-ocr page 1-
Van de Poll-
Stichting
Zeist
5c jaargang, maart 1975, nr. 1
-ocr page 2-
- 2 -
Bulletin van de Van de Poll-Stichting
voor de Zeister Geschiedenis
5e jaargang, maart 1975, nummer 1
Redacteur;
K. Scharten, Oirschotlaan 11
Dagelijks bestuur der Stichting;
Mr dr A.A.H. Stolk,
voorzitter, Driebergseweg 1
Mr H.L.L. van Hoogenhuyze,
vice-voorzitter, Platolaan 24
Mr dr H. Emmer,
secretaris. Graaf Janlaan 83
Dr J. Meerdink,
tweede secretaris.
Laan van Beek en Royen 2
L. Visser,
penningmeester. Lommerlust 17
Drs A. Bertoen,
tweede penningmeester,
N. Houdringelaan 28, De Bilt
Archief;
Het Slot, Zinzendorflaan 1
Het archief der Stichting is geopend
op woensdag van 10 - 12 uur v.m.
en van 2-4 uur n.m.
Conservator;
Dr K.W. Galis, Boslaan 7; telefoon 03404-15565
-ocr page 3-
- 3 -
Jaarverslag van de Secretaris
Periode november 1973 tot november 197A
Op dinsdag 20 november 1973 vergaderde de Raad van
Beheer in het Slot. Ter sprake kwamen onder andere
de vertraging in de uitgave der Bronnen, het boek
over de Oude Kerk, het bulletin, lezingen en excur-
sies.
Op donderdag 22 november hield de heer W. Harzing
voor onze Stichting een lezing over het kasteel en
het dorp Rijsenburg, waarbij ook Driebergen en
Sparrendaal werden betrokken. De heer Harzing, een
autoriteit op het terrein der Driebergse geschiede-
nis, illustreerde zijn belangwekkende lezing met
een groot aantal fraaie dia's.
Op 2 april 1974 kv/am het dagelijks bestuur in het
Slot ter vergadering bijeen. Het voornaamste punt
van bespreking was de uitgave van het boek over de
Oude Kerk te Zeist. Ds P. Kuiper heeft destijds
als voorzitter van de Studie- en Archiefcommissie
de taak op zich genomen het manuscript van de heer
H.J. van Eekeren te voltooien en persklaar te ma-
ken. In april 1974 was dit werk nagenoeg voltooid.
Op grond van financiële bezwaren bleek het niet
mogelijk het omvangrijke boek direct in zijn geheel
uit te geven. Het dagelijks bestuur besloot toen
tot de uitgave van vier opeenvolgende delen, die
tegen een redelijke prijs aan de begunstigers en
andere belangstellenden zouden kunnen worden aange-
boden.
Op 9 april overleed onverwachts prof. dr J.Ph. de
Montê verLoren na een kortstondige ziekte. Prof.
verLoren was van het begin af lid van de Raad van
Beheer en sinds 1956 vice-voorzitter. Hij was een
knap jurist, een groot kenner van de geschiedenis
van Zeist en een bescheiden en vriendelijk mens.
De Stichting zal zijn gezelschap en kennis van za-
ken zeer missen en zijn nagedachtenis in hoge ere
houden.
-ocr page 4-
4 -
Op vrijdag 10 mei hield mevrouw drs M.A. Prins-
Schimmel uit Putten voor ons een interessante le-
zing over de bouwgeschiedenis van het Broeder- en
Zusterplein, waarnaar zij in samenwerking met
prof. Temminck Groll destijds een onderzoek heeft
ingesteld. Aan de hand van dia's vertelde zij ons
uit welke tijd de verschillende gebouwen dateren
en welke personen er hebben gewoond.
Op vrijdagmiddag 7 juni werd per bus een excursie
ondernomen naar Rhenen. Daar werden de deelnemers
ontvangen door mevrouw Aleid van de Bunt, die hen
rondleidde in de Cunerakerk. Daarna werden de
stadswallen bezichtigd en ook werd een bezoek ge-
bracht aan het Rhenense Streekmuseum, waarvan me-
vrouw Van de Bunt directrice is.
Op donderdag 3 oktober vergaderde het dagelijks
bestuur in het Slot. Behalve over routinezaken
werd onder andere gesproken over de vervulling van
ontstane vacatures in de Raad van Beheer en over
de activiteiten in het kader vanhet Monument en jaar
1975.
Op 3 oktober ontving de Stichting een brief van
notaris B.K.W. van der Zalm uit Utrecht, waarin
werd medegedeeld, dat wijlen prof. verLoren aan
de Van de Poll-Stichting een legaat heeft vermaakt.
Op 6 oktober overleed ir N. Verhoef, oud-wethouder
van Zeist en vele jaren lid van de Raad van Beheer.
Hij was een sympathieke figuur, die niet de nei-
ging had in de vergaderingen sterk naar voren te
treden. Toch heeft hij zich voor de Stichting zeer
verdienstelijk gemaakt, want het is aan zijn on-
vermoeid streven te danken, dat verschillende
Zeister bedrijven en instellingen enkele jaren ge-
leden financiële bijdragen hebben gegeven om de
uitgave van het tweede deel der Zeister Bronnen
mogelijk te maken.
Onze Stichting zal hem in genegenheid en dankbaar-
heid gedenken.
-ocr page 5-
- 5 -
Opvrgdagmiddag 22 november was er een hgeenkomst in het
Slot, waarbij verscheidene genodigden aanwezig wa-
ren, zoals leden van de familie Van Eekeren en ver-
tegenwoordigers van de kerkvoogdij, de pers en de
boekhandel. De bedoeling was de publicatie van het
boek over de Oude Kerk op een enigszins feestelijke
wijze te doen plaatsvinden. Onze voorzitter, burge-
meester Stolk, opende de bijeenkomst met een toe-
spraak en daarna deed ds Kuigper enkele mededelingen
over de ontstaansgeschiedenis van het boek. Er werd
aan iedere genodigde een presentexemplaar overhan-
digd.
De Raad van Beheer is veel dank verschuldigd aan ds
Ku:gper, die het boek heeft voltooid en persklaar ge-
maakt, aan de heer L. Visser die eveneens veel werk
heeft verricht om de uitgave te realiseren en aan
de Gemeente Zeist, die volle medewerking heeft ver-
leend aan het drukken en illustreren van het boek.
Op de avond van 22 november hield de heer H.J.
Zantkuyl uit Amsterdam voor onze Stichting een le-
zing over de voorgevelstructuur van het Amsterdam-
se woonhuis. Met grote welsprekendheid en kennis
van zaken maakte de heer Zantkuyl de aanwezigen
wegwijs in het onderscheiden van verschillende ty-
pes huizen in verschillende tijdperken. De Stich-
ting kan op een zeer geslaagde avond terugzien.
Er is contact geweest tussen de Stichting en de
nationale en provinciale comités voor het Monumen-
tenjaar 1975. Desgevraagd heeft de secretaris als
projecten van onze Stichting aangemeld de uitgave
der Zeister Bronnen en het boek over de Oude Kerk
van Zeist.
De Van de Poll-Stichting is benaderd door de Ver-
eniging Oud-Utrecht, die èen bepaalde vorm van sa-
menwerking in het leven wil roepen tussen de oud-
heidkundige Verenigingen in de provincie om te ko-
men tot de uitgave van een serie historische mono-
graf ie'èn.
Er zijn in deze verslagperiode vier nieuwe bulle-
-ocr page 6-
6 -
tins verschenen.
De Raad van Beheer heeft twee zijner leden verlo-
ren door overlijden.
Het aantal begunstigers der Stichting is dit jaar
gestegen tot boven de 300 x). Ofschoon dit tot
vreugde stemt, hopen wij, dat het komende jaar
zich nog meer Zeistenaren als begunstigers zullen
aanmelden.
Mr dr H. Emmer,
secretaris
Jaarverslag van de Conservator
Periode 1 november 1973 tot 1 november 1974
Evenals in het vorig verslagjaar was ook in de af-
gelopen periode het bezoek aan het archief ca.
van onze Stichting redelijk groot (ca 60 personen);
daaronder bevond zich onder andere mej. Brouwer
(Utrecht) over 1andschapsvorming, de heer Bensdorp
(Utrecht) over de Broedergemeente, de heer Van de
Pol (Zeist) over etalagemateriaal in verband met
de opening van een nieuwe winkel, de heer Van der
VJijck (Doorn) in verband met zijn toekomstige dis-
sertatie, de heer en mevrouw Sluyterman van Lange-
weyde (Essen) over "Schaerweyde", de heer Van
Rheenen (Zeist) over Koppelsluis-gegevens ten be-
hoeve van Openbare Werken, de heer Smorenburg
(Zandvoort) om familiegegevens, de heer Rombach
(Alkmaar) over het wapen van Nassau-Odijk en Nas-
sau-La Lecq, de heer Jansen (Amsterdam) om oud-
fotomateriaal (1860-1910), enzovoort.
Onder de bezoekers waren ook nu weer enige malen
scholieren (van "Schoonoord", Zeist, bijvoorbeeld)
en kwekelingen (van de pedagogische academie
"Rehoboth", Utrecht, bijvoorbeeld). De correspon-
dentie neemt geleidelijk aan toe; er zijn contac-
ten naar alle windstreken, zoals met Woerden, Dor-
drecht, Alkmaar, De Bilt, Leersum, Essen (DBR),
x) Het begunstigers-tal bedraagt thans (begin maart)
299 (olus 15 ruil/contact-adressen)
-ocr page 7-
- 7 -
Coevorden, Delft, Huis ter Heide, Amsterdam, Doom,
Broek in Waterland, Den Haag, Utrecht, Zegveld,
Ouderkerk a/d IJssel, Rotterdam, enzovoort.
Aan voornoemde contacten met de "buitenwacht" kan
worden toegevoegd:
een vertoning van dia's van oud-Zeist in het IVO
aan de Driebergseweg (samen met de heer Visser, in
februari j.1.)» voorbereiding voor de excursie van
onze Stichting naar Rhenen (samen met de heren
Visser en Van Hoogenhuyze, in mei en juni j.1.);
het uitlenen van een tiental gravures en dergelijke
ter opfleuring van etalages (maart j.1.); - het
enkele keren bezoeken van de grafheuvel-afgraving
in het Dijnselbos (helaas zonder enig resultaat,
in mei j.1.); het gesprek met de conservator van
het Teylers Museum te Haarlem over prenten en der-
gelijke van Zeist (niets aanwezig, in augustus j .1.).
Ook ditmaal groeide de prentbriefkaarten-verzame-
ling; niet slechts door enige aankopen en kleinere
schenkingen, doch vooral door de vele kaarten, wel-
ke de heer Brems (voorheen boekhandel Kraal te
Zeist) in november 1973 schonk. Hier zij nogmaals
de heer Brems dank gebracht voor deze schenking.
Na sortering op duplicaten, enzovoort bleek onze
collectie momenteel 2689 kaarten te bevatten (vo-
rig jaar 1728 stuks), maar men bedenke, dat soms
eenzelfde afbeelding op verschillende manieren in
de handel werd gebracht (bijvoorbeeld zwart-wit,
sepia, gekleurd, met kartelrand, met rechte rand,
zonder wit randje, met cursief opschrift, met
rechte letters, met opschrift aan voor- of achter-
kant van de kaart, en dergelijke).
De foto-collectie, dat wil zeggen de topografische
foto's plus een aantal portretten, was tegen het
einde van oktober geheel genummerd; provisorisch,
daar thans begonnen moet worden met het opplakken
en definitief nummeren en het inrichten van karto-
theek en catalogus.
De afdeling van het stichtingsbezit telt ruim 3500
nummers. Zeer veel van de werkzaamheden werd belan-
-ocr page 8-
- 8 -
geloos verricht door de heer K. Scharten, waar-
voor ik hem te dezer plaatse dank zeg.
Groei vertoont ook onze bibliotheek; een derde
supplement, welke dat aantoont, kwam per 1 novem-
ber gereed.
Thans telt de boekerij 457 nummers (maar dus veel
meer boeken of jaargangen). Bibliotheek en prent-
briefkaarten-collectie zijn weer geheel bijgewerkt,
evenals de verkoopvoorraad aan brochures, en der-
gelijke.
In het afgelopen tijdvak is toch nog voor ƒ 185,—
verkocht.
Hier moge tevens worden vermeld, dat een aantal
besprekingen werd bijgewoond betreffende de uit-
gifte van het boekje "De Oude Kerk te Zeist" (dl
I) in november 1974. Verder zij hier ook gememo-
reerd, dat nu ook een ruilabonnement is tot stand
gekomen met de Vereniging "Niftarlake"; die met de
Verenigingen "Oud-Utrecht", "Flehite", "Tussen
Rijn en Lek" en de "Stichts-Hollandse Historische
Vereniging" bestaan al enkele jaren.
Het knipselarchief begint nu wat op orde te komen;
voor deze gunstige situatie dien ik voornamelijk
mijn echtgenote te danken. Waren er ongeveer twee
jaren geleden nog byna 8 stapels kranten te bewer-
ken, thans is dat voor 3/4 gedeelte geschied. Wel
moeten naderhand de knipsel nog worden opgeborgen
in de diverse mappen (bijvoorbeeld bedrijfsleven,
het Slot, Broedergemeente, enzovoort).
Zoals voorheen vroeg ook indeverslagperiode het
Bulletin veel tijd (dat wil zeggen het schrijven
van artikelen), maar de vierde jaargang is weer
"op een oor na gevild", om deze ongewone beeld-
spraak hier te gebruiken. De index op de drie ver-
schenen jaargangen kwam begin 1974 klaar. Als re-
dacteur van ons Bulletin verdient de heer Scharten
weer onze dank.
Last but not least moge dank gebracht worden aan
de schenkers of bruikleengevers van velerlei zaken
(zoals de reeds genoemde prentbriefkaarten), met
-ocr page 9-
- 9 -
name de heer Storm de Grave, die opnieuw een groot
aantal akten - waarbij enige zeer oude - aangaande
het gerecht en het huis "Schaerweyde" in bruikleen
gaf, evenals de mooie houten doos, inhoudende een
leren map met 23 fraaie aquarellen (van ca 1900)
van "Schaerweyde" en omgeving.
Tenslotte veel dank aan de heer Visser voor zijn
hulp bij diverse aangelegenheden, onze Stichting
betreffende.
K.W. Galis
conservator
Lezing
Voor een gehoor van ca 55 personen hield op vrij-
dagavond 22 november 1974 in de congreszaal van
het Slot te Zeist de heer H.J. Zantkuyl, architect
bij het Gemeentelijk Bureau Monumentenzorg te Am-
sterdam, een lezing - toegelicht met dia's welke
voornamelijk Amsterdam betroffen - over de archi-
tectuur van het stadswoonhuis van de 16e eeuw tot
ca 1900; met veel enthousiasme en deskundigheid
gebracht.
Het stadshuis was in den beginne een houten huis,
een zogenaamd "rookhuis", met vakwerkgevels en
strodak, waarin de rook wel door gaten in dak of
wanden kon ontwijken, doch - blijkens sporen op
het houten binnenwerk van oude huizen - rook- en
roetaanslag in de woning normaal gevonden werd.
De huizen waren vrij klein en smal (ca 5 meter aan
de straat); later werden de huizen hoger en dieper.
Deze verandering hing onder andere samen met de
verplaatsing van de open haard van het midden van
de kamer naar een huis-wand, waar een schouw met
rookgang ontstond. Dat gaf wel meer ruimte, maar
ook veel lucht-zuiging, tocht, naar de haard toe;
derhalve werd om die schouw een scherm geplaatst,
welke "uitgroeide" tot een wand en een kamertje,
een apart vertrekje, de "binnenhaard". Het reste-
-ocr page 10-
- JO -
rende "voorhuis" bleef in nauwe relatie staan tot
de straat (allebei bedekt met stenen of plavuizen;
zelfs nu nog in vele huizen in de gang en/of ves-
tibule) . Het leven speelde zich af aan beide zijden
van de tweedelige huisdeur. Een deel van de straat
werd zelfs min of meer geannexeerd door het huis
door een stoep aan te brengen, met of zonder luifel,
met of zonder zitbank of pothuis. Een en ander
werd door stedelijke keuren nader geregeld; wel
dus plaatselijk variërend, maar toch weinig ver-
schillend. De "binnenhaard" was voornamelijk voor
de privacy bestemd.
