-ocr page 1-
TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
21e jaargang                                      nmmter 1                                               maart 1981
T
Inhoud van dit nummer:
Jaarverslag uan de secretaris over 1986
Jaarverslag v/an de penningmeester ouer 1986
Jaarverslag archeologische werkgroep over 1986
L.P.U.de Graaff, Parochiearchieuen van Schalkwijk, Houten en 't Goy
A.A.B.van Bemmel, Tussenstand onderzoek van Bemmel
Y.rt.Donkersloot-de Vrij, Een buitenplaats met grote geometrische tuin
te Odijk op 18e eeuwse kaarten. Een droom
die geen werkelijkheid werd?
D.R,Klootwijk, Iets over de 'Cockardshoeve' en omgeving
Rectificatie
redactie-commissie
R.J. Butterman, Wijk bij Duurstede, L.M.J. de Keyzer, Houten;
G. de Nie, Schalkwijk; H. Reinders, Bunnik; O.J. Wttewaall, 't Goy.
erelid: A. Graafhuis, Utrecht.
Eindredactie en redactie-adres
mevr. G. de Nie, Molenpad 3, 3998 KE Schalkwijk, tel. 03409-1580
Secretariaat van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek'
mevr. T. Springer-Stam, Platolaan 10, Zeist, tel. 03404-20627.
Lidmaatschap van de vereniging, tevens abonnement op dit tijdschrift:
ƒ 25,- per jaar (studenten en scholieren: ƒ 12,50), over te maken op
rekeningnr. 32.98.07.498. t.n.v. de Historische Kring 'Tussen Rijn en
Lek', Rabobank Houten (postrekening van de bank: 214585).
-ocr page 2-
JAARVERSLAG VAN DE SECRETARIS OVER 1986
I. Verslag Algemene ledenvegadering op 30 januari te Houten.
1.  opening. De voorzitter, de heer L. de Keyzer, opent de vergadering
met een kort welkomstwoord tot de vele leden. Hij memoreert kort de
lezingen en excursies van het afgelopen jaar, die een record aantal
bezoekers hebben getrokken. Hij hoopt dat het komende seizoen hetzelf-
de beeld zal geven; de eerste bijeenkomst is daarvan al een voorbeeld
(+_ 110 aanwezigen). De voorzitter bedankt de beide secretarissen en de
penningmeester en de vrijwilligers die, om portokosten te sparen, de
aankondigingen en het periodiek rondbrachten.
2.  Verslag kascommissie. De kascommissie 1986, bestaande uit de heren
A. van der Houwen en H. Steenman, heeft na inzage van de stukken geen
aanmerkingen op het beleid van de penningmeester. De voorzitter
bedankt hen.
3.  Verkiezing bestuursleden. Er waren geen namen van tegencandidaten
ingediend zodat de aftredende leden, de dames Rosner en Springer en de
heer de Keyzer, werden herkozen. De voorzitter bedankt de leden voor
het vertrouwen in dit bestuur gesteld.
4.  Rondvraag. Niemand maakt hiervan gebruik, iedereen lijkt tevreden.
De voorzitter bedankt de redactie van het periodiek voor haar vele
werk. Ook in 1985 verschenen er weer 4 nummers. Daarna sluit de
voorzitter de vergadering. Het bestuur voor 1986 bestaat uit:
L.M.J. de Keyzer                                                      voorzitter
C. Dekker                                                                     vice-voorzitter
mevr. T. Springer-Stam                                         Ie secretaris
mevr. C.J. van der Grind-van Hengstum 2e secretaris
P.S.A. de Wit
                                                            penningmeester
mevr. N. Rossner                                                      lid
A.G. de Wit                                                                 lid
Ook de redactie van het periodiek ontging geen verandering.
II Het ledenbestand.
27 nieuwe leden werden ingeschreven, 15 hebben bedankt. Het
ledental bedraagt nu 277.
III Het Vereningingsprogramma. -?
Na de jaarvergadering sprak op donderdag 30 januari de heer Drs.
P.A.M, van Wijk,
directeur van de Stichting Historisch Boerderij
-ocr page 3-
-2-
Onderzoek (S.H.B.0.) te Arnhem, over: BoLiwen op het platteland. Sinds
1960 bestaat de Stichting S.H.B.0., maar is daarmee niet de eerste
die onderzoek verricht. Al in 1810 had men interesse om de boerderijen
in Nederland in te delen in types. In 1908 publiceerde Prof. Gallee
een boek over historisch boerderijonderzoek. De oude boerderijen in
Nederland vertonen een grote verscheidenheid van vormen, eigenlijk
zijn geen twee boerderijen aan elkaar gelijk. Toch spreekt men over
vijf typen, die elk weer vele varianten te zien geven. Men spreekt dan
van: 1. de Triese-huis groep, 2. het hallehuis, 3. het dwarshuis, 4.
de Zeeuwse schuur en 5. de Vlaamse schuur. Een serie dia's liet ons
zien wat voor variaties mogelijk zijn.
Het historisch onderzoek richt zich meer op de ontwikkeling van
boerderijvormen en daarbij wordt gekeken naar gebruik van onderdelen
zoals: vuur om te koken (verwarmen), stallen, gebinten, muren. Tussen
650 en 1950 hadden in Nederland 90% van de boerderijen gemiddeld 15
koeien. In 1980 zijn boerderijen met 80 a 100 koeien niet abnormaal.
Ook de bedrijfsvoering is totaal veranderd. De kleine boerderijtjes
verdwijnen of krijgen een andere functie. Het historisch boerderijon-
derzoek wil zoveel mogelijk vastleggen voordat, zoals bij molens het
geval was, deze oude boerderijen uit het landschap zijn verdwenen.
Op zaterdag 15 maart was er een excursie naar Kasteel de Haar. Dit
kasteel zou in
+_ 1162 gesticht zijn door Gotschalk van Woerden. Het
werd herhaalde malen verwoest. Toen het dan ook in 1890 in handen van
Etienne van Zuyleri van Nijevelt kwam was het een ruïne. Dr. P.J.H.
Cuypers kreeg van de eigenaar opdracht het kasteel in zijn oude vorm
maar met groter pracht en praal te herbouwen. Het landgoed beslaat'
ruim 400 Ha. en heeft een prachtig aangelegd park.
Onze penningmeester Ir. P.S.A. de Wit sprak op 1 mei in Langbroek
over Woontorens in Zuidoost utrecht. Zuidoost Utrecht kenmerkt zich
o.a. door de vele kasteeltjes op betrekkelijk kleine percelen. De
oorsprong van de meeste van deze kastelen is een woontoren. Nadat men
in 1122 de Kromme Rijn bij Wijk heeft afgedamd gaat men de tot dan toe
woeste gronden in cultuur brengen. Tegen het einde van de 13e eeuw
komt dit gebied tot een zekere welvaart. In deze periode, die samen-
valt met de opkomst van de baksteen als goedkoop en degelijk bouwmate-
riaal, gaat men het eigen bezit van de grond markeren met de bouw van
een stenen huis. Meestal zijn deze woontorens in latere perioden
vergroot en ingrijpend verbouwd, maar zijn ze nog wel als woontorens
herkenbaar gebleven.
-ocr page 4-
-3-
Zaterdag 31 mei 1986 dagexcursie naar Enkhuizen. Na de koffie,
rondleiding door Enkhuizen en na de lunch, door het buitenmuseum.
Daarna kon het binnenmuseum nog bezocht worden.
Op zaterdagmiddag 20 september was er een bijeenkomt in de Oude-
of St. Stevenskerk
te Werkhoven. Het college van kerkvoogden was zo
vriendelijk geweest de kerk open te stellen voor de leden van onze
vereniging. De heer Drs. G. Vermeer kon nu zijn lezing zowel met dia's
als rechtstreeks toelichten.
De kerk werd waarschijnlijk al in de Karolingische tijd gesticht.
Eerst opgetrokken uit hout, maar later, eind 11e eeuw uit geïmporteer-
de tufsteen. De kerk, waarvan nu nog de romaanse toren en een deel van
het muurwerk uit de elfde en twaalfde eeuw dateert, heeft vele eigena-
ren gekend. Na afloop van de lezing en de rondleiding heben velen de
toren beklommen waarin een klok uit laSO hangt.
