-ocr page 1-
TUSSEN RIJN EN LEK
TIJDSCHRIFT VOOR DE GESCHIEDENIS VAN HET
GEBIED TUSSEN KROMME RIJN EN LEK
21e jaargang                                           nummer 4                                  december 1987
Inhoud van dit speciale HOUTEN nummer:
B. van der Houwen
en O.J. Wttewaall: BOERDERIJ 'DE GROTE GEER' TE HOUTEN.
R. Blijdenstein: DE INVENTARISATIE VAN MONUMENTEN IN DE PROVINCIE
UTRECHT.
- H. Reinders DE VOLKSTELLING VAN 1808 TE HOUTEN.
M.S.F. Kemp DE CRUYFF ALIAS VAN BEKWEL.
redactie-commissie
R.J. Butterman, Wijk bij Duurstede; L.M.J. de Keyzer, Houten;
G. de Nie, Schalkwijk; H. Reinders, Bunnik; J.E. Toussaint Raven,
Odijk; O.J. Wttewaall, 't Goy. Erelid: A. Graafhuis, Utrecht.
Eindredactie en redactie-adres
mevr. G. de Nie, Molenpad 3, 3998 KE Schalkwijk (Wegens verhuizing van
het Instituut voor Geschiedenis tijdelijk niet telefonisch bereikbaar)
Secretariaat van de Historische Kring 'Tussen Rijn en Lek'
mevr. T. Springer-Stam, Platolaan 10, 3707 GE Zeist, tel. 03404-20627.
Lidmaatschap van de vereniging, tevens abonnement op dit tijdschrift:
ƒ 25,- per jaar (studenten en scholieren: ƒ 12,50), over te maken op   '$
rekeningnr. 32.98.07.498. t.n.v. de Historische Kring 'Tussen Rijn en   '!
Lek', Rabobank Houten (postrekening van de bank: 214585).                                j
-ocr page 2-
-1-
Boerderij 'DE GROTE GEER',_Snoeksloot_62 te_Houten.
1. Inleiding
De toekomst van deze monumentale boerderij is lange tijd onzeker
geweest. Nadat diverse plannen tot sloop, restauratie of het verplaat-
sen van de boerderij van de hand waren gewezen, besloot de gemeente-
raad van Houten op 5 november 1985 het pand te laten verbouwen tot
sociaal-cultureel centrum. Tevens werd besloten het ernaast gelegen
zomerhuis te verkopen met de wens dat er een horecabedrijf in geves-
tigd zou worden.
Toen bleek dat de verbouwing van de boerderij een zeer ingrijpende
zou worden, besloot men voorafgaande hieraan een bouwhistorisch en
archeologisch onderzoek te verrichten. Dit onderzoek moest beperkt
blijven tot het voorhuis van de boerderij omdat het achterhuis voor-
zien was van een betonvloer die bij de verbouwing bleef bestaan. Er
werd begin december 1985 gestart. De opgraving werd uitgevoerd door
ondergetekenden die enkele malen werden bijgestaan door de archeolo-
gische werkgroep van onze Kring. De opgraving, alhoewel overdekt,
verliep niet geheel comfortabel. Zo moest er grotendeels bij lamplicht
gewerkt worden omdat de boerderij hermetisch was dichtgetimmerd. Te-
vens werd het werk bemoeilijk door de hoge grondwaterstand want 'De
Grote Geer' ligt direct aan de rand van de polder 'Üud-Wulverbroek',
een vanouds zeer nat gebied. De strenge winter maakte het graafwerk in
februari 1986 vrijwel onmogelijk. Het werk werd anderzijds vergemakke-
lijkt doordat we gebruik konden maken van de opmetingstekeningen van
de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek, die in 1985 gemaakt waren
en die als basis dienden bij het inmeten van de diverse bouwsporen en
funderingen.
Naast het onderzoek in de boerderij zelf werd er ook een klein
archiefonderzoek gedaan om inzicht te krijgen in de wiens bezit de
boerderij door de eeuwen heen is geweest.
2. Bouwgeschiedenis
Uit de vroegste bewoningsperiode, die tussen 1300 en 1450 ligt,
zijn geen sporen van een gebouw aangetroffen, maar wel een groot
aantal scherven en gebruiksvoorwerpen. Deze vondsten werden gdaan in
een soort greppel of sloot die onder de voorkamer lag. Deze sloot had
een diepte van ongeveer 1.75 m. onder het tegenwoordige vloerniveau en
was vooral onderin gevuld met afval zoals beenderen en scherven. Het
feit dat deze sloot hier in de lAe eeuw lag, wijst er op dat de
-ocr page 3-
-2-
De Grote Geer in 197B
boerderij in die tijd op een andere plaats gestaan moet hebben, maar
uit de hoeveelheid vondsten moet worden afgeleid dat hij er niet ver
vandaan gestaan heeft. In het voorhuis werden nergens sporen van een
gebouw uit deze periode gevonden, maar het is heel goed mogelijk dat
deze gezocht moeten worden onder het achterhuis. Of dit al een stenen
gebouw geweest is valt niet te zeggen, allen dat in de latere fasen
van de boerderij wel stenen gebruikt zijn van formatien welke na 1400
niet meer gemaakt werden en dus van afbraak afkomstig zijn. Stenen
waren toen nog een duur soort bouwmateriaal en het is dus heel goed
-ocr page 4-
-3-
mogelijk dat zij afkomstig zijn van een elders afgebroken gebouw. Zo
rond 1450 of misschien nog iets vroeger werd een boerderij gebouwd op
dezelfde plaats als de tegenwoordige boerderij, alleen iets kleiner
(tekening 1). Deze boerderij had in ieder geval stenen funderingen,
wat nog niet wil zeggen dat het opgaand muurwerk ook van steen was.
Het achterhuis zal beslist nog van hout geweest zijn. In de kaaskamer
en in de keuken werd een gedeelte van de fundering aangetroffen, in de
voorkmamer alleen nog een uitbraaksleuf (funderingen werden in die
tijd vaak nog helemaal weggebroken om de stenen weer te kunnen gebrui-
ken). De reden dat er in de kaaskamer en in de keuken nog wel funde-
ringen werden gevonden is dat deze bij een volgende verbouwing ge-
bruikt werden. Tevens werden er in de voorkamer een aantal stookplaat-
sen gevonden uit deze periode. Deze stookplaatsen waren in het midden
van het woongedeelte gelegen en hadden geen speciale rookafvoer, het
waren open vuren waarvan de rook zelf zijn weg door kieren en spleten
in het dak zocht. De uiterlijke vorm van de boerderij was die van het
z.g. langhuistype.
De hierop volgende bouwfase stamt uit het midden van de 16e eeuw.
De voorgevel werd verplaatst naar de plek waar deze thans staat en er
werd een kelder gebouwd met daarboven een opkamer. De plattegrond
Tekening 1 en 2
■BmaaiHHMBa a-.r a X Deze lijn geeft de plattegrond ujeer
uit 1400 bij tekening 1, uit ongeveer 1550 bij teke-
ning 2.
-ocr page 5-
-A-
wordt nu L-vorming (tekening 2). Het achterhuis van de boerderij was
vermoedelijk nog van hout. Van dit gebouw was voor de huidige verbou-
wing tot sociaal-cultureel centrum nog de kelder over en ongeveer 2
meter opgaand muurwerk van de opkamer. De kelderingang werd in de
voorkamer gemaakt; deze zal later twee maal verplaatst worden. De
ingang naar de opkamer is waarschijnlijk altijd op dezelfde plaats in
de voorkamer gebleven.
In de loop van de 17e eeuw vinden er nog enkele verbouwingen
plaats. De linker zijgevel werd verplaatst naar de tegenwoordige
plaats en in de rechter zijgevel kwam er naast de opkamer een tweede
uitbouw (tekening 3). In deze periode werd het achterhuis ook in steen
herbouwd.
t - KT '^J^'Oh'^'^'^^^^^S^^.jr <h| tekening 3
^■i^^^——•——- Deze lijn geeft de contouren weer van
de rechterzijgel zoals deze er in de 17e eeuw uitzag
Tijdens de opgraving hadden wel al geconstateerd dat de boerderij
een keer afgebrand was; het was alleen moeilijk om precies te bepalen
wanneer dit was gebeurd. Direct onder en direct boven de brandlaag,
die op verschillende plaatsen werd aangetroffen, vonden we zeer weinig
scherven die ons die ons wat meer zekerheid hadden kunnen geven over
het tijdstip van de brand. Gelukkig bracht het archiefonderzoek uit-
komst. Op
lU juli 1708 behandelt het Hof van Utrecht namelijk een
verzoek van Crintje Lelienberg, weduwe van Peter Joosten van de Geer
als voogd over haar minderjarige zoon Joost Petersen. Zij verzocht
ƒ 2.000,- te mogen lenen voor het weer opbouwen van huis en achter-
huis van haar zoon, dat enige maanden daarvoor door brand was verwoest
(4). Het hof gaf hiervoor toestemming. De nieuwe boerderij werd weer
geheel op de oude funderingen opgebouwd. Een klein gedeelte van het
gebouw bleef bij de brand behouden en werd weer in de nieuwe boerderij
opgenomen. Dit betrof de kelder met nog een stuk van het opgaande
muurwerk van de opkamer en het onderste gedeelte van de muur tussen
het voor- en achterhuis. Het dak kreeg een wat andere vorm dan voor de
brand. Het gehele gebouw kwam er uit te zien zoals we het heden ten
-ocr page 6-
De kelder uóór de sloop, in de muur de dichtgemetselde
ingang uanuit de voorkamer
dage kennen. Na alle ingrijpende verbouwing door de eeuwen heen,
vinden er na de herbouw in 1708 alleen nog wat kleinere wijzingingen
plaats. In de 18e eeuw werd het achterhuis met ongeveer 4 meter ver-
lengd. Uit het jaartal in de dwarsbalk van het laatste gebint blijkt
dat dit in 1785 gebeurd is. Een andere wijziging, die in de 19e eeuw
plaatsvond, is de verplaatsing van de ingang van het voorhuis van de
voorgevel naar de rechterzijgevel. Tevens werden de drie schuifven-
sters in de voorgevel en het ene in de rechterzijgevel verplaatst.
