-ocr page 1-
■-rf»-
JAARBOEKJE
2003
VAN HET
OUDHEIDKUNDIG
GENOOTSCHAP
'NIFTARLAKE'
-ocr page 2-
Ereleden en bestuur
Erelid                   Mr J.H. van den Hoek Ostende, Amsterdam
Lid van verdienste A.J.A.M. Lisman, Nieuwersluis
Bestuur                Drs E. Munnig Schmidt, voorzitter
Nieuwerhoek, 3632 AD Loenen a/d Vecht (0294) 231280,
e-mail: emunnigs@tiscali.nl
Jurgen Wasser en Bridgina van Elk, secretariaat.
Rijksstraatweg 160, 3603 CT Maarssen (0346) 550872,
fax (0346) 555610, e-mail: BridginavanElk@cs.com
Godelief N.F.M. Hofman-van Miert, ledenadministratie.
Zandpad 83, 3621 NGBreukelen (0346) 261201,
e-mail: HofmandeBK@hetnet.nl
Mw Drs G. Recter, bibliotheek. Bijdorp, Oud Over 8,
3632 VD Loenen a/d Vecht (0294) 234653
Drs Eric F.L. Stubbé, penningmeester, Bergseweg Ib,
3633 AJ Vreeland, (0294) 252873, fax 253659
Leden                   AnthonyJ. A. M. Lisman
Margot M. Welle
Redactie               Drs E. Munnig Schmidt
voor 2004             Nieuwerhoek, 3632 AD Loenen a/d Vecht (0294) 231280
fax (0294) 232651, e-mail: emunnigs@tiscali.nl
Contributie           voor 2004: €12,50 op Postbank nr. 513805
t.n.v. Penningmeester Niftarlake te Vreeland
ISBN 90-6550-802-3
Correctie op Jaarboek 2002: Bij artikel Bereveld dient bij afb. 12 en 13 vermeld te worden dat de
heer R. van Immerseel die gevonden en aangeleverd heeft en dat zijn vondst van de in noot 20 ver-
melde akte aanleiding tot het artikel was, waarvoor hem veel dank verschuldigd is. In artikel Oran-
jerieplanten op blz. 128 dient onderaan die blz. "Welgelegen" vervangen te worden door "Breeë-
vecht en "veruit" door "een van", achter "buitenplaats" komt "-en". De volgende twee zinnen dienen
geschrapt te worden.
-ocr page 3-
Ledenlijst 2003
van het Oudheidkundig Genootschap 'niftarlake'
Abcoude
Drs J. Baalbergen
R. Bianchi
I. ten Brink
Mw Dr M. Carasso-Kok
Mr G. van Donkersgoed
J. van Doorn
Prof Dr A.J. Dunning
MwJ. Elema
Mw B.SJ. Elzinga
WJ. Engel
Gemeente Abcoude
H. de Graaf
]. de Groot
Hist. Kring Baambrugge/Abcoude
J.Th. Kemme
Mw M. Kok
Mw I. Montijn
Mw A.A. van der Most-De Ridder
J.J. Pabon Jr
Mw T.W. van de Poll-Suijs
¥.F. Rehbock
J. van Santen
Mw E.M. Scholte-Vis
IrD.L.H. Slebos
W.W. Timmer
Mw A. den Toom-Naafs
Mw C. Uiterwaal-van Zijl
Mw M.A.J. Vreeken-van Brink
J.E. Wustenhoff
Almelo
C.J.M. Bak
Amersfoort
Mw Dr M.A. Dukes-Greup
MwJ.T.T. van Goudzwaard
L.R.C.van der Molen
Museum Flehite
Rijksdienst Oudheidk. Bodemonderzoek
Amstelveen
J.W.N, van Achterberghjr
E.H. Glasius                                           "
Mw 1. Oberman-Smit
Sandbergstraat 8, 1391 EL
Meerzicht 1,1391 AR
Kerkstraat 18, 1391 HC
Dr. KoomansstraatSl, 1391 XA
Folkert Postlaan 6, 1391 AV
Broekzijdselaan 37, 1391 ZA
Angsteloord 63, 1391 ED
Dr Koomansstraat 1 h, 1391 VZ
Ereprijs 27, 1391 TA
Angsteloord 5, 1391 EB
Gemeentehuis, 1391 EL
Meerweg 19a, 1391 HG
Gein Noord 26, 1391 GZ
Piet van Wijngaerdüaan 58, 1391 ,'\X
de Tourton Bruynsstraat 3, 1391 F.M
Garshen 3, 1391 RP
Stationstraat 17, 1391 GL
Papenhof 9, 1391 BD
D. v. Troostwijkstraat 51, 1391 ER
Papehofll,1391BD
Torenlaan 52, 1391 AN
Heinkuitenhof 14, 1391 TS
Sandbergstraat 14, 1391 EL
Leo Dorgelmanstraat 8, 1391 EW
Achter de Kerken 40, 1391 LP
Kievitsheuvel 37, 1391 AP
Kerkplein 12, 1391 GJ
D. V. Troostwijkstraat 46, 1391 ET
Koppellandll,1391EV
Horstlaan 76, 7602 AN
Torenstraat 14, 3811 DL
J. van Oldenbarneveldüaan 17, 3818 HA
Celsiusstraat71,3817XE
Breestraat80, 3811 BL
Postbus 1600, 3800 BP
Anisterdamseweg 270, 1182 HN
Amsteldijk N76, 'Nieuwer Amstel', 1183 TE
Amsteldijk N37, 'Oostermeer', 1184 TD
-ocr page 4-
Amsterdam
*Mw D.J.K. Beynes-Heymeyer van Heemstede
Bibliotheca Philosophia Hermetica
Bibliotheek Universiteit
Bibliotheek Rijksmuseum
MwJ. Boers
Jhr Ir R.G.M.P. Bosch van Drakestein
Mw L. Deen-van Leeuwen
G. van Heusden
*Mr J.H. van den Hoek Ostende
K. Hoen
*lnstituut RJ. Meertens
Mw Mr E.L. de Jongh
M.M.W. Kasteleyn
Drs K. de Leeuw
Y. van der Linden
Mw A.M J. Oostenbroek-Smilde
IrJ.G.S.M. Philips
W.A.C. Reesink
Dr R. Schoorl
Hr en Mw Siewertsz van Reesema
MwJ.C.B. Straatman
J.M. Tor
drs F.M.G. van der Ven
Mw U. Weller
Dr C.J.J. Westermann
Arnhem
Mw E.J. Quarles van Ufford-de Zoeten
J.E. van der Sleesen
Baambrugge
H.F. Anger                        ' '
M. Blokhuis
ProfDrKE. Bos
F. Eekels
H. de Cock
F. Eekels
Mw M. van Erven Dorens-Vinke
H. Kegel
Mw Drs L.B. Lugt
DrR.O. Schlingemann
A.W. Steenhof
J.W. Verloop
*J.N.W. Voorhoeve
Baarn
Mw C.E.B.van den Arend Schmidt-Oost Indië
DrsJ. van der Meulen
Jhr A.E. Rutgers van Rozenburg
Prinsengracht 849, 1017 KB
Bloemgracht 31-35, 1016 KC
Singel 425, 1012 WP
Postbus 74888, 1071 DN
Ceintuurbaan 221''^, 1074 CW
Beethovenstraat 46'\ 1077 JJ
Keizersgracht 207, 1016 DS
NZ Voorburgwal 286, 1012 RT
B. Wieringerstraat 22, 1013 EB
Dirk Schaferstraat 59, 1076 BB
Postbus 94264, 1090 GG
R de Hoochstraat 38''», 1071 EG
Olympiaplein 77, 1077 CR
Pracanalaan 80, 1060 RC
Blasiusstraat 74-G, 1091 CW
Nic. Maesstraat 38'", 1071 RB
Michelangelostraat 20''», 1077 CB
Koninginneweg 40, 1075 CZ
J.J. Viottastraat 5, 1071JM
Keizersgracht 546, 1017 EL
Reguliersgracht 72, 1017 LV
Egelantiersstraat 10b, 1015 PL
Wijttenbachstraat67'', 1093 HW
Keizersgracht 416, 1016 GC
Prinsengracht 1029a, 1017 KP
Van Heemstralaan 13, 6814 KA
Bergstraat97, 6811LE
Pr Beatrixstraat 13, 1396 KD
Rijksstraatweg 25, 1396JD
Rijksstraatweg 75, 1396 JE
Rijksstraatweg 119, 1396 JJ
Prins Johan Frisostraat 4, 1396 KB
Rijksstraatweg 119, 1396 JJ
Rijksstrweg 147, 'Valk en Heyning', 1396JK
Binnenweg 24, 1396 KM
Rijksstraatweg 91, 'Geinwijck', 1396JG
Rijksstraatweg 87, 1396 JG
Kleiweg 14, 1396 HW
Rijksstraatweg 159, 1396 JK
Donkervlietse Binnenweg 11, 1396 LN
Prinses Carolinalaan 2, 3743 JH
Stationsplein 8, 3743 KL
Koningsweg 2 - flat 70, 3743 EV               , :
-ocr page 5-
Bilthoven
AJ. Crucq
R.E. Kamp
Mw A.A. Menens zur Borg
Mw L. Quispel-de Langen
S.H.M. Vrind
Blaricum
J.N. Basten
Jhr D.J.A.A. van Lawick van Pabst
Mw H.E. Rote-de Raad
Drs E. Verschuijl
Bloemendaal
J.W. van der Linden
jhr H.P. Qnarles van UfFord
Bosch en Duin
Mw Ir A.M.W. Verloop-van Utenhove
Breda
J.H. Peek
Breukelen
Mw M. Albers
Archief Gemeente Breukelen
Mw R. Bakker
Mw M. Balk-van Kampen
Mw Mr L.G. Baud
Mw G. Bekker-Jonker
Ir G.G. van den Berg
Bibliotheek Breukelen
MwJ.M. Bierman-Polman
J.W.M, de Boer
C.A.M. Brugman
J.W. de Bruyn Kops
PJ. Burggraaf
Mw A.C. Crietee-Hoogerbeets
JAC. van Dam
Mr J.H.M. Deiters
Mw Mr M.W. van Dijk-Witjas
Mw Mr M.L. Dingemans
Mw Mr P. van Dobbenburgh-Rossberg
W Dobber
W.F.E. baron van der Feltz
B.T. Freijters
J. Funken
P.L. van Gent
D.W. Gerwig
R. van Gessel
Dr J.W. Gunning
Drs H.C.J. Hendriks
Bosuillaan 147, 3722 XJ
Vermeerlaan 5, 3723 EM
Sweelincklaan 69, 3723 JC
Noord Houdringelaan 32, 3722 BR
Lassuslaan 55, 3723 LH
Torenlaan 47, 1261 GC
Vliegwegl7, 1261GK
Hollewegll, 1261BW
Heideweg4, 1261GR
Koepellaan 2, 2061 CV
Karmeltrap 2, 2061 AT
Baarnseweg 8, 3735 MG
Ginnekenweg 84, 4818JH
Zandpad 43, 'Vecht en HofF, 3621 NE
Postbus 116, 3620 AC
Longkruid 2, 3621 TX
Kerkstraat?, 3621 AK
Kerkplein 16, 3621 BA
Heerenstraat 58, 3621 AR
Straatweg 78, 3621 BR
J. Dircksenstraat 20, 3621 CB
Zandpad 82, 3621 NG
Willink van Collenstraat 79, 3621 CL
Keizerskroon 18, 3621 RS
Zandpad 61, 3621 NG
Kerkbrink 26, 3621 BS
Linnaeusdreef 44a, 3621 XX
Orttswarande 55, 3621 XN
Straatweg 80, 3621 BRO
G. van Nijenrodestraat 90, 3621 GM
Zandpad 81, 3621 NG
Griftenstein 52, 3621 XL
Zandpad 27, 3621 ND
Stinzenlaan Zuid 201, 3621 TC
G.W. van Couwenhovenstraat 12, 3621 CD
OudAa41,3621LA
Zandpad 86, 3621 NG
Dannestraat 33, 3621 AE
Linnaeusdreef 23, 3621 XT
Straatweg 204, 3621 BX
Julianastraat25, 3621EG
-ocr page 6-
Stationsweg 37, 3621JL
Zandpad 83, 3621 NG
Riedand 7, 3621 GZ
Anna Pergensstraat 1.5, 3621 GR
SilversteinSO, 3621 PD
Linnaeusdreef21,3621 XT
Nassauplein 1, 3621 EA
Vrijheidslaan81,3621HL
Linnaeusdreef 13, 3621 XT
Zandpad .53, 'Boomrijk', 3621 NE
Straatweg 111, 3621 BK
Straatweg 184, ,3621 BX
Broekdij k Oost 37, 3621 LM
Oud Aa la, 3621 LA
G. van Nijenrodestraat 50a, 3621 GL
Dannegracht 16, 'Vecht en Dam', 3621 AA
Straatweg 79, 3621 BJ
Straatweg 76a, 3621 BR
Watertoren 6, 3621 XZ
Straatweg 220, 3621 BZ
Zandpad 48, 'Gunterstein', 3621 NE
Zandpad 46, 3621 NE
Eendrachtlaan 33, 3621 DD
Kerkplein 12, ,3621 BA
Zandpad 88, 3621 NH
Straatweg 192, 3621 BX
Straatweg 12,3621 BN
Straatweg 224, 'Klein Vechtvliet', 3621 BZ
Stinzenlaan Zuid 258, 3621 TJ
Straatweg 248a, 3621 BZ
Zandpad 87, 3621 NG
Straatweg 25, 3621 BG
Straatweg 32, 3621 BN
Dannegracht 11, 3621 AA
Zandpad 80, 'Oudaen', 3621 NG
Zandpad 55, 3621 NE.
Straatweg 68, 'Vreedenoord', 3621 BR
Brouwerij 1,3621 AD
Straatweg 61, 3621 BH
Mecklenburgstraat 6, 3621 GP
Straatweg47, 3621BH
Zandpad 9, 3621 NC
Brugstraat 19, 3621 AG
Zandpad 37, 'Groenevecht', 3621 ND
Heerenweg 52, 3625 AG
Heerenweg 47a, 3625 AB
Heerenweg 109, 3625 AE
Hist.Kring Breukelen
RJ. Hofman
Drs E.W.Th. Hollemans
MwW.H. Hollemans-Sterken
Mw L. Hunsucker
Mw G.J. van Julsingha
A. Kalkman
Mw C. Knuist
J. de Koning
Mw A.E.C. Koole-Quaries van Ufford
R.G.H.W. Korstjens
H.T. Langerak
H.K. Lenstra
A.C. Menke
Mw E. Mevissen-Kusin
R.W.C. Molenkamp
J. Molenkamp
T. Mur
Mw L. Paulson
Prof Dr.R. Plomp
Jhr Mr W.H.D. Quarles van Ufford
J.R. van Raay
MwA.C.K. Roosjen
Mw I. Rot
W.G. Scheurer
P.I.M. van Schoonhoven
C. van Schothorst
T.N. Simonis
R.H. Smoorenburg
Prof Dr A.H. Stouthamer
G.S. Streefland
Universiteit Nijenrode
Ir G.J. Valewink
MwJ.H.Ch. Vegter-Bal
G.H.M. Vehmeijer
Mw M.G.S. Vehmeijer-Segerink
Ver. B.v.W. in Asfalt
MrJ.A. Vermeulen
Mr G. Versluys
*Mw A.J. Verweij-Volmer
Mw J.C.M. Voormolen-Van der Blom
Mw H.A. Wasterval
AJ.B. Willemars
*MwJ. van Zadelhoff-Hortulanus
Breukeleveen
Mw G.C. Geel-Krijgsman
Drs M.M. van Kesteren
Ir F. Roelofsz
-ocr page 7-
PJ, Sandbergen
Bussum
Mw Mr E. Barendsen-Polak
Mw W.C. van den Bergh
MwJ.M.E. Blicknian-LeUe van Oostvoorne
Mr F.A. Doude van Trocstwijk
Mr R.R. Hazewinkel
Mw A.E. Koch-van de Stadt
M. Langelaar
Mw P.A.C.E. Ooiman-van Aubel
Mw drs H. Visser-Brouwers
Colmschate
I.E Bakker
Doorn
MwM.A.H. Beks
Mw W.E.E. Bernt-Scheffer
Ir H.J. Doude van Troosftvijk
Ermelo
Drs R.Th. Schoenmaker
Ermelo
J.TJ.M.A.M, van Eyndthoven
Gouda
Hist. Vereniging 'Die Goude'
'tGoy
S.S. Hesselink
's-Graveland
Bibliotheek Natuurmonumenten
F. Honig
's-Gravenhage
Centraal Bureau Genealogie
Mw L.J. Doude van Troostwijk
Genootschap Belle de Zuylen (Secr.)
Rijksbureau Kunsth.& Doe.
*Mr R.J. Nieuwland
Groenekan
J.O.J. Copijn
MwJ.C.L. Gregory
Haarlem
Archief Rijks Prov. N.Holland
J.T. Burggraaf
J.W. Hageman
Haarzuilcns
L.J. Huisinga
Heemstede
C.J. Doude van Troostwijk
MwC. Lugt
Hilversum
Archief Gooi en Vechtstreek
Heerenweg 97, 3625 AD
Koedijklaan 10, 1406 KZ
VosmaerlaanS, 1401 CA
Koningslaan 51a, 1406 KG
Waldecklaan 10, 1405 CR
Nw 's-Gravelandseweg 67, 1406 NC
Koedijklaan 21, 1406 KX
Mecklenburg 52, 1404 BJ
Groot Hertoginnelaan 29, 1405 EB
Generaal de la Reijlaan 8, 1404 BR
Bloemendalseweg 13-FlO, 7429 AL
Berkenweg 2a, 3941JB
Park Boswijk 598, 3941 AN
Parklaan 40, 3941 RE
Anna van Burenlaan 1, 3851 RV
Kweldaml7,4121FE                          ;.
Vlietenburg 32, 2804 WT
Tuurdijkie, 3997MS
Noordereinde 60, 1243 JJ
Spanderswoud 5, 1243 HZ
Prins Willem Alexanderhof 22, 2502 AT
Therèse Schwartzestraat 30, 2597 XJ
Van Slingelandtstraat 62, 2582 XS
Postbus 90418, 2509 LK
Van Aerssenstraat 31b, 2582 JE
Groenekanseweg 90, 3737 AH
Versteeglaan 34, 3737 ZA
Kleine Houtweg 18, 2012 CH
Laan v. Osnabrück 32, 2034 TD
Nieuwe Gracht 20, 2011 NG
Ockhuizerweg 20, 3455 RW
Heemsteedse Dreef 231, 2101 KG
Provincielaan 5/33, 2101 SP
Postbus 9900, 1201 GM
-ocr page 8-
Larenseweg 30, 1221 CN
Corverslaan 20, 1217 TN
Bussumer Grintweg 38, 1217 BR
Acaciapark 134, 1213 LD
Van der Lindenlaan 27, 1217 PJ
O. Amersfoortseweg 44, 1213 AE
Pieter de Hooghlaan 26, 1213 BV
Regentesselaan 30, 1217 EG
Koninginneweg 18, 1217 KZ
Diependaalsedrift 6, 1213 CP
WagendijklS, 3628EP
Godinweg 2, 3628 BA
Postbus 10, 1830 AA
Kortenhoefsedijk 83, 1241 LS
Kortenhoefsedijk 171, 1241 LZ
Oranjeweg 34, 1241 XS
Drift la, 1251 CA
Hein Keverweg 17, 1251 BT
Pastoor Hendrikspark 9, 1251 MB
Zevenend 13, 1251 RK
Zevenenderdrift 22, 1251 RC
Wally Moesweg 1, 1251 AT
Barbiersweg 3, 1251 PA
Mendes da Costalaan 2, 1251 NP
Wilna9,4141MX
Antonie Duycklaan 2, 2334 CD
Lange Voren 2, 7241 HS
Postbus 99, 3632 ZS
Vreelandseweg 19, 3632 EP
Wallestein 66, 3632 WR
Oud Over 3, 'Vegüust', 3632 VA
Wallestein 52, 3632 WP
Postbus 47, 3632 ZR
Oud Over 86, 'Nedervecht', 3632 VE
Vreelandseweg 20, 3632 EP
De Werf 6, 3632 AE
Dorpsstraat 10, 3632 AT
Oud Over 152, 3632 VH
Hofbergen 42, 3632 WC
Oud Over 3,'Vegtlust', 3632 VA
DWR/RPV (Mevr M.A.E. Laloup)
MwJ.Janmaat
Mw E.H.A. Korthals Altes-Kamerling
Ing D.M.C. Mol
C.W. van Nie
T.W. Ploeg
A.H.G. Pluis
DrJ. Rechsteiner
DrW.J. Steyling
Mw A.J. Swanenburg de Veye-v.Wieringen
Kockengen
Prof DrJ.A. van Dongen
G.F.W. Herngreen
Koedijk
P.J. Prett
Kortenhoef
Mw T. van Essen-Tiggers
W. Spaan
Mw M.A. Sprenger
Laren
Mw A. van Helden
MwJ.C.F. Mulders-Baljon
Ing H.C. Oortman Gerlings
WJ.H.M. Resink Ottenhof
H.W. Schouwenaar
JhrMrC.C. Six
Mw A.A. Steffens
G.N. Verhoef
Leerdam
A. van Kralingen
Leiden
Mw A. Vroom-van der Leeden
Lochem
Mw H. van Weede-Vaandering
Loenen
Archief Gemeente Loenen
MwJ.M.R. Baas-van der Werff
EM. Bakker
N. Bakker
H. Bakker
Bibliotheek Loenen
B.J. Blijdenstein
Mw E. de Boer-Berendsen
H.B. Bon
Mw E.E.C. Bon-Meyer
F. Bonnema
M. Bootsma
Mw E. Bootz-Nieuwenhuys
-ocr page 9-
D.M. Bouman
A. Dalen Meurs
C. Dierdorp
Mw M.M.C. Dijkslra-Dreesmann
J.P. Dullaert
Drs R.A.J. Ernst
J.T.G. Ernst
DrsJ.C. van Essen
A. Gelderman
Mw E. de Geus-Goossen
H. Goemans
Jhr L.A.O. Groeninx van Zoelen
W. Grunfeld
Mw M.S. Harms-van Estrik
RM. Hiensch
M.J. graaf d'Hollosy
Mw M.A.G.van Iperen
W.B.Jagt
H.J. de Jong
M.C.dejongh
PJ. Kastelein
Drs G.J. Koelemey
C.J. de Kruyter
W.E Kuijper
L. Kusters
Mw Mr M. Lafarre
Drs A. Ledeboer
Mw F.M. Luxwolda
C.RG. Molenkamp
Mr A. Mostert
Drs E. Munnig Schmidt
Cor Nab B.V.
Mw W.M.J. Nooteboom-Bonarius
Mw C. Pacenti-Batterman
Mw Dr H.H. Pijzel-Dommisse
A.A.J. Plateyn
Drs W.M. van der Poel
M.J.B. Popma
Mw Drs G. Recter
Drs A.H.J. Risseeuw
Mr P.J. Rogaar
MwM.M. Ruijter
A.C. van der Sande Lacoste
Mw M.W.H. Sanger-Kleine
Mw S.A. van Schalk
Mw M.A.H.M. Schoorl-Nooteboom
Mw A. Schras
Drs K.A.L. Schuckink Kool-Oudendal
Wallestein45, 3632WN
Dorpsstraat 8, 3632 AT
K. Ottolaan 30, 3632 BW
Vreelandseweg 24, 3632 ER
Grutterstraat 12, 3632 EJ
Dorpsstraat 19, 3632 AP                            ■ .
Moleneind 4, 3632 DA
Kerkstraat 6, 3632 EL
Oud Over 39, 3632 VA
't Rond 13, 3632 BN
Oud Over 6, 3632 VD
Hoefijzer 2g, 3632 WB
Dorpsstraat 98, 3632 AW
Hoflaan 1,3632BT
Westerklip 54, 3632 TG
Mijndensedijk 20, 3632 NV
Oud Over 10, 3632 VD
Middenhoek 34, 3632 TB
Vreelandseweg 25, 3632 ER
Rijksstraatweg 90, 3632 AD
Rijksstraatweg 96, 'Middelhof, 3632 AD
't Rond 9, 3632 BN
Kickestein 77, 3632 WK
Kon. Julianaweg 22, 3622 EE
't Rond 1, 3632 BN
Rijksstraatweg82, 'Klein Cronenburgh', 3632 AD
Dorpsstraat 4, 3632 AT
Oud Over 28, 3632 VD
Dorpsstraat 69, 'LeeuwenDijk', 3632 AS
Rijksstraatweg 95, 3632 AA
Rijksstraatweg 78, 'Nieuwerhoek', 3632 AD
Oud Over 43, 3632 VA
Oud Over 3,'Vegtlust', 3632 VA
Dorpsstraat 16, 3632 AT
Dorpsstraat 28, 3632 AT          .
Postbus 150, 3632 ZV
Rijksstraatweg Sla, 3632 AA
Oud Over 48, 3632 VD
Oud Over 8, 'BijDorp', 3632 VD
Oud Over 168, 'Warande', 3632 VH
Oud Over 59, 'Vecht en Lommer', 3632 VB
Mijndensedijk 14, 3632 NV
Wallestein 65, 3632 WR
Spinnerie 13, 3632 ET
Keizer Ottolaan 28, 3632 BW
Dorpsstraat 21, 3632 AP
Torenstraat 1,3632 EK
Rijksstraatweg 70, 3632 ZR
-ocr page 10-
Cronenburgherlaan 1, 3632 AN
Oud Over 93a, 3632 VC
Dorpsstraat 17, 3632 AP
Vreelandseweg 1, 3632 EP
Ter Beekhof 7b, 3632 BK
De Werf 7c, 3632 AE
Oud Over 1,36.32 VA
Oud Over 138, 36.32 VG
Rijksstraatweg 75, 3632 AA
't Rond 7, 3632 BN
Brugstraat 10, 3632 EH
HoefijzerlOS, 3632WD
Oud Over 5,5, 3632 VB
Oud Over 152a, 'Terra Nova', 3632 VB
Oud Over 3, 'Vegdust', 3632 VA
Mijndensedijk 9, 3632 NT
Rijksstraatweg 85, 3632 AA
Dorpsstraat 40, 3632 AV
't Rond 5, 3632 BN
Holbergen 34, 3632 WC
Hoefljzer 24, 3632 WB
Vreelandseweg 23, 3632 ER
Hollandstraat 6, 3634 AT
Rijksstraatweg 206, 'Geynzicht', 3634 AN
Rijksstraatweg 214, 3634 AN
RN. Kruiswijkstraat 1, 36,34 AX
Rembrandtlaan 1, 1231 AR
Larixlaan 20, 1231 BL
Breukeleveense Meentje 10a, 1231 LM
Nw Loosdrechtsedijk 234, 1231 LG
Veendijk4, 1231PB
Acacialaan 2, 1231 BT
Nw Loosdrechtsedijk 150, 1231 LC
De Driest 2, 3953 BS
Boomstede 686, 3608 BT
Schippersgracht 15, 3603 BC
Zandpad 30, 'Midden Gansenhoef', 3601 NA
Zandweg 33, 3601 AE
Kuyperstraat 29, 3601 VE
Zandpad 42, 'Cromwijck', 3601 NA
Harmonieplein 2, 3603 BM
Bisonspoor 1161, 3605 KV
Klokjeslaan 4, 3601 HE
Lange Gracht 13, 3601 AH
Mr B. Schuit
Mw Mr A.A. Schwartz
Mw Drs C.H. Smithuijsen
R.E. Spee
MwA. Sprenger-den Uijl
Stichting Culturele Raad Loenen
Jhr Mr J.P.E. Teding van Berkhout
Mw R.A. Thiadens
Mw G. Thijs-Mantel
C.J.M. Thijssen
W.G. Tober
G.C.J. Tukker
Mw M.B.P.van der Veen-Wajer
R.J.M. Vehmeijer
Mw E. Vesseur-MurckJansen
RJ. van Vliet
Mw R. Vor der Hake-Campfens
*Drs S.G. de Vries
Mr A. Vrij
A.R. van Well
Mw H.L.M. Wennink
ProfDrH.C. Zanen
Loenersloot
R de Boer
MrJ.M.F. Dingemans
MrJ.Ch. Smit
Mw E.G.M. Wieling-de Rijk vd Gracht
Loosdrecht
H. Aalberts
J.RB. Biemans
Mw RM. Bijl-Lazoe
MwJ. Bruna
Ph. Burggraaf
Hist.Kring Loosdrecht
Kasteelmuseum Sypestein
Maarsbergen
MwJ. Guntenaar
Maarssen
Mw W.J.R. Baardman-Dusseldorp
D. van Barneveld
Mw M. van de Beek-Bomgaars
Mr W. Beerman
J.H.W. van Bemmel
G.J. van den Berg
Bibliotheek Maarssen
Bibliotheek Maarssenbroek
Mw GJ.M. Bierling-Berg
Mw A. Bink-van der Steen
10
-ocr page 11-
Mw R. van Bloemendaal
J.P. Boelen.s
A. Bohnenn
Dr Ir H.A. van den Boogaard
Prof Dr T.A. Boon
J.J. de Bos
Mw S.M. Bos-Jansen
W.M. Bos
Mw M.L.C.C. Braaknian-Dohnans
Drs S.W.G.de Clercq
Mw A.C. Cosijn-Gouda
A.R.A. Croiset van Uchelen
Mw E.H. du Croo Kampmeinert-van den Berg
Mw M. van Dam-Smallenbroek
Mw E.H.Th.M. barones van Dedem-von Martels
Mw T.H.H, van Duin-Furstner
Mw M.L. Gasau-Muller
Mw Mr M.B. Geeris-Velimeyer
A.J. Gelderblom
Gemeente-Archief Maarssen
J.H. de Graaff
Dr Ir A. Graveland
S. Haisma
D.J. Hamoen
Mr H.F. Heerkens Thijssen
J.H.H. Heuschen
Historische Kring Maarssen
Mr Z.O.H.M. baron vHövell tot Westerflier
Mw R.E.M, barones v.Hövell tot Westerflier
MwJ.H.M. Kamp-Schweers
J.J. van Kerkvoort
DJ. Klokke
C.H. Knaake
D.P. Koets
S. Komdeur
J. Kraayenhagen
Mw M. Kraneveld-Lokker
Mw C.M.L. Kruisheer-Brunt
Drs A. Kuiper-Mokkenstorm
Mr P.M. van der Laan
K. ter Laan
J.C. de Lang
G. Loomans
J.J.C. Louet Feisser
Dr A.P. Messer
D. Niesing
MwJ.M. Nijhoff
MwJ. Onnes-van der Noordaa
Zandweg 38, 3601 AE
Reigerskamp 171, 3607 HJ
Diependaalsedijk 33, 'Vechtoever', 3601 GJ
Zandpad22, 3601 AN
Straatweg 17, 3603 CV
Duivenkamp 504, 3607 BJ
Vechtensteinlaan 37a, 3601 CM
J. van Galenstraat 32, 3601 HW
Langegracht 33, .3601 AJ
Straatweg 17, 3603 CV
Straatweg 17b, 3603 CV
van Houtenstraat 16, 3601 XJ
Zandpad 14, 3601 AN
Langegracht 30, 3601 AJ
Zandweg 45, 3601 AE
Peerlenburgh 29, 3601 JA
Diependaalsedijk 74, 3601 GM
Zandpad 29, 'Gansenhoef', 3601 NA
Binnenweg 60, 'Hazenburg', 3603 A(i
Postbus 11, 3600 AA
Diependaalsedijk 37, 3601 GJ
Diependaalsedijk 84, 3601 GM
Stationsweg 5, 3603 ED
Wilhelminaweg 9, 3603 CR
Heerengracht 21, 3601 AM
Klokjeslaan 16, 3601 HE
Postbus 90, 3600 AB
Zandweg 44, 'Huis ten Bosch', 3601 ,\E
Vechtensteinlaan 111, 3601 CP
Diependaalsedijk 52, 3601 GL
Zogweteringlaan 17, 3601JJ
Vechtensteinlaan 78, 3601 CL
Fazantenkamp 721, 3607 DS
Straatweg 17, 3603 CV
Straatweg 162a, 3603 CS
JulianaweglO, 3603AP
Zandweg34, 3601 AE
Heerengracht 19, 3601 AM
Zandweg 1, 'Vechtestein', 3602 AC
Veenkade 16, 3601 CH
Heerengracht 6, 3601 AL
Machinekade 9, 3601 AR
Zandweg 5, 3601 AD
Binnenweg 39, 3603 AE
Kerkweg 9, 3603 CL
Royaardslaan 2, 3601 HA
Langegracht 22, 3601 AH
Rogier van Otterloolaan 44, 3604 BH
11
-ocr page 12-
Straatweg 23, 'Leeuwenvecht', 3603 CV
Zandpad 40, 3601 NA
Parkweg 41,.3603 AB
Breedstraat 13, 3603 BA
W. Barendszlaan 1, 3603 GM
Gerbrandystraat 12, 3601 BW
Kerkweg41,3603CL
Heerengracht 22, 3601 AM
Nassaustraat 71, 3601 BC
Kuyperstraat 27, 3601 VE
Herengracht 7, 3601 AL
Machinekade 11, 3601 AR
Buitenweg 223, 3602 XB
Rooyaardslaan 10, 3601 HA
Duivenkamp 8.51, 3607 WG
Van Lingelaan 17, 3602 PA
Veenkade 5, 3601 CH
Langegracht 44, 3601 AJ
Schippersgracht 16, 3603 BC
Kuyperstraat 17, 3601 VE
Zandweg 4, 3601 AD
Diependaalsedijk 31a, 3601 GJ
Straatweg 152, 3603 CS
Diependaalsedijk 78, 3601 GM
Diependaalsedijk 78, 3601 GM
Van Lingelaan 100, 3602 PB
Zandpad 31, 3601 NA
Straatweg 160, 3603 CT
Maire Hofstedelaan 12, 3601 BR
Kerkweg 23, 3603 CL
Lelystraat20, 3601BV
Straatweg 33, 'Vredenhoef, 3603 CW
C. de Houtmanlaan 9, 3603 GE
Bloemstede 387, 3608 VD
Kon. Wilhelminaweg 128, 3738 MC
Maertensplein 85, 3738 GN
Herengracht 101, 1398 AE
Botdrager 8, 3641 LA
Postbus 1032, 3640 BA
Thierenseweg 36, 1411 EX
Valkeveenselaan 56a, 1411 GT
Gansoordstraat 24a, 1411 RJ
Nagtglaslaan 20, 1412 EH
Verdilaan7, 1411HV
J. Plas
J.C. Plomp
C.J. Rijsterborgh
E. Roos
M. van Rossum
MwJ.G. Roukema-van de Berg
Mw G. Ruys
Mw L. Schwartz
C. Siero
A.F. Smorenburg
E. Spetter
Mw I.M. Staal
N.F. Stolk
R. Taal
J.H. van Tongeren
H.M. Vaassen
W. ter Veld
J.F.M. Versteegh
*B.J. Visschedijk
Y. Visser
P. Vleming
J. van Vliet
Mw B. Vos
E. Vriesinga
Mw Mr L.F. Vriesinga-Uitzinger
J. van Waay
D. van der Wal
J. Wasser
Mw M.M. Welle
Mw P. Westenburg-de Groot
B.G. Wiegeraad
B.B. van der Woude
Drs H. de Zoeten
W Zweers
Maartensdijk
Mw M. Martens
G.H. van Walbeek
Muiden
B. Honig
Mijdrecht
W Bos
J.C.A. Dalmeyer
Naarden
Mw N, Beyers-Kalkman
J.F. Dudok van Heel
Mw B. Gordijn
Mw E. Kamp-Sonneveldt
MwJ.C.M. van der Lande
12
-ocr page 13-
Mw D. Rutgers van Rozenburg-Hartung
Mw E.A.M. Scheltema-Vriesendorp
Jhr Mr F.O. Sickinghe
Nederhorst den Berg
J.F.A. Baar
Prof Dr D.R Blok
Drs F.H.B. Gladder
Prof'Dr E.N.G. van Damme
Mw C.P.M. Jonker-Leuis
Prof DrJ.Joosse
B. Noordaniis
B.F.P. van Reyen
Dr Ir H. Spekreijse
A.A.A. Vendrig
R.J. Verkaik
Nieuwer ter Aa
Mw K. ten Brink
Mw Mr M. Lispet
Nieuwersluis
J.C. Braun
R.E.J. Bus
Drs W.F.j. Kels
A. Kroymans
P.T. Lakeman
A.J.A.M. Lisman
C.M. Oostveen
Mr Drs H.W.G. van Schaik
Mw L. Simon-s-Smit
J.H. Stefels
Mw I. Teijema
RR.E.J.A. Woltering
Nigtevecht
H.C. Brinkman
J.W. Brouwer
P.H.M. Dankelman
Mr M.K. Gorter
B. Heeren
MrTh.vanHilst
P.F. Kenninck
R.A. de Koning
C. Kootstra
C. Lipsius
J.W. Nieuwenhuijs
RN. Pikaar
Mw M.E.C. Rehbock-Beyers
Ophemert
L.D.J. Walraven
Rijksweg 46, 1412 BB
Turfpoortstraat 39, 1411 EE
Oud Blaricumerweg 7, 1411JR
Kerkstraat 6, 1394 CX
Ankeveensepad 7, 1394 GW
Hinderdam 18, 1394JB
Hinderdam 15, 1394 JB
Slotlaan 4, 'Nederhorst', 1394 BK
Hinderdam 15, 1394 JB
Hinderdam 6, 1394 JB
Slotlaan 2, 1394 BK
Voorstraat 11, 1394 CS
Dammerweg 111, 1394 GT
P de Hooghlaan 24, 1394 GK
Laantje 2, 3626 AN
Wilhelminastraat 3, 3626 AL
Rijksstraatweg 14, 'Over Holland', 3631 AC
Zandpad 29, 'Weeresteijn', 3631 NL
Mijndensedijk 86, 3631 NR
Rijksstraatweg 18, 'Sterreschans', 3631 AC
Zandpad 18, 3631 NK
Rijksstraatweg 53, 'VreedenHoff', 3631 AB
Rijksstraatweg 35, 3631 AA
Mijndensedijk 60, 3631 NP
Mijndensedijk 62, 3631 NP
Rijksstraatweg 24, 'Rupelmonde', 3631 AC
Mijndensedijk 29, 3631 NN
Stationsweg 3, 3631 AJ
                        , ■•
Garstenstraat 1, 1393 NS
Vreelandseweg 42, 1393 PG
Klompweg 26, 1393 PJ
Dorpsstraat 55, 1393 NG
Dorpsstraat 118, 1393 NK
Petersburg 30, 1393 PT
Klompweg 72, 1393 PM
Raadhuisstraat 16, 1393 NW
Dorpsstraat 142, 1393 NL
Dorpsstraat 18, 1393 NH
Klompweg 41, 1393 PJ
Dorpsstraat 130, 1393 NK
Dorpsstraat 152, 1393 NL
Dreef 1,4061 BL
13
-ocr page 14-
Oud Zuilen
H.O. Barneveld
IrA.M. Bunjes
H.K. Klijnsma
MrJ.G. van Rossuni du Chattel
Ouderkerk
EJ.Jonker
Rijsbergen-Br
Mw E. Kalkman - Klep ^
Schoor]
M.EL. Mol
Soest
Mw E.M. Verlaan-Dikker
Tienhoven
W.T. de Boer
Mw B.Jansen
Mw CD. de Jong-Mesker
Th. Schouten
G.P. Termohlen
Uithoorn
Mw E. Schreuder-de Muinck Keizer
Ulvenhout
A. Met
Utrecht
Archief Gemeente Utrecht
*Mr D.A.N. Bartels MRE
DrsJ. Berghoef
Bibliotheek Provincie Utrecht
Bibliotheek Rijks Universiteit
MwA.M. Biegelaar-Boogaerdt
Mw E. Birnie-de Vries
F.H. Bruna
G.J. Esser
Federatie Stichts Cultureel Erfgoed
MwJ.H. de Graaf
Mw CE. Hefting-Beerendonk
Hist.Vereniging Oud-Utrecht (R Kroes)
Mw C.A.A. Mac Lennan-Hamminga
W.C.M, de Meyer
Museum, Centraal (att.Mw M. Verduijn)
Mw Drs M.C. van Oudheusden
J.P. Prevoo
Mw E.CH. van Sandick-Doude van Troostwijk
JhrlrD.USix
Stichting De Utrechtse Molen
Ir A.J. Vlaardingerbroek
*Ir L.B. Wevers
Mw Drs CCS. Wilmer
Vechtzijde 1,3611 AM
Groeneweg 1,3611 AT
Dorpsstraat 1, 3611 AD
Dorpsstraat52, 3611 AG
Binnenweg 2, 1191 AA
Overasebaan 22, 'Vinkenbosch', 4891 RG
Postbus 60, 1870 AB
Van Burenlaan 7a, 3761 BZ
Laan van Niftarlake 22, 3612 BS
Nieuweweg 19, 3612 NB
Laan van Niftarlake 30, 3612 BT
Looydijk81,3612BE