De vakbekwaamheid bij de bouwers was voorheen meer
"emotioneel geladen". Details werden fraaier afge-
werkt, versierd, dan nu; geen machinaal massapro-
duct. Veel ook bleef eeuwenlang traditioneel gehand-
haafd. De ramen bijvoorbeeld waren eeuwenlang groot
en hoog, om veel daglicht te kunnen vangen - voor-
al nodig in de soms smalle straatjes. Thans is dat
nogal veranderd, onder meer door ons gebruik van
kunstlicht. De houten zijwanden van de huizen wer-
den na eeuwen, soms pas in de 17e eeuw, vervangen
door stenen "brandmuren", zulks om brandgevaar te
voorkomen, althans te verminderen. Daardoor wijzig-
de zich ook het inwendige jukken-geraamte van de
woningen. Maar voor- en achtergevel bleven nog
lang van hout gemaakt. Bij het toenemen van de wel-
vaart en van de bevolking kregen vele huizen er een
verdieping - taalkundig juister is: een verhoging -
bij. Uiteindelijk had de gevel een driedelige vorm;
al was er binnenshuis nog wel eens een "insteekka-
mertje" aan de straatkant aangebracht. Dit, niet
erg hoge, kamertje werd later soms een aparte ver-
dieping, vooral toen de gevels "versteend" waren.
Ondanks die steenbouw zag inen op sommige Amsterdam-
se grachten nog in de 18e eeuw houten woningen tus-
sen de - hogere - stenen huizen. Waren er voorheen
ramen (glas-in-lood, met ten dele luiken-afslui-
ting) over de gehele gevelbreedte, naderhand werden
het er meestal drie in elke verdieping, somtijds
-ocr page 11-
11 -
van het zogenaamde type "smal-breed-smal". Ook de-
ze traditionele bouw hield eeuwen stand.
De geveltop heeft vele veranderingen ondergaan;
van recht en spits bij de houtbouw via trapgevel,
halsgevel, klokgevel tot rechte horizontale (al dan
niet gedecoreerde) kroonlijst. De hals- en klokge-
vels tonen dikwijls fraaie gebeeldhouwde versierin-
gen (fruit- of dierornamenten), hele steenguirlan-
des. Als in de 17e eeuw de pilastergevels ontstaan
(denk aan Ph. Vingboons) komt daar nog voluten-ver-
siering bij. En men vergete de verschillende gevel-
stenen niet. Toenmaals werd de zandsteenversiering
geschilderd in witte kleur, terwijl de baksteen-
gevel zelf wijnrood werd geverfd; een zeer vrolijk
kleurenspel.
Na de renaissance- en barokversiering komt het neo-
klassicisme; de kroonlijsten (architraaf, fries,
kroonlijst) gaan dan een opvallender rol spelen en
de huizen (nieuwe of verbouwde oude) krijgen deze
lijsten, zoveel mogelijk op gelijke hoogte. Vooral
in het fries gaat men variatie aanbrengen: recht,
gebogen, breed, versierd (en hoe I). - Via bouwwer-
ken van De Bazel en van Berlage kwam spreker dan
bij de moderner woning(blokken) - bouw van het be-
gin der 20e eeuw in Amsterdam-Zuid.
Mooie dia's van allerlei geveltypen en interieurs
(Van Brienen-huis bijvoorbeeld) verduidelijkten
de causerie. Zeer terecht prees de vice-voorzitter,
de heer H.L.L. van Hoogenhuyze - die ook de avond
had geopend - de heer Zantkuyl voor de interessan-
te lezing en dankte hem, mede namens de aanwezigen,
daarvoor.
K.W.G.
P.S. Wist u, dat Zeist ook een Amsterdamse gevel
- of liever: geveltop - bezit? Achter de antiqua-
riaatszaak van E. Becker aan de Oude Arnhemseweg
16 is deze gevel te zien - blijkens een steen in
cartouche met "anno 1685" daterende uit het einde
-ocr page 12-
12 -
der 17e eeuw. Omstreeks 1925 kocht jhr E. Lintelo
de Geer, wonende op huize "Kerckebosch", de gevel
en liet die daar herbouwen als toegang tot zijn
orangerie. Na het overlijden van jhr De Geer ver-
huisde de gevel omstreeks 1960 naar zijn huidige
plaats - opgemetseld door de firma J.W. Harten -
om te dienen als entree tothet pakhuis voor de Gebr.
Becker. In de geveltop bevindt zich een steen met
een familiewapen, namelijk een kruis, met in elk
van de vier kwartieren een franse lelie. De top
zelf wordt geflankeerd door in zandsteen uitgehou-
wen sfinxen en guirlandes. Zie de afbeelding cp
pagina 13.
Algemeene ArmeD-Cominissie.
De Commissie vooraoemd maakt bekend dat zij
door een geacht ingezeten dezer gemeente verzocht
en tevens in staat is gesteld om, met het oog op
den langdurigeii winter, nog een paar SOEPÜIT-
DEELINGÈN
te doen, welke zullen plaats hebben
op Maandag 8 en Donderdag 11 Maart aanst. —
Mochten bij het aanhouden der koude ook
nog anderen genegen zijn hiervoor geiden af te
zonderen, zal de Commissie dezelve gaarne in our^
vangst nemen.
Zeist 5 Maart 1875.
Be Commissie voornoemd,
W. K. HUYüECOPEK, Voorzittec,
G. COSTERMAN, 1. Secretaris.
Weekbode voor Zeist,......12e jrg, no 10 (6/31875)
Heeft u
al een exemplaar
gekocht van
ons boekje
"De Oud
e Kerk
te Zeist"
(deel
D?
U kunt
er ëên
voor ƒ 10,
— afhalen
bi
j de conser-
vator.
iedere
woensdag o
p het
Slot
te
Zeist.
-ocr page 13-
- 13 -
''<4^
-ocr page 14-
- J4 -
Excursie
Ruim 30 deelnemers aan de excursie van onze Stich-
ting begaven zich op 12 december a.p. per bus
's avonds naar het Rijksarchief te Utrecht om er
de tentoonstelling "Erfgoed van Herrnhut" te be-
zichtigen. Een zeer interessante tentoonstelling
- vooral natuurlijk voor Zeistenaren - omdat di-
verse geëxposeerde afbeeldingen, voorwerpen, enzo-
voort afkomstig waren uit Herrnhut, nu gelegen
binnen de D.D.R., en zelden in het buitenland ver-
toond.
Na aankomst was er mogelijkheid om koffie te drin-
ken in de kantine, waar vervolgens prof. dr J.M.
van der Linde - van de Broedergemeente - een inlei-
ding hield over het reilen en zeilen van de Herrn-
hutter-gemeente; van de oorsprong in Moravië af
ten tijde van Hus, via Comenius (Komensky), de
vlucht naar Saksen - waar Herrnhut werd gesticht -,
het leven en werken van de bekende graaf Von Zin-
zendorf - die onder andere het Slot te Zeist ca.
kocht -, de uitzwerming naar andere Europese lan-
den - waar ook nederzettingen ontstonden -, het
zendingswerk op vele plaatsen van de aarde - men
denke slechts aan Suriname -, enzovoort.
Hierna werd de fraai ingerichte tentoonstelling
rondgewandeld; ook daar gaf prof. Van der Linde
toelichtingen. Er was een stijlkamer van een Ne-
derlandse Herrnhutter-familie uit de vorige eeuw,
een hoek met westindische ethnografica, enkele
vitrines met inIJsselstein opgegraven aardewerk-
resten en dergel^ke van de eerste Nederlandse
Broedergemeente-vestiging, maar vooral en overwe-
gend vele prenten, voorwerpen, akten, welke toon-
den hoe de Gemeente in Amerika, Zuid-Afrika, Rus-
land en overig Europa woonde en werkte. Veel van
dit materiaal is ook afkomstig van de Broederge-
meente te Zeist; na de brand aldaar in 1967 onder-
gebracht in het Utrechtse Rijksarchief. Nadat een
ieder op zijn gemak alles had bezien,werd, vóór
-ocr page 15-
- 15
de thuisreis begon, een dankwoord gesproken door
mr H.L.L. van Hoogenhuyze tot de gastheer-rondlei-
der.
Een uitvoeriger beschrijving te geven van hetgeen
er te zien was van deze "zingende" gemeente - die
reeds in de 18e eeuw verwante gedachten met Janse-
nisten toonde - is hier niet mogelijk. Verwezen
moge worden naar de aardige - en goedkope - tentoon-
stellingsgids, door het Rijksarchief uitgegeven;
terwijl voor belangstellenden een grondiger, weten-
schappelijker, studie, getiteld "Unitas fratruin,
Herrnhuter Studiën - Moravian Studies", te verschij-
nen staat. Dit korte verslag moge worden besloten
met het volgende typerende citaat van prof. Van der
Linde:
"In de kleine gemeente van Herrnhut, enkele honder-
den mensen, woonden en werkten in de loop van de
achttiende eeuw en later handwerkers, boeren, ge-
leerden en adel samen. Lang v56r de Franse revolu-
tie was hier een plek te vinden waar bewust de
strenge scheiding der klassen en standen was door-
broken en waar een bundeling van krachten, gods-
dienstig, sociaal, cultureel en economisch een gro-
te spankracht aan de beweging der Herrnhuters ver-
leende".
K.W.G.
In verband met de Utrechtse Tentoonstelling "Erf-
goed van Herrnhut", waarvan hiervoor het excursie-
verslag werd opgenomen, leek het passend thans het
artikel te publiceren, geschreven door de heer A.
Bredschneyder en te vinden in het maandblad "Ons
Amsterdam", 25e jaargang, 1973, no 9 (september),'
pag. 258-265. Voor de overneming van dit artikel
- waarvan het grootste gedeelte hierna volgt - gaf
de auteur welwillend zijn toestemming; voor die
bereidwilligheid onze hartelijke dank.
-ocr page 16-
- J6 -
Cornelis Schellinger, een vergeten Amsterdanmer
Op 18 december 1745 vond te Utrecht de plechti-
ge overdracht plaats van de in hetzelfde jaar
verkochte Hoge en Vrije Heerlijkheid Zeist met
bijna alle bezittingen: de hoge en lage Juris-
dictie (rechtspraak) van Zeist en Driebergen
"met de gehuchten daaronder ressorterende" en
alle rechten hieraan verbonden, het Slot met zijn
tuinen en bossen, de grondheerlijkheid van de
Zeisterstraat met de daaraan gelegen 28 huizen,
enz. In de plaats van Willem Adriaan des Heili-
gen Roomsen Rijks, Graaf van Nassau, werd nu de
Amsterdamse ijzerhandelaar Cornelis Schellinger
de eigenaar. Willem Adriaan was een nazaat van
stadhouder prins Maurits uit diens morganatisch
huwelijk met Margaretha van Mechelen. Zij was
rooms, waardoor een officieel huwelijk onmoge-
lijk V7as. Voor het toentertijd kapitale bedrag
van ƒ 157.000,— kwam Schellinger in het bezit
van de heerlijkheid.
Wie was Cornelis Schellinger? Op 21 augustus
1711 werd hij in Amsterdam geboren, als zoon van
Rutger Schellinger en Maria van Laer. In het ar-
chief van de Broedergemeente te Zeist is niet
veel over zijn jeugd en opleiding te vinden. Ook
de Gemeentelijke Archiefdienst te Amsterdam geeft
weinig uitsluitsel.
De familienaam Schellinger doet vermoeden, dat
zijn geslacht afkomstig is van het eiland Ter-
schelling. Zijn ouders behoorden tot de doopsge-
zinde gemeente "Lam en Toren" op de Singel bij
het Koningsplein, waar ook de geboorte-inschrij-
ving is te vinden. Op 27 september 1735 werd hij
in het poorterboek ingeschreven en op 27 juni
1736 ging hij in ondertrouw met Sofia Centen.
Hij woont dan in de Haringpakkerij. Het echtpaar
komt voor in het kohier van de personele quoti-
satie (belastingen) van 1742. Het woonde toen op
Singel 100, een huis met een huurwaarde van
ƒ 1.000,— per jaar.
-ocr page 17-
- 17 -
Het geslacht Schellinger behoorde tot het Amster-
damse patriciaat. Aangezien de Schellingers meren-
deels geen lid waren van de officiële Staatskerk
- zij waren doopsgezind - konden zij geen hoge
ambten bekleden. Het was in deze kringen gebrui-
kelijk een ambachtsheerlijkheid te kopen, maar
dat Cornelis zo hoog mikte, heeft een andere oor-
zaak. Hij was namelijk in contact gekomen met
Nikolaus Ludwig, graaf von Zinzendorf und Potten-
dorf (1700-1760), stichter van de Evangelische
Broedergemeente, die zijn verdere leven sterk zou
beïnvloeden.
Von Zinzendorf ontfermde zich in 1722 over een
kolonie vluchtelingen uit Bohemen-Moravië. Deze
behoorde tot de oude Broederuniteit, de Unitas
Fratrum, een godsdienstige beweging die teruggaat
tot de tijd van de in 1415 te Constanz als ket-
ter verbrande Johannes Huss. Ook de universele ge-
leerde Johannes Amos Comenius (Tsjechisch:
Komensky), die in 1656 op uitnodiging van Laurens
de Geer naar Amsterdam was gekomen als laatste toe-
vluchtsoord (het Huis met de Hoofden: Keizers-
.gracht 123), behoorde tot de Broederuniteit.
Herrnhutters
Na eeuwenlange vervolging onder het bewind der
Habsburgers kregen de Moravische broeders eindelyk
rust in Saksen op het landgoed Berthelsdorf van
graaf Von Zinzendorf. Hij en zijn vrouw Erdmuthe
Dorothea Reuss vonden nu hun levensroeping in het
godsdienstige, missionaire en sociale werk van
Herrnhut (Hut des Herrn=hoede des Heren), de nieuwe
gemeenschap die op hun landgoed ontstond. Zg was te-
gen niemand gericht en ook niet bedoeld als een
nieuwe kerk; hun nederzettingen - onder andere te
Herrnhut en later te Zeist (Evangelische Broeder-
gemeente) - noemden zij bij voorkeur: republieken
van God.
Wat deze mensen op zendingsgebied hebben gepres-
-ocr page 18-
- 18 -
1 c
•H
0)
I—(
ex
M
0)
4-1
W
:3
K!
c
OJ
1
u
0)
13
OJ
O
u
pci
c
,—,
cv)
CTA
>
•<!-
r-
öü
,—.
a
• r-i
*>
5^
^
3
O
o
01
rCl
K
QJ
ja
^
0)
xi
i-4
O
S-(
O
o
t3
o
>
ÖO
G
Pu
■H
U
C
Q)
CU
^
4-1
OJ
c
!—1
o
^—'■
-ocr page 19-
- 19 -
teerd, grenst aan het ongelooflijke. Over de gehe-
le wereld zwierven zij uit tot de Himalaya en Alas-
ka toe met Suriname als voornaamste gebied. Hoe
zij de moed daartoe hadden in een tijd met gebrek-
kige verbindingen en weinig communicatie? In êên
woord kan men het samenvatten: geloofsmoedl
Keren wij thans terug tot Cornelis Schellinger.
Toen Comenius in 1656 naar Amsterdam kwam, raakte
hij niet uitgekeken op zoveel schepen en boekdruk-
kers. Von Zinzendorf verging het een kleine eeuw
later niet anders. Al spoedig waren de eerste con-
tacten gelegd - in een boekwinkel - met de geleer-
de Isaac Le Long. De geniale Von Zinzendorf begreep
heel goed, dat bezieling en zendingsijver alleen
niet voldoende waren; wat hij ook nodig had waren:
schepen en kapitaal. Schepen vanuit Amsterdam naar
alle windstreken der aarde. Daarom zocht hij con-
tact met reders, walvisvaarders en bewindhebbers
van de Oost-Indische en West-Indische Compagnie.
Kooplieden met kapitaal en sociaal gevoel vond hij
vooral bij de doopsgezinden zoals: Matthijs Beuning,
Jan en Pieter Verbeek, de Van Laers en Jacob en Cor-
nelis Schellinger.
Von Zinzendorf schreef later eens, dat hij bij zijn
bezoeken aan Amsterdam niet erg onder de indruk
was gekomen van het gejaagde koopmansleven van
laatstgenoemde; hij noemde hem "rentenier". Vast
staat, dat Cornelis Schellinger zich in 1746 uit
de ijzerhandel terugtrok om met zijn geld - deels
geërfd - rustig verder te leven.
Slot te Zeist
Zoals gezegd: Von Zinzendorf gaf een andere wending
aan zijn leven en zo kocht Cornelis Schellinger op
een goede dag - later zal hij weleens verzucht heb-
ben: kwade dag - het Slot te Zeist.
Hij droomde ervan als vrijheer van Zeist en Drieber-
gen het ideaal van elke Amsterdamse patriciër te
verbinden met zijn liefde voor de Broedergemeente
en had zich daarbij de rol van weldoener en "vader"
-ocr page 20-
- 20 -
toegedacht.