Sinds 1708 zijn er natuurlijk nog talrijke kleine veranderingen
geweest, maar deze hebben geen grote invloed gehad op het uiterljk of
de indeling van de boerderij. Enkele van deze veranderingen zijn: het
verplaatsen van de kelderingang van de voorkamer naar de keuken, het
tot minstens 3 maal toe verplaatsen van de trap naar de zolder en het
slopen van een aantal bedsteden. Pas in deze eeuw werd het grootste
gedeelte van de plavuizen-vloeren door houten vloeren vervangen.
-ocr page 7-
De uier
uerschillende
typen tegels
3. stookplaatsen
Het oudste type stookplaats is de zogenaamde 'vrije haard', een
open vuur midden in de woonruimte. Als warmtebron was dit echter niet
erg comfortabel: de stralingswarmte die vlak bij het vuur erg hoog
kon zijn, was meestal niet voldoende om de grote open ruimte te ver-
warmen. Ook zal men veel hinder hebben ondervonden van rook en roetaf-
zetting. Van dit type stookplaats werden er in de voorkamer een aantal
gevonden, maar er ontstaat waarschijnljk al vroeg een ander type
stookplaats, namelijk een open vuur met rookvang (schouw) en een
rookafvoer (schoorsteen). Drie van de brandplekken in de voorkamer
lagen namelijk vlak bij en tegen de voorgevel van de boerderij uit de
periode 1450-1550. Het is dus heel goed mogelijk dat hierboven tegen
de muur een schouw en schoorsteen gebouwd waren. Toen in het midden
van de 16e eeuw de boerderij verbouwd was, werd de stookplaats ver-
plaatst naar de muur tussen het voor- en achterhuis. Aan het einde van
de 16e eeuw begon men de muur achter het vuur en onder de schouw vaak
te voorzien van een versiering bestaande uit haardstenen of gegla-
zuurde tegels. Tegels hadden ook de functie de muur tegen het vuur te
beschermen. De schouw in de voorkamer van de Grote Geer heeft in de
loop der tijd minstens een viertal verschillende soorten tegels ge-
-ocr page 8-
-7-
kend. De oudste die we gevonden hebben zijn uit ongeveer 1640. In de
tweede helft van de 17e eeuw zijn deze geheel of gedeeltelijk door
andere vervangen en na de brand van 1708 eveneens. In de 19e eeuw,
toen men van het open vuur was overgestapt naar een kachel, werd toch
nog de muur hierachter versierd met tegels. Een aantal van deze laat-
ste soort tegeltjes zaten nog in het schouwtje in de voorkamer, die
bij de laatste verbouwing in 1986 gesloopt is.
In de opkamer werd al vroeg een stookplaats gemaakt. Tijdens het
onderzoek naar bouwsporen werd een groot gedeelte van de pleisterlaag
aan de binnenkamt van de opkamermuren verwijderd. Onder het raam in de
rechterzijgevel werd toen een stookplaats gevonden met in de muur 33
haardstenen. De halfronde sluitsteen, die altijd op dergelijke haard-
stenen geplaatst was, werd na de brand verwijderd omdat deze stook-
plaats niet meer gebruikt werd en er een raam boven was gemaakt. Dat
was jammer, omdat in zo'n sluitsteen vaak het jaar van fabricage
De uondst uan de aspot onder het schouwtje in de uoorkamer
-ocr page 9-
-8-
De 33 haardstenen in de opkamer
onder: een v/an de haardstenen na te zijn schoongemaakt
-ocr page 10-
vermeld staat, maar gelukkig is uit het motief van de steentjes af te
leiden dat ze uit het begin van de 17e eeuw stammen. Oorspronkelijk
zal ook hier een open vuur gestookt zijn met daarboven een schouw en
een schoorsteen. Ieder voorjaar als de steentjes zwartgeblakerd waren
van het stoken, werden ze schoongemaakt en met rode verf geschilderd.
Na verloop van jaren werd dit een dikke laag verf waardoor het relief
enigszins vervaagde. Deze verf werd nog op de steentjes aangetroffen.
Het is goed mogelijk dat er later in de 17e eeuw een kacheltje voor
stond; er werd namelijk op de vloer geen duidelijke brandplek gevon-
den. Bij het plaatsen van de kachel zullen de plavuizen die zwart
verbrand waren, vervangen zijn door andere. Helaas waren veel van de
haardsteentjes voral door vocht heel zacht geworden zodat ze in
stukjes uit elkaar vielen en ook was een gedeelte van de steentjes net
als de muur ernaast met moderne specie aangesmeerd. Ze zullen heel
moeilijk schoon te maken zijn. Uiteindelijk zullen er toch nog wel een
twintigtal te restaureren zijn.
Tijdens de verbouwing ontstond het idee deze haardstenen ergens in
de boerderij te herplaatsen. Maar de originele stenen zijn erg kwets-
baar en daarom werd besloten ze te laten copieëren. De Goyse beeldend
kunstenares Marijntje te Kolste kreeg de opdracht de 33 haardstenen na
te maken. Van vier van de originele stenen werden rubberen mallen
gemaakt waarin de 33 nieuwe stenen van aluminiumcement werden gegoten.
Van o.a. eigeel werd op de originele manier een verf samengesteld die
qua kleur zoveel mogelijk overeen kwam met de verf die op de stenen
zat en met deze verf werden de afgietsels beschilderd. De stenen
werden daarna geplaatst in de muur tussen de deel en het voorhuis, aan
de kant van de deel. Ervóór op de vloer werden twee rijen plavuizen
gemetseld, zodat het beeld van de echte stookplaats zoveel mogelijk
benaderd werd. Ter gelegenheid van de opening van de boerderij als
sociaal-cultureel centrum werd dit geheel onthuld door wethouder
Barten van de gemeente Houten.
In de keuken werden nog twee stookplaatsen gevonden die uit de 18e
eeuw dateren en zich alleen aftekenden als verbrande plekken op de
plavuizen vloer. Als laatste werd tenslotte ook in de kaaskamer een
plekje gevonden met wat brandresten die op een stookplaats kunnen
duiden.
4. De vondsten
Aardewerk.
De meeste vondsten werden gedaan in de 'sloot' in de
voorkamer en in de keuken. De vindplaats in de keuken lag op een plek
die voor de herbouw in 1708 nog buiten de boerderij lag. Het aardewerk
-ocr page 11-
-10-
dat daar gevonden werd, was dan ook allemaal van vóór de 18e eeuw. Op
enkele scherven uit de 15e en begin l6e eeuw na, dateerden zij alle-
maal uit het einde van de 16e en uit de 17e eeuw. Het aardewerk dat in
de 'sloot' gevonden werd, bestond uit steengoed, roodbakkend en blauw-
grijs en was allemaal te dateren als lAe en 15e eeuws. De aardwerk-
vondsten moeten nog nader onderzocht en beschreven worden.
Drie steengoedkannen, gevonden in de 'sloot'
Een muntje. Een heel welkome vondst tijdens het onderzoek was die
van een heel klein zilveren muntje. Het werd gevonden bij een van de
stookplaatsen in het midden van de woonkamer. Een munt geeft de moge-
lijkheid om de vindplaats vrij nauwkeurig te dateren. Het muntje is
een z.g. armenpenning, geslagen door de stad Utrecht, ca. 14Ü0/1A20.
Op de sterk geoxideerde voorzijde staat het stedelijk wapenschild
binnen een driepasornament. Daar rondomheen staat: "Dit . is . der .
armer . pen". De vrijwel gave keerzijde laat een gevoet kruis zien met
de tekst "MON ET.NO - V.tra-iect" (Determinatie: R. de Zwarte).' Het is
een zeldzaam muntje waarvan tot nu toe slechts vijf exemplaren bekend
-ocr page 12-
-11-
zijn. De datering komt overeen met de ouderdom van de scherven en
ijzervondsten uit de 'sloot' in de voorkamer.
I.jzer. Van de bekende materialen is ijzer de laatste 2000 jaar wel
het meest verwerkt om gebruiksvoorwerpen van te maken. Toch is het
aantal ijzeren voorwerpen dat gevonden wordt relatief gering. Dit
heeft te maken met het gemak waarmee ijzer met de zuurstof uit de
lucht reageert en dan een bros oxide (roest) vormt, dat na lange tijd
slechts een bruinige plek in de grond achterlaat. Alleen onder omstan-
digheden waarbij ijzer geheel van zuurstof is afgesloten, kan het
bewaard blijven. In de al genoemde 'sloot' zijn ijzeren voorwerpen
redelijk tot goed bewaard gebleven.
Er zijn zeven messen gevonden in allerlei soorten en maten. Alleen
Een aantal uan de ijzeruondsten uit de 'sloot'
u . 1. n . r . spade, rijspoor, sleuteltje en drie messen
-ocr page 13-
-12-
het ijzer is bewaard gebleven, van de waarschijnlijk houten heften is
niets over. De messen zijn allen van het plaatangel-type. Plaatangel
wil zeggen dat het ijzer van het lemmet tussen twee houten of benen
belegplaten is bevestigd met busjes of nagels, die het heft vormen.
Vooral na 1400 wordt deze wijze van bevestiging algemeen.
Een klein sleuteltje uit de 15e eeuw met een korte steel en fraai
uitgewerkte baard laat ons zien dat ook gebruiksvoorwerpen soms met
veel oog voor detail werden vervaardigd. Misschien dat het kruis dat
in de baard is uitgespaard, ons iets vertelt over wat ooit achter het
slot te vinden is geweest.
Het meest tot de verbeelding sprak wel de vondst van een geheel
gave rijspoor. Dit fraaie stukje smeedwerk, werd aan de hak van een
laars bevestigd voor het paardrijden. Zelfs de ijzeren gesp was nog
aanwezig. Alleen het leren riempje ontbrak. De rijspoor is een z.g.
radspoor: aan het eind van de schacht bevindt zich een wieltje met
punten. Dit type wordt na 1350 algemeen. Gezien de lengte van de
schacht en de vorm van de beugel dateren we de rijspoor midden 15e
eeuw.
