TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
|
|||||||
19e jaargang nunnner 1 maart 1985
Redactie-commissie
R. Butterman, Houten; A. Graafhuis, Utrecht; L.M.J. de
Keyzer, Houten; G. de Nie, Schalkwijk (eindredactie); H. Reinders, Utrecht; O.J. Wttewaall, 't Goy. Redactie-adres
Molenpad 3, 3998 KE Schalkwijk, tel. 03409-1580.
Inhoud van dit nummer
Johan de Kruijf-tentoonstelling
F. Landzaat en H. Reinders, Café 'De Zwaan' te Schalkwijk
Jaarverslagen
R. Butterman, Het inventariseren van gemeentearchieven
|
|||||||
Secretariaat van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek'
T. Springer-Stam, Platolaan 10, Zeist, tel. 03404-20627. Lidmaatschap der vereniging, tevens abonnement op dit
tijdschrift: f.25,- per jaar (studenten en scholieren: f. 12,50), over te maken op rekening nr. 32.98.07.498. t.n.v. de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek', Rabo- bank Houten (postrekening nr. 214585). |
|||||||
T~> oc l (=>^ ^T
|
||||||
JOHAN DE KRUIJF-TENTOONSTELLING
|
||||||
Het is dit jaar 100 jaar geleden dat in Bunnik de
schilder Johan de Kruijf werd geboren. Om dit te her- denken organiseert de Culturele Raad Bunnik met Pink- steren een tentoonstelling. Precieze data kunt u lezen in de plaatselijke en regionale bladen. De tentoonstelling is bijzonder interessant voor
ons omdat Johan de Kruijf vooral zijn geboortestreek heeft getekend en geschilderd. Veertig jaar gaf hij tekenles aan het Nederlands Lyceum. Daar leerde hij onder anderen Anton Pieck schilderen. Maar lesgeven was niet zijn doel in het leven. Dat was zelf tekenen. Het liefst deed hij dit in en om zijn geboorteplaats. Op de eerste dag van elke vakantie reed hij per trein of op de fiets van Den Haag naar zijn familie in Bunnik, beladen met een klein beetje kleren en veel papier. Hij had er een boot en roeide daarmee op de Kromme Rijn. Veel van zijn werken gaan over de Kromme Rijn. Bijna elk plekje op een kilometer van de Kromme Rijn heeft hij getekend in de romantische stijl die Anton Pieck later ook kenmerkte. Elke vakantiedag tekende hij di- verse werken. Zijn oeuvre omvat dus duizenden stuks, waarvan de Culturele Raad Bunnik een representatieve selectie heeft gemaakt. De tentoonstelling is bijzonder de moeite waard,
evenals het boek dat tegelijkertijd zal uitkomen. In het decembernummer van ons tijdschrift zullen
we uitgebreid aandacht besteden aan de kunstenaar die als geen ander tussen Rijn en Lek heeft geschilderd. Redactie
|
||||||
CAFÉ'DE ZWAAN'TE SCHALKWIJK
|
|||||
Elk dorp heeft zijn café's en elk café zijn verhaal.
Ook Tuil en 't Waal en Schalkwijk hadden vele café's. Oude mensen noemen in Tuil en 't Waal: 'De Ooievaar' van Gert Sibbing aan de Strijpweg, ''t Molentje' van Hendriks en Van Wijngaarden en ''t Slijkerveerhuis'. Op weg naar Schalkwijk aan de Jhr.Ramweg vóór de kerk een stil café bij Van Bemmel, 'De Bonte Koe' van Kuyer (een café annex kruideniers- en bakkerswinkel) en na de kerk 'De Zwaan' van Harry de Valk. Voor het spoor had Antonius Mulder zijn stationskoffiehuis annex ma- nuf acturenzaak en na het spoor had Phiel Bijlevelt 'Het Wapen van Schalkwijk', dat op bijna dezelfde plaats staat als het vroegere café 'Dorpszicht'. Dan slaan we rechtsaf, de lange Provincialeweg op. Waar nu Joop Baas schoenen verkoopt, stond vroeger 'Ons Genoegen' van Johannes de Goey en ertegenover op de Brink 'De Prins', later 'De Gouden Leeuw' genoemd. Verderop aan de Provincialeweg lag 'De Vierschaar', nu bedrijfswoning van aannemer Arie Doornekamp en het café van Hommelberg. Bij de Heul aan het einde van de Provincialeweg hadden de Dames Buschgens hun café 'De Gezusters Buschgens'. De dames konden een heerlijke kop soep maken. Op de hoek met de Zuwedijk is aan de gevelsteen te zien dat hier het café 'Sint Pieter' door Zuurhout werd gedreven. Dicht bij de pont naar Culemborg dreef Van Leur 'Landzicht'. Het eind van deze kroegentocht ligt op de hoek van de Scheidingsweg en de Lekdijk: 'Nadorst'. Een goed einde. De Zwaan
De naam 'De Zwaan' duidt op vrede, rust, geborgenheid
en gezelligheid. De naam komt in de archieven voor het eerst in 1894 voor. Uit die archieven blijkt ook dat |
|||||
het gebouw niet altijd een café is geweest. Zo was de
bewoner in 1845 linnenwever, in 1853 winkelier en in 1880 timmerman. Pas in 1886 is voor het eerst sprake van de verkoop van sterke drank. De afgelopen twee eeuwen
We zijn niet verder dan twee eeuwen teruggegaan
omdat 'De Zwaan' toen nog geen café was, één eeuw inleiding ons voldoende leek en bovendien een deel van het oud-archief van Schalkwijk in zo'n slechte staat is dat het niet te raadplegen valt. Voor mensen die van een ingewikkelde juridische con-
structie houden zijn de laatste twee eeuwen overigens interessant genoeg. Voor de betrokkenen zelf bleek de gekozen constructie soms zelfs tè moeilijk. We zullen zien hoe er diverse figuren door elkaar zijn gehaald. Een beginpunt kiezen we in 1788. In dat jaar is Ds.