Von Zinzendorf dacht er anders over: hij zag in
Cornelis Schellinger de weldoener, maar het "va-
derschap" - of later: leiderschap - eiste hij
voor zichzelf op en dat is te begrijpen. Een Ne-
derlandse nederzetting, gefinancierd - voorlopig
althans - door rijke Amsterdammers, dat was al
voldoende en daarmede vervloog de droom van Cor-
nelis Schellinger. Daarbij komt nog, dat de goed-
hartige, maar minder intelligente vrijheer van
Zeist niet op kon tegen de begaafde Von Zinzen-
dorf, die men echter niet van kwade trouw mag be-
tichten. Had er in die tijd een boulevardpers be-
staan, de schandaalartikelen waren niet van de
lucht geweest, maar men was in die tijd nog niet
zo "beschaafd". Wij zullen de gebeurtenissen niet
op de voet volgen; dat zou te ver buiten het be-
stek van dit artikel voeren.
Bepalen wij ons tot de hoofdzaken.
Nog voor de Schellingers het Slot in 1746 betrok-
ken, verscheen een afgezant van graaf Von Zinzen-
dorf, broeder Friedrich Wenzel Neisser, de "oeco-
nomus" voor Holland. Hij moest het Slot in orde
brengen voor een synode; daarmee zou de nieuwe
nederzetting worden ingewijd. Ook de graaf en
gravin waren reeds gearriveerd en voorbereidingen
werden getroffen voor het huwelijk van Johannes
de Watteville enBenigna, gravin Von Zinzendorf,
de oudste dochter van de graaf, dat eveneens op
het Slot zou plaatsvinden. Dat voor deze plechtig-
heid een groot aantal gasten uitgenodigd was,
hoeft geen betoog.
Zo ongeveer troffen Cornelis Schellinger en zijn
vrouw het Slot aan, toen zij hun eigendom voor
het eerst betraden. Daarbij komt nog, dat protes-
tantse dissenten - dus ook de Herrnhutters - tij-
dens de Republiek geen volledige godsdienstvrij-
heid bezaten.
(wordt vervolgd)
-ocr page 21-
- 21
Cornelis Schellinger, een vergeten Amsterdammer (2)
De Staten van Utrecht knepen echter een oogje
dicht, behalve de plaatselijke predikant, die zich
dood ergerde, wanneer voor iedere samenkomst de
slotklok werd geluid. Na enige weken verdwenen de
meeste gasten wel, maar het bleef een komen en een
gaan, of beter: meer een komen dan een gaan. Lie-
den van allerlei slag bevolkten - tijdelijk of
voorgoed - het Slot: adellijke Duitsers, arme am-
bachtslieden - meestal verdrevenen - en rijke Am-
sterdammers. In 1747 kwamen daar nog de ongehuwde
broeders van 's Heerendijk bij, de eerste neder-
zetting der Broeders te IJsselstein en grotendeels
gefinancierd door Jacob Schellinger, de broer van
Cornelis. Deze nederzetting was bedoeld als "post-
huis" voor de zendelingen en tevens als schooi-
en conferentie-oord. Hoofdzakelijk door de antipa-
thie der bevolking tegen de vreemdelingen werd dit
"posthuis" geen succes.
Uitbreiding
Het Slot geraakte overbevolkt; allemaal broeders,
die eindelijk rust hadden gevonden, behalve Corne-
lis en z'n vrouw, voor wie de toestand langzamer-
hand ondraaglijk werd. Er moest gebouwd worden,
maar waar? Buiten de Heerlijkheid zou de kans van
slagen uiterst klein zijn en dat was voor de broe-
ders geen prettige gedachte.
Maar Cornelis Schellinger nam hun onrust weg: de
gemeente kreeg van hem stukken grond in gebruik,
voor het Slot gelegen, om zich daarop te vestigen.
In 1749 wordt in een definitief contract deze
grond in voortdurende erfpacht gegeven.
Hoe nu aan geld te komen voor de bouw van de hui-
zen? Von Zinzendorf hoopte, dat zijn hollandse
vrienden - voornamelijk de rijke Amsterdammers -
voor het benodigde kapitaal zouden zorgen.
-ocr page 22-
22
Negentien kooplieden tekenden voor een half mil-
joen; de rest moest de gemeente opbrengen. Hier-
voor bedacht men het zogenaamde "Gemeinkredit",
een curiosum in de geldwereld zonder weerga. Me-
vrouw M.A.M. Renes-Boldingh omschrijft het als
volgt: "De gemeente(leden) zou(den) lenen aan de
gemeente, met als onderpand een serie herenhui-
zen, die er nog niet waren. Men zou het lenen
dus als geloofsdaad moeten beschouwen, met dien
verstande, dat het geleende geld, wanneer er
niets van terugkwam, moest worden gezien als
"Dem Heiland gegeben". Het doet alles wat wereld-
vreemd aan, maar ging het niet om een "republiek
van God"? Het sloeg in bij de eenvoudigen van
ziel; zelfs kinderen offerden hun spaarpotjes.
In 1748 kon met bouwen worden begonnen en zover-
rezen de eerste huizen aan het Broederplein en
Zusterplein, gescheiden door de tegenwoordige
Nassau-Odijklaan. Hoewel het oorspronkelijke
bouwplan nooit voltooid is, is het in grote lij-
nen nog aanwezig. Voor de ongehuwde broeders
kwam het Broederhuis tot stand, voor de ongehuw-
de zusters het Zusterhuis, tezamen de koorhui-
zen genoemd. Ook de weduwen werden niet verge-
ten; voor hen werd het Weduwenhuis op het Zus-
terplein gebouwd.
Spoedig daarna verrijzen de eerste particuliere
woningen, onder andere de vorstelijke behuizing
voor Matthijs Beuning, een groot middenhuis met
zijvleugels (Broederplein 25-27-29). Van aflos-
sing en rente kwam niet veel terecht - waar
moesten de eenvoudige handwerkslieden het geld
vandaan halen? - en zo werd het "Gemeinkredit"
een voortdurende twistappel tussen de graaf en
de hollandse kooplieden. Matthijs Beuning zat
zo in de knoop, dat hij op de rand van 'nbanliroet
zweefde. Hij klaagde Vo.n Zinzendorf aan bij het
gerecht in Dresden, wat zijn vrouw hem zeer kwa-
lijk nam, want niet de graaf, maar de gemeente
was in financiële moeilijkheden geraakt.
-ocr page 23-
23 -
Portret van Cornelis Schellinger, Heer van Zeist
en Driebergen; 1745. Silhouet, 17 x 13 cm
(Foto R.A. Utrecht)
-ocr page 24-
- 24 -
Financiële chaos
De graaf zelf, die zijn persoonlijke bezittingen
in de waagschaal had gesteld voor zijn gemeente,
zat zo onder de schulden dat hij met gijzeling
werd bedreigd. Hij week uit naar Engeland en zocht
bescherming bij een Londense bankier.
Cornelis Schellinger moest het allemaal maar aan-
zien. De Heerlijkheid was zijn eigendom, maar de
gemeente had ook iets te vertellen. Von Zinzen-
dorf had namelijk in 1746 voor ƒ 50.000,— deel-
genomen in de Hoge Heerlijkheid Zeist, waarvoor
hij - of beter de gemeente - verschillende rech-
ten kreeg. Dit geld had hij geleend van Cornelis
van Laer, die z'n geld echter nooit terugzag
(een lening "auf nimmer Wiedersehen").
Het moet gezegd: de Herrnhutters waren vrome lie-
den, maar van geldzaken hadden ze weinig verstand.
Toen het "Gemeinkredit" een mislukking bleek te
zijn, besloten de graaf en Cornelis Schellinger
het contract van 1746 maar te verscheuren, doch
de verhouding werd er niet beter op. Voor Von
Zinzendorf werd Cornelis Schellinger op den duur
een lastig geworden koopman. In een concept-
brief van de graaf, gevonden te Herrnhut, schrijft
hij: "Herr Cornelius ward .... aus einem wohlha-
benden und geehrten Rentenier ein inconvenabler
(ongemakkelijke) Baron.'".
Nee, Von Zinzendorf begreep weinig van de hol-
landse kooplieden. Zij vervreemden steeds meer
van de graaf en ook vele nazaten hebben de Broe-
dergemeente de rug toegekeerd.
Schellinger zoekt een uitweg
Cornelis Schellinger dacht erover zijn bezittin-
gen te verkopen. Als burger-vrijheer had hij er
weinig plezier van beleefd. Met de omringende adel
-ocr page 25-
- 25 -
had hij vrijwel geen contact. Zelfs op z'n eigen
gebied mocht hij met zijn buren niet op jacht
gaan, want jagen was nu eenmaal een privilege van
de adel.
De verhouding met de dorpelingen liet ook te wen-
sen over; zij stonden wantrouwend tegenover hun
heer met zijn "vreemde" opvattingen. Toch droeg
hij hun geen kwaad hart toe. Een aantekening in
de gerechtsrol geeft hiervan een aardig voorbeeld.
Bij graafwerk in de Zeister Straat was een "rood
aarden kannetie" gevonden, gevuld met gouden en
zilveren munten. De vinders hadden hun vondst niet
aangegeven en de buit verdeeld. Maar men kwam er
toch achter en hevig geschrokken - de straffen
waren toen niet mals.' - brachten zij het geld en
hetgeen zij ervoor gekocht hadden.naar het gerechts-
huis.
De rechthebbenden kwamen echter niet opdagen en
nu verklaarde Cornelis Schellinger, dat het kan-
netje met inhoud hem toekwam, als rechtmatige
eigenaar van de grond. Het gerecht erkende deze
aanspraak "mits Z. Ed. de gemaakte kosten vergoed-
de". De heer van Zeist stemde hiermee in en ver-
klaarde toen "niets daarvan te willen profiteren,
maar die ten nutte en tot welzijn van deze dorpe
te zullen employeeren". Hij betaalde ermee "de 13
straatlantaarns met derzelver paaien en wat het
stellen van dezelfde heeft gekost. Hebbende Zijn
Wel.Ed. het daaraan te kort komende uit zijn pri-
vé beurse gesuppleert".
Gezegend met twee dochters - Maria (geboren 1749)
en Sofia (1751) - en een zoon, tevens naamgenoot
(1754) - zodat een erfopvolging in het vooruit-
zicht lag - had hij weinig vertrouwen meer in de
toekomst. Wat moest er echter met de Broedergemeen-
te gebeuren? Vast en zeker zou een nieuwe eigenaar
hen niet meer dulden op zijn gebied en waar moes-
ten ze dan heen? In 1761 vierden Cornelis en Sofia
hun zilveren bruiloft en een volledige verzoening
kwam töt stand, maar de onzekerheid bleef.
-ocr page 26-
- 26 -
De middenpartij van de vorstelijke behuizing
Broederplein 27 waar Schellinger van 1768 tot
zijn dood in 1778 woonde.
(Foto A. Bredschneyder)
-ocr page 27-
- 27
1
c
o
^-1
a<
en
^-1
O
o
#\
CTl
r^
Csl
<N
C
U
•H
Oi
QJ
g
1—<
g
&
11;
!-i
c
<D
Ti
c
OJ
nJ
O
>
1-)
PQ
t-t
0)
M
M
•H
3
3
<U
■r::
1—<
>
■u
!-(
01
0)
^
4-1
^
0
O
co
OJ
>
^i
M
0)
3
Xl
0)
•H
Ai
u
•r-1
01
•H
4-i
1—1
C
0)
M AJ
-ocr page 28-
- 28 -
Overdracht
Het jaar 1767 bracht een aanvaardbare oplossing.
Cornelis zou de Heerlijkheid verkopen aan iemand
die er officieel mee beleend kon worden, maar die
feitelijk niet meer was dan vertegenwoordiger van
de Broedergemeente, Mejuffrouw A.W. van de Bunt
zegt het zo: "Die iemand werd gevonden in Maria
Agnes von Zinzendorf, een dochter van de stichter.
Zij accepteerde de rol, die haar vader in 1745
aan Schellinger had toebedacht, maar deze niet had
willen of kunnen aanvaarden".
Op 1 april 1767 werd de koop gesloten en op 23
oktober 1768 vond de overdracht plaats. Driebergen
uitgezonderd. Zo was zijn droom niet geheel ver-
vlogen; Cornelis bleef vrijheer van Driebergen
met alle voorrechten daaraan verbonden. Hij kon
echter niet op het Slot blijven wonen en kocht
voor ƒ 20.000,— van een zoon van Matthijs Beuning
diens vorstelijke woning op het Broederplein. Beu-
nings zoon verhuisde toen naar no 9, het zogenaam-
de Haarlemmerhuis,
De nieuwe vrouwe van Zeist trouwde in 1768 met
Moritz Wilhelm, burggraaf en graaf Von und Zu
Dohna. De gravin heeft het Slot slechts tweemaal
bezocht; haar gevolmachtigde was Johan George
Wallis, die niet alleen haar rentmeester was,
maar ook de "regeringsplichten" zou waarnemen.
De koopsom bedroeg ƒ 145.000, —, waarvan ƒ 20,000,—
ineens werd betaald, een tweede termijn ook van
ƒ 20.000,— op 1 juli en een derde, groot ƒ5.000, —,
op 1 januari 1768. De rest ƒ 100.000,— mocht bly-
ven staan tegen een rente van Sj procent. Voor-
waar, Cornelis Schellinger was, ondanks alle mi-
sere, niet rancuneus.
-ocr page 29-
- 29 -
De laatste jaren der Schellingers
De rust, waarnaar hij zo verlangd had, was echter
van korte duur. Op 24 januari 1769 overleed zijn
vrouw Sofia, pas 52 jaar oud. Hoewel zij zeer be-
mind was, is weinig van haar bekend. Zij leed aan
een "gezwel in de hals", een kwaal die het haar
tenslotte onmogelijk maakte iets te eten. Zeven
jaar later stierf zijn enige zoon, waarschijnlgk
aan t.b.c, 22 jaar oud. Maar ook de gezondheid
van Cornelis liet te wensen over. Hij begon te
sukkelen en stelde zich onder behandeling van
broeder Rhörs, die chirurgijn wordt genoemd, en
broeder Tralies, die "Herr Doctor Tralies" heette.
Veel vertrouwen zal hij in beide broeders niet
hebben gehad; hij raadpleegt tenminste twee pro-
fessoren, die waterzucht constateren. Enige maan-
den later stelt weer een ander - professor Hahn -
de diagnose: "asma hypochondrigue" (zijn kwaal
zal wel verband hebben gehouden met zwaarmoedig-
heid) . Het kon echter ook waterzucht worden, als
de zieke niet "medicineerde".
De benauwdheden werden erger, zo hevig, dat hij
eens tegen broeder Tralies zei, dat hij "den Hei-
land bad van hem in zulk eenen benauwdheid niet
te haaien, want dat was zo erg dat hij nooit ge-
weeten had, dat een mensch zoveel kon uitstaan
en nog leven". Op 26 februari 1778 sloot hij voor-
goed de ogen en werd ter aarde besteld op de be-
graafplaats achter het Zusterhuis, schuin tegen-
over het Slot, eens de droom van zijn leven. Met
hem ging geen groot man, maar wel een goed mens
heen.
A. Bredschneyder
Naschrift
Nog enige aanvullingen over de familie van Corne-
lis Schellinger, vnl. ontleend aan het artikel
van J.M. Charisius-de Leur, geheten "Een geslachts-
-ocr page 30-
- 30 -
y^/
De handtekening van Cornelis Schellinger, in 1765
De kerk (1766 - 1768) van de Evangelische Broe-
dergemeente, op het Zusterplein
(Foto Hasewinkel)
-ocr page 31-
- 31 -
register Schellinger" en gepubliceerd in De Ne-
derlandsche Leeuw, 90e jrg, 1973, no 4/5 (april/
mei). In dit register, geschreven in 1814, lezen
we: "De Famielje van de Schellingers is herkom-
stig van het Eyland Ter Schelling, Zijnde de
Eerste Mannen geweest Zeevarende lieden; in de
groote kaart van de Eyland vind men een Zeegat,
genaamt Volkert Douwes Gat". Genoemd naar Vol-
ckert Douwesz., die ca 1600 leefde.
