TUSSKN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
20e jaargang nummer 4 december 1986
|
|||||
Inhoud van dit speciale SCHALKWIJK-850 nummer
Van de Redactie.
P.M. Heijmir* Liesert: Oe samenvoeging van Houten, Schalkwijk, Tuil en
't Waal 25 jaar later.
P. Kool: Het kaaspakhuis
M. Bijleveld en
H. Reinders: "... en hetwelk hem ter verpoozing verstrekte."
R.J. Butterman: Oe nachtwacht van Schalkwijk in 1790.
H. Reinders: Een volkstelling uit Schalkwijk van 1786.
recensie: P.M. Heijmink Liesert: 80 jaar Fanfarekorps.
redactie-conwnissie
R.J. Butterman, wijk bij Duurstede; L.M.J. de Keyzer, Houten;
G. de Nie, Schalkwijk; H. Reinders, Bunnik; O.J. Wttewaall, 't Goy;
A. Graafhuis, Utrecht (erelid).
Eindredactie en redactie-adres
mevr. G. de Nie, Molenpad 3, 3998 KE Schalkwijk, tel. 03409-1580
Secretariaat van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek'
mevr. T. Springer-Stam, Platolaan 10, Zeist, tel. 03'iO'ï-20627. Lidmaatschap van de vereniging, tevens abonnement op dit tijdschrift:
ƒ 25,- per jaar (studenten en scholieren: ƒ 12,50), over te maken op rekeningnr. 32.98.07.«98. t.n.v. de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek', Rabobank Houten (postrekening van de bank: 214585). |
|||||
TS océéf^f
|
||||||||||
-1-
|
||||||||||
Van de redactie
|
||||||||||
Voor U ligt wederom een 'themanummer' van ons periodiek, een speci-
aal nummer over één dorp, dit maal over Schalkwijk. Het is niet voor het eerst dat wij dit doen: in 1985 werd in het 4e nummer speciaal aandacht besteed aan Bunnik, nu aan Schalkwijk en er staat ook een 'Houten' nummer op stapel voor volgend jaar. Het uitbrengen van themanummers gebeurt niet zo maar. In Bunnik was
destijds de aanleiding de 100e geboortedag van Johan de Kruijf; in Schalkwijk is het de oudste vermelding van het dorp nu precies 850 jaar geleden in 1136. Voor het themanummer over Houten dat gepland is juni 1987 is de redactie nog op zoek naar een geschikte aanleiding. |
||||||||||
DE SAMENVOEGING VAN HOUTEN, SCHALKWIJK EN TULL EN 'T WAAL 25 JAAR LATER
|
||||||||||
De samenvoeging van deze drie dorpen op 1 januari 1962 maakte een
einde aan eeuwen van zelfstandigheid. In dit artikel wordt op de voorgeschiedenis en de totstandkoming van dit gebeuren teruggekeken. De groter wordende invloed van de overheid op het maatschappelijk
gebeuren heeft tot een toeneming geleid van taken op de diverse bes- tuursniveaux, zowel in omvang als wat inhoud betreft. Daarbij trad een vergroting op van de samenhang tussen die taken. De centrale overheid is hierbij steeds meer tot de overtuiging gekomen dat de schaal waarop het leven zich ging afspelen vaak niet meer in overeenstemming was met die waarop het bestuurlijk handelen plaats heeft. De centrale overheid is hierbij meer en meer overgegaan tot schaalvergroting op het terrein van de locale overheid. Daarbij is als argument vrijwel altijd de versterking van het locale bestuur gehanteerd. Dit betekende en bete- kent nog steeds het samenvoegen of herindelen van gemeenten. Aan vele samenvoegingen of herindelingen van gemeenten zijn niet
zelden eerdere plannen voorafgegaan. Met betrekking tot de samenvoe- ging van Houten, Schalkwijk en Tuil en 't Waal zal daarom eerst worden aangegeven wat eraan vooraf ging. Eerdere samenvoegingen of herindelingen en plannen daartoe
Bij besluit van 3 april 1798 van de "Commissie tot reorganisatie der gemeentebesturen over het voormalige gewest Utrecht" werden tot |
||||||||||
-2-
één gemeente Houten verenigd de gerechten Houten en 't Goy, Heemstede,
Schonauwen, Wulven, Oud Wulven en Waijen, alsmede Slachtmaat. Oe gerechten Grote Koppel, Kleine Koppel en Maarschalkerweerd werden, bij besluit van 21 mei 1798, bij Bunnik gevoegd. Schalkwijk, Honswijk en Tuil en 't Waal bleven zelfstandig. "Houten en 't Goy", "Oud Wulven en Waijen" en "Tuil en 't Waal" waren waarschijnlijk al eerder tot stand gekomen combinaties van gerechten. De samenvoegingen van 1798 waren het gevolg van het feit dat in dat jaar een centralistische staatsvorm werd ingevoerd. Door een publicatie van het "Departementaal bestuur van Utrecht"
van 22 september 1802 werden alle sinds 1798 ingevoerde combinaties van gerechten opgeheven en herkregen de vroegere gerechten hun zelf- standigheid. In 1801 was namelijk weer een stelsel ingevoerd waarin, in tegenstelling tot 1798, de gemeentelijke autonomie werd hersteld, met dien verstande dat de eenheid van de staatsvorm werd gehandhaafd. In 1805 werden enkele stroken van de uiterwaarden aan de noordzijde
van de rivier de Lek bij de gerechten Honswijk en Tuil en 't Waal gevoegd. Als gevolg van de ^nlijving van ons land bij Frankrijk wer- den, bij decreet van 28 oktober 1810, met ingang van 1 januari 1812, de gerechten Houten en 't Goy, Heemstede, Schonauwen, Oud Wulven en Waijen, Slachtmaat, Grote Koppel, Kleine Koppel en Maarschalkerweerd tot één gemeente Houten verenigd. De gerechten Schalkwijk, Honswijk en Tuil en 't Waal werden toen samengevoegd tot de gemeente Schalkwijk. Bij de invoering van het "Provinciaal reglement van bestuur ten
plattelande" van 29 juni 1816 (Bijvoegsel Staatsblad 67) werden, met ingang van 1 januari 1818, in het gebied van de tegenwoordige gemeente Houten vijf gemeenten gevormd: 1. Houten werd een zelfstandige gemeente, bestaande uit het vroegere
gerecht Houten en 't Goy; 2. Tot de gemeente Oud Wulven werden verenigd de vroegere gerechten
Oud Wulven en Waijen, Wulven, Heemstede, Slachtmaat, Grote Koppel, Kleine Koppel en Maarschalkerweerd. 3. Schonauwen werd een zelfstandige gemeente, omvattende het vroegere
gerecht van die naam; 4. Schalkwijk werd ook een zelfstandige gemeente, omvattende het
vroegere gerecht van die naam; 5. Tot de gemeente Tuil en 't Waal werden verenigd de vroegere
gerechten Tuil en 't Waal en Honswijk. |
||||
-3-
In een reeks van jaren welke volgde, werden plannen voorbereid om
tot gemeentelijke herindelingen te komen, te weten: 1829: Voorstel van Gedeputeerde Staten van Utrecht (G.S.) aan de minister om: a) de vroegere gerechten Houten en 't Goy, Schonauwen, Oud
Wulven en Waijen, Wulven en Heemstede te combineren. b) de vroegere gerechten Slachtmaat, Grote Koppel, Kleine Koppel
en Maarschalkerweerd met andere gerechten onder te brengen bij de gemeente Bunnik; c) de gemeenten Schalkwijk en Tuil en 't Waal te verenigingen.
1849: Voorstel van de Gouverneur der provincie Utrecht, eerst aan de minister gedaan en daarna aan gedeputeerde Staten van Utrecht,
om de gemeenten Houten, Schonauwen, Oud Wulven, Schalkwijk en Tuil en 't Waal te verenigen tot de gemeente Houten. 1851: voorstel: a) om de gemeenten Houten, Schonauwen en Oud Wulven te verenigen
b) om de gemeenten Schalkwijk en Tuil en 't Waal te verenigen.
Dit voorstel werd in 1853 herhaald. Bij wet van 13 juni 1857 (Staatsblad 79) werden, met ingang van 1
januari 1858, tot de gemeente Houten samengevoegd de drie gemeenten Houten, Schonauwen en Oud Wulven. De twee laatste gemeenten werden opgeheven omdat zij te weinig inwoners hadden om een zelfstandig bestaan te voeren. Schalkwijk en Tuil en 't Waal bleven zelfstandige gemeenten. In een aantal volgende jaren werden opnieuw plannen ontworpen om
tot gemeentelijke herindelingen te komen, te weten:
1921: De gemeenteraad van Tuil en 't Waal stelde in dat jaar aan de
provincie voor om deze gemeente bij Houten te voegen. Na een bespreking op het provinciehuis in 1924 besloot de raad dit voorstel zodanig te wijzigen dat twee nieuwe gemeenten zouden ontstaan, namelijk: 1. Houten (zonder 't Goy) met daarbij gevoegd het gebied van
Schalkwijk en Tuil en 't Waal ten westen van het Inundatieka- naal. 2. Schalkwijk, voorzover gelegen ten oosten van het Inundatieka-
naal, met daarbij gevoegd het gebied van 't Goy. Het motief van de raad van Tuil en 't Waal tot deze stap was de
te zware belastingdruk op deze gemeente. Dit was echter de officiële lezing. De ware reden was gelegen in de slechte samen- |
|||
-4-
werking tussen de twee aan elkaar grenzende gemeenten Schalkwijk
en Tuil en 't Waal, waarvan de dorpsgrenzen volledig door de gemeentegrenzen heen liepen. De slechte samenwerking ontaardde in die tijd en in latere jaren niet zelden in tegenwerking. Het verschil in de geaardheid van de inwoners van de dorpen Schalk- wijk en Tuil en 't Waal lag hieraan ten grondslag. Na nog andere mogelijkheden te hebben onderzocht trok de raad het voorstel tenslotte in 1925 in. 1948: Voorstel om Houten, Schalkwijk en Tuil en 't Waal samen te
voegen. Bij brief van 17 juli 1950 deelden G.5. van Utrecht aan de betrokken gemeente mede, dat zij tot de slotsom waren gekomen dat samenvoeging bij de bestaande omstandigheden en verhoudingen niet raadzaam moest worden geacht. G.S. baseerden zich daarbij onder meer op de bezwaren welke door de raden van de drie ge- meenten naar voren waren gebracht en op een door de Provinciale Planologische Dienst van Utrecht (P.P.D.) op 28 februari 1950 uitgebracht rapport, dat zich tegen samenvoeging had uitgespro- ken, maar vóór samenvoeging van Schalkwijk met Tuil en 't Waal. 1955: De minister van Binneglandse Zaken liet G.S. van Utrecht bij
brief van 18 oktober 1955 weten er de voorkeur aan te geven om de indiening van een wetsontwerp tot samenvoeging van Schalkwijk met Tuil en 't Waal enige tijd uit te stellen. Zijn motief was voornamelijk gelegen in de belangen van de ruilverkavelingsplan- nen in dit gebied. De samenvoeging van 1962
Op 21 april 1958 lieten G.S. de drie gemeenten Houten, Schalkwijk
en Tuil en 't Waal weten dat de minister van Binnenlandse Zaken (B.Z.) van oordeel was, dat de enkele samenvoeging van Schalkwijk en Tuil en 't Waal, gezien de de reeds bestaande samenwerking tussen beide ge- meenten, niet tot een betekenende vergroting van bestuurskracht zou leiden. De minister gaf de voorkeur aan samenvoeging van Houten, Schalkwijk en Tuil en 't Waal per 1 januari 1960. Met deze brief zat de rook in de gordijnen. Tenslotte zou alles in vlammen opgaan. Ook de illusies van diegenen die toen nog meenden dat er wat te redden viel. De samenvoeging was toen niet meer te keren. Het was alleen nog maar een kwestie van het volgen van de vereiste procedure en het leveren van strijd door de tegenstanders. Strijd ook om de motieven welke werden aangevoerd om de samenvoeging te rechtvaardigen. De aangevoerde motieven voor deze samenvoeging, die hieronder vol-
gen, zijn opgesomd in de toelichting welke bij de ontwerp-regeling. |
||||
-5-
Het commentaar eronder is van de schrijver van dit artikel.
