TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
21e jaargang nummer 4 december 1987
Inhoud van dit speciale HOUTEN nummer:
|
||||||||||
B. van der Houwen
en O.J. Wttewaall: BOERDERIJ 'DE GROTE GEER' TE HOUTEN.
|
||||||||||
R. Blijdenstein: DE INVENTARISATIE VAN MONUMENTEN IN DE PROVINCIE
UTRECHT. |
||||||||||
- H. Reinders DE VOLKSTELLING VAN 1808 TE HOUTEN.
|
||||||||||
M.S.F. Kemp DE CRUYFF ALIAS VAN BEKWEL.
|
||||||||||
redactie-commissie
R.J. Butterman, Wijk bij Duurstede; L.M.J. de Keyzer, Houten; G. de Nie, Schalkwijk; H. Reinders, Bunnik; J.E. Toussaint Raven, Odijk; O.J. Wttewaall, 't Goy. Erelid: A. Graafhuis, Utrecht. Eindredactie en redactie-adres
mevr. G. de Nie, Molenpad 3, 3998 KE Schalkwijk (Wegens verhuizing van
het Instituut voor Geschiedenis tijdelijk niet telefonisch bereikbaar)
Secretariaat van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek'
mevr. T. Springer-Stam, Platolaan 10, 3707 GE Zeist, tel. 03404-20627.
Lidmaatschap van de vereniging, tevens abonnement op dit tijdschrift:
ƒ 25,- per jaar (studenten en scholieren: ƒ 12,50), over te maken op '$
rekeningnr. 32.98.07.498. t.n.v. de Historische Kring 'Tussen Rijn en '!
Lek', Rabobank Houten (postrekening van de bank: 214585). j
|
||||||||||
-1-
Boerderij 'DE GROTE GEER',_Snoeksloot_62 te_Houten.
|
||||||
1. Inleiding
De toekomst van deze monumentale boerderij is lange tijd onzeker
geweest. Nadat diverse plannen tot sloop, restauratie of het verplaat- sen van de boerderij van de hand waren gewezen, besloot de gemeente- raad van Houten op 5 november 1985 het pand te laten verbouwen tot sociaal-cultureel centrum. Tevens werd besloten het ernaast gelegen zomerhuis te verkopen met de wens dat er een horecabedrijf in geves- tigd zou worden. Toen bleek dat de verbouwing van de boerderij een zeer ingrijpende
zou worden, besloot men voorafgaande hieraan een bouwhistorisch en archeologisch onderzoek te verrichten. Dit onderzoek moest beperkt blijven tot het voorhuis van de boerderij omdat het achterhuis voor- zien was van een betonvloer die bij de verbouwing bleef bestaan. Er werd begin december 1985 gestart. De opgraving werd uitgevoerd door ondergetekenden die enkele malen werden bijgestaan door de archeolo- gische werkgroep van onze Kring. De opgraving, alhoewel overdekt, verliep niet geheel comfortabel. Zo moest er grotendeels bij lamplicht gewerkt worden omdat de boerderij hermetisch was dichtgetimmerd. Te- vens werd het werk bemoeilijk door de hoge grondwaterstand want 'De Grote Geer' ligt direct aan de rand van de polder 'Üud-Wulverbroek', een vanouds zeer nat gebied. De strenge winter maakte het graafwerk in februari 1986 vrijwel onmogelijk. Het werk werd anderzijds vergemakke- lijkt doordat we gebruik konden maken van de opmetingstekeningen van de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek, die in 1985 gemaakt waren en die als basis dienden bij het inmeten van de diverse bouwsporen en funderingen. Naast het onderzoek in de boerderij zelf werd er ook een klein
archiefonderzoek gedaan om inzicht te krijgen in de wiens bezit de boerderij door de eeuwen heen is geweest. 2. Bouwgeschiedenis
Uit de vroegste bewoningsperiode, die tussen 1300 en 1450 ligt, zijn geen sporen van een gebouw aangetroffen, maar wel een groot aantal scherven en gebruiksvoorwerpen. Deze vondsten werden gdaan in een soort greppel of sloot die onder de voorkamer lag. Deze sloot had een diepte van ongeveer 1.75 m. onder het tegenwoordige vloerniveau en was vooral onderin gevuld met afval zoals beenderen en scherven. Het feit dat deze sloot hier in de lAe eeuw lag, wijst er op dat de |
||||||
-2-
|
||||||
De Grote Geer in 197B
|
||||||
boerderij in die tijd op een andere plaats gestaan moet hebben, maar
uit de hoeveelheid vondsten moet worden afgeleid dat hij er niet ver vandaan gestaan heeft. In het voorhuis werden nergens sporen van een gebouw uit deze periode gevonden, maar het is heel goed mogelijk dat deze gezocht moeten worden onder het achterhuis. Of dit al een stenen gebouw geweest is valt niet te zeggen, allen dat in de latere fasen van de boerderij wel stenen gebruikt zijn van formatien welke na 1400 niet meer gemaakt werden en dus van afbraak afkomstig zijn. Stenen waren toen nog een duur soort bouwmateriaal en het is dus heel goed |
||||||
-3-
mogelijk dat zij afkomstig zijn van een elders afgebroken gebouw. Zo
rond 1450 of misschien nog iets vroeger werd een boerderij gebouwd op dezelfde plaats als de tegenwoordige boerderij, alleen iets kleiner (tekening 1). Deze boerderij had in ieder geval stenen funderingen, wat nog niet wil zeggen dat het opgaand muurwerk ook van steen was. Het achterhuis zal beslist nog van hout geweest zijn. In de kaaskamer en in de keuken werd een gedeelte van de fundering aangetroffen, in de voorkmamer alleen nog een uitbraaksleuf (funderingen werden in die tijd vaak nog helemaal weggebroken om de stenen weer te kunnen gebrui- ken). De reden dat er in de kaaskamer en in de keuken nog wel funde- ringen werden gevonden is dat deze bij een volgende verbouwing ge- bruikt werden. Tevens werden er in de voorkamer een aantal stookplaat- sen gevonden uit deze periode. Deze stookplaatsen waren in het midden van het woongedeelte gelegen en hadden geen speciale rookafvoer, het waren open vuren waarvan de rook zelf zijn weg door kieren en spleten in het dak zocht. De uiterlijke vorm van de boerderij was die van het z.g. langhuistype. De hierop volgende bouwfase stamt uit het midden van de 16e eeuw.
De voorgevel werd verplaatst naar de plek waar deze thans staat en er werd een kelder gebouwd met daarboven een opkamer. De plattegrond |
||||||
Tekening 1 en 2
■BmaaiHHMBa a-.r a X Deze lijn geeft de plattegrond ujeer
uit 1400 bij tekening 1, uit ongeveer 1550 bij teke- ning 2. |
||||||
-A-
wordt nu L-vorming (tekening 2). Het achterhuis van de boerderij was
vermoedelijk nog van hout. Van dit gebouw was voor de huidige verbou- wing tot sociaal-cultureel centrum nog de kelder over en ongeveer 2 meter opgaand muurwerk van de opkamer. De kelderingang werd in de voorkamer gemaakt; deze zal later twee maal verplaatst worden. De ingang naar de opkamer is waarschijnlijk altijd op dezelfde plaats in de voorkamer gebleven. In de loop van de 17e eeuw vinden er nog enkele verbouwingen
plaats. De linker zijgevel werd verplaatst naar de tegenwoordige plaats en in de rechter zijgevel kwam er naast de opkamer een tweede uitbouw (tekening 3). In deze periode werd het achterhuis ook in steen herbouwd. |
|||||||
t - KT '^J^'Oh'^'^'^^^^^S^^.jr <h| tekening 3
^■i^^^——•——- Deze lijn geeft de contouren weer van
de rechterzijgel zoals deze er in de 17e eeuw uitzag |
|||||||
Tijdens de opgraving hadden wel al geconstateerd dat de boerderij
een keer afgebrand was; het was alleen moeilijk om precies te bepalen wanneer dit was gebeurd. Direct onder en direct boven de brandlaag, die op verschillende plaatsen werd aangetroffen, vonden we zeer weinig scherven die ons die ons wat meer zekerheid hadden kunnen geven over het tijdstip van de brand. Gelukkig bracht het archiefonderzoek uit- komst. Op lU juli 1708 behandelt het Hof van Utrecht namelijk een verzoek van Crintje Lelienberg, weduwe van Peter Joosten van de Geer als voogd over haar minderjarige zoon Joost Petersen. Zij verzocht ƒ 2.000,- te mogen lenen voor het weer opbouwen van huis en achter- huis van haar zoon, dat enige maanden daarvoor door brand was verwoest (4). Het hof gaf hiervoor toestemming. De nieuwe boerderij werd weer geheel op de oude funderingen opgebouwd. Een klein gedeelte van het gebouw bleef bij de brand behouden en werd weer in de nieuwe boerderij opgenomen. Dit betrof de kelder met nog een stuk van het opgaande muurwerk van de opkamer en het onderste gedeelte van de muur tussen het voor- en achterhuis. Het dak kreeg een wat andere vorm dan voor de brand. Het gehele gebouw kwam er uit te zien zoals we het heden ten |
|||||||
De kelder uóór de sloop, in de muur de dichtgemetselde
ingang uanuit de voorkamer |
|||||
dage kennen. Na alle ingrijpende verbouwing door de eeuwen heen,
vinden er na de herbouw in 1708 alleen nog wat kleinere wijzingingen plaats. In de 18e eeuw werd het achterhuis met ongeveer 4 meter ver- lengd. Uit het jaartal in de dwarsbalk van het laatste gebint blijkt dat dit in 1785 gebeurd is. Een andere wijziging, die in de 19e eeuw plaatsvond, is de verplaatsing van de ingang van het voorhuis van de voorgevel naar de rechterzijgevel. Tevens werden de drie schuifven- sters in de voorgevel en het ene in de rechterzijgevel verplaatst. Sinds 1708 zijn er natuurlijk nog talrijke kleine veranderingen
