-ocr page 1-
.<; , -■;>;.
\r
OUDE KERKOEDENINGEN
IIRIi
NEDERLANDSCHE HERVORMDE GEMEENTEN
(1563-1638)
EN
HET CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE YAN
HET HERVORMD KERKGENOOTSCHAP TN HET
KONINGRIJK HOLLAND
f1809).
VERZAMELD EN MET INLEIDINGEN VOORZIEN
C. HOOIJER,
Hnu'ritus Predikant van Z; it-Bomintl.
NJ iSit'ilniiiis in mundo eïüst1 vidto quam
Koclesiam fundare.
PKTRUS MARTYR.
te ZALT-BOMMEL. bij JOH. NOMAN en ZOON.
1865.
!
-ocr page 2-
VOORREDE.
Voor de beoefening van dr o end lieden i* en het kerkregt der Nede.rUmdj&he
hervormde gemeente in de kennis onmisbaar van de eerste vormen, die de
hervormde kerk in ons vaderland heeft aangenomen, van de beginselen,
die toen op den voorgrond zijn geplaatst, van de. wijzigingen, die deze vor-
men en beginselen ondergaan, en van de vastheid, die zij langzamerhand
verkregen heblien. Dit een en ander moet voornamelijk vit de oude kerk-
ordeningen morden opgemaakt. Deze echter liggen in verscheidene, boeken
van vroegere en lid ere eeuw verspreid. Enkele zijn eerst in onzen tijd a,an
het licht gebragt. De verzamelingen
, die er in de zeventiende en achttiende
eeuw van in druk verschenen , worden maar schaars meer gevonden, en zij'
zijn ook niet volledig genoeg. Ik meende daarom geen nutteloos werk te.
doen met de uitgaaf' van de voornaamste dier kerkordeningen
, in één boek-
deel geplaatst naar de orde van den tijd, waarin zij lijn, opgesteld. Ieder
kan ze nu gemakkelijk vinden , overzien , met elkander vergelijken en er ge-
bruik van maken voor zijne studie van kerkgeschiedenis en kerkregt.
Het is hekend, dal, behalve eenige predikanten, vele overheidspersonen
-ocr page 3-
in de eerste inrigting onzer hervormde kerk geen behagen hebben gevonden,
voornamelijk, omdat aan de regering, naar haar oordeel, te weinig gezag
in het kerkelijke gegeven was. De regering heeft dan ook ordonnantiën in
haren geest voor de kerk ontworpen
, en deze zijn niet zonder uitwerking
op de synodale ordeningen gebleven, even als de laatstgenoemde ordeningen
wederkeerig op de ordonnantiën van den staal invloed, uitgeoefend hebben.
Ik heb daarom ook deze staats-ordonnantiën, door politieken alleen of door
polilieken en kerkelijken te zamen opgesteld, bij mijne verzameling gevoegd,
onder welke er ééne voorkomt [de Utrechtsche van
1612), die, ofschoon van
eene synode uitgegaan, met den geest der politieken van dien tijd in over-
eenstemming V)Ui<,
Zoo geloof ik, dat men door deze verzameling de voornaamste rigtingen
kan leeren kennen
, die bij de vestiging van onze Nederlandsche hervormde
kerk hare openbare voorstanders hebben gehad.
Toen Dr. A. L. Richter zijne Evangelische Kirchenordnungen des Seclis-
zehnten Jahrhunderts in 1846 uitgaf, als Urkunden und Regesten znr
Geschichte des Rechts und der Verfassung der evangelischen Kirche in
Deutschland, voegde, hij bij elke kerkordening enkele woorden, meestal slechts
tot aanwijzing van de plaats, waar zij te vinden was. Ik heb vóór onze
kerkordeningen inleidingen geplaatst, die iets meer bevatten. Zij schetsen
den, tijd, waarin die stukken hun aanzijn verkregen, en geven de 'namen op
der mannen, of der voornuamsten van hen, die er de hand in hebben ge-
had. Zij wijzen de verschillende beginselen of bijzonderheden 'aan, welke iedere
kerkordening van de vroegere onderscheidt. Zij laten vele der aanmerkingen ,
die er tegen zijn ingebragt, niet ongenoemd, en stellen vooral in het lic/tt,
hoe de vrijheid en zelfstandigheid der kerk door de synodale reglementen
meer of minder voorgestaan, en door de politieke ordonnantiën meer of
minder bedreigd zijn. Aan de bepalingen, die de belijdenisschriften en de,
liturgische instellingen betreffen, wordt mede de noodige aandacht gewijd.
Wat echter in de ordeningen somwijlen nopens het, gebruik van kerkgoederen
en de bezoldiging van kerkdienaars voorkomt, is meestal met stilzwijgen
voorbijgegaan , wijl dat onderwerp eene afzonderlijke behandeling vereischt,
-ocr page 4-
en meer uil andere bronnen dan uit de algcmeene reglementen van kerk-
bestuur moet worden toegelicht. Ook menige andere bijzonderheid is onver-
meld móeten blijven. Be hoofdzaken zijn slechts aangewezen, en ook dit
tnogt slechts in korte trekken geschieden , zou het boek geene te groote uit-
gebreidheid verkrijgen. Maar buitendien was het mij onmogelijk, uitvoeriger
en vollediger iverk te leveren in de uren aan mijne ambtsbezigheden bespaard.
Wegens langdurige ongesteldheid, die mij tot hef nederleggen van mijne be-
diening bragt, heeft het boek geruime» tijd lialf afgedrukt gelegen, maar
toen mijne gezondheid zich geheel herstelde, is het dadelijk voortgezet en
voltooid. Ik maal; hier melding van, wijl de aandachtige lezer misschien
opmerken zal, dat in de laatste helft van het boek geschriften zijn genoemd,
die hun dienst reeds vroeger hadden kunnen bewijzen. Hij wete, dat die
werken, toen het eerste gedeelte werd afgedrukt, nog niet in mijn bezit waren.
Mijne vrienden hebben mij trouw de hand geleend tot het verkrijgen van
de boeken en weinige manuscripten, die ik niet ontberen kon. Maar ieder,
die de uitgebreidheid der literatuur over al wat de inrigfing onzer hervormde
kerk betreft kent, en die daarbij weet, hoeveel moeite en tijd het kost, al
die werken in bijzondere en openbare bibliotheken op te sporen en ze daarna,
te leen te krijgen , zal er mij niet te hard over vallen, dat ik mij, zooveel
maar immer mogelijk was, beholpen heb met het weinige, dat ik zelf bezat.
Bij de vtTzameling van oude kerkordeningen is ah toegift gevoegd het
concept-reglement op rle organisatie van het hervormd kerkgenootschap in
het koningrijk Holland, 1809. Ieder, die er kennis van nemen wil, zal,
liet mij ten goede rekenen, dat ik dit belangrijk stuk uit de regering van
koning Lodewijk Napoleon publiek heb gemaakt.
Ten slofte moet ik hier nog iets bijvoegen, betreffende de hoop, die ik
koester, dat deze verzameling van kerkelijke reglementen voor de bestuurders
onzer kerk van eenige dienst zal kunnen zijn. Hoeveel er ook in voorkomt,
dal thans geheel onbruikbaar geworden is, alles is toch nog niet verouderd,
en bij dr gedurige wijzigingen onzer kerkinrigting naar den. eisch van onze
dagen, mag haar oorspronkelijk karakter nooit uit het oog verloren worden.
"En dit mag in onzen tijd te minder, wijl de oude kerkinrigting onzer va-
-ocr page 5-
deren, voor welke zij moedig en standvastig gestreden hebben (gelijk dezelfde
inrigling, overal waar zij is ingevoerd, zelfs in de moederkerk vanGenève,
hevigen tegenstand gevonden heeft) thans men' en meer, zon als Dr. Lechler
schrijft,
weit und breit Boden gewonnen luit; dat zij in menige hervormde
kerk nieuw leven gekregen heeft, en ijverig
fortgebildet wordt; ja, dat zij
zelfs door protestantse)}e kerken, die haar eeuwen hing hebben miskend,
thans (ds de beste geprezen, begeerd en ingevoerd is (men zie onder anderen
de
Oesohichte der Presbyterial- mui Synodalverfassung seit der Reforma-
tion van Dr. G. V. Lechler, Leiden 1854, bijzonder zijn Schluss, s. 287—290,
en de beoordeeling van dit werk in De geschiedenis van hel presbyleriaal
stelsel door lh\ N. C. Kist).
ZALT-BOMMEL,
den !)*"■ Mei 1865.
-ocr page 6-
I N H O IJ D.
Bladï.
"Waalsche Synoden onder het kruis, 1563—1566.......... 1—23.
Synode onder het kruis, gehouden te Wezel, 1568.........    24—53.
Synode onder het kruis, gehouden te Embdcu, 1571........    54—82.
Provinciale synode, gehouden te Dordrecht, 1574.........    83—11?.
Kerkelijke: wetten, op lust der staten van Holland en Zeeland ontworpen, 1576.  113—131.
Nationale synode, gehouden te Dordrecht. 1578..........   132—170,
Provinciale synode, gehouden te Harderwijk, 1580.........  171—186.
Nationale, synode, gehouden te Middelburg, 1581..........  187—224.
Kerkelijke wetten, op last der staten van Holland ontworpen, 1583 . . .  225—246.
Nationale synode, gehouden te 's Gravenhage, 1586.........  247—28:5.
Kerkelijke wetten, door de staten van Utrecht gemaakt en gearresteerd, 1590.  284—2lj8.
Provinciale synode, gehouden te Middelburg, 1591.........  299—323.
Kerkelijke wetten , bij politieken en kerkelijken ontworpen te 's Gravenhage, 1 591.  324—850.
Kerkordening voor de Ommelanden van Groningen. 1595.......  351—374.
Provinciale synode, gehouden te Utrecht, 1612 ... ......  375—41b.
Nationale synode, gehouden te Dordrecht, 1618 en 1619.......  419—459.
Kerkordening van het landschap Drenthe, gearresteerd in 1638 . . . . .  460—486.
Concept-reglement op de organisatie var; het hervormd kerkgenootschap in het
koningrijk Holland, 1809.................489—552.
-ocr page 7-
WAALSCHE SYNODEN ONDER HET KRUIS.
1563—1S66.
De Walen zijn waarschijnlijk van de oude Gallen afkomstig. Dat zij dezelfden als de
Waldenzcn zouden geweest zijn, zoo als J. Brez in de voorrede zijner Ilistoire des Vaudois
beweert, is genoegzaam wedcrlegd door J. Teissèdre 1'Ange in de aanteekeningen op zijne
Sermons p. S37 en door Ypeij in zijn vervolg op de Kerkelijke Geschiedenis van van Hamels-
veld XXV, bl. 79. De naam van Walen is de oude naam van Galen, Gallen met de niet
ongewone verwisseling van de G met W. De Walen worden dan ook meermalen Gaulois
genoemd en de hervormde gemeenten door hen gesticht heeten ecclesiae Gallicanae (Acta
Synodi Wcsaliensis III, 2, bij Richter, die evangelischen Kirchenordnungen des sechs-
zehnten. Jahrhitnderïs
II Band, 310). Hunne taal, die veel overeenkomst met de Fransche
behield, wordt ook meermalen als Francoischer Spraake aangemerkt (Syn. v. Embden art.
E). Zij bewoonden de zuidelijke strook der Nederlanden en waren, gelijk Hooft getuigt,
in 't Jioomsch wel de stijfste. De grootc godsdienstige beweging der zestiende eeuw deed
zich echter onder hen ook gevoelen, lïeeds drie eeuwen vroeger hadden zich vele Walden-
zen in die Waalsche kwartieren nedergezet en waren er gevestigd gebleven in weerwil van
alle vervolging (Kerkelijke geographie der vereenigde Nederlanden enz. door W. A. Ba-
chiene IV st. 184 verv.). Door dezen was misschien de tegenstand tegen de Roomsche
instellingen en de twijfel aan de waarde der kerkelijke bondzegels en aan de heiligheid van
het pricsterambt opgewekt. De grond was daardoor reeds omgewoeld en voor het zaad der
hervorming voorbereid. Wie daar het eerst heeft gezaaid, eene Luthersche of Calvijnsche
Iiand, kan met geene zekerheid worden aangewezen, maar dit blijkt later genoeg, dat zij,
öie het Hoomsche hadden vaarwel gezegd, de leer van Calvijn omhelsden. Zij drong
over de Fransche grenzen van de Hugenoten tot hen door, en uit hun midden stonden
ijveraars op, die bij voorkeur aan Gencve hingen. De oorlog, dien deze Geneefsche belijdenis
aan alle instellingen der Roomsche kerk verklaarde, kwam ook het best overeen met den
vinnigen haat dier prikkelbare Nederlanders tegen Paus en geestelijkheid, tegen de vereering
der heiligen en hunne wonderkracht, tegen mis en absolutie. (De opkomst van de Neder-
landsche Republiek door John Lothrop Motley met inleiding en aanteekeningen van Dr.
E. C. Bakhuizen van den Brink, derde aflev. bl. 151 met de aanteekening.)
Toen die hervormde Walen door velen hunner stijfroomschgezinde landgenooten gehaat en
verdrukt werden; toen Karel de V op den 25 September 1550 uit Augsburg zijn wreed
edict deed uitgaan om alle ketteren te extirpereu (Zie dit plakkaat bij Bor, oorsprongk,
begin en vervolgh der Nederlandsche oorlogen I, bl. 7 verv.); toen Philips, zijn zoon,
1
-ocr page 8-
2               WAALSCIIE SYMODEX OXDER HET KRUIS. 15G3 —1566.
datzelfde vreesselijk edict na zijne troonsbestijging hernieuwde en na den vrede met Frank-
rijk (1559) heviger dan ooit in werking bragt, was het niet te verwonderen, dat veleu
dier verdrukten van tijd tot tijj en hoe langer] zoo meer hun geboortegrond verlieten
en naar Zeeland, Holland, Engeland, Oostvriesland, Kleefsland en al zulke plaatsen vlo-
den, waar zij geene of althans minder strenge vervolging te duchten hadden. Maar ande-
ren hielden zich nog schuil in hunne woonsteden of trokken hooger op naar de bloeijendc
steden en dorpen van Vlaanderen en Brabant, waar de afkondiging zoowel als de uitvoe-
ring van het edict geweigerd was (Bor I, 14). Zij vonden daar velen, die op het punt
der religie eenstemmig met hen dachten, en door dezen versterkt vormden zij nieuwe ge-
meenten in het geheim, terwijl zij de gemeenschap onderhielden met de hervormden, die
zij in hunne geboorteplaatsen achter gelaten hadden.
Zoo ontstond die Waalscho kerk in de zuidelijke gewesten onzer Nederlanden. Zij
groeide op tot een groot ligchaam en telde vele gemeenten vooral in Oost- en West-
Vlaanderen. Wat Strada verhaalt van Ypcren: Calvinianis non infrequentem fuisse, kan
met nog veel meer regt van Oudenaarden, Duinkerke, Eijssel, Armentières, Ostende, ja
van alle Vlaamsche steden en van vele dorpen, zooals Ronsen en Komen, gelden, die de
synode van Embden in 1571 ook tot de classen onder het kruis heeft geteld. In Doornik
bloeide de gemeente zoo voorspoedig, dat zij het Vlaamsch Gentve heeten inogt; geene
stad heeft zoo vele bloedgetuïgen als zij gehad en wie noemt het getal van hare bannelin-
gen en uitgewekenen, die in Holland en Zeeland, in Bazel, Genève, Londen, Embden,
Hanau, Frankendaal en Heidelberg schuilplaats hebben gezocht? Maar Gent mag vooral
niet vergeten worden, die grootste der steden, waar de begeerte naar geestelijke spijs zoo
vurig was, dat het volk in 1537 aan de lippen van Brulius hing, den vriend van Calvijn,
en gaarne geld gaf voor de verklaring van den inhoud zijner Fransche leerredenen, die
de Vlaming niet altoos begreep. Het waren ook edelen en aanzienlijken, zoo als het ge-
slacht van Johannes Utenhoven en van Maarten Cleyne of' Mikron, die hier de nieuwe
belijdenis ijverig bevorderden. Ook Bergen in Henegouwen verdient vermelding, en nog
veel meer Valencijn, door Schoock met allen grond: jirae omnibus alüs ecclesüs in Belgio
florentis&ima
geheeten, maar vooral ook Antwerpen, die rijke koopstad, welke grooter
handel dan Venetië dreef, en met haren stoffelijken rijkdom de nog veel grooter schatten
van godsdienstig licht en leven bezat. Keeds in 1521 werd er door Jacobus, den verlich-
ten en godvreezenden prior van het Augustijner klooster, het zuiver Evangelie verkondigd,
en niet alleen door hem maar door bijna al zijne kloosterlingen, die als ijverige apostelen
het zaad des woords overal hebben uitgestrooid, en na dezen is die gemeente steeds opge-
bouwd door uitstekende mannen als Strycker of Modet, Smetius, Junius en anderen meer.
l\el gebeurde het zelden, zooals te Brugge, dat de gemeente onder begunstiging van den
magistraat mogt bloeijen, maar ook al ontbrak het aan scherp en vijandig toczigt niet, als
te Atrecht en Mechelcn, waar de bisschoppelijke stoel van Granvelle stond, en te Brus-
sel, waar de landsregering haar zetel had, hield de zoogenaamde ketterij hare bedekte ver-
gaderingen. In gesloten woningen, of buiten de stadsmuren in het veld, soms ook in den
nacht kwamen de geloovigen ter preeke bijeen, en wie hunner ten brandstapel werden
geleid, vergezelden zij, om hun openlijk moed in te spreken, of hieven luid de psalmen
aan van Marot rondom het vuur, dat hunne geestverwanten verslond, zoo zij al de ver-
wezenen, gelijk te Valencijn geschiedde, den beul niet ontweldigden. In menige plaats, als
te Genten Valeiicienncs, hadden zij verre weg de meerderheid en, naar het getuigenis van
den graaf van Hoorne, was te Doornik het vijf zesde deel van de bevolking der nieuwe
belijdenis toegedaan (Proces des comtes d'Egrnond et de Horne, T. II, p. 475, 534).
Er was wel groot verschil van taal onder die hervormden. In de zuidelijkste streken
sprak men Waalsch. of Fransch, en hooger op, als te Breda en Bolduc, verstond men enkel
-ocr page 9-
WAALSCHE SYNODEN OXDER HET KRUIS. 1563----15GG.              3
Vlaamsen of Nederduitsch. In Brussel en in Antwerpen ontstonden Waalsche en VJaam-
sche gemeenten naast elkander, maar evenwel werden zij bijeen gehouden onder dezelfde
assemblee classique (Les arlicles traites et arestez par Vassemblee Classique de brabant
en Anvers Ie
27 jour Decembre 1572, art. 4, in Nederlandsen Archief voor kerk. Gesch.
IX, bl. 163). Al de hervormde kerken der zuidelijke Nederlanden, tant francoise que
fiamengue,
bleven ouder den algemeenen naam van eglïses Wallonnes begrepen.
Al schijnt de rigting der onroomschen dier zuidelijke gewesten over het algemeen de
Calvijnsche geweest te zijn, was het er toch verre af, dat gewenschte eenstemmigheid
onder hen zou geheerscht hebben. Velen werden door het twisten der zaak ten eenen-
maal bijster, zoodat zij in mijmering en vertwijfeldheid vielen. Anderen, die de ligthcid
eenigzins in den aard hadden, sloegen tot ongebondenheid van godsvrucht en tot een roe-
keloos leven over (Hooft, Ned. hist. I, 35.). De zeer wilde loten der wederdooperij zag
Guy de Bres zoo overvloedig, zelfs onder zijn eigen aanverwanten, opschieten, dat hij er
in uitvoerig geschrift tegen waarschuwen moest; maar om zich van dezen af te scheiden,
zich tegen menige beschuldiging der roomsch-gezinden te verdedigen en alle goede her-
vormden onder eéne belijdenis te vereenigen, ontwierp die kundige en vrome man, uit
Bergen in Henegouwen afkomstig en ijverig prediker van het Evangelie in Eijssel en
Valcncienncs, eene geloofsbelijdenis. Zij verwierf de goedkeuring van vele godgeleerden
als Saravia en Calvijn en verscheen Walonico idiomale in 1562 in liet licht. In het
volgende jaar was zij reeds in het Nederduitsch overgezet en niet slechts per omnes ec~
clesias disseminata, verum etiam ai hoc tempore coepit esse formula consensus
(Schoock,
de bonis vulgo ecclesiasticis dictis p. 521. Deze laatste zinsnede is door Ypeij bestreden
in zijne aant. bl. 205 op de Geschiedenis der Nederlansche hervormde kerk I. en in
zijn vervolg op de kerkelijke geschiedenis van van Haraelsveld XXV, 207 verv. Zoo
streng verbindend als later is die belijdenis in den beginne zeker niet geacht, en ten. be-
wijze strekt het schrijven van Saravia aan Uytenbogaert als hij zegt: Sed nemo eorum,
qui manum apposuerunt, unqnam cogitavit h'dei Canonem cdere, verum ex Canonicis
scriptis (idem suam probare (Vinke, Libri Symbolici, pracf. XII).
Maar die gemeenten in Artois, Henegouwen, Brabant en Vlaanderen verstrooid, moesten
door een geregeld kerkbestuur vereenigd en in orde en tucht gehouden worden. Daartoe
vooral zouden de synoden dienen, die de Waalsche leeraars al vroeg gehouden hebben. liet
verhandelde op deze synoden is bewaard gebleven in het Livre Sijnodal, hetwelk door de
Waalsche synode van Middelburg in 1G40, op last eener vroegere vergadering van Ziorik-
zee, bijeenverzameld is, en waarvan afschriften bij de Waalsche gemeenten van Groningen,
Utrecht en Leiden berusten. Deze afschriften waren weinig bekend en ook Ypeij had er
geene genoegzame aandacht aan gewijd. (Ypeij en Dermont, gesch. der Ned. herv. kerk I,
aant. bl. 138.) Blaar de ijverige hoogleeraar N. C. Kist heeft den beoefenaars van kerk-
geschiedenis en kerkregt eene gewigtige dienst bewezen door een deel van het Leidsche
afschrift in het Nederlandsche Archief voor Kerkelijke Geschiedenis (d. IX, bl. 115
en verv.) bekend te maken, en het is daaruit, dat wij, met vriendelijk verlof van den
hoogleeraar, de handelingen der Waalsche syaodeu onder het kruis van 1563 tot 1566
overgenomen hebben.
Van de drie eerst voorkomende synoden valt aanstonds in het oog, dat zij in onder-
scheidene gemeenten op dcnzelfden dag van hetzelfde jaar (26 April 1563) zijn gehouden
en daarom onder de particuliere synoden geteld moeten worden. In hare handelingen
heerscht grootc overeenstemming, die wel zal zijn voortgevloeid uit haar voorne-men,
de suivre Ie conseil de ceux de Qenève (Syn. de la Palme art. 2), maar waarschijnlijk
ook reeds door vroegere zamenkomsten was voorbereid. Deze drie synoden van denzelfden
dag dragen ook geen enkel teeken in hare artikelen, dat zij de allereerste zijn geweest-
1*
-ocr page 10-
4              -WAAL5CIIE Sr.VODEK (WDEK HET KRUIS. 1563 —1566.
maar van vroegere zamenkomsten is niets bekend en was misschien niets opgeteekeniJ.
In de synode de la Vigne van 15 Oetober van hetzelfde jaar (art. 1) is eerst het aantec-
kenen van het verhandelde en het mededeelen daarvan aan de gemeenten vastgesteld; maar
des te meer verwondering baart het, dat het Livre Stjnodal de synode van Antwerpen,
die ineuule maio 1566 zal gehouden zijn, niet heeft medegedeeld, van welke vergadering
wij de handelingen ongaarne missen, wijl er beroemde mannen, als Marnix, Junius en
Saravia, tegenwoordig zijn geweest en ook over de geloofsbelijdenis gehandeld is. (Junius,
vita ab ipsomet conscripta, p. 16 en 17. Schoock, de bonis vulgo ecclcs. dictis, p. 521
en 522, die echter, even als Trigland, kerk. gesch. bl. 145, 1565 in plaats van 1566
geschreven heeft. II. E. Vinke, libri symbolici, praef p. XXI, annot. 3. N. C. Kist,
Nederl. Archief voor de kerk. gesch. IX, bl. 153 de noot.)
Deze Waalscbe synoden onder het kruis zijn met verbloemde namen aangeduid, over
welker oorsprong vele gissingen zijn gemaakt. In de Geschiedenis der Ned. herv. kerk
van Ypeij en Dermout (aanteckeningen bl. 141 van het I. deel) wordt verwantschap
gezocht tusschen die bijnamen van Waalsche gemeenten en der genootschappen van rede-
rijkers; maar de hoogleeraar Kist meent met veel grond, dat die benamingen eenvoudig
ontleend zijn aan de kerkelijke zegels der gemeenten, waar de synoden hare zittingen hiel-
den. De gemeente van Antwerpen had een wijnstok op haar kerkelijk zegel, die van
Armentièrcs een bloemknop, en daarom zijn de synoden van Antwerpen de la Vigne en van
Armcntières du Bouto?i genoemd. (Ned. Archief voor kerk. gesch. VIII, bl. 261—264.)
Al bevatten deze acta der Waalsche synoden onder het kruis, naar het oordcel van
Ypeij (Gesch. d. Ned. herv. kerk. I. aant. bl. 139) niet anders dan eenige weinige toen
genomen besluiten, met weinige woorden ter neder gesteld, zoo achten wij die besluiten
toch van groot gewigt, èn omdat zij ons inlichten nopens de aanneming onzer geloofsbe-
lijdenis, èn omdat zij ons de grondslagen aanwijzen, waarop later het bestuur van onze
Noord-Nederlandscbe kerk gebouwd is.
Meestal oordeelde men, gelijk ook de hoogleeraar Vinke (praefatio van zijne Libri Symb.
Eccl. ref. Nederl. p. XXI, XXII) dat de lelijdenisse des gheloofs eerst door de synode
van Mei 1566 te Antwerpen zou zijn goedgekeurd en aangenomen. Maar, voor zooveel
de Walen betreft, wijst ons reeds art. 1 der synode van 26 April 1563, tenu auSouton,
op la Confession de foy arrestée entre nous, en op de onderteekening (signeront), die ook
reeds toen, en dus niet eerst door de Embdensche synode (1571) voorgeschreven is. De sy-
node van Pinksteren 1565 tenu a la Vigneleeit ons in art. 1, dat die confessie bij het begin
f van elke synodale vergadering moest gelezen worden, tant pour protesler de notre union
que pour adviser, s'il ni a rien a changer ou amender;
waaruit blijkt, gelijk de hoog-
leeraar Kist aanmerkt, dat de vroeger aan deze belijdenis verleende kerkelijke goedkeuring
haar toch geenszins tot een voor altijd blijvenden geloofsregel verhief, maar zij slechts
werd aangemerkt als eene tijdelijke uitdrukking des geloofs, welke men voor gestadige
verandering en verbetering vatbaar keurde; zoo zelfs, dat elke synodale vereeniging tot het
aanbrengen vau zulke verbeteringen niet alleen bevoegd verklaard werd, maar daartoe ook
opzettelijk uitgenoodigd (Ned. Archief v. kerk. gesch. XI, bl. 153, de noot.).
Volgens de voorschriften dezer Waalsche synoden moet iedere gemeente een consistoire
hebben dat uit ministres, anciens, en diacres bestaat. Deze leden van het consistorie be-
zitten geene primauté ni domination Vun sur Vautre. (Syn. tenu a la Vigne 1 May 1564,
artt. 1, 2.) Het schijnt, dat in dien tijd van sehaarschte aan predikanten, de gemeenten zich
tot de particuliere synoden gewend hebben, als een ministre noodig was pour resider en
eertain lieu
(Syn. k la Vigne 1563, art. 7.). Ouderlingen en diakenen werden in nieuwe
gemeenten gekozen par la voix commune de tout Ie peuple avec leurs pasleurs. AVaar
reeds een kerkeraad bestond moesten zij gekozen worden au senal de l'eglise avec les mi-
-ocr page 11-
WAALSCHE SYNODEN ON'DEU HET KEDI3. 1563 —1566.                5
xislres et les diacres, pas seront presenten au peuple, et s'il y a opposition, la cause
sera debaitue et vuidée au consistoire
, et s'ils ne se peuvent accorder sera renvoyée au
concile proviricial
(Syn. teuu au Bouton, art. 1). De synode te Teurs op denzelfden dag
gehouden (26 April 1563) heeft eenigzins anders besloten, art. 11, quant a Véleciiondes
anciens ou diacres, s'il en faut mi, on en eslira deux aw consistoire, les quels seront
<presentez a la compagnie
, laquelle en eslira un pour soy. Zoodat er verschil in de wijze
van verkiezing heeft bestaan. Dit consistorie, zoo zamengesteld en zoo gekozen, behar-
tigt de belangen der gemeente en handhaaft de orde en discipline of tucht der kerk. Van
deze tucht zijn de leden van den kerkeraad ook niet verschoond, en elke maand wordt de
censuur gehouden tant de la vie et de la doctrine des ministres que des anciens et dia-
cres
(Syn. de la Palme 1563 art. 16 en de la Vigne a la St. Jean 1563, art. 2).
Deze antihierarchische, prcsbyteriaansche en republikeinsche beginselen zijn duidelijk en
soms letterlijk aan de geloofsbelijdenis (art. 30, 31 en 32) ontleend. Zij komen overeen
met den geest der vrijzinnige Walen on Vlamingen, en zoo veel de tucht betreft , zal die
voor deze zuidelijke Nederlanders wel noodig zijn geweest, op wier strenge deugd en stille
zeden niet te roemen viel.
Het is vooral op het punt van do tucht dat de stellers dezer synodale artikelen den
raad schijnen ingewonnen te hebben de ceux de Geneve, en hunne uitvoerigheid over
huwelijkszaken is ook in overeenstemming met de ordonnances ecclesiastiques de Veglise de
Oenève
, waar het hoofdstnk du manage een groote plaats inneemt. Als zij zeggen zich
ook te rigten naar la coustume des eglises reformées (Syn. a la Vigne St. Jean 1563,
art. 6.), moeten wij vooral aan de Fransche gereformeerde kerken denken, en de 40 artike-
len der eerste Fransche synode van Parijs (25 Mei 1559) komen in vele onderwerpen,
ook van minder belang, met deze Waalsche synoden overeen. Enkele artikelen zijn woor-
delijk overgenomen. Tot bewijs voeren wij slechts aan art. 27 dier eerste synode van Pa-
rijs, hetwelk bijna geheel gelijkluidend is met het even genoemde eerste artikel van de
"Waalsche Synode tenu au Bouton; Dans les lieux oü 1'ordre de 1'eglise n'est point encore
dressé, tant les Diacres que les Anciens seront éliis par la voix commune du peuple
avec leur Pasteur; mais dans ceux oü la discipline seroit déja drcsse'e, ce sera au Senat
de 1'eglise, avec leur ministre de les élire; après quoi on leur lira les obligations de leur
Charge, et ils sigucront la Confession de Foi arrêtee entre nous; puis ils seront prescntés
au peuple, et s'il y a oppositiou, la cause sera debattuë et vuidée au Cousistoire, et s'ils
He se pouvoient accorder, ellc sera renvoie'e au Synode Provincial. (Actes ecclesiastiques
et civils de tous les synodes nationaux des eglises reformées de France en II volumes de
Johannes Aymon, a la Haye, 1710).
Dat wij in deze Waalsche acta aanstonds provinciale synoden aantreffen is zeker ook van
de ïransche naburen ontleend, op wier eerste algemcene kerkvergadering de synodale in-
rigting al dadelijk tot volle ontwikkeling was gebragt. Men mag dan wel zeggen, dat de
Waalsche kerkordeningen den diepen stempel der Fransche dragen, maar toch openbaren
zij hier en daar vrijzinniger geest. De Fransche synoden laten aan de gemeenten geen
keus van ouderlingen eu diakenen, ook niet uit een ■dubbeltal, zoo als de Waalsche
synode van Teurs, maar houden bet beginsel streng vast, que les anciens et diacres se-
ront nornmez par Ie consistoire et puis presentés au peuple pour estre receus.
Waar zij
ook zeggen, dat bij het begin der nationale synoden de confess de foy zal gelezen
worden, hebben zij er, zoo als de Walen, nooit bijgevoegd, dat dit is, pour adoiser, s'il
ni a rien a ckanger on amender.
(La discipline des eglises reformées de France par
J. d'Huisseau, p. 70, 147.)
Wat Dr. Xechler ter cere der eerste Franache synode aanmerkt, mag ook van de Waal-
sche kruis-synoden gelden: In ihren. Berathungen liegt eine sittliche Einfallt und Grosse,
-ocr page 12-
6                WAALSCHE SYNODES ONDER HET KKUIS. 15G3—1566.
welclic ergreifcnd sind, cine rnhige Wiirde, eine friedliche und klare Kraft, als handelten
die Mitglieder in tiefem I'rieden, unter dem Scbutz der Gesetze, wahrend sie cineia tei-
nahe gewisscn Tode trotzten. (Geschichte der presbyterial-und synodalverfassung seit der
Keformation, s. 70.)
Groot is de invloed der Waalsche kerk op onze Nederduitsche geweest. Men noemt
haar de stam, op welken onze Noord-Kederlandsche geënt is (mr. H. J. Koenen, gesch.
van de vestiging en den invloed der Fransche vluchtelingen in Nederland, bl. 153. Zie
ook Ypeij en Dermout, gesch. d. Ned herv. kerk I, bl. 305). Wij hebben althans da
geloofsbelijdenis van haar overgenomen met de groote'beginselen van kerkbestuur daarin
voorgeschreven, en hoe onze Noord-Nederlandsche synoden met de Walen op diezelfde
grondslagen in gelijken geest hebben voortgebouwd, zullen wij bij ecnige artikelen dezer
"Waalsche synoden aanwijzen.
Wij deelen slechts de acta der AVaalsche synoden tot 16 April 1506 mede. liet kan
niemand verwonderen, dat in het Livre Synodal na 1566 eene gaping van vier jaren
gevonden wordt. Hoe veel andere, min geestelijke zorgen hebben toen de contistoriën ge-
had, en dat van Antwerpen vooral, hetwelk langzamerhand het middelpunt der Waalsche
Kerken geworden was. (Over de bemoeijingen der consistoriën van dien tijd leze men:
Het jaar 1566 door M. L. van Deventer.) Hoe veel teleurstellingen daarna ondervonden,
harde verliezen geleden, bloedige vervolging verduurd! En wie weet niet, welk streng
placaat (24 Mei 1567 bij Bor III boek bl. 121 of 170) van Margaretha uitging, tot
eindelijk Alva kwam, die de gemeenten met dubbelen angst en schrik vervulde, de huizen
harer zarnenkomsten omverwierp en den leeraars maar zelden gelegenheid liet om zich ergens
te verbergen en kerkvergaderingen te houden. De latere acta door den hooglccraar Kist me-
degedeeld, gaan tot 8 Mei 1578, maar zij bevatten veelal faictz partïculïers, memoires
en adveriisementz, en gecne noemenswaardige verandering van de reeds vastgestelde rege-
len des kerkbestuurs. Juist na dat jaar 1578, toen men zich van den godsdienstvrede veel
goeds beloven mogt, die echter bet tegenovergestelde heeft uitgewerkt, werd de toestand
der gemeenten al hagchelijkcr. De verbittering tusschen roomscheu en onroomschen steeg
steeds hooger; Artois en Henegouwen onderwierpen zich aan Spanje; Vlaanderen met een
groot deel van Brabant werd onder hetzelfde juk teruggebragt; de gemeenten verloren
hare meeste en beste leden, die zich in de noordelijke gewesten verplaatsten, en de over-
geblevenen vervolgd en verdrukt, smolten weg van dag tot dag. Slechts een gering ge-
deelte van de eertijds bloeijende kerken bleef overig, hetwelk wij nog eenmaal op do
Fransche Synode van Vitry in 1583 door de predikanten van Meehelen, Gent ea Brugge
vertegenwoordigd zien.
De Waalsche gemeenten daarentegen, die zich in onze noordelijke provinciën gevestigd
hadden, bloeiden voorspoedig. Zij ontvingen meestal gewezen kloosters tot kerken en
hunne predikanten werden door den staat bezoldigd. Zij waren naauw met de Nederduitschc
hervormde kerk vereenigd, maar hadden om verschil van taal, hare eigene kerkeraden,
en particuliere synoden, volgens besluit der synode van Dordrecht 1578, art. 46. Haar
getal werd ruim honderd jaren daarna nog vergroot, toen in Frankrijk hevige vervol-
ging uitbrak en in 1685 het edict van Nantes herroepen werd. Toen kwamen vele
Fransche vlngtelingen zich bij onze Waalsche gemeenten voegen, en in 1686 onderteeken-
den op do synode van Kotterdam twee honderd gevlugte Franschc predikanten de geloofs-
belijdenis en de kerkorde der Nederlandsche Wraalsche kerk (Zie Bachiene, kerkelijke geo-
graphie enz., IV stuk, IV hoofdst. over de Waalsche synoden in de Nederlanden, en Teis-
sèdre 1'Ange, Sermons, p. 339—344).
-ocr page 13-
WAALSCHE SYXODEtf OSDER HET KKUI3. 15G3—1566.                7
I. Articlea arrestés au Synode Provincial tenu a Teurs, Ie 26 d'Avril
fan 1563.
Sommigen lezen Tours, anderen Teur, of ook wel Fleur. Welke gemeente hier
wordt aangeduid weet men niet.
1.     A esté arresté que 1'on n'assistera nuls povres passans, s'ils
n'ont expres tesmoignage de 1'Eglise dont ils viennent, scellé du seau
dudit lieu, ou bien qu'ils ayent tesmoignage de quelque personne du
lieu auquel ils se retirent.
2.     Que les fidelos estans sous tutele ne s'allieront par mariage sans
consentement de leurs parens ou tuteurs, n'estoit que les parens ni
voulussent point consentir pour liaino de la religion, ou autrement par
trop irraisonnable cause, ce que Ie consistoire pourra juger.
Het kerkelijk toezigt op huwelijkszaken bekleedt in deze en in al onze oude kerkor-
deniugen eene belangrijke plaats. Zie syn. de la Palme art. 4, 5, 8, 18; de la
Vigne
1563, art. 5, 6; en van Mei 1564, artt. 26—81. De syn. v. Wezel zegt:
" wat aangaat den houwelijken staat — daarover oordeelen wij, dat in de synode bijzon-
derlijk behoort gehandeld te worden", en meestal is er ook een afzonderlijk hoofdstuk
aan gewijd. Syn. v. Wez. cap. VII; van Embden artt. 22—24; van Dordr. 1574,
artt. 83—89. van Dordr. 1578, artt. 78—90. liet volk moest weten, dat het hu-
welijk, niet meer onder de sacramenten geteld, toch heilig te honden was. De schei-
ding door de nieuwe belijdenis tusschen ouders, voogden, echtgenooten en kinderen
ontstaan, maakte ook nieuwe huwelijksbepalingen noodig.
3.     Que les promesses qui auront esté faites sans Ie consentement
des parens et de 1'Eglise. ne seront de valeur.
Syn. v. Embd. art. 22; v. Dordr. 1578, art. 81.
4.     Que les promesses qui seront faites par Ie consentement des pa-
rens et de 1'Eglise, et que les deus parties se voudront quitter par
consentement des parens pour quelque cause probable, qu'ils soyent
vivement repries de leurs legeretez, admonestez aussi jusques au bout
ii porseverance. ïoutefbis a 1'extreme on les pourra mettre en liberté.
Gestrenger de syn. v. Dordr. 1578, art. 85: De ondertrouwe wettelijk gedaan
zijnde, sal ook door beyder partyen bewillinge niet gebroken konnen worden.
5.     Que tous iideles quiont enduré que leurs enfans soyent souillez
par Ie baptesme des Papistes, soyent suspendu jusques a la reparation
de leur faute. Et que ceux qui estans en office public ont commis
ceste lasehete, outre Ie retranchement soyent deposez de leurs charges,
ausquelles ne seront derechef admis si par longue experience ils n'ont
premierement rondu plus ample tesmoinage de leur plus grande con-
stance et fermeté.
6.     Que tous enfans qui seront offerts a 1'Eglise du Sr par gens
fideles et de bonne conversation en 1'Eglise, soyent receus au Bap-
tesme, non obstant 1'incredulité et mechancetd des parens, moyennant
que lesdits parens y consentent.
7.     Que ceux qui presentent les enfans au baptesme soyent de
bonne conversation et rangez, selon la discipline Ecclesiastique.
8.     Que s'il s'offre quelquo estranger incognu pour présenter son
enfant au baptesmo, ne pourra estre receu, jusques h ce que par sa
vie, on puisse avoir tesmoignage de sa fidelité.
-ocr page 14-
8               WAALSCHE SYNODEN ONDER HET KRUIS. 1563—1566.
9.    Que personne ne soit receu a Ia Cene que premïerement il n'ait
esté catechisé et trouvé sufSsant tant en vie qu'en doctrine.
10.    Que la Cene du Sr soit administrée pour Ie moins do trois
en trois mois ou selon la commodité.
Vergelijk syn. au Bouton v. 1563, art. 12 six fois Van, s'il est possible. De syn.
van Wez. kan nog niet bepalen, hoe dikwijls het Nacht maal zal gehouden worden, cap.
VI, arl. 16. De syn. v. Dordr. 1574. art. 69, stelt het: alle twee maanden, sooverre ala
't mogelijk is. Desgelijks de syn. v. Middell). art. 45; v. 's Gravenh. art. 56; v. Dordr.
1619, art. 63. De staatskerkorde van 1576 art. 27 wil, dat het viermael 'sjaers ge-
houden wordt; maar die van 1583, art. 20 weder ten twee maanden eens en die van
1591, art. 19: alle twee maanden eens of ten minste viermael in 'tjaer.
11.    Quant h 1'élection des Anciens ou Diacres, s'il en faut un, on
en eslira deux au consistoire, lesquels seront presentez a la compagnie,
laquelle après 1'invocation du nom de Dieu en eslira un pour soy.
Desgelijks syn. v. Dordr. 1574, art. 2S; v. 's Gravenh. 1586, art. 20; v. Dordr.
1619, art. 22.
12.    Ceux qui sont esleus audit office s'ils refusent de servir sans
occasion legitime, qu'ils Soyent admonestez, pries et menacez par Ie
jugement de Dieu. S'ils ne s'esmeuvent, ni par prières, ni par me-
naces, on ne les pourra contraindre.
13.    Que rbomme ayant femme infldele pourra estre admis a 1'offlce
d'Ancien ou Diacre, moyennant que premierement on 1'adinoneste et
advertisse de toutes difficultez qui luy pourroyent advenir.
Syn. v. Middelb., partic. vraag 55.
14.    Qu'en 1'absence du ministre, les Anciens ou Diacres, selon les
occasions qui se presenteront, pourront faire priere, ou lecture de la
parole de Dieu, respondre briefvement aux questions proposées sans
s'ingerer h usurper sur 1'office du ministre, comme a faire exhortation
en 1'assemblée.
Syn. v. Emdb. art. 41, Uien stellen. Syn. v. Middelb., partic. vraag 52: men
sal 't niet lichtelijk doen.
15.    Qu'on pourra recevoir tesmoignage des infideles et non rengez,
moyennant que ce ne soit directemont chose controuve'e contre la reli-
gion, mais toutefois si Ie frere nie Ie fait apres 1'avoir adjuré au nom
de Dieu qu'il soit remis sur sa conscience, avec annonciation du ju-
gement de Dieu, sans Ie presser plus outre.
16.    Que les fautes publiques soyent reparëes publiquement et les
particulieres particulierement.
Openbare zonden zal men opentlijk verzoenen. Zie syn. v. Emüb. art. 29; v. Dordr.
1578, art. 97; v. Middelb., art. 63; v. 'sGravenh., art. 68; v. Dordr. 1619.art. 75.
17.    Que ceux qui par imprudence anront decelé la compagnie re-
cognoistront leur faute publiquement en leur compagnie.
18.    Qu'on ne dissimulera nullement 1'excommunication contre les
obstinez en leurs pechez, ores qu'il en apparut quelque persequution.
19.    Que 1'on tasche par tous moyens de reprimer les mesdisans,
de point recevoir legerement les rapports et de r'accorder tous differens
pour reconcilier ensemble les fideles selon la regie de la parole de Dieu.
-ocr page 15-
WAALSCHE SYNODEN ONDER HET KEDIS. 1563—1566               9
20.    Quant a ceux de Franckfort, qui ont adherez a 1'une des par-
ties ou a 1'autre, ils ne seront receus en 1'Eglise, s'ils ne promettent
de se deporter de tous differens.
21.    Que ceux qui vendent des livres par eux achetez a ceux qui
les vont querir se contentent d'un profit honneste, et s'ils en font
autrement, qu'ils soyent redarguez.
22.    Que Ie plustost qu'il sera possible pour les Eglises qui n'ont
point de Ministres ou Pasteurs sinon par emprunt ou provision,
diligence soit faite d'en cercher qui puissent estre perpetuels et obligez
aux Eglises esquelles ils presideront avec edification, selon que Ie vray
ordre de 1'Eglise Ie requiert.
23.    Que nulle eschange de ministre 'ne soit faite sinon en temps
de persequution ou necessité extreme, quand la personne du mïnistre
seroit rccerchée par les ennemis de la verité; ou que sa personne
seroit dommageable au troupeau, et ce par Ie consentement mufcuel des
deux Eglises a qui la chose touchera; ou pour quelque autre raison
de grand poids, de quoy Ie Synode pourra juger, les Eglises par
commun consentement et accord pourront changer de ministre.
24.    Que les Ministres sont tenus de visiter les Eglises voisines ou
il n'y a point de ministres, et autres places, oü il y auroit quelque
espoir que la paroio de Dieu seroit receue, afin de tousjours accroistre
Ie nombre des enfans de Dieu.
25.    Que personne ne soit admis pour administrer la parole de Dieu,
sans vocation legitime et kque ceux qui s'y ingerent temerairement,
seront reprimez.
De syn. v. Embd. art. 18 schrijft voor, hoe gestreng men met dia indringers han-
delen sal.
26.    Que les estudians qu'on envoyera d'oresnavant soyent veus et
examinez par les Ministres du Synode, pour cognoistre s'ils seront
trouves propres pour en temps opportun s'en servir, et il ne sera
permis de faire collecte que pour ceux qui auront esté ainsi envoyez.
27.    Que les aumosnes des bonnes gens soyent r'apportées aux Dia-
cres pour estre dispensées, et personne ne s'ingere de faire collecte
pour la necessité do quelque povre, maïs que 1'indigent et souffreteux
soit declaré au diacre, afin qu'il soit assisté.
II. L'arrest du Spiode du lieu de la Palme.
Door Palme wordt aangeduid Tournay, volgens de lijst door den hoogleeraar Kist in
het Utrechtsche exemplaar van het Livre Synodal gevonden, die achter elke verbloemde
naam de gemeente opgeeft, welke er door beteekend is. Ned. Archief voor kerk. gesch.
VIII. bl. 201. — L)e datum van deze synode is niet ingevuld in het Leidsche hand-
schrift. Misschien wel in dat van Groningen, wijl Ypcij zoo uitdrukkelijk schrijft: het
is ons gebleken, dat er ten jare 1563 op denzelfden zes en tvviutigsten dag van gras-
maand wel drie provinciale synoden gehouden zijn. (Gcseh. d. Ned. herv. kerk I aan.
bl. 138). Ook daaruit dat deze handelingen tusschen twee in staan, die ieder van 26
April 1563 zijn, is met groote waarschijnlijkheid aan te nemen, dat zij ook op den-
zelfden datum moeten gesteld worden.
1. A esté arresté qu'un Ancien ou Diacre ayant eu son enfant
baptizé en la Papauté, nonobstant ayant fait son devoir sclon 1'appa-
-ocr page 16-
10            WAALSCHE SYÜÏODEK ONDER HET KKUIS. 1563 1566.
rence qu'on peut voir, sera deposé pour quelque temps de son office,
en recognoissant 1'infirmïté qui estoit en luy, et les autres particuliers
recognoistront aussi leur faute qu'ils auront faite.
Dezelfde bepaling als van de vorige syn. vaa Teurs art. 5.
2.    Qu'on suivra Ie conseil de ceux de Geneve, assavoir qu'on
pourra recevoir en l'Eglise pour estre baptisez, los enfans de ceux
qui ne sont point encore rengez, pourveu qu'ils s'y accordent, moyen-
nant que ce soit par un homme fidele et craignant Dieu, de mesme
i-engé en 1'Eglise. Quand aux enfans de ceux qui sont encore du
tout infideles, l'Eglise en jugera selon qu'elle cognoistra la chose estre
urgente et nécessaire.
Als van Teurs art. G. Zie ook het antwoord der Emdb. synode op de vraag der
broeders van Keulen, vr. 9.
3.    Qu'au temps d'extreme affliction on publiera Ie jeusne selon
1'oppression en laquelle on se trouvera et pour ce faire il sera bon do
prendre quelque texte, quand il sera temps de Ie publier, qui soit
conforme au jeusne lequel on voudra commander.
Syn. v. Dordr. 1574, art. 54 en 1578, art. 74.
4.    Que dores-enavant les mariages et baptesmes se feront en 1'as-
semble'e, selon qu'on trouvera Ie temp3 et 1'opportunité propre a ce
faire, et les contracts de mariage seront r'apportez au consistoire,
afin d'estre leus de ceux qui president sur iceux.
Trouwen in de openbare samenkomst en wanneer in huis geoorloofd, syn. v. Dordr.
1574, art. 85. Doopen ooi in de ierk, of ook in huis in de tegenwoordigheid van
minstens vier of vijf geloovigen, syn. v. "Wez. VI. art. 2. Maar syn. v. Ilordr.
1574. art. 58: men sal den Doop niet aandienen, dan alleen in een openbare versame-
linge der kerken, bij de verkondiginge des Goddelijken Woordts.
5.    Que nul Ancien et Diacre ne s'ingerera doresnavant d'adminis-
trer les Mariages, encore moins Ie Baptesme, si ce n'est qu'on ne
puisse recouvrir de Ministre pour ce faire.
6.    Que doresnavant nul estaut appalé en office public comme An-
cien ou Diacre, ne se pourront abseuter d'une telle charge, sinon qu'il
y ait occasion legitime et nécessaire. Dequoy l'Eglise pourra juger,
selon qu'elle cognoistra la necessité de celuy qui demande son congé.
7.    Que l'Eglise peut dresser en consistoiro des deputez pour avoir
la cognoissance des choses secrettes qui surviennent en l'Eglise, et
aussi pour Ie soulagement de ceux qui sont en office public. Les
Diacres auront charge de solliciter la necessité des povres comme la
raison Ie requiert: et seront tenus de se trouver ensemble tous les
mois avec les Anciens pour les distribuer.
8.    Que nul de quelque estat ou condition qu'il soit, voire, fust
il en office publicq, ne pourra contracter alliance de mariage sinon
par Ie consentement de ses parens s'il en a, sinon qu'il y ait cause
suftisante de quoy son pere ne voulut permettre de poursuivre plus outre.
Syn. van Embd. art. 22; v. Dordr. 1574, art. 84.
9.    Que tous ceux qui seront du troupeau ne s'ingereront de faire
assemblee illicite. Apres admonition a eux faite de s'en deporter, s'ils
-ocr page 17-
WAALSCIIB SYSODEX OXDER HET KRUIS. 1563 —1566.            11
ne s'en deportont, seront tenus pour scliismatïques, et par consequent
suspendus do 1'assemblée, et aussi semblablement tous ceux qui estans
rangez se trouveront au lieu oü telles assemblees se feront, apres ad-
monition a eux faite de ne s'y plus trouver, et par consequent tous
ceux qui s'adjoignent avec les Anabaptistes pour escouter leur doc-
trine.
Er zal wel reden geweest zijn voor zulken maatregel tegen de assemhlées ilücites,
want de Brabanters en Vlamingen, die een groot deel der Waalsche gemeenten uit-
maakten, noemt Hooft: doorgaands onrustigh, moeireedt en heethoofdighcr dan de Hol-
landers. (Ned. Hist. XXVII, bl. 333).
10.    Que celuy qui se trouvera avoir esté negligent a présenter son
enfant, ou lequel apres avoir csté baptisé en 1'Eglise Chrestienne est
derechef rebaptizé en la papauté, sera admonesté rigoureusement de
sa faute, et s'il advient qu'il demeurast en obstination, qu'il soit sus-
pendu de 1'assemblde.
11.    Que quand il sera question de conduire quelque mort en torre,
moyennant que nulle Idolatrie ne s'y commette, on s'y pourra trouver,
et Ie conduire jusques au lieu oü on Ie porte en terre, ostée toute
superstition.
Syn. il la Vigne 1 May 1564, art 40. On ne fera prieres ni predications a 1'en-
terrernent des morts. — Vergelijk de staatskerkordeningen van 1576, art. 34; van 1583,
art. 41; v. 1591, art. 27: dat do begravinghe der dooden geschieden sal bij schoone
daeghen met alle cerbaerheyt ende stillichheyt, sonder dat er enyge cerimonién ofte
uytwendichheyt sal worden gebruyekt, die tot superstitie, misgeloof ofte ergernisse soude
mogen strecken. — Het gebruik van lijkprcdicatiën ook zorgelijk en niet in te voeren,
waar ze niet zijn. Do dankzegging bij de begrafenis der dooden achter den Catechis-
mus in den druk weg te laten. liet luiden der klokken bij het begraven af te schaf-
fen. Syn. v. Dordr. 1578, art 58; v. Middelb. part. vr. 81.
12.    Que tous ceux qui auront emprunté quelque argent de leur
frere ne leur voulans rendre ce qu'ils auront empruntë d'eux, apres
plusieurs admonitions faites, s'ils ne contentent ceux ausquels ils doi-
vent, ayant dequoy payer, seront suspendus de la compagnie.
13.    Que doresenavant on publiera les annonces de ceux qui se
voudront marier, en la compagnie oü ils seront , afin que toute chose
soit faite par bon ordre, et meurc deliberation selon la coustume des
Eglises reformées.
Desgelijks syn. v. We^. VII art. 1.
14.    Que ceux qu'on envoyera pour les affaires de 1'Eglise seront
recomponsez de quelque choso outre les despens qu'ils pourront avoir
faits par Ie chemin et cependant qu'ils y auront esté.
15.    A esté remis en la liberté des Eglises de pouvoir appeler en
particulier les marchans pour s'assembler ensemble aux exhortations,
par Ie moyon qu'ils dresseront quelque ordre entr'eux, et donner congé
ausdits marchans par provision de choisir un ancien et diacre a celle
fin de presider, estans sujets de r'apporter tout ce qui se fera entr'eux
au consistoire.
16.    Que doresenavant on tiendra un consistoire tous les mois des
censures, la oü on traitera des affaires qui seront survenües, comme
de la vie des Anciens et Diacres, et semblable, s'ils ont fait leur de-
-ocr page 18-
12            WAALSCHE SYNODES ONDER HET KRUIS. 1563 — 156G.
voir vers ceux desquels ils ont charge; consequemment de la vio et
doctrine du Ministre, afin que Ie tout soit fait par bon ordre, tendant
i\ la gloire de Dieu et a l'édification de son Eglise.
Alle twee ofte drie maanden, syn. v. Wez. VIII art. 19. De censuur ook al aan-
stonds op de leeraars toegepast en niet slechts de la vie, maar ook de la doctrine du
ministre,
zoo als in alle volgende kerkordeningen.
17. Que doresenavant 1'Eglise qui voudra demander au Synode
quelque Ministre pour resider en un certain lieu, il faudra qu'elle ap-
porte au Synode tesmoinage de son consistoire, par lequel il declarera
la charge qu'elle a, ou autrement la requeste, qu'elle fera, sera de
nulle valeur.
III. Articles arrestez au Synode Provindal term au Bouton Ie
26 d'Avril 1563.
Bouton beteekent Jrmetitières, Ned. Archief v. kerk. gesch. VIII, 202.
1.    Es lieux oü 1'ordre de 1'Eglise n'est point encore dressé, tant
les Diacres que les Anciens seront esleus par la voix commune de tout
Ie peuple avec leurs Pasteurs, mais oü la discipline sera desja dressée
seront esleus au Senat de 1'Eglise avec les Ministres et les Diacres,
ausquels on dira leur charge, et si°[neront la confession de foy arres-
tée entrenouSj puis seront presentez au peuple, et S il y a opposition,
la cause sera debatue et vuidde au Consistoire, et s'ils ne se peuvent
accorder sera renvoyée au Concile provincial.
Vergelijk syn. v. Wez. II: artt. 3—C; v. Embd. art. 14; v. Bordr. 1574, art.
27: dat de kerkenraad het recht der verkiesinge hebben sal. Syn. v. Uordr. 1578,
art. 12, dat den kerkenraad vrij sal staan ofte een enkel getal der gemeente voor te
stellen, ofte een dobbelgetal, om het halve deel bij der Gemeente verkozen te wor-
den; syn. v. 's Gravenh. art. 20, en v. Donlr. 1019, art. 22. — Signeront la Con-
fession de foy.
Syn. v. Embd., art. 2 en de uitbreiding aan dio onderteekening gegeven
door de volgende Nederduitsche synoden, Vinke, Libri Symbolici. Praef. XXII.
2.    Ceux qui sont esleus audits offices, s'ils refusent de servir sans
occasion legitime, seront admonestez, priez et menacez par Ie jugement
de Dieu, Toutefois s'ils perseverent on ne les pourra contraindre.
3.    Item un Ancien ayant une femme infidele laquelle il ne peut
amener a 1'Eglise, ne peut estre rejetté pour cela de sa charge s'il
1'exerce fldelement. Toutefois pour 1'advenir on taschera d'eslire des
Anciens qui ayent leurs families bien reformdes, sinon en cas de telles
necessitez qu'il y eut danger apparent de decadence en 1'Eglise.
4.    Es assembldes de fideles qui n'auront la predication par Ie moyen
du Ministre es jours de Dimanche, 1'Ancien fera priere et simple lec-
ture de ce que Ie Ministre avec Ie Consistoire avisera sans aucune
explication, ni response a question , et sy aucuns y contreviennent on
procedera contre eux selon la discipline de 1'Eglise.
Gcsfrenger dan art. lé. van de syn. i Teurs.
5.    Chacun Ministre aura son Eglise a laquelle il sera oblige'.
6.    Quand un Ministre sera tellement persequuté qu'il ne pourra
sans grand danger exequuter sa charge en 1'Eglise oü il sera appele',
il pourra faire changement avec un autre Eglise pour un temps, et ce
-ocr page 19-
VVAALSCHE SYNODEN ONDEE HET KKUJS. 15G3—Ï5G6.            13
avec 1'advis et consentement des deux Eglises et sï les Ministres ne
veulent obeir au jugement des deux Eglïses, la cause sera r'apportée
au prochain Synode provincial. Il se pourra aussi faire changement pour
autres causes, qui seront proposées et jugées au Synode provincial.
7.    Les Ministres seront tenus de visiter les Eglises voisiues, ou il
n'y a poïnt de Ministres , et aussi les lieux, oü il y auroit apparence
que la parole de Dieu seroit receue.
8.    Que les estudians qu'on envoyera doresnavant soyent veus et
ouis et examinez par Ie Consistoire du lieu oü ils seront envoyez pour
cognoistre s'ils seront trouvez propres. Et que ne sera permis de faire
collecte, sinon pour ceux qui auront este ainsi envoyez.
9.    Que ceux qui presentent leurs enfans au baptesme, soyent rangez
selon la discipline Ecclesiastique.
10.    Les enfans de ceux qui ne sont point rangez en 1'Eglise ne
seront point baptisez, sinon estans presentez par gens fldeles qui ayent
charge de 1'enfant.
11.    Personne ne sera receue ii la Cene, que premierement elle n'ait
esté cathechise'e et trouvée suffisante soit en vie soit en doctrine.
12.    Que la Cene s'il est possible, soit administrée six fois 1'an,
ou pour Ie moins quatre fois.
13.    Que les aumosnes des bonnes gens soyent r'apportecs aux Dia-
cres pour estre dispensées , et que personne ne s'ingere de faire cueil-
lette pour la necessité de quolque povre, mais que les indigences des
souffreteux soyent declarées aux Diacres.
14.    Que ceux qui par imprudence auront decele les compagnies,
recognoistront leur faute publiquement ou en leur compagnie.
15.    On ne dissimulera nullement 1'excommunication contre ceux qui
sont obstinez en leurs pechez, ou qu'il y on apparut quelque perse-
quution: ni contre ceux qui par crainte s'estans retirez des Eglises
se polluent en Idolatries et superstitions.
16.    Sera remis en la prudence et discretion du Consistoire de juger
de ceux qui voudront mettre en avant quelque chose contre ceux qui
sont en 1'Eglise.
IV. Du Synode temt a la Figne a la St. Jean 1563.
u. la Vigna beteckent Aiivers. De synoden die nu volgen zijn alle te Antwerpen
gehouden.
1.     Dores-enavant nuls Diacres ou Anciens ne se pourront absenter
d'une telle charge sans occasion legitime, dequoy on pourra juger au
Consistoire.
2.     Par ei apres on tiendra censures tant sur la vie des Ministres
que des Anciens ou Diacres.
De hoogleeraar Kist meent hieruit op te maken, dat de censuur over predikanten
later, dan die over ouderlingen en diakenen, zal zijn ingevoerd. De synode de la
Palme
van vroeger datum heeft anders, art. 16, ook reeds de predikanten aan de cen-
suur onderworpen, zonder eenig blijk te geven, dat dit iets nieuws was.
3.    L'Ancion ou Diacre duquel 1'enfant aura esté baptizé en la
Papauté, outre la recognoissance publique de sa faute sera deposé de
-ocr page 20-
14            WAALSCHE STNODEM ONTDEK HET KRUIS. 15G3 — 15GG.
soa office, n'est qu'il apparoisse clairement qu'il auroit fait tout de-
voir, qu'il fust baptizé en 1'Eglise du Sr.
i. Ceux qui escouteront coureurs et s'adjoindront aux Anabaptistes,
apres les admonitions a eux faites, seront retrancbez, s'ils ne s'en
deportent.
5. Doresnavant Ie Baptesme et Ie mariage se feront en l'assemblée,
sïnon pour grande raison dont Ie Consistoire jugera.
G. Doresnavant on publiera les annonces de ceux qui se voudront
marier en 1'Eglise, assavoir en la compagnie de laquelle ils sont, se-
lon la coustume des Eglises reforme'es.
7.    Les Eglises qui voudront demander au Synode quelque ministro
pour resider en certain lieu, auront a apporter tesmoiguago de leur
Consistoire, par lequel ils declarent lft charge qu'ils ont.
8.    Quand il sera question de conduire quelque mort on terre il
sera licite de s'y trouver, moyennant qu'il n'y ait nulles idolatries ni
superstitions.
V.    Du Synode ienu a la Vigne, Ie 15 d'Octobre 15G3.
1.    Les articles qui auront este' passez aux colloques, seront leus
en chacune compagnie, et ce qui concerne particulierement un chacun,
et en general, afin que personne ne puisse ignorer les articles qui ont
esté passez pour 1'utilite' de 1'Eglise.
Dit besluit doet de reden denken, zegt Ypeij, waarom, zoo er in die vorige jaren
zalke vergaderingen reeds mogen gehouden zijn, dcrzelver handelingen niet tot de na-
komelingschap overgekomen, maar reeds lang zijn vergeten geweest. (Gesch. d. Ned.
herv. kerk l. aant. bl. 138.)
2.    Quant aux Anciens et Diacres, ils seront seulement introduits
par la remonstrance qu'on leur fera de leur devoir et offices, avec
promesses reciproques.
Syn. v. Wez. IV. art. 7 de verkozene ouderlingen sullen beloven aan handen van
de predikant, in tegenwoordigbeyt van de andere ouderlingen ofte — voor de geheele
gemeynte enz. fiesgelijks de diakenen V, art. 2. S_yn. v. JJordr. 1574, art. 30. Men.
sal ook de ouderlingen en diaconcn met afvraginge der getrouwigheyt en gebeden tot
Godt in haren dienst bevestigen.
3.    L'on se pourra bien trouver es contracts, qui se feront entre
les infideles, moyennant que ce soyent contracts legitimes et civils,
dont Ie prochain no puisse estre scaudalizé.
VI.    Du Synode tcnu è la Vigne, Ie Ir de May 15G4.
1.    En chaque Eglise ny faut avoir qu'un Consistoire, compose' de
Ministres, Diacres et Anciens exerceans fidelement leur charges, lesquels
pourront appeler pour conseil telles gens que bon leur semblera quand
1'affaire Ie requerra.
2.    Nulle Eglise ne pourra pretendre primauté ni domination 1'une
sur 1'autre, ni semblablement les Ministres les uns sur les autres, et
notamment ceux qui sont d'une mesme Eglise, ni semblablement les
Diacres et Anciens.
Bekentenisse des gheloofs art. 81. En aengaende de dienaers des Woorts, in wat
-ocr page 21-
WAALSCIIE SYNODEN ONDEK TIET KEÜIS. 15G3 — 15GC.            15
plaetse datse zijn, soo hebbense eene sclve macht ende antoriteyt. Syn. v. "Wez. VIII.
art. 20, en v. Emdb., art. 1. Geen kerke sal over een ander kerke, geen dienaer des
Woorts, geen ouderling noch diaken sal d'een over d'ander heerschappye voeren.
3.    Les Ministres presideront par ordre en leur consistoire et con-
seil, afin que personne ne pretende superiorité sur son compagnon.
De beroepen dienaren des woords sullen ordentlijken en bij gebeurtcn in de consis-
toriën presideren. Syn. v. Dordr. 1574 art. 8.
4.    En chaque Synode sera esleu d'un commun accord un president
pour rccueillir les voix et deelarer Ie plus grand nombrc: prononcer
In, conclusion: faire que chacun parle par ordre et sans confusion:
iraposer silenco a ccux qui sont trop aspres et contentieux: s'ils ne
veulent obéir les faire sortir: adviser a la censure qui appartiendra:
faire les remonstrances et les responses a ceux qui demandent conseil.
On envoyera lettres durant Ie Synode selon 1'advis d'iceluy et sera
luy-mesmes sujet aux censures.
De syn. v. Middelb. beschrijft de pligten van den president bijna met dezelfde woor-
den , art. 26. De syn. v. Dordr. 157S, art. 28 bepaalt, dat dezelfde geen tweemaal
achter malkander zal mogen genomen worden.
5.    Le Ministre d'une Eglise ne pourra presclier en un nutro sans
Ie consentement du ministre d'icelle, et en son absence le Consistoire
luy en pourra donner authorité, et si le troupeau estoit dispersé par
persequution ou autres troubles, il tasebera de r'assembler les Diacres et
Anciens, ce que ne pouvant faire pourra prescher pour reünir le troupeau.
Syn. v. Embd., art. 17; v. 's Gravenh., art. 13; v. Dordr. 1619, art. 15.
6.    Nul pasteur ne pourra laisser son troupeau sans le congé de
son Consistoire, ou sans avoir approbation dos Egliscs voisines do Ia
cause de son partemont. Toutefois sera bon d'admonester en ce cas
les Eglises de subvenir aux choses nécessaires de leur pasteur, qui,
si le secours nécessaire ne leur estoit donné apres la semonce faito,
en ce cas leur sera loisible de s'allier :i une autre Eglise.
Syn. v. Middelb., art. 6; v. 's Gravenh., art. 10. Opgaderen de gagie der predi-
kanten. Syn. v. Wez., V art. 12; v. Embd., art. 40; v. Dordr. 1574, art. 16; v.
Dordr. 1578, art. 6.
7.    Les nouveaux introduits en 1'Eglise notamment les raoines et
prestres, ne pourront estre esleus au ministère sans longue et diligente
inquisition et approbatïon tant de leur vie que de leur doctrine.
Syn. v. Dordr. 1574, art. 20. Syn. v. Middelb., partic. vr. 53.
8.    D'autant qu'il n'est licito ni expedient d'aller ouir les presclieurs
Papistiques, ou autres qui se sont introduits sans legitime vocation
es lieux, oü il y a Ministère de la parole de Dieu dressé, pource
doivent les vrays Pasteurs crnpesclicr ceux de leur troupeau d'y aller
tant qu'il leur est possible.
9.    Les Ministres qui enseignent mauvaise doctrine, si apres avoir
esté suffisamment admonestez ne desistent: item ceux qui n'obeiront
aux Stes admonitions puisées de la parole de Dieu, qui leur seront
faites par le Consistoire; et ceux qui seront de vie scandaleuse, me-
ritant punition du magistrat ou excommunication: et ceux qui seront
-ocr page 22-
16            WAALSCHB SYNODEN ON'DER HET KRUIS. 1563 — 15CG.
totalement insuffisans et malpropres, que leur ministère ne sera point
h edification, seront depozez, exceptes ceux qui par viellesse ou mala-
dies, ou autres tels inconveniens, seront rendus incapables d'adminis-
trer leurs charges: auquel cas 1'honneur leur demeurera, et seront en-
tretenus de leurs Eglises, lesquelles cependant seront pourveües d'un
autre qui fera leur charge.
10.    Les Ministres ou autres de 1'Eglise, ne pourront faire impri-
mer livres quelconques; ou autrement les publier, sans les communi-
quer a deus ou trois Ministres de la parole de Dieu non suspects.
Syn. v. Embd., art. 51; v. Dordr. 1578, art. 55; v. Middelb., art. 38; v. s'Gra-
venh., art. 49; v. Dordr. 1619, art. 55.
11.    L'office des Anciens sera d'assembler Ie peuple, r'apporter les
scandales au Consistoire, et autres choses semblables selon qu'un cha-
cun advisera, et ce selon les circonstances, qu'ils visitent pour Ie moins
tous les mois leurs quartiers, pour voir s'il n'y a nuls troubles ou
bien povreté es mesnages. S'ils ne Ie font qu'ils soyent vivement
repris du Consistoire.
Ten minste eens alle weken hunne wijken van huys tot liuys besoeken, syn. v. Wez-
IV art. 2. De syn. v. Dordr. 1019, art. 23 eischt slechts bezoekinge te doen, naar
dat de gelegenheyd des tijds en der plaatsen, soo voor als naar het nachtmaal, kan lyden.
12.    Quant a 1'ofïïce des Diacres, leur charge est do recueillir et
distribuer les déniers des povres, des prisonniers et des malades, les
visiter, aller par les maisons les catechiser, et en cas qu'ils seront
trouvez propres et capables, s'ils promettent de se dedier et consacrer
entierement au service de Dieu et au ministère, alors pourront estre
esleus par Ie Ministre et Ie Consistoire, pour cathechiser en public
selon la forme receüe en 1'Eglise et ce pour cstre plus amplement
esprouvez, sans qu'ils puissent administrer les Sacremens.
Het helpen en vertroosten der armen en bedrukten (Belijdenis des geloofs art. 30)
hebben al de oude synoden tot het ampt der diakenen gerekend; hier wordt hun ook
het onderwijzen, catecJiiser, opgedragen. De synode van Wez. V. art. 5 en 6 wil,
dat er, vooral in groote steden, twee soorten van diakenen zullen zijn, die aalmoezen
vergaderen en uitdeelen, — en die meest bezig zijn met zieken, gekwetsten en gevange-
nen, maar dan ook begaafd moeten wezen niet ongemeene kennis van vertroosting en
van Gods woord. Dat godsdienstig karakter van het diakenschap vindt men ia de
staatskerkordeningen niet.
13.    Les Diacres avant qu'assister les povres, les examineront de leurs
foy, et ceux qui seront trouvez instruicts, avec leur familie, seront
enregistrez et leur distribueront 1'aumosne selon la faculté de 1'Eglise.
14.    S'ils ne sont instruicts qu'a demi et qu'ils soyent pressez de
grande povreté, ils aviseront de les assister, mais non point si lar-
gement qui s'ils estoyent bien instruicts, et leur assigneront temps
pour estre enseignez trois ou 4 mois, afin qu'ils soyent incitez par ce
moyen a bien apprendre.
15.    S'ils sont du tout ignorans avec leur faute, on leur baillera
terme de 4 ou 5 mois, et que lors on leur promette assistance, n'est
que la presente necessité les esmeuve a leur donner quelque chose.
16.    Les autres pour descharger leur bourse aviseront de mettre au
mestier les enfans de leurs povres, et les donner a gens fideles. Si
-ocr page 23-
WAALSCHE SYNODES1 OXDEE HET KKDIS. 1563—1566.            17
les maistres demandent quelques déniers pour leur apprentissage, et
que la bourse n'y puisse subvenir, on advisera au lieu de 1'argent de
prolonger Ie temps de leur apprentissage.
17.    Item ils adviseront sur les filles des povres fideles, afin de
les colloquer es maisons des fideles, et quelles soyent instruictes a
conduire un mesnage en la crainte de Dieu.
18.    Les Diacres adviseront que nul de leurs povres qui sont enre-
gistrez n'aillent mendier par la ville, sur peine d'estre privez de toute
assistance.
19.    Quant aux malades les Diacres les visiteront tant pour leur
departir consolation spirituelle que corporelle.
20.    Quant aux povres estrangers, qu'ils soyent examïnez de leur
foy, et par ce moyen on descouvrira s'ils sont vagabonds et affronteurs.
21.    Que les Diacres taschent par tous moyens que les povres de
leur charge soyent assistez des aumosnes communes des hospitaux, s'il
se peut faire gans que Dieu soit ofFensé, eest a dire , sans se polluer
en idolatrie et superstition.
22.    Tant que faire se pourra, faut qu'en chacune Eglise soit dres-
BÓe proposition selon la commodite des lieux et des personnes.
23.    Quand quelque enfant sera presenté au Baptesme Ie pere ou
Ie parain Ie tiendra.
24.    Touchant les noms qui sont imposez aux enfans, les ministres
rejetteront tous ceux qui resteront du viel paganisme et n'imposeront
aux enfans des noms attribuez a Dieu en 1'Escriture Ste ni pareille-
mont les noms d'offices, comme Baptiste, Ange, Apostre, en adverte-
ront et admonesteront les pores et parains de prendre des noms ap-
prouvez en 1'Escriture Ste autant qu'il sera possible.
25.    Les ministres n'espouseront ceux qui sont purement papistes
s'ils ne font protestation notamment de renoncer a la Messe et a tou-
tes autres superstitions, mesmes ores que Ie mari fut fidele et la femme
infidele, cela ne sera receu sans protestation, afin de ne profaner 1'acte
et mesme la priere qui se fait.
26.    On ne celobrera nuls marïages de personnes estrangeres au lieu oü Ie
mariage se fera, sans attestation de 1'Eglise de laquelfe ils sont partis.
27.    Touchant les consanguinitez ou affinitez, les fideles ne pourront
contracter mariage dont pourroit advenir scandale, dont 1'Eglise cog-
noistra.
28.    Les fideles qui auront leurs parties convaincues de paillardise
seront admonestez de se reunir avec elles. S'ils ne Ie veuillent faire
on leur declarera la liberté qu'ils ont par la parole de Dieu: mais les
Eglises ne dissoudront point les mariages afin de n'entreprendre par
dessus 1'authorité des naagistrats.
29.    Les Eglises ne pourront marier les parties dissoutes, sinon aveo
1'observation qui s'ensuit: Quant a la partie ofFense'e et qui n'aura
point failli, elle sera tenüe de poursuivre en jugement devant Ie ma-
gistrat la partie qui aura offensé, jusqu'a ce que par sentence definitive
elle soit deüement convaincue, laquelle sentence la partie offensée fera
aroir au Consistoire donnant congé et permission de se marier
2
-ocr page 24-
18            WAALSCIIE SYXODEN' OXDER HET KKÜIS. 1563—156G.
lequel Consistoire apres avoïr appelé les dites parties, procedera a la
permissïon. Et pour Ie regard de la partie qui a offensé, ellc ne
pourra estre reeeüe a se marier, devant que la partie offense'o Ie soit,
sinon qu'icelle, apres longtemps passé, declare ne se vouloir marier,
alors 1'Eglise pourra proceder au mariage de la partie qui aura offensé,
apres avoir fait penitenco publique, telle que Ie Consistoire jugera;
et ce jusques a ce que les Eglises ayent plus grande liberté. Le sem-
blable sera observé, en cas qu'il advint qu'apres les promesses de
mariage faites et avant 1'accornplissement du dit mariago 1'une des
parties se trouve avoir paillardé, et que cela eust esté ignoré a 1'autro
partie promise.
30.    Ceux qui auront habïté ensemble avant qu'estre legitimement
et solemnellement mariez, demandans a so marier, feront penitence
publique ou devant le Consistoire selon la discretion d'iceluy et puis
sera procédé au mariage, tont es les solemnïtez requises observées,
exceptez ceux qui auront habité ensemble pendant le temps de leur
ignorance, ou bien qu'il n'i avoit ordre d'Eglise dressé aux lieux de
leur demeurances, lesquels seront seulement appelez au Consistoire afin
que la leur mariage sera ratifié. Mais si qnelques jeunes ger.s ont
paillardé ensemble et desirent s'allier par mariage, moyennant lo con-
sentement de leurs parens et leurs fautes preallablement cognues avec
promesses de se renger, ils seront receus au mariage, toutefois le Con-
sisloire jugera des circonstances.
31.    Le mariage contracté par celuy qui aura laissé sa femme a cause
de ladrerie, est nul et pourtant un tel ne doit estre receu a la Cene sans
separation de sa seconde femme et aussi reparation du scandale publicq.
32.    Que les consistoires soyent advertis de recueillir soigneusement les
memoires notables de leurs Eglises, et los envoyer au Synode Provincial.
33.    Touchant les interests dos argents a esté arresté que Fon se
comporte en tout et par tout selon les edits du Koy, et qu'un chacun.
sur ce fait, ait esgard a la charité.
34.    Ceux qui auront esté excommuniez viendront au Consistoire
demander d'estre reconciliez a 1'Eglise, laquolle jugera lors de leur
repentance, et s'ils ont esté declarez excommuniez publiquoment, ils
feront penitence publique; s'ils n'ont point esté declarez publiquement,
ils le feront seulement devant le consistoire.
35.    Celuy qui est declare heretique ou scismatique en une Egliso,
sera aussi declare tel aux autros ; afin qu'on s'en donne garde.
36.    Ceux qui auront fait abnegation ou persequution ne seront plus
admis en 1'Eglise, sinon en faisant penitenco publique devant le peuple.
37.    Quant aux ivrognes, pour la premiere fois, ils seront repris
bien aigrement et rigoureusement; a la seconde fois ils recognoistront
leur faute publiquement; a la troisieme fois soront suspendus do la
Cene. S'ils persistent, seront du tout excommuniez.
38.    Quant a ceux qui font mostier do se desbordor en quelque
vice notable, pour la premiere fois, on les ira reprendre pour les
r'amencr a bon chemin. S'ils persistent seront suspendus seloa l'exi-
gence du cas, de quoy le Consistoire jugera avec discretion.
-ocr page 25-
WAALSCHE SYSODEN OKDEB HET KEÜIS. 1563— 156G.             19
39.    Ceux qui oyent la parole n'estans point rangez, et se pollüent
es idolatries ou commettent quelque autre faute, la premiere fois seront
admonestez vivement; la seconde fois on les menacera de la privation
de la parole; la troisieme on les suspendra tant qu'on y voye amendement.
40.    On ne fera prieres ni predications h 1'enterrement des morts,
pour obvïer ii toutes superstitions. Quant aux convois que 1'on peut
faire es païs qui sont sous la tyrannie de 1'Antichrist, ils se peuvent
garder selon Ie contenu en 1'article 8 du Synode, tenu a la Vigne, a
la St. Jean 15G3.
41.    Les imprimeurs, libraires, peintres et en general tous fideles ,'
notamment ceux qui ont charge en 1'Eglise sont admonestez de ne
faire aucune chose de leur art ou estat qui despende des superstitions
de 1'Eglise Eomaine, ou y favorise et quant aux faits particuliers et
a. la correctïon qui sera nécessaire, ce sera au Consistoire d'en juger.
42.    Les fideles pourront estre adjurez par Ie Consistoire de dire
verite' de ce qui leur sera demaudé, d'autant que cela ne derogue rieu
ii 1'authorité du Magistrat.
43.    Que les fideles ayent a fuir autant qu'en eux est toutes dispu-
tes et paroles pour Ie fait de la religion avec les Anabaptistes, ou
autres heretïques: mais pour remedier a leur insuffisance ou simplicité,
ils advertiront Ie Consistoiro ou quelcun d'iceluy pour y donner ordre.
44.    Nul ne peut amener personne es compagnies, si non du con-
sentement pour lo moins du Ministre ou de 1'Ancien.
45.    Les fideles sei'ont admonestez tant hommes que femmes, d'avoir
la modestïe recommandée singulierement es habits, pour retrancher leur
exces et superfluïtez qui se commettent ordinairement. ïoutefois les
Eglises ne feront ordonnances sur choses appartenantes au Magistrat,
ains feront diligemment observer les ordonnances du Koy, et ne pour-
x'ont lesdites Eglises excommunier, seulement pour quelque facon d'ha-
bits, laquelle seroit ordinaire et accoustume'e en ce païs.
Deze vermaning tot modestie singulierement es haiits zal wel noodis; zijn geweest,
want Brandt schrijft: de Brabanders en Vlaemingen (die een groot deel der Waalsche
gemeenten uitmaakten, en naar onze noordelijke provinciën waren gevlngt) braghten de
pracht en kostelheit van klederen in de Steden, die hen herbergden, verleidende d'in-
geborenen tot liet misbruik der selvc ijdelheit. Hist. der Keformatie I, bl. 709.
46.    Les articles icy contenus selon la discipline Ecclesiastique, ne
sont tellement arrestez entre nous, que si 1'utilité de 1'Eglise Ie requer-
roit ils ne puïssent estre changez: mais ce ne sera en la puissance
d'un particulier sans 1'advis et consentement d'un Synode.
47.    Quant il sera question de faire d'un Diacre, un Ancien, 1'elec-
tion en estant faite au Consistoire, il suffira d'en admonester Ie peuple
avec remonstrance de sa suffisance et capacité audit office.
48.    Il est licite et non point nécessaire de faire les annonces au
temple des Papistes.
VII. Du Synode tenu a la Vigne Ie 21 de Novemb. 1564.
1. Que 1'Eglise n'est obligée de respondre tant pour la nourriture que
pour 1'instruction de l'enfant qui seroit n<5 en paillardise, soit fih ou fille.
-ocr page 26-
20            WAAXSCHE SYXODEN' ONDEK HET KRDIS. 15G3—1566.
2.    Qu'on mette par memoire en un Alpliabet incognu les noms et
surnoms du pere de 1'enfant que 1'on baptize, et de ceux qui respon-
dent pour 1'instruction de 1'enfant, selon la commodité de chacune Eglise.
3.    D'autant que les ministres n'ont moyen de conferer souvent en-
semble de la doctrine Chrestienne, sinon au Synode, que toutes les
fois que 1'on s'assemblera pour eest affaire, les Ministres qui y assis-
teront ayent tour a tour chaque matinee et apres diner a traitter quel-
que passage de 1'Escriture Ste pour tesmoignage de 1'union de doctrine
qui est entr'eux et pareillement les Diacres perpetuels pour voir Ie
profit qu'ils auront fait chacun en sa vocation.
4.    Qu' en tant qu'il sera possible, 1'Eglise en laquelle Ie Synode se
tiendra advise de celebrer la Cene au temps qu'on aura esleu de con-
venir, afin que les Ministres et tous les Anciens et Diacres qui sont
convenus ensemble puissent rompre Ie pain par ensemble, en signe de
leur union concorde et fraternitë avant leur departement. Et celuy qui
aura presidé au Synode fera Ie sermon et exhortation.
5.    La femme ne pent abandonner son mari pour quelque occasion
excepté Ie fait de paillardise.
6.    Celuy qui estant en office publicq vient a reveler les choses qui
se disent, passent et arrestent au Consistoire, sera pour la premiere
fois redargué de sa legereté, s'il persevere, sera suspendu de son office.
7.    Il n'est licite ni encore moins expedient de faire Ie serment, qui
contrevient a la gloire de Dieu, et a 1'edification du prochain.
VIII. Du Synode term a la Vigne a la Pentecoste 1565.
1.    Qu'au commencement de chaque Synode, on ait a faire lecture
de la Confession de foy des Eglises de ce païs; tant pour protester de
notre union que pour adviser s'il ni a rien h changer ou amendcr.
Een dergelijk besluit, om op elke synode te onderzoeken of er in de geloofsbelijdenis
niets te veranderen en te verbeteren valt, is ons van onze Nederduitsche synoden niet bekend.
Hier wordt nog van geen Catechismus gesproken, ook niet in art. VI der vorige syn.
V. l Mei 1564, ofschoon daar sprake is van calhechiser en public. Do syn. v. Wez.
verlangt dat de dienaars zicli houden aan de leer vervat in de Belijdenis en in den
Catechismus, en dat men in de Nederlandsche "Waalsche kerken volgen zal den Cate-
chismus van Genève, II, art. 3, III, art. 2.
2.    Les fideles advisent de ne bailler point de besogne aux papistes
si longtemps qu'ils auront moyen d'employer de leur freres fideles a
ce travail, et surtout les povres qui ont faute de besogne.
3.    Les parens, comme pasteurs de leurs families pour faconner leurs
enfans en la crainte de Dieu, seront admonestez de ne les envoyer ni
mettre es escoles ou autres maisons quelconques, esquelles ils pour-
royent estre corrompus, ou abbruvez de mauvaise vie ou doctrine.
4.    Celuy qui jouit longtemps de la predication de la parole de
Dieu, et ce neantmoins refuse de communiquer k la Cene, s'excusant
sur son infirmité, sera admonesté de communiquer a la premiere Cene,
puïs sera derechef admonesté de communiquer k la seconde, et a son
refus, n'i assistera point, mais pour la troisieme fois en estant encore
admonesté, sera mesme privé a son refus de la communion de la pa-
-ocr page 27-
WAALSCHE SYNODEN ONDER HET ICKUIS. 1563 —1566.             21
role. Toutefois chaque Consistoire jugera de son infirmité avec dis-
cretion ayant esgard au devoir de charité.
De syn. v. Dordr. 1574 art. 73, eischt niet minder gestreng om telken nachtmala
te communiceren. £>ie het verzuimen, in 't bijsondcr aanspreken, voor den kerken-
raadt ontbieden, vermanen en dreygen met Gods gerichte: eu soo dit alles niet en helpt,
met de Classe raadslagen: doch dat men. niet liclitvaardelijken tot der Excommunicatie
en kome.
5.    Quant au Baptesme des petits enfans desquels on doute s'i's
pourroyent vivre longtemps, 1'ordre accoustume' doit estre garde es lieux
oü la predication est ordinaire, et quant aux lieux oü les predications
se font extraordinairement et hors heure, c'est a la discretion des Mi-
nistres de s'accomrnoder a 1'infirmité des peres , so donnans toutefois
garde de les nourrir en aucune superstition.
6.    Lo pain de la Cene peut estre adininïstrë" a ceux qui ne peuvent
boire de vin, s'ils font protestation que ce n'est point par mespris et
y employent leur effort.
7.    Les enfans engendrez en paillardise par gens qui sont de l'Egli-
se , ne peuvent estre repoussez du Baptesme, quand ils seront presen-
tez , pourveu que les parens ayent recognu preallablement leur faute.
8.    Item les promesses de rnariage faites par menaces ou contraintes
des parens ou autres quelconques sont declarées nulles.
0. Ceux qui par opiniastreté retireront leurs aumosnes ordinaires
pour les distribuer eux. mesmes a leur volonté, et resisteront a toutes
saintes admonitions et remonstrances a 1'extrémité seront suspendus,
comme mesprisans 1'election des Diacres et 1'ordre Ecclesiastique.
10.    Ceux qui ne comparoistront estans sommez par trois divers
jours de venir au Consistoire avec remonstrances convenables seront
suspendus comme rebelles.
11.    Nul mariage ne sera receu en 1'Eglise s'il ni a preallablement
contract passé devant un notaire publicq, ou pour Ie moins en presence
de gens suffisans.
12.    Le fidele ne pouvant avoir raison d'un infidele par voye ami-
able pourra bien plaider sa cause par devant un Magistrat infidele.
13.    Les Anciens et Diacres, qui se seront monstrez du tout negli-
gens a exequuter leurs charges, et persisteront en ladite negligence,
apres plusieurs admonitions a eux faites , seront finalement demis de
leurs charges , et la causo de leur deposition signifie'e a la compagnie.
14.    Quand la benediction ou graces papistiques se disent devant ou
apres le repas , pour le moins si le fidele n'a la constance d'y contre-
dire ouvertement, qu'il nc laisse de prier Dieu , monstrant par quel-
ques gestes qu'il n'advoüe point une telle prophanation du nom de Dieu
et de sa paroio.
15.    Les Ministres tant pour s'accommoder h une mesme facon que
pour plus grande edification , adviseront de distribuer et le pain et la
coupe a un chacun de la Cene.
16.    Les Consistoires des Eglises seront advertis d'avoir esgard
sur ceux qui partiront d'une Eglise pour aller en un autre, afin qu'ils
ne partent point legerement d'une Eglise en laquellc ils auront moyen
-ocr page 28-
22            WAA1SCHE SïNODEK OSDEK HET KEDIS. 1563 — 15GG-
de vivre, pour se retïrer en un lieu, auquel estans destituez de tous
moyens ils seront en charge k 1'Eglise. ïoutefois qu'on garde d'em-
pescher Ie parternent de ceux quï seroyent pressez par persequution.
IX. Du Synode tenu en la Vigne Ie 3 de December 1565.
1.    Ceux qui estans au lieu de leur residence, auront failli, non
obstant les admonitions qui leur auront esté faites, de venir en la
compagnie, seront suspendus afin de donner lieu aux autres qui feront
mieux leur profit de la parole de Dieu qu'eux et sera la cause de leur
suspension declarée en la compagnie.
2.    Combien que la ceremonie de 1'excommunicatïon soit indifferente
moyennant que Ie fait y soit; toutofois pource que toutes choses se
doivent faire par bon ordre en 1'Eglise du Sr., les Eglises suivront
une mesme forme dressée au Synode d'un commun consentement sans
lier toute fois les Ministres aux mesmes paroles qui y sont.
3.    L'authorite des ordonnances du Roy et Magistrat doit estre
gardée inviolablement, tant au transport des marchandises es païs es-
trangers comme es toutes autres choses.
4.    Celui qui voyant ses pertes induit sa femme a se tenir a son
douaire, et se saisir de tous les biens qui restent, avec tres grand
prejudice do tous les crediteurs, doit estre griefvement repris, pourvu quo
c'est raison qu'ils portent la perte par ensemble, puis que los debtes ont
esté faites par commun accord et pareil attente do profit, mesmement, si
cela ne procédé point du mal gouvernement ou desbauchement du marï.
5.    Il n'est licite a liommc fidele d'exercer autre vocation que Ia
sienne outre 1'ordonnance du magistrat, et Ie droit du lieu, et tel ne
doit estre aucunement supporté.
6.    On nc pent inserer au contract plus qu'on n'apporte en mariage
pour circonvenir les parens.
7.    Qu'un jeune Lomme ou une jeune fille apres s'estre fiancé k la
papauto' se repent de sa fauto et n'est deliberé de poursuivro ce ma-
riage en la papauté, il ne se peut marier a un autre: mais se doit
cfforcer du tout a gaigner la partie ignorante, ou bien attendre qu'elle
ait rompu la promesse soit en se mariant avec uu autre, soit en
paillardant.
8.    Le Ministre qui csfant apprehendé se rend incapable d'une tello
charge j^ar un lasche renoncement; ce neantmoins apres longue expe-
rience de sa repentanco, pourra estre r'appeld en sa chai'gc, sur tout
si la necessité des Ministres presse jusques la.
Syn. v. Middelburg, particuliere vraag 41. Ofte die afgezette dienaars wederom
verkoren mogen worden? Sal sulks de classicale vergaderingc geoordeelt worden.
9.    Combien que jouer des histoires de la bible ne semble es ce k
condamner du tout pour quelques considerations; si estce que pourra
que c'est un espece de proplianation du nom de Dieu, les fideles se
contenteront de jouir de la predication do la parole du Dieu, faite
avec puissance et authoritó divine.
10.    Nul Ministre ne pourra exhorter en compagnie non rangee
-ocr page 29-
WAALSCHE SYNODEN ONDER HET KEÜIS. 1563—1566.             23
sans Ie sceu du Consistoire oa bien de quelques Anciens pourceque
cela pourroit attirer quant es foy, mauvais et dangereux soup9on de
superiorité ou de contemnement du Consistoire.
X. Du Synode tenu en la Vigne Ie 16 d'Avril 1566.
1.    Que Ie Ministre, si faire se peut, ou en son absence Ie Diacre
ou 1'Ancien receoive les promesses de mariage, en toute reverence et
crainte de Dieu.
2.    Item doresnavant on mettra difference entre les aumosnes distri-
buées aux povres, et Ie gage des Ministres, pour oster matière de
confusion et de plainte.
3.    Que Ie jour avant que s'assembler au Synode, un chacun porte
la copie de ses questions au president du Synode precedent, afin que
tous les autres en puissent avoir copie, et y assoir meur jugement.
4.     Que tous fideles se gardent de toute espece d'alchemie, comme
chose tendante a tromperie envers tous, et contrevenante h la gloire de
Dieu, et mesmes ne pouvant donner assistance en sorte que ce soit, h
ceux qui s'exercent en ce mestier la.
Deze synode van April, waarop niet veel"behandeld schijnt, is weinige dagen daarna,
in het begin van Mei, door een tweede gevolgd, die onder anderen door Marnix, Junius
en Saravia is bijgewoond. Keeds daarom mag zij belangrijk heeten, dat dit edel drie-
tal er vereenigd is geweest, maar ook is er de confessie herzien. Van deze synode
maakt het Livre Stjnodal geene melding. Ook in de oude synodale afschriften, die in
de Kloosterkerk te 's Gravenhage bewaard worden, hebben wij er niets van gevonden.
Evenwel weten wij toch iets van de handelingen dier synode door hetgeen Junius er ons
van heeft medegedeeld. Hij schrijft: » conventibus aliquot expenso (quibus etiam bis per
illud tempus Antverpiae Philippus Marnixius S. Aldegondius interfmt) visum est neces-
sarium ad praevertenda graviora Ecclesiaram incommoda, ut quemadmodum Flandri jam
diu fecerant, ita nos publice Ecclesiam colligeremus concionesque in propatulo haberemus,
cum Antverpiae tum ubicumque futura esset colligendarum Ecclesiarum per Euange-
lium Christi commoditas. Quo tempore Confessionem Belgicarum Ecclesiarum de Synodi,
quae ineunte Majo habita faerat, sententia recognitam ad fratres Genevenses misi ut a
se probatam excudiFsinerent; sivideretur utile, et institutum illud nostrum Deo precibus
commendarent." (Vita ab ipsomet conscripta, bij Gerdes, Scrinium antiq. t. I, p. 245,
246. Vergelijk Ens, Kort historisch berigt, bl. 97 en Le Long, Kort historisch ver-
hael, bl. 106).
-ocr page 30-
SYNODE ONDER HET KRUIS GEHOUDEN
TE WEZEL.
1568.
Vele aanhangers der hervorming in ons vaderland hebben hun toeviugt naar elders ge-
nomen, toen het hun door de scherpe plakkaten op het stuk van de godsdienst te bang
werd gemaakt. Zij vloden over de grenzen naar al zulke plaatsen, waar zij vrij leven en
hunne godsdienst in stilligheid oefenen mogten. Het was vooral in Londen, Wezel, Emb,-
den en Frankendaal, dat zij rust en veiligheid gevonden hebben, en daar stelden zij ge-
schriften op, die bij de stichting onzer Nederduitsche hervormde kerk van grooten invloed
zijn geweest. Londen en Frankendaal deden veel voor het symbolische en liturgische on-
zer kerk. Wezel en Embden hebben ons ieder eene kerkordening nagelaten.
Wij spreken nn over Wezel en over de synode daar gehouden.
Het waren Koomsche geestelijken, die, even als Groote en Gansfoort bij ons, de her-
vorming in Wezel en Kleefsland hebben voorbereid. Kloprijs (1518), Mattheus (1522),
vooral Adolf Clarenbach, conrector der Wezelsche school (1523), waren kundige Augustij-
ner monniken, van wie het eerste lichit is uitgegaan. De laatste heeft zijne belijdenis in
1529 met den marteldood te Keulen schoon bevestigd, en dat verhoogde bij velen den ijver
voor de waarheid. Ook dient Myconius genoemd, hofprediker van Johan Frederik, zoon van
den hertog van Saxen en schoonzoon van den regerenden hertog van Kleef. Hij reisde in 1527
het Kleefsland door om de dwalingen van het pausdom te wederleggen. Tegen die dwalingen
heeft, aan het Kleefsche hof, niet minder geijverd de verlichte Hercsbach, die de bijzondere
raadsman van den hertog en de leermeester zijns zoons was, en door Erasmus als een vir
omni liierarum. genere aisolutus
is geprezen. Het was waarschijnlijk niet zonder zijne
medewerking, dat het aanroepen der heiligen, met andere misbruiken der Koomsche kerk,
in gansch Kleefsland op hoog bevel werd afgeschaft. In Wezel had reeds de magistraat de
aflaatkramers verdreven en hun het wederkeeren verboden op straffe van neus en ooren te
verliezen, waartoe men messen aan de stadspoorten hing. Hertog Johann zelf was verlicht,
en hij liep zoo hoog met Erasmus, dat hij diens geschriften openlijk aan de geestelijkheid
zijner landen aanbeval en van hem in 1531 eene algemeene kerkorde verzocht ter hervor-
ming der verbasterde kerken in zijn gebied. Deze kerkorde van Erasmus, in 1533 ver-
beterd, baande den weg voor de belijdenis der geheele waarheid van het Evangelie. Daartoe
heeft boven allen medegewerkt onze Zeeuwsche Iman Ortzen. Hij was een man van groote
geleerdheid, buitengewone gematigdheid en onvermoeiden ijver. Van 1538 predikte hij tien
-ocr page 31-
SYNODE ONDER HET KKUIS GEHOUDEN TE WEZEL. 1568.          25
jaren lang het Evangelie in Wezel. Maar toen er op last van hertog "Willem, in weerwil
der vertoogen van den Wezelschen magistraat, het interim van Karel V werd afgekondigd,
verwijderde hij zich met zijne ambtgenooten en keerde eerst in 1560 terug, door de We-
zelsche regering op nieuw beroepen. Sinds dien tijd heeft hij tot aan zijn dood (1571)
het werk der hervorming met Eollius, de Bruin, Bommelius, Hollandus, Theodorus en
vele andere Nederlandsche predikers voortgezet. Wel hadden zij daarbij nog met menige
moeijelijkheid te kampea en was het vooral de strijd tasschen Luther en Zwiugli over het
avondmaal, die ook hier met tweespalt in de gemeente dreigde. Maar de gematigdheid van
Ortzen en de vredelievende gezindheid van de Wezelsche regeringsmannen hebben dat
kwaad geweerd. In het jaar 1563, nadat te Heidelberg de catechismus was uitgekomen,
zette de magistraat het werk der hervorming met nieuwen ijver door. Wat nog van het
bijgeloof overgebleven was, werd weggenomen en tevens in last gegeven aan Ortzen, van
Mechelen, Eollius en Heidfeld »den Bijbel alleen te leeren, zich aan de Augsburgsche
belijdenis en hare verdediging te houden en alle secten en dwalingen van het pausdom te
mijden." Daarna begon hertog Willem ook weder mede te werken, die de hervorming
anders menigmaal door zijne onstandvastigheid had tegengewerkt. Van den rijksdag te
Angsbnrg(1566), waar hij door eene beroerte getroffen was, teruggekeerd, beriep hij eene
vergadering der aanzienlijksten en verstandigsten zijner onderdanen, die op zijn bevel in
1567 te Dusseldorp een uitvoerig ontwerp van hervorming hebben opgesteld. De hertog,
die voorgenomen had dit ontwerp door den druk bekend te maken, wankelde wederom en
stelde dit voornemen uit, wijl de Koomsche geestelijkheid van Keulen zich sterk tegen dit
hervormingsplan verzette. Maar al werd dat concept al niet openlijk afgekondigd, kwam
het toch tot veler kennis en strekte niet weinig om den moed der hervormingsgezinden te
verhoogen. Dat hervormingsconeept was eene voortzetting van de vroegere Erasmiaansche
kerkorde. Het liet nog wel cenige gebruiken der verouderde belijdenis toe, maar had toch
de duidelijke strekking om onkunde, bijgeloof en ergerlijk leven uit de kerk te verbannen.
Het hield zich noch aan den paus, noch aan Luther, noch aan Zwingli of Calvijn,
maar was op den Bijbel als hoofdgrond gebouwd. Van dien tijd af mogt gezegd worden,
dat het Evangelie in Wezel en ia gansch Kleefsland vrijen loop had. (Over deze hervor-
ming in Wezel en het Kleefsland leze men Adr. 's Gravezande's »Bericht wegens den
staat der hervorming in de steden Wezel, Aken, Ceulen, Dantzig en Stade," Bijlage
III van zijn tweehonderdjarige gedachtenis van het eerste synode der Nederlandsche ker-
ken onder het kruis, en zoo in als buiten Nederland allezins verstrooid, gehouden te We-
zel den 3 Nov. 1568. Inzonderheid verdient ook alle aandacht: L. J. F. Janssen, de
Nederlandsche hervormden in Kleefsland, vooral te Wezel, in de XVI eeuw, en derzelver
tienjarige vrecmdelingschap aldaar, gegrond op een HS. uit die dagen; ter herinnering
aan den roem onzer vaderen. In het Archief voor kerk. gesch. van Kist en Eoijaards
V, bl. 54—77).
Wij begrijpen ligtelijk, dat dit Wezel, van de Koomschen als de moeder der geuzen
gehaat, bij de hervormden onzer Nederlandsche gewesten in hooge achting stond. Het
was dan ook geen wonder, dat zij naar deze niet ver verwijderde stad hunne schreden
rigtten, als de nood hen tot vlugten dwong. Eeeds in 1545 hadden eenige uitgeweke-
nen der Zuid-Nederlandsche provinciën er schuilplaats gezocht. Juist omtrent dien tijd
had de hertog uit vrees voor den Keizer scherpe brieven tegen het toelaten van geloofs-
verandering aan den Wezelschen magistraat gezonden, maar met de onderhandsche verze-
kering tevens, dat hij niet voornemens was om iemand in zijn gewisse te bedroeven.
De magistraat aarzelde daarom ook niet aan deze vlugtelingen, nadat zij hunne belijdenis
hadden overgegeven, het wonen in de stad en het uitoefenen van hunne godsdienst te
vergunden. Deze vlugtelingen hebben in Wezel den grondslag der Waalsche gemeente
-ocr page 32-
26         SYNODE ONDEK HET KRUIS GEHOUDEN XE WEZEL. 1568.
gelegd, die later veel heeft toegebragt tot de uitbreiding der Calvijnsche geloofsbelijdenis
in deze landen, ofschoon hunne Calvijnsgezindheid in de door hen overgelegde belijdenis
weinig merkbaar was.
Later (1556) kwamen verdreven Nederlanders uit Engeland aan, die na den dood van
Eduard VI voor Maria gevlugt, in Denemarken afgewezen, en in Eostock, Wismar, Lu-
beek en Hamburg niet broederlijk ontvangen, eindelijk, zoovelen zich in Embden of elders
niet vestigden, te Wezel schuilplaats zochten. Zij kwamen ook op min gunstig tijdstip,
daar ten vorigen jare, ten gevolge des sacramenten-strijds, strenge besluiten genomen wa-
ren tegen de sacramentarissen, waartoe men de navolgers van Zwingli en Calvijn, en
dus ook deze vlugtelingen telde. Maar toen men raad inwon bij Melanchton, hoe met
deze vlugtelingen te doen, antwoordde die vredelievende hervormer, dat men hen, die reeds
waren ingenomen, niet weder uitstooten zou, al ware het dat zij eenigzins anders over doop
en avondmaal dachten. Zoo werden dan ook dezen opgenomen en geduld.
Toen nn nog later de nood der hervormden in onze gewesten al hooger steeg; toen Wil-
lem van Oranje het land verliet, Alva in Brussel zijn intogt deed en Egmond en Hoorn
werden gevangen genomen; toen de raad van Zijne Excellentie, of de raad van beroerte, werd
ingesteld, die al spoedig zijn bloedig werk begon; toen alle Nederlanders voor kettersch
of kettergunstig en door doen of laten in majesteits-schenderij vervallen werden verklaard;
toen het van alle kanten aan het vangen ging van allerlei stand, allerlei sexe, allerlei ou-
derdom; toen de galgen gerist, de raden, de staken, de toornen aan den weg met lijken
verladen stonden; toen elke dag op nieuw zijne deerlijkheid had, het baffen der bloedklok
niet ophield en aan het verbeurd maken der goederen geen einde was — toen verlieten vele
duizenden huis en hof, toen vlood wie vlieden kon, en die Kleefsland en Wezel maar be-
reiken mogt, was gered.
Daar verzamelde zich dan een groot getal van vlugtelingen uit Noordbrabant, Gelder-
land, Utrecht, Holland en Zeeland, als ook nog uit Artois en Vlaanderen, maar ook hier
waren zij alle gevaar niet geheel ontweken. Hertog Willem van Kleef begon hun den voet
dwars te zetten «gedreigt sijnde, so men meent, door schrijven van den hertog van Alva,
van* dat hij de rebellen des coninex van Spangiè'n aldaer in sijn land ophielt en bescherm-
de" — (Bor, oorsprongk, begin en vervolgh der Nederlandsche oorlogen enz. I, bl. 160
oude druk, 225 nieuwe druk.). Ook toen de magistraat van Wezel, met hunne antwoor-
den op ettelijke hertogelijke artikelen te vreden, hen met hun geld en gereede koopmanschap
in bescherming genomen had, liet Willem hun door zijne gezanten nieuwe artikelen voorhou-
den. Van deze artikelen, die lang en vele waren en door het meerendeel der vlugtelin-
gen niet wel waren verstaan, werd hun de copie geweigerd. En toen zij een schriftelijk
antwoord gaven, namen de gezanten dat ook niet aan, zeggende, dat zij den hertog mon-
deling rapport zouden doen. In dat geschrift verklaarden zij, dat zij zich te vreden hiel-
den met al zulke predikatie en kerkdienst, als binnen Wezel gebruikt en gedreven werden;
dat zij zich geenszins schuldig kenden aan eenige rebelligheid of oproer tegen de konink-
lijke majesteit van Spanje, noch aan eenige gelijke misdaad; en dat zij bereid waren, ge-
durende den tijd van hunne woonstede binnen de landen van zijne vorstelijke genade en
de achtbare overheid van Wezel, alle behoorlijke gehoorzaamheid, dienst en getrouwigheid
met lijf en goed te bewijzen. Ofschoon zij voorsloegen zich hiertoe des noods met eede
te verpligten, beval de hertog desniettegenstaande den 2 Januarij 1568, dat de Wezelsche
regering hun aanzeggen zou, tusschen dien tijd en lichtmis Wezel en de vorstelijke landen
te verlaten. Toen waren de verdrevenen om des woords wil diep verslagen. Zij rigtten
eene ootmoedige supplicatie aan den hertog en eindelijk is hun door de hulp van vele
vrienden en door de medewerking van den Wezelschen magistraat vergund te blijven,
»doch niet sonder hare grote en merkelijke kosten en schenkagiën."
-ocr page 33-
SYNODE ONDER HET KRUIS GEHOUDEN7 TE WEZEL. 1568.          27
Sedert dien tijd schijnt de hertog hun geene moeite meer te hebben aangedaan. Van
de stads overheid en burgerij ondervonden zij zoo veel goeds, dat zij tien jaren daarna, den
24 Februarij 1578, twee zware zilveren bekers aan den magistraat overgaven, als eene
kleine memorie van de Nederduitsche en Waalsche gemeenten, waaraan de nakomelingen
zouden mogen zien de aan hen bewezene weldaden. (De heer L. J. F. Janssen heeft in
de aangch. verhandeling, een oud afschrift bekend gemaakt van de: Oration so in presen-
tiren der 2 credencen doer den gedeputirden in vollen raet gedan is worden. Anno 1578
den 24 Februarij. In deze hoogst merkwaardige dankrede onzer vooronders wordt buiten-
gemeen geroemd op de //goudhait und groitte vrundlichait" welke de Wezclscho regering
en burgerij hun bewezen hebben; «uwe eigen huiser hebt gei uns geopent, unde sonder
einige abgunst, vreihait verlent, om hier tho mogenn haudellen uud uns brodttho winen,
neit mein offte mer, als uwe eigen borgers. — In somma U. W. und G. sint uns der-
maiten behuleplich gewest mit uwe authoritet, raet und dergelicben dingen meher, dait
als uns undancbair vaiderlant ja unse frunden und neste frunden, uns heben verlaitten
unde den ruge gekcirt, so hebben U. W. und G. unse in plaitze von Taitter und Moder
frunden und verwanten seich selbcst erbaiden und gegeven. Uwe stait eist uns ein reicht
vaitterlant gewest, dciwille wey dair inen hebben magenn vredelich leven und sterben, und
mit V unsen Goitt deinen in den geist und warhait," bl. 20 en 22.).
Toen het jaar 156S, dat zoo dreigend voor de in "Wezel geherbergde Nederlanders be-
gonnen was, rustig voortliep, viel het oog van eenigen op die veilige stad, om daar eene
kerkvergadering te houden, ter beraming van goede orde, niet slechts voor beperkte krin-
gen, waartoe de meeste Waalsche Synoden hadden gediend, maar voor al de Nederlanden.
Eeeds had men vruchteloos gepoogd om zulke gewenschte vergadering in Antwerpen of
Embden te beleggen, en thans vcreenigden zich daartoe in Wezel den 3 November eenige
predikanten en andere voortreffelijke leden der Nederlandscho kerk, bannelingen om de3
Evangeliums wil.
Op deze vergadering, die hoogstens acht en dertig leden telde, waren mannen van groo-
tcn naam in kerk en staat. Wïllem van Zuylen van TSyevelt »heer van 's Heeren Arents-
berghe, een edelman van staatlyken huize, die, voorvluchtigh om den godsdienst, de kost
met zijn handen had moeten winnen, en zich tot Emmcrich met boekbinden geneert",
(Hooft, Ned. historiën, VII, bl. 277. 's Gravezande, bl. 130, verwart hem met zijn va-
der, den dichter van de Soulerliedekens, die reeds in 1543 overleden was. Hoe deze zoon,
Drossaerd van Cmjlenhirg, zich bij het bccldbreken te Asperen heeft geweerd, kan men
zien in Nederlands opstand legen. Spanje 15C4—1567, door Joh. v. "Vloten, bl. 93 verv.).
Jonkheer Petrus de Rt/clce, regtsgelecrdc van Gent, al vroeg gebannen en na de ver-
lossing van het Spaansche juk Baljuw te Vlissingen. 's Gravezande noemt hem: een wak-
ker man, groot in den burgerstaat en van gezegende nagedachtenis in de kerk van Ne-
derland (a. pi. bl. 132 en 133).
Jonkheer Philippus van Mamix, heer van Sint Aldegondc, aussi célèire par ses em~
plois, par sok savoir, par ses ouvrages , que par son dévouement au prince d'Orange,
<t qui il rendit des services importans, a la liberté
, qu'il defendit avec persévérance,
et a. la religion réformée au mainüen de laquelle il s'employa avec un, zéle éclairé et
prudent
(Sermons de ïeissèdrc 1'Ange, p. 341).
Hermanns van der Meere, een voornaam ingezeten van Antwerpen, die den 23sten
Augustus I5G0 als gevolmagtigde der Nedcrlandsche hervormden handelde met den prins
over de godsdienst-oefeningen te Antwerpen, en in 1507 ter verantwoording was ingedaagd.
Ook waren er nog politici uit Embden tegenwoordig, als Henricus Michael, Jacoius
Laubegeois, Christophorus Becanus
en Cornelius Metiits, welke laatste licentiaat der reg-
ren te Embden was en op den rijksdag te Spiera een smeekschrift voor de vlugtelingea
-ocr page 34-
28          SYNODE ONDEE HET KRUIS GEHOUDEN TE WEZEL. 1568.
uit Groningen en de Ommelanden overgeleverd heeft. Embden werd op dezen tijd door
Alva met scherpe geesselen bedreigd en door de pest geteisterd ('s Gravczande t. aangeh.
pi. tl. 90). Dit mag de genoemde heeren uit Embden wel gedrongen hebben om naar
Wezel te gaan. Maar er waren ook dienaars des Woords tegeniYoordig.
Petrus Daikemis. Hij is de eerste onderteekenaar der kerkordeniiig en was waarschijn-
lijk voorzitter der Wezelsche vergadering. Uit eene kleine stad van Vlaanderen, die te-
genwoordig Mont-Cassel heet, geboortig, is hij in een Carmeliten-klooster te Yperen
geweest, en heeft, nadat bij de Koomsehe godsdienst verlaten had, te Kortrijk en Pope-
ringe het Evangelie verkondigd. Daarna is bij leeraar geworden bij de vlugtelingen in
Engeland, vervolgens in Frankfort en eindelijk in Frankendaal, van welke laatste plaats
hij naar de kerkvergadering te Wezel is opgekomen, later hebben zijne bemoeijingen te
Gent in vereeniging met Imbyzo en zijn uitvaren tegen den prins hem vele vijanden ver-
wekt. Men vindt zijn leven geschetst in het zeer verdienstelijk specimen historico-lheo-
logicum Petri Datheni vitam exhibens
van H. ter Haar, Utrecht 1858, die ten slotte
van hem zegt: germanus sid temporis, suae pairiae films, omnes f ere virtutes sed
etiam viiia, qv.ae ia his cernuntur, veluti in speculo oculis nostris spectanda praebet
(p. 156). Men weet, hoe Hooft losvaart tegen dezen verloopen Munnik en tegen zijn buldren
ten preekstoel af oover 'thevlloos punt der Gentsche bevreedinge. (Ned. hist. XIII, 541).
De heer Groen van Prinstercr beoordeelt hem niet te hard, als hij schrijft: Ily.eut en lui
moins violence de caractère, qu'un zèle quelquefois mal dirigé (Archives IV, p. 219).
Herman Model uit Zwol afkomstig, een der eerste haghepreelcers in Vlaanderen, die
de beeldstormers aangemoedigd heeft "mitsdien hij gepreekt hadde, dat men d'idolatrie
niet alleenlick uyten herten en behoorde te doen, maer oyck uyten ooghen;" die er zich
ook op beroemt, dat hij ijverig mede gebroken heeft (Nederlands opstand tegen Spanje
1564—15G7 door J. van Vloten, tl. 83, 89, 90), en die ook bij het oproer der hervorm-
den te Antwerpen (1567) werkzaam was en de sleutels der stad reeds in handen had.
Naar Norwich in Engeland tot de Nederlandsche vlugtelingen geweken, is tij sedert we-
der naar het vaderland teruggekeerd, en heeft de Wezelsche vergadering bijgewoond.
Daarna predikant te Zierikzee, geraakte hij door zijne heerschzucht en drift in zulken
twist met den zeebevelhebber de Kijk, dat de prins hem, om hem van daar te trekken, tot
zijn hofprediker benoemde. Ook in die betrekking wist hij zich zoo weinig te matigen,
dat de prinse3 Charlottc van Bourbon hem inmodet heeft genoemd, en aan dien naam
schijnt hij ook bij de beroerten in Utrecht ten tijde van Xeicester beantwoord te hebben
(Hooft. VI, 235, 236, Ypeij en Dermout, Gesch. d. Ned. herv. kerk II, aant. tl. 13).
Cornelius Walraven, van Aalst uit Vlaanderen, predikant te Armentières, waarschijn-
lijk thans als vlugteling te Wezel gehuisvest. Georgius Ochanius Sylvanus tot 1567
predikant te Antwerpen, die zijne sckaapjens, dat roerend afscheidslied, dichtte, in het
Geuzenliedboek bewaard (Nederlands opstand tegen Spanjen, 1567—1572, door J. van
Vloten, tl. 58).
Wij hehben al namen genoeg genoemd om aan te toonen, dat op die vergadering te
Wezel uitstekende viri polici en minislri ecclesiae zijn bijeen geweest. (Zie over de an-
dere leden, en over degenen, in wier afwezigheid geteekend is, of die, nadat hun de han-
delingen waren voorgelezen, er insgelijks hunne namen onder hebben geplaatst, bijl. VII
van de twee honderd jarige gedachtenis enz. van 'sGravezaude.)
De vergadering dezer mannen schijnt niet luide aangekondigd, en hare handelingen heb-
ben zoo weinig bekendheid verkregen, dat geschiedschrijvers als Bor, Uijtenbogaert, Brandt
en anderen er geene melding van maken. Ook in de kerek-ordeninghen der gereformeer-
den Nederlandschen kereken enz. Delft 1612; en in de kerkelijke wetten van Friesland
en kerken-ordeningen, der Nederlandsche gereformeerde kerken, Leeuwarden 1771 is deze
-ocr page 35-
SYNODE OSDEK HET KRUIS GEHOUDEN* TE WEZEL. 1568.          29
"VVezelsche niet opgenomen, maar met do Embdensche een begin gemaakt. Hiertoe kan
wel hebben bijgedragen, dat deze vergadering bijna alleen uit bannelingen bestond, die
nergens in eenige gemeente der Nederlanden werkzaam waren en waarschijnlijk zonder
mandaat of medeweten van eenige dier gemeenten vergaderd zijn geweest; waarom ook
de handelingen dezer vergadering niet werden aangemerkt als eene synodale kerkorde-
ning, maar, gelijk Trigland schrijft, slechts als "verscheydene artyckelen, inhoudende de
voornaemste saecken, op welcke in het stellen van eene goede kereken-ordeninge ghelet
sonde moeten worden" (kerckelycke geschiedenissen, bl. 161). Hij noemt al die artikelen
slechts preparaten en de edele opstellers hebben er niet anders over gedacht. Zij ver-
klaren duidelijk en bij herhaling, dat zij slechts eenige regels aan de hand geven , waar-
aan de kerken zich bij voorraad houden kunnen, donec exacto synoelo rectius aliquid ac
perfeetius constilutum fuerii
(I, 8).
In deze voorloopige artikelen heerscht buitengewone gematigdheid. Als iets gegrondvest
is in het woord van God, in het exempel der apostelen, of in de gestadige gewoonte der
kerken, in iis non temere a communi eeclesiarum consensu ac invetemto usu recedatur.
Maar ten aanzien van alles wat geen fundament heeft in de leer of het exempel der apos-
telen, wil men de vrijheid der kerken door geene voorschriften en formulieren bepalen,
zoo om daarmede te ontgaan conscieuticdwang, als om af te snijden alle oorzaken van
twist. Sed liceat id cuique sequi, quod res et usus quemque docuerit esse convenien-
tissimum
(I, 9). Vrij wordt gelaten het eens of meermalen besprengen van den doo-
peling, het bedienen van den doop vóór of na de predikatie, of ook, ten gevalle der
zwakken, in huis, het gebruiken van peters en meters, of het overgeven van de zorg
voor de gedoopte kinderen aan de ouders alleen en de gchcele gemeente (I, 10, VI, 2,
3.). Insgelijks of men het avondmaal staande of zittende zal vieren, onder het voorlezen
van de schrift of onder het zingen van psalmen (I, 10, VI, 15). Wordt ook vrij gela-
ten het bevestigen der dienaars des Woords met openbare gebeden of met oplegging der
handen (II, 11). Ook veel, dat de predikatie en het gebruik van leerboeken en formu-
lieren betreft, wordt in ieders goedvinden gelaten (II, 25, III, 2, II, 27, VI, 10.).
Deze gematigdheid, die ons in zeer vele artikelen aangenaam tegenkomt, is wel aan
den bijzonderen druk dier tijden toe to schrijven, maar misschien ook daaraan, dat een
groot deel dezer vergadering uit viri politici bestond, wier gematigdheid meestal die van
predikanten als Datheen en Modet overtrof.
De verdecling van vierderlei bediening, ministrorum, doctorum, senïorum en diacono-
rum
(I, 11) is naar Calvijn.
liet ambt der ministri is Gods woord te prediken en tot leering, vermaning, vertroos-
ting en bestraffing toe te passen, de sacramenten te bedienen en do kerkelijke tucht te
onderhouden.
Den dienaren zijn bijgevoegd de doctores en propheiae, welke ook wel het ambt van
leeren bekleeden, maar op eene verscheidene wijs (II, 13, 14).
De instelling van een collegium prophetarum (I, 1, II, 16—20) is uit de Londensche
gemeente overgenomen. Deze prophelen, zoo genoemd naar I Cor. XII : 28, wierpen
vragen op nopens den inhond der leerredenen van de dienaars des woords ten aanhoore
der gemeente en de dienaar des woords beantwoordde die tot der gemeente genoeg was ge-
daan; of een hunner verklaarde een deel van een "boek der Heilige Schrift, waarna dan een
ander, die in do zitplaats op hem volgde, bij het gesprokene nog iets tot stichting voegde,
en de oudste of voornaamste propheet met gebed besloot. De manier van vragen en ant-
woorden wordt hier afgekeurd. (Zie over dit prophetenwerk: de Christelijke ordinanciën
der Ned. gem. Christi Ie Londen van Micron, cap. XII, en Ypey en Dermout, geschie-
denis d. Ned. herv. kerk I, bl. 496).
-ocr page 36-
30         SYNODE OMDER HET KEOIS GEHOUDEN TB WEZEL. 1568.
Van 3e Semorel wordt geëischt, dat zij over hunne wijken wacht houden en van huis tot
huis, de leden die onder hun opzigt staan, ten minste eens allo weken, en voorts en voor-
namelijk om den tijd van het houden des nachtmaals bezoeken. Dit huisbezoek is aan do
ordonnartces ecclesiastiques de Teglise de Oenève ontleend (C. Slingerland Conradi, com-
mentatio de visitatione domestica
in de Annalen der Utr. acad. 1827—1828).
De diaeones zijn, vooral in groote steden, in twee soorten gedeeld. De eerste houdt
zich bezig met het inzamelen en uitdeden der aalmoezen, de andere met onderwijzen en
vertroosten van zieken, gekwetsten en gevangenen (V, 5, 6). De Waalsche synode van
Antwerpen (1 Mei 1564, artt. 12—19) heeft aan deze diakenen dezelfde eonsolalion spiri-
tuelle et corporelle
opgedragen. Ook vrouwen van vermaarde proeve en vroomheid, mits
bejaard, mogen tot dit werk van het diakenschap worden toegelaten (V, 10). Later ia
dit niet voeglijk geoordeeld (Syn. v. Middelburg, part. vraag 56).
In het stuk van verkiezing wordt de stem van het volk niet hoog geschat. In plaats
van de plebis suffragia is het zeer te wenschen, ut pius magistratus maiuro seniorum
judieio ac prudenii deleetui niutuam pr<eiere velit operam
(II, 3). Dit is in den geest
van de ordonnances ecclesiastiques de Veglise de Genene en zal ook wel in den geest,
of uit de pen geweest zijn van cenige politieke heeren der vergadering.
Elke provincie werd in classen verdeeld, hetgeen volgcus Ypeij geschied is naar de ver-
deeling, die in de Roomsche kerk hier te lande bestond (a pi. I. aanteek. bl. 166). Men
mogt dan bij gebrek aan godvruchtige overheden de hulp dier classen tot het herocpings-
werk gebruiken. ld nimirum si fiat non magnopere videntur plebis suffragia deberl
desiderari, cum seniorwn impolentiani frenare possit plurium ecclesiaruni auihori-
ias
(II, 3).
Maar zoolang er ook nog geene classen zijn, zal men het dubbel getal aan het volk
met name voorstellen, waaruit dan per singulorurn suffragia media pars electa in minis-
terii functionem adhibeatur
(II, 4).
Als echter het volk tot de verkiezing weinig bekwaam is, of er weinige gcloovige en
geoefende mannen zijn, of tegenstrijdige partijen woelen, of geene dienaars, noch kerke-
lijk bestel in die plaatsen ooit is geweest, zal men niemand tot de dienst bevorderen,
nisi accedenle alterius ejusque praecipuae alicujus et si fieri potest vidnae ecclesiae
anthoritate ac judicio
(II, 5).
Het voorstellen dier dubbeltallen aan de gemeente was reeds door de Waalschc synode
van Teurs, 1563, ingevoerd. Het bestond ook reeds veel vroeger in de gemeente der vlug-
telingea te Frankfort en was dus aan Datheen wel bekend. Daar was echter niemand ge-
houden, ex propositis eligere, nemini etenim jus [suffragii eripitur. Tantum viderit ut
idoneum aliqueni tantae funclioni eligat
(Zie de: Liturgia sacra, seu ritus ministerii in
ecclesia peregrinorum Francofordiae, 1554, bij luchter, die evang. Kirchcnordnungcn des
XVI Jahrhunderts, II, 159).
Wat het bestuur der kerk aanbelangt, vinden wij hier: senatum ecclesiaslicum sive
eonsislorium
(IV, 1); classes seu paroeeiae; st/nodi provinciales, en schijnt reeds aan
eene algemeene nationale ierkvergadering gedacht te zijn, daar van middelen gesproken
wordt ter bijeenroeping van eenc Synodus provincialis totius Belgii (I, 3 en VIII, 19).
Hier hebben wij dus reeds den gcheelcn grondslag van die presbyteriaal-synodale kerk-
inrigting, welke aan onze Nederlandscae Hervormde kerk eigen geworden is.
Nopens de leer dient aangemerkt, dat deze kerkordeuing, gelijk alle volgende, zich
houdt aan de belijdenisse des gheloofs van Guy de Bres, die reeds door de Waalsche
kerken was aangenomen; maar bovendien voert zij ook den Catechismus in. Deze cate-
chismus door Zacharias Ursinus niet zonder raadplegen der catechismi van Calvijn, van
h. Lasco en van Micron vervaardigd, overzien en verbeterd door do voornaamste predikan-
-ocr page 37-
SYNODE OXDER HET KHUIS GEIIOUDEH TE WEZEL. 1568.          81
ten van de Paltz, eindelijk ia 1563 door den keurvorst Frederik III ingevoerd, was
reeds in hetzelfde jaar te EmMen in het Nederduitsch uitgekomen (Vinke, libri Symb.
eccl. ref. Nederl. praef. L.—1XXV).
Ondcrteekening is niet voorgeschreven, maar den gekozen dienaar werd gevraagd: ec*
qnid per omnia consentiat cuin ea doclrina, quae in ecclesia pitblice retinetur secundmïi
ca quae confessione Jïdei
—■ denique vero catechesi continetur (II, 8).
Aan de Waalsche kerk wordt vrijheid gelaten om den Genecfschen catechismus te ge-
bruiken. Het onderzoek dergenen, die als lidmaten zullen aangenomen en tot het avond-
maal toegelaten worden, zal ook secundum hrevioris catechismï formant geschieden (VI,
10), en daarbij is zeker gedacht aaD: de klepte Catechismus, Kinder of lerichtleere der
Duytscher Ghemeente ie London, ghemaeckt door Marteti Micron,
welk boekje, op de
leest van den grooten catechismus van a Lasco geschoeid, geheel in den Zwingliaanschen
geest was.
Betreffende de godsdienstoefeningen is voorgeschreven, ten minste één dag in de week
tot solemnele gebeden te heiligen (II, 27), maar daar er bijgevoegd is «voor of na de
predikatie", waren dit die biduren nog niet, waar latere synoden van gewagen.
De geleden mogtcn geschieden, diclanle spiritu, of naar de formula ecclesiae Gene~
vernis alteriusque cujuspiam,
welk heen wijzen naar de Geneefschc gebeden zal geschied
zijn ten genoegen der Calvijnsgezinden, die zich ergerden aan de bovendrijvende Zwingli-
aanschc begrippen in de Datlicenschc liturgie (Ypey en Dermont. a. pi. I, bl. 529).
Voor het kerkgezang werden de psalmen van JJathccn aangeprezen. Onze Nederland-
sclie hervormden bedienden zich van de Souter-liedekens op alle die Psalmen van David,
op wereldsche wysen berijmt door Willem van Nieiitvveldt, met den latynschen text op
den kant.
Antwerpen 1540. Deze waren echter min geschikt om in eene plegtige gods-
dienstoefening gezongen te worden. Nu was nog Wel een psalmboek van Johannes Uten-
hovc ten dienste der Nederduitschc gemeente van londen, eerst bij gedeelten on eindelijk
volledig uitgekomen in 1566; als ook nog eene Nederduitsche overzetting door Lucas de
Heerc van de Fransche psalmbcrijming van Clement Marot en Theodorus Beza. Maar
toen Datheen naar diezelfde Franscbe berijming de psalmen in het Ncderduitsch ten jara
1560 uitgaf, was het volk overal hoog ingenomen met het gebrekkig werk van dezen
algemeen bekenden en beroemden prediker. Daarom besloot de Wezelsclie vergadering: in
cantu ecclesiasiico retinebuniur per omnes Belgii ecclesias psalmi a Petro Datheno
conversi
(II, 31).
Bij het prediken zal men zich rigten naar deze twee hoofdstukken des Evangelinms,'
het geloof namelijk en de bekeering. Wat hier nopens de wijze van prediken wordt aan-
bevolen is ook in onzen tijd nog allezins der behartiging waardig, en ook dit: ad miius
Jiorae spatium orationem temperare
(II, 22, 23 en 24).
Doop en avondmaal moeten bediend worden naar het gewoon formulier uitgedrukt in
de kerkelijke ordonnanciëu (VI, 2, 13). Deze Christelijke ordinanciën, van Micron reeds
in 1554 uitgegeven, waren bij vele gemeenten in gebruik, maar de liturgie van Datheen,
naar de Paltzische en Calvijnschc alsmede naar do ordiiiancicn van Micron, vervaardigd,
heeft zich snel met zijne psalmberijming en den Heidelbergschen catechismus, waar ach-
ter zij gedrukt was, verspreid en de overhand verkregen (J. A. M. Mensinga, over de
liturgische schriften der Ned. herv. kerk, in het Ilaagsch genootschap tot verdediging
der Christ. godsd. XI, bl. 33 verv.).
Nopens de liturgie voegen wij hier nog bij, dat de vragen en vermaningen die voor
de bevestiging van kerkdienaren voorgeschreven zijn, (II, 12 en IV, 1), veel verschillen
van die, welke onze hedendaagsche bevestigingsformulicren bevatten, maar die ook later en
niet vóór 15S1 zijn opgesteld (Mensinga, a, pi, bl, 49 verv.). Zoo spreekt deze Wezel-
-ocr page 38-
32 SYNODE ONDER HET KEDIS GEHOUDEN XE WEZEL. 15G8.
sche kerkorde ook van geen formulier van afsnijding en wederopneming. Van wedcropne-'
raing gewaagt zij zelfs niet.
Uit al het opgemerkte blijkt genoeg, dat deze synode, ofschoon zij nur eitie vorherei-
tende Confereru
was, zoo als Dr. G. V. Lecliler haar te regt in zijne Geschichte der
Presbyterial und Synodalvei'fassung bl. 116 heeft genoemd, niet te min uitvoerig de
zaken behandelt; dat zij niet nur einige, maar zeer vele Punkte vast stelt en zelfs het
min gewigtige niet vergeten heeft. Hiertoe behoort: do bepaling van het voorlezen vóór
de godsdienstoefening van één of twee kapittelen door een ouderling, diaken of iemand
anders uit de gemeente (II, 29); het stellen van een voorzanger om de jeugd en het volk
in het zingen voor te gaan (II, 32); het hangen van borden in de kerken, waarop de
wijze van psalmen zingen wordt uitgelegd, en van nog andere bordekens , door welke aan-
gewezen wordt, wat psalmen op welken dag gezongen zullen worden (II, 83, 34); het
houden van een boek der aeta des kerkeraads, en van doop-, lidmaten- en trouwboeken
(IV, 13, VI, 5, 11, VII, 2). Ook is niet vergeten het bijeen brengen van de gagie
voor predikanten en van al wat tot gebruik der kerkdienst noodig is. Het beroep der
dienaars moet afgezonderd zijn van de zorgvuldigheid over andere zaken, en het is ook
met het ambt der ouderlingen strijdig gekeurd, dat zij zich zouden onderwinden uit te
geven of te bedienen kerkelijke goederen, van wat natuur die ook mogten zijn en waar zij
van daan mogten komen (V, 12, 14, 16). Het mag betwijfeld worden of de kerkelijken der
Wezelsche vergadering wel eenparig tot deze laatste besluiten hebben medegewerkt. Dalheen
en Modet hebben althans in Gent en Zierikzee niet getoond, dat zij hun beroep van de
zorgvuldigheid over andere zaken poogden af te houden. De consistorién met hunne ijve-
rige predikanten en ouderlingen, vooral in Antwerpen, dat brandpunt der beweging van.
1566, waren in den nood en de verwarring van dat jaar reeds buiten den kring hunner
geestelijke roeping geraakt (Nederlands opstand tegen Spanje 15C4—1567, van J. van
Vloten, hoofdst. V, de consistorie», en het jaar 1566 door M. 1. van Deventer, bl. 48
verv.).
Eindelijk zij nog aangemerkt, dat deze Wezelsche kerkordening geene bijzondere rigting
der hervormde kerk gevolgd is, maar dat de opstellers, gelijk zij in de inleiding verkla-
ren, apud optime reformatas ecclesias zijn te rade gegaan, en het blijkt uit alles ge-
noeg, zoo als zij ook aan het einde van hun arbeid betuigen , dat zij steeds hebben ge-
vraagd, quid ecclesiis Belgicis conducat vel non conducat.
De handelingen dezer Wezelsche synode zijn in het Latijn opgesteld. Trigland zegt,
dat hij die Latijnsche acta heeft gezien, welk handschrift aan eene voorname classe van
Zuid-Holland toekwam (a. pi. bl. 161). 's Gravezande verklaart, dat onder de kerkelijke
papieren, welke te 's Gravenhage in de Kloosterkerk onder het opzigt van de gedeputeerden
der Zuid-IIollandsche synode bewaard worden, ook berust eene authenticque synodale
acte van Wesel van den jare
1568 (a. pi. bl. 117). De heer 1. J. 1'. Janssen heeft
in het Archief voor kerk. gesch. d. V. de Latijnsche acta publiek gemaakt naar een
exemplaar in 4° uit het Wezelsche Kerkarchief, hetwelk in 1639 te Dordrecht door den
WelEcrwaardigen Johannes Gijsius is geschreven. Deze latijnsche acta Si/nodi Wesaliensis
zijn overgenomen door Dr. A. L. Eichter in zijne Evangelischen Kirchenordnungen des
sechszehnten Jahrhunderts. II, 310. In het jaar 1664 heeft Lodewijk van Renesse deze
kerkorde in het Nederduitsch vertaald uitgegeven, welke vertaling door Ens achter zijn
kort historisch herigt is geplaatst en in de derde uitgaaf van het bekende kerkelijke
handboekje
(1738) is overgegaan.
Wij volgen hier de kerkordening zoo als zij gevonden wordt in het kerkelijk placaat-
boek, aanhangsel van het derde deel.
-ocr page 39-
A C T A
Ofte handelingen der Versamelinge der Nederlandsche Kercken, die
onder 't Cruis sitten, ende in, ende buyten Nederlant allesints
verstroyt zyn, gehouden tot WESEL, den 3 Novembris, ende
vervolgens in den Jaere M. D. LXVIII.
Waer inne de Dienaren Godts van de Nederlandtsche Kercken vervat
hebben 't gene sy tot welstandt der selve oordeelen, ten deele noot-
sakelick, ten deele profytelick te zyn.
Uyt het Latyn, in welcke dese Handelingen gestelt zyn geweest, in
onse Nederlandtsche Tale overgeset.
V OOR-RE E DEN.
De Apostel gebiedt dat alles in de Kerke ordentlich, ende eerbaarlick
moet toegaan; op dat een eenparige toestemminge in de Kerke blycke
, ende
gevonden worde, niet alleen in de Leere, maar oock in deselve ordre,
ende Politie
.- ende om dusdanige eenparigheyt oock in alle Nederlantsche
Kerken te onderhouden
, soo heeft ons goetgedacht dese volgende Articu-
len, waar over raat gepleegt is by de best Gereformeerde Kerken in an-
dere plaatsen, ordentlick hier voor te stellen, op dat die alle met ge-
meyne toestemminge van de Dienaren Godts in Nederlant tot een salige
vrucht der Gemeynte besegelt, ende onderhouden mogen werden.
-ocr page 40-
34 SYNODE ONDER HET KRUIS GEHOUDES TE WEZEL. 15C8.
I. CAPITTEL.
Van Collegien, ende Provinciale Classen.
1.    Vermits voornamelyk van noode is tot welstand der Gemeynten,
dat men voor al besorge, dat Godtsalige, geleerde, endo in de Heilige
Schrift ervarene Mannen, over deselve worden gestelt tot Dienaren,
ende Herders; soo en kan niemand twyffelen, dat daar toe een noodig
middel is kennisse der Talen, ende discipline, ende gestadige oeffenin-
gen in 't uitleggen der Schrif'ture, die men Propositien , ofte Prophe-
tien noemt. Endo dat gedaan zynde, soo is ook van noode om een
eenparige voet te beramen, ende 't onderhouden in Leere, Ceremoniën,
ende Discipline; dat dikwils aangestelt worden vergaderingen der na-
burige Kerken, om aldaar voor te brongen 't gene dusdanige saken
betreffen zal.
2.    Daarom meinen wy, dat men voor al moet arbeiden , dat Col-
legien der disciplinen worden aangestelt, waar inne de drie hooft-talen
geleert worden , ende voornamelyk ook neerstelyk geoeffent de suivere
belydenisse van de Heilige waarheydt: ten anderen, dat men bequa-
melyk afdeyle elke Nederlandtsche Provincie in zekere Classen; op dat
elke Gemeynte wete, met wie sy zullen beraatslagen, ende verhande-
len allerhande voorvallende gewigtige saken, tot gemeine nuttigheid
hares oordeels behoorende.
3.    Edog nademaal voor alsnog van dusdanige saken niet en kan
besloten worden, eer het gebruik, ende de ervarontheid daar in zal heb-
ben geleert, welke plaatsen, ende tot wat voorvallende dingen, die meest
bequaam zullen zyn ; daaromme oordeelen wy, dat, soo wanneer Godt
de Heere sal in Nederlant geopent hebben de deure tot verkondinge
zynes woorts, alle Gemeynten, ende hare Dienaren, metten eersten
in alle neerstigheid zullen besorgen, datter geit worde versamelt, ende
by een gebragt, om een algemeine Provinciale Synode te vergaderen,
om in dusdanige wettelyke Synode te beramen, ende te besluiten, wat
in deze, ende andere zaken tot gemeine welstand der Kerken die-
nende, ende tot onderhoudinge van zeer goede ordre, sal moeten wor-
den gevolgt.
4.    Tot deze algemeine vergaderinge verstaan wy, dat zal gebragt
worden 't gene aangaan zal de aanstellinge van Collegien, Leeraars,
haar onderhout, ampt, ontzag, de Scholastyke oeffeningen , Professien
in de Theologie, onderhoudinge van Propositien ende Prophetien, ende
't gene voorts daar toe gehoort.
5.    Item hoe ende op wat wyze in elke Provincie bequamelyk Clas-
ses zullen worden gestelt, ende wanneer die ofte elk in 't bysonder,
ofte gezamentlyk in 't gemein zullen by een komen , ende wat voorts
betreft hare ordre, bewint, auctoriteit, Kerkelyke censuren.
6.    Gelyk ook daar in 't gemein zal worden verhandelt, 't gene
Houwelykse zaken, ende Egtscheydingen, ende tot een besluit, alles
wat in 't gemein alle Kerken, ende de bedioninge der zelver aangaat:
want dat de eene of de andere Kerke, of nu, ofte immermeer hier na,
zig in 't byzonder zoude aanmatigen 't gene alle Kerken aangaat, son-
-ocr page 41-
SYNODE ONDER HET KRUIS GEIIOUDESr TE WEZEL. 1568.          35
der toestemminge der zelver, dat komt niet overeen, noch met de auc-
toriteit van de H. Schrift, noch met do billykheid der wetten.
7. Edog indien zoodanige Synode om de zwaarheid der zaken,
ofte tyden, niet en kan worden gehouden; zoo oordeelen wy, dat men
uit allo de voornaamste G-emeynten der Nederlandsche Provinciën , de
uitmuntonste Mannen zal verkiezen, om eerst elk by haar zelven, ofte
twee, ofte drie by een , te ontwerpen 't gene dienen sal tot afdeylinge
der Classen , instellinge van een Collegie, verklaringe van alle andere
zware zaken, ende in 't geheel tot do beste toestant der Kerken:
daar na zullen zy daar over gezamentlyk handelen , ende daar uit een
gemein formulier ontwerpen* om 't zelve door alle, ende een ieder Kerke
goet te keuren ; ofte indien daar iets verbeterings weerdig is , dat met
gcmein toestaan te verbeteren, ende in een beter forme te stellen.
8.    Daarentusschen evenwel, nademaal door Gods genade alrede de
deure der waarheid is geopent, zoo moet men niet vertoeven; en daar-
om vermits eenige ordro, ende geschiktheid in 't gemeen moet gehou-
den worden, waar door, als met een band der Kerkelyke eenstemmig-
heyt in 't gemeen mag vast blyven, zoo heeft ons goetgedagt, dat men
soude ingaan deze wyze, ende zekere articulen ontwerpen, waar na
zig de Predikanten elk in hare Gemeynte zullen reguleren, tot dat
in een Synodale Vergaderinge iet beters, ende volmaakters zal beslo-
ten wezen.
9.    Ende onzes bedunkens, zoo komt naast over een met de Leero,
ende ordonnantien der Apostelen , en het onberispelyk voorschrift van
de outste, en suiverste Gemeynten , dat men voor eerst in alle zooda-
nige omstandigheden, welke in haar natuur middelmatig zyn, ende
geen fundament en hebben in de Leere, ofte Exempelen der Apostelen,
nog in eenig nootzakelyk, ende onvermydelyk gewigt ofte reden ge-
gront zyn , met gene voorschriften ende formulieren, de vryheid der
Kerken zal bepalen , zoo om daar mede te ontgaan conscientiedwang,
als om af te snyden alle oorzaaken van twist; maar het zal een yeder
geoorloft zyn te volgen 't gene hy bevint door onderhandelinge be-
quaamst te zyn voor de Gemeynte, tot dat iets zekers over zoodanige
zaken in een Provinciale Synode zal beraamt zyn.
10.    Onder dusdanige middelmatige zaken houden wy dat men in
de bedieninge des Doops
eens ofte meermaal met het water besprengt
de Dopelingen ; dat men den Doop bedient voor, ofte na de Predi-
catie, ende daar toe ofte neemt zekere Getuigen, ofte dat de Ouders
alleen , ende de geheele Gemeente, de zorge bevolen blyft over de ge-
doopte Kinderen. In de bedieninge des H. Avontmaals, of men dat zal
doen zittende aan de Tafel; ofte onder het staan, ofte gaan, het Brood,
en de Drinkbeker uitreiken; of men onder de bedieninge zal gebruiken
het voorlezen van de Schrift, ofte het zingen der Psalmen ; ende wat
meer van zoodanige dingen voorkomt, over welk middelmatig gebruik,
als 't de zake vereischt, het onervaren Volk ook zal onderwezen wor-
den: ende zal geen Kerke in 't byzonder vermogen dit middelmatig ge-
bruik weg te doen, ten zy om zeer gewigtige oorzaken, die van de
Provinciale Synode eerst mede toegestemt zyn.
3*
-ocr page 42-
36          SrSODE OÜDEB nET KEDIS GEHOUDEN TE WEZEL. 1568.
11. Maar in zaken, die van een andere nature zyn, en gegront-
vest ofte in Godes Woort, ofte in het gebruik, ende exempel der Apos-
telen, ofte in de gestadige gewoonte der Kerken, en dat op gewigtige,
ende noodtzakelyke reedenen , daar inne zal men niet ligtelyk van de
gemeine toestemminge der Gemeynte afwyken. Ende dat van zoodanige
nature is , hebben wy in de volgende Gapittelen ende Articulen vol-
komelyk ende beknoptelyk vervat, want nademaal voornamelyk vier
trappen van bedieninge in Godes Kerke van Apostelen wordeu voor-
gestelt, der Predikanten, Doctoren , Ouderlingen ende Diaconen, aan
dewelke toebetrouwt is de bedieninge des woordts Gods in alle opreg-
tigheid, ende de zorge over 't gene de eetbaarheid, handel ende de
wandel der Gemeynten, ende bystant der arme Ledematen aangaat;
waar toe ook gehoort de bedieninge der Sacramenten, ende van de
Kerkelyke tugt: welk alles by een gevoegt, ende met Godes woort over
een komende, wettelyke getuigenissen, ende kenteekenen der ware
Kerke zyn. Voorwaar als deze stukken wel worden aangestelt ende
onderhouden, zoo is 'er niet overig, 't gene tot opregtinge der Ge-
meynten zeer van noode zoude zyn , ofte vereyscht konnen worden.
II. CAPITTEL,
Van de Dienaren ende Doctoren.
1.    Ende voor eerst is geheel noodio- dat niemand tot de Kerken-
dienst ende eenige andere Kerkelyke bedieninge in de Gemeynte wordt
toegelaten, zonder wettelyke roepinge, verkiesinge, toestemminge, be-
hoorlyk examen ofte onderzoek, ende wettelyke ordre.
2.    Nu 't en kan geenzïns ende met geen regt voor een wettelyk
beroep, ende verkiezinge gehouden worden, waar inne niet, zoo veel
mogelyk, uitgesloten worden ende do kuiperyen van die beroepelyk ofte
beroepen is , ende de ligtveerdige, ende de ongematigde genegentheden
van 't Volk; ende het eersugtig gebiet der Ouderlingen, ende der
Voorgangers.
3.    Om deze onwettelykheden voor te komen, was voorwaar te
wenschen, dat de Godvrugtige Overheden geliefden onderling de handt,
ende hulpe te bieden den Ouderlingen in haar ryp oordeel, ende voor-
zigtige verkiezinge; want een zulke wyze zoude al het goetdunken des
Volks onbesehroomt, ende veiliglyk konnen gerusten op der zelver sa-
mengevoegde gezag: 't welk , dewyl dat nauwelyk schynt gehoopt te
konnen worden, zoo meinen wy dat geen beter middel kan worden
uitgevonden, als dat de gemeine bewillinge der Gemeynte toekome tot
het gezag der Ouderlingen, ende dat men dit in ieder Kerke zoo lange
zal onderhouden , tot dat de Synodus , als de Classes zullen verdoilt
zyn, zal oordeelen, dat tot verkiezinge, ende onderzoek van zodanige,
by een zullen komen Dienaren ende Ouderlingen van vele verseheide
Kerken ; want als dat geschieden zal, schynen niet zeer van noode te
zullen zyn de toestemmingen van het Volk, overmits de auctoriteit
veler Kerken genoegzaam de ongematigde driften der Ouderlingen,
-ocr page 43-
SÏSODE ONDER HET KRUIS GEHOUDEN TE WEZEL. 1568.           37
(Indien eenige mogten ingekropen zyn, 't welk Godt verhoede) konnen
in den toom houden.
4.    Daarentusschen dewyle zulks nog niet en kan uitgewerkt wor-
den, om de Ouderlingen geen gezag, ende gebiedt over het Volk meer
als behoorlyk is toe te staan, zoo oordeelen wy , dat men het dubbel
getal by haar rypelyk verkoren, ende onderzogt (als men dat kan heb-
ben) aan het Volk met name zal voorstellen , waar uit dan voorders
met ieders toestemmingc de eene helft verkoren zynde, tot de bedie-
ninge zal aangenomen worden.
5.    Maar nogtans, in welke plaatsen het Volk tot de verkiezinge
niet zeer bequaam is , ofte om de weinigte der geloovigen, ofte door
gebrek van geleerde ende geoeffende Mannen, ofte door tegenstrydig
gewoel der partyen, ofte ten laatsten, om dat nooit te voorens, eenige
Dienaren, ofte eenig Kerkelyk bestel in die plaatsen is geweest; zoo
agten wy, dat men daar niemant tot den Dienst behoort te vorderen,
als met voorgaande auctoriteit, ende oordeel van eenige andere aan-
zienelyke, ende is het mogelyk , naburige Gemeynte.
6.    Daarentusschen oordeelen wy, dat men na 't exempel der Apos-
telen een dag instellen zal tot solemneel vasten, ende bidden , op dat
Godt met zynen H. Geest wil by zyn ende zegenen het oordeel, ende
de stemmen des Volks , en ook de verkiezinge, ende beproevingen der
Ouderlingen.
7.    De wettelyko beproevinge betreft ten deele de Leere, ten deele
den handel ende wandel der Beroepene.
8.    In de Leero, is nut dat men in agt neme vier zaken; eerst
sal men vereischen getuigenisse van Gemeynte, ofte Schole, ofte ook
Stadt, waar inne de Beroepene te vorens heeft gewoont, om zekerlyk
te verstaan , of hy niet eenige Ketterye toegedaan is geweest, of hy
niet in vreemde ende eurieuse vragen , en ledige speculatien meer als
billyk is , zig heeft vermaakt; of hy niet neerstiger , als 't betaamt,
kettersche Boeken heeft gelezen, ende of hy niet veel gehanteert heeft
Menschen van vreemde gevoelens, ende hare droomen toegevende.
Daar na zal men hem afvragen of hij in alles over een komt met die
Leere, welke in de Kerke openbaarlyk wordt onderhouden, ende vervat
is in de Belydenïsse, (welke eerst van de Kerken dienaren in Vrankryk
aan den Franschen Koning is overgelevert, ende daar na in het Neder-
duitsch overgezet zynde, aan den Koning van Hispanien, ende de an-
dere £)verheden van Nederduitschland is toegeschreven ende behandigt,)
gelijk ook in de Catechismus. Ten derden zal men hem onderzoeken,
en ondervragen over alle de voornaamste hooftstukken der Kcligie. Ten
laatsten zal men hem voorstellen, ten minsten twee, ofte driemaal eenige
Sehriftuurplaatsen, om die Prophetischer wijze voor de Dienaren, in-
diense tegenwoordig zyn , ende Propheten of Doctoren , ende die ook
niet by de handt zynde , voor do Ouderlingen , uit te leggen.
9.    In 't onderzoek op het leven der Beroepene tot den dienst, zal
men zig te vreden , ende vergenoegt houden met de getuigenissen der
genen , waar onder hy verkeert heeft.
10.    Dit alles (zoo wanneer het in een SyDode aldus zal besloten
-ocr page 44-
38 SYNODE ONDEK HET KRUIS GEHOUDEN TE WEZEL. 1568.
wezen) zal men doen in Classicale vergaderingen, als de verdeilingen
der Classen gedaan zyn; ende daarentusschen kan het niet anders ge-
schieden, als in de Consistorie van elke Kerke: nogtans alle die 't ge-
legen komt, zullen eerst de Dienaars, diese tot den dienst willen aan-
nemen , zenden tot Uitheemsche Gereformeerde Kerken , en daarse te
veiliger mogen rusten op der zelver onbedorven oordeel, ende examen,
daar over geen verkeert vermoeden en kan vallen.
11.    Als nu de Dienaren alzoo onderzogt ende van het Volk goet-
gekeurt zyn, zoo oordeelen wy, dat men dezelve ofte met openbare
gebeden, ofte met opleggïnge der handen ('t welk wy laten in de vry-
heid der Kerken) voor de geheele Gemeynte, na de wyze der Aposte-
len , in den dienst zal bevestigen. Deze bevestiginge zal geschieden
ofte van de Dienaar der zelver Gemeynte , indiender is ; ofte indien
niet, van de naburige Predikant, wiens gezag in de verkiezing, ende
onderzoekinge, gebruikt is geweest.
12.    Dog deze bevestinge zal niet eer geschieden , voor dat de be-
roepene Dienaar in het gezigte van de geheele Gemeynte, zig heilig-
lyk aan den Predikant, die hem de handen zal opleggen, verbint, dat
hy in zynen Dienst zal beogen ende betragten de verbreidinge van de
eere Godts, de zuivere bedieninge zynes Woorts, ende de stigtinge
zyner Gemeynte ; dat hy de getuigenissen des H. Geestes niet en zal
buigen tot zyne byzondere begeerlykheden , nog in 't alderminste af-
wyken om gunste, om geit, om vreeze, van de waarheid; dat hy ook
zal Godtvrugtelyk onderhouden de Kerkelyke Ordonnantien , welke tot
goede ordre, ende ruste der Gemeynten behooren, ende ten laatsten,
dat hy na zyn vermogen zyn ampt zal waarnemen in vermanen, be-
straffen , ende vertroosten , waar het van noode zal zyn , uitsluitende
alle gunste ende aanzien der Personen.
13.    Ende 't is buiten alle tegensprekinge, dat het ampt der Die-
naren , welke de Schrifture ook altemet de naam geeft van Herders ,
Opsienders ende Ouderlingen, voornamelyk bestaat in het woort Godts
suiverlyk te verkondigen , ende bequamelyk te ontleden , ende zoo in
't openbaar, zoo in 't byzonder tot leeringe , vermaninge , vertroostin-
ge , ende bestraffinge na tyts gelegentheid, toe te passen. Daar bene-
vens in de bedieninge der Sacramenten, ende onderhoudinge der Ker-
kelyke tugt.
14.    Den Dienaren zyn bygevoegt de Leeraars, ende Propheten;
dewelke wel ook het ampt van leeren bekleeden, maar op een andere
verscheide wyze.
15.    Van dusdanige Leeraars en kan men voor als nu niet zekers
beramen , tot dat de tydt, ende voorval der zaken , 't zelve zal lee-
ren den genen , die in de Synode t' zyner tydt zullen by een komen.
16.    Propheten noemen wy alhier, die in de Vergaderinge der Ge-
meynte , de eene ofte de andere Schriftuurplaatsen ordentlyk uitleggen,
gelyk Paulus ingestelt heeft: ende daar inne onderscheiden wy haar
van de Predikanten, dat hun lieden eigentlyk bevolen wort het uitleg-
gen der Schrift, ende te leeren, maar het ampt der Dienaren Godts
strekt zig veel wyder uit, als te voren is aangewezen.
-ocr page 45-
SÏSODE OXDEE HET KRUIS GSIIODDEX TB WEZEL. 1568.          39
17.    Daaromme oordeelen wy, dat deze ordre der Prophetie in alle
aankomende, ofte ook blooyende Gemeynten, daar 't eenigzints kan ge-
schieden, na Pauli instellinge behoort onderhouden, ende Collegien der
Propheten aangestelt te worden, die op zekere dagen alle weke, ofte
alle twee weken na de Predicatie, ofte op andere bequame tyden voor
de Gemeynte zullen verschynen, ende tot aller stigtinge t' een ofte t'
ander boek des Bybels met bequame ordre, by beurten zullen verhan-
delen : ende als die 't zyn beurt is, zyn ampt zal hebben volbragt,
zoo zullen de gene die hem in de zitplaatzen volgen, ook het hare,
indien 't hun goetdunkt, mogen bybrengen, 't gene tot stigtinge dient;
ende alzoo ten besluit, de vergaderinge met de gebeden van de voor-
naamste Propheet worden geëindigt.
18.    Maar wat aangaat die maniere van propheteren bestaande in
vragen ende antwoorden, agten wy, dat men niet en zal gebruiken,
maar s ohouwen ; als vervreemt zynde van Pauli instellinge, ende zeer
dikwils gevende aanleidinge tot twist ende tweedragt.
19.    Tot dit Collegie der Propheten zullen niet alleen de Dienaren
worden aangenomen, maar ook de Leeraars , ende Diaconen, ja uit
de Gemeynte zelfs, zoo daar eenige zyn, die begeerig zyn de gave der
prophetie, van den lleere te ontfangen, tot gemeene nuttigheid toe te
brengen, zoo nogtans , datse hun eerst door proponeren onderwerpen
zullen het oordeel ende goetvinden der Dienaren, ende andere Prophe-
ten, ende met eenen beloven voor de volle Gemeynte, ofte voor de
gene, die het toekomt haar te onderzoeken, datse de Schrifture niet
en zullen verdrayen, maar zeer opregtelyk ter eere Godts ende tot
stigtinge der Gemeynte uitleggen , en zig zonder beswaarnisse onder-
werpen de Kerkelyke censure, te oeffenen t' zyner tyd in de Classicale
by een komsten.
20.    Dusdanige Propheten ende Leeraars zullen in de Kerkenraadt
plaatze hebben, zoo menigmaal eenig verschil ontstaat over de Leere,
ofte over de ceremoniën, vermits haarlieden voornamelyk toekomt de
beproevinge der geesten , ende leerstukken.
21.    Tot dezelvige, oordeelen wy, ofte, haar niet konnende beko-
men , tot de Dienaren ofte Ouderlingen , dat men ook zal brengen de
twyffelagtigo voorvallen, die onder de Geloovigen in de Gemeynte by-
zonderlyk ontstaan: konnen zy niet voldoen, zoo zal men het in schrift
vervatten, ende tot een Predikant, ofte die ook niet koanende voldoen,
tot de Classis brengen: maar wy agten, dat men noch in 't openbaar,
noch in 't byzonder, de ooren des Volks met velerhande questien zal
ontroeren, ende ontstellen.
22.    Voorders wat aangaat de wyzo van prediken ende prophete-
ren, daar in kan men niet byzonders yemant voorschryven, als alleen-
lyk, dat ieder na de gaven van den H. Geest ontfangen , zal tragten
de H. Schrift op het duidelykste uit te leggen, ende op 't alderbe-
quaamst na 't begrip der Toehoorderen toe te passen: dat men zal
vermyden alle hatelyke ende stinkende affectatie of hoogdraventheid,
waar inne vele zeer dikwils vervallen, die haar selven behagen in
vele onnutte speculatien ; die buiten het wit in den text voorgestelt,
-ocr page 46-
40         SYNODE ONDER HET KRUIS GEHOUDEN TE WEZEL. 1568.
afdwalen; die met velerhande spits vinnige allegorien spelen, die neer-
stiger als 't betaamt, opzoeken , ende aanpryzen Heidensche getuigen,
ja dikwils fabuleuse, ende heiloose getuigenissen: die met voordagt
trachten duister te zyn in woorden ende spreuken ; ende ten besluit,
op diergelyke wyze, meer tot ydele vertooninge, als tot stichtinge, de
Predicatien aanstellen.
23.    Maar men zal alles richten tot deze twee voornaamste hooft-
stukken des Euangeliums, het geloove, namelyk, ende bekeeringe:
ende daar inne zullen de Predikers als tot haar eenig wit beoogen,
ende inscherpen de ware afstervinge, ende levendigmakinge des Men-
schen: zy zullen arbeiden in te dringen met hare Predicatien, zoo
veel doenlyk is, in alle de bedekte voorhangselen ende schuilhoeken
van de zielen der Toehoorders, ende bestraffen alle valsche opinien ,
ende ketterijen , ende boose zeden ; ende niet alleen blyven staan op
grove schelmstukken, ende blykelyke zonden, maar ook uitschudden
die verborgene geveinstheid des herten, ende daar uit voor den dag
brengen, ende op het bequaamste uitroeyen het seminarium ende die
modderpoel van allerhande godtloosheid, hovaardigheid ende ondank-
baarheid , 't welk zelfs in de alderbeste nog zyn voedsel, ende bewe-
gingen heeft.
24.    De Predikanten en zullen ook niet met al te lange Predicatien
belasten de memorie der Toehoorders, noch haar yver breken, ende
alzoo als een walginge der mage toebrengen, ende dat voornamelyk op
werkdagen in de weeke voor het gemeine Volk, ende als men de Pro-
phetische oeffeningen zal plegen; daarom zullen zy hare Predicatien
met een uure afhandelen.
25.    Dit alles nochtans laten wy alzoo in ieders goetvinden na de
mate des H. Geestes, dat niet te min elk Dienaar ende Propheet zig
geerne, ende van zelfs over deze dingen de zachte ende zedige oor-
deelen der Classicale leden onderwerpe.
26.    Daar het in groote Steden, ende Gemeynten bequamelyk kan
geschieden, vinden wy geheel geraden, dat men aanstelle bysondere
Propositien, te doen binnens huis van zoodanige, van welke merkelyke
hope is, datse schier ofte morgen de Kerke zullen dienst konnendoen,
ende bequaam zyn tot de openbare bedieningen in Godes Gemeynte :
dog dat zulks geschiede ten overstaan van een der Predikanten ; ofte
immers der Leeraars ofte Propheten.
27.    Eenen dag ten minsten in de weeke zal men na ieders Kerke
bequame gelegentheid heiligen tot solemneele gebeden, ende voor, ofte
na de Predicatie, doen openbare belydenisse der zonden , ende nede-
rige afbiddinge voor den Volke: ende de gebeden ofte zelfs stellen, na
ingeven des H. Geests, ofte volgen het Formulier van de Kerke van
Geneven, ofte van andere.
28.    De gebeden, die men ordinaris doet na de Predicatie ofte Pro-
phetie, zullen de Predikanten ofte Propheten op het bequaamste rich-
ten na de materie in de Predicatie verhandelt, ende kan 't geschieden,
de voornaamste hooftstukken in 't kort aanraken, op dat te meer de
Goddelyke zaken ende te dieper in de herten der Toehoorders in bly-
-ocr page 47-
SYKODE ONDEK HET KRUIS GEHOUDEN TE WEZEL. 1568.         41
ven mogen, ende met eene van de onervarene verstaan worde, wat
heerlyk gebruik de Schrifture geeft tot het maken der gebeden.
29.    Voor de Predicatien , dewyle het Volk vergadert, zal het niet
ondienstig zyn, om de gemoederen door ydel geklap niet te verstroyen,
noch den Godsdienst oneere aan te doen, dat de een ofte de ander
Ouderling ofte Diaken , ofte iemand anders uit de Gemeynte daar toe
gestelt, een ofte twee Capittelen eerst den Volke voorleze, ende dat
men dan voort na gewoonte de Psalmen voorzinge.
30.    Maar de Voorlezers moeten gedenken , dat het haar niet toe
en komt de Schrifture uit te leggen, daar van zy haar geheelyk zul-
len onthouden , om niet de zeyssen te werpen in eens anders Oogst,
ende met ontydige verklaringen de gewoonlyke wyze der Kerke te be-
roeren.
31.    In de Kerkelyke gezangen, zal men in alle Kerken van Neder-
lant onderhouden de Psalmen van Dathenus overgezet, op dat niet door
verscheidenheid der overzettingen iets worde ingebragt of tusschen ko-
me, d.,t minder bequaam is, ende minder zoude dienen tot stigtinge.
32.    In welke Genieynte Scholen zyn, waar in de Schoolmeester
in Musyke is ervaren, die zal den Kinderen voorzingen, ende daar
op zullen de andere Lieden volgen: maar daar geen Scholen zyn ofte
de Schoolmeesters onervaren in Musyke, niet en konnen voorzingen,
zal dienstig zyn ten minsten een Voorzanger te stellen , om het Volk
in 't zingen voor te gaan, ende haar gezang te matigen ende te regu-
leeren, en dan aldermeest, als de Predikant in Musyk geheel onerva-
ren is.
33.    Ten zal niet vreemt zyn dat men in de Kerke hange eenige
borden of taferelen, waar inne kortelvk de wyze van Psalmzingen, ende
de gewoonlyke konst van zingen word uitgeleit, op dat niet door het
qualyk zingen des Volks, ofte ergernisse, ofte stoffe tot belacchen, de
Ongeloovige worde gegeven.
34.    Hierby zal men nog andere bordekens hangen, daar inne aan-
gewezen word wat Psalmen , op welke dag gezongen zullen worden ,
op dat die wil, te voren overdenke 't gene men zingen zal, 't en zy
men best agt de Psalmen van vorens tot agteren toe ordentlyk te ver-
volgen: want wy laten elke Gemeynte in hare vryheid, op wat ordre
zy de Psalmen zullen willen zingen.
III. CAPITÏEL.
Van de Catechismus.
1.    By het ampt van den Kerkendienst ende Prophetie, word niet
zonder reden te regt bygevoegt de gewoonte van Catechiseren, welke
van de Apostelen, ende hare Discipulen, overgelevert is, ende daar-
om t'eenemaal, onses oordeels, in de Kerke moet worden onderhouden.
2.    In de Nederlantsche Walsche Kerken zal men volgen de Cate-
chismus van Geneven, in de Duitsche Kerken, de Heydelbergse: doch
wy laten dit in de vrijheid derzelve tot de eerste aanstaande Synode.
-ocr page 48-
42         SYNODE OXDEK HET KKÜI3 GEHOUDEN TE WEZEL. 15C8.
3.    Elke Gemeynte behoude ook in hare vryheid de tyd van Cate-
chiseren , na tyds ende voorvallender zaken gelegentheid: de wyze
dus lange ia 't gebruik zal nog onderhouden worden: ende men zal
met alle zorgvuldigheid de Kinderen, na hare jaren, niet alleen la-
ten opzeggen ende van buiten leeren de syllaben ende woorden des Ca-
techismi: maar ook leeren verstaan de zake zelfs: ende niet alleen in
hare memorien, maar in 't binnenste van hare herten indrukken.
Daarom zal men niet alleen de Jeugt de woorden afvragen, maar ook
ondervragen over de materie zelfs , klaar ende ten volle uitgeleidt van
den Catechist: endo voor alle dingen zal van noode zyn in het uitleg-
gen des Catechismi, op het gemeinzaamste met haar te handelen, ende
het onderzoek te rigten na het begryp der Kinderen. Men zal ook ern-
stelyk aanhouden by de Ouders der Gatechumenen ende Schoolmeesters,
om haar te huis, ende in de Schole neerstelyk te onderwyzen, op
dat zy 't gene in de Kerke geleert is , van zelfs leeren er kauwen,
ende met bequame Schriftuurplaatsen bevestigen.
4.    In 't byzonder zullen zy de Jeugt gewennen tot zedigheid in de
Kerke ende Vergaderingen.
Ende voorwaar alle die voor Ledematen willen gehouden worden
in de Gemeynte, zullen zoo haast de jaren den Kinderen zulks toe-
laten , haar laten Catechiseren, om van der jeugt aan in de ware
Leere , ende Godtzaligheid opgebragt te worden : Die zulks weigeren
te doen, zullen zonder twyffel de Kerkelyke censure onderworpen zyn.
IV. CAPITTEL.
Van de Ouderlingen.
1.    Volgt de ordre der Ouderlingen, die van Paulo 1 Cor. 12. vers
28. worden genoemt Regeringen, ofte 1 Tim. 3: ±. Voorstanders:
ende te gelyk met de Dienaren maken een Kerkenraat.
2.    Daar is zonder eenig tegenspreken haar ampt hier in bestaande,
datse elk over hare Parochien ofte AVyken, neerstelyk zullen wagt
houden, ende van huis tot huis , die onder haar opzigt staan, ten
minsten eens alle weken, ende voorts na het elke Kerke voor gebruik
heeft,' bezoeken : voornamelyk omtrent den tyd van het houden des
Nachtmaals : ende zy zullen getrouwelyk onderstaan , of zy haar op-
regtelyk dragen in handel ende wandel, in de pligten der Godtzalig-
heid , in de getrouwe onderwyzinge harer Huisgezinnen, in de Huis-
gebeden voor dezelve 's morgens, ende des avonts, ende van diergelyke
dingen meer: zy zullen haar daar toe zagtelyk , ende nogtans ernstelyk
vermanen, ende dat na voorvallende gelegentheid; zy zullense aanmanen
tot stantvastigheid ofte versterken tot leidzaamheid, ofte aanprikkelen
tot ernstige vreeze Godts: die troost ofte bestraffinge van doen hebben ,
zullen zy vertroosten ofte bestraffen: ende, indien het de noodt vereyscht,
aan hare Mede-Ouderlingen , gestelt over de brooderlyke bestraffinge,
't zelve aanbrengen, ende neffens dezelve verbeteren dat te verbeteren
is na het gewigte der begane zonden: zy zullen ook niet vergeten
-ocr page 49-
SYNODE ONDEE HET KRUIS GEHOUDEN TE WEZEL. 1568.          43
aan te porren elk in zyn Wyk, datse hare Kinderen zenden tot de
Catechisatie.
3.    Om dit in 't werk te stellen zal noodig zyn dat men metten
eersten yeder Kerke afdeile in Wyken na de menigte, ende gemak der
Geloovigen : dat men over elke Wyk stelle byzondere Ouderlingen, die
alle weke op zekere bestemde dagen in 't gemein in de Kerkenraat
zullen bekent maken , hoe het in ieders Wyk toegaat, ende of de Le-
dematen hun wel dragen , ende de Ouderlingen moeten gedenken , datse
niet alleenlyk voor de Gemeynte, maar voor Godt zelfs rekenschap
zullen moeten geven van de Zielen die haar toebetrouwt zyn.
4.    In de vordeilinge der Wyken zal men niet zoo zeer letten op
bloetverwantschap ofte swagerschap, ofte van onderlinge omgank ; als
wel op de woninge ende nabuurschap, tot gerief der Ouderlingen, ende
van hare bedieninge.
5.    Aangaande het verkiezen ende bevestigen der Ouderlingen, dat
zal geschieden even gelyk het toegaat met de Predikanten, maar in haar
onderzoek zal men niet zeer letten op dingen gehoorende eigentlyk tot
den Dienst des Woorts : ende tot hunne bevestiginge heeft men ook
niet van noode de tegenwoordigheid van buiten Predikanten.
6.    Maar men zal zeer bearbeiden , datse mogen begaaft zyn met
hoedanigheden , welke Paulus vereischt; datse zyn in haar leven on-
straffolyk , in Religie zuiver , in Godtzaligheid uitstekende, in beleit
van geestelyke voorzigtigheid, waar toe ook zeer dienstig is , datse
eenige kennisse hebben van borgerlyke zaken ; ende voor al moeten zy
heel afgezondert zyn van alle eergierigheid ende grootsheid, ja van alle
quaat vermoeden van dusdanige gebreken.
7.    De verkorene Ouderlingen zullen beloven aan handen van de
Predikant, in tegenwoordigheid van de andere Ouderlingen ; ofte , in-
dien 't bequamelyk kan geschieden, voor de geheele Gemeynte, datse
volgens hun ampt zullen bestryden alle afgoderye, Godtslasteiïngen,
ketteryen , overdaat, ende voorts al 't gene openbaarlyk strydt met de
eere Godts, ende de Reformatie der Kerke: datse neerstelyk ende ge-
trouwelyk zullen vermanen die hare zorge bevolen zyn, ende dat op
allerhande gelegentheid, ende voorval dor zaken, ende 't gene zy weer-
dig agten aan de Kerkenraadt te moeten brengen, 't zelve zullen doen:
ende met alle getrouwigheid hun beroep waarnemen ; datse haar niet
zullen laten innemen , noch door giften, noch door gunst, maar alleen
in alles agt nemen de Gemeynte, ende de naam des lleeren; geen Heer-
schappyo gebruiken , noch over de Dienaren noch over de Gemeynte ;
geen nieuwe Wetten naar haar goetdunken invoeren, maar volgen de
Kerkelyke endo Synodale Ordonnantien: ende indien iets nieuws voor-
komt 't gene nauwer dient onderzoo-t, dat brengen aan de Classicale ,
ofte Synodale Vergaderinge, op dat 't gene verstaan wxord te strekken
ter gemoene beste, met gemeene toestemminge mag worden afgehandelt.
Dit alles voorgegaan zynde, zal men de verkorene Ouderlingen na
voorgaande openbare gebeden (want de oplegginge der handen wort haar
ook in vryigheid gelaten) tot hare bedieninge toelaten.
8.    De Ouderlingen moeten ook weten, dat tot hun ampt behoort,
-ocr page 50-
44          SYSODE ONDER HET KRUIS GEHOUDEN TE WEZEL. 1568.
Zieken te bezoeken ende te troosten: Hoewel ook zulks aangaat de Dia-
conen, datse de Zieken niet alleen verquikken met behoorlyk onder-
hout, maar ook ondersteunen met vertroostinge. Ende daarom zal 't van
noode zyn , dat de Ouderlingen de naam der Zieken ende Behoeftigen
aan de Diaconen in schrift overgeven, op dat deze te beter haar ampt
voltrekken.
9.    Maar 't komt gansch met haar beroep niet over een, Wetten te
maken, ofte heerschappye te gebruiken over de Dienaren, ofte over
hare Collegen , ofte over de Gemeynte, ofte in 't afwezen , ofte zon-
der weten der Dienaren, Kerkenraat te leggen na hun goetdunken.
10.    Indien by afwezen der Predikanten, Kerkenraat moet gehouden
worden, zoo zullen de Ouderlingen getrouwelyk openinge doen van de
oorzake zoodaniger by een komsten, en van ,'t gene daar in verhan-
delt is.
11.    Indien ook de Dienaren hier ofte daar moeten worden afgezon-
den , dat zal van de Ouderlingen niet besloten worden, als in 't bywe-
zen van andere Dienaren ofte Leeraars ende Propheten: vermits niet
behoorlyk is , dat de zorge van de Gemeynte by het weg zenden der
Dienaren, kome op deze, ofte onwetende daar van zynde, ofte tegens
haar dank.
12.    Vorders zoo menigmaal met gemeine toestemminge, ofte een
Dienaar, ofte iemant anders in openbare dienst zynde, elders word af-
gezonden , ofte met eenige last ten beste van de Gemeynte beswaart,
dat zal hy geerne ende onbezwaarlyk aannemen, ende met volveerdig-
heid des gemoets uitvoeren, ende gedenken dat hy in Jesu Christi
onses Heeren dienst zynde, niet en is zyns zelfs : andersins indien hy
niet en wil involgen het oordeel der Broederen ofte des Kerkenraats,
ofte des Classis, zoo zal men met hem handelen na Kerkelyke discipline.
13.    Gelykerwys wy ook om vele redenen agten niet alleen profy-
telyk, maar noodzakelyk te zyn, dat een van de Ouderlingen daar
toe uit de andere te verkiezen , neerstelyk aanteikene in een byzonder
boek de Acten des Kerkenraats: alzoo ist ook behoorlyk, ende met Go-
des Woort over een stemmende, dat de Diaconen al haar ontfang ende
uitgift, neerstelyk opschryven , en allo maanden, ofte zoo dikwyls het
zal vereischt worden, daar van rekenschap doen aan den Kerkenraat.
V. C A P I T ï E L.
Van de Diakonen.
1.    De Schrifture leert ons klaar, dat het ampt der Diaconen be-
staat in de btdieninge des Tafels , dat is , datse do Armen in hunne
noot zullen te hulp komen, ende aalmoessen vergaderen, ende 't gene
noodzaakelyk is , uitreiken.
2.    't Is behoorlyk, dat hare verkiezinge ende bevestigïnge op gene
andere wyze en geschiede, als te voren verklaart is van de Ouderlin-
gen ; alleen dat men zeer neerstig toezien zal, dat men in acht neme
hare getrouwigheid ende vernuftigheid, ende dat men voornamelyk voor
-ocr page 51-
SYNODE ONDER HET KRUIS GEHOUDEN' TE WEZEL. 1568.          45
by ga dio met gierigheid besmet zyn: ende men zal in alles volgen het
voorschrift van* den Apostel Paulus 1 ïimoth. 3.
3.     Zy moeten ook neerstelyk, de Lieden die Godt met rykdommen
gezegent heeft, vermanen, om de Kerke en de Armen onderstant te doen.
4.    Hoe vele in ieder Kerke moeten gestelt worden, en kan men nu
ter tyd niet voorschry ven, om dat voor al op de verscheidenheid der
omstandigheden moet worden gelet.
5.    Maar dat voornamelyk in groote Steden, twee soorten van Dia-
conen worden gestelt, en is niet vreemt: het een deel daar van zullen
haar bezig houden in aalmoessen te vergaderen, ende uit te deilen; ende
indien de Armen eenige legaten gemaakt zyn, die van de Erfgenamen
af te vorderen, endo de legatarissen getrouwelyk te laten toekomen.
6.    Het ander deel zal meest bezig zyn omtrent Zieke , Gequetste ,
Gevangene; dewelke niet alleen moeten getrouw ende vernuftig zyn,
maar ook begaaft met ongemeene kennisse van vertroostinge , ende van
Godes woort, ende neerstelyk van de Ouderlingen vernemen, wat ende
hoe vele Zieken ende zwakke Ledematen in haar Wyken zyn, die met
troost dienen ondersteunt te worden.
7.    Die ziek te bedde liggen, zullen hare ziekte door de Diaconen
ofte Ouderlingen, den Predikant aandienen, op dat ofte hy zelfs , des
nood zynde, tot hun kome, ende uit Godes woort vertrooste, ofte de
Ouderlingen , ofte Diaconen dat aan bevele, als het hem door andere
openbare zaken van grooter gewichte verhindert zynde niet gelegen
komt.
8.    De liefdepligt vereischt ook dat men acht geve op Vreemdelin-
gen , ende Buitenlingen.
9.    Daarom zullen de Diaconen uit de Ouderlingen ende andere, ver-
nemen, of 'er eenige geloovige Vreemdelingen in die Plaatsen zyn aan-
gekomen , die hare trouwe ende Christelyke hulpe van nooden hebben;
ende indien zy behoeftig zyn , zal mense tot nootdruft bystaan. Ende
deze zorge gehoort zonder tegenspreken tot de eerste soorte der Diaconen.
10.    Daar het ook bequamelyk kan geschieden, oordeelen wy, dat
Vrouwen van vermaarde proeve ende vroomheid, ende bejaart, tot dit
ampt, na het exempel der Apostelen, wel mogen worden aangenomen.
11.    De Diaconen zullen ook voorzien, dat de Weduwen ofte Weezen
der Gemeynte, van elders geen ongelyk, ofte gewelt worde aangedaan:
endo iets vernemende, dat den Kerkenraat bekent te maken, om door
eenige uit dezelve terstont te verkiezen , de Magistraten te verzoeken,
na hoedanigheid der zaken recht te doen.
12.    Vorders behalven deze Diaconen zal van noode zyn dat men
ook opzoeke andere goede, vroome en trouwe Mannen met voorzichtige
keure, die bezig zullen zyn om op te gaderen de gagie der Predikan-
ten , ende wat voorts tot gebruik des Kerkendiensts van noode is.
13.    Waar onder ook gedacht moet worden op 't gene tot byeen-
roepinge der Synoden, tot afzenden van Predikanten, ofte eenige andere,
in noodzakelyke voorvallen ten beste der Gemeynten, ende tot opbouw
der Kerken endo Tempelen gehoort.
14.    In groote Steden achten wy, daar 't kan vallen, best te zyn,1
-ocr page 52-
46          SYNODE ONDER HET KRUIS GEHOUDEN1 TE WEZEL. 1568.
dat deze ampten onderscheiden zyn, ende dat ook der Dienaren be-
kommerlyk beroep zy afgezondert van de zorgvuldigheid over andere
zaken: maar dit zal bequaamst konnen beraamt worden in een Synode,
dewelke wy ook de bestellinge der Scholen laten bevolen zyn.
15.    Of men ook zal stellen een Rentmeester, ende van rekening te
doen van ontfank ende uitgift, voor de Kerkenraad, ende wat voorts
daar toe gehoort, dat word voortaan gelaten tot goetvinden ieder
Kerke, na elk zyne redenen, wyze ende gelegenthcid, ofte immers
daar van kan ook in 't Synode t' zyner tyd in 't gemein iets beraamt
worden.
16.    Maar wy houden heel niet over een te komen met het ampt
der Ouderlingen, dat zy haar zouden onderwinden uit te geven, ofte
te bedienen Kerkelyke goederen, van wat natuure die ook mogen zyn,
ende waar van daan die mochten komen.
17.    Dewyle de zake zelfs roept, dat Ouderlingen ende Diaconen ,
die een geruime tyd trouwelyk hebben gedient, behalven de dagelyk-
sche haar overkomende moeyelykheden, niet ah met groot nadeel van
hare huiszaken, die ampten bekleeden, zoo oordeelen wy dies wegen,
dat jaarlyks een nieuwe verkiezinge word gedaan; zoo dat na volein-
dinge des jaars , ofte na zes maanden (na gelegentheid der zaken) de
helft van haren Dienst ontslagen, en andere in de plaatse zullen
gestelt worden , die met de overige, de regeringe der Gemeynte bezor-
gen , ende waarhemen ; zoo nochtans , dat het de Kerkenraad vry staat
de bequaamste Ouderlingen ende Diaconen, die van toegenegene wille
zyn , te verzoeken het volgende jaar , ofte half jaar, na des Kerken-
raads goetdunken, de Gemeynte in hun beroep noch te willen dienen.
18.    Die in openbare Dienst zyn, Predikanten, Ouderlingen, Dia-
conen , Leeraars , Schoolmeesters, &c. zullen de Gemeynten, in welker
dienst zy zyn, niet verlaten zonder wettige kennisse der zake, ende
tusschenkomende oordeel van de geheele Classis ofte Parochie, als de
Provinciën in Parochien zullen verdeelt zyn : gelyk ook niet vry zal
staan de Kerken haren Dienaar, Leoraar, Ouderling, &c. te verla-
ten, ten zy met toestaan van de Parochie ofte de Provinciale Classis.
19.    Nochtans staan wy de Classicale Vergaderingen hier in geen
regt toe over eenige Kerke, ofte hare diensten; ten zy dezelve dat van
zelfs zullen toestemmen: op dat de Kerke niet^ tegens haar dank berooft
werde van haar recht ende gezag.
VI. C A P I T ï E L.
Van de Sacramenten.
Van den Doop.
1. Dewyl de Sacramenten met een onafscheidelyke bant zyn veree-
nigt met den Dienst de3 Woorts , zoo moet buiten twyffel bij een ieder
worden gehouden, dat der zelver bedieninge gehoort tot het ampt der
Predikanten: dienvolgende gevoelen wy, dat de Doop alleen van een
Dienaar des Woorts Gods mach bedient worden.
-ocr page 53-
SYXODE ONDER HET KRUIS GEHOUDEN TE WEZEL. 1568.          47
2.    Men zal den Doop bedienen na het gewoonlyk Formulier uitge-
drukt in de Kerkelyke Ordonnantien, ende dat niet anders, nochte er-
gens , als in de Kerke onder de Predicatie ende de Catechismus : ten
zy misschien in de aankomende Gemeynten in acht genomen moet wor-
den sommiger zwakheid, welken te gevalle, ende om ergernisse te my-
den, de Kinderen in huis gedoopt mogen werden; doch dit word ook
niet toegestaan , ten zy in tegenwoordigheid ten minsten van vier ofte
vyf Geloovigen; ende dat tot anders door het Synode zal besloten zyn.
3.    Het gebruik van byzondere Getuigen, die men Peters ende Me-
ters noemt, ende de forme van doopen word, gelyk te voorens gezegt
is , gelaten in ieders vryheid.
4.    De Ouders ende Getuigen, de Kinderen ten doope voorstellende,
zullen met de gewoonlyke vragen des Formuliers worden ondervraagt.
5.    't Is ten hoogsten dienstig voor Kerke, ende Republicque, dat
de namen van gedoopte Kinderen, Ouders ende Getuigen worden aan-
geteekent in de gemeïne Doopboeken ; waar inne ook in 't byzonder
konnen worden aangetoekent de namen der geene, die na gedane be-
lydenisse voor de Gemeinte, in Christo sterven.
Van des Heeren II. Avondmaal.
6.    Wy oordeelen zeer dienstig to zyn, dat men veertien dagens te
voorens afkondige de tyd van 't houden des H. Avondmaals ; op dat
ende de Ledematen der Gemeynte haar tydelyk mogen bereiden, ende
de Ouderlingen elk in zyn Wyk tydelyk haar ampt waarnemen.
7.    Men zal niemand tot des Heeren II. Avondmaal toe-laten, als die
te voorens belydenisse des Geloofs gedaan heeft, ende hem de Kerke-
lyke tugt onderwerpt.
8.    Die ten Avondtmaal willen toegelaten worden, rzullen acht dagen
te vooren aan den Predikant hare namen aanbrengen, ende dan zal men
terstont daar na, aan een, ofte meer Ouderlingen na de gelegentheid
der Wyken, ende het getal der Aankomelingen in de Kerkonraad ordre
geven, om neerstelyk na haar voorgaande leven te vernemen; ende
daar van aan de Kerkenraad openinge doen , om in tyds voor te ko-
men indien iets in de weg is, om de zoodanige niet toe te laten, ofte
anderzins tot het onderzoek voort te gaan.
9.    Ende 't is om vele oorzaken niet van noode, noch dienstig,
dat dit in 't openbaar geschiede, maar 't is genoeg dat hier over staan
de Dienaars, Leeraars ende Propheten, ofte kan men die niet bekomen,
eenige Ouderlingen ende de Predikant, volgens het Formulier in de
Kerkelyke Liturgie.
10.    Maar 't is niet vreemt, dat men de Jongelingen, die in de Ca-
techismus uit geleert zyn , voor de volle Gemeynte onderzoeke na het
Formulier van de kleine Catechismus : daar men ook by zal voegen de
Hooftstukken van de groote Catechismus, ende dat agt dagen voor het
houden des Avontmaals.
11.    Ende die genoegzaam onderzogt zyn, 't zy Jongelingen, 't zy
Volwassene, zullen daags voor de bedieninge des Nagtmaals haar stel-
len voor de Gemeynte, ende zal men hun voorhouden de voornaamste
-ocr page 54-
48          SYNODE ONDER HET KKDIS GEHOUDEN TE WEZEL. 1568.
Hoofdstukken des Geloofs, om daar op hare toestemminge te geven,
ende zullen haar te gelyk onderwerpen de Kerkelyke tucht; ende men
zal hare naam inschryven in het Lidtmaatboek; ende dit de Ge-
meynte bekent gemaakt zynde, indien geen belet voor en komt, dan
's anderdaags tot het II. Avontmaal toelaten.
12.    Wy oordeelen dat geheel nootzaakelyk is de onderhoudinge van
de brekinge des Broods : die van Christo zeer duidelyk is ingestelt,
ende van de oudste Kerken, niet zonder gewigtige redenen, altyd on-
derhouden geweest.
13.    Wy agten dat de woorden dos Avondmaals , in de Kerkelyke
Liturgie uitgedrukt, t' ceneruaal moeten behouden worden , als meest
over eenkomende met Christi instellinge ende Zyn klaarblykelyk gebodt,
ende met Pauli verklaringe.
14.    Wy oordeelen ook, dat men in alle Kerken zal gebruiken ge-
meen Brood; niet eenig byzonder, ofte ongesuert Brood, ofte iets an-
ders 't welk smaakt na superstitie.
15.    Wy oordeelen ook, dat men het Nagtmaal mag gebruiken staan-
de , of zittende, ende als het bedient word, ofte de Schrifture daaren-
tusschen lezen, ofte Psalmen zingen.
16.    Tydt om het Nagtmaal te houden, namelyk wanneer, ende hoe
dikwils, en kan voor als nog niet eenpariglyk beraamt worden over
alle Kerken; maar laten de Synode bevolen zijn, die te stellen tot ge-
meenen dienst der Gemeynten.
17.    Men moet toezien, dat de Predicatien ten tyde van 't houden
des Nagtmaals niet te lange en zyn, om in agt te nemen het Volk ,
ende met name de zwangere Vrouwen, ende die anders ziekelyk ende
zwak zyn.
VII. CAPITTEI,
Van liet Ilouvielyh.
1.    Het gebruik der zaken, ende de dagelyksche ervarentheid ge-
tuigen, dat men van de Predikstoel voor het Volk op drie Zondagen
de namen der gene, die haar willen begeven tot den Houwelyken
Staat, zal afroepen.
2.    Eer deze afkondinge geschiet, zullen zy verschynen met hunne
Ouders ofte Voogden voor den Predikant ende twee Ouderlingen, om
ondervraagt te worden, over 't gene nootzaakelyk te zyn geoordeelt
wort: dat gedaan zynde, zal men hare namen te boek zetten.
3.    Alle dagen, zonder onderscheid, mag men de Lieden trouwen,
als men op die dagen Predicatien doet voor het Volk, uitgenomen op
Vast- en Biddagen, op welke meest de gebeden ende droefheid der zie-
len , moet betragt worden.
4.    Wat voorts aangaat de Houwelyken Staat, ende de aanmerkinge
van verlatinge, ende afscheiden der getrouwde van malkanderen, daar
over oordeelen wy dat in de Synode byzonderlyk hehoort gehandelt te
worden.
-ocr page 55-
SYNODE ONDEH HET KRUIS GEHOUDEN TE WEZEL. 15G8.          49
\
VIII. CAPITTEL.
Van de Discipline of Kerkelijke Tugt.
1.    Men zal neerstelyk zorge dragen, dat geen nieuwe Gemeynten
en worden aangequeekt met verzuim van de Kerkelyke tugt: want hoe
zalig ende noodzakelyk dezelve is , getuigen overvloedelyk niet alleen
Christi, ende der Apostelen instellinge ende Leere, maar ook het ge-
bruik van de Apostolische, ende de heele oude Kerke, ende de dage-
lyksche ervarentheid.
2.    Ende daarom is bülyk, nïemant tot den Kerkendienst toe te
laten, als die bereid is dezelve te verdedigen ende te onderhouden.
3.    Deze discipline bestaat ten deele in de censure van Leere, ofte
van Religie, ende het leven der Gemeynte; ten deele in wettelyke be-
straffinge ; ten deele in de excommunicatie, ofte de Christelyke ban,
waar inne voornamelyk gelegen is de magt der sleutelen, die van den
Heere Jesu Christo aan de Gemeynte gegeven is.
4.    Wat aangaat de Kerkelyke discipline omtrent de Leere, en het
leven over alle de Ledematen der Gemeynte, ende elk in 't byzonder,
die gehoort buiten eenig tegenspreken tot de Kerkenraat, ten overstaan
van Predikanten , Leeraars ende Propheten , indiender eenige zyn.
5.    Want die toekomt kennisse der zaken, dezelve te willen uit-
sluiten van het oordeel ende censure, kan ieder zien te zyn tegens alle
regt ende billykheid. 't Is waar, dat eigentlyk de censure over Leere
aangaat de Dienaren ende Leeraren: maar over den handel ende wan-
del der Ledematen , gaat ook aan , onses eragtens , de Ouderlingen :
edog de een, ende de ander, moeten eikanderen over ende weder de
behulpzame handt bieden.
6.    Nu den welke toekomt de censure, dat denzelve ook toekomt het
regt ende magt der bestraffinge, stemt ook buiten twyffel over een met
de reden ende billykheid. Daarom oordeelen wy, dat meer als behoor-
lyk is, deze zake op te dragen aan de zorge des Kerkenraadts.
7.    Daaromme indien iemant vreemde leeringen, ende Ketteryen hei-
melyk , ofte openlyk strooyt, diens naam zal men aan de Kerkenraad
aanbrengen: ende hy daar geroepen zynde, zal hier over worden ver-
maant, ende indien hy hem het Kerkelyk oordeel onderwerpt, in genade
worden aangenomen ; maar indien hy andermaal, derdemaal vermaant
zynde, hartnekkelyk blyft by zyne dwalinge, zoo zal men hem afhou-
den van de gemeinsehap der Geloovigen.
8.    Alzoo zal men ook handelen met alle die hoveerdelyk de ordre,
ende vergaderinge der Kerke veragten, indien zy ook meermaals onder-
rigt zynde, geen berouw en toonen, men zalse verbieden de Kerkelyke
gemeinsehap.
9.    Aangaande de censure ende bestraffinge over het quaat leven der
Ledematen, daar in zal men in alles volgen Christi instellinge: in hei-
melyke zonden, ende daar geen openbaar schandaal mede is vermengt,
zal niemant van de Kerkenraat geroepen worden, ten zy dat hy met
een wederspannig gemoedt hartnekkelyk ende meermalen de broederlyke
4
-ocr page 56-
50         SYNODE OSDER IIET KRUIS GEHOUDEN TE WEZEL. 1568.
vermaningen aan hem gedaan, met veragtinge verwerpt, ende indien
hy zig niet en bekeere, zal men hem als een verrot lidt afsnyden.
10.    Maar in zonden, die openbaar, ende met openbare ergernisse
vergezelschapt zyn, zal metten eersten tusschen beide komen de aucto-
riteit des Kerkenraats, eerst mot zagte vermaningen, ende alzoo wederom
de zodanige in gunste aannemende als zy gehoorzamen, zoo niet, zal
mense met den Christelyken ban slaan.
11.    Indien iemant agt, dat hem door deze weg, ofte eenige andere
maniere van doen , is ongelyk gedaan, die mag zig van het vonnis des
Kerkenraadts beroepen op het oordeel der Classen, als die zullen aan-
gestelt zyn; ende ook van de uitsprake der Classen, verzoeken de hulpe
des Synodi, hoewel zoodanige tegenspartelinge ende weigeringe van.
schultbekenninge, niet anders als voor een teeken van weerspannigheid
kan gehouden worden.
12.    Maar nopende de Dienaren ende Ouderlingen, daar mede moet
een weinigsken op een ander maniere gehandelt worden, om niet lig-
telyk open te leggen voor de lastermonden ; ten zy ('t welk Godt ver-
hoede) zy ha'ir met eenige openbare schelmstukken ende boose daden
besmet hebben: want niemant twyffelt, of zy moeten dan terstont, zulks
blykende, met schande ende oneere, ook zonder af te wachten het
oordeel des Classis , van den dienst worden afgezet.
13.    Indien zy vast zyn aan eenige heimelyke boose stukken, daar
over zal de censure overgegeven worden aan de Classicale byeen-
komsten, in welke men neerstelyk zal onderzoeken het leven van de
Dienaren, ende Ouderlingen , elk in 't byzonder, ende hoe ieder zig
in zyne beroepinge gedragen heeft, ende zy zullen belast worden uit
te staan , ende van de andere eedt afgenomen, dat rdemandt zal ont-
dekken , wat, ofte van wie, iets is gezegt: die vermaninge van noode
hebben, zullen weder ingeroepen zynde, vermaant; die bestraffinge
ende kastydinge, bestraft ende gekasty t worden, en dat na de fouten
klein, ofte groot, bevonden zyn.
14.    Nu, zonden in Dienaren geenzins te verdragen, zyn meest deze
navolgende , ketterye , scheuringe , openbare veragtinge van Kerkelyke
ordre ; openbare Godslasteringe, ende zelfs strafbaar by de borgerlyke
Overheid, Simonie, oneerlyke onderkruipinge van een anders plaatse,
verlatinge zynes Diensts ende zyner Gemeynte zonder wettelyke toe-
stemminge , falsarischap, meineedigheid , hoererye , dronkenschap, ge-
wapent gewelt, weerdig om by de Overheid gestraft te worden, onge-
oorloofde woeker, spelen met dobbelstenen, ende andere oneerlyke
spelen, ende die door de wetten verboden zyn; baarblykelyke trag-
tinge na tyrannye over de Kerke, zyne Collegen, ende alle andere
diergelyke zonden, die ofte oneere aanwry ven, ofte verdienen afschei-
dinge van de Gemeynte.
15.    Zonden van minder soorte, die men wel verdraagt, maar niet
zonder censure ende bestraffinge moet laten henen gaan, zyn onder
andere, ydele nieuwsgierigheid van onnutte Historiën; een vreemde
ende opgepronkte maniere in het verhandelen der Schrifture, waar door
de Toehoorders worden geërgert, gelyk van de gene geschiedt, die te
-ocr page 57-
SYHODE OSDER HET KliUIS GEHOUDEN TE WEZEL. 1568.           51
veel hare speculatien toegeven; ofte met ontydige allegorien spelen;
ofte ten besluit, die na haar goetdunken, wat nieuws, ende dat geheel
onbruikelyk ia in* de Gemeente, ende vreemt van het wit, ofte weer-
digheid der H. Schrift, om quansuis haar verstant te vertoonen, hoveer-
delyk invoeren ; voorts ook blykelyk luy, ende onagtzaam te zyn in
zyne studiën, ende lezen van Gods Woort; in het bestraffen der zonde
meer als behoort nalatig te zyn, ende tot pluimstrykerye te zeer ge-
negen te zyn, ende in alle andere dingen tot zyn ampt gehoorende te
traag ende slaperig, vuil geklap, ofte onbetamelyke boerteryen, leu-
gentaal , eerrovinge, ofte quaatsprekentheid, onreine reedenen, spytige
ende bytende propoosten, ligtveerdigheid, quaat bedrog, openbare gie-
righeid, ydele eergierigheid, haastende en onmatige gramschap, onee-
nigheid in Huishoudinge, haat, ende twist, bitzige, en meer als be-
hoort , scherpe ende onmatige bestraffingen: ofte onmatige overdaat in
klederen, over tafel, ende in andere zaken, de Dienaren niet beta-
mende: heimelyke poginge, ende heerschappy zugt over de Gemeynte,
ende zyne Collegen.
16.    In zonden van de eerste soorte, die daar van overwonnen is,
zal door de Classen van zyn ampt worden afgestelt.
17.    In de andere, zullen de Classen gebruiken broederlyke verma-
ningen, ende zagte bestraffingen: die dezelve andermaal, derdemaal
verwerpt, zal in den Classe, ofte in de Synode ontboden worden, de-
welke sullen mogen doen ende besluiten, 't gene tot de meeste stigtinge,
ende dienst der Gemeynte strekt.
18.    In ligter fouten, ende die niet weerdig zyn om voor de Kerke-
lyke Vergaderingen te brengen, zal men volgen de ordre ende wyze
van Christo in dusdanige zaken voorgeschreven.
19.    Ende op dat deze ordre te bequamelyker mag geschieden, oor-
deelen wy dienstig te zyn, dat alle twee, ofte drie maanden, Classicale
byeenkomsten worden gehouden, daar inne over deze dingen neerstig
onderzoek zal worden gedaan : zoude ook niet ondienstig zyn, dat alle
half jaren de Classen der geheele Provincie by een quamen: ende ten
laatsten, dat eens 's jaars gehonden wierde Provinciale Synode van ge-
heel Nederlant. Maar vermits hier van niet en kan worden besloten,
wort 't zelvige het oordeel des Synodi bevolen.
20.    Het dunkt ons ook niet ondienstig te zyn, dat deze Classicale
Vergaderingen, op te regten tot oeffeninge der tugt, niet altyd op een
plaatse gehouden worden: maar 't is beter, dat men de plaatsen dikwils
verandere: ten deele om voor te komen heerschappye van de eene Kerke
over de andere, ten deelen ook, ende dat voornamelyk, op dat de ver-
gaderinge te neerstiger moge onderstaan de gelegentheid van yeder Kerke
in 't byzonder, wat ordre daar gehouden word in de Leere, gebruik
der Ceremoniën, ende Kerkelyke discipline: ende of Predikanten ende
Ouderlingen vromelyk ende neerstelyk, elk hare beroepinge waarnemen.
21.    Ten laatsten, indien iets byzonders is in deze ofte gene Ge-
meynte , 't welk tot goede ordre, ende regte bestellinge dient, het zal
yeder vry staan te volge 't gene tot de meeste stigtinge strekt, mits
dat neerstelyk gelet werde op de omstandigheden, op dat het lighaam
4*
-ocr page 58-
52 SYNODE OXDER HET KKUIS GEHOUDEN TE WEZEL. 1568.
der Gemeynte door eenigheid des Geestes, ende den bant des vredes,
in een gestadige kours der Godzalige eendragt onderhouden werde.
22. De Dienaren, dewelke deze voorsz Articulen hebben gestelt,
ende by een gebragt, dienende tot welstant der Nederlandtsche Kerken,
ende derzelve eenwyzige, ende gelyke standt, getuigen hier mede opent-
lyk voor Godt ende Menschen, dat zulks van haar lieden gedaan is
zónder eenig nadeel van andere Kerken: maar dat zy alleen hebben
gelet op tydt, Plaatsen, Persoonen, ende andere omstandigheden, na
welke zy neerstelyk, na voorgaande aanroepinge Godts om zyne by-
stant, ende zeer zorgvuldelyk, hebben onderzogt, wat de Nederlandtsche
Kerken dienstig ofte ondienstig is: en de zake alzoo hebben gematigt,
dat, indien het gebeurt, dat Godt door onsen Heere Jesum Christum
in Nederlandt overvloediger Zyne genade t' eeniger tyd zal believen
uit te storten, zoo ten aanzien van een Godvrugtige Reformatie der
Overheden, zoo ten aanzien der Kerkelyke inkomsten, dat het geoorloft
zal zyn, deze zelvige articulen breeder uit te breiden, ende na gele-
gentheid der zaken, ende des tydts, te vermeerderen, te verminderen,
ofte ook 't gene verandert zal dienen te zyn, te veranderen.
Gedaan tot Wesel den 3 November des jaars M. D. LXVIII.
Ik geef hier de namen der onderteekenaars naar de eigen liandteekeningen van het
authentieke manuscript, dat van deze synodale acten in de Kloosterkerk te 's Graven -
Lage bewaard is.
Petrus Dathenus subscripsit.
Hermanus Moded.
Cornelius Walrauen.
Herm. Moded voor Jacobus Michaelis.
Johannes Lippius.
Godefridus Pistorius.
Guilielmus Zulenus Nijeveldius.
Petrus de Eycke.
Johannes Asperensis.
Johannes noie Hermani Millenii.
Ita est Johannes Masius.
Johannes Wicodurstadius.
Hermannus Vander Meere.
Gerardus Laranius.
Johannes Woudanus.
Cornelius de Vos.
Gerardus Culenborganus.
Gerhardus Venradius.
Adrianus Vossius.
Jacobus Kichoboscus.
Ego Johannes Lippius subsequentium noie signo ad hoc requisitus.
Casparus Coelaes.
Philippus Eaesvelt.
-ocr page 59-
Sr.VODE OtfDEU HET KKÜIS GEHOUDEX TE WEZEL. 15G8.        '53
Hermannus Raohemius.
Cornelius Egidii.
Petrus Dathenus Jois Ostendorpü noio subscripsit.
Leonardus Panhusius.
Albertus Goudrianus.
Christianus Sinapius Venlo.
Ludovicus Sanarii Berloniensis.
Georgius Ocharaus Sylvanus.
Joannes Cubus.
Henricus Michaël.
Johannes Ydonius.
Franciscus Franckennus.
Philippus Marnixius.
Hnbertus Buseurs.
Cornelius Poppius.
Simeon van Habosch.
Johannes Hove Bergensis.
Jacobus Pontifortius alias Sterckebrugge.
Jacobus Laubegeois.
Christophorus Becanus.
Cornelius Khetius.
Gaspar van Bygaerde Bruxellensis.
Dese naervolgende persoonen de lecture der overgezette copie hen
ghedaen zynde hebben ooc ondcrteeckent.
Eeynier de Pestere.
Goris vanden Bogaerde.
Lieven de Zomero.
Jan van Winghene voor mij selven en
Mathijs vander Loo.
Pieter van Hoornbeke.
Christoffels wyt Waes.
Jacobus Miggrodius.
Cornelius Spunzers.
Abraham Roussum.
Jan Mousel. (sic.)
Joos Faes.
Pieter Bunters.
Cornelis Francke.
Joannes Castercomius.
Noie Anthonii Algoet, ministri ecclae belgarum et
nólë Caroli Rycwart eiusdem ecclae ministri apud Nonvicenses
Herm. Moded requisitus, subscripsit.
-ocr page 60-
SYNODE ONDER HET KRUIS GEHOUDEN
TE EMBDEN.
1571.
De stad Bmbdeu heeft Wezel nog overtroffen in hare zorg voor de gevlugte Nederlan-
ders. Niet alleen, dat zij «de ballingen borg in nood, als een moeder in haar schoot"
(Harkenroht Oostfr. oorsprongkelijkhedcn, hl. 165), maar zij breidde hare zorg buiten de
grenzen van Oostfriesland tot ver verwijderde gemeenten uit, die zij met raad en daad
heeft bijgestaan. Schoock noemt haar niet zonder reden het Seminarium omnium eccle-
siarnm JBelgicamm,
en binnen hare muren is eene Synodus nationalis gehouden, die de
formula stata gegeven heeft voor het bestuur der Nederlandsche hervormde kerk. (Schoock,
de bonis vulgo ecclesiasticis dictis, p. 439 en 441).
Buitengemeen vroeg en voorspoedig is de hervorming in het vorstendom Oostfriesland
tot stand gekomen. Het heldere licht, door Wessel Gansfoort en zijne vrienden te Adewerd
ontstoken, was niet verborgen gebleven voor het Oostfriesche volk, door taal en aard en
gedurig verkeer zoo naauw met de Ommelanden van Groningen vereenigd. De aanzienlijke
Oostfriezen althans, door lust tot wetenschap gedreven, hadden al spoedig veel geleerd van
den grooten man, die in Italië lux mundi was genoemd. Van daar dat reeds enkelen
hunner, als jonker Beninga te Borsum, zich bloot naar den bijbel schikten, maar van
de pausselijke inzettingen niets onderhielden, lang vóór den tijd, dat Lnther begon te
schrijven (Beninga in zijn Kronijk, 610). Maar toen die hervormer van Saxen zijne
Btem deed hooren, predikende hetzelfde dat Gansfoort gepredikt had, doch in krachti-
ger en voor de ongeletterden meer berekende taal; toen graaf Edzard I, wegens zijne
dapperheid en deugd algemeen bemind, verlof gaf om Luthers schriften, die hij eerst
zelf met groote ingenomenheid gelezen en herlezen had, overal te verkoopen; toen de ede-
len des lands, als jonker Ulrich van Doornum, datzelfde onderzoek instelden en spoedig
bemerkten, dat Martinus de heilige schrift tot een vasten grond voor zich had; toen Ge-
orgius Aportanus (Jurjen lij of van den Daere of Deure), leermeester van Edzard's zo-
nen, een allerheiligst man uit het broeder-convent van Zwol (Enimius, rerum Fris. bist.
]. XV, p. 862), priester werd om van den predikstoel de dwalingen der Roomsche Kerk
te bestrijden; toen de geleerde monnik Henricus Rezius te Norden, na redetwist en pleg-
tig gebed, ten aanschouwe eener talrijke scbaar, zijn kap en daarmede al het Roomsche
van zich wierp; toen de verbolgen monniken en priesters te Jemgum en Oldersum iu
-ocr page 61-
SYNODE OXDER HET KRUIS GEHOUDEN TE EMBDEN. 1571. 55
openbare gesprekken niets tegen de waarheid vermogten, maar beschaamd het veld voor
de predikers van het Evangelie ruimden — toen was het nadenkend en ernstig gestemde
volk van ganseh Oostfriesland voor de nieuwe belijdenis gewonnen. Als met een toover-
slag stonden overal ijverige en kundige predikers op, en rondom hen verzamelden zich
grootc gemeenten, die begeerig waren naar het onvervalschte woord des Heeren.
Te Aurich predikte Brunius (1519), te Embden Aportanus (1520), te Norden Steplia-
nus (1519), te Oldersum Henrieus (1519), te Lehr Canzius (1524), te Wener Schulto
(1522), te Norden Eezius (1527), en eindelijk was er geene gemeente meer, die in de ken-
nis der Schrift en in reine godsvrucht niet werd opgebouwd. De Koomsche geestelijken,
wie niemand leed deed, maar die hunne gemeenten verloren hadden en den algemeenen
stroom niet keeren konden, trokken zich in Idoosters terug en buiten die kloosters was er
naauwlijks eenig overblijfsel van de Roomsche religie in Oostfriesland meer. Mirum, vero,
mogt Schoock wel schrijven, quocl nullo exerdto imperio, religionis forma, sottus verli
divini vi, brevi tempore, sub tota Mdsardi ditione, conversa fuerit, universusque pa-
patus exterminalus
(a. pi. 440). En deze hervorming, zoo voorspoedig geboren, heeft
ook stand gehouden onder de stormen, die haar van buiten bedreigden. Wat Edzard I
met zulk goed gevolg begonnen was, heeft zijn zoon Enno II, die in 1528 aan de rege-
ring kwam, met denzelfden ijver voortgezet, en toen deze in bloeijenden leeftijd, ten jare
1540, door den dood werd weggerukt, handelde zijne weduwe Anna van Oldenburg, als
voormonderes van hare drie minderjarige kinderen, in denzelfden geest. Zij mag met regt
de zoogvrouwe der Oostvriesche kerke heeten, en toen zij in 1575 overleed, zag zij die
kerk in vollen bloei onder het bestuur van haar zoon Edzard II, met Catharina, dochter
van Gustaaf vau Zweden, in 1559 gehuwd. De vijandige pogingen der pausgezinden,
hadden niets gebaat, noch de inval van den hertog van Gelderland in 1533 en het ver-
drag aan graaf Enno opgedrongen; noch het interim, dat Keizer Karel in 1548 herwaarts
zond, met het streng bevel om het aan te nemen, en dat nog door later brieven gevolgd
werd vol van zware bedreigingen in geval van weigering; noch eindelijk de nabijheid van
Alva met zijn leger in 1568, die na den slag van Jemgum, waar hij graaf Lodewijfc
verdreef, ook Embden met scherpe geessels wilde slaan, omdat het den ketteren en de ket-
terijen gunstig was. Ook de inwendige verdeeldheden hebben in de Oostfriesche kerk die
schade niet aangerigt als elders, want ipsa ecclesia perpetuo eximios, doctos alque pios
ex Dei singulari gratia ministros fiabuit, inter quos oceurrunt Albertus Hardenbergius,
Cornelhis Cooltuin, Joharm.es Veltmanmis, Christophorus Becanus, Cornelius R/ietius
et Menso Alting
(Schoock, t. a. pi. p. 441). Ofschoon Enno, bij het ontbranden van
den sacrament-strijd, der ]Luthcrsche partij wel genegen scheen, was hij toch te vrede-
lievend en te zeer aan zijn ouden leermeester gehecht, om de navolgers van Zwingli, zeo
als de meeste leeraars met Aportanus waren, hard te vallen. Het was ook eene ge-
lukkige keus zijner weduwe Anna, toen zij Johannes b. Lasco, die toen (1540) ambte-
loos bij Embden leefde, de super-intendentie over de Oostfriesche kerken opdroeg. Deze
Poolsche edelman, vriend en leerling van Erasmus, Zwingli en Oecolampadius, was een
ijverig voorstander van de Evangelische waarheid. Om harent wil had hij alles opgeof-
ferd. Eram pridem imignis pharisaeus, muttis ornatus iitulis, multis et opulentis sa-
cerdotiis a puero ad/mc pulckre suffarcinatus, mine antem, relictis ultro, per Bei gra-
tiatn, kisce omnibus, relicia item patria atque amicis, inter quos me Christiane vivere
non posse videbam, nudus sum inter externos nudi Christi Domini pro me crucifixi
servus.
Zoo schrijft hij aan Bullingcrus (Gerdes, scrinium antiq. IV, 449) en bij die
alles opofferende liefde voor de waarheid, bezat hij zoo grooto en wijze verdraagzaamheid,
als in die dagen hoogst zeldzaam was. «Dat er nu ook verschillen, zeide hij, onder ons
overig zijn, betreuren wij wel, maar het verwondert ons zoo niet, naardien diender kerke
-ocr page 62-
56 SïNODE OSDER HET KRUIS GEHOUDEN' TE EMBDES. 1571.
nooit ontbraken" Hij wilde de leer dan ook binnen geene palissaden of staketselen afge-
sloten hebben, als of de heilige geest niet zou mogen blazen, zoo hij wil, wanneer hij
wil en door zulken als hij wil (Brandt, hist. der reform. I, aanteek. bl. 22, 32). Van
hem is naar waarheid getuigd, dat hij de aitstekendste hoedanigheden in zich vereenig-
de van wijsheid, kloekzinnigheid, bescheidenheid en, waar het vooral op aan komt, van
ware en ongeveinsde godzaligheid (Meiners Oostvr. kerk. gesch. I, bl. 352 en 353).
Daarbij was zijn ijver onvermoeid en grooter misschien, dan voor zijne zwakke gezondheid
voordeelig was.
De gravin weduwe deed dus wel eene zeer gelukkige keus, toen zij het opzigt over de Oost-
friesche kerk aan a Lasco gaf, die zoo bij uitnemendheid geschikt was, om de kennis van het
Evangelie te bevorderen, de orde te handhaven en treurige twist en scheiding te verhoeden.
Hij stelde dan ook aanstonds de kerkbezoeking in, bond op nieuw de kerkelijke tucht aan,
rigtte te Embden een kerkeraad van ouderlingen en predikanten op, en schiep de coetuële
vergaderingen, waar al de Oostfriesche predikanten eiken maandag in den zomertijd te
zamen kwamen, alles, om de leer en het leven der leeraars zuiver te bewaren en de ge-
meenten met hare dienaars door den band des vredes naauw vereenigd te houden. Ook al
ontstond er later eene scheiding tusschen de lutherschgezinden en Zwinglianen, en al
werd de coetus opgeheven voor een tijd, na al de twisten kwam de milde geest, die van
h Lasco inzonderheid was uitgegaan, weder boven, en muntte de Oostfriesche kerk door
hare rekkelijkheid ten aanzien der symbolische leerboeken boven vele andere kerken uit.
(Zie over dit onderwerp: de openlijke kerkleer der Evangeliesch-Gereformeerde gemeente in
Embden en Oostfriesland, eeniglijk en onbepaaldelijk rustende op de geopenbaarde godlijke
leer in de schriften des o. en n. T. en overeenkomstig den geest der Zwingliaanschc kerk-
hervorming enz. door Helias Meder. Embden«1804.)
Maar het is vooral door hare zorg voor de hervormde vlugtelingen, dat de Oostfriesche
kerk zich grooten lof verworveii heeft. Niet slechts, dat zij a lasco en zijne vrienden Uten-
hove en Micron met een groot getal van Nederlandscbe uitgewekenen liefderijk ontving,
toen dezen uit de bloeijende Londensche gemeente door Maria verdreven, met twee sche-
pen, na hevige stormen en bittere bejegening der Lutherschen van Denemarken en elders,
ten jare 1553 en 1554 te Embden kwamen. Maar ook minder bekende vlugtelingen
hebben de Embdenaren even hulpvaardig opgenomen, liet was om denzeilfden tijd, dat
zij voor vele Walen en Engelschen, die ook om des woords wil hun vaderland hadden
moeten verlaten, woningen en godsdienstige vergaderplaatsen hebben ingeruimd (Meiners
t. a. pi. I. d. bl. 329 en 330). Maar ruim twaalf jaren later heeft de ijver hunner
liefde nog schooner proeven geleverd, toen Embden door duizenden van gevlugte Neder-
landers overstroomd werd. Het verbond der edelen was in verval geraakt, Jan van Marnix,
na mislukten aanval op Walcheren, bij Oosterweel gesneuveld (13 Maart 1567), de preeke
te Antwerpen gestaakt en den predikanten de stad ontzegd (10 April), de prins met vele
aanzienlijken en geringen insgelijks uit Antwerpen (11 April) en eenige dagen later uit het
laud geweken; daarna streng plakkaat van Margaretha uitgegaan (24 Mei), Alva in Brussel
gekomen (28 Augustus), Egmond met Hoorne naar de gevangenis gebragt (9 September),
de vastelavond vreugd in droeven nacht veranderd en de raad der trouhlen in vollen
gang. — Welk hervormd Nederlander was er toen, wiens hoofd niet waggelde op zijn
hals, en geen wonder dat velen snel naar de grenzen toogen, zeggende:
Veel liever beedlen buiten 't land
Dan hier gehangen of verbrand.
(Ned. geschiedzangen I, bl. 331.)
Gelukkig nog, wie tijdig genoeg tot dat besluit gekomen waren, want bij Margaretha's
plakkaat van 18 September werd hun het vlugten bijna onmogelijk gemaakt (Zie dit plak-
-ocr page 63-
SYN'ODE OtfDER HET KKUIS GEIIOUDEX TE EMBDEN. 1571.          57
baat bij Bor I, bl. 175 fol. 124); maar dat plakkaat vermeerderde nog de vrees, en ver-
ijlde veler vlugt, die, al wat zij bezaten achterlatende, zich ten lande hebben uitgemaakt.
In Groningen en Ommelanden zag men velen: ire gütter, auch weib und hinder verlossen
und von darmen in die genachburte Zant entweichen
(Groninganorum exulum libellus
supplex, Spirae 1570 exhibitus , bij Gerdes, scrinium antiquarium, t. VIII, p. 741),
en naar welk land zouden zij eerder gaan, dan het naastbij gelegen Oostfriesland?
Ook uit leeuwarden vlood de burgemeester Tjerk Walles, bevreesd voor graaf van Arem-
berg, en te voren waren zijne stoelbroederen met veel adel en rijkdom reeds te Embdea
aangekomen (Gabbema, verhaal van Leeuwarden, bl. 480 en 487). In de brieven uit
Embden door een spie aan Johan van Mepsche, 's konings luitenant in Groningen, ge-
schreven, vinden wij dan ook de namen van velen uit Friesland en Groningerland ge-
noemd, die in deze gastvrije stad gehuisvest waren (Nederlands opstand tegen Spanje,
1567—1572 door J. van Vloten, bl. 63—66). Maar geen minder groot getal van vlug-
telingen daagde uit verder verwijderde gewesten op. De even genoemde van Mepsche
schrijft aan den graaf van Aremberg (5 Mei 1567): un monde des Brabantinois et Walons
passé par Delfzijl a Emden, paouvres et riches avee femmes et enfants.
Uit Hooft
weten wij, welke menigte uit Antwerpen en van elders uit alle gewesten zich voor de
poort van Amsterdam verdrong, waar zij niet inkomen mogt. »Een deerlyck aanschouwen,
zoo veel ellendighe luiden, met wyf en kinderen, op den dyck, uit het hunne verjaaght,
elders voor 't hooft gestooten , zonder aanhoudt, zonder hoope, uit d'eene nood in d'andre
zwervende. Ook jammerd' het onroomschen en roomschen, en de barmhartighe burghery
ontving hen in de huizen en tuinen der voorstadt, ende verbad de wethouders, hun zoo
veel tijds te gunnen, dat zij met nooddruft van spijze, kleedinge, teergeldt en afgehuurde
scheepen, op Embden geholpen wierden" (IV boek, bl. 135). Denzelfden waterweg sloeg
de heer van Brederode in , die zich te Amsterdam des nachts (27 Mei) met zijne edele
gemalin, de gravin van Nicuwenaar, en een goed getal edellieden inscheepte. En toen er
in diezelfde dagen de tijding kwam van het naderen der bende van Noircarmes, spoedden
zich nog meerderen weg, al was het maar in een krabbeschuit met groot levensgevaar ,
zooals van Laurens Reaal en zijne togtgenooten geschreven staat (Brandt, hist. d. ref. I,
bl. 458). Ook de drie Amsterdamsche predikanten Jan Arentszoon, Peter Gabriël en
Nicolaus Scheltius vloden naar Embden, en het getal vlugtelingen daar toen aangekomen
wordt op zes duizend begroot. De regering wedijverde met de burgerij in den goeden ont-
vangst en de verzorging dier ongelukkigen. Alleen bij een bakker waren wel dertig hunner
gehuisvest (Gachard, correspondance de Guillaume Ie taciturne, t. II, pref. p. 162, 163).
Dengenen, die hun eigen brood zochten te winnen, was men van alle zijden behulpzaam,
en voor de vele behoeftigen bestond reeds sedert geruimen tijd de diafconie voor de vreem-
delingen,
welke geen gebrek aan milde bijdragen had. Toen in 1567 de toevloed van
vlugtelingen zoo buitengemeen groot was, hebben die van Vlaanderen, Brabant, Holland
en Westfriesland mannen uit huu midden gekozen, om de namen der vermogenden onder
hen op te teckenen, ten einde ook aan hunne huizen de diakenen voor de armen der
vreemden aalmoezen verzamelen mogten (Meiners, a. pi. I, bl. 328 en 414). Nog na
dezen tijd is het getal der vlugtelingen steeds vermeerderd. Brandt deelt ons uit zekere
aanteekeningen mede, dat in den winter van 1568 alleen uit Enkhuizen wel drie honderd
vijftig menschen over het ijs van de Zuiderzee naar Embden zijn gegaan (Hist. t. a. pi.
bl. 474), en Philip van Marnix schijnt in dat zelfde, of in het volgende jaar, zich ook naar
die herberg der vervolgde gemeenten begeven te hebben, gelijk uit zijn brief aan de Emb-
densche gemeente blijkt, waarin hij dankt voor de liefde, vriendschap, christelijke gene-
genheid en onverdiende eer daar genoten (Brief van' 11 Junij 1569 uit Keulen geschreven
en medegedeeld door Meiners a. pi. bl. 424).
-ocr page 64-
58         SYNODE ONDER HET KRUIS GEHOUDEN TE EMBDEN. 1571.
Zoo heeft Embden zich de zinspreuk waardig betoond, die later om bet Schepken Christi
boven de oosterpoort gebeiteld is:
Gods kerk vervolgt, verdreven
Heeft Godt hyr troost gegeven.
Gelijk te Wezel de geherbergde vlngtelingen in de zilveren bekers een aandenken hun-
ner dankbaarheid achter lieten, zoo hebben ook de Vriezen een glasvenster in de gasthuis
kerk van Embden doen plaatsen, waarin geschreven staat:
De West-Tresche.
Lilmaten der Kerken, und Borgers in Embden geven dit glas vor een dankbar/a,
harder herberge, unde wenschen de Broeders in Christo genade unde vrede van Godt
den Vader, und bestendighs. in den waren geloven an Jezum Christum timen Heren,
Amen
1583.
Dit vensterraam is in 1056 vernieuwd met dit onderschrift:
T'itrum hoc a conterraneis nostris, Meligionis causa sedibtis suis extorrïbus, in gra-
tam horum memoriam, Deo et huic TJrbi consecratum, vetustate collapsum, pari animo
renovavere. J. van Aisma, T. v. Sixma, R. van Glins, Helios Duif. Anno
1656.
Maar niet alleen heeit Embden de ballingen als eene moeder in haar schoot opgenomen,
zij breidde tevens hare zorgen uit over verwijderde gemeenten. Was men ergens in gel-
delijke verlegenheid, dan werd de hulp vau de Etnbdensche gemeente nooit te vergeefs in-
geroepen. Antwerpen (1576), Brussel (1583) en later ook de kerken van den Paltz (1629)
en Tweebrngge (1637) kunnen er van getuigen. Hare weldadigheid was luidtbaar ende
bekent in schier alle gemeynten van Europen
(in een brief uit Antwerpen, bij Mei-
ners a. pi. II, bl. 43). Vooral wanneer men gebrek aan Evangeliedienaars had, werd
de kerkeraad van Embden aangeschreven, die zijne leeraars naar Groningen en Westfries-
land, naar Londen en Aken zond, welke laatste gemeente in 1558 twee leeraars ontving,
om voor eenigen tijd in den nood te voorzien. Had men licht en besturing noodig bij
opgeworpen vraagstukken of gerezen twist, zoo als te Delft (1559) en te Zwolle (1572) of
te Antwerpen (1558) en te Londen (1569), Embden was het altoos, dat geraadpleegd
werd en den vrede ijverig bevorderde. Maar vooral ook door het drukken en uitgeven
van den Bijbel, den Catechismus en andere boeken 13 die moederkerk nuttig voor velen
en bijzonder voor Nederland geweest. Ypeij prijst haar daarom, als die voor de Neder-
landsche hervormde kerk is geweest, wat Genève voor de Eranscbe hervormden was (Gesch.
der Ned. herv. kerk, I. aant. bl. 33), maar de pausgezinden verafschuwden baar, als het
herelicorum asylum et quasi seminarium. (Zoo lazen wij in het oude handschrift van
den pater jesuit Willebrord, waarvan ons inzage verleend is door den bezitter mr. U. A.
Evertz, lid van den Hoogen Eaad. Zie: Verhaal van de verrigtingen der Jesaiten in
Friesland door pater Willebr. van der Heyden, lid van de orde der Jesuiten. Uit het
Latijn vertaald en met aanteekeningen voorzien door Dr. H. Amersfoort en mr. U. A.
Evertz, bl. 65).
Het kan nu wel geene verwondering baren, dat het oog op Ernbden geslagen werd,
tot het houden van eene algemeene synode, toen men behoefte aan zoodanige zamenkomst
gevoelde en in de Nederlanden daartoe geene genoegzame veiligheid bestond. Keeds in 1565
had men in Antwerpen eene dergelijke vergadering van predikanten uit Vlaanderen, Zeeland
en Zandwijk (Sandwich in Engeland) willen bijeenroepen, maar de kerkeraad van Emb-
den , daarover geraadpleegd, oordeelde beter, dat die van Antwerpen broeders naar Embden
zonden, waar men zonder gevaar en met meer broederen beraadslagen kon (Meiners a.
pi. I. bl. 410 en 411). In het volgende jaar is te Antwerpen wel eene synode gehouden,
naar het schijnt, van veel beteekenis (Francisci Junii vita ab ipsomet conscripta, bij
Gerdes, serinium antiq. t. I., p. 245), maar het blijkt niet, dat zij door veel broeders
-ocr page 65-
SYNODE ONDER HET KRUIS GEHOUDEN TE EMBDEN. 1571.          59
uit verschillende gewesten is bijgewoond. En later in 1567 vervloog alle hoop om zulke uit-
gebreide vergadering ergens op Nederlandschen bodem bijeen te brengen. Toen zocht men
buiten de grenzen eene veilige vergaderplaats, maar in 1568 heerschte aan de Eems het
rumoer en het gevaar der wapenen. Graaf Lodewijk stond daar tegen over Aremberg.
Ook de graaf van Megen en eindelijk Alva zelf snelden daar henen, en toen de nederlaag
bij Jemgum een droevig einde maakte aan den aanvankelijk blijden inval in Groningerland;
toen de zegevierende Alva Embden bedreigde, en deze stad bovendien door de pestziekte
geteisterd werd, kon men daar niet te zamen komen. Men vergaderde dan te Wezel,
maar dat jaar 1568 eindigde door de mislukking van des prinsen veldtogt in de zuidelijke
gewesten zoo treurig, dat die vergadering uit vrees voor Alva zeer bedekt gehouden werd
en hare handelingen ook weinig bekendheid verkregen. Drie jaren later besloten toen
onze onvermoeide vaderen het werk, te Wezel aangevangen, in Embden te hervatten.
Daar waren zij toen wel het veiligst en mogten er op een grooten toevloed van broeders
hopen, deels uit steeds aangegroeide buitenlandsche gemeenten van Nederlanders, deels uit
binnenlandsche, waar de ijver voor de reformatie door al het bloedvergieten nog niet uit-
gebluscht was. Die synodale vergadering werd gehouden den 5 October 1571. Het is zeer
te betreuren, dat de Embdensche geschriften van dien tijd ons geene bijzonderheden van die
gewigtige bijeenkomst hebbeu medegedeeld. Slechts ter loops wordt in het kerkeraads
protocol van 30 Januarij 1572 van die vergadering gerept. «De reden van dit stilzwij-
gen, schrijft Meiners, vermoede ik te zijn, dat deze vergadering in alle stilte, en als
het ware, bedektelijk hier gehouden zij, om de Spaansche regering niet te zeer in het
oog te loopen" (a. pi. I, bl. 426).
Er heerscht evenwel in deze kerkordening vaster toon, dan in de Wezelsche. Die het
niet wist, zou uit deze artikelen bijna niet opmaken, dat zij voor kerken geschreven zijn,
onder het kruis gezeten. Maar het vaderland had zich ook van den eersten schrik bij
Alva's komst hersteld. Die wreedaart en regtschenner was algemeen, ook bij de aller-
katholijksten, in verachting gekomen. Zijne maatregelen van belasting vonden bij staten
en steden hardnekkigen tegenstand, en terwijl de watergeuzen den meester speelden op
zee, smeulden de overleggingen voor de vrijheid op het land. Alva zelf drong op terug-
roeping aan, en overal wenschte men verandering, of hoopte men op verlossing. Onder
deze omstandigheden kon de Embdensche vergadering met meer zekerheid handelen.
Van de Wezelsche kerkordening wordt met geen woord gerept, ofschoon eenigen, die
de Wezelsche vergadering hadden bijgewoond, als Modet, Lippius, Becanus en Meranus
of van der Meere op de Embdensche tegenwoordig zijn geweest. Enkele artikelen, als die
over de middelmatige dingen bij de bedieniDg van Doop- en Avondmaal (artt. 19, 20,
21), schijnen van de Wezelsche acta overgenomen. Ook wordt de Wezelsche bepaling
gevolgd, dat de Geneefsche catechismus in de Fransch sprekende gemeenten en de Heidel-
bergsehc in de Ncderduitsche zal gebruikt worden, maar geene gemeente gedwongen hare
gewoonte in het gebruik van den catechismus te veranderen en vrij gelaten ook andere
catechismi te gebruiken, den woorden Gods gelijkvormig zijnde (art. 5).
De Embdensche kerkordening vangt aan met de woorden: Geen kerke sal over een an-
der kerke, geen dienaar des Woorts, geen ouderling, noch diaken, sal d'een over d'ander
heerschappye voeren, maar een yegelyk sal hen voor alle suspicien, en aanlokkinge, om
te heerschappen wachtea. ïrigland zegt: dat heeft die synodus alsoo ghestelt, omdat sy
wel geobserveert hadde, dat uyt die heerschinge der bisschoppen over bisschoppen, ofte
herderen over herderen, ghesproten was de grouwelijcke opperhoofdicheydt des Eoomschen
paus: hebbende alsoo willen thooncn hoc af-keerich onse kereken daer van zijn, ende hoe
sorchvuldelijck de selve soeken te mijden alle de minste beginselen die daer toe eenighe aen-
leydinghe souden mogen geven (kerckelycke gesch. bl. 162a). Brandt schrijft, dat dit artikel
-ocr page 66-
60 SVNODE OXDER HET KKUIS GEHOUDEN' TB EMBDEN. 1571.
ook gekant scheen tegen de bisschoppelijkheid, die, schoon op ecne andere wijze als onder do
Koomschgezinden, in de reformatie van Engeland en Duitschland plaats gehouden had (Hist.
der refor. I, bl. 524). Maar, als dit artikel niet enkel tegen de Koomsche bisschoppelijk-
heid gekant is, zouden wij eer gelooven, dat het ook tegen de superintenilentie is gerigt,
welke in de Nederlandsche hervormde gemeenten te Londen, even als te Embden, was inge-
voerd. Men is die gemeenten in Engeland op de Embdensehe synode althans gedachtig geweest.
Men heeft besloten om haar te vermanen , dat zij hare kerken in classen verdeelden (art. 12),
en daardoor wilde men den weg tot de synodale vergaderingen banen, wier gezag moei-
jelijk met de superintendentie te vereenigen was. Te Water, die het gezegde van Brandt
bestrijdt, beweert, dat die zetregel van de Embdensehe synode eenvoudig gesteld is, om
de inwendige kerkregering in de hervormde gemeenten te bevestigen (Kort verhaal der ref.
van Zeeland, verhandeling II, bl. 398). Ieder weet dan ook, dat met de geloofsbelijdenis
der Nederlandsche hervormde kerk het hoofdbeginsel was aangenomen: so veel als den
dienaers des woorts aengaet, in wat plaetse sy zijn, hebben een gbelijcke macht ende au-
toriteyt, dewijle sy alle gadcr dienaers Jesu Christi, deseenighen Almachtighen Bisschops,
ende des eenighen Hoofts der kereken zijn; ende daerom en heeft geen kereke eenige macht
noch heerschappie over de andere, om daer over te heerschen (art. 31 van de: waarach-
tighe Christelicke bekentenisse, oft belydenisse des gheloofs, 1564. In de belijdenis van
1582 is de laatste zinsnede, betreffende de magt van de eene kerk over de andere, weg-
gelaten). In de vroegere kerkordeningen van Wezel (1568, C. IV, 7, 9, V, 19,
VIII, 14) en Antwerpen (1 Mei 1564, art. 2) was dat beginsel dan ook al duidelijk
uitgedrukt, en het is geen wonder, dat wij hel in de Embdensehe artikelen wedervin-
den. Waarom het zoo aan het hoofd van al de artikelen geplaatst staat, dat is eenvou-
dig geschied in navolging van de ïransche kerkordening van 1559, die met dezelfde
woorden begint: Aucune église ne pourra prétendre primauté , nï domination, sur
Vautre: ni pareillement les ministres d'une église les wis sur les autres
, niles anciens,
ou diacres, les tins sur les autres.
Deze Fransche kerkordening, die vielfach als
Muster gedient zu haben scheint
(Gesch. der Prcsbyterial-und Synodalverfassung van
Dr. Lechler, s. 119), is kennelijk op de synodale tafel te Embden geweest. Menig ar-
tikel is er aan ontleend. Ook in het aanhangsel, waarin uitvoeriger dan in de kerkor-
dening zelve over de inrigting der classen en der provinciale en generale synoden gehan-
deld wordt, vinden wij nachgelildet, wat in de Fransehe kerk reeds van 1559 af was
ingevoerd. Zelfs zijn ook daar enkele artikelen der eerste synode van Parijs woordelijk
overgenomen. Zoo lezen wij in dat aanhangsel, cap. III, 6: Des praesidents ampt neemt
een einde met het einde des Synodi, en het zal vrijstaan den naasten provincialen Synodo,
ofte den zelven, ofte eenen anderen praesident te verkiezen. Het derde artikel der sy-
node van Parijs (1559) luidt evenzoo: La charge du president expirera a la fin du col-
logue; et il sera en la liberté du concile suivant, d'élire celui-la méme, ou im autre.
,
Wat de Embdensehe synode met bijzondere zorg en uitvoerigheid behandeld heeft, is het
f hoofdstuk van de discipline. Zij geeft al de trappen der discipline op: vermaning in 'theime-
lijk voor twee of drie getuigen, voor de consistorie, verbod van het nachtmaal, bestraffing
van den predikstoel. Dit laatste geschiedt eerst zonder den naam van den schuldige te noe-
men, daarna met vermelding van zijnen naam, en als dit niet baat, zal men de gemeente
aanzeggen, dat men hem excommuniceren zal. Indien do zondaar dan nog hardnekkig blijft,
zal men hem afsnijden van het ligchaam van Christus. Daarbij zal de gemeente vermaand
worden, zijn gezelschap te schuwen, opdat de uitgeslotene beschaamd zijnde, ernstig be-
denke zich te bekeeren (artt. 25 en volgende). De grondslag nu van deze discipline was
reeds op de eerste synode van Parijs gelegd, maar is op de vijfde Fransche synode, ook te
Parijs gehouden, (1565) breed opgebouwd, en als men daar artikel 2 aandachtig leest,
-ocr page 67-
SÏN'ODE OXDEH HET KEUI8 GEHOUDEN TE EMBDEX. 1571.          61
vindt men, met kleine uitzonderingen, dezelfde bepalingen en trappen als in de Embdensche
kerkordening. Ook daar wordt ten slotte de gemeente ten opzigte van de afgesnedenen aan-
gezegd : qu'ils doiveril éviter enlierement leur compagnie, afin qu'ils aient lionte et soient
hutniliês et amenés a repentance.
In dat zelfde groote artikel is ook bepaald, dat zij
die zich aan grandes fautes, aussi ênormes que celles, qui sont punissables par Ie
magistrat
, hebben schuldig gemaakt, quoi qu'on voie en eux quelque commencement de
repentance
, seront néanmoins suspendus de la cene promtement. En de Embdensche sy-
node zegt nopens de bedrijvers van zulke zware misdaden, die door de overheid behooren
gestraft te worden, hetzelfde: hoewel sy met woorden boetvaardigheyt tetuygen, soo sullen
sy nochtans van den nachtmale afgehouden werden.
Wij hebben genoeg bewezen, dat de Embdensche synode zich zeer na en soms letter-
lijk aan de verordeningen der Fransche synoden gehouden heeft. Zij heeft gewis afschrif-
ten gehad dier Fransche kerkordeningen van welke un si grand nomlre de differenies
copies
in omloop waren, gelijk de synode van Vertueil (1567, art. 1), getuigt. Alleen
de handelingen der zeveude Fransche synode, in het begin van April dezes zelfden jaar»
(1571) te Eochelle gehouden, schijnt zij niet bezeten te hebben, want Cap I. vr. 5 van
het aanhangsel wordt daarvan gewaagd en is Datheen met Taffin opgelegd, om in dat
gemis te voorzien. Misschien was het verlangen naar deze acte bijzonder gescherpt,
doordien men wel zal geweten hebben, welke personen van hoog aanzien die vergadering
hadden bijgewoond, als Jeane, reine de Navarre, Senri, prince de Navarre, Henri de
Hourlon, prince de Conde, Gaspar, comte de Colligni
en onze Louis, comte de Nassazi.
Maar bovendien geeft de Embdensche vergadering (artt. 2 en 3) bare begeerte duidelijk
te kennen, om zich allernaauwst met de Franscho hervormde kerk te vereenigen. Het
heeft den broederen goed gedacht, om behalve dé Nederlandsche ook de Fransche geloofs-
belijdenis te onderteekenen: »om daar mede haar verbinding en eenigheid met derselver
Francoischer kerken te betuygen, sekerlijk vertrouwende, dat de dienaren derselver
Francoischer kerken ook op haar zyde de belydenisse des geloofs der Nederlandscher ker-
ken, tot getuygenisse der onderlinge eendragtigheyt, onderschryven sullen." Datheen en
Taffin werden gekozen om die boodschap aan de eerstkomende verzameling in Frankrijk
over te brengen. Het heeft eehter nog twaalf jaren geduurd eer die wederzijdsehe onder-
teekeningen hebben plaats gehad. Het was op de synode van Vitré in Bretagne (1583)
dat de predikanten van Mechelen, Gent en Brugge, als afgevaardigden van de Neder-
landsche kerken, de Fransche belijdenis onderteekend hebben, gelijk de Fransche broeders
de Nederlandsche onderschreven: pour preuve et têmoignage de la conformité mutuelle,
qui se trouve tant en ce qui concerne la doctrine, que Ie Ion ordre, par toutes les êgli-
ses de l'tine et de Vautre part.
(Syn. nat. tenu a Vitré, art. 1.)
Wij hebben ons bij die overeenstemming met de Fransche synoden lang opgehouden,
maar het was van cenig belang, wijl daaruit blijkt, hoe de Embdensche kerkordening,
welke den grondslag voor vele volgende Necterlandsche geleverd heeft, geheel in den
Fransch-Calvijnschen geest is opgesteld.
Wat de keuze aangaat van predikanten, ouderlingen en diakenen, die in sommige gemeenten
van ons vaderland bij het volk stond, even als in de Nederlandsche hervormde gemeenten
van Londen en Frankfort de gemeente er stem in had, zoo was wel te wachten, dat de
Embdensche synode, op de Fransche leest geschoeid, haar niet genegen wezen zou. Waar
die gewoonte echter niet te veranderen was, zou men haar dragen tot de algemeene synode
anders verordend had. Maar zij bepaalde, dat de dienaars des woords zullen gekozen worden
van de kerkeraden met het oordeel en goeddunken van de elassicale verzameling of van drie
naburige predikanten (art. 13). Zoo ongeveer had de eerste Fransche synode voorgezegd;
Un ministre doit eire élu par deux ou trots ministres et leurs consisioires (art. 7).
-ocr page 68-
62         STSODB OKDEB HET KEUIS GEHOUDEN TE EM15DEN'. 1571.
Ouderlingen en diakenen mogten enkel door den kerkeraad gekozen worden (art. 14), even
als al wederom de Parijsche svnode had vastgesteld: ce sera au senat de Véglise avec leur
ministre de les élire
(art, 27)- Het is bekend, dat in de Franscbe gemeenten ook be-
geerte bestond, om meer deel te hebben aan de keus van hare kerkeraadsleden, zoodat zij
hier en daar wel eens ingewilligd werd, maar de synoden verwierpen steeds toutes telles
fagons de faire
(La discipline des églises ref. de France par d'Huisseau, p. 70).
In gemeenten, waar de dienst des woords niet kan worden opgericht, mag men lezers
verordenen (art. 41). Hetzelfde was reeds op de synode van Teurs, art. 14 en van
Armentières, 26 April 1563, art. 4 besloten. later is op de Middelburgsche kerkver-
gadering gezegd: men sal 't niet liebtelyck doen, ende daer 't stichtelyeken can syn,
sal 't geschieden mogen, doch met voorweten ende advys der classis (partic. vraag 52).
Van deze leeskerken ziju nog sporen in gemeenten op Noord-Beveland (N. C. Kist in Ned.
Archief voor kerk. gesch. VIII, bl. 257).
Nopens de viering van het heilig avondmaal laat de Embdensche synode, even als de
Wezelsche, vrij, om te zingen of iets uit de heilige schrift te lezen, terwijl het hei-
lig avondmaal uitgedeeld wordt
(art. 21). Hieruit blijkt, dat de tafelgesprekken in dien
tijd nog niet gebruikelijk waren. Zij waren het evenmin in de londensche gemeente.
Eerst later zijn zij allengs ingeslopen en maken het eigenaardig kenmerk van onze Neder-
landsche hervormde kerk uit (J. A. M. Mensinga, verhandeling over de liturgische
schriften der Ned. herv. kerk, bl. 269). Bijzonder vrijgevig voor dien tijd mag de be-
paling van dit zelfde artikel gerekend worden, dat het in de vrijheid der kerken za staan,
de woorden van Christus of van Paulus te gebruiken, in het uitreiken des broods en des
wijns. Men weet toch, dat de woorden van Christus: dat is mijn ligchaam, dat is mijn
bloed, regelregt op dit brood en dezen wijn toegepast, den Calvinisten zoo wel als den Zwin-
glianen min aangenaam waren. Drie jaren later heeft ook de synode van Dordrecht (1574,
art. 77) bevolen de woorden van Paulus, I Corinth. X, te bezigen, en later werd het gebruik
der woorden van Christus aan Duyfhuis aangerekend als een blijk, »dat hy van den pausse-
Jycken suyrdeegsen niet't eenemael gesniverten was (Trigland, bl. 320b en Ens, bl. 228).
Deze synode van Embden beijvert zich bijzonder om de verstrooide gemeenten der Ne-
üerlandsche hervormden bijeen te honden en tot één groot ligchaam te vereenigen. Daar-
toe strekt hare verdeylinge der dassen (artt. 10, 11, 12.) Daartoe dienen ook hare be-
palingen nopens de classicale verzamelingen alle drie of zes maanden, nopens de provinciale
vergaderingen ieder jaar, en nopens de zamenkomst aller Nederlandsche kerken om de
twee jaren eens (artt. 7, 8, 9). Over de statuten van die vergaderingen handelt zij uit-
voerig in het aanhangsel Cap. II, III en IV. Zij zorgt ook voor de opleiding van
studenten (art. 37). Zij heeft een register aangelegd der predikanten, die geen dienst heb-
ben, opdat de herderlooze gemeenten zoodanigen beroepen (art. 38). Zij heeft mannen
verkozen, aan welke de gemeenten, die geen dienaren hebben, schrijven kunnen, opdat
deze haar dienaren aangeven (art. 39). Zij teveelt het onderling schrijven der kerken tot
malkander bijzonder aan (art. 43). Zij maakt voorzigtige bepalingen op het geven van
attestatiën (art. 45, 46, 47) en breidt hare zorg ook uit tot het opstellen eener historie
der dingen, die ia de laatste jaren geschied zijn. Daartoe zal men den heer St. Aldegonde
bidden en een reeks van mannen worden gekozen, die alles wat tot zoodanige historie
dient, verzamelen en den heer van St. Aldegonde toezenden zullen (art. 48, 49, 50).
Het is zeer te betreuren, dat dit plan tot geene uitvoering gekomen is, want welke schat
van zeer gewigtige bijzonderheden zoude ons dan geleverd zijn uit die hoogst belangrijke
jaren onzer geschiedenis, en hoe schoon zou dat zijn voorgedragen geweest door een prose
writer, whose style was surpassed by that of none of his comtemporaries.
(The Eise of
the Duteh republic, by John Lothrop Motley. I, 412).
-ocr page 69-
SYSODK ONDER HET KKÜIS GEIIOUDES TE KMBDEN. 1571.          63
Van de Embdcnsche acta mag men zeggen, dat zij zeer uitvoerig zijn in de organisatie
van de kerkelijke verzamelingen met al hare attributen en van de tucht met al hare trap-
pen , maar vele andere punten van hoog belang worden slechts even aangeroerd, of geheel
voorbij gegaan. Van de instelling der prophetiën wordt geen woord gerept, noch van de
medewerking van den magistraat bij beroeping, noch. van de dubbeltallen ter keuze aan
do gemeenten voor te stellen, noch van de pligten door predikanten, ouderlingen en dia-
kenen te vervullen, noch van de ernstige toespraken bij hunne bevestiging te houden,
noch ook van het ijverig huis- en ziekenbezoek, waar de Wczelsche vergadering zooveel
waarde aan hecht (IV, 2, 3, V, 7, 8). Die Wezelsche vergadering heeft getracht om
de prediking des woords regt doeltreffend te maken en waarschuwt tegen hareTgebreken
(II, 22, 23, 24). Zij dringt ook de ware wijze van catechiseren aan, zoo dat de waar-
heid niet slechts in de memoriën, maar vooral in het binnenste der harten van de kinde-
ren wordt ingedrukt (III, 3). Zij gedenkt ook het hnisselijk leven der gemeenteleden,
en de huisselijke onderwijzing en de huisgebeden 's morgens en 's avonds (IV, 2). Zij
breidt bare zorgen ook uit tot de zwangere vrouwen, en tot allen, die ziekelijk en zwak
zijn, om hen bij de viering van het nachtmaal niet te lang in de kerk te houden (VI,
17), en tot de weduwen en weezen der gemeente, dat hun geen ongelijk of geweld worde
aangedaan (V, 11). Maar van al dergelijke zorgvuldigheden vinden wij in de Einbden-
sche artikelen niets.
In de Wezelsche acta zijn het broeders, die raden en vermanen, hier meesters , die zon-
der nitleg van redenen hunne voorschriften geven. Daar is het de zachte geest van
Zwingli of a Lasco en de gemoedelijke toon van de Christeliclce ordinanciën der Ncder-
lantscher ghemeynte Christi te Londen,
hier de strenge geest van Calvijn of Beza en de
even gestrenge toon van de synodes des églïses réformées de Trance.
De voorzitter der vergadering was Gaspar van der Heijden. Te Mechelen in 1530
geboren en van adelijken afkomst werd hij voor den geestelijken stand bestemd, maar reeds
op zijn zestiende jaar door het zuiver licht van het Evangelie bestraald, verliet hij zijns
vaders huis en begaf zich naar Antwerpen. Daar werd hij spoedig lid dier kruisgemeente
en onderscheidde zich zóó dat hij in 1550 tot haar Ieeraar gekozen werd. Hij wilde de
dienst echter niet op zich nemen, voor hij te Embden behoorlijk bevestigd was, en schijnt
zich in laatstgenoemde stad een geruimen tijd geoefend te hebben. Teruggekeerd in Ant-
werpen liep hij daar spoedig in het oog en geraakte in groot gevaar. Toen eindelijk drie
honderd gulden op zijn hoofd waren gezet, moest hij vlugten en kwam in den Paltz,
waar hij de gemeente van Frankendaal als herder en Ieeraar diende. In 1566 keerde hij
naar onze zuidelijke gewesten terug met de hoop van er veiliger te kunnen verkeeren,
maar nieuwe gevaren omringden hem van alle zijden, zoodat hij voor de tweedemaal naar
Frankendaal zijn toevlugt nam. Van daar is hij toen ter synodale vergadering te Emb-
den gekomen. Later is hij predikant te Middelburg en eindelijk weder te Antwerpen ge-
weest. In dien wijngaard des Heeren bleef hij ijverig arbeiden tot 1585 toen Antwerpen
aan Parma overging, en kort daarna is hij te Bacherach den 7 Mei 1586 overleden.
(Zie de: Levensbeschrijving van Gaspar van der Heiden, beroemden predikant te Ant-
werpen, Frankendaal, Axel en Middelburg van 'tjaar
1550 tot 1586, achter J. W.
te Water's, kort verhaal der reform, van Zeeland in de zestiende eeuw).
Hij heeft eenige geschriften nagelaten, die door te Water in de gemelde levensbeschrijving
bl. 408 en 409 worden genoemd. De schoone Sieckentroost, onder onze liturgische schrif-
ten opgenomen, ie echter niet van hem, zoo als Ens en Le long hebben gemeend, maar
van Cornelis van Hille (Mensin^a, over de liturgische schriften, bl. 66). Ofschoon hij
in een brief aan de broederen van Embden van 17 December 1555 verklaart, de gave
der Laiynsche tongen niet te bezitten
(Meiners, a. pi. I, bl. 367), heeft hij er zich
-ocr page 70-
64          SYNODE CWDER HET KKDIS GEHOUDEN TE EStBDEX. 1571.
later zoo in geoefend, dat zijn vriend Marnix briefwisseling in de Latijnsche taal met
hem hield (zie den uitvocrigen, Latijnschen brief van Marnix aan van der Heijden in de
Illustrium et clarorum virorum epistolae selectiores, p. 753). In de tijden van ver-
volging was hij zeer bedachtzaam, wetende, gelijk hij schrijft, dat Christus beveelt, ser-
pentische voorzigtigheid
in ons doen te gebruiken. Ten aanzien van de Antvverpsche
gemeente, die hem tot haren leeraar verkoos, was hij ook omzigtig, en wilde zich niet
geheel aan het predikwerk wijden voor hij, te Embden bevestigd, met regt zeggen kon
gezonden te zijn. Hij was een ijverig handhaver van de confessie en den catechismus.
Hij schreef tegen de wederdoopers, ijverde tegen de Lutherschen, en al schijnt hij zich,
volgens Brandt (hist. der reformatie I. hl. 387), in het vuur der rede wat hevig uit-
gelaten te hebhen tegen den Amsterdamschen predikant Jan Arentszoon (1566), die,
naar zijn gevoelen, op het stuk des Avondmaals te rekkelijk jegens de Lutherschen was,
te groote hevigheid schijnt zijn aard niet geweest te zijn. Daarom was hij misschien ook
zoo aangenaam in de oogen van den keurvorst van den Paltz en zijne zonen, van den
prins vau Oranje, van den heer van Aldegonde en van andere aanzienlijke mannen meer.