Dwarsdijk20, 3612AP
Te.s.selschadelaan 17, 1422 HZ
Postbus 67, 4850 AB
A. Numankade 199, 3572 KW
Museumlaan 2, 3581 HK
Hengeveldlstraat 116, 3572 KJ
Postbus 80300, 3508 TM
Witte Vrouwenstraat 7-11, 3512 CS
Koningslaan 98, 3583 GR
Lange Jansstraat 21, 3512 BA
Emmalaan 10,3581 HS
Burg. Norbruislaan 23, 3555 ED
Postbus 10058, 3505 AB
Bemuurde Weerd o.z. 76 bis, 3514 AV
Emmalaan 3, 3581 HL
A. Numankade 199-201, 3572 KW
Kantonnaleweg 11, 3542 DB
Weth. D.M. Plompstraat 41, 3555 BS
Agnietenstraat 1, 3512 XA
Havikstraat 12, 3514 TP
Fien de la Marlaan 77, 3584 ZW
Wilhelminapark 12a, 3581 NC
A. Romerostraat 611, 3573 AT
Postbus 10058, 3505 AB
Oudegracht 187G, 3511 NE
Oudegracht 187G, 3511 NE
Jacob v. Ruisdaelstraat 104, 3583 CH
14
-ocr page 15-
Mw Drs H.J.M. Winkelman
Venray
Mw B. Wijnen
Vinkeveen
MwJ.H.W. van der Linden
ProfDrL. Mm-
Mw I. van Raalte
Vogelenzang
G. Koopman
Vreeland
Jhr C. Beelaerts van Blokland
Mw G. Beelaerts van Blokland-KalfF
F. van den Berg
E.J. Bink
J. Boerstra
Mw E.E. Brandes-de Lestrieux Hendrichs
Broex-Vliet BV
Mw H.W.B, van Dranen-Aleven
Mw A. Driessen-Hermsen
MrJ.E. Goldhoorn
Mw H.C. Greevelink-Swaving
R. Groenink
MwM.H. Happee
J.H. Haldnk
Historische Kiing Loenen
S.Joosten
J. Kohnstamm
J. Kok
Mw R. Kooperberg
Mw I. Monasch
MrJ.A.H. Olde Loohuis
E. Roosegaarde Bisschop
Drs M. graaf Schimmelpenninck
JJJ.M. Schipper
MwA.Th. Schot-Dolman
Mw M. Smit Sibinga
drs E.F.L. Stubbé
M.H.L. Stubbé
C. Verhaar
Mw A.M.G. Vlam-Voorhoeve
J.H.Vrij
D.R. Wijnschenk
Mw H J. Winkel
Waalre
Mw A. Krijgsman-Spoor
Wassenaar
FR Buis
A. Klaver
Cayennedreef 49, 3563 SC
Kiosk 70, 5802 NS
Groenlandsekade 59-25, 3645 BB
Demmerik21,3645EA
Scholeksterlaan 18, 3645 KC
Vogelenzangseweg 41a, 2114 BB
BergseweglS, 3633AK
BergseweglS, 3633AK
Floris van Boekhorststraat 11, 3(>33 CN
Boslaan21,3633VZ
Nigtevechtseweg 10, 3633 XS
Voorstraat 7, 3633 BA
De Vliet 18, 3633 EL
Otto van Schonauwenstraat 1, 3()33 CP
Kleizuwe 105a, 3633 AG
Singel 10, 3633 CR
Voorstraat 18, 3633 BB
Nigtevechtseweg 24, 3633 XJ
de Vliet 8, 3633 EL
Lindengracht 24, 3633 AT
De Vliet 4, 3633 EL
Sluisje 12, 3633 AC
Voorstraat 16, 3633 BB
Voorstraat 9, 3633 BA
H. van Viandenstraat 6, 3633 CH
Klapstraat 13, 3633 BH
Boterweg 44, 3633 ER
Duinkerken 12, 3633 EN
Voorstraat 5, 3633 BA
Bergseweg 18a, 3633 AK
Kerkplein 4, 3633 BG
Ruiterstraat 13, 'Vreedenhoek', 3633 AV
Bergseweg Ib, 3633 AJ
Bergseweg la, 3633 AJ
Floris van Boekhorststraat 5, 3633 CN
Alambertskade 5, 3633 VX
Vredelantstraat 71, 3633 EB
Postbus 62, 3633 ZV
Voorstraat 17, 3633 BB
Hoge Duinlaan 18, 5582 KG
Lange Kerkdam 63, 2242 BS
Acacialaan 4, 2243 BW
15
-ocr page 16-
Kievietslaan 9a, 2243 GB
Postbus .599, 2240 AM
Kerkeboslaan 3, 2243 CM
Dammerweg 5, 1385 HT
Postbus 5146, 1380 GC
Dammerweg 5a, 1383 HT
Dammerweg 10, 1383 HT
Fijnvandraadaan 5, 1381 ES
Horn23, 1381 GZ
Horn 3, 1381 GX
Nieuwstraat 41, 1382 W
Zeeburgstraat 37, 1382 BM
Casparuslaan 515, 1382 KR
Dammerweg 5b, 1383 HT
Heerensingel 162, 1382 W
Dorpstraat 59, 3648 AG
Dr Mees ten Oeverlaan 17, 3648 XA
Oostdam 12, 'Rijnoord', 3441 EN
Postbus 1001, 3700 BA
Bachlaan81,3706PW
Kasteel Soelen, 4011 EN
Halterstraat20, 7201 MX
Keizer Karelstraat 36a, B-3920 Lommei
'Quarr House' Gillingham, Dorset, SP8 SPA
Burgerweg 1, CH-3800 Interlaken
CR. von Lindern
*J.H.P. Roeland
Mw M.A. Stubbé-Butót
Weesp
J. van Baars
Bibliotheek Weesp
Mw H.J. Bodisco Massink-Jongejans
Mw M.J.M.M. Diepenhorst-Sandberg
C. Draijer
Mw H.M. Gerschtanowitz-Pauw
J.J.M. Koks
Museum Gemeente Weesp
F.G. van Reijen
B. Timmers
MrJ.A. Schepel
Drs A.J. Zondergeld-Hamer
Wilnis
H.W. van Soest
Mw G.J. van Staveren-Jaski
Woerden
J.C.M, van Capel
Zeist
Rijksdienst voor de Monumentenzorg
t.a.v. Bibliotheek
P.L. de Vries
Zoelen
*Mr R. Barendsen
Zutphen
MrJ.A. Alleman
BELGIË
*Mw C.J. van der Seys
ENGELAND                                    I
Mw Drs M.C. barones van Tuyll van
Serooskerken-Huygen
ZWITSERLAND
A.H.R. Hoogezand
*=lid voor het leven
NB. Van verschillende zijden is het Genootschap verzocht een lidmaatschap voor het leven in te stel-
len. De volgende regel is daarvoor uitgewerkt: voor leden jonger dan zestigjaar bedraagt de eenma-
lige contributie €300,- en voor ouderen €200,-. Inmiddels hebben enige leden hun lidmaatschap
op deze wijze voor het leven bestendigd. Voor hun naam staat *.
16
-ocr page 17-
Jaaroverzicht 2003
Op naar de honderd jaar. Het wel en wee van de Vechtstreek en het verwerven
van inzicht in het welvaren of anderszins van de streek over de eeuwen blijft
trekken en nieuwe leden melden zich gestaag.
Als eerbetoon aan het 90jarige genootschap bood Universiteit Nijenrode op
11 januari de leden de Nieuwjaarsreceptie aan op het kasteel. Ons lid Carolien
Knuist, werkzaam op Nijenrode, had een groot aandeel in het tot stand komen
van dat ruimhartige en niet genoeg te waarderen aanbod. Het bestuur mocht
daar weer een groot aantal leden begroeten. Van de gelegenheid dat er zo veel
getuigen waren werd gebruik gemaakt om aan de heer G. Vriens, uitbater van
het pannekoekenhuis te Loenen, de Niftarlake oorkonde uit te reiken. Hij
heeft een van de weinige terrassen aan de Vecht, dat bovendien zorgvuldig en
aardig vorm is gegeven. Het feit ook, dat hij weerstand biedt aan de vele on-
roerend goed ontwikkelaars, die hem groot geld in het vooruitzicht stellen als
hij zijn grond verkoopt, is onze waardering meer dan waard.
Een maand nadien, 11 februari, hield Anthony Lisman op kasteel Zuylen zijn
lezing over de buitenplaats VreedenHoff te Nieuwersluis. Gezondheidsperike-
len hadden hem eenjaar eerder verhinderd dat te doen. Hij is gelukkig geheel
genezen zoals aan zijn enthousiaste en geestige voordracht te merken was.
Eveneens op kasteel Zuylen hield Koen Ottenheym, hoogleraar architectuur-
geschiedenis, op 27 maart een lezing over Tilman van Gameren (1632-1706),
een uit Utrecht afkomstige architect. Van Gameren steeg tot grote hoogte in
Polen waar hij paleizen, vestingwerken, buitens en kerken ontwierp wat hem
een adellijke titel opleverde.
Een enorme opkomst van nieuwsgierige leden viel de excursie op 26 april naar
kasteel Heemstede te Houten onder de rook van Utrecht ten deel. Velen ken-
den het niet zo gemakkelijk te vinden kasteel niet. Het lag in de 17de, 18de en
19de eeuw in een van de grootste en grootse parken in Nederland met een
zicht as van 1,5 km lang over eigen terrein. Isaac de Moucheron bracht het in
beeld. De huidige eigenaar heeft het bijzondere doch niet zo lang geleden
door brand verwoeste huis voorbeeldig laten restaureren en is doende het sterk
verwaarloosde park om het huis weer in oude staat terug te brengen. Ons be-
stuurslid Anthony Lisman vond na intelligent speurwerk de voor de restauratie
17
-ocr page 18-
uiterst waardevolle tekeningen terug, die in het begin van de 20ste eeuw door
een architect zijn gemaakt. Hij hield voor de toegestroomde leden een gloed-
vol verhaal over de geschiedenis van het buiten gevolgd door een rondleiding
over het terrein. In het souterrain van het gebouw is een voortreffelijk restau-
rant gekomen waar een aantal leden na afloop lunchte.
Het traditionele jaardiner en de aansluitende vergadering werden als steeds
goed bezocht die 7de mei op de Koninklijke Watersport Vereniging Loos-
drecht, door haar leden kortweg de "Vereniging" genoemd. Nu reeds vele ja-
ren wordt door een lid van de Vechtplassen-Commissie - in 1936 mede op in-
stigatie van Niftarlake opgericht als actiegroep voor het behoud van de schoon-
en eigenheid van de streek - bij die gelegenheid uitleg gegeven over hun acti-
viteiten. Niftarlake richt zich op het vergaren van kennis over de streek en de
Commissie treedt in het krijt tegen ondoordachte ontwikkelingen en tracht die
in goede banen te leiden. Soms gooit het Genootschap zijn gewicht in de schaal
als zaken dat vereisen.
Nog tijdens de prachtige warme zomer werd de buitenplaats Trompenburg te
's-Graveland bezocht op 6 september door een 60-tal leden. Ons lid Hans Vlaar-
dingerbroek, die als architect de vererende opdracht heeft de restauratie van
in hoofdzaak het corps-de-logis te begeleiden in opdracht van de Rijksgebou-
wendienst, stelde het huis open en nam een groep voor zijn rekening voor de
rondgang. Ben Olde Meijerink, die jaren geleden een bouwhistorisch onder-
zoek in het gebouw deed, nam de andere groep mee. Liefhebbers smulden van
het van binnen geheel onttakelde pand, omdat zo zonder meubelen en op-
smuk het gebouw zelf spreekt. Bijzondere vondsten zijn de onder vele 18de- en
19de-eeuwse lagen verf tevoorschijn komende I7de-eeuwse vogels, die vrij in
de geschilderde lucht vliegen en marmerimitaties op balusters en lambriserin-
gen. Wij hopen na oplevering van de restauratie de bereikte resultaten nog
eens te mogen zien.
Weer terug op kasteel Zuylen, 18 october, voor een lezing over met Vechthui-
zen gelieerde grachtenhuizen in Amsterdam luisterde men naar Hans Tulle-
ners. Het onderwerp kwam niet helemaal uit de verf hoewel veel interessante
interieurs de revue passeerden. Dit kan beter.
Een heel apart onderwerp was "Wonen op Vechtbuitens in de poëzie", dat door
Wilhelmien de Vries 11 november op het buiten Bijdorp te Loenen werd ge-
presenteerd. Het fenomeen Hofdicht is typisch voor het 17de- en 18de-eeuwse
Nederland met zijn vele buitenplaatsen van burgers. Aan de oorsprong staat
Constantijn Huygens met zijn "Vitaulium" over zijn buiten Hofwijck. Tot nu
zijn er hofdichten over elf buitens aan de Vecht gevonden, waarover in ditjaar-
boekje een artikel van de hand van mevrouw De Vries te vinden is.
18
-ocr page 19-
Aan de immer populaire reeks excursies naar belangwekkende huizen werd op
13 december die naar het huis van de Fundatie van Renswoude te Utrecht toe-
gevoegd. Gebouwd in de jaren 1755-'60 als opleidingshuis voor getalenteerde
weesjongens is het nog voor het allergrootste deel ongewijzigd tot ons geko-
men. De grote zaal voor de regenten ademt geheel de sfeer van het rococo in-
clusief de serviezen uit die tijd, die in de kasten te pronk staan. Het Utrechtse
huis is het enige van de drie door de Vrijvrouwe van Renswoude gestichte Fun-
daties, dat nog vanuit zijn eigen pand werkt. Nu worden beurzen toegekend.
In zowel de winter als de herfst deden op samen 10 middagen een twaalftal le-
den mee aan de leesgroep Klassieke Literatuur onder de erudiete leiding van
mevrouw Heleen Visser-Brouwers. In 2003 waren de toneelstukken van Euripi-
des aan de beurt. Telkens raakt men er van doordrongen dat de mensheid in
de afgelopen 2500 jaar niet veranderd is. De evolutie heeft kennelijk veel meer
tijd nodig om wezenlijke verschillen te laten ontstaan. Dit in 1988 begonnen
initiatief vindt jaarlijks nieuwe geïnteresseerden - zelfs uit Leiden en Arnhem
- om zich op Nieuwerhoek te laven aan de klassieken. De aangeklede thee na
afloop doet daar zeker geen afbreuk aan.
Het bestuur prijst zich gelukkig in de persoon van mevrouw Munnig Schmidt
een vindingrijk organisator te hebben, die het programma telkens voor elk wat
wils weet te maken. Dat zij daarvoor de Ton Stork-penning kreeg uitgereikt
door de Vechtplassen-Commissie is een terecht blijk van waardering.
De voorzitter                                                                     Loenen, Januari 2004
19
-ocr page 20-
Concept Staat van baten en lasten
Baten
2002
2003
Contributies
8.037
7.172
Excursies en lezingen
5.814
4.970
Rente
654
597
Verkoop j a.arboekj es
66
21
Totaal
14.571
12.760
Lasten
Excursies, lezingen, receptie, jaarvergadering
7.061
4.653
Secretariaat & ledenadministratie
1.134
875
Jaarboek
4.790
5.602
Donaties
690
892
Bibliotheek
Jaarsaldo
915
21
929
-190
€ 14.571
€ 12.760
Totaal
Tegoeden
Postbank, Fortis, ABN AMRO, Fortisspaar,
Postbank Kap.rek., Kas
Overig bezit
Bibliotheek
Overig
€ 15.899
€ 15.709
€ 45.400
2.677
€ 50.000
2.008
Penningmeester
drs E.F.L. Stubbé
Vreeland, Februari 2004
20
-ocr page 21-
Mededelingen
Stichting Plaatsen aan de Vecht verkoopt ten bate van uitgave van boeken en
voor andere activiteiten:
-    genootschapsdassen € 18,50 thuis gestuurd voor het uitstervend ras der das-
dragers en hen die er voor een nette gelegenheid een omstrikken
-    het boek over P.J. Lutgers en zijn werk in de Vechtstreek met ruim 100 af-
beeldingen € 45,- en het bijbehorend katern in de Engelse taal € 2,80
-    het monumentenboek van Loenen € 23,-
-    het boek over VreedenHoff door Anthony Lisman € 28,70
-    het boek over vader en zoon Van Logteren, beeldhouwers te Amsterdam in
de eerste helft 18de eeuw komt uit in najaar 2004. Mei halen wij niet. Het
boek kan bij voorinschrijving tegen € 50,- besteld worden door overmaking
van dat bedrag zoals hieronder aangegeven.
Het boek gaat ca 500 bladzijden tellen met evenveel afbeeldingen en wordt
door uitgeverij Thoth op de markt gebracht. Onze stichting doet de voor-
bereiding van tekst en beeld. Van de Vecht worden de buitens Vecht en
Stein, Huis ten Bosch, Otterspoor, Boom en Bosch, Hoffwerk, Ouderhoek,
Nieuwerhoek en Roserust behandeld.
Toesturen kost € 5,50 per boek; afhalen op Nieuwerhoek, Rijksstraatweg 78,
Loenen is mogelijk, telefoon 0294-231280. Overmaken van het bedrag gaarne
op 65.74.11.698 t.n.v. St. Plaatsen a/d Vecht te Loenen.
Nieuwe leden
Het bestuur ziet graag dat meer nieuwe bewoners van de Vechtstreek lid wor-
den van ons genootschap, dat zoals bekend gewoon een vereniging is met een
historische naam. Heeft u nieuwe buren waarvan u meent dat zij de streek een
warm hart toedragen, schroomt u niet hen lid te maken. Een cadeaulidmaat-
schap is een aardig housewarming-presentje waarvoor wij graag een recentjaar-
boekje ter beschikking stellen, te verkrijgen bij een van de bestuursleden.
21
-ocr page 22-
-ocr page 23-
Het ideale buitenleven aan de oevers van de
Vecht in de poëzie van de 18de eeuw
In de I7de en de 18de eeuw is in Nederland een groot aantal gedichten over
het leven op buitenplaatsen geschreven, de zogenaamde hofdichten.' Deze
vertellen ons over de tuinen die daar bij hoorden en over de bewoners ervan,
maar tegelijk verheerlijken zij ook het buitenleven waarbij nog de echo's klin-
ken van eeuwenoude klassieke poëzie. Aan de ene kant handelt deze poëzie
dus over in hun tijd echt bestaande buitens waarvan de dichters de eigenaars
kennen, aan de andere kant tillen zij dit concrete buitenleven als het ware op
een hoger plan door het te verbinden met de droom van het zuivere buitenle-
ven die iedereen herkent die de stad ontvlucht is. In dit artikel zal vooral ge-
sproken worden over de hofdichten die over buitens aan de Vecht geschreven
zijn. Overigens doelt 'hof' in hofdicht niet op een koninklijk of stadhouderlijk
hof, maar betekent 'hoeve' of 'tuin'.
In het prachtwerk De Zegepraaknde Vecht met het gedicht van Claas Bruin over
de buitens langs de Vecht staat in de eerste druk van 1719 aan het begin van het
boek een lijstje onder de titel Naamwyzertje der Lustplaatsen aan de Vecht door ver-
scheiden Dichters vereeuwigd.
Hierin worden zes hofdichten genoemd. Maar ook
na 1719 heeft men doorgedicht, zodat er al met al elf hofdichten over buitens
aan de Vecht bestaan. Die zijn tussen 1686 en 1797 geschreven. Het kortste ge-
dicht beslaat zo'n honderd regels, het langste telt ruim zeshonderd regels.
Het zijn gedichten die een moderne lezer voor een aantal vragen stellen. Waar-
om zijn alle landheren in deze poëzie edel, vroom en wijs? Waarom regent het
nooit in deze gedichten en is elk buitengoed een 'hartverrukkend oord' om
met de dichter Nieuwland te spreken, terwijl het gewoon over concrete her-
kenbare buitenplaatsen gaat. Zelfs aan de Vecht zal toch niet alles ideaal zijn ge-
weest. En waarom wordt het buitenleven zo bovenmatig verheerlijkt, zo slecht
is het in de stad nou toch ook weer niet?
Het antwoord is gelegen in de idealisering in de poëzie die men toen vanzelf-
sprekend achtte en in de kracht van de literaire traditie waar men ontzag voor
had. Het is van belang dat wij onze normen ten aanzien van poëzie waarbij oor-
spronkelijkheid en authenticiteit belangrijke waarden zijn, even opzij zetten.
23
-ocr page 24-
n;t/ i'ii 1 'li'u.n,,!. i. \,tU,t,' 1,-ir , . 'l iiuc.'tM, : ij Uet-iOJYli \i't .e •' /'i/,/,,/,!,i/
Gravure uit De 7£gepraaknde Vechtdoor D. Stoopendaal, 1719.
Laten we proberen om te lezen met de ogen van een 18de-eeuwer, al zal dat
nooit echt lukken.
Op de idealisering wordt later teruggekomen, hier om te beginnen een voor-
beeld van het tweede aspect van deze poëzie, de kracht van de traditie. In Zyde-
balen
van Arnold Hoogvliet uit 1740 komen de volgende regels voor:
Gelukkigh is de mensch, die buiten heerschappy.
Van waereltzorgen, en van magere armoe vrij,
Door staatzucht, zelfbelang, noch eigenmin gedreven,
Van niemant, dan van God afhanglijk, stil kan keven; (p. 13)
De tijdgenoten zullen deze regels onmiddellijk herkend hebben als een variant
op 'Beatus ülé, een beroemde epode van de Romeinse dichter Horatius uit de
eerste eeuw voor Christus die ook begint met de regel 'Gelukkig is de mens' en
zij zullen deze reminiscentie aan dit buitenlevengedicht heel vanzelfsprekend
24
-ocr page 25-
hebben gevonden in 18de-eeuwse poëzie op een buitenplaats. Als wij deze ver-
wijzing naar Horatius niet meer herkennen ontgaat ons een belangrijk aspect
van het gedicht.
Om dit duidelijk te maken zal eerst het een en ander verteld worden over het
hofdicht in onze letterkunde en over de voorgeschiedenis ervan.
Laten we bij het begin beginnen. Tuinen spelen al heel vroeg een rol in de li-
teratuur, zoals de paradijstuin in de bijbel of de tuin van Alkinoös in de Odyssee
van Homerus. Vooral in de Romeinse literatuur is er veel over de zuiverheid van
het buitenleven geschreven. Dat gebeurt meestal tegen de achtergrond van het
onzuivere bestaan in de stad of aan het verdorven hof waar vleierij, naijver en
bedrog volop tieren. Het bekendst zijn het leerdicht over de landbouw, de Ge-
orgicavzn
Vergilius en 'Beatus ille' van Horatius dat daarnet al genoemd is.
De droom van het zuivere buitenleven is een thema dat ook in de renaissance
steeds weer schrijvers heeft geïnspireerd. In de stadscultuur van West Europa is
men in een periode van veel oorlogen en onrust de gelukkige landman blijven
zien als een ideaalbeeld.
Het is echter tamelijk uniek in West Europa dat men in de Nederlandse letter-
kunde in de hofdichten het betoog over het goede buitenleven verbonden
heeft met het bestaan van een bepaalde met name genoemde bewoner van een
bestaand met name genoemd buitengoed.
Dat feit brengt ons eerst bij de maatschappelijke achtergrond van dit soort poë-
zie. Het hofdicht kon ontstaan in het kader van de toenemende welvaart in de
Republiek in de I7de en de 18de eeuw. Steeds meer patriciërs ontvluchtten in
de zomer de stad en verhuisden voor een aantal maanden naar een buiten op
het platteland. Langs de Vliet bijvoorbeeld tussen Den Haag en Delft, langs de
Amstel en in de Beemster, overal verrezen nieuwe buitenplaatsen met geome-
trisch aangelegde tuinen en boomgaarden.
Het seizoen buiten duurde van mei tot september of october. Men vulde deze
lange zomer met allerlei bezigheden. Tuinieren natuurlijk, dat wil zeggen als
de landheer dat leuk vond. De dichter Westerbaen vertelt dat hij op zijn land-
goed Ockenburgh zelfde bomen snoeide, maar als hij geen zin had keek hij toe
of zijn knechten het wel goed deden. Agneta Block kweekte op haar buiten-
goed Vijverhof - waarover later meer - zeldzame planten en vruchten, bijvoor-
beeld één van de eerste ananassen in ons land. Een verzameling vogels kwam
ook vaak voor. Generaal Kip - nomen est omen — hield bijvoorbeeld op zijn bui-
tengoed Rhijnleven zwanen, meerkoeten, kol-, brand- en rotganzen, smienten
en wel twintig verschillende soorten duiven.
Men wandelde natuurlijk in de tuinen of vermaakte zich met het kegelspel.
25
-ocr page 26-
Voor de heren is de jacht een buitenvermaak bij uitstek, anderzijds had men
buiten tijd om te lezen. Wat we ook niet onderschatten moeten is de tijd die
men aan het sociale verkeer tussen de verschillende buitens besteedde. Ook
langs de Vecht zal men veel bij elkaar op bezoek gegaan zijn, gedineerd en ge-
logeerd hebben.
Het feitelijke buitenleven zal zeker niet altijd zo zuiver geweest zijn als het in de
betreffende poëzie wordt voorgesteld. De dichter Pieter Vlaming is de eerste
die in 1710 in een hofdicht bekent dat er op buitenplaatsen soms wel erg veel
gedronken en gedobbeld wordt en van het satirische schilderij over het bui-
tenleven van de bekende schilder Cornelis Troost is alleen al de titel 'Suype-
steyn' veelzeggend genoeg.
Nu wil hier helemaal niet beweerd worden dat het er op de buitenplaatsen langs
de Vecht in de 18de eeuw maar ruig aan toe is gegaan. De bijnaam 'Menniste-
hemel' voor dit gebied doet ook anders vermoeden. Nee, - en dan zijn wij weer
terug bij de poëzie - het gaat erom dat het beeld dat in de betreffende hofdich-
ten wordt geschetst in hoge mate bepaald is door de literaire traditie over het
zuivere landleven. In deze periode verwachtte men ook geen realisme in de li-
teratuur, maar dat de dichter de werkelijkheid zou weergeven zoals deze zou
kunnen of moeten zijn. Net iets mooier dan in het echt dus. De grote dichter
Constantijn Huygens heeft in zijn hofdicht Hofroijck deze idealisering van de wer-
kelijkheid in de poëzie geestig weergegeven. In een gedicht dat aan Hofrvijck
voorafgaat, waarschuwt hij de lezer dat deze maar niet naar het bestaande bui-
tengoed Hofwijck moet komen kijken. Dan zul je namelijk verontwaardigd uit-
roepen: Is deze bult een berg, is deze plas een vijver! De dichter fantaseert er
maar op los. Ja, zegt Huygens, dichters liegen nu eenmaal, gedeeltelijk uit ge-
woonte, gedeeltelijk ter wille van de kunst. Want dat is nu juist de taak van de
dichter in dit soort idealiserende poëzie. Vandaar dus ook dat alle landheren
edel en wijs zijn en dat het nooit regent op de buitenplaats.
In 1613 verschijnt het eerste hofdicht. Philibert van Borsselen publiceert dan
Den Binckhorst ofte het Lof des geluck-salighen ende gerustmoedighen Land-levens, Aen
lonckheer lacob Snouckaert.
Aan deze titel kun je goed aflezen hoe hier de lof van
het landleven in het algemeen gekoppeld wordt aan het bestaan van Jacob
Snouckaert op zijn - nog steeds bestaande - buitentje in Voorburg. Even pro-
grammatisch is de titel van het tweede hofdicht van ds. Petrus Hondius uit 1621:
Dapes inemptae, Of de Moufe-schans, dat is, De soeticheydt des buyten-leuens, Verghesel-
schapt met de Boucken.
Dapes inemptae is een verwijzing naar de Georgïca van Ver-
gilius, waarin het feit datje op het land zelf je voedsel uit moestuin, weiland en
stal kunt betrekken wordt samengevat in de term dapes inemptae, ongekochte
26
-ocr page 27-
spijs. De Moffenschans was een landgoed in Zeeuws-Vlaanderen en daar beleeft
ds. Hondius dus de zoetheid van het buitenleven. Maar let wel, het gaat hem om
het culturele buitenleven, het leven 'vergezelschapt met de boeken'.
Het hofdicht wordt belangrijker wanneer in de jaren vijftig van de I7de eeuw
drie toen vooraanstaande dichters hun eigen buitenleven bezingen. Constan-
tijn Huygens publiceert Hofwijck - in het kleine buitenhuis van die naam in
Voorburg is nu het Huygensmuseum gevestigd. De nu vergeten, maar toen be-
kende dichter Jacob Westerbaen volgt met Ockenburgh en Jacob Cats laat een
jaar later Ouderdom en Buyten-leven verschijnen. Hierin vereeuwigt hij Sorgh-
vliet, het buitenhuis dat nu onder de naam het Catshuis de ambtswoning van
onze minister-president is.
Sindsdien zijn er talloze dichters geweest die het leven van een met name ge-
noemde landheer op een met name genoemd buitengoed hebben bezongen.
In de 17e en de 18e eeuw gaat het om meer dan honderd korte en lange ge-
dichten van dit type.
In een hofdicht wordt vooral de tuin en eventueel de omgeving beschreven,
het huis zelf krijgt nauwelijks aandacht. Wel kan bijvoorbeeld de bibliotheek of
een schilderijenverzameling benadrukken dat men het over het culturele bui-
tenleven van een elite heeft. De dichter beschrijft, vaak in de vorm van een wan-
deling, hoe de tuin, de boomgaard en dergelijke eruit ziet, maar verfraait,
idealiseert, als gezegd, de werkelijkheid wel. Westerbaen bijvoorbeeld be-
schrijft bomen als volgroeid die hij zelfs nog niet geplant heeft. De natuur
wordt zelden alleen maar om zich zelf beschreven. Integendeel men ziet de na-
tuur als schepping en gave van God, waaruit men veel wijze lessen kan leren.
Belangrijke morele waarden van het buitenleven zijn eenvoud, gastvrijheid en
vredelievendheid. Het gaat bepaald niet alleen om lichamelijke ontspanning,
maar ook om de recreatie van de geest. Buiten kan men aandacht aan intellec-
tuele en godsdienstige zaken besteden of in de woorden van Jacob Cats:
Hier is al meer te doen, ab appels op te rapen
Hier is, beminde ziel, hier is al meer te doen.
Als buyten alle sorg te liggen in het groen.
