-ocr page 1-
TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
19e jaargang nunnner 1                           maart 1985
Redactie-commissie
R. Butterman, Houten; A. Graafhuis, Utrecht; L.M.J. de
Keyzer, Houten; G. de Nie, Schalkwijk (eindredactie);
H. Reinders, Utrecht; O.J. Wttewaall, 't Goy.
Redactie-adres
Molenpad 3, 3998 KE Schalkwijk, tel. 03409-1580.
Inhoud van dit nummer
Johan de Kruijf-tentoonstelling
F. Landzaat en H. Reinders, Café 'De Zwaan' te Schalkwijk
Jaarverslagen
R. Butterman, Het inventariseren van gemeentearchieven
Secretariaat van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek'
T. Springer-Stam, Platolaan 10, Zeist, tel. 03404-20627.
Lidmaatschap der vereniging, tevens abonnement op dit
tijdschrift: f.25,- per jaar (studenten en scholieren:
f. 12,50), over te maken op rekening nr. 32.98.07.498.
t.n.v. de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek', Rabo-
bank Houten (postrekening nr. 214585).
-ocr page 2-
T~> oc l (=>^ ^T
JOHAN DE KRUIJF-TENTOONSTELLING
Het is dit jaar 100 jaar geleden dat in Bunnik de
schilder Johan de Kruijf werd geboren. Om dit te her-
denken organiseert de Culturele Raad Bunnik met Pink-
steren een tentoonstelling. Precieze data kunt u lezen
in de plaatselijke en regionale bladen.
De tentoonstelling is bijzonder interessant voor
ons omdat Johan de Kruijf vooral zijn geboortestreek
heeft getekend en geschilderd. Veertig jaar gaf hij
tekenles aan het Nederlands Lyceum. Daar leerde hij
onder anderen Anton Pieck schilderen. Maar lesgeven was
niet zijn doel in het leven. Dat was zelf tekenen. Het
liefst deed hij dit in en om zijn geboorteplaats. Op
de eerste dag van elke vakantie reed hij per trein of
op de fiets van Den Haag naar zijn familie in Bunnik,
beladen met een klein beetje kleren en veel papier.
Hij had er een boot en roeide daarmee op de Kromme Rijn.
Veel van zijn werken gaan over de Kromme Rijn. Bijna
elk plekje op een kilometer van de Kromme Rijn heeft
hij getekend in de romantische stijl die Anton Pieck
later ook kenmerkte. Elke vakantiedag tekende hij di-
verse werken. Zijn oeuvre omvat dus duizenden stuks,
waarvan de Culturele Raad Bunnik een representatieve
selectie heeft gemaakt.
De tentoonstelling is bijzonder de moeite waard,
evenals het boek dat tegelijkertijd zal uitkomen.
In het decembernummer van ons tijdschrift zullen
we uitgebreid aandacht besteden aan de kunstenaar
die als geen ander tussen Rijn en Lek heeft geschilderd.
Redactie
-ocr page 3-
CAFÉ'DE ZWAAN'TE SCHALKWIJK
Elk dorp heeft zijn café's en elk café zijn verhaal.
Ook Tuil en 't Waal en Schalkwijk hadden vele café's.
Oude mensen noemen in Tuil en 't Waal: 'De Ooievaar'
van Gert Sibbing aan de Strijpweg, ''t Molentje' van
Hendriks en Van Wijngaarden en ''t Slijkerveerhuis'.
Op weg naar Schalkwijk aan de Jhr.Ramweg vóór de kerk
een stil café bij Van Bemmel, 'De Bonte Koe' van Kuyer
(een café annex kruideniers- en bakkerswinkel) en na
de kerk 'De Zwaan' van Harry de Valk. Voor het spoor
had Antonius Mulder zijn stationskoffiehuis annex ma-
nuf acturenzaak en na het spoor had Phiel Bijlevelt
'Het Wapen van Schalkwijk', dat op bijna dezelfde
plaats staat als het vroegere café 'Dorpszicht'. Dan
slaan we rechtsaf, de lange Provincialeweg op. Waar
nu Joop Baas schoenen verkoopt, stond vroeger 'Ons
Genoegen' van Johannes de Goey en ertegenover op de
Brink 'De Prins', later 'De Gouden Leeuw' genoemd.
Verderop aan de Provincialeweg lag 'De Vierschaar',
nu bedrijfswoning van aannemer Arie Doornekamp en
het café van Hommelberg. Bij de Heul aan het einde
van de Provincialeweg hadden de Dames Buschgens hun
café 'De Gezusters Buschgens'. De dames konden een
heerlijke kop soep maken. Op de hoek met de Zuwedijk
is aan de gevelsteen te zien dat hier het café 'Sint
Pieter' door Zuurhout werd gedreven. Dicht bij de pont
naar Culemborg dreef Van Leur 'Landzicht'. Het eind van
deze kroegentocht ligt op de hoek van de Scheidingsweg
en de Lekdijk: 'Nadorst'. Een goed einde.
De Zwaan
De naam 'De Zwaan' duidt op vrede, rust, geborgenheid
en gezelligheid. De naam komt in de archieven voor het
eerst in 1894 voor. Uit die archieven blijkt ook dat
-ocr page 4-
het gebouw niet altijd een café is geweest. Zo was de
bewoner in 1845 linnenwever, in 1853 winkelier en in
1880 timmerman. Pas in 1886 is voor het eerst sprake
van de verkoop van sterke drank.
De afgelopen twee eeuwen
We zijn niet verder dan twee eeuwen teruggegaan
omdat 'De Zwaan' toen nog geen café was, één eeuw
inleiding ons voldoende leek en bovendien een deel van
het oud-archief van Schalkwijk in zo'n slechte staat
is dat het niet te raadplegen valt.
Voor mensen die van een ingewikkelde juridische con-
structie houden zijn de laatste twee eeuwen overigens
interessant genoeg. Voor de betrokkenen zelf bleek de
gekozen constructie soms zelfs tè moeilijk. We zullen
zien hoe er diverse figuren door elkaar zijn gehaald.
Een beginpunt kiezen we in 1788. In dat jaar is Ds.
Muntendam al meer dan 30 jaar predikant in Schalkwijk
bij de Gereformeerde Gemeente. Hij heeft een stukje
grond in eigendom aan de hoofdweg door Schalkwijk en
wel aan het gedeelte dat nu Jhr.Ramweg heet. Het lag
op de hoek met de oprijlaan naar kasteel Wickenburgh,
1i kilometer verderop. Het voorste stuk hiervan heet nu
nog Wickenburghselaan, maar de gang naar Wickenburgh
wordt onmogelijk gemaakt door een drietal latere ver-
beteringen van de infrastructuur: de spoorlijn Utrecht-
Den Bosch, de provinciale weg naar Houten/Utrecht en
vooral door de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal.
Op het kaartje is dit duidelijk te zien. Tussen de
provinciale weg en het Amsterdam-Rijnkanaal is het oude
tracé nog te zien als een verhoogde laan met bomen naast
een sloot; nu grazen er koeien.
