JAARBOEKJE
1991
|
||||||
VAN HET
OUDHEIDKUNDIG
GENOOTSCHAP
NIFTARLAKE'
|
||||||
Ereleden en bestuur
|
|||||||||||||||||
MrDrN.J.C.M. KappeijnevandeCoppello(t'92), Loenen
|
|||||||||||||||||
Erevoorzitter
Ereleden |
|||||||||||||||||
Jhr P.H.A. Martini Buys, Brugge, België
|
|||||||||||||||||
Mr J.H. van den Hoek Ostende, Amsterdam
Lid van verdienste A. J.A.M. Lisman, Nieuwersluis |
|||||||||||||||||
Drs E. Munnig Schmidt, voorzitter
Nieuwerhoek, 3632 AD Loenen a/d Vecht (02943) 1280
Mw Mr M.A. Dukes-Greup, vice-voorzitter, Amsterdam
Mw C.H. ter Laan-Dingemans, secretariaat
Herengracht 6, 3601 AL Maarssen (03465) 71921 J. N.W. Voorhoeve, penningmeester, Vreeland
Mw Drs G. Recter, bibliothecaresse. Bijdorp, Oud Over 8,
3632 VD Loenen a/d Vecht (02943-4653) A.J.A.M. Lisman, Nieuwersluis
J.H.R Roeland, Wassenaar Drs E. Munnig Schmidt
Nieuwerhoek, 3632 AD Loenen a/d Vecht (02943) 1280
Postbank nr. 513805
t. n.v. Penningmeester Niftarlake te Vreeland
|
|||||||||||||||||
Bestuur
|
|||||||||||||||||
Leden
|
|||||||||||||||||
Redactie
voor 1992 Betalingen
|
|||||||||||||||||
ISBN 90-6550-356-0
|
|||||||||||||||||
Ledenlijst 1992
van het Oudheidkundig Genootschap 'niftarlake'
|
||||||||
Abcoude
Drs J. Baalbergen
M.M.A. Bessem-Aalbers
R. Bianchi
Drs D.G. Carasso
Mr G. van Donkersgoed
Prof. Dr A.J. Dunning
MwJ. Elema
W.J. Engel
Gemeente Abcoude
Mw W.D. de Graaf-Vossestijn
J. de Groot
Historische Kring Baambrugge Abcoude
J.Th. Kemme
W. van ter Meij
J.J. Pabon Jr
J. van Santen
MwE.M. Scholte-Vis
J.B. Schreur
MrJ.W.F.M. Swinkels
W.C.C. Trouw
Mw G. L.J. UiterwaEil-Völker
Mw M.A.J. Vreeken-van Brink
J.E. Wustenhoff
Aerdenhout
Mr Ir J.J. Smorenburg
Alkmaar
Mr Dr J. Belonje
Almelo
C.J.M. Bak
Amersfoort
Mw T. Bouwer-Peeren
N.Th.G. Klein
Rijksdienst Oudheidk. Bodemonderzoek
Stichting Museum Flehite
Amstelveen
J.W. N. van Achterbergh Jr
J.E. v.d. Dussen
Mw M. Fruithof-Matthes
D. Hoen
Mw C. Lugt
|
||||||||
Sandbergstraat 8, 1391 EL
Willem V. Abcoudelaan 11, 1391 CC
Meerzicht 1, 1391 AR
Dr. Koomansstraat 21, 1391 XA
Folkert Postlaan 6, 1391 AV
Angsteloord 63, 1391 ED
Dr. Koomansstraat 1 H, 1391 VZ
Angsteloord 5, 1391 EB
Gemeentehuis, 1391 EL
Meerweg 19, 1391 HG
Gein Noord 26, 1391 GZ
Folkert Postiaan 1, 1391 AV
De Tourton Bruynsstraat 3, 1391 EM
Zilverschoon 107, 1391 XS
D. V. Troostwijkstraat 51, 1391 ER
Heinkuitenhof 14, 1391 TS
Sandbergstraat 14, 1391 EL
Jan Trouwstraat 4, 1391 TT
Gein Zuid 7, 1391 GT
Torenlaan 32, 1391 AM
Kerkplein 14, 1391 GJ
D. V. Troostwijkstraat 46, 1391 ET
Koppelland 11, 1391 EV
Merellaan 29, 2111 GK
Nassaulaan 39, 1815 GJ
Horstiaan 76, 7602 AN
Koningin Wilhelminalaan 30, 3818 HP
Kamp 18, 3811 AR Kerkstraat 1, 3811 CV Breestraat 80, 3811 BL Amsterdamseweg 270, 1182 HN
Camera Obscuralaan 103, 1183 JX Bos en Vaartlaan 72, 1181 AD Westelijk Halfrond 483, 1183 JD 105 St. Philipsland, 1181 JJ
|
||||||||
Mw M.E.E. Spoor
Mw H. Vlot-van Lonkhuyzen
Amsterdam
♦ MwD.J.K. Beynes-Heymeyer van Heemstede
Mw E.G.H. Blauwkuip-Haker Mw Mr M.A. Dukes-Greup
Drs P.M. Fischer
Gemeentelijk Archief
MwJ.H. Greup-Nicolai
Mr J.H. v.d. Hoek Ostende
K. Hoen
Prof. Dr L.B.W. Jongkees
M.M.W. Kasteleyn
K.F. van Leuven
B. Lubberhuizen
Mw A. M.J. Oosterbroek-Smilde
Mw E.G. Pannevis-Lammerts v. Buuren
• P.J. Meertens Instituut
W.A.C. Reesink H. Renes
Rijksmuseum Bibliotheek
J.R. Ritman
J. Stodel
B.A.H.M. Theunissen
J.M. Tor
Universiteitsbibliotheek
Mw W.J.C, van Veen-Coenen
H.W. Vlietman
Dr C.J.J. Westermann
J. Zwaan
Drs. H.A. van Zwieten
Ankeveen
A. v.d. Lee
Apeldoorn
Drs R.Th. Schoenmaker
Arnhem
K.J. H. Doude van Troostwijk
J.E. v.d. Sleesen
Baambrugge
H.F. Anger
M. Blokhuis
Mw Drs S. Boerdam
Mw J.E. Croon-Ogterop
Jhr Mr J.E. v.d. Does de Willebois
Mw M. van Erven Dorens-Vinke
|
Meander 491, 1181 WN
Ferd. Bolweg 89, 1181 XC Cannenburg 39, 1081 GV
Prinsengracht 1043, 1017 KP Beethovenstraat 249, 1077 JE Hemsterhuisstraat 173, 1065 JZ Amsteldijk 67, 1074 HZ De Boelelaan 267, 1082 RC B. Wieringerstraat 22, 1013 EB Raphaëlstraat 11, 1077 PN Reinier Vinkeleskade 71, 1071 SZ Olympiaplein 77, 1077 CR Minervalaan 71-II, 1077 NS J.W Brouwerstraat 32, 1071 LK Nic. Maesstraat 38 h, 1071 RB Minervalaan 84-1, 1077 PK Keizersgracht 569-571, 1071 DR Koninginneweg 40, 1075 CZ Werengouw 25 (Nieuwendam), 1024 NL Postbus 50673, 1007 DD Bloemgracht 19 h, 1016 KB Rokin 70, 1012 KW Leksmondhof 209, 1108 EW Nieuwe Leliestraat 41 ii, 1015 SJ Singel 425, 1012 WP Minervaplein 2, 1077 TN Volkerakstraat 18 i, 1078 XS Prinsengracht 1029 A, 1017 KP Lijzijde 45, 1034 KN RC. Hooftstraat 119 i, 1071 BS Hollands end 89, 1244 NP
Groene Kijkerweg 1, 7371 GB
Vondellaan 5, 6824 NA
Bergstraat 97, 6811 LE Pr. Beatrixstraat 13, 1396 KD
Rijksstraatweg 25, 1396 JD
Rijksstraatweg 22, 1396 JM
Kleiweg 34, 1396 HX
Dorpsstraat 23, 1396 KG
'Valk en Heyning' Rijksstraatweg 147,
1396 JK
|
|||||
Mw E. v.d. Lee
Mw Drs L.B. Lugt
Ir D.L.H. Slebos
A.W. Steenhof
Mw J.J. Tholenaar-Mannheimer
G.H. van Walbeek
J.H. van Walbeek
Bennebroek
G.M. de Heer
De Bilt
Mw RA.L.M. de Wit-van der Grinten
Bilthoven
Mw B. Bleeker-Eeuwens
Mw L. Quispel-de Langen
B, Vermeulen
Sj. Vrind
Mw Wouters-Mertens zur Borg
Blaricum
Mw M.A.L.R Kleiman-Righart
W. Zuidervaart
Breda
MrL.E. Kalff
Breukelen
T.C. Akkerman
V.B.W. Asfalt
J. Bakker
Mw Mr L.G. Baud
Mw G. Bekker-Jonker
Ir G.G. v.d. Berg
MwJ.M. Bierman-Polman
J.W.M, de Boer
H. Brouwer
J.W. de Bruyn Kops
P.J. Burggraaf
Mw A.C. Crietee-Hoogerbeets
JAC. vaji Dam
Mr M.W. van Dijk-Witjas
Mw P. van Dobbenburgh-Rossberg
W Dobber
H. H.J. Doude van Troostwijk
W F. E. baron v.d. Feltz
B. Fritzsche
P. Funken
R.T. v.d. Geer
P. L. van Gent
D.W Gerwig
|
Rijksstraatweg 113, 1396 JH
'Geinwijck' Rijksstraatweg 91, 1396 JG Rijksstraatweg 4, 1396 JL Pr. Joh. Frisostraat 46, 1396 KB 'Kroonesteijn' Rijksstraatweg 125, 1396 JJ Dorpsstraat 31, 1396 KH Rijksstraatweg 20, 1396 JM Bennebroekerdreef 49, 2121 CM
Dorpsstraat 126, 3732 HL
Soestdijkseweg 95, 3721 AA
Noord Houdringelaan 32, 3722 BR Rembrandtlaan 93, 3723 BM Lassuslaan 55, 3723 LH Sweelincklaan 69, 3723 JC Prins Hendriklaan 3, 1251 AH
Postbus 135, 1260 AC Saksen Weimarlaan 31, 4818 LA
Rijksstraatweg 43, 3621 BH
'Vredenoord'. Straatweg 68, 3621 BR
Griftenstein 2, 3621 XK
Kerkplein 16, 3621 BA
Herenstraat 58, 3621 AR
Straatweg 78, 3621 BR
Zandpad 82, 3621 NG
Willink V. Collenstraat 79, 3621 CL
Linnaeusdreef 30, 3621 XW
Zandpad 61, 3621 NG
Kerkbrink 26, 3621 BS
Linnaeusdreef 44 a, 3621 XX
Orttswarande 55, 3621 XN
G. v. Nijenrodestraat 90, 3621 GM
Griftenstein 52, 3621 XL
Zandpad 27, 3621 ND
Straatweg 244, 3621 BZ
Stinzenlaan Zuid 201, 3621 TC
Vrijheidslaan 23, 3621 HM
Oud Aa 41, 3621 LA
Nassauplein 1, 3621 EA
Zandpad 86, 3621 NG
Dannestraat 33, 3621 AE
|
|||||
Zandpad 38, 3621 ND
Straatweg 204, 3621 BX Kerkplein 16, 3621 BA Julianastraat 25, 3621 EG Bisschopswater 5, 3621 WV
Zandpad 83, 3621 NG
Linnaeusdreef 21, 3621 XT
G. v. Doornikstraat 8, 3621 HZ
Straatweg 111, 3621 BK
Herenstraat 4, 3621 AR
Zandpad 94, 3621 NH
Bisschopswater 27, 3621 WV
'Vecht en Dam', Dannegracht 16, 3621 AA
'Vegtvliet' Rijksstraatweg 220, 3621 BZ
Zandpad 48, 3621 NE
Straatweg 76, 3621 BR
Eendrachtlaan 33, 3621 DD
Zandpad 40, 3621 ND
Zandpad 81, 3621 NG
Straatweg 120, 3621 BV
'Klein Vechtvliet', Straatweg 224, 3621 BZ
Rijksstraatweg 101, 3621 BK
'Nijenrode', Rijksstraatweg 19, 3621 BO
J. Dircksenstraat 20, 3621 CB
Kloosterhof 15, 3621 BE
Zandpad 87, 3621 NG
Rietland 2, 3621 GZ
'Hofstede Boomrijk' Zandpad 53, 3621 NE
Straatweg 74, 3621 BR
Brouwerij 1, 3621 AD
Straatweg 61, 3621 BH
Mecklenburgstraat 6, 3621 GP
'Groenevecht' Zandpad 37, 3621 ND
Straatweg 95, 3621 BJ
Herenweg 27, 3625 AA
Herenweg 53, 3625 AG Herenweg 47a, 3625 AB Herenweg 59, 3625 AC Herenweg 109, 3625 AD Herenweg 125, 3625 AD Herenweg 89, 3625 AC Herenweg 76, 3625 AH |
||||||
MwJ. Greenwood
Dr J.W. Gunning
Mw Mr E.A. Haars
Drs H.C.J. Hendriks
Hist. Kring Breukelen p/a Mevrouw M. B.
van Leeuwen
R.J. Hofman
Mw G.J. van Julsingha
MwC.P. Knuist
R.G.H.W. Korstjens
M. van Kralingen Jr
H.K. Lenstra
J. Molenkamp
R.W.C. Molenkamp
Prof Dr Ir R. Plomp
Jhr Mr W.H.D. Quarles van Ufford
P.V.L. Ritmeester
A. Roosjen
E.L.P. Rijpma
Mw M. L. van Rijssen-Dingemans
H.J. Schröder
T.M.A. Simonis
P.B.A. Smits
Ir W. F. Staargaard
Stichting Openbare Bibliotheek Breukelen
Mw A.J. Stilting
G.S. Streefland
A.C. van Uchelen
EL. Vegter
Mw F. Verhagen
Mr J.A. Vermeulen
Mr G. Versluys
J. Verweij
Mw J. van Zadelhoff-Hortulanus
D. van Zijtveld
Breukeleveen
Mw J.A.M. Aalberts-Veen
Mw G.C. Geel-Krijgsman
Drs M.M. van Kesteren
Dr J.F. W. Nuboer
N. Roelofsz
Ir J.J. Siepman v.d. Berg
Dr P.J. Sinninghe Damsté
A.P.J. Strookman
|
||||||
België, Brugge
Jhr P.H.A. Martini Buijs
Bunnik
Y.G. Stoutenbeek
Bussum
Mw H.B.C. Blok van Laer-Ravensteijn
Mr R. R. Hazewinkel
R.H. Heybroek
Mw A.E. Koch-van de Stadt
Mw D. van Laer
M. Langelaar
Mw. P.A.C.E. Ooiman-van Aubel
Delft
*Ir L.B. Wevers
Den Dolder
Mw Wilhelm-v.d. Meer
Doorn
Ir H.J. Doude van Troostwijk
Jhr Mr L.A. Quarles van Ufford
Mw G. v.d. Stoop-Koekoek
Dordrecht
Mw A.W. de Jong-Vis
Driebergen
D.L. Six
Eindhoven
Ir J.V. Bruza
Gouda
Ver. Oudheidkundige Kring 'Die Goude'
's-Graveland
R Honig
MrH.L. Houthoff
Vereniging Curtevenne
Ver. tot behoud van Natuurmonumenten
's-Gravenhage
Centraal Bureau voor Genealogie
Mw L.J. Doude van Troostwijk
G. Heuff
Koninklijke Bibliotheek
Rijksbur. v. Kunsth. Doe.
J.D. Sparrov/
R Vintges
J.C. Woestenburg
Groenekan
Mw Mr Drs R.Y. Nauta
|
||||||
Witte Leertouwerstraat 47, 8000
Hoenderkopershoek 10, 3981 TE
Koekoekslaan 3, k. 17, 1402 EA
Nw 's-Gravelandseweg 67, 1406 NC Breedelaan 1, 1406 LM Koedijklaan 21, 1406 KX Regentesselaan 32, 1405 EM Mecklenburg 52, 1404 BJ Groot Hertoginnelaan 29, 1405 E. du Perronlaan 26, 2624 NA
Hezer Enghweg 90, 3734 GV
Parklaan 40, 3941 RE
Park Boswijk App. 270, 3941 AB
V. Galenlaan 12, 3941 VD
Wolwevershaven 11, 3311 AV
Hoofdstraat 9 b, 3971 KA
Orpheuslaan 53, 5631 BR
Vlietenburg 32, 2804 WT
Spanderswoud 5, 1243 HZ
'Trompenburgh' Zuidereind 43, 1243 KK Leeuwenlaan 9, 1243 KA Noordereinde 60, 1243 JJ Prins Willem Alexanderhof 22, 2502 AT
Therèse Schwartzestraat 30, 2597 XJ Rijksd. Kastelen Beheer Buitenhof 33, 2513 AH Postbus 90407, 2509 LK
Postbus 90407, 2509 LK Kalhuisplaats 126, 2586 JS Hendrinaland 49, 2591 TB Hoge Nieuwstraat 28a, 2514 EL Copijnlaan 36, 3737 AW
|
||||||
Gronsveld
Mw M.A.H. Pomerantz-Beks
Haarlem
Mr W.G.M. Cerutti
Rijksarchief in Noord Holland
J. Vor der Hake
Haarzuilens
H. Lotgering
Mw L. Schouten
Hilversum
J.G. Alleman
Mr L.J. van Apeldoorn
Mw L. Buwalda-Terlet
Mw E. Korthals Altes-Kamerling
MwdrsJ.B.C. Kruishoop
F. Laboyrie
T.W. Ploeg
Jhr A. Rutgers van Rozenburg
H.D. Scheltema
Dr W.J. Steyling
Streekarchief v.h. Gooi e.d. Vechtstreek
E. van Tijn
Houten Provinciale Bibliotheek Centrale Utrecht
Huizen F. Renou
Kamerik W.F.E. baron v.d. Feltz
Kockengen
Dr J.A. van Dongen
G.F.W. Herngreen
Koedijk
P.J. Prett
Kortenhoef
PA. Bakker
Curtevenne Stichting
J. Daams
Mw C.M. Munnig Schmidt-Schmidt
W. Spa£in
Mw M.A. Sprenger-Den Uyl
Lage Vuursche
C.M.J.M. Hoek
Laren
Mw A. Blijdenstein-v. Berckel
MwJ.C.F. Mulders-Baljon
|
||||||
Rijksweg 4, 6247 AH
Verspronckweg 98, 2023 BC
Kleine Houtweg 18, 2012 CH Gasthuissingel 38 rd, 2012 DP Brink 13 b, 3455 SG
Ockhuizerweg 16 b, 3455 RW Trompenbergerweg 2 b, 1217 BE
Rembranddaan 9, 1213 BE Utrechtseweg 52, 1213 TW Bussumergrintweg 38, 1217 BR Gnoelaan 1, 1217 GE Willibrorduslaan 103, 1216 PA O. Amersfoortseweg 44, 1213 AE Utrechtseweg 26, 'Beukendael' Flat 48, 1213 TT Utrechtseweg 58 a, 1213 TW
Koninginneweg 18, 1217 KZ Postbus 10053, 1201 DB de Bazelstraat 16, 1222 RJ Onderdoor 160, postbus 650, 3990 DR
Nw. Bussummerweg 83 a, 1272 CE
Van Teylingenweg 25, 2471 GB
Wagendijk 12, 3628 EP
Godinweg 2, 3628 BA Postbus 10, 1830 AA
Moleneind 55, 1241 NJ
Leeuwenlaan 9, 1243 KA Zuidsingel 23, 1241 EH Moleneind 61, 1241 NT Kortenhoefsedijk 171, 1241 LZ Oranjeweg 34, 1241 XS 300 Roedenlaan 4, 3749 AP
Tafelbergweg 15, 1251 AB
Hein Keverweg 17, 1251 BT |
||||||
Leersum
W.R.A. baron van Tuyll van Serooskerken
Lochem
Mw van Weede-Vaandering
Loenen a/d Vecht
N. Bakker
RM. Bakker
Mw L. Beyer-Hubrecht
B.J. Blijdenstein
J.W. Blokjr
Mw De Boer-Berendsen
H.H. Boers
M.C. Boevée
Mw E.E.C. Bon-Meyer
R.J.M. Bootz
Drs RB.M. Deiters
C. Dierdorp
Mw M. M.Ch. Dijkstra-Dreesmann
J.R Dullaert
J.D. Ehlhardt
J.T.G. Ernst
A. Gelderman
L.J. de Geus
C. Goemans
M.J.RA. Graaf d'HoUosy
W. Grunfeld
Mw H. de Haan
Mw M.S. Harms-van Estrik
H.J. de Jong
M.C. dejongh
Mw G.R.G. Kaldewaay-Wilschut
RJ. Kastelein
Mw. R.T. Knol-Smit
Drs G.J. Koelemey
D.R Koets
J. de Koning
Mw B. Koning-Gordijn
Mw W. van Kralingen-Niekerk
C.J. de Kruyter
L. Kusters
Drs A. Ledeboer
D.C. van Leeuwen Boomkamp
J. Leicher
DrsJ. v.d. Meulen
D.J. Meyer
|
||||||
'De Boskant', 3956 BV
Lange Voren 2, 7241 HS
Oud Over 3, 3632 VA
Wallestein 66, 3632 WR
Rijksstraatweg 80, 3632 AD
Dorpsstraat 68, 3632 AV
Vreelandseweg 4, 3632 EP
Vreelandseweg 20, 3632 EP
Pr. Beatrixweg 2, 3632 EZ
Hofbergen 52, 3632 WC
Dorpsstraat 10, 3632 AT
'Vegtlust', Oud Over 3, 3632 VA
'Vano. Ridderhofs, Mijnden', Mijndense-
dijk 13, 3632 NT
K. Ottolaan 30, 3632 BW
Vreelandseweg 24, 3632 ER
Grutterstraat 12, 3632 EJ
Oud Over 88, 3632 VE
Moleneind 4, 3632 DA
Oud Over 39, 3632 VA
't Rond 13, 3632 BN
Oud Over 6, 3632 VD
Mijndensedijk 20, 3632 NV
Dorpsstraat 98, 3632 AW
Weerestein 78, 3632 WZ
Hoflaan 1, 3632 BT
Vreelandseweg 25, 3632 ER
Rijksstraatweg 90, 3632 AD
Dorpsstraat 77, 3632 AS
'Middelhof, Rijksstraatweg 96, 3632 AD
Graaf Janlaan 2, 3632 CB
't Rond 9, 3632 BN
Wallenstein 55, 3632 WP
Vreelandseweg 7, 3632 EP
'De Glashut', Oud Over 124, 3632 VG
Rijksstraatweg 130, 3632 AG
Hunthum 46, 3632 XN
't Rond 1, 3632 BN
Dorpsstraat 4, 3632 AT
'Terra Nova', Oud Over 154 a, 3632 VH
Oud Over 120, 3632 VC
Vreelandseweg 8, 3632 EP
Oud Over 5, 3632 VA
|
||||||
'Leeuwen Dijk', Dorpstraat 69, 3632 AS
'Nieuwerhoek', Rijksstraatweg 78, 3632 AD
Driehovenlaan 38, 3632 BL
'Vegtlust', Oud Over 3, 3632 VA
Rijksstraatweg 69, 3632 AA
Dorpsstraat 28, 3632 AT
Rijksstraatweg 81 a, 3632 AA
Oud Over 146, 3632 VG
Oud Over 48, 3632 VD
'Bij Dorp', Oud Over 8, 3632 VD
'Warande', Oud Over 168, 3632 VH
Spinnerie 13, 3632 ET
Vreelandseweg t.o. 5, 3632 EP
Torenstraat 1, 3632 EK
Rijksstraatweg 70, 3632 ZR
Oud Over 33 a, 3632 VA
Postbus 2, 3632 ZR
Vreelandseweg 1, 3632 EP
Oud Over 41, 3621VA
Wallenstein 26, 3632 WN
Postbus 47, 3632 ZR
Oud Over 93, 3632 VC
Oud Over 1, 3632 VA
't Rond 7, 3632 BN
Rijksstraatweg 75, 3632 AA
Oud Over 91, 3632 VC
Brugstraat 10, 3632 EH
Hoefijzer 108, 3632 WD
'Vegtlust', Oud Over 3, App. 5, 3632 VA
't Rond 11, 3632 BN
'Vegtlust' Oud Over 3, 3632 VA
Middenhoek 51, 3632 TC
Rijksstraatweg 85, 3632 AA
Dorpsstraat 40, 3632 AV
't Rond 5, 3632 BN
Hofbergen 34, 3632 WC
Doude V. Troostwijkplein 7, 3632 BC
Dorpsstraat 53 a, 3632 AR
Driehovenlaan 2, kamer 6, 3632 BK
Vreelandseweg 23, 3632 ER
'Geynzicht', Rijksstraatweg 206, 3634 AN
Voorburgstraat 23, 3634 AV Slodaan 2, 3634 AP Stichtsestraat 5, 3634 AR |
|||||||
C.RG. Molenkamp
Drs E. Munnig Schmidt
C.W. van Nie
A.J.A.C. Nooteboom
Dr M. van Ommen
Mw Drs H.H. Pijzel-Dommisse
Drs W.M. v.d. Poel
Jhr J.H.J.M. v.d. Poll
M.J.B. Popma
Mw Drs G. Recter
Drs A. H.J. Risseeuw
M.W.H. Sanger
Mw E. van Schijndel-Goemans
A. Schras
Mw Drs K.A.L. Schuckink Kool-Oudendal
Dr P.J. Sondaar
Mw A.A. Sondaar-Dobbelman
R.E. Spee
Mw A.A. Steffens
Stichting Culturele Raad Loenen, p/a
J.Th.M. van der Linden
Stichting Openbare Bibliotheek
Mw A.G. Stolp
Jhr Mr J.P.E. Teding van Berkhout
C.J.M. Thijssen
Mw G. Thijs-Mantel
E. Timmers
W.G. Tober G.C.J. Tukker Mw E. Vesseur-Murck Jansen
F. van Vlaanderen
Mw G.M.J. Voorbij Mw Th.C. v.d. Voort Mw R. Vor der Hake-Campfens
Drs S.G. de Vries
Mr A. Vrij
A.R. van Well
Mw H.L.M. Wennink
P.B. Westerhuis
A. Witmer
Prof. Dr H.C. Zanen
Loenersloot
Mr Z. M. R Dingemetns
Mr Th. van Hilst
G.H. Konijnenberg
H.J. v.d. Meij
|
|||||||
10
|
|||||||
Mw M. F. M. barones van Nagell-Martini Buys
DrsJ.H.W. Veenstra
Ir L. Vuyk
Loosdrecht
H. Aalberts
F.L. Boers
J.G. Boeschoten
Th. Burggraaf
Ir H.G. de Cock
Mw E. van Haselen
Hist. Kring Loosdrecht p/a L.H.F. Welter
Mw M.M.Th. Hoenen-van Beers
Mw A.J. Meyer-Visscher
Z. Schoute
J.M.L. Trouw
W. ter Veld
Maarssen
FB. Albregts
W.J. R. Baardman-Dusseldorp
D. van Barneveld
Mr W. Beerman
Mr J.W.L. Beijer
J. H.W. van Bemmel
G.J. v.d. Berg
Mw J.D. v.d. Berg-van Cleeff
Mw W.E.E. Bernt-Scheffer
Mw G.J. M. Bierling-Berg
Mw A. Bink-van der Steen
J.P. Boelens
A. Bohnenn
W.M. Bos
M. L.C.C. Bracikman
Ir R.A. Brzesowsky
Drs S.W.G. de Clercq
Mw A.C. Cosijn-Gouda
A.R.A. Croiset van Uchelen
Mw M. van Dam-Smallenbroek
Mw E. H.Th. M. barones van Dedem-von
Martels
H.J. DoUekamp
L. Ekelmans
Mw mr M.B. Geeris-Vehmeijer
Gemeente Maarssen
Dr Ir A. Graveland
S. Haisma
Mw C.A.A. Hamminga
|
Kasteel Loenersloot, 3634 AC
Rijksstraatweg 228, 3634 AN Rijksstraatweg 244, 3634 AN Rembranddaan 1, 1231 AR
Nw. Loosdrechtsedijk 232 LG 1231
Oud Loosdrechtsedijk 284, 1231 MK
Veendijk 4, 1231 PB
Nieuw Loosdrechtsedijk 175, 1231 KS
Nootweg 10, 1231 CT
Eikenlaan 16, 1231 BH
Rading 18, 1231 KA
Rembranddaan 8, 1231 AC
Raweg 10 huis 8, 1213 BE
v.d. Helstiaan 5, 1231 AL
