide-
lijk, nl. 59% voor de middag en 14%
voorde avond.
De conclusie lijkt gerechtvaardigd
dat het weinig uitmaakt of er in
het weekend of doordeweeks een
activiteit is. Maar als het in het
weekend is,danopzaterdagmiddag.
Bij vraag 5 had 22% een voorkeur
voor lezingen en 45% voor iets an-
ders. Omdat bij iets anders meer-
dere mogelijkheden aangekruist
konden worden is het percentage
meer dan ioo%.Voorkeur voor ar-
cheologische wandelingen had
39%, voor musea 24%, voor speci-
fieke gebouwen 52%, voor stedelij-
kearchitectuur43%, voor excursies
56% en voor andere steden 19%.
De activiteitencommissie heeft
hiermee keus genoeg gekregen
voor de in de toekomst te organi-
seren activiteiten.
Vraag 8 en 9 gingen over het ge-
bruik van eigen vervoer of open-
baar vervoer. 33% van de leden
ging met eigen vervoer naar de ac-
tiviteiten en van deze 33% gaf 75%
aan plaats te hebben voor mensen
zonder eigen vervoer.
Op de laatste vraag of men ons bij
onze activiteiten wilde helpen,
kregen we van 12 mensen een
positief antwoord. Uiteraard zijn
wij hier heel verguld mee en zijn
zij inmiddels allen benaderd. Bij
voorbaat onze dank.
Tot slot enkele suggesties die op
de enquête-formulieren werden
ingevuld:
Graag een kritischer houding t.a.v.
bijvoorbeeld UCP,HOV, hoogte Dom
enz.;
Activiteiten in relatie met artikelen
in het Tijdschrift Oud Utrecht;
Verslagen van lezingen in het Tijd-
schrift;
Excursies naar plaatsen die een-
malig (archeologisch) bloot komen
te liggen;
Samenwerken met andere instel-
lingen zoals het Monumenten-
fonds;
Meer discussie-avonden zoals bij
het Dom-debat;
Informatie over het oude gangen-
stelsel onder het centrum van
Utrecht;
Inventaris opmaken van leden die
hun kundigheid beschikbaarstellen;
Interview met interessante plaats-
of streekgenoten.
Het zal duidelijk zijn dat de activi-
teitencommissie een beter inzicht
heeft verkregen in de wensen en
verlangens van de leden van Oud-
Utrecht. Deze wetenschap zuilen
wij bij de volgende te organiseren
activiteiten gebruiken om nog
meer leden te betrekken.
Commissie
Actuele
Ontwikkelingen
Door het vertrek van twee van
haar leden is de Commissie Actu-
ele Ontwikkelingen op zoek naar
nieuwe commissieleden.
De taak van de Commissie bestaat
uit het signaleren van actuele ont-
wikkelingen in Utrecht, stad en
provincie. Deze actuele zaken die-
nen vanzelfsprekend betrekking
te hebben op de belangen van
Oud-Utrecht. De Commissie advi-
seert het bestuur van de Vereni-
ging over eventueel te onderne-
men actie.
Leden van Oud-Utrecht die in prin-
cipe bereid zijn de Commissie te
versterken, danwet de aandacht
willenvestigenop mogelijk andere
belangstellenden worden vriendelijk
verzocht contact op te nemen met:
DJ.C. van Batenburg
Hugo de Grootstraat 10
3581XS Utrecht
tel.030-2322610
fax 030-2322610
De Activiteiten-
commissie
Uitslag enquête
In juli 1997 heeft de activiteiten-
commissie een enquête onder de
leden verspreid om inzichtte krijgen
in de wensen en verlangens be-
treffende te organiseren activitei-
ten. Hier volgen de resultaten.
Van alle Oud-Utrecht leden hebben
er 96 de enquête ingevuld en terug-
gestuurd. Dat is 5,3 %van het
totaal aantal leden.
82
vereniging Oud*Utrecht
mei /juni 1998
-ocr page 83-
De zoektocht naar een
Utrechtse provincievlag
Een halve eeuw geleden begon men in de provincie Utrecht na te denken over een
provincievlag. Het zou echter tot 15 januari 1952 duren totdat Provinciale Staten
de Utrechtse vlag vaststelden. De Koninklijke Nederlandse Automobiel Club (KNAC)
trok Utrecht over de streep.
rood en geel (afbeelding 2). De
motivering van Van de Ven: "De
kleuren ener vlag dienen verband
te houden met die van het wapen,
maar het komt mij minder juist
voor om de heraldische figuren uit
het wapenschild in de vlag op te
Het was de Amsterdamse vlag-
genfabrikant Faber die november
1947 bij alle provinciebesturen in-
formeerde naar het bestaan van
officiële vlaggen. Drenthe had im-
mers in februari dat jaar - als eer-
ste - een provincievlag vastge-
steld. Het kon dus zijn dat andere
provincies dat voorbeeld hadden
gevolgd. Faber wilde graag weten
als er een provincievlag was, hoe
die er dan uitzag. Voor een aantal
provincies, waaronder Utrecht, was
vervaardigen vlag, benevens de
eventueel in het midden daarvan
op te nemen wapenfiguur, als
hoedanig destijds steeds geadvi-
seerd is de hoofdfiguur van het
wapenschild te nemen. Echter
heeft de Hoge Raad van Adel nim-
mer een vlag van een provincie of
enig ander publiekrechtelijk lichaam
vastgesteld!"
De medewerkers van de Hoge
Raad van Adel hadden echter wel
gesignaleerd dat het Utrechtse de-
fileervaandel "sedertdien enkele
malen bij officiële gelegenheden"
was gevoerd.
Wit kruis
Het vaandel uit 1938 bestond uit
een rood veld met een wit kruis. In
het midden van het vaandel was
het provinciewapenschild aange-
bracht (afbeelding 1). Het vaandel,
dat 1,10 X 1,60 centimeter groot
was, was in de zomer van 1938 ver-
vaardigd door de Haagse vlaggen-
fabriek van de Gebroeders Van
Oven "volgens gegevens van den
Hoogen Raad van Adel".
De Hoge Raad van Adel vond tien
jaar later, in januari 1948, "dat
de in 1938 vervaardigde vlag
bezwaarlijk als de officiële vlag
der Provincie kan worden be-
schouwd", maar wees Utrecht wel
de weg, om die erkend te krijgen
als officiële provincievlag.
Gedeputeerde Staten gingen daar-
op te rade bij de rijksarchivaris in
Utrecht,AJ.vande Ven. Deze stuur-
de zijn bevindingen op 2 februari
1948 aan GS. Hij stelde een vlag
voor met drie evenhoge banen wit.
afb.2
nemen. Aard en gebruik van een
vlag brengen mede, dat die figu-
ren daarin niet op hun plaats zijn.
Het wapen der provincie bevat
drie elementen. In het eerste en
vierde kwartier bevindt zich het
wapen van het voormalige bis-
dom Utrecht, welks bisschop het
wereldlijk gezag in Neder- en
Oversticht uitoefende. Het wapen
van het graafschap Holland, dat in
het 2e en 3e kwartier voorkomt, is
onder Karel V er aan toegevoegd
evenals het wapen der stad Utrecht,
dat in het hartschild is geplaatst.
lil
II
i
,.1
II
afb.l
die vraag aanleiding om op zoek
te gaan naar een eigen vlag.
In het Utrechtse provinciehuis her-
innerde men zich dat de afvaardi-
ging van de provincie, die in 1938
het défilé ter gelegenheid van het
40-jarig regeringsjubileum van
koningin Wilhelmina in Amster-
dam had bijgewoond, een speciaal
vaandel had meegekregen. De Ho-
ge Raad van Adel - de overheids-
autoriteit op het gebied van heral-
diek en vlaggenkunde en op wiens
aanwijzingen het defileervaandel
destijds was gemaakt - werd 11 no-
vember 1947 gevraagd of dat
vaandel de officiële Utrechtse pro-
vincievlag was.
Het antwoord van de Hoge Raad
van Adel kwam op 9 januari 1948:
"Bedoelde aanwijzingen betroffen
uitsluitend de kleuren van de te
afb.3
De kleuren der provinciale vlag
dienen dus in de eerste plaats te
worden ontleend aan het wapen
van het Sticht, dat een zilveren
kruis in een rood veld vertoont. De
eerste baan moet dus wit (zilver)
zijn, de tweede baan rood, het-
geen m.i. te verkiezen is boven de
vorm, waarbij een wit kruis in een
rood veld is geplaatst. Ik merk op,
dat de stad Utrecht, die nu een-
maal dezelfde wapenkleuren
83
JOS POELS
%
vereniging Oud*Utrecht
mei /juni 1998
-ocr page 84-
De zoektocht naar een Utrechtse provincievlag
een gele baan [zou] een vrij onaes-
thetisch geheel vormen, dat wei-
nig tot het hart der inwoners zou
spreken", aldus GS.
In het in 1913 verschenen boek Wa-
pens, vlaggen en zegels van Ne-
derland van Titus van der Laars
hadden Gedeputeerde Staten een
- in hun ogen - betere Utrechtse
vlag gevonden: het Stichtse banier
(afbeelding 3). Van der Laars'
woorden werden aangehaald om
het voorstel kracht bij te zetten.
Van der Laars vond dat "men
moeilijk een betere vlag voor de
provincie Utrecht [zal] kunnen uit-
denken dan de bisschoppelijke ba-
nier, zijnde een rood doek waarop
een wit kruis is aangebracht".
Het Stichtse banier, dat qua model
veel weg had van het in 1938 ge-
voerde vaandel, zou zich volgens
GS "door haar eenvoudigheid"
veel beter voor het beoogde doel
lenen. "Aangezien deze vlag de
taak en de roeping uitdrukt, welke
het Sticht eeuwen lang in de Noor-
delijke Nederlanden heeft vervuld,
zal deze worden begrepen als een
zinrijk symbool. Zij is niet een mo-
derne conceptie maar een natuur-
lijke voortzetting van hetgeen
eeuwen lang heeft bestaan en
werkelijkheid is geweest."
Het wapen van het Sticht ofwel
bisdom Utrecht was een zilveren
kruis op een veld van keel (rood).
Het was een kopie van de banier
van het Duitse Rijk. De Duitse keizer
wees oudtijds de Utrechtse bis-
schoppen aan. De eerste bisschop
die een zegel voerde met het
Stichtse kruis was Jan van Sierck
(1282-1296). Jan van Arkel (1342-
1364) was het die munten liet aan-
maken met het bisdomswapen.
De (Hollandse) leeuwen in het
provinciewapen zouden volgens
GS met goede redenen van de vlag
te weren zijn. In de eerste plaats
omdat de leeuwen "een herinne-
ring zijn aan het verlies van de po-
litieke zelfstandigheid van het
Sticht". De leeuwen werden im-
mers "na de overgave van het we-
reldlijk gezag door bisschop Hend-
rik van Beieren aan keizer Karel V
in het wapen [...] opgenomen".
In de tweede plaats haalde GS er
rijksarchivaris Van de Ven bij, die
gekant was tegen het opnemen
van heraldische figuren in de pro-
vincievlag.
Aartsbisdom
De Hoge Raad van Adel wees het
verzoek het Stichtse banier te ver-
heffen tot provincievlag van de
hand. "Aangezien deze vlag reeds
als die van het aartsbisdom
Utrecht in gebruik blijkt te zijn",
liet die op 17 juni 1948 aan Gede-
puteerde Staten weten. De Hoge
Raad van Adel had echter nog een
reden om het voorstel van het
Utrechtse provinciebestuur af te
wijzen: "De Raad [acht] assimilatie
van de huidige provincie Utrecht
met het voormalige bisdom het
Sticht, hetwelk zich, wat het we-
reldlijk gezag betreft, ook over het
Oversticht uitstrekt, niet juist."
De Hoge Raad van Adel had er
overigens alle begrip voor dat
heeft, deze, naar ik meen, in om-
gekeerde volgorde in de vlag dient
op te nemen, n.l. eerst het rood en
dan het wit.
Zijn wit en rood dus de oorspron-
kelijke provinciale kleuren, nu het
wapen sinds meer dan drie eeu-
wen met het wapen van Holland,
in goud een rode leeuw, vermeer-
derd is, is er m.i. aanleiding om
aan het wit en het rood nog een
derde baan van geel (goud) toe te
voegen. Weliswaar is de Hollandse
leeuw getongd en genageld van
blauw, maar om niet een al te
bont geheel te krijgen, zou ik dit
blauw willen verwaarlozen."
_i Li
ü 11
afb.4
Feestvaandel
Gedeputeerde Staten lieten de
Hoge Raad van Adel 23 maart 1948
weten af te zien van de erkenning
van het vaandel uit 1938 als pro-
vincievlag. "Deze toch heeft ge-
diend ter opluistering van de fees-
telijkheden bij gelegenheid van
het 40-jarig Regeringsjubileum
van H.M. de Koningin op de Dam
te Amsterdam en was dus meer
bedoeld als een sierlijk vaandel,
dat gedragen wordt, dan als een
vlag, die spoedig stuk waait en dus
van tijd tot tijd moet worden ver-
vangen. Bovendien zou de kost-
baarheid van de vervaardiging de-
zer zeer samengestelde vlag de
burgerij beletten er zich een aan te
schaffen."
Het provinciebestuur liet tegelij-
kertijd weten niks voor het voor-
stel van rijksarchivaris Van de Ven
te voelen. "Een zodanige vlag, be-
staande uit een witte, een rode en
84
Utrecht het rood met een wit kruis
graag in zijn vlag opgenomen wilde
zien. Zij maakte enkele schetsont-
werpen voor een Utrechtse vlag
(afbeeldingen 4-7) en koos uitein-
delijk voor een variant van de vlag
met de horizontale banen met in de
bovenhoek het wit kruis op rood.
vereniging Oud>Utrecht
mei /juni 1998
-ocr page 85-
afb.9
Utrecht had echter - om redenen
die niet meer via de archieven zijn
te achterhalen - geen belangstel-
ling meer met het vinden van een
geschikte provincievlag.Hetduurde
tot de zomer van 1951 voordat het
plan weer werd opgepakt. De Ko-
ninklijke Nederlandse Automobiel
Club (KNAC) gafdaartoe de aanzet.
het sein om eindelijk duidelijkheid
te scheppen over de provincievlag.
De automobielclub moest immers
van Utrecht weten wat de officiN-
le vlag was. De inwoners van de
provincie Utrecht waren na de
oorlog spontaan een rood-wit-ge-
le hanenvlag (afbeelding 8) als
hun provinciaal dundoek gaan ge-
bruiken.
Haast
Het was ineens haast geboden.
"Onlangs nog heeft Zuid-Afrika
een vlag gevraagd voor de Jan van
Riebeek-herdenking in 1952 en
laatstelijk wilde de K.N.A.C. om-
trent de samenstelling worden in-
gelicht met het oog op de nieuwe
nummeraanduiding van auto's,"
aldus CS in het voorstel aan Pro-
vinciale Staten (PS).
Provinciale Staten gingems januari
1952 unaniem akkoord met de door
GS voorgestelde en door de Hoge
RaadvanAdel ruim driejaar eerder
ontworpen vlag (afbeelding 9). De
officiële omschrijving luidde; "Twee
liggende banen, boven wit, onder
rood;inde bovenhoek van de witte
baan aan de zijde van de stok, ter
grootte van twee derden van de
hoogte van deze baan, een vierkant
rood vak, waarop een wit kruis".
Met invoering van een rood-witte
vlag met daarop een kruis greep
Utrecht terug op de prediking
door Willibrord en de legende van
Sint Maarten, aldus mr. Nico
Hendrik Muller, griffier van de sta-
ten van Gelderland, die in 1960
het eerste historische overzicht van
de Nederlandse provincievlaggen
samenstelde. Het Stichtse kruis
deed Muller herinneren aan de
prediking ter plaatse door Willi-
brord. De kleurencombinatie rood-
wit deed hem denken aan het rode
militaire opperkleed van de Romein-
se legeroverste Sint Maarten, dat
hij doormidden sneed. Een deel
gaf hij aan een schamel geklede
bedelaar, waarna Sint Maartens
witte onderkleed zichtbaar werd.
"Door haar ontlening aan het ver-
leden is [de provincievlag] ken-
merkend Stichts, terwijl zij door
haar eenvoudige samenstelling de'
aanschaffing op ruime schaal niet
in de weg zal staan", meenden Ge-
deputeerde Staten beginjaren vijftig.
Ondanks deze optimistische woor-
den is de vlag niet echt populair
geworden in Utrecht. Dit terwijl
de vlag - net als de Nederlandse
driekleur - door iedereen vrijelijk
mag worden uitgestoken.
Bronnen:
Archief Provinciaal bestuur van Utrecht.
Dossier 3.07.13.
Archief Hoge Raad van Adel, Den Haag.
Dossier Provincievlag Utrecht.
Archief Jos Poels.
De Stichtse landbrief, het wapen en de vlag.
Utrecht; Provinciaal bestuur, 1977.
Handelingen der Staten van Utrecht, 1951
en 1952.
Jos Poels is hoofdredacteur van het
Vlaggentijdschrift Vexilla Nostra van de
Nederlandse Vereniging voor Vlaggenkunde.
Stippeltjes in de tekeningen geven aan dat die
vlakken geel zijn; kleine verticale lijnen geven
aan dat die vlakken rood zijn; er zijn de vlakken
blanco, zijn ze wit. (Illustraties: Piet Bultsma)
A(b. 1. Utrechts defileervaandel uit 1938.
Afb. 2. De Utrechtse driekleur moest in 1948
volgens rijksarchivaris in Utrecht Van de
Ven wit-rood-geel zijn.
Afb. 3. De Utrechtse vlag volgens de heraldicus
Titus van der Laars in 1913.
Afb. 4 t/m 7. Ontwerpschetsen van de Hoge Raad
van Adel voor een Utrechtse provincievlag.
Afb. 8. Rood-wit-gele hanenvlag die na de
oorlog in Utrecht in gebruik kwam.
Afb. 9. Sinds 15 januari 1952 de officiële
Utrechtse provincievlag.
U I
n [
De KNAC had het plan opgevat om
geëmailleerde provincieplaten uit
te geven, met daarop het provincie-
wapen en -vlag. Tot 1951 kon aan de
lettercombinatie van een Neder-
lands autonummerbord worden
vastgesteld uit welke provincie de
eigenaar van het voertuig kwam.
De Rijksdienst voor het Wegverkeer
introduceerde dat jaar een nieuwe
nummerplaat,waaraan niet meer was
te zien uit welk deel van het land de
eigenaar van het voertuig kwam.
Veel KNAC-leden vonden het jam-
mer dat de provincieherkenning
van de officiële nummerplaten
verdween. Het hoofdkantoor in
Den Haag werd overstelpt met
verzoeken daar iets tegen te doen.
Het antwoord van de KNAC was
de introductie van de provincie-
plaat, die in de autobezitters zelf
in de buurt van het nummerbord
konden vastschroeven.
Dit KNAC-initiatiefwas voor Utrecht
vereniging Oud>Utrecht
mei /juni 1998
-ocr page 86-
De vreemdeling
Café Italien
In 1698 bereikte het Utrechtse
stadsbestuur een opmerkelijk ver-
zoek. De Italiaan Lucius Rosselli
verzocht om ofwel aangesteld te
worden als hoogleraar in de god-
geleerdheid, ofwel een koffiehuis
te mogen beginnen. Aangezien hij
voor de eerste functie niet echt ge-
kwalificeerd was, werd het het
tweede. Gedurende twaalf jaar
zou hij in Utrecht blijven en zijn
'Café Italien', op de hoek van de
Keistraat, uitbaten. Behalve koffie
verkocht hij er ook likeuren, par-
fums, 'chocolat!' en mogelijk ook
ijs. Tot de regelmatige bezoekers
behoorde een deel van de stedelij-
ke elite, waaronder enkele raads-
leden. In 1710 deed Rosselli het eta-
blissement overaan Bartholomeus
Galliani (waarschijnlijk ook een
Italiaan).' Rosselli vertrok naar Am-
sterdam en vandaar naar Den
Haag, waar hij in 1719 overleed.
Het was een opmerkelijke per-
soon, deze Rosselli. In Parijs ver-
scheen in die tijd zelfs een boek-
werkje over zijn merkwaardige
lotgevallen. Geboren in Napels uit
gegoede ouders brachten zijn
avonturen hem onder andere in
Patras op de Peloponnesos, waar
hij een moham{m)edaanse wedu-
we huwde. Later woonde hij in Ve-
netië. Hij trouwde daar met een
joodse vrouw en werd zelf ook
joods. Toen hij zijn zwangere
vrouw echter in de steek liet,
kwam zijn wraakzuchtige schoon-
vader in actie. Het resultaat was
een meerjarige gevangenisstraf.
Na zijn vrijlating vertrok hij naar
Zwitserland, om na een verblijf in
Frankrijk in de Republiek te belan-
den. Utrecht was aanvankelijk niet
meer dan een tussenstop op zijn
rondreizen geweest.
Rosselli en Galliani waren vrijwel
zeker niet de enige Italianen die
R. Rommes                destijds in Utrecht verbleven. Het
is echter moeilijk om deze migran-
tengroep in beeld te krijgen. Vol-
gens de resolutieboeken van het
stadsbestuur werd tussen 1690 en
1730 soms subsidie verleend aan
Italiaanse taaimeesters. De namen
van deze lieden duiden inderdaad
op hun Italiaanse afkomst. Ook
in andere bronnen duiken soms
Italianen op, zoals in het lutherse
lidmatenregister. In 1681 werd Hie-
ronymus Bartholomaj Cannette
uit Florence daarin ingeschreven.
Van het katholicisme ging hij over
tot het lutherse geloof en nam
deel aan de avondmaalviering.
Lommerd
Groot maatschappelijk succes
genoten destijds de nazaten van
de Italiaanse migrantenfamilie De
Milan. Naast gewichtige bestuur-
lijke functies in stad en provincie
verwierven ze in 1696 een adellijke
titel van de keizer van het Heilig
Roomse Rijk. Voortaan ging het
geslacht als baron(es) De Milan
Visconti door het leven. De leden
van de familie De Milan waren
sinds het einde van de 16e eeuw
houders van de Bank van Lening
geweest en hadden daarmee vol-
doende geld verdiend om sociale
stijging mogelijk te maken. Als
bankhouders pasten ze in een tra-
ditie die in Utrecht al uit de 13e
eeuw dateerde. Eeuwenlang wa-
ren het hoofdzakelijk, zo niet uit-
sluitend, Italianen geweestdie deze
rol in de samenleving vervulden.
Het begrip 'lommerd' verwijst
naar hun herkomst die meestal in
Lombardije lag. Doordat de Bank
van Lening na 1600 steeds in han-
den van dezelfde familie bleef
kwam een einde aan deze Itali-
aanse traditie.
Onder de Italianen in Utrecht is
vanouds een aantal groepen te
herkennen. Zo waren er geestelij-
ken in de middeleeuwen, vesting-
bouwers in de 16e eeuw en prote-
stantse vluchtelingen in de 16e en
17e eeuw. Een van die laatsten was
Odoardo Malvesto, ('ter saecke
vande Religie tsyne verlaten heb-
bende'), die in 1647 van het stads-
bestuur 50 gulden kreeg 'soo tot
subsidie als tot reysgelt'. De hore-
ca was een sector waar vaker Ita-
lianen aan te treffen waren. Aan
Marijn de Vosque werd in 1643 het
tappen van dunbier toegestaan,
mits hij per eedaflegging zou belo-
ven zich aan de daaraan gestelde
eisen te voldoen.
Gips, granito en ijs
Vanaf de 18e eeuw treden nieuwe
groepen Italiaanse migranten op
de voorgrond, met name de gips-
beeldenmakers en -verkopers ('figu-
risti'), en de schoorsteenvegers.
Tot die laatste groep behoorde Jo-
annes Franciscus Rizzi, een boe-
renzoon uit Masera op Sardinië,
die in 1850 met de Utrechtse Hen-
rica Schoeman trouwde. Door-
gaans echter waren deze mensen
afkomstig uit de bergstreken in de
86
%
vereniging Oud*Utrecht
mei /juni 1998
-ocr page 87-
Nieuw drinkwater in
de provincie Utrecht
noordelijke helft van Italië. Zo gold
het maken van gipsen heiligen-
beelden als een typische speciali-
teit uit de omgeving van Lucca in
Toscane.
Omstreeks 1900 werden granie-
ten aanrechten en vloeren popu-
lair in de Nederlandse keukens. De
vaklieden die ze kwamen aan-
brengen waren meestal Italianen,
de terrazzowerkers. Door hun da-
gelijkse contacten op de 'werk-
vloer' met de Nederlandse bevol-
king kwamen onder hen veel
huwelijken met autochtonen voor.
Het gold veel minder voor de ijsbe-
reiders die zich in de jaren '20 van
deze eeuw kwamen vestigen. Met
in groen-wit-rood geschilderde ijs-
karretjes verkochten ze hun pro-
ducten, die zich in een grote popu-
lariteit onder de jeugd mochten
verheugen. De jaren '50 vormden
een tweede gunstige periode voor
de ijsbereiders. Een deel van de
jeugd bracht haar vrije tijd door in
en rond de IJssalons, terwijl het ijs
ook steeds meer door volwasse-
nen werd gewaardeerd.
In de jaren 1955-1965 kende de Ita-
liaanse immigratie een enorme
opleving. Voor het eerst kwamen
nu ook op grote schaal mensen uit
het midden en zuiden van Italië.
Behalve gastarbeiders in de indus-
trie (mijnen, textiel, metaalnijver-
heid) leverde deze migratiegolf
uiteindelijk ook de huidige pizza-
en andere Italiaanse specialitei-
tenrestaurants op. Mede door de-
ze vormen van ondernemerschap
geldt de Italiaanse gemeenschap
als een voorbeeld van geslaagde
integratie. Dit betekent echter
niet dat de band met het vader-
land is verloren. Eigen organisaties
helpen deze te onderhouden. Voor
de Italiaanse gemeenschap in
Utrecht, die destijds zo'n 600 le-
den telde, vervulde de Circolo Ri-
creativo Lavoratori Italiani (CRU)
tot 1983 die rol, waarna deze orga-
nisatie overging in de Comunita
Organizzata Italiana (COI). Deze is
sinds 1985, samen met de Griekse
vereniging Anagennisi, gevestigd
in een cultureel centrum aan de
BemuurdeWeerd.
Waterleidingbedrijven halen het
liefst water uit een schoon milieu.
Dan behoeven ze geen ingewikkelde,
vaak kostbare zuiveringen uit te
voeren om het drinkwater lekker,
fris en betrouwbaar uit de kraan te
laten komen.
In Utrecht is van oudsher grondwa-
ter dé grondstof voor het bereiden
van drinkwater. In de afgelopen
jaren is echter duidelijk geworden,
dat grondwater niet overal in onbe-
perkte mate kan worden gewonnen.
Door verlaging van de grondwater-
stand kan schade aan de natuur
ontstaan, die "verdroging" wordt
genoemd. Verdroging is een be-
langrijk milieuprobleem, dat voor
een deel wordt veroorzaakt door
onttrekken van grondwater voor
de drinkwatervoorziening.
Om de verdrogingte bestrijden heeft
de provincie Utrecht besloten, dat
in het jaar 2000 het gebruik van
grondwatervoorde drinkwatervoor-
ziening met 15 % dient te verminde-
ren én dat vooreen deel van dedrink-
waterproductie van een andere
grondstof dan grondwater gebruik
moet worden gemaakt. Die andere
grondstof is oppervlaktewater.
Het zo maar overstappen van
grondwater op oppervlaktewater is
niet eenvoudig. In Nederland wor-
den diverse methoden toegepast
om vanuit oppervlaktewater drink-
water te bereiden.
WMN kiest voor een nieuwe me-
thode waarbij het water niet direct
uit de rivier wordt gepompt, maar
indirect.
Het water wordt in uiterwaarden,
op tien tot twintig meter diepte,
op korte afstand van de rivier de
Lek opgepompt. Zo kan de natuur
haar zuiverende werking doen. De
bodempassage werkt als een filter
waardoor het zogeheten oeverfil-
traat van betere kwaliteit is dan het
rivienwater zelf.
WMN kiest ervoor het oeverfiltraat
nog een tweede bodempassage op
de Utrechtse Heuvelrug te laten
ondergaan om uiteindelijk waterte
krijgen, dat vrijwel de zelfde kwali-
teit heeft als grondwater. De kwali-
teit van het oeverfiltraat is echter
niet goed genoeg om het direct te
kunnen infiltreren in de ondergrond
van de Utrechtse Heuvelrug. De
natuur moet een handje geholpen
worden door een voorzuivering.
Zonder de bodempassage tussen
rivier en winputten zou een "zuive-
ringsfabriek"nodigzijn, nu kan wor-
den volstaan met een eenvoudiger
opzet. Het gebouw voor de zuive-
ring zal in Odijk worden gevestigd.
Na de zuivering wordt het water
dan getransporteerd naar Soest-
duinen, waar al een pompstation
van WMN staat. Hier wordt het op
ca. 50 m diepte in de grofzandige
ondergrond van de Utrechtse Heu-
velruggeïnfiltreerd. Na enige maan-
den wordt dit water weer terug
gewonnen. Met deze bodempassa-
ge krijgt de natuur de tijd om het
water te "ontdoen" van bacteriën
en virussen, die er nog in kunnen
zitten. Na een eenvoudige nazuive-
ring (vergelijkbaar met die van
grondwater) kan het water worden
gedistribueerd naarde klanten.
De beschreven methode van drink-
waterbereiding wordt het OEDI-
concept genoemd, de afkorting voor
Oeverfiltraatwinning en Diepinfil-
tratie. De combinatie van proces-
stappen in het concept is nog ner-
gens ter wereld op praktijkschaal
toegepast. Door de tweevoudige g^
bodempassage wordt optimaal ge-
profiteerd van de zuiveringscapaci-
teit die de natuur te bieden heeft,
zonder dat de natuur daan/oor de
rekening gepresenteerd krijgt in de
vorm van schadelijke gevolgen of
onomkeerbare veranderingen in de
ondergrond.
Ir. H.J. RoELOFS
vereniging Oud>Utrecht
mei /juni 1998
-ocr page 88-
Jaarverslag vereniging
Oud-Utrecht 1997
Voorjaarsleden-
vergadering 1998
Het bestuur van de Vereniging Oud-
Utrecht nodigt de leden uit tot het bij-
wonen van de Voorjaarsledenvergade-
ring op dinsdag 16 juni 1998 om 19.30
uur in het SNK-gebouw, Plompetoren-
gracht 3 te Utrecht.
Agenda
1.  Opening
2.  Notulen van de najaarsledenver-
gadering op 6 november 1997 (ter
inzage)
3.  Ingekomen stukken en mededelingen
4.  Jaarrekening 1997
(voorstel zie elders in dit tijdschrift)
5.  Mededelingen vanuit de Vereniging
6.  Samenstelling van het bestuur
Saskia van Dockum zal aftreden als
bestuurslid.
In verband met het verstrijken van de
statutaire zittingstermijn van drie jaar
is het bestuurslid Joyce Pennings her-
kiesbaar, niet meer in de functie van
secretaris, maar als bestuurslid. Het
bestuur stelt voor Tolien Wilmer als
secretaris te benoemen. Tegenkandi-
daten kunnen worden gesteld door
tenminste tien leden, die hiervan tot
drie dagen voor deze vergadering
schriftelijk mededeling doen aan de
secretaris.
7.  Benoeming kascommissie
Het bestuur steh voor Joop Baars en
Arend Pietersma te benoemen als leden
van de kascommissie.
8.  Rondvraag
9.  Sluiting
Het Jaarboek
Het jaarboek 1997 bevat een groot aantal
artikelen over het verblijf van Romeinen
in onze streken. Het werd op 30 november
tijdens een goed bezochte bijeenkomst
in het Centraal Museum aangeboden
aan de gedeputeerde van de provincie
Utrecht, de heer D.H. Kok. De provincie
Utrecht droeg genereus aan dit Jaarboek
bij. Van de Romeinen-artikelen verscheen
een aparte overdruk.
De activiteiten
Zoals gezegd sloeg de aanpak om samen
met andere instellingen activiteiten te or-
ganiseren goed aan. Zo werd een succes-
volle wandeling 'Fransen in Utrecht'
georganiseerd, met na afloop een histo-
risch concert, in samenwerking met de
Alliance Fran^aise en het Historisch
Platform. Ook de discussieavonden over
Leidse Rijn (met mevrouw Bakker en de
heer De Groot) en 'Hoger bouwen dan
de Dom' in de Gertrudiskapel werden
druk bezocht. Laatst genoemde forum-
discussie haalde zelfs de kolommen van
deNRC.
Ervonden twee rondleidingen in Utrechtse
musea plaats: op 25 oktober kon men
kennis maken met het nieuwe Univer-
siteitsmuseum en op 13 december ver-
zorgde L. Bogaers een inspirerende rond-
leiding langs het 'Stenen Geheugen' in
het Centraal Museum.
Aktuele ontwikkelingen
Als adviserende commissie van het
bestuur volgde deze commissie in 1997
kritisch de plannen met betrekking tot
het Museumkwartier, Leidsche Rijn, het
Lepelenburg, de herinrichting van de
Oude Gracht en het Utrecht City Project.
Besloten werd het experiment met de
historische schouw te beëindigen: de
horzelfunctie van de Vereniging bij het
waken over het cultuur-historisch erf-
goed komt hierin niet zo tot zijn recht.
Samenstelling bestuur en commissies
Bestuursleden L. Broer, R. Rive en H.
Zoontjes traden af. Benoemd werden J.
Vroemen als bestuurslid en voorzitter
van de activiteitencommissie, P. Blok
als vice-voorzitter van het bestuur en
Y. Nobel als bestuurslid belast met PR-
zaken. P. Rhoen versterkte de redactie
van het Tijdschrift.
1997 was een jaar waarin het streven meer
samen te werken met andere cultuur-his-
torische instellingen steeds meer gestalte
kreeg. Een hoogtepunt vormde de discus-
sieavond die door Oud-Utrecht samen met
de Stichting Restauratiefonds Gertrudis-
kapelwerd georganiseerd over de vraag of
er in de stad hoger mag worden gebouwd
dan de Dom.
Iets geheel nieuws vormde de Stichtendag,
die op initiatief van de historische ver-
eniging te Overijssel op 20 september in
de Lebuinuskerk in Deventer werd
georganiseerd. Op die dag waren sinds
lange tijd het Neder-Sticht en het Over-
Sticht weer even herenigd in dit samen-
werkingsverband van de historische ver-
enigingen van Groningen, Overijssel en
Utrecht. Het is de bedoeling dit evene-
ment periodiek te herhalen. Tijdens
de voorjaarsledenvergadering liet de
voorzitter, I.W. Lemaier, zich van een
ongekende kant zien toen hij optrad
als veilingmeester van de boeken en tijd-
schriften die door het oud-lid dr. A.H.
Holtz aan de Vereniging waren nagelaten.
De veiling bracht f 2013,- op, een bedrag
dat geheel ten goede komt aan het lus-
trum.
Sinds het najaar van 1997 is Oud-Utrecht
op het World Wide Web te vinden.
J. Luijt verzorgt deze homepage. Tegelij-
kertijd werd het briefpapier en het tijd-
schrift in een nieuw jasje gestoken.
Vormgever H. Lodewijkx, reeds bekend
door zijn ontwerp voor het Jaarboek,
ontwierp een nieuwe huisstijl voor de
Vereniging. Tenslotte werd er in 1997
veel tijd gestoken in de voorbereidingen
voor het lustrumjaar 1998.
Droevig nieuws was het overlijden van
J.E.A.L. Struick, oud-gemeentearchivaris,
op 1 mei 1997. De voorzitter memoreerde
in de voorjaarsledenvergadering de vele
verdiensten van de heer Struick voor
Oud-Utrecht o.a. als secretaris.
Het Tijdschrift
In het kader van het Romeinen-jaar
kende het Tijdschrift in 1997 een aparte
Romeinen-rubriek, waarin onder andere
werd onthuld dat het jaar 1923 al tot
Romeinen-jaar werd uitgeroepen. Ver-
meldenswaard is verder het feit dat in
het Tijdschrift een kleine polemiek plaats
vond over de vraag waar de oude
handelsnederzetting Stathe ooit gelegen
heeft.
Discussie over de koers
van de Vereniging
Na afloop van deze voorjaarsledenverga-
dering is er gelegenheid te discussiëren
over de koers en de toekomst van de
Vereniging naar aanleiding van een bij
het bestuur binnengekomen brief van
drie leden van de Vereniging, waarin zij
een aantal ontwikkelingen en de koers
van de Vereniging aan de orde stellen.
Deze brief treft u in dit Tijdschrift aan.
De discussie staat onder technisch voor-
zitterschap van Pieter Blok, vice-voorzitter.
Afsluiting met een drankje.
88
JoycePennincs,
secretaris
vereniging Oud«Utrecht
mei /juni 1998
-ocr page 89-
Aan het College van Burgemeester en Wethouders
van de gemeente Utrecht
Postbus 16200
3500 CE Utrecht
Utrecht, 2 februari 1998
Zeer geacht college.
Enige tijd geleden bereikten het bestuur van de Vereniging Oud-Utrecht signalen van enige stadsbewoners die hun verontrusting uit-
spraken over de reeds uitgevoerde herinrichting van de Oudegracht en de bestaande plannen om dit ontwerp ook ten aanzien van an-
dere grachten toe te passen. Het bestuur van de Vereniging Oud-Utrecht deelt deze ongerustheid. Aangezien de herinrichting van de
Oudegracht model zal staan voor een verdere uniforme bestrating van andere grachten, hechten wij eraan u onze inzichten met betrek-
king tot de uitgevoerde herbestrating van de Oudegracht onder uw aandacht te brengen. Een van de doelstellingen van de Vereniging
Oud-Utrecht is het waken over het cultuur-historisch erfgoed van stad en provincie Utrecht. Ons inziens is het behoud van het cul-
tuur-historisch erfgoed hier in het geding.
Kort gezegd heeft onze kritiek op de herinrichting van de Oudegracht betrekking op een tweetal punten. Allereerst bestaat de indruk
dat het hier om een tekentafelontwerp gaat. Hierbij is ons inziens geen recht gedaan aan de oude historische situatie, maar is er veel
meer sprake van een historiserend effect. Graag willen wij deze twee punten hieronder nader toelichten.
Het profiel van de nieuwe bestrating langs de Oudegracht benadert in opzet de situatie in de 18e eeuw, namelijk een rijbaan van zoge-
heten kinderhoofdjes, geflankeerd door rabatten van smalle klinkers voor de voetgangers. Deze historische situatie is op goede gronden
als uitgangspunt voor een nieuwe bestrating te beschouwen. In de nieuwe bestrating zijn echter onhistorische elementen opgenomen
die daaraan afbreuk doen. De afmetingen van de stroken langs de huizen zijn berekend m.b.v, boogstralen, met het effect dat deze over-
al even breed zijn.
Bij het 18e eeuwse profiel lagen de drie stroken op gelijke hoogte. De voetgangersstrook langs de werfkant werd begrensd door de bo-
ven het wegdek uitstekende werfmuur. In het nieuwe bestratingsprofiel is echter de strook aan de werfkant opgehoogd. Zij eindigt nu
tegen de werfmuur of overstijgt hem zelfs. Bovendien wordt de strook aan de rijbaanzijde begrensd door een natuurstenenband, wat
evenmin een historisch gegeven is. Door deze niet-historische oplossing wordt bovendien een afwateringsprobleem geschapen dat op
zijn beurt door onhistorische afwateringsgoten tussen straat en werf moet worden ondervangen. De markering van de voetgangers-
strook langs de huizen ten opzichte van de rijbaan verwijst evenmin naar een historische situatie.
Het nieuwe bestratingsplan voorziet verder in een bestrating met hardstenen keitjes, daar waar de bij de huizen behoord hebbende
hardstenen stoepen verdwenen zijn. Indien hiermee een verwijzing naar een historische situatie bedoeld is, kunnen wij ons evenmin
hierin vinden.
Er is aan de oplossing met de hardstenen keitjes nog een ander probleem verbonden. De huizen worden daardoor als het ware losge-
koppeld van de straat. In het bestratingsplan is de hardstenen strook namelijk overal ongeveer even breed. Dit is historisch onjuist. Alle
huizen langs de grachten verspringen of staan scheef ten opzichte van hun buren. Als gevolg daarvan toonde de stoepenstrook langs de
huizen onregelmatig. Dit is tegenwoordig nog goed te zien langs de Nieuwegracht. Daar waar over langere afstanden geen stoepen meer
aanwezig zijn - zoals langs de Oudegracht - toont de hardstenen strook massaal en monotoon. De daaraan grenzende huizen lijken
weing meer aan het straatbeeld bij te dragen. Ook hier kan van ontkoppeling worden gesproken; de huizen zijn als het ware anoniem
geworden.
