-ocr page 1-
-'S": -^f^ . , "               ---'^ ' ^ , 'T^v^d T"^ • *>w^
4
t         1 J i ;
^^. Wf' "-'^•-'■•vwji.
Van de Poii-
Stichting
Zeist
6e jaargang, maart 1976, nr 1
-ocr page 2-
- 2
Bulletin van de Van de Poll-Stichting
voor de Zeister geschiedenis
6e jaargang, maart 1976, nummer 1
Redacteur:
K. Scharten, Oirschotlaan 11
Dagelijks bestuur der Stichting:
Mr dr A.A.H. Stolk,
voorzitter, Driebergseweg 1
Mr H.L.L. van Hoogenhuyze,
vice-voorzitter, Platolaan 24
Mr dr H. Emmer,
secretaris. Graaf Janlaan 83
Dr J. Meerdink,
tweede secretaris.
Laan van Beek en Royen 2
L. Visser,
penningmeester, Lommerlust 17;
postgiro 30.549 van de Algemene Bank
Nederland te Zeist, t.g.v. rekening-
nummer 55.86.18.049 van de Van de
Poll-Stichting
Drs A. Bertoen,
tweede penningmeester,
N. Houdringelaan 28, Bilthoven
Archief:
Het Slot, Zinzendorflaan 1
Het archief der Stichting is geopend op
woensdag van 2-4 uur n.m.
Conservator: Vacature
-ocr page 3-
- 3 -
Jaarverslag van de Secretaris
Periode november 1974 tot november 1975
Dit jaarverslag moet beginnen met de vergadering
van de Raad van Beheer, welke op dinsdag 10 de-
cember plaatsvond in het Slot en waarin enkele
belangrijke besluiten werden genomen.
Allereerst werd besloten toe te treden tot de
Stichting Stichtse Historische Reeks, onder voor-
behoud, dat daar voor de Van de Poll-Stichting
geen financiële consequenties uit voortvloeien.
In februari 1975 werd deze deelneming officieel
bekrachtigd. Tot onze vertegenwoordiger in deze
nieuwe Stichting werd aangewezen mr H.L.L. van
Hoogenhuyze.
Verder besloot de vergadering het legaat van wij-
len prof. verLoren te aanvaarden. Op 19 december
werd dit aan notaris Van der Zalm medegedeeld en
inmiddels is de eigendom van het pand Krullelaan
28 te Zeist op onze Stichting overgegaan. Aangaan-
de de uiteindelijke bestemming van het pand is
nog geen beslissing genomen. Voorlopig blijft me-
juffrouw Van Heerde, mede krachtens haar recht
van vruchtgebruik, nog in het huis wonen. Van de
bibliotheek zijn inmiddels de belangrijkste wer-
ken naar onze ruimte in het Slot overgebracht.
Ook besloot de vergadering tot het voordragen van
twee nieuwe leden van de Raad van Beheer, zulks
ter vervulling van de beide vacatures ontstaan
door het overlijden van prof. verLoren en ir Ver-
hoef.
Uit vier candidaten werden gekozen de heren drs
Th.G.P.M. Ruys en C.J. Bardet, die daarop door
het gemeentebestuur werden benoemd.
Op vrijdag 2 mei was het dagelijks bestuur in het
Slot ter vergadering bijeen. De belangrijkste on-
derwerpen waren het legaat van prof. verLoren en
het boek over de Oude Kerk. Wat dit laatste be-
treft werden de verkoopresultaten van het eerste
-ocr page 4-
_ 4 -
deel en het op-handen-zijnde verschijnen van deel
2 besproken. Verder kwamen de onderwerpen lezingen
en excursies ter sprake.
Donderdag 29 mei hield de heer A.P. Smaal voor ons
een lezing, getiteld Monumentenzorg in Nederland.
De behandeling van dit onderwerp was bij de heer
Smaal, hoofd van de voorlichting bij Monumenten-
zorg, in goede handen en ging vergezeld van inte-
ressante en uitstekende films.
De Stichting achtte het zinvol juist in het Monu-
mentenjaar een lezing met een dergelijke strekking
te organiseren.
Op vrijdagmiddag 13 juni werd een door de heren
Galis, Van Hoogenhuyze en Visser voorbereide ex-
cursie gehouden naar de welbekende oude stad Buren.
Op het programma stonden bezoeken aan het voorma-
lige Weeshuis, het Boerenmuseum in de voormalige
stadspoort en de Hervormde Kerk.
De Stichting kan op een zeer geslaagde middag te-
rugzien.
Op woensdag 8 oktober kwam het dagelijks bestuur
voor de tweede maal in deze verslagperiode bijeen.
Als nieuwe leden van dit bestuur werden door voor-
zitter Stolk verwelkomd de heren Bertoen en Meer-
dink, respectievelijk tweede penningmeester en
tweede secretaris, alsmede onze conservator, de
heer Galis.
Naast de routine-zaken werd hier de kwestie van
het functioneren der commissies behandeld. De ver-
schillende werkcommissiesvan onze Stichting hebben
de laatste jaren feitelijk niet gefunctioneerd.
Men vroeg zich af, of het niet mogelijk zou zijn
de commissies voor archiefwerk en archeologische
activiteiten nieuw leven in te blazen en men dacht
daarbij aan het betrekken van sommigen onzer be-
gunstigers bij dergelijke werkzaamheden.
Verder werd gesproken over de uitgave van het boek
-ocr page 5-
- 5 -
over de Oude Kerk, deel III en de uitgave der Bron-
nen.
Op vrijdag 21 november werd in het Slot een lezing
gehouden door dr C. Dekker, rijksarchivaris in de
provincie Utrecht. Hij sprak over de Kromme-Rijn-
streek in de Middeleeuwen en zorgde voor een zeer
geslaagde avond.
Het komt niet dikwijls voor, dat over de duistere
12e eeuw zoveel licht valt als op deze avond ge-
beurde. Vooral de ontginningen in dit gebied van
Kromme Rijn, Oosterlaak en Vaartse Rijn tijdens de
twaalfde eeuw werden uitvoerig besproken.
Er is contact geweest met het Provinciale Comité
voor het Monumentenjaar 1975, de Nationale Contact-
commissie Monumentenbescherming en de Nederlandse
Museumvereniging, die binnenkort vijftig jaar be-
staat.
Er zijn in deze verslagperiode vier nieuwe bulle-
tins verschenen. De verschijning van het boek over
de Oude Kerk, deel III, kan in het begin van 1976
worden verwacht.
Het aantal begunstigers is dit jaar ongeveer gelijk
gebleven.
Aan het einde van dit verslag moge worden vermeld,
dat over de uitgave der Bronnen van de Zeister ge-
schiedenis weer wat optimistischer mededelingen
kunnen worden gedaan. De heren Andries en Graaf-
huis hebben medegedeeld, dat zij in de komende
maanden over wat meer tijd beschikken en op grond
daarvan kan het derde deel, omvattende de periode
1600-1650, mogelijk in de loop van 1977 verschijnen.
mr dr H. Emmer
secretaris
-ocr page 6-
- 6 -
Jaarverslag van de Conservator                                      '
Periode 1 november 1974 tot 1 november 1975
Ook in dit verslagjaar was het bezoek aan onze
Stichting in het Slot te Zeist tamelijk groot;
daarbij niet gelet op degenen, die een exemplaar
van de delen 1 en/of 2 van "De Oude Kerk te Zeist"
kwamen kopen. Ongeveer 80 personen, sommige enke-
le malen, wisten de weg naar onze werkkamer te vin-
den; diverse onderwerpen ter sprake brengend, zo-
als praehistorie, kerkgeschiedenis, genealogie,
trams, verschillende gebouwen, ballonvaart, enz.
Materiaal (foto's, knipsels) werd uitgeleend voor
het, begin 1975 te Amsterdam verschenen boek
"Utrecht en omstreken in 19e eeuwse foto's" (heer
Janssen); voor de te Zeist ingerichte tentoonstel-
ling in verband met het 50-jarig bestaan van de
R.K. St Jozef-kerk (heer Ruys); over de bouwtech-
nische historie van ons Slot (heer Van Kooten);
over het "Klompje" t.b.v. reclame-materiaal (heer
Van der Meent); over oud-Zeist eveneens t.b.v. re-
clame-materiaal (heer Naseman). En ook ditmaal
kwamen scholieren en kwekelingen enige keren hun
licht opsteken voor een scriptie of anderszins;
zoals een groep van 25 leerlingen en twee leraren
van de Lorentzlaanschool (afd. L.E.A.O.) over ver-
zamelde pijpekoppen e.d. in het nieuwbouw-gebied
van Zeist-West; een 9-tal werkende jongeren van
"Het Kompas" over de geschiedenis van "Bloemenheuvël"
aan de Utrechtseweg; een kwekeling van de pedago-
gische academie "Rehoboth" wegens een scriptie
over het Slot.
Reeds in het vorig verslag werd vermeld, dat de
correspondentie toenam; zo was het eveneens in
1975 en ook nu weer waren er contacten naar vele
zijden, onder meer met Leersum, Elburg, Amersfoort,
Lochem, Leidschendam, Den Haag, Maarssen, Zegveld,
Deventer, Vaassen, Leiden, Huis ter Heide, Amster-
dam, Utrecht, Driebergen, Apeldoorn, Soest, Biltho-
-ocr page 7-
- 7 -
ven, Nijmegen, Berchem (België), Zaandam, Indiana-
polis (U.S.A.)> Haarlem, enz.
