TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
19e jaargang nummer 3 september 1985
Redactie-commissie
R.Butterman, Houten; L.M.J.de Keyzer, Houten;
G.de Nie, Schalkwijk (eindredactie); H.Reinders, Utrecht; O.J.Wttewaall, 't Goy; A.Graafhuis (erelid), Redactie-adres
Molenpad 3, 3998 KE Schalkwijk, tel. 03409-1580.
Inhoud van dit nummer
Yvonne Ramakers, Kromme Rijnse vrouwen
A.A.B.van Beramel, Studie naar Van Beramels in het
Kromme Rijngebied In memoriam, Betty van der Ven
Afscheid van de heer A.Graafhuis als adjunct-
gemeentearchivaris van de stad Utrecht |
|||||
Secretariaat van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek'
T. Springer-Stam, Platolaan 10, Zeist, tel. 03404-20627. Lidmaatschap der vereniging, tevens abonnement op dit
tijdschrift: f.25,- per jaar (studenten en scholieren: f.12,50), over te maken op rekening nr. 32.98.07.498. t.n.v. de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek', Rabobank Houten (postrekening nr. 214585). |
|||||
JL Ci c [ Cq ^S^
|
|||||
KROMME^RIJNSE^VROyWEN
Inleiding
Aan de hand van twee "profielschetsen", samengesteld uit
veertien vraaggesprekken met respektievelijk acht boerinnen en zes (land)arbeidersvrouwen, wil ik een beeld schetsen van het leven van plattelandsvrouwen, die in de jaren twintig en dertig een eigen huishouding voerden in één van de dorpjes gelegen in het Kromme Rijngebied tussen Utrecht en Wijk bij Duurstede. Er is een onderscheid gemaakt tussen twee groepen
vrouwen: boerinnen en landarbeidersvrouwen, omdat hun levensloop en levensverwachtingen aanzienlijk van el- kaar verschillen, zoals blijkt uit de verschillende interviews. Mijn speciale aandacht is hierbij uitge- gaan naar de plaats en betekenis van de aspekten arbeid, seksualiteit en moederschap in de belevings- wereld van deze vrouwen. De indeling voorhuwelijks- en huwelijks leven is
om de volgende redenen toegepast: vrouwen groeiden op in het besef dat in het huwelijk hun levensvervul- ling lag, de overgang van ongetrouwd naar getrouwd vertegenwoordigde een ingrijpende cesuur in het leven van veel vrouwen. Terwijl voor vrouwen het huwelijk een levensvervulling was, bleven voor mannen daaren- tegen (loon)arbeid en deelname aan het openbare leven minstens even belangrijke aspecten van het dagelijkse leven. De opvoeding van meisjes en het werk vóór het huwelijk
was daarom voornamelijk gericht op de toekomstige taken m.b.t. het huishouden, de echtgenoot en het moederschap. Het huwelijk was daarom zo belangrijk omdat het een voorwaarde schiep voor de vervulling van de belangrijkste levensverwachtingen volgens de normen en waarden van deze periode. Het huwelijk bracht de realisatie van die aspecten |
|||||
waar de vrouw uiteindelijk voor geschapen was.
Bij de verwerking van het mij beschikbare materiaal
heb ik gekozen voor een tamelijk ongebruikelijke vorm van verslaggeving: via "kollektieve portretten". Gezien het kleine aantal interviews, de "open vorm" waarmee ze zijn afgenomen en het feit dat door verschil- lende personen geïnterviewd werd, leken konklusies met algemene strekking niet verantwoord. Via een soort van grootste-gemene-deler principe is gepoogd twee "ideaal-types" te konstrueren die min of meer karakteristiek kunnen zijn geweest voor vrouwen in het Kromme Rijn gebied. Mijn pretenties gaan niet verder dan het leveren
van een grove schets die zijn nut kan hebben als richtingsaanwijzer voor een nader onderzoek. Het voordeel van deze aanpak is m.i. dat het mogelijk wordt toch iets van de belevingswereld van de vrouwen naar boven te halen: een beschrijving die in bepaalde opzichten inzicht kan geven in de mentaliteit van de bevolking van deze streek in het genoemde tijdvak. De interviews zijn afgenomen in het kader van een
projektgroep vrouwengeschiedenis gedurende het studie- jaar 1981-1982 aan de Rijks Universiteit Utrecht. Elk interview duurde gemiddeld tweeëneenhalf uur en werd opgenomen op een geluidscassette. Elk interview werd integraal uitgetypt en naar wens door de geïnter- viewde gelezen. De anonimiteit van de betrokken vrouwen werd door ons gewaarborgd door het weglaten van namen op de bandjes en getypte verslagen. Het interview materiaal is gedeponeerd op het Internationaal Archief van de Vrouwenbeweging in Amsterdam. Hierdoor is een nieuwe historiese bron ontstaan die voor toekom- stige onderzoekers van nut kan zijn. Situatieschets.
Het Kromme Rijn gebied was in de peiode tussen de
|
||||
twee wereldoorlogen een agrariese gemeenschap, waarbij
vooral veeteelt en in mindere mate fruitteelt en akkerbouw het landschap bepaalden. De overgang van overwegend akkerbouw naar vee- en fruitteelt gebied heeft er later plaatsgevonden dan men zou verwachten: niet direkt na de landbouwkrisis van 1876-1895, maar pas vanaf het eerste decennium van de twintigste eeuw.(l) De overgang zelf moet vrij snel verlopen zijn; aan het eind van de genoemde depressie was er nog weinig te bespeuren van een definitieve omslag naar grasland, terwijl er in 1910 57.7% grasland was en in 1930 zelfs 68.9%.(2) Een verklaring voor deze trage reaktie zou een variant op de "wet van de remmende voorsprong" kunnen zijn, waarbij de prikkel tot verandering of vernieuwing uitblijft als gevolg van het feit dat de ekonomiese situatie in dit gebied relatief gunstiger is dan in andere vergelijkbare kleigebieden. Z.W.Sneller bevestigt deze vooronderstelling.(3) Hij konstateert dat de graanprijzen vanaf 1878 opzienbarend gingen dalen als gevolg van de krachtige overzeese konkurren- tie. De landbouwbedrijven van de meeste rivierklei- en lossgebieden hoopten zich uit de moeilijkheden te redden door zich toe te leggen op de veehouderij. Echter, in het gebied van de Betuwe en van de Kromme Rijn, werd halsstarrig vast gehouden aan de graanbouw, konstateert hij.(4) In de periode 1918-1929 zijn er op de verschillende
weidegebieden drie bedrijfsvormen te onderscheiden binnen de veehouderij:-het industriemelkbedrijf dat voorkwam in die streken waar een grote melkproduktie was die niet door de onmiddelijke omgeving werd afge- nomen (bijv. in Groningen en Friesland), -het konsump- tiemelkbedrijf in de omgeving van de grote steden in het westen, waar de boerenbedrijven zich meer gingen toeleggen op het leveren van verse melk aan de fabrieken en als laatste -het bedrijf der zelf- kazers, waarvan het Kromme Rijn gebied een van de kernen werd. Gedurende een groot gedeelte van het jaar werd- en nu nog steeds, zij het in geringere |
||||
mate- op de boerderijen volvette Goudse kaas gemaakt.
Het bijprodukt van de kaasbereiding, de wei, is bestemd voor het mesten van de kalveren en de varkens. Het is daarom ook geen toeval dat de varkensstapel in dit gebied zich ook uitbreidde. Omdat in het algemeen het krachtvoergebruik op de
zelfkazende bedrijven niet groot was, was ook de wintermelkproduktie beperkt; 's winters werd er dus betrekkelijk weinig kaas gemaakt. De belangrijkste kaasmarkten voor het Kromme Rijn gebied waren Woerden, Gouda en Bodegraven en in mindere mate Utrecht. Terwijl de boerin de kaas bereidde was het meestal de boer die er mee naar de markt ging. Een klein gedeelte van de bereide kaas werd ook rechtstreeks -door de boerin meestal- op het bedrijf verkocht, aan de konsument en door de boer als de handelaar aan huis kwam. De boerin nam op het zelfkazende bedrijf een centrale
positie in, omdat het bereiden van de kaas vrijwel uitsluitend haar taak was, die ze uitvoerde met of zonder de assistentie van een vrouwelijke hulp. Ëen landarbeidersvrouw
Levenspatroon vóór haar huwelilk.