Het bestuur van Oud-Utrecht hoopt dat deze bovenstaande overwegingen aanleiding zullen vormen bij de nog uit te voeren herinrich-
ting van de andere grachten de aanwezige historische elementen zo veel mogelijk tot hun recht te laten komen. Dat zou bijvoorbeeld
kunnen betekenen dat in het geval van de huidige bestrating langs de Nieuwegracht met noodzakelijk bevonden herstelwerkzaamheden
kan worden volstaan. Voor de herbestrating van de andere grachten geldt dat ons inziens de verschillende historisch gegroeide afmetin-
gen en verhoudingen en de verschillen in de daar aanwezige bebouwing als uitgangspunt zouden kunnen dienen voor de diverse bestra-
tingsplannen.
Hoogachtend,
Drs Joyce C.M. Pennings,
secretaris
89
Cc: Leden van de Gemeenteraad
Secretariaat:
Alexander Numankade 201
3572 KW Utrecht
Tel: 030-2866611
vereniging Oud Utrecht_^^|
mei /Juni 1998
-ocr page 90-
Toelichting bij de jaarrekening 1997
Hierbij treft u de jaaarrekening
1997 In verkorte vorm aan. De vol-
ledige jaarcijfers, voorzien van een
verklaring van goedkeuring door
de kascommissie, zullen op de
voorjaarsledenvergadering ter in-
zage liggen.
In de aanloop naar de jubileumvie-
ring heeft het bestuur in 1997 een
aantal besluiten genomen met
flinke financiële gevolgen waar-
van u echter in de verslagperiode
nog niets zult terugvinden. Ten
dele omdat sommige van deze be-
sluiten pas financiële consequen-
ties in 1998 zullen hebben en an-
derdeels omdat deze verwerkt zijn
in de financiën van de Stichting
Oud-Utrecht 75 jaar, waarvan ik u
na de jubileumfestiviteiten ver-
slag hoop te doen.
In de jaarrekening 1997 vallen di-
rect een paar grote verschillen
met 1996 op:
Het Jaarboek 1997 was niet alleen
dikker en dus kostbaarder maar
voor het eerst is er toe overgegaan
om auteurs geldelijk te belonen
voor hun artikelen. Gelukkig wor-
den deze meerkosten gedekt door
extra subsidies van ongeveer
ƒ 30.000, terug te vinden onder de
post Donaties en Legaten. Deze
post bevat bovendien de op-
brengst, groot ca. ƒ 2.300, van de
op de voorjaarsledenvergadering
geveilde boeken die ons door wij-
len het lid Dr Holtz zijn nagelaten.
In 1995 is aan de SPOU ƒ 10.000
betaald ten bate van de nog te
vervaardigen Gemeentelijke Ar-
cheologische en Bouwhistorische
Kroniek. Nadat bekend is gewor-
den dat deze Kroniek definitief
niet meer verschijnen zal, heeft de
SPOU in 1997 ƒ 10.000 terugge-
stort. Dit bedrag is begrepen in
Diverse financiële baten.
Tenslotte zijn de Algemene kosten
lager uitgevallen. Dit komt voor
een groot deel doordat de werk-
zaamheden van de kascommissie
besparing op accountantskosten
mogelijk maakte.
Het ledental geeft in de verslagpe-
riode een zeer lichte stijging van 9
leden te zien: 1699 ten opzichte
van 1690 per ultimo 1996. Aange-
moedigd door deze gestagneerde
achteruitgang kunnen we met
enige hoopvolle verwachting uit-
kijken naar de resultaten van de
ledenwerfcampagne tijdens het
jubileum. Helpt u mee deze ver-
wachting waar te maken ?
Tenslotte wil ik graag van de gele-
genheid gebruik maken om al die
leden die hun contributiebetaling
verhoogden tot een soms aan-
Vereniging Oud-Utrecht
zienlijk groter bedrag, hiervoor
van harte te bedanken. Het is mij
gebleken dat juist bij dit soort ge-
vallen de zuiver zakelijke werk-
zaamheden van uw penning-
meester gelukkig niet geheel
losgekoppeld kunnen worden van
diens emotionele zijde.
Ik wens u een prettige voortzet-
ting van de jubileumactiviteiten.
Utrecht, 17 mei 1998
P. Kroes, penningmeester
Verkorte jaarrekening 1997
(Afgerond op hele Nederlandse guldens)
Begroting
laarrekening
Begroting
1996
1996
1997
BATEN:
Contributies
90.000
89.851
90.000
Donaties en legaten
10.000
12.791
13.000
Advertenties e.d.
12.000
10.800
10.000
Verkopen
p.m.
1.282
1.000
DIv. flnan. baten
6.000
6.773
6.000
Jubileumgiften
118.000
121.497
120.000
LASTEN:
Tijdschrift O.U.
50.000
47.840
50.000
Jaarboek O.U.
40.000
39-034
40.000
Aktivlteiten e.d.
5.000
3.665
5.000
Gem. arch. kroniek
0
0
5.000
Prov. arch. kronieken
0
1-595
3.000
Utr. Biografiën
0
1.200
2.500
Oud-Utrecht-prIjs
2.500
2.500
2.500
Leerstoel Utr.-studles
0
3-751
5.000
Kosten beheer
16.500
11.440
12.000
Algemene kosten
5.000
4592
5.000
Jubileum 1998
10.000
Jaarrekening Begroting
'997               1998
88.87S
89.000
44704
13.000
10.550
10.000
3.026
1.000
16.806
6.000
25.000
163.964
144.000
48.629
70.456
3-953
o
7.000
2.738
2.500
(Reservering)
3.000
«•373
1.095
10.000
(Reservering)
50.000
40.000
5.000
o
7.500
2.500
3.000
5.000
15.000
5.000
10.000
90
115.617
5.880
101.953
161.744
119.000
140.000
143.000
Resultaat
Eigen vermogen
-1.000
-20.000
2.220
1.000
104.173
%
Oud.Utrecht
vereniging
mei /juni 1998
-ocr page 91-
I
Brief aan de leden van de Vereniging Oud-Utrecht
LS.
Ondertekenende leden van de Vereniging Oud-Utrecht zijn bezorgd over het stoffige karakter van onze vereniging en over haar toe-
komst.
Algemeen wordt binnen Oud-Utrecht het probleem van het uitblijven van de toestroom van jonge leden onderkend. Oud-Utrecht vergrijst,
een proces dat reeds jaren gaande is. Naar de mening van ondergetekenden is een wijziging in het beleid van het bestuur onze enige
kans om als vereniging (weer) voor jongeren aantrekkelijk te worden.
De activiteiten van de vereniging onderscheiden zich organisatorisch en inhoudelijk door degelijkheid. Maar wij zijn een vereniging die
weinig actef is. Zo lijken het organiseren van lezingen en excursies en het houden van discussiebijeenkomsten geen prioriteit meer te
hebben. Omdat een jaarboek en een tijdschrift worden uitgegeven, zou men zeggen dat wij toch nog een redelijk gevarieerd pakket bieden.
Maar hoe komt het dan dat de verhoopte aanwas van jonge leden uitblijft?
De taak die Oud-Utrecht zich stelt, is in twee punten samen te vatten. Het eerste is het bevorderen van de kennis van Utrechts erfgoed.
Het tweede is de bescherming ervan.
Het lijdt geen twijfel dat Oud-Utrecht zich redelijk goed van haar eerste taak kwijt. Leden en belangstellenden worden aangenaam
beziggehouden. Van onze tweede taak kwijten wij ons helaas minder goed; het is vooral daarover dat wij gaarne met u van gedachten
wisselen.
Oud-Utrecht is naar onze mening tamelijk ingedut en is te weinig strijdbaar. Bescherming van ons cultuurhistorisch erfgoed houdt in,
dat de leden er daadwerkelijk voor dienen op te komen en er, indien nodig, hun nek voor uitsteken. Hier schiet de vereniging tekort.
Herhaaldelijk werden het bestuur door diverse leden, tijdens ledenvergaderingen, voorstellen in de richting van actie gedaan. Want
steeds opnieuw dienen zich zaken aan, die datgene bedreigen wat Oud-Utrecht in haar statuten zegt te verdedigen. (Artikel 2 van de
Statuten van 1997 zegt dat de vereniging haar doel tracht te bereiken door het gebruiken 'van alle wettige middelen welke voor het
bereiken van het gestelde doel nuttig of nodig worden geacht'.) Steeds opnieuw wees het bestuur zulke voorstellen af. Telkens luidde
het argument daarbij: 'naarmate Oud-Utrecht vaker haar stem verheft, zal zij steeds minder gehoor vinden'. Waarna het bestuur hoog
opgaf van het krediet dat onze vereniging dankzij deze terughoudendheid naar zijn mening thans nog bij de overheid zou hebben.
Dit door het bestuur gegeven argument klinkt bedachtzaam en redelijk. Ondergetekenden zijn echter van mening dat er een groot, en
voor Oud-Utrecht op den duur zelfs fnuikend bezwaar aan zo'n strategie kleeft. De stem van de Vereniging Oud-Utrecht wordt niet
meer gehoord. Ons bestuur heeft daar blijkbaar vrede mee: het krediet blijft zo immers in stand.
Misschien ligt de oorzaak van de terughoudendheid van het bestuur bij de ambtelijke achtergrond van een aantal van zijn leden.
Een kijkje in de regio wijst uit, dat onze collega-verenigingen een heel ander beleid voeren. In hun periodieken, die een andere geest
ademen dan ons eigen tijdschrift, spreken zij zich uit over aktuele kwesties. Met andere woorden, zij hebben niet alleen iets te vertellen
(nl. over de geschiedenis en het heden), maar ook iets te zggen. De hierboven weergegeven zienswijze van het bestuur geldt blijkbaar
niet voor onze collega-verenigingen. Zij klagen niet over het verminderen van hun krediet bij hun overheden en evenmin klagen ze
over gebrek aan jonge leden.
Het is de vraag of de Vereniging Oud-Utrecht voor Utrechtse jongeren die veel belang in historie stellen nog wel interessant is. Wij vrezen
dat onze vereniging voor mensen als zij hoogstens nog de club is die weleens een aardige lezing, een excursie of een discussie-avond
organiseert. Wat kan Oud-Utrecht nog betekenen voor hen die idealen hebben? Wat hebben aktieve jongeren te zoeken bij een vereniging
die weliswaar goed kan organiseren, maar die geen actie voert of agiteert in een tijd waarin ons stadsschoon wordt bedreigd?
Sinds de statuten in 1996 zijn veranderd, tekent de discrepantie tussen die statuten en het beleid van ons bestuur zich duidelijker af Wij
citeren uit de notulen van de Bijzondere Ledenvergadering d.d. 11 oktober 1996, punt 7: "De voorzitter stipt nog eens de belangrijkste
gevolgen aan: Oud-Utrecht kan zich nu op grond van deze statuten opwerpen als hoeder van het cultuurhistorisch erfgoed. (...)". Deze
tekst is met de notulen staande de Voorjaarsledenvergadering d.d. 10 juni 1997 door de leden goedgekeurd.
Vervolgens riep een onzer in de rondvraag van diezelfde vergadering de leden op om als Oud-Utrecht partij te kiezen in een discussie
waarin de vereniging tot dan toe slechts als forum-organisator meedeed: die over de hoogte van de domtoren als bouwhoogte-grens.
Oud-Utrecht werd uitgenodigd om zich vóór het vasthouden aan die grens te verklaren. Tot onze teleurstelling lieten de aanwezige
leden deze gelegenheid om de aangescherpte statuten eens te verwezenlijken aan zich voorbijgaan. Het bestuur achtte het nodig, bij
monde van onze voorzitter, het voorstel te ontraden en overblufte daarmee de leden. Het treft ons bijzonder, dat onze voorzitter daar-
bij hetzelfde argument gebruikte als hierboven weergegeven: 'hoe vaker Oud-Utrecht met een mening komt, des te minder zal de over-
heid naar haar luisteren'.
Het bestuur wekt de indruk dat de vereniging vooral niet rebels mag optreden. Maar waarom eigenlijk niet? Mogelijk wordt door het
bestuur wel iets gedaan, maar dit blijft voor de leden verborgen.
Deze sfeer straalt af op het tijdschrift Oud-Utrecht. In te weinig afleveringen van het blad is van werkelijk actuele betrokkenheid van de
vereniging - zo die er al is - iets te bespeuren: de rubriek Verenigingsnieuws wordt summier gehouden en de artikelen haken veelal niet
in op de actualiteit (recente onderzoeken, boekbesprekingen, ontwikkelingen in de stad op de terreinen die Oud-Utrecht aangaan).
Wij zijn van mening dat de laatste statutenwijziging van 1997 gevolgen behoort te hebben voor het daarop rustende beleid. Gaarne
vernemen wij van het bestuur waarin zijn tegenwoordige beleid verschilt met dat van vóór de statutenwijziging.                                                                              9'
Wij maken ons zorgen over de toekomst van onze vereniging. Oud-Utrecht is als historische vereniging de enige in haar soort in onze
stad; deze positie brengt een verantwoordelijkheid met zich mee die wij niet uit de weg mogen gaan. Indien Oud-Utrecht bij voortduring
nalaat zich uit te spreken over hetgeen vandaag het oude Utrecht bedreigt (wij noemen hier de H.O.V.-lijn en het U.C.P.), dan verliest
onze vereniging bij de Utrechtenaren op den duur haar geloofwaardigheid.
B.J.Martens van Vliet, A.Snijder en L.A.van der Tuuk
14 oktober 1997.
Correspondentie-adres: Otterstraat 95 3513 CL Utrecht
vereniging Oud>Utrecht________
mei /juni 1998
-ocr page 92-
Lustrum-agenda
Voor nadere inlichtingen en reser-
veringen kunt u ook bellen: RonDom,
tel. 030 - 2333036 (ma. t/m zat. van
10.00 tot 17.00 uur en zon. van
12.00 tot 17.00 uur)
20 juni, 13.00 - 20.00 uur
Toertocht met klassieke oude
schepen. Route: Catharijnesingel,
Weerdsluis.Loenen.Mijndensesluis.
27 juni, 14.00 -17.00 uur
Fietstocht (30 a 35 km.) langs water
en water-werken in de provincie.
Vertrek o.a. vanaf stadion Galgen-
waard, Utrecht. Oud-Utrecht leden
gratis, niet-leden f 3,50.
28 juni, 14.00-16.00 uur
Wandeling in het kader van Utrecht,
bruggen en water o.l.v. gidsen van
't Gilde. Verzamelen Stadhuisbrug.
Gratis.
31 juli
Uiterste inleverdatum fotowedstrijd
bij het Utrechts Archief.
Ter toelichting op de Gilde wande-
lingen het volgende:
Tijdens de wandelingen zullen de
gidsen het thema water in Utrecht
vanuitdiverse invalshoeken belich-
ten. Er zijn dan ook zeven verschil-
lende routes uitgezet.
1   via Kromme Nieuwegracht en
Drift naarde Plompetorengracht;
2  langs de Oudegracht in de rich-
tingvan de Weerdsluizen;
3  via de Catharijnesingel in de
richting va n de Weerd;
4  langs de Oudegracht in zuidelijke
richting naar de Tolsteeg;
5  de Nieuwegracht;
6  het centrumgebied van de Oude-
gracht;
7  de lantaarnconsoles.
Alle wandelingen beginnen op de
Stadhuisbrug om 14.00 uur.
U kunt zich voor deze wandeling
telefonisch bij de balie van 't Gilde
Deze excursie is georganiseerd door
de Activiteitencommissievan Oud-
Utrecht. Ter introductie het volgende:
Deze fietstocht is uniek omdat er nu
nog zo veel te zien is van de rijke
historie van het gebied. Over af-
zienbare tijd zal hier immers de
nieuwe uitbreiding van Utrecht
gerealiseerd zijn.
We vertrekken 's morgens om
10.30 en fietsen dan onder andere
langs een boerderij met een 17de-
eeuws dwarshuis, langs de oude
Rijnbedding, langs de ruïne van
Huis te Voorn, langs een grasveld
waar 30 cm onder het maaiveld de
resten van boerderijen uit de 11de
t/m de 13de eeuw liggen, langs de
resten van een romeins badhuis,
Kasteel Haarzuilens, kortom te
veel om op te noemen.
Vanzelfsprekend zal er veel aandacht
zijn voor het zo belangrijke archeo-
logische aspect van dit gebied.
De fietstocht staat onder de des-
kundige leiding van Herre Wynia,
projectarcheoloog Leidse Rijn Utrecht.
De duur van de tocht is ongeveer
2,5 uur. De prijs voor deze tocht is
f 3,50 voor leden en f 5,- voor niet-
leden. Dit is inclusief de koffie die
wij onderweg zullen drinken.
Voor deze fietstocht kunt u zich voor
20 juni tel. Opgeven bij Hubert
Luijsterburg. tel. 030 - 2441649.
Bij de opgave wordt tevens de
vertrekplaats vermeld.
tel. 030-2343252, op werkdagen
tussen 14.00 en 16.00 uur en op
maandag ook van 10.00 tot 12.00
uur. U kunt zich opgeven voor een
bepaalde route, maar mocht deze
vol zijn, dan behoudt 't Gilde zich
het recht voor hierin wijzigingen
aan te brengen. Voor leden van
Oud-Utrecht is de wandeling gratis.
Introducésbetalenf 5,-
Agenda
OokditjaarverzorgtStichting't Gilde
Utrecht weer een aantal interes-
sante wandelingen door Utrecht
op de woensdagavonden.
De wandelingen vertrekken om
19.30 uur. Reserveren via tel. 030 -
2343252 (iedere werkdag van 14.00
tot 16.00 uur).
Wij vermelden hier alvast:
10 juni
Groenwandeling, een ontdekkings-
reis door het Utrechtse groen.
17juni
De Straatweg tussen Vecht en
spoorlijnen. Pas in de laatste an-
derhalve eeuw heeft dit van oor-
sprong agrarische gebied zich tot
een grote woonwijk ontwikkeld.
24juni
Een wandeling langs de Leidse
Rijn, tussen Munt en Amsterdam-
Rijnkanaal. Bovendien organiseert
'tCildeeenzeventalspecialelustrum-
wandelingen op zondag 28 juni.
Zie hiervoor de lustrum-agenda.
16juni
Ledenvergadering Oud-Utrecht,
19.30 in het SNK-gebouw, Plompe-
torengracht 3 te Utrecht. Agenda
zie elders in dit blad.
4 juli
Archeologische fietstocht door het
LeidseRijn-gebied.U dient zelf voor
een fiets te zorgen.
Rectificatie
Wijziging wedstrijddata
De finale van de lustrumwedstrijd waarbij
alle historische verenigingen van de pro-
vincie Utrecht zijn uitgenodigd om aan
deel te nemen, zal niet plaats vinden op
zondag 4 oktober 1998. Na overleg met het
bestuur is besloten om een andere datum
te zoeken. De finale van de lustrumwed-
strijd zal worden gespeeld op zaterdag 10
oktober 1998.
Ook de datum van de kwart en halve
finales is gewijzigd. Deze zullen gespeeld
worden op zaterdag 19 september i.p.v.
zaterdag 26 september.
93
ging Oud'Utrecht
verenl
mei /juni 1998
-ocr page 93-
Boekenschouw
Een handig boekie
De dialecten hebben het tij mee.
In verschillende provincies wordt
gestreefd naar officiële erkenning.
In de provincie Limburg werd deze
onlangs toegekend. Een verhaal
apart vormen de zogenaamde
stadsdialecten, waarvan het
stads-Utrechts er één is.
Stadsdialecten gaan, meer dan de
plattelandsdialecten', gebukt on-
der het imago de taal van het ge-
wone, ietwat a-sociale' volk te
zijn. Vanuit de elite is er altijd op
neergekeken. Als je solliciteert
naar een beetje redelijke baan dan
is het nog steeds verstandig om
niet al te plat Utrechts te praten.
In Zeeland heeft de Commissaris
van de Koningin onlangs voorge-
steld om in de Provinciale Staten
voortaan het Zeeuwse dialect te
hanteren. Ze zijn daar trots op hun
taal. In de Utrechtse gemeente-
raad zie ik iets dergelijks voorlopig
niet gebeuren, al heeft de ge-
meente wél enkele promotiecam-
pagnes achter de rug waarin
stadsplat gebruikt werd ("Uterech,
staodsiewaor').
Alle misprijzende opmerkingen
vanuit de elite ten spijt, is het toch
vanuit deze groep dat de red-
dingsoperaties worden onderno-
men. Voor hen is het stadsplat iets
exotisch, waard om te boek te
stellen. Wat je ook van de heren
Scholtmeijer en Martens van Vliet
(nomen est omen) kunt zeggen,
niet dat ze afkomstig zijn uit de
achterbuurten van Utrecht. Mar-
tens van Vliet is in Utrecht geen
onbekende, op vergaderingen van
de Vereniging Oud-Utrecht laat hij
regelmatig van zich horen en hij
publiceerde al eens in dit tijd-
schrift. Scholtmeijer is als dialecto-
loog verbonden aan het Amster-
damse P.J. Meertens-lnstituut
voor Dialectologie, Volkskunde en
Naamkunde. Hij woont in Utrecht
en publiceerde eerder het Zuid-
utrechts Woordenboel(. Dialecten
en volksleven in Kromme-Rijn-
streek en Lopikerwaard
(Utrecht
1993). Samen stelden zij nu een
stads-Utrechts woordenboekje sa-
men, waarvan de eerste oplage
van 1500 exemplaren al binnen
twee weken uitverkocht was.
Dialecten zijn, bijna per definitie,
spreektalen waarover schriftelijk
niets is vastgelegd. Een woorden-
boek behoort dan ook tot de eer-
ste desiderata. Het initiatief voor
het Utrechtse woordenboek lag bij
Martens van Vliet. Hij maakte ge-
bruik van een drietal interviewpro-
jecten: in Wijk C (door het Volks-
buurtmuseum), de Kovelaarstraat
(een project onder leiding van C.H.
Jansen) en Sterrenwijk (M.E.H.
Schouten). Hij vulde deze gege-
vens aan met door hem zelf verza-
melde woorden. Scholtmeijer
schreef een uiterst leesbare en in-
teressante inleiding waarin hij de
klank- en vormleer van het stads-
Utrechts uiteenzet. Ook gaat hij
kort in op de geschiedenis van het
Utrechtse dialectonderzoek, die
teruggaat tot meer dan een eeuw
geleden toen Johan Winkler zijn
Algemeen Nederduitsch en Friesch
Dialecticon
publiceerde, met daar-
in ook aandacht voor het Utrecht-
sedialect.
Bij een dialectwoordenboek als dit
zijn er altijd twee grote dilemma's:
welke woorden moeten worden
opgenomen en in welke spelling.
Wat betreft het eerste moet dit
woordenboek vooral gezien wor-
den als een eerste aanzet. De om-
vang van de negentig pagina's tel-
lende woordenlijst duidt er al op
dat er niet naar volledigheid is ge-
streefd, zo dit al mogelijk is. Maar
het eerste begin is er in ieder ge-
val. Voor de gehanteerde spelling
moest een compromis gevonden
worden. Het fonetische schrift
moet natuurlijk zo veel mogelijk
de werkelijkheid benaderen maar
tegelijkertijd niet teveel afbreuk
doen aan de leesbaarheid. De ge-
bruikers van het woordenboek zijn
immers standaard nederlands als
schrijftaal gewend, fonetisch
schrift kan dan heel vermoeiend
zijn. De gekozen oplossing is per
definitie een compromis die zich
in de praktijk zal moeten bewij-
zen. Het boekje is verrijkt met een
kleine twintig prachtige foto's van
"volkse'tafereeltjes.
B.J. Martens van Vliet & H. Scholt-
meijer, De vollekstaol van de stad
Uterech. Woordenlijst met gezeg-
des, uitdrukkingen en zinsneden,
opgeschreven in de Stad-Utrechtse
uitspraak,
Utrecht 1996, uitgave
vandeSPOU.
93
Albertvan der
Zeijden
/ereniging Oud>Utrecht
mei /Juni iggS
-ocr page 94-
DOUCE FRANCE
Is Frankrijk ook uw geliefde vakantie-
Dan is de
vereniging
met haar vele culturele evenementen
land? Bent u geïnteresseerd in de
-^— -^■»-
en het grote aanbod aan cursussen
Franse cultuur ? Luistert u graag A
^^\^^
\
het goede adres voor u.
naar Franse chansons of een Frans M
..V
toneelstuk? Gaat u graag naar ■■
T^^^^^^
^^,jraiS6
Bel voor meer informatie of voor
lezingen over Frankrijk? |>
Mm
m^C^
toezending van de gratis brochure
Wilt u graag uw Franse taal
il V'
verbeteren of de taal aanleren?
UTRECHT
Secretariaat AF: 030 2719005
Cursussecretariaat 030 2252582
STICHTING PUBLIKATIES OUD-UTRECHT
» • •
B • «
SPOU (stichting Publikaties,
Oud-Utrecht) is opgericht in 1988
Kadastrale Atlas
Provincie Utrecht 1832
Reeds verschenen de delen:
Renswoude, Zeist en Leusden
In voorbereiding:
Doom
Vollekstaol van de stad Uterech
Reeks Monumenten Inventarisatie
Provincie Utrecht (MIP) , - ,~-f
-------------------------------------------------------*fj—, ,
Recentelijk verschenen de delen
Driebergen en Lopik
In voorbereiding o.a. de delen:
I
met als doel de uitgave van boeken over
geschiedenis, archeologie en monumenten , |
Ronde Venen, Woerden, Eemnes, Leersum,, !j (--
i* betreffende de provincie Utrecht.
Loosdrecht, Leusden, Renswoude, Woudenberg i
'^l-
* Aan de wieg van de SPOU stond de
Recent verschenen
de tweede uitgebreide
■■■■■^-
Mi ^l
Archeologische Kroniek'' ''
'F
van de provincie Utrecht
Recentelijk verschenen de delen:
1990-1991 en 1992-1993 , j
In voorbereiding de delen: f;
1994-1995 en 1996-1997-vt M
^mfTïïTiïn-----y
■'' utrechtse Monumenten
Vereniging Oud-Utrecht.
:.p;.^.
/ «n verbeterde druk           ^ t ■^
Im^iddels is de SPOU zelfstandig geworden
utrechtse Biografieën
Reeds verschenen
Stüd Utrecht: deel 1 t/m 4
"*■ Regio: deel Vechtstreek
ia.sï--= |p voorbereiding:
Stad Utrecht: deel 5
regio: deel Eemland
1
t — V \
te staan. -T 1 '
en op eigen benen komen
?tjr^'--
t-^-^i......
Reeds verschenen:
Domkerk, Pieterskerk,
Domtoren en y^ula/Pondhof
De banden ttiet Oud-Utrecht'
zijn echter hecht gebleven.
Onze uitgaven zijn verkrijgbaar bij de boekhandel en te bestellen bij het Bureau SPOU,
Overboslaan 19 3722 BJ Bilthoven Telefoon 030 - 228.46.55 Fax 030 - 225.10.40
vereniging Oud-Utrecht
mei /juni iggS
-ocr page 95-
c^:\.' ^c
p\^_yo(? •-^^o<^^ 'Ü*^-^
Van de redactie
Colofon
Oud-Utrecht
Tweemaandelijks tijdsclirift
71e jaargang nr. 4
augustus 1998
ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht, vereniging
tot beoefening en tot verspreiding
van de l<ennis der geschiedenis van
stad en provincie Utrecht.
Voorzitter: l.VJ. Lemaier
Secretariaat: Mvj. J.C.M. Pennings,
p/a Alexander Numanl<ade 201,
3572 KW Utrecht.
Penningmeester: P. Kroes
U kunt zich opgeven als lid van de vereni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Pr. Hendril<laan76,
3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt/54,= per
jaar(26-/30,=; 55-i-/44,= perjaar).
U-paslid f30,-
Familielidmaatschap fij,-
Contributie- en ledenadministratie:
P.
Kroes.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin, B. van den Hoven
van Genderen, J.Leguyt,
M.C. van Oudheusden, P. Rhoen,
B. van Santen, M. van de Vrugt,
en A. van der Zeijden.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving: De Vormers, Utrecht
Vormgeving cover: Hans Lodewijkx
DrufcCasparie Utrecht
Oud-Utrecht.
Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda nummer 4:
15 augustus 1998, verschijningsdatum
1 septemben9g8.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 5 V4 of 3 V2
inch floppy (WordPerfect, versies 4.2,
5.0 of 5.1).
Aanbevolen omvangtussen de
2000 en 4000 woorden, waarbij het
aantal noten zo beperkt mogelijk
gehouden moetworden. Het ge-
bruik van tussenkopjes wordt aan-
geraden; illustratie-suggesties zijn
zeerwelkom.
Graag vragen wij uw aandacht voor een aantal bijzondere lustrumaktiviteiten, die
u uitgebreid toegelicht kunt vinden in de agenda. De redactie roept ook iedereen op
om vooral veel foto 's te maken van de aktiviteiten. Daarvan kan dan een leuke selectie
geplaatst worden in het eerste nummer van 1999 bij wijze van terugblik op dit
feestelijke jaar.
Op naar 2000 leden is de stelling van de ledenwerfcommissie, hun plannen vindt u
ook toegelicht.
In het vorige nummer is per abuis de recensie van de "Vollekstaol van stad Uterecht'
nogmaals opgenomen, hoewel per abuis...dit snel uitverkochte boek is recentelijk
weer verkrijgbaar in 2e druk.
Tenslotte: een vervolgverhaal in Oud-Utrecht! Het verhaal van de Deense dominee
in Utrecht van Willem Ouwerkerk wordt over meerdere nummers verspreid.
De correspondentie van dominee Scharling, residerende te Utrecht rond 1860,
willen wij u zeker niet onthouden, maar was wat te lang voor één nummer.
Inhoud
Brieven uit Holland, deel i               g6
Willem Ouwerkerk
Lustrumagenda
100
Agenda
101
Water: De achtergronden van het water uit de kraan
102
Boekrecensies
104
eling: De multiculturele samenleving omstreeks 1650
io6
Ronald Rommes
Binnenkijken in igi4-'is              ^o8
Nettie Stoppelenburg
Italianen in Utrecht               112
Taro. hoekstra
2000 of meer!            iis
95
vereniging Oud>Utrecht
augustus 1998
-ocr page 96-
Brieven uit Holland, deel i
De Deense Theoloog en schrijver (Carl) Henrik Scharling leefde van 1836 tot 1920.
In 1860 ondernam hij een ware Grand Tour, die drie jaar zou duren en hem door
Engeland, Frankrijk, Nederland, Duitsland, Italië, Zwitserland, Palestina en Egypte
voerde. Zijn reisimpressies over Nederland verschenen in 1864 in Kopenhagen
onder de titel Breve fra Holland (Brieven uit Holland). De tweede brief uit dit boek
is voornamelijk gewijd aan Utrecht.
ken kunnen besparen," dacht ik bij
mezelf, terwijl me te zelfder tijd
een bang vermoeden bekroop. Ik
opende de deur - het eerste ogen-
blik zag ik slechts een enorme
stofwolk; bij nadere inspectie ont-
waarde ik tafels, stoelen en boe-
ken, alles in een volslagen chaos,
en midden op de vloer de meid,
voorzien van bezem, stofdoek en
andere attributen der properheid.
Zij keek me niet minder verbaasd
aan dan ik haar: ik had immers ge-
zegd dat ik pas om vier uur thuis
zou komen. Het schoonmaakwerk
was echter al te ver voortgeschre-
den dan dat er nog sprake van zou
kunnen zijn het te be-eindigen,
het moest nu ongehinderd voort-
gang vinden. Ik pakte daarom een
boek, zei slechts: "te vier uur wil ik
weerkome"',
en vluchtte naar het
openbare leesgezelschap. [Het
'Leesmuseum' van dit gezelschap
stond aan het Domplein, op de
plaats waar later het Academie-
gebouw zou verrijzen - vert.] Op
de afgesproken tijd kwam ik weer
thuis: Alles stond op zijn plaats
alsof er nooit enige verandering
had plaatsgevonden. Als ik tot vier
uur in Gouda was gebleven, zou ik
nooit en te nimmer te weten zijn
gekomen wat er zich tijdens mijn
afwezigheid had afgespeeld. Het
was zonneklaar, dat mijn hospita
er vast op gerekend had. Het arme
mens! Veertien dagen lang woon-
de ik nu al bij haar, en al die tijd
had ik haar geen schoonmaakfestijn
gegund!
Ik woon trouwens op de Neude,
het grootste plein van Utrecht,
aan alle kanten omgeven door
vriendelijke Hollandse huizen met
die wonderlijke krullen en tierlan-
tijnen die je kent van Rosenborg
en de Beurs [Christian IV (1588-
1648) liet Kopenhagen verfraaien
door Nederlandse en Vlaamse
26 november
'Zo, vriend! Zit je daar nu in Hol-
land een stenen pijp te roken met
een zakje knaster [goedkope ta-
bak-vert.] en een pul bier voor je,
terwijl je gedachten in beslag ge-
nomen worden door Hugo de
Groot en Arminius?' - zo vraagje in
je laatste brief. Inderdaad, mijn
stenen pijpje rook ik, maar met die
grote mannen houd ik me niet be-
zig, en ik ben er van overtuigd dat
je momenteel nergens in Holland
ook maar iemand zult vinden die
dat wel doet. Nee, er worden nu
heel andere namen genoemd, en
heel andere denkbeelden houden
de gemoederen bezig. Maar over
die namen en die denkbeelden
moetje in mijn brieven maar geen
berichten verwachten, want dat is
te veelomvattende en diepgaande
stof om op zo'n vluchtige manier
te behandelen. Maar over mijn
stenen pijpzal ikje vertellen, of liever
gezegd over mijn gehele levens-
wijze, want ik leef nu, voorzover
mogelijk, als een echte Hollander.
Goed, ik heb dus een eigen kamer
weten te huren - een kast zoals dat
in de Hollandse studententaal
heet. Mijn gastvrouw, of zoals ze
in diezelfde taal heet, mijn hospita,
heet Mejuffrouw de Liefde, [schrij-
ver vertaalt de naam in het Deens
en vervolgt:] haar naam is dan ook
in de hele stad bekend. Mijn gast-
vrouw wordt terecht hospita ge-
noemd, want zij bestiert de gehele
huishouding en doet alle inkopen;
ik heb een onvoorwaardelijk ver-
trouwen in haareerlijkheid, enelke
zaterdag, wanneer zij mij de reke-
ning brengt over de afgelopen
week, verbaas ik me erover dat die
niet hoger is. - Over haar proper-
heid heb ik niet te klagen: zoals ik
je in mijn laatste brief al beschreef
heb ik tapijt op de vloer. Slechts
éénmaal heeft ze mij genoodzaakt
de vlucht te nemen, en daar had ik
eigenlijk zelf schuld aan. Ik wilde
namelijk een uitstapje maken
naar Gouda om de beroemde glas-
schilderingen in de grote kerk te
zien, en zei bij mijn vertrek dat ik
niet eerder dan om vier uur weer
thuis zou komen. Maar toen ik de
glasschilderingen had gezien en
een uurtje had rondgewandeld,
was het pas elf uur. Ik kon onmo-
gelijk bedenken wat ik nu weer
eens zou ondernemen, en boven-
dien was het onaangenaam, water-
koud weer. Om twaalf uur vertrok
er juist een sneltrein naar Utrecht,
dus ik wist niets beters te verzin-
nen dan maar weer op huis aan te
gaan. Ik kwam dan ook behouden
bij Mejuffrouw de Liefde aan: en
terwijl ik door het voorhuis liep,
riep ik de meid toe: "wil u de kachel
aanlegge'l",
maar kreeg gek genoeg
geen antwoord. Daarop ging ik
naar boven: de eerste die ik tegen-
kwam was de kachel, die voor de
deur stond. "Dan had ik me mijn
verzoek om de kachel aan te ma-
96
Opcedolven en
UIT HET Deens
vertaald door
Willem
ouwerkerk.
vereniging Oud<Utrecht
augustus 1998
-ocr page 97-
bouwmeesters - vert.]; op de achter-
grond verheft zich in ontzagwek-
kend stilzwijgen de machtige toren
van de Domkerk. Maar 's zater-
dags is het hier een levendig
schouwspel; dan is het marktdag
en komen de boeren uit de omge-
ving naar de stad met hun grote
wagens, gedekt met hoge huiven
van wit zeildoek: in keurige rijen
houden zij het plein bezet, terwijl
kopers en verkopers er zich in
drukke veelvuldigheid tussendoor
bewegen. Mejuffrouw de Liefde
drijft een klein kroegje, precies
onder mijn kamer; en wanneer ik
dan uitga, laat ik nooit na om door
de halfopenstaande deur een blik
naar binnen te werpen: daar zitten
de boeren met hun lange stenen
pijpen, bij de bierpullen en de
jeneverglaasjes, ze praten en lachen,
of kiften en bekvechten - een echt
schilderij van Teniers op ware
grootte, 's Middags dringen er af
en toe enige minder aangename
Tenierse klanken bij mij boven
door, wanneer de jenever ten lan-
gen leste het trage Hollandse
bloed sneller doet stromen; maar
dat is slechts een keer in de week op
zaterdag, dus dat is uitte houden.
Maar het was de bedoeling dat je
het een en ander zou horen over
de manier van leven hier. De dag-
indeling is in wezen dezelfde als
bij ons: 's morgens drinkt men
thee, om twaalf uur drinkt men
koffie, om vier of vijf uur is er mid-
dageten, van zes tot acht wordt er
thee gedronken en om tien uur is
er avondeten. Maar er zijn drie
dingen die hier een veel belang-
rijker rol spelen dan bij ons: kaas,
thee en tabak. De kaas komt 's
morgens reeds te voorschijn, hij
laat zich weer zien bij het ontbijt,
hij besluit het middagmaal en
geeft tenslotte opnieuw acte de
présence
bij de avondmaaltijd, dus
je ziet dat de dag met kaas begint
en eindigt, 's Middags rond thee-
tijd gaat men gewoonlijk bij elkaar
op bezoek, en waar men ook
komt, overal vindt men de dam-
pende theeketel en de theekopjes
van fijn porselein op tafel opge-
steld. Twee koppen is het minste.
gewoonlijk drinkt men er drie of
vier, zodat men, als men op een
middag drie of vier visites aflegt,
met het grootste gemak het dozijn
kan volmaken. De tabak regeert
onafgebroken van de vroege mor-
gen tot de late avond. Ik geloof dat
in Rotterdam bijna iedere tweede
winkel een sigarenwinkel is. Want
de stenen pijp is bijna geheel ver-
drongen door de sigaar: dat is een
van de zeer weinige punten
waarop de Hollander is meege-
gaan met de gebruiken van de
nieuwere tijd. De studenten, die
altijd denken voorop te lopen,
raken geen stenen pijp meer aan;
de boeren, die de laatsten zijn om
het oude te laten varen, nemen er
waarschijnlijk slechts node afscheid
van, maar lang zal het nauwelijks
duren, want de ene stenen pijpen-
fabriek na de andere legt het lood-
je-
Het Hollandse middagmaal heeft
de eigenaardigheid dat er geen
soep geserveerd wordt; men be-
gint direct met het vlees, waarvan
er twee of drie verschillende ge-
rechten op tafel komen. Hierbij
wordt een buitengewoon grote
hoeveelheid groenten genuttigd,
want Holland is een echt Amager
[tuinbouwstreek van Denemarken
- vert.]. Doorlopend worden er
aardappelen geserveerd - nauwe-
lijks is er een portie van tafel ver-
dwenen of men laat spoorslags
een volgende aanrukken - daaren-
boven peen, bloemkool, groene
kool, rode kool -ja, nu schiet mijn
botanische kennis tekort, maar er
worden nog heel wat andere soor-
ten kool en wortelen gepresen-
teerd, nu eens op deze, dan weer
op gene wijze toebereid.