Van de andere activiteiten mogen worden genoemd:
de verzending van een doos Van de Poll-archivalia
naar de Gemeentelijke Archiefdienst te Amsterdam;
het overbrengen van twee dozen met brochures,
knipsels, e.d. plus een rol kaarten naar de dupli-
caten-verzameling in het gebouw van de Dienst
Openbare Werken; de besprekingen over, het speur-
werk voor, het correctiewerk van enige delen van
"De Oude Kerk te Zeist"; de bezoeken aan de Rijks-
dienst voor de Monumentenzorg alhier en aan het
Rijksarchief te Utrecht ter bestelling van foto's
(dit laatste is ook geschied bij het Rijksmuseum
van Oudheden te Leiden); de voorbereiding voor de
excursie van onze Stichting naar Buren (samen met
de heren Van Hoogenhuyze en Visser); het ten-ge-
schenke-geven aan de Zeister Openbare Leeszaal
- na de brand - van onze publicaties; het in-ont-
vangst-nemen van twee aquarellen, voorstellend
het echtpaar Röell-Van de Poll ca 1850, bij me-
vrouw Röell-Van Harinxma thoe Slooten te Bosch en
Duin; het overbrengen, samen met de heer Bertoen
en deels alleen, van een' gedeelte van dé biblio-
theek van wijlen prof. dr De Montê verLoren van
Krullelaan 28 naar het Slot; enkele malen naar
het Rijksarchief te Utrecht voor besprekingen met
de heren Andries en Graafhuie over de uitgave van
deel III van de "Bronnen.. m.i ."*
De prentbriefkaarten-collectie bleef groeien, na-
melijk van 2689 kaarten in november 1974 tot 2878
stuks thans. Maar - zie daarover mijn verslagover
de vorige periode - dikwijls ziet men dezelfde
afbeelding, doch op verschillende wijze weergege-
ven.
De foto-verzameling (topografische atlas) is pro-,
visorisch genummerd en van het oude karton afge-
haald, zodat deze nu op een uniform-formaat karton
-ocr page 8-
- 8 -
(reeds, besteld en geleverd) opgeplakt kan worden.
Dat zal nog veel tijd vergen. Ook deze verzameling
groeit steeds, door aankoop en schenkingen, bijv.
met foto's van de afbraak van de voormalige post-
kantoor-vleugel, foto's van ca 1910 van de vroege-
re jachtvereniging (van mej. De Lange), enz.
Vrijwel al het x^7erk werd verricht door de heer K.
Scharten, om niet, waarvoor ik hem hierbij danken
wil.
De knipsel-verzameling is nu geheel "bij", d.w.z.
alle kranten - natuurlijk ook de wekelijkse erbij
komende - zijn "verknipt", doch met het opbergen
is nog slechts een begin gemaakt. De bundels het
Slot, Kerken, Buitenplaatsen zijn gereed. In deze
werkzaamheden heeft mijn echtgenote - die ik daar-
voor dank zeg - een groot aandeel gehad.
De bibliotheek en het archief werden evenzeer uit-
gebreid; het laatste o.a. door de schenking aan
onze Stichting van het Archief van de Zeister Han-
delsavondschool (in 1973 opgeheven). De biblio-
theek verkreeg vele - soms kostbare - boeken uit
de boekerij van wijlen prof. dr De Monté verLoren.
Om deze boekenaanwas te kunnen bergen werd mede
een fraai en groot mahoniehouten kabinet (geschikt
voor boekenkast) overgebracht naar het Slot. Momen-
teel kan ons totale boekenbezit op redelijke wijze
worden opgeborgen.
Wel is een gehele hernumraering - nu volgens het
UDC-systeem - noodzakelijk geworden. Daarom is er
ditmaal geen supplement op de boekencatalogus ge-
maakt. - Hier zij melding gemaakt van een nieuw
ruilcontact, namelijk met de jonge Historische
Kring Maarssen, de zesde Utrechtse historische ver-
eniging waarmee wij nu een binding hebben. -
Wat betreft de verkoopvoorraad aan brochures e.d.,
de inventaris daarvan is wederom bijgewerkt. In het
verslagjaar werd nog voor ƒ 275,— verkocht (vorig
jaar ƒ 185,--).
-ocr page 9-
- 9 -
De verkoop van de delen 1 en 2 van "De Oude Kerk-
te Zeist" in de Zeister boekhandel is bevredigend
te noemen, maar die aan onze contribuanten is te-
leurstellend. - N.B. Het contribuanten-tal be-
draagt thans 299 (plus 15 ruiladressen).
De arbeid aan het Bulletin vond normaal voortgang;
de vijfde jaargang is welhaast voltooid. Op deze
plaats past het, dank te zeggen aan de heren
Scharten, als redacteur, en Visser voor hun goede
diensten aan ons kwartaal-orgaan gegeven. Terwijl
de heer Visser ook in ruimer verband dank verdient
voor zijn ijveren voor de Van de Poll-Stichting.
K.W. Galis
conservator
De naam Zeist
Hoewel een afdoende verklaring van de naam Zeist
tot nog toe niet is gegeven, kan een overzicht van
de verschillende opvattingen misschien de richting
wijzen, waarin we moeten zoeken. Daarom volgen
hieronder enige gedachten, veronderstellingen en
mogelijkheden.
1. Alleen om er niet aan voorbij te gaan, vermel-
den we hier de overigens waardeloze grapjes,
die vanouds, en nog altijd, betreffende de ver-
klaring van de naam Zeist door de volksmond
ten beste zijn en worden gegeven. In de Gids
voor Zeist uit 1907 (uitgave Kraal), blz. 34,
wordt het in Zeist alom bekende verhaaltje ver-
teld, dat (enigszins gecorrigeerd) hierop neer-
komt, dat er in overoude tijden in onze omge-
ving een reus woonde, die in êên stap de weg
van Zeist naar Bunnik aflegde, om daar zijn ge-
liefde op te zoeken, en die, toen hij haar vond,
uitriep: "Hier seist du I" (de oorsprong van de
naam Zeist), waarop de bedoelde geliefde ant-
woordde: "Ja, da buniki" (de oorsprong van de
-ocr page 10-
- 10 -
naam Bunnik). Een variant op deze fabel is ont-
staan n.a.v. de beeldengroep van de z.g. "Adam
en Eva" bij de Slotgracht in Zeist (die trouwens
niets met de bijbelse Adam en Eva heeft te ma-
ken, maar twee stroomgoden voorstelt, waarmee
men het Slotpark einde 17e eeuw heeft opgesierd);
maar het verhaal wil dan, dat deze Adam, bij de
ontdekking van zijn Eva, uitriep: "Ze is 't.'"
(oorsprong van de naam Zeist). Hoe niets-bete-
kenend dergelijke aardige vondsten in werkelijk-
heid zijn, kan blijken uit wat een olijke Zeis-
tenaar,- die êên en ander graag vertelde, er dan
als eigen vondst bij vertelde: de genoemde reus,
of de genoemde Adam, zou toen, na de eerste ken-
nismaking met de genoemde geliefde, opgemerkt
hebben: "Je doet me toch wel wat koel aan!"
(oorsprong van de naam Koelaan)I
De oudst bekende serieuze opmerking over de be-
tekenis van de naam Zeist is die van de 16e
e'euwse geleerde Lambertus Hortensius, die in
zijn "Rerum Ultrajectinarum Liber I", pag. 17,
opperde, dat Zeist oorspronkelijk Sethna zou
hebben geheten; Hortensius noemt daarbij zijn
bron niet, maar er zijn thans wel enkele oor-
konden bekend, waarin sprake is van een plaats,
die Sethone, Settene of ook Sethena heeft gehe-
ten, welke plaats thans algemeen wordt beschouwd
als Zetten in de Betuwe. Hortensius heeft zich
derhalve vergist.
Een ander misverstand is, dat men soms meent,
dat de naam Zeist is af te leiden van de latyn-
se vorm Saestum, welke in onze plaats nog al
eens gebezigd wordt, misschien om een geleerde
of pronkerige indruk te maken, maar in werke-
lijkheid is de naam Zeist geen verbastering van
een oudere naam Saestum, maar andersom: de naam
Saestum is een jongere verlatinisering van de
veel oudere en oorspronkelijke naam Zeist of
Seist.
-ocr page 11-
- 11 -
In ëên van de artikelen, die ds P. Kuijper
rond 1950 over Zeist heeft geschreven, is ook
hij op zoek geweest naar de betekenis van onze
plaatsnaam (Zeister Nieuwsblad van 13 oct.1950).
Hij wees er op, dat Zeist, noch in de oudere
oorkonden (de oudste al van 838), noch in de
latere bronnen, ooit anders is geschreven dan
als Zeist, Zeyst, Seist of Seyst, en dat juist
het ontbreken van varianten in de oudere schrijf-
wijzen (die in zoveel andere gevallen hebben
geleid tot de verklaring van in zichzelf duis-
tere plaatsnamen) het des te moeilijker maakt,
om achter de betekenis van de naam Zeist te
komen. Voorts noemde hij enkele andere plaatsen
uit ons land en uit West-Duitsland, die even-
eens als Zeist in de oorkonden voorkomen, en
wees hij op de mogelijke verwantschap met de
plaats- en waternaam Soest. Maar ook ds Kuij-
per moest z'n beschouwing eindigen met een nega-
tief resultaat, en hij stelde derhalve de mogelijkheid
dat de naam Zeist van voór-germaanse oorsprong
zou kunnen zijn, uit een tijd waarvan onze ta-
len-kennis tekort schiet; dit zou er dan tevens
op wijzen, dat er hier ter plaatse al zéér vroeg
een bevolkingskern zou zijn geweest.
In de Nieuwe Zeister Courant van 11 juli 1958
schreef de heer G.J. Uitman, dat prof. J.H.
Huisman (eveneens) van mening was, dat de naam
Zeist van v55r-germaanse oorsprong is, en dat
prof. J. de Vries veronderstelde, dat de naam
Zeist is af te leiden van "zegge", de plantkun-
dige naam voor rietgras, dat op lage venen
groeit en waarvan er in ons land meer dan 50
soorten voorkomen. Prof. De Vries grondde dit op
het feit, dat een westfaalse plaatsnaam Seeste
als oudste vorm "Segesten" heeft (1127). Onze
tegenwoordige plaatsnaam Zeist zou dan zoveel
willen zeggen als "plaats waar veel zegge groei-
de".
-ocr page 12-
- 12 -
6. Van de hand van de genoemde prof. De Vries ver-
scheen in 1959 (de 2e en vermeerderde druk van)
zijn "Etymologisch Woordenboek", met als onder-
titel: "Waar komen onze woorden en plaatsnamen
vandaan?". Hierin schreef hij onder Zeist
het volgende: "Zeist, in 1166 (moet zijn 1126,
L.V.) Seist; de westfaalse plaatsnaam Seeste
heeft als oudere vorm 1129 Segesten, waardoor
een afleiding van segge mogelijk is". - En in
zijn 3 jaar later verschenen "Woordenboek der
Noord- en Zuidnederlandse plaatsnamen" schreef
prof. De Vries onder Zeist: "Zeist, sedert 838
steeds Seist gespeld. Men kan vergelijken de
westfaalse naam Seeste, die in 1129 Segesten
heette. Het is stoutmoedig om deze laatste vorm
met de venetische plaatsnaam Segesta te verbin-
den en dan verder op grond van de uitgang -este
aan een illyrische naam te denken"; en dan be-
sluit hij met de woorden: "maar duister is de
de naam zekerI".