Het hoekje land was 50 roeden (700 m^) klein. Het is
- door problemen met het oud-archief en slordigheid van
de bewoners - niet helemaal duidelijk of er al een huis
op stond. Wat wel duidelijk is, is dat in 1788 Ds. Mun-
tendam de (volle) eigendom juridisch splitst in een
erfpacht en een bloot eigendom. De erfpachtbrief is ver-
-ocr page 5-
Wickenburgh
-ocr page 6-
>r', /hv
^/'^ t i
T"
öe transportbrief ui' 1805 waarmee het Dominium dïreatum
overging op de familie Wttewaall (Huisarchief Wickenburgh;
foto O.J. Wttewaall).
loren gegaan. Ds. Johannes Muntendam verleende aan
Dirk Blekman het erfpachtrecht en behield zelf het
blote eigendom. We zullen beide rechten afzonderlijk
volgen omdat ze in het rechtsverkeer als twee onaf-
hankelijke rechten golden. De erfpachter was in feite
volledig eigenaar, die alles kon doen en laten wat hij
wilde, mits de erfpachtcanon op tijd werd betaald. Die
werd vastgelegd op 10 gulden en 10 stuivers per jaar,
te betalen op 1 januari. Kreeg de erfpachter hier een
(grote) achterstand mee, dan kon de bloot eigenaar
proberen hem te verwijderen, maar dit is erg moeilijk.
Feitelijk heeft de bloot-eigenaar alleen nog recht op
een grond-rente. Beide rechten zijn onroerende goederen.
Het bloot-eigendom
Ds. Muntendam sterft en wordt opgevolgd door zijn
weduwe. Aaltje Pruys, die het bloot eigendom in 1805
-ocr page 7-
verkoopt aan Jan Wttewaal, de bewoner van het huis
Wickenburgh. Het verkoopbedrag is exact de waarde van
de rente tegen de rentestand uit 1805. Die kun je be-
rekenen door het bedrag van de jaarlijkse rente te delen
door 1% van de rentestand. Anders gezegd: je zoekt naar
het bedrag dat bij een bepaalde rente per jaar een bepaald
jaarlijks rentebedrag geeft. In 1805 was 4% de gebruike-
lijke rente. De contante waarde van f.10.50 per jaar
tegen 4% is f.262,50. Dit blijkt ook exact het bedrag te
zijn waarvoor Jan Wttewaal erfverpachter wordt. (1) Er
wordt gesproken over een woning die eigendom is van
Teunis de Kruyff. Dit is een onjuistheid. Teunis was de
erfpachter en niet de eigenaar. Formeel-juridisch werd
Jan Wttewaal eigenaar van de grond en - door verticale
natrekking - ook eigenaar van alles wat erop stond.
Jan Wttewaal laat het bloot eigendom in 1840 na aan
zijn zoon Mr. Gerard Wttewaal die het weer nalaat aan
zijn weduwe vrouwe Bernardina Antonia Visscher en hun
8 kinderen. (2) Deze verkopen het samen aan Abraham
Hartevelt Joanneszn., wethouder te Leyden, als onder-
deel van het landgoed Wickenburgh. Dit is geen vreemde,
want zijn dochter Maria Cornelia is gehuwd met de
Leidse wijnkoper Bartholomeus Willem Wttewaal (die
zich later Wttewaal van Wickenburgh laat noemen). (3)
We zitten dan in 1844, het jaar waarin bloot eigendom
en erfpacht in één hand komen.
De erfpacht
In 1788 verleent Ds. Muntendam de erfpacht aan Dirk
Blekman, 'substituut procureur-generaal deezer Provin-
cie', die de jaarlijkse 10 gulden en 10 stuivers moet
betalen. Betrof het in 1788 alleen een kaal stuk grond
of stond er al een huis op? De bronnen geven geen af-
doende antwoord. Het bedrag van f.10-10-0 per jaar
lijkt ons erg hoog voor een stukje land van 50 roeden
alléén. In Bunnik werden in die tijd vergelijkbare
huizen met tuin verhuurd voor bedragen variërend tussen
-ocr page 8-
6 en 21 gulden. (4) Op grond van het bedrag lijkt het
te gaan om grond + huis.
In 1792 verkoopt hij de 'huyzinge staande op een
stukje land groot ca 50 roeden te Schalkwijk' naast
Heer Wttewaal, heer van Wikkenburg 'zijnde erfpacht-
goed van Ds. Muntendam volgens de -decrietbriev (?) van
7 juli 1788'. (5) Het gebruik van het woord 'erfpacht-
goed' is hier eigenlijk niet op zijn plaats. Deze
term stamt uit de late Middeleeuwen en geeft een leen-
verhouding aan. Er is hier echter geen sprake van een
leenverhouding maar van een simpele erfpacht. Koper
was Teunis de Kruyff, gehuwd met Annigje van Vleuten.
Hij is niet in staat om het koopbedrag (f.550,- kk)
op tafel te leggen. In 1792 betaalt hij f.20,- en de
kosten en neemt in de koopakte meteen hypotheek bij
de verkoper voor de resterende f.530,- tegen een rente
van 3i%. Hij zal in 1794 f.100,- aflossen en in 1796
ook en zo verder tot het geheel afgelost is. Het was
toen mogelijk om al dit soort dingen in één akte te
regelen. Het voordeel? Slechts éénmaal notariskostenl
Teunis mag er gaan wonen op 1 mei 1793. Hij sterft
in 1812 en laat zijn helft in het huis na aan zijn
beide zoons Adrianus en Johannes. Acht jaar later
koopt Johannes zijn broer en zijn moeder uit, volgens
zijn zeggen bij notariële akte, maar bij de betreffende
notaris was niets te vinden. Voor onderzoekers is de
tijd tussen 1811 en 1824 vaak problematisch. In 1811
is de verplichte registratie voor de gerechten afge-
schaft en pas in 1824 werd een nieuwe verplichte regi-
stratie ingevoerd voor de hypotheekbewaarder. In de
tussentijd kon je de eigendom en het transport van
onroerend goed over laten gaan door mondelinge afspraak!
Gelukkig deden veel mensen dit niet; ze namen het zekere
voor het onzekere en lieten een notaris de afspraak
vastleggen. Maar er zijn ook een aantal transporten en
verkopingen mondeling gedaan en die kunnen we nu niet
meer reconstrueren.
De nieuwe erfpachter, Johannes de Kruyff (niet te ver-
warren met de Bunnikse schilder) was linnenwever. Een
alleszins eerbaar beroep, waarin veel armoede werd ge-
-ocr page 9-
leden. De Nederlandse linnenwevers waren beroemd in heel
Europa. Het 'toile de Hollande' gold volgens Van Yssel-
stein als het 'allerbeste en begeerlijkste op het gebied
van linnen'. Ook werd er het grove sterke boerenlinnen
van gemaakt. (6) De winst van het beroemde linnen kwam
echter niet terecht in de zakken van de linnenwevers. Zij
leden armoede. Van linnenweven alleen kon je niet bestaan.