1. Een verbetering tot stand brengen in het grensbeloop tussen de drie
gemeenten en die van Cothen en Jutphaas. Er waren exact aO hectaren in het geding bij de verbetering van de
grensbelopen tussen de voormalige gemeente Houten en de gemeenten Cothen en Jutphaas. Die grenscorrecties hadden zonder de samenvoe- ging ook wel tot stand kunnen komen. Dat er wel redenen waren om de grensbelopen tussen enerzijds Houten
en Schalkwijk en anderzijds tussen Schalkwijk en Tuil en 't Waal te verbeteren, is in zoverre juist, dat het alleen maar om redenen van practische aard ging. Het gebied van Houten ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal was altijd al en dus lang vóór de aanleg van dit kanaal op Schalkwijk georiënteerd. Het gebied van Rietveld daarentegen behoorde tot de gemeente Schalkwijk, maar maakte deel uit van het dorp Tuil en 't Waal. Honswijk behoorde tot de gemeente Tuil en 't Waal, maar was voor het grootste gedeelte op Schalkwijk gericht. Om dan toch een goed grensbeloop tussen onderhavige ge- meenten te krijgen, zou een samenvoeging van Schalkwijk met Tuil en 't Waal, met het Amsterdam-Rijnkanaal als grens met Houten, meer in de rede hebben gelegen. Het kanaal vormt een zodanige scheiding dat het gebied van de tegenwoordige gemeente Houten in tweeën wordt gedeeld. 2. Een versterking van de gemeentelijke bestuurskracht, welke slechts
kan worden verkregen door samenvoeging van de drie gemeenten. Garanties dat een versterking van de gemeentelijke bestuurskracht zou kunnen worden verkregen, werden niet gegeven. Dat die verster- king kan worden verkregen door samenvoeging van gemeente, blijkt altijd een loze propagandistische kreet te zijn, welke nimmer door enig wetenschappelijk onderzoek wordt onderbouwd. Er is zelfs hele- maal geen krachtiger bestuur te verwachten van samengevoegde ge- meenten welke -gezien de bestaande verhoudingen- geen andere eigen- schappen zal kennen dan de opgeheven gemeenten. Dit zou dan ook in de jaren na de samenvoeging blijken. 3. De noodzaak tot vorming van krachtiger randgemeenten rond de stad
Utrecht. Voor de noodzaak van het vormen van een krachtige randgemeente van
de stad Utrecht is meer nodig dan alleen maar de vorming van een nieuwe gemeente zonder meer. 4. De structuur van de drie gemeenten stemt in grote mate overeen.
Dat de structuur van een aantal gemeenten in grote mate overeen stemt, mag geen argument zijn tot opheffing over te gaan. |
|||
-6-
|
||||||||||
«tllEKXTK SflIAIMVUK
|
||||||||||
i'iumjuiE iiTOEcnT
|
||||||||||
n!!.,"..,,;'^ ,^'i.^..„f,-
|
||||||||||
^789B^au^rr^ //0O//itfimers
|
||||||||||
5. Landschappen.ik vormen de gemeenten, ondanks de aanwezigheid van
het Amsterdam-Ri.inkanaal, een eenheid. Dit kanaal doorsnijdt -even als de spoorlijn Utrecht-Den Bosch- de landeri.ien, doch onder scheidt deze niet wezenlijk van elkaar. Een tweetal bruggen en een zogenaamde rijdende pont zorgen voor een behoorlijke verbinding tussen Houten en Schalkwijk. Dat de drie gemeenten landschappelijke een eenheid vormen is even-
min een argument voor het samenvoegen ervan. In het onderhavige gaval wordt zelfs gesteld: "ondanks de aanwezigheid van het Amster- dam-Rijnkanaal". Gesteld had moeten worden, dat juist door de aanwezigheid van het kanaal de verschillen van de landschappelijke opbouw beter tot uitdrukking komen. Ten noorden van het kanaal duidt het grootste gedeelte van het gebied op oude cultuurgronden, met overgansontginningen naar de komgebieden. Ten zuiden van het |
||||||||||
-7-
|
||||||||||||||
l.K.MKK.MK Tn.l. .1, T WAAI.
|
||||||||||||||
l'KOVI.NCIE TTHtl in
|
||||||||||||||
Sili.inl vni> I SOUOO
|
||||||||||||||
.V.,d^,^^A, .*V«..
|
||||||||||||||
\ I
|
||||||||||||||
S I
|
||||||||||||||
.t7/ fiiilitftry S. ïgliHi ftu-t-v
|
||||||||||||||
(. l..-:-«..ll.,.
|
||||||||||||||
kanaal duidt het landschap op een ontginningspatroon, van het
zuidoosten naar het westen omzoomd door de smalle strook cultuurgrond van de Lekoever. Het ten noorden van het kanaal gele- gen gebied van Schonauwen behoort wat de structuur betreft tot het ten zuiden gelegen komgebied van Schalkwijk. 6. De R.K. godsdienst overheerst in elk van de drie gemeenten. Het overheersen van een bepaalde godsdienst in drie aangrenzende
gemeenten is ook geen argument om die gemeenten samen te voegen. Bovendien liepen de percentages in de drie gemeenten sterk uiteen en werden die gemeten naar de gemeenten en niet naar de dorpen. Het hoge percentage rooms-katholieken van de gemeente Houten (72,0%) werd namelijk beïnvloed door de overwegend r.-k. bevolking van het tot die gemeente behorende dorp 't Goy. Op dezelfde manier was er een verschil tussen de gemeente Schalkwijk (88,3% r.-k.) en |
||||||||||||||
-8-
het dorp van die naam (92,235), en tussen de gemeente Tuil en 't
Waal (50,2% r.-k.) en het dorp van die naam (40,9%). 7. In de geaardheid van de bevolking zijn geen bijzondere verschillen
aanwezig. Dat in de geaardheid van de bevolking van de drie gemeenten geen
bijzondere verschillen aanwezig waren, is ook weer zo'n argument dat niet was onderbouwd. Daar komt nog bij dat er wel degelijk een verschil in geaardheid was in de bevolking van de drie gemeenten.
Terwijl de autochtone bewoners van Houten meer traditioneel zijn in- gesteld, hebben die uan Schalkwijk uanouds een houding uan zelfstan- digheid en zelfbewustheid die is overgebleuen v/an de uooruaderlijke kolonisten die zich in de 12e eeuw in Schalkwijk uestigden. In de gemeente Tuil en 't Waal (en dan feitelijk in het dorp uan die naam) woont van oorsprong een weinig homogene bewolking, afkomstig uit uerschillende windstreken, 8. De drie gemeenten hebben dezelfde persoon als burgemeester. De se-
cretaris, de onvanger en de ambtenaren van de burgerlijke stand van de gemeente Schalkwijk zijn tevens als zodanig in dienst van de ge- meente Tuil en 't Waal. Beide gemeenten hebben een gemeenschappe- lijke secretarie met gemeenschappelijk personeel. Eén burgemeester voor drie kleine gemeenten behoeft op zich geen
argument te zijn voor samenvoeging. Een gemeenschappelijke secreta- rie voor Schalkwijk en Tuil en 't Waal had wellicht een reden moe- ten zijn voor een samenvoeging van die twee gemeenten. Er waren en zijn meer gezamenlijke belangen in de twee gemeenten, zoals één brandweer, één kruisvereniging, kerkelijke grenzen die door de ge- meentegrenzen heen lopen en bepaalde voorzieningen in Schalkwijk waarop ook de inwoners van Tuil en 't Waal waren en zijn aangewe- zen. Vóór 1 oktober 1958 moesten de gemeenteraden van de drie gemeenten
het gevoelen over de voorgenomen samenvoeging aan G.S. kenbaar maken. Ten aanzien van de wijziging van de gemeentegrenzen van de bij de ophanden zijnde samenvoeging betrokken gemeenten Cothen en Jutphaas kan worden volstaan met te vermelden dat de gemeenteraden van die ge- meenten geen bezwaren hadden. De gemeenteraden van Houten, Schalkwijk en Tuil en 't Waal kwamen afzonderlijk bijeen om zich over de sa- menvoeging uit te spreken. In het kort kwam het op het volgende neer: Houten: De gemeenteraad van Houten vergaderde op 15 september 1958.
Burgemeester en wethouders waren niet met een voorstel gekomen. Zij oordeelden dat het beter zou zi in om een commissie uit de raad te |
|||
l•u()^•|^■^■l^: iTHKriiT.
|
«EMKK.'ïTK IIOITKN.