                                       
7. Tenslotte nog een citaat uit een kort artikel
van drs H.J.M. Thiadens onder de titel "Zeist
en Zeisteroever" in het blad "Tussen Rijn en
Lek" van maart/juni 1974. Deze schreef onder
meer: "Het is algemeen bekend, dat het nogal
eens voorkomt, dat de naam van een water,een
plaatsnaam werd, terwijl het water dan na enige
tijd onbenoemd bleef. Passen we dit hier toe,
dan krijgen we de volgende hypothese. De nu ver-
lande Rijntak langs Zeist droeg eens de naam
Seist. De naam ging over op de in cultuur ge-
brachte gronden langs dit water". Waarop de heer
Thiadens de hoop uitspreekt: "Mogelijk kunnen
'■. etymologen in "Seist" nog eens een waternaam
ontdekken I".
Omdat ds Kuijper zich eertijds ook met deze naams-
kwestie had beziggehouden, vroegen we hem, of hij
thans, na 25 jaar, mogelijk nog nadere opmerkingen
dienaangaande kon maken. Zijn reactie was positief.
-ocr page 13-
- 13 -
en we ontvingen van hem de volgende notities.
a. Ruim 2 jaar na het schrijven van zijn hiervoor
genoemde artikel nam ds Kuijper contact op met de,
thans reeds lang overleden vakman op het gebied
van de plaatsnamen, de heer H,J. Moerman (schrijver
van het hoofdstuk "De plaatsnamen", in G.J. Mulder
e.a.: "Handboek der Geografie van Nederland", deel
II (1951) en eveneens van het afzonderlijke werk
"Nederlandsche plaatsnamen" (1956). Deze deed hem
bij schrijven van 30 dec.1952 diverse aanwijzingen
en overwegingen aan de hand, die in dit opstel van
betekenis kunnen zijn.
b. De heer Moerman was van oordeel, dat de geopper-
de verwantschap tussen de toponymen Zeist en Soest
geen bijdrage kan geven bij het speuren naar de be-
tekenis van elk van deze beide namen, omdat zowel
de naam Zeist als de naam Soest van de oudst beken-
de schr^fwijzen af de verschillende klinkers hebben
gehad, die ze thans nog hebben. Het enige punt van
(vermoedelijke) overeenkomst is de -t aan het slot
van beide namen, die in beide gevallen wel de aan-
duiding van het collectivum zal zijn, d.w.z. dat
we het aan die -t voorafgaande woord als een ver-
zameling van het daardoor aangeduide moeten nemen.
c. Wat deze op een collectivum duidende -t aan het
slot betreft, deze komt in onze Nederlandse plaats-
namen (en ook buiten onze grenzen) nogal veelvul-
dig voor. Wie de moeite neemt het vorengenoemde
boek van prof. De Vries (Nd- en Zd - Nederl.plaats-
namen) een half uurtje door te bladeren, zal er
dan zeker al ettelijke tientallen hebben gevonden.
Zeer dikwijls is dan zulk een naam (inclusief de
-t) een aanduiding van de natuurlijke gesteldheid
of van de flora of fauna ter plaatse. Om een klei-
ne selectie te geven: Biert (Z.H.) van beer: mod-
dergebied; Heult (N.B.) van hol: plaats met kuilen;
Moorst (Utr.) van moer: moerassig gebied; Wildert
(N.B.) van wild: wildernis; Aalst (N.B.) en Eist .
(Gld en Utr.) van els: elzenbos; Hasselt (0.) en
Hesselte (Dr.) van hazelaar: streek met hazelaars;
Braamt (Gld) van braam: braamstruiken, braambos;
-ocr page 14-
- 14 -
Beesd (Utr.)» Best (N.B.) en Biest (N.B.) van bies:
land vol biezen (vgl. Biesbos); Est (Gld) en As-
selt (N.B.) van es: essenbos; Lent (Gld),> Lien-
dert (Utr.) en Linderte (0.) van linde: lindenbos;
Heest (Gld) en Heestert (N.B.): gebied met hees-
tergewassen; Berkt (N.B.) en Lagebirkt (Utr.) van
berk: berkenbos; Hulst (Z.), en Olst (0.) van huls:
hulzenbos; (Ave)reest (0.) van rijs(hout): land
met veel rijshout; en welke Zeistenaar denkt hier
niet aan de Zeister buurt de Kroost, van kroos:
plaats waar de kroosplanten welig tieren; en zo moet
het dus heel vroeger in het gebied van de Kroost
zijn geweest. - Genoeg om aan te tonen, dat we er
bij namen als Soest en Zeist goed aan doen, om met
de mogelijkheid van een dergelijke verklaring te
rekenen.
d_. De naam Soest komt als plaatsnaam voor bij
Soest in de provincie Utrecht, als poldernaam na-
bij Zwolle, en buiten de grens bij Soest in West-
falen, en als waternaam bij de Soestwetering in
Overijssel (parallel met de IJssel), bij de Soeste
of Soestbeke in Westfalen, en bij de Söse (voor-
heen Suse, Susa, Zoze) in de Harz. Moerman weesop
de mogelijkheid van een afleiding van de naam
Soest van het latijnse woord salex = wilgj dus met
de -t erachter: wilgenbos, in het Frans is dat ge-
worden: saule = wilg, saussaie = wilgenbos; in het
Land van Luik komen dergelijke plaatsnamen voor,
en de mogelijkheid bestaat dus, dat Soest in oude
tijden ontstaan is in een streek met veel wilgen-
bomen. De genoemde waternamen met Soest kunnen op
deze wijze uiteraard ook uitstekend worden ver-
klaard.
e. En nu Zeist. Er zijn meerdere plaatsnamen Zeist.
Behalve ons Zeist is er vooreerst ook de buurt-
schap Zees(s)e bij Ommen in Overijssel, dat in een
oorkonde uit 1028 voorkomt als Seis (de -t aan het
slot ontbreekt); dan was er in het Rijnland, iets
ten noorden van Düsseldorf aan de Rijn, een in
1166 vermelde plaats Seist, welke naam thans nog
voortbestaat in een drietal ter zelfder plaatse
-ocr page 15-
- 15 -
bij elkaar gelegen toponymen: Langst (uit Langen-
seist), Nierst (uit Niederseist) en Kierst (uit
Kirchseist); aldus.bij K. Heek: Geschichte von Kai-
serswerth, 1925, S.22. En tenslotte is er dan ook
nog het Seeste in de Kreis Tecklenburg, dat De
Vries (sub Zeist) vermeldt, en dat in 1129 voor-
komt onder de naam Segesten (zie hierv55r bij 6).
f. Dit laatste is van groot belang, omdat we hier
een plaatsnaam Zeist hebben, die (in tegenstelling
met ons Zeist) wel in een oudere vorm bekend is,
en die dus als voorbeeld kan dienen voor de her-
komst van ook onze plaatsnaam Zeist. Volgens Jel-
linghaus (Westf.Ortsnamen,pag.13) is in dit Seges-
ten het centrale lid segg, ons zegge; hard gras
(zie hiervoor sub 5). In Drente ligt ook een dorp
Zeegse, dat in 1426 als Zegese vermeld wordt. De
Vries vertelt dat het nog bestaande woord "zegge"
de naam is voor een grassoort, genoemd naar de
scherpe snede van de bladeren, zodat "zegge" wel
zal samenhangen met het latijnse werkwoord "seca-
re"
= snijden. Hetzelfde woord komt ook voor in
de plaatsnamen Zegge (L.) en Zegveld (Utr.).
^. De vraag is nu, of het aanvaardbaar is, dat de
ontwikkeling van het woord zegge, bijv. via een
uit het Tecklenburgse bekende vorm Segeste, tot
de naam Zeist heeft geleid, in welke laatste naam
immers de letter g is weggevallen. Maar... deze
vraag is immers in feite al beantwoord, nu we ge-
zien hebben, dat de oude naam Segesten in het
Tecklenburgse eveneens in de loop der eeuwen tot
het g-loze Seeste is teruggevallen (zie hiervoor
bij e). Het assimilatie-proces van ege of egge
tot ei is trouwens een zeer veelvuldig voorkomend
verschijnsel in de taai-wereld. Algemeen bekend V
is bijv., dat de werkwoordsvormen "zeide" en
"leide" vervoegingen zijn van de werkwoorden zeg-
gen en leggen; ook hierbij is dus de g verdwenen.
En zo geeft prof. De Vries in zijn genoemde woor-
denboeken nog tal van voorbeelden van hetzelfde
verschijnsel; woorden als breien, brein, feil,
kei, steil, teil (van tegel), trein, zeil, zeis.
-ocr page 16-
- 16 -
en nog veel meer, gaan op een oorspronkelijke
vorm met een g erin terug. Als plaatsnaam noemt
De Vries onder meer ook nog Pleegst (Ov.)> waar-
van de oudste schrijfwijze Plegeste is geweest.
Het ligt in ieder geval dus in de rede, dat ook
de naam Zeist uit een oudere vorm met een g is
ontstaan.
h. Onze conclusie is, dat er een goede kans bestaat
dat ook de naam van ons Zeist is ontstaan uit zeg-
ge, hard gras, rietgras, met de toegevoegde -t om
aan te duiden, dat er veel van dit gewas voorkwam
op de plaats waar Zeist is ontstaan en z'n naam
heeft gekregen. En die kans is zeker groot geweest
in de oude tijden, toen de grote Rijn hier nog vol-
op en met allerlei takken stroomde en hier de eer-
ste boeren-nederzettingen zijn ontstaan. - En wan-
neer het nu juist is, wat De Vries veronderstelde,
dat de rietnaam "zegge" uit het latijnse secare
(snijden) is af te leiden, en indien dat latijnse
woord secare geen verwant equivalent heeft in een
germaans of v65r-germaans woord uit deze streken,
dan wordt het tevens onwaarschijnlijk, dat de naam
Zeist al eerder dan in de romeinse tijd zou zijn
ontstaan.