Wat het drinken betreft zijn de
spiritualia zeer geliefd; daarmee
sterkt men zich tegen het koude,
mistige klimaat: Hollandse jene-
ver uit Schiedam is zoals bekend
wereldberoemd. Onder de meer
weigestelden geniet men voorna-
melijk port en madeira: bij de och-
tendvisites komt de madeira even
vaak op tafel als de bouilloire bij
de middagvisites. Als tafelwijn
gebruikt men in het algemeen
Franse wijnen, zoals bij ons. Ook
het verbruik van bier en drinkwater
ligt op hetzelfde niveau. In Rotter-
dam was het water slecht, zodat
men mij er zelfs voor waarschuw-
de; hier in Utrecht daarentegen is
het goed. In Amsterdam werd
vroeger veel geklaagd over slecht
drinkwater, men gebruikte er op-
gevangen regenwater voor, reden
waarom er zich niet zelden gevallen
van vergiftiging voordeden, maar
in 1853 werden er waterleidingen
aangelegd naar de duinen, waar
goed bronwater voorhanden is, en
sedert die tijd zijn de klachten ver-
stomd.
Ziedaar de leefwijze van de mate-
riële zijde bezien. Zouden wij ons
nu naar de ideële kant van de zaak
Het leesmuseum
op het Domplein.
Aquarel van
A. Grolman, 1886.
Het Utrechts
Archief
97
%
vereniging Oud>Utrecht
augustus 1998
-ocr page 98-
HetNeudein 1859. wenden, dan zou ik als meest ka-
P.W.vandeWeyer. rakteristiek voor de Hollandse le-
Het Utrechts venswijze het sterk ontwikkelde
Archief gezinsleven willen benadrukken.
Je herinnert je misschien nog uit
mijn laatste brief, dat mijn reisge-
noot naar Rotterdam, de Franse
Hollander, zich erover beklaagde
dat er in Holland teveel gezins-
leven was. Nu heeft een te eng ge-
zinsleven ongetwijfeld aanzienlij-
ke schaduwzijden, het kan zelfs
leiden tot een waar 'klitten', dat
niets anders kent, of liever: erkent,
dan zijn eigen kringetje, wat in
zo'n geval leidt tot grote geestelijke
beperktheid en burgerlijkheid. In
hoeverre dit ook in Holland het
geval is laat ik nu even in het mid-
den; want om dat te ervaren zou
men zelf in zo'n gezinsleven vast-
geklit moeten zitten; dat is gelukkig
niet het geval, ik neem slechts waar
als de voorbijtrekkende reiziger,
en als zodanig ken ik het Hollandse
gezinsleven slechts van zijn
mooie, vriendelijke, aantrekkelijke
zijde. Want er is geen sprake van
een streng gesloten familieleven
dat zich voor de vreemdeling af-
sluit of hem pas uitnodigt na hem
aan een uitgebreide geestelijke
quarantaine te hebben onderwor-
pen: integendeel, het gezinsleven
houdt hier een grote gastvrijheid
in, de vreemdeling wordt graag
mentsgelegenheden enz., in Holland
nog in de kinderschoenen staan.
Hier in Utrecht, dat toch 50.000
inwoners telt, is geen restaurant
te vinden; wie niet bij een gezin in
de kost is, laat het eten bij zich op
de kamer komen. Bijna alle Hol-
landse café's zien er tamelijk schamel
uit en worden maar schaars be-
zocht. De bediening is zeer slecht,
zowel in café's als in restaurants.
Ook hier is de Hollander weer de
tegenpool van de Italiaan; hij is vol-
strekt ongeschikt voor het kelneren,
terwijl de laatste er als geschapen
voor is. Jan (alle Hollandse kelners
heten Jan) neemt meestal ruim de
tijd en het komt mij voor dat hij
hoe dan ook zeer en bon camarade
met de bezoekers omgaat. Eens
was ik er getuige van dat Jan in
het voorbijgaan een glas bier om-
gooide; in elk ander land zou de
betreffende heer de kelner een
uitbrander gegeven hebben, maar
hier gebeurde het omgekeerde;
Jan schold de heer uit, omdat die
zijn glas op een plek had neerge-
zet waar het allicht gevaar liep
omgestoten te worden. De Hol-
lander stelt geen grote eisen, hij
bezoekt deze gelegenheden slechts
zelden en is te bedaard van aard
om voor die paar ogenblikken een
hervorming in het systeem van be-
diening te eisen.
gezien en graag ontvangen.
Slechts zelden word ik ontvangen
in de studeerkamer, meestentijds
word ik de huiskamer binnenge-
leid, waar de vrouw des huizes en
de kinderen verzameld zijn; de
theeketel snort en er wordt mij
een sigaar aangeboden, want de
Hollander laat zijn tabaksrokerij
niet beperken tot de studeerkamer,
hij verlangt voor zichzelf en zijn
gasten vrijheid van roken in het
hele huis. Hoe onvriendelijk en on-
behaaglijk het buiten ook is, waar
het donker is en koud en mistig,
en de grimmige novemberwind
door de straten giert, zo gezellig
en uitnodigend is het binnen,
waar het vuur knettert in de kachel,
en de grote lamp zijn heldere
schijnsel over de frisse gezichten
en de heldere ogen spreidt, terwijl
het gesprek rustig voortkabbelt en
zich nu eens op nabije, dan weer
op verderreikende zaken richt. Ja,
menigeen is me hier dierbaar ge-
worden, en het gaat me dan ook
aan mijn hart wanneer ik bedenk
dat ik over afzienbare tijd weer de
"Wanderstab" zal opnemen om
mijn tenten in Amsterdam op te
slaan.
Een natuurlijk uitvloeisel van dit
gezinsleven is dat de plaatsen
waar het openbare leven zich af-
speelt, café's, restaurants, amuse-
98
vereniging Oud>Utrecht
augustus 1998
-ocr page 99-
ontplooien ze de grootste pracht;
in de week waarin dit feest wordt
gevierd, verkeert de stad van de
vroege ochtend tot de late avond
in opperste feeststemming. De
studenten trekken dan in grote
gecostumeerde optochten, waarin
ze verschillende gebeurtenissen
uit de wereldgeschiedenis uitbeel-
den, door de stad. Een speciale
ceremoniemeester is ervoor aan-
gesteld louter de kleding van het
verleden te bestuderen, waarvan
hij nauwkeurige tekeningen moet
leveren, zodat hij dat jaar in de
regel niet veel anders uitvoert dan
mode studeren... De costuums
worden zeer nauwgezet naar zijn
tekeningen vervaardigd, zodat een
enkel exemplaar wel 200 gulden
kan kosten. Alleen al op grond van
deze summiere aanduidingen zul
je wel begrijpen dat een vlotte
Utrechtse student nu niet bepaald
genoeg heeft aan minder dan
2000 gulden per jaar (een gulden
is ongeveer 4 mark). Natuurlijk
zijn het niet allemaal zulke Croesi,
maar toch zul je bij de meesten al-
tijd welstand aantreffen. Of de ge-
leerdheid in een gepaste verhou-
ding tot de rijkdom staat, durf ik
niet met zekerheid te zeggen,
maar in het algemeen gaan die
twee maar zelden samen.
Als een groot manco moet naar
voren gebracht worden, dat er hier
geen apart universiteitsgebouw is.
De professoren geven college bij
zichzelf aan huis, reden waarom
de studenten van de ene naar de
andere professor moeten rennen,
wat weliswaar voor een gezonde
lichaamsbeweging zorgt, maar
ook verschillende nadelen met
zich meebrengt, en wel voorna-
melijk dit, dat de auditoria te klein
zijn, slecht verwarmd, enz. Maar
het wil mij voorkomen dat een
universiteitsgebouw als het ware
de uiterlijke uitdrukking is van de
eenheid die altijd plaats dient te
vinden tussen de verschillende
wetenschappen, opdat ze niet
uiteenvallen in een veelheid van
versplinterde takken van kennis,
maar werkelijk te zamen een uni-
versitas scientiarum vormen - en
deze uiterlijke band mis ik hier in
Utrecht. Dit moge slechts een ta-
melijk subjectieve mening zijn,
een werkelijk manco aan het uni-
versiteitsleven hier in Holland is
dat de drie universiteiten in
Utrecht, Leiden en Groningen in
alle opzichten ieder voor zich
werken. Terwijl de studenten in
Duitsland van de ene universiteit
naar de andere "wandern", hier
een beroemde professor horen,
daar weer een andere, is dit hier
niet het geval: men begint en be-
ëindigt zijn studiën aan dezelfde
universiteit - een student in Leiden
zal nimmer op het idee komen een
semester of twee in Utrecht door
te brengen. Wat de theologie be-
treft, wordt dit veroorzaakt door
het feit dat ieder van de drie uni-
versiteiten haar eigen uitgesproken
dogmatische richting vertegen-
woordigt, die geen enkele toena-
dering of verzoening verdraagt;
maar toch zou men ook hier
misschien kunnen toepassen het
"onderzoekt alle dingen en be-
houdt het goede". In het algemeen
zou het best wel eens kunnen zijn,
dat deze vele universiteiten en
academies in een zo klein land als
Holland, evenals in Zwitserland,
door dit al te zeer versnipperen
van krachten meer schade dan
goed doen; de respectieve bibliot-
heken zijn te klein, de faculteiten
niet voltallig - wat te zeggen van
het Athenaeum in Deventer, dat
zeven professoren telt en twaalf
studenten? Recentelijk heeft men
gepoogd verscheidene van deze
instellingen te laten samengaan,
maar men stuit op aanzienlijk
verzet bij de provinciale ijdelheid,
die haar oude onderwijsinstellingen
niet opgeven wil. Men verdedigt
ze met het argument dat ze dienen
als kweekvijvers van wetenschap-
pelijkheid; maar wordt hetzelfde
doel niet bereikt met Latijnse
scholen en gymnasia, zonder dat
daarmee zulke aanzienlijke som-
men gelds gemoeid zijn?
Wordt vervolgd.
Aangezien ik hier in een universi-
teitsstad leef, wil je vast wel iets
vernemen over het Hollandse stu-
dentenleven. Dit kent, net zo min
als ons Deense, speciale "Burschen-
schaften" of corporaties, en dienten-
gevolge evenmin duels. Wel ziet
men, als in de Duitse universiteits-
steden, studentenmutsen van ver-
schillende kleur; maar deze duiden
geen verschillende "Burschen-
schaften" aan, doch uitsluitend de
verschillende faculteiten: de theo-
logen hebben witte mutsen, de
rechtenstudenten rode, enz. Ze
hebben hun sociëteit, die ongeveer
overeenkomt met onze studen-
tenvereniging, met dit verschil dat
de jonge studenten zich moeten
onderwerpen aan een harde
proeftijd van twaalf weken voor ze
waardig geacht worden te worden
toegelaten, maar dan worden ze
ook beloond met een gigantisch
diploma met een majesteitelijk
zegel, leder lid moet bij toelating
een groots feest voor de rest van
de sociëteit geven, bij welke gelegen-
heid er niet op de champagne be-
zuinigd mag worden. In het alge-
meen komt het belangrijkste
verschil tussen de studenten van
Kopenhagen en van Utrecht mis-
schien wel hierop neer, dat de
laatsten wat wij in studententaal
noemen "welgestelden" zijn, en
dat kan men geloof ik niet van de
eersten zeggen. Een groot deel
van de studenten hier is namelijk
van adellijke familie of het zijn
rijke koopmanszonen, die zich dan
ook een zekere allure aanmeten.
Zo geven ze concerten, maar niet
zoals bij ons in Denemarken, waar
de studenten zelf hun eigen liede-
ren zingen; nee, ze laten de een of
andere beroemde musicus of zan-
geres uit Duitsland of Frankrijk ko-
men, betalen alle kosten van reis
en concert zelf en nodigen boven-
dien de notabelen van de stad uit,
allereerst de plaatselijke dames
natuurlijk, om het concert bij te
wonen.
Hun feesten lopen over van rijk-
dom en overvloed. Maar voor-
namelijk op het grote universiteits-
feest, dat om de vijf jaar plaatsvindt.
99
vereniging Oud>Utrecht
augustus 1998
-ocr page 100-
Lustrum-agenda
Graag brengen wij u nogmaals
een aantal activiteiten onder de
aandacht, die in het kader van ons
75-jarig lustrum wordt georgani-
seerd.
Een uitgebreid overzicht van deze
activiteiten vindt u in de folder
welke bij het afgelopen februari-
nummer (nr. 1) zijn gevoegd.
Voor nadere inlichtingen en reser-
veringen kunt u ook contact op-
nemen met: RonDom,Domplein 9
te Utrecht, tel. 030 - 2333036 (ma.
t/m zat. van lo.oo tot 17.00 uur en
zon. van 12.00 tot 17.00 uur)
levert bij RonDom, dingt u mee
naar de Hoofd- (en enige) prijs:
het Utrecht-verrassingspakket ter
waarde van f 65,-.
Van 10 tot en met 30 augustus
kunt u deze tocht bij RonDom kopen,
waarbij is inbegrepen de huur van
een waterfiets van Canal Bike voor
twee uur en koffie met taart in
restaurant-café Lofen na afloop.
Waterfietspuzzeltocht
Datum: lOt/m 30 augustus
Plaats: te koop bij RonDom,
Domplein 9, Utrecht
Prijs: f15,00 voor leden
f 22,50 voor niet-leden
Hiervoor krijgt u:
2 uur waterfiets van Canal Bike
voor 1-4 personen
1 puzzeltocht met beschrijving
1 koffie met taart in restaurant-
café Lofen aan het Domplein
extra koffie met taart voor mede-
opvarenden:
f 5,00 voor leden
f 6,50 voor niet-leden
NB: Wij kunnen geen fietsgarantie
geven. Als u de tocht wilt gaan
doen moet u zelf even kijken of
Canal Bike (bij de Stadhuisbrug)
voldoende waterfietsen heeft.
Meer informatie: Bezoekerscen-
trum RonDom, Domplein 9, 3512
JC Utrecht, telefoon: 030-2333036
organiseer. Daarom willen wij
door middel van dit stukje uw aan-
dacht hierop nogmaals vestigen.
Op zaterdag 5 en zaterdag 19
september zullen de voorrondes
van dit spel in respectievelijk
Amersfoort en Woerden gespeeld
worden. Tijdens deze twee bijeen-
komsten zullen twee teams tegen
elkaar spelen. De winnaars van
deze twee voorrondes zullen in
de finale op zaterdag 10 okober
Oud-Utrecht uitdagen. Dit alles
onder de bezielende leiding van
Piet 't Hart.
Een denkspel spelen is leuk, maar
het wordt nog leuker als er vol-
doende publiek bij aanwezig is die
haar team kan aansporen om te
kunnen winnen. Voorzeggen mag
natuurlijk niet, maar meedenken
wel. Om je eigen team goed aan te
kunnen moedigen is het zinvol om
te kijken wat de tegenstander in
zijn mars heeft. Soms kan het
daarom nuttig zijn om in het hol
van de leeuw te kijken hoe de
tegenstander zich weet voor te
bereiden.
Daarom nog even een vermelding
van de plaatsen van de voorrondes
op 5 en ig september.
5 september in Amersfoort in het
Museum Flehite, Westsingel 50
19 september in het Stadsmuseum
van Woerden, Kerkplein 6
10 oktober in Utrecht in de Aula
van het Academiegebouw aan het
Domplein.
MiekevanZeben.
* 10 t/m 30 augustus
Waterfietsontdekkingstochten.
Verzorgd arrangement met prijs-
vraag.
Utrecht vanaf het water gezien
De Utrechtse grachten zelf ont-
dekken per waterfiets: een lustrum-
activiteit voor ondernemende
geesten. Speciaal voor het 75-jarig
bestaan van onze Vereniging en
geheel in de sfeer van het thema
'Utrecht en het water', heeft Oud-
Utrecht in samenwerking met
bezoekerscentrum RonDom een
waterfietspuzzeltocht ontwikkeld.
De tocht bestaat uit een routebe-
schrijving, historisch verantwoorde
informatie over alle interessante
punten die vanaf de fiets te zien
zijn, en een aantal vragen om uw
kennis te testen.
De route voert langs plaatsen
waar u met de meeste rondvaart-
boten niet snel komen zal: onder
andere de Nieuwe Gracht, de
Kromme Nieuwe Gracht en de
Drift. U kunt op uw gemak door de
grachten peddelen en zelf bepalen
hoe lang u ergens bij stil wilt
staan. Daarbij heeft u ook de tijd
om de vragen te beantwoorden.
Als u de antwoorden na afloop in-
WO
Jubileumspel
In het kader van het jubileumjaar
van de Historische Vereniging
Oud-Utrecht worden tal van acti-
viteiten georganiseerd. Voor mij
persoonlijk is de belangrijkste acti-
viteit het Jubileumspel, omdat ik
dat in samenwerking met Piet 't Hart
'^ 12 september
Op Open Monumentendag is
tevens de opening van de foto-
tentoonstelling en prijsuitreiking
in Architectencentrum AORTA.
Deze opening is alleen voor
genodigden en leden toegankelijk.
vereniging Oud«Utrecht
augustus 1998
-ocr page 101-
Agenda
* Kerken Kijken Utrecht gaat
deze zomer voor de 16e maal
van start.
Van 30 juli t/m 12 september 1998
werken 9 Utrechtse binnenstads-
kerken mee aan dit project. Zij
openen tijdens de zomermaanden
hun deuren voor publiek. Vijf dagen
per week (van dinsdag t/m zater-
dag) staan meer dan honderd vrij-
willigers klaar om toeristen uit
binnen- en buitenland de gelegen-
heid te bieden het Utrechtse cul-
tureel erfgoed te bekijken. In 1997
bezochten meer dan 33.000 men-
sen negen Utrechtse kerken, een
absoluut record. In 1998 zal voor
het eerst de voormalige synagoge
aan de Springweg meedoen in dit
project.
Het televisieprogramma "Langs
Heilige Huisjes" van de NCRV
besteedt dit jaar aandacht aan
Utrecht. De hieraan verbonden
Kerkepaddagen vinden plaats op
29 augustus en 5 september.
Aan Kerken Kijken Utrecht doen
mee: St. Augustinuskerk, Ste. Ger-
trudlskathedraal en -kapel, Jacobi-
kerk. Janskerk, Pieterskerk en St.
Willibrorduskerk. Deze zijn geopend
van dinsdag t/m vrijdag van n.00
tot 16.30 uur en op zaterdag van
12.00 tot 16.00 uur. Op zaterdag
zijn ook de voormalige synagoge
Broodhuis, de Doopsgezinde kerk
en de Geertekerk geopend. De Lut-
herse kerk blijft dit jaar gesloten
i.v.m. restauratiewerkzaamheden.
Een folder van Kerken Kijken
Utrecht met de openingstijden en
een korte beschrijving van iedere
kerk kunt U aanvragen bij de VW
of is te verkrijgen bij de deel-
nemende kerken.
De tentoonstelling is te bezichti-
gen tot 10 oktober en vrij toegan-
kelijk van di. t/m vrij. van 10.00 tot
17.00 uur en op zat./zon. 13.00 tot
17.00 uur.
Medelingen en oproepen:
De drakenbootrace die gepland
stond voor september komt te
vervallen!
De redactie van Oud-Utrecht roept
iedereen op om foto's te maken
van de lustrumaktiviten, zodat we
in het eerste nummer van 1999
een foto-impressie van hetlustrum-
jaar kunnen plaatsen
een verhaal. Het verhaal van dui-
zendenjaren natuurlijke processen
en menselijk ingrijpen. De Oude
Rijn, nu een onbeduidend slootje,
was vroeger een hoofdvaartroute
en fungeerde als grens van het
Romeinse Rijk. Het veengebied,
ooit een hoog gelegen vegetatie-
kussen, daalde onder invloed van
de mens ruim 2 meter en ligt daar-
om nu onder zeeniveau.
Luisteren naar het verhaal van het
landschap kunt U in de cursus his-
torische geografie, georganiseerd
door de Historisch-Ceografische
Vereniging Utrecht i.s.m. de St.
Stichtse Geschiedenis.
De cursus wordt afgesloten met
een excursie door de provincie
Utrecht.
Data: 30 september, 7, 14 en 21
oktober 1998
excursie: 24 oktober 1998
Kosten: f 125,- incl. excursie
(zonder excursie f 75,-)
Plaats: Utrecht
Informatie: HGVU: 030 - 2 7120 92
Aanmelding: SSG, Mariaplaats 23,
3511LK Utrecht,
tel. 030-2 34 38 80
* Oude jaargangen
Oud-Utrecht
Een onzer leden is in het bezit van
enige jaargangen Ojd-Utrecht.
Belangstellenden kunnen contact
opnemen met mevrouw Boschloo
- ten Bosch, tel. 030 - 2 5168 56.
101
* De geschiedenis van het Utrecht-
se landschap, Cursus Historische
geografie
Het Utrechtse landschap vertelt
vereniging Oud>Utrecht
augustus 1998
-ocr page 102-
Water
De achtergronden van het water
uit de kraan
Jubileumboek van het Waterleidingbedrijf Midden-Nederland
Prins Willem-Alexander zegt
zijn toekomst te willen zoeken in
het watermanagement. Een Teleac-
televisieserie die 'Het woelige
water' heet. Nederlanders hebben
traditioneel iets met water, niet
vreemd voor bewoners van een
rivierdelta waar wijdvertakt één
van de grootste Europese rivieren
in zee stroomt. De vereniging
Oud-Utrecht doet verwoede
pogingen de relatie tussen de stad
en provincie en ditzelfde water
duidelijk te maken in een reeks
jubileumactiviteiten in het kader
van haar 75-jarig bestaan. Toepas-
selijk lijkt mij, wanneer we bijvoor-
beeld denken aan Utrecht als stad
aan de Rijn... De aanleiding voor
het thema was echter niet het
oppervlaktewater, maar de drink-
watervoorziening in de provincie
en het jubileum van het Waterlei-
dingbedrijf Midden-Nederland dat
eind 1997 veertig jaar geleden
werd opgericht.
Het jarige Waterleidingbedrijf
gaf ter gelegenheid van haar jubi-
leum een boek uit onder de titel
'Water lekker nat', een rijk geïllus-
treerd feestboek van meer dan
driehonderd glanzende bladzijden.
Vuilverwerkingsbedrijven, gasleve-
ranciers, elektriciteitsmaatschap-
pijen en waterleidingbedrijven
hebben allen gemeen dat ze
rechtstreeks contact met de bur-
ger hebben en de behoefte voelen
die burger de achtergronden van
de geleverde diensten te verduide-
lijken. Dit gold toen deze bedrijven
in particuliere handen waren, dit
geldt zeker ook voor de bedrijven
in hun huidige overheidsfase en
zal ook gelden wanneer nutsbe-
drijven in de toekomst geprivati-
seerd zijn.
Gedenkboeken van nutsbedrijven
zijn er in soorten, van anekdotische
feestbundels tot gedegen bedrijfs-
historische studies. De vorm van
dergelijke gelegenheidspublicaties
onderging in de loop van de tijd
grote veranderingen. Brachten
nutsbedrijven tot 1940 veelal
gedegen werken uit vol juridisch-
bestuurlijke of technische infor-
matie, tijdens de daarop volgende
decennia verschoof de nadruk
naar vlot geschreven veelal opper-
vlakkigerjubileumboeken. De spreek-
woordelijke Max Dendermonde
maakte er naam mee. Inmiddels is
de slinger weer een andere kant
opgeslagen en huren jubilerende
instellingen vaak professionele
historici in om hun gedenkboeken
te schrijven.
Het boek van het Waterleidingbe-
drijf Midden-Nederland (WMN)
past niet helemaal in deze trend.
Het waterleidingbedrijf zocht een
team van historici, geografen,
technici, journalisten, een archeo-
loge en een schrijfster voor de klus
aan. Het boek waaiert breed uit.
Zo geeft E.H. Kossmann in zijn bij-
drage een beeld van de Neder-
landse geschiedenis gedurende
van de afgelopen tweehonderd
jaar, behandelt H.W. van Veen de
constructie van watertorens, ter-
wijl S.G. van Dockum aandacht
schenkt aan de relatie tussen het
waterleidingbedrijf en het archeo-
logisch bodemarchief Het boek
vertelt vanzelfsprekend ook het
verhaal van de techniek van water-
winning, transport, de manieren
waarop de druk op het water-
leidingnet gehouden wordt en
van de zuivering. Maar er gebeurt
meer. Zo verhaalt 'kroeg- en kermis-
professor' Gerrit Jansen over de
sociale kanten van water halen bij
de pomp, badhuizen en de bouw
van Bruynzeelkeukens. Verhalen
over 'waterig erfgoed' en andere
waterfacetten completeren de
bundel. Het boek beperkt zich niet
tot het verleden, ook de huidige
praktijk van de drinkwatervoor-
ziening en de toekomst ervan
komen aan bod.
Water hebben we als bewoners
van de Nederlandse rivierdelta in
overvloed, de kwaliteit van dit water
blijkt echter een telkens terug-
kerend probleem. In zijn bijdrage
'Een lang gekoesterde behoefte'
schetst P.D. 't Hart de overwegingen
rond de aanleg van de eerste
drinkwaterleiding in het midden
van de negentiende eeuw. De
smaak van het opgepompte
Utrechtse drinkwater ging achter-
uit, over de oorzaken ervan tast-
ten de bewoners in het duister.
Sommigen zochten de oorzaak bij
lekkage uit de aangelegde gasbui-
zen. De groeiende bevolking en de
cholera-epidemieën overtuigden
bestuurders dat er iets diende te
gebeuren, maar over de manier
waarop de stad van goed drinkwater
voorzien kon worden was men het
aanvankelijk niet eens. Uiteinde-
lijk gaf de gemeente concessie aan
een tweetal vertegenwoordigers
102
Hans Buiter
vereniging Oud<Utrecht
augustus 1998
-ocr page 103-
van de Luikse ijzer- en buizengleterij
Compagnie Générale des Conduites
d' Eau SA. Een buizenfabrikant
die zelf een waterleidingbedrijf
stichtte: de geboorte van de open-
bare nutsvoorzieningen is gemar-
keerd met verrassingen. De Luikse
maatschappij stichtte De Compagnie
d'Eaux d' Utrecht, die succesvol bij
Soesterberg naar water boorde.
Vanuit Soesterberg transporteerde
dit bedrijf onder gebruikmaking
van het natuurlijk verval water
naar de stad Utrecht, waar onder
andere driehonderd brandkranen
op de nieuwe waterleiding wer-
den aangesloten. Voor hun drink-
water bleven burgers veelal aan-
vankelijk de aloude pompen
gebruiken. Het pompwater smaak-
te vertrouwd en het aangevoerde
water was relatief duur. De afzet
van de maatschappij groeide echter
in de jaren tachtig en negentig
fors, te meer daar ze ook drinkwater
ging leveren aan plaatsen in het
oosten van de provincie en Hilver-
sum en Tiel.
Martijn Bakker verhaalt over het
spanningsveld tussen waterleiding-
bedrijven, overheid en consument.
In de loop van de tijd werd drink-
watervoorziening een zaak van
steeds hogere bestuurslagen. Bij
de start van de voorziening lag de
verantwoordelijkheid bij de ge-
meenten. In het Interbellum daar-
entegen werd door een gecombi-
neerde inspanning van het
Rijksinstituut van Drinkwatervoor-
ziening en veelal intra-gemeente-
lijke waterleidingbedrijven het
overgrote deel van de provincie
Utrecht van water uit de kraan
voorzien. Particuliere maatschap-
pijen hadden eerder het weinig
koopkrachtige platteland links
laten liggen. In de naoorlogse
periode nam het in december 1957
opgerichte Waterleidingbedrijf
Midden-Nederland (een 'Gemeente-
schappelijke regeling' van een
aantal gemeenten) de levering
van steeds meer regionale en lokale
waterleidingbedrijven over. Op de
achtergrond bij deze overnames
speelde de wens van de Rijksover-
heid de drinkwatervoorziening te
concentreren, een streven dat ook
resulteerde in de Waterleidingwet
van 1957. Tekenend voor de Neder-
landse verhoudingen is dat de
Rijksoverheid het aan lagere over-
heden overliet de door haar ge-
wenste concentratie tot stand te
brengen. De provincies vervulden
de rol van aanjager in dit proces.
Tegenwoordig levert WMN drink-
water aan bijna alle inwoners in
de provincie Utrecht, uitgezon-
derd aan die van Doorn, die hun
water betrekken bij een onafhan-
kelijk particulier waterleidingbe-
drijf.
Water uit de kraan is een succes-
vol product. We consumeren
steeds meer kraanwater, ondanks
dat de prijs ervan sinds 1970 ver-
viervoudigd is. Paradoxaal toont
het waterleidingbedrijf zich met
de groeiende afzet echter niet te-
vreden en lanceert het campagnes
om de consumptie te matigen.
Achtergrond hiervan vormt de
sinds de jaren vijftig toeslaande
verdroging waaraan ook de win-
gebieden van het waterleiding-
bedrijfonderworpen zijn. Om deze
reden gaat WMN in toenemende
mate over van winning van grond-
water op inname van oppervlakte-
water. Het jubileumboek van het
waterleidingbedrijf staat vol met
dit soort verhalen. De geïnteres-
seerde afnemer die meer wil weten
over de veelzijdige wereld die
schuil gaat achter het vanzelfspre-
kend lijkende water uit de kraan,
kan hiervoor terecht bij het
jubileumboek. Het glanzende
papier, de vele zeer fraaie foto's
en de pentekeningen van Tom
Eyzenbach bestempelen de publi-
catie tot een prachtboek dat op
ieders koffietafel niet misstaat.
Om in tijden van grote droogte
nog eens door te bladeren...
Boomgaard-Manschot,)., R.N.S. Emons
en J.A.L. de Meyere
'Water... lekker nat', Utrecht, f75,-
103
vereniging Oud*Utrecht
augustus 1998
-ocr page 104-
Boekrecensie
Niet alles goud dat blinkt
'Edele en onedele metalen* nieuw deel in serie catalogi
Eind december 1997 presenteerde
het Utrechtse Centraal Museum
het vierde deel in de reeks van
bestandscatalogi. De reeks van
bestandscatalogi heeft ten doel de
toegankelijkheid tot de collectie te
verhogen voor onderzoekers,
museummedewerkers en andere
musea. Daarnaast vergroot een
catalogus de belangstelling voor
de collectie, zowel bij specialisten
als bij leken. De reeks startte in
1995 en zal worden afgesloten
met een twaalfde deel in het jaar
2001. Uiteindelijk zal daarmee de
totale collectie van het Centraal
Museum publiek gemaakt zijn.
In het meest recente deel komen
de afdelingen edele en onedele
metalen van het museum aan
bod. Het Centraal Museum bezit
ruim 800 zilveren voorwerpen, va-
riërend van tafelzilver tot zegel-
stempels en van gildenschilden
tot religieuze objecten. Vanaf de
vijftiger jaren richtte het aankoop-
beleid van het museum zich op zil-
verwerk, vervaardigd door
Utrechtse zilversmeden. In de col-
lectie van het museum vindt de
bezoeker daardoor werken ge-
maakt door beroemde smeden
zoals Adam en Paulus van Vianen,
alsook van 'mindere goden'.
De laatste keer dat bij het Centraal
Museum een wetenschappelijk
gedocumenteerde catalogus ver-
scheen van de zilvercollectie was
in 1972. Deze catalogus was toe
aan een opvolger aangezien de
collectie zilver sindsdien gestadig
was uitgebreid. Onder de nieuwe
aanwinsten bevonden zich onder
andere een schenkkan van Adam
van Vianen uit 1619 met voorstel-
lingen uit de geschiedenis van
Marcus Curtius, en twee kandelaars
van Jan Brom die toonaangevend
zijn voor de kerkelijke edelsmeed-
kunst in het begin van deze eeuw.
Niet alleen breidde de collectie uit,
ook was de catalogus uit 1972 niet
meer leverbaar en slecht verkrijg-
baar in het tweedehands circuit.
Ter gelegenheid van het aantreden
van een nieuwe directeur waren
diverse catalogi in 1989 van hun
binnenwerk ontdaan en gevuld
met een set ansichtkaarten. Onder
de slachtoffers van deze vernieti-
ging bevond zich ook het 'over-
schot' aan zilvercatalogi.
Nieuw overzicht
De gastconservatoren Louise van
den Bergh-Hoogterp en Bé Dubbe
schreven de catalogus edele en
onedele metalen. In opdracht van
het Centraal Museum werkten zij
ruim twee jaar aan dit boek. Eigen-
lijk is de titel van deze catalogus
enigszins misleidend. Daar waar
in deze catalogus de edele metalen
worden behandeld, blijkt het uit-
sluitend te handelen over zilver-
werk. Naar gouden voorwerpen
zal de gebruiker van de catalogus
tevergeefs zoeken.
De catalogus is verdeeld in twee
onderdelen: het zilverwerk en de
onedele metalen. Elk onderdeel is
op zijn beurt verdeeld in drie cate-
gorieën: de topstukken, de 'stan-
daard' voorwerpen en de overige
stukken. In een uitgebreide om-
schrijving met extra achtergrond-
informatie worden de topstukken
beschreven. Van ieder topstuk is
bovendien een kleurenfoto opge-
nomen. Verreweg de grootste
categorie bestaat echter uit de
'standaard' voorwerpen. Deze
voonwerpen zijn allemaal afgebeeld
met een zwart-wit foto en gaan
gepaard met een beschrijving. Bij
de zilveren voorwerpen zijn veelal
ook foto's van de zilvermerken op-
genomen. Van alle stukken is een
beschrijving gegeven over materiaal,
formaat, zilvermerken en inscrip-
ties. Van de top- en 'standaard'-
stukken worden bovendien herkomst,
literatuur en tentoonstellingen
aangaande het voorwerp vermeld.
Van den Bergh-Hoogterp heeft
gekozen om het kleine zilverwerk
voor 1850 en zilverwerk van onbe-
kende werkmeesters zoveel mogelijk
in de categorie overige voonwerpen \
onder te brengen. Het zilvenwerk \
gekeurd na 1850 bracht zij alle-
maal in die categorie onder, tenzij
hierover ooit werd gepubliceerd of
het deel uitmaakte van een ten-
toonstelling. Deze indeling leidde er
toe dat diverse negentiende eeuwse
bekers, bokalen en een zilveren
beeld van 30 cm. in deze catalogus
onderbelicht blijven.
Bij de onedele metalen is niet dui-
delijk welke criteria de samensteller
aanhield bij de indeling in catego-
rieën. Helaas melden geen van
beide auteurs welke criteria zij
hanteerden voorde indeling, maar
laten ze de lezer dit zelf uitzoeken.
Wat opvalt is dat de algemene
informatie over Utrechts zilver in
de catalogus uit 1972 uitgebreider
was dan in deze catalogus. Eén
van de samenstellers meldde dat
deze catalogus eenvoudig te wei-
nig ruimte bood voor de grote
schat aan nieuw verworven infor-
matie. Het valt dus te verwachten
dat veel van deze informatie in de
komende jaren zal verschijnen in
104
Jan Jaap Luyt
vereniging Oud Utrecht_^Wi
augustus tggS
-ocr page 105-
Boekrecensie
Tram & Trein
Twee facinerende vervoersvormen,
die ook in de provincie Utrecht een
geschiedenis van groei en krimp
hebben doorgemaakt. De ontwik-
kelingen in het gebied tussen Eem
en Rijn zijn een drietal werken
door G.A. Russer deskundig en
met veel fotomateriaal belicht.
Het eerste deel Zuid-Oost Utrecht
verscheen in 1992; het tweede
deel Midden Utrecht in 1993. Beide
delen zijn reeds uitverkocht. Het
derde en laatste deel, Noord-Oost
Utrecht verscheen in 1997 wordt
hier nu aangekondigd.
De goede ontvangst van zijn werk,
maar waarschijnlijk ook de aan-
trekkelijkheid van zijn onderwerp
heeft de auteur er toe gebracht
een geheel nieuwe serie voor te
bereiden, die de echte spoorweg-
enthousiasten zeker zal verheugen.
Er komt een serie 'Trein tussen
Eem en Rijn', waarin aan de orde
zullen komen: I. Amersfoort en de
Veluwe; II. Mobilisatie, bezetting
en herstel 1939-1949, Utrecht/-
Amersfoort en III. De Oosterspoor-
weg Hilversum-Utrecht/Amersfoort.
In deel III van de serie Tram &
Trein ligt de nadruk op de geschie-
denis van de spoorwegen. Dit ligt
voor de hand want deze tak van
vervoer was in de streek tussen
Utrecht en Amersfoort het sterkst
vertegenwoordigd. Het boek han-
delt niet alleen over de lijn
Utrecht/Amersfoort, ook Utrecht/-
Baarn, gedeeltelijk over hetzelfde
traject komt, net als het lijntje
naar Zeist, aan de orde. Ook ont-
wikkelingen rond vliegveld Soes-
terberg worden belicht. De behan-
deling van de onderwerpen is net
als in de voorgaande delen een
plaatsgewijze beschrijving, waar-
andere publicaties.
De Utrechtse catalogus onder-
scheidt zich van andere zilvercata-
logi die in de afgelopen jaren ver-
schenen door de vormgeving.
Evenals bij de eerder verschenen
catalogi koos het Centraal Museum
wederom voor het weinig prakti-
sche formaat van 13 x i6 cm. De
uitvoering van de reeks zal onge-
twijfeld esthetisch verantwoord
zijn, maar erg praktisch voor on-
derzoekers en andere gebruikers is
ze zeker niet. De nadelen van dit
formaat zijn de beperkte ruimte
voor extra achtergrondinformatie
en het kleine formaat waarop de
foto's zijn afgebeeld. Voor de zilver-
expert hoeft de grootte van de af-
beeldingen echter geen problemen
op te leveren, want die heeft altijd
wel een loupe op zak. Het grote
voordeel van een catalogus op dit
formaat is dat het niet hetzelfde
lot zal kunnen óndergaan als de
catalogus van 1972.
Een lijvig boekwerk als dit bevat
onvermijdelijk fouten en onvolko-
menheden. De onjuistheden die
tot nu toe aan het licht kwamen
zijn veelal van marginaal belang
en verdienen niet de eer hier ge-
meld te worden. Het is een goede
zaak dat eindelijk de zilvercollectie
en de collectie onedele metalen
van het Centraal Museum voor
iedereen toegankelijk is gemaakt.
'Edele en onedele metalen' door Louise van
den Bergh-Hoogterp en Bé Dubbe, 820 pa-
gina's met kleurenillustraties. Verkrijgbaar
in het Centraal Museum en de boekhandel,
ISBN 90-73285-49-9; prijs ƒ 125,-.
bij tram en trein samengaan. Na
een algemene inleiding over de
Nederlandsche Centraal-Spoorweg-
Maatschappij (N.C.S.) volgt als eer-
ste halte langs de lijn vanuit
Utrecht gezien, een bespreking
van de opkomst van station Bilt-
hoven. Dit station is gebouwd in
een vrijwel onbewoond bos- en
heidegebied, waar van 'Bilthoven'
nog geen sprake is. Dit forenzen-
dorp zal pas later en in belangrijke
mate door de aanwezigheid van
het station, dat eerst de naam 'de
Bildt-Soestdijk! droeg, ontstaan.
Oorspronkelijk was dan ook voor
de bevolking de aanleg van de
tramlijn van Utrecht dwarsdoor de
dorpsstraat in de Bilt naar Zeist
van veel groter belang. Deze con-
clusie valt vaker te trekken. De
spoorwegen en de haltes van de
treinen lagen in het algemeen vrij
ver van de bewoningscentra. De
trambanen voerden er door heen.
Het boek is rijk voorzien van goed-
gekozen illustraties en enkele
duidelijke situatieschetsen. Het is
voor liefhebbers van tram en trein
een plezier om te lezen en voor de
lokale historicus een heel interes-
sante bron.
J.P. Russer, Tram 8( Trein, Tussen Eem en
Rijn, deel 3 Noord-Oost Utrecht, 1997 Ca-
naletto/Repro-Holland B.V.
105
M.vandeVrugt
vereniging Oud*Utrecht
augustus 1998
-ocr page 106-
De vreemdeling
De multiculturele samenleving
omstreeks 1650
nale eenheidsstaten met duidelij-
ke, vastomlijnde grenzen speelden
nationale sentimenten vrijwel
geen rol in de 17e eeuw. Culturele
verschillen in taal en dialect, gods-
dienst, normen en waarden,
gebruiken en tradities bestonden
naast en door elkaar. Lokale en/of
provinciale identiteiten waren
belangrijker dan nationale. Deze
realiteit zien we ook terug in som-
mige regelgeving. Er werd daarin
onderscheid gemaakt tussen in-
geborenen en vreemdelingen,
waarbij de laatstgenoemde groep
bestond uit iedereen van buiten
de eigen woonplaats of provincie,
ongeacht of men uit Keulen, Parijs
of Amsterdam kwam.