geweest, maar deze hebben geen grote invloed gehad op het uiterljk of de indeling van de boerderij. Enkele van deze veranderingen zijn: het verplaatsen van de kelderingang van de voorkamer naar de keuken, het tot minstens 3 maal toe verplaatsen van de trap naar de zolder en het slopen van een aantal bedsteden. Pas in deze eeuw werd het grootste gedeelte van de plavuizen-vloeren door houten vloeren vervangen. |
|||||
De uier
uerschillende typen tegels |
||||||
3. stookplaatsen
Het oudste type stookplaats is de zogenaamde 'vrije haard', een open vuur midden in de woonruimte. Als warmtebron was dit echter niet erg comfortabel: de stralingswarmte die vlak bij het vuur erg hoog kon zijn, was meestal niet voldoende om de grote open ruimte te ver- warmen. Ook zal men veel hinder hebben ondervonden van rook en roetaf- zetting. Van dit type stookplaats werden er in de voorkamer een aantal gevonden, maar er ontstaat waarschijnljk al vroeg een ander type stookplaats, namelijk een open vuur met rookvang (schouw) en een rookafvoer (schoorsteen). Drie van de brandplekken in de voorkamer lagen namelijk vlak bij en tegen de voorgevel van de boerderij uit de periode 1450-1550. Het is dus heel goed mogelijk dat hierboven tegen de muur een schouw en schoorsteen gebouwd waren. Toen in het midden van de 16e eeuw de boerderij verbouwd was, werd de stookplaats ver- plaatst naar de muur tussen het voor- en achterhuis. Aan het einde van de 16e eeuw begon men de muur achter het vuur en onder de schouw vaak te voorzien van een versiering bestaande uit haardstenen of gegla- zuurde tegels. Tegels hadden ook de functie de muur tegen het vuur te beschermen. De schouw in de voorkamer van de Grote Geer heeft in de loop der tijd minstens een viertal verschillende soorten tegels ge- |
||||||
-7-
kend. De oudste die we gevonden hebben zijn uit ongeveer 1640. In de
tweede helft van de 17e eeuw zijn deze geheel of gedeeltelijk door andere vervangen en na de brand van 1708 eveneens. In de 19e eeuw, toen men van het open vuur was overgestapt naar een kachel, werd toch nog de muur hierachter versierd met tegels. Een aantal van deze laat- ste soort tegeltjes zaten nog in het schouwtje in de voorkamer, die bij de laatste verbouwing in 1986 gesloopt is. In de opkamer werd al vroeg een stookplaats gemaakt. Tijdens het
onderzoek naar bouwsporen werd een groot gedeelte van de pleisterlaag aan de binnenkamt van de opkamermuren verwijderd. Onder het raam in de rechterzijgevel werd toen een stookplaats gevonden met in de muur 33 haardstenen. De halfronde sluitsteen, die altijd op dergelijke haard- stenen geplaatst was, werd na de brand verwijderd omdat deze stook- plaats niet meer gebruikt werd en er een raam boven was gemaakt. Dat was jammer, omdat in zo'n sluitsteen vaak het jaar van fabricage |
|||||
De uondst uan de aspot onder het schouwtje in de uoorkamer
|
|||||
-8-
|
|||||
De 33 haardstenen in de opkamer
onder: een v/an de haardstenen na te zijn schoongemaakt
|
|||||
vermeld staat, maar gelukkig is uit het motief van de steentjes af te
leiden dat ze uit het begin van de 17e eeuw stammen. Oorspronkelijk zal ook hier een open vuur gestookt zijn met daarboven een schouw en een schoorsteen. Ieder voorjaar als de steentjes zwartgeblakerd waren van het stoken, werden ze schoongemaakt en met rode verf geschilderd. Na verloop van jaren werd dit een dikke laag verf waardoor het relief enigszins vervaagde. Deze verf werd nog op de steentjes aangetroffen. Het is goed mogelijk dat er later in de 17e eeuw een kacheltje voor stond; er werd namelijk op de vloer geen duidelijke brandplek gevon- den. Bij het plaatsen van de kachel zullen de plavuizen die zwart verbrand waren, vervangen zijn door andere. Helaas waren veel van de haardsteentjes voral door vocht heel zacht geworden zodat ze in stukjes uit elkaar vielen en ook was een gedeelte van de steentjes net als de muur ernaast met moderne specie aangesmeerd. Ze zullen heel moeilijk schoon te maken zijn. Uiteindelijk zullen er toch nog wel een twintigtal te restaureren zijn. Tijdens de verbouwing ontstond het idee deze haardstenen ergens in
de boerderij te herplaatsen. Maar de originele stenen zijn erg kwets- baar en daarom werd besloten ze te laten copieëren. De Goyse beeldend kunstenares Marijntje te Kolste kreeg de opdracht de 33 haardstenen na te maken. Van vier van de originele stenen werden rubberen mallen gemaakt waarin de 33 nieuwe stenen van aluminiumcement werden gegoten. Van o.a. eigeel werd op de originele manier een verf samengesteld die qua kleur zoveel mogelijk overeen kwam met de verf die op de stenen zat en met deze verf werden de afgietsels beschilderd. De stenen werden daarna geplaatst in de muur tussen de deel en het voorhuis, aan de kant van de deel. Ervóór op de vloer werden twee rijen plavuizen gemetseld, zodat het beeld van de echte stookplaats zoveel mogelijk benaderd werd. Ter gelegenheid van de opening van de boerderij als sociaal-cultureel centrum werd dit geheel onthuld door wethouder Barten van de gemeente Houten. In de keuken werden nog twee stookplaatsen gevonden die uit de 18e
eeuw dateren en zich alleen aftekenden als verbrande plekken op de plavuizen vloer. Als laatste werd tenslotte ook in de kaaskamer een plekje gevonden met wat brandresten die op een stookplaats kunnen duiden. 4. De vondsten
Aardewerk. De meeste vondsten werden gedaan in de 'sloot' in de voorkamer en in de keuken. De vindplaats in de keuken lag op een plek die voor de herbouw in 1708 nog buiten de boerderij lag. Het aardewerk |
|||
-10-
dat daar gevonden werd, was dan ook allemaal van vóór de 18e eeuw. Op
enkele scherven uit de 15e en begin l6e eeuw na, dateerden zij alle- maal uit het einde van de 16e en uit de 17e eeuw. Het aardewerk dat in de 'sloot' gevonden werd, bestond uit steengoed, roodbakkend en blauw- grijs en was allemaal te dateren als lAe en 15e eeuws. De aardwerk- vondsten moeten nog nader onderzocht en beschreven worden. |
||||||
Drie steengoedkannen, gevonden in de 'sloot'
|
||||||
Een muntje. Een heel welkome vondst tijdens het onderzoek was die
van een heel klein zilveren muntje. Het werd gevonden bij een van de stookplaatsen in het midden van de woonkamer. Een munt geeft de moge- lijkheid om de vindplaats vrij nauwkeurig te dateren. Het muntje is een z.g. armenpenning, geslagen door de stad Utrecht, ca. 14Ü0/1A20. Op de sterk geoxideerde voorzijde staat het stedelijk wapenschild binnen een driepasornament. Daar rondomheen staat: "Dit . is . der . armer . pen". De vrijwel gave keerzijde laat een gevoet kruis zien met de tekst "MON ET.NO - V.tra-iect" (Determinatie: R. de Zwarte).' Het is een zeldzaam muntje waarvan tot nu toe slechts vijf exemplaren bekend |
||||||
-11-
zijn. De datering komt overeen met de ouderdom van de scherven en
ijzervondsten uit de 'sloot' in de voorkamer. I.jzer. Van de bekende materialen is ijzer de laatste 2000 jaar wel
het meest verwerkt om gebruiksvoorwerpen van te maken. Toch is het aantal ijzeren voorwerpen dat gevonden wordt relatief gering. Dit heeft te maken met het gemak waarmee ijzer met de zuurstof uit de lucht reageert en dan een bros oxide (roest) vormt, dat na lange tijd slechts een bruinige plek in de grond achterlaat. Alleen onder omstan- digheden waarbij ijzer geheel van zuurstof is afgesloten, kan het bewaard blijven. In de al genoemde 'sloot' zijn ijzeren voorwerpen redelijk tot goed bewaard gebleven. Er zijn zeven messen gevonden in allerlei soorten en maten. Alleen
Een aantal uan de ijzeruondsten uit de 'sloot'
u . 1. n . r . spade, rijspoor, sleuteltje en drie messen
|
|||
-12-
het ijzer is bewaard gebleven, van de waarschijnlijk houten heften is
niets over. De messen zijn allen van het plaatangel-type. Plaatangel wil zeggen dat het ijzer van het lemmet tussen twee houten of benen belegplaten is bevestigd met busjes of nagels, die het heft vormen. Vooral na 1400 wordt deze wijze van bevestiging algemeen. Een klein sleuteltje uit de 15e eeuw met een korte steel en fraai
uitgewerkte baard laat ons zien dat ook gebruiksvoorwerpen soms met veel oog voor detail werden vervaardigd. Misschien dat het kruis dat in de baard is uitgespaard, ons iets vertelt over wat ooit achter het slot te vinden is geweest. Het meest tot de verbeelding sprak wel de vondst van een geheel