Muntendam al meer dan 30 jaar predikant in Schalkwijk bij de Gereformeerde Gemeente. Hij heeft een stukje grond in eigendom aan de hoofdweg door Schalkwijk en wel aan het gedeelte dat nu Jhr.Ramweg heet. Het lag op de hoek met de oprijlaan naar kasteel Wickenburgh, 1i kilometer verderop. Het voorste stuk hiervan heet nu nog Wickenburghselaan, maar de gang naar Wickenburgh wordt onmogelijk gemaakt door een drietal latere ver- beteringen van de infrastructuur: de spoorlijn Utrecht- Den Bosch, de provinciale weg naar Houten/Utrecht en vooral door de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal. Op het kaartje is dit duidelijk te zien. Tussen de provinciale weg en het Amsterdam-Rijnkanaal is het oude tracé nog te zien als een verhoogde laan met bomen naast een sloot; nu grazen er koeien. Het hoekje land was 50 roeden (700 m^) klein. Het is
- door problemen met het oud-archief en slordigheid van de bewoners - niet helemaal duidelijk of er al een huis op stond. Wat wel duidelijk is, is dat in 1788 Ds. Mun- tendam de (volle) eigendom juridisch splitst in een erfpacht en een bloot eigendom. De erfpachtbrief is ver- |
||||
Wickenburgh
|
|||
>r', /hv
|
||||||||||||||||
^/'^ t i
|
||||||||||||||||
T"
|
||||||||||||||||
öe transportbrief ui' 1805 waarmee het Dominium dïreatum
overging op de familie Wttewaall (Huisarchief Wickenburgh; foto O.J. Wttewaall). loren gegaan. Ds. Johannes Muntendam verleende aan
Dirk Blekman het erfpachtrecht en behield zelf het blote eigendom. We zullen beide rechten afzonderlijk volgen omdat ze in het rechtsverkeer als twee onaf- hankelijke rechten golden. De erfpachter was in feite volledig eigenaar, die alles kon doen en laten wat hij wilde, mits de erfpachtcanon op tijd werd betaald. Die werd vastgelegd op 10 gulden en 10 stuivers per jaar, te betalen op 1 januari. Kreeg de erfpachter hier een (grote) achterstand mee, dan kon de bloot eigenaar proberen hem te verwijderen, maar dit is erg moeilijk. Feitelijk heeft de bloot-eigenaar alleen nog recht op een grond-rente. Beide rechten zijn onroerende goederen. Het bloot-eigendom
|
||||||||||||||||
Ds. Muntendam sterft en wordt opgevolgd door zijn
weduwe. Aaltje Pruys, die het bloot eigendom in 1805 |
||||||||||||||||
verkoopt aan Jan Wttewaal, de bewoner van het huis
Wickenburgh. Het verkoopbedrag is exact de waarde van de rente tegen de rentestand uit 1805. Die kun je be- rekenen door het bedrag van de jaarlijkse rente te delen door 1% van de rentestand. Anders gezegd: je zoekt naar het bedrag dat bij een bepaalde rente per jaar een bepaald jaarlijks rentebedrag geeft. In 1805 was 4% de gebruike- lijke rente. De contante waarde van f.10.50 per jaar tegen 4% is f.262,50. Dit blijkt ook exact het bedrag te zijn waarvoor Jan Wttewaal erfverpachter wordt. (1) Er wordt gesproken over een woning die eigendom is van Teunis de Kruyff. Dit is een onjuistheid. Teunis was de erfpachter en niet de eigenaar. Formeel-juridisch werd Jan Wttewaal eigenaar van de grond en - door verticale natrekking - ook eigenaar van alles wat erop stond. Jan Wttewaal laat het bloot eigendom in 1840 na aan
zijn zoon Mr. Gerard Wttewaal die het weer nalaat aan zijn weduwe vrouwe Bernardina Antonia Visscher en hun 8 kinderen. (2) Deze verkopen het samen aan Abraham Hartevelt Joanneszn., wethouder te Leyden, als onder- deel van het landgoed Wickenburgh. Dit is geen vreemde, want zijn dochter Maria Cornelia is gehuwd met de Leidse wijnkoper Bartholomeus Willem Wttewaal (die zich later Wttewaal van Wickenburgh laat noemen). (3) We zitten dan in 1844, het jaar waarin bloot eigendom en erfpacht in één hand komen. |
||||||
De erfpacht
|
||||||
In 1788 verleent Ds. Muntendam de erfpacht aan Dirk
Blekman, 'substituut procureur-generaal deezer Provin- cie', die de jaarlijkse 10 gulden en 10 stuivers moet betalen. Betrof het in 1788 alleen een kaal stuk grond of stond er al een huis op? De bronnen geven geen af- doende antwoord. Het bedrag van f.10-10-0 per jaar lijkt ons erg hoog voor een stukje land van 50 roeden alléén. In Bunnik werden in die tijd vergelijkbare huizen met tuin verhuurd voor bedragen variërend tussen |
||||||
6 en 21 gulden. (4) Op grond van het bedrag lijkt het
te gaan om grond + huis. In 1792 verkoopt hij de 'huyzinge staande op een
stukje land groot ca 50 roeden te Schalkwijk' naast Heer Wttewaal, heer van Wikkenburg 'zijnde erfpacht- goed van Ds. Muntendam volgens de -decrietbriev (?) van 7 juli 1788'. (5) Het gebruik van het woord 'erfpacht-
goed' is hier eigenlijk niet op zijn plaats. Deze term stamt uit de late Middeleeuwen en geeft een leen- verhouding aan. Er is hier echter geen sprake van een leenverhouding maar van een simpele erfpacht. Koper was Teunis de Kruyff, gehuwd met Annigje van Vleuten. Hij is niet in staat om het koopbedrag (f.550,- kk) op tafel te leggen. In 1792 betaalt hij f.20,- en de
kosten en neemt in de koopakte meteen hypotheek bij de verkoper voor de resterende f.530,- tegen een rente van 3i%. Hij zal in 1794 f.100,- aflossen en in 1796 ook en zo verder tot het geheel afgelost is. Het was toen mogelijk om al dit soort dingen in één akte te regelen. Het voordeel? Slechts éénmaal notariskostenl Teunis mag er gaan wonen op 1 mei 1793. Hij sterft
in 1812 en laat zijn helft in het huis na aan zijn beide zoons Adrianus en Johannes. Acht jaar later koopt Johannes zijn broer en zijn moeder uit, volgens zijn zeggen bij notariële akte, maar bij de betreffende notaris was niets te vinden. Voor onderzoekers is de tijd tussen 1811 en 1824 vaak problematisch. In 1811 is de verplichte registratie voor de gerechten afge- schaft en pas in 1824 werd een nieuwe verplichte regi- stratie ingevoerd voor de hypotheekbewaarder. In de tussentijd kon je de eigendom en het transport van onroerend goed over laten gaan door mondelinge afspraak! Gelukkig deden veel mensen dit niet; ze namen het zekere voor het onzekere en lieten een notaris de afspraak vastleggen. Maar er zijn ook een aantal transporten en verkopingen mondeling gedaan en die kunnen we nu niet meer reconstrueren. De nieuwe erfpachter, Johannes de Kruyff (niet te ver-
warren met de Bunnikse schilder) was linnenwever. Een alleszins eerbaar beroep, waarin veel armoede werd ge- |
|||
leden. De Nederlandse linnenwevers waren beroemd in heel