Het Kantonaal museum te Wijk bij Duurstede werd op 16 oct 's avonds
bezocht, waar de tentoonstelling Verdwenen dorpen, hervonden sporen
was ingericht, resultaat van een uitgebreid onderzoek door de R.O.B..
De heer K. Blommenstein, medewerker van de Rijksdienst Oudheidkundig
Bodemonderzoek (R.O.B.) gaf eerst een korte explicatie, waarna de
groep zich in tweeën splitste; een diafilm gaf een beeld van de opgra-
ving. Wijk bij Duurstede is allang bekend als Dorestad uit de Noorman-
nentijd, maar de tentoonstelling liet zien dat er al veel vroeger
bewoning is geweest. De Romeinen hebben er hun sporen nagelaten, maar
ook zijn nu vele vondsten gedaan uit de Bronstijd en Ijzertijd. Er
zijn grondsporen gevonden van boerderijen en voorraadschuurtjes (spie-
kers). De tentoonstelling liet vele interessante vondsten zien van
deze uitgebreide opgraving.
Ter gelegenheid van het 850-jarig bestaan van Schalkwijk sprak
Prof. Dr. C. Dekker op 18 november over Onginningen te Schalkwijk.
Dekker was niet de initiatiefnemer voor de herdenking van Schalkwijk
850+. Die eer komt toe aan de Schalkwijkers R. van de Ven en F.H.
Landzaat. In 1985 lazen zij in het boek van prof. Dekker over een akte
uit 1136 waarbij grond in Schalkwijk geschonken werd aan de Abdij van
Rolduc. Oudere aktes waarin Schalkwijk uitdrukkelijk werd genoemd,
waren hen niet bekend maar voor de zekerheid staken zij toch hier en
daar hun licht op. Zo kwamen ze uiteindelijk terecht bij prof. Dekker
met de vraag of er oudere aktes bekend zijn en zo niet of het dan geen
-ocr page 5-
goed idee zou zijn om 850 jaar na 1136 in Schalkwijk een feestje te
bouwen. Tenslotte komt een 170e lustrum niet vaak>voor! Nu zijn alle
aktes uit deze tijd wel zo'n beetje bekend en er worden maar hoogst
zelden nieuwe ontdekt zodat de kans klein is dat er ooit nog een
oudere akte wordt gevonden. Dekker gaf de onderneming dus zijn zegen
en Landzaat slaagde erin om via de Historische Kring een groot aantal
Schalkwijkers warm te krijgen voor een herdenking. Dat bleek ook op 17
november want 'toen waren er bijna honderd mensen in 'Het Gebouw'
aanwezig om van Prof. Dekker zelf iets te horen over de beginperiode
van Schalkwijk. Met zijn markante stemgeluid en uit het hoofd was hij
in staat zijn gehoor vijf kwartier geboeid te laten luisteren.
We moeten ruim 850 jaar terug om het begin te vinden der oudste
geschiedenis van Schalkwijk. Het was toen een leeg en onbruikbaar
gebied waar het water hoog stond. In 1122 liepen de spanningen hoog
op. Aan de ene kant had je de Bisschop van Utrecht en de Graaf van
Goyen (uit 't Goy) met een aantal rijke stadgenoten die tot ontginning
wilden overgaan, aan de andere kant stonden de stadsbesturen van
Utrecht en Muiden, de twee toenmalige belangrijke handelssteden in het
gewest. Voor ontginning was het namelijk nodig om de waterstand in de
Krommerijn te regelen. Dit zou leiden tot het afdammen van de stroom
te Wijk bij Duurstede. Veel kostbaar land kon dan gewonnen worden,
maar evenzoveel kostbare handel zou niet meer via de Krommerijn naar
Utrecht en Muiden kunnen varen. Het conflict leidde tot een oorlog,
uitgevochten in d§ straten van Utrecht, tussen het leger van de Bis-
schop (!) en dat van de Stad. Daarbij werd de Bisschop gevangen
genomen en de Graaf van Goyen van zijn bezittingen vervallen ver-
klaard. Pas toen was een compromis van de Keizer aanvaardbaar. De dam
zou weliswaar gelegd worden maar daarnaast kwam er een nieuwe, kortere
verbinding van de Lek bij Vreeswijk naar de Stad: de Vaartse Rijn. Zo
kon de Bisschop gaan ontginnen en gingen de steden er ook op vooruit
want de Vaartse Rijn was beter bevaarbaar dan de bochtige Krommerijn.
Schrijver dezes gaat ervan uit dat de dam te Wijk niet precies uit
1122 is maar van enkele jaren later. Want ongetwijfeld duurde het
graven van de Vaartse Rijn met de spade enkele jaren en mocht de
verslagen bisschop zijn dam pas leggen nadat het kanaal klaar was. De
Vaartse Rijn zal niet voor 1125 klaar zijn geweest, de dam misschien
in 1125 of 1126. Pas daarna kon de Schalkwijkse wetering worden gegra-
ven en Schalkwijk in cultuur worden gebracht. Het begin daarvan moeten
we zoeken zo tussen 1125 en 1130. Schalkwijk is dus iets ouder dan
1156 maar niet meer dan 10 jaar. Het is heel bijzonder dat er zo kort
-ocr page 6-
-5-
na het begin van de ontginning van een gebied al een akte is. Het is
ook een belangrijke akte voor onze kennis van de ontginningen omdat
juist uit deze 12e eeuw weinig archiefmateriaal bewaard is gebleven.
Dekker onderscheidt in de ontginning van Schalkwijk tussen 1125 en
1159 een viertal fasen. In de eerste werd het langste stuk van de
wetering gegraven, beginnend halverwege tussen de Heul en de Brink en
lopend tot Vreeswijk waar hij afwaterde op de Vaartse Rijn (en dus
niet op de Lek!). Toen deze watergang klaar was (ca. 1125?) kon de
ontginning van Schalkwijk pas goed beginnen. De laatste fase was het
verlengen van de wetering tot aan de Heul toe.
De rechtsvorm die men koos was de cope. Domproost Hartbert en zijn
zoon Gosewijn sloten ergens tussen 1125 en 1130 het copecontract met
de bisschop van Utrecht. De domproost was na de bisschop de belang-
rijkste geestelijke van Utrecht. Het lijkt misschien merkwaardig dat
zo iemand een zoon heeft, maar dat is het niet. Zo hielden geestelij-
ken zich vaak niet aan het celibaat of traden ze pas op latere leef-
tijd in de geestelijke stand. Ook Hartbert was eerst eerbaar huisvader
geweest en trad (na het overlijden van zijn vrouw?) in de geestelijke
stand. Tegenwoordig komt het ook nog wel voor dat weduwen of weduw-
naars is het klooster treden of priester worden. Het celibaat wordt
tegenwoordig geïnterpreteerd als een staat van eeuwige maagdelijkheid,
maar vroeger was het alleen bedoeld voor de periode waarin men geeste-
lijke was. Kinderen uit een eerder huwelijk waren geen bezwaar.
Hartbert en Gosewijn kregen dus het recht om te mogen ontginnen.
Dat deden ze uiteraard niet zelf, ze lieten een ander met de schop het
land in gaan. Hun aandeel was beperkt tot het voorbereiden van de
ontginning, het toezicht en de verdeling van de grond. Eerst moesten
in het land de sloten en de percelen haaks op de wetering worden
uitgezet. Dan moesten er mensen worden gezocht die bereid waren om het
eigenlijke graafwerk te doen. Dat waren meestal onvrijen die van
elders werden gelokt met de belofte van vrijheid tegen een kleie
cijns, een muntje dat jaarlijks aan de bisschop moest worden betaald
om diens gezag te erkennen. Als het graafwerk was verricht, vond het
belangrijkste moment van de ontginning plaats: de verdeling van het
nieuwe land. Ieder kreeg land naar zijn aandeel in de ontginning, dat
kon graafwerk zijn geweest, maar ook toezicht op kapitaalverschaffing.
Tenslotte trok ieder naar zijn perceel, bouwde aan de noordzijde van
de wetering zijn huis en ging er boeren. In deze eerste fase, die rond
-ocr page 7-
-6-
1130 moet zijn voltooid, ontstonden twee nieuwe cultuurblokken: Bies-
haar waar de huizen stonden en Tetwijk aan de zuidkant van de wete-
ring. In Tetwijk werd ook de kerk gesticht. Omdat deze kerk in het
oudste deel van de ontginning ligt, precies midden in de lintbebou-
wing, mogen we er van uitgaan dat de hele ontginning van te voren
gepland is, inclusief de plaats van de kerk in het midden. De kerk zal
ook ongeveer uit 1125-1130 stammen.