Veel belangrijker dan de herkomst
van de migrant was de godsdienstige
overtuiging. Katholieke migranten
waren ongewenst en werden in
1655 in Utrecht uitgesloten van
het burgerschap. Joden mochten
al helemaal niet in de stad wonen.
Zij werden pas in 1789 officieel
toegelaten. Overigens waren dit
geen specifiek Utrechtse beper-
kingen; ook in een hele reeks andere
steden (bijvoorbeeld Deventer en
Zutphen) waren ze van toepassing.
In de hele Republiek gold de regel
dat de leden van andere dan
de Nederduits-gereformeerde Kerk
uitgesloten waren van politieke
en veel andere openbare functies.
In dat opzicht waren zij, vanwege
hun religieuze overtuiging, twee-
derangs inwoners.
Integratie
Veel wijst erop dat migranten
betrekkelijk soepel opgingen in de
Utrechtse samenleving. Van minder-
De huidige multiculturele
maatschappij is in veel opzichten
geen uniek verschijnsel. Ook het
lye-eeuwse Utrecht kan als zodanig
worden beschouwd. Onder de
30.000 mensen die de stad bevolk-
ten waren vele immigranten, met
uiteenlopende etnisch-culturele
en religieuze achtergronden. Een
recente schatting geeft aan dat in
1650 mogelijk 15% a 20% van de
Utrechtse bevolking buiten de
grenzen van het huidige Neder-
land was geboren. Er waren hier
migranten uit heel Europa (met
uitzondering van Spanje, Portugal
en een deel van de Balkan) te
vinden. Zelfs enkele Angolezen
woonden in Utrecht.
Bovendien was een flink deel van
de 'autochtone bevolking', die in
de stad geboren was, kind of klein-
kind van immigranten uit Duits-
land, Frankrijk of de Zuidelijke
Nederlanden (het huidige België).
Deze eerste, tweede en derde
generatie nieuwkomers maakte
tezamen een zeer groot deel van
de bevolking uit, misschien wel
bijna de helft. Typisch Utechtse
achternamen uit die tijd wijzen
daar ook op, zoals Van de Lippe,
Van Holstein, Van Nieuwkasteel,
Van Solingen en Van Straatsburg.
Duitsers
Belangrijkste herkomstgebied
was Duitsland. Daarvandaan kwa-
men net zoveel mensen als uit de
omliggende gewesten Utrecht,
Gelderland en Holland bij elkaar.
De oorzaak moet vooral gezocht
worden in de verwoestende Der-
tigjarige Oorlog die de Duitsers
tussen 1618 en 1648 teisterde.
Door de omstandigheden ge-
dwongen trokken ze westwaarts
naar de Republiek, waar de moge-
lijkheden tot voor een nieuw be-
staan gunstiger waren dan elders.
Bovendien vonden protestantse
Duitsers hier volop geloofsgenoten.
Omdat katholieke immigratie in
de 17e eeuw nauwelijks plaats-
vond, droeg de Duitse instroom
sterk bij aan de toename van het
percentage protestanten in Utrecht.
Duidelijk komt dat naar voren in
de groei van de Lutherse gemeente,
die in 1650 bijna tien procent van
de bevolking om vatte.(af beeld ing)
Talen en dialecten
Met de migranten bereikte
een kakofonie van talen en dialec-
ten uit alle windstreken de stad.
Vooral het Duits moet van belang
zijn geweest, zowel als moeder-
taal van veel inwijkelingen maar
ook als een soort lingua franca
voor mensen uit Oost-Europa.
Overigens zullen veel Duitse im-
migranten destijds het Nederduits
hebben gesproken, dat groten-
deels overeenkwam met de taal
van de Utrechters. Voor hen
bestond in feite geen taalbarrière.
Die moet er echter wel zijn
geweest in de communicatie met
zowel de Fransen en Walen in de
stad, als met de Engelsen, Schotten
en leren. Helaas is weinig daarover
bekend. Voor het houden van ere-
diensten in de eigen taal beschik-
ten zowel de Franstaligen als de
Engelstaligen overeen eigen kerk.
Identiteit
Door het ontbreken van natio-
106
Ronald Rommes
vereniging Oud>Utrecht
augustus 1998
-ocr page 107-
3^^----
heidsvorming op grond van her-
komst, door de combinatie van
een structureel ongunstige sociaal-
economische positie met een af-
wijkend cultureel-etnisch karakter,
lijkt geen sprake. Verschillende
factoren speelden daarbij een rol.
Het ontbreken van duidelijk nega-
tieve, stereotyperende beeldvor-
ming over nieuwkomers was zeker
van belang. Het droeg bij aan een
relatief open houding van de
Utrechtse bevolking (van wie een
groot deel zélf een migratieverle-
den had). De helft van de huwende
migranten had een Utrechter als
bruid of bruidegom en raakte
daarmee zeer nauw verbonden
met de lokale bevolking. Een voor-
beeld zijn de honderden huwelij-
ken tussen Engelse en Schotse sol-
daten en Utrechtse vrouwen.
Slechts een minderheid van de
immigranten huwde een partner
uit het eigen herkomstgebied.
Ook in een ander opzicht was
geen sprake van 'opsluiting' in de
eigen groep. Migranten uit alle
herkomstgebieden woonden zeer
verspreid over de stad. Van con-
centratiebuurten, laat staan ghet-
to's, was geen sprake. Slechts een
enkele groep vertoonde de neiging
wat meer bij elkaar in de buurt te
wonen. Dit was het geval met de
vele textielbewerkers uit Weert en
omgeving, die vooral in de buurt
van de Geertekerk te vinden waren.
Ze troffen elkaar ongetwijfeld
vaak in de herberg Wiert (Weert)
indeGeertesteeg.
Mede dankzij de overwegend gun-
stige economische conjunctuur
tot 1670 was er ook geen sprake
van een structureel lage maat-
schappelijke positie van nieuwko-
mers. Vooral kansarme migranten
met een betrekkelijk zwakke posi-
tie op de arbeidsmarkt profiteer-
den en wisten zich meestal een
voldoende bestaansbasis te ver-
werven. Een relatief groot deel
van de migratiestroom naar
Utrecht bestond echter uit edelen,
bankiers, hooggeschoolde ambachts-
lieden en andere kansrijke groepen.
Uiteraard hadden ook zij geen pro-
bleem met het opbouwen van een
nieuw bestaan.
Een gunstige rol speelde ook de
structuur van de Utrechtse econo-
mie, die vooral uit kleinschalige
ambachtelijke bedrijfjes bestond.
De drempel voor toetreding tot de
maatschappelijke middengroep
der kleine zelfstandigen was daar-
door relatief laag en de kansen op
sociale mobiliteit, op doorstroming
van knecht tot (zelfstandige) baas,
waren niet slecht. Door specialisa-
ties in bepaalde bedrijfstakken
konden groepen nieuwkomers
zich zelfs een zeer sterke positie
op delen van de arbeidsmarkt ver-
werven. Een voorbeeld vormen de
metaalbewerkers uit het Ruhr-
gebied en uit de regio Aken-Luik.
Een omslag
De gunstige omstandigheden
verdwenen in het derde kwart van
de 17e eeuw. De Franse bezetting
van 1672-1673 vormde de aanlei-
ding voor een zware economische
crisis waardoor Utrecht voor mi-
granten niet langer aantrekkelijk
was als nieuwe woonplaats. Hoe-
wel de situatie na enkele decennia
sterk verbeterde, kwamen de goe-
de tijden van vóór 1670 niet meer
terug. Sociale polarisatie, hoge
werkloosheid en armoede ken-
merkten een groot deel van de 18e
eeuw. Door overheidsmaatregelen
en afschermingstendenzen op de
arbeidsmarkt namen de vestigings-
mogelijkheden voor migranten
vervolgens sterk af.
In de loop van de 18e eeuw groeide
bovendien het eigen natiebesef.
Etnisch-culturele verschillen werden
daardoor in toenemende mate
geproblematiseerd. In het pamflet
Pleidooi voor den burger van
Nederland
(1784), dat geschreven
was 'met een hart, blaakende van
zuivere Vaderlandsliefde', werd
opgeroepen tot wering van 'allen
uitheemschen verderflijken in-
vloed'. 'Reeds veel te lang heeft de
onwaardige Vreemdeling onze
regten genooten'. In de Lutherse
kerk van Utrecht werd vanaf 1770
strijd gevoerd (én gewonnen) tegen
de prediking in de Duitse taal. Het
moge, kortom, duidelijk zijn dat de
Duitse, Franse en Engelse immi-
grant in 1800 met andere ogen
werden bekeken dan in 1650.
LITERATUUR: Ronald Rommes, Oost,
west, Utrecht best? Driehonderd jaar migratie
en migranten in de stad Utreciit (begin I6e-
begin 19e eeuw)
(Dissertatie Universiteit
van Amsterdam, 1998),
De Lutherse Kerlc
in de Hamburger-
straat H. Spilman
naar]. deBeyer,
1792. Het Utrechts
Archief.
107
-%
vereniging Oud>Utrecht
augustus iggS
-ocr page 108-
Binnenkijken in 1914-^15
In de collectie Beeldmateriaal van het Utrechts Archief bevindt zich een serie foto's
die rond 1910 zijn gemaakt van het huis Plompetorengracht 5 in Utrecht. De foto-
graaf - de foto 's zijn gemaakt door de firma E.A. van Blitz en zoon - heeft een rond-
gang gemaakt door het huis en alle representatieve vertrekken vastgelegd: van de
salon tot de kinderslaapkamer. Mevrouw heeft ongetwijfeld de stoelen recht laten
zetten, maar meneer heeft zijn bureau niet opgeruimd. Wie waren de bewoners van
Plompetorengracht
5 en wat is er bekend over het huis?
begraven, maar zeven jaar later
werd zijn lichaam opgegraven en
ergens anders herbegraven. De
nieuwe plek is echter nooit be-
kend geworden en het skelet is
ook nooit bij toeval gevonden.
Na het overlijden van Henrica
werd het huis eigendom van haar
jongere broer Albrecht. Zijn klein-
zoon verkocht het in 1696. Binnen
een halve eeuw had het huis drie
nieuwe eigenaren: meester-tim-
merman Dirck van der Haer, Joan
van Weede en Eduard Joseph Ram
van Schalkwijk. Onder diens be-
heer werd de kap aan de voorzijde
iets verhoogd, waardoor op de zol-
derverdieping raampjes gemaakt
konden worden. De volgende eigen-
aar. Jan Jacob van Westrenen, liet
Plompetorengracht 5 was in 1910
nog niet zo lang een zelfstandig
huls. Tot de verbouwing in 1882
vormden de tegenwoordige num-
mers 5 en 7 één pand. Deze situatie
is goed te zien op twee tekeningen
van P.J. Lutgers, uit 1842 en 1843,
die zich beiden in de collectie
Beeldmateriaal van het Utrechts
afb. 1 Archief bevinden. Het huis heeft
Tuin en achtergevel dan het uiterlijk van een 18de
eeuws herenhuis met een gepleis-
terde gevel en een wapen boven
de ingangspartij. Toch is het ouder
dan het eruit ziet.
In de archieven wordt in 1545 voor
het eerst een verkoop van het huis
"Oostzijden der oude graften op
St. Jans Oudwijck" vermeld. Johan
van Cuyienborch verkoopt het
huis aan Henrick Valckenaer, sche-
pen van Utrecht. In 1588 neemt
Henrick's dochter Odilia een hypo-
theek op het huis. Odilia, die
trouwde met Johan van Duven-
voorde, zal het huis nalaten aan
haar dochter Henrica. En Henrica
laat het één en ander aan het huis
verbouwen. Het dak wordt ver-
nieuwd. De ramen werden tot
gelijke hoogte vergroot. Aan de
achterzijde werden enkele ruimtes
toegevoegd en vervangen.
Hoewel Henrica niet trouwde, was
ze toch niet altijd alleen in haar
grote huis. De familie van Duven-
Nettie                      voorde was katholiek en Henrica
Stoppelenburg         nam haar geloofsgenoten gastvrij
op. Eén van hen was Philippus
Rovenlus, de apostolisch vicaris
van de Noordelijke Nederlanden.
Bij een inval in het huis van Henrica
wist hij verkleed als vrouw te ont-
snappen. In 1651 overleed hij in het
huis aan de Plompetorengracht. In
het geheim werd hij in de stal
io8
%
Oud>Utrecht
vereniging
augustus 1998
-ocr page 109-
afb.2
Kinderkamer
de ingangspartij van het huis ver-
sieren met zijn familiewapen. Van
Westrenen werd in 1804 nogal
plompverloren uit zijn huis gezet,
toen dat werd gevorderd voor de
Franse generaal Marmont.
De familie 'sjacob
Toen het huis in 1882 gesplitst
werd, was het eigendom van
Mr. W.J. Rooyaards van den Ham.
Volgens het nieuwe plan bevatte
nr. 5 op de begane grond een ruime
hal over de hele lengte van het
huis, drie kamers, een keuken en
een uitbouw waarin de bijkeuken,
het toilet en de knechtskamer
waren ondergebracht. Op de eerste
verdieping bevonden zich vier
kamers. Het buurhuis nr. 7, dat op
de begane grond maar twee kamers
telde, kreeg een uitbouw waarin
naast de keuken twee toiletten
werden ondergebracht. De privaat-
put waarop al deze "poepdozen"
uitkwamen, lag in de tuin van nr. 5.
Na deze verbouwing wisselt het
huis nogal eens van eigenaar. In
1904 vertrekt de "industrieel"
Arnoldus Hendrikus Matthias
Terwindt met zijn gezin naarRheden
en trekt Frederik Karel Alexander
Rombach met zijn gezin in het
huis. Zij verhuizen op 25 april 1910
naar Zeist en dan komen de bewo-
ners die de fotoserie van hun
nieuw-ingerichte woning hebben
laten maken.
Op 12 mei 1910 worden Mr. Bernard 's
Jacob, zijn vrouw Ida Elisabeth van
Heioma en hun dochtertje Josina
Quintina, ingeschreven op het
adres Plompetorengracht 5.
Bernard 's Jacob is één van de
directeuren van de Bank van Huy-
decoper en Van Dielen. Dat belet
hem niet om ook nog enkele neven-
functies te vervullen: hij is regent
van het Gereformeerd Burger-
weeshuis en penningmeester van
Ozébi. Het gezin wordt in Utrecht
uitgebreid met een dochter Catha-
rina (geboren in 1912) en een zoon
Frederik Bernard (geboren in 1914).
Ondertussen is hun vader druk
met zijn werk. Het kantoor van de
bank zal verhuizen van Kromme
Nieuwegracht 46 naar het Oud-
kerkhof en op io augustus voor
het eerst open zijn.
In de nacht van zondag 9 augus-
tus 1914, om 02.00 uur, overlijdt
Bernard 's Jacob, op 34-jarige leeftijd.
Het Utrechtsch Nieuwsblad doet
in haar editie van woensdag 12
augustus 1914, ondanks het vele
oorlogsnieuws, uitgebreid verslag
van de begrafenis. De algemeen
directeur van de bank, die tijdens
de plechtigheid op de Eerste
Algemene Begraafplaats spreekt,
noemt 's Jacob "een slachtoffer
van zijn grote plichtsbetrachting".
"Ondanks de adviezen der docto-
ren" bleef hij hard werken.
Op 8 juni 1915 vertrekt Ida Elisa-
beth 's Jacob-van Heioma met
haar kinderen naar Bussum. Ergens
tussen augustus 1914 en juni 1915
is het huis aan de Plompetoren-
gracht gefotografeerd. Als aan-
denken of als ondersteuning van
de boedelinventaris, die op 7 no-
vember 1914 bij notaris Besier is
opgemaakt? De boedelinventaris
en de foto's vullen elkaar goed
aan. Een leuk voorbeeld hiervan is
het gebruik van electriciteit. In de
kamers op de begane grond is een
electrische kroon aanwezig en in
de salon zelfs nog een electrische
schemerlamp. Voor bijverlichting
wordt nog wel gebruik gemaakt
van kaarsen: in het portaaltje tus-
sen de salon en de eetkamer
109
vereniging Oud>Utrecht
augustus 1998
-ocr page 110-
Binnenkijken in 1914-^15
hangt een koperen kaarsenkroon,
in de zitkamer van Bernard 's Jacob
zijn diverse kandelaren aanwezig.
In de keuken en op de overloop
hangen gaslampen. In de slaap-
kamers van het echtpaar en de kin-
deren hangen electrische lampen,
maar in het kamertje van de
dienstboden wordt niet van ver-
lichting gerept.
Uit een vergelijking van de boedel-
beschrijving en de foto's blijkt, dat
de inventaris al aangeeft in welke
kamers werkelijk geleefd werd. Zo
maakt de salon op de foto's een
uitermate cleane indruk. De
dienstbode in haar kamertje
zonder lamp moet heel wat uur-
tjes met de boenwas bezig zijn ge-
weest om indruk te maken op de
visite. Ondertussen had mevrouw
's Jacob het heel wat gezelliger in
de eetkamer (afbeelding 4). Daar
staat volgens de inventaris ook de
theestoof. Uit de aanwezigheid
van kinderstoelen valt af te leiden
dat de kinderen in ieder geval
regelmatig met hun ouders aan
tafel zaten. Het notenhouten boeken-
kastje, het notenhouten dames-
bureau en de piano zijn kennelijk
inbreng van mevrouw 's Jacob. Het
kastje en het bureau zijn in ieder
geval heel anders van stijl dan de
eikenhouten tafel met de bijbeho-
rende twaalf stoelen. Net als het
eikenhouten buffet en de dientafel
(niet zichtbaar op de foto) zijn de
tafel en de stoelen kenmerkend
voor de meubels die rond 1910 in
Nederland werden gemaakt. Op
de schoorsteenmantel staat tus-
sen de fotolijstjes een rij kleine
voorwerpjes die op het eerste
gezicht aan schaakstukken doen
denken. De boedelinventaris geeft
de oplossing: vijftien blauw porce-
leinen vaasjes en prulletje die bij
afh. 3
Kamer meneer
110
%
vereniging Oud*Utrecht
augustus tggS
-ocr page 111-
Voor de kinderen waren op de iste
étage twee kamers gereserveerd.
De baby sliep in een wieg op de
ouderslaapkamer. In de kinder-
slaapkamer stond ook het bed van
het kindermeisje. In het andere
vertrek - in de boedelinventaris aan-
geduid als "kinderkamer", brach-
ten de tweede oudste kinderen
met hun kindermeisje de dag door.
Hier geeft de foto (afbeelding 2)
eigenlijk meer informatie dan de
boedelinventaris. Meubels, zoals
de naaimachine, de tafel, de stoelen
en de kasten, staan wel beschre-
ven maar het speelgoed wordt - als
persoonlijke bezittingen - niet
genoemd. Zichtbaar zijn in ieder
geval twee poppen in stoeltjes
met een tafeltje, een kindertafeltje
met twee stoelen, een klok om te
leren klokkijken, een poppenkast,
een poppenwagen en een poppen-
huis. Op kinderniveau hangen
diverse prenten en wandkleden.
Josina en Catharina zullen zich uit-
stekend vermaakt hebben.
elkaar op vijfenveertig gulden ge-
schat worden. Een heel bedrag,
want het notenhouten damesbureau
is mèt stoel maar achtendertig
gulden waard. Om gemakkelijk te
kunnen zitten moest mevrouw 's
Jacob wel uitwijken naar de aan-
gebouwde serre, waar drie rieten
fauteuils staan. Het interieur van
de serre is niet gefotografeerd,
maar wel zichtbaar op de foto die
vanuit de tuin is gemaakt (afb. i).
Op basis van de foto's zou de ver-
keerde conclusie getrokken kun-
nen worden dat alleen in de kamer
van meneer 's Jacob (afbeelding 3)
gemakkelijk meubilair aanwezig
was. Hij had wèl een ruime keus:
een canapé, een crapeaud en (niet
zichtbaar op de foto) een fauteuil.
Verder staan er - onder andere -
twee boekenkasten in de kamer. In
de gesloten kast, die van boven
deuren met glas heeft en onder
deuren met houten panelen, be-
vinden zich niet alleen boeken. In
de boedelinventaris staat bij de be-
schrijving van de kast genoteerd:
"met boeken en eenig timmer-
gereedschap".
literatuur:
Mw.mr. E. Eldering-Niemeyer, De huizen
aan de oostzijde van de Plompetorengracht
en hun bewoners van 1552-1800.
Typescript, 1955
M.J. Dolfin, E.M. Kylstra en ]. Penders,
Utrecht, de huizen binnen de singels. 1989
E.M. Kylstra, Plompetorengracht 5-7.
Maandblad Oud Utrecht 1986, p. 3-6.
bronnen:
Registers van transporten en plechten,
gemeente Utrecht
Bevolkingsregisters, gemeente Utrecht
Utrechtsch Nieuwsblad 1914
Archieven van de notarissen 'n de stad
Utrecht 1906-1915
Collectie Bouwtekeningen
Collectie Beeldmateriaal
afb. 4
Eetkamer
111
vereniging Oud«Utrecht
augustus 1998
-ocr page 112-
Italianen in Utrecht
tussen 1543 en 1558 vijftien keer in
de rekeningen voor (van de jaren
'45-'46, '48-'50 en '59 zijn geen
rekeningen bewaard gebleven; die
van '52 heb ik nog niet gezien),
Hans tussen 1544 en 1558 slechts
vier keer. Willem Lombard vinden
we tussen 1551 en 1564 tien keer
vermeld (de rekening van 1562
ontbreekt), maar Willem van Me-
lanen alleen maar in 1561.
Dat schoorsteenvegen in Utrecht
geen Italiaans monopolie was,
blijkt uit het zo nu en dan voor-
komen van een veger met een
Nederlandse naam, zoals de
Utrechtse burger Jan Lubbertsz in
1533. Willem Huijbertsz in 1558 en
Willem Jansz in 1540 en 1541. Het is
natuudijk mogelijk dat deze laat-
In zijn aardige artikel over Ita-
Hetkasteel liaanse immigratie in Utrecht in
Vredenburg. Het dit tijdschrift (1998-3,86-7) vermeldt
Utrechts Archief Ronald Rommes het voorkomen
van schoorsteenvegers in de acht-
tiende eeuw. In dezelfde tijd dat
Utrecht door Italiaanse (vesting)-
bouwmeesters werd bezocht - dat
ze daar ook woonden is overigens
onwaarschijnlijk - waren er in de
stad reeds schoorsteenvegers uit
het noorden van Italië gevestigd.
In de rekeningen van de rent-
meester van de domeinen in
Utrecht (Rijksarchief in Utrecht,
Financiële Instellingen van de
Landsheer 1637) komt tussen 1543
en 1546 een viertal voor dat op
gezette tijden de schoorstenen
Taro. Hoekstra van het kasteel Vredenburg komt
vegen. Hun namen laten over hun
herkomst geen twijfel bestaan:
Jan van Melanen (Milaan), Hans
van Melanen, Willem Lombard en
Willem van Melanen. Het is overi-
gens mogelijk dat het slechts om
twee personen gaat, Jan/Hans van
Melanen en Willem/Lombard van
Melanen. De schrijvers van de
rekeningen rommelden wel vaker
met namen.
Opvallend is dat Hans van Mela-
nen in 1544 en Jan van Melanen in
1547 'burger 'tUtrecht' genoemd
worden. Dat wijst er in ieder geval
op dat het niet om 'passanten'
ging. Ook het gebruik van Neder-
landse voornamen zouden op een
al langer verblijf in Utrecht kun-
nen wijzen. Jan van Melanen komt
I      112
Oud.Utrecht
verenigi ng
augustus 1998
-ocr page 113-
Oud-Utrecht maakt werk van nieuwe leden.
zooo of meer!
ste Willem de zoon van Jan van
Melanen is, maar in dat geval pleit
zijn afweziglieid in de rekeningen
tussen 1541 en 1561 daar weer
tegen.
Dat er veel werk was, blijkt uit het
aantal schoorstenen dat in één
jaar geveegd werd: tussen 14 (in
1543) en 65 (in 1564). gedurende
die periode zijn er binnen Vreden-
burg nogal wat gebouwen bij-
gekomen, wat door het aantal
geveegde schoorstenen nog eens
bevestigd wordt. Helaas is door
het ontbreken van data bij de
rekeningposten niet vastte stellen
of er meer dan één maal per jaar
geveegd werd. In de gevallen wan-
neer in één rekening een paar
maal met de schoorsteenveger af-
gerekend wordt, mogen we het
aantal schoorstenen dat in één
zo'n rekeningpost genoemd wordt
wel als het minimum aantal aan-
wezige schoorstenen opvatten. In
dat geval komen we in 1564 op 37
schoorstenen. Het moet - mede
dankzij de inspanning van de 'Itali-
aanse' schoorsteenvegers - in Vre-
denburg dus voor die tijd redelijk
behaaglijk zijn geweest.*
Bert en Eugène
Inmiddels heeft u 'm al in de bus,
de nieuwe folder waarmee Oud-
Utrecht haar ledenwerfactie is
gestart. De folder is slechts een
onderdeel van een reeks acties en
produkten waarmee Oud-Utrecht
haar ledental wil laten groeien.
Meer leden en ook jonge leden,
dat is de wens die al geruime tijd
leefde binnen het bestuur. Maar
hoe zo'n campagne aan te pak-
ken, daar was tot voor kort nog
steeds geen afdoend antwoord op
gevonden.
Wel nu, dit antwoord is gekomen
in de figuren van twee enthousias-
te Oud-Utrecht leden Bert Barten
en Eugène Teunissen. Ook zij hadden
al eens gedacht dat de Vereniging
best wat nieuwe, actieve leden
zou kunnen gebruiken. Tijdens
een goed gesprek in het Historisch
Café vonden Bert, Eugène en de
voorzitter elkaar. En zoals dat gaat
was dit tweetal voordat ze het
wisten benoemd tot 'de leden-
werfcommissie'.
De start van de actie is gekoppeld
aan een aantal gelukkige en uitda-
gende momenten. Het lustrum-
jaar waarin sowieso al veel publici-
teit en activiteit is. Een duidelijk
geluid vanuit de leden zelf waarin
aangedrongen werd op de werving
van nieuwe leden gekoppeld aan
andere en vernieuwende activitei-
ten. Een bericht dat door het be-
stuur is opgepakt. De eerste schre-
den op het nieuwe medium Internet
zijn inmiddels ook door de Vereni-
ging gezet: www.oud-utrechtni.
Deze kansen worden nu gegrepen!
U zult gedurende de campagne
geregeld van Oud-Utrecht horen,
in ons Tijdschrift of in andere media.
Natuurlijk is er geen actie zonder
KADO. Ook daarvoor is gezorgd in
de vorm van een CD waarop het
Utrecht Te Deum van G.F. Handel,
uitgevoerd door het Ensemble
Bouzignac o.l.v. Eric van Nevel te
horen is. leder nieuw lid ontvangt
deze CD.
Maar met alleen de werkkracht en
de goede ideeën van Bert Barten
en Eugène Teunissen kan deze ac-
tie niet slagen. Daarvoor is ook uw
hulp nodig. Werf een nieuw lid!
Met elkaar moet het lukken. Na-
tuurlijk, 2000 leden voor het nieu-
we millenium en als het kan nog
meer, is ambitieus, maar waarom
niet. Helpt u mee. Maak die buur-
man of kennis die altijd al geïnte-
resseerd was nu eens lid. Geef een
jaarlidmaatschap kado aan dat
familielid dat 'alles al heeft'. Met
de nieuwe folder is dat zo gere-
geld. En...u ontvangt ook die leuke
CD als u een nieuw lid werft.
* Voor de leefomstandigheden op
Vredenburg zie: T.J. Hoekstra, 'Vre-
denburg; de bouw van en het
leven op een zestiende eeuwse
citadel' in Geeske Bakker en Tarq.
Hoekstra eds. Het Stenen Geheugen.
Vijfentwintig jaar archeologiscli en
bouwiiistoriscii onderzoel< in
Utreciit,Utrecht
1997,112-143.
"3
vereniging Oud'Utrecht
augustus iggS
-ocr page 114-
DOUCE FRANCE
Is Frankrijk ook uw geliefde vakantie-
Dan is de
vereniging
met haar vele culturele evenementen
land? Bent u geïnteresseerd in de
-^^~- -^^^-
en het grote aanbod aan cursussen
Franse cultuur ? Luistert u graag A
^^\^^
V
het goede adres voor u.
naar Franse chansons of een Frans M
.V
toneelstuk? Gaat u graag naar ■■
J^M^^^
7^^,.raiS6
Bel voor meer informatie of voor
lezingen over Frankrijk? \m
jlli^ce
TrA^C^
toezending van de gratis brochure
Wilt u graag uw Franse taal
Êivf"
verbeteren of de taal aanleren?
UTRECHT
Secretariaat AF: 030 2719005
Cursussecretariaat 030 2252581
STICHTING PUBLIKATIES OUD-UTRECHT
• • •
• • •
SPOU (stichting Publiloties
Oud-Utrecht) is opgericht in 1988          ^
^^ rttet als doel de uitgave van boeken ^vfr
geschiedenis, archeologie en monumenten . t
betreffende de provincie Utrecht.            j
* Aan de wieg van de SPOU stond de               |K
Vereniging Oud-Utrecht.
Inmiddels is de SPOU zelfstandig geworden
-^-^.
en op eigen benen komen te staan.
De banden met Oud-Utrecht
zijn echter hecht gebleven.
Kadastrale Atlas
Provincie Utrecht 1832
Reeds verschenen de delen:
Renswoude, Zeist en Leusden
In voorbereiding:
Doom
Vollekstaol van de stad Uterech
Recent verschenen:
de tweede uitgebreide
en verbeterde druk
Utrechtse Biografieën
Reeds verschenen:
                Stad Utrecht: ded 1 t/m 4
' ''"' Regio: deel Vechtstreek
. .-,*si»-« In voorbereiding:
Stad Utrecht: ded S
regio: deel Eemlond
Reeks Monumenten Inventarisatie
_____Provincie Utrecht (MIP)_____
Recentelijk verschenen de delen:
Driebergen en Lopik                4' T
In voorbereiding o.a. de delen: '
Ronde Venen, Woerden, Eemnes, Leersum,, :i
Loosdrecht, Leusden, Renswoude, Woudenberg
Archeologische Kroniel<
van de provincie Utrecht
Recentelijk verschenen de delen
1990-1991 en 1992-1993
V
? ili
In voorbereiding de delen» '
1994-1995 en 1996-1997
utrechtse Monumenten
Reeds verschenen:
Domkerk, Pieterskerk,
Domtoren en Aula/Pandhof
Onze uitgaven zijn verkrijgbaar bij de boekhandel en te bestellen bij het Bureau SPOU,
Overboslaan 19 3722 BJ Bilthoven Telefoon 030 - 228.46.55 Fax 030 - 225.10.40
-ocr page 115-
n
Aan- en verkoopbegeleiding
Taxaties
Hypotheken
Verzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
makelaardij
in onroerende
goed eren
Muus &
m
IJzerman
■ik 9002 !>
Moiiebüün 48, Postbus 14014, 3508 SB Utrecht. Tel: 030 - 234 00 08, Fax: 030 - 232 19 70
O ONDERHOUD
O VERBOUW
O NIEUWBOUW
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
O RESTAURATIE
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2626800
fax: 030-2623274
O ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvestging
Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
BEAUFORT
MAKELAARS
J&B Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, 3584 GM Utrecht
Tel 030 ' 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 116-
Wij drukken ook uw kosten
Bel ons voor een offerte
voor het mooiste drukwerk
CASPARIE UTRECHT
ONDERDEEL VAN ROTO SMEETS DE BOER
IfclEFOON 0J0 2rt//;<. .
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
OUDEGRACHTIIS
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE1850
Het kantoor waar u als particulier en ondernemer kunt rekenen op een directe en per-
soonlijke aanpak door een vaste advocaat.
Zorgvuldige advisering en begeleiding bu o.a.:
♦ Echtscheidingen (ook scheidingsbemiddeling) ♦ Ondernemingsrecht
♦ Alimentatie (wijzigingen/ berekeningen)
♦ Mediation
♦ Arbeidsrecht
♦ Kort Gedingen
♦ Ontslagzaken en Loonvorderingen
♦ Huurrecht
♦ Consumentenrecht
♦ Contracten
♦ Leveringsvoorwaarden
♦ Incassozaken
ƒ
HOOGHIEMSTRAPLEIN 68 TE UTRECHT (InGANG WITTEVROUWESINGEL 101)
é 030 - 27 69 145 / 27 69 140 FAX: 030 - 27 69 146
-ocr page 117-
Tijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie Utrecht
BIBLfOTHEEK DER
RIJKSUNiVËRSITEiT
UTRECHT
leodore
s aevi
Het leven van de gifmengster Hester Nepping
Gerechtelijk onderzoek naar een
vergiftiging
Brieven uit Holland deel 2
Utrecht en het water op video
-ocr page 118-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen
Tel. 030-241 31 15
)
Broese Kemink
Boekverkopers
aan de Stadhuisbrug • Utreclit • tel. 030 - 233 52 00
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/CINOA/VNAG/NVK
BOUW
•    Restauratiewerken
•    Nieuwbouw
•    Onderhoud
J U R R I E M S
Aannemingsbedrijf
H.J. Jurriëns B.V.
Sophiaiaan 1
Postbus 8110
3503 RC Utrecht
Tel.: 030-2412 912
Fax: 030-2413 934
Liil Ncil. AiiiujHdirs (icnt'nr^i Inip
l'trtch»
Korte Jansstraat f-19, 3512 GM Utrecht
Tel. 030-25IH266. ! ax 030-2316474
Amstt'rtlain
Kokin 46, 1012 KV Aiiisierclam
Tel. 020-6208100
loreiilaan 5. I2SI MI' l.areii
Tel. 035 5381454
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT
K
Activiteiten o.a. op liet gebied van:
*    Elektra
*    Klimaat
*   Sanitair
*    Beveiliging
*    Telematica
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
&>LISIi4N
BV ZEIST
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
-ocr page 119-
A6-t:c^
Van de redactie
In dit nummer het tweede en tevens laatste deel van ons feuilleton' Brieven uit
Holland of hoe het hier een Deense dominee verging. Helaas kan niet van iedereen
gezegd worden dat een verblijf in de provincie Utrecht goed afliep. Het artikel over
Hester Nepping onthult hierover enige treurige feiten.
In dit nummer vindt u een belofte ingelost die bij de vorige ledenvergadering werd
gedaan. Om de communicatie tussen het bestuur en de leden te verbeteren zal er
in het Tijdschrift de rubriek "Van de bestuurstafel" verschijnen. In dit nummer de
eerste aflevering. Inmiddels is ook de najaarsledenvergadering weer in het
zicht: dinsdag 17 november a.s..
We nemen bijna afscheid van het lustrumjaar, maar niet zonder een daverende
finale. Kijk voor bijzonderheden op pagina 131 in de lustrumagenda.
Colofon
Oud-Utrechl
Tweemaandelijks tijdschrift
7iejaargangnr.5
ol<toben998
ISSN 1380-7137
Oud-Utrecht is een uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht, vereniging
tot beoefening en tot verspreiding
van de kennis der geschiedenis van
stad en provincie Utrecht.
Voorzitter:l.\N. Lemaier
Secretariaat:
Mw. drs. CCS. (Tolien) Wilmer,
p/a Alexander Numankade 199-201,
3572 KW Utrecht.
Tel.: (030) 2866611
Fax:(030)2866600
Penningmeester: P. Kroes
U kunt zich opgeven als lid van de vereni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Pr. Hendriklaan 76,3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-/30,=; 65-1-ƒ 44,= per jaar).
U-paslid/30,-
Familielidmaatschap ƒ 15,-
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes.
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin, B. van den Hoven
van Genderen, J.Leguyt,
M.C. van Oudheusden, P. Rhoen,
B. van Santen, M. van de Vrugt,
en A. vanderZeijden.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht.
Vormgeving: De Vormers, Utrecht
Vormgeving cover: Hans Lodewijkx
Druk Casparie Utrecht
Oud-Utrecht.
Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda nummer 6:
15 oktober 1998, verschijningsdatum
1 december 1998.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 3 V2 inch floppy
(WordPerfect, versies 5.0 of 5.1 en
Word). Aanbevolen omvang tussen
de 2000 en 4000 woorden, waarbij
het aantal noten zo beperkt moge-
lijkgehouden moet worden. Het ge-
bruik van tussenkopjes wordt aan-
geraden; illustratie-suggesties zijn
zeer welkom.
Inhoud
Van de bestuurstafel            120
Theodore Dentz... Dens aevi             121
T.J. Pot/Th. H. Forma
Het leven van de gifmengster Hester Rebecca Nepping (1774-1812)             124
Annabelle Meddens-van Borselen
Water: Utrecht en het water op video
130
Lustrumagenda
'3'
Mededeling en oproep
'3'
Brieven uit Holland, deel 2
752
Willem Ouwerkerk
Boekenschouw
756
Agenda
137
119
vereniging Oud'Utrecht
oktober 1998
-ocr page 120-
Van de bestuurstafel
Voorjaarsledenvergadering 1998
Anders dan anders
In het vertrouwde SNK-gebouw
werd 16 juni jl. de voorjaarsleden-
vergadering gehouden. Trouwe
bezoekers van ledenvergaderin-
gen kennen het stramien: een
huishoudelijk gedeelte en een le-
zing. Aldus plegen die vergaderin-
gen te verlopen. Ditmaal was het
anders dan anders.
In plaats van een lezing, gevolgd
door vragen, werd tijdens de rond-
vraag gediscussieerd over een
brief aan het bestuur van drie
meelevende leden. Zij uitten daar-
in hun bezorgdheid over het in
hun ogen stoffige karakter van de
verenigingen over haar toekomst.
De brief bevatte drie kernpunten.
Oud-Utrecht zou stoffig zijn, te
weinig jonge leden hebben. Aan
de doelstelling het cultuur-histo-
risch erfgoed te beschermen,
moet meer en anders aandacht
worden gegeven. Het Tijdschrift
heeft te weinig uitstraling.
Mijn impressie van de discussie
geef ik hier weer.
Allereerst vond ik de betrokken-
heid van de aanwezige leden op-
vallend groot. Velen mengden zich
in de discussie en gaven hun me-
ning. Ook de openheid sprak mij
aan. Verder viel mij op dat de aan-
gesneden kernpunten veel stof tot
spreken gaven. De discussie viel
nooit stil en had veel langer kun-
nen duren dan nu al het geval
was. Het waren dus echt kernpun-
ten, die de briefschrijvers hadden
verwoord. Tenslotte trof mij dat
de gedachtenwisseling wel kri-
tisch, maar niet verwijtend ge-
toonzet was. Een zakelijke bena-
dering overheerste.
Wat heeft de discussie nu opgele-
verd? Naar mijn subjectieve bele-
ving enkele belangrijke constate-
ringen.
Als eerste dat het streven naar
meer jonge leden schoon is en vol-
gehouden moet worden, maar
niet veel succes lijkt te beloven.
Belangstelling voor de geschiede-
nis van de eigen omgeving zou
veelal op latere leeftijd ontluiken
en tot wasdom komen. Boven-
dien, een vereniging sterft niet uit,
wanneer steeds nieuwe leden van
50+ zich aanmelden. Ook hoeven
dat op zich geen stoffige mensen
te zijn. Opvallend, dergelijke gelui-
den weerklonken reeds tijdens de
lustrumvergadering van 1948.
Een tweede constatering was dat
het bestuur van de vereniging va-
ker een standpunt vertolkt over in
zijn ogen ongewenste voorne-
mens en ontwikkelingen in de
stad dan de leden weten. Een be-
tere communicatie is derhalve ge-
boden. Een rubriek van het be-
stuur in het Tijdschrift verdient
aanbeveling.
Geen eenheid van opvatting be-
stond over de vraag of het bestuur
zich kritischer moet opstellen en
meer en dan openlijk stelling
moet nemen. Treedt bij het zich
frequent profileren inflatie op of
niet? Biedt stille diplomatie meer
kans op succes dan het openlijk
zich uitspreken? Aldus luidden
vragen die geen echt eenduidig
antwoord kregen.
Als goede Nederlandse oplossing
werd toen een werkgroep gebo-
ren. Deze zal bestaan uit de drie
briefschrijvers en vier leden die
zich spontaan aanmelden. Door
toevoeging van een bestuurslid
zal "de commissie van acht" ont-
staan. Zij zal bezien hoe het beste
signalen vanuit de leden kunnen
worden opgevangen en hoe geïn-
ventariseerd kan worden welke
kwesties in de stad "in de pijplijn"
zitten, aldus ter vergadering geuite
wensen.