gave rijspoor. Dit fraaie stukje smeedwerk, werd aan de hak van een laars bevestigd voor het paardrijden. Zelfs de ijzeren gesp was nog aanwezig. Alleen het leren riempje ontbrak. De rijspoor is een z.g. radspoor: aan het eind van de schacht bevindt zich een wieltje met punten. Dit type wordt na 1350 algemeen. Gezien de lengte van de schacht en de vorm van de beugel dateren we de rijspoor midden 15e eeuw. De rest van de ijzervondsten bestaat uit een spade, een tweetal
stukjes kistbeslag, een van een haardtang, fragmenten van een hooivork en riek en veel nagels. Deze voorwerpen zijn individueel niet te dateren, maar het feit dat ze uit dezelfde sloot komen, maakt datering tussen 1350 en 1A50 mogelijk. Een voorwerp is nog het vermelden waard. Het is een koperen plaat
van 12 X 13 centimeter die met koperen nagels op een ijzeren plaats vastgeklonken zit. Van het ijzer was echter door oxidatie zo weinig over dat we naar de functie van dit geheel slechts kunnen raden. Het archiefonderzoek
Ondanks het feit dat er relatief weinig tijd aan het archiefonder- zoek werd besteed was het resultaat toch vrij groot. Als belangrijkte vondst geldt natuurlijk het jaar waarin de boerderij afgebrand is, maar verder kan een vrij exacte lijst van eigenaren gemaakt worden van 1676 tot heden. We zijn er van overtuigd dat deze met wat meer moeite opgevoerd kan worden tot in de 16e eeuw of vroeger. In 1676 vinden we als eigenaar Jonkheer Cornelis van der Massche terwijl de boerderij werd gepacht door Peter Joosten (1). In 1679 koopt Peter Joosten de boerderij inclusief 28 morgen land (een morgen is 0,85 Ha.) voor het bedrag van ƒ 4.450,- (2). Uit de omschrijving van de boerderij uit 1676 blijkt dat er nog een aantal bijgebouwen hebben gestaan: "seckere huysinge van vooren tot achteren d'steene kamer ende twee bergen, |
||||
-13-
bouwhuys, backhuys, brouwhuys, schaepstal ende voortas alle verder
getimmer". Voor deze aankoop moest Peter Joosten enkele leningen sluiten, waarvoor de boerderij als onderpand diende, maar hij zag kans in de daarop volgende 20 jaar alles af te lossen, in geen van de stukken wordt de boerderij 'de Grote Geer' genoemd, maar sinds 1687 gaat Peter Joosten zich 'Van de Geer' noemen (3). Ook zijn kinderen en kleinkinderen blijven de achternaam 'van de Geer' gebruiken, zelfs toen zij de boerderij niet meer in hun bezit hadden. De naam 'De Geer' komt in de buurt van de Grote Geer ook voor als naam van een boerderij aan de Binnenweg (in 1983 gesloopt). Tevens worden een aantal stukken land ten zuidwesten van de Grote Geer omschreven als liggend op de Geer (Een gerend stuk land is aan de ene kant breder dan aan de andere kant). Het is dan ook niet zeker of Peter Joosten zich naar de boerderij genoemd heeft of naar de naam van enkele stukken land. In de 19e eeuw komt pas de naam De Grote Geer voor in de stukken. Peter Joosten van de Geer overleed waarschijnlijk in 170A en liet de boerde- rij en het land na aan zijn dan nog minderjarige zoon Joost Petersen (geb. 1683/1704, overl. 17/i3/A). Zoals al eerder beschreven, brandde de boerderij in 1708 af en werd
in datzelfde jaar herbouwd (4). Om dit te financieren moest Crintje Lelienberg, de moeder en voogd van Joost Petersen, ƒ 2000,- lenen. Na het overlijden van Joost Petersen koopt zijn weduwe Aaltje van der Hogen in 17AA 28 morgen op Rijsbrug onder Bunnik erbij (5), in de volksmond wel het goed 'de Maat' of 'Termaat' genoemd, die zij en haar man al sinds 1724 gebruiken. Na haar overlijden in 1751 zetten de haar zoons Peter Joosten, Joannes, en Hannes, de boerderij samen voort. Ze kopen hun zus Geertruyd, gehuwd met Cornelis van Zweserijn en broer Aart uit (6), maar het gaat hen minder goed af dan hun vader en groot- vader en in 1758 moeten ze ƒ 3000,- lenen op de 28 morgen te Bunnik (7). In 1762 gaan ze uit elkaar. Peter Joosten van de Geer krijgt de bezittingen en de schulden, maar om de aflossing en rente van de schuld uit 1758 en de uitkoop van zijn broers en zuster te betalen moet hij in 1766 zelfs ƒ 6000,- lenen (7). Hij heeft De Grote Geer dan al verlaten en woont in het Vagevuur te Odijk. De Grote Geer is dan verpacht aan Arij van Rossum (9) (1740-1824), de 28 morgen onder Bunnik gebruikt Peter nog tot ca. 1770 (10), waarna ook die door Arie van Rossum zijn overgenomen. We komen Arij of Arie van Rossum tot 1796 tegen, maar dan blijkt zijn oudste zoon Abraham van Rossum (1772-1844) het te hebben overgenomen. In 1775 verkopen Peter Joosten van de Geer en zijn vrouw Evertje Daniels zowel de Grote Geer als de 28 morgen te Bunnik aan de Utrechtse houtkoopman Willem van Vianen (11). Na zijn |
||||
-14-
overlijden (18-10-178A) worden deze goederen bij de erfdeling tussen
zijn drie kinderen toegewezen aan zoon Jan van Vianen, kanunnik van St. Marie die het in 1798 nalaat aan zijn ongehuwde dochter Sara Engelina van Vianen, rentenierster te Amsterdam (12). Het goed was voor ƒ 1300,- per jaar verhuurd aan Abraham van Rossum. Dat was een vorstelijke pachtsom en het goed was dan ook met zijn 56 morgen, waarvan het huis met 23 morgen te Houten, 5 morgen te Oudwulven en Wayen en 28 morgen te Bunnik, een van de grootste boerderijen van Houten. Bovendien hield hij in 1808 (zie het volgende artikel onder No. 57:) 10 paarden, 19 koeijen, 2 veersen en 14 pinken, het grootste aantal paarden en koeijen van het dorp. Alleen enkele schapenhouders hadden meer dieren. In 1815 verkoopt Sara Engelina van vianen de boerderij, die het
huisnummer 37 droeg, met de goederen onder Houten, Bunnik en Oudwulven aan de Cornelia van Bijlevelt (17A6-1823), weduwe van de schatrijke T.G. Bosch (1726-1802), van wie wel werd gezegd dat alles wat hij aanraakte in goud veranderde. Alleen het stuk onder Bunnik heeft dan al een verkoopprijs van ƒ 11.200,-. In 1844, als Abraham van Rossum er overlijdt, blijkt het huis te zijn vernummerd tot 38. Het goed vererft dan meer dan een eeuw in de familie Bosch, die zich overigens met Cornelia's zoon Paulus Wilhelmus Bosch (1771-1834), Bosch van Drake- stein ging noemen. Via zijn achterkleindochter vereft het in 1927 op de familie van Nispen tot Pannerden en tenslotte aan Arnoldus Michael Helmich, die hem in 1973 verkoopt aan Joannes Gijsbertus van Wijk en Petrus Johannes van Wijk. De familie van Wijk was voordat ze de boer- derij kocht al geruime tijd pachter. Uiteindelijk kocht de gemeente |
|||||
Het voorhuis tijdens de uerbouwing
|
|||||
-15-
Houten in 1978 de boerderij met het bijbehorende land onder Houten ten
behoeve van de uitbreiding (13). Tenslotte
Het is een goede zaak dat de Grote Geer een stuk van het beeld in de nieuwbouw blijft bepalen. Hierdoor beseffen de bewoners van het nieuwe Houten dat het landchap oorspronkelijk geheel anders was inge- richt. Wat ons onderzoek betreft, dit heeft zeker een bijdrage gele- verd tot het verkrijgen van meer inzicht in de geschiedenis van een grote boerderij in de directe omgeving van het oude dorp Houten. Als in de toekomst zich vaker een dergelijke kans voordoet, is het zeker de moeite waard deze te benutten. Het is jammer dat een gebouw als de Grote Geer van zoveel cultuurhistorische waarde nooit onder de monu- mentenwet is gekomen. Misschien zou er dan bij de laatste verbouwing wat nneer rekening gehouden zijn meteen aantal oorspronkelijke elemen- ten die nu niet meer terug te vinden zijn. Zo verdwenen de fraaie kelder met tongewelf uit de 16e eeuw en de erboven gelegen opkamer, de rookkast op de zolder van het voorhuis (waarschijnlijk uit 1708) en het 19e eeuwse schouwtje in de voorkamer. Ook moesten om geluidsweren- de redenen de mooie balkenplafonds weggetimmerd worden. In het achter- huls bleef wel de balkenconstructie bestaan en verder is op enkele kleine wijzingingen na de gehele buitenkant gebleven zoals die vóór de verbouwing was. B. van der Houwen, Houten
en O.J. Wttewaall, 't Goy. 1. R.A.U. Dorpsgerechten, 791, Houten en 't Goy.
2. idem.
3. Dorpsgerechten 457, Bunnik, fol. 203-205. Hij huurt dan 8 morgen
in Vechterbroek onder Bunnik. Het archiefonderzoek is door H. Reinders uit Bunnik aangevuld met gegevens uit zijn archief, met name waar het archiefplaatsen uit Bunnik en de genealogie betreft. 4. Dorpsgerechten 792.
5. Dorpsgerechten 459 fol. 58.
6. idem 11-3-1752.
7. idem 23-9-1758.
8. idem 18-9-1756.