We zien dan ook de Johannes de Kruyff er een winkeltje
bij begint. Mogelijk verkocht hij de zelfgeweven linnen
doeken, misschien ook al een potje bier. In elk geval kan
Johannes het niet bolwerken. Hij raakt achterop met de
erfpacht, moet geld gaan lenen en is tenslotte in 1844
gedwongen om te verkopen. De bloot-eigenaar, Harteveld,
biedt hem f.650,- voor het huis, maar daarvan krijgt hij
na aftrek van achterstallige erfpacht en aflossing van
een lening van f.175,- maar f.443,- in handen. (7) Voor
Harteveld kwam er nog f.56,65 bij. (8) Ook in deze akte
zit weer iets dat niet klopt. Ditmaal wordt gesproken
over de 'opstal' van een huis. Ook dit is niet juist.
Er is geen opstal gevestigd want de erfpachter kon
toch al bouwen op de grond zolang hij zijn pacht be-
taalde. Een overbodige toevoeging dus. Blijkbaar ging
het verlenen van erfpacht de mensen in die tijd boven
de pet. Ze maakten er een potje van.
Het huis bleek intussen verbouwd te zijn tot twee
woningen die samen het nummer 70 droegen. Er stond
een schuurtje achter. Blijkbaar was de erfpachter met
de erfpachtbrief wat slordig omgesprongen: 'dat de
uitgifte in erfpacht reeds van voor 1805 heeft plaats
gevonden maar dat de titel in het ongerede is geraakt'.
Van 1844 tot 1939 hoorde het huis nu bij het landgoed
Wickenburgh en werd er steeds samen mee behandeld. Er
komen nu pachters in. Vermoedelijk bleven dat Johannes
de Kruyff en zijn nazaten, bijvoorbeeld in 1865 Dirkje
de Kruyff en haar man Cornelis van Bemmel. (9) Na het
overlijden van Harteveld erft dochter Cornelia Wttewaal-
Harteveld het landgoed en het huisje. (10) In 1858 bouwt
ze voor f.200,- een nieuwe schuur achter de huizen en in
1869 laat zij het oude huis afbreken en vrijwel op de-
-ocr page 10-
SCHALKW ?.]!<•
•- Kerk Strrrun
Gezicht op het café en de R.K. kerk te Schalkwijk rond
1915 (Collectie W. van den Heuvel te Schalkwijk).
zelfde plaats herbouwen. Tot die tijd stond het huis met
de voorgevel naar de Wickenburghselaan. Voor f.2250,-
had het huis 'eene grote suite, nu ingerigt de achterste
kamer voortaan bedsteden onder de trap die kasten kunnen
worden. Nog eene grote voorkamer, keuken, kelder en kel-
derkamertje. Een grote zolder waar nog twee goede kamers
kunnen worden gemaakt'.
In 1880 gaat de huur over op de laatste De Kruyff:
Johannes Antonius, timmerman te Schalkwijk. Als omschrij-
ving staat er: 'woonhuis met schuur ingericht tot tiramer-
manswerkplaats, erf en tuin'. Hij moest het huis zinde-
lijk bewonen en gebruiken en diende sloten en glazen te
onderhouden. De laan naar Wickenburgh mocht hij niet
gebruiken als houtopslagplaats. Van café is nog geen
sprake.
In 1883 schenkt mevrouw Wttewaal het landgoed en dus
het huis aan haar zoon Bartholomeus Willem Gerard Wtte-
-ocr page 11-
10
-ocr page 12-
11
waal. (11) De rijke adellijke dame mocht zelf de akte
niet tekenen. Dat moest ze laten doen door haar koet-
sier Cornelis de Greef! Vrouwen waren toen voor de wet
nog niet handelingsbekwaam, hoe rijk ze ook waren.
Café 'De Zwaan'
Na een eeuw 'Kruyffen' volgt er nu een eeuw 'Valken'.
In 1886 krijgt Johannes de Valk, R.K. koster te Bunnik,
toestemming tot verkoop van sterke drank in de gelag-
kamer van het perceel wijk B No. 66. Het huis lag erg
gunstig voor een café, halverwege de R.K. kerk en het
stationnetje. In Schalkwijk schijnt het cafébezoek in
die tijd te zijn verricht in beroepsverband. Zo hadden
de boeren hun stamcafé bij Kuyer, niet voor niets 'De
Bonte Koe' genaamd, en kwamen de arbeiders bij De Valk.
Het huis had twee ingangen, één voor de winkel en
één voor het café. Toen het café eenmaal goed liep,
werd de winkel opgeheven en gebruikt als woonkamer. De
naam 'De Zwaan' komt het eerst voor in 1894 en is tot
enkele jaren geleden gebruikt. Er schijnt in het ver-
leden wel eens een radio-uitzending te zijn geweest
over deze naam, maar er is in onze kennissenkring nie-
mand meer die zich de tekst hiervan herinnert. Als iemand
nog iets over deze naam weet, zijn de schrijvers hierin
geïnteresseerd.
Johannes de Valk wordt opgevolgd door zijn zoon Kees.
Gezicht op de Waag die aahter het oafé 'De Zuaan' stond.
Links is nog net een stukje muur te zien van de stenen
sahuuv a.q. portievswoning. Links op de foto staat de
oude T-ford (nv. L 685) waarmee melkbussen werden ver-
voerd door de Gebr. van Vliet. De man met overjas en
pet is Cornelis (Kees) de Valk. In de deuropening staan
de Gebr. van Buren. Op de achterzijde van deze kaart
(poststempel 1928) staat: 'Groeten van Marie-Annie-
Willy-Harij-Corrie de Valk. (Collectie W. van den
Heuvel te Schalkwijk).
-ocr page 13-
12
Hij trouwt met Wilhelmina, de dochter van zijn collega
Van Wijngaarden. In 1939 krijgt hij zelfs de kans om
het café te kopen. Door de aanleg van het Amsterdam-
Rijnkanaal zou de Wickenburghselaan toch zijn nut voor
het huis Wickenburgh volledig verliezen. Na het over-
lijden van de weduwe van B.W.G. Wttewaal, F.E. van Eelde,
wordt Kees eigenaar van zijn café. Hij betaalt f.6500,-
voor het café annex woonhuis met grond en een gedeelte
van de laan, maar niet de schuur (waarde f.500,-) die
Kees zelf had gebouwd. (12) Onder Kees de Valk en zijn
zoon Harry beleeft het café zijn bloeitijd. Beroemd
is uit deze tijd het verhaal van de 'levende plant'
die Harry kreeg aangeboden. Hij snapte er de grap
niet van, want alle planten leven toch? Tot er opeens
een mol uit de pot kroop.
In de loop van anderhalve eeuw is de bewoner op-
geklommen van arme linnenwever tot zelfstandig café-
eigenaar die een tabaksvergunning had, het recht be-
zat om te vissen in de Schalkwijkse Wetering, een
T-Ford bestel bezat waarmee hij de gebr. Van Vliet
melk liet rijden van de boeren naar de melkfabriek.