|
||||||||
T*iH|»ve *«ti Hiijt
|
|||||||||
,1 i iJ A'int/f/y. /6f>'- /tuf
|
|||||||||
benoemen om in een nota het onderwerp te belichten. De raad nam dit
voorstel niet over en het punt werd nog tijdens die vergadering afge- handeld. Bij brief van 19 september 1958 werd het standpunt van de raad aan G.S. meegedeeld. Met 6 stemmen voor en 5 tegen werd ten |
|||||||||
-10-
gunste van de plannen besloten. Aan dit bestluit werden nog wel enkele
voorwaarden verbonden, waarvan de voornaamste zijn: 1. Vanwege het Rijk of de provncie zal moeten worden gezorgd voor een
rechtstreekse verbinding tussen de huidge gemeente en Tuil en 't Waal en wel via het pontveer te Houten, hetwelk alsdan voor eenieder kosteloos en dag en nacht ten gebruike zou moeten worden gesteld. 2. In het gebied van de gemeente Schalkwijk zal een hulpsecretarie
moeten worden gevestigd. 3. Van overheidswege dient alle medewerking te worden gegeven dat in
het gebied van de huidige gemeente Houten een landbouwhuishoud- school zal worden gevestigd. Verschillende raadsleden van Houten voerden, buiten aangehaalde
voorwaarden, nog motieven voor en tegen aan, met name: a) dat de kernen te ver uiteen liggen;
b) dat de afstanden voor Houten buiten beschouwing blijven;
c) omdat geen financieel voordeel voor Houten is te behalen, kan van
geen samenvoeging sprake zijn; d) dat vanwege het grote verschil in volksaard samenvoeging niet wen-
selijk is. e) dat samenvoeging van alleen Schalkwijk met Tuil en 't Waal verwor-
pen moet worden omdat de vrees gewettigd is dat het gedeelte van Houten ten zuiden van Amsterdam-Rijnkanaal bij de nieuw te vormen gemeente zal worden gevoegd, hetgeen een wel erg groot verlies aan inwoners en grondgebied voor de overblijvende gemeente Houten bete- kent. Hieraan werd als argument toegevoegd, dat Houten in verband met de expansiezucht van de stad Utrecht ook in de toekomst wel een gedeelte van het grondgebied aan die gemeente zal kwijtraken. Schalkwijk. De gemeenteraad van Schalkwijk vergaderde op 29 septem-
ber 1958. Een uit die raad geformeerde commissie had, in overleg met mr.dr. C.Ch.A. van Haren, advocaat te 's-Gravenhage, een rapport samengesteld. De commissieleden waren eenstemmig in hun advies aan de raad. De gemeenteraad nam het advies over en liet G.S. op 6 oktober weten, dat hij zich met de voorgenomen samenvoeging niet kon verenigen en dat hij zich, evenals in 1950, wel kon verenigen met de samenvoe- ging van Schalkwijk en Tuil en 't Waal, waarbij een zodanige wijziging van de grens met de gemeente Houten zou moeten plaats vinden dat de nieuwe grens door het midden van het Amsterdam-Rijnkanaal zou gaan lopen. |
|||
-11-
De motieven welke in 1950 door de P.P.D. werden aangevoerd om een
samenvoeging van de hand te wijzen, werden nu door Schalkwijk gretig gebruikt in een poging hetzelfde resultaat te behalen. Tuil en 't Waal. De Gemeenteraad van Tuil en 't Waal vergaderde
eveneens op 29 september 1958. Een uit de raad geformeerde commissie had voor haar rapportage ook de heer Van Haren ingeschakeld. De com- missieleden waren echter niet eenstemmig in hun advies aan de raad. Eén lid wenste, ook wanneer Tuil en 't Waal haar zelfstandigheid zou moeten verliezen, geen samenvoeging met alleen maar Schalkwijk. De gemeenteraad nam het meerderheidsstandpunt van de commissie over en berichtte G.S. op 6 oktober 1958 vóór alles aan te dringen op zelf- standigheid en tegen samenvoeging van de drie gemeenten te zijn, waarbij, wanneer het behoud van zelfstandigheid niet mogelijk is, noodgedwongen de voorkeur wordt gegeven aan het samengaan met Schalk- wijk. Vereniging van Nederlandse Gemeenten (V.N.G.). Tijdens de procedure
werd door geen van de bij de samenvoeging betrokken gemeenten de V.N.G. om advies gevraagd. De gemeenten zagen deze vereniging, waarvan zij wel lid waren, teveel als een vereniging van grote gemeenten, die zich niet of nauwelijks inliet met het behoud van de zelfstandigheid van de kleine leden. Kritiek uit Schalkwijk. Er kwam vooral uit Schalkwijk ongemeen fel-
le kritiek op de samenvoegingsplannen en een sterk verzet ertegen. De tijd van medezeggenschap en inspraak lag nog in het verschiet, maar in Schalkwijk werden protestbijeenkomsten belegd en de bevolking aange- spoord protestbrieven aan de minister te zenden. Er vormde zich een groep mensen die huis-aan-huis de bevolking tot schrijven aanzette. Het resultaat was dat enige honderden brieven richting Den Haag ging- en. Vanuit het overwegend katholieke dorp werd de fractie van de Katholieke Volkspartij (K.V.P.) in de Tweede Kamer bewerkt om een krachtig "nee" tegen de voorgenomen samenvoeging te laten horen. Dit alles was tevergeefs. Gok had men zich de moeite kunnen besparen om Kamerleden te benaderen. Niet één liet een krachtig protest horen of een aarzelend "nee" doorklinken, laat staan een stem tegen het voor- stel. De protestbijeenkomsten en -acties werden vanuit de gemeenschap Schalkwijk georganiseerd. Door geen van drie gemeentebesturen is de bevolking, op welke wijze dan ook, betrokken door de overheid bij het proces van gemeentelijke herindeling. |
||||
-12-
Verdere procedure. Het volgende onderdeel van de procedure was een
hoorzitting op 18 november 1958, waarin de gemeenten in de gelegenheid werden gesteld nog nadere toelichting te geven op de reeds eerder schriftelijk overgelegde standpunten. Alle drie de gemeenten hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Wat naar voren werd gebracht, was een herhaling van de standpunten. Om zich te oriënteren bracht de minister van B.Z. op 7 december
1959 een bezoek aan de drie gemeenten. De gemeenteraden werden opnieuw in de gelegenheid gesteld hun meningen kenbaar te maken. Ook toen was het een herhalen en verduidelijken van de standpunten. Op 11 juni 1960 werde het betreffende wetsontwerp bij de Tweede
Kamer ingediend. Ten aanzien van de ophanden zijnde samenvoeging behelsde de Memorie van toelichting onder meer: 1. Een schets van Tuil en 't Waal.
2. De conclusie dat bij een samenvoeging van alleen Schalkwijk en Tuil
en 't Waal een gemeente zou ontstaan waarbij niet van een betekenende versterking van de bestuurskracht zou kunnen worden gesproken. 3. De motivering dat en waarom samenvoeging met Houten wenselijk zou
zijn. De vaste Commissie voor B.Z. uit de Tweede Kamer bracht op 7 okto-
ber 1960 een oriënterend bezoek aan de drie gemeenten. Na een rondrit per autobus door het gebied stelde de commissie de gemeentebesturen in de gelegenheid om in de statenzaal van het provinciehuis in Utrecht hun zienswijze nog eens kenbaar te maken. Alle drie de gemeenten maakten hiervan gebruik. Wat al eerder is opgemerkt, kan ook hier worden herhaald. Het was
het opnieuw naar voren brengen van de inmiddels overbekende standpun- ten. Er was alleen een andere wijze van voordracht door de vertegen- woordigers van de drie gemeenten. Die van Houten (wethouder Van Bladel) en die van Tuil en 't Waal (wethouder Van Dijk) lazen hun verhaal van het papier op. De vertegenwoordiger van Schalkwijk (wet- houder Vulto) daarentegen stal de show. Voor de vuist weg en met krachtige stem wist hij met de fraaiste volzinnen zijn gehoor zo'n ortroerend verhaal voor te schotelen dat iedereen van hem moest gelo- ven dat met het opheffen van de gemeente Schalkwijk de wereld zou vergaan. Wat de anderen aan beschikbare tijd over hadden, gebruikte hij voor zijn breedsprakige, maar goed onderbouwde, verhaal. Maar wat voor een voordracht ook, de samenvoeging zou uitsluitend een kwestie van het volgen van de procedure blijken te zijn. |
|||
-13-
De commissie uit de Tweede Kamer bracht op 15 december 1960 verslag
uit. Enige leden achtten het ontwerp zonder meer aanvaardbaar, omdat een gemeente als Tuil en 't Waal met toen 530 inwoners beslist niet en een gemeente als Schalkwijk met minder dan 2000 inwoners nauwelijks bestaansrecht hadden. Deze commissieleden waren van oordeel dat samen- voeging met Houten geen problemen zou opleveren, gelet ook op de grote overeenstemming in de geaardheid van de bevolking. Uit niets blijkt waarop die commissieleden hun conclusie baseerden. De overige commis- sieleden wensten niet eerder een standpunt te bepalen dan nadat een aantal vragen waren beantwoord. De minister antwoordde op 30 mei 1961. Op die dag diende hij tevens een nota van wijzigingen in op het wetsontwerp tot samenvoeging. Een gewijzigd ontwerp van de wet werd op 31 mei 1961 ingediend. Daarna volgde het eindverslag van 6 juni van de kamercommissie en de nota hierop van de minister van 8 juni. Uiteindelijk werden, met het voorbijgaan van de conclusies van de
betrokken gemeenteraden, de drie gemeenten Houten, Schalkwijk en Tuil en 't Waal, bij wet van 30 juni 1961 (Staatsblad 219), opgeheven en met ingang van 1 januari 1962 samengevoegd tot één gemeente met de naam Houten. , Gevolgen van de samenvoeging
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(voormalige gemeente) Houten
van Houten naar Jutphaas van Houten naar Cothen Van Cothen naar Houten
gemeente Schalkwijk
gemeente Tuil en 't Waal Totaal nieuwe gemeente Houten |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Randgemeenten van de
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schalkwijk en Tuil en 't Waal werd mede ingegeyen door de gedachte dat
rondom de stad Utrecht een aantal grotere gemeenten zouden moeten liggen, welke eventueel een gedeelte van de overtollige bevolking van die stad zouden kunnen opnemen. Zo ontstond niet alleen de nieuwe gemeente Houten per 1 januari 1962, maar voordien al Maarssen door samenvoeging per 1 juli 19A9 van Maarssen met Maarsseveen en door samenvoeging per 1 juli 1957 van Maarssen met Tienhoven, alsmede per 1 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-14-
januari 1954 Vleuten-De Meern door samenvoeging van Vleuten en Haar-
zuilens met het grootste gedeelte van Veldhuizen en ongeveer de helft van Oudenrijn, alsook per 1 september 1964 Bunnik door samenvoeging van Bunnik, Odijk en Werkhoven en tenslotte per 1 juli 1971 Nieuwegein door samenvoeging van Jutphaas met Vreeswijk. Enkele gevolgtrekkingen naar aanleiding van de vorming van de gemeente
Houten. Het verdwijnen van het gemeentelijke bestuursapparaat uit een dorp als Schalkwijk betekent niet alleen dat een aantal gemeentelijke functionarissen voortaan elders hun werk moeten verrichten en dat de inwoners voor de verzorging van verschillende behoeften zich naar een andere plaats moeten begeven, maar ook het verlies van een min of meer persoonlijke dienstverlening. De sluiting van het gemeentehuis en het vertrek van burgemeester en gemeentesecretaris worden bovendien erva- ren als een achteruitgang in status van het dorp. De bevolking kan zich sinds die samenvoeging niet meer met de gemeente Schalkwijk vereenzelvigen en wil dat met de gemeente Houten niet (ook al vanwege de bestaande rivaliteit welke vanouds tussen de inwoners van het dorp Houten en die van het dorp Schalkwijk bestaat). Was er voor een nieuwe gemeentenaam gekozen dan was een indentificatie aanwezig. Het dorp Houten ging er, als centrum van de nieuwgevormde gemeente, in status op vooruit. Voor sommige raadsleden betekende de samenvoeging het einde van een
raadslidmaatschap. Voor andere openden zich daarentegen nieuwe pers- pectieven. In verband met de samenvoeging moesten er op 15 november 1961 raadsverkiezingen worden gehouden. De samenstelling van de ge- meenteraad, naar vertegenwoordigers uit de voormalige gemeenten, is: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De politieke samenstelling van de raden van de voormalige gemeenten
was: Houten: 6 K.V.P., 1 A.R.P., 1 S.G.P, 1 C.H.U, 1 P.v.d.A..