Het was Gosewijn, de zoon van de Domproost die in 1136 zijn deel in
de ontginning Schalkwijk schonk aan het klooster van Rolduc. We weten
daardoor zeker dat in 1136 Schalkwijk bestond.
Een tweede fase, die ongetwijfeld niet lang begon na de eerste was
Vuylcoop (slechte koop), ook Schonauwen genoemd. Dat is het grote blok
ten noorden van de wetering, beginnend ongeveer bij de Brink en lopend
tot aan de grens van Vreeswijk toe. Dit blok watert overigens niet op
de wetering af, maar op de Hoon, een oude natuurlijke watergang midden
in Schonauwen.
In de derde fase werd tenslotte het Waalse Veld, het gedeelte ten
zuiden van Schonauwen tussen de wetering en 't Waal ontgonnen. Omdat
de percelen en sloten altijd haaks op de wetering stonden, bleven er
hier en daar wigvormige stukken over, de geren. Ook deze werden in
cultuur gebracht maar vielen buiten de grote ontginningen. Ze zijn
bekend gebleven onder de namen: De Geer, De Knoest en Blokhoven.
De vierde fase werd in 1159 ingeleid met het verlengen van de
Schalkwijkse wetering tot aan de Heul, vlakbij de Lekdijk. Ten zuiden
van de wetering werd het laaggelegen moeras in cultuur gebracht. Het
kreeg de naam Kanenbroek. Het hoger gelegen Goyerveld (het gedeelte
tussen de Heul en 't Goy ten noorden van de wetering) was al eerder in
cultuur gebracht. De afwatering ervan was echter niet goed geregeld.
Besloten werd om dit gebied opnieuw te verkavelen. Al de bestaande
sloten werden dichtgegooid en nieuwe gegraven haaks op de nieuwe
wetering. De oude eigenaren kregen uiteraard stukken in de nieuwe
ontginning.
Dekker eindigde met Pothuizen, voorbij de Heul aan de Lek, dat bij
Schalkwijk werd gevoegd. Het hoorde eerst bij Houten maar was door de
groei van Schalkwijk geheel door het nieuwe dorp omsloten. Toen aldus
Schalkwijk in dertig jaar letterlijk uit de grond gestampt was, had
zich een nieuw en belangrijk gebied ontwikkeld tussen de bestaande
-ocr page 8-
-7-
kerkdorpen als Vreeswijk, Houten, 't Goy en 't Waal in. Dat dorp
bestaat in ieder geval 850 jaar en de viering daarvan is nu goed
begonnen.
» Dit verslag werd ontleend aan een artikel van Henk Reinders in
het Bunniks/Houtens Nieuws van 27 november en a december 1986.
Zaterdag 13 december was er de excursie naar het Centraal Museum te
Utrecht. Hier werd de tentoonstelling Nieuw licht op de gouden eeuw,
Hendrik ter Brugghen en tijdgenoten, bezocht.
Met ongeveer 80 schilderijen van 25 kunstenaars uit binnen- en
buitenlandse musea en collecties wil men aantonen dat ook ter Brugghen
een belangrijke plaats inneemt in het rijtje van topschilders uit de
Gouden Eeuw. Het werk van ter Brugghen werd in zijn tijd zeer gewaar-
deerd door en verkocht aan vorsten en verzamelaars. Later raakte hij
op de achtergrond. De schilderijen op de tentoonstelling zijn over-
zichtelijk en ruim opgehangen.
Mevr. T. Springer-Stam, secretaris.
-ocr page 9-
-8-
JAARVERSLAG VAN DE PENNINGMEESTER OVER 1986
Saldo Rekening courant
Lezingen
ƒ 351,00
per 31-12-1985 ƒ
1.804,23
Zaalhuur
113,75
Saldo Spaarrekening
Periodiek
3.072,64
per 31-12-1985
" 653
76
Porti
1.197,00
Ontvangen contributie
Excursies
178,25
in 1986
" 4.942
50
Kantoorbenodigdheden
101,15
Ontvangen rente
Diversen
83,00
in 1986
32
70
i Abonnement U.N.
67,00
Verkoop losse
Omslagen Periodiek
815,15
periodieken
22
60
Enveloppen
Saldo Rekening Courant
per 31-12-1986
Saldo Spaarrekening
per 31-12-1986
Totaal
85,65
1.320,44
70,76
Totaal
ƒ 7.455
79
ƒ 7.455,79
Gezien de sterk stijgende kosten van o.a. het periodiek is het bestuur
van de vereniging voornemens de leden voor te stellen de contributie
met ingang van 1988 te verhogen. Nadere informatie hierover zult U in
de loop van het jaar 1987 ontvangen.
P.S.A. de Wit, penningmeester.
-ocr page 10-
-9-
JAARVERSLAG VAN DE ARCHEOLOGISCHE WERKGROEP OVER 1986
In 1986 kwam de werkgroep 29 keer bijeen; op drie van deze zaterda-
gen werd medewerking verleend aan een bouwhistorisch-archeologisch
onderzoek in de boerderij 'De Grote Geer' in Houten.
Dit laatste onderzoek werd geleid door Bert van der Houwen en Otto
Wttewaall. Het ging om het uitgraven van verschillende bouwsporen.
Veel potscherven en fragmenten van gebruikte voorwerpen zijn hierbij
verzameld. De verzamelde vondsten zullen in 1987 in de hal van het
gemeentehuis te Houten in een overzichtstentoonstelling worden onder-
gebracht met een toelichting op de historische gegevens die bij de
opgraving zijn vastgesteld.
Op 26 zaterdagen werd assistentie verleend bij archeologische
onderzoeken die door de R.O.B, in 1986 in Houten werden verricht. Drie
zaterdagen werden besteed aan terreinverkenning en het verzamelen van
oppervlaktevondsten op een archeologisch beschermd terrein in 't Goy.
De R.O.B, verrichtte dit onderzoek om een beter inzicht te krijgen in
de vroege bewoning op dat terrein.
Op de overige 23 zaterdagen werd gegraven op het terrein Tiellandt
in Houten waar de R.O.B, bezig is met een archeologisch onderzoek,
vooruitlopend op de aanleg van wegen, een sportveld en woningbouw
aldaar. De werkzaamheden bestonden in hoofdzaak uit het doorspitten
van vroege woonsporen en het verzamelen van het archeologisch materi-
aal dat zich daarin bevond. Interessant was ook het uitspitten van een
aantal waterputten uit de Merovingische en Karolingische periode. De
waterputten waren samengesteld uit uitgeholde boomstammen, waarvan de
delen die zich onder de grondwaterlijn bevonden nog in een uitstekende
staat verkeerden en vaak mooie vondsten opleverden.
Tenslotte wil ik alle leden van de werkgroep bedanken voor hun
grote inzet, trouwe opkomst en hun bijdragen in de vriendschappelijke
sfeer die daarbij de kroon spande, met de wens dat deze lijn zich in
1987 zal voortzetten.
L.M.J. de Keyzer, voorzitter archeologische werkgroep.
-ocr page 11-
-10-
DE PAROCHIEARCHIEVEN VAN SCHALKWIJK, HOUTEN EN 'T GOY
Met de inbewaringgeving van de archieven van de parochies Schalk-
wijk (1705-1979), Houten ((1627, 1798-1983) en 't Goy ((1857, 1863-
1978) bij het R.A.U. zijn deze archieven voor de toekomst veilig
gesteld. De kerkbesturen, respectievelijk parochiebesturen zijn in het
verleden tot inbewaringgeving overgegaan omdat zij inzagen zelf niet
tot een adequate archiefzorg en -beheer in staat te zijn. Bovendien
meenden zij dat de continuïteit van het beheer van het archief wegens
de wisseling van pastores en bestuursleden van het kerkbestuur en
parochiële caritas niet gewaarborgd was. Met de plaatsing van de
archieven in het rijksarchiefdepot te Utrecht is de continuïteit van
vakkundige zorg en beheer van het historisch archief verzekerd.
Dat het beheer van deze parochiearchieven bij het R.A.U. in goede
handen is bleek wel uit de publicatie van een inventaris van de drie
archieven in 1985. Deze inventaris, die een opsomming geeft van alle
archiefstukken in een systematische volgorde, verscheen als Nr. 50 in
de inventarissenreeks van het R.A.U. (Prijs ƒ lA,-). Bij de presenta-
tie hiervan werden aan de vertegenwoordigers van de drie parochies een
exemplaar overhandigd.