Wij zijn ds Kuijper erkentelijk voor deze uiteen-
zetting over de vraag, die ons bezig heeft gehou-
den, en die waarschijnlijk nog wel eens weer in
discussie zal komen.
. .                                    L. Visser
-ocr page 17-
- 1.7 -
Nieuwe aanwinsten
In de afgelopen jaren ontving onze Stichting weer
van diverse zijden geschenken, grote en kleine;
waarvoor van harte dank. Zo bijvoorbeeld vele
prentbriefkaarten, o.a. van de heren R. Brems,
A.S. de Bruijn, W. van Ede, H.L.L. van Hoogenhuyze
en G. Vlug. En foto's van oud-Zeist van mej. A.C.
Metz en mej. M. de Lange (politiecorps, jachtver-
eniging), mr H.L.L. van Hoogenhuyze, drs Th. Ruys,
P. Schermers, Slavenburg's Bank alhier en W.A.
Storm de Grave.
Zeer bijzonder was de bruikleen-gift, door de heer
Storm de Grave, van een fraaie houten doos met 23
aquarellen van het landgoed "Schaerweyde" (en van
vele akten betreffende dit buiten en zijn omgeving).
- Mevr. A.C.E.W. Röell-van Harinxma thoe Slooten,
te Bosch en Duin, schonk twee aquarellen - van ca
1850 -, voorstellend mr H.H. Baron Röell (1806-
1883) en diens eerste echtgenote jkvr. E. van de
Poll (1808-1862). - Verder werden door bestelling
foto's ontvangen van het Rijksmuseum van Oudheden
(Leiden; praehistorie), het Rijksarchief (Utrecht;
o.a. een kaartreproductie van het gerecht Stoetwe-
gen, van 1701, en veel foto's aangaande de histo-
rie van de Evangelische Broedergemeente) en van de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg (Zeist).
Ook onze bibliotheek werd belangrijk uitgebreid
door aankoop en schenkingen. Zo werden voor het
knipselarchief oude kranten uit de dertiger jaren
en later ontvangen, terwijl ons het archief van
de opgeheven Zeister Handelsavondschool werd ge-
schonken. Aangekocht werden onder meer Demoed's:
"In een lieflijk landschap"; de eerste uitgave
van de Stichting Stichtse Historische Reeks: "Van
Standen tot Staten"; een standaardwerk over de
Evangelische Broedergemeente: "Unitas Fratrum".
En als schenking werd verkregen de catalogus van
de Utrechtse tentoonstelling "Erfgoed van Herrn-
hut"; de uitgave van Van Gennep: "Utrecht en om-
-ocr page 18-
18 -
streken in 19de eeuwse foto's"; een 18-tal jaar-
gangen van het genealogisch maandblad "Gens Nos-
tra" en 21 jaarboeken van het Bureau voor Genea-
logie (van de heer J.C. van Oeveren) ; fotocopie'ên
van oude jaargangen van de "Dolderse Gids" (via
de heer L. Visser); 3A Verslagen van den toestand
der gemeente Zeist (nl. over 1891, 1896 t/m. 1904,
1906 t/m. 1930); enz. En niet te vergeten: de de-
len 1, 2 en 3 van "De Oude Kerk te Zeist", welke
de Van de Poll-Stichting zelf het licht deed zien.
Het meest bijzondere en belangrijke in deze sec-
tor was het legaat van wijlen prof. J.Ph. de Mon-
té verLoren, die ons zijn gehele boekerij naliet;
veel ervan is niet van nut voor onze bibliotheek,
maar zeer veel ook wel, zoals bijvoorbeeld de 16-
delige Oosthoek-encyclopaedie; de 23 delen van de
"Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden"
(ca 1770); 33 delen van "Nederland's Adelsboek";
vele jaargangen van "De Nederlandsche Leeuw";
enz., enz. Dank zij een groot en fraai mahonie-
houten kabinet - Lodewijk XV-stijl -, geschikt
voor boekenkast, eveneens uit genoemd legaat af-
komstig, konden de nieuwe aanwinsten behoorlijk
worden opgeborgen.
K.W. G.
P.S.
In de vorige, vijfde» jaargang van ons Bullitin
werd het verslag van een lezing geïllustreerd
met de afbeelding van een 17e eeuwse geveltop,
afkomstig uit Amsterdam en thans staande in onze
gemeente achter de zaak van de heer Becker, Oude
Arnhemseweg 16 (zie pagina 13).
Dezer dagen vond ik in mijn knipsel-verzameling
de hierbij weergegeven foto van "onze" gevel,
voorkomende in een oude jaargang van het tijd-
schrift "Ons Amsterdam", met als bijschrift: "De
geveltop van het huis Keizersgracht 309 belandde
-ocr page 19-
- 19 -
na de afbraak in 1912 te Zeist". De foto, van om-
streeks 1910, bevindt zich in de verzameling van
O.W. Boers (de fotograaf?).
Vergelijkt men de weergaven van vroegere en hui-
dige situatie dan is de gevel helaas niet in zijn
voordeel veranderd.
K.W. Galis
De Amsterdamse gevel, v55r zijn verhuizing naar Zeist
-ocr page 20-
- 20 -
Literatuur over Zeist
Ten vervolge op de literatuurlijstjes in de 2e, 3e
en 4e jaargang van ons Bulletin geven wij hieron-
der opnieuw een rij van publicaties, betrekking
hebbend op Zeist.
Raven, M.: Hees en Den Dolder. Maandblad van Oud
Utrecht, 37, 1964; pag. 5/6.
Korteweg, P.C.: Het Slot van Zeist. Polytechnisch
Tijdschrift, 17, 1962, ao 20 (5/10); pag.
798-807 en no 21 (19/10); pag. 834-841.
Heeringa, K.: De bisschop van Utrecht als kloklui-
der te Zeist, rijdr. Vaderl. Geschiedenis en
Oudheidkunde, VI, 9, 1930; pag. 263-279.
Wyck Jurriaanse, N.J. van: De Nederlandsche Cen-
traal Spoorwegmaatschappij, Rotterdam, 1973;
vnl, pag. 87-112.
Engelman, J.: De muurschildering in de kapel te
Zeist. Het Gildeboek, 16, 1933; pag. 21-30.
Temminck Groll, C.L.: Lijst van Zijst of de leist
van Zeist. Maandblad van Oud-Utrecht, 44,
1971; pag. 25-27.
Holthe tot Echten, M.L. van: Het uitbreidingsplan
van Zeist. Tijdschrift van Volkshuisvesting
en Stedebouw, 18, 1937; pag. 181-186.
Schelling, H.G.J.: Het herziene uitbreidingsplan
der gemeente Zeist. Bouwkundig Weekblad "Archi-
tectura", 58, 1937; pag. 257-260.
Anonymus: Waarom heeft Zeist geen schoonheidscom-
missie? Bouwkundig Weekblad "Architectura",
58, 1937; pag. 100-109.
Idem: Bouwkundige problemen in Zeist. Heemschut,
48, 1971; pag. 116.
Idem: Wandelen in en om Zeist. Uit in de provincie
Utrecht, 3, 1975, no 6; pag. 9/10.
Idem: Opvallend belastinggebouw in Zeist. Cobouw,
30/11-1963; pag. 15.
Oosten, L.H.: Austerlitz. Gens Nostra, 20, 1965;
pag. 348-353.
-ocr page 21-
- 21 -
De nachtwacht
Het is algemeen bekend, dat de naam nachtwacht in
de 18e eeuw ten onrechte gegeven is aan het uit
1642 daterende schuttersstuk van Rembrandt, als ge-
volg van de donkere indruk, die het schilderij
maakte voor de restauratie in 1947.
Hoe de nachtwacht in de 18e eeuw functioneerde is
waarschijnlijk minder bekend en daarom mogen we
ons gelukkig prijzen, dat in het gemeente-archief
van Zeist meerdere reglementen op de nachtwacht be-
waard zijn gebleven.
Op 6 december 1759 waren de "schouten van Zei-jst^
Stoetwegen^ Cattenbvoek en den Bveuijlj rrritsgaders
de respectieve schepenen, bij den andeven verga-
dert"
om de brief van de gedeputeerde staten van
Utrecht van 20 november 1759 te bespreken, waarin
de invoering van de nachtwacht werd voorgeschre-
ven.
Hoewel aanvankelijk alle Zeister gezinnen hiervoor
waren ingeschakeld, werd al spoedig daarop de mo-
gelijkheid geopend deze dienst af te kopen.
Een volgende stap was het aanstellen van twee vas-
te wachten en een wekelijkse heffing van 1 tot 3,
later van 1 tot 5 stuivers per gezin. De opbrengst
was bestemd voor de betaling van de vaste wachten,
alsmede voor het onderhoud van de in 1754 door de
heer van Zeist geschonken lantaarns aan de Dorps-
straat en de Kerkweg.
Het op 28 september 1798 vastgestelde reglement
van de toenmalige nachtwacht luidde als volgt:
"Extra ordïnairis rechtdag den 28ste September 1798.
Het intermediair gemeente bestuur van Zeijst c.s.
biQ den anderen vergadert ziende hebben de wagt we-
derom gereguleert, om van maandag den Ie Ootober
1798 tot den laatsten Maart 1799 op den voet als
voorige jaaren, met de klep rond te gaan van
's avonds ten 10 uuren tot 's morgens ten 4 uuren
-ocr page 22-
- 22 -
voov de laatste rijs.
En is verder geresolveerd, dat die geene, die zelfs
niet willen gaan waaken, hunne wagten moeten laa-
ten doen door Gerrit Pront & Abraham Enkelaar.
Daarvoor 's weeks zullen moeten hetaalen eene stui-
ver en meervermogendej die genoemd worden 2, S, 4
en 5 stuivers en zullen die geenen, die verkiezen
zelfs te gaan waaken als dan verplicht zijn 's weeks
vier duiten te betalen tot goedm.aking den lantaar-
nen als onder breeder.
Ook is geresolveerd, dat dus de wagt zeven rijzen
rond zal moeten gaan en altoos h uur buiten zal moe-
ten weezen; en altoos beginnen op eene plaats, zo
als met slaan van De Klep zal gereguleert worden,
ten einde ider inwoonder rekening zal konnen maaken
op wat tijd de wakende persoonen passeeren en zul-
len de gemelde vaste wagts geen andere mogen stel--
len als bij ziekte en dit nog bij zeker ander geval
met permissie van het gemeente bestuur.