Nieuw Loosdrechtsedijk 302, 1231 LJ
Diependaalsedijk 31 a, 3601 GJ
Boomstede 686, 3608 BT
Schippersgracht 15, 3603 BC
Zandweg 33, 3601 AE
'Hazenburg', Binnenweg 60, 3603 AG
Kuyperstraat 29, 3601 VE
Zandpad 42, 3601 NA
Wilhelminaweg 1 a, 3603 CR
Straatweg 3, 3604 BN
Klokjeslaan 4, 3601 HE
Lange Gracht 13, 3601 AH
Reigerskamp 171, 3607 HJ
'Vechtoever', Diependaalsedijk 33, 3601 GJ
J. V. Galenstraat 32, 3601 HW
Kerkweg 1, 3603 CL
Reigerskamp 382, 3607 HW
'Harteveld', Straatweg 17, 3603 CV
Straatweg 17 b, 3603 CV
V. Houtenstraat 16, 3601 XJ
Langegracht 30, 3601 AJ
Zandweg 45, 3601 AE
J. Catsstraat 17, 3601 SJ Abel Tasmanlaan 8, 3601 XB 'Ganzenhoef Zandpad 29, 3601 NA Diependaalsedijk, 3601 GL Diependaalsedijk 84, 3601 GM Stationsweg 5, 3603 ED Duivenkamp 753, 3607 VE |
||||||
11
|
|||||||
Duivenkamp 753 a, 3607 VE
Wilhelminaweg 9, 3603 CR 'Bolenstein', Bolensteinseweg 3, 3603 CP Lange Gracht 22, 3601 AH Postbus 90, 3600 AB Zandweg 44, 3601 AE
Van Lingelaan 23, 3602 PA
'MariënhoF, Diependaalsedijk 52, 3601 GL
Dr. Plesmanlaan 350, 3601 DL
Diependaalsedijk 102, 3601 GN
Fazantenkamp 721, 3607 DS
Straatweg 162 a, 3603 CS
Julianaweg 19, 3603 AP
Zandweg 34, 3601 AE
'Vechtestein', Zandweg 1, 3602 AC
Herengracht 6, 3601 AL
Zandpad 22, 3601 AN
Machinekade 9, 3601 AR
Antilopenspoor 641, 3605 XK
Binnenweg 39, 3603 AE
Kerkweg 9, 3603 CL
W. Barendszlaan 19, 3603 GM
Maarsseveensevaart 7 b, 3601 CC
Treubstraat 18, 3601 BX
'Leeuwenvecht', Straatweg 23, 3603 CV
Postbus 45, 3600 AA
Parkweg 41, 3603 AB
'Leeuwenburg', Ziindpad 24, 3601 NA
W. Barendszlaan 1, 3603 GM
Mich. A. de Ruyterstraat 94, 3601 TH
Kerkweg 41, 3603 CL
Schippersgracht 9, 3603 BC
Zwanenkamp 1251, 3607 NW
Kuyperstraat 27, 3601 VE
Postbus 101, 3600 AA
Kennedylaan 28, 3601 VG
Bisonspoor 1161, 3605 KV
Rooyaardslaan 10, 3601 HA
Zwanenkamp 22, 3607 RB
Duivenkamp 851, 3607 WG
Kuijperstraat 17, 3601 VE
Leeuwenhof 17, 3601 JS
Nassaustraat 141, 3601 BE
Emmaweg 37, 3603 AL
Zandpad 30, 3601 NA
|
|||||||
R. Hamminga
D.J. Hamoen
M. van Heijningen
Mw B. Hiemstra-van Roon
Historische Kring Maarssen
Mr Z.O.H.M. baron v£in Hövell tot Wester-
flier
Mw M. Hulshof-Veenstra
Mw J.H.M. Kamp-Schweers
R van Kerkvoort
G.K. v.d. KHs
C.H. Knaake
S. Komdeur
J. Kraayenhagen
Mw M. Kraneveld-Lokker
DrsJ.K.J. Kuiper
K. ter Laan
Prof.Dr J.T. Lambers
J.C. de Lang
C. de Leeuw
J.J.C. Louet Feisser Dr A.R Messer J. Onnes-van der Noordaa
C.G.J. v.d. Oosten
R. Pfeiffer
J. Plas
R. Plomp
C.J. Rijsterborgh
Prof.Dr A. van Rossum
E. van Rossum
MwJ.G. Roukema-v.d. Berg
Mw G. Ruys
Mw H.J.W. Scholte
T. Schumacher
A.F. Smorenburg
Stichting Openbare Bibliotheek
Mw H. Stooker-Menges
St. Openbare Bibliotheek Majirssenbroek
R. Taal
P.J.M. Thonissen
J. H. van Tongeren
Y. Visser
Mw A. v.d. Vlugt-de Groot
Mw E. v.d. Voort
R. van Vredendaal
D. v.d. Wal
|
|||||||
12
|
|||||||
Herengracht 8, 3601 AL
Maire Hofstedelaan 12, 3601 BR
Kerkweg 23, 3603 CL
Lelystraat 20, 3601 BV
Raadhuisstraat 25, 3603 AV
'Vredenhoev', Straatweg 33, 3603 GW
C. de Houtmanlaan 9, 3603 GE
Egelskop 17, 3738 TY
Rijksstraatweg 84, 3454 JG
Meerndijk 62, 3454 HT Weesperstraat 54, 1398 XZ
Hellingstraat 1, 1398 TA Botdrager 8, 3641 LA
Midrethstraat 4, 3641 CD Turfpoortstraat 28, 1411 EG
St. Annastraat 48, 1411 PJ Valkeveenselaan 56 a, 1411 GT Rijksweg 46, 1412 BB Amersfoortsestraatweg 12 BV Brediusflat 12, 1412 KB Turfpoortstraat 44, 1411 EH
Markstraat 39, 1411 CZ Thierensweg 19, 1411 EW Kerkstraat 6, 1394 CX
Ankeveensepad 7, 1394 GW Hinderdam 18, 1394 JB Lange Wetering 27, 1394 KD 'Nederhorst', Slodaan 4, 1394 BK Hinderdam 20, 1394 JB Voorstraat 11, 1394 CS Dammerweg UI, 1394 GT Reeweg 2 a, 1394 JD Laantje 2, 3626 AN
'Sluys Nae', Zandpad 18, 3631 NK
'Middenhoek', Rijksstraatweg 72, 3631 AD 'Over Holland', Rijksstraatweg 14, 3631 AC 'Weerestein', Zandweg 29, 3631 NL 'Sterreschïins', Rijksstraatweg 18, 3631 AC |
|||||||
Mw C. Waller-Gunning
Dr H.B.A. Welle
Mw R Westenburg-de Groot
B.G. Wiegeraad
J.J.A. Wijs
B.B. v.d. Woude
Drs H. de Zoeten
Maartensdijk
M. v.d. Berg
De Meern
Jac. de Bruijn
Hist. Ver. Vleuten-De Meern-Haarzuilens
Muiden
MwJ.A.W. Hesterman-Stroobach
A.J. Nipius
Mijdrecht
W. Bos
Mw M.W. v.d. Gronde-Visser
Naarden
J.N. Bastert
MwB.R. Breen
J. F. Dudok van Heel
Mw D. Rutgers van Rozenburg-Hartung
Mw J.G. Siewertsz van Reesema-Schmidt
Stichting 'Tussen Vecht en Eem'
Mw Drs J. B.C. Straatman
Mr A.J.W van Westrop
Nederhorst den Berg
J.F.A. Baar
Prof. Dr D.R Blok
RH.B. Gladder
A. Eitjes
J. L. Jonker
MwJ.C.R Mulder-Baljon
Dr Ir H. Spekreijse
A.A.A. Vendrig
W. Zweers
Nieuwer ter Aa
Mw K. ten Brink
Nieuwersluis
J.J. Beelen
Mw B.Th.W Blijdenstein
J.C. Braun
R.E.J. Bus
L.W. Doude van Troostwijk
|
|||||||
13
|
|||||||
Rijksstraatweg 20, 3631 AC
Rijksstraatweg 62, 3631 AB Mijndensedijk 86, 3631 NR 'Vreeden HofF, Rijksstraatweg 53, 3631 AB Rijksstraatweg 35, 3631 AA Mijndensedijk 60, 3631 NP Mijndensedijk 62, 3631 NP 'Rupelmonde', Rijksstraatweg 24, 3631 AC Mijndensedijk 29, 3631 NN Rijksstraatweg 28, 3631 AC Stationsweg 3, 3631 AJ Vreelandseweg 72, 1393 PG
Dorpsstraat 142, 1393 NL 'Zwaanwijck', Klompweg 66, 1393 PM 'Zwaanwijck', Klompweg 58, 1393 PM 'Zwaanwijck', Klompweg 48, 1393 PM Dorpsstraat 130, 1393 NK Klompweg 62, 1393 PM Klompven 10, 5062 AH
Vechtzijde 1, 3611 AM
Groeneweg 1, 3611 AT Dorpsstraat 52, 3611 AG 'Swaenenvecht', Dorpsstraat 16, 3611 AE 'Zuilenveld', Zuylenveldseweg, 3611 AJ Ree 34, 2811 HE
Utrechtsestraatweg 45, 3911 TW
Seringenplantsoen 249, 2982 BL
Rozendaalselaan 22, 6891 DG
Vinkenbosch, Overasebaan 22, 4891 RG
Sir W Churchilllaan 915, 2286 AB
Laanweg 41, 1871 BK
Postbus 60, 1870 AB Baysh. Park Aquam. T. 21-03,50 Baysh. Road
Vosseveldlaan 56, 3768 GN
|
|||||||
Mw L.L. Haurer-Doude van Troostwijk
J.C.T. van Hoeven
Drs W.F.J. Kels
A.J.A.M. Lisman
C.M. Oostveen
Mr Drs H.W.G. van Schaik
Mw L. Simons-Smit
J.H. Stefels
Mw I. Teijema
B. Timmers
RR.E.J.A. Woltering Nigtevecht J.W Brouwer
C. Kootstra
Mw I.L. Lammerts van Bueren-de Jong
J.W. v.d. Linden
Mw Drs R M. MuUer-Witteveen
RN. Pikaar
A. v.d. Stoel
Oisterwijk
H.C.M. Hoppenbrouwers
Oud Zuilen
H.O. Barneveld
Ir A.M. Bunjes
Mr J.G. van Rossum du Chattel
P. Thoenes
G. van Heusden
Reeuwijk
MrO.B. Okkinga
Rhenen
Mr TT.M.H. Bijleveld
Ridderkerk
A.T Klein
Rozendaal
Genootschap Belle de Zuylen
Rijsbei^en nb
Mw. E. Kalkman-Klep
Rijswijk ZH
A.J. Crucq
Schoorl
Mw E. Du Croo Kampmeinert-v.d. Berg
M. Mol
Singapore 1646
L.J. Huisinga
Soest
S.R baron Bentinck
|
|||||||
14
|
|||||||
Tienhoven
Mw L. N. Beets-van Houten
W.T. de Boer
A. Hogenhout
Mw CD. de Jong-Mesker
C.P.J. Klap
Mr P.M. van der Laan
M. Remijnse
Th. Schouten
Utrecht
Mw A. M. Biegelaar-Boogaerdt
Jhr Ir R.G.M.P.N. Bosch van Drakestein
Centraal Museum t.a.v. de heer J. F. Visser
Centrale Bibliotheek Prov. Utrecht
Mw M.D.M. Deenstra-Sturkenboom
Gemeente Archief
Gemeente Bibliotheek
Mw W.J. van Gortel-ten Houten
MwJ.H. de Graaf
Mw C. E. Hefting-Beerendonk
Ir G.J. Jonker
Prof. Dr C.A.W. Korenhof
Proflr W.J. Petri
DrE.B.J. Postma
Mw J. Postma-van Zijp
J.P. Prevoo
Provinciale VVV Utrecht
Rijksarchief
Mw E.Ch. van Sandick-Doude van Troostwijk
A.J. v.d. Slikke
F. de Soeten
Stichting de Utrechtse Molen
Federatie Stichts Cultureel Erfgoed
Universiteitsbibliotheek
Vereniging Oud Utrecht
Mw N.M. Volkers-Meyssen
Mw M.M. Welle
Mw Drs CCS. Wilmer
Veenendaal
Jhr Mr A. R. Clifford Kocq van Breugel
F;A. Groen
Venray
Mw B. Wijnen
Vinkeveen
Prof. Dr L. Mur
|
|||||||
Nieuweweg 2, 3612 NR
Laan van Niftarlake 22, 3612 BS
Nieuweweg 5, 3612 AR
Laan van Niftarlake 30, 3612 BT
Looydijk 7, 3612 BC
Veenkade 16, 3601 CH
Heuvellaan 10, 3612 BA
Looydijk 81, 3612 BE
Koningslaan 98, 3583 GR
Veeartsenijstraat 89, 3572 DC Agnietenstraat 1, 3512 XA Postbus 18100, 3501 CC Emmalaan 1, 3581 HL A. Numankade 199, 3572 KW Postbus 80, 3500 AB Koningslaan 109, 3583 GT Bemuurde Weerd oz 76 bis, 3514 AN Emmalaan 3, 3581 HL Troosterlaan 24, 3571 NM Emmalaan 12, 3581 HT Emmalaan 4 a, 3581 HR Stadionlaan 57, 3583 RD Koningslaan 10, 3581 HZ Fien de la Marlaan 77, 3584 ZW Europalaan 93, 3526 KP A. Numankade 201, 3572 KW van Hogendorpstraat 18, 3581 KE Emmalaan 4 a, 3581 HR Willemstraat 29 a, 3511 RH Postbus 80300, 3508 TH Mariaplaats 23, 3511 LK Wittevrouwenstraat 9/11, 3512 GS Postbus 85073, 3508 AB Koningslaan 118, 3683 GW Schoutenstraat 6 bis, 3512 GB Takstraat 1, 3572 HZ Landjuweel 22, 3905 PG
Lunenburg 30, 3904 JN Kiosk 70, 5802 NS
Demmerik 21, 3645 AE
|
|||||||
15
|
|||||||
Vleuten
J.J. Kool
Vogelenzang
G. Koopman
Voorschoten
H.M. v.d. Horn
Vreeland
Mw M. Aalderink-van Groen
Mw G. Beelaerts van Blokland-Kalff
E.J. Bink
J. Boerstra
Mw E. E. Brandes-De Lestrieux Hendrichs
W.J.J. Broex
EH. Bruna
Mw H.W. B. van Dranen-Aleven
Mr J.E. Goldhoorn
Mw H.C. Greevelink-Swaving
Mw M.H. Happee
C. Hoog Antink
Mw Drs M.C. Huygen
S. Joosten
J. Kohnstamm
MwJ. Kok-Boekschoten
Mr J.A.H. Olde Loohuis
Restaurant Hotel 'De Nederlanden'
E. Roosegaarde Bisschop
Mw A.Th. Schot-Dolman
Drs C. Schuurman
Mw M. Smit Sibinga
Mw H. Smit-Houpst
Mw A. Sprenger-den Uyl
G. van Stapele
Studiegroep Vreeland, vroeger en nu
Drs C. Verhaar
J. N.W. Voorhoeve
J.H. Vrij
D.R. Wijnschenk
Mw H.J. Winkel
Waalre
Mw A. Krijgsman-Spoor
Wassenaar
J.H.R Roeland
Weesp
J. van Baars
Mw H.J. Bodisco Massink-Jongejans
C. Draijer
|
|||||||
't Zand 31, 3451 GP
Vogelenzangseweg 41 V a, 2114 BB
Vondelstraat 16, 2251 KH
Klapstraat 21, 3633 BH
'Vreedenhorst' Bergseweg 18, 3633 AK
Boslaan 21, 3633 VZ
Nigtevechtseweg 2 d, 3633 ER
Voorstraat 7, 3633 BA
De Vliet 18, 3633 EL
Nigtevechtseweg 169, 3633 XX
Otto van Schonauwenstraat 1, 3633 CP
Singel 10, 3633 CR
Voorstraat 18, 3633 BB
De Vliet 8, 3633 EL
Lindengracht 31, 3633 EH
Otto van Schonauwenstraat 9, 3633 CP
Sluisje 12, 3633 AC
Voorstraat 16, 3633 BB
Voorstraat 9, 3633 BA
Boterweg 44, 3633 ER
Duinkerken 3, 3633 EM
Duinkerken 12, 3633 EN
Kerkplein 4, 3633 BG
Voorstraat 6, 3633 BA
'Vreedenhoek' Ruiterstraat 13, 3633 AV
Raadhuislaan 15, 3633 AP
Voorstraat 5, 3633 BA
Vossenlaan 9, 3633 AL
Postbus 2, 3633 ZT
Fl.v.Boekhorststraat 5, 3633 CN
Boslaan 4, 3633 VZ
Vredelantstraat 71, 3633 EB
Duinkerken 11, 3633 EM
Voorstraat 17, 3633 BB
Hoge Duinlaan 18, 5582 KG
Postbus 599, 2240 AM
Dammerweg 5, 1385 HT
Dammerweg 5 a, 1383 HT Fijnvandraadaan 5, 1381 ES |
|||||||
16
|
|||||||
Gemeente Museum Weesp
Mw H.M. Gerschtanowitz-Pauw
J.J.M. Koks
G. Lindeboom
Openbare Bibliotheek
F.G. van Reijen
A. Stork
Mw Drs A.J. Zondergeld-Hamer
WUnis
H.W. van Soest
Woerden
J.C. M. van Capel
G.J. Wesseling
IJsselstein
J.J.H.D.G. Karelse
Mw A.M. Roeland
Zeist
Dr J. F. August de Meyer
Rijksdienst voor de Monumentenzorg
Drs J.T. Swaab-Barneveld
Zoelen
«Mr R. Barendsen
Zutphen
Mr J.A. Alleman
Zwolle
H.W. Schouwenaar
Zwitserland
A. H.R. Hoogezand
|
Nieuwstraat 41, 1382 W
Hom 23, 1381 GZ Hom 3, 1381 GX Wintertuin Flat 14, 1381 BZ Postbus 5146, 1380 Ge Zeeburgstraat 37, 1382 BM Utrechtseweg 59, 1381 GT Herensingel 162, 1382 VV Dorpstraat 59, 3648 AG
'Rijnoord' Oostdam 12, 3441 EN
Gebr. \. Eyckstraat 4, 3443 VG Doelenstraat 6, 3401 DV
Ooievaarspad 18, 3403 AN 't Kerkebosch, app. 316 Arnhemse B. weg33,
3708 AA Broederplein 41, 3703 CD
Griffensteynseplein 10, 3703 BG Kasteel 'Soelen', 4011 EN
Rijkenhage 32 a, Agnietenhof, 7201 LP
Boomkensdiep 13, 8032 XZ
Chalet Ariane, Waldegg 3802
|
||||||||
* = lid voor het leven
NB. Van verschillende zijden is het Genootschap verzocht een lidmaatschap voor het leven
in te stellen. Het bestuur heeft gemeend aan dit verzoek te kunnen voldoen en opent de moge- lijkheid daartoe. De volgende regel is daarvoor uitgewerkt: voor leden jonger dan zestig jaar bedraagt de eenmalige contributie ƒ 500,- en voor ouderen ƒ 400,-. Inmiddels hebben enige leden hun lidmaatschap op deze wijze voor het leven bestendigd. Voor hun naam staat *. |
|||||||||
17
|
|||||||||
Conceptstaat van baten en lasten 1991
|
|||||||||
Baten
Contributies 1991 ƒ13.920,-
Excursies en lezingen 13.443, -
Verkoop jaarboekjes -
Diversen 2.157,50
Rente rekening-courant 18,50
Project Bastert -
Giften en diversen 1.373,75
|
|||||||||
ƒ30.912,40
Lasten
Excursies en lezingen ƒ14.668,47
Secretariaatskosten 2.202,72
Donaties 47,50
Jaarboek 1990 5.010,87
Ledenadministratie 1.077,39
Bibliotheek 419,37
Project Bastert 595, -
Diversen 3.135,69
Batig saldo 3.755,39
|
|||||||||
ƒ30.912,40
|
|||||||||
Opgemaakt te Vreeland, 1-3-1992 De penningmeester,
J.N.W. Voorhoeve
|
|||||||||
18
|
|||||||||
In memoriani
mr. dr. N.J.C. M. Kappeyne van de Coppello Op 17 Februari 1992 overleed op negentigjarige leeftijd de ere-voorzitter van
Niftarlake, Kappeyne van de Coppello. Het Vechtgebied kent een aantal bewo- ners die een duidelijk stempel hebben gedrukt op de streek. Voor Niftarlake geldt hetzelfde, in het kader van een lidmaatschap van meer dan zestig jaar van iemand die een nooit verflauwde betrokkenheid met het wel en wee van de ver- eniging aan de dag legde. Van 1931 tot 1947 als lid, van 1947 tot 1978 als voorzit- ter, daarna als ere-voorzitter. Het was typerend voor Kappeyne, dat hij zijn aandacht aan een groot aantal
zeer uiteenlopende zaken kon geven en zich voor elk daarvan, in welk kader en op welke schaal dan ook, volledig kon inzetten. Geboren in Amsterdam, maar op jeugdige leeftijd naar Loenen verhuisd, woonde hij tot aan zijn overlijden op het huis Kalorama. Zijn betrokkenheid met het dorp manifesteerde zich op diverse terreinen, waarbij hij zowel zijn kennis en ervaring als advocaat als zijn diplomatieke gaven inzette. Het gemeentebestuur toonde zijn erkentelijkheid door hem op 8 Mei 1990 het ereburgerschap van de gemeente Loenen aan te bieden. Tot op het einde van zijn leven speelde hij een grote rol, niet alleen in het Vecht-
gebied, of de provincie Utrecht, maar ook landelijk en internationaal. Dit werd gehonoreerd door een aantal onderscheidingen. Voor zijn principiële houding tijdens de Tweede Wereldoorlog - wat hem gevangenschap in het gijzelaars- kamp Vught opleverde - en zijn inzet voor een internationale Europese samen- werking na 1945, werd hem in 1991 de Russische onderscheiding in de "Orde van de vriendschap des volks" verleend. De notulen van de jaarvergaderingen uit de periode van zijn lidmaatschap ge-
ven een beeld van wat de gemoederen zoal bezighield. De bedreiging van de karakteristieken van het Vechtgebied was een telkens terugkomend onderwerp. Dit voerde in 1937 tot de oprichting van de Commissie voor de Vecht en het Oostelijk en Westelijk Plassengebied. De golfbewegingen, eigen aan elke ver- eniging, leidden diverse malen tot een suggestie tot samenwerking, zo niet fuse- ring, met andere verenigingen in de provincie. Uit de reactie van de voorzitter blijkt de terughoudendheid voor een beslissing op korte termijn, die mogelijk later betreurd zou worden. Het bleef bij een diplomatiek en algemeen gesteld |
|||||
19
|
|||||
betoog over de voordelen van samenwerking; fusering zou mogelijk aan de be-
trokkenen de eigen identiteit ontnemen. Uiteindelijk bleven de verenigingen zelfstandig. De bui was overgedreven. In 1978 legde Kappeyne het voorzitterschap, dat hij met veel verve had bekleed,
neer. Als ere-voorzitter trad hij ook daarna nog op; zo opende hij op 3 Mei 1990 de tentoonstelling op Slot Zuilen van het werk van de schilder Nicolaas Bastert, met een boeiende speech. Hij had de gave zeer snel een situatie te overzien en kon daardoor bij plotseling opkomende problemen onmiddellijk een goed en praktisch advies geven. Wij zullen zijn grote belangstelling en zijn markante persoonlijkheid missen. Amsterdam Maart 1992 M.A. Dukes-Greup
|
|||||
20
|
|||||
Jaaroverzicht 1991
|
||||||
Ook in het 79e genootschapsjaar bloeide Niftarlake en waren er vele evenemen-
ten die het memoreren waard zijn. Het steeds toenemend ledental is de 550 ge- passeerd. Een vaste plaats op de agenda heeft de cursus Griekse Mythologie inmiddels
verworven. Een trouwe kern van een tiental leden hangt aan de lippen van me- vrouw Dr. M.E. Hofïman te Abcoude. Een bezoek onder haar leiding aan het AUard Pierson Museum te Amsterdam maakte het onderwerp meer aanschou- welijk. De centraed bestelde operakaarten vonden wat minder aftrek. De Fledermaus
van J. Strauss was een succes doch Idomeneo van Mozart werd met gemengde gevoelens ondergaan. Als vanouds begon het jaar met de Nieuwjaarsreceptie, die goed bezocht werd,
in het souterrain van het Muiderslot. Ons lid de heer Y. Visser uit Maarssen had de goede gedachte om per fiets langs de Vecht naar Muiden te komen. Voor de tweede maal ging het Genootschap daar over tot het uitreiken van de Niftar- lake oorkondes. In de eerste plaats was ons lid de heer DJ. Hamoen de gelukki- ge. Hij heeft de Koepelwoning doen bouwen die bij Harteveld net ten noorden van Maarssen aan en in de Vecht staat. Het gebouwtje is goed van kleurstelling en proporties en detoneert niet op die plaats, in tegendeel het is een sieraad voor de omgeving. De tweede gelukkige was Prof. dr. H.C. Zanen die de inrijpoort van het verdwenen buiten Wallesteijn in oude luister deed herrijzen nadat een pilaar door een vrachtauto was vernield. Hij liet de wapenschilden opnieuw schilderen naar de teruggevonden wapens en liet een nieuw hek smeden. Het resultaat is te bewonderen aan de Vreelandse weg ten noorden van Loenen. Moge de Oorkonde dit soort daden stimuleren ten behoud van het unieke ka-