Met deze inventaris is een schat aan gegevens voor de onderzoeker
toegankelijk geworden die voorheen niet of nauwelijks bereikbaar wa-
ren. Niet alleen voor de professionele historicus, maar evenzeer voor
de amateur-geschiedbeoefenaar die de plaatselijke geschiedenis bestu-
deert. Zo zullen onderzoekers met plezier gebruik kunnen maken van
bijvoorbeeld de notulen van de vergaderingen van het.kerkbestuur, het
register memoriale, een boek met aantekeningen van de pastoor van alle
belangrijke gebeurtenissen in de parochie. Dikwijls komen hierin sta-
tistische gegevens voor betreffende dopen, trouwen, overlijden en
financiële zaken. Ook zijn in het archief gegevens aanwezig betreffen-
de kerk-, pastorie- en scholenbouw. Het kerkbestuur rekende het tot
zijn taak dat de kinderen van de parochianen katholiek onderwijs
zouden krijgen. Zij bouwde dan ook scholen voor het kleuter- en lager
onderwijs.
Verder treft men in de archieven gegevens aan over de wijding van
altaren, het kerkhof en de kruisweg alsmede over relikwieën, fundaties
en broederschappen. Zo zijn de archiefstukken bewaard die betrekking
hebben op de grond waarop de kerk is gebouwd. Aardig is het voorkomen
van een lijst met namen van bloemen en planten die gebruikt zijn bij
de aanleg van de pastoorstuin van Houten. Bijzondere vermelding ver-
-ocr page 12-
-11-
dienen de aantekeningen van Cornelis Uijttewaal Az., kerkmeester van
't Goy ten tijde van de parochiestichting in de Jaren '60 van de
vorige eeuw. Hierin is bij wijze van spreken van minuut tot minuut de
stichting van de parochie 't Goy bijgehouden. Deze stukken werden door
Cornelis Uijttewaal, een kleinzoon van de schrijver, aan de parochie
van 't Goy ten geschenke gegeven.
Helaas zijn de archieven niet compleet. Zo ontbreken bijv. in hun
geheel de notulen van de vergaderingen van het kerkbestuur van 't Goy.
Ook is bekend dat in de jaren '50 een gedeelte van het archief van de
parochie Schalkwijk door brand is verloren gegaan. Ondanks deze ver-
liezen is er toch nog een schat aan gegevens bewaard gewaard gebleven.
De openbaarheid van de archieven is beperkt. Uitsluitend stukken
ouder dan 50 jaar kunnen dagelijks kosteloos op het R.A.U. te Utrecht
ingezien worden. Voor inzage in stukken jonger dan 50 jaar is een
schriftelijke machtiging van de inbewaargever, i.c. het parochie-
bestuur of het kerkbestuur, noodzakelijk.
L.P.W. de Graaf.
* L.P.W. de Graaf, Archieven van de R.K. parochies Schalkwijk (1705-
1979), Houten (1627, 1798-1983), 't Goy (1857, 1863-1978). Uitgave
Rijksarchief Utrecht, 1986, Inventarisuitgave No. 50, ƒ 14,-.
-ocr page 13-
-12-
TUSSENSTAND ONDERZOEK VAN BEMMEL
1. Inleiding. In dit tijdschrift (1985, No. 3) heb ik een verzoek
gedaan mij gegevens ter hand te stellen betreffende de familie van
Bemmel waarvan ik een studie maak. Mede dankzij de reacties daarop,
kan van die studie nu een tussenstand worden opgemaakt. Binnen elke
tak van wetenschap is het gebruikelijk regelmatig overzichten te geven
van het onderzoek in en de theoretische ontwikkeling van die weten-
schap. Hoewel ik de "Van Bemmel-kunde" geen wetenschap avant la lettre
wil noemen, is naar mijn mening een dergelijke state-of-the-art zeker
zinvol. Ook al omdat sinds het midden van de 17e eeuw toen de gebroe-
ders Booth hun Van Bemmel-genealogie samenstelden, natuurlijk wel het
een en ander is gebeurd (1).
In deze bijdrage richt ik me niet alleen op het "echte" genea-
logische onderzoek -voor zover mij bekend- maar ook op een aantal
zaken daar omheen als naam, wapen, herkomst en geografische spreiding.
Daarbij heb ik de steun van een aantal mensen gehad van wie ik wil
noemen de heer J. van Bemmel (Woerden), de heer J.A. van Bemmel (Bene-
den Leeuwen) en de heer J. de Lange (Ermelo) die een eerder versie van
dit artikel van commentaar voorzag.
2. Naam. Aan een familienaam is een tweetal, in de context van dit
artikel relevante aspecten te onderkennen, namelijk betekenis en ver-
schijningsvorm. De- tegenwoordige betekenis van "bemmel" moet worden
gezocht in de heraldiek namelijk zuil of schaaktoren. Met Van Bemmelen
(1937) ben ik van mening dat "bemmel" als heraldieke term in zekere
zin van recente oorsprong is en dat de oorspronkelijk betekenis ge-
vechtstoren (torenburcht, burcht-kasteel) zou kunnen zijn geweest (2).
Kits Nieuwenkamp (1956) gaat een stap verder. Hij wijst op het feit
dat de middeleeuwse naam van de plaats Bemmel, Benemalen is. Benemalen
zou duiden op een plaats waar, in de Germaanse tijd, een maelboom
stond; een boom waaronder recht werd gespronken (een dingboom). Een
"bemmel", zijnde een zuil, zou oorspronkelijk een abstracte voorstel-
ling van zo'n maelboom zijn (3).
Genealogen zijn bekend met, en bedacht op het fenomeen dat een naam
allerlei verschillende verschijningsvormen kan hebben. Ook bij de naam
Van Bemmel is dat het geval. Allereerst wijs ik er op dat, bijvoor-
beeld in 14e eeuwse oorkonden in de provincie Utrecht, voor Van Bemmel
de naam Van Benemael(en) wordt gebruikt. Ten tweede is er een duide-
lijk onderscheid tussen Van Bemmel en Van Bommel; dit zijn -hoogst
-ocr page 14-
-13-
waarschijnlijk- verschillende namen. Ten derde bestaat er een relatie
tussen Van Bemmel en Van Bemmelen. Van Bemmelen (1937) geeft aan dat
althans zijn genealogie met een Van Bemmel begint (4). In verschillen-
de ambtelijke stukken uit de 18e en 19e eeuw worden personen.die bij
hun doop/geboorte zeker Van Bemmel heten, plotseling Van Beirtmelen
genoemd. Waarschijnlijk hebben wij hier te maken met een dubbel ge-
bruik van de genitief (2e naamval): zoon van Van Bemmel is Van Bemme-
len. In enkele gevallen heet de betrokkene (of zijn nakomelingen)
later weer Van Bemmel.
Als vormen van Van Bemmel komen op dit moment voor: Van Bemmel, Van
Bemmell, Bemmel, Van Bemmels, Van Bemmele en Van Bemmel Suyck. Deze
laatste familie stamt af van een familie Van Bemmel uit Amersfoort
(5). Als vormen van Van Bemmelen komen voor: Van Bemmelen, Bemmelen en
Van Bemmelen van de Plaat. Naast Van Bemmel, Van Bemmelen en hun
verschillende vormen, komen nog een aantal, niet nader te relateren
maar mogelijke verwante vormen voor. Ik wijs op (Van) Bimmel, (Van)
Bemelen, Bemmelman, Bemmelmans, Bemelman, Bemelmans en Bemelaar.
3. Wapen. Gezien het voorafgaande, zal het weinigen verwonderen dat
in het wapen van de familie Van Bemmel doorgaans "bemmels" voorkomen.
Het wapen bestaat in essentie uit drie "bemmels", uit drie zuilen op
een effen veld. Rietstap (1873) merkt op dat geslachten als Van Zijl,
Van Zuylen en Wijkersloot ook wapens met drie "bemmels" voeren (6).