Rond 1900 werd ze geboren in Wijk bij Duurstede als
vijfde kind van een echtpaar waarvan de man landarbei- der was. Er zouden nog vier kinderen na haar komen. Vader werkte bij een boer van 's morgens vijf tot 's avonds acht in de zomer- er werd gewerkt tot het donker werd - en om van Langbroek naar Wijk bij Duurstede te komen moest hij anderhalf uur lopen. Ze zag haar vader dus maar zelden, alleen op zondagen lag ze niet in bed als hij thuis kwam of wegging. De opvoeding werd grotendeels ter hand genomen door haar moeder en oudere zus. In het Kromme Rijn gebied was tweederde van de bevol-
king katholiek en éénderde nederlands hervormd. |
||||
In dit gezin was men katholiek en de jongetjes gingen
daarom naar de "meesterschool", de meisjes kregen les van de zusters. Naast de basisprincipes van taal en rekenen leerden de meisjes er ook stoppen, breien en verstellen. Er was weinig tijd om te spelen. Voordat de dochters naar school gingen moest de gang geschrobd worden, matten geklopt en stof afgenomen en zodra ze thuis kwamen was er altijd wel het een of andere klusje te doen: oppassen op de jongere kinderen, breien, boontjes doppen, aardappelen schillen, etc. Als ze hier eens tegen protesteerde kreeg ze van moeder een "op-zu-jap". En eigenlijk was het ook niet echt vervelend want je was het gewend en iedereen deed het, dat wil zeggen de meisjes, want de jongens deden niet zoveel in het huishouden. Alle jongetjes sliepen samen in één bedstee en de meisjes in een andere. Verder was er nog een bed voor pa en moe. Op haar dertiende zat de schooltijd er op. Thuis
werd al vol verlangen naar dit moment uitgezien, want vanaf dat moment kon ze de huishoudpot meehelpen aanvullen. Het was de taak van vader om een betrekking voor haar te vinden. Zo werkte ze enige tijd bij een boer als schoonmaakster, later bij een slager in de huishouding en op haar zeventiende ging ze in betrekking - voor dag en nacht - bij een familie met een boekhandel in Utrecht. Hier bleef ze tot haar trouwen. Deze voor-huwelijkse karrière was beslist geen eigen keuze. Haar stille ideaal was verpleegster worden in het ziekenhuis of missiezuster - en dan niet te trouwen - maar de opleiding kostte teveel geld en bovendien was haar vooropleiding onvoldoende. Het geld wat ze verdiende, vijf gulden per week,
werd thuis afgegeven. Een klein gedeelte ervan, twee kwartjes, mocht ze zelf houden. Maar vaak gingen die ook op aan kleren of schoenen voor de jongere kinderen. Vanaf haar eenentwintigste mocht ze haar hele loon zelf houden. In de periode van haar dertiende |
||||
tot en met haar twintigste vervulde ze dus een belang-
rijke ekonomiese rol in het huishouden en iedere poging tot verkering werd daarom door de ouders, m.n. haar vader in de kiem gesmoord, al of niet met terzake doende argumenten, bijv. dat de jongen met wie ze thuis wilde komen niet goed genoeg voor haar was of geen goed karakter had. Het was de gewoonte dat de dochter na haar twintigste
het zelfverdiende geld kon houden om voor haar uitzet te sparen, vooral als er nog jongere kinderen in het gezin waren die de ekonomiese rol konden overne- men. Hierdoor werd haar rol binnen het huishouden van lust tot last. Dit idee alleen al was voldoende om naar een huwelijkspartner uit te kijken. Hoe ouder ze werd hoe groter de druk. Andere factoren die haar in de richting van een huwelijk
dreven waren o.a. het besef dat haar eigenlijke ideaal toch niet verwezenlijkt kon worden en het feit dat ze als meisje in betrekking toch een tamelijk geïso- leerd leven leidde: ze had eens in de veertien dagen een zondag vrij, terwijl Utrecht een vreemde stad bleef waar je als meisje alleen toch weinig kon onder- nemen - 's avonds mocht ze niet op straat verschijnen. Bij de familie waar ze werkte werd ze vanwege het standsverschil ook niet als lid van het gezin behandeld. Hierdoor werd het verlangen naar eigen kinderen en een eigen huishouding, waarbij overigens haar eigen- lijke taken nauwelijks veranderden, aangewakkerd. Bovenstaande overwegingen sluiten niet uit dat de faktoren liefde of verliefdheid geen rol speelden bij de keuze van een huwelijkspartner: op zijn minst was er sprake van genegenheid. Haar man leerde ze kennen via familie die tevens
buren waren, waar beide regelmatig op bezoek kwamen. Het afleggen van visites was een geijkte manier om de spaarzame vrije tijd door te brengen. Het was niet zozeer liefde op het eerste gezicht. Door het |
|||
aandringen van haar man gaf ze uiteindelijk toestem-
ming in een verkering, de liefde kwam van lieverlee wel van haar kant. Voorlichting op seksueel gebied was niet gebruikelijk.
Dochters van landarbeiders hoorden vaak pas over menstruatie op het moment dat ze er zelf mee gekon- fronteerd werden. Enige uitleg werd door haar moeder gegeven, waarbij de belangrijkste informatie bestond uit de mededeling dat ieder meisje dit kreeg en dat het niet netjes was om erover te praten. Ook over hoe kinderen geboren werden bleef ze lang in het ongewisse. Boerendochters waren in het alge- meen iets beter op de hoogte en waren soms een belang- rijke bron van informatie voor dochters van landarbei- ders. Haar a.s. man was beter op de hoogte dan zijzelf; door zijn arbeid werd hij regelmatig gekonfronteerd met de voortplanting in de dierenwereld. |
|||||||
'«1
|
|||||||
"Zwarte" arbeidersbruiloft, 1932, v.l.n.r. ouders
Boekhout (arbeiders), Dirk Boekbout en Adriana Paap, ouders Paap (stadse mensen). Eig.: D. Boekhout, Bunnik. |
|||||||
Dit gebrek aan kennis op seksueel gebied werd door
haar niet als een probleem ervaren, het leven had nu eenmaal een aantal mysterieuze aspekten die niet rationeel te verklaren waren en waarbij men dan ook niet naar verklaringen moest gaan zoeken. Zo was het gebruikelijk dat bij het inmaken van groente en bij het slachten van vee geen menstruerende vrouwen aanwezig mochten zijn, omdat dan bederf zou intreden. Een reden voor deze relatie tussen menstruatie en bederf werd noch gezocht, noch gegeven. Het was niet gebruikelijk dat twee mensen die verke-
ring hadden elkaar dagelijks zagen. Dochters van landarbeiders hadden wel wat meer vrijheid in het algemeen dan boerendochters, zeker als ze niet in een betrekking voor dag en nacht waren. 's Zondags na de kerk kwam de verkering officieel op bezoek bij het meisje thuis en dronk er koffie met de familie. Mogelijkheden om met elkaar alleen te zijn lagen in fietstochtjes van huis naar werk en vice-versa of afspraakjes bij wederzijdse kennis- sen waar ze wel eens welwillend met elkaar alleen gelaten werden. Uit dit soort ontmoetingen kwam nog wel eens een gedwongen huwelijk voort, hoewel de schande daarover erg groot was. Ook waren er enkele malen per jaar toneel- en voordrachtsavonden bij het Fort en dan was er nog de jaarlijkse kermis. De duur van de verkeringstijd was in het algemeen
volkomen afhankelijk van de omstandigheden: meestal een kombinatie van ekonomiese en familiaire, omstandig- heden - bijvoorbeeld wanneer de toekomstige man zijn geld nog thuis moest afgeven (vaak een blijk van afkeuring van ouders t.a.v. de verkering) of wanneer een dochter thuis moeilijk gemist kon worden omdat ze een ziek familielid moest verzorgen - allemaal omstandigheden die de verkeringstijd konden rekken tot wel zeven of acht jaar. Anderzijds kon een huwelijk ook vrij snel plaatsvinden, met name als een van de partners een hogere leeftijd had dan gebruikelijk |
||||
was voor deze sociale groep of als er een kind op
komst was. Die laatste werd als strategie door het meisje wel eens toegepast als een van de ouderparen geen toestemming om te trouwen wilde verlenen. Zoals gezinsomstandigheden ervoor konden* zorgen dat de verkeringstijd werd gerekt, konden deze evenzeer juist in tegenovergestelde richting werken. Meestal kwam dit voor in het geval dat de a.s. huwelijkskan- didate (-aat) zelf geen produktieve bijdrage meer aan het gezinsbudget leverde. |
||||||
Haar leven na het huwelijk.