Die zelfde wijze gematigdheid mag ook wel de reden geweest zijn, waarom de vergadering
te Embden hem tot haren voorzitter benoemde, gelijk hij ook later tot praeses der synode
van Dordrecht in 1574 en tot assessor der synode ter zelfder stede in 1578 gekozen is
geweest.
De Scriba dezer Embdensche synode was Johannes Poli/ander. Even als de praeses
nit een aanzienlijk Zuid-Nederlandsch geslacht gesproten en naar den Paltz geweken, was
hij in 1570 tot herder en leeraar bij de Waalsche gemeente te Embden beroepen. Zes
jaren later is hij daar in een hevige twist gewikkeld geweest, wijl hij de tuchtregelen zeer
gestreng had toegepast. Maar ter zijner eere staat ook aangeteekend, dat, toen hem in
de tegenwoordigheid van de gansche gemeente de al te groote hardheid zijner woorden voor-
gehouden werd, hij aanstonds zijne schuld beleed en om vergiffenis bad (Meincrs, pi.
II, bl. 4).
Daar Trigland verzekert, dat de geschreven handelingen der Embdensche synode bestaat,
niet alleen onderteekend bij praeses en scriba, maar ook bij al degenen, die in die ver-
gadering tegenwoordig zijn geweest, zoo is onze aandacht gevallen op het oude archief,
dat in de Kloosterkerk te YGravenhage bewaard wordt. Wij hebben er twee goed ge-
schreven en wel geconserveerde verzamelingen van de oude synodale acten gevonden. De
eene, een boek in folio, begint met de authentieke acte van Wezel, 1568. Daarna volgen
afschriften der handelingen van Embden 1571, van Dordrecht 1574 en 1578, van Mid-
delburg 1581, van Haarlem 1582, van 's Gravenhage 1586, staats-resolutie van 5 Sept.
1591, jus patronatus 1591 en interim van de kerkorde van Utrecht 1605. De tweede
verzameling, een quartijn, is het zoogenaamde boek van Cabeljaauw. Deze Petrus Ca-
beljaauw was in de laatste helft der zeventiende eeuw predikant en daarna regent van
het staten-collegie te Leiden (Zie Glasius Biographiseh woordenboek in voce) en zijn boek
bevat, behalve de kerkdiscipline in Frankrijk 1559, de ordo, qui in Palatinatu olser-
vatur
1571, en de afschriften der handelingen van de synoden zoo even genoemd, nog
de schoon geschreven acten der Zuidhollandsche particuliere synoden van 1580 tot 1608.
In dit boek nu van Cabeljauw heb ik de volgende copie gevonden der «onderteyekeninge
tot Embden, ao 1571."
Jasperus Heydenes minister Frankendalensis ecclesiae
Johannes Taffinus Heydelbergensis Gallicae ecclesiae.
Polyander Emdanae Gallicae.
Hermannus Modet.
Carolus Niellius Wesaliensis Gallicae eccl.
-ocr page 71-
SYNODE OUDER HET KRUIS GETJODDEN TE EMBDES. 1571.          65
Sibertus los Coloniensis.
Johannes Heucolum Aquisgranensis.
Johannes Lippius Wesaliensis.
Henrieus Holtenus Embricensis.
Johannes Woudanus Antwerpiensis.
Valerius Pauli Tophusanus Gandavensis.
Franciscus Pauli in ïlandria minister.
Johannes Arnoldi Amsterodamensis eccl.
Petrus Gabriël Amsterodaraensis.
Gisbertus Zithopaeus Schaganae eccl. minister.
Andreas Cornelii Brilensis.
Clemens Martini Hornanae.
Andreas Theodoricus Castricomius Frisiae occidentalis minister.
Cornelius Johannis Twiseanus minister.
Cornelius Christiani futurus minister.
Henrieus Michaëlis futurns.
Jasparus Bigardus futurus.
Johannes Cocus in Flandria j ministri.
Johannes Ilstanus in Frisia J qnondara.
Seniores.
Carolus de Noude           ) Seniores eccl. Embda.
Christophorus Becanus j Gallicae.
Johannes Ie Eoy Coloniensis.
Hermannus Meranus Wesaliensis.
Gabriël Antwerpianus.
Deze lijst der leden van de Embdensche synode bevestigt de bewering van 's Grave-
zande niet, dat Datheen en de Rijcke die vergadering hebten bijgewoond, noch zijn ver-
moeden, dat Marnix er ook zou geweest zijn (Tweehonderdjarige gedachtenis enz., bl. 121
de noot). Onder de handteekening van den voorzitter, voor de scriba onderteekend heeft,
vinden wij allereerst den naam van Johannes Taffimis, die toen leeraar was bij de Waal-
sche gemeente te Heidelberg. Wij stellen ons voor, dat hij naast den praeses gezeten
heeft en die plaats kwam hem toe. Hij was in Doornik geboren en had zijn leeraars-
loopbaan te Antwerpen aangevangen, waar hij zich in 1566 door zijne wijze gematigdheid
gunstig van zijn ambtgenoot Modet onderscheidde (Brandt, hist. der reform. I, bl. 349).
Hij was broeder van den heer van Pree, agent fan de Staten der Vereenigde Nederlanden
bij den Koning van Frankrijk, en dus, even als de president en scriba, van aanzienlijk
geslacht «van eerlijken huize, en niet, als vele andere, uit de hef der gemeente opgebor-
relt, maer door aerdt en opvoeding tot seedigheit genegen." Daardoor maakte hij zich steeds
als hofprediker bij den Prins en als leeraar bij de Waalsche gemeenten van Haarlem en
Amsterdam geacht en bemind. Van hem mag in alle opzigtcn gezegd worden, wat graaf
Jan van Nassau van hem schreef: were zu wünscheti dasz man dergleichen, viel hette
(Archives de la maison d'Orange, V, p. 587). Hij had zijne studiën te Genève, bijzon-
der onder Beza, volbragt en was de leer van Calvijn toegedaan, maar zoo gematigd, dat
hij later moeite genoeg gehad heeft om de verdenking van zich te weren, dat bij met
Arminius instemde.
Daar Hermanmis Modet niet, gelijk de overigen, zijn stand- of woonplaats achter zijne
naamteekening heeft opgegeven, schijnt hij nu nog nergens vast gevestigd geweest te zijn.
Die op hem volgt is weder een Waalsch leeraar, werkzaam in de Waalsche gemeente
van Wezel. Het is dezelfde Carolus Niiillius, die nevens Junius, zijn medebroeder in de
5
-ocr page 72-
66          SYKODE ONDER HET KKTJIS GEHOUDEN TE EMBDEN. 1571.
kerkdienst, te Antwerpen «ter selfster uure dat men op de markt doende was, met an-
dere ter saeke van de gereformeerde leere om te brengen, predikte; en dat staende ter
plaetse, van waer se door de glaese vensteren de vieren, daar men hun geloofsgenooten in
brandde, sagen flikkeren." (Brandt, t. a. pi. I, 291).
Nog ontmoeten wij in deze vergadering Petrus Gdbrièl, ook uit de zuidelijke provinciën
afkomstig, waar bij in de kruisgemeenten het Evangelie verkondigde, tot het hem te
Brngge te bang werd gemaakt en hij naar Antwerpen en eindelijk naar Amsterdam week.
In deze laatste plaats nam hij de predikdienst ijverig waar met zijne beide ambtgenooten
Scheltius en Jan Arentszoon. Brandt getuigt: Petras Gabriël was in de Latijnsche en
Grieksche taele tamelijk ervaren. Hij hadt al de sendtbrieven van den apostel Panlus
bijna van buiten geleerdt, de schrijvers van desen tijdt vele geleesen en leerde dierhalve
met sterke bewijsredenen (Hist. d. ref. I, bl. 379).
Bij het verder naiezen van de lijst, vindt men, dat veel Walen onder de leden dezer
Embdensche synode zijn geweest, en daar zij meestal volgers van Calvijn en der Fransche
gereformeerden waren, is het niet vreemd, dat deze kerkordeniug in zulken Fransch-
Calvijnschen geest is opgesteld. Aan het einde van de lijst komen slechts vijf namen
van leden der vergadering voor, die geen ministri noch fiifoiri ministri waren. De predi-
kanten hadden dus verre weg de meerderheid. De namen dier seniores staan ook niet
tusachen die der predikanten, als achter de Wezelsche acta, maar afgezonderd en onder
aan. Met bet oog op die Wezelsche vergadering zegt Dr. Xechler in zijne Geschichte
der Treshyterial-und Synodalverfassung, s.
118, dat deze Embdensche von weit her
starh iesucht war.
Het tegendeel blijkt uit de vergelijking der lijsten van de leden
dier synoden.
De latijnsche acta van de Embdensche synode, in het Hollandsen overgebragt, vindt
men in: de Kercken-ordeninghen der ghereformeerder Nederlandtscher Kerckcn enz. Delft
1612. — Oost-Vrieschlants Kerkelijke gesehiedenisse enz. van Meiners, eerste deel. Gro-
ningen 1738. — Kerkelijke wetten van Friesland en Kerken-ordeningen der Ned. geref.
kerken. Leeuwarden 1771. — Kerkelijk handboekje enz. — en, met de nahandelingen,
in bet kerkelijk plaeaatboek, derde deel. Uit dit laatste boek hebben wij de handelingen
en nahandelingen der Embdensche synode overgenomen.
-ocr page 73-
A C T A
Ofte Handelingen der Versamelinge der Nederlandtsche Kerken die
ondor 't Cruys sitten, ende in Duytschlandt ende Oostvrieslandt ver-
stroit zyn, gehouden tot EMBDEN den 5 Octobris Anno 1571.
1.   Geen Kerke zal over een ander Kerke, geen Dienaar des Woortg,
geen Ouderling noch Diakon, zal de een over de ander heerschappye
voeren, maar een yegelyk zal hen voor alle suspicien, ende aanlok-
kinge, om te heerschappen, wachten.
De Confessie der Nederlandsche Kerken ende der Francoisclier
Kerken te onderschryven.
2.    Om die eendrachtigheid in de Leere tusschen de Nederlandsche
Kerken te bewyzen, heeft het den Broederen goetgedocht de belydinge
des Geloofs der Nederlandsche Kerken te onderschryven: insgelyks ook
de belydinge der Kerken in Vrankrijk te onderteekenen, om daar meede
haar verbindinge ende eenigheid met derzelver Francoischer Kerken te
betuigen, zekerlyk vertrouwende, dat de Dienaren der zei ver Fran-
coischer Kerken ook op haar zyde de belydenisse des Geloofs der Ne-
derlandscher Kerken, tot getuigenisse der onderlinge eendrachtigheid,
onderschryven zullen.
3.    Men heeft verkooren Petrum Dathenum en Johannem Tafflnum,
die dit den Kerken-Dienaren ter naastkomende verzamelinge in Vrank-
rijk aanzeggen, ende ter naaster t' samenkomste den Broederen der
Nederlandsche Kerken, antwoord weder inbrengen zullen.
4.    Men zal ook de Nederlandsche Kerken-Dienaars die in deze
verzamelinge niet en zyn, vermanen, dat zy in die zelve onderschry-
vinge bewilligen: 't zelve zal men ook allen anderen doen, die van nu
voortaan, tot den dienst des Woords beroepen zullen worden, eer zy
in haren dienst treeden.
Van den Catechismo.
5.    De Broeders hebben geacht, dat men in de Gemeente der
Francoischer sprake, die forme des Geneefechen Catechismi, ende in
de Gemeenten der Nederduitscher sprake, de forme des Heydelberg-
schen, behoord te gebruiken; doch alzoo, dat, of daar eenige Kerken,
eene andere forme van Catechismus (den woorde Gods gelykformïg
zynde) gebruikten, die zullen te veranderen, niet gedwongen worden.
Van de t' samenkomsten, Eerstelyk der Consistorien.
6.    In een yegelyke Kerke zal men t' samenkomsten ofte Consis-
5*
-ocr page 74-
68         SYNODE OKDER HET KRUIS GEHOUDEN TE EMBDEM. 1571.
torien der Dienaren des Woords, Ouderlingen ende Diaconen hebben,
die ten weinigsten alle weken eenmaal, gehouden zullen worden, ter
plaatse ende tyd die een yegelyke Gemeente zal achten bequaamste
ende gelegenste te ■wezen.
Der Classen.
7.    Beneven deze Consistorien, zullen ook alle drie ofte zes maan-
den Classische verzamelingen gehouden werden, van sommige Kerken
die by een gelegen zyn, na hare gelegentheid ende nootdruft.
Der Synoden.
8.    Daar beneven zullen jaarlykse verzamelingen, aller verstroyde
Kerken in Duitslandt ende Oost-Vriesland byzonder, aller Engelscher
Kerken byzonder, en aller Kerken onder 't Cruys byzonder, gehouden
werden.
Des Nationalen Synodi.
9.    Vorder zal men alle twee jaren eens, een algemeine verzame-
ling
o
e aller Nederlandtsche Kerken houden.
Verdeilinge der Classen.
10.    Beide de Franckfoortsche Gemeenten, die Schoonausche, die
Frankische tot Heydelbergh, die Franckendaelsche, ende die van S.
Lambert zullen eene Classen maken. Een ander Classen zullen ma-
ken beide de Ceulsche Kerken, beide die Aecksche, die van Maas-
tricht, die van Limburg, die van Nuys, ende die in 't Landt van
Gulick zyn. Een ander Classen zullen maken die van Wesel, van
Embrick, van Gogh, van Rees, van Gennep, ende anderen die daar
meer in 't Landt van Cleef zouden mogen zyn. Een ander Classen zul-
len maken die Kerken van Embden met den vreemden Dienaren des
Woords, ende Ouderlingen van Braband, Hollandt en Westvrieslandt.
Classen onder 't Cruys.
11.    Beide die Gemeenten tot Antwerpen, die Gemeente van 's Her-
togenbosch, van Breda, van Brussel, ende andere die in Brabant zyn
mochten, zullen ook een Classen maken. Endo andere Classen zullen
maken die van Gent, van Ronsen, van Oudenaerden, van Comen,
ende die anderen die in Oost- ende West-Vlaanderen zyn. Ende an-
der Classen zullen maken die Doornicksche, Rysselsche, Atrechtsche,
Armentiersche, Valencynsche, ende die andere Walsche Kerken. Een
ander Classen zullen maken die Gemeente van Amsterdam, en Delft,
ende andere Hollandsche, Overysselsche, en de Westvriesche Kerken.
12.    Men zal die van Engeland vermanen, datse hare Kerken in
Classen afdeilen.
Verkiesinge en, beroepinge der Dienaren des Woorts.
13.    De Dienaren des Woords, zullen van den Consistorien met
het oordeel ende goetdunken der Classischer verzamelinge, ofte drie
-ocr page 75-
SYNODE OUDER HET KEUIS GEHOUDEN TE EMBDE>J. 1571.         69
Ministers uit de genabuurde Kerken, verkoren worden. Verkoren
zynde, zullen zy der Gemeente voorgesteld worden, op dat zy, ofte
door stilzwygen der Gemeente aangenomen worden, ofte zoo daar yet
■ware, daarom die Gemeente in de verkiezinge niet verwilligen en'
wilde, dat binnen vyftien dagen ongevaarlyk voortgebragt werde. Noch-
tans of eenïge Kerken, daar de verkiezinge by 't gemeene Volk staat,
achteden, dat hare gewoonheid niet te veranderen en ware, die zul-
len gedragen worden, ter tydt toe, dat het door die algemeene Syno-
dale verzamelinge anders zal verordent zyn.
Verkiesinge der Ouderlingen ende Biaconen.
14.    Dezelve wyze zal men ook in de verkiezïnge der Ouderlingen
ende Diaconen houden, behalven dat men niet behoeven zal het gevoe-
len des Classis ofte der omleggende Kerken Dienaren te verwachten.
Den tijdt harer bedieninge.
15.    Alle jaren zal 't halve deel zoo wel der Ouderlingen als der
Diaconen verandert werden, andere in haar plaatse gestelt zynde, die
ook twee jaren lank dienen zullen, doch dat de Kerken, (voornamelyk
die onder 't Cruys zitten) hare vryheid van langer ofte korter tyd te
nemen, na haar gelegentheid ende nootdruftigheid behouden.
16.    De Dienaren des Woords zullen geëxamineerd, dat is, onder-
zogt worden, van den genen daar van zy verkoren worden. Is 't dat
haar Leer ende leven voor goed bekent word, zoo zullen zy met Ge-
beden daar toe dienende, ende oplegginge der handen (doch zonder
superstitie ende noodzakelykheid) bevestigt worden.
17.    Het en zal geen Kerken-Dienaar geoorloft zijn, in een andere
Gemeente te prediken zonder bewillinge des Dienaars der zelver Ge-
meente ende der Consistorie, ofte in afwezen des Dienaars, zonder
consent der Consistorie.
Van den genen die zich ongeroepen in den Kerlcendienst indringen.
18.    Die zig in den Kerkendienst indringen, in die plaatsen daar
de Kerkendienst nu ingestelt is, dezelven zullen van den Consistorien
vermaand worden, datse afstaan, maar is 't datse evenwel hardnekke-
lyk voortvaren, zoo zal men terstond drie ofte vier, ofte ook meer,
ïs het mogelyk, van den omleggende Kerken-Dienaren, dier Classe,
onder welke deze Kerke is, beroepen, ende hem die het is, verkla-
ren een scheurmaker te zyn. Ende aangaande de Toehoorders, ist
datse alle vermaningen ende waarschouwingen hartnekkelyk verag-
tende, den scheurmaker (welke hem nu verklaart is, zulk een te zyn)
voortvaren aan te hooren, zoo zal de Consistorie, na uitwyzen der
Kerkentucht, ofte Christelyke straffe, handelen.
Van middelmatige dingen in den Doop.
19.    Eens, ofte driemaal in den Doop met water te besprengen,
word voor een middelmatig ende vry dink gehouden: daarom laten
wij den Kerken hare gewoonheid, diese hier in hebben behouden,
-ocr page 76-
70         STNOBE ONDER HET KRUIS GEHOUDEN TE EMBDES. 1571.
ter tyd toe, dat anders in de naastkomende algemeine Synodale Ver-
gaderinge verordent worde.
20.    Getuigen in den Doop te nemen, ofte niet te nemen, achten
wy voor een middelmatig dink: derhalven zal men den Kerken haar
oude gewoonheid laten, een yegelyk na hare vryheid, ter tyd toe
dat daar van anders in de algemeine Synodale Vergaderinge beslo-
ten werde.
In het Avontmaal.
21.    In de Gemeenten, daar ons vryheid gegeven word, te mo-
gen reformeren, achten wy dat men gemein spysbrood gebruiken,
ende 't zelve in de uitdeilinge des Nachtmaals breken moet. Maar
staande ofte zittende 't Nachtmaal te ontfangen, oordeelen wy middel-
matig te zyn. Derhalven zullen die Gemeenten zulke eene wyze ge-
bruiken, die hen de aldergelegenste dunkt te zyn. Psalmen te zingen,
ofte ietwat uit de Heilige Schrift te lezen, terwyle 't Heilige Avont-
maal uitgedeelt wort, wort den Kerken vrygelaten. Insgelyks ook
staat in de vryheïd der Kerken die woorden Christi, ofte Pauli te
gebruiken, in 't uitreiken des Broods ende des Wyns: waar in men
toezien zal, dat het uitspreken der woorden, met ter tyd niet tot
een schyn ofte waan van Consecratie getrokken en werde.
Van het Houwelyh.
22.    Niemand die noch onder de magt zyner Ouderen staat, ofte
der gener die in plaats der Ouderen zyn, en behoort hem zelven
zonder hare verwillinge in den Houwelyken Staat te begeven: ende
die houwelyksche belofte, zonder haar consent gedaan, Ï9 van geener
waaide. Zoo daar nochtans eenige van de Ouders hier in zig zoo
onbescheiden ende hart bewezen te zyn, datse in geenerlei wyze wil-
den verwilligen ('t welk somtyds uit haat dt,r Religie, ende uit andere
oorzaken geschied ,) als dan zal het in 't oordeel der Consistorie staan,
of daar eenige billyke oorzake zy, zulk eene Heilige ordeninge te
verhinderen ofte te breken.
23.    De ondertrouwe wettelyk gedaan zynde, en zal geenszins mo-
gen gebroken worden, al waar't dat beide de partyen daar in ver-
willigden. Daarom zal 't raatzaam zyn, als de ondertrouwo geschied,
dat de Kerken-Dienaar ofte een Ouderling daar by zy, op dat, eer
de onderlinge beloftenisse geschiede, vernomen werde, of zy beide die
reine Keligie bekennen: of haar Ouders in haar Houwelyk verwilligen:
Ende is het dat beide parthyen, ofte een van beiden, te voren in den
Houwelyken Staat geleeft hebben; of men door geloofwaardige ende
zekere getuigenissen, van den aflijvinge der eerste partye verzekert is.
24.    De namen der Personen die in den Houwelyken Staat te be-
vestigen zyn, zal men drie Zondagen, ofte anders driemaal, mits dat
'er een tamelyke tyd tusschen zy, voor de Gemeinte uitroepen.
Van de discipline.
25.    Wy gevoelen dat de Kerkelyke discipline ofte Christelijke straffe,
-ocr page 77-
SYNODE O3ÏDEE HET KRUIS GEHOÜDEM TE EMBDEtï. 1571.          71
in een yegelyke Gemeente behoord onderhouden te werden; derhalven,
zal 't den Dienaren des Woords ampt zyn, niet alleen opentlyken te
leeren, vermanen ende straffen, maar ook in het byzonder eenen
iegelyken tot zyn plicht te vermanen, 't welk ook den Ouderlingen
toestaat te doen.
26.    Daarom, indien iemand in de reinigheid der leere gedwaalt,
ofte in de oprechtigheid des levens gezondigt zal hebben zoo verre als
het verborgen ende zonder opentlyke ergernisse toegegaan is, zoo zal
men den regel onderhouden welken Christus uitdrukkelyk voorschryft
Matth. 18.
27.    Ende die verborgen zonden, daar de Zondaar (in 't heimelyk,
ofte van eenen, ofte met twee ofte drie getuigen vermaant zynde) leet-
schap van bewyst, en zal men der Consistorien niet aandragen: maar
die verborgen zonden, die der algemeine welvaart, ofte der Kerken,
eenige merkelyke schade ende verderffenisse toebrengen mochte, als
daar zyn verraderye, ofte verleidinge der zielen, die zal men den Ker-
ken-Dienaar aanzeggen, op dat men na zynen raad toe zie, wat hier
in te doen staat.
28.    Indien iemand heimelyk gezondigt hebbende, de vermaninge
van twee ofte drie Personen niet en hoord, of die een openbare zonde
begaan heeft, die zal men voor de Consistorie brengen.
29.    Die zonden welke van haar nature openbaar zyn, ofte die
der Gemeente (om der verwerpinge, der vermaningen wille) geopenbaart
werden, die zal men opentlyk verzoenen, niet na het oordeel van een
ofte twee Personen, maar na het gevoelen der gantscher Consistorie,
ende dat op zulker wyze ende forme, welke men achten zal tot op-
bouwinge eener yegelyker Gemeente, die alderbequaamst te wezen.
30.    Zoo wie hartnekkelyk die vermaningen der Consistorie ver-
werpen zal, dien zal men van der gemeinschap des Nachtmaals af-
houden, ende afgehouden zynde, is het dat hy na vele vermaningen
geen teeken van berouw en bewyst, zoo zal dit den voortgang zyn,
tot de uitsluitinge.
31.    De Kerken-Dienaar zal den hartnekkigen Zondaar, opentlyken
van den Predikstoel vermanen, hy zal zyn zonde duidelyk verklaren,
ende wat naarstigheid men gedaan heeft, hem bestraffende ende van
't Nachtmaal afhoudende: hy zal de Gemeente vermanen datse vye-
riglyk voor dezen onboetvaardigen Zondaar bidde, eer dat die Ge-
meente tot de laatste remedie der uitsluitinge te komen gedwongen
werde. Zulke drie vermaningen zal men doen: In de eerste en zal
de Zondaar niet genoemt worden, op dat men hem eenigzints ver-
schoone: In de tweede, zal men hem noemen: In de derde, zal men
der Gemeente aanzeggen, dat men hem excommuniceren ofte uitsluiten
zal, ten zy dat hy zig bekeerde, op dat hy, is het, dat hy hardnek-
kig blyft, door stilzwygende verwillinge der Gemeente, afgesneden
werde. Maar aangaande den tyd, hoe lange de eene vermaninge na
de ander geschieden zal, dat zal in 't oordeel ende goetdunken der
Consistorie staan. Indien hy ook door deze naarstigheid der Diena-
ren, tot bekeeringe niet en kan gebracht worden, zoo zal een zulken
-ocr page 78-
72         SYNODE ONDER HET KRUIS GEHOUDEN TE EMBDEN. 1571.
hartnekkigen Mensch, verbanninge ende afsnydinge van den Lichame
Christi, voor de Gemeente verkondigt worden. De Kerken-Dienaar,
zal 't gebruik ende 't einde des Bans, in 't breede verklaren, ende
zal den Geloovigen vermanen, dat zy geene al te gemeenzaame ende
onnodige conversatie ende gezelschap, met den Verbannen hebben, maar
zyn gezelschap schouwen, tot dien einde voornamelyk, op dat die
Verbande ende Uitgeslotene beschaamt zynde, ernstelyk bedenke zig
te bekeeren.
32.    Die daar zware ende der Gemeente Gods lasterlyke zonden
begaan hebben, ofte zulke stukken, die door die authoriteit ende
gewelt der Overheid behooren gestraft te werden, hoe wel zy met
woorden boetvaardigheid betuigen, zoo zullen zy nochtans van den
Nachtmale afgehouden werden. Doch, hoe dikwils dat geschieden zal,
zulks zal in 't oordeel der consistorie staan.
33.    Is 't dat die Dienaars des Woorts, die Ouderlingen ofte Dïa-
conen eenige openbare zonde, die tot schande ende lasteringe der
Gemeente strekt, ofte door de magt der Overheid, behoort gestraft te
werden, bedreven hebben: zoo zullen die Ouderlingen ende Diaconen,
door de authoriteit der consistorien, terstont van haren dienst afgezet
werden: Maar den Dienaren des Woorts, zal men haren dienst voor
een tyd lank opzeggen, doch of mense t' eenemaal, van haren dienst
afzetten zal, daar van zal de vergaderinge des Classis oordeelen, met
welkers oordeel, is het dat zy niet te vreden zyn, zoo zullen zy haar
beroepen op dien Provinciale of Lands-Synode.
34.    Maar of die Dienaren des Woorts, ende die Ouderlingen ende
Diaconen afgezet zynde, na dat zy de Kerke, door hare boete voldaan
hebben, wederom tot den dienst behooren toegelaten te werden, waart
datse wederom verkoren wierden: zoo veel de Ouderlingen ende Dia-
conen aangaat, zal het in der Consistorie discretie ofte oordeel staan,
maar zoo veel als de Dienaren des Woorts belangt zal de Classicale
Vergaderinge oordeelen.
Van de weder-roeping der Nederlandschen Kerken-Dienaren.
35.    De Kerken-Dienaren, geboren uit Nederlandt, die zig in vreem-
den Kerkendienst begeven hebben, zoo zy wederom van de Nederland-
sche Kerken geroepen werden, zullen naarstigheid doen , datse die
beroepinge volgen, haren Kerken eenen zekeren tyd bestemmende, in
welken zy haar met anderen Kerken-Dienaren voorzien mogen. Maar zoo
de uitlandsche Gemeenten haar niet willen laten gaan, zoo zal men die
zaak betrekken tot andere Kerken, die niet suspect en zyn. Ende die
zig nog aan niemand verbonden hebben, zal men vermanen, datse hare
vryheid behouden, op datse konnen volgen, zoo ze beroepen worden.
36.    Men zal ook de Lidtmaten der Kerke vermanen, die eenigers
Kerken-Dienaars dienst, in den tyd der vryheid gebruikt hebben, dat
zy denzelven met onderhoud, zoo hy gebrek heeft, verzorgen.
Studenten te houden.
37.    Die uit dezer verstroyinge in eeniger Stad ofte Plaatse ver-
-ocr page 79-
SYXODE O.VDER HEX KRDIS GEHOUDEN1 TE EMBDES. 1571.         73
gadert zyn, zullen etlyke Studenten onderhouden, die aan hun ver-
bonden zullen zyn, der welker dienst, zoo die genen dïese onder-
houden hehben, ontberen mogen, ende toelaten dat een andere Kerke
die zelve gantschelyk, tot haar met verbindinge overneme, zoo zullen
zy die gedane onkosten wederom mogen eisschen, maar dat en zul-
len zy niet mogen doen, is het dat zy die alleen, voor eenen tyd
uitleenen.
38.    Daar is een Register beschreven der Kerken-Dienaren die nu
geen dienst en hebben: Item der gener die tot den Kerkendienst be-
quaam zyn. Ende is uit elke Classe der gener die hier zyn, eenen
Kerken-Dienaar verkoren, die de Kerken-Dienaars zynes Classis uit
den naam dezer Synodale Vergaderinge, vermanen zal dat zy naar-
stelyk vernemen, of eenige Kerken in haren Classe zonder Kerken-
Dienaars zyn, ende zoodanige Kerken vermanen, eenen Dienaar te
beroepen, dat zy ook sommigen uit den Eegister voorstellen, op dat
met gemeinen rade iemand beroepen werde.
39.    Tot Embden zyn verkoren, Dominicus Julius, Cornelius Ehe-
tius, Johannes Arnoldi. Te Weesel, Johannes Lipsius, Petrus Ryckius,
Michaël Jordaens, op dat de Nederduitsche Kerken, die geen Diena-
ren hebben, weten datse aan deze Mannen schryven zullen, ende op
dat deze den Kerken eenige Dienaren in hare, ofte in de naast gele-
gene Plaatsen woonende, aangeven.
40.    Zoo daar eenige Kerke zoo arm ende behoeftig ware, dat zy
den Dienaar, welke zy beroept, niet onderhouden en konde, zoo zal de
Classe zulks verzorgen: ende zullen voor eerst sommige naburige Ker-
ken t' samen gevoegt mogen werden ; daar beneden zullen de Dienaren
der verstroyder Gemeenten vermaant worden, dat zy de Lidtmaten der
Kerken tot bystant te doen aanporren: dog inzonderheid zullen die
aanporren, die uit dezelve Piovincie ofte Landschap zyn, daar in die
Kerke leid. Ende de Kerken-Dienaren zullen anderen in dezen deele
met exempel voorgaan.
41.    Die Dienaren des Classis zullen in die Plaatsen, daar men
den dienst des Woorts niet zal konnen oprechten, Lezers, Ouderlin-
gen ende Diaconen verordenen, op dat alzoo de Kerken verzamelt
moTjen werden.
42.    De Dienaren ende Ouderlingen der Classen, die onder 't Cruys
zyn, zullen in allen Steden en Dorpen onder haren Classe, ofte daar
omtrent gelegen, naarstelyk onderzoeken ende vernemen na den ge-
nen , die tot de reine lieligie genegen zyn, om dezelve tot haren
schuldigen plicht te vermanen: Derhalven zullen zy pogen, Kerken,
ofte ten minsten beginzelen der Kerken te vergaderen ; ende om zulks
te beter na te komen, zoo zullen de Classen, alle die naastgelegen
Steden ende Dorpen onder haar verdeilen, op dat niet verzuimt en
werde. Die zelve zorge zullen die verstroyde Gemeenten over die
Steden ende andere byleggende Plaatsen dragen, voornamelyk, die wyd
Van de Classe gelegen zyn. Die verstroyde Geloovigen, zullen die
Kerken-Dienaren der Classen onder 't Cruys hier in helpen, hen voor-
zichtelyk aangevende, die Namen der gener die zy weten dat tot de
-ocr page 80-
74         SYNODE ONDEB HET KRUIS GEHOUDEN TE EMBDES. 1571.
Religie genegen zyn geweest, in die Plaatsen daar zy uitgeworpen ofte
uitgeweken zyn.
Van het onderling schryven der Kerken tot malkanderen.
43.    't Is zeer oorbaarlyk datter zulke eene vereeninge der Ker-
ken zy, datse dikwijls met onderlinge Brieven, malkanderen te ken-
nen geven, wat daar dienstelyk zal zyn, tot de onderhoudinge ende
•wasdom der Kerken in 't gemeen, ofte ook in 't byzondcr, ende
dat zy voornamelyk van de Ketters, Scheurmakers, Huurlingen,
Landtloopers, ende andere zoodanige schadelyke Menschen, malkan-
deren verwittigen, op dat de Kerken zich voor zoodanigen wachten
konnen.
Van de gene die liclitvaardiglyk van de eene plaats en Kerke
tot de ander vertrekken.
44.    Op dat men de zware belastingen der Kerken voorkome ende
verlichten, welke dagelyks toekomende, door de lichtvaardigheid der
gener die al te ligtelyk hare woonplaatsen veranderen, ende der ge-
ner die onder 't deksel datse geloovig ende behoeftig zyn, de aal-
moessen, den huïsgenooten des Geloofs toekomende ende van noode
zynde, onttrekken : Zoo hebben wy voor raadzaam aangezien, dat in
allen ende iegelyken Kerke verkondigt werde, dat de genen die van
daar vertrekken, voortaan niet en zullen als huisgenooten des Geloofs
geholpen werden in andere Gemeenten, ten zy datse Attestatie ofte
getuigenisse hebben , hoe zij zïg te voren in leere ende leven by de
Gemeynte, van daar zy gekomen zyn, gedragen hebben.
Van Attestatien te geven.
45.    De Dienaren zullen daar op letten, datse allen den genen die
Attestatie ofte getuigenisse begeeren, vragen, uit wat oorzake zy be-
geeren te vertrekken, ende bevindende de oorzake des vertrcks, niet
genoegzaam te zyn, zullen zoodanigen Attestatie weigeren. De Diena-
ren en Diaconen zullen ook toezien, datse niet te zeer genegen zyn
hare Kerken van de Armen te ontlasten, met welken zy andere Ge-
meinten, zonder eenigen nood bezwaren. Zoo wien zy Attestatie ge-
ven, zullen haar Naam, Toenaam, Vaderlandt ende Handwerk in den
Brief uitdrukken, mitsgaders de oorzaak hares vertreks, ende hoe
lange zy in de Gemeente verkeert hebben, hoese zig gedragen hebben,
wanneer zy van daar gescheiden zyn, waarse henen gaan willen:
ende andere diergelyke dingen.
46.    Den genen die vertrekken, zal men zoo veel geven, als men
achten zal genoeg te wezen, om tot de naaste Gemeente daar zy door
passeren zullen, te komen, doch hoe veel het zy, zal men op do
Attestatie teikenen. 't Zelve zullen ook andere Gemeenten daar zy
doortrekken, doen, ieder na zyne macht: zy zullen de Attestatie be-
zien , ende zoo zy opregt is, zoo veel mede deelen als nodig is, om
tot de naastleggende Gemeente te komen, hoe veel zy geven, ende
wanneer zy van haar vertrekken, zullen zy op de Attestatie teikenen.
-ocr page 81-
SÏKODE ONDER IIET KKÜIS GEIIOUDE.V TE KMBDES. 1571.         75
Alzoo zullen ook andere Gemeinten haar dragen, tot datse in de Plaatse
komen,- daar zy wezen willen alwaar de overgeleverde Attestatie zal
gescheurt werden.
47.    Alle die na de naastkomende maand Novembris, zonder eenige
getuigenisse, ofte met geen getuigenisse, na deze forme beschreven,
uit de Gemeynte vertrekken zullen, die zullen voor geen huisgenooten
des Geloofs, denwelken men, na de leere Pauli, aldermeest behoord
goed te doen, gehouden worden. Zoo daar nochtans eenïge komen
uit de Gemeynten onder 't Cruys zittende, ofte uit zulke Plaatsen, daar
geen Kerkendienst ingestelt en is, zoo zal men die onderzoeken, ofse
bidden ende rekenschap hares Geloofs geven konnen: Item uit wat
oorzake zy vertrokken zyn, ende van diergelyke dingen meer, dog
zal in de discretie der Diaconen staan, hoe veel men zoodanigen tot
onderstand zal geven.
48.    Men zal den Heer S. Aldegonde bidden, in den naam van
dezer Synodale Vergaderinge, dat hy een Historie der dingen, die in
sommige jaren herwaarts geschied zyn, beschryve: ende voornamelyk
van die dingen, die de oprechtïnge der Kerken, de vervolginge der
zelver, die afwerpinge ende wederopregtinge der Beelden , de volstan-
digheid der Martelaren, die grouwelyke oordeelen Gods tegen de Ver-
volgers, de veranderingen der Politien, &c. betreffen.
49.    Alle Kerken-Dienaren, mitsgaders alle andere die met haar
hulp dit voornemen konnen vorderen, zullen naarstelyk ondervragen
ende onderzoeken, alles wat tot zoodanige Historie dient, ende in
geschrift overzenden, aan iemand der gener die hier toe verkoren
zyn, welke deze dingen daar na aan den Heer van S. Aldegonde ge-
trouw elyk zullen overschryven.
50.    Ende zyn hier toe verkoren, tot Embden, Christophorus Be-
canus, ende Cornelius Rhetius: te Wesel, Pieter de Ryck, ende Caro-
lus Nielius : te Ceulen, Adriaen van Conincksloo, ende Johannes Re-
gius : tot Aaken , Johannes Christiani , ende Johannes Heuckelom : tot
Franckfoort, de Heere Bailleul, ende Sebastiaan Matte: tot Heydel-
bergh , Petrus Dathenus , ende Johannes Taffinus : te Franckendaal,
Casper vander Heyden, ende Petrus Anthony: te Schonau, Franciscus
Junius: te Sint Lamberts , Nicolaus Schoubrouck.
51.    Niemandt zal eenig Boek van hem zelven, ofte van een ander
gemaakt, waar in van de Religie gehandelt word, doen ofte laten
drukken, ofte anderzins in 't ligt brengen, ten zy dat 't zelve Boek van
den Kerken-Dienaren des Classis, ofte van de openbare Professoren
der Theologie, die van onzen Geloove ofte Confessie zyn, geëxami-
neerd ende geapprobeert zyn.
52.    In groote Gemeenten zal 't oorbaarlyk zyn, dat men sommigen
die hope geven, datse de Kerke Gods t' eeniger tyd zullen konnen
dienen, in 't byzondere oeffene, in 't proponeren, ende op dat het or-
dentlyk geschiede, zal een Kerken-Dienaar over die Actie presideren.
53.    Deze Articule'n de wettelyke ende behoorlyke order der Kerken
betreffende, zyn alzoo met gemein accoort gestelt, datse (zoo 't de nut-
tigheid der Kerken vereischt) verandert, vermeerdert ende vermindert
-ocr page 82-
76 SYNODE ONDEH HET KRUIS GEHOUDEN TE EMBDEN. 1571.
mogen ende behoren te worden. Nochtans zal 't geen byzondere Kerke
vry staan, zulks te doen: maar alle Kerken zullen arbeiden deze te
onderhouden, tot dat in een Synodale Vergaderinge anders besloten
word.
Tot embden den 13 Octobris
Anno onzes Heeren 1571.
Caspak van der Hetden ,
Prceses Synodi.
JOHANHES PoLIANDEE,
Scriba.
AANHANGSEL
Op de vorige Synode, behelzende eenige particuliere Vragen, mits-
gaders eenige particuliere Statuten in dezelve beantwoord.
CAPITTEL I.
Byzondere Vragen.
1.    Gehoord hebbende de klagten en het verzoek van beide de Ker-
ken van Embden, hebben de Broeders des Synodi belooft, dat zy zoo
haast als zy t' huis gekomen zullen zyn, bezorgen zullen, dat de
Kerken van hare Classis aangedient en te wete gedaan werden, dat
de Diakenen der Kerke van Embden, die genen, die wettelyke getui-
genisse hares voorgaanden vromen en Godzaligen levens van de Kerke,
uit welke zy gereist zyn, overgeven zullen, als Geloofsgenooten by-
staan zullen, den anderen Kerken door welke zy reizen zullen tot een
exempel; maar die veel dagen of sommige maanden (gelyk het somtyds
geschied) moeten stil op den Wind leggen wagtende, om naar Enge-
land te varen, nood hebbende, dat zy die voortaan niet konnen
bystaan, op dat niemand op eene ydele hope vertrouwende, niet
lichtelyk van de eene Plaatse , in de anderen vertrekke.
2.    Op de eerste vrage van die van Keulen, of alle dingen met de
H. Schrift bevestigt moeten worden? Zoo hebben de Broederen ge-
antwoort, dat die dingen, welke de conscientie aangaan met Gods
Woort moeten bevestigt worden, maar die gene die de ordeninge der
Kerken aangaan of middelmatig zyn, moeten tot zulk een noodzake-
lykheid niet gedreven worden.
3.    Op de tweede vrage van eene goede Nederlandsche overzetting
des Bibels? hebben de Broeders geagt dat men dit zal uitstellen tot
den Generalem Synodum.
4.    Op de derde en vierde vraag is geantwoort in den 51. en 52.
Articul.
5.    Op de vyfde vrage aangaande de handelingen des laatsten Sy-
nodi van Kochelle in Vrankryk, hebben de Broederen Datheno en
Taffino opgelegt dat zy daar in voldoen.
-ocr page 83-
SYNODE ONDER HET KKUIS GEHOUDEN TF, EMBDEN. 1571.         77
6.    Op de zesde vrage antwoort het 38. Articul van de beroepinge
der Dienaren.
7.    Op de zevende vrage is aldus geantwoord, dat het geoorlooft
is, in de Consistorien Getuigen voor te brengen en te hooren, en daar
die riiet en zyn, zal men in gewigtige zaken den Eed afvorderen,
doch niet gebieden der wyze, het welk alleen den Overheden toekomt,
maar vermanenderwyze, en door opwekkinge. En hoewel dat het
geoorlooft zou zyn openbare forme te gebruiken die de Magistraat
gemein is, zoo is het nogtans beter, zig daarvan te onthouden en
voor te stellen die ernstige wrake van God tegen de Meinëedige, en
te begeeren dat elk de waarheid bekenne; dog is het allerraadzaamste
dat men zelden Getuigen voorbreno-e en den Eed afvrage.
8.    Op de vrage van die van Keulen, van dien Man, diens Huis-
vrouw hem niet volgen wil? is geantwoort, dat de uitroeping door
authoriteit der Overheid daar toe van nooden zy, daarom mag die
Man in zulk eene stad vertrekken , daar die Overheid hare hulpe en
authoriteit daar tusschen stellen wil.
9.    Op de tiende vrage der Boederen van Keulen, of het toegela-
ten is een Papisten Kind te doopen, welke betuigt dat die forme des
Doops, die in de Gereformeerde Kerken is, hun reinder dunkt te
wezen, dan die welke in het Pausdom is gebruikt ? is geantwoort,
dat die hier in voldaan begeert te wezen , die neme eene Copie van
het gene de Broeders van Geneve hier van geschreven hebben.
10.    Op de elfde vrage van die van Keulen, of men Gevaders zal
moeten toelaten, dewelke, hoewel dat zy de reine Leere toestaan, zig
nogtans niet tot de Gemeente begeven? is aldus geantwoort, dewyl
het den Broederen goedgedagt heeft het gebruik der Gevaders vry te
laten in den Doop, dewelke in de Kerken genomen worden, op dat
zy Getuigen zyn, dat het Kind gedoopt is, zoo zullen die gene, daar
van gevraagt word, mogen toegelaten worden; maar daar zy genomen
worden, op dat zy ook zorgen voor de onderwyzinge des Kinds, de
zoodanige behooren Lidmaten der Kerke te zyn.
11.    De Broeders van Aken en Keulen hebben gevraagt, of een Broeder
die ongoddelyk leeft, na vele vermaninge te vergeefs aan hem gedaan,
moet afgesneden worden, als hy de Kerke dreigt te verscheuren? is
geantwoort, dat men dien uitsluiten zal, die anders naar Gods woort
behoord uitgesloten te worden, al is 't dat de Kerke te verstoren be-
dreigt word. Maar overmits dat de tyden der vermanïnge die opentlyk
geschieden en de verkondiging der uitsluitinge in het oordeel der Kerke
gelaten zyn, zoo zullen de tyden der vermaning ende uitsluiting mo-
gen uitgesteld worden, alzoo dat men agt hebbe op de behoudenisse der
Kerke, en dat ook de noodzakelyke uitsluitinge niet verzuimt worde.
12.    Op de voorstelling van de Broederen van Antwerpen van den
Kerken-Dienaren, die ledig zynde, en elders beroepen wordende, wei-
geren zulks aan te nemen, is aldus geantwoort, dat de Ministers die
zonder dienst zyn, zoo zy van eenige Kerken geroepen zynde, wei-
geren te volgen, dat de Classische verzameling oordeelen zal, of men
ze daar toe dringen of drijven zal.
-ocr page 84-
78         SXMODE ONDBK HET KRDIS GEHOÜDEX TE EMBDES. 1571.
13.    Op der zelver vrage, of een geloovige Vrouw die met eenen
ongeloovigen Man verbonden is, zou mogen zyn Kind, tegen zyn dank
in de Gemeente ten Doop prsesenteren ? is geantwoort, dat het wel
geoorlooft is, en behoort te geschieden, maar dewijl het mooglyk niet
altyd profytig zoude wezen om de gestalte der Kerken, zoo zal het
van nooden wezen, dat zy in deze zwarigheid den raad der Consistorie
begeeren zal, dewelkers bescheidentheid het zal toestaan hier in alzoo te
handelen, dat men doch den vreesagtigen den toom niet te lang geve,
noch de conscientie door al te grooten hardigheid niet en bezware.
14.    Op de vrage van sommige Kerken, of het den Broederen toe-
gelaten is Koopmanschap te bedryven met andere Heeren Munte, de-
zelve te smelten, of te maken dat zy gesmolten of erger gemaakt
worden, of oorzaak daar toe gegeven worde? is geantwoord, dat het
wel is geoorlooft Koopmanschap te dry ven, maar geld te verzamelen
op dat het tot erger geld gesmolten worde, of anderzins geld te slaan
of te doen slaan waar door den gemeene welvaart agterdeel en schade
ontstaat, om aangezien dat dit door de oogluikinge der Magistraat dier
Plaatse geschiede, dat het nogtans meer ongeregtigheid en der liefden
vyand is, en daarom dien, welke de reine Beligie belyden, onbetamelyk.
15.    Op de voorstellinge der Broederen van Gent en Antwerpen is
geantwoort, dat de Consistorie naar gevoegtheid der zonde, naar de
grootheid der ergernisse, naar de feilen dikwils geschieden en vernieuwt
worden, en naar de gestalte der Plaatze en andere omstandigheden
overleggen en met rypen rade oordeelen zal, of iemand niet alleen
van den Nagtmale, maar ook van de vcrzamelinge der Kerken onder
het Cruis, zal gehouden worden, en zoo daar iet meer of voorder ver-
eischt word, zulks zal tot de Classisehe verzameling uitgesteld worden.
16.    De Broeders van Gent, vraagden of deze zonde voor openbaar
of heimelyk zou te houden zyn, naamlyk in 't heimelyk pardon of af-
laat te halen, by de Papisten te trouwen, de Kinderen daar te laten
doopen, in byzondere Huizen voor den Burgemeester of iemant van de
Overheid Jezum Christum te verloochenen, by den Heiligen te zweeren,
of iet anders? Deze vrage, om dat 'er verscheidentlyk van gedispu-
teert en gesproken wierd, is uitgesteld tot eene andere Vergadering.
17.    De vrage van die van Aken, van een Jongeling en Dienstmeid,
stellen de Broederen uit tot vlytige onderzoekinge van alle de omstan-
digheden deszelven handels, dewelke de Consistorie doen zal, en daar
na der Classisehe Vergadering aanbrengen.
18.    Op die vrage van de Walsche Kerke van Antwerpen, wat dat
men met eene Vrouwe doen zal, dewelke zegt dat haar Man voor vyf
of zes jaren in den Kryg gestorven is, en kan nogtans zynen dood
met geen gewisse kondschap bewyzen? is hier op geantwoort, dat hier
in moet gebruikt worden het middel van uitroeping door de authoriteit
van de Overigheid, dewelke zoo zy niet en kan verkrygen, zoo zal zy
van de Overigheid begeeren, dat zy ordonneren, hoe lange dat zy
nog zal moeten wagten. Indien zy geen van beiden verwerven kan,
zoo zal zy haar in zulk een staat begeeven tot de hooge Overigheid,
om hare hulpe en authoriteit daar tusschen te stellen.
-ocr page 85-
SYNODE OXDER HET KRUIS GEHOUDEN TE EMBDEN. 1571.         79
19.    Op die andere vrage van dezelve Kerke van eene Weduwe, die
een maand of twee maanden na haar Mans dood begeerde te trouwen?
is geantwoort, dat de Consistorie niet vermag noch behoord zekeren
tyd te beschryven, dewyle den Apostel Paulus toelaat de Weduwen
te hertrouwen zonder zekeren tyd te bestemmen, nochtans zoo eischt
de eerbaarheid, dat zy haar tot den tweeden Huwelyke niet en begeve
voor vier of vyf maanden, en zoo zy bevrugt gebleven ware niet
voor omtrent twee maanden na het Kinderbaren.
20.    Op de derde vrage van dezelve Kerke van der gene die om
eene groote zonde van den Nachtmale afgehouden zynde, eene Huis-
vrouwe in der Gemeente trouwen wilde, eer dat hy zyn schuld van
de zonde opentlyk bekend heeft? is geantwoort, dat men die Kerke-
lyke vermaning tegens hem gebruiken zal; zoo hy hem bekeert, zoo
zal men hem toelaten; zoo niet, zoo zal men de Vrouwe vermanen,
dat zy niet trouwe met eenen Man, die met groote en openbare zonde
besmet is, en die een Veragter der Gemeente is, hem die van dezelve
afgehouden en uitgesloten word.
21.    Daar is gevraagt in hoe veelsten graad de Maagschap en
Bloedvriendschap het Huwelyk verboden is? en is geantwoort, dat het
allerbeste is, voornamelyk daar de Overigheid ongeloovig is, de Wet-
ten en Ordonnantien van die Plaatze na te volgen, aangezien zulks
zonder God te vertoornen geschieden kan, op dat het Huwelyk tegen
zoodanige gedaan, van der Overigheid niet voor nietig verklaart en
worde, en de Kinderen voor onwettig, en het goed en have niet op
een ander vervreemde, en diergelyke dingen daar uit niet ontstaan.
22.    Op de vrage van dien Minister, die eene kettersche Huisvrouwe
heeft, van die van Aken voorgesteld, is geantwoort, dewyle dat hy
in den Kerkendienst ingesteld is, zoo zal 'er naarstige onderzoekinge
geschieden van den Consistorie, wat vlyt en moeyte hy gedaan heeft,
zoo wel met een heiligen wandel als met gedurige vermaninge uit
Gods woord, op dat hy zyne Huisvrouwe Jezu Christo wonne; maar
zoo hy onagtzaam bevonden word in zyn pligt, zoo zal hy met het
oordeel en authoriteit der Consistorie opgeschort of opgehouden worden
van zynen Dienst; en zoo de Consistorie al te zagt en te slap hier
inne handele, zoo zal door het oordeel eeniger Broederen der Kerke
de zake van de onagtzaamheid en het oordeel der Consistorie tot de
Classis beroepen en betrokken moge worden.
23.    De Synodus Generalis zal te samen geroepen worden ter naas-
ter Lente zoo verre de Kerken van Engeland verklaren, dat zy daar
eenige zenden willen en konnen, alwaar 't ook dat zy niet alle daar
in verwilligden, maar indien niet, zoo zal de Synodus uitgestelt wor-
den tot den andere toekomende Lente des jaars 1573.
24.    De Classis van de Paltz is bestemt om den Synodum Genera-
lem te beroepen.
25.    Deze Kerken zyn in alle Classen bestemt tot den welken dat
men schryven zal, de Kerke van Embden, van Wezel, van Keulen,
van Heidelberg, van Antwerpen, van Gent, van Doornik, van Alk-
maar in Holland en Vriesland.
-ocr page 86-
80         SYSODE ONDÊB HET KEUIS GEHOUDEN TE EMBDEïï. 1571.
CAPITTEL II.
Eenige Statuten van de Classische Verzamelingen.
1.    In de Classische Verzamelingen zal een van de Ministers een
predicatie doen, van dewelke die andere Mede-Dienaars, by een ver-
zamelt, zullen oordeelen, en zoo daar iets is te verbeteren, dat zullen
zy te kennen geven, het zelve zullen ook alle andere, elk in zyne
ordening, doen', in de naastvolgende Classische Verzamelingen.
2.    Daar na zal de President met de gemeene keurstemmen der
Dienaren verkoren worden; na dat dezelve het gebed zal gedaan heb-
ben, zal hy elk in 't byzonder vragen, of zy Consistoriale samenkom-
sten in hare Kerken houden? of die Kerkelyke straffe in haren zwang
gaat ? of zy eenigen stryd hebben met eenige Ketters ? of zy eenïgen
twyffel hebben in eenig hoofdstuk der Leere ? of men zorge draagt voor
de Armen, en over de Scholen? of zy tot regering der Kerken der
andere Dienaren raad en hulpe behoeven ? en diergelyke dingen meer.
3.    Zoo daar iet in eenige Kerke des Classis geschiede, dat daar
niet in de consistorie konde ter neder gelegt worden, dat zal in de
Classische samenkomsten verhandelt en geoordeelt worden, van den
welke men zig tot den Provincialen Synodum zal mogen beroepen.
4.    Voorts in de Classische Verzamelingen zullen verhandelt worden
die dingen, die den Kerken van de Classis betreffen.
5.    Dit gedaan zijnde zal de Prtesident een ofte meer qusestiën van
de hoofdstukken, daar in dat tusschen ons en de Papisten verschil is
voordragen, om alzoo ondertusschen malkanderen te scherpen, en tot
studeren op te wekken.
6.    In de Classische Verzamelinge dewelke den Provincialen Syno-
dum allernaast voorgaat, zullen verkoren worden, die men tot den
Provincialen! Synodum, uit de naam van de Classis afveerdigen wil.
7.    Uit elke Classis zullen gezonden worden twee Dienaars, met zoo
veel Ouderlingen of Diakenen, of immers een Dienaar met een Ouder-
ling of Diakenen.
8.    Eer dat men de poincten, die men in den Provincialem Synodo
•wil voorstellen, beschryft, zoo is het raadzaam dat die Acta of Han-
delingen en Inzettingen of Ordonnantien der voorgaande Synode vly-
tiglyk overlezen worden, op dat in den Provincialem Synodo, en
inzonderheid in den Algemeenen Synodo, die dingen welke te voren,
met gemeene bewilliging verhandelt en besloten geweest zyn, niet
wederom van nieuws voorgesteld worden, ten ware dat daar eene
nieuwe oorzake van twijffelen voorviele van het gene dat te voren
verhandelt is geweest.
9.    Ten lesten, de naastvolgende tijd en plaatse der samenkomste zal
bestemt worden, en men zal God danken, het welke de Prsesident doen zal.
CAPITTEL III.
Van den Provincialen Synodo.
1. Die gene die tot den Provincialen Synodum gezonden zullen
-ocr page 87-
SYNODE OSDER HET KRUIS GEHOUDEX TE EMBDEif. 1571.          81
aullen worden, zullen mede brengen Brieven van hare zendinge, mits-
gaders de puncten schriftelyk vervat, die zy voorstellen zullen ; zy en
zullen ook geene andere stellen , dan die in de Consistorien en Classi-
sche samenkomsten niet hebben konnen uitgevoert worden, ofte zooda-
nige, die alleen de Kerken dier Provincie aangaan, op dat de Provin-
ciale samenkomsten met onnodige vraagstukken niet verlengt en worden.
2.    Als zy dan alzoo vergadert zyn, zoo zal de Dienaar der Plaatse,
ofte zoo daar geen is, die in de laatste verzameling geprassideert heeft,
het gebedt doen, om eenen Prassident en eenen Hulper, en eenen
Schryver te verkiezen.
3.    De Prsesident verkoren zynde, zal een gebedt doen, tot den
gantschen handel dienende; daar na zal hy verschaffen, dat de namen
der gene die tegenwoordig zyn, aangeteekent worden, desgelyks de
namen der Afwezende of der Absenten, op dat ze de oorzake hares af-
wezens verklaren; dan zal hy de Brieven of Getuigenissen van hare
afzendinge afvorderen op datze gelezen worden, desgelyks haar Bevel-
schriften met elks onderteekening en verzegelinge, dewelke hy elk by-
zonder ordentelyk voorstellen zal, en der gansene verzamelinge oordeel,
daar op behoorende, en die keurstemmen verzamelen, met verklaringe
welke het gevoelen zy van den meesten en van den besten deele; het
zelve zal de Schryver schriftelyk vervatten, en vervat hebbende klaar-
lyk lezen , op dat het met gemeene bewilliging bestendigt worde.
4.    De dingen, die de Leere aangaan, zullen eerst, daar na die de-
welke den Kerkelyken Regimente behooren, gelezen en onderscheïdent-
lyk in schrift gestelt worden , daar na die byzondere Handelingen.
5.    Het ampt des Prtesidents is, te bevelen, dat een ieder in zijne
order spreke; den Bitteren en Twistgeerigen zal hy gebieden te zwy-
gen, en het en zy dat ze zwygen , dat men ze gebiede uit de Verga-
dering af te treden, op dat ze naar der Broederen oordeel gestraft
worden, naar dat zy verdient hebben.
6.    Des Prassidents ampt neemt een einde met het einde des Synodi,
en het zal vrystaan den naasten Provincialen Synodo, ofte denzelven,
ofte eenen anderen President te verkiezen.
7.    De Ouderlingen ofte Diaconen, die tot deze Verzamelingen ge-
zonden worden, zullen in alle sessien of zittingen, mitsgaders de Mi-
nisters harer Kerken hare stemmen geven, maar uit den Ouderlingen,
van die Plaatse in welken dat men te zamen komt, zullen alleen twee
stemmen kragt hebben , hoewel, dat het ook den anderen Ouderlingen
daar by te zyn en haar gevoelen te zeggen toegelaten is.
8.    De Prassident zal alle Zittingen beginnen met den gebeden, en
besluiten met der dankzegginge.
9.    Alle de in schrift gestelde en beslotene Artikelen zullen weder-
om gelezen worden, op dat zy van yeder voor goed gehouden en onder-
schreven worden, en een ygelyk zal een Copie derzelver van den Pras-
sident en schryver ligten, op datze in de Consistorie van elke Kerke
gelezen worde.
10.    Daar zal eene Kerke door gemeene bewilliging der gantsche
Provinciale ^Verzameling verkoren worden, dewelke met het oordeel
6
-ocr page 88-
82          SYNODE ONDER HET KEÜIS GEHOUDEN TE EMBDJEN. 1571.
van andere Dienaren van hare Classen toevertrouwt worde de magt en
zorge van den tyd en Plaatse des naasten Provincialen Synodi toe te
stemmen.
11.    Aan deze Kerke zullen alle zware zaken die in andere Kerken
voorvallen, ofte die in de Consistorien of Classische samenkomsten
niet hebben konnen afgehandelt worden, of zoodanige zware zaken die
de gantsche Provincie aanraken, neerstelyk, en by tyds moeten ge-
zonden worden.
12.    Deze Kerke zal den anderen Kerken den tyd en plaatse des
naasten Provincialen Synodi drie maanden te voren laten weten, en
zal met eenen overzenden de Copie of het Afschrift van alle de Hoofd-
Artikelen derzelver, dewelke aan haar gezonden zyn geweest, van de-
welke een ygelyke Kerke by tyds mag bedenken, en hun oordeel in de
Classische Verzamelingen voortbrengen, op dat die welke van wegens
de Classis zullen uitgezonden worden, met voorbedagten oordeel, en
wat van alle de Kerken van die Classis daar van gevoelt word, mogen
voortbrengen.
13.    Op dat nogtans de Kerke die de last opgelegt word van tyd en
plaatse des naasten Provincialen Synodi, toe te stemmen, niet tot eiken
Kerke van alle Classen dier Provinciën schryven, en zoo meer dan
behoorlyk overlast worde, zoo zal in elke Provincie een Kerke ver-
ordineert zyn, aan welken dat zy schryven zal, op dat dezelve zulks
als zy het ontfangt, den Dienaren van hare Classis te weten doe.
14.    De gene die tot den Synodum gezonden worden, zullen daar
toe komen uit gemeinen last en koste van ieder Classis.
15.    Na dat de Synodus zal voleindigt zyn, zoo zal men dat Heilig
Avondmaal gebruiken onder de Ministers en Ouderlingen , die tot den
Synodum gekomen zyn, met den Volke dier Plaatse daar de Synodus
gehouden is, zoo verre als het de bekwaamheid der Plaatse lyden kan.
16.    De Kerke daar de Synodus gehouden word, die zal bezorgen,
dat zy ter naaste Synodale Verzameling die Handelingen en Ordon-
nantien des voorschreven Synodi of brengen of zenden zal.
CAPITTEL IV.
Van den Generalen Synodus.
Het zelve dat voorschreven is, 2al ook in den Algemeenen Synodo
onderhouden worden, tot welken komen zullen Kerken-Dienaars en
Ouderlingen niet van de Classen, maar van de Provinciën verordineert
met Getuigenissen en Brieven en Bevelen aantreffende de Leere, het
Kerk-regiment en byzondere zaken, die in de Provinciale t' samenkom-
sten niet hebben konnen uitgevoert ofte geëindigt worden, of die allen
Kerken betreffen en aangaan.
-ocr page 89-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN
TE DORDRECHT.
1574
Het is thans op Noordnederlandsclien grond, dat wij de synode aantreffen. Kort zullen
wij den loop der gewigtigste gebeurtenissen aanwijzen, sedert de Embdensche vergadering
scheidde, tot op den tijd dat deze Dordtsche bijeenkwam.
De watergeuzen nemen den Briel in op den eersten April 1572. Treslong, die bij de
genzenvloot gekomen was voor zij Doeveren verliet, is de eigenlijke held van het feit.
Het is vooral op zijn aandrang geweest, dat men dezen sleutel des lands in handen hield.
Bossu kwam schielijk toegeschoten, om den opstand aanstonds in zijne geboorte te smo-
ren, maar hij deinsde met veel verlies terug voor eene verdediging waarbij ieder, ook der
burgers, het zijne ijverig deed en zelfs de onstrijdbare sexe hare voorschoten scheurde om
er lonten van te draaijen met eigen hand (Hooft, Ned. hist. VI, bl. 215).
Zoo brak het eerste licht van den dageraad onzer verlossing aan. Zoo werd de eerste
steen van het gebouw der bevrijding onzes vaderlands gelegd.
Alva, bezig om de Brusselaars met galg en strop tot het leveren van den tienden pen-
ning te dwingen, hoorde de mare met kommerloos aanschijn, maar niettemin met beladen
hart. Tiglius en andere lieden van aanzien zeiden hem, dat dit «een verreziend werk
en den lande in den strot gesteeken was." De prins te üillenburg ijverig arbeidende om
zich tot een nieuwen inval uit te rusten, ontving de tijding der inneming van den Briel,
gelijk Marnix schrijft, de fort mauvaise part. Het verdroot hem dat de zaak zonder
zijn order was geschied en hij meende ook, dat het haar nog aan rijpheid ontbrak. Even-
wel ontzegde hij Lumey zijn bijstand niet en toen ook Vlissingen al aanstonds daarop zijne
bezetting uitwierp, zag hij snel het gewigt der onvoorziene beroerte in en schreef brieven
aan vele steden met dringenden wensch en ernstige vermaning, dat men met mannelijke
kloekmoedigheid het aangevangen opzet volvoeren en het onregtmatig en onverdragelijk juk
der Spanjaards ganschelijk afwerpen mogt (Corresp. de Guill. Ie tac. III, p. 42). Enk-
huizen gaf al spoedig gehoor aan die vermaning en de overgang van deze sterk gelegen
stad was niet minder belangrijk voor het Noorderkwartier, dan die van den Briel voor
Zuidholland en van Vlissingen voor het Zeeuwsche gewest. Terzelfder tijd nam graaf Lo-
dewijk het Henegouwsche Bergen door verrassing in en viel des prinsen zwager, graaf
van den Berg, in Gelderland en Overijssel. Hoe vele stedeu zag men toen als met een
6*
-ocr page 90-
84            PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1574,
tooverslag aan het Spaansche geweld onttrokken. Na verloop van eenige weken waren er
maar weinige plaatsen meer, die, zoo hardnekkig als Amsterdam, bleven weigeren om het
vaandel van Oranje op te steken. Het is te betreuren, dat deze overwinningen meestal
rnet zoo veel woest geweld en met het plunderen van kerken en kloosters gepaard gingen.
Somtijds werd onnoodig bloed vergoteD, onmenschelijke wreedheid gepleegd en de weer-
looze monnik of priester met veel smaad en pijn ter dood gebragt. Dat is »ten spieghele,
wat eene gemeente al doet, oft wat ze niet ongedaan laat, als haare lydzaamheit door ter-
ghen op terghen in raazernye verkeert." Maar als die eerste storm van wraak en lang ver-
kropte drift was uitgewoed, openbaarde zich ook aanstonds bij het volk de begeerte naar het
Evangeliewoord en werd de gereformeerde religie ijverig geoefend. Men achtte zich gelukkig,
dat men vrij naar de openbare preeke mogt gaan, al vergaderde men dan maar vooreerst
in openbare plaatsen, zoo als te Dordrecht onder een lindeboom van den klovenier3 doelen.
Maar meestal nam men aanstonds de Hoomsche kerken in bezit, wat zelden zonder beeld-
brekinge geschiedde, en werden de leeraars teruggeroepen, die over de grenzen waren
gevlugt. Zoo eischte en verkreeg de Hoornsche gemeente de groote kerk en riep haren
geliefden Clement Maertenszoon als haar leeraar in, die zich te Etnbden ophield. De
Embdensche synode had ook voorgeschreven, dat de dienaars des woords, zich in vreemde
kerkdienst begeven hebbende, zoodra zij weder in Nederland beroepen werden, die roepstem
met naarstigheid volgen moesten (art. 35). Maar vóór menige gemeente geroepen had, kwamen
velen reeds met den grooten stroom van bannelingen uit Engeland, Frankrijk en Duitsch-
land terug. Zoo kwam Peter Gabriël aanstonds in 1572 uit Embden, die, dewijl Amster-
dam, waar zijne standplaats was, nog voor hem gesloten bleef, te Delft de kerkdienst op zich
nam. Desgelijks keerde Jan Arcntszoon in zijne vaderstad Alkmaar weder (Brandt hist. d.
ref. I, 459). In Zeeland kwamen vele leeraars over uit de Nederlandsche gemeenten van
Londen, Colchester, Sandwich en Norwich, zoo als Willem Jansse d'Hoorne uit Norwich
naar Middelburg, en Jan van Miggrove uit Colchester naar Veere (Te Water, kort ver-
haal der reform, v. Zeeland, bl. 20, 84, 90—93, 113).
De prins was al spoedig bedacht om de verstrooide overwinningen te verzekeren en bij-
een te binden. Daartoe werd eene staatsgewijze vergadering der Hollandsehe steden voor-
bereid en toen Alva, die de hoop op den tienden penning varen liet, maar dan toch de
jaarlijksche twintig tonnen schats wensclite opgebragt te hebben, ten dezen einde de sta-
ten van Holland tegen den 15 Julij te 's Gravenhage beschreef, hielden die staten zich
wel aan den dag, maar kwamen te Dordrecht met geheel ander oogmerk bijeen. Zij
waren afgevaardigden van twaalf steden, die hier vergaderden, namelijk van Dordrecht,
Haarlem, Leiden, Gouda, Gorinchem, Alkmaar, Oudewater, Hoorn, Enkhuizen, Medem-
blik, Edam en Monnikkendam. Slechts twee edelen waren opgekomen, de heer van Wijn-
gaarden en de heer van Duyvenvoorde, terwijl Marnix van St. Aldegonde als lastheb-
bende van Oranje verscheen. Deze vriend van den prins trad den 19 Julij in de ver-
gadering en legde den staat van zaken bloot. Hij drong vooral op geldelijken bijstand aan
voor het nieuwe leger van den prins.
De rede, die hij hield, was zoo treffend, dat Hooft zegt, «koeler betoog dan dit van
's Prinsen geneegheflheit en den eysch des gemeenen oorbaars, mogt bestaan, om den reeds
heeten yver der Staaten voort gloeijende te maaken." Aanstonds werd dan ook aan den
prins toegestaan een maand soldij voor zijn leger, ter somma van 100,000 kroonen in ge-
reed geld en een schuldbrief voor 500,000 karelsguldens, waartoe men, voor zoover het nit
imposten en leeningen niet mogt te vinden zijn, dadelijk besloot de noodelooze kerksieraden
te gebruiken. De staten erkenden in de zitting van den volgenden dag den prins voor
's konings wettigen stadhouder over Holland, Westfriesland, Zeeland en 't Sticht van
Utrecht, en zouden het met de andere provinciën zien daarhenen te brengen, dat hij ook
-ocr page 91-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1574.            85
tot heschermer en hoofd van al de Nederlanden gedurende 's konings afwezigheid gekozen
werd. De prins zou een admiraal aanstellen , aan wien met zekere gemagtigden uit de
zeesteden het beleid van den zeeoorlog staan zou, en de landoorlog zou tusschen Lumey
en Dordrecht, Leiden en Enkhuizen geregeld worden. De prins en de staten beloofden
wederkeerig, zonder elkander geen verdrag met den koning aan te gaan. Men zou voorts
de steden, die het met Spanje hielden, trachten te dwingen, en beide de Koomsche en de
hervormde godsdienst toelaten, zoolang de Koomsche geestelijkheid zich niet in ongetrouw -
heid en vijandschap verliep.
Ziedaar de eerste zelfstandige staten-vergadering van Holland, eene kloeke handeling door den
nood gewettigd, eene krachtige voortzetting van het werk der omwenteling in 1566 begon-
nen (Eerste vergadering der staten van Holland in 1572 door R. C. Bakhuizen van den Brink,
in het Nederlandsche Rijksarchief, eerste deel, hij Martinus Nijhofi te 's Gravenhage).
De besluiten, welke deze vergadering ten opzigte van de uitoefening der godsdienst ge-
nomen heeft, verdienen onze bijzondere aandacht.
Nopens het punt van de godsdienst » heeft de voorschreven heere van Aldegonde verklaart
d'intentie van den Prince te wesen, dat gehouden soude worden vrijheid van Religie, so
wel der Gereformeerde als der Roomsche, en dat een yegelijk in 't zijne in 't openbaar
en in Kerken of Capellen, so dat gevoechelijkste bij de Overheid soude geordonneert wor-
den, souden gebruiken vrye exercitie derselver, sonder dat daer yemand empesschement,
hinder of moeyenisse gedaen soude worden, en dat de Geestelijke personen in haerluyden
staten vry en onbecommert blyven souden, ten ware sy-luiden hen vertoonden vyanden of
hen mishandelden jegens het gunt voorschreven i9, en dit al ter tijd en wijlen toe, dat bij
advys van de gemene generale Staten der Landen van herwaers-over anders soude mogen
werden geordonneert, met welke intentie van den Prinse de voorschreven Gedeputeerde
in alles henluiden conformeerden"
(13or, d. I, f. 283 bJ. 389a).
In de derde zitting, Maandag den 22 Julij, verscheen de Graaf van der Mark, heer van
Lumey, en is gelezen de commissie door den prins hem verleend als overste over Holland,
met verscheidene artikelen van instructie aangaande de regering van het land en krijgsvolk.
Men besloot hem op dien lastbrief aan te nemen en de wederzijdsche eeden daartoe te doen.
In den lastbrief van Lumey beval de prins.- «Sal ook mede so wel de Catholijken en
Geestelijken in hare Religie als d'andere goede Euangelise, in schut en scherm nemen,
sonder dat d'ecn d'andere sal mogen injurieren, overlast of hindernis aen doen, verbiedende
snlx op hooge straffe. — Gelijk ook onsen lieven Neve hem wachten sal, en ook allen
anderen op hoge straffen verbieden, dat niemand hem en onderwinde eenige goedwillige
Catholijken of Geestelijken te beschadigen, 'tsy aen hare personen of goed. Noch ook niet
te pionderen of te schenden eenige Kerken, Cloosteren of Capellen tot grote onordentlijk-
heid en blamatie van al sulken onzen Heiligen voornemen en onze krijghandelinge" (Bor,
f 284, bl. 390b.)
De prins scheen wel te weten, dat zijn lieve neef op dit punt zeer bijzondere recom-
mendatie noodig had, waarom hetzelfde nog herhaald en uitgebreid werd in het vierde
artikel zijner instructie, hetwelk dus luidt: »En wat in de commissie geïnsereert is, dat
onzen lieven Neve in schut en scherm sal nemen de Catholijken en Geestelijken in hare
Keligie sonder yemant den anderen overlast te doen, op lijfs straffe, derhalven verklarende
en amplierende, dese is onze meninge, dat in sulke plaetsen of kerken daer d'exercitie
van sulken Religie versocht worden sal, dat onsen lieven Neve torstont beide dien goed-
williglijk sal doen accorderen van tyden, plaetsen of Kerken, als een yeder d'exercitie van
sijne Religie sal doen, opdat d'een den anderen geen hinder of eenige verstoringe of rumoer
en make, daer toe onsen lieven Neve goede en scherpe toesicht en straffe sal op hebben en
doen geschien, opdat alles in ruste en vrede geslecht moge worden. Daerom ook niemant
-ocr page 92-
86          PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1574.
hem het Predicatie-ampt onder de Euangelisen aennemen sal, sonder eerst den Overheid
of onsen Oversten vertoont te hebben. Om dat gene onbequame personen van selfs tot
sulken ampt geadmitteert en mogen werden, en sal niemant bij de Overigheid tot sulk
ampt van der gemeente of eenige van dien geroepen sijnde gerefuseert worden, 't sy dan
door merkelijke redenen en oorsaken tegens sijnen persoon geallegeert ea bevonden werden."
(Bor, 8. pi. f. 285 hl. 391*).
Toen de leden der Embdenscbe Synode den 13 October des vorigen jaars hunne zittingen
ten einde bragten, had niemand hunner kunnen denken, dat maar weinige maanden daarna
de deur der vrije prediking zoo wijd openstaan, en elke dienaar des woords met zijne ge-
meente door den sterken arm der hoogste overheid zou beschermd wezen.
Evenwel was de zegepraal nog lang niet verzekerd. Wel trad Woerden mede in het
verbond, wierp Lumey zich in Kotterdam en nam hij later ook Schoonhoven in, maar
Amsterdam belegerde hij te vergeefs. Wel rukte de prins zegevierend naar Bergen in Hene-
gouwen op, maar de tijding van den Bartelsnacht in Parijs beliep hem, en sloeg den bo-
dem in aan al zijne hoop op de toegezegde hulp van Frankrijk. Hij keerde mistroostig terug
over Maas en Rijn, dankte zijn leger uit geldgebrek te Orsoy af en trok over Zutphen en
Kampen naar Enkhuizen met voornemen, als hij schreef, om in Holland of Zeeland den ver-
deren kans en Gods beschikking met hem te verbeiden, er zich tot het uiterste te houden
of, kon het niet anders, zijn graf te zoeken (J. van Vloten^, Ned. opstand tegen Spanje,
1572—1575, bl. 68). Alva trok met zijn leger, na Bergen's overgaaf, het Geldersche in
en zond van Nijmegen uit zijn zoon Don Fradrique met Noircarmes om Zutphen te kas-
tijden. Nadat deze stad in brand gezet en met moord en marteling vervuld was, vielen de
overige steden spoedig toe, die graaf van den Berg ongesterkt en met onbetaalde bezetting
gelaten had. Harderwijk, Hattem, Elburg, Amersfoort werden genadig behandeld, maar
des te wreeder Naarden gestraft. Het gruwzaam bloedbad daar aangerigt van zulk eeno
menigte onnoozel volk, zonder kerk of klooster, zonder pas geboren kinderen of stokoude
lieden te sparen, baarde bij Eoomsch en onroomsch den grootsten afschuw en de aller-
hoogste stijfzinnigheid tot wederstand. Daar gaf Haarlem aanstonds het voorbeeld van,
dat in zijne hardnekkige verdediging, naar het schrijfen van den prins aan zijn broeder
Lodewijk, een heldenmoed aan den dag legde, die de gewone deugd der menschen ver te
boven gaat. En ofschoon het na een zeven-maandsch beleg eindelijk viel (13 Mei 1573),
behield Alkmaar nog den moed om den Spanjaard het hoofd te bieden, die er onverrigter
zake van terugtrekken moest. Ook werd in het begin van October Bossu op de Zuider-
zee door de Geuzenschepen geslagen en te Hoorn in de gevangenis gebragt.
Om dezen zelfden tijd ging de prins tot de openlijke belijdenis der hervormde godsdienst
over, waardoor hij zich al naauwer aansloot aan de gemeene zaak en zich al dieper ves-
tigde in de liefde en het vertrouwen van het volk. (Zie bij Gerdes, Scrinium antiq. den
brief van Bartholdns Wilhelmi, toen bij provisie, gelijk men het noemde, predikant ta
Dordrecht, aan de opzieners der Nederlandsche hervormde gemeente van Londen, tot welke
hij al9 predikant behoorde. Hij schrijft den 2-3 Oct. 1573: "Ten laetsten, broeders,
en hebbe ick V. L. niet konnen verbergen die genade die ons Godt beweesen heeft, dat
die Prince van Oranje onse Godtsalige Stadhouder hem tot der gemeinte begeeven, het
brood des Heeren metter gemeinte gebrooken, en hem de discipline onderworpen heeft,
het welke niet klein te agten en is.") En voor nog het jaar ten einde liep, was Alva,
de vloek van het land, met zijne meest gevreesde handlangers, Don Fradrique en Vargas,
voor goed naar Spanje vertrokken.
Voor wij den verderen loop dor gebeurtenissen aanstippen, moeten wij nog melding
maken van een gewigtig besluit door de staten van Holland ten aanzien van de uitoefe-
ning der godsdienst in dit jaar 1573 genomen.
-ocr page 93-
PEOVIXCIALE SYNODE GEHOUDEN1 TE DORDRECHT. 1574.           87
Wij hebben gezien, dat de staten van Holland in hunne eerste vergadering te Dor-
drecht van het vorige jaar de vrijheid van religie hebben toegestaan, maar thans werd
daar al aanstonds verandering in gebragt. De staten waren te Leiden vergaderd. Het
juiste tijdstip dier dagvaart is onbekend, wijl de notulen der staten van 1572 tot 1574
zijn verloren gegaan, maar het mag wel gedurende het beleg van Haarlem en Alkmaar
geweest zijn. Juist om dien tijd was de verbittering tegen de wreede Spanjaarden ten
top gerezen. Om dien tijd ondervond men ook, hoe vele Koomschgezinde leeken en gees-
telijken nog met den Spanjaard heulden en conspiratie smeedden. Om dien tijd werd
Koomsch- en Sp^anschgezind meer en meer als één beschouwd, en de staten, uit aan-
merking van de drift des volks of van de veiligheid des lands, of om beide oorzaken
tegelijk, besloten op hunne dagvaart te leiden, dat men de uitoefening der JRoomsc/ie
religie zou schorsen en verbieden.
»Doch als men dit stuk eerst voorstelde of begon
te roeren, had de prins wel gewilt, dat men 't had gelaeten; en noch meer was 't hem
tegens den sin toen 't wierdt te werk gestelt. Dit geeft hij in sijn Verantwoording, in
den jaere vijftienhondert tachtig uitgegeven, te kennen, maer seit met eene tot verdee-
ding van de Staeten: dat, sij die in den beginne tot 's landts behoudenis hadden goedt
en nut gevonden, dat d'cen en d'andere religie sou aengehonden worden, daerna door de
stoute aenslagen, slimme treken en verraderijen van de vijanden, die onder d'ingesetenen
vermengt waren, ondervonden hebbe, dat hunne staet in gevaer stondt van een onvermij-
delijk verderf, ten waere dat se d'oeifening van den Koomschen Godtstlienst dceden ophou-
den; omdat de geenen die daer belijdenis van deeden, ten minsten de Priesters, den Paus
bij eede (gelijk sij ook over al deeden) hadden hulde geswooren, van welken eedt sij meer
werks maekten, als van den anderen, dien sij 't landt hadden gedaen" (Brandt, hist.
d. ref. I, bl. 549. Zie ook Dr. E. Fruin, Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog
1588—1598, tweede gedeelte bl. 153, de uitvoerige noot).
Na Alva's vertrek werd in het jaar 1574 onder zijn opvolger Don Luis de Reqaesens
de worsteling onvermoeid voortgezet en Middelburg door de onzen bevrijd. De prins, die
nu meester van Walcheren was, hield den 24 April zijn blijden intogt, en gansch Zeeland
ging voor Spanje verloren. Maar weinige weken daarna was het geheele land weder in
zorg en Bmart gedompeld door het berigt, dat graaf Lodewijk op de heide van Mook den
slag en zijn leven verloren had. Dat achtte men met regt em groot verlies voor de goede
zaak, en inzonderheid voor den prins, want Lodewijk was »sijn grootste vertrouweling,
syn raetsman en gelyk als syn rechter hand in het weerdig uytvoeren van syn voornemens
(Het leven van Willem I, d. II, bl. 472).
Thans verzamelde Eequesens al zijne krachten om ons land in het hart aan te tasten
en van drie zijden te gelijk te bestoken. Vitelli zou over Merwe en Maas in Zuid-Hol-
land dringen, Chevreaulx tot zijn verlaten post in Waterland terug keeren om Noord-
holland te veroveren, en Valdez het aanvankelijk vrijgegeven Leiden weder omsluiten,
uithongeren en innemen. Hij wilde den prins met de Hollanders en Zeeuwen zoo veel
werks van alle zijden geven, dat zij geen middel hadden om Leiden te ontzetten, en ein-
delijk wel desperaat om genade zouden komen verzoeken. Tevens had hij den koning ge-
raden een generaal pardon te verleenen, inhoudende absolute gratie voor degenen die tot
de Eoomsche kerk wederkeerden. Voorts voorstel van vredehandeling, om de oproerigen
in slaap te wiegen en dan hunne havens in te nemen, waartoe eene groote vloot werd
uitgerust; »so dat hij meende een korte oorlog te maken." (Bor. a. pi. bl. 508a).
De prins bleef ook nu nog de zuil en de ziel van alles. Hij was echter door de geva-
ren van rondsom zeer beladen en riep in haast de staten van Holland tegen den 1 Junij
te Rotterdam bijeen. Behalve hetgeen in die vergadering besloten werd tot verdediging
van het land, tot beveiliging der zeegaten, tot ontzet van Leiden en vermeerdering der
-ocr page 94-
88           PKOVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE DOKDRECHT. 1574.
geldmiddelen, is ook op dezelfde dagvaart bepaald, om den predikanten boven alle anders
eene jaarwedde toe te leggen, welke voor de predikers in de stedeu de som van drie hon-
derd en voor die der dorpen, de som van twee honderd gulden niet overschrijden mogt.
(WageDaar, Vaderlandsche historie, d. VI, bl. 479 en 481). Die resolutie der staten van
Holland luidt aldus:
Ordre op de letalinge der Predikanten in de Steden en Dorpen. Den 26
November 1574.
De Staten willende uit goede devotie ordre stellen op het onderhoud van de Leeraars
en Dienaars des Goddelijken woords, daar inne voor al behoord voorsien te worden, heb-
ben eendragtelijk beslooten en geordonneert, dat alle Leeraars soo wel binnen als buiten de
Steeden van Holland, voortaan jaarlijks voor allen anderen betaald sullen worden, uit de
gereedste inkomsten van de Goederen tot den Kerkendienst biunen de Steeden of Vlekken,
haarluider "Woonplaatse specteerende of toebehoort hebbende; en ten einde goede opsigte
genoomen en gehouden mag worden op de qualiteit van deselve Leeraars, sullen de Ma-
gistraten van de voornaamste Steeden en Plaatsen, elk met haarluider Leeraars moogen
handelen en overkoomen, op haarluider jaarlijks ïractement en .onderhoud, na de bequaam-
heid van de Persoon, en met goeden insigte op de lasten van de Huisvrouwen en Kinde-
ren, te weeten in de Steeden ten hoogsten tot driehonderd guldens 'sjaars, en in de Dor-
pen tot twee honderd gelijke guldens, mits dat deselve Leeraars daarenbooven in alle
Steeden en Dorpen sullen genieten vrye Huishuren; en soo verre bevonden werd dat de
voorschreeve Goederen en Inkomsten binnen elke Steede of Vlekke niet genoegzaam zyn
tot betalinge van dien, of dat deselve van te vooren vergunt zyn tot de Fabricque en
andere noodsakelyke Behoeften verstrekt te worden; hebben deselve Staten bewilligt en
geaccordeert, dat het restant van dien uit de andere Geestelijke Goederen en Inkomsten
gevonden sal worden; ordonneerende ea beveelende voorts alle Ontfangers der selver Goederen,
jaarlijks de voornoemde Leeraars elk in het zyne, haarluider beloofde ïractementen en On-
derhoud voor al te betalen onder haarluider acquit, en mits daar beneffens voor het eerste
overbrengen behoorlijk schijnsel van de overkomste, bij de Magistraten met haarluiden ge-
maakt, sal in reekeninge geleeden en gepasseert worden. (Kerkelijk placaat boek II. bl. 4.)
Het is bekend tot welke twisten de beschikking der staten over de geestelijke goederen
weiras aanleiding gegeven heeft. Dat het de pligt der overheid was om de kerkendiena-
ren van behoorlijk onderhoud te voorzien, was buiten alle dtspute, zoo als Johannes
TJytenbogaert zegt in zijn Iractaet van 't Ampt en de Authoriteyt eener Hooger Chris~
telijcker Overheijdt in kerckelijcke saecken
(bl. 115). Maar de strenge Calvinisten be-
weerden, dat het regt om óver geestelijke goederen te beschikken alleen der kerke en hare
dienaren toekwam, welk gevoelen later met hevigheid gedreven werd door Euardus Acro-
nius: Seer grondighe ende welghefondeerde onderreglinghe over het onderholt van de
Dienaren der waren, ghemeynten Cfiristi.
Franeker 1590. Ook Gijsbertus Voetius heeft
hetzelfde beweerd in zijne bekende Politica ecclesiaslica; Schoock daarentegen noemt die
lonorum parochialium confiscatio, tot besoldiging der predikanten, volde proianda (De
bonis vulgo ecclesiasticis
p. 358).
Dit en menig soortgelijk later besluit der staten is ook nog oorzaak van veel klagten
geweest, betreffende het ontoereikende der jaarwedde aan de predikanten toegelegd (Ypey
en Dermout, Gesch. d. Ned. herv. kerk I, aant. 233). Honderd jaren daarna had men
nog te klagen, dat den dienaren van Christus overkwam, wat Jesaias zegt: de knegten der
aarde zullen eten, maar deese zullen hongeren (Adres der Z. en N. Hollandsche synode
om vermeerdering der predikants-traktementen ten platte lande, in 1669, in het Ned.
Archief voor Kerk. Gesch. IX, bl. 219).
Dat die staten dit besluit tot onderhoud der predikanten, onder al hunne overige druk-
-ocr page 95-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1574.'           89
kende zorgen, genomen hebben, bewijst genoeg, hoe de nood thans drong om daarin
vooral te voorzien. Bij hun groot geldgebrek, hetwelk hen in dezen tijd buitengewone
maatregelen nemen deed ter bestrijking der allernoodzakelijkste oorlogskosten, (Bor I, W.
508 en verv.), was het niet vreemd, dat zij voor de jaarwedden der predikanten de in-
komsten aanwezen dier geestelijke goederen, uit welke de Eoomsche geestelijken, die er
thans weinig meer waren, hun onderhoud genoten hadden. De onregelmatigheid, die
hier en daar in het gebruik van die goederen en hunne inkomsten plaats greep, zal dit
staten-besluit ook wel zeer noodig hebben gemaakt.
Al waren alle kerken nog van geene dienaren voorzien (Syn. v. 1574, art. 9), kan
het getal der predikanten in steden en dorpen toch aanzienlijk zijn geweest bij de
snelle vermeerdering der hervormde gemeenten in heide gewesten. De prins schrijft in
September van dit zelfde jaar 1574 aan zijn broeder Jan van Nassau: que Ie nomire de
ceulx de la Meligion icy est, ces dernières années, par wie singuliere grdce de Dieu,
tellement augmenté, qtiil en, reste fort peu, si ce iCest quelques ecclésiastigues
, qui
soi/ent de contraire opinion
(Archives de la maison d'Orange, V, p. 73). Daarmede
stemt overeen, wat de prins met de staten en steden van Holland en Zeeland, staatsge-
wijze te Dordrecht vergaderd, den 13 Julij van het volgende jaar aan de commissarissen
des Konings tot Breda geschreven hebben, dat men (in Holland en Zeeland) de genen die
de Koomsclie religie toegedaan mogen zijn geen of zeer weinig soude bevinden (Bor, I.
hl. 611"). En ook Kequesens met den raad van staten verklaren in hun advies aan den
Koning van den 18 Junij, » de Catholijken seer minderen; sommige die sterven, sommige
öie vertrecken, en in haer plaetse komen vremde ketters;" dat die ketters ook «groote
naerstigheid doen om de jonkheid te verleiden, de kinderen dwingende tot haer scholen te
gaen, daer sy in haer verdoemde opinien geleert worden," en »so men lang die remedie
differeert, so is te vresen, als sy noch een jaer haer Religie behouden, dat men danson-
der Gods merkelijke hand, de Religie daertoe niet en sullen konnen vinden —" (Bor, I,
W. 613" en 614''). Steden als Amsterdam en vele andere plaatsen, nog in de magt der
Spanjaarden, bleven echter vol van Roomschgezinden, maar gelijk er onder die wel zullen
geweest zijn, wier hart naar de nieuwe religie trok, zoo waren er in de vrijgemaakte
steden en dorpen ook velen onder de gereformeerden, die heimelijk aan de oude belijdenis
bleven gehecht en die er later, naar het schijnt in groot getal, weder toe zijn teruggekeerd.
Die hervormde gemeenten waren in Classen bijeengevoegd en deze Hollandsche en Zeeuw-
sche Classen hadden thans gemagtigden gekozen om in eene synodale vergadering » regel en
maat te ramen", naar welke de kerken- dezer gewesten eenpariglijk zouden bestuurd worden.
Tot de plaats der zamenkomst werd Dordrecht gekozen, misschien om dezelfde reden,
waarom de eerste statenvergadering van Holland er gehouden is, wijl zij de oudste der
Hollandsche steden was, maar waarschijnlijk ook en vooral, omdat zij door de Holland-
sche en Zeeuwsche predikanten het veiligst en gemakkelijkst bereikt worden kon. Het
zou nu geene synode meer zijn der verstrooide Nederlandsche kerken die onder het kruis
zitten, maar der vrije gemeenten van Holland en Zeeland. Zij zal hare werkzaamheden ook
niet verder dan tot de kerken dezer twee gewesten uitstrekken en daarom slechts eene pro-
vinciale
synode worden genoemd. Evenwel mogt zij eene generale heeten, zoo ver zij de
openbare hervormde kerk van Nederland vertegenwoordigde, die toen binnen deze twee
provinciën beperkt was, daar de overige de Roomsche godsdienst toegedaan waren of het
Spaanscbe juk nog op den hals hadden (Kort historisch berigt van Ens, bl. 04). De ver-
gadering die den 16 Junij geopend en den 28 dier zelfde maand gesloten werd, koos tot haren
voorzitter Caspar van der Het/den, die ook te Embden voorgezeten had. Hij was, nadat
Middelburg den 18 Februarij 1574 aan den prins gekomen was, door dezen met de classis
van Walcheren, alzoo er in Middelburg toen nog geen kerkeraad bestond, tot predikant
-ocr page 96-
90 PROVIXCIALE SYNODE GEHOUDEX TE DORDRECHT. 1574.
dier stad beroepen. Overgekomen uit den Paltz heeft hij in eene buitengewone kerkeraads-
vergadering den 8 Junij de beroeping onder eenige voorwaarden aangenomen, maar zeide
tevens, dat Johannes Taffin te Rotterdam hem gebeden had, om niet alleen in de aan-
staande synode van Dordrecht te komen ten bestemde dage, maar vier of vijf dagen te voren,
ten einde eenige noodzakelijkheden ten gemeenen welvaren dienende te verhandelen, waartoe
hij verzocht brieven van credentie. Dat werd niet slechts goedgevonden, maar ook het
noodige voor de reis van de staten verzocht, en, als de andere ministers van de dassen
kwamen, zou Jan d'Hoorne, ouderling der Middelburgsche kerk, mede gezonden worden
tot mr. Gaspars behulp en beraadzaamheid (De levensbeschrijving van Gaspar van. der
Heyden, achter het kort verhaal der ref. v. Zeeland, door te Water, bl. 402).
De scriba Arnoldus Cornelü was uit Delft afkomstig. Zijne ouders hadden hem voor
de studie opgeleid. Te ïrankendaal was hij predikant geweest en had in 1573 de dienst
in zijne vaderstad aanvaard. Hij is bekend uit de openbare disputatie die hij daar in
1578 nevens zijn ambtgenoot Donteclok met Koornhert gehouden heeft. In 1587 behoorde
hij tot het viertal afgevaardigden der Nederduitsche en Waalsche kerken van Holland, die
zich bij de staten beklaagden over de oneenigheid tusschen de staten en Leicester, maar
met onheusch bescheid door Oldenbarneveldt werden teruggezonden (Brandt, a. pi. I, bl.
597 en 733). Ook van de nationale Dordrechtsche synode 1578 is hij scriba en van de
Middelburgsche in 1581 praeses geweest.
Eene lijst der overige leden dezer synode is ons niet bekend. Caspar Coolhaes, die in
Leiden, waar hij beroepen was, wegens het beleg, niet komen kon, en toen naar Delft en
eindelijk naar Dordrecht gegaan is, om te zien, wat daar op de synode nitgerigt werd,
verhaalt: In den Synodo tot Dordrecht int jaer 1574 zijn weynich mannen int getal ver-
gadert geweest. Hij spreekt ook een allerongunstigst oordeel over die synodeleden, even
als over die van 1578 en 1581 uit, maar dat door geen enkel bewijs gestaafd, louter als
het uitvloeisel van zijn verbitterd gemoed aan te merken is (Een cort vvarachtich verhael
vant sorgelicke vyer der hatelicker ende van God vervloecter oneenicheyt in Ecligions
saken, enz. tot Leiden, 1610, bl. 10—14, 89, 90).
Deze synode heeft de Embdensche niet alleen genoemd en vele van hare artikelen over-
genomen, maar ook bepaald, dat ieder kerkeraad en classe, nevens de copie der belijdenis
en der artikelen van deze kerkvergadering, ook de articuleti des Embdensche St/nodi be-
waren zal (art. 1). Man wiederholte und erganzte die Emdener Artikel, zoo als Dr.
Lechler zegt (Gesch. der Presbyterial-und Synodalverf. s. 131), maar men week er ook
menigmaal van af.
"Wat de leerhoeken betreft, had de Embdensche vergadering vrijheid gelaten om eene
andere soort van catechismus te gebruiken, maar deze synode beveelt, dat eenerlei cate-
chismus in al onze kerken zal gehouden worden, namelijk die van Heidelberg. Evenwel
wordt den dienaren vergund om ook uit het korte onderzoek te laten leeren (art. 2). Het
boekje hier bedoeld heette: Eene corte ondertoeckinghe des ghelooses over den ghenen,
die haer tot de gemeynte hegheven ende des Heeren avondtmael met haer houden willen.
Het was van a Lasco opgesteld, uit het Latijn in het Nederduitsch overgebragt en bij
onze oude liturgische schriften gevoegd. Ens heeft het in zijn Kort historisch berigt, bl.
244, verv. voor ons bewaard, en die het leest zal aanstonds bemerken, dat het den zui-
veren Zwingliaanschen geest van den edelen opsteller ademt.
Nopens de samenkomsten is bepaald, dat, waar niet al te weinig ouderlingen zijn, de
dienaars met de ouderlingen, maar do diakenen afzonderlijk vergaderen zullen. De gansche
kerk van Holland en Zeeland wordt in veertien classen verdeeld, die om de maand zullen
te zamen komen (artt. 4, 9, 10).
Verkiesingen. Volgens de Embdensche artikelen werd de volkskeus, waar zij niet te
-ocr page 97-
PE0V1NCIALE SYKODE GEHOUDEN TE DORDRECHT 1574.            91
veranderen was, gedragen, maar thans is vastgesteld, ten einde de confusie te vermijden,
die uit de verkiezing des gemeenen volks mogt ontstaan, dat de verkiezing van predikan-
ten
door den kerkeraad zal geschieden met advies der classe of naburige kerken (art. 12).
De verkiezing van ouderlingen en diakenen zal bij den kerkeraad staan, volgens de Emb-
densche bepaling, zonder dat het advies ecner naburige kerk vereischt wordt, maar, wat
Ëmbden niet had bepaald, wordt bier bijgevoegd, dat het dubbel getal aan de gemeente
zal worden voorgesteld om er de helft uit te kiezen (artt. 27, 28).
Onierteekening. De dienaars, ouderlingen en diakenen zullen de confessie en de arti-
kelen der discipline onderschrijven; ook van de schoolmeesters wordt de onderteekening
van de geloofsbelijdenis gecischt (artt. 14, 22, 32).
Oplegging der handen wordt afgeschaft als tot superstitie of tot bespotting leidende
(art. 24).
Bevestiging. Van de dienaren, die reeds in dienst geweest zijn, zal slechts eene belofte
van getrouwheid afgenomen worden, maar die voor het eerst in dienst treden zullen drie
vragen moeten beantwoorden (art. 25). Deze vragen verschillen veel van die der Wezelsche
synode, maar stemmen op weinig na met die van onze formulieren van bevestiging over-
een, ii De gront dezer vraagstukken was gelegt door a lasco, die de zelve zo in de Be-
vestiging der Dienaren als Ouderlingen en Diakenen ontworpen heeft, maar een weynig
breder" (Ens, kort hist. berigt, bl. 238). Opmerking verdient vooral de tweede vraag:
of zij de heilige bijbelsche schrift houden het woord Gods en de eenige volmaakte leer
der godzaligheid te wezen, welke sommierlijk in den catechismus begrepen en in deze
gemeente oprcgtelijk geleerd wordt. Zij getuigt van het toenemend gezag van den cate-
chismus en van den strengen geest dezer synode.
Begin en besluit van de kerkdienst. Men zal aanvangen met eenerlei woorden: Onse
hulpe staet in den naem des Heeren, die Hemel ende Aerde gheschapen heeft, Amen. En
men zal de predikatie op eenerlei wijze besluiten met den zegen Numeri VI: 24—26
(art. 37). Dit votum is uit psalm 124: 8. Bij de lloomsch-Catholijken begint er ook
de eeredienst mede. De meeste protestantsche kerkgenootschappen hebben het van haar
overgenomen of behouden (Mensinga, over de liturgische schriften, bl. 44).
Predikatie, die, zooveel mogelijk niet langer dan één uur zal duren, neemt hare stof
uit de boeken van het nieuwe testament en niet uit die van het oude, dan met raad
van den kerkeraad (artt. 38, 40). De zoogenaamde Dominicalia of zondagsebe evan-
geliën, die men in het pausdom plagt te gebruiken, zijn verboden. Men zal gansche
boeken der heilige schrift achtereenvolgend uitleggen, om het volk tot regt verstand der
gansche schrift te brengen (art. 39). Die gewoonte van vaste zondagteksten te volgen
bleef echter zoo stand houden, dat de nationale synode van 1578, art. 56 besluiten moest
haar te dulden tot den tijd, dat men er bekwamelijk een einde aan maken kon. De
behandeling van geheele bijbelboeken bij vervolgpredikatiën, door de synoden steeds aanbe-
volen, heeft eindelijk meer ingang gevonden en houdt tegenwoordig nog in menige ge-
meente stand. (Zie over dit onderwerp Ypeij en Dermout, t. a. pi. I. bl. 513 verv. en
aanteek. bl. 233—235).
Geleden. Alle dienaars zullen eenerlei vorm van kerkgebeden gebruiken, met vrijheid
evenwel om er kort in te voegen wat de nood vereischen zal (art. 42). De vrijheid door
de Wezelsche synode gegeven en door de Embdensche niet beperkt, om de gebeden zelf te
stellen naar ingeven des heiligen geestes, wordt hier opgeheven. Men zal de formulierge-
beden gebruiken, die in den catechismus vervat zijn. Het zijn de gebeden achter den cate-
chismus gedrukt en door Datheen voor onze Nederlandsche kerken uitgegeven. Maar wijl
het gebed van Dalheen na de predikatie te lang voor gewone godsdienstoefeningen en beter
voor vast- en biddagen geoordeeld werd, is het bekort. Men vindt dat verkorte gebed bij
-ocr page 98-
92           PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN XE DORDRECHT. 1574.
Ens (t. a. pi. bl. 191 verv.); het is echter van geen algemeen gebruik geworden en in
vergetelheid geraakt (Mensinga, t. a. pi. bl. 398 verv.).
Na het tweede gebed der voormiddagspredikatie des Zondags, moeten deze woorden nog
worden aangehangen; Wilt ons ook sterken in het waarachtig christelijk geloof enz. en dan
de algemeene geloofsbelijdenis. Na het gebed voor de catechismusprediking de tien gebo-
den laten volgen (art. 44). Dat was overeenkomstig de manier van bidden in die tijden-
Er is, zegt Ens, veel reden van twijfel of dit tweede lid van het synodaal besluit wel
opgevolgd is (t. a. pi. bl. 188).
Openlijke avondgebeden niet in te voeren waar ze niet zijn, en daar ze zijn, »soo stig-
telyken en vóorsigtelyken af te- schaffen, als het mogelyk is" (art. 51). Op deze avond-
gebeden, overblijfsels van de vespers der Eoomsche kerk, scheen het volk zeer gezet. Te
Eotterdam en Delft werden de avondgebeden ingesteld, ofschoon zij er niet in gebruik
waren geweest, en te Leiden, waar zij afgeschaft waren, moest men er weder toe overgaan
(Een cort vvarachtigh verhael enz. van Gaspar Coolhaes, bl. 100). Waarschijnlijk werd
dan het avondgebed gebruikt: Christe die du bist dagen licht, naar het aloude Latijnsche
kerklied: Christe qui lux es et dies. De synode ijvert tegen deze avondgebeden, omdat
het bijwonen der gewone predikatie, het onderhouden der huisgebedeu en het vieren der
algemeene vast- en bededagen er door leed. Maar wat de synoden van 1578, art. 57 en
van 1581, art. 47, er ook tegen in bragten, het was vruchteloos. De synoden van 1586,
art. 57 en van 1619, art. 64 hebben er niet meer tegen gestreden, maar lieten den weg
tot afschaffing evenwel open. Zij bleven tot in het midden der zeventiende eeuw hier en
daar bestaan (Ypeij en Dermout, t. a. pi. I, aanteek. bl. 222 en 223).
Arbeid verboden gedurende de godsdienstoefening. De overheid zal verzocht worden
het koopen en vcrkoopen, arbeiden, drinken en wandelen te verbieden, zoo lang de pre-
dikatie duurt, inzonderheid des Zondags (art. 47). Dit verzoek is niet geheel vergeefs
gedaan. In sommige steden werden zelfs de poorten der stad gedurende de godsdienstoe-
fening gesloten.
Proclamatiën in de Tcerle, of de profane en wereldlijke uitroepingen van koopingen,
verkoopingen, verloren goed en dergelijke zal de overheid ook gebeden worden af te schaf-
fen (art. 48). De Geldersche synode van Harderwijk, 1580, dringt ook op die afschaffing
aan, » dewijle sulcke dingen nicht behoeren tho gescheen an bestempteu platzen daer men
den uthelicken Godesdyenst plecht, als die Heere spreekt:" Domus mea, domus orationis
vocabitur (art. 13). Nog in onze eeuw hebben de predikanten in de provincie Groningen
van den predikstoel het verkoopen »van varkens en nog oureiner dingen" afgekondigd
(Hand. d. synode v. 1817, bl. 58).
Set omgaan van diakenen onder de dienst, zonder ergernis, zoo mogelijk, op te hef-
fen, dewijl het staan aan de deuren der kerk tot inzameling der liefdegiften het allerge-
voegelijkste is (art. 49). In de Nederlandsche hervormde gemeente te londen geschiedde
de inzameling na de godsdienstoefening aan de deuren der kerk. De dienaars, die vandaar
in onze gemeenten overkwamen, hebben dat gebruik voorgestaan. Te Gent gingen in 1566
de diakenen in de geuzenpredikatièn om met zakxkens (Te Water, hist. d. herv. kerk van
Gent, bl. 25). In hetzelfde jaar werden te Amsterdam ook diakenen aangesteld «om d'
aelmoessen onder de preeke te vergaderen. Dit geschiedde te dier tijdt in houte sckootelen"
(Brandt, t. a. pi. I, bl. 379). Het zal daar dan ook wel tot groote hindernisse des
dienstes
geweest zijn, waarover deze synode klaagt.
Het spelen der orgelen behoort gansch afgezet te wezen. Al geschiedt het slechts na
de predikatie bij het scheiden van het volk, zoo dient het slechts om te vergeten, wat
men gehoord heeft. Als het afgeschaft was, zouden de giften aan de deuren gemakkelijk
kunnen ingezameld worden, wijl dan het volk niet naar het orgel luisteren bleef, maar aan-
-ocr page 99-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1574.            93
atonds na de predikatie uitging (art. 50). De nationale synode van 1578, art. 77 en die
van 1581, partic. vr. 34 hebben er ook tegen geijverd. Men noemde dat orgelspel paapsch,
joodsch, heidensch, maar in het midden der zeventiende eeuw had eindelijk de woede
tegen het orgelspclen uitgewoed (Ypeij en Dermout, t. a. pi. I, bl. 418, 419 en aanteek.
bl. 240, 241, Kist, het kerk. orgelgebruik, in het Archief v. kerk. gesch. X. 191 verv.)
Lijlcpredikatim ook af te zetten, daar zij tot surperstitie leiden. Zelfs geen luiden der
klokken bij de begraving toe te laten (art. 52). Het houden dier lijkpredikatiën, bij de
Nederlandsche gemeente te Londen in zwang, was velen welgevallig. Er was ook een
Ghebet bij de begravinghe der dooden van a Lasco overgenomen en aan het einde van
onze oude liturgie geplaatst, doch de synods van Middelburg, partic. vr. 81 heeft de druk-
kers vermaand om dat gebed voortaan ia den druk weg te nemen (Bns, t. a. pi. bl. 189
en Ypeij en Dermout, t. a. pi. I, bl. 509 verv., met de aanteek. bl. 231).
feestdagen nevens den zondag niet te vieren. Men zal met den zondag alleen tevreden
zijn. Den zondag voor Kersmis zal men over de geboorte van Christus prediken en het
volk van de afschaffing dezes feestdags vermanen. Op Paasch- en Pinksterdag zal het vrij
staan over de verrijzenis des Heeren en de zending des heiligen geestes te spreken (art. 53).
Onze eerste hervormers waren zeer tegen het vieren van godsdienstige feestdagen ingeno-
men, als zweemende naar de bijgeloovigheden der Eoomsche kerk, maar de afschaffing
vond weinig bijval en haarde groote moeijelijkheid. Caspar Coolhaes verhaalt: »Db
Kersdach quam int selve jaer op eenen Sondach, dat wy doch moesten predicken, maar
den volgenden Maandach eude Dijnsdsch nao Kersmisse en hebben wy niet ghepredict,
niet sonder groote erghernisse van velen: En wisten den ghenen die ons vraechden waarom
niet, gheen ander antwoort te gheven, dan dat het ons, ende alle dienaren des woorts in
Hollant ende Westvrieslant van den synodo te doen verboden was. Dese goede luyden yve-
rich zijnde om des Heeren woort te hooren, vernemende datmen tot Delft, tot Rotterdam,
tot Dordrecht ende in 's Gravenhage ghepredickt hadden, schreven het selve ons toe, als
of het onser luyheyt schuit was" (Een cort vvaraehtich verhael, enz. bl. 99 en 100). De
volgende synode vier jaren later streed ook tegen die feestdagen, maar klaagde, dat zij
door de autoriteit der overheid onderhouden werden (art. 75.) Om het volk van lediggang
en uitspatting af te houden, trachtte men de viering dier dagen zoo plegtig mogelijk te
maken ook door de viering van het avondmaal (Syn. v. 1586, art. 56), en de synode van
1619 heeft eindelijk de dubbele feestdagen gewettigd (art. 67).
Bij de doopsbediening is raadzaam geoordeeld ée'ne be3prenging te gebruiken, maar zal
het driemaal besprongen gedragen worden (art. 65). Coolhaes zegt, dat te Leiden in het
doopen van de kinderen eene reijse alleen met water begoten werd, maar er was nieteene
kerke in Holland, Westfriesland of Zeeland, welke desgelijks deed (t. a. pi. bl. 100).
Een korter doopsformulier is opgesteld en den predikanten toegezonden (art. 66). Ena
geeft, om het aan de vergetelheid te ontrukken, dat oude doopsformulier op, zoover ala
de bekorting geschied is (t. a. pi. bl. 205), en Mensinga toont bij vergelijking van het
tegenwoordige met het oorspronkelijke formulier, dat hoeveel er verkort en de zin hier en
daar veranderd is, toch de hoofdzaken en de orde der denkbeelden behouden zijn (t. a.
pi. bl. 100).
Bij de avondmaalsbedïening zal men de woorden van Paulus I. Cor. X: 16, gebruiken
(art. 77). Dus niet meer de woorden van Christus, waartoe de Embdensche synode nog
vrijheid liet, ofschoon zij ook reeds erkende, dat die woorden des Heeren tot een schijn
of waan van consecratie konden getrokken worden (Ens, t. a. pi. bl. 228). Hoewel het
zitten aan de avondmaalstafel ingevoerd was, hield men het staan toch het voegelijkst. Gedu-
rende de viering moet in alle kerken uit de heilige schrift gelezen en slechts gepauseerd wor-
den bij het uitspreken der instellingswoorden van Paulus (artt. 76, 78). Als het avondmaal des
-ocr page 100-
94           PEOVISCIALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDKECHT. 1574.
morgens'gevierdis, zal men evenwel des namiddags de predikatie van den catechismus onder-
houden, (art. 80). Dit hesluït is waarschijnlijk genomen, opdat de catechismus jaarlijks ten
einde zou gehragt worden, waartoe de synode van 1586, art. 61 bijzonder vermaand heeft.
Over de besluiten en verordeningen van deze synode is veel opspraaks gevallen. Men
vindt de aanmerkingen in het werk van Caspar Coolhaes reeds meermalen genoemd: Een
cort vvarachtich verhael, enz. (bl. 92—100), en in de: kerckelicke historie van Johannes
TJytenbogaert (III, bl. 215 en 22").
De aanmerkingen van Coolhaes getuigen minder van zijn helder inzigt, dan van zijn ver-
bitterd gemoed. Die van Uytenbogaert zijn van meer gewigt en worden door Trigland op
den voet gevolgd en wederlegd (kerckelycke geschiedenissen enz., bl. 167 — 169').
Bedenkelijk werd gevonden, dat van de monnikken en priesters, die de reformatie pre-
dikten, een formeel verzaken hunner vorige beroeping werd geëischt (art. 20). Maar voor
deze en dergelijke bepaling zal wel reden geweest zijn, want Coolhaes geeft eene treurige
beschrijving van vele mispriesters en kloosterlieden, die minder het pausdom verlaten had-
den, dan dat het pausdom hen verlaten had, en die zich onder het deksel des Evange-
liums voor predikers van het Evangelie uitgaven, zonder het te zijn (t. a. pi. bl. 10, 12).
Men stiet zich vooral aan art. 3, dat den dienaren voorschrijft om van de kettersche
boeken aftemanen, doch de namen dier boeken spaarlijk te noemen; de boekverkoopers te
vermanen, dat zij zulke boeken niet drukken noch verkoopen, en in de huisbezoeking
naarstig toetezien, of er ook schadelijke boeken in de woningen der lidmaten zijn. Dit
noemden sommigen eene specie van inquisitie, maar anderen prezen het als een goed werk
der Christelijke zorgvuldigheid. Gelijk een herder, zeiden zij, inquireert op zijne schapen
of er ook een schurft is, of een vader inquireert op zijne kinderen, met wie zij omgaan
en welke boeken zij lezen, zoo mogen de geestelijke herders en vaders ook wel ten beste
hunner gemeenteleden doen.
Men kon ook niet goedkeuren, dat zoo zeer gedrongen werd op het onderschrijven van
een menschelijk schrift, als de Nederlandsche confessie was, zonder die eerst wèl en punc-
telijk onderzocht en aan Gods woord getoetst te hebben. Trigland zegt daartegen, dat de
onderschrtjving geurgeerd worden moest om eenigheid in de kerk te houden. Hij beweert,
dat de confessie in de Antwerpsche vergadering van Mei 1560 ernstig getoetst is, maar
stemt evenwel toe, dat zij een menschelijk schrift, geen regel van ons geloof en nog al-
tijd examinabel i3. » Kan yemandt ons overtuyghen datse in eenich poinct afwijekt van
Godes Woordt, wij sullen dat poinct laten varen" (t. a. pi. bl. 169°).
Ergerlijk vond men vooral het slot der tweede vraag, volgens hetwelk predikanten, ou-
derlingen en diakenen bij hunne bevestiging verklaren moete*n , dat de eenige volmaakte
leer der godzaligheid sommierlijk in den catechismus legrepen, is. Dit gedeelte der vraag
is dan ook door de nationale synode, vier jaren later, weggelaten (art. 5).
Men verwonderde zich ook over de » scherpheit tegens de Doopsgezinden in eene ge-
steltenisse van tyden en saeken, die noch seer onseker was, in 't midden van veele drei-
gende gevaerlykheden" (Brandt, t. a. pi. bl. 555). De synode had namelijk besloten
(partic. vr. 3), de overheid te vermanen en te bidden', dat zij de wederdoopers niet dulden
zou, en de predikanten werden aangezet om in de heimelijke vergaderingen dier dwaal-
geesten te dringen en te bewijzen, dat hun handel onecht is. Deze besluiten pleiten meer
voor de vastheid der overtuiging en het vuur van den ijver, dan voor de voorzigtigheid
en gematigdheid der synodeleden. Wij durven niet beslissen of de kerk in dien tijd van
zoo wijd uiteenloopend verschil der godsdienstige gevoelens met meer toegevendheid gediend
zou geweest zijn, maar wij moeten ook erkennen, wat uit zoo menig artikel blijkt, dat
deze synode van 1574 gansch niet onder de mildste en verdraagzaamste te tellen is.
In later tijd heeft men nog gezegd, dat in het verbieden van feestdagen en orgels en
-ocr page 101-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1574.           95
in het weren der lombardhouders van het avondmaal de heilige geerf moeijelijk te erken-
nen was, en dat de verklaring van het huwelijk voor eene burgerlijke en niet godsdien-
stige zaak inderdaad onchristelijk is (mr. W. Bilderdijk, gcsch. d. vaderlands, bl. 171,
de noot). Het is bekend hoe bevreesd onze oudste hervormde leeraars en hunne gemeenten
waren voor alles wat maar eenigzins naar het Koomsche of naar terugkeer tot het Roomsche
geleek. Uit die vrees ontsproot voornamelijk hun ijveren tegen de feestdagen en het or-
gelspclen, maar wie zal er hun hard om vallen, al meenen wij tegenwoordig, dat zij er
toen verder in zijn gegaan dan noodig was? In die tijden schijnt ook het lombardhouden,
denkelijk niet zonder reden, voor geene eerlijke maar verfoeijelijke geldwinning gehouden
te zijn. Hooft stelt ook de leentafelhouders dier dagen gelijk met geldgierige baatzoekers,
die zich met woeker generen en met het uitzuipen huns benaauwden naasten (Ned. hist.
VII, bl. 258); en is het dan zoo vreemd, dat hun het heilig avondmaal werd ontzegd?
Wat huwelijkszaken betreft zag deze synode wel in, dat er veel in voorkwam, hetwelk
politie// was (art. B), purement polilique, zoo als de Fransche synode van 1559 reeds
nopens de openlijke afkoudigingen betuigde (Faits speciaux, art. 24). De regel gold:
Nul manage ne sera receu, sHl ni a preallailement contract passé devant un notoire
puilicq, ou pour Ie moins en presence de gens suffisans
(syn. v. Parijs 1559, art. 34 en
de Waalsche syn. tenu a la Vigne a la pentecoste 1565 art. 11), en men waakte zorg-
vuldig: de ri'entreprendre Hen sur Vautoriié du magistrat (syn. v. Parijs 1559, art. 37
en de Waalsche syn. tenu a la Vigne Ie 1, de May 1564, art. 28). Zoo oordeelde ook
deze Dordtsche synode. Als in den kerkeraad zwarigheid tot het toelaten van eene huwe-
lijksvereeniging bestond, moest het der overheid worden aangegeven en haar consent worden
gevraagd (art. 84, partic. vraag 14, 15, 16, 20). Als er reden tot scheiding bestond,
moest van de overheid eene uitspraak van scheiding worden verzocht (art. 89). Werd er
gevraagd, of een overspeler ten huwelijk nemen mag de vrouw met welke hij overspel be-
dreven heeft, wees men al weder naar de overheid en werd bepaald: » men zal daarin niet
handelen tegen de wereldlijke regten" en, gelijk er in het handschrift nog bijstaat, »dat
men alle ergenissen vermijde" (partic. vr. II). Men vreesde met de overheid in con-
flict te komen, en al wilde een lidmaat der gemeente door den dienaar met een papist of
doopsch- of wereldschgezind mensch getrouwd worden, als hij zich door geene vermaning
liet terughouden, moest men hem maar trouwen, dewijl het trouwen polityk is (partic.
vr. 12). Deze sterke uitdrukking bad misschien zijn grond in den wrevel der synode,
die zich door de burgerlijke huwelijkswetten, tegen welke zij niet handelen wilde, tot het
sluiten van huwelijken gedwongen zag, die zij niet goedkeuren kon. Maar hoe sterk haar
woord' ook klinke, zij heeft er zeker niet mede bedoeld, dat het huwelijk geene gods-
dienstige zaak
wezen zou. Had zij dat gemeend, dan zou zij het huwelijk niet ten deele
kerkelijk
genoemd (art. 5), zoo breed over het huwelijk niet gehandeld en geenszins be-
sloten hebben, om over sommige huwelijksquaestiën aan de kerken van Heidelberg en
Genève te schrijven (partic. vr. 13 en 17).
Ten aanzien van den staat gedraagt deze synode zich buitengemeen zelfstandig. Zij wil
niet ingrijpen in hetgeen der burgerlijke regering toekomt en schrijft voor, in alle za-
ken, die voor een deel politiek zijn, het oordeel of de medewerking der overheid in te
roepen (artt. 5, 22, 29, 47, 48, partic. vragen 3, 8, 11, 12, 14, 15, 16, 18, 19,
20). Inde consistoriën, dassen en synoden zal niets behandeld worden, dan wat kerkelijk
is (art. S), maar de regeling van dat kerkelijke beschouwt zij ook als alleen der kerke
toebehoorende. Bij de benoeming van dienaren wordt de medewerking van den godvruch-
tigen magistraat niet ingeroepen, zoo als de Wezelsche artikelen verlangen (II, art. 3),
noch het aangeven der verkorenen aan de gereformeerde overheid, gelijk de nationale synode
vier jaren later heeft voorgeschreven (art. 4). Van de overheid wordt bij de kens en be-
-ocr page 102-
96           PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE DOEDRECHT. 1574.
roeping der dienaren geen woord gerept (artt. 12—14). Bij de keus van diakenen, die
tot de administratie van gasthuizen en H. G. goederen toegelaten zijn, wordt eene kleine
uitzondering gemaakt en der overheid de electie uit een dubbcltal gegund, maar er toch
bijgevoegd, dat de gewone manier, waar het mogelijk is, als de beste moet gevolgd wor-
den (art. 29). Der overheid wordt ook geen deel aan de keus der leden voor de synodale
vergaderingen gegeven en uitdrukkelijk bepaald , dat de afgevaardigden voor de synoden
getuigenissen medebrengen zullen van den kerkeraad en de classe, maar niet van da
Overheydt
(art. 90). Ook beveelt deze synode het uitschrijven der generale zamenkomst
den dienaren der classe van den Paltz aan, volgens het besluit der Embdensche synode
(aanhangsel I, 24), zonder het aanvragen der toestemming van de overheid voor te schrij-
ven (slotbepaling na de particuliere vragen).
Men meent ook dat deze synode van 1574 zonder magtiging van de staten bijeenge-
komen is. Coolhae3 spreekt van de mannen, «die int jaer 1574 tot Dordrecht haer
selfs vergaderden om Synodum te houden" en ontkent, dat zij " door middel van haerder
wettelicke Overbeyt, den Heeren Staten van Hollandt ende Westvrieslandt beroepen zijn
gheworden om sulcx te doen" (t. a. pi. bl. 13, 14). Brandt schijnt te betwijfelen of deze
vergadering zelfs wel met voorweten en believen van den prins van Oranje en de staten
gehouden is (t. a. pi. I, bl. 554), om welken twijfel bij door Ens streng wordt bestraft
(t. a. pi. bl. 68, 69). Dat mag ook billijker wijze niet betwijfeld worden, wijl de pro-
vinciale synode in 1582 te Haarlem gehouden uitdrukkelijk verklaart, dat de synode van
1574 »bij voorweten ende welbelieven zijner Princelijcke Excellentie ende de H. H. Staten
van Hollant ende Zeelant binnen Dordrecht te samen is geroepen" (Trigland, t. a. pi.
bl. 163*). Welk synodaal getuigenis al te minder betwijfeld worden kan, daar de leden dier
synode ditzelfde herhalen in hun: Cort eenvoudich ende waerachtigh verhael, enz. met
twee bijzondere brieven aan den prins en de staten in hetzelfde jaar in druk gegeven,
(bl. 3). Al is dan die synode door de staten niet beschreven, en al is hunne toestemming
misschien niet in den behoorlijken vorm gevraagd, zonder hun medeweten en welbelieven
is die vergadering toch niet bijeen gekomen.
Toen zij afgeloopen was, zegt Brandt, hebben twee predikanten de kerkordening aan
de staten van Holland en Zeeland aangeboden, maar tot bescheid gekregen: »als haere
Edele Vermogenden die begeerden te sien, dan souden se die wel vereischen" (t. a. pi. I,
bl. 555). De bron uit welke hij dit geput heeft en naar welke hij verwijst, is bladzijde
6 van het zoo even genoemd: Cort eenvoudich ende waerachtigh verhael enz. van de pre-
dikanten en ouderlingen der provinciale synode van Haarlem 1582. Wanneer wij die blad-
zijde opslaan, dan vinden wij daar het presenteren, niet van deze kerkordening, maar vau
die van 1578. Er wordt gezegd, dat die nationale synode van 1578 de artikelen van
Embden 1571 en van Dordrecht 1574 overzien, daaruit eene kerkordening, genoeg aan,
deze gelijk, gemaakt en twee predikanten last gegeven heeft «de selve kereken-ordeuinghe
den Heeren Staten van Hollant ende Zeelant (hij welcker consent de Synode vergadert
was) te presenteren, dwelck alst gheschiede so zijn de Heeren Staten mette presentatie te
vreden gheweest, seggende in effect, als hare E. E. die begeerden te sien, souden sy die
dan wel vereysschen." Ypey en Dermout (t. a. pi. I, bl. 338), Dr. Lechler (t. a. pi.
s. 132), met anderen meer, zijn in deze door Brandt op een dwaalspoor gebragt.
De kerkordening van 1574 vindt men bij Bor, hist. d. Ned. oorlogen, VII, fol. 51,
bl. 5446 verv. — in de Kercken-ordeninghen van Delft, 1612, bl. 13 — in de kerkelijke
wetten van vau Friesland; 1771, bl. 300 — in het kerkelijke handboekje, 1764, bl. 64
en in het kerkelijk plaeaatboek, aanhangsel van het derde deel.
-ocr page 103-
A C T A
Ofte Handelingen des Provinciale Synodi der Kerken van Holland
en Zeeland, gehouden binnen DORDRECHT, den 16 Junij be-
gonnen, ende den 28 geëindigt Anno 1574.
Van de Leere.
1.    Word voor goed aangezien, dat in iedere Consistorie ofte Ker-
kenraad, ende Classe, een Copie van de Belydinge des Geloofs der
Nederlandsche Kerken ende Articulen bewaart worde, zoo wel van de
Articulen des Embdischen Synodi, als die nu besloten zyn.
2.    De Broeders hebben besloten, dat men eenderley Catechismus
in allen onzen Kerken houden zal. Welke Catechismus zal wezen, de
Heydelbergsche, tot dat in Synodo generali anders besloten worde. Doch
het zal in der Dienaren vryheid staan, datse aan sommigen in 't by-
zonder het korte onderzoek laten leeren.
3.    ïot uitrooyinge der valscher Leeringen ende dwalingen, die door
het lezen der Kettersche Boeken zeer toenemen, zal men die middelen
gebruiken, die hier na volgen. Ten eersten , zullen de Dienaren van
de Predikstoel het Volk vermanen tot naarstige lezinge der Bybelscher
Schrifturen , ende van de ongezonde Kettersche Boeken afmanen, doch
de namen der Boeken spaarlyk noemen. Ten tweeden, zullen de Boek-
verkoopers (de reiner Leere toegedaan) van de Dienaren vermaant wor-
den , datze zulke Boeken niet en drukken noch verkoopen. Ten der-
den , zullen de Dienaars in de Huisbezoekinge der Lidtmaten der
Gemeente naarstelyk toezien, of in hare Huizen eenige schadelyke Boe-
ken zyn, op datze hen vermanen mogen, zulke Boeken weg te doen.
Van den Kerlcenraad.
4.    Tot verklaringe des G. Articul van Embden, dat in een iegelyke
Kerke een t' samenkomste der Dienaren des Woords, Ouderlingen ende
Diaconen wezen zal, verstaan de Broeders: dat de Dienaars ende Ou-
derlingen op hen zelven, ende de Diaconen op hen zelven t' samen
komen zullen, om iegelyken zyn zaken te verhandelen. Doch in Plaat-
sen daar weinig Ouderlingen zyn, zullen de Diaconen een deel des
Kerkenraats mogen wezen, en in den Kerkenraat geroepen zynde, zul-
len gehouden wezen te komen.
5.    De Dienaars ende Ouderlingen zullen wel voor hen zien, dat zy
in de Consistorien, Classen ende Synoden , niet en verhandelen, dan
tgene dat Kerkelyk is. Ende die dingen die ten deele Kerkelyk, ende
ten deele Politicq zyn (gelyk als veel in Houwelykszaken, ende ander-
7
-ocr page 104-
98           PROVINCIALE SYNODE GEHOUDKK TE DORDRECHT. 1574.
zins voorvallen). Zoo daar eenige zwarigheid in is, zullen zy het oor-
deel ende de authoriteit der Overheid aanzoeken.
6.    In allen Consistorien zal een zeker Boek wezen, daar in naarste-
lyk ende getrouwelyk opgeteikent zal worden, wat tot regericge dei-
Kerken dient. Ende t'eiken als eenig poinct geschreven is, zal 't we-
derom gelezen worden, of daar iet af, ofte toe te doen ware, ende
men zal ter naaster verzamelinge lezen , wat in den lesten besloten is.
7.    Item, men zal in alle Gemeenten een Boek hebben, daar in men
de namen der Kinderen die gedoopt worden, met de namen der Oude-
ren ende Gevaders opschryven zal: Item der gener die men trouwt,
ende der gener die men in de Gemeente tot Lidmaten opneemt. Een
iegelyk Dienaar zal ook de namen der Lidmaten der Gemeenten , die
afsterven opteikenen, ende der Overheden bidden, datze de Graafma-
keren, ofte andere die last daar van hebben, bevelen willen , boek te
houden van alle die sterven, op dat men, altyd als het noot doet,
vereischen mach , wie daar gestorven is.
8.    De beroepene Dienaren des Woorts zullen ordentlyken ende by
gebeurten in de Consistorien prtesideeren.
Van de Classen.
9.    In alle Plaatsen zullen Classen zyn, dat is, verzamelingen van
sommige Kerken by malkanderen gelegen, volgende den 7 Articul des
Embdischen Synodi. Welke Classen wy aldus gedeelt hebben: I. Wal-
cheren : II. het Land van Schouwen ende Duyveland : III. het Land
van Voren: Overflacquée ende Putten (uitgenomen Roon, Portugaal
ende Sarloos). Item Goereede tot 'er tyd toe dat de Kerken beter voor-
zien zullen wezen , dat die van Overflacquée een Classe op hem zelven
konnen wezen : IV. Delff, 't Wout, Lier, Naaldwyk, Maasland ende
Sluys , Schipluy, Ouwerschie , Pynaker, Berckel, Noortdorp , Bleys-
wyck , Soetermeer , Ketel: V. 's Gravenhage , Ryswyck , Voorburg,
Wassenaar, Monster, 'sGravezande, Loosduynen, Eyckenduynen, Sche-
velingen , Wateringen : VI. Rotterdam , Schiedam , Hillegontsbergh ,
Delfshaven, Vlaardinge , Capelle , Cralingen , Sevenhuysen , Ysselmon-
de , Portugaal, Koon ende Sarloos: VIL Bommel, Buuren , Leerdam ,
Asperen, Heuckelom , Gorchum , met hare omleggende Dorpen: VIII.
Dordrecht, Geertruydenberg, het Eiland van Swyndrecht met zyne
Dorpen, Papendrecht met zyne Dorpen , Pietershoeck met de zynen.
De Cleunaart ende Fynaart, met den Ruygen-Hill zullen onder Dord-
recht behooren, zoo lange 't Flacquée geen Classe op hem zelven maakt,
ende dan zullen zy behooren onder 't Flacquée: IX. Der Goude, Schoon-
hoven, Oudewater, Woerden met hare Dorpen, ende met allen Dorpen
die daar leggen, tusschen de Leek en den Yssel, met Nieupoorte,
Langerack ende Ammers : X. Leyden met het gansche Rhynland: XI.
Alkmaar: XII. Enkhuysen: XIII. Hoorn : XIV. Edam. Ende aan-
gezien als noch weinig Plaatsen met Dienaren voorzien zyn, zullen hen
sommige Classen twee ende twee t' samen voegen: ende als door Godes
genade, de Kerken beter voorzien zullen wezen, zoo zullen de Classen
hen zelven wederom deelen mogen.
-ocr page 105-
PROVINCIALE SYSODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1574.            99
10.    Aangaande den tyd der Classischer Verzamelingen is besloten,
datze alle maanden vergaderen zullen , uitgenomen Dordrecht ende der
Goude, die alle twee maanden t' samen komen zullen, tot datze op
hen zelven zullen gezet worden. Zullen noch de Dienaren van allen
Classen gehouden zyn, by een te komen, t'elcken datze om eenige noot-
zaken beroepen worden.
11.    Men zal die Classicale Vergaderingen op verscheiden Plaatsen,
de een naar de ander houden, ende het zal der Classen toestaan, t'eiken
datze scheiden, de Plaatsen der toekomende Vergaderingen te benamen.
Van de Dienaren des Woorts.
12.    Om de confuaie ofte verwerringe te vermyden, die uit de ver-
kiezinge des gemeenen Volks ontstaan mochte, is besloten t dat de
Dienaren des Woorts, van de Consistorie ter Plaatsen daar zy dienen
zullen, beroepen zullen worden, doch a'zoo dat hier in zonder advis
des Classes ofte twee ofte drie genabuurde Kerken, niet en geschiede,
ende zullen alzoo der Gemeenten voorgestelt worden, naar uitwyzen
des 13. Articuls des Embdischen Synodi.
13.    De DienHren zullen opentlyk in de Classicale Vergaderinge ge-
ëxamineert worden.
14.    De Dienaars die nu in den dienst der Kerken zyn, ende noch
niet geëxamineert, noch wettelyken beroepen ende gezonden zyn, zul-
len van den Classe geëxamineert worden, als of zy noch nooit gedient
en hadden, ende ingeval zy onbequaam bevonden worden, in leere ofte
leven, zoo zal men ze van haren dienst suspendeeren ofte opschortea
tot datze bequaam zyn. Maar zoo zy bequaam waren, ofte in hen
eenige hope van bequaamheid bespeurt wierde, zoo zal men hen met
voorgaande correctie van haar voorgaande ongeschiktheid ende licht-
vaardigheid, op eenigen text der Schriftuur een Predicatie laten doen,
om hare gaven te hooren, de Confessie ende Articulen doen onder-
schryven, in da gehoorzaamheid ende t' samenkomsten der Classen ver-
binden, door een van de Ministers der Classe laten presenteeren, ende
een forme van Consistorie in den Gemeente stellen, daar men ze ge-
bruiken wil.
15.    De Dienaren des Woorts , zullen hen zelven in den dienst der
Kerken verbinden , daarze van beroepen zyn. Ende die zeggen datze
aan andere Kerken verbonden zyn, zullen daar van zekere getuigenisse
in de Classe laten blyken, welke oordeelen zal of de zake gewigtig ge-
noeg is, om in andere Kerkendienst te treden.
16.    Geen Dienaar en zal uit de Kerke daar hy in is, in een ander
vertrekken , zonder eerst van zyn Classe oorlof begeert ende verkregen
te hebben, op dat hy niet alleen van zyne Kerke , maar ook van zyne
Classe schriftelyke bescheet brenge. Doch zullen de Classen wederom
de Dienaren met behoorlyken onderhout, ende anders verzorgen.
17.    Geen Minister uit andere Kerken komende, zal aangenomen
werden, zonder getuigenisse te brengen van de Classe ende Consistorie
van daar hy komt, of daar geen Classe en is, ofte ordentlyke Con-
sistorie , van geloofwaardige Ministers ende andere Personen, van
1*
-ocr page 106-
100         PROVINCIALE SYKODE GEHOUDEX TE DOEDRECHT. 1574.
welke attestatie de Classe ende Kerke oordeelen zal, ofte genoeg-
zaam is.
18.    Men zal naarstig te Boek stellen den afscheit ende getuigenisse
der Dienaren die vertrekken. Maar aangaande de andere Lidtmaten,
dier zelve namen ende tydt des vertrekkens, ende ook de oorzaken
(naar dat men vint dat 'er veel aangelegen is) zal men opteekenen.
19.    Die buiten de ordenin^e der Kerken hen zei ven in de Kerken-
o
dienst indringen, zullen van de Classen eens , twee of meermaals ver-
maant worden , datze reden hares doens geven. Ende is het datze dit
hartnekkig weigeren te doen, zoo zullen zy verklaart worden Schis-
matici,
dat is, Scheurmakers ende Loopers te wezen: ende hare namen
zullen den anderen Classibus te kennen gegeven worden. Doch indien
zy hen beklagen dat hen ongelyk geschied, zoo zullen zy hen op den
Provincialen Synodum beroepen mogen.
20.    Die Monniken ofte Papen geweest zyn, ende zich totten Ker-
kendienst begeeren te begeven, zal men toelaten, dan van de Classe
geëxamineert zynde naar deze proeven: Ten eersten zullen zy de leere
des Pausdoms verzaken. Ten tweeden haar beroepinge. Ten derden
zullen zy de rechte Leere bekennen, ende zich der disciplinen onder-
werpen. Ten vierden, zal in haar de gave van bequamelyk te spre-
ken, ende te leeren wezen. Ten laasten, zal menze, eerst wel in oot-
moedigheid ende lydzaamheid oefenen.
Van de Proponenten.
21.    Aangaande den genen die niet gestudeert en hebben, als Hand-
werksgezellen ende diergelyken, dewelke nochtans goed verstant heb-
bende, begeerig zyn tot proponeeren, ende tot den dienst der Kerken
zig te begeven, zal men alleen die toelaten die deze gaven hebben:
Ten eersten, Godtzalïgheid, ootmoedigheid ende zedigheid: daar naar
goet verstant ende discretie: ten laatsten gaven van welsprekentheid.
Van de Scholen.
22.    Dewyle dat tot den dienst den Kerken ende Politien goede
Scholen grootelyks van noode zyn, ende hier en tegen quaade Scho-
len grootelyks schaden, zoo zullen de Kerken-Dienaars van allen Clas-
sen, voor eerst zorge dragen, op welke Plaatsen Scholen ende School-
meesters behoeven te wezen. Ten anderen, of den Schoolmeesters dei-
Plaatsen daar men van handelt, voortyds een verordende ofte bestelde
belooninge gegeven is. Ten derden, zullen zy van de Overheid be-
geeren, dat het hun geoorlooft zy een Schoolmeester te stellen, ende
dat de Overheid bevele, dat onderhoud ofte stipendium te betalen, 't
welke eertyts plag betaalt te worden. Ten laasten zullen zy verzor-
gen, dat de Schoolmeesters de Belydinge des Geloofs onderschryven,
ende zig der Discipline onderwerpen; ook mede den Catechismum,
ende andere dingen (die der Jeugt nut zyn) leeren. Ende zoo daar
eenige Schoolmeesters waren, die dit niet doen en wilden, zoo zullen
de Kerken-Dienaars de Overheid bidden, datze geweeret ofte afgezet
worden. Ende zoo de Dienaren eenig van deze voorverhaalde dingen,
-ocr page 107-
PROVINCIALE SÏNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1574.         101
van de Overheid harer Plaatsen niet verkrygen konnen, zoo zullen zy
't by de hooge Overheid aanzoeken, ende de zake voortdryven.
Van de verkiezinge en bevestinge der Dienaren des Woorts.
23.    Aangaande het vasten ende bidden, omtrent de verkiezinge der
Dienaren, is besloten: wanneer men handelt van eenen zekeren Die-
naar des Woorts te verkiezen, die eertyds der Kerken Godts getrouw-
lyk gedient heeft, dat men niet en zal behoeven eenig vasten te houden.
Maar is 't dat men vergaderen zal, om te beraadslagen wie te verkie-
zen zy, zoo zal men de Lidmaten der Gemeenten, tot huisvasten ende
bidden vermanen, het welke alzoo niet en zal behoeven onderhouden
te worden , in de verkiezinge der Ouderlingen ende Diaconen.
24.    Overmits de opleggïnge der handen, in deze jonkheid der Ker-
ken tot superstitie getogen, en sommiger bespottinge onderworpen zoude
mogen wezen, hebben de Broeders besloten, dat men die zelve nala-
ten zal, ende de Dienaars alleen presenteren , als volgt.
25.    De Dienaren die elders in den dienst geweest zyn, ende van
nu voortaan nieuwelyk in een ander Kerke zullen aangenomen worden,
zal men Gode met den gebede, ende der Gemeenten met een kleine
vermaninge bevelen, naar dat men hen de beloften van getrou wigheid
afgenomen zal hebben. Ende aangaande den genen, die nu eerst in
den dienst opgenomen worden, die zal men op gelykerwyze, doch met
een langer vermaninge ende stipulatie bevestigen in dezer forme: Ten
eersten, of zy hier niet en gevoelen van Gode, ende der Gemeente tot
alzulken dienst beroepen te wezen. Ten tweeden, of zy de Heilige
Bybelsche Schrift houden, het woort Godts ende de eenige volmaakte
Leere der Godzaligheid te wezen, welke sommierlyk in de Catechismo
begrepen, ende in deze Gemeente opregtelyk geleert wort. Ten laas-
ten , ofte haren dienst, volgende deze Leere, getrouwelyk willen be-
dienen , ende den zelven met een Godtzalig leveu verklaren: ende of se
ergens inne strafbaar bevonden werden, hen te willen laten vermanen ,
ende de Christelyke straffe onderwerpen.
26.    De Kerken zullen allezins Ouderlingen ende Diaconen hebben,
die ordentlyk tot den Kerkendienst verkoren zyn.
27.    Aangaande het verkiezen der Ouderlingen ende Diaconen, dat
zal gehouden werden naar uitwyzen des 14. Articuls des Embdischen
Synodi, namentlyk , dat de Keikenraat het recht der verkiezinge heb-
ben zal.
28.    De Kerkenraat zal in de verkiezinge der Ouderlingen ende Dia-
conen dubbel getal der Gemeente voorstellen, op datze de helft daar uit
kiezen mag.
29.    In de Plaatsen daar de Christelyke Gemeenten geen gemeen-
schap hebben mag met de Gasthuizen, Heilige Geest-, en andere Armen
Goederen, maar alleen de Aalmoessen vergaderen ende uitgeven, die
in de Kerken, ofte anderzins hen gegeven worden , daar zal men by
de ordentlyke verkiezinge der Diaconen, hier boven verhaalt, blyven.
Maar daar de Overheid haar in de gemeenschap der voorschreven Goe-
deren toelaten wil, daar zal de Kerkenraat dubbel getal van Diaconen
-ocr page 108-
102          PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TB DOKDKECHT. 1574.
kiezen , ende daar naar dezelven , de Gemeente voorstellen : ende zoo
verre de Gemeente dezelve alle met stilzwygen voorgoed houd, zoo zal
men de voorzeide Mannen der Overheid voorstellen , om daar uit de
helft te kiezen, ende alzoo zullen ze verkoren blyven. Maar daar men
de eerste manier van verkiezinge evenwel hebben kan, zal men dezelve
als de bequaamste volgen.
30.    Men zal ook de Ouderlingen ende Diaconen met afvraginge der
getrouwigheid, ende gebeden tot Godt in haren dienst bevestigen , na
de Forme, als boven van de Dienaren gezeit is.
31.    Der verkoren Ouderlingen ende Diaconen halve deel, zal alle
jaren verandert worden, naar uitwyzen des 15. Articuls , des Embdi-
schen Synodi.
32.    De Ouderlingen ende Diaconen, in haren dienst bevestigt zynde,
zullen de Belydinge des Geloofs, ende de Articulen der Discipline on-
derschryven.
Van der Diaconen Ampt in het lyzonder.
33.    De Diaconen zullen alle weken by malkanderen op hen zelven
vergaderen, om van der Armen zaken rypelyke te spreken , ende zul-
len hare verzamelingen door eenen , t' eiken male daar toe benaamt,
onder hen, met aanroepinge des naams Gods beginnen ende besluiten.
34.    Aangaande de uitdeilinge der Aalmoessen, wien ende hoe veel,
dat zal staan in de discretie der Diaconen, die tot dien einde haar ver-
zamelingen houden, op datze niet en doen zonder malkanders advis in
ordinairlyke zaken , ende in gewigtige zaken zal 't wel staan, datze
den raad des Kerkenraat gebruiken.
35.    Het zal ook der Diaconen ampt zyn, der Armen geit zelfs uit
te geven , ende niet door anderen zenden, op datze weten hoe het be-
steed is.
36.    Is besloten, dat de Diaconen in de Plaatsen daar zy alleen de
administratie der Aalmoessen hebben die zy ontfangen, voor de Kerken-
raat haar Rekeninge alle maanden doen zullen. Maar daarze gemeen-
schap hebben met de Heilige Geest, ende andere Armen-Goederen,
daar zullen zy haar Rekeninge doen, voor die gene die de Magistraat,
beneven sommige van de Kerkenraat, daar toe ordineren zal: ende dat
zal men telken der Gemeenten voordragen, op dat een iegelyk die wil,
zich bij de Rekeninge voegen mag.
Ordonnantien omtrent den dienst des Woorts.
37.    Overmits dat men met verscheiden woorden, den ingank totten
Gebede ende Predicatie, pleeg te maken, is goetgevonden, dat men een-
derlei woorden gebruike, na dat den Psalm gezongen is, namelyk deze,
Onze hulpe staat in den naam des Eeeren , die Hemel ende Aarde ge-
schapen heeft, Amen.
Men zal ook de Predicatie op eenderlei wyze
besluiten met den zegen Numeri 6. Cap.
38.    De Kerken-Dien aren zullen vermaand wezen, hare Toehoorders
met al te lange Predicatien niet te bezwaren, ende dezelve zoo veel
mogelyk is, over een ure niet te vertrekken.
-ocr page 109-
PROVISCIALE SYNODE GEHOUDEX ÏE DOKDEECHT. 1574.           103
39.    Aangaande den Zondaagsclie Evangelium die men in 't Paus-
dom plag te gebruiken: is besloten, datze in de Kerken niet en zullen
gepredikt worden , maar dat men nuttelyk een gantsch Boek der Hei-
liger Schrift ordentlyk naar malkanderen uitlegge, op dat de Predica-
tien door te veel Texten niet te lang en vallen. Daar benevens dat
het Volk van liet misbruik afgetogen, ende tot het recht verstant der
gantscher Schrift bequamelyk gebragt werde.
40.    Aangaande de materien der Predicatien , is goetgevonden , dat
men aldermeest uit den nieuwen Testamente den Volke leeren zal. Het
zal ook wel in de vryheid der Dienaren staan, uit den Ouden Testa-
ment te prediken, doch met den raad ende advis des Kerkenraats.
41.    Aangaande den gewoonlyken Gezang, tus.-chen het Gebedt ende
Predicatie, O God die onse Vader bist, $-c. dat zal in de vryheid der
Dienaren staan te houden ofte te laten.
42.    Alle Dienaren zullen eenderlei forme van opentlyke Kerkgebe-
den gebruiken, doch datze wysselyk ende kortelyk daar in voegen, dat
den tegenwoordigen nood eischen zal: als voor speciale Personen der
Overheden , voor eenige Xranken, &c. ende dit zullen zyn de Gebeden
in den Catechismo vervat. Ende overmits het algemeene Gebedt des
Zondaags naar de Predicatie te lank is, dewelk op Vast- ende Bid-
dagen bequamelyk gebruikt kan worden , zoo is 'er een ander Forme
begrepen, tot deze woorden toe, ende overmits het u behaagt, fyc.
43.    Men zal in de Kerken de Psalmen door Petrum Dathenum in
dichte gestelt, mitsgaders de andere Gezangen daar by gestelt, alleen
gebruiken, tot dat in de generalen Synodo anders besloten zal worden.
44.    Men zal des Zondaags naar het tweede Gebed der voormiddag-
scher Predicatie deze woorden aanhangen: Wilt ons ook sterken in 't waar-
achtige Christen geloove , $-c.
met het Geloove daar aan. Ende voor de
Predicatie des Catechismi, naar het Gebedt, de tien Geboden des Hee-
ren naar den text Exodi 20. Deut 5. Maar in de week-Predicatien
zal men geen van beiden doen.
45.    Men zal Zondaags des 's morgens ende des namiddags in 't ver-
gaderen des Volks, den Gemeenten vry laten benevens het Psalmzin-
gen te lezen, ofte alleen te zingen. Doch daar men leest zal men
alleenlyk de Canonyke Boeken den Volke voorlezen, ende zoodanige als
den .Kerkenraat oordeelen zal, der Gemeenten stichtelyk te wezen, doch
dat men toezie van zingen ofte lezen op te houden tegen de ure dat
de Predicatie begint.
46.    Den Dienaar is vrygelaten, voor ofte na de Predicatie, de af-
geroepen Personen te trouwen.
47.    De Classen zullen by haren Overheden verzoeken, datze het
koopen , verkoopen, arbeiden, drinken , wandelen, &c. dewyle de Pre-
dicatie duurt (inzonderheid des Zondaags) verbieden willen. In welke
zaken, zoo daar eenige Overheden zich onwillig bewyzen, zoo zal myn
Heere de Prince mogen gebeden worden , dat zyn Excellentie de Over-
heid tot dien ampte vermanen, om zich naar het exempel der gener
die zulks alrede in 't werk gestelt hebben, te schikken.
48.    De Dienaars zullen de Overheden bidden, datze die profane
-ocr page 110-
104         PEOVISCIALE SïNODE GEHOÜDEK TE DOEDKECIIT. 1574.
ende wereltlyke uitroepingen van koopingen, verkoopingen, verloren
goet, &c in de Kerken afzetten willen.
49.    Hoe wel het staan voor de deuren der Kerken om de Aalmoes-
sen te verzamelen , het aldergevoegelykste ende bequaamste is , zoo is
nogtans besloten, dat de wyze van omme te gaan, als noch in de vry-
heid der Kerken staan zal. Doch zoo zullen de Dienaren arbeiden,
datze het omme gaan zonder ergernisse (zoo veel mogelyk is) afbrengen.
50.    Aangaande het spelen der Orgelen in de Gemeenten , houd men
dat het gantsch behoort afgezet te wezen, volgende de Leere Pauli 1
Cor. 14 vs. 19. Ende alhoewel men het alsnoch in sommige dezer
Kerken, alleen in 't einde der Predicatien gebruikt, op 't scheiden van
den Volke, zoo dient 't nochtans meest om te vergeten wat men te
voren gehoort heeft, ende is te bezorgen, dat het hier naar tot super-
stitie zal gebruikt worden , gelyk het nu tot ligtvaardigheid dient, de-
welk zoo 't afgeschaft ware, men zoude de Aalmoessen bequamelyker
aan de deuren in 't uitgaan des Volks verzamelen, dan dat men zulks
in 't midden der Predicatie, tot groote hindernisse des Dienstes, doen moet.
51.    Aangaande de opentlyke Avondgebeden, is besloten, dat men ze
niet in en brenge, daarze niet en zyn, ende daarze in 't gebruik zyn,
zoo stigtelyken ende voorzigtelyken af te schaffen , als het mogelyk is,
inzonderheid om deze naarvolgende oorzaken: Ten eersten, op dat men
de ordentlyke Predicatien des te vieriger ende naarstiger bezoeke. Ten
tweeden , dat de Huisgebeden des avonds , die een iegelyk Huisvader,
met zyn Huisgezin schuldig is te doen, te vlytiger onderhouden worden.
Ten derden, op dat de algemeene Gebeden op de Vastdagen, die men
somtyts, om eenigen byzonderen nood gebruikt, te vieriger ende so-
lemnelyker tehouden worden.
52.    Van de Lyk-Predicatien is besloten , dat men ze met groote
voorzigtigheid (zoekende die opbouwinge der Kerken) daarze ingevoert
zyn, afzette; daarze niet ingevoert zyn, niet in en voere, om die pe-
rykelen der superstitien, die daar uit komen, te vermyden: om welkers
oorzaken wille wy ook agten, dat het luiden der Klokken, omtrent de
begravingen der Dooden , allezins afgeschaft behoort te worden.
Van de Vier dag en.
53.    Aangaande de Feestdagen, neffens den Zondag, op denwelken
men zig van den arbeid byzonder pleeg te onthouden, ende in den Tem-
pel te vergaderen, is besloten, dat men met den Zondag alleen te vre-
den zal zyn. Doch zal men de gewoonlyke materien van de geboorte
Christi Zondags voor den Christdag in de Kerke handelen, ende het
Volk van de afschaffinge dezes Feestdaags vermanen, ende ook van der
zelver materie op den Christdag prediken, indien hy valt op een Pre-
dikdag. Men zal ook de Paaschen, ende Pinksterdag van de verry-
zenisse ende zendinge des Heiligen Geestes prediken mogen, welke in
de vryheid der Dienaren staan zal.
54.    Op den Vast- ende Biddagen, zal men eenderlei Forme houden
op deze wyze. Eerstelyk zal men de Gemeente t' samen roepen, ende
eenigen Text voornemen ende verklaren. Item vierige gebeden, voor
-ocr page 111-
PKOVMCIALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDKECHT. 1574.          105
ende na gebruiken. Ende om zulks beter te doen, 't Volk tot onthou-
dinge van spijs ende drank , ende andere toegelatene dingen te verma-
nen : gelyk ook datze in den Tempel willen blyven (zonder nochtans
hier toe iemand te dringen) ende in eenige bequame plaatsen des Tem-
pels wat voorlezen uit den Ouden en Nieuwen Testamente, tot de ge-
legentheid des tyds dienende: men zal ook met twee Predicatien te
vreden zyn, ten ware dat den Vastendag op den Zondag geleid worde,
daar men anderzins driemaal gewoonlyk is te prediken.
Van het bezoeken der Kranken.
55.    Het is der Dienaren des Woorts ampt, de Kranken te bezoe-
ken , ende het is gevaarlyk zekere Personen daar toe te ordonneren,
daarom zullen de Dienaars op de Ouderlingen ende Diaconen begeeren
mogen , datze hen hier inne met haren arbeid helpen willen , overmits
dat haar ampt meer dan anderer Christenen is, de zieken, arme ende
troosteloose Lidmaten te bezoeken ende te sterken.
56.    Der Dienaren ampt is ook, als het noot doet, by de bedden
der Kranken den naam des Heeren aan te roepen.
Van den Doop.
57.    Het verbond Gods, zal in den Kinderen (zoo haast als menden
Doop Chiistelyken bekomen kan) met den Doop verzegelt worden, ten
zy zake dat 'er eenige zware oorzake zy, om den Doop een tyd uit
te stellen, daar van do Kerkenraat oordeelen zal. Maar de affectie der
Ouderen, die den Doop haarder Kinderen begeeren uit te stellen, ter
tyd toe dat de Moeders zelve hare Kinderen presenteren , ofte op de
Gevaders lange wagten, en is geen wettelyke oorzake om den Doop
uit te stellen.
58.    Men zal den Doop niet aandienen , dan alleen in een openbare
verzamelinge der Kerken, by de verkondiginge des Goddelyken Woorts.
59.    In de Plaatsen daar zelden de Predicatien geschieden, ende
nochtans Kinderen ten Doope gebragt werden, zal eenen tyd geordineert
worden, dat men de Kinderen in de Kerke ten Doope brengen, ende
men zal een teeken met de Klokke geven, om het Volk te samen te
roepen, ende een korte vermaninge voor den Doop doen.
60.    Aangaande den tyd des Doopens , voor ofte na de Predicatie ,
hoewel den Doop op hem zelven behoort bedient te worden , zoo is
nochtans besloten , dat men hem tusschen de Predicatie ende het alge-
meene Gebedt sluiten zal mogen, tot dat anders in het gcnerali Synodo
besloten zal worden.
61.    De Vaders zyn gehouden ende behooren vermaant te worden,
by den Doop harer Kinderen te zijn, op datze met den Gevaderen de
voorgestelde vragen beantwoorden, ten zy datze door gewigtige oorzaken
verhindert werden.
62.    Om dat wy geen gebodt van den Heere en hebben , Gevaders
ofte Getuigen te nemen , om de Kinderen ten Doope te presenteeren,
zoo en mag men niemand hier van een byzondere nood opleggen, noch-
tans dewyle het een oudt gebruik is, ende tot goeden einde ingevoert,
-ocr page 112-
106          PROVINCIALE STSODE GEHOUDEN TE DORDBECIIT. 157é.
te weten, om van 't Geloove der Ouderen, ende den Doop des Kinds
te getuigen, ende op hem te nemen den last het Kind te onderwyzen ,
ingeval dat zyn Vader ofte Moeder hem afstorven. Item om de onder-
linge gemeenschap ende verbindinge der vrientschap onder den Geloo-
vigen te onderhouden, zoo zullen degene die dit gebruik niet en begee-
ren te volgen, maar hare Kinderen zelve presenteren willen, met naar-
stigheid aangeporret ende vermaant worden , datze geen twist en zoe-
ken, maar datze zig naar de oude ende gewoonlyke ordeninge (die goet
ende profytelyk is) schikken.
63.    Is besloten , dat men de Forme van afeischinge voor den Doop
houden zal, alzoo ze staat achter den Catechismum, behalven dat de
Kerken-Dienaren de Ouders tot onderwyzinge haarder Kinderen, ende
de bystaande Getuigen vermanen zullen.
64.    Het zal vry staan, dat dezelve Dienaar, die de instellinge ende
het gebruik des Doops verklaart, ook Doope, ofte dat het verscheiden
Dienaren doen, doch zullen de Dienaars de forme, dat eenen Dienaar
alle beide doe, in hare Kerken, zoo verre als 't zy zonder ergernisse
ende ongelegentheid doen konnen , invoeren.
65.    De Broeders gevoelen dat het raatzaamste ende best ware, dat
de Kerken eene besprenginge in den Doop gebruikten : doch hebben
besloten, dat de maniere van driemaal te besprengen gedragen zal wor-
den in de Kerken daar ze in is, ter tyd toe dat men de andere ma-
niere beter invoeren kan.
66.    Ende om dat het gevaarlyk is , dat alle Dienaren elk een by-
zondere vermaninge voor den Doop doen zouden , zoo is besloten, dat
de forme eenderlei wezen zal, welke korter begrepen ende den Die-
naren toegezonden is.
67.    Aangaande de Dankzegginge die naar den Doop volgt, zal men
doen voor het algemeen Gebedt.
Van den Avondmale des Ileeren.
68.    Men zal geen Avondmaal des Heeren uitreiken, daar geen forme
van Gemeente en is, dat is, daar niet eenige Ouderlingen ende Dia-
conen en zyn, die zoo wel op de aanneminge ende regeringe der gener
die toegelaten worden, acht hebben, als de Dienaren des Woorts, alzoo
boven besloten is.
69.    De Kerken zullen daar na arbeiden , datze het Nachtmaal des
Heeren alle twee maanden houden, zoo verre als 't mogelyk is.
70.    Is besloten, dat die ontfanginge ende examinatie der gener die
zig tot 'er Gemeenten begeven, geschieden zal voor eenen Dienaar ende
twee Ouderlingen , ofte voor twee Dienaars alleen , ende zullen ze be-
stemmen by haar te komen na haar gelegentheid, ende de belydinge
des Geloofs, zal opentlyk geschieden in zulke Plaatsen, daar een iege-
lyk by hem komen kan, 't zy in de Consistorie ofte in den Tempel:
ende daar zullen de namen der gener die ontfangen worden, stigtelyk
verhaalt worden.
71.    Die een wettelyke getuigenisse brengt, zal totten Nachtmale
toegelaten worden, ten zy datze lange te voren geschreven is geweest:
-ocr page 113-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1574.          107
want alsdan moet men na zulken vernemen, even als ofse geen getuï-
genisse en hadden. Docb zoo betaamt, dat wy geneigder zyn die toe
te laten , dan af te sluiten , "welker Godzaligheid bewezen word , ofte
door schiïftelyke , ofte door levendige getuigenissen.
72. Is besloten, dat de Belydinge des Geloofs, van den genen, die
te voren ge examineert zyn, in deze jonkheid der Kerken, met een ja-
woort geschieden zal.
78. Het is der Dienaren ende Kerkonraats Ampt, vlytig agt te
nemen, wie de Lidmaten der Gemeenten zyn, en voormaals geweest
zyn. Item of zy t' eiken Naehtmale communiceeren , zoo niet, hen in
't byzonder aan te spreken , ofte door andere bequame laten aanspre-
ken , ofte daar achterdenken is , in leere ofte leven , zoo het niet en
helpt, voor den Kerkenraat ontbieden ende vermanen, ende die Ver-
achters waarschouwen ende dreigen met Gods gerichte: ende zoo dit
alles niet en helpt, met de Classe raadslagen: doch dat men niet licht-
vaardelyken tot 'er Excommunicatie en kome.
74.    Is besloten van de Voorbereidinge voor het Naehtmale des Hee-
ren, dat men een simple Predicatie doen zal na de gewoonte, in den
welke gehandelt zal worden van de beproevinge des Menschen, ende
van de verzoeninge met Godt ende den Naasten, met vicrige Gebeden.
75.    Men zal ook voor het houden des Nachtmaals , in deze begin-
selen der Kerken, eenen eigentlyken Text (die op den Naehtmale dient,
ende de verborgentheden daar in begrepen verklaart) in die Predicatie
voor hem nemen, uit te leggen , ten ware dat den ordentlyken Text,
bequamelyk daar toe geleit konde worden.
76.    Wy achten dat het staan in 't houden des Nachtmaals des Hee-
ren het voeglykste is, maar overmits 't exempel van zitten, in deze
Kerken ingevoert is , zoo kan het als noch zonder argernisse niet ag-
tergelaten worden: men zal nochtans midlerwyle den Volke leeren, dat
het middelmatig is , ende na gelegener tyd, al staande voegelyker ge-
houden kan worden.
77.    Is besloten, dat men in de uitreikinge des Broods des Nacht-
maals gebruiken zal de woorden Pauli 1 Corinth. 10 met den aanhank:
Neemt, etet, gedenkt ende gelooft, dat het Ligchaam Christi gebroken is
tot een volkomen verzoeninge aller onzer zonden.
Ende in de uitreikinge
des Drinkbekers na de woorden Pauli: Den Drinkbeker der Dankzeg-
ginge
, ^o. Neemt drinkt allen daar uit, gedenkt ende gelooft, dat het
dierbaar bloet Jesu Christi vergoten is, tot vergevinge aller onzer zonden.
78.    Het is goetgevonden dat men in allen Kerken eendragtelyken
eenige plaatsen uit de Heilige Schrift lezen zal, dewyle men het Nacht-
maal houd, ende pauseren, dewyle men de woorden Pauli spreekt.
79.    Men zal ook een korte Inleidinge maken tot de dankzeggïnge
na het Nachtmaal des Heeren, waar inne wy van de groote liefde
Christi t' ons waart ende de dankbaarheid, die wy hem schuldig zyn,
vermaant worden.
80.    Is besloten , dat men na de middag als het Nachtmaal gehou-
den is , de Predicatie des Catechismi, na gewoonte , onderhouden zal.
81.    Men zal op den dag des Nachtmaals, zoo wel als op andere
-ocr page 114-
108          PROVINCIALE STJTODE GEHOUDEN TE DORDKECIIT. 1574.
Zondagen trouwen, maar niet op Vast- ende Biddagen: ende hoewel
Let beter ware, dat men op den Zondag niet en trouwde, op dat hem
een iegelyk te beter in den dienst des Heeren oeffenen mogte, zoo en
zal men nochtans deze gewoonte (te dezer tyd) niet lichtvaardig ver-
anderen : middelertyd zullen de Dienaren na het beste staan, daar het
zonder onstichtinge geschieden kan, ende ingevoert worden.
Van de Discipline.
82.    Op den 23. Articul des Embdischen Synodi van de strafflnge
der grover zonden, is dit van de Broederen tot verklaringe bygevoegt:
dat men met den genen die van grove zonden eenig berouw betoonen,
niet terstont tot de leste Excommunicatie zal voortvaren, maar hen voor
eenen tyd van de Nachtmale afhouden.
Van 't Houwelyk,
83.    De Dienaren en zullen niemand uitroepen om te trouwen, dan
die verklaren datze zig ook willen laten inzegenen ende t' samen ge-
ven, ende men zal hen vermanen, dat zy by malkanderen niet en wo-
nen noch slapen, tot datze getrouwt zyn. Die hier tegen doen, zal
men berispen: die niet gehoorzaam zyn, zal men de Overheid aangeven.
Men zal ook niet ligtvaardelyk tot hooge Overheid gaan, voor dat men
voor de ordentlyke Overheid zyn devoir ofte beste gedaan heeft.
84.    Niemant zal uitgeroepen worden om te trouwen, dan eerst met
getuigenisse van consent zyner Ouderen: ende zoo zy te voren gehou-
welykt zyn geweest, van de afstervinge der eerster parthye getoont te
hebben. Ende zoo het geschiede, dat iemant de Dienaren , noch den
Kerkenraat hier inne niet genoeg en dede, zoo zullen de parthyen die de
Overheid aangeven, ende der zelver consent den Dienaren overbrengen.
85.    De Personen die trouwen willen, zullen opentlyk in de Ge-
meente afgeroepen en getrouwt worden: ende zoo iemant door krank-
heid verhindert zynde, begeerde in huis te trouwen , daar van zullen
de Dienaars ende Kerkenraat oordeelen , ende zoo zy het toelaten (het
welke niet zonder groote oorzaken ende rype beraatslagen geschieden
zal) zoo en zal 't evenwel niet geschieden , dan de uitroepingen in de
Kerke gedaan zynde , ende in de tegenwoordigheid der Vrienden ende
Naburen, ende den Dienaar zal 't der Gemeente opentlyken aanzeggen
datze getrouwt zyn.
86.    Men zal de namen der gener die verkondigt worden, op drie
verscheiden Zondagen van den Predikstoel afroepen, of anderzins drie-
maal in grooter nood, daar van de Kerkenraad oordeelen zal.
87.    Het Houwelyk zal bevestigt worden , in eenige van die plaat-
sen , daar de namen uitgeroepen zyn. Doch zoo iemant in een ander
Plaatse trouwen wilde, die zal getuigenisse der uitroepingen van de
Kerkenraat medebrengen , en de Dienaar ter Plaatse daarze trouwen
zullen , en zal dit niet doen, zonder advys des Kerkenraats.
88 Overmits de Officialen des Antichrists in 't Pausdom, de au-
thoriteit ende 't recht der Overheid in 't Echtscheiden , aan hen ge-
trokken hebben, zoo zal de Overheid uit Gods woort, van de Dienaars
-ocr page 115-
PKOVIKCIALE SYNODE GEHOUDEN XE DORDRECHT. 1574.           109
gebeden ende vermaant worden, datze naar uitwyzen des woorts God8
ende andere Wetten, die helpen, welke in zoodanige zaken hare hulpe
behoeven te begeeren.
89.    De onschuldige parthye, haar parthye van Overspel overwon-
nen hebbende, zal van de Overheid een uitsprake van scheidinge be-
geeren, ende zoo de Overheid dit niet begeert te doen, zoo zal ze van
dezelve Overheid zoeken te verkrygen , dat den Kerkenraat toegelaten
worde, te doen zulks als zy uit Gods woort oordeelen zal recht te
wezen: zoo men dit niet en kan verkrygen, zoo zal de Kerkenraat
haar vermanen in een ander Plaatse te trekken, daarze de hulpe der
Overheid genieten kan.
90.    Is besloten, dat de Kerken-Dienaars die op den Synodo te gaan
gedeputeert worden, gétuigenisse brengen zullen, van de Kerkenraat
ende Classe, ende niet van de Overheid.
91.    Deze Articulen tot behoorlyke Ordeninge der Gemeenten van
Holland ende Zeeland dienende, zyn alzoo door onderlinge bewillinge
gestelt, datze zoo het der Gemeenten nuttigheid anders eischet, zullen
mogen ende moeten verandert, vermeerdert ofte vermindert worden.
Nochtans zal dat niet eeniger Gemeenten ofte Classen byzonderlyk toe-
staan te doen: maar zullen arbeiden om die te onderhouden , tot dat
in Generali ofte Provinciali Synodo , anders verordineert zal wezen.
Casparus Heydanüs ,
Electus Synodi Prmses.
Arnoldus Corselii,
Scriba.
Vragen ende questien in 'J Synodus leantwoort.
Voorts zyn in het zelve Synodus verscheiden particuliere vragen ende
questien voorgestelt tot drie en twintig toe, daar op geantwoort is ,
als volgt:
1.    Of 't niet goet en ware, dat men op den Catechismum Homi-
lias schreef? Daar op geantwoort: Dat men dat zal laten blyven.
2.    Of men den Bibel niet correcter op nieuw zoude overzetten ?
Antwoorde : Men zal toeven , tot dat de Francoische ende Latynsche
nieuw overzettinge in 't licht zal wezen, om dat men ze daar uit te
lichter ende te beter mag overzetten.
3.    Hoe men den Weederdooperen weren zal, of die op den rechten
weg brengen zal ? Antwoorde: Men zal de Overheid vermanen ende
bidden , datze niemant ontfangen noch lyden zullen, dan die wettelyk
sweeren, haar gehoorzaam te zyn, ende die daar nu wonen, vermanen
tot gehoor des Goddelyken Woorts, de Kinderen ten Doop te brengen,
ende zoo zy zulks weigeren, dat men ze in tegenwoordigheid der Pre-
dikanten ontbieden, ende haar opinien , bevelen te verklaren ende ver-
antwoorden, ook zullen de Predikanten zoeken in haar heimelyke ver-
zamelinge te komen ende te bewyzen , dat haar handel onrecht is.
4.    Of een Predikant, Notaris van te voren geweest synde, noch
-ocr page 116-
110         PKOVIN'CIALE STNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1574.
Ia den dienst blyven mag ? Antwoorde: Dat hy Testamenten ende
Houwelyksche Voorwaarden maken mag (inzonderheid daar men geen
ander hebben en kan) in bequame stigtelyke Plaatsen.
5.    Of een Kerken-Dienaars Huisvrouwe geen openbare Winkelne-
ringe doen mag ? Antwoorde : Neen.
6.    Of een Dienaar des Woorts laten mag te bezoeken den genen.
die aan de Peste krank leggen, om dat hij van 't Volk uit dezer oor-
zake geschouwt wert ? Antwoorde: Datze gehouden zyn, geroepen
zynde te gaan, ende ongeroepen zynde, wetende dat men haar van
doen heeft, ook te gaan.
7.    Op de vrage van Delft is geantwoort, nademaal besloten is,
dat der Ouderlingen ende Diaconen half deel alle jaar verandert zal
werden, op dat de Ordeninge in zyn gang kome, ende zig niemand te
beklagen hebbe over den langen dienst, dat men in der Consistorie de
zwarigheid der geender, die met het eerste jaar af begeeren te wezen,
overwegen zal, welk die grootste zyn , ende datze hun allen ter dis-
cretie der Consistorie onderwerpen zullen, ende zoo zy dit niet en be-
geeren te doen , zullen het lot werpen.
8.    Wat men met de Papen doen zal, die in 't heimelyk doopen
ende trouwen ? Antwoort: Men zal zyn beste doen by de Overheid
der Plaatsen, om die te weren, ende zoo die daar niet toe doen , by
de hooge Overheid.
9.    Of men de Kinderen der Afgesnedenen mag doopen? Antwoorde: Ja.
10.    Of men een Kind, van een der Vrouwen gedoopt, in der Ker-
ken doopen zal? Antwoorde: Ja, overmits der Vrouwen doopen geen
Doop en is.
11.    Of een Overspeelder tot een Huisvrouw nemen mag, met de-
welke hy overspel gedaan heeft ? Antwoort: Men zal daar inne niet
handelen tegen de Wereltlyke Rechten.
12.    Of een Lidmaat der Gemeenten willende trouwen een Persoon
die Papist, Doops ofte Werelts gezint is , van den Dienaar getrouwt
zal mogen werden ofte niet? Antwoorde: Men zal zulke te voren ver-
manen. Doch zoo ze evenwel willen trouwen, men zal ze trouwen,
dewyl het trouwen politycq is.
13.    Op de vrage van een Man , die van zyn Huisvrouw lange tyd
solemneelyk gescheiden is , om des verscheiden geloofs ende onderlinge
geliefs wille, ende by een ander Huïsvrouwe lange gezeten, ende Kin-
deren gewonnen heeft, ende die doot zyn der voriger Huisvrouwe niet
bewyzen en kan, of men die Vrouwpersoon van den Nachtmaal zal
afhouden, ende zy beide behooren gescheiden te worden ? Is geant-
woort: Dat men haar afhouden zal, ter tyd toe hy zal bewezen heb-
ben zyn vorige Huisvrouw doot te zyn. Ende aangaande de scheidinge,
zal men zien hoe men doen zal, als men antwoorde van de zake zal
hebben gekregen van de Kerken van Geneven ende Heydelberg.
14.    Ofte een Vrouwe niet en zoude mogen wederomme trouwen,
wiens Man nu agt jaren uitgeweest heeft, ende zy niet en weet, of
hy levende of doot is, alzoo ze nooit bescheid van hem gehoort heeft?
Antwoort: Zy zal by de Overheid consent ende lossprekinge begeeren.
-ocr page 117-
PKOVMCIAT.E SYNODE GEHOUDEN TE DORDEECIIT. 1574.          111
15. 16. Op eene vrage, nopende een Jonggezel, die met een
Dochter in beloften staande vyftien jaren heeft huisgehouden, ende die
daarna verlaten , ende een ander getrouwt heeft. Ende zy die verla-
ten is, begeert dat men haar ook een scheidbrief hebbende met een
ander trouwe? Is geantwoort: Zy zal haar zake die Wereltlyke Over-
heid regt voorstellen , ende van dezelve consent ende bevel begeeren.
17.    Wat men doen zal met een Man, die in 't Pausdom zyns Broe-
ders Wyf heeft genomen , ende omtrent veertien ofte vyftien jaren met
haar huisgehouden , ende Kinderen by geteelt heeft ? Is geantwoort:
Dat dewyle zulken bywooninge van Gode verboden is; maar aange-
zien dat de Man nu leetwezen heeft van zyn zonde, ende willig is te
volgen, het zy te scheiden, of het leven deur te volgen, zulks Godes
woort vermag, is besloten, dat men de zake aan die van Geneven
ende Heydelberg overschryven zal, ende en zal hy middelertyd niet
toegelaten werden tot den Nachtmale.
18.    Op een vrage van een Kreupel, diens Huisvrouwe van hem
geweest is omtrent twee en twintig ofte drie en twintig jaren, van
welke doot men noch niet zeker en is, ende sint by een ander Vrouw
gezeten heeft, ende noch zit, of men hem met dezelve trouwen zal ?
Is beslooten: Dat men hem eerst zal tot de Overheid zenden, om
aldaar consent te halen, ende consent hebbende, zal men hem voor
de Consistorie trouwen, ende eerst zynder zonde scherpelyk voor-
houden.
19.    Ofte de Plouwelyken, die met uitgedrukte woorden (Levit. 18)
niet verboden en zyn, maar uit tegenstellinge ende consequentie be-
sloten konnen werden verboden te wezen, voor verboden ende onge-
oorlooft gehouden zullen worden ? Is geantwoort: Ja. Dat ook de
Ministèren, hoewel de Overheid zulks toeliet, niet zullen trouwen zon-
der schriftelyk bevel der Overheid, ende men zal de Personen ende
Overheid van te voren genoegzaam van deze zaken vermanen ende
waarschouwen.
20.    Op die vrage, of een Jonggezel, die tegen wete ende wil zyn-
der Ouderen zyn trouw eender Maagt gegeven heeft, ende deze door
begeerte ende bevel zynder Ouderen , verlaten hebbende, zig aan een
ander (eens Papen Dochter) wettelyk verbonden , ende middelertyd na
de belofte , gedurende den tyd der uitroepinge, by de eerste geslapen
heeft, ende boven dezen hun beiden Provisoor de eerste toegewezen is,
nu met een derde (dewyle de tweede, namentlyk des Papen Dochter,
in 't Recht vry van hem gesproken zynde, met een ander gehouwt
is) of hy de derde trouwen mag? Is geantwoort: Dewyle des Papen
Dochter vry gekent is van den Rechter, zoo is 't Huwelyk, datze naar-
maals begaan heeft, wettelyk. Aangaande de eerste, die hy tegen zyn
Ouderen wil belooft ende onteert heeft, en is hy niet verbonden, de-
wyle zyn Ouderen nog daar tegen spreken. Hier tegen ea strydt de
Wet Gods niet, Exod. 22 ende Deut. 22. Want daar wert gesproken
van Manspersonen, die haar eigen "Voogt zyn, daar uit volgt, dewyle
de Overheid deze ter behoorlyker tyd niet gestraft heeft, ende nog is
duldende dat hy die derde, die hy met bewilliginge zynder Ouderen
-ocr page 118-
112         PROVINCIALE SYNfODE GEHOUDEX TE DORDRECHT. 1574.
belooft heeft, verbonden zy', ende zoo de Overheid zulks beveelt, trou-
wen mag.
21.    Die over zeven jaren ten Nachtmale geweest zyn , ende par-
doen gehaalt hebben, hoe men die zal tot den Nachtmale toelaten ?
Antwoorde: Om dat de ergernisse openbaar is, zal ze openbaar ge-
betert worden. Doch zal de Consistorie oordeelen na gelegentheid
der daat.
22.    Op de vrage van de afsnydinge der geenre, die tot den Men-
noniten zyn gevallen? Is geantwoort: Dat men tot de afsnydinge der
zelver by trappen, in den Embdischen Synodo voorgestelt, voortva-
ren zal.
23.    Of men een Lombaart tot den Nachtmaal toelaten mag ? Is
geantwoort: Neen.
Is voorts besloten, dat de Dienaren van den Classe van de Paltz
het Synodum Generaal beroepen zullen, zoo haast als zy bevinden zul-
len , dat het nut ende noodig wezen zal, ende bequamelyk gedaan zal
mogen werden.
-ocr page 119-
KERKELIJKE WETTEN OP LAST VAN DE
STATEN VAN HOLLAND EN ZEELAND
ONTWORPEN IN 1576.
t)e staten van Holland -en Zeeland hebben de zaak van de godsdienst wel ter harte ge-
nomen en er ijverig de hand aan geslagen. Ter harer bevordering bragten zij de schoonste
instelling tot stand (de Leydsche hoogeschool) en tot hare verdediging bleven zij volhon-
den in den afmattendslen strijd (afbreking der vredehandeling van Breda). Bij elke nieuwe
regeling van zaken hebben 2IJ al ijveriger voor hare handhaving gezorgd (regeringsont-
werpen bij de opdragt der hoogste overigheid aan den prins en bij de unie van Holland
en Zeeland) en eindelijk uitvoerige regels doen opstellen, naar welke de religie behoort
gegouvcrneerd te worden (kerkelijke wetten op last der staten ontworpen).
Drie maanden na het ontzet van Leyden is bij de staten reeds »verstaan, oorbaarlijk
ende nootelijk te zyn, volgende de goede vermaaninge van sijne Excellencie, dat eene goede
Schoole ende Universiteit binnen Holland sonder vertrek opgeregt werde, daar toe verkoo-
sen is de stad Leyden, ende gecommitteert den Heere van Noordvvyk met Mrs. Cornelis
Koninck ende Gerrit van Hoogeveen, Secretaris van Leyden, omrne sonder ophouden ter-
stond de vorderinge des voorschreeve werks te beginnen" (Resolutiën van Holland en West-
vriesland van den jaare 1575, bl. 5). In het octrooi van 14 Januarij voor die hooge-
school wordt aangetoond, hoe groote behoefte de jongelingschap aan zoodanige instelling
had, en hoe Leyden verdiende er mede begunstigd te worden wegens »den last ende
noodt van den krygh bij henluiden in alle getrouwigheid gesustineert ende verdraagen."
In die vrije en openbare school en universiteit zal «vryelijk endo openbaarlijk de scientien
der Godheid, in de Hegten ende in de Medicynen, mitsgaders in de Philosophie ende
andere Vrije-Konsten, ook de Taaien Latyn, Grieksehe ende Hebreeuwsehe, gekundigt,
geleesen ende geleert" worden (Resol. van Holl. en Westvr. bl. 44—46). Den 8sten Fe-
bruarij werd die hoogeschool zeer plegtig ingewijd (Zie Bor, hist. der Ned. oorlogen, I,
fol. 86, bl. 594 en 595). Al leverde zij in den beginne, zoo als men klaagde, slechts
een schraal gewas en soberen oogst, in verloop van tijd heeft zij treffelijk gebloeid, «zoo
in meenighte van binnen- en buitenlandsche jeughdt, als in vermaartheit van welbeweeten-
schapte voorgangers en andre manhaftighe personaadjen, derwaarts gegleeden nit letterlost,
oft getroont door staatelijke belooningen, om der spoorbystre grondeerzuebt tot vraaghbaak,
oft immers tot sieraadt en luister der Academie te dienen" (Hooft, Ned. hist. IX aan
het einde).
• De voorneemste beweegende oorsake der stiebtinge deser Universiteit was de Theologie,'^
8
-ocr page 120-
114                 KERKELIJKE WETTEN' OP LAST VAN DE ■ STATEN*
zegt van Hout, secretaris van Leyden, in zijne oratie bij de inwijding van liet collegie
der theologien (Bor, t. a. pi. III, fol. 34, bl. 646J), en de prins schrijft het zelf: mild
xaney cum primum auctor essem instituendae Scholae, illud imprimis propositum erat,
tit slttdii Theologici prima et summa habereiur ratio
(Brief van den prins aan den se-
naat der leydsclje academie, Antwerpen 1582, in het Archief v. kerk. gesch. IX, bl.
623). In dien eersten tijd dor hervorming bestond een aanmerkelijk deel der predikanten,
behalve uit priesters en kloosterlingen, uit ongeoefende »Cleermakers, Schoemakers, We-
vers, Slootmakers, ende in summa uit aMerhande sorteringhe van ambachtslieden" (Een
cort vvarachtich verhael enz. van Coolhaes, bl. 12). De prinsen de staten hebben daarom
vooral de Leydsche hoogeschool gesticht, om "geleerde en waerdige Harders te formeeren"
(Kerkelijke wetten op last van de staten ontworpen, 1570, art. 36).
De aangeknoopte onderhandelingen over den vrede werden den 144en Julij des jaars
1575 afgebroken. Het was hier wederom de godsdienst, die op den voorgrond trad en
zich sterk deed gelden. Van wege den koning van Spanje werd gezegd: »Aengaende de
Calholijko Eoomsche Beligie wil sijne Maj. alhier weder wel absolutelijk verhaelt hebben
van geen meninge te sijn in 't minste toe te geven, dat contrarie van die soude wesen,
ook niet een Jota van de sclve te willen wijken" (Bor, t. a. pi. I, fol. 92, bl 6035).
Daar tegen over stonden de gemagtigden van de staten, die even stellig verklaarden, dat
«mijn Heer de Prince van Orangien en de gene, die uit den onsen de Christelijke Gere-
formeerde Eeligie aengenomen hebben, in geenre manieren hen souden willen, nochte mo-
gen tot de Eoomsche Eeligie begeven en de hare derven" (Bor, t. a. pi. I, fol. 96, bl.
G09<z). Achter hen stond ook het volk, van welks grootste en beste deel de prins be-
tuigde: qu'il n'y a aulcun qui vouïdra changer sa religion, et moins abandonner celle qui
est si conforme a la parolle de Dieu, encoires que ce luy cousteroit la vie avecq perte de
tous ses biens
(Brief aan graaf Jan van Nassau, in de Archives de la maison d'Orange"
Nassau, V, p. 72). Daarom gingen sommigen der onzen zelfs zoo ver, dat zij als voor-
waarde van het tractaat wilden gesteld hebben: «De Eeligie soodanige als wij nu hebben
met de exercitie daervan en veriodt van alle andere exercitie" (Van Meteren, hist. d.
Ned. fol. 97«). Het was dan geen wonder, dat de vrede-handeling afgebroken werd, die,
al was er ook geen andere reden voor geweest, op dit punt van de godsdienst schipbreuk
lijden moest.
Het is bekend, dat om dezen tijd voor de opdragt der absolute magt, authoritcit en
aouverein bevel aan den prins en voor de naauwere unie van Holland en Zeeland nieuwe
regeling is opgesteld. Wij mogen verwachten, dat daarbij ook de zaak der godsdienst
niet is voorbij gezien, en wij moeten eenige zinsneden mededeelen uit de acte des gouver-
nements, welke de staten te Dordrecht den 20sten Julij hebben aangenomen, om aan zijne
Excellentie overgeleverd te worden.
«Gelijk sijne Excellencie ook handhonden ende beschermen sal alle Eegten, Privilegiën,
Geregtigheeden, Vrijdommen ende loffelijke Coustumen der landen ende Steeden van Hol-
land ende Zeeland, onder sijne gehoorsaamheid zynde, Jn het gemeen, ende van elk een
bysonder, met voorstand, handhoudinge ende protectie van de praeeminentie ende autho-
riteit van alle Weereldlijke Officieren, Magistraaten ende Overigheid, sonder in eenige
Steeden ofte Plekken onderhouden te werden eenig ander Collegie ofte consistorie, dan met
advis, nominatie ende instellinge van de Magistraaten der selver Steeden ofte van de ge-
meene Staaten.
"Ende aangaande de Eeligie, sal Sijne Excellencie admitteeren ende handhouden de oef-
feninge van de Gereformeerde Evangelische Religie, doende surcheeren ende ophouden de
exercitie van de Eoomsche Eeligie, constitueerende tot vorderinge der voorschreeve Gere-
formeerde Eeligie drie of vier gequalificeerde Persoonen als generaale Commissarissen in
-ocr page 121-
VAN HOLLAND E>f ZEELA.XD ONTVVOKPEK IN 1576.               115
liet stnk der Religie, dewelke sullen letten op de quaüteit van de Predikanten ende
Ministers, mitsgaders op haar behoorlijk onderhoud voorsien in de Steeden met advis
van de Magistraaten aldaar, ende ten platten Lande van de Hoofdofficieren van de Plekke;
sonder dat sijne Excellencie sal toelaaten, dat men op iemands Geloof ofte Conscientie sal
inquirceren, ofte dat iemand ter cause van dien eenige moeyenisse, injurie ofte letsel
aangedaan sal werden; doende verder by advis der voornoemde Gecommitteerden de oeffe-
ninge der voorschreeve Religie aangaande stellen ahulke goede ordre als na geleegentheid
van de saaken ende conditien van de Steeden, ten meesten gerustigheid ende commoditeit
van de Gemeente, sonder verminderinge van Godes eere, bevonden sal werden te dienen
ende te behuoren, ook met advis van de Staaten, is het nood." (Eesol. v. Holl. en
Westvr. 1575, fol. 523 en 524, bl. 617, en bij Bor, t. a. pi. I, fol. 119, bl. 043a).
Toen den prins het eerste concept van deze poincten en articulen noopende het generale
gouvernement, den 18 Mei, werd medegedeeld, heeft hij er reeds aanmerkingen op gehad
en onder andere geraden, dat de staten de ordening, bij de dienaren der kerken hier te
lande alreeds gemaakt, zouden zien en overlezen »om daar aftenemen en wegtedoen al
hetgeen de civile ende temporede Regeeringe eenigsints mogte contrarieeren ofte prejudi-
cieeren , laatende voorts in sijn geheel het geene tot vorderinge der Religie is dienende,
om niet te koomen of te vallen in confusie ende geheele ooordeninge, tot grooter oneere
ende schandaale van de geheele Christenheid" (Resol. v. Holl. en Westvr. 1575, fol.
297, bl. 349, en fol. 312, bl. 367 en 368).
Deze wijze raad schijnt geen ingans gevonden te hebben. Gelukkiger was zijne Excel-
lentie met de zwarigheid later gemoveerd, aangaande het doen ophouden van de uitoefe-
ning der Roomsche godsdienst, want den 30 Julij is bij de staten, na lange communi-
catie, op het aanhouden van den prins, besloten de woorden: doende surcheeren ende
ophouden de exercitie van de Koomsche Religie, te veranderen in: doende surcheeren de
Religien den Evangelio coiitrarieeretide
(Resol. v. Holl. en Westvr. 1575, fol. 542, bl.
638). Maar nog later in het volgende jaar, bij het vaststellen van den Verbondeen Unie,
serlangde de prins ook, dat het punt van de Consistorien daaruit zoude worden gelaten,
mitsgaders van de Commissarissen, die op het stuk van de religie superintendentie zouden,
hebben (Resolutién meermalen genoemd, zitting van 23 April, 1576, fol. 58). Aan dat
verlangen van den prins is dan cok voldaan, blijkens de onmiddellijk daarop volgende acte
van Unie en opdragt der regering. (Zie ook deze acte bij Bor en het artikel aangaande
de religie I, fol. 140, bl. 6735. De geschiedkundige beoordeeling dezer geheele han-
deling van den prins met de staten vindt men bij Mr. C. M. van der Kemp, de eere
der Ned. herv. kerk gehandhaafd, I, bl. 269—281).
Wat de woorden betreft, doende surcheeren de religien den Evangelio contrarieerende,
welke, op verlangen van den prins, in de plaats van het doen ophouden der exercitie
van de Roomsche religie zijn gesteld, kunnen wij niet gelooven, zoo als te Water wil,
dat de prins er door beoogd hebben zou .om, behalve de Roomsche ook de Wederdoo-
persebe en Libertijnsche of algemeene religie tegen te gaan." (Tweede eeuwget. bl. 135).
De milde denkwijze van Oranje op de punten, die de protestanten onderling verdeelden, is
genoeg bekend. Men weet ook, hoe hij zich tegen de uitsluiting der Doopsgezinden verklaarde,
gelijk Marnix aan Caspar van der Heyden schrijft (Illustrium virorum epistolae seleetiores,
p. 755 seq. Zie dat deel van dien belangrijken brief ook bij Brandt vertaald, I, bl. 588
verv. als mede de acte van den prins aan de Doopsgezinden verleend en zijn schrijven
aan de wethouders van Middelburg bl. 587 en 609). Maar aarschijnlijk heeft de prins
die verandering van woorden hoofdzakelijk met dit doel gewensebt, om, naar zijne gewone
voorzigtigheid en verdraagzaamheid, met de Roomschgezinden nog niet geheel te breken
en de mogelijkheid cener toenadering op evangelischen grondslag open te laten (Groen van
8*
-ocr page 122-
11G                 KEKKELIJK.E WETTEN OP LAST VAN DE STATEK
Prinsterer, Archives de la maison d'OraDge-Nassau, V, p. 272). Misschien ook koos hij
deze woorden, om tevens reden der afscheiding van de Eoomsche religie te geven, ah
contrarieerende den Evangelio
(Kluit, hist. d. Holl. St. I, bl. 117).
Als den prins opgedragen wordt de oefening van de gereformeerde Evangelische religie
te admitteren en te handhouden, is daar voorzeker en in de eerste plaats bij gedacht aan
de menigte dergenen, die de confessie van de Bres, door Calvijn geapprobeerd, hadden
aangenomen. Maar het mag betwijfeld worden, of reeds toen door dat woord van gere-
formeerd
dezen alleen zijn bedoeld, met uitzondering van alle anderen, die in eenige dis-
putabele punten van de genoemde confessie verschilden. Grotiüs beweert, dat het woord
reformatie at gereformeerde religie bij de politieken in een anderen zin genomen is, dan
bij de kerkelijken, waarom de eersten ook menigmaal liever hebben gehad te zeggen, de
Christelijke of Evangelische religie, of het woord gereformeerde te expliceren met
Evangelische, al3 willende de religie binden alleen aan de leer van Christus, dat is, het
Evangelie, en niet aan velerlei glosen en uitleggingen. (Verantwoording!» van de "Wette-
lijcke Eegiering enz. bl. 30. Dit gevoelen is bestreden door te Water, achter de reform.
V. Zeeland, verhandeling IV, bl. 417).
Er was merkelijk verschil tusschen de inzigten en bedoelingen der staten en der predi-
kanten. De predikanten, meestal uit de schriften van Calvijn geleerd, dreven de strenge
opiniën van dezen grooten hervormer; de staten en vele aanzienlijken van het land hadden
hunne godsdienstkennis opgedaan uit de boeken van Erasmus en anderen, die rekkelijker
leer verkondigden. De predikanten sloten allen buiten de staatskerk , die niet volkomen
instemden met de leer van de aangenomen belijdenis en den catechismus; de staten zagen
ook dezen liefst toegelaten, en wilden, de kerk hebben opengezet, zooveel doenlijk was,
voor alle christenen van een onbesproken leven. De predikanten verlangden, naar art.
36 der belydenisse, dat de overheid weren en te niete doen zon alle valsche gods-
dienst, als der Lutherschen en Wederdoopers; de staten meenden dat dit het land
beroeren zon en althans niet oorbaar was voor het gemeene beste. De predikanten oefen-
den ijverig de kerkelijke discipline of christelijke straffe, die in elke gemeente onder-
houden worden moest, maar in dat verhooren voor de consistorie, in dat openlijk be-
straffen van den predikstoel, in dat excommuniceren en afsnijden zagen de staten den
terugkeer onder een juk, als het afgeworpen Eoomsche was geweest. Door het een en
ander waren de politieken tegen de kerkelijken ingenomen. De consistoriên stonden in
zulke ongunst bij de staten, dat zij bijna, gelijk de prins tot Marnix zeide, door een
staatsgewijs besluit glad waren afgeschaft. Men wilde althans dat geene consistoriên zon-
den gedoogd worden dan met advies, nominatie en instelling van de magistraten der ste-
den of van de gemeene staten. Het kostte den prins moeite genoeg, om deze bepaling
te doen wegnemen uit de regeringsacte. Hij vreesde dat de toepassing van zulk besluit
te groote beroering in de kerk te weeg brengen zon, op wier beginsel van self-govern-
ment
hij misschien door Marnix wel was ingelicht. Anders scheen ook hij zelf niet vrij
van vrees voor do toenemende heerschzncht der kerkelijken, want Marnix schrijft: Pnn-
ceps certe parlim suo, partim Ordinum nornine mecuwi ezposlulavit, quasi id agatur,
ut imperium Ecclesiaslici sibi in conscienlias arrogent, et suis legibus ae instiluhs
suhjicere siii reliquos studeant. Laudavitque dictum Monachi, qui naper Mc adfuit,
excipientis ad ea, quae turn, siii oijicieiantur
, haud aeque diu nostrorum. ollam cale-
factam fuisse atque illorum quos tantopere incesseremus, videre se plane, anleqitam.
par saeculorum intervallum latatur, parem utroiique imperii Ecclesiaslici f ore rationem.
(De aangehaalde brief aan Caspar van der Heyden, Dordrecht, Maart 1577.) Het is
uit dien hoofde, dat zijner Excellentie zoo uitdrukkelijk in last gegeven is, niet toe te la-
ten, »dat men op iemands geloof ofte conscientie sal inquireeren, ofte dat iemand ter
-ocr page 123-
VASf TIOIXAND ES ZEELAND OSTWOEPEN INT 1576.               117
cause van dien eenige moeyenisse, injurie ofte letsel aangedaan sal werden." Deze is de
gulden regel, dien de staten en de prins te zamen gehandhaafd hebben, en die steeds
gevolgd is, zoo lang de republiek heeft bestaan. Ook de predikanten waren hierin van
hetzelfde gevoelen, en zelfs de Zeeuwsehe, ander9 de onverdraagzaamste van allen, hebben
nooit op schennis van dien grondregel aangedrongen. Het geweten is steeds door allen
als een ontoegankelijk heiligdom ontzien. Het voortplanten van hetgeen in de oogen der
beerschende partij dwaling was, werd belet, maar het geloof er aan werd niet tot mis-
daad gerekend. (Woorden van Dr. E. Fruin, tien jaren uit den. tachtigjarigen oorlog
158S—1598, tweede gedeelte, bl. 155.)
De aanmerkingen door de politieken op de groote heerschzucht der predikanten, reeds
in dezen tijd gemaakt, zijn in de volgende jaren meermalen herhaald, en het is niet te
ontkennen, dat de kerkelijken, als zij de handen vrij hadden, menig bewijs van verre-
gaande heerschzucht geleverd hebhen. Maar het is even waar, dat menigmaal ook de
staten van het land en de stedelijke overheden, hunne magt ten aanzien van zuiver ker-
kelijke zaken hebben misbruikt. De staten van Holland hebben eenmaal binnen Beyerland
het uitdeelen van des Heeren avondmaal gesupersedeerd en die gansche gemeente als met
een pauselijk interdict geslagen. (Resol. der staten van Holland van 6 en 10 Maart
1598, bl. 91 en 100. Vergelijk Ypey en Dermout, Gesch. d. Ned. herv. kerk, I,
aanteek. bl. 187 en Archief voor kerk. gesch. V, bl. 487). De Magistraat van Arnhem
bepaalde bij raadsresolutie van 14 Jan. 15S8 welk bijbelboek Ds. Fontanus in zijne predi-
katiè'n verklaren zou (Van Hasselt, Kronijk van Arnhem, bl. 234 en Ypey en Dermout,
a. pi. I aanteek. bl. 233.), en wie kent geene voorbeelden meer van dergelijken aard?
Het verwondert ons niet, dat men zoowel van de zijde der politieken als der kerkelijken
te ver is gegaan in dien tijd der vestiging van kerk en staat. Wij betreuren de langdu-
rige twisten, die daaruit ontsproten en de groote verwijdering, die tnsschen beide partijen
is ontstaan, maar wij verblijden ons tevens, dat beide zoo standvastig geijverd hebben voor
hetgeen zij het beste keurden. Daardoor heeft de eene de andere wederzijds bedwongen,
om niet te ver te gaan , en het was dubbel gelukkig, dat de wijsheid en de gematigdheid
van den prins tussclien die strijdende partijen stond.
In dezelfde zitting der staten, van 30 Julij 1573, in welke, op verlangen van den
prins, de woorden nopens het doen ophouden der exercitie van de Koomsche godsdienst
veranderd zijn, was eene commissie benoemd om op het stuk van de religie met de magis-
traten binnen de steden alomme goede ordre te stellen. Die benoeming geschiedde over-
eenkomstig de acte van gouvernement vroeger ontworpen , en de commissarissen thans te
werk gesteld, waren Jonker Willem van Zuylen van Nyvelt, mrs. Leonard Casembrood,
Nicolaas Camerling en Willem Jan Reyersz. Deze commissarissen hebben waarschijnlijk
de kerkelijke wetten van 1576 ontworpen, welke nooit haar beslag gekregen hebben en
eerst in 1617 aan het licht zijn gekomen, achter de » Justificatie van de Resolutie der
Staten van Holland genomen 4 Aug. 1617" en in haar geheel, ook met hare redenen of
motieven daar achter gevoegd, door Brandt zijn overgedrukt (hist. d. ref. I, bl. 567—578).
Brandt noemt die wetten teregt een ontwerp. Het blijkt niet, dat zij in de vergade-
ring der staten behandeld, veel min dat zij aangenomen zijn. De reden, waarom deze
wetten niet zijn aangenomen of ingevoerd, zoekt genoemde schrijver ia de vredehandeling
mtt andere landschappen en het vertrek van den prins naar Brabant. Ypeij en Dermout
zeggen: de straks wisselende staat des lands bragt hierin vertraging te weeg, en de ver-
schillendheid van beginselen, waarvan men nitging, schijnt ten laatste veroorzaakt te heb-
ten, dat men er geheel van moest afzien. (Gesch. d. Ned. herv. Kerk, I, bl. 339.)
Wij gelooven, dat de reden vooral bij den prins moet gezocht worden. Al keurde bij
-ocr page 124-
118                 KERKELIJKE AVETTEN" OP LAST VAN DE STATEN
in den beginne goed , dat er drie of vier gequalificeerde personen werden aangesteld om
op het beleid en de ordre der gereformeerde religie regard te nemen (Ees. v. Holl. 1575,
fol. 312), later schijnt hij van gedachte veranderd. Bij die goedkeuring had hij tevens
den raad gevoegd, om do ordening bij de dienaren der kerk gemaakt te overzien, er oit
weg to nemen, wat de regering eenigzins mogt contraricren, maar alles in zijn geheel
te laten, wat bevonden werd bevorderlijk voor de godsdienst te wezen. Hij zal wel ver-
nomen hebben, dat die wijze raad geenszins was opgevolgd; dat men eigen wetten ont-
worpen had, grootendeels tegen die der dienaren van de kerk gekant, en nu verlaDgde hij,
dat uit de gouvernements-acte weggelaten werd, wat daarin nopens die commissarissen en
hunne superintendentie geschreven stond (Res. v. Holl. 1576, fol. 58). Toen aan dat
verlangen dadelijk werd voldaan, was dus de instelling dier commissarissen opgeheven, en
bleef hun ontwerp van kerkelijke w-etten, al scheen het reeds voor de staten in volle ge-
reedheid gebragt, zonder verder gevolg.
Evenwel is dit ontwerp van kerkelijke wetten van eenig belang, wijl er, gelijk Brandt
ook aanmerkt (bl. 567), de meening en de inzigten der politieken op het kerkelijk beleid
uit kunnen worden opgemaakt.
Er blijkt uit, dat de Dordtsche kerkordening van 1574, ofschoon door de staten niet
aangenomen, evenwel onderzocht en niet geheel onbeantwoord gelaten is. «Dat du
onse Pastoren ofte Dienaers tot Dordrecht hebben gepreoceupeert, sulks dat sij voorge-
schreven hebben 't gnnt hun goet dochte op 't modereren van de Religie, voorwaer daer
in prijsen wij haere neerstigheit; dan dat wij deselve alsoo niet aengenomen hebben, daer
toe hebben ons heftige redenen gemoveert, de welke in het bijbrengen der redenen van
onse Wetten, nopende de Religie, sullen geopenbaert worden." Nog wordt nopens die
Dordtsche synode aangemerkt »dat aldaer schijnt gelet te sijn op de kerken noch ver-
borgen ofte ballink sijnde, maer geensints op de publijcque gemeente, die onder hare
Magistraet in haer landt vrijelijk was sittende: welke saeke alleen tusschen dese onse
wetten en sniken Synodale deereten schijnsel van eenige groote differentiën geeft, doch
sulke, de welke aldermeest in het uiterlijke bestaet, maer in der daet selfs niet soo
seer." Ook wordt op de overeenstemming dezer wetten met de bepalingen der Dordtsche
synode gewezen, waar sprake is van het achterlaten der ceremoniën bij de bevestiging
van predikanten, om de "evidente redene in 't vierentwintigste capittel (artikel) van de
Dordrechtsen Synode" opgegeven. Van de verdeeling der dassen, die de üordtsche sy-
node heeft gemaakt (art. 9), wordt ook gesproken en gezegd, dat de regering niet heeft
goed gedacht die in te zien «omdat de selve sonder confusie van jurisdictiën niet gedaen
kan worden, 't welk voorwaer soo kennelijk is, dat het geene verklaringe behoeft."
Enkele hoofdbeginsels dezer wetten, als zij in strijd zijn met de Dordtsche artikelen,
worden uitvoerig verdedigd. Heeft de synode gemeend wetten voor de kerk te moeten
opstellen, hier wordt in het breede aangetoond, dat dit aan de godvreezende landsregering
toekomt. God heeft ook zoodanige wetten, niet door Aiiron, maar door Mozes gegeven,
en later is ook die wetgevende magt altijd bij de koningen en prinsen gebleven. Toen de
boeken van het nieuwe verbond geschreven zijn, waren de overheden vijanden van de
godsdienst, maar zoodra keizer Constantinus tot de belijdenis der Christelijke godsdienst
was overgegaan, heeft hij, en zijne opvolgers na hem, vastgesteld, wat voor de kerk
noodig was. Later heeft wel de Roomsche bisschop zich allengskens dit gezag aangema-
tigd, waardoor de godzaligen in nood vervallen zijn, maar nu wij de zuivere godsdienst
weder belijden mogen, zoo heeft de regering het ook weder van haren schuldigen pligt
geacht ora op het regiment van de religie wetten te stellen.
De Dordtsche synode wilde maar ééne godsdienst toegelaten hebben en had besloten om
de overheid te bidden, dat zij de wederdoopers niet dulden zou (partic. vraag 3). Doch
-ocr page 125-
VAN HOLLAND EN ZEELAND ONTWORPEN IN 1576. 119
liïer wordt met kracht van redenen gezegd, dat den pausgezinden, die de zijde der rege-
ring hcnden, de openbare uitoefening van hunne godsdienst behoorde toegestaan te worden,
ware het niet, dat de priesters haar tot oproer misbruikten. «Ja wij lijden de 'Weder-
doopers selfs; als achtende, dat de ware Religie een gave Godts is, en dat do menschen
daer toe niet door de vreese van ballingschap ofte straffe gedwongen, maer met minnelijke
vermanigen uit het woordt Godts behooren genodigt te worden."
De magistraat van iedere hoofdstad kiest op het aangeven en met raad van de predikan-
ten te dier stede, voor zijne stad en alle plaatsen van zijne jurisdictie, de dienaers des
noords
(art. 1). liet pastoorschap is toch van die ambten, welke hun loon trekken uit
het publieke van de plaatsen welke zij dienen , en ingeval iemand anders regt had om te
verkiezen, zou hij daarin het ambt van de overheid gebruiken en dan tweeërlei magistraat
in elke stad ontstaan. Zijn er weinige onder de overheden der religie toegedaan, zij mogen
weinigen of velen zijn, dat is ten naasten gelijk, want zij hebben toch allen bij eede de
bescherming van de religie aangenomen. — De regering heeft in do plaats der doctoren,
professoren der theologie in de nieuwe universiteit van Leyden gesteld, en zal zorgen, dat
zij de heilige schrift zuiver uitleggen en geleerde en waardige herders formeren (art. 36).
De magistraat zal ook ouderlingen uit zijn midden verkiezen, om de herder9 bij te
staan, hunne vergaderingen bij te wonen, en aan de overheid bekend te maken, als er
iets is, dat zij weten moet. Dezen zullen te overvloediger van gezag en te achtbaarder
wezen als van den magistraat verkoren. De diakenen worden ook door den magistraat
gekozen en de collecten in de kerk, zoolang de oorlog duurt, toegelaten.
De predikanten leggen den eed af in handen van den magistraat (art. 8), welke eed,
behalve de belofte van trouw en onderdanigheid aan den Koning van Spanje, den prins
en den magistraat, deze plegtige verzekering inhoudt, dat de predikant het woord van God
zuiver zal uitleggen ter eere Gods en ten meeste profijte van de gemeente. De belijdenis
des geloofs wordt hier, noch ergens in deze wetten genoemd. Alleen is in enkele artike-
len van den Heidelbcrgsche catechismus gerept: en lezen wij in art. 28 van de kinderen,
die voor het eerst ten avondmaal zullen komen, dat zij uit den catechismus de belijdenis
des geloofs moeten verklaren, schijnt daar de geschreven of gedrukte geloofsbelijdenis niet
bedoeld.
De predikanten van elke hoofdstad en van de plaatsen, die daar onder zijn, zullen
samenkomsten houden om te confereren van de leering, opdat zij die zuiver en eendrag-
telijk behouden (art. 10).
De controversie van leering, welke de predikanten onderling niet weten bij te leggen,
zal door de overheid bekwamelijk vereffend worden (art. 13).
Over de misdragingen der predikanten zullen de ouderlingen hun gevoelen zeggen, maar
het opperste oordeel van straf blijft aan den magistraat (art. 16).
Twee ouderlingen en een of twee predikanten zullen alle jaren het land onder de hoofd-
stad behoorende rondgaan en als zij iets onbehoorlijks vinden, het aangeven aan den ma-
gistraat der hoofdstad (art. 19).
De magistraat van iedere plaats zal met raad der dienaren bepalen, wanneer en hoe
dikwijls predikatïèn dienen te geschieden, in volkrijke plaatsen ten minste driemaal
per week en zondags na den noen zal de Heidelbergsche catechismus worden uitge-
legd (art. 21).
De doop zal door de predikanten naar het formulier achter den catechismus bediend en
nooit geweigerd worden, al is er ook geen vader of getuige bij tegenwoordig. Die bepa-
ling van den doop aan niemand te weigeren, die een kind ten doop presenteert, is noodig
geacht, om dat in den lande eene mengeling van religie bestaat. Het komt bovendien ook
overeen met de handelwijs van Christus, die niet wilde, dat men kiaderkens van hem
-ocr page 126-
120 KEKK. WETT. OP LAST V. D. STAT. V. HOLL. Etf ZEEL. OSTW. IS 1576.
weerde, en daarbij geen acht op de ouders heeft gehad. Daarom mag de doop ten re-
specte van de ouders niet verhinderd worden, »en ingevalle gij hier inne wreevelijk wilt
wesen, snit gij oorsaeke sijn, dat de Pausgesinden haere kinderen bij de Mis-Papen, daer
toe van buiten geroepen heimelijk sullen besorgen gedoopt te worden, en met eenen hen
verbitteren. Veeleer is, in deze confusie, der Herderen ampt, dat sij volgende het exem-
pel Pauli, allen werden alles, opdat sij seer veelen mogen winnen. Van gelijken sal schij-
nen, dat wij alderlei getuigen over den Doop toe laeten, maer geen minder dringende re-
den heeft ons daar toe geport, als omtrent den jaere vijftienhondert tsestig die van Bern
daer toe gedrongen heeft, dat sy luiden onder henluiden en den Papistischen de getuige-
nisse des Doops gemeen maekten. 'T geen sijluiden om vrientschap te houden onder ge-
scheidenen hebben gedaen, sal ons immers om eendraght te behouden en te vermeerderen
onder die vermengbt sijn, vrij staen te doen. Openbare vijanden van de religie hadden wel
mogen ge-excipiëert worden, maer soodanige sullen sich niet lichtelijk ten Doope presenteren."
Het avondmaal zal op Paasch- en Pinksterdagen, den eersten Zondag in September en
flen naasten Zondag voor Kersinis gehouden worden. In groote gemeenten zal het aan de
passereuden worden uitgereikt. Voorafgaand onderzoek naar het geloof en gedrag van al
degenen, die het avondmaal wenschen te vieren, zooals de Synode fan Dordrecht (art. 71)
verlangt, wordt niet noodig gekeurd. Onze steden en vele onzer dorpen kunnen zulke si
te preciese ordre op het houden van het avondmaal niet lijden. «Paulus schijnt eer te
willen trachten tot de ondersoekinge van sich selven. Ook doet de meenighte van ons volk,
dat wij het broodt en den kelk ordentlijk den voorbijgaenden uitgereikt te worden verei-
schen, 't welk niet sonder exempel is, gemerkt de maniere tot Geneven van het Nacht-
mael bevestight wordt."
«Aengesien het eigenlijke ambt der Predikanten sulks is, dat het, mits de meenigh-
vnldige arbeiden en occupatiën, wel den geheelcn mensch daer toe vereischt, hebben wij
goet gevonden henluiden te verlichten van alle 't geen bij anderen even wel kan verricht
worden; waarom wij ook de kennisse van houwelijksche saeken aan de civile magistraat
hebben gereduceert."
Al z\jn deze wetten bij de staten niet aangenomen en waarschijnlijk niet eens in deli-
beratie geweest, zullen zij toch wel zijn opgesteld in den geest, die toen bij de leden van.
dat ligchaam en bij de meeste regeringspersonen heerschenJe was. Het was toen dan
reeds waar, wat de ouderlingen en predikanten der synode van Haarlem zes jaren later
hebben betuigd, hoe men liefst gezien had »dat de predicanten alleen ghepredickt, ende
de Sacramenten bedient hadden, totto welcke ook een yegelic sonder eenich onderscheyt
toeghelaten soude worden, ende dat de Magistraten souden Predieanten af ende aen stellen,
ende voort de Kercke regeren, so sy dat profljtclickste ende bequaemste souden bevinden."
(Kort eenvoudicb verhael enz. bl. 4). Er wordt van geene zamenkomsten der predikanten
in ruimen kring, van geene classe of synode gesproken. Groote vereenigingen van ker-
kelijken, naar het schijnt, opzettelijk geweerd. Voor de jeugd de catechismus als boek
van onderwijs gesteld, maar den leeraars alleen bet woord van God aangeprezen. Andera
geene banden van overeenstemming, en de geloofsbelijdenis niet eens genoemd. Iedere ge-
meente wordt tot eene bijzondere stadsinstelling gemaakt, en aan de inzigten van den ma-
gistraat onderworpen, hier Roomsen, daar libertijnsch, elders gereformeerdgezind. "Wij be-
grijpen niet, hoe zoo in die bonte mengeling van allerlei geloof, gelijk het in die dagen
was, overeenstemming komen kon, en hoe uit die verschillende gemeenten, door niets, of
bijna niets, aan elkander verbonden, een welgesloten geheel, eens vaste kerk opwassen zou.
-ocr page 127-
KERKELIJKE WETTEN
OP LAST VAN DE
STATEN VAN HOLLAND EN ZEELAND ONTWORPEN
is 1576.
►MM*
Wy Willem Prinse van Oranje... Door authoriteit van den onver-
winnelyksten Koningk Philips van Hispanje,.. Gouverneur van Hol-
landt, Zeelacdt, Vrieslandt, en van de Provincie van Utrecht, en wy
Staeten van Hollandt en Zeelandt, met onse geassocieerden: Niet meer
(als billyk is) ter herten genomen hebbende, dan dat in onse steden ,
en andere plaetsen van onse Jurisdictie de Leere des heiligen Euange-
liums op 't aldersuiverlykste voorgedragen werde, en dat ook selfs de
kerken op 't alderbeste gegouverneert worden , hebben goet gevonden,
dese Wetten met rypen raede te stellen , de welke wy ook onverbree-
kelyk willen onderhouden hebben, en heeft ons oirbaerlyk gedacht dat
wy de selve meest souden maeken op de bedieninge van de Kerkelyke
Eegieringo, de welke voornamelyk vier in de heilige Schrifture bevon-
den worden; Namentlyk van Pastooren , die ook Bisschoppen , Ouder-
lingen , en Dienaers in de heilige Schrift genoemt worden, welker ampt
in 't leeren van Godts woordt, en de Sacramenten te bedienen, voor-
namentlyk bestaet: Van Doctoren, in plaets van de welke nu syn ter
tydt de Professoren van de Theologie: Van Ouderlingen, welker prin-
cipaelste ampt eertydts is geweest op de seeden te waeken, en de over-
treders met minnelyke vermaningen weder op den rechten weg te brengen,
en van de Diakonen die de sorge hebben van de armen en kranken.
Van de Predikanten , en eerst van die te stellen.
1.    De Magistraet van ieder hooftstadt, sal op 't aengeven en met
raedt van haere Predikanten voor haer stadt, en alle de plaetsen van
haere jurisdictie Predikanten verkiesen.
2.    In de steden by ons beseten en aen onser syde komende sullen
van elders Predikanten gesonden worden , tot dat de Magistraeten der
selver (den behoorlyken Eedt gedaen hebbende) de bescherminge van
onse gereformeerde Religie sullen hebben aengenomen.
3.    De Overheden van de kleene steden die onse sydo volgen, sul-
len recht hebben van de Predikanten te verkiesen, tot dat haere hooft-
steden by ons sullen wesen gevoeght.
4.    Niemant sonder verkooren, beroepen , ofte gesonden te syn, sal
-ocr page 128-
122                  REKKELIJKE WETTEN OP LAST VAX DE STATES
sich selven in het heiligh en weerdigh Predikampt indringen , ten sy
hy met schande verstooten, ofte ook indien de saeke sulks eiseht,
smaedelyk gestraft wil wesen.
5.    Ieder verkooren stadts Predikant sal voor de Ouderlingen wor-
den geexamineert, oft hy met geleertheit, betamelyke uitspraeke, en
een oprecht goedt leven, tot dat Ampt bequaem is.
6.    De welke bequaem bevonden synde, sullen hem den Magistraet
presenteren, op dat die op do voorschreve verldaeringe consentere, dat
hy op den stoel voor den volke gebraght worde.
7.    Doch alvooren hy op den stoel gebraght sal worden , sal synen
naeme drie Sondagen van den predikstoel afgekondight worden, op dat
ingevalle iemant iet van hem wiste waeromme hy niet toegelaeten sou-
den behooren te worden, hy 't selve ondertusschen voortbrenge.
8.    Indien sich niemant opponeert, ofte die sich opponeert, niet en
bewyse, sal hy voor de instellinge voor de Magistraet dese beloften
met de formele woorden by eede bevestigen.
Eedt bij de Predikanten te doen.
Ik sweere by den almaghtigen Godt, en onsen Heere Jesum Chris-
tum, dat ik een getrou ondersaet sal wesen den Koningk van Spanje,..
synen Stadthouder in dese Provinciën den Prinse van Oranje,., en
ook dese Magistraet, in alle 't geene tegen den wille Godts en myn
ambt niet sal stryden; en dat ik naer myn vermogen sal arbeiden,
dat ook het volk in de meeste stilligheit, en onderdaenigheit de selve
insgelyks gehoorsaeme: daerenboven sweere ik, dat ik het Woordt Godts
op 't aldersuiverlykste sal handelen, en dat ik 't selve met sulke naer-
stigheit sal verkundigen, dat het in dese noyne toevertroude Gemeente
de meeste vruchten voortbrenge, en dat ik 't selve naer myne affectie
niet voegen, noch naer iemants behagen drayen sal; maer dat ik 't selve
in de beste trouwe sal uitleggen, alleen ter eeren Godts, en proffyte
van dese gemeente: lestelyk dat ik oprechtelyk alles sal doen dat een
vroom en getrou Herder toestaet, en behoort te doen, en dat ik desen
dienst om geenderlei voordeel ofte achterdeel sal verlaten.
9.    In het bevestigen sal iemandt van de Predikanten eene oratie
van het Predikampt doen, daer naer sullen ook gebeden werden ge-
stort , op dat Godt den nieuwen Predikant kracht verleene, om den
aengenomen dienst wel uit te voeren , 't welk wy hebben geacht ge-
noeghsaem te wesen, om dat de oude ceremoniën tot soo afschouwelyke
sup^rstitien verloopen syn.
Van der Predikanten bijeenkomste.
10.    De Predikanten van elke hooftstadt, en van de plaetsen die
daer onder staen, sullen om de andere weeke by een komen in de hooft-
stadt daer sy onder behooren, om te confereren van de leeringe, op
dat sy die suiver en eendrachklyk behouden.
11.    Ingevalle eenige niet compareren (ten sy daer wettige oorsake
waeren) sal hun 't selve schande syn, en indien sy hartnekkelyk af te
blyven voortvaren , sullen ook betamelyk gedwongen worden.
-ocr page 129-
VAN' HOLLA.KD EX ZEELAND ONTWORPEN IS 1576. 123
12.    En op dat kennelyk sy hoe vlytig een iegelyk in de studiën is,
sullen de Predikanten in de selvè byeenkomsten by gebeurten eenigen
text der heilige Schrift uitleggen , waer op den anderen vry sal staen
te argueren, ingevalle iet qualyk geseit ofte gedaen worde.
Van der Predikanten controversien te beslichten.
13.    Indien eenige controversie van de Leeringe ontstaet, sullen de
Predikanten de selve onder sich by leggen , en by soo verre de saeke
sulks vereischt, sullen de Ouderlingen daer toe roepen, indien ook als
dan niet kan over een gekomen worden, sal de saeke de Overheit aen-
gebroght worden , die besorgen sal dat de selve bequamelyk vereffent
worde.
Van de overtredinge der Predikanten te straffen.
14.    Een Predikant schuldig in eene eerlose misdaet, sal van syn
officie ontblotet synde , na de beschreven wetten worden gestraft.
15.    Den aenklager, indien hij niet bewyst, sal lyden de straffe tot
de calumnie staende.
16.    Van die misdaden der Predikanten, daer over by de wet geene
straffe gestelt is, en nochtans argernisse geven, als namentlyk, onge-
woonlyke onbequame uitlegginge der heilige Schrif'tuure, curieuse op-
soekingen van ydele questien, invoeringe van eenige nieuwigheit in de
gemeente, nalatigheid in de studiën, slappe bestraffinge der gebreeken,
boefachtige kluchten , leugenen , achterklappinge , dertelheit der tonge ,
lichtvaerdigheit, argelist, gierigheit, onmatige gramschap in disputatien
en bestraffingen, te groote bitterheit ; ia kleediagen , gesten ofte ma-
nieren en andere dingen des gemeine levens ongebondentheit, en dier-
gelyke meer : sullen de Ouderlingen (de saek bevonden hebbende) de
Overigheit te kennen geven , en met eenen hun gevoelen daer op seg-
gen, doch dat in allen gevalle 't opperste oordeel van de straffe altydts
aen de Magistraet verblyve.
17.    In geringer gebreeken, do welke niet»dan eene simple verma-
ninge verdienen, sal onderhouden worden de maniere by den Heere
voorgeschreven, soo dat men ten uitersten de saeken aan de voornaem-
. ste van de kerke sal brengen.
18.    En op dat alle de Predikanten soo van ieder hooftstadt, als
de onderhoorende plaetsen, (soo veel mogclyk is) de gebreeken van haere
Vergaderingen mogen keeren , sullen alle drie maenden onder sich on-
dersoek doen , en soo sy ergens iets quaets vernemen, sullen daer te-
gens tytelyk behoorlyke middelen aenwenden.
Van de ondersoelcinge der Parochien.
19.    Twee van do Ouderlingen elker hooftstadt, en twee ofte een
van de Predikanten, sullen alle jaere 't landt onder de selve hooftstadt
behoorende, te samen ommegaen , ondersoekende hoe op iderc plaetse
de Predikanten sich dragen , en indien sy in iemant iet onbehoorlyks
bevinden , 't selve do Magistraet der hooftstadt aengeven, op dat de
selve naer gelegentheit der saeken tytelyk daer inne voorsie.
-ocr page 130-
124                  KERKELIJKE WETTE* OP LAST VAM DE STATES
20.    De selve en voornamentlyk eqp van de Dienaers sullen met eene
predikatie 't volk vermanen, dat sy naerstig ter predikatien komen ,
en haer leven naer uitwysen der gebooden van Gods woordt aenstellen.
Van Predikatien te doen.
21.    De Magistraet van ieder plaetse, sal by raedt der Predikanten
ordonneeren, wanneer en hoe dik wils predikatien dienen gedaen, sulks
dat in allen gevalle in volkryke plaetsen ten minsten diïemael ter weeke
gepredikt worde, en sal over al des Sondaeghs na den noen den Hei-
delberghschen Catechismus uitgeleit worden.
Van den Doop.
22.    De Doop sal by de Predikanten alleen worden geadministreert,
en dat volgens het formulier achter den Cathechismus gestelt, en na
de predikatie, soo menighmael als er kinderen gepresenteert worden ,
sal de Doop niemandt geweigert worden.
23.    Indien de vaders selfs de kinderen ten Doope presenteeren, dat
is godtvruchtig, en loffelyk, doch of 't selve niet geschiedde, sal den
Doop evenwel voortgaen.
24.    Ten sal niet nootsaekelyk wesen getuigen over den Doop te
hebben, en sal een iegelyk tot getuigen worden geadmitteert.
25.    De namen van de gedoopten, en der selver ouders , sullen in
een publyk boek worden gestelt.
26.    Indien eenige swak van geloove versochten haere kinderen siek
wesende t'huis gedoopt te hebben, men sal derselver begeerten naer
komen, soo nochtans dat (indien 't mogelyk is) ettelyke godtsaligen
over den Doop mogen wesen.
Van het Avontmael des Ileeren.
27.    Het Nachtmael des Heeren, sal viermael 'sjaers worden ge-
houden , op Paesch-, en Pinxterdagen , den eersten Sondagh in Sep-
tember , en den naesten -Sondagh aen de geboorte Christi.
28.    De Predikanten sullen des Sondaeghs voor het houden des
Nachtmaels , den dagh verkundigen , op dat die kinderen die eerst tot
het Nachtmael gebraght sullen worden, ondertusschen by haer komen,
omme te verklaren uit den Cathechismus , de belydenisse des geloofs,
en sullen met eenen in 't gemeen vermanen, dat die voor haer ver-
schynen, die misschien beter begeeren onderrecht te wesen, doch sullen
ernstelyk indrukken, dat sïch een iegelyk beproeve en toesie, dat hy
niet onwaerdig aen den tafel des Heeren koome, en sich het oordeel
eete en drinke, niet onderscheidende het ligchaem des Heeren.
29.    Daer veel persoonen in der gemeente f-yn, sullen de Predikanten
hun gewennen het Nachtmael ordentlyk al passeerende uit te reyken.
Van het Houwelyh.
30.    De Predikanten sullen de namen van allerlei ondertroude per-
soonen (van wiens recht totten houwelyk blyk is) drie Sondagen van
den stoel afkondigen, en indien ondertusschen geene verhinderinge
-ocr page 131-
VAX HOLLASTD EX ZEELAND OXTWORPEK IX 1576.               125
en worde voortgebraght, in de vergaderinge van de gemeente, het
houwelyk bevestigen, 't sy op Sondagh ofte eenige andere dagh dat
'er predikatie gedaen werdt, uitgesondert als 't Nachtmael des Heeren,
ofte eenig ingestelden Bid- of Vastendag wordt gehouden.
31.    De Magistraet van elke plaetse sal van alderlei questien van
Houwelyks saeken oordeelen, volgens de wetten daer op onlanks by
ons gemaekt.
Van Sieken Ie lesoelcen.
32.    De Predikanten sullen geenige sieken hare persoonen, nochte
hare hulpe, omme te vertroosten, en onderrichten weigeren.
33.    De sieken sullen besorgen dat de Predikanten tytelyk en als
sy van publyke diensten vry syn, geroepen worden.
Van de Begravenisse.
34.    De Magistraten van elke plaetse sullen behoorlyke ordre op
de plaetse van de begravenisse stellen, en daer inne ernstelyk letten
op de gesontheit en eerbaerheit, en dat alle occasien van superstitien
wegh genomen worden.
Van de Gevangenen te lesoelcen.
35.    De Predikanten sullen de geene dewelke in gevankenisse ge-
houden worden, niet vergeten; maer bij de selve, doch. niet dan- met
toelatinge van de Magistraten, gaen.
Van de Doctooren.
36.    Terwijlen hedendaegs de Professoren van der Theologie in der
Doctooren plaetsen syn, soo hebben wy de selve gelyk als de Profes-
seurs van de andere kunsten en wetenschappen in onser nieuwer Uni-
versiteit van Leyden gestelt, en sullen sorge dragen dat de selve, vol-
gens de wetten henluiden voorgeschreven (de welke wy alhier te ver-
halen onnoodig achten) met de heilige Schrift suiverlyk uit te leggen,
geleerde en waerdige Harders formeeren.
37.    Maer de Magistraet van elke plaetse sal sorge dragen, dat
sy voor hare jonkheit godtvreesende Schoolmeesters bestellen, de welke
haer soo de ware Religie als geleertheit inplanten, en de Psalmen op
de aengenomen wyse leeren singen.
38.    Den geenen die de ware Religie niet toegedaen syn, sal nim-
mermeer toegelaten werden te leeren.
Van Ouderlingen.
39.    De Magistraet van ieder plaetse, sal naer hare menighte veele
ofte weinige uit den hunnen verkiesen, mannen die oprecht en in
't stuk van de Religie niet onervaren syn, dewelke den Herder9 in
Kerkelyke saeken hulpsamig, en hare byeenkomste by sullen syn; op
dat, of 'er iet waere 't welke de Overigheden dienden te weten, sy-
luiden het hunluiden aengeven, en 't geene van hun officie in dese wet-
ten op veele plaetsen begrepen is, doen.
-ocr page 132-
126                 REKKELIJKE WETTEN OP LAST VAN DE STATE*
Van de Diakonen.
40. Aengesien in dese Provincie allerlei armen sonderlinge seer
wel syn voorsien, soo dat wy in de inkomsten en dispensiers niet
lichtelyk iet te veranderen hebben geoordeelt, sullen ten minsten de
Overigheden besorgen, dat 'er bequame en godtvrnehtige dispensiers
gestelt worden, dewelke de armen naer haer nootdruft weeten te hulpe
te komen, 't welke indien 't geschiet, sal de bedclarye konnen wegh
genomen werden, en de armen in officie gehouden: 't selve sal gevoe-
gelyk konnen geschieden, indien dese ellendigheden weg genomen syn-
de, de pais ons stilheit bij brenge, 't welke Godt, Fonteine en oor-
spronk alles goedts, eerstdaeghs wil verleenen, Amen.
REDENEN DER VOOESCHREVE KERKELIJKE WETTEN.
Dat de godtvruchtige Overigheid sich altijd toege-eigent hebben het
instellen van de Wetten de Religie aengaende is buiten dispute, en
Godt heeft sodanige Wetten niet door Aaron maer door Moyses ge-
stelt , 't welk ook daerna by het volk van Israël alsoo altydts is ge-
bleven, dat de hooshste Authoriteit en maght van de selve Wetten
by de Rechteren, Koningen, en lestelyk by de Prinsen soude wesen,
van welker saeken getuigenissen de boeken van 't oude Testament vol
syn. Maer ten tyde als de boeken van 't nieuwe Testament beschre-
ven wierden, waeren d'Overheden meest, niet alleen van de waere Re-
ligie vervreemt, maer ook van de selve seer bittere vyanden, soo dat
de godtsaligen genootsaekt syn geweest haer op haer selven te houden,
en indien iet in den staet van de Religie vereischt wierde 't selve selfs
te statueren, en heeft die gesteltenisse ettelyke hondert jaren geduert,
maer na dat de opperste Monarche van de wereldt, Constantinus, de
Religie hadde aengenomen, heeft hy selfs gestatueert, 't geen e tot ver-
breidinge, verlichtinge en steunsel van dien behoefde, 't welk ook syne
successeuren na hem veel' hondert jaren hebben onderhouden. Hierom
eyn in den eersten boek Codicis veele lange titulen van de Religie,
en in Justiniani Novellis geen weinige insettingen soo groot als boe-
ken, en de Philosooph Leo, Keiser van Constantinopolen (gelyk in
syne Novellis blykt) lioudt dese maniere; daerinne ook de andere Kei-
sers volhart te hebben, getuight, Zonaras in Photii Nomocanonicis.
Ondertusschen heeft in 't Westen de Roomsche Bisschop dese authori-
teit, gelyk ook het ryk selfs, allenskens tot hem getrokken, en is met
eenen geworden contraire van die hy te vooren was, en behoorde te
■wesen, waer over de godtsaligen weder vervallen syn in den selven
noot, in den welken sy waren onder de godtloose Keiseren, soo dat
sy ook moesten om saeken van de Religie heimelyke vergaderinge
houden, en selfs voorsien, op 'tgeene daer toe noodig bevonden wer-
de: Edoch te wylen ons Godt de genade heeft gedaan, dat wy ons
der slavernije van de godtloosheit mogen ontrekken, en van de sni-
-ocr page 133-
VAN' ÏIOLLAND EN ZEELAND ONTWORPEN IN 157().               127
vere Religie derven belydenisse doen, soo hebben wij geacht onse
schuldige plicht te wesen, na de humeuren van onse luiden, op 't Re-
giment van de Religie Wetten te stellen, in 't welke wy voorwaer ge-
volght hebben, soo wel de voorgaende exempelen als die Overheden,
de welke in deze tyden de gesuiverde Religie openbaerlyk hebben aen-
genoraen, die alle selfs eenen Regel en maniere hebben voorgeschreven,
na den welken de Religie behoorde gegouverneert te worden. Dat nu
onse Pastoren ofte Dienaars tot Dordrecht hebben gepreoccupeert sulks
dat sy voorgeschreven hebben 't gunt hun goet dochte, op 't mode-
reren van de Religie, voorwaer daer in prysen wy haere neerstigheit,
dan dat wy de selve alsoo niet aengenomen hebben , daer toe hebben
ons heftige redenen gemoveert, de welke in het bybrengen der redenen
van onse Wetten, nopende de Religie, sullen geopenbaert worden.
Dat wy dan de politycque Magistraet authoriteit geven omme Pas-
toren te kiesen, daer inne stellen wy ook onder hen de Pastoorschap-
pen, gelyk alle de andere ampten, en te rechte, aengesien het Pas-
toorschap van die ampten is, de welke hun proffyt en loon trekken
uit het publycque van die plaetse de welke sy dienen, en ingevalle
iemant anders recht hadde om die te verkiesen, de selve soude daer
inne 't ampt van de Overigheit gebruiken, waer uit in elke stadt twee-
derlei Magistraet soude komen te ontstaan, 't welke hoe periculeus het
is, is onnodig met vele redenen te vertoonen: ook is dat niet nieus,
nademael alle Prinsen en Republycquen die de Religie gesuivert heb-
ben , 't selve recht hun toe-eigenen , ja dat meer is Justinianus heeft
geordonneert, dat de voornaemste van de steden de verkiesingen van
Bisschoppen souden by wesen, en segt 't selve soo te ordonneren,
uitwysende de beschreven Wetten. Maer (seggen eenige) weinige wor-
dender onder de Overigheit bevonden die de Religie toegedaen syn.
't Sy dat er veele , ofte dat er weinige syn 't is ten naesten gelyk; terwy-
len sy alle by gedaene eede de bescherminge van de Religie hebben aen-
genomen , en op dat hier uit geen perykel soude ontstaen, hebben wy
sonder twyffel genoeghsaem voorsien, als wy geboden hebben , dat de
Pastoren souden gekosen worden by advys en raedt van de Pastoren.
Maer dat wy goet gevonden hebben dat de Magistraet van ieder
hooftstadt alle de plaetsen onder haere jurisdictie sorterende, van Pas-
toren versie , doen wy, op dat sy souden mogen behouden haere oude
gerechtigheden, en op dat voorgekommen werde, dat niet iemandt on-
waerdig ergens in het Herderampt indringe: Edoch nademael in de
hooftsteden veele Predikanten syn, sullen op haer aengeven en met ha-
ren raedt alle de plaetsen haerder jurisdictie bequamelyk en naer be-
hooren konnen werden voorsien , en daer inne heeft ons niet goet ge-
docht de uitdeelinge van de Classe in te sien; om dat de selve sonder
confusie van jurisdictien niet gedaen kan worden, 't welk voorwaer soo
kennelyk is , dat het geene verklaringe behoeft; besonder indien in de
bedieninge by de Predikanten en Ouderlingen wat naerder authoriteits
wesen sal. En hier uit sal genoegh blyken de billikhoit van het eerste
Capittel onser Wetten , gelyk ook van het tweede en derde, als van
het eerste dependerende.
-ocr page 134-
128              KERKELIJKE AVKTXE.V OP LAST VAN DE STATES
De billikheit van het vierde Capittel is seer openbaer, want indien
niet getollereert wordt die geene , die in eenigerhande officie sich sel-
ven sonder authoriteit indringht, veel min voorwaer is het te lyden,
die sich sonder authoriteit indringht in een officie dat soo uitne-
mende is, en 't selve is ook in de Synode van Dordrecht verstaen,
uitgesondert dat aldaer schynt gelet te syn op de kerken noch verbor-
gen ofte ballink synde, maer geensints op de publycque gemeente, die
onder hare Magistraet in haer landt vryelyk was sittende: welke saeke
alleen tusschen dese onse wetten en sulken Synodale decreten schynsel
van eenige groote differentien geeft, doch sulke, dewelke aldermeest
in het uiterlyke bestaet, maer in der daet selfs niet soq seer. Die van
Geneven hebben in hunne kerkelyke Wetten voornaementlyk gelet op
de kerken, die op haeren gront haere Overigheit hebben, 't welke wy
met goet recht hebben nagevolght, waer van niet veele en scheelt oft
wy en komen schynelyk en datelyk over een. Daer syn noch eenige
saeken die onse gelegentheit noch niet toe laeten: sy luiden hebben ook
niet ten eersten absolutelyk op 't Gouvernement van de Kerken gestatueert.
Aena;esien in de hooftsteden meer en uitnemender Predikanten moeten
syn , sullen sy luiden totte examinatie lichtelyk suffisant genoeg wesen,
en de Ouderlingen de welke amptshalven de examinatie moeten by we-
sen , sullen voor de Predikanten by de Magistraten genoeghsame getui-
gen syn van 't geene gepasseert is, op welke redenen de twee navol-
gende capittelen steunen.
Het sevende Capittel heeft soo nootsakelyk gedocht den Predikanten
der stadt van Geneven (luiden, de welke 't sy of men die geleertheit
oft godtsaligheit aensiet onvergelykelyk syn) dat toen het gebruik des-
selfs al eenigen tydt veroudert was, sy luiden in 'tjaer vyftienhondert
tsestig versochten van den Magistraet 't selve weder ingestelt te wor-
den , protesterende dat sy daer inne niet eenig hun proffijt sochten,
maer op dat soo wel syluiden als hunne nakomelingen korter gehouden
moghten worden, welke saeke ook verhaelt staet in de Kerkelyke wet-
ten der selver stadt: en dat de Bisschoppen die te maeken syn, den
volke eerst voorgehouden en een iegelyk vry soude staen den selven te
beschuldigen, heeft selfs ook Justinianus na de voorschrifte der Canones
goet gedocht.
Men doet qualyk aennemen eenige publyke officien dan onder eedt,
is daeromme reden dat ook het Predikampt alsoo werde aengenomen,
en aengesien niemandt de gantsche gemeente soo grooten piofijt doet
als een Predikant, is mede billijk, dat hy den eedt doe in handen van
de Magistraet, 't welk geseit sy om 't achtste capittels wille.
Waeromme de oude Ceremoniën in het instellen der Pastoren behoo-
ren achtergelaten te worden, is eene evidente redene in 't vierentwin-
tigste capittel van de Dordrechtsen Synode, dit doet tot het negende
Capittel.
                                                                                              i
'T is geheel billyk en seer nodig, dat de Verkondigers van soo uit-
nemende Leere, als sy daer van sullen communiceeren en hun exer-
ceren , op 't alderdikwilste by malkanderen komen, 't welke de drie
navolgende Capittelen staende hout.
-ocr page 135-
TAS HOLLAND EN ZEELAND ONTWORPEN" IN 1576.               129
Waeromme souden doch de Overigheden de geschillen der Predi-
kanten, als den noodt sulks vereischt, niet beslichten, want al syn schoon
allegader de Religie niet toegedaen, sy aen de selve nochtans by Eede
verbonden syn, de welke ook indien iet boven hun begrijp is, konnen
't selve aen ons brengen, in 't welke het dertiende Capittel bestaet.
De berispinge der seeden komt voornamentlyk den Predikanten toe,
daeromme moeten syluiden ernstige sorge dragen dat se selfs suiver
syn, en gemerkt op hen luiden verre boven allen anderen het oog ge-
slagen wordt, soo sondigen sy ook met exempel, weshalven sy ook
swaerder te straffen syn, daeromme en sal niemandt de selve authori-
teit van de Magistraet ontrekken, in 't welke der vijf' voorgaende Ca-
pittelen asquiteit schier bestaet.
Het proffijt van het negentiende en twintigste Capittel wordt klaer-
der als de middag gesien.
Ieder Magistraet sal met raedt van haere Predikanten best konnen
ordre stellen op het doen van de predikatien, als den welken niet on-
bekent is , wat de plaetse en 't volk vereischt, nochtans dient toege-
sien dat 'er mette andere plaetsen soo weinig ongelykheits sy als mo-
gelyk is , 't welke tot het eenentwintigste Capittel behoort.
Dit is de gelegentheid van onse Regeringe, dat ook de Pausgesin-
den , die uit oorsaeke van de gemeene saeke onse sijde willen volgen ,
uit solemnele beloften ons trou syn ; soo dat wy ook de openbaere exerci-
tien van de Pausselyke Religie souden behooren te gedoogen, ten waere
de Papen en Monnikken, onse gesworen vijanden, gepooght hadden ,
de selve tot oproer te misbruiken; ja wy lyden de Wederdoopers selfs;
als achtende, dat de ware Religie een gave Godts is, en dat do men-
schen daer toe niet door de vreese van ballingschap ofte straffe ge-
dwongen , maer met minnelyke vermaningo uit het woordt Godts be-
hooren genodigt te worden. In de verrnengelinge van de Religien
hebben wy niet konnen verby gaen eenige dingen anders in te stellen,
dan ter avonturen by 't volk van eene gelykformige Religie soude kon-
nen geleden worden. Voor sulks sal aeugesien mogen worden, dat wy
niemandt de Doop willen geweigert te worden, maer ons sal bescher-
men dat Christus bevolen heeft, dat men do kinderen niet soude van
hem weeren (Luc. 18), waer inne alsoo hy geen respect op de ouders
heeft gehadt, soo hebben wy dan te rechte gestatueert, dat de Doop
ten respecte van de ouders niet verhindert soude worden: en ingevalle
gy hier inno wreevelyk wilt wesen, sult gy oorsaeke syn, dat de
Pausgesinden haere kinderen by do Mis-Papen, daer toe van buiten
geroepen , heimelyk sullen besorgen gedoopt te worden , en met eenen
hen verbitteren. Veel eer is in dese confusie der Herderen ampt, dat
sy volgende het exempel Pauli, allen werden alles; op dat sy seer
voelen mogen winnen (1 Cor. 9). Van gelyken sal schynen, dat wy al-
deiiei getuigen over den Doop toe laeten, maer geen minder dringende
reden heeft ons daer toe geport, als omtrent den jaere vijftienhondert
tsestig die van Bern daer toe gedrongen heeft, dat sy luiden onder
henluiden en den Papistischen de getuigenisse des Doops gemeen maek-
ten. 'T geen syluiden om vricntschap te houden onder geseheidenen
9
-ocr page 136-
130                 KERKELIJKE WETTEN Or LAST VAN DE STATES
hebben gedaen , sal ons immers om eendraght te behouden en te ver-
meerderen onder die vermenght syn, vry staen te doen. Openbare
vyanden van de Religie hadden wel mogen gc-excipioert worden, maer
soodanigo sullen sich niet lichtelyk ten Doope presenteren. Dan dat
wy toelaten t'huis heimelyk to doopen schryven wy de swakheit toe,
de welko de heilige Schrift soo secre heeft gerecommandeert (Kom. 14.
1 , Thes. 5), en dit sy geseit op de Capittelen van den Doop.
De Paesch- en Pinxtcrdagen syn in sulko eerbiedinge , dat ten sy
als dan het Nachtmael uitgereikt werde , 't selve tot groote argernisso
soude Strekken, in gelyke eerbiedingo is den dagh der geboorte Christi,
maer indien op den Sondagh naest de geboorte het Avontmael gehou-
den wordt, sal alle occasie van groote argernisse weg genomen wer-
den , en dat maer viermael alle jaers het Nachtmael gecelebreert werde,
hebben wy nu ter tydt genoeghsaem geacht, nademael eertydts des selfs
meermaelder gebruik, sulko afschouwelyke superstitien gebaert heeft.
Soo veel aengaende het sevenentwintigste Capittel.
Het heeft wel Christo belieft Judas dien hy wiste dat hem verraden
soude (Luc. 22. Joan. 18), syns verborgen Avontmaels te laeten ge-
bruiken , maer dat heeft hy gedaen , gelyk hy self getuight heeft, op
dat vervult soude worden de Prophetie jüavids (Psal. 40): die met my
Broot eetet, heeft tegens my geleght syn vorsen; doch daeromme moet
ons dit tot geen exempel strekken , op dat wy, gclyk Christus elders
verbiet, het heilige den honden niet geven, nochte de peerlen voor da
verkens strooyen (Matth. 7). Gelyk als dit nu syn insicht heeft, soo
konnen ook onse steden, en veele onser dorperen niet al te precysen
ordre op 't houden van het Avondtmael lyden, gelyk als is de exami-
natie van alle do geene de welke van het Nachtmael meda deelachtig
willen wesen, der selver belydenisse des Geloofs, aenteikeninge en ver-
kundinge der namen, tooninge van getuigen, en diergelyk meer; want
hoe veele gebrekender wel onder soo grooten meenighte van menschen
by den welken 't selve niet volbraght wordt. Paulus schynt eer te
willen trachten tot de ondersookinge van sich selven, als hy seit, de
mensche beproeve zich selven en eete alsoo van dien Broode, en drinke
alsoo van dien Beeker (1 Cor. 11): 't welke ten sy geschiede, en syn
dit niet als hypocrytische actiën en gebeeren, ende en hebben niet van
de oprechte voorbereidinge tot het Avondtmael. Ook doet de mee-
nighte van ons volk, dat wy het broodt en den kelk ordentlyk den
voorbygaenden uitgereikt te worden vereisschen, 't welk niet sonder
exempel is, gemerkt de maniere tot Geneven van het Nachtmael be-
vestight wordt.
Aengesien het eigentlyke ambt der Predikanten sulks is, dat het,
mits de meenighvuldige arbeiden en occupatiën, wel den geheelen men-
sche daer toe vereischt, hebben wy goet gevonden henluiden to ver-
lichten van alle 't geene by anderen even wel kan verricht worden ;
waeromme wy ook alle kennïsse van houwelyksche saeken aen de ci-
vile Magistraet hebben gereduceert, als de welke hunluiden in 't be-
sonder veele moeiten soude by brengen, en den selven Magistraet tot
haere generale occupatiën eene kleine vermeerderinge wesen sal. Doch
-ocr page 137-
VAN HOLLAND EN ZEELAND ON'TWQKFEN IN 157G. 131
op dat orame de selve te oordelen een gcreede regel sy, hebben wy
seekere wetten beschreven, de welke wy (voor soo veele als onse ty-
den en manieren mogen lijden) nae de Goddelyke en Keiserlyke heb-
bon opgerecht. Dit sy genoeg tot de Capittelen van de Houwelyken.
De Wetten van het besoeken der sieken en gevangenen, mitsgaders
van de begraeffenisse bestaen genoeg by haer selven.
Als ook ontwyffelyk 't geene van de Doctoren is beschreven.
Gelyk als de Magistraet toekomt alle andere officien te vergeven,
soo is ook hun eigen de Ouderlingen in te stellen. Dat andere die
souden verkiesen, 't selve kan niet geschieden sonder een schyn van
tweederley soorten van Magistraet; en van wegen de Magistraet komt
henluiden overvloediger authoriteit, en zyn achtbaerder, wesende van
de Magistraet selfs verkooren. Maer de confusie der Religiën, en de
trouble staet van onse republyque, laet niet toe, dat wy nu ter tijdt
tot henluiden ampt eonige andere dingen toe-eigenen, dan wy deur-
gaens in onse Wetten hebben vcrvatot. De authoriteit die syluiden
jegens eenen iegolyk in 't particulier aengaende de seden plegen te heb-
bon, sal by den Magistraet generalyk hen werden gerecommandcert;
op dat sy, soo veel doenelyk is, alle ongebondentheidt toornen , en de
republyque alomme een cicrlyk aenschyn weder geven.
De raedt der Wysen is, als de administratie der republyque ver-
nieut ofte verbetert moet werden, dat als dan de oude forme soo na
als geschieden kan behouden worde, 't welk indien in reden bestaet,
gelyk het voorwaer in seer klare reden doet, soo behoort ook seeker
niet verandert te worden, 't gene soo wel is ingesteld, dat het nauwe-
lyks kan worden verbetert. Dewyle dan onse voorouders voor allerlei
armen genopghsaeme inkomsten hebben nagelaten, en ook betamelijke
uitdeelinge der selver voorgeschreven, soo laet ons dan niet sonder
weerdige bestraffinge haer goetvinden op deze saeke veranderen. Vor-
der om dat door de krygh de inkomsten belet, en door de calamitei-
ten des selfs vele armen worden gemaekt, sal ons te tolereren staen
de collectie die in de kerken geschiet, tot dat, de pais weder verleent
synde, onse saeken in haeren voorigen staet sullen wesen gekomen,
welk goot op dat ons met den eersten mag aanschynen, verleene ons
Godt na syn onmetelyke goedertierentheit. Amen.
9*
-ocr page 138-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN
TE DORDRECHT.
1578.
É É V *tf* 9 Éil
De tijd, die vau 1576 tot 1578 verliep, wa3 vol van woeling, verdeeldheid, oproer
en strijd. De gemeene nood bragt de noordelijke en zuidelijke gewesten der Nederlanden
wel nader tot elkander, maar godsdienstverschil en godsdiensthaat bliezen wederom zoo-
veel vuur van vijandschap aan, dat de pacificatie van Gent noch de beide unie's van
Brussel
dat kwaad hebben gestuit en de religionsvrede van Matihias eindelijk als olia in
de vlam is geweest.
Toen, na den dood van Eequesens, de oorlog streng werd doorgezet door den raad van
state, geraakten Holland en Zeeland in zulken klem, dat het spitsvindig vernuft van den
prins schier ten einde van raad scheen. Maar toen de hoop op het laagst gezonken was,
werd de zaak der bondgenooten, als uit het voetzand, weder opgebeurd. Zierikzee kwam,
na langen wederstand, den 2 Julij 1576 in handen der Spanjaarden, en dezo smart-
volle gebeurtenis gaf juist aanleiding tot verademing en verlossing. De Spaansclie krijgs-
benden eischten aanzuivering harer achterstallige soldij, die na de vermeestering dezer
Zceuwsche stad beloofd was, en zij sloegen over tot muiterij , toen aan deze belofte
niet kon voldaan worden. Zij liepen het platte land van Schouwen af, legden Nieuwkerk
aan kolen, plunderden den huisman overal uit, en toogen eindelijk naar Brabant, onder-
weegs velen medeslepende, die tot dusver nog naar hunne oversten geluisterd hadden. Na
jMechelen en Brussel bedreigd te hebben, sloegen zij naar Vlaanderen over en nestelden
zich in Aalst, van waar uit zij de schoone dorpen vernielden dier rijke landsdouw. De
raad van state, na vruchteloos de bevrediging dier muiters beproefd te hebben, verklaarde
hen voor vijanden van den staat en gaf een iegelijk verlof om zich tegen hen te wapenen.
Hierdoor groeide het getal der oproerigen al meer, wijl alle Spaanscbe benden, in steden en
sterkten gelegerd, partij voor hunne krijgsmakkers kozen en voorgaven dat het op hen
allen gemunt was. Zij stelden zich vijandig tegenover de bevolking en zeiden der regering
alle gehoorzaamheid op. Waar zij de magt in handen konden krijgen, speelden zij den
meester op wreede wijs. Zij vereenigden zich ook met de Duitsche benden, zoo als in
Maastricht, en daar hebben zij groote verwoesting aangerigt. Antwerpen heeft vooral
veel geleden. De gruwelen van Naarden zijn daar op groote schaal hernieuwd door de
Spaansche bezetting van het kasteel, bij welke zich de oproerigen van Aalst, lier, Breda
en Maastricht hadden geveegd. Als booze geesten, ter helle uitgebroken, hebben zij die
-ocr page 139-
NATIOKAIE SYNODE GEHOUDEN* TE DORDRECHT. 1578.           133
treffelijkste koopstad der christenheid 'eeggeplunderd, nitgemoor.1, en geen achtbaarheid
van staat, noch eeraaardij van ouderdom, noch weerloosheid van sexo, noch onmondig-
heid van jeugd, noch teederheid van jaren ontzien; zelfs geene geestelijkheid gespaard en
de kerkelijke kostelijkheid en de pronk der altaren geroofd (Hooft, Ned. hist. XI, bl.