raikter van onze streek. De eerste lezing van het jaar was een geweldig succes. Dr. Sam Segal leidde ons
binnen in de schilderwereld van Cornelis Davidsz de Heem, de onbetwiste meester van het bloemstilleven in de Gouden Eeuw. Aanleiding was de tentoon- stelling van zijn schilderijen en die van een aanteil navolgers in het Centrazd Museum te Utrecht die op 15 februari opende. De heer Segal had de catalogus |
||||||
21
|
||||||
daarvoor samengesteld. Deze lezing was in de gobelinzaal van slot Zuilen was
op 6 februari en trok terecht ruim zeventig toehoorders. Ruim een maand later luisterden in dezelfde zaal andermaal een groot aantal
leden naar Jhr. A.J. Gevers, archivaris bij het Rijksarchief van Overijssel te Zwolle. Met behulp van dia's maakte hij ons deelgenoot van zijn kennis van de heraldiek. Een ieder die bezig is met de historie loopt tegen dit vakgebied op en komt dan snel met edlerlei vragen te zitten. De deelnemers kregen daarop adequaat antwoord. De lezing vond plaats op 21 maart. Weer een maand later op 25 april was er een nieuw hoogtepunt voor de annzJen.
Het onvolprezen evenemententeam had een excursie per touringcar naar Brus- sel voorbereid. Om acht uur 's morgens vertrokken zestig deelnemers naar La- ken, de residentie van het Belgisch koningspaar, waar de bloemenpracht in het kassencomplex hen in verrukking bracht. De lunch werd in Art Nouveau decor genoten, in de "Ultieme Hallucinatie", een echt Brussels restaurant met veel gezelligheid. De tocht werd voortgezet onder leiding van een mooi Vlaams spre- kende gidse langs Art Nouveau architectuur en in het Horta huis, een klein mu- seum. Zo geslaagd was dit initiatief dat het in 1992 herhaald zal worden. Op 1 mei werd de jaarvergadering in de Kampioen te Nieuwersluis voorafge-
gaan door het nu traditionele diner waaraan een dertigtcil leden aanzat. Be- stuurslid mevrouw Dukes-Greup, die in 1992 hoopt te promoveren op het on- derwerp van haar lezing die avond, hield de toehoorders in de ban van de ge- schiedenis van het middeleeuwse huis Oudaen te Breukelen. Het najaarsprogramma begon op 20 september met een kleine excursie naar
het Gemeenlandshuis van het hoogheemraadschap Amstelland op de Diemer- zeedijk. Een veertigtal leden werd ontvangen met uitstekende koffie met koek- jes in de deftige vergaderzaal van de hoogheemraden. Het prachtige uit 1726 daterende pand is de afgelopen jaren geheel gerestaureerd. Speciaal de haard- partijen met wapenschilden en het stucwerk in de gang alsmede de eveneens met kleurige wapenschilden versierde lijsten aan de muur met alle functionaris- sen door de eeuwen heen geven het gebouw ondanks alle statigheid iets feeste- lijks. Van hieruit waakte men over een breed gebied tot ver naar het zuiden, d.w.z. een groot deel van de gouw Niftarlake, opdat men daar droge voeten zou houden. De bekende aankleder van meubels en huizen, de heer Ruys uit Zeist, trof een
bomvolle zaal in kasteel Zuilen om op 23 oktober naar zijn uiteenzetting over |
|||||
22
|
|||||
stoffen te luisteren. Aan de hand van vele verschillende stalen legde hij uit hoe
deze vervaardigd worden en waarvoor men elke het best gebruiken kan. Of- schoon het licht met helemaal voldoende was bleek de luisterschare zeer ingeno- men met deze voordracht. In het kader Amsterdam-Venetië 1991 was de lezing door mevrouw Dulcia
Meyers op 27 november, alweer op kasteel Zuilen, te plaatsen. Haar zeer leven- dig gebrachte vergelijking tussen de Brenta en de Vecht vermocht een 75-t2il en- thousiaste toehoorders te boeien. Zij had de catalogus voor de tentoonstelling in het Historisch Museum te Amsterdam over de Venetiaanse aristocratie ge- schreven en kon derhalve menige anecdote door haar verhaal vlechten. Het laatste evenement van het jaar, een bezoek aan de Rembrandttentoonstel-
ling in "het" Rijksmuseum op 6 december trok veel meer belangstellenden dan waarvoor kaarten waren besteld. Toch gelukte het iedereen mee naar binnen te krijgen. De meesten hielden het op de schilderijen, hetgeen ca. twee uur in beslag nam. Een volgend bezoek zou nodig zijn voor de tekeningen en de etsen. Het was een uitgelezen kans zich een mening aan te meten over het genie van Rembrandt. Een onderwerp waarover men nooit uitgepraat raakt. Een hoogstaand einde van een verbazingwekkend jaar. Niet alleen vanwege het
hoge niveau van de evenementen maar ook door de gebeurtenissen op het poli- tieke vlak. In deze laatste had de evenementencommissie niet de hand in de eer- ste des te meer. Alle hulde aan de dames Dukes, Ter Laan en Munnig Schmidt die met grote inventiviteit en degelijk organisatievermogen alles tot een goed einde brachten. Loenen 1992 De voorzitter
|
|||||
23
|
|||||
Nieuwersluis: van torenfort tot commandopost
|
||||||
In het jaarboekje van Niftarlake van 1987 verscheen een interessante bijdrage
van de hand van mr. dr. J. Belonje onder de titel "Stichting en gedaanteverwis- selingvan Fort Nieuwersluis", waarin in grote lijnen de geschiedenis van het fort tot 1850 wordt behandeld. Ook over de periode daarna valt er nog veel over het fort te vermelden. Dat er over de voormalige verdedigingswerken gepubliceerd mag worden, is
overigens pas sinds kort mogelijk, lot voor enkele decennia vielen de forten on- der het Dienstgeheim, omdat zij in gebruik waren bij het Ministerie van Defen- sie. Overigens al lang niet meer als verdedigingswerk, maar als opslagplaats, of in het geval van fort Nieuwersluis, als commandopost. Mede door de voortgaande afstoting van de voormalige verdedigingswerken door het Ministerie van Defensie, groeit de publieke belangstelling voor deze imponerende bouwsels. Dat uitte zich in meerdere publikaties en door open- stelling van een aantzil van deze objecten voor het publiek. Zo was ook fort Nieu- wersluis aJ enkele malen te bezichtigen in het kader van de Open Monumenten- dag. Reden temeer, om de geschiedenis van dit interessante fort na 1850 ook eens te belichten. De Nieuwe Hollandse Waterlinie
In vergelijking met de roemruchte plaats, die fort Nieuwersluis in 1673 bij de verdediging van de Republiek innam, was dit verdedigingswerk, in het begin van de 19e eeuw en deel uitmakend van de Oude Hollandse Waterlinie, nog maar van beperkte betekenis.' Weliswaar werd er vanaf 1815 een begin gemaakt met de aanleg van de Nieuwe
Hollandse Waterlinie (N. H.W.) en ontwikkelde men rond 1817 ook een plan ter verbetering van fort Nieuwersluis, maar aan realisering van dit plan is men niet toegekomen.^ De aandacht van het Departement van Oorlog richtte zich in eerste instantie
vooral op enkele zwakke sectoren in de ca. 100 km lange N. H.W. tussen de Zui- derzee en de Nieuwe Merwede, die tot 1940 zou fungeren als een van de belang- rijkste verdedigingslinies van ons land.' Zo legde men ten oosten van de stad Utrecht tussen 1815-1825 een zestal forten aan, terwijl ook elders forten en inun- datiesluizen werden gebouwd, teneinde de inundaties te kunnen stellen. Dit sy- steem van planmatige inundaties vormde de ruggegraat van het verdedigings- vermogen van de N. H.W., terwijl de forten primair bestemd waren voor de af- sluiting van de zgn. accessen, doorgangen door het inundatiegebied. Deze wa- |
||||||
24
|
||||||
ren óf van natuurlijke oorsprong, zoals stroomruggen en rivieren, óf van kunst-
matige aard, bijvoorbeeld dijken, wegen, kansilen, later ook spoorwegen. De jaren 1815-1825 kunnen wij karakteriseren als de eerste bouwperiode in de N. H.W. De forten uit deze periode kenmerkten zich door lage aarden wallen, omgeven door een gracht tegen bestormingen. Permanente gebouwen als on- derkomen voor militairen en materieel tijdens vijandelijke beschietingen ont- braken vrijwel geheel. In de periode 1825-1840 kwam de aanleg van verdedigingswerken in de N. H.W.
nagenoeg geheel tot stilstand als gevolg van uitgebreide vestingbouw in de Zui- delijke Nederlanden en vervolgens door de militaire inspanningen tijdens de Belgische Afscheiding. Fort Nieuwersluis weer van belang
Fort Nieuwersluis had in de eerste helft van de 19e eeuw nog steeds het stervor- mige tracé, dat bij een verbetering van het verdedigingswerk in 1746 tot stand was gekomen. De functie van het fort omvatte de bescherming van de schutsluis in de Nieuwe Wetering, die voor het stellen van inundaties van groot belang was, en voorts de afsluiting van de rivier de Vecht en de beide oeverwegen, die door het fort liepen. Het fort was één van de vele verdedigingswerken, die - ver verwijderd van de nationale landsgrenzen - nog maar weinig nut leken te hebben. Wel wordt het fort met de militaire gebouwen blijkens de jaarverslagen van de Eerste Fortificatie Directie te Naarden, waaronder fort Nieuwersluis res- sorteerde, redelijk onderhouden.* Het oude gebouwencomplex was berekend op een groot garnizoen en bestond onder meer uit twee wachtgebouwen, een kazerne, een affuitloods en het meer recente Arsenaal uit 1793. Tekenend voor het afgenomen belang van het fort in die periode is het feit, dat het merendeel van de gebouwen verhuurd was aan particulieren. Nadat de Belgische onafhankelijkheid een feit was, hervatte het Departement
van Oorlog de versterking van de N. H.W. In dat kader legde men ook in de Vechtstreek enkele verdedigingswerken aan, waaronder fort Spion in 1844-1847 en fort Tienhoven, daterend uit 1848-1850. Deze forten sloten respectievelijk de Bloklaan en de Tienhovensche kade en het naastgelegen kanazd af. De beide forten waren gericht tegen een aanval uit het oosten. Fort Nieuwersluis daarentegen was cds vanouds voorzd gericht tegen een aanval uit het zuiden via de beide Vechtdijken. Deze zuidwaarts gerichte verdediging wint aan betekenis met de aanleg van de
spoorlijn Amsterdam-Utrecht, die op 18 december 1843 in gebruik werd geno- men. Hoewel deze spoorlijn achter de N. H.W. lag, bracht zij een belangrijk mi- litair risico met zich mee. Mocht een vijandelijk leger er namelijk in slagen, de |
|||||
25
|
|||||
Afb. 1. Plattegrond van fort Nieuwersluis in 1846 met de twee ontwerpen voor
een nieuw fort (R.A.U., Top. Atlas). |
|||||
26
|
|||||
stad Utrecht in te nemen, dan konden de meest mobiele onderdelen daarvan,
via de hooggelegen spoorlijn, de N.H.W. in noordelijke richting omtrekken en een verrassingsaanval op Amsterdam uitvoeren, met mogelijk fatale gevolgen voor de landsverdediging. Het Departement van Oorlog was er dan ook veel aan gelegen, een dergelijke
aanval via deze spoorlijn te kunnen verhinderen. De keuze van het Departe- ment, fort Nieuwersluis hiervoor te gebruiken, was voor de hand liggend. Het fort lag uitermate gunstig: dicht genoeg bij de spoorlijn om deze onder geschuts- vuur te kunnen leggen. Daarnaast was de afstand tot de stad Utrecht voldoende om tijdig maatregelen tegen een verrassingsaanval uit die richting te treffen. In dat opzicht was de afstand tussen het fort en de stad Amsterdam eveneens gun- stig. Op het fort kon de bezetting eventuele terugtrekkende troepen uit het zui- den rugdekking verschaffen en zou het tevens mogelijk zijn, van hieruit de ver- dediging voort te zetten en een tegenaanval te ondernemen. Tenslotte kon het Departement zich de kosten voor onteigening van gronden, schadevergoedingen, grondaankopen, alsmede de aanleg van een geheel nieuw fort besparen. Wel was het oude uit 1746 daterende fort niet meer berekend op deze nieuwe taken en moest het daarom aangepast worden aan de eisen des tijds. Een "bomvrije" toren
De plannen tot modernisering van fort Nieuwersluis werden vanaf januari 1844 ontwikkeld.^ Van het fort zijn twee ontwerpen bekend,'' afb. 1. Beide ontwer- pen zijn ingetekend op de plattegrond van het fort uit 1746 en voorzien elk in de bouw van een verdedigbare "bomvrije" toren in combinatie met wijzigingen aan de aarden wallen. Het begrip toren verdient hier enige toelichting. Zoals eerder vermeld, hadden de forten uit de eerste bouwperiode 1815-1825 in de N. H.W. lage aarden wallen, waarbij dekkingsmogelijkheden voor militairen en materieel als geschut gering waren en permanente verblijfsmogelijkheden vrijwel geheel ontbraken. Hierdoor was het weerstandsvermogen bij een bele- gering beperkt. Toen men de N. H.W. vanaf 1840 verder versterkte, schonk men de nodige aandacht aan dit probleem. Om in zowel dekkingsmogelijkheden, als in permanente verblijfsruimte te voorzien, ging men over tot de bouw van ver- dedigbare "bomvrije" wachthuizen en torens. Beide typen gebouwen hadden dikke muren van metselwerk, waren omgeven door een smalle gracht tegen bestormingen en toegankelijk via een ophaalbrug. Met de term "bomvrij" wordt bedoeld, dat deze bouwwerken bestand waren tegen directe treffers van het toenmalige geschut. Het eerste ontwerp betreft een kegelvormig fort met een rondgaande aarden
wal, omgeven door een gracht. In het midden ligt een vierkante toren met in |
|||||
27
|
|||||
elke hoek een kleine hoektoren, eveneens omringd door een - smallere - gracht
en toegankelijk via een ophaalbrug. Dit ontwerp diende voor een groot gedeelte buiten het bestaande fort gerealiseerd te worden. De toren in dit ontwerp was precies in het midden van de Nieuwe Wetering gesitueerd. Deze vaart zou dan via de nieuwe fortgracht om het verdedigingswerk verlegd moeten worden. Het tweede ontwerp betreft een cirkelvormig fort, eveneens met een rondgaan- de aarden wal. In het midden ligt een ronde toren, ook in dit geval met een smzd- le gracht en ophaalbrug. In dit ontwerp ligt het fort geheel op het oude fortter- rein. Beide ontwerpen voorzien in een belangrijke verkleining van het fort, zo- dat men met een kleinere bezetting en bewapening kon volstaan. Aan het eerste ontwerp kleefden nogal wat bezwaren. Hoewel de ligging ten op- zichte van de spoorlijn beter was dan die van het fort uit het tweede ontwerp, waren aan de bouw van een zware toren in de bedding van de te dempen Nieuwe Wetering aanzienlijke risico's verbonden. De kans op verzakkingen van de to- ren zou tamelijk groot geweest zijn, omdat de ondergrond van de Nieuwe Wete- ring erg instabiel bleek. Ook het kostenaspect heeft bij de keuze een rol gespeeld. Rezilisering van dit
ontwerp zou gepaard gaan met de bouw van een nieuwe sluis in de Nieuwe We- tering, terwijl men grote bedragen zou moeten uittrekken voor onteigening van particuliere terreinen, schadevergoedingen wegens enkele af te breken huizen en het vele grondverzet, dat met het eerste ontwerp gemoeid was. Daarom gaf de Genie de voorkeur aan het tweede ontwerp, waarbij men overi- gens het cirkelvormige fort uit het plan liet vallen. Tussen 1849-1851 kwam de modernisering van het fort tot stand. Vooral de bouw van de zware gemetselde bomvrije toren bleek een kostbare en tijdrovende aangelegenheid. Het enorme gewicht van de dikke gemetselde muren van de toren maakte een zware fundering noodzakelijk. Daartoe gebruikte men niet minder dan 800 hei- palen van 7 meter lengde. Hierop bracht men een houten roosterwerk aan, waarna de bouw van de toren kon aanvangen. De toren heeft een diameter van 28,3 meter, 1 meter dikke buitenmuren en een maximale hoogte van ongeveer 10 meter, waarvan 7,3 meter boven het maaiveld uitstak. Het dak was gedeelte- lijk afgedekt met een gronddekking en had een gemetselde borstwering, waarin schietgaten voor licht geschut en handvuurwapens waren uitgespaard. De toren heeft drie concentrische ringen met ruimten voor de bezetting en de bewape- ning. De voorzieningen voor de bezetting bestonden uit magazijnen voor le- vensmiddelen, privaten, een keuken en logiesruimten voor ongeveer 30 man. De rest van de bezetting van de toren legerde normaliter in de oude kazerne op de oostzijde van het fort. Alleen in geval van een aanval of belegering zou de bezetting van ca. 200 man permanent in de toren verblijven. De buitenste ringvertrekken waren uitgevoerd als kazematten met elk 3 schiet- |
|||||
28
|
|||||
Afb. 2. Fort Nieuwersluis rond 1930. De gebouwen zijn voorzien van zware
gronddekkingen (Sectie Luchtmacht Historie, Den Haag). gaten voor geschut of handvuurwapens, waarmee het hele gebied rond de toren
bestreken kon worden. Belangrijke schootsrichtingen waren, behcdve de recent aangelegde spoorlijn, de beide Vechtoevers, met op de westoever de straatweg Utrecht-Amsterdam, alsmede de rivier. De kosten voor de bouw van de toren en de wijzigingen aan de aarden wallen
van het fort, vergden een bedrag van ƒ 80,806,88^. In de visie van vele militairen was met de bouw van bomvrije wachthuizen en
torens een ideaal verdedigingsconcept bereikt. Maar er waren ten tijde van de aanleg ook fervente tegenstanders van deze bouwwerken, waarvan de torens een sterke gelijkenis vertonen met middeleeuwse donjons. Schietproeven uit die tijd hadden namelijk aangetoond, dat vrijstaand metsel- werk met een groot aantal schoten vernield kon worden. |
|||||
29
|
|||||
:n,.i.
|
||||||||||
Ili " "
|
• •
PI Mt p; ■ ir t
|
|||||||||
UT
|
||||||||||
Afb. 3. De bomvrije toren met de gronddekking in 1882 (R. A.U., Top. Atlas).