Diens achterkleinzoon was Cornelis Schellinger,
geboren op 27 april 1711 te Amsterdam als twee-
de zoon van Rutger Schellinger (gest, 1730 en
Maria van Laer (gest. 1734). In 1736 huwde Corne-
lis met Sophia Centen (geb. 1716); ze gingen wo-
nen op Singel 100 te Amsterdam; in 1745 kochten
ze het Slot en de Heerlijkheid Zeist. Uit hun
huwelijk werden geboren: a) Maria (10-6-1748 en
ongehuwd gest. 30-1-1814; gewoond hebbend bij de
Broedergemeente te Zeist); b) Sophia (1749 en on-
gehuwd gest., gewoond hebbend bij de Broederge-
meente); c) Cornelis (1754 en ongehuwd gest.
18-5-1776). Cornelis Schellinger stierf te Zeist
op 26-2-1778, na zijn vrouw (gest. 24-1-1769 te
Zeist) en zijn zoon.
Cornelis' oudere broer Jacob Rutgersz. Schellin-
ger (1706 - 1769) huwde met Magdalena (van) Beu-
ning; het huwelijk bleef kinderloos. Deze Jacob
kocht in 1736 een stuk land te IJsselstein en
liet daar de eerste nederlandse Hernhutter-neder-
zetting, "'s Heerendijk", bouwen. In 1738 werd
hij er "oudste"; verder had hij aandeel in de op-
richting van de Amsterdamse Broedergemeente en
van het zendingsgenootschap. Het geciteerde re-
gister deelt ons over hem mede: "Hij was eerst
een mystiek en ging na zijn Vaders dood van Enk-
huizen naar Amsterdam, vertrok vandaar weder naar
Zeyst, alwaar hij Bisschop wierd van de Hernhut-
ters; hij bezocht met zijn vrouw de Moravische
-ocr page 32-
- 32 -
broederen te Hernhut in Moraviën. Wierd op zijn
reise door de Fransche troepen gearresteerd, dog
na zijn wederkomst te Zeyst aldaar gestorven en
begraven".
K.W.G.
De kerkzaal, waarin Cornelis Schellinger menig-
maal de dienst zal hebben bijgewoond.
(Foto Hasewinkel)
-ocr page 33-
- 33 -
Het paard van Dieges
Wagentje van Dieges (1879)
In de weekbode voor Zeist, Driebergen en Omstre-
ken van 24 oktober 1891 staat een verslag van
toenmalige menslievendheid, dat ik u, gelet op
de figuur wie het betreft, niet wil onthouden.
Voor een goed begrip een stukje voorgeschiedenis.
"Van Gend en Loos" (J.B. van Gend en Wm P.J. Loos),
die met de "Arnhemse wagen" een dienst Utrecht-
Arnhem, via Zeist, reed, was na de opening - in
1845 - van het gehele traject Utrecht-Arnhem van
de "Rhijnspoorweg" genoodzaakt, zijn dienst op
te heffen 1). Zeist was daardoor verstoken van
een behoorlijke verbinding met de grote steden.
De diligence-rijder Paulus (Pauw) Dieges was er
echter snel bij om een dienst te openen vanaf
zijn woonhuis aan de Biltstraat (bij de Witte-
vrouwenbrug) te Utrecht naar de Dorpsstraat (bij
logement "de Zwaan") in Zeist.
Kort daarop ging stalhouder Van Wijk uit Zeist
ook met een diligence op Utrecht rijden en aan-
gezien hij tot het station doorreed, was hij een
zware concurrent van Dieges.
Paulus nam die concurrentie overigens nogal ge-
moedelijk op. Hij wist wel, dat Van Wijk met zijn
mooie, in de winter van stro voorziene, wagens
het betere publiek reed. Hij nam het daarom niet
zo nauw met zijn tarief van ƒ 0,35 per rit en
-ocr page 34-
- 34 -
wie geen zeven stuivers kon betalen mocht van hem
ook voor minder mee.
De talrijke studenten, die hij tot zijn klanten
mocht rekenen, maakten nogal eens misbruik van
zijn goedhartigheid. Naar verluid, verwisselden
ze eens de plakken kaas van zijn boterhammen met
briefkaarten. Dieges, die al wat dommeli'g begon
te worden, zou het verschil niet eens geproefd
hebben.
Na de ingebruikneming van de paardentram Utrecht-
Zeist van de "Stichtse Tramway Maatschappij", was
er voor het "wagentje van Dieges", zoals het in
de wandeling genoemd werd, geen belangstelling
meer en sindsdien zag Dieges als gewoon koetsier
op het station te Utrecht met vigilante en paard
naar een vrachtje uit 2).
Zoon Hendrik had inmiddels het commando overgeno-
men en hij zette de zaak van zijn vader op dezelf-
de voet voort.
Sinds mensenheugenis had men Dieges nooit anders
gekend, dan achter oude afgeleefde paarden, die
hij echter door zijn "doeltreffende" behandeling
tot de laatste uren voor hun dood aan zijn wagen-
tje wist dienstbaar te maken.
Ook het "wagentje van Dieges" kon niemand zich
anders voorstellen dan krakend en waggelend en
met gebroken of gebarsten ruiten.
Hoewel zijn latere vigilante er ook niet veel be-
ter aan toe was, verdiende Dieges, naar hij zei,zo
niet zijndaaglijks broodje, dan toch zijn daaglijks
slokje.
Hij was niet duur, hij was beleefd en zeer dienst-
vaardig en hij had een aparte standplaats bij het
station in Utrecht, waar ieder, die meer op boven-
genoemde eigenschappen dan op uiterlijk vertoon
gesteld was, Dieges op alle uren van de dag kon
vinden.
Terwijl hij met zijn al sedert jaren onverander-
lijke glimlach en bakkebaarden op de bok zat, werd
-ocr page 35-
- 35 -
zijn rossinant er in het najaar van 189! niet be-
ter op en op een gegeven ogenblikwerd zijn trouvje mak-
ker zelfs door de bevoegde autoriteiten voor ver-
dere diensten ongeschikt bevonden en naar de
slachter verwezen.
Hoewel het uit een oogpunt van dierenbescherming
ongetwijfeld een goed besluit moet zijn geweest,
was het een ramp voor Dieges , waarvan de gevolgen
niet waren te overzien. Gelukkig werden deze af-
gewend door enige trouwe bezoekers van het sta-
tion, die, door middel van een lijst, een som
van "zestig" gulden bijeen brachten, waardoor een
"nieuw" paard voor Dieges werd gekocht.
Trotser dan ooit nam Dieges weer plaats op de bok
van zijn rijtuig en verzekerde aan iedere belang-
stellende, dat hij nog nooit achter zo'n mooi
jong beestje gezeten had.
"Eer ze daar rookvlees van eten, liggen u en ik
allang onder de grond, mijnheer", verzekerde hij
aan elke belangstellende, hen tot instappen aan-
moedigende.
Het zal wel nooit bekend worden of deze profetie
'vervuld is, maar wie brengt vandaag nog geld bij-
een voor een "nieuwe" taxi, wanneer de verkeers-
politie de oude wegens gebreken van de weg heeft
gehaald?
L. Visser
1)  De trajecten Utrecht-Driebergen, Driebergen-
Veenendaal en VeenendaaI-Arnhem werden res-
pectievelijk op 17 juli 1844, 15 maart 1845
en 16 mei 1845 geopend door de "Staat der
Nederlanden". De exploitatie werd op 1 sep-
tember 1845 overgenomen door de "Nederland-
sche Rhijnspoorweg Maatschappij".
2)  De opening van het gedeelte Utrecht (stati-
onsplein) - Biltstraat (Gildbrug) had plaats
op 28 april 1879. Op 20 mei 1879 volgde de
opening van het gedeelte Utrecht (Biltstraat)
- Zeist (Het Rond). -
-ocr page 36-
36 -
Weekbode voor Zeist, Driebergen en Omstreken
FOSTWAGENDIERST
VAN
ZEIST vice versa.
De ondergeteekende, ondernemer van Postwa-
gendiensten buiten de Wittevrouwen te Utrecht,
onderrigt mits dezen het reizend Publiek, dat
zijne bovenstaande dienst zal afrijden en aan-
komen op de volgende uren, te weten:
ZOMERDIENST 1 APRIL 1865.
VERTREK VAN UTRECHT.
's Morgens ten 7, ten 9 en ten half 12 ure.
's Nam. ten 2 ure. 's Av. ten half 7 ure
VERTREK VAN ZEIST.
's Morg. ten 8 en half 11 ure. 's Nam. ten 1
en ten half 4 ure. 's Av. ten half 6 ure.
Prijs per persoon........f 0.35.
Heen en terug op denzelfden dag . . » 0.60.
Expeditie-Kantoren.
Ten zijnen huize buiten de Wittevryuwen.
Te Zeist, bij VERMEULEN in »de Zwaan".
F. DIEGES.
01-04-1865
D1LIGE^CË-D1Ë^ST.
Firma VAN WIJK & Co.
ZOIV[ER.I>IE]VST.
Van ZEIST: 'sm. Ou. 45m., 's voorra. 10 u. 15ni.,
's nam. 2 u. 15 ni., 'sav. 8 u. 15 m.
« l'TRECIIT:'sm.8u.l5m. 'smid. 12u.30ra.,
's nam. 3 u. 30 ni., 'sav. 9 u. 45 m.
en des /.atunlags nog ecnc exita, dienst van
ZEIST 's inciig. 7 u. 45 lu.
Terug van UTHECHT 's nam. 1 u. 30 m.
29-04-1865
-ocr page 37-
- 37 -
Huize "Rodichem" en omgeving
Uit een in 1973 tot schrijver dezes gericht ver-
zoek om historische inlichtingen over "Rodichem"
en omgeving is het onderstaande artikel ontstaan,
zij het met latere wijzigingen. Aangevangen mo-
ge worden met een korte
Voorgeschiedenis
Alvorens met de, vrij recente, geschiedenis van
het fraaie huis "Rodichem" en het bijbehorende
park te beginnen, moge iets worden gezegd aan-
gaande de naam. Zonder twijfel is deze benaming
een samenstelling van "rode, roding" en "hem,
heim, ichem, inchem", als in Beusichem, Erichem,
Bunninchem (Bunnik), Doetinchem, Gorinchem, enz.
Het laatste naamgedeelte wil dus zeggen: huis,
woning, heem en het eerste deel "is de naam voor
een in ontginning genomen stuk woeste grond, het-
zij bos hetzij heide; daar moest men beginnen al
het opstaande hout te rooien" 1). Vergelijk namen
als Nijenrode, St Oedenrode, Roden, e.a. Hoe het
zij, ons "Rodichem" hier is nieuw, eerst op kaar-
ten van deze eeuw voorkomend en ongetwijfeld door
een bewoner van de buitenplaats er aan gegeven.
Enige eeuwen geleden was deze streek nog "woest
en ledig", al liep er al sinds onheuglijke tijden
een weg van Utrecht langs de oude herberg "De Pan"
of "'t Panhuys" naar Amersfoort. Doch de huidige
weg - nadien weer vele malen verbreed, verlegd,
gemoderniseerd - dateert pas van 1652/53, toen
Gedeputeerde Staten van Utrecht de aanleg en be-
planting van een nieuwe weg tussen Amersfoort en
de Arnhemse (= Utrechtse) weg goed keurden. Zo
ontstond de kaarsrechte "Berchwech" of "Nieuwe
Amersfoortsche Straatwegh".
-ocr page 38-
- 38 -
De grond aan weerszijden van de weg werd daarna
in vakken verdeeld ter breedte van 100 roeden of
376 meter en zich 50 roeden diep uitstrekkende;
maar werd zo'n vak bebouwd met een woning, dan
werd de perceeldiepte 100 roeden. De zijden van
die vakken moesten grenspaden hebben van 3 roe
(= ruim 11 meter) breedte, de zgn. sorties 2).
Deze paden zijn nog hier en daar te herkennen,
bijv. als Verlengde Bergweg, Prins Alexanderweg,
Dolderseweg, Ericaweg, Panweg, enz. Op 17 decem-
ber 1652 werden de diverse vakken toegewezen aan
de kopers (Amersfoort kreeg de oostelijke 12 vak-
ken) en zo verkreeg de heer J. Schade van Westrum
- wiens portret door Frans Hals is geschilderd -
het 19e vak, aan beide kanten van de weg. Op het
zuidelijke perceel liet hij het huis "Sandbergen"
(nu: Oud Zandbergen) bouwen door Jacob van Campen;
het noordelijke stuk was - zoals toen en later
mode was - "overplaats" of "overtuin", al bestond
dit vak vnl. uit "heetveld", d.w.z. heide. Nog op
een kaart van 1810 is er sprake van Bosch en Duin
en omgeving als "gemeen heideveld", liggende in
de zgn. "Amersvoorder Bergen".
Wie de opeenvolgende eigenaren van "Sandbergen"
(en tevens van de herberg "Huis ter Heide") zijn
geweest kan beter besproken worden - en kwam
reeds ter sprake 3) - bij de behandeling van de
historie van genoemd buiten. Voor ons is wel van
belang, dat per rekest van 5 februari 1793 de
toenmalige eigenaar-bewoner van de buitenplaats,
mr Laurens Jan Nepveu, aan de Utrechtse Staten
verzocht om heide en duinen te mogen kopen om
die grond te bebouwen en te beplanten met bos;
in totaal 81 morgen en 400 roeden, d.i. ongeveer
72? ha. Dit verzoek werd toegestaan, op voorwaar-
de, dat de steeg tussen de herberg "Huis ter Hei-
de" en de "overplaats" - dus de Verlengde Bergweg
-ocr page 39-
- 39 -
alias Ravenhorstsesteeg alias Hobbemalaan - werd
doorgetrokken tot het einde van de te kopen hei.
Rekent men dit alles na op de huidige kaarten, dan
zou deze "ontginning" omvat hebben het Blookerpark,
het Rodichempark, het Coburgpark en terrein tot
ongeveer de Vossenlaan. Tussen haakjes: deze weg
is al oud, bestond althans reeds anderhalve eeuw
geleden onder de naam "Princelaan". Nepveu stierf
in 1823, maar nadien woonde zijn weduwe nog op
"Sandbergen".
De situatie ca 1865.
1. Vossenlaan. 2. Verlengde
Bergweg. 3. Prins Alexander-
weg. 4. Dolderseweg.
5. Amersfoortseweg. 6. Ge-
zichtslaan. 7. Zandbergen.
8. Ned. Herv. Kerk.
r-H
7
1
6
\-
^
3
s
t
jr
Op kaarten uit die tijd
staan nog geen wegen aange-
geven in de "overplaats".
Ook op een kaart van 1861
staat slechts aan beide zg-
den van de Amersfoortseweg de naam "Zandbergen";
er is geen bebouwing in het noordelijke part, met
uitzondering van het Protestantse Kerkje, het zgn.
Witte Kerkje (gebouwd in 1859, op een stuk grond,
dat welwillend was afgestaan door de toenmalige
bewoner van "Zandbergen", mr P.M. de la Court),
en de pastorie in een hoekje van de "overplaats".
Wat natuurlijk nog niet zeggen wil, dat er toen
aldaar geen paden waren. In ieder geval zien we
in 1867 op een kaart in de bekende gemeenten-at-
las van Suringar wel een aantal paden, maar geen
vijver. Zoals men zal opmerken - zie bijgaand
schetskèartje - was de Gezichtslaan (later Jacob
van Kampenlaan genoemd) er wel. Ten oosten van de
Dolderseweg was alles nog bos.
K.W. Galis
wordt vervolgd
-ocr page 40-
- 40 -
De zogenaamde kapel in het Blookerpark, ca 1925
Noten:
(1) Aldus J. de Vries: "Woordenboek der Noord- en
Zuidnederlandse Plaatsnamen", Utrecht, 1962; pag.
144. En G.J. Uitman: "Wat zeggen onze Aardrijks-
kundige Namen?", Assen, 1954; pag. 52 e.a. en waar-
in op pag. 86 wordt vermeld, dat Renkum in een ak-
te van 970 "Redichem", later ook "Radinchem", heet-
te. Volgens De Vries evenwel betekent die naam
"heem van Rado". - Ca 1400 stond bij de Soestereng
de "Roedeghens-hoeve". Zie ook: H.J. Moerman: "Ne-
derlandse Plaatsnamen", Leiden, 1956; pag. 85 vlg.
(2) C.W. Moorrees en P.J. Vermeulen: "Vervolg van
Groot Plakkaatboek 's Lands van Utrecht", Utrecht,
1860; II, 2e boek, titel 14; pag. 196-199.
(3) K.W. Galis: "De herberg "Het Huis ter Heide".
Bulletin van de Van de Poll-Stichting, 1, 1971,
afl. 4;
pag. 16-25.