Op zijn terrein werd de houtverkoop gehouden (glaasje
na!), werden manden gevlochten en werd graszaad ge-
sorteerd. Maar het belangrijkste was de waag die werd
gehouden in de groene schuur, die begin vorig jaar is
afgebroken. Er werd van alles gewogen, van schapewol
(Jan van Buren) tot boerenkaas toe, soms voorzien van
een 'D' van detailhandel. Het zwaarst wogen - letter-
lijk en figuurlijk - de varkens die tot 193A per trein
werden vervoerd. Er zaten kanjers bij van 600 pond.
Harry de Valk heeft zich intussen teruggetrokken.
Hij woont nu in Wijk bij Duurstede. Hij is nog steeds
eigenaar van het café en heeft nu een pachter in het
pand. Harry's bekendste pachter was wel André Hazes,
die van 'De Zwaan' een echt bruin café wilde maken,
dus maakte hij het interieur bruin. Voor de oude stam-
gasten maakte hij het zelfs tè bruin. Ze bleven weg.
André Hazes heeft nu als zanger meer succes dan des-
-ocr page 14-
13
tijds als kroegbaas in Schalkwijk.
De huidige pachter heeft naast het café een cafe-
taria dat de naam draagt 'Pietje Beli's Snackshop'.
Op het dak vormden dakpannen eertijds de naam 'De
Zwaan'. Helaas liggen ze al vele jaren door elkaar.
Daarmee wordt gesymboliseerd dat de bloeitijd van
'De Zwaan' voltooid verleden tijd is. Aan alle goede
dingen komt een eind.
F.H. Landzaat
H. Reinders
Noten
1. RAU, RA 1627, 31 december 1805.
2. Kadaster Amersfoort, Register van Overschrijvingen
deel 33 No. 49 (voortaan aan te halen als: Reg. Ov.
33/49).
3. Reg, Ov. 91/26.
4. H. Reinders, Bunnik rond 1829, p. 46. (Doctoraal-
scriptie geschiedenis RUU, 1984 - niet gepubliceerd).
5. GAU, nots. H. van Dam, 11-2-1792.
6. A. Zischka, 5000 jaar kledingzorgen, Tilburg z.j.,
p. 69v.
7. GAU, nots. J.H. van Schermbeek, 28-9-1844.
8. Huisarchief Wickenburgh, 1844.
9. Idem, 1865.
10. Reg. Ov. 91/26.
11. Reg. Ov. 250/92.
12. Reg. Ov. 872/67.
-ocr page 15-
14
JAARVERSLAGEN
I. Het ledenbestand
In 1984 werden 11 nieuwe leden ingeschreven en 7
leden bedankten, zodat de kring thans 236 leden telt.
II. Het bestuur
Op de jaarvergadering van 19 januari 1984 werden
prof.dr. C. Dekker en A.G. de Wit herkozen.
Het bestuur is als volgt samengesteld:
L.M.J. de Keyzer
                                voorzitter
prof.dr. C. Dekker                            vice-voorzitter
T. Springer-Stam                                Ie secretaris
H.M.J. Rossner                                    wnd. Ie secretaris
C.J. van der Grind-van Hengstum 2e secretaris
P.S.A. de Wit
                                      penningmeester
A.G. de Wit                                           lid
Het bestuur kwam in 1984 vier maal in vergadering
bijeen.
De kascommissie bestond uit H. van der Stoop en
mr. C. van Schaik. Het verslag van de penningmeester
is elders in dit periodiek opgenomen, evenals het
verslag van de archeologische werkgroep.
III. Het periodiek
In 1984 verschenen vier nummers van het periodiek
met wederom vele interessante en leerzame artikelen.
Mevr. Bijleveld verliet de redactie en de heren
drs. H. Reinders en R. Butterman namen haar plaats in.
IV. Het verenigingsprogramma
1. 19 januari in Schalkwijk. Na de algemene leden-
vergadering hield dr. A.C. Zeven een lezing over 'Het
-ocr page 16-
15
gebruik van schilderijen voor de studie van de ont-
wikkelingsgeschiedenis van onze cultuurplanten'. Door
de dichte mist wisten niet zoveel mensen de weg naar
Schalkwijk te vinden, maar de leden hebben gelukkig
kennis kunnen nemen van de inhoud van deze lezing in
periodiek nr. 3.
2. Op 23 februari sprak prof.dr. G.H. Jansen in
Bunnik over de 'Geschiedenis van de kermis'. Geïl-
lustreerd met dia's en authentieke kermisgeluiden werd
voor 35 aanwezigen een aanstekelijk betoog gehouden
waarbij de oorsprong van de kermis werd verduidelijkt.
In de 12e-13e eeuw viel Europa een economische opleving
ten deel. Dit ging gepaard met een groei van steden.
Veel nieuwe kerken, kloosters en kapellen werden inge-
wijd, hetgeen in die tijd een plechtige gebeurtenis
zonder weerga was. Veel hoge gasten en volk uit de
wijde omtrek stroomden toe ter bijwoning van de kerk-
mis. Deze inwijdingen vonden veelal plaats in de na-
zomer en vroege herfst als de oogsten waren binnenge-
haald en de jaarmarkt werd gehouden. In de loop der
jaren worden deze feesten steeds uitbundiger. Zoals op
de schilderijen van o.a. Pieter Brueghel te zien is,
gaan de heiligheid, de handel en de ongeremde feest-
vreugde samen. De kerkmis wordt kermis.
Groot succes had ook het vrouwenkoor Alchemilla uit
Houten dat met verve een paar kermisliederen ten ge-
hore bracht.
3. Op 17 maart verzamelden zich 63 leden en belang-
stellenden voor een wandeling door Culemborg met be-
zoeken aan de Grote of St. Barbarakerk en het Elisabeth-
weeshuis. Na afloop bleek dat het toch zo nabije Culem-
borg voor velen nog ongekende aspecten had.
4. Op 12 april sprak de Utrechtse architect Th. Haak-
ma Wagenaar in Cothen voor 50 aanwezigen over de kerke-
lijke architectuur in de Middeleeuwen waarbij in een
enthousiast betoog vooral de symboliek in de kerkbouw ter
sprake werd gebracht.
-ocr page 17-
16
5. Op 19 mei was de dag aangebroken voor de jaar-
lijkse grote excursie. Ditmaal reed een volle bus naar
het witte stadje Thorn, De middag werd doorgebracht in
Heerlen waar het Thermenmuseum bezichtigd werd.
6. Op 27 september opende onze voorzitter L. de Keyzer
het nieuwe seizoen met een voordracht in Houten over De
vroegste bewoning in het Krommerijngebied. Een afgeladen
zaal was er getuige van hoe door de enthousiaste inzet
van met name onze eigen archeologische werkgroep de
kennis over de bewoningsgeschiedenis van ons gebied wordt
vergroot. Regelmatig worden in dit blad artikelen over
dit onderwerp gepubliceerd.