Zo komen wij tot de elf hofdichten die aan buitens aan de Vecht gewijd zijn. Som-
mige van de bezongen buitenplaatsen bestaan nog, al zijn de beschreven tuinen
natuurlijk verdwenen en is het huis vaak verbouwd of helemaal vervangen. Katha-
rine Lescaille bezingt Doornburg, Gualtherus Blok Vijverhof, Pieter Nieuwland
Vroeglust en Jan de Marre Boom en Bosch. Over Goudestein hebben Huygens,
Lucas Rotgans en Balthasar Huydecoper geschreven. Antoni Janssen bezong Ou-
derhoek. Jan Baptista Wellekens Voortwyk, Pieter Verhoek Elsenburg en Andries
Hoogvliet Zijdebalen.^ In hun tijd was een aantal van hen bekende dichters, nu
27
-ocr page 28-
zijn zij grotendeels uit ons collectieve geheugen verdwenen. Het zou te ver voeren
om uitvoerig in te gaan op deze elf gedichten afzonderlijk. Wel zal geprobeerd
worden om u een beeld ervan te geven door u als het ware een rondleiding over
een buitengoed te laten ervaren die is samengesteld uit alle hier genoemde hof-
dichten, waarbij de dichters zelf vaak aan het woord gelaten zullen worden.
Het eerste wat deze gedichten gemeenschappelijk hebben is - heel eenvoudig
- de Vecht. Deze rivier verbindt de elf gedichten als een zilveren draad. Men
noemt de rivier de schone of de grijze of de kristallijnen Vechtstroom. Baltha-
sar Huydecoper is expliciet over dit kristalheldere water:
Beminnelijke Vecht, met uw'kristalk wateren.
Nooit drabbig noch beroerd (troebel), waar g^ uw'wegen leid! (p. 5)
De 18de-eeuwse dichters spreken in navolging van de klassieken ook graag over
de Vechtgod of de Vechtnimf. Dezelfde Huydecoper wil graag herinnerd wor-
den als de dichter van het 'Hof en Stroompaleis' van de Vecht. Lucas Rotgans
zegt in enigszins erotische beeldspraak over Goudestein;
De Vechtnimf, op haar' glazen wagen.
Op uw' behoorlykheên belust,
Terwylze uw' boorden streelt, en kust,
Wenscht zelf uw'lof in toj) te draagen. (p. 254)
Concreter en daardoor voor ons herkenbaarder is Pieter Nieuwland in het late
hofdicht Vroeglust uit 1797:
Hier vormt de Vecht, in 't ruim verschiet,
Alom verrukkende tonelen,
Terwyl door lover, blad en riet.
De zachte zuidewindjes spelen.
Hier zien we een dartelende Zwaan
Met fiere halze, in 't water roejen,
En daar een vrachtschuit, zwaar belaên.
En ginds een speeljacht henenspoejen; (strofe 2)
Goed, al deze buitens liggen dus aan de Vecht. Kenners hebben verzekerd dat
het water toen echt zo helder was en dat er dus geen sprake is van dichterlijke
verbeelding.
Laten we nu het buitengoed zelf binnengaan, om te beginnen de bloementuin.
We willen graag weten welke bloemen er toen bloeiden, maar het hoort tot de
18de-eeuwse manier van dichten om hier nogal abstract over te spreken. Les-
caille zegt bijvoorbeeld:
                                                      s            =
28
-ocr page 29-
De Lent'schijnt eeuwig hier te groenen,                                                                                      „ m ;
Versierende u met bloemfestoenen, (strofe 22)
Ja goed, maar wat voor bloemen waren dat dan? Vager nog is Antoni Janssen
over Ouderhoek als hij zegt: 'Gelijk de bloemhof aan de reuk verschaft haar
deel'. Rotgans meldt dat er op Goudestein rozen en wel duizend bloemen
bloeien, Huydecoper is een aantal jaren later gelukkig veel concreter over de-
zelfde bloementuin. Hij vermeldt de tulp, hyacinth, tij(de)loos, goudsbloem,
narcis, keizerskroon, tuberoos, anjelier, passiebloem, jonquille, duizend-
schoon, amaranth, violier, anemoon, lelie, roos, zonnebloem, akelei, auricula,
damastbloem en ranonkel. Plotseling zien we de weelde van zo'n tuin voor
ogen. Het zijn bij elkaar 21 bloemsoorten. Tuinliefhebbers hebben natuurlijk
allang gemerkt dat deze bloemen nooit tegelijk kunnen bloeien. Dat is het
voorrecht van de dichter. Die mag de seizoenen door elkaar laten lopen om de
rijkdom van deze bloementuin goed duidelijk te maken.
Vanouds hoort bij de bloemen de les van de vergankelijkheid van het bestaan.
Pieter Nieuwland zegt dan ook:
Dan, ach!, hoe kort van duur, hoe rad                                                                       ,
Zien we al dat schoon de bloem begeven!
Verwelkend', zijgt ze eerlang in 't gras,
O Juiste schets van 's mensen leven! (strofe 4)
Het is opvallend dat verschillende dichters geen echte bloemen noemen, maar
gebeeldhouwde, getekende of geborduurde. Arnold HoogvHet trekt op Zyde-
balen dezelfde les over de vergankelijkheid naar aanleiding van een op mar-
mer afgebeelde bloem. Agneta Block schenkt volgens Gualtherus Blok de bloe-
men juist eeuwig leven door die in waterverf te laten vereeuwigen en Wellekens
zegt dat de dochters Backer op Voortwyk rozen borduren die mooier zijn dan
de echte. Hier komt de thematiek van de verhouding tussen kunst en natuur
aan de orde waar later nog op terug gekomen zal worden.
Maar laten we eerst doorwandelen naar de moestuin. Deze krijgt vrij weinig
aandacht in onze gedichten, al zegt Pieter Nieuwland wel dat we er Gods won-
derdoende hand in kunnen zien. Het aardigst is Antoni Jansen. Deze vertelt dat
Christiaan van Hoek in zijn prieel op Ouderhoek zit en dan aan tafel wordt ge-
roepen via een 'spreektrompet', zo een als nog gebruikt wordt door roei-
coaches vanaf de wal. De producten van de moestuin staan klaar, bereid 'na
landswijze en oud gebruik', 'met een nagerecht van aalbes en kersen/ Die
mond en tong door haar verkoelingen ververschen'. We wandelen verder met
Huydecoper die zegt:
29
-ocr page 30-
Laat ons den Boomgaard, en de takken, door de vruchten
Geboogen tot den grond, beschouwen op hun beurt.
O Peeren, zoet van smaak, die alk smart doel vluchten!
O Pruimen, die niet hard diend van de stam gescheurd! (p. 21)
En zo bezingt hij verder nog aardbeien, meloenen, kweeën, Velzer kerssen,
perziken, frambozen, abrikozen, noten en moerbeien. Hij vervolgt:
Maar 't fruit is houd. wel aan, het glas eens vol geschonken.
De wyngaard hangt weer vol, men wachte of) nieuwen wyn.
Voor een overvloed aan uitheemse vruchten moeten we vooral op de Vijverhof
en op Zydebalen zijn. Gualtherus Blok vermeldt een hele rij uitheemse vruch-
ten zoals naast de al eerder genoemde ananas limoenen en granaatappels, 's
Winters verplaatste men dit soort vruchtbomen naar de verwarmde oranjerie.
Hoogvliet vertelt dat hij wandelt
Door een dubble ry van riekende Citroenen,
Van Cederaten, van Oranjen en Limoenen,
Uitheemsche vruchten, hier in onze lucht gekweekt, (p. 4)
Dit soort uitheemse boompjes stond in witte of blauwgeschilderde kuipen op-
gesteld die met schelpen of vergulde loden festoenen waren versierd. Een in-
ventaris uit deze tijd vermeldt dat op Zydebalen over de hele tuin verspreid 452
bakken en potten stonden met aloë's, oranje-, citroen-, laurier-, myrrhe-, pi-
sang-, dadel-, koffie- en ananasgewassen. Hoogvliet leert ons naar aanleiding
van deze uitheemse gewassen, dat men de wijsheid van de grote Schepper moet
beseffen die voor zo'n oneindige verscheidenheid gezorgd heeft.
We hebben het wel steeds over zeer gecultiveerde natuur in deze tuinen. Ook
de bomen staan keurig in rijen geordend en de hagen zijn strak geschoren. Ei-
ken, dennen, beuken en linden zijn de meest genoemde boomsoorten. Maar
in deze geordende natuur zingt wel overal 'het vrolijk pluimgediert', al zijn
onze dichters daar verder helaas weinig expliciet over. Alleen de 'schelle nach-
tegaal' wordt een paar keer met name genoemd. Katherine Lescaille herkent
zelfs in de nachtegalen op Doornburg goden die zich als deze vogels vermomd
hebben om zo de lof van het landgoed te zingen! Vromer is Jan de Marre. Van
de hofheer van Boom en Bosch zegt hij:
Hier hoort hy't galmend koor der vooglen, die, tot lof
Des Scheppers, hun muzyk doen klinken door den Hof; (p. 203)
Behalve vogels zijn er natuurlijk ook vissen. Een beetje een landgoed had een
vijver met karpers. Antoni Jansen vertelt van Ouderhoek:
30
-ocr page 31-
De vyver, midden in dit wijde vak geleegen,                                                                               .■■ ,-.. :             .,»•;•..
Zoo rijklijk gestoffeert mei vetten waterzeegen.
Toont groole Karpers, grijs en graau van ouderdom.
En blanke Vooren, die hier tuimlen om en om. (p. 3)
Ook op Zydebalen zwemmen karpers. De gasten strooien wat brood en een gul-
zige karper probeert een te grote brok op te eten. De les is duidelijk:
Zoo zien wy Gulzigheid en Hebzucht, een gespan
Van monsters, vaak den geest der menschen overheeren.
Die by 't groeien van hunn' schat al meer begeeren.
En dus al schrapende, in genot en overvloei
Vergeten eer en plicht en vrede van't gemoet. (p. 10)
Op Elsenburg daarentegen heeft de landheer baars, karper, posch en brasem in
de vijver ter wille van de gastvrijheid, een belangrijke deugd van het landleven:
Maar Burggraefs vyver voed zyn visschen voor de vrinden.
Het rinsche vocht springt hier ten disch den roemer uit. (p. 30)
Maar nog is het beeld van de 18de-eeuwse tuin niet compleet. We hebben het
nog niet gehad over de aankleding van de natuur met beelden, tuinvazen, fon-
teinen, schelpengrotten en dergelijke. In het bijzonder de tuin van Zijdebalen
in ongelooflijk rijk versierd geweest; je kunt wel van een beeldentuin spreken.
Hoogvliet noemt ook de makers van de beeldhouwwerken zoals onder meer
Van Hoet, Van Mast en Cressant. Ook de tuin van Boom en Bosch was fraai aan-
gekleed, vertelt De Marre:
Wat schoone waterkom! Wat Zuilen! Welke Vazen                                          ^                            . ;
En Beelden die den geest door hunnen zwier verbazen!
Wat Schelp- en Klipgewas, gevormd in 't diepst der zeen.
En hier door 't schrander brein gemengeld onder één, (p. 200)
En even verderop:
Het marmer, het arduin praalt schooner in 't boschaadjen;
Het ooguerrukkend goud [vergulde beelden] pronkt in een zonnestraal
Met ryker jlikkering dan in een donkre zaal; (p. 201)
En toch, zegt hij, ook de rijke buitengoedbezitter moet beseffen dat hij die zijn
'groene hofwaranden met beeldwerk en sieraden' versiert, ook het verganke-
lijke ervan moet inzien.
Op veel buitenplaatsen waren tuinpriëlen te vinden. Op Ouderhoek is boven
de visvijver een zomerhuis gebouwd, waarin de oude vader de eenzaamheid
vindt die geschikt is voor meditatie en gebed, belangrijke waarden in het land-
31
-ocr page 32-
leven. Verderop ligt nog een prieel waar vanuitje de Vecht kunt zien stromen.
Hier kan, zegt Antoni Jansen, de landheer terecht Adams loflied op het para-
dijs citeren uit Vondels Adam in ballingschap. En even krijgen wij te horen hoe
Vondel in dit gedicht uit 1695 nog voortleeft.
Zo vormt zich een beeld van een formeel aangelegde tuin met rechte paden, af-
gemeten bloemperken, keurig geordende rijen bomen, geschoren heggen,
beelden en fonteinen: het is bij uitstek de gecultiveerde natuur waarin de acht-
tiende-eeuwer zich thuis voelt. Wat wij de vrije natuur noemen vond hij oninte-
ressant. Sterker nog, het strand of de hei boezemde hem zelfs enige angst in.
Aan deze gestileerde tuin verbindt de hofdichter een aantal algemene be-
schouwingen over de verhouding tussen kunst en natuur, de tuin als een nieuw
paradijs en het gelukkige landleven.
Het behoort tot de grondgedachte van het hofdicht dat de natuur de kunst te
boven gaat: Gods schepping is immers altijd mooier dan een afbeelding ervan.
Wellekens vertelt hoe een ooievaar op Voortwyk een kikker opeet en conclu-
deert tevreden en onverwacht:
De ooievaar is 'Gezont door 's hemels gunst/ Natuur gaat boven Kunst'. Nog in
1797 kan Pieter Nieuwland naar aanleiding van de bloemen geheel in de lijn
der traditie zeggen:
Wat kunslverw' kan bij 't levend vuur,
Den heldren gloed der kleuren halen,
Waarmee de Schepper der Natuur
Het sierlijk bloemtapeel deed pralen, (strofe 4)
Het is een kleine stap verder om te zeggen dat kunst, in de betekenis van kunst-
vaardigheid, de natuur kan aanvullen. De exotische vruchten die in Holland in
warmte geteeld moesten worden, zijn daar een goed voorbeeld van. Zoals
Hoogvliet zegt:
Uytheemsche vruchten, hier in onze lucht ^
Alwaar de Kunst vervult wat aan Natuur ontbreekt, (p. 4)
Ook de mineralengrot op Zydebalen, waar de mensenhand natuurprodukten
tot een fraai geheel geordend heeft, biedt een samengaan van natuur en kunst,
waarbij ons begrip kunst al benaderd wordt. Maar in de zo rijk met kunstwer-
ken gestoffeerde tuinen valt het de 18de-eeuwse dichters soms moeilijk om vol
te blijven houden dat de natuur altijd boven de kunst uitgaat. Hoogvliet ziet
een vaas van de beeldhouwer Cressant waarop de bijbelse figuur Abigail is af-
gebeeld en zegt: 'Waarin de kunstige Cressant ons blyken geeft/ Dat
D'edele natuur door kunst in 't marmer leeft' (r.162). Ook Jan de Marre weet
32
-ocr page 33-
niet zo zeker of de natuur het wel altijd wint. Weliswaar zegt ook hij, helemaal
zoals het hoort, dat een tak of blad in de natuur 'op grooter kunst mag roe-
men,/ Dan al der Vorsten pracht' (p. 207), maar al eerder heeft hij bij een fon-
tein iets heel anders gezegd:
//; zie een vorsllyk oord,                                                                                                  .,
Een' omtrek daar de Kunst, door krisiallynen sprongen.
Door walerbogen, uil den afgrond opgedrongen.
Door gulden Tritons, daar skchts't leven aan ontbreekt.
Het weidend oog verbaast, Natuur naar de eerkroon steekt, (p. 198)
Kunst die concurreert met de natuur, dat is een nieuwe gedachte in een hof-
dicht.
Ook al wil de nieuwe Europese grondwet daar niets over zeggen, onze cultuur
is al eeuwen lang gebaseerd op christelijk en klassiek erfgoed. Voor de 18de
eeuwer was dit vanzelfsprekend. In veel van de hier besproken gedichten ko-
men zowel verwijzingen naar het christelijk geloof als naar de klassieke goden
voor. Deze laatste hebben dan vooral een versierende functie in deze poëzie.
Huydecoper bijvoorbeeld ziet op Goudestein ook goden verkeren. Meestal ver-
gelijken de dichters het buitengoed met het paradijs uit het bijbelverhaal, waar-
bij dit begrip wel de nodige verschuivingen vertoont. Lescaille noemt Doorn-
burg onbekommerd in één adem 'Neêrlands Tempe' - het Griekse Tempe gold
sinds de oudheid als hét voorbeeld van een liefelijke plek - en 'Paradijs der
vruchtbare Vecht'. Verderop in het gedicht zegt zij tot het buitengoed;
Zo dat ge alom een schets verbeeld
Der eindelooze zaligheden.
Voorheen bekend in 't lusthof Eden. (strofe 15)
Volgens Antoni Jansen is Ouderhoek 'Of een Paradijs of het gelijkt er na'. Hoe
serieus moeten we deze beeldspraak nemen? Natuurlijk ligt het voor de hand
om een tuin met de oorspronkelijke tuin, het paradijs, te vergelijken. Ander-
zijds wisten alle dichters natuurlijk dat volgens het verhaal Adam en Eva uit het
paradijs verdreven zijn en dat deze plek voorgoed ontoegankelijk is gemaakt op
aarde. Men is dan ook geneigd om geen diepe gedachten achter deze metafo-
riek van de dichters te vermoeden, maar eenzelfde soort versiering als bij de
klassieke beeldspraak. Zo is het ook te begrijpen dat Hoogvliet in Zydebalen de
paradijsvergelijking toepast op het moment dat hij bij de zijdefabriek van Van
Mollem staat:
33
-ocr page 34-
Ó Heerlyk Paradys, dat, onder al 't gedruis
Der Zydemolens, uit dit kostlyk Arbeitshuis
Uw'grooten naam ontleent, (565-67)
Het paradijs verbinden met fabriekslawaai gaat wel ver. Om niet te spreken van
Rotgans. Deze laat op Goudestein de godin Aurora haar minnaar Cephales ont-
moeten 'In dit wellustig Paradijs' (p. 208). Zo zijn we wel erg ver van het para-
dijsverhaal afgedwaald. Met Jan de Marre zijn we echter weer terug in de chris-
telijke gedachtewereld. Hij wenst aan het slot van zijn gedicht de landheer Ter
Smitten op Boom en Bosch het volgende toe:
En wyl het landvermaah alleen uw 'geest verheugt.
De lustgebouwen met bekorelyke dreven.
En watersprongen, U een aardsch genoegen geven.
Het veld U meer behaagt dan hoogheid, staat en lof.
Dat U de Bouwheer van den eersten Waereldhof [het paradijs]
Het hemelsch Eden doe in eeuwigheid beschouwen! (p. 213)
Ook het gelukkige landleven is een vast thema in de hofdichten waarbij de li-
teraire traditie het uitgangspunt is.
Jan Baptista Wellekens bijvoorbeeld dicht geheel in de lijn van Horatius een
strofe als:
Wat schenken ampten, hooge staaten,
En groot bewint ? Veel zorg en last.
Wat kan de rang en tytel baaten.
Dien sleets naar hoog en hooger tast ?
De waare rvst en 't goed vernoegen
Is eer te vinden by de ploegen. (Voortwyk, strofe 5)
Huydecoper verwijst naar de klassieke mythe van de aurea aetas, het gouden
tijdperk onder de god Saturnus:
Hier mogen vjy ons, vry van haat enjalouzye,
Vermaaken, zo 't ons lust op veelderhande wyz'.
Gelyk als de Ouden, in Saturnus heerschappye.
De blydschap mengden met den. Godsdienst, rys op rys [keer op keer], (r. 55-58)
Hoogvliet ten slotte geeft een duidelijk voorbeeld van wat we aemulatio, over-
treffen van een bekend voorbeeld, noemen. 'Beatus üle'is duidelijk zijn uit-
gangspunt, maar hij 'overtreft' zijn voorbeeld door de nieuwe waarden van
rust, wetenschap en vooral godsvrucht aan zijn lof van het landleven toe te voe-
gen. Hij begint traditioneel met het al in het begin geciteerde 'Gelukkigh is de
Mensch,'. Hij vervolgt met:
34
-ocr page 35-
Maar nogh gelukkiger, die in die lieve rust                                                          - >
Den Geest in weetlust weidt, de schoone Wysheit kust,
Ën kussende, wordt door'adem aengeblazen.
Wiens ambergeur hem doet op wetenschappen azen;
Maar allerzaligst, die zyn rust en wetenschap
Door deugt en godtvrucht voert tot op den hoogsten trap; (p. 13)
Zo geven deze hofdichten concrete beschrijvingen van een fraai aangelegd en
rijk gestoffeerd buitengoed waar de welgestelde landheer onbekommerd kan
leven. Dit alles tegen de achtergrond van een klassiek en christelijk ideaal van
eenvoud en eerlijkheid op het onbedorven platteland. Kortom, het zuivere le-
ven in een geometrische tuin aan de heldere Vecht, dat hebben deze 18de-
eeuwse dichters willen bezingen.
Willemien B. de Vries
Noten
1.   Zie P.A.F, van Veen, De soeticheydt des buyten-levens, vergheselschapt met de boucken. Den Haag 1960, en
Willemien B. de Vries, Wandeling en verhandeling. De ontwikkeling van het Nederlandse hofdicht in de
zeventiende eeuw (1613-1710).
Hilversum 1998.
2.   In chronologische volgorde: Katharyne Lescaille, 'Gezang op Doornburg, Lusthoove van den
Heere Willem van Zon, Domheer van Oud-Munster' (1686). In: Idem, De mengelpoëzie. Amster-
dam 1737, p.243-49. Lucas Rotgans, 'Gezang op Goudestein, Aan den Hoog Edel Wel- gebooren
en gestrengen Heere, den Heere Johan Huydekoper, Ridder, Heere van Maarseveen, Neerdyk
etc. etc.' (1690). In: Idem, Poëzy. Leeuwarden 1715, p.253-264. AntoniJansen, Op Ouwerhoek, Hof-
steede van de Heer Christiaan van Hoek. Geleegen aan de Vecht, by
M>«tüCTïfew Amsterdam 1695. Gu-
altherus Blok, Vyver-hof van Agneta Blok. Amsterdam 1702. J.B.Wellekens, 'Voortwyk' (1706). In:
Jan Baptista Wellekens en Pieter Vlaming, Dichtlievende uitspanningen. Amsterdam 17352, p. 93-
98. Jan.Baptista Wellekens, 'Herdenking aan Voortwyk. Lusthof van den Edelen Heere Mr. Wil-
lem Backer Cornelisz.' (1723). In: Idem, Verschelde Gedichten. Amsterdam 1729, p. 67-81. Baltha-
sar Huydecooper, 'Het Maarseveensche Tempe' (1713). In: Idem, Gedichten. Araslerddon 1788, p.
3-24. Pieter Verhoek, 'Elzenburg, Hofstede van den Edelen heere Jakob Burggraef. In: Idem,
Poëzy. Amsterdam 1726, p. 28-31. Arnold Hoogvliet, Zydebalen, Hofdicht. Delft 1740. Jan de Marre,
'Boom en Bosch. Hofdicht den Wel Edelen Heere Willem ter Smitten toegezongen'. In: Idem,
Hof- en mengeldichten. Amsterdam 1746, p. 195-214. Pieter Nieuwland, 'Vroeglust. Hofzang'. In:
Idem, Nagelaten gedichten. Haarlem 1797, p. 33-39.
35
-ocr page 36-
De dubbele ophaalbrug te Vreeland
Op bezoek bij een goede kennis in Blaricum trof schrijver dezes een groot
aquarel, ca 50 x80 cm, aan met een gezicht op de brug van Vreeland (Afb. 1).
De aquarellist was Hendrik Johannes Knip (1819-ca 1900), die met Henri Knip
signeerde en die behoorde tot een schildersfamilie die ook de bekende poe-
zenschilderes Henriëtte Ronner-Knip (1821-1909) onder haar leden telde.'
De brug is volgens het jaartal, dat in de hamei stond, in 1861 geplaatst en was
van gietijzer in plaats van het voordien gebruikelijke hout.'*^ Tegelijk met de
brug is het brughuisje gebouwd dat er op het aquarel nieuw uitziet.
Op het aquarel is goed te zien dat naast het brughuisje een jongetje in een
blauw pakje staat. Hij zal eenjaar of acht a tien zijn. Volgens de overlevering
stelt hij jhr J.A.F. Bakker (18.'53-1911) voor, die in 1882 burgemeester van Vree-
land zou worden. Zijn wieg stond op het huis VreedenHoff te Nieuwersluis.
Zijn leeftijd en die van de brug combinerend is het duidelijk dat het niet geda-
teerde aquarel vlak na de bouw van de brug moet zijn gemaakt.
Dat de trekvaart toen al geduchte concurrentie van de stoomvaart had blijkt uit
het stoombootje dat vanuit Loenen langs het koepelhuis van Slotzigi nadert.
I^^^IBc.^ ^^^^^^^^^H
^^^^H
Afb. 1. De dubbele brug uit 1861 te Vreeland. Aquarel 50x80 cm door Henri Knip. Parl.verz.
36
-ocr page 37-
■.-.^X..J .\-. -IL-
Afb. 2. De dubbele brug te Vreeland ca 1910. Prentbrieftaart coll. A.J.A.M. Lisman
De huizen langs de Voorstraat zijn onder de bomen goed te zien evenals enige
huizen aan het Dijnkerken aan de westzijde van de Vecht. Kennelijk werd De
Nederlanden, dat aan de rechterzijde van het aquarel had kunnen figureren,
niet passend in het beeld geacht.
Ter vergelijking wordt hierbij een briefltaart van 50 jaar later afgedrukt geno-
men vanuit hetzelfde gezichtspunt (Afb. 2). Het stoombootje is inmiddels een
volwassen schip geworden, toepasselijk De Vecht gedoopt, dat eveneens de ver-
bindingen langs de Vecht tussen Utrecht en Muiden onderhield. Als een Vecht-
oeverbewoner mee wilde varen dan stak hij een vlag in de oever en stopte het
schip keurig voor de wal om haar of hem aan boord te laten.
De brugwachters konden zich inmiddels verwarmen aan een kachel gezien de
in de tussentijd op het dak verrezen schoorsteen. Voor een dubbele brug waren
natuurlijk twee mensen nodig, waarschijnlijk meestal de brug^vachter en zijn
vrouw. De twee kettingen waarmee de brug opgetrokken werd zijn duidelijk af-
gebeeld. Een detail dat er duidelijk op wijst dat het aquarel gemaakt is toen de
brug net nieuw was.
Noten
1.   Scheen,P.A.,l9()9, Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950,hlz. 612
2.   Vriendelijke mededeling van de heer J. Boerstra                                                                 ,
37
-ocr page 38-
De schilder Fredericus Jacobus van Rossum
du Chattel (1856-1917)
"Ontdekker" van de Vecht
De schilder F.J. van Rossum du Chattel, die zijn olieverven en aquarellen vrijwel
altijd placht te signeren met Fred. J. du Chattel, wordt vaak onder die verkorte
naam vermeld. In de Winkler Prins kzn men hem onder de R vinden maar in de
Dikke Scheen wordt hij onder de letter C gerangschikt, terwijl hij onder de letter
R voluit wordt genoemd met een verwijzing naar du Chattel.' Nu moet dat 'ont-
dekker' uiteraard wel in een bepaalde context worden begrepen. De Vecht
stroomt al sinds onheuglijke tijden van Utrecht noordwaarts om tegenwoordig
bij Muiden in het IJmeer op te gaan. De Vecht hoefde dus niet ontdekt te wor-
den, ook niet voor de beeldende kunst. Als Fred du Chattel zowel tijdens zijn le-
ven als daarna als ontdekker van de Vecht wordt geroemd, wordt daarmee be-
doeld dat hij de Vecht en het Vechtlandschap ontdekt heeft voor het
Nederlandse Impressionisme en met name voor de bekendste stroming daar-
van, de Haagse School. Die school was in zijn tijd tot ver buiten de landsgren-
zen, tot in Amerika toe, beroemd om zijn typisch Nederlandse landschappen
van gras, water en bewolkte luchten, al dan niet gestoffeerd met de daarbij be-
horende koeien en eenden. Soms, maar niet al te vaak, werden ook enkele
mensen in die landschappen toegelaten. Wilden deze schilders de mens uit-
beelden, dan zochten zij die bij voorkeur onder vissers, hun vrouwen en kinde-
ren, op het strand of in hun nederige huisjes. Sommigen van hen zochten de
mensen echter in een minder waterige omgeving en ontdekten het armoedige
Gooi met zijn keuterboertjes en hun schilderachtige stulpjes. De schilders die
het meer landinwaarts zochten, vormden zo wat de Larense School zou gaan
heten.
Het landschap ontstond in de westerse schilderkunst als achtergrond voor schil-
derijen met eerst bijbelse en later wereldse voorstellingen. Van daaruit ontwik-
kelde zich langzaam het landschap als zelfstandig onderwerp. In de 17de eeuw
bereikte de Noord-Nederlandse landschapskunst met Ruysdael, Hobbema, Van
Goyen en vele anderen haar hoogtepunt. Van enkele kleinere meesters is het
bekend dat zij Vechtse landschappen geschilderd of getekend hebben. Simon
de Vlieger (1600-'53) maakte naam met vooral zeegezichten. Toen hij zich ech-
ter enkele jaren voor zijn dood in Weesp vestigde, maakte hij prenten van de oe-
vers van het Gein en de Vecht. Abraham Rutgers (1632-'99) had een textielzaak
38
-ocr page 39-
Afb. 1. De schilder FJ. van Rossum du Chattel in zijn atelier (RKD).
in Amsterdam maar bewoonde 's zomers een buitenplaats in Maarsseveen. Daar
tekende hij voor zijn plezier landschappen langs de Vecht. De redelijk onbe-
kende landschapsschilder Anthonie Waterloo (ca 1610-'90) streek, na in Am-
sterdam en Leeuwarden te hebben gewoond, op de buitenplaats Peerlenburgh
in Maarsseveen neer. Schilderijen van hem zijn zeer zeldzaam. Wel zijn vele et-
sen en tekeningen, mede van de Vechtstreek, van hem bewaard gebleven. In de
tweede helft van die eeuw nam de belangstelling voor dat genre, dat op de
schaal van de schilderkunstige waardering toch al niet hoog genoteerd stond,
geleidelijk af, om in de 18de eeuw op een dieptepunt te geraken. Hiervoor heb-
ben de kunsthistorici vele oorzaken ontdekt. Eén daarvan is bij voorbeeld de
omstandigheid dat de inrichting van de huizen van de hogere standen onder
Franse invloed grondig veranderde waardoor er minder plaats ontstond om
schilderijen op te hangen. De kamers werden voortaan behangen. Gelukkig
werd dat behang vaak opgeluisterd met schilderingen met idyllische landschap-
pelijke voorstellingen zodat die behangselschilderkunst het toevluchtsoord van
de landschapsschilders kon worden. Het is begrijpelijk dat van die kunst niet
veel voor het nageslacht bewaard is gebleven. Een andere wijkplaats werd de to-
pografische tekenkunst. Tekenaars reisden het land af op zoek naar stadspoor-
39
-ocr page 40-
ten, kastelen, ruïnes, kerken en buitenplaatsen. Bekende namen op dit gebied
zijn Jan de Beijer (1703-'85), Paul van Liender (1731-'97), Dirk van de Burg
(1734-'86), Cornelis Pronk (1691-'59) en Dirk Verrijk (1734-'86). Deze laatste
maakte echter ook naam als behangselschilder. Tot gravures verwerkt leidde dit
tekenwerk tot het uitgeven van boeken zoals het bekende, in 1719 verschenen.
De Zegepraaknde Vecht, vertoonende verscheidene gesichten van Lustplaatsen, Heeren-
huysen en Dorpen; beginnende van Uitrecht en met Muyden besluytende.
De aandacht
voor de tekenkunst zal er ook wel toe geleid hebben dat in deze eeuw in vele ste-
den tekenscholen of -academies werden opgericht. De belangstelling voor het
geschilderde landschap keert, na aanzetten aan het einde van de 18de eeuw, in
de eerste helft van de 19de eeuw terug. Het is de tijd van Revolutie, Romantiek
en Restauratie. De Romantiek laait in de ons omringende landen Frankrijk,
Duitsland en Engeland hoog op, zowel in de literatuur als in de beeldende kun-
sten en de muziek. In de Hollandse kunstvijver bleef het met een enkele uitzon-
dering (de dichter Bilderdijk) bij rimpelingen.
Van staatswege werd in die tijd voor het eerst belangstelling voor de kunst ge-
stimuleerd. Dat begon met koning Lodewijk Napoleon (1806-1810) die een
verzameling van 17de-eeuwse meesters bijeenbracht, een directeur-generaal
der Schone Kunsten aanstelde en in zijn Paleis op de Dam een tentoonstelling
liet inrichten van oude en eigentijdse schilders. Deze werken werden later in
het Trippenhuis in Amsterdam ondergebracht. De door de Fransen geroofde
belangrijke verzameling van stadhouder Willem V keerde naar Den Haag terug
en vond een plaats in het Mauritshuis. Koning Willem I kocht regelmatig eigen-
tijdse kunst aan, verleende reisbeurzen en bevorderde het kunstonderwijs, on-
der andere door de instelling van Rijksacademies. In deze academies werden
de leerlingen gewezen op de voortreffelijkheid van de echt Hollandse land-
schapsschilders, die nog niet op dwaalwegen waren gebracht door het Franse
Classicisme en Italianisanten. Hoewel onder invloed van Parijs het historiestuk
nog als het non plus ultra van de schilderkunst werd gezien (en velen zich zon-
der veel succes daaraan waagden), ontdekte men weer het genrestuk en vooral
ook het landschap. Maar daar liet de invloed van de Romantiek zich gelden. De
voorkeur van de landschapschilders ging uit naar het bosgezicht, het heuvel-
landschap, de Rijnstreek, niet naar het open Hollandse landschap. Verzamel-
punten werden Oosterbeek en het aanpalende Wolfheze aan de zoom van de
Veluwe, waar zich niet alleen veelal onbemiddelde artiesten maar ook schatrij-
ke kunstminnaars, als bijvoorbeeld de mecenas J. Kneppelhout, schrijver van
Studententypen, neerlieten, en Kleef met het romantische Reichswald op de ach-
tergrond. Onder andere Andreas Schelfhout (1787-1870), B.C. Koekoek
(1803-'62) en H. van de Sande Bakhuizen (1795-1850) golden en gelden nu
nog als de meesters van die periode. Oosterbeek werd zo een van de eerste kun-
40
-ocr page 41-
stenaarsdorpen als later in de eeuw Sint-Martens-Lathem, Worpswede, Katwijk
en Barbizon. In de jaren vijftig en zestig van de 19de eeuw heeft Oosterbeek
een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkelingvan schilders die later de voor-
trekkers van de Haagse School zouden worden, zoals Anton Mauve, Paul Ga-
briël en Willem Maris, die daar regelmatig verbleven.
Vanuit Frankrijk, met name vanuit een dorpje van houthakkers en boerenarbei-
ders nabij het donkere woud van Fontainebleau, Barbizon, begon vanaf de jaren
1830/'40 de wind uit een andere hoek te waaien. Daar stak het Realisme de kop
op. Hoewel de daar werkende schilders een welhaast mystieke liefde voor de na-
tuur voelden, wilden zij die juist zo realistisch mogelijk weergeven. Ook zij lieten
zich inspireren door de Hollandse landschapsschilders uit de 17de eeuw, maar
ook de Angelsaksische Constable en Turner bleven hier niet zonder invloed.
Grote namen zijn hier Daubigny, Millet, Th. Rousseau en Troyon. Al vroeg werd
langs allerlei slingerwegen de weg van Holland naar Barbizon gevonden. Schil-
ders als Jozef Israëls,Jacob Maris, J.H. Weissenbruch en Theophile de Bock be-
zochten in hun jonge jaren deze kunstenaarskolonie. Deze schilders konden la-
ter Vincent van Gogh, die toen al gefascineerd was door het werk van Millet en
Daubigny, hun persoonlijke ervaringen mededelen.