9. Dorpsgerechten 795.
10. Gemeentearchief Bunnik No. 46.
11. Dorpsgerechten 459 en 795.
12. Notarieel archief gemeente Utrecht, U 270 A 035 No. 793 en 794.
13. Kadastrale leggers van de gemeente Houten.
|
|||
-16-
DE INVENTARISATIE VAN MONUMENTEN IN DE PROVINCIE UTRECHT |
||||||||
Onlangs werden de monumenteninventarisaties van Houten en Bunnik
afgerond en aan de raden van de beide gemeentes aangeboden. De inventarisatie van Houten werd in 1985 en 1986 verricht door J.A.M. Smits, architectüurhistoricus en ü.J. wttewaal, beheerder van de oudheidkundige en topografische verzameling van de gemeente Houten met als begeleidingscommissie R. Blijdenstein, hoofd buro monumentenzorg van de P.P.D. Utrecht, H. Botschui.iver, hoofd ge- meentelijk buro bouwzaken Houten, L.M.J. de Kei.jzer, voorzitter van onze vereniging en J.H, van Schaik, (restauratie)architect. Door de beide inventarisatoren is een populaire versie van de inventarisa- tie gemaakt. Dit boek zal naar men verwacht in de loop van volgend jaar verschijnen. Het bestaat uit drie delen, een algemene geschie- denis en typologie plus 2 delen over de monumenten. De inventarisatie van Bunnik is eveneens in 1985 en 1986 gedaan,
hier door mevr. S. van Ginkel-Meesters, kunsthistorica met als begeleidingscommissie naast R. Blijdenstein, H. Huntjens, directeur gemeentewerken Bunnik, H. Reinders, dorpshistoricus en P.S.A. de Wit, (restauratie)architect (en penningmeester van onze vereni- ging). Het is de bedoeling dat mevr. Van Ginkel een populaire versie van de Bunnikse inventarisatie zal gaan schrijven in twee delen, een over Bunnik en het andere over Odijk en Werkhoven. Een verschijningsdatum is nog niet aan te geven. Wel hield mevr. Van Ginkel een op 29-9-1987 een lezing voor onze kring, waarvan U een verslag kunt lezen in ons maartnummer van volgend jaar. Hieronder belicht de heer Blijdenstein enige achtergronden en
doelstellingen van deze inventarisatie. Redactie.
|
||||||||
Na mijn aanstelling bij de Provinciale Planologische Dienst
(P.P.D.) begin 1983 is een aanvang gemaakt met het inventariseren van cultuurhistorisch waardevolle elementen in de provincie Utrecht. Doel van deze inventarisatie is het verkrijgen van een zo compleet mogelijk overzicht van niet alleen de door het rijk beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten, maar van andere cultuurhistorische waarde- volle objecten, structuren en gebieden als basis voor een monumenten- beleid. Accent daarbij ligt vooral op de inventarisatie van jongere bouwkunst en stedebouw tussen 1850 en 1940. |
||||||||
-17-
De inventarisatie wordt per gemeente verricht en loopt vooruit op
de nieuwe monumentenwet, waarbij met name de gemeenten een grotere rol in de monumentenzorg zullen spelen. De provincie Utrecht heeft daarom in eerste instantie het stimuleren, het coördineren en het in samen- werking met de gemeente en particuliere organisaties uitvoeren van een monumenteninventarisatie tot haar taak gerekend. Tot nu toe zijn vanuit de P.P.D. de volgende gemeenten volledg geïnventariseerd: Loenen, Maarssen, IJsselstein, Bunnik en Houten. In bewerking zijn Vleuten-de Meern, Soest en Oudewater. De gemeenten Baarn, Bunschoten- Spakenburg, De Bilt, Zeist en Driebergen zijn reeds eerder geheel of gedeeltelijk geïnventariseerd. De gemeenten utrecht en Amersfoort worden niet door de P.P.D. geïnventariseerd aangezien zij over eigen deskundigen beschikken. Waarom een inventarisatie?
Voor de monumenteninventarisatie is een uniforme methode ontwik-
keld, waardoor het mogelijk wordt voor zowel Provincie als Rijk ge- meenten onderling te kunnen vergelijken en een gemotiveerde nadere selectie te maken zowel per cultuurgebied (bijvoorbeeld het Kromme Rijngebied) als per categorie monumenten (bijvoorbeeld boerderijen). Daarnaast geeft een systematische aanpak met vastgestelde selectiecri- teria een goed handvat voor een evenwichtige keuze van wat wel of niet waardevol is. De inventarisatie vormt het basismateriaal voor een ruimer opgevat
monumentenbeleid, dat niet uitsluitend gebruikt maakt van de Monumen- tenwet, maar ook de Woningwet (welstandstoezicht), de Wet op de Ruim- telijke Ordening (bestemmingsplannen) en de Wet op de Stads- en Dorps- vernieuwing (stadsvernieuwingsfonds). Het is in eerste instantie be- doeld als basis voor een gemeentelijke monumentenlijst, maar is ook van waarde als signaallijst bij verbouw- en sloopplannen t.b.v. het welstandstoezicht en het is een goede basis voor het opstellen en toetsen van bestemmingsplannen. Voorts kan het van nut zijn bij res- tauratieplannen en subsidieverzoeken. Tenslotte, maar zeker niet ten laaste, heeft de inventarisatie grote waarde als documentatie en voorlichting naar eigenaren (bewoners, zonder wie daadwerkelijke monu- mentenzorg niet kan bestaan). Daarom ligt het in de bedoeling van de provincie om een monumenten-
reeks in boekvorm te starten per gemeente. Houten en Bunnik zullen mogelijk die eerste gemeenten in de reeks worden. Wat wordt er geïnventariseerd?
De inventarisatie is zowel in de breedte als in de redelijke diepte |
|||
-18-
opgezet en omvat in principe alle nog aanwezige cultuurhistorisch
waardevolle elementen per gemeente. Het gaat daarbij niet alleen om statige buitenplaatsen, een enkele kerk, kasteel of molen, maar ook om boerderijen, daglonerswoningen, winkelpanden e.d. het gaat ook om gebouwen met in directe omgeving en opstallen, zoals boerenerven, of om een groep van gebouwen die samen een eenheid vormen. Een monument kan een gebied zijn met een opmerkelijke structuur of beplanting een park of begraafplaats, een polder met bijzondere verkaveling of een jaagpad. Ook kleine elementen zoals bruggen, toegangshekken of grens- palen kunnen monumenten zijn. Uitgangspunt is een integrale inventarisatie. Daarbij worden ook de
archeologische monumenten meegenomen en indien reeds geïnventariseerd solitaire bomen met cultuurhistorische betekenis zoals herdenkingsbo- men. Niet alles is echter even belangrijk. Om een afgewogen monumen- tenbeleid te kunnen ontwikkelen is een nadere selectie gemaakt in de brede inventarisatie. Hoe is geslecteerd?
Om een goede selectie te kunnen maken zijn van te voren een aantal criteria opgesteld. Met gehulp van deze criteria is bekeken wat waar- devol genoeg is om op te nemen en om een nadere gradatie in waarde te kunnen maken. De opgestelde selctie-criteria volgen in grote lijnen de criteria, die de Rijksdienst voor de monumentenzorg recentelijk heeft ontwikkeld. Zij geven een bredere benadering, zijn adequater toepas- baar op de bouwkunst van na 1850 daar de deels achterhaalde criteria omschreven in de monumentenwet (schoonheid, betekenis voor de weten- schap, volkskundige waarde, geschiedkundige herinneringen): 1. situeringswaarde
a. stedebouwkundige betekenis als belangrijk restant van een histo-
risch stedebouwkundige concept en/of als geheel of onderdeel van een historische aanleg of verkaveling. b. betekenis als onderdeel van een ensemble of complex.
c. van belang vanwege de visuele, historische of functionele rela-
tie met de park/tuinaanleg. d. van belang als oriëntatiepunt.
e. van belang vanwege het silhouet en/of markering voor het stads-
beeld. 2. Architectuurhistorische betekenis
a. stilistische betekenis als goed voorbeeld van een bouwstijl;
|
|||
-19-
vanwege de kwaliteit van de gevelcompositie of vanwege de inspe- |
|||||||||||
ling op de naaste omgeving (m.n. hoekpartijen);
|
|||||||||||
typologische betekenis als goed voorbeeld van een bouwtype,
gerelateerd aan de oorspronkelijke functie; vanwege het mate- riaalgebruik en constructiewijze; de kwaliteit van het interieur. |
|||||||||||
b.
|
|||||||||||
c,
|
|||||||||||
3. Historische betekenis
a. als uitdrukking van een sociaal- economisch historische ontwik-
keling wat betreft de bestemming, de verschijningsvorm en de situering van het object. b. van belang voor de nederzettingshistorie van een gebied of plaats;
c. van belang als symbool of herinnering aan een historische
gebeurtenis of ontwikkeling. Wanneer een of meer van deze criteria van toespassing zijn, is het
object beschreven. Voor een andere selectie is behalve de genoemde criteria gekeken in hoeverre de directe omgeving, de hoofdvorm en de detaillering gaaf is. Gaaf niet in bouwkundige zin, maar wat betreft de mate van oorspronkelijkheid. Bovendien is ook de relatieve zeld- zaamheid, het aantal keren binnen deze gemeente dat een bepaalde situering, architectuur of historie voorkomt, bij de afweging betrok- ken. Dit resulteert in een kwalificatie van het beschreven object ingedeeld volgens drie categorieën: cat. 1: zeer waardevol, cat. 2: waardevol, cat 3: minder waardevol in cultuurhistorische zin. Deze categorieën geven dus een gradatie in waardering aan, die van
betekenis is voor een gedifferentiëeerd monumentenbeleid (monumenten- lijst, welstandstoezicht e.d.). Hoe is beschreven en gedocumenteerd
Uitgangspunt bij het inventarisatieformulier is om op een systema-
tische wijze een duidelijk zicht te krijgen op de waarde en betekenis van het object, wat het voorstelt, hoe het is gesitueerd, in welke staat het verkeert en wat de bestemming was en nu is. Het inventarisa- tieformulier bestaat uit een tekstblad en een afbeeldingenblad. Het tekstblad bevat administratieve gegevens (objectnummer, naam,
inventarisator, datum opname, negatiefnummer), beheersgegevens (ge- meente, plaats, adres, naam kadastrale aanduiding, eigendom, gebruik), historische gegevens (bouwdatum, ontwerper, opdrachtgever, verbou- wingen, literatuur en bronnen), een beschrijving van het object en een waardering zowel in woord als grafisch weergegeven. Tenslotte nog een |
|||||||||||
-20-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BUREAU M0NL'MtNTFN70R<i r.P,[). ITRK Hl
INVENTARISATIFFORMUMERIBaihm Plaats: Houten
AFBEELDINGEN: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 (.)b)ccinr.: Hou - 2''R
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omschnivinp
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BUREAU MOhOJMENTENZORG P PD ITRE( Hl
INVENTARISATIEFORMULIER IA i |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lar
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
. BasdvIJvfNf
»'ioni*»rlt)li [bini
Dcali ■■tgapltUti
da nok •ver»l)d4g gedakt •f9«wo)fd . |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liboardarfj <
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lan nlautrtyiuumtjk) galaqan dMi
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i;S"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ird pand op ••n l-vomiga platiagroni
aan da Rondnaq (Blnnarmag). Da dael adaldak. Ein bomaliag mal toldarvari |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
braad. SnoatboMn
|
link! opilj an rachti vMr hat pand.