Zullende uit de penningen die overig zijn als de
wakende persoonen betaald zijn, ieder 's weeks 50
stuivers, dus ruim 7 stuivers 's nagts en het overi-
ge voor olij, katoen en kaarssen om de lantaarnen
in dendorpe van Zeijst te laten branden geduurende
den wintertijd tot gerief der inwoonders en opgeze-
tenen bij donkere maan. van 's avonds 5 tot 's mor-
gens 4 uuren.
En zullen 'de wagts op de navolgende plaatsen de klep
drie maal slaan en twee m.aal roepen hoe laat het is
als namelijk: 10 heeft de klok, de klok heeft tien
en wort hiet gemeente bestuur als meede ieder inwoon-
der gelast agt te geeven of de wagts hunne toeren
getrouwelijk waarnemen, en daar de wakende persoo-
nen konden beboet worden voor S guldens volgends de
ordonnantie; al zulke persoonen de zuivere helft
zullen genieten tot
i% gulden van gezegde boeten:
En zullen de klep moeten slaan op de navolgende
plaatsen:
1. voor de huisjes van Jan Harmse Smith,
2. voor mevrouw Floernoij,
-ocr page 23-
- 23
3. voor de heer Wouter van Dam,
4. voor het ij zere hek op Kersher gen,
5. voor de deur van Jacobus Vermeulen^
6. voor de deur veen Maes van Kreel^
7. voor het huis der gemeente,
8. in 't Rondeel
9. voor de deur van Jan van Reenen,
10. voor Beek & Royen
11. voor de tuinhuize van mejuf f. Kersseboom
en bij de tuinman Dirk Feijt.
De wakende persoonen zullen verpligt wezen de lan-
taarnen aan te steeken, op dezelve wijze als de
wagt op het Hof gewoon is te doen en hij nalatig-
heid, andere opsteekers en waakers te stellen. ''
In het begin van de 19e eeuw was het er met de
veiligheid blijkbaar niet beter op geworden.
In het reglement van 1 oktober 1823 komen n.1. de
volgende artikelen voor:
"4. Zij zullen met hellehax'den gewapend zijn.
5. Zij zullen geene onbekende personen m.ogen la-
ten passeren, en dezulke, op wien slechts de
minste verdenking is vallende aanhouden en om-
trent derzelver personen behoorlijk onderzoek
doen, en hen, indien derzelver antwoorden niet
voldoende zijn, te arresteren; Zij zullen gee-
ne klompen mogen dragen; langzaam moeten gaan,
geen gerucht maken en niet met elkander spre-
ken, en zoo veel mogelijk op een kleinen af-
stand van elkander blijven; bij alle openingen
stilstaan en luisteren; de eerste, tweede en
laatste gang altijd de klep slaan en met de
vier middelste naar gelang dat men eenige ver-
moedens heeft, te variëren.
6. De twee personen, welke des nachts den wacht
gehad hebben, ofwel een hunner zullen verpligt
zijn, eiken morgen ten tien uren aan het kan-
' ; toor van den Schout behoorlijk rapport te bren-
gen en zich voorts in alles als goede wachters
gedragen.
-ocr page 24-
- 24 -
7. Voov de gevangennemning van 'ledeven persoon^, van
wien het bl-ijken zal, dat hig zi-oh aan eenig
misdrijf of misdaad heeft schuldig gemaakt, zul-
len zij ieder genieten eene belooning van drie
guldens. "
In 1823 waren er voor het eerst vier nachtwachten
aangesteld, t.w. Abraham Janse Wildbergh, Frans
van Riezen, Cornelis Veenendaal en Gradus Samuel
Penning, die om de andere nacht dienst deden.
De tarieven waren inmiddels verhoogd en uit de uit-
zetting der nachtlijst blijkt dat de heffing mini-
maal 5 en maximaal 55 stuivers bedroeg.
In dat jaar moest de klep worden geslagen op de
volgende plaatsen:
1 . voor het huis van Willem de Reuver (Voorheuvel?)
2. voor het huis van mevr. Van Ghesel (Veelzigt,
thans politiebureau)
3. aan de Barrière van Zeijst (de tolboom aan de
Utrechtseweg)
4. voor het ijzeren hek van Kersbergen (Kersbergen-
laan)
5. voor het Schippershuis (aan de VJaterigeweg)
6. voor de deur van de heer Mouthaan (Het Hof van
Holland, Ie Dorpsstraat)
7. voor het Geregtshuis (Ie Dorpsstraat)
8. aan het rondeel (Het Rond)
9. voor de deur van Frederic Verdonk (2e Dorps-
straat)
10. op den straatweg tegenover het huis van de Ko-
- renmolenaar (Driebergseweg, tegenover Molenweg).
In het begin van deze eeuv; had Zeist 8 nachtwach-
ten in dienst, die tegen een beloning van ƒ 200,—
per jaar om de andere nacht dienst deden.
Aangezien ze daarnaast hun dagelijks werk moesten
verrichten, was de inspecteur van politie niet zo
erg gelukkig met deze nachtploeg, die niet altijd
even fit aan de start verscheen.
-ocr page 25-
- 25 -
De op 1 mei 1901 ontstane vacature J. Bleijerveld
werd dan ook niet vervuld, maar de twee reserve-
wachten werden eenmaal in de vier dagen ingescha-
keld.
Toen de nachtwaker J.A. Wewer m.i.v. 1 juni 1902
ontslag vroeg Xvzegens het bereiken van de pensioen-
gerechtigde leeftijd werd het vonnis over de nacht-
wacht geveld. De gemeenteraad besloot op 17 april
1902 tot reorganisatie van de nachtpolitie over
te gaan. De twee vacatures werden niet vervuld.
De overige 6 nachtwakers, t.w. C. van den Brand,
C. van Ee, J. Geitenbeek, T. van Rheenen, E. van
Tellingen Tzn en J. van Tellingen Ezn werden
met ingang van 1 januari 1903 op wachtgeld gesteld
en de twee reserve-nachtwakers werden tegen 1 janu-
ari 1903 eervol ontslagen.
Het politiekorps werd vervolgens uitgebreid met 5
agenten, t.w. J. van Eijk en P. van der Hoef per
1 juni 1902 en J. van Schaik, T. van Marrum en W.
van Schaik per 1 januari 1903.
De nachtwacht is geschiedenis geworden, maar het
ten onrechte zo genoemde schuttersstuk van Rem-
brandt zal ons er aan blijven herinneren,
evenals het volgende gedicht van een onbekende
nachtwacht:
"Als ieder is in huys,
en als de zon is slapen,
dan ben ik op de been,
dan ben ik in de wapen.
Als 't rondom is in rust,
als 't overal is stil,
dan ben ik op den toer,
dan ben ik op den dril.
L. Visser
-ocr page 26-
- 26 -
j/i^"
m^
J':^^''-
Mm
Tijdens de grote tuinbouwtentoonstelling op het
landgoed Schoonoord in augustus 1909 was ook
"Oud Zeist" vertegenwoordigd met een klepperman
(J.F. Marree) en een klepperlied.
Onze plaatsgenoot, de heer E. de Klerk, kon ons,
behalve aan de naam van de klepperman, ook aan
de tekst van het klepperlied helpen, luidend
als volgt:
-ocr page 27-
- 27 -
Bewaar je vuur en licht
Doe deur en venster dicht
Gij moet slapen. Ik moet waken
Dat is mijn plicht.
Neem je vrouwtje in je arm
Is het koud, zo dek haar warm
Met een mantel of een rok
Negen uren heit de klok.
L.V,
Nogmaalsj__de_naam_ZEIST (een rectificatie en aan-
vulling)
In het artikel van de heer L. Visser in het vorige
nummer van ons Bulletin (6e jaargang, nummer 1,
maart 1976, blz. 9 en volgende) over "De naam
Zeist" was op verzoek van de schrijver ook een be-
schouwing mijnerzijds over dit onderwerp ingelast.
Achteraf blijkt mij, dat ik daarin op êên punt
niet volledig en dientengevolge ook niet voldoende
duidelijk ben geweest. Het betreft de afleiding van
de naam Zeist (zonder g) van Segeste (met g), welke
afleiding aantoonbaar is voor de plaatsnaam Seeste
in de Kreis Tecklenburg (Westfalen), die in 1129
als Segeste voorkomt, hetgeen dus in de loop der
tijden tot Seeste is samengetrokken. Ik heb toen
- in mijn bedoelde bijdrage in ons vorig nummer, om
te laten zien dat dit wegvallen van de g in soort-
gelijke woorden een veel voorkomend taaiverschijnsel
is - op blz. 15/16 een reeks van voorbeelden daar-
van gegeven, en noemde daarbij (blz. 16 bovenaan)
ook de naam van de Overijsselse buurschap Pleegste
(onder Raalte).
De attente lezQrof lezeres zal daarbij mogelijk de
opmerking gemaakt hebben, dat deze buurschapsnaam
in de huidige schrijfwijze juist wel de g heeft. En
inderdaad ligt het geval bij dit Pleegste (ontstaan
-ocr page 28-
- 28 -
uit Plegeste, zie De Vries: Noord- en Zuid-Nederland-
se Plaatsnamen) enigszins anders dan bij Zeist (ont-
staan uit Segeste). Raadplegen we De Vries in zijn
genoemde boek, dan noemt deze daar, behalve Pleegst
(met de g), ook Pleest (zonder de g), en hij ver-
meldt deze beide toponymen alsof het om twee ver-
schillende buurschapsnamen gaat, wel beide in
Overijssel gelegen, maar niet identiek. Ik heb
echter, ondanks allerlei navraag, geen plaatsnaam
Pleest (hoe ook geschreven) in Overijssel kunnen
ontdekken, en ik heb dan ook een sterk vermoeden,
dat De Vries zich hier vergist heeft 1); het zal in
beide gevallen wel om het tegenwoordige Pleegste on-
der Raalte gaan.