Het Tijdschrift dook ook steeds in
de discussie op. Is het stoffig en
deftig, moet het smeuïger en volk-
ser? Trees en haar Canadees wer-
den als lichtende voorbeelden op-
gevoerd. Is de conclusie voorbarig
dat een koerswijziging reeds is in-
gezet en dat ze aanspreekt? Re-
dactie en bestuur spannen zich in
elk geval in voor een goede mix
van het deftige en het smeuïge.
Ziehier, de impressie van een wel-
licht niet geheel onbevooroor-
deeld, maar wel vrij nieuw be-
stuurslid. Het was een boeiende,
betrokken, open en levendige dis-
cussie. In elk geval was het be-
paald anders dan anders en dat is
niet écht stoffig.
Nieuwe secretaris
Het secretariaat van de Vereni-
ging Oud-Utrecht is met ingang
van i6 juni 1998 overgedragen
aan:
Mevr. drs. CCS. (Tollen) Wilmer
p/a Het Utrechts Archief
ALexander Numankade 199-201
3572 KW Utrecht
Tel.: (030) 286 66 n
Fax: (030) 286 66 00
120
P.A. BlOK
/ereniging Oud>Utrecht
oktober 1998
-ocr page 121-
Theodore Dentz ... Dens aevi
Gedurende een wandeling op 'Soestbergen', alweer zo'n 15 jaar geleden, werdeen
grafsteen opgemerkt waarop één der drie vermelde namen promineerde en die een
belletje deed rinkelen: "Dr. Theodore Dentz, geb. 9 aug. 1840, overl. 29 dec. 1933."
Dat moest de laatste rustplaats zijn van de man die eens aan de wieg stond van de
universitaire opleiding tot "tand(heel)meester" in Nederland. Bij wet in 1913 werd
deze titel, die de bevoegdheid gaf tot uitoefening van de tandheelkunst, veranderd
in 'tandarts'. Alvorens op de historische betekenis en ook herkomst van Dentz in te
gaan, wordt enige aandacht aan Soestbergen zelf geschonken.
rende Soestbergen te bezoeken,
leder jaargetijde heeft z'n beko-
ring, maar vooral in het voorjaar
groeit de begraafplaats tot een
ware lusthof uit als struiken en
planten rijk bloeien tussen het in-
middels hoge en statige geboom-
te. De combinatie van natuur en
rust, de variatie in grafmonumen-
ten en het kennisnemen van de
grafschriften met de daarbij op-
wellende gevoelens, maakt elk be-
zoek steeds tot een aparte erva-
ring. Voor een ten zeerste
aanbevolen wandeling raadplege
men het in de verantwoording
vermelde boek en met name het
in 1986 in dit maandblad versche-
nen artikel.
Het gaat hier om de Eerste Alge-
mene Begraafplaats in Utrecht die
werd aangelegd in aansluiting op
het in 1830 door Koning Willem I
afgekondigde verbod om de do-
den binnen de stad te begraven,
niet 'in' de kerken noch op de be-
graafplaatsen 'bij' de kerken, de
'kerkhoven'. In Frankrijk was dat
verbod al sinds 1795 van kracht,
wat in 1804 in Parijs tot de aanleg
van het vermaarde Père Lachaise
leidde. De aanleg van Soestbergen
door J.D. Zocher Jr., befaamd (land-
schaps)architect, werd vermoede-
lijk geïnspireerd door waarnemin-
gen tijdens zijn studie in 1809 aan
de Franse Academie in Parijs.
Voorbijgaand aan velerlei bijzon-
derheden hieromtrent zij in dit ka-
der slechts vermeid dat men bij de
aanleg van buitenstedelijke be-
graafplaatsen een romantische
omgeving voor ogen had die met
de grafmonumenten enerzijds
aan de sentimenten apelleerde,
anderzijds tot lering en opvoeding
strekte.
Zocher ontwierp Soestbergen op
basis van een decoratieve land-
schapstuin met slingerpaden en
doordachte composities van bos-
sages van passende bomen en
struiken, onder andere cypressen,
berken en treurwilgen. Bij de situ-
ering der graven en het uiterlijke
vertoon der grafmonumenten
werd aan de heersende maat-
schappelijke hiërarchie voldaan,
een geaccentueerde plaats voor
de vooraanstaanden (de 'Roton-
de'), daaromheen de minder wei-
gestelden en aan de periferie de
minvermogenden. Ook elders
werden soortgelijke begraafplaat-
sen als parken ontworpen. Gezin-
nen wandelden er op zondagen
met de bedoeling dat verpozing,
bezinning en ook lering hand in
hand gingen. Het is de moeite
waard het niet al te grote intrige-
"Het begon allemaal met
een wees"
De grafstede van Theodore Dentz
ligt vrij dicht achter het gietijzeren
ingangshek aan de Gansstraat.
Aan het tweede pad schuin naar
rechts kan de eenvoudige staande
121
Grafsteen
Theodore Dentz,
huidige staat,
begraafplaats
Soestbergen,
Utrecht
Tj.Pot/
Th.H.Forma
%
vereniging Oud>Utrecht
oktober 1998
-ocr page 122-
Theodore Dentz... Dens aevi
grafsteen worden gevonden, bij
het achtste graf aan de linkerl<ant.
Op het plaatselijk sterk verweerde
oppervlak staan drie namen ver-
meld, van boven naar beneden:
AUGUSTE DENTZ CEB.MARX,
CEB.1/101846
OVERL.5/?i9o8
DR. THEODORE DENTZ,
GEB.9AUG.1840
OVERL29 DEC. 1933
JOHANNA MARIA CHRISTINA
DENTZ-WENT,
CEB.28AUG.1867
OVERL.18FEBR.1959
De teraardebestelling in 1908 zal
tot de opstelling van de grafsteen
hebben geleid en het betreft de
eerste echtgenote van Theodore.
Johanna Maria Christina was zijn
tweede vrouw. Bij het lezen van
haar naam doemt het beeld op
van een hoogbejaarde dame die in
1958 bij de officiële opening van
de tandheelkundige afdeling van
het Utrechts Universiteitsmuseum
in het Tandheelkundig Instituut
op de Jutfase weg aanwezig was.
Is er wat bekend over Dr. Theo-
dore, de man die tot op de dag
van vandaag voortleeft in de
"Dr. Dentz-medaille" die periodiek
door de Nederlandse Vereniging
van Tandartsen aan personen
wordt uitgereikt die zich bijzonder
verdienstelijk voor de Tandheel-
kunde hebben gemaakt? De on-
derscheiding werd in 1926 inge-
steld en het was Dentz zelf, 86 jaar
oud, die het eerste exemplaar in
ontvangst mocht nemen.
Verdiepen we ons in de herkomst
van Theodore Dentz, dan kan een
samenvatting daarover het best
van het kopje "Het begon allemaal
met een wees" voorzien worden.
De Amsterdamse 'tandmeester'
Jozef Lehman, hij overleed in 1779,
is de eerste in dit vak waarover iets
bekend is. Zijn weduwe was ook
tandmeester en practiseerde op
de Hoogstraat 7 te Amsterdam.
Zij leidde haar zoon Samuel
Lehman(s) in het vak op (hij leefde
van 1752-1811), evenals een wees,
Simon Nathans (1755-1811). Diens
herkomst is verder in nevelen ge-
huld. Als nader zal blijken kan hij
als de eerste generatie in een
reeks van tandmeesters be-
schouwd worden waaruit de ge-
zochte Theodore Dentz zou voort-
spruiten. Simon Nathans werd in
1779 medewerker van de wedu-
we/opleidster en hij trouwde in
1781 op 26-jarige leeftijd met haar
toen 18-jarige dochter Rossie Leh-
mans (geb.1763); zij zou spoedig
overlijden. Hij vestigde zich in 1790
als zelfstandig tandmeester op de
Hoogstraat 7 toen zijn schoon-
moeder overleed. Hij werkte daar
samen met zijn zwager Samuel. In
datzelfde jaar 1790 ging Simon in
ondertrouw met Ester Abrahams.
Toen werd de samenwerking met
Samuel beëindigd, die het vak
elders voortzette.
De tandmeesters uit die tijd waren
veelal van joodse oorsprong. Niet
zelden reisden zij vanuit een vaste
vestiging van stad tot stad, waar
zij hun beroep op zogenoemde
'zitdagen' uitoefenden. Tot het
'circuit' van steden behoorde on-
der andere Utrecht.
Uit de verbintenis van Simon en
Ester sproten drie zonen voort:
Simon (1792-1868), Andries Simon
(1794-1844) en Salomon (1799-
1844) Nathans. De oudste, Simon,
nam in i8n de familienaam
'Dentz' aan op grond van de door
Napoleon verordonneerde ver-
plichting bij de invoering van de
Burgerlijke Stand. De gekozen
naam werd kennelijk op het be-
roep afgestemd. Alle familieleden
volgden dat voorbeeld, maar droe-
gen tot 1831 vooralsnog de naam
Nathans Dentz, daarna alleen nog
Dentz.
Na 1844 verbleef Simon in Utrecht
waar hij zich als rondtrekkend
tandmeester inmiddels meer per-
manent had gevestigd. Deze ver-
tegenwoordiger van de tweede
generatie had intussen ook weer
twee zonen in het vak opgeleid, te
weten Simon (Nathans) Dentz Jr.
(1817-1872) en George (1822-1866),
de derde generatie. De jongste
werkte vooral in Utrecht. Van de
oudste, Simon Jr., werden even-
eens twee zonen (de vierde gene-
ratie) tot tandmeester opgeleid.
Het gaat dan om Theodore Dentz
(1840-1933) en George Willem
(1848-1916). Het is de oudste zoon
waarvan het graf op Soestbergen
ontdekt werd.
Grafsteen
Theodore Dentz
122
vereniging Oud*Utrecht
oktober 1998
-ocr page 123-
Tandheelkundig Instituut
Theodore Dentz genoot een veel
ruimere opleiding dan zijn voor-
gangers. Hij studeerde Medicijnen
in Amsterdam en werd in 1863, hij
was toen 23jaaroud, in Utrechttot
tandmeester bevorderd. Inmiddels
had hij ook de medicijnenstudie
afgerond. In 1864 promoveerde hij
in Utrecht cum laude tot doctor in
de Geneeskunde en in 1867 tot
doctor in de Chirurgie (heel- en
verloskunde), andermaal cum lau-
de. In 1869 vestigde hij zich hier,
aanvankelijk op het Oudkerkhof
F76 (nu 33). In 1871 practiseerde hij
op de Kromme Nieuwe Gracht F371
(nu 31) en veel later verhuisde hij
naardeRamstraat.
Geïnspireerd door de Oogheelkun-
dige kliniek van de befaamde Pro-
fessor Donders kwam Professor
Snellen Sr. in 1865 met een aantal
medici tot de oprichting van een
Kliniek tot Herkenning en Gene-
zing van Huid-, Keel-, Kinder-, Oor-
en landziekten, een naam die ove-
rigens nogal eens gewijzigd werd.
In feite was er van een 'polikliniek'
voor minvermogenden sprake die
tot 1929 heeft bestaan. De Kliniek
bevond zich van 1865-1866 in de
Wijde Begijnestraat, tot 1886 in
'Het Yzeren Hek' in de Breedstraat,
tot 1909 in de Wittevrouwenstraat
1 en daarna op Achter Sint Pieter.
Vanaf de oprichting was Dentz het
hoofd van de afdeling Tandheel-
kunde.
In 1877 werd hij op 37-jarige leeftijd
van overheidswege tot Lector in de
Tandheelkunde aan de Universi-
teit van Utrecht benoemd en be-
last met de opleiding tot tand-
meester. In 1885 kreeg hij op de
Neude een eigen tandheelkundige
kliniek die al spoedig te klein bleek
te zijn. In 1895 werd huisvesting in
een oude oogheelkundige kliniek
op de Wittevrouwenstraat 9 ge-
vonden. Omdat de tandheelkundi-
ge ingrepen bij ontstentenis aan
anaesthetica nogal eens met mis-
baar gepaard gingen, werd de
plaats van (be)handeling zover
mogelijk van de wachtkamer ver-
bannen, op een verdieping of
achter in het pand.
Omstreeks 1908 zou Dentz, vooral
wegens toenemende doofheid,
zijn werkzaamheden als Lector
beëindigen, dus op de leeftijd van
68 jaar. In 1910 werd 'Payenborg'
aan de Oudegracht als opleidings-
instituut voor tandartsen betrok-
ken onder leiding van Dentz' op-
volger Grevers. Door ruimtegebrek
werd daaraan in 1912 onder andere
Klein Payenborgh aan de overkant
toegevoegd. In 1929 werd de oplei-
ding naar de Jutfaseweg ver-
plaatst.
Daar, op het zogenoemde Tand-
heelkundig Instituut, begonnen de
ondergetekenden in 1948 hun stu-
die. Op de kop af een halve eeuw
later menen zij de vondst van de
grafsteen van Theodore Dentz te
moeten melden en wel om twee
redenen. De eerste is om deze man
nog eens even in de memorie te-
rug te roepen als een belangrijke
figuur in de nationale en meer nog
in de locale historie. De tweede re-
den is van een andere aard en in
zekere zin ernstiger. Een recent be-
zoekje, anderhalf decennium na
het eerste - ook fotografische - sig-
nalement, leert dat de verwering
van de grafzerk merkbaar is toe-
genomen en ook dat een in
rode natuursteen gebeeldhouwde
(rouw)krans boven de namen in-
middels verdwenen is. Het leert
ook dat het eertijds keurig ge-
snoeide buxushaagje rondom het
eigenlijke graf tot een miniatuur
oerwoud is verworden, een ver-
schijnsel dat soms, spijtig genoeg,
ook elders op Soestbergen kan
worden waargenomen: bezuini-
gingen?
Taak
De driehoekig afgesloten staande
rechthoekige zerk van natuursteen
is maar 1.75 meter hoog, bijna 1
meter breed en 10 cm dik. Naast de
bedenkelijke verwering, het ergst
bij de bijna uitgewiste bovenste
naam, lijkt een verticale barst in de
linker zijkant onheilspellend. De
auteurs menen dat hier een taak
voor de Nederlandse Vereniging
van Tandartsen is weggelegd en
hebben dat inmiddels te bestem-
der plaatse aangekaart. Wellicht
zijn er op zijn minst ingrepen ter
consolidatie van de huidige staat
waarin de zerk verkeert denkbaar,
maar mogelijk kan tevens in enig
periodiek onderhoud van de graf-
stede als zodanig worden voor-
zien. Dat zal vermoedelijk wel voe-
ten in de aarde hebben, maar
toch ... I De tand des tijds, dens
aevi, knaagt voort!
De gegevens omtrent Theodore Dentz zijn
ontleend aan:
artikelen van Dr.J.G.van Cittert-Eymers en
Prof.P.H.Buisman in:
1877-1977, Van tandmeesters en tandartsen,
100 jaar tandheelkundig onderwijs in Neder-
land.
De gegevens omtrent Soestbergen zijn ont-
leend aan:
-   "Dood en begraven, sterven en rouwen
1700-1900", publicatie bij de tentoon-
stelling "Dood en begraven" in het Cen-
traal Museum en de Nicolaaskerk, 1980.
-   "Een wandeling over Soestbergen", Wiin
Smit, Maandblad Oud-Utrecht,
59ejaargangnr. 12, december 1986,
p.231.
-   Mondelinge mededelingen van drs. Bet-
tina van Santen, Arch. en Bouwhist.
Centrum v.d. Gemeente Utrecht.
laj
vereniging Oud*Utrecht
oktober 1998
-ocr page 124-
Het leven van de gifmengster
Hester Rebecca Nepping (1774-1812)
Gerechtelijk vooronderzoek naar een vergiftiging
Direct na het overlijden van Jan Brutnmelkamp
op 11 november 1811 liet de rechter een onder-
zoek instellen naar zijn dood. Aanleiding waren
de geruchten over vergiftiging die in zijn woon-
plaats Wijk bij Duurstede de ronde deden. De
apotheker en de chirurgijn onderzochten de
maagsappen van het slachtoffer en troffen hij
herhaling een knoflookachtige geur aan, die
duidde op de aanwezigheid van arsenicum.
Amstelkerk te Amsterdam. Zij was
de dochter van Johannes Nepping
en C. Schram. Zij ging op 4 april
1794 in ondertrouw te Amsterdam
met de tien jaar oudere Jan Brum-
melkamp. Hij was geboren in Loe-
nen op de Veluwe en woonde in
Amsterdam op de hoek van de Jo-
denbreestraat en het Rapenburg.
Hester Rebecca woonde voor haar
huwelijk in de Muiderstraat bij het
Plantagehuis. Hij had een 'rijkbe-
klante tabaksaffair' en was naar
inschatting van de ouders meer
dan een gewoon goede kostwin-
ner. Tegen de verwachting van
haar ouders in 'neigde het huwe-
lijk tot tweedracht, koelheid, we-
derzijdse minachting en tot over-
heersing van de kant der vrouw en
onderwerping van de man. In haar
gemoedstoestand was een grote
vinnigheid van welke man en kin-
deren veel geleden hebben. Zij
had haar man een aantal malen
ook stevig geslagen'. Jan Brum-
melkamp raakte aan de drank, zijn
tabakszaak werd verliesgevend en
hij maakte veel schulden. Hester
was verkwistend en ontrouw. Ze
besloten om Amsterdam te verla-
ten en te verhuizen naar Loenen
aan de Vecht. Binnen een halfjaar
vertrokken zij naar Hilversum
waar hij een nieuwe tabakszaak
opende. Hier bleven zij niet lang
wonen en zij vestigden zich in het
plaatsje Hal bij Zutphen, waar hij
driejaar in een papiermolen werk-
te. Zij kregen in de periode 1795-
1804 negen kinderen, waarvan er
vijf in leven bleven. Na het verkrij-
gen van een erfenis van een over-
leden tante van Hester vestigden
zij zich rond 1808 in haar woning
in de Volderstraat in Wijk bij Duur-
stede. Brummelkamp kocht daar
een papierververij. Aanvankelijk
ging het met het gezin in finan-
cieel opzicht goed en werkte
Brummelkamp hard. Toen de erfe-
nis op was gemaakt en Brummel-
kamp weer tot overmatig drank-
gebruik overging, verviel het gezin
opnieuw in armoede. Gouden hor-
loges en andere sieraden moesten
naar de lommerd gebracht wor-
den.
Kostgangers
Om extra inkomsten te verwerven
besloot het echtpaar in mei 1810
om kostgangers in huis te nemen.
Met een echtpaar sloten zij op 22
april i8n een overeenkomst bij de
notaris af, waarbij de 83-jarige Rei-
nier Berenburg ƒ 3000,- beloofde
aan zijn hospes om daar voor hem
en zijn 57-jarige vrouw tot aan
hun dood te onderhouden. Bij het
overlijden van een van hen zou-
den zij ook geld uitgekeerd krij-
gen. Ondertussen bleek de vrou-
welijke kostgangster zich als een
aller onaangenaamste en ondra-
gelijke vrouw te ontpoppen. Het
dienstmeisje, Adriana van Rijswijk,
ook wel Jaane genoemd, dat sinds
februari 1811 bij de Brummelkamps
in dienst was gekomen, kon deze
dame 'die zeer ongemakkelijk van
humeur was en nu en dan bijzon-
der ontevreden' ook nauwelijks
verdragen en had een idee. Zij stel-
de voor de oude vrouw te vergifti-
gen en zei tegen haar bazin dat dit
nooit uit zou komen. Zij vertelde
dat zij anderhalf jaar geleden te
Kuilenborg (Culemborg) een her-
bergier had vergiftigd en dat dit
nooit was uitgekomen. Nader-
hand is hier een onderzoek naar
ingesteld. Adriana bleek inder-
daad bij een herbergier gewerkt te
hebben, maar deze was nog in le-
ven. Hester Nepping en haar
Ter verificatie werd de maagin-
houd van het slachtoffer onder-
zocht door een professor te
Utrecht. Ook hij kwam tot de con-
clusie dat de maag arsenicum be-
vatte. De weduwe van Brummel-
kamp, Hester Rebecca Nepping,
haar minnaar Gerrit Verkerk en
haar dienstbode Adriana van Rijs-
wijk werden gearresteerd. Gerrit
Verkerk moest te voet vanuit Wijk
bij Duurstede naar Amersfoort
gaan. De weduwe en haar dienst-
bode gingen van hun woonplaats
per wagen naar het maisond'arrêt
(huis van bewaring) te Amers-
foort. Hier werden zij verhoord. Op
15 januari 1812 werden zij naar het
maison d'arrêt te Amsterdam
overgebracht. Van hier uit werden
zij op 5 maart 1812 in andere ge-
vangenissen in de stad vast gezet.
Hester en haar dienstbode werden
in het nieuwe spinhuis of werkhuis
opgesloten aan de Plantage (Roe-
tersstraat). Gerrit Verkerk werd
overgebracht naar het rasphuis of
werkhuis aan de Heilige Weg.
De eerste jaren van Hester en
Annabelle               /«" Brummelkamp
Meddens-van                       Hester Rebecca Nepping was
BoRSELEN                       gedoopt op 9 oktober 1774 in de
124
%
vereniging Oud>Utrecht
oktober J998
-ocr page 125-
«TAKS NIKUWK •WF^M.'K.^ÏÏ.XJÏS UIT BE PI^ANTAADJK TK ZKKK.
nK'
dienstbode klaagden vervolgens
tegenover anderen over ratten in
huls. Adriana ging op
2 september 1811 bij de apotheker
Jan Louis Verbeek in Wijk bij
Duurstede, onder voorwendsel
dat zij gif nodig hadden om de rat-
ten te bestrijden, een stuiver rat-
tenkruit kopen. Bij de Brummel-
kamps was het de gewoonte
's middags en 's avonds een war-
me maaltijd te gebruiken. Meneer
Berenburg echter at 's avonds
nooit warm eten en nam een bo-
terham met een glas wijn. 's Mid-
dags kreeg de oude dame rode
kool als maaltijd geserveerd. Hes-
ter Nepping bestrooide het eten
met wat rattenkruit. Hier at me-
vrouw Berenburg slechts een paar
hapjes van. 's Avonds besloot de
meid nog een poging te onderne-
men en maakte een zoete appel-
melk voor haar klaar. Hier werd de
rest van het rattenkruit ingedaan.
Alhoewel zij de melk niet in zijn
geheel op dronk, werd zij dezelfde
avond misselijk, benauwd, kreeg
stuiptrekkingen en stierf. Als belo-
ning kreeg de meid van haar werk-
geefster kleding van de overlede-
ne. Tevens beloofde Hester haar
dat zij een geschenk zou ontvan-
gen als zij geld had ontvangen.
Een vorig dienstmeisje Johanna
Hendrica Hardon, die tot augustus
i8ii bij hen in dienst was geweest,
verklaarde dat zij ook klaagde over
het slechte humeur van de vrou-
welijke kostgangster. Haar werk-
geefster had tegen haar gezegd
dat zij juffrouw Berenburg maar
moest laten voortknorren. In de-
cember iSio was de vrouw des
huizes echter van plan geweest de
oude vrouw te vergiftigen met
verf. Zij gaf de verf aan het dienst-           Het nieuwe werk-
meisje om door het eten van de         en spinhuis aan de
vrouw te doen. Het dienstmeisje                      Plantage
gooide de verf weg en deed een             (Roeterstraat) te
eidooier door het eten en verijdel-          Amsterdam, waar
de hiermee de dood van de vrouw.           Hester Nepping en
haar dienstbode in
Minnaar Gerrit Verkerk                 ,g,2^,,„„^,„ ,„.
Acht dagen na de dood van me-           ten. Het spinhuis
vrouw Berenburg moest het              wasinl8l2in
dienstmeisje Jaane weer ratten-          gebruiii als maison
kruit halen. Zij vertelde de apothe-                     dejustice.
ker nogmaals dat zij het arseni-              (Rijksarchiefin
cum nodig had om een einde te             Noord-Holland,
kunnen maken aan de ratten-           Provinciale Atlas,
plaag en overlegde een geschre-            Amsterdam 123)
ven briefje van haar werkgeefster.
Hester beloofde haar een zilveren
beugeltas als dank voor haar hulp.
Hester wilde nu het rattenkruit
gebruiken om haar man te ver-
moorden. Sinds enige tijd leefde
zij 'in een schandelijk overspel'
«5
vereniging Oud'Utrecht
oktober 1998
-ocr page 126-
Het leven van de gifmengster Hester Rebecca Nepping (1774-1812)
met Gerrit Verkerk met wie zij wil-
de gaan trouwen. Gerrit was bode
op het stadhuis en notarisklerk. Zij
hadden elkaar bij haar thuis ont-
moet, toen hij gekleurd papier
kwam knippen voor het huwelijk
van de notariszoon. Gerrit woonde
tegenover hun huis en kwam
sinds september i8ii dagelijks bij
hen over huis. Adriana van Rijswijk
verklaarde dat tussen mevrouw
Brummelkamp en Gerrit Verkerk
een ongeoorloofde verkering
heeft plaats gehad. Zij merkte op
dat mevrouw Hester Brummel-
kamp: 'telkens gelegenheid zocht
om met Verkerk alleen te zijn en
dat zij hem meer dan eens 's mor-
gens zeer vroeg uit het huis heeft
zien komen, zonder dat zij hem
had zien ingaan. Dat dit plaats had
wanneer Brummelkamp om zijn
affaires uit de stad was. Voorts
vertelde zij, dat zij dikwijls gezien
heeft dat terwijl Brummelkamp,
die sterk aan de drank was, 's mid-
dags sliep en dat zijne huisvrouw
en Verkerk met gesloten deuren
bij elkander waren en dat zij uit
hoofde van hare suspicie na de
verwijdering van beiden, het in de
kamer staande bed naziende, het-
zelve door twee personen besla-
pen vond en tevens meermalen de
blijken van vleeselijken conversa-
tie in het bed gevonden heeft. Ge-
lijk zij ook eenmaal een hemd van
Verkerk, dat zij aan het merk ken-
de, onder ander goed van vrouw
Brummelkamp aan vrouw Van
Rhijn om te wassen gegeven heb-
bende, op een tijd dat vrouw
Brummelkamp de maandelijkse
zuivering had. Dat hetzelve hemd
van Verkerk ook daar mede be-
smet gevonden heeft, waar om de
waschvrouw dat hemd in drift aan
stukken gescheurd heeft'. De was-
vrouw verklaarde later dat zij bij
het sorteren van het wasgoed het
hemd van Verkerk had opgemerkt
en vroeg aan de dienstmeid van
wie dit was en hoe die vlekken er
opgekomen waren. Nadat het
dienstmeisje het had uitgelegd,
reageerde de wasvrouw met: 'Ziet
zoo een dondersche hoer eens
aan'. Later hoorde zij dat mevrouw
Brummelkamp deze conversatie
gehoord had, toen zij op het 'se-
creet' zat. Hester vertelde later in
de gevangenis dat: 'deze minnarij
was iets meer dan lichaamsliefde,
zo dat zij niet tevreden was met
het genot van vleselijke wellust,
welke gelegenheid anders in het
huis van de beheersten en dikwijls
onbekwame man, genoegzaam
en onbelemmerd waren'. Uit de
getuigenverklaringen blijkt dat de
'minnarij' niet ongemerkt aan de
bewoners van het huis en de in-
woners van Wijk bij Duurstede
voorbij ging. Johanna (Naatje) Els-
meijer, een dertienjarig weesmeis-
je, dat door het aalmoezeniershuis
te Amsterdam als dienstmeisje bij
de Brummelkamps geplaatst was,
legde in een verklaring vast: 'dat
zij in gezelschap met de juffrouw
Jaan en Gerrit Verkerk de juffrouw
dikmaals had horen zeggen van
haar man, 'ik wouw dat den don-
der maar dood was en dat hij
maar op zijn dode rug lag. Dat zij
ook gezien heeft dat Gerrit Ver-
kerk bij de juffrouw in de kamer
zittende het ligt uitblies en op
haar schoot ging zitten en haar
dikwijls kuste, dat zij meermalen
door de reet van de deur loerende
gezien heeft dat Gerrit Verkerk
aan juffrouw Brummelkamp de
rokken opligte en op haar ging lig-
gen'. Zij verklaarde tevens dat Ger-
rit Verkerk dikwijls 's nachts aldaar
in huis bleef en dat 's morgens
vroeg door de achterdeur werd
uitgelaten. In oktober 1811 kregen
de Brummelkamps ruzie over de
verkering met Gerrit. Jan Brum-
melkamp zei tegen Gerrit dat hij
niet langer welkom was en Gerrit
kwam enige dagen niet op be-
zoek. Gerrit verklaarde zijn afwe-
zigheid later dat: 'wetende dat zij-
ne verkeringen daar aan huis
ongenoegen zoude baren'. Hester
schreef hem na enige tijd een
briefje, dat door het dienstmeisje
afgegeven werd. In het briefje
stond: 'Lieve Gerrit, ik mag je bid-
den om godswil, blijf dog niet
weg. Doe mij geen meer verdriet
nog chagrijn aan. Ik heb hem te-
vreden gesteld. Maar om een uur
zal ik je verwachten. Gij zijt mijn
troost en geluk'. Gerrit kwam hier-
na weer dagelijks bij de Brummel-
kamps over huis.
Echtgenoot in een
verbeterhuis?
Hester Nepping wilde op een of
andere manier van haar man af
komen. Zij ging in september 1811
naar Amersfoort en Utrecht om
hierover juridisch advies in te win-
nen. Aanvankelijk zou zij met de
notaris De Jonge van Schaick en
Gerrit Verkerk meegaan, die ook
naar Amersfoort moesten reizen,
maar uiteindelijk ging zij alleen
met Gerrit Verkerk mee. Zij infor-
meerde hoe zij haar man in
Utrecht vast kon laten zetten en of
zij een echtscheiding kon aanvra-
gen op grond van zijn overmatig
drankgebruik. Zij kreeg te horen
dat je tegen betaling familieleden,
die wangedrag vertoonden, kon
laten opsluiten in een zogenaamd
verbeterhuis. Opsluiten in een
verbeterhuis zou ƒ 150,- kosten.
Voor deze suggestie van het ver-
beterhuis had Hester echter geen
geld. Later vertelde zij aan haar
dienstmeisje, dat zij bij haar terug-
keer uit Amersfoort op de drempel
van haar huis een briefje had
126
vereniging Oud*Utrecht
oktober 1998
-ocr page 127-
gevonden, waar in haar man Jan
Brummell<amp gewaarschuwd
werd, dat zijn vrouw met Verl<erl<
naar Amersfoort was geweest om
hem te laten vast zetten. Wie het
briefje geschreven heeft, is niet be-
kend. Het dienstmeisje Adriana
van Rijswijk kon het niet geweest
zijn, aangezien die niet kon schrij-
ven.
Eerste poging tot vergiftiging
van echtgenoot
hij hield de fles tegen het kaars-
licht. De drank zag er enigszins
troebel uit en hij zei: 'het lijkt wel
suiker te wezen, maar het smaakt
toch niet zoet'. Hij ging naar de
keuken om het andere flesje jene-
ver te pakken, dat ook met gif ver-
mengd was. Ook dit hield hij te-
gen het licht en gooide de inhoud
van beide flessen leeg in de goot-
steen. Na het drinken van een
paar slokken werd hij toch ziek. Hij
klaagde dagen lang over misselijk-
heid, lusteloosheid, benauwdheid
en kramp in zijn borst en maag. In-
middels was de vader van Hester,
Johannes Nepping bij hen inge-
trokken. Hij was oud, ziekelijk en
'niet wel bij zinnen' en moest ge-
voerd worden. Hij overleed plotse-
ling op8 novembervandatjaarop
79-jarige leeftijd.
Tweede poging tot
vergiftiging van echtgenoot
Gerrit Verkerk vernam kort hierna
van de moord op Elisabeth Beren-
burg en de poging om Jan Brum-
melkamp naar de andere wereld
te helpen. Hij stampte op de grond
en zei dat zij het niet goed hadden
gedaan en dat het uit zou komen
en dat zij het niet in de jenever
hadden moeten stoppen, maar in
het eten. Hij beloofde nieuw rat-
tenkruit te kopen. Op zondag io
november stapte Gerrit Verkerk 's
middags naar de chirurgijn Her-
man Jozeph van den Berg en vroeg
hem om rattenkruit teneinde de
wandluizen te kunnen verdrijven.
De chirurgijn verwees hem naar
de apotheek. Gerrit vroeg of hij
het spul voor hem wilde halen.
Aan het einde van de middag kon
hij het gif ophalen in de herberg
bij Van Viegen. 's Avonds bracht
hij het rattenkruit bij Hester Nep-
ping en bleef daar eten. Hester zei
tegen haar dienstbode: 'daar heb
ik het rattenkruit al, nu zullen wij
den blixem vergeven en maken
dat hij morgen dood op zijn rug
ligt'. Samen met Adriana maakte
zij wat eten klaar voor haar echt-
genoot, 's Middags at hij spinazie,
ossevlees en aardappelen, nu
kookten zij gort met pruimen en
een saus van boter, azijn en siroop
voor hem. Hierover strooide Hes-
ter een eetlepel arsenicum. Het
dienstmeisje bracht het bord met
eten naar haar baas. Hij at het he-
lemaal op en vond het zo lekker
dat hij het bord zelfs met zijn lepel
helemaal schoon maakte,
's Nachts kreeg Jan Brummelkamp
last van misselijkheid, moest veel
braken, kreeg diarree en had zwa-
re pijnen in zijn onderlijf en stierf.
Nog een geval van vergiftiging?
Nadat de rechter van Wijk bij
Duurstede sectie had laten plegen
op het lichaam van Jan Brummel-
kamp, verzocht de keizerlijke pro-
cureur te Amersfoort om een ge-
rechtelijk onderzoek naar de dood
van Elisabeth Berenburg-Vinjole,
voormalige kostgangster van de
familie Brummelkamp en Johan-
nes (Jan) Nepping, vader van Hes-
ter Nepping. Sectie wees uit dat
ook deze twee mensen aan arseni-
cum overleden waren. Op g janu-
ari i8i2 schreef de vrederechter
van Wijk bij Duurstede dat in 1797
nog iemand onder verdachte om-
standigheden bij de familie Brum-
melkamp overleden was. Het
echtpaar woonde toen nog in Am-
sterdam en kreeg bezoek van een
oom van Hester, de heer Tieleman
Cornelis Beckeringh, hoofdofficier
van Wijk bij Duurstede, die bij zijn
nicht kwam logeren. Zij beklaagde
zich bij hem over haar beroerde fi-
nanciële situatie. Hij probeerde
haar gerust te stellen door te zeg-
gen dat hij haar in zijn testament
^^/^Cy/ic^^S^^'^
Ort*-
7'^''
^\^ yxrc>~y
.yfU?-
iJ^a^
;l Jl ^.-^^^^^^^
/»*i*^ .-6./-
Briefje van Mester Hester klaagde meermalen over
Rebecca Nepping, het gedrag van haar man bij haar
echtgenote van Jan minnaar Gerrit Verkerk. Deze had
Brummelkamp, een keer gereageerd met de woor-
waarinzijver- den: 'geef den blixem rattenkruit'.
klaartrattenkruit Uiteindelijk koos Hester met de
te hebben ontvan- hulp van haar dienstmeisje voor
gen. deze oplossing. Het dienstmeisje
(Rijksarchiefin Jaane hield het rattenkruit, dat
Noord-Holland, gestopt was in een klein suiker-
archiefHofvan potje van Japans porselein, onder
Assisen teAmster- haar beheer. Zij wist dat Jan Brum-
dam, mv. nr. 79) melkamp 's morgens naar de zol-
der ging waar het papier lag opge-
slagen om daar te drinken uit een
verstopte jeneverfles.
Veertien dagen voor zijn dood
mengde zij wat rattenkruit in deze
jeneverfles en bracht hem weer
terug naar de zolder. Een deel van
de vergiftigde drank goot zij over
in een klein flesje, dat zij in de keu-
ken opborg. Die avond liep Jan
Brummelkamp bij zijn thuiskomst
naar zolder om jenever te drinken.
De drank smaakte echter niet en
127
Oud.Utrecht
vereniging
oktober tggS
-ocr page 128-
Het leven van de gifmengster Hester Rebecca Nepping (1774-1812)
Brief van Hester
Nepping aan haar
minnaar Gerrit
Verkerk,
geschreven vanuit
de gevangenis,
begin januari 1812
(Rijksarchief in
Noord-Holland,
archief Hofvan
Asssisen te
Amsterdam,
inv. nr. 79)
y^Z^V^
CLCC^^^^^>^ryl.^!^. y y£j^^;^
bedacht liad. Diezelfde nacht op 17
juli 1797 stierf hij aan een slijmbe-
roerte. Of Hester Nepping haar
oom heeft vermoord, is niet be-
kend.
Gevangengenomen
Hester Rebecca Nepping en Adria-
na van Rijswijk werden beschul-
digd op 20 januari 1812 van moord
op Elisabeth Berenburg-Vinjole en
Jan Brummelkamp. Gerrit Verkerk
werd beschuldigd van medeplich-
tigheid aan de moord op Jan
Brummelkamp. Aanvankelijk ont-
kenden alle drie de beschuldigin-
gen. Adriana van Rijswijk viel het
eerst door de mand. Toen zij be-
kend had, werden de twee ande-
ren geconfronteerd met haar ant-
woorden. Uiteindelijk konden zij
niet blijven ontkennen en beken-
den ook. In januari 1812 verklaarde
Hester dat zij een 'groot berouw
van die daad had, doch dat de
meld het haar aangeraden had en
het eten op het rattenkrult ge-
strooid had, want dat zij anders op
dat denkbeeld niet zoude zijn ge-
komen'. In het procesdossier zit-
ten nog enkele brieven van Hester
die zij vanuit de gevangenis
schreef aan verschillende perso-
nen. Aan haar 15-jarige zoon Jan
vroeg zij onder andere om extra
kleding, schreef zij over het gekre-
gen voedsel van hem en infor-
meerde zij naar haar andere kin-
deren. Zij had vijf kinderen: de in
Amsterdam geboren Cornelia Re-
becca (i5). Jan (15), Hendrik (13), Ja-
cobus (14) en de elders geboren Eli-
zabeth (7). Voorts schreef zij naar
Gerrit Verkerk en aan heren van de
rechtbank waarin zij jammerde
over haar kinderen en pleitte om
Gerrit Verkerk niet ter dood te
brengen vanwege zijn jonge leef-
tijd. Zij schreef: 'O, o, sorgt tog
voor mijn kinderen die soo veel
van haar moeder te kort bennen
gedaan. Og staa haar tog bij, hier
ontvalt mijn de pen. Soo daar nog
moogenlijkheijt is om Verkerk van
dee doot te beevrijen, og doet het
om sijn jonkheijt'. Zij had haar
minnaar in de verhoren zo veel
mogelijk gespaard. Zij was ge-
roerd, geschokt en verontwaar-
digd en vol van bittere spijt, toen
hij op de rechtszitting, met ver-
achting naar haar keek en tegen
de rechter zei: 'hoe zou ik dat
vrouwmens met hare vijf kinderen
ooit hebben willen trouwen?'.
Hester Nepping kreeg de laatste
weken van haar gevangenschap
voor haar geestelijke verzorging
dominee Willem Broes door de
hervormde kerk toegewezen, die
haar vele malen bezocht. Zij ver-
telde hem haar levensverhaal.
Hij karakteriseerde haar als ie-
mand met een goed verstand,
een snel begrip en een gezond
oordeel. Haar voorkomen vond
hij vriendelijk en haar manieren
beleefd. Hij schreef dat zij op een
'aardige manier wist te bedanken
voor de geriefelijkheden welke
men haar in haar ongelukkig lot
toebracht'. Maar merkte de domi-
nee tevens op: 'er heerste in Hes-
ter van kinds af aan een grote on-
verschilligheid omtrent de moeite
en de smert van anderen'.
Yonnis
Hester Rebecca Nepping, ook wel
de weduwe Brummelkamp ge-
noemd, Adriana van Rijswijk en
Gerrit Verkerk werden ter dood
veroordeeld. Zij gingen tegen dit
vonnis in beroep bij het Cour de
Cassation (hof van cassatie) in Pa-
rijs. Het arrest werd in verkorte
128
%
reniging Oud«Utrecht
oktober 1998
-ocr page 129-
vorm gedrukt en in Amsterdam en
Wijk bij Duurstede op verschillen-
de plaatsen aangeplakt.