Het begrip Haagse School, dat eerst werd uitgevonden toen de schilders die
men daarin wilde onderbrengen al tot volle wasdom waren gekomen, is wat
vaag. Deze benaming werd door de criticus J. van Santen Korff in 1875 in een
uitgebreid artikel in het tijdschrift De Banier geïntroduceerd Hij schrijft: "Be-
doelde school heeft haar zetel en hoofdkwartier, haar aanvoerders en den ge-
neralen staf in Den Haag, ook echter hier en daar in andere steden haar ge-
loovigen en ijverige discipelen".^ Dan volgt een hele waslijst van deze gelovigen
en discipelen, waaronder ook de dan pas 19^arige Du Chattel. Haagse School
bleef nadien de naam en de gemeente Den Haag het centrum daarvan met
schilders die zich daar metterwoon vestigden, elkaar kenden en/of bevriend
waren, vaak samen tentoonstelden en min of meer gekenmerkt waren door
hun gedempt kleurgebruik - de Haagse School werd vroeger ook wel aange-
duid als de Grijze School -, een vrije, losse werkwijze met beweeglijke toetsen.
Later vatte men allen die op verwante wijze te werk gingen onder die naam sa-
men. Die instelling en werkwijze konden later wel enige kritiek oproepen om-
dat "hun eeuwig grijs een zekere beperktheid van geest en slordigheid van
hand moest verbergen".^ Dat die Haagse School, zoals iedere nieuwe kunst-
stroming voordat zij geaccepteerd wordt, ook onbegrip om niet te zeggen af-
schuw opwekt, blijkt uit de reactie van kunstrecensentJ.A.A. Alberdingk Thijm
die in 1883 bij het verlaten van een tentoonstelling van deze nieuwlichters ver-
zucht zou hebben blij te zijn "in Gods vrije heldere natuur weer eens fris te kun-
41
-ocr page 42-
nen ademhalen, zich zelf daarbij gelukwensend bij de gedachte aan zelfmoord
niet meer stil te staan".'*
Hoewel Du Chattel Den Haag vele jaren ontrouw was, eerst voor de Vechtstreek
en later voor het toenmalige Nederlands-Indië, moet hij toch tot de Haagse
School in engere zin worden gerekend. Zo heeft hij het zelf gezien, zo werd hij
in zijn tijd gezien en wordt hij nog gezien. Evenals de meeste schilders van de
Haagse School was hij een import-Hagenaar. Zijn geboorteplaats was Leiden.
Omdat hij Van Rossum meestal wegliet werd hij in zijn tijd meestal als Du Chat-
tel aangeduid, de oorspronkelijke familienaam. Het 'Van Rossum' was er pas in
1820 bijgekomen toen een Marcus du Chattel, die in 1813 was getrouwd met
een meisje Agnieta van Rossum, zijn enige, in 1820 geboren zoon Jan Hendrik
bij de burgerlijke stand liet inschrijven als Van Rossum du Chattel. Bij de aan-
gifte van de eerste zoon van Jan Hendrik viel dat Van Rossum weer weg, bij die
van zijn volgende kinderen weer niet. Zo ontstonden er takken met een dub-
bele naam én met een enkelvoudige.
De oorspronkelijke naam maakt in ieder geval duidelijk dat de familie Du Chat-
tel, ook wel Chastel of Chatel, uit Franstalig gebied stamt. Bij reizen door
Frankrijk werden door de schrijver zo nu en dan dorpjes en gehuchten met de
naam Chat(t)el opgemerkt. Er zullen er dus wel meer zijn dan die bij toeval
ontdekt werden. Het is dus ook niet verwonderlijk dat die dorpsnaam als fami-
lienaam in zwang kwam. De oudste Du Chattel komt voor in Huizinga's mees-
terwerk Herfsttij der Middeleeuwen. Daar wordt een ridder Guillaume du Chatel
ten tonele gevoerd als een van de aanvoerders van een Frans legertje dat in
1404 bij Dartmouth een inval in Engeland pleegde.''
Genealogisch onderzoek wijst als vermoedelijke stamvader van de in Neder-
land levende families (Van Rossum) du Chattel een zekere Frangois Duchatel
aan (ook wel Duchastel of du Chastel, 1616 of '25-'79 of '94), die in Brussel
naam maakte als portret- en genreschilder. Hij was een leerling van Teniers.
Schilderijen van hem bevinden zich in musea in onder andere Brussel, Avig-
non, Londen. Sommige portretten van zijn hand werden via etsen vermenig-
vuldigd. Een van zijn kinderen erfde zijn gave: zijn dochter Marie werd mi-
niatuur-portrettist. Zij trouwde met de schilder Eglon Hendrik van der Neer
(1634-1703), zoon van de bekendere landschapschilder Aert van der Neer.
Deze Eglon werd in 1690 in Düsseldorf hofschilder van de keurvorst van de
Palts. Het Rijksmuseum in Amsterdam bezit van de hand van Marie een mi-
niatuurportret van prinses Amalia van Nassau.*" Uit de I7de en 18de eeuw zijn
nog andere beeldende kunstenaars met de een of andere variatie van de
naam Duchatel bekend. Van enige familieverwantschap is echter niets be-
kend. De manlijke, protestants gedoopte nakomelingen van Frangois kwa-
men via Tourcoing aan het einde van de 17de eeuw in Leiden terecht waar
42
-ocr page 43-
het grote aantal gevluchte Hugenoten als allochtonen de nodige irritatie op-
wekte.
Voor zover na te gaan waren de Du Chattels in de 18de eeuw meestal hand-
werkslieden zoals timmerman of schrijnwerker. De meer artistieke kant van de
familie komt pas weer in het begin van de 19de eeuw aan de oppervlakte. De bo-
vengenoemde Jan Hendrik (eerste Van Rossum du Chattel), die leefde van 1820
tot '78, was goudsmid en schilder. Over hem is weinig bekend. Johan Gram, die
later over zijn zoon zou schrijven, noemt hem "een dilettantschilder, die uit lou-
ter plezier en liefhebberij binnenhuizen schilderde en veel kunde bezat in het
restaureren van oude doeken en panelen".^ Scheen vermeldt echter dat hij de
Leidse en Haagse Academies bezocht en tekenmeester en genreschilder was en
dat hij tentoonstelde in Amsterdam en Den Haag. Bovendien schijnt hij les te
hebben gekregen en later medewerker te zijn geweest van de veel beroemdere
Leidse schilder A.H. Bakker Korff (1824-'82), wiens wereld het milieu is van
oude, welgestelde burgerdametjes met hondjes, lectuur en dienstbodes, die hij
uiterst minutieus en vaak briljant in kleine schilderijtjes afbeeldde. Wat onder
'medewerker' verstaan moet worden is niet duidelijk. Het Rijksbureau voor
Kunsthistorische Documentatie in Den Haag beschikt over een tiental foto's van
zijn werken waarvan de huidige verblijfplaats onbekend is. Een zelfportret en
een portret van zijn bruid of jonge vrouw zijn nog in familiebezit. De kunsthan-
delaar Scheen, die verschillende schilderijen van hem verkocht heeft, deelde
omstreeks 1970 mee dat (in die tijd dus) zijn schilderijen vaak meer opbrachten
dan die van zijn veel, misschien te veel schilderende zoon Fred. Dat doen ze
trouwens nu nog. In 2003 werd een Interieur van een Visserswoning door een
kunsthandel aangeboden voor €19.900. Zijn winkel, ateliers en elf kinderen had
hij ondergebracht in een pand aan de Haarlemmerstraat, nu nr. 156. Het is
sinds die jaren stevig verbouwd; er waren in de 20ste eeuw onder andere een
schoenwinkel en een filiaal van De Gruyter gevestigd. De juwelierszaak werd
door de nazaten van Jan Hendrik tot in de 20ste eeuw, eerst nog aan de Haar-
lemmerstraat later aan de Breestraat, tegenover het Stadhuis, voortgezet.
In het huis in de Haarlemmerstraat werd in 1856 Fredericusjacobus als zesde
kind van het gezin geboren. De jonge Fred moet al vroeg niet de edelsmeed-
kunst, maar het schildersvak van zijn vader hebben geambieerd. Hij leerde de
beginselen daarvan van zijn vader. In ieder geval is het duidelijk dat zijn ouders
geen enkel bezwaar hadden tegen een loopbaan als kunstschilder. Fred be-
zocht tenminste de tekenschool van het Leidse genootschap Mathesis Scientia-
rum Genetrix
(de wiskunde is de stammoeder der wetenschappen) en vertrok op
zeventienjarige leeftijd naar Den Haag waar hij, volgens sommige bronnen, les-
sen volgde aan de daar gevestigde Academie voor Beeldende Kunst. Ook wordt
43
-ocr page 44-
vermeld dat hem de eer te beurt viel om onder "s Konings pensionnaires' te
worden opgenomen. Dat zal wel betekenen dat hij een beurs kreeg. In ieder ge-
val staat vast dat hij regelmatig aanwijzingen kreeg van Willem Maris die altijd
bereid was aankomend talent te stimuleren."
"In de omgeving van Den Haag, Loosduinen en Leidschendam [vond Du Chat-
tel] gegevens genoeg, om zonder voorgangers als Willem Maris of andere
Haagse Scholers direct te imiteren, in hun trant schilderijen of aquarellen te
maken, die hemzelf bevredigden en het publiek konden bekoren. Hij werd ge-
boeid door landschapstaferelen met water, liefst omzoomd door hoge boom-
partijen en lage heesters. Mocht hij een speels houten of stenen bruggetje, een
paar houthakkers aan de zoom van het bos, een trekschuit of hoveniersbootje,
desnoods ook een zeilboot of molen in zijn voorstelling kunnen opnemen, dan
was ook deze stoffering hem welkom. Maar ook zonder die requisieten, gaf het
landschapsbeeld-sec al genoeg, vooral als hij getroffen werd door het licht, dat
op het oppervlak van vijver of vaart zijn reflex vond, of als hij bomen, schuitjes
of wat ook in de waterdiepte weerspiegeld zag".'*
De schilder Ph. Zilcken (1857-1930) beschrijft in zijn ongepubliceerde herin-
neringen hoe in die tijd vele jongere en oudere Haagse schilders - waaronder
Du Chattel - "die in die gelukkige tijd aan niets anders dachten dan aan hun
werk", in de buurt waar nu het ziekenhuis Bronovo is gevestigd, bijeenkwamen
om temidden van moestuinen, gescheiden door slootjes, gezoomd door knot-
wilgen, geestige 'kippenbruggetjes', met op de achtergrond een paar molens
in eikaars buurt al die typisch Hollandse, onromantische, tafereeltjes in beeld
te brengen.'"
De jonge Fred du Chattel toonde zijn eerste werk, een olieverfschilderij met de
titel Bij Oegstgeest, op de in 1875 gehouden driejaarlijkse tentoonstelling in Den
Haag. Dat hij daarna regelmatig aan tentoonstellingen deelnam, wordt gedo-
cumenteerd door een tweetal brieven van Vincent Gogh. In een brief van
augustus/september 1881 aan zijn broer Theo schrijft hij over een bezoek met
de wat oudere kunstbroeder Théophile De Bock aan een tentoonstelling in het
Panorama Mesdag en uit hij zijn bewondering voor werk van Mesdag zelf maar
ook voor dat van Mauve en Weissenbruch. Ook meldt hij: "This exhibition
shows clearly that there are many clever landscape painters among the younger
artists. Including Duchatel and Neuhuys." En op 13 augustus 1882 schrijft hij
aan zijn schildersvriend Anthon van Rappard: "Probably you know that at pre-
sent there is an exhibition of the Hollandsche Tekenmaatschappij here. There
are splendid things [...] Neuhuys, Maris, Duchattel, ter Meulen and a lot of ot-
hers, to say nothing of Weissenbruch".''
Op 21 september 1882 trouwde de schilder in Voorburg met Emma Wilhelmi-
na Koolemans Beijnen. Het echtpaar vestigde zich in Den Haag en kreeg in
44
-ocr page 45-
De Vecht bij Vieelaiul vanuit hel zuiden. Schilderij door F.J. van Rossum du Chattel (voorheen
kunslh. R. Pola]<),
1883 een dochteren in 1887 een zoon. In 1884 verliet het jonge gezinnetje Den
Haag om zich voor driejaar in Vreeland te vestigen. Wat Fred bewoog om naar
die voor de Hollandse landschapsschilders van de 19de eeuw redelijk onbe-
kende streek te vertrekken, is niet te achterhalen. Water, wolken en weilanden
waren er genoeg in de omtrek van het toenmalige 'grootste dorp' van Europa,
waar tot de jaren zeventig en tachtig nog niet - zoals in Amsterdam en Rotter-
dam - het rumoer van de aanbrekende moderniteit heerste. Het feit dat hij als
eerste het Vechtlandschap verkoos werd en wordt hem nog steeds als grootste
wapenfeit aangerekend. Nu is het wel zo dat verschillende Haagse Scholers al
eerder een naburig, min of meer verwant, landschap ontdekt hadden: het ge-
bied dat in het centrum ligt van wat nu het 'Groene Hart' heet: het landschap
om Gouda, Woerden en Nieuwkoop. Omstreeks 1870 trokken Roelofs en Weis-
senbruch geregeld met collega's en leerlingen naar dat gebied. Aangezien de
Haagse School er meestal geen prijs op stelde herkenbare situaties te schilde-
ren, is echter vaak niet te zien op welke plek van het Hollands-Utrechtse wei-
degebied een landschap is gesitueerd: "De werkelijkheid die zij zochten was
niet die van de exacte topografie, hun waarheid was de levensechte evocatie van
de natuur".'^ Dit geldt trouwens ook zeker voor Fred du Chattel. De meeste van
zijn schilderijen en aquarellen geven een typisch Hollands landschap, dat net
zo goed tussen Leiden en Den Haag kan zijn ontstaan als in de Vechtstreek. Dat
neemt niet weg dat vaak ook de situatie wel herkenbaar is. Sommige werkstuk-
45
-ocr page 46-
ken kregen echter ook wel duidelijke titels mee als Bij de Vecht, Gezicht op Loenen,
Bij Harmeien, Het Hemeltje bij Vreeland, Vreeland of Bij Vreeland.
Op een olieverf is
het dorpje Nieuwkoop duidelijk herkenbaar. Men kan hem ervan verdenken -
en met hem ook vele andere Haagse Scholers - dat zij, als dat hen zo uitkwam,
elementen van verschillende plekken combineerden of een vaart of plas stof-
feerden met een bouwwerk dat zij ergens anders hadden gezien.
Het schilderachtige centrum van het 'Groene Hart' wordt gevormd door het
plassengebied bij Nieuwkoop en Noorden. De ontdekking daarvan moet vol-
gens de kunsthistoricus H.E. van Gelder toegeschreven worden aan de kenne-
lijk succesvolle Leidse kunsthandelaar en lijstenmaker Sala. Deze had dat ge-
bied ontdekt tijdens tochten met zijn zeiljacht over de Hollandse wateren.'^
Sala nam vaak zijn schildersvrienden als Gabriël, Van de Sande Bakhuyzen,
Stortenbeker, Weissenbruch en Roelofs mee op zijn tochten. Deze schilders wil-
den het plaatsje Noorden voor zich zelf en dus geheim houden opdat het zich
niet tot een kunstenaarskolonie zou ontwikkelen. "Ze waren er geheimzinnig
mee, als met de verblijfplaats van een minnares", aldus een zekere M. van Man-
der in 1911.'* Vanuit Noorden maakten die schilders uiteraard strooptochten
in de omgeving en hebben zij zich dan ook zo nu en dan naar het Vechtgebied
gewaagd om daar hun artistieke slag te staan. Dus voordat Du Chattel zich voor
driejaar in Vreeland vestigde, moeten de schilderachtige kwaliteiten van die
streek al min of meer bekend zijn geweest. Maar Du Chattel was de eerste en
enige die zich daar dus metterwoon gevestigd heeft zonder concurrentie te on-
dervinden van Haagse bentgenoten. De enige mededinging kwam van zijn leef-
tijdgenoot Nicolaas Bastert. Maar die was dan ook in 1854 in Nieuw-Maars-
seveen geboren en stierfin 1939 in Loenen a/d Vecht. Basterts leermeester P.J.
Lutgers (1808-'79) werkte in de 18de-eeuwse traditie door het weergeven van
de topografische realiteit.
Du Chattels tijdgenoot, de criticus en schrijver over kunst Johan Gram, schreef
omstreeks 1900 - toen Du Chattel al lang een geliefd en beroemd schilder was
- in de toen gebruikelijke lyrische bewoordingen: "Du Chattel voelt zich in de
Vechtstreek schutter en burger en heeft zich daar driejaar lang aan de oevers
metterwoon neergezet om zijn aangebedene onder alle omstandigheden te
kunnen gadeslaan en haar zodanig te doorgronden, dat geene enkele harer be-
koorlijkheden voor hem verborgen bleef. Jaloers is hij echter niet. Immers:
Onze artiest is goedwillig genoeg, om anderen, die nu en dan hun ankertje
daar komen neerleggen, zoals b.v. zijn begaafde bentgenoot Bastert dit met vir-
tuositeit gedaan heeft, niet als stroopers te beschouwen of [...] te verjagen".'^
Du Chattel woonde en werkte dus slechts drie jaar in de Vechtstreek. Daarna
werkte hij weer in en vanuit Den Haag. Desalniettemin blijft zijn naam steeds, tij-
dens en na zijn leven, met de Vecht verbonden. Zo stond er bijvoorbeeld in een
46
-ocr page 47-
onbekende krant van 12 februari 1912 naar aanleiding van een tentoonstelling
van zijn werk in Pictura in Dordrecht waarin eerst recent werk uit Indië niet zo
gunstig werd beoordeeld: "Meer werd Du Chattel geïnspireerd door de Vecht-
streek, dat Hollandsche landschap bij uitnemendheid. Een fijngevoelige aquarel
zien we hier van Loenen in de herfst. De roodbedaakte huizen, met een kerkje
erboven uit, omringd door roode en gele en bruine bomen. De lucht is door-
werkt, vol dampen, vol grauwe wolken. Mooi zijn de daken en het verschiet hier-
tegenaan geaquarelleerd". In een 'In Memoriam' in de NRCvan 13 maart 1917
schrijft de toen bekende en gezaghebbende recensent Plasschaert (die over Du
Chattel vaak niet zo te spreken was omdat hij niet het niveau haalde van de groot-
meesters van de Haagse School): "Hij was, vóór Bastert, de schilder van de Vecht-
streek. Hij zag die streek niet als een verschijning vol groote vlekken kleur, soms
als een decor - zoals Bastert dikwijls tracht te geven. Hij zag het landschap van
zijn keuze vol kleinere details en met een neiging naar intimiteit...".
Zoals uit het bovenstaande blijkt, wordt de naam van Du Chattel vaak in ver-
band gebracht met die van Nicolaas Bastert (1859-1939). Volgens Gram zijn de
twee schilders vaak samen opgetrokken. Bastert wordt terecht in de eerste
plaats de schilder van de Vecht genoemd. Hoewel hij ook de Vecht wel eens on-
trouw werd door zich voor enkele jaren in Den Haag (daar nam hij 1882 het
atelier van Du Chattel aan het Groenewegje over) en Amsterdam te vestigen,
keerde hij steeds weer naar zijn geboortestreek terug, waar hij vanaf 1915 in
Loenen woonde en werkte. Evenals Du Chattel was hij in zijn tijd een gevierd
schilder, die op tentoonstellingen in binnen- en buitenland talrijke onder-
scheidingen verwierf.
Johan Gram moet Du Chattel persoonlijk gekend hebben want hij schrijft dat
iemand die de schilder voor het eerst zou ontmoeten in hem eerder een mili-
tair, een kapitein aan het hoofd van een compagnie soldaten, zou vermoeden,
dan een kunstenaar. De veelzijdige Utrechtse journalist CA. Schilp is dat met
Gram niet eens. Schilp beroept zich op een foto van de ongeveer 45jarige schil-
der: "Een uniform had de man waarschijnlijk niet misstaan, de snor met lange
hangende punten en het minieme baardje op de kin, zouden de kop van Na-
poleon III in herinnering kunnen roepen, toch blijft het artistieke stempel
nummer één. De wat woelige lokken onder de grote zwierige sleufhoed, de hel-
dere ogen met vergenoegde blik, de zilveren horlogeketting die er niet om
liegt, dit alles hoort, dunkt mij, meer bij een maatschappelijk geslaagde kun-
stenaar uit de 19de eeuw dan bij een man van het leger".'^ Op het portret dat
de schilder Willy Martens van Du Chattel schilderde, komt het militaire ele-
ment zo te zien niet meer tot uitdrukking. De geportretteerde, afgebeeld met
de insigniavzn zijn kunstenaarsschap, palet en kwast, maakt eerder een melan-
cholieke dan soldateske indruk. ^^ De hier afgebeelde foto, moet als een soort
47
-ocr page 48-
Aan de Vecht. Schilderij door F.J. van Rossuni du (Ihallel (voorlieeii l<iinsUi. R. Pola]<).
statieportret worden beschouwd: de kunstenaar in keurig pak met palet in de
hand voor een al ingelijst en dus al 'af' schilderij. Dit portret is kennelijk met
het oog op de p.r. vervaardigd.
Het is duidelijk dat Fred du Chattel geen moeite had om een geslaagd kunste-
naar te worden. Volgens de hem niet zo goed gezinde Plasschaert bereikte hij
dit resultaat, omdat hij een gewillig publiek vond met werk waarin de grote da-
den van de Haagse School pasklaar werden gemaakt voor een groot (daarmee
duidelijk doelend op een kleinburgerlijk) publiek. Datverhinderde echter niet
dat verschillende musea, ook in het buitenland, werk van Du Chattel aankoch-
ten. Het Stedelijk Museum in Amsterdam bezat een werk van hem, dat later
echter verkocht werd. Ook het Rijksmuseum in Amsterdam bezat, volgens een
vergeelde briefkaart in het bezit van de schrijver, eens het schilderij De ophaal-
brug.
Het Haags Gemeentemuseum heeft echter nog wel vier landschappen
van hem in depot. Evenmin lieten zich de 'hogere standen' door Plasschaert af-
schrikken. Dat blijkt uit de namen van hen die schilderijen ter beschikking stel-
den voor de ere-tentoonstelling die in Den Haag na Du Chattels overlijden
werd gehouden. Daaronder waren H.M. de Koningin met twee schilderijen,
waarbij een gezicht op Nigtevecht, en H.M. de Koningin-moeder met zelfs vier,
vertegenwoordigd.' ^
48
-ocr page 49-
De jaren '70 en '80 van de 19de eeuw waren de hoogtijdagen van de Haagse
School, ongetwijfeld dankzij de schilders die ook nu nog als de grootmeesters
daarvan worden beschouwd. Zij noch hun opvolgers, die wel als de tweede ge-
neratie of de nabloei worden aangeduid waartoe ook Du Chattel gerekend
moet worden, hadden over gebrek aan belangstelling of inkomsten te klagen.
De prijzen in guldens die zij voor hun werken maakten, zouden, ook als zij niet
gecorrigeerd worden voor de sindsdien opgetreden immense geldontwaar-
ding, menig huidige schilder, die niet tot het 'circuit' behoort, met afgunst ver-
vullen. Voor Du Chattel legde zijn kunst dus geen windeieren, zoals o.a. kan
blijken dat hij vanaf 1901 in het Haagse Statenkwartier woonde in het huis
Frankenslag nr. 9. Naast hem op nn 11 woonde toen al zijn kunstbroeder Paul
Gabriël.'^ Dat hij ook actief deelnam aan de sociale kanten van het Haagse
kunstleven blijkt uit het feit dat hij bestuurslid is geweest van de in 1866 (met
234 leden en een verzameling van twee schilderijen) opgerichte vereniging
'Museum van Moderne Kunst', die niet tevergeefs ijverde voor de oprichting
van de beoogde instelling.^" Van de Amsterdamse kunstenaarsvereniging 'Arti
et Amicitae' was hij buitenlid. Ook was hij vertegenwoordigd op het 'vrienden-
geschenk' dat in 1914 door 48 vooral Haagse kunstenaars, op enkele na alle-
maal lid van de in 1871 opgerichte prestigieuze Hollandsche Teeken-Maat-
schappij, werd aangeboden aan de Haagse filiaalhouder H.G. Tersteeg van de
internationale kunsthandel Goupil. Door deze firma werden de meeste werken
van de Haagse School in binnen- en buitenland verkocht. Deze collage, die be-
stond uit miniatuur-kunstwerkjes en die een tijd lang als vriendengeschenk
werd beschouwd voor de vijftigjarige dichter Albert Verwey, bevindt zich nu in
de collectie van de Hannema-de Stuers Fundatie in Heino, die aan deze curio-
siteit een boekje wijdde met afbeeldingen van alle kunstwerkjes.^'
De Haagse School stelde veelvuldig tentoon, vaak in groepsverband. Dat deden
ze niet alleen in eigen land maar met veel succes ook vaak in het buitenland, tot
in de Verenigde Staten en Canada toe. Aan eerbetoon ontbrak het hen ook niet.
Zo verwierf Du Chattel met zijn inzendingen op de Koloniale Wereldtentoon-
stelling in 1883 in Amsterdam en op de Parijse Wereldtentoonstelling van 1889
zilveren medailles. In Berlijn kreeg hij in 1891 een eervolle onderscheiding. In
Brussel werd hij in 1890 vereerd met een gouden medaille en hetjaar daarna met
de toekenning van het Kruis der Leopoldsorde en in 1891 verleende de Prins-
regent van het koninkrijk Beieren hem het ridderkruis van de Heilige Michael.
De bekroning van al die eerbewijzen zal ongetwijfeld zijn benoeming bij KB van
28 augustus 1899 tot Officier in de orde van Oranje-Nassau zijn geweest. De we-
reldwijde belangstelling die de Haagse School genoot maakte niet alleen dat
men over de werken van die school op een goed moment welhaast kan spreken
van een bloeiend exportartikel, vooral naar Engeland en de Verenigde Staten.
49
-ocr page 50-
Sinds jaren keert die stroom druppelsgewijze weer terug naar het land van her-
komst. Die wereldwijde belangstelling had ook tot gevolg dat een stroom van al
gevestigde of nog aankomende buitenlandse kunstenaars zich naar Nederland
spoedde voor een korter maar vaak ook voor een langer verblijf Zo verbleef de
prominente Duitse impressionist Max Liebermann herhaaldelijk in ons land om
vooral in het Gooi te schilderen. De Amerikaanse miljonair-schilder Singer ves-
tigde zich definitief in Laren en verbond zijn naam aan het huidige Singermuse-
um doordat zijn villa met zijn kunstcollectie als zodanig werd nagelaten.
De populariteit waarin Du Chattel zich kon verheugen, trok ook de aandacht
van dé producent van Delfts blauw. De Porceyleyne Fles, in Delft. Jaren lang
50
-ocr page 51-
heeft men daar gebruik gemaakt van Du Chattels landschappen als stoffering
van hun producten. Omdat in die tijd het Auteursrecht nog in zijn kinder-
schoenen stond, is het de vraag of de oorspronkelijke kunstenaar daarvan pro-
fijt heeft getrokken. Er moeten nog talrijke Du Chattels van plateel in ons land
aanwezig zijn. De eerste werd door de schrijver ontdekt toen hij in 1950 in Er-
melo tot reserve-officier werd opgeleid, in de aloude uitspanning De Zwarte
Boer tussen Ermelo en Leuvenum. Het hangt er nog steeds, zoals nog zeer on-
langs werd vastgesteld. Omstreeks 1975 werd de bestelde paté door een slager
in Maarssen afgeleverd in een grove aardewerken schaal die 'versierd' was met
een landschap 'naar du Chattel'. Ook de beroemde firma Rozenburg in Den
Haag heeft Du Chattels gebruikt bij de vervaardiging van tegels. Een tegel met
een door de kunstenaar Jan Leurs (1865-1938) met een naar Du Chattel ge-
schilderd landschap werd onlangs op een veiling in Leiden verkocht. In een
ongedateerd krantenknipsel wordt als 'vermaard en waardevol product' een te-
geltableau uit dezelfde fabriek met een naar Du Chattel door Daniël Harsink
beschilderd landschap gesignaleerd. Helaas hebben ook talrijke minder ver-
antwoordelijke plateelvervaardigers zich van Du Chattel meester gemaakt.
Zo'n tegel van een huiveringwekkende lelijkheid is eveneens in De Zwarte Boer
te aanschouwen. Letterlijk en figuurlijk voorbeelden van herabgesunkenes Kul-
turgutl
Echter ook de grote Piet Mondriaan - wiens vroege werk, evenals trou-
wens dat van Van Gogh onder invloed van het Haagse impressionisme stond-
heeft samen met zijn vriend Dirk Voerman om in zijn levensonderhoud te voor-
zien in Amsterdam tegels beschilderd met landschappen naar Jacob Maris en
Du Chattel. Die zullen van betere kwaliteit zijn geweest dan welke schrijver on-
der ogen kreeg.^^ Ook werden er etsen naar het werk van Du Chattel gemaakt
o.a. door Wim Steerink sr. Op een advertentie van niet meer te achterhalen da-
tum wordt een ets Aan de Vecht, "Epreuve de Remarque, perkament" aangebo-
den voor ƒ25,-. De firma Ventes C.F. Roos & Cie. Amsterdam bracht zelfs in ver-
schillende formaten een serie reproducties op de markt. In overeenstemming
met de standing van de uitgever/drukker kregen zij titels mee als Sur Ie Vecht, Au
bord du Vecht, En Automne.
Zijn populariteit kan ook blijken uit het feit dat nog
steeds vervalsingen en werken met "naar Fred. J. du Chattel" in omloop zijn.
Dat Du Chattel in zijn tijd tot de bekende Nederlanders, in ieder geval tot de
bekende Hagenaars gerekend werd, blijkt ook uit verschillende krantenbe-
richten (uit niet meer te achterhalen dagbladen). Zo werd op 18 juli 1899 be-
richt: "Naar wij met genoegen vernemen is het gevaar van de ernstige ziekte
waaraan onze stadgenoot, de kunstschilder, de heer F. Duchattel lijdt, geweken.
Zodra de lijder sterk genoeg is, zal hij tot herkrijging zijner krachten, naar St.
Moritz reizen". Ook de volgende feiten werden vermeldenswaard gevonden:
"Op de Sessionstentoonstelling te München is verkocht de aquarel 'Kanaal met
51
-ocr page 52-
Afb. 2. Foto d.d. 1 Februari 1908 ter gelegenheid van het 25^arig huwelijksfeest van de schilder en
van het vertrek naar Nederlands-Indië. Van links naar rechts: DnJ.W. van Geuns, zijn eclitgenote G.
van Geuns-van Rossum du Chattel, mevrouw E.W. van Rossum du C'hattel-Koolemans Beijnen, zoon
FredJ. van Rossum du Chattel en de schilder (Foto: Sticlrtingjohn van GeiuisConds, Gemeente-
archief Amsterdam).
windmolen" (26 december 1899). Zelfs de volgende mededeling mocht het
Nederlandse publiek niet onthouden worden: "Schorer's Familienblatt bevat
een reproductie naar Fred. J. Du Chattel's Nazomer" (20 september 1893).
De productie van siervoorwerpen door De Porceleyne Fles, de firma Rozen-
burg en de uitgever Roos & Cie zal zeker hebben bijgedragen aan de populari-
teit van Du Chattel in bredere lagen van de bevolking dan die welke tot de ech-
te kunstminnaars hebben behoord. Zou die populariteit ertoe hebben geleid
dat Du Chattel, evenals eigentijdse collega's - men denke aan de schilder Apol
(1850-1936) die bij voorkeur landschappen in wintertooi schilderde - zich ei-
genlijk maar tot één onderwerp heeft beperkt: het landschap? In het tijdschrift
TableaiF^ staat echter de afbeelding van een heel mooi schilderij van zijn hand.
Binnenhaven van Dordrecht, dat de Haagse Kunsthandel Richard Polak in zijn
verkooptentoonstelling had opgenomen. De heer Polak, een kenner van de
Haagse School, deelde mee dat dit pas het tweede stadsgezicht van Du Chattel
was, dat hem onder ogen was gekomen. Scheen vermeldt echter ook het be-
52
-ocr page 53-
staan van twee Leidse stadsgezichten. Die zullen zich wel in onbekende parti-
culiere verzamelingen bevinden. Misschien valt het te betreuren dat hij niet
meer van dergelijke stadsgezichten heeft gemaakt.
Enkele omstandigheden maakten echter dat hij in een heel ander deel van de
wereld zijn bekwaamheid in het schilderen van landschappen kon beproeven:
het Verre Oosten. Zijn enige zoon vertrok naar het toenmalige Nederlands In-
dië om daar in Deli op Sumatra zijn geluk als planter te zoeken. Twee keer ver-
bleef vader Du Chattel enige jaren in dat overzeese gebiedsdeel. Tijdens zijn
eerste verblijf, van 1908 tot '10 of '11 heeft hij ook nog een uitstapje naar de
Phillippijnen gemaakt. In april 1911 was hij in ieder geval weer terug. In een
krant werd melding gemaakt van een tentoonstelling in het Haagse Pulchri
Studio van werken die Du Chattel tijdens zijn verblijf in Indië had gemaakt.
Daarbij wordt niet nagelaten te vermelden dat die ook werd bezocht door H.M.
de Koningin-moeder en door prinses Albanië [wie zou dat zijn geweest?]. Ver-
der dan enige weinig zeggende lyrische bewoordingen komt de recensent niet.
In een niet-Haagse krant (welke is niet meer te achterhalen) wordt echter op
31 maart 1911 uitgebreid op het tentoongestelde werk ingegaan: "Men schrijft
ons uit Den Haag: Het zou werkelijk kunnen schijnen dat er een samenwerking
was tusschen de briefschrijfster Augusta de Wit [De in Indië geboren schrijfster,
nog bekend om haar Indische romans als Godsgoochelaartjes, voorzag als reis-
correspondent in haar levensonderhoud] en den schilder F.J. van Rossum
Duchattel. Terwijl de kunstenares een paar dagen geleden, door de N.R.C, de
indrukken harer reis van Tandjong Priok naar Djombangon [...] mededeelde,
opent daar Pulchri een tentoonstelling, waar de schilder Duchattel met de hem
ten dienste staande gaven, van dezelfde streken, dezelfde schoone punten, ver-
haalt. Van Bandoeng, van Lelies, beschreef mejuffrouw de Wit, de grootsche
pracht. Hier toont Duchattel een drietal gezichten op het meer van Lelies, op
den bergkolos Tjangkoeang. [...] Grootsch is de indruk, ons bijgebleven van de
zeer groote, zeer mooie aquarellen: Het meer van Klakkha en Avond te Tjaudi"
De nurkse Plasschaert was echter, op twee uitzonderingen na, gezichten op
Tenggergebergte, over deze tentoonstelling weer niet eig te spreken. In 1912
was deze tentoonstelling te zien in Pictura in Dordrecht. De ontvangst daar was
ook niet zo enthousiast. Enkele aquarellen worden geprezen, maar: "Over het
algem.een echter kunnen deze tekeningen als aquarel niet boeien; te zeer
hinderen de telkens terugkeerende met dekverf opgezette lichteffectjes. De
techniek is hier ondergeschikt aan de natuurstemming." De recensent refe-
reert dan onvermijdelijk aan zijn zo veel beter geslaagde Vechtgezichten.
In een kennelijk in Indië verschijnend tijdschrift werd echter in 1910 ook een
vijf pagina's lang artikel ("met reproducties zijner werken") van de hand van
53
-ocr page 54-
De Vecht bij Vreeland vanuil hel zuiden. Schilderij door F.J. van Rossum du Chattel (voorheen
kunsth.R. Polak).
een J.E.Jasper gewijd aan Du Chattels verblijf, problemen en worstelingen met
de tropische natuur, waarover de schilder hem zelfverslag heeft gedaan.^'* Zijn
eerste poging deed Du Chattel op het eilandje Poeloe Sambo, tegenover Singa-
pore dat hij kennelijk bezocht vanuit de plantage van zijn zoon in Deli. Zijn eer-
ste werken dragen onmiskenbaar de sporen van zijn tasten en zoeken naar het
precieze van de hem nog vreemde natuur. Vandaar trok hij naar Java. Daar schil-
derde hij in Buitenzorg, in het bergland van de Preanger, in en om Soerabaja.