-ocr page 41-
- 41 -
Huize "Rodichem" en omgeving (2)
Op 2 november 1896 werd "Zandbergen" ca. gekocht
door Johannes Blooker (van "de cacao", zoals oude-
ren zich zullen herinneren; geb. Amsterdam 25/2-
1850 4) en gest. Zeist 23/1-1934) van de Erven
Beuker.
De noordelijke helft van het landgoed bestond toen
nog ten dele uit heide en een verwaarloosd bos. In
opdracht van Blooker liet de bekende tuinarchitect
Copijn sr een vijver graven, twee stukken weiland
aanleggen, het voorterrein vernieuwen, heuvels ma-
ken met boomgroepen, etc. 5), Ook kwamen er nieuwe
wegen; op een kaart van 1902 is dit alles reeds
aangegeven. In 1906 kregen deze officieel hun na-
men, zoals Potterlaan, Rembrandtlaan, enz. In 1907
kwamen er enkele gaslantaarns en in 1912 .al elec-
trisch licht.
Wat toentertijd Park Zandbergen genoemd werd -
zelfs nog omstreeks 1940 - heeft nadien dus de
naam Blookerpark gekregen (al had men het ca 1920
reeds over "het zoogenaamde Blookerpark"). De be-
bouwing was echter ook toen nog gering; tot de
Vossenlaan vond men slechts de villa's Fulnaho,
Coburg en ~ later - Rodichem.
Hoe de poëtische wandelaar uit die dagen over het
nieuwe park dacht moge blijken uit de volgende
ontboezeming 6): "Hier noodt de breede Ruysdael-
laan, met forschen spar en den en beuk terzijden
opgesteld 't Zandbergenpark binnen te treden. Hoe
breed en bevallig slingert de heerlijke laan door
't opgaand geboomte, waaraan dit park in 't bij-
zonder zoo rijk is. Evenals langs onzen weg, zoo
ook dieper en overal in 't park verheft zich eer-
waardig hout, slechts hier en daar doorboord van
-ocr page 42-
- 42 -
Portret van de heer
Johannes Blooker
(1850-193^).
Onder: Huize "Rodichem" omstreeks 1920.
^^!^s^f.^.:^r'!^!5^j^"^^?
-ocr page 43-
- 43 -
breede, rechte lanen met treffende vergezichten
en rijwegen welker bochten wit glinsteren
tusschen de slanke dennen. Kijk, hoe teekenachtig
ziet daar ter rechter dat tuinhuisje er uit, met
de eigenaardig met kiezelsteenen bewerkte achter-
zijde, waarin een klok is afgebeeld 7). Al hoewel
dat alles geen bijzondere beteekenis heeft, past
't volkomen in deze rustieke omgeving. Hoe teekent
daarentegen 't witte Vijverzicht zijn bevalligheid
tegen den donkeren achtergrond, hoe schilderachtig
ligt Huize Delta met haar prachtige sparren en beu-
ken dieper in 't park, aan 't aansluitingspunt der
Potterlaan, die om een even bekoorlijk gelegen
villa, nabij den parkvijver weer met een bocht op
den Amersfoortsche straatweg uitkomt. Hoe uiterma-
te schoon is 't gezicht over den vijver op 't huis
Zandbergen ...".
Bij akte van 14 juni 1911 verkocht de heer Blooker
aan de heer Johannes Cornelis Soeters (zonder be-
roep), voor notaris J^G^ Brouwer Nijhoff te
Utrecht, een bosterrein en terrein van vermaak van
4 ha en 48 aren, een groot aantal percelen in sec-
tie A van de gemeente Zeist omvattend 8). Genoemd
terrein werd begrensd door de Verlengde Bergweg,
het zgn. Apenlaantje, de Ruysdaellaan, de Rem-
brandtlaan en - aan de noordkant - door een rechte
grenslijn tussen Dolderseweg en Verlengde Bergweg.
Er werd o.m. een erfdienstbaarheid gevestigd op de
Gezichtslaan; wij lezen: "De kooper en latere ei-
genaar van het bij deze verkochte zal hebben het
recht van vrij uitzicht zboals dit thans van af het
kadastrale perceel gemeente Zeist, sectie A nummer
1366 (nu K 120 = huize Rodichem, G.) kan worden
uitgeoefend over de Gezichtslaan, genaamd Jacob van
Kampenlaan, naar den AmersfoortsChen straatweg,
..". Bij akte van 26 oktober 1912 werd op een en
ander teruggekomen; met name op de aan te leggen
wegen in het park "volgens het thans bestaande
-ocr page 44-
- 44 -
e.-n.y-CilverSu.rrif.
BDUWTE]RKE1N
TE KODP
VILLAPARK.
»»
ZANDBERCH"
OMJN-.vAKAF STATION
HUI Ster HEIDE
cLccqelqJ<6 ZO oh-e-n cc^-
qccacncie. ireirtert
veert en ncLcxrr \X.taeehrt
VANAF
M ET INBX&RIP VAN
2WARE OPGAANDE BOOMEN
MINIMUM VERKOOP 2000 H^
TE3EVMGENBIJ:
JvdBRINKJ."
Til:Ini;N«1(W-ZE-IST.
D.PI.HARMBEN.
TeI:I«T:N'61ZEIST.
WvIANKERENJ*-
1iLjNT.N!39¥ UTRECHT
-ZZZ^^
1^
ZZZZZZZZZZZZL
I
I
ST AT lOK
.....-. /
KUISteaKEIM
-ocr page 45-
- 45 -
spoor".
De nieuwe eigenaar, de heer Soeters, liet vervol-
gens op de as van de Gezichtslaan (22 meter breed
zijnde en ca 500 meter lang, waarvan nadien het
noordelijke gedeelte - tot de Vossenlaan - verdwe-
nen is) een fraaie buitenplaats bouwen, getuige
mede de jaartallen "1912" in een geveltop en boven
de haard in de hall.
Maar bij akte van 6 oktober 1922, eveneens verle-
den voor notaris Brouwer Nijhoff, wordt het gehele
landgoed wederom verkocht, nl. aan Willem Philip
Peletier te Huis ter Heide. Er is dan sprake van:
huis, garage, tuin en bos; kadastraal hernummerd
in K 120 en 121. Peletier woonde er tot einde 1943,
toen hij de villa ontruimde omdat Zuster F. Groen
- die haar rust- en verpleeginrichting "In de Den-
nen" aan de Duinweg door de Duitse bezetters zag
gevorderd - er in moest.
Portret van de heer Willem Philips Peletier
(1891-1955); welwillend ter beschikking gesteld
door mevr. J.L.E. NiJenbandring de Boer-Peletier,
-ocr page 46-
- 46 -
Na de oorlog kwam de heer Peletier niet op "Rodi-
chem" terug; hij verhuurde het enige tijd alvorens
het huis te verkopen.
De heer Peletier was degene, die zijn huis de naam
"Rodichem" gaf; voordien heette het "De Over-
plaats". Dit geschiedde, omdat hij eigenaar was
van gronden nabij Brakel (ten oosten van Woudri-
chem), grotendeels uiterwaarden aan de Waal, waar-
op eertijds een kasteel "Rodichem" had gestaan
(waaraan heerlijke rechten waren verbonden). Van
dit kasteel zijn geen resten meer over; het ter-
rein behoort nu toe aan Peletier's zoon, W.F. Pe-
letier, te Hoenderloo 9).
Uit deze jaren dateert de beschrijving van Kraal,
onder het kopje "Zandbergenpark", luidend 10):
"De prachtige overplaats van ouds van Zandbergen
heeft een heel ander aspect. In plaats van door
woeste gronden, leiden hier de Ruysdaellaan en Rem-
brandtlaan door statig geboomte om de weide en den
vijver, waar een hooge sparrenlaan een verte
schenkt. Lanen met namen der schilders Potter, Van
Ostade en Jan Steen, waartusschen Rodichem en
Nieuw-Zandbergen (in 1913 gebouwd, G.) 't meest de
aandacht trekken, verdeelen heel intiem en verras-
send dit kleine, deftige park, dat al met mooie
landhuizen en villa's volgebouwd was in den tijd
toen 't verkeer geen breede wegen noodig had. De
aanleg van de buitenplaats Rodichem (tuinarch. Co-
pijn) is er opvallend". Van dit Zandbergenpark
wordt dan bij akte van 17 december 1925, op be-
paalde voorwaarden, 10 ha geschonken aan de ge-
meente Zeist door de heer Blooker. Het overige
terrein is, zoals "Rodichem", in percelen verkocht
aan particulieren.
-ocr page 47-
- 47 -
Vervolgen wij met de historie van "Rodichem".
't Is merkwaardig, dat op een kaart van de Topogra-
fische Dienst (blad no 32 C) van ca 1947 het huis
staat aangeduid met de naam "Baldersburg". Vanwaar
die belangstelling voor de oud-Noorse god van het
licht?
De nieuwe bewoners zullen deze naam ook wel niet
hebben gekozen. Bij akte van 15 oktober 1946, opge-
maakt voor notaris Ter Horst, werd nl. de Ned. Pro-
vincie der Congregatie van den Heiligen Geest (ge-
vestigd te Gemert) eigenares van het landgoed. In-
teressant is artikel 8 van deze akte (in eerdere
akten ook al beknopt opgenomen), luidende: "Op den
bij dezen verkochten grond, voor zoover betreft de
perceelen Sectie K nummers 120 en 121 zullen nim-
mer mogen worden gebouwd - en de daarop te stichten
gebouwen zullen nimmer worden gebezigd voor - of
ingericht tot arbeiderswoningen, koffiehuizen,
slijterijen, tapperijen, herbergen, bierhuizen, ge-
neeskundige inrichtingen, scholen, kloosters, fa-
brieken, trafieken of inrichtingen waartoe bij de
wet bijzondere vergunning van overheidswege moet
worden verkregen, alles op straffe eener boete van
tien duizend gulden ten behoeve van den eigenaar-
of lateren eigenaar van het voormalige perceel ge-
meente Zeist Sectie A nummer 1367 te verbeuren door
den kooper of lateren eigenaar, die de overtreding
begaat. - De koopster zal bij vervreemding, uit-
gifte in erfpacht, opstal of vruchtgebruik van het
geheel of een gedeelte van het bij deze gekochte
verplicht zijn, dit beding met het strafbeding aan
den nieuwen verkrijger, erfpachter, opstalhouder
of vruchtgebruiker op te leggen, onder verplich-
ting aan dezen, om hetzelfde beding en het straf-
beding met zijne opvolgers te maken, alles op ver-
beurte van gelijke boete van tien duizend gulden,
ten behoeve van den eigenaar of lateren eigenaar
-ocr page 48-
- 48 -
van het voormalige perceel gemeente Zeist, Sectie
A nummer 1367 voormeld".
In 1951 verandert de situatie opnieuw. Reeds in
februari werd in een vergadering van B. & W. van
Zeist gesproken over een voorstel van ir W. de
Bruyn om het landgoed onder te brengen in een
stichting en er woningen te bouwen voor bejaarden,
uit het gehele land. 't Huis "Rodichem" zou een
verzorgingscentrum zijn; het natuurschoon (de vij-
vers, etc.) zou gespaard worden; de woningen zou-
den op den duur eigendom kunnen worden van de be-
woners; ziektekosten dienden de bewoners zelf te
betalen; het park zou toegankelijk blijven voor
het publiek; er zouden vnl. woningen voor echtpa-
ren komen. In het "Grote Huis" (= Rodichem) zou
een restaurant en logeergelegenheid komen en re-
creatie-mogelijkheid voor de parkbewoners; uit de-
ze bewoners en de stichtingsdirectie zou een ad-
viescollege worden gevormd om algemene wensen te
berde te brengen en te behandelen; enz.
Na de nodige vijven en zessen, met name op finan-
tiëel gebied, werd voor notaris J.L, Neuteboom in
Den Haag op 22 mei 1951 de oprichtingsakte verle-
den van de Centrale Stichting "Rodichem" voor Be-
jaardenzorg, de nieuwe eigenares derhalve. Al met
al waren de kosten, voor die tijd zeker, niet ge-
ring. Een raming van 1951 geeft o.a. als uitgaaf-
posten: aankoop van het landgoed ƒ 204000,-; vas^
te tuinman ƒ 2250,- p.j.; portier/administrateur
ƒ 2400,-; enz.; in totaal zou het project ca
ƒ 1.350.000,- kosten. De grond werd door de Stich-
ting overgedragen aan de gemeente Zeist; deze be-
zit en beheert ook de wegen (ca 9600 m2). Offici-
eel kwam dit laatste pas tot stand op 7 mei 1953,
ten overstaan van notaris mr H.B. van Rhijn te
Zeist.
-ocr page 49-
- 49 -
HOTEL 0ODICHEM
HUIS TER HEIDE.
DlNSPAO 9 OCTOBEQ,8.15 UUf?
AUEXANDER FEINDLAND, . . . viool.
EUSABETH FEINLAND, . .violoncello.
ANNA WESTER.......piano.
PROGQAMMA:
Sonate op. 5 no. 2 . . .cello -piano
Sonate op. 47 (Kreuzer) . viool -piano
Trio op. 11 . . . viool -cello -piano|
Toegangskaarten a ƒ 1, 75 (bel. inbegr.)!
verkriigbaar bij Hotel Rodichem.
Advertentie in het Maandblad van de
Belangengemeenschap "Huis ter Heide",
"Contact", 2e jaarg. 1956, no 9/10 (oktober)/
-ocr page 50-
- 50
I_______VCBZOQCINCSUUIS
2_______TUINMANSWONIMfi
i------------suwiiLbiBCiMCcn
Typt /k.ft.c. wooN»*v I UOIN5
-ocr page 51-
- 51
$>C1WAAL ix 500
-ocr page 52-
- 52 -
Op 25 juni 1952 werd dan zonder officieel vertoon
de eerste spade in de grond gestoken voor de bouw
van 107 woningen, verstrooid in paviljoens. In sep-
tember 1953 waren alle woningen - ontworpen door
architect Grijpsma - gereed, met de wegen, gazons,,
etc. Door het Ministerie van Wederopbouw en Volks-
huisvesting werden op 3 oktober van dat jaar de
huren vastgesteld op resp, ƒ 35,- p.m. (voor 47
woningen), ƒ 40,- (voor 40 woningen) en ƒ 45,-
(voor 20 woningen). In 1952 reeds was de buiten-
plaats - toen nog Rembrandtlaan 15 - verhuurd aan
pachter J.C. Hagemans (die er in 1957 nog pachter
van was) met het al hiervoor vermelde doel. Voor-
dien was de westelijke aanbouw bij het huis (nu
keuken, enz.) al tot stand gekomen. - In de akten
is natuurlijk ook melding gemaakt van het servi-
tuut van de Gezichtslaan. - Op 13 oktober 1952
kreeg het terrein officieel de naam "Park Rodichem".
Het eerste nummer van "Ons Rodichem Nieuws", mede-
delingenblad van de stichting "Park Rodichem" te
Huis ter Heide, verscheen in maart 1954; eindre-
dacteur was de heer J.C. Rugaart 11). Er was voor
de parkbewoners toen al een sociëteit, een bridge-
club, een bibliotheek en er werd geschaakt en ge-
damd. De vereniging van de bewoners heette "Con-
tact" en zorgde o.m. voor filmvertoningen, concer-
ten, bazars, excursies, e.d. Zo was er in februari
1958 een goedgeslaagde bazar. En bijv. in oktober
1956 een Beethoven-concert (zie afb.). Lezingen
waren er vele; ook relaties met de Belangenge-
meenschap "Huis ter Heide".
Waren de verbindingen "naar buiten" in het begin
nog moeilijk, met ingang van 3 januari 1955 reed
de eerste bus van lijn 14 (Bunnik-Zeist-Hilversum)
ook via de Frans van Mierislaan. - In dat jaar
werden door bemiddeling van de heer A. Spaarkogel
-ocr page 53-
- 53 -
in het park een vijftal flinke banken geplaatst.
- De "raad van advies", al in 1951 voorgesteld,
kwam op 13 januari 1955 voor het eerst bijeen
(met de bedoeling, dat maandelijks te blijven
doen) en bestond toen uit: mej, Dijst, hr Gaaster-
land, mej. Van Hamersvelt, hr Ossewaarde, hr
Spaarkogel, hr Van Steenbrugge, hr Van de Steen,
mevr. Veltema en hr Würdeman, - In augustus 1955
brandde voor 't eerst de electrische straatver-
lichting. - De vijvers in het park werden weer in
orde gemaakt (kosten ca ƒ 8000,-). - De biblio-
theek (begonnen in november 1953) telde al ca 700
delen. - De eerste voorzitter van de Stichting, de
heer Th. Elink Schuurman, stierf op 4 maart 1955.