Schalkwijk: 6 K.V.P. en 1 Protestants-Chr. groepering (P.C). Tuil en 't Waal: 4 K.V.P., 2 P.C. De samenstelling van de raad van de nieuwgevormde gemeente Houten
was: 8 K.V.P., 2 P.C, 1 S.G.P., 1 P.v.d.A. en 1 Gemeentebelangen. Sinds 1974 is er meer sprake geworden van vertegenwoordigers uit
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-15-
het hoofddorp Houten èn die uit de tot de gemeente behorende dorpen 't
Goy, Schalkwijk en Tuil en 't Waal. De samenstelling van de gemeente- raad is sindsdien: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na tien jaar samenvoeging was de doorstroming van raadsleden al zo
groot dat nauwelijks nog een raadslid het juiste hoe en waarom van die samenvoeging wist. Ambtelijk is het blijven steken bij diegenen die de herindeling aan den lijve hebben ondervonden. Ook voor de ambtenaren van de bij de samenvoeging betrokken gemeen-
ten deden zich verschillen in perspectief voor. Voor de meesten be- stond de mogelijkheid om opgenomen te worden in het ambtelijk apparaat van de nieuwe gemeente. Eén ambtenaar van Houten verliet vóór de datum van de gemeentelijke herindeling de overheidsdienst. Voor twee ambte- naren van de gemeenschappelijke secretarie van Schalkwijk en Tuil en 't Waal was het vooruitzicht van het werken in de nieuwgevormde ge- meente niet aantrekkelijk. Zij zegden hun werkverband op vóór de samenvoeging een feit was. Dit gaf natuurlijk een bijzondere belasting voor de blijvers. Toen de secretaris van die gemeenten zo ongeveer twee jaar vóór de gemeentelijke herindeling kwam te overlijden was de totale ambtelijke sterkte gehalveerd. Zij die overgingen werden, op grond van de samenvoegingswet, in tijdelijke dienst van de nieuwge- vormde gemeente Houten genomen. Binnen drie maanden na de datum van herindeling moest ten aanzien van ieder van hen worden beslist in welke functie en rang zij in dienst konden blijven, anders zou ontslag volgen. Er behoefde echter geen stoelendans te worden gehouden, want alle overgeblevenen konden worden ingepast. De burgemeestersfunctie gaf ook geen problemen. De drie gemeenten
hadden al sedert 1946 dezelfde persoon als burgemeester. Toen deze op 5 december 1958 overleed, werd hij in verband met de samenvoegings- plannen opgevolgd door de burgemeester van Bunnik, Odijk en Werkhoven, die met de tijdelijke waarneming van Houten, Schalkwijk en Tuil en 't Waal werd belast. Zo kon met ingang van de datum van samenvoeging een nieuwbenoemde starten. De functie van gemeentesecretaris gaf uiteindelijk ook niet al te
veel problemen. De secretaris van Schalkwijk en Tuil en 't Waal was op |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-16-
9 april 1960 overleden. De "eerste ambtenaar ter secretarie" (zoals
dat toen heette), tevens loco-secretaris, weigerde een eventuele be- noeming tot secretaris te zullen aannemen, omdat hij de secretaris van Houten niet in de weg wilde staan. Hij wilde uit morele overwegingen deze laatste, die een kroostrijk aankomend gezin, na de samenvoeging niet de eventuele weg van het wachtgeld laten gaan. De functie van gemeente-ontvanger gaf geen probleem. De ontvanger
van Schalkwijk, die dat ook van Tuil en 't Waal was, ging één jaar vóór de samenvoeging met pensioen en nam die functies dat resterende jaar nog waar. Zo kon de gemeenteontvanger van Houten zijn ambt in de nieuwe gemeente voortzetten. Naast een part-time bode bestond het gemeentelijke apparaat van de
nieuwe gemeente uit 8 personen. Vóór de samenvoeging was er van een afdelingsvorming op de secretarie van Houten en op de gemeenschappe- lijke secretarie van Schalkwijk en Tuil en 't Waal geen sprake. ledere ambtenaar had weliswaar een bepaald deel van het totale takenpakket. Eerst na de samenvoeging kreeg een afdelingsvorming enige gestalte. Later is er een steeds meer uitgebreide en verfijnde opbouw gekomen. Gemeentewerken, met Bouw- en Woningtoezicht (vanaf de samenvoeging
Technische Dienst geheten), bleef onveranderd. Dit onderdeel was pas op 1 oktober 1961 ontstaan toen de Kring Gemeentewerken van zes ge- meenten werd gesplitst in een kring voor de gemeenten Bunnik, Odijk en Werkhoven en een kring voor de gemeenten Houten, Schalkwijk en Tuil en 't Waal. Een aspect welke hoogst zelden is belicht, is het feit dat een
samenvoeging van gemeenten een hele ingreep is en hoge eisen stelt aan het functioneren van ambtenaren. Zo moest, direct na de samenvoeging, de begroting voor dat dienstjaar (1962) nog worden opgesteld. Bij het opstellen van de gemeenterekening (balans) over de afgelopen dienstja- ren van de drie opgeheven gemeenten deden zich nogal wat problemen voor. Zo ontstonden er geleidelijk achterstanden in het werk, welke in geen jaren meer werden ingelopen. De samenvoegingswet regelde ook, dat twee jaar na de datum van de herindeling de nieuwe gemeente ver- plicht was te bepalen welke van de voorschriften van de drie voorma- lige gemeenten voor het hele gebied van de nieuwe gemeente zouden gaan gelden. Bij het voorlopig dan wel definitief handhaven of vervallen verklaren van de voorschriften en bij het opstellen en invoeren van nieuwe hebben zich geen merkbare problemen voorgedaan, al is dit hele proces bijzonder arbeidsintensief geweest. Van geen van de drie opge- heven gemeenten waren er overzichten van bij voorbeeld geldende veror- |
||||
-17-
deningen en instructies. Bij het doen vervallen of handhaven, bij de
toetreding tot, de uittreding en de aanwijzing van bestuurders in de geldende termijn van gemeenschappelijke regelingen (met andere gemeen- ten) hebben zich geen problemen voorgedaan. Wel gaf ook dit onderdeel nogal wat werk. Met ingang van de datum van samenvoeging hadden de archieven van de
opgeheven drie gemeenten afgesloten moeten worden. Dit is verzuimd. Er vond nu een gedeeltelijke vermenging plaats van het archief van Schalkwijk en dat van Tuil en 't Waal met het archief van Houten. Bovendien ontbraken inventarissen van de archieven van de drie opgehe- ven gemeenten. De archieven van de voormalige gemeenten waren trouwens onvoldoende toegankelijk voor diegenen die er voordien niet mee hadden gewerkt. Aan de reconstructie van de archieven is tenslotte jaren later veel geld en tijd gestoken om tot volledige reconstructie en inventarisatie te komen. Bij dit alles moet wel worden opgemerkt, dat ten tijde van de
samenvoeging weinig of niets bekend was van wat er exact zou moeten gebeuren. De samenvoegingswet gaf zeer summiere richtlijnen. Al was in een enkel geval was wel advies in te winnen, een draaiboek of iets van dien aard ontbrak. Alles werd min of meer overgelaten aan het lokale bestuur en aan het gemeentepersoneel. Na de samenvoeging werd de gemeentesecretarie gehuisvest in het
gemeentehuis van Houten, een voormalige (ambts)woning van de burge- meester. Er werd in die tijd geen enkele voorziening getroffen voor de uitbreiding welke na de samenvoeging ontstond. De hulpsecretarie in Schalkwijk heeft maar een tijdelijk karakter
gehad. Bij een afname van de publieke belangstelling (omdat vele zaken op de gemeentesecretarie in Houten directer en sneller waren af te doen of te bespreken waren), volgde een geruisloze sluiting op 1 september 1968. Onder politieke druk ging de hulpsecretarie echter op 1 mei 1969 weer open. Omdat het hulppostkantoor in Schalkwijk volgens het Staatsbedrijf
der P.T.T. te weinig draagkracht bleef houden om als zelfstandige eenheid gehandhaafd te kunnen blijven, is in die tijd gezocht naar een combinatie van werkzaamheden van het postkantoor in Schalkwijk met die van de hulpsecretarie van de gemeente. Onder opheffing van de hulpse- cretarie met ingang van 1 januari 1975 en de sluiting van het post- agentschap in Tuil en 't Waal zijn vele werkzaamheden van de hulpse- cretarie toen overgeheveld naar het postkantoor. Eerder werd al opgemerkt dat het beter zou zijn geweest om voor de
|
|||
-18-
nieuwgevormde gemeente een andere naam te kiezen dan die van het
hoofddorp. Naast het aspect van de identificatie onstond ook nog het streven om in alle adressen van de ingezetenen alleen de naam Houten te vermelden en niet meer die van de dorpen. De vrees was gewettigd dat op die wijze de namen Schalkwijk en Tuil en 't Waal op den duur zouden gaan verdwijnen. De naam 't Goy was in de adressering door de gemeente Houten voordien al niet meer gebruikt. Het weglaten van de namen van de dorpen riep natuurlijk weerstanden op. Het gaat er ook niet om om eeuwenoude dorpsnamen zonder enige aanwijsbare of steekhou- dende redenen weg te laten of de bestuurlijke schaalvergroting zou een reden daarvoor moeten zijn. Dit mag echter nimmer een reden zijn. De gemeenten zijn dan wel opgeheven, de dorpen echter niet en ook niet de gemeenschappen die in de dorpen leven. Op den duur zijn de dorpsnamen teruggekeerd. Het is wel een lang proces geweest om een strikte door- voering bewerkstelligd te krijgen. Het allerlaatste gingen de belas- tingdiensten, de semi-overheidsinstellingen en de nutsbedrijven over- stag. Dit laatste is mede het gevolg geweest van het invoeren van de postcode, die de codecijfers aan plaatsnamen koppelt. Vóór de invoe- ring van die code was vooraf een heel goed samenspel geweest tussen de P.T.T. en de gemeente Houten om de dorpsnamen te handhaven. Dit was in Houten zo goed dat ook ook de naam 't Goy weer volledig werd hersteld, niet alleen in de adressering, maar ook op de bebouwdekomborden en de bewegwijzering. De zorg van het gemeentebestuur voor de tot de gemeen- te Houten behorende kleine dorpen is, in verband met de uitgroei van het dorp Houten, mede van invloed geweest. Slotwoord.
|
||||||
Geconcludeerd zou moeten worden dat de samenvoeging heilzaam is
geweest en voldaan heeft aan hetgeen ervan werd verwacht. Dit is echter niet zo. In plaats van drie gemeenten werd het er één De raadsleden waren, op één na, dat ook in een van de voormalige gemeen- ten geweest. Noch de persoon van de nieuwe burgemeester, noch die van de twee wethouders en van de gemeentesecretaris waarborgden een ver- groting van de bestuurskracht en daarom ging de nieuwe gemeente ook geen sterke randgemeente van de stad Utrecht vormen. Bij een aandach- tige beschouwing blijkt, zoals al werd opgemerkt, de propagandistische kreet van het vergroten van de bestuurskracht loos te zijn geweest. Dat het tenslotte voor Houten allemaal nog anders uitpakte, heeft
niet aan de samenvoeging gelegen, maar aan de aanwijzing van het dorp als groeikern. Nadat de gemeente zo'n kleine tien jaar bestond is die uitgroei begonnen, en heeft zijn uitwerking niet gemist. |
||||||
-19-
Nu, 25 jaar na de samenvoeging van 1962, zijn de dorpen Houten, 't
Goy, Schalkwijk en Tuil en 't Waal opnieuw betrokken bij een plan tot gemeentelijke herindeling. Het gaat hierbij om de gemeentelijke herin- deling van het Krommerijngebied, waarvan het voorontwerp intussen de inspraakronde is gepasseerd. P.M. Heijmink Liesert,
Schalkwijk. |
||||
Bronnen:
-Inventaris van het archief van de gemeente Houten (1803) 1811-1961
(196A), nrs. 16a-170.
-Inventaris van het archief van de gemeente Schalkwijk 1811-1961 (1964), nrs. 85-88.
-(nog niet geïnventariseerd) Archief van de gemeente Tuil en 't Waal. |
||||
-20-
HET KAASPAKHUIS |
||||||
Het staat er nog, aan de Heul (Overeind 51) in Schalkwijk. Velen
zullen er voorbij komen, het zien en verder gaan. Mogelijk dat toch bij deze of gene wel eens de vraag rijst welke betekenis het vroeger had. Eerst even terug tot vóór de bouw. Halverwege de negentiende eeuw kwam Jan Vulto, een boer uit Runpt naar Schalkwijk. Hij had het huis gekocht aan de Heul, waar nu schilder Buschgens woont (Overeind 92). Bij die woning was een waag, waar handel in werd gewogen, o.a. kaas. Hij woog die kaas niet alleen, maar ging ze ook kopen. Er was toen nog weinig gelegenheid voor opslag en derhalve werden kazen zo gauw moge- lijk doorverkocht. Ze werden aanvankelijk ook verstuurd met een beurt- schipper op de Lek, die ze afleverde in Groot-Ammers en andere plaat- sen, waar toen reeds pakhuizen waren. Naast het wegen en kopen van kazen werd ook stremsel en kaaszout verkocht voor de bereiding van kaas. De handel ging zeker goed, want in 1882 bouwde Vulto elders zelf
een kaaspakhuis: het grote gebouw dat er nu van buiten nog net zo uitziet. Het voorste gedeelte werd als woning voor de pakhuisknecht ingericht en in het achterste (en uiteraard het grootste gedeelte) kwamen de stellingen. In het midden was een breed pad, waarin de kaaswaag hing met een grote hoeveelheid gewichten, samen tot jf 500 Kg. Vanaf dit brede pad werden naar voren en naar achteren stellingen aangebracht, zwaren palen met uitstekende armen aan weerszijden en daarop de planken. Ditzelfde kwam op de zolder, al waren daar de palen uit de aard van de zaak wat minder hoog. De waag was een ronde plank die, aan vier stangen opgehangen,
rondgedraaid kon worden. De kazen werden er in een cirkel opgelegd en opgestapeld. Daarna werden de nodige gewichten op de andere helft van de waag geplaatst en als de punt in het midden van de balans stond, kon het gewicht van de vracht bepaald worden. Daarna werd naar gelang de grootte van de kazen een brede of smalle stelling genomen, waar ze een plaatsje kregen. Intussen was door de betreffende boer een geldstuk in het potje voor de pakhuisknecht op het bureautje achter de deur gestopt en kon hij met zijn waagbriefje vertrekken. Dan pas was de volgende aan de beurt. In de jaren 20 en 30, waarvan ik weet heb, was het op vrijdag een
drukte van belang. Er waren weken in het hoogseizoen dat er 100 par- tijen aangevoerd werden. Soms stonden er hele files tot ver op de Provincialeweg te wachten, die dan telkens als er weer een boer ver- |
||||||
-21-
|
|||||
Het kaaspakhuis in
1986.