De invoering en gevolgen van het getrokken geschut
Was de waarde van de bomvrije wachthuizen en torens tijdens de bouwperiode al aan discussie onderhevig, spoedig daarna voltrok zich een ontwikkeling op artillerie-technisch gebied, waardoor deze kostbare bouwwerken snel achter- haald bleken. Vanaf 1860 werd het getrokken geschut ingevoerd.' Dit type ka- non heeft een loop met een spiraalvormige profilering, de zgn. trekken en vel- den, die de granaat een rechtsroterende beweging en daarmee meer stabiliteit geeft. Hierdoor was de trefzekerheid van de granaat enorm toegenomen. Door de toepassing van langwerpige granaten verminderde de luchtweerstand, werd de dracht groter en was door de puntvorm het indringingsvermogen in aarden wallen en metselwerk eveneens belangrijk verbeterd. Om nu te voorkomen, dat de lage wallen en het metselwerk met een betrekkelijk
gering aantal voltreffers vernield konden worden, dienden de bestaande en nieuw aan te leggen forten zwaardere wadlen en de bomvrije gebouwen een zwa- re gronddekking te krijgen. Andere noodzakelijke maatregelen betroffen de uit- breiding van het aantzd forten, de bouw van grote bomvrije kazernes en zgn. remises, bergplaatsen voor geschut. Omdat ook de bestaande verdedigingswerken in de N. H.W. een modernisering
dienden te ondergaan, duurde het tot 1880, voordat men - voornamelijk uit budgettaire overwegingen - begon met de aanpassing van fort Nieuwersluis aan de nieuwe vestingbouwkundige inzichten. Deze tweede modernisering vond haar beslag in de jaren 1880-1882 en wordt gekenmerkt door enkele sa- menhangende maatregelen. ° Een nieuv^ fort
Onder leiding van de Eerst Aanwezend Ingenieur der Genie te Amersfoort leg- de men in die jaren een volledig nieuw fort aan, en wel in de vorm, zoals wij die nu nog aantreffen, afb. 2. De plattegrond van het fort werd in een oost-west as gesitueerd, zodat naar het zuiden een lange vuurlijn ontstond. Daarmee liep men vast vooruit op de komst van een nieuw acces, namelijk het Merwede- |
||||||||||
30
|
||||||||||
Afb. 4. Doorsnede van een remise met gronddekking, 1880 (R.A.U., Top.
Atlas). kanaal. Met de aanleg van het tracé kwam wederom een gedeelte van de oudere
wallen te vervallen. Met uitzondering van de noordzijde kreeg het nieuwe fort een brede hoofdwal
van 6-7 meter hoogte, welke beschietingen met het getrokken geschut kon weer- staan. Het gewicht van deze hoofdwal, de zwakke ondergrond en het feit, dat de hoofdwal gedeeltelijk in de grachten van het voormalige fort was gesitueerd, waren er de oorzaak van, dat zich enkele afschuivingen van de steUe wadgedeel- ten voordeden. Vooral aan de zuidzijde waren deze zo omvangrijk, dat alleen een aangebrachte zandkist in de fortgracht verdere afschuivingen kon voorko- men. Door deze ervaring wijs geworden, liet men eventuele aanwezige restan- ten van wallen en de reeds afgeschoven aarde in de fortgracht liggen cds onder- steuning van de hoofdwcd. Een tweede ingrijpende maatregel was het aanbrengen van een zware halfrond-
gaande beschermende gronddekking tegen de bomvrije toren, die 30 jaar daar- voor met grote inspanning en tegen hoge kosten was neergezet. Aan deze aan- passing gingen de demping van de gracht rond de toren, de verwijdering van |
|||||
31
|
|||||
de ophaalbrug en de borstwering op het dcik vooraf. Ook op het dak bracht men
daarna een gronddekking aan. (Zie afb. 3.) Daarmee verviel de oorspronkelijke functie van de toren als opstellingsplaats
voor geschut. Dit kreeg sindsdien een plaats op de hoofdwal. Voor elk geschut was daar een emplacement beschikbaar. Bij een vijandelijke beschieting kon een gedeelte van de stukken worden ondergebracht in een drietal remises, welke geheel waren samengesteld uit kalktrasbeton en voorzien van een gronddek- king van 3-6 meter dikte, afb. 4. Elke remise had behalve een begane grondver- dieping voor het geschut, ook nog een kelderverdieping, die was ingericht als munitiemagazijn en werkplaats. De voormzilige kazematruimten van de bomvrije toren kregen een nieuwe be-
stemming als buskruitmagazijnen en munitiewerkplaats. Voor het onderbrengen van de inmiddels herziene bezetting van 400-440 man, bouwde men vervolgens een grote bomvrije kazerne van twee verdiepingen. Be- halve logieslokaJen waren daarin magazijnen, privaten, een ziekenzaal voor 12 man en een arrestantenlokaal voor 4 man ingericht. Een eigen geneeskundige dienst met een arts en een telegraafkantoor ontbraken evenmin, terwijl de keu- ken was berekend op de bereiding van mazdtijden voor niet minder dan 530 man (afb. 5). Ook bij het aanbrengen van de gronddekking op de bomvrije ka- zerne bleven problemen niet uit. In 1883 constateerde men in de drie westelijke lokalen scheurvorming. Om dit probleem te verhelpen, verwijderde men een gedeelte van de gronddekking en brak de drie lokcden af. Door het versterken van de fundering en het bouwen van een nieuw eindlokaal met nieuwe dakge- welven, alles uitgevoerd in kcdktrasbeton, kon men verder verval tegengaan. Be- droegen de kosten voor de modernisering van het fort al ƒ 271.000,—, voor de onvoorziene uitgaven cJs gevolg van herstellingen aan de wallen, reparatiewerk- zaamheden aan de bomvrije kazerne, enz. moest nog eens een bedrag van ruim ƒ 106.000,— worden uitgetrokken. De artillerie en de verboden kringen
De artillerie van het fort bestond rond 1884 uit een bewapening van 30 stukken geschut, waarvan de 18 stukken met een kaliber van 12 cm en 6 stukken van 15 cm konden worden aangewend voor vuur over afstanden tot mziximaal 7.500- 8.300 meter. Zo konden niet alleen de accessen bestreken worden, maar was het ook mogelijk, andere forten vuurondersteuning te verlenen. Mortieren en handvuurwapens waren bestemd voor de nabijverdediging. Rond 1890 werden de mortieren vervangen door enkele mitrailleurs. Voor een optimale uitwerking van het geschutsvuur was het behoud van vrije uit-
zichten en schootsvelden van wezenlijk belang. Dit was geregeld in de zgn. Krin- |
|||||
32
|
|||||
|
||||||
Afb. 5. Aanzicht en doorsnede van een gedeelte van de bomvrije kazerne, 1881
(R.A.U., Top. Adas). genwet van 1853, die een soortgelijke, maar minder goed functionerende wet uit
1814 verving.' Rond elk verdedigingswerk projecteerde men drie denkbeeldige cirkels of kringen. Binnen de kleine kring tot 300 meter, de middelste kring tot 600 meter en de grote kring tot 1000 meter, mocht nauwelijks of slechts onder strikte voorwaarden gebouwd, bebouwd en aangeplant worden. De toegestane terreinvoorwerpen behoorden snel wegneembaar, in noodgeval- len afbrandbaar, te zijn. Binnen deze kringen vond dan ook een beperkte bebou- wing van houten huizen, schuren e.d. plaats. De toepassing van de Kringenwet verklaart de aanwezigheid van vele houten huizen, die wij bijvoorbeeld nu nog op de Mijndensedijk aantreffen. Hoewel de in 1853 reeds aanwezige bebouwing niet met name in de Kringenwet genoemd wordt, zou een gedeelte hiervan in ge- val van oorlog zeker niet gespaard blijven. Deze objecten waren in vredestijd al voorzien van een zgn. kringteken. Een woonhuis aan de Mijndensedijk, nabij de sluis, draagt nu nog een dergelijk teken. De Kringenwet heeft een grote invloed uitgeoefend op de omgeving van de forten. Afgezien van de strakke bepzdingen in de wet en het scherpe toepassingsbeleid, was het vanzelfsprekend niet aantrek- kelijk, een of andere vorm van bebouwing op te richten, als dit in oorlogstijd di- rect verwijderd zou moeten worden. Pas in 1951 trok men de Kringenwet weer in. In 1914 is het huis Rupelmonde ternauwernood aan afbraak op grond van de- ze wet ontkomen. |
||||||
33
|
||||||
Spreiding van militairen en materieel
Met de invoering van de brisantgranaat vanaf 1885 leek het lot van de forten in de N. H.W. bezegeld, in ieder geval voor wat betreft hun functie als artillerie- steunpunt. De 12-16 maal grotere kracht van de brisantgranaat in vergelijking met die van de tot dusver gebruikte buskruittypen, had een vernietigende uit- werking op emplacementen, gronddekkingen en metselwerk van gebouwen. De forten met hun relatief kleine oppervlakte waren te kwetsbare doelen voor de vijandelijke artillerie geworden. Vanaf die tijd hanteerde men een nieuwe taktiek, door het merendeel van de artillerie en infanterie in verspreide opstel- lingen tussen en achter de forten onder te brengen, waardoor de trefkans aan- zienlijk zou afnemen. Verdere verbeteringen aan de forten in de N.H.W. liet men achterwege in ver-
band met de geringe draagkracht van de bodem - men zou voor gebouwen dan zware betonconstructies moeten toepassen - en de hoge kosten. Bovendien was men al bezig met de aanleg van de Stelling van Amsterdam, een kring van 40 forten rond de hoofdstad en het industriegebied van de Zaanstreek.'" Hoewel de waarde van de forten door deze ontwikkelingen verminderde, be- hielden zij hun functie als infanterie-steunpunt. De hoge wallen leenden zich in het lage omringende terrein uitstekend voor de inrichting van loopgraven en observatieposten. Omdat de aanleg van de verspreide opstellingen voor artillerie en infanterie
buiten de forten noodgedwongen op particuliere terreinen diende plaats te vin- den, kon men hiertoe vanwege kosten en geheimhouding, pas overgaan in een mobilisatieperiode. Dit was voor het eerst het geval tijdens de Eerste Wereldoor- log. De N. H.W. werd toen in staat van verdediging gebracht. De werkzaamheden
daartoe bestonden uit de bouw van schuilplaatsen, wacht- en observatieposten, samengesteld uit aarde en houten balken en planken. In een later stadium van de mobilisatieperiode gebruikte men ook golf- en betonplaten. Artillerie- batterijen legde men bij voorkeur in boomgaarden en parken van buitenplaat- sen aan, teneinde herkenning vanuit de lucht te bemoeilijken. Tot de verdedi- gingsmaatregelen behoorden verder de aanleg van prikkeldraadversperringen, opruiming van bomen en struiken ten behoeve van vrije schootsvelden, zorg voor goede verbindingen, enz. AI deze zaken waren in vredestijd al vastgelegd in een zgn. Memorie van Verdediging." Na afloop van de mobilisatieperiode bracht men de terreinen weer in de oor-
spronkelijke staat terug en volgde teruggave aan de eigenaren. Ook in de Eerste Wereldoorlog was de gunstige ligging van fort Nieuwersluis nog eens duidelijk naar voren gekomen. Mocht een vijandelijk leger de N. H.W. bij Utrecht doorbreken, dan zou de landsverdediging in de Stelling van Am- |
||||
34
|
||||
Afb. 6. Brugslagoefeningen door het eerste Regiment Genietroepen uit Utrecht,
1931 (Historische Genie Verzameling Vught). sterdam worden voortgezet. In het kader van die verdediging wilde de legerlei-
ding in de lijn Nieuwersluis -Woerdense Verlaat - westrand Nieuwkoopse Plas- sen en verder westwaarts naar de Hollandse IJssel, uitgebreide inundaties stel- len. Fort Nieuwersluis zou hierbij als spil fungeren tussen het noordelijke ge- deelte van de N.H.W. en de Stelling van Amsterdam. In de mobilisatieperiode 1939-1940 is het fort niet meer in staat van verdediging
gebracht. De hoofdverdedigingslinie heeft men toen geheel ten oosten van de Vecht aangelegd. O.a. langs de Bloklaan en bij de Mijndensesluis treffen wij de betonnen schuilplaatsen aan, die destijds deel uitmaakten van deze verdedi- gingslinie. De nabijgelegen infanterie-werken zijn reeds lang verdwenen. Bezetting en legering
Fort Nieuwersluis en directe omgeving is, afgezien van kortdurende oefeningen in vredestijd (zie afb. 6), drie keer van een militaire bezetting voorzien en wel tijdens de mobilisaties van 1870-1871, 1914-1918 en 1939-1940. Een dergelijke bezetting was samengesteld uit eenheden van infanterie, vesting-artillerie en kleinere detachementen van genie, telegraafdienst en geneeskundige troepen. |
|||||
35
|
|||||
Afb. 7. Gemobiliseerde troepen op de boerderij Schoonoord ten noorden van
Loenen, 1914 (Collectie D.T. Koen). van wisselende omvang en samenstelling, die onder bevel stonden van de fort-
commandant. De gemobiliseerde troepen waren na aankomst druk bezig met het in staat van
verdediging brengen van het fort en het terrein daarbuiten, zoals dat was vast- gelegd in de Memorie van Verdediging. Verder was het nodig de graad van ge- oefendheid van de gemobiliseerden op peil te brengen, omdat het hier ging om reserve-troepen van 28-35-jarige leeftijd. Tijdens de mobilisaties van 1914-1918 en 1939-1940 vonden de troepen onder-
dak in de bomvrije kazerne. De slaapzalen annex dagverblijven hadden een ge- middelde bezetting van 25 man, die op britsen sliepen. De grote ramen zorgden voor voldoende lichtinval en ventilatie. De bezetting van de verspreide infante- rie-werken en artillerie-batterijen legerde dikwijls in de directe omgeving, zoals op de boerderij Schoonoord, even ten noorden van Loenen (zie afb. 7). Een monument van formaat
Na de Tweede Wereldoorlog ging de functie van fort Nieuwersluis als verdedi- gingswerk definitief verloren. Dit is formeel geregeld in een K. B. van 16 augus- tus 1960 (Stb. nr. 366), waarbij het fort werd opgeheven als "vestingwerk". |
|||||
36
|
|||||
Ook daarna bleef het fort eigendom van het Ministerie van Defensie en was het
in gebruik als commandopost van de B. B., een functie, die na de opheffing van deze organisatie in 1987, overging naar het Korps Mobiele Colonnes. Hoe de toekomst van het fort eruit ziet, is vooralsnog onduidelijk. Het is te ho- pen, dat de toekomstige eigenaren en gebruikers rekening houden met de grote cultuur-historische en landschappelijke waarde van dit fraaie verdedigings- werk. Want omgeven door hoge wallen maken de imposante toren, kazerne en remises dit fort met zijn rijke historie tot een monument van formaat. Maarssen, februari 1992 D.T. Koen
|
|||||||
Bronnen:
1. J. Belonje, Stichting en gedaanteverwisseling van Fort Nieuwersluis, in: Jaarboekje Nif-
tarlake, 1987, p. 43-46. 2. Algemeen Rijksarchief (A.R.A.), Kaartenafdeling, O.RV. 727-728.
3. H. Brand en J. Brand (red.), De Hollandse Waterlinie, Utrecht/Antwerpen, 1986.
4. Rijksarchief in Utrecht (R.A.U.), Archief Eerst Aanwezend Ingenieur der Genie te
Utrecht (Arch. E.A.I. Utrecht), nr. 78. 5. R.A.U., Arch. E.A.I. Amersfoort, nr. 5541, nota van 17 jan. 1846.
6. R.A.U, Top. Atlas, Arch. E.A.I. Utrecht, kaarten en bouwtekeningen fort Nieuwersluis;
E.A.I. Amersfoort, nr. 5543-1, nota's van 17 feb. 1849; 12 mrt. 1849; 20 apr. 1849; 7 jul. 1849. 7. J. Alberda en E L. Kroesen, Nederlands geschut sinds 1677, Bussum, 1978.
8. R.A.U, Top. Atlas, Arch. E.A.I. Utrecht, register van verdedigingswerken fort Nieu-
wersluis. 9. K.B. van 21 dec. 1853 (Stb. nr. 128).
10. De Stelling van Amsterdam (div. aut.), Beetsterzwaag, 1988.
11. R.A.U., Arch. E. A. I. Amersfoort, nr. 8125; gebruik is gemaakt van de Memorie van Ver-
dediging van de Groep Nieuwersluis uit 1913. |
|||||||
37
|
|||||||
Een zilveren huwelijkspenning op Nieuwerhoek
|
||||||
Huwelijkspenningen, gemaakt om óf huwelijken óf huwelijksjubilea te geden-
ken, maken deel uit van wat in de wandeling familiepenningen genoemd wor- den. Ook geboorte-, doop- en overlijdenspenningen behoren daartoe en zelfs de her-
innering aan een scheiding en aan iemand, die honderd jaar werd, is zo levendig gehouden. Zij zijn bekend vanaf het midden van de zestiende eeuw en worden ook nu nog
wel vervaardigd. Het materiaal bestaat meestal uit zilver doch ook goud, brons, lood en karton zijn gebruikt. Het verschijnsel familiepenning is typisch Neder- lands met een kleine verbreiding in protestants Noord Duitsland. In het jaar dat schrijver dezes en zijn vrouw hun zilveren bruiloft vierden, werd
tot hun blijde verrassing op een penningveiling te Amsterdam de zilveren hu- welijkspenning aangeboden van het echtpaar Van Tarelink-Witte. Dit was daarom zo verblijdend omdat dit echtpaar eveneens de buitenplaats Nieuwerhoek te Loenen aan de Vecht bewoonde, die het in 1710 had gekocht van de weduwe Cornelia van Hoek-Bierens, (her-)bouwer van de buitenplaats. Wie schetst de verbazing toen bleek, dat op diezelfde veiling ook van het echt- paar Van Hoeck-Bierens de zilveren huwelijkspenning ten verkoop kwam. Bei- de werden verworven, doch in dit artikel zal alleen de Van Tarelink-penning worden behandeld. De vrij grote penning (afb. 1 en 2) heeft een doorsnede van 78 mm, weegt 58,5
gram en bezit een aan beide zijden opstaande rand. De plak zilver bevat aan de gegoten voorzijde een allegorische voorstelling rond
welke een spreuk gegraveerd is en aan de andere kant een ingegraveerde tekst. De voorstelling is deels gebruneerd. Op de opstaande rand staan ingeslagen een gekroond Amsterdams stadswapen en een "B", volgens Citroen' is dit het merk van Jan Bravers (1657-1719), die vanaf 1680 als zilversmid vermeld wordt. Bemolt^ nam de penning op onder nr. 649 "naar ontwerp van Wouter Mul- ler". Op de tekstzijde staat het volgende vers:
"Zoo langh de Plant na 't Ende groeijt
zoo langh de Hen haar Kiekens broeijt zoo langh de Ploegh door d'Aarde Rijdt |
||||||
38
|
||||||
Afb. 1 en 2.
zoo langh Bloeijt ook Taarlinks stam
in 't Koop - gezegend - Amsteldam zijn Egaas Wynrank heeft gedaan dat Negen Looten voor hem staan dogh van Zijn Duyfjens zijn'er Vijf gevlogen uijt dit Aards bedrijf tot Kroon en Schepters Heerlijkheijdt geketent aan de Zaligheijt als hier ook 't Glas ten eijnde gaat en als de Doot zijn Sikkel slaat dan zal geen Zon nogh Maneschijn maar Gode al in alle zijn" Het randschrift om dit vers meldt de reden daarvoor:
"Ter Gedaghtenis van de silver bruyIjOft van Jan van Tarelink en Maregreta
Witte. Getroudt den 23 Yuny 1682". De voorzijde toont als randschrift:
"SOO BLOEYT DE TROU ALS MAN EN VROU
HAER PLIGHT BETRACHTEN EN OP GODT WAGHTEn".
Daarbinnen is een stad - Amsterdam? - met zeven torens en omgeven door
vestingwallen te zien met er vóór in het water een palenrij, zoeiIs in die tijd in het IJ stond om te verhinderen dat men ongezien de stad binnenvoer. Zo een ommuurde stad symboliseert het beschermende van het goede gezin. In de lucht boven de stad zijn in de wolken de zon en de maan te zien met daar- tussen de naam van God in hebreeuwse letters. |
|||||
39
|
|||||
De zon staat voor de man, de bruidegom, en de maan voor de bruid.
Uit de wolken steekt God's hand, die een ketting vasthoudt waar een slot aan hangt. Deze symboliseren de trouw in het huwelijk. De ketting verbindt een pailmboom en een wijnrank met elkaar. De gekroonde
palmboom, uit welks bladerdos een scepter steekt, staat voor de mannelijke rechtschapenheid en standvastigheid en omdat die op zijn oude dag nog vruch- ten draagt beeldt hij zo ook de wens tot een lang leven uit. De wijnrank - zie het vers - staat voor de vruchtbaarheid van de vrouw en dus hangen er trossen druiven aan; op een tak ervan zit een vogel, die de bezieling uitbeeldt. Op de voorgrond pikken een haan en een hen met twee kuikens in de grond.
Zij zijn symbolisch voor het bruidspaar, maar vertegenwoordigen ook het ple- zier dat men heeft in het landleven. Twee net zichtbare zwanen in het water bij de palenrij herinneren aan de eeuwi-
ge trouw tussen man en vrouw. Het (huwelijks-)scheepje dat voor de wind vaart spreekt voor zich.