- Het Stichtingsbestuur bestond in 1954 uit: mr
W.A.H. Fuchter (voorzitter/administrateur), hr
O.J. Risselada (secretaris), hr A,H. Kruitbosch
(vice-voorzitter), mej. N.A. Loot en hr J.C. Ru-
gaart. - Opzichter was de hr C. van Lierop en
tuinman (ingaande 1 oktober 1955) de hr L. van
Schalm. ~ In 1956 werd per 1 januari de oude naam
veranderd in "Stichting Rodichem Zeist". - En in
1957 werd door de parkbewoners een gezinshulp-re-
geling ingestelde - In 1971 was er nogal beroering
vanwege het concept-bestemmingsplan Bosch en Duin,
van de gemeente Zeist, nl. om een flinke verbin-
dingsweg te maken tussen Verlengde Bergweg en
Ruysdaellaan door een deel van het park. De toen-
malige voorzitter van de Stichting, de heer P.C.
Wessels, protesteerde, met anderen, tegen dit plan
12).
De jaren gingen voorbij, bewoners kwamen en gingen
of stierven. Veel veranderde er verder niet. Ver-
melding verdient nog wel, dat - als gezegd - de
eerste pachter van huize-hotel-restaurant "Rodi-
chem" de heer Hagemans was, doch van 1 januari
1968 t/m 31 december 1972 was dit de Vereniging
-ocr page 54-
- 54 -
van den Heiligen Gerlachus (gevestigd te Cuyck
aan de Maas). Thans, sedert 1 mei 1973, is het
oude buiten - nu Park Rodichem no 1 - gepacht door
de heer C. de Vries c.s,, die er weer als voorheen
een hotel-restaurant in opende.
Dr K.W. Galis
Noten;
(4) De heer J. Blooker werd lid van de Zeister
gemeenteraad op 24 juli 1899 en wethouder op
7 september 1909; hij trad af in beide func-
ties per 4 september 1917. Tevens was hij
ambtenaar van de burgerlijke stand van 1 ok-
tober 1909 tot 1 november 1917.
(5) E. Gewin: "Uit oude papieren", Krantenartikel,
november 1924.
(6) J.W. Kraal: "Nieuwe Groote Gids van Zeist",
Zeist, 1907; pag. 155/156.
(7) Sedert september 1962 berust de loden wijzer-
plaat van dit tuinhuisje in de dépendance van
de Van de Poll-stichting in het gebouw van de
Dienst voor Openbare Werken, Zeist.
(8) Deze - en enkele volgende - gegevens werden
welwillend door personeel van het gemeente-
lijk Kadaster voor mij opgezocht.
(9) Deze gegevens ontving ik van de heer mr P.H.
Damstë, te Utrecht, bij diens schrijven van
3 mei 1974. - In "Gens Nostra", 13e jrg, 1958,
vond ik op pag. 259 nog vermeld een Wilhelmus
van Dam, heer van Brakel, Rodichem, enz., enz.
en zijn zoon Jean Baudet van Dam, heer van
Brakel en Rodichem (geb. Brakel 18/5-1812,
gest. Utrecht 13/2-1876).
(10) J.W. Kraal: " Zeist en de Stichtsche Lustwa-
rande", Zeist, 1933.
-ocr page 55-
- 55 -
(11) Uit dit maandblaadje zijn diverse gegevens
geput. Evenals uit de Nieuwe Zeister Crt
van 26/11-1951 en van 25/6-1952, de Zeister
Nieuwsbode van 28/8-1953, het Vrije Volk van
6/12-1951, het Finantieel Weekblad voor de
Fondsenhandel van 11/7-1952, De Woningbouw-
vereniging van ./1-1952.
(12) Zie o.a. de Nieuwe Zeister Crt van 29/4-1971
en het Utrechts Nieuwsblad van 11/5-1971.
Lezing
De op 29 mei j.1. door onze Stichting in het Slot
te Zeist gearrangeerde lezing stond in het teken
van Monumentenjaar 1975. De vice-voorzitter, mr
H.L.L. van Hoogenhuyze, opende - wegens verhinde-
ring van de voorzitter - de bijeenkomst, bijge-
woond door ca 50 personen, en begroette met name
de spreker, de heer A.P. Smaal, chef-voorlichting
bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
De heer Smaal hield een enthousiaste causerie - on-
derbroken door twee fraaie filmpjes; o.a."Wentelen-
de Wieken" - over algemene facetten van monumenten
en het behoud ervan. Daarvoor heeft de Rijksdienst
aparte afdelingen, bijv. voor kerken, kastelen, mo-
lens, enz. De molens zijn sedert kort ook be-
schermd, maar bijv. watertorens (nu bestudeerd)
nog niet.
In principe wordt de "beschermingsgrens" getrokken
bij het jaar 1850. Maar in 1974 werden al 136 R.K.
kerken en 18 spoorwegstations op de lijst gezet;
allen van na 1850. Zo groeit het aantal te be-
schermen panden steeds aan; er zijn er thans onge-
veer 40.000. Daarbij komen nog zo'n 120 beschermde
dorps- en stadsgezichten, d.w.z. omstreeks een
kwart van het totale nederlandse aantal.
-ocr page 56-
- 56 -
. if . De Spaarndammer-buurt is bijv.
• * zo'n beschermd stadsgedeelte;
• M7^ • Heusden en Buren beschermde stad-
* . ** jes. Voor al dit restauratie- en
bijbehorend studie-werk is momen-
teel bijna 75 miljoen gulden be-
schikbaar; er is nog voor een miljard gulden aan
subsidie-aanvragen lopende.
Een van de vele problemen blijft ook: hoe moet men
restaureren ? Teruggaan daarbij naar 16e, 17e of
18e eeuw ? Moet men vroegere fouten bij een res-
tauratie handhaven ? In onze monumenten is een
stuk landsgeschiedenis weerspiegeld. "Monumenten
zijn het meubilair van een land", zegt men wel.
Daarom huldigt men tegenwoordig meestal de opvat-
ting zo min mogelijk "terug" te restaureren, doch
zo eenvoudig mogelijk - en goedkoop - te conser-
veren.
Moeilijkheden heeft men ook soms door het volgen-
de. Is er een sanerings- of restauratie-plan ge-
reed gekomen voor een stadsgedeelte, bijv. het
Stokstraat-kwartier te Maastricht, dan kan ëên
huiseigenaar die weigert om mee te doen zo'n plan
doen stagneren.
Een ander probleem kan zijn: het landschapsbederf.
Stel, dat een molen voor het sjraibolisch bedrag
van ƒ 1,- is overgenomen van een waterschap, is
hersteld en wordt ingericht als restaurant. Al
spoedig blijkt de molen te klein te zijn voor dit
doel; men wil een aparte keuken er bij bouwen. Het
landweggetje erheen wil men, wegens het toenemend
bezoek, asfalteren. Tegen het grote brandgevaar
wil men ook iets doen. Kortom: het monument en de
omgeving lopen gevaar. Nu grijpt de Rijksdienst in
en zegt "neen" tegen die wijzigingsplannen.
-ocr page 57-
- 57 -
Vandaar dat men wel hoort, dat deze Dienst alles
verbiedt; "niets mag". Dit is natuurlijk onjuist.
- Zo moet men bijv. het huidige drukke verkeer
weren in de oude binnensteden; het hoort er niet.
De zorg voor de monumenten - waarbij Nederland,
internationaal gezien, lang geen gek figuur
slaat - begon eigenlijk in 1873, toen jhr Victor
de Stuers zijn bekende artikel "Holland op z'n
smalst" publiceerde in De Gids. Geleidelijk aan
groeide daarna het besef, dat men zuiniger om moest
gaan met hetgeen ons land nog bezat. Thans zijn er
ca 650 grote en kleine organisaties die deze taak
hebben aangevat. De verhouding tussen hen en Mo-
numentenzorg is wel eens moeilijk. Men zou de in-
spanning op dit gebied moeten bundelen en gelukkig
is er sedert kort een begin: de Stichting Natio-
nale Contactcommissie Monumentenbescherming (waar-
in dus o.a, de Bond Heemschut, de Vereniging Hen-
drick de Keyser e.a. zitting hebben).
En nu is dan door de Raad van Europa dit jaar uit-
geroepen tot een Europees Monumentenjaar. In ons
land werd gevormd het Nationaal Comité Monumenten-
jaar 1975, kortweg M '75, met als motto "een toe-
komst voor ons verleden". Regionaal en plaatse-
lijk vinden diverse activiteiten plaats. De pro-
vincie Utrecht koos als project, de restauratie
van de vijf blokjes 18e eeuwse "kasteelwoningen"
te Renswoude. Verder zijn er in vele plaatsen van
Nederland tentoonstellingen, lezingen, dia- en
filmvertoningen, concerten, publicaties van actu-
ele boeken, in gebruikneming van herstelde bouw-
werken, excursies (naar Orvelte, Middelburg,
enz.). Moge dit alles blijvend bij velen nawerken.
Na enige discussie sloot mr Van Hoogenhuyze met
dank aan de spreker deze interessante avond.
-                                   K.W.G,
-ocr page 58-
- 58
Heeft
u reeds deel 1 en/of deel
2 van "De
Oude
Kerk te
Zeist" gekocht
? Vc
or slechts
ƒ 10,
- per deel - afgehaald
- te
verkrij-
gen b
ij de conservator van onze
Stichting,
's woensdags
op het Slot.
Excursie
Met stralend weer vertrok op 13 juni j.1.
's middags een 50-tal deelnemers aan de excursie
van onze Stichting (terwijl nog 6 anderen met
eigen vervoer zich aansloten) uit Zeist op weg
naar Buren; met een fraaie bus. Helaas kreeg dit
fraaie uiterlijk reeds in Driebergen schade,
doordat in een scherpe bocht een afgezaagde boom-
stronk ongewild als stootblok fungeerde. Niette-
min, voort ging het, langs Goyersdijk, Broekweg,
Sterkenburglaan, Langbroekerwetering, enz. tot
Wijk bij Duurstede werd bereikt. De natuur had
haar beste beentje voor gezet, zo het aangename
parend met het historisch-leerzame. Voor dat
laatste zorgde reisleider mr H.L.L. van Hoogen-
huyze.
Was genoemd deel van de route voor velen bekend
terrein - door vorige excursies - thans, na de
overtocht per pont over de Lek, ging het (meren-
deels onbekende) Gelderse landschap voor ons
open. Langs Rijswijk (het derde in den lande) ar-
riveerden wij in Zoelen, gesierd met een mooie
oude dorpskerk en het kasteel Soelen in zijn
park. Via Kerk-Avezaat kwam, tegen half drie, het
gezelschap te Buren aan.
Allereerst werd daar het voormalige Weeshuis -
nu museum van de Koninklijke Marechaussee - be-
zocht, vnl. de hal, de regentenkamer, de zgn.
Burenkamer (met mooie diorama's over de stads-
-ocr page 59-
- 59 -
historie), terwijl tevens de prachtige voorgevel
in Hollandse renaissance-stij1 uit 1613 werd be-
wonderd. Het gebouw werd gesticht door Maria van
Nassau (dochter van prins Willem I, de Zwijger),
gehuwd met Philips van Hohenlohe. Tot 1953 was het
als weeshuis in gebruik.
Vervolgens wandelde een deel van het gezelschap
over een stuk van de oude stadswal, langs de ronde
stenen stellingmolen "De Prins van Oranje", de toe-
gang van de vroegere Keelaf-poort en de gracht (nu
maar een sloot) naar de Culemborgse poort met de
aangrenzende Huurhuizen. Dicht daarbij staat de
Ned. Herv. Kerk, oorspronkelijk de St Lambertus-
kerk, ontstaan uit een middeleeuwse Maria-kapel.
De excursionnisten werden er ontvangen door de
president-kerkvoogd (tevens voorzitter van de on-
langs opgerichte Burense V.V.V.), de heer N. Berg-
huijs. In de kerk, - in 1395 tot parochiekerk ver-
heven, dikwijls verbouwd, in de vorige eeuw vol-
gens de smaak van die tijd bedorven - gaf de heer
Berghuijs een uitvoerig overzicht van de historie
van het gebouw en van details, zoals: Batz-orgel,
preekstoel, lichtkronen, zerken, tombe van Maria
van Nassau, enz. Natuurlijk kwamen ook de heren en
vrouwen van het graafschap Buren ter sprake. Prins
Willem I huwde, zo men weet, met Anna van Buren,
uit het geslacht Van Egmond. Vandaar, dat onze
Koningin zich nog steeds "gravin van Buren" noemen
mag. De heer Berghuijs toonde zich verheugd, dat
per 1 juli 1975 met de kerkrestauratie kan worden
begonnen, met name met het zeer vervallen koor.
Men hoopt op interessante ontdekkingen bij het
herstelwerk (muurschilderingen, bodemvondsten).
Als dank voor het gehoorde en geziene in de kerk
werd de heer Berghuijs door onze Stichting een
boekenbon aangeboden.
Door het "uitlopen" van reis en bezichtigingen was
-ocr page 60-
- 60 -
enige tijdnood ontstaan. Het bezoek aan het Boeren-
wagenmuseum vond daarom in bliksemtempo plaats en
een eventuele wandeling door het leuke oude stadje
- door meerderen graag gedaan - moest dan ook ver-
vallen. De bus pikte buiten de poort de excursie-
genoten weer op en al spoedig kon te Geldermalsen
in restaurant "Carabain" - eindelijk - enige lafe-
nis worden gevonden, wat bij zo'n zomerse tempera-
tuur zeer welkom was. Tegen half zes werd de te-
rugreis vervolgd door een prachtige streek. Via
Buurmalsen en Tricht voerde de weg langs de slin-
gerende Linge, op korte afstand ervan of iets ver-
der er vandaan. Uiterwaarden met vee, geploegde
velden, boomgaarden, bospartijen wisselden elkaar
af. Door een mooie laan, langs het landgoed Ma-
riënweerd - waar voorheen een vermaarde abdij
stond - en Enspijk (over het riviertje gelegen)
reden we Beesd, met z'n kermis, binnen. Na enig
gezoek werd het goede spoor weer gevonden, nl. de
dorpsstraat met zijn geschoren lindebomen en zijn
oude torenstomp plus kerk. Toen was de koek en de
tijd op en in "gestrekte" vaart over de snelweg
langs Vianen, het Oude Rijn-circuit en de afslag
Bunnik reden we omstreeks kwart over zes het par-
keerterrein bij het Zeister raadhuis op. Een
mooie middag - waarvoor de excursie-commissie van
onze Stichting veelvuldig werd bedankt - was ten
einde.
K.W.G.
Wie kan onze Stichting helpen - als schenking
of bruikleen of ter fotografering/copiëring -
aan foto's of voorwerpen betreffende de voor-
malige schutterij, de vroegere brandweer, de
19e eeuwse nachtwacht?
-ocr page 61-
- 61 -
Het ontstaan van het Wilhelminapark
Het Wilhelminapark is een Zeister wijk, waar men
- in het algemeen gesproken - nog rustig en aange-
naam kan wonen. Er bestaat een grote variatie in
degelijk gebouwde huizen, sommige alleenstaand,
andere twee onder êên kap, en alle verschillend
van type en omvang. Er is ook geen uniformiteit in
de lanen, want sommige zijn recht, andere weer
bochtig. Het park voorzag destijds in een behoef-
te, want er was in Zeist een grote tegenstelling
tussen de luxueuze buitens en de betrekkelijke een-
voud en beperktheid van de huizen in het traditio-
nele dorp.
Het Wilhelminapark ging - vooral tot het totstand-
komen van de spoorverbinding - de functie vervul-
len van een wijk, bestemd voor mensen, die hele of
halve villa's bewonen. Aan de types der huizen kan
men gemakkelijk bespeuren, dat het hier geen buurt
betreft uit de jaren omstreeks 1870. Dan zouden er
overwegend witgepleisterde huizen hebben gestaan,
met donkergroen schilderwerk en de gang in het mid-
den. De oudere huizen van het park wijzen duide-
lijk op de jaren omstreeks 1900.
De vraag wanneer en op welke wijze het Wilhelmina-
park is ontstaan kan ik kort en bondig beantwoor-
den: in het jaar 1881 en door het particuliere ini-
tiatief. Hierop' kom ik straks terug.
Hoe was de situatie oorspronkelijk?