Europa. Het 'toile de Hollande' gold volgens Van Yssel- stein als het 'allerbeste en begeerlijkste op het gebied van linnen'. Ook werd er het grove sterke boerenlinnen van gemaakt. (6) De winst van het beroemde linnen kwam echter niet terecht in de zakken van de linnenwevers. Zij leden armoede. Van linnenweven alleen kon je niet bestaan. We zien dan ook de Johannes de Kruyff er een winkeltje bij begint. Mogelijk verkocht hij de zelfgeweven linnen doeken, misschien ook al een potje bier. In elk geval kan Johannes het niet bolwerken. Hij raakt achterop met de erfpacht, moet geld gaan lenen en is tenslotte in 1844 gedwongen om te verkopen. De bloot-eigenaar, Harteveld, biedt hem f.650,- voor het huis, maar daarvan krijgt hij na aftrek van achterstallige erfpacht en aflossing van een lening van f.175,- maar f.443,- in handen. (7) Voor Harteveld kwam er nog f.56,65 bij. (8) Ook in deze akte zit weer iets dat niet klopt. Ditmaal wordt gesproken over de 'opstal' van een huis. Ook dit is niet juist. Er is geen opstal gevestigd want de erfpachter kon toch al bouwen op de grond zolang hij zijn pacht be- taalde. Een overbodige toevoeging dus. Blijkbaar ging het verlenen van erfpacht de mensen in die tijd boven de pet. Ze maakten er een potje van. Het huis bleek intussen verbouwd te zijn tot twee
woningen die samen het nummer 70 droegen. Er stond een schuurtje achter. Blijkbaar was de erfpachter met de erfpachtbrief wat slordig omgesprongen: 'dat de uitgifte in erfpacht reeds van voor 1805 heeft plaats gevonden maar dat de titel in het ongerede is geraakt'. Van 1844 tot 1939 hoorde het huis nu bij het landgoed
Wickenburgh en werd er steeds samen mee behandeld. Er komen nu pachters in. Vermoedelijk bleven dat Johannes de Kruyff en zijn nazaten, bijvoorbeeld in 1865 Dirkje de Kruyff en haar man Cornelis van Bemmel. (9) Na het overlijden van Harteveld erft dochter Cornelia Wttewaal- Harteveld het landgoed en het huisje. (10) In 1858 bouwt ze voor f.200,- een nieuwe schuur achter de huizen en in 1869 laat zij het oude huis afbreken en vrijwel op de- |
|||
SCHALKW ?.]!<•
|
||||||||
•- Kerk Strrrun
|
||||||||
Gezicht op het café en de R.K. kerk te Schalkwijk rond
1915 (Collectie W. van den Heuvel te Schalkwijk). zelfde plaats herbouwen. Tot die tijd stond het huis met
de voorgevel naar de Wickenburghselaan. Voor f.2250,- had het huis 'eene grote suite, nu ingerigt de achterste kamer voortaan bedsteden onder de trap die kasten kunnen worden. Nog eene grote voorkamer, keuken, kelder en kel- derkamertje. Een grote zolder waar nog twee goede kamers kunnen worden gemaakt'. |
||||||||
In 1880 gaat de huur over op de laatste De Kruyff:
Johannes Antonius, timmerman te Schalkwijk. Als omschrij- ving staat er: 'woonhuis met schuur ingericht tot tiramer- manswerkplaats, erf en tuin'. Hij moest het huis zinde- lijk bewonen en gebruiken en diende sloten en glazen te onderhouden. De laan naar Wickenburgh mocht hij niet gebruiken als houtopslagplaats. Van café is nog geen sprake. In 1883 schenkt mevrouw Wttewaal het landgoed en dus
het huis aan haar zoon Bartholomeus Willem Gerard Wtte- |
||||||||
10
|
|||
11
|
|||||||
waal. (11) De rijke adellijke dame mocht zelf de akte
niet tekenen. Dat moest ze laten doen door haar koet- sier Cornelis de Greef! Vrouwen waren toen voor de wet nog niet handelingsbekwaam, hoe rijk ze ook waren. |
|||||||
Café 'De Zwaan'
|
|||||||
Na een eeuw 'Kruyffen' volgt er nu een eeuw 'Valken'.
In 1886 krijgt Johannes de Valk, R.K. koster te Bunnik, toestemming tot verkoop van sterke drank in de gelag- kamer van het perceel wijk B No. 66. Het huis lag erg gunstig voor een café, halverwege de R.K. kerk en het stationnetje. In Schalkwijk schijnt het cafébezoek in die tijd te zijn verricht in beroepsverband. Zo hadden de boeren hun stamcafé bij Kuyer, niet voor niets 'De Bonte Koe' genaamd, en kwamen de arbeiders bij De Valk. Het huis had twee ingangen, één voor de winkel en
één voor het café. Toen het café eenmaal goed liep, werd de winkel opgeheven en gebruikt als woonkamer. De naam 'De Zwaan' komt het eerst voor in 1894 en is tot enkele jaren geleden gebruikt. Er schijnt in het ver- leden wel eens een radio-uitzending te zijn geweest over deze naam, maar er is in onze kennissenkring nie- mand meer die zich de tekst hiervan herinnert. Als iemand nog iets over deze naam weet, zijn de schrijvers hierin geïnteresseerd. Johannes de Valk wordt opgevolgd door zijn zoon Kees.
Gezicht op de Waag die aahter het oafé 'De Zuaan' stond.
Links is nog net een stukje muur te zien van de stenen sahuuv a.q. portievswoning. Links op de foto staat de oude T-ford (nv. L 685) waarmee melkbussen werden ver- voerd door de Gebr. van Vliet. De man met overjas en pet is Cornelis (Kees) de Valk. In de deuropening staan de Gebr. van Buren. Op de achterzijde van deze kaart (poststempel 1928) staat: 'Groeten van Marie-Annie- Willy-Harij-Corrie de Valk. (Collectie W. van den Heuvel te Schalkwijk). |
|||||||
12
|
|||||
Hij trouwt met Wilhelmina, de dochter van zijn collega
Van Wijngaarden. In 1939 krijgt hij zelfs de kans om het café te kopen. Door de aanleg van het Amsterdam- Rijnkanaal zou de Wickenburghselaan toch zijn nut voor het huis Wickenburgh volledig verliezen. Na het over- lijden van de weduwe van B.W.G. Wttewaal, F.E. van Eelde, wordt Kees eigenaar van zijn café. Hij betaalt f.6500,- voor het café annex woonhuis met grond en een gedeelte van de laan, maar niet de schuur (waarde f.500,-) die Kees zelf had gebouwd. (12) Onder Kees de Valk en zijn zoon Harry beleeft het café zijn bloeitijd. Beroemd is uit deze tijd het verhaal van de 'levende plant' die Harry kreeg aangeboden. Hij snapte er de grap niet van, want alle planten leven toch? Tot er opeens een mol uit de pot kroop. In de loop van anderhalve eeuw is de bewoner op-
geklommen van arme linnenwever tot zelfstandig café- eigenaar die een tabaksvergunning had, het recht be- zat om te vissen in de Schalkwijkse Wetering, een T-Ford bestel bezat waarmee hij de gebr. Van Vliet melk liet rijden van de boeren naar de melkfabriek. Op zijn terrein werd de houtverkoop gehouden (glaasje na!), werden manden gevlochten en werd graszaad ge- sorteerd. Maar het belangrijkste was de waag die werd gehouden in de groene schuur, die begin vorig jaar is afgebroken. Er werd van alles gewogen, van schapewol (Jan van Buren) tot boerenkaas toe, soms voorzien van een 'D' van detailhandel. Het zwaarst wogen - letter- lijk en figuurlijk - de varkens die tot 193A per trein werden vervoerd. Er zaten kanjers bij van 600 pond. Harry de Valk heeft zich intussen teruggetrokken.