436—441). Welke vreesselijke verwarring wa3 het toen! Nood en gevaar overal, terwijl
het hoofdbewind zonder klem was en de staat zonder hoofd. Geen wonder dat de staten
der benaauwde gewesten zich zelven zochten te redden en die van Vlaanderen het
eerst. Zij riepen de hulp van Oranje in , terwijl die van Brabant en Henegouwen zich
met hen vereenigden in het verlangen, dat de vredehandel van Breda weder met Holland
en Zeeland mogt worden opgevat. Spoedig zijn daartoe de afgevaardigden van wederzijden,
den 19 Octobcr, te Gent bijeengekomen en de ramp van Maastricht, die den 20 October
plaats greep, bond die onderhandelingen zoo krachtig aan , dat reeds den 28 dier zelfde maand
de vredepnnten waren vastgesteld. Toen nu de mare der Spaansche furie, die den 4
November Antwerpen teisterde, door het land ging en Brussel bereikte, haastte de raad
van state zich met de bekrachtiging, zoodat reed3 dsn 8 van die maand onder trompetge-
schal de pacificatie van Gent van het raadhuis dier stad werd afgekondigd.
Deze pacificatie was eene vereeniging van Brabant, Vlaanderen, Artois, Henegouwen,
Valencijn, Kijssel, Douai, Orchies, Namen, Doornik, Utrecht en Mechclen met Holland
en Zeeland, ten einde de Spaansche soldaten het land uit te drijven en de algemeene staten
te beschrijven om orde op 's lands zaken, inzonderheid op de godsdienst te stellen. De
roomsch-katholijke godsdienst werd er bij gehandhaafd, behalve in Holland en Zeeland.
De religie-plakaten geschorst. Oranje als stadhouder van Holland, Zeeland, Bommel en
de oorden met hen gevoegd, erkend en bevestigd, met uitzondering echter van de Hol-
landsche en Zecuwsche plaatsen toen nog niet onder zijn gebied, zoolang zij deze pacificatie
niet omhelsd en in de punten van godsdienst of in andere opzigten satisfactie van hem be-
komen zouden hebben. Slaking van de gevangenen, met name Bossu. Herstel van den
prins en van alle anderen in goederen en eer. Vernieling der gedenkstukken doorAlvaop-
gerigt. Eindelijk is aan de bescheidenheid en uitspraak der algemeene staten overgelaten
te beslissen, of, naar het vertoog der gemagtigdsn van Holland en Zeeland, de twee veld-
togten van den prins ten gemeenen laste van de Nederlanden zouden behooren te vallen.
(De woordelijke tekst van het geheele stuk vindt men bij Do Tassis, Commentarius de
tumidülus Belgicis,
1. III, p. 224—233, en bij Bor, d. I, b. IX, fol. 191—192.)
De punten, die de uitoefening der godsdienst en de schorsing der plakaten betreffen,
luiden woordelijk als volgt;
»4. Dat uu voortaen d'inwoonderen en ondersaten van d'cen en d'ander zijde van wat
Lande van herwaers-over, of van wat stact, qualitcit, of conditie hy zy, over al sullen
mogen hanteren, gaen en keren, wonen en trafliqueren, coopmans gewijs en andersins, in
alle vrijdom en versekertheid, wel verstaende, dat niet toegelaten en sal zijn die van Hol-
land, Zeeland, of andere van wat Lande, conditie, of qualiteit dat hy zy, yet t'attenteren
herwaers-over, buiten den voorschreven Landen van Holland, Zeeland, en Geassocieerde
plaatsen, tegens de gemene ruste en vrede, sonderlinge tegens de Catholijke Roomse Re-
ligie, en excercitie van dien, noch yemaud ter causc van dien te injuricren, irriteren,
met woorden of met werken, noch met gelijke acten te schandaliseren, op poene van ge-
straft te werden als perturbatenrs van de gemene ruste, anderen ten exemple.
•I 5. En op dat midlertijd niemand lichtelijk en stae tot cenig begrijp, captie of peri-
cule, sullen alle placcaten hier voortijds gemaekt en gepubliceert, op het stuk van de
heresie: mitsgaders de criminele ordonnantie by den hertog van Alvagemaekt, en 't gevolg
en executie van dien, gesuspeudeert worden, tot dat bij de Generale Staten anders daer op
geordonneert zy, welverstaeude dat geen schandalc gebeure in maniere voorsz."
-ocr page 140-
134           NA.TIOSAXE SYN'ODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1578.
Deze pacificatie is alom in de voorschreven gewesten afgekondigd »tot grote vrenchde en
contentement van de gemeenten, die daer door eens hoopten het effect te genieten, en van het
oudraeglijk jok der Spangiacrden, en andere vreemdelingen ontslagen te werden" (Bor, d. I,
b. IX, bl. 741a). De prins zag er ook zoo veel heil in, dat hij dit verbond wilde ge-
teekend en bekrachtigd hebben «non seullement des Jlstaiz die pcti/s, maïs aussï de
toules les villes et communaultez en particulier, afin que nous y puissions tant plus
eurement reposer, et aussi en tout evenement nous en servir ctj-apris."
(Zie zijn schrij-
ven aan de afgevaardigden van Gent. Archives de la maison d'Orange Nassau, V, p.
468). De voordeelcn zijn dan ook niet te miskennen, tot welken vooral ook dit gerekend
worden mag, dat die pacificatie van Gent de noordelijke gewesten nader tot den prins
heeft gebragt, welke hij later zoo tot een verdrag wist aan een te strengelen, dat het de
grondslag van de republiek der Vereenigde Nederlanden geworden is (Algem. gesch. des
vaderlands door J. P. Arend, d. II, st. YI, bl. C). De verademing en de rast die
Holland en Zeeland thans genoten, daar zij van den nood der Spaansche benden verlost
waren, hebben er ook de prediking van het Evangelie bevorderd , de hervormde gemeen-
ten bevestigd en haar getal niet weinig vermeerderd.
De spanning tnsschen hervormden en roomsch-katholijken heeft de pacificatie van Gent
echter niet bezworen of verminderd. Integendeel iedere partij van hare zijde, en die der her-
vormden niet het minst, was bedacht, dat hare zaak er schade door lijden zou. De sta-
ten van Holland en Zeeland maakten zich zoo bevreesd voor den terugkeer van roomsche
uitgewekenen, dat zij niemand wilden toegelaten hebben, die niet beloofde niets te zullen
aanrigten »dat soude mogen strecken, of strijden tegens de Gereformeerde religie, nochte
de ocffeninge van dien", en dat hij niet zou pogen »by eenige directe ol indirecte midde-
len eenige andere religie in den landen van Holland t'exerceren, gebruiken, of in te voe-
ren, dan die daer jegenwoordiglijk is, en bij de Overheid en den Staten van den Lande
openbaerlijk toegelaten word." (Resolutie v. 8 Dec. 1576, bij Bor, d. I, b. IX, bl.
742a). De prins keurde niet goed om den inkomenden met zoo zwaren eed te belasten.
De belofte van de pacificatie te zullen houden achtte hij genoeg en in dien zin is de re-
solutie der staten dan ook spoedig verzacht geworden (Van Wijn op "Wagenaar, st. VII,
bl. 43.). Maar de staten der zuidelijke gewesten hadden niet minder reden van vrees
voor den vloed der terugkeerende protestanten. Dezen, daar het geloofsondcrzoek en de
bloedplakaten waren geschorst, stroomden in grooten getale naar hunne vorige woonsteden
terug, ijverden in stilte en onvermoeid voor de verspreiding van hunne leer, traden al
spoedig en onbeschroomd uit hunne bedekte zamenkomsten op den voorgrond en bragten
in menige stad de ijveraars van de roomsch-katholijke kerk in zorg en onrust. Het was
dan ook niet vreemd, dat de ingenomenheid van deze katholijken met de Gentsche pacifica-
tie verflaanwde en zij er zelfs af keerig van werden (Archives de la maison d' Orange-Nassau
V, p. 471). Het was geenszins te verwonderen dat sommige leden van den raad van
state en van de algemeene staten daarom ook de ontbinding van dat verbond verlangden,
waardoor al zijne voordeden zouden zijn verloren gegaan. Om dit te verhoeden kwam
de Unie van Brussel tot stand, strekkende om malkanderen op nieuw te verbinden »tot
onderhoudinge van onsen heiligen gelove en catholijke Apostolische roomsche religie; vol-
doeninge van den voorsz. vrede en Pacificatie, eensamelijk tot uitdrijvinge van de Span-
giaerden en hunne aenhangeren." (Dit verbond van den 9 Januari) 1577 is, zoo als het],
oorspronkelijk in het Transen geschreven, op het rijks archief te 's Hage ligt, door mr.
J. C. de Jonge medegedeeld, aan het einde van zijn werk: de unie van Brussel des jaars
1577 naar het oorspronkelijke uitgegeven, 1825. Men vindt het uit het Fransen vertaald
lij Bor, d. I, 6. X, bl. 7C9 en 770 en J. P. Arend, Alg. gesch. des Vaderlands, d. II,
-ocr page 141-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE DOEDRECHT. 1578.           135
st. VI, bl. 54—56.) Het verdient opmerking, dat het bij de pacificatie van Gent voor-
namelijk te doen was geweest om do uitdrijving der Spanjaarden; daarna zouden de alge-
meene staten bestellingen omtrent de godsdienst maken. Maar l)ij deze unie van Brussel
treedt op den voorgrond: la conservation de notre Sle foy et üeligion Catholicque Jpos-
tolicque Eomaine.
Hierdoor werd de ijverzucht zoowel der hervormden als der roomschen
opgewekt. In Brabant en Vlaanderen , met name Antwerpen, Gent en Brugge waren,
veel hervormden en nu zij wisten wat liet hoofddoel der Brusselsche unie was, ontstond
er groote volksbeweging ; terwijl de roomschen sinds dien tijd hunne godsdienst als het
middelpunt van de vereeniging der gewesten aanmerkten en zich tegen de hervormden als
tegen vijanden overstelden (J. C. de Jonge, de unie van Brussel enz. bl. 22).
Ofschoon al de Nederlandsche gewesten, Luxemburg alleen uitgezonderd, zamenspan-
den in dit verbond, werd na weinige maanden in dit zelfde jaar wederom cene tweede
Brusselsche unie noodig gekeurd. Zoo als er waren, die lust betoonden om naar Don
Juau te luisteren, groeide bij anderen het wantrouwen tegen dien landvoogd hoe langer
zoo meer aan. Bij het eeuwig edict, den 17<ieu Februarij 1577 te Brussel afgekondigd,
had hij de pacificatie wel erkend en de verwijdering der vreemde krijgsbenden beloofd,
maar men had reden om de opregtheid zijner belofte te verdenken, en wat de schorsing
der plakaten op het stuk van haeresie betreft, had hij zich dien overeenkomstig niet ge-
dragen. In de zomermaand van dit jaar was Pieter Panis te Mechclen, wijl hij cene pre-
dikatie van gereformeerden had bijgewoond, ter dood verwezen. Do prins verzocht bij
vurig en vriendelijk schrijven, dat men den gevangene verschoonen en de oude tooneeleu
van zoo veel bloeds, niet meer oprigtcn zou. Doch men achtte daar niet op en Panis
werd in het openbaar onthalsd, bij toestemming van Don Juan, die daar toen ter stede
was. Dit ontstelde het volk en bragt den landvoogd in zware opspraak, vooral bij de
hervormden, die bij dezen voet het gevolg zijner regering afmaten (Hooft, YII, bl. 478).
Dit hernieuwde de oude bitterheid der uitgewekene maar teruggekeerde hervormden,
die hun vroeger lijden nog niet vergeten hadden. Sterk door hun altoos aangroeijend
getal traden zij uittartend tegen hunne roomsche medeburgers en overheden op, on deze
zagen met klimmende zorge de grootere vrijheden, tot welke hunne overmoedige tegenpartij
al voorttrad van dag tot dag. In dien stand van zaken ontwierp de prins de nieuwe unie
van Brussel, welke door de afgevaardigden ter algemeene staten vergadering werd aange-
gaan (10 December 1577). Zij was eene hernieuwing der Gentsche pacificatie en der
vorige unie, maar met dit aanmerkelijk verschil, dat de roomsch-katholijken beloofden
niet te zullen lijden, dat de afgewekenen gekweld zouden worden ter cause van hunne reli-
gie, maar in vrede gelaten, achtervolgende de pacificatie; terwijl er tevens bij bepaald
werd, dat ook de afgewekenen de roomseben in gelijke beschutting zouden nemen (Van
Meteren 6 VII, fol. 127). Dat waren schoone maar ijdele verbondswoorden in een tijd,
dat het roomsche en onroomsche volk, zonder eenig begrip van wederzijdseh3 verdraag-
zaamheid, zoo verbeten tegenover elkander stond.
De wedergekeerde bannelingen en uitgewekenen lieten zich door niets bedwingen. Ia
Gent hielden zij vergaderingen van vier, vijf, zeshonderd menschen op verscheidene plaat-
sen en dat zoo weinig bedekt, als of het openlijk geoorloofd ware geweest. In Antwerpen
was den 10 Maart op vijftien plaatsen gepredikt, op veertien liet avondmaal uitgereikt en
men sloeg er de scherpe ordonnantie van 22 April in den wind , waarbij verboden was
iets te attenteren tegen de gemeene rust en vrede, inzonderheid tegen de katholijke room-
sche religie en de excercitie van dien, buiten de landen van Holland en Zeeland en wer-
den straffen gesteld op « die schandeleusc Acten, als de Predicatié'n , Houwelyck, Doop-
sels, en de andere exercitiën, op de maniere van de Ghereformeerdo Religie" (Van Mete-
ren fo). 135 verso).
-ocr page 142-
136          NATIONALE SYNODE GEHOUDEN' TE DORDEECHT. 1578.
In Amsterdam, waar, na het verdrag van 8 Februari)', vele uitgebannen hervormden
waren teruggekeerd, konden zij het ook niet langer dulden, dat hunne godsdienstoefenin-
gen buiten do muren der stad moesten gehouden worden. Den 20 Mei stonden zij eenparig
op. De schout en de wethouders ract verscheidene priesters en minderbroeders werden uit de
stad geleid, onder het geroep van het graauw: «voert ze naar do galge, daar ze menigeen
aen geholpen hebben." Uit de kerken werden do beelden weggenomen en vervolgens do
openbare prediking des Evangeliums ingevoerd. Drie dagen daarna waren de hervormden
te Haarlem insgelijks op de been. De groote kork werd ingenomen met geweld, en daarbij
een priester gsdood; ook werden de kloosters geplunderd eu daarna met de opeabare uit-
oefening der hervormde godsdienst een begin gemaakt.
Zoo handelden de hervormden in steden en gewesten, waar, volgens den Gentsehen vrede, de
roomsch-katholijke godsdienst uitsluitend moest gehandhaafd blijven. Dit ergerde de room-
schen buitengemeen en was ook velen protestanten niet lief. Deze meenden dat de ergernis zou
worden weggenomen, indien den hervormden in al de Nederlanden vrije uitoefening hunner
godsdienst werd toegestaan. Zij stelden een smeekschrift op, dat den aartshertog Matthias en
den raad van state den 22 Junij 1578 werd overgeleverd; welk schrift, al schijnt het door do
Dordtsche synode, die hare vergadering den 18 dier zelfde maand gesloten had, niet ingediend,
gelijk Hooft verhaalt (XIII, bl. 538, 539, en Dr. J. P. Arend, Alg. gesch. des Vader-
lands, d. II, st. VI, bl. 254), toch met toestemming dier vergadering, gelijk Brandt schrijft
(d. I, bl. 603), of par Vavis dn synode, zoo als Mr. Groen van Prinsterer zegt {Archives
de la maison d*Orange-Nassau
, VI, p. 386), of misschien slechts op raad van eenige
leden dier synode ontworpen en overgegeven is — dit schrift bevatte hoofdzakelijk: dat
daar allen niet tot ééue religie konden gebragt worden, het wel van noode was te beden-
ken, hoe de eene en de andere religie, zonder schade of achterdeel der andere, mogt onder-
houden worden, doch in dier voege, dat de eendragt en onderlinge verbindtcnissen der Ne-
derlanden geen indragt leed. Dies verzochten zij , dat beide de religiën gelijkmatiglijk
mogten toegelaten worden, tot het Gode believen zon door een nationaal concilie de strij-
dige meeningen te vereffenen. Veertien dagen daarna leverden zij eene tweede suppli-
catie in, waarbij zij beloofden, als in het eerste vertoog, aanzienlijke vorsten tot bor-
gen hunner gehoorzaamheid te zullen stellen, maar thans ook hetzelfde van de roomschen
verzoekende; verder gaven zij nog verscheidene punten op tot verzekering van beide par-
tijen, met aanbieding ook, dat de gereformeerden zich plegtig zullen verbinden, om niets
te ondernemen tegen de personen, goederen en godsdienstoefeningen der prelaten en an-
dere kerkelijken der roomsche religie. (Deze beide verzoekschriften vindt men in hun
geheel bij Bor, d. I, b. XII, fol. 38-40).
Het ontwerp van geloofsvredo, dat nn bij den aartshertog, den prins en. den raad van
state, na lange en breede beraadslagingen op het papier kwam, en aan het oordeel
der versehillende gewesten onderworpen werd , bestond uit dertig punten, van welke deze
do voornaamste zijn; Dat alle mishandeling ter zake van de religie sedert den Gentschen
vrede bedreven, zonde vergeven en vergeten zijn; dat elk, aangaande de twee religiën
vrij en vrank zou mogen blijven, en God dienen naar het verstand hem gegeven en zoo
als hij ten uitersten dage zou willen verantwoordeu. Overal, zoo in Holland, Zeeland en
andere plaatsen, waar de roomsche religie verdreven was, zou men die weder inruimen,
mits dat degenen, die het begeeren zouden, in de groote steden of dorpen honderd huis-
gezinnen sterk zouden zijn, elk daar ten minste een rond jaar gewoond hebbende, maar
in de kleine plaatsen moesten de verzoekers het grootste getal maken. In gelijke manier
zou men de gereformeerden door gansch Nederland hunne religie laten oefenen. Daar niet
dan de oefening van de eene godsdienst openbaarlijk werd toegelaten, zou men nogtans
niemand mogen onderzoeken of aanspreken over hetgeen hij aangaande de andere religie,
-ocr page 143-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1578.            187
binnen 's huis mogte doen. Die in eens anderen kerk zoude komen, had ergernis te
schuwen en zich te voegen naar de gewoonte aldaar. De gereformeerden zouden buiten
Holland en Zeeland gehouden zijn, kersdagen, de aposteldagen, dien van Maria boodschap,
van hemelvaart, van lichtmis en van het sacrament met het sluiten van winkels en .liet
ophouden van handwerk en koopmanschap te vieren. Tot beter band van cendragt zou
men in het vergeven van ambten op geene geloofsgczindheid, maar alleen op bekwaamheid,
letten. (Brandt, d. I, bl. 606. Zie het geheel van dit stuk met de voorrede bij van
Meteren, b. VIII, fol. 141—142).
Zoo trachtte de prins, van wiens hand dit vredes-ontwerp afkomstig is, de hervormden
te bevredigen zonder de roomsch-katholijken te ergeren. Maar »l'exaltation, de part
et d'autre, ne permettoit plus les iermes mot/ens"
(mr. Groen v. Prinsterer, Archives de
la maison d''Orange-NassauV
'I, p. 389). De ijverigste roomsehen verklaarden, dat zij er in
geenerlei maniere van wilden hooren of spreken, als zijnde die punten tot achterdeel van
hun heilig, oud, Katholijk en Apostolisch geloof en van de religie der Roomsche kerk
(Advies van de Staten van Henegouwen, bij Bor, d. I, b. XII, hl. 992a). Vele
hervormden oordeelden nog, althans in Holland en Zeeland en overal waar zij de meer-
derheid hadden, zoo als graaf van der Mark vroeger schreef: dat Gods eer niet bevor-
derd wordt, waar men openbare algodsdienst toelaat, en dat men geen twee heeren,
God en den duivel, dienen mag (Bor, d. 1, b. VI, bl. 427a). En het hoofdorgaan der
ijverige protestanten, de president der nationale synode van Dordrecht, Datheen, verzette
zich hevig tegen de invoering van dien rcligionsvrede te Gent, omdat hij, "ïioyt in der
Schrift ofte Kerkelijke Historiën gclesen hadde, dat eenig Christelijk Potentaet die open-
bare wjtgeroyde ajfijoderïe oyt wederom opgericht hadde
, off dat 't sclve met goeder
conscientie geschieden konde. (Antwoord 17 van zijne verantwoording, bij 's Gravezande:
twee honderdjarige gedachtenis, bl. 15fi). Het is bedroevend om te lezen, hoe veel
haats en oproers die edele poging tot vrede en verdraagzaamheid heeft gebaard. In Ant-
werpen , 's Hertogenboscli, Leeuwarden en Groningsche Ommelanden werd die vrede wel
aangenomen, maar in Utrecht op aansporing der geestelijkheid van de hand gewezen, en
in Gelderland insgelijks geweigerd, hoc de stadhouder Jan van Nassau er ook op aange-
drongen heeft. In Henegouwen werd die vrede verfoeid, als of nooit van godvergetener
meinecdigheid gehoord was, en de Walen, in het roomsche wel de stijfsten, onder welken
ook veel uitgestooten geestelijken hun toevlugt genomen hadden, spuwden vuur en vlam.
In vele Geldersche steden als Arnhem, Nijmegen, even als in het Zecuwsohe Goes, wer-
den de kerken door de hervormden met geweld geëischt en in bezit genomen. En welke
volksopstand in Brussel, welke hevige beroerten in Gent, welke plundering, gevangen-
zetting en wat niet al in vele Vlaamscbe steden en dorpen. " Daer was noch acnsïen
van Magistract noch niemand, en die iet ten besten wilde spreken, waren in perijkel,
men mostse al laten begaan na haren wille" (Bor D. II, b. XIII, bl. 9a). «Deezer
maate was 't, dat alstocu de bondt der eeniglieit kraakte en kracht leed, door de balddaat
en reukcloosheit der geenen, die , geblinddoekt van eyghe liefde en goeddunkenheit, eer lange,
't gantsche landt, en zich zelf in den uitersten last bragliten" (Hooft, XIV, bl. 547).
Hot was nu in dezen tijd, kort voor het ontwerp van religionsvrede bekend werd; het
was in den tijd toen de hervormden in de meeste Nedcrlaudsclie gewesten veld wonnen
van dag tot dag, en in het groote Gent den meester speelden; het was weinige dagen
nadat zij te Amsterdam en Haarlem de kerken ingenomen hadden, en hun in Holland en
Zeeland niets meer in den weg stond; het was in dien tijd, dat den 2 Junij 1578
de synode te Dordrecht vergaderde. Zij was de eerste algemeene of nationale, die in ons
vaderland gehouden werd, en het doel dier bijeenkomst heeft de provinciale synode van
-ocr page 144-
138          SATIOXAXE SYSODE GEHOUDES TE DORDRECHT. 1578.
Haarlem (1582) in haar Cort eenvoudich ende waerachtich verhael (bl. 5) met deze woor-'
don verklaard: « Daerna door de Pacificatie van Gent, en door afsterven des grootcn com-
mandeurs, doen Gouverneur der anderen Nederlanden, is het geschiet, dat niet alleen in
Hollant en Zeelant het Pansdom meer afghestelt werde , de Predicatie des Enangelii toe-
nemende: maer dat oock de goede Ondersaten in Brabandt, Vlaendercn, Gelderlandt,
"Vrieslandt, int sticht van Utrecht, int land van Overrijsel, etc. na der waerheyt hebben
beginnen te haecken: waer over tot eenige plaetsen gantsch opcnbaerlick, inden anderen,
hoe wel noch heymelick in den hnysen, nochtans met groote vergaderinghe van volck,
ende genoech by weten en consent van den Overheden, Godts woord geprediet is worden.
Is daeromme raetsaem en noodich geacht, om veelderlcy voorvallende oorsaken, en voor-
Bemelick, op dat do niewe Christelicke Ghemeynten in de voorgaende Provinciën opge-
richt en op to richten, in de rcyne leero, ende ghelijckformighe bcdieninghe, als in
Hollandt en Zeelandt ghestichtet, en de so veel moghelick met trouwen Predicanten bo-
sorget souden worden, wederomme ecne synode te houden, daer niet alleen verschijnen
souden de Predicanten en Ouderlinghen ghedepnteert uit allen Classen in Holland en
Zeelant, maar oock uit allen den voorgenoemden Provinciën, en van gelijcken uit den
Kercken , die in de Nederlantsche en Walsche sprake in vreemden lande (duerende de
strenghe vervolghinghe) vergadert waren."
De historie-schrijver Brandt, volgende de welbekende jnstificatie van de resolutiën der
staten ven Holland, zegt: Van dese Synode werdt geseit, dat se sondcr wettelijk verlof
der heeren Staten gehouden, van quaede gevolgen is geweest (I, bl. 003). Over hare gevol-
gen hebben wij hier geen oordojl te vellen, maar zij is zeker niet zonder hoog verlof bij-
eengeroepen. Immers zeggen de predikanten en ouderlingen der Haarlemsche synode van
1582, in hun kort eenvoudig en waarachtig verhaal, onmiddellijk na de boven aangehaalde
woorden: «Tselve is dan voor eerst zijne P. Ex. aenghegheven, de wclcke dit voornemen
goet ghevonden en favorable brieven aencle Heeren Staten van Hollandt en Zeelandt
geschreven heeft, en hare Edellieden sulex oock goet vindende, hebben goedtvvillichlick
daer inne gheconsenteert, en de Stadt Dordrecht benoemt, om den Synode aldaer te
houden, last ghevendo eenen Predicant, noch in leven zijnde, den Synode ofte vergaderinge
teghen het heghin Junii, Anno XXXVIII, doen naestcommende uit te schrijven" (bl. 5
en 6). Dit verhaal dier daadzaak in dit synodaal geschrift, door den druk algemeen
bekend gemaakt en door de schrijvers met bijzondere brieven aan den prins en de staten
toegezonden, is, om met Trigland te spreken, huyten reproche (Kerkelycke gesch. bl.
163" en 1726). Mr. van der Kemp vermoedt, dat de wettigheid van dit verlof der
staten betwijfeld is geworden, omdat het misschien niet eenstemmig gegeven was, maar
hij merkt levens aan welke valsche grond van twijfel dat is (De cere der Kederl. hetv.
kerk gehaudh. I, bl. 28S).
Uit dat synodaal verhaal blijkt dan, dat niet naar de slotbepaling der synode van
Dordrecht, 1574, gehandeld is, welke den dienaren der classis vaa den Paltz had op-
gedragen, om ter gelegener tijd eene nationale synode bijeenteroepen. Het zijn de staten
zelve geweest, die een predikant hebben aangewezen om de algemeene kerkvergadering te
Dordrecht bijeenteroepen, en hoe kan Dr. Lechler dan schrijven, dat deze synode gehou-
den is ohne Erlaubniss der Generalslaaten. Hij bedoelt de staten van Holland en Zee-
land. (Geschichte der Presbyterial- und Synodalverfassung seit der Reformation, s. 135).
Kaspar Coolhaes zegt in zijn Cort vvarachtich verhael enz:, dat in het jaar 1578 het
getal der synode-leden grooter dan in 1574 is geweest (bl. 90), hetgeen ook niet anders
te wachten was. Volgens de lijst, die 's Gravezandc met groote naauwkeurigheid uit ver-
gelijking van twee handschriften hoeft opgemaakt, zal deze nationale synode 26 of 27
leden hebben geteld. De lijst is als volgt
-ocr page 145-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1578.          139
1.    Petrus Dathcnua, verkcoren Praeses der Synode.
2.    Gasparus Ileydanus, Assessor.
3.    Arncldus Cornelii, eerste Scrila.
4.    Johannes Cubus, tweede Scrilia of notaris van de Synode.
5.    G. Feuguereus, Professor der Theologie te Leyden.
G.
    Johannes Tafh'nus, Dienaar te Antwerpen.
7.    Ruiirdus Acronins, Dienaar te Alkmaar.
8.    Sibrandus Cornelius, Dienaar te Hoorn.
9.    Andreiis Castricotnius , Dienaar te Snkhuizen.
10.    Jacobus Forestius, Ouderling te Alkmaar.
Uit naamo van de Noordhollandsche kerken.
11.    Joliannes Dammius, Predikant te Haarlem.
12.    Carolus Eyckwaart, Dienaar te Leyden.
13.    Johannes Areerius, Dienaar in de Classis van Leyden.
14.    Ysebrandus Trabins, Dienaar te Iioutemo Germania.
15.    Johannes Leo, Dienaar te Salt-Bommel.
16.    Rodolphus Veltius, Dienaar te JForcum in Vriesland.
17.    Andreiis Hagius, Dienaar te Heenvliet.
IS. Gerardus van Cuilenburgius, Dienaar te Zierikzee.
19.    Henricus Caesarius, Dienaar te Schoonhoven.
Uit name van de Dorische Classis
20.    Aegidius J'ohannis Frisius, van den Briel, en gezelschapt met een Dienaar derzelve stad.
21.    Johannes Jasperse Schermers, Ouderling te Breda.
Van de Classis van Rotterdam.
22.    Petrus Bertius, Dienaar te Rotterdam.
Van Kleef.
23.    Servatins Robbers, van Weerden.
24.    Cornelius Retius, Ouderling der Fransche kerke tot Wesel.
Van Zeeland.
25.    Herbertus Franciscus, Dienaar te Arnemidden.
26.    Johannes Gerobulus, Dienaar te Vlissingen.
(Zie deze lijst met korte levensberigten dier synode-leden bij 's Gravezande: De nnie
van Utrecht herdacht, bijvoegsel E.)
Uit deze naamlijst blijkt niet, dat Philip van Marnix zitting in deze kerkvergadering
heeft gehad, gelijk Ypeij en Dermout beweren (Geseh. d. Ned. herv. kerk, I, bl. 549 en
aanteck. bl. 265). Meent men echter, dat, als hij afwezig was geweest, de vergadering
hem niet zou hebben durven belasten met gewigtige werkzaamheden (vraag 18 der par-
ticul. vragen), dan is het wel mogelijk, dat hij enkele malen in deze vergadering versche-
nen is, gelijk hij ook op de Antwerpsehe synode van Mei 1566 bis per Mud tempus
interfuit
(Junius, vita ab ipsomet conscripta, bij Gcrdes, Scrinium antiq. t. I, p. 245).
Datliecn was van de Overlamlschc classis naar deze synode afgevaardigd, gelijk hij zegt
in zijn antwoord op de negende vraag der punten, hem in zijne gevangenis te Utrecht,
1584, voorgelegd. (Zie deze punten bij 's Gravezande: twechonderdjarige gedachtenis enz.
Eerste bijlage.) Door deze Overlandsclie classis hebben wij te verstaan, de beide gemeenten
van Frankfort, de Schonausche, de Fransche te Heidelberg, de Frankendaalsche en die
van St. Latnbert (art. 10 der Embdcnsche synode). Dewijl deze classe, welke Üatheeu
heeft afgevaardigd, de eerste is in de rij der classen door de Etnbdensche synode opgege-
ven, vindt 's Gravezande het niet vreemd, dat haar afgevaardigde ook tot praeses gekozen
is. Misschien heeft hij deze eer niet het minst te danken gehad aan dea roem van ziju
-ocr page 146-
ÜO          HA.TIOXALE SVN'ODE GEHOUDEN TE I>ORDKECI1T. 1578.
geloofsijver en a»n de ingenomenheid met zijne schriften. Br. ter Haar voegt er hij:
Hemd prorsus improiaiile est habendum, hujus sijnodi socios de tali viro, qualem sein
Germania praestiterat Daihenus, sperasse f ore ut ille, prae ceteris, jura Ecclesiae ac
lïbertatem antistitum adversus politicos
, Gulielmicm inprimis, stremie propugnaret (Spe-
cimen historico-theologieum Petri Datheni vitam exhibens, 1858, p. 09).
Het is vreemd, dat een man als Taffinus, wel na professor ïeugaereus do eerste op de
lijst der synode-leden, noch tot praeses, noch tot assessor of scriba gekozen is. Hij was
toch een man van achtbare afkomst en uitstekende eigenschappen, dien de prins tot de
gewigtigste zendingen gebruikte en wien graaf Jan dan ook een dienaar noemt, der wohl
in ehren sn halten ist (Archives de la maison iïOrange-Nassait,
V, p. 587). Maar
juist dit hoog aanzien, waarin hij bij den prins stond, kan tot zijn nadeel gestrekt heb-
hen in een tijd, toen die prins, wegens zijne gematigdheid jegens de roomsch-katholij-
ken, door de ijverige protestanten mistrouwd en veroordeeld werd. De meerderheid der
synodale vergadering heeft door hare keus van Datheen tot president, veel schijn gegeven
niet afkeerig te zijn van den man, die tegen de verdraagzaamheid van zijne excellentie he-
vig gestemd was, en die, volgens van Beydt, onder de gemeente te Gent heeft uitgestrooid,
" dat de Prins (willende den artyekel van de Ghentsche pacificatie van handt-houdinghe
der catholyksche Religie staendo houden, en segghende dat men t' ontyde en met onorde-
ningh niets en behoorde te veranderen, en dat men besworene verbonden most houden,
en dat Godt een vyandt van meyneedighe was) noch Godt, noch Eeligie en hadde (Archi-
ves de la maison d'Orange-Nassau
, VI, p. 391).
In deze kerkvergadering is overzien, hetgeen op de synode van Embden, 1571, en van
Dordrecht, 1574, vastgesteld was, »waer uit als doen met gemcynen consentc een Kerc-
ken-ordeninge beschreven werde, geuoech gelijk de Kercken int hcyraelick onder de ver-
volginghen, ende eenighe jaren daerna in Hollant en Zeclant openbaerlick gebruyet had-
den" (Cort eenvoudich ende waerachtich verhael enz. bl. 0.). Wij vinden hier dan ook
dezelfde beginsels als vroeger, maar het een en ander, zooals over de dassen, brceder
uitgewerkt en somtijds een weinig veranderd. Enkele voorschriften dezer vergadering zijn
ook iets minder gestreng dan die van voor vier jaren, over wier bepalingen » voorneme-
lick op die tijt ende tsedert veel op-spraecks gevallen was" (Kerckelicke hist. van Joh-
Uytenbogaert, d. III, bl. 21).
De regering der kerh is met uitvoerigheid behandeld, en al wat deze synode nopens
de kerkeraden, die gedurig moesten vergaderen, classicale vergaderingen, alle maanden of
zes weken te houden, particuliere synoden, elk jaar bijeen te roepen, en nationale synoden,
om de drie jaren te convoceren, heeft beschreven (artt. 16—46), doet duidelijk zien, hoe
zij er op uit is geweest, om werkzaamheid en leven, zamenhang en eenheid in het gansche
ligchaam der kerk te bevorderen. Het regt van benoemen van dienaren, ouderlingenen di-
akenen blijft bij den kerkeraad (art. 12). De benoeming van dienaars zal met het oordeel
der classis of van twee of drie naastgezeten dienaars geschieden (art. 4), even als de Dordtsche
synode van 1574 had bepaald. Maar heeft die vorige synode vastgesteld, dat bij de ver-
kiezing van ouderlingen en diakenen een dubbeltal aan de gemeente moet voorgedragen
worden (art. 28), nu wordt aan den kerkeraad vrijgelaten om een enkcltal ter aanneming,
of, indien iemand daar tegen heeft, een dubbeltal ter electie aan de gemeente voor te
stellen (art. 12). Daarentegen had de vorige synode den kerkeraad ten opzigte van het
burgerlijk bestuur bij de beroeping der dienaren niets opgelegd, maar heeft deze voorge-
schreven, dat de dienaar, verkozen en beproefd zijnde, der gereformeerde overheid moet
aangegeven worden (art. 4). Hierdoor meende men welligt de overheid te helieven, maar
toch zeiden sommigen »dat den Overheyden, die de Publijcke Eeligie beschermden, te
weynigh in 't beroepen der Predicanten toe-gheschrevcn wierdt" (Kerckelicke hist. van
-ocr page 147-
NATIONALE SÏNODE GEHOUDEN TE DOKDEECITT. 1578.           141
Joh. Uytcnbogaert, d. III: bl. 32). Bij het afzetten van een dienaar mag men ook het
oordeel der overheid bijvoegen, maar het is geen magistraat geoorloofd een dienaar, zon-
der voorweten of toestemming des kerkeraads af te zetten (particuliere vragen 5 en C).
Van toestemming der overheid te vragen tot het houden van groote kerkvergaderingcu
wordt geen woord gerept, maar op de vraag, of de artikelen der synode van den magi-
straat moeten bevestigd worden, is geantwoord: dat men van den magistraat verzoeken
zal zijne authoriteit te gebruiken tot uitvoering der artikelen, wanneer zulks noodig zal
zijn (particul. vr. 2). Uit dit alles blijkt genoeg, hoe ook deze algemeene synode getracht
heeft »die calvinische Presh/terial-und Synodal-ordnung im Simi der vollen kirchlichen
Autonomie dtirchzuführen"
(Dr. Lechler, t. aangeh. pi. bl. 135).
Ter handhaving van de zuiverheid der leer is voorgeschreven, dat de dienaren bij
hunne openbare bevestiging betuigen zullen, niet, zoo als tot ergenis van velen in de vo-
rige Dordtsche synode was bepaald, dat de volkomene leer der zaligheid sotnmierlijk in den
catechismus begrepen was (art. 25), maar dat de dienaar alle ketterijen tegen die leer
strijdende verwierp (art. 5). We onderschrijving der confessie wordt nu ook tot de hoog-
lceraren der theologie uitgebreid (art. 53). Vreemd is, wat er bijgevoegd staat, »soo
waar 't goed, dat 't selve ook vaa den ouderlingen geschiede", daar de voorgaande Dordt-
sche synode reeds de ondertcekening niet alleen van ouderlingen maar ook van diakenen ge-
vorderd had. Waarschijnlijk had deze eisch bij ouderlingen en vooral bij diakenen tegenstand
ontmoet, waarom die onderschrijving thans den ouderlingen slechts als wenschelijk aan-
geprezen en van de onderteekening der diakenen geheel gezwegen wordt (Dr. Borsius,
Overzigt van het trapswijze toegenomen en bekrachtigd gezag der geloofsbelijdenis enz.,
in het Archief voor kerk. gesch. IX, bl. 294).
Wat het godsdienstig onderwijs betreft, wordt wegens het verschil van taal bepaald,
dat de Nederduitsche gemeente den catechismus (den Heidelbergschen) gebruiken zal, die
achter de psalmen van Dathccn is gevoegd, maar dat de Waalsche kerk den catechismus
(den Geneefschcn) houden zal, die mot de Fransche psalmen gedrukt is (art. 54.). Dat-
zelfde was ook reeds door de Wezelsche (c. III, 2) en de Embdensche synode (art. 5)
voorgeschreven. Behalve deze onderwijsboeken wordt aan de Ncderdaitsche gemeente ook
nog toegestaan het Jcorte onderzoek des geloofs te gebruiken tot onderwijs der genen, die
zich tot de gemeente begeven. Deze covte ondersoekinge des gheloofs over (voor) den
ghenen
, die haer tot de gemeynte begheven enz. door Micron ontleend aan de Forma
ac ratio tota ecclesiasiici Ministern etc.
van a Lasco, werd gebruikt om de jeugd voor
het afleggen der geloofsbelijdenis voor te bereiden en was sinds lang onder de liturgische
schriften opgenomen (Ypcij en Dermout, gesch. d. Ned. herv. kerk, I, aanteck. bl.
201). Dat onderwij steekje is, zoo als men van a, Lasco en Micron niet anders verwach-
ten kan, in zuiver Zwingliaanschen geest geschreven. (Zie dit geheele Jcorle onderzoek
bij Ens, kort historisch berigt van de publieke schriften enz. bl. 244—252 en vergelijk
Ypeij en Dermont, t. aangeh. pi. I, bl. 438). Het volgt ook een andere orde dan de
Hcidelbergscbe catechismus en kon ook daarom min geschikt geoordeeld worden als voor-
bereiding voor het catechetisch onderwijs, hetwelk de lidmaten genoten. Uit dien hoofde
heeft deze synode waarschijnlijk het gebruik van dit boekje niet voorgeschreven, maar
slechts vrijgelaten. Men begrijpt echter niet, hoe hier gezegd worden kan, dat dit korte
onderzoek •
uyt den Catechismo 't samen getrokken" is. De Heidelbergsche catechismns
is hier zeker niet bedoeld, daar het korte onderzoek, meer dan tien jaren ouder dan de
Heidelbergsche catechismns , er niet nit getrokken wezen kan. Ens meent, dat hier door
het woord catechismus bedoeld is de catechctische waarheid in het gemeen, die men ge-
woon was in de kerk te belijden (bl. 139). Waarschijnlijker is het gevoelen van Ypeij
-ocr page 148-
142           NATIONALE SYNODE GEHOUDEN1 TE DORDHECnT. 1578.
en Dermout, dat hier de Embdensche catechismus zal bedoeld zijn, uit welken het korte
onderzoek mag gezegd worden te zijn zamengetrokken (t. aangeh. pi. I. aauteek. bl. 201).
Was door de Wezelsche synode reeds bepaald, in cantu ecclesiastico retinebuntur jter
omnes Belgii ecclesias psalmi a Petro Dalheno conversi
(II, 31), zoo werd dit in de
Dordtsche synode van 1574 gevolgd en er bij gevoegd, «mitsgaders de andere gezangen
daargestelt" (art. 43). Echter was dit toen slechts een voorloopig besluit « tot dat in
den generalen synodo anders besloten sal worden." Nu werd dan besloten, dat de psal-
men Davids door Datheen overgezet in de christelijke zamenkomsten der Nedcrduitscbe
kerken, gelijk men tot nog toe gedaan heeft, zullen gezongen worden, maar men zal
achterlaten de gezangen, die in de heilige schrift niet gevonden worden (art. 76), Dat
deze synode zulk gunstig besluit genomen heeft omtrent de psalmen door Datheen vertaald,
is wel grootendeels toeteschrijven aan de algemeene ingenomenheid met deze psalmen,
die den volke een heilige schat van bemoediging waren geweest in de jaren der verdruk-
king. De betere overzetting van Marais was nu ook nog niet in druk verschenen,
zoodat aan deze de voorkeur bezwaarlijk kon gegeven worden, indien men al een andere
keus zou hebben durven doen. Dat de president dit besluit zou hebben doorgedreven ,
is min aannemelijk, wijl hij zelf niet hoog met zijne berijming liep, dikwijls bekennende
»dat sy met grooten haeste gemaeekt wa3 en dat zij hem schier als een onlydige geboorte
afgedrongen was geweest" (Voorrede voor het Boeck der Psalmen door Philips van Marnix,
genoemt van Sint Aldegonde. Vergel, van Iperen, kerk. bist. van het psalmgezang. I,
bl. 139).
In deze vergadering werd ook weder over de orgels gehandeld en hun gebruik niet al-
leen afgekeurd, zoo als in de voorgaande synode was gedaan (art. 50), maar de dienaars
aangespoord, om te zorgen, dat ze »mct den eersten en op 't aldergevoegelijkste weggeno-
men werden" (art. 77). De magistraat beschermde echter ovenü de vervolgde orgels zoo,
dat zij nergens uit de hervormde kerkgebouwen weggenomen zijn (Het kerkelijk orgel-ge-
bruik, bijzonder in Nederland, door Dr. N. C. Kist, in het Archief voor kerk. gesch.
X, bl. 250). Even weinig vracht heeft het besluit dezer vergadering gedragen, dat het
gebruik der Hokken, welke in hetpausdom, zoo in het verscheiden, als bij het begraven
der menschen, geluid werden, mag weggenomen worden (art. 58). Ook dit besluit is van
geen de minste kracht geweest (Ypeij en Dermout, Gesch. d. Ned. herv. kerk, I, bl. 519).
Wat de kerkelijke vermaning en straf aangaat, sluit zich deze synode, als de vorige,
aan die van Embden aan, maar in art. 97 spreekt zij van de openbare verzoening, die
naar het oordeel van den ganschen kerkeraad geschieden zal op zulke wijze en ibrme, als
tot opbouwing van elke kerk het bekwaamst geacht wordt. Hier hebben wij dan de eerste
melding van wederopneming, in de vorige synoden niet genoemd, maar de wijze waarop
zij geschieden zal is aan het oordeel van den kerkeraad overgelaten, dus nog geen formu-
lier van wederopneming (De liturgische schriften der Ned. herv. kerk, door J. A. M.
Mensinga, bl. 59).
In deze synode is ook besloten tot de administrative scheiding der Nederduitscke en
Waalsche kerken
(art. 46), welk besluit door do synode van Middelburg, 1581, art. 36
en van 's Gravenhage, 1586, art. 45 bevestigd is. Zoo groot was het getal der Waalsche
gemeenten in Holland en Zeeland geworden, dat zij in 1577 eene afzonderlijke kerkver-
gadering te Dordrecht gehouden hebben, welke in consideratie gaf om in cene nationale
synode te behandelen en te beslissen, of niet best ware de Waalsche en Ncderduitsche
broederen (wat immer9 de dassen betrof), wegens de verscheidenheid der talen, voortaan
afzonderlijk te doen vergaderen (Bachiene, kerk. geographie, IV, bl. 192). Dien over-
eenkomstig is nu besloten, dat de gemeenten dezer beide talen hare bijzondere kerkeraden,
classicale vergaderingen en particuliere synoden hebben zullen, zender dat echter in de
-ocr page 149-
NATIONALE STSODE GEIIOÜDES ÏE DOEDEECHT. 1578.          143
ceremoniën, kerkelijke regering of andere zware zaken, in deze synode vastgesteld, iets
zal mogen veranderd worden. Zoo men eenige dergelijke verandering noodig keurt, zal
dit in eene nationale synode beider talen geschieden (art. 46).
Wij kunnen deze inleiding op de kerkordening der nationale synode van Dordrecht niet
besluiten, zonder nog op den ijver te wijzen, met welken hare leden, ook door letterkundige
en godgeleerde geschriften, de uitbreiding en bevestiging der Nederlandsche kerk hebben
trachten te bevorderen. De poging, die de Embdensche synode reeds had aangewend, wordt
thans hernieuwd, om eene historie der hederlandselte geschiedenissen van de hand vaa
Marnix te bekomen. Aan alle dienaren "wordt opgelegd vóór den eersten Januarij 1579 op te
teekenen, wat zij met volle zekerheid weten van hetgeen in den omtrek hunner woonplaats
sedert het begin der vrijheid merkwaardigs is geschied, en ala dat in de classis gelezen en
voor waar erkend is, zal het aan de Antwcrpsehe gemeente gezonden en door deze aan den
heer van St. Aldegonde overgeleverd worden (particul. vraag 21). Het hoeh der Martela-
ren
zal vermeerderd worden en ia dit werk bijzonder aan Johannes Cubus opgedragen,
vermits hij eenige authentieke annotatiën der martelaren bezit; hij zal hierin door Tallinns
en Vineageholpen worden, en ieder die nog authentieke aauteekeningen dier martelaren bezit
wordt gebeden die aan broeder Cubus te zenden (particul. vr. 19). Aan Petrus Dathenus
wordt opgelegd om eene betere Nederduitsche vertaling van de institutie van Johannes
Calvijn
te bezorgen (particul. vr. 20). Ook de harmonie van denzelfden Calvijn zal, door
Cubus overgezet, aan Arnoldns Cornelü gezonden worden, opdat hij die vertaling met
het Latijnsche exemplaar collationere en daarna in druk uitgove (particul. vr. 22). Gc-
robulus zal het Chronicon Carionis in de JSfedcrduitsche taal overbrengen, zoo als het
door Melanchtou en Peucerus met historiën en exempelen vermeerderd is (particul. vr. 23).
En Arcerius zal het bock van Bullingerus van den oorsprong der dwalingen overzetten
(particul. vr. 24). Om den aanwas der wederdoopers te stuiten, zal men, onder anderen,
verscheidene korte en klare Traclaaijes van de hoofdstukken der herdoopersche dwalingen
schrijven en drukken laten. Ten opzigte dier wederdoopers had de voorgaande Dordtsche
synode besloten om de regering te verzoeken hen te weren, maar daar wordt thans niet
van gesproken, wijl men genoeg wist, hoe de staten die wederdoopers wilden geduld heb-
ben, en de prins hen beschermde met magtige hand (Brandt, hist. d. reform. I, bl.
576 en 587).
In al deze besluiten, dunkt ons, spreekt de geest van den ijverigen president der hooge
vergadering, die zelf zich ook niet bij het prediken des woords heeft bepaald, maar de
schrijfpen en de drukpers te hulp riep om de zuivere kennis van het Evangelie al meer
en meer uit te breiden.
Het moeijelijkste werk, waar deze synode ook nog over handelde, was de lijielver-
taling.
Sedert het licht der hervorming in onze gewesten doorbrak, heeft hot aan geene
Nederduitsche vertalingen des bijbels ontbroken (Le Long, boekzaal der Nederl. Bijbels).
Zij lieten echter zoo veel te wensehen over, dat de uitgeweken Nederlanders, die zich te
Keulen ophielden, aan de Etnbdensche synode (1571) voorstelden, of het niet nuttig ware
aan eene verbeterde Vlaamsche (Nederduitsche) overzetting te arbeiden, -liaar dio verga-
dering oordeelde, dat men dit tot eene generale synode uitstellen zou (particul. vr. 3).
Op de Dordtsche synode van 1574, waar deze vraag weder ter tafel kwam, werd besloten
om de vertaling uit te stelllen, tot dat de Frausche en Latijnsche overzettingen in het
licht zouden wezen, omdat men alsdan te minder werks aan die vertaling zou vinden
(particul. vr. 2). Maar nu werd op deze nationale synode van Dordrecht dezelfde vraag
een weinig naauwkeurigcr gedaan, namelijk: of het profytelijk en noodig was, dat men
den Duitschen Bybel uit de llcbrceuwsche taal overzette, of ten minste de gemeene
translatie verbetere, en wien men zulk een last opleggen zal? (particul. vr. 18.) Hierop
-ocr page 150-
144          XA.TIOXALE SYNODE GEHOUDEN' T£ DORDRECHT. 1578.
werd besloten, dat men wel ter zijner tijd den bijbel uit de Hebrceuwsche taal zal mo-
gen overzetten. Door het woord bijbel werd bier, gelijk meermalen in die tijden , alleen
het boek des ouden verbonds bedoeld. Aan eene vertaling des nieuwen verbonds schijnt
men nu nog niet gedacht te hebben (Ypeij en Dermout, t. aangeh. pi. II, aanteek. bl.
237). Vervolgens werd besloten, dat men intusschen de overzetting, die men had,
naar de Fransche, Latijnsche en andere, inzonderheid naar de nieuwe Heidelbergsche
verbeteren zou. Door do overzetting die men verbeteren wilde , werd waarschijnlijk die
verstaan, welke, ten jare 1562 te Embden uitgegeven, naar de overzetting van Luther,
vergeleken met die van Genève, zoo men meent door een ouderling te Embden vervaar-
digd was en voor slechter dan de Luthersche gehouden werd (Historie van de Neder-
landsche overzettinge des Bijbels door N. Hinlopcn, bl. 13). Ten slotfe werd den heer
van St. Aldegonde en Petrus Dathenus opgedragen, om naar bekwame mannen voor deze
taak berekend om te zien. Of zij arbeiders voor deze zware taak gevonden hebben , is
nergens geboekt. Alleen van Marnix weten wij, dat hij zelf de handen aan het werk ge-
slagen heeft, niet om de gebrekkige vertaling te verbeteren, maar eene oorspronkelijke
overzetting vau den grondtekst te leveren (Ypeij en Dermout, t. aangeh. pi. Il, bl. 346).
Deze kerkordening is op last der synode door twee predikanten aan de heeren staten
van Holland en Zeeland gepresenteerd, «dwelck alst gheschicde, so zijn de Heeren Sta-
ten mette presentatie te vreden gheweest, seggeude in effect, als hare E. E. die begeerden
te sien, souden sy die dan wel vereyschen." (Cort eenvoudicb. en waerachtich verhael
enz. bl. 6, Vergel, onze aanteekening, bl. 96).
Men vindt deze kerkordening bij L. van Eenesse, bl. 173 verv.; in de kereken-
ordeninghen, te Delft gedrukt 1612. bl. 31—51; — inde kerkelijke wetten van Friesland,
te Leeuwarden gedrukt 1771, bl. 310—333; ■— in het kerkelijk handboekje van 1704,
bl. 97—127;— bij Bor, d. I, b. XII, fol. 47—51 — en met de particuliere vragen en
de afdeeling der particuliere synode in fct kerkelijk placaatboek III, bl. 445—479.
-ocr page 151-
A C T A
Ofte Handelingen des Nationalen Synodi der Nederlandschen,
Duytschen ende Walsenen Kerken, zoo wel Inlandschen al8
Uytlandschen , gehouden tot DORDRECHT. Begonnen den 2
Juni, ende voleynt den 18 deszelven Maands, Anno 1578.
Van de Dienaren des woorts Gods, Ouderlingen endé Diaconen'.
1.    Men zal overal toezien, dat bequame Personen tot den dienst
des Godlyken woorts beroepen worden, ende daarom zal men tot den-
zelven dienst niemand benoemen, dan die men genoegzaam beproeft
heeft, datze rein zyn in de Leere, ende oprecht van leven, met "ga-
ven om anderen te leeren, verciert, ende een goet getuigenis binnen
ende buiten der Gemeinten hebben.
2.    Die Nieuwelingen, die het Pausdom , ofte andere secten , eerst
verlaten hebben, zullen tot den dienst des Goddelyken Woorts niet
toegelaten worden, voor dat de Gemeenten van hare zuiverheid, ende
bestendigheid in der Leere, ende oprechtigheid des levens, genoeg-
zaam verzekert zyn.
3.    Als men eenen Dienaar beroepen zal, dewelke te voren in den dienst
niet geweest en is, zoo zal het dezelve met gemeene Gebeden, ende
openbare ofte heimelyke Vasten geschieden , na gelegentheid der Ker-
ken : maar dit zal niet noodig zyn, als iemand geroepen wort, die
te voren gedient heeft, alzoo nochtans dat de ernstelyke Gebeden
tot dezen handel dienstelyk nimmermeer nagelaten zullen worden, 't
welke ook in de verkiezinge der Ouderlingen ende Diaconen genoeg
zal zyn.
4.    De benaminge der Dienaren zal geschieden van den Kerkenraat,
met byvoeginge der Dienaren ende oordeel des Classis , zoo dezelve t'
samen komen kan, of zoo niet, met twee ofte drie naastgezetene
Dienaren deszelven Classis. De onderzoekinge zal van denzelven ge-
schieden, by den welken de beroepinge bestaat, welke onderzoekinge
voornamelyk zal gebruikt worden, over den genen die te voren in den
dienst niet geweest, ofte niet genoegzaam onderzogt en zyn. Maar zoo
veel dien aangaat, welken de Universiteit tot Leiden, ofte eenige andere
Universiteiten onzer Religie, bequaam zal geoordeelt hebben, en zullen
van nieuws niet geëxamineert worden, welverstaande, zoo veel de Leere
aangaat. De Dienaren aldus verkoren ende beproeft zynde, zullen de
Gereformeerde Overheid aangegeven, ende voorts der Gemeente den
tyd van veertien dagen voorgestelt werden, op dat, zoo iemant iet
hadde, 't zelve onverhindert mogte voortbrengen, 't welke hy in tyds
10
-ocr page 152-
14()             NATIOKALE S1SODE GEHOUDEN' TE DORDRECHT. 1578.
by den Kerkenraat doen zal, op dat dezelvige met sommigen uit den
Classe daar van rypelyk oordeelen mag, ende zoo niemant iet voor-
brengt, zal 't zwygen voor bewillinge geagt worden.
5.    Daar na zullen de Dienaren in haren dienst, met bewillinge ende
beantwoordinge der navolgende stukken bevestigt worden. Ten eersten,
ofse gevoelen datze van God ende zyne Gemeente wettelyk tot dezen
Dienst beroepen zyn. Ten tweeden, ofse de Heilige Bybelsche Schrif-
ture voor het eenige woort Gods, ende do volkomene Leere der zalig-
heid houden, en alle Ketteryen, daar tegen strydende, verwerpen. Ten
derden, ofse haren dienst na deze Leere getrouwelyk te bedienen,
ende denzelven met een vroom leven te vercieren, bercit zyn. Item
zoo ze iet deden, dat strafbaar is, ofse haar zelven der Christelyker
vermaninge onderwerpen. Dit gedaan zynde, zullen zy met oplegginge
der handen, daar 't zelve met stigtinge geschieden kan , ofte anders
met het geven der rechterhandt, der gemeinschap tot den dienst der
Kerken, aangenomen worden, ende met gebeden Gode bevolen, waar
na ook de Gemeente kortelyk hares ampts tot den Dienaar vermaant
zal worden.
6.    Gelykerwys nïemant behoort tot dezen dienst beroepen te wor-
den, dan die gene die een zekere plaatse toe gestelt is, alzoo moet een
Dienaar, die nog aan geen Kerke verbonden is, hem zelven de Gemeente,
die hem beroept, toeëigenen. Ende zoo de Gemeente ofte Dienaren
eenige conditie uit bespreken wil, in welke een der partyen weigert
te verwilligen, zoo zal 't den Classi toestaan daar van te oordeelen.
Het en zal ook den Dienaar niet geoorlooft zyn, met verlatinge zyner
Gemeente, een ander beroepinge elders aan te nemen, zonder consent
zyner Kerkenraats ende Classis. Gelyk ook geen ander Kerke hem
en zal mogen ontfangen, voor ende al eer hy wettelyke getuigenisse
zynes afscheids getoont heeft. Maar zoo het geschiede dat iemant uit
zulken Plaatse kwame, in welken noch Kerkenraat, noch Classis is,
dezelve zal van eenige naastgezetene Dienaren, ofte andere geloofwaar-
dige Mannen getuigenisso brengen. Ende op de ander zyde, zal de
Gemeente ook gehouden zyn, hare Dienaren van behoorlyk onderhoud
te verzorgen.
7.    Dewyle de Dienaren haar leven lank in haren dienst verbon-
den zyn, zoo en is 't haar niet geoorlooft, datze haar tot een anderen
staat des levens begeven, ofte haren dienst verlaten, ten ware datze
geen Gemeente en hadden te bedienen, Ende zoo het geschiede datze
door ouderdom ofte ziekten onbequaam wierden tot de oeffeninge hares
dienstes, zoo zullenze nochtans dies niet te min de eere ende den
naam eens Dienaars behouden: ende op datze den overigen tyd hares
levens eerlyk toebrengen mogen, zoo zullen ze van den Kerken ver-
zorgt worden. Zoo ze ook om deze ofte die oorzaak eenigen tyd
haren dienst nalaten moeten, zoo zullen ze nochtans haar tot allen
tyden de beroepinge der Gemeenten onderwerpen. Het en betaamt
ook niemant van de een Plaatse tot de ander te reizen om te predi-
ken, dewyle het ampt der Apostelen ende Evangelisten, voor langen
lyd in de Gemeenten Gods opgehouden heeft.
-ocr page 153-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1578.            147
8.    Die in eenige Vorsten, ofte andere groote Heeren Hoven den
dienst des Woorts bedienen, zullen ordentelyk ende wettelyk, gelyk
anderen, beroepen worden: de Belydenisse des Geloofs, ende andere
Kerkelyke Ordeningen, onderschryven, ende uit de alderbequaamste
des Hofgezins, Ouderlingen ende Diaconen stellen: zy zullen ook in den
Classen ende Synoden verschynen, ende haar het oordeel derzelver,
als andere Dienaren onderwerpen.
9.    Die zonder berocpinge, ende buiten de wettelyke ordeninge der
Kerken, haar zelvon in den Dienst indringen, 't zy dat het geschiede
in de Gemeente, daar nu alrede ordeninge gestelt is, ofte datze van
sommige private Personen, onder welken geen ordeninge en is, be-
roepen worden, zullen van de naastgezeten Kerken-Dienaren de Orde-
ninge der Kerken te volgen vermaant worden: ende zoo ze tweemaal
vermaant zynde niet gehoorzaam en zyn, zal de Classis te samen
komen, ende zoodanigen verklaren Verscheurders der Kerken ende
Loopers te wezen. Ende die gene die zulke hooren, zullen ver-
maant, ende met gevoeglyke redenen tot ordeninge gebragt worden.
10.    Gelyk men zonder wettelyke getuigenissen, niet ligtvaardig
eenige beschuldinge tegen eenen Dienaar toelaten mag, alzoo wanneer
het zelve wettelyk geschied, zoo zal hy een ander tot exempel gestraft
worden. De grove feilen ende misdaden, die men achtet dat met
opschortinge ende afzettinge van den Dienst, moeten gestraft worden,
zyn onder anderen deze de voornaamste: valsche Leere ende Ketterye,
verseheuringe der Gemeenten, openbare Godslasteringe, simonie, trouw-
looze verlatinge zynes Dienstes, ende indringinge in eens anders
Dienst, overspel, hoerdom, dieverye, gewoonlyke dronkenschap, ge-
welt, vechterye, schandelyk gewin, ende kortelyk alle zonden ende
grove fauten, die anderen voor de Werelt eerloos maken, ende der
afsnyding waardig gehouden worden.
11.    In de Plaatse daar eerst een Gemeente vergadert, ende orden
gestelt moet werden, zal de Dienaar die daar gezonden word, sommi-
gen van de Godzaligsten neffens hem, zoo tot raat ende regeringe der
Kerken, als ook tot bedieninge der Armen gebruiken, daar na zyne
Toehoorders vermanen, datze haar door belydenis des Geloofs tot het
gebruik des Avontmaals begeven, ende als de Gemeente een weinig
toegenomen zal hebben, zoo zal hy uit het getal der gener, die ten
Avondmaal geweest hebben, sommigen ordentlyk tot Ouderlingen ende
Diaconen stellen.
12.    Het recht van de benaminge der Ouderlingen, zal by den
Kerkenraat staan, alzoo dat het na gelegentheid van een ieder Kerke,
den Kerkenraats vry staan zal, ofte een enkel getal van zoo veel Ou-
derlingen , als daar noodig zyn, der Gemeente voor te stellen, om aan-
genomen te worden (ten ware dat iemand daar iet tegen hadde) ofte
een dubbel getal, uit welke, na beproevinge van agt dagen, de helft
zal worden verkoren: welke verkoren zynde, zullen daar na noch
andere agt dagen der Gemeente voorgestelt worden, eer zy in haren
dienst worden bevestigt. Welke wyze ook iu de verkiezinge der Dia-
conen gehouden zal worden.
10*
-ocr page 154-
148            NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1578.
13.    De verkoren Ouderlingen ende Diaconen, zullen twee jaren
dienen , welker halve getal alle jare zal verandert werden, ende an-
dere , op gelykerwyze beroepen, zullen met gelyker conditie in hare
Plaatse worden gestclt. Maar zoo veel de heimelyke Gemeente aan-
gaat , of die deze ordeninge niet en konnen houden, dien wort vryheid
gelaten, den tyd na hare gelegentheid ende noot te verkorten ende
te verlangen, waar over (zoo daar eenige zwarigheid ontstaat) zal by
den Classe geoordeelt worden.
14.    Der Diaconen Ampt is, de Aalmoessen naarstetyk te vergade-
ren, ende daar na getrouwe ende discretelyk (na noot der Behoeftigen)
uit te deelen, den Benauwden te verzorgen ende te vertroosten, ende
naarstelyk toe te zien dat niemand de Aalmoessen misbruike.
15.    De Diaconen zullen alle weke, ofte zoo dikmaal het noodig is
by den anderen komen, om van het gene haar Ampt aangaat te be-
raatslagen, ende zullen alle maands, ofte anderzins na de gelegenheid,
in het bywezen des Kerkenraads hare rekeninge doen.
Van den KerJcenraad, en andere Eerlcelylce Verzamelingen.
16  ofte 1. Om goede en wettelyke ordeninge in de Gereformeerde
Gemeente dezer Nederlanden te stellen, is nut gevonden, dat vierderlei
Kerkelyke Verzamelingen gehouden werden: Ten eersten, den Kerken -
raad in iegelyke Gemeente. Ten tweeden, de Classicale Vergaderinge.
Ten derden, de particuliere Synode. Ten vierden, de Generale ofte
Nationale Synode.
17  ofte 2. In deze Verzamelingen zal niet gehandelt worden, dan
van Kerkelyke dingen, ende dat na de wyze der Kerkenregeringe. Ende
zoo veel die dingen aangaat die eensdeels Kerkelyk, eensdeels Polityck
zijn, (gelykerwys somwylen in Houwelyksche zaken ende diergelyken
voorvalt) het verschil dat daar over ontstaat, zal by der Overheid ende
Kerkenraad t' samen geëindigt worden.
18  ofte 3. Men zal geen zaken tot grooter Verzamelingen brengen,
dan die in minder niet en hebben konnen afgehandelt worden, ofte die
den Kerken in het gemeen aangaan.
19  ofte 4. Zoo iemant hem beklaagt, dat hy door het oordeel der
mindere Verzamelingen bezwaart is, die zal zyn zaake voor een meer-
dere mogen betrekken.
20   ofte 5. Die tot de Verzamelingen afgezonden zullen worden,
zullen hare Brieven van Credentie ende Instructie, van den genen
die ze uitzenden, schriftelyk overbrengen, welke niet eer zullen ge-
schreven worden, voor dat men de Articulen der voorgaander Synodale
Verzamelinge gelezen hebbe, op dat de dingen die eens afgehandelt
zijn, niet van nieuws voorgestelt en werden.
21  ofte 6. In den Kerkenraad zullen de Dienaren by gobeurte pre-
sideeren, ende de handelingen met aanroepinge des naams des Heeren
aanvangen, ende met een Gebed ende Dankzegginge, bequaam tot de
zake, besluiten.
22  ofte 7. De Dienaren des Woorts ende Ouderlingen, zullen met
gemeen consent ordineeren na de gave van een iegelyk Dienaar, wie,
-ocr page 155-
NATIONALE SrXODE GEIIOUDEN1 TE DOKDKECIIX. 1578.               1 L'J
waar, en in wat Plaatse hy prediken zal: ende zoo hier over eenige
zwarigheid valt, 't zy by den Dienaren, ofte bij der Gemeente zoo zal
men na. ordinare wyze voortvaren, ter tyd toe dat de zake by den
Classe geëindigt word, welke voorzigtelyk toezien zal, dat niemant
boven reden verheven, ofte veracht worde.
23.  ofte 8. In alle zaken (altyd uitgenomen van welke wy een
uitgedrukt woord Gods hebben) als de stemmen naarstelyk gewogen
zyn, zal men blyven by 't advis der meeste stemmen, om daar na te
besluiten, 't welke een ieder schuldig zyn zal na te komen.
24.  ofte 9. In alle Kerken zal een Boek zyn, in 't welke naarstelyk
ende getrouwelyk die handelingen (die in den Kerkenraad besloten,
ende met gemeene bewillingo der opteekeninge waardig geagt zijn) in-
geschreven zullen worden, dewelke men ter naaster Verzamelinge
t'elke reize oplezen zal, op dat men niets en vergete in het werk te
stellen. Daar beneven zal in de openbare Kerk, noch een ander Boek
zyn, daar inne die namen der gener die in de Gemeente ontfangen
worden, zullen geschreven zyn. Alzoo zal men ook den genen die
getrouwt zyn: Item, de afgestorven Lidmaten der Gemeente: mitsga-
ders de Kinderen die gedoopt zyn; de Ouders derzelver, ende de Ge-
tuigen hier over genomen; ook den tyd (op welken den Doop geschied
is) opschrijven.
25.  ofte 10. De getuigenisbrieven der Lidmaaten der Gemeente die
vertrekken, zullen met gemeen advis in den Kerkenraad alzoo geschre-
ven worden, dat de vrome en Godzaligen, met deze woorden wer-
den gerecommandeert: datze in de Kerke Gods Christelylc {zonder op-
sprake ende ergernis) gewandelt hebben.
Maar zoodanige forme van
getuigenis zal men die niet geven, dewelke alzoo noch niet beproeft
en zyn. Ende zoo het gebeurde, dat door de haastige reize der gener
die vertrekken willen, die t'samenkomste des Kerkenraads nieten konde
verwagt worden, zoo zullen de Dienaren des Woorts, met advis som-
miger Ouderlingen getuigenis geven, in 't welke, zoo ze arm zyn, ook
gestelt zal worden (doch met discretie) hoe veel hen van den Diaconen
gegeven is. Item wanneer ende waarze vertrekken.
26.  ofte 11, De Classicale Vergaderingen, zullen bestaan uit de
Dienaren des Woorts ende Ouderlingen der nagebuurde Kerken, de-
welken alle maands, ofte zes weken, korter ofte langer (doch alzoo
datze den tyd van drie maanden niet voor by en gaan) na gelegent-
heid der Gemeente, zullen 't samen komen in Plaatse, die daar toe
met gemeen accoort gestcmt word.
27.  ofte 12. Uit een iegelyk Gemeente zal een Dienaar des Wbords
met een Ouderling op de Glassicale Vergaderinge verschynen. Ende
hoewel alle Dienaren der Classen, als ook alle Ouderlingen ter plaatse,
daar de Verzamelinge gehouden word, in de Classe mogen komen,
zoo zullen nochtans niet meer dan twee van den Kerkenraad (daar toe
verkoren) uit een icgelyke Gemeente keurstemmen hebben.
28.  ofte 13. In allen dusdanigon Verzamelingen, zal t' elke maal
een nieuwe Praeses verkoren worden met gemeene keurstemmen, doch
alzoo, dat dezelfde gceu tweemaal agter malkanderen zal mogen geno-
-ocr page 156-
150             NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE DOUDKECHT. 1578.
men worden, tot demvelken men met gemeene stemmen eenen Scribam
toevoegen zal.
29.  ofte 14. De Praeses het Gebedt gedaan hebbende, zal een ioge-
lyk byzonder afvragen, of ook in hare Gemeente de gewoonlyke strafte
onderhouden word ? ofse van eenige Ketteryen aangevogten worden ?
ofse twyffelen aan eenig stuk der Leere? of op den Armen ende Scho-
len goede agt genomen word ? ofse tot de regeringe harer Kerke den
raad ofte hulpe der Broederen van doen hebben ? ende andere diergelyke
dingen meer.
30.  ofte 15. Een iegelyk Dienaar zal by gebeurte een korte Predi-
catie doen, van welke de anderen oordeelen, ende van 't gene dat
verbeteringe behoeft, hen vermanen zullen.
31.  ofte 16. Als alle dingen afgehandelt zullen zyn , zal men Cen-
sure
houden over den genen , die welken, ofte in de Verzamelinge iet
strafwaardig aangerecht, ofte de vermaninge hares Kerkenraads veragt
hebben.
32.  ofte 17. In de Classicale Vergaderingen, dewelke laatst voor
den particuliere Synode gehouden worden, zullen worden verkoren,
die tot de particuliere Synode gaan zullen.
33.  ofte 18. Ten laatsten zal de plaatze ende tyd der naaster Clas-
sicale Verzamelingen genoemt worden.
34.  ofte 19. Alle jaren (ten ware den nood korter tyd eischte) zul-
len te samen komen vier ofte vyf, ofte meer genabuurde Classen, tot
welke Verzamelinge twee Dienaren ende twee Ouderlingen uit een iege-
lyke Classe komen zullen ; ende hoewel andere Dienaren ende Ouder-
lingen derzelver Classen daarby wezen mogen, zoo zullen nochtans
gene dan de Afgezondene keurstemmen hebben.
35.  ofte 20. Als ze t'samen gekomen zyn, zal de gene, die de
naaste reize gepresideert heeft, ofte, zoo dezelve niet tegenwoordig en
is , de Dienaar ter Plaatse daar de Vergaderinge gehouden word , een
Gebed doen na den eisch der verkiezinge des Praesidis, zynes Bijzit-
ters
, ende Scribae.
36.  ofte 21. De verkoren Praeses zal een Gebed doen , bequaam
tot de gantsche handelinge , daar de namen der gener, beide die te-
genwoordig ende niet tegenwoordig zyn, doen opschryven, op dat de
afwezende verklaren redenen hares uitblyvens. Daar na zal hy de
Credentie-Brieven, ende geschrevene Instructien afvorderen, alle punc-
ten ordentelyk voorstellen, het gevoelen der gantscher Verzamelinge
afvragen, de stemmen doen opteekenen , wat de meeninge des meerde-
ren deels is , verklaren, dezelve den Scribam schriftelyk doen vervat-
ten, ende het geen geschreven is, opentlyk doen voorlezen, op dat het
van allen bewilligt worde.
37.  ofte 22. Die dingen die tot de Leere behooren, zullen eerst af-
gehandelt worden, daar na 't geene dat tot de Kerken-Ordeninge be-
hoord, ende eindelyk de particuliere zaken.
38.  ofte 23. Het ampt des Praesidis is, een iegelyk te bevelen zyn
beurte te houden in 't spreken , den Heftigen ende ïwistigen tot stil—
zwygen te vermanen, ende zoo ze 't zelve niet na en komen, te doen
-ocr page 157-
NA.ÏIOSALE SYNODE GEHOUDEN' XE DORDRECHT. 1578.            151
gaan uit de Verzamelingen, op datze na 't oordeel der Broederen be-
hoorlyk mogen gestraft worden.
39 ofte 24. Men zal met gemeen advis ofte consent des Synodi
een Gemeente verkiezen, dewelke last gegeven zal worden, om met
advis hares Classis, de plaatse ter tyd des naasten particulieren Sy-
Bodi te benamen.
40.  ofte 25. Aan deze Gemeente zullen van den anderen Gemeen-
ten alle toevallende zware zaken, die in de Classicale Vergade-
ringe niet hebben konnen afgehandelt worden, als ook alle 't gene dat
den particulieren Synodum aangaat, naarstelyk ende by tyds overge-
schreven werden.
41.  ofte 26. Deze Gemeente zal de plaatse ende den tyd des par-
ticulieren Synodi, twee maanden te voren ofte daar omtrent schrifte-
lyk te kennen geven, ende Copye van alle zware zaken aan haar
gezonden, aan een bestemde Kerke van een ieder Classe tot dezen
particulieren Synodum behoorende, overzenden, op dat een iegelyk
rypelyk hem daar op bedenken moge.
42.  ofte 27. Alle zaken] des Synodi afgehandelt zynde, zullen alle
die afgezonden Dienaren on Ouderlingen, met de Gemeente daar het
Synodus gehouden is, het Heilige Nachtmaal houden, zoo verre de
gelegentheid der plaatse ende des tyds zulks toelaat.
43.  ofte 28. De Kerke in dewelke het Synodus gehouden word,
zal last hebben, de Acten ofte Ordonnantiën deszelven Synodi, op den
naasten Synodum te bestellen.
44.  ofte 29. Dezo voorgaande regel zal men ook in don Genera-
len ofte Nationale Synodo houden, op den welken verschynen zullen
twee Dienaren ende twee Ouderlingen, niet van de Classo, maar van
den particulieren Synodo, zoo wel der Walscher als der Duitscher
sprako afgezonden, met Brieven van Credentie ende Instructie: aan-
gaande de Leere, Ceremoniën ende Kerkelyke regeringe, mitsgaders
alle andere dingen , die in den particulieren Synodo niet hebben kon-
nen afgehandelt worden.
45.  ofte 30. Die Generale ofte Nationale Synodus, zal ordinairlyk
alle drie jaren gehouden worden, doch alzoo, datze, indien het de
nood eischet, eer mag te samen geroepen worden. Ende de particu-
liere Synoden zullen drie maanden te voren elk byzonder vergaderen,
om haar tot den Genoralen te bereiden.
46.  ofte 31. Overmits in de Nederlanden tweederlei sprake ge-
bruikt . word, de Duitsche ende de Walsche , is goetgcvonden, dat de
Gemeenten dezer beide spraken hare byzondere Kerkenraden, Clas-
sicale Vergaderingen ende particuliere Synoden hebben ende houden
zullen. Doch zoo de Gemeenten van de een ofte de ander sprake,
alle hare particuliere Synoden willen te samen roepen, dat in zulke
Vergaderingen van de eene spraak alleen, 't gene in de handel der
Ceremoniën, Kerkelyke regeringe, ende andere zware zaken, in de-
zen Synodo besloten is, niet verandert en worde. Maar zoo men
acht, eenige veranderinge van noden te wezen, dezelve zal in de
Nationale Synodo beider spraken geschieden. Ende zoo het geviele
-ocr page 158-
152            NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECIIT 1578.
dat de Nationale Synodus, van wegen der nood, voor den gewoonly-
ken tyd moeste beroepen zyn, zoo zullen twee Classen, van elker
sprake eene, aan twee particuliere Synoden schryven, op datze ver-
ordineeren mogen, wanneer, ende waar de Generalis Synodus gehou-
den zal worden.
Van de Scholen.
47.  ofte 1. Men zal arbeiden, dat overal Scholen opgerecht wor-
den, in dewelken de Kinderen niet alleen in spraak ende kon sten:
maar ook voornamelyk in den Christelyken Catechismo • onderwezen,
ende tot de Predicatiën geleid worden.
48.  ofte 2. De Gemeenten zullen allen mogelyken vlyt aanwenden ,
dat sommige Studenten, van goeder hope, door de Overheid, ofte
andere particuliere Personen, in de groote Scholen onderhouden wor-
den, dewelke namaals tot den dienst des Woorts zouden mogen ge-
bruikt worden.
49.  ofte 3. In de Gemeenten daar Studenten der Theologie zyn,
zullen dezelve alle weken, in een byzondere Verzamelinge, daar toe
bestemt, in tegenwoordigheid der Dienaren des Woorts in het propo-
neeren geoeffent worden , op datze (door het oordeel ende vermaninge
der zelver) tot den dienst bequaam gemaakt mogen worden.
50.  ofte 4. De Professeurs der Theologie zullen de Belydenisse des
Geloofs der Nederlandsche Kerken onderschryven.
51.  ofte 5. Geen Professor der Theologie zal mogen prediken, noch
Sacramenten bedienen, dan die tot den dienst des Woorts beroepen zyn.
52.  ofte 6. Zoo de Classis ofte Synodns in de Plaatse daar de
Universiteit is, te samen komt, zullen de Professoren der Theologie
mede by komen, der welker een (uit den name van allen) stemme
zal hebben.
Van de Leere, Sacramenten ende Ceremoniën.
53.  ofte 1. Om eendragtigheid in de Leere te betuigen, achten
wy, dat men in alle Kerken der Nederlanden de Belydenisse des
Geloofs in den 37. Articulen begrepen, ende in dezen jare 1578
herdrukt, en den Koning Philippo over veel jaren overgelevert, on-
derschryven zal, ende gelyk dit van den Dienaren des Woorts ende
Professoren der Theologie gedaan zal worden, zoo waar het goed,
dat het zelve ook van den Ouderlinge geschiede,
54.  ofte 2. In den Duitschen Gemeenten zal men den Catechismum
gebruiken , met de Psalmen van Petro Batheno overgezet, ende in de
Walsche die met den Francoyschen Psalmen tot noch toe gedrukt is.
Het zal ook de Duitsche Gemeente vry staan, het korte onderzoek des
Geloofs, uit den Catechismo t' samen getrokken, ende met den voor-
zeide Psalmen Datheni, gedrukt, te gebruiken, om te onderwyzen , die
hen tot de Gemeente begeven.
55.  ofte 3. Niemand zal eenig Boek van hem zelven, ofte van iemand
anders gemaakt, in het welke van de Religie gehandeld wort, laten
drukken ofte in het ligt brengen, door hen zelven ofte door andere,
-ocr page 159-
NATIONALE SYXODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1578.             153
eer het zelve van den Dienaren des Classis, ofte van de Professoren der
Theologie onzer belydinge overzien, ende voor goed gekend zal wezen.
56.  ofte 4. De Dienaren zullen een geheel Boek der Heiliger Schrift,
ordentelyk ten einde toe, de Gemeente verklaren: doch zullen ze meest
de Boeken des Nieuwen ïestaments voornemen, hoewel het hen noch-
tans vry staan zal, de materie harer predicatie uit de boeken des Ou-
den Testaments te nemen, met advis des Kerkenraads, dewelke op de
stïgtinge ende gaven der Dienaren acht nemen zal. Ende in Plaatsen
daar de Zondaagsche Evangeliën noch gebruikt worden, zal men zulks
dulden, ter tyd toe dat men het zelve bequamelyk zal mogen afstellen.
57.  ofte 5. In de Gemeenten daar het gebruik der Avoatgebeden
ingevoerd is, en de Predikanten genoeg zyn om die te doen, zal het
zelve gedragen worden, doch alzoo dat daar door het noodzakelyke
gebruik der huis-Gebeden niet nagelaten en worde. Ende zullen de
Dienaren meer op het Gebedt acht nemen, dan om een lange Predica-
tie ende wydtloopïge vorklaringe te doen op 't geheele ofte halve Capit-
tel, datze in de Avondgebeden gewoonlyk nemen zullen. Maar daar
zo noch niet ingevoert en zyn, zal men ze niet ligtelyk toelaten, ten
ware in tyden van gemcene nooden, op dat de ordinaire Predicatien
ende huis-Gebeden niet in veragtingo en komen. Ende zal allen Ker-
ken vry blyven, te ordineeren vele ofte weinige Avondgebeden te doen;
ende daar men achtet datze beter afgedaan waren, zal men het advis
des Classis, ende der Overheid der Gereformeerde Religie hier over
gebruiken.
58.  ofte 6. Overmits het gebruik der Lyk-Predicatien zorgelyk is,
zoo gevoelen wy, datze in de Plaatsen daar ze niet en zyn, niet be-
hooren ingevoerd te werden; maar daar ze gewoonlyk zyn gehouden te
worden, ende het getal der Dienaren genoegzaam is, dewelke met de
Ouderlingen oordeelcn, dezelve niet onnut te zyn, zullen ze geduldt
werden, ter tyd toe, datze bequamelyk zonder ergernisse zullen mogen
afgezet worden. Nochtans is deze waarschouwinge, datze meer een
forme van een ongepremediteorde vermaninge hebben, dan van een
Predicatie die met den Gebeden begonnen ende met dankzegginge be-
sloten word. Dat men ook in dezelve der afgestorven lof niet ver-
kondige. Het zal ook der Dienaren Ampt zyn, zorge te dragen dat
het gebruik dor Klokken (dewelke in 'tPausdom, zoo in 't verscheiden,
als in het begraven der menschen, geluyd worden) mag weggenomen
worden.
59.  ofte 7. Het verbond Gods zal aan den Kinderen der Christenen,
met den Heiligen Doop (zoo haast als men denzelven bedienen kan)
bezegelt worden, ten ware dat iemant eenige wettige oorzaken hadde
om denzelven uit te stellen, van welke de Dienaren met de Ouderlin-
gen oordeelen zullen.
60.  ofte 8. Men zal den Doop niet bedienen dan in de Predicatien:
Doch in de Dorpen daar weinige Predicatien gedaan werden, zal men
een zekeren dag in de weke verordenen om den Doop te bedienen,
alzoo nochtans, dat het zelve zonder een korte Predicatie niet en
geschiede.
-ocr page 160-
151           NA.TIOXALE SYNODE GEIIOUDEX TE DOUDKECHT. 1578.
61.  ofte 9. De Vader des Kinds dat te Doopen is, zal inzonder-
heid by den Doop zyn, ten ware dat hy gewigtige oorzako hadde
zynes afwezens, op dat hy voor zyn Kind bidde , ende het zelve den
Heere opdrage, ende belove te doen 't welk hen van den Kerken-Dienaar
voorgehouden word, agtervolgende het Formulier in de bedieninge des
Doops gestelt. Doch de Getuigen zal men zoo nauwe niet verbinden ,
maar hares ampts tegen het Kind vermanen. De Ouders eer zy het
Kind ten Doope brengen, zullen by een Kerken-Dienaar ofte Ouder-
ling gaan, op dat de Gemeente kennisse hebbe, van de genen die
gedoopt worden.
62.  ofte 10. Het is raadzamer ende zekerder, dat alle Dienaren
het Formulier der Instellinge ende des gebruiks des Heiligen Doops,
het welk daar toe beschreven is, volgen, dan een iegelyk zyn eigen
verklaringe vry te laten.
63.  ofte 11. Het is vry den Kinderen alzulken Namen te geven
als men wil, nochtans zal een iegelyk vermaand zyn, dat hy die na-
men die Gode, ofte Christo eigen zyn, als daar zyn, Immanuel, Salva-
tor, §-c.
ofte der officieren ende byzondere diensten, als Engel, Bap-
tista,
ofte dewelke anderzins superstitieus zyn, den Kinderen niet toe-
laten gegeven te worden.
64.  ofte 12. Niemand en zal in de Gemeente ontfangen worden,
dan die te voren van den Kerkenraad, ofte immers een Dienaar ende
Ouderling, van de hooftsomme der Christelyker Leere, ondervraagt
zyn. Ende eer ze ten Avondmaal des Heeren gaan, zullen ze in den
Kerkenraad, ofte in de Kerken na de Predicatie die recht voor de
bedieninge des Avondmaals geschied, opentlyk getuigen, datze de Leere
der Gemeente (die van den Dienaar kortelyk verklaart zal worden)
voor goed houden, ende door de hulpe des Heeren in dezelve volstan-
dig blyven zullen, ende haar zelven der Christelyker vermaninge on-
derwerpen.
65 ofte 13. Aangaande den genen die met Getuigenis-Brieven uit
andere Gemeenten komen, zullen zonder belydenis des Geloofs te doen
tot den Avondmaal toegelaten worden. Maar die geen geschreven ofte
levendig getuigenis hebben , van geloofwaardige Personen, zal men op
dat maal niet toelaten.
66.  ofte 14. De Dienaren des Woorts, Ouderlingen ende Diaconen,
zullen voor het houden des Avondmaals, onder malkanderen de Chris-
telijke censure, ofte onderzoekinge doen, zoo wel over de Leer, als
over den wandel, ende zullen de Christelyke vermaningen in der liefde
aannemen.
67.  ofte 15. Voor het Avondmaal zullen de Dienaren ende Ouder-
lingen de Lidmaten der Kerken bezoeken, voornamelyk de zwakste,
ende den genen die het meeste van doen hebben, op datze (zoo veel
in hun is) met leeren, vermanen, troosten, ende de opgerezen zwa-
righeden ter neder te leggen, de Gemeente tot deze hoogwaardige
handelinge regt bereiden.
68.  ofte 16. Men zal voor de bedieninge des Avondmaals een Pre-
dicatie doen, in welke van de bekeeringe des Menschen, beproevinge
-ocr page 161-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN XE DOKDRECHT. 1578.            155
zyns zelfs, ende zyn verzoeninge met Godt ende den Naasten, ende
diergelyke materien meer zal gehandelt werden. Maar op den dag des
Avondmaals zelve, zal het nut zyn dat men van de Sacramenten zelve
ende met namen van de verborgentheid des Avondmaals het Volk
leere, ende tot dien einde een bequame Text nemen, ten ware den
gewoonlyken Text, daar toe bequamelyk geschikt konde worden. Doch
na den middag zal men met den gewoonlyken Text oitet Catechismo
voortvaren.
G9. ofte 17. Overmits wy middelmatig achten in de bedieninge des
Nachtmaals te staan ofte te zitten (het knielen nemen wy uit om der
superstitie ende des perykels wille van het Brood aan te bidden) zoo
zullen de Gemeenten die wyze gebruiken, die een iegelyk alderbeqaamst
zal dunken te wezen.
70.  ofte 18. De woorden des Avondmaals, zullen uit 1 Corinth. 10.
vers 16. genomen worden, daar by voegende deze woorden: Neemt,
eet, gedenkt ende gelooft, #c.
71.  ofte 19. Terwyle het Heilige Avondmaal bedient word, zal men
sommige Capittelen uit den Propheten ofte Evangelisten, van het
lyden Christi voorlezen, ofte eenige Psalmen zingen, na dat ieder
Kerke oorbaarlyk te zyn oordeelen zal.
72.  ofte 20. In alle middelmatige dingen, zullen geen Kerken ver-
acht worden , die een ander wyze gebruiken, dan wy doen.
73.  ofte 21. Gelykerwys het Avondmaal des Heeren niet behoord
bediend te worden in die Plaatse daar nog geen Kerkelyke ordeninge
gestelt en is, alzoo zal men in de welgestelde Kerken alle twee maanden
(zoo veel mogelyk is) het zelve bedienen. Doch zal men de Kerken,
ende inzonderheid die heimelyken, ende die onder 't Cruis zitten, hare
vryheid laten , dat zoo dikwils te houden, als het haar gelegen is.
74.  ofte 22. In tyde van Oorloge, Pestilentie, dieren tyd, zware
vervolginge der Kerken ende andere openbare elendigheden, zal men
een Vasten met Bidden aanstellen ende Heiligen, door raad der Ker-
ken ende bewilliage der Overheid, zoo dat geschieden kan, alzoo dat
de Gemeente haar van het gewoonlyk voedzel, ende tydelyke hande-
linge tot den avond toe onthouden zal, met bidden, het AVoort Gods
te hooren, de Heilige Schrifture te lezen, ende andere heilige oeffe-
riingen, hare boetvaardigheid ende geloove betuigen, ende in de ware
Godzaligheid toenemen. Doch zal het raatsamer wezen, het Vasten op
andere dagen dan op den Zondag te houden.
75.  ofte 32. Het ware wel te wenschen, dat de vryheid van zes
dagen te arbeiden, van God toegelaten, in den Kerken gehouden,
ende den Zondag alleen geviert mogte worden: Nochtans, dewyle som-
mige andere Feestdagen (door authoriteit van de Overheid) onderhou-
den worden, te weten, den Christdag met den navolgende: Item den
tweeden Paaschdag: Item den tweeden Pinxterdag: Item in sommige
Plaatsen Nieuwejaarsdag ende Hemelvaartsdag, zoo zullen de Dienaren
naarstigheid doen, datze met Predicatien (in welke zy inzonderheid van
de Geboorte ende Verryzenisso Christi, zendinge des Heiligen Geestes
ende diergelyke Articulen des Christelyken Geloofs der Gemeente leeren
-ocr page 162-
15G            HATIOJïAXE SrSODE GEHOUDEN TE DOKÜKECUT. 1578.
zullen) den onnutten ende schadelykcn lediggank in een heilige ende
profytelyke oeffeninge veranderen. Het zelven zullen de Kerken-Die-
naren in de Steden doen, daar meer Feestdagen, door authoriteit der
Overheden, onderhouden worden. Hier en tusschen zullen allo Kerken
arbeiden, dat het gewoonlyk gebruik aller Feestdagen, behalven den
Christdag, (dewyle Paasschen 'ende Pinxsteren op een Zondag komen)
zoo veel mogelyk is, op 't aldergevoeglykste afgedaan worden.
7G. ofte 24. De Psalmen Davids van Petro Datlieno overgezet,
zullen in de Christelyke t' samenkomsten der Nederduitschen Kerken ,
gelyk men tot nog toe gedaan heeft, gezongen worden, achter latende
de Gezangen die in de Heilige Schrift niet gevonden worden.
77.  ofte 25. liet gebruik der Orgelen in de Kerken, houden wy
niet voor goed, inzonderheid voor de Predicatie: Daarom achten wy
dat de Dienaren behooren te arbeiden , gelyk zg voor een tyd gedul-
det worden, datze alzoo met den eersten, ende op het aldergevoeglyk-
ste weggenomen worden.
Van het Houwelyk.
78.  ofte 1. De houwolyksche ondertrouwe zal geschieden per verba
de preesenti,
dat is, met woorden die tegenwoordige beloftenisse ende
verbindingo medebrengen ende uitdrukken, zonder conditie ofto uit-
neminge.
79.  ofte 2. De heimelyke beloften zullen van gener waarde zyn,
(ende die zullen voor heimelyk gehouden werden) dewelke niet in te-
genwoordigheid van twee ofte drie van de Vrienden, Bloedtverwanten,
ofte immers van andere geloofwaardige Personen aan beide zyden zul-
len gedaan zijn.
80.   ofte 'ó. Het zoude ook nut ende te wensclien wezen, dat,
wanneer dezelve geschieden, een Kerken-Dienaar ofte Ouderling daar
by ware, op dat hy den naam des Hoeren aangeroepen, ende beiden
partyen hares Ampts vermanen , ende hen naarstelyk mogte ondervra-
gen , ofse iemant anders geloftenis hebben gedaan: Ende zoo een van
beiden een Lidmaat der Kerken is, of de andere ook de Religie is
toegedaan, ende voornamelyk dat hy verzekert mochte worden van
deze navolgende stukken:
81.  ofte 4. Geen onderjarigen (waar van men de verklaringe ne-
men zal uit de Rechte ende Costumen des Lands) dewelke onder de
macht liarer Ouderen, ofte der gener die in haar Ouderen plaatze
staan, namelyk der Momboiren ofte Voogden (zullen zonder haar
consent) beloftenisse van houwelyk mogen doen: ende de houwelyksche
beloftenisse anders gedaan, en is van geener waarde. Doch zoo eenige
zoo onredelyk ofte onwillig in deze zake haar hielden, datze geen-
zins en wilden bewilligen (het welke somwylen uit haat der Religie,
ende andere oorzaken geschied) zoo zal den Kerkenraad besluiten, wat
hier in te doen staat.
82.  ofte 5. Maar indien beide partyen, ofte een van beiden te vo-
ren gehouwelykt is geweest, zoo zal de dood der eerste partye door
wettelyke getuigenisse moeten blyken.
-ocr page 163-
NA.TIOSALE SYXODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1578.             157
83.  ofte C. Den onbekenden Vreemdelingen en zullen tot de houwe-
lyksche beloften niet toegelaten worden , het en zy dat zy door wet-
telyk getuigenis doen blyken datze vry zyn.
84.  ofte 7. Die Overheid zal gebeden worden datze de Houwelyken
niet en verbieden (zoo veel zulks na gelegentheid der tyden ende plaatze
gevoegelyk geschieden kan) in die graden der Bloedverwantschap ende
Maagschap, in welken dezelve, zoo door Godlyke als Keizerlyke Kech-
ten toegelaten worden. Maar zoo lange dat niet verkregen kan wor-
den , is het beter hare Wetten gehoorzaam te zyn, dan in zwarigheden
ende ergenisse te vallen, die daar uit volgen zouden.
85.  ofte 8. De ondertrouwe wettelyk gedaan zynde, zal ook door
beider partyen bewillinge niet gebroken konnen worden.
8C. ofte 9. De namen der gencr die men trouwen zal, zullen op
drie Zondagen, ofte anderzins drie reizen, dat daar tamelyken tyd tus-
schen beiden zy, na de Prcdicatie uitgeroepen worden.
87.  ofte 10. De Houwelyken zullen verkondigt worden, ter plaatse
daar de partyen wonen, ofte daar ze bekent zijn: en zoo iemand in
een ander Plaatse dan daar zyn Geboden afgekondigt zyn, getrouwt
wil wezen, zoo zal hij van de Kerkenraad getuigenis van zyn Gebo-
den medebrengen.
88.  ofte 11. De gene tegens welker uitroepinge niet en is gekomen,
mogen op alle Predikdagen in de Gemeente t' samen gegeven wor-
den . behalven op den gemeenen Vast- ende Biddag, het welk ook te
wenschen ware, dat op den dag des Avondmaals niet en geschiedde.
89.  ofte 12. Hoewel Paulus den Weduwen geen zekeren tyd voor-
schryft, wanneer zy houwelyken mogen, nochtans, dewyle hy ze vermaand
datze in den Heere trouwen zullen, zoo en leid de eerlijkheid, ja ook
de nootzakelykheid niet, datze voor vier maanden ende een half wederom
houwelyken zouden: byzonder, dewyle by Keizerlyke Eechten haar een
liouwjaar, dat is een tijd van negen maanden voorgeschreven is.
90.  ojte 13. De Dienaren zullen de partyen, dien door Overspel van
de andere partye ongelyk geschied is, vermanen, datze haar verzoenen,
't welke zoo zy niet verkrygen en konnen, zullen zy wel verklaren wat
haar door het Goddelyke recht toegelaten zy, nochtans zullen ze haar onder-
rechten , datze zonder het oordeel ende authoriteit der Overheid niet weder
houwelyken mogen. Ende zoo de verongelykte partye zoodanige Overheid
niet bekomen en kan, zoo zal ze tot zulken Plaatse gaan, daar ze een
Overheid hebben mag, door welkers authoriteit de zake geoordeeld worde.
91.  ofte 14. Wanneer in houwelyksche zaken eenige groote zwa-
righeid voorvalt, zoo zal do Overheid gebeden worden, datze twee ofte
drie van den haren ordineeren, die met den Dienaren der Classen,
dezelve zwarigheid ter neder leggen.
Van de KerJcelylce vermaninge en de straffe.
92.  ofte 1. Overmits de Heere Christus, behalven den dienst des
Woorts ende der Sacramenten, ook de Kerkelyke vermaninge ende
straffe ingestelt heeft, zoo zullen de Dienaren niet alleen openbaar
leeren, vermanen. straffen ende wederleggen: maar zullen ook in
-ocr page 164-
158             NATIONALE SYNODE GEHOUDEN XE DOEDEECHT. 1578.
't byzonder een iegelyk vermanen tot zyn behoorlyk ampt. Maar ge-
lyk de Christelyke straffe geestelyk is, ende niemand van de straffe
der Overheid bevryd: alzoo word ook boven de Burgerlyke straffe de
Kerkelyke straffinge nootzakelyk vereischt, om den zondaar met God
ende zyn naasten te verzoenen, ende de ergernisse uit de Gemeente
Christi weg te nemen.
93.  ofte 2. Zoo dan iemand in de zuiverheid der Leere dwaalt,
ofte in den wandel zondigt, zoo verre als het heimelyk is, ende geen
openbaar ergernisse medebrengt, zoo zal den regel onderhouden wor-
den dien Christus duidelyk voorschryft Matth. 18.
94.  ofte 3. De heimelyke zonden, daar van den zondaar in het
byzonder van een, twee ofte drie Getuigen vermaand zynde, niet en
hoord, ofte een openbare zonde begaan heeft, zulks zal den Kerkenraad
aangegeven worden.
95.  ofte 4. Die hartnekkelyk de vermaninge des Kerkenraads ver-
werpt, zal van den Nachtmale afgehouden worden. Maar zoo hy
afgehouden zynde, na verscheiden vermaningen, geen teeken van boet-
vaardigheid en geeft, zal dit den voorgank zyn tot de afsnydinge.
96.  ofte 5. Den Dienaar zal opentlyk de Gemeente van den hartnek-
kigen Zondaar vermanen, de zonde openbaren, ende den behoorlyken
pligt die men gedaan heeft in hem te bestraffen, van het Avondmaal
af te houden, ende daar na naarstelyk te vermanen , voor den Volke
verklaren: ende zal de Gemeente vermanen datze voor dezen on-
boetvaardigen zondaar bidden, eer dat men gedwongen worde tot de
laatste remedie te komen. Zoodanige drie vermaninge zullen daar
gedaan worden : In de eerste zal men den Zondaar niet noemen, op
dat hy eenigzins verschoond worde. In de tweede zal men hem noe-
men. In de derde zal de Gemeente aangezeid worden , dat men hem
afsnyden zal, ten zy dat hy hem bekeere, op dat zoo hy hartnekkig
blyft, zyn afsnyden door stilzwygen ende bewillinge der Gemeente ge-
schiede. Den tyd die tusschen de vermaningen gaan zal, zal in het
oordeel des Kerkenraads staan. Ende in de afsnydinge van zoodanigen
hartnekkigen zondaar, zal de Dienaar in het breede verklaren het ge-
bruik ende het einde derzelver, ende de Geloovigen vermanen, datze
geen onnoodige gemeenschap ofte conversatie met den Afgesnedenen en
hebben: maar zyn gezelschap schouwen, inzonderheid tot dezen einde,
op dat de Afgesnedene door schaamte verslagen zynde, ernstelyk be-
denken zoude hem te bekeeren.
97.  ofte 6. Van de zonden, die van haar nature openbaar zyn, ofte
die door verachtinge der vermaninge der Kerken openbaar gemaakt
worden, zal de verzoeninge openbaarlyk geschieden, niet na het zeggen
van een of twee: maar na het oordeel des gantschen Kerkenraads , op
zulker wyze ende f ome, als tot opbouwinge elker Kerke alderbequaamst
zal geacht worden.
98.  ofte 7. De gene die zware zonden begaan hebben, die der Kerke
schandelyk zyn, ofte ook die van de Overheid behooren gestraft te wor-
den, al is het datze boetvaardigheid bewyzen, zullen zy nochtans van de
gemeenschap des Avondmaals (om de ergenisse weg te nemen, ende
-ocr page 165-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN' TE DOKDEECIIT. 1578.            159
hare boetvaardigheid te beproeven) afgehouden worden. Doch hoe
dikmaals, ofte hoe lang dit geschieden zal, zal in het goeddunken des
Kerkenraads staan.
99.  ofte 8. Zoo de Dienaren, Ouderlingen ofte Diaconen, een open-
bare grove zonde, die der Kerken schandelijk, ofte ook van de Overheid
te bestraffen is, bedryven, zoo zullen de Ouderlingen ende Diaconen, wel
terstond van haren dienst (door het oordeel des Kerkenraads) afgezet
worden, maar de Dienaren zal men van haren dienst opschorten: Doch
of men ze geheellyk afzetten zal, dat zal in het oordeel van de Classi-
cale Vergaderinge staan.
100.  ofte 9. Maar of de Dienaren, Ouderlingen of Diaconen afgezet
zynde, na datze de Kerke met boetvaardigheid voldaan hebben, zoo ze
wederom verkoren worden, toegelaten zullen worden ; zoo vele als de
Ouderlingen ende Diaconen aangaat, zal den Kerkenraad oordeelen mo-
gen : maar zoo veel de Dienaren aangaat, zal van de Classicale Ver-
zamelinge geoordeelt worden.
101.  ofte 10. Geen Kerke zal over een andere Kerke, geen Dienaar
over een ander Dienaar, geen Ouderling ofte Diacon over eenige andere
Ouderling ofte Diacon, eenige heerschappye voeren ofte overhand hebben,
maar liever zal hem een iegelyk van alle oorzaken ende suspicien van dien
wachten: hoewel uit pligt der liefde de eene Kerke de andere, den eenen
Dienaar den anderen, &c. niet alleen mogen, maar ook behooren te
vermanen.
Petkus Dathends,
Electus Synodi Praeses.
Akxoldds Corjjelii,
Scriba.
Eenige Particuliere Vragen, in dezelve Synode 1578 voorgesteld en
beantwoord.
1.    Of men gehouden is de Artikelen des Synodi te bevestigen met
getuigenis zonder Schrifture? De Broederen hebben hierop geantwoord,
dat zulks nodeloos is, in zaken die middelmatig zyn, ofte in zaken aan-
gaande de ordre; maer andere zaken zyn van de Synodus ingestelt, on-
vermits zy gefundeerd zyn op het getuigenisse der Schrifture, overzulks
die 't begeert, die mag de getuigenissen der Schrifture, daar by voegen.
2.    Of de Artikelen des Synodi moeten van de Magistraat bevestigt
worden? Daar is geantwoord, dat men aan de Magistraat verzoeken zal,
dat zy hare authoriteit gebruike tot uitvoeringe der Artikelen wanneer dat
zulks noodig zal zyn, tot welk een einde twee Personen zullen bestemd
worden die het zelve met Requeste aan de Ed. Heeren Staten verzoeken.
3.    Wat men den Dienaar doen zal, dewelke in weigeringe valt zig
zelven de Classische order te onderwerpen ? Antwoord, Men zal hem
gedragen aan de particuliere Synodus om zulks af te handelen; en
voorts zal de Classis eenige deputeeren, dewelke de Magistraat we-
zende der Religie toegedaan, berigten , hoe billyk en profytelyk zulke
order, en hoe noodig dat het zy, dat zy dezelve handhaven.
-ocr page 166-
160           NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1578.
4.    Of het den zoodanigen, dewelke door een wettig vonnis van den
Kerkenraad of Classis veroordeeld zyn, ten allen tyde, wanneer zy willen,
vry is zich te beroepen op een hooger Vergadering ? Antwoord, Hier diend
men te onderscheiden de oorzaken om welke, dat men tot een hooger be-
roept , want indien het is van Twee die met malkanderen verschil hebben,
het zal den Veroordeelden vrystaan zig te beroepen zoo lange als de tyd
duurd (a) dewelke tusschen de Vergaderinge is, en de hoogere Verga-
dering op welke hy hem beroept, ten ware zake dat de tyd veel te kort
ware; indien dat een alleen veroordeeld is, om eenige fauten, hy mag
zich straks op hooger beroepen: zoo verre iemand het zelve op den be-
stemden tyd niet en doet, zoo zal hy zyn regt van beroepinge verliezen.
5.    Of het oordeel van de Magistraat, toestaande de zuiverheid der
Religie, mag tusschen komen, in de afzettinge der Dienaaren? Ant-
woord, Overmits dat het ampt der Christelyke Magistraat is te be-
zorgen, dat men Godzaliglyk en eerbaar leve, tot welken einde ook
noodig zyn trouwe Leeraren, zoo mag men ook haar gevoelen in de
afzettinge der Dienaren byvoegen, gelyk het ook achtervolgende de Ordon-
nantie des Synodi geschieden moet, in de verplaatzinge der Dienaren,
voornamentlyk, indien zy voor altyd, of voor een langen tyd geschiedt.
6.    Of het den Magistraat geoorloofd is, zonder voorweten of toe-
stemminge des Kerkenraads eenen Dienaar af te zetten, ofte aan te
nemen? Antwoord, 't Is ongeoorlooft,
7.    Of alle de Dienaren uit Vlaanderland gesproten, en in dienst we-
zende in Nederland, ofte in eenige Nederlandsche Kerken gehouden zyn
de beroeping naar te komen, wanneer dat zy van eenige Vlaamsche Kerke
beroepen worden? Antwoord, Nademaal dat geheel Nederland is ons
gemeen Vaderland, 't en is niet billyk nogte redelyk, dat de Dienaren
buiten Vlaanderen de Gemeente Jesu Christi in Nederland dienende zou-
den aan Vlaanderland gebonden zyn, doch zoo veel aangaat de anderen
dewelke buiten Nederland in dienste zyn, 't en is ons ook niet geoor-
looft die tot ons te halen , zonder toestemming van hare Kerke.
8.    Of een Dienaar wezende op zekeren conditie van zyne Kerk
beroepen, mag door de authoriteit der Classis, buiten die conditien ver-
bonden worden? Antwoord, Nademaal wy geheel aan Jesus Christus
en Zyne Kerke verbonden zyn, zoo is ook het Ampt der Dienaren
zich te onderwerpen zekere conditien die redelyk zyn, al en zyn ze
van te voren niet uitgedrukt; hier en tusschen zal de Classis oordee-
len: welke conditien redelyk zyn of niet.
9.    Of het eenen Dienaar geoorlooft is een Rentmeesterschap te be-
dienen ? Antwoord, Het is niet geoorlooft.
10.    Of een Diaken of Ouderling tot zynen dienst bekwaam en in
Kerkendienst wezende, doch hebbende eene rebellige en wederstrevige
Vrouwe, daarom van den Kerkendienst moet afgehouden worden ? Ant-
woord , Men zal hem daar afhouden, eer hy daar aan komt, gemerkt
de staande ergernisse der Kerke daar over; maar indien hy nu in het
Ampt is, men zal hem daarom niet afzetten.
(a) {In andere handschriften staat: tot de helft van den (yd.)
-ocr page 167-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1578.           161
11.    Wat men met dien Dienaar doen zal, dewelke wezende zuiver
in de Leere, en in leven stigtelyk, nogtans geene gaven heeft, om de
Gemeente met zyne gaven te stichten ? Antwoord, Gelyk men niet te
veel mag toegeven de neuswysheid der menschen, alzoo indien zyne
Kerke van hem klaagt, dat zyne Leere niet en strekt tot eenige stich-
tinge, zoo zal de Classis daar na neerstelyk vernemen, en indien zy
bevinde dat de zaak alzoo is, zoo zal men hem naar eene andere Plaatse
verplaatsen, daar zyn dienst vrugtbuarder is; hier en tusschen zal men
de Kerken vermanen , dat zy hare Dienaren neerstelyk beproeven en
onderzoeken, eer dat zy hen aannemen.
12.    Hoe zullen de Kerken hare Dienaren verzorgen? Antwoord,
Men zal een Requeste stellen uit den name dezer Synode, en zal dezelve
van Arnoldus Cornelii en Thomas Tilius, den Staten aangediend worden.
13.    Of een Ouderling dewelke wettig verkoren is, en dewelke den
bestemden tyd gedient heeft, en van wille is , in denzelven dienst te
continuëeren , mag gesteld worden in het getal van de andere en we-
derom gekoren worden ? Antwoord, Ja, want de verandering van de
Ouderlingen is voornamentlyk daartoe ingestelt, op dat zy zouden ver-
ligt worden van den laste hares Dienstes.
14.    Of een Ouderling dewelke verkoren is, zyn Ampt mag afleg-
gen, of weigeren aan te nemen? Antwoord, Geenzints, ten ware om
gewigtige oorzaken, van welke de Kerkenraad, en indien 't noodig is,
de Classis zal oordeelen.
15.    Of de Ouderlingen in het examineeren der Dienaren in de Clas-
sicale Vergaderingen zoo wel stemmen zullen hebben, als de Dienaren,
zelve ? Antwoord , Nopende de zuiverheid der Leere, daar moet men.
wel hooren het advis der Ouderlingen, maar het regt om toe te stem-
men , komt den Dienaren eigentlyk toe; doch over de gave van uit-
spreken en andere diergelyke gaven, zullen de Ouderlingen ook hare
keurstemmen geven.
16.    Of 't beter is dat de Diakenen om de Aalmoessen te vergade-
ren na de Predicatie aan de Kerkedeuren staan , of dat zy in de Pre-
dicatie omme gaan ? Het eerste is beter, doch indien men dat niet
kan invoeren, zal men het andere laten, tot dat men het bekwamelyk
veranderen kan.
17.    Wat de Gemeente doen zal, dewelke in den dienst der Diaconie
van de Magistraat verhinderd word ? Antwoord, Men zal met alle
neerstigheid arbeiden, dat de Gemeente haar regt wederom krygt, en
daar toe zal eerst haar devoir doen de Kerkenraad, daar na de Clas-
sis; en zullen aanspreken, indien het noodig is, de Hooge Overheid.
18.    Of het profytelyk en noodig is, dat men den Duitschen Bybel,
uit de Hebreeuwsche ïale overzette, of ten minsten de gemeene trans-
latie verbetere, en wieu dat men zulk eenen last opleggen zal? Ant-
woord , Men zal wel te zyner tyd den Bybel uit de Hebreeuwsche
Tale, mogen overzetten; hier en tusschen zoo zal men ze verbeteren
naar de Exemplaren van de Latynsche, Franeoysche, en voornament-
lyk de Heidelbergsche overzetting, en naar de andere beste Exem-
plaren , mits conditie dat men ia margine byvoege de Franooysche
11
-ocr page 168-
162           NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1578.
Annotatiën op het Oude Testament, doch zal men wel toezien dat
zulk een zwaren last niet een Persoon alleen opgeleid en worde; en
hier toe zyn verkoren de Heer van St. Aldegonde en Petrus Dathe-
nus, dewelke bekwame Mannen vinden zullen, om zulks te doen.
19. Of men het Boek der Martelaren vermeerderen zal? Ant-
woord, Do. Johanni Cubo is opgelegt, overmits dat hy eenige authen-
ticque Annotatiën der Martelaren heeft, dat te bezorgen, dat dezelve
overzien en gedrukt worden, tot denwelkon einde hy zal geholpen
worden door ïaffino en Vinea. De Broeders zyn nog gebeden geweest,
indien zy eenige autheniicque Annotatiën van de ware Martelaren heb-
ben, datze dezelve aan D. Cubo over sturen.
20.    Of de Institutie van Do. Joh. Calvinus zal beter overgezet
worden in de Duitsche Tale ? Antwoord, Dat is profytelyk, en het
zelve is opgelegt Do. Petro Datheno.
21.    Of' het profytelyk is te schryven de Historie der Nederlandsche
geschiedenissen? Antwoord, Dat is geheel profytelyk, en daar toe is
verkoren de Heer Philip de Marnix de St. Aldegondo; is ook opge-
legt allen Kerken-Dienaren neerstelijk op te tekenen dingen, dewelke
in haar Contreien van de eerste vryheid af geschied zyn, en indien
zy daar af ten vollen verzekert zyn, zullen ook het zelve den Classi
overgeven, met uitdrukkinge van den tijd, wanneer hetzelve geschied
■is; doch zullen zij in de Classis neerstelyk overlezen worden, op dat
men verzekert zy, of zy ook waarheid zyn of niet, en opdat zulks
niet en worde nagelaten door onagtzaamheid, zoo zullen ook alle de
Dienaren des Classis door den Pi-Eosident vermaand worden, om tegen
den 1 January 1579 hare Aanteekeningen gereed te hebben, en om
overgezonden te worden, aan de Antwerpsche Gemeente, die dezelve
overleveren zal aan den Heer de St. Aldegonde.
22.    Of het raadzaam is tot gerief van de zoodanige', die de Latyn-
Bche sprake niet konnen spreken, de Harmonie Di. Joh. Calvini, in
de Nederduitsche Tale over te zetten ? Antwoord, Is opgelegt Do.
Joh. Cubo, met den eersten een Exemplaar over te zenden naar Delft,
ten einde dat het zelve van Do. Arnoldo Cornelii, Kerkendienaar al-
daar , met het Latynsche Exemplaar gecollationeert worde, om daar
na in druk te komen.
23.    Do. Gerobulo, Dienaar der Kerke tot Vlissingen, is opgelegt
in de Nederduitsche Tale over te zetten het Chronicon Carionis, gelyk
het zelve van Do. Joh. Melanchton en Peucerus met Historiën en
Exempelen vermeerdert en in het licht gebragt is.
24.    Item zal Joh. Arcerius, Dienaar des Woorts in de Classe van
Leyden, overzetten, het Boek van den Heer Bullingerus van den oor-
spronh der Dwalingen.
25.    Welke de gevoeglykste middelen zyn, om den aanwasch der
Herdoopers in tyds te stuiten? Antwoord, Voor eerst moeten de Mi-
nisters het fundament des Geloofs, mitsgaders de Artikelen, over welke
wy met de Herdoopers in verschil zyn, neerstelyk en klaar hare Ge-
meente uitleggen. Ten tweeden , moeten zij de Gemeenten neerstiglyk
vermanen tot Godzaligheid en Liefde, en daar in met haar exempel
-ocr page 169-
NATIOXALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1578.           163
voorgaan. Ten derden, moeten zy ook ten dien einde de Lidmaten
van hare Kerken neerstelyk bezoeken. Voorts zoo zal het noodig we-
zen, dat men verscheide korte en klare ïractaatjes van de Hoofd-
stukken der Herdoopersche dwalingen schryve en in druk uitgeve;
wat aangaat de samensprekingen en disputatien met haar in zekere
plaatsen, daar men met ervaringe bevindt, dat zij niet onprofytelyk en
zyn, zullen dezelve samensprekingen gedaan worden van zoodanige, die
daar toe van haar Classis bekwaam zullen geoordeelt worden.
26.    Of het geoorlooft is voor den Volke te spelen eenige Tragedien
of Comedien over zaken die Schriftuurlyk zyn ? Antwoord, Nade-
maal zulks nooit gebruikelyk zy geweest in de Israëlitische of Apo-
stolische Kerke, en dat daar uit vele ongerymdheden komen te volgen,
en het ook zeker is, dat de Componisten derzelver menigmaal onerva-
ren zyn in de fundamenten der Christelyke Religie, waar uit eenige
abuisen zouden komen te volgen , en dat het boven dien is eene ont-
heiliging van Gods heilig Woort, zal men alle devoir aanwenden zoo
veel als het mogelyk is , dat dezelve geweerd worden, en alle Lid-
maten der Kerke zulks ontraden.
27.    Of men zal. zonder onderscheid doopen de Kinderen van Hoe-
reerders, of dewelke uit de Kerke gebannen zyn, of der Papisten, of
diergelyke? Antwoord, Overmits dat de Kinderen, die in Gods ver-
bond zyn, de Doop toekomt, en het zeker is, dat de zulke voorge-
melde Kinderen niet en zyn buiten Gods verbond, zoo en zal men
haar niet van den Doop uitsluiten, doch alzoo dat in de wet'elyke
bdeiening des Doops, de Kinderen van de zoodanige ten Doop geprse-
senteert worden, die op de vragen in de Christelyke Catechismus be-
grepen , volgens Gods heilig Woort antwoorden en ook dezelve toe-
stemmen.
28.    Of men een Bejaarden, die nog niet gedoopt is, zal in de open-
bare vergadering doopen, of alleen in de presentie des Kerkenraads ?
Antwoord, Men zal zulks doen in de openbare Vergadering, en in-
dien de gene, dewelke den Heiligen Doop begeert, van schaamte zulks
wil weigeren, men zal hem vermanen zulks te consenteeren; men mag
hem nogtans ook toelaten in een andere Kerk te gaan, om aldaar den
II. Doop openbaarlyk te ontvangen.
29.    Of de Doop van een privaat Persoon, of van een Ouderling be-
diend, wettelyk zy ? Antwoord, Neen, geenzints, hier en tusschen
indien zulks geschied is, van een Ouderling, als daar toe van eene
Kerke of een deel derzelver verzogt wezende, zal men wel den Ge-
doopten niet herdoopen, gemerkt de Ouderling eenige forme van Ker-
kelyke beroeping heeft; nogtans en is zulks niet pryselyk, en tot een
exempel te strekken'
30.    Of het den Ledematen der Kerke geoorlooft zy eenige Getuigen
te nemen, die geen ledematen zyn? Antwoord, Het ware wel te wen-
schen, dat men daartoe alleenlyk toeliete de gene die Ledematen zyn
der Kerke: doch evenwel indien dat zy eerbaar van leven zijn, en geen
vyanden van Gods woort, men zal haar dulden.
31.    Of het niet alleen de Gemeente, maar ook een by£onder Lid-
11*
-ocr page 170-
164            NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE DORDEECIIT. 1578.
maat derzelver vrystaat, Getuigen ten Doop te nemen of niet? Ant-
woord, Het staat vry, doch zal elk vermaand worden de gebruikelyke
order der Kerke daar van hy een Lidmaat is, zoo veel als 't hem
mogelyk is naar te komen, het welk ook in andere middelmatige
zaken gedaan moet worden.
32.    Of het ook geoorlooft is in het Avondmaal des Heeren te ge-
bruiken eenige gebakken Koekjes, die men gemeenlyk in het Pausdom
Oblykens of Oblaten noemt, die geen gemeen brood en zijn, dog
evenwel hebben geene ingedrukte figuer? Antwoord, Men zal in alle
de Kerken arbeiden dat men in den Avondmale gebruike gemeen
Brood, doch daar het zelve nog in gebruik is, zoo en zal men ter
oorzake van dien geen geschil aanregten.
33.    Of het geoorlooft zy extraordinair het Avondmaal uit te dee-
len op Paaschen, Pinxteren of Christdagen ? Antwoord, Men zal
onderhouden den ordinairen tijd des Avondmaals: ten ware dat de
ordinaire tijd omtrent die Feestdagen kwame; alsdan zoo mag men de-
zelve wel vroeger of later vaststellen.
34.    Of het een Christen geoorlooft zy met verandering" van Kleede-
ren over zijne afgestorvene Vrienden rouwe te dragen ? Antwoord,
Men zal deze borgerlyke gewoonte niet openbaar bestraffen; zoo nog-
tans iemand eenige superstitie of hovaardigheid hier in liet blyken, die zal
vermaand worden, dog men zal daarover geen wyder straffe gebruiken.
35.    Of het geoorlooft zy tot het Heilig Avondmaal toe te laten,
die wel den Bybel alleen voor Gods Woort erkennen, maar de ge-
woonlyke vragen, die men voorhoud den gene die ten Avondmale
gaan, niet beantwoorden , nog daar in bewilligen willen ? Antwoord,
De Kerken zullen hare gewone wyzen van belydenisse des Geloofs at
te eisschen, onderhouden, en een iegelyk is schuldig rekenschap van
zyn Geloof te geven naar de leere Petri, want het niet betaamt, dat
men een gemeen gebruik der Gemeente om eenige byzondere Perso-
nen verandere.
36.    Wanneer men trouwen zal, voor of na de Predicatie ? Ant-
woord, Het is vry, en word in de vryheid der Kerken gelaten, dat
men, of terstond na de Predicatie voor het Gebedt, of na het Gebedt
trouwe.
37.    Of men die trouwen zal die afgesneden zyn? Antwoord, Ja,
wel verstaan de, dat men ze Cliristelyk tot boetvaardighoid vermanen zal.
38.    Of het den Overheden geoorlooft zy de huwelyken alleen te
verkondigen en te bevestigen zonder aanroepinge van den name des
Heeren, en zonder eenige forme des Kerkendienstes? Antwoord, Neen,
men zal hier van rypelijk en voorzigtelyk met de Staten handelen, dat
het niet langer en geschiede.
39.    Of het huwelyk van een Persoon, die zyner Huisvrouwe halve
Zuster in de twintig jaren tot eene Huisvrouwe gehad heeft, en Kin-
deren daar by gewonnen heeft, voor wettelyk te houden , en te lyden
is? Antwoord, Het en is geen Huwelyk maar een Bloedschande, en
zal van geener waarde gehouden worden; Men zal nogtans de Over-
heid bidden, dat naar Keizerlyke regten de Kinderen voor wettelyk
-ocr page 171-
NATION'ALE Sï'.VODE GEIIOODE.V TE DOKOIIECHT. 1578.           165
erkent worden, die door onwetenhoid, als het Huwelyk nog stond,
geprocreëert zyn.
40.    Hoe de Huwelyken, die in de vervolging heimelyk bevestigd
zyn, nu opentlyk bevestigd zullen worden? Antwoord, Men zal hier
van met den Staten handelen, zoo God de vryheid der Religie verleent.
41.    Of het een lidmaat vry staat zyne Kinderen ten Huwelyk te
geven aan de gene, die geen Lidmaten zyn? Antwoord, Zoo zy
vyanden zyn van de Religie, staat het gantsch niet vry, maar zoo ze
de Religie niet tegen en zyn, en goede hope van haar geven, datze in
de kennisse der waarheid toenemen zullen, en belooven hare Parture
in de oeffening der Religie niet te verhinderen, zoo is 't geoorlooft.
42.    Hoe men de gewoonlyke dronkenschappen en andere grove ge-
breken , die onder het Volk alzoo regneeren , datze niet te verbeteren
en schynen te wezen, remedieeren zal? Antwoord, de Classen zullen
naar gelegentheid van ieder Plaatse daar in voorzien.
43.    Wat men doen zal met die gene die haar tot openbaar dansen
begeven ? Antwoord, Overmits de danseryen gemeenelyk eene ligt—
vaardigheid, den Christenen onbetamelyk, medebrengen, en aanlokkin-
gen der vleeschelyke lusten zyn, en ook den Godzaligen verargeren,
inzonderheid in tyd van gomeene nooden, zoo zullen zy gestraft wor-
den , die haar daar toe begeven, en zoo zy hardnekkelyk voortvai'en
na verscheidene vermaningen van de gemeenschap des H. Avondmaals
afgehouden worden.
44.    Hoe men handelen zal, met den genen, wiens openbare zonde
door lankheid van tyd in vergetelheid gekomen is ? Antwoord, Men
zal hem tot den II. Avondmaal toelaten na voorgaande vermaninge
en heimelyke schuldbekentenisse.
45.    Hoe men in den openbare Gemeenten handelen zal, 1. Met
den genen die na de Vryheid van den jare 1566, het pardon ge-
haalt hebbende, de Religie met Eede verloochent hebben? 2 Met die,
die de Religie niet met Eede verloochent hebben, en nogtans pardon,
genoten hebben? 3. Met die, haar zonder pardon, tot de Afgodery des
Pausdoms begeven hebben? 4. Met die gene, die haar zoo verre niet
verloopen hebbende, nogtans van de oefïeninge der Religie haar afge-
zonderd hebben? Antwoord, Aangaande de 1. die zullen met tegen-
woordigheid hares Peisoons opentlyk hare schuld bekennen, de 2. die
zonder zweeringe het pardon gebruikt hebben, die zullen opentlyk voor
de Gemeente niet verschynen, maar met hen zal naar het oordeel des
Kerkenraads gehandeld worden , het welke ook in de zake der 3. ge-
schieden zal, maar de 4. zullen alleen door de Dienaren en Ouderlin-
gen over bare nalatigheid vermaand worden.
4G. Hoe men zal handelen met de gene, die uit de Gemeente in
eene andere Plaatse vertrekken, en hen by de Gemeente van die Plaatse
niet en voegen , of haar niet vromelyk dragen ? Antwoord, De Ker-
ken uit welke zy vertrokken zyn zullen tot de Kerken dier Plaatsen,
tot dewelken zy henen gegaan zyn, schrijven dat zy met zoodanige
handelen, en zoo het mogelyk is, tot de gemeenschap wederbrengen,
of anders by trappen na de Christelyke straffe met hun voortvaren.
-ocr page 172-
166           NATIONALE SÏXODE GEHODDES TE DORDRECHT. 1578.
47.    Of de Kinderen die in de Gereformeerde Gemeente gedoopt zyn,
tot hare jaren gekomen zynde, de Kerkelyke straffe onderworpen zullen
wezen, en zoo zy vermaant zynde hardnekkig blyven, of men ze afsny-
den zal, hoewel zy haar Geloove nog niet beleden , en haar tot hot
Avondmaal des Heeren niet begeven hebben ? Antwoord, Dewyl de
Doop een algemeen getuigenis is des verbonds Gods, tot het welk
de Kinderen der Christenen behooren, zoo lange zy door een openbare
afval hetzelve niet verwerpen, zoo zullen de openbare en algemeenc
vermaningen , gelyk de Propheten tot het Israëlitische Volk veel ge-
bruikt hebben, in de openbare en vrye Gemeenten genoeg wezen; maar
dewyl de Belydenisse des Geloofs en de gemeenschap des Heiligen Avond-
maals een byzonder getuigenis in de Kerke Gods is, door welke die
tegen het verbond Gods gezondigt hebben, -weder opgenomen worden,
(gelyk eertyds de afvallige Israëliten, niet door eene nieuwe Besnyde-
nisse, maar door de gemeenschap des Paaschlams, tot de ware Kerke
Israëls wedergebragt wierden,) zoo zal men geene afsnydinge gebrui-
ken , dan tegen die gene in den welken, door het H. Avondmaal des
Heeren, het verbond Gods, op een nieuws verzegelt is.
48.    Of het genoeg is in de openbare Kerken, daar vele Spotters
des Woorts bykomen, dat die gene, die openbaarlyk gezondigd heb-
ben, voor den Kerkenraad haar schuld bekend hebbende, alzoo ver-
zoenen ? Antwoord, Dewyl men de eere des gevallenen Broeders
behoort te verschoonen, en dezelve openbaar nadeel lydon zou, zoo hij
opentlyk voor de Spotters verschynen, of zijn naam in de Predicatie
■uitgeroepen zou worden, zoo is het genoeg, dat verzoening geschiede
voor den Kerkeraad, in de tegenswoordigheid der gene die den Ker-
kenraad oordeelen zal, dat 'er behooren by te wezen; alzoo nogtans
dat zonder naam te noemen (ten zy dat het zeer noodig zy,) zijn mis-
daad en verzoening op zyne boetvaardigheid den Volke voorgesteld
worde, daar in de Kerkenraad naar de omstandigheden, die met
groote voorzigtigheid te overleggen zyn, handelen, en zoo het van noo-
den is, met de Classis raadslaan zal.
49.    Of het geoorlooft is , in eene Stad , daar eene Walsche Kerke
ÏS, dat een Dienaar, die van elders komt eenen anderen dienst opregte,
die afgezondert is van den dienst der voorschreve Kerke, voor een
of twee Fransche Huisgezinnen, daar by nemende agt of tien Walsche
Personen, die van den gewoonlyken dienst der Walsche Kerke om.
den langdurigen twist afgeweken zyn, met dewelke hy Ouderlingen
en Diakenen verordend, alzoo dat de Classis in dezen nieuwen dienst
niet en bewilligt, en de openbare Kerke haar daar tegen zet ? Ant-
woord , Dat zulks gansch niet geoorlooft is en dat de gene die zulks
begaan heeft, een afscheuring van de Kerke gemaakt heeft, dat ook de
anderen, die haar van de ordinaire Kerke afscheidende, tot dezen nieu-
wen dienst gevoegt hebben, daar in gezondigt hebben.
50.    Indien de Kerkenraad der voorschreve Gemeente geen middel
hadde, om dezen Dienaar te bedwingen, en van de Classis, die uit
Nederduitsche Gemeenten, twee uitgezondert, bestaat, daar in niet
voorzien en werd, en geen hope is, dat de Generale Synode by een
-ocr page 173-
NATIOVALE SYSODE GEIIOÜDEX TE DORDRECHT. 1578.             167
komen zal, dan na langen tyd, of de Synode aller Walsene Kerken,"
zoo om deze, als om andere gewigtige oorzaken samengeroepen na
haren schuldigen pligt doet, zoo zy eenige van hare Dienaars afvaar-
digt, om tot die Walsche Kerke te gaan, en zoodanigen langdurigen
twist en schadelyke scheuring met de hulpe van de Dienaren dier
Stad arbeiden weg te nemen ? Antwoord, Het is hun niet alleen
geoorlooft geweest, maar zij hebben van wegens haar conscientie en
Gods gebod dat moeten doen.
51.    Of zoodanige afgevaardigde, dewyl de Kerken-Dienaars der
Duitsche sprake de zaak tot de Classis uitstelden, die zy zeiden dat
na den tyd van twee of drie maanden eerst vergaderen zou, en hier
en tusschen de Kerke, door den tweedragt, en voornamentlyk door de
scheuringe lieten verloren gaan, mogten en behoorden, met den Die-
naar die de Kerke gescheurd had, te handelen om de scheuringe weg
te nemen, en de Kerke wederom in vrede te stellen? Antwoord,
Hoewel drie a vier Nederduitsche Dienaars met den Walsenen Synodo
geen gemeenschap hebben, zoo hebben zy nogtans niet regt gedaan,
datze niet terstond met de afgevaardigde van den Walsche Synode,
om den gemeenen brand uit te blusschen toegeloopon zijn, en de afge-
vaardigde van de Walsche Synode hebben gedaan na haren schuldi-
gen pligt.
52.    Of men de Vrouwenkragters, Doodslagers, Verraders, en die
diergelyke grove feiten begaan hebben, hoewel zy haar bekeeren, nog-
tans om de grovigheid der feiten wille, behoort af te snijden? Ant-
woord, Neen, men zal geen Boetveerdigen afsnijden, maar wel voor
eenen tyd van het Avondmaal des Heeren afhouden, om. de grovig-
heid der zonden te betuigen, de ergernisse weg te nemen, om anderen
eene vreeze aan te doen, en hare boetvaardigheid te beproeven.
53.    Op de vrage van de zake van Nicolaas Ie Prou, daar van in
den Kequeste, den Synodo overgegeven, breeder vermeld word, is
geantwoort, dat de voorschreve Nicolaas niet by de tweede maar by
de eerste Huisvrouwe hem behoorde te voegen, die alleen van den
Synodo voor zyne wettige Vrouwe erkent is.
54.    Op de vrage, welke zonden openbaar zijn ? Is geantwoord,
dat eene openbare zonde is die voor een ieder in het openbaar be-
gaan word, of die op een Plaats, die van nature publyk is (als de
Juris-Consulti zeggen) hoe wel ze weinige Menschen zien, gedaan
word, of die door hardnekkigheid des Zondaars uit heimelyk openbaar
word, of als ze om hare grouwelykheid der openbare straffe weer-
dig geagt word, alzoo zyn de zonden Davids tegen Uriam, Annanice
en Sappbyrce tegen den H. Geest, openbaar gemaakt, en voor open-
bare zonden gestraft geweest.
55.    Of het oorbaar is, dat de Dienaars in hare Predicatien de
oude Vaders allegeeren, en do Toehoorders tot de Schriften der nieuwe
Scribenten wyzen, als Lutheri, Calvini, &c., Antwoord, Men zal de
Artikelen der Christelyke Leere met geene anderen, dan alleen met
het getuigenis der II. Schriftuure bevestigen, maar de getuigenisse
der Vaderen zal men matiglyk gebruiken mogen, voornamentlyk ter
-ocr page 174-
168             NATIONALE SYNODE GEIIOUDES TE DORDEECHT. 1578.
plaatse daar men de Papisten van hare hardnekkigheid moet overtui-
gen, maar de namen der nieuwe Scribenten zal men in de Predicatiën
geheel nalaten.
Petrus Dathentjs,
Electus hujus Synodi Prmses.
JOHANXES CüBDS,
alter hujus Synodi Notarius.
Van deze afdeeling der particuliere synoden en klassen der Nederlanden hebben Ypeij en
Dermout eene authentieke kopij bewaard gevonden in de handelingen der synode van Noord- ,
Holland , tusschen die vau den 7 van grasmaand en die van den 15 van herfstmaand des
jaars 1580. Wij hebben het afschrift dezer afdeeling aangetroffen in het M. S. in quarto
van Ds. Petrus Cabeljanw, hetwelk bewaard wordt in de bibliotheek van de Kloosterkerk
te 's Gravenhage (bl. 249). Genoemde schrijvers zeggen, dat men zich in de Nederlanden
niet of zeer weinig naar die afdeeling geschikt heeft, maar de leden dier Dordtsche synode
voorzagen wel, dat deze verdeeling in den loop der tijden groote verandering zou onder-
gaan en noemden haar daarom ook slechts eene afdeelinge hj provisie (Ypeij en Dermout,
Gesch. d. Ned. herv. Kerk, II, aanteek. bl. 43).
Afdeelinge der Particuliere Synoden, by provisie, tot dewelke
de Classes hare Gedeputeerde schikken zullen, beraamt in
't Synode van Dordrecht, gehouden A°. 1578.
HOLLAND.
Noord-Holland heeft 4 Classes.
waar van is.
1.  Alkmaar , Hoorne , Enckhuyzen , Edam.
2.  Amsterdam, Wesepe, Muiden, Naarden.
3.  Haarlem, Kennemerland.
4.  Rhynlandt.
Deze 4 Classen maken een Synodus.
ZUID-HOLLAND, met het Land van VOOENE heeft vyf Classes, als
Delft, 's Gravenhage, Rotterdam, Dordrecht en Briele, welke maken
een Synodus.
ZEELAND.
Gansch Zeeland heeft 4 Classes.
1. "Walcheren. 2. Zuid-Beveland. 3. Tholen en St. Maartensdyk met
Remmerswale. 4. Schouwen en Duiveland, met Sommelsdyk.
Deze 4. Classes maken een particuliere Synodus.
BRABANT,
heeft 6. Classen.
1.  Antwerpen, Mechelen , Lier, Herenthals.
2.  Brussel, Halle, Enguien, Vilvoorden.
3.  Loven, Thienen, Aarschot, Diest, Sichem, Leeuwe, Helmond.
4.  Breda, Bergen op Zoom, Roozendaal, Hoogstraten, Thurnhout.
5.  's Hertogenbosch, Eindhoven, Tilburg, Oosterwyk, Beke.
6.  Grave, 't Land van Kuik.
Deze maken een particulier Synode.
-ocr page 175-
NA.TIOXALE SYNODE GEHOUDEN TE DOKDRECHT. 1578.            169
't G-KAAFSCHAP VAN VALKENBURG.
heeft 2. Classes.
1.  Maastricht, Maaseik, Hasselt, Weerdt.
2.   tLand over de Maze, Limborg, Aken, met de omleggende Kerken.
Deeze maken een particulier Synode.
GELDEELAND.
De Veluwe, 't Eyk van Nymeegen, met de Betuwe , maken een
Synode.
HET OVERQUARTIER.
't Graafschap Zutphen en den Berg, maken eenen Synodum particulier.
UTRECHT.
1.  't Sticht van Utrecht met zyne Dorpen tot Langbroek, een Classis.
2.  Montfoort en Ysselstein, een Classis.
3.  Wyk met zyn Dorpen , een Classis.
4.  Amersfoort met zyn Dorpen, een Classis.
5.  Ehenen met Amerongen, een Classis.
Deze 5, Classen maken een particulieren Synodum.
WESTVRIESLAND.
Oostergou w, een particuliere Synodus.
Westergouw, een particuliere Synodus.
Sevenwolden, een particuliere Synodus.
GRONINGERLAND.
Groningen, met zyn Steden en Dorpen maken een particuliere Sy-
nodus.
OVERYSSEL.
Drenthe, ïwente, Lingen, maken een particuliere Synodus.
VLAANDEREN.
Gent, Brugge, Kortryk en Oudenaarde, maken een particuliere Sy-
nodus.
Yperen, Dixmuide , Veurne, Nieuwpoort , Meenen , en Westlangs,
de Leye, Cassel, Bergen, Bourbrug, Grevelingen, maken een par-
ticulier Synode.
HENEGOUWEN.
Henegouwen en Walsch-Braband maken een particuliere Synodus.
Artois en Lalaing maken een particuliere Synodus.
Cambresis maakt een particuliere Synodus.
Basse Flandre, Tournay, Lille maken een particuliere Synodus.
Namur, maakt een particuliere Synodus.
Limborg met Liege maakt een particuliere Synodus.
De verstrooyde Walsche Kerken in de Nederduitsche Provinciën ma-
ken een particuliere Synodus.
De verstrooyde Kerken in Engeland een particuliere Synodus.
De verstrooyde Kerken in Duitsland een particuliere Synodus.
Summa, in alles maken 24 particuliere Synoden.
De Classes en Kerken welke verordent zyn om de particuliere Synodus
-ocr page 176-
170            NATIONALE SYXODE GEHOUDEN TE DORDRECHT. 1578.
te beroepen, zyn deze, aan welk men alle zwarigheid overschryvcn
zal,[Hoorne in Noord-Holland, Leydeu in Micldelholland, Dordrecht
in Zuid-Holland, Middelburg in Zeeland, Gent in Vlaanderen, Ype-
ren in West-Vlaanderen, Brussel en 's Hertogenbosch in Brabant.
Item zyn verkoren de Kerk van Delft en Antwerpen over de Neder-
duitsche Tale, en de Walsche Kerke van Antwerpen, om den toe-
komenden Synodum Nationalem te beroepen.
Dus bestemt in 't Synodo van Dordrecht Ao. 1578.
Petrus Dathexus,
Synodi Prceses.
AïtSOLDUS CORN'ELII ,
Scriba.
-ocr page 177-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN
TE HARDERWIJK.
1580.
Tot dus ver waren het Holland en Zeeland vooral, die onze aandacht hebben getrokken.
Thans wendt zich ouze blik ook naar de andere Noord-Nederlandsche gewesten en bijzon-
der naar Gelderland, waar des prinsen broeder, graaf Jan van Nassau, den 10 Maart
157S tot stadhouder is aangenomen. Hij is de hoofdbewerker geweest der Unie van Vtrecht,
die de noordelijke gewesten vereenigde, en heeft de hervorming in zijn gewest zoo bevor-
derd, dat in 15S0 eene synodejte Harderwijk kon gehouden worden, wier handelingen
wij thans zullen medcdeelen.
l
De vrede van Matthias heeft geen vrede gesticht, maar vijandschap en oproer gebaard.
Het waren vooral de Gentenaars, die zich aan de grootste buitensporigheden schuldig
maakten. In strijd met alle verdragen wilden zij de superstitie der roomsche religie niet
meer dulden. Zij verdreven priesters en monnikken, wierpen kerken en kloosters omver,
plunderden de woning van den bisschop van Iperen, sleepten de aanzienlijkste voorstanders
van het roomsche geloof naar de gevangenis, knoopten de bekende papisten Visch en Hes-
sels zonder eenigen regtsvorm op en lieten zich door geen eerwaardij van ouderdom, noch
deftigheid van deugd, noch achtbaarheid van magistraatschap beteugelen. [De gezanten der
staten konden er niets tegen uitrigten. De prins wist er ook weinig raad toe, en allen »daar
eenighe vonk van reede en bescheydenheit in schindelde" riepen wraak over die balsturig-
heid der Gentenaars. Het wa3 geen wonder, dat de Walen, bevreesd en voor het minst
malcontent, hunne roomsche religie met de wapenen zochten te verdedigen, en «dat die
van Artoys, van Henegouwen, ende van Douway, tot Atrecht, den 6 Januarij, Anno
1579, een Verhondt maeckten, en besworen de Unie, de Catholijcke Religie, den Koningh
en de Pacificatie van Gendt, te mainteneren , en tegen te staen alle die den Keligious-
vrede wilden inbrengen" (Van Meteren, b. IX, fol. 14S verso).
De prins had reeds vóór lang, twijfelende aan de duurzaamheid eener algemeene bevre-
diging , een nader verbond van de noordelijke gewesten met Holland en Zeeland gewenscht.
De geschillen van do Gentenaars en Walen, en het wantrouwen tusschen den hertog van
Anjou en den Paltzgraaf, daarna het verbond van Atrecht, en eindelijk een inval van den
vijand in Gelderland schijnen die verbinding bespoedigd te hebben. Door middel van graaf
Jan van Nassaa kwam zij te Utrecht tusschen de gemagtigden van Gelderland en Zutpben,
Holland en Zeeland, het Sticht van Utrecht en de Messene Ommelanden tusschen do
-ocr page 178-
172          PROVINCIALE SÏXODE GEHOUDEN TE HARDERWIJK. 1580.
Eems en de Lauwers tot stand. Op den 23 Januarij 1579 werd zij ia het groot kapittel-
huis ten Dom geteekencl en zes dagen daarna van het Utrechtsehe raadhuis plegtig afge-
kondigd (Bondatn, de foedere Trajecüno; Paulus, verklaring der Unie; 's Gravensandc,
de Unie van Utrecht herdacht, en Koyaards, redevoering ter historische herinnering der
unie van Utrecht voor 250 jaren gesloten, in het tijdschrift voor geschiedenis, statistiek
en oudheden van Utrecht, d. IV , st. I.). Zoo als meer anderen later tot deze unie toe-
traden, was het niet voor 3 Mei, dat de prins haar toekende, toen het zich liet aan-
zien, «dat van de geuniëerde provinciën de ordre most komen om de vervallen saken te
remedieren" (Bor, a. II, h. XIII, fol. 102, bl. 51a).
Deze unie bepaalde, dat de provinciën ten eeuwigen dage verbonden zouden blijven, ala
of zij maar één enkel landschap waren, onverminderd de bijzondere privilegiën, vrijheden,
regten en gewoonten van ieder landschap, stad of ingezeten, en ten opzigte van de gods-
dienst luidde art. 13 als volgt:
«13. En 80 veel 't poinct van de Religie aengaet, sullen hem die van Holland en Zee-
land dragen na haerlieder goed dunken, en d'andcre Provinciën van deser Unie, sullen
hem mogen reguleren na inhoud van de Keligions-vrede bij do Eertshertog Mathias, Gou-
verneur en Capitein Generael van dese Landen met die van sijnen Rade by advijs van de
Generale Staten alrede geconcipieert, of daer in generalijk of particulierlijk alsulken ordre
stellen als sy tot rust en welvaert van de Provinciën, Steden en particuliere Leden van
dien, en conservatie van een yegelijk Geestelijk en weerlijk sijn goed en gerechtigheid die-
nelijk vinden sullen, sonder dat hem hier in by eenige andere Provinciën eenig hinder of
belet gedaen sal mogen werden, mits dat een yder particulier in sijn Religie vry sal mogen
blijven, en dat men niemand ter cause van de Religie sal mogen achterhalen of oudersoe-
ken, volgende de voorschreven Pacificatie tot Geut geinaeckt." (Bor , a. pi. bl. 2S).
Door dit artikel der Utrechtsehe unie wordt niet alleen bij al de verbondenen bevestigd,
dat ieder particulier in zijnb religie vrij zal blijven , zonder eenig achterhalen of onder-
zoek, maar ook aan Holland en Zeeland werkelijk geschonken, wat door de Gentsche pa-
cificatie slechts voorwaardelijk was toegestaan, om ten opzigte van de godsdienst naar hun
goeddunken te handelen; maar mogt men in Holland en Zeeland ook goedvinden om de
uitoefening der roomsche religie, als contrariërende den evaugelio, te doen ophouden, zou-
den evenwel de overige provineiën zich gedragen naar den religions-vrede van Matthias
en den hervormden, in genoegzameu getale aanwezig, vrijheid van openbare godsdienst-
oefening verleenen, of al zulke orde mogen stellen, als voor rust en welvaart dienstig ge-
oordeeld werd. Het is dan wel waar , dat bij de unie geen denkbeeld van een hervormd
verbond heeft bestaan en er geene sprake was van eene heerschende leer (liet dertiende
artikel der unie van Utrecht, door mr. G. A. de Meester, in do bijdragen voor vad. ge-
sch. en oudheidkunde door mr. Is. An. Nyhoff, d. IX, bl. 241), maar zij was toch
niet in het voordeel van de katholijken en het had er wel iets van, als of de hervormden
zich het deel van den leeuw uit de fabel schonken, door verdraagzaamheid voor zich te
eischen daar, waar zij nog de minderheid hadden, en die aan hunne tegenpartij te ontzeg-
gen, waar de meerderheid aan hunne zijde was (Borgnet, Philippe II et la Belgique, p.
132, aangehaald bij Arend, alg. gesch. des Vaderlands, d. II, st. VI, bl. 297; zie ook
mr. Groen van Prinsterer Archives de la maison d'Orange-Nassau, VI, p. 537). Het
is zeker, dat de hervormde belijdenis bovendien van deze unie goeden dunk voor de toe-
komst hebben mogt, én om den ijver voor de hervorming van het hoofd der unie, Jan
van Nassan , én om den invloed welke van Holland en Zeeland, die twee magtigc provin-
ciën, insgelijks der hervorming toegedaan, op de overige gewesten te wachten was. Die
verwachting werd dan ook zoo spoedig bewaarheid, dat reeds vier jaren later kon beraad-
slaagd worden: «of nu niet geraden was dit articul (13) snlx by gemeen consent te ver-
-ocr page 179-
I'KOVIN'CIALE SYKODE GEHOUDEN TE IIARDEinYIJK. 1580.         173
anderen, dat aengesien alle de Provinciën, door Gods genade, de Evangelise Gereformeerde
Kcligie nu eendrachtelijk hadden aangenomen, sy daer by souden blijven, sonder eenige
vcranderirige daer in te mogen doen, als met gemenea consente van alle de Bondgenoten,
en ook den anderen met lijf, goed en bloed daer in te mainteneren en beschermen, om
also te voorkomen dat in toekomende tijden door veranderinge van Eeligie geen scheuringe
mocht werden gepractiseert of te wege gebracht onder de voorsz. Provinciën of Leden
van dien." (Bor, d. II, b. XVIII, hl. 404). Er is echter niet op geresolveerd, zoo als
Bor, Hooft en anderen schrijven. In de resolutièn der algemeene staten is geen bondge-
nootschappelijk besluit ter verandering van dit artikel te vinden. Het is gebleven zoo als
het was (Van Wijn, bijvoegsels op Wagenaar X, bl. 70 verv. en Mr. de Meester, het
dertiende artikel der unie van Utrecht, t. a. pi. bl. 242).
AVij vestigen thans ons oog op Gelderland, waarde ingenomenheid met de nieuwe leer zich
ui vroeg geopenbaard had. Wij weten ook welke opwekking van godsdienstzin daar niet
minder dan in de overige gewesten in de vijftiende eeuw heeft plaats gevonden. In het
Karthuiserklooster Munnikkenhuizen bij Arnhem heeft Geert Groote vertoefd en ging hij
van daar uit om boete en bekeering te prediken. Johannes Brugman woonde in het min-
der-broeder-klooster te Nijmegen, als bij niet rondreisde niet het zelfde doel als Groote
een tijd lang deed In Zutphen hebben mannen als Zerbolt en Johannes Busch het ver-
langen naar meer kennis en godsvrucht opgewekt en de broeders des gemeenen levens, die
edele voorbereiders der hervorming, verspreidden zich door de provincie en hadden reeds
vroeg hunne fratei huizen en bloeijende scholen in Nijmegen, in Doesburg en in het schat-
rijke Harderwijk (Verhandeling over de broederschap van G. Groote en over den invloed
der fraterhuizen enz. door G. H. M. Delprat, bl. 131, 145, 161). Toen de hervormers
in Saksen waren opgestaan, had Gelderland goede gelegenheid om met hunne leer van uit
Embden bekend te worden, waar Luthers schriften reeds in 1519 openlijk werden verkocht,
en hoe digt was men tevens bij Wezel, die moeder der geuzen. I)e kettersche boekea
vond men dan ook in 1523 te Harderwijk, in 1526 binnen het klooster Marienakker bij
Rossum, in 1529 te Zutphen (Gesch. der herv. in de Nederlanden, door C. G. Montijn,
II, bl. 204). Hoe vele der geschriften niet alleen van Luther en Melanchton, maar ook
van Zwingli en Calvijn, van Bullingerus, Bugenhagen, Kegius, a Lasco en anderen werden
van 1544 af in de nederige pastorie van Garderen gelezen (Dr. W. Moll, Joh. Auastasius
Veluanus en "der leken wechwyser," in het kerkhistorisch archief, verzameld door N.C.
Kist en W. Moll, d. I, bl. 41), en ook in Venlo, Kuilenburg, Harderwijk werden deze
en dergelijke boeken zelfs in de weeshuizen en op de scholen ingevoerd. Hierbij voegde
zich ook het woord der prediking, als van den geleerden Geldenhauer in Tiel (1524), van
den pastoor Koenraad Renckum te Harderwijk (1543), van den kapellaan Kamerlinck te
Venlo (1549) en van den prior der predikheeren Vermolanus te Nijmegen (1550). Alzoo
Wijkt overvloedig, dat Gelderland in de algemeene beweging dier tijden niet achter gebleven
is, en dat de hervorming ook daar, als elders, door Roomsche geestelijken uitgelokt en
bevorderd werd, gelijk Karel van Gelder reeds in 1525 erkent, als hij schrijft *apud
ecclesiasticas persouas non minimam kujus mali partem latere".
(Zie zijn brief aan
paus Clemecs VII, in de stukken voor de Vaderl. lust. uit de verzameling van Mr. G.
van Hasselt, II, bl. 72).
Deze Karel van Gelder heelt de Zut/ieriana heresis, gelijk hij haar noemt, zwaar ver-
volgd en zijn dood, die in het midden van 1538 viel, was den hervormden van Gelderland
ecne ware verlossing. Zij ademden vrijer onder zijn opvolger Willem van der Marck, die
door den verlichten Heresbach onderwezen was, maar geraakten op nieuw in nood , toen
-ocr page 180-
174         PBOVIXCIALE SYNODE GEHOUDEX TE HAEDERWIJK. 1580.
Karel de V heer van Gelderland werd. Echter hebben zijne scherpe plakatcn tegen dege-
nen , die zich contrarie het heilig Christengeloof gedroegen , weinig kwaad gehaard, quarti-
vis nulla Geldriae urls foret
, in qua non multi, quibns melior sensus esset, notari po-
iuerint.
(Schoock, de bonis vulgo ecclesiasticis dictis, p. 459). Misschien vreesde hij
zelf zijn nieuw verkregen gewest zoo hard te slaan, en hebben zijne handlangers, zoo als
Barend Gruwel, er eer verzet dan medewerking bij de regcringspersonen gevonden.
Intusschen ging de prediking der nieuwe leer in stilte voort en vond veel bijval bij het
volk, niet alleen in de voornaamste steden van Gelilerlaud , maar even zeer op het platte
land, in de Tieler- en Bommelerwaard, in de Betuwe en op de Veluvve vooral. In 1550
klaagde het hof van Gelderland, in een brief aan de landvoogdes Maria, dat de pastoors
van Well en Berghcn (niet ver van Goch, in het overkwartier van Gelderland) zeer besmet
waren met verscheidene haeresiën, waar ook do heer en vrouw van Well niet vrij van wa-
ren, »soe dat te vermoeden is, dat sy voel van de inwoenderen der vurscr. twes dorpen,
alwaer sy langen tijt gewoent hebhen, mede geïnfecteert ende geseduceert moegen hebben."
(Onuitgegeven stukken betrekkelijk de geschiedenis der Spaansche heerschappij en die van
den opstand tegen Spanje, bijzonder in Gelderland. Bijdragen voor vad. gesch. en oud-
heidkunde door Is. An. Nijhoff, d. III, bl. 30). Te ürumpt bij Tiel werd in 1561 door
verboden predikanten gepreekt, "tot welcke verhoeden sermonen grote mennichte van vol-
lick, soe burgers ende burgersters wter deser statt Tiell gaen te hoeren" en dat was moei-
lijk te beletten »overmitz hon luiden groten getall." (Onuitgegeven stukken ter aangeh;
pi. V, 220). Ook in de Nederbetuwe te lienden en Maurik werden in 1565 conventicu-
len van ketters gehouden en lag de heerlijkheid Batenburg in Maas en Waal in zware
verdenking, »als dat niett alleen eene, maer veele, ende verscheyden kettersche verdamdto
secten ende opiniën des gloves, ende predicanten, die hett gemeyne schlechte volck vcrley-
den, wesen sollen." (Onuitgegeven stukken t. a. pi. III, 47). In den Bommelerwaard
waren ter zelfder tijd vele sectarissen van kwade opiniën, «als nyei to den heyligen Sa-
cramente des altaers gaende, ende daer van ende oick van den heyligen doopsel schandelick
sprekende," en te Hedel bevond zich een predikant, die //zeer schandaleuselick ende ket-
ierlick" predikte, welke ook niet gemakkelijk te vangen was, zouder gevaar, dat hij weder
ontweldigd worden zou, aangemerkt hij «van grooten aenhanck ende toestandt is" (Onuit-
gegeven stukken, t. a. pi. 188 en 192). Te Gameren, een klein half uur van Zalt-Bom-
mel, hield zich een wever op, zijnde een kettersch predikant. Eene groote menigte, som-
wijle wel van één of tweehonderd personen, zoo burgers nit gemelde stad als anderen, gin-
gen derwaarts om de predikatie te hooren. Met voorzigtigheid moest hiertegen gehandeld
worden, wijl Bommel eene sterke stad was, «vuyt wellicke die oproerisehe rebellen und
kettersche seer hardt und qualick te verdrijven sollen wesen." Hoe ijverig de ambtman
van Bommel, Bommeler- en Tielerwaard, Albrecht de Euyter, zich ook kwijten mogt, kon
hij niet verzwijgen, «soe, Godt betert, in allen plaetsen onder der gemeynten, als oick
nu ter tyt hier to Boemel, dnrch den ketterschen predicanten mit kettery seer ontsteken
syn, ende alle*dagen woe langer woe arger." Wat men ook op lijfstraffe verboden had,
het*mogt niet baten. Men was nu begonnen onder de voor- en namiddagpreek »duysche
salmen int openbair in der Kercken" aan te heffen, en als dat niet krachtig werd belet
•i hier to Boemel die kettery soe groet worden soll, dat se int eynde niet waill te behyn-
deren syn soll." Tot troost voegt genoemde aaihtman er bij: «• Godt heb loff, den ganssen
raet van Boemel isset van gansser hartten van dese handelonge gans leet ende dair syn
noch soe waill mans als vrouwen voele deuote hartten, die dit werek niet aen en steet.'
(Onuitgegeven stukken, t. a. pi. III, bl. 35 en VI, bl. 264, 265).
Te Nijmegen werd op eenige plaatsen, als op het Jodenkerkhof buiten de stad en in eene
woniDg, uitgang hebbende op het St. Anthonie's kerkhof, gepredikt, en te Venlo kwam ie-
-ocr page 181-
PEOVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE HARDERWIJK. 1580.         175
deren zondag een predikant met eene groote schare uit de omliggende dorpen prediken in
het gezigt van de stad. Eene menigte van burgers kon niet weerhouden worden om hem
te gaan hooren, zoodat zijn aanhang al groeide. Hij is echter buiten de muren gehouden,
hoe ernstig men ook verzocht om hom in te laten, «glich byniien Nymwegen ind Ruremund
vorgenomen is." (Onuitgegeven stukken, t. a. pi. III, hl. 193, 195, V, bl. 209, 210).
Diezelfde prediking geschiedde onder grootcn toeloop van volk in bet graafschap Zutphen,
en reeds zeer vroeg te Keppel en te Grol, in welke eerstgenoemde; heerlijkheid van Johan
van Pallant al lang voor 1560 geen mis meer gecelebrecrd werd, en in welke laatste plaats
het allereerst van al de Geldersche steden de ketterij werd bespeurd (Stukken voor de vaderl.
hist. v. van Hasselt, I, bl. 28 en 377). Niet minder op de Veluwe, te Elburg en Har-
derwijk bovenal, was de prediking den volke diep ingegaan, zoodat de inquisiteur Barend
Gruwel in 1547 reeds reden had om te klagen over het verval van de Roomsche godsdienst
en het heilig ambacht der misse, alsook over het verzet van de Harderwijkscbe magistraat
en burgerij tegen zijne ijverige werkzaamheid (Moll, Johannes Anastasius Veluanus, t. a.
pi. bl. 21).
Maar toen na ile eerste helft van het jaar 1566 de tijding door het land liep, dat in
Vlaanderen, Brabant, Holland en Utrecht «aver al by die nye praedicanten gepreeckt"
werd, traden de hervormden in vele plaatsen moedig te voorschijn. Wel tweehonderd
burgers van Harderwijk liepen naar het raadhuis, eischende, dat hun pastoor, die een
dief was en van wien zij het heilig sacrernent met geen goede eonscientie ontvangen
konden, zou worden afgezet, verlangende tevens, dat burgemeesters en schepenen hun een
predikant zouden geven » die idt woerdt goidts louter ind reyn preeckte." Weinige dagen
daarna riep het volk in de straten: «vive Ie geutz, daer compt een Predicant invaeren
mit een schuyt van der Elburch!" Die predikant werd vergezelschapt door den burgemeester
en secretaris van Elburg met nog twee gezellen, een uit Utrecht en een uit Hattem. Hij
nam zijn intrek bij Hendrik de Haes, waar een paar inwoners van Harderwijk, en
ook de secretaris Daniel Renscn zich bij hem voegden. Toen gevraagd werd, waar de
predikant prediken zou, voor het raadhuis of op de markt, antwoordde de Harderwijksche
secretaris: «Wuerom en preeckte hy in der Kercke nyet, daer die beelden staen;
die Apostelen hadden wel in Heyden Kercken gepredickt, waerom soll deser Predicant
hem beschromen in der Kercken te prediken?" Des anderen daags na den maaltijd
en den daarop volgenden morgen werd in de kerk van het klooster gepreekt, waarna
de secretaris en burgemeester mede naar het huis van de Haes zijn gegaan, »om mitten
Predicant en de Burgemeester en Secretaris van der Elburch goedt chier te maecken."
Den predikant werd op bevel van schepenen goud en zilver tot eene vereering ge-
presenteerd, «dat hy nyet en heeft willen accepteren." Zijne vertering is van stada-
wege voldaan, even als de vracht en de wijn, toen hij met een schuit naar Nijkerk
is gebragt. Daarna ontving de regering van Harderwijk nog een brief van hem, hoofd-
zakelijk inhoudende, » dat sy in oir aengeheven geloeff volharden solden", en zij heeft hem
geantwoord, dat hij tot Harderwijk in hare dienst mogt komen. Deze predikant was Johannes
Lyndenius, geboren in de stad Grave, wonende bij Embden, waar hij leeraar was. (Deze
Lyndenius, door Meiners ook lindenus of Lïndensis genoemd, werd door de Embdensclie
gemeente zeer gebeden om den 1 October 1568 de dienst bij haar te aanvaarden, maar
weigerde dit, omdat hij eenigzins aan die van Gorcum verbonden was. Een maand later
is liij evenwel te Embden bevestigd, waar hij tot aan zijn dood, 1573, het evangelie ge-
predikt heeft (Oostvrieschlandts kerk. gesch. I, bl. 459). Kort daarna is een tweede
predikant van Elburg gekomen en deze was de beroemde Jan Arendsz., Alkmaarsche Korf-
maker en eerste hagepreker in Noord-Holland (Brandt, hist. d. reform. I, bl. 316—318
en men zie verder over hem de bladzijden in het register aangehaald). Hij was behalve
-ocr page 182-
\
176         PROVINCIALE SrNODE GEHOUDEN TE HARDERWIJK. 1580.
door zijne Elburgsche vrienden, nog door Eeinier Kant vergezeld, die even groot voorstan-
der van de openbare predikatie was en eerste ouderling der Amsterdamsche gemeente (Ned.
archief, II, bl. 49, de noot en III, bl. 297). Zijn preek in het monnikken-klooster ia
door beeldbreking gevolgd, die niet te stuiten was, hoe de stads-secretarisook riep: «holt,
holt borger3, men salt ordentlick doen afnemen!" Hij is des anderen daags naar Amster-
dam vertrokken. Nogmaals is lyndenius in de stad geweest, en toen de burgemeester met
eenige Harderwijkers hem naar Elburg begeleidden, hebben zij van daar (veder een anderen
predikant medegebragt. Deze was Dr. Albertus van Hardenberg, uit Overrijssel afkom-
stig, aanverwant van paus Adriaan VI, vriend van a Lasco en hofprediker bij den verlich-
ten aartsbisschop van Keulen, Herman van Wied. Hij is eindelijk predikant te Bremen en
te Embden geweest. Hij moet reeds hoog bejaard zijn geweest, toen hij Harderwijk met zijne
prediking kwam stichten (Meiners, t. a. pi. I, bl. 452—455). Eindelijk kwamen nog
ongevorderd twee predikanten te gelijk. De eene was Verstege, de welbekende Johannes
Anastasius Ve'uanus, die der leken weghtmjser geschreven heeft, en de andere Otto van
Heteren, die ook, toen Veluanus wegreisde, op verzoek van den magistraat langeren tijd
te Harderwijk gebleven is (Zie de bekentenis van Damcl Rensen in de stukken voor de
vad. hist. van mr. G. van Hasselt, II, bl. 87 verv.). In Elburg was de ijver voor de
hervorming niet minder ontvlamd en toen de gouverneur, graaf van Meghen, een bevel
zond om geen predikanten in te laten, riep de secretaris, dat dit te laat kwam, wijl zij
er al een hadden. Al de beelden der kerk werden op twee vuren verbrand, de zilveren
ornamentenen reliquiën verbrijzeld, zelrs de klokken-touwen weggenomen, opdat geen ave
Maria meer geluid worden kon, en daarna is de predikant met gewapende optogt in de
kerk ge'eid, terwijl den priester bevolen werd, om niet te prediken, noch den kansel te
beklimmen (Zie de beschuldigingen van Alva in de stukken voor de vad. hist. v. van
Hasselt I, bl. 331—333). Zoo algemeen was die opgewondenheid op de Veluwe, dat het
hof van Gelderland in November 1566 aan de schouten van Dorenspijk, Nijkérk, Putten
en Ermelo, ten dringendste heeft aanbevolen, om do klokken te luiden, als predikanten
kwamen prediken, of ketters en schelmen de beelden der kerken wilden breken. Zij moe-
sten de huislieden ijverig aansporen om dat kwaad tegen te gaan, en hun verzekeren, dat
als zij die predikanten en beeldstormers doodsloegen of wonden toebragten, bun dit niet
tot boeten of breuken, maar ter contraire tot lof en genade wezen zou (Onuitgegeven stuk-
ken t. a. pi. VIII, bl. 73, 74). Arnhem was in 1566 ook niet buiten verdenking, dat
predikanten uit Deventer waren ingehaald , en dat die van de schcpenstoel en van de bur-
gers »der nyenwer religien ende geuseryen" waren toegedaan (Instructie van de vraag-
stukken ende articulen, om informatie te nemen bynnen der Stat Aernhem, op 't gene
wes in die gedeghte Stadt in den jaere XV^ ende LXVI, ofte daeromtrent, geschiet enda
gebeurt is; Stukken voor de vad. hist. v. van Hasselt, I, bl. 63). Te Nijmegen ver-
gaderden de hervormden op het Valkenhof. Daar hielden zij openlijke predicatie, waarbij
met een blaauwen zak onder of na de sermoen wrerd omgegaan. Het bleef niet onopgemerkt
«dat een deel oer vierroers onder die lappen hadden" (Stukken v. van Hasselt I, bl.
288—290). In Venlo werd al digter bij de stad » voor een grossen getal van auditoren"
gepredikt, maar in Eoermond hadden de hervormden al spoedig de kerk opengebroken, er
nieuwe sloten aan laten maken om haar vrij te kunnen gebruiken, en den schout den spot-
naam van koster gegeven, wijl een priester de sleutels zijner kerk bij hem te bewaren had
gesteld. Ook scholden zij in het voorbij varen de burgers van Venlo, "dat sy hlothonde
weren", dewijl zij de geuzen gedwongen hadden om de predikanten uit de stad te laten ver-
trekken (Onuitgegeven stukken, t. a. pi. VI, hl. 59). In Kuilenburg werd de predikant van
Vianen, mr. Gherrit, ingehaald, de Gasthuiskerk in bezit genomen en de openbare pre-
diking ingesteld, en te Driel in den Bommelerwaard is de kapcllaan, toen bij aan het al-
-ocr page 183-
PROVIVCIAXE SYNODE GEHOUDEN TE HARDERWIJK. 1580.         177
taar kwam om de mis aan te heffen, » met grooter violentie ter Kercken uitgejaecht ende
inet swyn stanen, kaetzbalger ende andere geweer geslagen" (Stukken v. van Hasselt, I,
bl. 235). In het aabij gelegen Zalt-Bommel was het niet anders gesteld. Men bezat er
den kapellaan apostaat, Jan van Venray, «preschant les faulses doctrines de Calvin." Het
bevel der landvoogdes Margaretha om hem uit de stad te drijven werd voor valsch en
" gecontrefeyt" uitgeroepen. Men trok met trommelslag en ontrolde vaandels naarijde markt,
verklarende, dat men den kapellaan houden zou in spijt dergenen, dien het leed was. Men
nam de groote kerk in en droeg banken aan, om er onder de predicatie op te zitten. Men
koos gedeputeerden, die een verdrag opstelden, waarbij bepaald werd, dat, behalve des
woensdags en vrijdags eenmaal, eiken zondag tweemalen gepredikt en na de predikatia
zon gezongen worden, en dat de priester onder het sermoen geen missen doen, en niet voor
het einde der prediking de klokken luiden, noch weigeren zou om de kerk te openen, ala
men predikatie houden wilde. Bij de spanning der gemoederen was wel te voorzien, dat,
toen de magistraat dat verdrag niet aannam, erger tooneelen volgen en de aanval op do
beelden niet achterblijven zon. Hendrik Fobis had zich al uitgelaten, dat hij het beeld
van St. ïonis in het water smakken, en melis in de halve maan (zoo noemde men het
heilig sacrament), als het werd rondgedragen, in de put bij het nonnenklooster verzuipen
zou. Ook had Herman de Wever gedreigd St. Severus met een touw naar beneden tu
zullen trekken. Zoo gebeurde het dan ook, dat eenige gasten vermomd uit de herberg,
de vier heemskinderen, uitgingen, op den berg van Calvarie aanvielen, het beeld van du
heilige drievuldigheid, in een huisken op straat staande, en van de lieve vrouw op den
hoek van de Gamersche straat, omverhaalden en in de put wierpen. De kerken echter
bleven ongeschonden (Stukken v. van Hasselt, I, bl. 113—115, 256—261, 306—3L0,
349—353).
Het was ook de volksmenigte niet alleen, die zich in Bommel en elders zoo krachtig
voor de nieuwe leer verklaarde, maar hoog aanzienlijke mannen en magtige regeringsper-
sonen bevorderden de beweging ter sluiks, of ijverden openlijk voor haar, zoo als de edele
Johan van Pallant, heer van Voorst en Keppel deed (Stukken v. van Hasselt, I, bl.
34—44). Dat bemoeijelijkte de vervolging der zoogenaamde ketterij buitengemeen. Klaes
Vijge, ambtman van de Nederbetuwe werd aangeschreven om zekeren schoenmaker te Lien-
den, bij wien conventiculen gehouden werden, te apprehenderen , maar hij bleef in gebreke
om aan dien last te voldoen en antwoordde zelfs niet. Wederom aangeschreven, bejegende
hij dit » mit een zeer onbehoirlicke, duystere ende incorrecte andtwoirde", tot hem afge-
vraagd moest worden, of hij de plakaten op het stuk van de ketterij wilde nakomen of niet
(Onuitgegeven stukken III, bl. 47). En in steden, waar de meeste magistraatspersonen,
zoo ala in Harderwijk, voor bet minst suspect waren, was te wachten, geüjk het hof van
Gelderland zegt, «dat sy sich selffs ende oir mitcousorten in crimine nyet afi se'.ten eu
sullen willen, voel weyniger straffen" en dat de commissarissen van onderzoek "gheen as-
sistentie , behulp noch aenwijsinge van deraelver wet hebben off krijgen" (Onuitgegeven
stukken IX, bl. 204). Toen de wrecde Alva zijne vonnissen op dit gewest deed regenen,
vond hij zoo weinig medewerking, dat de meeste ingedaagden en veroordeelden tijdig kon-
den ontvlugten of zich zoo veilig verbergen, dat zij niet gevonden noch gegrepen werden, en
als hunne geconfisqueerde huizen in openbare veiling werden gebragt, vond men, zoo als
in Arnhem, geen enkelen liefhebber, die voor een daarvan een duit wilde bieden (Stukkeu
v. van Hasselt, II, bl. 113).
Als nu Alva vertrokken, Kequesens gestorven en de pacificatie van Gent tot stand
gekomen was, kan het niemand verwonderen, dat overal groote scharen vau hervorm-
den te voorschijn traden en openlijke vergaderingen hielden (Schoock, t. a. pi. p.
459). Toen zag men verbaasd, met welken «hauffen das volck sich su dem waren Got-
12
-ocr page 184-
178         PROVINCIALE SYN'ODE GEHOUDEN TE HAEDEKWIJK. 1580.
tesdienst" verdrong. Ds. Faber schreef den 17 October 1578 aan graaf Jan van Nas-
san, dat de kerk te Arnhem des zondags » voll üeissïger zuhörcr" was en de toeloop steeds
grooter werd. »Tiel und Wageningen haben das reine ministerium,, also auch Douszberg
und zwey dörffen dabey, nemlich Angerlo und Drempt; Eist und Lcnth hoffen wier auch
in küvtzen tagen ia znhaben. Renen liesz zich wol vernemen. Deutiknm, Groll, Lochem,
und Hattem werden noch dnrch die stadt .Zütphen auffgehaltcn, doch so bald wir mehr
Diener haben, wollen wir mit incn eineu versucb. thun. — Es sind eunst noch andere
dörffen auf der Veluwe die aueh der Reformation begeren. — Zu Nimmcgen ist die erste
Kirch zu klein und wird die zweite am Sontag schier vol, welches ich selbs gesehen, dan
ich am vergangen Sontage daseibs geprediget nnd Henricum Fairicium dahin bracht nnd
presenteret hab." (Archives de la maison d'Ornnge-Nassau, VI, p. 458—461). In de
Roomsclie kerken kwam men ten pruke bijeen, en rnag het van eene enkele plaats gezegd
worden «die münche haben selbs die Kirch, olm unser begeren, gesaubert, auch uns
etblich mal selb3 sur predigt geleudet," in de meeste gemeenten ontstond spanning en
tumult. De hervormden werden ook al stouter in hunne weuschen en waren ract de min-
ste kerken niet meer te vreden. In Gelder en Wachtendonk hadden zij zich van de paro-
chiekerken meester gemaakt en in Venlo reeds de tweede kerk in bezit genomen. (Hooft,
XIV, bl. 546). De kerkeraad van Nijmegen verlangde «das inen die grosse kirch müchte
ingercumbt werden, in ansehung das inen die jetzigo gar zu enge und klein where." De
roomseben verdedigden hun negenhonderdjarig bezit dier groote Stephanuskerk; maar bij
gelegenheid der begrafenis van eene hervormde vrouw werd die hoofdkerk met geweld
genomen «geplündert, beraubt, und alle bilder mit solchem tumult zerslagen, das auch
ein stareker jung under einem steineren. bildt todt gefallen is" (Archives de la maison
d'Orange-Nassau, VI, p. 5S1). Dat volgden de hervormden van de stad Grave al spoedig na.
»Par faute que Ie magistrat ne leur a vonlu ottroyer place assés grande pour leur presches,
se sont saisis du principal temple et en ont osté les images." (Archives t. a. pi. p. 597.)
Terwijl dit in Waart 1579 gebeurde, was de verbittering tusschen roomschen en onrootn-
schen in Arnhem zoo groot gewerden, dat den 11 Mei bij de straten gepubliceerd en ver-
boden werd, «dat een yeder, van wat Eeligien hij sy, eijn ander met woorden offte
wereken nijet irriüjeren , smaden of lasteren zoude" (Kronijk van Arnhem, bl. 218), en
toen den 20 Junij het lijk van den hervormden Goossen vaa Wamel in de grooto kerk
werd ter aarde besteld, begonnen de catholijken zooveel "geschal" te maken onder de
preek en het gebed van Ds. Fontanus, dat een strijd tusschen die ïoomschen en de sol-
daten ontstond. Door tusschenkomst der burgemeesters is bewerkt, »dat niemandt todt
gebleuea sey" ofschoon de roomschen bijlen, korte roers en poignarts onder hunne
kleederen hadden. De gereformeerden namen hot zeer euvel op, dat de roomschen een
bloedbad onder hunne medeburgers hadden willen aanrigten »umb der stommen Götzcn
willen", en het was dan ook door de roomschen geschied uit vrees, dat men, als te Nij-
megen, »mit dieszer begreffnusz die bilder tho stormen vorhebbens were." Dat die vrees
niet geheel ongegrond was , kan men zien in de moeite, die men in September heeft aan-
gewend om de geruchten tegen te gaan en de uitvoering te beletten van het voornemen tot
het zoogenaamd «schoen en slecht maeken" van de kerk. Dat de gereformeerden ook het
oog op het bezit dier groote kerk wel degelijk gevestigd hadden, blijkt uit hunne suppli-
catie van den zelfden tijd »om die alde Kerck, diewyll den bruderen-kerk oer to kleyn
valt, intoemoegen hebben" (Stukken v. van Hasselt, IV, bl. 43, 182, 263).
Zoo moedig waren de Geldersche gereformeerden van dien tijd en zij vonden grootcn
steun in hun stadhouder, Jan van Nassau. Deze graaf, doortastend van aard, bevor-
derde de hervorming op het krachtigst, « wesende hy van deselve Religie." Hij gaf zelf
ook het voorbeeld van ingenomenheid met de nieuwe leer, daar hij hare prediking hoorde
-ocr page 185-
PKOVISCIALE SYNODE GEHOUDEN' TB IIA.KDEIIWIJK. 1580.         179
«tam Dominicis quam profanis dielus, quoties commoditas ferelat, primum in conclavi,
deinceps, cum audiiorurti numerus crescerct, in atrio, tandem, nee atrio quidem mullilu-
dinem capienie, ia area et sub dio".
(Brief van Jan van Nassau in scrinium ant. van
Gerdes I, p. 103). Hij verwijderde de regeringsleden door Alva aangesteld cu koos anderen,
die zijne oogmerken niet tegen werkten, in hunne plaats. Hij stelde predikanten bij het
krijgsvolk aan en liet aan zijoe soldaten toe, «se mesler du fait de ta relïgion." Hij strafte
ook de oprocrige bewegingen der hervormden niet. Hij verheugde zich in hun schoonmaken
van de roomsche kerken en schrijft met opgetogenheid van het «herlich freudenfewer",
waarop, zoo als te Tiel, de beelden werden verbrand (Archives de la maison d'Orange-Nassau,
VI p. 484, 494—49S.) Vele roomschen waren daarom bitter op hem gebeten, maar
niet weinigen, der zijnen waren even ontevreden , want hij was bun nog te laauvv. Voor-
waar, het was toen wel «een schorre tijd om te regeeren!" (Hooft, XIV, bl. 5<!C). On-
der zijn bestuur is echter het getal van wel gevestigde hervormde gemeenten ia Gelderland
nog maar zeer gering gebleven, wijl bet bijna overal, behalve in steden als Nijmegen,
Arnhem, Zntphcn en Harderwijk, aan predikers ontbrak. Eerst in 1580 werd de gemeente
te Hattem gesticht, drie jaren later die van Elburg, en op de meeste dorpen duurde liet
tot in de laatste jaren van de zestiende en tot in het begin der zeventiende eeuw, eer de
geregelde dienst des woords er kon worden ingesteld (Ypeij en Dermout, gesch. der Ned.
herv. kerk, II, bl. 87).
Zoodanig was dau de toestand der hervormde kerk in Gelderland, toen de synode te
Harderwijk in 1580 gehouden werd. Uit hare handelingen blijkt, dat reeds vroeger, waar-
schijnlijk het jaar te voren, zaraenkomsten of synoden te Zntphen en Arnhem hebben
plaats gehad (artt. '6 en 6), doch die van minder beteekenis zullen geweest zijn. Ook de
handelingen der Harderwijksche synode hebbeu weinig bekendheid gekregen en er schijnen
niet veel afschriften van gemaakt te zijn. In den loop der jaren werden zij al zeldzamer
gevonden, maar de hoogleeraar II. J. Koyaards heeft baar aan do vergetelheid ontrukt,
door in bet Archief voor kerkelijke geschiedenis, d. X, bl. 171—181, cen copie bekend te
maken, welke do geleerde Petrus lïondam genomen had naar een oud exemplaar dier Har-
derwijksche acta, hetwelk hij zegt te berusten ter secretarie van Elburg, lade 3, n°. 4S.
Uit het opschrift dier handelingen zien wij, dat die synode des namiddags den 31 Mei
1580 geopend en reeds den 3 Junij daaraanvolgende weder gesloten is. De spoed van hare
werkzaamheden werd hoogstwaarschijnlijk door gcea te groot getal van leden belemmerd.
Zij schikte zich ook in vele hoofdbepalingen naar de artikelen der Dordtsche synoden. Wat
eenige wijzigingen betrof, hield zij zich aan hetgeen daarvan reeds in de zamensprelring te
Zutphen en Arnhem besloten was, en bare geheele ordening telt slechts 22 artikelen met
ceuige weinige particularia.
In het eerste artikel zieu wij Otto van Hetteren tot president, Jacobus Wedaens tot asses-
sor en Johannes Ceporinus tot scriba verkozen. Van dezen Olto van Ketteren hebben wij
reeds aangeteekend, dat bij in het laatst van 1500, tegelijk met Anastasius Veluanus, te Harder-
wijk gekomen is en, toen deze weder wegreisde, er op verzoek van den magistraat predi-
ken bleef. In den nood van bet volgende jaar is hij waarschijnlijk naar den Paltz geweken,
vverwaarts toen zoo velen hun toevlugt genomen hebben. Tien jaren later kwam hij uit dat-
zelfde veilige land te Harderwijk terug, waar hij beroepen was, en heeft er het evangelie
gepredikt tot aan zijnen dood in 1591. (Ypeij en Dermout, t. a. pi. II, bl. 81 en S5). Dat
bij tot voorzitter der synode benoemd werd, pleit voor den goeden naam, dien hij bij do
kerkelijken in Gelderland bezat. Van zijn assessor Jacobus Wedaeus is niets bekend. De
Jongh noemt hem ook niet in zijn Naamlijst van alle predikanten onder de Geldersche
Synode
en de hoogleeraar Koyaards oppert het vermoeden, dat hier welligt de assessor uit
32*
-ocr page 186-
180         PKOV1NCIAUE SYNODE GEHOUDEN TE HARDEKWIJK. 1580.
de ouderlingen gekozen is (Archief voor Kerk. gesch. X, bl. 171, noot 2). Nopens den
scriba Joannes Ceporinus weet men, dat bij predikant te Nijmegen was, van waar bij
ccbter in 15S5 door de Spanjaarden verdreven is en twee jaren later werd hij te Medem-
blik beroepen. Nog wordt ia de acta van zekeren Ds. Bejersius en van den ijverigen
Arnhemschen predikant Jobannes 1'ontanus zoo gesproken, dat zij in de vergadering schij-
nen tegenwoordig te zijn geweest (art. 4 en partic. 5).
Reeds uit het tweede artikel bemerken wij , dat deze Gelderscbe synode zich aan de
kerkinrigtinq, op de Dordtsche synoden vastgesteld, heeft aangesloten. Met het oog op
art. 1 en 82 dier synode van 1574 wordt bepaald, dat de articuli Dardracenses (de Dordt-
sche kerkordening) door ouderlingen, diakenen en kerkedienaars zullen onderschreven worden.
la de benoeming van ouderlingen en diakenen (art. 7), in den duur van hunne dienst (art.
14) en in de zamenstelling en vergadering der dassen en provinciale synoden (artt. 17,
18, 19) «latent die Broeders bliven" bij de bepalingen der nationale synode van Dord-
recht 1573. Echter nemen zij ook een enkele maal de vrijheid om merkelijk af te wijken,
zoo als in de verkiezing der senioren " uth der tnagistraet tho doene" (art. G). Misschien
is deze bepaling gemaakt uit aanmerking van den twist, die in het vorige jaar te Lellen
was ontstaan en steeds grooter spanning en tweedragt verwekte, den twist namelijk over den
invloed, dien de magistraat op de benoeming van ouderlingen en diakenen verlangde, ea
over het toelaten van raadsleden in de kerkeraadsvergaderingen (Trigland, kerk. gesch. bl.
173). De Geldersehe Eynode trachtte dien strijd welligt te ontwijken door bare bepaling,
dat de ouderlingen uit den magistraat zouden gekozen worden. Zij sluit zieh ook naauwer.
dan de Dordtsche synoden bij de regering aan en wil hare hulp telkens hebben ingeroepen
(artt. 8, 9, 11, 12, 13, 20, 21, partic. 1 en het slot dezer actn).
In de leer schikken zij zich ook Daar die van Dordrecht en bepalen, dat de belijdenis des
geloofs der Nederlandsche kerken zal onderschreven worden (art. 4). Echtei" houden zij
zich niet aan art. 32 der Dordtsche synode van 1574, hetwelk de confessie ook.door ou-
derlingen en diakenen wil onderteekend hebben. Zij verklaren niet eens, zoo als de nati-
ODale synode van Dordrecht 1578, art. 53, had gedaan, dat het goed was, als die onder-
teekening ook door de ouderlingen geschiedde, maar bepalen enkel dat de kerkedienaars de
belijdenis onderschrijven zullen. Indien ook Anastasius Veluauus, die zes jaren lang bij,
Harderwijk te Garderen gepredikt had, eenige geestverwanten op de Veluwe bezat, eu indien
zijn Leken weghwijuer iu de provincie vele belangstellende lezers vond, dan is wel te den-
ken, dat de geloofsbelijdenis van de Bres, in geheel Calvijnschen geest geschreven, zoo alge-
meen en onvoorwaardelijk niet kon aangenomen worden. Het is immers bekend, dat Veluanus
een liberaal man was in den eJelsten zin des woords, ver verwijderd van allen dogmatischen
ijver en allerminst een aanklever van Calvijn (Moll, Johannea Auastasius Veluanus, in het
kerkhistorisch archief, I, bl. 90—102). Daarom heeft deze synode, wenschende de leer-
eenheid met de kerken van Holland en Zeeland te bevorderen, den leeraars de onderteeke-
ning der belijdenis voorgeschreven, maar hierbij geen woord van de ouderlingen en diakenen
gerept. Zelfs had het moeite in om die ouderteekening van de predikanten te verkrijgen ,
wijl allen nog geen kennis met die geloofsbelijdenis hadden gemaakt. Om die reden werd dan
ook Ds. Bejersius opgelegd voor rekening der synode eeuige exemplaren der geloofsbelijdenis
te bestellen , ten einde alle kerkcdienaars haar lezen en onderschrijven konden (art. 4).
In het toelaten van priesters, die het pausdom verlaten willen , tot de kerkdienst
is deze Geldersehe vergadering minder gestreng, dan de synode van Dordrecht 1574, art.
20 en die van 1578, art. 2. Zoodanige priesters, als zij hunne concubinen trouwen, de
pauselijke leer verlaten, zich der gemeente inlijven en zich wilden laten examineren,
inogten in de dienst blijven , al hadden zij hun examen nog niet afgelegd (art. 21). Der-
gelijke bepaling heeft de nationale synode van Middelburg, 15S1, ook onder hare particu-
-ocr page 187-
1'EOVISCIALE S5TN0DE GEHOÜDEX TE HARDERWIJK. 1580.          181
laria (vraag 53) opgenomen, waarschijnlijk op voorstel van Johanne3 Fontanus, als afge-
vaardigde van Gelderland op die Middeiburgsche synode tegenwoordig. Tot zulko bepalingen
word men gedrongen, omdat anders do plaatsen dier priesters bij hunne suspensie, door
andere roomsche priesters werden ingenomen. Er was zoo groot gebrek aan predikanten
in Gelderland, dat die, bereid om het woord te verkondigen, zich bij eenen stadsker-
keraad daartoe aangaven, als zij maar «enichtsins beqtiarn tot desen ampt", bevonden
werden, aanstonds naar ecne vacante gemeente moesten gezonden worden, tot dat de classsis
bijeenkomen, ben beroepen en met hen handelen zou (art. 22).
Nadat eenige particularia behandeld zijn, en de praeses, assessor en scriba de acta met
hi>nne onderteekening gesloten hebben, wordt er nog met een N. B. onder aan gevoegd,
dat den 24 Junij een algemeene bededag zal gehouden worden, »demnach voele jammers
end elendicheits in dom Lande verhanden." Welke de ellende van het land in dien tijd
was, beschrijft graaf Jan van Nassan kort en krachtig. »Es laufft fürwalir dio* sache
gantz wunderbar und seltzam durch einander, und ist ein arbeidtselig, inüliesam, und be-
truebtes wesen, und nichts dan hin and wieder krieg, unruhe, grosz misztrawen, tren-
nung, uneinigkheit, verderben, und erbïirmlicbe klaglen. Am einen ort hat man's mit
den Spanischen feindt zu thun; am anderen mit den abgefallenen Hern, liinder, und
stetten, so sich malcontenten nonnen; am dritten, mit nnsern eignen kriegsvolck, dem
man vor langen zeit her vil schuldig ist; am viorten, mit den bauwren und hanszlenten,
welche gantz ufrürisch, so in den Frisischen, Overyzelschen , und in diesen quartier, die
ctliche tausent starek sein, und vom feindt teglichs je lenger je mehr verhetzt werden;
am fünfften, mit unsern eignen freunden und patriotten, bisz man die so verre bringen
roöge, das sic die vor*tehende not und gefahr und was ir bestes sein moge, erkhennen,
zu leistung und schuldiger gebiir bringen khan" (Archives de la maison d'Orange-Nassau
VII, p. 328). Van het vorstendom Gelderland en het graafschap Zntphen gold veel van
dat alles in volle mate, en waren daar zelfs de beste patriotten onder de magistraten en
officieren nog onwillig en onhandelbaar. De mindere man in steden en dorpen was voor
een deel den vijand toegedaan, of door verschil van godsdienst onderling in twist, en door
de inlegering van eigen of vijandig krijgsvolk ten laatste wanhopig geworden (Archives,
a. pi. p. 110). En wat moest uit dit alles worden, nu de edele stadhouder, de ijverige
bevorderaar der hervorming de provincie verliet en naar Dillenburg terug keerde? O, het
was wel zulke bange tijd, dat al de Geldersche hervormden zich in het gebed om hulp
van boven vereenigen mogteu!
-ocr page 188-
A C T A
Synodi tot Harderwijck, wellick in den name de3 Heeren verga-
dert Anno (15)80, angefimgen den 31 Maji nae den middach,
den 3 Junii geëndicht.
1.    Nae anroepinghe des names Godes, sindt verkoren tot eenen
Presideni Otto van Hetteren, voor een Assessor Jacobus Wedaeus end
Scriba Joannes Ceporinus.
2.    Is erstlick verordent dat die jenige die de Articulis Dordracen-
sibus
so wel Olderlingen, Diakonen als Kerckendienaers noch nicht
hebben onderschreven sie sulkes noch doen sullen.
3.    Den noch mangel is gewest an onderholdinghe des sesten Artikels
des Synodi tho Sutphen, als nemelick dat die Vaders daer se tho huis
zijn behoeren selver anteholden bij den Denaers angaende den doep
harer kinder end daerbij tegenwoordich tho staene. Is belovet van die
Broeders sij wolden het besto daer in doen.
4.    Het is D°. Bejersio opghelecht etlicke exemplaria van die belij-
denisse des gelovens der Nederlandschen Kercken op des Synodi on-
kosten tho bestellen om van allen Iïerckendenaers gelesen end daer nae
onderschreven tho worden, nae den ersten Artickel des Synodi tho
Dordrecht in loco de doctrina.
5.    Het sal die kercke tho Nimwegen laten maekon ein gemein
Synodael boek ongeferlick van tijn boecken gudts paepyrs daer in
erstlick de acta Synodi Dordracensis end aller provintialen Conventen
des Vorstendoems Gelre ende Graffschop Sutphen gescroeven sullen
worden op onkost aller Kercken der ganser Provintiön, end sol up den
naest komenden Synodum gebracht worden.
6.    Soe voele angaet die verkesinge der Senioren uth der magistraot
tho doene, is voer gudtz angesien, dat nemandt ein Litmate der Kerc-
ken recht verkoren sijnde, als tho voeren in lesten Synodo Aernhe-
miensi besloeten sal sulcks behoren off tho slaen; doch sal jeder Kercke
hijr in handelen met der verkesinge als bedeninge nae haerder end der
verkorener gelegenheit.
7.    Angaende die denominatioen der Older end Diaconcn soo wol in
den plaetzen, daer noch geen esterna forma Ecclesiae is als daer facies
Ecclesiae is constituert, sal men sich holden nae den XI end XII
artikel des Synodi van Dordrecht.
8.    Van den verkoenden persoenen, die bij den andren woonen offte
slapen, eer se ingesegent sindt, is voer gudt geacht quado exempelen,
ergernis, horeriën, onterffnis der kindren, ongehoersaemheit der Oeff-
richeit tho vermijden, dat se nae kerekenordningo sullen se dre mael
oepentlicken ghepromulgiert worden so vere se nicht uthgoropen sindt.
-ocr page 189-
PROVINCIALE STXODE GEHOÜDES TE HARDERWIJK. 1580.          183
So vere se aeverst int Pausdoem uthgekundicht waren, sullen dcsser
geloffwerdighe tughennis brengen, dacr nae als balde oepentlick mit
vermanungh end belijdenis der verwanten (dat se hijr in onordentlick
end onrecht gehandelt hebben) inghesegent worden. So oeverst enigho
wolten sunder confirmatiocn also bliven sitten sol die magïstraet van
den Kerckendenaren, Olderlingen end Diaconen versocht worden om
liijr in tho remedieren.
9.    In steden end dorpen daer noch Papistische schoeien sind sullen
die Consistorialon allen moegelicken flijdt end gude middelen gebrucken,
de sulvighe neder tho leggen end aff tho schaffen end hijrom die ma-
gistraet ansprecken om die pieteit in die kindren van joeges up in tho
planten end onkrudt tho weren.
10.    Up die quaestie off ein Kercke bij sieh disputatie mach. holten
ende anstellen mit den doeperen end andren Sectanten, is verdragen
dat ein oepentlicke end ordentlicke disputatie blive bij dem dat hijr
van in Dordrechsensi Synodo besloten is; so voel oeverst angaet be-
sundren collatioen, is voer gudt geacht dat die Denaren des woerdts
do sich genochsam betrouwen adhibitis testibus moegen mit sie reden
end conferrieren om sulcker luden nareden voer tho komen.
11.    Wanner die wederdoepers anfangen tho predigen end tho doe-
pen dat het oepenbaer wardt, is raetsom befuuden, om se tijdlick tho
weren dat dio Kerckendïenaers niet allene oepentlick mit predigen sie
sullen refutyren, sunder oeck met etlicke getughen vrimoedïcklick in
hare versamelinghen treden end hare eerdomen (sic) wedersprecken,
endlick die Oeuricheït vermanen, se wolde de sulvige luiden daerhen
holden, dat se oepentlick hare leer an dach brengen end verdedighen.
12.    Soe men noch bcflndet dat hen end weder die kindren heime-
lick van den Papen gedoept warden end sy by haren cuncubinen sit-
ten, sol die magistraet van die consistorialon vermaent worden dat se
doch sulckes willen verbijden end verhindren, sintemael haer Ampt
is die profanatioen der Sac. die jdola affthoschaffen end die hurerie
tho straffen.
13.    So voele die uthroepinghe der pachtinge end verpachtinge
kopen end vorcopen angaedt welcker nae gedaner predicatien in dem
tempel gescheet, sol een jder consistorium bij haer oeffricheit dat
sulcks affgeschafft wordt anholden dewijle sulcke dingen nicht behoeren
tho gescheen an bestempten platzen daer men den uthelicken Godes-
dyenst plecht, als die Heere spreekt: domus mea, domu3 orationis
vocabitur.
14.    Die tijdt hoe Ianghe die Seniores end Diaconen denen sullen,
laten die Broeders bliven bij het advis der Synodi van Dordrecht in
den 13 Artickel vervatet.
15.    Angaende die Classis is besloten dat gelijck de Gelderlanso
provintie in vyer vyrendeel bestaat alsoock in vyer Classes die kerc-
ken gedeelt worden, also dat die Graffschap Sutphen einen Clas-
sen constituert, daernao Aernemh mit die Velue, Nimwegen mit haer
gantze vyrendeel, Venlo mit dat auerquartyer end sal desse affdelingo
so lange dinen tot dat alle dorpen gereformiert ende die Kercken anwassen.
-ocr page 190-
184         PROVINCIALE ST5TODE GEHOUDEN TE HARDERWIJK. 1580.
16.    Die Classes sullen geholden worden alle dre maanden end die
liocffsteden sullen den ersten holden end beschriven, doch daer die noet
der Kercken erfordert dat men balder bij een komen, sol idem Classi
vrij staen.
17.    Ho voel uth ener Kercken op den Classe behoeren tho komen,
latent die Broederen bliven bij den Synodo Dordrechsense, daervan
handelende in den 12 Artickel.
18.    Op desse Classicale versamelinghe sal ein Denaer des oerts
daer die Broeders tho samenkomen ein kurte predighe doen oepent-
licken van einen Artickel nu controvers synde, van welcker vermaningh
die Broeders sullen ordelen end wat mangelt hem broederlick onder-
seggen tot stichtinghe der Gemeinte daer naech den verclaerden artyc-
kel disputirens wijs tot oeffninghe sonder ostentatie examinieren, censura
morum onder sich holden jder Dener die gravamina sijner Kercken
schrifftlick voerbrengen, end wat op den naestkomende Classe voer ein
artickel getractiert, sal almael verklaert werden. Als im ersten Classe
die artickel de tribus Elohem seu tribus in divinitate personis.
19.    Die tydt belanghende, wanneer die Provintiael Synodus gehol-
den sal worden , latent die Broeders bliven by den Artickel der Synodi
van Dorth, doch dat het im soemer vernemelick in Majo geschede end
sal den naestkomenden Synodus geholden worden tho Doesburch An<>.
81 so vere oeverst Godt verlenen wolde eenen nationalen, sol deser
Provintiaelen voergaen: end so geen nationael Synodus volgede sal men
sich benerstigen die naeste Provintien als Utrecht, Gelderlandt, Overijs-
sel, Vreeslandt und Groeniger Landt bij een tho brengen tho Deventer
waervan die uthscrivinghe mit belivinghe der ander Classen gescheen
sal und sullen uth jder Classe tue predigers gesunden worden.
20.    Nae dem in Steden end up de Landen ïovenaers nigromantici
befunden worden sullen sij tho voeren van den Denaren vermandt wor-
den daervan aff tho staene end zo gene beterschop folget als dan bij
der Oevericheit anholden sye afftoschaffen.
Van der reformatie der Papen.
21.    Is besloten, dat de van hoer selven van 't Pausdoem affstaen,
end daer men ghenochsaem van verseekert is end van haren rechter
juer tot Godes woerdt ende Standvasticheit het vaste versiet, end be-
neffens deen ghewillich sijn den regel van der Reformatie der Papen
gesteld tho bewijsen (als nemlich hare concubinen tho trouwen , die
Pauselicke leere end leven tho renonsieren, sich die Gemente in to lie-
ven , end tho laten examinieren) tot den examen sullen moegen gestelt
worden end middelerwijl in den dienst bliven , opdat doer hare suspen-
sie geen andre papistische Papen substituiert worden, omdat sich die
magistrat die saecke nicht wil tho hande nemen , dan die Papen , de
sich die leere wol recht bekennen end desulve willen schinen recht tho
predigen doch uthfluchten soecken om die gemeinde reformatie antone-
men , sal men geen schin geven dat men haerluiden dienst conflrmire
gelyck der voeriger, noch ock hope solden examen offte dienst so langhe
8e haer niet en beteren, doch sal men. se andriven insunderheit eijn
-ocr page 191-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE HARDERWIJK. 1580.          185
jegelyck in sijn Classe end so alles nicht heipet an die oeffricheit tho
versoecken dat se removiert werden.
22. Angaonde die personen so ein dienst ansoecken sullen in allen
steden van deen Consistorye der Stadt daer se ankoemen verhoert wor-
den end als se enichtsins bequam tot dessen ampt befunden worden end
eenïge plaetse daer men se brucken kan, ledig end verbanden, sal men
se daerhen senden mit enen Kerckendenaer und sich daer laten probie-
ren , tot dat het naeste Classes geholden wordt daer hen sie beroepen
end wijder midt hen gehandelt sal worden.
PARTICULARIA.
1.    Sal magistratus Elburgensis vermaendt worden van den Synodo
dewijle se tue schoelmeisters der Reformierten Religie angenomen end
daer mede genochsaem versyen sijn, dat sij opt alderbequamste die neuen
schoeien willen affschaffen.
2.    Upt versoeck van deeren van Vthrecht om getuïchnis tho geven
van Gererdo Cockio end dan ock van Wilhelmo Egidii, sijn nae haren
besten weten om van den selven haer tho wachten geadvertiert.
3.    Dem van Nimwegen end Aernom is upgelicht die kercke van
Tijl tho vysitieren ende nae nodruffticheit mit haer tho handelen.
4.    Sal het Consistorium tot Aernomh an die Pastoer tot Re....
scriven en sijns uthblivens van Synodo oersaeck vordren, und handelen
om .... tho Lunteren tho promovieren.
5.    Nadat hem Sylvius Judicio Synodi onderworpen hefft ende ge-
ëxaminiert is, is raetsaem befunden tot vermidinghe wijder kleringhe
end tot stichtingh der Kercken van Suolle, dat Silvius sal noch in
sijnen dyenst blieven , nae der forme end conditioen , als mit hem up-
gericht is van der Kercken tot Suolle , end sal articulos Synodi dord-
racensis underschriven end nae verlopene tijdt, so hij wijder van der
Kercken tho Suolle angenomen wordt, sal Silvius opt niwe geëxami-
niert worden in Classico conventu , dewijle hij hijr docibilis is befun-
den end een Kerckendenaer uth den middel des Synodi daer hen affer-
dige, die den gansen handel dem Consistorio verclare , nemptlick Jo-
hannes Funtanus end een predige daer doen flitich arbeiden om die
gemoeder tho versoenen.
6.    Midt Petro Hardenberg is gehandelt dat hij nicht allene in sijn
thogesechte dienst dat jaer uthblive, maer ock langer so geen wijder
swaricheit invallet, daer van dan de Classes ordelen sal.
7.    Angaende die heimelicke trouwe deen van Campen als Johan
Hendrikzen end Swaentgen ter Borcherts, laet het Synodus bliven bij
het ordel des magistraets derselvest, nae inholdt des acts daervan we-
sende.
Otto ab II etter en , Praeses,
Jacobüs Wedaeus , Assessor ,
Joannes Ceporinüs, Scriba.
N.B. Demnach voele jammers end elendicheits in dem Lande ver-
-ocr page 192-
18G          PBOVIN'CIALE SYN'ODE GEHOUDEN' TE HARDERWIJK. 1580.
handen, sal ein gemene bedach int ganse Landt angestclt end den 24
Junii geholden worden.
Is der Consistorio upgelicht tho supliciren an der Stadtholder Cant-
zler end Raden om Josuam Lagum in het Vorstendom Gelre tho be-
holden end sijns dyensts in Kercken end schoeien tho ghebrucken, end
so langhe van den Kercken gudren onderholden warde, tot dat hij ar-
gent tot ein offlcium beroepen werde.
-ocr page 193-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE
MIDDELBURG.
1581.
De jaren 1579 en 1580 bleven vol van onlusten tusschen roomsenen en onrooinschen.
Ook onder de hervormden heerschten oneenigheden en ontbrandde te Leiden zulke hevige
twist over do regten van kerk en staat, dat de bijeenroeping cener algemeene synode zeer
noodzakelijk scheen.
Do unie van Utrecht had do uitzigten der roomschgezinden niet verhelderd en de daarop
gevolgde onderhandeling van Keulen stelde hunne hernieuwde hoop geheel te leur. Dat
verbitterde hen te meer, daar de hervormden in de noordelijke zoowel als zuidelijke gewes-
ten, steeds stouter geworden, met hunne werken bewezen, «hoe verre zy waaren, niet
alleen van zulk eenen maar van veel billyker pais t'omhelzen" (Hooft, Ned. hist. b. XVT,
bl. C21). Velen der roomsebgezindea werden dan ook verdacht met den vijand te heulen
of hem ten minste toegenegen te wezen , en toen de dubbelhartigbeid en het verraad van
den roomschen stadhouder, graaf van Renncnberg, bekend werd, maakte dit den hervorm-
den «het hooft zoo heet, dat zy mcenighen oproer uitbroeiden." Te Deventer en Zwolle
geraakten de roomschen en hervormden tegen elkander in de wapens, de kloosters werden
bestormd, de beelden der kerken verbrijzeld en de Spaanschgczinden uitgedreven. In
Friesland, de Ommelanden en Drenthe viel de soldaat, waar hij kon, in de kerken, wierp
de beelden om en verdreef de roomschen. Ook in het bisschoppelijk Utrecht sloeg die
vlam zoo hoog op, dat de kerksieradiën niet te redden waren en aan den eisch der menigte
voldaan moest worden , om onder andere de openbare oefening der roomsche godsdienst te
verbieden tot nader bevel van den prins.
Jlaar om dien tijd ontbrandde te Woerden ook tusschen de Luthersehen, die er zich
onder Erik van Brunswijk, den pandheer dier stad, hadden nedergezet, en de Calvinisten
een hevige twist, van welken de Luthersehe predikant, Joban Zaliger, de hoofdoorzaak was.
Hij voer meermalen op stoel hevig uit tegen de Calvinisten , hen cedbrekers en onrustige
geesten noemende, die ook over den magistraat den meester wilden spelen. Hij tastte zelfs
den prins aan, die, gelijk hij beneerde, tegen do privilegiën van Woerden, er de wet
veranderd en eenige valsche christenen, zoo als hij de Calvinisten noemde, daarin gebragt
bad. Ook moeide hij zich met de groote vraag dier dagen nopens het excluderen van den
Spaanschen koning, vermanende de gemeente te bidden, dat de heeren wijsheid kregen om
zulks niette doen. Door zijn ambtgenoot, Hendrik Vreedelandt, geholpen, stookte hij
-ocr page 194-
188           NA.TIOKALE SXKODE GEIIOUDEK TE MIDDELBURG. 1581.
zoo veel onrust en tweedragt, dat gemagtigden der staten van Holland zich naar Woerden
begaven, beide leeraars op hun aanbieden ontsloegen en een anderen in hun plaats benoem-
den. Maar deze van zachter aard werd door de Zaligeristen hevig gelasterd en gekweld.
Vreedelandt bleef in zekere huizing of stalling het woord verkondigen, en Zaliger, wien
bij het aanwassen van den twist de stad ontzegd was, hield in de voorstad groote vergade-
ringen. De prins werd met dreigend schrijven van Zaliger lastig gevallen; tevens kwamen
eenigen uit Woerden in dea Haag om voor hem te intercéderen, en de staten, die daar
vereenigd waren om over het verwerpen vaa den koning van Spanje en het kiezen van
den hertog van Anjou tot beschermheer onzer landen te beraadslagen, moesten hun tijd
ook nog geven, om de Woerdensche onlusten, zoo mogelijk, te stillen. Zij besloten den 4
April 1580, dat de Augsbnrgsche confessie, even als die der gereformeerden, binnen Woer-
den onderhouden worden mogt, maar dat door de Calvinisten in de kerk en door de Lu-
therschen, waar dit laatst geschied was, zou gepredikt worden, zonder dat de een den
anderen lasteren mogt (Resol. v. Holland bij Wagenaar, d. VII, hl. 332—334. Bor, II,
b. XIV, bl. 145—149).
Alsof in dezen zorgvollen tijd geen gevaar en strijd genoeg bestond, heerschte nn ook
nog in het hart van Holland onder de Calvinisten, op wie alles in den tegenwoordigen
stand van zaken aankwam, openbare verdeeldheid.
In de maand April van het jaar 1579 is namelijk in Leiden zwarigheid gerezen over de
bediening der kerk, inzonderheid over het verkiezen en afzetten van ouderlingen en diake-
nen. De kerkeraad had den magistraat in overweging gegeven, of het niet goed was om
drie der twaalf ouderlingen een vaste toelage te schenken, zoodat zij in dienst bleven en
met te meer naarstigheid en bekwaamheid met de predikanten medewerkten. Dit voorstel
werd bij acte of ordonnantie niet alleen aangenomen , maar ook zoo breed veranderd, dat
voortaan uit een dubbel getal van ouderlingen en diakenen de eene helft door den magis-
traat zou gekozen worden, en bovendien twee uit den raad, openbare belijdenis der religie
doende, op alle kerkeraadsvergaderingen zouden tegenwoordig zijn, om van wege de over-
heid in die vergadering te presideren en opzigt te houden, doch met last om alle zaken,
die geheim moesten blijven, bij zich te bewaren. De eene predikant Caspar Coolhaes was
daar wel mede te vreden, maar zijn ambtgenoot Pieter Cornelisz met de overige kerkeraads-
ledea, wel inziende, dat deze bepalingen met de besluiten der laatst gehoudene synode niet
strookten, en vreezende dat door het aannemen dezer bepalingen de kerk hare vrijheid verlie-
zen zou, hebben hunne bezwaren aan den magistraat mondeling en schriftelijk medegedeeld.
Zij hebben ook, ziende dat de magistraat er niet naar luisteren wilde, eenigen vau hen uit-
gezonden naar de classen in Noordholland, om met dezen te raadplegen over de zaak, die
hun zulk merkelijk perikel scheen mede te brengen. Maar de magistraat voortvarende in
zijn voornemen en willende een einde aan allen tegenstand maken , heeft de ouderlingen en
diakenen voor zich ontboden en elk in het bijzonder afgevraagd: of hij op de genoemde
ordonnantie zijn dienst wilde aannemen. Daarop hebben alle vier en twintig, één uitgeno-
men, verklaard, dat zij dit op zulke acte niet konden doen, en heeft de magistraat hen
gezamentlijk uit de dienst ontslagen, hnn de sleutelen der consistorie ontnomen en alle
verdere kerkeraadszamenkomsten verboden. Daarna werden onmiddellijk op het raadhuis
door den magistraat en Caspar Coolhaes de eene ouderling, die in de acte geconsen-
teerd had, en twee andere, die zich te voren van het ouderlingschap verontschuldigd
hadden, benevens zes diakenen gekozen, en is die verkiezing des anderen daags, den S^en
April, openlijk bij den secretaris aaa de gemeente voorgelezen. Tevens is aan de gemeente
tot predikant voorgesteld Joannes Hallius. Coolhaes beijverde zich om van den predikstoel
die handelwijs met de schrift te bevestigen. Pieter Cornelisz daarentegen toonde, toen hij
verzocht werd de af kondigiDg te doen, dat deze verkiezing hem niet behaagde. Intusschen
-ocr page 195-
NATION'ALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.           189
werd Hallius met het opslaan van een briefken op de koordeur der kerk aan de gemeente
voorgesteld, of iemand ook iets tegen zijn persoon wist in te brengen.
De oude kerkeraad wendde zich nu bij rekwest tot den prins, en zijne excellentie schreef
terstond aan den magistraat van Leiden, dat de tegenwoordige staat van zaken niet toeliet
om eenige niemeiclieydt in de kerk of in de regering der steden ia te voeren, met ver-
maning om alles te laten, zoo als tot hiertoe geweest was. Terzelfder tijd (14 April) 9chreef
de prins aan de raden van het hof van Hollaud, van den Wijngaerden en Casembroodt,
hun in commissie gevende om den magistraat van Leiden aan te toonen, welke ineonve-
niënten uit zulke verandering waren te wachten, bijzonder in eene stad en universiteit,
waar de jongheid met alle goede leering en voorgang behoorde onderwezen te worden. Bij
deze gecommitteerden hebben de staten mede hunne commissarissen gevoegd, maar hunne
gezamentlijke poging heeft niet kunnen uitwerken , dat de Leidsche overheid zich voegde
naar de mcening van den prins. Ook baden zij die overheid om haar voornemen tot het
openbaar maken van hare justifleatie niet ten uitvoer te leggen.
De magistraat luisterde naar geen raad, maar ging al verder, en zette, met advies vau
den nieuwen kerkeraad, Picter Cornelisz af, omdat hij de armen niet recommandeerde en
in de vergadering van den nieuwen kerkeraad niet verscheen.
Nadat de commissarissen van den prins en de staten rapport van hun wedervaren had-
den gedaan, is het raadzaamst geoordeeld, om eenige predikanten van Holland, uit elke
classe één , tegen den 19 Mei in den Haag te vereenigen en met hun advies eendragtelijk
en naar behooren te disponeren op het Leidsche geschil nopens het benoemen, aanstellen
en afzetten van predikanten , ouderlingen en diakenen. Behalve die gecommitteerden der
classcü van Holland is ook Johannes Taffinus, predikant van den prins, gekomen en heb-
ben de staten de bovengenoemde commissarissen, vaa den Wijngaerden en Casembroodt, be-
noemd , om bij de vergadering van predikanten de zaak te verhandelen. Deze commissa-
rissen , na hun wedervaren te hebben medegedeeld , verklaarden de meening der staten te
zijn, dat zij met de predikanten eene forme van kerkregering ontwerpen en het onderscheid
tusschen de politieke en kerkelijke regering zouden vaststellen. Waarop de predikanten,
na mondelinge communicatie met die commissarissen, den heeren staten eene remonstrantie
hebben overgegeven, welke eerstelijk behelsde: dat in de synode van Dordrecht 1578 eene
generale kerkordening gemaakt en den staten gepresenteerd was, en dat zij geene betere
zouden weten op te stellen; ten andere, dat de predikanten ten onregte beschuldigd werden
van heerschappij te zoeken over de politieke regering, zoo als genoegzaam kon blijken uit
hetgeen zij nopens het onderscheid tusschen politieke en kerkelijke regering reeds haddeu
gesteld. (Dit opstel, hetwelk zij tevens overgaven, wordt in zijn geheel gevonden bij
Bor, d. II, b. XIV, hl. 143 en 144); en ten derde, dat zij presenteerden uit Gods woord
en uit het gebruik der apostolische en oude kerken te bewijzen, met hoe veel regt de ver-
kiezing van predikanten, ouderlingen en diakenen aan de kerk van Christus toekwam. Na-
dat deze remonstrantie met het bijgevoegde onderscheid tusschen de politieke en kerkelijke
regering door de staten onderzocht was, is bevolen, dat Caspar Coolhaes en Pieter Cor-
nelisz beiden beschreven zouden worden.
In de vergadering van genoemde commissarissen en predikanten verschenen , heeft Cool-
haes bekend, dat de synodale ordening nopens het verkiezen en afzetten van predikanten,
ouderlingen en diakenen tegen Gods woord niet streed en hij wel wenschte, dat dit aanne-
men en afzetten binnen Leiden ordentelijker ware toegegaan; maar dat hij niet koude be-
vinden onregt gedaan te hebben, evenmin als de magistraat van Leiden, wijl de kerkorde-
ning noch in het algemeen noch ook in Leiden geapprobeerd was. Men bragt hem onder
het oog, dat de classe van Leiden hare afgevaardigden op de synode van Dordrecht had
gehad eu dat hij zelf hun credeutie-brief onierteekend had, doch dit rnogt geen andere uit-
-ocr page 196-
190           NATIO-VAXE SïXODE GEaOUDE.V TE JIIDDELBÜHG. 1581.
werking op hem hebben, dan dat hij beloofde de vergadering nog eenmaal te zullen aan-
spreken. Daarna werd Pieter Cornelisz over zijne onbedachte handelwijs onderhouden, die
na eenige verontschuldiging de vermaning lieflijk opnam.
Caspar Coolhaes, wederom in de vergadering gekomen zijnde, heeft beloofd, dat hij de
magistraatsleden zal trachten te bewegen om door hem of een anderen dienaar te doen be-
kennen, dat zij onbedachtelijk gehandeld hebben; dat zij zullen verklaren nooit van mee-
ning geweest te zijn om der kerk haar regt te benemen in eenige zaak, veclmin in het
verkiezen of afzetten van dienaren, ouderlingen en diakenen; dat zij zullen toelaten om nog
drie ouderlingen te kiezen , welke keus door den tegenwoordigen kerkeraad zoo geschieden
zal, dat twee uit de burgers, één uit den magistraat benoemd wordt en de presidentie,
zoo als de ordonnantie wil, wegvallen zal; eindelijk, dat voortaan ouderlingen en diakenen
bij den kerkeraad zullen verkoren worden, maar daarna den magistraat aangegeven, eer zij
der gemeente worden voorgesteld. Wat hem zelven aangaat is hij bereid pro conoione te
belijden, dat hij ineonsiderate gehandeld heeft. Aangaande Pieter Cornelisz acht hij goed,
dat die ook zijne schuld bekenne in zijne eerste predicatie en verder de gemeente tot liefde
en eenigheid vermane, doch dat hij geen ordinaris minisier meer zij. Eindelijk belooft
Coolhaes, dat hij, indien de magistraat tot het bovengenoemde niet te bewegen is, zijne
dienst nederleggen zal.
Deze verklaring van Caspar Coolhaes is door hem niet onderteekend, wijl zij nog niet
ia het net geschreven was en hij wegens krankheid zijner huisvrouw naar Leiden verlangde
terog te keeren. Hij beloofde echter des anderen daags weder te zullen komen, zonderden
magistraat iets van het verhandelde mede te deelen, zoolang de zaak niet geheel was afge-
daan. Maar den volgenden dag schreef hij, niet te zullen komen, wijl hij zich eerst met
den kerkeraad en zijne overheid beraden moest. Nu hebben de commissarissen en de pre-
dikanten den staten hun rapport gedaan, hetwelk daartoe tendeerde, dat de gewone kerk-
ordening te Leiden weder zou worden ingevoerd ter tijd toe , dat in ecne generale synode
anders zou zijn voorgeschreven, en dat Casper Coolhaes en Pieter Cornelisz beiden van
hunne dienst zouden ontslagen en andere predikanten in hunne plaatsen gesteld worden.
Iutusschcn kwam een brief van den magistraat van Leiden aan de staten, waarin die
overheid verklaarde, dat deze zaak hare zaak en niet die van Coolhaes was; dat Coolhaes
niet meer in den Haag zou komen, en dat men de commissarissen en predikanten zou
verwittigen om hun tijd niet te verliezen met kennis van hare zaak te nemen.
De predikanten zijn nu ook t' huiswaarts gekeerd met hope, dat de staten in de zaak
zouden voorzien. De staten hebben dan ook besloten, aangezien Pieter Cornelisz reeds
van zijne dienst ontzet was, dat alzoo ook Coolhaes een tijd lang van zijne dieust zoude
stilstaan. Zij hebben hem daartoe ernstiglijk vermaand en geordonneerd, dat hij op geene
bevelen van den Leidschen magistraat zoude pogen contrarie te doen.
Tevens hebben zij naar alle steden en aan alle officieren brieven van den 30sten Jlei ge-
zonden met bevel om gcene nieuwigheid, inzonderheid in het aannemen en afzetten van
dienaren, ouderlingen en diakenen toe te laten, ten ware bij de staten na rijpen rade
anders werd bevolen. De prins heeft de stalen met brieven van den 6den Junij voor
hunnen ijver bedankt met vermaning om hunne resolutie binnen Leiden tot effect te bren-
gen, en tevens aan de Leidsche overheid geschreven, haar verzoekende, dat zij zich naar
de resolutie der staten schikken zou.
In de zaak, zoo als zij thans stond, kon door de classe geen verbetering worden ge-
bragt, wijl de Leidsche overheid reeds vroeger in andere zaken Coolliaes betreffende der
classe verboden had er zich mede te beraoeijen, en haar dat nu nog veel minder toelaten
zou. Door eene particuliere synode kon ook niets uitgewerkt worden, daar de magistraat
haar binnen Leiden niet gedoogen wilde en ook arbeidde, dat zij ia andere steden iaiet zou
-ocr page 197-
XATIONA.LE S1XODE GEHOUDEN' TE MIDDELBURG. 1581.            191
gehouden worden. En de generale synode, die nog slechts één jaar geleden vergaderd was
geweest, kon zoo ligt niet weder bijeengeroepen worden.
Vele predikanten en goedhartige lidmaten der kerk lieten niet na om Caspar Coolhaes
schriftelijk en mondeling te vermanen en den 20sten Julij reisden vier predikanten met dit
doel naar Leiden. Toen Coolhaes wel gehoor scheen te willen geven, maar voorgaf door den
magistraat gebonden te zijn, hebben die predikanten in de raadskamer met de magistraats-
leden gehandeld. Zij verzochten, om met Caspar te mogen spreken of zij met zijn wil
eenig middel tot vrede konden uitvinden. Dit werd door den magistraat gansch afgeslagen,
overmits het hunne zaak was. Daarna baden zij, om een vreedzamen predikant te beroe-
pen, die een tijd lang de dienst des woords nevens Coolhaes zou vervullen, waardoor de
wonde langzamerhand verzacht en geheeld worden kon. Maar de magistraat keurde dit
middel ook niet goed, wijl daardoor, zoo zij zeiden, de scheur, die nu buiten was, in de
stad zou komen. Ten laatste werd de magistraat gesmeekt, om toch hare justificatie, die
ter perse was, achter te houden, wijl van zulk strijdschrift niets goeds te wachten was,
maar ook dit vond geen gehoor. Op aandrang van Coolhaes stond de magistraat toe, om
voor vijf of zes weken te beroepen Jacobus Michaëlis, predikant te 's Hertogenbosch, maar
des anderen daags werd dezen reeda weder geschreven, dat hij niet komen zou. Korten
tijd daarna zijn twee van de afgezette ouderlingen, omdat zij zich onderwonden om het
werk van ouderlingen te verrigten, met het kleppen van de klok uit de stad en het ampt
van Rijnland en Haag-ambacht voor drie jaren gebannen.
Nu heeft ook de magistraat van Xeidcn zijne justificatie in druk uitgegeven en aan
alle steden een exemplaar gezonden, »in welcken boeck de gemeene Kcrcke ende Kerc-
ken-bedieninge hart acriglietast ende belast ende alle Ouerheden vermaent worden, d'exem-
pel van Leyden na te volgen." (De titel luidt: Justificatie des magistraets tot Leydeu
in Hollant, teghens de calumnièn, ter saken van de differenten, tusschen henluydea
ende eenighen van de ghemeente aldaer, bij denselven, den magistraet, wat min dan
christelicken nagezeyt. I Tetr. III: 16. Jud. 8. Uitghegevcn 1579. Zij is uit de
pen, niet van Coolhaes, zoo als men wel gezegd heeft, maar van Dirk Volkertsz
Coornhcrt.)
Deze justificatie is door de kerkelijkcn met stilzwijgen beantwoord, ofschoon zij genoeg-
zame stof meenden te hebben om haar te wederleggen. En toen eenige predikanten op
cene particuliere synode in September goedvonden, om, zonder de justificatie regtstreeks
te beantwoorden, eene korte remonstrantie aan de steden te zenden, die de justificatie ont-
vangen hadden, is dit op verzoek van den Antwerpschen predikant Thomas van Thielt
nagelaten. Deze namelijk was toen te Leiden over den vrede handelende, doch ook zijn
arbeid is vergeefsch geweest.
Nu gaf Caspar Coolbaes in Januarij 15S0 ook een boek uit, bevattende zijne: Apologie.
Een chnslclycke ende billyeke verantwoordinge Caspari Coolhaessen, dienaer des godde-
lycken woorts tot Leyden, daerin hij hem nootsakelyck sonder eenighe blamatie met der
waerheyt ontschuldicht tcghen eenighe quaetwillighe ende onverstandiglie, dio hem van
valscher leer ende onchristelycken leven beschuldigden.
Door dit geschrift werd de zaak van kwaad tot erger gebragt, en, toen de prins nu in
Holland kwam, hebben eenige predikanten en kerkeraden hem gebeden om met de staten
dezen droevigen twist te willen remedieren. Dit verlangden zij thans vooral, wijl Coolhaea
in zijn boek niet alleen over de leer, discipline en andere zaken veel strafbaars geschreven
had, maar ook over zekere negen artikelen tegen Lucas Hespe, zijn mcdedienaar, in twist
geraakt was, om wier oorzaak Hespe van zijne dienst stilstond. Eindelijk hebben dan ook
de staten met den prins besloten, dat Caspar Coolhaes en Lucas Hespe beiden in hunne
dienst zouden worden geschorst tot den tijd der bijeenkomst van de nationale synode.
-ocr page 198-
192           NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581
Op dat schrijven der staten heeft de Leidsche overheid begeerd, dat haar bovengemel-
de Thomas van Thielt drie maanden zon gegund worden, dan wilde zij Gaspar zoo lang
doen ophouden. Maar de kerk van Antvverpea heeft van Thielt niet willen leenen.
Velen begonnen er nu op aan te dringen, dat de generale synode met goedvinden van
den prins en de staten zou bijeen geroepen worden, maar om voorvallende verhinderingen
heeft dat dien zomer niet kunnen geschieden en is het tot het volgend jaar uitgesteld.
Onderwijl heeft Coolhaes zijn tweede apologie in het licht gegeven, waarin hij breeder
uitweidt over de scheuring te Leiden en over zijn twist met Lucas Hespe. (De lange titel
is, zco als alles lang en gerekt is, wat van Coolhaes komt: Breeder bericht van die
scheuringe der kereken Christi tot Leyden, ende den negen questien die rechte voort heen
ende wederom ghedraghen ende na eens yegelycken goetduncken werden geiuterpreteert;
welcke deselve zijn ende tot wat eynde die ghestelt, ende door wien sy in yeder maus han-
den syn ghecomen, oock bij wien het staet dat dese scheure tot deser tyt toe niet is ghe-
heelt worden etc, door Caspar Coolhaes, Joh. III: 20. Ghedruct a°. 1580.)
Nu heeft de Antwerpsche predikant Ysebrandus Trabius ook beproefd om eene ver-
zoeuing tusschen de beide partijen binnen Leiden te bewerken. Voor een tijd aan de ge-
meente van Leeuwarden geleend moest hij wegens onlusten in Friesland terugkeeren
en werd toen te Leiden opgehoudeo. Met veel moeite is het hem gelukt eene trans-
actie tot stand te brengen, waarbij overeengekomen werd, dat van wederzijde (zoo zeggen
de predikanten der synode vau 1582, maar Coolhaes beweert, dat alleen door Cornelisz.)
openbare schuldbelijdenis zou worden gedaan; dat de kerkregering wezen zou als voor den.
twist; dat de verkiezing van ouderlingen en diakenen bij den kerkeraad geschieden zou tot
zulk getal als noodig werd geacht; dat altijd een derde deel meer aan den magistraat zou
worden aangeboden om er de twee derden uit te approberen; dat het den niogistraat vrij zou
staan om twee uit zijn collegie in de kerkeraadsvergaderingen te hebben, maar zonder prae-
sidie en zonder stem; dat Pieter Cornelisz tot zijn dienst wederkeeren en Johannes Hal in
zijn dienst zou bevestigd worden. «Maar aeugaende den boecken by Caspar wtghegeven, is
duytlick wtgedingt, dat hy hem in dat stuck onderworpt den Classeu, Synoden, oft wie
hy zijn soude, ende dat hy bereyt is tot aller tijt vau syner leere rekenschap te geven,
ende met Gods woort ouertuycht zijude der waerheyt plaetse te gheuen."
Coolhaes heeft zich dan ook op de nationale synode vau Middelburg trachten te verant-
woorden en met welk gevolg dit geschied is, behoeven wij hier nu niet op te geven. Wij
hebben de lange geschiedenis van dezen Caspar tot dus ver, want zij is nog laug niet ten
einde, kort verhaald, om aan te toonen, dat ter vereffening, zoo mogelijk, der oneenighe-
den, wel de bijeenkomst der algemeene kerkvergadering gevorderd werd. Men kaa er ook
uit leeren, in welke onvriendelijke verhouding de Leidsche magistraatsleden , en zij waren.
de eenige niet in het land, tegenover den kerkeraad en de synodale besluiten stondeu, maar
tevens hoe de wijsheid vau den prins tusscheu die politieken en de kerkelijken vrede trachtte
te stichten en den laatsten magtigen bijstand heeft verleend.
Nog moeten wij hier bij voegen, dat ons kort verslag van den Leidschen twist ontleend
is aan het: cort eenuoudich ende waerachtich verhaal enz., hetwelk de leden der provinciale
synode vau Holland 1582 in druk hebben uitgegeven. Die er iets uitvoerigs en volledigs
over wenscht te lezen, wijzen wij naar het belangrijk werk, van H. C. Kogge: Caspar
Janszoon Coolhaes, de voorlooper van Arminius en der remonstranten , gedrukt bij H. W.
Mooij te Amsterdam, 1858. De geleerde schrijver heeft echter den min degelijken en wan-
kelenden Caspar, als historische figuur, wat hooger verheven, dan hij naar ons oordeel
verdient.
Ia de nationale synode van Dordrecht, 1578, was bepaald, dat de generale of nationale
-ocr page 199-
NATIOXALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.           193
synode alle drie jaren zon gebonden worden (art. 45). Tevens waren de kerken van Delft
en Antwerpen aangewezen om de toekomende nationale synode bijeen te roepen (zie bl. 170),
aan nelken last die kerken ook hebben voldaan. Bovendien werd goedgevonden de heeren
staten-generaal er van te verwittigen en te bidden, dat toch eenigen van hnnne commissa-
rissen bij die groote zamenkomst tegenwoordig zouden zijn , ten einde alle zaken met goede
orde te helpen afhandelen en om hetgeen naar Gods woord en tot stiebting der kerk van
Christus zon besloten worden, daarna te confirmLien, te onderteekenen en tot effect te
brengen. Maar de generale staten kwamen toen zoo spoedig niet te zamen, en is niettemin
in eene particuliere synode van Midden-Holland, te Rotterdam gehouden, voortgang ge-
maakt met de noodige voorbereiding voor die nationale synode den 29 Mei 1581 te Mid-
delburg te houden. Toen nu de generale staten te Amsterdam vergaderd waren, hebben zij
op de supplicatie der Nederlandsche kerken den 21 Mei in effeete het volgende geapostil-
leerd: «al was het also, dat hare E. E. egheene saecken meer en behertighden, dan de
voorderinge der glorie Gods, ende de stichtinghe der kercke Christi, ende dat sy het voor-
nemen der Ministers ende Voorstanders van de gereformeerde kercke (aengaende den synodo
te houden) niet anders dan christelick ende Goddelick eu conden beuinden, om de redenen
in de requeste vermeit: Nochtans ouermits de voorgaende Synodi Ecclesiarum gehouden
ende besloten waren geweest, sondcr dat eenige gedeputeerden van der Generaliteyt wegen
daer ouer gheweest waren: So hadden hare E. E. verzocht, ende waren noch by hare
Apostille versoeckende, dat de Remonstranten den aenstaende Synodum souden willen voor-
deren , houden, ende sluyten , ter plaetsen voorsc. sonder daer toe te verwachten eenighe
gedeputeerde vande generaliteyts wegen. Ouermits hare E. E. egheen ander vermoeyen, oft
opinie van] de Remonstranten conden hebben, dan dat sy alle hare handelinge, so wel in-
den doen aenstaende synode, als andersins, tot Godts eere ende stichtinge der Kercke
Christi souden schicken ende bedragen : deselue hooghlick bedanckende voor de waerschon-
winge ende aduertentie desen aengaende gedaen" (Cort eenuoudich ende waerachtich verhael
enz., bl. 25 en Bor, d. II, b. XVI, bl. 261).
Op dit antwoord van de algemeene staten merkt Uytenbogaert aan: »Het scheen dat
Heeren Staten doe te veel te doen hadden met 'sLants saecken, of 't gevolch van soo een
giiewichtich stuck, als was in d'absentie der Hooge Overheyt, vele Kerckelijcke besluijten
te laten maken, niet genoech en sagen" (Kcrckelicke historie, d. III, bl. 43).
Misschien vloeide dit antwoord ook en vooral voort uit de zucht, om in den heeten
strijd, die toen tusschen vele kerkelijken en politicken heerschte, de onzijdigheid voorzigtig
te bewaren. Dat de algemeene staten geene andere reden voor dit antwoord zouden gehad heb-
ben, dan hun in het geheim levend gebleven besluit, om eenmaal zelve nog eene kerkor-
dening te beramen en in te voeren, zeggen Ypeij en Dermout zonder eenig bewijs (Gesch.
der Ned. herv. kerk. d. I, bl. 341). Zij schijnen hier ook de algemeene staten met de
staten van Holland verward te hebben, als zij er op volgen laten, "gelijk wij straks zien
zullen, dat zij hebben trachten te doen" (Mr. C. M. van der Kemp, de eere der Ned.
herv. kerk gehandhaafd, d. I, bl. 290).
Het was dan op den 29 Mei 1581 dat de nationale synode te Middelburg met plegtig
gebed geopend werd. Tot praeses werd verkozen Arnoldus Cornelii, predikant te Delft,
en tot assessor Yshrandus Balkïus, predikant te Antwerpen. Die keus geschiedde uit die
gemeenten, welke met het uitschrijven dezer synode waren belast geweest. Uit de ge-
meente Middelburg, waar de vergadering zitting hield, werd de predikant Michael Panee-
lius
tot scriba benoemd. J. W. te Water heeft in zijn: Kort verhaal der reformatie van
Zeeland (bl. 347 en 348), de namen der leden dezer vergadering uit eene Waalsche ver-
taling harer handeliugen afgeschreven en volgens die lijst zon het ledengetal 36 beloopen
hebben. Wij hebben echter een vollediger lijst gevonden in het foliant M. S. bewaard in
13
-ocr page 200-
NATIOXALE SÏXODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.
194'
de kloosterkerk te 's Gravenhage, bevattende do acten der nationale en provinciale synoiïe
met de geschriften daartoe specterende en beginnende met de authentieke acta van Wezel.
Deze lijst bevat de namen der predikanten en ouderlingen met die der classen van welke
zij afgevaardigd zijn. Het getal der ministri viri is 29 en der seniores 19, te zamen dus
48 Wen.
BRABANT.
Isebrandus Trabius.
Ministri.
Daniel de Dieu.
Peter van Vorssel van Mechelen. | ~ •
' Seniores,
Jan Mathyssen van Breda.
VLAENDEREN.
D. Jobannes Bollius van Gendt. J
Joes Capito van Brugge.
              1
Willem van den Bogaerden.         I
Dominus Ferdinandus Leys.         \
Ministri.
Oost.
Seniores.
Pieter de Bert.
Ministri.
Jan Camphen.
Daniel Corect.
Adolph van Brade.
West.
Seniores.
ZEELANT.
Joes Gerobulns.
Michael Pannclius.
Thomas Gruterus.
Tymannus Oosterzee.
Ministri.
HOLLANDT.
Arnoldus Cornelii. 1
Rudolphus Veltius. '
Ministri.
Znyt.
Henricus Corputius. y
Mathys Claessen , Senior.
Johannes Damius , Minister.
Ysebrandt Stees, Senior.
Martinua Lydius.
Bertholdus Wilhelmi. \
D. Jacobus Foreest, Senior.
Middel.
Noort.
VEIESLANT.
Gellius Hotsenius.
Ministri.
Enwardus Acroniua.
Sybrandus Etsardi.
OJfordus Francisci.
Seniores.
OVERIJSSEL.
Berneus Vezekius.
Ministri.
Petrus Hardenbergius.
Petrus Koock.
.....Aert Crane.
Seniores.
-ocr page 201-
STATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBORG. 1581.            195
GELDEELANT.
Jops Fontantis.                )
Jols a Nyeken.               \
Josua Lagus.                   ) _ .
°                       ( Semores.
Guerhardus Everwijn. i
UTRECHT.
Hermannus Modot.          )
,-,,„,,                \ Ministri.
.rei rus Oberkamp.           i
WALSCHE KERKEN IN NEDERLANT.
Johannes Taffinns.           1
T -i • m                       1 Ministri.
liiiuoTicns iransaquanus. [
Petrus Mtirimont.            /
•,..,,-,, TT                I Seniores.
Michacl de la Houo. \
WALSCHE KERKEN IN ENGELANDT.
Anthonius Lescaillet, Minister.
Nicolaus Lyenaert, Senior.
VLAEMSCHE KERKEN IN ENGELANDT.
Godefredus Uragins, Minister.
Hermcs Colossc (sic) Senior.
COLEN.
Joes Badins, Minister.
Even als te Water hebben wij over de onduidelijkheid van het handschrift te klagen.
Van daar dat wij sommige namen ook anders lezen, dan hij. Zoo lezen wij bij hem Petrus
Kerkensis
, predikant te Amersfoort. Is dat dezelfde, die op onze lijst als gecommitteerde
uit de Utrechtsclie kerken Petrus Oberkamp schijnt te hceten? Waar wij Lyenaert, van
de Waalsche kerken in Engeland, meenen te moeten schrijven, heeft te Water Hiknaerd,
onderling van Londen. Van diezelfde kerken vinden wij ook Godefridus Umgius afgevaar-
digd, maar te Water schrijft Godefridus Hogarius. Voor Lndovicns Transaquanus heeft
te Water Louis d'Outreleau. Vreemd is het, dat op de lijst van te Water de afgevaar-
digde van Utrecht, Herman Modet, niet voorkomt. Hij was anders de man niet om zich
in eene vergadering over het hoofd te laten zien. Maar waarom was Petrus Dathcen hier
niet, om deze synode, als pracses der vorige, met gebed te openen (art. 35 der syn. v.
Dordt 1578)? Ach, sinds hij voor drie jaren van Dordrecht naar Gent ging, is hij door
zijne handelingen aldaar in de schatting van velen gedaald. Sedert hij, nevens Imbyse nit
Gent gevlugt, zich bij den hertog Hans Kasimier geborgen had, hield bij niet op zoo
tegen den prins uit te varen, dat nu zijne verschijning op deze synode door niemand ge-
wenscht wezen kon en voor hem zelvcn niet geraden was (H. ter Haar, Specimen hist.
theol. Petri JOatheni vitam exhibens, p. 82—88). De Nederlandsche gemeente van Fran-
kcndaal heeft dan ook geen afgevaardigde op deze synode gehad, maar daarentegen zijn
de hervormde Nederlanders van Keulen door hunnen predikant Johannes Badius vertegen-
woordigd. Sedert 15C6 hadden zich entwicliene Niederlander te Keulen gevestigd. Zij
hielden er hunne godsdienstoefeningen »des Abens, auck bei Tag und Nacht oft an meh»
13*
-ocr page 202-
196           NATIONALE SYXODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG-, 1581.
rern Ortcn in und ausserhalb der Stadtmauren." Zij hadden ook een kerkcraad ingesteld
en kozen hunne Seniores en Diacones elk jaar op nieuw (Dr. L. J. F. Janssen, Iets over
de Nederlandscbe hervormde vlugtelingen te Keulen, ia 1570—1572, in het Ned. Archief
voor de kerk. gesch. VIII, bl. 265 verv.). Onder den keurvorst Salcntin van Isenburg,
aartsbisschop sedert 1567, en onder zijn onmiddellijken opvolger Gebhard Truchsess (1577—
1583), die beiden de reformatie waren toegedaan, vestigden zich zeer vele hervormden uit
zuid- en noord-Nederland in dit handeldrijvende Keulen. Zij bezaten er twee kerken, eene
'Waalsche en eeue Nederduitsche ('s Gravezande, tweehonderdjarige gedachtenis enz. Bij-
lage 3, § 3 staat der hervorminge te Ceulen, bl. 198—200 en Mr. J. T. Bodel Nyen-
huis, merkwaardig stuk betreffende de Nederduitsche hervormde gemeente te Keulen enz.
in het Archief voor kerk. gesch. inzonderheid in Ned. X, bl. 385 verv.).
Uit de door ons geleverde lijst der synode-leden zien wij volkomen bevestigd, wat de
predikanten van 1582 in hun kort verhaal (meermalen aangehaald , bl. 26) mededeelen,
dat doze synode zamengesteld is geweest uit gedeputeerden, zoo predikanten als ouderlingen,
van de particuliere synoden van de Waalsclie kerken in Nederland en ook in Engeland, van
de Nederduitsche synoden van Oost- en West-Vlaanderen, van Brabant, Gelderland, van
Utrecht, van Overijssel, van West-ïriesland, van Holland, van Zeeland, van de Neder-
duitsche in Engeland en van Keulen. Waarlijk, wij vinden hier op die Middelbnrgsche
vergadering de binnen- en buitenlandsche, Nederduitsch en Waalsch sprekende gemeenten
der hervormde Nederlanders goed vertegenwoordigd. Meer dan de vorige nationale synode
van Dordrecht, 1578, mag zij gezegd worden te representeren de Nederlandsche natie,
voor zoo ver die tot de openbare belijdenis der gereformeerde religie toegetreden was. Wij
vinden dan ook geen reden om, als Dr. Lcchler, in navolging van den hooglceraar Royaards,
juist van deze Middelburgsche nationale synode te schrijven, dat zij im Grunde nur der
Schatten einer solchen war
(Geschichte der Presbyterial- und Synodalverfassung seit der
Eeformation, s. 135. Hedendaagsch kerkregt enz. d. I, bl. 53).
De wettigheid van deze algemeene synode, op verlangen van den prins en met goedkeu-
rend medeweten der algemeene staten beschreven, is betwist geworden met redenen van
zeer luttel gewigt. (Zie deze redenen bij Brandt, hist. d. reform, d. I, b. XIII, bl. 674
en de wederlegging bij W. te Water, tweede eeuwget. der Ned. geloofsbel. bl. 72 verv.)
Gedurende de sessiên dezer synode, die tot 21 Junij duurden, heeft de prins aan haar,
als aan ecne wettige vergadering, van wigtige zaken geschreven (Zie het antwoord der die-
naren des woords, dat straks zal vermeld worden, bij Trigland bl. 200.), en toen de
vergadering gescheiden was, hebben ook de staten van Holland, ver van synodaal gezind,
hare wettigheid niet geloochend, als zij, op schrijven van den prins, alle officieren, burge-
meesters en regeerders van steden, dorpen en vlekken bevelen om de gemeenten te verma-
nen, dat zij den 9<i™ Augustus, als een extraordinaris bededag, volgens de intentie en
lueening van de Synode-Generaal dezer Nederlanden, onlangs binnen Middelburg gehouden,
met vasten en bidden celebreren (Resol. v. 20 Jnlij 1581, fol. 369).
De kerkordening door deze vergadering vastgesteld wa3 grootendeels als die der vorige
nationale synode van Dordrecht. Zoo als toen vele bedenkingen waren geopperd, was het
geen wonder dat er nu zwarigheid op gemoveerd is, gelijk Uytenbogaert schrijft, »ook bij
de politieke regenten." De Leidsche magistraat diende in het begin van 1582 zijne aan-
merkingen bij de staten in, en deed dezelfde aanmerkingen ook in druk uitgaan. De titel
was: Uemonstrance of vertoogh ty die van Zet/den den heeren ridderschappen ende
steden, representerende de staten 'slandts van Hollandt, in Feliruarie
1582, hare mede
lidmaten ghedaen, nopende 't verhandelde der predicanten in den laetst-voorleden somer
tot Middelhorgh in het nationael synodus {so sy 't noemen) vergadert gheweest syndey
met den gevolge van dien. Ghedruct in 't jaer
MDLXXXII. Ofschoon door den be-
-ocr page 203-
NATIONALE SYXODE GEIIOUDE.V TE MIDDELBURG. 1581.           197
kenden secretaris Jan van Hout onderteekend, is ook dit stuk, even als de vroegere justi-
ficatio, uit de scherpe pen van Coornhert gevloeid. Daar er ten tijde van Uytenbogaert
weinig afdrukken van gevonden werden, heeft hij bijna den geheelen inhoud in zijne ker-
kelijke historie medegedeeld (d. III, bl. 45—47). Op die remonstrantie hebben de leden
der Zuid- en Noord-llollandsehe synode deszelfden jaars een tegenvertoog insgelijks bij de
staten van Holland ingezonden. Het opschrift luidde: Anlwoorde der dienaren des woordls
ende ouderlinghen der Kercken van Ilollandt
, wt den naem derselven onlancks vergadert
gheweest synde tot Haerlem, aen myn H. E. heeren staten desselven landts, op de re-
monstrantie bij de Overicheydt van Leyden. Waerinne de dachten tegen, 't voorss. sy-
nodus ende synodale acten voortgebracht cortelich ende claerlick tot noodighe ontschul-
dïnghe der Kercken heantwoort worden. Tot Delft by Albert Henriczz.
1582.
Men vermoedt dat de president der Middelburgsche synode, Arnoldus Cornelii, predikant
te Delft, er de schrijver van zal geweest zijn. Trigland heeft het uitvoerige stuk bijna
geheel in zijne kerkelijke geschiedenissen overgenomen (bl. 197—212). Die van Leiden
verklaren hoofdzakelijk, dat de overheid des lands krachtig weren moet al wat tot nieuwe
panselijke tyrannie zon leiden; dat zij daarom de acten der synode niet mag aannemen,
in welken de kerkdienaren zich met andere dau met kerkelijke dingen bemoeijen, de
autoriteit der overheid verminderen, tegen de welvaart en vrijheid der onderzaten handelen,
tot nieuwe tyrannie en pauselijke magt tenderen, ja in zaken van het huwelijk een juk,
zwaarder dan in het pausdom geweest is, opleggen. De synodale leden antwoorden daarop,
dat zij in hnnne synode geene andere dan kerkelijke zaken overwogen en nopens huwelijks
quaestiën, die ten deele politiek zijn, uitdrukkelijk bepaald hebben, dat die in overleg met
de overheid zullen behandeld worden; dat zij geenszins uit verachting der hooge overheid
de synode zelve besebreven hebben, en wel te vreden zijn, indien de beschrijving later door
de overheid geschiedt; dat zij niet aan de vrijheid maar aan de verderfelijke licentie en
ongebondenheid paal en perk hebben trachten te stellen eu ook geene nieuwe pauselijke
magt wenschen in te voeren, maar dit alleen beoogen, dat de magt des Heeren Jezus
Christus in zijne kerk ongeschonden bewaard en zijn bevel en ordonnantie nagekomen wordt.
Ten slotte hadden die van Leiden betuigd, niet anders »te begheeren, dan dat het burgher-
lycke regiment, ghelyck het Polityck is, oock gheheel ende ouverdeylt by de Politische
Overicheydt blyven moghe, ende dat den Kerckelycken mannen, tot een nieuwe jurisdictie
ende Meesterschap over Overiebeydt, Onderdanen, Wijf ende Kinderen geen deure ende
poorten open gedaeE werden, 't welcke sy soo weynich als het oude Pausdom weder dencken
aen te nemen." Daarop verklaren de synodale leden ook niet anders «te begheeren, dan
dat het Kerckelycke Regiment, gelyck het Geestelyck is, oock geheel ende onverdeylt by
de Herders ende Opsienders der Kercke blyve, ende dat den Politischen mannen, ja den-
genen die genoegh Professie doen, datse niet syn van de Gereformeerde Religie, tot een
onbehoorlycke jurisdictie ende meesterschap over de Kercke geen wech ghebaent werde,
't welcke wy even soo weynich als de Paepsche tyrannie aennemen souden konnen; ende
liever wederomrae in 't heymelyck verkruypen, om met vryer conscientie te genieten, 't
gene den Wederdooperen selve in hare valsche Religie niet gheweyghert werdt."
De remonstrantie van den Leidschen magistraat maakte diepen indruk bij de groote
meerderheid der vroedschappen en jaren daarna heeft Oldenbarnevelt, toen hij voor zijne
regters stond, er zich nog op beroepen. (Dr. R. 1'ruin, tien jaren uit den tachtigjarigen
oorlog, 1588—1598 2<le ged. hl. 109). Er was voorde overheid ook wel reden van vrees,
dat de magt der kerkelijken haar over het hoofd groeijen zou, maar er was, vooral na het
gebeurde te Leiden, voor de kerkelijken geen minder reden om de zelfstandigheid der kerk
aau den willekeur van politieken geenszins prijs te geven; dat zij dan ook, het moet tot
hun eer gezegd worden, niet hebben gedaan.
-ocr page 204-
198           NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.
"Wat de benoeming van ouderlingen en diakenen aangaat, bepaalt deze synode, dat zij
geschieden zal door het oordeel des kerkeraads en der diakenen ea zal het iedere kerkü
vrij staan de gekozene aan de gemeente ter approbatie voor te stellen of een dubbeltul om
het halve deel bij de gemeente geapprobeerd te worden (artt. 15, 17). Be dienaren des
woords moeten gekozen worden door den kerkeraad en do diakenen, mitsgaders het oordeel
der classe of van twee of drie der naastgezetene dienaren, maar zal behalve de goedkeuring
der gemeente ook die der overheid, doende professie van de gereformeerde religie, vereischt
worden (art. 4). De aynodeleden van Zuid- en Noord-Holland handhaven dit regt der kerke van
het benoemen der dienaars ten krachtigste. Niemand, zeggen zij, behoort de kerk te dienen,
dan die er bekwaam toe is. Over die bekwaamheid kan niemand beter oordeelen, dan die
zelf in de dienst des woords en tot ouderling gesteld is. Hun. komt dan toe bij beroeping
van predikanten naar bekwame personen om te zien, en hen vooral in de leer te onderzoe-
ken. Zij zijn dan ook van den heiligen geest regeerders der gemeente en huishouders Gods
genoemd, en is het hun wettig ambt op te sporen , te nomineren en te examineren die de
kerk dienen zullen, wel verstaande, dat de dienaar niet volkomen verkozen is, als hij te-
vens niet openlijk aan de gemeente voorgesteld en door haar geapprobeerd is. Dat nu is
het erfregt der kerk, dat heeft Christus haar gegeven, dat hebben de apostelen gehad, dat
hebben zij hunne nakomelingen achtergelaten en ditzelfde regt blijft ten volle stand houden
tot op den huldigen dag in de kerk van Christus. Maar wijl het Gode beliefd heeft, dat
in deze landen de religie onbevreesd uitgeoefend wordt onder de bescherming der regering,
zoo is het ook het ambt der kerk geen dienaar des woords in dienst te stellen, voor en
aleer hij door den magistraat geapprobeerd is. En dat er bijgevoegd is: »doende professie
van de gereformeerde religie" daardoor is geenszins bedoeld, om den magistraat, die zich
nog niet met openbare belijdenis tot de gereformeerde gemeente begeven heeft, van de ap-
probatie der predikanten uit te sluiten, maar de zin is, dat de nog uiet gereformeerde ma-
gistraat wel van het leven en de manieren der gekozene predikanten oordeelen en de poli-
tiesche verhinderingen, waarom zulke dienaars niet behooren aangenomen te worden, mogen
voorstellen, maar dat het oordeel over de leer cigentlijk toebehoort dengenen , die professie
der gereformeerde religie doen. (Antwoorde enz. vroeger vermeld, bij Xrigland, bl. 206,
207). Weer dan zoodanige approbatie voor de bevestiging van predikanten wenschtc de
synode aan den magistraat niet toe te staan. Bij de benoeming van ouderlingen en diake-
nen achtte zij de goedkeuring der regering niet noodig (art. 15, 17). Er werd in de ver-
gadering gevraagd: of het noodig was, de personen tot het ouderlingschap en diakenschap
gedenomineerd, de overheid te presenteren, om daar uit de helft te kiezen, of de gcdeno-
mineerdea te bevestigen? Het antwoord was: gelijk de nominatie kerkelijk is, zoo is ook
de verkiezing, en de overheid, (professie doende van de .religie) ,13 mede begrepen onder
de kerk of gemeente aan welke de benoemde ouderlingen en diakenen voorgesteld worden.
Evenwel, indien de overheid hierop drong en de kerk in perikel van twist of andere in-
conveniëntiën komen mogt, zal men in de vreeze des Heeren [overleggen , hoe ver men de
overheid hierin te wille zijn zal, en dat met advies van de classe en particuliere synode
(partic. vr. 101).
Ten aanzien der zameniomsteiz (art. 19—36) heeft deze synode, in overeenstemming met
de vorige, het beginsel van vertegenwoordiging streng gehandhaafd. De kerkeraden worden
door evenveel ouderlingen als predikanten op de dassen vertegenwoordigd; deze dassen zen-
den hare afgevaardigden jaarlijks naar de particuliere synoden en deze eindelijk naar de ge-
nerale of nationale om de drie jaren te honden. Die afgevaardigden moeten credentie-brie-
ven en instructiën medebrengen van degenen, die hen zenden, en zullen anders geen keur-
stemmen hebben. De vergaderingen kiezen telkens hunne presidenten, maar dat ambt houdt
op, zoodia de zamenkomst scheidt. Om de gelijkheid onder de broederen al beter te bc-
-ocr page 205-
NATIONALE SYNODK GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.           199
waren, zullen de dienaren bij bsurte presideren of zóó althans, dat dezelfde niet tweemaal
aan een tot voorzitter verkozen wordt. Eindelijk wordt nog herhaald, wat in de vorige
kerkordeningen steeds is aangemerkt, dat geen kerk over de andere, geen dienaar over den
audcren, geen ouderling of diaken over andere ouderlingen of diakenen eenige heerschappij
voeren mogen (art. 68). Het is vreemd, dat na zoodanige bepalingen in deze vergadering
nog de vraag opgeworpen is: of het niet goed ware inspectores of super-intendentes, met
behoorlijke litnitatie, te maken? Maar het is geenszins te verwonderen, dat daar afwijzend
op geantwoord en gezegd is: bet is onnoodig en zorgelijk (partic. vr. 64). Zoodanige ker-
kelijke super-intendentie is dan in ons vaderland ook nooit ingevoerd, behalve in Drenthe
voor een tijd, toen door den stadhouder Willem Lodewijk, graaf van Nassau, van 1613
tot 1620 het oppertoezigt over de kerk van Drenthe was opgedragen aan Cornelis van Uil,
predikant te Groningen (Ypey en Dermout, Gesch. d. Ned. herv. kerk, I. aauteek. bl. 165).