ilalttard nwt gataarda pHnt. Naganoag In hat middan twaa :» ichul Ivaniters mat lulkan, Llnki tn toortgalljk vanitai :» twaa Idantlaka dubbala achtruUi draalvanitar» nat lulk< iri. Hiarondar im» Idantlakv klalna kaldarrtawn mat dlavai 'an de middalita vtnitan, ondar aan llchta daknalvlif, »•• draalvanitar, «at lulkan. lakitaan, gaplatitarda plint. Rachtt In hat voorhuli twaa
I achtrultt draalvanttan mat driarulti bowanllcht. Da vani inljian, da bovanllchtan tratlai aan da binnandjda. Link: I kaldarraan mat diavanlliari an luik. Hlarfaovan aan dubba •nitar mat diavaniJian. Op da vardlaplng naganoag In hat |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<dant<al
■ lü opka* dubbal vt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t>0«rd*r<J
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
' dlvartai XVI M«i XVIIIdi
- 19U: - r*tt«ur«tl« an « tot toe. - cult.
■IJilgfng Intarl
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■Iddan ondar aan
op da vardlaplng, miga an gafacattai |
llchta daknvlvlng, aan draalvanttar alt In da voorgaval
lat lulkan. Da daal haaft vlar ldanl|*ka lagmantboogvor- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■tltgaplalitard mat gataarda pllntj da daal U ongaptalt-
. van hat nlddan In hat voorhuli aan houtan daur mat bovan' irvan aan tchulfvanitar alt In da vonrgaval, mat lulkan. venitar aU voornoamd. Op da vardlaping aan dubbal vlarru wljia van dakkapal, cantraal gaplaattt. Achtsr In hat vooi aivanitar «at luik. Diract achtar hat dwarthuli aan houtai vlar (dantlaka ttalraman a1t voornoamd. Da ring van hat glatljtaran rooivanstar ultartt Hnki (7). aannailgi aan kaldar ntat tongawal', aan houtan tchoonteai >. IbOO). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'. c«fl varbouHd
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■ h«t 1
|
trhuli
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- R.A.U.) Dorpifarachten nr. 791, 7K, 7M, 799, SOI
- TIafidkaart door J. van DIapanw» uit IMO
- R.A.U.) hof van Utrarhl nr. 2S:-16e-ie. ka
u«t 1 1(70 - hadaatrala >lnuut 1B37
- kadaitrala lagvari v.a. 161!
• InvantarUatlarapporti Latllndani blad J - DpBattngi Stichting HlitorUch Boardarij
Qftdanoak nr. ftli9-7 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drailvanitar bl)
•an tHaarul tt dn daur. tn da daal ga«r mat uUiondi In itat fnwrlwr an haarditanan li |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4lv«rM •tMnfêr«Mitan ilchtbaar In front
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DaaU r1 tgaplalttarde, In ooriprong XVI aaunia dxanhultboardarlj mat riatan
«chllddak, XlXaaauwt lomarhult, an lalHndan. Van archltactuurhlttorUch balang vantMga da a'laatbaarhald van da bou*ig«(chladarMi, da kaalltalt aU vertaganwDordlgar van hat bouwtypa, da knalltalt van da datalllartng, dia bovandlan vrij gaaf It, an vanwage da duldalljka ralatia Intarlaur-antariaur. Stadabouwkundïg van balang vannage de batakanlï van hat complex voor hat landïchap. In cuUuurhlitorlïch opilcht belangrijk varMtaga da betakanit voor de nedertatting&gaschladenls. Da hoofdvorm Is nog onaangetast. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J.A.M. Sailti/O.J.
t novaMbar 1965 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12. ImwttorlMtor
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n. LièTSM
|
10. Zaldtu
|
5TT~
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n. CuTC.nift.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sfr
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-21-
concluderende rubriek (categorie-indeling, in waardevol gebied en de
beschermingsstatus). Het afbeeldingenblad bevat een of meerdere foto's en een situatie-
kaartje voor de exacte ligging en omvang van het object. Rapport per gemeente
In samenwerking tussen P.P.D. en de gemeente worden de inventarisa- tiegegevens uitgegeven in rapportvorm met beperkte oplage t.b.v. amb- telijk gebruik en voorlichting. De lay-out en opzet is zoveel mogelijk gestandariseerd. Per gemeentelijk inventarisatierapport wordt de vol- gende indeling aangehouden: inleiding en verantwoording, ontwikke- lingsschets van de gemeente, beschrijvingen van de waardevolle gebie- den, idem van de historisch-geografisch waardevolle structuren, idem van de archeologische monumenten en meldingsgebieden (gegevens R.O.B.) en als grootste onderdeel de beschrijvingen van de wardevolle objec- ten. Tenslotte een alfabetisch op adres gerangschikte lijst van alle beschreven objecten met type en waarderingsaanduiding. Voorts is bij- gevoegd een overzichtskaart van de gemeente (topografische kaart 1:10.000) waarop alle beschreven cultuurhistorische elementen met huisnummer en/of symbool staan aangegeven. Vanwege de schaal zijn de voorkomende kernen op deelkaarten eruit gelicht (1:1.000 of 1:2.000). Om enig kwantitatief idee te geven van de tot nu toe gemaakte
inventarisatie een aantal cijfers: Gemeente Houten: 312 objecten en 61 rijksmonumenten.
Gemeente Bunnik: 174 objecten en 26 rijksmonumenten. Gemeente IJsselstein: 185 objecten en 58 rijksmonumenten. Gemeente Loenen: 300 objecten en 141 rijksmonumenten. Gemeente Maarssen: 122 objecten en 141 rijksmonumenten. Behalve de circa 3.000 rijksmonumenten zullen er in de gehele
provincie (behalve de stad Utrecht) zo'n 10.000 a 15.000 waardevolle objecten te inventariseren zijn. Gezien de geringe capaciteit bij de provincie zal, om continuïteit te houden in het omvangrijke inventari- satieproject, zowel ambtelijke als financiële ondersteuning van de gemeenten noodzakelijk zijn R. Blijdenstein, P.P.D., buro monumentenzorg, Utrecht.
|
|||
-22-
EEN VOLKSTELLING UIT HOUTEN VAN 1808
|
|||||
Inleiding
In ons decembernummer van 1986 publiceerden we reeds een Schalk- wijkse volkstelling. In dit Houten-nummer gaan we door met deze reeks bronnenpublicaties. Volkstellingen werden in het verleden nooit 'zomaar' gehouden. Er
was altijd een reden voor. Wilde Keizer Augustus met de volkstelling waarvan in de Bijbel sprake is: "En het geschiedde in diezelfde dagen, dat er er een gebod uitging van den keizer Augustus, dat de geheele wereld beschreven zoude worden. Deze eerste beschrijving geschiedde als Cyrenius over Syrië stadhouder was. En zij gingen allen om be- schreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad." (Lucas 2, Statenvertaling) Kenmerk van al die volkstellingen is dat deelname verplicht was (anders heeft het geen zin) en dat er onder de bevolking grote weerstand tegen bestond. De laatste volkstellingen in Nederland zijn zelfs door de tegenstand niet doorgegaan. In de loop van de eeuwen is de bedoeling ervan steeds gewijzigd.
Hadden de tellingen in de oudheid vooral de bedoeling van de heerser om vast te stellen over hoeveel mensen hij precies de baas was, later is de volkstelling meer praktisch. Bedoeling is in de Napoleontische tijd om vast te stellen hoeveel belasting ieder moest betalen en om de jongens die voor militaire dienst in aanmerking komen eruit te lich- ten. Ook de Burgerlijke Stand had aanvankelijk een militaire doelstel- ling. In het eerste plan was alleen voorzien in een geboorte- en overlijdensregister voor jongetjes, dat aan het eind van het jaar bij de militaire prefect moest worden ingeleverd. Meisjes waren voor de militaire dienst niet interessant. Zij kwamen dan ook alleen aan de orde in het trouwregister (soldaten waren niet vrij om te trouwen). Omdat Napoleon bang was dat zijn militaire bedoelingen er al te dik bovenop zouden liggen, met de bijbehorende sabotage, werden de meisjes in de geboorte- en overlijdensregisters toen 'ook maar' meegenomen. De volkstelling van 1808 had duidelijk belastingtechnische achter-
gronden. Bedoeling was het houden van een 'buitengewone quotisatie' voor de oorlogsinspanning. Die werd per kostwinner betaald en daarom moest precies worden vastgesteld wie er in een dorp woonde en hoe groot zijn bezit was. Dat de vrouwen en de kinderen alleen als aantal belangrijk waren blijkt uit het feit dat er sprake is van de man, wiens naam en beroep precies worden genoteerd met daarachter 'en |
|||||
-23-
vrouw, 4 kinderen, l knegt, 2 koeien, 1 varken'. Vrouwen, kinderen,
knechten, koeien en varkens waren uitsluitend als aantal interessant. Net 20 min als de volksteller in de naam van het varken geïnteresseerd was, was hij dat in de naam van de vrouw. Dat was toen overigens een gebruikelijke praktijk. Een vrouw had alleen voor haar huwelijk een naam, zoals No. 25: Berendina Estoppeij. Op haar trouwdag verloor ze die naam en ging als de vrouw of weduwe van ..... door het leven.