Park en omgeving behoorden destijds tot het "Zeis-
ter Bosch". Zij waren er althans een uitloper van,
met - evenals elders in dit bos - paden en een
klein meertje, kogelrond en ongeveer op de plaats
van de huidige parkvijver, maar kleiner. Dit ter-
rein is, voor zover mij bekend, slechts op êên
kaart gedetailleerd weergegeven, namelijk op de
-ocr page 62-
- 62 -
topografische kaart van 1872. Op het meertje kwa-
men verschillende paden uit, zij het niet helemaal
stervormig. Toch heette dit gebied destijds in de
volksmond het "Sterrenbosch". Op alle andere kaar-
ten wordt het park alleen maar bebost weergegeven
zonder verdere aanduidingen, uitgezonderd de kaart
van Van Giessen-Huys uit 1861, waarop het ronde
meertje staat aangetekend. Deze kaart is in het be-
zit van onze Stichting. Zij bestaat uit zes grote
bladen en is een belangrijk hulpmiddel voor de re-
constructie van oude toestanden. Behalve de omtrek-
ken der huizen staan ook de buitens erop met ter-
reinafscheidingen en overplaatsen. Duidelijk is te
zien, dat in de richting van het Wilhelminapark
het dorp eindigde met vier gebouwen: huize Choisy
en het Weeshuis aan de Donkerelaan, en aan de Wou-
denbergse Straatweg met villa Lacta en huize Bosch-
oord.
Villa Lacta lag volgens de kaart van 1861 aan het
einde van de huidige Choisyweg en deed lange tijd
dienst als melksalon voor de bezoekers van het
Zeister Bosch op weg naar de tram. Huize Boschoord
lag tussen de Krullelaan en de Prof. Lorentzlaan,
toenmaals Mooie Laantje geheten. Het was het enige
gebouw aan de noordkant van de Woudenbergseweg en
destijds postaal de verre buurman van het Jagers-
huis.
De periode 1881 tot 1883
Toen kwam er plotseling verandering in de situatie
van het Sterrenbosch. Het werd Zeister Rij-en Wan-
delpark, althans gedeeltelijk, en dat park werd
door drie heren aan de gemeente ten geschenke aan-
geboden.
Het waren de heren W. van Oosterwijk Bruyn, zaak-
waarnemer te Zeist, mr P.A. van Oosterwijk Bruyn,
commissionair in effecten te Amsterdam, en
-ocr page 63-
- 63 -
jhr A.T.M, van Asch van Wijck, candidaat-notaris
alhier.
Dat deze drie heren bepaalde plannen hadden, was
in Zeist al een publiek geheim. Want nog voordat
het aanbod officieel werd gedaan, wist de Weekbo-
de in haar nummer van 7 mei 1881 te berichten,
dat een groot stuk grond tussen de Donkerelaan en
de Woudenbergseweg door enige heren van de Erven
van mevrouw Van Bern was aangekocht met de bedoe-
ling daarvan een park met woonhuizen te maken.
Mevrouw Van Bern-Van Goor Hinloopen was in 1880
op huize Weltevreden (later hotel Du Croix, thans
verdwenen) overleden, na haar echtgenoot, Frans
Nicolaas Van Bern - tot 1850 burgemeester van
Zeist - ongeveer 30 jaar te hebben overleefd. Zij
had een aanzienlijk grondbezit in dat gedeelte
van de gemeente, dat in de komende tientallen ja-
ren bestemd was voor de uitbreiding van de bebouw-
de dorpskern. Haar erfgename was mevrouw de weduwe
C.J. Bergsma-Cazius te Utrecht. Uit de kadastrale
legger van de gemeente Zeist blijkt, dat de drie
genoemde heren van mevrouw Bergsma aanzienlijk
veel meer grond hebben aangekocht dan de ruim twee
hectaren van het aangeboden park.
Intussen was de tuinarchitect J. Copijn uit Groe-
nekan begonnen met de aanleg van het park. Hij
schrijft daarover in een brief van 19 augustus
1881, dat de grond, voor zover beplant en bezaaid,
tot een> diepte van êên meter zou worden losgemaakt
en bemest, en zodanig onder niveau gebracht "als
met het oog op de waterpartij tot een smaakvol ge-
heel" nodig zou zijn. De aan te leggen vijver zou
een diepte hebben van 85 cm. beneden het zomerpeil.
Het uit te graven zand zou grotendeels worden ge-
bruikt om de rond de vijver gelegen villaterreinen
op te hogen.
De heer H. Copijn maakte een fraaie idyllische te-
-ocr page 64-
8. Slotlaan
9. Woudenbergseweg
10. Krullelaan
11. niet-gerealiseerde verbinding van
tweede park met Slotlaan
12. Stationslaan
p bestemd tot park
V bestemd voor villa's
o tussen 1881 en 1885 gebouwde villa's
Het park in 1881 ~ :
(vrij en vereenvoudigd naar H. Copijn)
Legenda:
1. Prins Hendriklaan (eerste gedeelte)
2. WiIheIminalaan
3. Huydecoperweg
4. Vijverlaan
5. parkvijver
6. niet-gerealiseerde tweede vijver
7. het chalet
-ocr page 65-
- 66 -
kening van het park met in blauw en rood aangege-
ven rijwegen, en verder wandelpaden en alleen-
staande villa's met grote tuinen. Ook het begin
van de huidige Prins Hendriklaan staat er zeer
breed op met vier rijen bomen. Op het kruispunt
met de Wilhelminalaan begint een tweede park, nog
groter en mooier dan het eerste, met als middel-
punt ongeveer de (latere) bloemenvaas aan de Bos-
laan. De vijver van dit park heeft zelfs twee ei-
landjes en is ook voorzien van een theehuis of
chalet. Dat tweede park is nooit gerealiseerd en
was ook niet begrepen in de schenking. Wel werd
erop gezinspeeld, dat,eventueel later, als daar-
aan behoefte zou komen, nog een tweede park aan
de gemeente geschonken zou kunnen worden.
De aanbieding aan en de reactie van de gemeente
Op 17 oktober 1881 boden de drie genoemde heren
in een brief officieel aan de gemeente Zeist een
Rij- en Wandelpark ten geschenke aan, ter grootte
van 1 hectare en 87 aren en op te leveren in mei
1882, met bomen, waterpartij, gazons en rijwegen;
de rijwegen geheel gereed en verhard, de voetpa-
den gladgemaakt. Een der voorwaarden was dat de
gemeente de bestemming van het geschonken park
zou handhaven. Verder moest de gemeente het park
onderhouden met dezelfde zorg als haar overige
eigendommen en de rijwegen, waaraan, zoals te ver-
wachten was, spoedig woonhuizen zouden verrijzen,
in bruikbare en verharde staat brengen.
Men kan bepaald niet zeggen, dat de gemeente dit
aanbod met dankbaarheid en vreugde aanvaardde.
Eerder was de ontvangst koel. De Raad vroeg advies
aan B. en W., dat op 12 december werd uitgebracht.
Het gemeentebestuur adviseerde het aanbod in prin-
cipe te aanvaarden. Er werd op gewezen, dat vele
andere plaatsen hun uitbreiding blijkbaar zozeer
-ocr page 66-
- 67 -
op prijs stelden, dat zij dikwijls zelf het ini-
tiatief namen hele straten aan te leggen met trot-
toirs, riolering en verlichting, nog voordat de
daarlangs gelegen terreinen met huizen waren be-
bouwd. Door de aanvaarding van het aanbod moest
de gemeente verplichtingen op zich nemen en kos-
ten maken. Al zeer spoedig zou er behoefte zijn
aan verharde wegen van ongeveer 900 meter, wat
ruim ƒ 3.000,— zou gaan kosten en er moest ook
een boswachter aangesteld en verlichting aange-
bracht worden.
Daarom achtten B. en W. de schenking alleen aan-
vaardbaar, als de schenkers voor de helft zouden
bijdragen in de kosten van het bepuinen en geheel
in orde brengen van de wegen. En hoe de aanbieders
ook tegen deze voorwaarde protesteerden, de ge-
meente hield hier voet bij stuk en de schenkers
legden tenslotte het hoofd in de schoot.
Op 28 april 1882 kwam de zaak in de gemeenteraad.
Ook hier was geen sprake van uitbundige vreugde.
De heren Egeling en Van Romondt wilden zelfs, dat
de schenkers de aanleg der rijwegen geheel zouden
betalen, wat de heer Van der Mersch weer te ris-
kant vond. Hij was bang, dat de aanbieding dan
zou worden ingetrokken en er arbeiderswoningen op
het terrein zouden komen. Ook de bekende fabrikant
Anton nam aan de discussie deel en noemde zich
bij die gelegenheid eigenaar van de halve Slotweg.
Destijds vertoonde die weg voorbij het Weeshuis
nog geen enkel gebouw en werden de namen Slotweg,
Slotlaan en Donkerelaan nog door elkaar gebruikt.
Het kwam tot een stemming over het voorstel van
B. en W. de schenking te aanvaarden met de beken-
de voorwaarde, dat de schenkers voor de helft zou-
den bijdragen in de kosten der rijwegen. Het werd
geaccepteerd met 4 tegen 3 stemmen. De heer Van
Asch van Wijck onthield zich van stemming. Als de
heer Labouchêre niet afwezig ware geweest, zouden
-ocr page 67-
- 68 -
de stemmen misschien nog wel gestaakt hebben. Dit
raadslid vertoefde in Genêve. Van daaruit schreef
hij een brief, dat hij de raadsvergadering niet
kon bijwonen, maar tegen het aanvaarden van de
schenking gekant was. Hij voorzag, dat er voor de
gemeente zeker kosten zouden komen, ook al werd
er geen enkel huis gebouwd. En de brief eindigt
met de profetische woorden: "gij kunt zelven be-
oordelen hoeveel kans daarop in de eerste reeks
van jaren bestaat.....".
De schenkingsacte
Op 3 januari 1883 werd voor de Zeister notaris
Vosmaer de schenkingsacte gepasseerd. Er waren nu
geen drie comparanten maar vijf. Intussen hadden
zich de heer C.W. Anton en mevrouw Bergsma bij
de schenkers gevoegd. Zij hadden de gemeente per-
celen van de Slotlaan aangeboden, eveneens onder
voorwaarde, dat zij voor de helft zouden bijdra-
gen in de kosten van het verharden der wegen. Ken-
nelijk dienden deze extra schenkingen om het park-
gebied "af te ronden" in de richting van de Slot-
laan.
Het heeft weinig zin hier de hele schenkingsacte
over te nemen met haar vele uitvoerig geformuleer-
de voorwaarden. Ik volsta hier met te vermelden,
dat de beide heren Van Oosterwijk Bruyn en jhr
Van Asch van Wijck het eigenlijke parkgebied
schonken, nu vastgesteld op 2 bunders, 97 vierkan-
te roeden en 80 vierkante ellen, en verder een ge-
deelte van de Slotlaan vanuit de Woudenbergseweg
ter lengte van 380 meter en ter breedte van 5^
meter (kadastraal sectie B 3504 en 3509).
De heer Anton schonk een terrein van 13 vierkante
roeden (kadastraal sectie B 3569). Deze percelen
waren van mevrouw Bergsma gekocht. Zijzelf schonk
rechtstreeks de percelen sectie B 3510 en 3512,
-ocr page 68-
- 69 -
zijnde gedeelten van de Slotlaan ter breedte van
5| meter en ter lengte van 37 respectievelijk 38
meter.
Zo kreeg de gemeente ongeveer 450 meter Slotlaan
ter beschikking, dat wil zeggen ongeveer het hele
stuk tussen de Woudenbergseweg en de Stations-
laan.
De bebouwing van het villapark
Uiteraard lag het in de bedoeling van de aanbie-
ders, dat er op korte termijn woonhuizen rond
het aangeboden park zouden ontstaan. Dat blijkt
uit de gewisselde schriftelijke stukken, uit de
berichten van de Weekbode en ook uit de tekening
van de heer H. Copijn, die een dertigtal grotere
en kleinere alleenstaande villa's laat zien met
terreinen van minstens 1000 m2.
Op 18 maart 1882 meldde de Weekbode, dat de "vrien-
delijke villa's meer en meer hun voltooiing na- ,
derde;n, terwijl zij gedeeltelijk weerspiegelden r
in het heldere water van de vijver (waar ze dus
dichtbij moesten staan.......) en een uitlokkend
aanzien hadden".
De stichting der woonhuizen liep echter bepaald
niet zo vlot van stapel als de bedoeling der
schenkers was geweest en als uit de berichten in
de Zeister Weekbode zou kunnen worden afgeleid.
En toen het park tenslotte omstreeks 1900 werd
volgebouwd stonden de huizen aanmerkelijk dich-
ter bijeen dan in Copijn's tekening, terwijl er
ook veel dubbele villa's bij waren.
De topografische kaart van 1885 toont ons maar
een negental huizen in het hele park. Die moeten
dus in de periode tussen 1881 en 1885 zijn ont-
staan. Daarvan liggen er vier in de onmiddellijke
omgeving van de vijver.
In de eerste plaats het huis Gurnigel aan de knik
-ocr page 69-
- 70 -
in de Woudenbergseweg. Dit rustieke huis, waarin
sinds 1948 het kantoor van notaris Van Rhijn is
gevestigd, werd in de loop der tijden maar heel
weinig veranderd. Aanvankelijk heette het Chur-
nigel; - de betekenis van deze naam is mij een
raadsel gebleven.
Verder de beide huizen, die in het begin van de-
ze eeuw Parkhill en Parklust heetten en waartus-
sen de verbinding van Slotlaan en Huydecoperweg
liep, welke nu nog steeds bestaat en vooral in
trek is bij de parkerende autobezitters. Beide
namen komen zowel voor in Kraal's Grote Gids van
1907 als in het Adresboek van 1909. De Gids van
Kraal vermeldt uitdrukkelijk, dat de verbinding
van Slotlaan en Huydecoperweg inderdaad tussen
beide villa's liep. Parkhill heeft in de derti-
ger jaren plaats gemaakt voor modernere huizen
en in Parklust - ingrijpend verbouwd en opgehoogd f-
was de laatste jaren het architectenbureau Van
Vreeswijk gevestigd. Op een oude foto ontdekte
ik de beide huizen. Boven Parkhill ziet men de
spits van de voormalige Gereformeerde kerk aan
de Slotlaan. Rechts van de vijver ontbreekt het
Wilhelmina-monument De foto is dus van voor 1898.
Het vierde huis rondom de vijver was de lande-
lijke villa, die omstreeks 1950 is afgebroken om
plaats te maken voor het Wilhelmina-parkflat.
Dan lag er een huis wat verder naar de Wouden-
bergseweg, dat het tegenwoordige pand Wilhelmi-
nalaan 40 zou kunnen zijn.
Het oude Boschoord heeft in 1885 plaats gemaakt
voor het witgepleisterde huis, dat nu nog be-
staat. De kaart van 1885 toont verder nog een
huis achter Boschoord, waarschijnlijk het pand,
waartoe nu Krullelaan 28 behoort.
De Wilhelminalaan telde twee huizen, namelijk
êén dichtbij de Slotlaan (afgebroken tussen 1902
en 1906) en een huis, dat nu nummer 32b is en
-ocr page 70-
- 71 -
in 1884 is gebouwd door de Woningbouwvereniging
Zeister Park. De aanvankelijke eigenaar was W,
van Oosterwijk Bruyn, een der promotors van het
park. Misschien heeft hij er zelf gewoond.
De topografische kaart van 1902 vertoont op het
parkgebied een zeventigtal huizen, een fikse
stijging dus, maar er is reden aan te nemen, dat
deze explosie, afgezien van de Slotlaan-bebouwing,
eerst omstreeks 1900 begonnen is. Dit blijkt ook
uit de types der oudere huizen, waarop de heer
Visser en ik enkele steekproeven genomen hebben.
Van de weinige omstreeks 1900 aan de Prins Hen-
driklaan staande huizen dateert nummer 6 uit 1897,
nummer 8 waarschijnlijk ook, de nummers 28 en 30.
alsmede de verwante types Stationslaan 22 en 24,
van kort na 1900.
De Wilhelminalaan was toen kennelijk de voornaam-
ste straat en die is ook het eerst volgebouwd.
Op de kaart van 1902 staan al aardig wat huizen,
maar nummer 26 bevat het jaartal 1898 en de ande-
re huizen zullen ook wel van die tijd of iets la-
ter zijn.
Ik wil hiermee natuurlijk niet zeggen, dat er tus-
sen 1885 en 1897 geen enkel huis in het park is
gebouwd. Zo kan men twijfels hebben over een huis
als Pauw van Wieldrechtlaan 1, waarvan de witte
siersteen zou kunnen wijzen in de richting van de
tachtiger jaren, maar dat zou dan een uitzondering
zijn, die de regel bevestigt.
De topografische kaarten van 1906, 1913 en 1916
bewijzen, dat in die periode het hele Wilhelmina-
park in snel tempo is volgebouwd. De bevolkings-
groei en de. spoorverbinding van 1901 zullen hier-
bij ongetwijfeld factoren zijn geweest.