Arbeid.
Haar man was boerenknecht. De boer had hem een huisje
beloofd waar hij eigenaar van was, maar maakte weinig
aan stalten om het op te knappen. De knecht zette
de boer onder druk door aan te kondigen dat hij ging
trouwen en naar een naburig dorp zou verhuizen waar
een huisje leegstond. Hierop maakte de boer wel haast
met de verbouwing omdat hij zijn knecht niet wilde
missen. Voor het huisje betaalden ze ƒ2,50 per week.
De materiele voorzieningen voor het nieuwe huishouden
werden verkregen uit voornamelijk tweedehands spullen
die het nieuwbakken echtpaar via-via voor een zacht
prijsje op de kop had kunnen tikken. Een drie- a
vierhonderd gulden kon doorgaans aan de inrichting
van het huis besteed worden. Lakens, slopen en de
rest van de uitzet was tijdens de verkeringstijd
en soms daarvoor al door het meisje (en haar moeder)
bij elkaar gespaard. Een luxe maar zeer welkom en
geliefd uitzetartikel was een naaimachine.
Wat veranderde er nu voor haar? Haar status veranderde
van dochter van een landarbeider in die van vrouw
van een landarbeider.
De kroon op het huwelijk was een kind; getrouwd zijn
betekende een nieuwe fase in haar leven: kinderen
krijgen en moeder worden.
Voordat het zover was en als het "goed" was minstens
|
||||||
10
|
||||||
Arbeidersechtpaar op zondag ca. 1930. Dirk Boekhout
(1866-1951) en Woutertje Hendriks (1872-1959). Eig.: D. Boekhout, Bunnik. negen maanden né het huwelijk, werkte ze nog buitens-
huis waarbij ze huishoudelijk werk deed. Voor de boerenstand was arbeid in loondienst ondenk-
baar, voor landarbeidersvrouwen was het vaak een welkome of zelfs noodzakelijke aanvulling op het loon van de man. Er was geen sprake van keuze of persoonlij- ke ontplooiing -althans dat stond niet voorop- maar van een gemeenschappelijke poging het huishouden draaiende te houden. Gezinsekonomie staat hier tegen- over het individuele belang. |
||||||
Naast de normale taken in het huishouden als eten
koken, wassen en schoonmaken zorgde ze ook nog voor het eigen varken en de geit die gemolken moest worden. Eens per jaar werd er geslacht. Een stukje grond bij of in de buurt van het huisje werd door haar man na werktijd bewerkt. Hij zaaide en verzorgde, zij haalde meestal de groente van het veld en maakte |
||||||
11
|
|||||
die in, om 's winters groente te kunnen eten. Eind
van de winter was de moeilijkste tijd om door te komen, want dan waren de voorraden op en moest ze levens- middelen erbij kopen. In het eerste jaar van het huwelijk was dat nog niet zo'n probleem maar toen kwamen de kinderen: zij kon niet meer buitenshuis werken en er waren meer monden te vullen. Man en vrouw werkten bij de boer totdat zij haar
eerste kind kreeg. Samen verdienden zij per maand ƒ 60,- (de man ƒ 35,- en de vrouw ƒ 25,-). Toen ze aan huis gebonden raakte verdiende ze regelmatig bij met spreien haken 's avonds. Soms kon er wat uit de moestuin verkocht worden maar dat leverde weinig op: 5 cent voor een krop sla. Een onfris werkje, maar wel een karwei dat meer opleverde was het wassen van kleren van boerenknechten (onderbroeken die verre van schoon waren); ƒ 1,50 verdiende ze daarmee en er ging ongeveer een halve dag werk in zitten. Haar arbeid (voor derden) werd niet altijd in geld uitge- drukt, goederen en diensten konden ook uitgewisseld worden zoals het breien van kousen voor een boerin uit de buurt in ruil voor kaas. Het huishouden werd in het algemeen alleen door haar gedaan, behalve als ze weer eens zo'n zwaar lichaam had, dan hielp haar man wel eens met schrobben, maar doorgaans was zijn "vrije tijd" zeer beperkt. Hij werkte bij de boer van half vier 's morgens tot zeven uur 's avonds en daarna nog in eigen tuin. Wat kon je dan nog verwachten? Hij werkte hard maar het leven bestond voor haar
ook voornamelijk uit werken en bovendien had ze wel eens het gevoel dat zij toch voornamelijk met de zorgen zat, vierentwintig uur per dag. Hij gaf zijn verdiende geld aan haar af maar dat was geen eer: het was aan haar om de touwtjes aan elkaar te knopen en de kinderen netjes op te voeden. De bakker kon soms niet betaald worden -als haar man ziek was of er waren feestdagen dan kreeg hij niets uitbetaald en dat moest je maar zien hoe je |
|||||
12
|
|||||
rondkwam. De boeren betaalden slecht uit, niet in
de laatste plaats omdat ze het zelf ook niet breed hadden. Ze moest wel eens wat trots wegslikken om de bakker te vertellen dat ze deze week weer niet de rekening kon betalen, maar de bakker van zijn kant deed daar nooit moeilijk over: het overkwam iedereen wel eens en de volgende week zou het wel beter zijn. Als laatste toevlucht was er de armenzorg, maar daar bleef je wel zo lang mogelijk vandaan. Een buurvrouw die een invalide man had, had eens met
veel bijverdienen een tiets voor haar man kunnen kopen zodat hij toch nog mobiel was. Een enorme verne- dering voor haar was het -waar ze maar moeilijk over- heen kon komen- toen het praatje de ronde deed dat ze de fiets van de armenzorg had gekregen. Het was niet alleen vernederend bij de armenzorg aan te klop- pen maar het betekende ook een inlevering van je zelfstandigheid in ruil voor steun van de (r.k.) kerk: de pastoor kwam dan regelmatig over de vloer waardoor je 't idee kreeg niet meer baas in eigen huis te zijn. Om de bakkersrekening zo iaag mogelijk te houden, deed ze vaak moeite om aan goedkoop graan te komen, dan kon ze zelf brood bakken. Hieraan ont- leende ze eer. Goed brood bakken vereiste en zekere vakbekwaamheid. Eens per jaar werd het varken ge- slacht, het bewerken van het vlees was een onderdeel van het huishouden waar ook eer uit te halen viel. Ze maakte zelf worst, hoofdkaas (zult) en rookvlees. Gemiddeld stond ze op' om half zes, dan was pa al een paar uur de deur uit. Ze haalde de groente uit de moestuin en voordat de kinderen op waren (ze kreeg er vijf) had ze al een emmer boontjes geplukt, schoon- gemaakt en in het zout gedaan om later geweckt te worden. In feite maakte het voor haar persoonlijk weinig
uit of ze geld verdiende of niet. Haar inkomsten, maar ook het huishoudelijk werk waar ze geen geld mee verdiende (maar wat wel vaak geld uitspaarde) waren |
|||||
13
|
|||||||
onderdeel van de gezinsekonomie. Toen de oudste kin-
deren wat groter waren kon ze zelf vaker buitens- huis gaan werken. Ze deed dan het huishouden bij verschillende boeren. Typies kermerk van dit soort arbeid van gehuwde vrouwen was dat ze in tijdelijke dienst waren en nooit meer dan twee a drie dagen in de week werkten. De relatie met baardman.
|
|||||||
De echtelijke relatie was niet alleen een funktionele
maar ook een emotionele. Ze werkten beiden van nacht tot nacht, veel tijd om te praten was er niet, noch werd er veel plaats ingeruimd voor seksualiteit binnen de huwelijksrelatie. De dag voor de huwelijkssluiting werden de aanstaanden bij de pastoor verwacht voor de huwelijksbiecht. Dit hield voornamelijk een voorlich- tend praatje in waarbij de pastoor vaak tot in datails vertelde hoe de "echtelijke plicht" het best uitgevoerd kon worden: met name de positie van de vrouw tijdens de geslachtsdaad werd haarfijn uit de doeken gedaan. Na afloop van dit gesprek was zij lichtelijk verwon- derd dat het de pastoor was die haar dit moest vertel- len. De eerste tijd van haar huwelijk kon ze maar moeilijk wennen aan de seksuele kant van de relatie. Het was allemaal zo paradoxaal: vóór het trouwen moest je oppassend zijn, ervan walgen, een doodzonde als je toegaf aan je lichamelijke lusten, na het huwelijk moest het opeens, was het zelfs verplicht en kon je eigenlijk niet weigeren. Dat was wel een abrupte overgang waar zij zich maar met moeite bij kon aan- passen. Ook om een andere reden liep het begin van haar huwelijk anders dan zij zich voorgesteld had. Hoewel zij beiden hard moesten werken, was het niet
ongebruikelijk dat haar man zijn spaarzame vrije tijd doorbracht in de kroeg om een kaartje te leggen. Een typiese katholieke bezigheid waar het hervormde deel van de mannelijke bevolking van het Kromme Rijn gebied zich meestal verre van hield. Pas toen een aan- tal kinderen het huishouden vergroot hadden en op haar |
|||||||
14
|
|||||
aandringen, maakte hij een einde aan deze gewoonte.