Nu vinden we in het Oorkondenboek van Overijssel,
deel I, regest 89 (blz. 73), dat er in 1206 sprake
is van enige tienden in Pleist (zonder g), onder
Raalte, welke naam in deel II, regest 391 (blz,
94) als Piest wordt gespeld. Het gaat dus in
beide gevallen om dezelfde buurschap, die nadien
Pleegste is komen te heten, en die vandaag nog
zo heet. De Vries heeft stellig gelijk, wanneer
hij deze naam van het oorspronkelijke woord
Plegeste afleidt, maar we zullen bij de gang van
zaken moeten bedenken, dat de schrijfwijze van de
plaatsnamen (zoals trouwens ook van de persoons-
namen) oudtijds zeer onstabiel is geweest: er was
geen norm en er was geen controle, en men schreef
gewoonlijk maar op de klank af. In die tijden kon
de ontwikkeling van een plaatsnaam zich zeer
grillig en alle kanten uit voltrekken. En al werd
Plegeste langzamerhand tot Pleist (Piest) samen-
getrokken, toch zal in diezelfde tijd het oor-
spronkelijke Plegeste ook zijn blijven bestaan,
en deze laatste naamsvorm moet in dit geval op den
duur dominerend zijn geweest en gebleven. Het
Pleist en Piest, dat we uit de 13e eeuw kennen,
heeft het tegen het Pleegst (met de g) van nadien
en van nu nog afgelegd. En het oorspronkelijke
-ocr page 29-
- 29 -
Segeste werd (parallel met het geval van Plegeste),
in tijden waar we geen weet van hebben, tot Seist,
maar (in tegenstelling met het geval van Pleist)
kwam de oorspronkelijke g hier nimmermeer terugI
Een dergelijke verschillende ontwikkeling van
elkaar toch zo na verwante woorden of namen zal
uiteraard wel aan de "spraakmakende gemeente" moe-
ten worden toegeschreven. In wezen is echter de
vergelijking van Plegeste met Segeste, en dus van
Pleist (uit 1206) met Zeist (van nu) vanbelang,
omdat in beide gevallen blijkt, dat het wegvallen
van de g in dergelijke woorden en namen oudtijds
niets ongewoons is geweest.
Tot zover reikt mijn lekenkennis over dit onder-
werp; mocht er van welke zijde ook, nog eens be-
tere informatie over komen, dan houd ik mij ui-
teraard bijzonder aanbevolen.
P.K.
1) Ook de vermelding bij De Vries van een plaats-
naam Nierst in de provincie Utrecht (die we nooit
en nergens aangetroffen hebben), welke naam De
Vries verklaart als een samentrekking van Nieder-
seist (I), lijkt ons een abuis te zijn. Dit toponym
komt wel in dezelfde contractie in Rijnland (Duits-
land) voor (zie Bulletin van maart 1976, blz. 15),
maar is in de provincie Utrecht alleen daarom al
ondenkbaar, omdat zulk een plaats in ons land geen
Niederseist, en dus geen Nierst, maar Nederseist,
en dus Neerst zou hebben geheten. Maar ook deze
namen komen naar ons beste weten niet in de pro-
vincie Utrecht voor.
-ocr page 30-
- 30 -
In de tweede jaargang (1972) van ons Bulletin wa-
ren wij in de gelegenheid een artikel van de heer
D.R. Klootwijk - gepubliceerd in het orgaan van de
Historische Kring "Tussen Rijn en Lek" - over te
nemen. In 1975 verscheen in genoemd orgaan een
"vervolg", dat wil zeggen een discussie-publicatie
van de heer Klootwijk, waarin deze reageert op en-
kele opmerkingen van de heer H.J.M. Thiadens. Ook
nu werd toestemming verkregen om dit artikel (wel
enigszins door mij gewijzigd) op te nemen in ons
kwartaalblad; daarvoor onze dank aan auteur en re-
dactie. Het hierna behandelde bestrijkt een ruimer
areaal dan de - voormalige en huidige - Zeister-
oever, maar mijns inziens verdient het aanbeveling
het artikel van 1972 bij de hand te houden om het
onderstaande beter te begrijpen.
G.
In "Tussen Rijn en Lek", 8e jaargang, nummer 1,
reageert drs H.J.M. Thiadens op het artikel "De
Zeisteroever in de Middeleeuwen", van de hand van
ondergetekende. Thiadens is van mening, dat op het,
bij genoemd artikel behorend, bodemkaartje meer
voormalige Rijnarmen zijn weergegeven dan verant-
woord is.
Nu is bedoeld kaartje niet van de auteur afkomstig.
Het werd eerder gebruikt door De Montê verLoren (1)
en door Van^Iterson (2). Het kaartje is het resul-
taat van karteringswerk van studenten Bodemkunde
van de Landbouwhogeschool te Wageningen, onder lei-
ding van ir K.J. Hoeksema uitgevoerd in de periode
1947 tot 1955. De groepen studenten boorden het
gebied af in raaien, in een 50 bij 20 meter- of
een 30 bij 30 meter-verband. Voor grensvaststel-
ling werden vaak nog tussenboringen verricht en voor
meer algemeen inzicht in de opbouw der lagen in de
-ocr page 31-
- 31 "
ondergrond enige diepboringen. Nogal gedetailleerd
werk dus.
Dat men de resultaten vertrouwde, mag blijken uit
het feit dat de afdeling Onderzoek van de Cultuur-
technische Dienst, in opdracht van de in 1952 in-
gestelde Commissie Hydrologisch Onderzoek Kromme
Rijngebied, met enig aanvullend veldwerk uit de
studentenkarteringen een bodemkaart I : 10.000 con-
strueerde .
Door tijdsgebrek is het de schrijver niet mogelijk
de bovenvermelde gegevens aan een nader onderzoek
te onderwerpen. Een verdere wetenschappelijke ver-
antwoording van het bodemkaartje - indien al nodig -
moet hij Thiadens dus helaas schuldig blijven.
Die wetenschappelijke verantwoording zou hem trou-
wens moeilijk vallen.
De schrijver is historicus, en geen bodemkundige.
Zijn kennis van deze laatste tak van wetenschap is
die van de amateur. Een artikel als: "De Zeisteroe-
ver in de Middeleeuwen" komt dan ook tot stand door
onderzoek van archivalia, kaarten, luchtfoto's en
dergelijke,gevolgd door talrijke verkenningen in
het betrokken gebied.
Vaak hebben deze verkenningen tot gevolg, dat men
een eerder gevormde theorie moet ombouwen. Die af-
wisseling van studeerkamer- en terreinonderzoek gaat
zolang door, tot men ergens een sleutel vindt om
dan, voorzichtig opbouwend te komen tot een aan-
vaardbare oplossing van het gehele probleem.
Zo'n onderzoek in het terrein is fascinerend werk.
Men treft dan "ter plaatse" een landschapspatroon '
aan, waarvan de uiterlijke trekken de mens wel
vertrouwd zijn, maar hem op het eerste gezicht vaak
zo weinig zeggen. En toch is dat hxiidige land-
schapspatroon de som van alle patronen die de na-
tuurkrachten en de mens daar in de loop der tijden
hebben neergelegd. - De natuur, langzaam, maar on-
verstoorbaar werkend, en zo op lange termijn inder-
daad geografische revoluties veroorzakend. - De tiens
-ocr page 32-
- 2,1 -
sneller werkend en al naar de mate van zijn hulp-
middelen en zijn locale situatie vaak drastisch
wijzigend. Telkens weer constateert de onderzoeker
bij de eerste aanblik zijn enorme onwetendheid om-
trent de situatie ter plaatse. Eerst na herhaalde
verkenningen begint het landschap wat meer "een
open boek" te worden.
Om daaruit te ontdekken wat men weten wil, komt het
er op aan om in die ontelbare menigte feiten in
de natuur aan de juiste dingen de juiste vragen te
stellen.
Bij een dergelijk onderzoek gebruikt men natuurlijk
ook de bodemkaart.
Maar wel met de nodige voorzichtigheid.
Voor het construeren van de bodemkaart 1 : 50.000
worden de gegevens verkregen door boringen tot een
diepte van 1.20 meter met een gemiddelde waarne-
mingsdichtheid van 1 boringper 4 a 8 ha. Stukken
met een oppervlak van 10 a 12 ha. worden op de bo-
demkaart verwaarloosd, dat wil zeggen niet ingete-
kend terwijl "verontreiniging" tot 30 % binnen
ieder afzonderlijk kaartvlak als acceptabel vordt
ervaren. De karteerders hebben grote karteerervaring
en terreinkennis en zijn uitstekend geïnformeerd
voor ze in het veld de bodemgrenzen en de belang-
rijkste landschapskenmerken op de veldkaart in-
schetsen. Maar hun waarnememingsnet heeft grote
mazen. Een bodemkaart mag dan ook nooit voor
detailwerk gebruikt worden.
Naast bovenstaande opmerkingen, ontleend aan toe-
lichtende rapporten bij de bodemkaarten, laten we
hieronder graag nog enkele deskundigen aan het
woord.
Ir G.G.L. Steur merkt op: "Binnen vrijwel ieder
kaartvlak van elke bodemkaart komen onzuiverheden
voor, die in verband met de waarnemingsdichtheid
niet worden opgemerkt, of als ze worden opgemerkt
wegens de schaal van de kaart niet kunnen worden
voorgesteld" (3).
-ocr page 33-
- 33 -
En als ir B. van Heuvel het maken van bodemkaarten
bespreekt, zegt hij: "Het bezwaar van deze methode
is dat een gekleurd afgegrensdkaartvlak een abso-
lute uniformiteit suggereert. In werkelijkheid ver-
schilt een traject aan zijn grenzen maar gradueel
met het volgende en voorgaande traject. Een kaart-
vlak is een normvlak met toleranties.
Om aan de misleidende suggestie van uniformiteit
binnen een begrenzing te ontkomen, zouden de bo-
demgrenzen moeten worden vervangen door geleide-
lijke kleurovergangen.
De gebruiker dient zich dus wel goed te realiseren
dat de abrupte begrenzing van een kaartvlak door
een bodemlijn in wezen niet met de werkelijkheid
overeenkomt" (4).
Thiadens geeft een aantal voorbeelden waar zijns in-
ziens op het gewraakte bodemkaartje ten onrechte
voormalige Rijnarmen zijn ingetekend.
Hij hanteert daarvoor een bodemkaart 1 : 50.000, uit-
gave 1970. Zelf gebruikt de schrijver de bodemkaart
1 : 50.000, blad 32 West, Amersfoort, voor dit ge-
bied. Die is in 1966 uitgegeven door de Stichting
voor Bodemkartering te Wageningen. Een jongere uit- -^'
gave kent de Stiboka niet.