Dit zijn geslachten die in de (late) middeleeuwen in de provincie
Utrecht in het algemeen en in Wijk bij Duurstede en omgeving in het
bijzonder, belangrijke posities hebben bekleed. Het geslacht Van Zijl
wordt daar al in 1325 genoemd. Het ministeriale geslacht Van Zuylen
komt uit Kleef waar het in 1169 wordt genoemd en sinds 1243 ook in de
Utrechtse teksten. Eén van de vroegste vermeldingen van het geslacht
Wijkersloot vinden we in 1425 (7). Kenmerkend voor de riddermatige Van
Bemmels -reeds vermeld door Booth- is het gebruik van de hazewindhond
als helmteken. Thans komen deze hazewindhonden nog voor als dragers
van het wapen van de gemeente Bemmel.
Omdat een aantal belangrijke middennederlandse geslachten "bemmels"
in hun wapen voert, wekt het geen verbazing dat ook een aantal (voor-
malige) middennederlandse gemeenten dat doen. In de provincie Ut^^echt
voeren Abcoude, Driebergen-Rijsenburg, Leersum, Oud-Zuilen, Wijk bij
Duurstede en Vleuten-De Meern drie "bemmels" in hun wapen. In Zuid-
Holland doet dat de gemeente Vianen en in Gelderland Barneveld,
Bemmel, Buurmalsen en Culemborg (8).
In Midden-Nederland was het niet ongebruikelijk een zoon qua ach-
-ocr page 15-
-14-
ternaam (en voornaam) te vernoemen naar de grootvader van moederszij-
de. Ook bij Van Bemmel is dat gebeurd. Kemp (1985') laat zien dat een
bepaalde familie De Cruyff uit Cothen e.o. eigenlijk Van Bemmels zijn
die zegelen met het wapen van De Cruyff, een dwarsbalk en drie lelies
(2,1). Daarentegen behoort een vooraanstaande familie Van Bemmel uit
Wijk bij Duurstede en Amersfoort eigenlijk tot het geslacht Verwey
(9). Deze laatste Van Bemmels zegelen dan ook met het wapen van de
Verwey's namelijk (in goud) drie (2,1) zwarte kookpotten (10).
Ook wapenleuzen zijn de Van Bemmels niet vreemd... Een Hendrik van
Bemmel raakte op vrij toevallige wijze betrokken bij de beeldenstorm
(1566); dronken zijnde negeerde hij de sommatie van de wacht om
de "leus" (het wachtwoord) te noemen. Nader gesommeerd zei hij "Kacken
is die leus". Een (protestantse) familie voert thans dit vrij onbezon-
nen motto als (zeer waarschijnlijk onterechte) wapenleus (11).
4. Herkomst. Voor genealogen is de vraag: 'waar komt een familie
vandaan?' zeer relevant. Voor wat betreft de vroegst bekende Van
Bemmels, is dat Midden-Nederland. In 1096 bezit een Theodoricus van
Bemmel de heerlijkheid Bemmel gelegen ten noorden van Nijmegen in de
Over-Betuwe (12). In de provincie Utrecht is de oudst bekende Van
Bemmel: Willem van Bemmel die in 1315 wordt genoemd (13). De familie-
naam Van Bemmel zal zich oorspronkelijk vanuit de Over-Betuwe west-
waarts hebben verspreid. Ik wijs in dit verband ook op het eertijds
bestaan van een gehucht Bemele -bij Dodewaard- dat in 1188 wordt
genoemd (14). Na -1350 komt de naam Van Bemmel met name voor in Zuid-
oost Utrecht van waar de naam zich verder westwaarts, ondermeer naar
de steden Utrecht en Amsterdam, heeft verspreid. • De riddermatige
families Van Bemmel hebben in elk geval in de plaats Bemmel gewoond en
stammen daar waarschijnlijk ook van af. Zij zijn in de 19e eeuw in
Nederland en in de 20ste eeuw in België, waar de laatste telgen woon-
den, uitgestorven. Omtrent deze families zijn in de loop van de tijd
veel deelpublicaties verschenen; een vrij complete genealogie is in
België gepubliceerd (16).
De overeenkomst in wapen maakt een afstammingsrelatie in het
Utrechtse tussen Van Bemmel, Van Zijl, Van Zuylen en Wijkersloot niet
onaannemelijk. In dit verband is het opmerkelijk dat aan de
"Wijkersloot" te Wijk bij Duurstede -reeds genoemd in 1380 (17)- al
sinds eeuwen Van Bemmels wonen en wel name op de aloude versterkte
hofstede "De Vogelpoel". Daarnaast is er in de 17e eeuw sprake van een
"Beimelshofstede" te Overlangbroek (Utrecht).
-ocr page 16-
-15-
5. Omvang en spreiding. Van de 14e tot en met de 19e eeuw komen de
Van Bemmels voornamelijk in Midden-Nederland voor. 'Maar ook in de rest
van Nederland worden zij door de eeuwen heen aangetroffen . De vraag
is hoe het staat met de omvang en de geografische spreiding in de
20ste eeuw? En, hoeveel mensen dragen nu de naam Van Bemmel en waar
wonen zij? Daarvoor staat ons een directe en een indirecte bron ter
beschikking namelijk de volkstelling van 31 mei 1947 en de Telefoon-
gids van Nederland. Aan de hand van de Volkstelling 1947 is het zoge-
noemde Nederlands Repertorium van Familienamen samengesteld waarmee
vervolgens het voorkomen en de verspreiding van een familienaam kan
worden vastgesteld (18). Het blijkt dan dat er op 31 mei 1947 ongeveer
1150 Nederlanders waren die de naam Van Bemmel droegen.
Telling van het aantal vermeldingen in de telefoongids van Neder-
land (1984/85: opname oktober 1985) geeft een indikatie van het voor-
komen van het aantal huishoudens dat die naam voert. Aan de hand van
een aantal aannames en uit grootschalige landelijke onderzoeken (en-
quêtes) bekende kengetallen, is het vervolgens mogelijk een schatting
te maken van het aantal personen met die naam. Ik wijs er op dat zo'n
schatting alleen maar is verantwoord wanneer het aannemelijk is dat
dit aantal boven de 1000 ligt. Deze aannames en kengetallen zijn in
het bijzonder:
- de gemiddelde Van Bemmel wijkt qua persoons- en huishoudenskenmerken
niet significant af van de gemiddelde Nederlander;
- 10% van de huishoudens had in 1985 geen of een geheim telefoonnummer;
- 15% van de huishoudens bestaat uit één persoon;
- meerpersoonshuishoudens tellen gemiddeld 3,3 leden.
Op basis van deze aannames en kengetallen is een vuistgetal (3,2
+/- 0,1) afgeleid dat na vermenigvuldiging met het aantal vermeldingen
in de telefoongids (531) een indicatie geeft van het aantal personen
dat in 1984/85 de naam Van Bemmel droeg. Dat waren er 1700 +/- 50
oftewel tussen de 1650 en de 1750. Dit betekent in een periode van
bijna 40 jaar een toename van ongeveer 50%. Omvang en spreiding in
1947 en in 1984/85 staan weergegeven in figuur 1.
Ook in de 20ste eeuw wonen de meeste Van Bemmels in Midden-Neder-
land en wel in het bijzonder, achtereenvolgens, in de provincies
Utrecht, Zuid-Holland, Noord-Holland en Gelderland. Zowel voor 1947
als voor 1984/85 geldt dat driekwart van alle Van Bemmels binnen een
afstand van 50 kilometer van de Utrechtse Domtoren woont. Grote con-
centraties Van Bemmels komen voor in de steden Utrecht en Amsterdam en
in mindere mate in plaatsen in het Groene Hart als Boskoop en Woerden,
-ocr page 17-
-16-
V <7
'l
<^
<10
N --^
1         <10
1650-1750
1151
<20
>
250-9
V-£
<» yv^.
20-40
Nwjtrland totaal
r
H
<—'-
'U_^
'-—*\^
V
75-100
27
<»'
--- 20-40
''l5"l I
1947
19W/1985 ")
') schattingtn
Omvang en spreiding van de Van Bemmels per provincie
voor de jaren 1947 en 1984/85.
-ocr page 18-
-17-
Er is al gewezen op een mogelijke relatie tussen Van Bemmel en Van
Bemmelen. Daarom is het van belang te weten dat in 1947 ongeveer 325
Nederlanders de naam Van Bemmelen 'droegen en in 1984/85 ongeveer 500.
De Van Bennmelens komen in hoofdzaak voor in de provincies Zuid-Hol-
land, Noord-Holland en Utrecht. De overeenkomst tussen beide families
in geografische spreiding is op z'n minst opmerkelijk te noemen.