Wanneer het tijd was om te knuffelen of te vrijen
bepaalde haar man; het lag niet op haar weg om initi- atieven in die richting ten toon te spreiden. Zij had het idee dat mannen van nature de aktieve rol speelden, De grotere kennis van haar man op seksueel gebied bevorderde deze passiviteit van haar kant nog eens extra, maar dat betekende niet dat zij geen enkele inbreng bij het gebeuren had. Als zij te moe was kon hij best eens zeggen: "mens, slaap maar!". Maar er was een diep geworteld 'katholiek' idee dat een vrouw haar man ter wille moest zijn en bovendien heerste er de minder officiële opvatting dat als een man thuis niet kreeg wat hij verlangde hij zijn genoegens elders ging zoeken -want hij was van nature zo- en dat wilde zij niet op haar geweten hebben. Mannen waren in het algemeen beter op de hoogte van
het seksuele leven vanwege hun kontakten met het vee, maar de op deze wijze verworven kennis bracht tevens zijn beperkingen mee: het liefdesleven van mens en dier verschillen toch nog al wat van elkaar. Daarbij was seksualiteit nauwelijks een onderwerp van gesprek tussen beide partners, dat was zoiets precairs, daar praatte je niet over. De lange dagen met het harde werken, het geloof, geld-
zorgen en de haar toebedeelde passieve rol zijn fakto- ren die maakten dat ze weinig welbewuste pogingen ondernam om haar seksuele leven te verbeteren. De angst om snel zwanger te raken was zo'n belemmering want hoewel ze graag kinderen wilde vond ze tien
kinderen te veel van het goede, omdat het hen aan de middelen ontbrak zoveel kinderen groot te brengen. De katholieke kerk verbood elke vorm van anticoneptie, alleen periodieke onthouding was in sommige gevallen toegestaan. Deze methode was zeker niet algemeen of bleek te ingewikkeld om uit te zoeken, bovendien was het niet altijd eenvoudig voor hun om zich er aan te houden. |
|||||
15
|
|||||||
Arbeidersweduwe.
87 jaren had werken heb- ben hun sporen nagelaten op het gezicht van wed. Boekhout-Hendriks (1872-1959) . Eig.: D. Boekhout, Bunnik. |
|||||||
Het gepraktizeerde katholieke geloof in het Kromme
Rijn gebied was tamelijk liberaal van aard. De kerk had er bijvoorbeeld minder vat op de gemeenschap dan in Noord Brabant. Over geboortebeperking sprak zij wel eens met haar man en zij hadden er beiden geen religi- euze problemen over om coitus interruptus toe te pas- sen. Dit was trouwens niet algemeen bij de katholieken in dit gebied, katholieke arbeidersgezinnen met tien kinderen waren toen nog geen uitzondering. Het was vooral op initiatief van haar man dat zij c.i. toepas- ten want als je precies volgens de regels van het rooms katholicisme leefde dan kon je naar zijn idee "de kinderen wel aan de kapstok hangen". De algemene opvatting is dat anticonceptie een verwor-
venheid van vrouwen is en hun een stapje dichter in de richting van hun emancipatie brengt. Anticonceptie is |
|||||||
16
|
|||||
zowel symptoon als oorzaak van vrouwenemancipatie.
In het geval van c.i. kan de geboortebeperking wel ruimte scheppen voor persoonlijke ontplooiing, maar het mag m.i. in deze periode niet gezien worden als een symptoom ervan. Bij deze specifieke vorm van (onbetrouwbare) anticonceptie werd alle initiatief aan de man overgelaten, waar zij geen mogelijkheid tot in- terventie bij had. C.i. werd niet uitgeoefend om haar te "sparen" of om de kwaliteit van het liefdesleven te verbeteren maar om het aantal monden dat gevuld moest worden te beperken. Hier staat weer het kollektieve gezinsbelang tegenover de persoonlijke ontplooiing. Moederschap.
Het kinderen krijgen was een van de belangrijkste
redenen om te trouwen, vooral bij haar. De zwangerschap vond ze weliswaar vervelend: ze voelde zich dikwijls slap en misselijk terwijl het werk toch door moest gaan. Haar zwangerschap hield ze niet geheim zoals bij boerinnen het geval was, waarbij de opvatting heer- ste dat je niet negen maanden te pronk moest lopen. Ze was er zelfs een beetje trots op en ze praatte er ook over met andere vrouwen. Zo zei een buurvrouw eens toen ze het over de aanstaande bevalling hadden, dat ze erop moest- rekenen dat ze tegen de gladde muur op zou vliegen van de pijn. Tijdens en na de bevalling kreeg ze hulp van een buur-
vrouw of een nichtje, die het huishouden bestierde en moeder en kind verzorgde. Er was een vroedvrouw aanwe- zig maar als er komplikaties waren werd de dokter erbij geroepen. Het was vanzelfsprekend dat de man bij de bevalling haar hand vasthield. Zijn aanwezigheid was niet helemaal vrijwillig; hij had wel eens de neiging om weg te lopen als de bevalling moeizaam ging, niet uit onverschilligheid maar meer omdat hij haar lijden niet kon aanzien. Aan de 'zuiveringsriten' van de katholieke kerk gaf ze
zo haar eigen interpretatie. Het woord 'zuivering' |
|||||
17
|
|||||
begreep ze niet zo goed, want het voortplanten was het
doel van het huwelijk -en het huwelijk was heilig- en dan krijg je een kind en dan moet je gezuiverd worden? Maar ze ging evengoed. Wat haar geruststelde was dat de priester het ook niet over een zuivering had maar over een zegen en zegen konden zij en haar kind best gebruiken. De kinderen werden niet bepaald verwend. Daar had ze
de middelen niet toe. Met de verjaardagen kregen ze als extraatje een hele pudding voor zichzelf, want ze kreeg de melk goedkoop. Bij katholieke arbeidersgezin- nen kwam het nog regelmatig voor dat een vrouw ieder jaar in verwachting was; negen of tien kinderen waren in zo'n huishouden geen uitzondering. Zij had zo'n grote kinderschare bij haar thuis ook nog meegemaakt, evenals haar man. Uit eigen ervaring wist ze dat deze kinderen tekort kwamen, zowel emotioneel als materieel. Daarom was ze blij met haar vijf kinderen en had ze wel eens te doen met haar buurvrouw die voortdurend ofwel zwanger was ofwel een kind aan de borst had, niet alleen vanwege de zorg voor de kinderen maar ook omdat zo'n lichaam van al die zwangerschappen veel te lijden had. Diezelfde buurvrouw had een van haar kinderen afgestaan aan een rijk kinderloos echtpaar, een stap die zij nooit zou nemen, hoewel ze telkens maar weer moest zien hoe de touwtjes aan elkaar te knopen. Haar laatste twee bevallingen werden door de dokter
uitgevoerd omdat er nogal wat komplikaties waren opge- treden. Hierdoor leerde de huisarts haar kennen als een pientere vrouw en toen de kinderen wat groter waren kwam hij bij haar met het verzoek te gaan bakeren bij een kraamvrouw. Op haar bezwaar dat ze daar toch geen opleiding voor had antwoordde hij dat ze toch zelf vijf kinderen ter wereld had gebracht en een kursus was niet nodig. Dit was het begin van haar bakerkarrière waarmee ze een aardig centje in het huishouden bracht. Op haar veertigste ging ze met haar koffertje achterop uit bakeren, haar jongste kind was toen vier en haar |
|||||
18
|
|||||
oudste dochter van dertien zorgde voor het huishouden
en soms kwam haar eigen zuster wel eens helpen. Als je haar zou vragen wat ze het liefste deed zou ze
kiezen voor haar eigen huishouden met meer aandacht voor de opvoeding van de kinderen. Maar de inkomsten die ze op deze manier de huishouding binnen bracht waren een welkome aanvulling op het loon van haar man. Deze werd steeds minder sterk en kon zijn werk niet goed meer aan waardoor hij ook minder ging verdienen. Later werd hij helemaal arbeidsongeschikt en werden alle inkomsten door haar en haar dochter die als naai- ster werkte, binnengebracht. Ze was er trots op dat zij samen op een eerlijke manier het geld voor het huishouden konden verdienen. Levenspatroon vóór haar huwelijk.