Bij de bestudering van zijn eigen bodemkaart moet de
schrijver nogal wat vraagtekens zetten bij de op-
merkingen van Thiadens.
Waarbij Thiadens welwillend in het oog wil houden
dat die vraagtekens gezet worden door een bodem-
kundig leek.
Ten gerieve van de lezers van ons blad treft men bij
dit artikel een tweetal afdrukken van het bodemkaar-
tje aan (afbeeldingen 1 en 2). Het eerste kaartje
is - behoudens de door de auteur ingetekende "Kou-
wenhovense weteringe" - het oorspronkelijke; op het
tweede heeft de schrijver een aantal kaartvlakken
ingeschetst, zoals die op zijn bodemkaart voor-
komen. Met de op die bodemkaart gebruikte code-
ring voor de verschillende grondsoorten.
-ocr page 34-
- 34 -
Afbeelding 1
Bodemkundig kaartje van Zeist met diverse voorma-
lige Rijnarmen. Men ziet hierop o.a. de Brugakker,
de Zeisterbrug en de Breesteeg.
1• Waterige weg
2. Blikkenburgerlaan
3. Kouwenhovense wetering
4. Vinkenbuurt
5. Tolakkerlaan
6. "Kibbruggerwech"
-ocr page 35-
- 35 -
Op dat tweede kaartje treft de lezer aan:
Ro 60 C: Kalkloze nesvaaggronden, zavel en lichte
klei. Deze gronden komen voor in de voor-
malige bedding van de Kromme Rijn.
Ro 40 C: Kalkloze nesvaaggrond, zware klei. Ook hier
is sprake van een dichtgeslibde oude bed-
ding (meander) van de Kromme Rijn.
Rn 47 C: Kalkloze poldervaaggronden, zware klei. Deze
gronden liggen verspreid door het gehele
rivierkleigebied. Landschappelijk zijn en-
kele duidelijke verschillen binnen deze
eenheid aanwezig. We kunnen onderscheiden:
a. kom op stroomgrond. Vrij grote kaart-
vlakken, laag gelegen en omgeven door
hogere stroomruggronden.
b. beddinggronden. Zeer laag gelegen, langge-
rekte kaartvlakken, meestal eveneens be-
grensd door stroomruggronden.
bRn46C: Kalkloze poldervaaggronden (bruine komgron-
den); zware klei. De bruine komgronden ko-
men voornamelijk voor langs de buiten- en
binnenbochten van de Kromme Rijn. Ze lig-
gen duidelijk hoger dan de overige zware
kleigronden.
De verklaring bij de codering is verkort overgeno- -
men uit het begeleidend rapport bij de bodemkaart,
blad 32 West, Amersfoort.
Bij Rn 47 C is, dachten we, de aanwezigheid vereist
van een rivier(tak), die door of dicht bij het be-
trokken gebied stroomde.
N.B.: Vaag in vaaggronden: onduidelijk, niet scherp
omlijnd.
Nes; land dat in een zee- of rivierarm uitsteekt.
Dan vermeldt de heer Klootwijk de punten, waarop
Thiadens kritiek heeft; en geeft daarop zijn ant-
woord .
-ocr page 36-
- 36 -
Afbeelding 2
Bodemkundig kaartje van Zeist met diverse voor-
malige Rijnarmen. Men ziet hierop o.a, de
Brugakker, de Zeisterbrug en de Breesteeg,
1. Waterige weg                          4, Vinkenbuurt
2. Blikkenburgerlaan 5, Tolakkerlaan
3. Kouwenhovense wetering 6, '"Kibbruggen'/ech"
Rn 47 C
Ro 40 C bRn 46 C
Ro 60 C
-ocr page 37-
Verbetering van het onderschrift op pagina 36 van het juni-Bul let in;
Verzoeke het onderstaande daar op te plakkenl
//////
xxxxxx
xxxx
II
Rn 47 C
Ro 60 C
Ro 40 C
bRn 46 C
-ocr page 38-
- 37 -
1, "Noordelijk van het woord Zeisteroever geeft Kloot-
wijk een Rijnarm weer. Op de bodemkaart vindt men
daar slechts stroomruggronden",
Volgens de bodemkaart heeft Thiadens volkomen gelijk.
Maar de mogelijkheid dat we hier met een "toleran-
tie in het kaartvlak" te maken hebben lijkt niet
uitgesloten, integendeel zelfs waarschijnlijk.
In het artikel: "De Zeisteroever in de Middeleeuwen"
werd reeds melding gemaakt van "onland" op dit ge-
deelte van de Zeisteroever. Of dat onland op die
plaats lag en te maken had met de aanwezigheid van
een Rijnarm valt echter niet te bewijzen. Meer licht
verschaft ons de voormalige percelering in dit ge-
bied. Op de topografische kaart 1 : 25,000, onder
andere uitgaven 1932 en 1943, geeft de percelering
duidelijk de m.ogelijkheid van een voormalige Rijn-
tak daar ter plaatse aan. Dat is eveneens het ge-
val op het hierbij afgedrukte gedeelte van een nog
oudere kaart (afbeelding 3),
Ret gearceerde stuk zou dan die voormalige rivier-
tak kunnen zijn,
2. "De stroomgeulen zuidelijk van de spoorlijn te
Bunnik komen niet op de uitgebreide bodemkaart voor".
De bodemkaart van de schrijver geeft, ten zuiden van
het woord spoorlijn, op de plaats waar de rivier-
arm getekend is, een uitgestrekt gebied Rn 47 C aan.
Dat is dus beddinggrond of kom op stroomgrond, waar-
bij in beide gevallen de aanwezigheid van een ri-
vierarm in dat gebied vereist is.
Maar er is meer. Op de bodemkaart komt hier ook
een blauwe stippellijn voor die, op het kaartje
gezien, komend van de onderzijde de smalle zwarte
streep volgt, om. dan in de rivierarm westwaarts
verder te gaan.
Volgens de legenda van de bodemkaart duiden zulke
blauwe stippellijnen "voorm.alige, zeer duidelijke,
smalle kreekbeddingen, geulen enz," aan.
Deze "voormalige, zeer duidelijke kreekbedding"
gaat hier voor een groot deel door stroomruggronden.
-ocr page 39-
- 38 -
Afbeelding 3
Op bovenstaande foto geeft het gearceerde gedeelte
de voormalige Rijnarm V7eer.
De begrenzende lijnen van dit gearceerde gedeelte
zijn sloten, die vroeger in dit gebied perceelsschei-
dingen waren. Deze sloten zijn nu verdwenen in ver-
band met de herverkaveling van dit oude landschap
ten behoeve van het Universiteitscentrum "De Uit-
hof". Opvallend is het verschil in percelering onder
en boven de grenslijn (-,-,), waar de Bisschopswe-
tering stroomt.
-ocr page 40-
- 39 -
3. "De Kouwenhovense wetering op het kaartje van
Klootv/ijk met 3 aangegeven gaat dwars door stroom-
rupgronden".
Gezien de laatste zin van 2 schijnt deze constate-
ring van Thiadens geen bezv/aar op te leveren voor het
intekenen van een voormalige waterarm op de bodem-
kaart. Maar de opmerking van Thiadens is, volgens
mijn bodemkaart althans, ook niet geheel juist. Ten
oosten van de Grote Laan loopt bedoelde wetering door
bruine komgronden (bRn 46 C) en ten v/es ten van die
laan voor een groot deel door beddinggrond van de
Kromme Rijn (Ro 60 C), Tevens zitten we hier op de
grens van kaartvlakken en dan is het, volgens de
hierboven aangehaalde waarschuwing van ir Van Heuvel,
zaak om voorzichtig te zijn.
Tijdens onze terreinverkenningen in het vrij ruig
beboste gebied bij de Kouwenhovense wetering kre-
gen we de indruk dat het landschapspatroon hier door
de aanleg van kunstwerken nogal gewijzigd is.
Uit de wetering takte zich vroeger een geul af, die
nu doodloopt tegen de Grote Laan, We spraken daar-
over reeds in het artikel "De Zeisteroever in de
>Tiddeleeuwen". Tussen deze geheel verlande geul
en de Grote Laan troffen we een diepe haakvormige
kuil aan, die op geen enkele uitgave van de topo-
grafische kaart voorkomt. Wel ziet m.en op de topo-
grafische kaarten tot 1920 daar vlakbij een bouw-
sel, dat op de opvallend hoge wal gestaan moet
hebben. Er is van dat bouwsel niets meer terug te
vinden. Aan de andere zijde van de verlande geul
vonden we een bijna geheel vergane boomstomp, waar-
uit enkele ijzeren stangen om.hoog staken. Uit de
vorm ervan konden we afleiden, dat het draagsteunen
van een rond dak geweest m.oeten zijn. Waarschijnlijk
heeft hier een soort prieel gestaan, ten gerieve van
de bewoners van de allang verdv/enen buitenplaats,
"de Nienhof", vzier bezitters zich hier kwamen ver-
meien. Het is zeer wel mogelijk dat men de omgeving,
terx/ille van een passend uitzicht, kunstmatig gewij-
zigd heef t.
                                            -
-ocr page 41-
- 4Q -
Vroeger stond er in de Kouwenhovense wetering, aan
de oostzijde van de Grote Laan, een kleine water-
kering om het water op "de Nienhof" op peil te
houden. Die waterkering is opgeruimd, omdat zij
niet functioneerde. Het water sijpelde weg door
een grindbank in de bedding.
4. "De brede Rijnarm, die de auteur tekent oostelijk
van de Brugakkerlaan is op de bodemkaart grotendeels
een omvangrijk komklei-gebied".
Een groot deel van dit gebied is Rn 47 C; zware
klei dus, die zowel kom-op-stroomgrond als bedding-
grond kan zijn. Het bijbehorend rapport laat zich
daarover niet verder uit. De lezer zal het duide-
lijk zijn, dat het laatste woord, beddinggrond dus,
zonder meer de aanwezigheid van een voormalige
rivierarm veronderstelt. Voor het woord "kom-op-
stroomgrond" geeft de door Thiadens gebruikte
bodemkaart de volgende toelichting; "Ook in de
bedding (van een rivier) vindt sedimentatie plaats,
waardoor die bedding geleidelijk wordt opgehoogd,
met als gevolg dat de waterafvoer gaat stagneren.