Foto O.J.'Wttewaall
trok voetje voor voetje opschoven. De vertrekkende boer had dan tevens
het nodige zout en stremsel en soms ook kaaskleursel ingeslagen. De mensen vonden het niet erg om te wachten. Ze waren toen niet zo gejaagd en namen de tijd zoals het viel. Ze waren niet alleen en konden onderling gezins-wederwaardigheden, weerperikelen, hooibouw en dergelijke bespreken. Er waren veel boeren die kaas maakten en het gebeurde dat het hele pakhuis vrijdags vol kwam. De totale capaciteit van het pakhuis was ongeveer 35.000 a 40.000 Kg ofwel +_ 5.000 kazen. Die moesten weer weg voor de volgende vrijdag en derhalve kwam er reeds zaterdag een koper die practisch de hele voorraad wegkocht. Er werden ook enkele winkels bevoorraad maar het grootste gedeelte werd en masse verkocht. Zoals ik reeds in een eerder artikel schreef (Tussen Rijn en Lek 18 (1984), 3 p. 1-9), werd 's maandags de kaas in de schuit geladen en via de wetering afgevoerd. In het begin van deze eeuw nam de zaak een grote vlucht. Vulto ging
aanvankelijk met paard en wagen, later met een auto, wekelijks de boer op om daar de kazen te kopen. Door de intensivering van de veeteelt echter en de gemakkelijke manier waarop de boeren hun melk konden afzetten, gingen de boeren steeds minder kaas maken. Dit had tot gevolg dat de kaashandel in het kaaspakhuis sterk terugliep en ca. 1960 geheel werd stopgezet. Nadat het kaaspakhuis nog enkele jaren als opslag voor granen was gebruikt, werd het verkocht en daarmee was een stukje Schalkwijkse geschiedenis afgesloten. p, kooI Schalkwijk.
|
|||||
-22-
"...hetwelk hem ter verpoozing verstrekte." |
||||||
Het 'Dijkhuis' en eerdere huizen die hier stonden aan het begin van
de Schalkwijkerwetering bij de Heul hebben vele opmerkelijke bewoners gekend. Vrijwel allemaal hebben ze een relatie gehad tot het voormali- ge Hoogheemraadschap van de Lekdijk Bovendams. Reden voldoende om juist een artikel te schrijven over één van de weinige bewoners van het huis dat aan het huidige voorafging die hier volstrekt niets mee te maken had. We hebben het dan over de lang vergeten maar destijds met eer en roem overgoten toneelspeler: Andries Snoek (1766-1829).
Snoek kwam ter wereld als zoon van een Rotterdamse zeekapitein die zijn brood verdiende in de wijnhandel. Aanvankelijk zou Andries tot priester worden opgeleid maar wegens algehele mislukking nam vader hem bij zich in de wijnhandel. Het hart van de jonge Snoek trok echter naar het toneeltje dat zijn ouders thuis hadden staan. Daar gaf hij samen met zijn zus Helena (1764-1807) voorstellingen. Het ging niet geweldig met de zaak. Vader overleed in 1780 en moeder probeerde zo goed en zo kwaad dat ging de zaak draaiende te houden. Ondertussen gingen de toneelaspiraties van de kinderen gewoon door. In hun vrije tijd speelden ze in het 'liefhebberij-toneel', we zouden nu zeggen: amateurtoneel. In 1787 debuteerde Andries als 'semi-prof' in één van de bourgeois-toneelstukken van die tijd. Toen zijn moeder het jaar daarop failliet ging, stond niets een toneelcarrière meer in de weg. Broer en zus werden geëngageerd bij een reizend gezelschap, waarin zich de talentvolle Maria Adams bevond, zijn latere vrouw. De Snoeken hadden inmiddels de leiding van de troep gekregen en verbonden haar aan de Rotterdamse Schouwburg. Deze werd echter in 1793 door de oor- logsomstandigheden gesloten en Snoek restte niets anders dan weer te gaan reizen. Op deze reizen deden ze in 1795 het gebouw Utile et Amusant in Amsterdam aan, kort nadat de directeur van de Amsterdamse Schouwburg ruzie had gekregen met zijn grote acteurs. Hierdoor waren o.a. juffr. Wattier en Ward Bingly vertrokken. De directeur kwam zo onder de indruk van het (kas)succes van Snoek dat hij hem in dienst wilde nemen. Snoek hing echter sterk aan zijn eigen gezelschap waarin o.a. zijn vrouw speelde, zodat hij dit uitsluitend wilde op voorwaarde dat het hele gezelschap een contract zou krijgen. Zo werden Snoek en zijn gezelschap verbonden aan de Amsterdamse Schouwburg. Die band bleef, tot de dood van Snoek, 3a jaar later. Hier beleefde het gezel- |
||||||
-23-
|
||||||
Amlii.- S)i,„ k.
|
||||||
Litografie van de jonge Andrles Snoek in 19e eeuwse
kledij. foto: Iconographisch Bureau schap hoogtijdagen, zeker toen juffr. Wattier in 1796 terugkeerde. Met
Wattier als tegenspeelster en Maria Adams in oude-vrouwen rollen, vierde Snoek triomfen. Het gezelschap was door huwelijkensbanden hecht verbonden. Zo trouwde Snoek zelf met Maria Adams en trouwden zijn broer en zusters met Majofski's. Zowel de mannen als de vrouwen bleven na hun huwelijk werken, ook als er kinderen kwamen, hoewel dit niet bijster in de moraal van die dagen paste. Maar, voor toneelspelers golden nu eenmaal andere regels dan voor 'gewone' mensen. Bovendien trad men maar één, twee of drie maal per week op en waren de verdien- sten van dien aard dat een kindermeid er wel af kon. Andries en Maria kregen overigens geen kinderen. 'eene schitterende ster aan den horizont des schouwtooneels'
Snoek was bijzonder begaafd, had een mooie stem, een krachtig gezicht en een fiere houding. Door zijn nederigheid, wellevendheid en spitsvondigheid was hij erg geliefd. Zo gaat de anecdote dat zijn medespelers hem eens wilden plagen. Hij moest op het toneel iemand doodsteken maar ze hadden zijn degen uit de schede genomen en ver- |
||||||
-24-
stopt. Toen dan het pijnlijke moment aanbrak dat hij naar de degen
wilde grijpen maar een lege schede ontdekte, was hij zo ad rem om op rijm te zeggen: "Ooohh, dodelijk verzuim, heb ik mijn degen niet, zo sterf dan door mijn duim!" De tegenspeler, zo onder de indruk van deze spitsvondigheid, speelde direct mee en stortte dodelijk getroffen ter aarde onder daverend applaus van het publiek dat ademloos had zitten kijken hoe de grote meester zich hier uit zou redden (1). Van al te grote lof hield hij niet en hoe lang het publiek ook
applaudiseerde, hij liet zich meestal maar één keer per jaar terugroe- pen. Na de voorstelling trok hij zijn jas aan en liep zonder zich aan de huldeblijken iets gelegen te liggen door de menigte in de vestibule naar zijn toeslede die voor de deur op hem wachtte. Eens gebeurde er iets merkwaardigs. Een rijke makelaar wilde graag de hand van de grote toneelspeler drukken. Hij rende achter Snoek aan en stak zijn hoofd door het open raam naar binnen, daar iets onverstaanbaars mompelend terwijl hij zijn hand met iets hards op de borst van de acteur legde. Deze dacht dat hij met een krankzinnige te maken had en klopte zijn koetsier die schielijk wegreed. Verderop merkte Snoek dat hij een gouden snuifdoos met zijn beeltenis, afgezet met diamanten in zijn hand hield... Opmerkingen over zijn spel van kritische deskundigen hoorde hij
graag en deed er zijn voordeel mee. Algemeen werd hij gezien als de grootste Nederlandse toneelspeler van zijn tijd, samen met mevr. Wattier-Ziesenis. Fokke beschreef hem in 1830 als: "Ja, Snoek ver- scheen in dit oogenblik als eene schitterende ster aan den horizont des schouwtooneels, zoodat al wat tooneelliefhebber was als uit eenen mond bekende, dat Andries Snoek,als treurspelspeler, behalve Talma, met wien hij verdiende hand aan hand te gaan, geene wedergade had." (2) Napoleon was in 1810 zelfs zo onder de indruk van beide toneelspe- lers, dat hij ze met een jaargeld beloonde (3). Het repertoire was inmiddels aangepast aan de politieke omwente-
lingen die hadden plaatsgevonden zodat voortaan grote Franse treur- spelschrijvers als Racine en Corneille centraal stonden. Van 1811-1820 was Snoek directeur van de Schouwburg, een periode waarin Maria last kreeg van haar stem. Twee jaar werd al het mogelijke geprobeerd, maar in 1817 moet ze afscheid van het toneel nemen. 'Buitentje Bagatelle' in Schalkwijk
In Amsterdam kon Snoek moeilijk studeren en dus zocht hij zich een buitenhuis te kopen in een plaats waar de roem van het toneel nog niet was doorgedrongen zodat hij kon verzinken in de anonimiteit. Hij vond |
|||
-25-
zo'n huis in wat voor een Amsterdamse ster wel moest gelden als het
eind van de wereld: het begin van de Schalkwijkerwetering bij de Heul, ver van iedere vorm van stedelijk vermaak. Hier kon Maria Adams rustig van haar oude dag genieten en hier kon Andries ongestoord studeren. Bij het huis dat Johannes en Cornelia Spithoven uit Schalkwijk te
koop aanboden hoorde 7 morgen land maar Snoek had geen intenties om een boerderij te beginnen en dus kocht hij slechts het huis met een halve morgen (4000 vierkante meter) tuin en boomgaard erbij. Voor ƒ 900 werd hij eigenaar van dit huis (4) dat hij omdoopt in 'Buitentje Bagatelle', een typisch wuft-Amsterdamse naam ('t is maar een bagatel- le) waar niemand op zou komen. Snoek heeft het huis ongetwijfeld opgeknapt, want in een necrologie wordt dit huis omschreven als: "Hij bezat in eigendom een zeer aardig Buitenverblijf, Bagatelle genaamd, te Schalkwijk aan de Lek, waar hij zeer afgezonderd leefde, en hetwelk hem ter verpoozing verstrekte, wanneer hij niet ten tooneele behoefde te verschijnen. Zijne vrouw bewoonde hetzelve onafgebroken" (5). Bo- vendien is de verkoopprijs na negen jaar meer dan vier maal zo hoog terwijl prijzen van onroerend goed in die jaren nauwelijks stegen. Het leven van een toneelspeler draait om twee dingen: rollen instu-
deren en ze spelen. Het instuderen deed hij te Schalkwijk. Hier woonde hij vredig met zijn vrouw die hetzelfde beroep jarenlang had beoefend en hem dus niet stoorde. Bovendien had het echtpaar geen kinderen. Tegenover zijn kunstvrienden kon hij vol vuur over rollen praten, maar tegen de Schalkwijkers die van toneel niet zo veel snapten was hij meestal 'afgetrokken' (6) als het over toneel en roem ging. Hij was juist in Schalkwijk gaan wonen voor de eenvoudige rust die er van het boerendorp uitging. Hier kon hij als een eenvoudig landarbeider een- zaam langs de Lek slenteren zonder gestoord te worden (7). Voorstellingen werden toen altijd gegeven op zaterdagavond en soms