Hij woont nu in Wijk bij Duurstede. Hij is nog steeds eigenaar van het café en heeft nu een pachter in het pand. Harry's bekendste pachter was wel André Hazes, die van 'De Zwaan' een echt bruin café wilde maken, dus maakte hij het interieur bruin. Voor de oude stam- gasten maakte hij het zelfs tè bruin. Ze bleven weg. André Hazes heeft nu als zanger meer succes dan des- |
|||||
13
|
||||||||
tijds als kroegbaas in Schalkwijk.
De huidige pachter heeft naast het café een cafe-
taria dat de naam draagt 'Pietje Beli's Snackshop'. Op het dak vormden dakpannen eertijds de naam 'De Zwaan'. Helaas liggen ze al vele jaren door elkaar. Daarmee wordt gesymboliseerd dat de bloeitijd van 'De Zwaan' voltooid verleden tijd is. Aan alle goede dingen komt een eind. F.H. Landzaat
H. Reinders |
||||||||
Noten
|
||||||||
1. RAU, RA 1627, 31 december 1805.
2. Kadaster Amersfoort, Register van Overschrijvingen
deel 33 No. 49 (voortaan aan te halen als: Reg. Ov. 33/49). 3. Reg, Ov. 91/26.
4. H. Reinders, Bunnik rond 1829, p. 46. (Doctoraal-
scriptie geschiedenis RUU, 1984 - niet gepubliceerd). 5. GAU, nots. H. van Dam, 11-2-1792.
6. A. Zischka, 5000 jaar kledingzorgen, Tilburg z.j.,
p. 69v. 7. GAU, nots. J.H. van Schermbeek, 28-9-1844.
8. Huisarchief Wickenburgh, 1844.
9. Idem, 1865.
10. Reg. Ov. 91/26.
11. Reg. Ov. 250/92.
12. Reg. Ov. 872/67.
|
||||||||
14
JAARVERSLAGEN I. Het ledenbestand
In 1984 werden 11 nieuwe leden ingeschreven en 7
leden bedankten, zodat de kring thans 236 leden telt. II. Het bestuur
Op de jaarvergadering van 19 januari 1984 werden
prof.dr. C. Dekker en A.G. de Wit herkozen. Het bestuur is als volgt samengesteld:
L.M.J. de Keyzer voorzitter prof.dr. C. Dekker vice-voorzitter
T. Springer-Stam Ie secretaris
H.M.J. Rossner wnd. Ie secretaris
C.J. van der Grind-van Hengstum 2e secretaris
P.S.A. de Wit penningmeester A.G. de Wit lid
Het bestuur kwam in 1984 vier maal in vergadering
bijeen. De kascommissie bestond uit H. van der Stoop en
mr. C. van Schaik. Het verslag van de penningmeester is elders in dit periodiek opgenomen, evenals het verslag van de archeologische werkgroep. III. Het periodiek
In 1984 verschenen vier nummers van het periodiek
met wederom vele interessante en leerzame artikelen. Mevr. Bijleveld verliet de redactie en de heren
drs. H. Reinders en R. Butterman namen haar plaats in. IV. Het verenigingsprogramma
1. 19 januari in Schalkwijk. Na de algemene leden-
vergadering hield dr. A.C. Zeven een lezing over 'Het |
||||
15
|
||||
gebruik van schilderijen voor de studie van de ont-
wikkelingsgeschiedenis van onze cultuurplanten'. Door de dichte mist wisten niet zoveel mensen de weg naar Schalkwijk te vinden, maar de leden hebben gelukkig kennis kunnen nemen van de inhoud van deze lezing in periodiek nr. 3. 2. Op 23 februari sprak prof.dr. G.H. Jansen in
Bunnik over de 'Geschiedenis van de kermis'. Geïl- lustreerd met dia's en authentieke kermisgeluiden werd voor 35 aanwezigen een aanstekelijk betoog gehouden waarbij de oorsprong van de kermis werd verduidelijkt. In de 12e-13e eeuw viel Europa een economische opleving ten deel. Dit ging gepaard met een groei van steden. Veel nieuwe kerken, kloosters en kapellen werden inge- wijd, hetgeen in die tijd een plechtige gebeurtenis zonder weerga was. Veel hoge gasten en volk uit de wijde omtrek stroomden toe ter bijwoning van de kerk- mis. Deze inwijdingen vonden veelal plaats in de na- zomer en vroege herfst als de oogsten waren binnenge- haald en de jaarmarkt werd gehouden. In de loop der jaren worden deze feesten steeds uitbundiger. Zoals op de schilderijen van o.a. Pieter Brueghel te zien is, gaan de heiligheid, de handel en de ongeremde feest- vreugde samen. De kerkmis wordt kermis. Groot succes had ook het vrouwenkoor Alchemilla uit
Houten dat met verve een paar kermisliederen ten ge- hore bracht. 3. Op 17 maart verzamelden zich 63 leden en belang-
stellenden voor een wandeling door Culemborg met be- zoeken aan de Grote of St. Barbarakerk en het Elisabeth- weeshuis. Na afloop bleek dat het toch zo nabije Culem- borg voor velen nog ongekende aspecten had. 4. Op 12 april sprak de Utrechtse architect Th. Haak-
ma Wagenaar in Cothen voor 50 aanwezigen over de kerke- lijke architectuur in de Middeleeuwen waarbij in een enthousiast betoog vooral de symboliek in de kerkbouw ter sprake werd gebracht. |
||||
16
|
||||
5. Op 19 mei was de dag aangebroken voor de jaar-
lijkse grote excursie. Ditmaal reed een volle bus naar het witte stadje Thorn, De middag werd doorgebracht in Heerlen waar het Thermenmuseum bezichtigd werd. 6. Op 27 september opende onze voorzitter L. de Keyzer
het nieuwe seizoen met een voordracht in Houten over De vroegste bewoning in het Krommerijngebied. Een afgeladen zaal was er getuige van hoe door de enthousiaste inzet van met name onze eigen archeologische werkgroep de kennis over de bewoningsgeschiedenis van ons gebied wordt vergroot. Regelmatig worden in dit blad artikelen over dit onderwerp gepubliceerd. 7. Op 27 oktober wandelden 58 deelnemers onder leiding