6. Genealogiën. Gezien het verhoudingsgewijs grote aantal mensen
dat de naam Van Bemmel heeft gedragen of draagt, is te verwachten dat
er ook een groot aantal verschillende families zal zijn. Ten tijde van
het schrijven van dit artikel (december 1985) ») was het veertigtal
verschillende families gedeeltelijk onderzocht en dit over de periode
1350 tot heden. In de tabel is daarvan een overzicht gegeven. Opge-
merkt wordt dat in de tabel alleen die families zijn opgenomen waarvan
meer dan drie generaties bekend zijn; van drie families (de nr's 18,
19 en 39 is ook een aantal belangrijke takken vermeld. Overigens
beschikken wij over een zeer aanzienlijk aantal losse gegevens en
deelgenealogiën, die wachten op nadere plaatsing in een van de reeds
onderzochte families dan wel kunnen leiden tot uitbreiding van de
lijst. Bij de Van Bemmels komen zowel katholieken als protestanten
voor; tabel 1 geeft aan dat de helft der families tot één van beide
geloofsrichtingen behoort. De tabel laat ook, nogmaals, zien hoe sterk
de Van Bemmels in Midden-Nederland
en met name in Zuidoost Utrecht
(het Krommerijngebied) waren c.q. zijn vertegenwoordigd. Van de 1650 a
1750 Van Bemmels die op dit moment in Nederland leven, kunnen -en dit
is een grote schatting- een kleine 1000 in één van de in de tabel
gegeven genealogiën worden geplaatst.
Het uiteindelijke doel van het onderzoek is ook de overigen te
plaatsen en het aantal verschillende families te reduceren. Dit is een
haalbare kaart omdat bijvoorbeeld voor het Krommerijngebied al met
enige zekerheid kan worden gezegd dat daar in de 14e eeuw slechts twee
verschillende families (de nr's 9 en 17) waren van waaruit de
meerderheid van alle Van Bemmels die aldaar naderhand voorkomen,
afstammen (22).
Er zal echter nog wel heel wat water door de Krommerijn stromen eer
het zover is. Schrijver dezes, geboren in Cothen (familie nr. 10),
stamt af van Hendrik van Bemmel die als 'acatholicus', met zijn vrouw
Alet N.N. in 1712 wordt genoemd wanneer zijn zoon Johannes wordt
ingeschreven in het doopregister van de R.K.-kerk te Werkhoven. Deze
Johannes huwt te Werkhoven in 1736 Margaretha van Linden en in 1752
Willemijn Peperkamp. Bewuste (brave) Hendrik verbergt zich, sinds zijn
-ocr page 19-
-18-
'ontdekking' in de eind jaren zestig van deze eeuw, nog steeds in de
archieven. We houden echter vol en vandaar dan odk de titel van dit
artikel: Tussenstand onderzoek Van Bemmel (1985)!
A.A.B, van Bemmel,
Koekoekstraat 61,
351a CV Utrecht.
•) Door de actualiteit en het grote aantal artikelen dat de redactie
in de afgelopen jaren mocht ontvangen, kon de 'tussenstand' tot
onze spijt niet onmiddelijk geplaatst worden -
- Redactie.
tabel: Genealogiën Van Bemmel
nr
locatie oudst
beginpersoon
jaar
godsd.
Van Bemmel
gevonden
na
nakomelingen
persoon.
1600
in 1985?
1
Ame ide (Schoondw.)
Dirk Gijsberts
1735
NH
2
Amersfoort (Utr.)
Gerrit Jansz
1650
RK
?
3
Amerongen (Utr.)
Lambert Dircks
1584
RK
k
Arnhem
Thomas
1529
NH
5
Barneveld
Jan
1785
NH
?
6
Bemmel
Alard (ridderm.)
1482
NH
7
Bennekom (Wagen.)
Willem (ridderm.)
1379
RK
8
Bunnik (Utrecht)
Cornelis
1590
NH
9
Cothen
Geryt Jansz
1400
?
10
Cothen (Werkhoven)
Hendrik
1712
RK
meer dan 125
11
Culemborg (Erichem)
Cornelis Gijsberts
1658
NH
Ja
12
Culemborg
Cornelis
1750
RK
13
Drempt (Leuven)
Gerrit
1398 RK
14
Ede (Breukelen)
Arent Jansse
1721
hH
15
Erichem
Gerrit
1773 NH
?
16
Haarlem (Bloemend.)
Maas Jansz
1685
RK
17
Langbroek
Godevaert Claes
1367
7
18a
Langbroek
Pauwe Melchior
1390 RK
b
Wijk bij Duurstede
Jan Jansz
1635
RK
c
Langbroek (Amsterd.)
Willem Jansz
1640
NH
19a
Langbroek (Cothen)
Otto
1507
RK
b
Barneveld
Anthony Jacobsz
1676
RK
c
Wijk bij Duurstede
Arie Gerritsz
1713
RK
meer dan 50
d
Wijk bij Duurstede
Petrus Gerrits
1714
RK
ja
i
-ocr page 20-
-19-
Comelis Jansse
Huygh Andriesz
Frans
Frederik
Jacob
Hendrick
Otto
Hendrick Jansz
Willem Jansz
Willem Willemsz
Jan Fransz
Gijsbert Stevens
Willem Otten
Gerrit
Jan
Theodorus
Gijsbert
Cornelis
Lambert
Aelbert
Joost Aelberts
Gijsbert Willems
Jan Jansz
Jacob Jansz
Willem (ridderm.)
1694 RK
1723 NH ?
1770 RK
1667 NH
1750 NH ?
1410 NH (19) ja
1500 NH
1560 NH
1603 RK
1604 NH
1615 RK
1633 RK
1676 NH
1687 NH
1719 NH
1760 RK
1600 NH (20) meer dan 500
1660 NH
1480 NH
1490 NH (21)
1608 RK
1625 NH
1621 NH
1638 RK
1377 RK
20  Montfoort
21  Nieuwkoop (Mijdr.)
22  Nieuwkoop
23  Nijmegen (Utrecht)
24  Renkum (Bennekom)
25  Utrecht
26  Utrecht
27  Utrecht
28  Utrecht
29  Utrecht
30  Utrecht
31  Utrecht
32  Utrecht
33  Utrecht (Leiden)
34  Utrecht
35  Utrecht
36  Vianen (Woerden)
37  Westbroek
38  Wijk bij Duurstede
39a Wijk b. D. (Amersf.
b Wijk b. D. (IJssel.
c Wijk b. D. (Odijk)
d Gouda (Leiden)
e Amersfoort
40 Xanten (Brussel)
noten:
1. Booth, Inventaris Handschriften, HSS nr. 390 Rijksarchief Utrecht.
2. Bemmelen, J.F. van, "De naam "Van Bemmel" en "Van Bemmelen", en
het woord Bemmel in de heraldiek.", De Libaert, genealogisch bij-
voegsel van het tijdschrift eigen volk 8 (1937), pp 189-191.
3. Kits Nieuwenkamp, H.W.M.J., "Bemmel en schaaktoren", Gens Nostra
11 (1956) pp. 158-163.
4. zie noot 2.
5. Reinboud, J.M., "Stamreeks Van Bemmel", De Navorscher 98 (1959),
pp. 18-25 en 81-85.
6. Rietstap, J.B., "Naschrift" (op het artikel van L.A.F.H. Baron van
Heeckeren: "De breuken in Nederlandsche wapens"). Heraldieke Bi-
bliotheek 1873 m.n. pp 34-35.
7. Dekker, C. Het Kromme Rijngebied in de Middeleeuwen, Zutphen 1983.
8. zie o.a. Druif, C, Nederlandse Gemeentewapens, Leeuwarden, 1965.
-ocr page 21-
-20-
9. Kemp, M.S.F., "Stamreeks Van Beimiel herzien?", Gens Nostra 40
(1985) No. 12 pp. 537-545.
10. Reinboud, J.M., "Abraham van Bemmel (1703-1785).", De Navorscher
98 (1959) pp. 7-17.
11. Christiaensz, P.B., De Nederlandsche Historieën, Amsterdam 1679,
dl. 1. vierde boek p. 216.
Dodt van Flensburg, J.J., Archief voor Kerkelijke en Wereldsche
Geschiedenissen, Utrecht, ca. 1870, dl. 5. p. 338.