De putto die een boompje plant moet de liefdesgod Amor uitbeelden en het boompje met takken en bladeren het echtpaar en hun nageslacht. Rechts staat een zandloper met een zeis ernaast op de grond hetgeen uiteraard de aandacht richt op de tijdelijkheid van het leven. Links ploeg een boer zijn akker, hetgeen ook weer van doen heeft met de
vruchtbaarheid. Ook links loopt een paar op een rechte weg, hetgeen geen ver- klaring behoeft, terwijl geheel rechts een skelet met een sleutel in de hand van achter een boom dit alles gade slaat. Hij heeft als personificatie van de dood het in zijn macht met de sleutel het slot te openen en de huwelijksband te sla- ken. Jan van Tarelink (1661-1729) was geboren uit het tweede huwelijk van Pieter
Jansz van Tarelink (1625-1687) met Maria Meyneman. Hij bracht het tot grote welstand door, evenals zijn vader, schepen uit te reden ter walvisvaart, - hij was ook directeur van de Groenlandsche visserij - op te treden als assu- radeur en te handelen in hout, graan, zout, was, vlas en oliezaden met Scandi- navië en de overige landen rond de Oostzee. Uit dien hoofde was hij mede- oprichter en een van de eerste directeuren van de Directie van de Oostersche Handel en Reederijen, die de handel op de Oostzee voorstond. Daar was be- hoefte aan wegens de schadelijke praktijken van de Zweden, die regelmatig Hollandse schepen met hun ladingen kaapten. In het archief van deze Directie komt een rekening voor van Jan van Tarelink uit 1707 aan de Zweedse Ko- ning voor gekaapte lading. Niet vermeld wordt of die ooit betaald is!' Van 1694 tot 1716 woonde de familie op Herengracht 88, "Hamburg" genaamd |
|||||
40
|
|||||
I '
|
||||||||||||||||
■?»■'
|
||||||||||||||||
h'IEVWKIlHOZK, y.rn Ann,;:, ^-i' .:.:/ Juiu at-n. t.: Ji,
Afb. 3. Nieuwerhoek.
|
||||||||||||||||
-'SlMUWMJiHOKf:. ,
|
||||||||||||||||
f ty , SS
|
||||||||||||||||
en daarna op Herengracht 48, "In de drie Heuvelen", waarbij ook de buurhui-
zen 46 en 50 gekocht werden. Beide waren grote huizen doch met hun drie tra- veeën niet uitzonderlijk. Wel gaf het bezit van de huizen naast nr. 48 gelegenheid in 46 een koetshuis te
maken en overigens flink wat personeel te huisvesten. In 1710werd, zoads eerder vermeld, Nieuwerhoek (afb. 3) gekocht waar een boer-
derij bij hoorde met totazil 33 morgen, waarvan ca. 6 ha aJs park in gebruik was. Op de plaats van de oude boerderij is in de dertiger jaren van de huidige eeuw een nieuv/e boerderij gebouwd, die ook nog de naam Nieuwerhoek draagt. De- ze ligt naast de voormcdige rioolwaterzuivering ten ZW van Loenen. In het plaatwerk "De Zegepralende Vecht", waarvan de eerste druk in 1719 ver-
scheen, komt het volgende rijm voor dat uit de pen van Claas Bruin vloeide als onderdeel van het lange, de afgebeelde gravures begeleidende, vers: |
||||||||||||||||
41
|
||||||||||||||||
Wat Hofpraal ryst hier voor onze oogen?
't Is Nieuwerhoek, welks braave Heer
De deugd gevoegt heeft bij 't vermoogen;
Dus blinkt zijne onverwelkbare eer;
Geen vleizucht met haar looze streeken
Heeft mij bewoogen tot dien lof,
Wyl Kerk en Beurs hier voor my spreeken,
zy hebben beide ryke stof
om Heer van Tarelink te pryzen;
'k Laat Amsteldam dat oordeel wyzen.
Hier kan zyn afgesloofde geest,
By 't zingen van de nachtegaaien, In de open lucht, die 't hert geneest, Gerust en vrolyk adem haaien Met zyn Gezin, 't geen jaar op jaar Vermeerdert onder 's Hemels zeegen: Dus kroont d'Alwyze Zeegenaar Uw welstand met een milden reegen Van zyne gunst, die 't all'verblyd, O Koopheer! vol verstand en vlyt. Beschouwt eens 't Lusthoof en de perken
Daar Floraas Bloemhof dag'lyks groeit,
Waar aan den Vreemdeling kan merken
Hoe hier de Handel heeft gebloeit;
Hoe blinkt dit Speelhuis, 't geen verheeven
Op eenen dubb'len vijver rust!
O zielverrukkelyke dreeven!
Myn geest, op landvermaak belust.
Zou hier een reeks van Zomerdagen
Verslyten kunnen, met behaagen.
Op 22-jarige leeftijd trouwde Van Tarelink met de even oude Margaretha Witte
(1661-1736). Zij kregen negen kinderen, waarvan er ten tijde van hun zilveren huwelijksfeest in 1707 volgens het vers op de penning reeds vijf overleden waren. Hun oudste zoon Pieter (1683-1753) trouwde in 1716 Susanna Tiewelen (1691-
1753) en trad in zijn vaders voetsporen. Voorts werd hij bij de alteratie van 1748, waarbij de zittende regenten werden afgezet, door Stadhouder Prins Willem IV als raad in de vroedschap van Amsterdam benoemd. De 18e-eeuwse (mede Vechtbewoner) chroniqueur Jacob Bicker Raye heeft in zijn bekende dagboek enige roerende regels aan hem gewijd: |
|||||
42
|
|||||
"Hij was op de beurs als hem de tijding van de vrous doot gebracht wiert, waardoor
hij so seer altereerde, dat hij tuys komende voort te bet ging leggen en is op den 24 dezer [12 dagen na zijn vrouw] meede in den Heeren ontslaapen, sijnde geweest en seer prijswaardig en braaf koopman; laat een schat van geit naar, en hat in sijn leeven seer schoon grijs haar". Beiden werden in de Westerkerk begraven.
Dit echtpaar kreeg zeven kinderen, waarvan de oudste zoon Jan (1723-1791) in
1748 trouwde met een nicht, Margaretha Cornelia Balde, dochter van Frans
Balde, die met Jan's tante Cornelia gehuwd was (zie hierna).
Met zijn broer Christiaan (1726-1797) zette hij de familiezaken in o.m. de w3il-
visvaart voort.
Van de schepen, die door de familie uitgereed werden voor deze vaart, zijn de
volgende bekend:
De Provincie van Vriesland 1700-1730
De Provincie van Holland 1700-1727
De Provincie van Zeeland 1700-1718
De Provincie van Utrecht 1701-1703
De Provincie van Overijssel 1700-1722
De Stad Amsterdam 1700-1701
De Koning Willem 1700-1706
't Stadhuys van Leyden 1700-1701
't Wapen van Leyden 1700-1712
De Adelijke Moor 1731-1742
Admiraal Willem Bastiaansz 1708-1711
Van dit laatste schip bestaat een afbeelding (afb. 4) op een penschildering van
Adriaan Salm (■|'1720) waarop ook de walvisvaarders van de familie Doorne- kroon voorkomen. Uit de periode van Jan en Christiaan zijn voorts de Boomrijk, de Jonge Avetha
en de Europa bekend, die als walvisvaarders door hen uitgereed werden. De Boomrijk was vernoemd naar de buitenplaats aan de Vecht, die Jan in 1750 voor ƒ4800,- (doch toen "Messenheuvel" genaamd) kocht. Dit schip onder gezagvoerder J.P. Hoen kwam op 10 augustus 1766 terug van
de visgronden met het spek van twee grote walvissen en liep, ondanks de aanwe- zigheid aan boord van een loods, op de Noorderhaaks, een zandbank voor Texel. Van de bemanning verdronken er 25 tezamen met de loods. Kapitein Hoen en de 21 overige bemanningsleden werden gered.' In 1773 is weer sprake van de "Boomrijk", die thuis voer met 180 vaten spek onder stuurman P.W. van Greuninge, nadat kapitein Hoen aan boord overle- |
|||||
43
|
|||||
Afb. 4. De 'Admiraad Willem Bastiaansz.' (rechts) van Pieter van Tarelink,
schilderij door A. Salm (Fotoarchief Scheepvaartmuseum te Amsterdam). den was. Of dit een nieuw schip was of dat het oude toch heelhuids van de zand-
bank kwam is niet duidelijk. Voorts waren de twee broers boekhouder (= reder) van de koopvaarders Jalousie
en Vrouw Judith, vermeld in 1774 en de Diana, die nog in 1794 voor rekening van een Van Tarelink voer.^ In 1752 kocht Jan van Tarelink, die eerst op Keizersgracht 564 had gewoond,
het prestigieuze huis Herengracht 170, dat hij reeds vanaf 1749 of 1750 als huur- der bewoonde. Dit stond en staat nog steeds bekend als het huis van Bartolotti. Hij vergrootte dit naar achteren toe breder wordende huis met een forse aan- bouw, waarin twee fraaie Lodewijk XVe gedecoreerde zalen kwamen. De vroeg 17e-eeuwse voorgevel liet hij merkwaardigerwijze, doch gelukkig, ongewijzigd, zodat wij deze nog heden kunnen bewonderen.^ In 1750 kwam Jan zijn vader Pieter gezelschap houden in de Stadsregering toen
hij tot schepen benoemd werd. Vierentwintig jaar later bracht hij het zelfs tot burgemeester met een herbenoeming in 1778. Het Van Tarelinkwapen, een zwemmende taling, komt dan ook voor in gebrandschilderd glas in het "burge- meestersraam" in de Oude Kerk te Amsterdam. Broer Christiaan treffen wij van 1772-1781 als weesmeester aan te Amsterdam. |
|||||
44
|
|||||
De buitenplaats Messenheuvel aan het Zandpad ten zuiden van Gunterstein
werd door Jan omgedoopt in Boomrijk. De reden van de aankoop zal geweest zijn, dat zijn vrouw het naastgelegen land in 1746 van haar vader geërfd had. Dat was 17 morgen groot, terwijl Messenheuvel 7 morgen mat. Samen was het een mooi bezit. De naam Boomrijk leeft nog voort in de voormalige boerderij van die naam.' Met het teruglopen van de walvisvangsten in de wateren rond Spitsbergen keer-
de ook het fortuin van de gebroeders Van Tarelink. Deze terugslag nam zulke vormen aan, dat de heren in 1781 failliet gingen. Daarop namen zij ontslag uit zdle openbare ambten. Kennelijk had vader Jan goed voor zijn dochters ge- zorgd, want Cornelia Susanne (^1805), die ongetrouwd bleef, kon het Bartolot- tihuis voor ƒ80.000,- uit het faillissement kopen, waardoor haar vader in het huis kon blijven wonen. Met haar zuster Margaretha Maria (1753-1810) kocht zij voorts ieder voor de helft, de grond van Boomrijk. Na deze uitweiding naar voren in de tijd, terug naar de kinderen van het echt-
paar Van Tarelink-Witte. Pieters broer Abraham (1687-1744) huwde eerst, in 1709, Hendrina Weert en
later, in 1735, Rebecca Fontaine. Hij erfde in 1735 Nieuwerhoek van zijn moeder doch verkocht dat in 1736 reeds
aan Leonard Lups. De waarde van buitenplaats plus boerderij werd voor de successie op ƒ 40.000,- gesteld, een enorm bedrag voor die dagen, hetgeen duidt op een hausse in de markt voor buitenplaatsen op dat moment. Abraham had kennelijk een voorkeur voor het Kennemerland, want hij kocht in 1738 de bui- tenplaats Ipenrode in Heemstede, die eveneens een 35 morgen aan park en lan- derijen besloeg. Zes jaar later bracht het ƒ26.000,- op." Naast zoons Pieter en Abraham kreeg ons zilveren paar vijf dochters: Cornelia
(1698-1730) die in 1718 met Frans Balde (1693-1746) trouwde. Deze was een zoon van Jean Balde en Hester Casteleijn, die in 1698 de buitenplaats Walle- steijn in Loenen had gekocht. De inrijpoort daarvan is in 1990 in oude luister hersteld en staat aan de Vreelandseweg. De Baldes waren belangrijke kooplieden en bankiers te Amsterdam.'
Catharina (tl743), gehuwd met Johan van Droogenhorst (tl732). Hij was een belangrijk koopman en reder op de Baltische landen en werd Kassier en Char- termeester en tevens, evenals zijn schoonvader, directeur van 1704 tot zijn dood van de Oostersche Handel en Reederijen. Later zien wij ook neef Christiaan van Tarelink deze functies uitoefenen.
Sara (1691-1759) die in 1710 met Adriaan Ingelbrecht (1682-1743) of Engel- |
|||||
45
|
|||||
breght, in het huwelijk trad; hij was suikerraffinadeur en koopman. Zij erfden
en bewoonden Herengracht 88. Anna ("f 1772), die in 1726 met koopman Philippe Couturier trouwde en tenslotte
Alida of Aletta, die in 1713 Hermanus Borghorst (1686-1759) als echtgenoot het ja-woord gaf, zij kregen drie kinderen. Hermanus trouwde na Alida's overlijden met een schoonzuster, Sara Maria Couturier (1687-1764). Bij het overlijden van Jan (I) van Tarelink in 1729 bleek hij over het voor die
tijd enorme vermogen van ca. één miljoen gulden te beschikken. Gezien het jaarloon van een goede handwerksman van ƒ 500,- a 600,- in die dagen mag men een factor 100 aanhouden om tot de hedendaagse koopkracht te geraken. Het vermogen bestond uit de huizen aan de Herengracht 46, 48 en 50 en ook 88. Voorts uit enige pakhuizen waaronder een in Oostzaan, handelsvoorraden als granen en oliezaden, scheepsparten - men nam als koopman vaak deel in een aantcd verschillende schepen om het risico te spreiden -, de buitenplaats Nieuwerhoek en een groot bedrag aan obligaties van Holland, Amsterdam, Haarlem, Leiden, Alkmaar, Enkhuizen, Embden en de O. I.Compagnie. Voorts bezat hij drie graven in de Oude Kerk en één in de Noorderkerk. Elk kind erfde ƒ25.000,- in 1730. Na het overlijden van moeder Van Tarelink- Witte kwam daar in 1736 nog ƒ 60.000,- bij. Dochter Sara had het blijkbaar bij haar vader verbruid, want zij kreeg in 1730 slechts ƒ 500,- 's jaars. Volgens haar moeders testament deelde zij in 1736 echter gewoon mee.'" Of moeder Margaretha na het opvoeden van haar kinderen te weinig om han-
den had of dat zij na de dood van haar man chagrijnig werd, in ieder geval maakte zij ruzie met de buren in Loenen, de Heren en Vrouwen van Cronen- burgh. Tussen de protestantse kerkeraad van Loenen en de katholieke Heren en Vrouwen van Cronenburgh was in de jaren 1723-1726 fel geprocedeerd over het collatierecht, dat wil zeggen het recht om de predikant te benoemen, dat de laatsten uit mochten oefenen. Speciaal de tweede schoonzoon van mevrouw Van Moens-van Ornia, Domini-
cus Franciscus van Kamminga (tl728), die in 1716 met haar dochter Anna Ma- ria van Moens, Wed. Wittert van der Aa (tl727) was getrouwd, maakte het nog- al bont met allerlei pesterige maatregelen die de kerkmeesters in het harnas joe- gen. Dat zal de protestantse Van Tarelinks mede aanleiding hebben gegeven weinig compromis-bereid te zijn. De twist ging om het gebruiksrecht van het laantje dat, tussen Nieuwerhoek en
Cronenburgh, van het jaagpad langs de Vecht naar de Herenweg liep.
De ruzie tussen de weduwe Van Tarelink en douarière Maria Magdalena gravin
|
|||||
46
|
|||||
van Moens-van Ornia, na de dood van haar dochter en schoonzoon Vrouwe van
Cronenburgh, liep zo hoog, dat in 1733 het Hof van Utrecht in het geweer ge- roepen werd. Vóór dat de zaak echter uitgevochten was stierven beide dames in 1735 en 1736 en moesten hun zoons Hendrik graaf van Moens en Pieter van Tarelink uit de narigheid zien te komen. Dat lukte hun echter niet vóór hun beider overlijden in 1753, zodat uiteindelijk
kleinzoons Jan en Christiaan het met Gerbrand graaf van Moens, broer van Hendrik, eens moesten worden. Doch niet voordat de Hoge Raad van Holland er aan te pas was gekomen. Gerbrand betaalde uiteindelijk, nog in 1753, de proceskosten en het laantje
bleef van Nieuwerhoek. Toen was er wel alles bij elkaar twintig jaar geproce- deerd." Het laantje dat in de volksmond al snel Krakeellaantje werd geheten, had deze
naam zeker verdiend. Nog bij de aanleg van de "Mussert"- of Cronenburgherbrug in de Bloklaan in
1930 en het aansluitende weggedeelte aan de westzijde van de Vecht speelde het Krakeellaantje een rol. De toenmalige eigenaar van het laantje, de heer Boner, die het met de moestuin en boomgaard in 1925 van Nieuwerhoek had gekocht om er het huis Nieuw Cronenburgh op te bouwen, weigerde het aan de Provin- cie te verkopen.' De weg is toen iets noordelijker gelegd over het terrein (eigenlijk de gracht) waar
het slot Cronenburgh gestaan heeft. Dat is ook de verklaring voor de bocht in de Bloklaan ten oosten van de brug
en de S-bocht in de Stichtse wetering om het terrein van Nieuw Cronenburgh. Vroeger liepen beide recht door naar de Vecht. En dat alles naar aanleiding van een penning.
November 1991 E. Munnig Schmidt
Nieuwerhoek, Loenen a.d. Vecht
|
|||||||
Referenties:
1. Amsterdamse Zilversmeden en hun werken. K.A. Citroen 1975 B.V. Noordhollandse
Uitgeversmij te Amsterdam, blz. 15. 2. Nederlandse famiUepenningen tot 1813. Dr. A.J. Bemolt van Loghem Slaterus 1981. Wal-
burg pers. 3. Inventarissen van de archieven van de Directie van Moscovische Handel etc. Mej. Dr.
LH. van Eeghen G.A.A. 1961 blz. 32 en 35. 4. De laatste bloeiperiode van de Nederlandse Arctische Walvis- en Robbenvangst 1761-
1755. P. Dekker Europese Bibl. Zaltbommel blz. 108, 225, 231, 304. |
|||||||
47
|
|||||||
5. Vriendelijke mededeling van de heer J.J. van den Bergen conservator van het Rijksmu-
seum "Nederlands Scheepvaartmuseum" te Amsterdam in 1976. 6. Het Huis Bartolotti en zijn bewoners. G. Leonhardt 1979 Meulenhoff Amsterdam blz.
146/147. 7. Plaatsen aan de Vecht en de Angstel. E. Munnig Schmidt en A.J.A.M. Lisman 1985 2e
druk Canaletto, Alphen a/d Rijn blz. 90 en 92, blz. 132. 8. Historische buitenplaatsen in particulier bezit. H. Tromp en T. Henrij-Buitenhuis 1991
Spectrum blz. 172. 9. De Vroedschap van Amsterdam, EHas J.E. 1903-05 1963 N. Israël blz. 887 e.v
10. Familie-archief Destombe R.A.U. 522.
11. Inventaris 31 Heerlijkheid Kronenburg nrs. 21-31 R.A.U.
|
|||||
48
|
|||||
Aanwinsten voor de Bibliotheek
|
||||||
De bibliotheek werd dit jaar verrijkt met de aanschaf van drie boeken, waarvan
de eerste twee direct door de bibliotheek werden aangekocht en het derde in ons bezit kwam door de nimmer falende speurzin van de heer Lisman. 1. 't Fort Abcoude, een uitgave van de Stichting Fort Abcoude te Abcoude en
onder redactie van ons lid J. Baalbergen, beschrijft Eillereerst de geschiedenis van 't Fort Abcoude, gebouwd eind 19e eeuw als onderdeel van de nieuwe verdedigingslinie rond Amsterdam, dezgn. "Stellingvan Amsterdam". Ver- volgens worden flora en (potentiële) fauna rond en in het fort besproken. Er is zelfs een artikel opgenomen over vleermuizen, die in het fort een ideale winterslaapplaats zouden kunnen vinden. 2. Oranjerieën in Nederland, geschreven door Erik Geytenbeek en uitgege-
ven door Canïdetto in Alphen aan de Rijn (1991). Dit boek, gestoken in een toepasselijke oranje band en omslag, is - voorzover bekend - het eerste stan- daardwerk over de oranjerie in Nederland (het woord oranjerie komt van het Franse woord orangerie: gebouw of serre waarin de oranjebomen - Frans: oranges - 's winters bewaard worden). In het eerste deel van zijn boek beschrijft Geytenbeek de geschiedenis van
de Nederlandse oranjerie, in het tweede - en grootste - deel volgft de Inven- tarisatie van nog bestaande oranjerieën in Nederland, waarna in deel drie achtereenvolgens 28 oranjerieplanten en de verzorging ervan besproken worden. Het geheel is verlucht met talrijke tekeningen en (deels) fraaie foto's.
3. Weesper Molens, geschreven door mevrouw Geeske S. Koeman-Poel (1982-
Uitgeverij Stubeg, Hoogezand). Weesp was van ongeveer 1580 tot 1880 be- kend vanwege zijn jeneverstokerijen en brandewijn-branderijen. In de 18e eeuw vermaalden daar zo'n vijftien molens het graan ten behoeve van deze industrie. Mevrouw Koeman, (oud-)lid van de Stichting lussen Vecht en Eem, geeft
een gedetailleerde beschrijving van de geschiedenis van een aantal Weesper industriemolens. Loenen aan de Vecht, 1992 G. Recter
|
||||||
49
|
||||||
~~*S¥%
|
|||||
Beker Huis Gansenhoef (zijgevel). Beker Huis Gansenhoef (voorgevel).
|
|||||
50
|
|||||
Ons lid van verdienste, de heer A.J.A.M. Lisman, schrijft ons als volgt:
Huis Gansenhoef te Maarssen in Zilver
|
||||||||
"Een vliegende vogel vangt altijd wat" zegt het spreekwoord. In de maand okto-
ber van het vorige jaar voelde ik mij even zo'n vogel toen ik bij een antiquair de hierbij afgebeelde beker vond. Anders dan dat de beker van Ie gehalte zilver is en in 1876 werd vervaardigd
bij Van Kempen te Voorschoten wist men mij niet te vertellen. Vooral de prachtige gravure op de kelk van een groot buitenhuis gelegen in een boomrijke omgeving trok mijn aandacht. De beker is 19,7 cm hoog, van boven 7 cm wijd en aan de voet 7,6 cm breed.
Naast enkele versieringen o.a. op de voet (cirkels waarbinnen een krans van ei- kebladeren) is ook het inwendige van de kelk verguld. Op een stevige ring, even boven het midden van de stam, zijn aan voor- en ach-
terzijde wapenschildjes geplaatst. |
||||||||
Huis Gansenhoef te Maarssen (1992).
|
||||||||
51
|
||||||||
In het ene schildje is een familiewapen met hartschild gegraveerd en in het an-
dere zijn de initialen E*H*N te lezen, waarvan de letter H de belangrijkste is. Na bestudering van de afbeelding op de kelk herkende ik daarin het aan het Zandpad te Maarssen gelegen buiten Gansenhoef dat eens aan de Huydecopers van Nig^evecht toebehoorde. Dit laatste verklaarde weer twee van de drie letters op het wapenschildje er onder. Na aankoop van de beker thuis gekomen zocht ik het wapen op. Het bleek dat van de Huydecopers te zijn met als hartschildje dat van de heerlijkheid Nigtevecht in het midden. Het tot in de kleinste details fraai uitgevoerde gezicht op Gansenhoef voldoet
nog geheel aan de indruk die de buitenplaats in 1837 op Jan Christemeijer maakte tijdens zijn tocht door de Vechtstreek: "Regt landelijk vertoont zich
het heerenhuis der buitenplaats Ganzenhoeve, op dat lommerrijke voorplein met hooge, forsche boomen beplant, wier breede schaduwen een statig donker verspreiden". Vergeleken met de weergave in zilver is er nu, honderdzestien jaar later, niet
zo veel aan het uiterlijk van het huis veranderd. Voor de deftige dubbele voordeur met glas konden toen stores gesloten worden
en ter weerszijden van de ingangspartij hadden de ramen eens grotere glasvlak- ken. Het meest opvallende is wel dat er in die tijd nog geen glas tussen de zuilen van de aanbouw tegen de zuidgevel was geplaatst en er boven die zuilen weer slankere stonden die, op goothoogte van het huis, een plat dak droegen. Desgevraagd kon men mij bij de Koninklijke Van Kempen en Begeer, tegen-
woordig te Zoetermeer gevestigd, geen nadere gegevens over het ontstaan van de beker verschaffen. Onder de ruim 1000 oude ontwerptekeningen die men nog bezit mocht niet die
van dit stuk zilver gevonden worden en pas vanaf 1880 had men ïille voorwerpen die de fabriek verlieten gefotografeerd, kreeg ik te horen. In een antiquariaat mocht ik kort na de aanschaf van de beker een mooi in leer gevat boekje verwerven waarin netjes kleine familieberichten geplakt zijn die tus- sen 1828 en 1894 in kranten hebben gestaan en de familie Huydecoper betreffen. Hierin vond ik ondermeer de aankondiging: "Ganzenhoef, onder Nieuw-Maarsseveen,
9 December 1849. Heden ontsliep in den gezegenden
ouderdom van ruim 82 jaren, de Wel-Ed. Geboren Heer
Everard Rudolph Gerard Huydecoper,
Heer van Nigtevecht".
|
|||||
52
|
|||||
De vader van deze Heer van Nigtevecht, Mr. Willem Huydecoper van Nigte-
vecht, had op 10-jarige leeftijd, in 1754, voor de bouw van het huidige huis Gou- destein te Maarssen de eerste steen gelegd en Everards zusje Carolina Justina deed op 11-jarige leeftijd, in 1776, het zelfde voor het mooie tuinhuis op de bui- tenplaats VreedenHoff te Nieuwersluis, maar dit even ter zijde. Everard was op 6 augustus 1801 gehuwd met Johanna Constantia Isabella Bou-
daen (1767-1803). Zij kregen een zoon die op 21 december 1802 werd geboren doch binnen een maand overleed zijn moeder aan de gevolgen van de bevalling. Deze zoon, Constantijn Willem Hendrik Huydecoper, trouwde in mei 1826 met Jonkvrouwe Henriëtta Sophia Alewijn (1805-1870) en op 22 maart 1827 kwam te Utrecht in hun woning aan de Keistraat nr. 7 zoon Edward ter wereld. Zoals Constantijn zijn moeder nooit echt gekend heeft was dit zelfde bij Edward ten opzichte van zijn vader het geval, want deze overleed reeds kort na de eerste verjaardag van zijn zoon. Edward werd op 28 april 1827 gedoopt in de Utrechtse Jacobikerk; peter was
zijn grootvader E. R.G. Huydecoper van Nigtevecht, wiens enige kleinkind hij zou blijven. In 1845 liet hij zich als student in de rechten aan de Hoogeschool van Utrecht
inschrijven en op 16 juni 1848 verkreeg hij voor de toen zogeheten Hoge Raad van het Koningrijk der Nederlanden brieven van meerderjarigverklaring. (Men werd in die tijd pas meerderjarig beschouwd op 25-jarige leeftijd). Zijn rechtenstudie te Utrecht sloot hij met goed gevolg af op 27 oktober 1852. De volgende in het boekje geplakte advertentie met betrekking tot Gansenhoef
luidt: "Heden overleed in den ouderdom van 60 jaren,
Cornelis Barneveld, die mij en virijlen mijnen
grootvader gedurende ongeveer veertig
jaren met de meeste naauwgezetheid
en hartelijkheid als tuinbaas gediend heeft.