van enige gidsen door Utrecht. Ondanks de twee uur duren- de tocht werden maar enkele kilometers afgelegd omdat er zo veel te zien was en te vertellen viel over het uitge- kozen gebied. De vermoeide doch zeer tevreden deelnemers verzochten het bestuur in de toekomst méér van deze rondwandelingen door het historische Utrecht te organi- seren. 8. Op 21 november hield drs. B.R. Feis in Odijk voor
25 aanwezigen een inleiding op een nog betrekkelijk jonge tak van wetenschap n.1. de industriële archeologie onder de titel 'Bedrij fsmonumenten bedreigd?'. Aan de hand van de vele dia's werd ons een inzicht gegeven wat industrië- le archeologie inhoudt en dat is veel meer dan we zouden vermoeden: niet alleen oude gebouwen voor bedrijf en techniek zoals fabrieken, kleine industrieën, mijnbouw, scheepswerven, herbergen, stations en openbare nutsge- bouwen zoals watertorens en gemalen, maar ook arbeiders- woningen en directievilla's. Daarnaast verdienen ook bruggen, voetveren en natuurlijk molens enz. aandacht tot instandhouding. Een veelomvattend terrein, waarbij
de zelfwerkzaamheid van de leden van onze kring - door b.v. het fotograferen en beschrijven van dergelijke bedrijfsmonumenten waartoe natuurlijk ook boerderijen behoren - een vanzelfsprekende voorwaarde vormt tot |
||||
17
|
|||||||
het kunnen behouden van waardevolle objecten in ons
eigen gebied. 9. Op zaterdagmorgen 15 december organiseerde het
bestuur de laatste activiteit van het verenigingsjaar 1984. Ruim 50 bezoekers werden door een gids rond- geleid door de gerestaureerde Buurkerk die sinds enkele weken aan het nationaal museum Van Speelklok tot Pierement een riant onderkomen biedt. Er is grote zorg besteed om de oudste en grootste parochiekerk van Utrecht tot haar recht te laten komen, waarbij ook de soms zeer zeldzame muurschilderingen in dit middeleeuwse monument weer te bezichtigen zijn. Tenslotte
Het bestuur dankt alle leden die zich in 1984 op
welke wijze dan ook hebben ingezet voor de activitei- ten van onze Historische Kring. |
|||||||
H.M.J. Rossner,
wnd. Ie secretaris |
|||||||
18
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Financieel jaaroverzicht Historische Kring 1984
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P.S.A. de Wit,
penningmeester |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19
Jaarverslag Archeologische Werkgroep |
|||||
In 1984 besteedde de werkgroep 24 zaterdagen aan
het volgen van graafwerkzaamheden bij de uitgroei van Houten. Hierbij werden een aantal vondsten gedaan van inheemse en Romeinse scherven uit het begin van de jaar- telling. In mei werd tevens een Middeleeuwse vindplaats van een bewoning uit de 12e en 13e eeuw ontdekt aan de Loerikseweg op een terrein, waarvan de naam, 'De Nederste Loerikerhofstad' als tiendblok voor de bewoners in de 12e en 13e eeuw bekend was. De woónsporen werden aangetroffen in het profiel van een sloot die daar als een perceel- scheiding werd gegraven. In de woónsporen werden potscher- ven van geïmporteerd aardewerk gevonden, o.a. uit Andenne, een pottebakkersplaats die is gelegen in de Maasvallei ten zuiden van Luik en in de 12e en 13e eeuw het aardewerk vervaardigde dat in de woónsporen werd gevonden, zodat de datering van de bewoning voor die periode niet moeilijk was. Het aardwerk heeft enkele opvallende kenmerken, zodat
het vrijwel direct te herkennen is. De potten of kannen hebben een gelige kleur met een glad oppervlak en zijn op een draaischijf gevormd. Ze hebben een lensvormige bodem met geknepen voetjes en een fraai geprofileerde rand. Het oppervlak van het aardewerk vertoont meestal een aantal geel- of bruinkleurige glazuurspatten of -vlekken. Ook werden scherven gevonden van aardewerk uit diezelfde
periode van een pottebakkerscentrum rond Keulen, o.a. uit Pafrath en Pingsdorf. Voor deze belangrijke vindplaats zullen we proberen
toestemming te krijgen om het onderzoek in 1985 voort te zetten. Tot slot wil ik alle medewerkers van de Archeologische
Werkgroep hartelijk danken voor hun grote inzet en de hoop uitspreken dat we voor 1985 op dezelfde medewerking mogen rekenen. L. de Keyzer
|
|||||
20
Vondsten langs de Rondweg in Houten
De Waterput De waterput werd ontdekt bij het graven van een
sloot langs de Rondweg ter hoogte van boerderij 'Wulven'. Door het verwijderen van het daar ter plaatse bijna aan de oppervlakte komende zand viel de waterput, die ge- vuld was met donkere klei, snel op. De kraandrijver was zo vriendelijk om de put tijdelijk ongemoeid te laten, waardoor enkele leden van de werkgroep de put konden uitgraven. Nog duidelijk was te zien, dat naar de twee meter
brede waterput een soort toevoergeul liep, waardoor ook het oppervlaktewater bij regenval de put kon berei- ken. Rond de waterput waren nog tal van ondiepe ver- kleuringen in het vlak waar te nemen, die echter door de tanden van de dragline-bak waren vernield. Het uitgraven van de waterput was een zware klus.