Gesol met namen
Volgens de verordening.ter verdeling der gemeente
-ocr page 71-
72 -
Zeist in wijken d.d. 24 april 1895 kende het park
maar vijf straatnamen, te weten:
de Wilhelminalaan
de Vijverweg, nu Huydecoperweg
de Boschlaan, later Prins Hendriklaan
de Sparrenlaan, thans Vijverlaan, en
de Parkweg, die liep van de Vijverlaan tot aan de
Wilhelminalaan bij villa Parkhof (tegenwoordig
is die weg een deel van de Wilhelminalaan)•
In de jaren na 1895 is er een vreemd gesol met
namen begonnen. Het gekst is het gegaan met de
oude Boschlaan, Aanvankelijk was dit het eerste
gedeelte van de huidige Prins Hendriklaan, dus
het stuk van de parkvijver tot aan het kruispunt
met de Wilhelminalaan.
Sinds 1898 heette het verlengde van dat eerste
gedeelte ook Boschlaan. In 1901 kreeg de Bosch-
laan tot aan de toen gecreëerde Stationslaan de
naam Prins Hendriklaan. De Boschlaan liep toen
met een bocht langs de vroegere bloemenvaas en
Boschlust, om tenslotte het Mooie Laantje te be-
reiken.
Nog later ging de Boschlaan met een boogje naar
de Pauw van Wieldrechtlaan lopen, terwijl de
Prins Hendriklaan tot de bloemenvaas werd ver-
lengd.
De Parkweg werd opgeslokt door de Wilhelminalaan,
maar toen verrees er een Parklaan "lopende uit
de Wilhelminalaan langs villa Silva en zich ver-
delende in vier takken, uitkomende op de Bosch-
laan en het Mooie Laantje".
                                     H -;
Het lijkt me, dat het niet ingewikkelder kan....
In 1898 was het feest in Zeist, want toen bereik-
te koningin Wilhelmina de leeftijd, waarop zij
de regering over het land zelf in handen nam.
Het park heette voortaan Wilhelminapark en de
Weekbode vermeldde in haar nummer van 16 juli,
dat er een monument zou komen naar een ontwerp
van de heer Paul J. de Jongh, architect te Am-
-ocr page 72-
- 73 -
sterdam, "smaakvol, doch zonder pretentie, juist
iets dus, zoals Zeist past". Dit monument werd 31
augustus ingewijd. De volgende dag werd de boom
op de markt geplant.
Weinigen van u zullen weten (ik wist het ook niet) ,
dat de naam Pauw van Wieldrechtlaan uit 1925 stamt
en van jonger datum is dan de Fransen van de Putte-
laan. Aanvankelijk heette het stuk Pauw van Wiel-
drechtlaan met de oude huizen ook Boschlaan, waar het
feitelijk een verlengstuk van was. Maar in 1925
werd de verbinding doorgetrokken naar het toen
ontstane villapark, waarvan de Fransen van de Put-
telaan deel uitmaakte.
B. en W. stelden voor het rechte stuk tussen die
laan en de Stationslaan de naam Verlengde Bosch-
laan te geven. Het raadslid G.H. Figi kwam echter
met de suggestie de laan te vernoemen naar mevrouw
Pauw van Wieldrecht, die op haar bezittingen al-
tijd vrije wandeling had toegestaan en zoveel tot
de bloei der gemeente had bijgedragen. Zo ontstond
de'laatste straatnaam in het Wilhelminapark.
Ik meen met dit artikel de merkwaardige ontstaans-
geschiedenis van deze wijk voldoende te hebben be-
licht en zou gaarne willen besluiten met mijn wel-
gemeende dank te betuigen aan onze penningmeester,
de heer L. Visser, voor zijn waardevolle hulp bij
het verzamelen van de gegevens.
H. Emmer
Geraadpleegde bronnen
Weekbode voor Zeist, Driebergen en Omstreken,
jaargangen 1881, 1882 en 1898
Zeister Raadsverslagen, 1898, 1901 en 1925
Kadastrale legger der gemeente Zeist
W. Grapendaal: Zeist groeide in halve eeuw van ge-
hucht tot villadorp; in: Utrechts Nieuwsblad van
27 juli 1954
-ocr page 73-
- 74 -
Gemeente-archief van Zeist: agenda's 1881 en 1882
Topografische kaarten van 1872, 1885, 1902, 1906,
1913 en 1916
Van Giessen-Huys: kaart van de gemeente Zeist,
1861, 6 bladen
Adresboek van Zeist, 1909
Kraal's Gids voor Zeist, 1907
Het ligt in ons voornemen af en toe in ons Bulle-
tin een artikel te plaatsen over de geschiedenis
van de kerken/kerkgenootschappen te Zeist. Aan
die van de Nederlands Hervormde (vroeger geheten:
Gereformeerde) Kerk, met name de Oude Kerk, wordt
- zo men weet - reeds uitvoerig aandacht besteed
in de vier-delige uitgave van onze Stichting.
Hier volgt nu een beschouwing over de historie
van de Evangelisch - Lutherse gemeente.
Een Lutherse gemeente op de Utrechtse Heuvelrug
De evangelisch-lutherse gemeente Zeist ca. heeft
niet, zoals de meeste gemeenten in ons land, een
rijke geschiedenis. Als eerste lutherse gemeente
werd zij - na de bevrijding in 1945 - zelfstan-
dig verklaard: dit gebeurde op 22 juni 1946.
Gedurende een periode van 14 jaar werd naar die
zelfstandigheid toegewerkt. Evenals in een aantal
andere gemeenten was het Nederlandsch Luthersch
Genootschap voor In- en Uitwendige Zending het in-
termediair om tot gemeente-stichting te komen. -
Op 29 juni 1931 werd ds Th. Scharten, emeritus
predikant, door het hoofdbestuur van dit Genoot-
schap voor Zeist tot correspondent benoemd. Hij
vond zes leden en êên begunstiger. 26 februari
1932 werd een eerste bijeenkomst van Lutheranen
in de verstrooiing in het gebouw "Jonathan" (in
de voormalige villa) aan de Montaubanstraat ge-
houden, waar zendeling W.L. Steinhart van zijn
werk op de Batoe-eilanden (ter westkust van Suma-
-ocr page 74-
- 75 -
tra) vertelde. De vergadering stond onder leiding
van ds J.A.F.A. St.ellwag, luthers predikant te
Utrecht en werd namens de kerkeraad aldaar toege-
sproken door zijn predikant, dr J.A. Rust. Aanwe-
zig waren 70 personen, waaronder 55 uit Zeist.
Deze bijeenkomst resulteerde op 1 april 1932 tot
de oprichting van een afdeling van genoemd Genoot-
schap met 33 leden en 1 begunstiger. - Ds Scharten
trad" wegens gezondheidsredenen als correspondent af.
De kerkeraad van Utrecht fourneerde een bedrag van
ƒ 100,— om bij de burgerlijke gemeente een onder-
zoek te laten instellen naar namen en adressen
van Luthersen, hetgeen een opgave leverde van ruim
100 personen, die allen bezocht werden. Per 1 janu-
ari 1933 telde de afdeling 70 leden en 14 begunsti-
gers.
Nadat een commissie voor de godsdienstoefeningen
was ingesteld, werd op 22 januari 1933 een eerste
kerkdienst in de doopsgezinde kerk, Pauw van Wiel-
drechtlaan, gehouden; de eerste avondmaalsviering
in dit bedehuis vond op 26 maart 1933 met 40 com-
municanten plaats.
Door ds Stellwag en ds H.C. Zwahlen, emeritus lu-
thers predikant, werd gecatechiseerd.
Er werd een dameskrans opgericht (27.2.1934), welke
intussen opgeheven is, en op 25.5.1937 eenmeisjes-
club, die nog bestaat, maar wegens het ouder-wor-
den der leden werd deze naam later veranderd in
lutherse dameskring.
Op voorstel van ds Scharten werd een kerkbouwfonds
gesticht, waarin de zeven bestuursleden ieder
ƒ 1,~ stortten (7.7.1934). Reeds in 1935 werd
grond in erfpacht aangevraagd, maar de gemeente be-
schikte afwijzend.
De kerkdiensten werden uitgebreid tot tweemaal per
maand, waaronder avonddiensten. In de loop der ja-
ren werd op verschillende plaatsen bijeengekomen
- de doopsgezinde kerk was niet geregeld beschik-
-ocr page 75-
- 76 -
baar - zoals in het "Verenigingsgebouw" aan de eer-
ste Hogeweg (nadien verbouwd tot "City-theater")
en een zaal achter de thans afgebroken gerefor-
meerde oosterkerk aan de Slotlaan (de ingang was
aan de Antonlaan).
Daar het werk zich meer en meer uitbreidde, werd
in de bestuursvergadering van 6 maart 1940 een
eerste bespreking gehouden over de stichting van
een filiaal-gemeente van Utrecht. (Een filiaal-ge-
meente - deze bestaan thans niet meer - was geheel
zelfstandig, maar had nog geen eigen kerkgebouw en
predikant; kon echter wel een hulpprediker aanstel-
len. Was men in staat een predikant te beroepen,
dan werd de filiaal-gemeente in een gemeente omge-
zet) .
Nadat de Synode de stichting had goedgekeurd, vond
deze op 26 juni 1941 plaats in een door de Synodai-
le Commissie der Kerk, onder voorzitterschap van
ds C.C.G. Visser (Rotterdam), uitgeschreven verga-
dering.
De gemeente breidde zich intussen uit, doordat ve-
le Lutheranen als êvacuê's zich te Zeist en omge-
ving vestigden. Daar de kerkeraad, onder vice-voor-
zitterschap van ds Scharten, niet voldoende tijd
beschikbaar kon stellen om het werk naar behoren
te verrichten - het strekte zich over de hele Heu-
velrug uit - werd met toestemming van de Synodale
Commissie proponent H. Johannes voor drie dagen
per week als hulpprediker aangesteld. Als zodanig
werkte hij in deze gemeente van 8 november 1942
tot 26 mei 1946.
Aangezien er na de oorlog geen proponenten meer be-
schikbaar waren om als hulpprediker hier dienst te
doen, en in de registers intussen 292 lidmaten en
118 doopleden ingeschreven stonden, werd bij de
Synode de zelfstandigverklaring der gemeente aange-
vraagd en verkregen. De instituering geschiedde op
-ocr page 76-
77
-ocr page 77-
- 78 -
22 juni 1946 in de doopsgezinde kerk, welke daar-
toe belangeloos door de kerkeraad dier gemeente
beschikbaar werd gesteld.
Als eerste predikant werd ds P. Kastelijn beroe-
pen, die op 24 november d.a.v. intrede deed.
Hij werkte hier tot 5 juni 1957. - Na een vacatu-
re-tijd van bijna twee jaar werd ds K.E.E,
Heintze, hulppredikant in Utrecht-Noord, op 8 maart
1959 als part-time predikant bevestigd. In verband
met het bereiken van de 65-jarige leeftijd nam hij
op 30 september 1962 afscheid.
De vacature-tijd was van korte duur. 7 juli 1963
deed drs A. Duyvendak, na op 9 juni d.a.v. geordi-
neerd te zijn, in deze gemeente intrede, welke hij
tot 1 augustus 1970 diende.
De gemeente prijst zich gelukkig, dat dr H.J. Jaa-
nus zich bereid verklaarde na zijn emeritaat de
geestelijke verzorging op zich te nemen, zulks met
ingang van 1 juli 1971.
Werd hiervoor er reeds melding van gemaakt, dat de
gemeente ten aanzien van de godsdienstoefeningen
een zwervend bestaan leidde, na de instituering
van de filiaal-gemeente kon om de veertien dagen
gebruik worden gemaakt van de doopsgezinde kerk en
tijdens de bezettingstijd van een lokaal in de
nieuwe muziekschool aan de H. van Lyndenlaan 6
(thans dans-academie Rettichini); vervolgens voor
alle diensten een viertal jaren van de Kleine Zaal
der Broedergemeente (tot ultimo 1949),terwijl zij
daarna gedurende 16 jaren haar erediensten hield
in de recreatiezaal van de N.B.M, op het stations-
emplacement. Door een kerkêraadslid en een jonge-
re moest deze zaal iedere zondagochtend om 9 uur
voor de samenkomst in gereedheid worden gebracht.
Naast de erediensten te Zeist werd er van septem-
ber 1942 tot en met 3 december 1961 eenmaal per
maand een dienst in Driebergen gehouden; aanvanke-
lijk in het gebouw "Hebron", later ten huize van
-ocr page 78-
- 79 -
mevrouw J.H.M. Rust-Lange, Rosariumlaan 3. Gebrek
aan belangstelling was helaas oorzaak, dat deze
diensten aldaar beëindigd moesten worden.
Het is te begrijpen, dat de kerkeraad- gezien de
minder geschikte plaats van de wekelijkse samen-
komst - uitzag naar een mogelijkheid een vast pied
a terre te verkrijgen voor zijn erediensten. Hij
meende een goede slag te kunnen slaan door de aan-
koop-van een tweetal huisjes, Nooitgedacht 20/22,
in het centrum van Zeist gelegen, voor een bedrag
van ƒ 6.000,—. De grond had aan de straatzijde
een breedte van 10^ meter en was 50 meter diep. De-
ze transactie vond in mei 1950 plaats.
Bijzondere redenen zijn oorzaak geweest, dat de
grond met opstallen in de zomer van 1961 geruild
werd tegen een perceel grond met opstal (koetshuis)
gelegen aan de Woudenbergseweg 38. Door deze trans-
actie en de aankoop van enkele strookjes grond van
naburige percelen werd het mogelijk over te gaan
tot de stichting van een kapel. Dank zij een le-
ning uit een synodale credietkas, de gelden van het
kerkbouwfonds, een actie onder gemeenteleden en een
rijkssubsidie was de kerkeraad, geassisteerd door
een actieve bouwcommissie onder leiding -van de heer
dr M. Ruppert (thans lid van de Raad van State) in
staat de opdracht tot de bouw te verstrekken. Ar-
chitect was de heer Joh.A. Wentink te Baarn en op-
zichter de heer Chr.A. Becker, nu kerkrentmeester,
terwijl de bouw op 12 october 1964 gegund werd aan
de firma J. Koot te Jutphaas. De bouwkosten, inclu-
sief inventaris, beliepen een bedrag van rond ƒ250.000,—.
De im-zijding van de Lutherkapel vond op 28 november
1965 door drs A. Duyvendak plaats. Hiermede kwam
een einde aan een lange reeks van jaren, waarin de
gemeente voor haar erediensten en samenkomsten her-
en derwaarts gezworven heeft. Zij verheugde zich in
het bijzonder, dat de kapel door haar vormgeving,
zowel van buiten als van binnen, er toe mocht bij-
-ocr page 79-
80 -
dragen, dat Zeist verrijkt werd met een fraai bede-
huis. Als bijzonderheid zij nog vermeld, dat deze
kleine kerk door veel bruidsparen vanwege haar in-
timiteit als "trouwkapel" gehuurd wordt. Ook de on-
der de kapel gelegen gemeentezaal voorziet in een gro-
te behoefte aan vergaderruimte.
De inrichting werd in 1968 afgerond door de aan-
schaf van een electrisch orgel bij de firma Ver-
schueren te Heythuijsen (L.), dat op 15 september
in een dienst, geleid door da K.G. Hage, in gebruik
werd genomen, waarmede het "harmonium-tijdperk" af-
gesloten werd.
Vermeld moet nog worden, dat het kerkelijk gebied
de burgerlijke gemeente Zeist met Austerlitz, Huis
ter Heide, Bosch en Duin en Den Dolder omvat, bene-
vens de plaatsen Driebergen/Rijsenburg, Doorn,
Leersum, Amerongen en Maarn/Maarsbergen, terwijl
zijn "grondgebied" in 1970 met Soesterberg werd uit-
gebreid. Zijn oppervlakte is dus zeer uitgebreid.-
In de loop der j aren werd nog een dameskring te
Driebergen, een Luthergroep (padvinders), een man-
nenkring en een jongerengroep opgericht. Door over-
lijden, vertrek en veroudering moesten deze helaas
worden opgeheven. - Met de Doopsgezinde en N.P.B.-
gemeenten is er een gezamenlijke Westhill-zondags-
school in een zeer goede samenwerking.
Het aantal leden en doopleden, dat per 1 januari
1975 resp. 227 en 183 bedroeg, neemt - wat de lid-
maten betreft - langzaam af, want het aantal oude-
ren is ten opzichte van de jongeren vrij groot.
K. Scharten
Een voorspoedig 1976.