12. Kremer, A.J.C., "Bemmel", Algemeen Nederlandsch Familieblad (1894)
pp. 186-188.
13. Immink, P.W.A. en Maris, A.J., Register Guidonis: het zgn.
register van Guy van Avesnes - vorstbisschop van utrecht (1301-
1317)., Utrecht 1969, pp. 1316-1317.
14. zie noot 3.
15. Lange, J. de, "Goossen van Bemmel, heer van Putten", Tijdschift
Arent thoe Boecop 31 (1985) pp. 37-48.
16. zie Collectie handschriften van Snoekaert van Schouburg, Archief
Hoge Raad van Adel 's-Gravenhage, portefeuille 327.
Annuaire de la Noblesse de Belgique, Brussel, 1883, pp. 112 e.v.
17. zie noot 7.
18. Nederlands Repertorium van Familienamen, Assen 1969 e.v.. Sinds
1969 zijn een dertiental delen verschenen. Eind 1985 was het deel
voor Limburg nog niet verschenen.
19. Lange, J. de, "De Utrechtse Van Bemmels." Maandblad Oud-Utrecht 56
(1983), No. 1, pp. 3-9.
20. Bemmel, J. van. Stamboom familie Van Bemmel ca. 1600-heden, 3 dln.
Privé-uitgave, Woerden 1978-1980.
21. noten 5, 9 en
Lange, J. de, "Stamreeks Van Bemmel herzien", Gens Nostra 40
(1985) No. 4/5 pp. 212-215.
22. Kemp, M.S.F., brief aan de auteur d.d. 14-11-1985.
-ocr page 22-
-21-
EEN BUITENPLAATS MEI GROTE GEOMETRISCHE TUIN TE ODIJK OP 18E
EEUWSE KAARTEN, EEN DRCXDM DIE GEEN WERKELIJKHEID WERD?
Het artikel "Vinkenburg en het Burgje, de vroegste geschiedenis van
twee hofsteden in Odijk" van M.S.F. Kemp in Tussen Rijn en Lek 20
(1986) No. 3 en 4 is voor mij aanleiding een ander topografisch
probleem onder de aandacht te brengen. Wat is namelijk het geval?
Op enkele 18e eeuwse kaarten, de provincie Utrecht betreffend,
vallen twee topografische details in de Kromme Rijnstreek in het
bijzonder op (zie de kaartafbeelding). Dat is allereerst de beoemde
geometrische tuin bij kasteel Heemstede (Houten), waarover veel bekend
is (1). En het oog wordt onmiddelijk ook getrokken door een soortge-
lijk siertuincomplex in Odijk, op de plaats waar Kemp de middeleeuwse
hofstede Vinkenburg wil localiseren.
Wat ik als kaarthistoricus naar voren kan brengen is het volgende.
Het geometrische tuincomplex te Odijk verschijnt (vermoedelijk) voor
het eerst op de kaart getiteld 'Tabula Nova Provinciae
Ultrajectinae...', die gegraveerd werd door Luggert (Luggardus) van
Anse omstreeks 1700 en uitgegeven door Nicolaas Visscher te Amsterdam
(2). Ook op het hierbij afgebeelde, nagegraveerde en anonieme kaartje
dat waarschijnlijk afkomstig is uit een 18e eeuws reisatlasje, komt de
intrigerende tuin in een iets andere gedaante voor (3). Het is
belangrijk te weten dat dit gegeven op de grote wandkaart van de
provincie, opgemeten door de Utrechtse landmeter Bernard de Roij
tussen 1676 en 1695, uitgegeven bij Nicolaas Visscher in 1696 niet
voorkomt (4). De bovengenoemde kaart, gegraveerd door L. van Anse is
gebaseerd op (een verkleining van) de grote provinciekaart van Bernard
de Roij (zijn naam staat er op vermeld als Bernardus du Roy). Het
tuincomplex is er aan toegevoegd! Hoe kwam Van Anse, die als
kaartgraveur overigens niet zo heel erg bekend is, aan dit 'nieuwe'
topografische gegeven? Door te zeggen dat veel van de vroegere
commerciële kaarten -zoals de hier genoemden- onbetrouwbaar zijn en
dit opvallende detail domweg kan worden toegeschreven aan de fantasie
van de graveur is moeilijk te aanvaarden.
Een mogelijke verklaring is dat er plannen hebben bestaan (eind 17e
of begin 18e eeuw) om in de buurt van Vinkenburg, misschien zelfs op
de fundamenten van de hofsteden een buitenplaats te stichten, in de
trant van Heemstede. Een plan dat niet gerealiseerd werd, maar waarvan
een tekening in omloop was die de graveur onder ogen kreeg. Het komt
-ocr page 23-
-22-
-ocr page 24-
-23-
inderdaad nogal eens voor dat kaarten, om ze zo 'up to date' mogelijk
te publiceren en niet snel te laten verouderen, een situatie weergeven
die op een plan is gebaseerd. Het is natuurlijk ook mogelijk dat er
inderdaad gedurende korte tijd een dergelijke tuin heeft bestaan in
het begin van de 18e eeuw. Het onderzoek van Kemp vraagt in zekere zin
om een vervolg!
Marijke Donkersloot-de Vrij,
Odijk.
noten:
1. Mede door de serie etsen van I. Moucheron, vervaardigd ca. 1700 en
uitgegeven bij de weduwe Nicolaas Visscher. Deze zijn in 1973
opnieuw in boekvorm uitgegeven te Alpen a/d Rijn (Canaletto) met
een uitvoerige toelichting van A. Lisman over de geschiedenis van
Heemstede.
2. Deze kaart bevindt zich o.a. in de kaartenverzameling van het Geo-
grafisch Instituut van de Rijksuniversiteit Utrecht (VIII B.h.9-1).
Een latere uitgave van de kaart door Petrus Schenk jr. (VIII B.h.
9-2) bevat dat gegeven ook, zij het enigszins vervaagd (door slij-
tage van de koperplaat). De kaart is beschreven in de catalogus van
de tentoonstelling 'Kaartenmakers van 't Sticht', Utrecht, 1974,
No. 28.
3. Dit kaartje bevindt zich in de kaartenverzameling van de Landbouw-
hogeschool te Wageningen (Atlas Ct II Nr. 58).
4. Zie Y.M. Donkersloot-de Vrij, Topografische kaarten van Nederland
vóór 1750. Handgetekende en gedrukte kaarten - aanwezig in de
Nederlandse Rijksarchieven - toegelicht en beschreven (Dissertatie
Rijksuniversiteit Utrecht) Groningen 1981. p. 149 Nr. 75.4.
Anonieme kaart, kopergravure (eerste helft 18e eeuw)
schaal ca. 1:85000, afmeting 17x23,5 Cm, ingekleurd
met de hand, Wageningen bibliotheek Landbouwhoge-
school , Atlas Ct. II nr. 58.
-ocr page 25-
-2^-
lETS OVER 'DE COCKARDSHOEVE' EN OMGEVING
Bovengenoemd minigerechtje, 18 morgen groot, werd in de Middeleeu-
wen gerekend tot het Cattenbroeck. Het land wordt op 13 maart 1314
voor de eerste keer vermeld en wel als belending van de 12 morgen van
Sint Pieter (1). De hoeve is dan in het bezit van Thomas van Catten-
broeck, een lid van het geslacht dat 20 jaar later van 'den (Kers)ber-
ge' genoemd zou worden. De Cockardshoeve droeg ook wel de naam 'de
Ackershoeff' (2) en sedert 1558 die van 'Jan Herbertss. hoeve', naar
de toenmalige pachter Jan Herbertss. van Deijl.
Als 'Einzelhof' was de Cockardshoeve reeds in cultuur gebracht
voordat men begon met ontginning van het Cattenbroeck (12e eeuw). Het
is zelfs mogelijk dat de Cockardshoeve een herontginning was van nog
ouder cultuurland. De vooruitgeschoven ligging van de hoeve zal, bij
de latere ontginning van het Cattenbroeck, de percelering van die
ontginning beïnvloeden.