De rest van de ijzervondsten bestaat uit een spade, een tweetal
stukjes kistbeslag, een van een haardtang, fragmenten van een hooivork
en riek en veel nagels. Deze voorwerpen zijn individueel niet te
dateren, maar het feit dat ze uit dezelfde sloot komen, maakt datering
tussen 1350 en 1A50 mogelijk.
Een voorwerp is nog het vermelden waard. Het is een koperen plaat
van 12 X 13 centimeter die met koperen nagels op een ijzeren plaats
vastgeklonken zit. Van het ijzer was echter door oxidatie zo weinig
over dat we naar de functie van dit geheel slechts kunnen raden.
Het archiefonderzoek
Ondanks het feit dat er relatief weinig tijd aan het archiefonder-
zoek werd besteed was het resultaat toch vrij groot. Als belangrijkte
vondst geldt natuurlijk het jaar waarin de boerderij afgebrand is,
maar verder kan een vrij exacte lijst van eigenaren gemaakt worden van
1676 tot heden. We zijn er van overtuigd dat deze met wat meer moeite
opgevoerd kan worden tot in de 16e eeuw of vroeger. In 1676 vinden we
als eigenaar Jonkheer Cornelis van der Massche terwijl de boerderij
werd gepacht door Peter Joosten (1). In 1679 koopt Peter Joosten de
boerderij inclusief 28 morgen land (een morgen is 0,85 Ha.) voor het
bedrag van ƒ 4.450,- (2). Uit de omschrijving van de boerderij uit
1676 blijkt dat er nog een aantal bijgebouwen hebben gestaan: "seckere
huysinge van vooren tot achteren d'steene kamer ende twee bergen,
-ocr page 14-
-13-
bouwhuys, backhuys, brouwhuys, schaepstal ende voortas alle verder
getimmer". Voor deze aankoop moest Peter Joosten enkele leningen
sluiten, waarvoor de boerderij als onderpand diende, maar hij zag kans
in de daarop volgende 20 jaar alles af te lossen, in geen van de
stukken wordt de boerderij 'de Grote Geer' genoemd, maar sinds 1687
gaat Peter Joosten zich 'Van de Geer' noemen (3). Ook zijn kinderen en
kleinkinderen blijven de achternaam 'van de Geer' gebruiken, zelfs
toen zij de boerderij niet meer in hun bezit hadden. De naam 'De Geer'
komt in de buurt van de Grote Geer ook voor als naam van een boerderij
aan de Binnenweg (in 1983 gesloopt). Tevens worden een aantal stukken
land ten zuidwesten van de Grote Geer omschreven als liggend op de
Geer (Een gerend stuk land is aan de ene kant breder dan aan de andere
kant). Het is dan ook niet zeker of Peter Joosten zich naar de
boerderij genoemd heeft of naar de naam van enkele stukken land. In de
19e eeuw komt pas de naam De Grote Geer voor in de stukken. Peter
Joosten van de Geer overleed waarschijnlijk in 170A en liet de boerde-
rij en het land na aan zijn dan nog minderjarige zoon Joost Petersen
(geb. 1683/1704, overl. 17/i3/A).
Zoals al eerder beschreven, brandde de boerderij in 1708 af en werd
in datzelfde jaar herbouwd (4). Om dit te financieren moest Crintje
Lelienberg, de moeder en voogd van Joost Petersen, ƒ 2000,- lenen. Na
het overlijden van Joost Petersen koopt zijn weduwe Aaltje van der
Hogen in 17AA 28 morgen op Rijsbrug onder Bunnik erbij (5), in de
volksmond wel het goed 'de Maat' of 'Termaat' genoemd, die zij en haar
man al sinds 1724 gebruiken. Na haar overlijden in 1751 zetten de haar
zoons Peter Joosten, Joannes, en Hannes, de boerderij samen voort. Ze
kopen hun zus Geertruyd, gehuwd met Cornelis van Zweserijn en broer
Aart uit (6), maar het gaat hen minder goed af dan hun vader en groot-
vader en in 1758 moeten ze ƒ 3000,- lenen op de 28 morgen te Bunnik
(7). In 1762 gaan ze uit elkaar. Peter Joosten van de Geer krijgt de
bezittingen en de schulden, maar om de aflossing en rente van de
schuld uit 1758 en de uitkoop van zijn broers en zuster te betalen
moet hij in 1766 zelfs ƒ 6000,- lenen (7). Hij heeft De Grote Geer dan
al verlaten en woont in het Vagevuur te Odijk. De Grote Geer is dan
verpacht aan Arij van Rossum (9) (1740-1824), de 28 morgen onder
Bunnik gebruikt Peter nog tot ca. 1770 (10), waarna ook die door Arie
van Rossum zijn overgenomen. We komen Arij of Arie van Rossum tot 1796
tegen, maar dan blijkt zijn oudste zoon Abraham van Rossum (1772-1844)
het te hebben overgenomen. In 1775 verkopen Peter Joosten van de Geer
en zijn vrouw Evertje Daniels zowel de Grote Geer als de 28 morgen te
Bunnik aan de Utrechtse houtkoopman Willem van Vianen (11). Na zijn
-ocr page 15-
-14-
overlijden (18-10-178A) worden deze goederen bij de erfdeling tussen
zijn drie kinderen toegewezen aan zoon Jan van Vianen, kanunnik van
St. Marie die het in 1798 nalaat aan zijn ongehuwde dochter Sara
Engelina van Vianen, rentenierster te Amsterdam (12). Het goed was
voor ƒ 1300,- per jaar verhuurd aan Abraham van Rossum. Dat was een
vorstelijke pachtsom en het goed was dan ook met zijn 56 morgen,
waarvan het huis met 23 morgen te Houten, 5 morgen te Oudwulven en
Wayen en 28 morgen te Bunnik, een van de grootste boerderijen van
Houten. Bovendien hield hij in 1808 (zie het volgende artikel onder
No. 57:) 10 paarden, 19 koeijen, 2 veersen en 14 pinken, het grootste
aantal paarden en koeijen van het dorp. Alleen enkele schapenhouders
hadden meer dieren.
In 1815 verkoopt Sara Engelina van vianen de boerderij, die het
huisnummer 37 droeg, met de goederen onder Houten, Bunnik en Oudwulven
aan de Cornelia van Bijlevelt (17A6-1823), weduwe van de schatrijke
T.G. Bosch (1726-1802), van wie wel werd gezegd dat alles wat hij
aanraakte in goud veranderde. Alleen het stuk onder Bunnik heeft dan
al een verkoopprijs van ƒ 11.200,-. In 1844, als Abraham van Rossum er
overlijdt, blijkt het huis te zijn vernummerd tot 38. Het goed vererft
dan meer dan een eeuw in de familie Bosch, die zich overigens met
Cornelia's zoon Paulus Wilhelmus Bosch (1771-1834), Bosch van Drake-
stein ging noemen. Via zijn achterkleindochter vereft het in 1927 op
de familie van Nispen tot Pannerden en tenslotte aan Arnoldus Michael
Helmich, die hem in 1973 verkoopt aan Joannes Gijsbertus van Wijk en
Petrus Johannes van Wijk. De familie van Wijk was voordat ze de boer-
derij kocht al geruime tijd pachter. Uiteindelijk kocht de gemeente
Het voorhuis tijdens de uerbouwing
-ocr page 16-
-15-
Houten in 1978 de boerderij met het bijbehorende land onder Houten ten
behoeve van de uitbreiding (13).
Tenslotte
Het is een goede zaak dat de Grote Geer een stuk van het beeld in
de nieuwbouw blijft bepalen. Hierdoor beseffen de bewoners van het
nieuwe Houten dat het landchap oorspronkelijk geheel anders was inge-
richt. Wat ons onderzoek betreft, dit heeft zeker een bijdrage gele-
verd tot het verkrijgen van meer inzicht in de geschiedenis van een
grote boerderij in de directe omgeving van het oude dorp Houten. Als
in de toekomst zich vaker een dergelijke kans voordoet, is het zeker
de moeite waard deze te benutten. Het is jammer dat een gebouw als de
Grote Geer van zoveel cultuurhistorische waarde nooit onder de monu-
mentenwet is gekomen. Misschien zou er dan bij de laatste verbouwing
wat nneer rekening gehouden zijn meteen aantal oorspronkelijke elemen-
ten die nu niet meer terug te vinden zijn. Zo verdwenen de fraaie
kelder met tongewelf uit de 16e eeuw en de erboven gelegen opkamer, de
rookkast op de zolder van het voorhuis (waarschijnlijk uit 1708) en
het 19e eeuwse schouwtje in de voorkamer. Ook moesten om geluidsweren-
de redenen de mooie balkenplafonds weggetimmerd worden. In het achter-
huls bleef wel de balkenconstructie bestaan en verder is op enkele
kleine wijzingingen na de gehele buitenkant gebleven zoals die vóór de
verbouwing was.
B. van der Houwen, Houten
en O.J. Wttewaall, 't Goy.
1. R.A.U. Dorpsgerechten, 791, Houten en 't Goy.
2. idem.
3. Dorpsgerechten 457, Bunnik, fol. 203-205. Hij huurt dan 8 morgen
in Vechterbroek onder Bunnik. Het archiefonderzoek is door H.
Reinders uit Bunnik aangevuld met gegevens uit zijn archief, met
name waar het archiefplaatsen uit Bunnik en de genealogie betreft.
4. Dorpsgerechten 792.
5. Dorpsgerechten 459 fol. 58.
6. idem 11-3-1752.
7. idem 23-9-1758.
8. idem 18-9-1756.