7. Op 27 oktober wandelden 58 deelnemers onder leiding
van enige gidsen door Utrecht. Ondanks de twee uur duren-
de tocht werden maar enkele kilometers afgelegd omdat er
zo veel te zien was en te vertellen viel over het uitge-
kozen gebied. De vermoeide doch zeer tevreden deelnemers
verzochten het bestuur in de toekomst méér van deze
rondwandelingen door het historische Utrecht te organi-
seren.
8. Op 21 november hield drs. B.R. Feis in Odijk voor
25 aanwezigen een inleiding op een nog betrekkelijk jonge
tak van wetenschap n.1. de industriële archeologie onder
de titel 'Bedrij fsmonumenten bedreigd?'. Aan de hand van
de vele dia's werd ons een inzicht gegeven wat industrië-
le archeologie inhoudt en dat is veel meer dan we zouden
vermoeden: niet alleen oude gebouwen voor bedrijf en
techniek zoals fabrieken, kleine industrieën, mijnbouw,
scheepswerven, herbergen, stations en openbare nutsge-
bouwen zoals watertorens en gemalen, maar ook arbeiders-
woningen en directievilla's. Daarnaast verdienen ook
bruggen, voetveren en natuurlijk molens enz. aandacht
tot instandhouding. Een veelomvattend terrein, waarbij
de zelfwerkzaamheid van de leden van onze kring - door
b.v. het fotograferen en beschrijven van dergelijke
bedrijfsmonumenten waartoe natuurlijk ook boerderijen
behoren - een vanzelfsprekende voorwaarde vormt tot
-ocr page 18-
17
het kunnen behouden van waardevolle objecten in ons
eigen gebied.
9. Op zaterdagmorgen 15 december organiseerde het
bestuur de laatste activiteit van het verenigingsjaar
1984. Ruim 50 bezoekers werden door een gids rond-
geleid door de gerestaureerde Buurkerk die sinds
enkele weken aan het nationaal museum Van Speelklok
tot Pierement een riant onderkomen biedt. Er is grote
zorg besteed om de oudste en grootste parochiekerk
van Utrecht tot haar recht te laten komen, waarbij
ook de soms zeer zeldzame muurschilderingen in dit
middeleeuwse monument weer te bezichtigen zijn.
Tenslotte
Het bestuur dankt alle leden die zich in 1984 op
welke wijze dan ook hebben ingezet voor de activitei-
ten van onze Historische Kring.
H.M.J. Rossner,
wnd. Ie secretaris
-ocr page 19-
18
Financieel jaaroverzicht Historische Kring 1984
Saldo rek.cour.
Lezingen
f.
400,—
(per 31-12-1983)
f.
1652,04
Zaalhuur
f.
171,25
Saldo spaarrek.
(per 31-12-1983)
f.
613,80
Periodiek
f.
1674,50
Ontv. contributie
Porti
f.
1449,05
in 1984
f.
5157,50
Uitg. div.
Ontv. rente 1984
f.
41,90
excursies
1984
f.
640,03
Verk. losse
Kantoorben
f.
72,35
periodieken
f.
32,50
Diversen
f.
101,—
Opbr.div.
i abt. UN
f.
124,—
excursies 1984
f.
272,--
Saldo rek.
cour.
(per 31-12
-1984)f.
2503,84
Saldo spaarrek.
(per 31-12-
-1984)f.
633,72
f.
7769,74
f.
7769,74
P.S.A. de Wit,
penningmeester
-ocr page 20-
19
Jaarverslag Archeologische Werkgroep
In 1984 besteedde de werkgroep 24 zaterdagen aan
het volgen van graafwerkzaamheden bij de uitgroei van
Houten. Hierbij werden een aantal vondsten gedaan van
inheemse en Romeinse scherven uit het begin van de jaar-
telling. In mei werd tevens een Middeleeuwse vindplaats
van een bewoning uit de 12e en 13e eeuw ontdekt aan de
Loerikseweg op een terrein, waarvan de naam, 'De Nederste
Loerikerhofstad' als tiendblok voor de bewoners in de 12e
en 13e eeuw bekend was. De woónsporen werden aangetroffen
in het profiel van een sloot die daar als een perceel-
scheiding werd gegraven. In de woónsporen werden potscher-
ven van geïmporteerd aardewerk gevonden, o.a. uit Andenne,
een pottebakkersplaats die is gelegen in de Maasvallei
ten zuiden van Luik en in de 12e en 13e eeuw het aardewerk
vervaardigde dat in de woónsporen werd gevonden, zodat de
datering van de bewoning voor die periode niet moeilijk
was.
Het aardwerk heeft enkele opvallende kenmerken, zodat
het vrijwel direct te herkennen is. De potten of kannen
hebben een gelige kleur met een glad oppervlak en zijn
op een draaischijf gevormd. Ze hebben een lensvormige
bodem met geknepen voetjes en een fraai geprofileerde
rand. Het oppervlak van het aardewerk vertoont meestal
een aantal geel- of bruinkleurige glazuurspatten of -vlekken.
Ook werden scherven gevonden van aardewerk uit diezelfde
periode van een pottebakkerscentrum rond Keulen, o.a. uit
Pafrath en Pingsdorf.
Voor deze belangrijke vindplaats zullen we proberen
toestemming te krijgen om het onderzoek in 1985 voort te
zetten.
Tot slot wil ik alle medewerkers van de Archeologische
Werkgroep hartelijk danken voor hun grote inzet en de hoop
uitspreken dat we voor 1985 op dezelfde medewerking mogen
rekenen.
L. de Keyzer
-ocr page 21-
20
Vondsten langs de Rondweg in Houten
De Waterput
De waterput werd ontdekt bij het graven van een
sloot langs de Rondweg ter hoogte van boerderij 'Wulven'.
Door het verwijderen van het daar ter plaatse bijna aan
de oppervlakte komende zand viel de waterput, die ge-
vuld was met donkere klei, snel op. De kraandrijver
was zo vriendelijk om de put tijdelijk ongemoeid te
laten, waardoor enkele leden van de werkgroep de put
konden uitgraven.
Nog duidelijk was te zien, dat naar de twee meter
brede waterput een soort toevoergeul liep, waardoor
ook het oppervlaktewater bij regenval de put kon berei-
ken. Rond de waterput waren nog tal van ondiepe ver-
kleuringen in het vlak waar te nemen, die echter door
de tanden van de dragline-bak waren vernield.
Het uitgraven van de waterput was een zware klus.
De klei was hard en taai; bovendien moest het uitgraven
zeer voorzichtig gebeuren om de eventuele vondsten niet
te beschadigen. Veel vondsten kwamen er niet uit; boven
in de put zaten redelijk veel scherven, maar hoe dieper
we kwamen, hoe schoner de klei werd. Onderin zat alleen
een hele reeks elzestammetjes die als beschoeiing hadden
gediend. Het hout was nog in perfecte staat; zelfs de
schors zat er nog om. Het grondwater had dit hout zo'n
2000 jaar bewaard.