E. Huydecoper van Nigtevecht
Huize Gansenhoef, onder Maarsseveen, 11 April 1863".
Edward, die zijn leven lang ongehuwd zou blijven, had inmiddels het buiten
van zijn grootvader geërfd. Tot in 1850 was hij bij zijn moeder, die in 1834 her- trouwde met Mr. Willem Mattias Jan van Dielen, te Utrecht blijven wonen in het statige huis aan de Drift nr. 21 en in 1851 kreeg hij de vrije beschikking over Gansenhoef. |
|||||
53
|
|||||
Omdat Edward in 1876, het jaar waarin de beker vervaardigd werd, 25 jaar
eigenaar was van het er op afgebeelde buiten, hij toen bovendien de enige nog in leven zijnde Huydecoper van Nigtevecht was én de aangebrachte initialen met het familiewapen de zijne zijn, meen ik te mogen constateren dat deze be- ker destijds voor hem en speciaal ter gelegenheid van dit jubileum is vervaar- digd. Ik durf echter niet even stellig te beweren dat de wandelaar met stok, van slechts
enkele millimeters hoogte, die de aandachtige beschouwer op de kelk tussen de bomen op de achtergrond gegraveerd ziet, de jubilaris voorstelt, maar dit kan wel heel goed mogelijk zijn. Een van de laatste familieberichten in mijn boekje meldt:
"Op 28 Februari 1883 overleed te Maarsseveen
op den Huize Gansenhoev, na een langdurig en ge- duldig lijden, Mr. Edward Huydecoper van Nigtevecht Lid van de Provinciale Staten van Utrecht, Hoogheemraad van Zeeburg en Diemerdijk". Op 5 maart 1883 wordt zijn lichaam per trekschuit naar Nigtevecht vervoerd
en bijgezet in de familiegrafkelder, die zich daar in het koor van de oude kerk bevindt en waar o.a. zijn vader en grootvader hun laatste rustplaats hebben ge- vonden. Schuin tegenover de ingang van de kelder staat de met kleurige wapens versier-
de bank van de Heeren en Vrouwen van Nigtevecht, welke heerlijkheid in 1731 bij erfenis in de familie gekomen is. Met het overlijden van Mr. Edward is de oude tak Huydecoper van Nigtevecht
uitgestorven en vererfde de heerlijkheid naar een neef uit de nu nog bloeiende tak Huydecoper van Maarsseveen, waarvan de leden in 1814 door koning Wil- lem I in de adelstand waren verheven. Het buitengoed te Maarssen werd daarna o.a. enige tijd door de erven verhuurd
en tenslotte, in 1904, verkocht. De Gansenhoef beker is nu weer na wie weet wat voor omzwervingen terug in
de Vechtstreek als een mooi voorbeeld van hoe men eens de herinnering aan een feestelijke gebeurtenis vastlegde. VreedenHoff, februari 1992 A.J.A.M. Lisman
|
|||||
54
|
|||||
De Heerenhofstede Breeëvecht te Vreeland
|
||||||
In de serie voormadige buitenplaatsen in Vreeland neemt Breeëvecht een wat
speciale plaats in, want er staat nog het een en ander van. Tijdens de onderzoekingen naar het wel en wee van Welgelegen' kwamen er zo veel gegevens over Breeëvecht boven tafel, dat er voldoende stof was om ook de geschiedenis van deze buitenplaats te kunnen boekstaven. Aan de westelijke Vechtoever ligt hcdverwege Vreeland en de Nes een boerderij op kleine afstand van de weg. Aan de weg staan ter weerszijden van deze boerderij (afb. 1) vier hardstenen palen waarvan het zuidelijkste paar de naam Breeëvecht draagt. Sa- men met twee oude kastanjebomen aan de oever van de daar ter plaatse brede Vecht herinneren zij aan de vroegere buitenplaats. De buitenplaats of ouder- wetser de "heerenhofstede" Breeëvecht ligt in de Hoekerpolder in Vreeland even ten zuiden van de verdwenen buitenplaats Welgelegen. De oudste tot dusver aangetroffen vermelding^ dateert uit 1728, toen voor Schout en Schepenen van het Gerecht Nigtevecht een overdracht plaats vond door Cor- nelis Cole, sinds 29 januari 1721 optredend als "Speciajil gemagtigde, vermo- gens procuratie van Jonkvrouw Maria Elisabeth de Waale, Vrouwe van Anke- veen, ten behoeve van Guilbert Louis de Surmont" en als volgt omschreven: "Seekere Hofstede met zijne Heere en Boere Huijsinge, Stallinge, Schuur en Berg en
zijn Schuitehuijs met de annexe Landereijen genaamt "Brevegt" groot omtrend te sa- men agtentwintig Morgen en 150 Roeden met zijne bepootinge en beplantinge" etc. "alsmede het Jagje of de Glase Sloep met het Schuijtje; welke voorszegde Hofstede en- de Landereijen zijn geleegen aan de Revier de Vecht onder den Geregte van Nichte- vecht; strekkende voor uijt de Vecht, Westvk'aards op tot den Indijk toe, belend ten Suij- den Arien Dirkse Scheepmaker en ten Noorden de Heer Jacob Elias Schoth [ toen de eigenaar van Welgelegen ], sijnde deze voorszegde landereijen belast, dat indien de poldermeesters van de Hoekerpolder zullen moogen leggen ofte houden een kade op de kant van het land naast de Voorbrugsepolder tot een waterkeering waarvoor de pol- dermeesteren van de voorsz Hoekerpolder wederom jaarlijks moeten betaalen een somme van twee gulden; deese landereijen zijn voorts nog belast met een uijtgang van vier stuijvers jaarlijks te betaalen aan de kerk van Vreeland". Het is niet bekend wanneer Jonkvrouw de Waale deze Hofstede en de landerij-
en heeft verkregen, doch uit overdrachten van aanpalend land is bekend dat de familie in 1697 daar reeds grond bezat.' Op de kaart van Amstellandt van 1720 staat op de plaats waar later Breeëvecht
aangelegd zou worden nog slechts het woord 'zaaijland". Het is derhalve niet uitgesloten dat mejuffrouw De Waale de bouwvrouwe van de buitenplaats ge- weest is. |
||||||
55
|
||||||
Afb. 1.
Naast Breeëvecht had zij als laatste "Ambachtsvrouwe van Ankeveen" (1691-
1753) ook veel bezittingen in Ankeveen en andere gemeenten. Zij erfde van haar vader Adriaan Govert de Wael, Heer van Ankeveen, en van haar moederszijde uit de Wuijtiers familie tezamen een groot vermogen. Evenals Maria Elisabeth de Waale was de nieuwe eigenaar. De Surmont, katho-
liek. Na het overlijden van De Surmont werd door zijn erfgename in 1739 een deel van Breeëvecht afgestoten en verkocht aan Pieter Lucasz van Beek [wo- nend te Vreeland op Hofstede Beekzicht, later Brugzicht genoemd]:' "Adriaan Hoogeveen, Baljuw en Schout van Loenen en Kronenburg", optredend als
gemachtigde van "Jonkvrouwe Isabella Margareta de Surmont" transporteert aan "Pieter Lucasz van Beek te Vreeland": "vijf kampen of omtrend neegen mergen zoo weij als hooijland gelegen in de Hoeker-
polder strekkend van de weetering West op tot aan den Indijk, belend ten N Jan Koen- ders en ten Zuijden de Laan van des Heren transportant Principaale, welke onder het getransporteerde niet is begreepen, dog zal dit getransporteerde zijn uijtweg over de- selve Laan hebben en vervolgens over de suijdertste kamp van des comparants princi- paals plaats, Brevecht genaamd, tot den Indijk toe, ten ware den eijgenaar van de plaats quam goed te vinden, de Laan tot den Dijk toe te graven [af te sluiten] etc." Hier is dus sprake van een laan over Breeëvecht die liep tot tenminste aan de
Indijk en mogelijk zelfs verder tot aan de Angstel. |
|||||
56
|
|||||
Tien jaar later, in 1749 werden "vier kampen lands groot omtrend ses en een
half mergen" van dit verkochte door mejuffrouw De Surmont weer terugge- kocht van Van Beek/ In 1761 overleed de eigenares en ging Breeëvecht in an- dere handen over Een acte' doet ons hiervan kond: "Jan de Bas, secretaris der stad Amsterdam etc. en Frederik Guillaume Grave van
Hompesch in hunne qualiteit als Executeurs van den Testamente van wijlen Jonkvr. Margareta Isabella de Surmont, transporteren en cederen aan de Heeren Livius An- tonides en Kaspar Fabricius: "Eene Hofstede genaamd Breevecht met de Heere Hui- zinge, Tuinmanswoninge, Stal en Koetshuis en verder getimmerte, met de landerijen, strekkende voor uit de Vecht tot aan den Indijk, te samen groot omtrent zeventien mergen een honderd vijftig roeden, alles gelegen in de Voorburghsche polder onder dezen Gerechte, waar onder ruim twee mergen leenroerig zijn aan den Huize Nij- veld". (N. B. In de acte wordt de 'Voorburghsche polder" genoemd, waar latere acten spreken van
de Hoekerpolder voor de ligging van Breeëvecht.) Tot 1788 wisselde Breeëvecht in dezelfde omvang en beschrijving nog vier maal
van eigenaar t.w. in 1765" aan Matthias van Middeldorp,
in 1776' aan Jan Hendrik Hantrop, in 1778'° aan Jan Kwik, makelaar, allen uit Amsterdam. De laatstgenoemde overleed voor 1788. In februari 1788 werd een estimatie van Breeëvecht gemaakt die voor het totale
goed uitkwam op ƒ 8.000 en voor het land alleen zonder de opstallen op ƒ 3200." April 1788 werd Breeëvecht uit de boedel van Weduwe Maria Kwik geb. Hulst verkocht'^ aan Hendrik Hageman, eveneens uit Amsterdam en zijn huis- vrouw Maria Mein. Bij de overdrachtbeschrijving valt op dat er sprake is van bossen, die, aangeplant door eerdere eigenaars blijkbaar voldoende wasdom bereikt hadden om te worden vermeld. Ook werd ditmaal terecht, als ligging van de landerijen de Hoekerpolder aangegeven. De familie Hageman en hun kinderen kochten nadien diverse kleine en grotere
stukken land in de Voorburgse polder, waaronder als meest opvallende: "Een weer land, genaamt Het Neusje van de Zalm, bestaande in drie kampen, groot
omtrent vijf mergen" die Hendrik in 1793 voor/2600,- kocht, welke som hij onder zich kon houden te-
gen een jaarlijkse renteuitkering van vier procent." Een soort hypotheek dus. Deze "weer" land [een weer is een lange smalle akker] was het meest noordelijk gelegen land in de Voorburgsche polder, en grensde aan de landerijen van Breeëvecht in de Hoekerpolder. De overdracht werd medeondertekend door B. Frijmersum, een familienaam
die wij later meer zullen tegenkomen. |
|||||
57
|
|||||
Alvorens het wel en wee van "Heerenhofstede Breeëvecht" verder te beschrij-
ven staan wij even stil bij het ontstaan van de "Boerenhofstede Breeëvecht". Even zuidelijk van het land genaamd het "Neusje van den Salm" lag een boeren- plaats met land die vroeger "Den Ouden Boel" heette, en in 1725'* gekocht werd door Kornelis Korsse Scholl, ter grootte van zes morgen en tweehonderd roe- den. Na hem had de boerderij een reeks eigenaren, waarvan de volgende eniger- mate interessant zijn: In 1770" was dat Jan Groot, Schoolmeester en Voorzanger te Vreeland, die
Den Ouden Boel in 1779 overdeed'* aan Boudewijn Broere, Schepen van Vreeland, die naast landbouwer ook Meester Beschuitbakker was. Hij bezat veel land, en dreef zijn bakkerij aan de Voorgracht in Vreeland. "Den Ouden Boel" is later gesloopt en op het "Neusje van den Salm" werd de "Boerenhof- stede Breeëvecht" gebouwd. Hendrik Hageman verwierf na "Het Neusje van den Zalm" in 1794 zijn laatste
stuk land, ter grootte van 2,5 morgen in de Voorburgse polder," want hij over- leed in hetzelfde jaar. Een nieuwe eigenaar van Breeëvecht begon zich te manifesteren. Dat was Cor-
nelis Frijmersum, koopman te Amsterdam die getrouwd was met Hendrik Ha- gemans dochter Adriana. In 1795 kocht hij 2,5 morgen land naast het door Ha- geman gekochte perceel, en in 1800 en 1801 "Den Ouden Boel" in twee gedeel- ten van respectievelijk de Weduwe Grevingh" en Boudewijn Broere. '^ Tenslotte nam hij in 1801 ook "Breeëvecht" uit zijn schoonvaders boedel over:™ "de Heer Sebastiaan Hola van Nooten, woonende op de Catoen Fabriek te Nigtevecht
als speciaal gemachtigde van de Heer Harmanus Hageman en Mejuffrouw Adriana Hageman, huisvrouw van de Heer Cornelis Frijmersum voor hun privee" cedeert en transporteert aan de heer Cornelis Frijmersum: "Eerstelijk de Hofsteede Breevegt, etc. te samen groot seventien morgen en een hon-
dert en vijftig roeden etc." "Ten tweede Een Boere Hofsteede, met derzelver Boerehuijsingen, Schuren, Bergen,
etc. te samen groot vijf mergen genaamt, "het Neusje van den Salm", ten Zuiden van even gemelde Heere Hofsteede, etc." "ten derde, Een stuk weij en Hooijland groot vijf mergen, alwaar ten Noorden belend
is het land van den Haring [buitenplaats aan de Angstel] behorende aan de Heer Hen- drik Roghe, en ten Zuiden, het land van Valkenheining [eveneens gelegen aan de Angstel], behorende aan de Heer Damen, zijnde leenroerig aan de Huise van Mijnden" "ten vierde Twee mergen driehondert roeden lands, meede geleegen in de Voorburgse
polder in meergemelde carspelen, daar ten Zuiden de Heer Gink en ten Noorden de Wed. Hendrik Meijer gelegen is etc." In feite werden met deze overdracht alle door zijn schoonvader gekochte lande-
|
|||||
58
|
|||||
rijen in Vreeland door Cornelis Frijmersum verkregen en werd zijn zwager
Harmanus Hageman uitgekocht. Ook blijkt uit deze acte dat er in 1801 op het "Het Neusje van de Zalm" een Boerenhofstede stond, die waarschijnlijk in 1793 gebouwd werd. Mogelijk was deze hofstede in beheer bij zijn zwager Harma- nus. De kooplust en -kracht van Cornelis was met de overname van Breeëvecht nog
niet geëindigd, want in 1807 verwierf hij voor ƒ4900 nog meer land,^' ditmaal van Gillis Graafland (de Erven Hooft) eigenaar van de buitenplaats Groot Veldhoen [aan de Angstel] nl.: "tien mergen 300 roeden land in de Voorburgse polder, belend ten Noorden door het
land van de Koper en ten Zuiden de landen van de Heer Roghe [den Haring], strek- kende van de Vecht tot de indijk, etc." Recht van overpad werd ook in de acte beschreven nl.:
"Verders is tussen Kooper en Verkooper geconditioneerd... dat den Verkooper het
Recht zal hebben voor hem, zijne Huisvrouw en Huisgenooten een vrije overweg over dit verkochte land te behouden; daarentegen zal de Kooper insgelijks het recht van eene Overweg na 't Geijn [de Angstel] hebben, voor hem, zijne Huisvrouw en Huisge- nooten over het land van de Boerderij Groot Veldhoen genaamt, zullende door den Kooper een dam of hek ten dien einde voor zijne rekening aan den indijk gemaakt en onderhouden moeten worden en daarvan voor Eens eene sleutel door kooper aan verkooper ter hand gesteld worden; men zal zo veel immers mogelijk is het gewas me- nageren en maar een Spoor houden die men langs de slootkant zal moeten leggen, ook verplicht men zich bij 't Passeren, om telkens de Hekken wel dicht te sluiten, ook zal gezorgt moeten worden dat van wegens de Bruijkers geen hindernis of beletzelen aan deze passage worde toegebracht. Deze overeenkomst zal echter over en weder uit- scheiden en finaal ophouden bij overlijden van een of beide der contractanten, alsme- de bij verkoop van der zelve Plaatsen of Boerderijen, genaamd het Grote Veldhoen, leggende aan het Geijn en de Plaats of Boerderij genaamd Breeëvecht leggende aan de rivier de Vecht." Frijmersum had met deze aankoop een soortgelijke uitweg naar de Angstel ver-
kregen als eerder op het naast gelegen "Welgelegen" was aangelegd, en die later de "Laan van Reael" zou gaan heten,' alleen liep deze na de indijk niet over eigen grond. Het steeds groter wordende bezit van Frijmersum blijkt uit een in 1808 door
hem opgesteld testament, waarin hij zijn bezittingen als volgt aan zijn kinderen toewij st^^ "--Aan de oudste zoon Hendrik Hageman Frijmersum [bij deze naamgeving werd de
toenmalige mode gevolgd, de naam van zijn grootvader aan moederszijde bij die van zijn vader te voegen] de toewijzing van: "Boerenhofstede Sans Souci aan de Vecht bij Vreeland [nog steeds bestaand in 17e-
eeuwse staat] aan de westzijde van de weg naar Loenen, groot ca 33 morgen, en een |
|||||
59
|
|||||
huis met erf in Amsterdam op de Keizersgracht bij de Lelygracht, thans verhuurd en
bewoont bij de Heer Basterd". [die de steenfabriek en buitenplaats Cromwijck tussen Maarssen en Breukelen bezat j --Aan zijn oudste dochter Alida Maria Frijmersum:
Boerenhofstede Koningsvliet aan de Vecht bij de Klomp groot ca 30 morgen; 16 mor-
gen land bij de Nes in Weespercarspel; huis en tuin genaamd Africa thans genaamd Vreugdenhoff op de hoek van de middellaan en lepellaan te Amsterdam, [een buiten- tje in de Watergraafsmeer] —Aan de jongste zoon Cornelis Frijmersum: Herenhofstede Breeëvecht groot ca 17,5 morgen, en een Boerenhofstede staande naast
de Heerenhofstede groot ca 32,5 morgen, thans beide onverhuurd en in eigen gebruik. —Aan de jongste dochter Anna Louise Frijmersum: Boerenhofstede vroeger genoemd Nieuw Koningslust, thans "de Dankbaare" te
Weespercarspel aan de Vecht bij de Klomp groot ca 30 morgen, en ca 15 morgen land naast deze boerderij: twee huizen en tuinen naast en achter Vreugdenhoff in de plan- tage te Amsterdam, genaamd "Bergen in Noorwegen" en "Klein Africa"." Uit dit testament blijkt de zeer aanzienlijke omvang van zijn bezittingen die
overigens nog steeds zouden toenemen. Zo kocht hij o.a. in 1812 de voormalige Katoenfabriek "Vredebest" in Nigtevecht van de heer Hola van Nooten. In 1814 herriep hij zijn testament en benoemde hij zijn vrouw tot executrice van zijn nalatenschap. Het mocht echter niet zo zijn, want hij overleefde haar en overleed in 1820 in
zijn huis aan de Heerenstraat nr. 327 te Amsterdam. De Erven kregen toen de taak om zijn nalatenschap aan te nemen en te verdelen. Voordat de verdeling plaats vond kochten zij echter voor ƒ 7840,- nog een per- ceel land noordelijk grenzend aan Breeëvecht'"' "Nicolaas Broere, Landbouwer en Beschuitbaikker, en jufvrouw Catharina Broere,
zijnde bejaard en ongehuwd en buiten beroep, beide woonachtig te Vreeland, trans- porteerden 11,5 morgen land in de Hoekerpolder strekkend van de Vecht tot de Indijk, belend ten Z Hofstede Breeëvecht en ten N het buiten Welgelegen." (Hun vader Bou- dewijn Broere had dit land in 1768 gekocht en zij erfden het in 1805.) Op hun beurt verwierf de familie Broere uit het bezit van de erven Frijmersum: "Een huizing, tuin en boomgaard genaamd "het Horkenest", gelegen in de kern van Vreeland voor ƒ2100." Het nagalaten Frijmersum bezit werd in een aantal veilingen van de hand ge-
daan, waaronder zeven huizen in Amsterdam, Breeëvecht, Sans Souci, het nieuw gekochte land van Broere, en de Katoenfabriek in Nigtevecht. Breeëvecht kreeg via deze veiling in 1821 een nieuwe eigenaar,'* namelijk Carl
van Walree (1734-1832), die aan de Heerengracht nr. 555, bij de Spiegelstraat woonde, en in 1819 voor ƒ 39.000,- ook het pand Heerengracht 470 had gekocht. |
|||||
60
|
|||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'"•"^'l
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 2. Breeëvecht in kadastraal minuutplan Vreeland met ten oosten van de
Vecht het gebied van Vreedenhorst. Hij betaalde voor Breeëvecht het kapitale bedrag van ƒ 50.400,-, waaruit is af
te leiden dat de buitenplaats tussen 1788 en 1821 heel wat meer allure gekregen moet hebben dan deze daarvoor bezat. In hetzelfde jaar waarin hij Breeëvecht verwierf, overleed helaas ook Van Wal-
ree's vrouw, Johanna Elisabeth van der Sande (1781-1821), met wie hij in 1804 gehuwd was. Hierdoor kwam hij met drie minderjarige kinderen zJleen te staan. Van Walree moet een zeer vermogend man geweest zijn want na Breeë- vecht voegde hij in 1822 het buiten Kroonesteijn aan de Angstel voor ƒ 20.500,- aan zijn bezit toe, verkoper was Jacob Meertens,'^ en bovendien nog 14 mor- gen land ten zuiden van buitenplaats "Vreedenhorst", in de Dorssewaardse pol- der ten oosten van de Vecht voor een som van ƒ 7500.^' Daarmee nog niet tevreden nam hij van Johan Christiaan Cors in 1829 "Vree-
denhorst" met een grootte van toen zes morgen voor ƒ5750 over." |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
61
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 3. Kronestijn in kadastraal minuutplan Baambrugge.