9. Dorpsgerechten 795.
10. Gemeentearchief Bunnik No. 46.
11. Dorpsgerechten 459 en 795.
12. Notarieel archief gemeente Utrecht, U 270 A 035 No. 793 en 794.
13. Kadastrale leggers van de gemeente Houten.
-ocr page 17-
-16-
DE INVENTARISATIE VAN MONUMENTEN IN DE PROVINCIE UTRECHT
Onlangs werden de monumenteninventarisaties van Houten en Bunnik
afgerond en aan de raden van de beide gemeentes aangeboden. De
inventarisatie van Houten werd in 1985 en 1986 verricht door
J.A.M. Smits, architectüurhistoricus en ü.J. wttewaal, beheerder
van de oudheidkundige en topografische verzameling van de gemeente
Houten met als begeleidingscommissie R. Blijdenstein, hoofd buro
monumentenzorg van de P.P.D. Utrecht, H. Botschui.iver, hoofd ge-
meentelijk buro bouwzaken Houten, L.M.J. de Kei.jzer, voorzitter van
onze vereniging en J.H, van Schaik, (restauratie)architect. Door de
beide inventarisatoren is een populaire versie van de inventarisa-
tie gemaakt. Dit boek zal naar men verwacht in de loop van volgend
jaar verschijnen. Het bestaat uit drie delen, een algemene geschie-
denis en typologie plus 2 delen over de monumenten.
De inventarisatie van Bunnik is eveneens in 1985 en 1986 gedaan,
hier door mevr. S. van Ginkel-Meesters, kunsthistorica met als
begeleidingscommissie naast R. Blijdenstein, H. Huntjens, directeur
gemeentewerken Bunnik, H. Reinders, dorpshistoricus en P.S.A. de
Wit
, (restauratie)architect (en penningmeester van onze vereni-
ging). Het is de bedoeling dat mevr. Van Ginkel een populaire
versie van de Bunnikse inventarisatie zal gaan schrijven in twee
delen, een over Bunnik en het andere over Odijk en Werkhoven. Een
verschijningsdatum is nog niet aan te geven. Wel hield mevr. Van
Ginkel een op 29-9-1987 een lezing voor onze kring, waarvan U een
verslag kunt lezen in ons maartnummer van volgend jaar.
Hieronder belicht de heer Blijdenstein enige achtergronden en
doelstellingen van deze inventarisatie.
Redactie.
Na mijn aanstelling bij de Provinciale Planologische Dienst
(P.P.D.) begin 1983 is een aanvang gemaakt met het inventariseren van
cultuurhistorisch waardevolle elementen in de provincie Utrecht. Doel
van deze inventarisatie is het verkrijgen van een zo compleet mogelijk
overzicht van niet alleen de door het rijk beschermde monumenten en
stads- en dorpsgezichten, maar van andere cultuurhistorische waarde-
volle objecten, structuren en gebieden als basis voor een monumenten-
beleid. Accent daarbij ligt vooral op de inventarisatie van jongere
bouwkunst en stedebouw tussen 1850 en 1940.
-ocr page 18-
-17-
De inventarisatie wordt per gemeente verricht en loopt vooruit op
de nieuwe monumentenwet, waarbij met name de gemeenten een grotere rol
in de monumentenzorg zullen spelen. De provincie Utrecht heeft daarom
in eerste instantie het stimuleren, het coördineren en het in samen-
werking met de gemeente en particuliere organisaties uitvoeren van een
monumenteninventarisatie tot haar taak gerekend. Tot nu toe zijn
vanuit de P.P.D. de volgende gemeenten volledg geïnventariseerd:
Loenen, Maarssen, IJsselstein, Bunnik en Houten. In bewerking zijn
Vleuten-de Meern, Soest en Oudewater. De gemeenten Baarn, Bunschoten-
Spakenburg, De Bilt, Zeist en Driebergen zijn reeds eerder geheel of
gedeeltelijk geïnventariseerd. De gemeenten utrecht en Amersfoort
worden niet door de P.P.D. geïnventariseerd aangezien zij over eigen
deskundigen beschikken.
Waarom een inventarisatie?
Voor de monumenteninventarisatie is een uniforme methode ontwik-
keld, waardoor het mogelijk wordt voor zowel Provincie als Rijk ge-
meenten onderling te kunnen vergelijken en een gemotiveerde nadere
selectie te maken zowel per cultuurgebied (bijvoorbeeld het Kromme
Rijngebied) als per categorie monumenten (bijvoorbeeld boerderijen).
Daarnaast geeft een systematische aanpak met vastgestelde selectiecri-
teria een goed handvat voor een evenwichtige keuze van wat wel of niet
waardevol is.
De inventarisatie vormt het basismateriaal voor een ruimer opgevat
monumentenbeleid, dat niet uitsluitend gebruikt maakt van de Monumen-
tenwet, maar ook de Woningwet (welstandstoezicht), de Wet op de Ruim-
telijke Ordening (bestemmingsplannen) en de Wet op de Stads- en Dorps-
vernieuwing (stadsvernieuwingsfonds). Het is in eerste instantie be-
doeld als basis voor een gemeentelijke monumentenlijst, maar is ook
van waarde als signaallijst bij verbouw- en sloopplannen t.b.v. het
welstandstoezicht en het is een goede basis voor het opstellen en
toetsen van bestemmingsplannen. Voorts kan het van nut zijn bij res-
tauratieplannen en subsidieverzoeken. Tenslotte, maar zeker niet ten
laaste, heeft de inventarisatie grote waarde als documentatie en
voorlichting naar eigenaren (bewoners, zonder wie daadwerkelijke monu-
mentenzorg niet kan bestaan).
Daarom ligt het in de bedoeling van de provincie om een monumenten-
reeks in boekvorm te starten per gemeente. Houten en Bunnik zullen
mogelijk die eerste gemeenten in de reeks worden.
Wat wordt er geïnventariseerd?
De inventarisatie is zowel in de breedte als in de redelijke diepte
-ocr page 19-
-18-
opgezet en omvat in principe alle nog aanwezige cultuurhistorisch
waardevolle elementen per gemeente. Het gaat daarbij niet alleen om
statige buitenplaatsen, een enkele kerk, kasteel of molen, maar ook om
boerderijen, daglonerswoningen, winkelpanden e.d. het gaat ook om
gebouwen met in directe omgeving en opstallen, zoals boerenerven, of
om een groep van gebouwen die samen een eenheid vormen. Een monument
kan een gebied zijn met een opmerkelijke structuur of beplanting een
park of begraafplaats, een polder met bijzondere verkaveling of een
jaagpad. Ook kleine elementen zoals bruggen, toegangshekken of grens-
palen kunnen monumenten zijn.
Uitgangspunt is een integrale inventarisatie. Daarbij worden ook de
archeologische monumenten meegenomen en indien reeds geïnventariseerd
solitaire bomen met cultuurhistorische betekenis zoals herdenkingsbo-
men. Niet alles is echter even belangrijk. Om een afgewogen monumen-
tenbeleid te kunnen ontwikkelen is een nadere selectie gemaakt in de
brede inventarisatie.
Hoe is geslecteerd?
Om een goede selectie te kunnen maken zijn van te voren een aantal
criteria opgesteld. Met gehulp van deze criteria is bekeken wat waar-
devol genoeg is om op te nemen en om een nadere gradatie in waarde te
kunnen maken. De opgestelde selctie-criteria volgen in grote lijnen de
criteria, die de Rijksdienst voor de monumentenzorg recentelijk heeft
ontwikkeld. Zij geven een bredere benadering, zijn adequater toepas-
baar op de bouwkunst van na 1850 daar de deels achterhaalde criteria
omschreven in de monumentenwet (schoonheid, betekenis voor de weten-
schap, volkskundige waarde, geschiedkundige herinneringen):
1. situeringswaarde
a. stedebouwkundige betekenis als belangrijk restant van een histo-
risch stedebouwkundige concept en/of als geheel of onderdeel van
een historische aanleg of verkaveling.
b. betekenis als onderdeel van een ensemble of complex.
c. van belang vanwege de visuele, historische of functionele rela-
tie met de park/tuinaanleg.
d. van belang als oriëntatiepunt.
e. van belang vanwege het silhouet en/of markering voor het stads-
beeld.
2. Architectuurhistorische betekenis
a. stilistische betekenis als goed voorbeeld van een bouwstijl;
-ocr page 20-
-19-
vanwege de kwaliteit van de gevelcompositie of vanwege de inspe-
ling op de naaste omgeving (m.n. hoekpartijen);
typologische betekenis als goed voorbeeld van een bouwtype,
gerelateerd aan de oorspronkelijke functie; vanwege het mate-
riaalgebruik en constructiewijze;
de kwaliteit van het interieur.
b.
c,
3. Historische betekenis
a. als uitdrukking van een sociaal- economisch historische ontwik-
keling wat betreft de bestemming, de verschijningsvorm en de
situering van het object.
b. van belang voor de nederzettingshistorie van een gebied of plaats;
c. van belang als symbool of herinnering aan een historische
gebeurtenis of ontwikkeling.
Wanneer een of meer van deze criteria van toespassing zijn, is het
object beschreven. Voor een andere selectie is behalve de genoemde
criteria gekeken in hoeverre de directe omgeving, de hoofdvorm en de
detaillering gaaf is. Gaaf niet in bouwkundige zin, maar wat betreft
de mate van oorspronkelijkheid. Bovendien is ook de relatieve zeld-
zaamheid, het aantal keren binnen deze gemeente dat een bepaalde
situering, architectuur of historie voorkomt, bij de afweging betrok-
ken. Dit resulteert in een kwalificatie van het beschreven object
ingedeeld volgens drie categorieën: cat. 1: zeer waardevol, cat. 2:
waardevol, cat 3: minder waardevol in cultuurhistorische zin.
Deze categorieën geven dus een gradatie in waardering aan, die van
betekenis is voor een gedifferentiëeerd monumentenbeleid (monumenten-
lijst, welstandstoezicht e.d.).
Hoe is beschreven en gedocumenteerd
Uitgangspunt bij het inventarisatieformulier is om op een systema-
tische wijze een duidelijk zicht te krijgen op de waarde en betekenis
van het object, wat het voorstelt, hoe het is gesitueerd, in welke
staat het verkeert en wat de bestemming was en nu is. Het inventarisa-
tieformulier bestaat uit een tekstblad en een afbeeldingenblad.