Ze werd geboren in het eerste decennium van de twintig-
ste eeuw en groeide op in een boerengezin waar nog zes andere kinderen waren. De meeste grotere boeren (met 30 Ha of meer) waren katholiek, maar bij haar thuis was men nederlands hervormd. Tijdens haar jeugd op school had ze enkele vriendinnetjes, verder ging ze om met neefjes en vooral nichtjes - maar overigens was er weinig tijd om te spelen, je moest altijd wat doen: bijv. breien en 's zomers koffie naar het land brengen en in de weekenden mee melken. Ook hier was het vooral moeder die de kinderen opvoedde
vader had daar geen tijd voor, daarentegen mochten ze wel eens een zondagmiddagje met hem mee. Toen ze wat ouder werd ging ze 's woensdags op catechesatie. Hierbij werden de jongens en meisjes apart gehouden: de meisjes kregen 's middags les en de jongens 's avonds. De vrouw van de dominee organiseerde ook middagen voor meisjes, waar ze met elkaar praatten, de Bijbel lazen en hand- werkten - middagen waar ze met veel genoegen aan terug dacht. Na de lagere school volgde ze nog verschillende |
|||||
19
kursussen: een naaikursus, een kursus kaasmaken en
een moederkursus. De eerste jaren na de lagere school hielp ze moeder in
het huishouden. Tot haar achttiende jaar molk ze twee maal daags de koeien, maakte ze melkbussen schoon, schrobde ze en waste ze de kleding. Pa wilde de doch- ter zo lang mogelijk in huis houden, omdat een eigen kind altijd beter was dan vreemd personeel - thuis had- den ze een dienstbode gehad toen de kinderen te klein waren om bij het huishouden te helpen, 'n Belangrijke reden waarom ze later toch buitenshuis bij een ander in betrekking ging was gelegen in het feit dat er thuis te veel dochters rondliepen. Haar eerste betrekking als dienstbode bij een andere
boer in Bodegraven was een ramp. Ze kende nog de manier waarop haar moeder hun dienstbode behandelde: bijna als een gezinslid. In Bodegraven werd ze op een koele manier behandeld en buiten het gezinsleven gehouden. Ze voelde zich geïsoleerd en ongelukkig wat zich uitte in het wegblijven van de menstruatie. Toch praatte je daar niet over -ook thuis niet- het was haar aangeleerd om flink te zijn en zich er doorheen te oijten. Ze is daar drie jaar geweest, dienstmeisjes werden meestal van november tot november aangesteld. Daarna kreeg ze een betrekking in Schalkwijk waar ze wel
als lid van het gezin werd opgenomen. Het werk wat ze deed lag in het verlengde van wat ze thuis gewend was en werd beschouwd als een goede leerschool voor het moment dat ze zelf een boerderij moest gaan runnen. In Schalkwijk leerde ze ook kaasmaken, een ambacht dat haar positie op de huwelijksmarkt aanzienlijk verbeterde, wat niet onbelangrijk was daar zowel de mannelijke als vrouwelijke huwelijkspartners niet voor het oprapen lagen. Het geld wat ze verdiende -ze verdiende ongeveer ƒ 120,- per jaar met kost en inwoning- werd thuis afgegeven, niet omdat ze erom zaten te springen maar meer uit traditie. Maar tegen de tijd dat ze trouwde kreeg ze dat terug in de vorm van een uitzet, vee, meubels en bijv. een brik (een open vierwielig rijtuig). |
|||
20
|
|||||
Ze kon zich geen andere toekomst voorstellen dan die
waarin ze boerin was op een eigen boerderij. Het was daarom vrijwel ondenkbaar dat ze vriendschap aanknoopte met de zonen van landarbeiders. Af en toe kwam er een brief van een boerenzoon uit de omgeving met een verzoek tot nadere kennismaking. Afhankelijk van zijn anteceden- ten en de goedkeuring van haar ouders (vooral haar vader) stemde zij al of niet toe in die kennismaking. Op haar drieentwintigste zag ze haar toekomstige man voor het eerst toen hij aan kwam fietsen terwijl ze op hem stond te wachten en ze kon haar verbazing niet op over de enormiteit van zijn postuur. Met de woorden: "Ik ben gekomen om een vrouw en daar kun je over prakkize- ren!" stelde hij zich voor. Een andere veel voorkomende manier om aan een partner
te komen was via buren en familie, dan wist je eigenlijk van te voren wat voor een vlees je in de kuip had. De ouders speelden een belangrijke rol bij de vorming van een huwelijk, het was niet ongebruikelijk dat vader met een geschikte huwelijkskandidaat op de proppen kwam, waarbij de uiteindelijke goedkeuring dan wel bij haar lag ("want je moet wel voor elkaar voelen."). Was pa daarentegen gekant tegen haar keuze dan ging in negen van de tien gevallen het huwelijksfeest niet door. Deze vaderlijke autoriteit betrof zowel de zoon als de dochter. Stemde zij toe dan trad de verkeringstijd in waarbij de
omgangsvormen die in acht genomen moesten worden strenger waren dan bij de landarbeiders. Dagelijkse tête-a-tête's vonden in de regel niet plaats, zij zagen elkaar alleen zondags wanneer er een officieel bezoek werd afgelegd na de kerk. Na het koffiedrinken konden ze wel eens ongestoord een uurtje praten over hun gezamelijke toekomst; over verliefdheid werd niet gesproken, je was van dezelfde stand en geloof - je wist wat je aan elkaar had en wat overbleef om over te praten waren de praktiese zaken. Dat de keuze beperkt bleef tot de eigen kring had het voordeel van gemeen- schappelijke normen en waarden, je wist wat je van |
|||||
21
|
|||||
elkaar mocht en kon verwachten.