Deze synode tracht de kerkelijke zamenkomsten ook zuiver kerkelijk te houden. In den
kerkeraad noch in eenige vergadering boven den kerkeraad worden plaatsen aangewezen voor
afgevaardigden van deu magistraat of van de hoogere overheid. Alleen bij de beraadslaging
over tijd en plaats voor het uitschrijven der nationale synode, zal dit den generalen staten
te kennen gegeven worden , opdat met hun medeweten en, zoo het hun belieft eenigen tot
de classe te zenden, van de zaken besloten worde (art. 35). Zoo ver ging de zucht om de
zamenkomsten buiten den invloed der politieken te houden, dat gevraagd werd: of degenen,
die in het ambt der overheid zijn , mogen tot ouderlingen en wederom ouderlingen tot over-
heden genomen worden? Waarop echter geantwoord is: het eene ambt verhindert het an-
dere niet (particul. vr. 97). In de kerkelijke zamenkomsten mogten ook geene andere dan
kerkelijke zaken behandeld worden (art. 21). Voor zoover iets maar eenigzins politiek kon
heeten, moest het aan de overheid overgelaten, of aanbevolen of in gemeen overleg met de
overheid worden afgedaan (artt. 47, 49, 50, partic. vr. 11, 36, 42).
De onderteekening der geloofsbelijdenis had de nationale synode van Dordrecht van 1578
slechts aan predikanten en professoren der theologie voorgeschreven en er den wensch bij-
gevoegd , dat zij ook door ouderlingen geschiede (art. 53), maar deze synode gaat verder.
Zij vordert de onderteekening van predikanten, ouderlingen, diakenen, schoolmeesters, pro-
fessoren der theologie, en zegt, dat het ook de andere professoren wel betaamt (art. 37).
Deze laatste wenk is echter nooit tot wet geworden (Borsius, toegenomen gezag der formu-
lieren van eenigheid enz. in het archief voor kerk. Gesch. IX, bl. 294 en 353).
liet doopformulier, door de synode van Dordrecht, 1574 (art. 66) verkort gegeven eu
door de nationale synode in dezelfde stad, vier jaren later gehouden, algemeen gemaakt
(art. 62), bevatte iu de tweede vraag de woorden: of gij deze leer, die alhier geleerd
wordt — niet bekent de waarachtige en volkomene leer der zaligheid te wezen. Door het
woordje alhier, aan a Lasco ontleend, schijnt bedoeld , de leer, die in de hier ter plaatse
gevestigde gemeente gepredikt wordt. Dat was in 1550 de Londensche. Later mag men
er in het algemeen de JN'ederlandsche hervormde Kerk ouder verstaan hebben (Mensinga,
Over de liturgische schriften, bl. 146). Maar dat woordje kwam sommigen aanstootelijk
voor en daarom werd door de Middelburgsche synode bepaald: dat het vrij zal staan deze
manier van spreken (iu de tweede vraag van hit formulier begrepen) namelijk: de leer die
hier geleerd wordt
te gebruiken of na te laten (partic. vraag 21). Men kan hieruit zien,
» met welke wijsheid deze synode aan de predikanten goede wenken gaf, om het smeulend
vcrschilvuur tusschen de Calvinisten en Zwinglianen, dat hier en daar van onder de asch.
toen begon te vonkelen, toeh niet aan te blazen maar uit te dooven" (Woorden van Ypey
en Dermout, Geseh. d. Ned. Herv. kerk, I, bl. 531).
Nopens de psalmen, hadden de voorgaande synoden bepaald, dat de overzetting van Petrus
Datheen in de Christelijke zamenkomsten der Nederduitsche kerken zou gebruikt worden,
-ocr page 206-
200           NATIONALE SYKODE GEHOUDEN' TE MIDDELBURG. 1581.
maar deze synode zegt eenvoudig, dat de psalmen Davids zullen gezongen worden (art. 51).
De overzetting van Marnix wa3 het vorige jaar (1580) in het licht verschenen onder den
titel: Psalmen Davida uit de Hebreische spraecke in Nederduitschen dichte op de ghewoon-
lycke Fransoysche wyse overghesett. Hoewel deze overzetting die van Datheen ver overtrof
en er in en buiten de vergadering zich wel stemmen zullen hebben doen hooren voor de
invoering der overzetting van Marnix, heeft men echter niet meer kunnen verkrijgen, daïi
dat het gebrekkige boek van Datheen nee alrogaretur nee iterum sanciretur (Dr. H. ter
Haar, Specimen hist.-theol. Petri Datheni vitam exhibens , p. 118).
In zake van censuur houdt zich deze synode hoofdzakelijk aan de naast voorgaande van
Dordrecht. Zij laat echter de woorden weg, door welke die vorige de kerkelijke vermaning
en straf, als van Christus ingesteld, heeft voorgedragen (vergelijk art. 92 van Dordrecht
1578 met art. 58 van Middelburg). Hierin ziet J. A. M. Mensinga eene afwijking van
het beginsel der strenge bijbelmatigheid, dat aan onze reformatie in den beginne eigen was.
Men begon langzamerhand de onmogelijkheid ook wel te gevoelen, om al de vormen van
kerkinrigting met de letter der heilige schrift in overeenstemming te brengen (Over de
liturgische schriften der Ned. herv. kerk, bl. 60, 61). Daar nopens de toepassing van
het uiterste remedie geschreven staat, «volgende de forme bij de gemeente aangenomen"
(art. 62), maakt Ens er uit op, dat toen een formulier van afsnijding zou gearresteerd
zijn, hetgeen hij zegt ook te blijken uit de particuliere vraag 40 (Kort historisch berigt
enz. bl. 231, 232). Maar juist die vraag: welke de bekwaamste forme der excommunica-
tie of afsnijding «ij? toont duidelijk aan, dat deze synode er geen gearresteerd had. Uit
het antwoord op die vraag mag men opmaken, dat verscheidene zoodanige formulieren
in gebruik waren. Een dier formulieren, waarschijnlijk een weinig verbeterd, wijst het
antwoord aan, niet als een vast formulier door deze synode gearresteerd, maar dat de ker-
ken «met stigtinge mogen gebruijken." Er was ook nog geen formulier van wederopne-
ming vastgesteld, want de synode zegt, dat de verzoening geschieden zal «in sulcke forme
en materie als tot stigtinge van een yeder kercke bequaamste geoordeelt sal worden (art. Cü).
Deze Middelburgsche kerkordening, of corpus disciplinae uit de artikelen der laatste
Dordrechtsche synode getrokken (partic. vraag 1), is den heeren staten overgegeven, ten
einde zij bij de voornoemde heeren »doorsocht ende, oprecht bevonden, ghesanetieert ende
bevesticht soude werden (Antwoorden enz. bij Trigland, bl. 199). De verlangde sanctie
en bevestiging is echter niet gevolgd.
Men vindt deze kerkordening gedrukt in het boek van Renesse, bl. 210—230 — in de
kereken-ordeninghe der ghereformeerde Nederlandtscher kereken, 1012, bl. 52—63 — in
het kerkelijk handboekje 1764, bl. 128—178 — ia de kerkelijke wetten van Friesland,
3771, bl. 334—362—In het kerkelijk placaatboek, d. III bl. 480—511 en in Bor, d.
II; bl. 261—270. Deze laatst genoemde levert ook de nieuwe afdeeling der particuliere sy-
noden door de Middelburgsche vergadering gemaakt, waarom wij van hem do gansche
kerkordening hebben overgenomen.
-ocr page 207-
KERKENORDENINGE
in den Nationalen of generalen Synodo der Nederlandse Gerefor-
meerde Kerke vergadert tot Middelburg in Zeland begonnen
den 29 Mey, 1581.
1.    Om een goede orden in de gemeente Christi te onderhouden,
syn daer in nodig de diensten, opsicht der leere, Sacramenten, en ce-
remoniën, t'samen-komsten, en Christelyke straffe, waer van hier na
ordentlyk gehandelt sal werden.
Van de diensten.
2.    De diensten syn vierderley. 1. der dienaren des Woords Gods.
2. der Doctoren. 3. der Ouderlingen. 4. der Diaconen.
3.    Het sal niemand, al hoewel hy een Doctor, Ouderlink, of Di-
acon is, geoorloft syn den dienste des Woords, of der Sacramenten te
bedienen, sonder wettelyk daer toe geroepen te syn, en wanneer yemand
daer tegens doet, en meermael vermaent synde niet af staet, so sal de
Classis oordelen, of men hem voor een. schismaker verklaren, of op
eenige ander wyse straffen sal.
4.    De wettelyke beroepinge der genen die te voren in den dienst
niet geweest syn, bestaet ten eersten, in de verkiesiage, de welke ge-
schieden sal door den Kerkenraed en Diaconen, mitsgaders het oordeel
der Classis, of van twe of drie der naest gesetenen dienaren, met bid-
den en vasten: ten anderen, in 't examen of ondersoekinge, beide der
leere en des levens, de welke by den selven bestaen sal, van den wel-
ken sy verkoren worden: Welverstaende dat nieuwelingen, Mis-pries-
ters, Monicken, en die andersins eenige secten verlaten hebben, niet
sullen toegelaten worden, voor dat sy ettelyke maenden lank beproeft
sijn: ten derden in de approbatie en goedkenninge, beide der Overheid,
doende professie van de Gereformeerde Religie, den welken hy aenge-
geven sal worden, en de Gansche Gemeente, wanneer de naem des
dienaers de tyd van 14 dagen in de Kerke verkondigt synde, geen
hindernisse daer tegen gekomen is: ten lesten, in de bevestinge in der
Gemeente, dewelk met behoorlyke stipulatiën of vraginge geschied, en
so het de gelegentheid der Kerken lijden mag, met hand oplegginge,
het sy in der kerke opentlyk, of na het gelegen is, in der Kerken-
raed of Classe, doch altyd met openbare gebeden toegaen sal.
5.    Die nu alrede in den dienst des Woords is, en tot een ander
Gemeente beroepen word, sal met gebeden, en met het geven der reg-
terhand der gemeenschap, ontvangen worden, en men sal niemand den
gemeenten tegen haren dank opdringen.
6.    Een dienaer des Woords wettelyk beroepen synde, is aen de
-ocr page 208-
202           NATIOXALE SYXODE GEHOUDEN' TE MIDDELBURG. 1581.
kerke Christi syn leven lank verbonden, also dat hy so lange die ge-
meinte staet de welke hy dient, synen dienst niet onderlaten noch eenige
andere beroepinge des levens aenveerden mag, sonder het oordeel des
particuliren Synodi.
7.    Men sal niemand tot den dienst des Woords beroepen, sonder hem
in een Kerke te stellen, die hy dienen sal, aen de welke, so hy son-
der conditie verbonden is, sal hy gene andere Kerken-dienst aennemen
mogen, dan door het oordeel en consent der Classis, daer mede beide
de Kerke en de dienaren te vreden sullen moeten syn. Voort sal 't
niemand geoorloft syn hier en daer te gaen predicken, niot hebbende
eenige sekere plaetse, buiten consent en autoriteit des Synodi of des
Classis: gelyk ook niemand in andere Kerken eenige predicatiën sal
mogen doen, sonder bewilliginge des Kerken-raeds.
8.    Der dienaren ampt is in den gebeden en bedieninge des Woords
aen te houden, de Sacramenten uit te richten, en ten laetsten met de
Ouderlingen de Kerkelyke discipline te oeffenen, en te besorgen dat
alles eerlyk en met orden geschiede.
9.    Onder de dienaren des Woords sal gelykheid gehouden worden,
aengaende de lasten haers dienstes, mitsgaders ook in andere dingen,
so veel mogelyk is, volgende het oordeel des Kerkenraeds, en des van
node zynde, des Classis, 't welk ook in den Ouderlinge en Diaconen
te onderhouden is.
10.    De Gemeenten sullen sorge dragen, dat hare Dienaren behoor-
lyk onderhoud gegeven worde, en wanneer sy hier in haer ampt niet
doen, sal de Classis oordelen ofse van daar te nemen syn.
11.    Wanneer het geschied dat een getrouwe Dienaer, door ouder-
dom of krankheid gebroken synde, syn ampt niet langer bedienen kan,
so sal het de gemeente toestaen te besorgen, dat hem ex bonis publids,
so veel toe geleid worde, daer op hy de reste syns levens eerlyk en
bequamelyk door komen moge: en dat ook de Weduwen en Wesen der
Dienaren niet vergeten worden.
12.    De Gemeinten sullen toesien datter Prefesseurs en Schoolmees-
ters syn, die niet alleen de vrye-konsten en spraken leren, maer ook
de Theologie en den Catechismum, en haer toehoorders en discipulun
in de vrese Gods onderwysen.
13.    Het ampt der Doctoren in de Theologie is de heilige Schrif-
ture uit te leggen, en der suivere leere tegen de ketteryen en dolingen
voor te staen.
14.    De Gemeinten sullen arbeiden datter Studenten syn in de The-
ologie, die ex bonis publids onderhouden worden: men sal ook in de
Gemeinte, daer men bequame personen heeft 't gebruik der propositiën
aenstellen, op datse door sulk een oeffeninge tot den dienst des Woords
bereid mogen worden.
15.    De Ouderlingen sullen door het oordeel des Kerkenraeds en der
Diaconen verkoren worden, so dat het na de gelegentheid van een yder
kerke vry sal syn, so veel Ouderlingen alser van node syn de Ge-
meinte voor te stellen, om van de selve (ten ware datter eenige beletsel
voor vide) geapprobeert en goed gekent en met openbare gebeden be-
-ocr page 209-
KATIONALE SYKODE GEHOUDEN XE MIDDELBURG. 1581.           203
vestigt te worden, of een dobbel getal, om het half deel by der ge-
meinte geapprobeert, op deselve wyse in den dienst te bevestigen.
16.    Der Ouderlingen ampt is, behalven 't gene dat boven (artic. 8.)
geseid is, hen met do Dienaren des Woords gemein te syn, opsicht te
hebben, dat de Dienaren, mitsgaders hare andere methelpers en Diaco-
non, haer ampt getrouwelyk bedienen: en wanneer het gaet tegen het
houden des Nachtmaels des Heeren, die gene die haer tottet selve bege-
ven hebben, te gaen besoeken, op datse haer te beter daer toebereiden.
17.    De selve wyse die van de Ouderlingen geseid is, salmen ook
onderhouden in de verkiesinge, approbatie en bevestinge der Diaconen.
18.    Der Diaconen eigen ampt is, de aelmissen en andere arme goe-
deren neerstelyk te versamelen, en de selve getrouwelyk en vlytiglyk
na den eisch der behoeftigen, beide der ingezetenen en vreemdelingen,
met gemenen advyse uit te deilen, de benaude te besoeken en vertroos-
ten, en wel toe te sien dat de aelmissen niet misbruikt worden. Waer
van sy rekeninge sullen doen in de Kerkenraed, en ook so yemand
daer by wil syn, voor de gemeinte, tot sulk een tyd als het de Ker-
kenraed goed vinden sal.
19.    Do Ouderlingen en Diaconen sullen twe jaren dienen, en alle
jaer sal 't halve deel verandert, en andere in de plaetse gestelt worden.
Ten ware dat de gelegentheid en 't profyt der Kerke anders vereischte.
Van de Kerkelijke f samenkomsten.
20.    Vierderleye kerkelyke t' samenkomsten sullen onderhouden wor-
den. 1. De Kerkenraed. 2. Do Classicale vergaderinge. 3. De par-
ticuliere Synode. 4. En de generale of nationale Synode.
21.    In desen t' samenkomsten sullen geen andere dan kerkelyke
saken, en het selve op kerkelyke wyse gehandelt worden.
22.    In meerder vergaderinge sal men niet handelen, dan 't gene in
mindere niet heeft konnen afgehandclt worden, of dat de gemene ker-
ken nut is en tot meerder vergaderinge behoort.
23.    So hem yemand beklaegt door de uitsprake der minder verga-
ringe verongelykt te syn, deselve sal hem tot een meerder beroepen
mogen, en 't gene door de meeste stemme goed gevonden is, sal voor
vast en bondig gehouden worden, ten sy dat het bewesen worde te
stryden tegen het woord Gods, of tegen de articulen in onsen generaleii
Synode besloten, so lange als de selve door gene andere generale Sy-
node verandert syn.
24.    De handelingen in allen t' samenkomsten sullen van de aanroepinge
des naems Gods aengevangen, en met danksegginge besloten worden.
25.    Die tot de t' samenkomsten afgesonden werden, sullen haer
credentie brieven en instructiën onderteekent synde van de genen diese
senden, mede bringen, en dese sullen alleen keur-stemmen hebben.
26.    In alle t' samenkomsten sal by den Praeses een Scriba gevoegt
worden, om neerstelyk op te schryven 't geen waerdig is aangetekent
te syn: het ampt van den Praeses is, voor te stellen en verklaren het
gene te verhandelen is, toe te sien dat yegelyk syne orden houden in
t spreken, den kibbelachtigen en die haestig syn te bevelen datse swy-
-ocr page 210-
204           NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.
gen, en over den genen die geen gehoor geven, behoorlyke censure te la-
ten gaen: voort sal syn ampt uit gaen wanneer de samenkomste scheidet.
27.    Het selve seggen heeft het Classis over den Kerlcenraed, 't welk
de particulire Synode heeft over den Classen, en de generale Synode
over de particuliren.
28.    In allen kerken sal een Kerkenraed syn, bestaende uit Diena-
ren des Wbords, en Ouderlingen, de welke ten minsten alle weken
eens t'samen komen sullen, alwaer de Dienaer of Dienaers (also daer
meer syn) by gebeurten presideren en de actie regeren sullen.
29.    Insgelyx sullen de Diaconen alle weken t'samen komen, om
van de saken haer ampt betreffende te handelen.
30.    De Classicale vergaderingen sullen bestaen uit ettelijke gena-
buirde kerken, de welke elk een Dienaer met eenen Ouderling ter
plaetse en tyde by hen in 't scheiden van gelyken vergaderinge goed
gevonden (so nochtans dat ment boven de drie maenden niet uit stelle)
daer henen afvaerdigen sullen. In dese t' samenkomste sullen de Die-
naers by beurte, of andersins die van de selve vergaderinge verkoren
werd, presideren, so nochtans dat de selve twemael aan een niet sal
mogen verkoren worden. Voort sal de Praeses onder andere een yege-
lyk vragen: 1. Ofee in haren kerken haren Kerkenraeds vergaderinge
houden? 2. Of de kerkelijke discipline geoeffent wort? 3. Of de armen
en Schole besorgt worden? Ten 4. en laetsten, of daer niet is daer in
sy 't oordeel en hulpe des Classis tot rechte rust-stellinge haerder
kerke behoeven? De Dienaer dien het in de voorgaende Classe opge-
leid was, sal een korte Predicatie uit Gods Woord doen, van de welke
d'andere oordelen, en so daer iet in gebreekt, aenwysen sullen. Ten
laetsten sullen in de laetste vergaderinge voor den particuliren Synode
verkoren worden, die op de selven Synodum gaen sullen.
31.    In 't einde van de Classicale en andere meerdere t'samenkom-
sten, sal men censure houden over de gene die iet strafwaerdig in de
vergaderinge gedaen, of de vermaninge der minder t' samenkomsten
versmaet hebben.
32.    De Kerke in de welke de Classis, item, de particulire of Ge-
nerale Synode t' samenkomen sullen, sal sorge dragen datse de acten
der voorgaende vergaderinge, op de naestkomende bestello.
33.    De instructiën der dingen die in de meerdere ' vergaderinge te
handelen syn, sullen niet eer geschreven worden, voor dat de beslui-
tingen der voorgaende Synode gelesen syn , op dat het gene eens afge-
handelt is niet wederom voorgestelt worde, ten ware datmen 't ach -
tede verandert te moeten syn.
34.    Alle jaers, ten ware dat de nood eenen korteren tyd vereischte,
sullen vier of vyf, of ook meer genabuerde Classen t'samen komen,
tot welke particulire Synode uit yder Classe twe Dienaers, en twe
Ouderlingen afgevaerdigt sullen worden. In 't scheiden so wel des par-
ticuliren als des generalen Synode sal een Kerke verordent worden, de
welke last hebben sal om met advyse des Classis den tyd en plaetse
des naesten Synodi te stellen.
35.    De Nat. Synode zal ordinaerlyk alle drie jaren eens gehouden
-ocr page 211-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.            205
worden, ten ware datter eenige dringende noot waer om den tyd kor-
ter te nemen. Tot dezen sullen twe dienaers en twe Ouderlingen uit
eiken particuliere Synode beide der Walser en Duitser spraken afge-
sonden werden: voorts sal de kerke die last heeft om den tyd en plaetse
des Gencralen Sinodi te benoemen, so die binnen de drie jaren te be-
roepen ware, haer particuliere Synode vergaderen, 'en de selve naest-
gelegen kerken die van eene andere tale syn, laten weten, de welke
vier personen daer henen senden sullen, om met gemeine advyse van
de tyd en plaetse te besluiten, de selve kerke die verkoren is om de
Synode Generael t'samen te roepen, wanneerse met den Classe van
de tyd en plaetse beraedslagen sal, sal 't selve den Generalen Staten
in tyds te kennen geven, op dat het met haren weten, en so het hen
belieft eenige tot het Synode *) te senden, van der saken besloten werde.
36.    Also in de Nederlanden twederley spraken gesproken worden,
ïs goed gevonden dat de Kerken der Duitser en der Walser tale op
haer selven haer Kerkenraed, Classicale vergaderinge, en particuliere
Synoden hebben sullen.
Van de leere, Sacramenten en andere ceremoniën.
37.    De dienaren des Woords, Ouderlingen, en Diaconen, item, de
Professeurs in de Theologie, (de welk ook den anderen Professeuren
wel betaemt) en de Schoolmeesters sullen de belydenisse des geloofs
der Nederlandsche kerke ondertekenen.
38.    Niemand sal hem onderstaen eenig Boek of schrift, van hem
of van eenen anderen gemaekt of overgeset, handelende van de Religie,
te laten drucken, of andersints uit te geven, dan het selve voor henen
doorsien en goed gekent synde van de dienaren des Woords syns par-
ticuliren Synodi, of Professeurs der Theologie onser belydenisse.
39.    Het verbond Gods sal aen de kinderen der gedoopte Christenen
met de doop, so haest als men de bedieninge der selven hebben kan,
besegelt worden, en dat in de openbare versamelinge: wanneer Gods
Woord gepredikt word. Doch ter plaetse daer niet so veel predicatiën
gedaen worden, salmen eenen sekeren dag daer ter weke ordineren,
om den Doop extraordinaerlyk te bedienen, so nochtans dattet selve
sonder predicatie niet geschiede.
40.    De vader sal syn kind ten doop presenteren, en in de gemeïnte
daer men neffens dea vader ook gevaders of getuigen by den Doop
neemt, (welk gebruik niet lichtvaerdiglyk te veranderen is) betaemt het
datmen neme die der suivere leere toegedaen, en vroom van wandel syn.
41.    De dienaers sullen in 't dopen, het formulaer van de instellinge
en gebruik des Doops, 't welk tot dien einde beschreven is, gebruiken.
42.    De namen der gedoopten, mitsgaders der ouderen en getuigen,
item, den tyd des doops sullen van de dienaren opgetekent worden.
43.    Men sal niemand tot het Avondrnael des Heeren toe laten, dan
die na de gewoonheid der Kerken, tot den welken hy hem voegt, be-
*) In al de handschriften en afdrukken door ons ingezien, lezen wij in plaats van het
synode, de Classis.
-ocr page 212-
206           SA.TIOSTALE SYSODE GEIIOÜDEX TE MIDDELBURG. 1581.
lydenisse der Gereformeerder Religie gedaen heeft, mitsgaders hebbende
getuigenisse eens vromen wandels, sonder welke ook de gene die uit
andere kerken komen, niet toegelaten sullen worden.
44.    Een yder kerke sal sulk een maniere van bedieninge des Avond-
maels houden, als sy oordeelt tot de meeste stichtinge te dieDen, wel-
verstaende nochtans dat de uitwendige ceremoniën in Gods Woord
voorgeschreven, niet verandert, en alle superstitié'n vermydet worden.
45.    Het Avondmael des Heeren sal ten twe maenden eens, so verre
het mogelyk is, gehouden worden. Doch ter plaetse daer noch geen
kerkelyke ordeninge is, salmen eerst Ouderlingen en Diaconen stellen.
46.    In middelmatige dingen salmen de buitenlandse kerken niet
verwerpen, die een ander gebruik hebben, dan wy.
47.    De kerken in de welken 't gebruik der avond-gebeden is, sullen
de selve mogen houden: maer daerse noch niet ïngestelt syn, salmense niet
inlaten, ten ware in tyden van gemeine nood: doch daermense begeert
weg te nemen, sal 't selve niet sonder het oordeel der Classis, mitsgaders
der Overheid, der Gereformeerden Religie toegedaen synde, geschieden.
48.    Daer de Lyk-predicatiën niet syn, salmense niet instellen, en
daerse nu alrede syn aengenomen, sal naerstigheid gedaen worden om
de selve door de gevoeglykste middelen af te doen.
49.    In tyden van oorlogen, pestilencie, dieren tyd, sware vervolvinge
der Kerken, en andere gemeine swarigheden, sullen bid- en vastdagen,
door het oordeel der gemeinte en met bewillinge der Overheid, doende
de professie van de Gereformeerde Religie, aengestelt en geheiligt worden.
50.    De gemeinten sullen by hare Overheid aenhouden, dat de feestda-
gen, uitgenomen den Sondag, Kristdag en Hemelvaerts-dag, afgedaen
werden: maer ter plaetsen daer meer feestdagen door bevel der Over-
heid gehouden worden, sullen de dienaers arbeiden, datse met prediken
den onnutten en schadelyken lediggank in een heilige en nutte oeffeninge
veranderen.
51.    De Psalmen Davids alleen sullen in de kerken gesongen wor-
den, latende de gesangen diemen niet vind in de heilige Schrifture.
52.    De huwelykse ondertrouwe sal geschieden per verba de prmsenü
simpelyk en sonder conditie, en wettelyk gedaen synde, sullense niet
mogen ontbonden werden, alwaert dat beide partyen daer in bewilligden.
53.    De heimelyke beloften sullen van geender waerden syn, name-
lyk der gener die onder de macht van haer ouders, of voogden staen,
sonder bewilliginge der selven, of die ook haer selfs synde, sulx doen
sonder eenige getuigen ter beider zyden.
54.    Het sal wel staen dat een dienaer of Ouderling by de onder-
trouwe genomen worde, op dat eer hy haer aen beide zijden de be-
loften afneemt, uit sekere getuigenisse verneme, so sy haers selfs niet
en syn, of het met bewilliginge der ouderen geschied: of het huwelyk
niet verboden is door eenigen graed van bloedverwantschap, swager-
schap: ten laetsten, of sy aen niemand anders gehouwelykt of verlooft syn.
55.    De namen der genen die haer tot den echten staet begeven wil-
len , sullen op drie Sondagen van den predikstoel verkondigt worden,
't welke geschieden sal ter plaetse daer de contrahenten wonen, en ter
-ocr page 213-
NATIO.VALE STSODE GEIIOÜDEtf TE MIDDELUURG. 1581.            207
plaetse daer de geboden gegeven syn, sullense t'samen gegeven worden:
doch die elderwaerts begeert te trouwen, sullen 't selve mogen doen,
mits brengende sekere getuigenisse dat hare geboden gegeven syn.
56.    Hoewel in den woorde Gods den weduwen geen sekeren tyd
van het houwelyken gestelt is, nochtans dewyle het haer gebied in
den Heero te houwelyken, so lydet eerbaerheid, ja ook de borgerlyke
onscheidinge der geslachten niet, datse haer voor vier maenden en een
half, tot een ander huwelyk begeven.
57.    Indien yemand van syn echte gade, om overspels wille gegaen
synde, en met de selve niet wederom begeert te vereenigen, en hem
tot een ander huwelyk begeven sal willen, so sal hem de Kerken-raed
(wanneer hy de echt-breuke wettelyk voor de Overheid geprobeert heeft)
verklaren dat sulx in den woorde Gods geoorloft sy.
Van de censuren en kerkelijke vermaningen.
58.    Gelijkerwys de Christelyke straffe geestelyk is, en niemand
van borgerlyke gerichte en straffe der Overheid bevryd, also werden
ook beneffens de borgerlyke straffen, de kerkelyke censuren noodsake-
lyk vereischt om den sondaer met de kerken en sijne naesten te ver-
soenen , en de argernisse uit de gomeinte Christi weg te nemen.
59.    Wanneer dan yemand tegon de suiverheid der leere of vromïg-
heid des wandels sondigt, so verre als het heimelik is, en gene open-
bare argernisse gegeven heeft, so sal de regel onderhouden worden,
welke Christus duidelijk voor schryft, Matt. 18.
60.    De heimelijke sonden waer van die sondaer by een in 't be-
sonder, ot twe, of drie getuigen vermaent synde, berou heeft, sullen
voor den Kerken-raed niet gebracht worden.
61.    So yemand van een heimelijke sonde van twe of drie vermaent
synde, geen gehoor geeft, of andersins een openbare sonde bedreven
heeft, sulke sal den Kerken-raed aengegeven worden.
62.    So wie hartneckig de vermaninge des Kerken-raeds verwerpt,
item die een openbare of grove sonde andersins gedaen heeft, sal van
den Avondmale des Heeren afgehouden worden; en in dien hy afge-
houden synde na verscheiden vermaningen geen gehoor gevende, geen
teken van boetvaardigheid bewyst, so salinen ten laetsten tot de uiterste
remedie, namelyk de afsnydinge komen, volgende de forme by der ge-
meinte aengenomen: doch sal niemant afgesneden worden, dan mit
voorgaende advys des Classis.
63.    Van de sonden die van hare nature wegen openbaer, of door
verachtinge der Kerkelyke vermaninge in 't openbaer gekomen syn, sal
de versoeninge (wanneer men sekere tekenen der boetveerdigheid siet)
openbaerlyk geschieden door het oordeel des Kerken-raeds, en advys
der Classen, in suiker forma en maniere, als tot stichtinge van een
yder Kerke bequaemst geoordeelt sal worden.
64.    Wanneer de Dienaers, Ouderlingen en Diaconen een openbare
grove sonde bedryven, die de Kerke schadelyk, of ook by der Over-
heid strafwaerdig is, so sullen wel de Ouderlingen en Diaconen terstont
naer voorgaende oordeel des Kerken-raeds der selver en der naestgele-
-ocr page 214-
208            NATIONALE SYNODE GEHOUDEN' TE MIDDELBURG. 1581.
gene gemeinte, van haren dienst afgesettet, maer de Dienaers opge-
schort worden: maar ofse geheel van den dienst af te setten syn, sal
in 't oordeel des Classis staen.
65.    Voort onder de grove sonden, die waerdig syn met opschortinge
of afstellinge van den dienst gestraft te worden, syn dese de voor-
neem ste, valsche leere of ketterye, openbare scheurmakinge, opentlyke
blasphemie, simonie, trouwelose verlatinge sljns diensts, of indringinge
in eens anders dienst, meynedigheid, eebrekinge, hoererye, dieverye,
geweld, gewoonlyke dronkenschap, vechterye, vuyl gewin, kortelyk
alle die sonden en grove feylen die den Autheur voor de werelt eerloos
maken, en in een ander gemeen lidmaet der kerken der afsnydinge
waerdig sonde gerekent worden.
66.    De Dienaers des woords, Ouderlingen en Diaeonen sullen voor
het houden des Avondmaels, onder hen de Christelyke censure oeffenen,
en ondersoekinge doen, so van der leere als van het leven.
67.    Den genen die uit der gemeinten vertrecken, sal een attestatie
en getuigenisse haers wandels by advyse des Kerken-raeds mede gegeven
worden: Voorts sal den armen om genoegsame oorsaken vertreckende,
van den Diaconne bystant gedaen worden, so veel hen noodig is ter
plaetse daer sy henen willen, welk sy op hare attestatiën tekenen sullen.
68.    Geen Kerke sal over andere Kerken, geen Dienaer over Die-
naren, geen Ouderlink noch Diacon, over andere Ouderlingen of Dia-
eonen , eenige heerschappye voeren.
69.    Dese articulen de wettelyke ordeninge der Kerken aengaende,
syn also gestelt en aengenomen met gemeine accoort, datse (so het
profyt der Kerke anders vereyste) verandert, vermeerdert, of vermin-
dert mogen en behoreu te worden: ten sal nochtans gene besondere
Gemeente, Classis, of Synode toestaen sulx te doen: Maer sullen
naerstigheid doen om die te onderhouden, tot dat anders van den Ge-
neralen of Nationalen Synode verordent worde.
Aenoldus Cornelij,
Prceses.
YsBRANDUS BaLCKIOS, •
Assessor.
MlCHAEL PaNEELIÜS,
Scriba.
PARTICULIERE OFTE BYZONDERE VRAGEN
Verhandelt en verantwoort in deze Synode.
1. Op de vrage, of 't niet goet ware de Articulen des laetsten
Dordrechse Synodi te oversien en daer uit te trecken een corpus Dis-
ciplinas of Kerk-ordeninge, om de Overheid gepresenteert en door de
autoriteit der selver bevestigt te worden? Is geantwoord ja: en zijn
hier toe eenige verordent, by den welken het voorsz gedaen synde, is
-ocr page 215-
NA.TIOSALE SYXODE GEHOUDEN" TE MIDDELBURG. 1581.            209
voor goet gevonden, dat al 't gene uit den articulen in den corpore
disciplinas niet ingelyft was, tot den particulieren questiëa gebracht
soude worden, als hier na volgt.
2.    Of men de gene die in den aenvank metten ligsten en niet
ten volle ondersoeht zynde, tot den dienst des woords toegelaten zyn,
wederom me sal examineren? Is geantwoort, dat 't selve in 't ge-
meen wel geraden schynt te wesen, doch of men sulx doen sal, staet
de Classis te oordelen.
3.    Of de Dienaers, de welke uit de Universiteit van Leiden, of
eenige andere, professie doende van de Gereformeerde Religie, geroepen
worden van de Classe, moeten ondersoeht wesen? Antw. Het sal
genoeg syn, datse door een wettelyke getuigenisse betonen, datse van
de Professoren der Theologie geexamineert en geapprobeert syn.
4.    Wat stipulatiën men gebruiken sal omtrent de Uienaers welke
in den dienst te bevestigen syn ? Antw. Sy sullen in dese navolgende
vraegstukken bewilligen. 1. Of sy haer gevoelen van God en zyne
Gemeinten tot desen dienste wettelyk beroepen te zijn. 2. Daer na of sy
haer aen de H. B. sahrifture houden, verwerpende alle ketteryen daer
tegen strydende. Ten laetsten of sy bereid zyn haren dienst na de
selve leere getrouwelyk te bedienen, en den selven met een vroom le-
ven te vercieren, en so sy iet strafwaerdig3 doen haer de kerkelyke
discipline te onderwerpen.
5.    Overmits de Kerke niemand uit een ander plaetse komende, son-
der wettelijke getuigenisse tot den dienst ontfangen mag, so werd ge-
vraegt, hoedanig een getuigenisse die bringen sullen, de welke uit sulke
plaetsen komen, daer noch. Kerken-raed noch Classis is? Antw. Sy
sullen van de naest-gesetene Dienaeren en andere geloofwaerdige perso-
nen getuigenisse bringen.
6.    Of de gene die om een wettelyke oorsaek zynen dienst onderla-
ten heeft, hem tot allen tyden de beroepinge der kerke schuldig is te
onderwerpen? Antw. ja.
7.    Of de gene die in Princen en andere Heeren Hoven, den dienst
des Woords bedienen, ordentlyk en wettelyk so wel als andere sullen
moeten beroepen worden, de belydenisse des geloofs en discipline on-
derachryven, uit den bequaemsten des hofgesins eenige tot Ouderlingen
en Diaconen stellen, op de Classicale en Synodale vergaderinge ver-
schynen, en haer na andere Dienaren exempelen, het oordeel der selve
onderwerpen ? Antw. Sy sullen alle dese dingen onderhouden en na
komen, en so veel aengaot die in Gasthuisen of Weeshuisen dienen,
de selve sullen ook gehouden syn na de kerkelyke ordonnantiën haer
te reguleren.
8.    Hoe men de Schoolmeesters examineeren sal? Antw. Overmits
der steden gelegentheid verscheiden is, so sal de Classis letten wat
best hier in te doen en by de Overheid te verkrygen sal syn, op dat
getrouwe en bequame personen in den dienst gestelt werden.
9.    Wat men doen sal met den genen die de Dienaers, welke scheurma-
kers syn, nalopen, om haer te horen predicken ? Antw. Men salso verma-
nen tot afstant, en met gevoeglyke middelen wederom tot ordre brengen,
14
-ocr page 216-
210           NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.
10.    Wat een Dienaer doen sal de welke in een plaetse gesondeu
word daer noch eerst een Kerke te vergaderen en orden te stellen is?
Antw. Hy sal eenigen van de Godsaligsten, de welke de belydenisse
des geloofs voor goed en oprecht bekennen en haer beloven de kerkelyke
discipline te onderwerpen, tot Ouderlingen en Diaconen by provisie kie-
sen, door welke hulpe hy het Nachtmael des Heeren uitrechten sal.
11.    Hoe men die dingen beslichten sal de welke ten dele kerkelyk
en ten dele polityk syn, gelyk vele in houwelyke saken voorvallen?
Antw. Men sal de Overheid bidden datse eenige mannen verordenen,
door welker raed en autoriteit de selve met den Classe sullen geoor-
deelt worden.
12.    Of den Kerke de welke weinig Ouderlingen hebben, geoorlooft
is de Diaconen tot den Kerken-raed toe te laten ? Antw. Het is ge-
oorlooft, so dikwils de Kerken-raed hen-luider raed en hulpe van doen
sal hebben, boven dien sullen sy ook ordinaerlyk daer by mogen we-
sen, so sy beide het ampt des Ouderlinkschaps en Diaconschaps bedienen.
13.    Of 't niet nut zy dat in alle kerken een boek sy, in de welke
de namen der genen die ten Avontmael gaen geschreven worden, item
de gene die getrout zijn ? Antw. Ja, insonderheid in den openbare
Kerken: maer in den anderen die om de vervolginge haer noch heimelyk
houden, werd 't selve vry gelaten: doch so ist over al raedsaem, daer
het sonder perykel is, de namen der getrouden opgeschreven te worden.
14.    Of 't niet geraden is , dat den armen die vertrecken , behalven
hare openbare getuigenisse-brief, eenige besloten missive gegeven worde,
waer in, so daer iets besonders is , 't selve aengetekent werde , doch
also dat van deselve missive in de getuigenisse-brief geroert worde.
Antw. Ja.
15.    Of andere Dienaren en Ouderlingen dan de afgesondene in den
classe mogen vcrschynen? Antw. Ja, en wanneer sy gevraegt werden,
sullen sy mogen advys geven, maer geen stemme hebben.
16.    Wat orden dat men houden sal in 't aenvangen der Synoden ?
Antw. De gene die in de naeste Synode gepresideert heeft, of so hy
niet tegenwoordig is, de Dienaer der plaetse daer de Synode t' samen
komt, sal een gebed doen tot der verkiesinge des Praesidis , zyns By-
sitters en Scribae bequaem, daer na sal hy de afgesonden brieven van
credentie afvorderen, en de selve namen als ook de gene die niet ver-
schenen zyn, doen opschryven, en alsdan sal de Praeses verkoren wor-
den, mette meeste stemmen: dit gedaen synde, sal de verkoren Praeses,
een gebed doen tot den ganschen aenstaenden handel bequaem, of de uit-
gebleven oorsaken wettelyk syn, ondersoeken, en de instructien van een
iegelyk afnemen: daer na sal hy alle saken ordentlyk voorstellen, der
ganscher versamelinge oordeel afvragen , de stemmen vergaderen, hoe-
danig der meester gevoelen is uitspreken, 't welk de Scriba sal opteke-
nen , en daer na overluid voorlesen, op dat het van allen bewilligt
werde: voort salmen eerst die dingen verhandelen die de lere aengaen,
daer na de discipline, en eindelyk de particulire saken.
17.    Of 't niet raedsaem is , dat de gemeinte dewelke opgeleit is by
advyse haerder Classis den tyd en plaetse des naesten particulire Synodi
-ocr page 217-
NATIOXALE SYNODE GEHOUDEN' TE MIDDELBURG. 1581.           211
te bestemmen, van andere Classen in tyds alle voorvallende swarigheden
toegesonden te worden , als ook 't gene in de Classicale vergaderingen
niet hoeft konnen beslicht worden, ten einde een iegelyk Classis van te
voren alle dingen naerstelyk overlegge, eer sy tot den Synodum komt ?
Antw. Het is gansch geraden en men sal arbeiden dat sulx in 't werk
gestelt worde.
18.    Of 't niet goed ware, dat in den generalen Synoden op den eer-
sten dag der t' samenkomsten een predicatie uit Gods woord gedaen en
een vasten geheïliget werde ? Antw. Het is seer goed, en de Dienaer
der plaetse daer de Synode vergadert werd , sal de vermaninge doen.
19.    Wat Catechismus in de gemeinte gebruikt sal werden? Antw.
In der Nederduitsen die gene die met de Psalmen Davids van Datheno
overgeset, en in den Walsenen die met den Fransoisen Psalmen tot noch
toe gedrukt is geweest: het sal ook den Nederduitschen gemeinten vry-
staen een korte ondersoek des geloofs uit den Catechismo t' samen ge-
togen, en met den voorschreven Psalmen Datheni gedrukt, te gebruiken,
om die te onderwysen die hen totten Avontmale begeven.
20.    Of 't nut zy de Sondaegse Euangelien den volken te verklaren ?
Antw. Het is raedsamer, dat niet hier en daer een stuk, maer een ge-
heel Boek des Ouden of Nieuwen Testaments uitgeleid worde met dit
onderscheid, dat men sulke Boeken sal verkiesen, dewelke de gelegent-
heid der Kerken meest bequaem syn.
21.    Wat Vragen men omtrent den Doop gebruiken sal? Antw, Men
sal by de aengenomen forme blyven, doch also dat het vry sal syn dese
manieren van spreken (de lere die hier geleeit word) in de twede vrage
begrepen , te gebruiken , of na te laten.
22.    Of 't niet raedsaem is, dat de ouders die haer kinders ten doop
presenteren willen, 't selve of den Dienaren of iemanden van de Ouder-
lingen te voren aenseggen? Antw. Het is gansch raedsaem, ten einde
men hier door mach weten wat voor getuigen genomen werden , en of
deselve toe te laten syn of niet lichtelyk geoordeelt mach worden.
23.    Of men de kindoren die te doopen syn allerley Namen geven
mach ? Antw. liet is wel vry , doch sal men neerstelyk toesien, dat
men sulke namen niet neme, die of God of Christo eigen syn, als Ema-
nuel, Salvator, Item van eenige ampten als Baptista, Engel, of die
anders bygelovig syn.
24.    Welke de bequaemste wyse sy om aen te nemen de gene, die haer
ten Avondmale begeren te begeven ? Antw. Sy sulion van den Kerken-
raed, of andersins van een Dienaer met oen Ouderlink ondersocht worden:
Daer na sullen sy betuigen datse die lere voor goed en oprecht beken-
nen, en datse haer de kerkelyke straffe onderwerpen, hetzy in 't open-
baer na de predikatien, die tot voorbereidinge ten II, Avondmael in da
gemeente geschied , of in den Kerkenraed.
25.    Of't niet nut en raedsaem ware dat de Dienaers des Woords,
Ouderlingen , en Diaconen, voor de bedieninge des II. Avondmaels, de
censure onder malkanderen gebruiken ? Antw. Het is gansch nut en
raedsaem.
2G. Of 't niet raedsaem is dat men voor de bedieninge des Naeht-
14*
-ocr page 218-
212           NATIONALE SYN'ODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.
maels een predikatie doe, bequaem om den menschen herten toe te be-
reiden? Antw. Sulx kan wel nuttelyk geschien, doch sal een yegelyke
gemeinte hier in doen 't gene haer bequaemst dunkt te wesen.
27.    Of het nodig is op den dag des Avondmaels , van die materie
een eigen predikatie te doen ? Antw. Het is nut, 't en ware de ordi-
naire text hier bequaenilyk konde geduidet worden.
28.    Of men op den selven dag na de middag , in de Catechismo
voortvaren of iet anders dienende tot danksegginge prediken sal? Antw.
't Laetste kan wel nuttelyk geschieden, doch so sal 't selve vry staen.
29.    Of men het Avondmael staende, sittende, of gaende houden sal?
Antw. De gemeinten sullen die wyse gebruiken, die hen bequaetnstc
dunkt te wesen, doch sal men het knie buigen laten, om de supersti-
tie en het perykel der aenbiddinge.
30.    Wat woorden in de bedieninge des H. Avondmaels gebruikt sul-
len worden ? Antw. Men sal bequaemlyk gebruiken de woorden Pauli,
1 Corint. 10. daer by voegende, neemt, eet, gedenkt.
31.    Of men terwyle het Avontraael bedient word, iet uit de H. Schrift
legen, of Psalmen singen, of geen van beiden doen sal? Antw. Het
sal stichtelyk syn, dat by gebeurte Psalmen gesongen en Gods Woort
gelesen worde.
32.    Of de heimelyke Gemeinten gehouden syn de ordening van alle
twe maenden het H. Nachtmael uit te richten te onderhouden? Antw.
Het staet sodanige Gemeinten vry 't selve te doen , als hen sulx best
gelegen is.
33.    Hoe men de vastdagen houden sal? Antw. De Gemeinton sul-
len het gemeenlyke gebruik der spysen, mitsgaders de handelinge tot
desen leven dienende, onderlaten, en den ganschen dag tot omtrent den
avond toe , in 't gehoor en lesen des H. Woords , vierige gebeden en
andere H. oeffeninge doorbringen.
34.    Of 't gebruik der orgelen in den Tempelen te houden is? Antw.
Het wort niet voor goet gehouden: insonderheid voor de predieatie,
daerom sullen de Dienaers arbeiden, dat 't selve (gelijk het een tijd lank
geduidet moet worden) met ten aldereersten afgesettet worde.
35.    Hoe lange iemand te houden is onderjarig te zyn, en onder de
macht syner ouderen te staen ? Antw. Een ygelyk sal hem hier in
voegen na 't recht en de costume der Stad of des Lands daer hy in
woont.
36.    Wat men doen sal wanneer d' ouders daer de kinderen onder -
staen, haer onbillik aen stellen, om in der selver houwelyk niet te wil-
len consenteren ? Antw. De Kerkenraed sal besien wat den sodanigen
te raden is , en of men aen der Overheid versoeken sal om haer auto-
riteit hier tusschen te stellen.
37.    Of raetsaem is dat men trouwe op dagen , op den welken een
Vasten geheiligt is, of het Avontmael bedient werd? Antw. Het is best
buiten het selve op andere dagen te doen.
38.    Wat men dien raden sal die ter suiker plaetsen woont, daer
de Overheid geen kennisse draegt van overspel, om een houwelyk ter
oorsaken van dien te scheiden? Antw. Dat hy hem begeve ter suiker
-ocr page 219-
NATION'ALE SYN'ODE GEHOUDESf TE MIDDELBURG. 1581.            213
plaetse , daer hy sulx met voorgaende wettelyk bewys en getuigenisse
doen kan.
39.    Hoe men met den hartneckigen sondaer voortvaren sal tot der
excommunicatie? Antw. So ieraant om syn hartneckigheid van den
gemeenschap des Avontmaels afgehouden synde, geen teken der ootmoe-
digheid bewyst, sal de Dienaer in 't openbaer de gemeinte des sondaers
hartneckigheid te kennen geven, de sonde verklaren, mitsgaders de naer-
stigheid in 't straffen, afhouden van den Avontmale , en daer na noch
menigmael te vermanen , aen hem bewesen, vermanende de Gemointe
voor desen onboetvaerdigen sondaer te bidden, eer men tot de uitterste
remedie der afsnydinge sal moeten komen. Sodanige vermaninge sullen
der drie geschieden: in de eerste sal de sondaer niet genaemt worden,
op dat hy eenigsins verschoont worde: in de twede sal met advys der
Classis zynen naem uitgedrukt werden: in de derde sal men de Gemointe
te kennen geven, dat men hem, ten sy hy hem bekere, van de gemein-
schap der Kerke uitsluiten sal, op dat syne afsnydinge , so hy hart-
neckig blyft, met stilzwygende bewilliginge der gemeinten geschiede:
de tyd die tusschen die vermaninge gaen sal, sal in 't oordeel des Ker-
kenraets staen.
40.    Welke de bequaemste forma der afsnydinge sy ? Antw. Hoe
wel verscheiden formen voorgeschreven souden konnen worden, so sul-
len nochtans de Kerken dese navolgende met stichtinge mogen gebrui-
ken: geliefde broeders, wy hebben u lieden menigmael verklaert de sonde
die N. begaen heeft, de welke hoe welse in haer selven zwaer is en de
Kerke Gods seer schandelyk, so heeft hy nochtans deselve door syn
hartneckigheid groter gemaekt en beswaert, de welke so groot geweest
is , dat hy , niettegenstaende hy dikwils aengesproken en tot boetvaer-
digheid, so in 't besonder, al in 't gemein, in de tegenwoordigheid van
vele getuigen vermaent is, nochtans noit tot eenig gevoelen synder son-
den en teken dor boetvaerdighoid heeft konnen gebracht worden. Te
wylo wy nu dan te voren Ü. L. vermaent hebben , dat gy God voor
hem bidden en hem syns ampt vermanen soud, en wydor te kennen ge-
geven dat men ten ware dat hy hem bekeerde tot de uiterste remedie
der afsnydinge soude moeten voortvaren , en niemant van u lieden ons
te kennen gegeven heeft enig teken van leetwesen aen hem bevonden te
hebben : So ist om oorsaken voorgemeldot, dat wy die hier, in den
name en met de macht onses Heeren Jesu Christi vergadert syn, ver-
klaren dat N. buiten de Gemeente Gods is , en van der eeuwiger sa-
ligheid (so lange hy hartneckig blyft) berooft, en daerom so van de
gemoinschap der Sacramenten, als van alle segeninge en weldaden Gods,
die hy synder Gemeinte bewyst, uitgesloten en als een heiden en tol-
lenaer, te houden ia. Eindelyk, wy geven hem gelyk Paulus spreekt
den Satan over, op dat (so het mogelyk is) de wysheid en kracht so des
vleisch als des satans, dien hy te vele gehoorsaem geweest is, getemt en
gedood synde, hy hem selven den heiligen Geest onderwerpe, en na don
selven leve, en also ten laetsten de eeuwige saligheid verkryge, U. L. mits
desen vermanende, dat gy u van gemeine en onnodige conversatie met
hem wilt onthouden, op dat hy beschaemt gemaekt synde, hem bekere.
-ocr page 220-
214            NATIONALE SYSODE &EHODÖEK TE MIDDELBURG. 1581.
41.    Of de afgesette Dienaers, Ouderlingen en Diaconen, al3 sy door
hare boetvaerdigheid de gemeente genoeg gedaen hebben wederom ver-
koren mogen werden ? Antw. So vele de Ouderlingen en Diaconen
aengaet sal 't selve staen in 't oordeel des Kerkenraets. Maer so veel
de Dienaers belangt, sal van de Classicale vergaderinge geoordeelt worden.
Andere questien van nieus voorgcstelt.
42.    Of niet goed waer om ketterijen te weren, by der hoogo Over-
heid consent een gesprek tegen de Papisten, Wederdoperen, en andere
dwaelgeesten te houden? Antw. Men sal doen als geresolveert is, op
de 25. Vrage in den Synode tot Dordrecht, Anno 1578. en het gene
daer geseid word alleen van de Wederdoperen, sal verstaen en gebruikt
worden over allen ander secten: en is vry gestelt, den nood en de ge-
legentheid sulx eischende, dat een iegelyk Provincie en particulire Sy-
node en Classis sal mogen met der Overheids consent openbaerlyk tegen
de Papisten en Wederdoperen disputeren, doch sal sulx anderen Synoden
particulier aengegeven worden , om der selver advys te nemen van de
forma der disputatien, en andersins watter toe behoort: men sal ook
vorder hulpe mogen soeken tot de disputatien by de naestliggende Clas-
sen en Synoden particulier , ook in gansch Nederland daer men se kry-
gen kan.
43.    "Wat men doen sal met eenen Dienaer op den welken suspicie
valt van ongesondigheid of onverstand in den lere ? Antw. Dat degene
die hem suspect houd sal met hem handelen, en so veer de selve Dienaer
hem niet genoeg doet so sal hy twe Dienaren tot hem nemen, en so hy
van syn dwalinge en onverstand overtuigd synde, hartneckig blyit, so
sal men de sake bringen voor den Kerkenraed, de welke hem vermanen
sal in syne opinie niet te volherden : so hy nochtans volherd , sal die
sake met raed des Kerkenraeds in de Classe gebracht werden.
44.    Of het niet goed ware een Corpus Doctrinae te maken tegen
alle Ketteren, om den eenvoudigen te helpen, en de lere des Euangeli te
verbreiden ? Antw. Een yegelyk gave hebbende sal een of meer boex-
kens, de eene tegen d'eene, en d'andere tegen de andere Ketterye schry-
ven , of boexkens alrede daer tegen geschreven oversetten.
45.    Of niet goed ware, dat de Synode enige personen last gave, die,
so t'eniger tyd vrede-handel voorgenomen mocht worden, niet supplica-
tien van wegen der generalen Kerken aenhielden , dat doch geen afgo-
derye, of superstitie weder opgericht worde ? Antw. Is goed gevonden
dat de Provincie daer de Vrede-handel voorgenomen sal mogen worden,
voor de gemeine Kerken arbeiden sal, en ook schryven aen den genen
die by en neffens zyne Excellentie zyn sullen, de Kerke toestaende, en
vermanen haer ampt naerstelyk te doen.
46.    Of het niet goed ware des Sondaegs na de Predicatie opentlyk
in 't gemein den boetvaerdigen vergevinge, en den onboetvaerdigen bin-
dinge der sonden te verkondigen ? Antw. Overmits de bindinge en ont-
bindinge der sonden genoegsaem in de predicatie des Woords geschied,
dat het daer om onnodig is een eigen forme daer toe in te voeren.
47.    Of het niet goed ware te maken een sekere forme van examen
-ocr page 221-
NATIOXALE SYNODE GEHOÜDEX TE MIDDELBURG. 1681.            215
over den genen die tot den dienst des Woords aengenomen worden,
overmits enige hier in te vele en enige te weinig te doen geseid worden ?
Antw. Het is niet nodig geacht alle Kerken aen sekere formulaer te ver-
binden , sullen evenwel de examina niet lichtelyk nochte onachtsamelyk,
maer ernstig gedaen werden, in de besonderste Hooft-artykelen der Chris-
telyke Religie, en in de stucken die van verscheiden Ketteren aldermeest
bestreden worden, na discretie van een iegelyk classis , welke niemant
dan die genoeg ervaren zyn, verordenen sullen om 't examen te doen.
48.    Of de Predicanten, die eerst tot den dienst aengenomen sullen
werden, niet behoren de gemeinte daerse geconverseert hebben eerst voor-
gestelt te werden, gelyk met de Ouderlingen en Diaconen geschied ?
Antw. Ja, op dat so iemant enige verhinderinge wiste, waerom sulk
tot den dienst niet behore te komen , dat selve voorstellen mogen.
49.    Of' het niet raedsaem sy, dat de gene die in 't Predik-ampt
te stellen zy en in een ander plaetse tot den dienst uit te senden,
ter plaetse daer hy geexamineert werd, in da Kcrken-raed of Classe
de hand oplegginge met vasten en bidden ontfange? Antw. Ja.
50.    Is aengegeven dat in 't kort ondersoek gedrukt staet, datter
een enig God sy in drie personen verscheiden, het welk onderscheiden
behoort te syn: daerom sullen de drukkers vermaent werden dat selve
te beteren.
51.    Of 't raedsaem is een persoon gansch blint synde, in den
dienst des Woords te stellen, en wat men doen sal met den genen die
alrede daer in syn? Antw. Neen. Ten ware dat uitnemende geleert-
heid en gaven by hem waren, en dan noch niet lichtelyk: en so vele
aengaet die alrede in den dienst zyn, sal de Classis naerstig acht
nemen ofse met stichtinge dienen, en soude wel nodig syn datse gestelt
werden beneffens andere die haer gesicht hebben.
52.    Of't goed ware Lezers te stellen daer geen Predicanten syn?
Antw. men sal 't niet lichtelyk doen: maer in plaetsen die veer gelegen
syn van Kerken daer predicatien geschieden, en daer 't stichtelyk sy,
sal 't geschieden mogen, doch met voorwete en advys des Classis.
53.    Hoe men handelen sal met den Papisten die haer willen laten
reformeren, als men se van haren dienst niet wel opschorten kan, uit
vrese dat andere Papen door de mindere Overheid in haren plaetsen
souden mogen geset werden? Antw. Men sal de Papen die haer su-
perstitien verlaten hebben, recht beginnen te leren, en die eerlyk leven
(hoe wel datse noch in alles niet genoeg verstandig en geoefent syn)
eenen tyd lank liever dulden, dan die Kerk in perykel stellen. Sal
even wel naerstigheid gedaen worden, datse in allen genoegsaem bericht
hen tot de gemeinte begeven, en geexamineert worden om als ware
Dienaren Christi haer ampt recht te houden.
54.    Of een Dienaer met consent des Classis van syn gemeinte synde
ontslagen, van syno Classe ook niet ontslagen is, of die hy der selven
syne dienst schuldig is te presenteren? Antw. Een Dienaer also ont-
slagen synde, is der Classis niet langer verbonden: maer staet hem
vry elders te dienen daer hy beroepingo heeft.
55.    Of iemand in den dienst van Ouderlinkschap of Diaeonschap
-ocr page 222-
216           NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.
mach verkoren werden, of verkoren blyven wiens huisvrouwe geen
lidmaet der Kerken is? Antw. Men sal by den regel Pauli blyven,
so vele mogelyk is. Even wel daerment anders niet hebben mach of
kan, salmen de bequaemste nemen: niet tegenstaende dat de vrouwen
noch geen professie van de Religie gedaen hebben, op dat de Kerke
niet onbedient blyve.
56.    Of' raedsaem ware het ampt der Diaconessen weder in te voe-
ren? Antw. Neen, om verscheiden inconvenienten wille, die daer uit
souden mogen volgen: maer in tyden van pest of andere krankheden,
so daer enige dienst by vrouwen te doen ware by die krank syn, den
Diaconen niet betamelyk, so sullense die voorsorgen door haer huis-
vrouwen of andere daer toe dequaem synde.
57.    Of een Dienaer te recht gesuspecteert word, als hy personen
trouwet die haer huwelyk onordentlyk van het byslapen begonnen heb-
ben, ja ofmense trouwen sal eerse met der Overheid, wiens gebod sy
overtreden hebben, verdragen syn ? Item als hy trouwet twe personen,
daer van d'eene professie doet van de Religie en d'andere niet? Item
als hy doopt kinderen welker ouders van de Religie vreemt synde ook
getuigen stellen de Religie niet toegedaen? is geantwoord, op 't eerste,
dat het niet goed is de bevestinge der houwelyken uit te ' stellen:
daerom sal een Dienaer na de behoorlyke proclamatien voort mogen
varen, en daer mede word de Overheid in haer gerechtigheit niet ver-
hindert: doch sulke personen lidmaten der gemeinten synde, sullen te
voren vermaent, en na Kerk-ordeninge gestraft worden. Op het twede,
dat de Dienaers sullen arbeiden sulken houwelyk te verhinderen so
veel mogelyk is: maer so immers voortvaren wilde, sal hyse trouwen.
Op het derde, dat men de ouders gewennen sal so veel mogelyk is,
datse de Dienaers aensprcken eerse haer ten Doop presenteren, op
datse van haer schuldige plicht en ook om bequame getuigen te ne-
men vermaent werden, en sullen de Dienaers tegen dose en diergelyke
onordeninge dikwils haer predicatien richten.
58.    Of het niet goed ware enige uitlegginge op den Catechisrnum
te maken, in forma van korte predicatien of anders voor de aankome-
lingen. Antw. Ja: en is enige opgeleit en last daer af gegeven.
59.    Of het raedsaem is eene somma des Catechismi te maken?
Antw. Men sal voor den kleinen kinderen in den Latynschen Scholen
gebruiken de somma des Catechismi by Bezam beschreven en uitgegaen
Graecè <J" Latinè.
60.    Of niet goed ware by d' Overheid aen te houden dat de ont-
heiliginge des Sondaegs, overdadigheid, bordelen, en allerley andere
openbare misbruiken en sonden, strydende tegen de eerste en twede
tafel des Wets Gods, wech gedaen en geweert werden? Antw. Ja,
't welk by requeste geschieden sal, so wel by de generale als by de
particulire Staten van elke Provincie.
61.    Of 't niet goed ware een gemeine aelmoesse en wees-ordeninge
te maken ? Antw. Ja, en is enige opgeleit hetselve te beschryven, en
daer na met enige polityken te communiceren.
62.    Of 't niet goed ware 't besprek tegen den Lutheranen te Maul-
-ocr page 223-
N'ATIONALE SYN'ODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.             217
bruyn in den Paltz gehouden, in 't Nederduits over te setten ? Antw.
Is raedsaem bevonden het boek der Theologien tot Nieustadt, Contra
formulam concordiae ab TJbiquitate editam
, over te setten, het welk
eeuige opgeleid is.
63.    Of' 't niet nodig is volgende den voet van de lofwaerdige Sy-
noden , met voorgaende advys der Overheid alle Ketters tegen de ware
leere Christi strydende, tot den generale Synode te roepen? Antw.
Het sal ditmael blyven by 't gene boven op de xlij. vrage geseid is.
64.    Of 't niet goet ware beneffens de Classicale versamelinge', ook
eenige jaerlykse besoekinge der Kerken aen te stellen, of inspectores
of superintendentes te maken, doch met behoorlyke limitatie? Antw.
Het is onnodig en sorgelyk: maer de Classen en Synoden particulier
sullen haer ampt doen, volgende de Kerkordeninge artykel xxx en
xxxiiij. En op dat niet al even lank voor-bedachte predicatie in de
Classicale vergaderingen gedaen worden, so sal 't in der Classis macht
staen (alst nodig is) hem eenen text te geven om des anderen daegs
een predicatie daer over te doen.
65.    Of 't niet goet ware den selven Dienaers niet tweemael na den
anderen tot den Synoden te senden, op dat andere Dienaers ook lee-
ren? Antw. Het sal allen Kerken-raden, Classen, Synoden, particu-
liren Synoden vry staen tot den Classen, Synoden particuliren en ge-
nerael te senden uit hare Collegien, die sy daer toe bequaem vinden,
sullen na haer beliefte.
66.    Waer men de kosten vinden sal die in den particulire en gene-
rale Synoden van de Dienaren en de Ouderlingen gedaen werden,
dewyle vele Kerken die niet vermogen te dragen ? Antw. Men sal
versoek doen aen de genen die den Kerken-Dienaeren haer onder-
houd geven.
67.    Of niet goed ware een vastendag in te stellen tegen dat de
Synode generael vergaderen sal? Antw. Overmits het tot desen tyd
in 't openbaer niet so stichtelyk geschieden kan, so salinen 't doen so
veel mogelyk is in de Classicale vergadeiïnge en Kerken-raden, en de
sake met gebeden Gode den Heere vieriglyk bevelen.
68.    Of het Avondmael des Heeren gehouden sal werden ter plaetse
daer de Synode Generael, of particulier t' samen komt? Antw. Men
sal doen na de gelegentheid der Kerk, en so het te passé komt het
Avondmael liever xiiij dagen of drie weken vroeger of spader houden.
69.    Of in den particuliren en generalen Synode Keurstemmen be-
hooren te hebben die gene, die niet gedeputeert syn ? Antw. Neen:
maer sullen advys mogen geven tot openinge der saken, als boven in
den 15 vrage geseïd is.
70.    Also aengegeven is, dat eenige mindere vergaderingen somtyts
contrarie besluiten dan in meerdere verordent is, waer uit onordeninge
en ongelykheid der Kerken bedieninge spruitet, is gevraegt of niet goed
ware dat de actiën van mindere vergaderinge, op de meerder gebracht
werden, als het Kerken-Boek in den Classe, en het Classen-boek in
de particulire Synode ? Antw. Neen: maer om hier in te voorsien,
wanneer yemand sulx verneemt, die sal neerstigheid doen dat het ge-
-ocr page 224-
218           NATIOKALE SYXODE GEHODDES TE MIDDELBDHG. 1581.
betert worde voor particulire vermaninge, of so liet niet helpt door de
autoriteit van meerdere vergaderingen.
71.    Of de Ouderlingen van kleine Stedekens en Dorpen, om kosten
te sparen, wel uit de Classe mogen blyven, Item, of om der selver
oorsaken wille niet genoeg soude syn, dat een Dienaer en een Ouder-
link uit elke Classe, op den particuliren Synode quamen , wanneer de
selve sulx goed vonden? Antw. Neen: maer men sal volgen den 30
en 31 Artykel der Kerk-ordeninge, en dewyle hier in by velen gebrek
is, sal dat gebetert worden, welk lichtelyk geschieden sal konnen, so
sy spaerlyk in de t' samen-komste leven.
72.    Also in Holland in Martio lestleden een placcaet van de Staten
uitgegeven is, dat de Schoolmeesters van den Classen geexamineert sul-
len worden, is gevraegt waer in dit examen geschieden sal? Antw.
In de suiverheid des geloofs en bequaemheid totten dienst.
73.    Of den lidmaten der Kerken vry staet te drucken en verkopen
Boeken die met Ketteryen of eenige onstichtelyke lichtvaerdigheid be-
smet zyn? Antw. Het is niet geoorloft.
74.    Waer voor men den Doop der vagabonden Papisten houden
sal? Atw. Dewyle sy macht hebben om te dopen, volgende de regu-
len der Roomser Kerken, so sal den Doop by haer bedient (hoewel sy
uit hare plaetsen verdreven syn) niet weder herhaelt werden: maer de
Doop van Monicken en diergelyke die geen macht hebben om te Do-
pen , volgende der selver regulen, sal van geender waerden gehouden
worden.
75.    Waer voor de Doop der Wederdoperen te houden is, wanneer
iemand te voren niet gedoopt synde van hen in syn ouderdom gedoopt
word, ofmen sulk een tot de ware Religie komende schuldig is met
eenen nieuwen Doop aen te nemen ? Antw. Men moet eerst vernemen
wat forma de Weder-doperen gebruiken in haren Doop en of' de selve
al eenerlye sy.
76.    Also aengegeven is van eenen die drijft datmen in den Avont-
male het brood niet tot sneden behoort te snyden, maer van gehele
brode te breken, is gevraegt, wat daer van te houden is? Antw. Men
sal blyven by 't gemene gebruik der Nederlandse Kerken, en die con-
trarie doen, vermanen van hare opinie af te staen.
77.    Of toegelaten sy (gelyk aengedient is by sommige te geschieden)
het Brood voor de bedieninge des Avontmaels gesneden of gebroken in
stuckens ter Tafel te brengen? Antw. De brekinge sal in de tegen-
woordigheid der gemeinten geschieden.
78.    Ofmen wanneer het Avontmael gehouden word den kranken
professie van de Religie doende en lange te bedden gelegen hebbende,
het Avontmael tot haren huise aendienen sal mogen, bysonder so daer
eenige forma van Kerke versamelt is ? Antw. Neen: want men sal
den Sacramenten niet uitrichten dan in de gemeine versamelinge, ter
plaetsen daer de gemeinte ordinaerdelyk t' samen komt.
79.    Is by die van Wesel gevraegt, of in den Kerken daer 't ge-
bruik van den kranken het Avontmael te geven aengenomen is, of ook
ter plaetse daer alleen een deel der Kerk op d' eene, en een deel op
-ocr page 225-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.           219
d' ander tyd, in 't Avontmael gaet, de Dienaer die het Avontinael be-
dient altyd schuldig is mede te communiceren? Antw. Een Dienaer
stil hem altyd so Christelyk dragen, dat hy t' eiken male mede com-
municeren mach, als hy het Avontmael bedient, op dat hy den com-
municanten met syn goed exempel voorga.
80.    Op wat wyse de Melaetse ten Avontmael des Heeren toe te
laten zyn? Is geantwoort, datmense sal laten communiceren, of in
een hoek des Tempels alleen daer 't geschieden kan, of aen die gemeine
Tafel ten alderlaetsten.
81.    Also de Lyk-Predicatien niet aengenomen werden, is gevraegt,
ofmen de danksegginge by de begraffenisse der Doden, staende achter
in der Catechismo, voortaen in 't drucken niet behoort achter te laten ?
Antw. Men sal den Druckers alsulx vermanen te doen.
82.    Of de Ouderlingen in 't aenvangen haers dienst de Kerk-orde-
nï;ige sullen onderschryven ? Antw. Sy sullen in den Kerk-raed be-
loven de Kerke te helpen regeren, achtervolgende de Kerk-ordeninge
voorsz. en dese hare belofte in 't Kerk-boek geschreven synde, is geen
onderschryvinge van noden.
83.    Of' 't raedsaem is dat twe personen wesende ooms kinderen, of
in gelyken graet malkanderen trouwen? Antw. Neen. Ten eersten,
om der argernisse der zwacken wille die daer uit ontstaet. Ten twe-
den, om der eerbaerheid wille. Ten derden, op dat de vrientschap te
beter tot andere geslachten mach uitgesaeit worden. Ten vierden, om
dat het strijd tegens 't gebruik meest aller Gereformeerder Kerken.
84.    Of enige proclamatien van houwelyken in den openbaren Ker-
ken geschieden mogen in der weke, buiten de Sondagen? Antw. De
uitroepingen sullen gedaen werden op drie verscheiden Sondagen, ten
ware grootdringende nood, daer van de Kerken-raed oordelen sal, be-
houdens dat de Dienaers in Holland hier in niet veranderen sonder
voorwete van haer Overheid.
85.    Hoemen handelen sal met een persoon doende professie der
Religie, die tegens voorgaende vermaninge hem door de Papen heeft
laten trouwen met een persoon, de welk van synen natuurlyken Broe-
der te voren misbruikt is geweest? Antw. Indien dat sulk een ver-
maent synde hem niet bekeert, sal hy geexcommuniceert worden, en
syne bekeringe sal dan blyken als hy die persoon die hy wettelyk
(mits bloetschanden) niet hebben mach, verlaet: maer so hy hem be-
keert sal hy met behoorlyke reconciliatie opgenomen worden.
86.    Of een geselle of man door byslapen eener Maegt of Weduwe ,
daer aen is verbonden, om die te trouwen, volgende Exod. 22:16 en
Deut. 22:28? Antw. Het ware te wenschen so vele de maegt aen-
gaet, dat de Wet Gods in 't gebruik ware: namelyk wanneer de Va-
der de geschende Dochter geven wil en die geselle syns selfs is , datse-
als dan malkanderen trouwen en ten houwelyk hebben, of immers
dat de Dochter haer houwelykse gave van den geselle ontvang: maer
na dien contrarie usantie in der politie overhand genomen heeft, so
kan men niet wel anders oordeelen, ter tyd toe dat de Magistraten
hier op andere wetten gemaekt sullen hebben. So vele de weduwe
-ocr page 226-
220           NA.TICNA.LE SYNODE GEIIOUDEX TE MIDDELBURG. 1581.
aengaet, is geantwoort dat byslapinge sonder beloften geen verbindingo
maekt.
87.    Een persoon beslapen hebbende een dochter, heeft daer na do
suster van de selve getrout, is de vrage of hy aen de eerste of aen de
twede verbondenj is, of dat hy geen van beiden hebben mach? Antw.
Hy behoort geen van beiden te hebben, mits het bloetschanden is :
Maer de Overheid behoort haer ampt te doen.
88.    Of een man syner huysvrouwen susters, of broeders dochter
daer af syne huisvrouwe moeie was, mach trouwen? Antw. Neen.
89.    En of het geoorloft is te trouwen de weduwen van dien wiens
suster men te voren ten houwelyken gehad heeft ? Is geantwoort, dat
het niet eerlyk geschieden mach,
90.    Of de conscientie des genen die een heimelyke belofte gedaen
heeft, welke hy niet begeert of hem dient te houden, daer mede ge-
noech ontlastet is, dat de Overheid met haer ordinantie die heimelyke
beloften van onwaerde verklaert? Antw. Zy zyn te vermanen die sulx
doen, maer soodanige beloften verbinden de conscientie niet tot volbringe
des houwelyx, bysonder daer de Overheid de heimelyke beloften ver-
boden heeft.
91.    Of degenen die ordentlyk na die regel Christi geexcommuni-
ceert zyn en met hen die Kinderen diese winnen durende die excom-
municatie buiten het verbond zyn? Antw. Neen,
92.    Of men 't gene in den 63. artykel der kerk-ordeninge van do
openbare versoeninge, item hier boven partic. questiën xxxix. van 't
openbaer voorstellen des naems voor die excommunicatie geseid werd, te
verstaen is van een openbare actie in der Kerken voor alle toehoorders
in 't gemein, of voor de gemeinte alleen ? Antw. liet wordt verstaen
van allen den genen die tot den gehoor komen.
93.    Hoemen de kamer-spelen die in de xxvj. vrage te Dordrecht
onstichtelijk geoordeelt zijn, zal mogen weren? Amtw. Een yegelyk sal
zyne Overheid voorhouden de inconvenienten die daer uit volgen, en
bidden daer in te remedieren.
94.    Of een ouder inden dienst syne medehulper noch jong in den
dienst des woords zynde, vermanende en straffende met recht als met
heerschappye voerende beschuldigt mag werden? Antw. Neen, daerom
de ander die vermaninge gehouden zal zyn te ontfangen.
95.    Of de Canonicken en andere geestelijke personen, somense noemt,
tot den Avontmale moge aengenomen worden, behoudende haer benefi-
cien, proostien, doch sonder superstitie of afgoderye, en of' sy daer
na tot het Ouderlinkschap of Diaconschap aengenomen mogen werden ?
Antw. Sy sullen tot versakinge aller superstitien en recht gebruik haer
woederen vermaent werden, 't welk doende zy van de gemeenschap des
Avontmaels niet afgehouden mogen worden : maer tot het Ouderlink-
schap of Diaconschap sullen sy niet toegelaten worden, dan met grote
voorsichtigheid.
96.    Of een Synodus particulier over cenen afwesenden Ouderlink
soo strengelijk mag besluiten, dat hy tot den Synodum Generael son-
der excuse aen te nemen souden mogen gaen sonder dat een ander
-ocr page 227-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.           221
in syn plaetse soude mogen gesonden werden ? Antw. Neen, maer om
inconvenienten te schouwen, is raedsaem bevonden, dat de particuliere
Synoden een Kerke noemen de welke na hare discretie eenen ouderlink
uitsenden sal.
97.    Of die gene die int ambt der Overheid zyn, niet mogen tot
Ouderlingen en wederom Ouderlingen tot overheden genomen werden ?
Antw. Het eene ambt verhindert het ander niet.
98.    Of niet een Classis macht heeft te retracteeren, 't gene sy be-
vind in don voorgaende Classe tegen de Synode Nationael besloten te
zyn ? Antw. Sy ist niet alleen machtig, maar ook schuldig te doen.
99.    Of Bastaerden tot den dienst des Woords, Ouderlingschap en
Diaconschap toegelaten mogen werden? is geantwoord. Datter geen re-
den zyn waerom het niet geoorloft soude zyn, mits hebbende behoor-
lyke gaven.
100.    Of het süchtelyk is, dat de huisvrouwen en knechts van de
Lombaerts, tot den Avondmael toegelaten worden ? Antw. De huis-
vrouwen voor de Dienaers der gemeinte verklarende dat haar die han-
del haers mans mishaegt, soraense merkt eenvoudig en vroom te zyn,
sullen toegelaten mogen werden: maer de knechts, dewyle zy vryheid
hebben om wat anders te doen, so lange zy in zulke dienst blyven,
sullen niet toegelaten worden.
101.    Of 't noodig is den persoon tot het Ouderling of Diaken-ampt
gedeDomineert, der Overheid te presenteren, om daer uit de helft te
verkiesen, of die gedenomineerde personen te bevestigen? Antw. Gelyk
die benoemingo kerkelijk is, alsoo is ook die verkiesinge, en de Over-
heid professie doende van de religie is mede begrepen onder de Ge-
meinte, de welke die benoemde Ouderlingen en Diaconen, volgenden
den xv. artykel der kerk-oideninge voorgestelt worden. Evenwel in-
dien de Overheid hier op dronge, en die kerke in perykel van twist
of andere inconvenienten mochte komen, salmen Christelyk bedenken,
hoe verre men de Overheid hier in te wille sal zyn, en dat met ad-
vys des Classis en particulier Synodi.
102.    Of niet (de nood eischende) die Synode particulier van een
provincie, extraordinaerlyk t'samen mogen komen, om van gemeine
saken te handelen met malkanderen dier Provincie, sonder prejudicie
van de ordinaire t'samenkomste? Antw. Ja.
103.    Waer voor te houden zyn die consistorien die buiten de be-
lioorlyke tyden of extraordinaerlyk also gehouden werden, dat niet alle
lidmaten dor selven daer toe geroepen werden? Antw. Sy sullen niet
gelden, maer de gehelen Kerken-raed sal mogen veranderen wat also
onbehoorlyk gedaen is: en als tot extraordinare vergaderingen ter be-
hoorlyke tyd alle ontboden zynde, die daer toe behoren, hoewel sy
niet alle komen, sal van waerden zyn 't gene in sulke vergaderinge
besloten is.
104 Watmen doen sal wanneer de Classis oordeelt dat een Dienaer
te transfereren is, en die Dienaer of kerk appelleert, of dan verwacht
moet werden die beroepingo en samenkomste des Synodi Generael?
Antw. Hy sal blyven ter tyd toe dat de particuliere Synode de senten-
-ocr page 228-
222           NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.
tie approbeert, en alsdan sal de translatie voort gaen, ter tyd toe in
den Nationalen Synode daer van kennisse genomen en anders geoor-
deelt is.
105.    Wanneer men geen Ouderlingen vinden kan, die haer ontledigen
konnen om op den particuliren of generalen Synode te gaen, is ge-
vraegt, wat alsdan te doen sal staen ? Antw. Men sal naerstiglieid
doen dat eenige gaen, en so sy niet gaen, sullense gecensureert werden.
106.    Of in't examen der Dienaren des Woords, hot oordeel van
der Lere so wel by den Ouderlingen en Diaconen, als by de Dienaren
staen sal? Antw. De Ouderlingen en Diaconen sullen wel aengaende
't examen des levens en wandels stemmen hebben, so wel als de Die-
naers: maer so vele de Leere belangt sullen sy advys mogen geven,
maer de Dienaers alleen stemmen hebben.
107.    Of het nodig zy van de afgestorvene Lidmaten der Kerke,
of ook andere die geen professie gedaen hebben, register in Kerken-
raed te houden ? Antw. Neen: maer het sal de Overheid bevolen werden.
108.    Of het oorbaer is dat de Classicale vergaderinge altijds op
een plaetse gehouden worde, of dat by gebeurte omgaende ? Antw.
Sy sullen by gebeurte omgaen, soe vele mogelyk is.
109.    Of het niet goed is dat de Ouderlingen by de propositien
mede zyn, so wel van de genen die uitten Scholen komen als die niet
gestudeerd hebben? Antw. Ja: so zy daertoe vaceren konnen.
110.    Of de Proffesoren der Theologie in de Classicale versamelinge
harer residentie verschynende, wanneer van der Lere gehandelt word,
mede behoren stemmen te hebben ? Antw. Ja.
Hier mede zyn de particuliere questien geëindigd, welke als ook den
voorgaende Synode beantwoord zynde, der Kerken, haer Dienaren,
Ouderlingen en Diaconen dienen zullen voor goeden regel, raedt! en
bericht, do welke een yegelyken gebruiken sal nuttelyk sonder licht-
vaerdelyk daer af te wyken of tegens te doen, tot datse van een ander
Synode soude mogen verandert worden.
Voorts hebben sy aldaer onder den anderen sekere afdeliage van den
particulieren Synoden gedaen in deser manieren.
-ocr page 229-
AFDELINGE VAN DE PARTICULIERE
SYNODEN EN CLA8SEN.
HOI.LA.ND TWE PARTICÜLIEKE SyXODEN.
1.  Gorcnm met, Bommel.
2.  Dordrecht.
3.  Gouda.
4.  Rotterdam.
5.  Briel.
6.  Delft.
7.  Hage.
8.  Leyden.
1.  Haerlem.
2.  Amsterdam.
8.
  Alkmaer.
4.  Hoorn.
5.  Enkhuiscn.
6.  Edam.
1.  Walcheren.
2.  't Land van Schouwen (of) Zirikzee.
3.  Suid-beveland (of) of 't Land van der Goes.
Suyd-Holland
heeft 8 Classen.
Noord-Holland
heeft ses Classen.
Zeeland heeft
drie Classen.
Geldeeland een* particuliere Synode.
i   1. Het Graefschap Zutphen.
En heeft vier j   2. Arnhem met de Velu we.
Classen.               'j   3. Nimmegen met haren toebehoorte.
f   4. Venlo met 't overste Quartier.
't Sticht van Utrecht een particuliere Synode ,
en heeft drie classen.
I Utrecht.
Het eerste Classis, -j Montfoort.
( Yselstein.
Het twede Classis. Amersfoort met syn toebehoorte.
Het derde Classis. Wyk, Kenen met haer dorpen en aenvoegen.
OvER-YsSEL EEX PAETICDLIERE SYNODE, EN HEEFT VYF CLASSES.
1.  Deventer met syn omliggende Dorpen.
2.  Swol met syn omliggende Stedekens en Dorpen.
3.   Campen met syn omliggende Dorpen.
4.  Steenwyk, Vollenhoven met de omliggende
Dorpen.
-ocr page 230-
224            NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1581.
5. Twente met syn toebeboorte.
Drente en Lingen sullen alsnoch den Lande van
Over-yssel toe-gevoegt blyven.
West- Vriesland eek particuliere Sïnode , en heeft :
i 1. Oostergou.
\ 2. Westergou.
I 3. Sevenwolden.
Groeningerland.
Braband heeft noch raaer een Classse en Synode particulier.
Vlaenderen twee Synoden particulier, Oost-Vlaenderen en West-Vlaen-
deren.
Verstroide Kerken in 't land van Cleef, Sticht van Ceulen en Aken.
Emden.
Walsche Kerken verstroit onder den Nederduitsen, een particuliere
Synode.
Verstroide Kerken in Hoog-Duitsland, een partciuliere Synode.
Verstroide Kerken in Engeland, Walsche en Nederduitsen, een parti -
culiere Synode.
-ocr page 231-
KERKELIJKE WETTEN OP LAST DER STATEN
VAN HOLLAND ONTWORPEN.
1583.
•+*+•-
Zoo als de magistraat van leiden en van menige andere Hollandsche stad zich slecht
vereenigen kon met het beginsel der kerkelijken van self-government, bleven er de staten
van Holland ook gevaar in zien. Hoe ook bij herhaling gebeden aarzelden zij om hunne
afgevaardigden op de provinciale kerkvergadering van Haarlem te zenden. Zij lieten zich
nog minder bewegen om de artikelen der nationale synode van Middelburg te bekrachtigen
en eindelijk beproefden zij andermaal om zelven een ontwerp van kerkelijke ordonnantiën
te vervaardigen.
Bij de veroordeelende uitspraak der synode over de boeken van Caspar Coolhaes was be-
paald, dat de onderhandelingen met hem zouden worden voortgezet door de classen van Delft,
's Gravenhage, Haarlem en Leiden. Indien hij tot geen beter mzigt kwam, zouden alle
classen van Holland, als mede de particuliere synode van Zeeland ter gelegener plaats twee
afgevaardigden zenden om hem te excommuniceren. De classe van Leiden werd bijzonder
vermaand om alle pogingen aan te wenden , ten einde Coolhaes tot onderwerping te bren-
gen. De pogingen der Leidsche classis hebben niet gebaat. De gedeputeerden der vier
genoemde classen hebben ook niets uitgerigt, en eindelijk werd tot het bijeenroepen der
provinciale synode besloten. Het werd ook hoog tijd, dat er een einde kwam aan deze
zaak, niet alleen om de ergernis, die de twist in gansch Holland verwekte, maar ook om
het nadeel dat Leiden er door leed, daar Cornelisz. en Hallius niet langer met Coolhaes
het dienstwerk wilden verrigten en de hoogleeraar Danaeus met vele studenten, tegen Cool-
haes en den Leidscben magistraat gekant, de universiteit verlieten. » Die Schiil zu Leiden
gehet den Krepsganck und solcher wegen des unruigen Caspars Coolhasen und seinen
Adherenten, welche sich gegen die Christlige Disciplin stellen und, mit Hülff des Magis-
trats, einen grewligen Libertinismom infüren." Zoo getuigt de Arnhemsche predikant
Fontanus in zijn brief van 14 Julij 1582 aan graaf Jan van Nassau. (Mr. Groen van
Prinsterer, ArcMves de la maison d'Orange-Nassau, VIII, p. 113, 114.).
De classen van Amsterdam en Rotterdam, die in last hadden om de provinciale Noord-
en Zuid-Hollandsche synode, als het nood gaf, te beschrijven, verzochten nu den staten
van Holland per request, dat zij op die kerkvergadering eenigen uit hun midden mogten
15
-ocr page 232-
226                     KERKELIJKE WETTEX OP LAST DER STATEN
zenden, om alle handelingen, zoo met Coolhaes als anderzins, aan te hooren en met hunne
autoriteit te helpen sturen, en dezelve behoorlijker wijze gewogen zijnde, mitsgaders de
kerkelijke ordonnantiën, den woorde Goda gelijkvormig, te bevestigen, opdat alzoo deerger-
nisse gebeterd, de scheure geheeld en der kerk van Christus, mitsgaders der universiteit,
vrede en welstand mogt gegeven worden. Hierop ontvingen zij ten antwoord, dat de staten
eene commissie uit hun midden zouden benoemen, om naar behooren kennis te nemen van
de zaak van Coolhaes; op andere zaken en zwarigheden, die in de kerk van Christus
zouden mogen wezen, mogten zij lijden, dat de kerken der geheele provincie bijeengeroepen
werden ten zulken dage en plaatse als den remonstranten gelieven zou. (Eesol. der staten
van Holland v. 34 Nov. 1581, fol. 584). Daar dit antwoord weinig voldeed, werd het-
zelfde verzoek nogmaals bij de staten ingediend en bijzonder op de approbatie der artikelen
van de Middelburgsche synode aangedrongen. Het antwoord was op het laatstgenoemde: dat
3e staten hunne approbatie op de besluiten der Middelburgsche synode niet konden geven
voor en aleer zij zullen hebben gezien de pnnten en artikelen, die daar besloten zijn. Zij
herhalen, dat de synode zamen komen mag waar en wanneer men verkiest, om te beraad-
slagen, niet over de zaak van Coolhaes, welke zij zelven zullen onderzoeken, maar over alle
zwarigheden, die in de kerk mogten wezen, «mits dat op de voornoemde synodus niet
besloten sal worden in praejuditie van de politique regeringe; dat mede niemandt daer inne
sal syn verbonden, voor en al eer hetselve synodus sal syn geapprobeert; waertoe niet
gheraden is geworden yemandt van staten wegen op deselve synodus te doen compareren."
(Eesol. v. 28 Nov. 1581, fol. 591, 592). In dit antwoord der staten van Holland straalt
geene bijzondere welwillendheid jegens de kerkvergaderingen door. Het geeft duidelijk te
kennen, hoe bevreesd de staten waren, dat de kerkelijken hunne bemoeijingen zochten uit
te breiden op politiek gebied. Die staten onttrekken de zaak van Coolhaes aan de ken-
nisneming der kerkelijken, maar verklaren bovendien, dat geene synodale besluiten, zonder
hunne approbatie, eenige verbindende kracht bezitten. Zij houden het voor niet geraden
om iemand uit hun midden op de synode te zenden, misschien om tegen over die synodale
besluiten hunne vrijheid des te beter te bewaren, of ook omdat zij zelven hadden voorge-
nomen eene kerkordening op te stellen en in te voeren.
Wat nn de behandeling der zaak van Coolhaes aangaat, die de staten zich voorbehouden
hadden, was door hen juist op den dag, waarop zij het voorgaand antwoord gaven (28
Nov.), uit elk der Hollandsche hoofdsteden, Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht, Haarlem,
Delft en Alkmaar, een predikant te 's Gravenhage beschreven. Als gecommitteerden van
staten-wege verschenen daar tevens de raden van het hof van Holland, van den Wijngaerde
en Casembroodt, benevens Adriaan Wenssen, pensionaris van Dordrecht, en Willem Bar-
desius, burgemeester van Amsterdam. Nog kwamen er vijf gedeputeerden der Leidscho rege-
ring, tot wier getal de burgemeester van der Werf en de secretaris van Houten bohoorden;
eindelijk daagde ook Coolhaes op, wienop zijn verzoek nog twee predikanten, ée'n ouderling
en één diaken waren toegevoegd. De uitslag dezer zamenkomst was, dat de staten, na gehoord
rapport hunner commissie, bij acte van 4 Dec. 1581 verklaarden, dat Caspar Coolhaes in
de Middelburgsche synode ten volle is gehoord op de aanwijzing der dwalingen, welke in
zijne boeken zijn bevonden; dat in de censure tegen hem uitgesproken niet gehandeld is
tegen de politieke orde; en dat de kerkelijken op de voornoemde censure tegen Coolhaes
mogen voortgaan, als zij naar Gods woord bevinden zullen te behooren. Voorts hebben
de staten geresolveerd, dat Coolhaes voortaan ophouden zal van alle predikatiën in 't hei-
melijk en openbaar; dat hij ook geene geschriften meer zal uitgeven en dat de uitgegeven
zullen worden gesupprimeerd. (Zie deze gansche handeling dier Haagsche vergadering
uitvoerig beschreven in het kort, eenvoudig en waarachtig verhaal van de predikanten en
-ocr page 233-
VAN HOLLAND ONTWORPEN. 1583.                             227
ouderlingen der Haarlemsche synode van 1582, bl. 51—72). Deze uitkomst was zeer
gunstig voor do synodisten, gelijk Coolhaes de predikanten noemde, die zijn onregt niet
wilden gedoogen. Het was nu bij onderzoek gebleken, dat de synode van Middelburg
naar regt en billijkheid gehandeld had en niet, zoo als de magistraat van Leiden be-
weerde, min christelijk en onregtvaardig. Men zag er nog uit, dat de staten, die
Coolhaes alle prediking verboden, gestrenger handelden dan de synode, die hem, in weer-
wil van zijn bewezen onregt, nog in dienst gelaten had. Eindelijk verkregen de kerkelijken,
wien eerst verboden was op de verlangde synode de zaak van Coolhaes te behandelen, thans
volle vrijheid om met de censure tegen hem voort te gaan.
Minder gunstig viel het onderzoek uit, dat de staten hebben ingesteld naar de kerkorde-
ning der Middelburgsche synode. Aan de staten waren overgeleverd de punten, die in de
synode van Middelburg zijn gehouden om geapprobeerd te mogen worden. (Resol. v. 2
Deo. 1581, fol. 610). Een hernieuwd verzoek was bij de staten ingezonden, om mannen
uit hun midden, of anderzing mannen daartoe bekwaam, te deputeren naar de provinciale
synode, die te Haarlem den 13 Maart 1582 zon gehouden worden, //en dat mede op
voorgaande supplicatie, overgegeeven, bysonder aangaande de ordeninge in het Synode tot
Middelburg gesteld, —de Staaten voornoemt believen als nn resolutie te geeven en te nee-
men, op dat de Kerke Christi daar inne ordentelijk, en wel in goede eenigheid en goede
vreede bedient mag werden." Op welk laatste geapostilleerd is, dat de staten eerdaags
resolveren zullen op de orde dia in de synode van Middelburg is genomen, zoo wanneer
de steden alle gereed zullen zijn om haar rapport daarvan in te brengen (Resol. v. 15
Febr. 1582, fol. 65, 66). Eindelijk is dan ter statenvergadering rapport uitgebragt «op
het Poinct van verschryvinge aangaande het Sinodus tot Middelburg." De Edelen verstaan
dat daarin behoort voorzien te worden, dat het woord Gods met te veel constitutiën niet
bezwaard worde. Die van Dordrecht hebben de punten der synode geresumeerd en er geen
zwarigheid in gevonden en verstaan niettemin, dat zal mogen worden geresumeerd om op
alles te letten en in alles te voorzien naar behooren. Die van Haarlem verlangen, dat zes
of acht geleerde persoonen bij zijne Excell. zullen gecommitteerd worden, om te resumeren
de punten van de synode en dat zij met advies van de staten zullen worden gearresteerd,
zoodat de authoriteit van de overheid en magistraten blijve geconserveerd. Die van Delft
hebben hetzelfde mede gesteld in handen van Zijne Excell., ten einde bij Zijne Excell.
eenige bekwame personen worden gecommitteerd, die met advies van Zijne Excell. en de sta-
ten op de kerkelijke ordonnantie voorzien en disponeren. Die van Leiden verstaan, dat bij
Zijne Excell. en de staten eene kerkordening gemaakt zal worden. Die van Amsterdam
willen, dat bij Zijne Excell. eene kerkordening met gecommitteerden gemaakt zal worden,
en de staten als dan overgeleverd om bij hen geconfirmeerd te worden, en daarna alom ia
de steden en dorpen in druk overgezonden, ten einde dezelve eendragtelijk onderhouden
worde. Die van Gouda willen zich met de handelingen van de synode niet bemoeijen, alzoo
de approbatie van dien in vele punten zouden wezen bezwaarlijk en contrarie de liberteit
van de religie en conscientie. Die van Kotterdam verklaren, dat bij Zijne Excell. eenige
bekwame personen zullen worden gecommitteerd, die met advies van Zijne Excell. en de
staten zullen maken en arresteren eene generale kerkelijke ordonnantie, dewelke alleen gelden
zal voor degenen, die professie doen vaa de gereformeerde religie, daarbij geene verdere
last mede zal gegeven worden, dan te procederen tot excommunicatie; dat de predikanten
lij de kerkedienaren beroepen en geëxamineerd zijnde zullen ingevoerd en gesteld worden
bij advies van de magistraten; dat de officië'n zoowel bediend zullen mogen worden bij die
van de gereformeerde religie als andere daartoe bekwaam zijnde, en dat naar de goede ge-
lieite vaa degenen, dien de officiën te confereren staan. Die van Schiedam hebben hunne
15*
-ocr page 234-
228                       KERKELIJKE WETTEN OP LAST DER STATES
verklaring uitgesteld tot dat de synode te Haarlem zal gehouden zijn. Gorcum, Alkmaar
en Parmerende confereren zich. met de meeste stemmen. Die van Brielle, hoewel zij geen
zwarigheid vinden in de besluiten der synode, stellen dezelve nogtans mede in handen van
Zijne Excell. als voren, om daarop gedisponeerd te worden, zulks tot Gods eer en preser-
vatie van de geregtigheid van den lande zal mogen dienen, hetwelk zij presentoren te ohe-
dieëren. Die van Hoorn stellen deze zaken uit tot beter gelegenheid, als de zaken in
meerder rust zullen gekomen zijn (Res. v. 14 Maart, 15S2, fol. 107).
Zonder acht te slaan op elk advies door de steden gegeven, blijkt genoeg, dat de heer-
schende stemming geenszins leidde tot approbatie der Middelburgsche synode, die het ker-
kelijk gezag onafhankelijk van den staat consequent heeft vastgehouden; maar dat de meesten
integendeel het staatsgezag in de kerk wilden gehandhaafd hebhen en daarom verlangd werd,
dat de synodale punten door gecommitteerden van wege de overheid werden gcresnmeerd en
dan door den prins en de staten gearresteerd, of eenvoudig zoo als die van Leiden, dat
eene kerkordening bij Zijne Excell. en de staten gemaakt worden zou. Ofschoon die van
Dordrecht en Brielle geen gevaar in de synodale besluiten zagen, schikten zij zich toch
naar die van Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam en Eotterdam. Voor het verlangen van
Hoorn om tot rustiger dagen te wachten had men nu nüg geon oor.
Op die rapporten werd dan vier dagen later de navolgende resolutie genomen:
»De Edelen, en der Steeden Gedeputeerden, in consideratie geleid hebbende het stuk
van de ordre Ecclesiastieque en Politicque, alle het gunt dat tot onderhoud van alle goede
Christelijke eenigheid binnen den Lande van Holland soude moogen dienen, met conserva-
tie van de Christelijke vryheid, en omme te verhoeden, dat met eenige Dccreeten en Con-
stitutien, cgeene oorsaaken van calnmnien en oneenigheeden, soo ia de Religie als anders,
gegeeven werde: en aanmerkende, dat by Sijno Excell. onlangs als nog is verklaart, dat
ten zy met behoorlijke ordre daar inne voorzien werdc, geschaapen sal zyn de Gerefor-
meerde Religie, en daarenhooven de Landen in geheele ruine te koomen , hebben de voorsz.
Edelen en Gedeputeerden, omme de voorsz. saake ter handen te neemen, gecommitteert die
van den Hoogen Raade binnen den Lande van Holland, en voort3 uit den haaren mees-
ters Adriaen Wensen, Johan van Oldcnbarnevelt, Willem vander Meer en Trancois Mael-
son, omme eerstdaags te resumeeren de Acten Synodale, die tot Middelburg al to vooren
moogen zyn gehouden, en daar uit te concipieeren eene Kerkelijke en Politicque Ordre,
die by haar de Staaten van Holland sal werden voorgehouden, omme voorts by Sijne
Excell. en de Staaten gearresteert, en onderhouden te moogen werden, sulks als na Godes
Woord, en ten dienste van den Lande, sal behooren, mits dat de voornoemde Gedeputeer-
den van de Staaten, die van den Hoogen Raade voorhouden sullen, dat by eenige Gedepu-
teerden van de Steeden werd gesustineerd, dat in Kerkelijke saaken de Kerken-Dieuaaren
hebben te ordonneeren na Gods Woord, en by eenige andere Gedeputeerden, dat de Ker-
kelyke-Ordonnantie cgeene plaatse behoort te hebhen, dan over die geene, die haar onder
de Gemeente, en professie van de Gereformeerde Kerke begeeven hebben; dat meede in de
Gereformeerde Kerke niet verder dan tot excommunicatie geprocedeert sal moogen werden,
omme alle calumnie van bedwang en tyrannye te verhoeden; dat mcede alle Praedicanten
by Kerken-Dienaaren beroepen, en geé'xamineert zynde, ingevoert en gestelt sullen werden
by advise van de Magistraten, bij dewelke de voornoemde Praedieanten weederomme afge-
stelt sullen moogen werden, met advise van de Kerken-Dienaren: Dat meede alle officiën
bedient sullen moogen werden soo wel bij die van de Gereformeerde Religie, als andere
goede Patriotten, daar toe hequaam synde, en dat na de goede geliefte van de geenen,
die deselve Officiën staan te confereeren: En sullen de Steeden haarluider Gedeputeerden
op de voorsz. communicatie en besoigne meede moogen schikken, die hctselfde sulks goed-
dunken en gelieven sal" (Rcsol. v. 18 Maart, fol. 121, 122).
-ocr page 235-
VAK HOLLAND OXTWORPES. 1583.                             229
Zoo was dan eene commissie door de staten van Holland benoemd, bij welke de steden
naar goeddunken ook hunne gecommitteerden mogten voegen. Deze commissie heeft in
last om de synodale acteu te resumeren, inzonderheid die van Middelburg , op wier pre-
pjsheit
en het ongenoegen daarover gerezen de Prins reeds gewezen had (Brandt, bist. d.
reform. I, b. XIII, bl. 6S5). Zij moest verder eene kerkelijke en politieke ordre concipiëren,
niet om aan de synoden onderworpen, maar om bij de staten van Holland voorgehouden en
voorts bij den prins en staten gearresteerd te worden. Zij moest tevens acht geven op
hetgeen bij eenige gedeputeerden van de steden was gesustineerd nopens het regt der kerke-
dienaren om in kerkelijke zaken te ordonneren; nopens het beperken der kerkelijke ordon-
nantie tot de genen die zich onder de professie der Gereformeerde kerk begeven hebben;
nopens de kerkelijke strafmiddelen, niet verder dan tot excommunicatie uit te breiden; no-
pens het aanstellen van predikanten bij advies der magistraten, maar het afzetten met advies
van de kerkedienaren , en het bedienen van alle burgerlijke oflicicn zoowel door die van de
Gereformeerde reliegie als door andere goede patriotten. Dat alles moesten de gedeputeer-
den van de staten aan die van den hoogen raad voorhouden, waarschijnlijk opdat deze daarin
mogten beslissen. Zoo hadden de staten van Holland de hand gelegd aan het stuk der ordre
ccclesiastiek en politiek uit vrees dat anders land en kerk in geheele ruïne komen zou, en
in de hoop, dat deze maatregel tot onderhoud van alle goede christelijke eenigheid binnen
Holland dienen mogt, met behoud van de christelijke vrijheid, en tevens verhoeden zou,
dat met eenige besluiten en instellingen geene oorzaak van calnmnie en oncenigheid zoo in
de religie als anders gegeven werd.
Die van den hoogen raad maakten zwarigheid in het aannemen der commissie, omdat dit
het werk van den rade provinciaal behoorde te wezen, waarom de 3tateu besloten, dat er
twee of drie uit eiken raad daartoe gebruikt zouden worden, door de presidenten gecommit-
teerd. (Rcsol. v. 21 Maart, fol. 134). Daarna zijn in het laatst van April de gecommit-
teerden uit de staten mot nog één uit de edelen in vereeniging met die uit den hoogen en
provincialen raad aan den arbeid gegaan. (Rcsol. v. 26 April, fol. 208), en na verloop
van eene maand werden de concepten, bij hen gemaakt, aan de staten overgeleverd. (Resol.
v. 30 Mei, fol. 2G8). Bij der statea beraadslaging van 10 Junij bleek verschil van ge-
voelen nopens den weg, dien het ontwerp verder zou behooren te nemen. De edelen,
Dordrecht, Haarlem, Amsterdam, Gorinchem, Schiedam, Alkmaar en Hoorn verklaarden,
dat het concept gesteld moest worden in handen van den hoogen en den provincialen raad,
om het in de vreeze Gods te resumeren, de zwarigheden, die zij daarin vinden, aan te tee-
kenen en het dan aan de staten over te leveren; en zoo verre die van den rade voornoemd
noodig zouden bevinden, eenige predikanten daarop te hooren, dat zij daartoe dan van de
geleerdste en vreedzaamste zullen gebruiken. Die van Delft en Enkhuizen meenden, dat het
concept alleenlijk in handen van beide de raden gesteld behoorde te worden. Die van Lei-
den en Rotterdam, welke zich zeer staatsgezind hebben getoond, beweerden dat het in han-
den van de vroedschappen, en die van den Briel daarentegen, als gunstiger voor de ker-
kelijken gestemd, dat het in handen van vier of vijf der bekwaamste en vreedzaamste pre-
dikanten moest overgaan. (Ecsol. v. 16 Junij, fol. 296, 297). De meerderheid was dus
voor het verzenden van het concept naar de heide raden, zoo als dan ook geschied is.
Daarna werd het met de adviesen dier raden aan de steden gezonden »om elk in den haaren
gevisiteert en de Predicantcn aldaar gecommuniceert en daarop gehoort zijnde, daar van
rapport in te brengen , ten einde daarna voorts bij de staten daar in gedaan mag worden
na behooren, op dat met authoriteit van de Overigheid op alles behoorlijk mag worden
voorsien. (Resol. v. 12 Febr. 1583, fol. 39).
Hoedanig die adviesen van den hoogen en provincialen raad geweest zijn, was geheel on-
bekend tot dat de hoogleeraar H. J. Royaards in H. S. vond en door den druk bekend
-ocr page 236-
230                     KEKKELIJKE WETTEN OP LAST DEK STATEN
maakte het advies van iet provinciale hof van Holland, hetwelk voorzeker belangrijk ge-
noeg is om het hier over te nemen. (Ned. archief voor Kerk. gesch. III, bl. 369, 370).
» Wy hebben gevisiteert ende doorgelesen bet ontwerp van de Kerkel. Ordon-
nantie ons by UE. gesonden ende bier by gevoncbt, ende al ist zoo, dat deselve
ordonnan. schynt wel redelyck ende verdrachel. gestelt te syn, sooveeledie jegen-
woordige gelegentheyt des tyts soade mogen lyden , nochtans aensiende die grote
diversiteyt van de humeuren ende opinien der menseben , die lichlelyck oorsaecke
nemen van scheuringhe ende afval, die men behoort te verhoeden , soo veel als
doenlyck is, ende dat die snecken noch soo wilt ende vreempt staen, overall in
de omleggende en geconfereerde provinciën, die welcke moogelyck geen goet genue-
gen ia alles hebben en sullen aen deselve ordonnantie ; ende dattet beter ware
(onder correctie) datter een generaele Kercke Ordonnantie gemaeckt worde over
alle deselve landen ende provinciën by gemeene Consente ende Advyse Tan de Sta-
ten van dyen, ende dat in allen gevalle die landen van Holl.mt ende Zeelandt
eenen selven regel ende ordonn. behooren te volgen ende onderhouden, dat noch-
tans bet voorsz. Concept alleen schynt te snilen strecken over die landen van Hol-
landt, soo souden wy om dese ende meer andere respecten ende consideratien raedt-
saem bevynden (onder correclie) dat men alsnoch sopersederen sonde met poblicatie
derselver ordonnan. over Hollandt, tot dat die saecken in goede raste ende versee-
kerheyt gebragt sullen syn , ende indyen uwer E. dies nyettemin believe deselve
Ordonn. te laeten uytghaen , soo sonde ons bcduncken , dat men nyt deselve Or-
donnan. wel soude mogen laeten 't XIIII. XV. XX1III. XXV. XXVI. XXVII. XXVIII.
XXIX. XXX. XXXI. XXXII. XXXIII. XXXIIII. XXXV. XXXVI. XXXVII. ende
XXXVIII. Arlen , als geheel concernerende den staet polytycke, ende sulex beter
dyenende ofte vallende in de Ordonnantie van policie geemaneert, daer op men
als dan meerder sonde mogen letten ende advyseeren : Kyettemin soo verre UE.
goedtvynden, dat deselve arlen in de Kerkelicke Ordonn. mede geinsereert worde,
soo en soude ons bedunckens achter aen in 't XIIII Arle \an 't voorsz. Ontwerp
Dyet geuael dyenen gevoeclit deze Clausule.
Ende belangende die particuliere Schoeltnrs nyet gesalarieert synde, by eenige
steden ofte dorpen , dat si hunne scboolkynderen nyet en sullen vermogen leeren
eenyge boecken ofte leeringe, die eenyge blasphemie ofte Godtslasteringe inhouden,
ofte directel. stryden jegens die Woorden Gods , ende gereformeerde religie.
Ende opt XVIII Arle derselver Ordonn. donckt ons dattet genouch is, dat
d'ouders van de kynderen die ten doope gebracht worden, belofte doen van de-
selve kynderen te doen instraeeren ende onderwysen in de leere aldaer verhaclt,
sonder de peters ende meetera ofte getuyghen daer mede te beswaren.
Edele enz. — Geschreven in den Haeghe den Ilen Novembris Anno 1582."
Zoodanig beknopt, zaakrijk en overtuigend advies van het hof van Holland was dan
met het ontwerp van kerkelijke ordonnantie aan alle steden verzonden, en indiea het ad-
vies van den hoogen raad ook dergelijke strekking hesft gehad, is het geen wonder dat zoo
spoedig en vrij eenparig tot het uitstellen van den maatregel besloten is. In de staten-
vergadering van 24 Maart 1583 hebben de edelen, Dordrecht, Haarlem, Amsterdam,
Gouda, Rotterdam, Alkmaar, Hoorn, Edam, Monnikkendam, Geertruidenbcrg en Purme-
-ocr page 237-
VAST HOLLAND ONTWOEPES. 1583.                             231
rende geadviseerd om overeenkomstig het advies van den rade provinciaal vooreerst te su-
persederen. Alleen die van Delft, Leiden, Gorinchem en Enkhuizen verklaarden zich
bereid om te procederen in de voorz. kerkenordening. En hierop is na den noen van den
zelfden dag door de staten besloten, » dat op de voorn, saake niet verder geresolveert,
maar daar meede tot beeter geleegendheïd gesupersedeert sal worden, om reedenen in den
advise van den Raade Provinciaal begreepen" (Eesol. v. 2<t Maart 1583, fol. 77). Die
betere gelegenheid is in de eerstkomende jaren niet aangebroken. Men denke slechts, waar
ook Brandt op wijst, aan «den droevigen standt van Vlaenderen en Brabant, den moordt
des Prinsen van Oranje daer op volgende en de beswaerlijke tijden van Leicester daer aen
vast sijnde" (Hiat. d. reform, d. I, b. XIII, bl. 686).
Deze concept-kerkordonnantie, die onder zoo veler oogen ter beoordeeling was geweest,
moest wel bekendheid ook bij de kerkelijken gekregen hebben. Uytenbogaert maakt er
melding van als « gheraemt in 'tjaar 1583 bij eenighe Gedeputeerde Staten van Hollaudt
eade van den Raedt Provinciael aldaar, ten overstaen van eenighe Professoren van Leyden."
Trigland wist ook, dat deze ordonnantie gemaakt was «sonderdat eenich Kerkelijck persoon
daer is by gheweest" (Kerck. gesch. bl. 172). Hij had de copie, die hem echter niet toebe-
hoorde, in handen en tevens «korte ende soete bedenckinghen op verscheyden Artijckelen
van de selve ordonnantie," die aan den Prins en de staten zouden zijn opgedragen, als
men getracht had om die ordonnantie bij publieke autoriteit der Jterke op te dringen
(bl. 172). Zelfs hebben do particuliere synoden over deze kerkelijke ordonnantie door de
staten ontworpea, ernstig beraadslaagd. Althans in de geschreven acten der Noordhol-
landsche synode van den 3 Mei 1583, te Amsterdam gehouden, leest men van de artike-
len dezer kerkorde, over wier aanneming de predikanten en ouderlingen »haer harteliek
souden beswaert vinden." Daarom is besloten den broederen der Zuidhollandsche synoden
aantesebrijven, dat in den naam van alle Hollandsche kerken aan zijne Excellentie worde
verzocht, om met behoorlijk advies daarin te remediëren; tot welk schrijven aan die Zuid-
hollandsche broeders benoemd zijn Martinus Lydius, predikant te Amsterdam, en Henri-
cus Antonides, predikant te Enkhuizen, (Ned. archief voor kerk. gesch. III, bl. 326 en 327).
Evenwel heeft het geheel van deze concept-kerkordening geene algemeene bekendheid
verkregen. Brandt deelt alleen de inleiding mede, die hij ontleend heeft aan de documen-
ten achter de justificatie van de resolutie der staten van Holland van 4 Augustus 1617
(Hist. d. reform. I, XIII, bl. 686).
De hoogleeraar Roijaards heeft dus een nuttig werk verrigt, toen hij de copie dezer
staatskerkorde door den druk bekend maakte, die hij in een handschrift gevonden had, dat
door aankoop uit de bibliotheek van den hoogleeraar J. Heringa in zijn bezit gekomen
was (Ned. Archief voor kerk. gesch. III, bl. 336—370).
Als wij de concept-kerkordening van 1583 met die van 1576 vergelijken, bevinden wij,
dat de laatst vervaardigde uitvoeriger en zorgvuldiger bewerkt is, dan de vorige. Alleen
aan de huwelijksbepalingen, die de vorige in twee korte artikelen had afgedaan, worden
thans zestien artikelen gewijd en menig onderwerp, dat de vroegere niet bad aangeroerd,
zoo als jaarlijksche rekeningen der diakenen, drukken en uitgeven van boeken, dank- vast-
en bededagen, wordt hier met zorg behandeld.
Het staats-burgerlijke dat in de vroegere scherp voorop was geplaatst, wordt thans wat
zachter uitgedrukt en meer Daar achter geschoven. Zoo begon in het concept van 1576
de eed door predikanten afteleggen: dat ik een getrouw onderzaat zal wezen van den Ko»
ning, den Prins en den magistraat. Maar naar de ordonnantie welke wij thans behande-
len, moeten de predikanten aan handen van den magistraat in. presentie van den volie
-ocr page 238-
232 KEKKEL. WETTEN OP LAST DEK STATEN VAN HOLLAND ONTWOKPEN. 1583.
zwoeren, eerst, dat zij Gods woord getrouwelijk zullen leeren, ten tweede, dat zij de
kerkelijke ordonnantiën zullen onderhouden, ten derde, dat zij in alles de eer van den
lande bevorderen, de gemeente in eendragt houden en hun dienst in oorlog of pest niet
verlaten zullen, ten laatste, dat zij zich onderwerpen aan alle politieke regten en ordon-
nantiën van den lande (artt. 4—7).
In de kerk-ordonnantië van 1583 heerscht eenig streven, zooals in die van 1576 ner-
gens voorkomt, om de synodale voorschriften te volgen en worden de doopsbeloften en de
hoofdbepaliogen van censuur woordelijk uit de Middelburgsche kerkordening overgenomen
(artt. 18, 48—52). Ook is aan de kerkelijken cenige medewerking in het kerkbestuur
gegund. Was in de wetten van 1576 niet eeus van classicale en synodale vergaderingen
gerept, nu worden zij toegestaan en voorgeschreven. Echter moeten in die classicale za-
menkomsten, even als in de kerkeraden, magistraatsleden geroepen worden, en mogen de
synoden niet vergaderen dan onder opzien en overstaan van al zulke gedeputeerden als de
hooge overheid en de staten van den lande of andere committeren zullen om aldaar te as-
sisteren en toezigt te dragen (artt. 43 en 44). Evenzoo had de vroegere concept-wet be-
paald, dat de magistraat, na ingewonnen raad der predikanten, de kerkeraadsleden koos,
maar thans is den kerkelijken in die keuze zooveel deel gegeven, dat vier hunner met even
zoo veel burgemeesters of schepenen een gemengd collegie vormen, hetwelk de keuze doet
(artt. 1, 2, 10). Ook was vroeger kortweg gezegd, dat de overheid bekwamelijk de con-
troversiën beslechten zal, die de predikanten onder zich niet kunnen bijleggen; maar thans
wordt het oordeel, of de voorgewende leer gezond is of niet, alleen aan de synode overge-
laten, blijvende voorts de uitspraak over de afsnijding van zulken leeraar tusschen die van
de synode en al zulke gedeputeerden als de hooge overheid en de staten van den lande
oe ddunken zal tot die zaak daar bij te voegen (artt. 48 en 49). Men ziet hieruit genoeg,
dat de kerkelijke ordonnantie van 1583, hoewel den kerkelijken een weinig meer tegemoet
komende dan die van 1576, dezelfde politieke beginselen vasthoudt, als zij.
Uit het reeds genoemde blijkt na ook duidelijk, dat de ontwerpers dezer ordonnantie van
1583, die in last hadden, om de synodale kerkorden, vooral die van Middelburg, te re-
sumeren , zich aan deze resumtie niet streng gehouden hebben; dat zij zoodanige resumtie
ook moeijelijk volhouden konden, wijl zij in de meeste en voornaamste beginselen van
kerkregering, welke zij niet wilden verloochenen, met alle synodale hesluiten en inzonder-
heid met die der laatst gehoadene nationale synode van Middelburg verschilden (Zie de
vergelijking der ordonnantie van 1583 met de Middelburgsche kerkorde in het Ned. archief
voor kerk. gesch. III, bl. 371—376), en dat het ons dan ook, lettende op dat groot
verschil, niet verwonderen mag, als wij lezen van het "hartelick beswaer", hetwelk de
ïïoordhollandsche synode in dat staatsconcept vond, en van de bedenkingen en den tegen-
stand , die door de kerkelijken reeds waren of werden voorbereid. Zij hielden hun regt moedig
vast, om in kerkelijke zaken te ordonneren, en de staatsordonnantie wilde dat zelfde regt
aan de overheid en den magistraat hebben geconserveerd. Zoolang geen van beiden in dit
beginsel toegaf, was het natuurlijk, «dat, gelijck verscheydene vande Politijeke Uegenten
geen sin en hadden inde Kercken-ordeninghen by de Synoden ghemaeckt; alsoo oock de
Synoden, bestaende nyt Opsienders der Kercken, gheen behaghen en hadden in de Concep-
ten vande Kercken-ordeninghen die ontworpen wierden by de Politijeke Eegenten" (Trigland,
bl. 702). Had men nu dit staatsconcept van 1583 bij publieke autoriteit der kerke op-
gedrongen, zou dat groote twist, verdeeldheid, verwarring, wie weet niet wat in die driftige
tijden hebben verwekt. Het was dus een wijze raad van het provinciale hof en een voor-
zigtig besluit der staten van Holland, om alsnog met de publicatie dezer ordonnantie te
supersederen.
-ocr page 239-
KERKELIJKE WETTEN
OP LAST DEK
STATEN VAN HOLLAND ONTWORPEN. 1583,
Wilhem. bij der Gratiën Gods etc.
Alsoo der Christelicke Overicheyt toestaet over alle goede sorghe te
dracgen, dat die Leeringhe des heyligen JEvangeliums ons heeren Jhesu
Christi in alle suyverheyt der Gemeente worden voorghedragen, en
dat die Christel, kercke in goede ordre ende policie worde onderhou-
den, 't welck nyet en mach geschieden, ten si datter seckere regulen
ende ordonnantien worden voorgestelt, daer uyt een yegellick weeten
mach, hoe hij hem in sijn ampt, beroupinge, ende leven sal hebben
te draeghen. Soo ist dat wij omme hierinne te versien, ende ten
eynde die Kercken van Hollant met goede eendracht ende Correspon-
dentie op een eenparigen voet worden geregeert, ende datter ghene
abuysen noch schuyringe en moeghen inne cruypen, maer dat die Ge-
meente hem meer en meer mach toegeven, om die suyvere leeringhe
des heyligen Evaugeliums an te nemen, daer toe men nyemant en be-
geert te dwingen, ende hier op eerst ende allvoorens gehadt het ad-
vy3 van, — — ende insonderheyt geleth op de gelegenthoyt des jegens-
woordigen tijts, bij provisie, ende tot dat bevonden sall worden anders
te behooren, Ende sonder nochtans eeuyge buytenlantsche kercken te
verwerpen, All ist dat die in middelmatige dingen, enich ander ge-
bruyck mogen hebbeny geordonneert ende gestatueert hebben, ordon-
neeren ende statueeren bij desen , dat over all in de landen ende Graef-
schappen van Holland, in de bedieninge des woordts Godts ende andere
kerckel. saecken, ofte daer van dependeerende, onderhouden ende ach-
tervolgt sullen worden, die poincten en articulen hier naer volgende.
I. Over het verkiezen en aanstellen van Predikanten in de steden.
Eerst dat soo wanneer in de steden eenyge dienaer des Woordts
Godts sal ontbreken, die vier burgrmrn derselver stede ofte d'outste
schepenen in officio als dan present wesende (daer gheen vier burgemees-
teren en syn) tot dyen getale bij den Borgermr gevoucht metten dyenaer
ofte dyenaeren derselver stede ofte d'outste ouderlinghe in dienste in ge-
lycken getalle van vier gesamentl. naor voorgaende gebeden ende ondersouck
dyensaenghaende bij hunl te doen, procedeeren sullen tot verkiesinge
van alsulck persoon ofte persoonen, als hun duneken sall totte voorsz.
dyenste van node, nut ende bequaem te sijn , ende deselve haerl. ver-
-ocr page 240-
284                     KERKELIJKE WETTE!? OP LAST DER STATEN
kiesinge als dan voordragen het Collegie van de Burgermrn ende Sche-
penen der voorsz. Steeden, ende indyen die selve verkiesinghe den
voorn, van den Magistraet aengenaem is, sall die verkosen persoon, in
der manieren naevolgende geëxamineert ende zoo verre hij bevonden
wordt, bequaem ende genouchsaem van Godt begaeft te sijn, sal hij de
Gemeente in der Kerke voorgehouden worden, ende indyen binnen
xiiii dagen daer naer nyemant hem en openbaert, die eenyge redenen
weet voor te brengen, daer omme men hem nyet en soude begeren
t'ontfangen, sal hij tot den voorsz. dyenst met oplegginghe der handen,
ofte anders naer de wijse van een yegelycke kercke, aengenomen en in
de bedieninge van de voorsz, dyenst gestelt worden. Maer soo verre
die voorn, burgermrn ende schepenen verclaeren die voorsz. verkiesinghe
hunl. nyet te behaegen, sullen die voorsz. gedeputeerden in der manie-
ren als vooren tot nyeuwe verkiesinge van eenyge andere procederen.
II. Ten platten lande.
Ende soo wanneer in de dorpen eenyge dyenaer des woordts van
noode sal weesen, sullen die Hooft Officier metten Schoudt ende twee
ofte drye van de Outste Regierders van den dorpe, mitsgaders die Ou-
derlingen indyen aldaer eenyge sijn ende vier van de Dienaeren uytte
Classe van dyen haer buren gesamentlyck tot verkiesinghe van eenen
bequaemen Kerckendienaer procederen, ende denselven behoorl. doen exa-
mineeren, ende daernaer der Gemeente in de Kercke doen voorhouden,
omme tselve in de manyeren als voren gedaen, die verkosen dyenaer in
den dyenst aengenomen ende sulcx als voiren gestelt te worden, son-
der dat men verstaet dat die voorsz. persoonen, die op al sulcke ver-
kiesinghe sullen vergaderen enyge Oosten van heurl. tsamencompste tot
laste van den dorpe sullen mogen brengen, ende Scil jegelycken Classe
alle jaers vier Kerckendyenaeren onder hunl. deputeeren, die alst van
doen sal weesen, tot die voorsz. verkiesinghe sullen verstaen, sonder
dat die voorsz. verkiesinghe geretardeert sal worden door absentie van
yemanden der voorsz. gedeputeerden, daartoe van te vooren geinsinueerd
synde.
III. Over het Examineren van Predikanten.
Die voorsz. examïnatie zal gedaen worden, bij die van der Classe
van der plaetse, zoo dickwils als yemant tot bedienynge van eenyge
Kercke sal worden beroupen ten overstaen van die van de Magistraet,
die over die verkiesinghe gestaen sullen hebben, indyen siluyden daer
bij begeren te comen, ende sullen die voorsz. van der Classe den ver-
kosen Dyenaer neerstel. ondersoucken in tweederleye manyeren; eerst
of hij goede ende oprechte kennisse ende gevoelen heeft van de heylige
schrifture, ende of hij bequaam ende souffisant is , omme die selve der
Gemeente tot opbouwinge van Godts Kercke voor te houden, tot
welcken eynde men hem sall doen tracteren ende uytleggen alsulcke
passagïen van de Scryftuere ende leeringe als men hem sal voorhou-
den , hem ondervragende op zeeckere poincten van de Leere, ende hem
doende wederleggen die argumenten, die de vijanden des waerheyts
-ocr page 241-
VAN HOLLAND ONTWORPEN. 1583.                             235
gewoon sijn, daer jegens te werpen. Ende omme te verhoeden dat die
gbene die beroupen wordt, nyet en si van eenyge quade gevoelen, sal
van noode wesen hem te doen verclaren, dat hij wil houden en naer-
volgen die leeringe der heylige Propheten ende Apostelen, soo als die
begrepen is in de Oude en Nyenwe Testamente ende sommierl. vervat-
tet in de Catechismus bij de Kercke van Hollant aengenomen; Ende
ten tweede, sullen die voorsz. van de Classe neerstigh ondersouck doen,
op sijn voorgaende leven, off hij is van goede zeden, ende hem altyd
onherispel. heeft gedragen, volgende die regulen daer van voorgestelt bij
den heyligen Apostel Paulus in den eersten Seyntbrief an Timotheum
derde Caple, ende an Titum het eerste Caple.
IIII. De Eed, door de Kerkedienaars af te leggen. Ten aanzien
van hunnen pligt, als Leeraren.
Allen Kerckendienaers sullen in 't aennemen van den dyenst gehou-
den sijn te zweeren, aen handen van den Magistraet in presentie van
den volcke. Eerst dat hij Gods woord en Evangelie oprechtel. ende ge-
trouwelick sal leeren en predicken tot opbouwinge der Kercke daer aen
hij hem heeft verbonden, sonder enyge nyeuwe ende van te vooren bij
der Kercke nyet aengenomen Leeringe den volcke voor te dragen, ende
dat hij sijn leeringe nyet en sal misbruycken, tot sijne particuliere af-
fectien, ofte om yemant daer door te behaegen, maer dat hij alle de-
selve met eene oprechte Conscientie sall doen strecken totter glorie
Godts ende meeste sticütinge van sijn Gemeente.
V. Ten aanzien van zijne gehoorzaamheid aan de Kerkelijke Overheid.
Ten tweede, dat hij sal onderhouden die kerkel. ordonnantien, sulcx
als die bij de hooghe Overicheyt ende Staten van den lande gemaeckt
sijn, ende hem daer inne ende in alles andere wel ende getrouwe!,
quyten, sulcx als een goet ende getrouw Kerckendienaer toestaet, ende
behoort te doen.
VI. Jegens de Gemeente.
Ten derde dat hij in alles de eere ende meeste oirbaer van den
lande, ende insonderheyt van der plaetse sijnder residentie sal soucken
te voirderen, ende naer sijn vermogen sijn beste doen, dat die Ge-
meente in goede peys ende eendracht mach blijven, ende dat hij sijn
dienst nyet en sal verlaeten, soo in tijde van tegenspoet, als voorspoet,
tsij dan om peys, oorloghe, peste ofte andersins.
VII. Over zijne verpligte gehoorzaamheid aan den Magistraat.
Ende ten leste dat hij hem sal onderworpen houden alle poli-
tyquen rechten ende ordonnantien van den lande, ende dyenthalven
eenen yegelicken goet exempel gheven, van de Magistraet in alles ge-
hoorsaem te sijn, voor soe veel sijn dyenst sal toedragen, dat is sonder
daer door te verminderen in sijn vrijheyt, omme Godts woordt vrij
inoedich te mogen vercondigen.
-ocr page 242-
236                     KERKELIJKE WETTEN OP LAST DER STATES
VIII. Over zijne verhindtenis aan zijne Gemeente.
Een Dyenaer zulcx als vooren beroupen sijnde sal sijn leren lanck
aan de Kercke verbonden blijven, sonder dat hij sijnen dienst ende sijn
gemeente sal mogen verlaeten, nochte enyge andere beroepinge des levens
aenvaerden, anders dan met bewillinge ende consent van de gheenen die
hem sulex als vooren beroupen hebben.
IX. Studenten, te Leiden, op 's Lands' hosten, voor de Kerkedienst
studerende.
Ende ten eynde men tot allen tijde bequaeme personen mach vynden,
diemen tot bedieninge der Kercken van Hollant sal mogen beroupen,
sal voortaen tot costen van t gemeene landt in de Universïteyt van
Leyden ten langsten voor een tijt van ses jaeren achter een volgende
onderhouden ■worden, een getal van ses en dertich jongeren , die men
uyt grammaticale scholen sal verkiesen, ende bij getuychenisse van
heurl. Schoolmrs, ende anders goede hoope van voortghanck sullen gheven,
deweleke aldaer geduerende den voorsz. tijt in studio Literarum ende
Theologiae gehouden, ende tot die bedieninge der kercke geoeffent sullen
worden, omme haerl. studium volbracht sijnde, uytteselve bequaeme Kerc-
kendienaers gecoren te mogen worden, daer ende alsoet van noode we-
sen sall, welverstaende dat alle dieselve jongeren voor t geheele Jant ge-
meen sullen wesen, ende dat yegelick van henl. geschickt sal mogen
■worden ter plaetze daer hij naer de ghave hem gegeven bevonden sal wor-
den best te dienen, ende sullen altijts in plaets van de afghaende ende
beroupene jongeren, andere worden gesubstitueert ende worden vercoren,
en versocht, volgende d'ordonnantie daer van sijnde ofte noch te maecken.
X. Ouderlingen en Diahenen. Derzelver benoeming en aanstelling.
Dat d'Ouderlingen en de Diaconen alle jaers uytten gequalificeersten
persoonen, professie van de religie doende, gecoesen sullen worden, in
al sulcken getale als die gesteltenisse van yegelicken Kercke vereyschen
sall, daer van d' eene helft alle jaars sal worden verandert; welver-
staende dat die ghene, die twee jaeren achter den anderen gedyent
hebbende affgaen, sall binnen twee jaeren daernaer nyet weder gecosen
moogen worden, ten zij hij gewillich daerinne consenteert, ofte ten
ware t cleyne getal van de Gemeynte anders veryschte, ende sal die
voorsz. verkiesinghe geschieden in de steden bij den ghenen die hier
vooren totte electie van dyenaren des Woorts sijn ghestelt, ende die
verkosene bij den Collegie van den Burgermrn ende Schepenen geappro-
beert, ende daernaer den volcke voorgehouden worden, sulcx ende in
der vougen als hier boven van de voorz. Dienaers geseydt is , ende in
de dorpen bij den Schout drie ofte vier van de Outste Begierders van
de dorpe metten dyenaer ende ouderlinge, indyen aldaer enyge voor
date van desen gestelt zijn, ende indyen nyet, voor dyerste reyse bij
den Gedeputeerden van den Classe in sulcken getale als boven van de
electie van den dyenaren geseyt is, die als dan mede der Gemeente sul-
len worden voorghedraghen.
-ocr page 243-
VAN HOLLAND ONTWOKPEN. 1583.                             237
XI. Berzelver eed.
Die voorsz. Ouderlingen sullen gehouden wezen te zweeren, dat zij
goede opsicht sullen nemen, dat die dyenaeren met haere medehulpers
ende die diaconen haerl. bedieninghe wel ende getrouwel. waernemen,
dat si sullen letten , dat alle schandaalen ende ergernissen naar haeren
vermoghen worden wech genomen, ende dat alles in der Kercke ende
bedieninghe des Woorts mot goede ordre worde aengericht, ende dat
zij hen voorts in alles sullen reguleeren, achtervolgende tWoordtGods,
ende die Kerkel. Ordonnantie bij der Overicheyt gemaect.
XII.
Insgelijcks sullen die voorsz. diaconen gehouden weezen te zweeren,
dat si die aelmissen naerstel. sullen versamelen ende die selve getrou-
wel. ende vleitelicken naer den eysch der behouftïghe [zonder enich on-
derscheydt van wat religie die behouftigen souden mogen wesen] met
gemeen advyse uytdeelen, ende dat si wel sullen toezien, dat die ael-
misse bij nyemant en worden misbruyckt, ende alles sullen doen, dat
goede ende getrouwe diaconen toestaet.
XIII. Der Diakenen jaarlijksche Rekening.
Sullen mede de voorn. Diaconen gehouden wesen alle jaers van haerL
administratie goede reckenïnghe te doen voor den Kerckenraet, ten over-»
stean van de gedeputeerden van den Magistraet ende eenen yegellicken
van de Gemeente die begeren sal daer bij te comen tot sulcken tijde,
als hem bij de Magistraet ende Kerckenraedt geordonneert sal worden.
XIIII. Schoolmeesters.
Wordt voorts de Magistraten in de Steden, ende hooftofficiers ten
platten lande ernstel. geboden, goede toesicht te nemen, dat van nu
voortaen, egheene Schoolmrs en sullen aengenomen worden, tot die
publycke scholen, die van de steden ofte dorpen enyge gagie sullen
trecken, ten si dieselve Schoolmrs syn van goeden leven, ende open-
bare belijdenisse doen van te willen naervolgen ende houden die lee-
ringhe der heylige Apostelen ende Propheten, zoo als in de oude en
nyeuwen testamente begrepen ende somierl. in de voorsz. Catechismus
zijn vervattet, ende dat si den jongeren nyet en sullen leeren tgeene
dat ter contrarie van dyen eenichsins is strijdende, op peyne dat, in-
dyen bij conniventie van de Magistraten ofte Officieren bevonden worde,
dat van nu voort aen eenyge ongequalificeerde totte voorsz. schoole
werden gestelt, die voorsz. Magistraten ende Officiers arbitraarlyck ge-
straft sullen worden.
XV. Drukken en uitgeven van theol. Boeken.
Dat een yegel. hem sal wachten te laeten uitgaen ofte drucken eenyge
boucken, liedekens, refereynen, schilderyen, ofte yet anders streckende
tot Godts lasteringe, beroerte, openbare ergernisse, ofte anders jegens
die gemeene eerbaerheyt strijdende, op peyne van daervan ten exemple
-ocr page 244-
238                     KEBKEMJKE WETTEN OP LA.ST DEK STATEN
van anderen, ende sulcx als naer rechte in alle rigueur gestraft te wor-
den. Ende ten eynde men eenen yegelijcken des te beter mach doen
verandtwoorden tgheene hij uytgegheven ofte gedruckt sal hebben, sal
nyemant enyge boucken ofte yet anders van (nieuws) moegen laeten
uytghaen, voormaels nyet uytgegeven synde, sonder daer by te vougen
den naeme van den Autheur, ende sal nyemant yet mogen drucken,
all ist al van te vooren uytgegheven, sonders daer by te stellen den
name van den drucker, mitsgaeders het jaer en plaetse daert gedruckt
sal wesen. Ende dat voorts egheene Praedicanten, eenyghe boucken van
der theologie tracteerende, sullen moogen laeten uytghaen, sonder dieselve
eerst te hebben gedaen visiteeren by eenyge van de Universiteyt van
Leyden, van weghen de Staten van den landen daertoe te committeeren.
XVI. Doopsbediening.
Dat Verbont Gods aen den Kynderen bezegelt sal worden met den
doop in de openbaere Versamelinghe, als Godts woordt gepredickt
■worde , zoo haest als men die bedieninge des doopsels hebben can,
doch dat ter plaetse, daer nyet soo veel praedicatien en gedaen] worden
eenen zeeckeren dach ter weecke verordent sal worden omme den doop
extraordinairl. te bedyenen, welverstaende dat 't selve sonder praedi-
catie nyet en geschiede.
XVII. Doop-Registers.
Die naemen van den gedoopten, mitsgaders der Ouderen, Item den
tijt des doops, sullen bij den Dienaeren in seeckere registre worden
geteekent, twelck in der Kercke bewaert sal worden.
XVIII. Doopbekfte.
Die Ouders van de Kynderen, die ten doope gepresenteert sullen
worden, mitsgaders die Getuygen die mede ten doope sullen comen ,
sullen ter vermaninghe van den Dyenaer verclaeringhe doen , dat hoe-
wel onse Kynderen in sonden ontfanghen en gebooren ende daeromme
allerhande ellendichheyt, jae die verdoemenisse selve onderworpen syn,
datse nochtans in Jeshu Cristo geheylicht syn, ende daeromme als lit-
maten synder gemeente behooren gedoopt te wesen, dat si die leere die
in t oude en nyewe testament, ende in de articulen onses Cristelyken
Gelooffs begreepen is, bekennen, die waerachtïge en volcomene leere
der salicheyt te weesen, ende dat sy ende insonderheyt die Ouders be-
loven sullen ende voor hen nemen die selve Kynderen, als si tot ver-
stande comen, daer inne naer haer vermogen te onderwysen.
XIX. Avondmaalsbediening.
Dat yegel. hem willende begeven ten Avontmaele des heeren, voor
dyerste reyse goets tyds van te vooren hem sal vynden by een van
den Kerckendyenaers, omme met hem van de geloove te confereren,
ende daernaer 's daechs voor te houden des Avontmaels hem vynden in
der kercken, omme met de andere de generale belydenisse des gelooffs
by monde van den Kerckendyenaer te doen, omme tselve gedaen, tot
-ocr page 245-
VAK HOLLAND ONTWORPEN. 1583.                             239
den tafel des heeren toegelaeten te worden, ten ware hem op de voorsz.
Conferentie ofte daer naer by den dyenaer geseydt waere, dat hy om
eenyge openbaere ergernisse ofte ander letsel daer mede voor een tyt
noch soude ophouden.
XX. Tijdsbepaling voor de viering des Avondmaals.
Dat voorsz. Avontmael des Heeren ten twee maenden eens, zoo veel
mogel. is, gehouden sal worden.
XXI. Dank-, Vast- en Bededagen.
Dat in tyden van Oorloghe, pestilentie, dueren tyt, zware vervol -
ghinghe der Kereke, ende andere allegemeyne swarigheyden, bidt ende
vastdaeghen by den Overheyt verordent sullen worden, ende dat ten
selven tyde een yegel. hem wachten sal, geduerende die predicatie in
enyge herberghe te comen ofte syne ambochte ofte coopmanschappen
aangaende te hanteeren.
XXII. Kerhgezang.
Dat men in de Kercken gebruycken ende singhen sal die hondert
vyfftigh psalmen Davidts, die thien geboden, ende Lofgangen Zacharia,
Maria ende Simeons, het geloove ende vader onse ende anders gheen
lofsangen.
XXIII. Bepalingen omtrent het Huwelijlc.
Ende aenghaende die manyere van het celebreren van den huywelicke,
mitsgaders die maeschap ende swagerschap, binnen die welcke verboden
is huywelick te contraheeren, sullen die Magistraten, Kerckendyenaers
ende alle ingeseetenen van Hollandt respective, hen reguleeren naer in-
houdt van den placaete van politie, gepubliceert ende in date den eer-
sten Aprillis anno tachentich. lestleden, daer van Extract hier by
gevoucht wordt.
XXIIII. Consent der Ouders.
Dat omme noch naerder te voorsien, soo veel als voor den tegen-
woordigen tyt moogelicken is jegens die ongeregeltheden, in de belofften
van huywelick ende andere swarigheyden, onder die gehylickte persoonen
vallende, soo werdt gestatueert, dat alle belofte van huywelicke ofte
handtrouwe van jonge Luyden, gedaen sonder expres consent van haerl.
ouders, te weeten Vaeder ende Moeder ofte den lancxtlevende van dyen,
sullen syn nul en van onweerden.
XXV.
Indyen nochtans die voorsz. Ouders sonder merckel. redenen weyge-
ren te consenteren int huywelick, daer toe die jonge luyden eerlyk
versoch worden ende genegen syn, sullen die Burgermrs ofte daer
eghene Burgermrs en syn, Schoudt ende Schepenen, onder wyens ju-
risdictie die jonge man ofte jonge dochter woonachtich is, des verzocht
synde naer voorgaende kennisse van saecken, die selve jongman ofte
-ocr page 246-
240                     KERKELIJKE WETTE» OP LAST DER STATEN
jonge dochter mogen authoriseren, om t versochte huywelick te moogen
aanghaen, weleke authorisatie strecken sal, in plaetse van consent van
de Oudsrs.
XXVI. Huwelijks-beloften.
Dat alle belofften van huyweUch ende ondertrouwe geschieden sullen in
de vreese Godts, met alder eerbaerheyt ende goede voordacht, soo als
in 't aenghaen van sulck een gewichtige saecke betaempt, ende voorts
met claere uytgedruckte woorden van huy welicxe trouwe, die men noempt
verbode pnti ende dat simpel, ende sonder eenyge conditie ofte reserve,
ende dat alle die ghene, die anders gedaen worden, sullen syn nul en
van onweerden.
XXVII. Huwelijks-voltrelcldng buiten de Gemeente.
Dat die Magistraten ofte Kerckendyenaers gheen persoonen van an-
dere jurisdictie ofte parochie en sullen trouwen sonder goede certificatie
te hebben, datter drie geboden behoorl. gedaen syn ter plaetse van de
laetste residentie van den ghenen, die versoucken sullen getrout te wor-
den , mitsgaders datter egheen verhyndernisse voorghecomen is.
XXVIII.     Trouw-Registers.
Dat die Magistraten ende Kerckendyenaers respective een registre
houden sullen van die personen, die sy trouwen, ende t selve registre
ende die voorsz. certificaten op t Kaedthuys ende ïn der kercke respec-
tive doen bewaeren tot behouff van den ghenen, die t selve sullen moo-
gen van doen hebben.
XXIX.     HuwelijJcs-bezwaren.
Indyen, lopende de tydt van de geboden, yemant hem jegens het
huy welick opposeert, sal die Magistraet ofte Kerckendyenaeren den op-
posant eenen seekeren bequaemen dach beteyckenen, omme te compa-
reeren voor de Magistraet, onder wyens jurisdictie die persoone, daer
jegens die oppositie gedaen wordt, behoort, ten eynde hy aldaer die
redenen van syn oppositie voortbrenge ende bewyse, ende indyen ten
selven daeghe die voorsz. opposant aldaer nyet en compareert, sal die
Magistraet ofte Kerckendyenaer, mits hebben daervan behoorl. certifi-
catie onder die handt van den Secretaris van de voorsz. Magistraet,
voorts procedeeren tot vordere geboden ende uterlycke solempnisatie van
't huywelick.
XXX.
Maer als d' voorsz. opposant compareert, sal die Magistraet kennisse
nemen van de voorgebrochte redenen van oppositie, en daer op recht
doen naer behooren.
XXXI.
Ende indyen die voorsz. opposant een vreemdeling ofte onbekende per-
soon is, ende hy gehouden sal wesen suffisante borgen te stellen, voor
-ocr page 247-
VAN HOLLAND 0>ïTW0BPEM. 1583.                              241
't interest van syn parthye ende daervan voor denselven Magistraet moe-
ten verandtwoorden ende te rechte staen, ende soo verre yemant be-
vonden wordt calumnieusel. tegens eenich huwel. hem geopposeert te
hebben, sal boven die reparatie van 't intrest van parthye arbitraerl,
gestraft worden anderen ten exemple.
XXXII.
Indyen jemant belofte van huwel. ofte ondertrouwe gedaen hebbende,
uyt 't lant vertreckt sonder noot ofte wettel. redenen ende buyten wille
ende weten van den gheenen, die hy belooft ofte ondertrout heeft, ende
alsoe daer uyt blyft den tyt van twee jaeren, sonder wettel. redenen
te laeten weten van syn absentie, sal als dan die verlatene parthye
alsulcke een hem absenteerende driemael, van xmi daegen te xiiii dae-
gen, naer malcanderen openbaerl. doen proclameeren ende inroupen ter
plaetse daer men gewoonl. is openbaere vercondinghe te doen in de juris-
dictie, daer die belofte ofte ondertrouw geschiet is, mitsgaders ter plaetse
van syn laetste residentie, indyen hy in een ander plaetse resideerde ,
dan daer die belofte ofte ondertrouwe is geschiedt, ende soo verre hy
nyet en compareert om het huywel. te volbrengen, sal die dagende
parthye, haer suyverende by Eede, dat die voorz. absentie sonder col-
lusie ende tegens haeren dunck geschiet, by den Magistraet verclaert
worden vry ende ontslagen te wesen van haer belofte, ende alsoo ge-
oorlofft syn, ende vrystaen omme haer onder een ander huywelick te
begeven, ende daerenboven, dat de voorsz. geproclameerde, ïndyen hy
in 't landt verkeert, arbitraerlyck gestarft worde naer gelegentheyt van
der saecke.
XXXIII.
Maer indyen hy compareert ende souffisantel. blycke van de voorsz.
belofte ofte ondertrouwe, sal gecondemneert worden 't voorsz. huywe-
lick eerstdaechs te celebreren.
XXXIIII. Echtscheiding.
Indyen een echt man syn huysfr. ofte een echte vrouwe haeren man
beticht van Overspel, ende nyet en can geinduceert worden om te ver-
eenigen, sal die geoffenseerde ende ontschuldige parthye moegen ver-
soucken van den Magistraet separatie van 't huywel., ende soo verre
als die Eebreuk, den rechte genoech synde, ge verifieert wordt, sal die
versochte separatie van 't huywel. den geoffenseerde ende ontschuldige
parthye toegewesen worden, ende alsoo haer toegelaten ende vrystaen
haer tot een ander huywel. te begheven.
XXXV.
Maer soo bevonden wordt dat een van beyde parthyen merckel. schuit
heeft, dat d' ander in overspell gevallen is, of dat by enyge Collusie,
ofte fraulde om van malcanderen te geraecken sulcx geschiet waere,
soo en sal die voorsz. separatie nyet toegelaten worden, maer sullen
beyde parthyen gestraiï't worden: naer d' uytwyseu van 't voersz. plac-
16
-ocr page 248-
242                     REKKELIJKE WETTKK OP LAST DBB STATEN
caat, ende andersints als naer rechten ende circumstantie van der saecke
bevonden sal worden te behooren.
XXXVI. Voorschriften aan Gehuwden,
Dat alle getronde luyden gehouden sullen syn by malcanderen in een
huys te woonen, ende in gemeene huyshoudinghe by malcaoderen te
blyven, soo als gehuyde luyden betaempt, ende indyen d' een van den
ander vertreckt om alleen huys te houden , ende naar behoirl. verma-
ninghe nyet terstond wederomme keert, sal d'Overicheyt met behoirl.
straffe van vangenisse, ende leggen tot waater ende broot (ist noot)
den beschuldigden constringeeren omme te keeren tot gemeen huyshou-
dinghe naer behooren, al waer 't oock soo dat beyde die parthyen in de
separatie consenteerden.
XXXVII.
Insgelycx sal oock gcprocedeert worden jegens den ghenen, door
wyens ongeregelt ende ongeschickt leven, oft vreetheyt jegens zijne echte
gade, die selve oorsaecke heeft omme van hem te vertrechen.
XXXVIII.
Indyen yemant uyt quade sinnen, ende sonder enyge wettel. oor-
saecke, syn echte gade verlatende, in vreempde verre landen vertreckt,
sal die verlatene nae den tyt van vyff jaeren vermoogen haere dachten
te doen aen de Overicheyt, dewelcke naer voorgaende insinuatie aen de
naeste vrunden, bloetverwanten ofte meeste bekenden van de absente
gedaen, ende drie openbare proclamatiën ende inroupinge van —xim—
daegen te —xmi— daegen naer malcanderen kennisse nemen zal van
die gelegentheyt der saecke ende indyen geverifieert wordt, dat die
dagende parthye staet ten goede name ende fame , ende haer altyt soo
in huywelicke als naer 'tvertreck, ende geduyrende d'absentie van den
beclaeghden eerl. gedraegen heeft, ende daer en boven haer suyvert by
êede, dat die voorsz. absentie geschiet sonder collusie, ende 't jegens
haeren dunck ende wille , soo dat gheen andere oorsaecke van 't ver-
trecken van de voorsz. beclaegden bevonden wordt, dan syn moetwille
ende opsette quaetheyt, sall die voorsz. Magistraet, die voorsz. dagende
parthye verclaren vry en ontbonden te wesen van de voorsz. beclaegde,
als die syn trouwe verlaten ende huywelick gebroocken heeft, ende
wordt mitsdyen die voorsz. verlatene parthye geoorloft ende vry gelae-
ten, omme haer tot een ander huwelyck te begheven, ende daeren-
boven, sal dieselve geproclameerde, als een meinedige ende trouwver-
later gebannen worden uytte lande den tyt van —L— jaeren.
XXXIX. Bezoehen van Kranhen, Gevangenen en ter dood veroordeelden,
Ende omme voorts ordre te stellen op de visitatie van de crancken
en gevangen, sullen die dyenaeren des Woordts gehouden Wesen te ver-
soucken allen crancken, die haerl. vermaninghe ende vertroostinghe be-
gheren sullen, sonder onderscheyt van persoonen; welverstaende dat
een yegelick gehouden wordt den dyenaer in tyts te versoucken, voor
-ocr page 249-
VAN HOLLAND O:\TWOKPEN. 1583.                             243
en alleer die crancke op 't affscheyden sal wesen, ende dat t selve ge-
schiede ty daghe ende tot sulcken tijde, dat den dyenaer daer door in
syn predicatie nyet en worde beleth.
XL.
Sullen oock die Kerckendyenaeren eens ter weeke eene vermaeninee
doen voor de Gevangenen , ende soo wanneer men yemant totter doot
veroirdeelt, sullen die dyenaers den patiënt met goeden onderwys, ende
vertroostinghe uyt Godts woordt by blyven, tot dat hy by de plaetse
compt, daer hij syn straffe sal ontfangen.
XLI. Begrafenisplegtigheden.
Sal voorts die begravinghe der dooden geschieden by schoone daeghen
met alle eerbaerheyt ende stillichheyt, sonder dat er enyge cerimonien
ofte uytwendichheyt sal worden gebruyckt, die tot superstitie, misge-
looi ofte ergermsse soude mogen strecken; [des een yegelicken vermaent
wordt, dat het luyden van de clocken ter plaetse daer het selve gedaen
wordt nyet en geschiedt, omme den overleden daarmede te behelpen,
maer ten eynde die ghene, die op de begravinghe beroupen syn, hem
daer moogen vynden , ende dat een yegelick van de verbanckelicheyt
des levens vermaent synde, hem in tyts tot den doot mach bereyden,
dat oock die stilswygende gebeden, die by den omstanders worden ge-
daen, dewyle het lichaem in der aerde worde gestopt, nyet en geschie-
den voor den dooden , maar voor syn overgeblevene familie, ende ten
eynde Godt almachtig een yegelick die gratie wil gheven, om dit jegen-
woordige leven te mogen versmaden, ende opt toekomende hemelsche
leven te verwachten.]
XLII. Kerkelijke Vergaderingen.
Ende soo men verstaet, dat gheen Kerck over andere Kercken, noch
gheen dyenaers over andere dyenaers, gheen ouderlinghen noch diaconen
over andere ouderlinghen nochte diaconen enyge heerschappy gebruycken
en sul.en, ende van noode is, dat door wettel. tzamencompste die
ilercke ende dienaeren in goede eendracht ende correspondentie worden
onderhouden , soo wordt geordonneert, dat van nu voorts in de landen
van Hollant, driederhande kerckel. tzamencompste sullen worden onder-
nouden , _ te weten den kerckenraydt van elcke plaetse, der classicale
vergadennghe van elcx quartier, ende die Provinciale Synode van den
voorsz. landen, ende dat in de voorsz. tzamencompste gheene andere
aan kerckel. saecken op kerckel. wyse gehandelt sullen worden, mits
dat in meerder vergaderinge nyet gehandelt en sal worden, dan 't
gneene in mindere nyet en heeft connen afgedaen worden, ofte dat
totter Kercke der meerdere Vergaderinge in 't gemeen behoort.
XLIII. Kerkeraad.
Dat den voorsz Kerckenraedt alle weeke gehouden sal worden, by
uen LJienaer ofte dienaers des Woorts met die Ouderlinge van jegelicke
ivercke, mits dat ter plaetze, daer 't getal der Ouderlingen cleyn is,
16*
-ocr page 250-
244                     KERKELIJKE WETTEN OP LAST DER STATEN
die diaconen daer by gevoucht sullen mogen worden; dat oock de Ma-
gistraet ofte regeerders van den steden ofte dorpen respective vry sal
staen, omme yemant van henluyden daer by te vougen, omme op alles
opsicht te hebben, sonder nochthans enyghe stemme te gheven, ende
dat aldaer gehandelt sal worden, dat alle saecken in der kercke met
goede ordre ende tot naeste stigtinge angericht, ende dat alle ergernis-
sen onder die gemeente geresen, ofte te rysen, wechgenomen ofte voor-
comen mogen worden.
XLIIII. Klassikale Vergaderingen.
Dat in elck quartier, sulcx die tegenwoirdel. verdeelt syn, ter be-
quaemer plaetse alle drie maenden een Classicale vergaderinghe gehouden
sal worden, die van de Magistraet van de steden, ten fyne als vooren,
daermede overgeroupen synde, daerinne vergaderen sullen die dienaers
met een Ouderling, uyt elcke Kercke van 't quartier, ende naerstich
ondersouck doen op 't leven ende leringhe van yegelicken dyenaer,
haere sorghe dragende, dat alle ergernisse, misbruyck ende scheuringe
in der Kercke vermydet mogen worden.
XLV. Provinciale Synode.
Dat voorts alle jaers op ten tweeden Woensdagh naar Pyncxter een
Provinciale Synode van alle die Kercken van Hollandt gehouden sal
worden in 's Graavenhaaghe, daerinne vergaederen ende stemmen sul-
len Doctores Theologiae van der Universiteyt van Leyden, met twee
dyenaers ende twee Ouderlinghen, by elcke Classe daertoe te commit-
teeren, die ten voorsz. daeghe en plaetse vergaderen sullen, sonder dat
van noode sal wezen daertoe eenyge particuliere beschryvinge te ge-
bruycken, ende dat aldaer gehandelt sal worden all 't ghene dat tot
goede eendracht in der Kercken, opbouwinge der Gemeente, ende wech-
neminghe der verhynderinghe der Evangelische leere bevonden sal worden
te dyenen; ende dat ten opsien ende overstaen van alsulcke gedeputeerden
als die hooghe Overicheyt ende Staten van den landen uytten Collegie van
Raede, ofte andere committeren sullen, omme aldaer te assisteren ende
toesicht te draeghen, dat alle saecken met goede ordre worden gehandelt.
XL VI.
Dat alle die ghene, die op eenyghe der voorsz. 't samencompsten als
Litmaten sullen verschynen, goede blycken sullen medebrengen van den
ghenen die hun gesonden hebben, voor ende alleer sy tot eenyghe
stemme te gheven toegelaeten sullen ■worden, ende dat een eygelyck 't
si die van de Magistraet ofte ander secreet sal moeten houden, 't gene
aldaer gehandelt sal worden, ende daer uyt eenyge twiste ofte erger-
nisse souden moghen rysen, welverstaende dat die van de Magistraet
vry sal staen in haer luyden Collegie te rapporteeren, 't ghene sy be-
vynden sullen de Overigheyt aenteghaen.
XLVII. Hooger beroep.
Soo yemant sustineren wil door die uytspraecke der minder vergade-
-ocr page 251-
VAN HOLLAND ONTWORPEN. 1583.                              245
ringe veronghelyckt te syn, dieselve sall tot een meerder moogen be-
roupen, ende tghene by de voors. Provinciale Synode der kerckelycke
saecke aenghaende besloten wordt, sal voor vast ende bondich gehou-
den worden, soo lange als 't zelve in gelycke ofte nationaele vergade-
ringe Dyet verandert en sy.
XLVIII. Zuiverheid der Leer.
Ende ten eynde die kerckelicke censuren (daer door men nochtans
nyet en verstact jemant van de straffe der pnale rechten te bevryden)
in den lande van Hollant met goede ordre gebruyckt moogen worden ,
soo wordt gestatueert, dat soo wanneer jemant tegens die Zuyverheyt
der Leere, ende Vromicheydt des "Wandels gesondicht sal hebben, ende
die sonde heymelick is, ende gheen openbare ergernisse gegeven heeft,
soo sal den regel onderhonden worden door Christum, Mathie in
t—XVIIIe— voorgeschreven, soo dat indyen die Zondaer by een in
't bysonder ofte voor twee ofte drie getuygen vermaent synde, berouw
heeft, 't selve voor den Kerckenraedt nyet gebracht en sal worden;
maer soo hy van twee ofte drie vermaent synde gheen gehoor en gheeft
ofte andersins eene openbare sonde ende ergernisse heeft bedreven, sulcx
sal den Kerckenraedt aengegeven worden.
Ende soo verre hy die vermaninghe van den Kerckenraedt hartneckel.
verwerpt, ende gheen verclaringhe van Leetwesen daervan voor den
Kerckenraedt en wil doen, soo sal hy van den avontmale gehouden
worden , ende indyen hy afgehouden synde, naer verscheyde vermanin-
gen , gheen verclaeringhe van boetvaerdicheyt en wil doen, soo sullen
die van den Kerckenraedt t selve den Magistraet, dat is de Burgemees-
teren ende Schepenen in den stede, ofte den hooftofficier met syn man-
nen ofte rechters ten platten lande aengheven, ende by heurl. [consent
tot de uiterste] remedie, te weten die openbaere ende naemcondinghe af-
snydinghe, comen. Maer soe verre die van den Magistraet swaerigheyt
maecken, omme in den voorsz. openbaere afsnydinghe te consenteeren,
ende die van den Kerckenraedt nochtans dunckt der Kercke noodich te
syn, dat die selve syn voortghanck hebben, soo sal dieselve gebracht
worden in der yerstenProvinciale Synode alsdan te houden, ende aldaer
by die van der Synode ende alsulcken getal van gedeputeerden als die
hooghe Overicheyt ende Staten van den lande
goetduncken sall tot dier
saecke daer by te voughen, omme by gelycke stemminghe getermineert
ende uytspraecke daervan gedaen worde.
XLIX.
Welverstaende soo verre die questie valt omme die suyverheydt van
der Leere van eenyghe Kerckendienaers , dat in dyen gevalle die van
de Synode alleen het oordeel hebben sullen, off die voorgewende lee-
ringhe gesont is, dan nyet, blyvende voorts die uytsprake van der afsny-
dinghe van sulck een Leeraer tusschen die van der Synode ende voorsz.
gedeputeerden geineen, indyen die selve Leeraer by syn quaede Lee-
i'inghe hertneckel. wil blyven.
-ocr page 252-
246 KERK. WETT. OP LAST DEK STAT. VAS HOLLAND OSTW. 1583.
L.
Doch soo wanneer die Dyenaers, Ouderlingen ofte Dyaconen een
openbaere groeve sonde bedryven, die de Kercke schadelick, ofte oock
by de Overicheyt strafweerdich is, die ouderlingen ende dyaconen door
oordeel des Kerckenraets met advys van den Magistraet afgeaeth ende
die dyenaers van heuren dyenst opgheschortet sullen worden, blyven
tot kennisse van de Synode ende voorsz. gedeputeerde of si geheell.
van t predicktambt te setten sullen syn, dan nyet.
LI. Grove zonden en Kerk-tucht.
Dat onder die grouve sonde waerdich syn , die opschortinghe ofte
afstellinge van den dyenst, deze syn die voornaemste, valsche leere
ofte ketterye, openbaere scheurmaeckinghe, opentl. blasphemie, Symo-
nye, trouweloose verlatinghe syns dyensts, ofte indringinge in een an-
ders dyenst, meinëdicheyt, overspel, hoererye, dieverye, ge welt, ge-
woenl. dronkenschap, vechterye, vuyl gewin, ende general. alle die
sonden ende groeve feyten, die den autheur voor de werell vuile infamie
medebrengt.
LII. Kerkelijke Censuur.
Dat boven desz. die Dyenaers des Woorts, Ouderlingen en Diaconen
voor het houden des Avontmaels onder henluyden de Christel. Censuren
oeffenen ende ondersoukinghen doen sullen, soo van der leere als van
het leven.
Slot.
Ontbieden daeromme ende beveelen wel ernstel. den President ende
luyden van onsen Hoghen Raede, den President ende raede provinciael
van Hollant, Zeelant ende Vrieslant, mitsgaders alle onsen justicieren,
officieren ende andere, des noot synde, hem hier naer te reguleeren,
ende d'overtreders van dyen te straffen, ende doen straffen naer gele-
gentheyt der saecken, ende ten eynde hier van nyemant ignorantie en
pretendeere, willen dat desz. jegenswoordige by de Deurwaerders van
den voorsz. Raeden gepubliceert sal worden, allomme in den Graef-
schappen ende landen van Hollant, daer men gewoenl. is publicatie te
doen, soe wy ernstel. verstaen 't selve tot opbouwinghe der Kercken
Godts zonderlinghe te dyenen.
                                 Ghegheven enz.
-ocr page 253-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN
TE 'S GRAVENHAGE.
1586.
Hoe kort het verblijf van Leicester in onze gewesten geweest is en hoe weinig hij den
verwarden staat der zaken vermogt te verbeteren, voor de hervormde kerk heeft hij even-
wel eene algemeene synode doen vergaderen en hare kerkordening bekrachtigd.
Eobert Dudley, graaf van Leicester, zette den 20 December 1585 te "Vlissingen voet
aan wal. Gecommitteerd door koningin Elisabeth om te komen in onze vereenigde gewes-
ten en te bevelen over al het krijgsvolk van harer majesteits hulpe, zon hij aan het hoofd
van den raad van state staan en over den oorlog en andero takken van inwendig bestuur
het opzigt hebben. Hij kwam als een heer van groot aanzien door vele edellieden der
voortreffelijkste geslachten van Engeland omringd. Men zou bijna gemeend hebben, dat
men «eenen conincklijcken stoet zag" (Van Eeyd, hist. d. Ned. oorl. V, fol. 73), en
de hoop werd er door vermeerderd, dat hij de redder zijn zou uit deu grooten nood en de
vervaarlijke confusie van het land. Hem werd dan ook in al de steden, die hij doortrok,
buitengemeene eer bewezen. «Ja, al hadde hij selfs Sonverein Heere van den Lande ge-
weest, men en soude hem geen meerder eere hebben konnen doen" (Bor, Ned. oorl. XXI,
fol 4). Al spoedig werd hem dan ook boven de autoriteit, die hij van hare majesteit had,
»het hoogste gebiet en absolute autoriteijt gegeven, — als alle voorgaende Gouverneurs
Generael van de Nederlanden , bijsonder ten tijde van den Keijser Kaerle den vijfden wette-
lijken gehad en geëxerceert had Jen" (Bor, fol. 14).
Onuitsprekelijke genegenheid bewezen hem die van de kerke waren. In plaats van een
hertog van Anjou dagelijks ter misse te zien gaan , die zich verpijnde om het vervallen
pausdotn weder op te rigten, zagen zij nu dezen heer openlijk het avondmaal houden en
niet dan brandenden ijver tot bevordering van de hervormde godsdienst ademen (Hooft,
Ned. hist. XXIII, bl. 134). Zoodra bij te Vlissingen voet aan wal had gezet, trok hij
met al zijne edellieden en hofdienaars naar de kerk, waar een Engelsen predikant de
leerrede hield. Ook zag meu met groote vreugd, dat hij kort daarna in audere steden van
Holland ii tot verscheijdeu reysen openlijck ten Nachtmael ginck" (Van Reyd , fol. 74).
Men geloofde vastelijk, dat God almagtig onder de leiding van zulken regent het dier-
baar vaderland zegenen en de verdrukte kerk weder opheffen zou. Daar hij een sterken
rug aan de koningfn van Engeland had en niemand behoefde te ontzien , verwachtte men
zelfs meer van hem, dan de prins had gedaan of kunnen doen. Hij liet zich ook verlni-
-ocr page 254-
248 NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GRAVENHAGE. 158C
den, »dat hij nicmants in saken vande Religie ende de gemeijnc welvaert ghemcent ware
te sparen, daer by voeghende, dat de Prins van Orangien veel te goed cnde te weeck over
de heymelijcke Malcontenten was geweest" (Van Reyd, bl. 74)
Van deze gezindheid gaf hij al spoedig blijk bij zijne komst in de stad Utrecht, waar
de gemeente van Duifhnis afgezonderd van de hervormde bestond en wier kerken van St.
Jacob en van St. Marie in zeer grooten getale bezocht werden »ooc vande beste en gequa-
lificeerste der Stadt" (Brief van den magistraat van Utrecht van 8 Maart 1581 aan den
prins. Zie Uytenbogaert, kerk. bist. d. III, bl. 49).
Kort na zijn plegtstatigen intogt in Utrecht (22 Maart 1586, o. st.) bragten die van de
consistorie door middel van den stadhouder, graaf van Meurs, zoo veel te weeg, dat Leices-
ter eenige predikanten van de consistorie en van St. Jacob bij zich in het huis der Duitsche
orde ontbood en, in tegenwoordigheid van genoemden stadhouder met eenigen van de staten
en magistraten van Utrecht, tot hen zeide te verstaan, dat zij zich met elkander zouden
vereenigen, alzoo hij die scheuring ondijnstelijk hield. (Welke spanning tusschen die twee ge-
meenten bestond en welke twisten vóór en na den dood van Duifhuis waren voorafgegaan
kan men lezen bij H. J. Royaards, proeve eener gesch. der herv. in de stad en de prov.
Utrecht, Ned. archief voor kerk. gesch. VI bl. 253 verv.) Hoe weinig dit den predikanten
van St. Jacob ook beviel, werden toch reeds den 26 April op het raadhuis, in presentie van
den graaf van Meurs als stadhouder en van Dr. James als gecommitteerde van Z. Exc, 18
artikelen van vereeniging geteekend. De onderteekenaars waren: Herman Modetus, verbi
minister, Nicolaes Sopingios, Wem. Helmich, Joannes Uytenbogaert, Hermanus Elconius,
Cornelius Royenburg, Petrus Beerk, dienaar des Woords op de Vaert (Bor, XXII, bl. 838).
De leeraar der St. Jacobs gemeente, die zich in die vereeniging niet vinden kon, was
Tako Sybrants, die dan ook Utrecht verliet en daarna predikant te Medemblik geworden is.
Door dien maatregel, welke velen der staten en magistraten tegen de borst was, heeft Lei-
cester de gemeente van Duifhuis opgeheven en langzamerhand zijn hare sporen verdwenen
(Royaards, over bovengenoemd onderwerp, Ned. Archief voor de kerk. gesch. VII, bl.
253). Het zal wel waar zijn, dat die opheffing bij subreptie en obreptie geschiedde, waarover
die van St. Jacob zich later (Oct. 1589) bij adres aan den Utrechtechen magistraat hebben
beklaagd (Uytenbogaert, bl. 78), maar in dien tijd konden kerken van verschillende belij-
denis slecht in dezelfde stad bestaan, allerminst in Utrecht, waar vele drijvers van het
Calvinisme nit de zuidelijke gewesten gevlugt, zich in den laatsten tijd vereenigd hadden.
Ook kan Leicester er wel bij beoogd hebben, om mannen als Modet en over het algemeen
de consistorialen te believen, welke in het kerkelijke dezelfde unie dreven, die hij in den
staat te bevorderen zocht, en wier invloed op de menigte, als de eenige en veel vermogende
volksredenaars dier tijden, hem van groote nuttigheid wezen kon (De graaf van Leicester te
Utrecht door Mr. van Asch van Wijk, bl. 35). Maar het mag nooit vergeten worden, dat
hij het erkende hoofd was der Puriteinsche partij van Engeland, welke hij ijverig beschermde
al liep hij gevaar er de gunst zijner koningin door te verliezen (W. Broes, de Engelsche
kerk enz. d. II, aanteek. 20, bl. 270). Als hij dan na en later de Calvinisten voorstaat,
behoeft het niet enkel staatkunde en listig overleg, noch veel minder huichelarij teheeteB,
want hij zelfwas Calvinisten zoo als de meeste Calvinisten van dien tijd waren, allerslrengst
in de leer, onverdraagzaam en zich latende heheerschen door de onverdraagzaamsten sij-
«er sekte
(John Lothrop Motley, de opkomst van de Ned. republ. afd. II, d. 2, bl. 270).
Zon echter de vereeniging der St. Jacobs gemeente met de gereformeerde bevestigd blij-
ven, was het allezins te wenschen, dat zij door het hoogste gezag der kerk bekrachtigd
werd. Ook gingen weder stemmen tegen Caspar Coolhaes op, die, al was het hem ver-
boden (zie boven bl. 226), voortging met te schrijven, zonder dat de staten dit verhin-
derden. Dan waren daar ook de twisten met Hermanns Herberts, predikant te Gouda,
-ocr page 255-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 'S GKAVENHAGE. 1586. 249
welke men te vergeefs had trachten bij te leggen op de particuliere synode van 's Graven-
hage, gehouden in het jaar 1588, en daar deze door zijne corte verTclaringe van Rom. II:
28 in het daarop volgende jaar de breuke al grooter had gemaakt, scheen wel noodig, dat
de twist, zoo mogelijk, door eene algemeene vergadering werd beslecht. Buitendien was
het er nog ver af, dat de regelen van bestuur, door vroegere synoden vastgesteld, overal
in werking waren gebragt, zoo als de goede urde in de kerk vereischte. Daarom werden
de algemeene staten (Dr. J. J. Bergsma, Specimen historico-theologicom de comraissariis
politicis TJtr. 1857 p. 73), maar bijzonder Leicester gebeden om eene nationale synode bij-
een te brengen, die naar het besluit der jongste synode van Middelburg, 1581 (art. 35),
om de drie jaren moeat gehouden worden en dus reeds in 1584 had behooren te vergade-
ren. Om die redenen dan en waarschijnlijk ook omdat Leicester zelf inzag, hoe eene goed
geregelde nationale kerk een band te meer voor de Unie was, heeft genoemde landvoogd
den 8 Mei uit Utrecht de daartoe noodige bevelen gezonden aan de gouverneurs der pro-
vinciën, aan den hove provinciaal van Holland en aan Jonker Diederik Sonoy, gouverneur
van het Noorder Quartier, welke laatste brief aldus luidde:
Kobert Grave van Lycester etc.
Gouverneur en Capiteyn Generael etc.
Erentfeste lieve besondere, na nse komste in desen Nederlanden heb-
ben wy geen sake so seer ter herten genomen als de eere Gods, 't stuk van
der Christelijke religie, ruste en eendracht van den kerken en gemeenten,
sonderlinge gemerkt, dat de Koninginne van Engeland onse genadigste
vrouwe ons 't selve boven al bevolen en gerecotnmandeert heeft, en dat
ook den welvaert van desen Landen daer aen so seer grotelijks gelegen is,
om daer in te voorsien en goede ordeninge te stellen, dan met convocatie
van eenen generalen Synodus, so hebben wygoet gevonden deselvetedoen
houden en vergaderen, so wel van de Nederlandse als Walse gemeenten
deser vereenigde Provintien binnen 'sGravenhage, tegens den 20 des toe-
komende maends Juny na den nieuwen stijl, versoekende daerom aen U Ij.
en amptshalven ordonnerende, dat gy van sulks wilt adverteren de Clas-
sen in uwen Quartier en Gouvernemente, ten eynde sy tegens den voor-
noemden dag, en tot der selve plaetsen willen sohicken sulke dienaren
des Godlijken Woords, ouderlingen, Diakenen of anderen van haerlieder
classe, kerke of consistorie (in sulken getale als bevonden sal worden te
behoren, ten advenante van acht personen over de Provintie van Holland,
so wel van d'eene als van d'andere tale) als sy sullen vinden daer toe de
bequaemste, van goede leven, geleertheyt, verstand, discretie en yver tot
de eere Gods, voorsien met sulke brieven van credentie, instructie, volle
last en commissie als daer toe behoren. Om aldaer met den anderen te
aanhoren, delibereren, adviseren, sluyten en concluderen, sulks als be-
vonden sal wezen best dienende, tot verbreydinge der eeren Gods, refor-
matie van abusen en gravamina, oprechtinge en onderhond inge van goede
ordeninge, ruste, eendracht en stichtinge van de Kerke, sendende hen
luyden copie autentijk van desen om ben daer na te reguleren. Hiermede
Erentfeste lieve besondere, blijff God bevolen, tot Uitrecht den 8 Mey,
Anno 1586. En was geparapheert de Meetkerke, onder stont geschreven:
U goet vrient, en was ondertekent E. Lycester. Lager atont noch gete-
tent De Burg-grave. Het opschrift was, Erentfeste lieve besondere den
Oversten Sonoy, Gouverneur van den Noorder-quartiere van Holland, en
-ocr page 256-
250 NATIONALE ^ITNODE GEHOUDEN TK 's GBAVENHAGE. 158G.
bezegelt met de 9egele van de Heeren Generale Staten der verecnigde Pro-
vintien (Bor, XXI, bl. 718 en 719).
Zoo heeft Leicester aan het groot verlangen der kerkelijken van zijn tijd voldaan en niet al-
leen het houden eener algemeene synode vergund, maar hare bijeenroeping door de krachtigste
middelen bewerkt. Vroeger in het jaar 1578 is eene dergelijke zamenkomst door den prins en
de staten van Holland geaccordeerd, en daar die nitschrijving weinig bekend is en ook ons bij
het opstellen onzer inleiding op de handelingen der nationale synode van Dordrecht, 1578,
nog onbekend was (zie bl. 138), willen wij haar thans mededeelen, om als tegenhanger vau
den brief van Leicester te dienen. Wij hebben het stuk te danken aan Dr. J. .T. Bergsma
(De commissariis politicis, p. 17) die het overgenomen heeft uit de acten van de nationale
en provinciale synoden,
welke voorhanden zijn in het synodaal archief te 's Gravenhage.
Copie van 't consent van de Heere Staten van Holland om de Synodus
te honden tot Dordregt den 1 Junij 1578.
Alsoe sijne Princ. Excell. gehoort hebbende vuyt t' rapport van eenige
Ministers ende Predieanten binnen Hollandt ende Zeelandt die staet ende
gelegentheyt van der Kercke aldaer, nodich is bevonden ende heeft ver-
gunt, dat bij allen den Ministers derselver landen eene vergadering ge-
houden werde binnen der Stadt Dordrecht orame op der saecke van der
Christelijke Kercken alle goede ordre gestelt te mogen worden, soe ist
dat de Staten van Hollandt goed ende raedtsaem bevonden hebben tot
meerder opbouwinge ende verstarkinge der kercke Godts, dat den eersten
Juny toecomende binnen der voorsz. steede deselve vergaderinge tot den
eynde sal begonst ende gehoude worden als naar behoren, ende dat bij
Casparus Heydanus Minister Middelburgensis daervan aen allen Minis-
ters ende Predicanten binnen de landen van Hollandt -ende Zeelandt
voorsz. daer 't zelfde sal nodich wesen d'insinuatie ende d'advertentie sal
mogen worden gedaen. Gedaen bij den Staten voorn, binnen der stadt
Delff desen XXen Martü an° XVe achtsense ventig.
Ondergeschreven aldus
Ter ordonnantie van de Staten ende geteekent
De Rechtere
Gecollationeert aen d'originale, is daer mede accorderende
Bij mij L. J. de Cokputz.
Bij de vergelijking van heide stukken valt duidelijk in het oog, dat in den brief van
Leicester veel meer belangstelling in het houden eener algemeene synode spreekt, dan in
dien der staten van Holland. Leicester beroept zich op de eer van God, de christelijke
religie en de rust en eendragt der kerk, die hem meer dan eenige andere zaak ter harte
gaan ; op de recommandatie, die hij ter dier zake van zijne koningin bovenal ontvangen
heeft, en op de welvaart van deze landen, die grootelijks gelegen is in de goede orde-
ning der kerk, waartoe de convocatie eener generale synode strekken zal. Maar de staten
van Holland beroepen zich enkel op den prins, die uit het rapport van eenige predikanten
heeft opgemaakt, dat eene vergadering van al de ministers dezer landen noodig was en er
daarom vergunning toe verleend heeft, waarom zij zoodanige vergadering dan ook goed en
raadzaam hebben geoordeeld tot meerdere opbouwing en versterking der kerke Gods. Lei-
cester beijvert zich om die synode zoo algemeen en zoo voldoend mogelijk te maken, ver-
zoekende en ambtshalve ordonnerende, dat de dassen er allerwege van zullen worden ge-
-ocr page 257-
NATIONALE SÏNODE GEHOUDEN ï£ 's GRAVENHAGE. 1586. 251
adverteerd. Hij drukt den wensch uit, dat die vergadering uit de bekwaamste, braafste,
geleerdste en ijverigste mannen zal zijn zamengesteld, voorzien, volgens de kerkelijke voor-
schriften, met brievea van credentie, instructie, volle last en commissie, ten einde zij
delibereren , adviseren en concluderen, als bevonden zal wezen best te dienen ter eere Gods
en tot oprigting en onderhouding van orde, eendragt, rust en stichting der kerk. Van
dit alles is in den brief van de staten van Holland niet gerept. Zij schijnen zelven geene
moeite te hebben aaiigewend om de predikanten van Holland en Zeeland te doen bijeen-
roepen en vergenoegen zich met de vergunning aan Heydanus verleend om de insinuatie en
advertentie te mogen doen. Het blijkt genoeg, dat de staten van Holland niet hoog liepen
met zulke zaïnenkomst der ministers, waarschijnlijk bevreesd voor hun invloed op het volk,
hunne onverdraagzaamheid jegens andersdenkenden en hunne bemoeizucht met regeringsza-
ken; maar Leicester, zelf regtzinnig en onverdraagzaam, vreesde voor de magt der con-
sistorialen niet en gaf hun gaarne de gelegenheid om de kerk op vaster voet te brengen.
De staten schrijven de synode uit, die de prins vergund heeft. Leicester schrijft zelf de
synode nit, zonder van de staten te gewagen. Brandt (Hist. d. ref. b. XIV, bl. 714),
Wagenaar (Vaderl. gesch. d. VIII, bl. 152), Ypeij en Dermout (Gesch. d. Ned. herv.
kerk, d. I, bl. 344), Lechler (Gesch. der presb-und synod-Verfassung, s. 136) en anderen
zien er bezwaar in dat Leicester de synode bijeengeroepen heeft 'Sonder de Staeten daerin
te kennen". Maar, mag het niet voorzigtig gehandeld zijn, in dat voorbijgaan of niet
vooraf raadplegen der staten was volgens den toestand dier tijden niets onwettigs of strij-
digs met de toen wederzijds bezworen «taatsregeling gelegen (A. Kluit, Hist. der Hol-
landsche staatsregering, d. II, bl. 121, C. M. van der Kemp, de eer der Ned. herv. kerk,
d. I, bl. 316 en A. J. van Beeck Calkoen, Observationes aliquot juris publicisacri in Hol-
Iandia, p. 106). Het bijeenroepen van eene algemeene synode was zeker eene prijsselijke maat-
regel in het algemeen belang. Eene goed geordende, zelfstandige kerk was voor Nederland
wenschelijk, mits er gezorgd werd dat die kerk geen inbreuk maakte op het staatsbestuur en
tot geene vervolging van andersdenkenden nopen kon (Dr. R. Fruin, in de Gids van April 1862,
bl. 559). Daartegen zouden de politieke heeren naar deze synode gedeputeerd kunnen waken.
Op last van Leicester hebben dan die van den provincialen raad, op naam van Maurits,
mitsgaders de president en raden over Holland, Zeeland en West-Friesland enz. geschreven
aan de predikanten van Holland , en copie daarbij gevoegd van den voorz. brief van Lei-
cester, om te communiceren met de dassen van Zuid-Holland, en Sonoy deed desgelijks aan
de predikanten van het Noorder-Quartier, en in de andere provinciën geschiedde hetzelfde.
De kerkelijken voldeden gaarne aan den last hun gegeven en in de partikuliere synode
van Zuid-Holland, den 2 Junij te Rotterdam geopend, werden ijverig de noodige voorbe-
reidingen voor de groote vergadering gemaakt. Er werd raadzaam geoordeeld om bij Leices-
ter aan te dringen , dat hij den raadsheer Casembroot naar de algemeene synode committeerde,
waarschijnlijk om dat deze reeds vroeger op last van den prins in kerkelijke aangelegen-
heden werkzaam was geweest. Corputius zou daartoe aan den Utrechtschen Helmichius
schrijven , om bij Meetkerke en anderen te bewerken , dat aan dit verlangen voldaan werd.
Tot gecommitteerden van Zuid-Holland werden gekozen Arnoldus Cornelii, predikant te
Delft, Jeremias Bastingius, predikant te Dordrecht, Libertus Fraxinus, predikant te
s Gravenhage en Caspar Swerinckhusius, predikant te Rotterdam, welke laatste echter
geëxcuseerd wezen zou , als de raadsheer Casembroot op de synode kwam. Aan deze ge-
committeerden werd opgedragen om met de afgevaardigden der overige provinciën te con-
fereren over het aanstellen van echlrichters, uit kerkelijken en politiekeu te kiezen, die de
huwelijkszaken zouden behandelen: verder over het verkiezen van een senatns ecclesiasti-
cus ,
insgelijks uit kerkelijken en politieken zamengesteld , welke alle voorkomende zaken der
kerken in behandeling nemen zou, om te verhooren, bij te leggen, te beslissen, Ie bestraf-
-ocr page 258-
252 NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GRAVENHAGE. 158G.
fen, te suspenderen en voor de naast volgende synode voor te bereiden: en eindelijk, over
liet stellen van eenigen bij de dassen en magistraten om vóór de particuliere synoden of
op andere tijden, of jaarlijks visitatie te doen bij de kerken en hare dienaars (zie de han-
delingen der part. syn. gehouden binnen Rotterdam , in het M. S. van Petrns Cabeljauw
uit de synodale bibliotheek te 's Gravenhage, bl. 504—508).
Uit deze instructie voor de afgevaardigden naar de nationale synode kan men zien, dat
de meerderheid der Zuid-Hollandsche predikanten wel genegen was, om den politieken ,
» doende professie van de gereformeerde religie", mede wat plaats in te ruimen bij de be-
handeling van kerkelijke zaken, ofsehoon uit die zelfde acten ook blijkt, hoe er waren,
die de autoriteit aan zulke gemengde eollegiën toegedacht liever voor de elassen in het ge-
meen, of voor eene elasse daartoe bijzonder door de synode aangewezen, wilden hebben
bewaard. Zij hadden mede bezwaar tegen het instellen van zulken senalus ecclesiasticus f
• dewijle nieuwicheyt odienx sy," en de Haagsche synode heeft die nieuwigheid dan ook
niet ingevoerd (Partic. vraag 16), ofschoon zulke permanente commissie en vaste verte-
genwoordiging der kerk in dien tijd niet minder nuttig kon gewerkt hebben, dan tegen-
woordig onze algemeene synodale commissie.
Hoe die voorbereidende vergadering van Rotterdam ijverig zorgde, dat niet één van het
getal harer afgevaardigden op die groote vergadering zou worden gemist, blijkt uit haar
besluit: • Indien van de ghedeputeerden yemandt quame te sterven ofte cranck ware, ofte
hadde hoochwichtighe oorsaecke, dat hy niet en conde tot de generale synode commen,
dat alsdan die andere ghedeputeerden sullen macht hebben tot haer te kiesen alsulcke per-
soonen, als hen sal goet duncken bequaem te syn, om die plaetse te vervullen."
Vijf dagen voor de synode te 's Gravenhage bijeenkwam, heeft Leicester noodig gekeurd
om de navolgende missive aan de staten van Holland te schrijven met verzoek om de bij-
eenkomst te begunstigen en hare handelingen met hun raad en gezag te bevorderen.
Cnm qui Legati a vobis in Anglia erant apud Serenissimam reg. Ma-
jestatem, causam verae religionis & ecclesiae maxime commendavint, &
regia Majest. nobis huc venientibus hoc negotium praecipue mandavit,
quae nos etiani causa vel maxime inovet ad hanc suscipiendam provinciam
ut ecclesiae Dei nostram operam prestare possemus, ad officium nostrum
imprimis pertinere existimavimus. Quam ob rem coetum ministrorum om*
nium provinciarum hoc tempore authoritate nostra convocari jussimus,
ut ecclesiarum statu intellecto id statui possit, qnod ad Dei gloriam &
Reipub. pacem maxime conducere videatur. Cnm autem ipsi gravissimia
negotiis impediti in ipso (quod desideramns maxime) adesse non possu-
mus, vos rogamus ut eis qui convenernnt favuatis, & eorum actiones et
progressus vestra authoritate juvare velitis, ut omnia possint vestris
consiliis adjuti alacrius suscipere ad Dei gloriam promovendam & Ec-
clesiae pacem stabiliendam, quod a vobis obnixe postulamus, ipsi etiam
brevi adfuturi, ut quae praesunt incepta quantum in nobis erit promo-
veamus ad Dei Opt. Max. glorïam, Cujus aeternae Ma. vos & omuia vestra
consilia commendamus.
Trajecti 15 Calend. Jnnii 1586.
Die weet, hoe ongezind de staten van Holland waren om de ontwikkeling eenér zelf-
standige Nederlandsche Kerk te bevorderen, zal het niet vreemd vinden, dat zij op deze
dringende missive van den graaf geen besluit genomen, althans niets daarvan genotuleerd
hebben (Resohtië'n van Holland fol. 234 den 24sten Junij tot 1 Julij 1586.)
-ocr page 259-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 'sGBAVENHAGE. 1586. 253
De algemeene synode der Nederlandsche gereformeerde kerken van beider talen, den
20Bten Junij te 's Gravenhage bijeengeroepen, telde de navolgende leden.
Adrianus Saravia. Jacobns Kimedoncius, Ecclesiae Middelburgensis Minister, Praeses
Arnoldos Cornelii, Assessor. Wernerus Helraichius, Scriha Synodi.
Herm. Modetus, Johannes Damius, Minister Harlemensis.
Andreas Hagius, Frisius, Minister Ecclesiae Hornanae.
Jeremia8 Bastingius, Caspar Swerinckhusius, Min. Eccleae Rolerod.
Bernberus Vesekius Ecclesiae Daventriensis Minister.
Johannes Beserus (Sic) Arnhemius.
Kuardus Acronias, Minister Leovardeanae Ecclesiae.
Sibrandus Vomelins, Minister Ecclesiae Chrisii in Pietersbierum.
Henricus Heiningius, Minister Hardenicensis.
Casparus Holstechius, Minister Ecclesiae Campensis.
Henricus Brant, Minister Ecclesiae Zirizeanae.
Guilhelmus Nicolai, Verbi 31inister Goesae.
Libertus Fraxinus, Minister Ragensis.
Joannes a Vinea, Ecclesiae Gallicanae Amstrodamensis Minister.
Petrus Moraius, Verbi Minister in Ecclesiis Gallicis, quae smit Delfis et Roterodami.
Guilielmus Comatius, Minister Slusanus.
Christianus Woutueranus, Ecclesiae Lugd. Minister.
Jan Marthinii, Toleti Minister.
Deze lijst der 23 leden van de Haagsche synode is afgeschreven uit het meergenoemde
M. S. van Petrus Cabeljauw, bl. 375. W. te Water heeft ook de namen der leden dier
vergadering uit een Waalsch handschrift van hare handelingen opgegeven (Tweede eeuw
getijde bl. 79—85). Zij komen met die van onze lijst wel overeen. Wij willen de lijst
van te Water hier toch bijvoegen, als die eenige namen meer bevat.
Gedeputeerden van Zijne Excellentie voor de Synode zijn :
D'Hr. (Ad.) van Meetkerke, President van ('t Sof) van Vlaenderen.
D'Hr. (Adriaen) van der Myle, President van ['t Hof) Hollant.
D'Hr. James, Leeraer van Zijne Excellentie.
VAN NOORT-HOLLANT.
Johannes Damius, Predikant ie Uaerlem.
Andreas Hagius, Predikant te Hoorn.
Philippus Cornelis, Ouderling te Amsterdam.
VAN ZUIDT-HOI-LANT.
Arnoldus Cornelii, Predikant te Delft.
Libertus ïïaxinus, » in 'sHage.
Casparus Zwerinkhusias (anders Grevinchovius), Predikant ie 'Rotterdam.
Jeremias Bastingius, Predikant te Dordrecht.
Adrianus Saravia, Professor in de Theologie te Leiden.
UIT ZEBLANT.
Jacobus Kimedoutius, Predikant ie Middellburg.
-ocr page 260-
254        NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TB 's GRA.VEXHAGE. 1586.
Johannes Martini, Predikant Ier Tholen.
Henricus Brantius,
          » te Zierikzee.
Wilhelmus Nicolaus, » te Goes.
VAN VLAENDEREN of VAN SLUIS.
Wilhelmus Comantius, Prediiant te Sluis.
VAN GELDBRLANT {en OVER-YSSEL.)
Bernerus Vezekius, Predikant te Deventer,
Gasparns Hostelius, » te Zwol.
Henricus Heiningius, » te Harderwijk.
Johannes Beherius, Professor der gezegde plaetse.
VAN OOST-VRIESLAND (nu VRIESLANT genoemt).
Ruardus Acronius, Predikant te Leuwaerden.
Zybrandus Vomelius, * van een dorp.
Jasper, Ouderling van deselfde Kerk in Vrieslant.
VAN UTRECHT.
Hermannus Modet )
WernerusHelmichiuSfPmföWra u VtrecM-
VAN LEIDEN.
Christianua van der Wanne
on
Petni9 Hakkius, Predikanten.
VAN DE WALSCHE KERKEN.
Jean Hochedé, Predikant te Amsterdam.
Pierre Morean, »          te Rotterdam en Delft.
Op onze lijst lezen wij Joannes Beserns, maar Te Water heeft Johannes Beherius. Hij
heet daar professor te Harderwijk en op onze lijst staan dan ook achter zijn naam de let-
ters mr. met de pen doorgeslagen. Casparns Holstechius, min. eccl. Campensis, zoo lezen
wij, maar Te Water heeft Gasparus Hostelius . pred. te Zwol. Waar wij lezen Ohristia-
nus Woutueranus, schrijft Te Water Christianus van der Wanne. Petrus Hakkius, even
als de laatstgenoemde, predikant te Leiden, komt op onze lijst niet voor. Hij is door tegen-
werking der Leidsche overheid eerst laat op de synode verschenen (Te Water, ter aangeh.
pi. hl. 85) en daarom is zijn naam misschien op onze lijst niet gekomen. Nog heeft Te
Water in plaats van Joannes a Vinea (Jean de la Vigne) den naam van zijn ambtgenoot
Jean Hochedé. De la Vigne was door de Waalsche synode van Amsterdam, 19 Maart
1586, tot de generale synode gedeputeerd, maar hij werd misschien verhinderd om die
vergadering ten einde toe bij te wonen , zoodat zijn ambtgenoot voor hem intrad. Dezelfde
Waalsche synode van Amsterdam had ook Lncas Treleat, predikant te Leiden, afgevaar-
digd, maar Pierre Morean is voor hem opgekomen.
Het mag gezegd worden, dat deze synodale vergadering uit «een aantal van beroemde
Godgeleerden" heeft bestaan (Te Water, ter aangeh. pi. bl. 79), onder welken Saravia
voorzeker eene eerste plaats bekleedt en die dan ook op onze lijst het eerst van allen, zelfs
nog vóór den praeses synodi wordt genoemd. Niet weinigen waren uit de zuidelvjke pro-
-ocr page 261-
NAT10NALU SYNODE GEHOUDEN TK 'ö GKAVENHAGE. 1586.        255
vinciën afkomstig of hadden daar eeu tijdlang gearbeid en met vele bezwaren geworsteld,
als Fraxinus, Bastingius en anderen. Enkelen, zoo als Modet, waren daar digt bij de
vlammen der brandstapels geweest. De meesten hunner stonden bekend als ijveraars voor de
confessie en de discipline, behalve Hakkias uit Leiden (Hooft, Ned. hist. b. XXI, bl. 45)
en misschien ook Vezekius , wiens naam ten minste later onder de geciteerden ter nationale
synode van Dordrecht voorkomt (Brandt, d. II, bl. 946). Onder de uitmuntende leden
dezer kerkvergadering dient vooral ook de president, Jacobus Kimedonk, genoemd. Ge-
boortig uit Brugge, onderwezen door Ursinus, is hij dienaar des woords te Gent en profes-
sor van de leer van Calvijn aan de doorluchte school aldaar geweest. Hij stond om zijne
kerk- en schooldienst zoo gunstig bekend, dat hij, toen Gent aan Farma overging, te
Middelburg beroepen en door de Zeeuwsche kerken naar de Haagsche synode gezonden
werd, die hem tot haren voorzitter koos. Kort daarna is hij hoogleeraar der godgeleerd-
heid te Heidelberg geworden, waar hij in 1594 overleed (W. te Water, kort verhael van
het gereformeerde athenaeum of doorluchtige school te Gent, § IV).
Het mag met regt verwondering baren, dat het ouderlingscliap zoo weinig vertegenwoor-
digers op deze generale synode heeft gehad. Wij tellen er maar twee, Philippus Cornelis
uit Amsterdam en Jasper van een Friescb dorp. In de voorbereidende synode van Rot-
terdam vinden wij ook geen ouderlingen uit Zuid-Holland voor de algemeene synode be-
noemd, hoewel art. 35 van de laatst gehoudene algemeene synode van Middelburg duide-
lijk bepaalt, dat evenveel ouderlingen als predikanten naar de synoden zullen afgevaardigd
worden, en Leicester in zijn brief ook van ouderlingen, zelfs van diakenen gesproken had,
die ter algemeene vergadering zouden worden gezonden. De Waalsche synode te Amster-
dam (19 Maart 1586, art. 13) had tot de generale synode gedeputeerd twee predikanten
en twee ouderlingen, maar de laatsten zijn niet ter vergadering gekomen. De Rotterdam-
sche synode besloot ook te schrijven aan deu Waalschen minister en ouderling te Leiden,
dat zij oordeelde genoeg te zijn, als de Waalsche kerk naar de generale synode deputeerde
een dienaar des woords, zonder dat van den ouderling gerept wordt (M. S. van Cabeljauw
bl. 479). Misschien verlangden de predikanten voor die groote vergadering geen ouder-
lingen , als meestal op het punt van de leer en het kerkbestuur minder streng dan zij.
Misschien ontbrak het in menige classe aan personeel voor zulke hooge vergadering ge-
schikt. De naam van Philippus Cornelis uit Amsterdam klinkt ook niet voornaam en die
van Jasper uit Friesland nog minder. Misschien wareu de ouderlingen van aanzienlijker
rang te veel op de hand der staten van Holland of te bevreesd om iets tegen den zin dier
staten en hunne aanhangers te doen.
Uit de lijst der leden van de synode, door Te Water geleverd, zien wij, dat op die
vergadering ook Gedeputeerden van Zijne Excellentie zijn geweest, en Dr. Bergsma zich
dus vergist, als hij schrijft: huic Synodo politici non interfuerunt. Hij voegt er bij:
quod facile explicari potest ex consensu Leicesteri cum ecclesiasiids (Specimen historico-
theologicum de commissariis politicis caet. p. 73), maar het zenden van dergelijke gedepu-
teerden der regering of commissarissen politiek mag geenszins worden aangemerkt als een
teeken van tweespalt tusschen kerk en staat. Het was wel eens, zoo als hier en later
in 1618 het bewijs van goede overeenstemming. Leicester, die zelf in de synodale ver-
gadering zou verschenen zijn, ware hij door geene gewigtige bezigheden verhinderd geweest,
zond deze gedeputeerden waarschijnlijk met geen andere commissie, dan die hij den staten
van Holland opdraagt: ut eis qui convenerunt faveatis et eorum actiones et progressus vestra
authoritate juvare velitis, ut ornnia possent vestris consiliis adjuti alacrius suscipere ad
Dei gloriam promovendam et ecclesiae pacem stabiliendam.
Ofschoon de commissarissen
politiek, volgens Voetius, non synodales waren en slechts bij zaten absque suffragio de-
cisivo,
werd hqu toch geen suffragium deliberativwn ontzegd, cd hadden zij de potestas
-ocr page 262-
256 NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 'SGRAVENHAGE. 1586.
proponendi synodo, de quibus ad ecclesiarum aedifieationem. deliberandnm ac statuendum
est;
en ook prohibendi si quae ad synodnm non pertinentia proponi aut tractari 'coepe-
rint
(Polit. eccles. pars tertia, p. 200).
De gedeputeerden van Leicester zullen niet zonder invloed de synodale zittingen hebben
bijgewoond. De gewezen president van Vlaanderen en Brabant, Adolf van Meetkerlen was
een man van veel ervaring en bekwaamheid, «zeer bedreven in de Grieksehe en Latijosche
taelen, in oudtheeden, rechtsgeleertheit en staetkunde," (W. te Water, Kort verhael van
het Gereformeerde Athenaeum of doorluchtige school te Gent, § IV). Hij was met dea
praeses der synode bevriend en den landvoogd toegedaan met hart en ziel. De president
van den hove van Holland, Adriaan van der Mijle, was om zijne groote geleerdheid en
ijverige godsvrucht bij allen geacht en bemind. (Bor, XXVII, bl. 529, en Brandt,
XV, bl. 771). Bovendien was hij in de zaak van Herberts, die ter synodale tafel komen
zou, reeds werkzaam geweest. Dr. James had te Utrecht, bij de vereeniging der St. Ja-
cobskerk met die der zoogenaamde consistorianten, genoeg getoond, dat hij aan de zijde
der laatstgenoemden stond. De synode mogt dan met deze gecommitteerden wel te vreden
wezen.
De zittingen dezer Haagsche synode hebben zeven weken geduurd en daarna is de opge-
stelde kerkordening aan den graaf van Leicester aangeboden, zoo als uit het volgende naschrift
blijkt, hetwelk wij overnemen uit het meer gemeld M. S. van Petrus Cabeljauw, bl. 375.
• Op een lsten Augustus 1586. Sijne Excel!, geadverteerdt sijnde door de Heeren Pre-
sidenten Adolff vau Meetkerken, Adriaen van der Mijle en doctor Jemeus van de saacken
des Synodi, datt de selffde nun affghedaan waren ende versocht hebbende 'tadvijs van sijn
Excell. op de kerekenordeninge voorz., hebben gherelateerdt aan de Synode, datt sijn Excell.
een goedt behaaghen hadde aan de selve ende begeerde die te communiceren mitt de Heeren
Staaten, ende volgbens die te laaten drucken, mitsghaders de formulieren daar bij, ende de
XXVII Artickelen (37 ?), ten eijnde die overall onderhouden werden ; begbeerende meede
de selve ghedruckte excmplaaren haare majestt. van Engelandt eeuighe over te seijnden,
mits datt oock de Synode eenen brieff aan hare majestt. soude schrijven, verhoopende dattet
haar majestt. well behaaghen soude. Ende vermits datt de Dienaaren de saacken des Synodi
ghedaan sijnde, mosten elcks weederomme naar huus reijsen, belast sijne Excell, de Synode
eenighe untt hunen te deputeren, omme de resteerende saacken voort te effectueeren, ende
hebben de Presidenten voorz. ende de Synode Ghodt mett malkanderen ghedanckt, ende de
een aan den anderen als vriendt adien ende affscheijdt ghenomen."
Zonder verwijl heeft Leicester de hem overgeleverde kerkordening aan de algemeene sta-
ten gezonden, die haar wederom aan de staten der afzonderlijke provinciën hebben overge-
maakt; maar om de behandeling en approbatie dier kerkordenning krachtiger aan te drin-
gen en wenschende alles zoo spoedig mogelijk in de gansche Nederlandsche hervormde
kerk op gelijken voet te brengen, heeft hij niet langer dan vier dagen na de verzending
aan de generale staten de Haagsche kerkordening al vast voorloopig 'goedgekeurd. (Bor,
XXI, b). 790).
Copije van de Autorisatie bij Sijne Excell.
Naa datt wij, Bobert, Graave van Leijcester, Banderheor van Dcmbijch
enz. Lientenant van de Koninginne van Engelandt, Gouverneur en kapi-
teijn gheneraal van de vereenighde Neederlandtsch e provinciën, hadden
ghedaan te saamen convoceeren de voorsz. Synode, die de voorsz. kereken-
ordeninge gedecreteerdt heeft in maniere als vooren, en ons overgegeven
omme die te sien, examineeren en autor iseeren; soo hebben wij de selve
-ocr page 263-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 'g GKAVENHAGE. 1586. 257
Jtercken-ordenf nge all vooren ghesonden aan de gedepnteerde van mijn
heeren de generaale Staaten deeser vereenighde Neederlandtsehe Pro-
vintiën, omme die oock te oversien, dewelcken die hebben doen seijnden
aan honl. respectijve Provintien. Daarnaa wij well en rijpelijck op alles
ghelet hebbende, en vindende datt de zelve kercke n-orden inge gheen lan-
ger nutstell en kann verdraagen, hebben ghoedt ghevonden de selve te
approbeeren, ratificeeren en autoriseeren bij desen, ordonnee rende en
bevelende wel expressel ij ck allen Gouverneurs, Baijljouwes, Schouten,
Wetthouderen, Officieren, Justicieren, Dienaren des Woordts Ghodts,
Kercken-raaden, en allen anderen van watt qualiteit ofte condijtie die
sijn, sich naa de selve ordeninge te reguleeren. Alles bij maniere van pro-
vijsie en tott daar op anders geordon aeerdt sij. Aldus ghedaan in 's Graa-
venhaagbe den Vide Augustus XVc LXXXVI. Gheparafeerdt A Meetker-
ken. Onder stondt ghesr. R. Leijcester. Een weijnig laager stondt ghesr.
Ter ordonnantie van syn Exeell. en gheteijkendt Gilpen. (Afgeschreven uit
het 31. S. van Petrus Cabeljamo, bl.
376).
De goedkeuring der algemeene staten liet zich wachten. Leicester drong er bij hnnne
gedeputeerden herhaald op aan (Uytenbogaert, d. III, bl. 57)- Eenige predikanten ver-
kondigden van den predikstoel, dat de graaf naar Engeland vertrok met groot misconten-
tement over de staten en er werden geruchten uitgestrooid, die tot ontsteltenis en oproer
van de gemeenten strekten (Hooft, XXV, bl. 204, 209, 211). Toen wilden de staten van
Holland zich wat accommoderen naar den tijd (Remonstrantie van Oldenbarnevelt bl. 9)
en hebben de Haagsche kerkordening, al was het dan tot wederseggens en onder eenig
besprek en inbinding,
aangenomen (Bor, XXI, 794).
De Staten van Holland hebben in hare vergaderinge, gehouden in Decem-
ber 1586, naar voorgaande besch rij vinge op 't aannemen van devoorsz.
Kerkelyke Ordonnantie, geresolveert, dat by provisie deselve Ordon-
nantie sal worden achtervolgt, behoudelijk dat niemant i,'n deselve ge-
houden en sal wesen, dan die hem onder de Gereformeerde Gemeente
heeft begeven, of namaals begeven sal, en dat de Heeren Staten van
Holland, Edelen, Magistraten van de Steden en andere, sullen blyven
by haar recht en gebruyk, nopende het aannemen en afstellen van de
Kerkendienaaren en Schoolmeesteren, mits dat geen Kerkendienaren en
snllen worden aangenomen, sonder alvorens op haar leere en leven be-
hoorlijk geëxamineerd en daar in suyver en reyn bevonden te zyn, en dat
goede discretie gebruykt sal werden, dat de Professoren en School-
meesteren van de principale publyke scholen, die voortaan gesteld sullen
worden, snllen wesen van de Gereformeerde Religie, ofte ten minsten de-
selve toegedaan: dat voorts de Heeren Staten, de Edelen, Magistraten van
de Steden en andore door de voorsz. Ordonnantie niet en sullen wesen gepre-
judicecrt van haar recht en authoriteyt, henluyden in hare heerlijkheden
in alle polityke saken, en 'tgene daar aan competerende, en dat de Ker-
kendienaren, Ouderlingen en Diaconen, dezelve sullen wesen subject, als
andere poorteren en inwoonderen van de Steden en Dorpen: dat mede de
selve Ordonnantie niet en sal worden verandert, dan bij voorgaande
wettelyk consent van de Staten.
Die van Dordrecht hebben verklaard dat sy inyden aangaande de Ker-
17
-ocr page 264-
258        NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TB 's GRAVENHAGE. 1586.
kelyke Ordeninge hen contenteren met de verklaringe van Zynder Exeel-
lentie, niettemin mogen lyden dat de Heeren, Edelen en Steden daar op
sulke resolutie nemen als 'thon goed dunkt, en conformeren hun voorts
nopende de vordere poincten met 't advys van de Edelen. (Resol. van
Holland van 26 Nov. — 9 Dec. foL 405).
Deze resolutie der staten van Holland verdient eenige opmerking. Die opmerking betreft
niet het aanstellen van kerkeadienaars, professoren en schoolmeesters , want het deel, dat
hierin de kerk en de staat hebben zouden, was na nog niet voor vast uitgemaakt en zou lang-
zamerhand zijn verzekerde plaats bekomen. Maar wij hebben het oog op de woorden : dat
niemand aan de kerkelijke ordonnantie zal gehouden wezen , dan die zich onder de gerefor-
meerde gemeente heeft begeven of namaals begeven zal. De staten van Holland schijnen
daaraan te hechten, want in 1582 hadden zij hetzelfde bijna met dezelfde woorden gezegd
(Zie Kesol. v. 18 Maart 1582). Trigland merkt daarbij aan: dat zich dit van zelve wijst
en ook altijd bij de gereformeerde Nederlandsche kerken zoo begrepen is (d. III, bl. 171),
maar vele kerkelijken van dien tijd hadden maar al te veel neiging om hunne magt buiten
de kerk over Lutherschen , doopsgezinden en anderen uit te breiden. De staten handelen
dan, naar ons oordeel, wijs, dat zij de magt der kerkelijken binnen de grenzen van hun
kerkgenootschap beperkten. Ware dit niet geschied, dan zou de heerschende kerk waar-
schijnlijk de eenige en uitsluitende geworden zijn.
In eene heerschende kerk is het staats- en kerk-gezag dikwerf zoo naanw vereenigd, dat
die in de kerk eene bijzondere stelling heeft ingenomen , zich ook in het burgerlijke boven
anderen verheven acht. Maar ook dit trachten de staten van Holland te voorkomen door
hunne bepaling: dat de kerkdienaars, ouderlingen en diakenen aan de overheden zullen
wezen subject als andere poorteren en inwooners van steden en dorpen. Dat beginsel, steeds
gehandhaafd, was zeker heilzaam voor de heerscheode kerk zelve en welgevallig aan de
getolereerde gemeenten (zie W. Broes, de kerk en de staat in wederzijdsche betrekking, d.
IV, bl. 40).
Behalve de staten van Holland hebben ook die van Zeeland de kerkordening aangenomen
(W. te Water, Tweede eeuwgetijde bl. 86 en reformatie van Zeeland, bl. 447). In het
sticht van Utrecht werden de predikanten, die van de humeuren der St. Jacobskerk waren
en zwarigheid maakten om de synodale decreten aantenemen, afgezet (üytenbogaert. Zijn
leven bl. 4 en Brandt XIV, bl. 718). Door Gelderland is zij mede erkend en bleef daar
de rigtsnoer van kerkelijke handelingen. In eenige provinciën, als Zeeland, Utrecht,
Groningen en Drenthe werden later nog bijzondere kerkordeniugen vervaardigd , die meer
of minder met de Haagsche zamenstemden. Over het algemeen heeft de Haagsehe groo-
ten invloed uitgeoefend en is zij, onder vele wijzigingen, de grondslag van het bestuur
Onzer Nederlandsche hervormde kerk gebleven (Ypeij en Dermout, d. II, bl. 237 en 238).
De wettigheid van deze kerkordening is betwijfeld, omdat de vergadering alleen op naam
van Leicester bijeengeroepen was en hij hare handelingen goedgekeurd had, zonder de re-
solutie der staten af te wachten (Üytenbogaert, Kerk. bis. III, bl. 55, Brandt, XIV,
bl. 714 , Wagenaar , d. VIII, bl. 152, Ypeij en Dermout, d. I, bl. 344 en 346). Maar aan
Leicester kon , volgens den magtbrief hem verleend, het regt niet ontzegd worden om zoo-
danige synode uit te schrijven en hare handelingen te approberen. Hjj mogt de uitvoe-
ring dier kerkorde sua auetoritate bevelen, die hij hoc ipso reddidit obligatoriam omni-
bus provinciis suo imperia subjectis
(A. J. van Beeek Calkoen, Observationes aliquot
juris publ. sacri in Hullandia, p. 108). Door de staten is ook nergens beweerd, dat de
landvoogd door hen voorbij te gaan of niet vooraf te raadplegen buiten zijne raagt was
gegaan, hetwelk zeker in dien tijd van hevige partijschap zuu geschied zijn als het met
-ocr page 265-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GBAVENHAGE. 1586. 259
grond had kunnen worden aangevoerd. De staten van Holland zouden in dat geval waar-
schijnlijk ook geen 240 ponden voor de onkosten dier vergadering hebben geaccordeerd
(Res. van Holland 9 Aug. 1856, fol. 322) , noch hare handelingen geapprobeerd, zoo als
zij gedaan hebben, al was hel met eenig voorbehoud (A. Kluit Hist. d. Holl. staatsrege-
ring, d. II, bl. 116—122 en C. M. van der Kemp, De eer der Ned. herv. kerk gehand-
haafd, d. I. bl. 314-320).
Over den inhoud der Haagsche kerkordening is » verscbeydelijc" geoordeeld. Uytenbo-
gaert noemt de voornaamste der bedenkingen op, die bij het bekend worden harer 79 ar-
tikelen door regenten en predikanten werden gemaakt, maar voegt er ten slotte bij: • dit
zijn noch al de selve misnoegens, die oock te voren op andere kereken-ordeningen van velen
waren gehoort geweest, doch nn meer als te voren, om de geschillen, die alreede op vele
deser dingen waren gherezen, ende noch meer geschapen waren te rijsen" (Kerk. hist. d.
III, bl. 54). Dat de aanmerkingen al dezelfde als op vroegere kerkordeningen waren,
geeft reeds te kennen, dat deze Haagsche van de vorige weinig verschilt. De leden dezer
synode hadden dan ook hij den aanvang hunner werkzaamheden eendragtelijk besloten om
eene kerkordening op te stellen »de Kercken-Ordeninge tot nog toe gebruikt zoo na ko-
mende als het mooglijk is" (art. 1 van de instructie der gecommitteerde kerken). Uit de
wijzigingen, die zij zich echter veroorloofd hebben, blijkt vrij duidelijk, dat zij zich naar
vroegere bedenkingen, zoo veel zij konden, hebben geschikt, en er is geen reden om hen
hard te vallen , zoo als Ypeij en Dermout doen, als of zij, de banden ruim hebbende, nu nog
veel stappen verder, dan voorheen, waren gegaan (Gesch. d. Ned. herv. kerk, I, bl. 345).
Zij onderwerpen den beroepen leeraar aan de approbatie en goedkeuring der overheid van
elke plaats, waar de beroeping geschiedt, maar laten de beperking weg, die de Middelburg-
sche synode bad gemaakt (art. 4) dat de overheid van de gereformeerde religie wezen moest.
Ook al was de magistraat niet van genoemde religie, moest zijne approbatie gevraagd wor-
den. Hij had immers ook alleen te oordeelen over het leven en den burgerlijken wandel
van den beroepene (art. 4). Had de Middelburgsche vergadering bepaald, dat geen predi-
kant eene beroeping naar elders aannemen mogt zonder consent der classis (art. 7), de
Haagscbe synode voegt er bij, dat behalve de bewilliging van den kerkenraad en de diake-
nen, ook die van den magistraat wordt vereischt (art. 8). Was in de vorige algemeene
synode van de kerkeraads-vergaderingen gezegd, dat zij uit dienaren en ouderlingen zouden
bestaan (art. 28), nu is er bijgevoegd: • En sal ook de Magistraat van de plaatse respec-
tivelyk (indien 't haar gelieft) een ofte twee van den haren, wesende Litmaten der Ge-
meente , bij den Kerkenraad mogen hebben, om te aanhooren en mede van de voorvallende
saken te delibereren" (art. 34). Ook zal geene generale synode voorbereid mogen worden,
zonder tijdige kennisgeving aan de hooge overheid, opdat met haar weten en (zoo bet baar
belieft mede eenigen naar de classis te zenden) van de zaken in tegenwoordigheid en met
advies van hare gedeputeerden besloten worde (art. 44). Zonder het oordeel der over-
heid van de gereformeerde belijdenis zal men ook geene avondgebeden afschaffen (art. 57)
en in tijden van oorlog, pestilentiën en andere algemeene zwarigheden zullen de dienaars
der overheid bidden, dat door bare autoriteit en bevel openbare vast- en bededagen aange-
Bteld en geheiligd worden (art. 59).
"Waarlijk de Haagsche synode is in deze artikelen vast niet verder dan de vorige ge-
gaan. Zij heeft zich kennelijk geschikt naar bedenkingen reeds vroeger geopperd en
misschien ook nu in de vergadering door de politieke afgevaardigden van Meetkerke en van
der Myle hernieuwd. Men mag haar dan ook niet verwijten, dat zij eene kerkordening
geheel naar haar eigen zin beeft gemaakt (Brandt I, bl. 714 en Ypeij en Dermout I, bl.
344). Br zullen integendeel wel leden in de vergadering zijn geweest, wien de toelating
van magistraalsleden iü de kcrkeraads-vergaderingen zeer tegenstond, gelijk sommige predi-
17*
-ocr page 266-
260 NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GRA.VENHA.GE. 1586.
kantea ook openlijk beweerden, «dat men Politijcken sulcx niet en behoorde in te willigen,
ten ware de Politijcke den Predieanten gelijke Sessie wilde vergunnen in hare Collegièn"
(Uytenbogaert III, bl. 54). Niet onwaarschijnlijk is het, dat op de bepaling der syuode
van toelating der magistraten in den kerkeraad invloed zal gehad hebben de Utrechtsche
regeling van 26 April bij de vereeniging der St. Jacobs gemeente met die der consistorie;
van welke regeling art. 7 ook plaats in den kerkeraad verleent aan eenige godzalige en
geleerde mannen uit de magistraten.
Tot de handhaving der kerkleer behoort de onderteekening der Nederlandsche geloofsbe-
lijdenis. Deze werd mi ook gevorderd even als voorgaande synoden dit hadden gedaan. Do
Middelburgsche kerkvergadering had haar aan dienaren, ouderlingen, diakeoen, professoren
der theologie en schoolmeesters voorgeschreven (art. 37). Maar de Haagsche, dat artikel
woordelijk overnemende, laat de woorden van ouderlingen en. diahenen, weg, zoodat dezen
van de onderteekening der confessie worden verschoond (art. 47). Dit geschiedde waar-
schijnlijk, omdat die onderteekening bij vele ouderlingen en diakenen zwarigheid ontmoette,
maar het bewijst op nieuw dat de Haagsche vergadering zich met gematigdheid naar de
omstandigheden heeft geschikt en niet verder dan de vorige synode is gegaan. Aan de
schoolmeesters laat zij de keus tusschen de onderteekening van de confessie of van den ca-
techismus (art. 48). De catechismus, die sedert 1566 achter Datheens psalmberijming en alras,
ten minste sedert 1568, achter de vertaling van de boeken des nieuwen verbonds had gestaan,
was algemeen bekend en misschien ook om zijn milderen en meer practischen geest boven de
belijdenis geschat (Borsius, Toenemend gezag der formulieren van eenigheid, in het Archief
voor kerk. gesch. IX, bl. 349), en uit dien hoofde zal de synode waarschijnlijk aan do
schoolonderwijzers hebben toegestaan om in plaats van de confessie, zoo als in de vorige
algeraeene synode en ook nu bij den aanvang der zamenkomst bepaald was (art. 5 van de
instructie der gecommitteerde kerken), den catechismus te onderschrijven. Maar voor den
strengen Calvinist, en de meeste leden der Haagsche synode waren van dien stempel, en
voor Saravia en Modet, die beiden de confessie, toen zij uit de hand van De Bres kwam,
verbeterd hadden (H. E. Vinke, Libri symbolici, praefat. XV), zal het wel met achter-
stelling van hun eigen voorkeur zijn geweest, dat zij den schoolmeesters vergunden om
niet die confessie, maar den catechismus te onderteekenen.
Er is echter e'éne bepaling door deze synode gemaakt, die verder dan vroegere synodale
voorschriften schijnt te gaan. Zij geldt de dienaars des woords, die de geloofsbelijdenis wei-
geren te onderteekenen. * Sy sollen de facto van hare Dienst by den Kerkenraad ofte de
Classe opgeschort werden, ter tydt toe sy haar daar in geheelyken verklaart sullen hebben;
en indien sy opstinatelyken in wcygeringen blyven, sullen sy van hare dienst geheelyken
afgestelt werden" (art. 47). Bij dit artikel merken wij aan, vooreerst, dat daar het be-
ginsel van f eendrachtigheyd in de Leere" eenmaal aangenomen was en steeds toegepast
bleef, de strafbepaling voor degenen, die er van afweken, bezwaarlijk achterblijven kon.
Ten Tweede, dat het voorschrift van onderteekening reeds in 1563 gegeven (Synode au
Bouton
art. 1) en van de Emdensche synode (1571) en alle volgende steeds hernieuwd,
na wel krachtig moest aangebonden worden, wijl de belijdenis door mannen als Coolhaes,
Herberts, Hakkius en anderen in openbare geschriften en van den predikstoel gesmaad
werd (Borsius, ter aangeh. pi. bl. 314). Ten derde, dat die strafbepaling alleen den
dienaars des woords gold en niets meer behelsde, dan hetgeen op afwijkende leeraars reeds
was toegepast. Ten vierde, dat als het beginsel naar den geest dier tijden gehandhaafd blijven
moest, al geen rationeler maatregel kon genomen worden, dan schorsing voor onbepaalden
tijd, en indien de geschorste voortdurend tegen de belijdenis en hare onderteekening gekant
bleef, afzetting van zijne predikants betrekking. Eindelijk, dat de Haagsche synode te-
vens toonde met der daad, welke gematigde uitvoering van dit voorschrift zij verlangde,
-ocr page 267-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GKAVENHAGE. 1£>8C. 201
daar zij Coolhaes van de straf zijner onregtzinnigheid vrijsprak en Herberts zijne predi-
kantsbetrekking behouden liet, hoe veel »plaesterens en verzagtens" beider gevoelens ook
noodig hadden om voor den strengen Calvinist maar eenigzins dragelijk te wezen, en zij
ook genoegen nam met hunne onderteekening der geloofsbelijdenis, al zou die geschieden
onder een voorbehoud, dat met art. 16 der confessie niet ten volle overeenkwam (Bor-
sius, ter aangeh. pi. bl. 316 en 317, en Kogge, Caspar Janszoon Coolhaes enz. II, bl.
68 en 157).
Een ander voorschrift dezer synode, dat nog al aanstoot geleden heeft, betrof de cate-
chismus prediking.
»De Dienaars sullen alom des Sondaags ordinaarlijk in de Bamiddagsche
Predikatie, de somma der Christelijke leere in den Catecbismo, die tegenwoordig in de
Nederlandsche Kerken aangenomen is, vervattet, kortelyk uytleggen, alsop dat deselve
jaerlyks mag geëindigt worden , volgende de afdeelinge des Catechismi selfs daer op ge-
maakt" (art. 61). Als men bij üytenbogaert (III, bl. 54) en Brandt (XIV, bl. 715)
van de ergernis leest tegen dit artikel genomen, omdat men meiischelijke schriften op den
predikstoel bragt, zou men meenen, dat deze synode nu voor het eerst de catechismas-
prediking voorgeschreven had. Maar die prediking was hier te lande bij de stichting on-
zer hervormde kerk gebruikelijk geweest, evenals in de Nederlandsche hervormde kerk te
Londen de groote catechismus van a Laseo den volke werd uitgelegd (Ypeij en Dermout,
I, bl. 499). Reeds de eerste synode, die in onze noordelijke gewesten vergaderde (Dord-
recht 1574, art. 80) besloot, dat men, ook als des voormiddags het avondmaal gevierd
was, nog des nademiddags « de Predicatie des Catechismi na gewoonte onderhouden sal."
De reden, waarom de Haagsche synode voorschrijft, dat die namiddagscbe predikiüg van
den catechismus alom geschieden moest, ligt hierin dat zij overal niet of niet meer plaats
vond. De gemeenten waren vóór de hervorming aan geene narniddag-predikatièn gewoon
(Ypeij en Dermout, I, bl. 504) en toen de groote begeerte der eerste hervormden naar
predikatiën wat verminderde, werden de namiddagsche kerken slechter bezocht. Dit werkte
op de predikanten terng, die de schaars bezochte namidüag-beurten begonnen te verzui-
men, en dit geschiedde daar vooral, waar sommigen hunner geen vrede hadden met enkele
antwoorden van den catechismus, zoo als wij dat van Herberts weten (Bor, XXI, bl. 795),
Op de Delftsche synode van het volgend jaar (1587) kwam dan ook de klagt ter tafel, dat
de catechismus van de kinderen te Ter Goude riet opgezegd , noch ook bij de dienaars des
woords aldaar gepredikt werd (art. 40). En dat werd in zoo vele gemeenten verzuimd,
dat in die zelfde vergadering bepaald is: » In plaetsen daermen des nadetniddaechs op de
Sondaghen niet en predickt, op dat de leere des Catechismi niet t'saemen ende al in ver-
achtinghe en come, sullen de kinderen uyt den Catecbismo des voormiddaecha voor de
Predicatie opzegghen" (art. 42).
De Haagsche Synode heeft tevens aangewezen, welken catechismus zij wilde gepredikt
hebben, namelijk: » die tegenwoordig in de Nederlandsche kerken aangenomen is." Voor
die aanwijzing zal ook wel oorzaak geweest zijn, want op de bovengenoemde Delftsche Sy-
node van 1587 werd geklaagd » dat Wilhelmus Assendelft binnen Leyden leerde den Cate-
cbismum Petri Canisii, ende datter noch andere syn in andere plaetsen , dief selffde doen"
(art. 56). En als men nu weet, dat Canisius (Hond uit Nijmegen geboortig maar te Keulen
opgevoed) de eerste en ijverigste Jesuit van Duitschlaud was, die de hervorming in Beije-
ren cu Oostenrijk tegengewerkt en met hetzelfde doel een catechismus uitgegeven heeft, zoo
scherp tegen de protestantsche belijdenis gekant, dat hij anticatechismus werd genoemd
(Real-Encyklopüdie für protestantische Theologie und Kirche van dr. Herzog, in voce),
dan was voorzeker wel noodig, dat het gebruik werd voorgeschreven van dien catechis-
mus , die in de Nederlandsche kerk was aangenomen.
Betreffende het psalmgezang heeft deze synode (art- 62) xich gehouden aan dezelfde
-ocr page 268-
262 XATIONALE SYSODE GEHOUDEM TE 's GRAVEKHAGE. 1586.
uitdrukking als de Middelburgsche (art. 51) en alleen van ie psalmen Davids gesproken,
ronder bet gebruik der berijming van Datheen of van Marnix voor te schrijven. De meer-
derheid van deze synode zal nog minder dan de Middelburgsche genegen geweest zijn om
het Boeck der psalmen van Marnix boven de berijming van Datheen te kiezen, daar de
Vlaamsche fractie der kerk door de vele gevlugten uit de zuidelijke gewesten in den laatsten
t(jd zeer was aangegroeid, cujus asseclae ad ttnum f ere omnes Datheno ejusque operi
favebant
(dr. H. ter Haar, Petri Datheni vita, p. 118). En deze fractie had in Modet
en anderen hare krachtige vertegenwoordigers in de Haagsche vergadering. Die zelfde ver-
gadering openbaarde ook hare groote belangstelling in den persoon van Datheen , daar zij
Gerobulus en Pezelius afvaardigde om dien merkwaardigen en verdienstelijken man, die zich
in het Sleeswijk-Holsteinsche teruggetrokken had, op te zoeken en hem over nadeelige ge-
ruchten ten zijnen aanzien verspreid te onderhouden. Maar al waren de meeste leden dier
synode voor de invoering der Marnixsche overzetting geweest wegens hare meerdere voor-
treffelijkheid in taal en stijl, hoe moeijelijk zou het hun gevallen zijn om voor de afschaf-
fing der algemeen gebruikte psalmen reden op te geven , die bij het volk afdoende werden
geacht, en aan welke gevaarlijke opschudding of oproer misschien zouden zij de gansehe
Nederlandsche kerk hebben blootgesteld, daar de groote menigte zoo hoog liep met die
psalmen van Datheen. Op deze zwarigheden wijst ook de presideut der Haagsche synode,
Kimedoncius , in zijn brief aan Marnix gedurende de zitting (12 Julij 1586) geschreven en
door Helmiehius en Bastingius mede onderteekend. Hij spreekt daar van de verbeterde
overzetting eeniger psalmen door Marnix geleverd en vervolgt: » quae nuper visa et Mc
lecla fratribus majorem in modum placuit
, adeo ut de illa in Ecclesiam introducenda
serio deliberaium fuerit, si modo commodis rationibns et cum minima Ecclesiae offen-
sione fieri posse deprehendatur, qua de re latius in hoc ipso coetu poslremodum agendum"
(J. van Iperen, Kerk. hist. van het Psalmgezang, Bijlage bl. 490).
Uit den aangehaalden brief blijkt ook de zorg die deze synode voor eene betere bijbel-
vertaling
heeft besteed. Zij wilde dat vooral het O. ï. zooveel mogelijk de verbo ad
verbum
werd vertaald, ad usum ecclesiarum nostralium et ad captum rudiorum quorum-
vis.
Na lang overleg heeft zij besloten dat gewigtig werk op te dragen aan den heer
Marnix van Aldegoode, ut nempe ad tale opus absolvendum. maxime idoneus. Maar
daar het voor één mensch te zwaar mogt gerekend worden en vele oogen scherper zien
dan één, zoo zonden de geleerdste predikanten in Walcheren, Holland en elders de afge-
werkte bladen nazien, ut translatio ista prodire posset quant verissima, simplicissima
et ad linguam Belgicam eamque propriam et minime affectatam quam maxime accom-
modata.
Aldegonde heeft zich echter verschoond, als geen tijd hebbende tot dit zwaar-
wigtig werk, waarom de synode van Delft, 1587, Kimedoncius, Bastingius, Cornelii en
Helmiehius tot overzetters des bijbels koos, maar ook dezen hebben die taak niet volbragt.
(N. Hinlopen , hist. van de Ned. overzetting des Bijbels, bl. 15—18).
De liturgische schriften, schijnen sedert de Nationale synode van Middelburg aanmer-
kelijk vermeerderd te zijn. Bij de bevestiging van Dienaars en ouderlingen (art. 4 eu20,),
als ook van de wederopneming der geëxcommnniceerden (art. 71) wordt telkens gewezen op
het formulier daarvan zijnde. Wanneer en door wie deze formnlieren zijn opgesteld ia
niet bekend. Zij schijnen alleen in handschrift gebruikt te zijn geweest, want wij vinden
hen eerst in druk achter den bijbel bij Jan Paadts Jacobszoon te Leyden in 1590 en
achter de psalmen van Marnix in 1591 uitgegeven (Kort historisch berigt van de publieke
schriften enz. van Johannes Bns, bl. 239). Het schijnt dat, op de weinige formulieren na,
die er op last der synode van 1619 werden bijgevoegd, de bundel van onze litargische
geschriften in 1586 volledig is geweest (J. A. M. Mensinga, over de liturgische schrif-
ten der Ned. herv. kerk, bl. 65),
-ocr page 269-
XATIONAXE SYNODE GEHOUDEN TE 'S GRA.VEÏÏHAGE. 1586. 203
Het gebruikelijke formulier van den doop heeft eene kleine wijziging ondergaan. Had
de Middelburgsche synode vrijheid gegeven om de woorden in de tweede vraag nopens de
leer, die hier geleerd wordt, wegtelaten, sedert vond men die tweede vraag van dat
doopformulier in de psalmboeken achter den catecbimus aldus gewijzigd: » Of gij de leer,
die in bet Oude en Nieuwe Testament en in de artikelen des Christelijken geloofs begrepen
is en diensvolgens in de Christelijke kerk geleerd wordt, niet bekent" enz. Bns schrijft
deze wijziging aan de Haagscbe synode toe. Zoo had Uytenbogaert ook reeds gedaan,
maar Trigland beweert, dat die manier van vragen in de Haagsche synode slechts voorge-
slagen, niet gearresteerd en ook «noyt eenpaerlyck van de Gereformeerde Kercken hier te
lande aeDgenomen is" (kerk. gesch. fol. 659).. Als de synode, in art. 52, van het doop-
formulier gewaagt, hetwelk tot dien einde beschreven- is, kan zij bij deze laatste woor-
den aan de overwogeDe, ofschoon niet finaal gearresteerde wijziging hebben gedacht. Als
Ens zich echter op art. 18 der nationale synode van 1586 beroept, heeft hy zich ken-
nelijk verschreven, daar dit art. van geen doopformulier gewaagt. Dezelfde fout begaat
ook Mensiga en hij voegt er eene tweede bij, als hij tevens verwijst naar art. 18 der sy-
node van 1591. Hij had moeten schrijven, zoo als Ens ook doet: de kerkordening van
politieken en kerkelijken geconcipieerd in 1591, art. 18 (Ens. bl. 216 en 217, Mensinga,
W. 147).
Deze synode heeft de viering van het heilig avondmaal op de Christelijke hoofdfeesten
aangeraden. Zij merkte aan, dat, waar de gelegenheid het lijden kon, het stichtelijk zijn
zou, als het avondmaal op de dagen van Paschen , Pinksteren en Kersmis gebonden werd
(art. 56). Zij beproefde niet meer, als vroegere synoden, om die Christelijke feestdagen ,
waarop het volk zich meestal aan groote luidruchtigheid en onmatigheid overgaf, afte-
schafFen. Op dagen als de besnijdenis van Christus en hemelvaartsdag, welke door bevel
der overheden gehouden werden, wilde zij, dat door prediken de lediggang des volks ia
eene heilige en nuttige oefening veranderd werd (art. 60 , vergelijk art. 50 der nat. syn.
van Middelburg), wat echter niet overal ingang gevonden heeft. Maar om op de hoofd-
feestdagen van Paschen, Pinksteren en Kerstnis het volk te ernstiger van zijne uitspattin-
gen terug te houden, raadde zij, om dan des Heeren avondmaal te vieren, Tau daar is in
sommige gemeenten dat gebruik nog overgebleven. Maar groote gemeenten als van Am-
sterdam , Rotterdam, Middelburg, Groningen, Del/t, Gorinchem enz. hebben er zich
niet naar geschikt, al heeft ook de nationale synode van Dordrecht in 1619 dien zelfden
raad hernieuwd (art. 63. Ypey en Dermout I, bl. 517 en 518. Aanteek. bl. 239 en 240).
Ter eere van deze Haagsche synode mag worden, aangemerkt, dat zij ijverig heeft ge-
arbeid om al de hervormde gemeenten van ons vaderland tot een wel gesloten geheel te
vereenigen. Daartoe diende ook nog hare bepaling op verzoek der Waalsche kerk genomen
(particularia n. 7) dat in steden, waar Waalsche kerken zijn , alle maanden sommige die-
naren en ouderlingen van beide zijden vergaderen zullen , om goede eendragt en correspon-
dentie met malkanderen te houden en, zoo veel mogelijk is, naar gelegenheid des nood9 met
raad malkanderen b\j te staan (art. 46). Dit voorschrift heeft echter weinig of geen in-
gang gevonden (Ypeij en Dermout I, bl. 371).
Deze kerkordening der nationale synode van 'sGravenhage vindt men gedrukt in: De
keroken-ordeninghen der Ghereformeerder Nederlandtscher Kercken enz. Delft, 1612 bl.
64 — Bor, b. XXII, bl. 790. — Kerkelijk Handboekje, bl. 179. — Kerkelijk Placaat-
boek, d. III, bl. 520. — Groot Placaat-boek, III, V, 445. — Compendium der ker-
kelijke wetten van Vriesland, bl. 363. — en W. Broes, de kerk en de staat, d.IVi,
bl. 393.
-ocr page 270-
POINCTEN ENDE ARTIKELEN
begrepen in de Instructien der Gecommitteerden der Kerken op het
Nationale Synode, beroepen in den Hage den 20 Juny 1586.
♦♦*+•
1.    Ten eersten werd eendragtelyk van allen Kerken goed ende no-
dig bevonden dat een goede welgestelde Kercken-Ordeninge gemaakt
worde, conform den woorde Gods, en de Kerken-Ordeninge tot noch
toe gebruikt, zoo na komende, als het mooglyk is.
2.    Ende alzoo het niet genoeg en is, goede Ordonnantien te maken
ten zy dat die geobserveert worden, is voort der Kerken ernstig ver-
zoek , dat die voorzeide Kerken-Ordeninge , niet alleen met publicque
authoriteit, en werde gefancieert, ten einde zy mag geoeffent worden
zonder contradictie, en die Overtreeders van dien behoorlyk worden
gereprimeert, maar dat men ook middelen rame, waar door op Kerke-
lyke wyze, een iegelyk tot onderhoudinge derzelver gehouden worde,
op dat alzoo door die gelykformigheid der zuivere Leere, Ceremoniën
ende Kerkenregeeringe, volgende des Heeren woord, die Christelyke
Catechismus, ende die Confessie der XXXVII. Artikelen der Neder-
landschen Gemeenten, Godes eere gevordert ende het Eyke Jezu Christi,
alomme in deze Nederlanden verbreid mag worden.
3.    Ende want men bevind dat die overzettinge des Bybels in de
Nederlandsche Talen, die tot nog toe in den Kerken gebruikt word
niet zou eigen, klaar noch duitschelyk is, word van sommige Kerken
begeert, gelyk ook over lange algemeenlyk begeert is, dat op het voor-
gaande goede ordre gestelt worde.
4.    Van gelyke te letten op den Psalmen die in den Kerken gezon-
gen worden, of die niet staan te verbeteren.
5.    "Word mede begeert dat die boven verhaalde XXXVII. Artike-
len niet alleen voortaan formelyk, zonder daar toe ofte af te doen ge-
drukt worden, maar ook onderteekent by allen Kerken- ende School-
Dienaren, tot onderhoudinge van die zuivere Leere, tegens alle Secten.
6.    Ende aangezien die Secten dagelyks meer ende meer toenemen
ende vermenigvuldigen , waar door den loop des Euangeliums ende de
gerustheid der Politien belet worden, is het verzoek dat goede bequame
middelen geraamt worden om zulks voor te komen.
7.    Insgelyks zal nodig zyn, goede ordre gestelt te worden op die
Drukkerye ende Verkoopinge van Boeken, Liedekens, Refereynen, ende
andere diergelyke Schriften , waar door die waarheid der Euangelische
Leere verkort zoude mogen worden.
8.    Alzoo zal mede nodig zyn, goede ordre gestelt te worden om
te weeren verscheidene Superstitien, Bedevaarden, overbleeven Altaren,
ende diergelyke, te meer, dat veele Papen, Monniken ende Bagynen
-ocr page 271-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GRAVENHAGE. 1586. 265
gealimenteert worden, houdende hare Superstitien tot aftrekkinge der
herten der eenvoudigen Menschen, van die zuivere Leere der waarheid.
9.   Item dat die Kloosters, Capittelen ende Stichten mogten cesseeren,
dewelke noch op sommige Plaatsen gehouden worden.
10.    Voorder, dat die Kerken tot Woerden, Bodegraven ende te
Vianen, ende den Landen daar omtrent, gereformeert, ende tot goede
eendragtigheid ende ordonnantie met die andere Kerken in deeze geu-
nieerde Provinciën mochten gebragt worden.
11.    Zal ook nodig zyn gehandelt te worden ia die zake Hermanni
Herberts, Dienaar ter Goude, Henrici Balckii, Datheni, Eodenburgii,
Caroli Gallii, Nicolai Halteren, ende diergelyke.
12.    Belangende die bedieninge der Sacramenten, ende voor eerst
des Doops, zal nodig zyn ordre te stellen dat de Kinderen niet lange
opgehouden worden, ende dat zy worden gepresenteert van haren Va-
der zelfs; ende wanneer Getuigen daar by zullen zyn, dat alziilke ge-
nomen worden als behoorlyk is; dat ook de afvragiuge voor den Doope
ende het Doopen zelfs, formelyk geschiede, ende dat van deezen alle
in elke Kerke Boek daar van gehouden werde. Ende alzoo men be-
vind dat den Doop menigvuldelyk geprofaneert werd, zoo ten respecte
der Persoonen die daar Doopen, als Papen, Vroedvrouwen, Boeren uit
Noorderland , enz. als ten aanzien van excessive Doopmaaltyden, ende
sommige Loopers, die hare Kinderen, om vele Pillegiften te verkry-
gen, twee ofte driemaal laten Doopen, zal hier inne ook moeten gere-
medieert worden, daar by mede dient, of het niet goed en ware dat
de Dienaars eenderlei Formulier in het Doopen gebruikten.
13.    Beroerende voorts dat Avondmaal des Heeren , staat te beden-
ken , of het bezoeken der Lidmaten, voor het zelfde zoo nodig zy,
dat men het niet zal mogen nalaten, na gelegentheid van de Plaatsen:
Item, of het niet beter en ware het Brood in het Avondmaal des Hee-
ren een iegelyk in de hand te geven, dan met Schotelen voor te dienen.
14.    Of het niet goed en ware een zeker Formulier te gebruiken,
in die voorstellinge ende excommunicatie, als ook in die aanneming met
schuldbekenninge der Pceoitenten, daar by te letten zyn zal op den 39.
Artikel particulaar , in de Quest, Synodi Middelburg: den welken by
Velen niet practicabel en is. Item, of die excommunicatie te gebruiken zy
tegen zonden, die geheel gemein ende ons boven het hoofd gewassen zyn.
15.    Aangaande de Dienaars der Kerken zal te letten zyn, op die
beroepinge derzelver met namen ten platten Landen, op sommige Plaat-
sen. Item, dat eenige Kerken meinen, dat die handoplegginge allezints
behoord gebruikt ofte nagelaten te worden: Item van de verbindinge
der Dienaren alle haar leeven lank, gelyk ook van den geenen, die het
jus Patronatus pretendeeren.
16.    Ende nadien eenige Dienaars zonder eenige wettige Attestatie
somwylen aangenomen worden , ja zelfs geen Lidmaten der Kerke en
zyn, noch haar zelfs tot geen Classicale Vergaderingen willen geeven,
zal hier inne onderscheid dienen verzien te worden.
17.    Dat onder alle Regimenten van den Soldaten Predikanten be-
stelt mogten worden, hebbende stipendium onder het Regiment.
-ocr page 272-
2G(Ï NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GRA.VKNHAGE. 158G.
18.    Aangaande het Ampt der Ouderlingen, is te letten, op die be-
schryvinge deszelven gedaan in den Synodo tot Middelburg Art. 16,
item van dezelve te mogen committeeren.
19.    Of niet die bedieninge der Diaconen staat onder die opzigt des
Kerkenraads. Ende dat by hare byeenkomste een Dienaar des Woords
tegenwoordig zy om hare handelingen te beleiden.
20.    Dat de Diaconie overal ingestelt, ofte middel bedagt worde van
de beste administratie der Goederen der Armen, dewyle daar in veele
misbruiken geschieden ende die bedelerey geweert worde, mitsgaders ,
dat die Armen der Gemeinte door een weerzin van die Religie niet
voorby gezien worden.
21.    Dat ordre gestelt worde op die arme Passanten, ende die Atte-
statien derzelven.
22.    Ende dewyle het meer dan redelyk is, dat die Dienaren des
Woords eerlyk onderhouden worden, waar toe die Kerkelyke Goederen
aanvankelyken gedestineert zyn ende gegeven, zoo word eendragtelyk
by den Kerken van allen Provinciën geproponeert dat die stipendia der
Dienaren byzonder ten platten Lande, daar op zy met hare Familien
qualyk konnen overkomen , verbetert mochten worden, alwaar in het
particuliere meede te bedenken zullen zyn die Walsche Kerken in deeze
Landen verstrooit: Item die Kerke van Arnhem, Deventer ende Sluys:
Item dat verzorgt worden die oude verjaagde gebrekkelyke Dienaren,
als ook die Weduwen ende Weezen der afgestorven Dienaren.
23.    Te letten op die geene die onder den titel van jus Patronatus
die Kerkelyke Goederen onderhouden.
24.    Zal ook agt te nemen zyn op die menigvuldige gruwelyke mis-
bruiken in die Ondertrouwinge , Huwelyken , Brailoften , Scheidinge ,
Echtmydinge, herhuwen der Weduwen, enz. volgende die particuliere
Instructien , ende schier algemeine doleantie daar van zynde. Item dat
die solemnisatien der Huwelyken geschieden alleen in der Kerken.
25.    Overmits dat sommige Feestdagen by sommige Kerken onder-
houden worden, ende by sommige niet, dat hier inne gelykheid zal
gesteld worden.
26.    Ende aangaande die Vast- ende Biddagen , dewyle in het uit-
schryven derzelver zonder insinuatie aan den Dienaren groote desordre
voorvalt, dat hier in middel om gebetert te worden gestelt worde.
27.    Zal ook ernstelyken aangehouden worden, dat die menigfoudige
afgryselyke profanatien des Zondaags, ende ander dage der heiligen
byeenkomsten, daar van vast alle Kerken hen grootelyks beklagen,
weggenomen worden.
28.    Insgelyks zal men ook zien te weeren de gruwelyke profanatien
ende lasteringen des naams Gods met vloeken; zweeren, ende onbehoor-
lyk ligtveerdig Eedzweeren , voor die Overheid by Mannen waarheid,
op het stuk van Officie, ende die Vrouwe zweeren by hare Vrucht
die dragen; daar by meede te gedenken hoe men die Spotters ende
Leugenaars zal weeren der Christelyke Leere, ende dat zij den Vroo-
men voor Brokëeters ende Consistorie-Boeven schelden , haar verbin-
dende op poene niet in de predicatie te koomen.
-ocr page 273-
N'ATIOKALE SrSODE GEHOUDEN TE 's GRAVENHAGE. 1586. 2G7
29.    Dewyle ook sommige Kerken noch onderhouden Lyk Predica-
tien, ende sommige niet, dat hier inne een of ander verordineert worde,
desgelyken ook op die Avondgebeden, daar by te uoteeren is, het lui-
den der Klokke over die begravinge der Dooden, mitsgaders zekeren
tyd van die begraffenisse derzelven.
30.    Of men het prediken de Zondaagschen Euangelien in den
Steden, daar het Euangelium nu eenen goeden tyd gepredikt is, niet
zal nalaten , ende den Dorpen hier in haar vryheid geeven.
31.    Eoerende die Plaatsen der openbare byeenkomsten, alzoo men
bevindet, dat die Tempelen ofte ongerepareert blyven leggen, als ook
die Huizen der Predikanten ende Schoolmeesters, ofte tot onheilige
ende onbehoorlyke zaken misbruikt worden, zal nodig zijn hier inne
te remedieeren.
32.    Komende tot het stuk van de Schooien, alzoo die zelve als
seminaria van den Kerken ende Policien hoognodig zyn , wel geinsti-
tueert te worden, zoo zal men neerstelyken letten op die poincten die hier
van particulierlyk vervat zyn in die byzondere Instructie der Kerken.
83. Ende dat pricipalyken acht genoomen worde op de hooge Schooien,
ten einde dat over die zelve gestelt mogen worden Curatoren ende
Bezorgers die de Religie toegedaan zijn , dat ook genoegzame ende be-
quaame Godvreezehde Professors byzonder in der Theologie verordent
worden : Item , dat men aanstelle Collegia ende een merkelyk getal van
Studenten in der Theologie onderhoude op gemeine Lands kosten, met
namen, ook dat Beurzen en gemeine Tafelen werden aangestelt, al-
waar die Studenten, niet zeer magtig zynde van Goederen, om een
redelyken prys, haar onderhoud mogten hebben.
34.    Zal ook van nooden zyn, dat alomme in deeze geunieerde
Provinciën tot gemeine ruste ende tot stigtingc der Kerke Gods goede
policie en ordenige gestelt worde door die welke die insolentie van
Kermisfeesten , Ehetorefyn-Kameren, Gelt-Bruiloftfeesten, ende dierge-
lyke geweert mogen worden, gelyk particulierlyken hier van in de
Instructien der Kerken veele gevonden word.
35.    Ende aangezien goede Ordonnantïen te vergeefs ende kragteloos
zyn, ja ten spotte gedeyen , ten zy dat dezelve geëxecuteert worden,
om het welke te doen Magistraten ende Officieren gestelt, zyn, waar
in groot gebrek tot noch toe geweest is, zoo zal het van rooden zyn
by zyn Excellentie aan te houden, ten einde dat hier inne behoorlyk
mag verzien worden.
-ocr page 274-
268 XATIOXALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GRAVENHAGE. 1580.
PAEÏlCüLARrA.
1.    Of men de zonden alzoo mag beschryven, op den predikstoel die
bestraffende, dat men den Persoon die misdaan heeft, een Lidmaat der
Gemeinte zynde , wel mag bekennen zonder voorgaande vermaninge.
2.    Te verzoeken advis de Mendacio Offlcioso.
3.    Dat die verklaringe des woords Gemeinte, in Synodo Middel-
burgensi, Artikel 10 gebruikt, gedaan worden.
4.    Of bet niet raadzaam zy die handelingen met Cornhert te laten
drukken , ende middelen te bedenken van de onkosten, item te belet-
ten ende te beantwoorden die Boeken van den onrustigen Geesten, al3
Hareynghii, Coolhasii, Hermanni Herberti, Coornherts, Balkii, ende
andere, ende voor in hare zaken by deeze Vergaderinge te handelen.
5.    Te noteeren van de zake Jacobi Baseli, met de Kerke van
Leyden en de Classis van Rhynland.
6.    Dat ook gearbeid worde in die zake tusschen den Synodo Pro-
vinciaal tot Haarlem gehouden, ende die Kerke tot Leyden.
7.    Verzoekt de Walsche Kerke dat overal in de Steden daar Walsche
Gemeinten zyn hem met die Duitsche Gemeinte toegelaten worde tot
die byeenkomsten derzelven in haren Kerkenraad op zekere tyden te
mogen komen.
8.    Of niet de Kerkenraad eenen Pedellium ofte een Boode behoort te
hebben uit de Godzaligste van de Magistraten hem toegelaten , om te
ontbieden den geenen die tot den Kerkenraad niet en willen komen.
9.    Of een Dienaar ofte een Lidmaat geëxcommuniceert zijnde, in
andere Kerkelyke questien met den Kerken gevallen zijnde, zal mogen
appelleeren tot de Politicque Magistraat, ende die censuren der Kerken
ende Synoden voorbygaan ende verachten.
10.    Of het ook geraden zy dat alle Dienaren ende Ouderlingen tot
den Synodum particularem zullen komen.
11.    Of het een Dienaar mag een Dienaar zyn ende te gelyke een
Medicyn.
12.    Of men nieuwe Partitien zal maken der Classen, of dat men
de oude Partitie zal laten blyven.
13.    Die zake Datheni te gedenken tot revocatie ende reconciliatie.
14.    Dat men gedenke in die algemeene gebeden der Kerken hare
Majesteit van Engeland, zyn Excellentie den Grave van Leycester,
Graaf Maurits ende het Huis van Nassouwen.
15.    Of het niet raadzaam en zy hare Majesteit van Engeland te
bedanken uit den name der Kerken dezer geunieerde Provinciën, ende
te bidden, door intercessie der kerken in Engeland, dat hare Maje-
steit het aangevangen werk wil commïtteeren (continueren?).
16.    Of het niet raadzaam zy geschreeven te worden by de hooge
Overheid aan den Vorst van Cleeve, om den Christenen der Gerefor-
meerde Eeligie in zynen Landen vryheid toe te laten ende haar niet te
molesteeren.
-ocr page 275-
VATIOKALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GKAVEÜHAGE. 1586. 269
17.    Welke Overheden te houden zyn voor die, dewelke professie
doen der Christelijke Religie, dewyle hier van different is.
18.    Dat die gebannen zijn om wettelyke oorzaken, niet en worden
wederom by de Magistraten geaccepteert, mitsgaders dat ook der moet-
willige Doodslagers vryheden by den particulieren Heeren alzoo niet
getolereert en worden.
19.    Hoe dat men doen zal met den geenen die niet en zyn by den
Kerken geaccepteert om te trouwen, ende zynde by de Overheid ge-
trouwt.
20.    Of een Dienaar buiten zyn schuit verlaten zynde van zyne
Huisvrouwe, ende daar over van der Overheid ontschuldig verklaart,
geoorlooft zy een andere Huisvrouwe te trouwen.
21.    Of men eenen gedoopten Persoone met eene Ongedoopte zal
mogen trouwen.
22.    Of een Overspeelder mag trouwen den geenen daar mede hy
Overspel gedaan heeft.
23.    Of een Broeder mag trouwen de Ondertrouwde zyns Broeders,
des Overledenen , tot welke zy ingegaan is in zyne ziekte om hem te
dienen.
24.  Of men niet en zal den Weduwen der overleeden Predikante
hertrouwende ende hebbende Kinderen, toelaten te hebben het geene
haar by den Staten jaarlyks geordineert werd.
25.    Zal nodig zyn by den Heeren Overheden des Lands te ordon-
neeren, middel tot verval der onkosten in Kerkelyke zaken die by
den Classen ende Synoden moeten gedaan worden , op dat by gebreeke
de goede ende nodige zaken niet agterblyven.
26.    Of het niet raadzaam en zy, die dingen die in deeze Neder-
landen haar hebben toegedragen, te beschrijven en in het ligt te bren-
gen , mits continueerende denzelven.
27.    Ook zal te gedenken zyn die zake Laurentii Coperani, die van
zynen dienst gedestitueert is.
28.    Item der combinatie der Dorpen dat elke Kerke mogte hare
eigen Dienaar hebben , ende bequamelyk bedient worden.
29.    Te letten op het getal van den Persoonen die uit elke Provincie
in den toekomenden Nationalen Synode zullen verscbynen.
30.    Werd verzogt verklaringe van der authoriteit der Magistraat
in die verkiezinge der Ouderlingen ende Diaconen, item in die Kerken-
raad tegenwoordig te zyn, ende wetenschap te hebben over de Excom-
municatie.
-ocr page 276-
KERKENORDENOGE
der Nederlandscbe Gereformeerde Kerken van beider Talen, gesteld
in den Natïonalen Synode: te samen beroepen ende gehouden by
last van zyn Exellentie in 's Gravenhage den 20 Juny Anno 1586.
1.    Om goede ordre in der Gemeente Christi te onderhouden, zyn
daar inne nodig de Diensten, t' saamenkomsten, Opzigt der Leere,
Sacramenten ende Christelyke straffe, waar van hier na ordentlyk zal
gehandelt worden.