Het tekstblad bevat administratieve gegevens (objectnummer, naam,
inventarisator, datum opname, negatiefnummer), beheersgegevens (ge-
meente, plaats, adres, naam kadastrale aanduiding, eigendom, gebruik),
historische gegevens (bouwdatum, ontwerper, opdrachtgever, verbou-
wingen, literatuur en bronnen), een beschrijving van het object en een
waardering zowel in woord als grafisch weergegeven. Tenslotte nog een
-ocr page 21-
-20-
BUREAU M0NL'MtNTFN70R<i r.P,[). ITRK Hl
INVENTARISATIFFORMUMERIBaihm
Plaats: Houten
AFBEELDINGEN:
1 (.)b)ccinr.: Hou - 2''R
Omschnivinp
BUREAU MOhOJMENTENZORG P PD ITRE( Hl
INVENTARISATIEFORMULIER IA i
lar
^
. BasdvIJvfNf
»'ioni*»rlt)li [bini
Dcali ■■tgapltUti
da nok •ver»l)d4g
gedakt •f9«wo)fd .
liboardarfj <
lan nlautrtyiuumtjk) galaqan dMi
i;S"
ird pand op ••n l-vomiga platiagroni
aan da Rondnaq (Blnnarmag). Da dael
adaldak. Ein bomaliag mal toldarvari
braad. SnoatboMn
link! opilj an rachti vMr hat pand.
ilalttard nwt gataarda pHnt. Naganoag In hat middan twaa
:» ichul Ivaniters mat lulkan, Llnki tn toortgalljk vanitai
:» twaa Idantlaka dubbala achtruUi draalvanitar» nat lulk<
iri. Hiarondar im» Idantlakv klalna kaldarrtawn mat dlavai
'an de middalita vtnitan, ondar aan llchta daknalvlif, »••
draalvanitar, «at lulkan.
lakitaan, gaplatitarda plint. Rachtt In hat voorhuli twaa
I achtrultt draalvanttan mat driarulti bowanllcht. Da vani
inljian, da bovanllchtan tratlai aan da binnandjda. Link:
I kaldarraan mat diavanlliari an luik. Hlarfaovan aan dubba
•nitar mat diavaniJian. Op da vardlaplng naganoag In hat
<dant<al
■ lü opka*
dubbal vt
t>0«rd*r<J
' dlvartai XVI M«i XVIIIdi
- 19U: - r*tt«ur«tl« an «
tot toe. - cult.
■IJilgfng Intarl
■Iddan ondar aan
op da vardlaplng,
miga an gafacattai
llchta daknvlvlng, aan draalvanttar alt In da voorgaval
lat lulkan. Da daal haaft vlar ldanl|*ka lagmantboogvor-
■tltgaplalitard mat gataarda pllntj da daal U ongaptalt-
. van hat nlddan In hat voorhuli aan houtan daur mat bovan'
irvan aan tchulfvanitar alt In da vonrgaval, mat lulkan.
venitar aU voornoamd. Op da vardlaping aan dubbal vlarru
wljia van dakkapal, cantraal gaplaattt. Achtsr In hat vooi
aivanitar «at luik. Diract achtar hat dwarthuli aan houtai
vlar (dantlaka ttalraman a1t voornoamd. Da tJilaff wl U
ring van hat glatljtaran rooivanstar ultartt Hnki (7).
aannailgi aan kaldar ntat tongawal', aan houtan tchoonteai
>. IbOO).
'. c«fl varbouHd
■ h«t 1
trhuli
-   R.A.U.) Dorpifarachten nr. 791, 7K, 7M, 799, SOI
-   TIafidkaart door J. van DIapanw» uit IMO
-   R.A.U.) hof van Utrarhl nr. 2S:-16e-ie. ka
u«t 1 1(70
-   hadaatrala >lnuut 1B37
-   kadaitrala lagvari v.a. 161!
• InvantarUatlarapporti Latllndani blad J
-  DpBattngi Stichting HlitorUch Boardarij
Qftdanoak nr. ftli9-7
drailvanitar bl)
•an tHaarul tt dn
daur. tn da daal
ga«r mat uUiondi
In itat fnwrlwr
an haarditanan li
4lv«rM •tMnfêr«Mitan ilchtbaar In front
DaaU r1 tgaplalttarde, In ooriprong XVI aaunia dxanhultboardarlj mat riatan
«chllddak, XlXaaauwt lomarhult, an lalHndan. Van archltactuurhlttorUch
balang vantMga da a'laatbaarhald van da bou*ig«(chladarMi, da kaalltalt aU
vertaganwDordlgar van hat bouwtypa, da knalltalt van da datalllartng, dia
bovandlan vrij gaaf It, an vanwage da duldalljka ralatia Intarlaur-antariaur.
Stadabouwkundïg van balang vannage de batakanlï van hat complex voor hat
landïchap. In cuUuurhlitorlïch opilcht belangrijk varMtaga da betakanit voor
de nedertatting&gaschladenls. Da hoofdvorm Is nog onaangetast.
J.A.M. Sailti/O.J.
t novaMbar 1965
12. ImwttorlMtor
n. LièTSM
10. Zaldtu
5TT~
n. CuTC.nift.
sfr
-ocr page 22-
-21-
concluderende rubriek (categorie-indeling, in waardevol gebied en de
beschermingsstatus).
Het afbeeldingenblad bevat een of meerdere foto's en een situatie-
kaartje voor de exacte ligging en omvang van het object.
Rapport per gemeente
In samenwerking tussen P.P.D. en de gemeente worden de inventarisa-
tiegegevens uitgegeven in rapportvorm met beperkte oplage t.b.v. amb-
telijk gebruik en voorlichting. De lay-out en opzet is zoveel mogelijk
gestandariseerd. Per gemeentelijk inventarisatierapport wordt de vol-
gende indeling aangehouden: inleiding en verantwoording, ontwikke-
lingsschets van de gemeente, beschrijvingen van de waardevolle gebie-
den, idem van de historisch-geografisch waardevolle structuren, idem
van de archeologische monumenten en meldingsgebieden (gegevens R.O.B.)
en als grootste onderdeel de beschrijvingen van de wardevolle objec-
ten. Tenslotte een alfabetisch op adres gerangschikte lijst van alle
beschreven objecten met type en waarderingsaanduiding. Voorts is bij-
gevoegd een overzichtskaart van de gemeente (topografische kaart
1:10.000) waarop alle beschreven cultuurhistorische elementen met
huisnummer en/of symbool staan aangegeven. Vanwege de schaal zijn de
voorkomende kernen op deelkaarten eruit gelicht (1:1.000 of 1:2.000).
Om enig kwantitatief idee te geven van de tot nu toe gemaakte
inventarisatie een aantal cijfers:
Gemeente Houten: 312 objecten en 61 rijksmonumenten.
Gemeente Bunnik: 174 objecten en 26 rijksmonumenten.
Gemeente IJsselstein: 185 objecten en 58 rijksmonumenten.
Gemeente Loenen: 300 objecten en 141 rijksmonumenten.
Gemeente Maarssen: 122 objecten en 141 rijksmonumenten.
Behalve de circa 3.000 rijksmonumenten zullen er in de gehele
provincie (behalve de stad Utrecht) zo'n 10.000 a 15.000 waardevolle
objecten te inventariseren zijn. Gezien de geringe capaciteit bij de
provincie zal, om continuïteit te houden in het omvangrijke inventari-
satieproject, zowel ambtelijke als financiële ondersteuning van de
gemeenten noodzakelijk zijn
R. Blijdenstein, P.P.D., buro monumentenzorg, Utrecht.
-ocr page 23-
-22-
EEN VOLKSTELLING UIT HOUTEN VAN 1808
Inleiding
In ons decembernummer van 1986 publiceerden we reeds een Schalk-
wijkse volkstelling. In dit Houten-nummer gaan we door met deze reeks
bronnenpublicaties.
Volkstellingen werden in het verleden nooit 'zomaar' gehouden. Er
was altijd een reden voor. Wilde Keizer Augustus met de volkstelling
waarvan in de Bijbel sprake is: "En het geschiedde in diezelfde dagen,
dat er er een gebod uitging van den keizer Augustus, dat de geheele
wereld beschreven zoude worden. Deze eerste beschrijving geschiedde
als Cyrenius over Syrië stadhouder was. En zij gingen allen om be-
schreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad." (Lucas 2,
Statenvertaling) Kenmerk van al die volkstellingen is dat deelname
verplicht was (anders heeft het geen zin) en dat er onder de bevolking
grote weerstand tegen bestond. De laatste volkstellingen in Nederland
zijn zelfs door de tegenstand niet doorgegaan.
In de loop van de eeuwen is de bedoeling ervan steeds gewijzigd.
Hadden de tellingen in de oudheid vooral de bedoeling van de heerser
om vast te stellen over hoeveel mensen hij precies de baas was, later
is de volkstelling meer praktisch. Bedoeling is in de Napoleontische
tijd om vast te stellen hoeveel belasting ieder moest betalen en om de
jongens die voor militaire dienst in aanmerking komen eruit te lich-
ten. Ook de Burgerlijke Stand had aanvankelijk een militaire doelstel-
ling. In het eerste plan was alleen voorzien in een geboorte- en
overlijdensregister voor jongetjes, dat aan het eind van het jaar bij
de militaire prefect moest worden ingeleverd. Meisjes waren voor de
militaire dienst niet interessant. Zij kwamen dan ook alleen aan de
orde in het trouwregister (soldaten waren niet vrij om te trouwen).
Omdat Napoleon bang was dat zijn militaire bedoelingen er al te dik
bovenop zouden liggen, met de bijbehorende sabotage, werden de meisjes
in de geboorte- en overlijdensregisters toen 'ook maar' meegenomen.
De volkstelling van 1808 had duidelijk belastingtechnische achter-
gronden. Bedoeling was het houden van een 'buitengewone quotisatie'
voor de oorlogsinspanning. Die werd per kostwinner betaald en daarom
moest precies worden vastgesteld wie er in een dorp woonde en hoe
groot zijn bezit was. Dat de vrouwen en de kinderen alleen als aantal
belangrijk waren blijkt uit het feit dat er sprake is van de man,
wiens naam en beroep precies worden genoteerd met daarachter 'en
-ocr page 24-
-23-
vrouw, 4 kinderen, l knegt, 2 koeien, 1 varken'. Vrouwen, kinderen,
knechten, koeien en varkens waren uitsluitend als aantal interessant.