Er waren weinig mogelijkheden om samen uit te gaan, een
boerendochter mocht niet te vaak op de weg worden gezien, de jaarlijkse kermis in Wijk was een vermaak voor het gewonere volk. De duur van de verkeringstijd was volkomen afhankelijk
van het moment waarop het bedrijf vrij kwam; indien een zoon of dochter niet het bedrijf van thuis overnam, schreven zij zich meestal samen in voor een pachtboer- derij. Hiervoor was een wachtlijst -een symptoom voor de heersende schaarste van pachtboerderijen- bovendien moest de kommissie van regenten beschikken m.b.t. de mate van geschiktheid van de aanstaande partners. De wachttijden konden wel eens uitlopen tot negen jaar. De gemiddelde huwelijksleeftijd voor boeren en boerinnen lag dan ook hoger dan die van landarbeiders. In ons Boerenechtpaar ca. 1880: Adrianus van Schalk
(1827-1901) en Anna Maria den Hartog (1883-1898). Eig.: Joop van Schalk, Utrecht. |
|||||
22
geval was de man al veertig en hij kon het bedrijf huren
van een adelijke familie uit de omgeving. Er was dus geen reden om lang te wachten en ze trouwden dan ook al na een half jaar. Haar ouders betaalden de bruiloft en de uitzet, bij de uitzet behoorde ook alle benodigdheden voor het kaasmaken (staren, tobben, emmers, persen, kuipen etc), verder een aantal kalveren, varkens en meubilair. Haar leven na het huwelijk
Arbeid
Het bedrijf omvatte veertig hektaren en was overwegend
een veeteelt bedrijf, met daarbij een bescheiden boom- gaard. Zodra ze getrouwd was, werd het maken van kaas een van haar belangrijkste taken. Deze werkzaamheden waren niet geheel vrije keuze want er was nog geen zuivelfabriek in de direkte omgeving waaraan de verse melk geleverd kon worden. Dus zodra de koeien afgekalfd waren moest er met de zuivelbereiding begonnen worden. Het kaasmaken in totaal nam per week ongeveer 52 uren in beslag. Het scheelde al iets dat ze een elektriese roermachine had waardoor het werk minder zwaar werd, maar ze moest toch voortdurend aanwezig zijn. 's Ochtends na het melken waar ze soms ook aan meehielp,
gingen de boer en zijn knecht ontbijten, terwijl zij met het kaasmaken begon. Rond een uur of negen zat de kaas al meestal in het vat en was het voor haar tijd om te ontbij- ten en rond die tijd begon ook de werkdag van het dienst- meisje. Het schoonmaken van de tobben, emmers, kaas- vaten en gereedschap met kokend sodawater was de taak van deze laatste. Verder moest de kaas in de pekelbakken gebracht worden en alle kazen regelmatig gekeerd: ook die te drogen lagen in de kaaskamer werden twee maal per dag gekeerd - of er nu vijftig of honderd lagen, ze moesten allemaal gekeerd worden. Dan nam ze nog wel eens met een natte doek af, en de kazen die naar de markt gingen werden daags tevoren allemaal gewassen in een teil met sodawater - bij dit laatste werkje hielp haar |
|||
23
|
||||
man haar wel eens sjouwen als hij het niet te druk had:
van de kaaskamer naar de deel en uit de kelder, trap op trap af. 's Winters lagen de kazen boven op zolder, relatief een warme plaats. Ze maakte twee keer per dag kaas: om half vier werd er weer gemolken en herhaalde het bereidingsproces zich. Voordat de kaas in het vat en de boel weer schoon was, was het een uur of acht, om negen uur werden de kazen nogmaals gekeerd. Hoewel het zwaar werk was dat ook veel tijd in beslag nam had ze er veel voldoening van, vooral omdat ze er ook waardering voor kreeg. Het schoonhouden van het huis, het verzorgen van de maaltijden en niet op de laatste plaats de wekelijkse was hielden haar en de hulp meer dan bezig. Een ander typies vrouwenwerk was het voeren van de kalveren zolang die nog uit de eramer dronken en het mesten van de varkens. De maaltijden waren weinig gevarieerd, de hoeveelheden
enorm. Om vijf uur 's ochtends -voor ze gingen meiken- gebruikten ze thee of koffie, boterhammen met kaas en pap. Na het melken, tussen kwart over acht en half negen, was het tijd voor het eigenlijke ontbijt: boterham- men met spek en kaas en weer gekookte pap. Deze bestond uit gekarnde wei met meel en zonder suiker. Ook in de koffie en thee werd geen suiker gebruikt, alleen bij speciale gelegenheden. In plaats daarvan gebruikte men harde (stroop)ballen. 's Middags werd er warm gegeten, bijv. stamppot van witte kool en aardappelen met spek of sla met aardappelen en spek. 's Avonds rond vijf uur gebruikte men weer een broodmaaltijd met koffie, thee en melk en dan om half negen, als het grote werk gedaan was, boterhammen met koffie en pap of men warmde de resten van de maaltijd van 's middags op met pap toe. 's Zondags nam men er dan nog een stukje ham bij (na de tweede wereldoorlog werd het pas een gewoonte om met een ander een koe te slachten in plaats van een varken), En in de zomer als er sla was werden er 's avonds nog wel eens aardappelen gekookt die men at met uitgebakken spek. De sla werd dan tevoren aangemaakt met een sausje van zure wei met spekv(;t. Na de verorbering van deze |
||||
24
eenvoudige doch voedzai.e maaltijd was het bedtijd, nadat
de kazen nog een keer gekeerd waren. Het wassen was geen simpele aangelegenheid. Het meisje
en zij begonnen 's zaterdags hieraan, 's Morgens weekte ze de was in het water en 's avonds ging hij in het wasfornuis om uitgekookt te worden. Daar bleef die 's zondags in en 's maandags in de morgen werd er gewassen. Dan moest de was nog eens in schoon sop. 's Zomers werd de was op de bleek gelegd en in de winter gechloord. Op de bleek moest de was omgekeerd worden en droogde die te erg, dan gebruikte ze de gieter om het wasgoed opnieuw te bevochtigen. De vol- gende dag werd het goed opgespoeld en door het blauwsel gehaald en aan de lijn gehangen. Als het goed droogde dan was het karwei dinsdagavond gedaan, maar dat was lang niet altijd zo. Tenslotte moest er nog gestreken worden of gevouwen, dat laatste werd meer gedaan dan strijken. Zij had een duidelijk beeld voor ogen van wat mannenwerk
en wat vrouwenwerk was. Haar man bijv. werkte nooit in het voorhuis. Kaasmaken was uitsluitend een vrouwelijke bezigheid, terwijl het de man was die voor de verkoop ervan zorgde - zowel aan de handelaar die aan huis kwam als op de markt in Utrecht of Woerden. Het werk op de akker, het verzorgen van het vee en de moestuin deed de boer met zijn knecht en/of dagloner. De boerin liet zich achter niet veel zien, niet alleen omdat het haar aan tijd ontbrak, maar ook als kenmerk van een standsbewuste levenswijze ("want achter liepen er genoeg"). De verzor- ging van de bloementuin was haar taak. De boerin had de verantwoordelijkheid over het vrouwelijk personeel en de boer over het mannelijk. De meeste kontakten met de buitenwereld verliepen via hem, hij besliste over en deed alle nieuwe aankopen voor het bedrijf. Deze stringente rolverdeling zag ze ook bij een buurvrouw die weduwe was Zij was in staat het bedrijf zelfstandig te bestieren, deed ook de boekhouding maar voor de in- en verkoop schakelde zij haar broer in die eveneens in de buurt woonde. |
||||
25
|
||||
Over (ie grotere financiële transakties besliste haar
man, weliswaar na overleg met haar. Het benodigde geld voor het huishouden ontving zij van
hem. Het bedrag was niet royaal: zij vond hem nogal op de penning. Via de verkoop van kaas, eieren en wat groenten aan huis had ze een extraatje dat de huishoud- pot wat aanspekte. Een gedeelte van het geld dat ze hiermee verdiende legde ze apart. Hij was hiervan niet op de hoogte. Met dit geld kocht ze wel eens spullen zonder zijn medeweten, zoals een paar schoenen voor de dienstbode -want die kreeg maar een karig loontje- of kousen voor zichzelf. Ze voelde zich verantwoordelijk voor het wel en wee van
het dienstmeisje. In latere jaren had ze dienstbodes voor dag en nacht in tegenstelling tot de eerste jaren van het huwelijk toen ze alleen een dagmeisje had. Ze zag het vooral als haar taak om te waken over de goede zeden van het meisje. Ze tilde minder zwaar aan het feit dat het meisje te lange vingers had, dan aan haar late thuiskomen na een avond op stap te zijn geweest. De knecht en het dienstmeisje -die alle twee inwonend waren- werden 's avonds nooit meer samen alleen gelaten na een slechte ervaring toen de knecht het meisje had lastig gevallen terwijl de boer en de boerin bij de buren op bezoek waren. Die knecht werd daarna op staande voet ontslagen en ook in de hele omgeving kwam hij niet meer aan de slag vanwege de slechte naam die hij zich had verworven. De relatie met haar man.
De boer en de boerin moesten zuinig zijn in de eerste
jaren van het huwelijk, want de pacht die in twee termij- nen opgebracht moest worden -in mei en november- was hoog. Daarom besloot ook in dit huishouden de man -net als bij de arbeidersgezinnen- dat het beter was de eerste jaren te wachten met kinderen en ook door het toepassen van c.i. Onder boeren was het toch al zo dat er minder kinderen geboren werden dan bij arbeidersge- zinnen. Vooral onder het hervormde gedeelte van de |
||||
26
|
||||
boerenhuishoudens lag het gemiddeld aantal kinderen
lager, maar anders dan in dit huishouden werd dat voor- namelijk veroorzaakt door de hoge huwelijksleeftijd van de vrouw. Samen het bedrijf gaande houden, waarbij weliswaar de
specifieke rolverdeling gold met een grotere beslisings- bevoegdheid van de man, schiep een speciale band van saamhorigheid. Vanwege haar funktionele en emotionele gebondenheid én met haar summiere kontakten met de buitenwereld hing haar geluk af van een goede relatie met haar man. Ruzie was daarom uit den boze, ze had al vroeg geleerd om die te vermijden. Enerzijds omdat haar geluk ervan afhing, anderzijds omdat ruziemaken inging tegen de heersende normen. Ze vond dat ze het samen goed getroffen hadden. Ze werd door hem gewaardeerd om haar werkkracht en om haar vakbekwaamheid. Over seksualiteit praatten ze samen niet. Haar lichaam
was vooral een arbeidsinstrument, ze gebruikte geen make-up, ging nooit naar de kapper, blote hals en korte rokken waren taboe -haar kleding was sober- elke vorm van apartigheid was taboe. Wat wel heel belangrijk was waren properheid en netheid.