"Hij was lang niet op dreef, voelde zich ontmoedigd. De natuur had hem nog
niet genoeg geïnspireerd en - wat al even erg was - men had hier en daar te ken-
nen gegeven, dat Indië nog niet rijp was voor zijn kunst. Het houden van ten-
toonstellingen? Ja, men kon wel zeggen, dat die wel bezocht zouden worden,
maar het zou toch zo goed als zeker zijn, dat het publiek niets koopen zou, geen
prijzen van honderden guldens willen besteden voor een aquarel ook al kon het
een meesterwerk genoemd worden. Du Chattel heeft ogenblikken gehad van
maar weer terug willen naar het vaderland. Indië, hem te vreemd, viel hem te-
gen. Een vurig bewonderaar van hem, de heer Mens Fiers Smeding, bracht hem
naar het hoog gelegen Nongkodjar, een gebied vol kloven en ravijnen, weidse
vergezichten, klaterende beekjes. De schilder voelde zich aangegrepen door het
grootsche der omgeving, maar was niet in staat, de te volle, rijke weelde van
zoo'n natuur op een stuk papier weer te geven. Van Soerabaja ging hij naar Pa-
soeran." Daar spraken hem eindelijk de "zondoorgloeide sawahs en bij het
strand de trillend-reflecterende vischvijvers [...] de vreedzame omgeving van
echte, Javaansche dessa's" aan. Hij kreeg de smaak te pakken en heeft tijdens
54
-ocr page 55-
zijn langdurig verblijf een groot aantal aquarellen gemaakt. Ondanks de pessi-
mistische geluiden werden er in Soerabaja, Semarang, Jogjakarta, Medan en Ba-
tavia tentoonstellingen georganiseerd. Toen hij genoeg kreeg van het werken
maakte het echtpaar ter verpozing een reis naar Singapore, Manilla, Hongkong
en Canton. Zou dat echt ontspannend zijn geweest? De schrijver bespreekt met
grote lof een groot aantal aquarellen, maar hij constateert ook: "Niet altijd is du
Chattel gelukkig geweest in de keuze zijner onderwerpen, en het is, alsof hij zich
soms door het grandioze van een panorama heeft laten vervoeren, om toch te
veel weer te geven, dan een aquarel van dat genre verdragen kan".
De schilder was dat wel met de schrijver eens, want de laatste tekent uit de
mond van de eerste op: "'t onderwerp was er niet naar, om op een stukje papier
weer te geven [...] zoo'n panorama vereischt een kolossalen arbeid op een reus-
achtig doek." Terugverlangend naar het bloeiende Europeesche kunstleven,
maar met het vaste voornemen om terug te keren, verlaat het echtpaar Indië.
Terug in het vaderland worden er, zoals boven beschreven, tentoonstellingen
gehouden. De wat gemengde ontvangst daarvan verhinderde de uitgever Else-
vier niet onder de titel Mooi Indië. Afbeeldingen in kleuren van 12 Aquarellen, inpas-
se-j)artout door Fred. J. du Chaitel uit
te geven die bij de derde druk ƒ6,50 (vorige
drukken ƒ8,25) moesten opbrengen.
In 1913 meldden de kranten dat de kunstschilder Fred. J. du Chattel zich op 13
augustus met de s.s. Prins der Nederlanden uit Amsterdam wederom naar Ne-
derlands-Indië had begeven. Een krant schreef dat dit gebeurde "ter voldoe-
ning aan een uitnodiging en opdracht van het personeel in Indië van de Ko-
ninklijke Nederlandsche Petroleum-Maatschappij [...] om ter gelegenheid van
het vijf-en-twintig jarig bestaan van de 'Koninklijke' en ter versiering van het
nieuwe Maatschappijgebouw een geschenk aan te bieden bestaande uit muur-
schilderingen naar Indische motieven." In een ander bericht is echter sprake
van de 'Bataafsche Petroleum Mij'. Het is niet duidelijk of hij ooit aan zijn op-
dracht heeft voldaan. Op deze reis werd Du Chattel wederom vergezeld door
zijn echtgenote. Voor beiden zou dit hun laatste reis zijn; zij zouden het vader-
land nooit meer terugzien.
Het verblijf in Indië zou dit keer vier jaar duren. Ongetwijfeld zal Du Chattel in
de nu niet meer zo onbekende tropische gebieden het nodige werk hebben ver-
zet en veel hebben rondgezwoi'ven. Er zullen ook nu wel weer tentoonstellingen
zijn gehouden. Enige documentatie over dit alles is echter niet bekend. Toen het
echtpaar in Soerabaja vertoefde, overleed daar op 18 januari 1917 Du Chattels
echtgenote. Voor hem werd toen kennelijk een langer verblijf teveel, temeer om-
dat ook zijn gezondheidstoestand steeds meer te wensen overliet. Hij besloot
naar Nederland terug te keren. Zijn zoon zou hem daarbij begeleiden. De terug-
55
-ocr page 56-
reis werd aanvaard per s.s. Kawi en zou via Japan gaan om vda het Panamakanaal
naar het vaderland te varen. In een ongedateerd krantenknipsel staat het vol-
gende bericht van de Japanse correspondente: "Ongetwijfeld heeft het telegrafi-
sche bericht van het overlijden van den schilder Du Chattel Holland reeds be-
reikt. Het is wel jammer dat de vreugde over de aankomst van een Nederlandsch
schip in de haven van Yokohama verduisterd werd door het droevige ongeval. De
'Kawi' kwam hier 5 Maart aan en zou 6 Maart om 3 uur 's morgens vertrekken. In
den morgen waren bijna alle passagiers aan land gegaan om Yokohama en om-
streken te bezichtigen. Ook Du Chattel en zijn zoon. Het was toen prachtig zon-
nig winterweer. Tegen den middag stak echter een hevige storm op, waardoor het
voor de passagiers verbazend lastig was in de kleine roeibooten weer aan boord
te komen. De heer Du Chattel schijnt bij het uitstappen van zijn bootje uitgegle-
den te zijn, hij viel echter niet in het water, maar de schrik schijnt hem dusdanig
aangegrepen te hebben, dat hij aan boord gekomen, bijna onmiddellijk bewus-
teloos werd; hij stierf die avond om 9 uur. [...] Het vertrek van de 'Kawi' werd
eerst door den storm uitgesteld, toen wegens het overlijden van den schilder, en
in plaats van de overblijfselen van Du Chattel over boord te zetten, heeft de kapi-
tein van de 'Kawi', Van Leeuwen, er voor gezorgd, dat deze Nederlandsche kunst-
schilder een plechtige begrafenis had in Yokohama." Een foto van een graf over-
dekt met een zee van bloemen vergezelt dit bericht.
Toen Fred du Chattel overleed, was de Haagse School - achteraf gezien -allang
over zijn hoogtepunt heen. Misschien toen nog niet in de ogen van het grote
publiek, maar wel bij de nieuwe generatie kunstenaars. In 1911 uitte Jan Toor-
op zich ter gelegenheid van de opening van de eerste grote tentoonstelling van
de Moderne Kunstkring in Amsterdam als volgt: "Weg met dat mercantiel ge-
doe van kleine sentimentige HoUandsche binnenhuisjes, dat kippetjes- en melk-
emmertjes gedoe dat ons niet verheffen kan, hoe mooi het ook is van pein-
ture".^^ Terwijl de Haagse School nog zijn triomfen vierde, was langzaam de
wind uit andere hoeken gaan waaien. Het fin de siècle werd ook in ons land
merkbaar. In de beeldende en toegepaste kunsten met de Art Nouveau of Ju-
gendstil, met het symbolisme in literatuur en schilderkunst, op levensbeschou-
welijk gebied met bijvoorbeeld de theosofie, met het socialisme als een nieuwe
heilsleer én als militante politieke beweging. De fiets, de voetbal, de elektrici-
teit en de psychologie deden hun intrede en openden de mogelijkheid tot
nieuwe vergezichten. Zich inspirerend op Cézanne en Van Gogh brak het mo-
dernisme door en spoelde, terwijl de ene avant-garde over de andere buitelde,
steeds meer zekerheden weg. De Haagse School had afgedaan en raakte in de
eerste helft van de 20ste eeuw, misschien niet in vergetelheid maar toch wel
min of meer in diskrediet. Het geweld van het abstract-expressionisme van de
56
-ocr page 57-
De Vecht bij Vreeland vanuit het noorden, links het koepelhnis van Slotzigt. Schilderij door FJ. van
Rossum du Chattel (voorheen kunsth. R. Polak).
Cobra-beweging na de Tweede Wereldoorlog deed de waardering van de Haag-
se School ook geen goed. Toch waren er mensen die in de Hagenaars bleven
geloven. Men denke slechts aan de Haagse, in 2003 overleden kunsthandelaar
en lexicograaf Pieter A. Scheen. In het huidige postmodernisme is het geoor-
loofd alles waarin men behagen schept, of het nu de Haagse of de Bergense
School is, de Romantiek of het Biedermeier, Dada, Surrealisme of Popart mooi
te vinden. Met het uitsterven of wegkwijnen van de Haagse School en van het
Impressionisme in het algemeen - die op de keper beschouwd toch als een
voortzetting, zij het met andere uitgangspunten en andere middelen, van de
Romantiek beschouwd kan worden - kwam er een einde aan een schildertradi-
tie, die met de Renaissance was begonnen en dus enkele eeuwen had standge-
houden. Of moet men zeggen dat dit Impressionisme door het laten varen van
scherpe contouren en het schilderen met losse pols de weg heeft vrijgemaakt
voor de exuberantie van het telkens weer opnieuw beginnen?
Uiteraard deelde Du Chattel in de neergang van de waardering voor de Haagse
School. Maar de molens van de kunstgeschiedenis malen langzaam door. Hoe
groter de afstand tot de Haagse Scholers werd hoe scherper het oog. De grote
meesters die hun eigen weg gevonden hadden en gegaan waren, werden ge-
scheiden van wat men onaardig de meelopers of de nabloeiers kan noemen of
eerlijker de kleine meesters. Terecht werd Du Chattel bij de laatste categorie in-
57
-ocr page 58-
gedeeld. Hij was in ieder geval een zeer begaafd aquarellist, die daarmee ook al
tijdens zijn leven meer succes had dan met zijn olieverven. Zo schreef G.H. Ma-
rius nog in 1920: "Vooral in waterverf bezat hij een vaardigheid, welke hem [...]
in staat zou hebben gesteld met hetzelfde gemak een Vechtgezicht op een brui-
nen koffiezak als op een vel Whatman [Engels houtvrij papier] te maken".^"^ Hij
zocht niet het innerlijke avontuur maar was kennelijk tevreden met wat in zijn
macht lag. In Indië kwam hij meer door toeval terecht dan uit eigen drang of
keuze. Hij heeft daar wel geworsteld maar hij was al te oud om echt toegang tot
het tropische landschap te krijgen, zoals dat Rudolf Bonnet en de Duitser Wal-
ter Spies op Bali wel gelukte. Tijdens zijn leven behaalde hij succes en werd hij
geëerd. Het laatste eerbetoon dat hem ten deel viel was de tentoonstelling die in
Den Haag te zijner nagedachtenis werd georganiseerd. De gemeente Den Haag
eerde de schilders die haar als brandpunt van typisch Hollandse kunst op de
kaart hadden gezet door de straten in het nieuwe Benoordenhoutkwartier naar
hen te vernoemen. Ook Du Chattel kreeg daar zijn straat, al was het de kortste.
Daarvóór waren er natuurlijk enige In Memoriams verschenen. Die vielen ech-
ter wel wat zuinig uit. De directeur van het Mauritshuis, Dr. W. Martin, schreef:
"Populair is zijn kunst in hooge mate: zij geeft typische gedeelten van ons land
- plekjes die men zou kiezen om te fotograferen - en ze geeft die op gemakke-
lijk te begrijpen en te reproduceren wijze. Welke jongen, die zich zelf leert te-
kenen, copiëerde niet al spoedig du Chattel, Mesdag enz.?" Na zijn latere werk
te hebben bekritiseerd besluit hij: "Door dit alles is men wel wat al te veel gaan
vergeten dat deze schilder ook een tijd heeft gekend, waarin zijn werk beter,
véél beter was en dat hij toen heeft kunnen medewerken tot het helpen hoog-
houden - vooral in het buitenland - van den naam onzer kunst". Plasschaert
schreef in een krant van 13 maart 1917: "Hij was naast den schilder van de
Vechtstreek en van het landschap om Den Haag in de latere jaren een schilder
van het Indisch landschap." Daarin vindt de schrijver opnieuw een zucht naar
intimiteit, een ander landschap dan het Haagse, zeer sterk gezien op zijn Hol-
lands, door een niet groot volgeling van de Haagse School. Ook in het buiten-
land kwam men tot een soortgelijk oordeel. Een citaat van onbekende her-
komst: "Seine leicht gemalten und nicht ohne Geschmack komponierte Bilder
zeigen groszes talent, dem Publikum zuliebe malte oder aqaurellerierte er vor
allem gefallige Bilder." Een ander citaat: "Seine leicht gemalten und nicht
ohne Geschmack komponierten Landschaften zeugen von Talent. Durch die
Schnelligkeit seines Schaffens hat er sich verführen lassen dem Publikum zu-
liebe nach dem Gefalligen zu streben." Het lijkt erop dat men hier bij elkaar
heeft afgekeken. Uit het bovenstaande blijkt dat Du Chattel ook in zijn tijd, an-
ders dan door het grote publiek, door de kenners werd gezien als een petit mait-
58
-ocr page 59-
re, die zich er vaak te gemakkelijk van afmaakte. Werd hij door het succes dat hij
had daartoe verleid? In recente publicaties wordt hij dan ook slechts terloops
genoemd, zoals bijvoorbeeld: "Jan Hillebrand Wijsmulier en FJ. van Rossum
du Chattel zijn schilders die veel minder een eigen weg hebben gevonden maar
die niettemin op integere wijze vorm hebben gegeven aan hun bewondering
voor het landschap tussen de Vecht en de Nieuwkoopse Plassen".^^ Scheen
noemt hem 'een belangrijk schilder'. De toenmalige kunstrecensent van de
NRC, Hans Redeker, ontdekt Du Chattel op een zomertentoonstelling van de
kunsthandel Scheen en vindt: "dat ook F.J. van Rossum du Chattel met zijn
aquarellen een groot man blijkt te zijn."^^ In 1998 schreef Carola Denninger-
Schreuder dat Du Chattel met "zijn dromerige rivier- en piasgezichten ten on-
rechte wat in vergetelheid is geraakt". De oorzaak daarvan zoekt zij - niet hele-
maal terecht - aan zijn langdurig verblijf in Nederlands-Indië.^^
Dat er al vele jaren grote belangstelling bestaat voor zijn werk blijkt daaruit dat
men zijn naam regelmatig bij aankondigingen van veilingen aantreft maar ook
op die van verkooptentoonstellingen van kunsthandels waarbij dikwijls een af-
beelding van een van zijn werken wordt gegeven. Bij een veiling van Christie's
in 1990 moest een aantal aquarellen tussen de ƒ5.000 en ƒ7.000 opbrengen.
Onlangs moest bij een kunsthandel voor een redelijk slechte aquarel €5000 be-
taald worden. Voor een mooie olieverf vroeg men daar €15.000, terwijl recen-
telijk op een veiling A haybarge on a rit/er moored by a windmill, a town beyondweg-
ging voor €31.629. Het is misschien toepasselijk om in onze door de economie
gedicteerde en soms gedereguleerde maatschappij met deze geldbedragen te
eindigen. Maar misschien is het nog beter om de vraag te stellen of het niet
eens tijd zou zijn om ergens in de Vechtstreek een tentoonstelling te organise-
ren van werk van deze Vechtse schilder wiens werk in de Vechtstreek en aanpa-
lende gebieden slechts incidenteel op groepstentoonstellingen te zien was; zo
bij voorbeeld in 1910 in het huis de Karekiet van mevrouw Mesdag-Calcar, in
1996 in het Stadsmuseum Woerden, en in 2002 in het Stadsmuseum IJsselstein
en in hetzelfde jaar in het oude kerkje van Kortenhoef.
Oud Zuylen                                                              J.G. van Rossum du Chattel
Noten
Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar mijn verre achterneef Drs. C.F.M. Morra te Voorburg, die
onvermoeibaar was in het verzamelen en ter beschikking stellen van gegevens over de schilder en de
familie Van Rossum du Chattel. Ook van deheer A.L.M, van Vliet te Alphen a/d Rijn ontving ik waar-
devolle inlichtingen.
1.   Pieter A. Scheen, Lexicon Nederlandse Beeldende Kunstenaars, 1750-1950, Kunsthandel Pieter A.
Scheen, Den Haag, 1969.
2.   Geciteerd in Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas (red.), Haagse School/Hollandse mees-
59
-ocr page 60-
tersvan de 19de eeuii), Haags Gemeentemiiseiim, Den Haag, 198.^.
3.   Dn G. Brom, in het hoofdstuk De Haagse School in Kunstgeschiedenis der Nederlanden, Utrecht, z.j.
4.   Citaat ontleend aan het arlikel in NliC Handelsblad van 10 december 200,S van Bram de Kerck
overjacob Maris.
5.   J. Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen, 2e druk, Haarlem, H.D. Tjeenk Willink & Zoon, 1921.
6.   Allgemeines Lexikon der Bildenden Künstler, 1907/1949, deel 4, Leipzig, 1912.
7.   Johan Gram, 'Fredericus van Rossum du Chattel', in: Het Srhildersboek, Elsevier, Amsterdam, z.j.
(circa 1900), p. 1.56-178. Van dezelfde schrijver verscheen in lüseviers Geïllustreerd Maandschrift,
september 1892 ook een artikel over deze schilder.
8.   CA. Schilp, 'Fredericus Jacobus van Ro.ssum du Chattel', in: Kunst en Antiek Rexiue, maart 1981.
9.   Ibidem.
10. Ph. Zilcken (1857-1930), geciteerd in Ronald de Leeuw, John Sillevis, Charles Dumas (red.),
Haagse School/Hollandse meesters van de 19de eemu, Haags Gemeentemu.seum, Den Haag, 1983.
11.  Vincent van Gogh, Van Gogh 's letters, unabridged & annotated, http/webexhibits.org/vangogh/let-
ter/11/Rll/htm.
12. Gerrit Willems, Koos van Zomeren, Herman Vuijsje, Gras en Wolken, een beeld van het groene hart,
Waanders Uitgevers, Zwolle/Stadsmuseum Woerden, 1996.
13. Ibidem.
14. Ibidem.
15.Johan Gram, 'Fredericus van Rossum du Chattel', p. 156-178.
16. Ibidem
17. CA. Schilp, 'Fredericus Jacobus van Rossum du Chattel'.
18.  Catalogus hij deEere-tentoonstelling van Schilderijen en Aquarellen van wijlen den heer Fred. J. du Chattel,
Januari 1918.
(Zonder aanduiding van de plaats waar deze tentoonstelling werd gehouden).
19. Fotokopie van een knip.sel uit een niet meer te achterhalen publicatie over hel Haag.se Staten-
kwarüer.
20. H. Laurentius in de catalogus "Wij zijn 100 jaar museumvrienden", Haags (k'nieentemu.seum,
1966.
21. Hindelies Balk, "Een vriendengeschenk", Hannema-de Stuers Fundatie, Heino-Wijhe, 1997.
22. H. Henkels, Piet Mondriaan in Winterswijk, Haags Gemeentemuseum, 1979.
23.  Tableau 16/6, zomer 1994.
24.J.E.Jaspers, 'De Schilder FJ. du Chattel in Indië', in: Op deHoogtenr. 1, 1910.
25. J. Toorop, geciteerd in Rosella Huber-Spanier, Auguste Herbin uit Het Kubistisch Avontuur, Werk van
Herbin, Metzingeren Tobeen in Nederlandse collecties,
Waanders Uitgevers Zwolle, 2003.
26. G. Marius, De Hollandsche Schilderkunst in de Negentiende Eeuw. Marinus Nijhoff, Den Haag, 1920.
27. Zie noot 12.
28. NRC50 augustus 1974.
29. Carola Denninger-Schreuder, Een onvergankelijke kijk op Kortenhoef Een schildersdorp in beeld, Uitge-
verij Thoth, Bussum, 1998.
Algemene literatuur over de Haagse School:
Ronald de Leeuw, John Sillevis en Charles Dumas (red.). De Haagse School Hollandse meesters van de
19de eeuw.
Catalogus bij een tentoonstelling in het Grand Palais, Parijs, de Royal Academy of
Arts, Londen en het Haags Gemeentemuseum, 1983.
John Sillevis e.a. (red.), De Haagse School. De collectie van het Haags Gemeentemuseum, Den Haag, 1988.
60
-ocr page 61-
"Zoo als 't behoort"
Een aannemingscontract voor Spruytenburg
De buitenplaats Leeuwenburg - ten noorden van Maarssen, naast Geesbergen
- heeft twee eeuwen lang Spruytenburg geheten.' In de 18e eeuw was de plaats
in handen van Portugeesjoodse families, waaronder het beroemde geslacht
Lopes Suasso. Toen Pedro (alias Moses Israël van Abraham) Lopes Suasso in
1742 overleed, erfde zijn zoon Joseph Suasso de Lima (1721-1795) Spruyten-
burg. Hetjaar daarvoor was Joseph getrouwd met Ribca Mendes da Silva, die in
1740 Herteveld had geërfd van haar vader. Twee buitenplaatsen was natuurlijk
wat veel van het goede. Het jonge paar hield Herteveld aan, maar Spruyten-
burg werd verhuurd. Vier jaar later, in 1746, verkocht Suasso het huis aan een
familielid,'"^ Sara Franco Mendes.-'
We komen haar familie ook tegen op de buurhuizen Neerbeek en Geesbergen
en op het verder van de Vecht gelegen buitentje Blijendaal. De pater familias,
Isaac Franco Mendes, was eigenaar van Geesbergen. Bij zijn dood liet hij zijn
vrouw en kinderen in grote welstand achter. In 1742 woonde zijn weduwe in de
St. Anthonie Breestraat in Amsterdam met vier van haar kinderen: Sara, Gra-
cia, Jacob en David. Het inkomen van dit gezin werd toen op maar liefst 23.000
gulden geschat. In het Kohier van de Personeele Quotisatie werd genoteerd dat
dochter Sara rentenier was, twee dienstboden had en dat haar inkomen 4000
gulden bedroeg." Zij bracht een groot deel van hetjaar door aan de Vecht. In
de lijst van huisgezinnen van 1748 staat voor Spruytenburg vermeld: "Juffr. Sara
Franco Mendes woond t'Amsterdam, is 4 a 5 maanden buijten heeft een juf-
frouw en een meijd."^
Ook in Maarsseveen bleven de kinderen Franco Mendes dicht bij elkaar. Jacob
en David gebruikten Neerbeek als buitenverblijf, terwijl Spruytenburg die rol
vervulde voor Sara. Meteen na de aankoop maakte Sara plannen voor een ver-
bouwing van het huis. Daarbij nam zij het tamelijk ongebruikelijke'' besluit om
het aannemingscontract vast te leggen in een notariële akte. Notaris De Jong
en de Maarssense aannemer Veenman werden op Spruytenburg ontboden
voor het passeren van een akte waarin stond wat de opdrachtgeefster een week
61
-ocr page 62-
Leeuwenbulg aan de uigang.szijde. UcI luns is niel, als zovele, met de voorgevel op de Vecht ge-
oriënteerd.
eerder had afgesproken met de aannemen Aan die akte danken we een gede-
tailleerde beschrijving van wat er die zomer (tussen eind juni en begin augus-
tus) moest gebeuren op de plaats.^
Blijkbaar wilde Sara vooral de voorgevel van het huis opknappen. Zij ging daar-
bij grondig te werk: de aannemingssom bedroeg ƒ400. (Ter vergelijking: Her-
teveld werd twee jaar later door de Suasso's voor ƒ5.900 verkocht.) Er moest
een nieuwe voordeur komen met een bovenlicht en daarboven (op de verdie-
ping) een dubbel raam. De voordeur van Herteveld moest de aannemer als
voorbeeld dienen. Sara bestelde ook twee dakkapellen (met luiken) en vier
zeer hoge (lOVsvoet) schuiframen.
Waarschijnlijk waren dat vier ramen op de begane grond, aan weerszijden van
de deur. De tekeningen die Antoni Waterlo omstreeks 1677 van het huis maak-
te, en een iets vroeger schilderij van Jan van der Heijden laten aan weerskanten
van het middenrisaliet niet twee, maar drie ramen zien. Ik vermoed dat die
oude gevelindeling bij deze verbouwing verdween.^
Wie het contract leest, kan raden waarover Sara zich zorgen maakte. Opvallend
62
-ocr page 63-
zijn de veiligheidsvoorzieningen: elk van de ramen moest worden voorzien van
een ijzeren "boom" en twee sloten; de voordeur kreeg twee grendels en zowel
een dag- als een nachtslot. De bouwmaterialen vormden een tweede punt van
zorg. Een flink deel van het contract was gewijd aan bepalingen over de te ge-
bruiken houtsoorten (grenen''of eiken), de dikte van het hout en het soort glïis
dat in de ramen moest worden gezet ("best frans glas"). De akte geeft ons daar-
mee een aardig tijdsbeeld. De transcriptie van de akte volgt.
Transcriptie
Op huijden den 27^'junij 1746 compareerde voor mij Johannes de Jong - openbaar Notaris, bij den
Ed: Hove van utregt ge eed ende geadmitteert tot maarssen resideerende, ende de naargenoemde
getuijgen, Juffrouw Sara Franco Mendes'" woonende tot Amsterdam althans zig bevindende op
nieuw maarssenveen, ter eenre, en Mons.' Cornelis Veenman Timmerman," wonende te Maarssen
ter andere sijde, EnVerklaarde sij juff' Eerste Comparante uijt de hand aanbesteed te hebben aan
den tweeden Comparant dieby deesen bekende aangenomen te hebben, te maken op haar E [dele]
Hoffsteede Spruijtenburg op nieuw maarssenveen,
artl
Eerstelijk zal hij aanneemer maken Een deurkosijn binnens Werks SesVoet en hoog 12'/2 voet mede
binnens werks, van greene ribben van 5 a 7 duijm en 2 duijms pilasters van 12 duijm breet, met Zyn
blockeels'''^ en pilasters en lijstwerck, zoo als de teijkening'^ aanwijst daar inte maken 2 deuren van 2
duijms eijken hout, de peneelen van een duijm met Zijn lijstwerck als op Hartevelt''' Staat, in dit
deurkosijn boven de deur te maken een Engels raam meteen Wajer van 2 duijms eijken houten daar
inte maken een Cijfer na de Juffroinvs Sin,'"" de deur hangen metdubbelde knieren;"' onder enbo-
ven met eenSchuijff, en met eendag en nagt Slot te Sluijten,
art. 2
Het kosijn boven de deur hoog 7 voet off zoo hoog als heh'allen kan en breet ses voet binnens werks
met sijn klaauwen en lijstwerck, zoo als 't behoort; daar inte maken 2 Engelse raamen die Schuijven
van IV2 duijms eijken hout, met 2 duijms greene beleg Stucken van binnen met Vouw luijken, dera-
men van 1 '/2 duijms eijken hout, de peneelen van 'A d. dito gebost" zoo als inde teijkening teSien-
is, aan bogtknieren te hangen en met een eysere boom te Sluijten,
art. 3
Te maken vier Schuijf kosijns 6 voet breet en 10 'A voet hoog buijtens werks de kosijns van greene
ribben van 5 a 7 duijm, de ramen 1V2 duijms eijken hout met 2 duijms greene beleg Stucken met Pe-
neele Vouw luijken, de peneelen van '/■! duijms gebost als in de teekeningteSienis, hangen aan bogt-
knieren, en met een eysere boom te Sluijten,
art. 4
als mede te maken, 2 dak kosijns van 4 V2 voet buijtens werks vierkant de kosijns vanribbenvan 5 a 7
duijm, met een Engels raam daar in, Van 1V2 duijms eyken hout, daar inte hangen met boghtheng-
sels met duijmen ente Sluijten boven met een knipje en onder een haakje. Voor die dakvensters te
maken 2 luijken van eijken hout met Zyn Sluytingen nabehooren. [enige woorden doorgehaald]
63
-ocr page 64-
art. 5
alle de oude kosijns die er tiijt moeten, uijtbreeken, en de nieuwe daar weder intesetten, en aante
stoppen, met de oude steen, en desteen die te kortkomen in de middeldammen nieuwe te gebruij-
ken, de naaste soort dien erby te krijgen sijn, het aangestopte Werck van buijten teVoegen, enVan
binnen raapen'** en plijsteren, zoo alst behoort, het dak by de dakvensters weder digt te maken, tus-
sen het deurkosijn te leggen eenblaauwesteene'" drumpel, onder de stijle 2 dito neuten en onder de
pilasters 2 dito basementen,'^"
art. 6
Sal den aannemer tot dit Voorvz. Werk moeten leeveren alle de materialen, van hout, steen, kalk,
sand,^' Hengsels, knieren in ider Schuijfraam 2 slootjes, 2 kopere knoppen, touwen. Schijven, loot,
eyser bomen, best frans glas, 3 maal te Schilderen, met alle de arbeijdsloonen, aangenomen Voor
een somme vanVierhondert guldens, die aan den aannemer Sullen werden betaalt als het Werck in-
het geheel Sesweeken naden 20'"'junij desesjaars 1746 zal gedaan zijn, en zoo het als dan niet mog-
te gedaan Zyjn, Sal hij een ducaat minder ontfangen. Tot naarkominge van't geene Voorvz staat ver-
binden de Comp[aran]ten harepersoonen en goederen, aldus gedaan en gepasseert op de
hofsteede Spruijtenburg ter presentie van Cornelis Nukoop^'^, en Pieter Joosten, als getuijgen van
gelooff^' hiertoe versogt,
[getekend]
Sara franco Mendez
Cornelis Veenman
Cornelis Nukoop
een kruisje ("dit merk is gestelt bij Pieterjoosten")
joh: deJong
Nots. Publ.
Sara heeft nog acht jaar van haar opgeknapte buitenplaats mogen genieten: zij
overleed in 1754. Spruytenburg bleef nog lang in de familie Franco Mendes.
Daarover meer in een volgend artikel.
Jan Willem Gunning                            "Leeuwenburg", Maarssen, januari 2004
Noten
Ik ben de heer C. Verwoerd te Loenen zeer erkentelijk voor zijn commentaar op een eerdere versie
van dit artikel.
1.   De eerste vermelding van de naam Spruytenburg dateert van 1657 toen Joan Huydecoper het
huis verkocht aan David Cardoso. De naam bleef in gebruik tot in het midden van de 19'' eeuw
hoewel er al in 1789 sprake was van de "buitenplaats Leeuwenburg", Zie D. Dekker, 'De Vecht-
bocht tussen Geesbergen en Cromwijck', Historische Kring Maarssen, 1982, pp. 13-16.
2.   Zij was een volle nicht van Josephs moeder. Rachel de Lima.
3.   Archief Utrecht, notarieel archief 34-1, 1201, not. Johannes de Jong te Maarssen, 15 mei 1746.
4.   Mr. W.F.H. Oldewelt, Kohiervan dePersoneek Quotisatie te Amsterdam over het jaar 1742, Amsterdam:
Genootschap Amstelodamum, 1945: wijk 13, verpondingsnummer 3876.
64
-ocr page 65-
5.   Drs. D. Dekker, Toestanden en gebeurtenissen uit de geschiedenis van Maarssen, Alphen aan den Rijn:
Repro-Holland BV, 1984, p. 59.
6.   Ik heb tot nu toe in de archieven van Maarssense notarissen vier andere gevallen gevonden.
7.   Archief Utrecht, notarieel archief 34-1, 1201, not.Johannes de Jong te Maarssen, 27 juni 1746.
8.   Zie over Waterlo en Van der Heijden: Ben P.J. Broos, "Antoni Waterlo f(ecit)' in Maarsseveen',
Jaarboekje van het Oudheidkundig Genootschap Niftarlake, 1984, pp. 18-48. De veronderstelling dat
Sara de gevelindeling liet veranderen, baseer ik op de bepaling in artikel 5 over de stenen die
moesten worden gebruikt voor de middeldammen (het metselwerk tussen de kozijnen). Als er
twee vensters in de plaats van drie kwamen, dan moest inderdaad een deel van het oude middel-
ste raam worden dichtgemetseld.
9.    Het gebruik van grenenhout voor kozijnen hoeft geen verbazing te wekken: grenen werd destijds
"gewaterd" (dat wil zeggen dat de stam pas gezaagd werd na een lange periode - bijvoorbeeld
eenjaar- in water te hebben gelegen). Gewaterd grenen is goed bestand tegen weersinvloeden.
Ik ben de heer E. Verwoerd te Loenen erkentelijk voor deze informatie.
10. Dit is de gebruikelijke spelling van haar achternaam, maar zelf schreef zij zich "Mendez".
11. "Timmerman" was een normale aanduiding voor een aannemer Dat Veenman door de notaris
"Monsieur" wordt genoemd, geeft aan dat hij een man van enig aanzien was.
12. Van Dale geeft voor blokkeel: "een balkje ter verbinding van een kreupele stijl met de bouw-
muur".
1,3. Die tekening ontbreekt helaas in het notarieel archief
14. Sara Franco Mendes kende Herteveld (destijds: Harteveld) natuurlijk goed: het huis werd be-
woond door familieleden.
\5. Kennelijk werd bedoeld: een monograin volgens een door de opdrachtgeefster te leveren ont-
werp.
16. Scharnieren.
17. Een gebost paneel heeft een schuin afgewerkte rand, de bossing.
18. Een ruwe bewerking van het metselwerk met cementspecie.                          '             ' ' ' ■ "'
19. Hardsteen.
20. In de marge staat naast deze passage: "de Steene drumpel, 2 neuten en de basementen houd de
Juffw aanhaar en zal daar 20 gl voor korten." Blijkbaar bedacht Sara bij het voorlezen van de akte
dat zij zelf nog wat blauwsteen had liggen die kon worden gebruikt.
21. Op deze plaats zijn de woorden "en blaauwe steen" doorgehaald.
22. We mogen aannemen dat hij het metselwerk op Spruytenburg heeft uitgevoerd, want uit een an-
dere akte blijkt dat hij meester metselaar was (Archief Utrecht, notarieel 34-1, 1193, 107). Nu-
koop wordt vaak als schepen vermeld.
23. Betrouwbare getuigen.                                           
65
-ocr page 66-
Meer Baambrugse buitenplaatsen
Nadat in het jaarboekje van 2002 de beschrijving van de verdxuenen buitenfdaatsen, die
in de 17de en 18de eeuiu deAngstel bij Baambrugge hebben gesierd, werd onderbroken om
plaats te geven aan Hendrik Slaets en zijn bezittingen bij Abcoude, vervolgen wij nu onze
reis langs de Angstel. Na de naamloze betrekkelijk kleine boerderij die de zuidelijke begren-
zing van Poelesteyn vormde en die vele jaren het bezit is geweest van het boerengeslacht
Buys, zien wij op de kaart van Gerrit Drogenham uil 1700 (AJb. 1) een aaneengesloten
rij lustplaatsen, waarvoor wij nu ruimte maken.
Patiëntie, Bassenhoff, Meebaal en Paddenburg alsmede het
latere, tegenover Bassenhoff gelegen, Landgenoegen
Twee van de hier genoemde plaatsen, Patiëntie en Paddenburg, waren verrijkt
met een jaartalsteen in de gevel, respectievelijk 1670 en 1664. Op basis van de
architectuurkenmerken mogen wij op goede gronden aannemen dat deze ste-
nen inderdaad de bouwjaren aangeven.