Van de Diensten.
2.    De Diensten zyn vierderlei: Der Dienaren des Woords, der Doc-
toren , Ouderlingen ende Diaconen.
3.    Het en zal niemand, alhoewel hy een Doctor, Ouderling ofte
Diacon is , geoorlooft zyn den Dienst des Woords ende der Sacramen-
ten te betreden, zonder wettelyke daar toe beroepen te zyn: Ende
wanneer iemand daar tegen doet, ende meermalen vermaant zynde, niet
afstaat, zoo zal de Classe oordeelen, of men hem voor eenen Scheur-
maker verklaren , ofte op eenige ander wyze strafien zal.
4.    De wettelyke beroepinge der geener die te vooren in den Dienst
niet geweest en zyn , zoo wel in de Steden als ten platten Lande, be-
staat: Ten eersten in de Verkiezinge, dewelke geschieden zal door den
Kerkenraad ende Diaken, mitsgaders het oordeel der Classen, ofte van
twee ofte drie naastgezeten Dienaren, ende in Plaatsen daar geen Ker-
kenraad en is, door de Classe met bidden ende vasten. Ten anderen,
in Examinatien ofte onderzoekinge beide der Leere ende des leevens,
dewelke by dezelve staan zal, van den welke zy verkooren werden:
Welverstaande dat Nieuwelingen , Mispriesters , Monnikken , ende die
anderzïns eenige Secte verlaten hebben, niet zullen toegelaten worden ,
voor dat zy zeker tyd beproeft zyn. Ten derden in de Approbatie ende
goedkeuringe der Overheid van de Plaatse respectivelyk (dewelke zy
zullen aangegeven worden , om te verneemen of zy hares leevens ofte
Borgerlyken wandelshalven eenige wettelyke oorzaken heeft te weder-
spreeken) ende der gantsche Gemeinte: wanneer den name des Dienaars
den tyd van veertien dagen in der Kerken verkondigt zynde, geen hin-
dernissen daar tegen en komt. Ten laatste in de opentlyke Beveslinge
voor de Gemeinte, dewelke met behoorlyke stipulatie ende afvragingen,
vermaningen , Gebed ende oplegginge der handen van den Dienaar, die
de bevestinge doet (ofte eenige andere, daar meer Dienaren zyn) toe-
gaan zal, naar het Formulier daar van zynde. Welverstaande, dat de
oplegginge der handen zal mogen gedaan worden, ïu de Classicale
-ocr page 277-
NATIOKALE SÏNODE GEHOUDEN TE S GKA.VENHAOE. 1586. 271
Vergaderinge aan den nieuwen gepromoveerden Dienaar, die gezonden
word in de Kerken onder 't Cruyce.
5.    Noopende die Dienaars die nu alreede in den dienst des Woords
zynde, tot een ander Gemeente beroepen werden, zal desgelyks zooda-
nige beroepinge geschieden, zoo wel in de Steden als ten platte Lande,
by den Kerkenraad ende Dienaren, ende het oordeel ofte ad vis van de
Classe, ofte immers van twee ofte drie naastgezeete Dienaren derzel-
ver, zoo het zelver geschieden kan : Ende in Plaatsen daar geen Ker-
kenraad en is, by de Classe: alwaar de voorschreven Beroepenen ver-
toonen zulien, goede Kerkelyke Attestatie van Leere ende leven. Ende
alzoo den Magistraat van der Plaatse respectivelyk aangegeven, ende
der Gemeinte den tyd van veertien dagen voorgestelt zynde, als boven,
zullen met voorgaande stipulatien ende Gebeden bevestigt werden.
6.    Zal ook geen Dienaar dienst mogen aannemen in eenige particu-
liere Heerlykheden, Gasthuizen ofte anderzins, ten zy dat hy voorhee-
nen geadmiteert ende toegelaten zy, volgende die voorgaande Artikelen:
ende zal ook niet min als ander der Kerken-Ordeninge onderworpen zyn.
7.    Niemand en zal tot den dienst des Woords beroepen worden,
zonder hem in een zeker plaatse te stellen, ten ware dat hy gezonden
worde, om hier of te daar te prediken in de Gemeinte onder 't Cruyce,
ofte anderzins om Kerken te vergaderen.
8.    Een Dienaar eens wettelyken beroepen zynde, mag die Gemeinte
daar hy zonder conditie aangenomen is, niet verlaten, om elders een
beroepinge aan te nemen, zonder bewillinge des Kerkenraads met de
Diakenen, ende de geene die te vooren in dienst ende Ouderlingschap
ende Diakenschap geweest zyn, mitsgaders die van de Magistraat, ende
met voorweeten van de Classe: Gelyk ook geen ander Kerke hem zal
mogen ontfangen, eer hy wettelyke getuigenisse zijnes afscheids van de
Kerke ende Oasse daar hy gedient heeft, vertoont hebbe.
9.    Op de ander zyde zal den Kerkenraad, als reprassenteerende die
Gemeinte, ook gehouden zyn haar Dienaars van behoorlyke onderhoud
te verzorgen, ende zonder kennisse ende oordeel des Classis niet te ver-
laten, dewelke ook, by gebreeke van onderhoud, zal oordeelen, of die
voorschreeven Dienaars te verzetten zyn, ofte niet.
10.    Dewyle een Dienaar des Woords eens wettelyk (als boven) be-
roepen zynde, zyn leeven lank aan den Kerkendienst verbonden is,
zoo zal hem niet geoorlooft zyn, hem tot een anderen staat des leevens
te begeeven, ten zy om groote ende wigtige oorzaken, daar van die
Classe kennisse nemen ende oordeelen zal.
11.    Zoo het geschied dat eenige Dienaars door ouderdom, ziekte
ofte anderzins, onbequaam worden tot oeffeninge hares Dienstes, zoo
zullen zy nochtans (des niet te min) de eere ende den name eens Die-
naars behouden, ende van die Kerke die zy gedient hebben, eerlyken
in haren nootdruft (gelyk ook de Weduwen ende Weesen der Dienaren
in het gemeen) verzorget worden.
12.    Zoo eenige Dienaars om die voorschreeven, ofte eenige andere
oorzaken haren dienst, voor eenen tyd onderlaten moesten (het welk
zonder advis des Kerkenraads niet geschieden en zal) zoo zuüeD zy
-ocr page 278-
272 NATIOXALE SYKODE GEHOUDEK TE 's GRA.VENHAGE. 1586.
nochtans ten allen tyden de beroepinge der Gemeenten onderworpen
blyven.
13.    Het zal niemand geoorlooft zyn den dienst zynder Kerken on-
derlatende, ofte in geenen zekeren dienst zynde, hier ende daar te gaan
prediken, buiten consent ende autoriteit des Synodi ofte Classis: Ge-
lyk ook niemandt in een ander Kerke, eenige Predicatie zal mogen
doen ofte Sacramenten bedienen zonder bewillinge des Kerkenraads.
14.     Der Dienaren Ampt is in de Gebeden ende bedieniDge des
Woords aan te houden, de Sacramenten uit te reiken op haar Meede-
Broeders, Ouderlingen ende Diakenen, mitsgaders de Gemeenten goede
acht te neemen, ende ten laatsten met die Ouderlingen de Kerkelyke
Discipline te oeffenen, ende te bezorgen dat alles eerlyk ende met or-
der geschiede.
16. Onder de Dienaren des Woords, zal gelykheid gehouden wor-
den, aangaande de lasten hares Dienstes, mitsgaders ook in andere
dingen zoo veel mogelyken is, volgende het oordeel des Kerkenraads,
ende (des van noode zynde) des Classis: het welke ook in Ouderlingen
ende Diakenen te onderhouden is.
16.    Het Ampt der Doctoren ofte Professoren in der Theologie is, de
Heilige Schrifture uit te leggen, ende de zuivere Leere tegen de Ket-
teryen ende doolingen voor te staan.
17.    De Gemeinten zullen arbeiden , dat 'er Studenten in der The-
ologie zyn, die ex bonis publicis onderhouden werden.
18.    In de kerken daar meer bequaame Predikanten zyn, zal men
het gebruik der Propositien aanstellen, om door zulke oeffeningen eenige
tot den dienst des woords te bereiden. Welverstaande, dat geen Pro-
ponenten, die Gemeente openbaarlyk van den Predikstoel zullen leeren,
dan die wettelyk geëxamineert ende bequaam gekent zyn in de Univer-
siteit
ofte Classe, ende en zullen nochtans haar niet vervorderen de
Sacramenten te bedienen, tot 'er tyd toe zy volkomelyken beroepen
ende bevestigt zyn.
19.    De Kerkenraden zullen alomme toezien dat 'er goede School-
meesters zyn, die niet alleen de Kinderen leeren Leezen, Schrijven,
Spraken ende vrye Konsten , maar ook die zelfde in der Godzaligheid
ende in den Catechismo onderwyzen.
20.    De Ouderlingen zullen door het oordeel des Kerkenraads ende
der Diakenen verkooren worden, zoo dat het na de gelegentheid van
een ieder Kerke vry zal zyn , zoo veel Ouderlingen als 'er van noode
zyn de Gemeente voor te stellen , om van die zelve (ten ware dat 'er
eenig beletzel voorviele) geapprobeert ende goedgekeurt zynde, met
openbare Gebeden ende stipulatien bevestigt te worden , ofte een dub-
bel getal, om het halve deel hy der Gemeente verkooren op dezelve
wyze in den Dienst te bevestigen, volgende het Formulier daar van
zynde.
21.    Der Ouderlingen Ampt is (behalven het geene dat boven Arti-
kel 14. gezeid is) met den Dienaar des Woords gemein te zyn, opzigt
te hebben dat de Dienaren, mitsgaders hare andere Meedehulpers
ende Diakenen haar Ampt getrouwelyken bedienen, ende die bezoekinge
-ocr page 279-
NATIONALE Sï'NODE GEHOUDEN TE 's GEAVENHAGE. 1586. 273
te doen, naar dat de gelegentheid des tyds ende der plaatsen, tot stig-
tinge der Gemeente, zoo voor als na het Nachtmaal kan lyden , om
byzonder de Lidmaten der Gemeenten te vertroosten ende te onder-
wyzen, ende ook andere tot de Christelyke Religie te vermanen.
22.    Dezelve wyze die van de Ouderlingen gezeid is, zal men ook
houden in de verkiezinge, approbatie ende bevestinge der Diaconen.
23.    Der Diaconen eigen Ampt is , de Aalmoessen ende andere Ar-
men Goederen naarstelyk te verzamelen , ende dezelve getrouwelyken
ende vlytelyken (naar den eisch der Behoeftigen, beide der Ingezete-
nen ende Vreemden met gemeen ad vis) uit te deelen, de Benauwden te
bezoeken ende te vertroosten, ende wel toe te zien, dat de Aalmoessen
niet misbruikt en worden: waar van zy rekeningen zullen doen in den
Kerkenraad, ende ook (zoo iemand daar by wil zyn) voor de Gemeen-
ten , tot zulken tyd als het den Kerkenraad goedvinden zal.
24.    De Diakenen zullen ter Plaatze daar Huiszitte-Meesters, ofte
andere Aalmoesseniers zyn , op dezelve begeeren goede correspondentie
met hen houden, ten einde de Aalmoessen te beter uitgedeelt mogen
worden , onder die geene die meest gebrek hebben.
25.    De Ouderlingen ende Diaconen zullen twee jaren dienen, ende
alle jaar zal het halve deel verandert, ende andere in de plaatse gesteld
werden, ten ware dat de gelegentheid ende het profyt eeniger Kerken
anders vereischte.
Van de Kerkelijke (samenkomsten,
26.    Vierderlei Kerkelyke t'samenkomsten zullen onderhouden wor-
den, de Kerkenrade, de Classicale Vergaderingen, de particuliere Sy-
node, en de Generale ofte Nationale Synode.
27.    In deeze t'samenkomsten zullen geene andere dan Kerkelyke
zaken, ende dezelve op Kerkelyke wyze gehandeld worden. In meerder
Vergaderinge en zal men niet handelen, dan het geen dat in mindere
niet en heeft afgehandeld konnen werden, ofte dat tot de Kerken een
meerder Vergaderinge in het gemein behoort.
28.    Zoo hem iemand beklaagt door de uitsprake der minder Ver-
gaderinge verongelykt te zyn, die zelve zal hem tot een meerder Ker-
kelyke Vergaderinge beroepen mogen, ende het geene door de meeste
stemmen goed gevonden is, zal voor vast ende bondig gehouden worden,
ten zy dat het beweezen worde te stryden tegen het woord Gods, ofte
tegen de Artikelen in dezen Generale Synode beslooten, zoo lange als
dezelve door geen andere Generale Synodo verandert zyn.
29.    De handelingen aller t'samenkomsten, zullen met aanroepinge
des naams Gods aangevangen, ende met een dankzeggïnge besloten worden.
30.    Die tot den t'samenkomste afgezonden worden, zulleD hare Cre-
dentie-brïeven ende Instructien (onderteekent zynde van den geenen
die haar zenden) mede brengen, ende deze zullen alleene keurstemmen
hebben.
31.    In alle t'samenkomsten zal by den Prceses een Scriba gevoegt
worden, om naarstelyk op te schryven het geene waardig is opgetee-
kent te zyn.
18
-ocr page 280-
274 NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GKAVKNHAGE. 1586.
32.    Het Arnpt van den Prmses is, voor te stellen ende te verklaren
het geene te handelen is, toe te zien dat een iegelyk zyn orden houden
in het spreeken, den knibbelachtigen en die te heftig zyn in het spree-
ken, te bevelen dat ze zwygen: ende over dezelve geen gehoor gevende,
de behoorlyke censure te laten gaan. Voort zal zyn Ampt uitgaan
wanneer deeze t'samenkomsten scheidet.
33.    Hetzelfde zeggen heeft de Classes over den Kerkenraad, het welk
de particuliere Synode heeft over de Classe, en de Generale Synode
over de particuliere.
34.    In alle Kerken zal een Kerkenraad zyn, bestaande uit Diena-
ren des Woords ende Ouderlinge, dewelke ten minsten alle weeken eens
te samen komen zullen, lalwaar den Dienaar des Woords (ofte Diena-
ren zoo daar meer zyn) by gebeurte presideeren ende die actie regeeren
zal. Ende zal ook de Magistraat van de Plaatse respectivelyk (indien
het haar gelieft) een ofte twee van den haren, wezende Lidmaten der
Gemeente, bij den Kerkenraad mogen hebben, om te aanhooren ende
mede van de voorvallende zaken te delibereeren.
35.    Wel verstaande, dat in de Plaatsen daar de Kerkenraad van
nieuws is op te rechten, t'zelfde niet en geschiede dan met advis van
de Classe. Ende daar het getal van den Ouderlingen zeer klein is,
zullen die Diakenen mede tot den Kerkenraad genomen worden.
36.    In die plaatsen daar noch geen Kerkenraad en is, zal middeler-
tyd by de Classe gedaan worden het geene anders den Kerkenraad na
uitwyzen dezer Kerken-Ordeninge opgeleid is te doen.
37.    Insgelyks zullen de Diakenen alle weeken t'samen komen, om
met aanroepinge des naams Gods (van de zaken haren Ampte betref-
fende) te handelen, daar toe die Dienaren goede opzigt zullen nemen,
ende des nood zynde, haar daar by laten vinden.
38.    De Classicale Vergaderingen zullen bestaan uit genabuurde Ker-
ken, dewelke elk een Dienaar met een Ouderling ter plaatse ende tyde
by hen, in het scheiden van elke Vergaderinge goedgevonden, (zoo
nochtans dat men het boven de drie maanden niet uit en stelle) daar
henen met behoorlyke credentie afvaardigen zullen, in welke t'samen-
komsten de Dienaars by gebeurte, ofte anderzins die van dezelfde Ver-
gaderinge verkooren werd, presideeren zullen, zoo nochtans, dat dezelve
tweemaal aan een niet zal mogen verkooren worden. Voorts zal de
Pruises onder anderen een iegelyken afvragen, of zy in hare Kerken
haren Kerkenraads Vergaderinge houden ? of de Kerkelyke Discipline
geoefent word? of de Armen en de Schooien bezorgt worden, ten laat-
sten, of daar niets en is daar in zy het oordeel ende hulpe der Classe
tot rechte instellinge harer Kerken behoeven ? De Dienaar, dien het
in de voorgaande Classe opgeleid was, zal een korte Predicatie uit Gods
woord doen, van dewelke die andere oordeelen, ende zoo daar iet in
ontbreekt, aanwyzen zullen. Ten laatsten, zullen in de leste Vergade-
ringe voor den particlieren Synode verkooren werden, die op denzelven
Synodum gaan zullen.
39.    In het einde van de Classicale ende andere meerdere t'samen-
komsten, zal men censure houden over den genen die iet strafwaar-
-ocr page 281-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GKAVENHAGE. 1586. 275
digs in de Vergaderinge gedaan, ofte de vermaningen der minder t'sa-
menkomste versmadet hebben.
40.    Zal ook de Classis daar zulks nood zyn zal, de vryheid hebben
eenige haarder Dienaren van de eene Classicale VergaderiDge tot de
andere te authoriseren, om opzigt te neemen op de Leere ende het le-
ven der Predikanten, ende den stand der Kerken onder die zelve
Classe sortoerende, ende daar van op de naaste Vergaderinge rap-
port doen.
41.    De Kerke, in dewelke de Classis, (item de particuliere ofte
Generale Synode te samen komt) zal zorg dragen, datze de Acten der
voorgaande Vergaderinge, op de naastkomende bestelle.
42.    De Instructien der dingen die in de meerdere Vergaderinge
te handelen zyn, zullen niet eer geschreeven worden, voor dat die be-
sluitingen der voorgaande Synode geleezen zyn, op dat het geene eens
afgehandelt is, niet wederom voorgesteld en worde, ten ware dat men
achtede verandert te moeten zyn.
43.    Alle jaars, (ten ware dat de nood eenen korten tijd vereischte,)
zullen vier ofte vyf, ofte ook meer genabuurde Classes te samen ko-
men ; tot welke particuliere Synode, uit ieder Classe twee Dienaars,
ende twee Ouderlingen afgevaardigt zullen worden. In het scheiden
(zoo wel des particulieren als des Generalen Synoden ) zal een Kerke
verordent worden, die last hebben zal, om met advis des Classis, den
tyd en de plaatse des naasten te stellen.
44.    De Nationale Synode zal ordinairlyk alle drie jaren eens gehou-
den werden, ten ware dat daar eenige dringende nood ware, om den
tyd korter te neemen. Tot deze zullen twee Dienaren ende twee Ou-
derlingen uit elke particuliere Synode, beide der Duitscher ende der
Walseher sprake, afgezonden werden. Voorts zal die Kerke die last
heeft om den tyd ende plaatse des Generalen Synodi te benoemen, (zoo
dezelfde binnen de drie jaren te beroepen ware,) haar particuliere Sy-
node vergaderen, ende het zelfde ook der naastgeleegener Kerke, die
van een ander Tale is, laten weeten, dewelke vier Personen daar he-
nen zenden zal, om met gemeinen advise van den tijd ende plaatse te
besluiten. Dezelve Kerke die verkooren is, om de Generale Synode te
t'samen te beroepen, wanneer zy met de Classe van den tyd ende
plaatse beraadslagen zal, zal 't zelfde de hooge Overheid in tyds te
kennen geeven, op dat met haren weeten, ende (zoo het haar geliefd,
mede eenige te zenden tot den Classe) van der zake in tegenwoordig-
heid , en met advis van hare Gedeputeerde besloten werde.
45.    Alzoo in de Nederlanden tweederlei spraken gesproken werd,
is goedgehouden, dat de Kerken der Duitscher ende Walscher Tale,
op haar zei ven haren Kerkenraad, Classificale Vergaderingen ende par-
ticuliere Synoden hebben zullen.
46.    Is niet te min goedgevonden, dat in de Steden daar de voor-
schreeven Walsche Kerken zyn, alle maanden sommige Dienaren ende
Ouderlingen van beide zyden vergaderen zullen, om goede eendragt
ende correspondentie met malkanderen te houden, ende zoo mogelyk is,
na gelegentheid des noods, met rade malkanderen by te staan.
18*
-ocr page 282-
276 NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GRAVENHAGE. 1586.
Van de Leere, Sacramenten, en andere Ceremoniën.
47.    De Dienaars des Woords: item die Professoren in de Theologie
(het welk ook den anderen Professoren wel betaamt) zullen de Belydenisse
des Geloofs der Nederlandscher Kerken onderteekcnen, ende de Dienaars
die zulks zullen refuseeren, zullen de facto van haren Dienst by den Ker-
kenraad ofte de Classe opgeschort werden, ter tyd toe zy haar daar in
geheelyken verklaart zullen hebben; ende indien zy obstinatelyken in wei-
gering blyven, zullen zy van hare Dienst geheelyken afgestelt werden.
48.    Insgelyks zullen ook de Schoolmeesters gehouden zyn de Arti-
kelen als boven, ofte in de plaatse van dien den Christelyken Catechis-
mum
te onderteekenen.
49.    Niemand van de Gereformeerde Religie zal hem onderstaan eenig
Boek ofte Schrift, van hen ofte van eenen anderen gemaakt ofte over-
gezet, handelende van de Religie, te laten drukken, ofte anderzints uit
te geven . dan het zelve voor henen doorzien ende goed gekend zynde
van de Dienaren des Woords, zyns particulieren Synodi, ofte Profes-
soren der Theologie, onzer Belydenisse.
50.    Het verbond Gods zal aan den Kinderen der Christenen met
den Doop (zoo haast als men de bedieninge deszelven hebben kan) be-
zegelt worden, ende dat in de openbare verzamelinge, wanneer Gods
woord gepredikt word. Doch ter Plaatsen daar niet zoo veel Predica-
tien gedaan worden, zal men eenen zekeren dag ter weeke verordenen,
om den Doop extraordinairlyk te bedienen, alzoo nochtans dat het zelve
zonder Predicatie niet en geschiede.
51.    De Dienaars zullen haar beste doen ende daar toe arbeiden ,
dat de Vader zyn Kind ten Doope presenteere, ende in de Gemeenten
daar men neffens den Vader, ook Gevader ofte Getuigen by den Doop
neemt, (welk gebruik in hem zelven vry zynde, niet ligtelyk te ver-
anderen en is,) betaamt het dat men neeme die der zuivere Leere toe-
gedaan , ende vroom van wandel zyn.
52.    De Dienaren zullen in het Doopen, het Formulier van de in-
stellinge ende gebruik des Doops , het welk tot dien einde beschreven
is, gebruiken.
53.    De namen der Gedoopten, mitsgaders der Ouderen ende Getui-
gen : Item de tyd des Doops, zullen opgeteekent worden.
54.    Men zal niemand ten Avondmaal des Heeren toelaten, dan die
na der gewoonheid der Kerken, tot dewelk hy hem voegt, Belydenisse
der Gereformeerde Religie gedaan heeft, mitsgaders hebbende getuige-
nisse eens vroomen wandels , zonder welke ook die geene die uit an-
dere Kerken komen , niet zullen toegelaten worden.
55.    Een ieder Kerke zal zulke maniere van bedieninge des Avond-
maals houden, als zij oordeelt tot de meeste stichtinge te dienen.
Welverstaande nochtans, dat de uitwendige Ceremoniën, in Gods woord
voorgeschreeven, niet verandert, ende alle superstitien vermydet werden,
ende dat na voleindinge der Predicatie ende der gemeine Gebeden op
den Predikstoel, het Formulier des Avondmaals, mitsgaders het Gebed
daar toe dienende, voor de Tafel zal worden geleezen.
-ocr page 283-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN XE 's GKAVENHAGE. 1586. 277
56.    Het Avondmaal des Heeren zal tegen twee maanden eens, zoo
veel het mogelyk is, gehouden werden, ende zal stigtelijk zijn, daar
het de gelegentheid der Kerken lyden kan, dat op den Paasehdag,
Pinxsterdag ende Christdag het zelve geschiede. Doch ter Plaatsen
daar noch geen Kerkelyke Ordre en is, zal men eerst Ouderlingen ende
Diaconen by provisie stellen.
57.    Alzoo de Avondgebeden in veel Plaatsen vrugtbaar bevonden
worden, zoo zal in het gebruik derzelver elke Kerke volgen, het geene
zy achtet tot hare meeste stichtinge te dienen. Doch wanneer men ze
begeeren zoude weg te neemen, zal het zelfde nie,t zonder het oordeel
der Classe, mitsgaders der Overheid, de Gereformeerde Religie toege-
daan, geschieden.
58.    Daar de Lyk-Predicatien niet en zyn, zal men ze niet instellen:
ende daar die nu alreede zyn aangenomen, zal neerstigheid gedaan
werden, om dezelve met de gevoeglykste middelen af te doen.
59.    In tyden van Oorloge, Pestilentie, dieren tyd, zware vervolginge
der Kerken, endo andere algemeine zwarigheden, zullen de Dienaars
der Kerken de Overheid bidden, dat door haar authoriteit ende bevel
openbaar Vast- ende Biddag aangestelt ende geheiligt mogen werden.
60.    De Gemeinten zullen onderhouden beneffens den Zondag, Christ-
dag, Paasschen ende Pinxteren, maar ter Plaatsen daar meer Feest-
dagen, door bevel der Overheden, gehouden werden, tot gedagtenisse
der weldaden Christi (als de besnydenisse Christi ende Hemelvaartsdag)
zullen de Dienaars arbeiden, dat zy met prediken den lediggank des
Volks in een heilige ende nutte oeffeninge veranderen.
61.    De Dienaars zullen alomme des Zondaags ordinairlyk in de na-
middagsche Predicatie, de somma der Christelyke Leere in den Ca-
techismo, die tegenwoordig in de Nederlandsche Kerken aangenomen
is, vervat, kortelyk uitleggen, alzoo dat dezelve jaarlyks mag ge-
eindigt worden, volgende do afdeelinge des Catechismi zelfs daar op-
gemaakt.
62.    De Psalmen Davids zullen in de Kerken gezongen werden, la-
tende1 die Gezangen die men niet en vind in der Heilige Schrifture.
63.    Alzoo bevonden word dat tot noch toe verscheiden gebruiken
in houwelyksche zaken alornme onderhouden zyn, ende nochtans wel
oirbaar is, gelykformigheid daar inne gepleegt te worden: zoo zullen
de Kerken blyven by het gebruik, het welk zy (conform Gods woord
ende voorgaande Kerkelyke Ordonnantien) tot noch toe onderhouden
hebben, tot dat by der hooger Overigheid (die men daar toe met den
eersten zal verzoeken) een generale Ordonnantie, met advis der Ker-
ken-Dienaren, daar op gemaakt zal zyn, tot dewelke deze Kerken-
Ordening haar in dit stuk refereert.
Van de Censure ende Kerlcelyke vermaninge.
64.    Gelykerwys de Christelyke straffe Geestelyk is, ende niemand
van den Burgerlyken gerichte ende straffe der Overheid bevryt, alzoo
worden ook beneffens de Borgerlyke straffe de Kerkelyke eensuren
noodzakelyk vereischt, om den Zondaar met der Kerke ende zynen
-ocr page 284-
278 NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GRAVENHAGE. 1586.
Naasten te verzoenen, ende de ergernissen uit de Gemeente Christi weg
te nemen.
65.    Wanneer dan iemant tegen de zuiverheid der Leere ofte vro-
migheid des wandels zondigt zoo verre als het heimelyk is, ende geen
openbare ergernisse gegeven heeft, zoo zal de regel onderhouden wor-
den, welk Christus duidelyken voorschryft Matth. 18.
66.    Die heimelyke zonden, wanneer de Zondaar by een in het by-
zonder, ofte by twee ofte drie Getuigen vermaant zynde, berouw heeft,
zullen voor den Kerkenraad niet gebragt worden.
67.    Zoo iemant van een heimelyke zonde van twee ofte drie Per-
soonen in der liefde vermaant zynde, geen gehoor en geeft, ofte ander-
zins een openbare zonde bedreven heeft, zulks zal den Kerkenraad
aangegeven worden.
68.    Van alzulke zonden die van haar naturen wegen openbaar, ofte
door veragtinge der Kerkelyke vermaningen in het openbaar gekomen
zyn, zal de verzoeninge (wanneer men zekere teekenen der boetvaardigheid
ziet) openbaarlyk geschieden, door het oordeel des Kerkenraads, ende ten
platten Landen, ofte in mindere Steden, daar maar een Dienaar en
is, met advis van twee genabuurde Kerken , in zulke forme ende maniere
als tot stichtinge van een ieder Kerke bequaam zal geoordeelt worden.
69.    Zoo wie hartnekkelyk de vermaninge des Kerkenraads verwerpt,
(item die een openbare ofte anderzins een grove zonde gedaan heeft)
zal van den Avondmaal des Heeren afgehouden worden , ende indien
hy afgehouden zynde, na verscheiden vermaningen geen teeken der boet-
vaardigheid bewyst, zoo zal men ten laatsten tot de uiterste remedie
(namelyk de afsnydinge) komen, volgende de forme na den woorde Gods
daar toe gestelt: Doch zal niemant afgesneeden werden, dan met voor-
gaande advis der Classe.
70.    Al eer men tot der afsnydinge komt, zal men de hartnekkig-
heid des Zondaars , der Gemeente opentlyk te kennen geven, de zon-
den verklarende, mitsgaders de neerstigheid aan hem beweezen in het
bestraffen, afhouden van den Avontmale, ende menigvuldige vermanin-
gen : Ende zal de Gemeente vermaant worden hem aan te spreken
ende voor hem te bidden. Zoodanige vermaningen zullen 'er drie ge-
schieden : In den eersten zal de Zondaar niet genoemt worden, op
dat hy eenigzins verschoont werde: In den tweeden zal met advis der
Classe zyn name uitgedrukt werden: In den derden zal men de Ge-
meente te kennen geven, dat men hem van de gemeenschap der Kerken
uitsluiten zal, op dat zijn afsnydinge, zoo hy hartnekkig blyft, met
stilzwygende bewillinge der Kerken geschiede. De tyd tusschen de
vermaninge zal in het oordeel des Kerkenraads staan.
71.    Wanneer iemant, die geëxcommuniceert is, hem wederom wil
verzoenen met de Gemeente door boetvaardigheid, zoo zal het zelfde
voor de handelinge des Avondmaals, ofte anderzins na gelegentheid, te
voren de Gemeente aangezeid werden , ten einde hy ten naastkomende
(zoo verre niemant iet weet voort te brengen , ter contrarie) openbaar-
lyk met professie zyner bekeeringe weder opgenomen werde, volgende
het Formulier daar van zynde.
-ocr page 285-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GRAVENHAGE. 1586. 279
72.    Wanneer de Dienaars , Ouderlingen ofte Diakenen een openbare
grove zonde bedryven die der Kerke schandelyk, ofte ook by der Over-
heid strafwaardig is, zullen wel de Ouderlingen ende Diakenen terstont
door voorgaande oordeel des Kerkenraads derzelver ende der naast-
gelegener Gemeente van haren dienst afgezet, maar de Dienaars opge-
schort worden; maar of zy geheel van den dienst af te zetten zyn, zal
in het oordeel der Classe staan.
73.    Voorts onder de grove zonden, die weerdig zyn met opschor-
tinge ofte afstellinge van den dienst gestraft te worden , zyn deze de
voornaamste, valsche Leere of Ketterye, openbare scheurmakinge, opent-
lyke Blasphemie, Simonie, trouwlooze verlatinge zyns Diensts, ofte
indringinge in eens anders diensts, Meinëedigheid, Echtbreuk, Hoere-
rye , Dieverye , gewelt, gewoonlyke dronkenschap , vechterye , vuil ge-
win , kortelyk alle de zonden ende grove feiten , die den Autheur voor
de Werelt eerloos maken, ende in een ander gemeen Lidmaat der Ker-
ken der afsnydinge weerdig zouden gerekent werden.
74.    De Dienaren des Woords, Ouderlingen ende Diakenen, zullen
onder hen de Christelyke censure oeffenen, ende malkanderen van de
bedieninge hares Ampts vriendelyk vermanen.
75.    Den genen die uit der Gemeente vertrekken, zal een Attestatie
ofte getuigenis hares wandels , by advis des Kerkenraads , mede gege-
ven werden onder den zegel der Kerken , ofte daar geen zegel en is,
van twee onderteekent.
76.    Voorts zal den Armen, om genoegzaame oorzake vertrekkende,
van den Diakenen bystand gedaan worden na discretie, mits aantee-
kenende op den rugge van hare Attestatie, die Plaatsen daar ze he-
nen willen, ende de hulpe die men haar zal gedaan hebben.
77.    Geen Kerke zal over andere Kerken, geen Dienaar zal over
andere Dienaren, geen Ouderling noch Diaken over andere Ouderlin-
gen ofte Diakenen eenige heerschappye voeren.
78.    In middelmatige dingen zal men de buitenlandsche Kerken niet
verwerpen, die een ander gebruik hebben dan wy.
79.    Deze Artikelen de wettelyke Ordeninge der Kerken aangaande,
zyn alzoo gestelt ende aangenomen met gemeen accoort, datze (zoo het
profyt der Kerke anders vereischte) verandert, vermeerdert ofte ver-
mindert mogen ende behooren te worden. Ten zal nochtans geen by-
zondere Gemeente, Classe ofte Synode toestaan zulks te doen, maar
zullen naarstigheid doen om die te onderhouden, tot dat anders van de
Generale ofte Nationale Synode verordent wordt.
Jacobus Kimedontius ,
Ecclesim Middelburgensis Minister, Prceses
Synodi Electus.
Arnoldos Cornelii,
Assessor.
Werneküs Helmichiüs ,
Scriba Synodi.
-ocr page 286-
280 NATIONALE SYNODE GEHOUDEN Tl! 's GUAVENHAGE. 158G.
AANHANGSEL
des Synodi Nationalis, gehouden in 's Gravenhage den 20 Juny 1586,
behelzende de forma van de inspectie of visitatie by den Classen ,
te doen volgens den 40. Artikel van de Kerken-Ordening.
Alzoo de inspectie welke geordonneert is uit name van de Classen
respectivelyk te geschieden, daar toe is dienende, dat de zuiverheid der
Leere, en alle goede geregtigheid in de Gemeente Gods onderhouden
■worden, zoo zullen de genen, die den toezigt by den Classen bevolen
word, haar reguleeren naar het volgende.
1.    Zullen zy somwylen gaan hooren de Predicatiën der Dienaren,
en neerstiglyk letten, niet alleen op de mateiïën derzelve, of geene on-
reine Leere of menschelyke Fabulen of Verdichtselen daar by gemengt
worden, maar ook op de maniere van leeren zelve , of die stigtelyk
ende profytelyk voor den Volke is, en of die Dienaars neerstiglyk zyn
in het lezen en onderzoeken der heilige Schrifture, of ook de Dienaars
de forme van bedieninge in het Doopen, en anderzints gebruikende zyn
na de vastgestelde ordre der Kerken.
2.    Zy zullen met alle beleeftheid en voorzigtigheid vernemen, het
zy ter Plaatse zelve daar die Dienaar staat, of op andere Plaatsen naar
gelegentheid der zaken, aan de Ouderlingen en Diaconen, of anderzints
aan die geene die Lidmaten der Kerken zyn, of' die Dienaar neerstig is
in den bouw der Kerken , en uitrigtinge der Christelyke Discipline en
of tot dien einde de Kerkelyke Vergaderingen gehouden worden.
3.    Ook zullen zy den toezigt nemen of de Dienaar hem geschikt
draagt in zyn wandel, en of niet eenige twist en oneenigheid in de
Gemeente is, of andere disorders, strekkende tot nadeel der Kerke, die
met allen spoed gebetert diende te worden.
4.    Zullen die Inspectores by den Dienaar of andere voorschrevene
Leden des Kerkenraads eenige merkelyke fouten bevonden hebbende,
aangaande het geene dat hier boven verhaalt is , dezelve eerst in het
byzonder vermanen tot betering, en daar toe alle hulpe bewyzen , en
zoo het niet en helpe, de Classicale Vergadering aandienen.
PARTICULIERE VRAGEN.
1.    Of men de Zondaagse Euangelien prediken zal? Antwoord, Het
prediken van de Zondaagse Euangelien zal in de vryheid der Kerken
tot de meeste stichtinge staan.
2.    Of het niet en dient in de Artikelen van de Kerken-Ordening
eenige specificatie te maken van de zonden, waarom de Excommunicatie
behoort gebruikt te worden? Is geantwoord, 't Onnoodig te zyn, wyl
de voornaamste in het Formulier van het Avondmaal uitgedrukt
staan.
3.    Of men de zonden mag beschryven op den Predikstoel die be-
-ocr page 287-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GRAVENHAGE. 1586. 281
straffende, dat men den Persoon die misdaan heeft, zynde een Lidmaat
der Gemeente, ligtelyk kan kennen zonder voorgaande vermaninge ?
Antwoord , Neen.
4.    Is gevraagd advis de Mendacio Officioso, alzoo eenige zulks wil-
den sustineeren , daar over geschil gereezen was , en meerder authori-
teit gerequireert wierde, om vrede te maken? Is geantwoord, Hoewel
deeze questie onnoodig is om gevraagt te worden , ja die geene die ze
in twyffel trekken, meer straffe dan antwoord weerdig zyn, nogtans om
do onvoorzigtigheid van eenige te bedwingen, zal den Autheurs van deeze
vrage voor antwoord gegeven worden, dat de generale en ontwyffele re-
gel des woords Gods, de mond die liegt, die dood de Ziel, altyd vast
blyft, item dat men geen kwaad doen moet, opdat 'er goed uit voort-
kome.
5.    Of het geraden zy dat alle Dienaars en Ouderlingen tot den par-
ticulieren Synodum zullen komen ? Antwoord, Neen, maar zal hier
gevolgt worden de gemeene Kerken-Ordening daar op gemaakt.
6.    Of een Dienaar mag te gejyk een Dienaar en een Medicyn zyn ?
Gemerkt des woords dienst den geheelen Mensch vereischt, en na de
leere des Apostels een huisknegt Christi hem niet en behoort te bekom-
meren met vreemde zaken , word geantwoord, dat een Dienaar niet kan
noch behoort beide ex professo te doen , maar zoo hy de Kranken van
zyn eigen Gemeente met raad kan helpen, dat het zelve geschiede zon-
der gewin , en hier van zal de Classis oordeelen.
7.    Is gevraagt, alzoo zeker Persoon door inductie van eenige zyner
Vrienden getrouwt heeft, de nagelatene Weduwe zyns overleden hal-
ven Broeders, daar by de voorschreeve Broeder eenen Zoon behouden
had, met haar na geleeft te hebben den tyd van vier en twintig jaren
Kinderen te samen geprocreëert, in de Gemeente met conniventie op-
genomen, en by het oordeel des Classis getolereert, of dezelve mogen
by een blyven, en ten Avondinale toegelaten worden? Antwoord, Na-
dien hier Bloedschande begaan is, Levit. 18. en dienvolgen geen Hu-
welyk voor God kan gehouden worden, en men tegen het uitgedrukte
woord Gods niet kan dispenseeren, behooren de voorschreeve persoonen
tot ruste van hare conscientie haar van malkanderen te onthouden,
en tot scheidinge te verstaan eer zy tot den Avondmaal zullen toege-
laten worden, mits dat nochtans de Overheid gebeden worde de Kin-
deren te legitimeeren, alzoo deeze foute eertyds ten goede, en uit on-
wetendheid geschied is.
8.    Is gevraagt of een Dienaar, die hem altyd in leere en leven
trouwelyk en stigtelijk gedragen heeft, en daar na in Hoerdom eenmaal
vervallen is, ter oorzake van deezen val geheel en ten eenemaal van zyne
Dienst behoort afgezet te worden, ofte wel zou mogen in eene andere
Provincie getransfereert worden? Antwoord, Dewyl deeze zaak in Vries-
land gebeurt is, word dezelve aan den particulieren Synodum van Vries-
land gerefereert, om daar in met discretie naar gelegentheid te han-
delen.
9.    Of men een gedoopt Persoon met een ongedoopte zal mogen trou-
wen ? Antwoord, Dat zulks niet geraaden is, dewyl de ongedoopte Persoon
-ocr page 288-
282 NATIOKALE SYNODE GEHOUDEN TE 's CRAVENHAGE. 1586.
door verwerpinge des Doops niet kan gerekent worden in het Verbond
Gods, en ook zulk een trouw is voor de Gemeente een groote las-
tering.
10.    Of een Overspeeler mag trouwen met de geene waar mede hy
overspel begaan heeft? Antwoord, Deeze questie gedisputeert zynde
pro et contra, word gelaten ter discretie van den Rechter.
11.    Een Persoon in den Kryg zynde, gehoord hebbende een valsch
gerugte van zyner Huisvrouwe dood, heeft trouwe gelooft aan een
andere, en met dezelve langen tyd geleefd zonder opentlyk trouwen,
niettegenstaande hy naderhand verstond met de waarheid, dat zyne
Huisvrouwe noch leefde, en is zoo gebleven tot zyner Huisvrouwe
dood, na welken hy begeert wettelyk getrouwt te wezen, het welk
van de particuliere Francoische Synode afgeslagen zynde, is by de Ma-
gistraat toegelaten en bevestigt geweest, begeerende nu ten Avondmaal
toegelaten te worden, is de vrage of deeze voorschreeve Persoonen voor
Echte Lieden zyn te houden , en hoe datze tot den Avondmaal toege-
laten zullen worden ? Antwoord, Nadien het Huwelyk by de Magis-
traat is geauthoriseert, zoo zal het niet gescheiden worden , en zullen
de voorsz. Persoonen met schuldbekentenis ten Avondmaal toegelaten
worden.
12.    Of een Broeder trouwen mag met de Ondertrouwde zynes over-
leedenen Broeders ? Antwoord , Men zal neerstelyk onderzoeken of zy
met malkanderen vleeschelyk geconverseert hebben , indien ja, zoo is
de trouw niet geoorlooft, indien neen, zoo is het geoorlooft.
13.    Of het niet goed ware de geschiedenissen van deeze Nederlanden
te beschryven, en voorts te continueeren , en daar toe iemant te be-
stemmen ? Antwoord, Het zal zeer goed en profytelyk zyn, en zyn
eenige Persoonen gedenomineert, die tot dien einde zyn Excell. &c.
zullen aangegeven worden, word ook by dezen allen Kerken en Clas-
sen gelast, goede memorie te houden van hare geschiedenissen, ende
die neerstiglyk op te schryven om dezelve ter gelegen tyde te zenden
in handen van de gene, die gedeputeert zullen zyn tot de beschryvin-
gen der Historiën by de hooge Overheid.
14.    Of men arbeiden zal de Combinatieu der Dotpen af te doen,
en dat elke Kerke haren Dienaar hebbe? Antwoord, Men zal daar toe
arbeiden zoo veel het mogelyk is.
15.    Of een Kerkenraad een Dienaar mag ontslaan zonder het advis
der Gemeente, of ten minsten van de voornaamste derzelve? Antwoord,
Men laat het blyven by de Artikelen van de verplaatzinge.
16.    Is gevraagt wat middel 'er zy om de Kerken-Ordening te doen
effectueeren, en tot eenen voorslag, of het niet goed ware eenen by-
zonderen Kerkenraad te stellen ex Politicis §■ Ecclesiasticis, om alle
voorvallende zaken te oordeelen en te effectueeren? Antwoord, Dat
voor dezen tyd genoeg is, zyn Excell. te verzoeken, dat hy de ge-
raamde Kerken-Ordening des Synodi wil authoriseeren, en by ge-
woone middelen doen onderhouden, en zoo daar eenige abuisen voor-
vallen , zal naar gelegentheid des tij ds remedie daar toe mogen gezogt
worden.
-ocr page 289-
NATIONALE SYNODE GEHOUDEN TE 's GRAVENHAGE. 1586.         283
17. Is voorgesteld zekere questie van een Persoon wiens Vrouw uit-
zinnig was, en derhalven van den Magistraat scheidinge van Goed en
Kinderen gedaan is, doch die gedurende het leven zyner voornoemde Huis-
vrouwe tien jaren met eene andere geleeft, en by dezelve Kinderen
geprocreëert heeft, en bij den Bailliuw daar over in Regten betrokken
zynde, nu na de dood zyner Vrouwe begeert te trouwen, of het ge-
schieden mag? Antwoord, Is goedgevonden, zyn Byzitteresse te trou-
wen, en evenwel de straffe der Overheid onderworpen te blyven.
-ocr page 290-
KERKELIJKE WETTEN DOOR DE STATEN VAN
UTRECHT GEMAAKT EN GEARRESTEERD,
1590.
In Utrecht ia de oude regering, die door Leicester en zijn aanhang verdreven was,
weder op het kussen gekomen en de kerkelijke bepalingen, die zij gemaakt heeft, waren der
vrienden van de consistorie tot groote ergernis.
De eerste dagen van elke Octobermaand waren voor Utrecht van veel gewigt. De
magistraat werd jaarlijks in het begin dier maand veranderd en onder het bestuur van
Iieicester was er ijverig gebruik van gemaakt om zijne gunstelingen in de plaats te stellen
van de onde regeringspersonen, wier invloed of tegenwerking men vreesde, en van welken
de voornaamsten zonder vorm van proce3 waren uitgebannen (Bor, XXI, fol. 38, Van
lleydt fol. 86 en De Graaf van Leicester in Utrecht bl. 21 en 22).
Onder deze uitgezetten bevonden zich mannen, als Jonkheer Nicolaes van Zuylen van
Drakenburg, hoofdschont van Utrecht, Mr. Floris van Ileermale, Kanunnik van Oud-
Munster, een der voornaamste bewerkers der Unie van Utrecht, Mr. Floris ïhin, advo-
caat der staten van Utrecht, Jan Eobbrechtsz. van Druynen, daarna burgermeester en
raadslid van Utrecht, met meer anderen, die allen «welbekende Patriotten waren en den
gemenen Vaderlande seer goede en notabele diensten gedaen hadden , ook selfs in de saken
en handelinge met hare Majesteyt van Engeland en zijne Excellentie." De namen dezer
hooggeplaatste personen, binnen Utrecht van grooten aanhang en vriendschap, en ook in
de andere provinciën geacht, konden niet ligt in vergetelheid komen en toen het gezag
van Leicester verminderde door zijne onstaatkundige en onregtvaardige maatregelen, door
het mislukken van bijna al zijne krijgsverrigtingen , door het verraad van eeuigen zijner
legerhoofden en door de gevaarlijke woelingen van sommigen zijner gunstelingen; toen ook
zijne koningin, door lord Buckhorst van den waren toestand der zaken onderrigt, hem te-
rugriep en hij niet lang daarna overleed, verloor zijne partij hare kracht en traden de wel-
bekende namen der afgezette regeringsleden weder op den voorgrond. Nu naderde de tijd
der vernieuwing van de vroedschap in 1588 en de stadhouder, graaf van Meurs, misnoegd
over de besnoeijing van zijn gezag door de Engelsche fractie, had zich bedektelijk tegen
haar beginnen te versterken met verscheidene kapiteinen, bevelhebberen en vrienden. Bo-
vendien door zijne autoriteit bij de menigte en door het algemeen heersehend miscontentement
onder de burgerij en het krijgsvolk geholpen, nam hij bijna zonder slag of stoot den Lei-
cestersgezinden burgermeester Prouninck en den schout van Trillo gevangen. Daardoor
meester van de stad, heeft hij in overleg met de gedeputeerden der staten van Utrecht en
-ocr page 291-
KERKEL. WETT. DOOR DE STAT. V. ÜTK. GEM. EN GEaKHEST., 1590. 285
met het meerendeel der vroedschap door de magistraats-bestelling de oude regenten weder
op het kussen gebragt. Zoo werd Nicolaes van Zuylen van Drakenburg als hoofdschont
hersteld. Ook Thin en de overige uitgezetten kwamen weder in hunne posten. Van Druynen
was in zijne ballingschap overleden, maar mannen als Foeck, van Weede, van Asch, Hels-
dingen en bijna al de raadsleden, die van 1585 af voorbijgegaan waren, traden weder in
hot bewind (Bor, XXV, fol. 24 — De Graaf van Leicester in Utreeht bl. 38 en 39).
Deze verandering der regering was geenszins in het belang van de consistorie en van de
ijveraars voor de gereformeerde gemeente. Zij verloren in de gearresteerde Prouninck en
van ïrillo zeer consistorischgezinde regenten en ook de anderen, die thans werden uitge-
sloten , waren in der tijd juist om hun ijver voor de gereformeerde religie gekozen. In
de plaats van dezen keerden nu mannen in het bewind terug, die meerendeels behoord
hadden tot de St. Jacobs gemeente, welke van den kerkeraad veel te lijden had gehad.
Men vermoedde ook, dat hunne uitzetting en de benoeming van Prouninck en andere Bra-
banders die consistorisebgezind waren, bij de consistorialen " heymelijk was besteeken."
Daar waren indiciën, dat althans Herman Modet met sommige ouderlingen er niet geheel
onschuldig aan zou geweest zijn. En het was daarom te vreezen , dat de consistorie van
deze St. Jacobsgczinde regenten last hebben kon, al had de Stadhouder hen doen zweren,
al de injuriën, die zij sustineerden hun bij hunne uitzetting te zijn aangedaan , in eeuwige
vergetenisse te stellen. Al spoedig werd dan ook op een middag door eenige onbekenden
de consistoriekamer van de Domkerk opengebroken en wat men er van kerkelijke papieren
vond, naar den schout van Zuylen gebragt. Deze visiteerde die papieren zonder er iets in
te vinden , dat iemand van den kerkeraad bezwaren kon. Aan de gecommitteerden van
den kerkeraad, die zich bij hem kwamen beklagen, gaf hij de gevisiteerde stukken terug,
maar ordonneerde tevens, dat zij voortaan in hunne consistoriale vergaderingen twee gede-
puteerden uit den magistraat moesten toelaten. (Ofschoon de artikelen van vereeniging in
1386 en de nationale synode van hetzelfde jaar bjpaald hadden , dat uit den magistraat in
den kerkeraad plaats zouden hebben , scheen dit in Utrecht niet ingevoerd). Ook waren
nog onder het bestuur van den hoofdschout van Trillo, papieren van zekeren Mr. Daems,
die van Sociniaansche ketterij verdacht was, in handen van Helmichius en Uytenbogaert
gesteld ten fine van onderzoek. Zoodra de regering nu door anti-consistorialen was bezet,
eischte Daems zijne geschriften terug en gaf van Zuylen hem een • cedulleken" voor
Uytenbogaert, inhoudende den last om voorzeide papieren aan Daems te restitueren.
Toen zwarigheid werd gemaakt om die papieren op zulk simpel bevel los te laten, wijl
zij in het volle collegie van schepenen waren overgegeven om er na onderzoek rap-
port van te doen, werdeu zij door eenige kennissen van Daems en twee stadsdienaars
uit het studeervertrek van Uytenbogaert tegen zijn dank met geweld genomen en toen
deze dit dadelijk, naar het schijnt zonder gevolg, den Burgermeesteren te kennen gaf,
* werde hem nageseyt, dat hy dit dede om den man aen een staeke te belpen, en (dit
waren de woorden die men Uytenbogaert in 't aengesicht seyde) gebraden vleesch te eten."
(Bor, XXI, fol. 113.)
Zoo geringe welwillendheid heerschte er bij de regenten ten opzigte der leden van de
consistorie, zoo veroorloofden zich reeds de mindere ambtenaren ten hunnen aanzien de
onregelmatigste handelingen en zoo werd de hatelijkste verdenking zelfs tegen mannen als
Uytenbogaert openlijk verkondigd. In dien stand van zaken was het geen wonder dat bij
de nu volgende magistraatsverandering van Oetober 1589 allen die van de consistorie wa-
ren, op twee of drie na, verwijderd werden. De regel werd toen in praktijk gebragt,
over welken zich later eenige predikanten hebben beklaagd, dat goed tot de religie en
goed in de regering te zijn, niet wel te zamenvoegde (Bor, XXII, bl. 978).
Thans meenden ook die van St. Jacub, zoo velen zij zich in de unie met de gerefor-
-ocr page 292-
286            KERKELIJKE WETTEN DOOR DE STATKK VAN UTRECHT
meerden niet hadden kunnen vinden, dat de tijd gekomen was, om met hoop op goed ge-
volg, een rekwest bij den magistraat in te leveren, waarin zij klaagden over het onregt
hun bij de voorgaande regering aangedaan, waardoor zij beroofd waren van de eerste refor-
matie in de stad en provincie aangesteld bij Meester Huybrecht Duyfhnys, en verzochten
weder gerestitueerd te worden in gelijken staat en vrijheid als zij geweest waren.
De magistraatsleden, hoe toegenegen zij den aanhangers van üayfhuys ook waren, durf-
den niet besluiten om op nieuw de vorige verscheidenheid van kerken met de twisten
daaruit ontsproten ia het leven terug te roepen, maar ziende vele burgers tegen de tegen-
woordige predikanten gealtereerd, besloten zij den 21 November 1589 om de tegenwoor-
dige predikanten met behoorlijke en bekwame middelen te licentieren voor zekeren tijd en
uit te zien naar andere gequaliliceerde en vreedzame leeraars van dezelfde religie (Bor ,
XXX, fol. 53). Aan de staten van Utrecht werd het rekwest der St. Jacobsgezinden met
het besluit er op genomen medegedeeld; ook is den burgsrhoplieden de voorzeide resolutie
van het veranderen vau predikanten aangegeven, en toen de voorgenomen maatregel van
die zijden goedkeuring verwierf, zijn, den 17 December, voor den schout, burgermeeste-
ren en eenige andere magistraatsledeu , daartoe speciaal gecommitteerd, de navolgende
Utrechtsche predikanten ontboden: Nicolans Sopingius, Wernerus Heltuichius, Johannes
Uytenbogaert en Curnelius Martini Royenburcb. »Modetus was al voor oen jaer verto-
gen, ende Elconius de seste predicant was onlanckx te voren, 't onweder siende aenkomen,
van selfs nyt den dienst gescheyden" (Uytenbogaert, kerk. hist. III, bl. 78).
Hun werd bij monde van burgermeester Canter het besluit medegedeeld, waarbij zij ge-
licentieerd werden met verlies van huune tractementen en er het verbod bijgevoegd van
binnen de stad Utrecht, of vrijheid van dien, meer te leeren, prediken of het predik-
ambt te bedienen, hetzij in het heimelijk, hetzij in het openbaar. Ook hierbij werden tot
de gelicentieerde dienaars gansch geene welwillende woorden gesproken. Hoe Helmi-
chius en Uytenbogaert er op aandrongen om de redenen van dit ontslag te weten, ten
einde zij zich verantwoorden of schuld belijden konden, werd hun niets meer gezegd, dan
dat het geschiedde om redenen den heeren daartoe moverende. Sopingius, die van wat
hevigen aard was, discoureerde veel over het regt der kerk, bewerende, dat de magistraat
onbevoegd was om zoodanige afzetting alleen te doen; maar hem werd gevraagd: wie hen
betaalde en gageerde? En toen daarop met betuiging van dankbaarheid erkend werd, dat
de magistraat dit deed, was het korte wederantwoord: dat die hen gageerde ook de inagt
had hen af te danken en de gage in te trekken. Koyenburch had vroeger bij de St. Ja-
cobs gemeeuie gestaan, maar was tot de artikelen van vereeniging, onder Leicester opge-
maakt, toegetreden tegeu den wensch zijner gemeente, die gewild had, dat hij zich stijf
gehouden en alle vereeniging zou hebben afgeslagen. Deze Royenburch wilde nu mede iets
zeggen, maar hem werd toegeduwd: dat men hem niet achtte, die zoo ligtvaardig van re-
ligie veranderd en tot de consistorie overgeloopen was.
Ook verboden die regenten het houden der kerkeraadsvergaderingen. Zij lieten het kcr-
keraadszegel op het stadhuis brengen en aan stnkkeu smijten. En opdat evenwel de predik-
stoel niet kvvame stil te staan, waarvan groote confusie te vreezen was, hebben zij alle
pogingen aangewend bij de regering van Dordrecht om Dr. Jeremias Bastingius, en bij de
regering van Leiden om Walterus de Roy voor een paar maanden te leen te krijgen. De
advocaat der Utrechtsche staten, mr. Floris Thin, drong door herhaald schrijven ook bij
Oldenbarneveld aan om deze zaak te helpen bevorderen, wijl alle predikanten hun niet
dienstig waren, maar alleen dezulken »die geheel vreedsainig zijn en haer niet vorder be-
ïnoeyen dan met Gods Woord te prediken en de gemeente tot stichtinge te loeren." Hij
toont zich ook niet vreemd aan de gedachte om de gelicentieerde predikanten, op welke
wijs dau ook, uit de stad te verwijderen, wijl hij van Oldenbarueveld verlangt om te be-
-ocr page 293-
GEMAAKT EN GEÜRRK8TEEKD , 1590.                         287
werken, dat zij hier of daar in Holland beroepen worden, daar zij dan «souden met
meerder eeren en gevoeg vertrecken, dan mogelijk sal geschieden, so sy zonden willen opi-
niatreren." (Bor., XXI, fol. 113 en 114).
Zij hebben niet geopiniatreerd, maar hielden zich stil. Zij lieten zich vinden in de
kerk op hunne gewone plaatsen onder het gehoor der geleende predikanten, vermaanden de
lidmaten van huis tot huis om het ongelijk, zoo als-zij zelven, in lijdzaamheid te dragen
en verlieten ten laatste de stad, naar elders beroepen. Helmichins en Uytenbogaert wer-
den door de raden van bet hof van Holland, Casembroot en Dondosens, op last van prins
Maurits, wien de Utrechtschen toen voor hadden het stadhouderschap van Utrecht op te
dragen, verzocht om naar den Haag te komen. Daar ontving de eerstgenoemde zijne be-
roeping naar Delft en trad de andere in de dienst der Haagsche gemeente. Sopingius werd
naar Breda en Royenburgh naar Hensden beroepen (Uytenbogaert ter aangeh. pi. bl. 80).
Van de harde behandeling die de verdraagzame en vredelievende Uytenbogaert in Utrecht
ondervond, mogt hij zeker wel zeggen, dat hij »met het spit geslagen wierdt son-
der van het gebraedt gegeten te hebben." Maar niemand der gelicenciëerden was «om
eenige qnaiie feiten of gebreken in leer of leven" ontslagen. Volgens de acte door Cauter,
die ten tijde van het ontslag eerste burgermeester was, aan de gelicenciëerden den 18 Ja-
nuarij 1600 gegeven, was het geschied «alleen uit eenige politijke consideratièn" (Bor,
XXI, fol. 118). Mr. Thin doet het voorkomen in een brief aan Oldenbarneveld, als of
zij, die over deze zaak gegaan hebben, geene andere meeuing hebben gehad, »dau dat de
stad in vrede en eendracht tot versekertheyt jegens den vyand gehouden mocht worden"
(Bor, als boven fol. 114). Maar als dit laatste de reden dier handeling der Utrechtsche
regenten is geweest, dan zijn zij niet gelukkig geslaagd, want de gemeente, met regt ver-
toornd over de afzetting harer herders en leeraars, die haar getrouw en stichtelijk met
leer en leven hadden gediend, wilde niet hooren van Bastingius en de Koy, welken zij
met minachting huurlingen noemde. Evenmin wilde zij gediend zijn door de later voor
vast aangestelde Henricus Cesarius, Gerardus Blokhoven, Johannes Andelins en Johannes
Gerobulus; die, naar haar oordeel, alleen door den magistraat, zonder beroeping der ge-
meente, tegen haren wil en dank, op onwettige wijs in de dienst der Utrechtsche kerk
waren gesteld. Een groot deel der gemeente kwam daarom niet ter kerk, hield conventi-
kelen, liep, zelfs met geweer, ter preek te IJsselstein en geene placaten of poenen konden
dit beletten. Dat hadden dan ook mannen als Thin, die de stads gelegenheid en humeur
der burgerij wel zegt te kennen, kunnen voorzien en daarom kan men kwalijk gelooven, dat
die harde maatregel genomen is om vrede te behouden. Het is ook niet te veronderstellen,
dat de regenten dit groot vuur van twist, dat zoo hevig en zoo lang gebrand heeft, met
gevaar voor stad en gewest, zullen hebben ontstoken, bloot »om contentement te geven"
aan eenige ontevredenen uil de opgeheven St. Jacobskerk. Maar deze heeren regenten, uit den
tijd van Dnyfhuys, die hoog liepen met zijne reformatie, inzonderheid met hare verdraag-
zaamheid jegens andersdenkenden en hare onderdanigheid ten opzigte der burgerlijke overheid,
waren sterk ingenomen tegen de consistorie, op wier rekkelijkheid en volgzaamheid niet te
roemen viel en aan wier invloed ook hunne uitzetting voor een deel werd toegeschreven.
Wetende, hoe die consistoriale vereeniging in Utrecht, uit kleine beginselen spoedig groot
geworden, de roomsche religie uit de stad verbannen, de St. Jacobs gemeente overwonnen
en zich ook niet zelden dreigend en zegevierend tegen over de regering had gesteld, vreesden
zij haar, die behalve haren invloed op de burgerij ook nog kracht ontleende aan haar verband
met de consistoriale kerk vaa gansch Holland en Zeeland. Daarom zochten zij de Utrechtsche
kerk naauwer banden aan te leggen en haar volgens den voet van St. Jacob interigten,
mits evenwel eenigen vorm van kerkeraad houdende (Bor., XXI, fol. 113).
Daartoe hadden zij predikanten noodig, zoo als zij in de plaats der gelicenciëerden be-
-ocr page 294-
288           KERKELIJKE WETTEN DOOK DE STATEN VA.N UTRECHT
roepen hebben »door de welcke de forme van reformatie van die van St. Jacob in alle
kercken wierdt inghevoert, als die ghehouden wordt met meerder moderatie te gaan"
(Uytenbogaerts leven, bl. 5). Was onder Leicester door de artikelen van vereeniging de
gemeente van St, Jaeob in dis van de consistorie opgegaan, nu zon, zoo veel mogelijk, de
consistoriale inrigting weder op de leest der beginselen van Duyfhuys geslagen worden.
Bij de moeite die dit baren kon, mogt men steunen op de St. Jacobsgezinden in de stad ,
en deze behoorden tot de meest vermogenden, eu op de politieken van Holland, met welk
gewest Utrecht zich al naauwer vereenigde ook door de opdragt van het stadhouderschap
aan prins Maurits (6 Febraarij 1590).
Dat deze de bedoeling der politieken van Utrecht was, blijkt vrij duidelijk uit "de kerc-
ken-ordeninghe by de E. Heeren Staten van Utrecht Anno 1590 gemaeckt
ende ghearresteert."
Deze kerkordening reeds in 1587 ontworpen, maar tot Jannarij 1590 in concept ge-
bleven, is hoofdzakelijk van dezen inhoud;
dat bij vacature in de stad of steden van den landen van Utrecht de magistraat der
plaats een geqnalificeerden persoon beroepen en aan de staten presenteren zal, welke hem
doen examineren door eenige ministers ter presentie van eenigen der gereformeerde religie
toegedaan , die de staten en magistraat daarbij gelieven zullen te commiteren, om toe te
zien, dat niemand door calumnie of frivole punten gerejecteerd of onbekwaam verklaard
worde, en als de voorschreven minister bekwaam bevonden is, zal hij door de staten en
magistraat aangenomen en door de ministers aan de gemeente voorgedragen worden;
dat, waar patronen van de kerk of pastorie zijn, dezen binnen twee maanden na het
ontstaan der vacature een bekwamen minister aan de staten zullen presenteren, en waar
geen patroon is zullen de staten of hunne gecommitteerden een bekwamen persoon be-
roepen ;
dat de ministers geen ouderlingen noch diakenen zullen kiezen, maar zullen die in de
stad en steden door den magistraat gesteld worden, die daartoe bekwame en pacifique per-
sonen nemen , wier ambt en officie hnn door particuliere ordonnantie van de staten en
magistraat zal worden voorgeschreven ;
dat de ouderlingen en diakenen ten platten lande door die patronen zullen gesteld wor-
den en den staten gepresenteerd om geadmitteerd of gerejecteerd of anderen in hun plaats
gesteld te worden; en waar geen patronen zijn, of geen patronen van de opregte christe-
lijke religie, zullen voornoemde ouderlingen en diakenen door de staten gesteld worden of
door degenen die zij daartoe speciaal committeren;
dat de ministers, ouderlingen en diakenen geene vergadering mogen bonden dan op de
gewone dagen en plaatsen door den magistraat geaccordeerd en niet anders dan met zulken
uit den magistraat als daartoe zullen gedeputeerd worden; dat daar geenc stukken mogen
behandeld worden, dan die der kerke aangaan ; en dat als de vergaderingen gehouden of
resolutien mondeling of schriftelijk genomen worden op de niet geaccordeerde plaatsen en
tijden , buiten de presentie der gedeputeerden van den magistraat en over niet toegelaten
zaken, zal de magistraat dit straffen naar gelegenheid der zaak;
dat de ministers en andere kerkedienaars in de stad en steden niet meer dan eenmaal in
de veertien dagen en teu platten lande niet meer dan eenmaal in de maand zullen vergaderen;
dat, als de nood eene extruordinaire vergadering eischt, de ministers daartoe tijdig
verlof bij den magistraat zullen vragen met opgaaf der redenen waarom, en nadat die re-
denen onderzocht zijn , zal de magistraat die vergadering afslaan of accorderen , in welk
laatste geval de gedeputeerden zullen belast worden om die vergadering bij te wonen;
dat de voorgeschreven ministers en kerkedienaars geen classis of synode houden, noch
-ocr page 295-
KEMAAKT EN GEARRESTEERD, 1590.                            289
tot eenige classe of synode zenden mogen , dan met consent van de staten en hunne gede-
puteerden en na opgaaf van de punten en artikelen, die men voorgenomen heeft te behan-
delen; en zullen de staten eenigen uit bun midden committeren, om opzigt te nemen, dat
daar niets behaudeld wordt, wat den politieken staat of regering van de landen, provin-
ciën, steden en leden van dien betreft, of de rust zon kunnen verstoren;
dat de scholen zullen staan ter dispositie en ordonnantie van den magistraat, om er in
te voorzien ten meesten gerief van de gemeente, maar dat de ministers des verkiezende op
plaatsen door den magistraat verleend, des zondags den catechismus mogen leeren den ge-
nen die er gelieven te verschijnen;
dat de ministers, ouderlingen en diakenen voortaan geen zegel, secretaris, noch notaris
zullen gebruiken;
dat zij ook geene legatiën of brieven aan vorsten, republieken, steden of gemeenten mo-
gen zenden, dan na communicatie en verlof van de staten, of burgemeesters der plaats,
op poene van arbitrale correctie;
dat zij desgelijks geene brieven tan prinsen , republieken , steden of gemeenten mogen
openen , dan ter presentie van eenigen der staten daartoe gedeputeerd ;
dat ouderlingen en diakenen door den magistraat aangesteld, aalmoezen zullen uitreiken
met advies dergenen die de magistraat er bij voegen zal;
dat de ministers zullen prediken, zonder zich met iets dat de wereldlijke overheid aan-
gaat te bemoeijen, onder wat pretest of op welke maniere ook, noch in het generaal of
particulier, noch in het geheim of openbaar;
dat zij in huone predikatiën niet zullen gebruiken eenige propoosten, die zonden kunnen
strekken tot eenige oneenigheid, oproer of injurie van iemand; en dat zij zich evenmin
zullen beraoeijen met het stellen of veranderen van personen in de staten , magistraat als
andersins, op poene van als perturbateurs der gemeene ruste gestraft te worden ;
dat eindelijk de voorschreven ministers, ouderlingen en kerkedienaars zweren zullen deze
punten en artikelen te onderhouden, de staten-generaal, den raad van staten, de staten
van Utrecht, de magistraten en andere wereldlijke overheid in alle politieke zaken te ge-
hoorzamen , ook al wat hun ter kennisse komt dat zou kunnen strekken tegen de authori-
teit van de overheid of een harer leden, aan den officier hunner plaats of den'magistraat
bekend te maken en zich voorts te zullen gedragen, als goede ministers enAkerkedienaars
betaamt.
Vau deze kerkordening mogen Ypeij en üermont mei regt verklaren, dat zij den opzie-
ners der gemeente schier in alle deelen de banden bindt (Gesch. d. Ned. Herv. kerk I,
bl. 355). Zij hadden er meer van kunnen zeggen, want de bepalingen betreffende het
houden vau vergaderingen, het schrijven en ontvangen van brieven, bet prediken en spreken
in het openbaar en in het geheim zijn zoo scherp en openbaren zoo veel kwaad vermoeden,
dat men een placaat meent te lezen tegen de gevaarlijkste perturbateurs der gemeene ruste.
Al is het niet te ontkennen, dat het gezag der burgerlijke overheid somtijds in gevaar
komen kon, waar een drijver als Modet het gereformeerde volk op zijn hand had (zie Bor
XXII, bl. 981), hadden de staten uit zulke zeldzame gevallen en bijzondere toestanden
geen reden moeten ontleenen om alle predikanten aan stad en laud ten toon te stellen, als
of tegen hunne practijken en propoosten niet streng genoeg gewaakt worden kon. Die pre-
dikanten met de ouderlingen, die hun ter zijde stonden, waren de krachtige leiders en be-
vorderaars der hervorming, maar door hun ijver voor de uitbreiding uer kerk en handhaving
harer leer en tucht hadden zij zich al vijanden genoeg gemaakt, die hunne handelingen in
bet slechtste daglicht plaatsten en hen consistorie-boeven noemden (Art. 28 der instructie
vau de gecommitteerden der kerken , Haagsche synode 1586). Als nu ook de staten hen
19
-ocr page 296-
290            KERKELIJKE WETTEN DOOR DE STATEN' VAN UTRECHT
hielpen vernederen in de schatting van het publiek, mogt gevraagd worden, of dit den
lande en der reformatie nuttig wezen zou. Daar de staten in de zeven eerste artikelen de
benoeming van predikanten, ouderlingen en diakenen bij de regering hadden gebragt, konden
de consistoriën overal door * geheel vreedsamige" mannen worden bezet en was daardoor
al het kwaad reeds voorkomen, tegen hetwelk zulke voorde kerkeraden beleedigendeen voor
hunne werkzaamheden belemmerende artikelen met bedreiging van poene, correctie en ar-
bitraire straf zijn gesteld.
Wat de benoeming van ministers en andere kerkdienaars betreft, was van de ütrechtsche
staten niet anders te verwachten, dan dat zij die, zoo veel mogelijk, in de hand der bur-
gerlijke overheid zouden brengen. De Ütrechtsche magistraat had reeds van den beginne af,
dat de reformatie in de bisschopsstad eenige vastheid verkreeg, het aannemen der leeraars aan
zich gehouden, ook Modet «bedankt van syne dienst" en toen naar het schijnt, de predi-
kanten daartegen waren opgekomen, «heeft de raet verclaert dat sy als nog verstaet, dat
haer toecompt de predicanten aen te nemen en af te setten" (Raadsbesl. van 15 Febr. 1585.
bij Royaards, Ned. Arch. voor kerk. gesch. VII, bl. 228). Nu was wel een jaar later,
den 26 April 1586, bij de vereeniging van de St. Jacobs gemeente met die der consistorie,
vastgesteld, dat bij den kerkeraad de keus der dienaren wezen en de overheid slechts de
approbatie hebben zou (Art. 2, Bor XXI, bl. 838). Maar dat accoord tusschen den ste-
dehouder en de predikanten onder bemiddeling van Leicester aaugegaau, betrof alleen de
Ütrechtsche gemeente, en misschien uit vrees dat de benoemingswijze van dit aceoord
ook in de overige gemeenten der provincie zon worden ingevoerd, besloten de staten om
algemeene bepalingen op de benoeming van ministers en andere kerkdienaars te maken.
Hunne hoofdbedoeling schijnt geweest te zijn, om die benoemingen in de magt der politieken
en der staten zelven te brengen en vooral te maken, dat het jus paironatus, hetwelk in
vele platte lands gemeenten door stichtingen van kerken of schenkingen van geld en grond
verkregen was, niet zou worden verkort. De bepalingen, die zij ontwierpen (20 April
1587) waren niet in overeenstemming met het aecoord een jaar vroeger voor de Ütrechtsche
gemeente onder Leicester aangegaan, maar die landvoogil was toeu naar Engeland verreisd en
men wist niet of hij terugkeeren zou. Die bepalingen waren ook gansch niet in den geest
der consistorialen, maar de staten waren toen allerminst gestemd om den consistorialen te
believen, aan wier bemoeijing zij den twist 'hoofdzakelijk te danken hadden, die toen nog
in vollen gang was, over de cassatie van het eerste lid hunner vergadering (Bor XXII, bl.
860—866). Leicester keerde echter in Julij 1587 terug, de consistorialen kregen daardoor
nieuwen moed en de bepalingen der staten beroerende de ministers, ouderlingen en diakeuen
werden niet ingevoerd , maar bleven in concept. Drie jaren later, na het vertrek en den dood
van Leicester, na de uitzetting der Engelsche fractie uit Utrecht en de terugroeping der
vroeger verdreven regenten, was de staat der zaken geheel veranderd en nu Utrecht, Hol-
landscbgezind geworden, besloot het stedehouderschap aan Prins Maurits op te dragen,
namen bij die gelegenheid de staten weder ter hand »'t Concept beroerende den Minis-
ters, Onderlingen ende Diakeuen, dependerende van de Instructie voor den toecommenden
Gouvernenr." fiat het regt der patronen van do kerken gehandhaafd blijven moest, stond
vast, maar nu kwam de vraag ter tafel: »aengemerkt die patronen ten platten lande die
macht hebben die predicanten aen te nemen ende ooek aft' te danckeu, off nyet in redcu
gefnndeert en is, dat die magistraten, die de predicanten binnen haere steden moeteu lonen,
gelycke macht sullen hebben?" Het antwoord vau de geëligeerden en van die der stad
Utrecht was: «dat die magistraten gelijcke macht competeert." Ook die van de ridder-
schap vereenigden zich met dit antwoord. Nadat nog andere punten gecorrigeerd en goed-
gekeurd waren, werd de destitutie vau predikanten nogmaals in deliberatie gebragt en ver-
stonden die der ridderschap eu der stad Utrecht, dat de magistraten mugeu doBtitucren
-ocr page 297-
GKMAAKT M GBÜKRESTEERD, 1590.                            291
»ouck sondcr ccnige verclaringe van reden te doen." De geëligeerden hebben in deze
hunne opinie niet geopenbaard (Resol. der Ed. Mog. Heeren Staten 'sLands van Utrecht,
veneris 30 Jan. 1590). Weinige dagen daarna heeft ook de stedelijke raad van Utrecht
de instructie voor den nieuwen stadhouder met de artikelen op de ministers, ouderlingen en
diakenen geconcipieerd, in behandeling genomen »ende syn al te samen voor goed gevon-
den" (Kesol. van den stedelijken raad van Utrecht, 4 Febr. 1590).
Zoo waren dan de benoemingen, die volgens synodale besluiten aan. de kerkeraden be-
hoorden, bij de politieke overheid gebragt en was ook voor de Utrechtsche gemeente het
accoord van 26 April 1586, waarbij aan den kerkeraad de keus van dienaren, ouderlingen
en diakenen gegeven was, te niet gedaan.
Er was nog meer in deze artikelen door de staten en den stedelijken raad van Utrecht
goedgekeurd, dat bij de kerkeraden en de hervormde gemeenten misnoegen verwekken moest,
onder anderen: de beperkende bepalingen op de consistoriale, classicale en syuodale verga-
deringen, die in dien tijd vooral voor de goede orde en de geregelde zamenwerking hoogst
noodig waren: de beschikking over de scholen, geheel en alleen ter dispositie en ordon-
nantie van de overheid gesteld, ofschoon zij voor de kerk de beste kweekplaatsen van gods-
dienst en zedelijkheid werden geschat: en ook de politieke eed den ministers opgelegd, die
hen zelfs verbond om aan den officier hunner plaats over te brengen al wat hun tot nadeel
der authoriteit van eenigen regeringspersoon ter ooren kwam. Het was geen wouder, dat
deze artikelen grooten en langdurigen tegenstand bij de Utrechtsche gemeente vonden, ge-
lijk het vervolg der geschiedenis leert.
Weinige maanden later (14 November) van hetzelfde jaar werden door de wethouders
van Utrecht nog zes artikelen vastgesteld, die onderteekend moesten worden door alle pre-
dikanten , dienende in de Utrechtsche gemeente. Zij betreffen de bedieningen van doop
en avondmaal, de beproeving en discipline, de huwelijks-proclaraatiën en solemnatièu en
het wekelijks prediken der epistelen en evangeliën. Zij komen ten meesten deele overeen
met de oude reformatie van de St. Jacobs kerk (Brandt, hist. der reform. XV, bl. 764),
en het blijkt nu duidelijk dat men den naam van St. Jacob verzwijgende en eenige
forme van kerkeraad behoudende (Bor, XXI, bl. 840) die eerste reformatie weder zocht in
te voeren.
Belangende de doopsbediening wordt bepaald, dat de getuigen tot niets verbonden en de
ouders alleen vermaand zullen worden (art. 1), zooals Duyf huys ook de getuigen met niets
belaste en de ouders alleen vermaande tot "hare schuldigen plicht" (Bor, XXI, bl. 832
cu Uytenbogaart, Kerk. hist. III, bl. 47).
De viering van het avondmaal moest zonder voorafgaande examinatie van des menschen
conscicutie plaats hebben, zooals Duyffiuy3 ook allen, die het avondmaal wenschteu te
vieren, vrij tot den disch riep met de vermaning, dat zij üch zelven vooraf zouden be-
proeven (Uytenbogaert ter aangeh. pi.)
üe discipline moest in broederlijke vermaning bestaan en de onboetvaardige ten laatsteu
van het avondmaal worden geweerd, üe openbare bestraffing van deu overtreder ou zijne
excommunicatie worden dus uitgesloten even als Duyfhuys dit deed (Huibert Dnyfhuys de
prediker van St. Jaeob. Academisch proefschrift van J. Wiarda. Leiden 1858, bl. 109).
Hij kou zelfs niet toegeven, «dat men eenicb mensch behoort vant avontmael te keeren,
die daer begeert toe te gaen" (Wiarda, b). 107). In dit laatste wijken dus de opstellers
dezer artikelen van hem af en naderen tot het gevoelen der consistorialen.
Het aannemen, en onderteekenen van de Nederlandsche confessie en van den catechis-
mus
wordt van de Utrechtsche predikanten niet gevorderd. Duyfhuys had zich daar ook
slurk tegen verklaart, toen hij predikte: »gy meent het al af te uaeteu na ecu seecker
19*
-ocr page 298-
292 KEKKEL. WETT. DOOK DB STAT. V. UTR. GBM. ES GEaRBBST., 1590.
raeetkoordeken, dat gy daar toe besicht, 't sy van een deel artykulen, ut die schrift by
den anderea gevaept ende daer a gloose dan op gemaeckt, die gy u bekenteuis ofte cate-
chismus uoernt; eode daerna wilt gy alle menschen rechten ende oordeelen, of sy gesont
syn in den leere of niet, ende meent alsoo den beylygen geest palen te setten, daar hy
hem na sonde moeten reguleren" (Wiarda bl. 42, noot 4).
Hoe die milde beginselen des predikers van St. Jacob ons tegenwoordig ook behagen
mogen en zij bij de eerste beweging der hervorming in de bisschopsstad voor de vrijzin-
nigen groote nuttigheid hebben gehad, valt het toch te betwijfelen of zij voor al de be-
hoeften der daarop volgende tijden genoegzaam berekend waren; of zij een vast ligcliaam
tegenover de nog altijd magtige partij der Roomsche kerk vormen en het onwetende en
ruwe volk ook in zedelijk opzigt sterk genoeg binden en bedwingen konden. De hervorm-
den van dien tijd, die den ernst hunner reformatie diep gevoelden, stieten zich juist aan
dat weinig bindende der St. Jacobs kerk. » Dewijle de Gemeynten vaa de consistorie een
scherper discipline gewoon waren, ergerden sy haer so seer aen deze Forme , dat sy die
Kercke, die deselfde volchde, genoech hielden te wesen een Kercke souder discipline, daer
raede sy gheen ^ghemeynschap wilden noch mochten houden" (Uytenbogacrt, Kerk. hist.
UI, bl. 8).
Deze Utrechtsche artikelen, in 1590 door de staten en de wethouderen gearresteerd ,
hebben wij gevonden in de Kercken-ordeoinghen der Gereformeerder Nederlandtseher Kerc-
ken. Delft 1612, bl. 122. — In de Kerkelijke wetten van Friesland enz. Leeuwarden
1771, bl. 381. — In het groot Utrechts Placaatboek van van de Water, d. I, bl. 356. —
De,punten van onderteekening afzonderlijk worden gevonden bij Bor XXI, bl. 848 en bij
Brandt, XV, bl. 764.
-ocr page 299-
KERKENORDENINGE
bij de E. Heeren Staten van Utrecht Anno 1590 gemaakt en gearresteert.
1.    En eerst, alzo bij den voorschreven Staten den 20 Aprilis 1587.
Staats gewijze (na voorgaande beschrijvinge vergadert, en na rijpe de-
liberatie) geresolveert is , dat de Patronen van de Kerken of Pastorijen
ten platten Lande, of in de Steden gelegen, tot dezelve (ledig zijnde)
de Staten van Utrecht of hare Gedeputeerden een ander bekwaam
Perzoon zouden presenteeren, en die gepresenteerde Perzonen door
zulke Ministers in de Provintie van den Lande van Utrecht gezeten,
als de Staten of hare Gedeputeerden goed vinden zouden daar toe te roe-
pen, doen examineeren, en bekwaam gevonden zijnde, met de Patro-
nen , tot dezelve plaatze admitteeren, en dat de Magistraat van de
Stad of Steden (die de gantsche Gemeente van dezelve Steden repre-
senteeren) van geen minder conditie en behooren te zyn dan die Pa-
tronen, zonderlinge daar die Christelijk is. Zo zullen van nu voorts
aan , als eenige Kerk of Pastorije door versterf, destitutie , verlatinge
van eenige Ministers of anderzints , zal komen te vaceeren in de Stad
of Steden van den Landen van Utrecht, die van de Magistraat aldaar,
eonen anderen gequalificeerde Perzoon in haar plaatzen beroepen en den
Staten presenteeren, dewelke die zullen doen examineeren bij eenige Mi-
nisters in den Lande van Utrecht gezeten, ter presentie van eenige der
Gereformeerde Religie toegedaan, die de Staten en Magistraat daar bij
gelieven zullen te committeeren, om opzicht te nemen dat niemant
door calumnie of eenige frivole poincten gerejecteert of onbekwaam ver-
klaart werde.
2.    Dat de voorschreven Minister bekwaam bevonden zijnde tot zijn
Ampt en Officie, bij de Staten en Magistraten aangenomen, en bij de
Ministers in de Kerke voor zulks de Gemeente gedenuntieert en voor-
gedragen zal worden. Indien hij niet bekwaam gevonden werde, ge-
gerejecteert en eenen anderen bekwamer in zijn plaatze bij de voor-
schreven Magistraten beroepen, den Staten gepresenteert, geexamineert
en geadmitteert worden in manieren voorsz.
3.    Item, dat daar Patronen zijn van de Kerken of Pastorije in
de Steden of platten Lande gelegen, dezelve Patronen binnen twee
Maanden na dat de Vacatie van de Kerke of Pastorije (te harer collatie
staande) tot hare kennisse gekomen of haar lieden gedenuntieert zal
zijn, eenen anderen bekwamen Minister den Staten zullen presentee-
ren, die dezelve bij bekwame Ministers van de oprechte Christelijke
Eeligie in 't Land van Utrecht gezeten, zullen doen examineeren ter
-ocr page 300-
294            KERKELIJKE WETTK.N HOOR DK STATEN VAN' UTRECHT
presentie van de Gedeputeerden van de Staten; en bekwaam bevonden
zijnde, zullen bij de Staten geadmitteert worden, volgende derzelver
Staten Resolutie vooren verhaalt.
4.    Indien de Patronen in gebreke blijven binnen den voorschreven
tijd te presenteeren, zonder eenige wettige oorzake of excuse te heb-
ben , zullen de Staten eenen bekwamen perzoon in de plaatze beroepen,
die geëxamineert en voorts toegelaten zal worden zo voorschreven is:
En zal ook bij den Staten gelevert worden behoorlijke Acte , adressee-
rende aan die van de Gerechte, ten einde zij lieden hem als Minister
admitteeren. En indien de gepresenteerde perzoon onbekwaam bevon-
den word, zal gerejecteert en voorts gedaan worden zo voorschreven is.
5.    En als eenïge Kerke of Pastorije ten platten Lande ledig gewor-
den is, daar geen Patroon is, zo zullen de Staten of hare Gecommit-
teerden eenen bekwamen perzoon daar toe beroepen, den zei ven doen
examineeren in maniere voorschreven, die voorts geadmitteert, of gere-
jecteert , en eenen andere in zijn plaatze gestelt zal worden als vooren.
6.    Dat de voorschreven Ministers geen Ouderlingen , nog Diakenen
zullen kiezen , maar zullen die in de Stad en Steden gesteld worden
bij die van de Magistraat, die daar toe nemen zullen bekwame en
parcifique perzonen, van de oprechte Christelijke Religie wezende,
wier Ampt en Officie zal zijn , zulks als henlieden bij Particuliere
Ordonnantie van den Staten en Magistraat geprescribeert zal worden.
7.    En ten platten Lande zullen de Ouderlingen en Diakenen gesteld
worden bij de Patronen, daar die zijn van de oprechte Christelijke
Religie, die den zelven den Staten zullen presenteeren, om geadmitteert
of om redenen gerejecteert, of andere in haar plaatze gesteld te wor-
den. En daar geen Patronen zijn , of daar de Patronen niet en zijn
van de oprechte Christelijke Religie, zullen gestelt worden bij den
Staten, haar ordinaris Gedeputeerden, ofte den genen die dezelve daar
toe specialijk gelieven zal te committeeren.
8.    Dat de Ministers, Ouderlingen en Diakenen geen Vergaderinge
zullen mogen houden, dan op ordinarische dagen en plaatzen, henlie-
den daar bij de Magistraat geaccordeert, of te accordeeren en niet
anders, dan daar over geroepen en ontboden zulke uit de Magistraat
van de plaatze (wezende de oprechte Christelijke Religie toegedaan) als
daar toe bij dezelve Magistraat gedeputeert en aangezogt zal worden.
9.    En zullen in de voorschreven vergaderingen geen stukken mo-
gen tracteeren, dan de Kerke aangaande. En zo verre bevonden wordt,
dat de Ministers, Ouderlingen en Diakenen eenige vergaderinge gehou-
den of resolutie genomen hebben, het zij bij monde of geschrifte, dan
ter gezetter plaatze en ure, en ter presentie van de Gedeputeerden
van den Magistraat, of dat zij daar andere zaken tracteeren, dan hen
toegelaten is, zullen daar over arbitralijk bij den Magistraat gestraft
worden, na gelegenheid der zaken.
10.    En zullen de Ministers en andere Kerken-Dienaars in de Stad
en Steden niet meer dan eens ter veertien dagen mogen vergaderen, en
ten platten Lande eens des Maants.
11.    En ingevalle de voorschreven Gecommitteerden van de Magi-
-ocr page 301-
GEMAAKT KNT GEÜRRESTEF.RD, 1590.                            295
straat geroepen zijnde, niet zouden begeeren te komen, zal 't den voor-
zeiden Ministers, Ouderlingen en Diakenen vrijstaan haar vergaderinge
dien niet tegenstaande te mogen houden.
12. En wanneer de nood zal vorderen eenige extraordinare verea-
deringe buiten den voorschreven bestemden dage te houden, zullen de
Ministers als dan gehouden zijn, 't zelve aan die van de Magistraat
goed tijds te verzoeken, met de verklaringe van de redenen waaromme,
dewelke, na dat zij de redenen gefondeert of ongefondeert vinden, de
vergaderinge afslaan of accordeeren, zullen hare Gedeputeerden belas-
ten haar mede in dezelve te laten vinden.
18. Die voorschreven Ministers en Kerken-dienaars, en zullen
voortaan geen Classes of Sijnode mogen houden, noch tot eenige Clas-
ses of Synode zenden, of deputeeren, dan met consent en believen van
de Staten, of hare Gedeputeerden, en mits dezelve te voren overleve-
rende die* poincten en Articulen daar op de Classes en Sijnode gehou-
den zullen worden: En zullen de Staten, eenige uit den haren, de
oprechte Christelijke Religie toegedaan deputeeren, die mede in de Ver-
gaderinge van den voorschreven Classis en Sijnode (zo het hen goed-
dunkt) compareeren zullen, bij al 't geene daar gehandelt zal worden
prassent zijn, en opzicht nemen dat daar niet en worde gehandelt den
Politijken staat of regeeringe van de Landen, Provintien, Steden en
Leden van dien betreffende, of' daar door de Gemeene ruste van den
Lande in 't Generaal of van de Provincie van Utrecht, Steden en Le-
den van dien in 't particulier geperturbeert zoude mogen worden.
14.    Zo veel de Schoole aangaat, dezelve zal staan tot dispositie en
Ordonnantie van de Magistraat in ieder Stad, om daarin te voorzien
zo zij tot 't meeste gerief van de Gemeente dienstelijk vinden zullen:
Welverstaande, dat indien eenige van de Ministers begeeren des Zon-
daags den Catechismus te leeren, dat zij 't zelve zullen mogen doen,
en zullen die van de Magistraat hen daar toe bekwame plaatze ver-
leenen, om die te leeren den genen die des begeeren, en daar gelieven
zal te verschijnen.
15.    En ten platten Lande, zal bij de Patronen, daar die zijn van
de oprechte Christelijke Religie, anders bij den Staten en haar lieder
Gecommitteerden, zulken ordre op de Schoole gestelt worden, als na
gelegentheid van ider plaatze bevonden zal worden dienstelijk te zijn,
16.    Dat de Ministers, Ouderlingen en Diakenen van nu voortaan
geen Zegel, Secretaris, noch Notaris zullen gebruiken.
17.    Item, dat zij geen Legatien noch Brieven zullen mogen zenden
aan Heeren, Vorsten, Republijken, Steden, Collegien of Gemeenten,
het zij die gezeten zijn buiten of binnen die Provintien, zouder dezelve
eerst en alvooren den Staten of eenige die zij daar toe deputeeren zul-
len , of de Schout of Burgemeesters van de Stad of Steden daar zij re-
sideeren, gecommuniceert en van den zelven verlof daar toe te hebben,
op poene van arbitrale correctie.
18.    Zullen ook geen Brieven van eenige Heeren, Princen, Vorsten,
Republijken, Steden of Gemeenten mogen ontfangen en openen, dan ter
prsesentie van eenige die de Staten daar toe deputeeren zullen.
-ocr page 302-
29C             KERKKLIJKE WETTEN DOOR DK STATEN VAV UTRECHT
19.    Item, zo veel de Aalmoesen aangaat, zullen de Ouderlingen en
Diakenen bij den Magistraat gestelt, dezelve distribueren, met advijs
van den genen die die van den Magistraat henlieden bijvoegen zullen.
20.    En zullen de Ministers gehouden wezen Gods Woord en 't Hei-
lig Evangelium zuiver, oprecht en getrouwelijk te Leeren en te Predi-
ken ; tot opbouwinge der Kerken daar toe zij geroepen zijn, zonder
hen met 't stuk de Politie of stukken der Waereldlijke Overheid aan-
gaande, eenigzins te bemoeijen of te onderwinden, directelijk, noch
indirectelijk, in eenige wijze of maniere, onder wat coleur, pretext of
interpretatie 't zelve zoude mogen wezen. Zullen ook in geener manie-
ren op de Regeeringe van de Staten van de Landen, van de Gouver-
neurs, Officieren of Magistraten, generalijk noch particnlierlijk mogen
Prediken, Leeren noch Spreken in 't heimelijk noch in 't openbaar.
21.    Maar zo iet bij den voorschreven Staten, Gouverneurs, Offi-
cieren, Magistraat of iemant van haar lieden ware gedaan, geordineert
en gestatueert, of dat zij bevonden eenige schandaleuze abuizen ingekro-
pen en getollereert te worden, die hen zouden dunken te strijden
tegen den Woorde Gods, dat zij den zelve daar van in 't privé, met
alle beleeftheid en eerbiedigheid Christelijk zullen vermanen, en met
Gods Woord onderrechten, zo veel in hen zal wezen, ten einde daar
in zo behoorlijk is, geremediëert mach worden.
22.     Zullen haar ook wachten in hare Predikatiën te gebruiken
eenige Propoosten, die zouden mogen strekken tot eenige oneenigheid,
oproer, seditie, of injurie van iemant: Welverstaande nochtans, dat
't geene concerneert leeringe of oeffeninge van de Religie, vernaa-
ninge van een ieder Ampt en Officie, en straffe der abuizen en onge-
schikte manieren van leven, niet gehouden zal worden voor injurie of
invective, zo verre zulks geschied met manierlijkheid, en zonder laste-
ringe of noteringe van eenige van de voorsz. of ook andere particuliere
perzonen, maar zullen altijd trachten na vrede, en den volke daar toe
vermanen, ten einde zij de politijke vrede met alle menschen (zo veel
mogelijk is) onderhouden, zonder daar in respect te dragen van perzo-
nen, en van wat Religie die zijn of mogen wezen.
23.    Zullen haar ook niet mogen bemoeijen, met het stellen of ver-
anderen van de Perzonen die in de Staten zullen compareeren, van
den Magistraat, Burger-Hopluiden, of andere Officieren en Bevelhebbe-
ren , maar zullen den genen die des toekoomt daar mede laten bewer-
den, op poene van bij dezelve gestraft te worden als pertubateurs van
de gemeene ruste, of anderzins arbitralijk na gelegenlheid der zaken.
24.    Item, indien de Staten, of die van de Magistraat, haar lieten
dunken (om eenige redenen en consideratiën die zij zouden mogen heb-
ben) van noden te zijn, eenij;e Ministers, of andere Kerken-dienaars
te lieentieren, of veranderen, zullen 't zelve mogen doen, en deo ge-
nen, die 't henlieden goeddunken zal, distitueren en andere in haar
plaatze beroepen in maniere voorsz. zonder dat daar in iemant anders
te zeggen hebben zal; zonder ook dat de voorsz. Staten of Magistraat
gehouden zullen wezen, iemant eenige redenen van zulk een deporte-
ment te geven.
-ocr page 303-
GEMAAKT EN GE&BKESTKEHD, 1590.                         297
25. Item, zullen de voorschreven Ministers, Ouderlingen en Ker-
kendienaars, beloven en zweeren, alle de voorsz. Poincten en Artijke-
len, en een ieder van dien in 't bijzonder te onderhonden, en voorts
de Heeren Staten Generaal van de Geuniëerde Landen, die van den
Rade van State Gecommiüeert tot de Regeeringe van de zelve Landen,
en de Staten van Utrecht en hare Gedeputeerden, Gouverneurs, Gene-
raal en Particulier van een ider Provintie, de Magistraten en andere
Waereldlijke Overheid in alle Politijke zaken te gehoorzamen, en in
alles gebouw en getrouw zijn. En zo tot haar lieder kennisse koomt
dat er iet zoude worden gedaan, gehandeld of geattenteert, dat zoude
mogen strekken tegen de authoriteit van de voorsz. Overheit of iemant
van hen, tot nadeel en jegens de gemeene ruste van de voorsz. Provïn-
tie, Steden of Leden van dien, in 't generaal of particulier, dat zij
't zelve den Officier van dezelve plaatze, of den Magistraat zullen te
kennen geven, en dat zij haar voorts overal en in alles zullen dragen,
als goede Ministers en Kerken-dienaars, schuldig zijn en behooren te
doen.
                                             *
Aldus gedaan en gearresteert in de vergaderinge van de Staten, op
den 29 Januarij 1590.
Andermaal gelezen en goed gevonden in de vergaderinge van de Sta-
ten, na voorgaande wettige beschrijvinge, vergadert op den 6 Februarij
Anno 1590.
Poincten en Artyculen die men voorhouden, en doen onderteeke-
nen zal de Predikanten die alhier tot Utrecht in dienste zijn,
en voortaan noch in dienste zullen aangenomen ivorden.
1.    In den eersten, belangende den Doop, dezelve zal geadministreert
worden volgens de instelünge Jesu Christi, zonder de Getuigen met
eenige belaslinge te verbinden, dan alleenlijk de Ouders der Kinderen
te vermanen hares Ampts ; welke Doop ook buiten den behoorlijken,
of ongewonelyken tyd zal aangedient worden de kranke Kinderkens,
daar toe verzocht zijnde.
2.    Item, belangende het Heilige Avondmaal Jezu Christi, 't zelve
zal zuiver geleert, bedient en uitgedeelt worden, na de forme van Go-
des Woord, en ordeninge van lezen en zingen bij de Kerken gebrui-
kelijk.
3.    Nopens de beproevinge, dezelve zal gehouden worden na de lee-
ringe Pauli, zeggende, den Mensche beproeve hem zelven; en zonder eenig
onderzoek of examinatie van des menschen Conscientie: Nochtans alzo,
dat zulks vrij staat den genen die onderzocht, en ook opgeteekent be-
geert te zij o.
4.    De Kerkelijke Discipline of Broederlijke vermaninge zal geschie-
den na de leeringe Christi Matth. 18. te weten, dat die van den Ker-
kenraad iemant onder den haren zullen ordonneeren te gaan bij den
genen die dissoluit van leven is, om denzelven te vermanen van zijn
abuizen en kwaad leven; en zo die geordineerde niet gehoort en worde,
zo zal een van de Dienaren hem daar bij voegen, en den onboetvaar-
-ocr page 304-
298 KERKKL. WF.TT. DOOR DE STAT. V. UTIÏ. OEM. EN OFÜRHEST., 1590.
digen voor de derde en laatstemaal vermanen en straffen, en zo hij als
dan noeh niet wil hooren, zo zulleu zij lieden den zelven bevelen God
Almachtig, en zijn mits dien onschuldig in haar gemoet en Conscientie;
en den voorsz onboetveerdigen zal van des Heeren Avondmaal afgehou-
den worden.
5.    De proclamatiën en solemnatiën des Houwelijks, zullen geschie-
den volgens de Ordonnantiën van de Staten daar op gemaakt en gepu-
bliceert.
6.    Item, zullen alhier de Ministers des Zondaags ten dienste van
den zwakken, Prediken de Epistelen en Evangeliën van den zelven
dage, en op andere dagen het gene zij na gelegentheid des tijds geraden
zullen vinden, alies uit den Woorde des Heeren, en daar buiten niet.
-ocr page 305-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE
MIDDELBURG.
1591.
Ofschoon min noodig scheen, dat voor Zeeland eene bijzondere kerkordening werd opge-
steld, is dit evenwel geschied door de provinciale synode te Middelburg gehouden den .1
Februarij 1591.
De hervormde kerk fn Zeeland mogt bijzonder goed geregeld heeten. Van dat de refor-
matie er vaste wortelen schoot, heeft de overheid haar de hand gehouden. Zij begunstigde
en bevestigde haar door herstelling der kerken, oprigting van scholen, verzorging van on-
derwijzers , regeling eu bekrachtiging van school- en kerkordeninsen en in het algemeeu
door al zulke maatregelen, welke de orde en eendragt, den bloei en de uitbreiding der
Zeenwscbc kerk bevorderd hebben. Daarbij heeft Zeeland geen gebrek aan goede herders
en leeraars gehad, die nit de Engelsche wijkplaatsen en uit Frankendaal, uit de zuidelijke
provinciën, inzonderheid uit Vlaanderen, zelfs uit Frankrijk overkwamen, en onder welken
mannen gevonden werden van beproefde godsvrucht en zeldzame geleerdheid. Tot dezen
mogen inzonderheid gerekend worden de Middelburgsche predikanten Gaspar van der Hei-
den en Jacobns Kimedontins. De eerste, die reed3 de Emdeusche synode (1571) bestuurd
had, is ook in de Dordtsche provinciale vergadering van Holland en Zeeland (1574), als
praeses, en in de nationale van 1578, als assessor, werkzaam geweest. De laatstgenoemde
heeft op den voorzitterstoel der nationale Haagsche synode (1586) gezeten. Ook andere
Zeenwsche predikanten, als Gerobulus, Gruterns, Oosterzee en Pannelius waren synodale
mannen, algemeen geëerd, en aan den laatsten werd het scribaat der nationale synode, die te
Middelburg (1581) gehouden is, toevertrouwd. De groote invloed nu van deze en derge-
lijke mannen der Zeenwsche kerken zal niet weinig hebben toegebragt om de regelen van
kerkbestuur, die zij zelve hadden helpen zamenstellen, in de vier dassen van Zeeland in
te voeren en met naauwgezetheid te doen opvolgen. Sedert de nationale synode van 1586,
wier kerkordening ook door de Zeeuwsche staten »goetgevonden ende geapprobeert" was,
mogt men de eenparige regeling der kerken van Zeeland voor vast bevestigd houden, en
daar die kerken door zoo veel twisten niet beroerd werden, als in Holland en Utrecht den
vrede en de goede orde hebben verstoord, ging er alles zijn goeden en rustigen gang.
Daarom is het wel vreemd, dat in dien stand van zaken noodig werd gekeurd om eene
nieuwe kerkordening voor Zeeland te vervaardigen.
Naar de notulen der heeren staten van Zeeland, van welke Te Water uittreksel gegeven
heeft (Kort verhaal der reformatie van Zeeland. Verhandeling VI, bl. 450—453), was
-ocr page 306-
300         PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1591.
de toedragt der zaken als volgt. In de Decembermaand van 1590 verschenen bij de staten
drie ministers van Walclieren, ,Tohanne3 Seu, predikant te Middelburg, Johannes Mig-
grodius, predikant te Veere, en Godefridns Zuyrbach, predikant te Arnemuyden. Zij ver-
zochten te mogen convoceren «eenen Synodum Provintialein Zeelandiae." Het is niet
waarschijnlijk, dat deze drie predikanten dat verzoek om eene synode te mogen convoceren
geheel op eigene autoriteit zullen hebben gedaan. Zij heeten ook later in der staten ap-
probatie der kerkordening: «eenighe Ghedepnteerde van weghen de Classes vande ministers
des Goddelicken Woorts binnen Zeelandt." Het is echter moeijelijk aan te wijzen, hoe zij
door de classen van Zeeland zullen zijn gedeputeerd. Er waren in Zeeland twee provin-
ciale synoden gehouden; de eerste te Goes den 14 October 1579, de tweede te Vlissingen
den 21 Februarij 1581, maar sedert dien tijd niet meer. Sedert 1581, dus sedert tien
jaren, was er geene vereeniging der afgevaardigden van de Zeeuwsche classen geweest, en
van zulke vergadering had het drietal van predikanten zijn mandaat dan zeker niet ontleend.
Het is wel mogelijk, dat zij door elk der classen, of door eene enkele classe, of door ettelijke
broeders uit meer dan ééoe classe tot het inleveren van hun verzoek zijn aangespoord. Voor
zoo veel de vraag, om eene particuliere syoude te honden, in het algemeen betreft, spraken
zij zeker den wensch uit van al de broeders der Zeeuwsche classeu, die wel even als in Hol-
land hoogen prijs op dergelijke zamenkomsten zullen gesteld hebben. Bij hun verzoek voeg-
den zij ook nog, «dat in dezelve Synodale Vergaderinge eenigen van Staaten wegen ge-
depnteert mogen worden, om daer by ende present te weezen." De staten hebben van de
ministers verlangd, "dat hen believe schriftelijk eenige Poincten over te geeveo, waer
op de voorsz. Synodus nootelick dient geconvoceert." En die punten waren spoedig ge-
reed en overgegeven, zoodat de staten er den volgendeu dag reeds op besluiten konden.
Waren die punten bewaard gebleven, dan zouden wij er de reden in kunnen vinden,
wnarom in dezen tijd zulke Zeeuwsche synode door die predikanten noodig werd geacht.
Maar noch uit de resolutiën der staten, noch uit hunne approbatie der kerkordening
is iets nopens den inhoud dier punten af te leiden. Alleen in de approbatie wordt van
de "ghewichticheyt ende importantie" dier punten gesproken, en aanstonds op dien zelf-
den dag (18 December) hebben de staten dan ook toegestemd in het verzoek en de ope-
ning der synode te Middelburg op 1 Februari) 1591 bepaald. Ook besloten zij iemand van
hunnentwege te committeren, om niet alleen, vo'geus het verzoek der ministers, op die
vergadering present te wezen, maar om ook »d' actiën van de voorsz. Synodus te diri-
geeren ende te modereeren; met expressen verstande, dat de Acten van de voorsz. Synode
niet finalyk besloten ende nitgegeeven sullen worden, sonder deselve eerst bij de Staaten
van Zeelant gezien en op deselve gearresteerd worden." De predikanten waren met dit
besluit nog maar half te vrede. Zij verlangden, dat niet één, maar meerderen, uit elke
stad één of twee, gecommitteerd zouden worden tot de directie der synode * ende om in 't
selve te mogen adviseren en resolveeren." Daarop zijn de steden gehoord en is den 26
Januarij op het request der ministers om iemand van wege de staten te hebben die op de
synode «zoude praesideeren", besloten, dat zich in die vergadering zullen laten vinden de
pensionaris van Middelburg Koelsius en de raadsheer Vosbergen.
Uit deze opgaaf van de handelingen der staten met de ministers over het beleggen der
verlangde synode valt bijzonder in het oog, dat de magt dier politieke commissarissen
gaandeweg is uitgebreid. De drie predikanten verzochten gecommitteerden der staten om
in de kerkelijke vergadering present te wezen. De staten voegen er bij: om te dirigeren
en te modereren
, vervolgens om te resolveren en eindelijk om te presideren. Het blijkt
niet dat het drietal ministers daar eenige bedenking tegen heeft ingebragt. Uit de korte
notulen der staten zou men opmaken, dat de predikanten er zelve de hand toe hebben
geleend. En hierin kunnen wij moeijelijk gelooven, dat zij op volmagt van de classen
-ocr page 307-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1591.         301
de» geheele Zeenwsche kerk gehandeld hebben, later is althans in de synode van Tho-
lén (1638) tegen de uitdrukking van presidere , voorkomende in de credentiën van ge-
committeerden der staten, bedenking gerezen, maar geantwoord, dat de staten door
dit woord verstonden, "niet om te presideren over poincten die puer kerckelyck mogbten
zyn, maer als representerende de Souverainiteyt van 't Lant, om de Handelingen deses
Synody naer goede ordre te helpen dirigeren" (Acta Synodalia of gearresteerde _ker-
kenordeningen van Zeelandt, op last der Staten van Zeeland gedrukt te Middelburg
1755, bl. 73 en 74).
De staten van Zeeland hebben zeer wijs gehandeld door niet te voldoen aan het verzoek
der predikanten , dat zij uit elke stad eeD of twee committeren zonden naar de synode om
er te adviseren en resolveren. Hadden zij er aan voldaan , dan zou die kerkvergadering
dergelijk gemengd collegie van politieken en kerkelijken geworden zijn , als op besluit der Hol-
landsche staten van 31 Januari) 1591 te 'sGravenhage stond bijeen te komen en groot
misnoegen bij de kerkelijken gebaard heeft. Al was zoodanige vergadering, die niet zuiver
kerkelijk heeteu mogt, door de Zeeuwsche staten op verzoek van enkele predikanten be-
legd , zou zij waarschijnlijk in Zeeland evenveel tegenspraak gevonden en misschien even
weinig uitgewerkt hebben, als in Holland.
De staten hebben slechts twee van hunnentwege tot de synode gecommitteerd en het
waren mannen van grooten naam en verdienste. Mr. Willem Roelsios, pensionaris van
Middelburg, is in zeer gewigtige staatsaangelegeubeden werkzaam geweest (Bor, XXXI,
bl. 783 en XXXII, bl. 37), en de raadsheer Gaspar van Vosbergen wns in vroeger jaren
zelfs bij den vijand Mondragon, in wiens banden hij gevallen was, zoo geschat, dat deze
hem met aanbieding van hooge verheffing tot de dienst van Spanje trachtte over te halen,
maar van Vosbergen had alles afgewezen met het ernstig woord: » dat hij door eedt aan
den Prins en de Staaten , door 't gewisse aan den gezuiverden Godsdienst verknocht was
(Hooft, b, XI, bl. 418), en aan dien eed en dat gewisse is hij steeds getrouw gebleven.
De Zeeuwsche kerk had negentien van hare meest geachte leden met behoorlijke credentie
en schriftelijke instructie naar deze synode gezonden. Onder hen vinden wij twee terug
van het drietal, dat de belegging der synode verzocht heeft, maar de derde , Znyrbach ,
schijnt niet benoemd. De praeses was dezelfde Daniel de Dieu, die als predikant van
Brussel de nationale synode van 1581 had bijgewoond. De assessor, Philippus Lantsbergen,
was een man van grooten naam en buitengewone geleerdheid. (Te Water, Reform, vau
Zeeland, bl. 278—282). Hij is praeses geweest der synode van Goes in 1597. De scriba
Jan van Miggrode, even als de assessor van aanzieolijke afkomst, was reeds in En-
geland als eerste nederduitsche predikant te Oolchester werkzaam geweest en had later
als scriba ook de eerste Zeeuwsche synode in 1579 te Goes gehouden, bijgewoond. Johau-
nes Seu, uit Frankfort beroepen, wordt een ijveraar in den wijngaard des Heeren ge-
noemd en heeft de dwalingen der wederdoopers hevig bestreden. (Te Water, aangeh. pi.
bl. 181—183 en Brandt, d. II, bl. 4 en 5.) Henricus Brandt , die met Modet tot de
eerste leeraars van Zierikzee behoorde , en er later ook tot opperreclor der stadsschool is
benoemd , was scriba der synode van Vlissingen in 1581 en lid der nationale synode van
'sGravenhage. Over het geheel waren de predikanten dezer Middelburgsche synode uit-
gelezenen , die in de jaren van vervolging den ernst huns gelaofs betoond , en later op
menige hooge kerkvergadering de bertijzen hunner kennis en ijverige werkzaamheid gele-
verd hadden. Onder de negentien synodeleden tellen wij acht ouderlingen, zoodat het
ouderlingschap hier beter vertegenwoordigd is geweest, dan op de laatste nationale synode
van 1586. Het is misschien de invloed der regeringscommissarissen op die ouderlingen en
op eenige predikanten geweest, waardoor besluiten genomen zijn . die andurs uit den geest
der ministers dier dageu bezwaarlijk konden voortkomen.
-ocr page 308-
302         PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1591.
Wat den algemeeneu inhoud betreft, komt deze Middelburgscho kerkordening met die
der Haagsche synode van 1586 overeen. In de Dordtsche synode van 1618 en 1619 is
dau ook van de bijzondere kerkordeningen der provinciën , door hare staten bekrachtigd,
gezegd, en dat mogt wel het meest van de Middelbnrgsche gelden, dat zij met die natio-
nale, in substantie overeenkomende waren (Sessie 156). Echter zijn er eenige punten in,
die er van afwijken of er tegen strijden, zoo als Brandt ook reeds opgemerkt heeft
(Hist. der reform. XV , bl. 774), en in de bepaling der beroepingswijze valt dit ver-
schil sterk in het oog.
Tot dus verre waren de beroepingen van predikanten in Zeeland geschied naar den regel
door voorgaande synoden voorgeschreven, dat de kerkeraad beriep en de overheid appro-
beerde, maar nu werd anders bepaald (artt. 3 en 4). Bij vacature verzoekt de kcrkeraad
met de diakenen, dat de overheid der plaats eenigen uit haar collegie, zijnde lidmaten der
gemeente, committeert, om met den kerkeraad en de diakenen eenen bekwamen minister
te kiezen, en daarna wordt de verkorene met goeddunken der elasse beroepen. Zoo moes-
ten dan voortaan de beroepingen geschieden door eene gemengde en gevolmagtigde vergade-
ring, collegium qualificaiuni genoemd, bestaands uit leden des kerkeraads en eeuigen va»
de overheid, en bij deze wijze van beroeping werd dan de approbatie der regering niet
vereischt, maar de goedkeuring der elasse alleen, liet is zeer te betwijfelen, of deze ver-
anderde manier van beroeping de algemeene goedkeuring van de predikanten der Middel-
burgsche synode weggedragen heeft. Waarschijnlijk heeft zij haar ontstaan aan den invloed
te danken van de politieken op de meerderheid der vergadering.
Na men echter aan de benoeming van ouderlingen genaderd was, is het beginsel der
vorige synoden van vrije keus gehandhaafd en misschien door vereenigde krachten der ker-
kelijken bepaald, dat die benoeming door liet oordeel des kerkeraads geschieden zal (art. 19).
Maar dat was niet naar den wensch der politieken en in hetzelfde jaar 1591, den 13 No-
vember, hebben de staten van Zeeland aan de vier dassen geschreven bij de toezending
der copie van de acta synodalia en van de approbatie: «begerende ende niettemin ordon-
nerende bij desen ten fijne U. 1. bun daernae te reguleren zonder eenighe zwaright oft
obstacle ter contrarien, in allen formen eude manieren als den text der voors. acta is uijt-
wijsende, behalvens dat nopende de voorstellinghe van de ouderlinghen artlo xix° men ver-
staet dat dieselve voorstellinghe generalick geschieden sal bij de Gedeputeerde van de re-
spective magistraten, wezende Lidmaten van de gemeente, mitsgaders die Kerckeuraad
conjunctelijck" (Zie de geschrevene notulen der staten van Zeeland 1591 fol. 596). Ue
voorstelling der ouderlingen moest dus ook geschieden bij de gedeputeerden van de respec-
tive magistraten en den kerkeraad. Zoo hebben de Zeeuwsche kerkeraden de vrije keus
van predikanten en onderlingen, door vorige synoden eeuparig verleend en voorgestaan,
verloren, en die nieuwe wijze van verkiezing is in Zeeland de algemeene regel gebleven,
Het is vreemd, dat de staten bij dezelfde resolutie ook de verkiezing der diakenen op
gelijke wijze niet veranderd hebben. Zij meenden misschien dat door de veranderde ver-
kiezing van ouderlingen ook die der diakenen reeds veranderd was , wijl art. 22 bepaalt,
dat diakenen op de manier van de verkiezing der ouderlingen zullen gekozen worden. Wei-
ligt was het hun ook genoeg, uu dit artikel maar had vastgesteld, dat iu plaatsen, daar
de magistraat en de kerkeraad de diakenen kiezen, dit gebruik in stand zal blijven ter tijd
toe, dat hierin anders met stichting zal kunnen worden voorzien. In die verkiezing bleef
dan ook groote verscheidenheid bestaan, zoo als blijkt uit de gravamina der synode vau
Goes in 1620 gehouden (cap. III, art. 1).
Als een collegium qualificatum moest gevormd worden, werden in Middelburg vijf eu
iu Zierikzee wier, maar iu de andere stern hebbende steden, Gocs, Tholeu, Vlissingeu eu
Veere drie magistraatslcdeu met vrije kuursteuiineii afgevaardigd, Op de Jorpeu was hel
-ocr page 309-
PB0V1NC1ALK SYNODK GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1591.          803
collegium qualificatum zamengesteld uit den kerkeraad en den ambachtsheer, die bij de
beroeping twee stemmen had, en om die reden twee personen in zijn plaats committeerde,
of, als hij zelf verscheen, nog een anderen magiatraatspersoon medebragt. Wel was het
getal dier politieken altijd kleiner dan van de lserkeraadsleden, maar hun invloed op de
verkiezing was toch overwegend groot, want de hoedanigheid , met welke zij tot die kies-
vergadering bekleed waren , als in hunne personen vertegenwoordigende de gansche edele
achtbare Christen-overheid van de plaats, kon in dien tijd niet nalaten, aan al wat zij in
die omstandigheid verrigttea, veel gewichts en gezachs bij te zetten (W. A. Bachiene,
Kerkelijke geographie der Vereenigde Nederlanden, st. III, bl. 6).
Men treft in deze kerkordening eene bepaling aan , die te vergeefs in die der vroegere
synoden wordt gezocht, namelijk van de translatie of verplaatsing der ministers. Wanneer
in eene gemeente merkelijken onwil tegen haren predikant bestaat, zoodat hij er niet lan-
ger met vrucht werkzaam blijven kan, zal de classis, indien zij dien onwil niet wegnemen
kan, den predikant verzetten, en dat met verklaring zijner onschuld,' indien hij onschul-
dig is (art. 17). Het nut, dat zoodauige verplaatsing hebben kan, valt duidelijk in het
oog en wij vinden gelijke bepaling dan ook terug in de kerkelijke wetten van Vriesland
door Nauta uitgegeven (Tituius IX, art. II) en in de synodale ordonnantiën van Gelder-
land door Smetius verzameld (c. IX, art. XXVII). In Zeeland is dit artikel enkele ma-
len in toepassing gebragt, onder anderen ten aanzien van Philippus lantsbergen zelveu,
den assessor dezer synode (Te Water, aangeh. pi. bl. 281—287). Maar, zoo als toen, heeft
deze gedwongen verplaatsing altijd veel moeite gebaard. De synode van Veere (1610) heeft
daarom getracht dit artikel van de translatie te wijzigen en die van Zierikzee (1618) heeft
verlangd, dat het geheel geroijeerd zou worden. Men zocht het althans zoo gemitigeerd te
krijgen, »dat Vrome Predikanten daer door niet wierden verstrikt". De staten echter
besloten om het te laten bij het poinct, zoo als het gesteld was (Te Water ter aangeh.
pi. bl. 460), maar de toepassing van het artikel is spoedig in onbruik geraakt.
De suspensie en afzetting der predikanten, die volgens de nationale synode van 1580
door de classe en in hooger beroep door de synode geschiedde, werd nu in handen gege-
ven van de personen aan wie het beroepen der ministers staat, dus aan het collegium
qualificatum.
Bij suspensie echter met advies der classe; bij afzetting zonder dat advies.
Indien de afzetting belet werd door ongehoorzaamheid van den gedeporteerde of door on-
achtzaamheid van dengene dien het officie der afzetting toekomt, zal de synode met vier
gecommitteerden uit de staten kennis van de zaak nemen, definitive sententie strijken en
de executie bij de staten worden gesteld (artt. 58 en 59). Zoo waren de predikanten dan
wel zeer afhankelijk van die personen, die hen beroepen hadden. Volgens bepaling der
voorgaande nationale synode kon de kerkenraad niet verder gaan dan tot schorsing der die-
naren en over de afzetting moest de classe oordeelen (art. 72). Nu kon ieder predikant
door één besluit van bet collegium qualificatum worden afgezet. Bij de schorsing werd
wel het advies van de classe vereischt, maar wat het advies der classe in het laatste ge-
val en ook bij beroeping beteekende, of het bloot raadgeven inhield zonder meer, dan of
het beroeping en schorsing beletten kon, heeft veel twist gebaard en het geschil is noch
door eene synode, noch door het gezag der staten uitgewezen (Te Water, aangeh. pi. bl.
478—480).
Ten aanzien der onderteekening van de confessie of den catechismns heeft deze synode
zich niet gehouden aan de artt. 47 en 48 van de nationale Haagsche kerkordening. Daar
was de onderteekening der belijdenis den dienaren des woords opgelegd, maar aan de school-
meesters overgelaten om in plaats van de belijdenis den catechismus te onderschrijven.
Uier wordt die zelfde vrijheid van keus ook tot de predikanten en professoren uitgebreid. Zoo
steeg het aanzien vau deii catechismus cu kreeg hij symbolisch sezag. Weldra zou de ouder-
-ocr page 310-
304         PROVINCIALE STNODK GEHOUDKM TK MIDDELBURG. 1591.
teekening der confessie alleen niet voldoende meer worden geacht, maar tevens de onderschrij-
ving van den catechismus gevorderd worden (Ypeij en Dertnout, aangeh. pi. I, bl. 461—464
en Archief voor kerk. gesch. IX, bl. 295—311). Het is niet te verwonderen dat de Zeeuw-
sche predikanten op deze Middelburgsche synode bijzondere ingenomenheid met den Heidel-
bergschen catechismus openbaarden. Enkelen hunner, zooals Miggrodius, hadden even als
velen der oudste predikanten van Zeeland, in Engeland den catechismus van a Lasco lee-
ren hoogschatten, met welken die van Ursious blijkbaar overeenstemt (Gesch. van den
Heidelbergschen catechismus door Dr. G. D. J. Schotel, bl. 75). Anderen waren uit Frank-
fort beroepen, zooals Johannes Seu, en daar voor het üeidelbergsehe meesterstuk gewon-
nen. Vroegere predikanten van grooten naam en invloed, zooals Heidanus, die zich door
eene verbeterde uitgaaf van den catechismus loffelijk kweet, en Kimedontius, die een discipel
van Ursinus was, hebben beiden als predikanten van Middelburg de ingenomenheid met
dat leerboek zeker in Zeeland bevorderd. Ook de geleerde assessor dezer Middelburgsehe
synode, Pbilippus Lantsbergen, was met veel ijver voor het boek bezield, gelijk zijne 52
Latijnsche leerredenen over den catechismus in 1594 uitgegeven, bewijzen. Het is dan niet
vreemd, dat deze vergadering van Zeeuwsche predikanten een besluit nam, waarbij de cate-
chismus in eere werd verhoogd. Misschien geschiedde dit nu nog te meer, wijl er in Hol-
land waren, die zeer laag op dit leerboek vielen, zooals Coolhaes, Herberts en de dichter
Coornhert. De politieken waren over het geheel op de hand van den catechismus. Zonder
van de confessie te gewagen verlangden de staten van Hollaud in hunne couceptwetten van
1583, art. 3, en van 1591, art. 3, dat de ministers verklaarden te willen houden de
leering sommierlijk in den catechismus vervat. Als men den inhoud der confessie met die
van den catechismus vergelijkt, zal men ook bevinden dat menig twistpunt dier dagen van
de leer en van het kerkbestuur, door de belijdenis vastgesteld, in den catechismus niet of
bijna niet is aangeroerd, en de staten van Zeeland daarom gaarne zullen hebben toegelaten,
dat den predikanten vrijheid gelaten werd om den catechismus in plaats van de geloofsbe-
lijdenis te onderschrijven. Door het vrijlaten van die keus hebben echter de predikanten dier
Middelburgsehe synode zeker het gezag van de gereformeerde geloofsbelijdenis niet in het
minst willen verminderen. Van hen geldt, wat bijna van alle Zeeuwsche predikanten mogt
gezegd worden, dat zij onverbrekelijker dan in andere provinciën aan »de leere van den hoog-
beroemden en oordeelkundigen Godgeleerden Johan Calvyn" gehecht zijn geweest (Te Water,
aangeh. pi., bl. 323). Uit dien hoofde zouden wij verwacht hebben, dat zij, willende de eer
van den catechismus handhaven, de onderteekening van beide geschriften gevorderd hadden,
zoo als later (synode van Veere, 1610) is geschied. Maar misschien moeten wij hier ook aan
den invloed der politieken denken , die in menig besluit dezer vergadering merkbaar is.
Wat nu de ware reden van het bijeenroepen dezer provinciale synode geweest is, hebben
wij evenmin als Te Water kunnen ontdekken (Ter aangeh. pi. bl. 448 en 449). Wanneer
wij achtgeven op de artikelen, door welke deze kerkordening van de nationale van 1586
afwijkt, kunnen wij niet zien, dat de Zeeuwsche predikanten de meeste dier veranderingen
gewenscht en om harentwil verlof tot het houden van de synode zullen gevraagd hebben.
Maar die veranderingen doen ons wel vermoeden, waarom de staten het Kouden dier ver-
gadering zoo gereedelijk zullen hebben toegestaan. Het zal van hunne zijdo geweest ziju,
zooals Te Water ook opmerkt, »om de handelingen der dienaren en kerkeraden wat naan-
wer te binden, dan in de kerkordeuing van 1586 geschied was" Dezelfde reactie tegen de
vrijheden door Leicester aan de kerkelijken verleend, die in de Utrechtsche en Hollandschc
gewesten heerschte, werkte ook hier. He staten van Zeeland schijnen ook wel reden tot
het meer binden der kerkelijken gehad te hebben, zooals uit hunne besluiten blijkt tegen
het exorbitant prediken op het stuk der regering en het bemoeijeri der ministers met de
regering (Notulen der slateu van Zeeland Julij 1589). Waar cere zij de vourzigtigheid der
-ocr page 311-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1561.         305
Zeeuwsene staten, die zelve geen reglement voorde kerk hebben opgesteld, zoo als de Utrecht-
scbe gedaan en waardoor zij zoo groote onrust gekweekt hebben. Zij lieten zich ook niet
verleiden om, zooals die van Holland, eeoe gemengde vergadering van eenige politieken en
kerkelijken bijeen te brengen, die een vrij nutteloos werk hebben verricht. Maar zij heb-
ben hunnen wensch, al was het dan ook niet geheel, weten te verkrijgen door eeoe wet-
tige provinciale synode, wier leden van de dassen gekozen en met behoorlijke volmagten
van de kerken afgevaardigd waren. De geschiedschrijver Brandt drukt zich dan niet juist
uit, als hij Grotius naschrijvende zegt, dat de staten van Zeeland deze kerkelijke ordon-
nantie ontworpen hebben (Hist. d. reform, d. I, b. XV, bl. 774), maar deze onjuiste
uitdrukking is misschien ontsproten uit de levendige overtuiging van den grooten invloed
die de staten op de vervaardiging van deze kerkordening uitgeoefend hebben.
Bij de approlalie dezer kerkordeniog lieten de staten blijken, dat zij hun niet geheel
voldeed. Zij approbeerden namelijk » behalvens eenighe bespreecken, die wy soo generaliek
als particnlierlick hebben gheconditionneert" en bepalen bovendien «dat dese Acta sullen
wesen Provisioneel om naer gheleghentheyt ende occurrencie, die te moghen veranderen,
ende daer toe, of af te doen, als in tijden eude wijlen sal bevonden worden te behooren."
Wijzigingen door latere synoden voorgedragen zijn niet bekrachtigd geworden (Te Water
aangeh. pi. bl. 459), maar de staten of de steden.zijn er zelven meer dan eens van afge-
weken door predikanten te snspenderen of te deporteren door bloot politieke besluiten, zon-
der advies van de classe, soms alleen om reden, dat de predikant den magistraat onaan-
genaam,
was (Te Water, aangeh. pi. bl. 464—472. Archief voor kerk. gesch. van Kist
en Royaards, IX, bl. 325).
Nog is bij deze approbatie de eed voorgeschreven, die van alle ministers, ouderlingen,
diakenen en andere kerkdienaars zal gevorderd worden. Twee jaren vroeger (19 Julij 1589)
hadden de staten besloten, dat de ministers, die zich toen wat sterk tegen de regering
schenen uit te laten, onder eeden zouden worden gebragt. Aan dat besluit scheen echter
geen gevolg gegeven. Nu werd het wederom genomen, misschien omdat Utrecht was
voorgegaan en Holland hetzelfde stond te doen, maar dit eedformulier der staten van
Zeeland onderscheidt zich gunstig van die door de ütrecbtsche en Hollandsche staten ont-
worpen. Het bevat niet meer dan ieder getrouw onderdaan schuldig is te doen. Alle
welgezinde predikanten konden dien eed met volvaardigheid afleggen. Echter hebben zij,
op enkele uitzonderingen na, dien allen geweigerd. Waarom die weigering geschiedde,
staat niet geboekt. (Te Water, aangeh. pi. verhandeling'V , bl. 439). Het kan geweest
zijn , omdat de predikanten wegens art. 36 van de confessie , die zij aangenomen en on-
derteekend hadden , den eed onnoodig achtten , of omdat zij zich door de ingevoerde kerk-
ordening van de steden en staten al genoeg gebreideld en gebonden hielden.
Deze Zeeuwsche kerkordening van 1591 heb ik gevonden in de kercken-ordeninghen der
Ghereformeerder Ned. kereken, Delft 1612, bl. 101; — in de acta Synodalia op last der
Staten van Zeeland gedrukt, Middelburg 1755 , bl. 5 ; — in de kerkelijke wetten van
Friesland, Leeuwarden 1771, bl. 404, en in het groot placaatboek van Cau, I deel,
I boek, 3 tytel, fol. 172.
-ocr page 312-
A C T A
Ofte Handelingen des Provincialen Synodi van Zeelandt, by authori-
satie vande Ed. Heeren Staaten gehouden binnen Middelburgh, den
eersten Februarü 1591. Prseside , Daniele de Dieu, Assessore:
Philippo Lansbergio: eude Scriba, Ioanne Miggrodio: Ten bywesen
van de Heeren Eoelsius, Pensionaris van Middelburgh, ende den
Raetsheer Vosbergen , gecommitteerden vande voorsz. Ed: Heeren
Staaten.
*****
Ten eersten zijn verschenen met behoorlicke Brieven van Credentie
ende schriftelijcke Instructie.
Uyt de Classe van Walcheren.
Joannes Seu, Daniel de Dieu, ende Joannes Miggrodius, vergesel-
schapt elck met sijnen Ouderlinck ; met namen Guilliame Bogaert,
Dierick de Neve, ende Pieter Isaacz.
Uit de Classe van Schouwen,
Henricus Brandt, ende Anthonis Laurentii, als Ministers : Adriaen
Sebastiaenssen ende Willem Schenck , als Ouderlingen.
Uyt de Classe van Zuyt-bevelandt.
Andries Kane, Philippus Lantsbergius, ende Loys Verveste, als Mi-
nisters: Cornelis lansen Boone, ende Dignus Marinussen, als Ouderlingen.
Uit de Classe van Der Tholen.
Iacobus Bazelius de Jonge, Henricus Henningus, Gerardus Platteel,
als Ministers: ende Anthonis Verstrepe, als Ouderlinck.
I.
Om goede ordeninge inde Gemeynte Christi te onderhouden, zijn daer
inne noodich de diensten, t' samencompsten, opsicht der Leere, Sacramenten,
ende andere Ceremoniën :
waer van hier na ordentlick sal gehandelt worden.
II. Van de Diensten.
De diensten zijn vierderley, der Dienaren des Woordts, der Doctoren,
Ouderlingen ende Diaconen.
-ocr page 313-
PKOVINCIALE SYNODE GEBOUDEN TE MIDDELBURG, 1591.         307
III. Vande beroepinge der Dienaren des Woordts in de Steden, soo
kleyne als groote.
De Kercken-Raedt met de Diaconen sullen haere Overheyt anspree-
cken, ende van haer begeeren dat het hen believe eenige uyt haer Col-
legie, (wesende Lidtmaten der Gemeente) te committeren, ten eynde sy
by een komen , eude gesamentlick delibereren over eenen bequamen Mi-
nister, d'Welck gedaen hebbende, sullen de selve den Classi andienen,
om volgende 't goet-duncken der Classe den verkooren Minister te beroe-
pen, ende an te nemen. Doch soo daer eenig Collegie der Magistraet
ware, in het welcke niemandt is Professie doende vande Gereformeerde
Religie , sal dese beroepinge ende verkiesinge toe-gaen, door die vanden
Kercken-Raedt ende Diaconen aldaer, met advijs der Classe; welver-
staande dat men sulcx gedaen hebbende , versoecken sal d'approbatie van
den selven Magistraet.
UIL Van der Ministèren beroepinge ten platten Lande.
In de Dorpen daer de Magistraet bestaet uyt eenige Lidtmaten der
Kercke , sullen die van den Kercken-Raedt met de Diaconen aldaer ha-
ren Magistraet anspreecken , ende van haer begeeren, dat het hen be-
lieve eenige van hun Collegie (Professie doende vande Christelijcke
Religie) te committeren, om gesamentlijck eenen bequamen Minister te
verkiesen, ende dat met advijs der Classe: Als boven in de Steden:
maer daer zoodanigen Magistraat niet en is, zal de beroepinge geschie-
den by den Kercken-Raedt, Diaconen ende de Classe: Item, daer geenen
Kercken-Raedt en is, sal 't selve gheschieden by der Classe alleen, met
approbatie vande Magistraet, behalvens dat onder 't ressort van Vlissinge
ende Vere
, achtervolgt sal worden, die Besolutie desen angaende, hen by
den Staten vergunt
, zoo die den voorschreven Steden ende Classe van Wal~
cheren angeschreven is.
V.
Geenen Minister sal verkooren ende angenomen worden, sonder voor-
gaende examinatie over leere ende leven te geschieden by de Classe, ofte
hun Gedeputeerden, wel-verstaende an den sulcken die te vooren in den
Dienst des Woordts niet gheweest en is. De geene die te vooren Mi-
nisters gheweest zijn, sullen behoorliicke Attestatie van leere ende leven
over-brengen , naer de ordre des Classis. Belangende voorts de Nieu-
welingen , Mis-priesters, Monnicken ende andere die eenige Secte verla-
ten hebben , en sullen totte Ministerie niet toegelaten worden, voor dat
sy eenen merckelijcken tijdt beproeft zijn. Angaende den beroepen Mi-
nister, nae dat hy der Gemeynte den tijdt van veerthien dagen, sonder
eenige merckelicke tegenspreeckinge voorghestelt sal zijn, sal openbaer-
Hjck in sijnen Dienst bevestight worden , ende dat met voorgaende stipu-
latie , af-vraginge, vermaninge, Gebedt, naer het Formulier daer van
wezende, ende met oplegginge der handen, oft met hant-gevinge, soo
hy noyt gedient en heeft; maer met hant gevinge alleenc soo hy te voo-
ren gedient heeft.
20*
-ocr page 314-
308        PROVINCIALE Sl'SODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1591.
VI.
Niemand sal mogen gevordert worden om opentlijck te Predicken ;
tenzy dat hij eenen bevestigden Kercken-Dienaer zy, an seecker Ge-
meynte verbonden: Doch hiermede en wort niet uytgesloten de oeffe-
ninge van de Jonge Proponenten, ende dat met geslooten Deuren, noch
oock de gene, die tot eenige Kercken onder 'tCruyce te Predicken, ge-
sonden worden.
VII.
Die Dienaren des Woorts, die van nu af tot eenige Kercken beroe-
pen worden, sullen hen sonder eenige conditie an hare Gemeynte ver-
binden, in manieren datse de selve niet en sullen mogen verlaten, om
elders een beroepinge an te nemen, sonder de bewillinge des Kercken-
Raedts, met de Diaconen, ende de gene die te vooren in dienste van
Ouderlinghschap ende Diakenschap geweest hebben, midtsgaders de
Magistraet, ende met voor-wete vande Classe; gelijck oock geen ander
Kercke sulcke en sal mogen ontfangen , eer hy Wettelijck getuygenisse
sijns afscheyts vande Kercke ende Classe daer hy gedient heeft, ver-
toont hebbe.
VIII.
Op d'ander zijde sullen die gene, by de welcke de beroepinge der
Ministèren staet, gehouden zijn , de selve, van behoorlijcke onderhout
te versorgen.
IX.
Dewijle een Dienaer des Woordts eens Wettelick (als boven) beroe-
pen zijnde, sijn leven lanck an den Kerckendienst verbonden is: Soo
sal 't hem niet geoorlooft zijn, hem tot eenen anderen staet des levens
te begeven, ten zy om groote ende wichtige oorsaecke, daer van de
Classis kennisse nemen ende oordeelen sal.
X.
Soo eenige Dienaers door ouderdom, sieckten oft andersints haren
dienst voor eenen tijdt onderlaten moesten, (het welcke niet sonder ad-
vijs des Kercken-Raedts geschieden sal) sullen sy nochtans tot allen
tijden de beroepinge der Gemeynten onderworpen blijven.
XI.
Het sal niemandt geoorloofd zijn, den Dienst sijner Kercke onder-
latende, oft in geenen seeckeren dienst zijnde, hier ende daer te gaen
Predicken, buyten consent ende authoriteyt des Synodi, oft Classis:
gelijck oock niemandt in een ander Kercke eenige Predicatie sal mogen
doen, ofte Sacramenten bedienen, sonder bewillinge des Kercken-Raedts.
XII.
Der Dienaren Ampt is, inde Gebeden ende bedieninge des woorts
-ocr page 315-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG, 1591.        309
an te houden, de Sacramenten uyt te richten, op hare Mede-Broeders,
Ouderlingen ende Diaconen, mitsgaders de gantsche Gemeynte goede
acht te nemen: ende ten lesten met d'Ouderlingen de Kerckelicke discipline
te oeffenen, ende besorgen dat alles eerlijcken ende met ordre ge-
schiede.
XIII.
Onder den Dienaren des Woorts sal gelijckheyt gehouden worden,
angaende de lasten hares diensten, mitsgaders oock in andere dingen
(soo vele mogelijck is) volgende het oordeel des Kercken-Raedts, ende
dies van noode zijnde, des Classis: het welck ook in den Ouderlingen
ende Diaconen te onderhouden is.
XIIII.
In de Kerken daer meer bequame Predikanten zijn, sal men het ge-
bruyck der propositien anstellen, om door sulcke oeffeningen eenigen
totten Dienst des Woorts te bereyden.
XV.
De Kercken-Raden ende Classen sullen alomme toesien datter goede
School-Meesters zijn, die niet alleen de Kinderen leeren lesen, schrij-
ven, Spraecken ende vry Consten, maar oock deselve in de Godtsa-
licheydt, ende in den Catechismo onderwijsen, achtervolgende het Placaet
van Schoolordeninge onlancx by laste van de Heeren Staten gepubli-
ceert.
XVI. Van de translatie ofte verplaetsmge der Ministèren.
Wanneer eenen Minister in seecker Kercke dienende, bevonden wort
soo treffelijcken begaaft te zijn , dat hy in een ander plaetse met meer-
der vrucht soude konnen dienen, ende het geviele dat den Ministère
voorschreven van eene soodanige Gemeynte begeert wierde, de Classe
sal mogen dese saecke van de verplaetsinge voorderen midts dit versoek
den selven Dienaar des Woorts, mitsgaders sijnen Magistraet ende
Kercken-Raedt voorhoudende, ende soeckende de selve door voegelijcke
redenen daer toe te bewegen ende te bewilligen, voor handen oock heb-
bende eenen anderen bequamen Dienaar des Woorts , om in de plaetse
van den anderen, die (uyt oorsaecke als vooren) elders versocht wort,
met stichtinge gestelt te worden.
XVII.
Wanneer het gebeurt datter in eenige Gemeynte seeckeren roercke-
lijcken onwille rijst ende opstaet tegens haren Ministère, waer door den
selven (hebbende nochtans stichtelijcke gaven) bevonden soude worden
met vrucht daer niet langer te konnen blijven; In desen val sal de
Classis arbeyden, door alle voegelijcke middelen desen onwille te weeren,
ende soo dit niet en kan geschieden, het sal by het oordeel der Classe
bestaen, den voorseyden te verstellen, ende dat met verklaringe van
sijn onschult, soo hij onschuldich is.
-ocr page 316-
310 PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1591.
XVIII.    Van de Doctoren.
Het Ampt der Doctoren ofte Professoren in der Theologie is, de
Heylige Schrift uyt te leggen, ende die suyvere Leere tegen alle Kette-
ryen ende dolingen voor te staen.
XIX.     Van de Ouderlingen.
De Ouderlingen sullen door het oordeel des Kercken-Raedts ende der
Diaconen verkoren worden, soo dat het naer gelegentheyt van elcke
Kercke vrij sal zijn, zoo veel Ouderlingen als daer van noode zijn, der
Gemeynte voor te stellen, om van de selve (ten ware datter eenich be-
letsel voorviele) geapprobeert ende goet gekent zijnde, met openbare ge-
beden ende stipulatien bevestigh te worden. Oft een dobbel getal, om
het halve deel, by der Gemeynte verkooren te worden; ende op de
selve maniere in den dienst te bevestigen, volgende 't formulier daer
van zijnde: Behalvens dat hier inne gevolgt sal worden die Resolutie by
den Staten hier oppe genomen, zulcx die den Steden ende Classes respec-
tivelijk is an-geschreven.
XX.
Der Ouderlingen Ampt is, behalvens het geene dat boven Artijckel
12 geseyt is, hen met de Dienaers des Woorts gemeyn te zijn, opsicht
te hebben, dat de Dienaers, midtsgaders hare andere medehulpers ende
Diaconen, haer Ampt getrouwelijcken bedienen, ende de besoeckinge te
doen, nae dat de gelegentheyt des tijds , ende der plaetsen , tot stich-
tinge der Gemeynte, so voor als nae het Avontmael kan lijden, om
bysonder de Lidtmaten der Gemeynten te vertroosten ende 't onderwij-
sen, ende oock andere tot de Christelijke Religie te vermanen.
XXI. Van de Diaconen.
In allen Kercken sullen Diaconen wesen, Lidtmaten der Kercken
zijnde, welverstaende dat in sulcken Plaetsen, daer de Magistraet haer
Huys-arm-meesters stelt, sy beyde te samen maer een Collegie sullen
maecken met een gemeyne Burse, soo wel in 't ontfangen als in 't uyt
geven, ten eynde dat alle de Armen, zonder onderscheyt van Religie,
naar den eysch van haren noot, mochten geholpen worden, temeer, an
gemerckt de Aelmoessen sonder onderscheyt gecollecteert worden, op
dat door desen middel, alle geschillen ende quaet vermoeden geweert,
ende alle goede eenicheyt onderhouden worde.
XXII.
De maniere der verkiesinge ende bevestinge van de Diaconen, sal
conform wesen der voorgaende maniere van de verkiesinge, ende beves-
tinge der Ouderlingen, doch alsoo, dat in soodanige plaetsen daer den
Magistraet ende den Kercken-Raedt de Diaconen verkiesen, sulcken
gebruyck stant grijpen sal, ter tijdt toe, bier inne anders met stichtinge
sal konnen versien worden: Welck voorseyde Collegie der Diaconen
ende Huys-Arm-meesters Wekelick by een sullen komen, om met voor-
-ocr page 317-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEV TE MIDDELBURG. 1591.          311
gaende anroepinge van den naetne des Heeren van haarlieder bedieninge
te spreecken, in der voegen dat oock de Ministers des heyligen Woorts
te dier plaetse tot henlieder vergaderinge vry acces sullen mogen heb-
ben: Sal oock dit Collegie t'sijner tijdt voor de Magistraet hunne open-
bare rekeninge doen, oock ten o verstaene van de Minister oft eenige
van den Kercken-Raedt daer toe gedeputeert.
XXIII.
Der Diaconen eygen Ampt is, de Aelmoessen ende andere Arm-
goederen neerstelicken te versamelen , ende de selve getrouwelijck ende
vlijtelijck, naer den eysch der behoeftigen, beyde der Ingesetenen, ende
Vrempdelingen, met gemeynen advijse uyt te deylen, den benaude te
besoecken ende te vertroosten , ende wel toe te sien dat de Aelmoessen
niet misbruyckt en worden.
XXIIII.
De Ouderlingen ende Diaconen sullen twee Jaer dienen, ende alle
Jaere sal het halve deel verandert, ende andere in haere plaetse gestelt
worden : ten ware dat het profijt en de gelegentheyt eeniger Kercken anders
vereyssen: Behoudens dat hier inne sal achtervolght worden, 't geene die
van der Goes ende Vere desen aengaende is vergunt, ende den voorschre-
ven Sleden ende Classes respectivelick ongeschreven.
XXV. Van de Kerckelijcke f samencompsten.
Vierderley Kerckelijcke t'saraencompsten sullen onderhouden worden,
de Kercken-Raedt, de Classicale Vergaderinge, de particuliere ofte
Provinciale Synode, ende de Generale oft Nationale.
XXVI.
In dese t'samencompsten sullen geen andere dan Kerckelijcke saecken,
ende de selve op Kerckelijcke wijse gehandelt worden.
XXVII.
In meerdere Vergaderingen en sal men niet handelen, dan het gene
in mindere niet en heeft konnen af-gehandelt worden, ende daer toe
die gecommitteerde van yders Collegie oft Kercken-Raedt van hun prin-
cipalen gelast sullen zijn.
XXVIII.
Soo yemant hem beklaaght, door de uytsprake der minder Verga-
deringe verongelickt te zijne, de selve sal hem tot een meerder Kerc-
kelicke Vergaderinge beroepen mogen, ende bet gene door de meeste
stemmen goet gevonden is, sal voor vast ende bondigh gehouden wor-
den: ten zy dat het bewesen worde te stryden tegen het Woort Godts
oft tegen d'artickelen in desen Provincialen Synodo besloten, soo lange
als de selve door geene andere Provinciale oft Generale Synode ver-
andert sijn.
-ocr page 318-
312        PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1591.
XXIX.
De Onderlingen t'samencompsten sullen van de anroepinge des naems
Godts angevangen, ende met een dancksegginge besloten worden.
XXX.
Die in dese voorsz. tweederley Vergaderingen oft t'samencompsten
afgesonden worden, sullen hare Credentie-brieven ende Instructien, on-
derteeckent zijnde van de gene diese uyt seynden, mede-brengen, ende
dese sullen alleene keurstemmen hebben.
XXXI.
In dese tweederley t'samencompslen, sal by den Prseses ende Asses-
sor eenen Scriba gevoeght worden, om naerstelijcken op te schrijven
het geene waerdich is angeteeckent te zijn. Het Ampt van den PiEeses
is, voor te stellen ende te verklaren het gene te handelen is, ende wel
toe te siene dat een eygelick sijn ordre houdt in 't spreecken, den knib-
belachtigen, ende die te hef'tigh zijn in 't spreecken, te bevelen dat se
swijgen, ende over deselve geen gehoor gevende, de behoorlicke censure
te laten gaen. Voorts sal sijn Ampt uytgaen wanneer de t'samen-
compste scheyt.
XXXII.
Het selve seggen heeft de Classis over den Kercken Raedt, het
welcke de Particuliere Synode heeft over de Classe, ende Generale
Synode over de Particuliere.
XXXIII.
In allen Kercken sal eenen Kercken-Raedt zijn, bestaande uit Die-
naren des Woorts ende Ouderlingen, die ten minsten alle Weecke eens
t'samen komen sullen, alwaer de Dienaer (oft Dienaers, soo daer meer
zijn, by gebeurte) presideren, ende d'Actie regeeren sal: Ende sal oock
de Magistraat van de Plaetse respectivelick (indien 't haer gelieft) een
oft twee van den haren, wesende Lidtmaten van de Gemeynte, by
den Kercken-Raedt mogen hebben, om te anhooren ende mede van de
voorvallende saecken te delibereren.
XXXIIII.
Welverstaende dat in de Plaetsen daer den Kercken-Raedt van nieuws
op te richten is, het selfve niet en geschiede, dan met advijs van de
Classe, ende daer het getal van de Ouderlingen seer kleyn is, sullen
de Diaconen mede tot den Kercken-Raedt genomen worden: Ende" wan-
neer daer eenige particuliere uitsluytinge oft diergelijcke gewichtige saecken
te verhandelen zijn, soo sal men daer by roepen eenige notabelen, soo wel
van de Magistraet als andere, wesende t'samen Lidtmaten der Gemeynte.
XXXV.
In de Plaetsen daer noch geen Kercken-Raedt en is, sal middeler-
-ocr page 319-
l'ROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG!. 1591.        313
tijdt by den Classe gedaen worden, 't gene anders den Kercken-Baedt,
naer uytwijsinge deser Kercken-ordeninge, opgeleyt is te doene.
XXXVI.
In Zeelandt sullen vier Classes zijn, te wetene, Walcheren met Oos-
tende, Axel ende Ter Neuse, als appendentien voor desen tijdt: De
Classe van Schouwen met hare appendentien: De Classe van Tiuytbelandt
met Wolfartsdijk: De Classe van 'tLaDdt van der Tholen met Rey-
merswale, ende Bergen op Zoom, als voor desen tijdt daer mede ge-
associeert. Deze Classen sullen soo veele mogelijek is, alle drie Maen-
den by een komen, tot te welcke sullen verschijnen Uyt elcke Kercke
eenen Ministère met eenen Ouderlinck oft meer, naer gelegentheyt, met
Brieven van Credentie. Item, sal aldaer eenen anderen Prseses t'elcker
reyse zijn, 't zy by keure gestelt, oft by nieuwe verkiesinge.
XXXVII.
Dese Prasses sal een yegelijcke Kercke afvragen, of sy baere Kerc-
ken Baedts-vergaderinge houden, oft die Kerckelijke Discipline geoeffent
wort; oft de Armen en de Scholen besorght worden: Ten lesten of daer
iet is, daer in sy het oordeel ende hulpe der Classe, tot rechte instel-
linge haer de Kercke behoeven. De Dienaer dien 't in de voorgaende
Classe op-geleyt was, sal een korte Predicatie uyt Gods Woort oft den
Catechismo doen, van de welcke d'andere sullen oordeelen, ende soo
daer yet inne gebreeckt, 't selve aenwijsen. Ten lesten, sullen in de
leste Vergaderinge voor den Particuliere Synodo verkoren worden, die
op den selven Synodum gaen sullen.
XXXVIII.
In 't eynde van de Classicale ende andere meerdere t'samencompsten
sal men Censure houden over de gene die yet strafwaerdich in de Ver-
gaderinge gedaen, oft de vermaningen der minder t'samencompsten ver-
smadet hebben.
XXXIX.
Sal oock de Classis, daer sulcks noodich is, de vryheyt hebben
eenige haerder Dienaren van de eene Classicale Vergaderingen tot de
andere te authoriseren, om opsicht te nemen op de Leere ende leven
der Predicanten, ende den stand der Kercken, onder dezelve Classe
sorterende, ende daer van op de naeste Vergaderinge rapport te doen.
XL.
De Kercke in de welcke de Classis; Item, de particuliere, oft gene-
rale Synode t'samen komt, sal sorge dragen, datse de Acten der voor-
gaender Vergaderinge op de naestkomende bestelle.
XLI.
De Instructie der dingen, die in de meerdere Vergaderinge te ver-
handelen zijn, sullen niet eer geschreven werden, voor dat de beslui-
-ocr page 320-
314         PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1591.
tingen der voorgaender Synode gelesen zijn, op dat 't gene eens af ge-
handelt is, niet wederom voorgesteld werde, ten ware datmen 't achtede
verandert te moeten zijn.
XLII.
Soo wanneer eenen hoogh-dringenden noot voorvalt, sal de Synode
Provinciael, uyt de voorschreve vier Classen bestaende, bij een komen,
ende dat met voorgaende authorisatie van de Heeren Staten van Zeeland;
Tot welcken Synodum sullen uyt yeder Classe commen twee Predican-
ten ende twee Ouderlingen van de bequaempste ende ervarenste. In
het scheyden van elcken Particulieren Synode, sal een seecker Classe
verordineert worden, om den tijdt ende Plaetse van eenen anderen Sy-
nodus te beschrijven.
XLIII.
Alsser eene Nationale Synode beroepen wort, sullen twee Ministers
met twee Ouderlingen uyt den Provincialen Synodo van Zeelandt, met
authorisatie van de voorsz. Heeren Staten derwaerts afgeveerdight worden.
XLIIII.
Alsoo in de Provincie van Zeelandt Gemeynten zijn van tweederley
spraecken, Is goet gevonden dat de Kercken van de Duytsche ende
Walsche talen, elck sullen op haer selven haren Kercken-Raet, Classi-
cale, Vergaderinge ende particuliere Synode houden.
XLV. Van de Leere, Sacramenten ende andere Ceremoniën.
De Dienaers des Woorts, Item, de Professores in de Theologie ende
andere Consten ende Leeren oft Talen, mitsgaders de Rectores van de
publijcke Schooien, sullen de belijdenisse des Geloofs der Nederlandt-
scher Kercken, oft den Christelicken Catechismum onderteeckenen ende
de Dienaers des Woordts die sulcks sullen refuseren, sullen de facto
van haren dienst bij den Kercken-Raedt ofte Classe opgeschort wor-
den, ter tijdt toe sy haar daer inne verklaert sullen hebben: Ende
indien sy obstinatelijck in weigeringe blijven, sullen van haren dienst
geheelijk afgeset worden.
XL VI.
Niemandt van de Gereformeerde Religie van dese Provincie sal hem
onderstaen eenig Boeck oft (Schriften van hem, oft van een ander ge-
maekt, oft overgeset, handelende van de Religie, te laten drucken, oft
andersints uyt te geven, dan het selve voor henen doorsien ende goet
gekent zij van de Dienaers des Woorts, sijns particulieren Synodi, ofte
Professoren der Theologie onser belijdenisse.
XLVII.
Het Verbondt Godts sal an de Kinderen der Christenen met ten
Doop, soo haest als men de bedieninge des selven hebben kan, besegelt
worden, ende dat in de openbare versamelingen, wanneer Godts Woort
-ocr page 321-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TK MIDDF.L1ÏURG. 1591.          315
gepredickt wort: Doch ter plaetsen daer niet soo veel Predicatien ge-
daen worden, sal men eenen seeckeren dag ter Weecke verordinen, om
den Doop extraordinaerlick te bedienen; soo nochtans dat het selve
sonder Predicatie niet en geschiede.
XLVIII.
De Dienaers sullen haer beste doen, ende daer toe arbeyden, dat
een Vader sijn Kint ten Doope présentere, ende in de Gemeynte daer
men neffens den Vader oock Gevaders ofte Getuygen bij den Doop
neempt (het welk gebruick in hem selven vrij zijnde, niet lichtelijck te
veranderen is) betaempt het dat men neme, die der suyver Leere toe-
gedaen ende vroom van wandel zijn.
XLIX.
De Dienaers sullen in 't Doopen het Formulier van de instellinge
ende gebruyck des doops, dat tot dien einde gedruckt is gebruycken.
L.
De namen der gedoopte, mitsgaders der Ouderen ende Getuygen,
Item, den tijdt des Doops sullen opgeteeckent worden.
LI.
Men sal niemant tot het Avondmael des Heeren toelaten, dan die
nae de gewoonheyt der Kercke, tot de welcke hij hem voegt, belijde-
nisse der Gereformeerde Religie gedaen heeft, midtsgaders hebbende ge-
tuygenisse eens vroomen wandels, sonder welck ook de gene, die uyt
andere Kercken komen, niet toegelaten sullen worden.
LII.
Alle de Kercken deser Provincie sullen, zoo veel mogelijck is, een-
derley wijse in de bedieninge des heyligen Avontmaels houden, wel-
verstaende nochtans dat de uytwendige Ceremoniën in Godes Woort
voorgeschreven niet verandert, ende alle superstitie vermijdet worden:
Ende dat na voleyndinge der Predicatie ende der Gemeyner Gebeden
op den Predickstoel, het Formulier des Nachtsmaels, mitsgaders het
Gebedt daer toe dienende, voor de Tafel sal gelesen worden.
LUI.
Het Avontmael des Heeren zal ten twee oft drie Maenden eens, soo
veel mogelijk is, gehouden worden, ende sal stichtelijck zijn, daer 't
gelegentheit der Kercke kan lijden, dat op den Paeschdach, Pinxster-
dach, ende Kersdach 't selve geschiede, doch ter plaetsen daer noch
geen Kerckelick order en is, sal men eerst Ouderlingen en Diaconen
stellen by provisie.
LIIII.
Alsoo de Avont-Gebeden in veele Plaetsen vriichtbaer bevonden wor-
den, soo sal in 't gebruyk der selvere, elcke Kercke volgen het geene
-ocr page 322-
31G         PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1591.
sy achtet tot haerder meeste stichtinge te dienen: Doch soo wanneer
men se begeeren soude ween te nemen, sal 't selve niet sonder het oor-
deel der Classe, mitsgaders der overheid der Gereformeerde Religie
toe-gedaen, geschieden.
LV.
In tijden van Oorloge, Pestilentie, dieren Tijdt, sware vervolgingen
der Kercken, ende andere algemeyne swaricheden, sullen de Diena-
ren der Kercke de Overheyt bidden, dat door hare authoriteyt ende
bevel openbare Vast- ende Bid-dagen ingestelt ende geheyligt mogen
worden.
LVI.
De Gemeynten sullen onderhouden beneffens den Sondag, den Christ-
dach, Paeschdach ende Pincxsterdach. •
LVII. Van der Christelijcke straffe oft forme der Discipline.
Gelijckerwijs de Christelijcke straffe Geestelijck is, ende niemandt
van 't Borgelijcke gerichte ende straffe der Overheyt bevrijdt, also wor-
den oock beneffens de Borgerlicke straffe, de Kerckelicke Censnren
nootsaeckelijck vereyscht, om den sondaer met der Kercke ende sijnen
naeste te versoenen, ende de ergenisse uit der Gemeynte weg te nemen.
LVIII. Van der opschortinge ende afzettinge der Ministers
van haren dienst.
Wanneer eenigen Minister beschuldiget wort van eene sulcke sonde be-
gaen te hebben, verdienende de straffe der opschortinge van sijnen dienst;
In desen" val sullen die Persoonen, by den welken het beroepen der
Ministèren als vooren bestaet, bij een komen, ende naer dat sy over dese
saecke naerstig ondersoeck gedaan sullen hebben, ende bevindende,
dat dese beschuldinge waerachtig is, alsoo dat den beschuldigden over-
tuygt wort, sullen strax den selven, met advijs des Classis, van sijnen
dienst suspenderen, ende dat soo lange, tot dat hy by het oordeel der
voornoemde, die hem opgeschort hebben, gevonden sal zijn, dat hy
met stichtinge wederom in sijnen dienst treden mach.
LIX.
Belangende de sonden, de welcke de straffe der afsettinge verdienen,
zijn dese; namelick: valsche hartneckige Leere oft Keüerye, openbare
Scheurmaeckinge, opentlijcke Blasphemien, Simonie, trouwloose ver-
latinge des dienst, oft indringinge in een anders dienst, meyneedicheyt,
overspel, hoereiye, dieverye, gewelt, gewoonlijcke dronckenschap, vech-
terye, vuyl gewin, ende in somma diergelijcke grove sonden die den
Autheur by der Werelt eerloos maeoken. Over sulcks wanneer eenigen
Minister (d'welck Godtverhoeden wil) eene van dese voornoempde son-
den soude begaen hebben, ende 't selve genoech bleecke, in desen
gevalle sullen die Persoonen, bij den welcken het beroepen des mi-
nisters , als vooren, bestaet, by een komen, ende hem de facto van
-ocr page 323-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1591.        317
sijnen dienst stellen: ende in dien daer yet voorviel, waer door dese
afsettinge soude belet worden, het ware door ongehoorsaemheydt van
den afgesetteden , oft door onachtsaambeyt van den genen dien het Of-
ficie der afsettinge toecotnpt, in sulcken geval sal de Synodus van dese
Provintie, met vier Gecommitteerden uyt de Heeren Staten, wesende
Lidtmaten der Kercke, by een komen, ten eynde sy gesamentlijck ken-
nisse deser sake genomen hebbende, Sententie definitive strijcken, welcke
Sententie sal by den voorsz. Heeren Staten (als daer toe geauthoriseert
ende gequalificeert zijnde) ter executie gestelt worden.
LX.
Doch desen Artijckel wordt op deser volgende maniere verstaen, dat,
wanneer eenigen Minister, openbare Ketterye, als boven, gedreven heb-
bende, over deze sijne Ketterye lettwesen hadde, nae dat hy v*n sijnen
dienst tifgeset is, en sal tot het gebruyck van des H. Nachtmaels niet
toe-gelaten worden, dan met sijne openbare schult-bekentenisse ende
wederroepinge voor de Gemeynte: Evenwel en sal den soodanigen tot
den dienst des Woorts niet wederom angenomen worden, dan met or-
donnantie van de Synode deser Provincie: Ende sal dese procedure
oock gehouden worden omtrent sodanige Ministers, die om eenige van
de sonden boven gementioneert, afgeset zijn.
LXI. Van de afsettinge der Ouderlingen en Diaconen.
De Ouderlingen ende Diaconen sullen om de selve sonden, als vooren, in
de afsettinge van de Dienaren des Woorts vermeit staen, van haren dienst
afgeset worden, ende dat by den Kercken-Raedt, met ad vijs der Classe.
LXII. Van de gemeyne Discipline.
De sonden, gaen oft de Leere, oft de Zeden aen. Onder de sonden
die de Leere angaen, tegen de ware Leere strijdende, mach men dese
navolgende speciën tellen, Kettersche Leere, afval van de Christelijcke
Religie, ende gemeynschap der Kercke, tegenspreeckinge ende lasteringe
Godes, sijns heylig Woorts, ende der heylige Sacramenten, lanckduerig
afblyven van des H. Nachtmael, kommende ende geschiedende uyt sor-
geloosheyt ende veraehtinge van alle goede vermaningen des Kercken-
Raets: Ende voorts alle sonden die grouwelick tegens de eerste Tafel
der Goddelijcker Wet geschieden.
LXIII.
De sonden tegens de goede zeden, zijn dese; dootslach, overspel,
bloetschande, Vrouwen-kracht, ongeoorloofde bywooninge, ende dierge-
lijcke speciën van eoncubinatie ende hoerdom, rooverye, dieverye, straet-
schenderye, dronckenschap, ende in somma wat daer grovelick strijdt
tegens de tweede Tafel.
LXIIII.
Dese sonden soo wel tegens de Leere als tegens de zeden strijdende,
zijn onderscheyden in heymelijcke ende openbare.
-ocr page 324-
318        PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1591.
LXV.
Heymelicke sonden zijn, de welcke geheel secreet ende niemant be-
kent zijn, dan Godt, ende de conscientie des genen diese begaen heeft; oft
die daer maer ergens binnens huyse geschieden, de welcke over sulcks
behooren in 't heymelijcke gebetert te worden.
LXVI.
Openbare sonden zijn, de welcke ter eerster instantie alsoo geschieden
datse der menichte bekent zijn, wanneer die op Mercten, Straten, in
openbare Vierscharen, ofte publijcke wachten begaen worden. Item,
dewelcke door verachtinge van alle goede vermaningen openbaer wor-
den , oft soodanige criminele misdaden, de welke in haer selven hey-
melick zijnde, nochtans door klappernye oft anders ruchtbaer geworden
zijnde, behoorlijck met getuygen bewesen worden: Insgelijcx sulke
sonden, die de Overheden an lijf, oft met eenige andere onteeringe met
voorgaende openbare Sententie datelick verwesen, oft daer van remis
gegeven heeft.
LXVII.
Beroerende de tweede specie der heymelijcke sonden tegens de rechte
Leere, wanneer yemandt in een heymelijcke dwalinge staecke, tegens
't fondament der Christelijcke Leere, ende 't selve van yemandt verno-
men wordt, deselve sal sulcks den Minister des Woordts te dier Plaetse
andienen, ten eynde sulcx door heymelicke, vriendelicke, ende Chris-
telijcke vermaningen, met a Ie goede discretie gebetert worde, ende sal
den Minister hier in volgen de Trappen van onsen Heere Christo ver-
ordineert, Matth. 18.
LXVIII.
Noopende de openbare sonden tegens de Leere , sal dese forme der
discipline gevolgt worden. De eenvuldige, die met Ketterye verstrickt
zijnde, van de Gemeynte Christi wijckt, ende geen afbreuck en doet,
alsoo hij niemant verleydet: de Kercken-Eaedt sal hem broederlijck
vermanen, ende soo hy geen gehoor en geeft tusschen dien tijd ende
't aanstaende Nachtmael, sal hy van den Nachtmaele des Heeren ge-
houden worden. Daer en boven sal den Kercken-Raedt omtrent den
selven vele ende lanckduerige vermaningen gebruycken, dewelcke, soo
hy obstinatelijck verwerpt, in desen gevalle sal den Kercken-Raedt
naer langen tijdt in hare Vergaderinge, met voorgaende advijs der
Classe, verklaren, datse hem voor geen Lidtmaet der Gemeynte meer
en \ houden, tot dat hy hem bekeert: welcke verklaringe aldus in den
Kercken-Raedt gedaen zijnde, sal an den selven, door eenige van den
Kercken-Raedt gebootschapt worden , midtsgaders oock den genen die
den sulcken kennen ende naar hem vragen. Eyntelick soo men bevindt
dat den soodanige in hartneckicheyt voortgaet, ende jae andere verley-
det , soo sal men met hem, als hier nae metten verleyders han-
delen.
-ocr page 325-
1'KOVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TB MIDDELBURG. 1591.        319
LXIX.
Maer belangende de obstinate lasteraers ende afvallige verleyders, men
sal tegens hen (naer alle behoorlijcke vermaninge an hen gedaen) totter
openhare excommunicatie procederen, naer het uytwijsen der voller
fornae daer van in druck zijnde, welverstaende met voorgaende advijs
des Classis, alsoo dat wanneer den Kereken-Kaedt metten Diaconen,
tot het delibereren van deze nootzakelijcke af snijdinge by een sullen
komen, daer tegenwoordich sullen zijn eenige van de Magistraet, we-
sende Lidtmaten der Gemeynte, daer toe versocht ende gedeputeert,
ende soo de soodanige als vooren voor d'excommunicatie hem bekeert,
soo sal 't selve met uytdruckinge sijns naems der Gemeynte angedient
worden.
LXX.
Belangende die heyraelijcke sonden tegens de zeden van de eerste
specie, die alleene Godt ende die conscientie des geenen die se ge-
daen heeft, angaen, daer Over, soo lange die soo verborgen blijven,
en heeft de Kerckelijke discipline geen plaetse, ende al warender eenige
conjecturen door 't quaet vermoeden , de saecke moet nochtans yemandt
blijcken: Quia de occultis non judicat Mcdesia.
LXXI.
Angaende de ander soorte van heymelijcke sonden , als vooren in de
beschrijvinge, hier inne sullen de sulcke, die daar af weten, volgen
den uitgedruckten Regel onzes Heeren Christi, Matth. in het 18. Cap-
pittele. Ende den Kercken-Raedt en sal niet lichtelijck de klachten
tegens eenige Persoonen, door onseker geruchten tot hare kennisse kom-
mende, annemen , al waren 't oock Persoonen , die daer seyden, dat sij
daer af weten, maer men sal hen afvragen, of sy ontrent haren Chrïs-
stelijcken Broeder, het officie van de particuliere vermaninge gedaen
hebben , ende dat in hare volle leden , seggense daer op neen , men salse
over sodanich onbehoorlick angeven berispen, seggense ende bewysende
dat ja; den Kerken-Raedt sal voorts handelen naer behooren ende
eysch der saecken.
LXXII.
Noopende voorts de eerste specie der openbare sonden tegens de ze-
den , de welcke van de Magistraet alhier niet en worden ordinaerlijck
gestraft, als dronkenschap, kijven , dansen , vechten , singen van on-
behoorlijcke liedekens, &c. Men sal hier inne alle voorsichticheyt
ende discrete moderatie gebruyken, in deser manieren; Dat, wan-
neer sulcx ter kennisse des Kerken-Raedts gekomen is, de selve die
soo gesondicht heeft, sal of in haer Collegie ontboden worden ter
vermaninge, oft door eenige van den Kercken-Raedt angesproken wor-
den, ende indien die gene, die hem als boven vergrepen heeft, segt dat
het hem leet is, belovende beteringe, ende sulcx verklarende in de pre-
sentie van de vergaderde Keroken-Raedt, dat selve sal alsoo angenomen
-ocr page 326-
320        PKOVIXCIAXE STNODB GEHOUDEN TB MIDDELBORG. 1591.
worden, welverstaende dat tot weeringe van soodanich openbaer scan-
dael oft ergernisse, ende contentement der Kercke, soo sal den Kercken-
Dienaer 'sdaegs voor het Avontmael des Heeren , of des Sondags voor
de bedieninge van 't selve, der Gemeynte van den Predickstoel angeven,
soo sy eenige sagen ter Tafel des Heeren gaen, an de welcke sy eenich
opeubaer scandael, als vooren, gesien hadden, dat deselve den Kereken-
Eaedt genoeg gedaen hadde, ende dat over sulcx eenen yegelijcken hen
daer mede soude te vreden houden, ende hem naerstelick wachten van
ergernissen te geven ; Maer soo daer yemandt ware, de welcke uyt oor-
saecke als boven vermaent zijnde, geen teecken der boetvaerdicheyt en
gave, waer door hem van den Kercken-Raedt de Tafel des Heeren ver-
boden wert, ende bestont niet tegenstaende, ter Tafel des Heeren te
gaen, die sulcke sal met alle heusheyt daer van gehouden worden:
Ende soo onder die voorgemelde eenige waren, die vermaent zijnde,
metten monde leetwesen beleden , ende nochtans t'elkens wederom ver-
vielen , over de soodanige sal de uyterste straffe zijn, het verbieden van
de Tafel des Heeren , tot ter tydt sy hen bekeeren: Daer en boven de
soodanige de welcke over dese voorgemelde sonden vermaent zijnde,
merckelijcke verachtinge toochden , Item , de sulcke , die over sonden ,
niet Crimineel zijnde, heymelijck, geschiet, maer daer nae met de vol-
len trappen vermaent zijnde, hertneckig blijvende openbaer worden,
tegens de soodanige sal den Kercken-Raedt handelen als boven staet,
tegens de eenvuldige tot Secten vervoerde.
LXXIII.
Tegens de sulcke dewelke in 't heymelick Criminele saken zoude
gedaen hebben, die naderhant door klappernye in 't openbare compt,
alsoo dat ter twee ofte drie Persoonen zyn, die 't selve den Kercken-
Raedt andienen, ende 't selve gelijckelick getuygen, den Kercken-Raedt
sal die Persoonen, midtsgaders den beschuldichden hooren. Ende hoe-
wel den beschuldichden blijft by 't loochenen van 'i Crimen, soo sal
men hem evenwel, om de ergernisse wil, een langen tijdt van 't ge-
bruyck des Heeren Naehtmael houden, tot de saecke anders an den dach
compt, ende soo dat niet en geschiede, als dan sal den Kercken-Raedt
oordeelen, of men hem kan met stichtinge ter Tafel des Heeren toe-
laten oft niet. Ende soo het geviele dat dit stuck geheel seker wiert,
ende hy het bekende, blyvende nochtans den beschuldichden obsti-
naet, in de verachtinge der vermaninge, soo sal men tegens hem tot ter
openbare excommunicatie voort gaen, naer 't Formulier daer van zijnde.
LXXIIII.
Belangende de leste specie der openbare sonden tegens de zeden, die
de Magistraet an lijf, oft met eenige andere onteeringe met voorgaende
openbare Sententie dadelijck verwesen, oft daer van remis gegeven heeft.
Indien de soodanige de vermaninge anneempt eude hem bekeert, soo
sal sijne bekeeringe met uytdruekinge sijns naems , der Gemeynte ken-
nelick gemaeckt worden, maer soo hy obstinatelick alle vermaningen
verwerpt, men sal tegens hem, midts in den eersten Trap sijnen naem
-ocr page 327-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDELBURG. 1591.        321
uytdruckende, totter voller excommunicatie procederen, naer 't Formu-
lier daer van zijnde.
LXXV.
De Dienaers dos Woordts, Ouderlingen ende Diaconen sullen onder
hen, de Christelijcke Censure oeffenen, ende malkanderen van de be-
dieiiinge haers Ampts vriendelick vermanen.
LXXVI.
Den genen die uyt een Gemeynte vertrecken, sal een Attestatie oft
getuygeniase haers wandels, by advijse des Kercken-Eaets, mede gege-
ven worden, onder den Zegel van de Kercke, of daer geen Zegel en
is, van twee onderteyckent.
LXXVII.
Voorts sal den Armen, om genoechsame oorsaecken vertreckende,
van de Diaconen bystant gedaen worden, naer discretie, mits aentee-
ckenende op den rugge van hare Attestatie de Plaetse daer sy henen
willen, ende de hulpe die men haer gedaen sal hebben.
LXXVIII.
Geen Kercke sal over andere Kercken, geen Dienaer over andere
Dienaers, geen Ouderling of Diacon, over andere Ouderlingen ende Di-
aconen eenige heerschappye voeren.
LXXIX.
In middelmatige dingen, sal men de buytenlantsche Kercken niet
verwerpen, die een ander gebruyck hebben dan wy,
LXXX.
Dese voorgaende Articulen aldus by dese Provinciale Synodus van
Zeelandt, als tot stichtinge der Kercken goet ende dienstelick gevonden
ende besloten, op het wei-behagen der Hoeren Staten van Zeelandt, en
sullen by geen Kercke oft Classe mogen verandert, vermeerdert, oft
vermindert worden.
Ende was onderteekend, Daniel de Dieu Electus Synodi Pree-
nes,
Philippus Lansbergius, Assessor, Johannes Miggrodius,
Electus Scriba.
ACTE van Approbatie der voorz. Acta Synodi zulks
die agter deselve gestel t, ende an de Steden ende
Classes respective toe gesonden is.
Die Staten 's Lants ende Graefiickheyts van Zeelandt, alsoo wy by
eonige Gedeputeerde van wegen die Classes van de Ministers des God-
21
-ocr page 328-
322        PROVINCIALE SYNODE GKHOUDEK TE MIDDELBURG. 1591.
delijcken Woorts binnen Zeelandt, versocht zijn geweest den seven-
thienden Decembris in den Jare 1590 te mogen convoceren ende houden
eenen Provincialen ende particulieren Synodurn Zelandim, op 't goet be-
leyt van de Kereken-ordeninge ende discipline der Gereformeerde Chris-
licke Religie. Ende dat ons gelieven soude eenigen uytten onsen te depu-
teren om daer by ende present te wesen, waer op wy, al eer dien angaende
te willen resolveren, hadden begeert by geschrifte te sien, die poinc-
ten, daer op die voorschreven Synodale vergaderinge diende gedaen:
Naerdien die voorsz. Poincten by ons gesien, ende rypelijck verstaan
ende overwogen zijn geweest, ende ten opsien van de gewichticheyt ende
importantie van dien, bij ons geconsenteert was den achtienden der
voorschreven Maent Decembris, dat die convocatie van de voorschreve
Synodus soude mogen geschieden tot Middelburgh in Zeelandt den eer-
sten Februarii daer anvolgende van den Jare 1591, als wanneer wy
yemant van onsent wege souden deputeren, om in de voorschreven Sy-
nodo by ende present te wesen, ende die Actiën van den zei ven te
helpen dirigeren ende modereren, met expressen verstande, dat die voorzs.
Actiën ende actitaten van de voorschreven Synodo niet finalick beslo-
ten oft uytgegeven en souden mogen wordeD, voor ende al eer die selve
by ons gesien zijnde, souden by ons geapprobeert ende gearrcsteert
wesen: Ende dat ten selven fine by ons gecommitteert waren geweest
den ses-en-twintichsten Februarii lest-Ieden, Meesters Willem Roelsius,
ende Caspar van Vosbergen, ter presentie ende overstaen van dewelcke,
naer dien by de Gedeputeerden van de voorschreven Synodale Verga-
derïnge waren geconcipieert ende besloten, op 't goet bevinden van ons,
die Acta dien angaende hier vooren transschreven. SOO EEST, dat
naer nieuwe beschrijvinge ende rapport by ons gedaen den veerthienden
Martii lest-leden, tot agreatie ende approbatie der selver Acten, wij-
luyden generalick die selve goetgevonden ende geapprobeert hebben, soo
wy doen by desen, sulcx die hier vooren staen geschreven, sonder
prejuditie van yder sijne Privilegiën ende gerechticheden. Behalvens
eenige bespreken, die wy soo generalick als particulierlick hebben ge-
conditioneert, daer af een yder die 't selve aangaet, mitsgaders die
voorschreven Classes respective elck naer sijn belangen, by ons parti-
culier schrijvens als nu mede gewaerschouwt worden, om hun daer nae
te reguleren, sonder wederseggen, wesende niet te min onse wille ende
meininge, dat dese Acte sullen wesen Provisioneel om naer gelegent-
héyt ende occurrentie die te mogen veranderen, ende daer toe, of af
te doene, als in tijden ende wijlen sal bevonden worden te behooren.
Ende op dat alle die Classes ende een yeder van de Ministors des
Goddelijcken Woorts, eensamentlick die Collegien van de Ouderlingen
ende Diaconen der Gereformeerde Christelijcke Gemeynten hun hier naer
reguleren, ende voorts hun dragen Politiquelick naer de Ordonnantien,
Statuyten, Wetten ende Privilegiën van den Lande, nu wezeittie, oft die
inder tijdt noch sullen by ons mogen worden gemaeckt oft goadvoueert.
Soo verstaen wy dat alle Ministers, Ouderlingen, Diaconen, ende an-
dere de Gereformeerde Kerken dienende, gehouden sullen zijn Eedt te
doene van getrouwicheyt, aulex yder Burger oft Ingesetene schuldich
-ocr page 329-
PROVINCIALE SYNODE GEHOUDEN TE MIDDIiLBUKG. 1591.        323
is te doene voor den Magistraet hunder residentie, die daer toe midts
desen worden geauthoriseert: volgende den Formuliere by ons daer toe
gearresteert ende hier onder bygevoegt.
Aldus gedaen in 't Hof van Zeelandt tot Middelburgh ter gewoone-
licker Vergaderinge van de Staten 's Landts voornoeropt, den seven-
thienden May 1591. Ende naer resumptie eyntlick gearresteert den
veerthienden Septembris des selven Jaers. geparap. P. Rijeke, v*. On-
der stondt, my present ende was onderteekent, Chr. Roels.
Formulier van Eede te Presteren by den Kercken-Dienaers
van de vier Classes van Zeelandt.
Dat beloove ende sioeere ick den Heeren Staten Generael der Geunieerde
Nederlandtsche Provinciën, ende particulierlick die Staten van Zeelandt,
ende hare E. Gecommitteerde Raden, mitsgaders die Magistraet dezer
Stede van N. Houw' trouw', ende gehoorsaem te wesen, ende my in
alles te dragen, als een goet ende trouw Onderdaen ende Ingesetene
der voorsz. Gounieerde Provintien, ende een Minister des Goddelicken
Woorts der Gereformeerde Religie schuldig is endo behoort te doen.
Soo moet my Godt helpen!
Aldus gedaen, goetgevonden ende gearresteert by den Staten van
Zeelandt, in 't Hof aldacr tot Middelburgh, den derthienden
Novembris 1591 geparap. P. Rijeke, "'■ Onder stont, my
present ende was onderteekent, Chr. Roels.
il"
-ocr page 330-
KERKELIJKE WETTEN BIJ POLITIEKEN EN
KERKELIJKEN ONTWORPEN TE 'S GRA-
VENHAGE.
1591.
Ook de staten van Holland hebben na het vertrek en den dood van lieicester wetten
willen vaststellen voor de kerken hunner provincie; maar de ordening, op hun last door
eene vergadering van politieken en ecclesiastieken ontworpen, heeft geene algemeone goed-
keuring verworven en veel twist gebaard.
Gedurende het bestuur van Leicester is de verstandhouding tusschen de staten en pre-
dikanten van Holland er niet op verbeterd. De staten, altijd bevreesd dat de kerk hun
over het hoofd wassen zou, zagen hare magt met weerzin door den landvoogd bevestigd en
door hare dienaren in toepassing gebragt. De meeste predikanten, die Leicester als voed-
sterheer der kerk vereerden , voegden zich in de oneenigheid tusschen hem en de staten
aan zijne zijde, en toen hij naar Engeland wederkeerde, strooiden ettelijken hunner onder
het volk , of gaten zelfs van den predikstoel te verstaan, »dat men zijne Doorluchtigheit
zeer 't onvreede oover de Staaten vertrekken liet: geruchten , die tot ontsteltenis der ge-
meente en oproer strekten." (Hooft, Ned. hist. XXV, bl. 204).
Daar in dien tijd de zaken des lands toch reeds zoo hagchelijk stonden, was het van
groot belang, dien onwil der kerkelijken en der gemeenten tegen de staten, zoo moge-
lijk, weg te nemen. Het werd beproefd, en op beschrijving van Zijne Exc. van Nassau
en van den president en raden over Holland, Zeeland en Friesland van 8 Mei 1587, kwa-
men eenige staatsmannen met Jonkh. Willem van Zuylen van Nyvelt en eenigc predikan-
ten met professor Saravia aan het hoofd, op het hof van 'sGravenhage bijeen. Maar in
die vergadering, 14 en 15 Mei gehouden, in welke de predikanten hunne groote vrees
openbaarden, dat de onderhandeling met de koningin van Engeland afgebroken worden en
Leicester niet terugkeeren zou, kwamen vooral ook de grieven aan het licht, die de pre-
dikanten op het punt van de religie tegen de staten hadden. Zij klaagden , dat, ofschoon
de staten de gereformeerde religie zeiden te handhaven, velen hunner zelden tot het gehoor
des woords kwamen en de meesten er gansch geene professie van deden; dat ook propoosten
van hen werden gehoord, die tot kleinachting en zelfs tot bespotting der religie en harer
dienaars strekten; en dat voor de scholen en de Leidsche academie niet gezorgd, tegen de
Luthersche, Doopsche en Papistisehe religie geen scherpe wacht gehouden, aan de predi-
kanten, hoeveel klagtou er over wareu ingediend, te schaarsch onderhoud werd uitgereikt,
-ocr page 331-
KERK. WETT. BIJ POLITIEK. EN EERKEL. OKTW. TE 's GUAV. 1591. 325
en men tot nog toe, hoe dikwijls er ook op was aangedrongen, geene vaste kerkordening,
in Holland bevestigd, had mogen verkrijgen. Welke pogingen de politieke leden der ver-
gadering ook aanwendden om deze grieven op te heffen, toch eindigden de predikanten met
de verklaring, «dat se sich niet konden volkomelijk gecontenteert houden en lieten hun dun-
ken, dat mijn Heereu de Staten niet hadden gedaen in de vorderingen der Keligie alsulk
devoir als sy hadden konnen doen" (Bor, XXII, bl. 979—981).
Deze zamensprekiag zal de stemming der staten ten aanzien der kerkeüjken niet verbe-
terd hebben, vooral niet, als zij kennis verkregen hebben van de goedkenring, welke de
handelingen dezer predikanten bij de Zuidhollandsche synode verwierven (gehouden te Delft,
25 Aug. 1587, art. 63). Maar weinige weken daarna (2 Oct.) verschenen weder vier
predikanten nit naam der Zuid- en Noordhollandsche, ook der Waalsche kerken, bij de
staten, om hnn den welstand en conservatie des lands en der kerken op het hart te druk-
ken. Zij wijzen op de groote droefheid, die bij de vrome christenen en goede patriotten
hcerscht over het gevaar waarin het land verkeert, doordien er geene eendragt tnsschen
hoogo en lage regenten bestaat; zij uiten hunne bekommernis, dat het loffelijk verbond,
met hare majesteit van Engeland en deze provinciën gemaakt, te niet loopen zal, en ver-
manen ernstig om toch te zorgen, »dat d'offensie tegen hare Majesteyt en Excellentie niet
grooter en worde door eenige voorgewende swarigheyt of door lange ophouden." Eerst
werd aan deze predikanten, als of het niet kwalijk genomen was, zoetelijk aangezegd, dat
de staten op hun geschrift zuuden letten; maar toen zij eenige dagen op antwoord hadden
blijven wachten, zeide hun Oldenbarnevelt, »dat de Heeren Staten wisten 't gene sy-luyden
in hare remonstrantie gesyt hadden en noch wel meer daer toe: dat den Staten het welva-
ren van 't land so wel ter herte gink als hun-luyden en dat sy ook daer in wel voorsien
souden sonder haer-luyden. De remonstranten mochten wel na huys keren en laten de
Heeren niette sake begaen" (Bor, XXIII, bl. 73 en 74).
Na dit onvriendelijk bescheid verscheen , in antwoord op de remonstrantie der predikan-
ten, een staten-resolutie van 16 October, die gedrukt aan alle steden, gezonden werd met
last aan de magistraten om haar aan de predikanten over te geven, welke resolutie veel
waarheid bevatte, maar ook reden aan de predikanten gaf om te zeggen, »dat men se op
hare beleefde remonstrantie al te onbeleefdelijk bejegende" (Bor, XXIII, bl. 85).
Ook op de kerkelijke zamenkomsten begonnen de staten scherper toe te zien. Toen de
classe van Rijnland tegen den 28sten Augustus 1589 eene particuliere synode binnen Gouda
belegd had, en, met overlegging der te behandelen punten, de toestemming der staten, wel
wat laat, verzocht, verklaarden de staten bij hun consent, dat die vergadering niet had
mogen belegd worden zonder voorafgaand consent van den prins en de staten; dat voortaan
al zulke vergaderingen niet meer besebreven, noch gehouden zouden worden, dan nadat zoo-
danig consent gegeven was; dat op deze en alle volgende synoden geen kennis zou mogen
genomen worden van eenige zaken, concernerende de politiek van den lande of de orde van
de kerken in 't generaal, en dat, ten einde alles in deze synode daarnaar wierde gedirigeerd,
van wege den prins en de staten mr. Serard van Wijngaerden, lid van den hoogen raad,
en Leonard Casembroot, lid van het hof van Holland, zouden worden gecommitteerd, om
zich mede te laten vinden te Gouda op de synodale vergadering (Resol. van 24 Ang. 1589,
fol. 579).
Nog hebben de staten dien zelfden dag willen toonen, dat het hun ernst bleef, huune
reserven te handhaven, bij de provisionele approbatie der Haagsclie kerkordening van 1586
gemaakt; want zij besloten, dat de particuliere heeren en andere personen, die vóór den
oorlog regt van nominatie en presentatie der dienaren van de kerken gehad hadden, niet
verkort zouden mogen worden, noch gepraejudicieerd bij eenige synodale ofclassicale verga-
deringen , noch anderzins in hun regt van nominatie en presentatie der predikanten; mits
-ocr page 332-
326           KERKELIJKE WETTEN BIJ P0L1TIEKEN EN KEKKELIJKEN
geeue predikanten zouden worden aangenomen, daa die bij de classe van de plaatsen te voren
zouden zijn geëxamineerd en bevonden gezond in leer en leven. Dit besluit hebben de sta-
ten met hunne voorgaande resolutiën van dezeu dag opgenomen in hunne lastgeving voor
de commissarissen dezer synode, en het verdient opmerking, dat aan die commissarissen
op den zelfden datum bijna met dezelfde woorden zoodanig mandaat ook door prins Maurits
gegeven is. Het is mogelijk, dat die dubbele lastgeving haar oorsprong genomen heeft
ex turbato Ulo tempore, quum non semper constaret de juris politici principiis, en dat de
commissie ook van den prins uitging, »quia summum imperium etiam huic mandatum
fuit"
(Dr. J. J. Bergsma, de commissariis politicis. Utr. 1857, bl. 8 en 40—43, waar
deze lastgevingen in haar geheel zijn afgeschreven uit het MS. van het synodaal archief,
bevattende: zaaken die in de ZnyJhollandse Synoden gediend hebben). Men kan er uit
opmaken, hoe de staten nu noodig keurden om alle kracht bij te zetten aan hunne resolutiën,
betrekkelijk de kerkelijke vergaderingen genomen.
De commissarissen waren bij de opening der synode tegenwoordig en maakten haar met
de lastgeving, van den prins en de staten ontvangen, bekend. Daarna verwijderden zij zich
om niet present te zijn bij het lezen van de credentie-brieven der ouderlingen en predikan-
ten. De vergadering evenwel riep hen terug met verzoek om die brieven mede te hooren
voorlezen, wijl zij daar dan aanstonds uit vernemen konden, «-dat de synode alleen vergadert
was tot kerckelijcke saecken" (Zie de handelingen dezer synode in het MS. van Cabeljauw).
Ook werden zwarigheden voorgelezen, door de dassen tegen de kerkordening ingezonden,
maar de vergadering, zich rigtende naar de aanmaning der staten om zich niet in te laten
met de orde der kerken in 't generaal, besloot, »alsoo dit niet alleen der Kercken deses
Synode ende deser provincie aengaet, ruaer oock der Kercken inde andere geunieerde pro-
vinciën , eude overmidts men moghelijck niet soo hacst tot de gheautboriseerde ordeninghe
soude connen couimen, door redenen die verbaelt waren, dat men daeromme de saecke sal
laten staen opten tegenwoordigen voet, tot dat de Synode generaal vergadert worde oft andere
betere gelegentheyt voorcommen sal" (art. 29). Uit de commissie der commissarissen bleek)
dat naar het oordeel der staten geene particuliere synode meer mogt gehouden worden
zonder liun consent, maar aan de gedeputeerden dezer synode is in last gegeven, den
heereu staten aantetoonen, welk oud regt en gebruik der kerken het is, om synodale ver-
gaderingen te beschrijven en te houden, en heu te verzoeken, » de Kercken desen aengaende
by haren ghebruyeke te laten" (Zie het rapport dier gedeputeerden in de volgende parti-
culiere syuode van Dordrecht, art. 3 uit bovengenoemd MS. bl. 677), tevens biddende,
» daer toe consent te willen dragen, dat het alle jaer eenmael mach gheschieden" (art. 60
vau de syn. van Gouda). Wat het statenbesluit betreft aangaande de regten der particu-
liere heeren tot electie der kerkedienaars, verklaarden de commissarissen, dat deze synode,
zonder iets ten praejudice der genoemde heeren te doen , wel het een of ander omtrent
hun regt remonstreren mogt, en toen werd ook goedgevonden, dat de gedeputeerden der
synode de staten zouden remonstreren, »wat schade daer nyt ontstaen soude, dat de
electie van de predickanten soude staen aen de particuliere Heeren, gelyck dat alreede in
deze synode geuoech voorgecommen is" (art. 7). Ten slotte zijn de gedeputeerden gelast
zijne Exc. en de heeren staten te bedanken, dat zij commissarissen tot deze synode ge-
zonden hadden, «beyde professie van de religie doende ende in Kerckelycke saeken ge-
oefent, ende dat hen believen willen in toecoinmende tyden daer op regard te nemen"
(art. 62).
Uit deze handelingen der synode van Gouda kan men duidelijk zien, hoe zij zorgvuldig
vermeed, met de staten in conflict te komen, maar er altijd pnnten bleven, in welke zij
zich naar den zin der staten niet voegen kon. Dit bleek op nieuw, toen in het volgende
jaar (28 Aug. 1590) de particuliere synode te Dordrecht gehouden werd.
-ocr page 333-
ONTWORPEN TE 's GRAVENHAGE 1591.                            327
liet verzoek om die Dordacho vergadering to houden, was geschied zonder overlegging
cener behoorlijke lijst der punten en artikelen, op welke die vergadering bijeenkwam, zoo
als eene resolutie der staten van Augustus des vorigen jaars dit voorschreef. Maar «001016
voor dese reyse alle schandale te verhoeden", deden de staten Caspar Swerinckhuysen,
predikant te Kotterdam, ontbieden, en ordonneerden hem, hoeveel bezwaar hij er ook in
vond, de voorzeide punten over te leveren. Nadat deze geëxamineerd waren, hebben de
staten, niettegenstaande de dag dezer vergadering wederom beschreven was zonder con-
sent van zijne Exc. en de staten en tegen hunne voorgaande resolutie , geconsenteerd en
geaccordeerd, dat de synodale vergadering op den bepaalden dag te Dordrecht zal be-
gonnen worden. Zij voegden er de voorwaarden van vroeger bij, en benoemden tot hunne
commissarissen Mr. Nannink van Foreest, uit den hoogen raad, en Gerard Doedesen, uit
het hof van Holland (Kesol. van 20 en 22 Aug. 1590, bij Bor, d. III, bijvoegsel
van authentieke stnkken, hl. 8). Bij deze gelegenheid zijn de commissarissen met geene
instructie van prins Maurits voorzien geweest. Trigland zegt dienaangaande: waarom hij
nu en later is voorbijgegaan , * mach de opmerckeudo Leser by hem selven bedeneken",
maar hij meent, dat anders de tusschenkomst van den prins een beteren loop van zaken
zou bevorderd hebben (bl. 709).
Nadat nu de synode van de lastgeving der commissarissen kennis genomen en het rap-
port der gecommitteerden der vorige synode met de mededeeliog van Swerinkhuysen, haren
voorzitter, gehoord had, heeft zij eenparig goedgevonden om zekere gewigtige redenen en
om inconvenienten die anders zoudeu mogen ontstaan, dat de staten zullen verzocht worden
om aan de kerken de kerkelijke zaken toe te vertrouwen zonder er onderzoek naar te doen,
nademaal do synode niet weet, ooit iets anders in hare vergadering behandeld te hebben
dan kerkelijke zaken op kerkelijke wijs en alsnog uiet anders begeert te doen; en dat den
heeren staten andermaal zal geremonstreerd worden om ten beste te duiden, dat de tegen-
woordige vergadering beschreven is zouder breeder consent van zijne Exc. of de staten te
verzoeken. Tevens zal verzocht worden, eens en voor altijd consent te willen geven, dat
de kerk bij haar gebruik vau zoodanige vergaderingen te houden moge blijven. Die interdictie
van geene particuliere synode te mogen bijeenroepen zonder voorgaand consent der staten, meent
de vergadering, dat uit achterdocht op de predikanten en kerkelijke zamenkomsten voort-
spruit, lp andere zaken is ook wel gemerkt, dat de heeren iets tegen de predikanten en
hunne handelingen hebben, wat de synode ten hoogste bedroeft. Maar de heeren bedenken
misschien niet genoeg, wat der predikanten ambt en pligt is, of hebben betreffende hunne
actiën kwade rapporten van kwaadwilligen ontvangen. Om dien tegenzin weg te nemen,
ware het te wenschen, dat de staten eenigen committeerden, die met de gedeputeerden der
synode in communicatie traden over de dienst der predikanten en over alle aangelegenheden
der kerkregering. (Zie deze handelingen der part. syn. van Dordrecht in het MS. van
Cabeljauw, art. 4, als ook bij Trigland, bl. 707 en 708, en bij mr. C. M. vaader Kemp,
de eer der Ned. herv. kerk gehandhaafd I, bl. 332—335).
Wat de politieken over het algemeen tegen de predikanten en kerkelijke vergaderingen
hadden, was volgens Trigland het volgende. Zij hadden de superstitie van het pausdom
wel verworpen, maar verstonden den grond der ware religie nog niet. Velen hunner hielden
het noch met de gereformeerde kerk, noch met cenige secte buiten haar. Als zij hunne
burgerpligten maar vervulden en zedelijk onder hunne overheden leefden, meenden zij,
nevens anderen, van welke religie ook, zalig te kunnen worden. Deze libertijnsche geesten
• haten geene religie, geene vergadering soo seer, als de Gereformeerde". — Zij hadden
ook wel bemerkt, dat uit de kerkelijke regering, al3 zij misbruikt werd, de hoogheid des
pausdoms was geworden, en, het misbruik van het gebruik niet onderscheidende, vreesden
zij dat, ah men wederom eene gesepareerde kerkelijke regeriüg toeliet en autoriseerde,
-ocr page 334-
328           KERKELIJKE WETTEN' BIJ POLITIKKEN Etf KERKELIJKEN
gelijk de kerkelijken begeerden, «diergelijcke wederom daer uyt spruyten mochte". Dan
was daar nog een derde kwaad bijgekomen, dat Leieester de harten van moest alle predi-
kanten tot zich getrokken had; en nu er groote vervreemding tusschen hem en de staten
gerezen was, »soo alieneerde dat de herten der Regeerders noch te meer vande Kercke-
lyke, als meenonde dat dese te veel van hem hielden, of te seer aen hem hingen, cnde alsoo
de herten des volcks af-keerigh maeckten vande Wettelyeke Kegieringhe des Landts" (Trig-
land, bl. 714—716).
Bij deze redenen van der staten misnoegen en argwaan, door Trigland genoemd, dient
nog gevoegd, dat niet alleen de libertijnen, maar ook vele opregte belijders der hervormde
christelijke religie tegen de predikanten en hunne vergaderingen waren ingenomen wegens
hun al te grooten ijver om de kerk binnen zeer enge staketsels van leer en belijdenis af-
tesluiten, terwijl zij daarentegen verlangden, »dat men 't Euangeliseh net moge uitwerpen
soo wijdt en'breedt als eenigsins doenlijk sij" (Redevoering van Corn. Pietersz. Hooft, bij
Brandt, XVI, bl. S22, en Dr. R. Truin, Tien jaren uit den tachtia-jarigen oorlog, nieuw8
nitg. bl. 300). — De vrees voor de hoogheid der kerkelijken en het misbruik hunner magt
was gansch niet denkbeeldig, maar vond haren grond in de handelingen van niet weinige
predikanten. Zoo hadden sommigen in Leicesters tijd de beste wethouders in hunne predi-
katiën als met den vinger aangewezen, het volk tegen hen opgezet en hen in gevaar van
lijf en leven gebragt, "niet om dat se in 't stuk van Religie waeren verandert, raaer al-
leen om dat se de saeken der regeering niet bestierden na den sin van sommige Kerkelijken"
(Redev. van Hooft, bij Brandt ter aangeh. pi. bl. 828). ïrigland kan het zelf niet ver-
zwijgen, dat sommigen verandering van regeerders hebben trachten te maken in de eene en
andere stnd, bijzonder te Leiden, waar een ouderling is onthalsd, omdat hij ten dienste
van Leicester of de zijnen tegen de regeerders der stad geconspireerd had (bl. 716). — De
weerzin om zich door de kerkelijken te laten beheerschen en het wantrouwen tegen hunne
vergaderingen waren al grooter geworden, omdat de consistoricu in de laatste tijden voor
eeu groot deel door vreemdelingen waren bezet, die de ambten zoo veel mogelijk onder zich
hielden, vreerade predikanten inbragten, en meest allen, • de noodt wat dringende, ons
lichtelijk souden begeven, of mogelijk den rok geheel omkeeren, gelijk men in andere hoe-
ken des landts meer dan te veel heeft bevonden" (Redev. van Hooft, bij Brandt, bl. 819).
Daar de zaken nu eenmaal zoo stonden, was het niet te verwachten, dat de kerkorde-
ning, onder Leicester tot stand gekomen, door de staten en magistraten gehandhaafd wor-
den zon. De particuliere synode van Dordrecht klaagt dan ook, «dat de Kerckenordeninghe
vast bij vele wort verbroken". En het is zeker een vruchteloos pogen van de synode, als
zij besluit, de staten bij goede gelegenheid te verzoeken, dat het hun believe, "de handt
daar aan te bonden dat de selve bevesticht moge worden" (art. 20). Die bevestiging der
algetneene kerkorde was nu al minder te verwachten, wijl het provincialisme na Leicester
weder boven kwam en de staten der afzonderlijke gewesten afzonderlijke regeling der kerken
binnen hun gebied verlangden. In Utrecht hadden de staten in het vorige jaar (1590)
eigenmagtig dergelyke regeling ontworpen en ingevoerd, maar het gansche land wist, welke
hevige twisten daardoor waren ontstaan, aan welke nog geen einde was te zien. De staten
van Holland, indien zij zoo iets beproefden, konden dezelfde treurige gevolgen verwachten
en hadden nu nog minder kans van slagen, dan toen zij de kerkelijke ordonnantie van
1583 ontwierpen. In Zeeland was om dezen tijd (1591) eene provinciale synode geconvo-
ceerd bij autorisatie der staten en ten bijwezen hnnner gecommitteerden, maar, zoo als
de gemoederen thans stonden, hadden de staten van Holland geen hoop, dat eene Hol-
landsche synode hun zooveel gezag in de kerkregeriug geven zou; als zij verlangden. Waar-
schijnlijk zou die provinciale kerkordening dan op de leest der ordening van Leicester
worden geschoeid, en die stond hun zeer tegen de borst. Zij besloten daarom een middenweg
-ocr page 335-
ONTVTOKPEN TE 's GKAVENHA.GE 1591.                           329
te bewandelen, en benoemden ter regeling der Ilollandsche kerken eene gemengde commis-
sie uit acht wereldlijke en even zooveel kerkelijke personen zamengesteld.
Het bijeenbrengen van dergelijke gemengde vergadering was niet ongewoon in dien tijd,
zoo als blijkt uit de zamenkomst, die in het midden van Mei 1587 op last der staten te
's Gravenhage gehouden was. Misschien had ook de synode van Dordrecht, die voor wei-
nige maanden (28 Aug. 1590) vergaderd was geweest, aanleiding tot het statenbesluit ge-
geven, toen zij het verlangen nitte, dat » myn Heeren gheweerdigen eenighe te committe-
ren met de welcke hare ghedepnteerde over den dienst der predicanten ende alle geleghent-
heydt der Kercken regeriaghe mochten ie ghenoechsame communicatie commen" (art. 4).
Het waren uitstekende mannen, die de staten bij expresse acte van 1 Febr. 1591 hadden
bijeengeroepen. De acht politieken waren: jonkh. Willem van Zuylen van Nyvelt, heer
van Heer Aertsberge, Johan van Oldenbarnevelt, heer van den Tempel, advocaat van den
lande van Holland, mr. Gerard van Wyngaerden en Johan van Banchera, uit den hoogen
raad, Leonard Casembroot on Dirk van Leeuwen, uit den provincialen raad, Adriaan van
Werestcin, pensionaris van Gorcum en Dr. Francjois Maelson van Enkbuizen. De meesten
dezer waren, behalve in het politieke, ook in het kerkelijke bedreven. Willem van Zuylen
die, als edelman van statigen huize, het eerst wordt genoemd, had den heeten strijd van
het begin der hervorming mede gestreden, wa3 reeds in 1568 op do synode onder het kruis,
te Wezel gehouden, tegenwoordig geweest, en had ook, even als Casembroot, medegewerkt
aan het concept der kerkelijke regeling van 1570. Oldenbarnevelt en Maelson hadden de
kerkelijke cu politieke ordening ran 1583 ontworpen, die toen tot betere gelegenheid was
uitgesteld, maar nu de grondslag der nietiwe regeling worden zon. Van Wyngaerden en
Casembroot waren zeer dikwijls in kerkelijke aangelegenheden gebruikt, zoo als zij beiden
ook nog ^iet lang geleden, als commissarissen van den prins en de staten, de particuliere
synode van Gouda (29 Aug. 1589) hadden bijgewoond, waar zij de goede getuigenis ont-
vingen , dat zij professie van de religie deden en in kerkelijke zaken geoefend waren. —
De acht predikanten waren: Henricus Corputius van Dordrecht, Arnoldus Cornelii van
Delft, Johannes Uytenbogaert van 's Gravenhage, Gualterus Eoy van Leiden, Jacobus Ar-
minius van Amsterdam, Johannes Damius van Haarlem, Andreas Castrioomius van Enk-
huizen en Guilhelmus Fuppius van Bdam. Van deze predikanten mag getuigd worden, dat
zij tot de oudste behoorden, tot de meest ervarene in kerkelijke zaken, en ook het
meeste crediet bij de kerkelijken hadden (Bor, XXVIII, bl. 556). Dit laatste gold toen ook
nog van Uytenbogaert en Arrninius. In kerkelijke zaken was Cornelii bijzonder bedreven,
die dan ook scriba der nationale synode van Dordrecht (1578), praeses der nationale sy-
node van Middelburg (1581), assessor der nationale synode van 's Gravenhage (1586) is
geweest, en op de meeste particuliere vergaderingen een voorname plaats bekleed heeft.
Desgelijks waren aan den geleerden en algemeen geachten Corputius onderscheidene zeergewig-
tige werkzaamheden opgedragen geweest. Hij had ook de nationale Middelburgsche (1581) en
particuliere Haarlemsche synode (1582) bijgewoond, en voerde onder het voorzitterschap van
Cornelii op de synode van Gouda (1589) als scriba de pen. Beiden stonden algemeen bekend
als ijverige voorstanders van de kerk, die zij met al hunne krachten dienden. In der tijd had
Corneüi op de Leidsche remonstrantie nadrukkelijk geantwoord: dat het kerkelijk regiment,
gelijk het geestelijk is, ook geheel en onverdeeld bij de herders en opzieners der kerk blij-
ven moet, en dat den politieleen geen weg gebaand worden mag tot onbehoorlijke juris-
dictie en meesterschap over de kerk (Zie onze blz. 197). Ook Corput behoorde met Cor-
nelii en Damius tot de predikanten, die, te 's Hage met eenige politieken te zamen geroe-
pen, zich niet had laten overreden, dat de staten ten aanzien der religie hun pligt hadden
gedaan. Hij was ook de eerste van het viertal gecommitteerden der Ilollandsche kerken,
die een jaar later een vertoog tot conservatie van land en kerk bij de staten indienden en
-ocr page 336-
KERKELIJKE WETTEN BIJ POLITIEKEN EN KERKELIJKEN
mot een onheusclx bescheid door den advocaat des lauds werden teruggezonden. Evenwel
behoorde hij tot de bevigsten niet en wordt zijne loffelijke gematigdheid geroemd (Godge-
leerd Nederland van B, Glasius, bl. 306). Ook was Cornelii langzamerhand al rekkelijker
geworden en hield hij door de gematigdheid zijns gemoeds de hevigen in hun pligt (Brandt
d. II, bl. 55). Geen der overigen schijnt tot de heethoofden behoord te hebben, en de
zeer gematigde denkwijze van Uytenbogaert en Arminius is genoeg bekend.
Den 25strai Februarij 1591 kwamen al de benoemde leden te 's Gravenbago op het hof in
de kamer der gecommitteerde raden van Holland bijeen, behalve de Leidsche predikant de
Koy, die door ongesteldheid verhinderd was, om aan deze gewigtige werkzaamheden deel te
nemen. De taak, die zij te vervullen hadden, was door de staten aldus aangewezen:
« omrae te samen in besoigne te treden op de saken van de Kercken, en sulks te resumeeren
't concept van de Kercken ordeninge, en 't samentlijk ten beste te helpen adviseeren't gunt
tot dien eynde nodigh en dienstigh wesen sal", en het doel dat de staten er mede beoogden
was, »ten eynde eenparige ordre dies aengaende voortaen binnen den voorschreven landen
mach worden onderhonden ter eeren Godts en ten dienste van den Landen, ende sulks alle
misverstaudt en oneenigheydt cesseren en verhoet mogen worden" (Bor, d. II, bijvoegsel
van auth. stukken, bl. 9).
Elke zitting werd met het gebed door een der predikanten geopend. Vóór men de
resumptie begon, kwam do quaestie ter tafel, bij wien eigenlijk het regt te huis behoorde
om kerkelijke wetten en ordonnantiën te maken. Oldenbaruevelt, het woord van wege de
politieken voerende, zeide: « Dademael wy alle te gelijk hier zijn als gecommitteert tot dit
werk van de heeren staten van Holland en Westvriesland, representerende de H. Overheyt
van desen Xande, aen de welke wy ook van ons besoigne rapport moeten doen volgens onse
commissie, ware alle dese besoigne te vergeefs, wanneer men niet soude verstaen dat deu
heeren staten sodanige autoriteyt competeerde". Hierop vielen aanstopds verscheidene dis-
puten, daar eenige kerkelijken sustineerden »dat het maken van Kerkelijke Wetten en Or-
donnantiën niet den Politijken Overheden, maar den Kerkelyken toequam, als eene sake die
Kerkelijk was en daarom gehoorde tot de Kerken." De politieken beweerden daartegen,
dat het der christelijke overheid toekwam, en beriepen zich op voorbeelden uit de boeken
van het oude verbond. Zij voegden er bij, dat ook de prins van Oranje in 1574 tnet cenigen
der staten van Holland en Zeeland daarmede bezig was geweest, ontkennende de wettigheid
der kerkordening, in de synode van Dordrecht buiten het gezag der staten opgesteld. De
kerkelyken hielden vol, » dat het approberen maer niet het stellen d'Overheyt toequam en
dat in de eerste Christenheyt de Kerken selve Ordonnantiën hadden gestelt." Daarop repli-
ceerden wederom de politieken, dat de eerste christenheid geene andere gelegenheid had en van
hare overheid vervolgd werd, maar dat deze kerken onderde bescherming der overheid waren.
Zij haalden vele voorbeelden aan van Engeland, Denemarken, de Paltz, Saxen, Branden-
burg, van verscheidene rijkssteden, ook van Zurich , Bern en Bazel, ja van Geneve zelf,
welke kerk onder de gereformeerden de allerziüverste gehouden wordt, alles tot bewijs dat
de christelijke overheid kerkelijke wetten had gemaakt. Er was ook geen reden bij te bren-
gen, waarom de staten van Holland en West-Friesland, die meer dan iemand vcor de religie
en hare dienaren hadden gedaan, hetzelfde regt niet zouden bezitten en mogen gebruiken.
Hier bragten de kerkelijken weder eenige redenen tegen in, zoodat met deze twisten verschei-
dene sessiën versleten werden. Eindelijk hebben de kerkelijken gezegd, «dat in allen gevallen
de Overheyt sodanige Kerkelijke wetten niet behoorde te stellen sonder eerst en alvoren den
mond Gods raet te vragen en de Dienaren der Kercke daer op te horen." Daarop werd
geantwoord, »dat dat nu geschiede, mitsdien dese besoigne t'elckemael aengevangen wierdt,
met aenroepinge des Naecus Godts om dese Vergadcringe te willen by sijn met sijnen Geest
ende boven dien de tegenwoordige Kerckendienaren daer toe van de Heeren Staten waren
-ocr page 337-
ONTWORPEN TE 'S GRA.TENHAGE 1591.                             331
beschreven, om uyt haren monde als Kerckcudienaers onderrecht te worden over 't gene
den Heeren Politieken van de gelegentheydt der Kercken moehte onbekendt zijn, daer over
met malkanderen in vriendelijcke communicatie te treden en de Hooge Overigheydt daer
na van alles rapport te doen" (Bor, XXVIII, bl. 557, Uytenbogaert, Kerk. hist., III,
bl. 82.) Hier is het toen bij gebleven en werd deze quaestie voor vereffend gerekend. Nu
werd het concept van 1583 van artikel tot artikel geëxamineerd en er bijgevoegd of afge-
daan, tot dat het nieuwe ontwerp eendragtelijk was opgesteld, waarbij de opstellers ver-
klaarden, dat zij in deze zaak op de commissie van de staten hadden getesogneerd naar
hnn particulier inzigt, zonder anderen van de overheid of de kerken te praejudiccren.
Voorts hebben de vijftien gecommitteerden deze hunne besogne in geschrift aan de staten
bij vorm van rapport overgebragt en onderteekend op den 8sten Maart.
In deze handelwijs der staten zien wij, hoc zij volhielden met woord en daad, dat het
der hooge overheid toekwam om wetten voor de kerk te maken. Zij handelden niet naar
den raad, eenmaal door den prins van Oranje gegeven, om de ordening, door de dienaren
der kerk gemaakt te overzien (Onze bl. 118). Zij volgden ook het voorbeeld van 1583
niet, toen de ordening der synode van Middelburg, althans in naam, werd geresumeerd
(Ned. arch. voor Kerk. gesch. III, bl. 371—376). Maar zij namen tot grondslag en resu-
meerden artikelsgewijze of schreven bijna woordelijk af een staatsstnk, dat nooit ingevoerd,
noch door de kerk erkend was (Ned. arch. ter aangeh. pi. bl. 330—368). Evenwel schijnen
zij, zooveel de zaraenstelling der gemengde vergadering aangaat, iets aan de kerkelijken
te hebben toegegeven. Het eerste regeringsconcept van 1576 werd alleen door ettelijke
politieken op touw gezet (Onze bl. 117). Het tweede van 1583 werd ook door politieken
opgesteld, maar, zoo als Uytenbogaert schrijft, ten overstaan van eenige professoren uit
Leiden (Kerk. hist. III, bl. 81). Docli nu wordt deze kerkelijke ordonnantie ontworpen
door eene bijeengebragte vergadering van evenveel predikanten als politieke heeren.
Dat was echter, naar het oordeel van vele predikanten, niet genoeg gedaan ten op-
zigte eener kerk, die zich zelfstandig gevormd had en eene gesepareerde, eigen regering
bezat, i Want alsoo de Kercken met malkanderen in seeckere ordre, nae den Woorde
Godes, getreden waren en niet anders en wisten of zij hadden eene goede ordeninge, be-
quaem tot stichtinge ende tot vrede, soo soude 't sicb. wel geschickt hebben, indien het
hare Ed. Mog. belieft hadde , niet eenige particuliere uyt te kiesen, maer den Kercken te
ordonneren , ceuige uyt den midden van haer te deputeren , om met eenige Gedeputeerde
van hare Ed. Mog. op soodanigh een subject te treden in vrieudelijcke communicatie, ende
met ondcrlingh goet verstant sulex te beramen, als, nae den Woorde Godts, tot de meeste
stichtinge van de Kercke ende ruste van de Politie sóude kounen dienen , ende dan daer
nae elck aen de zijne rapport te doen, opdat niemandt en hadde te klaghen, dat door
praejudicie ofte vooroordeel hem eenich ocghelijck ware gheschiet" (Trigland, bl. 704).
Baudart had ook reeds vroeger dezelfde opmerking gemaakt, dat die predikanten door
do respective kerken niet waren genomineerd of geautoriseerd (Memoriën, d. I, b. II
bl. 88).
Daarna is de geconcipieerde ordening aan de collegiën van de hooge en provinciale raden
gezonden, die haar voor de dienst van het land en de kerk goed en noodig bevonden heb-
ben. Vervolgens is ook het oordeel van de edelen en de steden gevraagd om op de naaste
vergadering cenc eindelijke resolutie te kunnen nemen; en bij advies van de edelen en het
ineerendeel van de gedeputeerden der steden, is de ordening in eenige punten geredresseerd,
maar vond de finale resolutie vertraging en mocijelijkheid bij de gedeputeerden van Delft,
Rotterdam, Hoorn en Medemblik. Daarom is bij die steden nader instantie gedaan en
toen met de belofte, « dat vóór het publiceren van de voorschreven ordonnantie de selve
gelevert sal worden in de vergaderinge van den Provincialen Synode, ten eynde de selve
-ocr page 338-
332           REKKELIJKE WÉTTEN BIJ POLITIEKER EN KERKEUJKEN
des te beter eenpaerlijk magh werden in treyn gebragt" (Bor, d. III, bijvoegsel van auth.
stukken, bl. 10). Deze belofte schijnt wederom eene concessie van de staten geweest te
zijn, maar de kerkelijken hebben er op geantwoord, dat dit het spannen van den wa-
gen voor de paarden was, «want het Kerckelijck advijs behoorde voor te gaen, om daer
mede de herten, ende de conscientien van de Vroetschappen wel te onderrechten, op
dat sy, wel geinformeert zijnde oyt den Woorde Godts, te bequamer mochten ghe-
maeckt worden, om daer op wel ende behoorlijck te resolveren, 't gene den Woorde Godes
conform ende dien volgende goet ende stichtelijck was. Want als men de Kercken-orde-
ninghe eerst den Kercken, ofte den Kerckelijcken vergaderinghen soude voordraghen, wan-
neer alle de leden van de H. H. staten daer op waren gheresolveert, wat soudo dat anders
zijn als de selve den Kercken met Authoriteit, tegen heng ende meugh, op te dringen?"
(Trigland, bl. 706).
Als wij op den inhoud van die ontworpen ordening acht geven , bemerken wij spoedig,
dat zij bijna in alles met die van 1583 overeenkomt en in enkele opzigten nog verder dan
die van de synodale ordeningen afwijkt (Ned. arch. v. kerk. gesch. III, bl. 378). Wij
zullen enkele artikelen opnoemen en allereerst dezulken , » daer op men apparent voorna-
melyck gesien heeft in het drijven vaa die Kercken-ordeninge."
Het «erste artikel handelt aanstonds over het groote struikelblok dier dagen, over de
verkiesing der Jcerkedienaars.
De burgemeesters, regeerders en vroedschappen der steden
committeren vier personen en bevelen den dienaren en ouderlingen, mede uit hun midden
vier personen te committeren, die gezamenlijk de verkiezing doen, en den gekozene aan
het collegie van burgemeesteren, regeerders en vroedschappen voordragen. Als de gekozene
hnn aangenaam is, wordt hij geëxamineerd en, bekwaam bevonden zijnde, aan de gemeente
in de kerk voorgehouden. Zoo niemand iets tegen hem weet in te brengen, zal hij met
oplegging der handen of anders in de dienst gesteld worden.
Op bijna dezelfde wijs zal de verkiezing ten piatte lande geschieden (art. 2) en wordt het
patronaat of regt der ambaehtsheeren gehandhaafd, wat geene synodale kei'kordening, noch
het staatsontwerp van 1583 had gedaan, maar nu volkomen strookte met der staten reso-
lutie van 24 Aug. 1589.
De ouderlingen en diakenen moeten ook op gelijke manier als de predikanten gekozen
worden (art. 11).
Alzoo zou de verkiezing der predikanten en al de overige kerkeraadsleden voor een goed
deel aan de politieken komen, en het is best te begrijpen, dat de strenge ijveraars voor de
zelfstandigheid en vrijheid der kerk daar geen vrede mede hebben konden. Trigland, hun
tolk van wat later tijd, zegt dan ook, dat zulke verkiezing van predikanten ongerijmd en
schadelijk is. Zij heeft geen schijn van grond in Gods woord, en geeft der overhellen de
magt in handen, om de verkiezing te doen vallen op zoodanige personen, »als zij begeeren
ende die prediken sullen gelijck als haer de ooren jeucken, of immers die haer eenichsins
weten te faetsoeneren na de humeuren van soodanige Heeren." Ook vreest hij, dat deze
wijze van verkiezing een middel wezen zal, »om de Predikanten, die of vree3achtich zijn
of behoeftich, of begerich nae betere conditien, te maecken tot huychelaren, doende deselve
hare spraeck, haer fatsoen, hare leeringhe ende haer doen aenslellen nae de conditien ende
humeuren van die Heeren , die haer souden konnen bevorderen" (bl. 706).
De ezaminatie der kerkedienaren zal geschieden bij één der professoren in de theologie
te Leidenen twee der predikanten, daartoe jaarlijks door de synode benoemd, ten overstaan
van twee, door de staten jaarlijks daartoe aangewezen , en van de gecommitteerden der
plaatselijke regering en van den heer of ambachtsh,eer (art. 3). Van examinatie door de
classe
wordt niet gerept, ofschoon de synodale ordeningen en ook het staatsconcept van
-ocr page 339-
ONTWOEPEK TE 's GRAVENHAGE 1591.                       333
1583 (art. 3) aan de classe dat examineren hadden opgedragen. Hieruit blijkt dus, dat de
ordonnantie van 1583 zich digler aan het kerkelijk beginsel hield dan deze van 1591. Bij
dat examen zal de examinandus ook moeten verklaren, «dat hij wil houden ende naevolghen
de leeringhe der heyligher Propheten ende Apostelen, soo als die begrepen is in den ouden
ende nieuwen Testamente, ende sommierlijck vervatet in den Catechismo by de Kercken van
Hollandt ende West-Vrieslandt aenghenomen." Dezelfde verklaring werd in het concept
van 1583 geéischt, maar de synode van 1586 had onderleekening gevorderd (art. 47), on-
derteekening van de belijdenis des geloofs. De geloofsbelijdenis scheen bij de politieken
niet zoo hoog aangeschreven als bij de meeste kerkelijken, en wat zij ook leert van de die-
naren, ouderlingen en diakenen, die door wettige verkiezing der kerk moeten gekozen
worden (art. 31), strookte niet te best met de wijze hunner verkiezing, door dit concept
voorgeschreven.
De eed, die van de predikanten gevorderd werd, betrof de prediking van Gods woord,
de onderwerping aan de kerkelijke ordinantiën, de bevordering van de eer en het belang
van het land en de gemeente, en eindelijk de onderwerping aan alle politieke regten en
ordinantiën van den lande, steden en plaatsen hunner dienst (art. 5, 6, 7). Deze eed moest
worden afgelegd in handen van den magistraat van steden, van den hoofdofficier van den
platten lande, en van de particuliere heeren of ainbachtsheeren of hunne gecommitteerden;
maar niet in presentie van den volke, zoo als het concept van 1583 nog had voorgeschre-
ven. "Geheel streed deze eed aan den magistraat met het kerkelijk beginsel, hetwelk bij
de bevestiging van leeraren eene belofte afeischto aan God en de gemeente gedaan; en waar
zelfs de tegenwoordigheid van het volk of de gemeente werd uitgesloten, daar stelde men
meer en meer de dienaren voor als ambtenaren van den staat, eerder nog dan als dienaren
der kerk, of wel de kerk trad hier geheel op als ondergeschikt aan den Staat" (Ned.arch.
voor kerk. gesch. III, bl. 381). Hoe het nu ook schijnen moge, dat de staat zoodanige
of dergelijke eed eischen mogt, en geen redelijk denkend predikant zwarigheid behoefde te
maken om dien eed af te leggen, het stond den kerkelijken van dien tijd zeer tegen de
borst, zóó zelfs, dat de dienaren van Zeeland, hoewel veel eenvoudiger eed van hen ge-
vorderd werd, en zij ook in aangenamer verhouding tot de staten hunner provinciestonden,
volstandig geweigerd hebben , dien eed te doen (Onze bl. 305).
Bij de kerkeraadsvergaderingen zullen de regeerders van steden of dorpen iemand uit
hun mogen voegen , om op alles opzigt te hebben (art. 29). Deze bepaling komt overeen
met hetgeen de algemeene synode van 1586 zelve reeds besloten had, dat in den kerkeraad
zitting zal gegeven worden aan één of twee leden der plaatselijke regering, om mede te de-
libereren (art. 34).
De provinciale synode zal elk jaar, den tweeden Woensdag na Pinksteren, te 's Graven-
hage gehouden worden ten overstaan van gedeputeerden der staten (art. 31). Met deze
bepaling voldeed dit concept aan het verlangen der kerkelijken, «dat het alle jaer ecnmacl
mach gheschieden" (Syn. van Gouda, 1589, art. 60).
Van eene generale synode is geen spraak. Men beschouwde toen de regeling der kerk
als menige andere staatszaak, die ieder gewest voor zich zelf kon en moest afdoen (Dr.
K. Fruin, Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog, nieuwe uitg. bl. 312). Zoo hadden
de staten van Utrecht bet vorige jaar reeds gedaan. Zoo deed Zeeland thans hetzelfde en
zou Groningen weldra ook doen.
Ten opzigtc der eensuur wordt vastgesteld, dat de openbare afsnijding niet dan met con-
sent van de plaatselijke overheid geschieden mag; en als de zaak voor de synode gebragt
wordt, zullen de staten er zoo veel gedeputeerden bijvoegen als zij verkiezen. De meerder-
heid van stemmen beslist. Over de zuiverheid der leer van een kerkedienaar zal de synode
alleen het oordeel hebben, of de leer gezond is of niet, blijvende voorts de uitspraak van
-ocr page 340-
334          REKKELIJKE WETTEN BIJ POLITIEKEK EU KERKELIJKEN
afsnijding van zulk eenen dienaar tnsschen die van de synode en de voornoemde gedeputeerden
(artt. 34 en 35). De goede strekking dezer bepalingen is niet te miskennen ; maar de
kerkelijken wenschten, dat vooral de kerkelijke tucht geheel aan de kerk bleef, en zij had-
den vastgesteld, dat bij afsnijding alleen het advies van de classe zou worden ingewonnen
(Synode van Middelburg, 1581, art. 62, en van 's Gravenhage, 1586, art. 69).
De uitgebreide bepalingen op het huwelijk, die in de staats-kerkordc van 1583 voorko-
men (art. 23—38) zijn in deze niet opgenomen, waarschijnlijk omdnt het hof van Holland
in der tijd had opgemerkt, dat die konden worden weggelaten, «als geheel concernerende
den staet polytycke, ende sulcx beter dyenende ofte vallende in de Ordonnautie van Policie
geëmaneert" (Onze bl. 230).
Ook schijnt gelet op het advies van dat provinciale hof, betreffende de schoolmeesters,
dat ook de particuliere schoolmeesters, niet gesalarieerd, zullen gehouden zijn niets te on*
derwijzen, wat met Gods woord of de gereformeerde religie strijdt; want in art. 39 wordt
van deze verpligting der schoolmeesters gesproken, die aaugesteld «ofte ghedooght" worden,
en zijn de woorden »die van den Steeden ofte Dorpen eenige gagie sullen trekken," zooals
in het concept van 1583 stond, in deze ordonnantie van 1591 weggelaten.
In deze kerkorde van 1591 , art. 10, komt weder dezelfde bepaling nopens het collegie
van studenten te leiden
voor, die reeds in 1583 was gemaakt, dat namelijk zes en der-
tig jongelieden aan de Leidsche universiteit op 's lands kosten tot de kerkdienst zonden
worden opgeleid. Tot nog toe was daar geen gevolg aan gegeven, en ofschoon ook nu de
invoering der kerkordeniug zwarigheid ontmoette, hebben de staten toch den fiden Octobcr
1592 dat collegium theologicum gesticht, waar behoeftige theologanten geherbergd en op-
geleid zouden worden (Bor, III, bl. 644—658). Hierdoor werd in eene lang gevoelde
behoefte voorzien en aan de kerk eene gewigtige dienst bewezen (Trigland, bl. 709). Het
is vreemd, dat de ijveraars voor de regten der kerk geene bedenking hebben gemaakt te-
gen de benoeming van den regeut dier instelling door de staten. Deze toch kon grootcn
invloed uitoefenen op de jongelieden, die zes jaren lang onder zijn opzigt stonden, en hij
had het voor een groot deel in zijne hand , zoo als Grotins aan den regent Vossius schreef:
qualis post annos decem aui viginti futura sit his in terris Ecclesia (Epist. 55 , pag.
18). Hadden de staten dat collegium theologicum in 15S3 gesticht en onder een gematigd
regent gesteld, zouden er zoo veel predikantsplaatsen niet open hebbeu gestaan voor de
broeders uit de zuidelijke gewesten en ware welligt het Calvioistisch beginsel minder heer-
schend geworden.
Het is niet tegen te spreken, dat deze kerkordening van 1591 veel bevat wat heilzaam
zou gewerkt hebben, als zij ware ingevoerd geweest. Aan de wetteloosheid, waarin de
kerken nu verkeerden, en aan de eindelooze geschillen, die daaruit ontsproten, ware dan
een einde gekomen. Alles zou meer vastheid en eenparigheid verkregen hebben, en de meer-
dere magt aan de overheid toegekend in zake van beroep als anderzins kon do aanmatiging
en den geloofsijver van vele predikanten beteugeld hebben (Dr. R. Fruin, Tien jaren uit
den tachtigjarigen oorlog, nieuwe uitg. bl. 314).
In substantie van zaken verschilt deze kerkordening niet zoo veel, als Trigland meent,
van de Zeeuwsche, die hij prijst (bl. 171), en die in deze zelfde maand Febrnarij in Mid-
delburg door eene synode werd vastgesteld. Indien die Zeeuwsche synode besloot om aan
de plaatselijke overheden een deel van het beroepingswerk af te staan, was dergelijke be-
roepingswijze ook voor de Hollandsohe kerken wel te dragen geweest, al was het dan maar
voorloopig, als overgang tot meerdere vrijheid van beroeping bij verdere afscheiding van
kerk en staat. Het is waarschijnlijk , dat de predikanten der gemengde commissie er zoo
-ocr page 341-
ONTWOHProï TE 'S GRAVENHAGR 1591.                             335
over gedacht hebben, wijl anders het concept zoo »eendragtelijk geraemt" niet had kunnen
wezen. Zoo dachten echter alle Hollanilsche predikanten niet. Volgens Uytenbogaert zonden
de particuliere synode van Zuid-holland, dat jaar gehouden in den Briel, en die van
Noord-holland beweerd hebben, -dat men die Predicanten die over dat Concept van Kercken-
ordeuinghe ghestacn ende het selve gheteeckent hadden, behoorde met ernst te censureren
als die den Overheyden te veel tocgestaen ende overghegheven, ja het Recht der Kercken
(seyden somtwighe) verkocht hadden" (Kerckel. hist. d. III, bl. 83). Het is wel waar-
schijnlijk, dat sommigen dit zullen gezegd hebben, maar het blijkt niet dat eenige synode zoo
geoordeeld heeft. In dat jaar 1591 is ook geene Zuid-hollandsche synode in den Briel,
maar in den Haag gehouden; en in de handelingen dier Ilaagsche, noch in de Noord-hol-
landsche van Enkhuizen vinden wij eenig teeken van «diergbelijcke hevichheden" (Trigland,
bl. 707). Evenmin in de acten der synode van den Briel (1593); en daar die vergadering
Arnoldus Cornelii, medevervaardiger van het concept, tot haren voorzitter verkozen heeft,
is dit bewijs genoeg, dat zij hem niet heeft willen censureren, als die der overheden te
veel toegegeven eu het regt der kerk zou verkocht hebben, üe synode van Enkhuizen den
SJilen Julij van dit zelfde jaar 1591 gehouden, heeft niet anders verlangd, dan dat de ker-
kelijke ordonnantie, zoover zij bij alle steden voor goed niogt worden gearresteerd, niet zon
ingevoerd worden, vóór dat zij aan eene provinciale synode gecommuniceerd was en de
kerken er op mogten gehoord zijn. Beleefdelijk verzocht zij, dat dit door de commissarissen
der staten, in hare vergadering tegenwoordig, van de staten uit naam der synode mogt gebeden
worden. Die commissarissen hebben dat ook minnelijk geaccordeerd, en beloofd naar hun beste
vermogen alzoo bij de heeren staten te doen (art. 5 en Trigland, bl. 707), en ten gevolge
van dieu hebben de staten dan ook besloten, dat die ordonnantie in eene vergadering van de
provinciale synode zal ingeleverd worden, om haar des te beter eenparig in trein te bren-
gen (Bor, III, bijv. v. auth. stukken, bl. 10). De ontevredenheid der kerkelijken schijnt
dan niet zoo groot geweest te zijn, of de doorzettende ijver van Oldenbarnevelt zou haar
wel overwonnen hebben. Hij zou er ten minste niet voor hebben teruggedeinsd, indien
het concept, dat zijn werk heeten mag, de goedkeuring van al de steden had mogen ver-
werven. Maar hier lag het struikelblok. Delft, Rotterdam, Hoorn en Medemblik, waar
men ook Gouda nog bijvoegen mag, konden zich met de ordonnantie niet vereenigen. Zij
verstonden, »dat den Kerckelijcken al te veel Authoriteyts in de selvc was toegestaan"'
(Uytenbogaert, III, bl. 83, en de Justificatie van de resolutie enz. bl. 73), maar ook andere
redeüen 'schijnen sommige dier steden tegen de invoering van het concept te hebben gestemd
(mr. C. M. van der Kemp, De eer der Ned. herv. kerk enz. I, bl. 340). Welke moeite
'slands advocaat ook aanwendde, hij kon die steden tot de aanneming niet bewegen, zoodat
eindelijk bij de edelen eu andere steden goedgevonden is, «dat de voorsz. saak sal uytge-
stelt worden tot betere gelegentlieyt, op dat bij gemeyn advys en bewilliging in eene saake
van soo grootcn gewichte mag worden geprocedeert ten meesten dienste van den Lande en
bevordering van goede ordre in Kerckelycke saaken (Resol. v. 23 Nov. 1591, bij Bor, III,
bijv. v. auth. stukken, bl. 11). » Die geconcipieerde Kercken-ordeninge dan," om met
Trigland te spreken, «bleef voor dien tijt achter de banck legghen, of wierdt aendc spijeker
gehangen als een vergeten Proces in de sack" (bl. 710). Hij weet echter wel beter, dat
zij niet vergeten geworden is, en laat er ook zelf aanstonds op volgen, dat zij weder op de
baan is gebragt, om, zoo als hij beweert, de Arrniniaansche secte er mede voort te zetten.
Weinige weken vócir de vorige resolutie hadden de staten, ten gevolge eener remonstran-
tie van de gecommitteerden der Zuid-hollandsche synode, alreede een besluit genomen,
waarbij die gecommitteerden hun wensch verkregen en op het punt van examinatie en cen-
suur van predikanten de synodale ordening erkend, en dus van het staatsconcept afgeweken
werd. De resolutie van 5 September 1591 luidde aldus:
-ocr page 342-
336           KERKELIJKE WETTEN BIJ POLITIEKEN EX KERKEMJKEN
• 1. Dat niemand binnen de voorseyde Landen het Predikarapt aal mogen bedienen,
dan die wettelyk geè'xamineert en toegelaten zijn sal, als vooren. (Namelijk zoo als in het
voorafgaande verzoek der synodale gecommitteerden verlangd was).
2.    Dat mede d'ongeregelde Predikanten in leer ofte leven onder Kerkelijke Censnren,
als boven, onverhindert in ordre voortaan stillen mogen gehouden worden.
3.    En dat tegenwoordig alhier binnen den Hage een particulier Synodus sal mogen ge-
houden worden, ten overstaan van den Heere van Benthuysen, President, on Leouaart
Casembroot, Raad van den Hoven van Hollandt; op gelijke last en commissie als den
Commissarissen in de voorleden jare was gegeven.
4.    En dat voorts alle jare een particuliere Synodus sal mogen beschreven en gehouden
werden ten overstaan en gelijk last om acht te nemen, dat geen Polityke saken aldaar ge-
handeld worden, noch eenige Kerkelyke Saken de Synode generaal zyn concernerende, en
dit alles by provisie, tot dat anders daar in sal wesen geordonneert.
5.    Hebbeu voorts de Staten belooft en bevolen by desen, op de vorilerc poincten , soo
wel de politie aangaande, als 't Collegie van de Studenten tot Leijden, met al sulke devoir
te doen voorsicn als tot Gods eere, welstand der Kerken en dienst van de Landen bevon-
den sal worden te behooren. En voorts de saken van de Kerken altijd te doen houden in
goede recommandatie." (Kercken-ordeninghen der Gereformeerder Ned. Kercken enz. Delft,
1612, bl. 82—84. Groot Placaetboeck, III, Y, fol. 452. Kerkelijk Placaatbock, I,
bl. 113—115. Kerkelijk handboekje, bl. 203—115. Trigland, bl. 709).
Uit deze concessie aan de kerkeüjken gedaan, kan men duidelijk zien, zoo als mr. A.
J. van Beeck Calkoen te regt aanmerkt: quam ancipiti forluna certamen inter civiialis,
atque ecclesiae vindices hoc tempore sit actum (Observationes aliquot juris puil. sacri in
Hollandia.
Utrecht 1830).
Dit besluit scheen alleen voor Zuid-holland genomen; maar uit het Noorder-kwartier,
door hevige twisten, vooral in Hoorn en Medemblik, verscheurd (Uytenbogaert, kerk. hist.
III, bl. 90—97), gingen klagten op, die aanleiding gaven, dat do staten besloten om het
concept van kerkordening wederom te resumeren en op alles te letten, ten einde de zakea
der kerken op een vasten en zekeren voet te brengen. Doch de steden Delft, Gouda, Rot-
terdam, Hoorn en Medemblik bleven onwillig. Die van Medemblik zeiden zelfs, dat zij
geene gemeenschap met deze korkordeniog wilden hebben, en die van Hoorn, dat zij geene
andere orde in de kerken begeerden dan zij tegenwoordig hadden. Zoodat ten laatste wederom
moest besloten worden om het punt, rakende de kerkelijke ordonnantie, alsnog in bedenken
te houden (Resolutiën v. 5 Maart 1594, fol. 28, v. 12 Sept. 1595, fol. 402, v. 19 Febr.
1596, fol. 107. Bij mr. C. M. van der Kemp, De eer der Ned. herv. Kerk gehand-
haafd, I, bl. 341—345).
Zoo verliepen zestien jaren met vruchtelooze pogingen om de zwarigheden der genoemde
steden weg te nemen, en werden van wederzijde oneenigheden bepleit, quarum decisio prop-
ter incertam juris rationem erat difficillima
(Van Beeck Calkoen, 1. 1. p. 115). In dien
tijd sloeg ook de vlam der remonstrantsche en contraremonstrantsche twisten hoog, zéér
hoog op, zoodat de staten meenden , om den welstand des lands en de rust der kerk een
krachtigen maatregel te moeten nemen. Zij besloten dan, niet eenparig, maar met meer-
derheid
van stemmen, eerst, dat, waar men dit dienstig en noodig oordeelt, de verkie-
zing van predikanten, ouderlingen en diakenen geschieden zal naar de ordening in 1591
geconcipieerd, en daarna, dat diezelfde ordening niet alleen in de gemelde verkie-
zing zal gevolgd worden, maar ook in het houden en assisteren van kerkelijke en clas-
sicale vergaderingen en andere zaken in de particuliere, kerkelijke en classicale verga-
deringen practicabel wezende, en dat een iegelijk in de steden, heerlijkheden en dorpen
't zelve zal gehouden wezen alzoo te geheugen zonder eenige contradictie eu tegenzeg-
-ocr page 343-
ONTWORPEN TE 'S GKA.VENHAGE 1591.                          337
gen (Resolutien v. Febr. Maart en Aug. 1612. Bij Uytenbogaert IV, bl. 51, en Trigland,
W. 711).
Zoo werd dan de magt, die het concept van 1591 aan de overheden toegekend had,
bekrachtigd en iedereen verpligt om zich te onderwerpen, waar de plaatselijke regenten en
heeren der heerlijkheden goedvonden die ordening te volgen. Dewijl echter in eenige steden
en dorpen door de kerkelijke personen beweerd werd, dat zij van deze ordonnantie en
resolutie geen kennis droegen, hebben de staten, bij besluit van 22 December 1615, extract
uit de kerkelijke ordonnantie van 1591 met de resolutie van 1612 als anderzins, aan de
magistraten, hoofd-officieren, mitsgaders aan de predikanten en dassen gezonden, en den
daarbijgaanden brief met de volgeude aanmaning en strafbedreiging besloten: «Nae alle
welcke onse Ordinantien ende JResolutien wij boochnoodich beviDden ende alsnoch verstaen
ende ordonneren, dat een yegelyck hem behoort te ghedragen, ende met ernst in den haren
te letten, dat daer tegens directelyck noch indirectelyck yet ghedaen en werde. Dat oock
jeghens de Contraventeurs behoorlycke correctien, als wederhoorighe van hare wettelycke
Overicheyt, gebruykt worden" (Trigland, bl. 720 en 723, Kerkelijk Placaatboek II, bl.255).
Wij betwijfelen zeer, of hei toen nog wel de gunstige tijd kon geacht worden voor znlk
een strengen maatregel. De onwil der dissentiërende steden wub al hooger gestegen en
rnet dien van andere plaatsen , als Amsterdam, vermeerderd. Ook onder de kerkelyken, zoo
als Baudart ten minste zegt, waren zelfs rcmonstrantsche predikanten, die de kerkordeniet
meer voorstonden, en haar slechts in quantum pro, maar niet in alle stukken verkozen
aan te nemen (Memoriën, d. I, b. II, bl. 88.) De meerderheid der staten en magistra-
ten, wier godsdienstige denkwijs alom in verdenking was gebragt, hadden tegenover zich
de streng gereformeerde volksmenigte , die van bare voorgangers leerde, dat die autoriteit
aan de overheden in kerkelijke zaken verleend, niet anders was dan » een brugge geleyt om
in te voeren de nieuwe Remonstrantsche Leeringhen" (Uitspraak der Noordhollandscbe
kerken bij TriglaDd, bl. 283). Waar dan de plaatselijke overheden of de heeren der heer-
lijkheden de ordening der staten van 1591 wilden invoeren, ontstonden hevige twisten,
als te Haarlem (Trigland, bl. 821 en verv.), rumoer op vele dorpen met toesluiten en
openbreken van kerken, zoo als in de heerlijkheid van Warmenhuysen (Uytenbogaert,
IV, bl. 56), openbaar verzet, ontpoortering, verbod van nering, zooals te Oudewater
(Trigland, bl. 772), en wat niet al. Het drijven en dreigen van de eene zijde vermeerderde
slechts den feilen tegenstand der andere, want de tijd was gekomen, dat men van geen
schikken noch wijken meer wist. Het was een tijd, waarin alles met de grootste hevigheid
gedreven werd en waarin een verborgen kracht of drift scheen te heerschen, die ook de
wijsste mannen vervoerde (Woorden van Philip van Mornay bij Brandt, d. IX, bl. 520).
■/ Daer en tusschen liepen de Kerckelycke saecken meer en meer over stuyr ende en konden
door de nu verhaelde provisionele Kesolutien niet werden gheremedieert" (Uytenbogaert,
IV , bl. 52). Eindelijk scheen geen redmiddel meer mogelijk te zijn, dan de nationale
synode, van welke -inen hoopte, dat zij, behalve de twisten over de leerpunten, ook die
over het bestuur der kerk vereffenen zou.
De kerkenordening van 1591 vindt men in de Kercken-ordeninghen der Ghereformeer-
der Nederlandtscher Kercken, Delft 1612, bl. 85—; bij Bor, d. III, b. XXVIII, bl.
557—; in bet Groot Placaetboeek III, V, fol. 452—; Kerkelijk Placaatboek II, bl.
256—; Compendium der kerkelijke wetten van Vriesland enz. Leeuwarden 1771, bl.
388—. Gedeeltelijk in de Kerk en de Staat enz. van W. Broes, IV&, bl. 393—,
Wij geven hier afdruk der kerkordening, zoo als zij gevonden wordt in de even ge-
noemde kercken-ordeniDghen in 1612 te Delft gedrukt.
-ocr page 344-
KERCKEN-ORDENOGHE
gemaect by eenighe Politijcken ende Ecclesiastijcken inden Haghe,
in Februario Anno 1591.
Acbtervolghende de commissie vande Heeren Ridderschap, Edelen,
ende Steden van Hollant ende West-Vrieslandt, representerende de
Staten vanden selven Lande, in date den eersten Febr. des jaers 1591.
hier nae van woorde tot woorde gheinsereert. d'Edelen ende Ghede-
puteerden vande Steden van Hollandt ende West-Vrieslandt geresumeert
hebbende de Kercken-ordeningho die inden jare 1583 was gheconcipi-
eert: Hebben verelaert, goet ghevonden ende gheresolveert, dat ten
eynde een eenparighe ordre, dies aengaende voort-aen binnen den voor-
schreven Lande mach worden onderhouden ter eeren Godts, ende ten
dienste vanden Lande: ende over-sulcx alle misverstant ende oneenicheyt
cesseren ende verhoedt mogen worden, den 25. deser Maent alhier inden
Haghe sullen compareren, om te samen in besoigne te treden op de
saecken vande Kercken, en sulex te resumeren t'voorschreven concept
vanden Kercken-ordeninghe, ende t'samentlijcken ten besten te helpen
adviseren, op 'tghene tot dien eynde noodigh ende dienstigh wesen sal,
ende den Staten van alles te doen rappoort: Jonckheer Willem van
Suylen van Nyvelt, d'Advocaet vanden Lande, Mr3. Gerard van Wijn-
garden , ende Johan van Banchem, uy ten hooghen Rade: Leonard Ca-
senbroot, ende i Dirck van Leeuwen uyten provincialen Rade: Adriaen
van Weresteyri, ende D. Franchois Maelson , Henrïcus Corputius van
Dordrecht, Arnoldus Cornelij van Delff, Joannes Wtenboomgaert uyten
Haghe, Gualterus Roy van Leyden, Jacobus Arminius van Amster-
dam, Joannes Damius van Haerlem, Andreas Castricomius van Enck-
huysen, ende Guilhelmus Puppius van Edam , die daer toe te saemen
ghecommiteert zijn om t'samentlijck, ofte by absentie van eenighe der
selver, by het meerendeel van henlieden in voorsz saecke te besoigne-
ren. Alle welcke persoonen, ten fijne als voren, metten eersten sullen
beschreven worden. Ghedaen inden Haghe onder t'zegel van de Staten
voornoemt hier op ghedruckt, den eersten Februarij 1591. Onder stont
gheschreven : Ter ordinantie vande Staten, en was onderteeckent C. do
Rechtere. Ende t'zeghel der voorsz Staten in rooien Wass daer op
ghedruckt. Hebben de voorsz Ghecommitteerden alle te samen (uyt-
ghesondert Gualterus de Roy Kercken-dienaer tot Leyden, die over-
mits zijne indispositie niet en is ghecompareert gheweest) naer verscheiden
vergaderinghen, t'samen-spreeckinghen, beradinghen, ende onderwijsin-
ghen , eendrachtelijcken voor een goede ordre inde Christelijcke Kercke
der voorschreven Landen goetgevonden, het concept, van de Kerck-
lijcke ordinantie. Sulcx hier na volght:
-ocr page 345-
KEKK. WETT. BIJ POLITIEK. EN KERKEL. ONTW. TE 'SGRAV. 1591. 339
De Ridderschap, Edelen ende Steden van Hollandt ende West-Vries-
landt, representerende den Staten vanden selven Landen: allen die dese
teghenwoordighe sullen sien ofte hooren lesen saluyt. AIsoo de Chris-
telijcke Overheyt toestaet voor al goede sorghe te dragen dat de leeringhe
des heyligen Euangeliums onses Heeren Jesu Christi in alle suyverheyt
de Ghemeente werde voorghedraghen, ende dat de Christelycke Kercke
in goede ordre ende politie werde onderhouden: t'welck niet en mach
gheschieden, ten zij datter seeckere regulen ende ordinantien werden
voorghestelt, daer uyt een yeghelijek weten mach hoe hy hem in zijn
Ampt, beroepinghe ende leven sal hebben te draghen. Soo ist, dat
wy, om hier in te voorsien , ende ten eynde de Kercke van Hollandt
ende West-Vrieslandt met goede eendracht ende correspondentie op eenen
eenparighen voet werden gheregeert: ende datter gheene abuysen ofte
scheuringben in en crnypen , maar dat hem de Ghemeente meer ende
meer om de suyvere Leer des heyligben Evangeliums aen te nemen,
magh begeven. Ende hier op eerst ende al vooren ghehadt t'advijs
vande President ende Raden vanden hooghe ende provincialen Raden ,
mitsgaders van verscheiden Kercken-dienaers vanden voornoemden Lande.
Ende insonderheyt ghelet op de gbeleghentheyt des jeghenwoordighen
tijts, by provisie ende tot dat bevonden sal worden anders te behoo-
ren, ende sonder nochtans eenighe buyten-Lantsche Kercken te inis-
prijsen ofte prejudïceren, al ist dat die in middelmatighe dinghen eenigh
ander ghcbruyck moghen hebben: gheordineert ende ghestatueert hebben,
ordineren ende statueren by desen , dat over al inden Lande van Hol-
landt ende West-Vrieslandt inde bedieninghe des AYoordts Godts ende
andere Kerckelijcke saecken, ofte daer van dependerende, onderhou-
den ende achtervolght sullen worden de poincten ende artijckelen hiernae
volghende.
Verkiesinghe vande -Kercken-dienaren binnen de Steden.
1. Eerst soo wanneer inde Steden eenighen Dienaer des Woordts
Godts sal ontbreecken, sullen de Burghemeesteren, Regeerders, ende
Vroetschappen der selver Steden committeren vier persoonen, die sy
daer toe alder-bequaemste sullen verstaen. Ende sullen de Burghe-
meesteren , Regeerders, ende Vroetschappen voorschreven den Diena-
ren des Woordts Godts, ende Ouderlinghen der Kercken inde selve
Steden bevelen, mede uyt den haren vier persoonen te committeren,'
die ghesamentlijck naer voorgaende Ghebeden ende ondersoeck dies
aengaende by hen lieden te doen, procederen sullen tot verkiesinghe
van alsulcken persoon, ofte persoonen als hen goetduncken sal, tot
den voorseyden dienst van noode, nut, ende bequaem te zijn: Ende de-
selve hare verkiesinge alsdan voordragen het Collegie vande voornoemde
Burghemeesteren, Regeerders, ende Vroetschappen. Ende indien de ge-
daen verkiezinge den selven aengenaem is, sal den verkoosen persoon
inder maniere navolgende geexamineert werden, ende soo verre hy be-
vonden wort bequaem, ende ghenoeghsaem van Godt begaeft te zijn,
sal hy den Ghemeente inde Kercke voorghehouden worden. Ende indien
binnen veerthien daghen daer nae niemant hem en openbaert, die eeni-
-ocr page 346-
340           KKRKELIJKE WETTEN BIJ POLITIKKEN ES KEKKELIJKBN
ghe redenen weet voor te brengen, daeromme men hem niet en be-
hoorde t' ontfangen: sal hy tot den voornoemden dienst met oplegginghe
der handen ofte anders, nae de wijse van een yghelijcke Kercke, aen-
ghenomen ende inde bedieninghe vanden voornoemden dienst ghestelt
worden. Maar soo verre de voorschreven Burghemeesteren, Regeer-
ders , ende Vroetschappen verclaren de voorseyde verkiesinghe hen-
lieden niet te behaghen: sullen de voorseyde ghedeputeerden ende in
de maniere als voren tot nieuwe verkiesinghe van eenighe andere pro-
cederen.
Verkiesinghe vanden Kercken- Dienaren ten platten Lande.
2.    Ende soo wanneer inde Dorpen eenighen Dienaer des Woordts
van nooden sal wesen, sullen de Hooft-Officier metten Schout ende
Gherechte aldaer vier persoonen uyten Parochie, die sy daer toe alder-
bequaemst vinden, committeren; Die met drie Dienaren uyten Classe
van dien quartiere met een Ouderling vande Kercke, ofte daer gheen
Ouderlinghen en zijn, met een vierde Dienaer vande voorseyde Classe
ghesam entlij ck tot verkiesinghe van een bequaem Kercken-Dienaer sul-
len procederen, ende den selven behoorlick doen examineren, ende daer
nae der Ghemeente inde Kercke doen voorhouden, ommc 'tselve inde
manieren als voren ghedaen, den verkoren Dienaer inden dienst aen-
ghenomen, ende sulex als vooren gestelt te worden. Ende aengaende
de Parochien ende Kercken d ter van particuliere Heeren, ofte Am-
bachtsheeren recht van gift der Kercken hebben, ende daer van in da-
telijck gebruyek zijn: De selve Heeren ofte Ambachtsheeren sullen uyt
hare Heerlijckheden ofte Ambachtsheerlijckheden daer 't selve valt, com-
mitteren vier persoonen, die sy daer toe bequaemst verstaen: De welcke
met drie Dienaeren vande Classe van dien quartiere, ende een Ouder-
ling vande Kercke, ofte daer gheen Ouderlicghen en zijn, met een
vierde Dienaer vanden selven Classe, ghesamentlijcken tot de verkie-
singhe van een bequaem Kercken-Dienaer sullen procederen. Ende 't
selve gedaen zijnde, sullen die den voorsz Heeren ofte Ambachtsheere
presenteren. Ende indien hen de verkiesinghe behaeght, sal gheexami-
neert, de Ghemeente voorgehouden, ende inden dienst ghestelt worden,
als voren verhaelt is. Maer soo verre hy verclaert dat hem de ver-
kiesinghe niet en behaeght, sullen de voornoemde ghecommitteerden
inder maniere als voren tot nieuwe verkiesinghe van eenighen andere
procederen. Ende sal yeghelijcke Classe alle jaers vier Kercken-Die-
naren onder henjlieden deputeren, die, alst van noode sal wesen, over
de voornoemde verkiesinghe sullen staen, sonder dat de voorsz verkie-
singhe gheretardeert sal worden deur absentie van yemanden der voor-
noemder ghecommitteerden, daer toe van te vooren gheinsinueert zijnde.