ook één of twee door de week. Het aantal voorstellingen was veel geringer dan tegenwoordig en vaak ook moest Snoek in één week afwisse- lend in diverse stukken spelen. Dit vereiste een grote mate van studie. Tijd om de grand-seigneur uit te hangen had een acteur dan ook niet. Uit het voorgaande bleek echter al dat het karakter van Snoek ook niet in de richting van een ruig openbaar, leven trok. Was de rol in Schalkwijk geleerd, dan trok hij alleen naar Amsterdam waar hij een kamer had bij mejufvrouw Menke op de Prinsengracht bij de Noorder- straat. Dat was nodig, want tussendoor naar Schalkwijk komen had weinig zin. De reis per trekschuit van Amsterdam over Utrecht naar Schalkwijk kostte een halve dag en die ondernam hij meestal op zondag- ochtend, als hij een paar dagen vrij was na de voorstelling van zater- |
||||
-26-
|
||||||
Anaries Snoek in zijn zeer beroemde rol als 'den Cld'
|
||||||
dagavond. Onderweg onderhield hij zich als 'gezellige praatvaar' met
zijn medepassagiers. In Amsterdam speelde hij in 1828 zijn laatste rol als Rodrigo in 'Le Cid' van Corneille. Terwijl hij op zijn Amsterdamse kamer op 3 januari 1829 een rol aan het instuderen was, overleed hij. De begrafenis in de Zuiderkerk (begraven in de kerk mocht dat jaar voor het laatst) werd door duizenden bijgewoond. Zes weken was er rouw in de Amsterdamse schouwburg. |
||||||
-27-
Lekdl.lk Bovendams
Maria Hendrica Adams had nadat ze weduwe was geworden niets meer
dat haar aan Schalkwijk bond. Ze zat er helemaal alleen aan het eind van de wereld met haar stemkwaal en bleef na de begrafenis van Andries bij de Majofski's in Amsterdam die zich over haar ontfermden. Op 11 april, 3 maanden na het overlijden van haar man komt 'Bagatelle' al onder de hamer. Het wordt omschreven als "Een aangenaam, welgelegen en in den Engelschen smaak aangelegd Buitenverblijf, genaamd Bagatelle, geteekend numero 123, met deszelfs modern betimmerd Heeren Huis, voor hetzelve een plein, waarvoor een Hek, voorts Koetshuis met Tuigenkast, stal voor twee Paarden, Hooi en strooizolders, wel aangelegden Tuin, Moestuin, Boomgaard, slingerlanen en slingerboschje met Hakhout bezet, te zamen groot vijf en Tachtig roeden. Elf Ellen..." (8). Dat was een heel wat klinkerder omschrijving dan het "...huis met omtrent een half morgen Tuin en Boomgaard" waarvan in 1820 nog sprake was. Dat er veel aan gebeurd is blijkt ook uit de prijs. Had Snoek er in
1820 maar 900 gulden voor betaald, bij opbod biedt Jan Spithoven, landbouwer uit .Cothen er 2200 gulden voor maar bij afslag doet het college van de Lekdijk Bovendams daar nog eens 1600 gulden bovenop zodat 'Bagatelle' voor 3800 gulden van de hand gaat. Ongetwijfeld was de naam 'Bagatelle' voor het eerbiedwaardige college veel te Amster- dams en werd er de zakelijke naam 'Dijkhuis' overheen geschilderd. Het huis brandde in 1865 af en werd toen herbouwd in de huidige vorm. M. Bijleveld-Scholts, Schalkwijk
en H. Reinders, Bunnik. |
|||||
noten
(1) Brief d.d. 14 november 1962 van C.J. Reinalda te Bloemendaal.
(2) A. Fokke "Beknopte levenschets van den nederlandschen tooneelspe-
ler Andries Snoek" in Almanak voor blijgeestigen, z.p., 1830. (3) Losse knipsels in map 80 bij het Theaterinstituut te Amsterdam.
(4) Archief van het Hoogheemraadschap van de Lekdijk Bovendams 332
(5) B.A. Fallee "Andries Snoek" in jaar- en zakboekje der kunst en
wetenschap bevorderende maatschappij onder de zinspreuk V.W., 1829-1830. (6) A. Fokke "Beknopte levenschets van den nederlandschen tooneelspe-
ler Andries Snoek" in Almanak voor blijgeestigen, 1830. (7) J. Hilman: Ons Toneel, z.p.,1879, p. 271-279.
(8) Archief van het Hoogheemraadschap van de Lekdijk Bovendams 332.
|
|||||
-28-
DE NACHTWACHT VAN SCHALKWIJK IN 1790 |
||||||
Inleiding.
Het dorp Schalkwijk zal vroeger wel ongeveer dezelfde rust hebben uitgestraald, die het nu nog heeft. Twee eeuwen geleden bestond de bevolking voor het overgrote deel uit boeren, terwijl er verder een aantal ambachtslieden woonden wier diensten in een agrarische maat- schappij onontbeerlijk zijn. Toch zullen ondanks deze rust diefstal door inbraak of beroving, baldadigheid, oplichterij en handgemeen in het dorp zijn voorgekomen, zij het niet in een mate die zich aanmerke- lijk onderscheidde van naburige plaatsen. Dieven die in Schalkwijk hun slag hadden geslagen, zullen er
meestal niet in geslaagd zijn direct te ontkomen, maar gedwongen zijn geweest ergens een schuilplaats te vinden. Dit kan niet al te gemakke- lijk zijn geweest: de boerderijen zullen wel vrijwel zonder uitzonde- ring een waakhond hebben gehad, hoewel we over de 'honddichtheid' van twee eeuwen geleden althans voor Schalkwijk niet zijn ingelicht. Schuilplaatsen die de dieven overbleven waren verlaten en afgelegen gebouwen als schuren en het hok waarin los aangetroffen vee geschut werd, maar bijvoorbeeld ook het kerkhof. Kon de dief zo snel geen goede schuilplaats vinden, dan was hij in Schalkwijk slecht af. De weinige wegen die er waren droegen de complimenteuze naam 'Kleiweg', maar zij lagen er tijdens de herfst en winter zo slecht bij, dat vluchten erg moeilijk werd. Bovendien waren deze wegen vrijwel alle- maal recht, waardoor de mogelijkheoid om ongemerkt te ontkomen verder werd verkleind. Gezien het voorgaande zal men er in het dorp gedurende het grootste
deel van de zeventiende en achttiende eeuw weinig behoefte aan hebben gehad om speciale bewakingsmaatregelen te nemen. Die behoefte ontstond aan het eind van de achttiende eeuw echter kennelijk wel. Er moeten zich in die periode ontwikkelingen hebben voorgedaan waarin de Schalk- wijkse gemeenschap genoeg reden zag om een nachtwacht in te stellen. De rond 160 gulden die men er jaarlijks voor over had om op deze manier de rust in het dorp te garanderen, was zeker geen geringe som. Het bedrag werd samen met de andere uitgaven van de plaatselijke overheid omgeslagen over de niet-armlastige ingezeten, waarbij ieder- een naar draagkracht werd belast. Wat zouden nu de redenen kunnen zijn geweest die het bestuur van de
ambachtsheerlijkheid Schalkwijk er in 1790 toe aanzetten om een bewa- kingsdienst te laten uitvoeren? Die redenen zijn waarschijnlijk niet^ |
||||||
-29-
zozeer te zoeken in omstandigheden die specifiek golden voor deze
plattelandsgemeenschap, maar in degene die de Republiek der Verenigde Nederlanden als geheel betroffen. Gedurende de voorafgaande decennia immers was het verzet tegen de stadhouder en de regenten die -vaak namens hem- de bestuursfuncties uitoefenden, steeds sterker geworden. De roep om de macht met grotere groepen van de bevolking te delen werd steeds vaker gehoord. De naam die deze 'nationale' beweging kreeg was 'Patriotten' of 'Staatsgezinden' en zij stelden zich op tegenover de faktie die als 'Prinsgezind' bekend kwam te staan. De patriottenbewe- ging die er mede oorzaak van was dat de stadhouder in 1785 zijn residentie van Den Haag naar 't Loo verplaatste, werd in 1787 door buitenlandse interventie uiteengeslagen: dezelfde stadhouder had de hulp van zijn zwager de koning van Pruisen ingeroepen, die er onder andere voor zorgde dat de Utrechtse vrijkorpsen werden ontbonden. Veel Patriotten vluchtten daarop naar Frankrijk. Maar de beweging die zich inzette voor de verbreding van de basis
waarop het gevestigde gezag steunde kreeg weer nieuw leven, met name na de gebeurtenissen in Frankrijk in 1789. Op 14 juli van dat jaar was in Parijs de Bastille bestormd, het begin van de Revolutie die het 'Ancien Régime' omverwierp. Bij deze gebeurtenissen was een aantal mensen uit de Republiek betrokken, die hier tot de Patriottenbeweging hadden behoord. De westerse wereld was al zo internationaal georiën- teerd, dat dit soort stromingen niet bij de landsgrenzen ophield en in de tweede helft van dat jaar vond in de zuidelijke- of Oostenrijkse Nederlanden -het huidige België- een opstand plaats die bekend staat als de Brabantse omwenteling. De Oostenrijkse troepen werden uit het land verdreven en een stroming met meer democratische pretenties kwam aan de macht. De aktiviteiten van de Staatsgezinden in de Republiek, die zichzelf
nu Bataven gingen noemen, zorgden voor een gevoel van onrust in de Zeven Provinciën. Men kon ook hier vrezen, dat er pogingen zouden worden ondernomen om het gevestigde gezag omver te werpen of tenminste te saboteren. Het lijkt mij dan ook dat de beslissing van het bestuur van de ambachtsheerlijkheid Schalkwijk uit 1790 om het dorp 's-nachts te laten bewaken tegen deze achtergrond moet worden gezien. De nachtwacht
De oudst bekende aanbesteding van de Schalkwijkse nachtwacht
dateert van omstreeks september 1790. Het ging hier waarschijnlijk inderdaad om een aanbesteding, want de wacht zou niet worden gelopen door personeel in vaste dienst, maar door mensen die zelf verkozen de |
||||
-30-
taak voor een bepaalde vergoeding op zich te nemen. Het plaatselijk
bestuur kocht dus een dienst die werd verricht door derden. Omdat men vanzelfsprekend zo weinig mogelijk voor deze dienst wilde betalen, gebeurde de verkoop bij publieke aanbesteding. Zo kon de concurrentie van de belangstellenden een gunstige invloed hebben op het bedrag dat men uiteindelijk voor de nachtwacht moest neertellen. De aangewezen plaats voor dit soort aanbestedingen was het 'Recht-