De oorlogshandelingen van de Franse troepen in het rampjaar 1672 hebben
ons echter beroofd van de archieven van het gerecht Abcoude-Baambrugge uit
die jaren, zodat onze vermoedens omtrent de totstandkoming van de tussen-
gelegen lustplaatsen berusten op toevallige vondsten en de meest voor de hand
liggende veronderstellingen. In de schemer der eeuwen is evenwel een op goe-
de gronden gebaseerde veronderstelling niet misplaatst.
Bassenhoff en Paddenburg waren groter dan de beide andere, terwijl alleen
laatstgenoemde een eigen boerderij had. Patiëntie en Meebaal waren belang-
rijk kleiner en beschikten evenals Bassenhoff voor het onderhoud van de daar-
achter gelegen weilanden niet over stallingruimte voor het vee.
Paddenburg was de grootste, 36 morgen, en de katholieke bouwheer, Cornelis
Barchman Wuytiers (1628-'81), zo blijkt uit het Repertorium op de lenen van
Gaasbeek, verwierf in 1661 het leenrecht in delen van deze 36 morgen, welk
leenrecht teruggaat tot in het midden van de 15de eeuw. Wanneer hij de overi-
ge delen in eigendom heeft verkregen onttrekt zich aan onze waarneming. Wel
was zijn schoonvader, Hendrik Willemszn Dommer (geb.1597), sinds 1648
66
-ocr page 67-
Alb. 1. Uitsnede van de kaart van Gerrit Drogenham (ca 1700).
leenman van het noordelijk gelegen leen.' Deze beide lenen waren respectie-
velijk 8 en 10 morgen groot, welke beide in Paddenburg zijn opgenomen.
Bassenhoff was 30 morgen groot. De veronderstelling heeft bij mij post gevat,
dat de bouwheer, Lodewijk de Bas, de grotere boerderij Meebaal had verwor-
ven met uitzondering van de daarbij behorende opstallen en enige grond. Het
grootste deel van de verworven weilanden zijn door hem benut voor de aanleg
van zijn eigen buitenplaats, waartoe ook een tuinmanswoning behoorde. Een
kleiner deel heeft hij vermoedelijk verkocht voor de bouw van de naastgelegen
buitenplaats Patiëntie. Dientengevolge beschikten beide niet over een eigen
boerenwoning met stallingsruimte voor vee.
Meebaal, waarvan nog slechts 5 morgen was overgebleven, wordt in 1637 reeds
genoemd als hoffsteede, zonder vermelding van grootte en bestanddelen.- De ar-
chitectuur, zoals die zich in het boekwerk Hollands Arcadia - 1729 - aan ons
voordoet, lijkt in de zestiger jaren van de 17de eeuw gerealiseerd te zijn. De ei-
genaresse van Meebaal was in die jaren de eerste echtgenote van Willem
Blaeuw, Maria van Sanen.''Willem Blaeuw was, evenals de beide bij Paddenburg
genoemde heren, een telg uit een katholiek geslacht, dat geen verwantschap
had met het bekende geslacht van kaartenmakers. De achter Meebaal tussen de
Wetering en de Indijk gelegen weilanden behoorden in 1700, en vermoedelijk
al vanaf de bouw van Bassenhoff, ook aan Lodewijk de Bas.^
67
-ocr page 68-
Tussen Paddenburg en Meebaal lag in die jaren nog een kavel, in 1682 door de
weduwe van Cornelis Barchman Wuytiers gekocht van Aelbert Corns. Jonge-
rinck en geïncorporeerd in Paddenburg, zodat de vier buitens aan elkaar aan-
sloten.''
Patiëntie, 13 morgen groot, zou zowel van de gronden van Lodewijk de Bas
kunnen zijn afgezonderd als van die van de boerderij van de boerenfamilie
Buys, dat deze boerderij diverse geslachten in bezit had. Ik acht het laatste min-
der voor de hand liggend.
De bereidheid om zoveel weiland zonder opstallen te verwerven moet, wij za-
gen het reeds bij Gerrit van Caspel, eigenaar van Zorgvrij, gezocht worden bij
het ossenweiden. De bouwheer van Patiëntie was Pieter Apostool**, vermoede-
lijk een broer van Andries Apostool, die in 1675 de eigendom van de gronden
van Postwijk verwierf en er de vermoedelijke bouwheer van was. Andries wordt
vermeld als leerkoper en wordt ook genoemd bij de Amsterdamse leerlooierij-
en. Pieter Apostool, in 1680 betrekkelijk jong overleden, zal de stiel van het os-
senweiden op zijn zoon Pieter hebben overgedragen. Pieter Pietersz. wordt ver-
meld bij de vermaarde ossenweiders.' Daartoe behoorde ook de bouwheer van
Bassenhoff, hetgeen de veronderstelling dat de gronden van Patiëntie destijds
van Bassenhoff werden afgescheiden nog wat aannemelijker maakt, terwijl ook
Lodewijk de Bas destijds als ossenweider** geen behoefte had aan veestalling.
Op de kaart van Gerrit Drogenham zien wij aan de overzijde van de Angstel,
tussen de weg en de rivier, 3 kleine stukjes grond getekend, juist tegenover de
hier genoemde buitenplaatsen. Deze waren in diejaren reeds eigendom van de
genoemde buitenplaatsbezitters en werden als moestuin of plantsoen benut.
Bovendien lagen aan de westzijde van de weg, later Binnenweg genoemd, en-
kele boerderijen, waarvan er één, 9 morgen groot, in 1700 ook reeds eigendom
was van Lodewijk de Bas, aan de zuidzijde belend door 9 morgen, die aan de ei-
genaar van Paddenburg toebehoorden.^ De belangstelling van de buiten-
plaatsbezitters voor deze weilanden is verklaarbaar uit de wens door middel van
zeggenschap over deze gronden een vrij uitzicht te behouden. Op de eerstge-
noemde kavel werd pas in het laatste kwart van de 18de eeuw de buitenplaats
Landgenoegen gesticht.
De bouwheren van de buitenplaatsen nader bezien
Bassenhoff (Afb. 2)
De bouwheer van dit buiten was, zoals vermeld, Lodewijk de Bas (1634-1700),
Heer van Horstermeer, Ossenburgh en Heinoort. Diens grootvader. Jan de Bas,
vestigde zich, komende uit Kampen, te Amsterdam als bierbrouwer in de brou-
68
-ocr page 69-
JSassenAa/', apartemmi a, SÜ^XoulX J3X SjIS . I; lassenhof, toetefieorende den HlSJiR J,onxw^-JC
il                                    jai' JiAS.
Afb. 2. V,-Aisen\iOÏ{ ml Hollands Arcadia (1729).
werij "Het Lam" op de Singel over de Voetboogdoelen. Later werd dat de be-
langrijkste doopsgezinde kerk in Amsterdam.
Jan de Bas trouwde met Susanna Reynaerts, uit welk huwelijk nog in Kampen
hun zoon Lodewijk (1601-'54) was geboren.'° Na het overlijden van vader Jan
in het tweede decennium van de 17de eeuw, zette zijn weduwe de brouwerszaak
voort, doch deze floreerde niet. Zij heeft daarop de affaire bij wijze van huwe-
lijksgift aan haar zoon Lodewijk overgedaan, die een en ander weer tot bloei
wist te brengen. Deze wordt in de jaren 1637-'50 bij herhaHng doorJ.G. van Dil-
len in zijn boek Bedrijfsleven en Güdewezen van Amsterdam deel III, vermeld als
vooraanstaand brouwer" Diens zoon, eveneens Lodewijk geheten, was - zoals
hiervóór gemeld - de bouwheer van Bassenhoff. Hij ontwikkelde zich tot een
voornaam ossenweider, die ook aan het eind van de I7de eeuw (1694,1700) in
het college van Goede Mannen van de ossenweiders werd opgenomen.'^
69
-ocr page 70-
Deze Lodewijk de Bas is drie maal getrouwd geweest, waarbij wij van zijn eerste
twee huwelijken niet van kinderen lezen. Zijn derde huwelijk, met Sara de Ma-
rez (1649-1704), een zusters-dochter van zijn eerste vrouw, werd na verkregen
dispensatie van de Utrechtse kerkelijke overheid, gesloten in 1682-83. Wan-
neer de geldigheid van dit huwelijk later nog wordt betwist wordt het bij reso-
lutie van de Staten van Holland wettig verklaard.''^ Het bezorgt hem enkele kin-
deren in een tijd dat hij reeds als rentenier-poorter van Amsterdam wordt
vermeld en meestentijds op Bassenhoff verbleef; zijn dochter Sara werd bij
voorbeeld op 28Juni 1685 te Baambrugge gedoopt.'**
Hun stamhouder, opnieuw Lodewijk genoemd (1691-1756), werd eerstin 1691
in Amsterdam geboren; deze verloor op negenjarige leeftijd zijn vader en werd
in 1704 een volle wees. Hij trouwde in 1712, op 20jarige leeftijd, met de vrijwel
evenoude Cornelia Eliana Reael (1690-1724),die de beide invloedrijke Am-
sterdamse geslachten Reael en Huydecoper in zich verenigd zag.'"" Daarmede
heeft hij zijn positie tussen de regenten van Amsterdam al op jonge leeftijd be-
langrijk verstevigd. Bovendien beschrijft de Amsterdamse kroniekschrijver Ble-
ker Raye hem als een seer vrindelijk en obligant [dienstvaardig] man, een hoeda-
nigheid die zijn carrière in Amsterdam mede zal hebben bevorderd."' Hij werd
onder andere schepen van Amsterdam en gedeputeerde bij de Rekenkamer
van Holland. Voorts was hij regent van het Aalmoezeniershuis in Amsterdam
en opziener van de stadsgraafwerken, ontvanger van de Purmer Dijkage te Am-
sterdam en Heemraad van de Nieuwer Amstel.
Aanvankelijk woonde hij op Heerengracht 535, bij de Wolvenstraat, daarna op
het Singel over de Munt en tenslotte, na enige tijd op Bassenhoff en in de stad
Utrecht te hebben gewoond, op de Prinsengracht bij de Spiegelgracht. Hij
werd gekenschetst als een zeer vermogend man, hield vier dienstboden en had
een koets met vier paarden. Zijn inkomen werd geschat op zeven a achtduizend
gulden per jaar (factor 100!). Er wordt vermeld dat hij Bassenhoff, waarvan de
weilanden niet langer voor het vetweiden van ossen werden benut, in een we-
zenlijk lusthof herschiep en er 's zomers vaak vertoefde.'^ Ook in zijn in 1736
met Christina van de Rijp, weduwe van de heer Blaaupot, gesloten tweede hu-
welijk, die een buitenpolaats bij Bloemendaal in het huwelijk meebracht, bleef
Bassenhoff favoriet.
Met het ossenweiden heeft hij zich, voor zover wij konden nagaan, niet be-
moeid; zijn vader was te vroeg overleden om zijn belangstelling hiervoor aan
hem over te dragen Ook de invloed van zijn buurman op Patiëntie, Pieter Pie-
tersz. Apostool die zich, tijdens de jonge jaren van Lodewijk, tot een vooraan-
staand ossenweider ontwikkelde, heeft niet tot het ossenweiderschap geleid.
70
-ocr page 71-
Dr Tacienzy, apartenant a, 31^ TlXJB::XX .AroS -
TOT, .
Afb. 3. Paliëntie uit Hollands Arcadia.
Aposvoz,                               ^
De in het eerste decennium van de 18de eeuw optredende eerste grote epide-
mie van veeziekten heeft mogelijk deze gang van zaken mede bewerkstelligd.
Wel wordt Lodewijk in 1721 genoemd bij de poldermeesters van de polder
Baambrugge-Oostzijds.'*
Patiëntie (Afb. 3)
De bouwheer van deze buitenplaats was Pieter Apostool, een telg uit een geslacht
van doopsgezinden, afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden, waar de naam
Apostel werd gebruikt. Het geslacht voert terug op Frangois Apostel, gehuwd met
Margaretha Salme uit Meenen.'^ Hun zoon Jacob Apostel was gehuwd met Maay-
ken Dupois, welk echtpaar in 1581 naar Haarlem vluchtte. In onze contreien was
deze naam voor de om godsdienstige redenen naar de Zeven Provinciën ge-
vluchte personen niet adequaat en via Apostol werd het Apostool.
71
-ocr page 72-
Het geslacht heeft een belangrijke rol gespeeld in de doopsgezinde gemeente^",
meest in Amsterdam, waar onder meer Samuel Apostool, geboren 1638 als zoon
van Andries de oudste, in 1662 tot 'leeraar' werd verkozen. In de galenistische
twisten werd hij kort daarna de leider in de behoudende fractie, die naar hem de
Apostoolschen werden genoemd. [Apostolisch = van de Paus, zullen zij zich ze-
ker niet genoemd hebben!] De twisten leidden in 1664 tot een scheuring in de
doopsgezinde Gemeente, die evenwel een eeuw later weer tot een samensmel-
ting kwam. Samuel heeft na de scheuring tot aan zijn dood het leraarschap be-
diend, en trad bovendien op als geneesheer. Bij zijn overlijden in 1699 verscheen
een schriftuur: "De Heerlyckheyt van een gestorven Gunstgenoot des Heeren".
De buitenplaats Postwijk was van 1675totl721 eigendom van Andries Apostool
sr. en jr.^\ hoogstwaarschijnlijk waren Andries sr. en Samuel broers, beide zo-
nen van Andries de oudste. Andries Jr, genoemd naar zijn grootvader, Andries
de oudste, weerde zich evenals zijn oom Samuel in de verdediging van de
doopsgezinde overtuiging. Van zijn hand verscheen in 1763 De Mennoniten of
Doopsgesinden verdedigd,
een strijdschrift tegen de hervormde predikant Geor-
gius van Zaandijk.^'^ Een andere broer van Samuel was Pieter Apostool in Am-
sterdam, die in 1670 tot diaken en in 1672 tot 'leeraar' in de doopsgezinde Ge-
meente werd verkozen. Deze is in 1680 overleden en was de bouwheer van
Patiëntie. De weduwe van Pieter, Niesje Willinck, heeft zich na het overlijden
van haar echtgenoot met haar drie kinderen, Frans, Pieter en Gouda, op Patiën-
tie
gevestigd.^'' De meisjesnaam Gouda komt uit de familie Willinck. Op Pa-
tiëntie
groeide Pieter Pieterszn op tot ossenweider, wellicht naar het voorbeeld
van zijn buurman, Lodewijk de Bas. Hij was later één der Goede Mannen van
het college van ossenweiders.^'' Ook werd hij in 1705, '14 en '24 tot diaken ver-
kozen, nadat hij zich als koopman in Amsterdam in de Warmoesstraat had ge-
vestigd. In latere jaren moet hij in Baambrugge weer zijn domicilie hebben ge-
vonden omdat hij zowel in 1725 en in 1734 tot schepen werd benoemd.
De onderlinge verhoudingen in dit deel van Baambrugge worden ook eniger-
mate geïllustreerd door het feit dat toen Pieter van Caspel, broer van de op
Zorgvrij residerende ossenweider Gerrit van Caspel, in 1735 overleed, de we-
duwe bij testament Pieter Apostool tezamen met haar zwager Gerrit aanwees als
voogd over haar drie nogjonge kinderen.^^ Lang is hij dat niet geweest aange-
zien er een vermelding in een notarieele akte uit 1738 werd aangetroffen dat
hij was overleden.
Paddenburg (Afb. 4)
Deze buitenplaats, die, wat omvang en allure betreft, met kop en schouders bo-
ven zijn buren uitsteekt, werd, zoals vermeld, gebouwd in opdracht van Corne-
72
-ocr page 73-
^TaJiUniur^, tnebekoorenJe tkn. JECSJJS» JHSl'-iGS.
Afb. 4. Paddenlïurg uil Hollands Arcadia.
lis Simonszn Barchman Wuytiers, (1628-'81), in 1649 getrouwd met Elisabeth
Dommer Hendriksdr (1628-'96).^'' Cornelis stamt uit een oud Amsterdams ge-
slacht, dat zich voorlang bezig hield met houthandel en scheepsbouw.
Een van zijn voorvaderen was Cornelis Dirkszn Wuytiers (1551-'97), die al spoe-
dig, nadat Amsterdam de Spaanse zijde in 1578 verlaten had, in de Regeering
van Amsterdam kwam. Hij voerde op zijn schepenzegel hetzelfde wapen als
Cornelis Simonszn Barchman Wuytiers heeft benut om er de linker pilaar, die
het toegangshek van Paddenburg flankeert, mee te verrijken.^'^ Ter rechterzij-
de van het toegangshek is het wapen van zijn echtgenote, Elisabeth Dommer,
op de pilaar aangebracht, in de heraldisch juiste ovale vorm. (Afb. 5)
Zij was een dochter van de leenman Hendrik Dommer, die in 1648 het leen ver-
wierf, gelegen noordelijk van het leen van Cornelis. Elisabeth Dommer was van
1666 tot aan haar overlijden in 1696 regentes van het Aalmoezeniershuis te
Amsterdam.
73
-ocr page 74-
Afb. 5. De toegangspoort van Paddenbiirg met de wapens van Barcliman Wiiytieis en Dommer.
De beide genoemde lenen zijn samengevoegd in de 36 morgen, die Padden-
burg
groot was.
Een andere samenvoeging, door de kinderen van Dirk Govertsz Wuytiers en
Aechte Cornelis Barckmansdr, uitgevoerd, leidde tot het gebruik van de naam
Barchman Wuytiers.
We moeten aannemen dat de genoemde Cornelis Dirkszn Wuytiers zich tot de
gereformeerde kerk had bekeerd, gezien hij na de alteratie van 1578 in de
Vroedschap van Amsterdam werd opgenomen, maar belangrijke delen van dit
geslacht zijn in de rooms-katholieke geloofsgemeenschap teruggekeerd. Illu-
stratief in dit opzicht is een aantekening in hetjaarboekje van 1905 van het Ge-
nootschap Amstelodamum: Dirk Govertsz Wuytiers hadden de schutters reeds in 1626
de gehoorzaamheid opgezegd, wijl zij hem van papistische gevoelens verdachten, en de fa-
milies Wuytiers en Poppen, hoe goed gereformeerd hun voorouders zich in de 16de eeuw
ook hadden getoond, werden, evenals de met hun vermaagschapte families Barckman en
Wak, uit de Regeering gehouden. Zij vormden sedert in Amsterdam een kern van vermo-
gende Roomsche families."^^
74
-ocr page 75-
Uit het midden van de 17de eeuw dateert een aantekening dat in Amsterdam in
het algemeen niet meer
[de] haat en afkeer heerst zoals weleer tussen de katholieken en de ket-
ters. Men keft in vrede en ivederkerig spreekt men over onze godsdienst zonder minachting
ende bitterheid'^'^
Dat de bouwheer van Paddenburg, Cornelis Simonszn Barchman
Wuytiers, een overtuigd rooms katholiek was, weten wij ook uit hetjournaal van
pastoor Bootz uit de tweede helft van de 19de eeuw daterend. Zo kocht Cornelis
in hetjaar 1672, na de dood van pastoor Visscher uit diens boedel, in Abcoude het
huis in de Kerkstraat, juist tegenover de achterpoort van de tuin van de tegenwoordige
[ 19de eeuw] pastorie, ten behoeve van de katholieke kerk teneinde het als pastorie voor
de kerk te kunnen behouden.'"' Deze pastorie is in het bezit gebleven van de twee-
de zoon van Cornelis Simonszn Barchman Wuytiers, naar zijn grootvader Simon
genoemd (1660-1727), totdat diens en'en dit beëindigden.'" Deze Simon heeft
vrijwel zijn gehele leven op Paddenburg gewoond en heeft daar ook huisvesting
geboden aan een kapelaan, die aldaar in de dienst voorging.
Dat Simon Barchman Wuytiers daar zeer aan hechtte blijkt uit een notariële
akte uit 1725''^ toen de cappellaenjacobus Tersteegen voorneemens was omme van hem
aftegaen en op een andere plaets, die hem comfortabeler voorquam en aangeboden wierd,
den dienst te gaan verrigten.
Simon heeft toen ...syn welspreekentheyt aangewent omme
hem tot blijven te bexueegen en ook belooft tot een recompens ter somma van duysent gul-
dens in cas de cappellaen van voorneemen veranderde.
Simon was toen 64jaar oud en
de overeengekomen som is twee jaar later door de erfgenamen aan de kape-
laan uitbetaald.'^'^
Simon is ongehuwd gebleven en heeft zich tot pater familias ontwikkeld en
treedt in 1701 op als voogd over de kinderen van zijn zuster Margareta, die ge-
trouwd was geweest met mr Jan Carel Rijcksz. en was administrateur inzake de
grootmoederlijke goederen van zijn nicht Elisabeth Rijkcksz. Bovendien werd
hij in 1702 benoemd tot voogd over de kinderen van zijn broer Hendrik Barch-
man Wuytiers. In 1718 is nog slechts één zuster van hem in leven en zijn broers,
Joan Barchman de Wale Wuytiers, Hendrik Barchman Wuytiers en Jan Baptist
Barchman Wuytiers, alsmede zijn zusters Margareta Barchman Wuytiers en
Geertruyt Jacoba Barchman Wuytiers zijn dan alle reeds overleden, sommigen
met achterlating van één of meer kinderen.
In 1724 vernieuwde hij opnieuw zijn testament omdat nog slechts drie staken
over waren, namelijk nakomelingen van zijn jongste broer. Jan Baptist en van
zijn zusters Margareta en Cornelia.'^*
Talloos zijn de bezoeken die de Abcouse notaris Tredee aan Paddenburg heeft
gebracht voor het notarieel vastleggen van nadere regelingen.
Het meest heeft Simon zich bekommerd om de vraag wie de buitenplaats uit de
boedel zou mogen overnemen, waartegenover storting van een belangrijk be-
n
-ocr page 76-
I .ytlee-iael, toeicA/torende den. MXMR. MaXFHOI,o-
zx/yw.
Afb. 6. Meebaal uit Hollands Arcadia.
drag in de boedel moest staan. Aanvankelijk werd zijn enige nog levende zuster
Cornelia (1657-1718), weduwe van Cornelis Bleesen, aangewezen'''' en na haar
overlijden, haar eenige dochter, vrouwe Joanna Elisabeth Bleesen, huisvrouw
van Godefridus Franciscus Cromhout, telg uit een invloedrijk Amsterdams ge-
slacht. Moeder en dochter Bleesen zijn beide regentes van het r.k. Maagden-
huis geweest.'^*'
Toen duidelijk werd dat dochter Bleesen geen kinderen zou nalaten wees Si-
mon in 1724 zijn neef Herman Rijksz aan, zoon van zijn vooroverleden zuster
Marguerita Isabella (1650-1694), die getrouwd was geweest met mr Jean Carel
Rijksz (1642-ca 1702), advocaat bij het Hof van Holland te Amsterdam.''^ Her-
man Rijksz zou tegen betaling van ƒ10.000,- aan de boedel, Paddenburg over
mogen nemen, inclusief de tegenover gelegen 9 morgen grote boerderij als-
mede het'espergietuintjé, beide aan de westzijde van de Angstel.
76
-ocr page 77-
Meebaal (Afb. 6)
Deze kleine buitenplaats werd door het overlijden in 1680 van haar moeder,
Maria van Sanen, eigendom van de in 1679 geboren Catharina Maria Blaeu."*^
Haar vader, Willem Pieterszn Blaeu, is in 1685 hertrouwd met Geertruyt Jaco-
ba, dochter van de eigenaar van Paddenburg, Cornelis Barchman Wuytiers.^^
Willem Blaeu, later geschreven Blaeuw was koopman te Amsterdam. Hij was
een zoon van de katholieke erwtenkoper Pieter Blaeu, wiens echtgenote Geer-
truyd ('Geertie') stamde uit het welbekende geslacht van scheepsbouwers: Rijcksz.
Haar vader. Jan Rijcksen, is in 'De scheepsbouwmeester en zijn vrouw' door Rem-
brandt geportretteerd.*" (Afb. 7)
Het geslacht Rijcksz voert terug op Rijck Jansz, geboren te Beverwaerde, die
zich in het begin van de 15de eeuw in Amsterdam vestigde en waarvan de zoon,
Willem Rijcksz in 1468 schepen werd van Amsterdam, en diens zoon Jacob Wil-
lemsz Rijcksz in 1492 burgemeester van deze stad.**'
Willem Pieterszn Blaeu trouwde in 1668 op 20-jarige leeftijd met het even oude
schatrijke katholieke meisje, Maria van Sanen (1648-'80), dat toen reeds een
volle wees was. Uit dit huwelijk werd slechts de dochter Catharina Maria Blaeu
(1679-1723) volwassen; de overige kinderen waren in 1680 alle reeds overle-
den.'*'*^
Maria van Sanen liet een zeer groot aantal onroerende goederen na aan haar
toen al enig kind, Catharina, waaromtrent de latere notaris Lucas Denijs als ad-
ministreerend voogd van moederszijde in 1696 verantwoording geeft over zijn
beheer.*' In deze akte lezen wij bij voorbeeld dat hij de verschuldigde belasting
van 20 huizen in Amsterdam in één keer betaalt!
Deze huizen worden alle afzonderlijk vermeld, met - indien mogelijk - de quyt-
scheldinge,
dat wil zeggen de datum dat het object eigendom van de familie
werd.
Meebaal komt ook in deze lijst voor met een kwijtschelding d.d. 29-08-1637,
waarbij het als 'hoffsleede' wordt aangeduid, helaas zonder vermelding van
grootte en belendingen. Het zou kunnen zijn dat het een flinke boerderij is ge-
weest, waarvan het grootste deel aan Lodewijk de Bas is verkocht voor de bouw
van Bassenhoff. De vijf morgen van Meebaal kunnen, naar het mij wil voorko-
men, moeilijk als afzonderlijke boerderij hebben gefunctioneerd. Willem
Blaeuw moet een en ander na zijn huwelijk in 1668 met Maria van Sanen tot het
kleine buitenplaatsje hebben verbouwd en hij heeft er de naam van zijn groot-
moeder van vaderszijde, Tryntie Symons Meebael, aan verbonden.
Bij het overlijden van Maria van Sanen vererfde ook Meebaal aan Catharina**,
vandaar dat voor de betaling van het huisgeld aan het gerecht Abcoude-Baam-
brugge haar vader en voogd in de desbetreffende lijst van 1682 wordt vermeld.
In de verantwoording van de administreerend voogd van Catharina, Lucas
77
-ocr page 78-
Afb. 7. De Scheepsbouwmeester en zijn vrouw, schilderij van Rembrandt.
Denijs, komen, behalve de Amsterdamse bezittingen,ook een aantal onroeren-
de goederen voor in de Beemster, in de Banne van Sloten en - de meeste uit het
buitengebied - in het gerecht Abcoude-Proosdij, al dan niet met bebouwing.
Daarvan zij hier slechts vermeld: Seeckere gront ende oude huysingen, met bergh,
schuyr ende boomgaart, staande en gelegen in het Uytreghtse gerecht tot Abcoude, ge-
naampt de Holendreght,
met verwerving in 1659. Meebaal is het enige onroerend
goed in het gerecht Abcoude-Baambrugge.*''
Een puissant rijk meisje van 15 jaar geschaakt
Catharina Maria Blaeuw, in 1690 volle wees geworden, wordt beschreven als
een meisje met een nogal avontuurlijke instelling omdat zij zich al op 15jarige
leeftijd, in 1694, liet schaken.
In \iel Jaarboekje van het Genootschap Amstelodamum^zn 1967 publiceerde mejuf-
frouw LH. van Eeghen, destijds als archivaris verbonden aan het Gemeente Ar-
chiefvan Amsterdam, een artikel over dit spraakmakende meisje, later nog ge-
corrigeerd in een maandblad uit 1970. Haar laatste artikel over de schaking,
waaruit hier het een en ander wordt geciteerd, draagt de titel: 'Een schaking in
1694 "om van het school leggen bevrijd te zijn " '}^ Deze titel ontleende mejuffrouw
78
-ocr page 79-
Van Eeghen aan de akte van notaris Joannes Commelin, waarin Catharina haar
lezing van het gebeurde vastlegt en dit als de reden tot de schaking aangeeft.
Het zou kunnen zijn dat zij in deze akte de gebeurtenissen in een voor haar zo
gunstig mogelijk daglicht probeerde te stellen. Zij vertelde dat de oudste zuster
van de beoogde bruidegom, Cornelis Dutry, vier a vijf weken vóór haar vertrek
uit de school, met haar diensmaagd Engel in de school was komen logeren, Ca-
tharina met diverse galanterieën had aangehaald en haar tegen haar school en
voogden had opgestookt alsmede gesolliciteerd had voor haar broer Cornelis
Dutry. Tweemaal had zij daarop Cornelis in de tuin van de Maire ontmoet. De
zuster van de beoogde bruidegom was doorgegaan met haar pogingen om haar
te overreden de school te verlaten. Toen Catharina eindelijk had toegezegd
werd alles snel geregeld. Om acht a negen uur 's avonds was Catharina met de
genoemde dienstmaagd uit de voordeur, waar de sleutel in stak, naar buiten ge-
gaan en had Cornelis Dutry op de afgesproken plaats gevonden. Hij had haar
een mantel over het hoofd geworpen, buiten de poort van Haarlem geleid en
met een koets naar Amsterdam gebracht. Feit is dat zij daags na de ontvoering,
op 24 april 1694, haar vijf voogden voor commissarissen van huwelijkse zaken
gedaagd heeft teneinde de redenen aan te geven waarom zij niet wilden con-
senteren in het huwelijk, dat zij zou aangaan met Cornelis Dutry.
Het heeft er alle schijn van dat de familie Dutry groot belang hechtte aan het
huwelijk van Cornelis met het schatrijke meisje. Cornelis, die in Gent woonde,
was versocht uit Gent terug te komen omdat er een considerabele partij te doen was, die
sijn suster bevoorens had bearbeyt.
Toen de rechtzaak op 8 Mei voorkwam was Catharina met haar neef, dr Vinck,
in een slee en een van haar voogden, Florentius Dommer, wandelend naast de
slee, van de Reguliersgracht naar het stadhuis gereden. Cornelis Dutry had hen
achtervolgd en lastig gevallen en op de trappen van het stadhuis zelfs de degen
getrokken, wat Florentius Dommer met eenzelfde daad beantwoord had. De
schout bleek deze daad ernstiger te achten dan de schaking en enige weken la-
ter liet hij de beoogde bruidegom zelfs arresteren omdat hij de degen had ge-
trokken tegen een door het Amsterdamse gerecht aangestelde voogd.
De verdere verwikkelingen voeren te ver om hier weer te geven; feit is dat de
voogden van Catharina wel aan Cornelis Dutry hebben gevraagd op te geven,
hetgeen hij ten behoeve van Catharina had uitgegeven, maar dat het huwelijk
niet doorging. Catharina vond een jaar later een teugelvaste echtgenoot in
Regnerus Schaep, later Reinier genoemd, medisch doctoor te Amsterdam.'*^
De architectuur van Meebaal in beschouwing nemend veronderstel ik dat Wil-
lem Blaeuw nog in de jaren dat hij met Maria van Sanen getrouwd was, de op-
stallen van hetgeen eertijds een hofstede was, in de kleine buitenplaats, die het
79
-ocr page 80-
in 1680 was, heeft veranderd. Willem overleed in 1690, doch het buiten bleef
tot het moederlijk erfdeel van zijn dochter Catharina behoren.''** Willem was
hertrouwd met Geertruyt Jacoba Barchman Wuytiers, dochter van zijn buur-
man Cornelis, welk huwelijk kinderloos bleef. De weduwe is na het overlijden
van haar echtgenoot nog een aantal jaren op Meebaal blijven wonen, waarvoor
zij ƒ125,- per halfjaar huur aan haar stiefdochtertje betaalde, inclusief het es-
pergietuyntje aan
de overzijde van de Angstel.''^ Later heeft zij nog enkele jaren
domicilie gevonden bij haar broer Simon Barchman Wuytiers op Paddenburg.
Lucas Denys, inmiddels notaris te Amsterdam, kon, gezien Catharina door
haar huwelijk met Regnerus Schaap in 1695 een goede pleitbezorger had ge-
vonden, in 1696 de akte van quitantieen approbatie opmaken, waarin uitvoerig af-
rekening werd gegeven inzake zijn beheer van hetgeen haar vanwege haar
moeder opgekomen en aanbestorven was.''" Uit deze akte is hierboven reeds
geciteerd.
Het huwelijk van Catharina met Reinier Schaep kende slechts een gehandi-
capte zoon, door de familie 'het onnoozele schaepie'genoemd.^^
Wij komen Catharina Blaeu en het 'onnozele schaepie' later nog tegen bij de
behandeling van de buitenplaats Holendrecht maar Meebaal is niet lang in
haar bezit gebleven. Zij verkocht het buitenplaatsje in 1700 aan dominee Cor-
nelis van der Sluys en dat is het begin van diverse eigendomswisselingen."''^ De
weleerwaarde heer Van der Sluys verkocht Meebaal reeds een halfjaar later aan
een zekere Gerrit Cloribus, doch anderhalfjaar daarna registreren Schout en
Schepenen een taxatie van het buiten in verband met het overlijden van de
heer Cloribus.''^
Zo vonden nog enkele eigendomswisselingen plaats, totdat de buitenplaats in
1722 op naam gesteld staat van Bartholomeus Bazuyn, koopman tot Amster-
dam^'', wonend in de Warmoesstraat, die ook in Hollands Arcadia (1729) als ei-
genaar wordt vermeld. Deze had een jaarinkomen van ƒ5.000,-, derhalve niet
onbemiddeld.
De buitenplaatsen in de 18de eeuw
Na aldus kennis gemaakt te hebben met de 17de-eeuwse initiatiefnemers voor
de bouw van de vier thans in beschouwing genomen buitenplaatsen en met de
geslachten waartoe zij behoorden alsmede met de eigenaren die omstreeks
1730 in Hollands Arcadia staan vermeld, vervolgen wij thans onze tocht door
de 18de eeuw, een periode waarin de buitenplaatsen - algemeen gesproken -
meestentijds in stand bleven, veelal gekoesterd door het geslacht, dat daarvan
in het begin van die eeuw eigenaar was of was geworden.
80
-ocr page 81-
In het tweede en derde kwart van de 18de eeuw veranderde er bij de vier be-
proken buitenplaatsen niet zo veel; slechts de beide kleinere verwisselden van
eigenaar. Daarbij mogen wij uit de gang van zaken afleiden, dat beide gekocht
werden met het oogmerk van gebruik door eigen familie.