Voor de duidelijkheid zijn de gegevens steeds in dezelfde volgorde
opgenomen en zijn afkortingen gereconstrueerd. De hoeveelheden land die men in eigendom heeft staan genoteerd in
m. (=morgen, ca. 0,84 Ha), die verdeeld waren in 6 h. (=hond, 1400 vierkante meter). ledere hond was verdeeld in 100 r. (=roeden, 14 vierkante meter) zodat er 600 roeden in een morgen gaan. Bij ieder gezin staan de belastingaanslagen genoteerd in guldens,
stuivers en penningen. De belastingen zijn onderverdeeld in VERPONDING (een grondbelasting), PERSONEEL (een belasting op bezittingen), niet te verwarren met het DIENSTBODENGELD (belasting op het in dienst hebben van personeel), PATENT (belasting op het uitoefenen van een middenstandsberoep), HOORNGELD (een belasting op koeien, die voor een koeij hoger was dan voor een veers en voor een pink nog lager, terwijl een guijste koe, die niet zwanger was geworden en dus geen melk gaf, onbelast bleef) en PAARDENGELD. Omdat de bedragen van patent, dienst- bodengeld, hoorngeld en paardengeld recht evenredig zijn met de aan- tallen, zijn alleen de aantallen opgenomen. Daggelders (daghuurders) waren over het algemeen te arm om belasting te betalen, zodat zij geen aanslag hebben. Voor de overige Houtenaren vertelt de aanslag in het personeel iets over hoe breed de belastingplichte 'het' liet hangen en de aanslag in de verponding over zijn grondgebruik. Verder staan vermeld hoeveel huizen en land men in eigendom had. Verponding en eigendom staan los van elkaar omdat vrijwel iedere boer, ook die met eigen bezit, grond (erbij) pachtte. Een thiendenaar haalde de tienden op die aanvankelijk naar Bijbels
voorschrift een afdracht van 10% van de oogst vormde ten behoeve van het onderhoud van de plaatselijke pastoor, maar later in particuliere handen raakten en zich ontwikkelden tot een vaste grondrente. Dienst bode was de naam voor alle mannelijke en vrouwelijke inwonende perso- neelsleden; de meeste zijn boeremeiden en boereknechten. Het begrip is dus ruimer dan de 'stadse' dienstbode, een meisje dat in een net schortje huishoudelijk werk deed, hier 'luxe' meid genoemd. Voor |
|||
-2A-
boeremeiden en -knechten was de belasting lager dan voor 'luxe' meiden
zoals bijv. de pastoor die had. Een paard van gemak, was een rijpaard dat hoger was belast dan een werkpaard. Houten
1. Theodorus van Schaik, weduwnaar, thiendenaar, bijwooner Jan de
Bruyn en Gijsje (?) van Schaik. 1 Huis en 50 roeden land, 1 kind. 3 koeijen, 4 pinken, A morgen (m) wei en 2 m Bouwl, verponding ƒ 27-0-0, perzoneel ƒ 12-8-0.
2. Theodorus Wennekes en vrouw, 1 kind, 1 Huizinge en Hof, paarde-
meester, verponding ƒ 12-A-O, perzoneel ƒ 8-0-0. 3. Willem Brunst en vrouw, 1 kind, rademaker.
^^. Willem van Oort, weduwnaar, kleermaker, 1 knegt.
5. Teunis Peek & vrouw, daggelder.
6. Berend Michels & vrouw, 4 kinderen, daghuurder.
7. Willem Zwaning & vrouw, 3 kinderen, daghuurder.
8. Auke Kroes & vrouw, schoenmaker, 1 knegt.
9. de wed. Miltenburg en moeder en 4 kinderen, thiendenaar, 3 koeij-
en, 2 vaarssen, 2 pinken, perzoneel ƒ 2A-0-0. 10. de Heer ___ Golliaux & vrouw, 1 kind, rentenier, 2 Dienstbooden,
2 paarden, 6 m boomgaard, 5 m 200 r bouwland, A m de plaats.
Eigenaar van de plaats Zorgvlied en Boere Huizinge daarnaast met 6 mergen boomgaard en 9 mergen 200 r Hof en Zaailand. Verponding ƒ 78-0-0, personeel ƒ 36-0-0. 11. Antonia van der Sluijs, ongehuwd en zuster. Huizinge een 400 r
zaailand, wollenaaister, 3è h land, personeel ƒ 9-10-0. 12. Jan Dal drup & vrouw, 1 kind, 1 Huizinge, schoenmaker, 1 knegt.
verponding ƒ 12-0-0, personeel ƒ 3-10-0. 13. Jan Fluijt en vrouw en 3 kinderen, Huizinge en Hof, broodbakker en
winkelier, verponding ƒ 13-0-0, personeel ƒ 3-4-0. 14. de wed. Batenburg & zoon, verponding ƒ 7-0-0.
15. Thomas Mica schoolmeester & vrouw 2 kinderen, personeel ƒ 10-15-0.
16. Jan van Zal & vrouw, daghuurder.
17. Gerrit van Disselsteege en vrouw en zuster en 1 kind, huizinge en
kamer en hof, rademaker, 2 knegts. verponding ƒ 32-0-0, personeel ƒ 10-0-0.
18. Bastiaan de Bont & vrouw, 4 kinderen. 1 herberge met 400 r land
1 knegt, 1 meid 2 paarden, verponding ƒ 3-0-0 personeel ƒ 77-0-0. 19. Cornelis Versteeg & Vrouw, herbergier, 1 knegt, 2 paarden,
9 koeijen. perzoneel ƒ 45-0-0. Willem van Dijk, weduwnaar, 1 kind. 1 herberge met 4 m 400 r
boomgaard, verponding ƒ 62-10-0. |
|||
-25-
20. Lammert Lagerwei.j en vrouw 2 kinderen, herbergier, 2 dienstboden,
A koeijen, 2 paarden, perzoneel ƒ 47-4-0. 21. Peter Blankestei.in & vrouw 2 kinderen, daghuurder, 1 m land.
personeel ƒ 3-0-0. 22. Gerrit van Dijk & vrouw 1 kind, daghuurder.
23. Hendrik de Krui.jff 4 vrouw 6 kinderen, daghuurder.
24. Gerrit van Echteld en vrouw 4 kinderen, herberge en 500 r boom-
gaard en 8 m weiland onder Schonauwen, Herbergier en Hoeffsmit, 2 paarden, 3 dienstboden, 7 koeijen. verponding ƒ 40-0-Ü, personeel ƒ 29-9-0.
25. Berendina Estoppei.j ongehuwd, 2 huizen en 1 m. boomgaard, winke-
lierster, 1 meid, 1 koeij, 1 veers, 1 pink, 1 m. boomgaard, verponding ƒ 32-0-ü, personeel ƒ 13-0-0. 26. Willem Takke, ongehuwd, smith, 1 knegt, personeel ƒ 7-0-0.
27. Wessel van Renswoude & vrouw, 1 kinderen, daghuurder.
28. Andries Verschoof & vrouw, 4 kinderen, timmermansknecht.
29. Jan van Zoest & vrouw, 2 kinderen, daghuurder.
30. Hendrik van der Wielen, weduwnaar, daghuurder.
31. Jan van Engelen en moeder. Gaarder der onbeschreeve middelen, 1
dienstbode, personeel ƒ 5-0-0. 32. De weduwe Klaas van Wichen, 5 kinderen, rietdekster, 1 koeij.
perzoneel ƒ 7-4-0. 33. Jan Verweij & vrouw, 1 huis en 300 r. boomgaard, 2 kinderen,
slachter en thiendenaar, 1 koeijen. verponding ƒ 7-10-0, personeel ƒ 18-0-0.
34. Berend Scholten & vrouw, 4 kinderen, klein-tapper, kleermaker.
35. Hendricus de Wit pastor, 1 dienstmeid, personeel ƒ 10-0-0.
36. Matthijs Hoefsmit 4 vrouw, 1 kind. 1 huis en kamer met een hof en
2 m bosch. broodbakker, 1 meid. verponding ƒ 23-3-0, personeel ƒ 13-4-0.
37. Pieter Gadelle & vrouw, 1 kind, verwer en glazemaker
38. Jan Rensen weduwnaar, predikant, 1 dienstmeid
personeel ƒ 14-0-0. 39. Antonie Lagerweij & vrouw, 5 kinderen, bouwman, 3 dienstboden, 5
werkpaarden waarvan 1 voor gemack, 12 koeijen, 6 kleinvee, 2 m. bosch boomgard 30 m. wei 20 m. bouwland. verponding ƒ 135-0-0, ƒ 76-0-0, personeel ƒ 88-0-0.
40. Willem van den Berg & vrouw, 2 kinderen, huis en boomgaard 300 r
schoenmaker en loijer, 1 koeij. verponding ƒ 4-0-0, personeel ƒ 5-0-0.
41. Huybert Hol & vrouw, 3 kinderen, klein-tapper, 2 paarden, 1 koeij.
|
|||
-26-
verponding ƒ 27-0-0, personeel ƒ 7-0-0.
42. Hendrik Murkens & comp: en 3 zoons, tezamen 5 linnenkopers,
personeel ƒ 4-4-0. 43. Teunis van der Wiele schoenmaker.
44. Jan van Beimiel & vr: thiendenaar 3 koeijen.
personeel ƒ 4-10-0, hoorngeld ƒ 2-5-0. 45. d' Weduwe Baars & zoon, daghuurder
46. d' Weduwe Schreuder en vier kinderen, kleermaker, winkelier,
hüizinge 1 m. boomgaard, 3 m. bouwland. verponding ƒ 45-0-0, personeel ƒ 13-10-0.
47. Petrus Hulsteyn & vrouw, 3 kinderen, eene hüizinge, timmerman en
metselaar, 2 m. bouwland, 5 m. weiland. 48. Ellis van Schalk & zuster, daghuurder.