Op 15 juni i8i2 kregen zij om zes
uur 's morgens te horen dat hun
beroep was verworpen. Om 10 uur
werden zij naar de St. Anthonies-
waag op de Nieuwmarkt overge-
bracht. Hester werd per wagen
overgebracht van de Plantage via
de grote Middellaan, door de Mui-
derstraat, waar zij voor haar hu-
welijk gewoond had, via de Joden-
breestraat naar de Waag op de
Nieuwmarkt, waar de guillotine
voor hen gereed stond. Voordat
Hester het schavot opstapte, leg-
de zij nog een verklaring af, waar-
in zij meldde dat zij niet schuldig
was aan de dood van haar vader
en dat zijn overlijden voor haar
een duister stuk was. Om 12 uur
werden de 25-jarige dienstbode
Adriana van Rijswijk, de 22-jarige
Gerrlt Verkerk en tot slot Hester
Rebecca Nepping, die toen 37 jaar
was, onder grote publieke belang-
stelling, geëxecuteerd.
Bronnen:                                                               Terechtstelling
Rijksarchief in Noord-Holland, archief                 door de guillotine
Hof van Assisen te Amsterdam, inv.nr. 79                       van Hester
W. Broes, Berigt omtrent het leven, het ka-            Rebecca Nepping,
rakter en de laatste godsdienstaandoenin-                    Adriana van
gen van de beruchte vergiftigster Hester                         Rijswijk en
Rebekka Nepping met haar medeplichti-               Gerrit Verkerk op
gen tot de doodstraf veroordeeld om de                15 juni 1812 op de
moord van haar bijwoneresse en haar echt-            St. Antonieswaag
genoot tot lering en waarschuwing samen-           op de Nieuwmarkt
gesteld. Den Haag 1812.                                           te Amsterdam
Aquarel van
Literatuur:                                                         Gerrit Lambrecht
S. van Ruller, Genade voor recht. Gratiever-            (Gemeentearchief
lening aan ter dood veroordeelden in Neder-                   Amsterdam,
land, 1806-1870. Amsterdam 1987                             Topografische
Atlas)
129
vereniging OiJd«Utrecht
oktober 1998
-ocr page 130-
Water
Utrecht en het water op video
Weerdsingel net voor de demping.
De Kromme Rijn, de Vecht, de Ou-
de Rijn en de Hollandse IJssel laten
vooral de recreatieve zijde van het
water in Utrecht zien. Bij de Ne-
derrijn komt een steenfabriek in
beeld. Ooit waren langs vele rivie-
ren in de provincie steenbakkerij-
en gevestigd. De meeste droog-
schuren, ovens en kantoren zijn
inmiddels verdwenen en alleen de
afgegraven stukken land herinne-
ren nog aan deze industrie. Maar
ook andere fabrieken en bezighe-
den langs het water komen in
beeld: van de Veilinghaven aan de
Croeselaan, de HAKA-fabrieken,
de DEMKA en Bredero Beton langs
het Merwedekanaal en de Persil-
fabrieken bij Jutphaas tot het mel-
ken van koeien langs de Hollandse
IJssel. Het verkeer op en over het
water levert sfeervolle beelden op:
binnenvaartschepen in de sluizen,
ijsbrekers over de Lek, pontjes over
het Merwedekanaal en niette ver-
geten de aanleg van het Amster-
dam-Rijnkanaal, dat geopend
werd door het koninklijke jacht
"Piet Hein".
De winkelprijs van de video is
fl. 29,95. Voor de leden van Oud-
Utrecht heeft Het Utrechts Archief
een speciale aanbieding. De video
"Utrecht en het water" is tegen in-
levering van de bon op deze pagi-
na alleen bij Het Utrechts Archief
te koop voor fl. 24,95.
Fotodienst Het lustrum-thema "Utrecht en
Gemeente Utrecht het water" is aanleiding geweest
voor het samenstellen van een vi-
deo uit oude filmfragmenten. Het
is een samenwerkingsproduct van
het Nederlands Filmarchief, Het
Utrechts Archief en Oud-Utrecht.
Op 12 september (Open Monu-
mentendag) is "Utrecht en het wa-
ter" gepresenteerd.
Op deze video zijn de mooiste ou-
de filmfragmenten over het water
in stad en provincie Utrecht bij
eikaar gebracht. Sommige stuk-
ken zijn afkomstig uit reclame-
films van bedrijven, andere uit
propagandafilms van de VW en
weer andere uit het Polygoonjour-
naal. Wat de herkomst ook is, ze
hebben allemaal één ding ge-
meen: het gaat over water in stad
en provincie Utrecht. Dat varieert
van de grachten en singels van de
stad Utrecht tot de vele rivieren en
de grote kanalen die de provincie
doorsnijden. Er wordt gezeild en
gezwommen maar ook gewerkt.
De eerste beelden van de video
laten wel zeer bijzondere werk-
zaamheden zien: de opgraving
van het duizend jaar oude vracht-
schip aan de Van Hoornekade in
1930. Vervolgens komen de
Utrechtse grachten en singels aan
bod met filmfragmenten uit de
jaren '20 en '30. Natuurlijk komt
de Oudegracht fraai in beeld,
maar ook de Nieuwegracht, de
Kromme Nieuwegracht en de
Plompetorengracht zijn te zien. In
de jaren '30 werd de Catharijne-
brug met de Leidse Rijn gefilmd.
De reclame op de onderzijde van
de Catharijnebrug, die zichtbaar
werd bij het ophalen van de brug,
is nog zo'n stukje nostalgie. Een
filmfragment uit de jaren '60
toont de Catharijnesingel en de
Tegen inlevering of
vertoning van deze bon
krijgt u als lid van oud-
ütrecht de video "utrecht
EN HET water" VOOR DE
SPECIALE KORTINGSPRIJS VAN
FL. 24,95.
130
vereniging Oud>Utrecht
oktober 1998
-ocr page 131-
Lustrumagenda
in de hoop dat er één bij is die op
de finale gesteld zal worden. En
hoe zal het eigenlijk gaan als het
er op aan komt? Zijn de vragen die
worden gesteld moeilijker dan in
de voorronde, of juist makkelijker?
Hoe sterk is de tegenstander?
We zullen het weten op io okto-
ber aanstaande. Want dan wordt
in het Academiegebouw van de
Rijksuniversiteit van Utrecht de
finale gespeeld. Het verlossende
"hora est" zal op die dag niet wor-
den uitgesproken, maar we weten
dan wèl welke historische vereni-
ging de meeste parate kennis in
huis heeft. Voor ons team zal het
een hele kluif worden: de tegen-
standers zijn inmiddels ervaren
geraakt, en hun kwaliteit is hoog,
héél hoog!
Eén ding is nu al duidelijk, zonder
uw steun zal het nog moeilijker
worden dan het al is. Steunt u dus
uw vereniging door uw aanwezig-
heid. De lauwerkrans is binnen be-
reik!
De bijeenkomst wordt besloten
met een informeel samenzijn, met
hapjes en drankjes.
Het lustrumjaar loopt op zijn ein-
de. Wat ons nog rest is de grote fi-
nale van het Jubileumspel.
Deze zal gehouden worden op:
Zaterdag 10 oktober om 14.30 uur
in het Academiegebouw aan het
Domplein. De toegang is gratis.
Was het Lodewijk de Veertiende,
hoe zat het ook al weer met die pi-
ramide in Austerlitz, en die Pyke
Koch, wat heeft die toch met
Utrecht te maken? Dit zijn geen al-
ledaagse vragen, maar soms kun
je er niet omheen.
Dat gold zeker voor de leden van
de historische verenigingen uit
Nieuwegein, Amersfoort, Oude-
water en Leusden, die mee deden
aan ons jubileumspel. Spanning,
opluchting en soms ook een klein
beetje vertwijfeling waren zicht-
baar, afhankelijk van de moeilijk-
heidsgraad van de gestelde vra-
gen. Olympisch was het gevoel
dat meespelen misschien toch wel
even leuk was als winnen, maar
gewonnen is er!
Kortom: op de zaterdagen van 5
en 19 september is er geleden. Zo-
wel in het Museum Flehite in
Amersfoort, een schitterende om-
geving voor zo'n activiteit, als in
het Stadsmuseum in Woerden,
waareen al even aantrekkelijke lo-
catie was gevonden om het spel te
spelen. Het waren zware, span-
nende, maar vooral prettige bij-
eenkomsten waar nog eens duide-
lijk werd hoe boeiend de
geschiedenis van Utrecht is.
Toch is er voor de winnaars van de
voorrondes vermoedelijk weinig
rust geweest in de afgelopen tijd.
Vermoedelijk wordt er gestudeerd
tot op de dag van de finale. Wel-
licht zal een enkeling niet nalaten
zélf moeilijke vragen te bedenken,
Mededeling
Spou10jaar
In het vorige nummer van het Tijd-
schrift trof u de fondsfolder van de
jubilerende Stichting Publicaties
Oud-Utrecht aan. 10 Jaar naar
haar oprichting kan de Stichting
bogen op een respectabel aantal
publicaties. Ondertussen heeft de
SPOU niet stil gezeten en zijn er al-
weer vier nieuwe boekwerkjes
verschenen.
Dit zijn:
De Provinciaal Archeologische
Kroniek 1994-1995
Drie deeltjes uit de reeks Monu-
menten-inventarisatie Provincie
Utrecht, namelijk de delen
Leusden, Loosdrechten Rens-
woude.
MOMMfvN riN-IW |;n 1 \R1S \ I 11 l'KON INCM ( I «[(Hl
LOOSDRECHT
GESCHIEDENIS EN
ARCHITECTUUR
Oproep
Aan de leden van Oud-Utrecht die
foto's hebben van de lustrumacti-
viteiten.
Graag willen we bij wijze van ver-
slaglegging van het lustrumjaar
een fotocollage in het eerste num-
mer van het Tijdschrift in 1999 la-
ten verschijnen. Wilt u ons uw fo-
to's toesturen. Het redactieadres
vindt u in het colofon. S.v.p. naam
en adres op iedere foto, dan kun-
nen wij ze weer aan u terug stu-
ren.
131
vereniging Oud'Utrecht
oktober 1998
-ocr page 132-
Brieven uit Holland, deel 2
Vergeleken met Rotterdam is Utrecht een stille
stad. Natuurlijk wordt ze doorsneden door
rivieren en kanalen, zonder welke men zich
immers een Hollandse stad niet licht voorstellen
kan, maar de handel heeft er desondanks niet
veel te betekenen.
eens van zich spreken in de we-
reldgeschiedenis: twee Duitse kei-
zers zijn hier gestorven (Conrad II
en Hendrik V), en een paus is hier
geboren (Hadrianus VI), ja, wat
meer is dan een paus, de gehele
Hollandse republiek zag hier het
levenslicht, want in Utrecht ver-
enigden zich in 1579 de zeven Ne-
derlandse provinciën onder Wil-
helm [sic] van Oranje. En ten
langen leste werd hier de vrede
gesloten die in 1713 een eind maak-
te aan de lange Spaanse successie-
oorlog - boven in het stadhuis
staat nog steeds de tafel waaraan
de vrede getekend is.
Maar Utrecht straalt niet slechts
de glans van de idealiteit van het
verleden uit, ook in de tegenwoor-
dige tijd is het een stad die ten-
deert naar het ideële, het is de ge-
leerde republiek van Holland,
naast of liever boven Leiden; want
je weet hoe deze twee universitei-
ten momenteel de twee tegenge-
stelde richtingen in de theologie
vertegenwoordigen: Utrecht de
behoudende, die aansluiting zoekt
bijdeoudeleervandekerk. Leiden
de vrijzinnige, die zich steeds meer
ervan verwijdert, maar daarmee
ook daadwerkelijk van het oude
christendom. Je weet welke ingrij-
pende betekenis de dogmatische
en godsdienstige twisten in Hol-
land gehad hebben voor de poli-
tieke ontwikkeling. De kerkelijke
en de politieke belangstelling mo-
gen dan in onze tijd meer uiteen-
gegaan zijn en zich onafhankelijk
van elkaar ontwikkeld hebben, het
volk evenwel heeft zijn oude
hartstocht voor de dogmatische
twisten bewaard, en alles wat
vasthoudt aan het oude geloof,
ziet naar Utrecht als de plaats
waarvan de verlossing zal uitgaan.
Op het ogenblik heerst er niet wei-
nig vreugde in het kamp der or-
thodoxen, omdat de uitstekende
Rotterdamse predikant van Oster-
zee [bedoeld is Dr J.J. van Ooster-
zee (1817-1882) - vert.] is aan-
gesteld als professor in de
theologische faculteit hier ter ste-
de, en men heeft hoge venA/ach-
tingen van zijn grote begaafdheid.
[Scharling wijdde een jaar na ver-
schijnen van Breve fra Holland
een aparte publicatie aan de
nieuwste ontwikkelingen in de
Nederlandse theologie: Den nyere
hollandske Teologi - vert.]
Wat gebouwen hier in Utrecht
aangaat wil ik alleen bespreken de
oude Domkerk, waarvan de eerste
steen reeds werd gelegd door Wil-
librord, maar die in de 13e eeuw
van de grond af aan opnieuw
werd opgebouwd. Terwijl de
meeste Hollandse kerken in een
tamelijk plompe gothische stijl ge-
bouwd zijn, onderscheidt deze
kerk zich door haar fijne edeler en
slanker vormen, waarvan de oor-
zaak gezocht moet worden in het
feit dat ze verrezen is onder in-
vloed van de Dom van Keulen. Ze
had eertijds vijf schepen; een
machtige toren verheft zich fier
naar het westen. Maar in augus-
tus 1674 werd Utrecht geteisterd
door een vreselijke wervelwind,
die in de loop van een half uur de
stad in een puinhoop herschiep.
Torens en huizen stortten in - op
het stadhuis heb ik een brief ge-
zien van een ooggetuige die een
korte beschrijving geeft van de
grote ramp, en na de belangrijkste
gebouwen genoemd te hebben
die de storm omver had geblazen,
besluit hij zijn brief met de wens
dat de grote ramp maar geen an-
dere steden getroffen mag heb-
ben - "maar daar heb ik niet veel fi-
ducie in, want de post, die zojuist
De Rijn vertakt zich hier in twee ar-
men, de oude Rijn en de Vechte
[sic], maar hij heeft van nu afzijn
oude dag bereil<t, hij stort zich niet
langer in wilde jeugdige kracht
voorwaarts, heeft evenmin nog de
kracht de menigvuldige schepen
en boten op zijn machtige schou-
ders te dragen, nee, hij sluipt heel
stil en geruisloos voort, men be-
speurt nauwelijks enige beweging
in die traag stromende wateren;
slechts wanneer men stilstaat en
aandachtig luistert, kan men men
hem heel zachtjes horen fluisteren
over alle wonderlijke avonturen
die hij op zijn lange reis heeft be-
leefd. En het lijkt welhaast, alsof
Utrecht heel stil ligt te luisteren
naar wat de oude rivier te vertel-
len heeft. De stad vertelt de rivier
wellicht op haar beurt wat zij in
haar jonge dagen gezien en be-
leefd heeft, want Utrecht is een
zeer oude stad, misschien wel de
oudste van Holland, en het is dan
ook geen wonder dat de oude stad
en de oude rivier elkaar trouw blij-
ven. Zij is niet zo'n groentje als
Rotterdam, waar men in straten
wandelt waar tien jaar geleden
nog de vissen zwommen - nee,
Utrecht rust op klassieke bodem,
zij heeft de oude Romeinse ade-
laars aanschouwd, en zij heeft
Opcedolven en          Willibrord en Bonifatius horen
UIT het Deens             prediken. Zij is ook niet zo arm als
VERTAALD DOOR             Rotterdam, dat zich slechts kan
Willem                           beroemen op Erasmus Rotteroda-
Ouwerkerk                  mus, nee, Utrecht laat meer dan
13*
%
vereniging Oud<Utrecht
oktober 1998
-ocr page 133-
S. Fokke,
(Het Utrechts
Archief)
LJtï^ecAt/cAe 94it2^ aesïoatert ,,
't jaar 17J.J .
uit Arnhem aankomt, vertelt dat
hij de hele weg nog maar één
enkele kerktoren overeind heeft
zien staan." Bij deze gelegenheid
stortte het hele schip In, terwijl
het koor met de koorschepen en
merkwaardig genoeg de hoge
kerktoren onbeschadigd overeind
bleven staan. De tijden waarin
men zulke majestueuze domker-
ken liet verrijzen, behoren tot het
verleden, daarom heeft men het
schip niet meer herbouwd, terwijl
het koor, nu van de toren geschei-
den door een zeer groot, leeg
plein, nog steeds voor de gods-
dienstoefening gebruikt wordt;
het wordt helaas, zoals zo veel an-
dere Hollandse kerken, ontsierd
door de houten galerijen en
schuurachtige bouwsels die men
heeft opgetrokken om de toehoor-
ders plaats te verschaffen, en het
hele gebouw biedt natuurlijk een
wonderlijke, mismaakte aanblik.
Maar nog wonderlijker is het aan-
zien van de toren. Van het begin af
aan is hij niet gelukkig gebouwd:
hij is wel in de gothische stijl ge-
bouwd, maar te slank, en de ver-
schillende delen missen de organi-
sche samenhang; hij ziet er eerder
uit als drie reusachtige blokken,
die op elkaar gestapeld zijn, maar
de innerlijke samenhang ertussen,
de pyramidale stijging die zo zeer
de toren van Straatsburg ken-
merkt, ontbreekt; er zijn geen
steunberen, naakt en kaal toont
hij zich van zijn eerste aanzet af.
Zolang hij in directe verbinding
stond met de kerk, bleven deze ge-
breken waarschijnlijk enigermate
verborgen; maar nu, nu hij volko-
men geïsoleerd op dat grote plein
staat, vallen ze eerst recht in het
oog. Maar 's avonds, wanneer hij
zich in 't duister hult, heeft hij iets
zeer imponerends over zich. Hij
lijkt dan veel groter en krachtiger.
hij ziet er uit als een enorme reus,
die in de eenzaamheid van de
nacht de wacht houdt over de slui-
merende stad. Op deze toren is
het grote klokkenspel aange-
bracht dat ieder kwartier de stad
met zijn spel verblijdt. Alle grotere
klokketorens in Holland hebben
namelijk zo'n klokkenspel, dat elk
kwartier het begin van een liedje
speelt, elk half en elk heel uur het
hele lied. Menigeen vindt dit klok-
kenspel, dat zich tot in den treure
herhaalt, vermoeiend en eentonig,
maar ik ben er wel op gesteld,
maar je weet dan ook dat ik een
groot liefhebber ben van alle mo-
gelijke herriemuziek, van buikor-
gel tot Turkse trom. Ik vind het
juist heel aardig, wanneer ik in
mijn eentje rondwandel in de stille
stad, dat 't dan plotseling heel vro-
lijk hoog boven mijn hoofd begint
te spelen. En 's morgens, wanneer
ik in mijn bed lig en hoor hoe 't
133
%
vereniging Oud«Utrecht
oktober 1998
-ocr page 134-
Brieven uit Holland, deel 2
vanwege het bouwmateriaal.
Evenmin als Denemarken beschikt
Holland over goed, solide bouw-
materiaal; de kerken uitgezonderd
wordt bijna alles opgetrokken uit
baksteen, maar de bakstenen ge-
bouwen zijn niet voor de eeuwig-
heid: wat niet in tijd van oorlog
verwoest wordt, wordt verbouwd
in vredestijd. Wel is het zo dat de
Hollander zoveel mogelijk dezelf-
de vormen aanwendt als zijn voor-
vaderen, en het is goed mogelijk
dat Utrecht er vandaag de dag
precies zo uitziet als tweehonderd
jaar geleden, maar het bouwma-
teriaal is nieuw, alles blinkt, en
daardoor lijkt het alsof het giste-
ren gebouwd is. Typisch voor
Utrecht is, dat de rivieren en
grachten ver beneden het straat-
niveau liggen, terwijl ze in andere
Hollandse steden op omstreeks
hetzelfde niveau liggen. Hier zijn
de ruimten die het dichtst bij de ri-
vier liggen in gebruik als pakhuis-
kelder, deels ook als woonruimte,
en eerst hierboven ligt de straat.
De levendigste straat is de oude
gracht, het oude kanaal, met ver-
scheidene prachtige winkels, veel
drukte en verkeer. Maar verwijdert
men zich slechts enige schreden
van daar, dan komt men in straten
waar alles uitgestorven is, waar
men slechts het gerucht van zijn
eigen voetstappen hoort, dat door
de echo zo nadrukkelijk weer-
kaatst wordt dat men welhaast
zou vrezen geverbaliseerd te zul-
len worden wegens herrieschop-
perij. En het aanzien van juist deze
straten is bijzonder voornaam: de
grote stenen trappen voor de deu-
ren met ijzeren leuningen, be-
kroond met vergulde messing
knoppen, de groengeverfde, pot-
dicht gesloten deuren, de grote
blinkende vensterruiten, alles
straalt behaaglijkheid en over-
vloed uit. En dan daarenboven het
gegallonneerd personeel dat men
hier tegenkomt, en dat ik nimmer
in zo groten getale in het demo-
cratische Holland verwacht zou
hebben - maar Utrecht is ook een
aristocratische stad; geestelijke
aristocraten, geboren aristocraten
en geldaristocraten trekken zich
hier allen op voorname wijze
terug. Waarom juist in Utrecht?
Omdat de stad befaamd is om zijn
fraaie omstreken: men treft er
zelfs heuvelachtig gebied aan.
Maar toch, laat ik niet onrecht-
vaardig zijn - de natuur heeft dan
wel geen rijkdom in de vorm van
schilderachtige schoonheid ge-
schonken, zij heeft slechts "het
dagelijks brood" geschonken, dat
wil zeggen behoorlijk vruchtbare
grond en water in overvloed, maar
de mensen hebben deze voorde-
len bijzonder goed weten uit te
buiten. De oude stadsmuren zijn
volledig geslecht, en daarvoor in
de plaats zijn fraaie wandelpaden
aangelegd. Langs de twee Rijnar-
men die de stad omvatten, zijn al-
leeën aangelegd, waar men op he-
te zomerdagen in de verkoelende
schaduw van de lindebomen kan
promeneren langs de stille, zacht-
kens ruisende wateren en zich
overgeven aan filosofische bespie-
gelingen over de wisselvallighe-
den des levens. Als prachtig voor-
beeld van zo een allee wil ik hier
de Maliebaan noemen, die om en
nabij de duizend schreden lang is
en bestaat uit zes rijen majestueu-
ze lindebomen. Deze laan wekte
zelfs zozeer de bewondering van
Lodewijk XIV, dat hij uitdrukkelijk
bevel gaf haar te sparen, terwijl
zijn soldaten anders alle bomen
overal waar ze kwamen met de
grond gelijk plachten te maken.
Nooit kan ik door de Maliebaan
wandelen zonder dat ik sterk
Drj.j.van klokkenspel begint - ja dan weet
Oosterzee ik hoe laat het is. - Over buikorgels
C.Ed.Tauvel gesproken, Utrecht bezit er een
(Het Utrechts aanzienlijke hoeveelheid van, en ik
Archief) ben hier voor de eerste maal op al
mijn wandelingen orgelvrouwen
tegengekomen, dat wil zeggen
vrouwen die het orgel draaien. Ik
begrijp niet waarom men dit niet
ook in andere plaatsen ingevoerd
heeft; het buikorgel is immers een
instrument dat noch lichamelijke
inspanning noch veel hoofdbre-
kens kost, en dat mij daarom uit-
stekend geschikt lijkt voor "het
zwakke geslacht."
Waar ik hierboven Utrecht be-
schreef als een zeer oude stad,
dien je dit toch niet zo te verstaan
alsof zij er zeer ouderwets uitzag,
want dat is niet het geval, net zo
min als dat gezegd kan worden
van andere Hollandse steden in
het algemeen, heel enkele gedeel-
ten van Amsterdam uitgezonderd.
Het volksleven in Holland heeft
veel ouderwets en middeleeuws
over zich, de gebouwen echter
niet, evenmin als bij ons en om
precies dezelfde reden, namelijk
134
vereniging Oud<Utrecht
oktober 1998
-ocr page 135-
moet denken aan de Fredriksberg
Allee, maar de Maliebaan leidt
niet naar een Fredriksberg Have
en wordt al evenmin vergezeld
door een Alhambra, Aleenberg,
Odeon en hoe al die heerlijkheden
ook mogen heten. Al dergelijke
etablissementen zijn hier onbe-
kend: Utrecht bezit weliswaar een
Tivoli, maar dat heeft alleen de
naam gemeen met ons beroemde
Tivoli. [Alle namen hebben betrek-
king op locaties in Kopenhagen -
vert.] Het theater wordt slechts
een maal per week bespeeld, wan-
neer een troep toneelspelers uit
Rotterdam de stad verblijdt met
hun aanwezigheid.
Maar stel je nu Utrecht evenwel
niet voor als een miserabel gat.
Het inwonertal overtreft immers
dat van de hoofdstad van Noor-
wegen. Holland onderscheidt zich
nu juist daarin van Denemarken,
dat het zo veel aanzienlijke steden
telt. Het gevolg hiervan is, dat de
centralisatie, die bij ons zo sterk
rend een nomadenleven leiden,
steeds paraat zijn opnieuw de
"Wanderstab" op te nemen en de
reislaarzen aan te trekken om naar
een nieuwe stad te reizen om te
zien welke mensen daar leven en
waar ze zich mee bezig houden.
Toegegeven, de afstanden zijn
niet groot, een uurtje sporen
slechts, maar men is toch altijd ge-
noodzaakt van verblijfplaats te
wisselen en daarmee ook van de
vertrouwde kennissenkring die
men zich verworven heeft. En zo
nadert dan met rasse schreden
het einde van mijn verblijf in
Utrecht - de mensen die ik hier
heb leren kennen en lief gekregen
heb, zal ik weer vaarwel zeggen
om nieuwe mensen te leren ken-
nen, van wie ik wederom afscheid
moet nemen en zo steeds maar
verder, tot ik tenslotte eindelijk
met Gods hulp thuiskom en alle
oude vrienden en mensen van
weleer zal weervinden.
)eH.S.
naar voren treedt, hier volkomen
onbekend is. Elk van de grotere
steden vertegenwoordigt haar ei-
gen kant van het geestelijk leven:
Amsterdam en Rotterdam zijn
handelssteden, Den Haag residen-
tie, Utrecht, Leiden en Groningen
geleerde republieken - bij ons Is
Kopenhagen hoofdstad en resi-
dentie, handelsstad en universi-
teitsstad: het grote hart dat zijn
bloed naar alle delen van het rijk
pompt. In hoeverrre dit het land
ten goede komt of niet, daarover
kan men lang en breed pro en con-
tra discussiëren; hier kan ik slechts
zeggen dat het voor de reiziger al-
lerminst een voordeel is. Terwijl de
vreemdeling die onze Deense ver-
houdingen wil leren kennen, zich
rustig voor een langer verblijf in
Kopenhagen kan installeren, en
tenslotte, wanneer de lichte, hel-
dere zomerdagen komen, een
paar uitstapjes naar het land kan
maken, zo kan men zich daarente-
gen hier in Holland nimmer rustig
installeren, maar moet voortdu-
Maliebaan
R. Geissler n.a.v.
W.F. Dannenfehen
(Het Utrechts
Archief)
135
[copyright
vertaling 1998
Willem
ouwerkerk,
Nieuwegein]
vereniging Oud«Utrecht
oktober 1998
-ocr page 136-
Boekenschouw
Het raadsel Alfrink
Voormalig Maandblad Oud-Utrecht redacteur
Ton van Schaik heeft een fascinerend boek ge-
schreven over de (sinds het herstel van de bis-
schoppelijk hiërarchie) zevende aartsbisschop
van Utrecht: Bernardus, kardinaal Alfrink
(1900-1987).
Alfrink was een nationaal en ook
internationaal bekende figuur, die
echter ook een grote (lokaal-) his-
torische belangstelling had. Op
deze plek is het aardig om te ver-
melden dat Alfrink jarenlang lid
was van de vereniging Oud-
Utrecht, vanaf 1953 om precies te
zijn, en een aandachtig lezer van
het Maandblad. Van Schalks pret-
tig leesbare biografie is prachtig
uitgevoerd en is een sieraad voor
de boekenkast.
"We zijn en blijven Nederlanders,
Hollanders, al zijn we niet alle-
maal Nijkerkers." Aldus kardinaal
Alfrink op het Landelijk Pastoraal
Overleg in 1975. Alfrinks leven is
nauw verweven met het bisdom
en de bisschopsstad Utrecht. Wel-
iswaar geboren buiten de Utrecht-
se provinciegrens, in het overwe-
gend protestantse Nijkerk, heeft
hij (zoals hij ooit in een toespraak
memoreerde) het grootste deel
van zijn leven in en rondom de
stad Utrecht doorgebracht. Hij
studeerde aan de seminaries in
Kuilenburg en Rijsenburg, was
korte tijd kapelaan in Maarssen en
vervolgens meer dan tien jaar pro-
fessor in Rijsenburg (Driebergen),
waar hij bijbelexegese doceerde.
Als bisschop resideerde hij in het
aartsbisschoppelijk paleis aan de
Maliebaan.
In de jaren zestig en zeventig werd
Alfrink, tegen wil en dank, het
Albertvan der          boegbeeld van de katholieke ver-
Zeijden                     nieuwingsbeweging. Vooral ook
op het internationale forum, waar
hij een belangrijke rol speelde op
het Tweede Vaticaans Concilie.
Het is niet zonder ironie dat de
zeer aan tradities gehechte en in
wezen conservatieve Alfrink, als
intermediair tussen Rome en zijn
kerkprovincie, de kritiek van het
Vaticaan vol over zich heen kreeg.
In Rome dacht men dat het snel
bergafwaarts ging met de Neder-
landers. De Nederlandse katholie-
ken zelf kregen, van de weerom-
stuit, steeds meer waardering
voor de gemangelde en soms zelfs
vernederde Utrechtse kerkvorst,
met wie, in de woorden van Piet
Steenkamp aan het slot van het
pastoraal concilie in Noordwijk,
'zeer werd meegeleefd'. Diezelfde
sympathie en liefde kwam ook tot
uiting bij Alfrinks uitvaart, in 1987.
Toch was Alfrink bepaald geen
warme persoonlijkheid. Van
Schaik beschrijft hem als koel, au-
toritair, afstandelijk en zeer ge-
steld op protocol (waarvan hijzelf
het middelpunt was). Een sfinx
die, zoals Van Schaik schrijft,
hoogstwaarschijnlijk nooit ver-
liefd was en nooit echte vrienden
heeft gehad. Hij vond dit passend
vanwege zijn hoge functie, waar-
bij hij immers boven de partijen
diende te staan. Het zal echter ook
een karakterkwestie zijn geweest
van deze emotioneel geremde
persoonlijkheid. De vele anekdo-
tes hierover in het boek, ogen be-
paald niet aangenaam. Vis a vis
zijn veel warmere collega-bisschop
Bekkers voelde hij mogelijk zelfs
jaloezie. Toen Alfrink ooit een foto
onder ogen kreeg van de paardrij-
dende Bekkers, was zijn bijtende
commentaar: "Dat paard lijkt me
heel intelligent." Überhaupt was
Alfrinks humor soms weinig aan-
genaam, want badinerend en ten
koste van anderen. Vooral onder-
geschikten waren soms het slacht-
offer van zijn neerbuigende grap-
jes. Veel mensen waren dan ook
bang van hem.
Ook een ironie van de geschiede-
nis is dat de solistisch ingestelde
Alfrink, die collegialiteit vaak
moeilijk afging, zich op het Twee-
de Vaticaans Concilie ontpopte als
de grote propagandist van de bis-
schoppelijke collegialiteit in het
bestuur van de wereldkerk. Zijn
Waterloo vond Alfrink op de vijfde
zitting van het pastoraal concilie
in 1970, waar een overgrote meer-
derheid van de aanwezigen stem-
de vóór afschaffing van het ver-
plichte celibaat voor priesters.
Vanaf dat moment was het ge-
daan met zijn geloofwaardigheid
in Rome en had hij misschien be-
ter af kunnen treden. De aanwezi-
gen hadden zich teveel door hun
enthousiasme laten meeslepen en
zich te weinig gerealiseerd dat een
onderwerp als het celibaat de be-
slissingsbevoegdheid van een Ne-
derlands pastoraal concilie verre
te boven ging.
Ironisch is weer dat Alfrink zélf he-
lemaal niet zo'n tegenstander was
van dat celibaat. In een andere
kwestie, de beruchte encycliek Hu-
manae Vitae (waarin de pil als
middel tot geboorteregeling ex-
pressis verbis werd verboden)
schrijft Van Schaik enigszins cryp-
tisch dat Alfrink als persoon waar-
schijnlijk achter de encycliek stond
maar als kardinaal-aartsbisschop
van Utrecht er een tegenstander
van was. Hier had Van Schaik nog
aan toe kunnen voegen dat hij als
kardinaal van de wereldkerk uiter-
aard aan de kant van de paus
stond. Alfrink voelde zich gedwon-
gen om zo nu en dan standpunten
in te nemen die tegen zijn eigen
gemoed indruisten.
Toch is hiermee niet alles gezegd.
vereniging Oud>Utrecht
oktober 1998
-ocr page 137-
Agenda
*Bezoek kasteel Sypesteyn,
Loosdrecht
1998 is het jaar van de kastelen en
buitenplaatsen in de provincie
Utrecht. In het kader daarvan
brengt St. Watteyn Kunstproduc-
ties een bezoek aan het kasteel Sy-
pesteyn te Loosdrecht. Sypesteyn
is een oud ogend jong kasteel, im-
mers de kleurrijke stichter van het
landgoed was jhr. C.H.C.A. van Sy-
pesteyn, die begin deze eeuw een
kasteel liet bouwen op de resten
van wat volgens hem het verdwe-
nen middeleeuwse stamslot van
zijn voorouders was geweest.
Kosten noch moeite werden ge-
spaard om een kasteel te laten
verrijzen dat zou herinneren aan
de periode dat het oorspronkelijke
stamslot zijn hoogtijdagen beleef-
de.
Datum: zondag 22 november 1998
van 14.00 tot 15.30 uur
Plaats: Kasteel Sypesteyn,
Nieuw Loosdrechtsedijk 150,
Loosdrecht
Kosten: f20,~
(excl. entree kasteel)
f15,- voor leden van Oud-Utrecht
Informatie bij:
St. Watteyn Kunstproducties,
Postbus 1079,
3500 BB Utrecht,
tel. 030 - 2715383
Aanmelden:
tot uiterlijk 5 november
* Cursus Historische
Geografie: De geschiedenis
van het Utrechtse landschap
Het Utrechtse landschap vertelt
een verhaal. Het verhaal van dui-
zenden jaren natuurlijke proces-
sen en menselijk ingrijpen. De ou-
de soms vervallen schuren bij
Rhenen en Eist verwijzen naar een
bloeiende tabaksindustrie in de
17e eeuw. De attractieve natuur
rond de Utrechtse plassen is een
gevolg van verwaarlozing door de
mens na intensieve brandstof-
winning. Luisteren naar het ver-
haal van het landschap kunt u in
de cursus Historische geografie.
Data lezingen: 30 september, 7,14
en 21 oktober 1998
Excursie 24 oktober 1998
Kosten: f125,-incl. excursie
f75,- exi. excursie
Plaats: Utrecht
Informatie: H.G.V.U.
tel. 030 - 2 7120 92
Aanmelding: S.S.G.,
Mariaplaats 23,3511LK Utrecht,
tel. 030-2343880
Hoe verder het boek en daarmee
ook het leven van Alfrink vordert,
des te meer sympathie krijgt ook
de lezer voor de veel geplaagde
kardinaal. In alle integriteit en eer-
lijkheid probeert hij er steeds het
beste van te maken, zonder de
eenheid van de door hem zo ge-
liefde kerk in gevaar te brengen.
Zo werd het leven van Alfrink toch
nog een heldenleven.
Alfrink zat natuurlijk in een onmo-
gelijke positie. Maar de persoonlij-
ke tragedie, die daarvan het ge-
volg was, maakte hem tegelijk ook
tot een geliefde figuur in katholiek
Nederland. Een laatste ironie van
de geschiedenis?
Ton H.M. van Schalk,
Alfrink. Een biografie. Uitgeverij Antiios,
Amsterdam 1997
'^^Cursusprogramma van Het
Utrechts Archief
Het cursusprogramma van Het
Utrechts Archief voor het seizoen
1998-1999 is uit.
Het programma is verkrijgbaar bij
de receptie van het Utrechts
Archief, bij filialen van de Open-
bare Bibliotheek, bij Rondom en
bij het ICU.
Verdere informatie bij Het Utrechts
Archief (J.Leguyt),
tel. 030-2866611
137
Een greep uit het aanbod:
- Cursus Nederlandse
paleografie,fii5,-
- Cursus Latijnse paleografie, f 115,-
- Cursus Genealogie voor
beginners, f 80,-
verenlglng Oud>Utrecht
oktober 1998
-ocr page 138-
Monumenten Inventarisatie
Provincie Utrecht (MIP)
Recentelijk verschenen de delen:
Loosdrecht, Renswoude en Leusden
In voorbereiding o.a. de delen:
Ronde Venen, Woerden,
Bemnes, Leersum en Woudenberg
Archeologische Kroniek
van de provincie Utrecht
Recentelijk verschenen de delen:
1992-1993 en 1994-1995
In voorbereiding het deel:
7996-7997
Utrechtse Monumenten
Reeds verschenen:
Domkerk, Pieterskerk,
Domtoren en Aula/Pandhof
Kadastrale Atlas
Provincie Utrecht 1832
Reeds verschenen de delen:
Renswoude, Zeist en Leusden
In voorbereiding:
Doorn
Vollekstaol van de stad Uterech
Recent verschenen:
de tweede uitgebreide
en verbeterde druk
SPOU (stichting Publikaties Oud-Utrecht) is opgericht in 1988
met als doel de uitgave van boeken over geschiedenis,
archeologie en monumenten betreffende de provincie Utrecht.
Aan de wieg van de SPOU stond de Vereniging Oud-Utrecht.
Inmiddels is de SPOU zelfstandig geworden en op eigen
benen komen te staan. De banden met Oud-Utrecht zijn
echter hecht gebleven.
Stichting Publikaties Oud-Utrecht
De publicaties zijn verkrijgbaar
in de boekhandel en bij de SPOU.
Utrechtse Biografieën
Reeds verschenen:
Stad UtreM: deel 1 t/m 4
Regio: deel VeMstreek
In voorbereiding:
Stad Utrecht: deel 5
regio: deel Eemland
Overboslaan 19,3722 BJ Bilthoven,
telefoon 030 228 46 55, fax 030 225 10 40
f •'iilili li.......liTTi^ii.
-ocr page 139-
Aan- en verkoopbegeleiding
Taxaties
Hypotheken
Vérzekeringen
Muus & IJzerman makelaardij
heeft hart voor 'Oud-Utrecht'
makelaardij
in onroerende
ooederen
Muus &
m
IJzerman
S 9002 f
Maliebaan 48, Postbus 14014, 3508 SB Utrecht. Tel: 030 - 234 00 08, Fax: 030 - 232 19 70
O ONDERHOUD
O VERBOUW
O NIEUWBOUW
van Zoelen bv
aannemersbedrijf
Kantoor:
Nevadadreef 58
3565 CC Utrecht
tel: 030-2623866/2626800
fax: 030-2623274
O RESTAURATIE
O ONDERHOUDSSERVICE
24 UUR PER DAG
Voor een gedegen advies in bedrijfsmatig onroerend goed.
verhuur-verkoop-taxaties-beleggingen-begeleiding
projektontwikkeling en herhuisvestging
Maliebaan 39a 3581 CC Utrecht 030-2 334 336
BEAUFORT
MAKELAARS
J&B Conseil B.V.
Rika Hopperlaan 17, .3584 GM Utrecht
Tel. 030 - 254 32 12, Fax 030 - 254 32 11
FINANCIEEL - ECONOMISCH ADVIESBUREAU
o.m. restauratiefinancieringen en hypotheken
-ocr page 140-
Wij drukken ook uw kosten
Bel ons voor een offerte
VOOR HET mooiste DRUKWERK
CASPARIE UTRECHT
ONDERDEEL VAN ROTO SMEETS DE BOER
EXCLUSIEVE
KLEDING
EN MODES
MAATKLEDING
0UDEGRACHT118
UTRECHT
TEL. 030-231 01 74
BIJ KONINKLIJKE BESCHIKKING
HOFLEVERANCIER
TAILORSSINCE 1850
Het kantoor waar u als particulier en ondernemer kunt rekenen op een directe en per-
soonlijke aanpak door een vaste advocaat.