Meebaal verwisselde het eerst van eigenaar: Bartholomeus Bazuyn deed het in
1736 over aan Aert Dirksz Schouten.^^ Dit zou een telg uit een oud Abcous ge-
slacht kunnen zijn geweest; immers reeds in de 17de eeuw wordt Gijsbert Pie-
tersz Schouten vermeld als waersman te Abcoude''^', maar de vele vermeldingen
van leden van dit geslacht bij grondtransacties in Abcoude, onder andere in de
Dorpsstraat (= Hoogstraat) en rond de korenmolen, die dicht daarbij aan de
Angstel heeft gestaan, geven geen enkele relatie tot Aert Dirksz, die overigens
koopman te Amsterdam wordt genoemd. Wel wordt diens vader, ook al poor-
ter, in de afrekening van Lucas Denys uit 1695 genoemd als huurder, vermoe-
delijk van een Amsterdams huis.'^^
Hoe het zij, Aert Dirksz Schouten heeft Meebaal tot zijn dood - 1768 - in bezit
gehad, en gezien kinderen ontbreken vererft de buitenplaats aan een zuster
van Aert alsmede de kinderen van zijn broer Cornelis Dirksz, waarbij zijn we-
duwe een en ander in vruchtgebruik krijgt.^^ Daaraan komt eerst een einde bij
haar overlijden, waarna de afwikkeling nog duurt van 1778 tot 1780.°^
Intussen is Patiëntie eveneens in andere handen overgegaan: In een handels-
transactie uit 1738 inzake 1100 Engelse Ponden lezen wij dat vier kooplieden
daarin gezamenlijk hadden geparticipeerd, waaronder Pieter Apostool Pie-
tersz, inmiddels overleden, en Pieter van der Streng.^*^ Laatstgenoemde, wo-
nende te Amsterdam, tweede echtgenoot van Gouda Apostool bemiddelde
voor een dochter van Pieter Apostool Pietersz, Maria Apostool, bij de verkoop
in 1744 van Patiëntie aan mejuffrouw Rikotier, weduwe van Hendrik Witzen.^'
Reeds in 1750 verkocht de weduwe Witzen de buitenplaats aan Jan van Berkum,
die er tot zijn dood in 1765 gebruik van maakte.''^ Wanneer diens weduwe in
1768/'69 de buitenplaats gaat verkopen, is dat de eerste transactie waarbij één
van de vier buitenplaatsen in handen komt van grondhandelaren, c.q. rente-
niers, die dergelijke aankopen verrichtten om hun verworven gelden te beleg-
gen.^^ De buitenplaats werd gesplitst in de opstallen met 2 morgen grond ener-
zijds en de landerijen, welke tot de Indijk doorliepen, tezamen groot 11
morgen anderzijds. Ter ontsluiting van de landerijen werd op de bij de opstal-
len behorende grond aan de zijde van de boerderij van de familie Buys een laan
aangelegd, waarvan de ondergrond bij de opstallen zou blijven behoren.^*
Eigenaar van deze opstallen werd Gerrit Bante, terwijl de 11 morgen weiland
werden gekocht door de toenmalige eigenaar van Postwijk, Jan Carel van der
Upwich. Deze laatste heeft in 1769 ook geprobeerd eigenaar te worden van de
81
-ocr page 82-
boerderij Popta, doch naasting door de Ambachtsvrouwe van het Gerecht ten
behoeve van een ander heeft dit verhinderd.''"' Hij verkocht in 1772 Postwijk,
zodat uit deze handelingen af te leiden is, dat hij belegging voor zijn gelden
zocht.^''
De andere koper, Gerrit Ban te uit Amsterdam, is ook als grondhandelaar of be-
legger te karakteriseren; hij verhuurde het huis.*'^ Ook kocht hij in 1771 samen
met een ander 3V2 morgen grond, waarop een houtbosje, tussen de buiten-
plaats Slootwijk en de landen van Kasteel Loenersloot. Nadat de andere eige-
naar in 1791 zijn deel had overgedaan aan Gerrit Ban te verkocht deze de grond
weer. Patiëntie met de daarbij behorende 2 morgen grond heeft hij minder
lang in bezit gehad; reeds in 1774 verkocht hij deze aan Jean Benjamin du Pey-
rou (1727-'86)<^^ die inmiddels in 1771 Bassenhoff had gekocht en ook in 1772
de 11 morgen weiland van Jan Carel van der Upwich had overgenomen.
Dat zou in 1780 ook het geval zijn met Meebaal.''^ Het is echter aangewezen om
nu eerst het familiedrama op Bassenhoff te memoreeren dat de inleiding heeft
gevormd tot het uit handen van het geslacht De Bas geraken van deze buiten-
plaats.
Familiedrama op Bassenhoff
De laatste Lodewijk die met zijn gezin van dit buiten gebruik heeft gemaakt, er
zelfs enige tijd heeft gewoond, en er dankzij forse investeringen een waar lust-
hofvan heeft gemaakt, was Lodewijk de Bas (1691-1756).™ Een halfjaar vóór
diens overlijden, nl in januari 1756 verkocht zijn oudste zoon, eveneens Lode-
wijk geheten, die in de omgeving van de Horstermeer grote bezittingen had en
voor de verkoop van Bassenhoff procuratie had ontvangen van zijn vader, dit
lusthof voor de kapitale som van ƒ30.000,- aan diens jongere broer Jan de Bas
(17l8-'70).'^' In Leiden had deze zijn Meestersgraad behaald.
Laatstgenoemde had in de familie al voor de nodige opschudding gezorgd.
Opgegroeid in een gereformeerd (= hervormd) gezin, had hij het oog laten
vallen op een katholiek meisje van zeer bemiddelde huize: MariaJacoba de Sur-
mont van Vlooswijk. De moeder van de bruid, Margaretha Cromhout, Vrouwe
van Vlooswijk, weduwe van de heer Gillis Surmont, werd door de Amsterdamse
kroniekschrijver Bicker Raye bij haar overlijden in 1755 omschreven als sijnde
in haar leeven sonder weerga brutaal en kwaataardig geweesd?'^
Omtrent het voornemen van Jan de Bas om met haar dochter Maria Jacoba in
het huwelijk te treden heeft deze vrouw zich niet onbetuigd gelaten. Bicker
Raye schrijft daarover op 5 juni 1748: ... is de jongste heerjoan de Bas met de oudste
juffrou van Vlooswijk deurgeloope en staan eerdaegs te trouwen, dog het is seer tegen de
sin van de juffrou haar moeder, te meer also sij Rooms en de heer De Bas Gereformeert is.
De Commissarissen van Huwelijkse Zaken moesten er zich mee bemoeien,
82
-ocr page 83-
maar zij constateerden na verhoor, dat de moeder geen wettige redenen kon
aanvoeren, zodat slechts een korte aantekening in het huwelijkskrakeelregistervol-
stond en het huwelijk werd toegestaan. Op 29 juli 1748 werd het paar in de
Nieuwe kerk door de jonge dominee Elsevier ingezegend.^^
Erger was, zo schrijft de reeds eerder geciteerde mejuffrouw Van Eeghen, dat
hiermede twee zwakke karakters werden vereend en de verdere geschiedenis
leert ons hoe deze twee karakters tot een uiterst droevige combinatie werden.
Zij stonden niet onbemiddeld in het leven: mevrouw Margaretha de Surmont
van Vlooswijk liet een vermogen van ruim ƒ830.000,- na aan haar beide doch-
ters, zodat mevrouw De Bas na aftrek van legaten ƒ343.096,- werd toebedeeld,
zij het dat daarvan f 100.000,- fideï commis was gemaakt ten behoeve van haar
kinderen. De moeder kende blijkbaar haar dochter!
Over de vader van Jan de Bas schreef Bicker Raye op 16 juni 1756 bij diens over-
lijden met meer respect en waardering dan over mevrouw De Surmont van
Vlooswijk:... is deEdlAgtb. Heer Lodewijk de Bas, heere van Horstermeer, oudtpresident
scheepen, en uyt dese stadt gecommiteert in de generalitijts reekenkaamer van Hollandt en
Westfrieslant, aan een langdurige en queynende siekte van 't waater in de borst overleede,
sijnde een seer vrindelijk en obligant man geweest, die van veele mensen om sijn goede hoe-
danigheede seer betreurt wort.
Men zou denken dat het echtpaar De Bas-De Surmont van Vlooswijk zich met
de kapitalen, uit de erfenissen zeer wel had kunnen redden, zulks nog afgezien
van de flinke sommen die mevrouw De Bas uit andere erfenissen ten deel vie-
len, maar in het huwelijk ging het de jaren daarna faliekant mis, zoals blijkt uit
een notariële akte van 22 april 1766. Tegenover de notaris verklaarden de 2&ja-
rige Antje Smith en de 34jarige Henricus ten Hagrijs dat sij op 30 Maart 1766,
paaszondag, middagmaal hadden gehouden ten huize van Jan de Bas en een vreselyke
scène hadden meegemaakt, waarbij mevrouw De Bas haar echtgenoot uitschold voor
schurk, schelm, bedrieger, kaale jakhals etc, dat sij trachtte weg te hopen, maar was te-
ruggehaald en toen haar man was aangevallen onder bedreiging hem eerst te zullen ver-
geven en dan zich zelf, waarop ze weer het huis was uitgeloopen.
Jan de Bas moest nu wel handelen en hij schreef een request aan de Schepenen
met verzoek zijn vrouw in het Beterhuis te mogen doen opnemen, ... die verge-
tende alle eer en schaamte haar sodanig met zekere Hendrik Schultz, bij deselve Mr Jan de
Bas en Maria Jacoba de Surmont van Vlooswijk als koetsier gewoond hebbende, ten tijde
van desselfs inwoning heeft gefamiliariseert, dat zij haar niet heeft ontsien aen deselve te
passeren de schriftelijke trouwbeloften ten desen annex, en nadat Mr Jan de Bas de ge-
melde Hendrik Schultz uyt zijn dienst hadde ontslagen, met deselve te houden eerstelijk ten
huyse van anderen binnen dese stadt een onordentelijke conversatie
[vleselijke conver-
satie] , vervolgens met denselven te treden in ene briefwisseling na zijn vertrek uyt dese
stadt, uytwijzens de originele brieven ten dezen annex, en welkers inhoud haar onorden-
83
-ocr page 84-
telijk gedrag, met deselve op de allerimprudentste wijze in deselve uytgedrukt, zodanig ma-
nifesteert, dat de eerbied voor dezen rechter niet soude toelaten deselve uytdrukkingen of
enige van dien in dese te insereren.
Het request gaat verder met de vermelding dat, door de goedheid van Jan de
Bas, zijn vrouw van alles meester was, grote sommen geld aan gemelde Schultz
had uitgegeven en dat de echtgenoot, die zijn vrouw op het allertederste heeft be-
mind, alles bedekt had willen houden, maar nu ze begon met bedreigingen tegen zijn leven
— de notariële verklaring werd als bewijs daarvan overgelegd - en ook buiten medeweten
van haar man alleen voor opschik in korte tijd fl 0.000,-
[! ] had uitgegeven, hij de hulp
van Schepenen inriep.
De Schepenen gaven hun fiat aan de opname in het Beterhuis en bepaalden -
na verhoor van Mevrouw De Bas, de termijn van opname op vier jaar.
Bicker Raye vertelt hoe de overbrenging geschiedde:... is mevrouw Suermont van
Vlooswijk, huysvrouwe van de heer Mr Jan de Bas, tweede secretaris van de weeskamer en
commissaris van 't comptoir der nagtwerkers, uyt haar huys met een mooy praatje door de
onderschout Burgers gelokt, die verkleet was, in een koets geset en naar het verbeeterhuys
getransporteert om haar kwaal gedrag so van ongehoorde verkwisting, dronk en mishan-
deling etc. etc. aan haar man begaan.
Jan de Bas, net als zijn vader een goedig man, kon het echter niet over zijn hart
verkrijgen om zijn echtgenote vier jaar in het beterhuis te laten zitten. Reeds na
vier maanden verzocht hij het gerecht toestemming om de notaris een akte van
conventie te mogen laten opmaken, waarin de Schepenen bewilligden. Zijn
vrouw had niet afgelaten van op allerley wijse haar berouw en leedivesen over haar vorige
gedrag ten sterkste te betuygen.
Hij wilde tot een verzoening komen. Er werd een
schikking getroffen, waarbij alle schulden van zijn vrouw werden afbetaald maar
nieuwe schulden zou zij zelf moeten betalen. De kinderen, dochter Sara en zoon
Theodorus, zouden door hun vader worden opgevoed, conform hun geboorte.
Voor mevrouw zou een woning worden gezocht, hetgeen tenslotte Buitenrust
aan het Gein werd. Zonder toestemming van Jan de Bas zou ze niet op Bassen-
hoff
mogen komen.
Volgens belofte vroeg hij voor haar ontslag uit het confinement. De confirma-
tie van de Hoge Raad kwam op 3 october 1766 en niet lang daarna blijkt zij op
Bassenhoff weer de scepter te zwaaien.
Met Jan de Bas was het inmiddels droevig gesteld en in 1769 geeft hij alles uit
handen. Niet alleen geeft hij als hoofdingeland van de Oostzijder polder vol-
macht aan mr Jan Willem Valckenier om in alle vergaderingen voor hem op te
treden^"*, maar hij geeft ook procuratie aan zijn huisvrouw in alle financiëele
handelingen, tot zelfs het innen van zijn tractementen in Amsterdam!'■''
Na zijn overlijden op 31 october 1770 schreef Bicker Raye ... is de WelEdlGestr.
Heer Mr Jan de Bas, tweede secretaris op de weeskamer en commissaris van de nagtwerkers,
84
-ocr page 85-
in de ouderdom van 52 op desselfs buitenplaats tot Baambrug, genaampt Bassenhoff, seer
ellendig overleeden, hebbende sig uyt dispensatie, omdat hij so slegt met sijnfinantie stondt,
en dagelijks van sijn crediteuren om geit lastig gevallen wier, van tijd tot tijd doodgesoop-
en, 's morgens in fijne liceur en 's middags en 's nags in de roode wijn, waardoor hij sigso
lang smoor dronken hiuw, tot hij so ongelukkig is gestorven en te Abkou maar stil in de kerk
is bijgeset. Hij was getrout met de outstejuffrou van Vlooswijk, waarbij hij een soon en een
dogter nalaat en luelke vrouw in alle deele nog slegter, als haar man was, is.
Het valt niet te verwonderen dat de weduwe De Bas zo snel mogelijk zowel de
buitenplaats als de tegenover gelegen boerderij, die al in 1700 eigendom was
van de toenmalige erven van Lodewijk de Bas (1634-1700), in veiling bracht,
maar de gezamenlijke opbrengst woog niet op tegen de scheepenkennisse ofpleg-
te
(hypotheek) van ƒ12.000,-die Jan de Bas en zijn echtgenote met Bassenhoff
als onderpand in 1767 hadden afgesloten.™
De familiegeschiedenis, gemarkeerd door schulden en geldgebrek, zette zich
buiten Amsterdam en Baambrugge voort. De reeds gememoreerde archivaris
van het Gemeente Archief in Amsterdam, Mejuffrouw Van Eeghen, ontving
destijds enkele door de weduwe De Bas-De Surmont van Vlooswijk na haar
vertrek uit Baambrugge geschreven brieven, waarin zij meldde hemd noch
verdere verschoning meer te bezitten. Deze mededeling prikkelde de nieuws-
gierigheid van Mejuffrouw van Eeghen tot het nagaan van deze familie ge-
beurtenissen, waaraan in het bovenstaande het een en ander is ontleend,
aangevuld met hetgeen daaraan nog uit Abcouse bronnen kon worden toe-
gevoegd.
De economische neergang aan het einde van de 18de eeuw
brengt een ander type buitenplaatsbezitter
Bassenhoff werd bij de veiling van 2 Maart 1771 gekocht door Lambert van
Schaayk doch genaast ten behoeve van Jean Benjamin du Peyrou, telg uit een
geslacht dat in de 17de eeuw zowel in Neuchatel (Zwitserland) als in Bergerac
(Perigord, Frankrijk) gevestigd was, beide rijk met nageslacht gezegend, het-
geen vroegere geschiedvorsers niet geheel hebben kunnen ontwarren.^^ Wat
hiervan zij, Jean du Peyrou (1647-1718), die in Bergerac was geboren en ge-
trouwd, vestigde zich in Amsterdam. Zijn nog in Bergerac geboren zoon Pierre
heeft zich vanuit Amsterdam op een plantage in Suriname gevestigd. Hij was
getrouwd met de nog uit Bergerac afkomstige Anna Planteau, uit welk huwelijk
in Paramaribo onder meer de zonen Jean en Jacques werden geboren. Zoon
Jean (l700-'67), trouwde met de uit Paramaribo afkomstige Maria Coudere, uit
welk huwelijk onder meer Jean Benjamin (l727-'86) in Suriname werd gebo-
ren. Met een deel van het fortuin, dat zijn voorgeslacht op de plantages had ver-
85
-ocr page 86-
Afb. 8. Landgenoegen presenteert zich aan de Angstel (ca 1785).
worven, heeft Jean Benjamin zich weer in Amsterdam gevestigd. Hij werd daar
commissaris-generaal van de havens en de kaden, alsmede ook oppercommis-
saris van de Walen in Amsterdam'**, terwijl hij in 1785 nog steeds de plantage
Guadaloupe in Suriname tot zijn bezit mocht rekenen.
Wij zagen hierboven reeds dat Jean Benjamin du Peyrou zich in 1774 eigenaar
mocht noemen van Bassenhoff en de beide onderdelen van Patiëntie. Aan dit
geheel voegde hij in 1779/1780 nog Meebaal toe, dat hij kocht uit de boedel
van de weduwe van Aert Dirk Schouten en incorporeerde in Bassenhoff, in-
middels Rusthoff genoemd.^®
Aan de overzijde van de Angstel, tegenover de thans besproken buitenplaatsen,
heeft de tijd evenmin stilgestaan. Bij de veiling van de bezittingen van wijlen mr
Jan de Bas in 1771 was ook de tegenover gelegen boerderij geveild en in het be-
zit gekomen van notaris Eilbracht, notaris te Abcoude, alsmede een 4 tal ma-
kelaars.*" De notaris en één van de makelaars deden al vrij snel hun aandeel in
deze aankoop over aan de andere drie, die op het vóór aan de weg gelegen deel
een nieuwe buitenplaats stichtten, genaamd Landgenoegen.^' Afb. 8 brengt in
beeld hoe dit buiten zich aan de overzijde van de weg, aan de waterkant voor-
deed met een overdekte ruimte voor wachtende passagiers.
86
-ocr page 87-
Het valt op dat in een onzekere tijd waarin verscheidene buitenplaatsen in
moeilijkheden geraakten er toch nog voldoende vertrouwen was om tot stich-
ting van een nieuwe buitenplaats over te gaan. Wel was Landgenoegen als bui-
tenplaats juist vóór het uitbreken van de vierde Engelse oorlog op 31 december
1779, gereed gekomen terwijl het deze oorlog was, durend tot 1784, die de ta-
nende economie in de Nederlanden een meer definitieve klap toebracht.
In de loop van enkele jaren tussen 1772 en '78 hebben twee van de drie overge-
bleven makelaars hun aandeel in de buitenplaats aan de laatste - Pieter Broers -
verkocht.**- Deze overleed in 1798 en bleek zijn bezit rond deze buitenplaats in die
jaren flink te hebben vergroot.^^ Er behoorde nu ook de tussen de boerderij en de
Baambrugse Zuwe gelegen kavel toe, 9 Vs morgen groot, alsmede aansluitend 12
morgen in het gerecht Vinkeveen. Pieter heeft het geheel bij zijn overlijden in
1798 aan zijn weduwe nagelaten, waarna het tot 1807 haar eigendom bleef.**
Jean Benjamin du Peyrou, die de drie buitenplaatsen Bassenhoff - nu Rusthoff-,
Meebaal
en Patiëntie verenigde, is in 1786 overleden, en de executeurs van zijn
nalatenschap houden dit bezit niet bij elkaar. Zij verkopen Rusthoff, waarin Mee-
baal
is geïncorporeerd, reeds in datzelfde jaar aan Mr.David Cornelis van den
Bergh en diens echtgenote, Johanna MariaThuret voor ƒ29.000,-.*'' In 1791 ver-
kopen deze nieuwe eigenaren dit bezit voor ƒ25.000,- aan Abraham van Ketwich,
evenals Jean Benjamin du Peyrou op zoek naar belegging van door hem verwor-
ven gelden.*'' In 1786 werd, tegelijk met Rusthoff, Patiëntie alsmede de 11 mor-
gen, die er destijds toe behoorden, in opdracht van genoemde executeurs ter vei-
ling gebracht en gekocht door Arie Sol, meesterbroodbakker te Baambrugge
voor de som van i6.200,-.*' De broodbakker, die zich ook wel op de onroerend-
goed markt bewoog, verkocht de buitenplaats in 1791 eveneens aan Abraham
van Ketwich.** De erven van Arie Sol deden datzelfde twee jaar later met de 11
morgen, zodat de 3 buitenplaatsen zich wederom in één hand bevonden.*^
De nieuwe eigenaar sinds 1791, Abraham van Ketwich (1743-1809), stamde uit
een geslacht dat terugvoert op Henrick van Ketwich, geboren te Bocholtz
(Zuid Limburg), die zijn bruid in 1632 vond in Bredevoort (Achterhoek) en
daar ook is blijven wonen. Een zoon werd chirurgijn te Raalte, waarvan ver-
scheidene zonen en kleinzonen zich in Amsterdam vestigden.®" Hieruit werd
onder andere in 1743 Abraham van Ketwich geboren, voor de eerste maal ge-
trouwd met Susanna Maria Ruswurm (1768) en enkele jaren na het overlijden
van zijn eerste vrouw in 1804 hertrouwd met Bartina Gerharda Bernard (1757-
1822). Het enige kind uit het eerste huwelijk van Abraham is als jonge knaap
overleden.'"
De vader van Abraham, Izaak van Ketwich (1710-1789), had zich vanuit Raalte
81
-ocr page 88-
Vm etwuwn» Doltatt» LOUISIANA SIX PER CMNT. STOCK.
Hui ii<« i. fcfa-ifc. VNITED STATES Oï AMERICA, .™          ..........
i/fy-zi
m 0.' etoo SljwaretiO ©oïfaw, \,c*^ »<«««« m six per centom per akkom, ft«m «)w 0^,:^:^ .„«_-.--------
•^, /r- „__„             ..........                iiMluii'^, pjjTïWc te S^UlQfin, lknMionviIt]rt üix. w) i!w 6ift ^;i oï J«l* and J»»»;, »"4 «
tU n» «( Kouf .%lj|iai-i aaJ Sii IVmï, lktlli%, for «ch \hXM, bting SawJt eW«tJ tty ïifim of »it 3«, cntilleil " An m« Jinboriang dic a««io« of i S(«ï u> ihe
ïmaunt of (kveo la^iom iwn IiwkjkvI a«d öftj iltooHOil doUn», fof ii« pttf9%t of nnfln$ iiKo efliti tïit tonientioa of iii« jaih öf April, iSoj, Mw«ii <h« üoiitJ
Si^a at Amnivt wol ilw I'k(w!> Rcpo^Ik, oiM onUn^ )ao*i*'wn foi ük [i*|nKoi of dw «iwe," piitcd iW Kofli ilif of Kavisnb^r, iSaj i tbe Pritxii»! oF wbkh it piy»Vle
M the CrtaïUEg of tOC UftitCÖ S&ÏOtCS b; AfiaiMl InHsiitwoM of no( le«* Ü»n Oiw Foarth Pw <»eh, tf« fw« ef vüA wiB Eomnwoee fJicen rewt »fw» ii«
i3r.firK Air of ftóober, iSoj j whieli ikiti it ittMied 'miUi c&tt, ami ï# motfcnUt »«tx bf *!>fiunAC« in ixttoo. or bf allomcj, n ÖK ptojw e%<(, »«t»Jiiig «o
tilt rtiict M^ forfti, inniiui J fvr tlu; {Hiipou:
«...-»...«...«„
.,4>...«.».0 , «..
,.».4},*.0,. o.*.©.^»^-*.
Afb. 9. Louisiana Purchase obligatie.
in Amsterdam gevestigd en had aldaar in 1740 het poorterschap verworven.
Zoon Abraham ontwikkelde zich tot een ook thans nog op internet {zoekmachi-
ne Google)
veelvuldig gememoreerd bankier Die bekendheid is te danken aan
het feit dat hij een der eerste beleggingsfondsen ter wereld oprichtte in 1774,
'Eendragt maakt magt' geheten. Later, in 1800, richtte hij met zijn neven Dirk
Jan Voombergh en Gerrit van Ketwich het handels- en bankiers-huis Van Ket-
wich & Voombergh op. (Zijn grootvader Abraham was getrouwd met Hendrik-
je Voombergh). Dirkjan Voombergh, evenals Abraham van Ketwich bankier te
Amsterdam, kocht in 1806 de buitenplaats Slotzicht bij Vreeland en liet daar in
1808 de riante voorbouw optrekken die nu het aanzicht van het huis bepaalt.''^
Juist dezer dagen wordt in de V.S. herdacht dat op 20/21 December 1803 de
aankoop en overdracht van het Louisiana Territorium plaats vond, een gebied
dat ongeveer 1/3 van het grondgebied van de huidige V.S. uitmaakt. Het reikt
van de havenstad New Orleans aan de Golf van Mexico tot aan de Canadese
grens en werd namens Frankrijk door Napoleon Bonaparte, die in geldnood
zat voor zijn in Europa te voeren oorlogen, voor 15 miljoen Amerikaanse dol-
lars overgedragen aan de Amerikaanse President Jefferson.
Deze transactie werd geregeld door banken in Amsterdam en Londen. De hier-
bij afgebeelde Louisiana Purchase obligatie met een coupure van $ 2000,-, ren-
tende 6%, draagt in handschrift de namen Staphorst, Ketwich en Voombergh
alsmede Willem Borski te Amsterdam. (Afb. 9)
88
-ocr page 89-
Het laat zich aanzien dat Abraham van Ketwich aan het einde van de 18de eeuw
spreiding van belegging zocht voor de door hem in de handel en het bankbe-
drijf'verworven gelden en om die reden de drie buitenplaatsen, Patiëntie, Bas-
senhoff
en Meebaal, waarop wij het oog gericht hebben, kort na elkaar heeft
gekocht.
Een gelijk gestemde heerwas Anthonie Bassi, waaromtrent wij in het jaarboek-
je van 2001 berichtten dat hij zowel Poelesteyn als de landerijen van de voor-
malige buitenplaats Zorgvrij in het jaar 1804 kocht.^'* Deze heer Bassi bezat in
dezelfde jaren reeds enkele landerijen aan de westzijde van de Angstel, die hij
in 1808 completeerde met de aankoop van Landgenoegen^'*, waarvan hij het
nieuw gestichte herenhuis met de tuinmanswoning, het koetshuis en verdere
getimmerten met 2 morgen land doorverkocht voor ƒ5.000,- aan Abraham van
Ketwich.
Niet lang daarna op 4 Juli 1809 overlijdt Abraham op Rusthoff, waar hij met
zijn tweede echtgenote was gaan wonen.■'■'
Zijn weduwe verkocht eenjaar later aan een sloper de opstallen van de buiten-
plaats Landgenoegen, tot welkers amotie speciaal authorisatie is verleend door de Mi-
nister van Finanlien van het Koninkrijk Holland!^^^
Helaas is de datum van deze aut-
horisatie in de akte van verkoop niet ingevuld. Het is echter het eerste bewijs
dat de overheid zich met de afbraak van de buitenplaatsen [die tot verminder-
de belastingopbrengsten leidden] ging bemoeien. In de archieven van het Ko-
ninkrijk Holland is daaromtrent echter nog niets teruggevonden.
De weduwe Van Ketwich hertrouwde in 1811 met Johannes van Westenhout,
weduwnaar van Adriana Maria Trouillé, en bracht de overige eigendommen
van haar overleden echtgenoot bij dat huwelijk in.^^ Johannes van Westenhout
wordt omschreven als 'Collonel van de Armee', later 'Collonel der Genie' en
lid van het 'Instituut van Schoone Kunsten en Wetenschappen'.
Dit echtpaar woonde in Amsterdam, doch verbleef regelmatig op Rusthoff.
Vele van de hiervóór gemelde eigendomswisselingen in de 18de eeuw zijn aan
Paddenburg voorbij gegaan, dat eerst in 1805 van eigenaar zou wisselen. Con-
form de laatste testamentaire beschikking van Simon Barchman Wuytiers ver-
erfde deze buitenplaats in 1727 aan zijn neef Herman Rijcksz^**, zoon van zijn
zuster Saliger, Margarita Barchman Wuytiers, en van Mr Jan Carel Rijcksz, ad-
vocaat bij het Hof van Holland, die een petekind was van de op het schilderij
van Rembrandt geportretteerde Jan Rijksen (Afb. 7). Het echtpaar Rijcksz-
Barchman Wuytiers woonde in Amsterdam.
Leden van het geslacht Barchman Wuytiers spelen in Amsterdam nog wel hun
regentenrol, en zij bezitten dan nog wel enige weilanden in de omgeving van
Loenersloot maar in relatie met Paddenburg komen wij hen niet meer tegen.
89
-ocr page 90-
Afb. 10. Baron Jcaii Pliilip[)€ de Poli-
chy (cal7!30).
Herman Rijcksz, die in 1701 getrouwd was met Isabella Margarita Heerman,
kocht deze buitenplaats uit de boedel van zijn oom. Hij overleed in 1736, twee
kinderen nalatende: Jan Carel, ook weljohan Carel genoemd, en Isabella Mar-
garetha.'-'^ De buitenplaats behoorde tot het beperkte gedeelte van de zeer uit-
gebreide nalatenschap van Herman, dat onverdeeld bleef, hetgeen tot 1805
zou voortduren. In de boedelscheiding van Februari 1738 wordt vermeld dat
dit huis staat bewoond te worden door Jan Carel Rijcksz. tegen 1 Mey aanstaande, waar-
mede de zomerbewoning zal zijn bedoeld.'""
Isabella Margaretha, de dochter van Herman, trouwde met Jean Philippe de
Pelichy (Afb. 10), geboren in l7l6opDeCoppeI (Koppelrust). Zijn ouders zijn
beschreven in het Jaarboekjevsltci 2002, o.m. de afbeeldingen 15 en 16 op pagina
104.
Jean Philippe studeerde de beide rechten aan het Jezuïeten College te Douai,
en keerde voor de voltooiing van deze studies naar Utrecht terug. Hij werd al-
daar doctor in de beide rechten in 1735."" Hij trouwde met Isabella Margaret-
ha Rijcksz in 1736 en verkreeg als oudste zoon van zijn vader, Theodore de Pe-
90
-ocr page 91-
Afb. 11. Geertmyd de Pelichy (ca 1770).
lichy, niet alleen de titel van baron, maar was door vererving van zijn vader te-
vens Heer van Turksweert, waarover wij in heX. Jaarboekje 2002 reeds berichtten.
Het gezin van Jean Philippe de Pelichy en Isabella Rijcksz woonde in Utrecht;
kreeg eerst drie kinderen die de wieg niet ontgroeiden en daarna één zoon,
Theodore en drie dochters, waarvan enkele op hun buitenplaats Güdestein
even buiten de V/itte Vrouwenpoort te Utrecht werden geboren.
Nadat moeder Isabella in 1747 was overleden heeft Jean Philippe zich met de
vier overgebleven kinderen in Brugge gevestigd, van welke stad hij later burge-
meester werd.'"•^
Twee dochters zijn in Vlaanderen als jong meisje overleden In de archieven van
het gerecht Abcoude-Baambrugge komen daaromtrent taxaties van Padden-
burg
voor onder andere 'A in de helft van Paddenburg, nagelaten door de-
mentia Margarita Maria Cecilia de Pelichy (1752).^°^
91
-ocr page 92-
Jean Philippe hertrouwde in 1761 met een hofdame van keizerin Marie-Thérè-
se van Oostenrijk, Barbe Jeanne Francoise Barret, waarbij hij nog enkele kin-
deren kreeg en tenslotte in 1792 te Brugge overleed.'"^
Van de twee overgebleven kinderen uit zijn eerste huwelijk ontwikkelde Geert-
ruyd (1743-1825) zich tot een alom gewaardeerd portretschilderes. Haar studie
voltooide zij in Parijs en zij werd lid van de Academie des Beaux Arts te Brug-
ge.' o-'(Afb. 11)
De enige zoon, Theodore, werd de derde baron de Pelichy. Zowel Theodore als
Geertruyd vinden wij terug in de akte van verkoop van Paddenburg in 1805.""'
Gebruik van deze buitenplaats hebben zij niet gemaakt; daarvoor was Turks-
weert
hen blijkbaar te geliefd, terwijl zij de bezitting in Baambrugge overlieten
aan de andere gerechtigde in de boedel van Herman Rijcksz, mn Jan Carel Rij-
cksz, (l7l2-'77), drossaard van Montfort, in Limburg ten zuiden van Roer-
mond gelegen.
Mr. Jan Carel Rijcksz, in 1736 getrouwd met Margarita Maria van Baerle, heeft
met deze echtgenote een groot gezin gehad, waaromtrent weinig in de Am-
sterdamse en Utrechtse archivalia was terug te vinden. Jan Carel werd namelijk
reeds enkele jaren na de hierboven genoemde boedelscheiding van zijn over-
leden vader, als drossaard van Montfort geïnstalleerd.'"'^
De in de Duitse taal gestelde instrucüe voor de drossaard van de heerlijkheid
Montfort, Joan Carel Rijcksz, dateert van 26 Maart 1743 en was getekend 'Fri-
derich'."*** Uitzijn ambtseed: .. .zal hij Drossaard aan Zijne Doorluchtige Edde Hoog-
heid den Heere Prince van Orange, enz. enz. enz. als Heere van den Ampte en Heerlijk-
heid Montfort goed en getrouw weezen, desselfs Regt, Hoogheid ende Heerlijkheid wel en
getrouwelijk bewaaren en verdedigen.
.. '"^
Tot de emolumenten van deze functie behoorden de woningen van het kasteel
Montfort, en in deze plaats zijn ook de laatste drie kinderen uit zijn huwelijk ge-
doopt.^'" Voorts verkreeg hij het genot van de tuinen, boomaarden en visserij
van het kasteel mitsgaders het gebruik van een vrij groot aantal landerijen als-
mede dejagt van het cleyn engroff wilt.^^^ (Afb. 12)
Mr Jan Carel Rijcksz overleed op het kasteel Montfort. na een ziekbed van en-
kele maanden, op 22 October 1777, oud 64jaren, 11 maanden en 17 dagen.^'^
Het lijkt niet waarschijnlijk dat hij na zijn installatie tot drossaard, Paddenburg
nog zal hebben gefrequenteerd, hoewel van een verhuring in de Abcouse ar-
chieven niets is vastgelegd. In de boedelinventaris van de op 3 Januari 1784^'''
overleden pachter Klaas Boom wordt wel de verschuldigde pacht vermeld ten
behoeve van mr Jan Carel Rijcksz terwijl wij uit de verkoopakte van 1805 kun-
nen opmaken dat van de nazaten van Jan Carel in datjaar nog 8 staken, via kin-
92
-ocr page 93-
Afb. 12. Kasteel Moiilibrl.
deren of kleinkinderen vertegenwoordigd waren, vrijwel allen in Roermond,
Maastricht, Venlo of omgeving gevestigd. Van enkele werd het huwelijk in
Montfort ingezegend.
De gezamenlijke erfgenamen Rijcksz en De Pelichy verkochten Paddenburg in
1805 aan mr Paulus Willem Bosch, zich later noemende Bosch van Draken-
steyn. De tot de buitenplaats tevens behorende 7 morgen, die aansluitend aan
de weilanden achter Paddenburg, in de Hoekerpolder in het gerecht Nigte-
vecht lagen, behoorden mede tot deze verkoop.
De gouden tijden dat een geslacht naast een huis in de stad ook een buiten-
plaats bezat om in de zomer met familie en vrienden de tijd buiten door te
brengen, zijn rond 1800 echter wel voorbij. We zien dat soms één van de bui-
tens nog een aantal jaren in handen komt van een familie, die er gebruik van
maakt om er zelf te wonen, maar het koopgedrag van Jean Benjamin du Peyrou
en Abraham van Ketwich maken ons duidelijk dat de tijden van weleer voorbij
zijn. Paddenburg heeft zich, naar het zich laat aanzien, evenals enkele andere,
nog enige tijd aan de grondhandel kunnen onttrekken, maar dan niet als twee-
de doch als eerste woning.'^* Zowel de heer Bosch van Drakesteyn als zijn op-
m
-ocr page 94-
Afb. 13. De bengel van Paddenburg
(foto W.W. Timmer).
volgers, respectievelijk Charlemagne Joseph Bruna en mr Jacobus Johannes
Christoffel de la Sablonière hebben een aantal jaren in het herenhuis gewoond
en verhuurden boerderij en landerijen.''^ Vooral de heer Bruna, die Padden-
burg
van 1817 tot 1821 in bezit had, investeerde in die jaren veel in onderhoud
en verbetering van de diverse opstallen, hetgeen kon worden geconstateerd bij
raadpleging van het grootboek van de toen in Baambrugge gevestigde metse-
laarsbaas Dirk de Groot (1753-1825).''® Aan alle gebouwen werd een flink be-
drag verwerkt, zo ook aan de paardestal, daar de bengel staat. De bengel was de
klok waarmee de schafttijd voor het tuinpersoneel werd aangekondigd. Tevens
werd in rekening gebracht twee jaar koffie/thee gedronken als ik bij Ued. werkte: f2.-.