Net 20 min als de volksteller in de naam van het varken geïnteresseerd
was, was hij dat in de naam van de vrouw. Dat was toen overigens een
gebruikelijke praktijk. Een vrouw had alleen voor haar huwelijk een
naam, zoals No. 25: Berendina Estoppeij. Op haar trouwdag verloor ze
die naam en ging als de vrouw of weduwe van ..... door het leven.
Voor de duidelijkheid zijn de gegevens steeds in dezelfde volgorde
opgenomen en zijn afkortingen gereconstrueerd.
De hoeveelheden land die men in eigendom heeft staan genoteerd in
m. (=morgen, ca. 0,84 Ha), die verdeeld waren in 6 h. (=hond, 1400
vierkante meter). ledere hond was verdeeld in 100 r. (=roeden, 14
vierkante meter) zodat er 600 roeden in een morgen gaan.
Bij ieder gezin staan de belastingaanslagen genoteerd in guldens,
stuivers en penningen. De belastingen zijn onderverdeeld in VERPONDING
(een grondbelasting), PERSONEEL (een belasting op bezittingen), niet
te verwarren met het DIENSTBODENGELD (belasting op het in dienst
hebben van personeel), PATENT (belasting op het uitoefenen van een
middenstandsberoep), HOORNGELD (een belasting op koeien, die voor een
koeij hoger was dan voor een veers en voor een pink nog lager, terwijl
een guijste koe, die niet zwanger was geworden en dus geen melk gaf,
onbelast bleef) en PAARDENGELD. Omdat de bedragen van patent, dienst-
bodengeld, hoorngeld en paardengeld recht evenredig zijn met de aan-
tallen, zijn alleen de aantallen opgenomen. Daggelders (daghuurders)
waren over het algemeen te arm om belasting te betalen, zodat zij geen
aanslag hebben. Voor de overige Houtenaren vertelt de aanslag in het
personeel iets over hoe breed de belastingplichte 'het' liet hangen en
de aanslag in de verponding over zijn grondgebruik. Verder staan
vermeld hoeveel huizen en land men in eigendom had. Verponding en
eigendom staan los van elkaar omdat vrijwel iedere boer, ook die met
eigen bezit, grond (erbij) pachtte.
Een thiendenaar haalde de tienden op die aanvankelijk naar Bijbels
voorschrift een afdracht van 10% van de oogst vormde ten behoeve van
het onderhoud van de plaatselijke pastoor, maar later in particuliere
handen raakten en zich ontwikkelden tot een vaste grondrente. Dienst
bode
was de naam voor alle mannelijke en vrouwelijke inwonende perso-
neelsleden; de meeste zijn boeremeiden en boereknechten. Het begrip is
dus ruimer dan de 'stadse' dienstbode, een meisje dat in een net
schortje huishoudelijk werk deed, hier 'luxe' meid genoemd. Voor
-ocr page 25-
-2A-
boeremeiden en -knechten was de belasting lager dan voor 'luxe' meiden
zoals bijv. de pastoor die had. Een paard van gemak, was een rijpaard
dat hoger was belast dan een werkpaard.
Houten
1. Theodorus van Schaik, weduwnaar, thiendenaar, bijwooner Jan de
Bruyn en Gijsje (?) van Schaik. 1 Huis en 50 roeden land, 1 kind.
3 koeijen, 4 pinken, A morgen (m) wei en 2 m Bouwl,
verponding ƒ 27-0-0, perzoneel ƒ 12-8-0.
2. Theodorus Wennekes en vrouw, 1 kind, 1 Huizinge en Hof, paarde-
meester, verponding ƒ 12-A-O, perzoneel ƒ 8-0-0.
3. Willem Brunst en vrouw, 1 kind, rademaker.
^^.   Willem van Oort, weduwnaar, kleermaker, 1 knegt.
5. Teunis Peek & vrouw, daggelder.
6. Berend Michels & vrouw, 4 kinderen, daghuurder.
7. Willem Zwaning & vrouw, 3 kinderen, daghuurder.
8. Auke Kroes & vrouw, schoenmaker, 1 knegt.
9. de wed. Miltenburg en moeder en 4 kinderen, thiendenaar, 3 koeij-
en, 2 vaarssen, 2 pinken, perzoneel ƒ 2A-0-0.
10. de Heer ___ Golliaux & vrouw, 1 kind, rentenier, 2 Dienstbooden,
2 paarden, 6 m boomgaard, 5 m 200 r bouwland, A m de plaats.
Eigenaar van de plaats Zorgvlied en Boere Huizinge daarnaast met 6
mergen boomgaard en 9 mergen 200 r Hof en Zaailand.
Verponding ƒ 78-0-0, personeel ƒ 36-0-0.
11. Antonia van der Sluijs, ongehuwd en zuster. Huizinge een 400 r
zaailand, wollenaaister, 3è h land, personeel ƒ 9-10-0.
12. Jan Dal drup & vrouw, 1 kind, 1 Huizinge, schoenmaker, 1 knegt.
verponding ƒ 12-0-0, personeel ƒ 3-10-0.
13. Jan Fluijt en vrouw en 3 kinderen, Huizinge en Hof, broodbakker en
winkelier, verponding ƒ 13-0-0, personeel ƒ 3-4-0.
14. de wed. Batenburg & zoon, verponding ƒ 7-0-0.
15. Thomas Mica schoolmeester & vrouw 2 kinderen, personeel ƒ 10-15-0.
16. Jan van Zal & vrouw, daghuurder.
17. Gerrit van Disselsteege en vrouw en zuster en 1 kind, huizinge en
kamer en hof, rademaker, 2 knegts.
verponding ƒ 32-0-0, personeel ƒ 10-0-0.
18. Bastiaan de Bont & vrouw, 4 kinderen. 1 herberge met 400 r land
1 knegt, 1 meid 2 paarden, verponding ƒ 3-0-0 personeel ƒ 77-0-0.
19.  Cornelis Versteeg & Vrouw, herbergier, 1 knegt, 2 paarden,
9 koeijen. perzoneel ƒ 45-0-0.
Willem van Dijk, weduwnaar, 1 kind. 1 herberge met 4 m 400 r
boomgaard, verponding ƒ 62-10-0.
-ocr page 26-
-25-
20. Lammert Lagerwei.j en vrouw 2 kinderen, herbergier, 2 dienstboden,
A koeijen, 2 paarden, perzoneel ƒ 47-4-0.
21. Peter Blankestei.in & vrouw 2 kinderen, daghuurder, 1 m land.
personeel ƒ 3-0-0.
22. Gerrit van Dijk & vrouw 1 kind, daghuurder.
23. Hendrik de Krui.jff 4 vrouw 6 kinderen, daghuurder.
24. Gerrit van Echteld en vrouw 4 kinderen, herberge en 500 r boom-
gaard en 8 m weiland onder Schonauwen, Herbergier en Hoeffsmit,
2 paarden, 3 dienstboden, 7 koeijen.
verponding ƒ 40-0-Ü, personeel ƒ 29-9-0.
25. Berendina Estoppei.j ongehuwd, 2 huizen en 1 m. boomgaard, winke-
lierster, 1 meid, 1 koeij, 1 veers, 1 pink, 1 m. boomgaard,
verponding ƒ 32-0-ü, personeel ƒ 13-0-0.
26. Willem Takke, ongehuwd, smith, 1 knegt, personeel ƒ 7-0-0.
27. Wessel van Renswoude & vrouw, 1 kinderen, daghuurder.
28. Andries Verschoof & vrouw, 4 kinderen, timmermansknecht.
29. Jan van Zoest & vrouw, 2 kinderen, daghuurder.
30. Hendrik van der Wielen, weduwnaar, daghuurder.
31. Jan van Engelen en moeder. Gaarder der onbeschreeve middelen, 1
dienstbode, personeel ƒ 5-0-0.
32. De weduwe Klaas van Wichen, 5 kinderen, rietdekster, 1 koeij.
perzoneel ƒ 7-4-0.
33. Jan Verweij & vrouw, 1 huis en 300 r. boomgaard, 2 kinderen,
slachter en thiendenaar, 1 koeijen.
verponding ƒ 7-10-0, personeel ƒ 18-0-0.
34. Berend Scholten & vrouw, 4 kinderen, klein-tapper, kleermaker.
35. Hendricus de Wit pastor, 1 dienstmeid, personeel ƒ 10-0-0.
36. Matthijs Hoefsmit 4 vrouw, 1 kind. 1 huis en kamer met een hof en
2 m bosch. broodbakker, 1 meid.
verponding ƒ 23-3-0, personeel ƒ 13-4-0.
37. Pieter Gadelle & vrouw, 1 kind, verwer en glazemaker
38. Jan Rensen weduwnaar, predikant, 1 dienstmeid
personeel ƒ 14-0-0.
39. Antonie Lagerweij & vrouw, 5 kinderen, bouwman, 3 dienstboden, 5
werkpaarden waarvan 1 voor gemack, 12 koeijen, 6 kleinvee, 2 m.
bosch boomgard 30 m. wei 20 m. bouwland.
verponding ƒ 135-0-0, ƒ 76-0-0, personeel ƒ 88-0-0.
40. Willem van den Berg & vrouw, 2 kinderen, huis en boomgaard 300 r
schoenmaker en loijer, 1 koeij.
verponding ƒ 4-0-0, personeel ƒ 5-0-0.
41. Huybert Hol & vrouw, 3 kinderen, klein-tapper, 2 paarden, 1 koeij.
-ocr page 27-
-26-
verponding ƒ 27-0-0, personeel ƒ 7-0-0.
42. Hendrik Murkens & comp: en 3 zoons, tezamen 5 linnenkopers,
personeel ƒ 4-4-0.
43. Teunis van der Wiele schoenmaker.
44. Jan van Beimiel & vr: thiendenaar 3 koeijen.
personeel ƒ 4-10-0, hoorngeld ƒ 2-5-0.
45. d' Weduwe Baars & zoon, daghuurder
46. d' Weduwe Schreuder en vier kinderen, kleermaker, winkelier,
hüizinge 1 m. boomgaard, 3 m. bouwland.
verponding ƒ 45-0-0, personeel ƒ 13-10-0.