Zelf zag ze haar lichaam niet zo vaak, ze was er weinig mee vertrouwd. Ze kleedde zich nooit uit in de aanwezig- heid van haar man en waste zich niet in zijn bijzijn. Haar man had hier minder schaamtegevoelens over. Het initiatief om te vrijen kwam altijd van hem, een boerin behoorde ook nauwelijks behoeftes te hebben op seksueel gebied. Ze mocht wel naar kinderen verlangen: het stichten van een gezin en het krijgen van kinderen was voor haar van groter belang dan het plezier in het vrijen. Ze deed geen bewuste pogingen om dit aspekt van het huwelijksleven uit te bouwen. De ideeën van de Neo- Malthusiaanse Bond (de voorloper van de N.V.S.H.) waren in deze periode nog niet doorgedrongen in het dorpsleven van het Krommerijngebied. Naast de relatie met haar man had ze weinig andere
kontakten. Ze had geen speciale vriendin en zeker geen |
||||
27
|
||||
mannelijke kennissen. Er was wel een buurvrouw waar ze
goed mee op kon schieten, hoewel deze katholiek was. Verder was ze trots op haar goede verhoudingen met het personeel en heel af en toe was er een familiebezoekje over en weer. Vooral 's winters, als er geen kaas gemaakt werd, ging ze buurten bij de buurvrouw. Het verschil in geloof was geen belemmering, hoewel ze wel vond dat katholieken veel meer feestten en veel luid- ruchtiger waren. Met haar praatte ze wel eens over de Paus, want de buurvrouw dacht dat de Paus de sleutels van de hemel had en dat hij ook de deuren open deed. Zij kon de buurvrouw er niet van overtuigen dat dat niet waar kon zijn. Van biechten begreep ze ook niets, ze kon niet begrijpen dat mensen hun hart uitstortten bij een priester: "Wat zal zo'n man een binnenpret gehad hebben!" Moederschap.
Vier jaar na haar huwelijk werd ze voor het eerst
zwanger, maar naar het moederschap had ze al die tijd uitgekeken. Het kind was meer dan welkom, maar dat betekende niet dat ze met haar zwangerschap te koop liep. Integendeel, tot aan de laatste maand was het dienst- meisje niet op de hoogte en na de bevalling vroeg ook de buurvrouw waar dat kind al die tijd gezeten had. De hele zwangerschap door bleef ze haar korset aanhouden. Ze was er trots op dat ze tot aan de dag van de beval- ling kon doorwerken. De dokter en niet de vroedvrouw -die kwam meer bij het gewone volk- leidde de bevalling. Ze was niet erg op de hoogte van de gang van zaken en ze was pas één keer eerder bij de dokter geweest ter kontrole. De eerste bevalling ging moeizaam en ze was ingescheurd. Ze ervaarde het als een steun dat haar man aanwezig was bij de bevalling en alle schaamtegevoelens waren op dat moment vergeten. Een baker kwam negen dagen kind en kraamvrouw verzorgen en het huishouden doen, het dienstmeisje maakte gedurende die periode kaas. In het leven van de meeste vrouwen kwam wel eens een
miskraam voor, ook bij haar, het was vervelend maar geen |
||||
28
|
|||||||||
ramp. Je nam het gewoon en hoopte dat het de volgende
keer beter zou gaan. Met de komst van de kinderen moesten al haar werkzaams
heden nog beter georganiseerd worden. Sommige boerinnen stopten met kaasmaken als er kinderen kwamen maar bij haar ging het kaasmaken door, hetgeen betekende dat ze soms minder tijd aan de opvoeding kon besteden dan ze wel zou hebben gewild. Het overhoren van lessen, wat ze een leuke bezigheid vond omdat ze er zelf ook wat van opstak, gebeurde wel eens tijdens het kaasmaken. Moest ze dan eens weg om schoon water te halen of iets dergelijks, dan was bij haar terugkomst het kind soms gevlogen. Het moederschap en de opvoeding vormden wel |
|||||||||
Boerin in uitgaans-
dracht met hoed over de hul heen, ca. 1890. Jacomina Cornelia Zwanenburg-van Schalk (1859-1950) . Eig.: Joop van Schalk, Utrecht. |
|||||||||
SS^ '^Êk.
|
|||||||||
29
|
||||
een belangrijk onderdeel van haar leven maar waren niet
het enige. Ze was dol op haar kinderen; zy bemoeide zich grotendeels met de opvoeding, haar man was de meeste tijd achter of afwezig. 's Zondags nam hij ze wel eens een dagje mee uit terwijl
zij thuisbleef, want je kon niet allemaal weg. Met de bokkewagen hadden zij en de kinderen dikke pret. Ze liet zich wel eens een stukje over de weg rijden, maar niet helemaal tot Wijk want de mensen moesten haar zo eens zien! Naast de algemeen geldende norm dat kinderen de kroon
op het huwelijk waren, waren ze nuttig zodra ze een handje konden helpen in het bedrijf of in het huis- houden. Als de kinderen iets groter waren betekenden ze een verlichting van de taak van de ouders ofwel een financiële verlichting omdat er minder personeel nodig was. Tenslotte
Arbeid.
Het werken van getrouwde vrouwen heeft volgens de
literatuur sinds het begin van de industrialisatie nooit op grote schaal plaatsgevonden in Nederland (5). Pas in de laatste decennia is het een veel voorkomend (doch bij lange na nog niet geaksepteerd) verschijnsel geworden dat getrouwde vrouwen ontplooiingsmogelijkheden in een baan buitenshuis gaan zoeken. Naast het feit dat in de traditionele literatuur huishoudelijk werk niet als arbeid werd betiteld, werden veel andere vormen van vrouwenarbeid niet in de officiële beroepen- tellingen opgenomen. Werk nam in het leven van de door ons geïnterviewde
vrouwen het overgrote deel van hun tijd in beslag. Echter de betekenis ervan is van geheel andere aard dan in de hierboven geschetste arbeid van moderne vrouwen die een baan aanvaarden met het oog op ekono- |
||||
30
|
|||||
miese zelfstandigheid en individuele ontplooiing. Het
is duidelijk, dat deze vrouwenarbeid niet bekeken moet worden vanuit de hedendaagse betekenis die eraan gege- ven wordt, maar vanuit het gezins- of huishoudens- perspectief, wat in de jaren twintig en dertig veel meer een ekonomiese betekenis had dan nu nog het geval is (6), Het gezin als produktie-eenheid herbergt een mentali-
teit, waarbij het huishouden als geheel van groter be- lang is dan het individu, hoe meer personen in een huishouden vrijwel uitsluitend bezig zijn met het ver- schaffen van de primaire levensbehoeften -met name de zorg om het dagelijkse brood op de plank- des te minder aandacht kan besteed worden aan individuele ontplooiing, zowel op intellektueel als op emotioneel en seksueel gebied. Volgens Scott en Tilly heeft deze "gezinsmentaliteit"
-een kenmerk van de pre-industriele samenleving- bij vrouwen langer stand gehouden dan bij mannen door de aard van de arbeidsdeling tussen de seksen en de ver- antwoordelijkheid van de vrouwen voor het huishouden en de kinderopvoeding (7). De jaren twintig en dertig in Nederland kunnen een
overgangsfase betreffen naar een meer individueel gerichte samenleving. Een aanwijzing hiervoor is dat in deze periode dochters en zoons een gedeelte van hun verdiende loon zelf gaan houden en een ander kenmerk wat in deze richting wijst is dat de geïnterviewde vrouwen tot grote offers bereid waren om hun kinderen een betere opleiding te geven dan zijzelf hebben ont- vangen. Nader onderzoek zou hier meer zekerheid kunnen geven.
Scott en Tilly tonen in hun onderzoek aan dat men niet kan spreken van een direkte relatie tussen ekonomiese verandering en veranderingen in normen en waarden. Het gedrag is minder produkt van nieuwe ideeën dan van |
|||||
31
|
|||||||||
de effekten van oude ideeën die leven in nieuwe of
veranderde konteksten. Oude waarden blijven voort- bestaan en worden door mensen gehanteerd om zich aan te passen aan grote strukturele veranderingen (8). Seksualiteit.
|
|||||||||
De typiese mentaliteit waarbij het gezin van groter
belang was dan het individu, kwam ook tot uiting in de manier waarop men inhoud gaf aan de seksualiteit. Seks was allereerst van belang vanwege de reproduktieve funktie: om het krijgen van nazaat als uitbreiding en voortzetting van de familie. Vrouwen met name hadden niet het idee dat ze recht hadden op een bevredigend seksueel leven. In de interviews is op dit aspekt gelet door te kijken
of vrouwen bewuste pogingen ondernomen hebben om hun seksuele leven te verbeteren gedurende de onderzochte periode, bijv. door er met hun echtgenoot over te pra- ten, door er (meer) tijd voor op te eisen, door zelf initiatieven te nemen, door te weigeren als de zin ontbrak of door de toepassing van anti-konseptie- middelen. De konklusie moet zijn dat zulke pogingen nauwelijks werden ondernomen. |
|||||||||
Moederschap.