8
De bengel is thans nog aanwezig in de in 1909 nieuw gebouwde boerderij
Paddenburg en draagt het randschrift SoHDeo Gloria 1734. (Afb. 13) Het valt te
betreuren dat niet achterhaald kon worden wie deze bengel in 1754 heeft aan-
gebracht.
94
-ocr page 95-
Wanneer de heer Bruna in 1820, overigens tevergeefs, de buitenplaats ter vei-
ling brengt luidt de omschrijving van het herenhuis: Paddenburg met desselfs
hecht en sterk en uitmuntend nieuw opgebouwde dubbele heerenhuizinge, afzonderlijk
staand koetshuis, stalling en tuinmanswoning, koepel en verdere getimmerten, menage-
rieën, boomgaarden, tuinen, hroeierijen, bosschen, lanen en vijvers, groot 4 morgen.
Ten
zuiden daarvan lag de boerenhofstede met 33 morgen, gedeeltelijk liggend,
aanpalend, onder Vreeland."^
In 1821 verkocht hij dit geheel aan de heer De la Sablonière, die in 1823 trouw-
de, waarna zijn echtgenote in 1824 op Paddenburg het leven schonk aan een
dochter."^
In 1827 heeft hij de buitenplaats ter veiling gebracht, maar omdat de opbrengst
tegenviel, doen ophouden, waarna hij in 1828 wel een koper vond in Jan Chris-
toffel Rente Linsen, koopman te Amsterdam, die vermoedelijk ook belegging
voor zijn gelden zocht.''^
Deze heeft het complex vrij lang in bezit gehad maar het is daarmede, ondanks
alle tien jaar tevoren gedane investeringen aan het herenhuis, wel dezelfde weg
gegaan, die hierboven werd beschreven voor de drie ten noorden daarvan ge-
legen buitens. In hetzelfde jaar 1828 namelijk verhuurde de heer Rente Linsen
de landerijen aan Jan Miltenburg, doch in het huurcontract wordt dan reeds
melding gemaakt van de inmiddels gesloopte opstallen van het herenhuis van
Paddenburg!'2"
Over de eerder behandelde drie buitens valt nog te vermelden dat deze, nadat
zij in 1793 alle drie weer in één hand waren gekomen de een na de ander aan
de slopershamer ten offer vielen. Het eerst was dit het lot van Patiëntie in 1815,
in welkjaar de toenmalige eigenaar, Jacobusjohannes van Westenhout namens
zijn echtgenote de afbraakmaterialen verkocht.'^'
Het herenhuis van Rusthoff is in stand gebleven ook nadatJ.J. van Westenhout
was overleden; eerst de erven van zijn weduwe verkochten het huis in 1824 ten
behoeve van de sloop, waarbij zij aangetekend dat de opstallen van Meebaal in-
middels ook reeds waren geamoveerd.^^^ Bij deze drie buitens heeft sinds de
verbouwing van Meebaal, ca 1668, geen boerderij meer behoord, van waaruit
de gronden konden worden onderhouden en beweid. Willem van Wees, een
telg van een veehoudersgeslacht dat aan het einde van de 18de eeuw in Abcou-
de en Baambrugge vaste voet kreeg, en die de oude boerderij van de familie
Buys in 1818 met 13 morgen land had gekocht^^^, maakte gebruik van de mo-
gelijkheid zijn landerijen te vergroten en kocht in 1824 alle land, dat aan de 3
buitenplaatsen heeft behoord, teneinde dit areaal toe te voegen aan de lande-
rijen van de oude boerderij van de familie Buys, waaraan hij nu de naam Rust-
hoff
verbond.
95
-ocr page 96-
De hoek van het terrein die aan de landerijen van Paddenburg grensde verkocht
Willem van Wees in 1829 aan de gemeente ten behoeve van de aanleg van een
begraafplaats''^^, welke rustplaats ook thans nog wordt gebruikt, zij het in 1891
vergroot eveneens ten koste van de landerijen van v.m. Rusthoff/Meebaal.
Aan de overzijde van de Angstel hebben de erfgenamen van de weduwe Wes-
tenhout dan nog de 2 morgen ondergrond van Landgenoegen - gesloopt in-
gevolge de authorisatie van de Ministervan Finantien uit 1810-in handen, het-
geen zij in 1824 verkopen aan Theodorus Pijzelman, die in datzelfde jaar ook
de boerderij met de landerijen van Landgenoegen opkocht.'^''
In het Jaarboekje van 2001 vermeldden wij reeds dat Theodorus Pijzelman zich
als rentenier op de buitenplaats Slootwijk had gevestigd, en dat hij eveneens in
hetjaar 1824 de gronden van Poelesteyn had gekocht. De heer Pijzelman heeft
aldus in dat jaar in Baambrugge op meerdere plaatsen belegging voor zijn gel-
den gevonden.
Op deze wijze hebben, met uitzondering van het gedeelte dat tot begraafplaats
is ingericht, alle gronden, waar enkele generaties hun zomers vertier vonden,
na sloping van de herenhuizen, weer een agrarisch gebruik gekregen, waarme-
de dit onderzoek, als gebruikelijk, tot een einde kwam.
Voor het niet-aflatend support van de heer W.W. Timmer bij dit onderzoek ben
ik hem bijzonder erkentelijk.
Ir D.L.H. Slebos                                                                            Abcoude 2004
Bijlage
Overzicht van de eigenaren van de hiervóór beschreven buitenplaatsen
Patiëntie
Bouwheer                                                                  Jan van Berkum 17.50-'65
Pieter Apostool 1670-'80                        '                 vererving
vererving                                                                   Maria Dull, wed. Jan van Berkum 1765-'68
Niesje Willinck, wed. Pieter Apostool 1680-'97         verkoop bij splitsing:
vererving                                                                   Huis:
PieterApostoolPieterszl697-                                  GerritBante 1768-'73
vererving                                                                   Landerijen:
Maria Apostool echtgen. v. Harmen Govertsz          Jan Carel van der Upwich 1768-'72
-1744                                                                   verkoop Landerijen:
verkoop                                                                     Jan Benjamin du Peyrou 1772-'86
Mej.Rikotier, wed. Hendrik Witzen 1744-'50            verkoop Huis:
verkoop na naasting                                                   Jan Benjamin du Peyrou 1773-'86
96
-ocr page 97-
verkoop:
ArieSoll786-'91
verkoop Huis:
Abraham van Ketwich 1791-1809
verkoop Landerijen:
Abraham van Ketwich 1793-1809
vererving
Gerarda Bartina Bernard wed. Abraham van
Ketwich in 2e echt. Jacobusjohannes van
Westenhout I809-'24
!l824
vererving
Catharina Maria Blaeu 1680-1700
verkoop
Cornelis van der Sluys 1700-'01
verkoop
GerardCloribusl701-'02
?
Geertruyd van Geleyn, wed. Harman ten Kate
-1716
Sara Paris, wed. Laurens Facet 1716-
?
Bartholomeus Bazuyn vóór 1722-'36
vei'koop
Aert Dirksz Schouten 1736-'68
vererving
Johanna Geertruy Meyssenheiin wed. Aert
Dirksz Schouten 1768-'80
vakoop
Jean Benjamin du Peyrou 1780-'86
In Rusthoff getrokken
Paddenburg
eigendom
Cornelis Barchman Wuytiers 1661-'81
Bouwheer
Cornelis Barchman Wuytiers 1664
vererving
Simon Cornelisz Barchman Wuytiers 1681-1727
vererving
Herman Rijcksz 1727-'36
vererving
Jan CarelRijckssz 1736-
vererving
Erven Jan Carel Rijcksz-1805
verkoop
Paulus Willem Bosch van Drakensteyn 1805-1816
verkoop
Joan August Classen 1816-'17
Bassenhoff
Bouwheer
Lodewijkde Bas (1634-1700) ca 1665-1700
vererving
Lodewijk de Bas (1691-17.56) 1700-'56
verkoop
Jan de Bas 17,56-70
vererving
MariaJacoba de Surmont, vrouwe van Vloos-
wijk, Wed. Jan de Bas 1770-'71
verkoop
Bassenhoff wordt Rusthoff
Jan Benjamin du Peyrou 1771-'86
verkoop na vererving
Mr David Cornelis van den Bergh 1786-'91
verkoop
Abraham van Ketwich 1791-1809
vererving
Gerarda Bartina Bernard wed. Abraham van
Ketwich, in 2e echtjacobusJohannes van
Westenhout 1809-'23
vererving
Erven Jacobusjohannes van Westenhout 1823-'24
(1824
Meebaal
Eigendom
Familie van Sanen 1637-
vererving
Maria van Sanen -1680
Bouwheer
Willem Pieterszn Blaeu echtgen. van Maria van
Sanen ca 1670
Charlemagnejoseph Bruna 1817-'21
verkoop
Jacobusjohannes Christoffel de la Sablonière
1821-'28
verkoop
Jan Willem Rente Linsen 1828-
Afgebroken 1828
97
-ocr page 98-
Landgenoegen
Eigendom
Lodewijk de Bas (1634-1700) vóór 1700
vererving
Lodewijk de Bas (1691-1756) 1700-'56
verkoop
Jan de Bas 1756-70
vererving
Maria Jacoba de Surmonl, vrouwe van Vloos-
wijk, wed.Jan de Bas 1770-71
Bouwheer
Pieter Broers 1779
Pieter Broers 1779-'98
vererving
Cornelia van Nulck, wed. Pieter Broers 1798-
1808
verkoop
Anthonie Bassi 1808
Abraham van Ketwich 1808-'09
vererving
Gerarda Bartina Bernard, Wed. Abraham van
Ketwich 1809-'24
Afgebroken 1810
Pieter Broers e.a. 1771-79
Verkoop
Literatuur
Bicker Raye, Jacob, Notitie van het merckwaardigste meyn bekent 1732-1772.
Breugel Douglas, C. van. La Familie Du Peyrou. zj.
Dillen, G.J. van. Bedrijfsleven en GiUewezen in Amsterdam, deel II en III. Den Haag 1933.
Elias, J.E., De Vroedschap van Amsterdam. Haarlem 1903-1905.
Gijsbers, W., Kapitale ossen. Hilversum 1999.
Hemptinne, G. de, et Douxchamps, H. La Familie de Pelichy. Brussel 1999.
Kort,J.C., Repertorium op de lenen van Gaasbeek. Hilversum 2001.
Munnig Schmidt, E. en Lisman, A.J.A.M, PlaaLsen aan de Vecht en de Angstel. Alphen aan den Rijn, 4e
dr. 1997.
Rademaker A., Hollands Arcadia. AmsierAam 1730.
Zijlstra S., Geschiedenis van de dopersen in de Nederlanden 1531-1675. Hilversum 2000.
Afkortingen
RAU. Dorpsger.          Rijksarchief te Utrecht. Gerechtelijke archieven.
RAU. Not.                   Idem, notarieel archief.
RAU. D.T.B.               Idem, doop, trouw en begraafregisters.
RAL. Ger.                   Rijksarchief te Maastricht. Gerechtelijke archieven.
RAL. D.T.B.                Idem, doop, trouw en begraafregisters.
GAA. Not.                   Gem. archief Amsterdam, notarieel archief
GAA. D.T.B.                Idem, doop, trouw en begraafregisters.
GAA. Bibl.                  Idem, bibliotheek.
Gen. Bur. Bibl.            Centraal Bureau voor Genealogie, bibliotheek.
OAAB.                        Streekarchief Mijdrecht.
98
-ocr page 99-
Noten
Eeghen, I.H. van,Jb.Amstelod. 1967 en 1968.
GAA. Not. no 4183.
Eeghen, I.H. van, Mbl.Amstelod. Juni/Juli
1970.
Elias, J.E., De vroedschap van Amsterdam.
Zie no 38.
GAA. Not. no 6643.
Id.id.
Id.id.
Zie no 40.
RAU. Dorpsger. no 8.
Id.id.
Zieno43.
Id.id.
Zie no 40.
Zie no 47.
Id.id.
RAU. Dorpsger. no 10.
RAU. Dorpsger. no 33.
Zie no 47.
Zie no 43.                                      '
RAU. Dorpsger. no 12.
RAU. Dorpsger no 13.
GAA. Not. no 10494.
RAU. Dorpsger. no 11 en 20.
RAU. Dorpsger. no 11.
RAU. Dorpsger. no 12.
Id.id.
Slebos, Ir. D.L.H., Niftarlake.Jrh. 2000
Zieno21.
Zie no 63.
Id.id.
Id.id.
Zieno 13.
Zie no 62.
Zie no 16.
Eeghen, I.H. van, Centr. Bur. V. Geneal. Jrb.
1967.
RAU. Not. no 25.
Id.id.
RAU. Dorpsger. no 12.
Van Breugel Douglas, C, La familie du Peyrou.
Id.id.
RAU. Dorpsger. no 13.
1.   Repertoriimi op de lenen van Gaasbeek.            38
2.   GAA. Not. no 6643.                                             39,
3.   Id.id.                                                                   40
4.   RAU. Dorpsger. no 9.
5.   RAU. Dorp.sger. no 8.                                          41,
6.   OAAB. Doss. no 18, 19 en 20.                             42,
7.   GAA. Rechterlijk archief no 5061, doss no      43,
1813 e.v.
                                                              44
8.   Gijshers,^., Kapitale ossen.                                  45,
9.   RAU. Dorpsger. no 8 en 19.                                46,
10. RAU. Bibl. Nieuw Biografisch Woordenboek.            47,
11. Dillen, van, Bedrijfsleven en Gildeivezen van Am-     48,
sterdam.
                                                                49,
12. Zie no 7.                                                              50,
13. Grevenstuk.J.G.Th., MytorMe/rA. 1930.             51,
14. RAU. D.T.B.                                                        52.
15. Elias, J.E., De vroedschap van Amsterdam.               53,
16. Bicker Raye, J., Notitie van het merckwaardigste     54,
meyn bekent.
                                                          55,
17. Zie no 13.                                                            56.
I8.RAU. Dorpsger. no 9.
                                          57.
19. Zie no 10.                                                            58.
20. Zijlstra, S., Geschiedenis van de dopersen in de     59.
Nederlanden.
                                                        60.
21. Munnig Schmidt, E., Plaatsen aan de Vecht en      61.
de Angstel. ie dr. 1991
                                          62.
22. Zie no 20.                                                            63.
23. OAAB. Doss. no 16.                                            64.
24. Zie no 7.                                                              65.
25. RAU. Not. no 8.                                                  66.
26. RAU. Bibl. Kwartierstatenboek.                              67.
27. Roever, A. de, 'Het geslacht Barchman Wuy-      68.
tiers', Amsterdams jaarboekje 1890.
                        69.
28.JbAmstelod. Ï905,p.\00.                                     70.
29.Voets, B., Kracht in zwakheid. JZi. Amstelod.      71.
1959.                                                                   72.
30. RAU. Kerkelijk archief; RK parochie.                 73.
31. Id.id.
32. RAU. Not. no 3.                                                  74.
33. Id.id.                                                                   75.
34. Id.id.                                                                   76.
35. GAA. Not. no 7774.                                             77.
36.7&. Amstelod. 1906, p. 109. ' .
                  78.
37. RAU. Not. no 3.
                                                  79.
99
-ocr page 100-
80. RAU.Dorpsger.no 12.                                        103.
81. Zie no 79.                                                            104.
82. Id.id.                                                                   105.
83. RAU. Not. no 4.3.                                                 106.
84. RAU.Dorpsger.no 21.                                        107.
85. RAU.Dorpsger.no 14.                                        108.
86. RAU. Dorpsger. no 15.                                        109.
87. Id.id.                                                                   110.
88. RAU. Not. no 39.                                                 111.
89. RAU. Dorpsger. nol 6.                                        112.
90. Ned. Patriciaat. Genealogie Van Ketwich.             113.
91. Id.id.                                                                   114.
92. Zie no 21.                                                            115.
93. Slebos, Ir. D.L.H., Niflarlake.]rh. 2001.                 116.
94. RAU. Dorpsger. no 18.                                        117.
95. Zie no 90.                                                            118.
96. RAU. Dorpsgen no 33.                                        119.
97. RAU. Dorpsger. no 23 en no 26.                          120.
98. RAU. Not. no 3.                                                   121.
99. RAU. Not. no 20.                                                 122.
100.  RAU. Not. Dirk Oskamp, Utrecht.                    123.
101. Hemptinne & Douxchamps, La familie de 124.
Pelichy.
                                                               125.
102. Id.id.
RAU. Dorp.sger. no 11.
Zie no 101.
Id.id,
RAU. Dorpsger. no 21.
RAL. Doss. 16.0674. inv. no 1538.
RAL. Doss. 16.0674, inv. no 1537.
Id.id.
RAL. D.T.B,
RAI.. Doss. 16.0674, inv. no 1533.
RAL, Doss, 16.0674. inv. no 1536,
RAU. Dorpsger no 17.
RAU. Not. no 60,
RAU, Not. no 61.
Munnig Sclimidt, E., Niflarlake.]rh. 1988.
RAU. Not. no 61.
RAU. Not. no 66,
RAU. Not. no 74.
RAU. Not. no 75,
RAU. Not. no 56.
RAU. Not. no 69.
RAU, Not. no 62.
RAU. Not, no 77.
RAU. Not. no 69.
Rectificatie op Jaarboek 2000
In het artikel 'Popta en VreedeRijk geven hun geheimen prijs' werd vermeld
dat familie De Groot de boerderij Popta tot 1962 bezat. Dat moet zijn tot 1989
toen Joannes de Groot (1909-'93) de boederij verkocht. Dat was ook het einde
van het agrarisch gebruik daarvan. Op blz. 75 is de naam van mevrouw A.M.
Manovic-de Groot verkeerd gespeld. Het onderschrift bij de foto op die blad-
zijde dient te luiden: "Afb. 11. Borstbeeld opgegraven bij VredeRijk te Baam-
brugge. Het zandstenen beeld met panterkop en -klauw betreft waarschijnlijk
Bacchus, god van de wijn en daarmee vaak zinnebeeld voor de herfst. (Foto
W.W. Timmer)". D.L.H.S.
100
-ocr page 101-
Jaarverslag 2003
dr R. van Luttervelt Restauratie Stichting
De restauratie van het Vechthek van Doornburgh, waarvoor de stichting de ver-
antwoording heeft genomen uit naam van het daar gevestigde klooster, ver-
loopt goed. Smid Kees van der Horst aan de Bemuurde Weerd te Utrecht is
goed op gang met het omvangrijke werk.
Het blijkt dat veel eerdere reparaties aan het hek onoordeelkundig zijn ge-
schied. Zo is er veel gelast in plaats van geklonken en zijn veel rozetten slecht
gecopieerd. De beide torens op de pilaren waren totaal doorgeroest en zijn
nieuw gemaakt. Onderaan de beide draaihekken waren alle pieken tussen de
spijlen verdwenen. Gelukkig heeft RDMZ te Zeist een prachtige scherpe foto
van het hek uit de 2()er jaren waarop te zien is hoe verschillende details er toen
uitzagen. Bovendien is gebleken dat de draaihekken voor de oprijlaan van kas-
teel Linschoten onder Woerden sterk overeenkomen met die van het hek van
Doornburgh en dat beide op eenzelfde ontwerp moeten teruggaan. De vader
van Kees van der Horst heeft lang geleden dat hek onder handen gehad en
daai^van tekeningen bewaard. Zo kunnen de pieken weer aangebracht worden
op de correcte wijze evenals de rozetten.
Zeer verheugend is dat een groot aantal instellingen aan de restauratie bijdra-
gen. Locaal zijn dat de Rabobank Maarssen-dorp en de gemeente Maarssen. De
Provincie Utrecht schiet een deel van het Rijkssubsidie voor. Het VSB fonds,
het Prins Bernhard Cultuur fonds, het SNS Reaal fonds en het Elise Mathilde
fonds doen mee en hartverwarmend is een fors bedrag dat naar de stichting
vloeide en dat bijeengebracht is door de relaties van het restaurant Vink&:Veen
te Nieuwersluis bij de opening daarvan. Een aantal heren op retraite in het
klooster bracht een bedrag bijeen en het klooster zelf gaat het schilderen beta-
len. Bij bezoeken van groepen aan huis Nieuwerhoek te Loenen wordt een bij-
drage gevraagd ten behoeve van deze restauratie. Tenslotte draagt onze stich-
ting ca. €4500 bij. Zo is de financiering van de restauratie van bijna €60.000
rond gekregen.
De stichting gaat bijdragen aan de restauratie van het torenkruis van de kerk in
Vreeland. Ook is een startsubsidie toegezegd voor een restauratieplan van het
markante botenhuis bij Nijenrode, dat door een burger roeivereniging wordt
gebruikt.
101
-ocr page 102-
Een volgend project is het herstel van het kleine hek dat bij de mooie om-
muurde tuin van mevrouw Hobijn dus bij het koetshuis van Vreedenhoev ten
noorden van Maarssen aan de Straatweg staat. Het prachtige vroeg 18''"^^ eeuwse
hek behoeft dringend herstel wil het niet te gronde gaan. Het stond eertijds,
zoals de in het hek te vinden naam aangeeft, voor de buitenplaats Vegt en Steyn
ten zuiden van Maarssen aan het Zandpad en is op een onbekend moment ver-
huisd naar Vreedenhoev.
Het hek voor het overpark van het verdwenen buiten Welgelegen aan de Berg-
seweg te Vreeland verkeert in een deerniswekkende staat en staat al lang op de
lijst van te ondernemen projecten. Het is een even dure restauratie als die bij
Doornburgh, maar minder spectaculair en dan is het verwerven van gelden
moeilijker. Het is de enige getuige van het bestaan van wat eens de grootste bui-
tenplaats aan de Vecht was en uit de empiretijd en dat maakt het uniek.
De stichting heeft iets met hekken en dus staat er nog een hek op de lijst van te
ondernemen smeedwerk: het hek van Otterspoor naast Leeuwenburg aan het
Zandpad ten noorden van Maarssen. Het door Ignatius van Logteren ontwor-
pen hek dient gestaalstraald en geschopeerd en hier en daar bijgewerkt te wor-
den.
Eenieder die helpen wil om de mooie streek ook zo te houden wordt uitgeno-
digd een gift te doen op rek. nr. 59.74.60.019 van de dr R. van Luttervelt Rest.
St. te Vreeland.
E. Munnig Schmidt, Voorzitter                                                       Loenen 2004
102
-ocr page 103-
De bibliotheek in 2003
De bibliotheek bleef gevestigd op Huis Bijdorp in Loenen aan de Vecht, tele-
foon 0294-23 46 53, fax 0294-23 08 80 of e-mail: geuze-recter@planet.nl. Be-
zoek is mogelijk na afspraak en bij voorkeur op donderdag.
De 'Catalogus van de Bibliotheek' {bijgewerkt tot en met januari 1999) is verkrijg-
baar voor €3,50, en het 'Redster op de Jaarboekjes' (bijgewerkt tot en met 2001)
voor €5,50. Aanvullingen op de Catalogus (1999-2003) zijn eveneens beschik-
baar. Voor het nog steeds toenemend aantal Internetgebruikers: u kunt het bi-
bliotheekbestand, enigszins anders gestructureerd, ook vinden op de website
www.vecht.nl onder het hoofdje Bibliografisch bestand.
Het kan niet vaak genoeg gezegd worden hoe welkom uw oude jaarboekjes zijn.
Mocht u besluiten er afstand van te willen doen: laat het ons weten! Het afge-
lopenjaar is weer herhaaldelijk gebleken dat wij er anderen een plezier mee
kunnen doen.
Ook in 2003 nam het bibliotheekbestand weer in aantal toe, dit jaar met zowel
boeken als tijdschriften. Wij noemen u een aantal titels met een korte beschrij-
ALGEMEEN
Restauratietechniek
Jaaruitgave Monumenten, regelgeving, financiering en beleid - Editie 2004. Uitg. Sdu
Uitgevers, 's-Gravenhage, 2003, A. Eibers.
Dit is het vierde deel van het zakboekje 'Monumenten'mei een beknopte weer-
gave van de regelgeving op het gebied van de monumentenzorg. Dit laatste
deel geeft informatie over vergunningen en subsidies, een voor een leek moei-
lijk onderwerp, waarbij enige toelichting zeer welkom kan zijn.
Tuinelementen
Hekken in Nederland. Uitg. Waanders / Rijksdienst voor de Monumentenzorg,
Zwolle / Zeist, 2002, P. Meijer.
Dit fraaie fotoboek met goede informatieve inleiding en begeleidende teksten
103
-ocr page 104-
heeft als motto een citaat uit het hofdicht van Constantijn Huygens over zijn
buiten Hofwijck te Voorburg (1653). Hierin geeft hij duidelijk aan waarom hij
een hek verkiest boven een poort:
Noch staen wij voor mijn Poort ('t is onbedacht gesproken,
Mijn Poorten most 'er staen, of 't waer mijn woord gebroken)
Noch staen wij niet daer voor, ons 'oogen zijnder in;
't zijn Heckens, Vreemdeling, en dat heeft oock sijn sin:
't En is niet door een deur; 't is door twee open deuren:
Den ruymen ingangh thoont wat binnen sal gebeuren.
't Is open — deuren werck.
Een poort sluit een terrein af voor de buitenwereld, maar het aardige van een
hek is juist dat het een doorkijkje geeft naar het terrein erachter. Een poort
biedt bescherming, zoals bijv. bij het middeleeuwse kasteel, waar de eisen van
verdediging primair waren. De poortvorm is dan ook de voorloper van het mo-
numentale toegangshek. Op een gravure uit ±1630 van het oude Goudestein te
Maarssen is dit nog duidelijk te zien: de toegang tot hetjaagpad langs de Vecht
wordt afgesloten door enkele poortgebouwtjes.
Pas vanaf het midden van de 17e eeuw, toen er in ons land op grote schaal bui-
tenplaatsen werden aangelegd in lommerrijke streken en langs rivieren als de
Vecht en de Amstel, kwam het sierlijke smeedijzeren toegangshek in zwang.
Het hek diende allereerst ter afsluiting van het privé domein, maar gaf ook
blijk van de status en rijkdom van de eigenaar.
De auteur Peter Meijer heeft voor zijn boek een selectie gemaakt van honderd
hekken in Nederland, grotendeels van landgoederen en buitenplaatsen, maar
tevens van boerderijen, openbare gebouwen en begraafplaatsen. Hij bespreekt
ook de verschillende materialen die toegepast zijn. Voor de stijlen oftewel pij-
lers werd aanvankelijk hout gebruikt, later ook hardsteen of soms Bentheimer
zandsteen en tenslotte baksteen in gemetselde vorm. De hekvleugels waren
aanvankelijk van sierlijk smeedwerk, veel later ook van gietijzer.
Het zal de lezer niet verbazen dat bij de foto's de Vechtstreek goed vertegen-
woordigd is (VreedenHoff, Vegtvliet, Goudestein, te veel om op te noemen).
Dit blijkt mede uit de kleurenfoto's op de omslag, met aan de voorzijde een
stralend detail van het toegangshek van kasteel Nederhorst en op de achterzij-
de een detail van het zeer bijzondere hek aan de Vechtzijde van Doornburgh te
Maarssen.
REGIO
Vecht en Plassengebied
VechtVisie dl. I, Vecht Vademecum (=leidraad). Uitg. Vechtplassencommissie, Am-
sterdam, 2002, Noël van Dooren m.m.v. Karen de Groot.
104
-ocr page 105-
Geschreven in opdracht van de Vechtplassencommissie, die al tientallen jaren
opkomt voor het behoud van de schoonheid van de Vecht en de Vechtstreek.
Dank zij de Nota Belvedère, de cultuurhistorische beleidsnota van de Rijks-
overheid, kon het boekje met Belvedère-subsidie verschijnen.
Het beoogt een aantrekkelijke selectie te geven van die 'gelegenheden', waar
ruimtelijke ordening en cultuurhistorie gelijk op kunnen gaan en samen het
Vechtlandschap kunnen veraangenamen (zie het Voorwoord). Kortom, het is
een soort beknopte handleiding voor de bewoners en bezoekers van de Vecht-
streek. Hoe toegankelijk deze informatie is oordele de lezer zelf.
Het zoeken naar een ordenend principe is nu eenmaal een hele opgave bij een
dergelijk werkje. Hier is gekozen voor een alfabetische volgorde van trefwoor-
den, waardoor de losse onderdelen onderling geen verband hebben. Om dit
enigszins te ondei-vangen worden onder het hoofdje ''motto" in het midden van
het boekje vier centrale thema's genoemd die elk weer een aantal trefwoorden
omvatten. Was het niet beter geweest deze thema's aan het begin van het boek-
je op te nemen om de lezer alvast enig inzicht te geven in de structuur ervan?
Nu rollen de trefwoorden letterlijk van a tot z over elkaar, nu eens zeer con-
creet, dan weer volkomen abstract! Had daar ook niet enige eenheid in be-
tracht kunnen worden? Waarom bijv. gekozen voor het hoofdje "bitterling" i.p.v.
voor "oeverbescherming", voor ''ongeluk" i.p.v. "verkeerssituaties"}
Ook de vermelding van het enkelvoud bij woorden als "boom", "dijk", "woonboot"
doel nogal aap-noot-mies-achtig aan. Waarom niet gewoon het meervoud ver-
meld, daar gaat het toch over? En waarom vallen foto's van de Vecht tussen bos-
sages en een landweggetje met knotwilgen onder het hoofdje "geluk?". En een
historisch overzicht onder "jaartallen"? Genoeg hierover. Indelen blijft moei-
lijk.
Op zich geven de losse stukjes goede informatie. De landkaartjes zijn duidelijk
en de foto's gewoon goed.
VechtVisie dl. II, Belvedère bouwen Vecht en Plassen. Uitg. Ia4sale / Vechtplassen-
commissie, Amsterdam, 2002, Pepijn Godefroy, Marieke Timmermans m.m.v.
Karen de Groot.
Deze studie, evenals het Vecht Vademecum geschreven in opdracht van de Vecht-
plassencommissie, heeft als uitgangspunt de strategie van de Nota Belvedère:
behoud door ontwikkeling. Dit tweede deel van VechtVisie vnl met name richtlij-
nen geven voor toekomstige woningbouw in de Vechtstreek. Behoud van de
cultuurhistorische identiteit van het landschap is daarbij van het grootste be-
lang. In twee deelstudies wordt onderzocht hoe dit in het Vecht- en Plassenge-
bied gerealiseerd zou kunnen worden.
105
-ocr page 106-
1.  Allereerst het ''Nieuw Vechis wonen", waarin wordt uitgelegd hoe door klein-
schalige woningbouw het "Vechtse" karakter kan worden uitgebreid. Met fo-
to's en geestige trucfoto's wordt geïllustreerd hoe door afwisseling in de be-
bouwing en ruimtewerking een evenwichtige compositie kan ontstaan.
Een voorbeeld is het veelgesmade nieuwe huis met het groene dak aan het
Oud Over in Loenen van de architect Michael Graves. Met de architectuur
van het gebouw is in wezen niets mis, het voldoet aan de "Vechtse" criteria,
maar doordat het op een veel te klein terrein staat komt het niet tot zijn
recht (en verstoort het totaal het evenwicht in de bebouwing langs het Oud
Over - noot van de schrijfster dezes).
Voor de toekomst is het belangrijk dat de beleidsmakers in de locale en pro-
vinciale politiek rekening houden met het karakter van de Vechtstreek. Er is
al veel bedorven, bijv. door de bouw van karakterloze woonwijken. Woning-
bouw in de toekomst - bijv. bij de invulling van het DSM-terrein, de water-
zuivering en de jachtwerf tussen Maarssen en Oud-Zuilen - biedt een unie-
ke kans om de Vecht haar oorspronkelijke identiteit terug te geven.
2.  De tweede deelstudie betreft de Horstermeer en pleit ervoor om van de
meer weer het meer te maken. Dit zou verschillende voordelen met zich mee
brengen:
-   er zou ruimte komen voor woningbouw in de vorm van waterwoningen
-   een groot aantal woonboten, dat nu de Vecht ontsiert, zou hier een ligplaats
kunnen krijgen
-   een groot nieuw oppervlak waterrecreatie zou kunnen worden aangeboden
Vanuit de Belvedèregedachte zouden de regels voor ontwikkeling die voor de
Vecht zijn opgesteld ook op maat gemaakt kunnen worden voor de andere
veenrivieren in de omgeving: Angstel, Holendrecht, Gaasp, Waver en zelfs de
Amstel. Op deze wijze zou ook verantwoorde bebouwing langs het Amsterdam-
Rijnkanaal tot de mogelijkheden kunnen behoren.
PLAATSEN
Amsterdam
Begin februari 2003 ontving de bibliotheek uit de nalatenschap van wijlen ons
lid de heer Pieter Fischer een belangrijke verzameling van Amsterdamse pe-
riodieken:
-   54jaargangen (vanaf nr. 1, 1949) van het maandblad ' Ons Amsterdam'
-   88jaargangen (vanaf nr. 1, 1914) van het maandblad 'Amstelodamum'
-   90 jaarboeken (vanaf nr. 1, 1900) van het Genootschap Amstelodamum
Een klein gedeelte van de maandbladen was nog niet ingebonden. Om de toe-
gankelijkheid te bevorderen heeft ons genootschap dit gedeelte laten inbin-
den, en ter continuering van de verzameling zich op beide periodieken ge-
106
-ocr page 107-
abonneerd. De verzameling maandbladen is nu compleet, van de jaarboeken
van het Genootschap Amstelodamum ontbreken echter de jaarboeken nr. 2 en
3 (1901-1904) en nr. 37 (1939). Heeft één van onze leden wellicht een concre-
te tip hoe wij deze drie ontbrekende jaarboeken alsnog zouden kunnen ver-
werven?
Baambrugge
Baambrugge, landschappen en dorpsgezichten. Uitg. Bert Post, Noorden, 2003, CA.
Maasdam (tek.), W.W. Timmer (tekst).
Dit nog maar net verschenen plaatwerk (november 2003) met potloodtekenin-
gen van Kees Maasdam en teksten van Wim Timmer trok al vóór het verschij-
nen de aandacht: de voorintekenperiode was zeer succesvol.
Kees Maasdam heeft een bouwkundige achtergrond en dat vinden we in zijn te-
keningen terug: ze zijn zeer gedetailleerd, maar allerminst steriel. Hij tekent
vooral oude huizen en landschappen in en om Baambrugge. De bijschriften
van Wim Timmer zorgen, waar nodig, voor de historische achtergrond. Hope-
lijk laten de landschappelijke ontwikkelingen, zoals de aanstaande uitbreiding
van de spoorbaan en van de A2, het oude dorp Baambrugge en de boerderijen
langs de Angstel ongemoeid: ze zijn het waard!
G. Recter                                                    Loenen aan de Vecht, februari 2004
107
-ocr page 108-
Inhoud
Ereleden en bestuur...........................................       2
Ledenlijst 2003 ...............................................       3
Jaaroverzicht 2003 ............................................      17
Concept staat van baten en lasten ................................     20
Mededelingen................................................     21
Het ideale buitenleven aan de oevers van de Vecht in de poëzie
van de 18de eeuw.............................................     23
De dubbele ophaalbrug te Vreeland..............................     36
De schilder Fredericus Jacobus van Rossum du Chattel (1856-1917)
"Ontdekker" van de Vecht......................................     38
"Zoo als 't behoort". Een aannemingscontract voor Spruytenburg......     61
Meer Baambrugse buitenplaatsen................................     66
Jaarverslag van de Dr R. van Luttervelt Restauratie Stichting ..........    101
De bibliotheek in 2003.........................................    103
108