47. Petrus Hulsteyn & vrouw, 3 kinderen, eene hüizinge, timmerman en
metselaar, 2 m. bouwland, 5 m. weiland.
48. Ellis van Schalk & zuster, daghuurder.
49. E: Estoppei.i & vrouw, 3 kinderen, 1 huizingen, Mr. Timmerman en
metzelaar, 2 osse, 2 schape, 24 m. 5 h.
verponding ƒ 106-0-0, personeel ƒ 36-0-0.
50. Gi.is Zwanink en vrouw en vader, 8 kinderen, metzelaarsknegt
51. Willem Bongers & vrouw, 3 kinderen, daghuurder.
52. Hendrik Tullert en vrouw en 2 kinderen, een blinde man.
(de belastingaanslagen zijn doorgehaald).
53. Jan Bos en vrouw, daghuurder.
54. Jan van Rijn en vrouw, 1 kind, bouwman, 4 dienstboden, 5 paarden,
10 koeijen, 3 veersen, 4 pinken, personeel ƒ 95-0-0.
55. d' weduwe van Dirk de Goey, 5 kinderen, bouwerije, 1 knegt en 1
meid, 9 pparden, 12 koeijen, 4 veersen, 4 pinken, 16 m. weiland
verpondingen ƒ 96-0-0, personeel ƒ 138-14-0.
56. (huis No. 36) Jan van Schalk & vrouw, zes kinderen, bouwman, 1
dienstbode, 5 werkpaarden, 16 koeijen, 8 pinken, 2 schaapen, 12 m.
bouwland, 16 m. weiland, personeel ƒ 90-0-0, verponding ƒ 75-0-0.
57. (huis No. 37) Ar ie van Rossum 4 vrouw, 2 kinderen, bouwman, 5
dienstboden, 10 paarden (waarvan 1 van gemak), 19 koeijen, 2
veersen, 14 pinken, li m. bouwland, 15 m. weiland. (* Dit is de
boerderij 'De Grote Geer', zie daarover het voorgaande artikel),
personeel ƒ 219-0-0, verponding ƒ 46-8-0.
58. Wouter Hoveling i vrouw, 5 kinderen, bouwman, 3i dienstbode,
7 paarden (1 van 2 jaar), 13 koeijen, 4 veersen, 5 pinken, 100
schapen, personeel ƒ 107-6-0.
59. Cornelis van den Booij & vrouw, 2 kinderen, daghuurder, 2 koeijen.
personeel ƒ 6-0-0.
60. Wouter van Zal & vrouw en 5 kinderen en bijwooner wed, van Wigge,
daghuurder, 1 koeij.
-ocr page 28-
-27-
61. Pleter van Ewljk & vrouw, 2 kinderen, thiendenaar, 1 paard, 2
koeijen, 2 vaarsen, 3i m. boomgaard, i m. bouwland, 100 schapen,
verponding ƒ 3A-0-0, perzoneel ƒ 6-0-Ü.
62. Klaas van der Schouw 4 vrouw, 6 kinderen, een boerehofstede
genaamd de Hennesprong, bouwman, 3 dienstboden, 1 m. boomgaard, 16
m. weiland, A3 m. bouwland, 6 paarden, 11 koeijen, 2 vaarsen,
3 pinken, verponding ƒ 200-0-0, perzoneel ƒ 94-16-0.
63. d' weduwe Veldhuijze 7 kinderen, bouwvrouw 2è dienstbode,
6 paarden 11 koeijen, 2 veersze 5 pinken, 4 schaape, 6 m. weiland,
verponding ƒ A7-0-0, personeel ƒ 96-6-0.
64. Johannes van Schrijvershoff & vrouw, 3 kinderen, koornmolenaar, 2
koeijen, 1 pink, 1 schaap, 1 molen, 5 m. 11 h. bouwland, 2 - 400
de rest weiland, verponding ƒ 27-0-0, personeel ƒ 21-0-0.
65. Jan Wennekes & vrouw, 2 kinderen, bouwman, 5 paarden, 7 koeijen, 2
vaarsen, 3 pinken 2 m. boomgaard, 3 dienstboden, 28 m.
verponding ƒ 76-0-0, perzoneel ƒ 54-2-0.
66. Jan Roskam & vrouw, 5 kinderen, thiendenaar, 1 koeij.
personeel ƒ 6-0-0.
67. De wed, van Rossum 2 kinderen, thiendenaar, 2 koeijen, 1 vaars,
personeel ƒ 10-0-0.
68. Arie de Kruijf & vrouw, 1 kind, daghuurder, huis en 200 r. hofland.
69. Cornelis van Es & vrouw, 2 kinderen, daghuurder.
70. Jan Lindeman & vrouw, 4 kinderen, thiendenaar, 2 koeijen, 1 pink,
1 schaap, personeel ƒ 15-0-0.
71. Aalbert Leemkolk in de Kniphoek en vrouw 4 kinderen, daghuurder.
bijwoners Willem Cornelis en Aaltje Froonhof, daghuurder.
72. Hendrik Bosdam ongehuwd 1 huis en 1 m. bouwland, thiendenaar. 1 m.
bouwland, personeel ƒ 5-6-0, verponding ƒ 11-0-0.
Bernardus van Ewijk & vrouw, 3 kinderen, daghuurder, 1 koeij.
Cornelis Weerdenburg & vrouw, 2 kinderen, daghuurder.
73. Peter van de Kreeft & vrouw, 3 kinderen, daghuurder, 1 koeij, 1
veers. personeel ƒ 14-0-0.
74. (huis 54) Gerrit van Dijk & vrouw, thiendenaar, 2 koeijen, 1 pink.
perzoneel ƒ 4-10-0.
75. Peter Spliet & vrouw, 5 kinderen è m. boomgaard, schaap-herder,
100 schapen, perzoneel ƒ 9-17-0.
76. IJsbrand van der Wielen & vrouw, personeel ƒ 3-0-0.
bijwooner Evert Pauw & vrouw 2 kinderen, daghuurder.
77. Steven Scheer & vrouw 4 kinderen, daghuurder.
78. Cornelis van der Kreeft & vrouw 2 kinderen, daghuurder.
79. Barend Schrijver & vrouw, daghuurder.
-ocr page 29-
-28-
80. Adriapus de Bloklander, Willemijn Bouwman, arm.
81. Bastiaan Langerak & vrouw, 1 kind, daghuurder.
82. Gerrit Wlgman & vrouw, 4 kinderen, daghuurder.
83. d' Weduwe Dirk van der Kamp, 8 kinderen, 2 dienstooden, 7 paarden
(3/2 jarige) 15 koeije, 3 veersen, 3 guysten. personeel ƒ 150-0-0.
84. Hendrik Elbertse 4 vrouw, 3 kinderen, thiendenaar, 1 koeij, 2
vaarsen. perzoneel ƒ 16-10-0.
85. Bart Lankhaar, daghuurder, arm.
86. Willem Hofman & vrouw, daghuurder, 5 kinderen, 2 koeijen.
perzoneel ƒ 4-0-0.
87. d' Weduwe Leemkolk, 1 kind een zoon, daghuurder, 1 koeij.
Maria weduwe Haar, 3 kinderen, bedeelt.
88. Roelof Langerak A vrouw, 5 kinderen, daghuurder.
89. Antoni den Braber & vrouw, 6 kinderen, daghuurder.
90. Cornelis van den Berg 4 vrouw, 2 kinderen, bouwman, 2 dienstboden,
25 m. weiland en 15 m. bouwland, 8 paarden, 12 koeijen, 1 vaars, 7
pinken, verponding ƒ 176-0-0, personeel ƒ 89-4-0.
91. Steven Oostrom 4 vrouw, 3 kinderen, bouwman, li m. boomgaard, 12i
m. bouwland, 4 paarden, 11 koeijen, 4 veersen, 4 pinken,
verponding ƒ 65-0-0, personeel ƒ 69-19-0.
92. Bart van den Brink, daghuurder.
't Goy
1. d' weduwe Cornelis Verweij, 2 kindei en. bijwoners Jan Verweij 4
vrouw en 2 kinderen, dienstbooden, 1 huizinge en herberge genaamd
'De Laatste Stuiver', lè m. boomgaard, 2 m. weiland, 7 m.
trouwland, 6 paarden, 3 koeijen, 3 veersen, 3 pinken,
verponding ƒ 62-0-0, personeel ƒ 66-5-0.
2. Willem en Gerrit Vermeulen en vrouw en 1 kind, 3i dienstboden, 5
m. bouwland, 9 paarden, 3 koeijen, 2 veersen, 6 pinken, 90
schapen, verponding ƒ 11-0-0, personeel ƒ 137-12-0.
3. Antoni van der Wurp 4 vrouw, 4 kinderen, 5 dienstboden, 8 paarden,
16 koeijen, 4 vaarsen, 4 pinken, personeel ƒ 133-11-0.
4. Jacob Meizen, weduwnaar. Jan Mei zen 4 vrouw, 7 kinderen, 1 dienst-
bode, 4 paarden, 7 koeijen, 2 vaarsen, 6 pinken, i m. boomgaard,
20 m. bouwland, 4 m. 3 h. weiland.
verponding ƒ 73-10-0, personeel ƒ 45-6-0.
5. d' weduwe van den Brink en 1 kind 4 Cornelis van Amerongen en
vrouw, 4 kinderen, 2 dienstboden, 8 paarden, 12 koeijen, 6 pinken,
12 m. weiland, 17m 200 r. bouwland.
verponding ƒ 92-0-0, personeel ƒ 106-16-Ü.
-ocr page 30-
-29-
6. d' weduwe van Zi.il en 2 kinderen, 2 dienstboden, 4 paarden, 4
koeijen, 50 schaapen, personeel ƒ 67-0-0.
7. Jacob van Doorn & vrouw, 10 kinderen, 3 dienstboden, 9 m. weiland,
22 m. bouwland, 1 m. boomgaard, 8 paarden (1 van gemak), 12 koeij-
en, 7 pinken, 2 schaapen, verponding ƒ 93-0-0, perzoneel ƒ 88-12-0
8. Pieter van Kooten & vrouw, 6 kinderen, 3 dienstboode, huis, i m.
boomgaard, 7è m. bouwland, 8 paarden, 9 koeije, 6 pinken,
verponding ƒ 65-0-0, personeel ƒ 67-2-0.