Boven in de put werden tientallen inheemse scherven
gevonden, waaronder acht van Romeins aardewerk, alle uit
de Ie eeuw na Chr. De overige scherven, de inheemse, zijn
van grover materiaal, met de hand gevormd van de klei
ter plaatse. Twee scherven hebben een bijzonder fraai
oor. Het oor is klein, slechts een touw zou er doorheen
gestoken kunnen worden. De groef onder de rand en het
oor wijzen op Noord-Nederlandse invloeden, het zgn.
streepband-aardewerk. Het tweede oor is iets groter; de
pot daarentegen is kleiner geweest. De diverse profielen
van de potscherven laten zien dat er veel soorten potten
geweest zijn; héle potten waren er niet uit te restau-
reren.
-ocr page 22-
21
5 cm
Tuee typen oren van inheemse potten.
Randpvofieten die bij de
inheemse potten voorkomen.
-ocr page 23-
22
De totale vondst overziend kunnen we er het vol-
gende van zeggen: De put, die gedateerd wordt Ie eeuw
na Chr. of iets vroeger, is niet lang in gebruik ge-
weest. Waarschijnlijk is hij tijdens een overstroming
dichtgeslibd met de voornoemde donkere klei. Over-
stromingen kwamen toen veel voor; de rivieren hadden
immers nog geen dijken. Daarna zijn de bewoners weer
teruggekeerd, maar hebben de gedeeltelijk met klei ge-
vulde waterput toen alleen maar als afvalput gebruikt.
Zoals reeds gezegd: de scherven die zij achterlieten
dateren uit de 1e eeuw na Chr.
Woonsporen
Niet ver van de waterput werden in het cunet van
dezelfde Rondweg veel verkleuringen waargenomen. De
werkgroep heeft de bodem daar ter plaatse vlak ge-
schaafd, waardoor de verkleuringen konden worden in-
getekend. De woonsporen bestonden uit donker gekleurde
greppeltjes met daarbij paalgaten. Alle sporen waren
ondiep, maar wel duidelijk.
Hier zouden we mogen zeggen dat we een gedeelte van
een huis uit de late Ijzertijd of begin Romeinse tijd
hebben blootgelegd. Huizen van een soortgelijk type
zijn de laatste tijd vaker in deze streek aangetroffen
bij de ROB-opgraving aan de Doornkade en in Nieuwegein.
Deze huizen waren gebouwd met zware palen; de wanden
van gevlochten wilge-tenen waren met klei bestreken en
de huizen hadden een dak van riet. Zo'n huis kan wel
een lengte hebben van 20 tot 40 meter; dat zou betekenen
dat het grootste deel van de door ons gevonden sporen
zich nog onder het weiland naast de Rondweg zou bevin-
den. Het is dus nog altijd mogelijk om met een latere
opgraving de eventuele plattegrond compleet te maken.
De vondsten bij deze woonsporen waren.heel gering:
alleen inheemse scherven. Het is echter aannemelijk
dat deze sporen uit dezelfde tijd zijn als de waterput.
-ocr page 24-
23
Romeins aardewerk potje
uit de eerste eeuw.
Romeins terra nigra
aardewerk met retiëfband.
Vindplaats aan het Smidsgilde
Dat de Romeinen de eerste vier eeuwen grote invloed
hebben gehad op de streek rond Houten, blijkt uit de
vele vondsten van inheemse bewoning met Romeins import-
aardewerk. Zo'n routine-vondst werd gedaan aan het
Smidsgilde in de Wernaar. Bij het bouwrijp maken van
de grond werd een afvalkuil gevonden met Romeinse dak-
panfragmenten, stukjes Romeins glas, diverse soorten
Romeins aardewerk en onderin metaalslakken en een in-
heemse aardewerk pot. Deze laatste was in zo'n slechte
staat dat hij in tientallen stukken geborgen kon worden.
Helaas bleek restauratie van deze pot onmogelijk.
De Romeinse scherven bleken, voor zover te determi-
neren, stuk voor stuk uit de Ie eeuw na Chr. te stammen.
Verbanden met andere vindplaatsen konden niet worden
gelegd.
Bert van der Houwen
-ocr page 25-
24
HET INVENTARISEREN VAN GEMEENTEARCHIEVEN
Buiten de kring van archivarissen is het maar aan
een betrekkelijk klein aantal mensen duidelijk, wat
het inventariseren van gemeentearchieven inhoudt. Want
hoewel elke inventaris als het goed is een verantwoor-
ding van de inventarisatie bevat, is deze toch te be-
knopt om een idee te geven van de handelingen die nodig
zijn om een ongeordende hoeveelheid archiefmateriaal om
te vormen tot een logisch en samenhangend geheel, waar-
in redelijk snel iets te vinden is. Daarom wil ik na
ruim een jaar inventarisatiewerk in de archieven van
Houten, Schalkwijk en Tuil en 't Waal iets over dit
onderwerp vertellen. De archieven van vóór 1811 zal ik
buiten beschouwing laten, omdat ik die niet heb geïn-
ventariseerd .
Begrenzing
Het woord 'gemeentearchief' wordt meestal gebruikt
voor het totale archiefbestand dat eigendom is van een
gemeente. Van een gemeentearchief in de betekenis:
'archiefstukken, gevormd door een gemeentebestuur' kan
pas sprake zijn vanaf het jaar 1811. Op 21 oktober van
dat jaar vaardigde de Franse keizer een decreet uit
waarbij Nederland als onderdeel van het Franse keizer-
rijk voor het eerst in gemeenten werd ingedeeld. De
archieven van vóór 1811 zijn aan de gemeenten gekomen
omdat deze worden beschouwd als rechtsopvolgers van de
ambachtsheerlijkheden. Om dezelfde reden is het gemeente-
archief van Houten na de samenvoegingen van 1858 en 1962
uitgebreid met de archieven van Oudwulven en Schonauwen
respectievelijk Schalkwijk en Tuil en 't Waal. Hoewel
het beginjaar algemeen op het jaar 1811 kan worden be-
paald, hangt het jaar waarin men een 'oud-archief'
afsluit van plaatselijke factoren af; in Houten bood
de samenvoeging van 1962 een goede aanleiding. Een auto-
matisch gevolg van deze keuze is dat alle stukken van
-ocr page 26-
25
vóór dat jaar openbaar wórden, hoewel de wettelijke
verplichting pas geldt voor materiaal dat ouder is
dan 50 jaar.
Een gemeentebestuur heeft maar een beperkte be-
moeienis met de bevolking. Daarom moet het beeld dat
uit het gemeentearchief naar voren komt, worden aan-
gevuld met informatie uit archieven van andere plaat-
selijke instellingen zoals kerken, waterschappen,
bedrijven, families en uit de notariële archieven,
waarin verkopen van onroerend goed, testamenten enz.
voorkomen. Daarnaast kunnen ook archieven van provin-
ciaal en nationaal bestuur worden gebruikt en die van
(semi-)overheidsinstellingen met een gespecialiseerde
taak, die vooral in de 20e eeuw snel in aantal toenemen.