De 'papelike provene' lag langs de Waterige weg, tussen de
Cockardshoeve en het goed 'de Zeisterstraat'. Dit pastorieland, 21
morgen groot, bestond voor de helft uit 'vueil bies lant'; een gevolg
van het feit dat de Rijn hier vroeger stroomde. Ook dit gebied moet
zeer oud cultuurland zijn. Als namelijk de eerste kerk te Zeist ge-
sticht wordt is de grondvester ervan verplicht aan de pastoor een
zodanig stuk land ter beschikking te stellen, dat die daarmee in zijn
levensonderhoud Kon voorzien en als volledig geërfde in de dorpsge-
meenschap meetelde. Bij onderzoek in de kerkheuvel te Zeist is geble-
ken dat er vóór de bouw van de romaanse kerk in 1180 reeds een houten
kerk op die plaats stond. Het pastorieland werd op 22 maart 1681
aangekocht door Willem Adriaan van Nassau ten behoeve van de aanleg
van zijn 'Slot Zeist'.
Naast het pastorieland zien we het goed 'de Blikkenburg', groot 20
morgen. Het huis, een ridderhofstad, en de boomgaard lagen aan de
oostzijde van de Bikkenburgsteech. Deze ridderhofstad werd waarschijn-
lijk vóór of omstreeks 1300 gebouwd. Als Vrederic van Zulen in 1368
het goed verwerft blijkt de Blikkenburg daarvoor al minstens twee
eigenaars gehad te hebben; o.a. een lid van het geslacht Wulven.
In deze omgeving moeten we ook zoeken: Scorrenbosse, het Schorden-
broek en Scorrenhoeve (3). Indertijd zochten we Scorrenbosse tussen
het Slot en de Kerk, langs de Waterige weg (4). We menen nu Scorren-
-ocr page 26-
-25-
3, rrit.KacL
verklaring van de nummers:
3 = Scorrenbosse ? (-hoeve) ?,
4 = Schordenbroek,
Schetskaart naar:
1.   kaart B. du Roy, 1664.
2.   kaart 104. Oude Kerk. Zeist dl 3.
bosse op een nadere plaats te moeten situeren. Om dit aan te tonen
nemen we de schetskaart en de oorkonden waarin de erfscheiding tussen
het pastorieland en de Blikkenburg wordt aangegeven.
In een oorkonde uit 1580 (5) betreffende het pastorieland lezen we
omtrent bedoelde erfscheiding: "zuydwerts streckende bij lanx die
Voicht van Rijneveldts ende Guert Fransz. landen t'Amersfoort". En in
oorkonden omtrent de Blikkenburg (1368, 1459, 1497, 1503) wordt de
erfscheiding aangeduid als: "ende die papelic provende tot Zeijst ende
Scorrenbossche beneden". In bovengenoemde oorkonde omtrent het pasto-
rieland wordt het bezit bedoeld van Joost de Voogt van Rijnevelt, die
op 6 october 1579 beleend werd met het goed de Blikkenburg. Het even-
eens in de oorkonde genoemde land van Guert Fransz. is, volgens Ds.
Kuijper (6), niet te localiseren.
Bekijken we de schetskaart, dan constateren we dat het land van
Guert Fransz. niet gelegen kan hebben bij de Cockardshoeve; daar
immers grensde de Blikkenburg over de gehele lengte aan het pastorie-
land. Het land van Guert Fransz. moet dan gezocht worden aan de andere
zijde, dicht bij de tegenwoordige Dorpsstraat. In die richting strekte
-ocr page 27-
-26-
de Blikkenburg zich dus minder ver uit dan de papelike prove. We menen
het land van Guert Fransz. te mogen identificeren met het 6 morgen
grote Schordenbroek. De belendingen kloppen vrijwel met de door Dekker
genoemde. Noordwaarts het pastorieland, west en zuid de Blikkenburg en
oost de heer van Moersbergen (=de Zeisterstraat) en de heerweg. Moei-
lijkheden hebben we met de belending 'de heerwech'. Daar moet mee
bedoeld zijn de tegenwoordige Driebergseweg, terwijl we uit meerder
oorkonden (zie ook Dekker, blz. 457) menen te lezen dat het goed de
Zeisterstraat doorliep tot de Blikkenburgsteech. Het is dan niet
duidelijk hoe we 'de heerwech' als oostelijke belending van het Schor-
denbroek moeten zien.
Dat het land van Guert Fransz. op de gesitueerde plaats gelegen
heeft wordt waarschijnlijker als we weten dat Meinz Petersz. pachter
van deze 6 morgen, daarnaast ook 6 morgen pachtte van het vlakbij
gelegen moerassige weiland van de papelike prove.
Door de ligging van het land van Guert Fransz. wordt ook duidelijk,
waarom als westelijke grens van het goed de Zeisterstraat altijd
genoemd wordt de papelike prove, maar nooit de Blikkenburg.
Van de genoemde begrenzing van de Blikkenburg: 'de papelike prove
ende Scorrenbossche' is de grens Blikkenburg-papelike prove op de
schetskaart na te gaan. Scorrenbossche kan in deze situatie maar op
één plaats gezocht worden namelijk daar waar de Blikkenburg zich, ten
zuiden van Cockardshoeve, voorbij de papelike prove uitstrekte tot de
Blikkenburgersteegh. We zouden dan tot de conclusie moeten komen, dat
Scorrenbossche gezocht dient te worden in het zuidelijk deel van de
Cockardshoeve.
Met de Scorrenhoeve -die dichter bij Cattenbroeck zou liggen- weten
we niet goed raad. Deze naam kwamen we maar eenmaal tegen, namelijk in
oorkonden van 8 october 1406 (7). Daarin worden de 6 morgen en de 12
morgen van Sint Pieter gesitueerd: "boven en beneden de Tiendwech van
Cattenbroeck" (8). Met deze Tiendwech wordt blijkbaar bedoeld het
lange stuk weg van de Brakel tot aan de Scorrenbossche. Van de 12,
morgen van Sint Pieter wordt gezegd, dat ze lagen aan de Tiendwech van
Cattenbroeck "die aen Scorrenhoeve leijt". In veel middeleeuwse oor-
konden worden de opeenvolgende punten aangegeven "met de klok mee".
Uitgaande van de 12 morgen zouden we de Scorrenhoeve dan moeten zoeken
in de richting van Scorrenbossche. Is het soms mogelijk dan Scorren-
hoeve een verschrijving is van Scorrenbossche? Of werd er wellicht de
hofstede mee bedoeld die daarin de oostelijke hoek van de Cockards-
hoeve lag (9)?
                                                                                       D,R. Klootwijk,
Bunnik.
-ocr page 28-
-27-
noten:
1. Zie schetskaart.
2. Klootwijk, D.R.: "Nogmaals veldnamen te Bunnik", Tussen Rijn en Lek
19 (1985) No. 4.
3. Dekker C: Het Krornmerijngebied in de Middeleeuwen, Zutphen, 1983
p. 173 noot 33.
4. Klootwijk, D.R.: "De Zeisteroever in de Middeleeuwen", Tussen Rijn
en Lek 6 (1972) No. 2 p. 15-16.
5. Hinsbergen, Ph. J.C. van: Bronnen voor de geschiedenis van Zeist
dl. 2 p. 171.
6. Eekeren, H.J. van: De Oude Kerk te Zeist, dl. 3, p. 287.
7. als noot 5 deel 1, p. 137-139.
8. Klootwijk, D.R.: "Enige opmerkingen omtrent de ontginning van het
Cattenbroeck", Tussen Rijn en Lek 20 (1986), No. 3 (Schetskaart).
9. Diepenem, J. van: kaart uit 1645. RAU Sint Pieter No. 425-18.
RECTIFICATIE
Hoewel de redactie haar uiterste best doet om fouten te voorkomen en
auteurs in wier artikelen inhoudelijke wijzigingen aangebracht worden
dus altijd de gewijzigde tekst voor publicatie ter correctie krijgen,
kan het toch wel eens voorkomen dat noch de redactie, noch de auteur
vergissingen opmerken. Dat is helaas gebeurd in ons septembernummer
van vorig jaar. Verzoeke de kaart van pagina 19 te lezen met toevoe-
-ocr page 29-
-28-
ging van de nummers en op pagina 18 in de derde alinea de zin als
volgt te lezen: "De hoeve wordt al in 1314 genoemdJ maar bestond reeds
ruim vóór de ontginning van het Cattenbroek (2)."
Redactie.
Vrtfuivck4i.iAC(t9«L*»t- Oii
Verbeterde schetskaart naar:
1)   J. van Dlepenerrt (1645).
2)   H.J.A. Berenósen, De genese van het landschap in
het zuiden van de provincie Utrecht, kaart 4.