Welcke insinuatie by den Hooft-Officier, ofto den Heere, ofte Ambachts-
heere binnen den tijdt van twee maenden sal moeten gheschieden, nae
dat de Kercke van een Dienaer sal wesen onvoorsien.
Vande Examinatie der Kercken-Dienaren.
3.    De voorsz Examinatie sal ghedaen worden by een vande Profes-
-ocr page 347-
ONTWORPEN TE 's GEA.VF.NHAGE 1591.                           341
seurs der heyligher Theologie inde Universiteyt tot Leyden , wesende
van Nederduytsche spraecke, ende twee Kercken-Dienaren, die daer
toe jaerlycx by de Synodale vergaderinghe sullen worden ghecommit-
teert, ten overstaen van twee by ons jaerlycx te committeren, ende
insghelijcx vande ghecommitteerden vande Burghemeesteren, Regeerders
ende Vroetschappen vanden Steden , ende vande Hooft-Offlcier, Schout
ende Gherechte vanden Dorpe, den Heere ofte Ambachts-heere respec-
tive die over de verkiesinghe ghestaen hebben, ofte eenighe van haer
lieden, indien sy lieden daer by begheeren te comen. Ende sullen de
voorgenoemde gecommitteerden tot d'examinatie den vercoren Dienaer
naerstelijck ondersoecken in tweederley manieren: Eerst, of hy goede
ende gherechte kennisse ende ghevoelen heeft vande heylighe Schriftuere,
ende of hy bequaem ende souffisant is om de selve der Gemeente, tot
opbouwinge van Godes Kercke, voor te houden. Tot welcken eynde
men hem sal doen tracteren ende uytlegghen alsulcke passagien vande
Schriftuere, ende leeringen alsmen hem sal voor houden, hem ondervra-
ghende op seeckere poincten vande Leer, ende hem doende wederlegghen
de argumenten die de vyanden der waerheyt ghewoon zijn daer teghen
te werpen. Ende om te verhoeden dat de ghene die beroepen wordt niet
en zy van eenigh quaet ghevoelen, sal van nooden wesen hem te doen
verclaron, dat hy wil houden ende navolghen de leeringhe der heyligher
Propheten ende Apostelen, soo als die begrepen is inden ouden ende
nieuwen-Testamente, ende sommierlijck vervatet inden Catechismo by
de Kercken van IJollandt en West-Vrieslandt aenghenomen. Ende ten
tweeden sullen de ghecommitteerden voornoemt, naerstigh ondersoeck
doen op zijn voorgaende leven: of hy is van goeden zeden, ende hem
onberispelijck heeft ghedragen, volghende den reghel daer van voorghe-
stelt by den heylighen Apostel Paulo in d'eerste Sendtbrief aen Tim.
3 cap, ende aen Titum 1 cap. Wel-verstaende dat de ghene die eens
geexamineert, ende op de ghedaen examinatie tot den Kercken-Dienst
gheadmitteert is, ende daar van goede ghetuyghnisse brengt, van nieus
niet gheexamineert sal worden, ten ware by den ghecommitteerden op
de verkiesinghe anders werde goet ghevonden.
Vanden Eedt def Kerchen-Dienaren.
4.    Alle Kercken-Dienaers sullen int aennemen vanden dienst ghe-
houden wesen te sweeren aen handen vanden Magistraet vande Steden,
Hooft-Offlcier vanden platten Lande, Particuliere Heeren, ofte Am-
bachts-heeren respective, ofte hare ghecommitteerden: Eerst, dat sy
Godts Woordt ende Euangelium oprechtelijck ende ghetrouwelijck sul-
len leeren ende Predicken, tot opbouwinghe der Kercken, daer aen
sy hen hebben verbonden, sonder eenighe nieuwe, ende van te voren
bv der Kercke niet aenghenomen, leeringhen den volcke voor te dra-
ghen : ende dat sy hare leeringhen niet en sullen misbruyeken tot hare
particuliere affectien , ofte om yemant daer door te behagen: maer dat
sy alle de selve met een oprechte conscientie sullen rechten tot de glo-
rie Godts , ende meeste stichtinghe van zijne Ghemeente.
5.    Ten tweeden, dat sy sullen onderhouden deze Kerckelijcke ordi-
-ocr page 348-
342          KERKELIJKE WETTEN BIJ POLITIEKEU EN KEBKELIJKEN
nantie, ende hem daer inne ende in alles anders wel ende ghetrouwe-
lijck quijten, sulcx als goede ende ghetrouwe Kercken-Dienaers toe
staet, ende behooren te doen.
6.    Ten derden, dat sy in alles de eere, ende meeste oorbaer van-
den lande ende insonderheyt vande plaetse haerder residentie sullen
soecken te vorderen, ende nae haer vermogen haer beste doen, dat de
Ghemeente in goeden Pays , ende eendracht mach blijven: ende dat sy
haren dienst niet en sullen sonder wettolijcke oorsaecke verlaten, soo
in tijden van teghenspoet, als van voorspoet, t' zy dan om Pays
Oorloghe, Peste, ofte andersins.
7.    Ende ten laetsten, dat sy hen sullen onderworpen honden alle
politijcke Rechten ende Ordinantien vanden Lande, Steden ende plaet-
sen haerder diensten , ende dieshalven een yeghelijck goet exempel ghe-
ven van der Magistraet in alles ghehoorsaem te zijn, voor soo veel
haren dienst sal toe draghen, ende sonder daer door te verminderen
hare vrijheyt om Godes Woordt vrijmoedigh te moghen vercondigen.
8.    Ende sullen de Kercken-Dienaers als sy, in eenighe Steden ofte
plaetsen op den voorsz eedt ontfanghen zijn, voor hen ende hare kin-
deren ghehouden worden als Burghers ofte Poorters der selver Steden
ende plaetsen , ende over sulcx alle Steden-Rechten ende vrijheden der
selver mede ghenieten.
9.    Ende en sal niemant hem moghen onderwinden het Ampt van
eenen Kercken-Dienaer, sonder als voren verhaelt is, verkooren , ghe-
examineert ende gheadmitteert te zijn.
Van 't Collegie der Studenten tot Leyden.
10.    Ende ten eynde men tot allen tijden bequame persoonen magh
vinden, diemen tot bedieninghe der Kercken van Hollandt ende West-
Vrieslandt sal moghen beroepen, sal voortaen tot costen van 't Ghe-
meene Landt inde Universiteyt tot Leyden, ten langsten voor den tijt
van ses jaren achter een volghende, onderhouden worden een ghetal
van ses ende dertich jongheren , diemen uyt de grammaticale Schole sal
verkiesen, ende by ghetuyghnis van haer lieder school-Meesters, ende
anders goede hope van voortganck sijllen gheven: Welcke aldaer ghe-
duerende den voorseyden tijdt in studio literarum ende Theologie ghe-
houden , ende tot bedieninghe der Kercken gheoeffent sullen worden:
om haer lieder studium volbracht zijnde, uyt de selve bequame Kerc-
ken-Dienaers verkoren te moghen worden, daer, ende alsoot van noode
sal wesen. Wel-verstaende dat alle de selfde jongheren door t' ghe-
heele Lant ghemeen sullen wesen. Ende dat yeghelijck van hen lieden
gheschickt sal moghen worden ter plaetse , daer hy nae de gaven hem
ghegheven bevonden sal worden best te dienen. Ende sullen altijdts
in plaetse vande afgaende ende beroepene jonghers,' andere worden
ghesubstitueert, verkoren, ende versocht, volghende d'ordinantien daer
van zijnde, ofte noch te maecken.
t' Stellen van de Ouderlinghen ende Diaconen.
11.    d'Ouderlinghen ende Diaconen sullen alle jaers ghestelt worden,
-ocr page 349-
ONTWORPEN TE 'sORAVENHAGE 1591.                          343
sulcx als hiernae volght. Te weten, dat inde Steden op ghelijcker
wijse als bier voren int eerste Artijckel is verhaelt, Barghemeesters,
Regeerders, ende Vroetschappen vier persoonen, die sy daer toe alder-
bequaemst houden, zullen commiteren, ende voorts bevelen den Kerc-
ken-Dienaers ende Ouderlinghen aldaer, oock vier uyt den haren te
deputeren, die ghesamentlijck zullen verkiesen een derdendeel meer per-
soonen uyt de ghequalificeerste van de Christelijcke Ghereformeerde
Religie, tot Ouderlinghen ende Diaconen, als de ghesteltenisse vande
Kercke vereyschen sal, daer uyt, Burghemeesteren, Regeerders, ende
Vroetschappen voornoemt het nootelijcke getal sullen kiesen , de welcke
daer nae inde Kercke nae't gebruyck der selven de volcke voorghestelt
sullen worden. Ende soo daer teghens inde veerthien daghen gheen
weder-segghen ghedaen wort, sullen inden Dienst ghestelt worden, als
hier boven vande Dienaers gheseyt is. Ende sal alle jaers alleenlijck
d'eene helft vande selve verkoren Ouderlinghen ende Diaconen verandert
worden. Dies zullen de ghene die twee jaren ghedient hehbende afgaen,
binnen twee jaren daer nae niet weder verkoren worden, ten ware sy
ghewillighlijck daer in consenteerden, ofte dat het cleyne ghetal vande
Ghemeente anders vereyschste. Ende ten platten Lande sal bij ghelijcke
vier ghecommitteerden vanden Hooft-Officier, Schout ende Gherechte,
Item den Kercken-Dienaer ende een Ouderlingh aldaer, met .twee andere
Kerken-Dienaers vande Classe van dien quartiere, de verkiesinghe vande
nootelijcke Ouderlinghen ende Diaconen jaerlycx gedaen worden, de
welcke de Ghemeente voor ghedraghen, in dienste ghesteldj, ende ver-
andert sullen worden als voren. Ende ter plaetse daer particuliere
Heeren, ofte Ambachts-heeren regt van gifte der Kercke hebben als
voren, sal de deputatie vande voorschreven vier persoonen by den sel-
ven Heeren, ofte Ambachts-heeren, ofte by hare ghecommitteerden
ghedaen werden, ende sal aldaer een derdendeel meer als het noodelijck
ghetal vercoren ende aen den selven ghepresenteert worden, om daer
uyt het noodelijck ghetal te kiesen, als voren in regard van Steden
gheseyt is.
Vander Ouderlinghen beloften.
12.    De voornoemde Ouderlinghen sullen ghehouden wesen te belo-
ven, in de Kercke, voor den volcke, dat sy goede opsicht sullen nemen,
dat de Dienaren met hare mede hulpers, ende de Diaconen haer lieder
bedieninghe wel, ende getrouwelijck waer-nemen: Dat sy sullen daer
op letten, dat alle schandalen ende erghernissen naer haer vermoghen
werden wech-ghenomen, ende dat alles inde Kercke ende bedieninghe
des Woordts met goede orde werde aengherecht; ende dat sy hen
voordts in alles sullen reguleren achter volghende t'Woordt Gods, ende
dese Kercken-ordeninghe.
Vander Diaconen beloften.
13.    Insghelijcx sullen de voornoemde Diaconen ghehouden wesen te
beloven inde Kercke voor den volcke, dat sy de Aelmoessen naerstelick
sullen versamelen, ende de selve ghetrouwelijck, ende vlijtelïjck nae
-ocr page 350-
344          KERKELIJKE WETTEN BIJ POLITIEKEN EN KERKELIJKE!*
den eysehs der behoeftighen, met «hemeenen advijse uyt deelen: ende
dat sy wel sullen toe-sien dat d'Aelmoessen by niemanden en worden
misbruyckt, ende alles sullen doen dat goede ende ghetrouwe Diaeo-
nen toestaet.
14.    Ende tot goede beleydinghe van haer Ampt sullen sy alle We-
ken eens vergaderen. In welcke vergaderinghe soo om de Ghebeden
te doen, als om hare Actiën te helpen dirigeren, hem een Dienaer sal
vinden.
15.    Sullen mede de voorschreven Diaconen gehouden wezen, ten
minsten eens s'jaers van haer lieder administratie goede rekeninghe te
doen, voor den Kercken-Raet, ten overstaen vande ghedeputeerden
vanden Magistraet, ende een yghelijck vande Ghemeente die begeeren
sal daer by te comen, tot suleken tijde als hen by de Magistraet ende
Kercken-Kaet gheordineert sal worden.
Vanden Doop.
16.    Dat t'verbont Godtg aen den kinderen bezeghelt sal worden
metten Doop inde openbare verzamelinghe als Godts Woordt ghepre-
dickt wordt, soo haest alsmen de bedieninghe des Doops selfs hebben
can. Doch dat ter plaetsen daer niet soo veel Predicatien ghedaen en
worden, eenen sekeren dagh, ofte twee inde Weke verordonneert sal
worden, om den Doop extraordinarie (des versocht zijnde) te bedienen,
wel-verstaende dat t'selfde sonder Predicatie niet en sal gheschïeden.
17.    De namen vande Ghedoopten, mitsgaders der Onderen (zoo veel
moghelijck is.) Item den tijdt des Doops sullen by den Dienaren in
een seecker Register worden geteeckent, t'welck inde Kercke bewaert
sal worden.
18.    d'Ouders vande kinderen die ten Doop ghepresenteert sullen
worden, mitsgaders de ghetuyghen (indien daer eenighe ten Doope sul-
len comen) sullen ter vermaninghe vanden Dienaer verclaringe doen dat
hoe-wel onse kinderen in sonden ontfanghen ende gheboren, ende:
daerom alderhande ellendicheyt, ja de verdoemenisse selve onderworpen
zijn, datse nochtans in Jesu Christo gheheylight zijn, ende daerom als
Lidtmaten zijnder Ghemeente behooren ghedoopt te wesen: Dat sy de
leere die int oude ende nieuwe Testament, ende inde Articulen onses
Christelijcken Gheloofs begrepen is, ende dien conform gheleert wort,
bekennen de waerachtighe ende volcomen leere der salicheyt te wesen:
ende dat de Ouders beloven sullen de kinderen, als sy tot haeren ver-
stande comen, daer in nae haer vermoghen te onderwijsen.
Vant Avontmael des Heeren Iesu Christi.
19.    Het Avontmael des Heeren sal nae de instellinghe Jesu Christi
gehouden worden, ende dat alle twee Maanden eens, ofte ten minsten
viermaels int jaer, naer voorgaende verclaringe daer van inde Kercke
te doen.
20.    De jonghe lieden beneden de achthien jaren, ende alle de ghene
die binnen twee jaren metter woone binnen de Stede, ofte plaetse haerder
residentie zijn ghecomen, hen willende begheven ten Avontmale des
-ocr page 351-
ONTWORPEN TE 'sGRAVENHAGE 1591.                           345
Heeren, sullen voor d'eerste reyse goets tijdts van te voren hen vinden
by een vande Kercken-Dienaers, om vanden selven inden geloove
onderecht te worden, ende hen bekent te maeeken respective. Ende
andere boven de achtbien jaren out zijnde, die sulke onderrechtinghe
inden gheloove mede begheeren, sullen hen oock tot ghelijcken eynde
by een vande Kercke-Dienaers vinden. Ende alle andere hen ghenoegh
onderrecht houdende, sullen t'selve een vande Kercken-Dienaers verwit-
tighen, otte doen verwittighen, mede voor d'eerste reyse. Ende sullen
alle tesamen inde Predicatie die tot de voorbereydinghe des Avontmaels
ghedaen sal worden, hen vinden, om met den anderen de generale be-
lijdenisse des Gheloofs by monde vande Kercken-Dienaers te doen. Ende
sal niemandt vande tafel des Heeren af ghehouden worden, dan de ghene
die inde voorseyde onderrechtinghe vanden Kercken-Dienaars, ofte om
eenighe openbare ergernisse, ofte ander letsel by den Kercken-Dienaers
ende Ouderlinghen gheseyt sal worden daer mede voor een tijt noch op
te houden.
Van de Feest-daghen.
21.    Ende en sullen inde voorschreven Landen boven den Sondaghen
gheen andere ordinaris Feest-daghen ghehouden worden : als Jaersdagh,
een dagh naer Paesch-dagh, Hemelvaerts-dagh, een dagh naer Pincxter-
dagh, Kers-dagh ende een dagh daer naer.
Van Bidt ende Vast-daghen.
22.    Dat in tijden van Oorloghe, Pestilentie, dieren Tijt, sware ver-
volginghe der Kercken, ende andere alghemeene swaricheyden, Bidt
ende Vast-daghen by der Overheyt verordonneert sullen worden: ende
dat ten selfden tijde een yeghelijk hem wachten sal, ghedurende de
Predicatien, in eenighe herbergbe te comen, ofte yét zijn ambacht ofte
coopmanschap aengaende te hanteeren.
Vande Psalmen.
23.    Datmen in de Kercken ghebruycken ende singhen sal de 150.
Psalmen Davids, de thien Gheboden, de Lofsanghen Sacharie, Marie
ende Simeonis, het Gheloove ende Vader onze, ende anders geen
ghesanghen.
Van't Houwelijcken.
24.    Ende aengaende de maniere van het celebreren vanden Houwe-
lijcke, mitsgaders de graden van maeghschap, ende swagherschap,
binnen de welcke verboden is houwelijcken te contraheren: sullen de
Magistraten, Kercken-Dienaers, ende alle inghesetenen van Hollandt
ende West-Vrieslandt, respective, hen reguleren naer inhoudt vanden
Placcate van politie ghepubliceert, in date den eerste Aprilis Anno
1580. lestleden.
                         
Van 'tbesoechen der Siecken.
25., Ende om voorts ordre te stellen op de visitatien vanden Cranc-
-ocr page 352-
KERKELIJK» WETTEN BIJ P0L1TIEKKN EN ICKKKFXUKKN
ken ende ghevanghenen, sullen de Dienaers des Woordts ghehouden
wesen, te versoecken alle crancken, die haer lieder vermaninge ende
vertroostinghe begheeren sullen, wel-verstaende dat een yeghelijck ghe-
liouden wort den Dienaer in tijts te versoecken, voor ende al eer den
Crancke op 'tafscheyden sal wesen, ende dat t'selve gheschiede tot sulc-
ken tijde dat den Dienaer daer door in zijn Predicatie niet en wordt belet.
Vant besoechen der ghevanghenen, ende vermanen der Patiënten.
26.    Sullen ook de Kercken-Dienaers eens ter Weke ten minste eene
besoeckingbe ende nootelijcke onderwijsinghe doen aen de ghevanghenen.
Ende soo wanneer yemandt tot der doot veroordeelt is, sullen de Die-
naers den Patiënt met goet onderwijs ende vertroostinghe uyt Godes
Woordt by blijven tot zijn eynde toe.
Vande begravinghe.
27.    Sal voorts de begravinghe der Dooden gheschieden by schoo-
nen daghe, met alle eerbaerheydt ende stillicheydt, sonder dat ter
eenighe Ceremoniën, ofte uitwendicheden sullen worden ghebruyckt, die
tot superstitie, mis-gheloove, ofte erghernisse souden moghen strecken.
Vant onderhouden der vergaderinghen, van den Kercken-Raet,
Classis, ende Synode Provinciael.
28.    Ende soomen verstaet dat gheen Kerck over andere Kercken,
noch gheen DieDaer over andere Dienaers, gheen Ouderlingen noch Di-
aconen over andere Ouderlinghen noch Diaconen eenighe heerschappije
ghebruyken en sullen, ende van nooden is dat door wettelijcke t'samen-
coomsten. de Kercken ende Dienaren in goede eendracht ende corres-
pondentie worden ghehouden: soo wordt gheordonneert, dat van nu
voortaan inde Landen van Hollandt ende West-Vrieslandt driederhande
Kerckelijcke t'samen-coomsten sullen worden onderhouden, te weten:
den Kercken-Raet van elcke plaetse: de Classicale vergaderinghe van
elck quartier: ende de Provinciale Synode, vanden voornoemde Landen.
Ende dat inde voorseyde t'samen-coomsten gheen andere dan Kercke-
lijcke saecken op Kerckelijcke wijse ghehandelt sullen worden: midts
dat in meerder vergaderinghe niet ghehandelt sal worden, dan t'ghene
in minder niet heeft connen afghedaen worden, ofte dat tot de Kerc-
ken der meerdere vergaderinghe in't ghemeen behoort.
Vanden Kercken-Raet.
29.    Dat den voorseyde Kercken-Raet alle Weken ghehouden sal
worden by den Dienaer, ofte Dienaers des Woordts mette Ouderlinghen
van yeghelijcke Kercke, midts dat ter plaetse daar t'ghetal der Ouder-
linghen cleyn is, de Diaconen daer by sullen ghevoeght worden. Dat
ook de Magistraet ofte Regeerders van Steden, ofte Dorpen respective
vry sal staen, om yemandt van haer (die sy daer toe bequaemste hou-
den) daer by te voeghen , om op alles opsicht te hebben, ende te hel-
pen adviseren (ist noot) ende dat aldaar ghehandelt sal worden dat alle
saecken inde Kercke met goede ordre, ende tot meeste stichtinghe aen-
-ocr page 353-
ONTWORPEN TE 's GKAVENHAGE 1591.                          347
gherecht, ende dat alle ergernissen onder de Ghemeente gheresen, ofte
te rijsen, wegh ghenomen ende voorghecomen moghen worden.
Vande Classicale vergaderinghe.
30.    Dat in elck quartier sulcx die teghenwoordighlijck verdeelt zijn,
ter bequamer plaetse viermael t'sjaers, een Classicale vergaderinghe ghe-
houden sal worden, die vande Magistraten vande Steden, daer de selve
ghehouden sal worden, ten fijne als voren, daer mede overgheroepen
zijnde , die daer toe sullen moghen eenighe (die zij daer toe bequaemst
houden) committeren: Daer in vergaderen sullen ten minsten een Die-
naer , met een Ouderlingh uyt elcke Kercke vanden Steden, metten
Dienaers vande Dorpen van 't quartier: ende naerstich ondersoeck doen
op't leven ende leringhe van yegelijck Dienaer, d'een d'ander oeffenende
tot vorderinghe der Kercken-Dienst, Ende goede sorghe dragben dat
alle erghernissen , misbruyck , ende scheuringhe inde Kereke vermijdet
mach worden, ende ordre stellen op't ondersoeck of de Kercken-Diena-
ren (besonder ten platten Lande) haer lieder Arnpt wel bedienen.
Vanden Provincialen Synode.
31.    Dat voorts alle jaers op den tweeden Woonsdagh nae Pincxte-
ren een Provinciale Synode van alle de Kercken van Hollandt ende
West Vrieslandt ghehouden sal worden in 's Graven-Haghe, daer inne
vergaderen, ende stemmen sullen Doctores Theologie vande Universïteyt
van Leyden, met twee Dienaers, ende een Ouderling by elck Classe
daer toe te committeren, die ten voorschreven daghe ende plaetse verga-
deren sullen sonder dat van noode sal zijn daer toe eenighe particuliere
beschrijvinghe 'te ghebruycken , ende dat aldaer gbehandelt sal worden
alt' gene dat tot goede eendracht inde Kercke, opbouwinghe der Ghe-
meente , ende weghneminghe van verhinderinghe der Evangelische Leere
bevonden sal worden te dienen, ende dat ten opsien ende overstaen van
alsulcke Ghedeputeerden, als wy uyt de Collegie van Rade ofte andere
committeren sullen , om aldaer te assisteren, ende toesicht te draghen
dat alle saecken met goede ordre werde ghehandelt.
32.    Dat alle de ghene die op eenïghe der voornoemde t'samen-com-
sten als Litmaten sullen verschijnen, goede blijcke sullen mede-brenghen
van den ghenen die hen ghesonden hebben, voor ende aleer sij tot eenighe
stemmen te gheven toeghelaten sullen worden: ende dat een yghelijck,
t'zy die vande Magistraet, ofte ander, secreet sal moeten houden, t'ghene
aldaer ghehandelt sal worden, ende daer uyt eenighen twist, ofte er-
ghernisse soude moghen rijsen; Wel-verstaende dat die vanden Magis-
traet vry sal staen aen haer-lieder Collegien te rapporteren t'ghene sy
bevinden sullen der Overheyt aen te gaen.
33.    Soo yemandt sustineren wil, door d'aenspraecke der minder
vergaderinghe, veronghelijckt te zijn, deselve sal tot meerder beroepen.
Ende 't ghene by den voorseyden Provincialen Synode de Kerckelijcke
saecken aengaende besloten wordt, sal voor vast ende bondigh gehou-
den worden, soo langhe t'selve in ghelijcke, ofte Nationale vergaderin-
ghe niet verandert en zy.
-ocr page 354-
348          KERKELIJKE WETTEN BIJ POLITIKKEN EN KERKELIJKE^
Vande Kerckelijdce Censuren.
34.    Ende ten eynde de Kerckelijcke Censuren, (daer doormen noch-
tans niet en verstaet yemandt vande straffen der politijcke rechten te
bevrijden) inden lande van Hollandt ende West-Vrieslandt met goede
ordre ghebruyckt moghen worden : soo wordt ghestatueert, soo wan-
neer yemant teghens de suyverheydt der Leere, ofte vromicheydt des
wandels ghesondight sal hebben, ende de sonde heymelijck is , ende gheen
openbare erghernisse ghegheven en heeft: sal alsdan den reghel onder-
houden worden door Christum Matth. 18 voorgheschreven, soo dat in-
dien den Sondaer by een int besonder , ofte voor twee ofte drie getuy-
ghen vermaent zijnde, berou heeft, t'self'de voor den Kercken-Raet niet
ghebracht en sal worden. Maer soo hy van twee ofte drie vermaent
zijnde gheen ghehoor en gheeft, ofte andersins een openbaere sonde ofte
erghernisse heeft bedreven, sulcx sal den Kercken-Raet aenghegheven
worden , ende soo verre hy de vermaninghe vanden Kercken-Raet hert-
neckelijcken verwerpt, ende gheen verclaringhe van leetwesen daer van
voor den Kercken-Raet wil doen, soo sal hy vanden Avontmale ghe-
houden worden. Ende indien hy afghehouden zijnde naer verscheyden
vermaninghen gheen verclaringhe van boetvaerdicheyt en wil doen, soo
sullen die vanden Kercken Raet t'selfde de Magistraet, dat is Burghe-
meesteren , ende Schepenen inde Steden , ofte den Hooft-Officier met zijne
mannen, ofte Rechters ten platten Lande aengheven , ende by hen-lieder
consent tot de uyterste remedie, te weten de openbare ende naemcun-
dighe afsnijdinghe comen. Maer soo verre die vande Magistraet swa-
richeyt maecken om inde voorseyde openbare afsnijdinghe te consenteren,
ende die vanden Kercken-Raet nochtans dunckt der Kercke noodigh te
zijn, dat de selfde hare voortganck hebbe: soo sal de saeke ghebracht
worden inden eersten Provincialen Synode alsdan te houden, ende al-
daer by die vanden Synode, ende alsulcken ghetal van Ghedeputeerden
als ons goet duncken sal tot die saeke daer by te voeghen , om by ghe-
lijcke stemminghe ghetermineert ende uyt-spraeke daer van ghcdaen te
te worden.
35.    Wel-verstaende soo verre de questie valt om de suyverheyt van
de Leere van eenighe Kercken-Dienaers, dat in dien ghevalle die van
den Synode alleen het oordeel hebben sullen, of de voorghewende Leere
ghesont is, of te niet, blijvende voorts de uyt-spraecke vande afsnij-
dinghe van sulck een Leeraer tusschen die vande Synode, ende den
voornoemden Ghedeputeerden ghemeen, indien dezelve Leeraer by zijn
quade leeringhe hertneckelijck wil blijven.
36.    Doch soo wanneer de Dienaers, Ouderlinghen, ofte Diaconen
een openbare grove sonde bedrijven, die de Kercke schadelijck , ofte oock
by de Overheyt straf-waerdigh is ; sullen de Ouderlinghen ende Diaco-
nen door oordeel des Kercken-Raedts, met advijs vanden Magistraet
afgbeset, ende de Dienaers van haren Dienst opgheschorst worden, blij-
vende tot kennisse vanden Synode en voornoemde Ghedeputeerden, of
sy gheheel van 't Fredick-Ampt zullen te setten zijn ofte niet.
37.    Dat onder de grove sonden waerdigh zijnde der opschortinghen,
-ocr page 355-
ONTWORPEN TE 's GEAVENHAGB 1591.                          349
ofte af-stellingen vanden dienst, dese zijn de voornaemste : Valsche leere,
ofte Ketterije, openbare Scheurmaeckinghe, opentlijcke Blasphemien, Si-
monie , trouloose verlatinghe zijns Diensts, ofte indringinghe in eens
anders dienst, meyneedicheyt, Overspel, Hoererie, dieverie, ghewelt,
ghewoonelijcke dronckenschap, vechterie, vuyl gewin, ende Ghenera-
lijcken alle de sonden ende grove feyten, die den misdoenders nae rech-'
ten infameren.
38.    Dat boven desen de Dienaers des Woordts, Ouderlinghen ende
Diaconen voor het houden des Avontmaels onder henlieden de Christe-
lijcke Censuren oeffenen , ende ondersoeekingen doen sullen, soo vande
Leere, als van het leven int stuek hares Arapts.
Vande School-Meesters.
39.    Ende alsoo tot vorderinghe vanden Dienst der Kercken noodigh
is op de Scholen goede ordre te houden, soo wort den Officiers, ende
Magistraten inde Steden, den Hooft-Officieren ten platten Lande, Heeren
ende Ambachts-heeren, hebbende gifte vande schoolasterije ernstelijck
gheboden goede toesicht te nemen, dat van nu voortaen gheen School-
Meesters en worden aenghenomen ofte ghedooght, ten zy deselve School-
Meesters zijn van goet leven, ende openbare belijdenisse doen voor de
Overheyt aldaer, ten overstaen van eenighe vande Kercken - Dienaers,
van te willen naevolghen ende onderhouden de leeringhe der heyligher
Apostelen ende Propheten, soo als die inden ouden ende nieuwen
Testamente begrepen, ende sonamierlijck inden Catechismo vervatet zijn:
ende dat sy den jongheren niet en sullen leeren, t'ghene dat daer teghen
eenighsins is strijdende; op pene, dat indien by conniventie vanden
Officieren bevonden wort, dat van nu voortaen eenighe ongequalificeerde
tot te voorseyde Scholen worden ghestelt ofte ghedooght, de voornoemde
Officiers daer over arbitralijck ghestraft sullen worden.
Van het drucken.
40.    Ghemerckt, oock dat d'ongheregeltheyt die int drucken gepleeght
wort, den Dienst der Kercken seer schadelijck is , soo sal een yeghe-
lijck hem wachten te laten uytgaen, ofte drucken eenighe Boecken,
Liedekens, Refereynen, Schilderijen , ofte yet anders streckende tot
Godes lasteringhe, beroerte, openbare erghernisse ofte anders teghen
de ghemeene eerbaerhoyt strijdende , op pene van daer ten exemple van
anderen, ende sulcx als naer rechten, in alle rigeur ghestraft te wor-
den. Ende ten eynde men een yeghelijck des te beter mach doen ver-
antwoorden t'ghene hy uytghegheven ofte ghedruckt sal hebben, sal
niemant eenighe Boecken, ofte yet anders van nieus moghen laten uyt-
gaen, voormaels niet uytghegheven zijnde, sonder daer by te voeghen
den naem vanden Autheur: Ende sal niemant yet mogen drucken, al ist
van te voren uytghegeven, sonder daer by te stellen den naem vanden
Drucker, mitsgaders t'jaer, ende de plaetse daer 't ghedruckt sal wesen:
Ende dat voorts niemant eenighe Boecken vande Theologie trackterende,
sal mogen laten uytgaen, sonder t'selve eerst te hebben gedaen visiteren
by eenigc by ons daer toe te committeren.
-ocr page 356-
350 1CKKIC, WETT. BIJ POLITIEK. ES KËHKEL. OSTW. TK 'SURAV. 1 591.
41. Sonder dat wy met dese ordinantie verstaen te derogeeren de
Placcaten , ende ordinancien op eenighe vande poincten in desen ver-
vatet by ons uytghegbeven, in de poincten in desen niet verandert:
Ontbieden daeromme ende bevelen wel ernstelijck den voorseyden Pre-
sident, ende Raden vanden hooghen ende Provincialen Raden, midts-
gaders alle justicieren, Officieren vanden voornoemden Landen, ende
andere, des noot zijnde, hen hier nae te reguleren, ende d'overtreders
van dien te straffen, ende doen straffen naer gheleghentheydt der saecken.
Ende ten eynde niemant hier van ignorantie en pretendere, ordineren
wy dat dese teghenwoordighe by den Deurwaerders der voorseyden
Radon ghepubliceert sal worden alomme inden Lande van Hollandt ende
West-Vrieslandt, daermen gewoonlijck is de publicatie te doen, soo
wy ernstelijck verstaen t'selve tot den voornoemden Landen welstant,
ende opbouwinghe der Kercke Godes sonderlinghe te dienen.
Ghegheven, etc.
Ende naer dat de voorseyde Ghecommitteerden van hare voorseyde
besoignen den Heeren Staten voornoemt ghedaen hadden rappoort, ende
t'selve hare E. E. in gheschrifte overghelevert, hebben verclaert dat sy
inde voorseyde saecke hebben ghebesoigneert op de voornoemde com-
missie, om den Heeren Staten te ghehoorsamen, naer haer particulier
verstant, sonder anderen vande Overheyt, ofte Kercken daer by te pre-
judiceren. Ende hebben voorts versoght, dat den Heeren Staten soude
ghelieven hare voorseyde besoignen ten besten te verstaen. Ende is
desen ter ordinancie vande voornoemde Heeren Staten, by den voor-
noemden ghecommitteerden onderteeckent den 8. Martij 1591. Ende
was ondergheteeckent: WiUem van Suylen van Nyvelt, lan van Olden-
barnevelt
, Gerard Wyngaerden, lan van Banchem, Leonard Casenbroot,
Theodorus Leeuwen f Adriaen van Weresteyn , Franchoys Maelson, Ilen-
drick van Corput
, Ioannes Damius, Arnoldus Cornelij, Ioaunes Wten-
boomgaert, Iacobus Arminius, Andreas Castricomius, Guilhehnus Puppius.
-ocr page 357-
KERKORDENING VOOR DE OMMELANDEN
VAN GRONINGEN.
1595.
♦+*+♦
In de provincie Groningen was de hervorming wèl voorbereid. Zg ontwikkelde er zich
onder gunstige omstandigheden. De verdrukking, die zij daarna ondervond, kan niet zeer
zwaar worden genoemd, en zoodra de laatste nood geweken was, schaarden zich bare ge-
meenten onder eene voor haar bewerkte kerkordening.
In de stad Groningen heeft het onderwijs der broeders van het gemeene leven den weg voor
de hervorming gebaand. Zij hadden er reeds in 1440 een huis aan den noord-oostelijken
hoek van het St. Walburgsplein, en vóór het einde dier eeuw bezaten zij een schoolge-
bouw aan den zuid-oostel ijken hoek der St. Jansstraat. Door privilegiën van de stedelijke
regering en door schenkingen van rijke stadgenooten , met name van de burgemeesters-we-
duwe Ludeken Jarichs, en van den rijken en aanzienlijken geestelijke Willem Frederiks,
was hunne Groningsche stichting, die eerst met armoede schijnt geworsteld te hebben ,
snel in welvaart toegenomen (G. H. M. Delprat, over de broederschap van G. Groote
en over den invloed der fraterhuizen enz. tweede en vermeerderde druk, bl. 137—145,
en J. J. Diest Lorgion, over Regnerus Praedinius, Gron. 1862, bl. 24—28). Den
hoogsten bloei bereikte zij onder haren uitmuntenden rector Gosewinus van Halen, die
tegen het einde der vijftiende eeuw aan haar hoofd kwam en in 1530 overleden is. Door
een tijdgenoot wordt hij beschreven, als: omni doctrinarum genere insigniter eruditus,
pius, modestus
, candidus, gravis, discretus, en van al de broeders in het gesticht
betuigt dezelfde, nescio si viderim ullas aedes monachici instituti.. in guiius tam omnes
artium facullates coiverint, in quibus tam sint integre solideque omnes eruditi
(Gerr
des, Hist. reform. III, toegev. monuraenta, p. 3 seqq.). Het onderwijs dezer geleerde
en godvreezende broeders, dat in dien tijd van algemeenen dorst naar betere kennis vurig
begeerd en gratis gegeven werd, bepaalde zich niet bij de beoefening der Grieksche en
Latijnscho letteren, maar strekte zich ook uit tot de verklaring der heilige schriften
(Brief van van Halen, in 1528 aan Hardenberg geschreven, bij Brncherus, Gesch. v. de
opkomst der kerkherv. in de prov. Gron. 1821, bl. 53 en 54). Hierdoor werden velen vat-
baar gemaakt voor het onderrigt der hervormers en voor hun beroep op de uitspraken van
het Evangelie.
-ocr page 358-
852                                      KERKORDENING VOOR DK
Behalve dit onderwijs, dat de broeders des gemeenen levens gaven, hadden de Gronin-
gers nog gelegenheid om zich te oefenen in hunne Latijnsche scholen van ter Aa en St.
Maarten. De laatst genoemde heeft in het midden der zestiende eeuw buitengemeene ver-
maardheid verkregen door haren rector Regnerus Praedinius (f 1559). Deze beroemde
man was in het fraterhuis door van Halen opgeleid, ea toen hij zich, na buitenlandsehe
reizen, aan het hoofd van de St. Maarteusschool plaatste, groeide het getal zijner leerlin-
gen bovenmate. Zij kwamen niet alleen uit de stad, maar ook » nth Westerlandt, Oest-
vreslandt und ommelanden een grote meenicht des joegets van adel und onadel" en bo-
vendien uit Brabant, Vlaanderen, Dnüschland, Frankrijk, Italië, Spanje en Polen (Kronijk
van Abel Eppens, leerling van Praediniu9, bij Diest Lorgion , aangeh. Verhandeling bl. 100,
en Epist. dedic, van J. Acronius, voor de opera Regn. Praedinii, Basileae 1563). Hij
was met Erasnius en andere geleerden bevriend en wordt door een zijner discipelen geroemd
als excellenti ingenio, varia et recondita eruditione, eloquenlia singulari et docendae ac
gubernandae juventutis mirabili quadam dexteritate praeditus
(Dav. Chytraei, Saxonia ab
anno Chrisii
1500 caet, edit. 'A1'1 Lipsiae 1611, p. 520, bij Diest Lorgion ter aangeh.
pi. bl. 66.). Zijn ijverig streven was, de kerk in de kerk te hervormen, maar in zijne
laatste levensdagen heeft de kerk den ban over hem uitgesproken , en later zijn zijue
geschriften op den index librorum prohibitorum geplaatst. Van vele zijner aanzienlijkste
en nitstekendste leerlingen, als van Johan Kengers van ten Post, Doedo van Amsweer,
Abel Eppens, Menso Alting en van eene menigte auJeren is dan ook bekend, dat zij
ijverige voorstanders der hervorming geweest zijn, en het schijnt zelfs op zijn aanzetten
geschied, dat sommigen, zoo als ïrederik Coenders, naar Zwitserland trokken om de lessen
van Beza, Viret en Calvijn te hooreu (Brucherus, Gesch. v. de opk. d, kerkherv. in
Gron. bl. 139).
Maar ook in de omstreken der stad Groningen werd grondig onderwijs gegeven en de
wetenschap vlijtig beoefend. Men denke hier aan het Bernavdijner-klooster van Ade-
werd. Het lag niet ver van de stad, was met poorten en vastighedeu voorzien en oefende
zijn gezag over vijf dorpen uit (Brucherus, Gedenkboek van Stad ea Lande, Voorbericht
bl. 24). Onder zijne abten Rezins en Wolterus (1440—1494) verkreeg het groote ver-
maardheid wegens het uitmuntend onderwijs, dat in de ruime abdij en in de bij haar be-
hoorende roode school te Bedum aan een groot getal van leerlingen uit allerlei landen
gegeven werd (H. van Rhijn, Oudheden en gestichten van Groningen, bl. 110 en 111,
189 en 218. Almanak der Acad. v. Gron. 1813, bl. 52). Maar behalve die leerlingen,
kwamen er ook vele geleerden bijeen, die er weken en maanden doorbragten, waardoor zij
dagelijks geleerder en beter konden worden (Brief van van Halen aan Hardenberg, hij
Brucheius, Gesch. v. d. opk. d. kerkherv. enz. bl. 18~20). In den aangehaalden brief
noemt van Halen, die dat Adewerd veertig jaren lang had gekend, eene menigte van ge-
leerde mannen op, die dit klooster bewoonden of bestuurden of er dikwijls vertoefden, en
hij verklaart, dat het niet zoo zeer een klooster, als wel eene hoogeschool moet hecten.
Hoeveel dit geleerde klooster tot voorbereiding der hervorming heeft toegebragt, kan men
nagaan, als men weet, dat er, una cum linguis et ariibus, etiam purior docirina reli-
gionis sonalat
(A. M. Isinck, Brevis Historia de reform, in urbe Groninga et Om-
landia,
p. 165), welke purior docirina religionis de monniken van Wessel Gansfort
hadden overgenomen t dien grooten Reformator vor der Heformaiion,
Wessel Gansfort (1420—1489) is de grondlegger geweest dier vrijzinnig-godsdienstige
school, welke in de eerste helft der zestiende eeuw zoo vele uitstekende mannen in Groningen en
Ommelanden opgeleverd heeft. Bij zijne uitgebreide kennis en helder oordeel voegde hij buitenge-
tneenen ijver tot onbevangen onderzoek der waarheid, en scheen van God bijzonder toegerust
ad discutiendas errorum ac superstitionis ienebras, quae orbem Christianam late tune occu-
-ocr page 359-
OMMELANDEN VAN GRONINGEN. 1595.                          353
pabant (A. M. Isinck, Brevis hist. caet. p. 161.). Opgeleid in het fraterbuis te Zwol,
heeft hij te Keulen, Heidelberg, Parij9 en Rome vertoefd, maar het laatste gedeelte zijns
levens in zijne geboorteplaats Groningen gesleten. Hij werd lux mundi genoemd en met hoe-
veel regt bij in zijn tijd dien eerenaam verwierf, blijkt nit zijne schriften, die door Lnther
drie en dertig jaren na zijn dood (1522) zijn uitgegeven. Luther zegt er van: «Had
ik deze schriften voorheen gelezen, dan zou het aan mijne vijanden hebben kunnen toeschij-
nen, dat Luther alles van Wessel had. — Zóó volkomen stemt de man in alles met
mij overeen, zóó bestendig denkt hij even ala ik, dat hij bijkans dezelfde woorden ge-
bruikt, die ik gebruik" (Voorrede van Luther, in haar geheel opgenomen in de uitgave
van Wcssels werken, in 1614 te Groningen door den burgemeester Joachim Alting
bezorgd).
Tot zijn verblijf in de stad had hij het vrouwenklooster van St. Clara gekozen, waar
hem door aanbeveling van den bisschop van Utrecht vertrekken waren ingeruimd, maar
des zomers bragt hij zijn meesten tijd door bij de geleerde broeders van de abdij van
Adewerd, en daar vooral was het zijn ijverig streven, ut veram religionis doctrinam, exem-
plo Wicleffi et Hussi, discipuüs rede institutis jiropagandam committeret
(Isinck, 1.1. p.
164, en Ypeij, Leerrede ter gedachtenis van de groote verdiensten der Ned. vaderen betrek-
kelijk het werk der herv. Gron. 1817, aanteekeningen, bl. 54—65). Er zijn dan ook
van hem uitgegaan, velut ex equo Trojano, innumeri sive patroni, sive praecones, sive
vindices doctrinae,
en Isink noemt eene menigte hunner op, die in Groningen en Omme-
landen geschitterd hebben door het licht, aan Wessel ontleend (p. 164). Daaraan is dan
ook de groote verdraagzaamheid en vrijzinnigheid toe te schrijven, die vele geestelijken en
wereldlijken te Groningen lieten blijken bij het bekend worden van de prediking der her-
vormers en bij het overkomen van Luthers schriften uit het 'naburig Einden. Het was
zelfs op aandrang der voornaamste pastoors van Groningen, dat er in 1523 tegen Domi-
nicaner-monniken een openbaar dispuut gehouden en door mannen als Lesdorp, rector der
St. Maartenssohool, het oppergezag van den Paus krachtig bestreden werd (Brueherus, Ge-
schiedenis v. d. opkomst enz. bl, 57—62). Pastoors, als Rading Koning, Johannes
Eist en anderen, waren den evangelischen genegen, en de laatst genoemde heeft, met be-
williging der twee oudste burgemeesters, in het nabij gelegen Helpen een evangeliscben
predikant (Feito Ruardi) toegelaten, om er de evangeliedienst zonder eenige plegtigheid
der Roomsche kerk te verrigten (Verzoekschrift der Groninger en Ommelander vlugtelingen,
in het jaar 1570 aan den Keizer en het Duitsehe rijk overgegeven, bij Brncherus, Geschie-
denis v. d. opkomst enz. bl. 137). Abel Eppens levert daar nog meer voorbeelden van in zijne
nog steeds onuitgegeven Kronijjc en teekent aan onder bet jaar 1565, dat door sommige
pastoors vele ceremoniën voor middeldingen werden verklaard, die men kon behouden,
totdat zij door de overheid veranderd werden, of door den tijd van zelve zouden vallen en
vergaan; dat op de predikstoelen meest Luther ên Philippus gevolgd werden; dat sinds
lang de missen en vigilièn werden bespot, en dat de sacramenten werden uitgedeeld »up
beyder gestaltenissen, gebruekede gemene Duytscher sprake." Het bezoeken van kapellen
werd vergeten en wat dergelijke meer was, daar predikers en monniken riepen: * Blijft
thuys, blijft thuys lieve vrunden, die here godt wonet hier niet meer als in Jw egeno
huysen." — «Pit alles uth den scolen, uth den scolen up den predichstoel tot war-
nungho opentlicken gestraffet und onder den gemeenten alle ontkennet und verlaten, als
tegens godes wordt strydende, was die Gemeente heel tot reformatie und opentlicke evan-
gelische leer genegen." (Zie dit uittreksel uit de Kronijk van Abel Eppeus bij Diest
Lorgion, aangeh. Verhandeling, bl. 101).
De hervorming, in de stad Groningen en bare omstreken zoo wèl voorbereid, ontwik-
kelde zich daar ook onder gunstige omstandigheden. Tot die gunstige omstandigheden mag
33
-ocr page 360-
354                                      KEEK0KDEN1NG VOOR DE
voorzeker de nabijheid vau het hervormde Emden gerekend worden. In dit vorstendom
was, niet lang na het optreden van Luther in Wittenberg, ten minste reeds in 1520, de
gezuiverde leer openlijk omhelsd onder begunstiging van Edzard I, en wat daar aller harten
deed kloppen, deelde zich snel aan de Groningerlanders mede, die met de Emdenaren door
gedurig handelsverkeer en bovendien door overeenkomst van oorsprong, wetten en zeden
naanw vereenigd waren (Ypeij, aangeh. Leerrede, aant. bl. 73). In Groningen waren dan
ook weldra aanzienlijke burgers en verlichte geestelijken , die de nieuwe leer vrij open-
lijk beleden en verkondigden, en zij werden in hnnne belijdenis bevestigd door leeraren, uit
Emden gezonden. Dreigde er eenig gevaar, dan was dat «elfde Emden voor de vervolgden
als eene moeder in den nood, die hen borg in haar schoot (Harkenroht, Oostfr. Oor-
spronkelijkheden, bl. 165), en voor de Groningers was die veilige schuilplaats ligter dan
voor de vlugtelingen uit andere gewesten te bereiken.
Maar onder de gunstige omstandigheden dient ook gemeld, dat de landvoogden van Gro-
ningen niet altijd hij inagte, en somtijds ongezind waren , om den voortgang der hervorming
te stuiten. De Geldersche hertog Karel van Egniond, in 1517 of 1518 door de Gro-
ningers, en in 1521 door de Ommelanders tot schutsheer aangenomen, was der hervor-
ming geenszins toegenegen, evenmin als zijn stadhouder van Marwijk. Zij konden echter
de vaart der nieuwe begrippen in hun gewest niet stuiten, die zich reeds in 1523 lucht gaven
in openbare disputen ter bestrijding van de pauselijke raagt. Karel van Gelder, natuurlijke
zoon van den hertog van Egmond, die in 1529 of 1530 het stadhouderschap op zich nam,
schijnt een heimelijk begunstiger der evangelische godsdienst geweest te zijn. Hare prediking
is althans onder zijn bestuur van regeringswege toegelaten, en in eene merkwaardige kerkorde
werd bepaald: « de eene predicant sal den anderen, noch in 't gemeyn noch in 'tbeymelyk,
niet schelden, noch verachten, ofte onbeboorlyck edder onschikkelyck op tien predichstoel
lasteren" (Zie deze geheele kerkorde in de eerste Bijlage van Brucherus, Gesch. enz.). Ook
keizer Karel, in 1536 tot beschermheer van Groningen gekozen, kon er zijn gezag, dat
nog te weinig bevestigd was, tegen de nieuwe leer en haren grooten aanhang niet laten
gelden, zoodat zij onverlet aangroeijen bleef (Ypeij en Dertnout, Gesch. d. Ked. herv. kerk
I, bl. 116) en hare belijders, geenszins als sectarissen aangemerkt, zonder verhindering
onder de roomsch-gezinden woonden. (Verzoekschrift der Groningers en Ommelanders, in
1570 aan den Keizer en het Duitsche rijk gerigt). Niet zonder medeweten der stadsma-
gistraten, die deels protestantsch, deels den protestanten genegen waren, kwamen zij in,
bnrgerhuizen tot godsdienstoefening bijeen, en aanzienlijke mannen, als Hièronymus ïre-
deriks, rentmeester der stad, zetten er hunne woningen voor open (Ypeij, aangeh. Leerrede,
aanteek. bl. 77). Sedert het jaar 1550 of daaromtrent hadden zij zelfs een vasten leeraar
in ïeito Ruardi, hun van Emden gezonden, maar nadat het beschermheerschap in 1555 op
Philips II was overgegaan, begon men meer behoedzaamheid noodig to keuren, en met
overleg van burgemeesteren werd de prediking naar het gehucht Helpen , even buiten do
stad, verplaatst (Ypeij en Dermout, Gesch. d. Ned. herv. kerk, II, bl. 97). Intusschen
bleef Emden Oostfriesche leer aars zenden, zooals Delenus, Hamstede, Dierkens en ande-
ren, die zich gedurig afwisselden, om geen te groot opzien te verwekken (Meiners, Oost-
vrieslands kerk. gesch. I, bl. 394—396).
In het jaar 1566 traden de hervormden in Groningen, zooals toen overal in ons vader-
land, moediger te voorschijn, en door het voorbeeld van Leeuwarden verleid, hebben zij den
20stea Augustus de kerk der minderbroeders » opgelopen en van de beelden der Santen en
Santinnen gezuivert" (Kronyk van Groningen en de Ommelanden, Gron. 1743, bl. 171).
Het geschiedde echter met medeweten der overheden van de stad, »die haren bouwmeester
bevolen, hier in de hand te langen en de Stads Metselaars en Timmerlieden mede te werk
te stellen, om de selve kerke voort van 't gebroken Hout en Steen te suyveron en' bequaem
-ocr page 361-
OMMELANDEN VAN GKONINGEN. 1595.                            355
te maken, om daarin te mogen prediken" (Bor, I b. II, bl. 92). Toen later (1569)
Karel Quarre, door Alva gezonden, de verledene troebelen onderzoeken en straffen kwam,
hebben drie of vier arbeiders «voor alle den pap (alsmen seid) moeten koelen" eo zijn op
de markt met het zwaard gericht (Bor, b. V, bl. 268 en 269). Dit is het eerste bloed,
dat er de hervormde belijdenis heeft gekost.
Daar die beeldenstorm ook door de boeren, van den adel opgehitst, in verscheidene dor-
pen der Ommelanden met woest geweld gedreven was, bragt deze regtspleging zóó veel
schrik onder de hervormden, dat velen hunner stad en land verlieten. Euim anderhalf
honderd uitgewekenen, waaronder vele adelijken, werden gedagvaard om binnen drie weken
voor Alva te verschijnen, maar zij, wetende dat het einde der justitie des hertogs de
dood was, hebben aan de oproeping niet voldaan, zich beroepende op hun privilegie de
non evocando
en daarna op den Keizer, die in 1570 rijksdag te Spiers hield (Bor, b. V,
bl. 269, en Bijvoegsel v. auth. stukken, bl. 129 en 130).
Van den bisschop Jan Knijf, die na de overwinning, door Alva te Jemgum behaald
(1568), plegtig in Groningen was ingeleid, hebben de hervormden weinig te lijden gehad.
Hij was niet bloeddorstig, mogt geene aanbrengers lijden en, toen de stadhouder de Robles
een groot getal hervormingsgezinden wilde gevangen nemen, heeft hij het belet (Brucherns,
Gesch. v. d. opkomst enz. bl. 197).
Nadat Alva onze gewesten voor goed verlaten had, kregen ook de hervormden der noor-
delijke provinciën spoedig verademing, en de pacificatie van Gent (1576), de religie-vrede
(1578) en de unie van Utrecht (1579), bij welke de Ommelanden en vervolgens ook de
stad van Groningen zich voegden, gaven groote uitkomst. De gevlugten keerden overal
terug, en de hervormde godsdienst werd vrij ingevoerd. Te Apingadam predikte Milins
»in 't schutten huis tot dat de Broer-Kerke van alle Beelden en Outaren gereinigt werde.
Daer na hebben Hengers ten Post, Clant tot Stedum op haer huisen doen prediken en is
so de voorsz. Religie in Groeningerland meer en meer toegenomen" (Bor, b. XII, bl.
996). Zoodra de stadhouder graaf van Rennenberg ook de stad Groningen in zijne magt
gekregen, hare magistraten verzet en er den religie-vrede afgekondigd had, werden den ge-
reformeerden bij provisie de St. Walburgs en Minderbroeders kerken afgestaan (Bor,
b. XIII, bl. 89), in welke Wifferding en Millesius predikten, maar die het groot getal
van toehoorders niet genoeg bedienen konden (Brief van de Groningers aan den kerkeraad
van Emden, met verzoek om den hooggeaehten predikant Menso Alting te leen te krijgen,
bij Brucherus, Gesch. v. d. opkomst enz. bl. 220).
Deze vreugde duurde echter kort.
Graaf van Rennenberg verried de zaak des vaderlands (1580). Hij stelde zich aan bet
hoofd van Spaansch- en roomschgezinde burgers van Groningen, en al aanstonds werd door
een zijner dienaren de burgemeester Hillebrandt gedood, zuil der onroomschen op wiens
voorzorg zij zich ten volle verlieten (Hooft, Ned. hist. XVI, bl. 640). Hierdoor viel de
moed der hervormden , en zij hielden zich binnen 's huis. Verder was er niemand die
er het leven bij verloor, dan een burgerzoon uit Bremen, maar meer dan tweehonderd
poorters werden gevangen genomen. (Zie de lijst der gevangenen in de Bijzonderheden uit
de gesch. der herv. in de prov. Gron., ontleend uit een ongedrukt handschrift van dien
tijd doorN. Westendorp. Gron. 1832, bl. 46—51). Echter » vele borgeren ontliepen 't eu
vielen over de muren en swommen door de grachten, ander, als ook de Predicanten en
van den principaelsten borgeren ontquamen 't eenige dagen daer na onbekender wijse" (Bor.
XIV, bl. 168). Toen de ijverige pogingen om de stad te hernemen en de Spaanscbc ben-
den te verslaan mislukten, word de vlugt der hervormden algemeen in de provincie. * Dar
23*
-ocr page 362-
356                                      KERKOKDKNING VOOR DE
togen alle Adel nnde furnemste Vromen Staten der Umlanden oest ofl west ten lande wth
gants unverseehenlich , dar se huiasgeraet, beesten, alles leeten" (Rengers, Chron. M. S.
bl. 156, bij Mr. H. L. Wichers, Verkl. v. h. tractaat v. d. reductie der stad Gron. aan
de unie v. Utr., IF, bl. 343). Men gist, dat gedurende de jaren 1580 tot 1594 meer
dan vierhonderd huisgezinnen de wijk naar elders, vooral naar het herbergzame Oost-fries-
land , genomen hebben.
Die druk van veertien jaren was dan ook de laatste nood.
In het begin der meimaand van 1594 trok prins Maurits van voor Maastricht naar
Zwol. Hij begaf zich langs Ommen naar Koeverden, welke sterke stad vruchteloos
was berend door Verdugo, opvolger van den overleden graaf van Kennenberg. Deze
week bij het naderen van den prins, die daarop snel naar het noorden toog en het
beleg voor Groningen sloeg. Dat beleg werd krachtig aangevangen en voortgezet.
Graaf Willem Lodewijk van Nassau, stadhouder van Friesland, voegde zich met zijne
vaandelen bij de belegeraars, die alras zulke vorderingen maakten dat de stad in onder-
handeling komen moest. De conditiën van overgaaf werden rijp overwogen door Maurits,
Willem Lodewijk en den raad van state, die mede naar Groningen getogen was (Verkla-
ring v. h. tractaat v. reductie enz. door mr. Wichers, I, bl. 6), adscitis in consilium
exulibus
, qui ut vocati eodem confluxerant magno numero (Vita Mensonis Altingii,
descripta ab Ubbone Emmio, p. 84). Zij beraadslaagden niet alleen over het staatsbelang,
sed de religione quoque in urie pariier el agro consiituenda et de idoneis viris, quorum
opera ad hanc rem utili uti possent.
Wat de godsdienst betreft, hadden de belegerden voorgeslagen, »dat de 01de Catholijke
religie en exercitie van dien in zijn esse ende weerden blyven zal." Maar, zoo als te
wachten was, in de plaats daarvan werd gesteld, «dat binnen der Stadt Groeninghen ende
Landen gheen ander Religie geexerceert zal worden dan de gereformeerde Religie, zulcx als
die jegenwoordelick in de geunieerde Provinciën openbaarlick geexerceert wort, mitz dat
nyemandt in syn conscientie sal worden geinquireert." (Verklaring v. h. tract. enz. van
Mr. Wichers, II, bl. 202).
En wat de mannen aangaat, die men ter goode regeling van de kerk behoeven zou, viel
de aandacht aanstonds op den Emdensohen predikant Menso Alting , bij Groningen geboren ,
in Groningen opgevoed, met de ingezetenen en met de ballingen bekend en bij allen om
zijne wijsheid en vroomheid hooggeacht. Hij werd door drie brieven (literis ternis), name-
lijk van Maurits, Willem Lodewijk en den raad van state, verzocht om te komen, opdat hij
jaeiehdis Ecclesiae fundamenüs, scriiendaque eunomias et eutaxias formula loco ac tem-
pori idonea palriam suam cum aliis adjuvaret.
(Vita Altingii 1. 1.). Hetzelfde verzoek
werd ook gedaan aan Sibrandus Lubberti en Martinus Lydius, hoogleerareu der godge-
leerdheid te Ifraoeker, die er eveu bereidwillig als de eerstgenoemde aan voldeden. Vier
dagen na de overgaaf hield Alting de eerste leerrede in de groote kerk van Groningen, die
van beelden en altaren gezuiverd was. Dat voorbeeld werd den volgenden dag door de beide
hoogleeraren gevolgd. Daarna is a tribus his eene regeling der kerk ontworpen.
Uit de geschriften van Doede van Amsweer blijkt, dat de gevlugte regeringsleden, toen
Groningen nog Spaanschgezind was, in Emden reeds aan Alting, predikant aldaar, het
opstellen van eene kerkordening hebben opgedragen, welke in het latijn geschreven, daarna
in de landtaal is ofergebragt, en waarschijnlijk de grondslag van den arbeid der genoemde
drie mannen is geweest. (Verkl. v. h. tractaat van reductie door Mr. Wichers, II, bl. 209).
Allereerst komt hier in aanmerking de » Kerkenordnuug so in die Stadt Groeniagen undc
der Stadt jurisdictie to holden," welke den 16<len September 1594 door burgemeesteren en
raad is gearresteerd, op advies van graaf Willem Lodewijk, die haar ook, » dewijleu het eene
-ocr page 363-
OMMELANDEN VAN GRONINGEN. 1595.                          357
saeke i's van groter importantie," mede onderteekend heeft. (Men vindt deze uitvoerige
kerkordening met de onderteekeningen der Groningsche predikanten tot het jaar 1661 in de
Bijlagen van Brucherus, Gesch. v. d. vestiging der kerkhervorming in de prov. Gron. se-
dert de reductie enz. bl. 425—470).
Br is echter nog eene kerkordening bijzonder voor de Ommelanden opgesteld. Zij komt in de
meeste artikelen met de bovengenoemde voor de stad letterlijk overeen, maar moest afzonder-
lijk voor de Ommelanden gegeven worden, wijl hnnne vereeniging met de stad tot ééne provin-
cie nog vele hinderpalen ontmoette (Verklaring v. h. tractaat enz. van Mr. Wichers, d. II,
verkl. v. art. IV). In het opschrift van deze kerkordening wordt evenwel de stad met de Omme-
landen genoemd , waaruit zou kunnen worden opgemaakt, dat zij al aanstonds tot ééne provinciale
kerkordening bestemd was, waa?voor zij ook later gegolden heeft. Op den 27sten Februarij
1595 gearresteerd, is zij ter ordonnantie van den stadhouder en de gedeputeerde staten jder
provincie gepubliceerd en door den drnk gemeen gemaakt. In het opschrift en de inlei-
ding dezer kerkordeuing staat met geen woord vermeld dat zij door kerkelijke personen,
voorbereid of ontworpen is. Zij wordt voorgedragen als hebbende met alle wetten van
staat denzelfden oorsprong. Ook de bijbeltekst (2 Chron. XIX: 8), als motto aan het
hoofd geplaatst, handelende over Koning Josaphat, die levieten en priesters met hoofden
des volks in een hoog geregtshof stelt, schijnt te moeten dienen, om het beginsel te
handhaven, hetwelk ook Oldenbarnevelt en de staten van Holland vasthielden, »dat het
den Hogen Overheden, elk in sijn Land, toequam kerkelijke wetten en ordonnantien te
maken" (Bor, XXVII, bl. 557). De heer Ypeij heeft zich erg verschreven , als hij zegt,
dat deze kerkordening in de eerste provinciale synode binnen Groningen ontworpen is
(aangeh. Leerrede enz. aant. bl. 81). Zij was al door den stadhouder en de staten ge-
arresteerd en gepubliceerd in Februarij , terwijl die synode in Julij daarna volgende eerst
vergaderd is geweest. In die eerste synode (14—17 Julij 1595) is zij zelfs niet aange-
nomen en onderteekend, hoe de regerings-commissarissen, Petrus Cornelii en Doede van
Amsweer, er ook op hebben aangedrongen, want men verzocht verlof om haar eerst in de
klassikale vergaderingen rijpelijk te overwegen. Het volgende jaar is de tweede provinciale
synode te Groningen (11 Mei 1596) met veel luister gehouden. Al de heeren gedeputeerde
staten en de stadhouder Willem Lodewijk waren er tegenwoordig. De hoogleeraren Lub-
berti en Lydius uit Franeker hadden er mede zitting, en de laatstgenoemde is zelfs tot
praeses dier vergadering gekozen. Maar eerst toen hebben alle predikanten der Omme-
landen, gelijk die van de stad misschien reeds hadden gedaan, of door hunne onderteeke-
ning der gelijkluidende stads-kerkordening mogten gerekend worden reeds te hebben gedaan,
door onderteekening hunner namen zich aan die kerkordening, door den stadhouder en de
staten ingevoerd, onderworpen. (Brucherus, Gesch. v. d. vestiging enz. bl. 293 en 295).
In welken geest die kerkordening is opgesteld, kan men ligt gissen, als men opmerkt,
dat de opsteller, Alting, tot de Calvinistische rigting behoorde (Ypeij en Dermout, Gesch.
der Ned. herv. kerk, II, bl. 177 en aant. 207); dat van de medewerkers, zoo al niet
Lydius, gelijk Ypeij en Dermout beweren, ten minste Lubberti tot de hevige Calvinisten
moet gerekend worden (aangeh. pi. aant. 210, maar lees ook over Lydius, Godgel. Ne-
derland , Biographisch woordenboek van B. Glasius), en dat de patroon en voorstander
dier kerkordening, graaf Willem Lodewijk van Nassau, «zoo omtrent de leer van ie
godsdienst als omtrent het kerkbestuur, van de partij der Calvinisten wa8" (Ypeij en
üermout, ter aangeh. pi. bl. 179).
Als proeve geven wij hier het eerste artikel van de kerkordening voor de stad Groningen,
waaruit duidelijk blijkt, hoe krachtig alle invloed van politieken op kerkelijke zaken ge-
weerd, en het jus vocandi er gemeente tegen over het jut patronatus gehandhaafd wordt.
-ocr page 364-
358                                          KERKORDESIKG VOOR DE
1. Ten eersten willen wy, dat geene gemeene Senatus Ec clcsiast ie ns
uth Politycken & Kerckelicke lniden, die over alle Kereken unser Stadt
nnde dero Jurisdictie to gebieden bebbe, gestellet werde. Want soe een
algemeene Senatus Ecclesiasticus utb Kerckendienaeren en Politischen
luiden gestellet worde, were dataulvige tegen de Kereken Ordeninge,
die in den anderen geunierden Provinciën gebrnkelick ende aengenomen
is. Daertoe were to besorgen, dat daer door die Kereken werden under-
drncket werden; wante het to vermoeden were, dat eenieder Parochie sulck
eenen dienaer nemen inoste, alsse dem Senatui beliefde, hy were dan der
Gemeente aengenaem ofte niet: unde wan een dienaer, die strafbaer
bevonden worde, een ofte twie goede vrunden in den Senatu haddc,
moebte hy idt 80 grof niet maken, dat hy gestraft worde, Unde daer-
entegen, wan hy in gemeltem Senatu een ofte twie vyanden hadde,
mocht by ook soo vroom & gelehrt niet wesen, dat hy sioh voor dem
Senatu solde verdedigen konnen. Daer beneven worde doer diesen Se-
natum alle diciplin uyht der kereken hen wech gedreven. Dan wan een
prediger nae genoechsame vermaninge met den Olderlinge syner ker-
eken tot der afsnidinge procederen worde, solde also balde die be-
claechde zyn refugium to dem Senatu nemen, undt moste daermede het
ampt der sloetelen stille staen. Gelyck, Godt betert, in andere Landen
buiten de Unierdte Provinciën meer dan oogenschynlick is. Hierbenc-
ven so compt dit ampt den Politicis nae Godes woort gantsch en gaer
niet toe. Dan gelyck een Prediger sich der Politischen regieringe ont-
holden sall, also is het oock behoorlick, dat sich die Politici der Ker-
ckenregieringe ontholden. Wy willen verswygeo, wan onder den Poli-
ticis twee ofte drie van vremde ofte valsche Keligion weren, wat die
voor moeyte & ellend in dese Kereken aenrichten konden: sonderlinge
wan sie macht hadden over alle Kereken des Landes to gebieden. Eynde-
lick so is dese Senatus in allen Nationalibus Synodis verboden. Synodus
Emdemis
, Can: i. «Geen Kercke sal over den anderen heersenen, geen
»dienaer over dienaeren, geen olderling over olderlingen, geen diaken
«over diakenen heerschappie hebben." Welckes oock in dem Synodo
Dordracena Cap. van den Kerckenvermaningen Ca: H und in Synodo Mid-
delburgensi Cap. van der Censura Ca: il wederhalet, & tan allen Kereken
in den Unierten Provinciën bevestiget is. Wan overst sulck een Ker-
ckenraet bestellet worde, die worde gewislicken over die andere Kercken-
rede raeden, en die üienaeren, die daer inne weren, worden over de an-
dere Dienaeren heerschen & regieren. Omme dese & dergelycke oorsake
willen wy, dat in unser Stadt undt dero Jurisdiction sulck een gemeen
Kerckenraedt niet gestellet werde.
So veele dat Jus patronatus, dat sich etlicke na Pauslicke wyse aen-
maeten, belanget, datselve is tegen de ordeninge der geunierten Provin-
ciën nnde Godes Woordt. Want Godes woort & die ordninge der Kereken
in den geunierten Provinciën lehren niet, dat een ofte twie, ofte drie
personen solden erflick recht hebben, voor die heele Kercke een dienaer
ofte dienaeren to beroepen, sonder dat der geheelen Gemeynte datrecht
toekompt. Daer toe wordt hier doer die eenicheit der Keligie gebroken,
dan eenieder Patron een Dienaer nae syner Religie beroepen worde; unde
dewyle alle die, dewelke sich in desem Lande dat recht aenmaeten, niet
-ocr page 365-
OMMELANDEN VAN GRONINGEN. 1595.                             359
van eener Religie en syn, worden oock hare Dienaeren van verscheyden
Keligie wesen moeten, gelyck in onse naebuerlanden buiten dese ünier-
ten Provinciën meer als al to waer is. Daer beneven moste die Dienaer
also predigen, alse idt synen Patron believete, ofte hy moste wanderen,
gelyck oock in den voorgedachten Landen meer als al to gebrucklick is.
Verner were to besorgen, dat die Patron, ofte syne Naecomelingen dat
Kerkengoet verminderen unde van datselvige dem Pastoor geven, wat
hem beliefde, & de rest in ehren saok steken worde, gelyck ook in an-
dere Landen & Koninckrycken dagelix geschiedt.
Eindelicken were ock to besorgen, dat die Prediger in synen Carspel
op niemant passen werde, als alleen op den Patron, nnde wan hy densel-
vigen toe frunde hadde, konde hem de gantsche Gemeente niet doen, hoe
slim hy ock maken mogte; unde henwederom, wan de Patron eenich haet
op hem vatede, mochte die gantze Gemeente em voor hoeren Patron niet
beschermen, wo vroom & stichtich hij ock waere: gelyck in den voorge-
dachten Naebnirlanden dagelicks voor oogen is. Omme dese & derge-
lycke oersaeken, willen wy, dat der gantsen Gemeente in een ieder Carspel
dat Jus vocandi to gestelt worde, gelyck oock in den geunierten Pro-
vinciën gebrucklick is.
De inhoud van de kerkordening der Ommelanden is over het algemeen • in conformi-
teyt," zoo als graaf Willem Lodewijk bij hare publicatie zegt, «van den anderen veree-
nichden provinciën." De kerkordeningen der andere vereenigde provinciën moeten ook in
de dassen voorhanden zijn en nevens de belijdenissen onderteekend worden (art. 12). Bij
de behandeling van huwelijkszaken wordt uitdrukkelijk naar de conclusiones Synodorum
Dordracenae , Middelburgensis et llagensis
verwezen (art. 68), en in niet weinige artikelen
zijn die der genoemde synoden bijna woordelijk gevolgd.
Aan alle priesters worJt bevolen, dat zij « haer voortan ontholden van allen kercken
diensten" (art. 1). ' Die het pausdom verlaten, het heilig evangelie rein prediken en de
kerkdieust »in alles conform der Nederlandschen und Francoischen confession und kercken
ordeninghe" verrigten willen, zullen tijd ter voorbereiding voor hun examen ontvangen en"
daarna, geëxamineerd, tot de dienst toegelaten worden, • midts datse van niens beroepen
worden zullen" (art. 3). Die het examen morum et doctrinae niet kunnen doorstaan,
zullen tot een ander ambt gebezigd , of » mit een onderholt tot discretie van de Gedepu-
teerden voorsien worden" (art. 5).
De beroeping van een predikant geschiedt zouder medewerking, zelfs zonder approbatie
der overheid. Die naar eene plaats staat, biedt zich modeste aan met brieven van de
classe, " nnde so dem dorpe ofte dorpen de gave des gesonden Dienaers behagen, mogen
se hem beroepen, woe nicht , mogen se iemant anders beroepen." Als zij echter den tijd
van beroepen (zes weken) ongebruikt laten voorbijgaan, wordt een dienaar per publicam
auctoritatem
gezonden (art. 13).
Aandacht trekt vooral het artikel (53), waarin gehandeld wordt over de medewerking
van een eollator bij eene predikants-benoeming. Na vasten en bidden »sollen de collato-
res nevens Oldesten und üiaconen de gemeente representerende, to samen komen, unde
met gemenen stemmen eenen prediger , de haer an nutsten dunct tho wesen, erwelen".
Hier wordt aan collatoren, die soms meer dan één waren in dezelfde gemeente, deel
in de keus van een leeraar gegeven, en dat is niet in conformiteit met de Nederlandsehe
kerkordeningen van Dordrecht (1578), Middelburg (1581) en 's Gravenhage (1586), die
zoodanig regt niet hebben erkend. Het strookt evenmin met bet eerste artikel der kerk-
-ocr page 366-
360                                      KERKOBDENING VOOR DE
orde voor de stad Groningen, dat zich sterk uitlaat tegen het juspatronatns, als strijdende
«tegen de ordeninge der gennierten Provinciën nnde Godes Woort" (Zie boven bl. 358).
Wij kunnen niet gelooven, jat dit artikel uit de pen der eerste opstellers, vooral niet
uit die van Lubberti zal gevloeid zijn, want in dien tijd en later keurden de orthodoxe
Calvinisten het jus patronatus als litleris sacris, apostolorum insütutis et libertati
ecclesiarum adversus
af, en noemden het een hydra ex lacunis Aniichristi tot ons ge-
komen (Gisierti Voetii Politicae Ecclesiasiicae p. II. 1. III. tract. II de oppositis
vocationis).
Ouderlingen en diakenen worden »van dem gantzen kerckenrade gewelet" (artt. 40 en
42). Dit is geheel overeenkomstig met de bepalingen der straks genoemde Nederlandsche
synoden. Dat de kerkeraad, die zelf zijne leden kiest, niettemin in artikel 53 de ge-
meente representerende
genoemd wordt, is wel overeen te brengen met het begrip dier
tijden van vertegenwoordiging, die dikwijls niets meer dan het optreden in de plaats van
een ander beteekende.
Door predikanten moesten onderteeiend worden de » confessiones, Gallica, Belgica, Hei-
delbergensis Catechismus,
mit der Nederlantscher kercken ordeninge" (art. 12). Door con-
fessio Gallica
wordt niet bedoeld onze Nederlandsche geloofsbelijdenis, zooals zij het eerst
in het Fransch is uitgegeven geweest (Brucherus , Gesch. v. d. vestiging enz. bl. 291), maar
de belijdenis der Fransche hervormden van 1559 , die met de onze veel overeenkomst heeft
(Dr. Vinke, Libri symbolici eccl. ref. Nederl. praefat. p. XVII). De Emdenscbe synode
(1571) had reeds voorgeschreven, om, behalve de Nederlandsche, • ook de belydinge der
Kercken in Vrankryk te onderteeltenen , om daer mede haer verbindinge en eenigheit met
derselver Francoischer Kercken te betuygen (art. 2. Zie ook onze bl. 64).
Deze onderteekening werd ook van de schoolmeesters geéïscht (art. 69), van ouderlingen
en diakenen niet, ofschoon de ouderlingen ook tot de kerkdienst werden gebruikt, want
zij moesten des zondags vóór de godsdienstoefening van negen uren » in stede des orgell
pijpens, een ofte twee Capittelen uit den Bybel lesen" (art. 28).
Behalve deze onderteekening werd van predikanten en schoolmeesters ook nog een eed
gevorderd (art. 15 en 70). De eed, door predikanten af te leggen, bevat eene uitvoerige
optelling hunner pligten, en zonder zwarigheid schijnen zij dien gedaan te hebben in de
tweede synodale vergadering, den Uden Mei 1596 te Groningen gehouden. (Brucherus,
Gesch. v. d vestiging enz. bl. 297).
Beneffens de classicale vergaderingen • sall thom minsten alle jaren van den Predigeren
de9er provintien een Synodus geholden worden" (art. 18). Deze synoden moesten bij beur-
ten in de onderscheidene dassen vergaderen (art. 23), maar in de eerste drie jaren na de
reductie heeft de stad Groningen de eer alleen genoten. Daarna is de vergadering te Ap-
pingadam, vervolgens te Loppersum, Middelstum en Eenrum belegd, en eindelijk in 1602
bepaald, dat de synoden bij afwisseling alleen te Groningen en te Appingadam vergaderen
zouden (Brucherus, Gesch. v. d. vestiging enz. bl. 308).
Er zijn ook nuttige bepalingen gemaakt omtrent de voorziening in het noodige onderhoud
van predikanten en schoolmeesters. Daartoe moesten prebenden , vicarién, proostdijen,
officiën en andere geestelijke beneficiën dienen. Proostdij-goederen waren de oude inkom-
sten der proosten, voortspruitende uit boeten op alle misdaden en tienden van stallen, als
het tiende lam en het tiende kalf (Verklaring v. h. tractaat v. d. reductie enz. v. Mr.
H. L. Wichers, II, bl. 224 vervolg.) Van deze goederen wenschte de kerkordening,
dat ten beste van kerkelijke personen gebruik zou worden gemaakt. Prebenden bestonden
meerendeels uit de opbrengst van goederen, ten dienste van de godsdienst gegeven en wier
beheer aan nakomelingen der gevers was opgedragen. Deze »vrie Prebenden" moesten
strekken tot onderhoud van arme stadenten, en als de collator een halfjaar »suimachtich"
-ocr page 367-
OMMELANDEN VAN GRONINGEN. 1559.                            361
bleef in liet confereren van zoodanige prebende, mogt het dorp met de classis er een student
mede begunstigen (artt. 58 en 59). Pastorie-goederen , bijzonder tot onderhoud van den
leeraar der plaats bestemd, moesten hem worden overgegeven, maar, als zij niet ge-
noeg opbragten , dan »sall tnit believen der Collatoren wt den Vicarien ervollet, eider
sunst twee off drie dorpen to samen gelecht worden" (art. 56). Uit de klooster-
goederen wilde men de verzorging van oude en zwakke dienaars getrokken hebben,
en men verlangde eindelijk, «dat die Landtschap de overgebleven weduwe ende weesen
verseen wolde" (art. 60).
Deze kerkordening voor de Groningsche Ommelanden, die spoedig voor de geheele pro-
vincie gegolden heeft, is steeds het rigtsnoer van het kerkbestuur in stad en Ommelanden
gebleven (Brucherus , Gesch. v. d. vestiging enz. bl. 292). Zij is in druk uitgegeven ten
jare 1595 bij Gillis van den Rade, drukker der staten van Friesland. Geheel uitverkocht
zijnde is zij ruim honderd jaren later in 1699 herdrukt door Derck Koek te Groningen.
Brucherus heeft haar ook achter zijne meermalen aangehaalde Geschiedenis als derde Bij-
lage geplaatst, en wij geven hier den afdruk dier Bijlage, welke wij naauwkeurig met de
uitgaaf van Derck Koek vergeleken hebben.
-ocr page 368-
CHRISTLICKE UND SCHRIFMETIGE
KERCKEN ORDEKUKG,
Om alle desorder voor to comen, und eenicbeyt, rust und vrede inde
gereformeerde Kercke, in der Stadt und Omlanden van Groe-
ningen toe mogen onderbolden.
Ghepubliceert ter ordonnantie des wolgebornen Graven und Heeren
Wilhelm Ludwich, Graven to Nassou, Stadtholder etc. unde
de Gedeputeerde Staten der Stadt unde Omlanden voorsc.
2. Cronic. 19: 8.
Oock stelde Josaphat, Leviten ende Priesteren, ende van den Oversten
Vaderen in Israël, over dat gerichte des Heeren
, ende over de saken,
ende lietse to Jeruzalem wonen. Ende gkebool haer ende sprack: Doet
also inder vreese des Heeren, Irouwlich ende met oprechter herten.
Wilhelm Ludwich Graeff tho Nassau, Catzenellenbogen &c. Stadthol-
der ende Capitein Generael van West-Frieslant, Stadt ende Omlanden
van Groningen, ende des Lants Drenthe, mitsgaders die Gedeputeerde
Staten van de Stadt ende Omlanden voorsz. Allen Junckeren, Hoeve-
lingen, Eigenarfden, ende gemeinen ingesetenen van den Omlanden,
Geestlick ende Werltlick, die dese soelen sien oft horen lesen , Saluyt.
Also tót vorderinge van den dienst unde wallvaert deser lantschap
vorneemlick van nooden is, dat alle olde misbruycken ende afgodische
kerekendiensten affgeschaffet, ende in plaetse van dien die ware gere-
formeerde Religion, met die suyvere predicatie des H. Euangelions in-
gevoert worde. Ende dat dein volgende, in conformiteyt van den
anderen vereenichden Provinciën onsen Buntgenoten eenerleye forme
van Discipline ende kerckelicke Ordeninge worde ingestelt ende onder-
holden, gelijc sulex ahier inder Stadt, stracx nae die Reductie oock
ingewilliget, ende int warek gestelt is geweest, SO ist dat wy, uns
bevindende Atnpts halven verplichte!, allt gene dat tot walstant der
kereken ende van de policie eenichsins dienstelick is, bestes vlijts te
bevorderen, ende daeromme voor allen dingen dese navolgende kerc-
kelicke Ordonnancie onlangs van den Staten der Omlanden op ten
laetsten landtsdach gevisiteert ende by meesten stemmen geapprobeert
ende angenomen in train te brengen:_ hebben goet gevonden, die selvige
Ordeninge alomme in den Omlanden onvertochlick te doen publiceren
ende verkundigen, om na desen dage onverbreeckelick in allen puncten
onderholden und nagegaen te worden, luydende als volgt;
-ocr page 369-
KERKORDENING VOOR DE OMMBLANDB» VAN GRONINGEN. 1595. 363
1.    In den eersten, sullen alle Priesteren ende andere geestlicke per-
sonen int generaell, haer voortan ontholden van allen kercken diensten,
in achtervolch van den mandamenten dien angaende voor langhs wtge-
snnden. Ende en sal niemants totten kercken dienste toegelaten wor-
den , sonder ordentlicke beroepinge, als ooc niemants hem sal vervor-
deren , in eenige kercken, daer he niet is beroepen, te predigen, het
sij dan dat hie behoerliek geëxamineert, ende van den Olderlingen ende
Predigers daer toe zy versocht ende gebeden. Ende zoe eender hem on-
der staen muchte hier tegens te doen', ende nae een off twee vermanin-
gen niet aff te laten, die selvighe zall als een schismaticus van sijnen
dienst worden gesuspendeert, etc.
2.    Voorts sullen alle Priesteren der Omlanden, de dat Pausdom
verlaten, ende dat heillighe Euangelium nae den Regell der heilligher
Schrifft, reyn, louther ende claer predigen, unde den kercken dienst in
alles conform der Nederlandschen und Francoischen confession, und
kercken ordeninghe verrichten willen, haer namen overgeven bij den,
de van zijn Gen. und den gedeputeerden Staten deser provincie daer
toe verordineert zullen wesen.
3.    Ende sall nae der personen (die hare namen overgegeven hebben)
voorgaende levent vlijtige informatie genomen worden, und de in haren
levende onstraflijck bevonden worden, deselvige zullen de, bij den Om-
landen oft haren Gedeputeerden tot dien fine angenomene bekentenisse,
met hare eigen handt onderteeckenen, unde wense de onderteekent heb-
ben, sall haer sekere tyt tho een examen gegeven worden, unde wen
se in den examine woll bestanden sindt, alsdan zullen sie tho den
dienste toegelaten worden, midts datse van nieus beroepen worden zul-
len , und dat in den orden, daer se gestaen hebben, ofte an andere
orden, daer idt der Kercken noodt eysschet ende vordert. Eerse averst
van nieus den kerckendienst an veerden mogen, sollen se de confession,
de ■ se ondertekent hebben, opentlick van den predigstoel aflesen, ende
voor de gantsche gemeinte bekennen.
4.    De nu in den examine nicht wol bestaen sindt, den sal men nije
tijt tot een ander examen vergunnen, und dan met se op gelijker wyse
als vooren geroert is, voortgaen.
5.    De averst in examine morum, §• doctrinae, nicht woll bestaen
konnen, de zelvighe en hoort men all heell tho den dienste nicht tho
te laten, maer zullen liever by den gedeputierden Staten mogen anhol-
den, datse tot een ander ampt ghevordert, dat se met stifftinge bedie-
nen konden, oder daer idt den noot eyschet, mit een onderholt tot dis-
cretie van de Gedeputeerden versien worden. Mits dat de soe geholpen
worden eenen eedt sullen sweeren datse de provincie trouw wesen, dat
Pausdom tegensjaen, unde de heilige reformeerde Religie na haren ver-
mogen bevorderen willen, ende bij faute van dien, dat se die ontfan-
gene conditie ofte onderholt verliesen sullen.
6.    Dese examina sullen bij der lantschaps predigeren gescheen, unde
wen dat landt met genoechsame predigeren besorget sall wesen, so sal
dat landt in seeckere Classes afgedeelet, unde een ijderen Classi eenige
gewisse Dorpen toegeeigenet worden, und sall een ijder dienaer tot sy-
•V ■■■
-ocr page 370-
364                                       KERK0RDEN1NG VOOE DE
nen Classe, int somer alle maendage, oock des winters bijwylen, als de
nootdruft eyschet, komen, unde met sijnen Collegis alle voorvallende
Kercken saecken afhandelen. Woll verstaende, dat men in den Classi-
bus nichts anders handelen sall, als Kerckelijcke saken, unde dat sel-
vige alleene op Kerckelijcke wijse, gelijck in anderen kercken der ge-
unieerde provinciën gescheet.
7.    De Classes sullen by provisie also mogen affgedeelt worden dat
Oisterfywelinge met Duirswolt ten Dam, Westerfyivelinge tho Loppersum,
Hunsinge, Oosterarnpt
tho Middelstum, Half ampt und Mama, mit
Obbega ende Innerdyck, tho Eenrum, Dat ivester quartier tho Suidhorm,
sich konden versamelen. Doch sall dselve staen mede an dat ordell der
Ghedeputeerden unde gemene predigern, to gelegener tijdt.
8.    Soe vaeken de Classis vergadert, sollen de Denaren, daer tegen-
woordich zijnde, mit gemenen stemmen, eenen Presidem kiesen, de
inder vergaderinghe examina, disputationes, unde andere classicales acti-
ones,
dirigere. Desse Preses sal zynne wercken metten ghebede anvangen,
ende eindigen. Unde so een Denaar sich sunder oorsaeken absenteerde,
und nae twee oft dree vermaningen even halstarck bleve, desulvige
sall, als een verachter der goeder ordeninge, van syner ampt suspen-
deert worden.
9.    Dusse Preses sall alle de voorvallende saeken midt gemeinen stem-
men affhandelen, unde sall sich een ieder den stemme des Classis on-
derwerpen, idt weere dan dat het jegen Godes woordt, und de stufftinge
der kercken, voorgenomen worde, in welcker beswaernisse, de beswaerde
de voorghevallene saeken thoe dem provincialem Synodum brengen mach.
10.    Veener, wen dusse Preses dat examen geeindiget heft, sal he
omme vragen offte ooc iemandt sy, de daer wat by doen will, und
so iemant van den anderen Predigeren den ■ Examinandum, wat meer
examineren wolde, dat sall hem vrystaen, mits dattet ordentlijck und
vreedsaem geschee, und wen alzo dat examen voleindet is, sal de ge-
examineerde wtgaen, und sollen alsdan alle de jegenwoordige predigeren
de gedane andtwoort expenderen, unde den geexamineerden met geme-
nen stemmen tho laten, oder, so he nicht nae behoiren heft geandt-
woordet, tho dat naestcomende examen wthsetten, bet dat hy op de
vorgestelde vrage tho degen antwoorden kan.
11.    Wen de jegenwordighe predigeren dat gedane examen approbeert
hebben, zall de geëxamineerde voor all den denaren in den Classe ein
predige doen, op dat die predigers nae de maethe synder gaven ordellen
mogen, waer he am bequaemsten den dienst der Kercken anveerden zall.
12.    Item in een yder Classe sal een boec wezen, waar inne de
confessiones, Gallica, Belgica, Heidelbergensis Cathechismus, mit der Ne-
derlantsche kercken ordeninge, mit wat veel schoon pampier to samen
gebonden sijn sullen, im wekkeren boecke een yder denaer eher he
aangenomen wordt: (dit sulvige verstaen wy van alle Denaren sunder
onderscheyt noemptlijcken van den de all reede in de Reformeerde, ofte
andere Kercken gedenet, und van den de onder den Pausdom gestanden
hebbeu, alzoe oock van dien de nu aldaer eerst toe den kerckendienst
toegelaten worden:) mit sijnder eigen hant schriven sall. Dat hy Godes
-ocr page 371-
OMMELANDEN VAN GRONINGEN. 1595.                             3G5
hillige woort reyn, louter unde claer nae de Regell der hilliger schrift,
und gelyck in gemelten confessionibus unde Cathechismo uitgeleit is,
leeren will; unde sal inder onderschrivinge beloven, dat he de dagen
sijns Levents daer nicht tegen leeren will, unde offt idt queme, dat
he wth onverstande ofte andere orsaeken daer tegen leerde, unde nae
een ofte tweo vermaningen nicht aff stonde, zoe sall he dan daetlicken,
als een Schismaticus van sijnen dienst verstooten und affgesettet wesen,
op dat alle twist ende onenicheit inder leere verhindert worde.
13.    Wen de denaer alsp ondergeschreven heft, sall hy ordentlijck
een vocation verwachten, unde sich sulvest nergens indringen, unde
dat bi den straffe, daermen de Schismaticos mede behooren tho straf-
fen, wol verstaende, dat he woll dorch de Classe an eenen orde, tot
een proeve mach gesonden worden, unde alsoe zynen dienst der kerc-
ken, an welcken hy gesonden is, modeste offereren; jedoch dat sulcks
nicht en geschee, als mit wtdruckelicke brieven van den Classe, sun-
derlinge tho dem einde an der kercken daer he an comtnandieret wort,
gesonden. Unde so dem dorpe ofte dorpen, de gave des gesonden Die-
naers behagen, mogen se hem beroepen, woe nicht, mogen se iemant
anders beroepen, Doch daar se de tijdt van der beroepinge (als ses
weecken) verbijgaen laten, sullen se den tijd dat ius vocandi, voor de
eene reise verloren hebben, unde sall dan die Classis an den Gedepu-
teerden anholden, dat de Heeren eenen dienaer per publicam auctori-
tatem,
an den Dorpe seinden willen, welcken se nisi ob iustam causam
nicht sullen weygeren mogen.
14.    Dese alsoo gekoren ofte gesonden dienaer, eer he zijn dienst
anveerden mach, Sall he den Classem, onder welcken he staen sall,
by een roepen laten, unde aldaer in bywesen aller dienaeren, die toe
den classe*hooren, in dat Classicael boeck schrijven, dat he na luyde
der voorgaende onderschrijvinge, de the voren van hem, eer hy tho dem
kercken dienst toegelaten werdt, gedaen is, de reyne leer leeren, und
voorstaen, unde syne kercke in allen dingen, nae de voorgenoemde
Reformation, bedienen unde met zynen Collegen in Christelijcke eeni-
cheyt unde broederlijcke vrede leven, und by faute van dien sich in
allen dingen der kerckelicken censuer unde Disciplijn onderwerpen wille.
15.    Idt sal oock een dienaer, alsoo erweelett und aengenomen, der
Oeverïcheyt onder welcken he staen sall, dessen Lijfflicken eedt sweeren,
lek N. N. beloeve dat ick in den predigampt daertoe ick nu geroe-
pen bin, Godt den Heere mit allen vlijt unde trouwen dienen will,
und mijnen tho hoereren inder kercken, daer aen ik my verbinde, dat
woort Godes reyn unde louther voordragen will, unde wil de leer nicht
na minen vleeslicken affecten misbruyeken, ofte eenigen menschen wat
tho gevalle reden oft verswijgen, sunder alles na mijnen besten weten-
schap und geweeten voordragen, tot loff ende prijs sijnes hilligen naems,
und besten nut sijnnes volex, welckeren iek sulex toe leisten my schul-
dich erkenne. Ie belove van gelijcken, de kerekenordeninge deser Landt-
schap woesse van der Landtschap opghericht is, onverbrekelic te holden ,
ick belove ooc alle de, welcke in sunden gevallen, daer van affto manen,
und om suIcjk to wege thoe brenghen, neenen vlyt tho sparen, sunder alle
-ocr page 372-
366                                          KERKORDEKING VOOK DE
private haet, nijt, wrake, und alle vleyslicke affecten, und kortelicken alles
the doen, dat eenen vromen, und trouwen kercken denaer geboert, daer
toe belove ick und zweere den Heeren, und Overicheyt deser Landtscbap
hare nudt unde beste, nae myn beste vermogben toe suecken, und toe
verdedighen, unde daer hen mitt alle mynne vlytt arbeiden, dat ick soe
voele in my is, mit mijnne Carspelluyden , vreedesam und enich leven
mach, dat oock de gemene ingesetenen deses landes, in gueden vrede
und enicheit, onder der overheyt beschuttinge, ende bescharminghe,
leven mogen. Ooc in mijner beroepinge, het sy in tijt van vrede ofte
oerloge, in peste oder ander ongemack : welcker doch die lieve Godt
lange verhoeden wil, bestendich tho verharden: Eintlick belove ick ooc
nae de gesetten und landes rechten, in onderdanichheyt ende gehoor-
saemheyt tho leven , mennichlicken ein guet exempel voor thoe dragen.
Indussen allen my onderwarpende den Statuten und Rechten, my van
de Overicheyt voorgestelt, zoo voele unde wydt alsse my myn ampt tho-
laett, welck in een Christelijcke vryheyt van leeren, predigen, ende
straffen der ongehoorsamen, besteyt, woe Godt de Heere dat te doen
bevolen heft.
16.    In desen Classe ofte classibus van den Landen sall de eene
Denaer niet meer macht hebben als de ander: Idt zal oock de eene
Classis over het ander, offte de eene Kerckenraet over den ander, offte
de eene Prediger over den anderen, offte de eene Olderling over den
anderen, ofte de eene Diacon over den anderen geen heerschappie sick
anmaten.
17.    Oft idt queme, dat een Dorp ofte meer vaceerden, sal de Clas-
sis, daer onder dat dorp, ofte dorpen gelegen sint, thoesien, datse met-
ten Denaren, de in den Classe sint, in de Kerckendienst, zo voell
mogelic is, bedient worden , doch dat hier inne nichts en geschie, als
wth rade des gantschen Classis, op dat niemant gelegentheit hebbe sich
waer in tho dringen , oft syn vocation onordentlick met een ander tho
verwisselen.
18.    Beneffens dusse Classicis conventibus, sall thom minsten alle
jaren , van den Predigeren deser provintien een Synodus geholden wor-
den , daer inne alle saken , de in den Classibus nicht hebben afgehan-
delt konnen worden , geeindigt worden.
19.    Tho desen Synodo sollen van een ider Classe twee predigers,
und een Olderlijng, tho gesonden worden. Sollen van de Classe, daer
vanse gesonden worden, mit de meeste stemmen gecoren, und mitt
breven van Credentz versien worden, welcke se op den Synodo toonen
sullen, eer se macht to resideren hebben mogen. Deze also gesonden
Predigers, unde Olderlingen, sollen allene vota definitiva op den Syno-
dis hebben, und mogen well ander Predigeren und Oldsten op den Sy-
nodo commen, man sollen gene stemmen hebben, wat op dussen Syno-
dis mit meesten stemmen besloten wort, sall een yder volgen moeten.
20.    Onse Synodus sal alle tyt, den anderen Maendach na Paeschen
anvangen, unde sullen alle Classes een ider an zynen oorde een maent
toe vooren versamelen, und under sich beraetslaan wat op den Synodo
aall van nooden wesen voorgestelt te worden, dese capita ofte gravamina
-ocr page 373-
OMMEL/VNDEN VAN GRONINGEN. 1595.                             367
sall een ider Classis den anderen Classibus, dre weken voor den Sy-
nodo over schriven, opdat alle Predigeren , daer van te voren in haere
Classibus, mitt gemeene stemmen raetslaen konnen, und van die voor-
vallende saken wetenschap hebben, eer sy op den Synodum komen,
und alssdan mit riper deliberatie een ider syn meninge wtspreken moge,
idt solion oock geene andere gravamina, alsse de van den Classibus
overgeschreven sindt, in Synodo voorgenomen worden.
21.    Op den Synodo sall mit gemeinen stemmen een Preses und een
scriba gekoren worden. De Preses sall de Synodales conventus met den
gebeede anvangen unde eindigen, de voorvallende saken voorstellen, unde
de scriba sall de conclusiones, und wat sunst besloten wordt, teeckenen.
22.    Dej predikeren, de op den Synodo erschijnen, sollen .nicht schei-
den, eer se alle decisiones offte conclusiones Synodicas met haere handt-
schrijvinge bevestiget hebben.
23.    Unde sullen dese Synodi, van jaren tho jaren in de ordhen
daer de Classes fundeert sint, geholden worden, unde dat per vices,
op dat geen Classes sich eenige prerogatijff aannemen moghen.
24.    In een ider Classe sall een sunderlinge boeck gehouden worden
daerinne alle Acta Synodica vergadert worden, gelijck oock in ider Classe
een sunderlinge boeck sall geholden worden, daer inne alle denckweer-
dige saeken, de in de Classibus voorvallen sullen, opgeteeckent, op dat
de naecomelingen moghen weten, wat bij haer Antecessoren gedaen is,
unde een ider op zijn suffrajnum acht geven moge.
25.    Wat den kercken angaet, sindt in een ider welbestelde kercke
drie ampten, noemptlick, Predigers, Olderlingen, und Diaconen.
26.    Der prediger ambt is, den volcke met reyner leer und met een
vrom levent voort to gaen, dat volck openbaer in der kercken mit pre-
digen tonderwysen, und een yder in zijnnen huyse mit leeren, vragen,
vermanen, troosten, straffen, bidden, und woe idt de noot, unde
stichtingen eischet, tonderrichten.
27.    De leer in der kercken sall op den Sondagen in den Dorpen
voor middach een Euangelische text, unde des naemiddaechs de Cathe-
chismus, oock eenmael in de weken op sulcke eenen dach, alst den
dorp luyden aen besten thoe passé kompt, geschien.
28.    Op den Sondagen, voor de negen ures predige sall een Older-
ling in stede des orgell pijpens, een ofte twee Capittelen wt den Bybel
lesen, bett dat dat volc al tho samen komt.
29.    Achten oock voor goet, dat gene lijckpredige in den lande ge-
holden worde. Idt zy dan dat het tot grooter stichtinge solde denen.
Ende solen ooc by ordinantie der magistraet, van de hoogen Overicheyt
de heidensche onnutte doot bieren off wtigen behooren affgedaen te
worden. Als mede de excessive kinderbieren.
30.    Men sall oock boven de Sondagen geen festdagen holden als
alleene de Menschwerdinge, Besnidinge, de Operstandinge, und Hemel-
vaert Christi, unde Sendinghe des heiligen geestes.
31.    Veerner, dat nae alle drie maenden, dat avontmael wtgedeelet
worde, unde sall datselve een gantsche maent to vooren vercondiget
worden, op dat sich een yder daer toe bereyden mochte, nae der ver-
-ocr page 374-
368                                          KERKORDENING VOOR DE
cundinghe sall een yder prediger, alle ledematen versuecken und se
leeren, vermanen, troosten, straffen unde versoenen, als de noodt, ende
tydt eysschet.
32.    Het sall oock in dem presbyterio een boeck wesen, daerinne
alle de namen der communicanten geschreven, gelyc ooc in denselven
een boeck wesen moet, daer inne alle saecken, die in consistorio ge-
handelt ghescbreven worden.
33.    So in deser visiitatie eenige swaericheyt voorviel, sal de pre-
diger ordelen, ofte se heimelijck, oder openbaer wer, de heimelicke
féyten kan he verswijghen, ende heimelijck wechleggen. De openbare
feyten moet hy thoe den consistorio brengen, und se mit raede der ol-
derlingen, nae der Nederlantschen kerckenordeninghe off holden, noempt-
licken, dat all de ienighe de heymelicken sondighen mochten, heymelicken
berouw ende leetwesen doen , unde denselvigen de se geergert, genoech
doen: woe se sulcx doen , behoort men sulke feilen tho vergeten , soo
veeren se averst halstark sindt und sulcks niet doen en willen, moet
men idt an dat Presbyterium brengen, und mit Raede de sulvigen off-
handelen: So idt averst een openbaer sonde is moet idt an den
kerckenraedt gebracht werden , und mit rade dessulvigen daer in hande-
len , unde dat op dusse wijse, dat men voor alle dingh syn wterste vlijt
aanwende, dat de sunder sich bekeere unde berow over sijnne sunde drage:
so veer dat geschut, mach men ehm entweeder mit bedecten, oder mit
wtgedruckten namen, na gelegentheyt der saecken, unde also idt der
kercken am stifftichsten is, voorstellen, unde de argernisse wechnemen,
und ehme tho den avontmal komen laten. Soe veern he averst hal-
starck unde der kercken ongehoorsaem is, mach men ehme tot twee oft
dre malen mit bedecten namen voorstellen , de gemeente vermanen, dat
sy voor ehme bidden, ehme apentlicken, doch mit bedecten nhamen
druwen nutter affsnidinge, oick den sulvige vaken heimelick vermanen,
dat he sich bekeere und ehme op dat alderhefftichste Godes ordel vor-
holden , unde wen sulcx alles nicht helpen mach, soo zullen se dan tot
dat wterste Remedium der excommunication procederen.
34.    Hier sall datt presbyterium varmanet wesen, dat idt nicht licht-
veerdich, oock nicht om geringe oorsaken wille, tho der afsnydinge
comen willl, sunder de saecke ernstlich overleggen , wen idt van noo-
den is, unde nicht anders sijn kan: want het een grouwelick warck is,
einnen mensche wt de gemeenschap der hilligen te verwarpen, unde een
groote sonde is, wen sulckes onrechtveerdich gedaen werdt.
35.    Wat nu den luiden angaet, de tho vooren niet tho den avont-
mael gegaen hebben, und sich daer nu tho begeven willen, In densel-
vigen moet men well acht nemen op haren voorgaenden levent, unde se
na densulvigen leeren , vermanen , unde onderwijsen , gelyck idt de noodt
eyschet, und woll thoseen , dat men de nicht s"onder een openbaer exa-
men, und bekentenisse van de hillige Christelicke religion , unde open-
baer beloffte van de kercken Raet toe gehoorsamen, tho laeten.
36.    Unde wen dat Avontmael nu am eerstenmael wth gedeelet zall
worden, weere idt guet, dat all de olde ledematen, de tho Embden und
elders, dat Avontmael gebruyct hebben, und nu dorch Godes genade
-ocr page 375-
OMMELANDEN 'VAN GRONINGEN, 1595.                                869
by ons daer toe gaen weerden, alle toe saemen quemen unde openbaer
voor de gantsche gemeente haer bekentenisse deden, ende de belofte,
daermit se sich de disciplijn the onderholden ende the onderwarpen ver-
pliehtet, voor allen den volcke weder vernyeden, Op dat de anderen de
daer hier negest, durch Godes genade, hen toegaen weerden, oook alsoo
doen, unde dat lofflijcke exempel van Embden navolgen mochten, unde
dat oock alsoo toe dussen hilligen wareken een guet unde ehrlijck inganck
geschee.
37.     De van anderen ordthen hijr heen komen, unde onbekandt sindt,
sollen nicht tho dem dische des Heeren toegelaten worden. Idt zy dan
dat se guede getuiehnisse van andere gemeenten mit sich brengen.
38.     De doope sal men op de forme unde ordenunge, de in den Ne-
derlandschen kercken ordenunge beschreven is, bedenen. Unde sollen de
olderen, de hare kinderen doopen laten willen, des dages toe voren, eerde
kinderen gedoopet worden, der kinderen name, ende de geboertendach by
den predigeren angeven, und sullen die predigeren de namen der kinderen,
de geboertedach, item of se ehelijc, oft onehelijck geboren sindt, vlitich
anteeckenen.
39.     Idt behoorde oock, dat de olders vermaent worden, datse hare
kinderen, de in onse kercken gedoopt worden, in der waren hilligen Eefor-
meerde Eeligion onderwysen unde onderrichten willen, unde sollen die
predigeren de Doope anders nergents, als voor die hillige gemeente bedie-
nen , welckes wy oock van dat Avontmael willen verstaen hebben.
40.     De oldeiiingen sullen van den predigeren, oldsten unde Diaconen,
mit gemeene stemmen gecoren worden, unde soelen eerbare, vrome, ansien-
lieke luiden, und guedes geruchtea wesen, unde wen se erwelet sint, sollen
ae op drie sondagen van den predigstoell voor der gantsche kerken verkun-
dicht weerden, op dat ider man weete, wen der kercken Eegieringe bevolen
is, unde toe erkennen geven mochte, soe he daer wat op toe seggen hadde,
unde zoo daer eenighe oorsake voorghebracht werde, waeromme men de
zelvige nit tho den dienste toelaten muchte sal men de oorsaken ordentlick
an dat Consistorium brengen, unde daer over met gemeenen Rade ordeelen,
unde oft idt queme dattet billike recusation wehre, sal men tho een nye
verkiesinge, op die voorgaende wyse procedere, und wen binnen den drien
Sondagen nichtes voorghebracht werdt, sal men se voor bestediget annemen.
41.     Hare ampt is op allen Cluften unde quartieren acht te hebben,
dat alle ledematen eerbaerlick leven, unde oft sick iemant waerinne ver-
grepe, densulvigen leeren, vermanen, onderwysen, nae dat idt de nood
eischet unde de heimelicke feilen, heymelicken beteren , uud die in zijnen
heymelicken simden halstark is, in den Consistorio brengen, gelijck tho
voeren verhaelt is. Oock van gelijcken in den apenbare sunden doen, op
dat in denselven mit raedt des Presbiterii gehandelt worden moge. Idt
sollen oock de Olderlinghen den predigeren in die visitationibus, voor dat
nachtmael helpen, gelijck in de unieerde provinciën gebruyckelic is.
42.     Die Diaconen sullen in,gelijcken, van den gantsche kercken Raedt
erwelet, und op drie Sondagen van den Predigstoel afghelezen worden, even
op die selve wyse, als to vooren van den olderlingen gesecht is.
43.     Bhre ampt'is, de aelmoessen in der kercke in tho sammeleH, und
34
-ocr page 376-
370                                            KE.RKORDENTNG VOOR DE
alle predige wen se gesammelt, opschriven wat se ontvangen hebben, unde
alle weken oock eenmaele ordinaris toe samen koemen, unde van allen
voorvallenden saecken, den aelmoesen angaende, under siek spreken, by
dusse versamelinge hoort oock altijt een denaer to wesen, die dat gebet
doet, unde se in haren saeken, so voele mogelijck is, heipet.
44.     De aelmoesen, die de Diaconen in der kercken sammelen, sollen
alleene ande armen Ledematen vvtgedeelt worden. Idt soelen oock die Dia-
conen niemaut annemen to bedienen als mit rade des ganschen presbiterii,
unde die se bedienen, behoren se alle weke een raael, tenminste, in hare
huysingae te besoecken, op datse na ghelegentheyt der saken die aelmoesen
verminderen ofte vermeerderen mogen.
45.     Het sall oock goet wezen, dat die diaconen opsicht holden op de
arme, dat die eene zo wall arbeyde, als die ander, unde ofter enige zwa-
richeyt in ehre bedieninglie voor viele, die se alleene nicht koenen toe richte
brenghen, moghen dezelvighe an den ganschen kercken Eaedt gelanghen laten,
op dat mit gemenen rade der Predigei-, Olderlingen unde Diaeonen, daerinne
versien worde. De Diaconen sullen oock van hare administratie alle jaren
Rekenschap doen, unde die dach der Rekeninge tho voren van de predig-
stoell affkundigen laten.
Gasthuizen unde JFeeshuyzen, enz.
46.    Benevens disse Diaconen, sullen oock in den gasthuysen unde wees-
huysen, in een yder een from und godtselich gastvader unde weesvader
gestellet worden, die de armen, olden ende junge luyden in den heidel-
berchsen Catechismo onderwysen, dat se de hooftstucken der Christelijcke
Religie leeren mochten. Se moeten van gelijcken de gesimde vlytich ter
kercken voeren, op datse nicht alleene in den tijtlicken leven onderhouden,
sunder oock in den waren Godes dienste onderwyset worden.
47.     Ende sall van den Heeren Ghedeputeerden eene bequame armen
ordeninge nae dat exempell der andere gcunieerde provinciën inghestelt
worden, op dat rechte arme in haren huysen mit noodigen nootdruft voor-
seen, de stareken tho den arbeyde gedreven, unde de onbeschaemde be-
dellerije wt den lande verdreven worden.
48.     Dese denaers der kercken, nnemptlicken dePredigers, Olderlingen,
unde Diaconen behooren alle weken, voor dat Avontmael censuram mormn
onder sich toe holden, unde de selvige van den denaren anvangen, unde
in den Diaconen eindigen. In dusse censure behoort een yder na de rijge
op to staen, und wt tho gaen, op dat een yder vry spreken moge. Idt
behooret ooek een yder sich den ordell des gantschen kercken Raedes tho
onderwarpen, unde de bestraffde sich mit aller demoet tho beteren. So
veeren averst yemant halstarck bevonden werde, unde de feyte onlijdbaer
weere, solmen met ehm na de bovengeschreven maniere handelen.
49.     Unde dewijle een denaer onstraffelijcker leven moet als de ander
menschen, sall he voor allen dingen wall toe seen, dat he synen schapen
een guet exempel geve, dan wen he in eenige sunden verviel, moet he
weten, dat he naden val, wal toe een lidtmaet der gemeenten, averst nicht
tho een denaer weder angenomen worden kan. Vernemèlijck an den ordbe,
-ocr page 377-
OMMELANDEN VAN GKOMNGEN, 1595.                               371
daer he tho vooren staen heft, idt geschege dan om verheffelicker oorsaken,
de den Kercken Raedt daer toe bewegen mochte.
50.     De sunde averst daeromme een dener der kercken, he se Prediger,
Olderling ofte Diacon, behoort suspendeert ofte affgesettet tho wesen sint
dese: valsche leere, ofte ketterie, openbaer sehoermakinge, opentlijck bias-
phemic, simonie, troulooze verlatinge synes dienstes, oft indringinge in eens
anderen dienst, meneedicheyt, ehebreken, hoererije, dieverije, dagelijcse
dronckenschap, veohterie, vuyl gewin, kortelick alle de sunden, und grove
feyten, de den authoer voor de wareld eherloos maken, und in een ander
gemeen Lidtmaet mit der aff'snijdinge, gestrafft werden.
51.     Ende op dat alle denaers sich ordentlick unde haren beroep na
holden mogen, sal seer goed wesen dat in een yder Olasse twee predigers
unde een olderling, van den ganschen Classe, und een eerbaer, vroom
godtfruchtich man, de* een lidmaet der gemeente is, van der overicheyt,
onder wekke dat. classis gelegen is, erwelet worde, weleke alle Carspellen
tho dem Classe behorende besuecken, und in een yder carspell den prediger
des oerdes voor sich in bijwcesen syner gemeente, unde den predigheeren
inder kercken ein predighe doen laten, wth weleke de predigheren ehm
examineeren und vernemen sollen, off he ooc vlijtich studere, unde inder
leere reyn sy -. nae gedane predige sollen se den denaer wtgaen laten, und
de Carspelluyden vraghen, oft he oock stifftelicken und vromelicken leeve,
unde so ay ehme in leve und leere onstraffelijck bevinden, sollen se ehme
voor den gantschen Carspell des getuigenis geven. So se averst ietnande
straffbaer bevinden, sollen se dat selvige an den Classe refereren, op dat
daer inne na den regel boven verhaelt verseen worde.
52.     Wen de collator unde gemeente eenen Prediger beroepen willen,
sollen se een allgemeenen beeddaoh und vasteldach holden, und vuerich-
licken to Godt bidden, dat he de met eenen nutten unde truwen denaer
versorgen will.
53.     Na gedane vasten und beden, sollen de Collatores nevens Oldesten
und Diaconen de gemeente representerende, to samen komen, unde met
gemenen stemmen eenen prediger, de haer an nutsten dunct tho wesen, er-
welen , dussen erweleden denaer sollen se den gedeputeerden des landts
voorstellen, die oock van de Ghedeputeerden nicht also alleene omme billike
oorsaken behoort gewygert te worden. Ende wen he van de Magistraet,
approbeert is, sall he op dre sondagen apentlicken vanden predigstpel voor
den gantschen kereke verkundighet worden, op dat so yemant were, de
daer wat op toe seggen hadde, dat sulvige behoorlicken antoegen mochte,
und so verren van niemande daer wat tekens gesecht wort, sall he alsdan
voor een bestedigede diener inder gemeente geholden und angenomen wor-
den. Mits dat he den behoorlicken eedt, ende beyde onderschryvinge doe,
gclijck voren verhaelt is.
                   *
54.     Het sal oock noodich wesen, dat de denaren dorch dat opleggen
der handen vanden naesten prediger ordineert worden, woe feern se averst
tho voren buyten dat pausdom geordineert sindt, mogen se den naesten
prediger den rechter handt geven, ende dat voor der ganscher kereken.
55.    Ende op dat an nootwendigen onderholt van goede lehrers, schoel-
meisters, studenten, verplegung der armen, ende andere pios wm geen
24*
-ocr page 378-
372                                            KF/RKORDESTNG VOOll DE
gebreck voorvalle, sullen alle prebenden, vicarien , prostijen , officien, ende
andere geestelicke beneficien, hoe die namen hebben mogen, neerstioh waer-
genomen by die daer toe verordente, well geadministreert, ende mit ernst
daer op ghesien worden, dat niemant van wat qualiteit off standt die sijn
mogen, d'opcomsten vande voornaemste beneficien tot synen privaten nut
trecke ende gebruycke, het sy onder decsel van lus pafronatus, ofte an-
dere pretexten.
56.     Dien volghende, sullen een yder denaer in een Dorp alle de goe-
deren ende landen van de pastorie toe gestelt worden, unde sal he sich
oock daermede genogen laten (want de pastoren die de landen inde dorpen
sulvest bmycken mogen, daer dorch beter huysholden connen als de, die
inde Steden woonen). Wallverstaende zo eenige leenen niet ghenoechsaem
weeren om een dienaer to onderholden, sall mit believen der Collatoren wt
den vicarien ervollet, edder sunst twee off drie o*orpen to samen gelecht
worden.
57.     Idt moet oock in een yder Carspel een Schoelmeister wesen die
Kosterye mede bedienende, die de dorpkinderen schriven und lesen leere,
unde die sulvige in den Catechismo onderwyse, unde inder kercken de ge-
sangen aenhevet, van goeden Leven, ende vande gereformeerde Religie.
58.    Daer in eenich Carspel der Omlanden vrie prebenden gevonden wor-
den , wort voor goet ingesien (op dat de patroon off Collator van wegen der
liberaliteyt sijner voorvaderen, sijne geboerlicke ehere daer van moghe heb-
ben), dat sodane prebenden off vrie leenen de bisslier tho, nit tho den dienst
der kercken gebruyct sindt, vanden patroon ofte Collator daer toe nae olden
heercompste gerechtiget zijnde, aen een ofte twee arme studenten confereert
worden, omme de daer van in studio Theologiae, vel alterim facultatis tho
onderholden, wesende ten minsten twaleff jaren oldt, diewijl men by jonge
kinderen ongewiss is, off daer wt eenige vruchten voor die kercke to ver-
wachten sijn, off nit. Ende zal die selve student dit beneficium mogen ge-
nieten, tot dat XXV. jaer synes olderdoms incluis, en nit langer. Wolver-
staende dat de patroon den student, op welcken hy de Collatie gedaen heeft,
by den Gedeputeerden der provincie sal angeven, ende opteickenen laten.
Ende so veer de selvige byden Gedeputeerden ad studio, unduchtich unde
unbequaem oft andersins sodanigen waldaet onweerdich bevonden mochte wor-
den, sall de Patroon ofte Collateur eenen anderen moeten noemen den Ge-
deputeerden behaechlijc sijnde. Ende sal de patroon of de student alle jaren
behoorlicke attestatie overbrengen in handen vande voors. Gedeputeerde,
waar hy ter scholen gaet, ende woe hy hem in studiis draecht, by pene dat
de Gedeputeerde anders een bequaem scholier opt selve leen sullen mogen
stellen na behoren.
59.     Ende off het queme, dat de patroon offte Collator dese prebende
nicht confereerde, und inde collatie een half jaer suimachtich bevonden worde,
Sal alsdan de Collator voor de tijdt dat lus collationis verloren hebben,
unde mach dat dorp voor de tijt mit Eade des Classis einen Studenten daer
op nomineren.
60.    So een dener den lande een tijt lanck trouwelijc gedient hebbende,
dorch zijn older ofte krancheyt onbequaem ofte onduchtich to den Ampte
worde, Ist behoorlick dat hy mit een eerlick onderholt wt de Clooster goe-
-ocr page 379-
OMMELANDEN VAN GRONINGEN, 1595.                               373
deren versien worde. Unde so idt queme dat een prediger inden dienste
deser kercke storve, und niet so vele naeliet, dat syne weduwe ende wesen,
daer van sich onder holden mochten, solde stichtich wesen, dat die
Landtsoap de overgebleven weduwe ende weesen verseen wolde, op dat se
den vyanden van Godes woort te spot ende wel behaegeu, geenen noot
lijden moesten.
61.     Ende want hoochnöodich is, dat dese ordeninge metten eersten int
vverck gestelt worde, sullen alle die Collatores van Pastorien binnen den tijt
van ses weken, ende die Collatores van prebenden ende andere vrije be-
neficien binnen den tijt van drie maenden, bequame persoonen eligeren, die
den Heeren Stadtholder ende Gedeputeerde voorstellen, om nae die form
deser ordening beproeft, geeonfirmeert, ende ingestelt te worden. Ende dei-
ofte die geenige hier in suimich sijn, ende binnen die bestemde tijt geene
presentatie van bequame persoonen doen, sullen voor dit mael daer van
versteecken blijven, ende by den Heeren Stadtholder ende Gedeputeerde
directelick de electien, so van Kercken leerers als Studenten gedaen worden.
62.    "Veerner so de kercke, ofte dat lant mit eenigen noodt aangevochten
worde, salmen dan oock een gemeen vasten ende beden dach holden, op
welcken dat volck vanden Kechten gebruycke des vastens unde Godes thoren
aff to bidden, vermaent worde.
63.     Dusse vasteldagen sullen vande predigeren in den kercken, ende
vande overicheyt anden Saedtshuys opentlick af lesen ende verkundiget wor-
den, op dat iderman daer van verstendiget worde.
64.   Ende sullen op den vastendagen ende sondagen alle wareltlijcke wijn-
kelneringen hier mede verboden wesen, unde sunderlinge den Croegeren,
datse op den dach geene gasten sullen setten, de Eedgeren, Grietmannen
ende Wedmannen, sullen op den dach voor unde nae middach onder die
preken, unde des avonts, de krogen behooren te visiteren, ende daer se
van yemandt tegens dit verbott gedaen bevinden, deu sulvigen also tho
straffen, dat een ander daer een exempel an nheme, op dat die onmensche-
licke drunckenschap vermindert, und eintlicken aff geschaffet worden.
65.    Wen sich eenige willen tho den echten staet begeven, de sollen tho
voren den denaren anspreken, unde guede bekande luyden mit sich brengen,
oame den denaren onderrichtinge tho doen, off se oock na Godes woordt
und warltlijcke Recht, tho samen hilcken moghen, und wen de denaren be-
vinden, dat se tsamen hilcken mogen, sollen se op dree Sondagen opentlick
vanden predigstoel verkundiget worden. Unde so veren dan neene verhin-
deringe voorgebracht wordt, moegen se nae der forme der hilligher Chris-
telicker kercken, tho samen ghevoecht worden, wall verstaende dat se niet
heymelicken inden huyse ofte anders waer, sunder alleen inder kercken voor
den ansichte der gemeente, sollen tsamen gegeven worden.
66.     Wen de proclameerden nicht in eenen ordhe woonen, sall de pre-
diger se nicht tho samen geven, he hebbe den genoochsame tuichnisse,
dat se an den ordhen, daer se woonachtich, ordentlijch op dree Sondagen
van den predichstoel aff gekuudicht sint, und dat daer nichtes jegen gebracht
is, Ende om de onnutte costen op den bruyloiten tho vermijden, sall daer
in ter eerster gelegentheyt oock guede Ordeninge gemaket worden, Daer nae
ein idtlijck na standes geboer, sich sall moeten richten.
-ocr page 380-
374 KERKORBENING VOOR DE OMMELANDEN VAN GRONINGEN, 1595.
67.     Idt sal oock in een yder kercke een boeck geholden worden, daer
inne de namen der jenigen, de sich tho der Echten staet begeven, geschre-
ven, unde toe steedige gedcnckenisse bewaert worden.
68.     Wat sunst inden ehesaecke an tho mereken, unde tho holden sy,
sall een yder prediger wt den conclusionibus Synodorum Dordracenae, Mid-
delburr/ensis §• Eagensis. Item ex lib. Bezae de divortiis,
und anderen boecken
leeren, unde idt also maken, dat alles ordentlich unde stichtlijck tho gae.
69.    Niemant sall oock tho de diensten der Scholen (dit verstaen wy van
allen scholen sonder onderscheyt, sy zijn hooch ofte leech in den lande) tho
gelaten worden, he hebben dan tho voren de reformeerde Eeligie onder ge-
schreven, op de selvige wyse, als tho voren vanden predigeren verhaelt is.
70.     Een yder Schoelmeester sall (ehr hy angenomen wort) by ehedes
plichte, oock beloven den kereken dienst na zynen besten vermogen tho
bevorderen, unde de denaren in den selvigen tho helpen, so vele hem
moghelick is, unde sunderlinghe, dat he den kinderen inden heydelbergschen
Gatechismo, unde kereken gesanck onderwysinge doen, unde ther kereken
leyden will, op dat de kinderen van kindes been an, de fundamenten der
Christelicke Eeligion leeren, und inde kereken opseggen, und de psalmen
te Kecht singen, unde en sullen geene schoolmeesteren ofte meestersehen in
haren dienste geduldet, oft geleden worden, de dit nicht na komen willen.
71.     Wen een prediger, ofte Schoolmeister oft yemaut anders in deser
lantschap, wat drucken laten wolde, sal he dat to vooreu van de gantsche
Classe, daer he ondergestelt, ofte van deme de van den Classe daertoe ge-
stelt worden, visiteren laten, dat nïchthes gedrucket worde, dat nicht mit
Godes woorde ofte mit den voorgenomcle Symbolis, Confessionibus, 8f Cate-
chismo
over een stemmet, het welcke dan de boecdruckeren, so hier te
lande haer sullen willen nedersetten, ooc expresselijck belast ende op erl acht
sal worden, eer haer toegelaten sal wesen, haer ampt te exerceren.
Ende ten eynde van alle desen niemant enige reden van ignorantie hebbe
voor te wenden, ontbieden ende bevelen wy allen Ecdgeren, Grietmannen
ende anderen, Kecht voerende personen, dese ordonnantie te doen wtkun-
digen, in allen plaetsen haerder Eechtstoelen, daermen gewoonlick is pu-
blicatie ende wtkundige te doen, Ordonnerende ende belastende mede, den
selvigen dese ordonnancie scharpelick te achtervolgen ende te doen achter-
volgen, ende tegens den overtrederen van dien sunder dissimulatie te pro-
cederen nae behoren, Want wy sulex ter eeren Godts ende tot wallstant des
gemeenen vaderlants hoochnoodich bevonden hebben. Datum Groninghen
onder onsen segell den 27 Februarij. Anno 1595.
-ocr page 381-
PROYINCIALE SYNODE, GEHOUDEN TE UTRECHT, 1612.
Hi 03
De oncenighcid, die in de kerkelijke gemeenten der stad en provincie van Utrecht
heerachte, duurde voort. Algemeene rust en tevredenheid waren er niet meer te her-
stellen , noch door de bcmoeijingen der eerwaardigste mannen, noch door de nieuwe en
lang begeerde kerkordening van 1612.
De Utrechtsche gemeente kon niet vergeten, dat hare predikanten, inzonderheid
Uytcnbogaert en Helmichius, in het jaar 1589 «onder opgaaf van redenen waren geil-
centie'erd. Zij wilde niet gediend zijn van de leeraars," buiten medewerking van haren
Kerkcraad in de dienst der ontslagenen geplaatst, en de strenge kerkordening, kort
daarna (1590) door de staten ingevoerd, met de artikelen van onderteekening door de
wethouders vastgesteld, hulden het misnoegen al grooter gemaakt (Zie onze inleiding op
de. kerk. wetten der staten van Utrecht, bl. 284—292). De meeste lidmaten der
gemeente hielden afzonderlijke vergaderingen binnen en buiten de stad. Zij liepen naar
nabijliggende dorpen, zelfs naar Hssclstein, en dat wel gewapend. Deze conventikulen
en dat predikloopen werden streng verboden, onder bedreiging van geldboete en ver-
banning. Maar die gestrengheid vermeerderde de algemeene verbittering, en tegen het
einde van het jaar 1591 waren er over de duizend personen in de Utrechtsche gemeente >
die weigerachtig bleven om de openbare godsdienstoefeningen bij te wonen (Remonstran-
tie der gedeputeerden van de Zuid-hollandsche synode van den 9<Jon November 1591 j
bij Bor, XXX, bl. 732).
Deze treurige toestand der Utrechtsche gemeente vond veel deelneming bij de kerke-
lijken van Holland en bcarde ook den staten van datzelfde gewest veel zorg. De
ouderlingen van Utrecht beklaagden zich bij de Zuid-hoïlandsche synode van Dordrecht
(1590) over het onordelijk wegzenden hunner vorige dienaars, over het onwettig beroe-
pen en inkomen dergenen, die zij nu hadden, en over de onbehoorlijke handelingen der
laatsten. De commissarissen der staten, in de vergadering tegenwoordig, verklaarden,
dat hunne instructie inhield, om bij deze synode aan te dringen, dat goede correspon-
dentie en eenigheid roet de stad en de kerk van Utrecht onderhouden werd; dat de pre-
dikanten, die daar thans dienst deden, op begeerte van die van Utrecht door zijne Exc.
en de staten gezonden waren; dat de Utreehtache overheid zich bij eede verbonden had,
om de christelijke gereformeerde religie te haudhaven, zoodat men haar vertrouwen
-ocr page 382-
376                                            PROVINCIALE SYNODE,
mogt; dat wel in de ceremoniën eenige veranderingen waren gemaakt, maar „daeromme
by de Kereke van Hollandt gheen affscheydinghe van die van Wttrecht en behoort ghe-
daen te worden," en de staten verlangden, dat de synode de predikanten, die nn in
Utrecht zyn, „willen bekennen voor hare broeders" en de gemeente aldaar vermanen,
„haer niet te absenterea van het ghehoor der predikanten ende ghebruyck des H. Avondt-
maels." — Na rijpe overweging besloot de vergadering „by seeckere remonstrantie aen
Syne Exc. en de II, Staten de gewichticheydt deser aaecke te verthoouen;" bij de
Utrechtsche gemeente aan te dringen „tot stillicheydt ende wreedtsaeniheydt," en hare
tegenwoordige predikanten te gelegener tijd te vermanen „van de faulten ende mis-
bruycken bij hen ghecommitteert" (Aeta MS. syn. part. van Suydt-hollandt, gehouden
binnen Dordrecht 1590, art. 51. Vergel. Bor XXX, bl. 730 en 731).
In de volgende Zuid-hollandsche synode van 's Gravenhage (1591) kwam een adres
van Amersfoort ter tafel, waarin die kerk zich bitter beklaagde „van de groote disordre,
die aldaer omtrent meer ende meer is inbrekende." Zij verklaarde, dat er te weinig
dienaren waren, en onder dezen nog eenigen suspect van ongezond te zijn iu de leer,
of kwaad van leven. Nog anderen waren geëxcommuniceerden, of gesnspendeerden of
papisten. Ook deed de gemeente van Utrecht hier weder hare klagten hooren, zoo-
dat besloten werd, ze aan den advocaat van den lande mede te deelen, ten einde zijn
advies te vernemen, en is goedgevonden, door de gedeputeerden dezer synode aan zijne
Exc. en aan de generale en particuliere staten te doen renionstreren, dat bij den Utreeht-
sehen magistraat aangehouden werd, om de zaak door kerkelijke en politieke personen
tot een goed accoord te laten brengen (Acla MS. syn. part. van Suydt-hollaudt, gehou-
den in den Haag 1591, artt. 56 en 65). De gedeputeerden hebben zich ook tot de
heeren van den raad van state gewend met verzoek, om mede de helpende hand te
leenen tot accommodatie van deze bedroefde zaak. (Deze remonstrantie is in haar ge-
heel opgenomen door Bor, XXX, bl. 731 en 732). Maar wat de synodale gedeputeer-
den , de. raad van state met zijne Exc. en de staten van Holland ook gedaan en ge-
schreven hebben, „so is daermede niet uitgereeht."
•Wederom ten volgende jare (1592) ontving de particuliere synode van Leiden brieven
betreffende „den bedroefden star.dt der religie generalyek int Sticht van Wttrecht, voor-
naemelyck ten platten lande," met verzoek om raad en hnlpe; en daar de commissaris-
sen der staten van Holland deze zelfde zaak „der vergaderinghe hoochlyck recomman-
deerden," werd zij op nieuw den gedeputeerden ten ernstigste aanbevolen (Acta MS.
syn. part. van Suydt-hollandt gehouden te Leiden, art. 50. Vergel, ook Trigland, die
uitvoerig mededeelt de klagten uit Utrecht bij de genoemde synoden ingekomen, met
de besluiten dier vergaderingen en de maatregelen harer gecommitteerden, d. IV, bl.
799—801). Ook werd toen besproken, „hoe dat de Kercke aldoer met den Magistraet
over seeckere artikelen bij hare E. gheraeint in communicatie gecommen was." Deze
artikelen, handelende over het beroepen van predikanten, bet benoemen van ouderlin-
gen en diakenen, het bedienen van doop en avondmaal en het oefenen der tucht
(Bor, XXX, bl. 733), waren, vooral op het punt van de benoemingswijze, iets milder,
dan de autocratische staatsbepalingen van 1590. Predikanten, ouderlingen en diakenen
zouden nu gekozen worden door vier leden uit den magistraat met evenveel leden uit
den kerkeraad, als in het Haagsche concept van 1591 was vastgesteld. In de oefening
der tucht werd echter niet, zoo als ia genoemd concept, de openbare afsnijding toege-
laten , maar uitdrukkelijk bepaald, dat men niet verder gaan zal, dan tot het afhouden
van het avondmaal. Om deze artikelen door den kerkeraad te doen aannemen, werd
de hulp ingeroepen van den geleerden, godvruchtigen en vreedzamen Franciscus Junius,
-ocr page 383-
GEHOUDEN TE UTBECHT, 1612.                                   377
hoogleeraar te Leiden, die niet weinig zwarigheid in de aanneming dezer artikelen zag.
Maar de magistraat beweerde, dat geen ander remedie meer mogelijk was, om met be-
houd hnnner reputatie de gemoederen tot rast te brengen. Zij zeiden ook, dat de arti-
kelen maar provisioneel waren, en beloofden stellig, dat, als het volk de kerk weder
frequenteerde, zij die artikelen naar de gelegenheid des tijds veranderen zouden. Toen
Junius beloofde zijn best te zullen doen, werd ook zeker raadspersoon secretelijk naar
den Haag gezonden, om Uytenbogaert over te halen, dat hij nog eens naar Utrecht
kwam, en medewerkte tot de provisionele) aanneming dier provisionele artikelen. Zoo
is dan door al die bemoeijingen het accoord tusschen de gedeputeerden van den magis-
traat en der supplicerende gemeente getroffen en den 21sten Mei 1593 gearresteerd.
Evenwel liet de goode stemming der Utrechtsche gemeente nog veel te wenschen over.
Om haar te bevorderen, leende de magistraat den predikant Johan Ambrosius voor een
tijd van den Amsterdamschen kerkeraad, en was men van meening, des Heeren
avondmaal niet lang daarna uit te deelen. Daar echter de Utrechtsche predikanten „door
den afkeer kleyn aeces hadden aen de selve," en Anurosius nog weinig bij de gemeente
bekend was, werd Uytenbogaert alweder gebeden om over te komen. Hij kwam om
ieders bezwaren te hooren en alle mogelijke voldoening te geven. Met goedvinden van
den magistraat deed hij op verschillende tijden in bijzondere huizen vijftig of twintig
mannen en vrouwen bijeenkomen en sprak dan met hen. Zoo deed hij de gansche stad
door van het boveneinde tot het benedeneinde, „'t welck geschiede met tamelyck succes,
so dat vele haer wederom ten Avontmale vervoegden, hoewel d'affectie tot de ordinarise
Predikanten aldaer kleyn was en noch lang bleef" (Por, XXX, bl. 733).
Intusschen zag de stadsregering rond naar neutrale predikanten, die bekwaam waren
om de gemeente in eenigheid te brengen, en op raad van professor Junins zijn tot mi-
nisters beroepen: Ursinus, predikant te Frankendaal, en Conchardus, predikant te Or-
lebach in den Paltz (Resol v. 22 April 1594, bij Bor. XXX, bl. 746). Maar vóór dat die
leeraars overgekomen waren, brak een nieuwe twist in de gemeente uit, die het goede,
dat men meende bewerkt te hebben, weder omverwierp. De koster van de St. Geer-
truidekerk beschuldigde den predikant Blokhoven van onregtzinnigheid. Twee mededienaars
des woords, Gerobulus en Cesarius, traden ook tegea hem op en dienden bij schout,
burgemeesters en ouderlingen zes artikelen in, „daer in sy aeyden, dat hij niet leerde
conform de H. Schrifture" (Bor. XXX, bl. 735—743). De nieuwe predikanten wa-
ren intusschen gekomen en bevestigd en men verlangde nu met Blokhoven te accor-
deren, ten einde tegen Kersmis het avondmaal te houden. Die pogingen tot accoord
gelukten echter zóó weinig, dat de collega's veAlaarden met zoodanigen ambtgenoot
als Blokhoven was, het avondmaal niet te kunnen uitreiken. Na veel geschrijf en
langdurige conferentiën werd de twist eindelijk bijgelegd en het avondmaal tot groot
contentement vau velen gevierd. In deze moeijelijke zaak is Junius weder met veel
beleid en groote zachtmoedigheid werkzaam geweest, en hij mag met regt als het prin-
cipaalste instrument dezer schikking worden geroemd. Maar te midden van deze be-
moeijing verzuimde hij niet om bij de stedelijke regering aan te dringen op milder
regelen van kerkbestuur. Hij schreef, dat als er vroeger reden was geweest om het
predikambt breidels in den mond te leggen, deze nu moesten worden weggenomen.
Zij waren ook slechts bij provisie aangelegd met belofte, dat zij te eeniger tijd door
andere middelen ten beste der kerk zouden vervangen worden. Die tijd was gekomen,
nu de stad zich verheugen mogt in het bezit van godvruchtige dienaars, die lief-
hebbers waren van de goddelijke waarheid en publieke raste. Dezen aan de oude
wetten van suspicie te binden, was onbillijk, en zou eindelijk hun en der gemeente
-ocr page 384-
378                                           PROVINCIALE SYNODE,
den moed benemen. Liet men integendeel de leeraars vrij om te doen, wat hun ambt
medebragt, en bepaalde de overheid zieh alleen bij de bescherming der kerk, zoo zou alles
wel gaan. Indien men daartoe niet besloot, zag hij vernieling en verwoesting op de
been komen (Bor. XXX, bl. 741 en 742).
T)e XJtrechtsche regenten konden evenwel nog niet overgehaald worden tot verandering
van hunne kerkelijke ordonnantie , en daar velt; burgers zich om die reden van de kerkelijke
gemeenschap bleven terugtrekken, zoo heeft Jnnius zich tot dezen gewend. Hij gaf een
geschrift uit tot vermaning van de kerke Goda te "Utrecht, om de gemeenschap der
heiligen te onderhouden in godzaligheid, heiligheid, liefde en vrede door de eenighcid
des geestes (gedrukt te Utrecht bij Reynder Wyliks, 1595); in welk geschrift hij aan-
toonde, hoe sommigen zich afzonderden, omdat zij zich met geene goede conscientie aan
de kerkelijke ordonnantie, bij den magistraat gesteld, houden lcondeu. Deze, zeiden zij,
moest eerst veranderd worden; maar hij wees hen op Christus en zijne apostelen, die
zich van de Joodsche kerk niet hebben afgescheiden, hoe groot de vervalsching harer
leer ook was, en hij meende daarom, dat de vromen zich nog veel minder mogten af-
zonderen om eenige kerkelijke ordonnantie, die dan ook nog maar bij manier van voor
raad gegeven was en tot wier verandering hij behulpzaam blijven zou (Brandt, Hist. d,
reform, d. I, b. XV, bl. 789—793). De edele Junius heeft die verandering niet beleefd,
want hij is in het jaar 1602 aan de pest overleden. De IHrechtschc regenten bleven
onverzettelijk en de gemeenteleden misnoegd. Bij sommige gelegenheden, zoo als bij het
beroep van Johannes Bergerus, werd de ontevredenheid weder verlevendigd, en toen Ur-
sinus, die zich tegen dat beroep van de regering gekant had, zijn ontslag bekwam en
nit de stad gebannen werd (Brandt, d. II, b. XVII, bl. 9—12), is het misnoegen er
niet op verminderd. Dat blijvend misnoegen van velen werd te gevaarlijker, omdat cv
in Utrecht toch onrustige persoaen genoeg gevonden werden, „die met den staet der
regeeringhen niet te vreden zijnde, nieuwigheydt sochten ende na veranderinghe trach-
teden, daer toe sy arbeyden de Ghemeynte te misbrnyeken" (Zie over de beroerten ïii
Utrecht van 1606 tot 1612 van Meteren, hist. d. Ned. b. XXXI, fol. 596—598 en b.
XXXII, fol. 621—622). Dit bleek in 1606, toen „ter occasie van 't Schoorsteen-ghelt"
gevaarlijke beweging ontstond, en het was juist in dien tijd, dat de Utrechtsche staten,
waarschijnlijk om de maleontenten der kerkelijke gemeente te winnen, eene synode heb-
ben bijeengeroepen, om ten overstaan van de staten en provisioneel eene kerkordening
te beramen (Resol. van 28 Nov. 1610, gedrukt vóór de kerkordening van 1612). Het
ontwerp, toen gemaakt, bleef echter zonder effect; maar toen in de volgende jaren, vooral
in 1610, al duidelijker aan het lichifewam, „dat de bitterheydt van de sectionisten niet
en verminderde", toen zij zelfs conspireerden om zich van de krijgsbezetting meester te
maken en de regering te veranderen; toen het gevaarlijk muitwerk, „daer sich ook iets
kerekelijks onder mengde" (Brandt, d. II, b. XX, bl. 156), wel tijdig ontdekt maar
met moeite bedwongen werd, werden de staten eindelijk genoodzaakt om aan het ver-
langen der kerkelijkeu te gemoet te komen.
Dat zich onder die muiterij ook iets, en misschien heel wat kerkelijks mengde, laat
zich gemakkelijk afleiden uit de leertwisten, die in Holland gaande waren en „mede
wierden verspreyt in geseyde Stadt" Utrecht (Uytenbogaert, Kerck. hist. IV, bl. 21).
Het wordt nog waarschijnlijker, als men leest, hoe een der veroordeelden, Andries Hen-
driksz., schoolmeester en koster van de St. Nicolaaskerk, op het schavot heeft verklaard,
„dat hy so verbittert was geweest op de Predicanten, dat hy, by al dien de aenslagh
hadde voort-gegaen, de twee Predicanten, Johannes Steenhovius en Jacobus Taurinus
met sijn eygen handen 't leven soude benomen hebben" (Van Meteren, XXXII, fol. 621 ,
-ocr page 385-
GEHOUDEN TF. UTRECHT, 1013.                                  879
en Wagcnaar, X, bl. 32). Ook zeggen de staten van Utrecht in hunne resolutie van
den 28sten November 1610 uitdrukkelijk, dat men dagelijks gewaar werd, „dat d'on-
ruatige Satanische gheest alle middelen aen-went om die Godt-Truchtighe ruste der goeder
In-ghesetenen deser Provincie te verstooren, de Kercke Godts in nieuwe factien ende
scheuringen te verdeylen, ende 't selve doende, de Christelijcke Ghereformeerde Religie
waer hy eau te beschadighen."
Om dat nu te verhoeden, hebben genoemde staten eene synode bijeen geroepen,
en haar in last gegeven, het concept van 160C „te resumeren, 't gundt daer innc
defectueus is te suppleren, amplieren, vermeerderen, verminderen, corrigeren, verbete-
ren, en 't selve doende, een be<iuaem concept van goede Kercken-ordeninghe te beramen".
Bij welke lastgeving de staten niet alleen schijnen beoogd te hebben, de ontevreden-
heid over hunne vroegere ordonnantie weg te nemen, maar vooral ook, de hevigheid
der leertwisten tegen te gaan, over welke leer men ook in Utrecht begon „strijdich te
vallen". Met het oog op de ontevredenen, die sinds lang in plaats der strenge staats-
besluiten eene synodale ordening hadden gewenseht, verklaren de staten in hunne aan-
gehaalde resolutie, dat zij reeds vóór vier jaren hun consent tot het houden eener na-
tionale synode bij de staten-generaal hebben ingebragt, maar daar dit zonder effect
bleef, nu, naar het voorbeeld van andere provinciën, in Utrecht eene betere orde willen
instellen, „als wel voor henen door de sware langdurighe Oorloghen ende andere vele
ende verscheydene voorghevallen beletselen heeft eonnen gheschieden". En met het oog
op de leerpunten, die de driften ook in Utrecht gaande maakten, bevelen zij, dat de
leden der synode er op letten en in de vreeze Gods overwegen, „hoe daer inne op 't al-
der- ghevocchelixste ende vreedsaemste nae Godes Woort sonde moghen werden versien,
omme sonder Icrenckinge van den bant der cenicheyt, die wy met onse Na-buuren ende
Bont-genoten in alles ende voornamentlijck in 't stuck van de Religie willen onder-
honden, ende met bchoudenisse van den voor-naeinsten grondt der reformatie, die in 't
verwerpen aller menschelicker decreten ende in-.tellingen, mitsgaders het aennemen van
Godts geschreven Woort voor den eenighen Reghel ende Richtsnoer onses gtieloofs be-
staet, te beletten, dat door de voorschreven Differenten de ruste onser goeder Inghesc-
tenen, de Christelijcke ghereformeerde Religie toeghedaen, niet verstoort maer behouden,
en in aller Godt-vruchticheyt in bchoorlijcke ghehoorsaemheyt tot Godt ende der Over-
heyt gevordert werde." Ten slotte verlangen de Utrechtsche staten, dat de synode-leden
hun besogne in schrift stellen en den staten „by forme van advijs soo haest doenlijck"
overgeven zullen.
Soo heel spoedig is de kerkordening evenwel niet tot stand gekomen. Het dnurde
ten minste nog twee jaren, eer zij gearresteerd werd. Uit der staten approbatie van ie
kerkordening blijkt, dat de gecommitteerden der provinciale synode van Utrecht zich tot
het opstellen van een ontwerp hebben vereenigd, „alles wat hier toe dieclijek was, in
de vreese des Heeren overleyt hebbende"; dat zij hun werk daarna bij de staten hebben
ingeleverd, die het „eerst rypelijck ghexamineert ende over-wogen" hebben, en het toen
ten overstaan hunner gecommitteerden in communnicatie hebben gelegd met al de ker-
kedienaren der provincie, daartoe in eene provinciale synode bijeen geroepen. Die synode
heeft „met eendrachtighe toe-stemminghe" het ontwerp aangenomen, en nu verklaren,
ordonneren en statue'ren de staten, „dat voortaen in de Stadt, Steden, ende Landen van
Utrecht, in de Bedieninghe ende regeringhe der Christelijcke Kerckc, metten aen-cleven
van dien, glieobserveert ende onder-houden sullen worden" de punten en artikelen dezer
kerkordening (Approbatie van 2S Augustus 1612).
In deze synode, die Trigland eene Arminiaansche noemt, zou Uytenbogaert hot prae-
-ocr page 386-
380                                              PROVINCIALE SYNODE
sidium hebbes waargenomen. Dit wordt althans beweerd in de voorrede der acta van
de Dordrechtsche nationale synode. Voetius noemt hem ook den president dier verga-
dering (Polit. eccl. P. I, tract. I, c. X, p. 556), en na hem hebben eene menigte an-
deren hetzelfde gedaan. Uytenbogaert verklaart echter zelf: „'t is onwaerheydt. lek was
daer in 't Synodns, maer presideerde niet.'' Hij had er zitting, omdat hij aan de kerk van
Utrecht verbonden was en haar thans bij leening bediende, ook schijnt hij wel tot voor-
zitter gekozen te zijn geweest; „maer, zegt hij, ick excuseerde my gantsch ernstig om
reden;" elders schrijft hij „om gewichtighe reden" (Leven, Kerckelijcke bedieninge ende
zedige verantwoordingh, c. IV, bl. 23, en Oorspronck ende Voortganck der Ned. Kercke-
lycké "Verschillen tot op het Nat. Syn. v. Dordrecht, fol. 42). De Utrechtsche predi-
kant Joannes Speenhoviu3 is, volgens zijn zeggen, president dier Utrechtsche synode
geweest (Kerek. hist. d. IV, bl. 54). Evenwel zal Uytenbogaert in die vergadering
meer dan gewonen invloed hebben uitgeoefend. Hij had veel gezag door de gunst en
familiariteit van Oldenbarnevelt en was zeer gezien bij de Utrechtsche staten, wier ge-
committeerden „in inerckelijk aan-tal nyt nl de drie leden" de vergadering bijwoonden.
Hij genoot ook de buitengewone affectie der Utrechtsche gemeente; al hare dienaars wa-
ren op zijne hand, en indien er onder de overige predikanten der vergadering enkelen
kannen geweest zijn, die niet met hem instemden, zullen zij toch niet dan zeer zwakken
tegenstand hebben durven bieden. Zoo zij het al beproefden, waren zij niet bestand te-
gen de buitengewone gaven van welsprekendheid, die Uytenbogaert, zelfs naar het ge-
tuigenis van Trigland, bezat (Kerck. gesch. d. IV, bl. 805 en 806), en nog minder op-
gewassen tegen zijne uitgebreide kennis van al wat de kerkregering betrof, zoo als hij daar
twee jaren vroeger door zijn uitgewerkt tractaat over het gezag der christelijke overheid
in kerkelijke zaken bewijs van gegeven had. (De titel van dit werk, in 1610 met op-
dragt aan de staten van Holland uitgegeven, is: Tractaat van t' ampt ende authoriteyt
eener hoogher Christ. overheydt in Kerck. saecken). Bovendien ijverde Uytenbogaert
thans voor eene kerkelijke regeling, die zijne denkbeelden nopens de beste verhouding
tusschen kerk en staat in toepassing brengen zou; want de kerkordening, die de synode
behandelde, was, zoo niet door hem zelven, ten minste geheel in zijn geest gesteld.
Voetius noemt hem consiilutionurn istarum ecchsiasticarum faier (Polit. eccl. P. I, 1. IV,
tr. I, c. X, p. 556). Ypey en Dermout verklaren, dat Voetius dit niet zonder grond
geschreven heeft (Gesch. d. Ned. herv. Kerk, I, aant. bl. 162), en de heer H. C. Rogge
houdt Uytenbogaert voor den voornaamsten opsteller (Joh. Uytenbogaert in zijn gevoelen
aangaande de magt der overheden in kerk. zaken tegenover zijne bestrijders, in de Jaar-
boeken voor wetenschappelijke theologie, Nieuwe reeks, d. I, bl. 68).
Wij mogen het er dan wel voor houden, dat Uytenbogaert de Utrechtsche synode ge-
heel naar zijn zin geleid heeft, en dat zijne tegenstanders daarom niet zonder grond het
gansche werk aan hem geweten hebben. Hij tracht zich daar tegen te verdedigen, zeg-
gende, dat de kerkordening „in den gheseyden Synodo Provintiaal is ghestelt [?] met
toestemminghe van alle Leden, Polytycke ende Kcrckelycke." Dat hij, gelijk men zeide,
haar zou hebben doen approberen, noemt hij zotteklap, wijl hij daar geen magt toe
had. De gecommitteerden der staten, zoo vervolgt hij, „hadden selve haren asem over
alle artyckelen en hebbense gheapprobeert buyten myne inductie, uyt volle kennis en
wetenschap" (Kerck. bedieninge en!, bl. 23). Steeds is hij met deze Utrechtsche kerk-
ordening hoog ingenomen gebleven, want ruim tien jaren later, toen de Dordrechtsche
haar reeds vervangen had, roemde hij haar nog, als gesteld 5Jmet volle eendrachticheydt
aller der ghener die daerin hadden te spreecken, met Godtvreesende overweginghe van
alle» wat nae gheleghentheydt van tyden ende personen dient tot stichtinghe die na
-ocr page 387-
nEHOUDEN TE UTRECHT, 1B12.                                   381
de Godtsalicheydt is, tot onderhoudinghe vande vrede ende eenicheydt dea Geesten in
Godts Ghemeynte, en daerinne Gode ghegheven wordt dat Gode, de Overheydt dat
d' Overheydt toekomt" (Oorspronck ende Voortganck der Ned. Kerck. Verschillen, gedr.
in 1623, fol. 42).
Als wij een blik werpen op den aard en den inhoud dezer kerkordening, bevinden wij,
dat zij geheel in den geest is opgesteld van Uytenbogaerts trnctaat over de autoriteit
der hooge overheid in kerkelijke zaken. In dat werk stelt hij, „dat eene Hooge Sou-
veraine Overheydt in haer Landt de hoochste authoriteit ende macht, 't hoochste ge-
biedt ende seggen heeft in saecken de religie ende Godts-dienst betreffende: Welver-
stacnde onder Godt ende na Syn heylich Woort," en dat haar dan ook toekomt
„'t maecken van Kerckelycke Wetten ende Ordonnantien" (bl. 68 en 101 der uitgaaf
van 164V). Al is dan, volgens zijn zeggen, de kerkordening in de Utrechtsehe synode
„ghe.ttelt," zijn het toch de staten op wier naam al de artikelen staan, en de gedepu-
teerden dier synode waarschuwen den beminden lezer daarom ook in hunne voorrede
voor deze kerkordening, om het niet vreemd te vinden, dat de heeren staten „door-
gaens in dese Ordre spreken, want het is der H. Overheyt Ampt, in vougen als hier
is geschiedt, Kerckelycke wetten te maken." Dat hoofdbeginsel dezer kerkordening was
ir. openbarea strijd met de algemeene synoden van Middelburg (1581) en 's Gravenhage
(1586), die den calvinistischeu regel volgden, dat het gezag over de kerk bij de kerk
zelve berust. Hoe weinig het toekennen van dergelijke autoriteit in kerkelijke zaken aan
de hooge overheid in den smaak van de meeste kerkelijken dier dagen viel, was genoeg
gebleken uit den storm, die losbrak, joodra genoemd tractaat van Uytenbogaert in druk
verscheen. Hij schrijft zelf, het „maeckte stracx bykans 't heele heyr der Kercken ende
Predicanten op tegen hem" (Kerck: hist, III, bl. 213). Niet slechts „pasquilleerdera
ende qualyck-sprcekers" met „vileyne chartabellen," als van Vincent van Drielenburch,
„by dousynen uytgegoten," maar ook ernstiger wederleggers traden tegen hem op. On-
der dezen mogen genoemd worden de hevige Ruardus Acronius uit Schiedam (Noodt-
wendich Vertooch), de geleerde Ellardns van Mehem uit Harderwijk (Tractaet van het
recht der Kercke Christi entïe der Christelycke Overicheyt in 't Kerckelycke, gestelt by
wyse van 't samensprekinge), de even geleerde maar meer bezadigde Antonius Walaeus
uit Middelburg (Het ampt der Kerckedienaeren ende de authoritheyt, die eene hooglie
christelycke overheydt daerover toekomt), en nog menig ander. Onder de remonstran-
ten, die ook hierin de zijde van Uytenbogaert kozen, waren er zelfs, die zich met al dis
magt der overheid in kerkelijke zaken niet vereenigen konden (Voetius, Pol. eccl. P,
I. tr. II, c. II, p. 126), en het is vreemd, dat in de Utreehtsche synode geen enkel
predikant tegen het verleenen van die magt aan de overheid schijnt gestemd te hebben.
Zij zullen het misschien niet hebben durven doen, evenmin als menig predikant in
Holland er zijne goedkeuring aan zou hebben durven geven. „Soo scrupuleus waren
die tyden onder de Kerckelycke."
De beroeping van predikanten moest geschieden door vier personen uit den magistraat
en vier personen uit den kerkeraad, en de gekozene wordt aan den stedelijken raad en
den kerkeraad gepresenteerd. Van de ouderlingen en diakenen dragen de kerkeraden een
dubbeltal voor, waaruit de magistraat zijne keuze doet. Dese wijze van benoemen komt
wel overeen met het deel, dat Uytenbogaerts tvactaat aan de overheid toekent in het be-
roepen en stellen van de dienaren des Woords en de overige kerkedienaars (bl. 94—101),
maar was den orthodoi-geveformeerden zeer tegen de borst. Hoe feller de twist over
-ocr page 388-
382                                           PUOVINOIALE SYNODE,
de leer begon te woeden, des te minder kon men de medewerking van den magistraat
in beroepszaken dulden, omdat deze veelal remonstrantsehgezinde leeraars koos, ,of ten
minste moderate mannen voorstond, ea moderatie omtrent de punten differentiaal was
in die tijden een duidelijk teeken van gruwelijke Arminianerij.
Ook de bepalingen der Utrechtsche vergadering nopens het uitschrijven en houden
van de provinciale synode, waren in overeenstemming met Uytenbogaerts tractaat, waar het
de vragen behandelt: wien het toekomt de synoden en andere kerkelijke bijeenkomsten
zamen te roepen, de materiën en zaken voor te stellen, die daar behandeld zullen wor-
den, de personen te kiezen, die op de synoden verschijnen «uilen, te presideren, mede
te stemmen en mede te oordeelen (bl. 107—115). Om aan te toonen, hoe de Utrecht-
sche kerkordening ook hierin de overheid eerbiedigde „als hoochste opaiender over kerc-
kelycke saekeu", zullen wij slechts enkele regeleu der kerkordening afschrijven. „Ende
als wy (de staten van Utrecht) goet vinden sullen eene Provinciael Synode te beschrijven,
ofte by onze Ghedeputeerden te doen beschrijven ende convoceren, soo sullen alle de
Pastoreu ofte Leeraars der Kercken deser Provincie ghehouden wezen in den selveu Sy-
uodo, ter plaetse wy ofte onse ordinarise Ghedeputeerden die ordineren sullen, in persoon
te compareren." Verder: „Op dese Vergaderinge Synodael sulleu oock van onsen t we-
gen verschijnen alle alsulcke Ghecommitteerden, doende openbaer professie vande Chris-
telijcke Ghereformeerde Religie, als wy goet vinden sullen daer toe te lasten". Eindelijk:
„De poincten, daer op dese Synodale Vergaderinghe by ons ofte onse Ghecomitteerdeu
sullen uyt-gheschreven en aen alien Kercken-dienaren ghesonden zijn (indien wy goet
vinden eenige te seynden), of die by onze Ghecommitteerden mondelyck of schriftelijck
inde Synodale Vergaderinghe selve sullen werden van onsen weghen voor-ghedraghen,
sullen eerst ende voor al verhandelt werden." Daarna zal aan de gedeputeerden der sy-
node, eindelijk ook aan elk lid der vergadering vrijheid gegeven worden om voorstellen
te doen, ten einde daarop resolutiën genomen worden, „alles op rapport ende ons
behaghen." Het is genoeg bekend, hoe de kerkelijken er op stonden, en er in Hol-
land met hnnne staten om gestreden hebben, dat aan de dassen hare vrijheid moest
gelaten blijven om naar de Bynoden te deputeren, „die sy de bequaemste daer toe
achten" (Baudart, Memorien, b. II, bl. 22); dat, zoo als van Mehem in zijne ge-
noemde bestrijding van Uytenbogaerts tractaat ook zegt, de overheid slechts verzocht
moet worden „de vergaderinghe te bevorderen, als de welcke voor de oncosten sal
sorge dragen." Wilde de overheid er de hand niet toe leenen, dan had men „het
werek evenwel in den naam des Heeren aen te vangen" (H. C. Rogge. Joh. Uyteubo-
gaert in zijn gevoelen aangaande de magt der overheden in kerk. zakea enz. boven
aangehaald, d. I, bl. 76).
Op het punt van de leer en hare handhaving is deze kerkordening bijzonder zacht en
gematigd. In het tweede artikel verklaren de staten aanstonds, dat zij zich met een
heiligen eed verbonden hebben, om in de provincie geen andere leer, regel, maat of
rigtsnoer des geloofs en des godvruchtigen levens aan te nemen en te volgen, „als alleen
het H. Woordt Godts in de Schriften des ouden en nieuwen ïestaments", met verwer-
ping van alle menschelijke lecringen, besluiten en instellingen daarmede strijdende. De
predikanten zullen zich dan ook houden aan de hoofdstukken der Christelijke religie,
zoo als zij uit Gods woord genomen en begrepen zijn in het symbolnm, „somen het
noemt," der Apostelen en wijders in het boeksken, getiteld: Belijdenisse des geloofs
der Nederlandsche Kerken, „genomen in schriftmatighen verstande". Om geringe ver-
schillen zal men niemand bitter tegenspreken of schelden, maar ter contrarie arbeiden
tot onderhouding van vrede en eenigheid. De genoemde Nederlandsche belijdenis, als
-ocr page 389-
GJÏHOÜDBN TE UTRECHT, 1612.                                   3S3
ook andere diergelijke geschriften, zijn ,,t' allen tijden examinabel aende H. Schrift", en
als de resolutie der staten generaal van. 15 Maart 1606, betreffende de revisie, in uit-
voering komt, zal het den dianaren vrij staan hunne bedenkingen in te brengen. Maar
zij mogen ook in broederlijke conferentié'n onder elkander in stilligheid en vrede hande-
len over alles, „wat heden ten daghe op de rechte sin der Schrifture in dispute gheto-
gen wordt." Niemand zal om zijne medegedeelde bedenkingen door zijne broeders ge-
suspecteerd, maar veeleer becfcinkt worden voor zijne zorgvuldigheid en naarstigheid in
het onderzoek der waarheid. Wordea de bedenkingen gewigtig genoeg gekeurd, om ter
kenuisae der synode te komen, zoo zal men eerst arbeiden om de zaak „met moderatie en
on-quetselicke middelen" bij te leggen, en andera na rijp onderzoek „mette meeste stem-
men naer Godts Woordt af maecken." Is de cmaestie echter van dien aard, dat zij nog
niet uitgemaakt worden kan, maar nadere overweging behoeft, „sal een provisioneel
middel van verdraechsaemheyt tot onder-houdinge van eenicheyt beraemt ende by der
hant genomen werden." Deze bepalingen waren van een man als Uytenbogaert te wach-
ten , maar zij strookten geenszins met den geest der ijveraars van de kerk dier dagen,
die zich hevig tegen de remonstrautsche moderateurs hebbeu verzet. Zij zeiden: diverse
leeringen kunnen beiden niet waarachtig wezen. Het kan dan ook geenszins onverschillig
zijn, welke van beiden geleerd wordt. Men behoeft ook nooit in twijfel te blijven, welke
leering met Gods woord overeenkomt, want dat woord is regt, vast, zuiver, zonder ver-
menging van onwaarheid. Heeft due de eene regt, zoo moet men met hem gaan; heeft
de andere regt, zoo moet men dien volgen. ,,^a ende Neen; waerheyt ende leuchen en
konnen niet te samen gaen" (Trigland, Kerck, gesch. 1. bl. 44). Zij vreesden ook, dat
de moderatie en verdraagzaamheid kwade gevolgep zonden hebben, want valsche leer is
als de kanker en de mensch is van natuur tot leugenen geneigd. Indien men dan de
valsche leer laat verkondigen , de ware leer bestrijden, en diegenen, die dit doen, in de
gemeente nestelen, wat kan daar anders uit volgen, „dan dat de valsche Lcere over al
inder menscheu harte de overhaut neme ?" Zij beloofden er zich ook geen vrede van,
want, wat naar ieders conscientie de waarheid is, zal hij anderen willen leereu. Die
daartegenover staau, zullen dat niet toelaten, en welke vrede kan dat dan wezen? „Zeght
ghy, dat men d'een of d'ander parthije de mont wat sal snoeren , soo handelt ghy niet
by accommodatie ende en pleecht gheen moderatie ofte verdraechsaemheyt, maer-oeffeut
notoire partijschap ende coascientie-dwangh. Zeght gy, men salse beyde den mont doen
houwen, soo verdubbelt ghy n partijdicheyt ende Tyrannie. Iu summa, hoe ghy het
maeckt, ghy maeckt het qualijck ende arbeyt te vergeefs" (Zie Trigland, Kerck. gesch.
IV, bl. 628, en hetgeen hij daar verder mededeelt uit zijn tractaat, getiteld: Rechtghe-
matichde Christen, uitgegeven in 1615 tegen het werk-van La Haye, handelende Van
den gematigden Christen). De geschiedenis heeft het geleerd, dat in de spanning dier
dagen de pogingen van moderatie en de voorstellen van verdraagzaamheid geen ingang
vonden. Slecht3 zeer weinigen wisten zich te verheffen boven den geest der onverdraag-
zaamheid, die de meesteu bezielde. Zij hadden dan ook van de Eoomsche kerk, uit
welke zij of hunne vaderen waren voortgekomen, geene moderatie, noch van Calvijn,
dien zij als hun patroon vereerden, toegevenheid geleerd. Zij meenden zelfs, dat zij bij
de behandeling der controverse pnnten der religie niet verdraagzaam mogten wezen. Al
de artikelen van de leer beschouwden zij als schakels eener keteu, van welke niet één
los raken kon, zonder dat de gansche keten nederviel. „Als men maer eenen artijckel
van de Leere der salicheyt verloochent ofte verduystert, moeten de andere mede opghe-
lost ende gheloochent werden". Daarom waren zij va3t overtuigd dat men alle leerin-
gen, die met de analogie des geloofa in strijd zijn, moest wederleggen, en dat bij, die
-ocr page 390-
384                                               PROVINCIALE SYNODE,
een ongezond gevoelen aankleeft, „voor een Lidmaet der Ghemeynte nieten mach erkent
worden, soo langh hy iu dat ghevoelen blijft", jen dat men dengene, die zulk ongezond
gevoelen drijft en anderen tracht in te scherpen, „in Godes Ghemeynte niet en behoort
te lyden" (Trigland, Kerck. gesch. IV, bl. 628 en Baudart's Memorien, VII, bl. 7).
Van al de artikelen dezer kerkordening was dat misschien het stout?te en het meest
indruischende tegen het orthodoxisme van dien tijd', hetwelk handelt over de kerkelijke
gezsmgen.
Het luidt aldus:
                                                   I
„De ghewoonte van de Lof-sangen te singhen in onse en andere Ghe-
reformeerde Kercken gebr uyokelij ck, sal men onderhouden, ende ten
selven eynde tot Godts lof ende prijs, mitsgaders stichtinghe der Ghe-
meynte singhen; de hondert vijftich Psalmen ghenaemt: de Psalmen
Davids, de lof-sangen Mariae, Sachariae ende Simeonis, de Articulen
des gheloofs, Thien Gheboden, t' Vader onse, ende het Avont-liedt,
Christe, die ghy zijl dack en licht, oock t' Ghebedt voor de Predicatie,
O Godt die onsen Vader bist, mitsgaders soo vele andere Schriftnyrlijcke
Lof-sanghen en Christel ij cke Liedekens, handelende van Christi ghe-
boorte, Besnydenisse, Doop, L ij den, Sterven, Op-standinghe van den
Dooden, Op-vaert ten Hemelen, Seyndinghe des H. Gheestes etc. als
men naer ghewoonte van sommighe andere Euangelische gherefor-
meerde Kercken bequamelijck in-ghestelt zijnde, naer voor-gaende vi-
sitatie der gener, die wy daer,toe sullen committeren, ende met ken-
nisse van ons, de Magistraet ende Kerken-r aedt van yeder plaetse daer
men die sal goet ende stichteljjck vinden te ghebruyeken, ghevoechge-
lijck ende tot meerder opweckinghe in gheestelijcke aen-dacht van de
Euangelische weldaden, den menschelijcke gheslachte door Jesum
Christum den Salichmaeker gheschiet, sal connen in treyn brenghen
ende o e f enen."
In ons land hebben de protestanten, even als in Duitschland, Bohème, PoJen en En-
geland, al spoedig behoefte gevoeld aan godsdienstige liederen, in hunne zamenkomsten
nevens de psalmen te zingen. Men mag dit opmaken nit het boek van Willem van
Zuylen van Nyevelt, getiteld: „Souter Liedekens ghemaect ter eeren Godts", hetwelk iu
al de menigvuldige en elkander snel op gevolgde uitgaven , naast de psalmen, twaalf en soma
meer van zoodanige liederen heeft. Hetzelfde is op te merken in de verschillende uitga-
ven der psalmen van Jan Utenhoven, die allen met een aanzienlijk getal van dergelijke
liederen voorzien zijn (Kort bist. verhaal van Le Long, bl. 38, 39, 70—76). In de
„Psalmen Davids ende ander Lofsanghen" van Datheen , als ook achter „Het Boeck der
Psalmen" van Marnix vindt men, maar met zekere wijziging en beperking , aan dezelfde
behoefte, om bij de psalmen nog andere liederen te bezitten, voldaan. Er waren ech-
ter ook, die oordeelden, even als Cakijn, dal de psalmen voldoende waren, en dat,
ala men deze zong, die door den H. Geest waren gemaakt, ieder de zekerheid bezat»
dat God hem de woorden in den mond gaf (Voorrede van Calvijn voor het Fransche
psalmboek van Genève, 1543, overgenomen door Datheen bij de eerste uitgaaf zijner
psalmberijming). De fransehe kerk hield zich daarom uitsluitend aan de psalmen, en ook
onze generale synoden hebben duidelijk voorgeschreven, dat de p3almen zullen gezongen
worden, „achterlatende de gesangen, die in de H. Schrift niet gevonden worden" (Nat-
syn. van Dordrecht, 1578, art. 76, van Middelburg, 1581, art. 51, en van 's Graven-
hage, 1586, art. 62). Zonder twijfel, zegt Voetius, zijn onze en de fransche kerken tot
dat besluit bewogen door „prolapsus Me ad cantum humanorum Hymnorum, Scriptnris
-ocr page 391-
GEHOUDEN TE UTBECHT, 1612.                                   883
repuynantium, sub Papatu. Voluerunt ergo omnem occasionem mali evitare (Pol. eccl. P.
I, tr. II, c. II, p. 528). Van daar dan ook, dat Datheen slechts zeven gezangen bij
zijne psalmberijming (1566) heeft gevoegd. Van dezen waren vijf uit de H. Schrift
genomen, als: de tien geloden, de lofzangen van Zacharias, van Maria, van Simeon
en het gebed des Heeren. Alleen waren er bijgevoegd: het symbolum aposlolorum en het
kort gebed voor de predicatie van Utenhoven, die niet regt3treeks aan de Schrift waren
ontleend. Volgens voorschrift der kerkelijke wetten van 1591 moesten deze twee voort-
aan ook weggelaten worden, want daar stond duidelijk, dat men behalve de 150 psal-
men zingen zal: de lofzangen van Zacharias, Maria en Simeon, de tien geboden en het
Onze Vader „ende anders geen ghesanghen" (art. 23). In hetzelfde jaar schreef Marnix
in zijne voorrede voor de tweede uitgaaf van zijn „Boeck der Psalmen wt der Hebreis-
scher sprake in Nederduytscuen dichte," dat hij sommige gebeden, die in de gemeenten
gezongen werden, achterwege gelaten en in hunne plaats „Schriftuerlijcke heylige Lofaanghen"
gegeven had, omdat hij veiliger achtte, „dat in Godes Ghemeynte gantzelijck niet en
werde ingebracht, noch gesonghen, noch ghelesen, dan het gene dat uyt de heylige
geloofweirde Schriften des O. ende N. Testaments eyghentlyck getoghen is." En hij
heeft bij het vervaardigen zijner schriftuurlijke gezangen zijn beginsel zóó stipt gevolgd,
dat hij het „eorte Ghebet voor de Predicatie," vroeger door hem overgenonicü, thans
wegliet.
Zoo groot was in het laatst der zestiende eeuw bij ons de angstvalligheid, om iets
buiten de letter der schrift in de openbare godsdienstoefeningen toe te laten, en in
deu strijd over de Arminiaansche nieuwigheden, die in het jaar 1612 bij de staten en
steden, bij de gemeenten en hare leeraars tot aanmerkelijke hoogte gestegen was, zal
die angstvalligheid zeker nog grooter zijn geworden. Men gevoelt dan wel, hoe stout
het besluit der Utrechtsche synode was, om niet alleen het gebruik van het „Avont-
liedt" en van het „Christe die ghy zijt dach en licht" voor te schrijven, maar eene
commissie te benoemen ter vervaardiging van liederen over de geboorte, besnijdenis ,
doop, lijden, sterven, opstanding, hemelvaart, xending van den. II. Geest etc.
, welke lie-
deren in trein zouden gebragt worden'bij de gemeenten der Utrechtsche provincie, hoewel
zij, als zijnde compositionis hutnanae, streden met de uitdrukkelijke bepalingen der alge-
meene synoden en met den strengen geest der calvinistische partij, die er zoo hoogen
prijs op stelde, ut sola Cantica. immediate divina, quae in Seripturis exslant, in Eccle,
sits canerentur
(Voetius, ter aangeh. pi. p. 527).
De commissie voor het bijeenbrengen van die gezangen heeft hare taak binnen
den tijd van drie jaren volbragt. Voetius meldt, dat de verzameling acht en vijf-
tig gesangen telde, en ten jare 1615 in druk verschenen is (fér aangeh. pi. p.
528). Hij velt geen gunstig oordeel over de waarde dier gezangen, want hij
schrijft: quod ad ipsam fabricam Ilt/mnorum, luxitrians, afectata, et subinde inepta,
immo haud salis theologica ac iuta poësis, sacris ecclesiasticis et populi aedifica-
tioni vix conveniebat.
Naar zijn zeggen is de invoering van die liederen in de Utrecht-
sche gemeente geheel mislukt. Aanstonds bij de eerste proef heeft de gemeente, of
schoon voor het meeste deel toen reeds aan de remonstranten gewend, met den voor
zanger niet medegezongen, ja, zelfs van deze verandering afkeer betoond en haar euvel
opgenomen, zoodat de invoerders coacti sunt desistere. Het mag met regt verwonde-
ring baren, dat Uytenbogaert, en ïrigland althans, -evenmin als audere ijverige schrij-
vers van dien tijd, noch van dit gezangboek, noch van de mislukking der invoering
melding maken. Het is als of Voetius alleen ia het bezit van dit gezangboek geweest
ia. Van Ipereu l'etuigt in later tijd, dat hij niemand anders weet, die dit gezangboek
35
-ocr page 392-
886                                                l'KOVJNCIALE SYNODE,
gezien heeft (Hist. v. h. psalmgezang, d. I, bl. 156 en 157), eu welke onderzoekingen
na hem zijn ingesteld, het boek scheen verdwenen. Eindelijk is de hoogleeraar Jodocus
Heringa het magtig geworden uit de nalatenschap cener oude, arme christin. Deze ge-
lukkige vond heeft hem aanleiding gegeven tot het schrijven van eene uitmuntende ver-
handeling over liet oud gebruik van gezangen in Nederlandsche gemeenten (Kerkelijke
raadvrager en raadgever, d. II, st. II, bl. 245—353). Hieruit leeren wij, dat het
boek ten titel heeft: Hymni ofte Lqff-sangen op de Christelijcke Feest-Dagen ende
Ander-sim. Met privilegie.
Het is gedrukt in het jaar 1615 te 's Gravenhage bij Ilil-
lebrant Jacobsz., drukker ordiuam van H. M. HH. staten generaal. De voorrede, die
Heringa geheel heeft overgenomen, Ï3 zeer merkwaardig. De commissie tot het bijeen-
zamelen van deze gezangen herinnert den kerkedienaars , ouderlingen , diakenen en gemeen-
teleden den last haar gegeven door het artikel der kerkordening, hetwelk zij geheel me-
dedeelt. Zij zegt, dat zij bovendien door vele godvruchtige personen, ook door lieden
van goed aanzien en kwaliteit, zelfö van buiten de provincie , aangepord is, om aan
de uitvoering van dit artikel te denken. Zij tracht door aanhaling van woorden en
voorbeelden uit de boeken des O. en N. Verbonds, als ook uit de geschriften en han-
delingen der kerkvaders en hervormers aan te toonen, hoe geoorloofd het is geestelijke
liederen te zingen. Zij roert ook de bedenking dier dagen aan, dat men in de kerk
niet behoort te zingen dan Davids psalmen, omdat die van den H. Geest zijn gedicht,
en het actwoord is: „alle Schrift is van Gode ingegeven (II Timoth. 3 : 16), ende dese
Lof-sangen ende Liedekens syn alle, de Stoffe ende Materie aan-gaende, uyt de H. Schrif-
ture genomen ende gestelt; soo sijn sy dan mede van Gode ende zijnen H. Geest, soo
veVe de materie ofte Stoffe belanght, ingegeven". De commissie geeft meer dan eenmaal
te kennen, dat zij deze gezangen slechts presenteert, om rijpelijk ingezien en overwogen
te worden, ten einde eenige of alle te bekwamer tijd, na voorgaande visitatie en ap-
probntie dergenen , dien dit naar het artikel der kerkordening toekomt, bij de publieke
godsdienstoefening gezongen te worden. Zij hoopt, dat geen christeumensch haar om haar
werk misprijzen zal, want ieder in de provincie weet, dat dit geheele werk ziet op het
genoemde artikel. Die buiten zijn, zullen zich wel v/eten te herinneren, „dat het ge-
heele Stuck van dese ofte die Lof-sangen, op deze ofte die Vois, Thoon, off Stemme te
singen In-different off middel-matigh is, eude in veders Landt off Kercke Vryheydt
staat met behoorlijcke Ordre gebruyekt off niet gebruyekt te worden". Zij schijnt zich
de gereede invoering dezer liederen bijna niet te hebben durven beloven. Mogt het ge-
schieden, dan zal zij het goede en stichtelijke helpen handhaven. „Soo anders, ons en
sal daar-inne niet, dat ons leedt ende on-aangenaam 9ijn ofte mis-nugen t;even mochte,
wedervaren. Wij mogen lijden, dat-se in sulcken gevalle den Godtvruchtigen herten tot
Christelijcke Aan-dacht ende oeffeninge in hare Huysen ende familien alleen dienen: off
oock t' eenen-male ongeacht blijven, naar eens veders wei-gevallen. Want wij in desen
niemant en hebben voor te schrijven: maar soecken een yeder na onse mate ende ge-
legentheydt te dienen in Christo Jesu." Eindelijk beroept zich de commissie wederom
op den last haar gegeven. „Wij hebben gedaan dat wy conden naar onsen last: op dat
't voor-noemde Artikel onaer Christelijcker Kercken-ordeninge niet en soude geacht wor-
den te vergeefsch gestelt."
De bundel telt dertien gezangen voor het kerstfeest, drie voor het nieuwjaar,
een en twintig voor de lijdensgeschiedenis, zes voor het paaschfeest, twee voor den
hemelvaartsdag, zes voorliet pinksterfecst; en nog een zevental morgen-en avondgebeden
besluiten de verzameling. „Dese syn alle te samen uyt de H. Schrift, som van oiults
in-de Laüjnsche Kncke ende Tale gebruyckelijck, ende nu bequnmelijck verdnytscht:
-ocr page 393-
GEHOUDEN TE UTHECHT, 1612.                                   887
som uyt het Hoogh-duytsch in Neder-duytsche Tale ende Rijme gevoegelijck gebraght:
som, ende meest alle op Nieuws in bequamen Dichte ende Mate te samen gestelt: som
oock by den Volcke onder den Name vau Laudet off Laussen, off (soo men gemeyne-
lijcken sprack) Leyssen, dat is Lof-sangen, bekent, doch vry wat her-srneedt, van
vele ongerijmde stommelingen gesuyvert, op hare behoorlijcke Mate ende Caesure
ten stichtlijcken Gebruycke bequaam gemaackt." De Hoogleeraar Heringa heeft in
zijne verhandeling vele proeven uit dezen bundel medegedeeld, welke duidelijk genoeg
doen gevoelen, hoe weinig zij den strengen Calvinist dier tijden konden behagen. Zij
neigen tot het Artniniaansche over, met zorgvuldige vermijding van de tegenovergestelde
gevoelens van Gomarns. Iemand als Voetius, zoo hij in sommige dezer gezangen al
geene kelterij ontdekte, miste er ten minste in, wat naar ziju oordeel in een regtzinnig
kerkgezang behoorde. Daaruit is zijn ongunstig oordeel over dezen bundel reeds genoeg te
verklaren.
Wie de dichters dezer gezangen zijn geweest, is onbekend. Aan Camphuysen te den-
ken, als dichter van eeuige dier liederen, ligt voor de hand, daar hij in dien tijd te
Utrecht woonde en met den Utrechtschen predikant Taurinus bijzonder bevriend was
(Gesch. v. li. kerkgezang bij de herv. in Ned. door Dr. K. Bennink Janssonius, d. Il,
afl. 1, noot 21, bl. 84). Wijl zij te 's Gravenhage in 1615 van de pers zijn gekomen,
19 het ook waarschijnlijk, dat Uytenbogaert, die toen te 's Gravenhage was, zich met
de zorg voor de uitgaaf zal hebben belast (Aangeh. verh. v. Heringa, bl. 344—346).
Al is het ook: dat Voetius, oud lid der Dordrechtsche synode van 1618 en 1619,
als geen onbevangen referent der mislukking van de invoering dezer gezangen mag ge-
rekend worden, bestaat er toch geene geldige reden, om de waarheid van zijn verhaal
in twijfel te trekken. De zaak was in zijn tijd voorgevallen. Hij is in 1634 predikant
vau Utrecht geworden, dus negentien jaren na de mislukking der proef, en hij kon de
zuivere toedragi der zaak uit den mond van vele geloofwaardige getuigen vernomen heb-
ben. Sommigen meenen, dat de gezangen door de Utrechtsche gemeente zullen zijn af-
gekeurd , wijl de taal dier liederen niet eenvoudig en waardig genoeg was (Aangeh. verh.
van Dr. Janssonius, bl. 67). Maar indien dit van enkele geoefenden gold, het gros
der gemeente, het plets, zoo als Voetius schrijft, zal zich om de meer of mindere
gepastheid der uitdrukkingen weinig bekommerd hebben. Meer waarschijnlijk achten wij
de tweede reden, door Janssonius genoemd, dat men, acht gevende op de teekenen des
üjds, de invoering der gezangen vooreerst wilde laten rusten. Van dat gevoelen schijnen
de verzamelaars dier gezangen zelven niet vreemd geweest te zijn, daar zij in de voor-
rede bij herhaling spreken over de invoering „ter bequamer tijdt". De tijd was toen
wel bijzonder ongeschikt voor de invoering vau eene nieuwigheid, als die van een ge-
zaugboek. Ypeij meent, dat het misschien alleen ingewortelde afkeer van verandering
in eens vastgestelde, openbare godsdienstplegtigheden geweest is (Gesch. d. Krist. Kerk
in de achttiende eeuw, d. VI, bl. 149). Maar de afkeuring, der gemeente zal'wel uit
meer dan ééne reden zijn voortgesproten, en onder deze moet zeker ook worden geteld
de onwil der contra-remonstrantschgezinden, die gewis in de Uirechtsche gemeente waren ,
hoe remonstrantach zij ook heeten mogt, en die niets wilden aannemen wat van de Armi-
niaansche partij afkomstig was.
Het is vreemd, dat van de oplaag dier gezangboeken slechts één exemplaar schijnt
overgebleven. Zij zijn dan ook door de gemeenteleden voor huiselijk gebruik zeker niet
ijverig aangekocht, wijl er anders ligt meer exemplaren tot ons zouden zijn overgeko-
men. Het is ook vreemd, dat de kerkelijke archieven te Utrecht geeneacta-boeken, of
andere handschriften van de synode vaa 1R12 en van al wat uit haar voortgesproten is,
25*
-ocr page 394-
388                        PEOVINCIALK SYNODE VAN UTRECHT, 1612.
baiitten. Onwaarschijnlijk achten wij het niet, dat deze boeken en papieren, bij het
losbreken van den oorlog tussehen beide partijen der kerk, met opzet vernietigd zijn.
Wij merken ten slotte nog iets aan over de uitwerking, die de invoering van deze Utrecht-
sche kerkordening zal gehad hebbeu. Uytenbogaert schrijft aan deze kerkordening toe,
dat „de Predicanten van de Stadt, Steden ende 't Laadt van Wtrecht met rnalkanneren
leefden en hare Kercken bedienden in goeden vrede, in alles dies aengaende oock hou'
dende goede correspondentie met de hooge en laege Overigheden aldaer, ende de selve
gehoorsamende na behooren, gelijck sy oock van de selve in waerde gehouden ende be-
mindt wierden, soo seer als in eenige andere Provintie" (Kerck. hist. IV, bl. 156). Zoo
ala echter in de andere provinciën, bleef ook in Utrecht nog veel asm de goede orde
ontbreken. Uytenbogaert had ook al vroeger van de uitwerking dezer kerkordening
zelf gezegd: „d' nytkomste en was niet naer haere hope ende wensch" (bl. 54). Maar
Bandart verhaalt, dat er wel aanstonds gevonden werden, „verscheydene aoo Predicauten,
als andere goede lieden in de Stad, Steden ende Provintye van Wtrecht, die hier geen
welgevallen aen en hadden, maer wat souden sy doen ? Met het hooft teghen de muyr
te loopen, of teghen eenen oven te gaepen, en doet geen wijs man" (Memorien, b. II,
bl, 89). Het was dus een gedwongen vrede, „Zy konden niet anders. Zy moesten
wel, daer was dwangh after. Zy waren inde klem, houdende ha.er stil, ende hare
conscientien quytende soo sy best mochten, tot dat Godt de Heere eens uytkomste
soude geven" (Trigland, Kerck. gesch. IV, bl. 795). Weldra begonnen velen, naar het
voorbeeld der Hollandsche contra-remonstranten, zich van de publieke kerk af te zon-
deren en buiten de stad ter predikatie te loopen. De regering verbood dit door haar
plakaat vau den laatsten Maart 1617 (oude stijl) niet bedreiging van verlies van nering
en burgerschap , zelfs van uitzetting uit de stad. Maar de opposanten obediëerden niet,
en werden in proces getrokken. Zij beklaagden zich bij hun stadhouder, prins Maurits,
(Zie dit placaat en dit rekwest bij Trigland, ter aangeh. pi. bl. 796—798), eu bedreigden
de rust der stad. Toen zij door de tusschenkomst van Maurits verlof kregen om een
contra-remonstrantsch predikant in de Buurkerk te hooren, vulden zij het schip dier
groote kerk. Daarna werd voor hen de Domkerk ingeruimd, „tot dat sy ten lesten
oock alle de andere Kerckeu in gekregen hebbende, de remonstranten geheel en al
uytsloten" (Uytenbogaert, Kerck. hist. IV, bl. 300). Zóó weinig heeft de Utrechtsche
kerkordening vrede gesticht, en welke kerkordening, al ware zij de volmaaktste der we-
reld geweest, zou in die jaren van zoo hevige tweespalt algemeenen bijval hebben ge
vonden ?
Deze kerkordening is op last der Utrechtsche staten afzonderlijk uitgegeven te Utrecht
bij Salomon de Roy, 1612. Ten zelfden jare is nog een tweede uitgaaf of letterlijke
herdruk in het licht verschenen. Beide uitgaven zijn voorhanden in de remonstrantsche
bibliotheek van Amsterdam (Catalogus van H. C, Rogge, bl. 90 en 91). Ook vjndt
men deze geheele kerkordening in het groot placaatboek van Utrecht door 3. van de
Water, d. I, bl. 359—375. Wij geven hier de uitgaaf van Salomon de Roy.
-ocr page 395-
CHRISÏELIJCKE KERCKEN-ORDENINGE
DER STADT, STEDEN, ENDE LINDEN VAN VTRECHT,
GHEARRESTEERT BINNEN VTRECHT DEN XXVUI AUGUSTl XVI°XII.
De Gedeputeerden des Synödi van Utrecht tot den Christelijcken Leser,
U wort hier gegheven, Beminde Leser, door ordre van onse Ho. Over-
hcyt, de Kercken-Ordeningho, onlancx in dese Provincie ghearresteert. De
Redenen deses uyt-ghevens zijn, I. Dat de Copien, die noodt-wendelijck den
ghenen die dese Ordre betreft moesten werden mede-ghedeylt, lichtelijck
eenich vitieus nae-drucken hadden moghen veroorsaken, t'welck men hier
mede begheert te voor-comen. II. Men verneemt al-reede dat sommigen
vermetelijck spreecken ende oordeelen van t'ghene sy niet en weten: welcker
on-bedaclitheydt men soeckt te stuyten met ronde openinghe van t'ghene inder
waerheyt is. III. Men heeft de Kercken deser Provincie vele jaren lang
gesocht te becladden met de Schandt-vlecke van disordre ende on-geregelt-
heydt: oock noch onlangs met het uytgeven van seecker Gheschrift dat noyt
en is in treyn gebracht, als of dat ware de Kereken-Ordeningh deses Stichts;
waer tegen wy nu verthoonen t'gene al vele jaren ten grooten deele onder
ons in practijeke gheweest, ende nu corts in seeckere Eegulen ordentelijck
vervat is, om de voor-noemde vlecke wt te wisschen. UIL Wordt hier inne
gevolgt t'Exempel van verscheyden Gereformeerde Coninck-rijcken, Vorsten-
dommen ende Eepublycken, oock selve van eenige onse Na-buyren en Bond-
ghenoóten, die hare Kercken-ordeninghen door den druck hebben ghemeyn
ghemaeckt. V. Ende ghelijck wy veel goeds van anderen ontleent hebben,
conde het gheschieden dat anderen oock hier yet vonden dat hun behaechde,
den welcken wij hebben willen dienen.
Voorts sult ghy gewaerschout zijn niet vremd te vinden, Beminde Leser,
dat de E. M. Heeren Staten dezer Provincie door-gaens in dese Ordre spre-
ken. Want het is der H. Overheyd Ampt, in vougen als hier is geschiedt,
Kerckelijcke Wetten te maken. De Practijeke daer van wordt oock in-de
Gereformeerde Bijeken, Vorstendommen en de Eepublijcken gespuert.
Oock sal u 1. t'stellen van Ordeningbe voor dese Provincie in 't byson-
-ocr page 396-
300                                           PROVINCIALE SYNODE,
der niet mis-prijaen, als u 1. sal aen-mercken, dal anderen zijn voor-gegacn;
dat dese Provincie oock Regel ende Ordre van noodc heeft, bysonder in
desen on-gebonden tydt: ende even-wel inde substantie niet en wijet, noch
van Gods Woordt, noch van 't gebruyek onser Na-buyren: oock anderen
niet en preiudicieert, noch en weygert te volgen t' gunt in toe-comende
tyden by de E. Hoogh-M. Heeren Staten Generael, behoorlicker wyse ende
tot stichtinge, in desen deele mach worden gestatueert.
Over t'Formulier van Onderlinge Verdraechsaemheyd in-de tegenwoor-
dighc Differenten, houden haer de Overheyden ende Pastoren deser Provincie
in Conscientie versekert, dat der Sake in-den grond, na Gods Woordt, is
ghenoech gedaen: Derhalven wy niet en hopen dat yemand ons onse Godt-
vruchtige Vrede sal benyden of soecken te verstoren. Soeyemandt dat doet,
de Godt des Vredes die onder ons is, sal het sien ende oordeelen.
Het Niet al te nauw verbinden aen Mensclielijke Schriften, ende t'houden
van-den middel-wegh tusschen een Servituyt die de Waerheydt mocht ver-
pletten, ende de Licentie die den Vrede mocht verstoren, is ghebouwt op
den rechten grond onser Christelijcker Eeformatie, die Godts Woordt voor
den eenigen Kegel houdt: ende wordt daer inne ghedaen dat Godts Woordt
leert, d'er-varentheyd wijst, ende treffelijeke Leeraren onser Kereken (by-
sonder Zacharias Ursinus) raden gedaen te worden.
Wil yemand, die alles soect te hebben na zijnen sin. hier of daer wat
berispen, die moet dencken dat elders oock wel wat te berispen valt. Hy
zy dan gebeden sieh daer van te onthouden, ende te ghedencken, dat de
H. Apostel in middel-matige saken alles gericht wil hebben tot stichtinge:
ende dat vele dingen op d'een tijdt ende plaetse stichten die op andere
som-wijlen on-stichten. Vaert wel.
V. E. Dienstwillighe Vrunden, de Gedeputeerden
des Synodi der Provincie van Vtreeht.
Die Staten van den Lande van Vtreeht .■ Allen den Christ-gkeloovighen,
die desen sullen sien ofte Zworen lesen; Saluyt.
Alzoo wy ons vol-comelijck houden, onderrecht uyt den Woorde des
Heeren, dat d'Al-machtighe Godt eener hooger Overicheyt voornemelijck
belast heeft sorge te draghen, dat der selver Onderdanen hem (die de Hecre
der Heeren ende de ghever alles goets is) recht kennen ende dienen, ende
t'selve doende, een gerust stil leven leyden in alle God-salicheyt, ende
eerbaerheyt op dat het hun wel gae hier ende hiernaemaels, daer toe dan
nootelijck vereyscht wordt, dat het H. Euangelium onses Heeren ende Salich-
maeckers Jesu Christi suyver ende oprecht voorgedraghen ende gheleert,
de Christelicke Ghemeynte wel geweydet ende geregeert, ende voorts alle
dinghen inde selve Ghemeynte (die t'huys is des levendighen Gods) in goede
reghel ende ordre ghebracht ende onderhouden werden, tot meerder stich-
tinghe vande selve nae den woorde Godts, hadden wij, om ons voorschreven
Ampt hierinne, zoo veel de ghelegentheyt eenichsins conde lijden, genouch
te doen, seeekeren tijt gheleden, ghenomen de Eesolutie aldus luydende.
-ocr page 397-
GEHOUDEN TE UTRECHT, 1612.                                   391
Die StiUen vanden Lande van Vtrecht, aenmerckenke dal hel ampt eener
(Jliristelijcker Overicheydt van Godt Al-machticli op-glieleyt, is te versorghen
dat hare Onderdanen een gherustich stil leven leyden moglien in alle Godt-
salicheyt ende eerbaerheyt, ende men daer teghens daghelijcx ghewaer wordt
dat d'on-rustighe Satanissche gheest alle middelen aen-went om de Godt-
vruchtighe ruste der goeder In-ghesetenen deser Provincie te verstooren, de
Kercke Godts in nieuwe faetien ende scheuringen te verdeylen, ende t'selve
doende, de Christelijeke ghereformeerde Eeligie waer hy can, te bescha-
dighen, ende den wech ftllengskens weder te banen tot de eens afghevvor-
pene Pausselijcke tyrannie ende verworpene abusen, superstitien ende afgo-
derijen , daer uyt dan voorts niet anders en soude te verwachten staen, als
de mijne ende onderganok van 't ghemeene Vader-landt ende van Gods
Kercke in 't selve: Ende dat daer teghens niet bequamelijcker en can worden
versien, dan met het stellen ende onder-houden van goede Kerekelijeke wetten
ende ordonnantien nae des Heeren heylich Woordt; oock aenmerekende dat
het consent van haren tweghen al voor vier jaren ter vergaderinghe vande
H. M. Heeren Staten Generael ingebracht, noopende het houden van een
Synodus Nationael der glieunieerde Nederlanden noch geen effect en sorteert:
Hebben naer over-weginge van alles inde vreese Godts goet ende noodich
ghevonden (oock nac t'exempel van sommige andere Provinciën, die inden
haren soodanighe provisionele ordre hebben gestelt als sy na de gelegentheyt
harer Kercken ende tot stichtinghe vande selve hebben gheaclit te behoren)
te procureren, dat oock inde Provincie van Vtrecht op alles, wat tot goeden
welstant ende voort-plantinghe vande Christelijeke gereformeerde Keligie,
mitsgaders vorderinghe der ware Godsalicheyt noodich is, naerder werde
gheleth als wel voor henen, door de sware langdmïghe Oorloghen ende
andere vele ende verseheydene voorghevallen beletselen, heeft connen geschie-
den , Versoucken daeromme, ende dies niettemin lasten ende ordonneeren
by desen, den Waerden ende Godvruchtighen onsen wel beminden Kercken-
dienaren, Gecommitteerden des Synodi; tgene inden Synodo deser Provincie
in ende omtrent den jare 1606, Provisionelijck ten onsen overstaen beraemt
ende besloten is gheweest, te resumeren, t'gundt daer inne defectueus is te
suppleren, amplieren, vermeerderen, verminderen, corrigeren, verbeteren,
ende t'selve doende een bequaem concept van goede Kereken-ordeninghe te
beramen, in alles voornementlijck lettende op den Eegel ende Kecht-snoer
van des Heeren heylich Woordt, vervatet in de schriften der Propheten ende
Apostelen, ende dan voorts, inde saecken die middel-matich zijn, op de
natuere, aert ende conditie vande Inwoonderen deses Landts ende Provincie,
mitsgaders op de ghelegentheyt vande teghenwoordighe tijden, op dat
alles gheschiede, soo Godts Woort ons leert, tot opbouwinghe, niet tot
destructie.
Ende al-soo men vele hoort van seeokero Differenten onder eenighe Kercken-
dienaren inde na-buerige Provinciën ontstaen, over seeckere Leer-puncten,
die mede onder de Ghemeente alhier beginnen strijdich te vallen, sullen
mede daer op letten ende inde vreese Godts over-wegen, hoe daler inne op
't alder-ghevoechelixstc ende vreedsaemste nae Godes Woort soude moghen
werden versien, omme sonder krenckinge van den bant der eenicheyt, die
wy met onse Na-buyren ende Bont-genoten in alles, ende voornamentlijck
-ocr page 398-
S92                                           PROVINCIALE SYNODE,
in 't stuck vande Religie willen onder-houden, ende met behoudenisse van
den voor-naemsten grondt der Reformatie, die int verwerpen aller mensche-
licker decreten ende instellingen, mitsgaders het aennemen van Godts ge-
schreven Woordt voor den eenighen Keghei ende Kichtsnoer onses gheloofs
bestaet, te beletten dat door de voorschreven Differenten de ruste onser
goeder Inghesetenen, de Oristelijcke ghereformeerde Eeligie toeghedaen,
niet verstoort maer behouden, ende in aller Godt-vruchticheyt in behoorlijcke
ghehoorsaemheyt tot Godt ende der Overheyt gevordert werde, alle welck
haer besoinge sy by geschrifte stellen, ende ons by formc van advijs, soo
liaest doenlijck, overleveren sullen, omme t'selve by ons op Beschrijvinghe
ghesien, daer naer wyders hier inne ghedaen te worden, sulex als tot Gods
eere, der Kercken stichtinge, ende 's Lants welvaren bevonden sal werden
te behooren:
Ghedaen t'Vtrecht den xxviijen Novembris 1610.
Onder-stont;
Ter ordonnantie van myne voor-noemde Heeren die Staten,
En was onderteyekent:
G. de Ledenierck.
Hier op de voor-noemde Waerde ende God-vruchtighe, onse wel beminde
Kercken-dienaren, Ghecommitteerden des Synodi deser Provincie, met mal-
canderen alles wat hier toe dienlijck was, inde vreese des Heeren overleyt
hebbende, is ons by de selve over-ghelevert gheweest seeckcr Concept endo
Ontwerp daer toe dienende, 'twelck zijnde by ons eerst rypelijck glfeexami-
neert ende over-wogen, ten ketsten oock 'tselve Concept in communicatie
gheleydt zijnde, ten by-wesen ende overstaen van onse Ghecommitteerden,
met alle de Pastoren ofte Kercken-dienaren deser Provincie daer toe by ons
'tsamen gheroepen ende Synodaliter vergadert gheweest zijnde, hebben eyn-
telijck inden naeme des Heeren, met eendraclitighe toe-stemminghe van alle
de voor-schreven Pastoren ofte Kercken-dienaren, verclaert; gheordonneert
ende ghestatueert: Verclaren, ordonneren ende statucren by desen; Dat voort
aen in de Stadt, Steden ende Landen van Vlrecht, inde Bedieninghe ende
regeringhe der Christelijcke Kercke, metten aen-cleven van-dien, gheobser-
veert ende onder-houden zullen worden, de Puncten ende Articulen hier
naer volghcnde. Ende dit alles by provisie, ende tot dat wy met advijs
ende communicatie als voren, anders zullen bevinden te behooren; Oock
sonder andere onse Na-buyr-kercken in 't minste met dese onse Kerckelijcke
Ordonnantie te willen prejudiciëren.
-ocr page 399-
GEHOUDEN TE UTRECHT, 1612,                                  393
KERCKEN-ORDENINGHE.
I.     Inden eersten dancken wy den Almachtighen Godt, dat hy dese
Provincie neffens de andere Na-burige al voor veele jaren soo genadelijck
bevrijt heeft vande raensclielijoke insettinghen, afgoderijen, superstitien , abusen
en mis-bruycken, daermede de Christelijke Eeligie ende Godts-dienst onder
ons besoedelt ende bevleckt was, met tastelijcke af-wijckinghe vande eerste
een-voudicheyt die in Chiïsto was, openende de Schrifturen, ende kennisse
gevende van zijne waerheyt, Doende deselve door openbare predieatien inde
Steden ende Dorpen deser Provincie, nu eenige jaren lanck gheschiet, dei-
maten hare stemmen verheffen, dat vele onser Onderdanen de voor-noemdo
mis-bruycken verlatende, hen totten eersten een-voudighen van Christo ende
sijne H. Apostelen inghestelden schriftuerlijcken Godts-dienst hebben beghe-
ven: Aennemende daerenboven soo genadelijck de bescherminghe van dese
Ohiïstelijcke Eeformatie ende des gemeene Landts vrijheyt tegen de over-
groote macht der ghener die hun daer teghens hadden opghestelt: Van welcke
wonderbare verlossinghe, vryheyt ende ruste, die wy ende onse Onderdanen
teghenwoordelijck, als onder sijne vleughelen, soo ghenadelijck ghenieten,
wy sijne Godlycke Mat. nemmermeer ghenoech connen loven ende dancken.
II.     Daer omme ende om onse Christelicke danckbaerheyt hierinne als
voor alle de werelt te bethoonen, Wy ons by desen als met eenen H. Eedt
ende verbonde verplicht houden, in dese Provincie geen andere Leere,
Eeghel, Mate ofte Kichtsnoer des geloofs en des Godt-vruchtigen levens aen
te nemen ende te volghen, als alleen het H. Woordt Godts inde schriften
des ouden en nieuwen Testaments, namelijck der Propheten ende Apostelen
uyt-ghedruckt, also de-selve genoechsaem zijn om den mensche Godts wijs
te maecken ter salicheydt door 't gheloove dat in Christo Jesu is, ende
den selven vol-maecktelijck tot alle goede wereken te onderwijsen (2 Tim.
3 : 10, 16, 17). Derhalven oock de Godts-dienst daer naer alleen gericht
behoort te werden, met vervverpinghe van alle menschelicke leeringhe, de-
creten, besluyten, ende in-stellingen daer tegen strijdende, of daermede niet
over een comende , hebbende door des Heeren genade voor-genomen hierby
als byden voor-naemsten, jae eenighen grondt der Christelicke Reformatie
in dese Vereenichde Neder-landen geleyt ende aen ghevanghen te blijven ende
volharden ten eynde toe, omme den selven onsen nacomelingen onverseert
ende onghequest, soo veel in ons is, over te leveren ende na te laten.
III.    Bnde omme voorts en yeder kennelijc te maecken de oprechte Chris-
tolijcke eenicheyt, die wy in saken des geloofs tot noch toe gehouden hebben,
eerst ende voor al met onse Nabueren ende Bontgenoten, daer nae ooc met
alle andere Euangelische gereformeerde Coninckrijcken, Vorstendommen,
Eepublijcken ende Kercken. Verclaren wy onse ernstighe intentie ende me-
ninghe te zijn, dat alle Pastoren ende Kerckendienaren onses ghebiets hun
houden sullen, (ghelijck sy hun oock teghenwoordichlijck houden) aende
-ocr page 400-
391                                           PROVINCIALE SYNODE,
hooft-slncken der Cliristelijcker Religie, sulex de selve uyt Gods vvoort
vervatet ende begrepen zijn inden Symbolo (soraen het noemt) der Apostelen
ofte twaelf articnlcn des gheloofs, Ende wyders int boeexken, gheintitulcert:
Belijdenisse des Gelooffs der Neder-landtsoher Kercken , genomen in sehrift-
matighen verstande, oock acht nemende op de over-een stcmminglie vande
Confessien aller anderer Euangelischer gereformeerde Kercken inden jare 1581
in eene Plarmonie te samen ghevoucht, sonder dat men om eenighe gheringhc
verschillen ofte verscheydentheyt, die in saecken den grondt der salicheydt
niet raeckende yevers in bevonden mochten werden, in predicatien, schriften
of anders-sins, yemanden bitterlijcken tegen spreecken, lasteren, schelden
ende verdoemen, of tot partijschap, secten ende scheuringhen oorsaeck gheven
sal, maer dat men ter contrarie arbeyden sal tot onder-houdinghe van Chris-
telijcke vrede ende eenicheyt, tot dat men malcanderen allenthalven in eenen
sin ende verstande ontmoeten.
IIII. Houden evenwel de voorschreven Noderlantsche belijdenisse (als
oock andere dierghelijcke schriften nae hare natucre ende aert, mitsgaders
derselver eygen bekentenisse articulo 7) t'allen tijden esaminabel aende
H. Schrift: dien volgende wy oock verstaen dat so wanneer de Resolutie
vande hooghe M. Heeren Staten Generael, Anno 1606, den 15 Martij op
t'stuck vande revisie vandien genomen, sal werden ter executie ghestclt,
den Pastoren ende Kercken-dienaren deser Provincie mede vry sal staen haer
bedencken op de selve (indien sy eenich hebben ofte mochten crijghen) be-
hoorlijcke wijse ende vrymoedelijck in te brenghen, op dat nae behoorlijck
ondersouck ende beproevinge van alles op den toet-steen van Godes H. Woordt
sodanighen ordre tot behoudenisse van de suyvcre waerheyt Godts vverde
ghestelt, als na den selvcn Woorde Gods tot voort-plantinge der warer
Godt-vruchticheyt ende onderhoudinghe van vrede ende eenicheyt inde ghe-
unieerde Provinciën ende Kereken sal bevonden werden te behooren.
Vande Beroepinghe der Pastoren ofte Predicanten.
I.     Omme de Leere der waerheyt die naerder Godt-salicheyt is, naden
Regel hier voor gemelt, onaen Onderdanen tot stichtinghe voor te draghen:
Willen wy dat int beroepen der Pastoorcn ende Kercken-dienaren met bc-
hoorlijcke ordre sal worden gheprocedeert, ende en sal dien-volghende
niemant gheoorloft wesen den Dienst des Woords ende der Sacramenten in
dese Provincie te betreden, sonder op na-volgende maniere wettelijken daer
toe beroepen te zijn. Op pene dat de gene die anders doet, voor een
In-sluyper, Scheurmaecker ende Verstoorder vande goede ordre ghehouden
ende als sodanich ghestraft sal worden.
II.    Soa wanneer inde Steden deser Provincie eenich Pastoor ofte Pre-
dicant sal van noode zijn, zullen die vanden Kercken-raedt sulex de Ma-
gistraet der stadt ofte Stede daer sulx valt, aendienen, Dienvolghende
vier Persoonen uyt de Magistraet, doende openbaer professie vande Gere-
formeerde Religie, by die vande Magistraet, ende vier Persoonen uyt den
Kercken-raedt, by die vanden'Kercken-raedt, ghecommitteert zullen werden.
Welcke acht Persoonen na een bequaem en ghequalificeert Persoon om
de Ghemeynte in den Woorde des Heeren te dienen, uit-sion zullen.
-ocr page 401-
GEHOUDEN TE UTRECHT, 1612.                                   395
Eude den selven beyde den Kaedt dor selver Stadt ende Kcrcken-raedt
rcspeetive presenteren , om byde selve geacceptcert of gerefuseert te werden ,
soo sy ten beyden syden ten dienst van-de gemeynte sullen bevinden te
behoren, ende inglievalle van refuys van d'een of vau d'ander zijde, sullen
de voor-schreven acht Gecommitteerden tot nieuwe nominatie ende presentatie
als vooren procederen, ende in cas van acceptatie ten beyden zijden, sal
die voorschreven ghenomin eerde, ghepresenteerde ende gheaccepteerde uyt
name beyde des Magistracts ende Kercken-raedts, beroepen ende inghestelt
werden, soo hier naer verclaert sal werden, in t'welcke sy-luyden alle ghe-
houden sullen vvesen te gnen met goede kennisse van ons, ofte onse Ordi-
narise Gedeputeerden.
III.     Ende so wanneer ten platten Lande inden Dorpen eenich Pastoor
noodig sal zijn, sullen in plaetsen daer Ambachts-Heeren zijn, lus Patronatus
hebbende, de-selve Ambachts-Heeren, ende in andere plaetsen, Schout ende
Gherechten, mitsgaders de Oudcrlinghen (soo daer eenige zijn) den selven
noot ten langsten binnen een maent, naer date dat de plaetse heeft comen
te vaceren, onse Ordinarise Ghedeputeerden te kennen gheven, oft by ver-
suym sal t'selve byden Ghecommitteerden des Synodi, onsen voornoemden
Gedeputeerden aengegeven worden, die t'gunt voorsz door het aen-dienen
van-den Ambachtsheer lus Patronatus hebbende, ofte van-den Gherechten
ende Ouderlingen (daer die zijn) anders door de Gecommitteerden des
Synodi hebbende verstaen, als dan den selven Gecommitteerden des Synodi
lasten sullen nae een bequaem gequalificeert Persoon uyt te sien, den
welcken sy ons ofte onse Ordinarise Ghedeputeerden eerst, ende met der
selver advijse ende consent, daernaer den Ambachts-heer lus Patronatus
hebbende, ende daer sulcken Ambachts-heer niet en is, den Schout, Ghe-
rechten ende Ouderlinghen (daer die zijn) mitsgaders den Communicanten
ende toe-hoorderen der selver plaetsen sullen presenteren , om by de selve
gheaccepteert te worden, ten ware sy merckelijcke redenen hadden van
refuys, welcke redenen sy ghehouden sullen zijn neffens de voor-noemde
Ghecommitteerden des Synodi ons ofte onse ordinaris Gedeputeerde aen te
dienen, omme by de selve geaccepteert ofte gerejecteert te worden, ende
in cas van acceptatie der selver redenen, sullen de selve Gecommitteerde
des Synodi terstont procederen tot nominatie van een ander bequaem per-
soon, De welcke ons ofte onse ordinarise Gedeputeerden eerst, ende met
advijse ende consent der selver daer na den Ambacits-heer lus Patronatus
hebbende, ende daer sulcken Ambachts-heer niet en is den Schout ende ge-
rechte, ouderlingen (daer die zijn) en toehoorderen als voren gepresenteert,
ende by hun geaccepteerd zijnde voorts beroepen en ingestelt sal worden
als hier navolcht.
                ,
IV.     Ist sake dat over t'verkiesen, presenteren of accepteren eens Kercken-
dienaers eenige onlust quame te ontstaen, tusschen den genen die het aen-
gaet, het ware om een al te on-billick refuseren van den vercoren persoon
of ander-sins, ende de saecke gheschapen ware tot eenige merckelijcke on-
eenicheyt uyt te bersten, willen wy dat de saecke tot onser oft onser Ge-
deputeerden kennisse zaL werden gebracht, ende aldaer eyntlijck beslecht
ofte gheaecommodeert, naer welke uytspraecke een yeghelijok ghehouden sal
wesen sich te reguleren.
-ocr page 402-
896                                                 PKOVINCIALB SYNODE,
V.     De Ambaehts-heeren lus Patronaius hebbende ende begerende t'selve,
volgende den voorgaenden articule, te gebruycken, sullen ghehouden zijn
de Ministers, by hen luyden te presenteren, mitsgaders haerluyder weduwen
van wooninge gagie en alimentatie te versien, gelijck d'andere Ministers
ten platten lande by ons getracteert ende versien worden, des saltnen
sulcken Ambachts-heer daer toe laten gebruycken de goederen die van outs
tot de Pastorij e van sulcken plaetse behoort hebben.
VI.     Alsoo D'apostel verbiet yemant haestelijek de handen op te legghen,
opdat men sich reyn houde van anderer sonden, (1 Tim. 5 : 22),
sullen alle die ghene die tot het voor-schreven harder ende Leer-ampt werden
beroepen, eerst beproeft werden, ende daer nae dienen, inghevalle sy inde
beproevinge connen bestaen, ende bevonden worden on-straffelijck te zijn.
VII.     Dit examen ofte beproevinge sal geschieden inde Stadt ende Steden
door den Gedeputeerden des Synodi ofte eenige uiten selven, ten over-staen
van eenige Gedeputeerden uyt onsen Collegie ende van-de Magistraet der
Stadt ofte Stede daer het vallen sal: En aen-gaende t'platte Landt, sal dit
Examen gheschieden binnen de Stadt Utrecht ofte ter sulcker plaetse als by
ons ofte onse ordinarise Gedeputeerden goet ghevonden sal werden, door
den Gheeommitteerden des Synodi, ende ten over-staen van eenighe nyt
onsen Collegie hier toe specialijck te committeren.
VIII.     Die te vooren noit in eenighen Kercken-dienst geweest en is, sal
men voor eerst in tegen-woordicheyt van onse ofte onse Ghedeputeerden,
mits-gaders vande Gecommitteerden des Magistraets vande Stadt ofte Stede
daer het valt, en des Synodi, eens, twee, diïemael ofte meer eenige texten
der H. Schrift, die hem by onderlingen advijse voor-geschreven sullen wor-
den, by forme van propositie ofte predicatie doen uyt-leggen, omme te
sien wat gaven hy ontfangen hebbe, om t'Woort des Heeren recht te snij-
den (2 Tim. 2 : 15), ende de Leere de salicheyt der Gemeynte tot lee-
ringe, straffinge, verbeteringe, vertroostinge, ende onderwijsinghe die in de
rechtveerdicheyt is (2 Tim. 3 : 16), voor te dragen.
IX.     Dit ghedaen ende de beroepen persoon bequaem gevonden zijnde,
sal de selve neerstelijck gheexamineert ende onder-socht worden in-de Leere,
ende merckelijck in-t'verstant t'welck hy heeft:
Van Godt, zijn Wesen, en Eygensohappen ;
Van de H. Schriftuere, der selver volcomentheyt, claerheyt, auetoriteyt
ende seeckerheyt;
Van der Werelt-scheppinghe ende regeringhe;
Van de Sonde, haren oorspronck ende cracht;
Van de Wet ende den Evangelio, mitsgaders beyder onderscheyt ende ghebruyck;
Van Iesu Christi Persoon, ampt ende weldaden;
Van 't Gheloove ende-Boetveerdicheyt;
Vande Eechtveerdichmaeckinghe des sondaers voor Godt;
Vande Ghehoorsaemheyt des ghelooffs, Liefde ende goede Wercken, mits-
gaders beloninghe der selver;
Vande Kercke;
Vande Ampten ende diensten by Christum inde selve in-ghestelt;
Van den dienst ende bedieningne des H. Evangeliums;
Van den H. Doop;
-ocr page 403-
GEHOUDEN TE UTRECHT, 1612.                                  897
Van 't H. Avontmael;
Vande Christelijcke Discipline ende Kerckentucht;
Van dese Puncten salmen hem onder-vragen om te weten wat hij daer
van gevoelt nae-den Woorde Godts, hem doende sijn segghen op elck deel
sijner antwoorden bewijsen met clare texten der Heyliger Schrift, oock aen-
wijsen hoe ende in wat manieren hy uyt de selve meynt sijn gevoelen ende
leere vast te maecken, omme te sien of hy de gheallegeerde Testen wel
ende grondelijck verstaet.
X.     Eude alsoo de waerheyt van vele deser Poincten huyden ten daghe
verscheydelijck werdt teghen-ghesproken, sal-men hem de voornaemste teghen-
worpinghen daer op vallende voorwerpen, hem de selve grondelijck doen
beantwoorden en weder-legghen uyt den Woorde Godts, in alles nochtans
acht nemende, soo op de gheleghentheydt der ghener die gheexamineert
wordt, als op de gheleghentheyt der plaetse daer toe hy beroepen zij, aen
ghemerckt in alle plaetsen niet even veel vereyscht en wordt.
XI.     Men sal den selven oock in andere Poincten hier niet gespecificeert,
tot oefeuinghe ende meerder openinglie des verstants mogen beproeven, doch
also, dat wanneer de geëxamineerde bevonden werd de gespecificeerde poinc-
ten grondelijck te verstaen, ende vande selve wel ende schriftmatelijck te
ghevoelen, ook t'selve sijn ghevoelen met vaste schriftuerlijcke redenen weet
te bewijsen, vast houdende aen t'ghetrouwe Woordt dat nae de Leere is
(Titi 1:9), oock nae de gheleghentheyt machtich om den ghenen die teghen-
staen door de ghesonde Leere te onder-wijsen, sal men sich daer mede
laten ghenoeghen, ende den gheexamineerde voor op-recht ende suyver inde
Leere der Godt-salicheydt houden.
XII.  Daer nae sal-men ooek letten op het leven dat hy gheleyt heeft, om
te weten of hjr nae den Keghei des Apostels wacker, nuchteren ende ghe-
maniert is (1 Tim. 7 : 2 , 3 , 4, 7 ; Tit 1 : 6, 7, 8), of hy (huys-houdende),
zijn huysghesin wel regeert ende gheloovighe kinderen heeft, gheerne her-
berghende, de goede liefhebbende, voor-sichtig, rechtveerdich, heylich, matich,
gheen wijn-suyper, gheen vechter, gheen vuyl ghewin-soecker, niet twee-
tongich, niet hartneckich, hem selven behaghende, niet'toornich, niet over-
dadich, niet gheldtgierich: Ende in somma of hij onstraffelijck is, ende een
goedt ghetuyghenisse heeft vanden ghenen die buyten zijn.
XIII.     Aldus bequaein ghevonden zijnde, sal men hem met name ende
toe-name inde Keicke ende Ghemeyute, over de welcke hy tot Harder
ende Leeraer gestelt sal worden, op eenen Sondach voor-draghen; op dat
soo yemandt yet opden selven te segghen hadde waeromme hy soude ach-
ten, dat hy niet en soude connen met stichtinghe inden Kercken-dienst ge-
bruyckt worden, hy t'selve binnen den tijd van xiv Daghen den Kercken-
raet, ten opsien van de Stadt ende Steden, of de Gecommitteerden des
Synodi, ten aensien van 't platte Landt aendiene, ten eynde daer op,
volgende het voor-gaende 3e ende 4e Articulen, naer behooren ghelet werde,
ende voorts om den Heere vierichlijck te bidden, dat hy de gave zijns H.
Geests den beroepen persoon genadelijk ende rijckelijck mede deyle tot stich-
telijcke uyt-voeringhe van zijnen H. Dienst.
XIV.     Indien hier op geen teghen-spraecke en valt die den voortganck
der aen-ghevangener beroepinghe billichlick can beletten, sal men voorts
-ocr page 404-
898                                            PROVINCIALE SYNODE,
Procederen tot openbare in-lijvinge in zijnen dienst, te doen, met voorgaende
aen-segginghe aende Gemeynte waer ende wanneer 't selve ge-schieden sal,
ende dat met vermaninge ende gebeden als liet gkedmckt formulier in dese
ende andere Gliereformeerde Kercken, tot nocli toe ghebruyckt, mede
brenght, mitsgaders met op-legginghe der handen.
XV.     Om der Predicanten dienst ten platten Lande vruchtbaerder te
maecken, sal hem van ons ofte onsen ordinaris Gedeputeerden acte worden
verleent in behooiiijcke forme, daer mede Schout, mitsgaders die van den
Gherechte, Kerck Meester, Coster ende andere inghesetenen sullen werden
vermaent ende gheboden haren Pastoor ofte Predicant na behoren te respec-
teren, ende in zijnen dienst nae eysch harer respective beroepinge behulpe-
lijck te wesen, welcke Acte vanden Secretaris ofte Coster nae het lesen
vant formulier der in-lijvinghe de Ghemeynte sal voorglielesen werden, ghe-
lijck tselvige nu eenighe jaeren niet sonder vrucht in dese Provincie is
ghebruyckt gheweest.
XVI.     Nae de ghedaene in-lijvinghe sal hy ghebracht werden inde verga-
deringe des Kercken-raedts, ofte so hy ten platten Lande beroepen is, sal
hy verschijnen inde eerste vergaderinge vande Gecommitteerden des Synodi,
omme aldaer zijnen anderen mede Dienaren te geven, ende van hun te ont-
fanghen de rechter handt der societeyt ende ghemeyne bedieninghe, met be-
lofte, die hy aldaer onder hant-tastinge sal doen, van dese Kercken-ordeninge
naer zijn vermoghen te onderhouden, en sal van die ure aen alle de deelen
sijns Kercken-diensts aan vanghen ende betreden.
XVII.     Sal oock de-selve nieuw aenghenomen Kercken-dienaer ter eerster
gheleghentheyt daer naer by twee ofte meer Gedeputeerden des Kercken-
raedts ofte des Synodi gepresenteert werden in de vergaderinge vande
Magistraet der respective Steden, ofte van 't Collegie onser ordinarise Ge-
deputeerden , omme aldaer te doen den na-volgenden eedt.
lek belove efide swere, ten eersten: Dat ick inden dienst daer toe ick
ben geroepen den Heere Jesu Christo nae de ghenade die hy my verleenen
sal ghetrouwelijck dienen, ende my in alle mijne predicatien ende leeringhen
aende Schriften der Profeten ende D'apostelen houden sal, die uytleggende
in gelijc-formicheyt van de selve in goeder conscientie (nae mijne beste we-
tenschap) tot Gods eere ende ter meester stichtiughe van zijne ghemeynte,
sonder deze H. Leere tot eenighe mijne vleyschelijcke passien ende parti-
culiere affecten immermeer te misbruyeken, ende voorts generalijck alles te
doen dat een oprecht Siel-sorger ende Kercken-dieuaer te doen schuldich is.
Ten anderen dat ick mijn Heeren die Staten vanden Lande van Utrecht,
mitsgaders de Magistraet van desé Stadt hou ende getrouw sal zijn, der
selver ende des Landts ende Stadts eere ende profijt nae mijn vermoghen
ende beroep voor-staen ende vorderen, de ghemeynte in goede eenicheyt
ende vrede onder de Eegieringhe van haere E. M. sal helpen onder-houden,
niet alleenlijck niet toe te staen of eenighen raedt of daet te gheven tot yet
dat daer teghen soude moghen strijden, maer oock sulex teghen te staen
ende te beletten met vermaninghe ende bestraffinghe, soo haest daer van
yet tot mijne kennisse ghecomen sal zijn, ende indien het nodich is met
tijdelijcke waerschouwinghe aende Overheydt, ten eynde daar teghens ver-
sien mach worden. Voorts dat ick ten dienste van haere E. M. ende mijne
-ocr page 405-
GEHOUDEN TE UTRECHT, 1612.                                   399
ghemeynte in mijne beroepinge sal blijven ende volharden, soo wel in tijdt
van teghen-spoet als van voor-spoet, van vrede, Oorloghe, Pest ende an-
dersints, souder te vertrecken dan met voor-gaende consent ende Wette-
lijcke ontslaginge: Eyntelijck dat ick rny de Politie ende Wetten deses
Landts ende Stadts sal onder-werpen, ende anderen een goet exempel van
gehoorsaemheyt geven, wel verstaende soo veel mijnen Dienst mach lyden,
namelick sonder int milisten te vercorten de vrijheyt die my toecomt ende
ick behoore te ghebruyeken om Godes Woort te leeren, de gebreecken aen
te tasten, ende de souden te straffen, soo Godt de Heere wil ende beveelt,
belovende alsoo mijne Overheyt ende Gemeynte te dienen dat ick daer door
niet belet en werde Godt te geven dat ick hem schuldich ben in mijne Be-
roepinge na zijn heylich Woort: hier toe wil my de Heere helpen door sijne
ghenade.
XVIII.     Met welcken Eedt de voorsz Kercken-dienaers voort gehouden
sullen werden voor hun en hunne nacomelingen als Borgeren der Stadt daer
inne sy woonen, ende sullen alle der selver vrijheyden ende privilegiën
genieten.
XIX.     Sullen oock de Magistraten ende Overheyden sorge draghen dat
den dorschenden Osse den muyl niet toegebonden en werde (1 Cor. 9:9,
1 Tim. 5 : 18), maer dat de Pastoren ende Leeraers van eerlijck ende be-
tamelijck onderhoudt voor hun, hunne Huys-gesinnen ende Weduwen be-
lioorlijck voorsien werden, willende dat de Ghemeynte den ghenen die onder
hun arbeyden ende de selve voorstaen in den Heere in grooter eere houden
ende liefhebben sullen, om haers wercx willle (1 Thess. 5 : 12, 13), oock
de selve ghehoorsaem ende onderdanich zijn, als die lleeckenschap gheven
sullen, opdat sy heuren Dienst mogen doen sonder suchten (Heb. 13 : 17).
XX.     Dese voorsz forme van Examinatie, Beproevinghe, en In-lijvinge
sal alleeen onder-houden werden ten aensien van die ghenen die noyt te
voren tot eenighen Kercken-dienst zijn ghebruyekt gheweest, maer wat die
belangt die van andere plaetsen daer sy alreede gedient hebben worden be-
roepen , met den selven en sal gheen andere formaliteyt werden ghebruyekt,
dan dat haer gaven van Predicken alvoren opentlijck voorde Gemeynte
sullen werden gehoort, de welcke bequaem ghevonden ende geoordeelt zijnde,
sullen nae voor-gaende openbare voor-stellinghe van hare Namen ende Toe-
namen, in vougen ende ten eynde als vooren, ende geene billicke op-sprake
vernomen zijnde, oock naer het over-leveren van behoorlijcke Attestatie harer
leere ende levens vande plaetse harer leste residentie, met advijse ende
consent als voren int 3. Articule gheseyt is, der Gemeynte worden gerecom-
mandeert ende alsoo metten Gebede in-ghelijft, wel-verstaende dat sy den
voorgaenden Eedt mede sullen moeten doen als nu van d'anderen is geseyt.
XXI.     Niemant sal tot liet Herder ofte Leer-ampt beroepen werden, ten
zy hy ten minste hebbe den ouderdom van volle vijf en twintich jaren , ten
ware door hooge noot of ander insichten by ons met advijs vande Gecom-
mitteerden des Synodi anders gheordoneert wierdt.
Fan t'Ampt der Dienaren des Woordts.
I. Der Dienaren Ampt is inde bedieninge des Woorts ende Gebeden aen
-ocr page 406-
■AOO                                                            PKOV1NCULE SÏNOJJJS,
te houden, den H. Doop ende het H. Avontmael te bedienen, de krancken
en bedroefden te besoucken, vermanen ende troosten, ende voorts de kudde
des Heeren met goede opsicht te weyden, ende metten nootdruft der zielen
allenthalven te versorghen.
II. Int predicken ende leeren van Godts Woords sal-inen arbeyden den
Volcke voor te dragken ende uyt te leggheu texten der H. Schriftuyren,
die na gelegentheyt van tijden aller stichtelixt zijn, altijt daer op lettende,
dat neffens het legghen vanden waeren gront des geloofs die in Jesu Christo
is, de Lieden geprickelt worden tot een recht Christelijck Godt-vruchtich
leven, op dat d'on-gheboudentheyt die doorgaens onder 't volck ghespeurt
werdt, door Godts ghenade ghebetert werde: Want de dienst des Euange-
liums in-gestelt is van Godt, om de Lieden te doen hebben kennisse der
waerheyt die na de Godt-salicheyt is, (Tit. 1:1;) Vermanende de Lieden
ernstelijck om Godt den Heere oock dickwijls t'lmys en by haer selven te
bidden.
III.     Van ghelijcken sal-men sich int leeren bevlijtigen de fondamenten
ende gronden des gheloofs te legghen rnet woorden ende manieren van
spreecken die sohriftuerlick zijn, houdende het exempel ofte voor-beelt der
ghesonder woorden die sy vande Apostelen gheleert hebben (2 Tim. 1, 13),
Godts Woort spreeckende, niet met woorden die de menschelijoke wijsheyt
leert, maer die de H. Geest leert, voegende geestelijcke dinghen tot gees-
telijcke, (1 Cor. 2 13), hun wachtende van woonlen-strijt die nerghens toe
nut is, dan tot verkeeringhe der toe-hoorders (2 Tim. 2 , 14). Ende ver-
werpende alle hooghe diep-sinnige speculatien ende on-nutte disputen, mits-
gaders die vragen die dwaes ende sonder leeringhe zijn, wetende dat sy
strijt voort-brenghen (2 Tim. 2, 23), ende geen stichtinghe Gods die in het
gheloove is, (1 Tim. 1,4), altijt gedenckende dat het eynde des ghebota
is de liefde uyt reyner herten, goeder conscientie ende ongheveynsden
gheloove, (1 Tim. 1, 5).
IV.    Ende alsoo heden ten dage veele disputen ende verwerringen vallen
over de verseheyden uytlegginghen van eenighe plaetsen der H. Schriftuere,
spreeckende van Godts eeuwighe Predestinatie, ende eenighe poincten daer
aen hangende, ende voorsien dient, dat de Leeraren deser Provincie daer
over in geen verschil en vallen, daer uyt eenighe oneenicheyden inde Kercken
mochten werden veroorsaeckt, is met advijs als voren goet-gevonden dat
in dit stuck sonderlinge moet betracht werden de vermaninge des
H. Apostels daer hy wil dat men sal wijs zijn, ofte gevoelen in maticheyt
ende niet verder dan het behoort, (Eom. 12, 3), dienvolgende men dese
Materien, de ghelegentheyt sulcx vereyschende, soo sal verhandelen, dat
niemandt oorsaeck ghegheven werde met recht te dencken dat in onse Kercken
yet gheleert werdt, daer uyt soude volghen, „dat Godt yemandt ter ver-
„doemenisse gheschapen hebbe, of de Mensche tot de sonde ghenootsaeckt,
„of yemandt ter salicheyt noodicht dien hy absolutelijck besloten hebbe
„deselve niet te gheven, of yet doe dat eenighen schijn van ongherechticheyt
hebbe;" Want sulcs merckelijck strecken soude tot Godes on-eere, laste-
ringlie onser Christelijcker Reformatie, mitsgaders sorch-loosheyt des eene,
ende wanhope des anderen, gelijck men oock sorehvuldelijck moet voorsien,
dat het Begin, Midden en Eynde van s'menschen salicheyt niet des men-
-ocr page 407-
GEHOUDEN TE UTRECHT, 1G12.                                     401
schen natuerlijcke crachten, maer alleen de louter onverdiende genade Godts
in Christo toegeschreven werde, op dat allen't halven als eenen vasten ende
onbeweeghelieken Begel wel bewaert werde dat de Propheet seyt, namelick
dat ons verderf uyt ons, ende onze salicheyt uyt Godt is (Hos. 13 : 9).
V.     Ende alhoe wel den Leeraeren van Godts Woordt vry staet over dese
ende dierghelijcke poincten meer, inde Scholen ende elders in haere by-een-
comsten vriendtlijck te confereren, ende de Waerheyt in alles nae Godts
Woordt vreed-samelijck te onder-soecken, daer over dan moghelijck in
eenighe omstandicheyden verscheydentheyt van ghevoelen vallen mochte,
ghelijck t'allen tijden onder gheleerde Godtvruchtighe Lieden in desen deele
wat verscheydentheyts schijnt ghevallen te zijn, soo en willen wy nochtans
niet, dat soodanighe disputen op den predick-stoel gebracht 3ullen werden,
ghelijck wy oock niet en verstaen dat so wanneer yemant niet hoogher in
dese Materie en leert noch en ghevoelt, dan: Dat Godt van eeuwicheyt nae
zijn wel-behaghen, ghegront in Jesu Christo onsen Heere, totter eeuwigher
Salicheyt vercooren ende verordineert heeft alle ende yeder vande gheenen
die door zijne on-verdiende ghenade inden selven onsen Heere Jesum Chris-
tum ghelooven, ende inden selven gheloove ten eynde toe vol-herden souden:
Ende daer teghen ter Verdoemenisse verordineert ende verworpen heeft alle
ende yeder van die ghenen die zijne ghenaede verachten, haer derselver on-
waerdich maecken, niet ghelooven, ende int selve on-gheloove vol-harden
souden, men den selven daer-omme int minste molesteren, ofte om hoogher
te gaen beswaeren sal. Vinden oock stichtelijck, dat dese Materie voor den
gemeynen Volcke niet hoogher ghedreven werde: Houdende soodanich leeren
Godts Woort conform, ende genoechsaem ter salicheyt, oock tot weeringhe
van wan-hope ende vorderinge der Godt-vruchticheyt bequaem ende stichtelijck.
VI. ■ Ter plaetse daer-men ghewoonlick is den Heydelberchschen Cate-
chismum des Zon-daechs na de mid-dach te predicken, sal deselve gewoonte
onder-houden werden, alsoo: Datmen naer 't onder-vraghen der Kinderen,
den Volcke uyt de H. Schrift (ghelijck in sommighe ghereformeerde kercken
gheschiet) eenen Text voorlesen sal, handelende van de Materien daer van
men naer ordre des Catechismi sal comen te leeren, waer op-men de Vraghen
en Antwoorden des Cathechismi met schrift-matighe verclaringhe alsoo voeghen
ende passen sal, dat blijcken moghe dat het niet en sy een s'menschen
maer Godts Woordt dat uyt-gheleyt wordt, ende dit alles by provisie.
VII.     Op de Dorpen ten platten Lande salmen des Zonnen-daechs voor-
mid-dachs predicken de Zon-daechsche Euangelien oft Epistelen om den
slechten huysluyden die van outs daer toe ghewent zijn te ghemoet te gaen,
ende des nae-inid-dachs salmen hun ende hunne Kinderen by ordre een-vou-
delijck ende Schriftuerlijck verclaren d'articulen des Christelijcken gheloofs,
so die inden Apostolischen Symbolo zijn vervatet, de in-stellinghe des H. Doopa
ende des H. Avontmaels, de Thien Gheboden, eenighe Schriftuyrlijcke Texten
van 't Ampt der Onderdanen tot haer Overheyden, der Kinderen teghen haere
Ouders, der Huys-Vaders ende der Huys-Moeders tot haere Kinderen, ende
t'Vader onse: Arbeydende met goede vermaninghen den traghen Huys-luyden
te beweghen om soo wel nae als voor noen ter Predicatie te comen: doch
daer men siet dat suis niet en vordert, salmen des voor-mid-dachs de ver-
claringhe van 't Evangeliurn wat te covter maecken om tijt te hebben, noch
26 -
-ocr page 408-
■102                                                 PROVINCIALE SYNODE,
eenich vande voorsz. articulen of in-stellinghen, Geboden, Vermaninghen of
Beden te verhandelen, op dat het slechte Volck also de rechte gront inde
Christelijcke Eeligie erijghen mach.
"VIII. De Pastoren ende Leeraers sullen ghehouden zijn, des tydelijck
versocht zijnde, de krancken te besoucken, ende t'selve doende, de selve
ernstelijck tot leet-wesen ende (soo hem Godt gesontheyt gheeft) tot dade-
licke ende gheduyrende af-stant harer sonden te vermanen, ende verclaringe
daer van uyt haren monde verstaen hebbende, opde barmharticheyt Godts
in Jesu Christo wijsen, op dat sy den selven met waeren gheloove om-helsen,
vergiffenisse ende quijt-scheldinghe, van sonden mogen becomen, welcke ver-
giifenisse van sonden sy den boetveerdighen ende gheloovighen sondaer in
Jesu Christi naeme vercondighen, ende alsoo metten ghebede den Heere
bevelen sullen.
Op dat dit noodt-wendich werck aende Crancken behoorlijck bedient moge
werden, sullen de Crancken of haer vrienden ende ghebuyren haer by desen
vermaent houden, dat sy niet ghelijck door gaens gheschiet op 't leste tot
dese Medicijne loopen, maer stracx inden aenvanck der sieckte, op dat de
Kercken-dienaer (die met veele andere parthyen zijns dienstes beswaert is)
tijt hebbe dese Visitatie bequamelijck te doen, en de Krancke selve bequamer
sy de Goddelijcke vermaninghen ende vertroostingen te vaeten, ende haer
tot des Heeren comste te bereyden ende bequaem te maecken.
X. De predicanten sullen haer ghetrouwe Harders te zijn bethoonen over
haere schapen (daer onder verstaen werden eerst ende voor-namelijck alle
Communieanten of die ten H. Avontmael gaen ende de Reformatie aen-nemen ,
daer naer oock alle andere In-woonders van een yder Stadt ofte Parochie
daer sy toe-ganck toe hebben, ende eenighe apparentie is yet op te winnen)
dickwils ende sorchvuldelijck te besoecken, ende met Christelijcke vermaninghen
tot vermeerderinghe ende op-bouwinghe des Rijcx Christi in alle vriendtlick-
heyt ende beleefdicheyt te bejeghenen.
Van de pttèlijcke ghebeden.
I.     De publijcke gebeden voor ende nae de Predicatie, sullen met son-
derlinghe aendacht geschieden; ende met voor-gaende ernstige vermaningen
totten Volcke, dat sy om de selve den Heere met behoorlijcke eer-biedinge
en demoet op te offeren, niet alleen de knien haers harten, maar oock des
lichaems buyghen, ofte anders met over-eynt staen ende andere uyterlrjcke
teeckenen van demoet, betuyghen de in-wendighe verslaghentheyt, nedricheyt
ende aendacht des herten, om alsoo metter tijdt te beteren de quade ghe-
woonte van veelen in dese Landen , die hun tot dese Ghebeden begeven sonder
hun nauwelijcx eens te versetten, ende met soo weynich aendacht en devotie
als of de uyterlijcke eer-biedingen gants niet te bedieden en hadden daer
wy nochtans sien dat der Heyligen Ghebeden door-gaens met buyghen van
knien, opslaen van ooghen ten Hemel, of heffen van handen, jae neder-
werpen ter aerden, ende andere dierghelijeke teeckenen van eer-biedinghe
ende nedricheyt zijn vergheselschapt gheweest.
II.     Ende de wijle de Ghebeden ende Lof-sanghen zijn genoech de voor-
naemste parthijen van onsen Gods-dienst, ende sommighe evenwel weynich
-ocr page 409-
GEHOUDEN TE UTRECHT, 16 12.                                    403
daer op achten, dicwils eerst ter Kercken comen als het Ghebet of half of
heel gheyndicht is, ende weder-om uytgaen so haest als de predicatie ghe-
sloten wordt, ende eermen tot het Ghebet trede, sullen de Pastoren ende
Leeraers hare Ghemeynte ernstelijck van dit misbruyck vermanen , ende t'selve
alsoe soecken te beteren.
Van den Heylighen Doop.
I.     Het Verbont Godts sal aen den Kinderen der Christenen metten H. Doop
soo haest men de bedieninghe des selven hebben can, verseghelt worden,
ende dat inde openbare versamelinghe wanneer Gods Woort gepredict wort.
Doch. ter plaetsen daer niet soo veel predicatien ghedaen en worden, salraen
twee daghen ter weeke ordineren, om den Doop , des versocht zijnde, extra-
ordinarie met een corte vermaninghe te bedienen, maer indien yemants Kint
so cranck ende der Ouderen swackheyt so groot ware: datmen dien tijdt
sonder grooten aenstoot niet soude cunnen uyt-wachten, salmen om den
swacken te ghemoet te gaen, soo-danigen Kindt liever (bysonder ten platten
Lande) buyten dien bestemden tijdt, oock in huys doopen, dan datmen
den swacken Ouderen daerom vande Eeligie vervreemden ofte oorsaeck geven
soude om eenen vreemden daer toe te gebruycken: Wel verstaende datmen
arbeyde om den Ouderen eerst wel te ouder-rechten en te vermanen tot
onder-houdinghe vande ghestelde ordre, en evenwel t'kindt niet doopen sal
dan int by-wesen der Ouderen , naeste vrienden ofte eenighe ghebuyren , ende
volghens het Formulier daer van in t' ghebruyck zijnde.
II.     Men sal by alle occasien inde predicatie ende anders-sins de Chris-
telijcke Huys-vaders vermanen haer Kinderen selfs ten Doope te presenteren,
ende de selve voor het doopen doen soo-danighe vermaninghe alsmen ghe-
woonlijck is.
III.     De Namen vande ghedoopte Kinderen ende haren Ouderen, mits-
gaders den tijt wanneer de kinderen haer doopsel hebben ontfanghen, sal
door den Coster of andere daer toe in elcke plaetse te committeren, in een
Register werden gheteeekent, op dat de Harder de selve kennende op hare
op-voedinge ende onder-vvijsinge inde Christelijcke Eeligie te beter mach letten,
alsoo sy nu de Christelijcke Ghereformeerde Kercke al van haer kintsheyt
nf als Leden der selver inghelijft zijn, ende derhalven specialijck onder sijne
opsicht, ghelijck andere Leden der Kercken, staen.
Van het keyliglie Avonimael.
Het Avont-mael des Heeren sal nae Christi In-stellinghe, ten minsten
viermael s'jaers inde Steden, namelijck op den Christ-dach, Paesch-dacb ,
Pinxster-dach, en inde Maent van September ghehouden werden: ende op
de Dorpen ten minsten tweemael, te weten Christ-dach ende Paeseh-dach.
II. Men sal alle de Toe-hoorderen ernstich tot het Avont-mael des Heeren
nooden, en t'selve doende vermanen haer selven wel te beproeven, ende
den ghenen die haer voor d'eerste reyse ter tafel des Heeren sullen begheven
aansegghen, dat sy hun eerst presenteren by yemant van hunne Ordinarise
Herders, om van de selve (ist noot) by particuliere ende vrientlijcke onder-
26*
-ocr page 410-
404                                              PROVINCIALE SYNODE,
rechtinghe te verstaen wat van een recht Christen mensche ende waerachtich
lidt der Ghemeynte Gods vereyscht wordt, omme daer op verclaringhe te
doen van sijne meninghe, ende alsoo ter tafel des Heeren toe-ghelaten te
werden.
III. Die vande" uyt-heemsche plaetsen comen, ende ter tafel des Heeren
begheeren toe ghelaten te werden, sullen eerst behoorlijcke ghetuygenisse van
hare voorighe conversatie aen den Pastooren der plaetsen, daer sy begheeren
toeghelaten te werden, verthoonen.
Vande Feest ende Vier-dagen.
I. Men sal boven den Son-dach, die naer ouder ghewoonte gheviert ende
totten Gods-dienst ende heylighe ruste geheylieht sal worden, gheen ander
Peest noch Vier-daghen onderhouden, als den eersten ende tweeden Christ-
dach, de Nieuwe jaers-dach, Vrijdach voor Paeschen voor den middach,
den tweeden Paesch ende Pinxster-daghen, mits-gaders onses Lieff-Heeren
Hemelvaerts-dach, tegen welcke daghen de Ghemeynte, namelijck den Son-
dach naest voor die Feesten gaende, vermaent sal worden haer neerstelijck
ter predicatie te vervowghen, ende sal ins-ghelijcs allen Herbergiers ende
Taverniers van weghen de Overheyt verboden werden gheduyrende de pre-
dicatien te tappen ofte eenighe ghelaghen te setten, oock allen anderen
geduyrende de predicatie den Bal te slaen of ander insolentie, daer dooi-
den Gods-dienst moghe belet werden, te pleghen, op seeckere pene daer
toe by ons te ordonneren.
Vande Vad ende Bid-daghen.
I.     Beneffens de extraordinarise Vast, Bid ende Danck-dagen, die wij
met ende neffens d'andere Gheunieerde Provinciën onse Na-buyren ende
Bont-genooten, of oock voor dese Provincie alleen, nae gheleghentheyt van
tyden ende saecken sullen mogen eomen uyt te schrijven: Willen wy dat
voort aen ordinaris eens des jaers, namelijck naer Paesschen een ofte twee
generale Vast en Bid-daghen ghehouden zullen werden door dese gheheele
Provincie, die wy t'elckemael by onse speciale brieven tegen den precisen
dach, die wy dan daer toe zullen bestemmen, zullen uytschrijven, om met
rechte erkennisse der sonden, den Heere in ware demoedicheyt te voeten
te vallen, hem om genade aen te roepen, zijn op-leggende of aen-staendc
straffen af te bidden ende den stant der gbeheeler Christenheyt, en der Na-
burighe Provinciën int ghemeyn, ende voornamelijck van dese in 't besonder,
den Almachtighen Godt tot goeden Cristelijcken welstant te recommanderen.
II.     Deze Vast, Bid ende Danok-dagen willen wy dat met aller devotie
ende aendacht sullen werden ghehouden; Met duydelijck verhael, bysonder
op de Bid-daghen te doen, van Godts sonderlinghe weldaden dese Landen
geduyrende de voor-gaende bloedige Oorlogen, ende andersints soo menich-
vuldelijck ende ghenadelijck bewesen, ende ernstaftighe vermaninghen om
zijne Goddelijcke Majesteyt daer voor behoorlijcke danckbaerheyt met woor-
den ende wereken te bethoonen, af staende van sonden, ende doende dat
hem behaecht, daer toe dan oock de sonden ernstelijck sullen worden be-
-ocr page 411-
GEHOUDEN TK IJTMECKT . 16] 3.                                           405
straft, ende yeder tot waere Boete en Bekeeringhe vermaent. Tot welcken
eynde, de Leeraers nemen zullen Texten der H. Schrift die daer toe passen,
ende deselve allesints, sonder eenighe vleesschelijcke particuliere passien
daer onder te vermenghen, stichtelijck appliceren: Den Onderdanen alle tijt
sonderlingh recommanderende de ghehoorsaemheyt tot Godt ende haere Over-
heyt. Ende en sal op sodanighe daghen niemant geoorlooft zijn eenighe
Handt-wercken te doen of ghelaghen te setten, of kaetsen, of spelen, of
eenighe insolentie, of lichtveerdicheydt in wat manieren dat het zy te ge-
bruyeken dien geheelen dach door, op groote pene daer toe bij ons te
ordonneren.
Van.de KerchelijcJee GhemngJien.
De ghewoonte vande Lof-sanghen te singhen in onse ende andere Ghere-
formeerde Kercken gebruyckelijck, salinen onderhouden, ende ten selven
eynde tot Godts lof ende prijs, mitsgaders stichtinghe der gemeynte singhen ;
de hondert vijftich Psalmen, ghenaemt: de Psalmen Davids, de Lof-sangen
Maria?, Sacharise ende Simeonis, de Articulen des gheloofs, Thien Ghebo-
den, t'Vader onse, ende het Avont-liedt, Christe die ghy gijt dach en licht:
oock t'Ghebedt voor de Predicatie, O Godt die onsen Vader bist, mits-gaders
soo vele andere Schriftuyrlijcke Lof-sanghen ende Christelijcke Liedekens,
handelende van Christi Gheboorte, Besnijdenisse, Doop , Lijden, Sterven,
Op-standinghe van den Dooden, Op-vaert ten Hemelen, Seyndinghe des H.
Geestes, etc. alsmen naer ghewoonte van sommighe andere Euangelische
ghereformeerde Kercken bequamelijck in-ghestelt zijnde, naer voor-gaende
visitatie der gener die wy daer toe sullen committeren, ende met kennisso
van ons, de Magistraet ende Kercken-raedt van yeder plaetse daermen die sal
goet ende stichtelijck vinden te ghebruyeken, ghevoechgelijck ende tot
meerder opweckinghe in gheestelijcke aendacht door Jesum Christum den
Salichmaecker gheschiet, sal connen in treyn brenghen ende oeffenen.
Vande Ouderlinghen.
I.     Alsoo bysonder in groote Ghemeynten, noodich is dat eonighe Godt-
vruchtighe aen-sienlijcke Persoonen gebruyekt werden, die neffens de Ordi-
narise Op-sienders der Kercke (t'welck zijn de Herders ende Leeraers) de
Kercke helpen regeren tot vruchtbare voort-plantinghe ende vorderinghe der
waerheyt ende Godt-vruchticheyt onder de Ghemeynte, ghelijck oock sulex
inde Apostolische Kercke ghebniyekeliek is gheweest, ende de teghen-woor-
dige gestaltenisse soodanich niet en is, datmen Luyden hebben can die t'selve
Ampt (soo te wenschen ware) gheduerichlijcken ende al-tijdt bedienen, is goet
ghevonden by provisie te blijven by den voet tot noch toe ghebruyckelijck.
II.     Sal daer-om inde Stadt ende Steden de Kercken-raedt, bestaende uyt
Predicanten ende Ouderlinghen, alle jaer omtrent Pincxteren, uit de aen-
sienlickste Gequalificeerste Personen, professie doende van de Ghereformeerde
Eeligie, nomineren eens so veel Personen alsmen ghewoonlijck is in den
dienst van Ouderlinghschap te gebruyeken, machtich inden Woorde Gods
so veel-men die becomen can, verstandelijck, yverich, bescheyden, vreed-
-ocr page 412-
40(5                         *                       PROVINCIALE SYNODE,
saem, staeiide ter goeder uaem en fame, deuchdelijck en goet van le-
ven , insonderheyt daer op lettende dattet mogen zijn (so verre men de selve
hebben can, en sonder preciselijc d'ander uyt te sluyten) ingeboren Borgere
van de respective Stedeu, welker Namen de respective Magistraten sullen
over gelevert werden, omme daer uyt te kiesen enckel ghetal, die neffens
de blyvende, ende maer een jaer ghedient hebbende Ouderlinghen, den
Herders ende Leeraers metten tijtel van Ouderlinghen ten eynde als vooren
sullen werden by-ghevoucht, om den tijt van twee jaren te dienen, t'elcke
jaere de helft van de selve af-gaende, ten ware de noot anders vereyschte,
en de Persone of Personen, die sulcx mochte werden voren gheleyt, daer
toe verwillicht conden werden: wel ver-staende evenwel dat die hare twee
jaren uyt gedient sullen hebben naer de expiratie van een ofte twee jaren
dat sy sullen hebben stil ghestaen, vvederom op nieus genomineert en ver-
cooren sullen moghen werden. Deser alsoo vercoorener Namen sullen op
eenen Sondach openbaerlijck der Ghemeynte voor-gedragen, ende gheen be-
stendige op-sprake binnen den tijt van acht dagen vernomen zijnde, sullen,
die te voren niet ghedient hebben, met vermaninghe ende ghebeden daer
toe gebruyekelijck in-gestelt worden.
III.     Deser Ampt sal zijn, neffens d'Ordinarise Herders ende Leeraers,
over de Cudde op-sieht te nemen en te waecken, inden Kercken-raedt te
verschijnen en aldaer mede te helpen raedt-slagen en resolveren op alles wat
tot stichtelijcke op-bouwinge der Kercke dienlijck voorgestelt sal worden,
mede naer hare geleghentheyt 't selve te helpen uyt voeren ende int werck
stellen, opdat des Heeren Woordt in behoorlijcke suyverheyt behouden, de
ergernissen geweert, eu de Godt-vruchticheydt ghevoordert werde, alles nae
Godts Woordt ende dese Kerckelijcke Ordonnancie, die sy in 't aen-van-
gen hares Diensts, mede zullen beloven te helpen onderhouden.
IV.     Ten sy het de noodt vereyscht, ende men goede stoffe hebbe van
bequaeme Personen (waer van de Ghedeputeerden des Synodi neffens den
Pastoor vande plaetse kennisse nemen sullen) en sullen op den Dorpen ten
platten Lande daer teghen-woordich geene Ouderlingen en zijn, soodanighc
Ouderlinghen niet ghestelt noch eenighe Kercken-raedt voor als noch op-
gherecht worden : Maar sullen de Pastooren d'ordinarise saeeken tot den
wel-stant harer Ghemeynte naeden Woorde Godts behoorende, alleen ver-
sorghen, somtijdts oock het advijs vande gequalificeerste eude verstande-
lickste inde Dorpen, doende professie vande Ghereformeerde Keligie, hooren :
maer in saeeken van ghewichte en sullen sy niet doen sonder het advijs
vande Gedeputeerden des Synodi, dewelcke indien de importantie ofte con-
sequentie vande sake sulcx vereyscht, oock daer op verstaen sullen het
advijs ende goet vinden van ons ofte onse ordinarise Gedeputeerden.