9. Barend Scheffer & vrouw thiendenaar 1 paard, 3 koeijen, h pinken,
perzoneel ƒ 6-0-0.
10. Jan Uittewaal & vrouw, 2 kinderen, A dienstboden, huis, 1 m. 15
weiland, 41 bouwland, 10 paarden, 12 koeijen en 1 os, 3 vaarsen, 2
ossen en 8 pinken, verponding ƒ 340-0-ü, personeel ƒ 96-16-0.
11. Jan Leemkolk & vrouw, 5 kinderen, thiendenaar, 2 koeijen.
personeel ƒ 4-10-0.
12. Cornelis van Ingen, ongehuwd, thiendenaar, huis en 4 m. boomgaard,
1 dienstbode, 1 paarden, 3 koeijen.
verponding ƒ 18-0-0, personeel ƒ 5-12-0.
13. Anthonie Uittewaal & vrouw, thiendenaar, huis, i m. bosch 5 m.
boomgaard, 5 m. bouwland, 1 meid, 2 koeijen, 1 vaars,
verponding ƒ 29-10-0, perzoneel ƒ 17-15-0.
14. Jacob de Heus & vrouw, 5 kinderen, thiendenaar, 1 dienstbode, huis
2 m. 3m. bouwland, 4 paarden, 3 koeijen, 1 veers.
verponding ƒ 23-ü-O, personeel ƒ 20-0-0.
15. Lammert de Jong weduwe en 1 kind, thiendenaar, 2 koeijen,
daghuurder, 2 koeijen.
16. d' weduwe Johannes Oostrom en 4 kinderen, 3 dienstboode, 2è m.
boomgaard en bosch, 13i m. weiland, 48 m. bouwland, 7 paarden, 11
koeijen, 5 veersen, 3 pinken.
verponding ƒ 233-0-0, personeel ƒ 96-12-0.
17. Arie Bos & vrouw, 4 kinderen, daghuurder, 1 koeij, 1 pink.
18. Johan Blom & vrouw, daghuurder.
19. Hannes van den Bogaart & vrouw, 5 kinderen, daghuurder.
18. (!) d' weduwe Hendrik van den Berg, 2 kinderen, 2 dienstboden, 4
paarden, 4 koeijen, 2 pinken, 5 m. wei, 19 m. bouwland, verponding
ƒ 108-0-0, personeel ƒ 62-4-0.
19. (!) Johannes Versteeg & vrouw 1 dienstbode, 2 koeijen, 1 veers, 1
pink. huis 100 r. boomgaard, (bijwoner bij No. 21).
verponding ƒ 12-0-0, personeel ƒ 10-12-0.
20. Jan Gorseling & vrouw 1 kind, daghuurder.
21. Jan Koot & vrouw 1 kind, herbergier, personeel ƒ 3-8-0.
-ocr page 31-
-30-
bijwooner Geurt Hoeksteen & vrouw, 1 kind, daghuurder.
22. (niet ingevuld).
23. Cornelis van Vulpens weduwe en A kinderen, arm.
24. Cornelis de Rooy 4 vrouw, 5 kinderen, timmerman, huis en erve.
verponding ƒ lO-O-O.
25. d' weduwe Arie de Heus 2 kinderen, Mattheus de Heus i vrouw, 4
kinderen, Daam Donxelaar, 2 paarden, 2 koeijen, l pink.
personeel ƒ 33-0-0.
26. Huibert de Rooi.i & vrouw, 4 kinderen, 4 dienstbooden, 6 paarden, 5
koeijen, 3 veersen, 2 pinken, huizinge en 1 m. boomgaard,
verponding ƒ 39-0-0, personeel ƒ 89-0-0.
27. Daam de Bruijn 4 vrouw en 5 kindere en de weduwe Frederiks, 4
dienstboode, 7 paarden, 14 koeijen, 9 pinken, 1 stier,
personeel ƒ 132-2-0.
28. Evert van Reenen & vrouw, 2 kinderen, schaapherder, 1 knegt,
1 pink.
29. d' Heer Jan Wttewaal, weduwnaar, 3 kinderen, 3 dienstboode,
huizinge, 172 m. land, 20 m. bosch. de Zoon 3 paarden, 126 schaa-
pen, verponding ƒ 723-0-0, personeel ƒ 46-10-0.
Jan van der Wurp 4 vrouw en 3 kinderen, 4 dienstboden 15i m.
weiland onder Schonauwen, 7 paarden en 1 van gemak, 15 koeijen, 2
vaarsen, 8 pinken, verponding ƒ 44-0-0, personeel ƒ 138-8-0.
Conclusie
In deze lijst staan 679 inwoners van Houten en 't Goy genoteerd.
Houten telde 451 inwoners verdeeld over 92 huizen met 178 volwassenen,
227 kinderen en 46 inwonende dienstboden. De gemiddelde bewoning van
een huis was er met 4,9 normaal voor een dorp.
't Goy had 228 inwoners in 29 huizen waarvan 74 volwassenen, 102
kinderen en 52 dienstboden. De bewoning per huis kwam er met 7,9 erg
hoog uit.
Het grote verschil tussen Houten en 't Goy zit in de verschillende
structuur van de dorpen. Beiden hadden een ongeveer gelijk aantal
boeren met hun grote gezinnen met ca. inwonende dienstboden (vooral
boereknechten en -meiden), maar Houten had een dorpskern waar veel
kleine gezinnen woonden. Opvallend is dat er in verhouding tot de
bevolking veel te weinig middenstanders in de beide dorpen waren.
Blijkbaar maakte men gebruik van de middenstanders die in Bunnik en
vooral Vechten woonden. Als we de lijst van Bunnik t.z.t. publiceren,
zal dat blijken.
H. Reinders, Bunnik.
-ocr page 32-
-31-
De Cruyff alias Van Bemmel )
In 'Tussen Rijn en Lek' XXI (1987) 1, schrijft de heer A.A.B, van
Bemmel een artikel onder de titel "Tussenstand onderzoek Van Bemmel"
waarbij ook mijn naam een aantal keren valt en zelfs de suggestie
wordt gewekt dat ik bij dit 'onderzoek' betrokken zou zijn (noot 22:
"Kemp, M.S.F., brief aan de auteur d.d. 14-11-1985"). Ik stel er prijs
op te verklaren dat dit laatste niet het geval is. Tevens blijkt de
heer van Bemmel mijn bijdrage in 'Gens Nostra' (december 1985) "Stam-
reeks Van Bemmel herzien?", niet goed te hebben gelezen dan wel begre-
pen. Ik heb aangetroond dat een familie welke zich enige tijd van de
naam De Cruyff bedient, in te passen is in de familie Van Bemmel. Dat
deze Van Bemmel's zouden zegelen met het wapen De Cruyff (een dwars-
balk met drie lelies 2,1) zoalb ae
ntisx Var. Strminei unoei beroep op mij
stelt, is onzin en ook niet uit mijn bijdrage af te Izen. Integendeel
leg ik in 'Gens Nostra' (p. 5A0) omstandig uit hoe deze Van Bemmel's
die een tijdje De Cruyff heten, hun naam zullen ontlenen aan een
grootvader van moederszijde, geheten Willem de Cruyff. Vervolgens
ontleent de heer Van Bemmel nog een ander gegeven aan mijn bijdrage in
'Gens Nostra', namelijk dat een vooraanstaande familie Van Bemmel uit
Wijk bij Duurstede en Amersfoort eigenlijk tot het geslacht Verwey
behoort. En hij vervolgt: "Deze laatste Van Bemmels zegelen DAN OOK
met HET wapen van de Verwey's namelijk in goud drie (2,1) zwarte
kookpotten". Ook dit is onzin: HET wpen van de familie Verwey uit Tuil
en 't Waal is: in zilver een blauwe keper, beladen in top met een
zilveren zwemmende vis en vergezeld van drie rode meerbladeren; helm-
teken een gouden eikel. Alleen een tak van deze familie (namelijk die
in Amerongen) heeft zich bediend van het wapen met de drie kookpotten.
In het themanummer Genealogie van 'Spiegel Historiael' (november 1986)
maak ik de samenhang zichtbaar van deze met drie kookpotten zegelende
Verwey's en Van Bemmel's met het geslacht Verwey dat met het 'klas-
sieke' wapen zegelt (pag. 498). De heer Van Bemmel verwijst bij zijn
bewering over deze laatste wapenovereenkomst (namelijk tussen Bemmel
en Verwey) naar het artikel van de heer Reinboud in 'De Navorscher'
(XCVIII (1959), p. 19). Dit is evenwel onjuist: Reinboud wees slechts
op de overeenkomst van het wapen met de drie kookpotten van de door
hem beschreven familie Van Bemmel met dat van het geslacht Wijcker-
sloot. Pas de heer W. Wijnaendts van Resandt, in zijn artikel over het
geslacht Verwey waaruit o.a. Prof. Dr. Albert Verwey stamt (Jaarboek
Centraal Bureau voor Genealogie XX (1966), p. 243 e.v.) legt voor het
-ocr page 33-
-32-
eerst verband tussen beide geslachten Verwey en van Bemmel met de
kookpotten. Maar hij drukte zich korrekt en voorzichtig uit toen hij
schreef: "DIT geslacht Verwey voert in goud drie zwarte kookpotten
(2,1)" (op.cit. p. 245).
Het lijkt mij dat een zo pretentieuze bedoeling als die van een
soort totaal-Van-Bemmel-onderzoek zoals kennelijk door de heer Van
Bemmel aangevat, op zijn minst geschraagd moet worden door enige
genealogische en heraldische zorgvuldigheid. Het is daarom misschien
zaak om ook artikelen over deze onderwerpen zorgvuldig te lezen alvo-
rens algemene beweringen te doen.
M.S.F. Kemp, Leidschendam.
) De redactie biedt haar verontschuldigingen aan dat door omstandig-
heden deze reactie niet in een eerder nummer geplaatst werd.