In de jaren twintig en dertig gold het moederschap als
hoogste roeping van de vrouw; dit stond niet ter diskussie, niet bij katholieken, maar ook niet bij hervormden of niet-konfessionelen (9). Het was de natuurlijke bestemming van de vrouw. Uit verschilende tijdschriften blijkt dat men aan deze moederrol ook allerlei karaktereigenschappen toeschreef met als de meest kenmerkende: het zich opofferen en het gelukkig maken van anderen. "De ziel van de vrouw is altocen- trisch, haar geluk is anderen gelukkig te maken, daarin vindt ze haar zelf verwerkelijking."_ (10). Het is daarom niet verwonderlijk dat de geinterviewde vrouwen hun moederschap verheerlijkten en het als een van de belangrijkste aspekten, zo niet hét belangrijkste |
|||||||||
32
|
|||||
aspekt in hun leven achtten.
Deze opvatting versterkte misschien het door Scott en
Tilly gekonstateerde feit dat vrouwen langer dan mannen vasthielden aan de "gemeenschapsmentaliteit" tegenover een meer individueel gerichte levenshouding. Ook hier over zou nader onderzoek, met meer gerichte vragen en een grotere groep mensen omvattend, meer zekerheid kunnen verschaffen. Yvonne Ramakers.
Utrecht noten:
1. Zie het eindverslag van de doctoraalwerkgroep
"Krommerijngebied" (1980-81) van de afd. economische en sociale geschiedenis aan de R.U. Utrecht, 2. idem.
3. Z.W. Sneller: Geschiedenis van de Nederlandse
landbouw 1795-19A0, Groningen-DJakarta, 1951, p. 308. h. idem.
5. Auteurs die ertoe hebben bijgedragen deze "mythe"
enigszins uit de wereld te helpen zijn o.a. W.N. Schilstra: Vrouwenarbeid in de landbouw en
industrie in de tweede helft der negentiende eeuw, Nijmegen, 1976 (herdruk). en S. Leydesdorff: Verborgen arbeid vergeten
arbeid, Amsterdam, 1977. 6. Zie bijv.ij. Scott en L. Tilly: Women, Work and
Family, New York, 1978. H. Medick: "Zur strukturellen Funktion von Haushalt
und Familie in ubergang von der traditionellen Agrargesellschaft zum industriellen Kapitalismus: die proto-industrielle Familienwirtschaft", in Sozialgeschichte der Familie, p. 25A-282. 7. J. Scott en L. Tilly: "Women's Work and the Family
in Nineteenth Century Europe", on: Comparative Studies in Society and History, nr. 17 (1975), p. 63.
8. idem, p, 42.
|
|||||
33
|
|||||||
9. zie hiervoor: M. Bots en M. Noordman: Moederschap
als Balsem, Amsterdam, 1981. en: Het tijdschriften en litteratuuronderzoek van
het "Vrouwengeschiedenis projekt Kromme Rijnse Vrouwen" (1981-1982) aan de R.U. Utrecht. 10. J.G. Heymans in: Leven en Werken, maandblad voor meisjes en vrouwen,jrg 10 (1926). (Geciteerd uit het tijdschriftenonderzoek vermeld onder noot 9.) |
|||||||
Studie naar Van Bemmels in het Kromme Rijngebied
De familienaam Van Bemmel komt al eeuwen in het Kromme
Rijngebied voor. Reeds in 1315 wordt er een zekere Willem van Bemmel genoemd. Hij behoort tot een oud geslacht van ministerialen. De Van Bemmels hebben zich hoogst waarschijnlijk vanuit het zuidoosten van het gebied verspreid naar het noorden. Op dit moment wonen er bijna in elke plaats in het gebied nog Van Bemmels. Ondergetekende, zelf afkomstig uit Cothen, is al een
aantal jaren doende met het verzamelen van gegevens ten behoeve van een studie naar de plaats en betekenis van de Van Bemmels in het Kromme Rijngebied. En dit in een historisch, sociaal-economisch en genealogisch perspectief. Het is zeer aannemelijk dat er onder U zijn die gege-
vens over Van Bemmels bezitten. Dit blijkt ook regel- matig uit vermeldingen in dit tijdschrift. Ik vraag U vriendelijk mij dergelijke gegevens ter hand te stellen. Elk gegeven, hoe klein of hoe ver- schillend van aard dan ook, is welkom en is op zich weer een stukje van de legpuzzel. Bij voorbaat dank!
Dr. A.A.B.van Bemmel
Koekoekstraat 61
3514 CV Utrecht
030-715165 (na 18.00 uur)
|
|||||||
3A
|
|||||||
IN MEMORIAM
|
|||||||
Betty van der Ven 1950-1985
|
|||||||
Op 1 juli jl. overleed na een ziekte toch nog plotse-
lijg op 35-jarige leeftijd onze zeer gewaardeerde medewerkster Betty van der Ven. Herhaalde suggesties om ook officieel tot de redactie toe te treden heeft zij steeds afgewezen. Haar spontane redactionele ver- beteringen bij het tikken van de kopij voor dit periodiek alsmede haar actief belangstellende aanwezigheid op redactievergaderingen wanneer andere vergaderingen dit niet verhinderden waren echter redenen voor de redactie |
|||||||
35
|
||||
om haar in leder opzicht als een van hen te beschouwen.
Geboren en opgegroeid in het dorp Schalkwijk, aanvaar- de zij na haar middelbare schoolopleiding de functie secretaresse van de eindredaktie van het tijschrift "Jeugd en Samenleving" te Utrecht. Vanaf 1977 werkte zij als eindredacteur bij de afdeling televisiecursus-pakketten bij de stichting Teleac. Daarnaast is zij in de loop der jaren zeer actief geweest in kerkelijke, gemeente- lijke en politieke verbanden waaronder de Katholieke Jeugdraad, de Parochievergadering van Schalkwijk, het weekblad "De Bazuin", de Commissie Welzijn van de gemeente Houten, de CDA-fractie van Houten en de Stichting Openbare Bibliotheek van dezelfde gemeente. De laatste jaren combineerde zij dit nog met het voorzitterschap van het Schoolbestuur te Schalkwijk. Voor deze en andere verenigingen stond zij altijd klaar niet alleen om, ook op zeer korte termijn en zo nodig dan maar 's nachts, tikwerk te verrichten, maar om actief mee te denken en te organiseren. Haar warme aandacht voor mensen en ook voor details, haar waarachtigheid en volledige inzet, en haar heldere, rake en geestige spreektrant die niemand en niets spaarden zullen iedereen die haar kende bij zijn gebleven. Zij heeft voor haar idealen geleefd en in het op allerlei manieren helpen opbouwen van een meer menswaardige samenleving zichzelf niet ontzien. de redactie
|
||||
36
|
||||
()]) 7 juni jl, ruim de heer A.Clraafhuis afscheid van zijn
f unt t ie ais ad juiu t-geme>eiit earrh i var i s van de stad Utrecht, M<>de (ianl<zi j z i jii (Mit hoiis i ast (> inzet en organisatie heeft het (u^meent e Arrliief tiaar d i iMist ver i en i n^ narir hel publiek zeer stei k uit kuiuien JjreidtMi, ook door cursus- sen en tentoonstellingen. De he(>r (ïraafhuis verzorgde v(-rder een aantal |)ul)licat ies over llt recht st> ond(U'W(M pen, Voor zi jn vele verd i enst eri, ook voor v(>reni ^ i n^en buiten het at(hiel , ontving hij uit handen van de burgemeester Mevr,Vos de onderscheiding van Ridder in de Orde van Oranje Nassau, Op bovenstaande foto wordt hij door Mevr,de Nie
gefeliciteerd en bedankt namens "Tussen Rijn en Lek" voor zijn rol in de totstandkoming en verdere ontwikke- ling van ons periodiek, van wiens redactie hij erelid blijft. |
||||