V.     Ende ten platten Lande, daermen ghewoonlijck is Ouderlingen te
^ebruyeken, ofte daer den noot t'gebruyck der selver soude mogen ver-
eyschen, sal op voor-gaende Nominatie van dubbel getal, te doen by den
Kercken-raet der plaetse, de Electie van 't enckel getal staen by den Am-
bachts-heer doende professie vande Gereformeerde Keligie, ofte anders by
den Gedeputeerden des Synodi, weleke veranderinge ende in-stellinge jaer-
licx geschieden sal omtrent t'Hooch-tijt van Pincxteren, gelijck voren vande
Steden gheseyt is.
-ocr page 413-
BEHOUDEN TE UTKECHT, 1612.                                   107
Vamle Diaconen of Arnien-Bedienaars.
I.     Alsoo de Armen ons ten hooclisten van-de Heer Christo zijn gerecom-
mendeert, ende daerom behoorlijck versorclit moeten worden, en onbeta-
melijc is dat de Leeraers het Woort Godts verlaten om de disschen te be-
dienen, maer eygentlijek inden Ghebede en bedieninghe des Woorts aen-
houdeu (Actor. 6:2, 4) moeten: is billick jae noodich, gelijck oock tot
noch toe is gheschiet, dat bysondere Personen geordonneert worden die dit
Ampt eygentlijek waernemen.
II.     Sal-men daer-omme in 't nomineren, verkiesen, ende beroepen der
gener die dit Ampt, onder den tijtel van Diaconen oft Aelmoesseniers,
bedienen snllen, procederen even op ghelijcker manieren ende in allen deelen
"■elijck te voren vande Ouderlingen is geseyt, dit daer by gedaen, dat de die-
nende Diaconen neffens de Predicanten mede stemmen sullen in 't nomi-
neren vande Diaconen.
III.     Op de Dorpen sullen de Kerck-meesters gecoren ende gestelt worden
byde Ambachts-Heeren ofte anderen daer toe gherechtigt zijnde, indien sy
ten Avont-mael, ofte emmers ten ghehoor van Godts Woort comen, ende
byden Predicant; anders byden Edelen ende Predicant met eenighe van-de
Notabelste Huysluyden, doende Professie vande Gereformeerde Religie, die
inde Parochie daer sulex valt resideren, en dit sonder prejuditie ven yemandts
gherechticheyt: voor de welcke de Kerck-meesters oock gehouden sullen
vvesen jaerlicx, ten behoorlijckea tijde, haere Eeeckeninge te doen, ende
sal der selver Ampt zijn, de Kercke ende Toren met t'gheue daer aen
behoort, oock het Kerck-hoff in goede reparatie binnen ende buyten te
onderhouden, en van vuylicheyden te doen reynigen, sonderlinghe de
Kercke van binnen, ende de selve van gestoelte, bancken, tafel, ende wea
voort tot de bedieninge van Godes Woort en der H. Sacramenten noodich
is te besorgen, sullen oock het Ampt van Diaconen ofte Aelmoessenieren
bedienen.
IV.     Der Diaconen ofte Aelmoesenieren Ampt sal zijn, d'Aelmisseu neer-
stelijc te versamelen, en de selve getrouwelijc naer den eysch der behouf-
tigen en gelegentheyt der middelem met gemeynen advijse uyt te deylen.
Tot welcken eynde sy na den noot en gelegentheyt der saken onder de pre-
sidentie ende beleyt van een Dienaer des Woorts sullen moghen vergaderen,
om op de dachten der Armen, mitsgaders de middelen noodich om deselve
te hulpe te comen, te letten; eens des Jaers, of anders nae de gheleghent-
heyt vande plaetsen, doende Eeeokeninge van hare bedieninghe voor den
Kercken-raedt met open deuren, ten over-staen vande Magistraet, eude acces
gevende een yeder vande Gemeynte die deselve Eeeckéninghe sal believen
aan te hooren, ende dat tot sulcken tijt ende ure als byde Magistraet ende
Kercken-raedt sal goet ghevonden worden te ordonneren.
V.     Daer vele ende verscheyden Armen Provens, Armen Potten, H. Gees-
ten ende diergelijcke Armen fondatien ende bedeylingen zijn, sal byde
Magistraet der plaetsen daer sulex valt ordre gestelt worden, dat een of
meer aensienelijcke vrome, verstandele, Personen werden ghecommitteert,
omme als Hooft-Aelmoesseniers kennisse te nemen vande Armen die deselve
-ocr page 414-
•VOS                                                  PROVINCIALE SYNODE,
bcdeylingheu genieten, de Cedullen daer van aen de respective Diaconen,
Pot ende Heylighen Geest-mcesters doende over leveren, op dat d'een van
des anders bedieninge onder recht zijnde, men ontgaen moghe t'bedroeh daer
in vallende, wanneer d'een Arme, hoe wel niet meer belast zijndeals d'an-
der, vele provens ende bedeilinghen geniet, d'ander geen ofte weynich, ende
over sulcx d'een overvloet heeft en d'ander hongher lijdt, waer teghens met
onderlinghe correspondentie ghearbeyt moet werden dat d'Aelmissen, hoeda-
nich die souden moghen wesen, en in wat Gods-huysen, Parochien ende Gast-
huysen deselve mochten zijn ghefondeert, niet dan aende rechte Armen uyt
ghedeylt, en die selve na proportie van noot in ghelijcheyt onder-houden
werden, op dat der vromen Luyden Fondatien en caritate niet mis-bruyckt,
maer ten rechten ghebruyckt, de ghesonde en haer eyghen broot ten deel
oft int gheheel te winnen machtighe tot arbeyt ghebracht, en alle onnutte
Bedelaers en bedelrye gheweert moghen werden.
Vande Kerchelijcke Vergaderinghen ende By-een-comsten.
I.     Also noodich is, dat door wettelijcke en ordentelijcke te samencomsten ,
de Kerckelijke saecken verricht, en soo wel de Leeraers als ghemeyne Leden
der Kercke in goede ordre, vrede en eenicheyt werden onder-houden; wordt
geordonneert, dat elcke Stadt in-den Lande van Utrecht sal hebben eenen
Kercken-raet, bestaende uyt de Herders ofte Leeraers ende d'Ouderlinghen,
beroepen, ghestelt ende ghequalificeert soo nu is verhaelt, welcke Kercken-
raedt sal mogen vergaderen soo dickwils de noot ende ghelegentheyt t'selve
sal vereyschen.
II.     Tot dese By-een-comste sullen oock mogen beroepen en versocht
werden, soo wanneer den kercken-raedt t'selve, om eenighe saecken van
ghewichte, daer inne deselve verder advijs begheert, sal goet vinden, d'oude
Ouderlinghen, dat is die int lest voor-leden of naest voorleden jaer zijn
af-ghegaen, oock mede ist noodt ende de kercken-raedt sulcx goet vindt, de
tegen-woordich dienende diaconen. Sal ooc de Magistraet vande plaetsen
respectivelijck, indien het de selve ghelieft, een ofte twee vanden haren,
doende openbare professie vande Gereformeerde Eeligie, by den kercken-
raedt moghen hebben, omme deselve te assisteren, ende op de voor-vallende
saecken te helpen delibereren.
III.     In dese Vergaderinghe sal de Pastoor, Leeraer ofte Predicant der
plaetse (soo daer maer een is) of alle de Leeraers (soo daer meer zijn als
een) by ghebeurten presideren, de Vergaderinghe metten Ghebede aanvanghen
ende besluyten, t'ghene te verhandelen is voor-draghen, de stemmen colli-
geren, ende voorts die heele actie dirigeren ende beleyden.
IV.     In dese ende andere Kerkelijcke Vergaderinghen, sal niet verhandelt
worden dan dat kerckelijck is, ende alleen aengaet de Kercke, daer over
dese Kercken-raedt is ghestelt.
V.     T'gheen verhandelt ende gheresolveert werdt, ende daer van memorie
dient ghehouden voor den toe-commenden tijdt, sal in een prothocol, daer
toe inden kercken-camer te houden ende te bewaeren, by een vande kercken-
dienaeren gheregistreert ende te Boeck ghestelt werden.
VI.     Inde plaetse vande Classieale Vergaderinghen, soo die elders werden
-ocr page 415-
GEHOUDEN TE UTRECHT, 1B12.                                  409
ghenoempt, ende in dese Provincie noyt en zijn in trcyn gebracht, ende
ver-midts de cleynheyt der Provincie ende andere redenen, niet noodich en
zijn voor alsnoch in treyn ghebracht te werden, sal alle maendt, naer t' ge-
bruyck in dese Provincie nu eenige jaren met vrucht onder-houden, binnen
de Stadt Utrecht inde kercken-camer aldaer, ofte ter plaetse daer wy ofte
onse Ordinarise Gedeputeerden dat goet vinden ende ordineren sullen, Ver-
gaderinghe ghehouden werden vande Predicanten by den Synodum deser
Provincie van onsen weghen, ende soo hier na gheseyt sal werden, te com-
mitteren totte inspectie ende opsicht vande kercken deser Provincie, om op
alles, wat dien aen-gaende voor-vallen sal, te letten ende te adviseren. Daer
toe sy oock, indien het de noot vereyscht, den Pastoren ofte Predicanten,
soo inde Steden als ten platten Lande, mette welcken sy mochten te spreecken
of te handelen hebben, sullen moghen van te voren roepen ende ontbieden,
ghelijck oock de voor-schreven Pastoren haer by deselve Vergaderinghe sullen
hebben te vervoughen, indien sy advijs ende raedt in eenighe ghewichtighe,
hun voor-gevallene saecken, hebben te vraghen.
VII.     Op dese Vergaderinge sullen wy oock mogen onse Gedeputeerden,
doende professie vande Gereformeerde Religie, senden: En verstaen in allen
gevalle, dat deselve Gecommitteerde des Synodi met onsen Ordinarise Gede-
puteerden in alle soo-danige voor-vallende saecken, goede correspondentie
houden sullen.
VIII.     Sullen oock de selve Ghecommitteerden des Synodi mogen extra-
ordinaris by een comen, indien de noot sulcx quame te vereysschen.
IX.     Ende soo dickwils als den noot sal moghen vereysschen dat een
Synode Provinciael ghehouden werde, soo sullen de ghecommitteerden des
Synodi t'selve aen onse Ordinarise Ghedeputeerden te kennen geven, met
overleveringhe vande redenen waeromme sy noodich achten Synode Provin-
ciael ghehouden te werden, ende de Poincten die sy dienlijck ende noodich
bevinden in de Synode verhandelt te werden, ende haerluyder advijs op de
selve Poincten daer by: omme al tselve by onse Ordinarise Ghedeputeerden
ghesien, over woghen, ende aen ons gherapporteert zijnde, by ons op'tbe-
schrijven vanden Synodo Provinciael, ofte op t'uyt-stellen vande selve, ende
t'gene daer aen cleeft gheresolveert ende geordineert te werden, sulx als wy
na gelegentheyt ende vereysch van tijt ende saecken bevinden sullen te
behooren.
X.     Ende als wy goet vinden sullen een Provinciael Synode te beschrijven,
ofte by onse Ordinarise Ghedeputeerden te doen beschrijven ende convoceren ,
soo sullen alle de Pastoren ofte Leeraers der Kercken deser Provincie ghe-
houden wesen in den selven Synodo, ter plaetse wy ofte onse Ordinarise
Ghedeputeerden die ordineren zullen, in persone te compareren, ende zullen
aldaer elcx hooft voor hooft (niemant uytghesondert) voys ende stemme heb-
ben ; sonder dat yemant beschreven zijnde sal moghen absenteren, dan om
wettighe redenen , daer van hy ghehouden sal zijn de Vergaderinghe tijdelick
te adverteren, op dat deselve vande wetticheyt ofte on-wetticheyt van dien
kennisse nemen ende oordeelen mach.
XI.     Op dese Vergaderinge Synodael, sullen oock van onsen't wegen
verschijnen alle iilsulcke Ghecommitteerden , doende openbaer professie vande
Christelijcke Ghereformeerde Religie, als wy goet vinden sullen daer toe te
-ocr page 416-
410                                              PROVINCIALE SYNODE ,
laeten. Onder welcker presidentie, inspectie, authoriteyt ende moderatie
dese Vergaderinghe sal worden ghehouden.
XII.     Dese Synodale Vergaderinghe nu gheseten, ende openinghe tot de
selve by onsen Ghecommiteerden gedaen zijnde, zullen uyten Pastoren of
Leeraren aldaer verschenen, by de meeste stemmen vande selvo, ende met
advijs ende toe-stemminghe van onse Ghecommitteerden gecoren werden dry
personen: D'eerste, om als President 't Ghebet voor en naer in 't aen
vanghen ende scheyden van elcke By-een-comste te doen, de saecken die te
verhandelen staen voor te stellen, of den ghenen diese aengaen, met ordre
te doen voor-stellen, de in-sichten ende 'tghewichte van dien ten weder-
syden der Vergaderinghe in oprechticheydt ende bescheydentheydt te openen,
de stemmen om te vraghen, de suflïagia colligeren, en 'tghene by alle of
'tmeestendeel wordt geadviseert besluyten. De tweede, die onder den naem
van Assessor den President by sitte ende assistere, zijne memorie in 't ghene
vooi te stellen is verversche, ende 'teerste advijs formere. Die derde, die
onder den naem van Scriba of Secretaris alles watter notabels en aenmerckens-
weerdich passeert aen-teeckene, en de Eesolutien in Acta referere ende vervate.
XIII.     In dese Synodale Vergaderinghe zullen twee schriftuyrlijeke ver-
maninghen werden ghedaen by twee keroken-dienaren, daer toe by den Gede-
puteerden des Synodi goedts tijts voor den Synodum te committeren; D'eenc
inden aen-vanck, soo haest de Electie voorsz sal zijn ghedaen, ende eermen
tot de saecken comt die te verhandelen staen. D'ander op 't sluyten of
scheyden vande Vergaderinghe, ende voor het leste Gebedt of Danck-segginge,
beyde tenderende tot aenwijsinghe , hoe soo-danighe Vergaderinghen behooren
gehouden te worden, of wat der Predicanten ende Leeraren Ambt is, of tot
onder-houdinge van waerheyt ende vrede inde Kercke Godts, alles nae ghe-
legentheyt van tijden ende saecken tot stiehtinghe.
XIV.     De Poincten, daer op dese Synodale Vergaderinghe, by ons ofte
onsen Gecommiteerden sullen uyt-gheschreven, ende aen allen kercken-die-
naren ghesonden zijn (indien wy goet vinden eenighe te seynden) of die by
onse Ghecommitteerden mondelijck of schriftelijck inde Synodale Vergade-
ringhe selve sullen worden van onsen weghen voor-ghedraghen, sullen eerst
imde voor al verhandelt werden. Daer nae de dinghen die de Ghecommit-
teerden des Synodi, uyt het Eesult van hare ghebesoingeerde of ander-sints,
sullen hebben voor te stellen. Ende ten lesten sal een yeder-lidt deser
Synodale Vergaderinghe, hooft voor hooft, vrijheyt ghegheven werden, om
'tgheen hem belieft sijne Kercke int bysonder, of oock sijn persoon int
particulier aengaende, voor te stellen, ten eynde op alles behoorlijck gheleth
ende goede stichtelijcke Eesolutie ghenomen werden, alles op rapport ende
ons behaghen.
XV.     In dese Synodale Vergaderinghe sullen noch soo veel personen werden
genomineert uyt de gequalificeerste, ervarenste Kercken-dienaren, soo uyt
de Stadt ende Steden, als ten platten Lande, als 'tgetal vande gecommit-
teerden des Synodi bedraecht, die men ons ofte onsen ordinaris Gedepu-
teerden sal voor-dragen, om by deselvige de ouden int geheel ofte ten deel
ghecontinueert, ofte anderen ghecoren te werden, sulcx wy tot de meeste
stichtinge ende ruste der Kercke, en Kepublijcke geraden sullen vinden:
welcker last sal zijn, alle voor-vallende saken der Kercken, neifens die in
-ocr page 417-
GEHOUDEN TE ÜTBKCHT, 1612.                                       411
dese Ordonnantie staen uyt-ghedruckt, te ver-richten, de welcke dienen sullen
van d'eene Vergaderinge Synodael tot d'andere, om alsdan byde selfde ofte
gecontinueert ofte verandert te werden.
XVI.     T'oochmerck van dese Synodale Vergaderinghe sal zijn, dat de Leere
der waerheyt die nae de Godtsalicheyt is (1 Tim. 6 : 3) in haere suyverheyt
onderhouden ende voort gheplant, vrede ende eenichejt inde Kercken ende
onder de Broeders onder-houden, de schandalen ende erghernissen gheweert,
endealsoo Gods vreese ende behoorlijcke ghehoorsaemheyt der Overheyt betracht
werde: Daer toe wy oock willen dat alle tijdt de H. Bijbelsche Schriftuyr
in dese Vergaderinghe byder handt sy , en dat alle Deliberatien ende Eeso-
lutien daer naer gericht werden.
XVII.     Dese Vergaderinghe sal ghesloten worden met voor-gaende Censure
te houden over alle Leeraren die daer sullen tegen-woordich zijn, soo tot
roem ende prijs van die ghene die hun in deselve Vergaderinge wel ende
loffelijck sullen hebben ghedraghen, als tot Broederlijcke berispinghe der
ghener die hun met eenighe on-betamelijcke manieren van spreecken ende
handelinghen mochten hebben verloopen.
Fande Kerukelijcke Discipline, ende eerst die Discipline diemen Cleri placli
te noemen, ende eygentlijck den Pastor en ofte Leeraren aen-gaet.
I.     Dewijl de Leeraers 't sout der aerden zijn, ende Christus onse Salich-
maecker vraecht, waermede men souten sal indien het sout smaeckeloos
wordt (Matth. 5:13) is sonderlinghe noodich dat dit stuck der Kerckelijeke
Discipline, dat men Cleri plach te noemen en eygentlick den Herders ende
Leeraers aen-gaet, wel betracht werde, op dat die anderen prediken selve
niet verwerpelinghen en werden, ende de Leere des Euangeliums geen schade
en lijde, wanneer de selve soude ghepredict worden by sulcke die hun in
Leere ofte Leven argerlijck draghen.
II.     Zullen derhalven de Pastoren ende Predicanten opde Leere acht hebben
ende daer in volstandich blyven, wetende van wien sy het gheleert hebben,
(1 Tim. 4 : 16.) namelijck uyt de H. Schrift van Godt inghegeven, (2
Tim. 3 : 14, 15, 16.)
III.     Insonderheyt sullen sy dickwils lesen ende hun selven teenemael
familiaer ende gemeyn maecken (bysonder die ghene die onlancx totten
dienst des H. Euangeliums beroepen, en noch jonck van jaren zijn) de Brie-
ven des H. Apostels Pauli aen Timotheum en Titum , hunselven wel in-scher-
pende de Canones ende Eegulen die hun de H. Geest al-daer ende elders
heeft voor-geschreven, ende vande welcke wy goetgevonden hebben alhier
eenighe voor te draghen.
IV.     Zullen dan de Leeraers goede acht hebben op haer selven , (l.Tim,
4 : 16), ende opde geheele Cudde, waerover haer de H. Geest tot Op-
sienders gestelt heeft, (Act. 20 : 28), deselve weydende ende besorghende,
niet als uyt bedwanck, maer ghewillichlijck, noch om vuyl ghewins wille,
maer met een beweecht herte, noch als heerschappye voerende over t'Volck
dat hun bevolen is, maer als die der Cudde een voorbeelt gheworden zijn.
(1 Pet. 5:2, 3, 4.)
V.     Dat sy arbeyden, oustraffelick te zijn, geen wijn ofte bier-suypers,
-ocr page 418-
412                                              PROVINCIALE SYNODE,
geen vuyl-gewin-soeckers, niet geltgierich, niet tweetongich, niet hertneekc-
lijck haer selven behagende, niet toornich, maer wacker, nuchteren, gema-
niert, redelijck, voorsichtich, rechtveerdieh, heylich, matich, gestadich,
de goede liefhebbende, gheerne herberghende, ende de verborgentheyt des
gheloofs houdende in reyner conscientie, (1 Tim. 3 : 2, 3, 8 9. Tit 1 :
7, 8, en 2 : 7.)
VI.     Dat sy als Huys-houders Gods, (Tit. 1:7), haer eyghen huys ende
kinderen wel regeren, arbeydende om te hebben geloovige ende gehoorsamc
kinderen die eerlijck zijn, niet bevlect met overdadicheyt, (1 Tim. 3:4,
Tit. 1:6), hebbende vrouwen die insghelijcx ghestadieh zijn, geen lasterschen,
wacker, allesints ghetrouwe, (1 Tim. 3: 11); voorsichtich, kuys: Die het
huys bewaren, hare mannen onderdanich zijn, (Tit. 2:5), veroiert met
schaemte ende matieheyt, (1 Tim. 2 : 9), op dat het Woordt Gotlts niet
ghelastert en worde (Tit. 2:5); Want ist dat yemant zijn eyghen huys
niet en weet te regieren, hoe sal hy die Ghemeynte Godts veisorghen?
(1 Tim. 3 : 5).
VII.     Zullen haer in haere kleedereu ende andersints draghen niet te uyt-
wendich noch te seer op-gepronct na Werelts wijse, maer hun eerlijck ende
betamelijck houden in gaen, staen, kleederen, maeltijden, woorden ende
wereken, alles nae de waerdicheyt haeres Ampts, geenerley ergernisse gevende
in eenich dinck, maer hun selven in alles bewijsende als Dienaers Goelts,
op dat hare Bedieninge niet gelastert en werde, (2 Cor. 6:8.)
VIII.     Een yegelijck Herder ofte Predicant, sal gehouden zijn metter
woninghe t'eenemale vast te resideren by zijne Ghemeynte, hem alle tijcli
soo vele zijne Bedieninge ende andere zijne ghescheften lyden mogen ende
doenlijck is, by huys houdende, om aen te houden in 't lesen, vermaenen
ende leeren, niet vergetende de gave Godts die in hem is, (1 Tim. 4 : 13, 14),
maer deselve verweckende, (2 Tim. 1:6), op dat zijnen voort-ganck in alle?
openbaer werde (1 Tim. 4 : 15).
IX.     Die noch jonck van jaeren zijnde, totten Dienst des H. Euangelii
beroepen werden, sullen hun soo draghen, dat haere jonckheyt niet veracht
en werde (1 Tim. 4 : 12); tot welcken eynde sy de begeerten der jonck-
heyt schouwen sullen: (2 Tim. 2 : 22), ende t'selve doende hun wachten
van alle soodanighe woorden, wereken, ghebeerden ende ghelaet, bysonder
wanneer sy hun totten Houwelijcken staet soecken te begeven, daer dooi-
den Dienst des H. Euangeliums eenige op-spraeck mochte toe-gebracht werden.
X.     Eyntelijck, dat sy ghedencken, dat sy erijebs-knechten Jesu Christi
zijn, ende hun daerom niet en moghen in-wickelen in hanteringen die den
leeftocht aengaen, maer dat sy hun alleen met haer Beroepinghe bemoeijen,
Om dien te behagen die hun totten crijch vercoren heeft, hun selven bewij-
sende in allen een Exempel van goede wereken, inderLeere, oprechticheyt,
treffelickheyt, gesont in woorden die niet te straffen en zijn, op dat die
gheene die tegen staen beschaemt werden, niet quaets hebbende van hen
te segghen (2 Tim. 2:3,4; Tit. 2 : 7, 8.)
XI.     Omme al t'welck te beter in 't werek te stellen, sullen de Herders
ofte Leeraers , mitsgaders d'Ouderlingen, op malcanderen goede acht nemen,
d'een d'ander met goet exempel voor-gaen, oock in liefde, vrientlickheyt ende
bescheydentheyt, tot neerstighe betrachtinghe van hunne respective Ampten ,
-ocr page 419-
GEHOUDEN T.K UTKECHT , 1612.                                     413
mitsgaders eenen goeden stichtelijcken wandel, ghetrouwelijck vermaenen ende
aen-porren, tot dien eynde hunne onderlinghe Censuren in aller stillicheyt
ende liefde on-geveynsdelijck exercerende.
XII.     Omme, soo veel doenlijck, te voor-comen alle on-behoorlijcke
maniere van In-kruypinghe, sal geen Predicant vry-staen ten platten Lande,
op de vacerende plaetsen, den Dienste te bewaren en zijn Gave te laten
hooren, sonder voor-weten en consent der Gedeputeerden des Synodi.
XIII.     Niemant en sal sich vervorderen sonder consent der Gecommitteerden
des Synodi, zijne plaetse, sonder Predicatie, ledich te laten staen.
XIV.     Alle Predicanten ten platten Lande, sullen hun ghewillich stellen
omme hun ter aen-maninghe vande Gecommitteerden des Synodi te laten
vinden byde selve, daer sy dan d'een dan d'ander beschreven sullen wor-
den, Omme aldaer voorde Gemeynte ende de voorschreven Ghecommitteerden,
eenige Predicatien te doen, ende dat ten by-wesen van ons ofte onse Gecom-
mitteerden, indien het deselve ghelieft daer by te comen.
XV.     Sullen eenighe Gecommitteerden des Synodi, daer toe specialijck
by haere Mede-Gedeputeerden gelast, met voorgaende kennisse van ons ofte
oase Ordinarise Gedeputeerden, hun altemet laten vinden op eenighe Dorpen,
daer sy t'selve oirbaerlijck vinden sullen, omme den Predicanten al-daer on-
versiens haere Predicatie te hooren, en te vernemen hoe haer de Predicanten
in haere gheheele Bedieninghe, Leere ende Leven aengaende draghen, omme
daer van aenden voorsz Gedeputeerden des Synodi rapport te doen.
XVI.     Geen Predicant sal sieh onder-winden eenich bouck, 't sy by Iiem
selven ofte andere gemaeckt ofte ghetranslateert, in druck te verveerdigen oft te
doen verveerdigen, noch binnen noch buyten dese Provincie, sonder advijs der
Gecommitteerden des Synodi, ende consent van ons of onse Ordinarise Ge-
deputeerden.
XVII.     Omme in te binden de nieus-gierighe vermetelheyt der ghener, die
ofte harer Meesteren particuliere opinien, of oock haer eyghen goet-duncken
souden mogheu t'eeniger tijdt comen den Volcke, als of sulx de rechte Leere
der Ghereformeerde Kercke waere, voor te draghen, ende t'selve doende
schadelijcke Nieuwicheyden inde Kercken ende Politie veroorsaecken, is goet-
ghevonden: Dat alle Predicanten ende Leeraers haer int Leeren sorchvuldelijck
sullen houden aen Godes uyt-gedruckte Woort, en den Eegel van eenicheyt
hier voor uyt-gedruckt, hun wachtende eenige daer tegen strijdende Leere
op den Predick-stoel te brenghen. Blijvende niettemin vry het ondersouck
der waerheyt nae den Woorde Godts; mitsgaders de vrientlijcke ende broe-
derlijcke Conferentie tusschen den Kercken-dienaeren in stillicheyt ende vrede te
houden, over alles wat heden ten daghe opde rechte sin der Schrifture in
dispute ghetogen wordt, om hun selven te beter teghen d'argumenten der
weder-spreeckeren der waerheydt te wapenen.
XVIII.     Wanneer eenich Dienaer des Godtlijcken Woorts over eenich Poinct
der Leere, oft d'ordinarise maniere van verclaringe des selven Poincts, eenich
bedencken kreghe, twijfelende of daer van in dese Kercken wel ende Schrift -
matich, oock genoechsamelijck tot stichtinghe die naerder Godtsalicheyt is
gheleert wiert, sonder sich by hem selven uyt die twijffel te connen redden,
ofte dat hy sich in eonscientie liet voor-staen sulcx niet te moghen on-ghemerckt
laten passeren, sal hy deselve zijne twijffelinghe ende bedencken, of aen zijne
-ocr page 420-
414                                              PROVINCIALE SYNODE,
Mede-dienaren ter plaetse daer hy dient, of aende Gecommitteerden des
Synodi deser Provincie, ofte aenden Synodum Provinciael selve, naer hem
t'selve best glieraden dunct, in alle modestie openen, omtne te sien of sy hem
de redenen van zijn bedencken of twijfelinghe benemen, of met Goddelijcke
Schrifture gerust stellen connen.
XIX.     Niemant en sal om soodanighe openinge int minste by zijne Mede-
dienaren ghesuspecteert, verdacht, of in minder achtinghe als te voren ghehou-
den, maer veel eer bedanct worden, van de sorchvuldicheyt ende neersticheyt
die hy bethoont tot vordeiïnghe der waerheyt die naeder Godt-salicheyt is:
vrelverstaende, dat hy sulck bedencken niet voorder sonder sijne mede-dienaren
vol-comelijck gehoort, en de navolgende onse ordre hierop behoorlijck achter-
volcht te hebben, en verspreyde: Ende dat soodanich zijn voorstel d'eere Gods,
waere Godt-vruchticheyt ende goede seden niet schadelijck en sy.
XX.     De Dienaren des Woordts, ofte Gedeputeerden des Synodi, den welcken
dese openinge geschiet, zullen soodanich aen-dienen in Godvruchtighe be-
denckinghe nemen, ende sien of sy malcanderen so connen onder-rechten, dat
d'Aendiener uyt zijne twijfelinghe geholpen ende gherust ghestelt werde.
XXI.     Indien niet, ende dat de Persoon die de swaricheyt heeft ghemoveert,
sich in conscientie laet duncken, dat de saecke van soodanige gewichte is,
dat daer op naerder dient ghelet, zullen sy l'selve te ghelijck ons ofte onsen
Ordinarise Gedeputeerden aen-dienen : die alsdan met hun ghesamender handt
adviseren sullen, hoe en op wat manieren men daer-inne gevoeghlijck sal han-
delen, of 'tselve stichtelijck opden aenstaenden Svnodum brenghen, om aldaer
naerder over-wogen te worden. Ende middelertijt sal by ons ofte onse Ordi-
narise Gedeputeerden met advijs alsvoren ordre gestelt werden, dat soodanige
disputen ten weder-syden vanden Predick-stoel, ende buyten kennisse des
gbemeynen Yolcx, ghehouden werden, omme alle twist, tweedracht ende
scheuringhe inde Kercken ende politie te vermijden.
XXII.     Die anders doet, ende oversulcx bevonden werdt de Kercke te
verstoren, soo wel die soodanich zijn bedencken buyten voor-gaende nu aen-
gewesen ordre opden Predick-stoel brenght ende onder 't Volck stroyt, als
die ghene die door soöd«nighe ordentelijcke openinghe yet van sijnen Mede-
dienaer hebbende verstaen, 't selve opden Predickstoel soude willen noteren
ende weder-legghen, zullen na voor-gaende ernstighe vermaninge tot af-stant
ende beteringhe vande gegeven arghemisse, en inghevalle van hert-neckighe
on-ghehoorsaemheyt byde Kercken-raedt met consent vande Magistraet der
plaetse daer die swaricheyt is gevallen, of byden Ghecommitteerden des
Synodi, met consent van ons ofte onse Gedeputeerden, van hare Diensten
gesuspendeert, of oock datelijck ghedeporteert worden naer gelegentheyt
vande saecke.
XXIII.    Soodanich bedencken opde voor-verhaelde ordre inde Synodale Ver-
gaderinghe ghebracht, en bevonden zijnde van soodanigen gewichte dat daerop
ghelet moet werden, salinen voor eerst arbeyden deselve saecke met mode-
ratie en on-quetselicke middelen, tot verhoedinge van misverstandt en arger-
nissen, gevoeghelijck by te leggen. Indien dit niet can ghcschieden, ende
de saecke genoech ende ten volsten is gheinstrueert om te connen af-gehandelt
werden, salraen terstont gaen inde vreese Gods tot Examen ende onder-
souck vande waerheydt, ende de saecke mette meeste stemmen naer God3
-ocr page 421-
GEHOUDEN TE UTRECHT, 1612.                                  415
Woordt af maecken. In welcken ghevalle een yeghelijck in 't ghene alsoo
metten meesten stemmen nae Gods Woordt besloten wort, ghebouden sal
zijn te acquiesceren ende sich gherust te houden, ten ware yemant hem
daerinne beswaert vindende sich op eenige Vergaderinge van 't Synodus Natio-
nael of ander Oordeel wilde beroepen. In weieken geval de Synodus met
ons ende ouser Gedeputeerden advijs ende consent sal hebben te overwegen,
hoemen daer inne sal handelen, ende voorts over-leggen of de sake sulcx
is gelegen, dat de sodanige middelertijt in sijnen Dienst soude mogen werden
geeontinueert, ten waere hy te vreden waere te beloven zijn bedencken by
sich te houden, ende t'eeneraael, tot naerder uytinge, daer van te swijgen.
XXIV.     Maer ist saecke t'gene voorgestelt is, wordt bevonden noch niet
te wesen in state om so haest af-gedaen te connen werden, maer naerder
over-weginge en tijt behouft, sal een provisioneel middel van verdraech-
samheyt, tot onder-houdinge van eenicheyt, geraemt ende byder hant geno-
men werden, 'twelckmen gehouden sal zijn te volgen, op pene als voren,
ter tijt toe de Heere naerder openinghe en kennisse der waerheyt gheghe-
ven sal hebben, daer toe oock bequame wegen beraemt en inne-gegaen sullen
werden.
XXV.     Soo eenich Herder of Leeraar sich quame te verloopen in zijn
leven; ende eenige van die sonden beginge, die in een Dienaer des H. Euan-
gelij niet te lijden zijn, bysonder oock soodanighe die eenen oock voorde
Werelt eerloos maecken, deselve sal overtuycht zijnde, daer over van zijnen
Dienst datelick ghesuspendeert, ende daer naer oock t'eenemael gedeporteert
werden, indien de selve ofte onwillich is behoorlijcke Boete en Reparatie
te doen, ofte de ergernisse so groot bevonden wert datter geen apparentie
en is, dat een sodanich persoon langer met stichtinge den Dienst des Euan-
geliums soude mogen betreden.
XXVT. Deselve straffe sal oock plaets hebben in andere niet soo grove
ofte enorme, evenwel ergerlijcke en tot mernkelijcke op-sprake zijns Diensts
en lasteringe des Euangeliums, streckende delicten, indien hy na twee ofte
drie vermaningen van zijnen Kercken-raet (inde Steden) of Gedeputeerden
des Synodi (ten platten Lande) weygert daer van ftf-stant en behoorlijcke
reparatie te doen.
XXVII.     Zal oock beyde inden eersten en de tweeden Casu, en de noodt
aulcx vereysschende-, door blijvende hart-neckicheyt by behoorlijcke trappen
gheprocedeert mogen werden tegen een sodanich Dienaer tot Excommunicatie.
XXVIII.     T'oordeel vande behoorlijcke reparatie in soodanighe saecken,
sal staen, inde Stadt ende Steden byden Kercken-raet, ten overstaen van
eenige Gecommitteerden des Magistraets ende Synodi: En ten platten Lande
byden Ghedeputeerden des Synodi: Die oock in sulcken ghevalle noch twee
ofte drye andere Kercken-dienaeren van 't platte Landt by hun sullen mogen
nemen, ende alle de ghelegentheyden ende om-standicheyden der saecken
vvijsselijck, rijpelijck, ende onpartijdelijck inde vreese Godts over-weghen.
XXIX.     In alle desen en sal niet ghedaen werden ten platten Lande,
soo veel d'Opschorsinge, Af-stellinge, Excommunicatie, ende publijcke Repa-
ratie aen-gaet, dan met voorige kennisse, advijs, ende consent vanden
ghenen als hier voren int 3. articule vande Beroupinghe der Pastoren ofte
Predicanten geseyt is.
-ocr page 422-
416                                               PROVINCIALE SYNODE,
XXX.     In gelijcker voughen sullen dese Censuren oock plaets hebben
tegen d'Ouderlingen ende Diaconen, wanneer de selve haer in ghelijcke
saken quamen te verloopen ende d'argernissen even groot waren.
XXXI.     Tegen een Leeraer, ouderlingh, ofte Diaken, en salmen gheen
beschuldinghe aen-nemen dan onder twee ofte drye ghetuyghen (1 Tim. 5:19).
Vande Oeffeninghe der Chridelijcker Discipline onder
de Christelicke Ghemeynte.
I.     Alsoo die manier van leven der Christenen door-gaens seer verdorven
is, vele hebbende wel een schijn der Godt-salicheyt, maer de cracht van
dien verloochent (2 Tim. 3:5); Is onse ernstige meeninghe, dat naden Regel
Jesu Christi ende sijner H, Apostelen, boven ende beneffens d'openbare ver-
maninghen die inde predicatien geschieden, oock in 't werck gestelt sal
worden de Christelijcke Kerckelijcke Discipline, bestaende in particuliere
vermaninghen, bestraffingen, ende geestelijcke straffe der ghener die sulex
noodich hebben.
II.     Is derhalven onse meeninghe, dat ghelijck wy schuldich zijn, niet
alleen sommigher, maer aller onser Onderdanen hoochster wel-vaert naer
vermoghen te bevorderen , ende de Herders ende Leeraers inde Stadt, Steden,
ende Landen van Utrecht, by publijcke authoriteyt ghestelt zijn, om niet
alleen op eenighe, maer op alle de In-woonders, van wat conditie, quali-
teyt, ende ghesintheyt deselve moghen wesen, acht te nemen, deselve Her-
ders ende Leeraers arbeyden sullen, soo veel in hnn is, dat sy volghens
de wille Godts, alle mogen salich werden, ende tot kennisse der waer-
heyt comen (1 Tim. 2:4).
                                t
III.     Znllen derhalven als ghelrouwe Ziel-sorghers (Heb. 13 : 17), alle
goede occasien en ghelegentheden waer-nemen, om die ghenen, die ofte om
dat sy van besondere ghesintheyt zijn in 't stuck vande Religie, ofte omdat
sy als wereltsche menschen in 't wilt levende, ende op geene Religie acht
nemende, niet ter predicatie comen, beleefdelijck ende vriendelijck te onder-
gaen. onder-rechten, ende haers ghemeynen Christendoins vermanen, op dat
d'een verlatende zijne beaondere ghesintheden, supersticien, ende mensche-
lijcke in-settingen, ende d'ander haer on-ghebonden leven , hun tottet ghehoor
des Goddelijcken Woordts ende ware Godts-diensticheyt begheven, daer toe
sy den eenen ende den anderen alle soorten van mogelijcke ende Chriate-
lijcke ghediensticheden sullen aen-bieden, sonder eenighe hardicheyt teghens
deselve te gebruyeken, ten ware deselve alsoo dickwils ende op verscheyden
tijden aen-ghesproocken ende aen-gheport zijnde, hun niet meer hooren en
wilden, ende onbeleefdelijck bejeghenende hert-neckelijck verstieten, in welcken
ghevalle sy als het stof van haren voeten schuddende (Math. 10 : 14), deselve
Godt Almachtich bevelen, ende even-wel den Heere voor hun bidden zullen.
IV.     Insonderheyt verstaen wy, dat haer dese Opsicht strecken sal over
de op-wassende kinderen, die haeren Christelijcken Doop inde Gherefor-
meerde Kercken hebben ontfanghen, dewelcke uyt voorgaende Op-teecke-
ninghe bekent zijnde, van die tijdt aen voor Ledematen der Ghereformeerde
Kercke sullen ghehouden ende gereeckent, ende in allen deelen by goede
gheleghentheydt haeres schuldighen Christelijcken plichts vriendelijck ver-
-ocr page 423-
GEHOUDEN TE UTRECHT, 1612.                                  417
maent werden, met voor-stellinghe vande ghedane beloften inden H. Doop,
ende vermaningen om deselve nae te comen; En particulierlijck aende Ouders,
dat sy hunne Kinderen in-den gront der Christelijoker Eeligie wel laten
onder-rechten, selve ter predicatie en ten H. Avont-mael comen, hare Kin-
deren daer toe brenghen, ende voorts een Godt-vruchtich leven, in ware
navolghinghe Jesu Christi lejden.
V.     Zullen voorts dese, ende alle andere comende ten ghehoor van Godts
Woordt, bysonder die met het gaen ten H. Avont-mael professie doen vande
Christelijcke Ghereformeerde Religie, dickwils versoecken, ende met Christe-
lijcke, lieflijcke, aenmaninghen in ghedachtenisse brenghen, de salich-makende
Ghenade Godts, die hun ende allen menschen verschenen is, op dat sy de
Godtloosheyt ende wereltsche begheerlickheyden versaeckende, matichlijck,
rechtveerdichlijck ende Godtsaliolilick leven in dese tegenwoordige Werelt, (Tit.
2 : 11, 12), hun wachtende niet alleen van groote grove sonden, soodanighe
eenighe 1 Cor. 6 verhaelt staen, die, beneffens datse voor den oogen Gods
srouwelijck zijn, eenen oock eer-loos maecken voor de Werelt; Maer ooc van
andere sonden die groot zijn, ende evenwel soo groot niet gheacht en worden, als
achterclap, faem-roovinge, bitterheyt, toornicheyt. roepinge, lasteringe, oneer-
liclieyt, sotten clap ende diergelijcke meer, die (soo d'Apostel leert) niet en be-
tamen (Ephes. 5:4), houdende oock soodanighe gheschiktlieyt ende maticheyt
in cleedingen, maeltijden ende ander-sints, dat de overdaet in alles gemijt werde,
opdat sy allenthalven wandelen weerdichlijck den Euangelio Christi (Philip.
1 : 2 7), betrachtende alle tijt dat waerachtig, eeiiijck, gerechtich, reyn,
liefl'elick. deuchdelick is, dat wel luydt ende lof-waerdich is (Philip. 4 : 8).
VI.     Sullen oock de schuldige plichten ende gehoorsaemheyt, die den
Onderdanen haere Overheyden , de Kinderen haeren Ouderen en Mombaeren,
de Vrouwen haere Mannen, de Dienst-boden haere Meesters ende Vrouwen
schuldich zijn, den ghenen die het aen-gaet dickwils met alle gevouchge-
liekheyt in-scherpen. Ende wederom den Overheden, Ouderen, Mannen,
Heeren, Meesters ende Vrouwen van hunne Officien ende Ampten tot hunne
Onderdanen , Kinderen, Mannen en Boden respective, al by goede gelegentheyt,
in-dachtich maecken, alles nae den Woorde Godts.
VII.     Insonderheyt sal-men den Huys-vaders ende Moeders vermanen de
particuliere dagelijcxe huys-gebeden, onder haere kinderen ende familien
aen te stellen ende neerstelijck te ouder-houden.
VIII.     Soo wanneer yemandt professie doende vande gereformeerde Eeligie
eenich Hooft-poinct vande Christelijcke Eeligie, buyten twelke geene salicheyt
is, quame te loochenen ofte tegen te spreecken, ofte eenige verwerringe
onder de Ghemeynte aen te rechten, teghen die Leere die naden Woorde
Godts in-de Christelijke Gemeynte geleert wort, ofte oock een Lasteraer ende
Q,ualick-spreecker wiert vande Gereformeerde Eeligie ende de Leeraers der
selver, oft sich moet-willichlijk vande gemeynschap der kercke af-sonderde,
ende met zijne af-sonderinge andere tot na-volginghc ende volghens tot
Bcheuringhe inde Kercke, oorsaeck gheeft, Dese sal nae ernstighe verma-
ninghe, soo particulier als publijcque, uyt den naem des Kercken-raets
(daer eenen kerckenraedt is) aen hem ghedaen, voor den Kercken-raedt,
ofte daer geen Kercken-raedt is voor zijnen Pastoor ontboden ofte aen-ghe-
sproken werden , om aldaer van soo-danich zijn doen , reeckenschap te gheven,
27
-ocr page 424-
418                                           PROVINCIALE STNODE,
IX.     Ist saecke hy, soodanich ontbieden ofte aen-spraeck verachtende,
weyghert te comen, ende den Kercken-raedt niet kennen en wil, sal
de Kercken-raedt 't selve de Magistraet ofte Borgermeesteren te kennen
geven, ende deselve versoecken soodanigen hart-neckigchen Mensche door
haere authoriteyt, in tegenwoordicheyt van den Kercken-raet, of haere Ge-
committeerden , te ontbieden, niet om daer eenige uyterlijcke straffe oft
wereltlijcke censuren te ontfangen, maer alleen op dat hy aenhoore wat
deselve Gecommitteerden des Kercken-raets den soodanigen hebben aen te
seggen, ende daer op te seggen t'geen deselve goet dunct.
X.     Indien dan de soodanige, op d'een of d'ander wijse ghehoort zijnde ,
wort bevonden te dolen uyt on-wetentheyt, bereyt zijnde de waerheyt plaets
te geven, so wanneer hy deselve kan verstaen, mits belofte van hem stil
te houden, sonder andere met zijn quaet exempel te ontrusten, salmen de-
selve zijne verclaringe den ghenen die daer door al-reede mogen ontrustet
ende geergert zijn, bekent maeeken, ende daer mede gherust stellen, ende
voorts den soodanighen in stillichheyt met af-hondinge des H. Avontmaels
dulden, ende middelertijdt alle goede middelen aen-wenden om den selven
te beter te onderrechten, Godt voor hem biddende.
XI.     Maer indien hy hartneckelijck by sijn voornemen blijft, sonder de
vermaningen plaets te willen geven, salmen den selven eerst sonder Naem,
daer nae met Naem ende Toe-naem, opentlick noteren, de Gemeynte voor
den selven waerschouwen, ende den Heere voor hem bidden.
XII.     En soo hy daer nae, wederom met alle vriendelijckheyt en ernst
vermaent zijnde, even hartneckelijck voortgaet, salmen den selven ten lesten
uyt de Gemeynschap der Kercken af-sonderen en uytsluyten, tot dat hy
blijckelicke Boete en Bekeeringe doende weder op en aengenomen werde.
XIII.     Soo yemant Professie doende als voren, sich in eenieh van die
sonden verloopt, die den Mensche buyten het Conincrijcke der Hemelen
sluyten. Die 1 Cor. 5 : 11 en 6 : 10 en Gal. 5 : 19, 20, 21 en
elders genoemt staen , dese sal na gelegentheyt van saken daer over int par-
ticulier bvden Pastoor ofte Pastooren, tot welcker kennisse soodaninge saecke
comt, of oock uyt naem des Kercken-raedts aengesproken, vermaent, en
tot kennisse ende bekenteni3se van sonden ende schuit, mitsgaders Repa-
ratie aen die gene tot wekkers na-deel soo-danighe sonde begaen is, als
daer by int particulier in Naem ende Faem (ghelijck door achterclap) ofte
in zijn goet door eenighe dadelijcke on-gerechticheyt, of oock andersints
vercortet zijnde, gebracht werden: Neffens dat hy ghehouden sal zijn, d'ar-
gernisse, by hem der Gemeynte gegeven, te beteren, met soo-danige Boete
ende bekentenisse van schuldt, als de Kercken-raedt den selven nae Godts
Woordt in billickheyt ende ter stichtinghe op-legghen sal.
XIV.     Dit sal geschieden in saken en feyten die de Persoon, die deselve
begaen heeft, daer op aen-gesproken en gevraecht zijnde, selve bekent, ofte
andersints publijck en notoir zijn.
XV.     Maer soo de saeeke niet notoir is, ende de beruchtichde of beschul-
diohde, door aen-spraecke ende vermanininghe aen zijn Conscientie ghedaen ,
tot geene bekentenis van t'feyt ghebracht kan werden, sal het de Kercken-
raedt daer by laten, ende de Magistraet, indien de geïnteresseerde hem
daer betreckt, daer mede laten bewerden; ofte indien de saecke niemandt
-ocr page 425-
GEHOUDEN TE UTRECHT, 1612.                                  419
aen en gaet als den persoon selve die beruchticht of beschuldicht is, Godt
den kenner der herten ende der nieren bevelen, alsoo de Kerck van on-be-
kende saecken niet en oordeelt, ende de Christelijcke Discipline in geene
wereltlijcke rechts-vorderinge mach verandert werden.
XVI.    Die alsoo over bekende sonden ende ergernisse dickwils vermaent
zijnde hart-neckich ende on-gehoorsaem blijft, den, selven salmen voor t'eerst
het H. Avontmael verbieden: Daer nae in ghelijcke hartneckicheyt voort-
gaende, nae de vermaninghe des H. Apostels, teeckenen voor de Ghemeynte,
eerst sonder Naeme, daer naer met Naeme, op dat hy beschaemt werde,
(2 Thess. 3 : 14, 15): sonder hem te houden als vyandt, maer hem even
wel vermanende als Broeder, Godt voor hem biddende.
XVII.     Indien hy noch niet op en houdt in zijne hert-neckicheyt voort
te gaen, sal-men eyntlick inden naem des Heeren voortgaen totten lesten
trap vande Christelijcke Discipline, t'welck is; Uytsluytinghe uyt de Ghe-
meynte, altijt bereytden soodanigen weder op te nemen, wanneer hy bereyt
is zijne schuit te bekennen, ende behoorlijcke Separatie te doen, tot wech-
neminghe der Ergernisse, na het oordeel des Kerkenraedts.
XVIII.     Men sal inde Steden, daer maer een Predicant is, mitsgaders
ten latten lande, 't sy daer een Kercken-raedt sy of geen, niemant om
eenich verloop in geloove ofte leven, by forme van kerekelijck oordeel,
vanden H. Avontmael afhouden , sonder voor-gaende kennisse ende advijs der
voorsz Ghecommitteerden des Synodi, ten ware net verloop so geheel leelick,
notoir, en argerlick ware, en so versch voor het houden des H. Avont-
maels -gheschiet, dat de kercken-dienaer geen tijt hebbende tusschen beyden
het voorsz advijs te versoecken, noodich vondt tot verhoedinghe van open-
bare profanatie vant 'theylighe, daer inne promptelijek met af-houden van.
den Avont-male te voorsien. In welcken ghevalle de saecke evenwel nader-
hant tot kennisse der voorsz Ghedeputeerden ghebracht sal werden, omme
te oordeelen of deselve kercken-dienaer wel of qnaüjck heeft ghedaen, en
voorder met hem te adviseren wat wijders inde saecke gedaen dient tot
stichiinghe.
XIX.     In allen desen, ende wat meer tot d'oeffeninghe vande Christelicke
discipline behoort, soo wel der Kereken-dienaren onder malcanderen, als
over de Ghemeynte, sal naerstighe sorghe ghedraghen worden, dat de liefde
en 'tmede-lijden metten ghevallen Zondaer soo werde ghepleecht, dat een
yeghelijck speuren mach dat alles metten geest der sacht-moedicheyt en
vriendelijckheyt, nae waerheyt beleyt, en onder het dexel vande selve geen
lieerschinge over de Cudde, ofte eenighe wereltlijcke hoocheyt en authoriteyt,
maer alleen Godts eer, der kercken God-vruchtige op-bouwinghe, en by-sonder
des gevallen zondaers beteringe sn bekeeringhe ter salicheyt op-rechtelijck
gesocht wordt.
XX.     Men sal oock niemant, in cas van verloop in Leer of Leven, als
voren openbaerlijck der Gemeynte met Naem voor-stellen inde Steden sonder
kennisse vande Magistraet, noch oock soo daer maer een Predicant is,
sonder t'advijs der Ghecommitteerden des Synodi; Ende ten platten Lande,
sonder kennisse van der Heeren Staten Ghedeputeerden, mitsgaders t'advijs
der Gecommitteerden des Synodi.
XXI.     Van gelijcken en salmen tot ten lesten trap voor geroert niet
27*'
-ocr page 426-
420                                            PROVINCIALE SYNODE,
comen, ten sy in lanck-durighe hart-neckicheyt, ofte in seer grove ende
enorme delicten, naer langhe duldinghe, ende niet kennisse als voiren, ende
sal in alle manieren sorghe ghedraglien worden dat dese macht nae de
vermaninghe des Apostels sy tot stichtinghe, niet tot verdervinghe, (2 Oor.
10 : 2, en 13 : 10.)
XXII. Niemandt, hy sy Predicant oft Ouderlingh, Diaken of ghemeyn
Litmaet der Kercke, en sal door dese Kerekelijcke Discipline ofte Censuren
vande politicque Eechten ofte straffen geeximeert ofte bevryt wesen.
Vande Scholen, Schoolmeesters ende Oosten.
Alsoo de H. Apostel den Christelijcken Ouderen beveelt, hare Kin-
deren op te voeden door de leere ende vermaninghe des Heeren,
(Ephes. 6) ende om hen daerinue te hulpe te comen, de Scholen gheordon-
neert zijn, inde welcke de Christelijcke Jeucht, niet alleen in goede seden
ende wetenschap van dingen dit tijtlicke leven aengaende, maer oock ende voor
al inde kennisse van Godt ende zijnen H. Wille, behoort onder-vvesen te
worden, om niet alleen een borgerlijck , maer oock een Christelijck leven
te leyden, ende al-soo haere eeuwighe welvaert door Godts Genade te be-
jaeghen : Zijnde voorts de tijrten teghen-woordelijck soo bedorven, ende de
Jeucht door de menichfuldicheyt van quade Exemplen tot sulcke eene woeste
on-gebondentheyt gheslaghen, dat opde Op-voedinghe der selver sonderlinghe
dient gelet, soo hebben wy daer op, by provisie ende met advijs als voren,
ghestatueert ende geordonneert als voleht.
I.     Dat de Magistraten vander Stadt ende Steden s'Lants van Vtrecht sou-
deiiinghe sorghe draghen sullen, dat haere Publijcque ofte Triviale Scholen
met goede Rectores ende School-meesters werden voor-sien, Mannen van
goede gheleertheyt, naer yders vocatie, vroom, eerbaer ende deuchtsaem
van leveft, ende professie doende vande Christelijcke Ghereformeerde Religie.
II.      De Rectoren ende Meesters, zijnde bequaem ende ghequalificeert als
voren, sullen beroepen ende in-gestelt worden byde respective Magistraten.
III.     De Respective Magistraten sullen met advijs vande Gedeputeerden
des Synodi, den Rectoren ende Meesters geven goede Instructie , opde welcke
sy nae de gelegenheyt van yeder Stadt sullen dienen.
IV.     In dese Instructie sal voor-nemelick werden gelet op vier dinghen.
1, Namelick, dat de Jeueht wel mach onder-wesen ende op-ghevoedet wer-
den inde kennisse ende vreese Godts: 2. Inde ghehoorsaemheyt ende onder-
danicheyt die sy haeren Overheyden, Ouderen, Leeraers ende Meesters
schuldich zijn. 3: Inde kennisse van Spraecken, Consten ende andersints
daeromme sy ter Scholen werden ghestelt. 4. Mitsgaders in goede sedighe,
deuchdelijcke manieren ende seden.
V.     Tot d'op-voedinghe in de waere kennisse ende vreese Godts sal die-
nen , datmen de kinderen leert s'morgens ende s'avonts den Heere bidden,
deselve des Son-daechs ende op ander Feest-daghen doet ter Kercke gaen,
ende met behoorlijcke devotie, aendacht, ende eerbiedinghe, Godts Woordt
hooren ende onder-wijsen inde Hooft-stucken des Christelijcken geloofs, uyt
Godts Woort, naer der Kinderen jaeren ende begrip.
"VI. d'Onderdanicheyt der Overheyt, Ouderen, Leeraren ende Meesters
-ocr page 427-
GEHOUDEN TE UTRECHT, 1612.                                  421
sal den Kinderen in-gheplant worden, met goede ernstighe vermaninghe te
doen by alle goede gheleghentheyt.
VII.     De Fundamenten ende Kegulen dienende tot de kennisse van Spra-
ken ende andersints, sullen gheleyt ende gheleert worden door boecken
ende lessen daer toe bequaem, die den Sectoren ende Meesteren byden
respective Magistraten voor-geschreven sullen worden, ter tijdfc tot by ons
een naerdere ende generale Ordre werde beraemt, opde boucken ende Autheu-
ren, die in alle de Scholen van dese Provincie geleert sullen worden, om
in alles eenen een-parighen voet te houden.
VIII.     Tot d'op-voedinghe in goede, sedighe, deuchdelicke manieren,
ende uytroyinge vande on-gebondene woesticheyt, daer inne de Jeucht
ghewoon is op te wassen , sal sonderlinghe dienen, beneffens de ghestadige
vermaningen ende onder-wijsingen hier toe noodich, de School-discipline,
vergheselschapt met een ghestadich ooghe ende op-sicht der Meesteren over
de Kinderen, corresponderende mette domestijcke opsicht der Ouderen: die
oock tot heur Ampt ende schuldighen plicht in desen altemet byden Kercken-
dienaers (daer toe versocht zijnde by de Meesters) of oock byde Meesters
selve, aen-gesproken ende vermaent sullen worden.
IX.     De Parochiale Sehool-meesters inde Stadt ende Steden, mitsgaders
de Voor-lesers ende Oosters, sullen beroepen worden byde respective Magis-
traten , met advijs vanden Kercken-raedt, welcke Sehool-meesters gehouden
sullen wesen haere Discipulen, neffens het lesen, schrijven ende reeckenen
etc. met alle neersticheyt te leeren het Vader Onse; f geloof, ende de Thien
Oheboden.
X.     Gheene en sullen hier toe beroepen werden dan Luyden die vroom
ende eerlijck van leven zijn, hebbende goet ghetuygenisse, ende doende
professie vande Christelijcke ghereformeerde Keligie.
XI.     Zal oock Ordre gestelt worden, dat ten platten Lande geene School-
meesters en werden ghevoceert dan Luyden met eeren, doende professie vande
Christelijke gereformeerde Eeligie, hebbende goet ghetuygenisse als boven:
die gestelt sullen worden gelijck voren vande Kerckmeesteren articulo 3,
gheseyt is.
XII.     In geene van alle dese Triviale, Parochiale, ende ten platten Lande
onder-houdene Scholen, en sullen eenige boecken geleert mogen worden die
de jonge Jeueht vande Christelicke gereformeerde Eeligie mochten af-keerich
maken : Maer sullen ter contrarie arbeyden , dat deselve tot de gereformeerde
Religie met goede Christelijke onder-wijsinghe getoghen, ende inde selve
als oock in goede seden, ende vorders soo int 5 en 6 articulen geseyt
is, wel onder-wesen worden, alles nae der Kinderen begrijp ende gheleghentheyt.
XIII.     Geene By-scholen en sullen, noch in Steden noch in Dorpen wer-
den ghetolereert, anders dan met goede kennisse van saecken, ende om
gewichtighe oorsaecken, met voor-gaende consent vande Magistraet der plaetse,
ende op sulcken Ordre ende Eegel, als hun byden selven Magistraten met
advijs vande Ghedeputeerden des Synodi sal voorgheschreven werden: Ende
met dese conditie vooral, dat de schoolmeesters, of school-vrouwen, diemen
sal willen toe-laten, zijn eerlijcke, vrome, wei-gemanierde Luyden, bequaem
om de Jeucht in Godts vreese, goede seden ende ghehoorsaemheyt der Over-
heyt, Ouderen etc. op te trecken, ende in goede Discipline te houden, ende
-ocr page 428-
422              PROVINCIALE SYNODE, GEHOUDEN TE UTRECHT, 1612.
dat sy geene boecken, boecxkens, ghebedekens , of yet diesgelijcx en sullen
leeren die de Christelijcke Gereformeerde Religie na-deelicli zijn.
XUII. Aen-gaende de Costers ten platten Lande, die sullen gestelt wor-
den gelijck voren Articulo 3, onder 'tCapittel vande Diaeonen etc. vande
Kerck-meesters geseyt is, ende Sullen gequalifioeert moeten wesen als hier
voren Articulis 10 en 11 vande school-meesters geordineert is. Ende sullen
hebben te dienen volgende dese Ordonnantie, ende suleke vordere Instructie ,
als wy ofte onse Ordinarise Gedeputeerden, met advijse der Gecommitteerden
des Synodi, hen-luyden sullen geven,
Eeserverende aen ons, omme desen nae vereysch van saecken met advijse
als voren, te mogen amplieren, corrigeren ende veranderen, oock t'inter-
preteren ende verclaren t'ghene hier inne duyster ofte twijffelachtich bevonden
sonde moghen worden.
Aldus ghedaen ende gearresteert 't Vtrecht, opden xxviij dach Augusti,
int Jaer ons lieffs Heeren ende eenighen Salich-maeckers Jesu Christi xvjc
ende Twaelff.
Onder stont,
Ter ordonnantie van mijne voornoemde Heeren die Staten,
Ende was onderteyckent,
G. de Ledenberch,
-ocr page 429-
NATIONALE SYNODE, GEHOUDEN
TE DORDRECHT,
1618 en 1619,
De nationale Dordrechtsche synode heeft, behalve de bepalingen die de leer sangaan,
ook algemeene regeïen van kerkbestnnr voorgeschreven, maar de kerkordening, voor
het gansche vaderland vastgesteld, is niet in al de geuniëerde provinciën aangenomen.
De twisten, die onze hervormde kerk in de eerste twintig jaren der zeventiende eeuw
zoo hevig hebben geschokt, waren van ouden oorsprong, en van tweederlei aard. De
staten van Holland en Westfriesland schrijven dienaangaande teregt aan den Paltz-graaf:
„Jb ini/io repurgaiae apud nos religionis, duae nos praecipuae difficultates ezercuerunt,
prior de eo imperio quod circa Ecclesiastica Christianis Magistratibus competit,
altera
vero de diversis Theologorum sententiis super JDivina Praedesünatione annexisque capi-
tibus" (Praestantium ac emditorum virorum epist. eccl. et theol. edit. sec. Amstel.
1684,
p. 499).
Op het punt van de leer waren er van ouds geweest, die Calvijn, Beza en dergelij-
ken aanhingen, maar ook anderen, die van dezen verschilden en schrijvers van mildere
denkwijs volgden, „non spernendos auctores," zoo als de evengenoemde staten aan den
koning van Engeland berigten, „Erasmum, Melanchtonem, Bullingerum atque alios"
(Aangehaalde brieven ter zelfder plaats). DesgelijkB was er ook van ouds verschil over
de betrekking, waarin de kerk ten opzigte van den staat behoorde te staan. Sommigen
beweerden, dat den staat een aanmerkelijk deel van het kerkbestuur toekwam. Tot
dezen behoorden onder anderen de uitstekende hofprediker en gebeimraad van prins
Willem I, Lozeleur de Villiers (Brandt, Hist. d. reform. XV, hl. 783. Godgel. Nederl.
biographisch woordenboek van B. Glasius, bl. 398 en verv.), die, zooals Donteclock
meent, de kerkelijke ordonnantiën van 1583, welke aan den staat de hoogste magt in
kerkelijke zaken toekennen, zou hebben opgesteld (Overlegginghe van de oorsaecken der
schadelicker twist, enz. Delft, 1612, bl. 6). Behalve Oldenbarnevelt, Grotius en de
meeste provinciale en stedelijke regeringspersonen, streed ook Dirk Volkertsz. Coornhert
voor dat regt van den staat, daar hij de scherpe justificatie van den magistraat van
Leiden tegen de zoogenaamde consistorianten geschreven heeft (Brandt XII, bl. 651).
-ocr page 430-
424                                            NATIONALE SYNODE ,
Van hetzelfde gevoelen waren ook Arminius, Uytenbogaert en bijna al de remonstranten.
Slechts enkelen hunner kleefden een ander gevoelen aan, zoo als Henricns Leo, predikant
van Zalt-Bommel, een der geciteerden voor de nationale synode, die dan ook aan de
Dordrechtsche vergadering verklaarde, „dat naer de opinie der Remonstranten de hooge
Overheyt de wettelicke Richter was der Kerekelicke verschillen; maer dat hij meende,
dat dit oordeel veel meer de Kercke toeqnam" (Sessie 47),
Tegenover al deze remonstranten en overheidspersonen stonden de meeste predikanten
en kerkeraadsleden, die aan de regering niet veel meer regt wilden toestaan, dan dat
zij de kerk beschermde en hare dienaars bezoldigde.
Die verschillende gevoelens over de leer en over het kerkbestuur gingen meestal hand
aan hand. Dezelfden, die zich tot de mildere leer van Zwinglius, Bullingerus en anderen
getrokken gevoelden, waren meestal ook geneigd, om aan de regering de hoogste auto-
riteit in kerkelijke zaken te verleenen; maar zij, die ijverden voor de strenge leerstuk-
ken van Calvijn en Beza, hielden zich tevens aan het gevoelen dezer Geneefsche her-
vormers nopens de heerschende magt der kerk. Zij, die niet geheel overeenstemden
met de confessie en den catechismus, wilden deze vrijheid van denken, duur gekocht,
bewaard hebben, en vertrouwden dat aan de regering veiliger toe, dan aan de kerk
dier dagen, op de Calvinistische leest geschoeid. Maar de anderen, die zich ten volle
met de confessie vereenigden, wilden die duur gekochte waarheid insgelijks gehandhaafd
hebben, en ijverden daarom voor uitgebreide of onbeperkte magt der kerk ter wering
en nitroeijing van alle afwijkende gevoelens. Iedere partij meende en beweerde, dat haar
gevoelen, zoowel over het kerkbestuur als over de kerkleer, in Gods woord gegrond was,
en zij streden van wederzijde voor.het ééne punt van verschil even ijverig als voor het
andere. Met hoe veel ernst en hevigheid over de gubernatio rerum ecclesiasücarum ge-
streden werd, kan blijken uit den twist, die er tuaschen Arminius en Gomarus, tusschen
Hugo de Groot en Sibrandus Lubberti over gevoerd is; uit de redevoering, die Uyten-
bogaert er in de vergadering der staten van Holland en Westfriesland ovsr gehouden,
en uit het boek, dat hij geschreven en aan dezelfde staten opgedragen heeft, handelende
over het ambt der hooge overheid in kerkelijke zaken (1610). Dit boek heeft eene me-
nigte van bestrijders uit verschillende oorden des lands uitgelokt, als Elardus van Mehem
uit Harderwijk, Reginaldus Donteclock uit Delft, Ruardna Acronius uit Schiedam, Jo-
hannes Lydius uit Oudewater, Antonius Wallaeus uit Middelburg en anderen. Zij konden
zich vooral niet vereenigen met „de hoochste judicatnre ende decisye" aan de hooge over-
heid toegekend. Zij kwamen erin openbare geschriften tegen op, zelfs al had de hooge
overheid geboden „dat een yegelije hem sal onthouden van voortaen in eeniger manieren,
in drucke ofte geschrijfte, yet uyt te geven van t' Amt der Overicheyt in Kerckelijcke
saken" (Miss. v. d. raad v. staten aan de clas3e van Rotterdam, bij Baudart, Memo-
riën, II, bl. 24).
Deze twist over kerkregt liep zóó hoog, dat hij tusschen de navolgers van Gomarus
en Arminius geen mindere vijandschap heeft aangekweekt, dan die over depraedestinatie
(Ypeij en Dermout, Gesch. d. Ned. herv. kerk, II, bl. 188), Daar er ook schotschrif-
ten over uitkwamen, libelli, zoo als de staten klagen, patria plerique lingtta in plebem
sparsi
(Brief aan den Koning van Engeland, in de aangeh. Epistolae eccl. p. 499), werd
het volk er door in beweging gebragt, dat zich tegen de staten, magistraten en kerk-
patronen verzette, zooals in Haarlem, Warmenhuyzen, Oudewater en in vele andereplaat-
sen. Dr. Borsius noemt dezen strijd den voornamen twistappel dier dagen en is van oor-
-ocr page 431-
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                       425
deel, dat als de partijen zich op dat pnnt hadden kannen verstaan, welligt het verschil
van gevoelen over sommige leerstukken langzamerhand bijgelegd, of althans in znlke
scheuring niet zon zijn uitgeloopen (Trapsgewijs toegenomen gezag der geloofsbelijdenis
enz. in het Archief voor kerk. gesch. IX, bl. 332 en verv.).
De laatst gehoudene algemeene synode van 1586 had, even als de vroegere, bepaald,
dat er om de drie jaren eene nationale eynode bijeenkomen zou (Art. 44). Van het jaar
1590 af hebben dan ook de particuliere synoden van Holland er door hare gedeputeerden
onophoudelijk bij de hooge overheid op doen aandringen, en men verlangde die algemeene
vergadering niet alleen, om orde te stellen „tot onderhoudinghe vande eenicheyt ende
suyverheydt inde Leere", maar ook, om eindelijk eene geautoriseerde kerhordening te ver-
krijgen, wijl het niet stichtelijk was, dat verscheidene provinciën kerkordeningen invoer-
den „op haer eyghen handt" (Part. syn. v. den Briel, 1593, art. 16 en van Dordrecht,
1598, art. 1,M. S.). Lettencle op al die mondelijke en schriftelijke remonstrantiën, besloten
de staten generaal (1606), om eete nationale synode toe te staan, en het zou zijn ter
revisie van de belijdenisschriften, ..mitsgaders der Kercken-ordeninge" (Trigland, Kerck.
gesch. bl. 351, en Baudart's Jtemoriën I, bl. 9). Bij al de beweging, die deze clau-
sule van revisie der belijdenisschriften onder de kerkelijken baarde, en bij al de confe-
rentiën en remonstrantiën over de controverse punten, bleef dit de intentie aller kerken
nopens het doel der nationale synode, „dat in de selve een ghemeene Kercken-ordeninghe
soude ghemaeckt worden, waer na alle Nederlantsche Kercken souden eenpaerlijc werden
gheregiert.'' Arminius verklaarde in de volle vergadering van de staten van Holland en
Westfriesland, „dat dit sal het oogemerck sijn des Nationalen Synodi, dat de Ed. Mo.
Heeren Staten believe seeckere Kerckelicke Ordinantie te authoriseren, naar welcke een
yeder sich sal hebben te draghen in de Kercke Gods." Ettelijke jaren later schreef de
anti-arminiaansche Donteclock: „maer aldermeest waeret tewenschen, datter een gherneene
Kercken-ordeninghe conde ghevonden werden, voor alle de Gheunieerde Provinciën, want
wie en soude dat niet prijsen? Wie en sal niet moeten bekennen, dat dit een rechte mid-
del soude wesen, om niet alleen de Kercken, maer oock de Provinciën selve, naerder
aen malcanderen te verbinden? Daeromme behoort men oock in alle manieren daer toe
te arbeyden, ende en twijffele niet, soo dat gheschiede, of men soude wel tot een goet
eynde (door de ghenade Gods) gheraecken' (Overlegginghe van de Oorsaecken der scha-
delicker Twist in de Kercken enz. Delft, 1612, bl. 22 en 33). Het duurde nog zes
treurige jaren, vol van altijd klimmende drift en tweedragt over de differenten van de
leer, eer aan het dringen om eene nationale synode werd voldaan, maar het verlangen
naar eene geautoriseerde kerkordening verminderde niet. De staten van Holland en West-
friesland schrijven immers'in 1618 aan den graaf van den Paltz , dat de predikanten,
die zich tegen hun gezag in het kerkelijke hebben verzet, het er nu op toeleggen, ut
quod contra leges moliti simt haetenus, nimc Synodicis decretis vim accipiat atjue auc-
toritatem
(Aangeh. brief). En in October van hetzelfde jaar, weinige dagen vóór de
opening der nationale synode van Dordrecht, besloot de Zuidhollandsche particuliere sy-
node, te Delft gehouden: „de kerkenorde van 1586 sal nu in Synodo nationali van
Dordrecht worden geresumeert en getracht dat dese by alle provinciën moge aengenomen
worden" (Art. 36). Wel hadden de algemeene staten in hunne bepalingen van 11 No-
vember 1617 nopens de wijze, waarop de nationale synode gehouden worden zou, voor-
geschreven, dat „vooreerst en vooral" over de in verschil staande artikelen zal gehandeld
worden, maar daarna ook over „de andere soo ghemeene als particuliere swaricheden";
-ocr page 432-
426                          ,                  NATIONALE SYNODE,
en tot die algemeene zwarigheden werd in de eerste plaats de kerkordening gerekend.
De synode beschouwde zich tot deze twee hoofdwerkzaamheden bijeen geroepen, om het
verschil in de leer te vereffenen en eene algemeene orde voor de Nederlandache kerken
te geven; en, om zich daar onbelemmerd aan te kunnen toewijden, besloot zij, toen nog
een paar weken op de geciteerde remonstranten moest gewacht worden, in dien tusschen-
tijd eenige gravamina ter hand te nemen, maar „die noch deleere, nochte de ghemeene
ordre der Kerckelicke regieringen aen en gingen" (Sess. 5). Toen dan de eerste hoofd-
werkzaamheid betreffende de artikelen van verschil afgehandeld, de canones en de sen-
tentie opgemaakt, de confessie en de catechismus herzien en goedgekeurd, eindelijk
nog de schriften van Vorstins veroordeeld waren, heeft de synode zich gehaast, al was
het ook, dat nog enkele gravamina aangaande de leer te behandelen bleven, om hare
tweede hoofdtaak betreffende de algemeene kerkordening te volbrengen (13 Mei 1619,
Sess. 155).
De nationale synode te Dordrecht in de Kloveniers-doelen op dingsdag den 13den
November 1618 geopend, was eene zeer talrijke en aanzienlijke vergadering.
De politieke commissarissen, vertegenwoordigers van hunne hoogmogenden, de heeren
staten-generaal, waren:
Dr. Martinus Gregorii (Marten Goris), kanselier van Gelderland.
Hendrik van Essen, raad van Gelderland en het graafschap Zutphen.
Walraven van Brederode, baron van Vianen en Ameide, burggraaf van Utrecht, heer
van Noordeloos, enz.
Hugo Muys van Holij, ridder, schout van Dordrecht en bailluw van Stryen.
Jacoi Boelens, burgemeester van Amsterdam.
Gerard Janszoon van Nieuburgh, burgemeester van Alkmaar.
Mochus van den Honert, eerste raadsheer in den hoogen raad van Holland, Zeeland
en Westfriesland, curator der Leidsche academie.
Nicolaas Cromhout, president van het hof van Holland, Zeeland en "Westfriesland.
Dr, Simon Schatte, secretaris van Middelburg.
Dr. Jacoi van Campe, raadsheer van de staten van Zeeland.
Frederik de Zuylen van Nieuvelt, heer van Aertsberge, Berkewoude en Enge.
Wittem van Harlevelt, burgemeester van Amersfoort.
Brnest van Ayha, gecommitteerde raad der staten van Friesland en grietman van
Oost-Dongeradeel.
JErnesl van Harinxma, eerste raadsheer in het hof van Friesland.
Henricus Hagen, riddermatig edelman tot Vollenhoven.
Johannes van Bemert, burgemeester van Deventer en gecommiteerde in de vergadering
der generale staten.
Dr. Hieronymus Isirants en Edzard Jacob Clant, heer van Essinga en Sandwer.
Zij hadden in last, om uit naam der algemeene staten de synode te openen en al hare
sessiën en actiën met hun raad, voorzigtigheid en beleid zoo te schikken, als hun bij
particuliere instructie voorgeschreven was (Resol. der staten generaal van 6 Nov. 1618).
Tot hnn secretaris kozen deze gecommitteerden Daniel Het/nsius, professor in de ge-
schiedenis aan de Leidsche academie, „dewelcke ooc weynigh tijdts daer naer is aen-
ghecomen" (Séss. 1).
-ocr page 433-
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                       427
De predikanten en ouderlingen, door de vaderlandsche kerken naar deze synode afge-
vaardigd, waren de volgende:
Uit Gelderland.
l)r. Wilhelmus Stephani, pred. te Arnhem; Mïhatdus van Mehen, pred. te Harder-
wijk; Sebastianus Dammanmis, pred. te Zntphen; Johannes Boelietus, pred. te Warns-
feld; Jacobus Verheyden, ouderling en rector der sehool te Nijmegen; Henrieus van Hel,
ouderl. en burgemeester te Zutphen, gecommitteerde in de vergadering der generale sta-
ten. Hij zal maar weinige zittingen hebben bijgewoond, daar hij reeds in December
1818 stierf. De voornaamsten van Dordrecht en de gansche synode hebben hem ten
grave gebragt.
Uit Zuidholland.
Balthazar Lydius, pred. te Dordrecht; Henrieus Arnoldi, pred. te Delft; Fesius
Hommius,
pred. te Leiden; Gisberius Voetius, pred. te Heusden; Arnoldus Muys vnn
Holy,
ouderl. te Dordrecht, bailluw van Zuidholland; Johannes Latius, (de Laet) ouderl.
te Leiden.
Uit Noordholland.
Jacobus Rolandus, pred. te Amsterdam; Jacobus Triglandius, pred. te Amsterdam;
Abraham van Doreslaer, pred. te Enkhuizen; Samtiel Bartholdus, pred. te Monnikendam;
Theodorus Iieyngius (Dirk Heynk), oaderl. te Amsterdam; Dr. Dominicus van Heemsherc,
ouderl. te Amsterdam.
Uit Zeeland.
Hermanns Faukelius, pred. te Middelburg; Godefridus Vdemans, pred. te Zierikzee;
Cornelius Regius (de Coninck), pred. te Goes; Lamberlus de Rijcke, pred. te Bergen op
Zoom; Dr. Josias Vosbergen, ouderl. te Middelburg, raad in de rekenkamer van Zee-
land; Adrianus Hofferus, ouderl., schepen en raad te Zierikzee.
Uit Utrecht.
Van wege de coutra-remonstrantsche kerken: Johannes Dib&etiins, pred. te Dordrecht,
maar bij leening te Utrecht; Arnoldus Oostcampius, pred. te Amersfoort; Lambertus
Canterus,
ouderling en raad van Utrecht (Deze ouderling Canter is den 24sten April
1619 te Dordrecht gestorven, zie Sess. 145), en
van wege de remonstrantsche kerken: Isaak Frederici, pred. te Utrecht; Samuel
Naeranus
(van der Neer), pred. te Amersfoort; Dr. Stephanus van Helsdingen, ouderl.
en raad van het hof van Utrecht. (Deze twee remonstrantsche predikanten hebben moe-
ten kiezen, of zij den synodalen eed afleggen en onder de regters zitten, dan of zij zich
als voorstanders van dezelfde zaak, bij de gedaagde remonstranten voegen wilden. Zij
hebben het laatste gekozen, Sessie 25. Hun ouderling van Helsdingen was niet in de
synode verschenen. Hij had zich bij zijne medeafgevaardigden ook niet aangeslo-
ten. Hij toonde zich zelfs bereid om den synodalen eed te doen. De voorzitter
Bogerman, die meende, dat zijne „oprechticheyt overvloedelic" gebleken was, stelde voor,
hem in de synode te ontbieden. De hoeren gecommitteerden raadden echter aan, de
-ocr page 434-
428                                             NATIODALE SÏNODE,
zaak Dogeenige dagen uit te stellen. Zij bleef uitgesteld, en de zoogenaamde Procureur
van de vaderlandsche kerk zegt in zijne Korte historie van de syn. nat. bl. 33: „Wat
reden de Heeren Politiqnen gehad hebben, om hem niet te admitteeren, is mij niet
gebleken").
Uit Friesland.
Johannes Bogermannus, pred. te .Leeuwarden; Florentius Johannis, pred. te Sneek;
Fhilippus Danielis Eishemius, pred. te Harlingen; Meinardus ai ldierda, ouderling in
Leeuwarden en gecommitteerde raad der staten van Friesland (Hij overleed in het begin
van 1619 en h vervangen door Taeitus van Aysma, ouderl. te Hightum, zie Gesch. der
Nat. Syn. van Dr. B. Glasius, Afd. III, bl. 53); Kempo Harinxma a Sonia, ouderl. te
Leeuwarden en raadsheer in het hof van Friesland; Dr. Johannes van der Sande. ouderl.
te Leenwarden en raadsheer in het hof van Friesland.
Uit Overijssel.
Casparus Siieüus, pred. te Deventer; Hermannus Wiferdingius, pred. te Zwolle;
Hieronymus Vogelius, pred. te Hasselt, bedienende de kerk van Kampen ten tijde der
deputatie; Johannes Langius, pred. te Vollenhoven; Guilielmus van Broeckhuysen, onderl.
te Zwolle; Johannes van Lamcick, ouderl. en burgemeester te Kampen.
Uit Groningen en Ommelanden.
Cornelis Hi/lenius, pred. te Groningen; Georgius Placius, pred. te Appingadam,
Wolfgangus Agricola, pred. te Bedum; Johannes Lolinyius, pred. te Noordbroek. (Door
ziekte verhinderd om te komen, is hij verfangen door Wigboldus Homerus, pred, te
Zuidwolde, Sess. 21); Dr. Bgiertus HuUes, ouderl. te Groningen; Johannes Ruff'elaeri,
ouderl, te Stedum.
Uit Drenthe.
Themo van Asschenberg, pred. te Meppel; Pairoclus Rommelingius, pred, teRhuijnen,
Uit de Waalsche kerken.
*T>aniel Colonius, pred. te Leiden; Johannes de la Croix, pred. te Haarlem; Johannes
Doucher,
pred. te Vlissingen; Jeremias de Pours, pred. te Middelburg; Everardns Becker,
onderl. te Middelburg; Petrus dn Pont, ouderl. te Amsterdam.
Door de staten der provinciën waren de navolgende professoren gezonden:
Johannes Polyctnder, doet. en prof. der theologie te Leiden,
Franciseus Gomarus, doet. en prof. der theologie te Groningen,
Anthonius Thysius, prof. der theologie te Harderwijk,
Antonius Walaeus, pred. te Middelburg en prof. aan de school aldaar,
Sybrandus Luiberti, prof. der theologie te Franeker, die eerst in de elfde zitting
plaats genomen heeft (zie Sess. 5 en 11).
Bij het lezen van deze lijst heeft men gelegenheid op te merken, hoe onze Neder-
landische hervormde kerk, sedert de laatste nationale synode van 1586, in aanzien en
-ocr page 435-
.
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                       429
uitgebreidheid gewonnen had. Toen waren 20 predikanten opgekomen, voor het mee-
rendeel in Holland en Zeeland gevestigd; nu vinden wij hier 37 predikanten uit al de
geuniëerde provinciën. Toen waren er maar 2 ouderlingen, zekere Philippus Cornelisz.
uit Amsterdam en een even onbekende Jasper uit Friesland; maar nu 18 ouderlingen,
van al de provinciën, behalve Drenthe, gezonden , en zij zijn mannen uit de eerste fa-
milièn gesproten en zitting hebbende ia de hoogste collegiën des lands. Toen was er
maar één hoogleeraar, Saravia uit Leiden , met nog zekeren Bezems of Beherius uit Har-
derwijk, ook professor genoemd; maar nu zien wij 5 hooggeleerde en wijdberoemde
mannen, die even zooveel hoogescholen vertegenwoordigen. Toen ook slechts 3 politieke com-
missarissen door Leicester gemagtigd, en nu 18 door de algemeene staten uit de edelsten
en geoefendsten vau elk gewest gecommitteerd. Er waren meer inlandsche leden opge-
komen, dan de staten generaal hadden verwacht (notulen v. 13 Oct. 1618), en het getal
der buitenlandsche godgeleerden zou hunne raming ook overtroffen hebben, ware het niet,
dat de afgevaardigden der Fransche kerken door hun koning tegengehouden (Wagenaar
X, bl. 237) en die van Brandenburg door krankheid waren verhinderd geweest om te
komen (Sess. 118). De namen der buitenlandsche godgeleerden vindt men in de hande-
lingen, Scss. 3, 34, 37 en 62, opgegeven. Zij behoeven hier niet genoemd te worden,
daar deze godgeleerden de vergadering voor goed verlaten hebben, vóór de kerkordening
ter tafel kwam. Aan sommigen hunner, zooals aan den superintendent over de kerken
aan de Laan en Eder, en aan den Engelschen bisschop van Landaf kon ook geen stem
gegeven worden bij de behandeling van den grondregel onzer kerk, dat geen dienaar over
een anderen dienaar eenige heerschappij voeren zal (Nat. syn. v. 1586, art. 77, en van
1618 en 1619, art. 84).
In de tweede zitting koos de vergadering tot haren voorzitter Johannes Bogerman,
tot assessoren Jacoius Ro/andus en Hermannzis Taukelius, en tot secretarissen Sebastiaan
Damman
en Fesius Hommiits. Dit deze keuzen blijkt duidelijk de contraremonstrant-
achc geeet dezer synode, wijl ieder der gekozenen als ijverig, of vurig bestrijder van
het gevoelen der remonstranten bekend stond. ("Wie van deze en van al de leden der
groote vergadering eene korte levens- en karakter-schets «enscht te lezen, verwijzen wij
niet vrijmoedigheid naar De geschiedenis der Nat. syn. van Dordrecht door B. Glasins,
Afd. III. b!. 21 en verv., en naar de schrijvers door hem genoemd en geraadpleegd).
Daar de wet der generale staten van 11 Nov. 1617 op het houden der synode beval,
om eerst en vooral met de bekende vijf artikelen van verschil te beginnen, werd in de
vierde zitting besloten, dat dertien der „voornaemste en gheleertste" remonstranten zouden
aangeschreven worden, om binnen veertien dagen voor de synode te verschijnen, teneinde
hun gevoelen te verklaren en tevens hunne bedenkingen op de confessie en den cate-
chismus, zoo zij die hadden, schriftelijk te geven. Om dien tusschentijd nuttig te be-
steden, koos het moderamen uit de gravamina eenige onderwerpen, die noch de leer,
noch de kerkordening betroffen, en die nu in algemeene discussie werden gebragt.
Niet zonder reden kwam het eerst de bijlelvertaling ter sprake. De gemeenten hadden
zich nog altijd moeten behelpen met eene vertaling van den Lutherschen bijbel, en was de
Hoogduitsche verre verwijderd ab Ebraica veritate, de Nederduitsche, ex vitiosa germanica
facta,
was nog vitiosior (Oordeel van Marnix in zijn brief aan Johannes Drusius, brj
Ypeij en Dermout, Gesch, d. Ned. herv. kerk. II, aant. bl. 237). Daarom hadden de
-ocr page 436-
«II
430                     ,                       NATIONALE SYNODE,
algemeene en provinciale synoden steeds op eene betere translatie aangedrongen; maar
allerlei hinderpalen kwamen in den weg. Toen Marnix van St. Aldegonde eindelijk te
Leiden met de vertaling een begin had gemaakt, overviel hem de dood (1598). Ar-
noldus Cornelii en Wernerus Helmichius, die na hem de taak aanvaardden, werden ook
te spoedig van het werk, dat wegens hunne overige bezigheden traag voortging, weg-
gerukt. De eerBte stierf te Delft in 1605, de andere te Amsterdam in 1608. Sedert
waB de vertaling, „vermids het dagelijks toenemen der verwerringe in de kerke dezer
landen en het opschorten der Synoden in Zuid- en Noordholland tot aan het jaar 1618
blijven rusten" (Hist. van de Nederl. overzettinge des Bijbels door Nicolaes Hinlopen ,
bl. 55). De nationale synode besloot dan tot eene nieuwe overzetting des bijbels en der
apocryphe boeken uit de oorspronkelijke spraak. Zij bepaalde de regelen, volgens welke
die overzetting geschieden moest, en koos de geleerde mannen uit, die voor deze taak
het meest berekend waren. Ten slotte werden de generale staten gebeden om dit werk
te bevorderen (Sess. 6—13). Om velerlei oorzaken duurde het nog tot 1625 vóór de
hand aan dat veelomvattend werk . werd geslagen. Sommige der gekozene overzetters
stierven reeds vóór den aanvaug van den arbeid, zoo als Petrus Cornelii en Hermannus
Faukelius; andere bezweken gedurende den arbeid, als Gerson Bucerus en Jacobus Ko-
landus; maar enkele, als Bogerman en Baudartius, Walaeus en Hommius, bleven gespaard
en hebben de voltooijing gezien. De taak, hun door de nationale synode opgedragen,
bragten zij onder veel moeijelijkheden en bij het grijzen hunner haren ten einde. De
voortvarende Bogerman bleef onder zijn steenlijden en zwakte steeds even voortvarend ,
en de onvermoeide Baudart altijd even ijverig, al klaagde die zeven-en-zestigjarige, dat
hij zijn gansche leven zoo niet geblokt hadde, als hij nu op zijn ouden dag blokken
moest (Hinlopen ter aangeh. pi. bl. 118).
Na de bepalingen en benoemingen voor de bijbelvertaling nam de synode de grava-
mina
ter harte nopens de prediking van den catechismus en de gemeenzamere en naau-
were catechisatie. Men klaagde, dat het voorschrift der laatst gehoudene nationale
synode tot het wekelijks prediken van den Heidelbergsehen catechismus (syn, v. 1586,
art. 61) niet gevolgd werd. De redenen van dit verzuim lagen bij de predikanten en
gemeenteleden. Predikanten, die gecombineerde plaatsen bedienden, konden hoogst
moeijelijk in elke kerk op eiken zondag den catechismus verklaren, maar ook andere,
bij welke dit bezwaar niet bestond, waren nalatig in de catechismusprediking. Zij wer-
den dan ook niet door de gemeenten tot meerderen ijver opgewekt, daar deze, vooral
op het platteland, gewoon waren den zondag namiddag aan allerlei uitspanningen te
wijden. Er werd daarom besloten, om eerst en vooral de predikanten te bevelen, dat
zij eiken zondag namiddag den catechismus predikten, „al ist dat de Predicanten int
eerste voor weynige toehoorders, ja maer alleene voor hare familiën souden moeten pre-
dicken;" dat de combinatiën zooveel mogelijk zouden worden afgeschaft; dat de magistraat
zou gebeden worden, om alle spelen, drinkgelagen en in het gemeen alle afleidingen des
zondags te verbieden, en werden ook de gemeenteleden der kerkelijke censure waardig
gekeurd, die weigerden de namiddagsche prediking bij te wonen (Sess. 14). Wat het
catechiseren betreft, was de synode van oordeel, dat het in de huizen door de ouders, in
de scholen door de schoolmeesters, en in de kerken door de predikanten, ouderlingen en lezers
of ziekenbezoekers diende te geschieden. Behalve den Heidelbergsehen catechismus bestond
al van ouds in onze kerk een kleiner leerboek, van a Lasco en Micron afkomstig, ea
achter onze psalmberijming geplaatst, onder den titel: Corte onder souckinghe des ghelooves
-ocr page 437-
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                       431
(Ens.Korthiat. berigt v. d. publieke schriften, d. II. § IV, bl. 157). Het volgde echter
eene andere orde dan die van den Heidelbergschen catechismus, en de synode besloot
om, zonder op dit leerboek te letten, twee verkorte catechismi te geven, den eenen voor
eerstbeginnenden en den anderen voor meer gevorderden. Dadelijk werd eene commissie
benoemd, om die twee boekjes voor de jeugd op te stellen, maar eerst tegen het einde
der synode, in de honderd zeven en zeventigste zitting, heeft zij aan de haar opgedra-
gene taak voldaan. Het uitvoerigste werd in de vergadering niet voorgelezen, „om datse
scheen te lang te zijn", maar aan de gemeenten vrij gelaten, om öf dit te gebruiken,
öf zich van het Middelburgsche Kort begrip der christelijke religie te bedienen. Dat hort
iegrip
was door Faukelius vervaardigd en sedert 1608 in Middelburg ingevoerd. Ook
na de Dordrechtsche synode bleef het in aanzien. De Zuidhollandsche synoden prezen
het aan. De synoden der overige gewesten deden desgelijks, en in den eersten druk der
nieuwe overzetting de9 bijbels (1637) werd dit kort iegrip achter de geloofsbelijdenis in
stede van de korte onderzoekinge geplaatst. Zóó viel de voorkeur op het Middelburgsche
leerboekje, en het mag betwijfeld worden, of het synodaal boekje wel ooit in druk ver-
scheen (Ypeij en Dermout, Gesch, d. Ned. herv. kerk, I bl. 436—438, II bl. 199 en
200, en Ypeij, Geseh. v. d. krist, kerk in de achttiende eeuw, d. VIII, bl. 734 en 735).
Met het kleinste opstel voor eerstbeginnenden is de synode gelukkiger geslaagd. Het
werd in de scholen ingevoerd, herhaalde malen herdrukt, en onze voorouders met
hunne nakomelingen tot in het laatst der vorige eeuw hebben hunne eerste grammaticale
en religieuse kennis opgedaan uit dit zoogenaamd Hanenboekje of ABC boek der kleine
schooljeugd.
Hierna handelde de synode over het doopen van heideniche kinderen. Sedert de
oprigting der Oost-indische compagnie, had men omgezien, zoo als de vrijbrief der sta-
ten van 20 Maart 1602 ook voorschreef, naar bekwame personen tot het prediken te
scheep en te land in Oost-indië. De weinige predikanten , die in het eerst naar Indië
gingen, vonden meer werks op de schepen dan op het land (Oost-Indische kerkzaken
zoo oude als nieuwe, door Petrus Hofstede. Rotterdam 1779, ,d. I, bl. 37, ea Proeve
eeoer chronologisch-historische schets van de lotgevallen der Protestantsche kerk in Ned.
Oost-indië van 1615 tot 1857, door Dr. S. A. Buddingh , bl. 5, 6 en 7). Evenwel
deed zich al ras eene groote moeijelijkheid op: of namelijk de heidensche kinderen,
aan hunne ouders ontnomen en door de Nederlanders als slaven gebruikt, maar die ligt
weder in de handen der heidenen komen konden, of men deze kinderen, reeds tot zeke-
ren leeftijd gekomen, doopen mogt (Sess. 18). Die vraag was door predikanten uit Oost-
indië overgezonden aan hunne Noord-hollandsche broeders, en deze bragten haar hij de
synode met verzoek om spoedige beantwoording, wijl de schepen voor Oost-indië met
den eersten wind dachten zeil te gaan. De vraag baarde uiteenloopende discussiën onder
de uitheemsche en inlandsche theologen (Gesch. d. Nat. synode vanB. Glasius d. II, bl.
277). Niettemin bepaalde de vergadering eendragtelijk, dat de heidensche kinderen, die
reeds tot jaren van onderscheid gekomen waren, niet mogten gedoopt worden, „ten sy
dat se voor henen tamelick in de fondementen der Christelijke Religie onderwesen sijn,
professie doen des gheloofs ende eenighe rekenschap daer van geven connen, den doop
selve begeren, ende dat bequarae ghetuyghen daer by ghenomen worden, die haer ver-
der inde christelicke religie beloven te onderwijsen," En met meerderheid van stemmen
werd besloten, dat ook de jonge kinderen, al zijn zij door de aanneming in de chris-
telijke familiën ingelijfd, niet mogen gedoopt worden, vóór zij tot dien leeftijd zijn
-ocr page 438-
432                                                NATIONALE SYNODE,
opgewassen, dat zij ia de christelijke godsdienst kuonen onderwezen worden en onder-
wezen zrjn; en dat de getuigen, die beloven hen verder te onderwijzen, „niet sullen toe-
laten, ao vele in haer is, dat sy vande familiën ofte ghemeynschap der christenen we-
derom verneemt worden." Nog is er van zulke gedoopten bijgevoegd, „dat sodanige
het selfde recht van vryheyt, het welck andere christenen hebben, behooren te gemeten,
ende noch door vercoopinge ofte door eenighe andere vervreemdinghe van de Christelicke
Meesters ofte Heeren wederom inde macht der Heydenen niet en behooren over gheghe-
ven te worden" (Sess. 19). Met dit besluit, dat de Dordrechtsche synode tot eer ver-
strekt, hebben de latere provinciale synoden zich niet altijd vereenigd, en de Oost-indi-
sche kerken lieten er zich, naar het schijnt, in hunnen doopijver ook niet door beteu-
gelen , daar het getal der lidmaten uit de heidenen veelal „schandelijk klein was in ver-
gelijking van de groote menigte der gedoopte heidenen" (Ypeij en Dermout. aangeh. pi.
III, bl. 400 en 401).
Dit synodaal besluit, om de heidensche kinderen eerst te doopen, als zij tot rijperen
leeftijd gekomen en genoeg in de christelijke godsdienst onderwezen zijn, heeft diezelfde
Tergadering waarschijnlijk aangespoord tot het opstellen van haar formulier voor den doop
van bejaarden
(Post-acta, Sess. 175)~ Bij het lezen van dat formulier vindt men ook
wel enkele zinsneden, die met het oog op den overgang van niet-christenen schijnen ge-
steld (Over de liturgische schriften der Ned. herv. kerk, door J. A. M. Mensinga, bl.
204 en 206', Dit formulier kon tevens gebruikt worden bij de overgangen van doops-
gezinden, die niet zeldzaam waren, en misschien ook wel eens bij de aanneming van
geboren Socinianen, die insgelijks den kinderdoop verwierpen.
Er werd wederom een gravamen ter hand genomen, hetwelk handelde over de voor-
bereiding der theologische studenten tot de kerkdienst.
De Zeeuwsche broeders leverden
een breed adries in over de beste wijs, om den aanstaanden predikant van zijne vroegste
opleiding af het best „totten Kercken-dienst te bereyden ende te fatsoneren" (Sess. ]8).
Dit advies gaf aanleiding tot het stellen dezer vier vragen: of de studenten in de theo-
logie, en die naar het predikampt etaan, openlijke predicatiën mogen bouden; of zij tot
het bedienen van den doop kunnen worden toegelaten; of zij in de vergaderingen van
kerkeraad en classe zullen verschijnen, en of het geraden is, hen in de kerken open-
lijk de H. Schrift te laten voorlezen? Van deze vragen bekwam de tweede alleen een
beslissend antwoord, namelijk, dat niemand den doop bedienen mag, dan die. na vol-
komen te zijn geëxamineerd, tot de H. dienst is toegelaten. De vergadering meende
W8l, dat het voor den stulent tot zijne oefeniog nuttig wezen kon, openlijk voor te
lezen, te prediken en de vergaderingen van kerkeraden en classis bij te wonen, maar
het oordeel, of die oefeningen met stichting kunnen geschieden, en aan wie zij zouden
worden toegestaan, liet de synode aan de vrijheid en discretie der consistoriën en das-
sen. Daarom besloot zij, „dat men dese dinghen allen Kercken niet en soude scherpe-
lick belasten, maer dat het genoech soude zijn, dat het selvighe maer ernstelick aende
Kercken wierde gerecommandeert." (Sess, 20).
Eindelijk werd nog een gravamen betrekkelijk de drukpers behandeld. Er waren klag-
ten ingekomen „vande verscheydene en sware abnsen der Druckerije en vande onver-
dragelicke stouticheyt der Druckers." Zij baarden onrust in de kerk en de republiek,
en de vraag was, hoe zij zouden bedwongen worden? Na gelezen te hebhen de ordon-
nantièn van boeken-censuur der voorgaande nationale synoden, en na gehoord te hebben
de adviesen der uitheetnsche en inlaadscbe theologen (Sess, 21 en 22), heeft de synode
-ocr page 439-
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                       433
besloten,, dat het moderamen eenepertinente ordonnantie opstellen zal, die, goedgekeurd,
aan de staten-generaal moet gezonden worden tot advies, met verzoek om bij publiek
placaat de misbruiken der pers te weren. De lidmaten der kerk zullen intusschen ge-
houden zijn, deze synodale ordonnantie, op straffe van kerkelijke censuur, te gehoorzamen.
De generale staten vernieuwden spoedig daarna (22 Dec. 1618) hun vroeger placaat van
7 Julij 1615 tegen het schrijven en drukken van gevaarlijke boeken, en tot die „abusen
der Druckerije" rekenden zij ook, dat sommigen van voornemen zijn, de schriften, bij
de nationale synode ingeleverd of nog in te leveren, in druk te brengen „en den gemey-
nen man, tot vilipeudie van de Acten Synodael, of ophitsinge van het gemeyne Yolck,
te communiceeren" (Zie dit placaat in de handel, der synode, Sess, 22, en in het Groot
Placaatb. I, V, fol. 439, en kerkelijk Placaatb. van Wiltens, I, bl. 403). In die da-
gen van groote verdeeldheid en bittere vijandschap zal de synode reden genoeg gehad
hebben, om voor de hevige aanvallen van de pers te vreezen, en naar maatregelen om
te zien tot bedwang der „licentie van de Druckers." Dat die maatregelen, ordonnantiën
eu placaten volkomen strookten met den geest dier tijden, kan men zien uit daarmede
overeenstemmende besluiten van vroegere synoden en van de staten van Holland in
hunne kerkelijke ordonnantie van 1583 (art. 15), als ook in de eenparige adviesen der
bnitenlandsche godgeleerden op de nationale synode van 1618 en 1619 tot beteuge-
ling van de drukpers. Maar het is ook genoeg bekend, hoe weinig die ordonnantiën en
placaten met al de bedreiging van kerkelijke censuur, van zware geldboete, van tienjarig
bannissement en van straffe aan den lijve hebben gebaat. Er bleven maar altijd „schrift-
suchtige, curieuse, ongeruste en twist-gierige menscheE", die harde aanmerkingen op de
nationale synoden maakten en zich zelfs verstoutten „schandaleuse ende ergerlijcke Boeci-
kens, ende Liedekens, Eefereynen, Nieumaren ende dierghelycke te dichten, in drucke
en geschrifte uyt te geven, ende onder de ghemeente te stroyen."
In de 23ste zitting verschijnen de gedsagde remonstranten. Met lwinne leerverschillen
hebben wij ons niet bezig te houden, maar onopgemerkt mogen wij niet laten, dat zij
het regt dezer nationale synode tot het beoordeelen der heerschende leertwist ontkennen.
Zij leveren zelfs eene solemnele protestatie in, dat sij deze synode niet houden voor wei-
telijken regier hunner gevoelens, en dat haar oordeel daarom van geen gewigt bij hen en
hunne kerken wezen «al.
De reden, waarom zij deze vergadering incompetent verklaren,
is tweevoudig: „1. om datse de tegenpartie is, 2. datse is schismatijc." Van dit laatste
zegt professor Episcopius, de voornaamste woordvoerder der gedaagden, dat de meèsten
der kerkelijke personen dezer vergadering eene scheuring van de remonstranten hebben
gemaakt; dat sommigen hunner de hand tot die scheuring hebben geleend: dat anderen
de reeds gemaakte scheuring hebben gevoed; dat wederom anderen diezelfde scheuring
met stilzwijgen, dat is met stilzwijgende approbatie, in eere hebien gehouden, en dat
zij, die zulke scheurzieke personen met credentie-brieven naar deze synode afgevaardigd
hebben, daardoor ook schenrmakers geworden zijn (Sess. 25, bl. 84). Het is niet tegen
te spreken, dat men zich in 's Gravenhage, Utrecht en andere plaatsen van de remon-
strantsche predicatie heeft afgezonderd, doch de reden dier afzondering was, dat de
remonstranten, naar het algemeen gevoelen, eene leer verkondigden, die met de leer der
kerk streed. Men beweerde daarom, dat de remonstranten zelve aanleiding gegeven
hebben of „oorsaken zijn van de scheuringhe", en dat de predikanten, die met consent
van hunne kerken en respectieve magistraten in die afgezonderde en daardoor herderlooze
28
-ocr page 440-
484                                             NATIONALE SYNODE,
gemeenten de algemeen aangenomen kerkleer zijn komen verkondigen, geen scheurma-
kers mogen heeten. De kerkelijken waren gewoon als scheurmakers te straffen, die door
afwijking van de heerseheade kerkleer of godsdienst-gebruiken afscheiding veroorzaakten,
en aan deze zonde hebben zich de leeraars niet schuldig gemaakt, die de afgezonderde
gemeenten met de prediking der algemeen erkende kerkleer zijn te hulp gekomen. —
Wat de eerste reden van exceptie betreft, dat deze synode over de leer der remon-
stranten niet oordeelen mag, „ghemerekt sy partije is", meenen wij ook met de synode
te moeten instemmen, die geoordeeld heeft, dat zij „gheeo vasticheyt en hadde, ende
ia veler manieren den Synodo te cort dede" (Sess. 26, bl. 102). Het was onmogelijk,
alleen zulke predikanten uit de vereenigde provinciën tot leden der synode te kiezen,
die in het leerverschil nog geene partij hadden gekozen. Zij waren toen in de Nederlandsche
kerk niet te vinden. De twist had te lang geduurd en te hevig gewoed, dan dat iemand
der kerkelijken onzijdig zou gebleven zijn, en wie partij gekozen had, kon van de eene
of andere zijde als partijman worden gewraakt. Maar partijmannen of niet, de predi-
kanten der synode waren wettig door de kerken hunner provinciën afgevaardigd, en daar
niemand hunner door kerkelijke censuur bezwaard, of door eenig publiek of wettelijk
oordeel onbevoegd voor de synodale betrekking geworden was, moesten zij geëerbiedigd
worden, als vertoonende hetligchaam der geheele Nederlandsche hervormde kerk. Dat die
wettige keus der kerken niet in het belang der remonstranten uitgevallen was, mogt geen
reden zijn, om zich aan de beslissende uitspraak dier vertegenwoordiging der geheele kerk
te onttrekken. Zeggen de gedaagden dus, dat het oordeel deztr synode van geen gewigt
bij hen en hunne kerken wezen zal, zoo zijn zij in opstand tegen het voornaamste grond-
beginsel van het kerkbestuur, en plaatsen zich zelven reeds als boven en buiten de kerk.
Maar door hunne exceptie van partijdigheid mag ook gezegd worden, dat zij deze sy-
node waarlijk te kort doen. De Nederlandsche predikanten, voor deze synode gekozen,
waren niet alleen onberispelijke mannen van goeden naam en faam, maar ook de ge-
leerdste en meest geachte theologanten uit de kerk. Van hen moest verondersteld wor-
den, dat zij zich door geene onbetamelijke partijdigheid, maar door ernstig onderzoek
en diepe studie, tot een oordeel over de controverse punten lieten leiden. Zij zijn
daarenboven, wat anders op onze synoden geen gebruik was, door een plegtigeu eed,
hoofd voor hoofd afgelegd, verbonden, om bij de beoordeeling van het verschil „niet
eenige menschelicke schriften, maar Godes woort alleen voor eenen sekeren en ongetwijf-
felden regel des geloofs" te honden en te gebruiken, en in deze gansche zaak niet voor
te hebben „dan de eere Godes, de ruste der kereke ende voornemelick de behoudenisse
vande suyverheyt der leere." Ook hebben de generale staten hunne kundigste en aan-
zienlijkste leden der verschillende provinciën, als hunne commissarissen, naar deze ver-
gadering gezonden, om haar met „raet, voorsichticheyt ende belydinghe" ijverig te dienen,
en die dan ook aanstonds bij de opening hebben verklaard, hoe zij wenschen eu bidden,
dat alle zaken „sonder eenige voor-oordeelen, die wel somwylen van hnys medegebrocht
plegen te worden, matighlick, soberlick en in de vreese dea Heeren" zullen worden be-
handeld en besloten. Eindelijk hadden in deze vergadering ook nog zitting en stem een
breede rij van meer dan vijfentwintig der geleerdste en beroemdste godgeleerden, door de
uitheemsche hervormde kerken gecommitteerd. Zij verdienen niet, zoo als de gedaagden
dan ook niet gedaan hebben, in de beschuldiging van partijdigheid begrepen te worden.
Maar ook hun invloed op de handelingen der inlandsche leden had mede in rekening
moeten komen, daar zij, zoo als die van den Paltz, uitdrukkelijk verklaren, „dat ey
-ocr page 441-
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                       435
geensins de inlantsche sullen voor-staen, indien sy, dat onrecht is, spreken, ofte, dat
onbillick is, besluyten" (Seas. 29, bl. 123).
Nadat de Ieerquae3tiën afgeloopen, de remonstrantsche gevoelens veroordeeld en de
buitenlandsche godgeleerden vertrokken waren , zette de synode hare werkzaamheden voort
in hare 155ste zitting. Deze werkzaamheden worden post-acta genoemd en zijn niet mede
opgenomen in de Acta ofte Handelinghen des Naiionalen Synodi. Aan deze handelingen
hadden de afgevaardigden der uitheemsche gereformeerde kerken medegewerkt, en zij zijn
uitgegeven met het oog op al de buitenlandsche Gereformeerde kerken. Maar wat nu
zou worden vastgesteld, betrof „de Huyshouding der Kerken van ons Vaderlant in het
bijzonder," en behoefde voor de bnitenlandsche kerken, die daar geen belang bij hadden,
niet gedrukt te worden (Ens, Kort hist. berigt, d. I, hoofdst. IV, § XXV, bl. 147). Het
heeft vele jaren aangehouden, eer de post-acta, die voor onze vaderlandsche kerken van
zoo veel belang mogten geacht worden, in het licht verschenen. Zij waren, naar men
meende, vermist, maar men had verzuimd te zoeken, „waar men ze toch had behooren
te zoeken: dat is, aan het einde van het boek, hetwelk al de Handelingen der Dordrechtsche
Synode bevat" (Heringa, Berigt aangaande zeven stellingen, bl. 62). In het jaar 1668,
bij het nazien der authentieke schriften der synode, werden zij daar ontdekt en waren
in de Latijnsche taal door de eigen hand van Festus Hommius geschreven. Aanstonds
zijn zij op last der generale staten en onder toezigt hunner gecommitteerden gedrukt,
en in het volgende jaar werden zij door de deputaten van de Zuidhollandsche synode,
op voorslag van die van Leiden (1668, art, 24), op last van die van Schoonhoven (1669,
art. 26), en op autorisatie van de staten generaal, in het Nederduitach overgebragt e»
uitgegeven. Men kan deze post-acia vinden in het Groot Placaetb. III, V, fol. 416,
in het Kerkelyk Plakaatb. I, IV, bl, 115, en in het Kerkelijk handboekje, bl. 237, met
een kort woord tot den lezer van de vertalers Winandus Schulius, Cornelius Triglandias,
Cornelius Vergeer en Petrus Hollebeeck.
De kans, om nu eindelijk eene geautoriseerde kerkordening voor de gansche Neder-
landsche kerk te verkrijgen, stond schooner dan ooit te voren. Hadden de kerkelij-
ken steeds met de magtige staten van Holland te kampen gehad, nu hebben de generale
staten hunne partij tegen de Hollandsche gekozen. Waren hun somtijds zelfs de parti-
culiere en provinciale synoden niet of niet dan schoorvoetend toegestaan, nu hadden zij
eene algemeene synode, door de generale staten uitgeschreven, en wier aanzien en gezag
was verhoogd door de tegenwoordigheid van een groot aantal politieke commissarissen,
mannen van hooge staatsbetrekking en van grooten invloed in de onderscheidene provin-
ciën des lands. En van deze gecommitteerden der generale staten zelve ging het voorstel
uit, „dat de Artikulen van de kerken-ordeninge, beraamt in de laast gehouden Nationale
Synode, van deze synode souden oversien en geëxamineert werden." Dat was de kerk-
ordening, onder Leicester te 's Gravenhage in 1586 opgemaakt, de kerkordening, voor
welke de predikanten meer dan dertig jaren geijverd hadden, maar wier algemeene invoe-
ring in de kerken zij niet mogten verwerven. Het is geen wonder, dat de vergadering
zich thans haastte, om aan het goedvinden der politieke gecommitteerden te voldoen,
j^el verlangden de Zuid-hollandsche kerken eerst nog de resterende gravamina aangaande
28*
-ocr page 442-
436                                            NATIONALE SYNODE,
de leer af te doen. maar die zouden later wel behandeld worden; de kerkordening ging
nu voor. Zij werd dan dadelijk gelezen en „in substantie van alle de Gedeputeerden,
Predikanten en Ouderlingen van yder Provintie geapprobeert." Dit geschiedde in de
twee eerste zittingen des voor- en namiddags van den 13<lra Mei 1619. Zonderling
zamentreffen der gebeurtenissen! Op den zelfden dag, dat dit te Dordrecht in de K!o-
veniers-Doelen besloten werd, viel te 's Gravenhage op liet schavot het hoofd van deij
grooten man, die zich met alle magt tegen die ordening der kerkelijken verzet en in
haar plaats, bijna met geweld, zijne staatsordonnantie van 1591 had willen dringen!
De Leicestersche kerkordening werd aangenomen, en zoo verloren het dan de remonstran-
ten nu ook in den twist over het kerkbestuur, die al niet minder dan die over de leer
te doen had gemaakt. Reeds in zijne eerste redevoering tot de synode had Episcopius
den orthodoxen predikanten verweten, dat, terwijl hij den magistraat in de kerk „de
opperste macht onder God en zijn heylich woordt" toekende, zij dat regt der overheid
ontnamen en haar alleen blinde toestemming van de kerkelijke besluiten overlieteu
(Sess. 23, bl, 77), En nu is de kerkordening van zuiver kerkelijken oorsprong aange-
nomen en daarmede het grapte beginsel beslist, dat de kerk zelve bare wetten maakt,
Nu hebben de politieke commissarissen de ordening geapprobeerd, wier artikelen genoeg
bewijzen, dat de hoogste magt in kerkelijke zaken aan de wereldlijke overheid niet ge-
schonken ia. Sommige leden der synode gaven bij deze gelegenheid te kennen ; dat zij
in hunne provinciën reeds bijzondere kerkordeningen hadden, door hunne staten bekrach-
tigd, en in substantie met deze Haagsche kerkordening overeenkomende. Als dit laatste
ook door de Zeeuwsche afgevaardigden betuigd is, dan was dat niet geheel naar waar-
heid, want, stemde met die Haagsche kerkordening de Zeeuwsche van 1591 overeen,
dan zou Uytenbogaert van deze laatstgenoemde wel nooit geschreven hebben, Jat zij
zijne denkbeelden over kerkregering „heerlick bevestight" (K. Donteclock, Overleg-
ginghe vande Oorsaecke der schadelieker Twist enz. bl. 12). Sr werd nu tevens beslo-
ten, de heer.en staten-generaal te verzoeken, dat zij deze kerkordening met hunne auto-
riteit en approbatie wilden versterken, ten einde zij in al de Nederlandsche kerken kracht
van openbare wet verkrijgen mogt.
Het einde van dezen eersten dag der nahandelingen gaf den kerkelijken eene gevoelige
teleurstelling. Hun aanval was tegen het jus patronatus gerigt. Dat regt was nooit
door onze hervormde kerken erkend. Zij hadden het met weerzin verdragen, tanquam
defectum et malum, quod tolli nou polerat.
Vele provinciale synoden, als die van Lei-
den (niet llagensis, zoo als Voetius schrijft) van het jaar 1592, art. 18, en van Schie-
dam, 1602, art. 30, hadden er klagten over aangeheven. Ook onder de gravamina,
bij de nationale synode ingekomen, er al aliquod contra jus patronatus (Voetius, Polit.
eccles. P. II, 1. III, tr. II, pag. 629, 655). De synode had dus aanleiding genoeg,
om dit onderwerp ter tafel te brengen, en de vraag werd voorgesteld, of dat jus patro-
natus
niet eenigzins of ten eenenmale uit de Nederlandsche kerken zou kunnen geweerd ,
of ten minste zóó bepaald worden, dat de kerk er geene schade door leed? De poli-
tieke commissarissen hebben geantwoord, „dat het geensints soude konnen wesen,
dit regt geheel weg te nemen; want dat de Heeren Staten nimmermeer soude gedoo-
gen, dat die geene, die in wettelyke possessie van dit regt zijn, henluyden dat
selve door eenige Kerkelyke constitutie souden werden benomen: en derhalven, dat de
Synodus liever soude willen middelen bedenken, om de misbruyken soo daar eenige zijn,
te verbeteren, als om 't selve geheel te vernietigen." Volgens Voetius, die lid der
-ocr page 443-
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                       437
nationale synode is geweest, hebben de heerea commissarissen er ook deze bedreiging
nog bijgevoegd, dat de edelen van sommige provinciën deze algemeene kerkordening nulla
ratione
zouden approberen, indien er dit regt in werd aangerand, wijl zij, bij hunne
toestemraiDg tot het houder, dezer synode, de voorwaarde hadden gevoegd, ne quid in
praejudicium hvjus juris istic agevetur.
Indien de synode dan de opheffing van het
patronaatregt doordreef, zouden enkele gemeenten in eenige provinciën er door gebaat
worden, maar de gansene kerk zou van eene algemeen aangenomene kerkordening ver-
stoken blijven. Daar mogt de vergadering niet toe besluiten, en zoo werd dan bij art.
5 over de verkiezing der predikanten door den kerkeraad, gevoegd: „onverkort, in 't
gene voren geseyt is, yemand en syn deugdelyk regt van presentatie, ofte eenig ander
regt, voor soo veel 't selve stigtelyk kan worden gebruykt, sonder nadeel van Godes
Kerke, en goede Kerkenordrej waar op de Hooge Overheden en Synoden der respective
Provintien, wel gelieven te letten, en ten beste van de Kerken noodige ordre te stellen."
Op den daaraanvolgenden dag zijn eenige artikelen, ter omtnining van het patronaatregt
voorgesteld en aangenomen. Zij zijn de volgende:
1.   Dat het jus paironatus niemand werde toegestaan, dan die voor
haar Hoog Mog. klaar kan doen blyken, dat hy daarvan is in deug-
delyke possessie, op dat de Kerke niet te vergeefs met onnoodige las-
ten werde beswaart.
2.    Dat den Patroonen. geen ander regt gegeven werde, dan om een
bequaam Persoon te presenteren; alsoo sy selfs onder 'tPausdom geen
aader regt gehad hebben.
3.   Dat de Patroonen de Dienaren der Kerken van sulken onderhoudt
voorsien, als behoorlyk is, en van gelyke Dienaren der Kerken genoo-
ten werdt, sonder ooit toe te laten, dat sy met yemandt over het trac-
tement soo souden handelen, als of sy hem huurden; of soo een presen-
teren, die minder tractement voor den dienst soude eyschen.
i. Dat de presentatie geschiede binnen, twee of ten hoogsten drie
maanden, na dat de dienst aal begonnen hebben te vaceren; en soo
niet, dat sy voor die reyse wegens dese nalatigheyd, van 't regt van
presentatie sullen versteeken zijn.
5.     Dat de Patroonen sulken Persoon presenteren die buyten alle
suspitie is van ongesontheyd in de leere; die ook van een goet leven
is, en met sulke gaven voorsien, dat hy de Gemeente aangenaam zy eg
deselve genoegen kan geven.
6.      Dat de Kerken het volle regt behouden, om den gepresenteerden
Persoon te weygeren, soo syne gaven ofte manieren de Kerke niet
wel en gevallen; op dat haar geen Predikant tegen haren dank werde
opgedrongen.
7.      Dat de Persoon zijnde gepresenteert, en van de Kerke aange-
nomen, na dat de Classe daar van sal wesen verseekert, voorts na de
(Cinones) Artikelen der Kerken-ordeninge in de Classe sal werden
geëxamineert; de Kerke voorgestelt en in den dienst bevestigt.
8.      Dat de verschillen, soo misschien eenige tusschen de Patroonen
en de Kerken over dese presentatie mogten ontstaan, bygeleyt ofte
geslegt werden van de Classis of van de particuliere Synoden.
-ocr page 444-
488                                             NATIONALE SYNODE,
9. Dat de Patroon geen magt en hebbe om den Predikant van hem
gepresenteert en wettelijk in den dienst bevestigt, door ayn eigen
authoriteyt alleen sonder 't oordeel des Classis of Synodi van synen
dienst af te zetten.
Deze artikelen bevatten zeer nuttige bepalingen. Het patronaatregt is er zóó door
omtuind, dat er weinig kwaad van te vreezen is voor de gemeenten. Het is zelfs zóó
eng omtuind, dat er niet veel van overblijft voor den patroon. Als hij niet meer heeft
dan het regt van presentatie, en de gemeente daar tegenover bezit het volle regt van
recusatie, is dat regt van den patroon van geringe beteekenis, vooral, als dan ook nog
de verschillen, over die presentatie ontstaan, moeten beslecht worden door de dassen of
synoden, door regtbanken das van kerkelijken, die het patronaatregt verafschuwden als
een gebroedsel der Koomsche kerk en als eene ongeoorloofde belemmering van de vrije
keus der gemeente. De synode heeft deze artikelen aan de generale staten overgeleverd,
verzoekende, dat zij ook aan de respectieve provinciën zouden worden aanbevolen. De staten
hebben de artikelen bereidvaardi| aangenomen, wel tevreden misschien, dat het patronaat-
regt nu door de kerk zelve erkend was. De strenge Calvinist, zoo als Voeüus, kon zich zelf
met dit gelimiteerde regt niet vereenigen. Hij bleef beweren, „quidquid limitetur, non resti-
iuitur libertas Ma Ecclesiae, qua sibi dispicere possit minislrum maxime idoneutn et gra-
tum; quoscunque enim rejicerei a patrono praesentaios, nunquam tamen haberet quem unice
tellet; nisi forie patronus ab ecclesia poslulalum el commendatum praesetitare dignaretur"
(1 1. p. 623). Latere synoden hebben dan ook over de uitoefening van dit patronaatregt
blijven klagen, zooals die van Leiden (1619, artt. 5 en 29), van Gouda (1620, art. 11),
van Woerden (1625, art. 56), van Grorinchem (1631, art. 44) enz. En zij hadden niet
zelden regt van klagen, als op de bepalingen van omtuining, in het algemeen, en op het
jus ecclesiae praesentatum repudiandi, in het bijzonder, geen acht werd geslagen. Zoo
heeft het voortgeduurd tot in het laatst der vorige eeuw, toen door de opheffing van de
regten der heerlijkheden het jus patronatus in zeer wankelenden toestand geraakte. Ech-
ter hief het zich weder op onder den raadpensionaris Schimmelpennink, koning Lodewijk
Napoleon en Willem I (Zie Ypeij, Geschiedenis van hut Patronaatregt, anders genaamd
Collatieregt, 2 stukken, en W. Broes, de Kerk en de Staat, d. IV, si. I, Aanhangsel
over het patronaat of collatieregt, bl. 173—188). In bet algemeen reglement onzer kerk
van 1851 zijn ook nog de verkregen regten der collatoren geëerbiedigd, tot zij door wet
of overeenkomst zullen zijn opgeheven. Even ais in 1619 spreekt hier de synode, maar
ip algemeene termen, van de verkeerdheden of misbruiken, die met het bestaan of de
uitoefening van dit regt gepaard gaan, of daarbij plaats kunnen hebben, en tegen welke
de kerk de noodige maatregelen nemen of uitlokken zal. Al aanstonds wordt dan ook
bepaald, dat geen kerkeraad of gemeente het regt van vrije beroeping in eene collatie
veranderen, noch ook immer aan iemand overdragen kan (art. 24). Koning Willem III
heeft bij de bekrachtiging van dit algemeen reglement (23 Maart 1852, n°. 3) gemeend,
dit jus patronatus in bescherming te moeten nemen, en met de tiende reserve bepaald ,
„dat uit art. 24 niets zal kunnen worden afgeleid ten nadeele der regten van collatoren."
Echter mag niet verzwegen worden, dat bij de uitoefening van het regt der koninklijke
collatiën, in de laatste jaren, meestal de gemeente vooraf gehoord en haar tot predikant
gegeven werd, dien zij verklaard had te begeeren. Ook is bij de wet van 16 Decem-
ber 1861 vastgesteld, dat het zoogenaamd regt van collatie, van staatswege in sommige
gemeenten der Nederlandsche hervormde kerk tot dus ver uitgeoefend, opgeheven wordt
-ocr page 445-
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                       439
(Staatsblad van 1861, n°. 124). De beweegreden was, dat de uitoefening van dit regt
van wege den staat niet overeen te brengen is met de grondwettige verhouding van kerk
en staat. De hoop is geuit, dat de overige collatoren desgelijks tot de opheffing hunner
collatieregten zullen besluiten. Voetius hoopte dit reeds vóór ruim twee honderd jaren,
toen hij raadde, dat de kerkeraden, classen en synoden hunne pogingen, opportune im-
portune
zouden rigten op de conscieniiae palronorum (1. 1. p. 633).
De synode is even ongelukkig geslaagd in hare bepalingen op de predikania-beroeping
ter plaatse, waar geen collatieregt bestaat. In hare 160ste zitting werd een formulier
nopens de orde van beroepen, opgemaakt uit de adviesen van al de collegiën, voorge-
lezen; maar bij de deliberatie bleek, dat het niet beviel. Men voegde er toen de clau-
sule bij: dat elke provincie, indien slechts behouden werd, wat tot de substantie der
beroeping behoort, in sommige omstandigheden zou mogen blijven bij de orde, in die pro-
vincie aangenomen en gebruikelijk. Nog vond het geen ingang. Den volgenden dag
(Sess. 161) leverde de voorzitter een ander beroepingsformulier in, door hem geconci-
pieerd. Dit voldeed beter en werd, na eenige veranderingen, geapprobeerd. Had de
Haagsche synode van 1586 reeds meer concessié'n ten aanzien der medewerking van den ma-
gistraat in beroepingszaken gedaan dan vroegere synoden (Zie boven bl. 259), deze Dordrecht-
sche gaat nog verder in hare concessiën. Hieruit blijkt, dat het waarschijnlijk, even als
bij de behandeling van het patronaatregt, een verschil is geweest tusschen de politieken
en de kerkelijken, waarbij de laatsten weder het onderspit hebben gedolven. De Haagsche
synode had eenvoudig bepaald (art. 4), dat de verkiezing geschieden zal door den ker-
keraad, maar nu wordt er bijgevoegd: en dat niet sonder goede correspondentie met de
Christelyhe Overheyd der plaatse respeclivelyk.
De Haagsche had de approbatie des be-
roeps door de overheid duidelijk omschreven, als waarbij alleen onderzocht zal worden,
of de burgerlijke wandel van den beroepene eenige wettelijke oorzaak tot weigering geeft;
maar, de approbatie alleen van het onderzoek naar het burgerlijk leven afhankelijk te
maken, scheen den politieken waarschijnlijk te beperkend toe, en de Dordrechtsche sy-
node heeft die bepaling weggelaten! Het valt duidelijk in het oog, dat, als de magistraat
dit regt van praecogmtio of praeëxamen en van ongelimiteerde approiaiie urgeren wilde
de vrijheid van beroep voor den kerkeraad verloren ging. Het is daarom ook buiten
twijfel, dat de streng Calvinistische predikanten der vergadering dit niet dan met grooten
weerzin en door den nood gedrongen zullen hebben toegestaan. Een hunner, Voetius,
vleit zich, dat de magistraat alleen in bijzondere omstandigheden van dit regt gebruik
maken zal, en zoo het bestendig en gestreng gehandhaafd mogt worden, certe ferendum
esset et meliora tempora exspectanda
(1. 1. P. II, p. 565 et 566). Naar zijn zeggen,
hebben de Zeeuwsche kerken, in plaats van zoodanige regten, libertati vocationis nimis
praejudicantia
, te erkennen, liever besloten, om bij hare beroepingswijs van 1591 (Syn.
van Middelburg, artt. 3 en 4) te blijven en deputalorum magistralus svffragia eleeüva
admittere et in collegio quaüficato, uti appel!ant, lotam vocationem aösolvere(l,\.j),510).
Nog een bewijs van groote concessie, waartoe de synode gedrongen is geweest, vinden
wij in het artikel, dat de samenstelling van den kerkeraad behandelt (art. 37). Bij de
bepaling, dat de kerkeraad uit predikanten en ouderlingen zal bestaan, die ten minste
elke week eens vergaderen, had de Haagsche kerkordening van 1586 gevoegd: „En sal
ook de magistraat van de plaatse respectivelrR (indien 't haar gelieft) een of twee van
den haren, wesende Litmaten der Gemeente, by den Kerkenraad mogen hebben, om te
aanhooren en mede van de voorvallende saken te delibereren" (art. 34). Die synode
-ocr page 446-
440                                            NATIONALE SYXODE,
had dat gedaan, poslulanübus iia Politicis eam. appendicem, en zij was er al meer toe
gebragt, quia aliter cornmuni Hl, Ord. politica canonum conjirmatio sperari non poterat
Voetius 1. 1. P. I p. 207). Uit de woorden, dat de plaatselijke overheid zal mogen,
indien het haar belieft,
kan men wel opmaken, dat de synode saus trepide et aegre
tol deze concessie is overgegaan, maar zij gaf dan toch den magistraat het regt,
om, des verkiezende, alle kerkeraadsvergaderingeu altijd door een paar zijner ledeu te
doen bijwonen. Men vond het stuitend eu vernederend, dat, terwijl joden, wederdoopers
.en wie ook, vrij vergaderen mogten, de zamenkomst van predikanten en ouderlingen zulke
observatores en excubitores toelaten moest. Toch heeft de Dordreehtsehe synode dit
ergerlijk artikel onveranderd overgenomen, want zij had ook de algemeene approbatie harer
kerkordening steeds in het oog. Haar lid, Voetius, maakt daar geen geheim van, schrij-
vende: nihil ausa fnit hic mutare, ne apud Politicos spem suam vel levissima occasione
turiaret.
Die politieken van 1619 hadden, naar het schijnt, hun argwaan, die vooral
in den Leicestersehen tijd en op nieuw in de remonstrantsche twisten tegen de consis-
toriën was opgewekt, nog niet afgelegd. Dit blijkt ook uit die ernstige vermaning, dat
„een yder syn Ampt getrouwelyk waarnemende, van wederzijden alle quaat nadenken en
wantrouwen tegen gegaan en de goede eendragt ten beste der Kerke werde behouden;"
welke vermaning bij de artikelen der kerkordening moest gevoegd worden (art. 28).
Evenwel is dat zitten van magistraatsleden in dé kerkeraadsvergadering zelden in toepas-
sing gebragt, zelfs niet in de provincüft van Utrecht, Gelderland en Overijssel, die de
Dordreehtsehe kerkordening hebben aangenomen (Zie Foetii Politicae ecclesiasticae P, I
appendix, continens quaestionem. de praesentia Magistratus in omnibus conventibus pres~
byterialibut seu consistorialibus, qui oppidatim st hebdomadatim habentur,
p. 199—209).
Verder heeft de synode eene menigte besluiten genomen betreffende instellingen, die
reeds bij sommige dassen in zwang waren gebragt. Hiertoe behoort de instelling van
gedeputeerden der provinciale si/noden, die de synodale besluiten ten uitvoer leggen, de
examina van nieuw aankomende predikanten bijwonen en voorts in alle voorvallende zwa-
righeden ten dienste der dassen zouden staan. (Sess. 159, kerkord. art. 49). Sedert
lang hadden de Hollandsche synoden dergelijke deputati, die geene interreges waren,
zooals Grotius hen afkeurend noemt (Pietas III. ord. Hollandiae p. 112), maar die,
zonder eenige meerdere magt dan de overige broeders, eenvoudig volbragten, wat hun
was opgedragen en van welks goede behartiging zij aan de eerstvolgende synode weder
rekenschap gaven. Veelal bestond de last, hun door de Hollandsche synoden opgelegd,
in niet veel anders, quant querelas aut posttdata quaedam nomine Synodi per libellum,
supplicem Hl, Ordd.
, aut quaedam huic atque UK Ecclesiae super aliquo particnlari
neqotio, nomine itidem Synodi, proponenda
(Voetius 1. 1. P. 1, p. 112). Deze instel-
ling nu van synodale gedeputeerden, die zeer nuttig werken kon, maar die niet overal,
onder anderen niet in de Zeeuwsche kerken bestond, wilde de Dordreehtsehe synode
algemeen hebben ingevoerd.
Desgelijks was ook de jaarlijksche visitatie van alle kerken in elke klasse door de
Hollandsche synoden in gebrnik gebragt. De Middelbuigsche synode van 1581 maakte
zwarigheid, om inspectores of svperintendentes tot visitatie der kerken in te voeren
(Partic, vraag 64). De Haagsche nationale synode van 1586 verleende er zekere vrij-
heid toe (art. 40), en al spoedig waren er Inspectores (Part. syn. v. Delft, 1587, art.
29, en v. Schiedam, 1588, art. 17) en Visitatores (Part. syn. v. Leiden, 1592, art.
12, en v. Rotterdam 1594, art. 3). Deze visitatoren schijnen voor een tijd tegelijk
-ocr page 447-
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN'1619.                        441
met de inspecteren bestaan te hebben, wijl de particuliere synode van Leiden (1592)
in het aangehaalde art. 12 bepaalt, „dat d' inspectores toesichte nemen, dat de visita-
tores neerstigheydt doen int' hare met vruchte ende stichtinge der kereken". Maar de
benaming van inspectoren scheen de gelijkheid van.alle broeders in gevaar te brengen,
en de Drentsche synode van 1612 had graaf Willem Lodewijk reeds om den zachter
klinkenden naam van visitatoren gebeden (Zie De oude Kerk te Assen van A. H. Pa-
rean, aantrek, bl. 123, noot 3, en de Drentsche Mosaïk, daar aangehaald, bl. 31).
Daarom heeft de Dordrechtache synode waarschijnlijk ook alleen van visitaiores gespro-
ken, hun werkkring duidelijk omschreven, en bevolen, dat zij in elke classe van de
gansche Nederlandsche kerk zouden worden gekozen (Sess. 159 kerkord. art. 44).
Zij trachtte hierdoor vrede en eensgezindheid, orde en regelmaat alom te bevorderen,
die toen in menige gemeente nog veel te wenschen overlieten.
In het bepalen van de godsdienstige feestdagen ging de synode van Dordrecht weder
verder dan die van 's Hage. Zij erkende den dag van Kersmis, Paschen en Pinksteren
niet slechts voor kerkdagen, maar stelde de dubbele feestdagen in. En werd hier en
daar op bevel der overheden, nieuwjaars- en hemelvaaitsdag gevierd, zij beval deo
dienaren, om overal, waar dit gebruik nog niet bestond, bij de overheid aan te houden,
dat zij zich met de andere conformeerde (Seas. 162, kerkord. art. 67). Dat was dan
juist zoo, als de kerkelijke ordonnantie der Hollandsche staten van 1591 had voorge-
schreven (art. 21) en door de Utrechtsche kerkordening van 1612, onder Uytenbogaert
ontworpen, was nagevolgd (Art. 1 van de Feest ende Vierdaghen). Het was meer naar
den zin der overheden, dan in den geest van het anti-catholijke volk, dat die feestdagen
buiten den zondag verfoeide, als zweemende naar de roomsehe bijgeloovigheid (Ypeij en
Dermout, Gesch. d. Ned. herv. kerk, I, bl. 516). Uit vrees voor dien tegenzin van
het volk zal de synode, indien zij er aan gedacht heeft, de heiliging van den goeden
vrijdag niet hebben durven instellen. Alleen de genoemde Utrechtsche kerkordening had
dat durven doen en de godsdienstige viering van den vrijdag voormiddag vóór Paschen
voorgeschreven (Aangeh. art. 1).
Op het kerkgezang heeft deze synode ongeveer dezelfde bepalingen gemaakt als de
Haagsche. Die Haagsche had bevolen, behalve de psalmen, alle andere gezangen, die
men niet vindt in de heilige schrift, na te Jaten (art. 62). Zoo wil de Dordreehtsche,
behalve de 150 psalmen, alleen gezongen hebben: de tien geboden, het Vader onze, de
twaalf artikelen des geloofs, de lofzangen van Maria, Zaeharia en Simeon. Deze gezan-
gen, meer of minder letterlijk aan de schrift ontleend, mogten gezongen worden. Zij
liet echter aan de keus der kerken, om het gezang: O, God, die onsen Vader list, te
gebruiken, maar alle andere gezangen moesten uit de kerken worden geweerd (Sess. 162,
kevkord. art. 69). De synode durfde de kreupele berijming van Datheen nog niet af-
schaffen , quamqnam bene mullos ejus Synodi socios hand adeo magni Ulam. fecisse stispi-
cari licet. Verebatur enim ne pcpulus, qui admodum eam dilexit, in. d'wersa alreptus
studia, tumullus cieret
(Dr. H. ter Haar, Specimen hist.-theol. Petr. Daiheni vitam exhi-
bens,
p. 118). Misschien koos de synode ook de berijming van Marnix niet, omdat hij,
wegens de gunst, hem door de staten bewezen, in de schatting der strenge Calvinisten
gedaald was (Ypeij en Dermont, aangeh. pi. I, I bl. 551), of, omdat zij hoop had op
nog betere berijming door de Nederlandsche dichters te leveren (W. Broes, Philip van
Marnix, I, afd. 2). Er zijn dan ook vóór het einde der eeuw vele nieuwe berijmingen in •
het licht gekomen (Van Iperen, kerkelijke hist. v. h. Psalmgezang, d. I, bl. 198 en verv.).
-ocr page 448-
442                                               NATIONALE SYNODE,
Nog gaf de synode hare voorschriften omtrent de toelating tot de pndikdienst van
nieuwelingen, priesters, monniken, en fan schoolmeesters en handwerkslieden, die in
talen, vrije kunsten en theologie niet gestudeerd hebben (Sess. 159 en 163, kerkord.
artt. 8 en 9); als ook omtrent het bedienen van den doop en het bevestigen van het
huwelijk (Sess. 162 en 163, kerkord. artt. 58—60).
Bijzondere aandacht wijdde zij aan de reformatie der academiën. In een der eerste
zittingen (Sess. 45) waren de punten, door de Delftsche synode ontworpen, gelezen
(Brandt, Hist. d. reform, d. III, bl. 637). Men gevoelde, door de ondervinding geleerd,
het groot gewigt van de zaak , en besloot, dat elk er ernstig over nadenken zou,
opdat de synode goede adviesen aan de staten der provinciën, die hoogescholen bezaten,
zou knnnen geven, zoodat staat en kerk voortaan „ghewenschte vruchten uyt die Plant-
soen-hoven trecken mochten." De artikelen, feijna geheel overeenkomende met die van
Delft, zijn de volgende.
1.   Dat over de regeringe van de Academiën gestelt werden geleerde
Mannen, Leden der Gereformeerde Kerke, waar van men versekert
is, datse de Lee re van 't begin der Reformatie by ons aangenomen,
zyn toegedaan.
2.      Dat de Curatoren der ^Academiën niet altijdt blijven, maar alle
drie of vier jaren veranderen, soo dat jaarlyks in de plaatse van
eenige die afgaan, andere succederen.
3.      Dat behalven de Polityke Personen, ook een Predikant of twee
dese sorge en opsigt werde aanbevolen, om te naauwer toesigt te heb-
ben op de Theologische Faculteyt.
4.      Dat tot de professie der Theologie niemant beroepen werde, dan
met toestemminge des Synodi en desselfs Gedeputeerden; welke het
vrystaan sal uyt ieder Classis eenige Predikanten by een te roepen,
om over dese beroepinge met malkander te beraatslaan, soo mogelyk
deselve tot het naastkomende Synodus niet en konde uytgcstelt wor-
den. En ware te wenschen dat desen voet ook gehouden wierde in de
beroepinge van den Regent en Onder-Regent van het Theologische
Collegie.
5.      Dat in de beroepinge der Professoren, niet alleen der
Theologie, maar ook der andere Faculteyten, en wel meest
der Hebreeuwsche en Griekse Talen, als ook der Philosophie,
goede sorge werde gedragen, dat geene andere beroepen en
werden, dan die uytmunten in geleertheyt en verstand, en
die vermaart zyn: aan welker Godsaligheyd en vromigheyd
des levens niet getwijffelt werd. En die haar vast houden aan
de van ouds gereformeerde Leere, en noyt regtveerdige reden
tot 8uspicie van onsuyverheyd in de Leere gegeven hebben.
6.     Dat alle Professoren van yder Faculteit en konst, tot be-
tuyginge van hare overe enstemminge in de regtsinnige Leere,
in den aanvang van hare bedieninge de Formulieren van eenig-
heyd, de belydenis en de Catechismus deser Kerken onder-
teekenen.
7.      Dat het den Professoren der Philosophie en talen niet
-ocr page 449-
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                          443
toegelaten werde in hare Lessen of disputatien, Theologische
materien of geschillen te verhandelen, voor datse de aaak
met de Theologische Faculteyt g e c o m m u ni c e er t en verlof
daar toe verkregen hebben.
8.     Dat den Professoren der Theologie verboden werde nieuwe
gevoelens voor te stellen, strydende tegens die in de Kerke
aangenomen: en niet toegelaten problematicé eenige scrupu-
len tegen de aangenomen Leere ligtveerdelyk te moveren.
9.     Of 't niet geraden zij dat de Professoren der Theologie»
ei de Regenten der Theologische Collegien in de Synodus
verschynen, en aldaar rekenschap geven van hare Leere, en
het oordeel des Synodi zijn onderworpen.
10.     Dat de alumni der Kerken, soo die in de Collegien, als
die elders wonen, dikmaal geëxamineert worden, en dat in
't bywesen der Gedeputeerden des Synodi (Sess. 163).
Deze artikelen zijn niet zouder uitwerking gebleven, en zouden zeer grooten invloed
op de academiën hebben uitgeoefend, indien zij elke drie jaren door de algemeene sy-
node hadden kunnen worden aangedrongen. Ook ia een formulier van onderteekening
voor de professoren in de theologie en de regenten en onderregenten der theologische
collegien opgesteld (Sess. 175), welks onderschrijving bij de professoren der andere pro-
vinciën weinig moeite baarde (Archief voor kerk. gesch. VII, bl. 158 verv.), maar bij
die van Leiden, vooral om de geëischte submissie aan de provinciale synode, tegenstand
vond (Archief als boven, IX, bl. 481 verv.).
Er zijn drie formulieren van onderteel-ening opgesteld. Behalve het even genoemde
voor de professoren in de theologie en de regenten der theologische collegien, was er
een voor de rectoren en schoolmeesters (Sess. 164), hetwelk, volgens later besluit, te-
vens, met noodige wijziging, voor krankbezoekers zou gebruikt worden (Sess. 175). Dan
was er een voor de dienaren des woords, en dit is het eerst opgesteld (Sess. 164). Of
ook en op wat wijze de ouderlingen onderteekenen zouden, werd ter discretie van iedere
classe en synode gelaten (Sess. 175). Vroeger moesten de ouderlingen ook de confessie
onderteekenen (Syn. v, Middelburg 158] , art. 37). De Haagsche synode van 1586
heeft dit echter niet meer van hen gevorderd (art. 47, en onze aanteek. bl. 260), en
het verdient opmerking en nadenken, dat ook de Dordrechtsche, hoe magtig en hoog
geëerd, den ouderlingen dezelfde onderteekening niet durft voorschrijven, ah aan de
overige dienaars der kerk. Misschien heeft zij bij het schrijven harer onderteekenings-
formulieren dezulken bijzonder op het oog gehad, die regtstreeks onderwijs gaven en
bezoldiging trokken. Zij heeft de doctores theologiae niet genoemd, zoodat de godge-
leerde faculteiten uit eigen beweging een formulier van onderschrijving voor dezen ver-
vaardigd hebben (Archief boven genoemd, IX, bl. 493 en 494). De Zuidhollandsche
synode van Gorinchem (1622) heeft ook een formulier van onderteekening voor de pro-
ponenten
ingesteld, op den voet van hetgeen de predikanten onderschreven (Brandt,
LVIII, bl. 798).
Het doel van het onderteekenings-formulier voor predikanten wordt vrij onzacht aan-
gewezen, als niet alleen strekkende, om overeenstemming met de regtzinnige leer te
doen betuigen, maar ook, om „de nytvlugten van sommige, waar mede sy de Kerken
plegen te bedriegen" voor te komen (Sess, 162). Het is van den volgenden inhoud:
-ocr page 450-
444                                                                        NATIONALE SYNODE ,
Wij ondergescarev en Bedienaren des Goddelyken Woords, ressorte-
rende onder de classe van N. N. verklaren opregtelyk en in goeder
conscientie voor den Heere, met dese onse onderteeken ing, dat wy
van herten gevoelen en gelooven, dat alle de Artikulen en stukken der
Leere, in de Belijdenis en Catechismus der Gereformeerde Nederland-
sche Kerken begrepen, mitsgaders de Verklaringe over eenige Poinc-
ten der voorseyde Leere in de Nationale Synodua, Anno 1619 tot
Dordregt gedaan, in alles met Gods woord over een komen: Beloven
derhalven dat Wy de voorseyde Leere neerstelyk s.ullen leeren en ge-
trouwelyk voorstaan, sonder vet tegen deselve Leere, 't zy opentlyk
of heymelyk, directelyk of indirectelyk te leeren, of te schryven. Ge-
lyk ook, dat wy niet alleen alle dwalingen tegen dese Leere strijdende,
en met namen ook die in devoorseyde Synodus zyn veroordeelt, ver-
werpen, maar dat wy ook genegen zyn, deselve te wederleggen, tegen
te spreken, en allen arbeyt aan te wenden, om deselve nyt de Kerke
te weren. En indien het sonde mogen gebeuren, dat w y na
desen eenig bedenken of ander gevoelen tegen dese Leere kre-
gen, beloven wy dat wy 't 3 e 1 v e nog openlyk, nog heymelyk,
sullen voorstellen, leeren of verdedigen met prediken of
schrijven: dat wy 't aelve a 1 v o r e n den Kerken v :i ad, Classis
en Synodus sullen openbaren, om daar geëxamineert te wor-
den: bereyd zijnde t'aller tijd ons het oordeel des Kerkenraads
Classis of Synodi gewilliglijk te onderwerpen: op poene dat
wy hier tegen doende, metter daad (ipso facto) van onse dien-
sten gesuspendeert sullen zijn. En indien de Kerkenraad,
Classis of Synodus t' eeniger tijd om gewigtige redenen van
nadenken, om te behouden de eenigheyd en suyverheyd der
Leere, goed vond van ons te eyschen nader verklaringe van ons
gevoelen over eenigen Artykel deser belydenis, des Cate-
chism i, of verklaringe des Synodi Nationali9; soo beloven
wy ook mits desen, dat wy t' aller tyd daar toe sullen willig en
bereyd syn, op poene als boven. Behoudens nogtans het regt
van appel, ingevalle wy misschien door sententie des Kerken-
raads, des Classis of Synodi meenden bes waart te zijn; gedu-
rende welken tyd van appel, wy ons wet de uytspraak en 't oor-
deel des Provincialen Synodi sullen te Treden honden."
Dé invoering van zoodanig onderteekenings-formulier was niet nieuw in de kerk.
Ruim tien jaren vroeger (1608) had de olasse van Alkmaar in haar boek, de confessie
en den catechismus bevattende, een acte geplaatst, die de broeders op nieuw moeBten
onderteekenen, en waarbij zij verklaarden de leer dier schriften te erkennen als in alles
met Gods woord overeenkomende; en beloofden haar te zullen onderhouden, met ver-
werping van al wat er mede strijdt (Uytenbogaert, Kerck. hist. III, fol. 186). Twee
jaren later (1610) heeft de synode van Veere insgelijks een formulier van onderteeke-
ning ingesteld, „om te beter eenigheit in de zuivere Leere, ende goede ordre in de
Kerken te onderhouden" (W. te Water, Tweede eeuw-getyde van de geloofsbelydenisse,
bl. 118—120). Al wederom twee jaren daarna (1612) heeft de synode van Harderwijk
-ocr page 451-
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                        445
dergelijke acte opgesteld (Uytenbogaert, aangeh. pi. IV, fol. 54 en 55), zoodat de
Dordrechtsche synode hierin gehandeld heeft, als in Holland, Zeeland en Gelderland
reeds was voorgedaan. Als men den inhoud en de letter van het Dordrechtsche formu-
lier met dat van Veere en van Harderwijk vergelijkt, schijnt het naar het Harderwijk-
sche (Godgel. Bijdragen van 1884, d. VIII, st, V, bl. 733 verv.) en nog meer naar
dat van Veere gevolgd. Met dit laatstgenoemde stemt het, behoudens kleine wijzigin-
gen, bijna woordelijk overeen (Dr. Borsius, Trapsgewijs toegenomen gezag der geloofs-
belijdenis enz. in het Archief boven aangeh. IX, bl. 306—308, 344 en 358—361).
Al is het dan ala bijzonder gestreng uitgekreten, ja, als e^n „ondraegelyke muylband",
als „onchristelyke tyranny smaekende nae Inquisitie," het bevatte niet meer, dan reeds
vroeger door andere dassen en synoden , tot behoud van de zuivere leer eo den vrede
der kerken, den predikanten was opgelegd. De synode van Veere schijnt met hel op-
stellen van haar formulier ook bedoeld te hebben, de krachtige handhaving van het
regt der kerk op de beslissing in godsdienstige zaken, welk regt vele overheden, vooral
de Holiandsche, bij de remonstrantsche twisten, zich toegeëigend hadden (Verhand. v.
Dr. Borsius boven aangehaald, bl. 320 verv.), In de Dordrechtsche synode zaten man-
men, ala professor Gomarns, die zich genoeg geërgerd hadden over de aanmatiging der
overheden tot beoordeeling van leerstellige vraagstukken, en hij, met menig medelid,
zal zich ook daarom in de aanneming van het onderteekuuings-formulier hebben ver-
heugd, wij! het de beoordeeling en beslissing van godgeleerde onderwerpen weder bij
de kerk en hare veitegenwoordiging bragt. Ter eere van de politieke commissarissen
mag worden aangemerkt, dat zij der synode de vrije toepassing van dit regt niet heb-
ben betwist, Door de ondervinding geleerd: schijnen zij hierin wijzer te zijn geworden.
Tegen het einde der synodale zittingen is eene commissie, met den president Boger-
man aan het hoofd, naar de staten generaal gezonden. om hen te bedanken voor de
goedertierene bescherming, en tevens te verzoeken, om, hetgeen deze synode besloten
had, met approbatie te bekrachtigen en door hnn autoriteit ter executie te doen stel-
len. Daaronder behoorde ook deze bede: „dat U H. M. gelieven de Kcrken-ordeninge,
soo als deselve in dese Synodus geëxamineert en in sommige Artikulen tot meerder
vrede en stichtinge vermeerdert is, te approberen, en te belaster., datse overal in de
Kerken deser landen, voor soo veel sulks geschieden kan, eenpariglijk worde onderhou-
den" (Sess. 177).
Aan dat verzoek i3 niet voldaan. Hoe ook bij die algemeene staten werd aangehou-
den, dat de kerkordening generalijk bij de provinciën mogt worden aangenomen, en zij
er ook pogingen toe hebben aangewend, het baatte niet, „mits de swaerigheden bij
Zeelandt en Vrieslandt daer inne gemaeckt." Zoo zeggen de staten van Holland, verge-
tende er bij aan te teekenen, hoe zij ook de algemeene approbatie hebben belet (Resol.
v. 11 Julij, 1620, bij Brandt, Hist. d. reform. IV, bl. 324). Het beweren, dat de
Holiandsche staten de kerkordening zonden hebben aangenomen (Carleton, Lettres, me-
moires et negociations, III, p. 103, en Kerk. Placaatb. Voorbericht voor het Uitdeel)
is door Ypeij en Dermout wederlegd (Gesch. d. Ned. herv. kerk, II, aanteek. 283).
-ocr page 452-
446                                                  NATIONALE SYNODE,
In Holland konden de staten, hoe dikwijls zij ook de besoignea der kerkordening ter
hand namen, tot hare approbatie niet besluiten. Te dien opzigte zegt de procureur der
vaderlandsche kerk in zijne Korte historie van de Synode nationaal, „de redenen te
gaan taxeren, waarom de kerkorder niet is aangenomen , voegt niet aan Ingezeetenen"
(bl. 299). Daar eenige dier redenen echter uit der staten resolutiën duidelijk blijken,
zien wij er geen zwarigheid in, ze aan te wijzen. De reden was hoofdzakelijk deze,
dat de ataten veel meer magt in het kerkelijke verlangden, dan de kerkordening hnn
toestond. Zij verlangden vooral te weten, wat eigenlijk bedoeld werd met de goede
correspondentie,
door den kerkeraad te houden met de plaatselijke overheid bij de ver-
kiezing van een predikant. Maar toen zij van den president der synode vernamen, dat
de beroeping met voorweten
, kennisse en goedvinden van den magistraat geschieden moest,
lieten zij hunne verdere scrupule dienaangaande varen (Resol. v. 21 Jnnij 1619, bij
Brandt, III, bl. 750. verv,). Er was echter meer, dat hun tegenstond, en, na menig
artikel in hnn smaak veranderd te hebben, gaven zij de alzoo gecorrigeerde kerkordening
aan de Zuid- ea Noord-Hollandsche synode over. Zelfs de titel was veranderd, en de
kerkordening heette nu „by de E. M. H. staten geraaeckt (Bor. III, Bijvoegsel, bl. 28,
en Brandt LI, bl. 326—331). De synode kon zich onmogelijk vereenigen met zulke
omgewerkte kerkordening, „het vrye recht der Kerken niet weynig naedeelig'', en inde
remonstrantie harer commissie werd al aanstonds van het veranderde bovenschrift gezegd,
dat het met de waarheid streed, daar de synode de kerkordening gemaakt had, volgens
het regt der kerken, in Goda woord gegrond, en dat door die willekeurige verandering
weder de oude disputen werden verwekt over de vraag, bij wie het regt berustte, om
kerkelijke ordonnantiën te stellen; dat, ala.de magistraat eenigen committeert om met
den kerkeraad te beroepen, gelijk de staten verlangen, geen dienaar in conscientie ge-
looven zal naar Gods woord beroepen te zijn en ook de gemeente hem voor geen
wettigen kerkedienaar erkennen kan; dat het kiezen van ouderlingen met kennisse en
goedvinden van den magistraat, niet practicabel is op het platte land, waar de magis-
traten „dikwils sijn papiateu ofte lniden sonder eeaige religie", en ook, omdat vele
eerlijke lieden zich niet beroepelijk zullen willen stellen, indien zij, van de kerk be-
kwaam geoordeeld, nog op het stadhuis, „ofte Bierbank (daer de Magistraat op de
Dorpen veeltijta hare saeken plegen te verrichten)" gevaar loopen van verworpen te wor-
den (Bor, III, Bijvoegsel,bl. 19—23, en Brandt, LVIII, bl. 779—793). Het was wederom
dezelfde strijd van de Hollandsche staten als voorheen, om de oppermagt in de kerk,
en van de predikanten, die zich het oude regt hunner kerk niet wilden laten ontnemen.
Ook nu, 200 min als toen, was eenig middel van accomodatie te vinden, en de sta-
ten, niet kunnende goedvinden, dat bij provisie eenige kerkordening beraamd of gevolgd
sou worden, besloten „alle de saken te laten bij het gebrnik, dat in elke classe dien
aangaande tot nog toe is gevolgd, met onderhoud van al zulke rechten van Patroon-
schap of andere, als iemand wettelyk zyn competerende" (Resol. v. 19 Julij 1624.
Groot Plakaatb. d. III, bl. 470, en Kerkelijk Plakaatb. d. II, bl. 305 en 306).
In Friesland werd de Dordrechtsche kerkordening niet beter ontvangen. Zij kwam
hier in conflict met de bijzondere wijs van predikantsberoeping, die zich ook onder
de vroegere kerkordeningen staande gehouden had (Ypeij en Dermont, Gesch. d. Ned.
herv. kerk, I, bl. 411 verv.). Men beweerde, dat in deze kerkordening over het alger
meen de autoriteit der overheid te sober en te klein was gesteld, en dat in het bijzon-
der de voorgeachrevene wijs van beroeping streed met de onde vrijheid van keus, die
-ocr page 453-
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619. , 447
bij de edelen, eigengeërfden en gebruikers van schotschietende huizen of ploeggangen
berustte, wier vrij- en geregtigheid moesten gehandhaafd blijven, te meer, wijl zij de
kerken, en wat tot de kerken behoort, gegeven hadden (Zie memorie of eenige conside-
ratie over de kerkorder gemaakt (soo men voorgeeft) in de nat. syn. van Dordrecht,
bij Brandt, d. IV, bl. 772). De staten van Friesland approbeerden wel, den 3den
Jnlij 1619, wat de Dordrechtsche synode aangaande de leer had vastgesteld, maar zij
verstonden niet, dat de Kerkenordening, zoo als zij hun voorgedragen werd, in de
Kerken hunner Provincie, met dienst en vrucht van de Gemeenten, ingevoerd, toe-
gelaten en geoefend zou worden (Groot Placaat- en Charterboek van Vriesland, d. V,
bl. 253, bij Heringa, Berigt aangaande zeven stellingen, bl. 61). Ook de provinciale
synode van Leeuwarden, den 15derL September deszelfden jaars gehouden, heeft na rijp
overleg besloten , „dat sy blijven bij 't geene in deese moge overeenkomen met die van
oudts aengenoomene Kerkenordeninge, die nu al vooren met genoeghsaeme stichtinge is
onderhouden, geapprobeert en aengenoomen (Brandt, XLYII, bl. 22). Er was echter ver-
deeldheid onder de politieken zoowel als kerkelijken in Friesland over de kerkordening.
Toen in het volgend jaar (1620) twee gedeputeerden der generale staten tot de appro-
batie der kerkordening vermaanden, antwoordden de staten van Friesland, bij resolutie
van 26 Mei, „dat se bleven by 't besluit dei derden van Hooymaendt des voorleden
aers op 't stuk van de Kerkenordeninge genomen." Maar de steden, die het vierde lid
der staten van Friesland uitmaakten, verstonden, dat de kerkordening in vroegeren
landdag door hen was aangenomen. Door overstemming van de drie andere leden bleef
evenwel de kerkordening buiten gebruik, tot groot verdriet van vele kerkelijken, die
het met Bogerman hielden. Die kerkelijken zochten op de synode van Bolsward, tegen
het besluit der staten in, de kerkordening door te drijven, maar de statenbesloten, dat
de dienaren, die dit wederom beproefden, als perturbatenrs van de gemeene ruste zouden
gestraft worden (Resol. van 10 Julij 1622, bij Brandt, IVII, bl. 766).
In Zeeland werd de kerkordening ook niet aangenomen. De staten gaven daar in
bedenking, „of het even nodig is, dat gelijk de Provintien eenstemmig zvjn in de
Leere, alzoo mede wert vereischt, dat dezelven waeren gelykformig in de regeeringe
der Kerken; dat de Provintie van Zeeland bij de kerkenordening d'anno 1591 in ruste
tot nog toe is behouden, waer meede die by den Synode Nationael van Dordrecht
meest in alle poincten is aceordeerende; bestaande de zonderlinge discrepantie alleen in
de exercitie van 't recht der Overheeden in de beroeping der dienaeren des 'Woorts,
ouderlingen en diakonen, welke kerkenordeninge van Dordrecht was in deezer maniere
ingestelt, zonder volkomen kennisse van de Kerken van Zeelant, die dezelve in de
aenstaende Synode Provinciael examineerende, daer inne wel mogten poincten nietgoet-
vinden; waer bij dan nog meede komt, dat men niet en is verzekert, of de andere
Provintien even bereit zijn omme de voorsz. kerkenordeningen aen te neemen; en der-
halve oft niet beter waere den tyt nog wat af te wagten"? Zoo is het gebleven, en
hebben de Zeeuwsche staten intusschen hnnne kerkordening van 1591 steeds gehand-
haafd (Kort verhaal der reform, v. .Zeeland door J. W. te Water, bl. 474 verv.).
In de provincie van Vtrecht wilden de staten nog nadere verklaring hebben, even als
in Holland, op sommige artikelen, en vooral op het vierde van de predikantsberoeping.
Men wenschte te weten, hoe ver men verstaat te zullen strekken de correspondentie met
de Christelijke overheid in het verkiezen der dienaren des woords. Op deze en andere
vragen heeft de president Bogerman met zijne medegecommitteerden, in de 168s*e zitting
-ocr page 454-
448 NATIONALE SYNODE, GEHOUDEN TE DORDREHT, 1618 EN 1619.
der nationale synode daartoe benoemd, zulke antwoorden gegeven, dat de heeren gede-
puteerden der staten ze met groot genoegen hebben aangehoord, en, na rapport aan
hunne principalen, is de Dordreclitsche kerkordening goed gevonden en gearresteerd bij
de staten des lands van Utrecht op den 6de» Augustus des jaars 1619 (Groot Placaat-
boek des Lands van Utrecht, d. I, bl. 380 verv.).
In Gelderland en het graafschap Zutphen is de Kerkordening met kleine veranderingen
gearresteerd, „alles by provisie ter tijt ende totdat anders over deselve Kerkenordeninge by de
samentlieke Unieerden Provintien off by ons naerder en speciaelder geordonneert zyn sal,
oock mede ougekrenket deser Landtschaps Resolutie voor desen op 't stuek ende beleydt
der Kerken genomen" (Aldus gedaan totArnhem, den 21sleu Jultj 1620). De veranderingen
betreffen het artikel van beroeping niet, noch iets diergelijks, maar artt. 11 en 13
over de zorg voor het onderhoud van predikanten, en art, 41 over het vergaderen der
dassen met consent der overheid en niet meer dan tweemaal 's jaars (Brandt LI, bl.
288, Kerkelijk handboekje, bl. 282—235 en Groot Gelders Placaetb. II, bl. 188 en 189),
In Overijssel is de Kerkordening ook aangenomen, zoo als Voetius getuigt (Polit. eccles.
P. I, p. 209. Zie ook Brucherus, Gesch. v. d, opk. d. Kerkherv. in Groningen, bl,
417). Wij hebben evenwel geen besluit van approbatie, door de ridderschap en steden
dier provincie genomen, kunnen vinden. Door onzen vriend P. C. Molhuijsen, archi-
varis van Kampen, zijn ons echter nittreksels uit de handelingen der Overijsselsche
synode van 1619 medegedeeld, waarin bij de ridders en steden aangedrongen wordt op
de handhaving van enkele artikelen der Dordrechtsche Kerkordening, wat niet zou ge-
schied zijn, indien die Kerkordening afgewezen ware geweest.
Van de staten van Groningen en Ommelanden hebben wij ook geen besluit, betref-
fende de Dordrechtsche Kerkordening, kunnen opsporen. Ook de dienstvaardige archi-
varis Mr. H. O. Feith heeft er te vergeefs naar gezocht. Waarschijnlijk wensehte men
daar, even als in .Zeeland, bij de aangenomene Kerkordening (1595) te. blijven.
In Drenthe trachtte men eeue eigene Kerkordening te verkrijgen , en die poging is
in 1638 gelukt.
Zoo zagen dan de ijverige vaderen van Dordrecht hunne hoop verijdeld op eene al-
gemeene Kerkordening voor de geheele republiek.
De kerkordening , door de nationale synode van Dordrecht gearresteerd, vindt men
in de Memoriën van G. Baudart d. I, b. XI, bl. 34—41, — Groot Placaetboek van
Cau en Scheltus d. III, fol. 464, — Groot Placaatb. des Lands van Utrecht, d. I,
bl. 375—380, — Kerkelyk Plakaatb. d, I, bl. 152—169, Kerkelijk handboekje, bl.
807—232,— Compendium der Kerkelyke wetten van Vriesland, bl. 422—436.
-ocr page 455-
KERKEN-ORDENINGE
GESTELT IN DE
NATIONAALE SYNODE
Der Gereformeerde Kerken, te zanten beroepen en gehouden door ordre
van de H. Mog. Heeren Staten Generaal der Vereenigde Neder-
landen, binnen DORDRECHT in de Jaar en
1618 en 1619.
1.     Om goede ordre in der Gemeente Chriati te onderhouden, zijn daar
in nodig de Diensten, te Zamenkomsten, opzicht der Leere, Sacramenten
en Ceremoniën, en Christelijke straffe. Waar van hier na ordentelijk zal
gehandelt worden.
Van de Diensten.
2.     De Diensten zijn vierderlei; der Dienaaren des Woords, der Docto-
ren, der Ouderlingen en der Diakenen.
3.     Het zal niemant, alhoewel hij een Doctor, Ouderling of Diaken is,
geoorioft zijn den dienst des Woords en der Sacramenten te betreden, zon-
der wettelijk daar toe beroepen te zijn, en wanneer iemant daar tegen doet,
en meerrnaal vermaant zijnde, niet af en staat, zo zal de Classis oordee-
len, of men hem voor eenen Soheurmaker verklaren, of op eenige andere
wijze straffen zal.
4.     De Wettelijke beroepinge der geener, die te vooren in den Dienst
niet geweest en zijn, zo wel in de Steden als ten platten Lande, bestaat.
Ten eersten in de Ferkiesinge, dewelke na voorgaande vasten en bidden
geschieden zal door den Kerkenraad en Diakenen, en dat niet zonder goede
correspondentie met de Christelijke Overheit ter plaatze respectivelijk, en
voorweten ofte advijs van de Classe, daar 't zelve tot nog toe gebruikelijk is
geweest. Ten anderen, in de Examinatie of onderzoekinge beide der Leere
en des Levens, dewelke staan zal bij de Classe, ten Overstaan van de Ge-
deputeerde des Synodi, of eenige der zelver. Ten derden, in de Appro-
èaiie,
en goedkenninge van de Overheit, en daar na ook van de Lidmaten
der Gereformeerde Gemeente van de plaatze, wanneer den naame des Die-
naars den tijd van veertien dagen in der Kerken verkondigt zijnde, geen
hindernisse daar tegen en komt. Ten laatsten, in de opentlijke Bevestiginge
voor de Gemeente, dewelke met behoorlijke stipulatie en afvragingen, ver-
maninge, gebed en oplegginge der handen van den Dienaar die de beves-
29
-ocr page 456-
4B0                                            NATIONALE SÏNODE,
tiginge doet (of eenigen anderen, zo daar meer Dienaaren ziju) toegaan zal,
na het Formulier daar van zijnde. Wel verstaande, dat de oplegginge der
handen zal mogen gedaan worden in de Classicale vergaderinge aan den
nieuwen gepromoveerden Dienaar, die gezonden word in de Kerken onder
't Kruice.
5.     Nopens de Dienaars, die nu alrede in den Dienst des VVoords zijn,
tot een ander Gemeente beroepen wordende, zal desgt?lijks zodanige beroe-
pinge met correspondentie als vooren, geschieden, zo wel in de Steden,
als ten platten Lande, bij den Kerkenraad en de Diakenen met advijs of
approbatie van den Classe, alwaar de voorsz. beroepene vertoonen zullen
goede Kerkelijke Attestatie van Leere en Leven, en alzo bij den Magistraat
van de plaatze respectivelijk geapprobeert, en der Gemeente den tijd van
veertien dagen voorgestelt zijnde, als boven, zullen met voorgaande stipu-
latien en gebeden bevestigt worden. Onverkort in 't geene vooren gezeit
is, iemant zijn deugdelijk recht van presentatie, of eenig ander recht, voor
zo veel het stichtelijk kan worden gebruikt, zonder nadeel van Gods Kerke,
en goede Kerken-ordre, waar op de Hooge Overheden en Synoden der res-
pective Provintien, wel gelieven te letten, en ten besten van de Kerken
nodig ordre te stellen.
6.     Zal ook geen Dienaar dienst inoogen aanneemeu in eenige particuliere
Heerlijkheden, Gasthuizen, of anderzins, ten zij dat hij voorheenen gead-
mitteert, en toegelaten zij, volgende de voorgaande Artikelen, en zal ook
niet min als andere de Kerken-ordeninge onderworpen zijn.
7.     Niemant en zal tot den Dienst des Woords beroepen worden, zon-
der hem in een zeker plaatze te stellen, ten ware dat hij gezonden worde
om hier of daar te prediken in de Gemeente onder 't kruice, of anderzins
om Kerken te vergaderen.
8.     Men zal geen Schoolmeesters, Handwerkslieden of andere die niet
gestudeert en hebben, tot het Predik-ampt toelaten, ten zij dat men ver-
zekert is van haare singuliere gaven, Godzaligheit, ootmoedigheit, zedig-
heit, goed verstand en discretie, mitsgaders gaven van welsprekentheit. Zo
wanneer dan zodanige perzonen zich tot den dienst presenteeren, zal de
Classis dezelve (indien 't de Synodus goedvind) eerst examineeren, en na
dat zij dezelve in 't examen bevind, haar een tijd lang laten in 't privé
proponeeien, en dan voorts met hem handelen, als zij oordeelen zal, stich-
telijk te wezen.
9.     Nieuwelingen, Mis-priesters, Monniken, en die anderzins eenige secte
verlaten, zullen niet toegelaten worden tot een Kerkendienst, dan met
groote zorgvuldigheit en voorzichtigheit, na dat zij ook eenen zekeren tijd
eerst wel beproeft zijn.
10.     Een Dienaar eens wettelijk beroepen zijnde mach de Gemeente, daar
hij zonder conditie aangenoomen is, niet verlaten, om elders een beroepinge
aan te nemen, zonder bewilliginge des Kerkenraads met de Diakenen, en
die geene die te vooren in dienst van Ouderlingschap en Diakenschap ge-
weest zijn, mitsgaders die van de Magistraat, en met voorweten van de
Classe, gelijk ook geen ander Kerke hem zal moogen ontfangen, eer hii
wettelijke getuigenisse zijns afscheids van de Kerke en Classe, daar hij
gedient heeft vertoont hebbe.
-ocr page 457-
3EH0UDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                     451
11.     Aan de ander zijde zal den Kerkenraad, als presenteerende de Ge-
meente, ook gehouden zijn haare Dienaars van behoorlijk onderhoud te
verzorgen, en zonder kennisse en oordeel des Classis niet te verlaaten, de-
welke ook bij gebrek van onderhoud, zal oordeelen of de voorschreven Die-
naars te verzetten zijn, of niet.
12.     Dewijle een Dienaar des Woords eens wettelijk, als boven beroepen
zijnde, zijn leven lang aan den Kerkendienst verbonden is, zo en zal hem
niet geoorloft zijn, hem tot eenen anderen staat des levens te begeeven:
ten zij om groote en gewichtige, oorzaaken, daar van de Classis kennisse
nemen en oordeelen zal.
13.     Zo het geschied dat eenige Dienaars door ouderdom, ziekte, of' an-
derzins onbekwaam worden tot oeffeninge haares Dienstes, zo zullen zij
nogtans des niet te min de eere en den naame eens Dienaars behouden,
en van de Kerke die zij gedient hebben, eerlijk in haaren nooddruft
/gelijk ook de Weduwen en Weezen der Dienaaren in 't gemeen) verzorgt worden.
14.     Zo eenige Dienaars om de voorschreven of eenige andere oorzaken,
haaren dienst voor eenen tijd cnderlaten moesten, 't welk zonder advijs des
Kerkenraads niet geschieden en zal, zo zullen zij nogtans tot allen tijden
de beroepinge der Gemeenten onderworpen zijn en blijven.
15.     Het zal niemant geoorloft zijn, den Dienst zijner Kerken onder-
latende , of in geenen zekeren dienst zijnde, hier en daar te gaan Prediken
buiten consent en authoriteit der Synode of Classis. Gelijk ook niemant
in een ander Kerke eenige Predikatie zal moogen doen, of Sacramenten
bedienen, zonder bewilliginge des Kerkenraads.
16.     Der Dienaaren Ampt i3 in de Gebeden en bedieninge des Woords
aan te houden, de Sacramenten uit te reiken, op haare Mede-broeders,
Ouderlingen en Diakenen, mitsgaders de Gemeenten goede acht te nemen,
en ten laatsten met de Ouderlingen de Kerkelijke discipline te oeffenen, en
te bezorgen dat alles eerlijk en met ordre geschiede.
17.     Onder de Dienaaren des Woords zal gelijkheit gehouden worden,
aangaande de lasten haares Dienstes, mitsgaders ook in andere dingen, zo
veel mogelijk is, volgende het oordeel des Kerkenraads, en (diens van no-
den zijnde) des Classis, het welke ook in de Ouderlingen en Diakenen te
onderhouden is.
18.     Het Ampt der Doctoren ofte Professoren in de Theologie is, de
Heilige Schriftufe uit te leggen, en de zuivere Leere tegen de ketterijen
en doolingen voor te staan.
19.     De Gemeenten zullen arbeiden dat er Studenten in de Theologie
zijn, die ex bonis publicis onderhouden worden.
20.     In de Kerken daar meer bekwaame Predikanten zijn, zal men 't
gebruik der propositien aanstellen, om door zulke oefeningen eenige tot
den dienst des Woords te bereiden, volgende in deezen de ordre daar van,
bij deezen Synode specialijk gestelt.
21.     De Kerkenraden zullen alomme toezien dat er goede Schoolmeesters
zijn, die niet alleen de Kinderen leeren leezen, schrijven, spraaken eti
vrije konsten, maar ook dezelve in de Godzaligheit, en in den Catechismo
onderwijzen.
22.     De Ouderlingen zullen door het oordeel des Kerkenraads en der
39*
-ocr page 458-
452                                                NATIONALE SYNODE,
Diakenen verkoren worden. Zo dat het na de gelegentheit van een ieder
Kerke vrij zal zijn, zo veel Ouderlingen als er van node zijn de Gemeente
voor te stellen, om van die zelve (ten waare dat er eenig beletzel voor viel)
geapprobeert en goed gekent zijnde, met openbare gebeden en stipulatien
bevestigt te worden, of een dobbel getal, om het halve deel bij der Ge-
meenten verkooren te worden, en op dezelve wijze in den Dienst te be-
vestigen, volgende het Formulier daar van- zijnde,
23.     Der Ouderlingen Ampt is, belialven 't geenc dat boven, Artijkel
sestien, gezegt is, hen met den Dienaar des Woords gemeen te zijn, op-
zicht te hebben, dat de Dienaaren, mitsgaders haare andere medehulpers
en Diakenen haar Ampt getrouwelijk bedienen, en de bezoekinge te doen,
naar dat de gelegentheid des tijds en der plaatzen, tot stichtinge der Ge-
meente, zo voor als na het Nachtmaal kan lijden, om bijzonder de Lidma-
ten der Gemeenten te vertroosten en te onderv.ijzen, en ook andere tot de
Christelijke' Religie te vermanen.
24.     Dezelve wijze die van de Ouderlingen gezegt is, zal men ook on-
derhouden in de verkiezinge, approbatie en bevestiginge der Diakenen.
25.     Der Diakenen eigen Ampt is, de Aalmoessen en andere Arme Goe-
deren neerstelijk te verzamelen, en dezelve getrouwelijk en vlijtiglijk naar
den eisch der behoeftigen, beide der Ingezetenen en Vreemden met gemeen
advijs uit te deelen, de Benauwden te bezoeken en te vertroosten, en wel
toe te zien, dat de Aalmoessen niet misbruikt en worden, waar van zij re-
keninge zullen doen in den Kerkenraad, en ook (zo iemant daar bij wil
zijn) voor de Gemeenten, tot zulken tijd als de Kerkenraad het goed vin-
den zal.
26.     De Diakenen zullen ter plaatse daar Huiszittemeesters of andere
Aalmoesseniers zijn, op dezelve begeeren goede correspondentie met hen te
willen houden, ten einde de Aalmoessen te beter uitgedeelt mogen worden
onder de geene die meest gebrek hebben.
27.     De Ouderlingen en Diakenen zullen twee jaar dienen, en alle jaar
zal het halve deel verandert, en andere in de plaatze gestelt worden, ten
waare dat de gelegentheid en 't profijt van eenige Kerken anders vereischte.
28.     Gelijk het Ampt der Christelijke Overheden is, den Heiligen Ker-
kendienst in alle manieren te bevorderen, denzelven met haar exempel den
Onderdanen te recommandeeren, en de Predikanten, Ouderlingen en Dia-
kenen in alle voorvallende nood de hand te bieden, en bij haar goede or-
deninge te beschermen: Alzo zijn alle Predikanten, Ouderlingen en Diakenen
schuldig de gantsche Gemeente vlijtelijk, en opreehtelijk in te scherpen,
de gehoorzaamheid, liefde en eerbiedigheid die zij den Magistraaten schul-
dig zijn; en zullen alle Kerkelijke Perzonen met haar goed exempel in de-
zen de Gemeente voor gaan, en door behoorlijk respect en correspondentie,
de gunst der Overheden tot de Kerken zoeken te verwekken en te behou-
den; ten einde een ieder het zijne in des Heeren vreeze, van wederzijds
doende, alle achterdenken en wantrouwen mogen werden voorgekomen, en
goede eendracht tot der Kerken welstand onderhouden.
Fan de Kerkelijke ie Zamenkomsten.
29.     Vierderlei Kerkelijke te zamenkomsten zullen onderhouden worden,
-ocr page 459-
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                        453
de Kerkenraad, de Classicale vergaderingen, de particuliere Synodus, en de
Generaale of Nationaale.
30.     In deze te zamenkonisten zullen geeu andere, dan Kerkelijke za-
ken, en dezelve op Kerkelijke wijze verhandelt wolden. Ie meerdere ver-
gaderinge zal men niet handelen, dan 't geene dat in mindere niet heeft
afgehandelt konnen worden, of dat tot den Kerken der meerder vergaderinge
in 't gemeen behoort.
31.     Zo iemant hem beklaagt door de uitspraake der minder vergaderinge
verongelijkt te zijn, dezelve zal hem tot een meerder Kerkelijke vergade-
ringe beroepen mogen; en 't gene door de meeste stemmen goed gevonden
is, zal voor vast en bondig gehouden worden. Ten zij dat het bewezen
worde te strijden tegen het Woord Gods, of tegen de Artijkelen in dezen
Generalen Synode beslooten, zo lange als dezelve door geen ander Generale
Synode verandert zijn.
32.     De handelingen aller te zamenkomsten zullen met aanroepinge van
de Naame Gods aangevangen, en met een Dankzegginge besloten worden.
33.     Die tot de te zamenkomste afgezonden worden, zullen haare Cre-
dentie-brieven en instructien, ondertekent zijnde van den geenen die haar
zenden, mede brengen, en deze zullen alleen keur-stemmen hebben.
34.     In allen te zamenkomsten zal bij den Frases een Scriia gevoegt
worden, om neerstelijk op te schrijven, 't geene waardig is opgetekent te zijn.
35.     flet Ampt van den Prmses is, voor te stellen en te verklaren't gene
te verhandelen is, toe te zien dat een iegelijk zijn ordre houde in 't spree-
ken; den knibbelachtigen en die te heftig zijn in 't spreken, te bevelen dat
zij zwijgen: En over dezelve geen gehoor gevende, de behoorlijke Censure te
laten gaan. Voorts zal zijn Ampt uitgaan, wanneer de te zamenkomste scheidet.
36.     't Zelfde zeggen heeft de Classis, over den Kerkenraad, 't welk de
particuliere Synode heeft over de Classe, en de Generale Synode over de
particuliere.
37.     In allen Kerken zal een Kerkenraad zijn, bestaande uit Dienaaren
des Woords en Ouderlingen, dewelke ten minsten alle weken eens te zamen
komen zullen, alwaar den Dienaar des Woords (ofte Dienaaren, zo daar
meer zijn) bij gebeurte presideeren en die actie regeeren zal. En zal ook
de Magistraat van de plaatze respectivelijk, indien 't haar gelieft, een of
twee van den haaren, wezende Lidmaaten der Gemeente, bij den Kerken-
raad mogen hebben, om te aanhooren, en mede van de voorvallende zaa-
ken te delibereeren.
38.     Welverstaande, dat in de plaateen daar den Kerkenraad van nieuws
is op te rechten, 't zelfde niet en geschiede, dan met advijs van de Classe.
En daar 't getal van den Ouderlingen zeer klein is, zullen de Diakenen
mede tot den Kerkenraad mogen genomen worden.
39.     In de plaatzen daar noch geen Kerkenraad en is, zal middeler tijd
bij de Classe gedaan worden, 't gene anders den Kerkenraad naar uitwijzen
dezer Kerken-ordeninge opgelegt is te doen,
40.     Insgelijks zullen de Diakenen alle weken te zamen komen, om met
aanroepinge van de Naame Gods, van de zaaken haaren Ampte betreffende,
(e handelen, daar toe de Dienaaren goede opzichj zullen nemen, en des
noods zijnde haar daar bij hten vinden.
-ocr page 460-
45-4                                                   NATIONALE SYNODE,
41.     De Classicale Vergaderingen zullen bestaan uit genabuurde Kercken,
dewelke elk een Dienaar en eenen Ouderling ter plaatze en tijd bij hen in
't scheiden van elke vergaderinge goed gevonden (zo nochtans, dat men
't boven de drie Maanden niet uit en stelle) daar heenen met behoorlijke
Credentie afveerdigen zullen, in welke te zamenkomsten de Dienaars bij ge-
beurte, of anderzins die van de zelfde vergaderinge verkooren word, presi-
deeren zullen, zo nochtans, dat dezelve tweemaal aan een niet en zal mogen
verkoren worden. Voorts zal de Prceses onder anderen eenen iegelijken af-
vragen , of zij in haare Kerken, haare Kerkenraads vergaderinge houden;
of de Kerkelijke Discipline geoeiïent wordt; of de Armen en Schooien be-
zorgt worden; ten laatsteu, of daar iets is, daar in zij het oordeel en hulpe
der Classe tot rechte instellinge haarer Kerke behoeven. Den Dienaar dien
't in de voorgaande Classe opgeleid was, zal een korte Predikatie uit Gods
Woord doen, van welke de andere oordeeleu, en zo daar iet in ontbreekt,
aanwijzen zullen. Ten laatsten, zullen in de laatste vergaderinge voor den
particulieren Synode verkooren worden, die op den zelven Sjrnode gaan zullen.
42.     In een plaatze daar meer Predikanten zijn als een, zullen die al te
zamen in de Classe mogen verschijnen en keurstemmen hebben, ten waare
in zaken, die haare perzonen of Kerken in 't bijzonder aangaan.
43.     In 't einde van de Classicale, en andere meerder te zamenkomsten .
zal men Censure houden over die geene die iet strafwaardigs in de vergaderinge
gedaan, of de vermaninge der mindere te zamenkomsten versmadet hebben.
44.     Zal ook de Classis eenige haarer Dienaaren, ten minsten twee van
de oudste, ervarenste en geschiktste authoriseeren, om in alle Kerken, van
de Steden zo wel als van het platte Land, alle jaar visitatie te doen, en
toe te zien, of de Leeraars, Kerkenraden en Schoolmeesters haar ampt ge-
trouwelijk waar nemen, bij de zuiverheid der Leere verblijven, de aange-
noomen ordre in alles onderhouden, en de stichtinge der Gemeente, mits-
gaders der jonge Jeugd naar behooren , zo veel haar mogelijk is , met woorden
en werken bevorderen, ten einde zij die geene, die nalatig in de een of de
ander bevonden worden, in tijds mogen broederlijk vermaanen, en met raad
en daad alles tot vrede, opbouwinge, en 't meeste profijt der Kerken en
Schooien helpen dirigeereu. En zal ieder Classis deze Visitatores mogen
doen continueeren in haar bedieninge, zo lange het haar zal goed dunken,
ten waare dat de Vüitalores zelve om redenen, van dewelke de Classis oor-
deelen zal, verzochten ontslagen te werden.
45.     De Kerke in dewelke de Classis, Item, de particuliere of Generale
Synode te zamen komt, zal zorge dragen, dat zij de Acten der voorgaande
vergaderinge, op naastkomende bestelle.
46.     De Instructien der dingen, die in meerdere vergaderingen te han-
delen zijn, zullen niet eerder geschreven worden, voor dat de besluitinaen
der voorgaande Synoden gelezen zijn, op dat 't geene eens afgehandelt is,
niet wederom voorgesteld en worden, ten waare dat men iet achtede ver-
andert te moeten zijn.
47.     Alle Jaars (ten waare dat den nood eenen korter tijd vereisehte);
zullen vier of vijf, of meer nagebuurde Classes te zamen komen, tot welke
particuliere Synode uit ieder Classe twee Dienaars en twee Ouderlingen af-
gevaardigt zullen werden. In 't scheiden zo wel des particulieren als des
-ocr page 461-
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                       455
Generalen Synode, zal een Kerke verordent worden, die last hebben zal,
om met advijs des Classis, den tijd en plaatze des naasten Synode te stellen.
48.     Het zal iegelijk Synode vrijstaan, correspondentie te verzoeken en
te houden met zijn genabuurde Synode of Synoden, in zulker tbrme, als
zij meest profijtelijk achten zullen, voor de gemeene stichtinge.
49.     Ieder Synodus zal ook eenige deputeeren, om alles wat de Synodus
sreordonneert heeft, te verrichten, zo wel bij de Hooge Overigheid, als bij
de respective Classen, onder haar sorterende, mede om te zamen of in min-
der getal over alle examina der aankomende Predikanten te staan. En voorts
in alle andere voorvallende zwarigheden den Classen de hand te bieden, op
dat goede eenigheit, ordre en zuiverheit der leere behouden en gestabileert
worden. En zullen deeze van alle haare handelingen goede notitie houden;
om de Synode rapport daar van te doen, en zoo het geeischt wordt, re-
denen te geven. Ook en zullen zij niet ontslagen wezen van haaren dienst,
voor en aleer de Synodus zelfs haar daar van ontslaat.
50.     De Nationale Synode zal ordinaarlijk alle drie Jaren eens gehouden
worden, ten waare dat er eenige dringende nood waare, om den tijd korter
te nemen. Tot deeze zullen twee Dienaaren en twee Ouderlingen uit elke
particuliere Synode, beider Duitsche en Walsche spraake afgezonden werden.
"Voorts zal de Kerke die last heeft om den tijd en plaatze des Generalen
Synode te benoemen (zo dezelve binnen de drie Jaren beroepen waare) haare
particuliere Synode vergaderen, en 't zelfde ook de naast gelegene Kerke,
die van een ander tale is, laaten weten, dewelke vier perzoonen daar henen
zenden zal, om met gemeenen advijse van den tijd en plaatze te besluiten.
Dezelve Kerke die verkoren is om de Generale Synode te zamen te beroepen,
wanneer zij met de Classe van den tijd en plaatze beraadslagen zal, zal 't
zelfde de hooge Overheit in tijds te kennen geven, op dat met haar weten,
en (zo het haar gelieft eenige mede te zenden tot den Classe) van der zaake
in tegenwoordigheit en met advijs van haare Gedeputeerde besloten werde.
51.     Alzo in de Nederlanden tweederlei spraake gesproken word, is voor
goed gehouden, dat de Kerken der Duitscher en Walscher tale, op haar
zelven haaren Kerkenraad, Classicale vergaderingen en particuliere Synoden
houden zullen.
52.     Is niet te min goed gevonden, dat in de Steden, daar de voorsz.
Walsche Kerken zijn, alle maanden zommige Dienaaren en Ouderlingen van
beide zijden vergaderen zullen, om goede eendracht en correspondentie met
malkanderen te houden, en zo veel mogelijk is na gelegentheit des noods
met rade malkanderen bij te staan.
Van de Leere, Sacramenten, en andere Ceremoniën.
53.     De Dienaaren des Woords Gods, item die Professoren in de Theo-
logie ('t welk ook de andere Professoren wel betaamt) zullen de belijdenisse
des Geloofs der Nederlantsche Kerken onderteekenen, en de Dienaaren die
zulks refuseren, zullen de facto van haaren dienst bij den Kerkenraad, of
Classe opgeschort worden, ter tijd toe zij haar daar inne geheelijk verklaart
zullen hebben, en indien zij obstinatelijk in weigeringe bleven, zullen zij
van haaren Dienst geheelijk afgestelt worden.
54.     Insgelijks zullen ook de Sehool-Meesters gehouden zijn de Artijkelen
-ocr page 462-
456                                             NATIONALE SYNODE,
als boven, of in de plaatze van dien, den Christelijken Catechismus ondertekenen,
55.     Niemant van de Gereformeerde Keligie zal zich onderwinden eenig
Boek of schrift van hem, of van een anderen gemaakt of overgezet, han-
delende van de Keligie, te laten drukken, of anderzins uit te geven, dan
't zelfde voorheenen doorzien en goed gekent zijnde van de Dienaaren des
Woords zijns Classis, of particulieren Synode, of Professoren der Theologie
van deeze Provintien, doch met voorweten zijns Classis.
Van den Doop.
56.     Het Verbond Gods zal aande Kinderen der Christenen met den
Doop, zo haast als men de bedieninge des zelven hebben kan, verzegelt wor-
den, en dat in de openbare vergaderinge, wanneer Gods Woord gepredikt
word. Doch ter pïaatzen daar niet zo veel predikatien gedaan worden, zal men
eenen zekeren dag ter weeke verordenen, om den Doop extra-ordinaarlijk
te bedienen, zo nogtans, dat 't zelve zonder predikatie niet en geschiede.
57.     De Dienaars zullen haar beste doen, en daar toe arbeiden, dat de
Vader zijn Kind ten Doop presenteere. En in de Gemeenten, daar men
neffens den Vader ook Gevaders of Getuigen bij den Doop neemt (welk ge-
bruik, in hem zelven vrij zijnde, niet lichtelijk te veranderen en is) betaamt
het dat men neeme die de zuivere Leere toegedaan en vroom van wandel zijn.
58.     De Dienaars zullen in 't Doopen zo der jonge kinderen als der be-
jaarde perzoonen, de formulieren van de instellinge en 't gebruik des Doops,
welke tot dien einde onderscheidentlijk beschreeven zijn, gebruiken.
59.     De bejaarde worden door den Doop de Christelijke gemeente inge-
lijft, en voor Lidmaten der Gemeente aangenoomen, en zijn daarom schuldig
het Avondmaal des Heeren ook te gebruiken, 't welk zij bij haaren Doop
zullen beloven te doen.
60.     De naamen der gedoopten, mitsgaders der Ouderen en Getuigen,
item den tijd des Doops, zullen opgetekent worden.
Van het Avondmaal.
61.     Men zal niemant ten Avondmaal des Heeren toelaten, dan die na
de gewoonheit der Kerken, tot dewelke hij hem voegt, belijclenisse der Ge-
reformeerde Keligie gedaan heeft, mitsgaders hebbende getuigenisse eens
vromen wandels, zonder welke ook de geene, die uit andere Kerken komen,
niet zullen toegelaten worden.
62.     Een ieder Kerke zal zulke maniere van bedieninge des Avondmaals
houden, als zij oordeelt tot de meeste stichtinge te diensn. Welverstaande
nogtans dat de uitwendige Ceremoniën in Gods Woord voorgeschreven niet
verandert, en alle Superstitie vermijdet worde, en dat na de voleindiginge
der predikatie en der gemeene gebeden op den predikstoel, het formulier
des Avontmaals, mitsgaders het Gebedt daar tce dienende, voor de Tafel
zal worden gelezen.
63.     Het Avontmaal des Heeren zal alle twee Maanden eens, zo veel het
mogelijk is, gehouden worden; en zal stichtelijk zijn, daar het de gelegent-
heit der Kerken lijden kan, dat op den Paaschdag, Pinxterdag en Christdag
het zelve geschiede. Doch ter pïaatzen daar nog geen Kerkelijke ordre en
is, zal men eerst Ouderlingen en Diakanen bij provisie stellen.
-ocr page 463-
GEHOUDEN TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                      457
Ordre op de Predik-tijden.
64.     Alzo de Avond Gebeden in veel plaatzen vruchtbaar bevonden wor-
den , zo zal in 't gebruik der zelver elke Kerke volgen 't geene zij achten
tot haare meeste stichtinge te dienen. Doch wanneer men ze begeeren zoude
wech te nemen, zal het zelfde niet zonder 't oordeel der Classe, mitsgaders
der Overheit, de Gereformeerde Religie toegedaan, geschieden.
65.     Daar de Lijk-predikatien niet en zijn, zal men ze niet instellen,
en daar zij nu alreede zijn aangenomen, zal neerstigheit gedaan worden,
om dezelve met de gevoeglijkste middelen af te doen.
66.     In tijden van Oorloge, Pestilentie, dieren tijdt, zware Vervolginge
der Kerken, en andere algemeene zwarigheden, zullen de Dienaars der Ker-
ken de Overheit bidden, dat door haare authoriteit en bevel, openbaare
Vast- en Bededagen aangestelt ende geheiligt worden.
67.     De Gemeenten zullen onderhouden, benefl'ens den Sondag, ook
den Christdag, Paasschen en Pinxsteren, met den navolgenden dag; en de-
wijl in de meeste Steden en Provintien van Nederland, daar en boven nog
gehouden worden, den dag van de Besnijdinge en Hemelvaart Christi, zul-
len de Dienaars overal, daar dit nog in 't gebruik niet en is, bij de Over-
heden arbeiden, dat zij zich met de andere mogen conformeeren.
68.     De Dienaars zullen aloinme des Sondags ordinaarlijk in de namid-
dagsche predikatie, de Somma der Christelijke Leere in den Catechismus,
die tegenwoordig in de Nederlandsche Kerken aangenoomen is, vervattet,
kortelijk uitleggen, alzo dat dezelve jaarlijks mag geeindigt worden, vol-
gende de afdeelinge des Catechismi zelfs, daar op gemaakt.
69.     In de Kerken zullen alleen de 150 Psalmen Davids, de tien geboden,
het Vader onze, de 12 Artikelen des Geloofs, de Lofzangen Marie, Zacharie,
Simeons
gezongen worden; 't Gezang O God, die onzen Vader bist, word in de
vrijheit der Kerken gestelt, om 't zelve te gebruiken of naar te laaten. Alle
andere Gezangen zal men uit de Kerken weeren, en daar der eenige alreeds
ingevoert zijn, zal men dezelve met de gevoegelijkste middelen afstellen.
70.     Alzo bevonden word dat tot nog toe verscheidene gebruiken in
Houwelijksche zaken alomme onderhouden zijn, en nogtans wel oorbaar is
dat daar in gelijkformigheid gepleegt worde, zo zullen de Kerken blijven
bij het gebruik, 't welk zij conform Gods Woord en voorgaande Kerkelijke
Ordonnantien tot nog toe onderhouden hebben, tot dat bij de hooge Ove-
righeit (die men daar toe met den eersten zal verzoeken) een Generale Or-
donnantie, met advijs der Kerkendienaaren, daar op gemaakt zal zijn, tot
dewelke deeze Kerkenordening haar in dit stuk refereert.
Van de Cenmre en Kerkelijke Vermaninge,
71.     Gelijkerwijs de Christelijke straffe Geestelijk is, en niemant van den
Burgerlijke gerichte en straffe der Overheit bevrijd, alzo worden ook be-
neffens de Burgerlijke straffe, de Kerkelijke Censure nootzakelijk vereist,
om den zondaar met de Kerke en zijne naasten te verzoenen, en de erger-
nisse uit de Gemeente Christi wech te nemen.
72.     Wanneer dan iemant tegen de zuiverheit der Leere, ofte vromigheit
-ocr page 464-
458                                                NATIONALE SYNODE,
des wandels zondigt; zo verre als het heimelijk is, en geen openbare er-
gernisse gegeeven heeft, zo zal den regel onderhouden worden, welk Chris-
tus duidelijk voorschrijft, Mattk. 18.
73.     De heimelijke zonden, waar van de zondaar bij een, en in 't bij-
zonder, of door twee of drie getuigen vermaant zijnde, berouw heeft, zul-
len voor den Kerkenraad niet gebracht worden.
74.     Zo iemant van een heimelijke zonde van twee of drie perzoonen in
der liefde vermaant zijnde, geen gehoor en geeft, of anderzins een open-
baare zonde bedreeven heeft, zulks zal den Kerkenraad aangegeeven worden.
75.     Van alzulke zonden, die van haar natuur en wegen openbaar, of
door veraehtinge der Kerkelijke vermaningen in 't openbaar gekomen zijn,
zal de verzoeninge (wanneer men zekere tekenen der boetvaardigheit ziet)
openbaarlijk geschieden, door liet oordeel des Kerkeuraads; en ten platten
Lande, of in mindere Steden, daar maar eenen Dienaar en is, met advijg
van twee genabuurde Kerken, in zulken forme en maniere als tot stichtinge
van een ieder Kerke bekwaam zal geoordeelt worden.
76.     Zo wie hartnekkelijk de vermaninge des Kerkenraads verwerpt, item
. die een openbaare of anderzius een grove zonde gedaan heeft, zal van het
Avontmaal des Heeren afgehouden worden. En indien hij afgehouden zijnde,
na verscheiden vermaningen geen teken der boetveerdigheit bewijst, zo zal
men ten laatsten tot de uiterste remedie, namentlijk de afsnijdinge, komen,
volgende de forme na den Woorde Gods daar toe gestelt. Doch zal nie-
mant afgesneden worden, dan met voorgaande advijs der Classe.
77.     Aleer men tot afsnijdinge komt, zal men de hartnekkigheit des zon-
daars de Gemeente opentlijk te kennen geven, de zonden verklarende, mits-
gaders de neerstigheit aan hem beVezeu in 't bestraffen, afhouden van den
Avontmale, en menigvuldige vermaningen, en zal de Gemeente vermaant
worden hem aan te spreeken, en voor hem te bidden. Zodanige verma-
ninge zullen der drie geschieden. In den eersten, zal den zondaar niet
genoemt worden, op dat hij eenigzins verschoont worde. In den tweeden,
zal met advijs der Classe zijnen naam uitgedrukt worden. In den derden,
zal men de Gemeente ie kennen geven, dat men hem (ten zij dat hij hem
bekeere) van de gemeenschap der Kerken uitsluiten zal, op dat zijn afsnij-
dinge, zo hij hartnekkig blijft, met stilswijgende bewilliginge der Kerken
geschiede. Den tijd tussehen de vermanin^e zal aan 't oordeel des Ker-
kenraads staan.
78.     Wanneer iemant, die geëxcommuniceert is, hem wederom wil ver-
zoenen met de Gemeente, door boetvaardigheit; zo zal het zelfde voor de
handelinge des Avontmaals, of anderzins na gelegentheit, te vooren de Ge-
meente aangezegt worden, ten einde hij ten naastkomenden Avondmale (zo
verre niemant iet weet voor te brengen ter contrarie) openbaarlijk met pro-
fessie zijner bekeeringe weder opgenoomen worde, volgende het formulier
daar van zijnde.
79.     Wanneer de Dienaars des Goddelijken Woords, Ouderlingen of Dia-
kenen een openbare grove zonde bedrijven, die der Kerke schandelijk, ofte
ook bij der Overheit strafweerdig is, zullen wel de Ouderlingen en Diake-
nen terstont door voorgaande oordeel des Kerkenraads der zelver en der
naast gelegener Gemeente van haaren dienst afgezet, maar de Dienaars op-
-ocr page 465-
GEHOÜDEK TE DORDRECHT, 1618 EN 1619.                       459
geschort worden. Maar of zij geheel van den dienst af te zetten zijn, zal
aan 't oordeel der Classe staan.
80.     Voorts onder de grove zonden, die weerdig zijn met opschortinge
of afstellinge van den dienst gestraft te worden, zijn deeze de voornaamste;
valsche Leere of Ketterije; openbare Scheurmakinge, opentlijke Blasphemie,
Simonie, trouwelooze verlatinge zijns dienstes, of indringinge in eens ander
dienst, Meineedigheit, Echtbreuk, Hoererije, Dieverije, Gewelt, gewoonlijke
Dronkenschap, Vechterije, vuil Gewin. Kortelijk alle de zonden en grove
feiten, die den Autheur voor de Wereld eerloos maaken, en in een ander
gemeen Lidmaat der Kerken der afsnijdinge weerdig zoude gerekent worden.
81.     De Dienaaren des Woords, Ouderlingen en Diakenen zullen onder
hen de Christelijke Censure oeffenen, en malkanderen van de bedieninge
haares Ampt vriendelijk vermaanen.
82.     Den geenen die uit de gemeente vertrekken, zaleen Attestatie of getui-
genisse haares wandels met advijs des Kerkenraads mede gegeeven worden,
onder den Zegel der Kerken , of daar geen Zegel en is, van twee ondertekent.
83.     Voorts zal den Armen, om genoegzame oorzaken vertrekkende, van
den Diakenen bijstand gedaan worden, na discretie, mits aanteekenende op
den rugge van haare Attestatie de plaatzen daar zij heenen willen, en de
hulpe die men haar zal gedaan hebben.
84.     Geen Kerke zal over andere Kerken, geen Dienaar over andere Die-
naren, geen Ouderling of Diaken, over andere Ouderlingen of Diakenen
eenige heerschappij voeren.
85.     In middelmatige dingen zal men de Buiten-Landsche Kerken niet
verwerpen, die ander gebruik hebben dan wij,
86.     Deeze Artijkelen, de wettelijke Ordeninge der Kerken aangaande,
zijn alzo gestelt en aangenomen met gemeen accoort, dat zij (zo het profijt
der Kerken anders vereischte) verandert, vermeerdert of vermindert moogen
en behooren te worden, 't Én zal nogtans geen bijzondere Gemeente, Classe
of Synode vrijstaan zulks te doen, maar zullen neerstigheit doen om die
te onderhouden, tot dat anders van de Generale of Nationale Synode ver-
ordent worde.
Aldus gedaan en besloten in de Nationale Synode binnen Dordrecht den
28 Maij Anno 1619. in kenuisse van ons ondersz. en was ondertekent,
JoHANNES BOGERMANNUS,
Synodi Prases.
JaCOBÜS EOLANDUS ,
Jssessor.
Hermannus Faukelius,
Prasidis Assessor.
Sebastianüs Damman ,
Synodi Scriba. '
Festüs Hommiüs,
Synodi Scriba.
-ocr page 466-
KERKORDENING
VAN HET LANDSCHAP DRENTHE,
GEARRESTEERD IN 1658.
In Drenthe is db Kerkhervorming later dan in de overige Nederlandsche gewesten tot
stand gekomen, en eerst ia 1638 heeft dat landschap zijne eigeae en vaste kerkordening
bekomen.
Al vroeg heeft zich het licht der hervorming over de noordelijkste gewesten van ons
vaderland, en ook over Drenthe verspreid. In een adres, tusschen de jaren 1522 en
1536 door de abdis en de ingezetenen van het convent van Assen opgemaakt, vin-
den wij reeds de klagt, dat „alle Geestelycbeyden verdrukt ind vernedert woerden" door
de „Luetteriaenscher Ketterye" (Bij J. S. Magnin, De voormalige kloosters in Drenthe,
geschiedk. beschouwd, 2'le drnk, bl. 256). In zijn Chronijck der Lantschap Drenth
schrijft Picardt van het jaar 1529, dat „zeer vele Ingesetenen, soo Geestelijke als We-
reltlicke, de Reformatie aennamen en wilden niet meer ter Misse gaen , en betoonden met
woorden en wercken, datse eene walge hadden aen de Pauslicke leer en Ceremoniën, die
tot noch toe gedreven waren geweest." Het was dan ook geen wonder, dat zij in het
jaar 1566, waarin de hervormden overal in ons vaderland zoo moedig te voorschijn kwa-
men , „meer opentlijk" de Evangelische Religie begonnen te prediken „met groot genoe-
gen en toeloop der menschen" (J. Pieardt, t. a. p.).
Evenwel hadden er in dat gewest onder de wijd uiteen verspreide bevolking geene
zamenscholingen van veel beteekenis plaats. Haar bedachtzame aard vervoerde haar ook
tot geen openbaren op3tand of beeldstormerij , noch tot wanhopigen strijd tegen de leger-
benden van Alva en Verdugo, die toch al „zeer barbaris" onder haar hebben „gehuijst"
(Ypeij en Dermout, Gesch. d. Ned. herv. kerk, II, bl. 106 en 107, en A. G. Pareau,
De oude kerk te Assen — en de herv. in Drenthe, 1849, bl. 63 verv.).
Maar toen de gelegenheid open kwam, om met hoop op goed gevolg tot de nieuwe be-
lijdenis openlijk toe te treden; toen prins Maurits Coevorden (1592) en Groningen (1594)
in zijne magt'gekregen en het land van het Spaansche geweld bevrijd had; toen graaf
Willem Lodewijk van Nassau, stadhouder van Friesland en Groningen, ook over het
landschap Drenthe werd gesteld (1596) met last van de gcneraliteit, om er „die refor-
matie en de Christelicke bestellinge van Kerken ende Schoeien" in te voeren; toen deze
uitstekende landvoogd (J. A. C. van Ileusde, Diatribe in Guilielmi Ludov. Nassuv. vitam),
die den noordelijken gewesten .,onvergeldelicke" diensten bewezen had, en wiens woorden
-ocr page 467-
KEKKORDENINO VAN DRENTHE, 1638.                             461
en adviezen niet anders „als oraculcn" werden geschat, dit werk der reformatie met zijn
gansene hart en met krachtige hand begon, gehoorzaamden de Drenthenaren gaarne. Bij
„opentlyken placaet" van den 10<ïcn Mei 1598 beval hij allen pastoren, priesters, vica-
rissen, schoolmeesters en anderen geestelijken, „dat sie sich nu datelich des kerekendiensts
ontholden ende sich deselven gans und gar niet meer aennemen noch onderwinden. Oock
■voorts haere saecken daernae stellen, dat sis binnen drie weken die wosningea ende goe-
deren van den pastorien ende kereken moegen ruymen^ende daervan aftrecken, ende
ouerleueren aen die kerekvoegden ende oldsten van den kerspel." Ter eerster bekwame
gelegenheid zou hij dag en plaats bepalen, waar zij, die geneigd mogten zijn om „sich
tot die reine bekentenis ende leer des Enangelii toe begeuen", zouden verschijnen om
verhoord te worden, en zoo zij van harte tot de belijdenis der waarheid geneigd en tot de
gereformeerde kerkdienst bekwaam bevonden werden , hun eene nieuwe beroeping te geven.
Reeds in Augustus van hetzelfde jaar had de stadhouder eene vergadering van wereldlijke
en kerkelijke personen te Rolde bijeengebragt. Aan het hoofd der wereldlijken had hij
zijn raad en secretaris, den weibekenden historie-schrijver Everhard van Eeyd, met den
drost Coeuraad de Vos van Steenwijk en anderen geplaatst. Aan het hoofd der kerke-
üjken stond Feito Ruardi, predikant te Groningen, die aldaar aan de reformatie gewig-
tige diensten bewezen had, en nu ook tot voorzitter van deze vergadering gekozen werd.
Behalve nog een predikant uit Groningen en een uit Leeuwarden, waren er drie leeraars
uit Drenthe. Van de gedaagde pastoors werden slechts drie aangenomen en „gereso-
luiret, dat de genoembde personen zullen geduldet worden, om een text ende wtlegginge
van eenen goeden auteur ende den Cathegismum den volcke voor te lesen,. ende zullen
sich ontholden om te predickeu ende dye Sacramenten te bedienen, ende zullen vermaent
worden, om vlytich te studeren ende sich exatnini Classis te sisteren." Ook hebben zich
eenige schoolmeesters gewillig betoond, om zich aan de kerkordening te onderwerpen, maar
nopens „die ongehoersame ende obstinate papen" werd besloten, dat zij hunne huizen, pas-
toriën, vicariëu en prebenden verlaten, en bovendien „met Eede verclaeren, datse sich
stille zullen holden, sonder eenighe kerckendienst te pleghen ofte yemant op te reytsen, tsy
int heimlick ofte int openbaer" 'Acta Classis binnen Rolde, Anno 1598 den 12 Auguati,
bij J.S. Magnin. Overzigt der kerk. gesch. van Drenthe, 1855, Bijlage 12). Deze gestrenge
wijze van handelen met de Roomsch-catholijke geestelijken was niet eenig in die dagen,
want om denzelfden tijd werd ia het naastbij gelegen Overijssel op gelijke manier aan-
gaande hen besloten door de synode van Kampen, 1593, van Zwolle, 1595, en van
Deventer, 1598 (Zie de Bijdrage tot de gesch. der herv. in Overijssel, door P. C. Mol-
huysen, in dea Overijsselschen almanak voor oudheid en letteren van 1841, bl. 112—124).
Er werd niet aan gedacht, om ten minste de edelen en eigen-geë'rfden van Drenthe
vrij te laten beslissen, hoe zij, overeenkomstig artikel 13 der Unie van Utrecht, ten op-
zigte van de godsdienst wilden gehandeld hebben. Dat artikel toch bezat nog zijne volle
kracht, en er was geenszins besloten (1583), om het te veranderen en de gereformeerde
religie als staatsgodsdienst voor te schrijven (Van Wijn, Bijvoegsels op Wagenaar, X,
bl. 72). Toch werden de veroverde plaatsen van Groningen , van Overijssel en van gansch
Drenthe behandeld, als of er geen keus van godsdienst bestond. Graaf Willem Lodewijk
vau Nassau, vurig ijveraar voor de gereformeerde godsdienst, vereenigde zieh volgaarne
met den last der generaliteit, om in het veroverde Drenthe de hervormde religie in te
voeren, en zijne doorzettende maatregelen schijnen er weinig tegenstand gevonden te heb-
ben (Dr. Fruin, Tien jaren uit den tachtigjarigen oorlog. Nieuwe uitgaaf, 1861, bl. 284,
en A. H. Pareau, De oude kerk te Assen — en de hervorming iu Drenthe, bl.48verv.).
-ocr page 468-
462                                                 KERKORDENING
Even krachtig als de reformatie van Drenthe op de eerste vergadering te Rolde
was aangevangen, werd zij voortgezet in de latere zamenkomsten, van wege den stad-
houder belegd, en die hij meestal door predikanten uit Groningerland liet besturen.
Er werden nieuwe leeraars geëxamineerd en benoemd, die te voren Roomsch-catholijke
priesters waren geweest, en vooral uit Emden kwamen predikanten ovev, die door
Menso Alting gezonden werden, den ijverigen helper en „Besonders Lieve en Goede
Vriendt" van den landvoogd. ¥oen de eerste classicale vergadering den ll<l"i September
1600 te Anlo gehouden werd, waren reeds zestien hervormde leeraars in Drenthe werk-
zaam, en toen men een jaar later op den 9a™ Jnnij te Rolde zameiïkwam, was dat getal
reeds tot zeven en twintig gestegen, waaronder echter acht, die nog geen examen onder-
gaan hadden en slechts voorloopig waren aangenomen. Intusschen bleek al spoedig, dat
„onder de predigers geene cleyne gebreken tot groote schandael ende ergernisse der Ge-
meente" plaats vunden. Daarom benoemde de stadhouder eenige „Edele Erentaeste"
heeren en eenige „Weerdige en Weigeleerde" predikanten, om overal onderzoek in te
stellen, en belegde hij daarna tegen den lsten November 1602 eene vergadering in
het klooster te Assen, waar de Drentsche predikanten hoofd voor hoofd onderzocht
en tevens vaste bepalingen voor de Drenthsche kerk gemaakt zouden worden. Ook in
dat zelfde tweede jaar der zeventiende eeuw (30 April en 29 December) ttjden bijna alle
edelen en eigengeé'rfden tot de nieuwe orde van zaken toe. Zij deden den eed van
trouw aan de generaliteit en beloofden, dat zij al, wat in hun vermogen was, zonden
aanwenden, „tot handthoudinge van de waere gereformeerde Religie, dewelcke in dese
Landtschap , als in den anderen Vereenichden Provinciën sall onderholden worden." Door
dit alles was met den aanvang van het jaar 1603 de kerkhervorming in Drenthe tot
stand gebragt ec overal ingevoerd (Magnin, Overzigt der kerk. gesch. v. Drenthe, b!. 204).
De edele landvoogd, die de gereformeerde godsdienst aankleefde met hart en ziel,
was zóó naijverig op den last tot hervorming van Drenthe, hem door de generale
staten gegeven, dat hij in al het kerkelijke de hand wilde hebben. Wenschten de Dren-
thenaren meer vrijheid van handelen en hielden hunne predikanten vergaderingen buiten
zijne voorkennis en lastgeving, dan noemde hij dat „Jnfractie" op zijne commissie, die
hij niet kon „tolaten". De predikanten verzochten het collegie van gedeputeerden, om
eene eigene kerkordening voor het landschap Drenthe „op tho richten" , en de gedepu-
teerden besloten, dat zij in eene synode, op den 3'lcn Mei 1602 te Beilen te honden.
„eene kerckenordninge sullen concipieereu". Maar de stadhouder zond den gedeputeer-
den copie van zijn brief aan de predikanten, in welken hij hun te kennen gaf: „dat Wy
ons tot die gantsche Reformatie der Landtschap Drenthe spe^ialyck by myne Heereu die
Staten Generael vinden gelast, ende beduchten, dat gyluyden sulcken werck nyet well
na synen eysch sult konnen vuytrichten." Hij achtte het ook van schadelijke consequen-
tie, eene particuliere kerkordening voor Drenthe te vervaardigen en kon dit niet toestaan
(Magnin, Overzigt der kerk. gesch. v. Drenthe, Bijlage 22). In een later schrijven uit
Groningen van 25 April 1602 verbood hij, „dat besondere Synodi op der Drenthe geholden
solden werden." Hij had reeds in zijne kerkordening der stad Groningen van 16 September
1594 (art. 3) bepaald, dat eene „gelyckformige reformatie der Kercken, in Stadt, Om-
melanden van Groningen, un.de Drente" zou heersenen (Zie deze kerkordening bij Brucherus,
Gesch. v. d. opkomst der kerkherv. in de prov. Groningen, Bijlage 2. hl. 425 verv.). Daarom
wilda hij er geene synode toelaten, waar men ligt eene kerkordening „bnyten de gemeene
voet van de andere Provinciën" zoude opstellen, en beval, dat die van de Drenthsche dassen
bij provisie op de Groningsche synoden zouden verschijnen. Dat behaagde den Drenthe-
-ocr page 469-
VAN DRENTHE, 1638.                                            463
naren in geenen deele. „De samptlicke predigers der Landtschap Drente" beklaagden
zich bij de gecommitteerden, dat de predikanten van Groningen en Ommelanden hunne
kerkordening in Drenthe zochten „intho brengen" en het Drenthsche ministerium „onder
sich te trecken"; ja, dat diezelfden hun reeds geboden hadden „op te holden van haere
classicaele vergaderingen". Gecommitteerden hebben geantwoord, dat de predikanten „voer
ditmael'4 hunne vergaderingen zosden opschorten, en dat, als predikanten buiten de provincie
hun „eenige perturbatie wilden doen", geenszins zou gedoogd worden, „dat de predigers
van de Landtschap Drenthe hem den Synodis ende Classibus van andere provinciën sub-
mitteeren." En toen door den stadhouder eene classicale vergadering werd uitgeschreven, naar
welke hij vijf vreemde predikanten, Alting uit Embden , Acronius uit Groningen , Sprenger
uit Appingadam, Uoubing uit het Zand en Homerus uit Midwolde committeerde, drong
het collegie van gecommitteerden bij de Drenthsche predikanten er zeer op aan, dat zij
nit elk quartier één hunner tot die zamenkomst zouden zenden, „om dair mede de Do-
minie der Predicanten van Groningen oner deses Landtschaps ministerium voer te koemen."
De vergadering had den ls*en November 1602 in het klooster te Assen plaats onder
het voorzitterschap van Menso Alting en, in weerwil van de tegenwoordigheid aller dienst-
doende predikanten uit Drenthe, werden , overeenkomstig het uitgedrukt verlangen van graaf
Willem Lodewijk, de Drenthsche dassen met de synode van Groningen voor den tijd van
twee jaren gecombineerd, en eene kerkordening voor Drenthe opgesteld, die waarschijn-
lijk geheel in conformiteit met die van Groningen (1594) zal geweest zijn. Twee jaren
daarna werd die combinatie met de Groningsche synode opgeheven bij resolutie van de
ridderschap en eigen-geërfden (15 Febr. 1605), en sedert dien tijd is het Drenthsche kerk-
bestuur zuiverder Drenthsch geworden. Evenwel bleven er altijd nog enkele Groningsche
inmengselen, zoolang Willem Lodewijk leefde. Althans in het jaar 1608 werd eene pleg-
tige kerkvisitatie in Drenthe door hem opgedragen aan een edelman en een eigen-geérfde
met twee predikanten uit het landschap, maar ook met den predikant Acronius uit Gro-
ningen. Toen deze in 1611 naar Wezel vertrok, is in het volgende jaar, nevens Hiddo
Lamberti, predikant te t'armsum, Cornelis van Uil uit Groningen tot de toen te houden
Drenthsche kerkvergadering gezonden, en aan dezen laatstgenoemde bleef zekere superin-
tendentie over de Drenthsche kerken opgedragen tot aan den dood van den landvoogd (1620)
Ypeij en Dermout, Gesch. d. Ned. herv. kerk, II, bl. 115, met de aant. 142).
Na den dood van dien uitstekenden bewindvoerder begonnen de Drenthsche staten zich
meer en meer met de kerkelijke aangelegenheden in te laten. Zij maakten vaste bepa-
lingen voor het honden der synodale vergaderingen, en zochten ook aan het algemeen ver-
langen naar eene eigene kerkordening te voldoen. In het jaar 1633 werd een ontwerp
van kerkordening, dat door eenige predikanten op last der synode vervaardigd was, aan
de staten aangeboden. Door dezen werd het ten fine van onderzoek in handen van drost
en gedeputeerden gesteld, die er het oordeel van den Groningschen hoogleeraar Alting
over hebben ingewonnen, en daarna, overeenkomstig de gemaakte bedenkingen gewijzigd,
verwierf het de goedkeuring der staten. Het aanhangsel des concepts, behelzende eene
nadere en breedere verklaring van het ambt van ouderlingen, diakenen, schoolmeesters
en kerkvoogden, is vervolgens ook in handen eener commissie gesteld, tot welke onder
anderen Rutger, baron van den Boezelaar, als vertegenwoordiger van den Stadhouder
Graaf Hendrik van Nassau behoorde. Nadat deze commissie haar werk volbragt had, is
bij resolutie van 13 Februarij 1638 de Kerken-ordre der Lanlschap Drenthe vastgesteld
en ingevoerd J. S. Magnin, Overz:gt enz., bl. 231 en 232).
Toen de predikanten het ontwerp dezer kerkordening hadden opgesteld, hebben zij er
-ocr page 470-
464                                                 KERKOKDENING
eene kleine voorrede voor geplaatst, waaruit men ziet, dat het concept uit de vroegere
besluiten der Drenthsche syooden is gecolligeerd, evenwel niet zonder „conferentie det
Kerckenordeninge leestmael in Synodo nationali te Dordrecht gemaeckt, soo veel het de
natr.ir deeser Landtschaps Kercken eenichsins heeft moegen lyden" iZie deze voorrede
bij Magnin, Overzigt enz., Bijlage 29, bl. 113). In plaats van deze synodale voorrede
hebben drost en gedeputeerden eene andere aan het hoofd der kerkordening gesteld,
waarin zorgvuldig verzwegen wordt, dat zij door de synode ontworpen is, maar al-
leen te lezen staat, dat de ridderschap en eigen-geërfdeu hebben geresolveerd, dat deze
kerkordening bij provisie in het landschap „sa! vigeur ende stant grijpen," zullende zij
door geestelijke en wereldlijke personen „praeciseliclc eude strictelick" nagekomen wor.
den, „alles by de correctien ende poenen, daerop bereyts gestatueert ende hyr namaels
te statueren." Zij wilden het zoogenaamde jut regiminis aan zich houden, en dat was
■wel te wachten in een landschap, waar het werk der hervorming van de politieke over-
heid was uitgegaan.
Bij het lezen van menig artikel der kerjordening ziet men, hoe diep die politieke
overheid zich in het kerkelijke mengde.
Van de predikants-leroeping, of het jus sacerdotii, eigenden zij zich geen klein gedeelte
toe. Zoodra door de collatoren, of die het regt van beroeping hadden, de nominatie
geschied was, moest de geëligeerde den heeren drost en gedeputeerden wordeu voorge-
steid, ten einde zij acht gaven op zijne „bequaetnheyt, gelegentheyt, qualiteyt ende con-
ditie". Was hij daarna in leer en leven onderzocht, goed bevonden en wettig beroepen,
dan moest hij zich in het collegie van de heeren drost en gedeputeerden vertoonen,
„omme bij Haer E. E. geaggreert ende geconfirmert te werden" (art. 3). Opmerkelijk
is het, dat ofschoon in dit werk van beroeping ds stem der gemeente wel wordt erkend
(en door „gemeente" zijn waarschijolijk de eigengeërfden van het kerspel bedoeld), evenwel
met geen enkel woord sprake van den kerkeraad is.
De visiiatoren, op wie de zeer zware en gewig'.ige taak i3 gelegd, om ieder in hnnne
classe toezigt te houden en onderzoek te doen bij alle gemeenten, of de leeraars, ker-
keraden, diakenen, schoolmeesters, kosters en kerkvoogden hunne pligten getrouw ver-
vullen, zuiver blijven in de leer, en de stichting der gemeente en der jeugd, zooveel
mogelijk, met woorden en werken bevorderen, — deze visitatoren ontvingen hunne com-
missie, uit naam des stadhouders, van de heeren drost en gedeputeerden iart. 62). Bij
de revisie der kerkordening in 1730 is er nog bijgevoegd, dat zij van hunne handelin-
gen en van hun wedervaren in de visitatie ook rapport aan de heereu drost en gede-
puteerden moeten doen (Zie de kerkordening van 1730, art. 55, bij Magnin, Overzigt
enz. Bijlage 30). Over het algemeen schijnt hij die revisie van 1730 de magt der po-
litieken in kerkelijke zaken nog verder uitgebreid.
Wat de leer aangaat heeft deze kerkordening zich geheel vereenigd met de leerbepa-
lingen der nationale synode van Dordrecht (art. 66—69). De artikelen over doop en
avondmaal, over de feest- en bededagen en over de censuur en kerkelijke vermaningen
zijn bijna geheel van de Dordrechtsche kerkordtning overgenomen. Ook heeft zij zich
gevoegd naar het voorschrift der Dordrechtsche synode betreffende de namiddagsche pre-
diking van den catechismus, welk voorschrift zij bijna woordelijk heeft gevolgd ,art. 82;
al was het ook, dat de DrenthBche gemeenten tegen die prediking bijzonder waren ingeno-
men (Ypeij en Dermout, Gesch. d. Ned. herv. kerk, I, bl. 504 en 505, en A H. Pareau,
de oude kerk te Assen enz., hl. 205 verv.). Maar in andere artikelen schijnt met opzet
merkelijke verandering te zijn aangebragt. Zoo is, onder anderen, in het artikel over
-ocr page 471-
VAN DRENTHE, 1638.                                           465
kerkeraadsvergaderingen (art. 48', lorgvuldig weggelaten, de Dordrechtsche bepaling,
dat één of twee leden van den magistraat er zitting in mogen nemen , om aan te hoorea
en mede te delibereren (art. 37 .
Wie eeue uitvoerige verklaring en beoordeeling van deze kerkordening wenscht te le-
zen, verwijzen wij naar het evengenoemde werk van wijlen A. H. Pareau. bl. 105verv.
Deze Orenthache kerkcrdening, door de ridderschap en eigen-geërfden den 134eri jre_
brnarij 1638 gearresteerd, is door den provincialen archivaris van Drenthe, den heer J.
S. Magnin, in druk uitgegeven achter ïijn meermalen aangehaald werk, getiteld: Overzigt
der kerkelijke geschiedenis van Drenthe, bij II. Geertsema te Groningen, 1855. Zij bestond
slechts in afschriften, en de heer Mr. S. Gratama te Assen heeft van haar nog een ma-
nuscript, dat net en duidelijk geschreven is met de hand van de zeventiende eeuw. Wij
;;even hier de gedrukte kerkordeniug van Magnin , die naar genoemd handschrift genomen is.
3 0
-ocr page 472-
KERCKEN-ORDRE
DEK
LANDSCHAP DRENTHE.
Drost ende Gedeputeerden der Lantschap Drenthe, doen te weten:
Alsoo Ridderschap ende Eygen-Erffden, representerende de Staeten van
de voorsz. Lantscbap. op den Landtsdach, gehouden binnen Assen den
^3den Pebruarii laestleden, tot bevorderinge van de kercklycke ordre ende
discipline, goetgevonden, geresolveert ende gearresteert hebben, dat de
hyrnaevolgende Kerckenordre, bij provisie, ende tot dat anders sal weesen
geordonneert, in dese Landtschap sal vigeur ende stant grypen, ende by
het Synodus ende respective Classen, ende voorts by een jegelycken; soo
wel geestlicke als wereldlicke personen, prseciselick ende strietelickt geach-
tervolgt ende naergecomen werden, alles by de correctien ende poenen,
daerop bereyts gestatueert, ende hyrnamaels te statueren. — Ende opdat
niemant hyr van eenige ignorantie hebbe te prsctenderen, syn vyf authen-
tique Exemplaren, desen gelyckformich, verveerdicht, waer van eene aen
Syne Gen. den heere Stadhouder gesonden is, ende eene by het Collegie
verblyft, ende van de resterende drie heeft elck Classis eene ontfangen.
Sullende de respective predigers gehouden syn, elck voor haer eene af te
schryven.
Aldus gedaen binnen Assen den — 8n — Decembris 1638.
E. VAN DEN BOETZELAEK V*.
Ter Ordonnantie van de welgemelte H.H.
Drost ende Gedeputeerden,
J. Stktjïïck
1638
-ocr page 473-
KEHKOHDENING VAN DRENTHE. 1638.                            467
HET EEKSTE DEEL.
I. VAN DE KERCKLYCKE BEDIENINGEN.
Ende eerstelick van de Predipers ende derzelver beroepinge.
Art. 1. Niemandt sal mogen predigen, sonder wetlick daer toe beroe-
pen, angenomen, geapprobeert, geconfirraeert ende bevestigt te syn.
Art. 2. Ende indien iemandt daertegens doet, ende vermaent synde,
niet af en laet, sal by nae gelegenheyt ende swaericheyt van sijne over-
tredinge kercklick ende po'itikelick werden gestraft, sulx dat hy van de
plaetse, die hy onvvettelick begeert, ten eenemael sal versteecken syn, ende
soo hy hem verder in onwettelicheyt verloopt, sal hy in dese Landtschap
tot gienen kerckendienst werden toegelaten.
Art. 3. By de vvettelicke beroepinge der Predicanten, soo wel van die,
die te voren in iictuelen dienst geweest syn, ende van de eene gemeente
tot de andere werden beroepen, als van degenen, die nu eerst tot het
oredigampt comen, soo wel in Steden als ten platten Lande, sullen dese
naevolgende poineten onderhouden werden.
Ten eersten, dat de Collatoren, ofte die 't recht van de beroepinge heb-
ben, ter plaetsen daer het Predigampt vacerende is, ende niet wetende
hoe sy, tot beroepinge van eenen nieuwen prediger, conform de Kercken-
ordre moeten procederen, sullen hun moegen vervoegen by het Classis, ofte
desselven Deputatos, devvelcke in sulcken vall gehouden syn henluyden vol-
lencomen onderricht te doen, te weeten, dat een vast- ende bededach moet,
gehouden werden, om Godt, als een Heere synes Oegsts ende Wynbergs,
te bidden, dat hem wilde gelieven haere herten daer hen te richten, ten
eynde sy mogen eendrachtelick treden tot de nominatie ende verkiesinge
soodaniges persoens, die haer sal stichtelick mogen syn, ende voorts het
herte desgenen, die te nomineren sal staen, daer toe te bewegen, dat hy
de anstaende beroepinge ter rechter tyt moege aannemen.
Te/i tweede, sullen de voorsz. Collatoren, ende die het recht van de
beroepinge competeert, metten selven Classe ofte Deputatie voorts eenen
seeckeren dach beraemen, op denwelken deselve Bedednch sal werden ge-
houden.
Ten derden. Nae desen vast- ende bededach sullen degene, soo t'recht
van collatie hebben, eenen ofte meer personen de gemeente prasenteren,
ofte daer dit recht by de gemeente selfs is, sullen deselve oock eenen ofte
meer nomineren, ende dat binnen den tvt van ses weecken nae den bede-
dach. Ende byaldien de collator ofte gemeente den voorz. tyt hyrinne
mochten suymachtich weesen, sal het Classis de HH. Drost ende Gedepu-
teerden daervan adverteeren , dewelcke alsdan seeckeren tyt sullen prsefigeren
binnen dewelcke die nominatie sal moeten geschieden, ofte dat by naela-
tinge van sulx, Haer E. E. voor dat mael totte nominatie ende beroepinge
sullen treden.
Ten vierde. Ende die invougen als hyrvooren is verhaelt genomineert
wordt, sal naer voorgaende pra?paratoire examinatie, soo hy te bevoirens
30*
-ocr page 474-
468                   ,                             KERKORDENING
niet en is geëxamineert geweest, een proefpredige moeten doen voer de
gemeente, in byweesen van twee ofte meer volmachten des Classis.
Tèn vijfden. Dit gedaen synde, sal die by haer genomineerde persoon
den heeren Drost ende Gedeputeerden ende den Classi voorgestelt werden ,
ten eynde de H.H. Drost ende Gedep. politikelick, ende het Classis kerck-
kelick, op des geëligeerden persoons bequaeroheyt. gelegentheyt, qualiteit
ende conditie moge geletted werden.
Ten zesden, sal hyr op volgen d'examinatie ofte ondersoekinge, beyde
des levens ende der leere; des levens, met verthoninge genoechsaemer ge-
tuichnissen des levens ende wandels; der leere, indien hy te vooren geëxa-
mineerd is, sal daervan genoechsaem blyck doen met schriftelycke docu-
menten ofte getuichnissen. Maer by soo verre bij niet en is geëxamineert,
sal hetplenarié examen geschieden van den Classe, onder 't welcke die kercke
gelegen is, ende dat ten overstaen van de Visitatoren der drie dassen,
Sal oock by de examinatie der Leere in Classe eene proefpredige doen, uvt
Testen haer bij den Classe genomineert.
Ten zevenden. Jn den Examine bestaen hebbende, sal denselven een
wettelycke beroepinge by den Collatoren, ofte die het recht van beroepinge
hebben, gegeven werden, int bywesen van de twee Predigers des Classis,
ten eynde deselve daerop mogen letten, datter geen onbehoorlycke condi-
tiën werden gestipuleert, ofte informaliteyten gebruyckt. Welcke beroepinge
ontfangen hebbende, sal geholden weesen nae drie vveecken, nae dat hy
deselve ontfangen heeft, in de Collegie van de H.H. Drost ende Gedept
verthonen, omme by Haer E. 15. geaggreërt ende geconfirmert te werden.
Ten achtsten. Die beroepinge geaggreërt ende geconfirmert synde, sal
deselve den Classi ofte Deputatis ten spoedichsten weder verthoont werden,
welcke alsdan, naedien des Dienaers naeme op drie aen-een-volgende Soij-
daegen der gemeente aldaer is voorgedraegen, ende geene verhindernisse
daertegens gecomen, soo van de Overicheyt ter plaatsen, als van de lidt-
maeten der Reformeerde gemeente, sal in synen dienst geintroduceert ende
bevestigd werden.
Ten negenden. Dese opentlicke bevestinge voor de Gemeente sal geschie-
den met behoorlycke afvraegingen, vermaeuingen, beloftenisaen, gebeden
ende oplegginge der handen van de Dienaren van den Classe daertoe ge-
committeert, na 't formulier achter den Categismo daervan synde, t'sy dan
dat sy te bevoirens in dienst, geweest syn ofte niet. Ende soo het mochte
gebeuren, dat eenich Novitius, ofte iemandt anders die te vooren in de
bedieninge geweest is, van den Classe tot een heymelycke gemeente geson-
den wierde, sal over denselven de inposiiio manuum geschieden in den
Classe van waer hy gesonden werdt, mette andere behoorlycke solemniteyten.
Art. 4, Terwylen dan nu aen de onderhoudinge der voergaende poincten
den Kerckendienst ten hoogchsten gelegen is, sal een yegelyck deselve
strictelick ouderhouden, soo dat gien Dienaar in eenige gemeenten, veele
min in eenige particuliere heerlicheyden, buyrschappen, huysen ofte ander-
sins eenige kerckendienst sal mogen aennemen, ten sy dat hy allen den
voorseyden poincten volgedaen hebbe.
Art. 5. Een Dienaar eens wettelyck beroepen synde, mach syne Ge-
meente, die hem aengenomen heeft, niet verlaeten, om elders eene beroe
-ocr page 475-
VAN DRENTHE, 1636.                                           469
pinge aen te nemen, sonder genoechsaeme redenen, consent ende bewilli-
ginge van den genen, daervan hy te bevoirens beroepen is, ende des
Kerckenraedts, mitsgaeders des Classis; gelyck ooek geen ander Kercke
hem sal mogen ontfaugen eer hy wettelycke getuichnisse synes afscheydens
van der Kercke ende den Classe, daer hy gedient heeft, verthoont hebbe.
Ende ingevalle eenige difficulteyt opte redenen van demissie mochte voor-
vallen, sullen deselve eerst by den Classe, ende des noot by den Synode
werden gedecideert, Gelyck oock de Gemeente haeren Prediger niet en
vermach te verlaeten sonder wettige oorsaeken. Alles mede tot ordeel ende
decisie als boven.
Art.. 6. Dewyle een Dienaer des Woords, wettelyck als boven beroepen
synde, syn levent lanck aen de Kerckendienst verbonden is, soo sal hem
niet geoorloft syn hem tot eenen anderen Staet te begeven, ten sy omme
grote ende gewichtige oorsaecken, daervan het Classis ende Synodns ken-
nisse neemen ende ordeelen sullen.
Van het Ampt der Dienaren.
Art. 7. De Dienaren des Woordts sullen in de gebeden ende bedieninge
des Woordts, soo met het voordraegen der reiner leere ende der waerheyt,
als overtuyginge ende wederlegginge der tegenspreeckers aanhouden: de
sacramenten nae Christi instellinge uytreycken, ende voorall haere toe-
hoorders tot het gebruyck ende nuttinge des H. Avontmaels vlytich vermae- .
nen; op haer selven ende haere inedebroederen, soo Ouderlingen, Diaconen
ende geheele Gemeente goede acht neemen; met den Ouderlingen de Kerck-
lycke disciplin oeffenen; de krancken ende andere angevochten besoecken
ende troosten; een voorbeelt der Godsaelicheyt soo wel binnen als buyten
huys weesen; in summa besorgen, dat alles eerlick ende met goede ordre
toegae, ende in de Gemeente Christi geschiede.
Art. 8. Onder den Dienaren des Woordts sal gelyckheyt gehouden wer-
den , angaende de lasten haeres dienstes, mitsgaeders ook in andere saecken,
haer Ampt raeckende, soo veele rnogelick is hyrinne volgende het ordel des
Kerckenraets ende, van noden synde, des Classis, welcke gelyckheyt oock
met den Ouderlingen ende Diaconen t'onderhouden is.
Art. 9. Het sal niemandt geoorloft syn, den dienst syner kercke onder-
laetende, ofte in geenen seeckeren dienst synde, hyr ende daer te gaen
predigen, buyten authoriteit des Synodi ofte Classis. Gelyck oock niemandt
in andere kercken eenige predicatie sal mogen doen, ofte sacramenten be-
dienen , sonder bewillinge des Predigers, Kerkenraets ofte Classis.
Van het onderhoudt des Predigers.
Art. 10, De Predicanten in neerstichevt ende getrouwicheyt haer Ampt
verrichtende, sal op de andere zyde de Gemeente geholden syn, deselve
met behoorlick onderhoudt te versorgen, hun opdraegende alle opcomsten
tot sulcken eynde gesticht synde, ofte noch te stichten.
Van den Emcritü.
Art. 11. De Dienaars, soo door ouderdom, sieckte, ofte andersins inha-
byl werden den kerekendienst langer te vertreden, sullen, soo sy wel gedient
-ocr page 476-
470                                                  KERKORDEN1NG
hebben, de eere ende uaeme eenes Dienaers beholden , ende den tyt haeres
levens getracteert werden, volgens d'ordre daer op gestelt, ofte noch te stellen.
Art. 12.- Soo eenige Dienaers omme de voorschr. ofte andere oorsaecken
haeren dienst eenen tydt onderlaeten mosten, t'welk sonder advis des Kerc-
kenraets ofte des Classis niet geschieden sal, soo sullen sy nochtans tot
allen tyden de beroepinge van de Gemeente onderworpen syn ende blyven.
Van de, Weduwen ende Weesen.
Art. 13. De Weduwe der Predigers sullen een Nae-jaar genieten, mits
dat de Dienaren des Classis, in welcken haer man een dienaer is geweest,
by beurten van — 14 — daegen tot — 14 — daegen den dienst aldaer
verwaeren. Dit voorsz. nae-jaer sal naer expiratie van het vierendeeljaers,
daerinne de prediger overleden is, beginnen , mits dat, deselve Weduwe het
pondt groot in het nae-jaer vervallende tot profyt van de weduwen-cassa
mede sullen betaelen, niet anders als off haer mans noch leefden.
Art. 14. Het naejaer geëspireert ofte geëyndigt synde, sullen sy jaer-
licks van het weduwengelt, soo lange als sy weduwen blijven, genieten
soo veele als van tyd tot tyd by den Synodo daertoe werdt. gestelt, mits
dat sy, in cas deselve wyth de jaerlixe opeomsten niet connen gegageert
werden, pro quota alsdan mede sullen moeten contribueren , volgens den
voet daerop beraemt in 't 41 art. Synodi Anni 1631.
Art. 15. By versterff der Weduwen, sullent oock de Weesen profiteren
ol'te genieten, ende dat tot — 14 — jaer haeres ouderdoms incluis, waer-
van sv getuichnisse inbrengen sullen.
Art. 16. De Predigers, welcker Weduwen dese penningen sullen hebben
te genieten, sullen len minsten vyf jaer elck een pondt groot mede inge-
lecht ende betaelt hebben. Soo niet, sal der Weduwen ofte Weesen haer
ingelechte geit dubbelt gerestitueert werden.
Art. 17. Dese penningen sullen jaerlix op den Synodo ontvamren ende
den Weduwen in den Classe respectivelick betaelt werden. Maer soo door
eenige incidenten het Synodus niet wierde gehoudiu, sullen de Visitatoren
alle jaeren op haere eygen oosten compareren ter plaets daer de Weduwen-
kiste is, te weten in de maendt van September; omme de Weduwen respec-
tive
te contenteren.
II. VAN DE OUDERLINGEN ENÜE DERSELVEB BEROEPINGE.
Art. 18. Jn de Kercken daer noch geene Ouderlimreu ende Diaeonen
en syn, sal middelertyt by de Classe gedaen werden tgene anders den
Kerckenraet, naar uytwysinge der Kerckenordre, opgeleyt is, ende sal den
prediger ten overstaen des Classis ofte twee der nabuyrige piedigers besor-
gen, dat uyt de gequalificeerde ledemaeten der gemeente deselve mogen
verkoren werden. Daer se bereyts syn, sullen sy in haeren dienst twee
jaer dienen, ende alle jaer daernae sal het halve deel verandert, ende
andere in haere plaetse gestelt werden, t' en waere de gelegentheyt van
eenige kercken anders vereyschte, welcker verkiesinge sal geschieden door
het oordeel des Kerckenraets. Ende soo het mochte geboeren, dat in die
plaetse, daer den Kerckenraet van nieuws is opgerichtet, het getal der
-ocr page 477-
VAN DRENTHÏ, 1633.                                           471
ledemaeten so clein waere, datter geene besondere Ouderlingen syn connen,
sullen de Diaconen mede tot Ouderlingen mogen werden verkoren.
Art. 19. Het sal een ieder Kercke vry staen soo veel Ouderlingen,
als daer van noden syn, der gemeente voor te stellen, omme van deselve
(ten waere datter eenich beletsel voorviel), geapprobeert ende goet gekent
synde, met openbaere gebeeden ende stipulatien bevestiget te werden, ofte
een dubbelt getall, om liet halve deel by de Gemeente gekoren te werden,
ende op deselve wyse in den dienst te bevestigen, volgende het formulier
daervan synde.
Van het Am.pt der Ouderlingen.
Art. 20. Der Ouderlingen Ampt is, niet alleen met den Dienaeren des
Woords de kercklicke disciplin te oeffenen, ende te besorgen dat alles
eerlick ende met goede ordre geschiede, maer oock opsicht te hebben,
dat de Dienaers, mitsgaeders haere andere medeliulpers ende Diaconen haer
Ampt getrouvvelick bedienen, ende de besoeckinge te doen nae dat de ge-
legentheyt des tyts ende der plaetse, tot stichtinge der gemeente, soo
voor als nae het Avondtmael, can lyden ; om besonder de lidtmaeten der
gemeente te vertroosten ende t' onderaaen, ende ooek andere tot de Christ-
üicke Religie te vermaenen.
III. VAN DE DIACONEN OFTE ARMVOOGDEN ENDE DEHSELVEK BBKOEFIN'GE,
Art. 21. Deselve wyse, die van den Ouderlingen geseyt is, sal men
oock onderhouden in de verkiesinge, approbatie ende bevestinge de Diaco-
nen, dewelcke syn sullen Kdtmaten der gemeente &c.
Ampt &c.
Art. 22. Der Diaconen eygen Ampt is, de Aelmoeseu ende andere
Armgoederen neerstelick te innen, op alle sondaegen ende andere bequame
tyden met den arm-buydel in der kereke ofte andersins bequaemst te ver-
saemelen, ende deselve getrouwelick ende vlytich; nae den eysch der be-*
hoeftigen, soo der Jngesetenen als Vreemden (goede getuichnisse hebbende)
ende insonderheyt den huysgenoten des geloofs, uyt te deelen, met advis
des Predigers ende Kerckenraets; de benaude ende kleinmoedige te besoecken
ende te vertroosten, ende wel toe te sien, dat de Aelmoesen aen Vagabunden,
stercke bedelaers ende diergelycke niet worden bestedet, waer tegen sy
dan, in val der noot, de behulpelicke handt van de Overigheyt sullen
mogen versoecken. Ende sullen alle jaeren van haere bedieninge den Kere-
kenïaet, ofte voor de gantsche gemeente, reeckeninge doen.
Art. 23. De Diaconen sullen ter plaetsen daer huyssittende Armen-
meesters ofte Almosiniers sijn, op derselver begeerte, met hun goede cor-
respondentie houden, ten eynde de Aelmoesen des te beter ofte gelycker
uytgedeelt moegen werden, onder degene die meest gebreck hebben.
IV. VAN DE SCHOELMEESTERS ENDE DERSELVEK BEROEPINGE.
Art. 24. Den Kerckenraet ende Gemeente sullen alomme toesien. datt
-ocr page 478-
472                                                  KERKORDENING
er mogen bequaeme Schoelmeesters, die by den Classe daer sy onder staen
goet gekent syn, aengenomen ende in gestaedigen dienst onderhouden werden.
Anipt.
Art. 25. Dese Schoelmeesters sullen syn lidtmaeten der gemeente, ende
niet alleen de kinderen leeren leesen, schryven, spraecken ende vrye con-
sten, maar oock deselve in de Godtsaelicheyt en de leere der Catechismi
onderwysen, met inscherpinge ende verclaeringe desselven; oock voor alle
praedicatien een Capittel uyt den Bybel der Gemeente voor te leesen, den
gesang der Kercke anheven ende den kinderen ende hem selven daer in
oeffenen, ende den Schoelkinderen vlytich ter kercke leyden. Voorts nae
hun vermogen den Kerckendienst helpen bevorderen, ende in haeren gant-
schen Ampt alsoo draegen, als hun van de Classe sal iverden voorgeschreven.
Onderhoudt.
Art. 26. Waervoor deselve sullen hebben te genieten alsulcken jaerlixen
onderhoudt, als by de Ridderschap ende Eygen-Erffden laestmaeï daerop
is gestelt, ofte hyrnamaels gestelt mach worden.
Art. 27. G'eene Buyrschappen sullen besondere schoelmeesters mogen
houden, ten sy dat sy eerst lofliek doen blycken, dat sy soo verre afge-
legen syn van de Kerckdorpen daer ordinaris schole gehouden werdt, dat
de kinderen daer hen niet bequamelycken connen comen, ofte dat de veel-
heyt der kinderen sulcks vereyscht.
Art. 28. De Buyrschappen, vvelcke eene besondere sehoele werdt toe-
gelaeten, sullen de schoelmeesters uyt haere eygen middelen moeten on-
derhouden , welcke schoelmeesteren gelyck d' andere geqnalificeert moeten syn.
V. VAN DE STUDENTEN ENDE NIEUWELINGEN.
Art. 29. Niemandt sal by de respective Classen ad plenariuni examen,
mogen geadmitteert, veel weyniger tot den kerekendienst beroepen werden,
* die niet can doen blycken, in cas hy in examine sal bestaen, nominatie tot
den eenen ofte anderen kerckendienst te hebben, exempt de gequalificeerde
schoolmeesters ofte Posdagogi in dese Landtschap staende, dewelcke prcepa-
ratorié
geexamineert ende geadmitteert synde, sich in predigen sullen mo-
gen oeffenen, sonder nochtans in eenige Gemeente als Dienaers vast te
blyven, ten waere sy presmissis prcemittendh gesonden worden tot de ge-
meenten onder het Cruse ofte andersins, omme daer een gemeente te saemelen.
Art. 30. Alsoo overall groot misbruick is ingecropen angaende de exa-
mina praparatoria
sommiger Studenten, soo sal hvrin meerder voorsichtic-
heyt aengevvendet werden, sulcx dat niemandt tot sodanige examen sal
werden toegelaeten, dan alleen dengenen soo sy bynae haeren loop int
studeren hebben ten eynde gebracht, ende in den Collegiis haer int propo-
neren geoeffent ende toegelaten synde, sullen sy int privé, ten overstaen
van den Prediger ter plaetsen, haer dickwyls mogen hooren laeten; doch
sullen eenen geruymen tyt tot kentenisse des Classis openbaerlick voor de
Gemeente niet mogen predigen, ten sy saecke dat denselven Prediger te-
genwoordich sy, ende die gantsche actie of saecke regere.
-ocr page 479-
VAN DRENTHE, 1638.                                           473
Art. 31. Opdat averst reyne leere ende welstand der kercken gestadig
moge worden geconserveert ofte onderhouden, js seer nut ende nodich, dat
studenten in de H. Theologie uit den gemeenen goederen onderhouden
werden. Sullen derhalven de Gemeenten, Classen ende Synode bearbeyden,
dat een seecker getall van Studenten van goede verstande werden aengeno-
men, ende met redelick onderhoudt versorgt, waerop goet reguard gehou-
den werde, dat deselve niet gesonden werden aen suspecte schoeien, oock
vlytich studeren, vroom leven, ende sulcx bethonen jaerlis met genoech-
saeme getuichnisse der plaetse ende progressen, soo by de Magistraet, als
by de Kercke.
Ende sullen dese weldaet niet langer genieten, als tot den —25 — jaer
haeres ouderdoms, ten waere saecke de Professoren, daer sy onder stu-
deerden , ordeelden, continuatie te meriteren. Maer in cas bevonden mochte
worden, dat sy sich quaeliek comporteerden, sal het beneficie- werden af-
gesneden ende ingehouden.
Art. 32. Men sal geen Schoelmeesters, handtwercksluyden ofte andere,
die niet gestudeert hebben, tot het predigampt toelaten, ten sy dat men
verseeckert is van haer singuliere gaeven, Godtsaelicheyt, ootmoedicheyt,
sedicheyt, goet verstant, ende discretie, mitsgaeders gaeve van welsprekent-
heyt, ende eene sonderlinge wetenschap der Hr. Schrifture ende Theologi-
sche saecken, geschept uyt de predigen ende vlytich leesen van Duitsche
boeeken, van welcke te volgen haar een goet Register van den Classe sai
werden gegeven. Soo wanneer sich sodaenige personen tot den dienst pre-
senteren , sal die Classis deselve (indien t' Synodus goet vindt) eerst exa-
mineren , ende nae dat se deselve int examen bevindt, haer een tyt lang
int privé laeten proponeren, ende dan voorts met hem handelen, als sy
ordeelen stichtelick te syn.
Nieuwelingen, Mispriesters, Monicken ende die andersins eenige secten
verlaeten, sullen tot den Kerekendienst niet werden toegelaten, dan met
groote sorgvoldicheyt, nae dat sy eenen tyt van twee ofte drie jaeren, nae
t' ordeel des Classis, wel beproeft syn.
HET TWIEDB DEEL.
Van de Kerchlyke tsamencompst.
I. VAN DE VERGADERINGEN INT GEMEEN'.
Art. 34. Dryerley kerckelycke tsaraencompsten sullen onderhouden worden
in de Landtschap: den Kerchenraedt, Classicale Vergaederinge ende Synodus.
Art. 35. Jn allen desen tsameneompsten sal den aenvanck gemaeckt
werden met aenroepinge des naems Gods, ende met dancksegginge sullen
dezelve gesloten werden.
Art. 36. Jn dese voorgeschreven vergaederingen sullen geene andere dan
Kerckelycke saecken, ende tselve op Kerckelycke wyse, gehandelt werden.
-ocr page 480-
474                                                   KERKORDENING
Art. 37. Jn de vergaederinge des Kerckenraets ende des Classis aal een
Prases ende een Scriba syn, ende in Synodo neffens den Prmside ende Seriba
een Assessor, welcker Scriba ampt is, neerstig op te schryven t' geen weer-
dich is opgeteekent te vvoiden.
Art. 88. Het Ampt des Prmsidis iss, voor te stellen ende te verclaereD
tgene te verhandelen iss; toe te sien, dat een ieder syn ordre houde int
spreken; den knibbelaehtigen, ende die te heftich syn int' spreecken; te
beveelen dat sy swygen, ende over deselve, geen gehoor geevende, de be-
hoorlycke censure te laeten 'gaen. Bnde sal syn Ampt uytghaen, wanneer
de tsamencompste scheydet; sal oock in den naestvolgende Classe het Of-
ficium Prasidis
niet mogen bedienen.
Art. 39. Het Ampt der Christelicker Overicheyt iss, den kerckendienst
in allen manieren te bevorderen, denselven met haer goet exempel den
Onderdanen te recommanderen, ende den Predicanten, Ouderlingen ende
Diaconen in alle voorvallende noot de handt te bieden, ende by haere
goede ordeninge te beschermen. Jn tegendeel syn alle Predicanten, Ouder-
lingen ende Diaconen schuldich der gantschen gemeente vlyticlilick ende
oprechtelick in te scherpen de gehoorsaemheyt, liefde ende eerbiedinge, die
sy den Magistraten schuldich syn. Ende sullen alle kercklycke personen
met haer goet exempel in dit der gemeente voorgaen, ende door behoorlyck
respect ende correspondentie de gunst der Overicheden tot de Kercke soec-
ien te verwecken ende te behouden, ten eynde een yeder in het syne eu
des Heeren vreese aen wederzyde doende, alle achterdencken ende waen-
trouwen werde voorgecomen, ende goede eendracht tot der Kercken wel-
stant onderhouden.
Art. 40. Jn meerder vergaederinge sal men niet handelen dan tgene in
minder vergaederinge niet heeft connen afhandelt werden, ofte dat tot der
kercke der meerder vergaederinge int gemeen behoort.
Art. 41. Hetselve seggen heeft het Classis over den Kerckenraet, twelck
de particuliere Synodus heeft over de Classes, ende de generale Synodus
over de particuliere.
Art. 42. Soo iemandt hem beclaegt door de uytspraecke der minder
vergaederinge verongelycki te syn, deselve sal hem tot een meerder kerck-
lycke vergaederinge beroepen mogen, ende tgene door de meeste stemmen
goetgevonden is, sal voor vast ende bondich gehouden werden, ten sy,
dat het beweesen werde te stryden tegen het woordt Godts ofte tegen
d' Articulen van dese Kerckenordre ofte Synodale Resolutien, soo lange
deselve niet verandert, worden.