De klei was hard en taai; bovendien moest het uitgraven zeer voorzichtig gebeuren om de eventuele vondsten niet te beschadigen. Veel vondsten kwamen er niet uit; boven in de put zaten redelijk veel scherven, maar hoe dieper we kwamen, hoe schoner de klei werd. Onderin zat alleen een hele reeks elzestammetjes die als beschoeiing hadden gediend. Het hout was nog in perfecte staat; zelfs de schors zat er nog om. Het grondwater had dit hout zo'n 2000 jaar bewaard. Boven in de put werden tientallen inheemse scherven
gevonden, waaronder acht van Romeins aardewerk, alle uit de Ie eeuw na Chr. De overige scherven, de inheemse, zijn van grover materiaal, met de hand gevormd van de klei ter plaatse. Twee scherven hebben een bijzonder fraai oor. Het oor is klein, slechts een touw zou er doorheen gestoken kunnen worden. De groef onder de rand en het oor wijzen op Noord-Nederlandse invloeden, het zgn. streepband-aardewerk. Het tweede oor is iets groter; de pot daarentegen is kleiner geweest. De diverse profielen van de potscherven laten zien dat er veel soorten potten geweest zijn; héle potten waren er niet uit te restau- reren. |
|||
21
|
|||||||
5 cm
|
|||||||
Tuee typen oren van inheemse potten.
|
|||||||
Randpvofieten die bij de
inheemse potten voorkomen. |
|||||||
22
|
|||||
De totale vondst overziend kunnen we er het vol-
gende van zeggen: De put, die gedateerd wordt Ie eeuw na Chr. of iets vroeger, is niet lang in gebruik ge- weest. Waarschijnlijk is hij tijdens een overstroming dichtgeslibd met de voornoemde donkere klei. Over- stromingen kwamen toen veel voor; de rivieren hadden immers nog geen dijken. Daarna zijn de bewoners weer teruggekeerd, maar hebben de gedeeltelijk met klei ge- vulde waterput toen alleen maar als afvalput gebruikt. Zoals reeds gezegd: de scherven die zij achterlieten dateren uit de 1e eeuw na Chr. Woonsporen
Niet ver van de waterput werden in het cunet van
dezelfde Rondweg veel verkleuringen waargenomen. De werkgroep heeft de bodem daar ter plaatse vlak ge- schaafd, waardoor de verkleuringen konden worden in- getekend. De woonsporen bestonden uit donker gekleurde greppeltjes met daarbij paalgaten. Alle sporen waren ondiep, maar wel duidelijk. Hier zouden we mogen zeggen dat we een gedeelte van
een huis uit de late Ijzertijd of begin Romeinse tijd hebben blootgelegd. Huizen van een soortgelijk type zijn de laatste tijd vaker in deze streek aangetroffen bij de ROB-opgraving aan de Doornkade en in Nieuwegein. Deze huizen waren gebouwd met zware palen; de wanden van gevlochten wilge-tenen waren met klei bestreken en de huizen hadden een dak van riet. Zo'n huis kan wel een lengte hebben van 20 tot 40 meter; dat zou betekenen dat het grootste deel van de door ons gevonden sporen zich nog onder het weiland naast de Rondweg zou bevin- den. Het is dus nog altijd mogelijk om met een latere opgraving de eventuele plattegrond compleet te maken. De vondsten bij deze woonsporen waren.heel gering:
alleen inheemse scherven. Het is echter aannemelijk dat deze sporen uit dezelfde tijd zijn als de waterput. |
|||||
23
|
||||||||||
Romeins aardewerk potje
uit de eerste eeuw. |
||||||||||
Romeins terra nigra
aardewerk met retiëfband. |
||||||||||
Vindplaats aan het Smidsgilde
|
||||||||||
Dat de Romeinen de eerste vier eeuwen grote invloed
hebben gehad op de streek rond Houten, blijkt uit de vele vondsten van inheemse bewoning met Romeins import- aardewerk. Zo'n routine-vondst werd gedaan aan het Smidsgilde in de Wernaar. Bij het bouwrijp maken van de grond werd een afvalkuil gevonden met Romeinse dak- panfragmenten, stukjes Romeins glas, diverse soorten Romeins aardewerk en onderin metaalslakken en een in- heemse aardewerk pot. Deze laatste was in zo'n slechte staat dat hij in tientallen stukken geborgen kon worden. Helaas bleek restauratie van deze pot onmogelijk. De Romeinse scherven bleken, voor zover te determi-
neren, stuk voor stuk uit de Ie eeuw na Chr. te stammen. Verbanden met andere vindplaatsen konden niet worden gelegd. Bert van der Houwen
|
||||||||||
24
HET INVENTARISEREN VAN GEMEENTEARCHIEVEN
|
||||||
Buiten de kring van archivarissen is het maar aan
een betrekkelijk klein aantal mensen duidelijk, wat het inventariseren van gemeentearchieven inhoudt. Want hoewel elke inventaris als het goed is een verantwoor- ding van de inventarisatie bevat, is deze toch te be- knopt om een idee te geven van de handelingen die nodig zijn om een ongeordende hoeveelheid archiefmateriaal om te vormen tot een logisch en samenhangend geheel, waar- in redelijk snel iets te vinden is. Daarom wil ik na ruim een jaar inventarisatiewerk in de archieven van Houten, Schalkwijk en Tuil en 't Waal iets over dit onderwerp vertellen. De archieven van vóór 1811 zal ik buiten beschouwing laten, omdat ik die niet heb geïn- ventariseerd . Begrenzing
Het woord 'gemeentearchief' wordt meestal gebruikt
voor het totale archiefbestand dat eigendom is van een gemeente. Van een gemeentearchief in de betekenis: 'archiefstukken, gevormd door een gemeentebestuur' kan pas sprake zijn vanaf het jaar 1811. Op 21 oktober van dat jaar vaardigde de Franse keizer een decreet uit waarbij Nederland als onderdeel van het Franse keizer- rijk voor het eerst in gemeenten werd ingedeeld. De archieven van vóór 1811 zijn aan de gemeenten gekomen omdat deze worden beschouwd als rechtsopvolgers van de ambachtsheerlijkheden. Om dezelfde reden is het gemeente- archief van Houten na de samenvoegingen van 1858 en 1962 uitgebreid met de archieven van Oudwulven en Schonauwen respectievelijk Schalkwijk en Tuil en 't Waal. Hoewel het beginjaar algemeen op het jaar 1811 kan worden be- paald, hangt het jaar waarin men een 'oud-archief' afsluit van plaatselijke factoren af; in Houten bood de samenvoeging van 1962 een goede aanleiding. Een auto- matisch gevolg van deze keuze is dat alle stukken van |
||||||
25
vóór dat jaar openbaar wórden, hoewel de wettelijke
verplichting pas geldt voor materiaal dat ouder is dan 50 jaar. Een gemeentebestuur heeft maar een beperkte be-
moeienis met de bevolking. Daarom moet het beeld dat uit het gemeentearchief naar voren komt, worden aan- gevuld met informatie uit archieven van andere plaat- selijke instellingen zoals kerken, waterschappen, bedrijven, families en uit de notariële archieven, waarin verkopen van onroerend goed, testamenten enz. voorkomen. Daarnaast kunnen ook archieven van provin- ciaal en nationaal bestuur worden gebruikt en die van (semi-)overheidsinstellingen met een gespecialiseerde taak, die vooral in de 20e eeuw snel in aantal toenemen. Inhoud
Nu de begrenzingen van een gemeente-archief zijn
aangegeven, kunnen de belangrijkste onderdelen ervan worden genoemd. 1. Een groot deel van het archief bestaat uit brieven.