Zorgvuldige advisering en begeleiding bij o.a.:
♦ Echtscheidingen (ook scheidingsbemiddeling) ♦ Ondernemingsrecht
♦ Alimentatie (wijzigingen/ berekeningen)
♦ Mediation
♦ Arbeidsrecht
♦ Kort Gedingen
♦ Ontslagzaken en Loonvorderingen
♦ Huurrecht
♦ Consumentenrecht
♦ Contracten
♦ Leveringsvoorwaarden
♦ Incassozaken
HOOGHIEMSTRAPLEIN 68 TE UTRECHT (INGANG WiTTEVROUWESINGEL 101)
é 030 - 27 69 145 / 27 69 140 FAX: 030 - 27 69 146
-ocr page 141-
Tijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie Utrecht
71 = jaargang
19 9 8
BIBUOTHIÖ< DIR
RljKSUNiVERSITEIT
UTRECHT
c^aj
.recht als metaalstad
verdwijnen één voor één
Historische machinefabriel< bedreig
C^i^
Het pompstation te Soestduinen
lowedstrijd
Oiaj
% ^"
.'l
JAAR
'B#'
irovincie Utf!
isiii,|ie en cultureèr%f
-ocr page 142-
voor
Utrecht-boeken
stad en provincie
GREEP Schilders bv
•  Restauratiewerken
•  Onderhoud
Maarssenbroeksedijk 15A
3606 AG Maarssen
Tel. 030-241 31 15
)
Broese Kemink
Boekverkopers
.i.in de Stadhuisbrut; • Utrecht • tel 030 - 233 52 00
JUF
\ R 1
w
Ë N
5 BOUW
•    Restauratiewerken
•    Nieuwbouw
•    Onderhoud
Aannemingsbedrijf
H.J. Jurriëns B.V.
Sophialaan 1
Postbus 8110
3503 RC Utrecht
Tel.: 030-2412 912
Fax- 030 - 2413 934
Daatselaar & Godhelp
Antiquairs - Beëdigd Taxateur
Lid. VHOK/CINOA/VNAG/NVK
Lid Ned. Aiiliqihiirs (iciwolsilutp
LItrecht
Korte Jansstraat 17-19, 3S12 GM l'trecht
Tel. 030-231S266, lax 030-2316474
Ainsterdani
Rokin46, 1012 KV Anistcrdatn
Tel. 020-6208100
Laren
I'orenlaan 5. 1251 HIv Laren
Tel. 035-'i3«1454
Bouw Belegging
Restauratie Recreatie
Bemiddeling
KERSBERGEN
INSTALLATIETECHNIEKEN B.V.
UTRECHT
K
Activiteiten o.a. op het gebied van:
oLISIMN
&>LISM4N
BV ZEIST
*    Elektra
*    Klimaat
*    Sanitair
*    Beveiliging
*    Telematica
LAAN VAN VOLLENHOVE 3225 3706 AR ZEIST
POSTBUS 143 3700 AC ZEIST
TELEFOON 030-6956644
Kaap de Goede Hooplaan 7, 3526 AR UTRECHT
Telefoon 030-88 24 64 Telefax 030-88 57 33
-ocr page 143-
?//^ -LoP: AT ocr/fo3
Van de redactie
Colofon
Oud-Vtrecht
Tweemaandeiijl<s tijdschrift
7iejaargangnr. 5
decembenggS
ISSN 1380-7137
Oud-Utrechtiseen uitgave van de
Vereniging Oud-Utrecht, vereniging
tot beoefening en tot verspreiding
van de l<ennis der geschiedenis van
stad en provincie Utrecht.
Voorzitter: i.\N. Lemaier
Secretariaat:
Mw. CCS. (Tollen) Wilmer,
p/a Alexander Numankade 199-201,
3572 KW Utrecht.
Tel.: (030) 2866611
Fax: (030) 2866600
Penningmeester: P. Kroes
U kunt zich opgeven ah lid van de vereni-
ging Oud-Utrecht door te schrijven naar:
Oud-Utrecht,
Pr. Hendril<laan 76,3584 ER Utrecht.
De contributie bedraagt ƒ 54,= per
jaar (26-/30,=; 6s+f 44:= per jaar).
U-paslid/30,-
Famlllelldmaatschap ƒ 15,-
Contributie- en ledenadministratie:
P. Kroes,
Betaling contributie op giro 575520.
Redactie: M. Dolfin, B. van den Hoven
van Genderen, J.Leguyt,
M.C. van Oudheusden, P. Rhoen,
B. van Santen, M. van de Vrugt,
en A. van der Zeijden.
Redactieadres:
Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht,
Vormgeving: De Vormers, Utrecht
Vormgeving cover: Hans Lodewijkx
Druk: Casparie Utrecht
Oud-Vtrecht.
Tweemaandelijks tijdschrift
verschijnt zes maal per jaar.
Deadline agenda nummer 1,1999:
15 december 1998, verschijningsdatum
1 februari 1999.
Uw bijdragen kunt u toesturen aan de
redactie, Alexander Numankade 199,
3572 KW Utrecht, op 3 V2 inch floppy
(WordPerfect, versies 5.0 of 5.1 en
Word). Aanbevolen omvangtussen
de 2000 en 4000 woorden, waarbij
het aantal noten zo beperkt moge-
lijk gehouden moet worden. Het ge-
bruik van tussenkopjes wordt aan-
geraden; illustratie-suggesties zijn
zeer welkom.
Het laatste nummer van dit lustrumjaar is wat anders van inhoud dan u gewend
bent. Geen "zware" artikelen, maar veel kleine berichten, actualiteiten en nog en-
kele zaken die met het lustrumjaar van doen hébben. Wat dit laatste betreft willen
wij u in het bijzonder wijzen op de laatste gebeurtenis van dat jaar, namelijk de
aanbieding van het model van de lantaarnconsole aan burgemeester Opstelten op
zondag 13 december. Voor bijzonderheden zie het artikel opp. 150 en de agenda op
p. 161.
Natuurlijk willen wij op deze plaats ook onze felicitaties uitspreken aan ons eigen
Oud Utrecht team dat op zaterdag 10 oktober jl. de overwinning behaalde in de
finale van het historische Utrecht spel, proficiat Tarq Hoekstra, Albert van der
Zeijden en Bettina van Santen.
Inhoud
Van de bestuurstafel
Aandenkens aan Utrecht als metaalstad vedwijnen één voor één
HansBuiter
Sinter Niclaes
SusANNE Weide
Een oud-Utrechter in ere hersteld
SusANNE Weide
Water: Het pompstation te Soestduinen
Roland Blijdenstein
Uitslag fotowedstrijd
Belgiëmonument te Amersfoort, plannen voor restauratie
MaxCramer
Boekenschouw
Mededelingen
Agenda
144
146
H9
150
155
^57
159
160
161
143
vereniging Oud>Utrecht
december 1998
-ocr page 144-
Van de bestuurstafel
Het werk van alledag 1998
eens een moeilijk punt zou kun-
nen vormen. Over communicatie
gesproken.
Hiermee sluit ik het inkijkje in on-
ze bestuursvergaderingen af. Een
volgende keer meer. En dan heb-
ben we het nu alleen nog maar
over de ingekomen stukken ge-
had. Kunt u nagaan, maar de goe-
de sfeer in het bestuur maakt ver-
gaderen bepaald niet tot een
corvee.
Op 10 oktober jl. werd de finale
van ons Jubileumspel gehouden.
Een geslaagde finale met drie
teams, die heel veel wisten, een
ontspannen, ja soms dartele pre-
sentator, het geheel bewaakt door
een soms strenge, dan weer milde,
zeer deskundige jury en afgeslo-
ten met een gezellig samenzijn.
Dat ons team eerlijk won streelde
veler trots. De prijzen, beschikbaar
gesteld door - nog - boekhandel
Broese Kemink mochten er zijn. En
allen die op het podium zaten of
stonden kregen de unieke Oud-
Utrecht paraplu. Jammer dat niet
meer leden de aula vulden.
Maar u krijgt de kans op revanche.
Op 13 december a.s. sluit Oud-
Utrecht het lustrum af met het
aanbieden van een lantaarncon-
sole aan het stadsbestuur, gecom-
bineerd met het aanbieden van
het Jaarboek aan iemand die zich
heel lang verdienstelijk heeft ge-
maakt in en buiten zijn historische
vereniging. Het is dus een hij,
meer onthul ik niet.
Het lustrumjaar werd geopend op
i4maart in Slot Zeist, waar veel le-
den aanwezig waren. Laten we
ons best doen met minstens zo-
veel leden het lustrumjaar af te
sluiten.
Een doordeweekse avond. In de
Fundatie van de Vrijvrouwe van
Renswoude zien vanaf grote schil-
derijen voorouders op een maan-
delijks schouwspel neer. Dat
schept verplichtingen. Een lange
tafel met aan weerszijden oude,
degelijke stoelen, die weinig com-
fortabel zitten. Daarop bestuursle-
den van de vereniging. Zij verga-
deren. Waarover spraken zij aan
die lange bestuurstafel?
Onder meer over de ingekomen
stukken, elke vergadering gemid-
deld een tiental. Allereerst zijn er
vrij veel uitnodigingen: er gaat
een archivaris weg, er vindt een
opening, uitreiking, excursie, sym-
posium of presentatie plaats. De
agenda's worden getrokken. Be-
zien wordt wie acte de présence
kan geven. Het is prettig dat velen
Oud-Utrecht zien staan (dat zal de
voorouders aan de wand deugd
doen), maar daar staat tegenover
dat de bestuursleden ook nog een
baan hebben. Meestal lukt het wel
een gaatje te vinden ofte maken.
Wij stellen het per slot van reke-
ning ook op prijs als andere vereni-
gingen en organisaties op onze
uitnodigingen positief reageren.
Ook zijn er reacties. Zo is er een
brief van het Wijkbureau West
met een kort verslag van de in-
spraakavond over de St. Antonius-
kerk. Over dezelfde kerk gaat een
schrijven van burgemeester en
wethouders van Utrecht dat onze
brief (met bezwaren tegen aan-
tasting van het pastorieterrein
door woningbouw) is behandeld
en doorgeleid naar de Dienst
Stadsontwikkeling. Jammer dat
het echte, inhoudelijke antwoord
zo lang op zich laat wachten.
Mensen op zoek naar historische
informatie worden op het goede
spoor gezet. Een lid doet heel aar-
dig het aanbod de vereniging te
adviseren over tentoonstellingen.
Zijn er meer leden die hun deskun-
digheid of hun werkkracht willen
inzetten? Het bestuur houdt zich
van harte aanbevolen. De behoef-
te is groot, zoals dadelijk blijkt.
Dan is er het verslag van het ge-
sprek van de redactie van ons Tijd-
schrift met een delegatie uit het
bestuur. Dat gesprek is goed be-
vallen en zal elk halfjaar worden
voortgezet. Bij het bestuur is in elk
geval het inzicht in de vele prakti-
sche problemen, waarvoor de re-
dactie zich steeds gesteld ziet, toe-
genomen. Een tijdschrift maken is
minder eenvoudig dan je op af-
stand denkt.
Een zwak punt in een vereniging
van vrijwilligers als de onze is vaak
de communicatie. We willen wel,
maar het komt er soms niet van.
Besloten wordt het linking-pin
systeem te verbeteren. Aan het
begin van elke bestuursvergade-
ring zal over het Tijdschrift wor-
den gesproken in aanwezigheid
van een redactielid. Vervolgens
wordt voorgesteld aan het begin
van elke redactievergadering te
spreken over de verenigingsactivi-
teiten in aanwezigheid van een lid
van de activiteitencommissie. De
te geringe omvang van die com-
missie maakt het echter niet een-
voudig daaraan steeds uitvoering
te geven. Wie o wie wil de activi-
teitencommissie versterken? Acti-
viteiten vormen de basis waarop
een vereniging rust. Bij ons is die
basis, bij een ledental van ruim
1800, toch wel erg smal. Het
komst steeds op dezelfde schou-
ders neer.
Vanzelfsprekend, hoe zou ik het
bijna vergeten, heeft de redactie
het bestuur een rubriek in elk Tijd-
schrift aangeboden. En dan te be-
denken dat het bestuur er vanuit
ging dat dit voor de redactie wel
144
P.A. Blok
vereniging Oud*Utrecht
december igg8
-ocr page 145-
Brief aan de leden van de Vereniging Oud-Utrecht
Aan alle leden,
Heel hartelijk dank voor de royale wijze waarmee een groot deel van u gevolg heeft gegeven aan de oproep van
onze voorzitter (inmiddels ex voorzitter) Jos Lemaier tot het geven van een Lustumbijdrage.
Dat antwoord was niet mis: 47 % van alle leden, waaronder zelfs een verrassend aantal nieuwe leden dit jaar,
hebben in totaal ruim ƒ 21.000 opgebracht, dat is meer dan ƒ 26,- per donatie. En dat terwijl een bescheiden
ƒ 15,- per lid gevraagd was!
Wie durft nog te beweren dat de leden hun Vereniging Oud-Utrecht geen warm hart toedragen? Nogmaals: alle
gulle gevers hartelijk dank!
Wat doen we met al dat geld, zuk u zich afvragen. Wel, in de eerste plaats is het van wezenlijk belang geweest
dat externe sponsors zagen dat de leden zelf ook in de buidel wilden tasten en zich op die wijze achter de Lus-
trumplannen van hun bestuur en Lustrumcommisie stelden. Een deel van het geld is opgegaan aan diverse
Lustrumactiviteiten maar met een groot deel kan een plan tot blijvende glorie van onze vereniging verwezen-
lijkt worden, waar we anders niet aan hadden durven denken: Ter gelegenheid van ons 75-jarig bestaan wordt
door de kunstenaar Koos Boomstra een lantaarnconsole vervaardigd die geplaatst zal worden bij de Smeebrug
en door Oud-Utrecht aangeboden zal worden aan de stad Utrecht. Op de console zal de naam van onze vereni-
ging staan en deze zal naast die van de Utrechtse ontdekkingsreiziger Olivier van Noort hopelijk nog vele eeu-
wen leesbaar zijn.
Bij deze wordt u uitgenodigd tot het bijwonen van een bijeenkomst waarbij de console (of een voorlopig model
ervan) door Jos Lemaier overgedragen wordt aan de heer Opstelten, burgemeester van Utrecht.
We verzamelen ons daartoe op zondag 13 december a.s. om 15.30 uur bij de Smeebrug.
Na de officiële overdracht wandelt het gezelschap naar het Bartholomeusgasthuis aan de Lange Smeestraat 40,
waar tevens de presentatie van het Jaarboek 1998 zal plaatsvinden.
Na afloop is er een feestelijk drankje en hapje ter afsluiting van het Lustrumjaar.
Voor deze bijeenkomst zijn ook alle oud-bestuursleden uitgenodigd.
Het bestuur hoopt velen van u bij deze laatste lustrumactiviteit te mogen begroeten.
Namens het bestuur van Oud-Utrecht,
P. Kroes, penningmeester
m
vereniging Oud<Utrecht
december iggS
-ocr page 146-
Aandenkens aan Utrecht als
metaalstad verdwijnen één voor één
Historische machinefabriek bedreigd
Aan de Croeselaan werkten onder
andere de machinebouwers Van
Rennes ('Drakenburg') en Frans
Smulders. En aan de Vleutense-
weg lag het bedrijf van Louis
Smulders, Jaffa genaamd om ver-
warring met de fabriek van Frans
te vermijden. Rond deze fabrieken
aan de westkant van de stad ver-
rezen uitgestrekte woonwijken,
nodig voor de huisvesting van de
arbeiders die uit Brabant, Gronin-
gen en Amsterdam naar Utrecht
trokken om er in de metaal te wer-
ken. Hoge fabrieksschoorstenen
en imposante hallen domineerden
buurten vol lage huizen. De hui-
zen staan er nog, de fabrieksge-
bouwen zijn bijna allemaal ge-
sloopt.
Utrecht was een bloeiende me-
taalstad. Maar na 1965 sloot de
ene na de andere onderneming de
deuren of verhuisde naar elders.
Demka, Werkspoor, Hamburger,
het zijn herinneringen. Utrecht
werd vooral een kantorenstad. De
arbeiderswijken bleven, de fa-
brieksgebouwen sneuvelden. Dat
dreigt nu ook met de gebouwen
van Jaffa te gebeuren.
Doodzonde. Wie het kantoorge-
bouw doorloopt komt in de ach-
terliggende fabriekshallen. De
oudste nog staande delen stam-
men uit igio: de bankwerkerij/
draaierij en de constructiewerk-
plaats. Beide ruimten zijn in later
jaren herhaaldelijk uitgebreid,
zoals dat gaat bij een bloeiende
machinefabriek. Het zijn hoge
werkruimten voorzien van stalen
spantenconstructies typerend voor
de tweede industriële revolutie
(1870-1910), stammend uit de
periode dat de metaalnijverheid in
Utrecht groot werd.
bouw of woonhuis gespaard. Dit
zijn voor herontwikkelaars van fa-
brieksterreinen blijkbaar de een-
voudigst te gebruiken objecten.
De bedrijfshallen met hun ken-
merkende sheds en stalen span-
tenconstructies, waarvan de oud-
ste delen uit de periode rond de
Eerste Wereldoorlog stammen,
wachten op de slopershamer.
Utrecht als metaalstad
Utrecht was eens een bloeiende
fabrieksstad, in 1930 werkte bijna
de helft van de Utrechtse beroeps-
bevolking in de industrie. De me-
taal was met 14 % van de beroeps-
bevolking de grootste industriële
werkgever. De stad was de vesti-
gingsplaats van Demka en Werk-
spoor, grote ondernemingen met
duizenden werknemers. Demka
was het eerste moderne staal pro-
ducerende bedrijf in Nederland en
leverde aan constructiebedrijf en
wagonbouwer Werkspoor. Aan de
Leidse Rijn was de zink- en loodfa-
briek van Hamburger gevestigd.
Aan de Utrechtse Billitonkade spiegelen de
sheddaken van de voormalige machinefabriek
Jaffa v. h. Louis Smulders zich nog net zo in de
Oude Rijn als tachtig jaar geleden. De metaal-
nijverheid is er echter verdwenen. Enkele maan-
den geleden bracht rechtsopvolger Stork-Bepak
haar productie over naar het Brabantse Raams-
donkveer. De stichter van de machinefabriek,
Louis Smulders, verhuisde 125 jaar geleden
juist uit Brabant naar Utrecht om zich hier met
de ketel- en machinebouw bezig te houden.
Feitelijk is met de verhuizing naar Brabant de
cirkel rond.
De fabriek staat leeg en wordt ge-
sloopt. Althans dat Is de bedoe-
ling. Alleen het kantoorgebouw
aan de Croeneweg en de zoge-
naamde 'Jaffa'-villa aan de Vleu-
tenseweg blijven bewaard. Vaak
worden van historische fabrieks-
HansBuiter              panden alleen een kantoorge-
146
Gezichtopde
kenmerkende
sheddaken van de
Jaffafabrïek aan de
Groeneweg,
foto: Hans Buiter
%
vereniging Oud>Utrecht
december iggS
-ocr page 147-
Oude Rijn kon de onderneming
het Merwedekanaal bereiken, no-
dig voor de aan- en afvoer van
goederen. Een dergelijke ligging
aan water was kenmerkend voor
industriële bedrijven uit deze pe-
riode.
Projectontwikkelaar
'Stork-Bepak maakt plaats voor
nieuw werk' stond begin juni in
het Utrechts Nieuwsblad. Geelen
BV, bekend ook van 'het gat in de
Voorstraat', lanceerde met in-
stemming van het wijkbureau een
plan waarbij de historische fa-
briekshallen moeten sneuvelen
ten bate van woningbouw en
groenvoorzieningen. Het kantoor-
gebouw op de hoek van de Groe-
neweg zou gebruikt kunnen wor-
den voor startende ondernemers.
Eerdere pleidooien om ten minste
ook een deel van de historische fa-
briekshallen te bewaren en te her-
gebruiken (bijvoorbeeld voor star-
tende ondernemers, zoals ook
voor het kantoorgebouw de be-
doeling is) legde de projectontwik-
kelaar naast zich neer. Het ge-
meentelijke Bureau Monumenten
publiceerde naar aanleiding van
deze pleidooien in een zeer laat
stadium, juni j.l., een rapport
waarin ze betoogde dat de fa-
brieksgebouwen te weinig oor-
spronkelijk waren om te bewaren.
Geen woord repte de betreffende
rapporteur, J.A. van der Hoeve,
over de door het Projectbureau In- ,„
dustrieel Erfgoed in opdracht van
de minister ontwikkelde methode
om historische bedrijfsgebouwen
te waarderen. Laat staan dat deze
methode toegepast werd. Het lot
van de fabriekshallen leek beze-
geld.
rijke werkgever. Tussen 1920 en
1970 werkten er gemiddeld 450
personeelsleden. De producten die
de werknemers van Smulders
maakten zijn nog her en der te be-
wonderen. Aanvankelijk maakte
de fabriek stoomwerktuigen en
apparatuur voor de fabricage van
bakstenen. Al snel specialiseerde
Jaffa zich. Ze werd marktleider op
gebied van de gelijkstroomstoom-
machines en installaties voor gas-
fabrieken. Ook produceerde ze
pompen. Een technisch hoog-
standje was de inrichting van het
ir. Woudagemaal te Lemmer in
1920, bij oplevering het grootste
stoomgemaal ter wereld en nog
steeds in vol bedrijf.
Het borstbeeld van de stichter van
de fabriek, de Brabantse smids-
zoon Louis Smulders, dat bij de in-
gang stond, is naar het Centraal
Museum verhuisd. In de kantine
bevindt zich echter nog een tegel-
tableau, dat de fabriek in volle in-
dustriële glorie toont. Goed is te
zien hoe het bedrijf in lag tussen
de Oude Rijn en de Vleutense We-
tering. Via de gekanaliseerde
Deze generatie fabriekshallen is
de eerste waarbij dragende staal-
skeletten werden toegepast.
Sheds met ramen op het noorden
zorgen voor fijn gefilterd licht.
Wat een verschil moet het zijn ge-
weest om in dergelijke lichte en
luchtige ruimten te werken verge-
leken met de bedompte, benauw-
de werkplaatsen waarin de me-
taalnijverheid tot op dat moment
werd beoefend. Der en her in de
fabriekshallen zijn nog sporen te
zien van een vroeger fabriekspoor-
systeem.
Hoe modern de constructie van de
hallen was, blijkt wanneer je vanaf
de Billitonkade naar de stelplaats
kijkt en de stalen vakwerkcon-
structie aanschouwt voorzien van
bakstenen metselwerk. Dergelijke
constructies waren bedoeld om de
muren de vereiste stevigheid te
geven, nodig omdat ze niet langer
de dragende elementen waren.
Veiligheid stond bij de bouw van
de fabriek voorop. De gebouwen
zijn monumenten van toentertijd
moderne arbeidsomstandigheden.
De onderneming was een belang-
Blik op een lichte
en zeer modern
ogende productie-
hal stammend uit
de periode rond de
Eerste Wereld-
oorlog. Dejaffa-
fabriek is een
monument van de
moderne fabrieks-
botiw zoals deze
aan het begin van
de 20ste eeuw
opkwam,
(foto: Henk Bol -
Provincie Utrecht)
vereniging Oud'Utrecht
december 1998
-ocr page 148-
Aandenkens aan Utrecht als metaalstad verdwijnen één voor één
den zijn voortgekomen. Het ter-
rein zal worden ingericht als een
gemengd stedelijk gebied met wo-
nen, werken en openbare ruimte.
Al in 1988 is het terrein met de
toenmalige fabrieksgebouwen uit-
voerig en zorgvuldig bekeken in
het kader van het Monumenten
Inventarisatie Programma (MIP).
Hierbij zijn zowel de kantoorge-
bouwen als de fabriekshallen be-
schreven.
Op het moment van planontwik-
keling (1997) is vastgesteld dat er
onvoldoende redenen zijn om het
gehele complex op te nemen in de
nieuwe plannen. De beide kan-
toorgebouwen hebben echter vol-
doende individuele kwaliteiten,
zoals de herkenbaarheid van de lo-
kale ontwikkeling (Villa Jaffa) en
het beeldbepalende karakter op de
hoek van de Vleutenseweg/Croe-
neweg, zodat deze wel zijn opge-
nomen in de nieuwe plannen.
In oktober 1997 heeft de gemeen-
te, naar aanleiding van een overleg
met USINE, nogmaals de monu-
mentale kwaliteiten van het
complex en met name van de
fabriekshallen beoordeeld. Deze
beoordeling is neergelegd in een
rapport van juni 1998. Geconclu-
deerd werd dat de nu nog reste-
rende gebouwen te weinig illus-
tratief zijn voor de opzet, structuur
en het functioneren van een staal-
fabriek om de hallen op grond van
dat feit als rijksmonument aan te
wijzen.
Specifiek omtrent de twee restan-
ten van de fabriekshallen is het
volgende op te merken. Het gaat
hier om fragmenten van een veel
groter geheel, dat meerdere malen
verbouwd en gewijzigd is. Deze
hallen behoren niet tot de oudste
kern, maar tot de vierde verbou-
wingsfase uit 1911; voor deze ver-
bouwing werden de bestaande
hallen uit de eerste twee periodes
1890-1902 geheel gesloopt. Ook de
fase 1911 is weer meerdere malen
gewijzigd.
De commissie voor Welstand en
Monumenten heeft in het kader
van de aanwijzingsprocedure
negatief geadviseerd aan de bur-
gemeester en wethouders na een
bezoek ter plaatse. De commissie
is van oordeel dat de ensemble-
waarde veel te veel geweld is aan-
gedaan door sloop van bepaalde
gebouwen. De gaafheid van de
resterende gebouwen is onvol-
doende aanwezig en de architec-
tuur-historische waarde is niet van
dien aard om over te gaan tot be-
scherming. Ook een uitgevoerd
literatuuronderzoek levert geen
verandering van beeld op.
Op basis van de hierboven weerge-
geven bevindingen heeft het Col-
lege besloten de gemeenteraad
voor te stellen negatief te advise-
ren aan de Minister ten aanzien
van de aanwijzing tot beschermd
rijksmonument. De gemeenteraad
neemt hierover 29 oktober een be-
slissing. Uiteindelijk zal de Minis-
ter het eindoordeel vellen.
Overigens heeft het College op 11
augustus 1998 besloten de proce-
dure te starten om te komen tot
aanwijzing tot beschermd ge-
meentelijke monument van een
aantal panden, waaronder de
twee kantoorgebouwen op het
Groenwegterrein."
De zaak nam een nieuwe wending
met een aanvraag tot plaatsing op
de Rijksmonumentenlijst door de
Stichting USINE (Utrechtse Stich-
ting voor het Industrieel Erfgoed).
Door deze manoeuvre is onmid-
dellijk sloopgevaar geweken.
Nu dient de minister zich over de
gebouwen uit te spreken. De Raad
voor Cultuur zal de bewindsman
hierbij adviseren. Spannend. Span-
nend of het laatste grote aanden-
ken aan Utrecht als metaalstad be-
houden zal blijven of niet.
De betreffende fabrieksgebouwen
hebben echter niet alleen beteke-
nis voor Utrecht, maar zijn tevens
landelijk belangrijk. Ook op natio-
naal niveau beginnen dergelijke
hallen uit de eerste bloeitijd van de
Nederlandse metaalindustrie zeld-
zaam te worden. Een reden te
meer om voor behoud van de Jaffa
te duimen. Opdat de wortels van
onze moderne samenleving zicht-
baar blijven.
Literatuur:
Hans Buiter Fabriekswerk. Industrieel
erfgoed in de provincie Utrecht
(Utrecht, Matrijs, 1997)
Naschrift van de redactie
De actualiteit van dit onderwerp
en het feit dat hier duidelijk ver-
schil van inzicht bestaat tussen
verschillende belangengroeperin-
gen heeft de redactie doen beslui-
ten tot een vorm van wederhoor.
Wij hebben ons gericht tot het
Bureau Monumenten van de
Gemeente Utrecht. Desgevraagd
kregen wij de volgende reactie:
" In januari is er een plan van aan-
pak ontwikkeld voor het gehele
Groenewegterrein, waaruit de ste-
debouwkundige randvoorwaar-
148
vereniging Oud>Utrecht
december 1998
-ocr page 149-
Sinter Niclaes
laas en enkele van zijn wonderen
staan op de predella waarbij de
redding van een schip in nood de
centrale plaats inneemt. De schip-
breuk is levendig weergegeven:
het schip bevindt zich in een hevi-
ge storm met een bemanning,
enige pelgrims en waarschijnlijk
de duivel aan boord. Eén van de
opbollende zeilen is gescheurd,
de bemanning gooit overtollige
lading in de onrustige zee, waarin
zich een verleidelijke zeemeermin,
zeesterren en dreigende zeedui-
vels bevinden. Sint Nicolaas - in
wapperende rode tabberd, een
fakkel in zijn hand - verschijnt in
een wolk aan het schip in nood.
Op de achterplecht knielt één van
de opvarenden voor de heilige.
Op de gevelsteen heeft Koos
Boomstra dit tafereel in een nog
grimmiger sfeer afgebeeld: aan de
hemel bedreigen donkere wolken
het schip, de zee vertoont golven
met schuimende koppen waarin
een griezelige zeeduivel zijn kop
boven het water uitsteekt. Als een
reddende engel verschijnt op een
witte wolk Sint Nicolaas.
Op de banderolle staat in vergulde
letters de huisnaam: SINTER NI-
CLAES. Ter weerszijden van het
schip zijn de jaartallen van het
huis uitgebeiteld. De datum van
de splitsing van het huis: i6i8 en
de datum van de totstandkoming
van de steen: 1997.
Noten
1) Historische gegevens van het huis Sinter
Niclaes zijn ontleend aan Het Utrechts
          , .-
Archief door leroen van Meerwijk.
2) Na 1824 is het Quaratesialtaar verdeeld
geraakt over diverse collecties in de
wereld. De predella kwam na 1832 te-
recht in de Pinacoteca van het Vaticaan
te Rome. Keith Christiansen, Gentile da
Fabriano.
London 1982.
Eind 1997 is het straatbeeld van Utrecht
verrijkt met een gevelsteen gehakt door steen-
houwer Koos Boomstra. Sint Nicolaas vervoert
met Zwarte Piet deze naar hem genoemde steen
op 4 december per zeilboot vanaf het atelier
over de Oudegracht naar het huis Sinter
Niclaes.
De geschiedenis van dit huis, gele-
gen aan Oudegracht 330, gaat te-
rug tot 1537 als Willem Willemsz -
van beroep "backer" - eigenaar
wordt. De huisnaam "Sunte Ny-
claes", die in een hypotheekakte
van 1554 staat, is wellicht geïnspi-
reerd op het beroep van de eige-
naar. Op uithangborden was de
afbeelding van Sint Nicolaas voor-
al bij koekbakkers een geliefd the-
ma.
Tevens kan de huisnaam relateren
aan de Sint Nicolaasparochie,
waartoe het huis behoort. De
Klaaskerk werd in 1173 gewijd aan
SusANNE Weide, Sint Nicolaas patroonheilige van
Bestuurslid             de zeevarenden. De kerk stond
Het Utrechts            toen bij één van de belangrijkste
Cevelteken               handelspunten van Utrecht en lag
Fonds                      aan vier waterwegen: de Keulse
Vaart, de Vaartse Rijn, de Kromme
Rijn en de Tolsteegsingel.
Vanaf i5i8 - als het huis wordt ge-
splitst - is de huisnaam voor de
voorbijganger te zien door middel
van een uithangbord. Als de
Utrechtse kunstschilder Jan van
Bijlert het huis is 1668 koopt, ver-
meldt de hypotheekakte:.."waar
Sint Nicolaas uithangt..." ^\
Anno 1997 is de huisnaam in ere
hersteld, nu in de vorm van een
gevelsteen, waarop Sint Nicolaas
als beschermheilige van de zeeva-
renden staat afgebeeld. Tevens
wordt zo de herinnering aan de
vroegere bedrijvige scheepvaart in
de Oudegracht levend gehouden.
De gevelsteen van Portlandkalk-
steen, die Koos Boomstra heeft
gehakt voor het huis Sinter Niclaes
is geïnspireerd op een altaarstuk
vervaardigd in 1425 door de Itali-
aan Gentile da Fabriano in op-
dracht van de welgestelde Floren-
tijn Bernardo Quaratesi. Het uit
tien panelen bestaande Quarate-
sialtaar stond tot 1824 op het
hoogaltaar van de San Niccolo te
Florence.-^'- Op de hoofdpanelen
zijn Maria met kind, Maria Magda-
lena. Sint Nicolaas, Johannes de
Doper en Sint Joris afgebeeld.
Scènes uit het leven van Sint Nico-
vereniging Olid«Utrecht
december 1998
-ocr page 150-
Een Oud-Utrechter in ere hersteld
Het eind van het lustrumjaar van Oud- Utrecht
wordt gevierd met een geschenk van de
75-jarige Vereniging aan de burgers van de stad
Utrecht. Dit geschenk - een lantaarnconsole
gewijd aan de Utrechtse kaapvaarder Olivier
van Noort - sluit aan op het thema van het
jubileumjaar "Utrecht en het water".
vinghe vande Voyagie om den
geheelen Werelt Cloot ghedaen
door Olivier van Noort van
Vtrecht, Generael over vier Sche-
pen te weten: Mauritius als Admi-
rael, Hendrick Frederick Vice-Ad-
mirael, de Eendracht, midtsgaders
de Hope, op hebbende tsamen
248 man om te zeylen door de
Strate Magellanes, te handelen
langs de Custen van Cica, Chili en
Peru, om den gantschen Aerden
Cloot ende door de Moluques we-
derom thuys te comen. Te zeyl
gegaen van Rotterdam den twee-
den July 1598. Ende den Generael
met het Schip Mauritius is alleen
wederghekeert in Augusto Anne
1601" Met Kerstmis 1598 staat het
volgende genoteerd: "Den selfden
dito heeft de Generael mette
Krijchsraet voor goet ghevonden
aen lant te setten, eenen Hans
Voickertsz van Heyligelant, Stuer-
man, door zijn oproericheyt ende
schelmstucken, die hy over hem
hadde. Den 26. dito des morgens,
zijn wy weder tseyl ghegaen van
Cabo Consalvo, om over te steec-
ken naer de Cust van Brasilien,
hebbende scharpe wint, met een-
parighe coelte, maer doordien de
wint snachts van de Wal ende
daechs uyter Zee quam, hebben
soo voort ghelaveert, ende had-
den altemet harden travailge met
storm ende veel rhegens".^).
Dit journaal is een belangrijk
document en rijk aan gegevens
over de scheepvaart, de ontmoe-
ting met vreemde volken, het
weer op zee en de piraterij. Hier
leest men hoe moeilijk het was
om tijdens zo'n avontuurlijke en
gevaarlijke tocht het hoofd boven
waterte houden. Olivier van Noort
keert als enige bevelhebber van
slechts één schip met honderd
man aan boord terug.
gevers Prins Maurits - "Admirael
Generael van de Zee" die altijd om
geld verlegen zat - en de V.O.C,
moesten slechts genoegen nemen
met een lading specerijen. Zijn
rooftocht langs de westkust van
Zuid-Amerika leverde hem niets
op omdat hij moest vluchten voor
de Spaanse strijdkrachten. Hij zal
dan ook geen zilver hebben kun-
nen meenemen uit Potosi (Zuid-
West Bolivia) de stad die sinds
1548 beroemd was om de "Zilver-
berg" Cerro Rico. De Indiaanse zil-
vermijnen zijn hier eeuwenlang
door de Europeanen geplun-
derd.2).
De thuiskomst van Van Noort
werd door tijdgenoot Anthonis
Duyck aldus beschreven: "Dese
comste verblyde eerst veel men-
schen, maer naederhandt hoiren-
de, dat se met groot verlies weder-
om quamen, bedroefden zij alle
heure reders".
Oliviers biograaf IJzerman schrijft:
"Hoe geheel anders zou het ge-
weest zijn, wanneer Van Noort,
evenals Drake en Cavendish, rijken
buit had thuis gebracht. De moge-
lijkheid daartoe had slechts in de
verbeelding bestaan. Bij het eiland
S. Maria dacht hij, dat een groote
schat hem ontgaan was, die door
de bemanning van een genomen
Spaansch scheepje in zee zou zijn
geworpen. Was die schat werke-
lijkheid geweest en ware hij in
handen gevallen, geheel Neder-
land zou hem hebben bezongen
en gehuldigd. Wat Piet Hein later
gebeurde, laat daaromtrent geen
twijfel; men hoort in gedachte
langs de straten het lied uitgal-
men, dat begint met: "En heb je
wel gehoord van Olivier van
Noort?" 3).
Tijdens de reis is een journaal bij-
gehouden dat in 1602 werd uitge-
geven onder de titel: "Beschry-
Op 2 juli 1598, nu 400 jaar geleden,
begon de in Utrecht geboren
Olivier van Noort als eerste Neder-
lander met een 248 koppige
bemanning verdeeld over vier
schepen aan zijn reis om de we-
reld. Utrecht heeft tot op heden
geen aandacht aan de kaapvaar-
der besteed. In tegenstelling tot
de zilverstad Schoonhoven. Hier
kreeg Van Noort in 1982 een bron-
zen standbeeld ter herinnering
aan zijn wereldtocht en aan het
feit dat hij er tot zijn dood in 1627
woonde. Zijn grafzerk is nog
steeds te zien in de Bartholomeus-
kerk. Men moet hem dan ook niet
verwarren met de Utrechtse re-
naissance beeldhouwer Willem
van Noort, die overigens geen
familie van Olivier was.^).
Hoewel een voltooide reis om de
aarde tot de verbeelding van de
natie sprak en het aanzien van de
jonge republiek bevorderde, liep
de missie van Olivier van Noort uit
op een mislukking. Na een tocht
van meer dan drie jaar moest bij
thuiskomst het enig overgebleven
vlaggeschip de Mauritius worden
verkocht. Nieuwe handelsbetrek-
kingen waren niet aangeknoopt.
Van nieuwe nederzettigen was
geen sprake. Hoewel Van Noort in
zijn tijd vermaard was als een er-
varen, moedige maar wrede en
SusANNE Weide          roekeloze zeerover bracht de
kaapvaart niets op. Zijn opdracht-
150
%
vereniging Oud«Utrecht
december 1998
-ocr page 151-
Kopergravure C. van de Passé.
Lantaarnconsole
De lantaarnconsole die ingemet-
seld zal worden bij de Smeebrug
aan de Oudegracht evenzijde, is
uniek in haar soort omdat twee
kanten worden uitgehouwen.
Op de beeldzijde staat een portret
van Olivier van Noort, geïnspi-
reerd op de kopergravure vervaar-
digd door Chrispijn van de Passé.
De tekst luidt: Olivier van Noort
circumnavigator.
Op de tekstzijde staat:
Olivier VAN Noort
Oud-Utrecht,
UIT Utrecht, ZEILDE
75 JAAR
ALS EERSTE
herdenkt deze
Nederlander
HISTORISCHE
RONDOM DE wereld
REIS
1598-1601
DOOR STRAAT
Magelanes
1923V.O.U.
1998
Olivurws Jfoóriius, qia Oceamm ierrct aWhum,
c/ircdimluoniini rmvi luffravii:ei< Jioltdndio' olvfns
xTni kaUsexiil. c7o, n .xcvatiRoierodamum rcvcc$ts
De lantaarnconsole wordt uitge-
houwen door Koos Boomstra en
wordt volgens zijn zeggen "voor-
jaar 1999 geconsolideerd".
Koos Boomstra
Tijdens zijn reislustige jaren raakt
Koos Boomstra als rugzaktoerist
onder de indruk van het toegepas-
te beeldhouwwerk in de architec-
tuur van het Middellandse Zeege-
bied. Bij Jericho fascineren hem
"de kapitelen van zuilen die hun
kop boven het zand uitstaken". De
strenge schoonheid van de im-
mense beelden aan de grote tem-
pel van Abu Simbel, die steen voor
steen verplaatst werd voor de aan-
leg van de Aswandam, en de ko-
ningsgraven van Luxor werken
verpletterend op hem. Zo ontstaat
de drang om vorm te willen geven
in onvergankelijk materiaal. De
uitstraling van de vele soorten na-
tuursteen boeit hem bovenmate.