49. E: Estoppei.i & vrouw, 3 kinderen, 1 huizingen, Mr. Timmerman en
metzelaar, 2 osse, 2 schape, 24 m. 5 h. verponding ƒ 106-0-0, personeel ƒ 36-0-0.
50. Gi.is Zwanink en vrouw en vader, 8 kinderen, metzelaarsknegt
51. Willem Bongers & vrouw, 3 kinderen, daghuurder.
52. Hendrik Tullert en vrouw en 2 kinderen, een blinde man.
(de belastingaanslagen zijn doorgehaald). 53. Jan Bos en vrouw, daghuurder.
54. Jan van Rijn en vrouw, 1 kind, bouwman, 4 dienstboden, 5 paarden,
10 koeijen, 3 veersen, 4 pinken, personeel ƒ 95-0-0. 55. d' weduwe van Dirk de Goey, 5 kinderen, bouwerije, 1 knegt en 1
meid, 9 pparden, 12 koeijen, 4 veersen, 4 pinken, 16 m. weiland verpondingen ƒ 96-0-0, personeel ƒ 138-14-0. 56. (huis No. 36) Jan van Schalk & vrouw, zes kinderen, bouwman, 1
dienstbode, 5 werkpaarden, 16 koeijen, 8 pinken, 2 schaapen, 12 m. bouwland, 16 m. weiland, personeel ƒ 90-0-0, verponding ƒ 75-0-0. 57. (huis No. 37) Ar ie van Rossum 4 vrouw, 2 kinderen, bouwman, 5
dienstboden, 10 paarden (waarvan 1 van gemak), 19 koeijen, 2 veersen, 14 pinken, li m. bouwland, 15 m. weiland. (* Dit is de boerderij 'De Grote Geer', zie daarover het voorgaande artikel), personeel ƒ 219-0-0, verponding ƒ 46-8-0. 58. Wouter Hoveling i vrouw, 5 kinderen, bouwman, 3i dienstbode,
7 paarden (1 van 2 jaar), 13 koeijen, 4 veersen, 5 pinken, 100 schapen, personeel ƒ 107-6-0. 59. Cornelis van den Booij & vrouw, 2 kinderen, daghuurder, 2 koeijen.
personeel ƒ 6-0-0. 60. Wouter van Zal & vrouw en 5 kinderen en bijwooner wed, van Wigge,
daghuurder, 1 koeij. |
||||
-27-
61. Pleter van Ewljk & vrouw, 2 kinderen, thiendenaar, 1 paard, 2
koeijen, 2 vaarsen, 3i m. boomgaard, i m. bouwland, 100 schapen, verponding ƒ 3A-0-0, perzoneel ƒ 6-0-Ü. 62. Klaas van der Schouw 4 vrouw, 6 kinderen, een boerehofstede
genaamd de Hennesprong, bouwman, 3 dienstboden, 1 m. boomgaard, 16 m. weiland, A3 m. bouwland, 6 paarden, 11 koeijen, 2 vaarsen, 3 pinken, verponding ƒ 200-0-0, perzoneel ƒ 94-16-0. 63. d' weduwe Veldhuijze 7 kinderen, bouwvrouw 2è dienstbode,
6 paarden 11 koeijen, 2 veersze 5 pinken, 4 schaape, 6 m. weiland, verponding ƒ A7-0-0, personeel ƒ 96-6-0. 64. Johannes van Schrijvershoff & vrouw, 3 kinderen, koornmolenaar, 2
koeijen, 1 pink, 1 schaap, 1 molen, 5 m. 11 h. bouwland, 2 - 400 de rest weiland, verponding ƒ 27-0-0, personeel ƒ 21-0-0. 65. Jan Wennekes & vrouw, 2 kinderen, bouwman, 5 paarden, 7 koeijen, 2
vaarsen, 3 pinken 2 m. boomgaard, 3 dienstboden, 28 m. verponding ƒ 76-0-0, perzoneel ƒ 54-2-0. 66. Jan Roskam & vrouw, 5 kinderen, thiendenaar, 1 koeij.
personeel ƒ 6-0-0. 67. De wed, van Rossum 2 kinderen, thiendenaar, 2 koeijen, 1 vaars,
personeel ƒ 10-0-0. 68. Arie de Kruijf & vrouw, 1 kind, daghuurder, huis en 200 r. hofland.
69. Cornelis van Es & vrouw, 2 kinderen, daghuurder.
70. Jan Lindeman & vrouw, 4 kinderen, thiendenaar, 2 koeijen, 1 pink,
1 schaap, personeel ƒ 15-0-0. 71. Aalbert Leemkolk in de Kniphoek en vrouw 4 kinderen, daghuurder.
bijwoners Willem Cornelis en Aaltje Froonhof, daghuurder. 72. Hendrik Bosdam ongehuwd 1 huis en 1 m. bouwland, thiendenaar. 1 m.
bouwland, personeel ƒ 5-6-0, verponding ƒ 11-0-0. Bernardus van Ewijk & vrouw, 3 kinderen, daghuurder, 1 koeij.
Cornelis Weerdenburg & vrouw, 2 kinderen, daghuurder. 73. Peter van de Kreeft & vrouw, 3 kinderen, daghuurder, 1 koeij, 1
veers. personeel ƒ 14-0-0. 74. (huis 54) Gerrit van Dijk & vrouw, thiendenaar, 2 koeijen, 1 pink.
perzoneel ƒ 4-10-0. 75. Peter Spliet & vrouw, 5 kinderen è m. boomgaard, schaap-herder,
100 schapen, perzoneel ƒ 9-17-0. 76. IJsbrand van der Wielen & vrouw, personeel ƒ 3-0-0.
bijwooner Evert Pauw & vrouw 2 kinderen, daghuurder. 77. Steven Scheer & vrouw 4 kinderen, daghuurder.
78. Cornelis van der Kreeft & vrouw 2 kinderen, daghuurder.
79. Barend Schrijver & vrouw, daghuurder.
|
|||
-28-
80. Adriapus de Bloklander, Willemijn Bouwman, arm.
81. Bastiaan Langerak & vrouw, 1 kind, daghuurder.
82. Gerrit Wlgman & vrouw, 4 kinderen, daghuurder.
83. d' Weduwe Dirk van der Kamp, 8 kinderen, 2 dienstooden, 7 paarden
(3/2 jarige) 15 koeije, 3 veersen, 3 guysten. personeel ƒ 150-0-0. 84. Hendrik Elbertse 4 vrouw, 3 kinderen, thiendenaar, 1 koeij, 2
vaarsen. perzoneel ƒ 16-10-0. 85. Bart Lankhaar, daghuurder, arm.
86. Willem Hofman & vrouw, daghuurder, 5 kinderen, 2 koeijen.
perzoneel ƒ 4-0-0. 87. d' Weduwe Leemkolk, 1 kind een zoon, daghuurder, 1 koeij.
Maria weduwe Haar, 3 kinderen, bedeelt. 88. Roelof Langerak A vrouw, 5 kinderen, daghuurder.
89. Antoni den Braber & vrouw, 6 kinderen, daghuurder.
90. Cornelis van den Berg 4 vrouw, 2 kinderen, bouwman, 2 dienstboden,
25 m. weiland en 15 m. bouwland, 8 paarden, 12 koeijen, 1 vaars, 7 pinken, verponding ƒ 176-0-0, personeel ƒ 89-4-0. 91. Steven Oostrom 4 vrouw, 3 kinderen, bouwman, li m. boomgaard, 12i
m. bouwland, 4 paarden, 11 koeijen, 4 veersen, 4 pinken, verponding ƒ 65-0-0, personeel ƒ 69-19-0. 92. Bart van den Brink, daghuurder.
't Goy
1. d' weduwe Cornelis Verweij, 2 kindei en. bijwoners Jan Verweij 4
vrouw en 2 kinderen, dienstbooden, 1 huizinge en herberge genaamd 'De Laatste Stuiver', lè m. boomgaard, 2 m. weiland, 7 m. trouwland, 6 paarden, 3 koeijen, 3 veersen, 3 pinken, verponding ƒ 62-0-0, personeel ƒ 66-5-0. 2. Willem en Gerrit Vermeulen en vrouw en 1 kind, 3i dienstboden, 5
m. bouwland, 9 paarden, 3 koeijen, 2 veersen, 6 pinken, 90 schapen, verponding ƒ 11-0-0, personeel ƒ 137-12-0. 3. Antoni van der Wurp 4 vrouw, 4 kinderen, 5 dienstboden, 8 paarden,
16 koeijen, 4 vaarsen, 4 pinken, personeel ƒ 133-11-0. 4. Jacob Meizen, weduwnaar. Jan Mei zen 4 vrouw, 7 kinderen, 1 dienst-
bode, 4 paarden, 7 koeijen, 2 vaarsen, 6 pinken, i m. boomgaard, 20 m. bouwland, 4 m. 3 h. weiland. verponding ƒ 73-10-0, personeel ƒ 45-6-0.