In de 19e eeuw werden deze chronologisch geordend: per jaar werden ze te beginnen bij 1 januari en eindigend bij 31 december bij elkaar bewaard: los, in de vorm van een pak of gebonden, in de vorm van een band. Ze werden door de secretaris toegankelijk gehouden door een tref- woordensysteem met vrij globale aanduidingen, bijvoor- beeld 'armen' en 'schutterij'. Hoewel indexen en agenda's de hele vorige eeuw zijn gebruikt, zijn ze, maar over een beperkt aantal jaren bewaard gebleven. De nog aanwezige brieven van Houten - die van 1858 tot
en met 1909 zijn niet bewaard gebleven - heb ik in de chronologische orde gelaten om tot uitdrukking te laten komen, hoe men in de vorige eeuwen archiefmateriaal op- borg. Van de serie brieven uit Schalkwijk is ons weinig overgeleverd. Ruimtegebrek op de secretarie is er waar- schijnlijk de oorzaak van geweest dat men alleen het absoluut noodzakelijke heeft bewaard. Wat ervan bewaard is gebleven, heb ik verdeeld over de verschillende rubrieken. Voordat de brievenboeken (zie 4) in gebruik |
|||
26
kwamen, werd de blanco achterzijde van de ingekomen
brieven vaak gebruikt om een afschrift van antwoord op te schrijven. Behalve brieven in strikte zin treft men in deze serie ook lijsten, bekendmakingen enz. aan en daarom wordt in de inventaris gesproken van 'inge- komen stukken'. Het is een belangrijk onderdeel van het 19e-eeuwse archief, waar nog zeer veel informatie uit te halen is. 2. Notulen geven het verhandelde in de vergaderingen
van de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders weer. In de 19e eeuw werden veel beslissingen buiten de notulen nergens anders vastgelegd en tot in de 20e eeuw komen in de notulen de volledige teksten van besluiten voor: plaatselijke verordeningen, hinderwet- vergunningen, besluiten tot aanstelling en ontslag van gemeentepersoneel zijn enkele voorbeelden. In Houten wordt het opzoeken over het grootste deel van de periode vergemakkelijkt door de korte aanduidingen waarmee men de inhoud aangeeft in de marge van de bladzijden. 3. Gemeenterekeningen als onderdeel van een archief
zijn meestal wat ondergewaardeerd. Ten onrechte, want de financiële verantwoordingsplicht van de gemeente ver-
plicht haar elke post, of die nu 1 of 10.000 gulden bedraagt, op de rekening te brengen. Omdat ze meestal goed bewaard zijn gebleven, geven gemeenterekeningen een goed inzicht in de plaatselijke ontwikkelingen. In de bijlagen komen nota's voor van plaatselijke bedrijven, van reparaties aan bestaande en de bouw van nieuwe gebou- wen, van arbeidsloon en salaris van gemeentepersoneel. Rekeningen in archieven vertellen altijd veel, en die van de gemeenten zijn daar geen uitzondering op. 4. Als antwoord op de ingekomen brieven legden de
gemeentebesturen brievenboeken aan, waarin ze afschrif- ten schreven van door hen verstuurde brieven (19e eeuw), vaak gevolgd door indices (zaaksgewijs of op naam) met vermelding wanneer, aan wie en waarover een brief werd verstuurd. |
||||
27
|
||||||||||||||
Ondertekening door schout, schepenen en geërfden van
Houten en 't Goy, Oudwulven en Waijen, Heemstede, Schonauwen en Wulven van het groot hoefslag van 1667. (Oude) inventaris Houten, nr. 33. |
||||||||||||||
28
5. Militieregisters zijn goede bronnen voor bevol-
kings- en genealogisch onderzoek, omdat ze lichamelijke kenmerken van de dienstplichtigen geven (lengte en even- tuele lichaamsgebreken). 6. Gemeenteverslagen zijn formulieren die door de
gemeentebesturen moesten worden ingevuld. Omdat de vragen elk jaar in dezelfde volgorde werden gesteld, zijn de verslagen geschikt om op vrij snelle manier (statistische) informatie te krijgen over vele aspecten van de samen- leving. 7. Bouwvergunningen geven met hun beschrijvingen en
tekeningen een goed beeld van het uiterlijk aanzien van de gemeenten; omdat ze bij Houten en Schalkwijk alle op het huidige adres staan, zijn ze gemakkelijk te gebruiken. Als aanvulling hierop kunnen de kadastrale registers worden gebruikt. Dat zijn weliswaar geen gemeentelijke archiefstukken, maar ze zijn wel in de gemeentelijke ar- chieven aanwezig. 8. Belastingkohieren geven vooral in de 19e eeuw infor-
matie over de objecten waarover belasting werd geheven: bijvoorbeeld onroerend goed, vee, deuren en vensters, honden, verkoop van alcohol, te malen granen. 9. In de registers van de burgerlijke stand vindt
men gegevens over geboorten, huwelijken en overlijden, terwijl in de bevolkingsregisters informatie voorkomt over o.a. de samenstelling van huishoudens, adressen en dienstboden. Vernietiging
Met het groeien van de overheidsbemoeienis in de 20e
eeuw zijn ook de gemeentearchieven steeds sneller in omvang toegenomen. Om te voorkomen dat de aanwezig- heid van grote hoeveelheden stukken die geen of zeer weinig belangrijke informatie bevatten, de archieven op den duur onbruikbaar zouden maken, zijn vernietigings- lij sten ontworpen. Daarin wordt opgesomd welke catego- |
|||
29
|
||||
rieën stukken kunnen worden vernietigd, eventueel na
het verstrijken van een bepaalde termijn waarin ze nog bewijskracht hebben. Een belangrijke bepaling is, dat alle stukken in de gemeentearchieven die dateren van vóór 1851 bewaard moeten blijven. Dat jaar is gekozen omdat toen de gemeentewet tot stand kwam, die een grote- re mate van uniformiteit in de taakuitoefening van de gemeentebesturen tot gevolg had. De lijst geeft mogelijk- heden tot vernietiging aan, en geen verplichting; daarom blijft het een tijdrovend proces om uit te maken wat bewaard moet blijven en wat niet. Veel wordt overgelaten aan het inzicht van degene die het archief inventariseert, Belangrijke informatie komt ook voor in schijnbaar on- beduidende stukken en kladaantekeningen en wil men ver- antwoord te werk gaan, dan zullen veel stukken in hun geheel moeten worden doorgelezen. Vooral voor de periode na de Tweede Wereldoorlog is dit moeilijk. Aan de ene kant neemt de produktie van de gemeentesecretarieën sterk toe en aan de andere kant wordt het steeds moeilijker de belangrijkste elementen van een periode aan te wijzen naarmate die dichterbij ons ligt. Iets wat ons nu heel gewoon lijkt, kan na verloop van tijd als opmerkelijk worden ervaren: de visie op geschiedenis kan in de toe- komst veranderen. Om al deze aspecten tot hun recht te laten komen, is het belangrijk dat een archivaris een onafhankelijke positie kan innemen. De inventaris