huis', de vaste naam voor een dorpsherberg waar de officiële hande- lingen van de plaatselijke overheid plaatsvonden. Uit soortgelijke aanbestedingen in omliggende dorpen maak ik op dat volgorde van de procedure van aanbesteding omgekeerd was aan die waarbij iets -bij- voorbeeld onroerend goed of het innen van belastingen- werd verkocht. De wacht werd dus door de 'veilingmeester' laag ingezet, veel lager dan het bedrag dat men verwachtte te moeten betalen. Vervolgens ver- hoogde hij het bedrag telkens met gelijke stappen, vijf of tien gulden per keer. Naarmate het verwachte koopbedrag dichterbij kwam, verklein- de hij de stappen tot twee gulden. Dan kwam het moment warop de nacht- wacht door iemand werd 'gemijnd'. In het onderhavige geval gebeurde dat door Arie van Schaick voor de wacht over het Boveneind op een bedrag van 88 gulden. Dit betekende echter niet, dat de procedure was afgesloten: de veilingmeester ging er nu toe over de wacht weer in te zetten, nu echter op afslag, en te beginnen bij het door van Schaick geboden bedrag konden de aanwezigen steeds lagere sommen bieden. Het laagste bod kwam uiteindelijk van Cornelis van der Geer en Johannes Versteeg, die de wacht over het Boveneind voor 78 gulden aannamen. Bij deze procedures van op- en afslag werd door de veilingmeester altijd het zogenaamde trekgeld -tegenwoordig plok- of strijkgeld genoemd- toegekend aan degene, die het meest had afgedongen op het bedrag dat oorspronkelijk geboden was. Sommigen konden dus alleen aan het bieden deelnemen om dat trekgeld te krijgen en niet met de bedoeling om datgene te krijgen wat de inzet van de aanbesteding was. De wacht over het Benedeneind werd al gemijnd bij 82 gulden en tenslotte aanbesteed aan Hermanus en Abraham Oostveen voor 2 gulden minder. Zo werden de wachten elk door twee man aangenomen en vermoedelijk was het ook de bedoeling dat er per wacht door tenminste twee personen werd gepa- trouilleerd en bovendien door diegenen, die bij de aanbesteding het werk hadden gemijnd. Maar zeker is dit niet, want deze punten komen niet voor in de regels die er voor de nachtwacht werden gesteld. De grens tussen de wacht over het Boveneind en die over het Bene-
deneind werd gevormd door de 'Stenen Brug' die over de Schalkwijkse Wetering lag ter hoogte van de Hervormde kerk. De wacht over het |
||||
-31-
Boveneind -tegenwoordig Overeind genaamd- was de langste van de twee
en was ongeveer drie kilometer lang, een afstand die in ongeveer een uur kon worden afgelegd. Die over het Benedeneind -de tegenwoordige Lagedijk en het Neereind- was een stuk korter. Vandaar de bepaling in het reglement voor de nachtwacht dat de personen die het Benedeneind bewaakten, tenminste tweemaal per nacht het kerkhof moesten inspecte- ren op lieden met kwade bedoelingen die zich daar schuilhielden. Ook stond in de voorschriften, dat de 'benedenwacht' eveneens tweemaal per nacht moesten nazien of het sleutelgat van de kerkdeur open of ver- stopt was. Deze bepaling is op het eerste gezicht misschien wat onbe- grijpelijk, maar hij had wel degelijk zin. Degene(n) die kwaad in de zin hadden, zouden zeker willen voorkomen dat na het ontdekken van hun misdaad alarm werd geslagen, kerkklokken waren sinds een grijs verle- den het middel bij uitstek om de aandacht van de gemeenschap op een bijzonder feit -zij het een belangrijke aankondiging door het plaatse- lijk bestuur of een noodsituatie- te vestigen. Daarom wilde men nagaan of iemand het gebruik van dat alarmmiddel probeerde te verhinderen door de toegang tot de kerk te blokkeren. Een van de bepalingen die in het reglement voor de nachtwacht voorkomt is dan ook, dat er middels de kerkklok alarm moet worden geslagen wanneer er onraad is geconsta- teerd. Al snel zouden zich dan een aantal inwoners met hun honden bij de wachters voegen om de jacht op de gezochten in te zetten. Inderdaad kon worden verwacht dat het niet lang zou duren voordat
sommige inwoners op het alarm zouden reageren. Dit hing samen met een volgende regel waar de nachtwacht zich aan had te houden, namelijk een .tijdmelding die de hele wacht en daarom bijna de hele nacht duurde. De wachters werden door het plaatselijk bestuur voorzien van een 'klep', waarmee zij voor alle woonhuizen moesten slaan en roepen hoe laat het was. Zo lang als de wacht duurde, namelijk van 's avonds tien tot de volgende ochtend drie uur was er daarom een aanhoudend geroep van de nachtwacht te horen. Aan de tijdmelding werd ongetwijfeld nog een zegswijze toegevoegd die er op neerkwam dat alles in orde was. De wacht werd alleen tijdens het najaar en de winter uitgevoerd. Men ging er kennelijk van uit, dat er door het extra licht tijdens voorjaar en zomer gedurende zo'n groot deel van het etmaal mensen op de been waren, dat de kans op misdaad daardoor genoeg verkleind werd. Maar de wacht kan 's winters niet altijd even aangenaam geweest zijn. Men kan zich voorstellen hoe het was om in een dorp zonder enige openbare verlichting -het licht dat er was kwam van de huizen en van de maan- in de koude nachten tussen tien en drie enkele malen de route langs de huizen te lopen die zich in een lange rij uitstrekten. De wachters |
||||
-32-
zuUen ongetwijfeld hier en daar zijn gestopt om zich te warmen bij
een vuur en een versterking tot zich te nemen. De bewoners zullen daartoe temeer gelegenheid hebben gegeven, omdat men in de kleine gemeenschap die Schalkwijk was, de nachtwacht als een aangelegenheid van algemeen belang moet hebben ervaren. De laatste klep -zoals de nachtwacht kortweg werd genoemd- waarvan
we bewijs hebben, was die van de winter 1793-1794. Misschien werd een jaar later ook nog wacht gelopen, maar die zal dan zijn onderbroken door de invasie van de Franse legers in januari 1795. Want toen de Fransen eenmaal in het land waren, was er geen reden meer om onrust- stokerij te vrezen van de Bataven, Zij zagen de Frasen als voorvech- ters van hun eigen idealen en nadat ze om de vrijheidsboom hadden gedanst konden ze in de politiek, waar de regenten van de Republiek inmiddels het veld hadden moeten ruimen, hun ideeën gestalte gaan geven. R.J. Butterman,
Wijk bij Duurstede. |
||||||
Conditie van aanbesteding van de klep in Schalkwijk, 1790
(Gemeentearchief Schalkwijk No. 39) Conditiën en voorwaarden waarna schout en
gerechte van Schalkwijk publicq zullen aan- besteden: het houden van de nagtwagt in den dorpe van Schalkwijk, beginnende van den 22e september 1790 tot den 22e maart 1791. De aannemers zullen moeten gaan van 's avonds ten 10 tot 's morgens
ten drie uuren en zullen bij fnute vandien telken reise verbeuren 3 gulden. De aannemers van het Boveneijndt zullen gaan van Jan de Bree in de
Pothoek tot aan de Steene Brug en die van het Benedeneijndt van Gijs- bert van Dijk tot aan de gemelde Steene Brug. De aannemers zullen door het gerecht worden voorzien van een klep,
waarmede zij ieder uur voor iedere hofstede zullen moeten slaan en roepen, wat uur het is. De aannemers van de benedenwagt zullen tenminsten tweemaal in ieder
nagt het kerkhof moeten in de ronte gaan en examineeren, of het sleu- telgat van de kerkdeur open of verstopt is. |
||||||
-33-
Zoo ras eenig ongemak of kwaad volk bij hun bespeurt word, zullen
zij terstond gewag moeten maken en de klok doen trekken. De betaling zal geschieden in twee termijnen, alsse de eene helft
den Ie januarij en de wederhelft den 22e maart 1791. Trekgeld ƒ "-11-"
De bovenwagt ingezet bij Arie van Schaick op ƒ 88-"-"
minder aangenomen met ƒ 10-"-"
bij Cornelis van der Geer en Johannes Versteeg ƒ 78-"-" Trekgeld ƒ "-11-"
De benedenwagt ingezet bij Hendrik van den Brink op ƒ 82-"-"
minder aangenomen met ƒ 2-"-" bij Hermanus van Oostveen en Abraham van Oostveen ƒ 80-"-"
ƒ 158-"-"
|
||||||
EEN VOLKSTELLING UIT SCHALKWIJK VAN 1786
|
||||||
Volkstellingen in de eigenlijke zin van het woord beginnen in ons
land pas in 1829. Vanaf dat moment werd elke 10 jaar op de laatste dag van het decennium de hele bevolking geteld. Plaatselijk echter is dat ook al eerder gebeurd. Van de meeste plaatsen in het Krommerijngebied is er in de 17e en 18e eeuw om uiteenlopende redenen wel eens zo'n telling gehouden. Soms was hij nodig voor belastingheffing (1793/5, 1807/8) soms voor defensie (1672, 1786). Helaas zijn niet alle lijsten bewaard gebleven. De redactie wil in de komende jaren diverse van deze lijsten als
bronnenpublicatie uitgeven. In dit Schalkwijknummer is uiteraard de Schalkwijkse lijst aan de beurt. De lijst is op 25 juli 1786 gemaakt door de schepenen in opdracht van de Staten van Utrecht (Gemeentear- chief Schalkwijk No. 28). Aanleiding was de Patriottenstrijd en de kans dat ons land betrokken zou raken bij een revolte of een oorlog. |
||||||
Lijste van het getal der Persoonen, die ziq in ijder hui.isqezin
in den Gerechte van Schalkwijk woongagtig, bevinden. Bouwlieden &a
1 Den Dijkmeester Dirk de Ridder (Bouwman)
zijn huijsgezin bestaat in 16 personen
2 Jan Uyttewaal (Bouwman) 8
3 Johannes van Lent (Bouwman) 8
4 Jan van Amerongen (Bouwman en Daghuurder) 3
5 Gerrit van Kooten (Bouwman) 6
6 Klaas Verdam (Bouwman) 12
7 Jan den Hartog (Bouwman) 9
8 Gijsbert Pouw (Bouwman) 11
9 Gerrit Cornelisz van Roijen (Bouwman) 9
10 Anthonij van Dijk (Bouwman) 11
11 Anthonij van Roijen (Bouwman) 8
12 Arie van Dijk (Bouwman) 3
13 Anthonij Vermeulen (Bouwman) 5
14 Anthonij Hoofd (Bouwman) , 6
15 Gijsbert van Dijk (Bouwman) 8
16 Sijmen van Zijl (Bouwman) 8
17 Jan van Schaijck (Bouwman) 5
18 Hendrik Tukker (Bouwman) 5
19 Arie van Kooten (Bouwman en tapper) 13
20 De wed. van Aart in den Eng (Bouwster) 7
21 Jan van Oostrum (Bouwman) 9
22 de kinderen van Anthonij de Wit (Bouwlieden) 7
23 Arie van Roijen (Bouwman) 10
2A Willem Pouw (Bouwman) 5 25 Bastiaan van der Worp (Bouwman) 7