II. VAN DES KERCKENRAETS VEBGAEDERINGE.
Art. 43. Jn alle Kercken sal een Kerckenraedt syn, bestaende uyth den
Dienaer oft Dienaeren des Woordts, daer meer syn, Ouderlingen ofte, soo
het den noot vereyscht, mede uyth <\e Diaconen, gelyck tevoren Artic. 19
sjeseyt is, dewelcke ten minsten alle jaer vier mael t' elckens voor de
uythdeelinge des Avondtmaels, ende noch daer en boven soo dickwyls het
de noot vereyscht, sullen vergaederen, ten eynde sy met eenparige stemmen
nae Godes Woordt alle onstichtelvcke disordren ende ergernissen in der daet
-ocr page 481-
VAN DRENTHE, 1(333.                                           475
mogen weeren ende wechneemen, opdat goede eenicheyt ende Godtsalicheyt
in de Gemeente Godts bevordert werde. In dese vcrgaederinge sullen de
Dienaeren des Woordts by beurten prsesideeren ende die actiën regeeren.
Art. 44. Jnsgelyx sullen de Diaconen tsamen komen, zoo diekwyla als
het de noot der armen sal vereysschen, omme met anroepinge des naems
(xodes van saecken haer Ampt betreffende te handelen, waertoe de Dienae-
ren goede opsicht sullen neemen, ende aldaer prwsideeren.
III. VAN DE VERGAEDEKINGE DEK CLASSBN.
Art. 45. De Classicale Vergaederinge sal ordinarié drie mael des jaers
geholden werden, als te weten, op ten twieden Maendach nae Paesschen,
den Maendach in Augusto, den eersten Maendach in Octobri: ten waere
dat men om gewichtige oorsaeken anders moste doen, jn welcke vergaede-
ringe compareeren sullen alle de Predigers onder eens jegelycks respeetive
Classe sorteerende, by de poene ende verbeurte van drie Carolus gl. voor
d' eerste reyse, ende sess Carolus gl. voor de twiede reyse, ende nog are-
lycke guldens voor de derde reyse (waervan de helfte tot profyt van het
Classis, ende d'ander helfte tot profyt van der Predigers Weduwenpennin-
gen geemployeert sal werden). Sullende bij vordere absentie tegens sodanige
met suspensie van haeren dienst werden geprocedeert, ten waere hy vi
majori
ivierde verhindert, ofte dat hy hem in naestvolgende Classe suffici-
antlyck oonde excuseren.
Art. 46. Uyth dien anwesenden Brodereu sal nae gedaeneu gebede de
Frases ende Scriba werden vercoren , ende dat met gemeenen stemmen.
Art. 47. Daer in een plaetse meer Predicanten syn als eene, sullen
die alle in den Classe mogen verschynen, ende mede stemmen, ten waere
in saecken die haere personen ofte Kercken int besonder aengaen.
Art. 48. De Prreses sal eenen yegelycken afvragen, ofte sv in haere
Kercken :
1.     haers kerkenraets vergaederinge holden?
2.     off de kerckelicke diseiplin geoeffent?
3.     de Armen ende scholen besorgt werden?
4.     ofte iets is daerinne sy het ordeel ende hulpe des Classis tot rechte
instellinge en stichtinge haerer gemeente behoeven?
5.     ofter oock eenige kerklvcke gebreecken ende abusen bevonden werden?
fï. te vraegen, hoe verre een jegelyck in de Catechistni predicatien
gecomen sy ?
Art. 49. De Dienaer, ende insonderheyt de Novitii, vvelcken in voor-
gaenden Classe werdt opgelegt, sal in den Classe eene corte predige uyth
Gods woordt doen , van welcke d' andere sullen ordeelen, ende soo daer
iet inne ontbreeckt, aenwysen, mits dat deselve daer uyth oock moge wer-
den geexnmineert, waerinne sy oock sullen obedieeren ende gehoorsamen.
Art. 50. Jn de laetste Classicale Vergaderinge voer den Synodo sullen
vercooren werden de Dienaers, die op den Synodum gaen sullen; neffens
den Visitatore.
Art. 51. Elck Classis sal visiteeren ende examineeren de teslimonia der-
gener, die by haeren Classis sjeexamineert ende in dienst gestelt werden sullen.
-ocr page 482-
476                                 *          kerkokdekim;
Art. 52. De Classen sullen gehouden syn haere Novitien t' instrueeren,
dat sy met haere testimonia, beroepinge, ende andere nodige documenten
daertoe dienende, in den Synodo sullen compareeren, mitsgaeders deselve
in tyds te vermaenen, dat sy in Synodo eene propositie moeten doen.
Art. 53. De Classes sullen oock ordre stellen in de vaceerende plaet-
sen, daer een Dienaer is vertrocken ofte gestorven, dat de Kerckendienst
aldaer, van — 14 — daegen tot— 14 — daegen, behoorlyck verricht
werde.
Art. 54. Jnt eynde van de Classicale Vergaederinge sal men emstelick
censuram morum holden, oock ter presentie der Visitatoren, over degene die
iet strafbaers gedaen hebben.
Art. 55. De gravamina generalia, soo de respective Classen hebben, omme
op den Synodum te brengen, sullen van alle drie Classen gestelt ende ver-
gaedert werden van den Visitatoribus, als sy de visitatie doen, beginnende
van de Classe daer eerst de visitatie aengaet; in suleken ordre, dat sij die
gravamina by den eersten Classe sullen brengen aen den tweeden, der beide
voorts aen het derde, ende soo t' samen weder overgesonden te werden aan
t' eerste, ten eynde deselve van de drie Classen gesien, geconfereert ende
gexamineert synde, alsoo op den Synodum mogen gebracht werden, met de
Kesolutie der respective drie Classen op deselve.
IV. VAN DE VERGADER1NGE DEK SYNODEN.
Art. 56. Alle jaer, ten waere dat den noot anders vereyschte, sal een
Synodus in de Landtschap geholden werden, ende dat den tweeden Dinx-
dach nae Pinxteren, ofte by merckelycke verhinderingen een dach ofte —
14 — daernae.
Art. 5 7. Tot den Synodum sullen afgeveerdigt uyth elckeu respectiven
Classe, neffens den Visitatore, drie van de bequaemste Predigers, dewelcke
van haeren Classe met behoorlyck Credents ende Instructie sullen versien
werden, onderteeckent van degene die sy seinden, ende dese sullen neffuis
d'andere medestemmen.
Art. 58. Niemandt van de gecommitteerde Predigers sal sich mogen
van den Synodo absenteeren buiten s-ufficiante redenen, noch sal oock iemandt
sonder oorlof des Prcesidis uyth de vergaederinge gaen; sal oock niemandt
vry staen, uythgaende, ofte op andere tyden, de secreten des Synodi
't openbaren; sullen oock tot voorcominge van alle onordninge ende con-
fusie die Classen in goeder ordninge haere sessie neemen, ende deselve
bij beurten veranderen.
Art. 59. De Synodale Vergaederinge sal met eene propositie van de
gecommitteerde Predigers begonnen, ende van eenen anderen geeyndigt
worden, hetwelcke nae d'ordre der Classen dus lange geobserveert sal
ommegaen, soo dat het eene Classis beginne ende het ander eyndige-
Art. 60. Jndien de correspondentien int tcompstich.goedgevonden mogten
werden, sullen deselve alsdan geschieden met communicatie ende approbatie
van Hoger Overicheyt. gelyck oock het seinden van de Gecommitteerden
op de Synoden Nationael.
Art. 61. Dit dan alsoo wel geobserveert ende afgedaen synde. sal a!
-ocr page 483-
VAN DRENTHE, 1638.                                   .        477
t'gene, twelck in den Synode is geresolveert. van ailen lidtrnaeten desselveti
worden onderteeckent.
V. VAN' DE VISITATOBEN.
Art. 82. Om goede ordre in de Kercke Christi t'onderhouden sullen
uyth elcken Classe een Visitator, van den Synodo gecoren, uyth de ge-
schickelickste predigers, met behoorlycke commissie uyth name van Syne
Gen. den Heere Stadliouder &c. by de H.H. Drost ende Gedeputeerden
afgegeven, versien worden, wiens Ampt sal jaerlix alle kercken, resortee-
rende onder den Synodo der Landtschap, sonder eenige voorby te gaen,
te visiteeren ende toe te sien, ofte de Leraers, Kerckenraeden, Diaconen,
Schoolmeesters , Oosters , Kerckvoogden haer ampt trouwlyck waerneemen .
by de suiverheyt der leere verblyven, de aengenoraene ordre in alles on-
derholdeu, ende de stichtinge der gemeente, mitsgaders de jonge .leugt,
soo veel hen mogelyek iss, met woorden ende wercken bevorderen, ten
eynde sy degene, die naelaetich int eene oft andere bevonden werden, in
tyds mogen Broderlyck verniaenen, ende met raedt ende daet alles tot
vreede, opbouwinge ende meeste profyt der kercken ende scholen ende
andersins helpen dirigeeren.
Art. 6 3. Deselve sullen oock bywoonen den examinibus der genen, soo
in den drie Classen plenarié sullen werden geexamineert, om den dienst
des Woordts te betreden, mits dat deselvige hyrvan in tydts sullen ver-
wittigt werden, met uytdruckinge van tydt ende plaetse der Vergaederinge.
Edoch soo alsdan eene ofte meer derselver, om nootsaecken, uyth bleeven,
sal evenwel de Classis de vryheyt holden ende macht hebben, omme mêt
het examen voort te gaen; sullen oock der Predicanten Boecken visiteeren.
Art. 64. Moeten oock deselve van alle haere handelingen ende weder-
varen in de gedane visitatie goede notitie houden, om tgene haer in een
ieder Kercke iss voorgecomen, den Classi, waer onderde Kercke, in welcke
eenich gebreck mochte bevonden werden, ende by haer niet en waere af-
gedaeu, te openen, om te sien off het aldaer conde afgedaen werden,
nochtans dat (indien het de noot vereyscht) den Synodo openinge gedaen
werde, hoe hetselve afgedaen iss, soo niet, om tselve aen den Synodum
te brengen. Sullen oock in andere swaericheyden den Classi de handt
bieden, neffens dengenen, die van de respectieve CJassen daertoe gecom-
mitteert werden, dat goede enieheyt ende suyverheyt in de Leere behou-
den werde.
Art. 6 5. De Visitatoren sullen twie jaer dienen, ende nae verloop van
dien haers diensts ontslaegen, ende andere in haer plaetse gecooren wer-
den, als boven art. 62 verhaelt is.
-ocr page 484-
478                                                  KERKOKDENING
HET DERDE DEEL.
Fan de Leer, Sacramenten ende Ceremoniën.
I. VAN DE LEBB, WOORDT GODTS, CATECHI8MO, CONFESSIE ENDE CANONIBUS.
Art. 66. De Dienaren des Woordts Godt sullen de belydenisse des ge-
loofs der Nederlaudtsche Kereken, den Heidelbergschen Catechismo ende
den Canonibus Synodi Nationalis Bordracence, als overeenstemmende met den
Prophetischen ende Apostolischen Schriften, elck hoott voor hooft onder-
teeckenen, soo wel in Classe als in Synodo. Ende de Dienaers, die sulx
weygereu, sullen de facto van haeren dienst, by den Kerckenraot ofte Classe,
gesuspeadeert worden, ter tydt dat sy sich behoorlyck sullen hebben ver-
claert. Ende indien sy olstinatelick in weygeringe blyven, sullen sy ge-
heelvck van haeren dienst afgesettet werden.
Art. 67. Maer indien een Dienaer, dit voorscr. onderteeckent hebbende,
eenich bedencken ofte gevoelen tegen die leere ende poincten voorgescr. soude
mogen crygen, twelck God verhoede, sal tselve noch opentlyek noch hey-
melyck voorstellen, dry ven, predigen ofte schryven, maer tselve alvooren
den Kerckenraet, Classi ende Synodo openbaeren, omnae van denselven ge-
esamineert te worden, bereydt synde het ordeel derselver altydt sich ge-
willich t' onderwerpen , by poene in den voorgaenden artieul verhaelt.
Art. 68. Sollen oock de Schoolmeesters gehouden syn de Articulen als
boven t' onderteeckenen, twelck oock verstaen werdt van de Prïeceptoren
der Latynsche Scholen. By verweygeringe van sulx, sal met haer gepro-
cedeert werden als voorscr.
Art. 69. Niemandt van de gereformeerde Religie sal hem onderstaen
eenich boeck ofte geschrifte, van hem ofte eenen anderen gemaeckt of over-
geset, insonderheyt handelende van de Religie, te laeten drucken, ofte
andersins uyth te geeven, ten sy dan dat hetselve by den Synodo, Classe
ofte Theologische Faculteyt van de benaebuyrde Provinciën eerst ende al-
voirens deurgesien ende geapprobeert sy.
II. VAN DE SACRAMENTEN, DOOP ENDE AVONDTMAEL.
Art. 70. Het verhoudt Godts sal aen den kinderen der Christen met
den Doop, soo haest als men de bedieninge desselven hebben can, door den
ordinaris Prediger, ofte, by absentie ofte versterft', van een ander gequa-
lificeert Prediger, ende niemandt anders, besegelt werden, ende dat in de
openbaere versamelinge, wanneer Godts woordt gepredigt werdt. Doch ter
plaetse, daer niet soo veel predicatien gedaen werden, sal men eenen see-
ckeren dach in der weecke verordineeren, om den Doop te bedienen; ende
sullen giene kinderen uyth overspil ofte hoererye getuygt lichtelyck gedoopt
werden, ten sy dat de Ouderen, ofte een van haer beyden, het sy de
Vaeder ofte Moeder, haer kindt selfst tot de Doope draegende, eerstelyck
opentlycke belydenisse haerer sonden gedaen, ende beteringe haeres levens
sullen hebben belooft. Edoch soo die Ouderen, naer gedaene vermaeninge
even obstinaet blyvens sullen die kinderen evenwel gedoopt werden.
-ocr page 485-
VAN DRENTHE, 1638.                                           479
Art. 71. De Dienaers sullen haer beste doen, ende daertoë arbeyden,
dat de Vaeder syn kindt ter doope prsesenteere; ende in de gemeenten,
daer men neffens den vaeder oock gevaders ofte getuygen by den Doop
neemt, diligenteeren, dat men neeme die der suyvere leer toegedaen ende
vroom van wandel syn.
Art. 72. De Dienaers sullen oock in het doopen der jonge kinderen
gebruycken t' formulier daervan, staende achter den Catechismo.
Art. 73. Wat angaet de Bejaerden die haer willen laeten doopen, sal
by derselver doop gevolgt worden het formulier daervan gesteld in Synodo
Natiouali
A° 1619, nu oock denselven Heidelbergschen Catechismo bygevoegt.
Art. 74. De Bejaerde, nae de bekentenisse by haeren Doop gedaen,
door den doop de Christelycke gemeente ingelyft, ende voor ledemaeten der
gemeente aongenomen, syn schuldich het Avontmael des Heeren te gebruy-
cken , twelck sy oock by haeren doop sullen belooven te doen.
Art'. 75. De naemen der gedoopten, mitsgaeders der ouderen ende ge-
tuygen ; — Jtem den tydt des doops, sullen by de respective Predigers
opgeteeckent, ende daervan een speciael boeck gehouden werden, om aen
de successeurs over te langen.
Art. 76. Men sal niemandt tot den Avondtmael des Heeren toelaeten,
dan die, nae gewoonheyt der kercken, tot de welcke hy gehoort, belydenisse
der gereformeerde Religie gedaen heeft, mitsgaeders hebbende het getuiche-
nisse eenes vromen wandels, sonder welcke oock degene, die uyth andere
kercken coomen, niet sullen toegelaeten werden.
Art. 77. De kercken in dese Landtschap sullen sulcke maniere int be-
dienen des Avondtmaels eenpaerlyck houden, als sy oordeelen sullen tot de
meeste stichtinge te dienen. Welverstaende nochtans, dat de uythwendige
Ceremonie, in Godts woordt voorgeschreven, niet verandert, ende alle su-
perstitie vermydet wende; ende sal nae voleyndinge der predicatie ende ge-
mene gebeden het formulier, mitsgaeders het gebetlt daertoe dienende,
werden geleesen ende gedaen.
Art. 78. Het Avondtmael des Heeren sal viermael des jaers gehouden
werden, te weeten op Christdach, Paesschedach, Pinxterdach ende op den
tweeden Sondach in Octobri, doch daer d'uythdeelinge des Heeren H. Avondt-
mael sess mael met stichtinge can geschieden, sullen de Predigers ter plaetsen
tselve doen met voorgaende communicatie ende advis des Classis. Ende
daer weynich ledemaeten syn, sal die Kercke noch twee ofte drie naebuy-
rige Predigers daertoe roepen, met noch eenige ledemaeten derselver plaetse,
des noot synde, omme met denselven te communiceeren, ten eynde oock
anderen een goet exempel ende toetreck werde gegeven.
III. VAN ORDINARISE ENDE EXTRAORDINARISE FEEST- ENDE BEBEDAEGEN
ENDE ANDEKE CEREMONIËN.
Art. 79. In tyden van oorloge, pestillentie, diereu tydt, sware vervol-
ginge der kercken ende alle andere gemeene swaericheyden, sullen de
Classes respective met malcanderen communiceeren, omme by de Hoge Ove-
richeyt aen te houden, dat door haere authoriteyt ende bevell openbaere
Vast- en'de Bededaegen angestelt ende geheyligt mogen werden.
-ocr page 486-
480                                                    KERKORDËNINC.
Art. 80. ' De Gemeenten sullen onderhouden, beneffens den Sondach,
oock den Christdach, Paesschen, Pinxsteren , metf den naevolgenden dach,
ende geen meer, Hemelvaert ende Besnydinge Chris ti, mits dat noch
hyrenbovens jaerlix sal gehouden werden de ordinarise Bededach deser
Landtschap, ende dat op den eersten Wonsdag in Majo.
Art. 81. Daer de Lyckpredicatien gedaen werden, sal men daerinne met
alle neersticheyt continueeren.
Art. 82. De Dienaers sullen allomme des Sondaegs ordinaeriycken in de
naemiddaegspredige, ofte des Wonsdaegs (nae eyseh van stichtinge sommiger
plaetsen) de summe der Christlycker Leere, in den Catechismo, die nu in
de Nederlandtsche Kercken is aengenoomen, vervaetet, eortelyck yuthleggen
ende verclaeren.
Sullen oock ses ofte seven weecken voor het Paesschefeest de Historie
des lydens Christi predigen, op alsulcke daegen, als in ieder gemeente
op 't allerstichtelyckst sal counen geschieden.
Art. 83. Jn de kercken deser Landtschap sullen gesongen werden de
150 Psalmen Davids, de tyn Geboden, het gebedt onses Heeren, de Arti-
culen des geloofs, de lofsaugen Maria, Zacliarim, Simeonis, het gesaugh
O öodt die Onse Vaeder bist &c. Werdt oock in de vryheyt der kerckeu
gestelt daerenboven sommige geestlicke gesangen; die in sommige kercken
noch op de Feestdaegen gesongen werden, ofte te gebruicken ofte nae te laeten..
Art. 84. Wanneer sich iemandt wil in den houwlycken staet begceven,
deselve sal te bevoirens den Prediger der plaetse aenspreecken , ten eynde
ky met syn ondertrouwde persoon op drie na een volgende Sondaegen
opentlyck van den predigstoel moge vercondicht werden, twelck oock ge-
schieden sal, ten sy saecke dat hy den ondertrouw hadde gedaen met een
persoon heta soo nae in den bloede bestaande, dat deselve niet geschieden
mach. Ende by soo veere dan gien verhinderinge voortgebracht \verdt,
sal deselve nae de forme des houwelycken staets, achter onsen Categismo
gevougt, niet heymelyck in de huysen ofte anders waer, maer alleene in
de Kercke voor den aengesichte der gemeente, tsaemen gegeeven werden.
Art. 85. Wanneer de geproclameerde niet aen ééne plaetse woonen,
sal den Prediger deselve niet te saernen geeven, hy hebbe dan genoechsaeme
getuichenisse, dat sy aan de piaetsen daer sy woonen, ordentlick, op drie
na een volgende Sondaegen, van de predigstoel afgecondigt syn, ende dat
daer niets tegen gebracht en is.
HET VIERDE DEEL.
Van de Censure ende Kerckelijcke Vermaeninge.
I. VAN DE KERCKELYCKE STRAFFE INT GEMEEN.
Art. 86. De kercklycke censuire ofte straffe werdt nootsaeckelyck ver-
eyscht, omme den sondaer met de Kercke ende synen naesten te versoenen,
ende alle ergernisse uyth de gemeente Christi wech te neemen.
-ocr page 487-
VAN DKENTHE, 1638.                                          481
Art. 87. Wanneer dan iemandt tegen de suyverheyt der leere ofte vro-
micheyt des wandels sondigt, soo veere als het heymelyek iss, ende geen
openbaere ergernisse gegeven heeft, sal men volgen de regel Christi, Matih. 18.
Art. 88. De heymelycke sonden, waervan de sondaer by een int besonder
oft by twic oft drie getvygen vermaent synde, berouw heeft, sullen voor
den Kerckenraet niet gebracht werden.
Art. 89. Soo iemandt van een heymelycke sonde van twie ofte drie
personen inder liefde vermaent synde, gien gehoor geeft, oft andersins een
openbare sonde bedreeven heeft, sulx sal den Kerckenraet angegeeven worden.
Art. 90. Van alsulcke sonden, die van haer natuiren wegen openbaer
ofte door verachtinge der kercklycke vermaeninge int openbaer gecomen syn,
sal die versoeninge (wanneer men seeckere teekenen der boetvaerdieheyt siet)
openbaerlick geschieden, door het oordeel des Kerckenraets, maer daer gien
Kerckeraet en is, met ad vis van twie naebuyrig» kereken, in.sulcke forme ende
maniere als tot stichting van een ieder kereke bequaem sal geordeelt worden.
Art. 91. Soo wie hertneckelick de vermaeningen des Kerckenraets ver-
werpt, Jtem die eene openbare ofte anders eene grove sonde gedaen heeft,
sal van het Avondtmael des Heeren afgehouden werden, ende indien hy,
afgehouden synde, naer verscheyden vermaeningen gien teecken der boet-
vaerdieheyt bewyst, soo sal men ten laetsten tot de uyterste remedie,
namelyck de afsnydinge, coomen volgende de forme nae den woorde Gods
daertoe gestelt. Doch sal niemandt afgesneden werden, dan met voorgaende
advis der Classe.
Art. 92. Alleermen tot der afsnydinge comt, sal men de hertneckicheyt
des sondaers der gemeente opentlyck te kennen geeven, de sonde verclae-
rende, mitsgaders de neersticheyt aen hem bewesen in 't bestraffen, afhou-
den van den Avondtmael, ende menichvuldige vermaeningen: Ende sal de
gemeente vermaent werden hem aen te spreecken ende voor hem te bidden.
Sodanige vermaningen sullender der drie geschieden. Jnden eersten sal den
sondaer niet genoemt werden, opdat hy eenichsins verschoont werde. .In
den tweeden sal met advis der Classe syn naeme uytgedruckt werden. Jn
den derden sal men de Gemeente te kennen geeven, dat men hem, ten
sy dat hy hem bekeere, van de gemeenschap der kereken uitsluiten sal,
opdat syn afsnydinge, soo hy hertneeklick blyft, roet stilswygende bewil-
linge der Kereken geschiede. Den tydt tusschen de vermaeninge sal int
ordeel des Kerckenraets staen.
Art. 93. Wanneer iemandt, die geexcommuniceert is, hem wederom wil
versoenen met de gemeente door boetvaerdieheyt, soo sal tselve voor de
handelingen des Avondtmaels, oft andersins nae gelegenheyt, te vooren de
gemeente aengeseyt werden, ten eynde hy ten naesten Avondtmael (sooverre
niemandt iets weet voor te brengen ter contrarie) openbaerlyck met professie
syner bekeeringe weder opgenomen werde, volgende het formulier hyr van
den Catechismo bygevoegt.
II. VAN DE KEKCKELYCKE CENSDIR INT PARTICULIER.
Art. 94. Wanneer de Dienaar des Godlycken Woordts, Ouderlingen ofte
Diaconen een openbaere grove sonde bedryven, die der Kereken schandelyck,
31
-ocr page 488-
482                                                     KEKK0EDEK1NG
ofte oock by de Oyericheyt strafbaer is, sullen de Ouderlingen ende Dia-
conen terstont door voorgaende ordeel des Kerckenraets derselver, ofte der
naestgelegener gemeente, van haeren dienst afgesettet, maer de Dienaers
opgeschortet werden, ende of sy geheel van den dienst af te setten syn,
sall int ordeel des Synodi staen.
Art. 95, Voorts onder de grove sonden, die weerdich syn met opschor-
tinge ofte afsettinge van den dienst gestraft te werden, syn dese de voor-
naemste: valsche leere, ofte ketterye, openbaere scheurmaeckinge, opentlycke
blasphemie, simonie, trouwloose verlaetinge syns dienst ofte indringinge in
eens anderen dienst, meneedicheyt, ehebreuck, hoererye,. dieverye, geweldt,
gewoontlycke dronckenschap, vechterye, vuil gewin, cortelyck alle de son-
den ende grove feiten, die den Autheur voor de wereldt eerloos maecken,
ende in een ander gemeen lidtmaet der Kercke souden werden geachtet der
afsnydinge weerdich te syn. •
Art. 96. De Dienaeren des woordts, Ouderlingen eude Diaconen, sullen
onder hen de Christelicke censuire oeffenen ende malcanderen van de be-
dieninge haers Ampts vriendelyck vermaenen, gelyck oock doen sullen de
Classes ende Synodus.
Art. 97. Dengenen, die uyth de gemeente vertrecken, sal een Attestatie
ofte getuichnisse haeres wandels, by advis des Kerckenraets, medegegeeven
werden, ten minste van twie onderteiukent.
Art. 98. Gien Kercke sal over andere Kercken, gien Dienaer over an-
dere Dienaeren, gien Ouderlinck ofte Diacon over andere Ouderlingen ende
Diaconen eenige heerschappye voeren.
Alle dese voorgestelde Articnlen sullen by allen Kerckelycken personen
alsoo getrouwelyck geachtervolgt ende naergeeoomen werden, nochtans onder
voorbeholt, dat men desen, aengaende de uyterlycke ordre sal mogen ver-
anderen, af ende toe doen, soo als by veranderinge van tyden de gelegent-
heyt der Kercke Jezu Christi sal vereysschen.
Naerder en breder Verclaeringe raeckende het Ampt
der Ouderlingen, Diaconen, Schoolmeesteren ende Kerck-
voogden, conform de Articulen in de geconcipieerde Kerc-
kenordninge over haerluyden bedieninge gestelt.
I. Het Ampt der Ouderlingen is
1.     Met ende neffens den Dienaer des Woordts vlytich opsicht ende acht
te hebben op de Gemeente, die haer bevolen is, ende neerstich toe te
sien, of een yegelyck hem behoorlyck draege in leer ende leven, ofte in
belydenisse ende in wandel.
2.     Jndien sich iemandt compt te verlopen, ende sich onstichtelyck
draecht, broderlick te vermaenen ende te bestraffen, ende voorall te ver-
hoeden, dat de leere ende den naeme Godts niet gelastert en werden,
ende de H. Sacramenten niet ontheyligt werden (soo veel mogelyck is);
oock mede tegens de onboetveerdigen ende halsstercken te handelen naer
-ocr page 489-
VAN DKENTHE, 1638.                                           483
Christelycke disciplin, ende de boetveerdigen vvederomme in den schoot
der Kercken t' ontfangen (daer van hyr nae int besonder wat breder).
3.     Soo iss dan int besonder, neffens den Prediger ter plaetse mede
haer Ampt, als sicb iemandt compt te verlopen, vlytioh te betrachten,
eerstelick de persoon van den sondaer, daernae de sonde selfst.
4.     Angaende de personen, daer van moet men in achtinge nemen,
of het een oudt ofte jonck persoon sy. Jtem of het een buichsaem ende
goetaerdich mensche sy, dan of het een moetvvillieh sondaer sy.
5.     Jsset een oudt ende bedaegt persoon, soo moet men hem bestraffen
ende onderrichten met beleeftheden als een Vaeder ofte Moeder, maer
isset een jonck persoon, met meerder respect ende aensien, als een Brode:1
of Suster. Jsset een goetaerdich doch swack persoon, soo can men hem
met vriendelicke en sachtmoedige vermaeninge best gewinnen, maer isset
een moetwillich groff sondaer, ofte die nae veelvoldige vermaeningen evens-
wel in sonden continueert ende voortvaert, dien moet met meerder stren-
gicheyt beyegent werden.
6.     Belangende de sonde selfs, die is te betrachten, offet een heymelicke
sonde sy, eene ofte weynich bekent, dan off het eene sonde sy, die veel
ende bekent is. Jtem of het grove, ende voor d'Overicheyt strafbaere
sonde sy, dan of het een gemeine mindere sonde sy? Want gelyck daer
trappen der sonden syn, soo ten aensien der sonden selfs, soo ten aansien
der omstandicheyden derselven, als van de tydt, plaetse, maniere &c.,
soo moeten oock de vermaeningen ende bestraffingen tot eenen yederen
gepast ende gematicht werden.
7.     Jsset dan eene sonde die openbaerlick geschiet is, die moet open-
baerlick, dat is, voor den gantschen Kerckenraedt, ofte oock voor de ge-
heele gemeente, nae gelegentheyt van den vall, gestraft werden, anderen
tot een exempel.
3. Maar isset een heymelycke mindere sonde uyt swackheyt spruitende,
die moet heymelyck, alleen in tegenwoordicheyt van dengenen dien het
bekent is, heymelyck werden bestraft.
9.     Jsset een grove, ende voor der wereldt openbaere sonde, als open-
baere afgoderye, toverye, segenspreecken, aenroepinge van verstorven hey-
ligen; jtem lasteringe van Godes naeme, meneedt ofte valsche getuichnisse,
verachters van Godes H. Woordt, Sacramenten ende ontheylinge des Sab-
bats, ongehoorsaemheyt tegens Vaeder ende Moeder, vaeder ende moeder-
slagery ende ongehoorsaemheyt, vloecken ende schenden op Christelicke
Overicheyt, dootslaegery, andere slaegery, schelden ende gekyf, ehebreuck,
bloedtschande, hoererye, ende allerhande ontucht, ende wat meer daer toe
reitset, als gewoontlycke dronckenschap, kaerten spelen, dobbelen, licht-
veerdich danssen in vergaederingen, jtem dieverye, woecker, openbaere
leugens ende alle andere grove sonden. Deselve moeten oock opentlick
(gelyck naerder volgen sal) gecorrigeert ende verbetert werden, conform
Godts woordt ende Kercken disciplin.
10.     Jndien iemandt schoon mindere sonde beginge, ende door veelvou-
dige vermaeningen ende bestraffingen tot beterschap niet te bewegen en
waere, dien moet men oock door verbiedinge vant Avondtmael tot beter-
schap soecken te brengen.
31*
-ocr page 490-
484                                                     KEKKORDENING
11.     Doch wanneer iemandt door opschortinge vant Avondtmael beweegt
wierde beterschap te beloven ende te bewysen, die moet van den Kercken-
raet ooek wederom tot hetselve Nachtmael toegelaeten werden.
12.    Hyr staet aen te mereken, ten
I.     dat de sonde alleenlick uyt Godts woordt moet gerichtet, ende daer
uyt besloten worden een sonde te syn, op dat de conscientien der nieri-
schen niet gequelt ende bemoeyt werden met verkeerde meyningen ende
eygensinnige voor-ordelen;
II.     dat men den sondaer alsoo vermaene, dat men niet lichtelyck op
een ieder geringe feyl eene al te scherpe ofte strenge vermaeninge aenstelle. ■
Want wanneer soude dan des bestraffens een eynde weesen? Jae de H.
Schrift vermaent dickmaels tot verdraechsaemheyt. Maer dan moet reen
insouderheyt wacker hyr in syn, wanneer te vreesen staet, dat de geval-
lene in vorder perieul ende sehaede des verdervens soude cornen, ofte den
naeste daer door geërgert, ofte God daer door gelastert werden.
13.     Dese vermaeninge ofte bestraffinge heeft verscheyden trappen nae
de> nature der sonden ende des sondaers (als boven gemeldt), dewelcke
Matth. 18: 15, 16, 17 gestelt werden,
14.     Mede moet hyr oock aengemerekt werden, dat, gelyck de vermae-
ninge ofte bestraffinge tussehen broder ende broder (als boven Matth. 18
geseyt), in heymelycke sonden niet één maer meermaelen moet geschieden,
eer deselve aen de Kercke ofte Kerckenraet gebracht werde, Alsoo moet
oock de vermaeninge van de Ouderlingen (deselve aen den Kerckenraet
gebracht synde, doordien de vorige vermaeningen geen vrucht hebben ge-
schaft by den Sondaer), menichmael geschieden, soo lange daer hope is
van gewin door deselve, Jae oock wanneer nae eenige vermaeningen het
verhoopte soo voort noch niet vercregen iss.
15.    Hyr by (: neffens de bovenverhaelde voorsichticheyt int straffen:)
moet de broderlycke liefde ende sachtmoedicheyt oock comen, ende wel in
acht genomen werden, waerdoor den sondaer sich can verseeckert houden ,
dattet niet uyt vleeschelycke affecten geschiedt, ende niet van haer syn
verderf ende beschaeminge, maer veele meer syn welvaert ende saelicheyt
gesocht werde, want het ooghmerek hyr van moet weesen 1°. Godes eere;
2°. de stichtinge van Syn Kercke; 3°. des sondaers ende der anderen sae-
licheyt te bevorderen.
16.     Maer indien t' mochte gebeuren, dat de sondaer dese middelen
verachtende ende verwerpende, die Kercke in voorseyde voegen niet wilde
hooren, soo worde hy gehouden als een Heyden ende Tollnaer, ende den
Sathan overgegeven tot verdervinge des vleesches, dat de geest behouden
werde in den daege des Heeren Jesu Ohristi, namelyck door excom-
municatie.
17.     Noch is het Ampt der Ouderlingen een alsoo geëxcommuniceerden
sondaer by alle gelegentheden te vermaenen, ende publiquelicken voor hem
te laeten bidden, omme tot boetveerdicheyt wederom te brengen. Ende
door des Heeren genaede tot waere boetveerdicheyt gebracht synde, den-
selven wederom met blydtschap op- ende aenneemen.
18.     In summa, der Ouderlingen Ampt is te helpen bemiddelen, dat
alles in de gemeente ordentlick toegae, dat de bedroefde getroostet wer-
-ocr page 491-
VAN DRENTHE, 1638.                                           485
den, datter geen valsehe leere gedreven werde, dat de Predigers stichtelyck
leeren ende leven, sich selfs met neerstig leesen ende naevorschen van
Godes Woordt (neffens een Godtsaelich leven) bequaem maecken, om van
de leere haerer Predicanten te connen ordeelen, ende te besorgen, dat,
wanneer haer Leraer compt t' overlyden, ofte te vertrecken, een ander
duchtig Prediger aen syn plaetse nae Kerckenordeninge mach beroepen
werden. Ende dit alles moet vloeyen (als boven ten deele geseyt is) 1°. uyt
liefde van Godes eere; 2°. vreede ende vvelstant van Godes Kereke; 3°.
oock van de stichtinge ende saelicheyt dergenen (insonderheyt) over welcke
de Ouderlingen gestelt syn.
II. Der Diaconen ofte Armenvoogden arapt is
1.     Sorge te helpen draegen, datter goede middelen tot onderhoudt der
armen gevonden werden.
2.     Dat sy de middelen, soo tot onderholt der armen gegeven werden,
getrouwelik (des Sondaechs, Feest- ende Bededaeges) vergaederen ende
bewaeren.
3.     Sorge te draegen, dat de Almoessen niet bestedet worden, dan daer
t' van noden iss, ende dat met goede kennisse, discretie ende circumspectie.
4.     Dat sy met blymoedicheyt ende een beweegt herte (sonder ansien
der personen) die Aelmoessen uytdeelen, gedenckende dat onsen Salichmaecker
reeckent Hemselven te geschieden, wat den Armen in Synen Naeme gedaen
werdt. — Sullen daerom de Armen troosten, niet alleen met de uyterlicke
gifte, maer oock met troostelycke woorden.
5.     Jaerlix (jae in alle manieren) reeckenschap te doen voor de gemeente
ofte degene, soo de gemeente daer toe sal committeren, van haeren ont-
fanck ende uytgaeve.
6.     In summa, de Diaconen sullen den voorgen. Ouderlingen des noots
synde, ende van deselve hyr toe versocht, in alle voorvallende noot, de
handt bieden ende assisteren. Wederom sullen oock soo doen de Ouder-
lingen by de Diaconen.
III. Der Schoolmeesteren Arapt is
1.     Aengaende de Kerckendienst, de Clocken ter rechter tyt te luyden,
de kereke op-ende toe te sluyten, deselve te suyveren, de materialen ofte
elementen tot de H. Sacramenten in de kereke te brengen, als t' water
tot de H. Doop, broodt ende wyn tottet H. Nachtmael. Voorts in alle
predieatien present te weesen, niet alleene om Gods Woord te hooren,
maer om Psalmen aen te teeckenen, ende t' gesang te modereren ende te
helpen verstereken.
2.     Het geheele Jaer door eenige Capittelen, haer van den Prediger aen
te wysen, voor alle predieatien der gemeente voor te lesen, tot welcken
eynde nodich geachtet werdt, dat de respeetive Gemeenten een goede Bibel,
conform de Synodale Eesolutie in haere Kereke sullen bestellen, dewelcke
by den Kerckenraet tot allen tyden wel sal bewaert werden.
3.     De kinderen ter kereke te geleyden, ende nae gedaene predicatie
den Schoolkinderen uyt deselve t' examineren ende t' ondericliten.
4.     Belangende int besonder den schooldienst, de kinderen niet alleen
-ocr page 492-
486                            KERKORDENINÖ VAN DRENTHE, 1638.
leesen ende schtyven te leeren, maer oock deselve de vyff hooftstukken
der Christelicke Religie t' morgen eade avondt gebedt van buyten te laeten
leeren. Deselve gebeden haer s'morgens ende s'avondts te laeten beden,
ende daerneffens haer alle avonde een vraege uyt den Heydelbergsche ofte
Nederlandtsche Catechismo. in te setten, ende haer des anderen daeges
(soo veel doenlick is, ende niet discretie) deselve laten opseggen, als de
kinderen alle by een ander syn, ende haere ordentlicke lection opgesegt
hebben.
5.     Den kinderen ten minsten tweemael in de weecke psalmen te leeren
singen, ende oversulx, op datse selver singen connen, ende oock t' gesang
in de kercke bequamelyck dirigeren ende stereken mogen, sich selver vly-
tich int psalmen singen te oeffenen.
6.     Ende op dat de kinderen des te spoediger int leesen- leeren mogen
voortcomen connen, sullen in alle Schoeien deser Landtschap stiehtelycke
boecken , die met advis van den Predicant in alle plaetsen sullen geintro-
duceert worden, geleerd werden.
7.     De kinderen, die even veele weeten, eene lexe te laeten leeren,
ende als sy opseggen, tsamen by hem (den Meester) laeten comen, alsoo
dat als d'eene opsegt, d' andere alle daer nae hooren, insiende op deselve
hare lection, die opgesegt hebbende, oock noch alle voor hem laeten
blyven ende toehooren ende op deselve lexen letten, tot dat sy alle, die
in de lesse leeren, opgesegt hebben.
IV, Der Kerckvoogden Ampt is
1.     Sorge te draegen, dat de Kercke, Schole ende des Predigers woo-
ninge wel in esse ofte weerden geholden werden, ende daerom dikmaels
daernae te verneemen of an t' dak, als lyen, pannen ende glaesen, muy-
ren, flouren ende wanden van de kercke, schoele ende weme ofte des
Predicants huys, oock eenich mangel is te vinden.
2.     Js haer Ampt, alle nodige materialen ende elementen tot het H.
Avondtmael te bestellen.
3.     Neerstich daer toe te sien, dat de Kerckengoederen niet mogen ver-
vrembdet worden.
4.     Oock alle jaeren voor de Collatoren, Kerckenraedt, Schults ende
Volmachten der gemeente reeckenschap te doen.
-ocr page 493-
TOEGIFT.
-ocr page 494-
-ocr page 495-
CONCEPT-REGLEMENT
OP DE
ORGANISATIE
VAN HET
HERVORMD KERKGENOOTSCHAP
KONINGRIJK HOLLAND.
18 o©.
Over dit concept-reglement, dat wij als toegift bij ons werk voegen, zullen wij slechts
■een enkel woord aanstippen.
Het behoeft niet herinnerd te worden, hoe ruw de staatsomwenteling van 1795 onze
hervormde kerk heeft aangegrepen. Hare voorregten als heerschende kerk werden haar
ontzegd, alle resolutiën , onder het oude stelsel van hare vereeniging met den staat ge-
nomen, vernietigd, en de geestelijke goederen, die tot bezoldiging van hare leeraren
en hoogleeraren hadden gestrekt, voor nationaal verklaard. Zoo eindigde de achttiende
eeuw. Maar bij het ingaan der negentiende begon meer gematigdheid boven te komen.
Men neigde op nieuw tot zekere hereeniging van kerk en staat; voor de bezoldiging
van kerkelijke personen werden van staatswege maatregelen beraamd; ook de van oods
verleende uitgaven voor reiskosten, vacatiën, defroyementen en remuneratiën van de
leden der classen gegoed, zelfs commissarissen voor de synodale vergaderingen benoemd
(Ypeij en Dermout, Gesch. d. Ned. herv. kerk, IV, aanteek. 205), en eindelijk, als
naar oud gebruik, een algemeene dank- en bededag uitgeschreven (2 Maart 1803).
Onder het bestuur van Rutger Jan Schimmelpenninck scheen alle8 weer op vasten
voet te zullen komen, ofschoon de regel gelden bleef: geene heerschende kerk meer
(Staatsregeling van 1805, art. 4). De edele raadpensionaris werd echter spoedig door
koning Lodewijk Napoleon vervangen (1806). In de Constitutionele wetten van dat
jaar (Tweede afd. van de godsdienst, art. 1) is bepaald, dat de koning en de wet
gelijke bescherming verleenen aan al de godsdiensten, die in den staat worden uitge-
oefend, en dat hun gezag bepalen zal „al hetgeen noodzakelijk geoordeeld wordt, be-
treffende de organisatie, de bescherming en de uitoefening van alle eerediensten." Op
grond van dit laatste werd nu ook voorgenomen, aan het hervormd kerkgenootschap
-ocr page 496-
490 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
eene vaste organisatie te schenken, overeenkomende met de eisenen van den tijd. De
minister van eeredienst, Mollerus, benoemde eene consulerende commissie, bestaande
uit politieke en kerkelijke leden, die eene organisatie van het hervormd kerkgenootschap
zoude ontwerpen. Tot deze commissie behoorden: J. W. te Water, hoogleeraar in de
godgeleerdheid te Leiden, H. Huily Vieivxnt, predikant te Amsterdam, T. Hoog,
predikant te Rotterdam, D. Delprat, predikant bij de Waalsche gemeente te 's Graven-
hage, A. Rutgers, predikant te Haarlem, /. Both H endriks en, raadsheer in het hof van
Utrecht, J. C. van der Kemp, advocaat te 's Gravenhage, S. B. JanUon van Nieuwland,
raadsheer in het hof van Brabant, en J. G. Thin vtm Keulen, lid van de vroedschap te
Amsterdam. De heer te Water werd tot president, de heer Both Hendriksen tot vice-
president en de heer Rutgers tot secretaris van deze commissie benoemd, wier eerste
vergadering den llden Januarij 1809 te Amsterdam door den minister Mollerus geopend
werd. De minister gaf de gronden aan, op welke het ontwerp zou moeten rusten, en
de commissie ontving bovendien een uitgewerkt plan van kerkregeling, naar hetwelk zij
haren arbeid inrigten kon. Zij heeft zich echter door dat overgelegde plan van kerkre-
geling de handen niet al te zeer laten binden, zoo als men opmaken mag uit de vele
bedenkingen, later van wege het ministerie tegen haar coacept gemaakt. Haar voorzitter
verklaart, dat zij zich voornamelijk ten doel heeft gesteld, van de vroegere kerk-
ordeningen alles te behouden, wat niet inliep tegen de tijdsomstandigheden, waarin men
verkeerde, en er bij te voegen, wat toen noodzakelijk kon geoordeeld worden (Levens-
berigt van Jona Willem te Water, door hem zelven vervaardigd, bl. 118). Na ernstige
beraadslagingen en herhaalde herzieningen heeft zij haar Concept-reglement op de organi-
satie van het hervormd kerkgenootschap in het koningrijk Holland
in gereedheid gebragt.
Het werd aan den opvolger van den minister van eeredienst Mollerus, den baron van
der Capellen, minister van eeredienst en binnenlandsche zaken, overgeleverd. Dit ge-
schiedde in de maand Augustus 1809 onder het geleide van eenen uitvoerigen brief,
in welken de commissie een beredeneerd verslag van haren arbeid gaf. Van dezen
belangrijken brief hebben de heerea Ypeij en Demout inzage gehad en er een uittreksel
van gegeven (Gesch. d. Ned. herv. kerk, IV, bl. 395—403). Wij zullen dit uittreksel
hier afschrijven, wijl het licht verspreidt over de hoofdbeginselen, door de ontwerpers
van het Concept-reglement gevolgd.
„Op den voorgrond ontwikkelen in dien brief de ontwerpers deze hunne gedachte,
dat zij aan het tot dien tijd toe plaats gehad hebbende bestuur der Nederlandsche
hervormde kerk boven alle andere kerkbesturen verre den voorrang gaven, behoudens
de wijziging, door hen te dezen aanzien gemaakt. Zulk een bestuur was, hunnes oor-
deels, vooreerst, geschikt naar het kenmerkelijke der nederlandsche hervormde kerk, en
overeenkomstig met hare belangen. Dat kenmerkelijke bleek, hunnes inziens, uit de
geloofsbelijdenis, door die kerk aangenomen, houdende, „dat de dienaars des woords,
in welke plaatse zij zijn, ééne en deielfde magt, ééne en hetzelfde gezag hebben, zijnde
alle te zamen dienaars des eenigen algemeenen Opzieners, Jezus Christus, en des eenigen
Hoofds der Kerk." (Belijdenis des geloofs der geref. kerk in Ned. art. 31.) Zulk een
kerkbestuur, oordeelden zij, ten tweede, dat ook wel meest konde strekken, om alle
aanmatiging van magt en gezag voor te komen, waaraan anders de superintendentiën
niet weinig voedsel zouden geven. Het plaatsgrijpend bestuur der hervormde kerk in
Nederland liet alleen voor eenen tijd slechts de magt aan sommige leden, uit wier handen
dezelve wederkeerde in den boezem, waaruit zij gekomen is. Onder zoodanig een be-
stuur was meer dan twee eeuwen het voornaamste belang der kerk, voornamelijk de
-ocr page 497-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 1809.            491
zuiveiheid der geloofsleer, ongeschonden 'tewaard gebleven, en de goede orde gehand-
haafd. Ook de zedelijkheid had er niet door geleden, terwijl de ondergeschiktheid der
belijderen aaH het burgerlijk bestuur er grootelijks door bevorderd was geworden. Met
opzigt tot den toenmaligen staat des lands oordeelden de ontwerpers, ten derde, dat
zoodanig eene wijze van kerkregering wel het allermeest beantwoorden zoude aan het
gezag der hooge overheid, terwijl het misbruik van kerkelijken invloed en magt, onder
godsdienst-leeraars, die elkander gelijk moesten zijn, veel minder te vreezen was, dan
anderzins. Raadpleegde men het uit de geschiedenis der hervormde kerk van Nederland,
kenbare algemeene gevoelen, zoo zoude men van de vroegste tijden her ook steeds bij
derzelver belijders eenen doorgaanden afkeer bespeuren van alle kerkelijke overheersching.
En hiertegen was zulk een kerkbestuur, als er altijd bij de hervormden in Nederland
had plaats gehad, gansch en al ingerigt. Zoo sterk was bij velen de gehechtheid aan
dat kerkbestuur, dat deze eene verandering in hetzelve zouden aanmerken als eene ver-
andering in het kerkwezen, waarmede in een onafscheidbaar verband de geloofsleer
geacht zoude worden te staan; en welk een nadeeligen invloed zoude zulks op de rust
der kerk hebben? Ook was eindelijk dusdanig kerkbestuur voor zulk eene vereenvoudi-
ging en finantiële bezuiniging vatbaar, als men verlangen mogt.
Ééne Synode, zamengeroepen niet volgens toerbeurten of loting, maar gekozen uit de
ervarenste godsdienst-leeraars, en wel voor eenen bepaalden tijd, zoude genoegzame éénheid
geven, en daardoor vaste klem te wege brengen. Zij zoude de plaats van tien of elf
synoden, welke te voren bestonden, vervangen, en tevens hetgene van het federatief
stelsel in den staat, nu met de monarchale regering geheel onbestaanbaar, in het kerk-
bestuur nog was overgebleven, geheel wegnemen en doen vervallen. Voegelijk scheen
het ook, dat het getal der kerkklassen wierd verminderd, met de bepaling echter, dat
de onderscheidene klassen zich voortaan niet zouden uitstrekken buiten de grensscheiding
van het rijk, ook niet buiten de departementen, waaronder de kerken behoorden. Mede
achtte men het genoegzaam ter bereiking van het voorgestelde doel, wanneer al de
predikanten, onder elke klassis, slechts tweemalen 'sjaars vergaderden. Inmiddels konden
de in gang zijnde of spoed vorderende zaken worden afgedaan door afgevaardigden of
deputaten, die, om meer ervaren te zijn of te worden, eenigen tijd dienden aan te
blijven.
Ter beantwoording van de vraag, „hoe verre een middenpnnt van vereeniging daar-
gesteld zijnde, het nogtans nuttig zoude zijn in de bijzonderheden eene verschillende
organisatie toe te laten, en onderscheid te maken tusschen de nederduitsche, hoogduitsche,
waalsche en engelsche hervormde kerkgenootschappen?" ter beantwoording van die vraag
was het de commissie voorgekomen, dat de schikkingen, betreffende de bijzondere dienst-
vormen , in onderscheidene gemeenten , alsmede de regelingen eener goede orde aan de
vrijheid van de klassen en kerkeraden konden worden overgelaten. Aan deze behoorde
men zooveel ruimte te geven, als zij zelve oorbaar mogten vinden, indien maar hunne
verordeningen niet strijdig waren met het algemeene reglement van organisatie. De
waalsche kerk, welke alzoo mede onder de algemeene synode moest worden gebragt,
zoude hare bijzondere synoden verliezen, doch deze op den voet van klassen kunnen
regelen. Hare bijzondere belangen zoude zij alzoo op dezelfde wijze, als voorheen,
kunnen behartigen. Hare fondsen en liefdegaven zonden zij kunnen besturen en verant-
woorden, als bij haar in gebruik was. De hoogduitsche en engelsche gemeenten zouden,
waar zulks nog geen plaats had, het best kunnen worden ingelijfd in de klassen van
hare stad, met behoud van hare kerkeraden en derzelver beheer over de bijzondere
fondsen. De oostfriesche coetus zoude in denzelfden vorm kunnen worden gebragt, ala
-ocr page 498-
492 CONCEPT-KEGLKMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
waarin de klassen waren, met behoud echter van sommige bijzondere verordeningen ec
gewoonten, waaraan men aldaar gehecht mogt zijn. Eene minnelijke schikking zoude
daaromtrent gemakkelijk te treffen zijn. Alleen diende men te zorgen, dat zij geschiedde
zonder benadeeling der algemeene verordeningen.
Aangaande de kerkelijke tucht merkte de commissie aan, dat, ofschoon er geen bur-
gerlijk voorregt aan het lidmaatschap van eenig godsdienstig genootschap meer verbonden
was. zelfs de uitsluiting of de christelijke ban niemand eenig burgerlijk nadeel meer
toebragt, de inrigting echter zelve als een behoedmiddel van het grootste gewigt tegen
het bederf der ztden, voor de burgerlijke maatschappij heilzaam, moest beschouwd
worden. Wat de manier betrof, waarop kerkelijke regtszaken behoorden behandeld te
worden, de commissie had, hares achtens, in het ontwerp der wet, dezelve ingerigt
naar de bestaande kerkordeningen, evenwel hier en daar anders gewijzigd, deels om,
zooveel mogelijk, deze en gene gebreken te vermijden, deels om langwijligheid voor te
komen, deels eindelijk, om te zorgen voor vermenging met, of botsing tegen de bur-
gerlijke regtspleging.
Nopens het benoemen (Ier kerkbestuurders, inzonderheid het beroepen van leeraars,
meende de commissie, dat het gouvernement daarop zijne betrekking, als van ouds,
diende te behouden. De verkiezing van leeraars echter behoorde aan de vrijheid der
gemeente te worden overgelaten. Hieromtrent oordeelde de commissie, dat de eigen-
aardigste en ordelijkste wijze van beroepen, geene andere was, dan waarbij die zaak
werd overgelaten alleen aan de kerkeraden. Daardoor meende ze, dat allerlei verwar-
ringen werden voorgekomen, die van eeue hoofdelijke stemming, door alle mans-ledematen
nitgebragt, onafscheidelijk waren. Het patronaatschap of regt van collatie bij het be-
noemen van predikanten den bodem te willen inslaan, kwam de commissie voor, dat
een wederregtelijke aanval was op iemands wettig eigendom, hetzij hij hetzelve bij
erfenis, hetzij door koop had verkregen , al mogt het dan hier of daar ook oorspronkelijk
uit bronnen ontstaan zijn, die niet zuiver schenen. Nogtans was de commissie van ge-
dachte, dat het patronaatregt geene kracht behoorde te hebben, dan bij zoodanige pa-
tronen der kerk, die belijders waren van de hervormde godsdienst. Ook oordeelde zij,
dat de kerkeraden namens hunne gemeenten, op de uitoefening van dat regt eenen
medewerkenden invloed dienden te hebben, bij voorbeeld, door het maken van eene
zoo geheetene nominatie van drie personen. Hiervan wilde ze nogtans uitgezonderd
hebben die collatoren of patronen der kerk, die uit hunne eigene goederen de predikanten
bezoldigden, en even daarom in hun regt niet moesten worden betadeeld.
Met opzigt tot het verminderen van het getal der leeraren, door eene vermeerdering
van de zoogenaamde combinatiën, meende de commissie wel toegevend te moeten zijn,
doch-met de meeste matiging, wegens den invloed van de werkzaamheden der leeraren
op de godsdienstkennis en godzaligheid, en wegens het nadeel, dat eene te wijde uit-
zetting van de gemeenten noodzakelijk moest toebrengen aan de openbare godsdienst-
oefening, waarvan zich velen zouden verschoonen, uit hoofde van de afgelegenheid hunner
parochie-kerken. Grootendeels zouden er ook door lijden de waarde van het herderlijke
werk, het zoo noodige kerkelijk bezoeken van al de leden der gemeente aan derzelver
huizen, en vooral het gezet onderwijs der jeugd in de leer van de godsdienst. "Van zulk
eene zijde scheen men in andere christelijke kerkgenootschappen de zaak altijd beschouwd
te hebben en nog te beschouwen. De commissie bewees dit, door de aandacht te dren
vestigen op het getal der leeraars bij andere kerkgenootschappen, in evenredigheid met
dat der lidmaten, waardoor het blijkbaar werd, hoeverre hetzelve overtrof dat der her-
vormden. Vooral liep znlks zeer in het oog met opzigt tot de geestelijken van de
-ocr page 499-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 1809.            493
roomsehgezinde kerkgemeenschap. Derhalve, om het gewigt der hooge kerkbelangea,
behoorde men niet te zeer met de spaarzaamheid in dezen te raadplegen.
Ten laatste wat de vorming aanging van de leeraren in de Theologische scholen, in
zoo verre dezelve niet tot het openbare schoolreglement betrokken kon worden, kwam
het der commissie voor van de meeste aangelegenheid te zijn, dat de hoogleeraars, door
welke de jongelingschap tot het predikambt werd bekwaam gemaakt, opregtelijk de leere
van de hervormde kerk waren toegedaan, en hun onderwijs daarnaar rigtten. Dieas-
volgens meende zij, dat de koning het hervormde kerkgenootschap van zijn rijk ten
duurste zoude verpligten, indien aan deszelfs synode, of aan hare deputaten eenige magt
wierd toegestaan, bij de verkiezing van zoodanige hoogleeraren, hetzij door het vormen
van eene nominatie, hetzij door het dienen van advies nopens de personen, die in aan-
merking kwamen. Nergens toch zoude men een meer gegrond oordeel kunnen verwachten
over de geschiktheid van hoogleeraren voor de hervormde kerk, dan in den schoot dier
kerk zelve, ilet het hoogste regt zoude voorzeker de kerk verlangen, dat in zulk eene
zaak aan haar het oordeel mogt worden overgelaten. Mede dacht het der commissie,
om die zelfde reden, dienstig, dat, wanneer er omtrent de aankleving eens hoogleeraars
aan de leer der hervormde kerk eenige twijfel mogt rijzen, dezelve onder de verpligting
mogt worden gesteld, om zijne gevoelens nopens de punten, hem voorgedragen, rondelijk
voor de synode of derzelver afgevaardigden te verklaren. Het gevolg daarvan behoorde
dus ook te zijn, dat zulk een hoogleeraar, die de syaode of de afgevaardigden uit dezelve
niet volkomen gerust konde doen zijn, of, zoo al, evenwel naderhand legen de afgelegde
verklaring en belofte zijn onderwijs mogt inrigten, dan van zijne bediening ontslagen,
an een ander in deszelfs plaats mogt worden aangesteld."
De minister bragt het concept-reglement den ISden October 1809, met zijne aanmer-
kingen ter kennis van den koning, en voegde er aanstonds een concept-besluit bij,
waarmede de organisatie van het hervormd kerkgenootschap in het rijk van Holland kon
worden ingevoerd. Die aanmerkingen noemt de hoogleeraar te Water „minder talrijk
en wijdloopig, dan wijs, voorzigtig en belangrijk" (Levensberigt, bl. 123). Wij komen
later op deze aanmerkingen terug. Vervolgens werd het concept-reglement met de aan-
merkingen des ministers in handen der eerste afdeeling van den staatsraad gesteld, welke
er den 23'ten Maart 1810 rapport over uitbragt. In dit rapport zijn sommige beden-
kingen van den minister goedgekeurd of tegengesproken. Nu en clan wordt aan het
concept der commissie de voorkeur gegeven boven de veranderingen door den minister
voorgedragen. Weinige nieuwe aanmerkingen worden gemaakt, en de ontworpen nieuwe
organisatie scheen wel ingang te vinden. Men had dan ook alle hoop, dat het door
den koning zou worden vastgesteld. Maar die hope werd verijdeld door het verhaast
vertrek des konings naar Frankrijk en door de inlijving van ons vaderland in dat rijk.
De hoogleeraar te W"ater betreurt niet zonder reden, dat dit gewigtig werk steken bleef
en de arbeid der commissie vruchteloos afliep. Hij voegt er bij: „Jammer is het, dat
het gedrukte concept reglement met de aanmerkingen van den minister van eeredienst en
van den staatsraad in zoo weinige handen heeft kunnen komen en zoo geheim gebleven
is, dewijl men anders over de waarde van dit alles een onzijdig oordeel in het hervormd
kerkgenootschap had kunnen vellen" (Levensberigt, bl. 125). De heeren Ypeij en Der-
mout hebben het ontwerp in handen gehad, maar verklaren, dat het bestek van hnn
schrijven te beperkt is, om dit merkwaardig gedenkstuk uit de koninklijke regering van
Lodewijk Napoleon mede te deelen, hoe gaarne zij anders „den sluijer, dat geheim be-
dekkende" zouden hebben opgeligt (Gesch. d. Ned. herv. kerk, IV, bl. 405). Die zncht
-ocr page 500-
494 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HEKVORMD
van geheimhouding is langzamerhand verminderd, zoodat het mij niet veel moeite heeft
gekost, om in der tijd van den secretaris-generaal en adviseur, den heer J. J. Rooie-
boom, verlof te verkrijgen tot het doen afschrijven van dat concept-reglement. Nu onlangs
heeft de heer Dr. H. J. Spijker, administrateur voor de zaken der hervormde eeredienst,
mij onder goedkeuring van den minister van justitie, het eenige exemplaar dat het mi-
nisterie van eeredienst er van bezit, ter leen gegeven, ten eiude ik er mijn afschrift
naauwkeurig mede vergelijken kon.
Bij het lezen van het concept-reglement valt duidelijk in het oog, dat het een wel
doordacht en goed afgewerkt geheel uitmaakt, waarin het eigenaardige der oude kerk
looveel mogelijk behouden is, en tevens verbeteringen zijn aangebragt, die meer eenheid
en vastheid beloofden, dan onze kerk ooit heeft gekend. Ook ijverde de commissie voor
de vrijheid en zelfstandigheid der kerk, op welke nu vooral mogt worden aangedrongen,
daar de banden, welke de kerk zoo naauw met den staat plagten te vei'jinden, waren
losgemaakt. Een heerschende kerk immers staat meer onder het gezag en de bemoeijing
van den staat, dan eene niet heerschende, en voor het gemis van den rang van staats-
kerk mogt vergoeding worden gezocht ia ruimer bezit van vrijheid en onafhankelijkheid
(W. Broes, De kerk en de staat in wederzijdsche betrekking, IV, 1ste st. bl. 41). Was
ook van de zijde der regering eene scherpere afscheiding van het kerkelijk en burgerlijk
beheer ingevoerd, zoo mogt ook van den kant der kerk wel teget de inmenging van
den staat in het kerkelijke worden gewaakt, vooral nu het hoofd der regering de Koomsch-
Katholijke godsdienst beleed. De minister van eeredienst schijnt zich echter met deze
zienswijze der commissie niet te hebben kunnen vereenigen, zoo als blijkt uit zijne
bedenkingen, tegen sommige artikelen van het concept-reglement ingebragt.
De commissie had bepaald, dat de leden der synode door de dassen zouden worden
benoemd. De minister daarentegen acht het voeglijk en raadzaam, dat de koning de
benoeming heeft, de eerste maal onmiddellijk en vervolgens uit voordragten van de
dassen (IV, § 1).
Ten einde op de loopende zaken bestendig toezigt gehouden wierd, wilde de commissie
dat de dassen en de synode deputaten benoemen zouden. De minister verlangt, dat deze
ook op dezelfde wijs als de leden der synode door den koning worden gekozen (III, §
16 en IV, 5 19). Vooral op de benoeming van de deputaten der synode meent hij, dat de
koning invloed hebben moet, ofschoon die deputaten gekozen zijn door kiezers, namelijk
de leden der synode, die ook reeds door den koning gekozen warsn. Dat de classicale
deputaten uit voordragten van de dassen door den koning zouden worden gekozen, acht
de minister nog niet veilig genoeg. Hij noemt het schadelijk, aan die voordragten der
dassen gebonden te zijn, en verlangt, in een nader rapport aan den koning, dit de
synodale depntaten ook dubbeltallen inleveren voor alle benoemingen van classicale depu-
taten, en dat dan de koning, of zijn minister, uit de voordragten, door de synodale
deputaten ingeleverd, zoowel als uit de voordragten der dassen, de classicale deputaten
benoemen kan. De staatsraad kon zich met die nadere bepaling van den minister niet
vereenigen en vraagt teregt, of die classicale deputaten, gekoien uit de voordragt der
synodale deputaten, dan kunnen gezegd worden de dassen te vertegenwoordigen, en of
het dan ook niet gebeuren zal, dat de dassen zulke gekozene deputaten geenszins geschikt
achten voor de waarneming van hare belangen?
De commissie had uit de vroegere kerkinrigting de bepaling overgenomen, dat
de regering een commissaris politiek benoemt, om toe te zien, dat niets verhan-
deld wordt, wat tot de burgerlijke regering behoort nf strijdig is met de wetten
-ocr page 501-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 1809,             495
van het rijk (IV § 16). De minister geeft eene andere redactie van dit artikel, dns
luidende: Uit naam des koniags heeft de minister van eeredienBt en binnenlandsche
zaken het opzigt over de werkzaamheden der synodale vergaderingen, en kan dezelve bij-
wonen, hf in persoon, uf door daartoe bij hem benoemde commissarissen.
Betreffende de beroeping van predikanten had de commissie eenvoudig gesteld, dat zij
door den kerkeraad met de diakenen geschiedt (VII, § 9). Maar de minister wijst op
de verschillende gebruiken, die hier en daar in de wijzen van beroeping heersenen en
die niet op eenmaal kuanen veranderd worden. Hij meent ook, dat het belang der her-
vormde kerk en hare leeraren eenige beperking van de regten der gemeenten kan noo-
dig maken, en wil daarom vooreerst het bestaande tot nadere regeling behouden. Ook
in gemeenten, waar het patronaatregt geldt, wilde de commissie aan den kerkeraad eenig
deel in de beroeping hebben geschonken, wat des ministers goedkeuring niet kon weg-
dragen (Ypeij en Dermout, Gesch. d. Ned. herv. kerk, IV, bl. 400 en aanteek. 343).
Zooveel de maatregelen betreft tot handhaving van de zuiverheid der leer is de mi-
nister minder gestreng dan de commissie, en geeft hij veel rekkelijker bepalingen voor
de toelating tot de predikdienst dan zij (VII, § 4).
Men heeft meermalen gezegd, dat het algemeen reglement voor de hervormde kerk
van 1816 uit het concept-reglement van 1809 zou gegroeid zijn. De heer Broes is ook
van oordeel, dat de arbeid, door de inlijving in het Fransche rijk en door een aieuw
ontwerp van Napoleontische kerkinrigting voor eene wijle afgebroken, bij onze herstel-
ling hervat en in het reglement van 1816, „als van gelijken geest", voltooid is (De
kerk en de staat in wederzijdsche betrekking, IV, 1ste st. bl. 151). Voor dit gevoelen
vindt men echter bij de vergelijking van beide reglementen geen genoegzamen grond.
Wel heeft men brj het ontwerpen vaa het reglement van 1816 denzelfden weg ingesla-
gen, als in 1809, door eene consulerende commissie te benoemen, die nu alleen uit
predikanten bestond, en die naar een gesuppediteerd plan van kerkregeling het regle-
ment vervaardigd heeft. Dit ontworpen reglement is door drie leden van den raad van
state en den commissaris-generaal voor de hervormde eeredienst gewijzigd, en daarna
als staatsbesluit van 7 Januarij 1816 (Staatsblad n«. 1) door den koning uitgevaardigd.
Het mag met regt verwondering baren, dat men, bij deze navolging van de handelwijs
des konings Lodewijk Napoleon, vergeten heeft op te merken, hoe hij, naar de consti-
tutionele wetten van 1806 (Tweede afd. art. 1), het regt tot zulke organisatie bezat, maar
dat koning Willem I dit zelfde regt bezwaarlijk uit de grondwet van 1814, en nog veel
minder nit die van 1815 ontleenen kon (Verg. Mr. S. J. Hingst, Kerk en staat, in
de Gids van April 1868, bl. 37).
Voor het overige is de overeenstemming tusschen beide reglementen zeer gering.
Reeds de orde, waarin het reglement van 1816 de zaken schikt, is juist de omgekeerde
van die, welke het concept van 1809, in navolging van alle vroegere kerkordeningen,
had gekozen. Dat concept begint met de gemeenten en klimt zóó op tot de kerkera-
den, dassen en synode, terwijl het reglement van 1816 met de synode aanvangt en
afdaalt tot de lagere besturen. Verder wordt in laatstgenoemd reglement gemist of tot
latere regeling afgezonderd, wat in het concept, even als in al onze oude kerkordeningen,
duidelijk beschreven en onder de hoofdzaken is geteld, zooals daar zijn : de benoeming
van predikanten; ouderlingen en diakenen, de toepassing van het collatie-regt en de
uitoefening van opzigt en tucht. De administratie der goederen en inkomsten van de
gemeenten wordt in een afzonderlijk hoofdstuk van het concept uitvoerig geregeld
(Hoofdst. XZ), maar in het reglement van 1816 ter naauwernood genoemd. En wat de
-ocr page 502-
496 OONCEPT-REGLEM. OP DE ORGANISATIE VAN HET HEBV. KERKGEN., ENZ.
beginselen betreft, moet ter eere Tan het coneept worden gezegd, dat het de inmenging
van den staat in kerkelijke zaken zooveel mogelijk geweerd, terwijl het reglement van
1816 haar zoover mogelijk uitgebreid heeft. Men denke slechts aan de benoemingen
der dassen en synode en het maken en veranderen van reglementen, door het concept
geheel vrij gelaten, terwijl volgens het reglement van 1816 bijna alle benoemingen door
den koning nit voorgedragen drietallen moeten geschieden en de koning zelf een enkele maal
regtstreeks benoemt, zooals elk jaar den voorzitter der synode; geen enkel reglement
mag zonder zijne sanctie in werking komen, en bekend of berucht is de bepaling van
artikel 15: „geene veranderingen kunnen in dit reglement gemaakt worden, dan door
Zijne Majesteit, op voorstel, of immers na voorafgaande overweging bij het Synode."
In één woord, het concept van 1809 heeft de vrije ontwikkeling der kerk krachtig ge-
handhaafd, terwijl het reglement van 1816 de gansche kerk onder zulke regerings-
voogdij heeft gebragt, dat hare onafhankelijkheid, voor welke onze vaderen zoo ijverig
gestreden hebben, bijna geheel is weggevaagd (Zie nogmaals het uitmuntend geschrift
ran Mr. S. J. Hingst, Kerk en staat, ter aang. pi. bl. 35—88).
Indien de geleerde en helderziende heer Broes het concept van 1809 gekend had, zou
hij niet geschreven hebben, dat het van gelijken geest als het reglement van 1816 was.
Daar hij lid is geweest der consulerende commissie van 1814 tot het ontwerpen van dat
algemeen reglement, blijkt uit zijne onbekendheid met het vroegere concept, dat het
aan die commissie niet is medegedeeld, zoodat zij er het nieuwe reglement dan ook niet
naar zal gevormd hebben. Ook zijn, behalve de Waalsche predikant Delprat, de leden
der consulerende commissie van 1809, die hare taak zoo loffelijk had volbragt, tot het
ontwerpen van het reglement van 1816 niet geroepen, zelfs niet haar hooggeleerde
voorzitter, de in zaken van kerkbestuur buitengemeen bedreven Te Water, al was hij
reeds over het nieuw te maken reglement geraadpleegd (Levensberigt, bl. 159). Ook
daarom is het al minder waarschijnlijk, dat nit deD jrbeid van 1809 het werk van 1816
zou zijn voortgekomen. Tot grondslag van het reglement van 1816 heeft het plan ge-
diend, dat de secretaris voor de zaken van eeredienst, de heer Janssen, bij vertrouwe-
lijke circulaire van 17 Junij 1815, aan de leden der commissie heeft medegedeeld; en
nit de aanmerkingen, in 1809 op het concept van dien tijd gemaakt, welke van zijne
hand waren (Het leven en werken van J. D. Janssen, door C. W. Pape, bl. 76), blijkt
overvloedig, dat hij de man niet was, om het reglement van 1816 op de leest van het
concept van 1809 te helpen slaan.
-ocr page 503-
N°. 56.
N°. 1*.
8TAAT8EAAD.
Exh. 23 van
Lentemaand
1810.                                                            AAN DEN KONING.
Sire !
"VVij hadden de eer op heden ons rapport in te leveren, over een ont-
werp van organisatie over het evangelisch htthersch kerkgenootschap met eene
voordragt van den minister van eeredienst en binnenlandsche zaken, in
dato den 23sten van herfstmaand 11. ten geleide van dien, bij appointement
?an Uwé Majesteit, van den 18den van wijnmaand daaraan volgende No.
15 , in onze handen gesteld, ten fine van rapport, en nemen bij dezen de
vrijheid aan Uwe Majesteit ons rapport aan te bieden, over eene voordragt
van denzelfden minister, van den 18aen van wijnmaand daaraanvolgende No.
22, dienende ten geleide van een onhoerp van organisatie voor het hervormd
kerkgenootschap
binnen dit rijk, door de consulerende commissie tot de
zaken van dat genootschap ontworpen; alsmede van een concept-besluit,
ter invoering van hetzelve ontwerp, door Uwe Majesteit te nemen; welke
voordragt en bijlagen bij hoogstderzelver dispositie van den lsten van slagt-
maand 11. No. 7 , ten fine van rapport gerenvoyeerd zijnde aan den staats-
raad, vervolgens door U. M. minister vice-president bij appointement van
den 2aen dier zelfde maand is gesteld in handen van de eerste sectie, zijnde
nog, terwijl wij reeds ons onledig hielden met het examineren der voormelde
stukken, mede ten fine van rapport aan ons bij U. M. appointement, in
dato 8 van wintermaand 11. No. 19 gezonden, eene nadere voordragt van
welgemelden minister van eeredienst en binnenlandsche zaken van den llaen
van slagtmaand 11. No. 33, daarbij aan hoogstdezelve voorstellende, eene
bijvoeging bij het 20ste artikel van het 4de hoofdstuk van het voornoemd
ontwerp van organisatie voor het hervormd kerkgenootschap.
Op gelijke wijze als in deszelfs voordragt over het plan van organisatie
voor het luthersch kerkgenootschap, ontwikkelt de minister ook hier eerst
de algemeene gronden, waarop het plan, door de consulerende commissie
gevormd, is berustende, waarna hij minister de redenen bijbrengt, waarom
hij in sommige artikelen van de commissie verschilt, terwijl welgemelde
minister de veranderingen, welke hij meent in sommige artikelen van het
ontwerp te moeten worden gemaakt, bij het ontwerp zelve door de com-
missie overgeleverd, en te dien einde met wit papier doorschoten, nevens
die artikelen, somtijds met zijne aanmerkingen vergezeld, heeft aangeteekend.
Wij hebben gemeend, Sire! de leiding van den minister te kunnen vol-
gen , en zullen dus de vrijheid nemen, om, alvorens onze gevoelens omtrent
deze teedere en aangelegene zaak open te leggen, kortelijk den inhoud van
des ministers voordragt na te gaan, om daarna onze consideratiën op som-
mige artikelen van het voorschreven ontwerp aan U. M. voor te dragen.
Wat dan vooreerst betreft de algemeene gronden, waarop het ontwerp,
32
-ocr page 504-
•498 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
volgens des ministers voordragt berust, zoo remarqueert hij minister, dat»
aan de commissie door den voormaligen minister van eeredienst was aan-
bevolen, zich in hare overweging te bepalen tot de beste wijziging, welke
overeenkomstig U. M. bedoeling van verbetering en vereenvoudiging, met
in het oog houding van de tegenwoordige orde van zaken en de kenmerken
der hervormde kerk, aan derzelver organisatie zouden behooren gegeven te
worden, en dus bijzonder tot zoodanig algemeen bestuur ak met de meeste
eenheid en kracht kan werkzaam zijn tot bevordering der ware belangen
van den hervormden godsdienst; zoo, dat van den eenen kant de tegen-
woordige inrigting en het algemeen gevoelen in aanmerking wierd genomen,
doch ook van de andere zijde de aangeboden gelegenheid tot verbetering
niet werd verzuimd door gehechtheid aan het oude.
Ter voldoening aan deze beginselen heeft de commissie, zegt de minister,
in derzelver ontwerp tot grondslag genomen, de hoofdwijziging van het
tegenwoordig bestuur, door hetzelve bestuur te vertrouwen aan kerkverga-
deriugen, onder den naam van kerkeraden, klassen en synoden, zoodanig,
dat teffens sommige gebreken dier inrigtingeu wierden verbeterd.
Deze hoofdbedoeling beschouwt de minister, als overeenkomende niet
alleen met de regels van gezonde staatkunde, maar ook met het belang
der hervormde kerk, daar dezelve kerk, niet kennende eenige met magt
en aanzien bekleedde kerkvoogden, integendeel volgens derzelver liturgie
alle leeraars of bedienaren van den godsdienst, als zoodanig aan eikande-
ren gelijk gesteld, en het kerkbestuur opgedragen is, aan vergaderingen,
uit die leeraars en andere leden als gelijke personen zamengesteld, terwijl
de magt, welke door enkele onder den naam van deputaten, inspectoren
enz. wordt uitgevoerd, aan hen alleen geacht wordt toe te komen als af-
gevaardigden van en namens de kerkelijke vergadering.
Hierin evenwel begrijpt de minister, dat verbeteringen noodig zijn , en
de commissie heeft geoordeeld, dat dezelve zonder wezenlijke verandering
in het kerkbestuur kunnen worden daargesteld.
Onder de te verbeteren gebreken zouden vooreerst zijn, dat er geen
éénheid is in het bestuur, daar er tien van elkander onafhankelijke be-
sturen of synoden zijn, en daarenboven, zonder Oostvriesland te rekenen,
niet minder dan 52 classen, waarom dan ook het plan zoude strekken ter
bepaling van maar één algemeen synode, en om het getal der classen te
verminderen, mitsgaders de afdeelingen derzelven naar de burgerlijke grens-
scheiding te regelen. Een ander gebrek oordeelt de minister gelegen te
zijn daarin, dat de leden der kerkelijke vergaderingen, als gelastigden van
de mindere vergaderingen verschijnen, en aan hunne lastbrieven gebonden
zijn, om waartegen te voorzien de commissie heeft voorgedragen, dat de
leden der klassen en synoden vrij en hoofdelijk zouden handelen, als al-
gemeene zaakverzorgers der hervormde kerken of ressorten van dien.
Eindelijk begrijpt de minister, dat door de thans plaats hebbende aan-
houdende en spoedige afwisseling van degenen die het bestuur in handen
hebben, dezelve zeer zelden genoegzaam bekwaam daarin kunnen worden,
en door het invoeren van tourbeurten, dikwijls tot de behandeling der za-
ken onbekwame en ongeschikte leden gekozen worden, waarom dan de
commissie voorstelt, de afschaffing der tourbeurten, mitsgaders eene wijze
-ocr page 505-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND. 1809.             499
keuze van personen en levens eeue bepaling van tijd, binnen welken die
personen den hun opgedragen post zouden bekleeden, lang genoeg, om
hun gelegenheid te geven om daarin nuttig te zijn.
Het ontwerp door de commissie voorgesteld, en op de gemelde gronden
gebaseerd, aarzelt de minister niet, wat de hoofdzaak betreft, als het zijne
over te nemen en aan U. M. ter goedkeuring voor te dragen, niettemin
■ oordeelt hij minister, zich niet in alle bijzondere bepalingen met het ge-
voelen der commissie te kunnen vereenigen, maar in verscheiden artt. ver-
anderingen te moeten voorslaan. In deszelfs voordragt over het ontwerp
van voorschreven luthersche commissie, beoogde welgemelde minister, met
die veranderingen het verband van het kerkgenootschap met den staat, ten
einde namelijk, het gouvernement een behoorlijken invloed en toezigt zoude
behouden op het genootschap, zoodat aan de eene zijde, de directie in
staat gesteld werd, zooveel goeds te bewerken, als mogelijk is, doch aan
den anderen kant, door den invloed van het gouvernement alle misbruik
van anderen invloed of gezag wierde verhinderd; en het is op dienzelfden
grond, dat hij minister begrijpt, dat het gouvernement eenen gcpasten in-
vloed moet hebben op de benoeming der leden en deputaten van de sy-
node, mitsgaders de classikale deputaten.
Eenige andere veranderingen, Sire! door den minister voorgedragen ,
spruiten daaruit voort, dat hij oordeelt somtijds te veel gehechtheid aan
het oude te bespeuren, in gevallen waarin hoogere belangen volstrekte
verbetering vorderen, of welke de zaak van den godsdienst en der verlich-
ting door het toegeven aan zoodanige gehechtheid benadeeld zou worden.
Verder acht de minister het noodig, de klem en kracht van het nieuwe
kerkbestuur te verzekeren, door den invloed der algemeene en classikale
deputaten tot dat einde genoegzaam te vermeerderen; meenende eindelijk
in die gevallen waarin als nog geene verbeteringen uitvoerlijk mogten zijn,
of immers de wijze en bijzonderheden daarvan een nader onderzoek schijnen
te rereischen, bepalingen te hebben voorgesteld, die de beste en spoedigste
daarstellingen dier verbeteringen ëh verordeningen kunnen waarborgen.
Deze zijn, Sire! de algemeene gronden, waarop de commissie het ontwerp
heeft gebouwd, waarop de aanmerkingen van den minister, en deszelfs,
omtrent bijzondere artikelen, voorgestelde veranderingen, berusten.
Dezelfde gronden en bedoelingen zijn vatbaar vcor zeer verschillende en
meerdere of mindere uitgebreide toepassing, zoo, dat men welligt, in de
zoo algemeene voorgestelde beginselen zoude kunnen instemmen, terwijl
men in de gevolgen en bepalingen daar uit getrokken, merkelijk zou kunnen
verschillen; — welke de ware zin en de bedoeling zoo van den minister
als van de commissie is, en in welke opzigten deze van eikanderen verschil-
len, ontwikkelt zich duidelijk in de bijzondere artikelen van het ontwerp
zelve, en de aanmerkingen of veranderingen, op dezelve voorgesteld; wij
zullen daarom, even als wij gedaan hebben ten aanzien van het plan van
organisatie voor het luthersch genootschap, ons bepalen, om over die arti-
kelen onze consideratie voor te dragen, over welke wij van den minister
of van de commissie beide vermeenen te moeten verschillen, en nemen de
vrijheid U. M. te verzoeken, het ook bij dit rapport daarvoor te willen
houden, dat wij des ministers redactie verkiezen, wanneer daarop doc-r
32*
-ocr page 506-
500 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
ons geene aanmerking wordt gemaakt, en tlat wij ons voorts conformeren
met alle overige artt. waarop wij geen reflectie hebben voorgedragen.
I8te Hoofddeel, § 1. Wij nemen derhalve al aanstonds de vrijheid, om-
trent § 1 van het Iste hoofdstuk, te remarqueren, dat, onzes inziens, hier
bepaald dient gesproken te worden, van het kerkgenootschap in het Koningrijk
Holland
, ook komt het ons voor, dat het eenigzins twijfelachtig zou kunnen
schijnen, of onder degene, die volgens deze paragraaf behooren tot het
gereformeerd kerkgenootschap, ook begrepen zijn degene, die zich in de
volkplantingen van het Koningrijk bevinden, alsmede degene, die in andere
landen als zoodanig erkend, zich alsnu alhier ophouden, of ter neder
zetten, en wij zouden van gedachten zijn, dat het beter ware dit uit te
drukken, en in substantie te bepalen, dat tot het hervormd kerkgenoot-
schap in dit Koningrijk behooren alle die, zoo hier te lande als in de
volkplantingen van het rijk, voor de opzieners der gemeenten tot lidmaten
zijn aangenomen, als ook dezulke, die in de hervormde kerk gedoopt zijn,
en dat mede daaronder begrepen zijn degene, welke in andere landen, als
zoodanig erkend, zich hier te lande ophouden of ter nederzetten, mits
door behoorlijke attestatiën van hun lidmaatschap buiten 's lands hebbende
doen blijken.
§6. In § 6 wordt wel bepaald dat, wanneer een lidmaat uit eene
gemeente naar eene andere verhuist, hij, om in die gemeente als zoodanig
erkend te worden, voorzien moet zijn van eene attestatie van den kerke-
raad van zijne vorige gemeente, dan er wordt niet bepaald, binnen welken
tijd hij gehouden is die attestatie in te leveren, welk het effect is van
het verzuim daarvan, en of hij intusschen nog als lidmaat voor zijne vorige
gemeente wordt aangemerkt.
In de thans nog vigerende reglementen voor sommige bijzondere ge-
meenten zijn, zoo wij ons niet bedriegen, daaromtrent bepalingen vastge-
steld, welke misschien zouden kunnen worden behouden, en waarbij tevens
ook zou moeten bepaald worden, hoe hieromtrent te handelen, ten opzigte
van ledematen van gemeenten buiten dit rijk, die-zich hier komen neder-
zetten, alsmede ten opzigte van leden der gemeenten binnen dit rijk, welke
zich eenigen tijd op eene vaste plaats buiten hetzelve hebbende opgehou-
den , naderhand in hetzelve wederkomen.
§ 7. Ten aanzien van den inhoud der 7ae §, Sire! is ons zeer bedenkelijk
voorgekomen, of de vereeniging onder één bestuur van alle die verschillende
gemeenten in deze \ genoemd, onder een en hetzelfde opperbestuur, zooals
het in dit ontwerp is bepaald, aan U. M. kan worden aangeraden, althans
voor dat dezelve er over zijn gehoord; derzelver bijzondere inrigtingen,
wijze van bestaan, tot dusverre gewone afzondering, verkiezing om op zich-
zelve te blijven, en andere redenen meer, kunnen misschien inconvenienten
tegen zoodanige vereeniging opleveren.
5 9, 10, 11 en 12. Onze bedenkingen op de 7lle § door U. M. wor-
dende goedgekeurd, zouden de bepalingen in §9, 10, 11 en 12 niet
kunnen blijven.
1ste Hoofdstuk. Over het hervormd kerkgenootschap in het gemeen.
-ocr page 507-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND. 1809.              591
§ 13. De bepalingen in § 13 voorkomende, dat namelijk in de kerke-
lijke vergaderingen alleen kerkelijke zaken en dat op kerkelijke wijze, be-
handeld moeten worden, schijnen ons toe niet noodig te zijn, daar zulks
uit den aard der zake volgt, doch indien TJ. M. oordeelt, dezelve hier te
móeten behouden, zoo zoude eene dergelijke § ook in de organisatie voor
het luthersch kerkgenootschap dienen geplaatst te worden, en vervolgens
ook in alle andere, daar wij geene reden zien, waarom dezelve bij het
eene ontwerp van organisatie minder dan bij het andere zoude noodig zijn.
IIde Hoofddeel. Het Ilde hoofddeel handelt over de kerkeraden; onderde
personen, waar uit dezelve volgens § 1 zouden bestaan, worden onder an-
dereu genoemd de leeraars van de gemeenten, doch wij vinden niet bepaald,
dat daaronder begrepen zouden zijn de emerili of die salvo honore zijn
ontslagen; en hoezeer het uit de 24ste en 30ste § van het VIIde hoofdstuk
blijkt, de intentie te zijn, dat dezelve mede stem en zitting in de kerke-
raden behouden, mits zij in de plaats der gemeenten wonen, komt het
ons nogtans voor, dat dit ook hier behoorde te worden uitgedrukt.
§ 3. Volgens de 3de § zou er een kerkeraad zijn, zoodra er twaalf mans-
ledematen zijn, die belijdenis des geloofs hebben afgelegd; dit getal, Sire!
komt ons te weinig voor, daar er onder hetzelve veelligt zich kunnen be-
vinden , die niet geschikt waren tot leden van den kerkeraad, b. v. geali-
menteerden, of die orn eenige andere reden niet konden worden verkozen
of geadmitteerd, en wij zouden dus van oordeel zijn, dat dit getal hooger
behoorde gesteld te worden.
f 5. In de 5a° § stelt de commissie voor, dat alle jaren, de helft van
de ouderlingen en diakenen zou moeten aftreden, doch dat aan het oordeel
van twee derde gedeelte van het volledig getal des kerkeraads zou worden
overgelaten te beoordeelen, of het belang der kerk hierin verandering vordert.
De minister heeft tegen de zaak zelve geene bedenking, doch oordeelt
dat die beslissing des kerkeraads door de classikale deputaten moet wor-
den goedgekeurd, waartoe de door hem minister voorgestelde bijvoeging
bij deze § zou strekken.
Wij zijn het in zooverre eens, Sire! met den minister, dat het goed en
nuttig kan zijn, dat die beslissing van den kerkeraad door hooger bestuur
moet worden geconfirmeerd, doch wij zouden van gedachten zijn, dat dit
door de classikale deputaten, als de zaken der classis gedurende den tijd
dat de classis niet vergaderd is waarnemende, maar alleen provisioneel be-
hoorde te geschieden, en dat de finale approbatie aan de classis zelve zou
kunnen verblijven, evenzeer als aan haar de approbatie van dimissiën des
kerkeraads, ontslag uit haar midden, en dergelijke zaken meer zijn gede-
mandeerd.
Wij zien geene reden, Sire! waarom dit aan de classis zou worden ont-
trokken, en het komt ons integendeel voor, dat de aard van hare werk-
zaamheden , zooals die zelfs bij dit plan zijn beschreven, medebrengt, dat
ook dit punt aan dezelve worde gedemandeerd, gelijk ons aan den anderen
kant toeschijnt, dat, indien dergelijke verrigtingen der classikale deputatea
2de Hoofdstuk. Orer de kerkeraden.
-ocr page 508-
502 CONCEPT-KEGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HEKVOBMD
niet onderworpen waren aan de approbatie der klassen, dezelve deputaten
een van deze te veel onafhankelijk gezag zouden schijnen te hebben, het-
geen de minister in deszelfs voordragt te regt begrijpt, dat niet behoort;
oordeelende daarentegen hij minister, dat dezelve steeds moeten voorkomen
als handelende uit naam dier kerkelijke vergaderingen, welke den grond
van het gezag in haren boezem hebben.
§ 16. De bijvoeging, welke de minister voorstelt na \ 16 te plaatsen,
zouden wij oordeelen niet noodig te zijn, en te kunnen worden weggela-
ten ; het spreekt van zelve, ons bedunkens, dat de personen, die tot
ouderlingen en diakenen verkoren worden, zooveel mogelijk de hoedanig-
heden moeten bezitten, welke de minister in deze bijvoeging in hen ver-
langt; en daarenboven komt het ons voor, dat op de extensie van dezelve,
ten aanzien van het onderscheid in de requisiten in een ouderling of in
een diaken vereischt wordende, wel eenige reflectie zoude kunnen vallen,
welke liever behoorde te worden voorgekomen.
TIIde Hoofddeel, § 4. De klassen maakt het onderwerp uit van het
3de hoofdstuk; en in § 4 draagt de commissie voor, de wijze waarop de
verdeeling derzelve zou kunnen geschieden; de minister maakt daartegen
eenige aanmerkingen, en stelt eene andere verdeeling voor, waarmede wij
ons wel kunnen vereenigen, behoudens evenwel de veranderingen, welke
zouden kunnen voortvloeijen uit onze reflectiën hierboven gemaakt op art.
7, 9, 10 en 11 van het eerste hoofdstuk, waarbij wij de vrijheid namen
eenige bedenkingen te opperen, tegen de geprojecteerde vereeniging van
de daarbij genoemde verschillende gemeenten.
Het zij ons geoorloofd , Sire! ons daaraan te gedragen, en voorts nog
met een woord aan te merken, dat wij geene reden zien, waarom de
minister, gelijk uit deszelfs redactie zou volgen, alleen dan, wanneer er
eenige verschikking in de gemaakte verdeeling der klassen mogt noodig
geoordeeld worden, daartoe eene voordragt aan U. M. zou doen, terwijl
hij minister de voorafgaande regeling van de grenzen der klassen, ver-
deeling derzelve in kerkelijke districten en ringen enz. zonder zoodanige
vooraf gedane voordragt zoude kunnen daarstellen; het schijnt, dat tot het
eerstgemelde eene voordragt aan U. M. noodig zijnde, dit te meer tot
het doen der eerste verdeeling en de verdere semelde verordeningen, ver-
eischt wordt.
§ 8 en 9. In § 8 en 9 stelt de commissie eenige bepalingen voor,
omtrent het vinden der kosten voor de onderhouding der klassen en der-
zelver bestuur; de minister oordeelt dat dezelve niet, dan na een naauvv-
keurig onderzoek en raadpleging van verscheiden omstandigheden kunnen
worden daargesteld, en draagt derhalve voor, om bij alteratie van deze twee
§§ te statueren, dat TL M, op voordragt van hem minister een nader re-
glement zou vaststellen.
Wij veronderstellen, Sire! het de intentie van den minister te zijn, dat,
hangende U. M. deliberatiën over dit punt, en tot dat het nieuw te ma-
ken reglement zal zijn gearresteerd, de betalingen zullen blijven geschie-
3de Hoofdstuk. Orer de tla=sen.
-ocr page 509-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND. 1809.             503
den, op den gewonen voet, vermits het ons voorkomt, dat anders vele
. verwarringen zouden kunnen ontstaan: en in die veronderstelling hebben
wij op het art., door den minister geproponeerd, geene wezenlijke reflectie.
§ 11 tot 17. In de 11015 tot aan de 17ae § stelt de commissie eenige
bepalingen voor, omtrent de werkzaamheden buiten de klassen, en wanneer
dezelve niet vergaderd zijn, door de daartoe aan te stellen commissiën,
mitsgaders de classis-contracta en de klassikale deputaten.
Voorts wordt onder de verordeningen omtrent de klassikale deputaten
door den minister voorgesteld, onder anderen ook bepaald, dat de zelve
zouden worden aangesteld door den minister van eeredienst en binnenland-
sche zaken onmiddellijk, en in het vervolg op de voordragt der classen;
wij zouden op dit punt geene reflectiën gemaakt hebben, dan de in het
hoofd dezes gemelde in onze handen gestelde voordragt van den minister
van eeredienst en binnenlandsche zaken van den llaen van Slagtmaand 11.,
noodzaakt ons, Sire! de aandacht TJ. M. nog eenige oogenblikken met dit
punt bezig te houden; want ofschoon dezelve voordragt strekt tot eene
alteratie of bijvoeging ten aanzien van het 20ste artikel van het IVae Hoofd-
stuk van dit ontwerp van organisatie, behelzende hetzelve artikel verorde-
ningen op de verrigtingen der algemeene deputaten, staat de door den
minister voorgestelde nadere bepaling, in een dadelijk verband met het
alhier voorgestelde punt, daar de minister voordraagt te bepalen, dat, bij
volgende benoeming der classikale deputaten, behalve de nominatie door
rle classis te formeren, er insgelijks eene nominatie van twee personen tot
classikale ' deputaten daarbij aan hem minister zoude worden aangeboden,
zeggende hij minister, die vermeerdering van invloed daarom noodzakelijk
te oordeelen, omdat het hem is voorgekomen, dat ook na de hervorming
der classen, steeds mogelijk bleef, dat door vooroordeelen of partijschap
verkeerde voordragten zouden gedaan worden.
Wij kunnen ons hieromtrent Sire! niet met den minister vereenigen;
want, ofschoon wel niet ontkend kon worden; dat het mogelijk is, dat
er zoodanige verkeerde voordragten of nominatiën gedaan werden, is ech-
ter, dunkt ons, die mogelijkheid alleen geen reden genoeg, om eene
verordening daar te stellen, die zeker aan de classis niet dan zeer onaan-
genaam zijn kan, en een vrees moet toonen van gevoelen, welke niet wel
kan onderstellen, althans zoo algemeen bij dezelve te zullen zijn, dat
daaruit zoo eene verkeerde voordragt of nominatie zoude resulteren. —
Maar, wat er dan ook zij van de meerdere of mindere mogelijkheid of
liever waarschijnlijkheid van de vreeze daarvoor, zoo komt het ons te
minder noodzakelijk voor zoodanigen invloed aan die algemeene deputaten,
uit dien hoofde te geven, daar, ons bedunkens, de invloed van het gou-
vernement genoegzaam verzekerd is, door de verdere verordeningen in dit
concept-ontwerp voorkomende; en ook de verrigtingen dier classikale de-
putaten en der classis zelve niet geheel onafhankelijk zijn, van de meerdere
magt der synode, en zelfs van die der algemeene deputaten. Niettemin
moeten, ons bedunkens, de synode en de algemeene deputaten als eene
bijzondere afgescheiden vergadering van die der classen uitmakende, worden
geconsidereerd, welke onderscheiden vergaderingen wel met elkander kunnen
corresponderen, en waarvan de eene aan de andere in sommige gevallen
-ocr page 510-
504 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAX HET HERVORMD
is gesubordineerd, doch welker mindere overigens in derzelver huishoudelijke
schikkingen op zich zelven blijft, en waaruit dan ook volgt, dat de be-
noeming aan de leden, dezelve uitmakende, of door dezelve gedeputeerd
wordende, niet behoort aan den invloed of directie van de andere onder-
worpen te zijn; — en het zij ons veroorloofd Sire! U. M. in consideratie
te geven, of het niet in den aard der zake zelve gelegen schijnt, dat,
daar de elassikale deputaten toch in der daad ook moeten voorkomen, als
de classis vertegenwoordigende, en derzelver zaken waarnemende, niet al-
leen de classis zelve kan geacht worden het best te kunnen oordeelen, wien
zij daartoe als het geschiktst meent te moeten voordragen, maar het ook
eenigzins vreemd schijnt, dat zulks door andere zouden gedaan worden,
en daardoor somtijds lieden voordragen, welke zij tot het waarnemen harer
belangen minder geschikt zou geoordeeld hebben.
Eindelijk, Sire! nemen wij de vrijheid nog eene reflectie hierbij te voe-
gen, waartoe de aanmerking van den minister op de gemelde Hde tot 17de
§ ons aanleiding geeft; welgemelde minister reflecteert, namelijk, dat het
gouvernement invloed behoort te hebben in de benoeming der deputaten,
als welke eenigzins gelijk kunnen gesteld worden met de iuspectoren dooi-
de luthersche commissie voorgesteld, die als kerkbestuurder? van den twee-
den rang door den minister zouden worden benoemd.
Vooreerst moeten wij hierop remarqueren, dat de inspectores bij d^ lu-
therschen vervangen het opper-consistorie, weikopper-consistorie zeker meer
gelijk staat met de vergadering van de synode bij de gereformeerden ah
met die van de classis, zoodat ook de inspecteren meer overeenkomst schij-
nen te hebben met de synodale deputaten, dan met die der classis, waar-
van de minister hier spreekt.
Maar ten tweeden: volgens het ontwerp der organisatie voor de lutherschen,
worden die inspectoren ook direct door het consistorie zelve voorgedragen,
en niet op eene nominatie van derden aangesteld; zoodat die vergelijking
niet alleen niet juist schijnt, maar uit het voorbeeld van hetgeen omtrent
het verkiezen der inspectoren bij de lutherschen is voorgesteld, zoude volgen,
dat aan het gouvernement althans geen meerderen invloed op de verkiezing
van de elassikale deputaten zou behooren gegeven te worden, dan door
den minister in zijne redactie in dit ontwerp was voorgesteld; volgens welke
(even als de inspectoren door het opper-consistorie worden voorgedragen) de
deputaten der classis voor de eerste reize door den minister onmiddellijk,
en daarna op eene nominatie van de classis zouden worden aangesteld.
§ 19. Omtrent den inhoud van § 19 zijn wij ook van andere gevoelens
als de minister: de commissie stelt daarbij voor, dat de classis het door
haar gemaakt reglement van orde, en van huishoudelijke schikkingen zou
zenden ter approbatie aan de synode, de minister daarentegen proponeert
in de veranderde redaftie van deze §, dat dit reglement ter goedkeuring
gezonden worde aan de algemeene deputaten, welke dan voorts van elk
goedgekeurd reglement, een afschrift zouden doen toekomen aan den minister
van eeredienst en binnenlandsche zaken. Wij zien niet alleen geene reden,
Sire! waarom in dit punt de cognitie van de synode zou worden voorbij-
gegaan , maar het komt ons integendeel voor, dat de aard van eene syno-
dale vergadering en derzelver werkzaamheden medebrengt, en het ook noodig
-ocr page 511-
KERKGENOOTSCHAP IK HET KONINGRIJK HOLLAND. 1809.             505
is, dat zij met de bijzondere inrigtingeu der classis bekend is, en, eene
approbatie vereischt wordende op dergelijke inrigtingen, dezelve bij haar
worde verleend; de zorg, dat zoodanig reglement iets nadeeligs bevatte,
is daardoor genoeg verzekerd, en de onmiddellijke invloed en gezag van
de algemeene deputaten behoort, onzes erachtens, zich niet uit te strekken
tot dergelijke huishoudelijke inrigtingen van de particuliere vergaderingen.
"Wij zouden dus de redactie van de commissie in deze verkiezen, terwijl
niet te min, U. M. noodig oordeelende, dat zoodanig reglement aan den
minister wierd medegedeeld, zulks door of van wege het synode zou kun-
nen gedaan worden op zoodanige wijze, als zij van andere zaken aan wel-
gemelden minister kermis geeft.
rVde Hoofddeel, §1—10. En hiermede, Sire! van dit hoofdstuk afstap-
pende, zullen wij met goedvinden van U. M., overgaan tot het vierde, hande-
lende over de synode, derzelver leden en deputaten, waaromtrent bij ons ook
verscheiden bedenkingen zijn ontstaan, en al aanstonds zijn onze reflectiën geval-
len op den inhoud van § 1 tot 10 , waarbij de commissie voorstelt de verordenin-
gen, omtrent de wijze, waarop de vergadering der synode zou zijn zamengesteld,
en derzelver leden zouden worden verkozen. De Minister oordeelt, dat de
door de commissie geprojecteerde bepalingen U. M. geen genoegzamen in-
vloed zouden geven op de benoeming der leden van de synode, dat de
benoeming dier leden ruimer behoorde te worden gesteld, en dat men in
de keuze van de leden der gemeente, niet zoodanig aan de departementen
moet gebonden zijn, als de commissie het voorstelt; op grond van welke
bedenkingen, de nadere bepalingen van den minister berusten.
Onder deze vinden wij, dat de leden der synode door U. M. zouden
worden aangesteld, de eerste reize onmiddellijk en in het vervolg op voor-
dragt van de dassen;
waartegen wij dan ook geene bedenking hadden; dan,
even gelijk de minister omtrent de voordragt of nominatie van de te ver-
kiezen classikale deputaten van gedachten veranderd is, en, zoo als wij
de eer hadden hier voren op de aanmerking van den minister omtrent
de llde tot de 17de § van het vorige hoofdstuk te reflecteren, bij deszelfs
voordragt aan TJ. M. nader heeft voorgesteld, dat de algemeene deputaten
mede eene nominatie van twee personen voor classikale deputaten aan den
minister van eeredienst en binnenlandsche zaken zouden aanbieden, zoo
oordeelt hij minister op diezelfde gronden, bij gemelde voordragt aan hoogs
dezelve eene gelijke bepaling omtrent de te formeren nominatie voor de
leden van de Synode, te moeten voorstellen.
Op de hierboven aangehaalde paragrafen hebben wij reeds aan U. M.
te kennen gegeven, dat wij omtrent de benoeming of nominatie van clas-
sikale deputaten, door de algemeene deputaten der Synode te formeren,
van het gevoelen van den minister verschilden; doch ook ten opzigte van
de voordragt of nominatie van de leden van het ^Synode, door dezelve,
Sire! zouden wij ons daarmede niet kunnen vereenigen. Dezelfde redenen
door ons aldaar bijgebragt, komen gedeeltelijk mede hier in aanmerking,
alleenlijk meenen wij, daar nog bij te kunnen voegen, dat, uit hoofde van
4de Hoofdstuk. Over de synode en derïelver leden en deputaten.
-ocr page 512-
506 CONCEPT-REGLEMENT OP BE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
den aard der functiën van deputaten, de invloed welke de minister meent
dat aan hen moet worden gegven, zich naar ons inzien meer behoort uit
te strekken over de verrigtingen der kerkelijke besturen, en tot de zorg
voor de observantie van de verordeningen der gemeenten, en van die welke
bij het Reglement van organisatie zullen worden bepaald, dan over de per-
sonen zelve waaruit de vergaderingen, die besturen uitmakende, zijn zamen-
gesteld.
De hoofdbedoelingen van den minister in deszelfs aanmerkingen op dit
onderwerp, zegt hij, in deszelfs meer gemelde nadere voordragt, zijn ge-
weest , om aan de eene zijde de noodige invloed van het goevernement te
verzekeren ; en aan den anderen kant te effectueren, dat U. M. voorgelicht
wierd door de nominatiën van die kerkelijke Collegiën, welke meest be-
voegd schenen om de geschikte personen op te geven. — Aan beide deze
oogmerken nu, Sire! is, dunkt ons, voldaan door de verschillende veror-
deningen in dit plan van organisatie voorkomende; terwijl wij voorts van
oordeel zijn, dat de minister te regt in hetzelve begrepen heeft, dat ker-
kelijke collegiën het meest geschikt schenen, om te oordeelen, over de
bekwaamheid der leden voor die kerkbesturen, en U. M. in de benoeming
daarvan voor te lichten; waarbij nog komt, dat, onzes bedunkens, de
verordeningen in dit ontwerp, den invloed van het gouvernement genoeg-
zaam verzekeren, en aan hetzelve genoegzame middelen aan de hand geven,
om bet nadeel voor te komen, dat er uit zoude kunnen voortvloeijen,
indien onverhoopt die kerkelijke collegiën in hunne keuzen zich rnogten
komen te bedriegen.
Wij zouden derhalve eerbiedig van gedachten zijn, Sire! dat de aanstel-
ling der leden van de Synode zou kunnen geschieden, zoo als door den
minister in dit ontwerp is bepaald, namelijk voor de eerste reize onmid-
dellijk door U. M., en vervolgens door hoogstdezelve op voordragt der
classen.
Met een woord moeten wij nog remarqueren, dat, indien U. M. onze
bedenking, hiervoren op de zevende parat/raaf van het lste hoofdstuk, ge-
moveerd, tegen de vereeniging der Waalsche met de Nederduitsche kerkge-
nootschappen mogt goedkeuren, alsdan het geen op die eerstgenoemde ge-
meente in deze artt. betrekkelijk is, zou behooren te worden geroijeerd.
§ 13. Daar al hetgeen in dit ontwerp bepaald wordt ten aanzien van
het bestuur der Sjnode over de gemeenten binnen dit Eijk, veelligt niet
uitvoerlijk zal zijn, omtrent de gemeenten in de• volkplantingen, zouden
wij U. M. in consideratie geven, of niet, in plaats van hetgeen gevonden
wordt in dit art. sub litt. e, en hetwelk al reeds begrepen is in de be-
palingen door den minister voorgesteld in § 1 tot 10, zou kunnen gesteld
worden een dergelijk art. als bij de luthersche organisatie voorkomt in
§ 58, dat, namelijk het bestuur en toezigt der synode over de gemeen-
ten in de koloniën in een afzonderlijk reglement nader zal worden bepaald.
§ 16. Overeenkomstig het voorgestelde bij het ontwerp van organisatie
voor het luthersch kerkgenootschap, en wel aldaar op § 48, betrekkelijk
het bijwonen van de groote consistoriale vergadering, door of van wege
den minister, stelt de minister eene veranderde redactie voor van de 16ae
§ in dit tegenwoordig ontwerp. Dezelfde reflectie, die wij op gemelde § 48
-ocr page 513-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND 1809.                507
gemaakt hebben, meenen wij hier te moeten herhalen, namelijk, dat het
ons voorkomt, dat de commissarissen, die door den minister zouden be-
noemd werden om de synode bij te wonen, behoorden te zijn van de ge-
reformeerde religie.
§ 18. In het bijvoegsel na § 18, stelt de minister voor, om buiten de
synodale leden en deputaten een vasten secretaris aan te stellen; wij nemen
de vrijheid U. M. in consideratie te geven, of zoodanige vaste secretaris
niet ter vermijding van onnoodige kosten zou kunnen gemist worden, en
zoo dezelve moet worden aangesteld, of dan niet tevens behoort te worden
bepaald, dat hij van de gereformeerde religie zal moeten zijn.
§ 19. De 19de §, is betrekkelijk de aanstelling der Synodale deputaten,
welke volgens het voorstel der commissie door de Synode zouden worden
benoemd: — de minister proponeert eene andere redactie van deze §,
volgen welke dezelve zouden worden aangesteld door U. M. — Wij hebben
tegen den inhoud van des ministers voorgestelde redactie geene andere
bedenking, dan deze, Sire! dat, daar de leden der Synode zelve door
U. M. worden aangesteld, het minder noodig schijnt, dat de aanstelling
dier deputaten door hoogstdezelve geschiede: maar dat zulks aan de Synode
zou kunnen v>orden overgelaten: met die der dassen is het anders gelegen.
De leden derzelve worden niet aangesteld door TT. M., en daarom hebben
wij dan ook geene bedenking gemaakt tegen de aanstelling van de depu-
taten door hoogstdezelve.
Bij aldien U. M. ons gevoelen mogt goedkeuren, zou het gedeelte van
deze §, beginnende mei de woorden zij worden, moeten geroijeerd worden.
§ 20. In de 205te § draagt de commissie voor, welke de werkzaamhe-
den zouden zijn der algemeene deputaten; dan de minister oordeelt, dat
dezelve meer geregeld zou omschreven zijn in de nadere bepalingen welke
hij daaromtrent voorstelt.
Wij meenen op dezelve geene andere reflectie te moeten maken, dan
alleen op hetgeen daarbij voorkomt, ten aanzien van het toezigt, welke de
voorn, deputaten zouden houden, over het godsdienstig onderwijs en vor-
men der jonge lieden, welke tot predikambten worden opgeleid, en in het
bijzonder over het regelen van derzelver studiën. — In ons rapport op het
plan van organisatie voor het luthersch kerkgenootschap, hebben wij reeds
in onze aanmerkingen op de § 44 en 45 aldaar, aan U. M. eenige consi-
deratiën voorgedragen, tegen het verkenen van een te groot gezag of
directie daaromtrent aan het opperconsistorie, en hoe zeer de bewoordingen
alhier minder aanleiding schijnen te geven tot de cousequentiën, welke
uit de bewoordingen bij het voorn, plan voor de lutherschen gebezigd,
zouden kunnen getrokken worden, zoo komt het ons evenwel voor, dat, ter
vermijding van alle de zwarigheden, welke eruit zouden kunnen resulteren,
indien door hen het toezigt over het regelen der studiën, dier jongelieden
op te dragen, kon geacht worden, hun een onmiddellijk gezag en directie
daarover te zijn gegeven, het beter ware alleen te bepalen, dat zij het oog
zouden houden op het godsdienstig onderwijs dier jongelingen, derzelver
studiën, vlijt en zedelijk gedrag, deswegens met de hoogleeraren te corres-
ponderen, en derzelver getuigenissen inwinnen.
Voorts, Sire! zou het hier de plaats zijn, om te spreken van de hier-
-ocr page 514-
608 CONCEPT-HEGLEMBNT OP DE ORGANISATIE VAN HET UERVORMD
voren gemelde voordragt van den minister van eeredienst en biunenland-
sche zaken van den llden van Slagtmaand IL, aan U. M. daarbij voor-
stellende, om deze § te vermeerderen met ecne bijvoeging, volgens welke
de algemeene deputaten, ter vervulling van vacerende plaatsen, der ledeu
van de Synode en van de klassikale deputaten, eene nominatie van personen
zouden aanbieden; doch wij hebben gemeend onze consideratiën over dit
punt, hier boven bij gelegenheid van het behandelen der twee onderwerpen
waartoe hetzelve betrekkelijk was, aan U. M. te moeten voordragen en
hebben aldaar onze bedenkingen tegen dit voorstel van den minister onder
hoogstdeszelfs aandacht gebragt, waartoe wij eerbiedig de vrijheid nemen
ons te gedragen.
§ 22 en 23. Bij aldien U. M. mogt goed keuren onze aanmerking op
§ 19, zou de 22ste alsmede de 28Btc4 kunnen blijven, alleen zou het getal
der aftredende deputaten moeten vermeerderd worden, in evenredigheid dat
het getal der aan te stellen, ingevolge dat gedeelte van des ministers aan-
merkingen op bovengemelde § 19, waarmede wij ons hebben geconformeerd,
grooter zou zijn, dan in die § door de commissie was voorgedragen en
alhier wordt verondersteld.
Vde en VIde Hoofddeel. Op het Ydc hoofdstuk, handelende over het
kerkelijk opzigt en tucht, hebben wij geene wezenlijke reflectie, noch ook
op het VIde, handelende over de godsdienstige opvoeding der jeugd en opleiding
tot leeraren in de theologie,
alleen remarqueren wij, dat, indien U. M. mogt
goedkeuren de door ons hierboven gemaakte bedenking tegen het comprehende-
ren van de Waalsche gemeente onder dit plan vau organisatie, de bepaling
in de 9de § van dit laatste hoofdstuk omtrent die gemeente zou vervallen.
VIIde Hoofddeel. Wij kunnen dus overgaan, Sire! om aan U. M. voor
te dragen de consederatiën die bij ons zijn opgekomen, omtrent sommige
artt. in het YIIde hoofdstuk, handelende over de beroepingen, demissiën
en bezoldigingen der leeraren.
§ 9—13. Op de 9, 10, 11, 12 en 13dc §, in welke de commissie
eenige verordeningen voorstelt ten aanzien van de wijze van beroepen eens
leeraars, heeft de minister de volgende bedenkingen: dat de gebruiken
hieromtrent zeer verschillend zijn, dat vele plaatselijke omstandigheden
daaromtrent in aanmerking zullen moeten komen, dat alvorens de regten
vau floreenpligtigen, eigene-geërfden, en dergelijke te beslissen, de zaak
van het jus patronatus zou behooien te zijn afgedaan, en eindelijk ook,
dat veelligt het belang der hervormde kerk en derzelver leeraren eenige
beperking van de regten der gemeenten ten deze opzigte noodig kan ma-
ken, waarom de minister voorstelt alleen te bepalen, dat omtrent de wijze
van beroepingen van predikanten een nader algemeen reglement zou worden
gemaakt en dat intusschen de plaats hebbende verordeningen en aangeno-
mene gebruiken zouden blijven bestaan.
Wij kunnen ons hiermede wel vereenigeu, dan meenen omtrent de door
5de Hoofdstuk.    Over kerkelijk opdgt  en tocht.
6de Hoofdstak.    O?er de godsdienstige  opvoeding der jeugd en opleiding tot leeraren
in de theologische  scholen.
7de Hoofdstuk,    Over de beroepingen,  dimissiën en bezoldiging der leeraren,
-ocr page 515-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND 1809.              509
den minister geproponeerde redactie te moeten reflecteren, dat indien alle
de verordeningen ten aanzien der beroepingen van predikanten zouden moe-
ten blijven op den tegenwoordigen voet, tot dat daaromtrent een algemeen
reglement zal zijn gemaakt, daaruit zou kunnen volgen, dat ook tot zoo-
lang het jus patronatm, op de plaatsen, daar hetzelve thans nog wordt
uitgeoefend, zou moeten blijven bestaan, hetgeen eenigzins zou kunnen
prejudiciëren aan de deliberatiën of decisiën, welke over dit punt kunnen
vallen, bij het behandelen van de zaak der heerlijke regten, en wij zouden
dus U. M. in consideratie geven, of het niet goed zoude zijn, dat achter
des ministers redactie op deze artikelen werden gevoegd, deze of soortge-
lijke periode: onverminderd nogtans zoodanige nadere verordeningen, als in
het vervolg omtrent het jus patronatus, en dergelijke regten, mogten worden
gemaakt.
§ 18. Volgens de 18de § wordt vereischt, dat, om in den dienst te
komen, men ten minste twee leerredenen voor professoren in de theologie ,
zal moeten houden. Dan indien deze organisatie ook nu reeds betrekkelijk
is tot de JFaalsche gemeente, zoo zouden ons bedunkens hier eeDe derge-
lijke bepaling als in de § 9 van het VIae hoofdd. ten opzigte van de stu-
denten in de theologie van die gemeente gesteld is, dienen bijgevoegd te
worden, volgens welke bepaling de openlijke redevoeringen zouden geschie-
den onder het opzigt van een predikant dier gemeente. — Indien U. M.
dit goedkeurde, zou als nu alhier in deze § achter de periode litt. a
kunnen 'worden bijgevoegd, dat wat betreft de studenten van de Waalsclie
kerk, die leerredenen zullen mceten worden gehouden voor een harer
predikanten, indien er geen hoogleeraar van die kerk aan de akademie
mogt zijn.
§ 28. de 28ste § stelt de commissie eenige verordeningen voor, om-
trent het emeritus verklaren der predikanten, die door ouderdom of zwak-
heid hnnne dienst niet kunnen waarnemen , alsmede omtrent de verzoeken
tot het obtineren van het tractement voor zoodanig een emeritus verklaarden
leeraar. — Wij meenen U. M. hieromtrent te moeten doen opmerken,
dat bij het plan voor organisatie van het luthersch kerkgenootschap, de
commissie aldaar bij de 38ste § ook wel van emeriti predikanten had mel-
ding gemaakt, dan dat de minister van eeredienst en binnenlandsche zaken,
in de veranderde redactie van die § geoordeeld heeft dit artikel er te
moeten uitlaten: en zouden dus U. M. in overweging geven, om, daar
volgens derzelver decreet van den 2ien van Oogstmaand 1808, omtrent
dergelijke pensioenen een algemeen reglement te verwachten is, daaromtrent
als nog bij deze niets te bepalen; waarin wij te minder zwarigheid vinden,
aangezien toch aan voorz. leeraars de gelegenheid niet benomen schijnt,
ingevolge het decreet van den 8ste van Slagtmaand (door de commissie
abusief onder den datum van 11 van Slagtmaand genoemd), om aan U. M.
verzoeken tot het obtineren van pensioenen te doen.
§ 31. In de 31ste §, schijnt de commissie te veronderstellen, dat ook
omtrent de kindergelden aan predikanten te geven, reeds eenige verorde-
ningen door U. M. waren gemaakt: schoon nu deze kindergelden, als
een gedeelte der inkomsten van de predikanten uitmakende, zouden kunnen
geacht worden mede begrepen te zijn onder de gunstige toezegging door
-ocr page 516-
510 CONCEPT-KEGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
U. M., bij decreet van den 2den van Oogstmaand 1808, ten aanzien van
de voortduring van het genot der tractementen en inkomsten, aan predi-
kanten van de hervormde godsdienst gedaan (gelijk dezelve dan ook als
nog door hun worden genoten), zoo schijnt het evenwel, dat bepaaldelijk
omtrent de kindergelden, voor zoo verre wij weten, door U. M. geene
bijzondere verordening zijnde gemaakt, dezelve in deze § ook niet als zoo-
danig kunnen genoemd worden; en voor zoo verre het in consideratie zou
kuunen komen, of in dit ontwerp van organisatie, daaromtrent iets behoorde
te worden bepaald, zouden wij U. M. in bedenking geven, of het niet
beter ware, alle schikkingen omtrent dit punt te reserveren, tot dat hoogst-
dezelve zich zal bepaald hebben omtrent de nadere verordeningen, welke
U. M. in tijd en wijle, ten opzigte van de bezoldigingen der predikanten
van de hervormde godsdienst zal goed vinden te maken : en zulks te meer,
daar, indien wij wel onderrigt zijn, dat kindergeld maar eene partiële
gunst is, welke wel door de predikanten in de voormalige provincie van
Holland, maar niet algemeen door alle predikanten van de gereformeerde
religie in het rijk genoten wordt; en waaromtrent het dus te eerder moge-
lijk is dat U. M. in het vervolg nadere schikkingen zou begeeren te maken.
Het zal dan ook om gemelde redenen niet noodig zijn, Sire! dat wij
bij deze U. M. bezig houden met de voordragt van den minister van
eeredienst en binnenl. zaken, van den 20sten van Wijnmaand 11. litt. B,
op gronden daarbij geallegueerd, aan hoogstdezelve adviserende tot het
nemen van het volgende besluit:
„Dat, in afwachting der andere verordeningen, die door U. M. ten
„aanzien van het genot der kindergelden, ten behoeve der hervormde pre-
„dikanten, zullen gemaakt worden, de tot nog toe gebruikelijke akademie-
„gelden zullen voldaan worden aan de hervormde predikanten in het voor-
„malig gewest Holland, wier zonen aan het athenaeum illustre binnen
„de hoofdstad studeren, op denzelfden voet, nis zulks door dezelve predi.
„kanten gegoten wordt, voor zoo verre hunne zonen aan IJ. M. universi-
„teit te Leyden studeren."
Welke voordragt den 5dcn van Slagtmaand 11., is gesteld in handen van
den staatsraad , en vervolgens den 8sten van dezelve maand door den mi-
nister vice-president in die van de lste sectie, „ten einde het daarbij voor-
„gedragene in overweging te nemen, bij het ontwerpen der generale orga-
„nisatie van het kerkgenootschap der hervormden." Dan, daar wij, gelijk
wij de eer hadden zoo even aan U. M. te kennen te geven, van gedachten
geweest zijn, dat over dit onderwerp bij deze organisatie geene bepaling
behoorde te worden gemaakt, hebben wij tevens in aanmerking genomen,
dat er intussehen een geruimen tijd zou kunnen verloopen, voor dat U. M.
zich over eene zaak, van zoo moeijelijken en teederen aard, als is deze
organisatie, zou hebben bepaald, of vóór dat dezelve in werking zou kun-
nen komen, en vermits echter de minister eene provisionele decisie van
U. M. omtrent dit punt scheen te verlangen, zoo hebben wij gemeend
onze gedachten over het voorsz. voorstel van welgemelden minister, in
een afzonderlijk rapport, aan hoogst dezelve te moeten voordragen, welk
rapport wij de eer hebben, mede op heden, met terugzending van voorsz.
voordragt aan U. M. aan te bieden.
-ocr page 517-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND 1809.               511
§ 32 en 33. üe tractementen en inkomsten bij voortduring aan de
predikanten zullende worden betaald, schijnt ook aan hen wel te kunnen
worden toegekend, hetgeen zij genoten voor huishuur, of het aequivalent
vaa dien, indien zij in de pastorijen wonen, als een gedeelte van hunne
inkomsten uitmakende; tot de bepaling daarvan is dan ook strekkende de
32 en 338te § door de commissie voorgesteld; dan het is ons bedenkelijk
voorgekomen, Sire! of de wijze , waarop dit in deze artikelen is bepaald,
niet zouden kunnen strijden tegen U. M. decreet van 2 van Oogstmaand
1808, of wel anticiperen op de nadere schikkingen welke daar uit zouden
kunnen voortspruiten, voor zoo verre namelijk, die betalingen van huishuur
geschieden uit plaatselijke of andere kassen of publieke fondsen, niet aan
het genootschap toebehoorende, of wel ingeval de pastorijen geen eigendom
van dezelve zijn.
Terwijl ook U. M. omtrent de pastorijen zelve zoodanige schikkingen
zou kunnen goedvinden te maken, waardoor de gemaakte overeenkomsten
niet altoos zouden kunnen blijven bestaan of wel dezelve niet op de gewone
wijze,
ten dienste der predikanten zouden kunnen blijven.
Wij zouden dus eerbiedig van gedachten zijn, dat overeenkomstig deze
bedenkingen voorschreven artikelen, zouden dienen te worden veranderd.
VIIIste Hoofddeel, § 13—16. Het VIIIste hoofddeel handelende over
de manier van kerkelijke zaken te behandelen, zijn bij ons eenige bedenkingen
gevallen over den inhoud van de § 13—16, in welke de commissieeenige
bepalingen voorstelt, over het inbrengen van de vragen, voorstellen of
bezwaren, ziende op het belang van alle de gemeenten, en op de ge-
meene zaak van het kerkgenootschap door de classis of hare deputaten bij
de algemeene deputaten, en door deze bij de Synode.
Het is ons, namelijk, duister voorgekomen, of wanneer de algemeene
deputaten en die der classis, of de classis zelve volgens de 15a<J § oordee-
len, dat die vrage, voorstel of bezwaar, moet of gehouden worden van
de Synode (waarvan evenwel volgens dat artikel een rapport aan hetzelve
moet worden gedaan) in dat geval de Synode in die beoordeeling zou
moeten berusten, dan wel het zich de zaak niet te min zal moeten aan-
trekken ; dit behoorde dus duidelijker te worden uitgedrukt, en naar ons
inzien zou de Synode niet gehouden moeten zijn , zich aan het begrip van
deputaten en classis te onderwerpen; — wij zien toch niet waartoe anders
zou dienen het doen van rapport aan hetzelve; de aard van de vergadering
van de Synode brengt, ons bedunkens, mede, dat* hetzelve niet alleen van
de zaak kennis drage, maar ook oordeele of zoodanige zaken, welke toch
volgens gemelde 131*0 § specteren het belang van alle gemeenten, en de
gemeene zaak van het kerkgenootschap, van dat belang zijn, dat het daar-
over behoort te cognoceren; bij aldien dit alleen aan de beoordeeling der
classis en deputaten werd overgelaten, zou veelligt de Synode van die
kennisneming geheel kunnen worden uitgesloten, dat zou althans afhangen
van het begrip van de classis en deputaten, hetgeen ons voorkomt aan
deze eene te veel van de Synode onafhankelijke magt te geven, en ook
de intentie van de commissie niet te kunnen zijn.
8ste Hoofdstuk. Over de manier vau kerkelijke zaken te behandelen.
-ocr page 518-
512 CONCEPT-KEGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
§ 4fi. Na de § 46, waarin bepaald wordt, dat de genen, die zich bij
de uitspraak van eene mindere vergadering bezwaard acht, zich op eene
meerdere zal mogen beroepen, oordeelt de minister een artikel te moeten
bijvoegen, houdende, dat geene zaak, welke reeds bij kerkeraad en classis
behandeld en beslist is, bij de Synode zal mogen gebragt worden, dan na
vooraf onderzocht te zijn, bij de algemeene deputaten, welke zullen beslissen
of dezelve van dien aard is, dat daarover eene nadere uitspraak zou dienen
gedaan te worden.
Wij veronderstellen dat de minister bedoelt het geval, dat die zaak door
de classis en den kerkeraad op dezelfde wijze is beslist, want bijaldien van
het begrip van de algemeene deputaten afhing, of die zaak bij de Synode
kon gebragt worden, of daarover eene nadere uitspraak zou dienen gedaan
te worden, al ware er eene verschillende decisie, zouden in de daad de
deputaten over de al of niet gegrondheid van de quaestie of zaak zelve
beslissen, hetgeen wij niet goed zouden oordeelen: alle twijfeling hier-
omtrent zou zijn weggenomen, wanneer in het artikel, door den minister
voorgesteld, in plaats van de woorden en beslist is, werd gesteld: en op
dezelfde wijze beslist is.
IXde Hoofddeel. Het IXde en laatste hoofdstuk betreft het bestuur der
goederen, inkomsten en gebouwen der gemeenten.
Onze reflectiën op hetzelve
bepalen zich tot de twee volgende:
§ %. De eerste is, dat in de 2de achter het woord eigendommen, zou
dienen gevoegd te worden of bezittingen.
§ 5. De tweede is deze, dat het ons voorkomt, dat de bepaling in
de 5ae § litt. ƒ, volgens welke aan de administrateuren over de goederen
en fondsen der gemeente in de 28e § gemeld, zou overgelaten worden ook
het regelen der pecuniele bijdragen der gemeenten, hiervan eene te onbe-
paalde beteekenis is, en aan die administrateuren eene te groote magt kan
schijnen te geven, zoo omtrent het bepalen van de te doene bijdragen,
als omtrent de invorderingen van dezelve.
Wij zouden derhalve eerbiedig aan TJ. M. in consideratie geven, om
alleenlijk te behouden het eerste gedeelte van dit artikel, waarbij aan de
administrateurs worde gedemandeerd het bestuur over de fondsen, goederen
en inkomsten der kerken, en voorts te roijeren de woorden mitsgaders
enz. tot aan het einde.
Deze zijn, Sire! de bedenkingen, op de bijzondere artikelen van dit plan
van organisatie, welke "wij gemeend hebben aan U. M. te moeten voordragen.
Br blijft ons nog over, en hiermede zullen wij dit ons rapport kunnen
besluiten, om met één woord te spreken over het concept besluit, door
den minister, nevens deszelfs gemelde voordragt U. M. aangeboden.
Bij aldien hoogstdezelve onze bedenkingen ten aanzien van het aanstellen
der algemeene deputaten, welke wij meenen door de Synode te kunnen
worden aangesteld, mogt goedkeuren, zou art. 2 en 4 dienovereenkomstig
dienen te worden veranderd.
Voorts zou in art 3, in plaats van het aldaar bepaalde tijdstip, waarop
9de Hoofdstuk. Over het be»tnnr der goedereu, inkomsten en gebouwen der gemeenten.
-ocr page 519-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND 1809.              613
de aan te stellen personen zouden in functie treden, zijnde den l8ten van
Louwmaand 11., als reeds verstreken zijnde, zoodanigen anderen datum
moeten worden gesteld, als waarop U. M. zal oordeelen dat de voornoemde
organisatie in werking zal kunnen worden gebragt.
Wij zijn met den diepsten eerbied ,
Sire!
Uwer Majesteits
Zeer gehoorzame en ootmoedige dienaren en ge-
trouwe onderdanen
de le sectie uit den Staatsraad
Cget.) Kettvbns.
Amsterdam,
den 23tte" van Sprokkelmaanri 1810.
a;-;
-ocr page 520-
Kib. 3 van Slagtinaand
1809.
N°. 3.                                 Amsterdam, den IS4™ van Wijnmaand 1809.
AAN DEN KONING.
Sire!
De consulerende commissie tot de zaken van het hervormd kerkgenoot-
schap , thans mede hare werkzaamheden hebbende geëindigd, en derzelver
rapport door mij oplettend onderzocht zijnde, heb ik de eer U. M. bij
deze aan te bieden, het door deze commissie ontworpen, en met mijne
consideratiën vergezeld plan van organisatie voor het hervormd kerkgenoot-
ichap in het Koningrijk Holland.
Mijn voorganger de gemelde commissie benoemende, gaf aan dezelve te
kennen, dat zij zich in hare overwegingen, vooral zou dienen te bepalen,
tot de beste wijziging, welke overeenkomstig U. M. bedoeling van verbe-
tering en vereenvoudiging, met in het oog houding van de tegenwoordige
orde van zaken, en de kenmerkende trekken der hervormde kerk, aan
derzelver organisatie zou behooren gegeven te worden, bijzonder du? tot
zoodanig algemeen bestuur, als met de meeste eenheid en kracht kan
werkzaam zijn tot bevordering der ware belangen van de hervormde gods-
dienst, zoodat van den eenen kant, de tegenwoordige inrigting en het
algemeen gevoelen in aanmerking werd genomen, doch ook van de andere
zijde de thans aangebodene gelegenheid tot verbetering niet werd verzuimd,
door gehechtheid aan het oude.
De commissie deze beginselen in het oog houdende, heeft geoordeeld
in derzelver ontwerp ten grondslag te moeten nemen, de bewaring der
hoofdwijziging van het tegenwoordig bestuur der hervormde kerk, door
hetzelve toe te vertrouwen aan kerkvergaderingen, onder den naam van
kerkeraden, klassen en Synode; derwijze nogtans, dat de gebreken der
tegenwoordige inrigting door vereenvoudiging, en door meerdere kracht en
orde verbeterd werden.
Het is mij voorgekomen, dat deze hoofdbepaling, met de regels van ge-
zonde staatkunde, en met het belang der hervormden allezins overeenkwam.
Eik kerkgenootschap toch behoort een bestuur en inrigting te hebben,
meest overeenkomstig met deszelfs aard en grondbeginsels. De hervormde
kerk in dit Eijk kent de met magt en aanzien bekleedde kerkvoogden
niet, welke volgens de R. C. kerkeordening vereischt, en bij de episcopale
engelsche kerk toegestaan worden. Zij schijnt zelfs het gezag niet te ge-
doogen, 't welk bij de luthersche en sommige hervormde kerken in Duitsch-
land, aan bijzondere geestelijken onder de benamingen van superintendenten ,
generaal-superintendenten en dergelijke is toevertrouwd. Integendeel vol-
-ocr page 521-
CONCEPT-REGL. OP DE ORGAN. VAN HET HERV. KERKGEN., ENZ. 515
gens de liturgie der hollandsche hervormde kerken zijn alle leeraars of
bedienaren van de godsdieust, als zoodanig aan eikanderen gelijk, en is
het kerkbestuur namens de gemeenten opgedragen aan vergaderingen uit die
leeraars en andere leden, als gelijke personen, zamengesteld, terwijl de
magt, welke door enkelen, onder den naam van deputaten, inspectoren
enz., wordt uitgeoefend, aan hun alleen geacht wordt toe te komen, als
afgevaardigden van, en namens die kerkelijke vergaderingen.
Eene verandering in dezen zoude dus eene verandering zijn van een
hoofdbeginsel der hervormde kerk.
Dan daarenboven is dit kerkbestuur geheiligd door het algemeen gevoe-
len, zoo als niet anders kan zijn, daar hetzelve van den aanvang der kerk
heeft plaats gehad, en door de ondervinding wordt aangeprezen, bij zeer
velen zelfs, is de gehechtheid aan het plaats hebbend kerkbestuur zoo
sterk, dat zij eene verandering in het wezenlijke daarvan, schoon zeer
verkeerdelijk, zoude aanmerken als eene verandering in de geloofsleer,
zoo dat dus algemeen ongenoegen en onrust, het natuurlijk gevolg zou
zijn van schikkingen welke daartoe zouden strekken.
Dan schoon het welbegrepen belang van het Kijk, zoo wel als van het
hervormd genootschap, het behoud dezer groudinrigting vordert, is het
zeker, dat er aanmerkelijke verbeteringen in de bijzondere wijzigingen dier
inrigting noodig zijn, en de commissie oordeelt tevens, dat deze verbeterin-
gen ook zeer wel kunnen daargesteld worden, zonder eenige verandering
te maken in het wezenlijke van het tegenwoordig kerkbestuur.
In de eerste plaats ontbreekt thans eenheid in dit bestuur, daar ten
gevolge van de voormalige bondgenootschappelijke regeringsvorm dezer lan-
den, tien van elkander onafhankelijke, en slechts door zwakke banden
vereenigde Synoden bestaan. In de plaats daarvan stelt de commissie
thans maar één Sjnode voor als het eenig middenpunt van het hooger
kerkelijk bestuur.
Behalve deze tien Synoden bestaan (zonder Oostvriesland te rekenen) niet
minder dan twee en vijftig dassen of kerkelijke vergaderingen van den
tweeden rang, welker grenzen nog bepaald zijn overeenkomstig de oude
afdeelingen der souvereine gewesten. Dit aantal behoort verminderd en
de afdeeling der dassen naar de burgerlijke grensscheiding geregeld te
worden.
Er is wijders veel gebrekkigs in de inrigting en werkzaamheden der
kerkelijke vergaderingen, vermits derzelver leden verschijnen als gelastig-
den van de mindere vergadering, en evenzeer aan hunne lastbrieven gebonden
zijn, als bevorens de gecommitteerden der steden en provinciën in de Staten
vergaderingen; waardoor dus in het kerkelijke, evenzeer als bevorens in
den staat, eene hoogstnadeelige traagheid en verlamming veroorzaakt is,
en dus de beste ontwerpen verijdeld, herstelling van verouderde misbruiken
verhinderd, en alles door eenen nutteloozen en lastigen omslag belemmerd
wordt. Dit hoofdgebrek heeft de commissie weggenomen, door de leden
der dassen en der Synode hoofdelijk en vrij.te doen stemmen en handelen,
als niet langer blijvende gelastigden van gemeenten in de dassen of der
dassen in de Synode, maar als algemeene zaak verzorgers der hervormde kerk
of ressorten van dien.
33*
-ocr page 522-
516 CONCEPT-KEGLEMENT'OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
Eindelijk heeft de afkeer van hiërarchie de hervormden in een tegenover-
gesteld uiterste doen vallen; om te beletten dat dezelfde personen, bij
voortduring, het bewind van zaken in handen hielden, zijn er aanhoudende
en te spoedige afwisselingen ingevoerd, zoo dat zelden een predikant lang
genoeg in eenig kerkbestuur kan blijven, om daarin volkomen bekwaam te
worden. En daarenboven heeft men, uit een verkeerd toegepast beginsel
van gelijkheid, toerbeurten ingevoerd, waarin de bekwaamsten gelijk staan
met de ongeschiktsten, en men het eene jaar de behandeling van zaken
ziet toevertrouwd aan een knap man, en een volgend jaar aan een daartoe
geheel onbekwaam persoon. De commissie heeft de toerbeurten afgeschaft,
eene wijze keuze vastgesteld, en tevens den tijd, gedurende welken dezelfde
personen de hun opgedragen posten bekleeden, ver genoeg uitgebreid , om
hun gelegenheid te geven daarin nuttig te zijn.
Deze zijn dan de beginselen, Sire! op welke de consumerende commis-
sie voor de zaken van het hervormd kerkgenootschap het ontwerp van
organisatie heeft gebouwd, hetwelk ik niet aarzel, wat de hoofdzaak
betreft, als het mijne over te nemen, en daarop U. M. hooge goedkeuring
te verzoeken.
Ik heb mij echter, even min als bij de luthersche commissie, in alle
bijzondere bepalingen met het gevoelen der hervormde commissie kunnen
vereenigen, maar gemeend in verscheidene artikelen veranderingen te moeten
voorslaan, en, zooveel noodig scheen, met redenen te bekleeden.
Ik oordeelde in de eerste plaats noodzakelijk, op gelijke gronden als
bij mijne missive van den 23sten van Herfstmaand 11. n°. 12, ten aan-
zien der luthersche organisatie zijn aangevoerd , dat het gouvernement een gepas-
ten invloed had in de benoeming der leden en deputaten van de Synode, als
de hoogste kerkelijke vergadering, mitsgaders van de classikale deputaten ,
om dat alleen hierdoor het oppertoevoorzigt van U. M., over het talrijkste
en vermogendste kerkgenootschap in hoogst deszelfs staten, volkomen werd
verzekerd.
Ten andere meende ik somtijds bij de commissie te veel gehechtheid
aan het oude te bespeuren, in gevallen, waarin hoogere belangen
volstrekt verbetering vorderden, en, mijns inziens, de zaak van de
godsdienst en der verlichting, door het toegeven daaraan, zouden worden
benadeeld.
Wijders oordeelde ik het noodig, de klem en kracht van het nieuw kerk-
bestuur te verzekeren, door den invloed der algemeene en classikale depu-
taten, tot dat einde genoegzaam te vermeerderen, zonder nogtans aan de-
zelve een van de Synode en de klasse te zeer onafhankelijk gezag te ver-
leenen, maar integendeel, dezelve steeds doende voorkomen, als handelende
uit naam dier kerkelijke vergaderingen, welke den grond van dat gezag in
haren boezem hebben.
Eindelijk vleije ik mij in eenige gevallen, waarin voor als nog de
verbetering niet uitvoerlijk was, of immers de bestemming der wijze
en bijzonderheden aan een nader onderzoek scheen te moeten aanbevolen
worden, bepalingen te hebben voorgeslagen, die de spoedigste en beste
daarstelling dier verbeteringen en verordeningen in het vervolg kunnen
waarborgen.
-ocr page 523-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND 1809.              S17
Overeenkomstig al het boven aangevoerde zij het mij vergund U. M.
voor te stellen het besluit te nemen, waarvan ik de eerbiedige vrijheid
neme bij deze het ontwerp over te leggen.
Ik heb de eer met den diepsten eerbied te zijn,
Sire!
Uwer Majesteits zeer gehoorzame dienaar
en getrouwe onderdaan.
(get.) van der Capellen.
-ocr page 524-
LODEWIJK NAPOLEON, door de gratie Gods, en de
Constitutie des Koningrijks, Koning van Holland.
Connétable van Frankrijk.
Wij hebben besloten en besluiten:
Art. i.
Teu gevolge van het rapport der benoemde eommissie tot de zaken van
het hervormd kerkgenootschap, en de daarop door onzen minister van eere-
dienst en binnenlandsche zaken, bij deszelfs missive van den 18den van
Wijnmaand 11. n°. 22, voorgedragene consideratiën, wordt vastgesteld de
navolgende:
Organisatie van het hervormd kerkgenootschap in het
Koningrijk Holland.
(fiat insertio.J
Art. 2.
Onze minister van eeredienst en binnenlandsche zaken zal ons eene voor-
dragt aanbieden van personen om benoemd te worden tot leden, deputaten
en secretaris der algemeene Synode van het hervormd kerkgenootschap in
het Koningrijk Holland.
Abt. 3.
Dezelve zullen met den lsten van Louwmaand aanstaande in functie treden.
Art. 4.
De minister voornoemd zal, zoo voor de installatie der deputaten en van
de Synode, als voor al hetgeen bij de invoering der vastgestelde organisatie
noodzakelijk zal zijn, de vereischte zorg dragen.
Art. 5.
Onze minister van eeredienst en binnenlandsche zaken is belast met de
uitvoering van dit besluit.
-ocr page 525-
CONCEPT-REGLEMENT
OP DE
ORGANISATIE
TAN BET
HERVORMD KERKGENOOTSCHAP
KONINGRIJK HOLLAND.
lste Hoofdstuk Over het hervormd kerkgenootschap in het gemeen.
2de            Over de kerkeraden.
3dc            Over de klassen.
4ie            Over de synode en derzelver leden en deputaten.
5dc            Over kerkelijk opzigt en tucht.
6de            Over de godsdienstige opvoeding der jeugd en opleiding tot
leeraren in de theologische scholen.
7dE             Over de beroepingen, demissiën en bezoldiging der leeraren.
SsU            Over de manier van kerkelijke zaken te behandelen.
9de            Over het bestuur der goederen, inkomsten en gebouwen der
gemeenten.
-ocr page 526-
CONCEPT-REGLEMENT
ORGANISATIE
VAN HET
HERVORMD KERKGENOOTSCHAP
KONINGRIJK HOLLAND.
EEK8TE HOOFDSTUK.
Over liet hervormd kerkgenootschap in het gemeen.
§ 1. Tot het hervormd kerkgenootschap behooren alle, die op belijdenis
des geloofs voor de opzieneren der gemeente tot lidmaten zijn aangenomen,
als ook de zulken die in de hervormde kerk gedoopt zijn.
§ 2. Deze allen blijven leden zoo lang zij niet vrijwillig en duidelijk
verklaard hebben zich daar van af te scheiden, of • om wettige redenen
daarvan afgescheiden zijn.
§ 3. Zoo vele onder één en hetzelfde kerkelijk opzigt, hetzij van éénen,
hetzij van meerdere leeraren, doch van één en denzelfden kerkeraad staan,
maken eene afzonderlijke gemeente uit.
§ 4. In gecombineerde gemeenten, schoon zamen onder een en hetzelfde
kerkelijk opzigt, mag echter elk van dezelve hare eigene fondsen en het
bestuur daarover afzonderlijk houden.
§ 5. In elke gemeente zullen naauwkeurige registers van gedoopten en
van ledematen gehouden worden, en zal in het doopregister ook de dag
en de plaats der geboorte worden aangeteekend.
§ 6. Wanneer een lidmaat uit eene gemeente naar eene andere verhuist,
zal hij niet als lidmaat van die gemeente kunnen worden erkend, tenzij
hij voorzien zij van eene attestatie van den kerkeraad der gemeente uit welke
-ocr page 527-
CONCEPT-REGL. OP DE ORGAN'. VAN HET HERV. KERKGEN. , EXZ. 521
hij vertrokken is, dat hij aldaar als lidmaat bekend is, op welke attestatie
hij zal moeten worden aangenomen.
§ 7. Alle die afzonderlijke gemeenten van hervormde belijderen en ge-
doopten binnen alle de departementen van dit Eijk, hetzij nederduitsche,
hetzij waalsche, engelsche presbyteriaansche, schotsche en hoogduitsche,
maken te zamen het hervormd kerkgenootschap van dit Koningrijk uit,
en zijn aan het kerkbestuur en aan de verordeningen, in dit reglement
bepaald, gehouden.
§ 8. Het kerkbestuur wordt geoefend over elke bijzondere gemeente
door een kerkeraad, over verscheidene gemeenten te zamen door eene
classis, en over alle de gemeenten of het gansche kerkgenootschap door
een generaal Synode.
§ 9. Alle afzonderlijke Synoden in de onderscheidene departementen
als ook de Waalsche Synode zijn dus afgeschaft.
§ 10. De waalsche kerken in dit Eijk maken met elkander ééne classis
uit, welke classis is een integrerend lid der Synode.
§ 11. De engelsche presbyteriaansche en schotsche kerken worden in
de classen, tot welke de hervormde nederduitsche gemeente in die stad,
in welke zij gevestigd is, behoort, ingelijfd, in zoo verre dit nog geen
plaats heeft.
§ 12. De waalsche, de eugelsche presbyteriaansche en de schotsche
kerken behouden, zoo in hare classis, als in hare kerkeraden, haar bijzon-
der huishoudelijk bestuur over de zaken, hare kerken afzonderlijk en pri-
vativelijk behoorende, alle hare fondsen, ook die der liefdegaven voor
hare noodlijdende kerken, weduwen enz.
§ 13. In de hier bovengemelde kerkelijke vergaderingen zullen alleen
kerkelijke zaken, en dat op kerkelijke wijze behandeld worden.
§ 14. In eene meerdere vergadering zal men niet handelen dan hetgene
in eene mindere niet heeft kunnen afgehandeld worden, en hetgeen der
gemeene kerken nut is en tot de meerdere vergadering behoort.
§ 15. Eene vergadering beslist met meerderheid van stemmen, zoodat
de minderheid de meerderheid moet volgen ; ingeval van bezwaar over het
besluit der meerderheid, zal men handelen zoo als in het 8ste hoofdstuk
wordt bepaald.
§ 16. Indien de stemmen in eene vergadering blijven steken, zal de
voorzitter eene beslissende stem hebben.
§ 17. Alle bijzondere huishoudelijke schikkingen, en alle vaststellingen,
bij de meerdere en mindere kerkelijke vergaderingen gemaakt en in gebruik
tot bewaring van de eenheid en zuiverheid der leere van waarheid en god-
zaligheid, als ook die betreffen de oefening van de openbare godsdienst,
en het waarnemen en verdeelen der onderscheidene diensten, blijven alleen
verbindend, in zoo verre zij met dit vastgestelde kerkbestuur en de
nadere verordeningen van dit reglement niet strijdig zijn.
§ 17, Het komt den minister voor, dat dit art. kon gesteld worden als volgt:
Door deze organisatie en de invoering van het daarbij bepaalde kerkbestuur worden
gehouden voor vervallen alle algemeene of huishoudelijke kerkelijke wetten, ordon»
nanciën, verordeningen en schikkingen, welke daarmede strijdig zijn.
-ocr page 528-
622 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
TWEEDE HOOFDSTUK.
Van de kerkeraden.
§ 1. Een kerkeraad bestaat uit éénen, of, zoo er meer leeraars van
eene gemeente zijn, uit die allen, en van ten minste twee ouderlingen,
waar maar één leeraar is, en van vier, waar twee leeraars zijn, of zoo
veel meerder, als het getal der leeraren en der personen, die zulke eene
gemeente uitmaken, noodzakelijk maakt, volgens het thans plaats hebbend
gebruik, waarin geese verandering mag worden gemaakt, dan bij aanmer-
kelijke toeneming of afneming der gemeente, en met goedvinden van de
classis.
§ 2. Waar niet meer dan vier ouderlingen zijn, moeten ook alle de diakenen
tot den kerkeraad geroepen worden, en over voorkomende zaken mede
besluiten, gelijk ook in znlke gemeenten de leeraars en de ouderlingen
mede verrigten, hetgeen der diakenen is, in het bestuur der armen goede-
ren en hunne bedeeling.
§ 3. Een kerkeraad moet er in iedere afzonderlijke, hetzij niet, hetzij
al gecombineerde gemeente zijn, ten minste zoo in dezelve twaalf of meer
mans ledematen zijn, die belijdenis des geloofs hebben afgelegd; in gemeen-
ten , waarin dit getal niet is, zal de classis over de geschiktheid of onge-
schiktheid der overigen oordeelen, en bij gebrek van voorwerpen in zulk
eene gemeente doen met den leeraar, wat anders de pligt des kerkeraads is.
§ \. In alle kleine gemeenten zullen ten minste twee diakenen zijn ter
inzameling der aalmoezen , derzelver uitdeeling en het bestuur van alle de
diakenie-fondsen en goederen.
§ 5. Van de ouderlingen en diakenen treedt alle jaren de helft af,
tenzij het belang der kerk, naar het oordeel van twee derde gedeelte van
het volledig getal des kerkeraads met de diakenen, hierin verandering vordert.
§6. De benoeming van nieuwe ouderlingen en diakenen geschiedt uit
een gemaakt gros of dubbeltal door de gezamenlijke leden van den dienen-
den kerkeraad met de diakenen.
§ 7. De benoemde ouderlingen en diakenen zullen op drie onderschei-
dene zondagen aan de gemeente worden voorgesteld, en, indien niemand
tegen hun leer of leven eenig wettig bezwaar bij den kerkeraad heeft inge-
bragt, in hunne diensten bevestigd worden.
\ 8. Niemand, wettig beroepen zijnde, mag voor dien post bedanken,
tenzij bij genoegzame redenen kan voorbrengen, waarover eerst de kerke-
raad, en dan, des noods, de classis zal oordeelen.
§ 9. Zoolang in znlk geval de zaak niet is getermineerd, vervult één
der aftredenden bij loting, of, zoo er maar één alleen aftreedt, dan deze
dien post.
§ 10. De post van voorzitter en secretaris wordt door den predikant, en
waar meer predikanten zijn, door dezen bij huishoudelijke schikking waar-
genomen.
$ 3 bijvoegen. Wordende daartoe de classikale deputaten gelast.
j 5 bij dit art. te voegen. Zullende nogtans deze beslissing des kerkeraads moeten
goedgekeurd worden door de classikale deputaten.
-ocr page 529-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 1809.             523
§ 11. Bij vacature van eene predikantsplaats, waar maar één predikant
is, neemt een naburig predikant, als consulent, dien post waar.
§ 12. Gedurende de vacature in zulk eene gemeente, wordt de kerke-
raad niet veranderd.
§ 13. De hoofd werkzaamheden van den kerkenraad zijn :
a. te zorgen, dat de gemeente van bekwame leeraren en opzieneren
voorzien worde,
6. toetezien, dat niemand tegen deszelfs bewilliging de predikdienst
waarneme, of de sacramenten bediene,
c.     de kerkelijke tucht te oefenen,
d.     omtrent de diensten en lasten van predikanten, ouderlingen en dia-
kenen , naar de gelegenheid der gemeente, de noodige schikkingen te maken,
e.     acht te nemen op de leer en den wandel, zoo van eikanderen, als
van alle de leden der gemeente ,
ƒ. alsmede op de waarneming van de openbare godsdienst en de onder-
houding van den dag des Heeren,
                                                          ,
g. te zorgen voor geschikt onderwijs, niet alleen in het openbaar,
maar ook in het bijzonder door catechisatiën,
h. ook dat de kranken behoorlijk bezocht worden,
i. dat het gewoon huisbezoek op de gezette tijden geschiede ,
k. dat de registers van lidmaten en gedoopten in behoorlijke orde
gehouden worden,
l. dat diakenen jaarlijks, of op de gewone tijden, rekening doen, den
tijd en plaats daartoe te bepalen, en vooraf hiervan aan de gemeente kennis
te geven ,
m. en eindelijk alles te bezorgen, wat haren bloei, welstand, stichting,
en de goede orde in dezelve kan bevorderen.
§ 14. De pligten van de leeraren zijn:
a.     de-gemeente in gebed en dankzegging voor te gaan,
b.     het woord van God te prediken en uit te leggen,
c.     de Sacramenten te bedienen,
d.     de gemeente en hare kinderen te onderwijzen, vooral in de bijzon-
dere catechisatiën, en de kranken te bezoeken en te vertroosten,
e.     op hunne mede-broederen, de ouderlingen en de diakenen, mitsgaders
op de gemeente, bijzonder bij de gewone huisbezoeking goede acht te nemen,
ƒ. met de ouderlingen de kerkelijke discipline te oefenen, en te bezor-
gen, dat alles eerlijk en met orde geschiede.
§ 15. De pligten der ouderlingen zijn:
a.     op de leer en het zedelijk gedrag der leeraren naauwkeurig acht te
nemen,
b.    met dezelve opzigt te hebben, dat alle de leeraars, mitsgaders hunne
andere medehelpers, en de diakenen, hunne ambten getrouw bedienen,
c.     ook met dezelve bezoeking van de gemeente te doon, zoo van de
lidmaten, als van degenen, die zulks door belijdenis nog niet zijn,
$ 14 bij te voegen, g. De huwelijken, welke volgens de burgerlijke wetten voltrok-
ken zijn, kerkelijk in te zegenen, voor zoo verre znlks door de gehuwden verlangd
mogt worden.
-ocr page 530-
524 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
§ 16. De pligten der diakenen zijn:
a.     de aalmoezen en andere armen goederen, naarstig te verzamelen,
en dezelve getrouwelijk te besturen,
b.     naar den eisch de aalmoezen aan behoeftigen uit te dealen ,
c.     verlegene en kranke armen ook met vertroosting bij te staan,
d.     wel toe te zien, dat de aalmoezen niet misbruikt worden ,
e.     in gewigtige en buitengewone gevallen advies innemen, en goedkeu-
ring vragen bij den kerkeraad,
ƒ. en eindelijk jaarlijks, of op de gewone tijden, behoorlijke rekening
te doen voor den kerkeraad, en de leden der gemeente.
§ 17. Alle de leden des kerkeraads zijn elk in zijne betrekking verpligt,
der gemeente vlijtig en opregtelijk in te scherpen den eerbied en de ge-
hoorzaamheid aan den Koning verschuldigd, en zullen alle kerkelijke per-
sonen met een goed voorbeeld in deze de gemeente voorgaan.
DERDE HOOFDSTUK.
Over de dassen.
| 1. Eene classis is eene vergadering zamengesteld uit afgevaardigden
van eenige gemeenten.
§ 2. Leden der dassen zijn, alle de predikanten die bevestigd zijn,
en als gewone leeraren in de gemeente dienen, bij welke gevoegd worden
de emeriti, volgens § 30 van het 7de hoofdstuk, alsmede die predikanten,
welke op hun verzoek salvo honore, van de dienst zijn ontslagen, volgens
§ 24 van hetzelfde hoofdstuk; voorts een ouderling uit de stad, alwaar
de classis gehouden wordt, en een uit eiken ring in welken de classis is
verdeeld. Met opzigt tot de laatst gemelde houden de gemeenten, die
tot zoodanigen ring behooren, hare toerbeurten.
§3. De verdeeling der gemeenten in dassen, geschiedt overeenkomstig
de verdeeling van het Koningrijk, in departementen; in zoo verre, dat geene
nederduitsche gemeente zal kunnen behooren tot het ressort van eene classis
in een ander departement vergaderende.
{ 16. d. Wel toetezien, dat de aalmoezen niet misbruikt worden, en alleen zoodanige
personen te bedeelen, welke geheel of gedeeltelgk buiten staat zijn, zich ïelven en hunne
huisgezinnen door eigen arbeid te onderhouden, ten einde de liefdegaven niet dienen om
luiheid te voeden.
Na dit art. 16 schijnt het noodig het volgende te plaatsen.
De ouderlingen moeten verkozen worden, uit de godsdienstigste, kundigste en aan-
zienlijkste leden der gemeente.
Tot diakenen moeten benoemd worden leden der gemeente, die uit hoofde hunner
omstandigheden, daartoe meest geschikt zijn, en in welke men volkomen vertrouwen
kan stellen.
-ocr page 531-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGKIJK HOLLAND, 1809.              B25
§ 4. Het tegenwoordig getal der ciassen zal in dier voege worden ver-
minderd , dat er zullen zijn in het departement:
I.     Groningen, 4 dassen in plaats van 7.
1.     Groningen vereenigd met Appingadam.
2.     Loppersum met Middelstum.
3.     Westerkwartier en de Manie.
4.     Oldambt en Westwoldingerland.
II.     Friesland, 5 in plaats van 7.
1.     Leeuwarden.
2.     Dokkum.
3.     Sneek en Workum.
4.     Franeker.
5.     Zeven wouden.
III.     Drenthe, 1 in plaats van 3.
IV.     Overijssel, 2 in plaats van 4.
1.     Die van Kampen, Steenwijk en Zwol.
2.     Deventer.
V.     Gelderland, 5 in plaats van 9.
1. Nijmegen.
3.     Thiel en Bommel.
3. Zutphen.
§ 4. Na onderzoek der voorgedragene verdaeling is het den Minister voorgekomen:
Dat dezelve onnaauwkearig is, vermits men daarbij op de grenzen der tegenwoordige
dassen en der departementen, geen genoegzaam acht heeft geslagen.
Dat de grootte der dassen, en het getal van de daartoe behoorende predikanten, ge-
meenten en zielen te veel zou verschillen, dat in bijzonderheden bepalingen zijn gemaakt,
welke nader onderzoek verdienen; en daarentegen andere zeer noodige bepalingen zijn
overgeslagen. En dat het getal der dassen kan verminderd worden.
Uit dien hoofde stelt men in de plaats daar van voor het navolgende artikel.
Het getal der ciassen wordt op 31 bepaald.
Voor Amslelland 4
Maasland 5
Zeeland
           9,
Braband          2
Vtrecht           2
Gelderland 4
Overijssel 2
Vries/and 4
Groningen 3
Drenthe
          1
Oosivriesland 1.
En de classis der Waalsche Kerken.
De Minister van eeredienst en binnenlandsdie zaken bepaalt de grenzen dezer dassen,
het aantal gemeenten en standplaatsen daartoe behoorende, en de classikale vergader-
plaats; voorts verdeelt hij dezelve, ter betere behartiging der hnishondelijke belangen,
en geregelde waarneming van vacaturen, in kerkelijke districten of ringen.
Wanneer veranderingen in de burgerlijke verdeeling des rijks of andere omstandighe-
den zulks noodzakelijk of nuttig mogten maken, kan de Minister aan den Koning eene
voordragt doen, tot het maken van verschikkingen, ten aanzien der ciassen.
Tot op het invoeren der bepaalde nieuwe classikale verdeeling, blijven de tegenwoor-
dige dassen op den ouden voet.
-ocr page 532-
526 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
4.     Overbetuwe.
5.     Nederveluwe.
VI.     Utrecht, 2 in plaats van 3.
1.     Utrecht.
2.     Amersfoort, gecombineerd met Khenen en Wijk.
VII.     Amstelland, 5 in plaats van 6.
1.     Alkmaar.
2.     Haarlem.
3.     Amsterdam.
4.     Hoorn en Enkhuizen gecombineerd.
5.     Edam.
VIII.     Maasland, 7 in plaats van 11, die te voren de Zuidhollandsche
Synode uitmaakten.
1.     Dordrecht.                                                                                            \-
2.     Delft en den Haag gecombineerd.
3.     Leijden met Nederrijnland.
4.     Schieland.
5.     Gouda.
6.     Gorinchem.
7.     Voorne en Putten.
IX.     Zeeland, 3 in plaats van 4.
1.     Walcheren
2.     Schouwen en Duiveland.
3.     Zuidbeveland en Tholen.
X.     Braband, twee.
1.     Breda.
2.     's Bosch.                                   ,
XI.     Oostvriesland zal verdeeld worden in 2 dassen.
XII.   De Waalsche herken, maken te zamen maar ééne classis uit.
§ 4. De predikanten, die uit de eene classis in eene andere door
beroeping overkomen, doen behoorlijk aanzoek, met overlevering van hunne
demissoriale acte, tot verkrijging van zitting en stem.
§ 5. De werkzaamheden eener classis zijn, toe te zien dat overal in
haar ressort de kerkdienst getrouw worde waargenomen en vervuld, en
alles wat tot bevordering van het nut en de stichting der gemeenten strek-
ken kan, worde in acht genomen: zij
a.     maakt daartoe huishoudelijke schikkingen op de waarneming van
de dienst in vacante plaatsen,
b.     zorgt, dat de vacaturen, binnen den tijd bij het reglement van
10 van Grasmaand 1809 bepaald, vervuld worden,
c.     examineert studenten tot proponenten, en in gemeenten beroepen
proponenten tot predikanten,
§ 5i. Uit hoofde van het voorgedragene bij f 4, vervalt deze bepaling; in plaats
daarvan komt de volgende noodzakelijk voor:
i. Zij is bevoegd tot het afzetten van kerkeraadsleden, en om predikanten in hunne
dienst opteschorten.
-ocr page 533-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 18G9.            527
et. beoordeelt de gedane beroepingen, of in den vorm van dezelve
aan de bepalingen van dit reglement en de ordening der kerken is voldaan,
e.     approbeert demissiën des kerkeraads, en verleent ontslag uit haar
midden; en geeft zoo aan vertrekkende predikanten, als aan die het eme-
ritaat verzoeken , de noodige attestatiën ,
f.     neemt naauwkeurige kennis van de stipte waarneming der diensten
van predikanten, ouderlingen en diakenen, en van de onderhouding der
orde in de respective gemeenten, door visitatiën,
g.    zorgt dat in vacante plaatsen, welke slechts één predikant hebben, een na-
burig predikant consulent zij, tot besturing van de handelingen des kerkeraads,
h. neemt acht op de stipte onderhouding, zoo van de decreten des
Konings, als van dit reglement, en van alle kerkelijke verordeningen ,
i. doet uitspraak over alle zaken die tot hare kennis behooren. en
voor haar gebragt worden,
k. ook verdeelt zij de gemeenten in haar ressort in ringen.
§ 6. In alle dezen en het geen verder ter deliberatie wordt ingebragt,
stemmen alle de leden, al zijn er meerdere leden uit ééne en dezelfde
kerk aanwezig, elk naar hun beste weten, hoofd voor hoofd.
§ 7. Men benoemt, volgens huishoudelijke schikkingen, tot bestuur
der vergadering, eenen praeses, assessor en scriba.
§ 8. Tot de classikale uitgaven en hare. onderhouding, betaalt 'sKijks
kas ƒ
          aan iedere classis eens 's jaars, en zal het overige door alle
de gemeenten, volgens te maken schikkingen, worden gevonden.
§ 9. Ook zullen de dassen zorgen, dat de kosten, die tot in stand-
houding van dezelve, en tot goedmaking van hare onkosten niet geheel
kunnen ophouden, echter zooveel mogelijk verminderd worden, zoodat
voor eene classikale approbatie van eene beroeping en het daarmede ge-
paard gaande examen op een gewoon classis, ten behoeve van gemeenten
beneden de 400 zielen, niet meer dan ƒ 30, en aan grootere niet meer
dan ƒ 60 betaald worden, en voor de losmaking naar eene plaats van
beneden de 400 zielen: niet meer dan ƒ 30 en boven dat getal niet meer
dan ƒ 70 betaald worden.
                                                                                                    ,
Het introitus geld zal niet meer dan ƒ10 zijn.
§ 7. Overeenkomstig de vasttestellene huishoudelijke bepalingen, wordt een voorzitter
en een assessor of plaatsvervangend voorzitter benoemd. Iedere classis heeft uit hare
leden een secretaris tot het houden van het verbaal der handelingen, het voeren der
correspondentie, het bewaren der classikale papieren. en de verzending van stukken, e»
wijders om van alle vacaturen, beroepen en andere veranderingen, aan de algemeene
deputaten kennis te geven, mitsgaders ten einde de vergaderingen der natemelden depa-
taten bij te wonen; dezelve wordt voer den tijd van drie jaren benoemd, en is steeds
weder verkiesbaar.
$ 8 en 9. Het eerste dezer artikelen zou tot bezwaar van 's Rijks kas strekken, en
het andere behelst bepalingen, die te vaag zijn ter neer gesteld, en niet dan na naanw-
keurig onderzoek en raadpleging, met onderscheidene omstandigheden kunnen worden
aangenomen.
Hiertoe sou gelegenheid gegeven worden door het volgende artikel.
De Koning zal op voordragt des Ministers een reglement vaststellen, houdende bepa-
lingen, ten einde op eene, voor de belanghebbende gemeenten en personen minst be-
zwaarlijke wijze te voorzien in de volstrekt noodwendige kosten der dassen en van het
klassikaal bestuur.
-ocr page 534-
528 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
10. Be classen zullen have gewone vergaderingen tweemaal 's jaars houden,
te weten, tusschen de helft van Grasmaand en de helft van bloeimaand.
ante synodaal, eu tusschen de helft van Herfstmaand en de helft van
Wijnmaand post synodaal.
§ 11. Het overige werk van demissiën en approbatiën moet door com-
missiën geschieden, en de peremtoire examina in eene classis contracta.
§ 12. Alle preparatoire examina geschieden op de gewone classis, ook
de peremtoire, indien de tijd op de vervulling eener vacature bepaald,
zulks toelaat, doch zal, ingeval die tijd zulks niet gedoogt, dit examen
kunnen geschieden voor eenige leden der classis.
§ 13. De classis zal jaarlijks bij hare eerste zamenkomst daartoe ver-
kiezen, met meerderheid, voor één jaar, niet minder dan 8 leden, gead-
sisteerd door dat lid der classis, hetwelk uit haar midden ad synodum
gedeputeerd wordt, hetwelk ook voor de noodige onderteekening zorgt,
en aan de Synode rapport doet.
§ 14. Ten aanzien van de kosten hierop loopende, voor rekening van
§ 11—17. Het is den Minister voorgekomen, dat de werkzaamheden der depntatea,
zoo gezamenlijk als afzonderlijk, nader omschreven en daaraan meer klem gegeven moest
worden.
Dat de bij art. 12 en 13 voorgedragene classis contracta van daartoe expresselijk be-
noemde leden, eene onnoodige omslag zou veroorzaken.
Dat het gouvernement invloed behoorde te hebben in de benoeming der deputaten,
welke eenigzins kunnen gelijk gesteld worden met de inspectors, door de lnthersche
commissie voorgesteld, die als kerkbestuurders van den 2den rang door den minister
zouden worden benoemd. In plaats van de gtprojectperde, draagt men dus voor deze
artikelen.
Tot waarneming der classikale zaken en het houden van toezigt, gedurende den tijd
dat de classis niet vergaderd is, worden classikale depuiaten of inspeelors aangesteld,
en wel één voor eiken ring, alsmede een secundus of plaatsvervanger voor elk derzelve.
Dezelve worden benoemd door den minister van eeredienst en binnenlandsche zaken,
de eerste reis onmiddellijk, en in het vervolg op de voordragt der classen.
Zij blijven drie jaren in dienst en zijn altijd weder benoembaar. Elk dejmtatus is
als inspector in zijnen ring bijzonder verpligt om:
de gemeenten on kerkeraden tot raad en hulp te dienen,
de kerk visitatiën te doen, volgens daarop bestaande of nog te maken algemeene
en huishoudelijke verordeningen ,
het verbaal dier kerkvisitatie met zijne consideratiën over te leggen op de classis
ante Synodaal,
zoodanig ingerigt, dat hetzelve een goed overzigt geve van den staat
der gemeenten in zijnen ring,
De gezamenlijke deputaten zijn verpligt en geregtigd :
de punten van overweging der classen voor te bereiden, dezelve te dienen van ad-
vies , en te zorgen voor de uitvoering harer beslissingen,
de zaken te verrigten, welke bij het scheiden der classikale vergaderingen hun mogten
worden aanbevolen ,
bij voorkomende omstandigheden provisionele voorzieningen te doen tot aan de eerstko-
mende classis, bijzonder op ingebragte klagten opschorting te verleenen van verordenin-
gen en beslissingen van kerkeraden,
approbatiën op beroepingen, alsmede demissiën en getuigschriften aan predikanten te
verleenen,
op eene daartoe uitdrukkelijk beschrevene classis contracta, waarop ook de voor de
classis ad Synodum gecommitteerde predikant en deszelfs secundus, alsmede de secunden
der deputaten zullen moeten tegenwoordig zijn, peremtoire examens af te nemen, voor
zooverre zulks noodzakelijk is om eene bestaande vacature in tijds te doen vervullen.
-ocr page 535-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 1809.             529
de roepende gemeente: zal de classis een matig tarief maken naar de uren
afstands van ieder lid, hetwelk daar verschijnen moet, en de vertering
van denzelven.
§ 15. Ook worden de examinatoren op zulk eene classis contracta voor
den tijd van één jaar bij de classis bepaald.
§ IC. De classis stelt deputaten classis aan, met hunne secunden,
éenen uit de classikale stad of steden, en éénen uit ieder der overige
ringen waarin de classis is verdeeld, en wel voor drie jaren.
§ 17. Hunne werkzaamheden zijn:
a.     kerken, die zulks verlangen, te adviseren,
b.     de visitatiën, elk in zijnen ring, te doen,
e. en bijzonder om, des noods, en op daartoe ingebragte klagten,
opschorting te verleenen van genomen verordeningen en gedane beslissingen
bij de bijzondere kerkenraden, tot aan de eerstkomende classis.
§ 18. Iedere classis heeft ook haren actuarius; die
a.     voor de bewaring van hare papieren zorgt,
b.     als ook voor de rondzending van de ontvangene decreten van het
Gouvernement en van de Synodale acten,
c.     die tevens uit naam van de classis alle berigten van vacaturen en
classikale veranderingen mededeelt aan het Gouvernement, alles volgens ont-
vangene aanschrijvingen van den minister van eeredienst.
§ 19. Iedere classis maakt een reglement van orde, en van huishoude-
lijke schikkingen, en zendt dit aan de Synode ter approbatie.
VIERDE HOOFDSTUK.
Over de Synode, derzelver Uden en depufaten.
§ 1. In dit Koningrijk zal voorstaan maar één generaal Synode zijn,
bestaande uit predikanten en ouderlingen hiertoe door de classen benoemd,
om de algemeene belangen van alle de hervormde gemeenten te behartigen.
§18. Vervalt door het aangemerkte bij § 7.
§19. Ieder classis maakt voor zich een reglement van orde en van huishoudelijke
schikkingen, en zendt hetzelve ter goedkeuring aan de depntatcn der Synode, welke
van elk goedgekeurd reglement een afschrift doen toekomen aan den minister van eere-
dienst en binneulandsche zaken.
§ X—10. De door de commissie geprojecteerde bepalingen, geven aan Z, M. den
Koning geen invloed op de benoeming van de leden der Synode, hetwelk echter ten
aanzien dezer hoogste kerkvergadering der hervormden den minister voegelijk en raad-
zaam voorkomt.
De benoeming der Synodale leden, builen de dienstdoende predikanten, oordeelt
men, dat even als bij het luthersch kerkgenootschap ruimer behoort te worden gesteld,
zoodat dezelve door Z. M. zou kunnen geschieden, uit de kundigste en aanzienlijkste
leden der hervormde kerk, zonder onderscheid of die al of niet leden zijn van de plaat-
selijke kerkeraden, welke (immers thans) niet altijd de kundigste en voornaamste leden
der gemeenten bevatten.
Ook schijnt men de keuze dezer laatste leden niet aan de departementen te moeten
bepalen, daar het onbillijk en ongerijmd voorkomt, zoo ongelijke departementen als
34
-ocr page 536-
530 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
§ 2. Zij houdt hare gewone vergadering eenmaal des jaars in Hooimaand
in de hoofdstad des ïtijks.
§ 8. Tot het benoemen en uitmaken dezer Synode, benoemt iedere
classis, naar de nieuwe verdeeling, bij besloten briefjes, zonder dat daarbij
eenige toerbeurten mogen in acht genomen worden, één harer medeleden
uit de predikanten, in de kerkelijke zaken meest ervaren, die ten tijde
der benoeming reeds 30 jaar bereikt heeft, en 8 volle jaren als predikant
gediend heeft.
§ 4. Die de volstrekte meerderheid en dus meer dan de helft van de
leden der classis voor zich heeft, is de benoemde, aan wien zij uit dien
hoofde volmagt geeft.
§ 5. Bij staking der stemmen zal het lot beslissen.
b. t. Maasland en Drenthe, ten deze gelijk te stellen, en er ook geen reden is, waarom
die keus aan Departementen zou worden gebonden, en dus de gelegenhetd verminderd
om de beste keuze te doen.
Het zijn voornamelijk deze bedenkingen waarop de navolgende bepalingen rusten:
De behartigiug der algenieene belangen van alle de hervormde gemeenten in dit
Koningrijk en deszelfs bezittingen , wordt opgedragen aan een algemeen Synode, bestaande
voor twee derde uit dienstdoende predikanten of hoogleeraren in de godgeleerdheid,
namelijk twee voor de Waalsche classis, en een voor elk der overige classen, en voor
een derde uit andere kundige en aanzienlijke leden der hervormde kerk; onder welkt
laatste ook predikanten buiten vaste dienst en hoogleeraren zullen kunnen benoemd worden.
De leden der Synode zullen ten tijde hunner benoeming den ouderdom van 30 jaren
moeten bereikt, en de dienstdoende predikanten ten minsten zes jaren als zoodanig ge-
fungeerd hebben.
De Synode houdt derzelver vergadering éénmaal 's'jaars van den laatsten dingsdag
in Hooimaand tot den eersten dingsdag in Oogstmaaad, in de hoofdstad des Kijks,
zullende in deze bepaling van tijd der bijeenkomst en scheiding geene verandering mo-
gen gemaakt worden, dan op autorisatie des ministers van eeredienst en binnenlandsche
zaken.
De leden der Synode worden door Z. M. den Koning aangesteld, de eerste reize on-
middellijk, en in het vervolg op voordragt der classen.
's Jaarlijks, te beginnen met den jare 1813, treedt een derde, zoo der dienstdoende
predikanten als der andere leden af, zullende dè orde van aftreding voor de eerste reize
door het lot worden bepaald.
De aftredende leden zijn de eerstemaal weder verkiesbaar, maar vervolgens niet dan
na verloop van 3 jaren.
Ter vervulling van de plaats der aftredende predikanten in functie, verkiezen de
classen, voor welke dezelve benoemd waren, met besloten billetten, bij volstrekte meer-
derheid van stemmen, en zonder op eenige toerbeurten te letten, twee harer leden, van
welke de een op voordragt des ministers door Z. M. wordt aangesteld tot lid der Synode en
de andere tot secundus of plaatsvervanger.
De plaatsvervanger treedt op, niet alleen in geval van volkomene vacature, door
overlijden, verplaatsing buiten de classis, benoeming tot deputatus Synodaal of andere
redenen veroorzaakt, maar ook tusschentijds, indien de gecomitteerde door ziekte of
andere wettige redenen in de uitoefening van zijnen post wordt verhinderd.
Bij de aftreding der andere Synodale leden benoemt elke classis des Eijka op dezelfde
wijze één kundig en aanzienlijk lid der hervormde kerk buiten de dienstdoende predi-
kanten; ten einde Z. M. uit alle de notninatiën der classen, op voordragt des Ministers
de plaats der aftredende leden zou kunnen vervullen.
Bij tusschentijds voorvallende vacature onder deze leden . wordt de benoeming op de-
zelfde wijze gedaan, zullende nogtans in dat geval de benoemde niet langer dienen dan
tot den tijd toe, dat hij, wiens plaats door hem vervuld wordt, zou zijn afgetreden.
-ocr page 537-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 1809.             531
§ 6. Ook benoemt de classis op dezelfde wijze eeu secundus, om bij
vertrek uit de classis, bij overlijden of andere wettige verhindering, de
plaats van den eerstbenoemden te vervullen.
§ 7. Uit ieder departement, gelijk ook uit de Waalsche classis, wordt
op dezelfde wijze één ouderling benoemd, om nevens één ouderling uit
de synodale stad op de Synode te verschijnen, houdende de classen van
ieder departement hier in hare toerbeurten, te beginnen naar den rang die
de ligging volgens publicatie van Z. M. van 13 van Grasmaand 1807,
aan de plaatsen in elk departement geeft.
§ 8. Alle deze benoemde leden maken de Synode uit; ieder jaar treedt
één derde gedeelte van de predikanten af, hetwelk in de eerste vergadering
door het lot bepaald wordt.
§9. De aftredende leden, die in allen gevalle ten minste drie jaren moe-
ten stilzitten, zullen door vernieuwde stemming als voren, bij hunne classis,
hetzij door hun plaatsvervanger, hetzij door eenen anderen, vervangen
worden.
§ 10. De ouderlingen verwisselen jaarlijks, eu worden door anderen
opgevolgd uit eene volgende classis, schoon zij ook hunne secunden hebben.
5 11. Elk der gecommitteerde predikanten, zendt, ter opmaking van
een generaal rapport uit alle de classen vóór zomermaand van ieder jaar,
aan de hierna te melden deputaten een algemeen overzigt over de belan-
gen en den godsdienstigen toestand der gemeenten onder zijne classis, en
geeft in het bijzonder berigt, of de kerkelijke bedieningen aldaar getrouw
vervuld worden, of er ook stoornis aan hare vrijheid of godsdienstoefenin-
gen wordt toegebragt, of er ook dwalende leerbegrippen en losheid in ze-
den heersenen.
§ 12. Deze makeu de eerste stukken der behandeling uit ter aanmoe-
diging of censure, des noods tot verordening van noodige schikkingen te-
gen opkomend gevaar, en tot inlevering van bezwaren bij den Koning of
deszelfs minister over stoornissen, die opkomen mogten.
§ 13. De verdere werkzaamheid der Synode is, alle belangen van het
hervormd kerkgenootschap in dit Eijk te behartigen, ten welke einden zij
a. algemeene schikkingen maakt, in overeenkomst met dit Eeglement,
$ 11 en 12. Het wezenlijke der bepalingen vau deze artikelen is zeer noodig en
nuttig, maar de redactie der commissie is niet gelukkig, te omslagtig en geenszins in
de juiste bewoordingen.
De minister meent dat beter zoude zijn de navolgeude redactie.
Ieder der gecommitteerde predikanten zeadt, dadelijk na den afloop der classis ante
Synodaal, aan de na te xneldene algemeene deputaten der Synode een naauwkeurig ver-
slag van den «itwendigen, zoo wel als van den godsdien9tigen en zedelijken staat en
van de belangen der gemeenten, onder zijne classis; waarin bijzonder zal moeten vermeld
zijn, of de kerkelijke bedieningen getrouw vervuld, de diakonie en gemeente-goederen
wel bestuurd en de examina naauwkeurig gehouden worden; of in de gemeenten gewig-
tige bezwaren bestaan en welke voorziening dezelve zouden vereischen.
De algemeene deputaten formeren uit deze afzonderlijke verslagen een algemeen rap-
port, vergezeld van dezelver consideratiën en advies, hetwelk in de eerste plaats het
onderwerp zal uitmaken van de werkzaamheden der Synode, ten einde, dien tengevolge
beschikkingen te maken, of voordragten te doen aan den minister, om verordeningen
te bepalen, of van den Koning te venoeken.
34*
-ocr page 538-
532 CONCEPT-KEGIJEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
6. kennis neemt van den toestand der gemeenten, en van de waarne-
ming der diensten in dezelve,
c.     beslist de geschillen die tussehen de respective classen ontstaan
mogten, en voorts alle zaken, die tot haar behooren en ter harer kennis
eu beoordeeling worden gebragt, altijd vooraf, zoo veel mogelijk, eene
minnelijke vereffening beproevende,
d.     regelt en bestuurt de liefdegaven van het gansche Kerkgenootschap,
voor noodlijdende kerken en personen, die door elk der gecommitteerden
uit zijne classis worden ingebragt,
e.     behartigt de belangen zoo veel mogelijk van de hervormde gemeen-
ten in de buitenlandsche bezittingen van het Rijk, en doet daartoe de
noodige voorstellen aan den Koning of deszelfs Minister,
/. behandelt ingekomene quaeriturs en gravamina (vragen, voorstellen,
of bezwaren) door de classen ingebragt, en die bij dezelve niet konden
worden afgedaan,
ff. houdt een naauwkeurig toezigt, dat de peremtoire examina behoor-
lijk geschieden ten einde aan derzelver oogmerk te beantwoorden.
§ 14. Elk der leden stemt hoofd voor hoofd vrij, en zonder rugge-
spraak te houden.
§ 15. De Synode zal niet bevoegd zijn eenige verandering te maken
in de aangenomene leer en liturgie der hervormde kerk, noch in hare oor-
deelen of beslissingen daarvan mogen afwijken.
§ 16. De Koning of deszelfs minister benoemt voor elke Synode een
commissaris politiek van de hervormde godsdienst, om toe te zien, dat er
geene dingen verhandeld worden strijdig met de wetten van dit rijk, of
die tot de burgerlijke regering behooren.
§ 17. De eerste Synode verkiest bij den aanvang van hare werkzaam-
§ 13y. Meer algemeen en wezenlijk nuttig schijnt de navolgende redactie:
g. zorgt voor verordeningen ten aanzien van het algemeen godsdienstig onderwijs,
en bijzonder omtrent de opleiding van jongelieden tot predikanten, mitsgaders op het
stuk der examina van studenten en proponenten.
Terwijl het noodig voorkomt verder te doen volgen deze bepalingen:
h. maakt doelmatige schikkingen, ten einde de reeds in dienst zijnde predikanten
aan te moedigen zich meer en meer tot eene waardige vervulling hunner bediening te
bekwamen,
i. heeft het uitsluitend regt, om onder goedkeuring des ministers, onwaardige pre-
dikanten af te zetten, en gedimitteerden om voldoende redenen te herstellen ,'
k. houdt bij alles in het oog, dat de bevordering van godsdienst en zedelijkheid
en de meest gepaste uitoefening van de openbare eeredienst, de hoofdbedoeling van
hare verordeningen behoort te zijn.
} 15. Korter, doelmatiger en meer liberaal schijnt de volgende redactie:
De Synode zal niet bevoegd zijn verandering te maken in de leer der hervormde
kerk, noch mogen afwijken van de grondbeginselen van derzelver liturgie.
§ 16. Overeenkomstig het voorgestelde bij het ontwerp ter organisatie van het
luthersch kerkgenootschap, en op dezelfde gronden wordt voorgedragen dit artikel:
Uit naam des Koninga heeft de minister van eeredienst en hinnenlandsche zaken, het
opzigt over de werkzaamheden der Synodale vergadering, en kan dezelve bijwonen, of
in persoon, of door daartoe bij hem benoemde Commissarissen, die echter belijders
zullen moeten zijn van de protestantsche godsdienst.
$ 17. De eerste Synode verkiest bij den aanvang van hare werkzaamheden uit haar
midden bij meerderheid van stemmen een voorzitter en een assessor of ylaahvenangen-
den voorzitter.
-ocr page 539-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 1809.            538
heden uit haar midden, bij meerderheid van stemmen, eenen praeses, as
sessor en scriba.
§ 18. Voor het volgend jaar en vervolgens worden bij iedere Synode, aan
het slot der vergadering, uit de niet aftredende leden de gem. moderatoren
voor de volgende gewone zamenkomst verkozen, gelijk ook hunne Secunden.
§ li). Ten einde de betrekkingen van het kerkgenootschap tot het gou-
vernement en Ministerie van eeredienst ten allen tijde geregeld mogen
onderhouden worden, en op alle voorkomende zaken, gedurende het reces
der Synode, behoorlijk orde gesteld, benoemt de Synode vóór het schei-
den der vergadering tot hare deputaten, vijf predikanten en derzelver secunden,
als een uit de hoofdstad, voorts uit haar midden een der gecommitteerde
leden 'uit een der dassen van de departementen Amstelland, Maasland en
Utrecht, en een der predikanten uit de Waalsche gemeente van de hoofd-
stad, Rotterdam, 's Hage, Leyden, of Utrecht.
§ 20. Aan deze deputaten zal zijn aanbevolen:
a. het gadeslaan en behartigen der belangen van het kerkgenootschap
in afwezendheid der Synode,
Voorts na j 18 dit artikel. Buiten de SynodMe leden en deputaten wordt, ten dienste
van beider vergaderingen, een vasten secretaris aangesteld, die na zijne benoeming in
de hoofdstad zal moeten woonachtig zijn; voor de eerstemaal wordt hij benoemd door
den Koning, en in het vervolg op voordragt van deputaten door de Synode, welke ook
eene instructie voor denzelven zal opmaken.
§ 19. Vooral op de keuze van de algemeene Synodale deputaten behoort de Koning
invloed te hebbeu.
Reeds uit dien hoofde zou dit artikel anders moeten geredigeerd worden, maar daaren-
boven zijn er nog verscheiden andere bedenkingen, als het te klein aantal vanpersonen
voor zoo belangrijke werkzaamheden, het uitsluiten van alle andere departementen, be-
halve Amstelland, Maasland en Utrecht bij deze benoeming en de bepaling van juist
maar één lid voor de hoofdstad en voor de Waalsche classis.
Men draagt dns in de plaats het navolgende voor:
Zoo tot het vervolgen der zaken, welke gedurende de zitting der Synode niet hebben
kunnen afgedaan worden en nogtans voorziening vereiachen, als om op voorkomende
zaken, gedurende het reces de noodige orde te stellen; mitsgaders ten einde ten allen
tijde de betrekking te bewaren tusschen het ministerie van eeredienst en binnenlandsche
zaken, en hervormd kerkbestuur, worden tien algemeene deputaten of directors Syno-
daal aangesteld, waarvan vijf uit de hoofdstad of de departementen Amstelland, Maas-
land en Utrecht, en vijf uit de overige Departementen. Zij worden benevens derzelver
secuniien, door den Koning aangesteld, de eerste reize onmiddellijk te gelijk met de
leden der Synode, maar in het vervolg op voordragt van de Synode, op dezelfde wijze
als omtrent de benoeming der leden uit de norainatiën der dassen is bepaald.
Zij moeten dezelfde ouderdom en dienstjaren hebben als de leden'der Synode, en
omtrent hunne aftreding worden gelijke bepalingen in acht genomen.
\ 20. Meer geregeld schijnen de functiën der depntaten Synodaal dus te kunnen om-
schreven worden :
Aan de algemeen', deputaten of directors Synodaal wordt opgedragen :
het gadeslaan en behartigen der belangen van het hervormd kerkgenootschap in af-
wezendheid der Synode,
set verzenden van alle orders en andere van wege het gouvernement ontvangen stuk-
ken, en de zorg voor derzelver rigtige nitvoering ,
den minister van eeredienst en binnenlandsche zaken op alle door denzelveu tot dat
einde in hunne handen gestelde stukken, te berigten, te rapporteren of te adviseren,
van alle gewigtige voorvallen, mitsgaders van alle examina, vacaturen, beroepingen ,
en andere veranderingen in het personeel, dadelijk kennis te geven aan den minister,
-ocr page 540-
5 34 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HKRVORMD
b.     het expediëren van alle orders en stukken van het gouvernement
aan de gedeputeerde leden tot de Synode in de dassen ter verdere bezor-
ging aan den actuarius van iedere classis ,
c.    het zorgen voor de rigtige uitvoering dier aanschrijvingen,
d.   het regelen en in orde brengen van alle die punten, welke het
onderwerp moeten uitmaken van de deliberatiën der volgende Synode, en
de aanschrijving van den dag der zamenkomst van de dassen,
e.   het ontvangen van alle adressen van kerkeraden, dassen of leden
van het kerkgenootschap over zaken waarvan de kennisneming aan de
Synode staat,
ƒ. het geven van provisionele dispositiën, omtrent zaken die geen
uitstel kunnen lijden, ten einde te zorgen, dat die middelerwijl niet wor-
den gebragt buiten haar geheel,
ff. het inbrengen van schriftelijk rapport over alle die zaken, met
bijvoeging van hunne consideratiën en advies,
h. het dienen van berigt en consideratiën over alle zaken, die door
het Gouvernement, of den minister van eeredienst in hunne handen zouden
mogen gesteld worden,
i. het in orde houden en bewaren van rle synodale papieren in de
hoofdstad.
§ 21. Tot het verrigten dezer werkzaamheden, komen zij zoo dikwijls
te zorgen voor de inzending van het verbaal der Synodale handelingen aan denzeivea ,
jaarlijks aan den minister te doen toekomen een beknopt verslag van hunne verrig-
tingen, benevens eenen statistieken staat van het hervormd kerkgenootschap en van
alle de tot hetzelve behoorende gemeenten,
te zorgen voor al het benoodigde bij de Synodale vergadering,
het regelen en in orde brengen der punten, welke het onderwerp der deliberatien
van de Synode moeten uitmaken,
te zorgen voor de uitvoering der Synodale beslissingen ,
de zaken te behandelen, welker afdoening hun bij-het scheiden der Synode wordt
aanbevolen,
het geven van provisionele dispositiën, omtrent zaken welke geen uitstel kunnen
lijden, ten einde dezelve blijven iu haar geheel, mitsgaders tenzelfden einde opschorting
te verkenen van classikale beslissingen en verordeningen ,
het inbrengen van schriftelijk rapport, omtrent alle zaken, aan de Synode, met
bijvoeging hunner consideratiën en advies.
het ontvangen van alle adressen en stukken van classeu, kerkeraden en leden van
het kerkgenootschap, waarvan de kennisneming aan de Synode staat,
te beoordeelen of zaken, welke reeds snccessivelijk door uitspraken van kerkeraden
en klassen zijn beslist, in appèl bij de Synode behooren te worden toegelaten,
een wakend oog te houden op het algemeen godsdienstig onderwijs en bijzonder op
al hetgeen de vorming betreft van jongelieden, welke tot predikanten worden opgeleid,
op het regelen van derzelver studiën aan de hoogescholen, en op de vlijt en het zede-
lijk gedrag der studenten, deswegens met de hoogleeraren te corresponderen en derzelver
getuigenissen in te winnen,
vooral te letten op de rigtige uitvoering der verordeningen op de examina,
de Synodale papieren in de hoofdstad te bewareu en in orde te houden.
§ 21. Overeenkomstig het voorgestelde, is ook van dit artikel eene veranderde re-
dactie noodzakelijk.
Tot het'verrigten dezer werkzaamheden houden de algemeene deputaten twee gewooe
vergaderingen ante Synodaal en post Synodaal, en komen voorts buitengewoon bijeen,
indien de minister zulks noodig oordeelt.
-ocr page 541-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 1809.            535
als noodig is, of de minister van eeredienst en binnenlandsche zaken dit
raogt requireren, in de hoofdstad bijeen, op de beschrijving daartoe door
het lid uit de hoofdstad te doen.
§ 22. De voorschreven deputaten fungeren drie achtereenvolgende jaren;
het eerste jaar zal er een, en in ieder der twee volgende jaren zullen er
twee aftreden, hetwelk voor het eerst door het lot zal worden beslist.
§ 23. De aftredende leden zullen drie jaren moeten stilzitten, zonder
wederom in dien tusschentijd te mogen worden verkozen.
§ 24. Gedurende de voorschrevene commissie kunnen dezelve niet als
stemhebbende leden van de Synode fungeren , en treden in hunne plaatsen
derzelver seeunden op.
§ 25. Zij wonen echter de Synode bij, als adviserende leden, en volgen
in rang op de moderatoren der Synode.
§ 26. Zij bekomen tot een dedommagement van hunne reiskosten, bij
het gaan zoo wel als bij het terugkeeren, ƒ 2.00 voor elk uur distantie
Tusschentijds worden alle voorkomende zaken behandeld op kleine vergaderingen,
op welke alleen de vijf ia of naastbij de hoofdstad wonende deputaten behoeven tegen-
woordig te zijn.
Een der gein. vijf leden wordt tot voorzitter van] den tijd van een jaar benoemd,
«n is daartoe steeds weder verkiesbaar.
Hij ia meer bijzonder belast, zorg te dragen voor de verzending der van het gouver-
nement ontvangen stukken, alsmede voor de kennisgevingen van veranderingen in het
personeel en andere voorkomende zaken.
Ten einde zulks te kunoen verrigten, zal hij in de hoofdstad moeten woonachtig
zijn, of anderzins zal een aldaar wonende deputatus tot plaatsvervangenden voorzitter
moeten benoemd worden.
$ 22 en 23 vervallen door de gemaakte veranderingen.
S 24 en 25, De algemeene deputaten wonen de Synode bij als adviserende leden,
ea volgeu in rang op den assessor Synodaal.
§ 26. Onder alle betalingen, welke door de kas van het Rijk ten behoeve der eere-
diensten gedaan worden, zijn er geene, die door het wel begrepen belang van deu
Staat meer gebiedend gevorderd-worden, dan die voor het hooge kerkbestuur der onder-
scheidene gezindheden, naar derzelver verschillenden aard. Bij deJt. C. zal zulka moeten
bestaan in het toeleggen eener eonvenabele bezoldiging aan de bisschoppen, als kerkvoog-
den; bij de protestanten, door toelagen aan besturende vergaderingen of collegiën. Door
deze betalingen wordt de klem van het kerkbestuur aan het gouvernement verzekerd,
en de kerkvoogden of kerkbestuurders van den Souverein en niet van hunne gemeenten
afhankelijk gemaakt; ook zullen de bijzondere gemeenten meer gereedelijk uit eigen
fondsen trachten te zorgen voor hunne leeraren, waarvan zij de behoeften onmiddellijk
gevoelen, dan wel voor personen of collegiën, waarvan de werkkring meer verwijderd
en min bekend is.
Hier vandaan dan ook dat de meeste gouvernementen, deze staatsmaxime erkennende,
dien overeenkomstig gehandeld , en er zich wel bij bevonden hebben.
Dan, hoewel de minister dus niet twijfelt, of liet belang van het Rijk vordert de
toepassing van dit beginsel ook thans bij de organisatie van het hervormd kerkgenoot-
schap, oordeelt hij de bepalingen van dit en liet volgende 28 art. te vaag, en vindt
het meer verkieslijk voor alles in eens eene vaste jaarlijksche som te bepalen, waarmede
men dan moet toekomen, e?en als voorgedragen is bij de project organisatie der luther-
scheu. Voor deze ia geproponcerd de som van ƒ10,000, voor de hervormden zal ƒ 15,000
vereischt worden (de Synodale gelden alleen beliepen bevorens 'sjaars (25 a ƒ 27,000)
en dien ten gevolge kan dit art. op de navolgende wijze worden geredigeerd.
Ter bestrijding der kosten vau de Synode, en van de algem. deputaten wordt uit
's Rijks kas toegestaan eene jaarlijksche som van ƒ 15,000, waarvan het gebruik en ver-
deeling op voordragt des ministers door Z. M. zal bepaald worden.
-ocr page 542-
536 CONCEPT-KEGLEMBNT OP DE OKGANTSATfE VAN HET HERVORMD
van de plaats hunner woning tot de hoofdstad, en voor ieder dag, dat zij
moeten vaceren, / 4.00 daags, de dagen van de heen en wederom reize
daaronder echter niet begrepen.
Het lid uit de hoofdstad zal in eens eene som van / in het jaar
voor zijne veelvuldige moeite genieten, zonder eenige verdere vacatie te
mogen rekenen.
§ 27. Ieder predikant tot de Synode voor zijne classis gedeputeerd s
wordt van de Synode gecommitteerd, om na afloop van dezelve -.
a.     de peremtoire examina bij te wonen, en op dezelve uit naam van
de Synode naauwkeurig acht te nemen,
b.     om aan de classis en aan de gemeenten onder dezelve door den
actuariw) classis te doen bezorgen de stukken, die van wege het Gouver-
nement of de Synode moeten worden voortgezonden,
e. om te zorgen voor de rigtige uitvoering dier aanschrijvingen in de
classis en in de gemeenten,
d.     doet van al dit genoemde rapport aan bovengemelde deputaten,
e.     en dient, des gerequireerd, aan dezelve van berigt en coiisideratiën
over zaken in hunne handen gesteld, de classis of de gemeenten betreffende.
§ 28. Bij de eerste bijeenkomst van de Synode zullen de kosten van
de Synode gereguleerd worden, om daaromtrent de noodige voordragt te
doen aan den Koning of deszelfs minister.
§ 29. Ook beraamt de Synode onder zich een reglement van orde voor
hare vergadering, ten einde daarin alles geregeld behandeld worde en
afloope.
VIJFDE HOOFDSTUK.
Over het kerkelijk opzigt en lucht.
§ 1. Kerkelijk opzigt en tucht {cetmtre) bestaat in:
a.     onderzoek naar de leere , het zedelijk gedrag en de eensgezindheid
der leden van de gemeente,
b.     broederlijke vermaningen, bestraffingen en een meer bijzonder toe-
voorzigt,
c.     wering van het gebruik des heiligen avondmaals,
d.     opschorting van de dienst voor eenen tijd of provisioneel,
e.     geheele afzetting uit denzelven,
f. opzegging van lidmaatschap of uitsluiting uit de. gemeente.
§ 27a. Roijeren het woord peremtoire.
§ 27è. In plaats van actuarius classis, den secretaris der classis.
\
28 vervalt door het geprojecteerde bij § 26.
5 29. De Synode en de algemeene depntaten, stellen voor hare vergaderingen regle-
menten van orde Tast, en zenden afschriften derztlver aan den minister.
-ocr page 543-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 1809.             53?
§ 2. De oefening van alle deze censuren komt toe aan de dassen en
de Synode.
§ 3. Een kerkeraad oefent die:
a. wat de leden der gemeente betreft tot uitsluiting toe,
6. wat ouderlingen en diakenen aangaat, tot geheele afzetting,
c. doch ten aanzien van predikanten, alleen tot opschorting voor eencn
tijd, of tot provisionele opschorting, terwijl de finale afzetting alleen staat
aan de classis of de Synode.
§ 4. De censura morum, of het onderzoek naar leer en leven en naar
eensgezindheid, moet geschieden ,
a.     door den kerkeraad voor de bediening van ieder avondmaal, over
de leden der gemeente, en vooral over de kerkeraads leden, zoo over hun
geheel gedrag, als bijzonder over de waarneming- hunner diensten en on-
derlinge eensgezindheid ,
b.     de classis houdt deze censure over al hare leden bij het eindigen
van hare gewone vergadering, zoo over hun leer en leven, als over de
getrouwe waarneming hunner diensten in de bijzondere gemeenten,
e. de Synode oefent die censure bij het einde van hare vergadering
over het gedrag der leden, zoo in de vergadering als buiten dezelve, ge-
durende den tijd in welken de Synode is gehouden.
§ 5. De Synode zal zorgen, dat deze censura morum overal ter berei-
king van het zoo nuttig oogmerk , in orde en eenparig geschiede.
§ 6. Broederlijke vermaningen en bestraffingen geschieden met alle be-
scheidenheid en vriendelijkheid, of voor de geheele vergadering, of voor
hare gecommitteerden, of door eene bezending van de vergadering.
§ 7. Deze censure, zoo de zaak het vordert, kan gepaard gaan met iemand
te stellen onder het bijzonder opzigt van den wijkpredikant, van naburige
predikanten, of van eenige leden of gecommitteerden van de vergadering.
§ 8. Deze censnre oefent men over alle zulke verzuimen en afwijkin-
gen , welke nog geeue openbare ergernis gegeven hebben.
§ 9. Over openbare ergernissen in leer en leven, oefent men de andere
zwaardere censuren, maar draagt daarbij allezins zorg zich van alles te
onthouden, wat invloed zou mogen hebben, op het burgerlijk bestuur of
regtspleging, in alles doende blijken, dat de hoofdbedoeling zij, de behou-
denis van den afgewekene en de zuiverheid der kerk.
§ 10. Ten aanzien van die afwijkingen, omtrent welke die zwaardere
$ 2 en 3. Uit de gemaakte veranderingen vloeit eene andere redactie dezer artikelen
voort, welke men ook vermeent beter en vollediger te zijn.
De censure wordt uitgeoefend door de kerkeraden, classen en synode.
Kerkeraadsleden kunnen in hunne dienst door de kerkeraden zelve worden opgeschort
maar niet afgezet dan door de classis.
Predikanten kunnen door de classis of bij dringende noodzakelijkheid, door de classi-
kale deputaten in hunne dienst worden opgeschort, maar niet afgezet dan door de Synode,
onder goedkeuring des ministers.
De leden en dejmtaten. der Synode, kunnen niet worden afgezet dan door den Koning,
op voordragt des ministers, en na voorafgegaan onderzoek bij de Synode.
$ 10. De gewoonte en ordening ten deze is in de onderscheidene departementen
zeer verschillend, en in de meeste zeer gebrekkig, dus schijnt beter en hoog9t noodig
het volgende artikel,
-ocr page 544-
538 ÜONCEFT-BEGLEUENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
censuren geoefend worden, houdt men zich aan de gewoonte en ordening,
tot hiertoe, overeenkomstig de aangenomen geloofsleer, bij de hervormde
kerken in dit koningrijk gevolgd.
§ 11. Provisionele opschorting in de dienst, of ook die voor een be-
paalden tijd bij eindvonnis zijn opgelegd, strekken zich niet uit tot gemis
aan tractementen of emolumenten, doch zullen de gesuspendeerden niet
min gehouden zijn, de dienst ten hunnen koste te bestellen en de nabu-
rige of ringpredikanten, die inmiddels de dienst waarnemen, te defroije-
ren, alles volgens een tarief door iedere classis te beramen.
§ 12. Van eene geheele afzetting uit de dienst, wordt dadelijk aan den
minister van Eeredienst kennis gegeven, ten einde het tractement en alle
emolumenten worden ingehouden.
§ ]3. Over afgezette predikanten houden de kerkeraden en klassen een
bijzonder toevoorzigt, en zoo zij onder het ressort van eene andere classis
gaan wonen , wordt het opzigt aan deze toevertrouwd.
§ 14. Een afgezet predikant zal niet binnen de drie jaren hersteld kun-
nen worden.
§ 15. Berouwhebbende gecensureerden, die beterschap beloven en da-
delijk bewijzen, worden na behoorlijke aanzoeken weder aangenomen, en
ook in hunne diensten hersteld.
§ 16. Over die wederaanneming en herstelling oordeelt, wat de leden
eener gemeente en de ouderlingen en diakenen betreft, de kerkeraad; doch
over de herstelling van een predikant in de predikdienst, oordeelt de
classis.
ZESDE HOOFDSTUK.
Over de gochdiendi-ge opvoeding der jeugd, en opleiding lol leeraren
in de theologische scholen.
§ 1. Schoon zulken, die nog geene belijdenis deden of slechts kinderen
der gemeente zijn , geene voorwerpen zijn voor de oefening der kerkelijke
tucht, zijn zij het échter ten aanzien van het kerkelijk opzigt; de gemeente
zal derhalve zoo veel mogelijk zorg dragen voor hunne onderwijzing, en
Op voordragt der algemeene deputaten, zullen door de Synodale vergadering omtrent
de oefening der kerkelijke tucht, de algemeene bepalingen gemaakt worden, welke men,
behalve de in deze organisatie vermelde verordeningen en op grond derzelve mogt
noodig oordeelen.
i 12 behoort nu te zijn. Eene geheele afzetting uit de dienst door deu miniater goed-
gekeurd zijnde, heeft dadelijk ten gevolge, het inhouden van het traoicment en alle
de emolumenten.
§ 16. Over die weder aanneming en herstelling oordeelt de vergadering, bij welke
de uitsluiting of afzetting heeft plaats gehad. Zullende geen afgezet predikant weder
tot de dienst kunnen toegelaten worden, dan onder goedkeuring des ministers.
-ocr page 545-
KE8KGKK00TSCHAP IN' HKT KONI.VKIJK HOLLAND, 1809.              539
ten aanzien der kinderen voor hunne leiding tot kennis van de leer der
hervormde kerk, waarin zij gedoopt zijn.
§ 2. Ten aanzien van dit onderwijs zullen de predikanten met den
kerkeraad ter eenre, en de schoolonderwijzers ter andere zijde, wederzijd-
sche correspondentie houden.
§ 3. In diaconiescholen, alsmede iu de scholen van de godshuizen der
hervormden, zal, zoo wel als in de huisgezinnen, dit stuk van onderwijs,
zoo veel mogelijk, behartigd worden, en alle kerkvergaderingen zullen zich
daarvan door kennisneming vergewissen.
§ 4. Niemand zal bij wijze van oefening of oatechisatie, openlijk of
aan de huizen der leden in de godsdienstleer bij het hervormd kerkge-
nootschap onderwijs geven, tenzij hij daartoe door den kerkeraad zijner
woonplaats vrijheid verkregen hebbe, nadat alvorens de kerkeraad van zijne
bekwaamheid en geschiktheid verzekerd zij; blijvende dezulke ook onder
het bijzonder opzigt des kerkeraads.
§ 5. Tot opleiding van studenten op de hoogescholen tot leeraren , zul-
len de theologische professoren bijzonder oplettend zijn, dat zij tot het
leeraarambt bekwaam gemaakt worden, vooral door zuivere onderwijzing
in de geloofsleer der hervormde kerk, en geene getuigenissen geven bij het
verlaten van de hoogeschool, dan aan zulken, die door vlijt en door
zuiverheid in de leer zoo wel, als door onberispelijkheid in zeden, zich
een voldoend getuigschrift hebben waardig gemaakt.
§ G. Theologische professoren, aan welke jongelieden ter opleiding tot
het leeraarambt worden toevertrouwd, zullen bij de aanvaarding voor hun-
nen post, ter geruststelling der hervormde kerk. de gewone belofte bij
onderteekening doen.
5 7. De Synode zal een naauwkeurig toezigt houden, dat de hoogleer-
i 4. De ondervinding heeft meermaals het nadeel bewezen, hetwelk door dea invloed
van bevooroordeelde, dweepzuchtige of ondeugende oefenaren in hervormde gemeenten
kan veroorzaakt worden, zoodat in verscheidene departementen, vooral Overijssel en
Vriesland, daartegen strenge bepalingen zijn noodig geoordeeld.
Naar aanleiding hiervan stelt men voor:
Ledematen, welke met eene gegronde kennnis van de hervormde goedsdienst een
stichtelijk gedrag paren, en proeven van eene redelijke uitlegkunde des bijbels vertoonen,
zuilen op hunne begeerte , na vooratgegaan examen van de depntaten der classis waar-
onder zij behooren, door dezelve kunnen toegelaten worden om de gemeente door open-
bare oefeningen te stichten. Niemand zal zulks voortaan mogen doen, zonder voor&f
zoodanige toelating verkregen te hebben.
Katechiseermeesters, welk in groote gemeenten mogten noodiggeoordeeld worden, tot
het geven van onderwijs iu de beginselen van de godsdienst, mitsgaders ziekentroosters
en krankbezoeker3, zullen bij den kerkeraad in tegenwoordigheid van den classikalen
deputatus van den ring, door een der predikanten worden geëxamineerd.
j 5, 6 en 7. Zoodanige bepalingen kunnen in deze organisatie niet worden toegela-
ten, als welligt anticiperende op hetgeen Z. M. bij de organisatie der hooge scholen
zal goedvinden vast te stellen. Daarenboven is de inhoud zeer bedenkelijk, geeft aan
de Synode, een aan gewetensdwang grenzend, en dus voor de godsdienstige vrijheid
en de verlichting nadeelig gezag, en vernedert de hoogleeraren. Beter aan het doel
beantwoordende en aan deze bedenking niet onderhevig, schijnen de volgende artikelen:
De hervormde hoogleeraren in de godgeleerdheid aan de hoogescholen, zullen de stu-
denten, welke tot predikanten worden opgeleid, overeenkomstig de ware grondbeginse-
len van de hervormde godsdienst onderwijzen.
-ocr page 546-
540 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
aren in de theologie, volgens de belofte, door hen bij onderteekening ge-
daan, zich in hun onderwijs aan de leer van het hervormd kerkgenootschap
opregtelijk houden. — Indien zij eenig vermoeden deswegens tegen hen
mogten verwekken, zullen zij verpligt zijn desgevorderd voor de Synode
hun gevoelen rondelijk open te leggen. Indien de Synode met hunne na-
dere verklaring geen genoegen raogt nemen, zal dezelve zich aan den Ko-
ning of aan den minister adresseren, en verklaren dat zoodanig een hoog-
leeraar, uit hoofde van zijne gevoelens, niet langer als hoogleeraar ten
dienste der hervormden kan worden aangemerkt, ten einde hij van zijn
post ontzet moge worden.
§ 8. De examina zullen met de meestmogelijke naauwkeurigheid, zoo
in de talen als in de godgeleerdheid, en andere wetenschappen,- die in
eenen leeraar van de hervormde kerk worden vereischt, geschieden naar de
daarop vastgestelde verordeningen der kerken.
§ 9. Openlijke redevoeringen van studenten ter oefening in het predi-
ken , zullen nooit geschieden, dan onder het opzigt van een professor in
de godgeleerdheid; en wat de Waalsche kerk betreft, onder het opzigt
van een harer predikanten.
§ 10. De studenten zullen echter vrijheid hebben ook in buiten gemeen-
ten zulke redevoeringen te doen onder het opzigt van een predikant, doch
niet op gewone prediktijden, en nooit op vacante plaatsen.
Zij zullen naanwkeurig letten op derzelver geschiktheid, vlijt en zedelijk gedrag.
Zij vermogen noch tiuschentijds, noch bijzonder bij het verlaten der hoogeschool..
getuigenissen aan studenten te verleenen, dan aan zoodanigen die het zulks door hunnt
kundigheden en gedrag hebben waardig gemaakt; en zullen deze getuigschriften inrigten
naar evenredigheid van de verdiensten der jonge lieden.
Zij zullen aan de algemeene deputaten of directors Synodaal opgave doen van de stu-
derende jongelingen, derzelver aanleg, talenten en gedrag, en ten aanzien van alle maat-
regelen, welke tot vorming en leiding derzelve geschikt zijn, met de deputaten corres-
ponderen en in goede overeenstemming handelen.
De algemeene deputaten kunnen te duzer zaak nadere voordragten aan de Synode
doen.
$ 8. De gebreken in de tegenwoordige verordeningen op de examina bij de hervormde
kerk zijn zoo bekend en door de deliberatiën van Synoden en klassen zoo geconstateerd,
dat liet die tegenwoordige zoo niteenloopende bepalingen, maar nieuwe algemeene, aan
de in geest en de behoefte der tijden geëvenredigde verordeningen voldoen kannen aan
het oogmerk, orn zich van de kunde der studenten en proponenten te verzekeren, en te-
vens elk derzelve naar de mate zijner kunde en talenten te doen bekroonen.
Uit dien hoofde schijnt in de plaats van het voorgedragene het volgende noodzakelijk:
De examina moeten met de meeste naauwkeurigheid en gezetheid geschieden in de
bijbelsche uitlegkunde en godgeleerdheid, de zedekunde, de talen, en in de verdere we-
tenschappen, waar van eene meerdere of mindere kunde in een bekwaam leeraar van
de hervormde godsdienst vereischt wordt.
De getuigschriften nagvolbragt examen door de dassen af te geven, zullen niet alleen
in het algemeen naar waarheid moeten zijn ingerigt, maar ook in het bijzonder naar
de mate van de onderscheidene kundigheden en talenten, waarvan de geëxamineerde blij-
ken heeft gegeven.
Ecne der eerste werkzaamheden van de algemeene depntiiten , zal zijn, het ontwerpen
van een algemeen reglement op de examina en al hetgeen daartoe betrekkelijk is, zul-
lende dit reglement de Synode aangeboden, door dezelve overwogen en onder des mi-
nisters goedkenriug vastgesteld worden.
-ocr page 547-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 1809,             541
5 11. Theologische schriften zullen door geen kerkelijken in openbaren
druk mogen uitgegeven worden, dan nadat zij, volgens ordening en gebruik
der kerk, gevisiteerd en geapprobeerd zijn.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Van de beroepingen , demhüen en bezoldiging der leeraren.
§ 1. Niemand zal bij de hervormde kerk in dit koningrijk als leeraar
dienen, dan na toelating daartoe verkregen te hebben door eene classis.
§ 2. Deze toelating is:
ff. of algemeen, om in eene of andere gemeente beroepen te kunnen
worden,
b. of bijzonder, om, beroepen zijnde, in eene gemeente te kunnen dienen.
j 2. Geeue zulke toelating zal bij eene classis verleend worden, dan
aan zulken, die op voldoende getuigschriften onberispelijk in gedrag, en
bij welingerigte examinatie tot die bediening geschikt en bekwaam gekeurd
zijn.
§ 4. Eene algemeene toelating wordt niet verleend, dan op de onder-
§ 11. De bepalingen in verscheidene artikelen dezer organisatie, en die welke in het
volgende hoofdstuk voorkomende, schijnen de hervormde kerk genoegzaam te waarbor-
gen voor het behoud der zniverjieid hjjrer leer, en het dus onnoodig te maken, daartoe
nog een naderen waarborg te zoeken, door het vernieuwen eener bepaling die aan ve-
len onaangenaam is, en welke of in de uitvoering onbeduidend en belagchelijk, öf streng
nagekomen en hatelijk is geweest; men weet toch door de ondervinding, dat in dit een
en ander het meeste afhing van den geest en kunde des beoordeelaars, die door het
toeval tot dat onderzoek bestemd werd.
Men stelt dus voor dit artikel te roijeren.
§ 4. Het ia niet meer dan billijk, dat zij, die als leeraars van de hervormde gods-
dieust willen aangenomen worden, de grondleer van dat kerkgenootschap erkennen! cn
verklaren te belijden.
Over den vorm dezer verklaring echter heeft men meermaal getwist, en onder an-
deren in Vriesland daarin veranderingen gemaakt, welke door eene meer liberale denk-
wijs noodzakelijk werden. Volgens de redactie der Commissie, zou eeue volstrekte ver-
bindtenis moeten plaats hebben aan den letter van formulieren, in vorige dagen, meestal
in tijden van kerkelijke verdeeldheden ontworpen, en welke somtijds bijionderheden be-
helzen , waaraan bijna geen knap regtziunig predikant thans ziju zegel zou hechten.
Dan de minister oordeelt, dat eene plegtige erkentenis en belijdenis van de hervormde
leer, volgens de grondbeginselen van derzelver Symbolische boeken (meer of min inge-
rigt als die welke bij het luthersche organisatieplan is voorgesteld) volkomen voldoende
zal zijn. Eene engere band is zelfs, menschkundig beschouwd, minder doelmatig, want
men vindt zich gedwongen om die slechts als een ijdelen vorm te beschouwen, en dus
verliest dezelve als onuitvoerlijk alle kracht, juist door dien men haar te veel kracht
wilde geven.
De minister stelt de navolgende redactie voor:
De geëxamineerde bekwaam bevonden zijnde, zal vóór en al eer de algemeene toela-
ting te kunnen verkrijgen, plegtig verklaren, en onderteekenen: dat hij de leer der
hervormde kerk op grond van het goddelijk gezag der heilige schrift, en volgens de
grondbeginselen van de Symbolische boeken des kerkgenootschaps, aanneemt en erkent.
-ocr page 548-
642 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
teekening, die tot hiertoe geschiedde, om tegen de formulieren van eenig-
heid, namelijk de Symbolische boeken der kerk, zoo als die in het thans
gebruikelijke formulier van onderteekening staan uitgedrukt, niets te zullen
leeren; maar integendeel de leer daarin vervat, getrouw te zullen voorstaan
en verdedigen.
§ 5. Ook zal bij deze toelating plegtiglijk de eed worden afgelegd
tegen de simonie, volgens het gewone formulier.
§ 6. Die tot de predikdienst zijn toegelaten, staan onder het opzigt
van die classis, bij welke zij zijn aangenomen, tot, zij in de dienst eener
gemeente bevestigd zijn.
§ 7. Niemand mag in vaste dienst van eene bijzondere gemeente als
leeraar treden, dan na wettige beroeping, vhet zij hij nog geheel buiten
vasten dienst zij, hetzij hij reeds in eene gemeente diende.
§ 8. In dit laatste geval moet hij aan deu kerkeraad en de classis zijne
goedgekeurde beroeping naar de andere gemeente vertoonen, ten einde van
dezelve behoorlijk ontslagen te worden.
§ 9. De beroeping van een leeraar geschiedt door den dienenden kerke-
raad met de diakenen.
§ 10. Waar deze vergadering uit minder dan zes leden bestaat, voegen
zich bij dezelve de laatst afgetreden ouderlingen en diakenen.
§ 11. De beroeping geschiedt uit een gemaakt gros, en daaruit ver-
kleinde nominatiën, bij meerderheid van stemmen van de tegenwoordig
zijnde leden.
| 12. In gemeenten,* waar tot hiertoe het jus jiatrouatus, of ook de
benoeming door stem of floreeupligtigen plaats had.
§ 13. Van gedane beroepingen wordt dadelijk aan den minister van
eeredienst kennis gegeven, en indien er van wege Z. M. geene inspraak
komt, binnen den tijd van veertien dagen, zal de beroeping haren verderen
voortgang hebben.
§ 14. Alle beroepingen worden aan de classis aangeboden, om te on-
derzoeken of zij naar de orde der kerk en de bepaalde verordeningen ge-
schied zijn.
§ 15. Door de classis goedgekeurd zijnde, moeten alle beroepenen drie-
malen aan de gemeente worden voorgesteld, om te vernemen of ook iemand
§ 5. Ook zal bij deze toelating plegtiglijk de eed van zuivering (tegen de Simonie)
op eene gepaste wijze worden afgelegd.
§ 9—18. De gebruiken in het stuk der predikants beroepingen zijn zeer verschillend
en het zal bij het maken van algemeene bepalingen te dien aanzien mogelijk blijken,
dat sommige plaatselijke omstandigheden veel aanmerking verdienen; ook schijnt het
bedenkelijk zonder bedachtzame overweging, zoo maar met eene pennestreek te beslissen,
over de regten van floreenpligtigen, eigengeêrfden, collatoren en andere patronen,
voo) al zoo lang de zaak van het jus patronatut door Z. M. nog niet volkomen is afgedaan.
Daarenboven kan welligt het belang der hervormde kerk en derzelver leeraren eenige
beperking van de regten der gemeenten ten deze noodig maken; om die redenen schijnt
bet voorzigtig bij deze organisatie alleen dit te bepalen.
Ten aanzien van de wijze der beroepingen van predikanten, zal een algemeen regle-
ment worden vastgesteld; blijvende intusschen de deswege in de onderscheidene depar-
tementen en plaatsen bestaande verordeningen en aangenomen gebruiken tot zoolang
in volle kracht.
-ocr page 549-
. .
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 1809.              543
in de gemeente tegen de leer of het leven van den beroepene iets hebbe
in te brengen.
§ 16. Niets wettigs voorgekomen zijnde, wordt de beroepene, bij de
derde voorstelling in de dienst der gemeente, die hem geroepen heeft,
bevestigd.
§ 17. In eene gemeente, die maar door eenen predikant bediend wordt,
wordt de beroeping gedirigeerd door eeu consulent, die voor de onderhou-
ding der kerkelijke orde waakt, en er berigt van geeft aan de classis,
onder welke zulk eene gemeente ressorteert.
§ 18. De classis moet zorgen dat, niemand in de dienst kome:
a. die niet twee volle jaren 9p eene akademie binnen dit rijk in theo-
logicis gestudeerd, en door antwoorden op de theologische collegiën, als-
mede door het houden van ten minste twee leerredenen voor professoren
in de theologie, in die twee jaren, voldoende blijken van vordering heeft
gegeven,
i. als ook, die ten tijde, dat de vacature valt, hetzij door versterf of
vertrek, hetzij door het expireren van het annus gratiae voor eeue weduwe,
hetzij door het bedanken van een beroepene, niet volkomen bereikt heeft
den ouderdom van een en twintig jaren.
§ 19. Om in eene gemeente, waarin meer dan vier predikanten dienen,
beroepelijk te zijn, moet men zes volle jaren als predikant gediend hebben.
§ 20. De noodige beroepingskosten zullen niet door den beroepene,
maar door de roepende gemeente gedragen worden.
§ 21. Omtrent de onkosten van het transport der goedereu, vau een
beroepene, zal men de schikking aan de roepende gemeenten en de be-
i'oepen leeraren overlaten, doch binnen het jaar na den dag der bevesti-
ging vertrekkende, zullen alle die kosten, en die tot approbatie of losma-
king door de gemeente bij de dassen gemaakt zijn, door den predikant
gerestitueerd worden.
§ 22. In de dienst eener gemeente beroepen en bevestigd zijnde, mag
men zijne dienst niet naar willekeur verlaten, maar moet daartoe behoor-
lijk ontslag verleend worden door den kerkeraad onder approbatie van de
classis.
§ 23. Die dit ontslag verzoekt met openlegging van de redenen, om
welke hij de dienst moet verlaten, en deze redenen voldoende bevonden
wordende bij zijnen kerkeraad en de classis, zal hij met behoud van het
regt eens leeraars ontslagen worden, ook zitting en stem behouden in de
kerkelijke vergaderingen, waartoe hij behoorde.
§ 24. Om stem en zitting in den kerkeraad te behouden, moet hij
in de gemeente wonen, en om lid vau de classis te blijven, in het ressort
van dezelve.
5 25. In allen gevalle moet hij verklaren zich aan zijue gedane ver-
bindtenis aangaande de geloofsleer te zullen houden, en onderworpen te
blijven aan de classis waartoe hij behoorde.
§ 26. Zoo zulk een ontslagen predikant dan, of vervolgens in een an-
der ambt of beroep mogt treden, houdt a! zijn regt als leeraar op, en zal
hij als zoodanig in geene kerkelijke vergadering meer worden toegelaten.
§ 27. Iemand zijn ontslag vragende, doch niet verkiezende de redenen
-ocr page 550-
544 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
hem daartoe, bewegende, te openbaren, zal bij op verklaring van zijn ge-
weten van de wettigheid dier redenen volkomen overtuigd te zijn, wel
worden ontslagen, en zijne plaats vacant verklaard worden, doch hij zal
tot de predikdienst geene toelating meer behouden, ook niet tot stem en
zitting in de vergaderingen, waartoe hij behoorde.
§ 28. Een leeraar, door onderdom of zwakheid verhinderd zijnde, zijne
dienst langer waar te nemen, verzoekt eerst van zijn kerkeraad en vervol-
gens van de classis, met overlegging van de vereischte bewijzen van onge-
steldheid , hare toestemming tot ontslag van de dienst in zijne gemeente
en voorspraak bij den Koning, om van hoogstdenzelven het traciement van
een emeritus predikant te mogen erlangen, overeenkomstig het decreet van
den 11 van slagtmaand 1808, en zulke verdere verordeningen, als dienaan-
gaande door Z. M. nog mogten worden voorgeschreven.
§ 29. Een dienst van volle vijftig jaren in de kerk , is eene genoegzame
reden om het emeritaat te mogen vragen.
§ 30. Gunstig emeritus verklaard zijnde, behoudt men stem en zitting
in de kerkelijke vergaderingen, mits in loco wonende, met opzigt tot den
kerkeraad, en binnen het ressort, waartoe hij behoorde, met opzigt tot
de elassis.
§ 31. De verordeningen van den Koning omtrent de tractementen en
inkomsten der predikanten, derzelver weduwen, de kindergelden en soort-
gelijke, reeds gemaakt of nog te maken, bijzonder ook het reglement op
het waarnemen van de dienst, het genot van tractement en inkomsten,
en de wedervervulling van vacerende plaatsen, van den 10den van Gras-
maand 1809 worden gehouden, als in dit reglement geïnsereerd.
§ 32. Waar pastorijen zijn, zullen die op de gewone wijze, of volgens
dienaangaande gemaakte overeenkomsten, ten dienste der predikanten blij-
ven , en behoorlijk moeten onderhouden worden.
§ 33. In plaatsen, waar eenige huishuur, in plaats van het genot eener
pastorij wordt betaald, zullen de predikanten die blijven genieten.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Over de manier van kerkelijke zaken (e behandelen.
\ 1. Ieder, die in eene vergadering eenig voorstel, geschil, bezwaar of
klagte wil inbrengen, niet in geschrifte vervat, moet persoonlijk voor haar
verschijnen.
\ 2. Ook-ieder, die voot eene vergadering geroepen wordt, moet zon-
der wettige verhindering zich voor haar in persoon stellen , doch zal hier-
bij alle mogelijke bescheidenheid door de vergadering in acht genomen worden.
§ 3. Iemand wegens bezwaar tegen hem geroepen zijnde, wordt hem
van dit bezwaar schriftelijk kennis gegeven en driemaal van veertien dagen
-ocr page 551-
-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 1809.            545
tot veertieu dagen opgeroepen zijnde, zonder wettige redenen niet verschij-
nende , wordt geene verdediging van hem" verder afgewacht, en over de
beschuldiging naar bevind van zaken geoordeeld.
§ 4. Iemand echter zelf het woord niet kunnende of niet verkiezende te
doen, zal hij een Hd der vergadering mogen kiezen, en verzoeken om voor
hem het woord te doen.
§ 5. Iemand, als getuigen geroepen en behoorlijk gevraagd en gehoord
zijnde, zal moeten verzekeren dat getuigenis naar zijn beste weten en over-
eenkomstig zijn geweten afgelegd te hebben.
§ 5. Een geroepen getuigen niet verschijnende of niet genegen zijnde
getuigenis behoorlijk af te leggen, zal het aan belanghebbende partijen
vrij staan den weigerachtigen voor den burgerlijken regter op te roepen en
het getuigenis voor denzelven afgelegd, in te brengen.
§ 7. Geen advocaten of zaakgelastigden worden in kerkelijke vergaderin-
gen toegelaten.
§ 8. Leden van eetie vergadering oordeelen niet over zaken betreffende
personen hun in den vierden graad van bloedverwantschap en zwagerschap
bestaande.
§ 9. Een lid van eene mindere vergadering, waarin eene zaak ter •
eerster aanleg is behandeld, hetzij hij al dan niet daarbij tegenwoordig is
geweest, mag in de meerdere vergadering over de zaak, die bij beklag
of beroep is ingebragt, niet medestemmen.
j 10. Bij deputaten van dassen of Synode eene zaak zijnde ingekomen ,
waarin zij zelve of hunne aanverwanten in den vierden graad getrokken
zijn, zoodat zij van eenzijdigheid zouden kunnen verdacht worden, verwijzen
het overnemen van papieren en de verdere bemoeijenis met de zaak tot
hunne secunden of andere daartoe gecommitteerde leden.
§ 11. Eene mindere vergadering mag over gewigtige zaken tot hare kermis
gekomen, of bij haar geopperd, zich vervoegen om advies of ter beoor-
deeling bij eene meerdere of bij hare deputaten.
§ 12. Zij doet zulks bij wijze van vragen (quaeritur) of bij wijze van
voorstel en bezwaar (gravamen) schriftelijk en duidelijk op te geven.
§ 13. Zulk een vraag, voorstel of bezwaar, ziende óp het belang van
alle gemeenten, en op de gemeene zaak van het kerkgenootschap, zal de
classis of hare deputaten, het zij die uit haar midden is gekomen , hetzij
die door een Kerkeraad is ingebragt, moeten inzenden bij de deputaten
van de Synode.
§ 14. Eene classis of hare deputateu de zaak daartoe niet gewigtig
genoeg en niet strijdig oordeelende, zendt dezelve met dit hun oordeel aan
deputaten van de Synode.
§ 15. Deze met de classis instemmende, wordt de vraag, het voorstel of
bezwaar van de Synode afgehouden, doch daarvan aan dezelve rapport gedaan.
§ 16. Deputaten van de Synode de zaak aannemende, brengen dezelve
met hun advies op de Synode om daarover te oordeelen.
§ 7. Geen advocaten of practizijns worden »!a zaakgelastigden in kerkelijke vergade-
ringen toegelaten.
35
-ocr page 552-
546 COXCEPT-UEGI.EMENT OP HE ORGANISATIE VAN HET HEBVOHMD
§ 17. Deputateu der Synode mogen, ten allen tijde, en zijn verpligt
om, wanneer het belang der zaak zulks vordert en de tijd het toelaat,
vooraf met de classeu handelen, om des te beter op de Synode te kunnen
praeadviseren.
§ 18. Indien iemand noodig oordeelt eeuig bezwaar of klagten in te
brengen tegen verordeningen of beslissingen van eene kerkelijke vergade-
ring , van welke hij geen lid is, zal hij gehouden zijn die, bij dezelve
vergadering , met de noodige bewijzen, schriftelijk in te brengen , opdat de-
zelve daarover, ter eerster aanleg, beslisse.
§ 19. Indien iemand zelf lid is van zoodanige vergadering, slaat het
aan hem vrij bij aanteekening te doen blijken, dat hij tot de gemaakte
verordening of gedane beslissing, geheel of ten deele niet heeft ingestemd,
en voor de gevolgen niet wil verantwoordelijk zijn; hetzij hij bij de deli-
beratiën al of niet tegenwoordig geweest is.
§ 20. Hij mag ook bij aanteekening aan zich behouden, om over ge-
maakte verordeningen en gedane beslissingen klagtig te vallen (doleren) bij
eene meerdere vergadering, en stelt dan zijne klagten voor de naaste bij-
eenkomst der meerdere vergadering in handen van derzelver deputaten, met
de noodige bewijzen om aldaar ter eerster aanleg beoordeeld te worden.
§ 21. Zoodanige aanteekeningen of ingebragte klagten verhinderen ech-
ter de verordening of beslissing der mindere vergadering niet, tenzij de
opschorting daarvan door gedeputeerden aan de meerdere vergadering pro-
visioneel verleend mogt worden, om de zaak niet uit haar geheel te brengn.
§ 22. Over gerezen geschillen tusschen classis en classis, oordeelen
ter eerster aanleg de deputaten van de Synode, en valt hiervan hooger
beroep op de Synode zelve.
§ 23. Over gerezen geschillen tusschen kerkeraadsleden of tusschen
leden der gemeenten^ oordeelt de kerkeraad, zoo de vergadering of een
derde gedeelte van dezelvs in de zaak niet is betrokken, en hiervan valt
hooger beroep op de classis en verder op de Synode.
§ 24. De kerkeraad, of een derde gedeelte van denzelven in de zaak
betrokken zijnde, wordt de zaak tot deputaten van de classis of tot de
classis zelve gebragt en bij fcooger beroep op de Synode.
§ 25. Verschillen of bezwaren over eene beroeping moeten ter spoediger
afdoening aan de deputaten der classis gezonden wordsn.
§ 26. Dezen oordeelen, of de beroeping haren voortgang zal hebben,
of in statu blijven totdat het geschil zal vereffend of beslist zijn.
§ 27. Deputaten niet kunnende slagen in eene minnelijke vereffening
brengen de zaak ter kennis van de classis.
§ 28. Deze oordeelt en doet uitspraak, waarvan echter hooger beroep
valt op de Synode.
j 29. Bij alle geschillen van welken aard, wordt dooreene vergadering
eene minnelijke vereffening op het naarstigst beproefd, om dezelve verder
voor te komen.
§ 30. Het geschil in der minne niet kunnende vereffend worden, zal
men daarmede voorts handelen, zooals hierna zal worden bepaald.
j 22. Over gerezen geschillen tusscLen classis en classis oordeelt de Synode.
-ocr page 553-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 180^.             547
| 31. Wie tegen een anderen eenig bezwaar of klagte inbrengt bij den
kerkeraad, classis of in liare afwezendheid bij deputaten, ter eerster aan-
leg, hetzij mondeling hetzij schriftelijk, legt daarbij over de bewijzen,
waarop hij zich grondt met een dubbeld of afschrift van dezelve.
§ 32. Indien er in eene gemeente door maar één predikant bediend,
fegen denzelven eenig bezwaar of klagte is, wordt over denzelven niet
gehandeld of geoordeeld, noch ook de zaak ter classikale tafel gebrast,
dan in tegenwoordigheid en met de hulp van een consulent, zijnde een
predikant uit eene naburige gemeente.
§ 33. Een predikant, hetzij op iiigebragte beschuldiging uit de gemeente,
hetzij op bezwaar en beklag van iemand der leden van de vergadering,
hetzij om andere redenen van die vergadering beoordeeld, van dezelve ge-
oordeeld wordende, wettig vermoeden van onregtzinnigheid verwekt te
hebben , zal hij gehouden zijn, aan zijn kerkeraad , zoo de klagt bij den-
zelven is ingebragt, of zoo hij anders verkiest bij de classis duidelijk en zon-
der achterhoudenheid, overeenkomstig zijn gedane belofte, bij onderteekening
zich te verklaren over dat stuk der leere, waaromtrent vermoedenis gevallen.
§ 34. Indien hij weigert zich duidelijk en zonder achterhoudenheid te
verklaren, zal men dit voor eene erkentenis van schuld houden.
§ 35. De vergadering in zijne gedane verklaring genoegen nemende,
zal men daarin berusten, ronder verder daarover te handelen, en hem van
het vermoeden zoeken te ontheffen.
§ 36. De vergadering over zijne verklaring niet voldaan zijnde, of van
zijne onregtzinnigheid overtuigd wordende, zal alles aanwenden om hem
teregt te brengen, behoudens haar oordeel over hetgeen tot wegueming
der ergernis behoort te geschieden, doch dit niet gelukkende, zal met de
zaak gehandeld worden als nader zal worden bepaald.
§ 37. Bij bezwaar of klagt, den wandel betreffende, wordt geoordeeld
op de ingekomen bewijzen, nadat de beschuldigde daarover behoorlijk ge-
hoord, en aan hem gelegenheid tot zijne ontschuldiging zal gegeven zijn.
§ 38. Een kerkeraad een predikant in zijn dienst provisioneel opschor-
tende, om de classis over zijne afzetting te laten oordeelen, is gehouden
de zaak, met al de ingewonnen bewijzen, in handen van deputaten der
olassis, of in hare vergadering over te brengen.
§ 33—36. Dergelijke bepalingen komen in vele oude kerkelijke wetboeken voor,
dan de ondervinding heeft in menigvuldige gevallen bewezen, dat dezelve aan onrustige
en dweepzuchtige menschen te veel aanleiding geven om huune leeraren te vervolgea
en daardoor op dezelve, ook na volkomen vrijspraak, een nadeelige blaam te werpen.
Men heeft dan ook reeds in het friesch wetboek het beste en nieuwste van alle, voor-
zigtiger gehandeld, en het is naar aanleiding daarvan, dat men in plaats van deze breede
omschrijvingen het volgende artikel voorstelt:
Beschuldigingen tegen de leer van eeu predikant zullen moeten gestaafd worden door
duidelijke bewijzen, dat dezelve de grondleer der hervormde kerk in wezenlijke stukken
i'egtstreeks heeft wedersproken en bestreden.
§ 88. Uithoofde vau het voorgestelde ten aanzien der oensure van predikanten moet
het tegenwoordig artikel dus luiden:
Eeae classis een predikant in zijne dienst provisioneel opschortende om de Synode
over zijne afzetting te laten oordeelen, is gehouden de zaak, met overlegging van al
de bewijzen, ter kennis te breugen van de deputaten der Synode.
-ocr page 554-
548 CONCEPT-REGLEMENT OP DE ORGANISATIE VAN HET HERVORMD
§ 39. Eene zaak in geschil of bij wijze van aanklagt in eene vergade-
ring zijnde ingebragt, op die wijze als hierboven gemeld is, hetzij ter
eerster aanleg, hetzij bij beroep met of zonder het praeadvies van depu-
taten, wordt tot nader onderzoek gesteld in handen van een commissie.
§ 40. Deze beoordeelt of zij die voor minnelijke schikking vatbaar vindt.
§ 41. De zaak niet in die termen vindende, of zich niet minnelijk la-
tende schikken, wordt het dubbeld of afschrift van de ingebragte schrifture
aan den belanghebbende of beklaagde gezonden, ten einde die daarover
op een gestelden termijn gehoord worde, of zijn tegenzeggen met over te
leggen tegenbewijzen daar op inbrenge.
§ 42. De vergadering of hare gecommitteerden meer inlichting omtrent
het een of ander tot deze zaak betrekkelijk van nooden achtende, vorderen
die op een gestelden termijn.
§ 43. Gecommitteerden de zaak genoeg voldongen vindende, brengen
die over in de vergadering, doen daarvan kort verslag, en worden de
stukken alle gelezen.
§ 44. De vergadering behoudt het regt om nog meer inlichting van
partijen te vorderen, en gecommitteerden zijn verpligt om, daartoe ver-
zocht zijnde, te dienen van praeadvies.
§ 45. De vergadering, genoegzaam zijnde voorgelicht, oordeelt en be-
slist, brengt vervolgens hare beslissing uit, en doet de belanghebbenden
daarvan kopijen ter hand stellen.
§ 46. Die zich bij de uitspraak van eene mindere vergadering bezwaard
acht, zal zich op eene meerdere mogen beroepen, en eindelijk op de
Synode.
§ 47. Geen hooger beroep zal nogtans worden toegestaan aan hem, die
in gebreke gebleven is zich bij de mindere vergadering ter verantwoorden.
§ 48. Van provisionele opschortingen in de dienst, gelijk ook van pro-
visionele afhouding van het avondmaal, hangende het oordeel over de
klagte tegen iemand ingebragt, valt geen hooger beroep, tenzij dat bij de
meerdere vergadering of bij hare deputaten, wegens blijkbare onbehoorlijk-
heid, anders werd begrepen.
§ 49. Van opschortingen in de dienst, bij eindvonnissen opgelegd, valt
hooger beroep, en wordt daardoor de uitvoering van deze uitspraak van
zelf opgeschort.
§ 50. Eene classis tot afzetting uit de dienst besluitende, blijft bij hoo-
ger beroep de provisionele opschorting voortduren.
§ 51. Die van eene mindere tot eene meerdere vergadering wil appelle-
ren, zal daarvan aan eerstgemelde of aan hare deputaten kennis gever,,
binnen acht dagen, na dat de uitspraak tot zijne kennis zal gekomen zijn.
§ 52. Binnen de eerstvolgende» veertien dagen vervolgt hij dat appè!
§ 46. Na dit artikel schijnt te moeten geplaatst worden de volgende, door de onder-
vinding als noodzakelijk aanbevolene bepaling.
Geeue zaak, welke reeds bij den kerkeraad en classis behandeld en beslist is, zal bij
de Synode mogen gebragt worden, dan na vooraf onderzocht te zijn bij de algemeeDe
deputaten, welke zullen beslissen, ef dezelve van dien aard is, dat daar over eene na-
dere uitspraak zou dienen gedaan te worden.
-ocr page 555-
KERKGENOOTSCHAP IX HET KONÏNGKIJK HOLLAND, 1809.             549
door te verzoeken aan de meerdere vergadering of aan hare deputaten, om
in appèl te worden toegelaten, daarbij overleggende de nadere bewijzen,
die hij oordeelen zal ter zijner zake te dienen, hetwelk aan hem toegestaan
wordt in zaken daartoe geschikt.
§ 53. De mindere vergadering is gehouden op daartoe gedane aanschrij-
ving van de meerdere of aan hare deputaten, de onder haar gefourneerde
stukken over te zenden met bijvoeging van eene memorie, inhoudende de
redenen van hare uitspraak bij zoo verre zij dit zal noodig oordeelen.
§ 54. Deputaten zoeken ook bij dit hooger beroep, de zaak daar toe
geschikt zijnde, bij minnelijk vergelijk te vereffenen, of geven partijen we-
derzijds gelegenheid tot nadere inlichting, en handelen voorts als boven
bepaald is.
§ 55. Indien kerkelijke zaken ter kennis van burgerlijke regtbanken ge-
bragt, of dienaangaande eenige dispositiën gemaakt worden, zullen de das-
sen of de Synode zich aan den Koning of hoogst deszelfs minister adres-
seren, en daartegen voorziening verzoeken.
§ 56. Verordeningen door kerkeraden of classen gemaakt omtrent ker-
kelijke zaken, niet ter hunner bedrijve behoorende, worden op ingekomen
klagten, met advies van gedeputeerden ad Synodum uit het departement,
door de deputaten der Synode in derzelver uitwerking provisioneel ge-
schorst, en door de Synode dadelijk vernietigd.
NEGENDE HOOFDSTUK.
Over hel bestuur der goederen, inkomsten en gebouwen der gemeente.
§ 1. Het inzamelen der liefdegiften voor noodlijdende leden der ge-
meente, het bestuur der fondsen en goederen aan dezelve toebehoorende,
en de bedeeliug der armen, blijft aan de diakenen met of zonder den Ker-
ke-raad
volgens hoofdstuk 2, j 2 en 4 naar de huishoudelijke schikkingen
dienaangaande bij de respective gemeenten plaats hebbende, of die dezelve
in het vervolg zullen noodig oordeelen te maken.
§ 2. Het bewaren en besturen van alle andere eigendommen der gemeente,
hetzij in kerkgebouwen, pastorijen en gestichten, hetzij in verdere inkomsten
of goederen bestaande, van welken aard ook, mitsgaders den ontvang van
noodige toelage der gemeente tot kerkelijke gebruiken, tot tractementen
van predikanten voor zooverre dit plaatselijk geschiedt, tot betaling van
§ 56. Vervalt door het ten deze reeds bevorens bepaalde, nopens de magt der clas-
sikale en synodale deputaten.
§ 2. Hierop dient te volgen dit art.
Tn kleine gemeenten nogtans, in welke tot de aanstelling vaa zoodanig collegie of
personen de genoegzame stof raogt ontbreken, «al ook dit bestuur aan den kerkenraad
kunnen aanbevolen worden, onder goedkeuring der classifcale deputaten, welke daarvan
kennis zullen geven aan de algemeene deputaten.
-ocr page 556-
580 OCNCBPT-REGLBMENT OP DE OKGAN'rSAïIE VAN HET HKHVOBMD
meerdere of mindere bedienden zal worden toevertrouwd aan zulke collegiën
of personen, als daartoe onder den naam van kerkbestuurders of kerkmeede-
ren
van wege de respeotive gemeenten zullen worden aangesteld.
§ 3. In gemeenten, in welke reeds gemeentencoramissiën zijn, zullen
die met medewerking en goedvinden des kerkeraads, en in welke die niet
zijn, zal de kerkeraad zorgen, dat er worde geconcipieerd en aan de ge-
meente ter approbatie overgelegd een plan van administratie over de goe-
deren en fondsen § 2 vermeld.
§ 4. Aan elke gemeente wordt vrijheid gelaten, om die administratie,
wat aangaat het getal, de meerdere en mindere permanentte, en de wijze
van aanstelling der leden, te regelen op zoodanige wijze, als met de locale
omstandigheden der gemeente zal worden bevonden het best overeen te
komen, hetzij dat de kerkeraad daartoe uit zijn midden eenige leden be-
noeme, die door de gemeente worden geapprobeerd, hetzij dat de verkie-
zing van nieuwe leden geschiede door den kerkeraad, uit eene dubbelde
nominatie door de voorz. directie te maken; hetzij dat de directie zelve
een nieuw lid despiciere, en met goedvinden des kerkeraads aan de sre-
meente ter approbatie voorstelle.
§ 5. Bij het een en ander zullen de volgende bepalingen moeten in
acht genomen worden:
'a. dat in plaatselijke reglementen niets gevonden wordt, hetgeen strijdt
met de bepalingen in dij algemeen reglement,
6. dat de aan te stellen personen zijn lidmaten der gemeente, van
een onbesproken gedrag en wandel,
r. dat zij gekozen worden uit de aanzienlijksten en godsdienstigsten,
d.     dat zij gratis zullen fungeren,
e,     dat exclusive aan het bestuur en behandeling van den kerkeraad blijve:
alles wat hierboven tot de werkzaamheden van den kerkeraad is gebragt
■hoofdst. 2 ,
gelijk mede de aan- en afstelling van voorlezers, voorzangers, catechi-
seermeesters en krankbezoekers,
het getal en de bezoldiging van die beambten wordt door den kerkeraad
gezamenlijk met voorz. directie geregeld,
ƒ. aan de andere zijde zal door de voorz. administrateuren worden bezorgd:
alles wat het onderhoud der kerkgebouwen aangaat, met de aanstelling
en bezoldiging der daartoe noodige beambten en bedienden ,
de aan en afstelling van de kosters der kerken, doch zullen deze kos-
ters aan predikanten, ouderlingen en diakenen en aan den kevkeraad en
de classis moeten ten dienste staan ,
het bestuur over de fondsen, goederen en inkomsten der kerken, mits-
gaders het regelen en besturen van de peouniele bijdragen der gemeente,
tot instandhouding van de openbare godsdienst, gegeven wordende,
het ontwerpen en uitvoeren van alle finantiële plans daartoe d ienende.
§ 6. Tot goede verstandhouding en correspondentie tusschen de kerke-
raden en voorz. directie, zullen alle zaken die een gemeenschappelijk over-
leg vereischen, in gecombineerde besoignes worden behandeld en bepaald,
waaromtrent in het oog zal moeten gehouden worden, dat de kerkeraad
op eigen gezag en zonder goedvinden van de directie niets bepale, waaruit
-ocr page 557-
KERKGENOOTSCHAP IN HET KONINGRIJK HOLLAND, 1809.              ^51
eenig nieuw finantiëel bezwaar voor de gemeente zou kunnen ontstaan, en
aan de andere zijde, dat het voorn, bestuur, zonder goedvinden des ker-
keraads, geene verandering kan maken in het eens met gemeenschappelijk
overleg vastgestelde reglement.
§ 7. In de gemeenten, in welke zulks noodig wordt geoordeeld, zal
mogen worden aangesteld door de voorn, directie een of meer administrateurs
of rentmeesters over de kerkelijke fondsen der gemeente, die jaarlijks reke-
ning doen aan de directie met open deuren, ten aanhoore van elk lid
der gemeente, die verkiezen mogt daarbij tegenwoordig te zijn; bij welke
ook eene commissie uit den kerkeraad zal moeten adsisteren. Wanneer
er geen rentmeester of administrateur is, zal de voorn, directie zelve jaarlijks
rekening doen ten overstaan van eene commissie uit den kerkeraad, en in
tegenwoordigheid van alle' leden der gemeente, die daarbij verkiezen tegen-
woordig te zijn.
} 8. Deze commissie van den kerkeraad zal moeten nagaan, of de
voorschreven administratie gehouden zij conform het reglement, en welke
commissie gezamenlijk met de directie de rekening onderteekent, en daar
van behoorlijk rapport doet aan den kerkeraad.
§ 9. Ingevalle er, hetzij over het opnemen der rekening, hetzij over
andere zaken tusschen beide collegiën verschillen ontstaan, zullen er, van
de zijde des kerkeraads en van de zijde der directie arbiters gekozen wor-
den , die het different beslissen zullen, en in wier uitspraak men wederzijds
zal berusten.
§ 10. De tractementen van de voorlezers, catechiseermeesters, krankbe-
zoekers, mitsgaders van de kosters, (voor zooverre die van den kerkeraad
afhangen) zullen door de directie niet betaald worden, dan op voldoende
attestatiën van den kerkeraad, dat dezelve gedurende den tijd, over welken
zij hun tractement ontvangen, hunne bediening ten genoege van den ker-
keraad hebben waargenomen.
§ 11. Indien tegen een lid der directie , tegen een der ambtenaren of
bedienden, hetzelfde welk collegie denzelven aanstelle, de kerkelijke censure
van wering des avondmaals of uitsluiting mogt worden geoefend, zal zulk
een, ook gedurende den tijd, dat die censure werkt, van zijne bediening
en daaraan verbondene voordeelen worden gesuspendeerd, en zal door het
collegie hetwelk de aanstelling heeft, in de waarneming van die bediening
intusschen worden voorzien.
5 11. Hierop diende te volgen:
Van alle plaatselijke reglementen en verordeningen zullen afschriften gezonden worden
aan de algemeene deputaten, welke bij voorkomende bezwaren voordragten ten deze
zullen kunnen doen aan den minister van eeredienst en binnenlandsche zaken.
Voorts zal het noodig zijn, ten slotte dezer organisatie even als in die der Iaraeliten
en Luterschen te stellen:
Er zal geene verandering in deze organisatie kunnen gemaakt worden, dan onder sanc-
tie van Zijne Majesteit.
-ocr page 558-
:52 CONCEPT-REGL. O? DB ORG. D. HERV. KEKK , 1809.
Sih. 14 van Wintermaand
1809-                                      Arasterdam 11 van Slagtmaand 180&.
N°. 1.
AAN DEN KONING.
Sike!
Bij mijne missive van den 18<le" van Wijnmaand 11. n°. 22, had ik de eer
U. M. aan te bieden het ontwerp der organisatie van het Hervormd kerk-
genootschap in het koningrijk Holland, vergezeld van mijne eonsideratiën.
De hoofdbedoeling der door mij daarbij voorgestelde verordeningen over
de wijze der benoeming van de hoogere kerkbestuurders was, van de eene zijde,
den noodigen invloed van liet gouvernement te verzekeren, en van den
anderen kant te zorgen, dat hetzelve bij die benoeming werd voorgelicht
door de nominatiën van die kerkelijke eollegiën , welke meest bevoegd schenen ,
om de personen op te geven, die de algemeene achting en vertrouwen bij
hun genootschap bezaten; immers voor het vervolg, en zoodra die eollegiën
de noodzakelijke vernieuwingen en veranderingen zouden hebben ondergaan.
Op dien grond heb ik ook bijzonder voorgedragen, om aan de classen
in het vervolg het regt toe te kennen, tot het formeren van de nominatiën
ter verkiezing der leden van de algemeene Synode en de classikale deputaten.
Mij is echter sedert voorgekomen, dat het ook na de hervorming der
classen steeds mogelijk bleef, dat door vooroordeelen of partijschap verkeerde
voordragten gedaan werden, en het in zoodanig geval zeer schadelijk zou
zijn aan dergelijke nominatie gebonden te wezen.
En het is ten einde deze bedenking uit den weg te ruimen , dat mijns
inziens eene vermeerdering van den invloed der Synodale deputaten, die
men veilig mag veronderstellen door de zorg van U. M. vooral uit be-
kwame en verlichte geestelijken te zullen zijn zamengesteld, het best wer-
kend middel zou wezen.
Ik neem dus de vrijheid LT. M. voor te stellen, om indien hoogst de-
zelve mogt goedkeuren, de door mij geproponeerde redactie van art. 20
van het 4de hoofdstuk der hervormde organisatie, behelzende verordeningen
op de verrigtingen der voornoemde algemeene, deputaten als dan hetzelve
te vermeerderen met deze bijvoeging.
„Eindelijk hebben de algemeene deputaten het regt, bij volgende benoe-
„mingen der leden van de Synode, en van classikale deputaten, ter ver-
„vulling dier plaatsen, eene nominatie van twee personen , voor elke vace-
„rende plaats den minister aan te bieden, zullende deze nominatie met die
„der classis welke het aangaat, in gelijke aanmerking komen, en 7.00 wel
„uit de eene als uit de andere keuze kunnen geschieden."
Ik heb de eer met den diepsten eerbied te zijn ,
Sire!
Uwer Majesteits
zeer gehoorzame dienaar en getrouwe onderdaan
(fff/.) VAN HER ÜAPELLEN.
C6 tói.