De omvang van het aldus door hem verworven bezit aan de Vecht en Angstel-
oevers blijkt uit afb. 2, 3 en 4. Waarschijnlijk werd hij tot deze omvangrijke aan- kopen bewogen, doordat hij zich enigszins wilde meten met de eigenaar van het aanpalende landgoed Welgelegen.' Ook hij kon nu over eigen terrein van de Vecht naar de Angstel rijden. Van Walree zal zijn geld in het betere textiel ver- diend hebben gezien de volgende advertentie in de Amsterdamsche courant van het jaar 1803 no 2 (gaa): "De Fabriek van fluweelen en andere zijden stoffen, van Jean Lacoste, te Amster-
dam, zal, met primo January 1803, door Catharina Lacoste, Wed. Pieter van Walree [1749-1804] en haar zoon Carl van Walree, onder de Firma van: Jean Lacoste, Wed. P. van Walree en Comp. gecontinueerd worden, gevestigd aan Heerengracht 142." Lang heeft Carl van Walree niet van zijn nieuwe buitenplaatsen kunnen genie-
ten, want in 1832 overleed hij op Breeëvecht. In 1833 veilden zijn erven het gehe- le bezit, waarbij alle bezittingen ten westen van de Vecht in handen kwamen van Willem Hendrik Gompertz, die in Amsterdam woonde aan de Haringpak- kerij nr 13. Bij deze veiling traden Cornelis Frijmersum Jr. en Johan Christoffel Walkart
als zijn stromannen op en werd voor de heren- en boerenhofstede samen ƒ26.100 neergeteld.™ Wel een verschil met de ƒ50.000 die Van Walree elf jaar eerder daarvoor betaedde!! Buitendien blijkt uit de veilingacten dat Van Walree nog een theekoepel bij Breeëvecht aan de Vechtoever had gebouwd. De bezittingen aan de oostzijde van de Vecht vielen bij de boedelscheiding toe aan Van Walree's zoon Carel, die vervolgens de buitenplaats "Vredenhorst" verkocht aan Abraham Santbergen uit Amsterdam en de aangrenzende perce- len land aan de heer Reael van Welgelegen. |
|||||
62
|
|||||
'■p?i&u::^-.jlj
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'K'-
■>'*>- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.f
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afb. 4. Grootste omvang van het gebied van Breeëvecht in 1829.
Na deze veilingen mocht Gompertz zich ook eigenaar weten van Kroonesteijn
voor ƒ 14.300, zodat hij over zijn eigen laan van 1800 m van de Angstel naar de Vecht kon blijven rijden.'' Gompertz was enig kind van zijn in 1827 overleden vader Pieter Hendrik Gompertz. Hij was zowel een goed handelsman als een bekwaam industrieel en eigenaar
van o.a. loodgieterijen en -pletterijen in Amsterdam. Wij kwamen hem als "handelsman Gompertz" reeds tegen bij de beschrijving van het Huis "de Nes" in het jaarboek van 1989, toen hij de failliet geraakte papierfabriek geheel op- kocht en daarna weer delen daaruit verkocht. Naast Breeëvecht en Kroonesteijn bezat hij ook de hofstede Beek en Geijn te
Baambrugge. Bij zijn overlijden in 1857 liet hij aan zijn dertien erfgenamen een vermogen van ƒ 1.511.372 na. Voorwaar een imposant bedrag. In 1836 heeft P.J. Lutgers in zijn plaatwerk "Gezigten aan de rivier de Vecht" in litho weergegeven hoe Breeëvecht en Kroonesteijn er uitzagen (afb. 5). Hij merkte hierin bij Breeëvecht op: "Deze Hofstede, vroeger de eigendom van wijlen den Heer C. van Walree, behoort thans aan den Heer Gomperts, die de- zelfde merkelijk veranderd en verfraaid heeft." Hoeveel veranderingen en ver- fraaiingen Gompertz aan zijn eigendom heeft aangebracht is helaas niet meer te achterhalen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
63
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■^
|
||||||||||||||
Il|.:.i^.:^« ■
|
||||||||||||||
■V-
|
||||||||||||||
Afb. 5. De hofstede Breeëvecht in 1826 (litho: P.J. Lutgers, coU. R. A.U.).
Geen verfraaiing voor zijn buitenplaatsen vond hij, naar men mag aannemen,
de in 1843 geopende Rijnspoorweg, die zowel de Laan van Kroonesteijn als- mede vele andere lanen en voetpaden tussen Vecht en Angstel doorsneed. In 1846 vertrok hij dan ook uit de Vechtstreek en verhuisde naar Bloemendaal. Wel hield hij de hofstede Kroonesteijn aan, maar Breeëvecht besloot hij te ver- kopen. De Vreelandse landerijen werden hiertoe in vijftien kavels verdeeld, wel- ke eerst afzonderlijk en daarna in combinaties vlot geveild werden. De buitenplaats zag er op dat moment als volgt uit: "De Heerenhofstede genaamd Breeëvecht, bestaande in eene Heerenhuizing, met
Tuinmanswoning, Koetshuis, PaardenstalHng, Koepel, Schuitenhuis, Hartenbaan, Menagerie, Loodsen en verdere getimmerten, mitsgaders Lanen, Waterpartijen, Bos- schen, Boomgaarden, Moes en Broeituinen, Slingerbosschen, benevens Hooi-Bouw- Wei- en Teellanden, alles te zamen groot zeventien bunders, 72 roeden en 50 ellen, nabij den Rijnspoorweg" etc. "om de Herenhuizing staat zwaar geboomte" etc. Uit deze omschrijving blijkt dat Breeëvecht nu ook een hertenkamp en een me-
nagerie rijk was, wat mode was voor buitens in die tijd. |
||||||||||||||
64
|
||||||||||||||
"Een Laan en Bosch met grond, bestaande de Laan uit zware wilgenbomen groot Ib
29r 40e"
"De Boerenhofstede genaamd Breeëvecht, bestaande in eene Boerenwoning, Stallen
voor Hoornvee en Paarden, Schuren, Hooibergen, Boomgaard, Tuin, Erf, Werf, Weg
en voorland"
8 kavels land, tesamen groot ruim 26 bunders, met 376 wilgen en populieren en 731
knootwilgen."
De buitenplaats met de boerderij en de laan van Kroonesteijn keerden weer te-
rug in de handen van een telg van de familie Frijmersum, toen Bernardus Hage- doorn, getrouwd met Anna Louise Frijmersum, dochter van Cornelis Frijmer- sum Jr. er ƒ 51.975 voor over bleek te hebben.'' Hij was handelaar in steenkolen, een in die tijd sterk opkomende brandstof voor stoomketels en kachels. Van de overige kavels werd een vier bunder groot stuk land in de Voorburgse polder ge- kocht door Gerrit van Os, schipper te Vreeland, die dit land overigens in 1853 aan zijn zwager Gijsbertus Gerrit van den Andel, zoon van de Vreelandse burge- meesterjan van den Andel, en schoonzoon van Bernardus Hagedoorn overdeed. Van den Andel stichtte op dit land een Pannen en Tegelfabriek genaamd "De goede Verwachting". Het vroegere land van Broere werd gekocht door buurman Reael, die het bij
zijn buitenplaats Welgelegen voegde en er een boomkwekerij op vestigde. Na de hofstede Breeëvecht werd ook de inboedel geveild door burgemeester Van den Andel.*' Hierbij gingen 307 kavels voor ƒ2025,- van de hand. Het zou niet de laatste veiling zijn op Breeëvecht want in november 1846 hield de burge- meester nog een boeldag van paarden, vee, melk- en bouwgereedschappen, die ƒ2317 opbracht.*' Hagedoorn ging als nieuwe eigenaar daarmee verder en hield in 1846 een verko-
ping van bomen en hakhout staande op zijn buitenplaats. De 397 bomen en 39 percelen hakhout leverden hem in totaal ƒ3342,75 op. Het volgende geve een indruk van deze veiling:*' Het hout werd gekocht door
61 personen wonend in 19 gemeenten waaronder, naast de omringende, ook Amsterdam, Jutphaas, Weesp, Eemnes en Maarssen. Er werden 10 soorten bo- men geveild waaronder 172 eiken en 61 iepen. De hoogste prijs van ƒ 33 werd voor een iep betaald, terwijl de duurste eik voor
ƒ26,50 weg ging. De familie Hagedoorn bewoonde Breeëvecht regelmatig, hoewel zij in Amster-
dam ook een woning hadden. Na 25 jaar genoegen beleefd te hebben aan zijn buitengoed overleed Bernardus
daar in 1869. De nagelaten onroerende goederen werden nog in datzelfde jaar door zijn erven |
|||||
65
|
|||||
zoals gebruikelijk, in veiling gebracht, waarbij door zijn schoonzoon Gijsbertus
van den Andel ook de Pannen en Tegelfabriek werd toegevoegd. De stemming was niet willig, want bijna alles werd wegens te lage biedingen opgehouden, be- halve de boerenhofstede. Deze was toen ruim 30 bunder groot en werd voor ƒ40.000 gekocht door de
reeds daarop wonende landbouwer en veehouder Teunis van Woudenberg.™ Eenjaar later, in 1870, kwam de boedelverdeling van Hagedoorn tot stand en werden Breeëvecht en de Laan van Kroonesteijn tegen een waarde van resp. ƒ25.000 en 3.500 toegewezen aan zijn zoon Adrianus Hendrik Hagedoorn, die toen op de Heerengracht nr. 20 te Amsterdam woonde." Hij behield Breeë- vecht tot hij op Sinterklaasdag 1889 in zijn woning te Amsterdam overleed. Hagedoorn was een succesvol zakenman die naast aandeelhouder van veel be- drijven in de touw- en nettenindustrie, ook reder was.'^ Hij liet drie haringloggers in de thuishaven Maassluis na, waarvan de inventaris
uitvoerig in de boedelacte werd gespecificeerd met een waarde van totaal ƒ13768,50. Het bezit in Vreeland werd in april 1890 door de erven natuurlijk weer geveild: "-De Laan van Kronensteijn, strekkend tot de werken van de waterstaat" [het Merwe-
dekanaal, later Amsterdam Rijn kanaal genoemd, werd daar immers gegraven], ging voor ƒ2132 naar Lambertus Joachim Jan Berghuijs in Vreeland. -Breeëvecht, nog steeds ruim 17 bunder groot, werd op/31.167 afgehamerd voor Hen- drik van Meerlant, notaris te Utrecht en zijn administrateur Gerrit Viveen." Bij Breeëvecht stonden toen nog steeds genoemd:
"koetzierswoning, koetshuis, oranjerie, koepel, steiger, bosschen, enz."
De notaris had slechte voornemens met de oude buitenplaats. Een jaar later
reeds verkochten hij en zijn maat de hofstede aan landbouwer Dirk Zeldenrijk,
van origine uit Loosdrecht, en al wonend op Breeëvecht.
Van de koepel is in deze transportacte'* geen sprake meer en mogelijk had de
notaris deze al laten slopen en verkocht.
Ook spreekt de volgende conditie in de acte boekdelen:
"Zijnde onder de verkoop niet begrepen de boomen en ander houtgewas, welke door
de verkoopers in publieke veiling zijn verkocht, doch nog niet allen van daar vervoerd zijn, behalve enkele bomen, heestergewas en coniferen rondom de Heerenhuizing, welke den Kooper zijn aangewezen als onder dezen verkoop te zijn begrepen." Hieruit blijkt dat de notaris de aanzet heeft gegeven tot de ontmanteling van
de "Heerenhofstede Breeëvecht" geholpen door de koper, die er ƒ 25.500 voor betaalde. De nieuwe eigenaar woonde aanvankelijk in de "Oranjerie" terwijl hij het herenhuis veranderde in een grote boerderij. Alle overbodige en on- bruikbare opstallen werden gesloopt, en resterend bos, alsmede hak- en griend- |
|||||
66
|
|||||
Afb. 6. De hekkepalen van Breeëvecht (1992).
hout werd gerooid. Het moet een immens werk geweest zijn om dat destijds gro-
te bos tot weiland om te werken. Zo was na 170 jaar de cirkel weer gesloten en was de grond weer boerenland. Na een lang en arbeidzaam leven overleed Zeldenrijk in 1945 op 92-jarige leef-
tijd in zijn boerderij voorheen de "Herenhofstede Breeëvecht". Breeëvecht is thans, na overgang op kinderen en kleinkinderen, na honderd jaar nog immer in het bezit van de familie en is uiterlijk sindsdien niet veranderd. In het woonhuis zijn nog wel delen aanwezig in oudere stijl die herinneren aan de vroegere herenhofstede. Daarbuiten zijn slechts de hekpalen over (afb. 6). Ook in het land getuigen sommige slingerende sloten nog van het vroegere bospark. Hoe verging het ondertussen de vroegere boerenhofstede Breeëvecht, alias
"Het neusje van de Zalm"? In 1929 werd deze door Nicolaas en Albertus Woudenberg verkocht aan Nico-
laas Adriaan Zeldenrijk uit Woudenberg, die nooit gedacht had deze boerderij naast zijn vader Dirk eens te kunnen kopen. De naam van de boerderij werd om dit uit te drukken veranderd in "Nooit Gedacht". De "Oude Boel" kwam in 1959 nog ter sprake toen bij landwerkzaamheden stukken van de oude funde- ringen werden aangetroffen. |
|||||
67
|
|||||
Na drieëndertig jaar de scepter over de boerderij gezwaaid te hebben overleed
de eigenaar en verdween ook de naam van de boerderij.
Sinds 1964 is deze in eigendom van de familie Van Hienen, die er een fruitkwe-
kerij op vestigde.
In plaats van een naam werden bij restauratie van de voorgevel ankers geplaatst
die het jaartal 1763 aangeven, waarbij de zes in feite een op zijn kop geplaatste
negen is, want de boerderij werd in 1793 gebouwd.
|
|||||||||||||
J. Boerstra
Vreeland |
E. Munnig Schmidt
Loenen |
||||||||||||
Bronvermelding:
1. Jaarboekje Niftarlake 1990
2. RAU dg.inv. 1578 no 230
3. RAU dg.inv. 1577 no 36
4. Vier eeuwen Herengracht,
5. RAU dg.inv. 1583 no 59
6. RAU dg.inv. 1584 no 109
7. RAU dg.inv. 1585 no 20
8. RAU dg.inv. 1585 no 54
9. RAU dg.inv. 1579 no 29
10. RAU dg.inv. 1579 no 42
11. RAU dg.inv. 1580
12. RAU dg.inv. 1580 no 199
13. RAU dg.inv. 1581
14. RAU dg.inv. 1578 no 189
15. RAU dg.inv. 1586 no 2
16. RAU dg.inv 1579
17. RAU dg.inv. 1579
|
|||||||||||||
18. RAU dg.inv. 2101
19. RAU dg.inv 2101
20. Gemeentearchief Vreeland
1976 21. RAU dg.inv. 1587 22. GAA nots Lant ? Amsterdam 1808
23. GAA nots de Bondt Amsterdam 1821
24. GAA nots de Bondt Amsterdam 1821
25. GAA nots de Bondt Amsterdam 1822
26. RAU nots Sanderson Loenen 1822
27. RAU nots van Meurs Vreeland 1829
28. GAA nots van Houten Amsterdam 1833
29. RAU nots van Eelde Vreeland 1846
30. RAU nots Suyck Vreeland 1869
31. RAU nots Suyck Vreeland 1870
32. GAA nots Jonker Amsterdam 1889
33. RAU nots Bosch Vreeland 1890
34. RAU nots van Beusekom Loenen 1891
|
|||||||||||||
Noot
Maria Elisabeth de Wale, Ambachtsvrouwe van Ankeveen, geb. 2/12 1691, f 13/7 1753. Zij stichtte
in Ankeveen in 1749 een hofje van 12 huizen voor "zes gereformeerde en zes roomsgezinde lieden die hun kost niet konden verdienen". In feite schijnen er alleen katholieken gewoond te hebben. In 1940 werden de huizen gesloopt; de twee zeer fraai gehouwen gevelstenen uit het hofje werden gered en hggen in de tuin van de R. K.-pastorie. De ene steen toont een gekroonde cartouche in Marot stijl met haar ineengestrengelde initialen daarin en de andere een zelfde gekroonde cartouche met een overhoeks vierkant waarop een schild met een haan met daarboven twee vogels en een vogel eronder: haar familiewapen. Zij was katholiek en bleef ongehuwd. Door vererving doch ook door aankoop is zij in het bezit geweest van acht panden aan de Herengracht te Amsterdam, nl. nrs. 86, 338, 340, 409, 411, 412, 567 en 569.* Zij was een dochter van Adriaan Govert de Wael van Anke- veen en Adriana Debora Wuijtiers, wiens zuster met Dirk Cromhout was getrouwd. |
|||||||||||||
68
|
|||||||||||||
Van der Burch van Oudaen, een memorie
|
||||||
De geschiedenis van een huis gaat meer leven naarmate er meer gegevens zijn
over de bewoners. Dit geldt dus ook voor het huis Oudaen, ca. 1300 als woonto- ren gesticht aan de oostkant van de Vecht ten zuiden van het dorp Breukelen. Over de eerste driehonderd jaar is weinig bekend, tenminste over de manier waarop men het gebouw bewoonde. Toch is er wel het één en ander te destilleren uit archiefgegevens. In het Groot Placaatboek van Utrecht staan lijsten van stadsbestuurders; tussen 1350 en 1600 komen de namen van de Heren van Ou- daen daarop, in opvolging, voor. Oudaen werd in die periode waarschijnlijk als buitenhuis gebruikt. De laatste op de lijst is Frangois van Sneeck, wijnkoopman van beroep, die als oudburgemeester van de stad overleed in 1601. Het goed ver- erfde op zijn dochter Johanna. In zekere zin werd deze traditie vijfjaar later voortgezet; Johanna van Sneeck huwde in 1606 Jacob Pieterss Van der Burch, een telg uit het Schiedamse burgemeestersgeslacht Van der Burch (of Van den Burch, de spelling wisselt). Een interessante bijkomstigheid is de gerenom- meerde trouw van juist deze Schiedamse tak van de familie aan het Katholieke geloof, een bolwerk voor de kerk na de reformatie. Tot het einde van de zeven- tiende eeuw bleef Oudaen in het bezit van de familie Van der Burch. Door toevallige omstandigheden is juist uit deze periode heel veel bewaard ge-
bleven over het beheer van het landgoed, zij het verspreid over verschillende ar- chieven. Het Huisarchief van Oudaen bevat het één en ander; het merendeel bevindt zich echter in verschillende Belgische familie-archieven. Deze gegevens zijn van belang omdat de activiteiten en het beheer van de generaties Van der Burch in diverse opzichten bepalend waren voor de latere functie en positie van Oudaen. De bouwactiviteiten van het echtpaar Van der Burch-van Sneeck tus- sen 1606 en 1624 gaven het gebouw zijn definitieve gedaante; het lage achter- huis aan de oostzijde en de hangtoren tussen de twee topgevels aan de kant van de Vecht dateren uit dat tijdvak. Een grondige modernisering heeft eveneens in deze jaren plaatsgehad. Het is bovendien waarschijnlijk dat het echtpaar er in die periode ook gewoond heeft - een uitzondering, want Oudaen werd door de respectievelijke eigenaars naderhand meestentijds verhuurd dan wel als bui- tenhuis gebruikt. Jacob van der Burch is echter in Utrecht (waar het echtpaar huizen bezat) overleden, en wel op 10 Juli 1624. Zijn weduwe vestigde zich na- dien blijvend in deze stad, maar bleef van daaruit vier en twintig jaar lang het landgoed Oudaen beheren. Johanna van der Burch-van Sneeck komt uit de stukken naar voren als een kordate zakelijke vrouw, die haar belangen goed ver- |
||||||
69
|
||||||
dedigde en zich niet liet intimideren of ontmoedigen. Haar requesten betreffen-
de de belastingheffing van het Kapittel van St. Pieter, of haar beklag over de werkwijze van de modderaars en over de slechte conditie van het Zandpad zijn in dit opzicht heel informatief In 1648 deed zij het landgoed over aan haar zoon Arnold, die in Alkmaar woonde. Diens minderjarige zoon Jacob (II) erfde Ou- daen al in 1652, na het overlijden van zijn vader op 4 Oktober. In dezelfde maand overleed Johanna van Sneeck. Vanaf 1624 werd Oudaen verhuurd dan wel bewoond door huisbewaarders. De
contracten, die tussen de partijen werden opgemaakt, geven een beeld van het minutieus geregelde beheer. Wie bekostigt de reparaties, wie mag over het snoeihout beschikken, een verbod om "kuylen" te graven, een voorschrift voor het aanlijnen van vee dat in de boomgaard graast, en dergelijke. De stukken die verband houden met faillissementen van nalatige pachters bieden inzicht in het zeventiende-eeuwse maatschappelijk verkeer. Alles is praktisch en zeer gedetailleerd geregeld. Eenzelfde nauwkeurigheid spreekt uit de archiefstukken, die een meer persoon-
lijk karakter hebben, zoals huwelijksvoorwaarden en testamenten. De regelin- gen geven inzicht in de omstandigheden van de familie maar ook in de prioritei- ten die zij stelden en hun persoonlijke interesses. Onder deze stukken bevindt zich een aantal "memories", overlijdenskalenders die waarschijnlijk alleen voor intern gebruik - binnen de familie - waren opgesteld als aantekening van de stand van zaken. Mogelijk met het oog op testamentaire regelingen; misschien ook om vast te stellen op welke datum de overledenen herdacht moesten wor- den. Opvallend is de vermelding van de plaats waar zij begraven zijn. De me- mories doen zich voor als een moderne kantoorkalender, ingedeeld in twaalf vakjes. Zij beschrijven een bepaalde tak van de familie; zo betreft één daarvan de nakomelingen van stamvader Pieter Pieterss van der Burch, gestorven te Schiedam in 1610. In het hiernaast afgebeelde exemplaar zijn de overlijdensda- ta opgetekend van de nazaten van zijn zoon Jacob van der Burch en Johanna van Sneeck, met als opschrift: "Memorie van Jacob Pietersz van der Burch, heer van Audaen, wiens huijsvrouw was
Johanna van Sneeck, dochter van Franchois van Sneeck oudtborg(e)m(eester) der stadt Utrecht, heer van Audaen ende hebben geprocreeert vijff kinderen met naeme Franchois, Arnoldus, Aldegonda, Petrus, en Anna van der Burch." Uit het handschrift is af te leiden, dat de gegevens telkens door één lid van de
familie werden bijgehouden, en dat dit na overlijden door een ander familielid werd voortgezet. In dit geval zijn de aantekeningen in eerste instantie gemaakt door één van de kinderen van het echtpaar, getuige de vermelding in het vakje |
|||||
70
|
|||||
-4
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A,.o.'vW V
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlfv ^^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
j.::
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.l€c«»A*^ 4jH^>'i.,V «ft.-3.Vii>^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't^^P
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
freu^n'
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|tvi-i^^-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
{^'ï!*^ >Êfrf^ "Zf^t
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
)mK,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
,«*^ if %
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sè--K--Sin £-•'»' -
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
71
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Juli: "Opden 10de Quli) 1624 oude stijl is gest(orven) Jacob van der Burch ons
vader, heer van Audaen, binnen Utrecht'. Daaronder staat in een ander hand- schrift de overlijdensdatum van kleinzoon Jacob vermeld, in de volgende be- woordingen: "16 Juli is gestorven Jacob van der Burch, heer van Audaen, sone van J(onkheer) Arnaudt int jaer 1689: jongman (betekent ongehuwd); te Utrecht begraeven in de Buurekerk." Deze overlijdenskalender bevat de gegevens van drie generaties Van der Burch. De memories vormen een belangrijke bron voor genealogische gegevens. Een
aantal leden van de familie is begraven in de Buurkerk te Utrecht, anderen te Alkmaar. De archieven bevatten diverse exemplaren, niet alleen over familiele- den, maar ook over vrienden en bekenden. Eén daarvan is een memorie uit 1688, met de "naemen van de doode vrienden van de familie van de heeren van der Burch als oock van haere huijsvrouwen." Het is de vraag, langs welke weg de archiefstukken van Oudaen in België te-