26 Bernardus Baars (Bouwman) 10
27 Gijsbert de Bie (Bouwman) 8
28 Egbert Uijterwaal (Bouwman) 5
29 Jan de Kruijff (Bouwman en Herbergier) 10
30 De wed. van Gerrit de Bree (Bouwster) 7
31 Dirk van Avezaat (Bouwman) 8
32 Aalbert Blaas (Bouwman) 7
33 De Heer Freken 3
34 De Heer Johannes Muntendam (Predikant) 9
35 De Heer Koetschruijter (Pastoor) 3
36 Hermanus Maree (Schoolmeester) 2
|
|||
-35-
37 Gerrit Christiaan Berlang (Chirurgijn) 6
Daghuurders winkeliers, werkbasen &a
38 De wed. van Arie van Beek (Daghr) 3
39 Teunis van Pothuijsen (Daghr) 4
aO Aart van den Boog (Daghr) 3 41 Roelof Veld (Daghr) 3
42 Jacob Bark (Daghr) 3
43 Jan de Bree (Daghr) 7
44 Wouter Broekbergen (Daghr) 2
45 Sijmen de Kruijf (Daghr) 3
46 Teunis van der Wielen (Daghr) 5
47 Cornelis van Gent (Daghr) 4
48 Dirk Hilderse (Daghr) 2
49 Gerrit Grootveld (Daghr) 5
50 De wed. van Dirk Weijerse (Daghr) 4
51 Janus Broekhuijsen (Daghr) 5
52 Hendrik van Gijn (Daghr) 3
53 Cornelis Uijttewaal (Daghr) 5
54 Cornelis Sweserijn (Daghr) 5
55 Gerrit van Gent (Daghr) 4
56 Teunis de Kruijf (Daghr) 4
57 Dirk van Winssen (Daghr) 2
58 Japik de Bree (Daghr) 5
59 Steven Scheerder (Daghr) 4
60 Floor van den Berg (Daghr) 6
61 Jan Bosman (Daghr) 6
62 Jan Oostrom (Daghr) 3
63 Arie van Schaijck (Daghr) 6
64 Hendrik Sprang (Daghr) 5
65 Anthonij Bijl (Daghr) 4
66 Johannes Stekelenburg (Daghr) 3
67 Johannes de Roij (Daghr) 3
68 Gijsbert van Amerongen (Daghr) 3
69 De wed. van Willem Roskam (Daghr) 3
70 Cornelis de Heus (zig generende met de Melkerij) 4
71 Hüijbert van den Brink (Timmerman) 3
72 Cornelis van Dillen (Timmermans-knegt) 3
73 Jan Lammere (Kleermaker) 2
74 Arie Pouw (Winkelier) 4
75 Jan van Pothuijsen (Smit) 4
76 Christiaan Walders (Schoenmaker) 3
|
|||||
L
|
|||||
-36-
77 Johannes Dekker (Schipper) 3
78 Arnoldus Rietveld (Rademaker) 4
79 Adrianus de Beus (Thuijnman) 6
80 Hendrik van den Brink (Kleermaker) 8
81 Willem Middag (Maarschalk-Dienaar) 2
82 Pieter Vorst (Kleermaker) 3
83 Jan Hoefsmit (Smit) 5
84 Engelhart Groen (Bakker) A
85 Johannes van den Bogaard (Rademaker) 1
86 Lambert Vorstijne (Water Molenaar) 1
87 Johannes van Amerongen (Dekker) 3
88 Pieter Limmen (Molen-maker) 5
89 Bart van den Bogaard (Thuijn-man) 4
90 Maria Goes (Tapster) 3
91 Arnoldus Appelhof (Schipper) 11
92 Cornelis van Kooten (Kleermaker) 6
93 Pieter Ladrak (Kleermaker) u
94 Steven Verheij (Schoenmaker) 3
95 Pieter van den Oudenrijn^(Schipper) 3
96 Jan van Toorn (Smit) 3
97 Dirk Turkenburg (Winkelier en Tapper) 6
98 Cornelis van der Geer (Schoenmaker) 5
99 Roelof van Amerongen (Timmerman) 7
100 Pieter Gadella (Verver en Glasemaker) 5
101 vrouw van Schaijck (Spinster) 1
102 Huijbert van Amerongen (Dekker) 5
|
|||||||
Huijsgezinnen en Persoenen op Rietveld onder den
Gerechte van Schalkwijk, die in de consumptielas- ten haar Gemaal en zegel betalen in Tul en Twaal. |
|||||||
103 Willem de Bree (Bouwman) 3
104 Cornelis Swambach (Bouwman) 6
105 Gerrit Arien van Roijen (Bouwman) 6
106 De wed. Aart van der Wielen (Daghr) 2
107 Dirk Verweij (Daghr) 4
108 De wed. Hendrik de Kruijf (Daghr) 2
109 Terus de Jong (Daghr) 3
110 Casper Hol (Daghr) 2
|
|||||||
-37-
111 Bernardus van Pothuijsen (Daghr) 3
112 Cornelis Stekelenburg (Daghr) 3
113 Dirk de Kruijf (Daghr) 4
114 Jan de Leeuw (Daghr) 4
115 Johannes Schimmel (Daghr) 3
116 Jan van der Horst (Kleermaker) 2
117 Jan Kouwenberg (Smit) 3
Onvermogende en gealimenteerd wordende huijsgezinnen en persoenen.
|
|||||
118 De wed. van Hendrik van Ree (Daghr) 2
119 Pieter Mastwijk 2
120 Gerrit Pijselman 1
121 Andries Teunisse 2
122 Daniel Stuijvenberg 5
123 De wed. Johannes van den Brink 6
124 De wed. Barend Espenheuvel 1
125 Geurt van Leeuwen 5
126 De wed. Boudewijn van Dijk 2
127 De wed. Huijbert van der Geer 2
128 Dirk van Zijl 1
129 Hendrik van Schaijck a
130 Willem Mulder 6
131 Jan Liefjes 4
132 De wed. Hendrik Poffers 2
133 De wed. van Jacob de Kleyn 3
134 Teunis van der Geer 2
135 Bart Ewijk 2
136 De wed. van Lambert van Dijk 1
137 Jan Putjes 2
138 De wed. van Aalbert de Heus 1
139 Hendrik van der Horst 6
140 Hermanus Oostveen 4
141 Lijsbet de Kruijf 2
141 Huijsgezinnen uijtmakende te zamen 654 personen
Aldus deese Lijste geformeerd, ingevolge ordere en
aanschrijvinge van de Ed. Mog. Heeren Gedeputeerden |
|||||
-38-
Staten 's Lands van utrecht in dato Ue Julij 1786,
door Schout en Schepenen van Schalkwijk op den 25e
Julij 1786. w.g.:
A.C. de Normandie van Schalkwijk
Gerrit van Reijen
Bernardus Baas
In kennisse van mij C. v. Beest, secretaris.
Op de lijst komen 141 'huijsgezlnnen' voor. De toevoeging 'huijs'
heeft geen betekenis. Enkele beroepen verdienen uitleg: Bouwman (1), Bouwster (20), Bouwlieden (22) = boer, boerin en boeren
Daghr (4) = daghuurder, dagloner of arbeider. De gebruikelijke verdeling in (vaste)
arbeiders en (losse) dagloners is in de
lijst niet gemaakt.
Tapper (19) = kroeghouder Chirurgijn (37) = Een soort EHBO-er die zich als arts
.voordeed maar het beslist niet was.
Chirurg en Chirurgijn is niet hetzelfde!
Zich generende met de Melkerij (70) = melkknecht of melkslijter? Rademaker (78) = wagenmaker Thuijnman (79) = groentekweker
Maarschalk-Dienaar (81) = gerechtsbode<
Dekker (87) = rietdekker Verver en Glasemaker (100) = schilder en glaszetter
Consumptielasten (na 102) = het totaal van de indirecte belastingen Gemaal en Zegel (na 102) = twee indirecte belastingen Gealimenteerd (na 117) = die bijstand ontvangen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-39-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*De grote gezinnen van boeren kwamen vooral tot stand door het grote
aantal inwonende knechten en meiden. Opvallend in deze lijst is het grote aantal mensen dat van de
bijstand leeft. Maar liefst 24 gezinnen, een op de zes wordt bedeeld. We zien hier iets terug van de algemene klacht eind 18e eeuw dat de armenzorg niet meer te betalen was. Op de totale bevolking werd 10% bedeeld. Dat was voor een dergelijke bevolking met een klein overschot een grote belasting. Daar tegenover staat een 'lichte' top met naast de gebruikelijke predikant, pastoor, schoolmeester en kwakzalver slechts één rentenier. Een dergelijke bevolking met een zware basis en een lichte top is relatief arm. De middenstand wijkt niet af van wat 'normaal' is voor een boerendorp. Alle beroepen kunnen beschouwd worden al 'verzorgend' voor de rest van de bevolking. Afgezien van de agrarische producten die naar de markt van Utrecht gingen zal de gemeenschap weinig economisch contact met buiten hebben gehad. Daar- voor lag zo ook te geïsoleerd. We hebben volgens de lijst te maken met een economisch vrij gesloten en niet al te rijk boerendorp. Maar wie wist dat nu eigenlijk niet? Met dank aan Maria Bijleveld-Scholts, H. Reinders,
Bunnik. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
RECENSIE: 80 JAAR FANFAREKORPS SCHALKWIJK
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De fanfare van Schalkwijk bestaat 80 jaar. Een ander zou alleen 75
en 100 vieren maar fanfares zijn nu eenmaal feestelijke instellingen en dus wordt ook de 80 gevierd. Niet altijd waren fanfares zo feeste- lijk, zeker niet in 1906, het jaar waarin de openbare fanfare 'Wilhel- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-uO-
mina' werd opgericht. Muziek was toen nog een privilege voor de boven-
klassen: boeren, de kapelaan en Jhr. Wttewaal. Het was iets waar de gewone man buiten werd gehouden. Toen muziek na de oorlog voor ieder- een 'mocht', durfden velen niet. Slechts 9 leden meldden zich in 1945 opnieuw aan. Dat is zelfs voor een klein dorp als Schalkwijk te weinig en dus gingen twee bestuursleden in het diepste geheim met kapelaan Vlaskamp praten over omzetting van 'Wilhelmina' in een RK-organisatie. Hoe dat afliep kunt U lezen op pag. 10. Wel wil ik verklappen dat de Hervormde voorzitter Gijs van Manen aftrad, de naam werd omgedoopt in 'RK-fanfare St. Caecilia' en de vijf katholieke boeren in de zeven leden tellende Schalkwijkse gemeenteraad voortaan subsidie verleenden. Het boek is ruim voorzien van foto's en grappige anecdotes zoals het verhaal over directeur Smeels, die -zoals duidelijk zal zijn uit zijn doopnamen Johannes Hubertus- in de volksmond 'Piet' heette en de burgeroorlog tussen de fanfares van Houten en Schalkwijk. De auteur schrijft in de Schalkwijkse verteltrant die door zijn
veelheid van voegwoorden wat overdadig aandoet maar goed past bij het onderwerp. Hij bewijst dat hij een groot Schalkwijk-kenner is. Daar- naast is hij als oud-secretaris van de fanfare ook goed ingevoerd in het wel en wee van deze vereniging. Vooral de naamlijsten vind ik boeiend. Het gebied tussen Rijn en
Lek is eigenlijk maar een heel klein wereldje. Voorzitters als van Manen, Vulto of Sturkenboom hadden ook uit Bunnik (om maar een wille- keurige plaats te noemen) kunnen komen. Vooral voor autochtone Schalk- wijkers zijn de groepsfoto's leuk met ernaast de namen die de auteur heeft kunnen terugvinden. Wie herkent zijn grootvader als één van de onbekende muzikanten? Heimink Liesert geeft een semi-objectief beeld in zijn boek. Objec-
tief is hij daar waar hij de rol van zijn familie behandelt. Zo verdoezelt hij niet dat Hendrik Heimink, die als penningmeester een goed beheerder was, de fanfare aan de rand van bankroet bracht toen hij tot dirigent werd gekozen. Onder zijn directie vervielen de repe- tities tot een wanordelijke janboel. Helemaal objectief is hij niet, want uit het boek spreekt de warmte van iemand die de fanfare een goed hart toedraagt. H. Reinders,
Bunnik. ♦P.M. Heimink Liesert: Tachtig jaar Fanfarekorps Schalkwijk, uitgave
RK-Fanfarekorps 'St. Caecilia' te Schalkwijk,ƒ 12,50, verkrijgbaar bij de Rabobank te Schalkwijk. |
||||