In 1976 volgt hij een steenhou-
wersopleiding te Utrecht. Het
lezen van een artikel in de Volks-
krant (1978) over het restaureren
van de Zuiderkerk te Amsterdam
door restauratieatelier Uilenburg
onder leiding van roerganger
Hans 't Mannetje doet Boomstra
besluiten een dag later zijn geluk
te beproeven. Hij wordt voor drie
maanden op proef aangenomen
en krijgt de opdracht om twee
beeldfragmenten te copiëren in
natuursteen. Hij mag blijven en
werkt mee aan diverse restaura-
tieprojecten in het land.
Boomstra: "In Uilenburg werden
de schone kunsten gepraktiseerd
met restauratie als toepassing. Bij
het restauratieambacht leer je het
steenhouwersvak goed kennen en
doe je enorme vakkennis op".
Vervolgens volgt hij gedurende
drie maanden een restauratie-
cursus in Venetië.
Boomstra: "De grote hoeveelheid
beeldhouwwerk die je daar op ie-
dere hoek van de straat ziet, was
voor mij opnieuw een openba-
ring".
Na zijn terugkomst in Amsterdam
ontstaat de behoefte aan een ei-
gen atelier. De sfeer van de ge-
welfbouw van de Utrechtse werf-
kelders doet hem denken aan de
kashba van Jeruzalem vol bedrijf-
jes van ambachtslieden. Na het
uitgraven en restaureren van zo'n
werfkelder vestigt hij zich hierin
als restauratiesteenhouwer. In de
loop der tijd heeft Koos Boomstra
een groot aantal gevelstenen voor
Utrecht gehakt waarvan er op de
Oudegracht inmiddels twaalf te
zien zijn. De polychromie op deze
gevelstenen werd aangebracht
door keramistTsjerk Holtrop.
De eerste lantaarnconsole van de
hand van Koos Boomstra uit 1990
151
vereniging Oud«Utrecht
december 1998
-ocr page 152-
Een Oud-Utrechter in ere hersteld
Noten
1) Willem van Noort ca 1524-1556 bekend
om ziin reliets voor het oude stadhuis
Hasenberch (Collectie Centraal Miiso-
uni Utrecht) naar wie later een plein in
Utrecht werd genoemd.
2) Wilson Mendicta Pachero, Korte
geschiedenis van de mijnbouw in 1'olosi
in: iciit. itit. America, Hniid van de zuil.
500 jaar Latijns-Amcrika en de hij>e
lAUiden .
Kon. Museum voor de Schone
Kunsten Antwerpen 1992. In Utrecht
bevinden zich .1 gevelstenen met een
albeclding \an een berg. "In den Siber
Bergh" 16.18, atlsomstig van huis "De
/.ilverberg" in de Choorstraat, nu in
(A-ntraal Museimi LUrechl. Voorstraat
23, DIT IS INDi; CVIDH BERc;, 1645.
Kleine Slachtstraal I, DIT IS INDb
CVLDb BbRC, 1558. Susanne Weide,
lan^s Vtreehtsc (.ieveltekem deel II,
Utrecht (1991) p. 48. In 1752 hangt in
de Zilverstraat het uithangbord de Zil-
veren Berg. In dczellde straat bevindt
zich deZilverbergpoorl. Vraag van Koos
Boomstra: "Zou hier een relatie ziin te
leggen met de zilverberg van 1'otosi in
Bolivia?"
'•) |.W. IJzerman, \)e ren om de wereld door
Olivier niii
/Voort, 's-dravenbage 1926.
2 dl. Werken der l.inschoten-Vereeni-
gingdl27-28.1)12, p..56.
4)l|z,erinan,dl 1 p. 9.
5) IJzernian,dl 2 p. 42.
Foto: toont het portret van de toenmali-
Eut van Lkrkum ge Wethouder van monumenten-
zorg Wim van Willigenburg.
Het beeldhouwen van de kop van
Olivier van Noort is een grote uit-
daging. Boomstra: "Eerst zag ik in
Van Noort een avonturier maar als
zeeschuimer ging hij door zijn ge-
schreven journaal steeds meer
voor mij leven". Het portret dat
Chrispijn van de Passé heeft ge-
graveerd dient als richtlijn. Hier
wordt Van Noort afgebeeld als
een zelfbewust man, goed gesoig-
neerd en gekleed in een wambuis
met molensteenkraag. Volgens de
Utrechtse geschiedschrijver Ar-
noud van Buchel stak Van Noort
zich graag in rijke kledij: "...terwijl
hij zelf in zijn zijden purperen
mantel, rijk met gouden franje
omzoomd, zich het air van een
prins gaf'. Een tijdgenoot kende
Olivier van Noort als een man van
40 a 50 jaar; iemand van forse en
schone gestalte, die voor welge-
steld wordt gehouden.5). Dit zijn
interessante aanwijzingen voor
Koos Boomstra.
Het materiaal van de lantaarncon-
sole waaruit het portret van
Olivier wordt gehouwen bestaat
uit Ierse of Belgische hardsteen,
petit granit, die een antracietgrijze
kleur heeft.
Boomstra: "Deze hardsteen wordt
ook wel stoeprandensteen ge-
noemd, bij het hakken ervan ko-
men er fossiele gassen vrij, die een
rotte eierenlucht verspreiden".
Gelukkig belemmert de onaan-
gename eigenschap van deze
hardsteen Koos Boomstra niet om
een fraaie kop van Van Noort uit
te houwen.
De onthulling van het ontwerp
voor de console heeft eind novem-
ber plaatsgevonden, in het voor-
jaar van 1999 wordt de lantaarn-
console ingemetseld.
152
Oud.Utrecht
vereniging
december 199S
-ocr page 153-
Water
Het pompstation te Soestduinen
'Voert water aan, voert water aan. Uit zilvren
waterkwellen! Geen drab, waar ziekte en dood
uit gist. Maar zuivre bron, die 't bloed verfrist',
pleitte schrijver Nicolaas Beets in 1873. Amster-
dam had al in 1853 een waterleiding gekregen,
maar Utrecht moest eerst in 1866 een cholera
epidemie krijgen om zich serieus te buigen over
de aanleg van een kostbaar waterleidingnet.
groot dat het opgepompte water
vanzelf naar de stad toestroomde.
Tenslotte liep op nog geen halve
kilometer afstand de spoorlijn
Utrecht-Amersfoort (1863) als aan-
voerlijn voor de steenkool die een
stoommachine moest voeden
voor het oppompen van het wa-
ter.
In 1881 werd de Belgische buizen-
fabrikant Compagnie Generale
des Conduites d'Eau uit Luik bena-
derd voor de aanleg van een
waterleidingnet. Op 13 april 1882
plaatste burgemeester De Boer de
eerste steen voor het nieuwe
pompstation, dat aan een 1 ha
groot open bassin stond, waarin
men gedurende de eerste jaren
het water verzamelde. Van hieruit
werd het water door een 40 cm
dikke gietijzeren buis naar de heu-
veltop 'De Stompert' gepompt in
een 1500 m^ groot ondergronds
reservoir. Deze in ons land unieke
gemetselde ondergrondse 'water-
toren' bestaat nog steeds! Het wa-
ter uit dit reservoir stroomde met
natuurlijk verval via een 14 kilome-
ter lange en 50 centimeter dikke
buisleiding naar de stad. Met de
Luikse firma was de Utrechtsche
Waterleiding Maatschappij voorts
de verplichting aangegaan om in
de stad een 30 kilometer lang
hoofdleidingnet aan te leggen.
Om voldoende druk op het toene-
mend aantal aansluitingen te
houden kreeg Utrecht in 1896 zijn
eerste watertoren aan het Predik-
herenkerkhof, volgens reisgids-
schrijver J.D.C, van Dockum 'een
zekere gelijkenis vertoonend met
een reusachtigen balion-captif.
Een jaar later werd de waterwin-
ning in Soestduinen hervormd van
oppervlakte-waterleiding in diep-
bron-waterleiding, waardoor het
bassin, de filters en de reinwater-
kelder buiten bedrijf gesteld kon-
den worden. Sindsdien pompt
men het water op uit putten die
aanvankelijk zo'n 8 tot 10 meter,
maar tegenwoordig meer dan 100
meter diep zijn.
Een nieuw pompstation
Het pompstation uit 1883 kreeg al
spoedig met onvoldoende capaci-
teit te kampen. Om aan het toe-
nemende waterverbruik van ook
andere, inmiddels aangesloten ge-
meenten te kunnen voldoen, ver-
rees in 1902 aan de overzijde van
de weg een tweede pompstation.
Het T-vormige gebouw kreeg aan
de straatzijde een representatieve
voorgevel in neorenaissance stijl,
waarachter in de betegelde ma-
chinehal met stalen vakwerkspan-
ten een stoommachine (1000 m^
water per uur) van de Utrechtse
Jaffa machinefabriek werd op-
gesteld. Haaks erop kwam het
ketelhuis, eveneens met grote
vakwerkspanten overkapt, en er-
achter, precies in de as, de schoor-
steen met ernaast een houten ko-
lenloods. Een smalspoorlijntje
naar het nabij gelegen station
Soestduinen zorgde voor een
Schrijver Beets voerde een strijd
voor de vooruitgang en in 1878
verscheen een vernietigend rap-
port over de slechte drinkwater si-
tuatie: slechts een kwart van de
ruim 6000 pompen in de stad was
van goede kwaliteit! Het duurde
echter nog tot 1883 voordat
Utrecht haar lang begeerde lei-
dingwater kreeg uit de 'zuivre'
bron bij Soestduinen. Soestduinen
was een uitgelezen plek om een
pompstation aan te leggen. Hier
lag namelijk het zuivere, door
zand en grind gefilterde grondwa-
ter slechts tien meter beneden het
maaiveld. Bovendien was het
hoogteverschil met de stad zo
Roland
Blijdenstijn
SP^^|m|E^
1
m^bj^^^^^BBmIa^^^^B
^
g^!>j|H^|^<p*3g^^AKi
^fc..--' ^.....t-
^ ^^
nl^HB^^^^^I
inj^j
pi
m^p—"iiwiw
■fei^ii
^1
153
vereniging Oud •Utrecht_yS
december 1998
-ocr page 154-
Het pompstation te Soestduinen
efficiënte kolenaanvoer. In 1923
werd de capaciteit uitgebreid met
een dieselmotor, die in een nieu-
we linker aanbouw kwam te
staan. Tegelijkertijd installeerde
men een zogenaamde economiser
van Engels fabrikaat (E. Greene &
Son Itd Wakefield), die de stoom
opnieuw benutte voor het opwar-
men van het water in de stoomke-
tels.
Verval
Eind jaren zestig werd het pomp-
station buiten gebruik gesteld. De
stoommachine, die in de oorlogs-
tijd kon doordraaien op een infe-
rieure brandstof als afval en in to-
taal zo'n 56 jaar onafgebroken had
gewerkt, werd in 1978 zonder par-
don als schroot verkocht. Met spijt
liepen pogingen om deze trouwe
machine weer terug te krijgen op
niets uit. Vervolgens verdween de
schoorsteen. Onopgemerkt heeft
men in de jaren tachtig ook het
oude pompstation uit 1883 ge-
sloopt voor een modern pomp-
gebouw. Jarenlang leidde het
pompstation uit 1902 een kwij-
nend bestaan als kantoor, kantine
en opslagruimte van het Water-
leidingbedrijf Midden Nederland.
Verrijzenis
Toen na overname van het Amers-
foortse bedrijf in 1991 een nieuwe
districtsindeling kwam, werd de
bouw van een nieuw kantoor
noodzakelijk. Wat was mooier om
deze functie te combineren met
de restauratie van het oude
pompstation, de bakermat van
het Utrechtse bedrijf?
Najaar 1989 begon de WMN met
het slopen van enkele aanbouwen
en de renovatie van de daken,
waarbij de ijle vakwerkspanten
praktisch onzichtbaar werden
versterkt met metalen strips. Ver-
volgens werden de gevels gerepa-
reerd, deuren en kozijnen vervan-
gen en de economiser alsmede de
kolenloods gerenoveerd. Begin
1991 ontwierp WMN-architect
B. van Rijn een nieuw kantoor
naast het pompstation in eigen-
tijdse vormen. Na bezwaren van-
uit de gemeente Soest werd een
nieuw ontwerp gemaakt in histo-
riserende vormgeving, sterk aan-
gepast aan het oude gebouw.
De linker aanbouw uit 1923 kreeg
een kap en werd naar achteren
uitgebreid. Het interieur van het
pompstation werd nauwgezet ge-
restaureerd en ingericht als oud-
heidkamer (machinehal) en ont-
vangstruimte (ketelhuis). De oude
winddrukmeter in de machinehal
werd aangevuld met twee diesel-
motoren uit de jaren dertig,
een tot oliemotor omgebouwde
stoommachine uit 1932 en enige
andere machines en gereedschap-
pen. De Stichting Waterleiding-
museum beheert deze inrichting
en is te beschouwen als verleng-
stuk van het Utrechtse museum in
de watertoren aan het Predik-
herenkerkhof. Het voormalige,
erachter gelegen ketelhuis werd
als ontvangst- en vergaderruimte
ingericht. De grote bibliotheek-
kast uit het in de jaren zeventig
gesloopt Art Nouveau kantoor van
de levensverzekeringsmaatschap-
pij 'De Utrecht' aan de Leidse Kade
(architect J. Verheul, 1902) kreeg
eindelijk in deze ruimte een waar-
dige nieuwe bestemming. Ook de
grote smeedijzeren kroonluchter
en de tafels en stoelen van 'De
Utrecht' kregen hier weer een
plaats. Om iets te laten zien van
het ondergrondse waterleidingbe-
drijf heeft de WMN op het terrein
een glazen kooi om de pompaf-
sluiters geplaatst, de Torricelli-
buis gerestaureerd en een deel
van het rookkanaal bij de econo-
miser zichtbaar gemaakt. Enthou-
siaste plannen om ook de schoor-
steen en het smalspoor weer
terug te brengen hebben het om
financiële redenen helaas niet ge-
haald. De totale kosten bedroegen
een zo'n 3,5 miljoen gulden.
154
Machinehal na de
restauratie, 1994
(foto: H. Bol)
vereniging Oud Utrecht _^^
december iggS
-ocr page 155-
Uitslag fotowedstrijd
Juryrapport fotowedstrijd Vereniging Oud-Utrecht "Kijk op het water"
op 12 september jl. werden de prijzen uitgereikt van de lustrum
fotowedstrijd "Kijk op het water". Waarschijnlijk is niet iedereen
in de gelegenheid geweest hierbij aanwezig te zijn of de
tentoonstelling te bezoeken. Daarom nemen wij voor het
Tijdschrift het jury rapport op. Meer nog dan woorden spreken
de foto's voor zich en natuurlijk siert de winnende foto ons
omslag.
Ie prijs: "Paushuize weerspiegeld", fotograaf Henk de Moei
Bij een eerste selectie sprong deze foto er al uit. Op de eerste plaats door
de kleuren: deze vormen samen een bijzonder mooi, zacht palet met
een prachtige kleurenbalans.
Op de tweede plaats is de oorspronkelijkheid opvallend, een bijzonder
geslaagde toevalstreffer op exact het goede moment vastgelegd, op de
juiste wijze, uit de beste hoek. Technisch is de foto gelukkig voor 99%
perfect, die ene gemiste procent zorgt er voor dat er een 100% effect
wordt bereikt, totale technische perfectie had aan het resultaat afge-
daan. Het uitroepen van deze mooie poëtische foto tot winnaar van de
fotowedstrijd "Kijk op het water" kostte de jury weinig hoofdbrekens:
unanieme lof!
2e prijs: "Weerspiegeling Kromme
Niewegracht", fotograaf P. Strieker
Opmerkelijk in deze foto is de verrassende
keuze van het standpunt. Hierdoor wordt
een duidelijke, contrasterende omlijsting
aan het beeld meegegeven die door de
zwaarte een zekere spanning teweeg
brengt. Deze spanning wordt opgevoerd
door de verschillende belichtingen: zonnig,
nevelig, lantaarnverlichting. Door het spelen
met het licht, de afwisselende licht- en don-
kerpartijen en het ontbreken van potentiële
bewegende elementen, bijvoorbeeld men-
sen, is de jury van mening dat de fotograaf
een zeer knap, intrigerend beeld heeft we-
ten vast te leggen, een beeld waar alles op
mogelijk is. Olivier Twist kan te voorschijn
komen, maar ook een skater gekleed vol-
gens de nieuwste modetrents anno 1998.
155
vereniging Oud<Utrecht
december iggS
-ocr page 156-
Uitslag fotowedstrijd
3e prijs: "Het Witte Huis,
fotograaf Huub Oostveen
De foto valt in eerste instantie op vanwege de rijke con-
trasten, de zwartwit balans is op een mooie manier in
evenwicht zonder saai te zijn. Het risico voor saaiheid
wordt tevens weggenomen door de toevoeging van de
fietser: deze brengt een extra dimensie aan en brengt le-
ven in destatischefoto. Tot verwondering van de juryle-
den heeft de fotograaf zelfs weten te bewerkstelligen
het statische in de rimpeling van het water vast te leg-
gen. Een ander criterium om deze foto tot een van de
winnaars te rekenen was de technische perfectie en zui-
vere compositie; een foto gerealiseerd volgens de regels.
. i
Originaliteitsprijs: "Bunschotense",
fotograaf T. Bun ten-van Hof (foto rechts)
Vanwege de geheel andere kijk op "Kijk op het water"
heeft de jury besloten een extra prijs in te gelasten om
de originaliteit te belonen: de ramenlappende vrouw in
klederdracht past binnen het gestelde thema, is een bij-
zonder leuke foto, technisch goed uitgevoerd, heeft een
mooie vlakverdeling in grijstinten en toont het brede
scala aan mogelijkheden om water in Utrecht in relatie
tot de gebouwde omgeving in beeld te brengen. De ori-
ginele interpretatie van het thema en de mooie en goe-
de uitvoering komt volgens de juryleden speciale lof toe.
156
Over deze keuzes bestond bij de jury totale consensus
Utrecht, 3 September 1998
C. van Dijk
R, Rive
M. van der Wiel
vereniging Oud>Utrecht
december iggS
-ocr page 157-
De vreemdeling
Belgenmonument te Amersfoort,
plannen voor restauratie
op 11 november is het tachtig jaar geleden, dat de Eerste Wereldoorlog werd beëin-
digd. In deze periode verbleef in Nederland een groot aantal Belgische vluchtelin-
gen, die in kampen in onder andere Amersfoort en Zeist werden ondergebracht.
Na verloop van tijd kregen de geïnterneerden meer bewegingsvrijheid en mochten
zij de kampen zelfs verlaten. Om deze jonge mannen scholing in het bouwvak te
kunnen geven vatte de 'Centrale Commissie der Werkschoten van geïnterneerde
Belgen in Nederland' het plan op om als blijk van dank voor de genoten gastvrij-
heid een gedenkteken op te richten. Als locatie koos men in overleg met de tuinar-
chitect H.A. Poortman, adviseur van de gemeente, een hoog punt op de Amers-
foortse Berg. Vanaf dit punt had men vergezichten over de Gelderse Vallei en de
voormalige Zuiderzee.
De plannen werden in oktober
1916 aan de gemeente Amersfoort
gepresenteerd. Vijf dagen later
nam de gemeenteraad al het be-
sluit om dit plan in dank te aan-
vaarden op voorwaarde dat het
terrein eigendom bleef van de ge-
meente en dat het onderhoud
voor rekening van de gemeente
zou komen. De Commissie der
Werkscholen koos als architect
Huib Hoste (1881-1957) en als tuin-
architect Louis van der Swaelmen
(1883-1929), Belgen, die beiden in
Nederland verbleven. Huib Hoste
was opgeleid in de tijd van de neo-
stijlen, maar had zich omstreeks
1910 verdiept in de moderne Ne-
derlandse architectuur. Voor het
Belgenmonument liet hij zich door
de architectuur van de Amster-
damse School en het Expressionis-
me inspireren. Met name had hij
de werken van Berlage, Kromhout
en De Bazel bestudeerd. Louis van
der Swaelmen zette zich aftegen
de kenmerken van de Engelse
landschapsstijl en streefde naar
een meer architectonisch vorm-
gegeven tuinstijl, waarbij hij
graag gebruik maakte van op de
plek reeds voorkomende beplan-
ting.
Het Belgenmonument bestaat uit
twee gedeelten. Een hoog op-
gaand hoofdgebouw, gelegen op
43,60 meter boven NAP en een op
een afstand van zestig meter ver-
der gesitueerde herdenkings-
muur, die op 40 meter boven NAP
is gelegen. De plaats van deze
onderdelen werd zorgvuldig vast-
gesteld aan de hand van een ter
plaatse opgericht houten staket-
sel.
157
Max Cramer,
architectuur-
historicus
Bureau Monu-
mentenzorg
Amersfoort
vereniging Oud » Utrecht _yQ
december T99S
-ocr page 158-
Belgenmonument te Amersfoort, plannen voor restauratie
Droefheid, gesymboliseerd door
voorstellingen van een geïnter-
neerde, de vlucht vanuit België en
de slachtoffers van de oorlog.
Op de voorzijde staat het in bak-
steen uitgevoerde jaartal 1917 met
links en rechts tweetalige teksten
in natuursteen, zoals Gastvrijheid
(Hospitalité), Opbeuring (Récon-
fort) en Onderwijs (Enseigne-
ment). Een interneringsmuseum,
dat tegen deze muur zou worden
geplaatst, is nooit gerealiseerd.
Het hoofdgebouw en de herden-
kingsmuur worden verbonden
door een architectonisch vormge-
geven, vierkante tuin, die door
paden met dubbele, anderhalve
meter hoge ligusterhagen is om-
geven. De plaats van de traptre-
den wordt door ligusterhagen in
de vorm van groene pylonen met
een hoogte van twee meter ge-
markeerd. Het binnenvak bestond
uit het in de omgeving voorko-
mende eikenhakhout. Een zichtas
richting de Daam Fockemalaan
werd van heidevakken voorzien.
De overdracht van het monument
door de Commissie der Werkscho-
len aan de gemeente Amersfoort
heeft lang op zich laten wachten.
Hoewel het monument in sep-
tember 1917 was voltooid werd
een officiële handeling steeds uit-
gesteld. Na de oorlog bestond er
namelijk een gespannen politieke
verhouding tussen België en Ne-
derland, omdat men in België
meende dat de Nederlandse neu-
traliteit in het voordeel van Duits-
land had gewerkt. Als genoegdoe-
ning maakte België aanspraak op
de provincies Limburg en Zeeuws-
Vlaanderen; kortom, geen ge-
schikt klimaat voor een feestelijke
overdracht. Het duurde tot 22 no-
vember 1938 voordat een officiële
plechtigheid kon plaatsvinden. Op
die dag brachten Koningin Wilhel-
mina en Koning Leopold van Bel-
gië een gezamenlijk bezoek aan
het monument, waarbij een ge-
denkplaat werd onthuld. Vanaf
dat moment werden er regelma-
tig herdenkingsbijeenkomsten ge-
houden door Belgische militairen,
die de oorlogsperiode in Neder-
land hadden doorgebracht.
In de jaren vijftig zijn met over-
heidssteun de in beton uitgevoer-
de allegorische beeldhouwwerken
vervangen in een Franse kalk-
steen. Dit gebeurde onder leiding
van Hildo Krop, die ook aan de tot-
standkoming van het monument
had meegewerkt. In 1967 werd op
de middelste pyloon van het Bel-
genmonument een carillon ge-
plaatst, dat afkomstig was van de
EXPO 1958 te Brussel. Dit instru-
ment wordt thans gebruikt door
de in Amersfoort gevestigde Ne-
derlandse Beiaardschool.
Op dit moment bestaan vergevor-
derde plannen om de langzamer-
hand geheel uit zijn krachten ge-
groeide tuin in ere te herstellen.
De ligusterhagen zullen worden
vernieuwd, het eikenhakhout zal
plaats maken voor een heidevak
en verdwaalde bomen zullen wor-
den gekapt, waardoor de zicht-
assen weer kunnen worden
beleefd. Ook de bouwkundige on-
derdelen worden gerestaureerd,
waarbij de fontein bij het hoofd-
gebouw het monumentale karak-
ter van het gedenkteken zal bena-
drukken. Met de uitvoering van
deze werkzaamheden zal naar
verwachting in 1999 worden
begonnen.
Het hoofdgebouw is circa achttien
meter breed en bestaat uit drie
verticale pylonen met een hoogte
van respectievelijk twaalf en
veertien meter. Deze zijn onder-
ling verbonden door iets terugge-
legen muurvlakken. De indeling
van de entreegevel is symmetrisch
van opzet. Aan weerszijden van de
middelste pyloon zijn trappen
aangebracht, die oorspronkelijk
naar twee herdenkingsruimten
leidden. In het eerste vertrek wer-
den de gestorven Belgische geïn-
terneerden herdacht, terwijl het
zaaltje op de tweede verdieping
aan Koning Albert en Koningin
Wilhelmina waren gewijd. De oor-
spronkelijk in gemetalliseerde be-
ton uitgevoerde vredesengel PAX,
ontworpen door de Zwitserse
beeldhouwer Francois Cos en het
in baksteen uitgevoerde wapen
met de Nederlandse Leeuw domi-
neren deze gevel.
De achtergevel is speelser van ka-
rakter. Tegen de onderbouw zijn
driehoekige bloembakken met
fonteinen aangebracht als sym-
bool van de negen Belgische pro-
vincies. In de zijpylonen bevinden
zich, uitgevoerd in bas-reliëf, alle-
gorische voorstellingen die de
'Troost' voorstellen, verkregen
door de 'Opbeuring door de
Arbeid'. In de linker pyloon wordt
dit uitgebeeld door een tafereel
van de smid die een man onder-
richt geeft en in de rechter pyloon
wordt de huisarbeid gesymboli-
seerd door een vrouw met kind en
spinnenwiel. In het midden is de
terugkeer naar het vaderland uit-
gebeeld, bekroond door het wa-
pen met de Belgische Leeuw. Deze
beeldhouwwerken zijn eveneens
ontworpen door Francois Cos.
De herdenkingsmuur bezit aan de
achterzijde eveneens allegorische
voorstellingen met als thema de
158
vereniging Oiid«Utrecht
december 1998
-ocr page 159-
Boekenschouw
Utrechtse kerken
aflevering van het tijdschrift Sig-
num io (1998) 42-51 waar een aan-
tal van de ideeën van Mekking kri-
tisch worden besproken door
Martin de Bruijn. (BHG)
Aart J.J. Mekking, De Dom van bis-
schop Adalbold II te Utrecht. De ar-
chitectuur en de rol van een elfde-
eeuwse bouwheer
Clavis Kleine
Kunsthistorische Monografieën
deel 15, 64 p., ill. (ISBN 90-75616-
03-1), Utrecht 1997, fl.19,50.
R.J. Stöver, De Salvator- of Oud-
mun-sterkerk te Utrecht. Stich-
tingsmonument van het bisdom
Utrecht
Clavis Kunsthistorische
Monografieën deel 16, 200 p., ill.
(ISBN 90-75616-04-x), Utrecht
i997,fl.69,50.
Bram van den Hoven van Gende-
ren, De heren van de kerk. De ka-
nunniken van Oudmunster te
Utrecht in de late middeleeuwen,
831 p., ill. (ISBN 90-5730.002.8),
Zutphem997, fl.99,-.
Het afgelopen jaar is in ieder geval
een bijzonder vruchtbaar jaar ge-
bleken voor de bestudering van
Utrechts oudste kerken, de Ro-
maanse Dom en de kerk van Sint-
Salvator of Oudmunster. Kort na
elkaar, in de herfst en de winter
van 1997, zijn drie boeken van de
persen gerold, waarin aandacht
werd besteed aan de uiterlijke ver-
schijningsvorm en het interieur
van deze kerken. Dit is des te
opvallender omdat van geen van
beide kerken ook maar een steen
boven de grond staat.
De schrijver van het eerstgenoem-
de werk, de Leidse hoogleraar Aart
Mekking, had daarbij de moeilijk-
ste taak. Op basis van een zegel,
opgravingsresultaten, vergelijkin-
gen met kerken elders en het in-
ventieve gebruik van 'modules',
vierkanten waarmee de kerk ont-
worpen zou zijn, geeft hij een re-
constructie van de plattegrond
van de kerk, zoals die in het begin
van de 10e eeuw door bisschop
Adelbold was ontworpen, maar
ook van het inwendige van het
westkoor van de Dom. Wie hierna
nieuwsgierig wordt hoe die hele
kerk er nu toch van buiten heeft
uitgezien volgens de visie van
Mekking, moet de zogeheten
CD-DOM, een cd-rom over het
Utrechtse Domplein, aanschaffen.
Uit alle hoeken en gaten is het dan
mogelijk om de kerk te bekijken.
Het uiterlijk van de kerk van Sint-
Salvator wordt in ieder geval ook
al duidelijk uit de mooie recon-
structietekeningen in het boek
van Jos Stöver, dat zich vooral richt
op de bouwgeschiedenis van deze
kerk. Ook hij maakt gebruik van
opgravingsresultaten, maar kan
daarnaast heiligenlevens, rekenin-
gen en zelfs tekeningen van deze
in 1587 afgebroken kerk benutten.
Dit leidt dan ook tot een veel om-
vangrijker boek aangezien de
bouwgeschiedenis van deze kerk
bepaald niet eenvoudig is en bijna
acht eeuwen omvat.
De laatste hier aan te kondigen
auteur. Bram van den Hoven van
Genderen, probeert allereerst te
achterhalen wie nu die kanunni-
ken zijn geweest die in Utrechts
geschiedenis zo'n prominente rol
hebben gespeeld. Hij behandelt
daartoe achtereenvolgens de or-
ganisatie van zo'n kapittel, inclu-
sief allerlei lieden als kapelaans en
koorknapen, daarna de levens en
de leefwijze van de kanunniken,
en tenslotte het kerkgebouw zelf,
waar al deze kanunniken tenslotte
dagelijks dienden samen te ko-
men. Daarbij wordt veel aandacht
besteed aan voor het kapittel van
Oudmunster kenmerkende heili-
gen en relieken, maar ook aan het
interieur van de kerk. Ondanks de-
ze meer dan duizend bladzijden is
het laatste woord over het Dom-
plein nog lang niet geschreven
zoals onder andere blijkt uit een
159
vereniging Oud'Utrecht
december 1998
-ocr page 160-
Mededelingen
Vijfde en laatste
deel in Utrechtse
biografiën
Levensbeschrijvingen van bekende en
onbekende Utrechters
Kort geleden is gepresenteerd het
vijfde en laatste deel in de reeks
Utrechtse Biografieën, waarin
mensen die voor de stad Utrecht
een belangrijke rol hebben ge-
speeld, worden beschreven.
De levens omspannen de laatste
vijf eeuwen. We treffen onder an-
dere Anton Mussert, de waters-
taats-ingenieur die door zijn poli-
tieke denkbeelden een van de
meeste gehate mannen in Neder-
land werd, maarook de joodse ge-
leerde Jaap Zwarts, een van de
slachtoffers van het fascisme.
Soms omspannen levens een lan-
ge ontwikkeling: de middeleeuw-
se weldoener Willem van Abcoude
deed veel voor de armen en de zie-
ken door het stichten van een
gasthuis, zijn twintigste eeuwse
geestverwant Maria Muller-Lulofs
was presidente van een vereni-
ging voor armenzorg.
Opvallende figuren zijn de eerste
Utrechter die Amerika bezocht, de
monnik Jan Ruysch, de zeventien-
de-eeuwse geroemde en verguis-
de fabelschrijver Simon de Vries,
de politieke rivalen burgemeester
Kien en wethouder De Muralt en
de wijnkoopman Barend Blomsa-
et, die wegens homoseksualiteit
de doodstraf kreeg.
De jongst beschrevene is de bijna
meer dan levensgrote beeldhou-
wer Pieter d'Hont Ook landelijke
bekendheid heeft de kinderdichter
Hieronymus van Alphen, wiens
eigen kinderen heel wat minder
braaf waren dan Jantje van de
pruimen.
Nieuwe toegang
ontsluit crimininele
sentensies van het
hof in Utrecht
Tijdens het jubileumfeest van de
afdeling Utrecht van de Neder-
landse Genealogische Vereniging
(NGV) op zaterdag lo oktober
werd deze toegang gepresen-
teerd.
Het Hof van Utrecht werd in 1530
door keizer Karel V ingesteld en
bleef tot het jaar 1811 bestaan. De
rechters van het Hof van Utrecht
spraken onder andere vonnis over
strafzaken die zich afspeelden op
het platteland van het Nedersticht
(ongeveer de huidige provincie
Utrecht). De plaatselijke gerech-
ten hadden meestal alleen de lage
jurisdictie. Dit betekende dat zij
geen ernstige misdaden konden
berechten, maar dit aan het Hof
van Utrecht moesten overlaten.
De dertien dikke delen sententies
van het Hof van Utrecht bevatten
een kleine drieduizend vonnissen,
uitgesproken over een periode van
bijna driehonderd jaar. De senten-
ties bieden een heel scala aan
menselijk leed. Wie van mening is
dat de criminaliteit tegenwoordig
veel ernstiger is dan die van enige
eeuwen geleden, zou zich eens
moeten verdiepen in de senten-
ties van het Hof van Utrecht. In-
braak en diefstal, messentrekkerij
en doodslag waren in vroeger eeu-
wen schering en inslag, zo lijkt het
wel. Daarnaast geven de uitvoeri-
ge beschrijvingen van de vele de-
licten ons een beeld van vaak
schrijnende toestanden: naast
moeders die hun kind verlaten
omdat zij te arm zijn om het groot
te brengen, treffen we bijvoor-
beeld veel gevallen aan van bede-
larij (vagebonderen) en van het
overtreden van een opgelegde
verbanning na eerdere aanhou-
ding in verband met hetzelfde ver-
grijp ... wat moet je anders; wan-
neer vrouw en kinderen thuis zijn
achtergebleven zonder enig inko-
men?
In de vonnissen vormen de delic-
ten en de straffen de hoofdmoot.
De straffen konden vele vormen
aannemen. In het oude strafrecht
bestond een grote variatie aan
straffen die wij nu niet meer ken-
nen. Het Hof van Utrecht paste bij-
voorbeeld vele vormen van de
doodstraf toe. Zoals de onthoof-
ding, in de teksten omschreven als
'executie met den sweerde'. Johan
van Oldenbarnevelt onderging de-
ze eervolle straf, zij het niet op
grond van een vonnis van het Hof
van Utrecht. Als tweede kan
genoemd worden de ophanging,
'executie mitten coorde'. Deze
vorm van terdoodbrenging was
minder eervol dan onthoofding,
maar minder onaangenaam voor
de veroordeelde dan wurging.
Voor de godsdienstdelicten be-
stond als specifieke en reinigende
straf de vuurdood op de brandsta-
pel. Als laatste in het rijtje kan het
zeer pijnlijke en oneervolle rad-
braken worden genoemd.
Ook de delicten waren zeer uit-
eenlopend. In het verleden waren
er meer misdrijven dan in het hui-
dige wetboek van strafrecht wor-
den omschreven..
De lijst van criminele sententies voor het
Hof van Utrecht (1530-1811) is te verkrij-
gen bij Het Utrechts Archief voor ƒ 32,50.
De geautomatiseerde toegang kunt u gratis
raadplegen in de studiezaal van Het
Utrechts Archief.
160
%
vereniging Oud>Utrecht
december 1998
-ocr page 161-
Agenda
Zondag 13 december.
Officiële overdracht van het ont-
werp voor de lantaarnconsole
doordeoud-voorzitterJos Lemaier
aan burgemeester Opstelten
15.30 Bij de Smeebrug.
Aansluitend ontvangst in het
Bartholomeusgasthuis, Lange
Smeestraat 40. Tevens uitreiking
van het Jaarboek Oud Utrecht.
Ten toonstellingen
Van 7 november - 24 december
organiseert het architectuur cen-
trum Aorta een tentoonstelling over
De Uithof. De tentoonstelling biedt
een overzicht van de jongste stede-
bouwkundige en architectonische
ontwikkelingen in het universiteits-
centrum. Aorta, Achter de Dom 14,
tel. 030-2321686.
Van 21 november tot 13 december is
in Aorta tevens de Jubileumten-
TOONSTELLINC VAN DE 100-JARICE
Knob te bekijken.
Van 12 december -17 januari de ten-
toonstelling Kerst in het Catha-
RiJNE Convent. De bekende Napo-
iitaanse kerststal staat ditmaal in
de tentoonstellingszaal opgesteld.
Daarbij zijn circa 50 prachtige ex-
tra objecten geëxposeerd die de
voorstelling verder illustreren.
Catharijne Convent, Nieuwe-
gracht 63, tel. 030-2317296.
Vanaf 8 januari opent in Aorta de
tentoonstelling Gevoelige Architec-
tuur over materialen, karakter, con-
structie en schil in de architectuur.
Café's
Historisch Café, iedere 2^ vrijdag
van de maand, om 17.00 uur in
café Het Weeshuis, Domplein.
Architectencafé, iedere 1^ woens-
dag van de maand om 20.30 uur
in Aorta.
Bouwkunstcafé, iedere 2^ donder-
dag van de maand om 20.00 uur
In Aorta.
land opgevat als het gebied tus-
sen Eemnes, Bunschoten, via
Amersfoort en Leusden tot Wou-
denberg.
Het Eemland kent een lange ge-
schiedenis: al in de Prehistorie
woonden er mensen. Die kennen
we uiteraard niet bij naam en dus
komen ze niet voor in Utrechtse
Biografieën, Het Eemland I.
De vroegst beschreven persoon
die we wel in de bundel tegenko-
men is bisschop Ansfried, die iets
na het jaar looo een abdij in het
gebied stichtte. De jongste per-
soon is de iets meer dan twee de-
cennia geleden overleden Amers-
foortse stadsarchitect Van der Tak.
Duizend jaar Eemlanders dus!
Dat laat zien dat de opgenomen
personen uit alle tijden en alle la-
gen van de bevolking afkomstig
zijn. Van de Soester randfiguur en
klokkenmaker Folkert de Graaf tot
de adellijke Aleide de Beaufort, be-
roemd in Leusden vanwege haar
liefdadigheid.
Naast een deftige Amersfoortse
burgemeester als Van Randwijck
ook Willem van IJken, een schip-
per uit Eemnes en de Baarnse
fotopionier Adriaan Boer.
Er zijn onbekende figuren tussen,
zoals de lye-eeuwse Hezer bende-
leider Mees Rutgers maar ook
nationale beroemdheden zoals de
schilders Paulus Bor en Jac van
Looij.
Meer dan veertig levensbeschrij-
vingen zijn in het eerste deeltje
opgenomen. Eind 1999 verschijnt
het tweede deel. De boekjes kos-
ten ƒ 25,00 per stuk en zijn rijkelijk
geïllustreerd.
Ook voor deze publicatie ontvan-
gen leden van de Vereniging Oud-
ütrecht ƒ 2,50 korting.
Kortom, ook dit laatste deel biedt
weer een rijk en geschakeerd
beeld van de mensen die Utrecht
hebben gemaakt tot wat het is.
Elk deel is rijk geïllustreerd, omvat
circa tweehonderd pagina's en be-
schrijft de levens van zo'n veertig-
tal meer of minder bekende
Utrechters. Het extra dikke deel is
aangevuld met een namenindex
van de gehele reeks.
De reeks Utrechtse biografieën is
een project van de Het Utrechts
Archief en de Vereniging Oud-
Utrecht en wordt uitgegeven door
de SPOU. Leden van de Vereniging
krijgen daarom korting bij aan-
koop. Hiervoor verwijzen we naar
het bestelformulier in dit Tijd-
schrift.
HetEemland-1 inde
regionale reeks
Utrechtse hiograftën
Naast de reeks Biografieën voor de
stad Utrecht is de SPOU vorig jaar
gestart met een regionale reeks.
Het eerste deel hierin betrof de
Vechtstreek. Inmiddels is het
tweede deel uitgebracht: Het
Eemland-1.
Deze publicatie kon tot stand ko-
men dankzij de een plezierige sa-
menwerking tussen de historische
verenigingen en archiefdiensten
uit de regio. Het Utrechts Archief
en de Stichting Stichtse Geschie-
denis.
De redactie, bestaande uit verte-
genwoordigers van diverse histo-
rische verenigingen en archief-
diensten uit de regio, Het Utrechts
Archief en de Stichting Stichtse
Geschiedenis, heeft de regio Eem-
161
%
vereniging Oud>Utrecht
december 1998