Inhoud
Nu de begrenzingen van een gemeente-archief zijn
aangegeven, kunnen de belangrijkste onderdelen ervan
worden genoemd.
1. Een groot deel van het archief bestaat uit brieven.
In de 19e eeuw werden deze chronologisch geordend: per
jaar werden ze te beginnen bij 1 januari en eindigend
bij 31 december bij elkaar bewaard: los, in de vorm van
een pak of gebonden, in de vorm van een band. Ze werden
door de secretaris toegankelijk gehouden door een tref-
woordensysteem met vrij globale aanduidingen, bijvoor-
beeld 'armen' en 'schutterij'. Hoewel indexen en agenda's
de hele vorige eeuw zijn gebruikt, zijn ze, maar over een
beperkt aantal jaren bewaard gebleven.
De nog aanwezige brieven van Houten - die van 1858 tot
en met 1909 zijn niet bewaard gebleven - heb ik in de
chronologische orde gelaten om tot uitdrukking te laten
komen, hoe men in de vorige eeuwen archiefmateriaal op-
borg. Van de serie brieven uit Schalkwijk is ons weinig
overgeleverd. Ruimtegebrek op de secretarie is er waar-
schijnlijk de oorzaak van geweest dat men alleen het
absoluut noodzakelijke heeft bewaard. Wat ervan bewaard
is gebleven, heb ik verdeeld over de verschillende
rubrieken. Voordat de brievenboeken (zie 4) in gebruik
-ocr page 27-
26
kwamen, werd de blanco achterzijde van de ingekomen
brieven vaak gebruikt om een afschrift van antwoord
op te schrijven. Behalve brieven in strikte zin treft
men in deze serie ook lijsten, bekendmakingen enz. aan
en daarom wordt in de inventaris gesproken van 'inge-
komen stukken'. Het is een belangrijk onderdeel van
het 19e-eeuwse archief, waar nog zeer veel informatie
uit te halen is.
2. Notulen geven het verhandelde in de vergaderingen
van de gemeenteraad en het college van burgemeester en
wethouders weer. In de 19e eeuw werden veel beslissingen
buiten de notulen nergens anders vastgelegd en tot in de
20e eeuw komen in de notulen de volledige teksten van
besluiten voor: plaatselijke verordeningen, hinderwet-
vergunningen, besluiten tot aanstelling en ontslag van
gemeentepersoneel zijn enkele voorbeelden. In Houten
wordt het opzoeken over het grootste deel van de periode
vergemakkelijkt door de korte aanduidingen waarmee men de
inhoud aangeeft in de marge van de bladzijden.
3. Gemeenterekeningen als onderdeel van een archief
zijn meestal wat ondergewaardeerd. Ten onrechte, want
de financiële verantwoordingsplicht van de gemeente ver-
plicht haar elke post, of die nu 1 of 10.000 gulden
bedraagt, op de rekening te brengen. Omdat ze meestal
goed bewaard zijn gebleven, geven gemeenterekeningen een
goed inzicht in de plaatselijke ontwikkelingen. In de
bijlagen komen nota's voor van plaatselijke bedrijven,
van reparaties aan bestaande en de bouw van nieuwe gebou-
wen, van arbeidsloon en salaris van gemeentepersoneel.
Rekeningen in archieven vertellen altijd veel, en die
van de gemeenten zijn daar geen uitzondering op.
4. Als antwoord op de ingekomen brieven legden de
gemeentebesturen brievenboeken aan, waarin ze afschrif-
ten schreven van door hen verstuurde brieven (19e eeuw),
vaak gevolgd door indices (zaaksgewijs of op naam) met
vermelding wanneer, aan wie en waarover een brief werd
verstuurd.
-ocr page 28-
27
Ondertekening door schout, schepenen en geërfden van
Houten en 't Goy, Oudwulven en Waijen, Heemstede,
Schonauwen en Wulven van het groot hoefslag van 1667.
(Oude) inventaris Houten, nr.
33.
-ocr page 29-
28
5. Militieregisters zijn goede  bronnen voor bevol-
kings- en genealogisch onderzoek,
   omdat ze lichamelijke
kenmerken van de dienstplichtigen
  geven (lengte en even-
tuele lichaamsgebreken).
6. Gemeenteverslagen zijn formulieren die door de
gemeentebesturen moesten worden ingevuld. Omdat de vragen
elk jaar in dezelfde volgorde werden gesteld, zijn de
verslagen geschikt om op vrij snelle manier (statistische)
informatie te krijgen over vele aspecten van de samen-
leving.
7. Bouwvergunningen geven met hun beschrijvingen en
tekeningen een goed beeld van het uiterlijk aanzien van
de gemeenten; omdat ze bij Houten en Schalkwijk alle op
het huidige adres staan, zijn ze gemakkelijk te gebruiken.
Als aanvulling hierop kunnen de kadastrale registers
worden gebruikt. Dat zijn weliswaar geen gemeentelijke
archiefstukken, maar ze zijn wel in de gemeentelijke ar-
chieven aanwezig.
8. Belastingkohieren geven vooral in de 19e eeuw infor-
matie over de objecten waarover belasting werd geheven:
bijvoorbeeld onroerend goed, vee, deuren en vensters,
honden, verkoop van alcohol, te malen granen.
9. In de registers van de burgerlijke stand vindt
men gegevens over geboorten, huwelijken en overlijden,
terwijl in de bevolkingsregisters informatie voorkomt
over o.a. de samenstelling van huishoudens, adressen en
dienstboden.
Vernietiging
Met het groeien van de overheidsbemoeienis in de 20e
eeuw zijn ook de gemeentearchieven steeds sneller
in omvang toegenomen. Om te voorkomen dat de aanwezig-
heid van grote hoeveelheden stukken die geen of zeer
weinig belangrijke informatie bevatten, de archieven
op den duur onbruikbaar zouden maken, zijn vernietigings-
lij sten ontworpen. Daarin wordt opgesomd welke catego-
-ocr page 30-
29
rieën stukken kunnen worden vernietigd, eventueel na
het verstrijken van een bepaalde termijn waarin ze nog
bewijskracht hebben. Een belangrijke bepaling is, dat
alle stukken in de gemeentearchieven die dateren van
vóór 1851 bewaard moeten blijven. Dat jaar is gekozen
omdat toen de gemeentewet tot stand kwam, die een grote-
re mate van uniformiteit in de taakuitoefening van de
gemeentebesturen tot gevolg had. De lijst geeft mogelijk-
heden tot vernietiging aan, en geen verplichting; daarom
blijft het een tijdrovend proces om uit te maken wat
bewaard moet blijven en wat niet. Veel wordt overgelaten
aan het inzicht van degene die het archief inventariseert,
Belangrijke informatie komt ook voor in schijnbaar on-
beduidende stukken en kladaantekeningen en wil men ver-
antwoord te werk gaan, dan zullen veel stukken in hun
geheel moeten worden doorgelezen. Vooral voor de periode
na de Tweede Wereldoorlog is dit moeilijk. Aan de ene
kant neemt de produktie van de gemeentesecretarieën sterk
toe en aan de andere kant wordt het steeds moeilijker de
belangrijkste elementen van een periode aan te wijzen
naarmate die dichterbij ons ligt. Iets wat ons nu heel
gewoon lijkt, kan na verloop van tijd als opmerkelijk
worden ervaren: de visie op geschiedenis kan in de toe-
komst veranderen. Om al deze aspecten tot hun recht te
laten komen, is het belangrijk dat een archivaris een
onafhankelijke positie kan innemen.