Terwijl het hele archief wordt doorgenomen om te zien
wat bewaard moet worden en wat niet, worden ook alle stukken die niet goed waren geplaatst in de juiste rubriek ondergebracht. Een belangrijke categorie is hier natuurlijk de genoemde serie 'ingekomen stukken'. Verder komen als bijlagen bij de rekeningen stukken voor zoals belastingkohieren, die eigenlijk niet onder de rubriek financiën thuishoren. Er zijn ook veel losse stukken die indertijd niet consequent door de admini- stratie zijn opgeborgen. Als er tijdens het vormen van het archief niets is vernietigd, kan een gemeentearchief na schifting wel tot 50% in omvang slinken. Wanneer een- |
||||
30
maal bekend is wat bewaard zal blijven, krijgt elk be-
standdeel van het archief een aparte beschrijving, die altijd uit vier en soms uit vijf onderdelen bestaat. Een voorbeeld: 'Onderhandse akte, waarbij de gemeente voor de raadsver-
gaderingen een kamer huurt in herberg 'De Roskam', 1812. Afschrift, 1815. 1 stuk' Na de zgn. 'redactionele vorm' volgt de inhoud in strikte
zin. Daarna volgt de datering van de inhoud ('1812') en de 'uiterlijke vorm' ('1 stuk'). In dit stuk komt er nog een vijfde onderdeel bij: hoewel de handeling plaatsvond in 1812, heeft men drie jaar later de tekst nog eens op- geschreven en als men die akte van 1812 beschrijft, moet het jaar waarin het afschrift is gemaakt ook in de be- schrijving worden opgenomen. Men noemt dit vijfde element het 'ontwikkelingsstadium'. Een veel voorkomende redactio- nele vorm is 'stukken betreffende', een algemene aanduiding waarmee wordt bedoeld dat zich onder deze stukken zowel brieven als akten, lijsten, tekeningen enz. bevinden. Vervolgens worden alle beschrijvingen verdeeld over
hoofdstukken en rubrieken, die voor gemeentearchieven meestal zijn ontleend aan de Basisarchiefcode van de Ver- eniging van Nederlandse Gemeenten. Hierna krijgt elke beschrijving een volgnummer, dat na het inpakken van het materiaal ook op de omslagvellen komt te staan. Bij een gemeentearchief van enige omvang komt men al gauw aan 2000 nummers, waarvan het grootste deel meestal wordt uitgemaakt door de bouwvergunningen. Tenslotte wordt een inleiding geschreven, die meestal
uit drie delen bestaat, namelijk: 1. de geschiedenis van het bestuur, waarin beknopt de
ontwikkeling van de gemeente en met name van haar be- stuur van het begin- tot het eindjaar van het archief wordt beschreven; 2. de geschiedenis van het archief: hoe het is gevormd,
hoe men het heeft bewaard en eventueel welke delen er in de loop van de tijd zijn verdwenen; 3. de verantwoording van de inventarisatie, waarin be-
knopt de werkwijze bij het inventariseren wordt aange- geven. |
|||
31
Er kunnen dan nog bijlagen aan de inventaris worden
toegevoegd, zoals een overzicht van de belangrijkste personen uit het gemeentebestuur, een concordans waarbij de inventarisnummers in verband worden gebracht met die van een bestaande, verouderde inventaris; een lijst van vernietigde stukken, kaarten van de gemeente in verschil- lende perioden, foto's en prenten van de gemeente, enz. Dan verschijnt de inventaris in (een meestal kleine) oplage en kan hij zijn functie als 'toegang tot het ar- chief' gaan vervullen. Na de inventarisatie
Houten is één van de gemeenten in de provincie Utrecht
die het goede voorbeeld heeft gegeven door te onderkennen dat archieven, naast bibliotheken en musea, een culturele functie kunnen vervullen. Met de bouw van het nieuwe ge- meentehuis zullen de omstandigheden waaronder het archief wordt bewaard en ter inzage wordt gegeven nog verbeteren. Het is trouwens te verwachten, dat steeds meer gemeenten het beheer van hun oude archieven zelf zullen gaan ver- zorgen. Op het moment worden veel al dan niet geïnventa- riseerde gemeentearchieven bewaard in de Rijksarchief- bewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden. Toch is in de wet de zorg voor de archieven die zijn gevormd door de gemeentebesturen en hun voorgangers opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. De minister van WVC probeert deze zorg dan ook te brengen op de plaats waar die hoort. Een middel om deze doelstelling te be- reiken is het opvoeren van de vergoeding per meter die de Rijksarchiefdienst vraagt voor het in bewaring houden van gemeentearchieven. En omdat veel zaken door een gemeenteraad uiteindelijk op hun financiële merites worden beoordeeld, zal deze steeds vaker worden afge- schrikt door een elk jaar terugkerende post van duizen- den guldens waarvoor de gemeente niets terugkrijgt en uiteindelijk overwegen om de archieven in eigen beheer te nemen. Als dit gebeurt, heeft het twee consequenties: 1. de archieven moeten in goede en geordende staat worden bewaard, wat inhoudt dat er een goede archiefbewaarplaats moet zijn en dat de archieven die zich daarin bevinden |
|||
32
moeten zijn of worden geïnventariseerd;
2. de archieven moeten voor een ieder toegankelijk zijn,
zodat hij kan lezen wat hij wil en kopieën en afschriften kan maken van de stukken die hij wil hebben. Goed beschouwd is het een redelijke bepaling dat een
gemeentebestuur, dat in dienst van de bevolking is, deze in staat stelt zich te informeren over het gemeenschappe- lijk verleden. Elke literatuur is tenslotte een inter- pretatie van een ander; archiefmateriaal biedt de gelegen- heid om oog in oog met het verleden eigen conclusies te trekken. R.J. Butterman
|
|||||
N.B.: Het gemeentearchief van Houten is toegankelijk
gedurende de openingsuren van het gemeentehuis, nl. op werkdagen van 9.00-12.00 uur. |
|||||