5. d' weduwe van den Brink en 1 kind 4 Cornelis van Amerongen en
vrouw, 4 kinderen, 2 dienstboden, 8 paarden, 12 koeijen, 6 pinken, 12 m. weiland, 17m 200 r. bouwland. verponding ƒ 92-0-0, personeel ƒ 106-16-Ü.
|
||||
-29-
6. d' weduwe van Zi.il en 2 kinderen, 2 dienstboden, 4 paarden, 4
koeijen, 50 schaapen, personeel ƒ 67-0-0. 7. Jacob van Doorn & vrouw, 10 kinderen, 3 dienstboden, 9 m. weiland,
22 m. bouwland, 1 m. boomgaard, 8 paarden (1 van gemak), 12 koeij- en, 7 pinken, 2 schaapen, verponding ƒ 93-0-0, perzoneel ƒ 88-12-0 8. Pieter van Kooten & vrouw, 6 kinderen, 3 dienstboode, huis, i m.
boomgaard, 7è m. bouwland, 8 paarden, 9 koeije, 6 pinken, verponding ƒ 65-0-0, personeel ƒ 67-2-0. 9. Barend Scheffer & vrouw thiendenaar 1 paard, 3 koeijen, h pinken,
perzoneel ƒ 6-0-0. 10. Jan Uittewaal & vrouw, 2 kinderen, A dienstboden, huis, 1 m. 15
weiland, 41 bouwland, 10 paarden, 12 koeijen en 1 os, 3 vaarsen, 2 ossen en 8 pinken, verponding ƒ 340-0-ü, personeel ƒ 96-16-0. 11. Jan Leemkolk & vrouw, 5 kinderen, thiendenaar, 2 koeijen.
personeel ƒ 4-10-0. 12. Cornelis van Ingen, ongehuwd, thiendenaar, huis en 4 m. boomgaard,
1 dienstbode, 1 paarden, 3 koeijen.
verponding ƒ 18-0-0, personeel ƒ 5-12-0. 13. Anthonie Uittewaal & vrouw, thiendenaar, huis, i m. bosch 5 m.
boomgaard, 5 m. bouwland, 1 meid, 2 koeijen, 1 vaars, verponding ƒ 29-10-0, perzoneel ƒ 17-15-0. 14. Jacob de Heus & vrouw, 5 kinderen, thiendenaar, 1 dienstbode, huis
2 m. 3m. bouwland, 4 paarden, 3 koeijen, 1 veers.
verponding ƒ 23-ü-O, personeel ƒ 20-0-0. 15. Lammert de Jong weduwe en 1 kind, thiendenaar, 2 koeijen,
daghuurder, 2 koeijen. 16. d' weduwe Johannes Oostrom en 4 kinderen, 3 dienstboode, 2è m.
boomgaard en bosch, 13i m. weiland, 48 m. bouwland, 7 paarden, 11 koeijen, 5 veersen, 3 pinken. verponding ƒ 233-0-0, personeel ƒ 96-12-0.
17. Arie Bos & vrouw, 4 kinderen, daghuurder, 1 koeij, 1 pink.
18. Johan Blom & vrouw, daghuurder.
19. Hannes van den Bogaart & vrouw, 5 kinderen, daghuurder.
18. (!) d' weduwe Hendrik van den Berg, 2 kinderen, 2 dienstboden, 4
paarden, 4 koeijen, 2 pinken, 5 m. wei, 19 m. bouwland, verponding ƒ 108-0-0, personeel ƒ 62-4-0. 19. (!) Johannes Versteeg & vrouw 1 dienstbode, 2 koeijen, 1 veers, 1
pink. huis 100 r. boomgaard, (bijwoner bij No. 21). verponding ƒ 12-0-0, personeel ƒ 10-12-0.
20. Jan Gorseling & vrouw 1 kind, daghuurder.
21. Jan Koot & vrouw 1 kind, herbergier, personeel ƒ 3-8-0.
|
|||
-30-
bijwooner Geurt Hoeksteen & vrouw, 1 kind, daghuurder.
22. (niet ingevuld).
23. Cornelis van Vulpens weduwe en A kinderen, arm.
24. Cornelis de Rooy 4 vrouw, 5 kinderen, timmerman, huis en erve.
verponding ƒ lO-O-O. 25. d' weduwe Arie de Heus 2 kinderen, Mattheus de Heus i vrouw, 4
kinderen, Daam Donxelaar, 2 paarden, 2 koeijen, l pink. personeel ƒ 33-0-0. 26. Huibert de Rooi.i & vrouw, 4 kinderen, 4 dienstbooden, 6 paarden, 5
koeijen, 3 veersen, 2 pinken, huizinge en 1 m. boomgaard, verponding ƒ 39-0-0, personeel ƒ 89-0-0. 27. Daam de Bruijn 4 vrouw en 5 kindere en de weduwe Frederiks, 4
dienstboode, 7 paarden, 14 koeijen, 9 pinken, 1 stier, personeel ƒ 132-2-0. 28. Evert van Reenen & vrouw, 2 kinderen, schaapherder, 1 knegt,
1 pink. 29. d' Heer Jan Wttewaal, weduwnaar, 3 kinderen, 3 dienstboode,
huizinge, 172 m. land, 20 m. bosch. de Zoon 3 paarden, 126 schaa- pen, verponding ƒ 723-0-0, personeel ƒ 46-10-0. Jan van der Wurp 4 vrouw en 3 kinderen, 4 dienstboden 15i m.
weiland onder Schonauwen, 7 paarden en 1 van gemak, 15 koeijen, 2 vaarsen, 8 pinken, verponding ƒ 44-0-0, personeel ƒ 138-8-0. Conclusie
In deze lijst staan 679 inwoners van Houten en 't Goy genoteerd.
Houten telde 451 inwoners verdeeld over 92 huizen met 178 volwassenen, 227 kinderen en 46 inwonende dienstboden. De gemiddelde bewoning van een huis was er met 4,9 normaal voor een dorp. 't Goy had 228 inwoners in 29 huizen waarvan 74 volwassenen, 102
kinderen en 52 dienstboden. De bewoning per huis kwam er met 7,9 erg hoog uit. Het grote verschil tussen Houten en 't Goy zit in de verschillende
structuur van de dorpen. Beiden hadden een ongeveer gelijk aantal boeren met hun grote gezinnen met ca. inwonende dienstboden (vooral boereknechten en -meiden), maar Houten had een dorpskern waar veel kleine gezinnen woonden. Opvallend is dat er in verhouding tot de bevolking veel te weinig middenstanders in de beide dorpen waren. Blijkbaar maakte men gebruik van de middenstanders die in Bunnik en vooral Vechten woonden. Als we de lijst van Bunnik t.z.t. publiceren, zal dat blijken. H. Reinders, Bunnik.
|
|||
-31-
De Cruyff alias Van Bemmel ) |
||||||
In 'Tussen Rijn en Lek' XXI (1987) 1, schrijft de heer A.A.B, van
Bemmel een artikel onder de titel "Tussenstand onderzoek Van Bemmel" waarbij ook mijn naam een aantal keren valt en zelfs de suggestie wordt gewekt dat ik bij dit 'onderzoek' betrokken zou zijn (noot 22: "Kemp, M.S.F., brief aan de auteur d.d. 14-11-1985"). Ik stel er prijs op te verklaren dat dit laatste niet het geval is. Tevens blijkt de heer van Bemmel mijn bijdrage in 'Gens Nostra' (december 1985) "Stam- reeks Van Bemmel herzien?", niet goed te hebben gelezen dan wel begre- pen. Ik heb aangetroond dat een familie welke zich enige tijd van de naam De Cruyff bedient, in te passen is in de familie Van Bemmel. Dat deze Van Bemmel's zouden zegelen met het wapen De Cruyff (een dwars- balk met drie lelies 2,1) zoalb ae ntisx Var. Strminei unoei beroep op mij stelt, is onzin en ook niet uit mijn bijdrage af te Izen. Integendeel leg ik in 'Gens Nostra' (p. 5A0) omstandig uit hoe deze Van Bemmel's die een tijdje De Cruyff heten, hun naam zullen ontlenen aan een grootvader van moederszijde, geheten Willem de Cruyff. Vervolgens ontleent de heer Van Bemmel nog een ander gegeven aan mijn bijdrage in 'Gens Nostra', namelijk dat een vooraanstaande familie Van Bemmel uit Wijk bij Duurstede en Amersfoort eigenlijk tot het geslacht Verwey behoort. En hij vervolgt: "Deze laatste Van Bemmels zegelen DAN OOK met HET wapen van de Verwey's namelijk in goud drie (2,1) zwarte kookpotten". Ook dit is onzin: HET wpen van de familie Verwey uit Tuil en 't Waal is: in zilver een blauwe keper, beladen in top met een zilveren zwemmende vis en vergezeld van drie rode meerbladeren; helm- teken een gouden eikel. Alleen een tak van deze familie (namelijk die in Amerongen) heeft zich bediend van het wapen met de drie kookpotten. In het themanummer Genealogie van 'Spiegel Historiael' (november 1986) maak ik de samenhang zichtbaar van deze met drie kookpotten zegelende Verwey's en Van Bemmel's met het geslacht Verwey dat met het 'klas- sieke' wapen zegelt (pag. 498). De heer Van Bemmel verwijst bij zijn bewering over deze laatste wapenovereenkomst (namelijk tussen Bemmel en Verwey) naar het artikel van de heer Reinboud in 'De Navorscher' (XCVIII (1959), p. 19). Dit is evenwel onjuist: Reinboud wees slechts op de overeenkomst van het wapen met de drie kookpotten van de door hem beschreven familie Van Bemmel met dat van het geslacht Wijcker- sloot. Pas de heer W. Wijnaendts van Resandt, in zijn artikel over het geslacht Verwey waaruit o.a. Prof. Dr. Albert Verwey stamt (Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie XX (1966), p. 243 e.v.) legt voor het |
||||||
-32-
eerst verband tussen beide geslachten Verwey en van Bemmel met de
kookpotten. Maar hij drukte zich korrekt en voorzichtig uit toen hij schreef: "DIT geslacht Verwey voert in goud drie zwarte kookpotten (2,1)" (op.cit. p. 245). Het lijkt mij dat een zo pretentieuze bedoeling als die van een
soort totaal-Van-Bemmel-onderzoek zoals kennelijk door de heer Van Bemmel aangevat, op zijn minst geschraagd moet worden door enige genealogische en heraldische zorgvuldigheid. Het is daarom misschien zaak om ook artikelen over deze onderwerpen zorgvuldig te lezen alvo- rens algemene beweringen te doen. M.S.F. Kemp, Leidschendam.
|
|||||
) De redactie biedt haar verontschuldigingen aan dat door omstandig-
heden deze reactie niet in een eerder nummer geplaatst werd. |
|||||