recht gekomen zijn. Het oudste daarvan is een pachtcontract uit 1603 dat geslo- ten is door Christina van Sneeck, optredende voor haar "onmondige nichte" Johanna. In 1689 vererfde Oudaen bij overlijden van de ongehuwde Jacob II van der Burch op diens zuster Johanna Maria van der Burch, echtgenote van de Gentse burggraaf De Clerque Wissocq. Het is aannemelijk, dat de papieren toen bij het familie-archief De Clerque Wissocq zijn gevoegd. Het grote kinder- tal van dit echtpaar - van de veertien bleven er negen in leven - is wellicht de oorzaak dat een aantal stukken uiteindelijk elders terecht gekomen is. De fami- lies Van Sneeck, Van der Burch en De Clerque Wissocq waren zeer vermogend. Dit blijkt uit de huwelijkse voorwaarden, uit testamenten en uit boedelbeschrij- vingen; de bereddering van hun nalatenschappen nam altijd jaren in beslag. Bij een groot aantal stukken komt de sterke verbondenheid met de Katholieke kerk duidelijk naar voren. Dit laatste is mogelijk bepalend geweest voor het voortbestaan van Oudaen. Het is aannemelijk, dat in de oorlog 1672-1673 de Franse troepen op grond van deze verbondenheid de opdracht hadden de bezit- tingen van deze familie te sparen. Oudaen liep in de oorlog "seer swaere scha- de" op, zoals in een akte van 1678 wordt vermeld, maar werd niet verwoest in tegenstelling tot Nijenrode en Gunterstein. Amsterdam, Januari 1992 M.A. Dukes-Greup
|
|||||
72
|
|||||
Het Utrechtse veenrecht en het ontstaan van
het Plassengebied De turfindustrie nam vanouds op diverse plaatsen in ons land een belangrijke
plaats in. De omstandigheden varieerden. In het ontgonnen gebied ten oosten van de Vecht vormde de tegenvallende landbouwproduktie aanleiding om tot afgraving van de veenlaag over te gaan. Het was trouwens al eeuwenlang be- kend dat deze als brandstof te gebruiken was. Maar ook de organisatie liep uit- een. De verveningen in het Vechtgebied behoorden vanouds tot de zogenaamde irreguliere veenderijen; iedereen oefende dit bedrijf willekeurig uit waar hem dit uitkwam. Aan het einde van de zestiende eeuw begonnen de Staten zich met deze zaak te bemoeien om de overheidsinkomsten veilig te stellen. Gebleken was, dat deze terugliepen als gevolg van het vergraven van land tot water. In- middels was er echter al sprake van een gevestigde situatie, die op korte termijn grote economische voordelen opleverde zowel voor particulieren als voor de overheid. In de groeiende steden en de zich uitbreidende industrie was de be- hoefte aan brandstof groot; de houtvoorraad was ontoereikend doordat de bos- sen, die aanvankelijk het hele land bedekt hadden, grotendeels waren gekapt. Een energiecrisis dreigde en de turf bood uitkomst. Het mes sneed overigens aan twee kanten. Enerzijds werd hierdoor een energiecrisis bezworen en ander- zijds kreeg het Vechtgebied hierdoor een belangrijke toeleveringsfunctie. Velen hadden belang bij een minimum aan beperkingen. De Utrechtse placaten, ordonnanties en reglementen, die samen het provincia-
le veenrecht uitmaken, geven door de uitgebreide beschrijvingen een beeld van wat zich in de veenderijen afspeelde. De ongunstige ontwikkeling, in de vorm van landvernietiging, werd al in een vroeg stadium gesignaleerd. In het eerste placaat "nopende de Ontgrondinge van de Veenlanden" van 1592 wordt reeds de bezorgdheid uitgesproken over de "groote ongeregeltheyd op de slachtor- ven", met als gevolg "een groot verlies sedert eenige jaren herwaarts in den Lan- de van Utrecht". Men begon echter pas na 1767 met een structurele aanpak, toen de uitgeveende plassen grote gebieden onleefbaar dreigden te maken. Na 1814 kwam een wettelijke regeling op gang. Vervenings-organisatie en waterschaps-instituut
Binnen het kader van de waterstaatszaken hebben de veenderijen een wat on- duidelijke plaats, vooral door de associatie met waterschappen. Toch is er een principieel verschil. Een veenderij was een particuliere onderneming, gericht |
|||||
73
|
|||||
op gewin. Van een orgaan met publiekrechtelijke status, zoals een waterschap,
was geen sprake, tenminste niet in het Vechtgebied. Maar deze situatie verschil- de wel van ontwikkelingen elders, zoals dat vaak bij instituten van hoge ouder- dom het geval is. In de negentiende eeuw werden lange discussies gevoerd over de vraag in hoeverre veenschappen en veenpolders (de elders ontstane organi- saties) als waterschappen te beschouwen waren. Achtergrond daarvan was de wens, om deze organisaties door één of andere constructie onder overheidstoe- zicht te brengen. Men streefde naar een zekere gelijkstelling. Uiteindelijk vond men een vorm daarvoor. In de Memorie van Toelichting op de verveningswet van 1887 werd gesteld dat veenschappen en veenpolders "ofschoon thans van waterschappen te onderscheiden, dezelfde waterschapsbelangen hebben te ver- zorgen, namelijk regeling van waterstand, waterlozing en waterkering". Het grote aantal nieuwe reglementen, dat nog tot in de twintigste eeuw het licht zag, toont aan dat de vervening tot het laatst toe een zaak was, die van overheidswege gereguleerd en gecontroleerd werd. De Ontgrondingenwet van 27 Oktober 1965 was de laatste wet waarin regelingen over de vervening waren opgenomen. De inhoud van de elkaar opvolgende placaten en aanvullingen ("gerenoveert,
gecorrigeert en geamplieert") laat geen twijfel bestaan over de twee kernpunten van de bezorgdheid van de overheid. De vergraving van land tot water bedreig- de enerzijds het fiscaal belang van gerechten, polders en provincie; anderzijds liepen de omliggende landerijen, wegen en andere kunstwerken gevaar door de- ze activiteiten. De regulering vond dus op tweeërlei vlak plaats: via het veen- recht, dat in de provincie Utrecht tot stand kwam tijdens de Republiek, en mid- dels een reeks politievoorschriften. Bescherming van overheidsinkomsten via het veenrecht
De eerste maatregel die de volledige vrijheid van de verveners aan banden legde was het verplicht stellen van een aangifte. Wie het voornemen had, een stuk land uit te venen, was gehouden tot een kennisgeving aan het bestuur van het gerecht, dus aan schout en schepenen. De "aanbreng van de te vervenen roeta- len" werd opgetekend in een register, het manuaal. Daarbij werd aan de verve- ners de plicht tot zekerheidsstelling, de verwaarborging of verborging, opge- legd. Aanvankelijk had men een keuze. Men kon ongeschonden land tot zeker- heid voor de betaling van in te steken percelen verbinden, dan wel een bepaalde geldsom storten. Van de daarop volgende maatregelen is af te leiden, dat de overheid zille moeite deed om de inkomsten veilig te stellen. De eerste mogelijk- heid, land als cautie, verviel al snel. Het betalen van inleggeld bleef over, met een verdubbeling van het bedrag. Een soepele regeling in de zin van een beta- ling in porties, afhankelijk van de vordering bij de vervening, bleek evenmin |
|||||
74
|
|||||
te voldoen. Het manuaal leverde de gegevens voor de bepaling van de hoogte
van de geldsom die als zekerheidsstelling voor het te vervenen stuk land moest worden betaald; de inning vond plaats op last van schout en schepenen. De gedragslijn van sommige verveners, die naarmate de vervening vorderde
geen kans zagen de verschuldigde lasten te betalen, is te destilleren uit een or- donnantie van 1694. Men ontliep de verplichtingen door abandonnering van het perceel, of door verkoop daarvan aan een onvermogende op wie niets te ver- halen viel. In diverse veendistricten kwamen percelen voor, die aan niemand toebehoorden, of die niet of niet volledig gewaarborgd waren. De ordonnantie gaf aan schout en schepenen van het betreffende gerecht de bevoegdheid deze in eigendom te aanvaarden ten behoeve van het gemene dorp. Dit bracht echter weinig soelaas; de opbrengst was meestal niet genoeg om daaruit de lasten te kunnen betalen. Bescherming van landerijen via politievoorschriften
Het placaat van 1592 gaf al voorschriften voor de afmeting van de trekgaten (ook wel als veendobben, - slooten, - putten of - swetten aangeduid), en van de legakkers (of ribben) daartussen die onverveend moesten blijven. De akkers moesten met houtgewas worden beplant. Verder werd de vervening verboden van een strook land langs wegen en kaden, de voorlanden genoemd. Ook voor de deklaag van het veen, de bovengrond, waren regelingen opgesteld. Deze grond had eveneens waarde. Niet alleen door de vruchtbaarheid, maar ook van- wege de bruikbaarheid voor dijkaanleg langs de veenplas of voor aanplemping van legakkers en voorlanden. Het is dan ook geen wonder, dat de overheid hier- op bijzonder zuinig was. Tegen deze achtergrond is het verbod begrijpelijk om aarde, zoden of bonken te laten drijven, of deze buiten het gerecht te vervoeren. Deze grond mocht alleen voor ophoging van landerijen, wegen, dijken en der- gelijke worden aangewend. Gezien de stringente voorschriften is het verwonderlijk, dat deze niet tot betere
resultaten hebben geleid. Daarvoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen: leemten in het politierecht zelf en nalatigheid van de plaatselijke besturen - vaak zelf verveners - in het toezicht. De milde bejegening van verveners van de kant van de Staten en de Gedeputeerde Staten, zoals die tot uitdrukking kwam bij de dispensaties die hun werden verleend, is echter onbegrijpelijk ge- zien de belangen die op het spel stonden. De dispensaties betroffen de breedte van de trekgaten, het aantal legakkers op één perceel, en zelfs de gehele of ge- deeltelijke vervening van voorlanden. |
|||||
75
|
|||||
Turfwinning (i.c. de natte vervening) in Breukeleveen, 1806.
|
|||||
Structurele aanpak in de achttiende eeuw
Het eerdere Utrechtse uitgangspunt, dat er geen overheidsvergunning nodig was om een vervening ter hand te nemen, was op den duur niet te handhaven; de ontwikkeling was ondanks alle beperkingen en voorschriften uit de hand ge- lopen. Het was tijd voor een structurele aanpak. De Generale Ordonnantie op de ontgronding van de Veenlanden van 29 Juli 1767 plus de resolutie van Gede- puteerde Staten aangaande dispensatie van 23 Februari 1770 leidden een nieu- we benadering in. Typerend daarvoor was het verbod om veenlagen van minder dan 5 voet diep te ontgronden, een maatregel om onnutte landvernieling tegen te gaan. Heel ingrijpend was het besluit van 3 Maart 1790 van Staten 's Lands van Utrecht. Voor het eerst werd de bevoegdheid tot vervening van nog niet in- gestoken polders verbonden aan een vergunning van de overheid. Ook de drooglegging kwam nu aan de orde. De gedachtengang was dat de vergunning alleen werd afgegeven op voorwaarde dat tijdens het uitvenen de droogmaking van het perceel al werd voorbereid door middel van geleidelijke bedijking van het te vergraven terrein. De aanvrager diende dus een plan tot bedijking en droogmaking ter goedkeuring aan de Staten voor te leggen. De verhoging van de impost op de uitvoer van turf, een maatregel uit 1782 die
bedoeld was als bescherming van Stichtse belangen, had een onverwacht gun- |
|||||
76
|
|||||
stige uitwerking in landschappelijk opzicht. In het gebied van de Ronde Venen,
ten westen van de Vecht, betekende deze verhoging een gevoelige slag voor de Utrechtse veenindustrie. Een verzoek van de veenlieden onder Mijdrecht om vrijstelling werd afgewezen. Dit bracht hen tot een plan - in moderne termen een deal. Als tegenprestatie voor een vrijstelling zouden zij de drooglegging on- dernemen van de deels aanwezige, deels nog te vormen veenplassen in het (Utrechtse) dorp Mijdrecht. Daarbij was ook het (Hollandse) dorp Waverveen betrokken. Provinciale Staten zagen hierin een voordeel en bevorderden dit ini- tiatief, mits dat was voorzien van een uit zowel technisch als financieel oogpunt degelijke onderbouwing. Het uiteindelijke resultaat was de bedijking en droog- making van een uitgestrekt gebied groot 1917 morgen onder Mijdrecht en ruim 242 morgen onder Waverveen. Het voorbeeld strekte tot navolging. Centrale regeling na 1814
Na 1814 ging men de zaken landelijk regelen - ook elders was de zaak uit de hand gelopen. Een Koninklijk Besluit uit 1819 gaf opdracht aan alle provincies een onderzoek in te stellen naar de stand van zaken en daarover verslag uit te brengen. De provincie Utrecht bleef jarenlang in gebreke. Toen Gedeputeerde Staten in 1833 eindelijk een uitvoerig rapport produceerden met een voorstel voor een nieuw provinciaal reglement - ter vervanging van de Generale Ordon- nantie van 1667 - ontstond er binnen de provincie een meningsverschil. Men twijfelde aan de geldigheid van dit stuk omdat het niet door Provinciale Staten maar door Gedeputeerde Staten was uitgebracht. Het duurde meer dan twintig jaar voordat één en ander was rechtgetrokken. Pas in 1859 werd het rapport plus het voorstel, nu door de Staten ingediend, in het Provinciaal Blad afgekondigd. Het onderzoek had uitgewezen, dat de situatie in de Utrechtse veenderijen voor-
zover het de lage venen (waartoe het Vechtgebied behoorde) betrof, over het alge- meen bedroevend was. Een wanordelijke administratie, weinig controle op de naleving van de plicht tot verwaarborging en talloze wederrechtelijke vervenin- gen. Ook de technische voorzieningen lieten veel te wensen over. Vooral de situa- tie in de gemeenten Achttienhoven, Tienhoven, Breukelen-St. Pieters en Loos- drecht, dus aan de oostkant van de Vecht, was zorgwekkend. De meeste polders waren bijna geheel tot het welzand uitgeveend. De daardoor ontstane plassen hadden een aanzienlijke diepte, zodat zelfs de mogelijkheid tot droogmaking be- twijfeld werd. Met de waterkeringen was het slecht gesteld. De landschappelijke situatie was bedreigend vanwege het gevaar van ineenvloeiing van de veenplas- sen. Ook de mogelijkheid van vereniging met de noordelijker plassen ter hoogte van Kortenhoef, Ankeveen en Nederhorst werd genoemd. Zelfs de kans op een catastrofale doorbraak naar de Vecht diende men onder ogen te zien. |
|||||
77
|
|||||
Het Provinciaal Reglement van 1859 en de daarop volgende herzieningen
bouwden in principe voort op de uitgangspunten in het oude veenrecht, met een paar nieuwe elementen. Eén daarvan was de aanstelling van een provinciale opzichter over de verveningen. Hiermee werd een directe controle van de hoge- re overheid geïntroduceerd, in de persoon van iemand die niet bij de plaatselijke situatie en belangen betrokken was. Na de oprichting van de Provinciale Water- staat in 1882 werd de functie binnen dat kader gebracht. Belangrijk was ook de opdracht tot de uitvoering van de veenreglementen aan zogenaamde veenderij- besturen. Overigens een term, die niets anders inhield dan de collectieve bena- ming voor gemeentebestuur en polder ( = waterschaps)bestuur. Het gezamen- lijk besturen was echter op zich zelf wel een doorbraak, ook in de gemeenten waar eertijds schout en schepenen samen met polder- en molenmeesters optra- den. Deze laatsten, waterschapsfunctionarissen, hadden in die situatie nooit een bestuursbevoegdheid gehad - slechts een adviserende stem. Toch ging het ook nu weer om personen, die binnen de begrenzing van het gebied verschillen- de hoedanigheden hadden. Landvernietiging en overheidsbeleid
De steeds strengere voorwaarden en beperkingen, die in de negentiende eeuw aan de veenderijen werden opgelegd, maakten de turfwinning minder aantrek- kelijk. Wat overbleef aan de oostkant van de Vecht was een landschap waarmee in economisch opzicht niets te beginnen viel - uitgestrekte watermassa's en in de lage woongebieden een constante drassigheid. Initiatieven van de overheid tot bedijking en droogmaking, dan wel een intensieve stimulering daarvan, was dan ook dringend nodig. Deze louter Utrechtse aangelegenheid kreeg echter geen prioriteit bij de provincie. Het resultaat in de vorm van terugwinning van landbouwgrond stond niet in verhouding tot de kosten. De ervaringen, elders opgedaan, hadden uitgewezen dat de grond, na drooglegging, niet geschikt was als bouwland en alleen voor veeteelt gebruikt kon worden. Het was bovendien te verwachten, dat men in de diepe polders met zeer hoge bemalingskosten zou worden geconfronteerd. Zie wat dat betreft de waterproblemen in de Bethune- polder onder Tienhoven. In de tweede helft van de negentiende eeuw ging alle aandacht (dus ook het merendeel van de middelen) naar het westelijk deel van het Vechtgebied. De dynamische ontwikkelingen die daar aan de gang waren, zoals de aanleg van de spoorlijn en het graven van het Merwedekanaal, waren van veel groter belang en eisten allerlei kostbare aanpassingen. Men kan wel stellen dat zowel het veenrecht zelf als de uitvoering daarvan debet
zijn aan de vérgaande landvernietiging en de ongunstige economische en maat- schappelijke gevolgen. In ieder geval waren de voorschriften vóór 1859 niet |
|||||
78
|
|||||
stringent genoeg; bij de uitvoering waren belanghebbenden betrokken. In de
twintigste eeuw nam de zaak een onverwachte wending. Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog kregen de veenplassen een functie in het kader van het toerisme. Men moest het voor een vakantiebestemming dichter bij huis gaan zoeken. Bui- tenhuizen verrezen langs de dijken tussen de plassen, de watersport nam een hoge vlucht. Droogmaking was niet meer aan de orde. De "Ontgronding van de Veenlanden" leverde het gebied vierhonderd jaar later, via een lange omweg, op een nooit voorziene wijze welvaart op. Amsterdam Januari 1992 M.A. Dukes-Greup
|
|||||||
Voornaamste bronnen:
A.W. Beets et al., Systematisch overzicht van de reglementen van waterschappen in de pro-
vincie Utrecht, uitg. Provincie Utrecht 1977. - I Algemene Ordonnantiën en Placaten 's-Lands van Utrecht;
- II Algemene Reglementen op de veenderijen in de provincie Utrecht;
- III Wetten en Koninklijke Besluiten betreffende de vervening.
Th.F.J.A. Dolk, Het veenrecht in de provincie Utrecht van 1592-1916, Utrecht 1916.
Van der Pot-Donner, bewerking L. Prakke, Handboek van het Nederlandse Staatsrecht, 12e druk, Zwolle 1989. |
|||||||
79
|
|||||||
Jaarverslag van de Dr. R. van Luttervelt
Restauratie Stichting over 1991 In dit verslagjaar werd de restauratie van het duifhuis van Vreedenoord te
Breukelen gerealiseerd door aannemer Van Hoeven te Nieuwersluis. Het Waterschap de Vecht, in de persoon van watergraaf Plomp, die zeer ijverde voor de restauratie, droeg belangrijk bij aan het restauratiefonds. Ook de pro- vincie Utrecht en wel speciaal de Commissaris van de Koningin Jhr Drs P. A.C. Beelaerts van Blokland gaf belangrijke geestelijke en materiële steun. Op het Anjerfonds werd niet tevergeefs een beroep gedaan en van de Stichting Sociaal Culturele Belangen te Breukelen kwam een buitengewoon welkome donatie die het welslagen van het project zeker stelde. Vorig jaar meldden wij reeds dat de Juniorkamer Vechtstreek een bedrag, verkregen uit hun Sightsail-evenement, voor deze restauratie ter beschikking had gesteld. Al deze organisaties zeggen wij zeer hartelijk dank voor hun essentiële steun aan het reeJiseren van het weer tot welstand brengen van het enige duifhuis in de Vechtstreek. Van Monumentenzorg kwam de beschikking af voor het veiligstellen van de hek- pilaren, de "poort" van Ouderhoek, aan de oprijlaan van de boerderij van de fa- milie Van Engen te Nieuwersluis. Dit project zal in 1992 zijn beslag krijgen. De restauratie van het hek van Harteveld te Maarssen is grotendeels gereed. De ontbrekende loden vaas is mede met steun van onze Stichting gerepareerd. De beroemde theekoepel van Vegtlust te Loenen is door de eigenaar Jhr Mr J. P. Teding van Berkhout in 1991 voorbeeldig gerestaureerd. Het zinken dak werd vervangen door een loden en de goten werden met koper bekleed zodat die weer een mensenleven mee kunnen. Ook de zinken siervaas die de bekroning van de koepel vormt diende gerepareerd te worden hetgeen onze Stichting voor zijn rekening nam. Op het programma staat een mogelijk terugbrengen van de woonhuisgevel van
een winkelpand in de Dorpsstraat te Loenen, het herstellen van een historisch hek in Oud Zuilen en voorts het herstel van het brandspuithuisje te Breukelen dat met afbraak bedreigd wordt. Aan het herstel van de zgn. Eva koepel op Ter- ra Nova te Loenen zal onze Stichting eveneens bijdragen. De kas werd versterkt met de ruimhartige donaties die aan de Stichting gedaan zijn naar aanleiding van de viering van de zestigste verjaardag van de voorzit- ter. Een bedrag van ruim ƒ 4000,- kon zo op onze rekening bijgeschreven wor- den. Eind 1990 stond het kapitaal op ƒ 180.000,-, uit de rente waarvan bovenge- noemde projecten werden bekostigd. Het banknummer van de Stichting bij de NMB te Loenen is 65.74.10.616. Gif-
|
|||||
80
|
|||||
ten aan de Stichting zijn aftrekbaar voor de inkomstenbelasting.
|
||||||||||
E. Munnig Schmidt
Voorzitter |
||||||||||
Loenen 1992
|
||||||||||
Siervaas van de theekoepel van Vegtlust te Loenen, ca. 150 cm. hoog, met hulp
van de Stichting gerestaureerd. |
||||||||||
81
|
||||||||||
Inhoud
Ereleden en bestuur................................................................. 2
Ledenlijst 1992 ....................................................................... 3
Conceptstaat van baten en lasten 1991 .......................................... 18
In memoriam mr.dr. N.J.C. M. Kappeyne van de Coppello ................ 19
Jaaroverzicht ......................................................................... 21
Nieuwersluis: van torenfort tot commandopost ............................... 24
Een zilveren huwelijkspenning op Nieuwerhoek .............................. 38
Aanwinsten voor de bibliotheek .................................................. 49
Huis Gansenhoef te Maarssen in Zilver ........................................ 51
De Heerenhofstede Breeëvecht te Vreeland .................................... 55
Van der Burch van Oudaen, een memorie ..................................... 69
Het Utrechtse veenrecht en het ontstaan van het Plassengebied .......... 73
Jaarverslag van de Dr. R. van Luttervelt Restauratie Stichting over 1991.. 80
|
|||||
83
|
|||||