De inventaris
Terwijl het hele archief wordt doorgenomen om te zien
wat bewaard moet worden en wat niet, worden ook alle
stukken die niet goed waren geplaatst in de juiste
rubriek ondergebracht. Een belangrijke categorie is hier
natuurlijk de genoemde serie 'ingekomen stukken'.
Verder komen als bijlagen bij de rekeningen stukken
voor zoals belastingkohieren, die eigenlijk niet onder
de rubriek financiën thuishoren. Er zijn ook veel losse
stukken die indertijd niet consequent door de admini-
stratie zijn opgeborgen. Als er tijdens het vormen van
het archief niets is vernietigd, kan een gemeentearchief
na schifting wel tot 50% in omvang slinken. Wanneer een-
-ocr page 31-
30
maal bekend is wat bewaard zal blijven, krijgt elk be-
standdeel van het archief een aparte beschrijving, die
altijd uit vier en soms uit vijf onderdelen bestaat. Een
voorbeeld:
'Onderhandse akte, waarbij de gemeente voor de raadsver-
gaderingen een kamer huurt in herberg 'De Roskam', 1812.
Afschrift, 1815.
                                                                   1 stuk'
Na de zgn. 'redactionele vorm' volgt de inhoud in strikte
zin. Daarna volgt de datering van de inhoud ('1812') en
de 'uiterlijke vorm' ('1 stuk'). In dit stuk komt er nog
een vijfde onderdeel bij: hoewel de handeling plaatsvond
in 1812, heeft men drie jaar later de tekst nog eens op-
geschreven en als men die akte van 1812 beschrijft, moet
het jaar waarin het afschrift is gemaakt ook in de be-
schrijving worden opgenomen. Men noemt dit vijfde element
het 'ontwikkelingsstadium'. Een veel voorkomende redactio-
nele vorm is 'stukken betreffende', een algemene aanduiding
waarmee wordt bedoeld dat zich onder deze stukken zowel
brieven als akten, lijsten, tekeningen enz. bevinden.
Vervolgens worden alle beschrijvingen verdeeld over
hoofdstukken en rubrieken, die voor gemeentearchieven
meestal zijn ontleend aan de Basisarchiefcode van de Ver-
eniging van Nederlandse Gemeenten. Hierna krijgt elke
beschrijving een volgnummer, dat na het inpakken van het
materiaal ook op de omslagvellen komt te staan. Bij een
gemeentearchief van enige omvang komt men al gauw aan 2000
nummers, waarvan het grootste deel meestal wordt uitgemaakt
door de bouwvergunningen.
Tenslotte wordt een inleiding geschreven, die meestal
uit drie delen bestaat, namelijk:
1. de geschiedenis van het bestuur, waarin beknopt de
ontwikkeling van de gemeente en met name van haar be-
stuur van het begin- tot het eindjaar van het archief
wordt beschreven;
2. de geschiedenis van het archief: hoe het is gevormd,
hoe men het heeft bewaard en eventueel welke delen er
in de loop van de tijd zijn verdwenen;
3. de verantwoording van de inventarisatie, waarin be-
knopt de werkwijze bij het inventariseren wordt aange-
geven.
-ocr page 32-
31
Er kunnen dan nog bijlagen aan de inventaris worden
toegevoegd, zoals een overzicht van de belangrijkste
personen uit het gemeentebestuur, een concordans waarbij
de inventarisnummers in verband worden gebracht met die
van een bestaande, verouderde inventaris; een lijst van
vernietigde stukken, kaarten van de gemeente in verschil-
lende perioden, foto's en prenten van de gemeente, enz.
Dan verschijnt de inventaris in (een meestal kleine)
oplage en kan hij zijn functie als 'toegang tot het ar-
chief' gaan vervullen.
Na de inventarisatie
Houten is één van de gemeenten in de provincie Utrecht
die het goede voorbeeld heeft gegeven door te onderkennen
dat archieven, naast bibliotheken en musea, een culturele
functie kunnen vervullen. Met de bouw van het nieuwe ge-
meentehuis zullen de omstandigheden waaronder het archief
wordt bewaard en ter inzage wordt gegeven nog verbeteren.
Het is trouwens te verwachten, dat steeds meer gemeenten
het beheer van hun oude archieven zelf zullen gaan ver-
zorgen. Op het moment worden veel al dan niet geïnventa-
riseerde gemeentearchieven bewaard in de Rijksarchief-
bewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden. Toch is in de
wet de zorg voor de archieven die zijn gevormd door de
gemeentebesturen en hun voorgangers opgedragen aan het
college van burgemeester en wethouders. De minister van
WVC probeert deze zorg dan ook te brengen op de plaats
waar die hoort. Een middel om deze doelstelling te be-
reiken is het opvoeren van de vergoeding per meter
die de Rijksarchiefdienst vraagt voor het in bewaring
houden van gemeentearchieven. En omdat veel zaken door
een gemeenteraad uiteindelijk op hun financiële merites
worden beoordeeld, zal deze steeds vaker worden afge-
schrikt door een elk jaar terugkerende post van duizen-
den guldens waarvoor de gemeente niets terugkrijgt en
uiteindelijk overwegen om de archieven in eigen beheer
te nemen. Als dit gebeurt, heeft het twee consequenties:
1. de archieven moeten in goede en geordende staat worden
bewaard, wat inhoudt dat er een goede archiefbewaarplaats
moet zijn en dat de archieven die zich daarin bevinden
-ocr page 33-
32
moeten zijn of worden geïnventariseerd;
2. de archieven moeten voor een ieder toegankelijk zijn,
zodat hij kan lezen wat hij wil en kopieën en afschriften
kan maken van de stukken die hij wil hebben.
Goed beschouwd is het een redelijke bepaling dat een
gemeentebestuur, dat in dienst van de bevolking is, deze
in staat stelt zich te informeren over het gemeenschappe-
lijk verleden. Elke literatuur is tenslotte een inter-
pretatie van een ander; archiefmateriaal biedt de gelegen-
heid om oog in oog met het verleden eigen conclusies te
trekken.
R.J. Butterman
N.B.: Het gemeentearchief van Houten is toegankelijk
gedurende de openingsuren van het gemeentehuis, nl. op
werkdagen van 9.00-12.00 uur.