Bij een plotseling verhoogde aanvoer zal de rivier
een nieuwe loop kiezen. Het komt dan voor dat de
nieuwe loop zoveel hoger ligt, dat de stroomrug-
gronden langs de oude bedding met komklei van de
nieuwe bedekt raken. Er ontstaan dan stroomrug-
gronden met een zware bovenlaag (kom~op-stroom-
ruggronden)"; (aanhaling iets verkort weergegeven
K. ) .
wordt vervolgd
N.B.
Tijdens de lezing voor onze Stichting op 6 mei jl.
opperde de spreker,prof. dr J.A. Huisman,bezwaren
tegen de verklaring Segeste - Zeist, waarover ds
P. Knijper heeft geschreven. Hierop zal uitvoeri-
ger worden teruggekomen.
Redactie
-ocr page 42-
- 41 -
De Van de Poll-Stichting bestaat 25 jaren!
Op 24 september 1976 zal het 25 jaren geleden zijn
dat door wijlen jonkvrouwe J.M.E. van de Poll, mede
ter uitvoering van de wens van haar overleden broe-
der jhr mr Frederik van de Poll, een stichting in
het leven werd geroepen, met als doel: het bevor-
deren en verbreiden van de kennis omtrent de ge-
schiedenis van Zeist en wat daarmee verband houdt,
alsmede het aankweken van belangstelling daarvoor
in ruime kring.
In de stichtingsakte, verleden voor notaris mr
H.B. van Rhijn, alhier, werd bepaald, dat de stich-
ting de naam "Van de Poll-Stichting" zou dragen en
dat de eerste Raad van Beheer zou worden gevormd
door: mr A.P. Korthals Altes (burgemeester, als
voorzitter), G. van Dijk (wethouder), F.A. Fick-
weiler (lid Evangelische Broedergemeente), J.R.
Peuker (idem), O.J. van Griethuysen (secretarie-
ambtenaar), mr F.A. Beunke, mr H.L.L. van Hoogen-
huyze, J.W. Kraal, ds P. Knijper, mr A.J. Labouchêre,
H. Martin, mr dr J. Meerdink, J.H.A. Modderman, dr
J. Ph. de Montë verLoren en mr H.B. van Rhijn.
Waarom niet - zoals sommigen vragen - de duidelij-
ker naam "Oud Zeist" voor onze stichting is gekozen,
in navolging van soortgelijke verenigingen als "Oud
Hoorn", "Oud Utrecht", en andere, vindt dus zijn
- statutaire - verklaring als hierboven vermeld.
Nu is de naam Van de Poll oudere ingezetenen van on-
ze gemeente bekend genoeg, maar vele "import-Zeiste-
naren" zal hij vreemd zijn of weinig zeggend. Daar-
om op deze plaats een en ander over de Zeister le-
den van dat oude geslacht. - In 1859 vestigde zich
te Zeist, in huize "Beek en Royen" in de 2e Dorps-
straat, jhr Frederik Harman van de Poll (geb. Am-
sterdam 9-1-1823, overleden Zeist 4-2-1909), die
op 29 juli 1852 te Arnhem was gehuwd met jonkvrouwe
Henriëtte Wilhelmine van de Poll (geboren Bummal,
-ocr page 43-
- 42 -
Luxemburg, 21-6-1829, overleden Zeist 3-1-1909).
Hun, door Jan Veth geschilderde, portretten hangen
in de werkkamer van de stichting in Het Slot. Jhr
Van de Poll was inspecteur der Registratie en
Domeinen en werd dikwijls overgeplaatst; wat onder
andereblijkt uit de geboorteplaatsen van zijn kin-
deren: 1) jonkvrouweFrederika Louise Henriëtte
(geboren Eist 5-9-1853, overleden Zeist 17-3-1946;
zij was dame du palais hon. van H.M. Koningin Wil-
helmina en hofdame van H.M. Koningin Emma); 2) jonk-
vrouwe Clara Catharina (geboren Doesburg 17-3-1855,
overleden Zeist 29-4-1943); 3) jonkvrouwe Louise
Pauline (geboren Bergen op Zoom 21-4-1857, overle-
den Zeist 17-2-1943; ook zij was dame du palais
hon. van H.M. Koningin Wilhelmina en belast met
de opvoeding van de jeugdige prinses Juliana);
4) jhr mr Frederik (geboren Zeist 17-3-1860, over-
leden Zeist 6-4-1937; hij was ongehuwd; onder an-
dere directeur van de levensverzekeringsmij. "Kos-
mos"; vele jaren raadslid en wethouder van onze
gemeente enz.); 5) jhr Archibald (geboren Zeist
26-2-1862, overleden Zeist 3-4-1863; 6) jhr
Andreas Jacobus (geboren Zeist 17-10-1864, over-
leden Delft 27-4-1885, als student); 7) jhr
Willem Hendrik Joan (geboren Zeist 11-5-1867, over-
leden Haarlem 23-1-1921; hij was kolonel bij de
cavalerie; gehuwd; had een zoon, welke jong stierf,
en een dochter); 8) jonkvrouwe Joanna Margaretha Elis;
beth (geboren Zeist 15-5-1872, overleden Zeist
9-11-1970). Zo men ziet is deze Zeister tak uit-
gestorven.
Zelfs nog in het begin van de 20e eeuw was de in-
vloed van families als de Van de Poli's in het
toen nog kleine Zeist (zielental ca 1900: 9000)
op allerlei gebied groot. De Van de Poll-familie
was zeer gezien wegens haar eenvoud, sociaal mede-
leven en progressieve opvattingen. Zo drukte bij-
voorbeeld " jonkheer Frederik sr in de ge-
meenteraadsvergadering van 3 juni 1864 de wens
-ocr page 44-
- 43 -
uit "dat er pogingen mogen worden aangewend, ook
van de zijde van het bestuur, opdat in deze gemeen-
te de kunsten en wetenschappen worden bevorderd
en aangekweekt...".
Een voorstel van hem - in de vergadering van 4 ok-
tober daaraanvolgend - om een muziekonderwijzer
te benoemen werd afgestemd. - In de vergadering
van 9 februari 1865 hekelde hij fel de oude ge-
woonte om zelfmoordenaars te begraven in een apart
gedeelte van het kerkhof; daarover ontstond toen
een uitvoerige discussie. Eerst in 1876 werd dit
gebruik afgeschaft. In 1882 richtte jhr Van de
Poll het Zeister Harmonie Muziek Gezelschap op en
was daarvan een actief lid; het later Koninklijk
geworden korps behaalde al spoedig eerste prij-
zen.
Terug naar de jarige Van de Poll-Stichting. Van
het begin af werden de werkzaamheden verdeeld
over een museum-commissie (welke nooit goed van
de grond is gekomen, door gebrek aan voldoende
driedimensionale zaken) en een studie-commissie
(later genoemd: archief- en studie-commissie).
Laatstgenoemde heeft vele jaren uitstekend werk
verricht. Met name mogen vermeld worden de heren
J.Ph.C.G. van Hinsbergen, oud-hoofdarchivist van
het Rijksarchief te Utrecht, overleden in 1964
(die een groot aantal akten op fiches zette en de
"Bronnen..." gereed maakte); prof. dr J.Ph. de
Montë verloren, rechtshistoricus van naam, over-
leden in 1974 (die sedert 1956 vice-voorzitter
was, het archief onder zijn beheer had in zijn
woning, er bezoekers ontving, en ook de vergade-
ringen van de Raad van Beheer gastvrij herberg-
de, tot 1970); ds P. Knijper (die onder andere
vele artikelen publiceerde over oud Zeist en
momenteel "De Oude Kerk te Zeist!'- een artikelen-
serie van wijlen de heer H.J. van Eekeren - be-
werkt en deels al heeft bewerkt).
Andere leden van de commissie maakten zich even-
-ocr page 45-
- 44 -
5^v!=;o*>^;;^::'j^.;5-?^^ y
/
*«•
- ■■*#&■*■* «i/s:'* ' ' * « * 4
!.*»■■■. .¥.= .■
Jhr mr Frederik van de Poll (1860-1937)
(foto F. Kramer)
-ocr page 46-
- 45 -
zeer verdienstelijk. - Dan moge hier worden ge-
noemd wijlen de heer W. Grapendaal, overleden in
1972 (die ambtshalve secretaris was van alle com-
missies en van de Raad van Beheer en van 1966 - ge-
pensioneerd zijnde - tot zijn dood archivaris
was) .
Van 1 oktober 1970 tot 1976 was ondergetekende als
conservator voor de stichting werkzaam.
De werkwijze van de stichting werd met ingang van
1976 veranderd, dat wil zeggen er bestaan thans
de volgende werkgroepen: a) archeologie, b) gene-
alogie, c) archiefwerk, d) historisch onderzoek,
e) publicaties, f) lezingen en excursies, g) ten-
toonstellingen. Leden ervan zijn een aantal per-
sonen uit de Raad van Beheer en "vrijwilligers"
uit de contribuanten. Of deze opzet succes zal
hebben, moet nog blijken.
Met vorenstaande zinsnede raken wij een probleem
(voor sommigen tenminste), waarover onder meer
in 1966 binnen de Raad uitvoerig is gesproken, name-
lijk over een grotere betrokkenheid van de con-
tribuanten bij het doen en laten binnen de stich-
ting. De Raad - welke bij vacatures zichzelf aan-
vult (tot maximaal 20 personen) - is te veel
"een onder onsje", zoals toen werd opgemerkt. Er
is weinig mogelijkheid tot "inspraak" en - het
zij gezegd - er is misschien ook daardoor weinig
interesse in, het qua inwonertal grote, Zeist. Directer
contact tussen Raad en contribuanten, bijvoorbeeld
door een openbare vergadering vooraf te laten
f^aan aan een lezing, zou wenselijk zijn. Hoewel de
invloed van de gemeente groot is, heeft dit ook
weer voordelen, vooral administratieve. Van die
-zijde, juist van de beide burgemeesters, te weten
nr A.P. Korthals Altes (september 1951 - april
1968) en mr dr A.A.H. Stolk (november 1968 - heden),
is steeds veel belangstelling getoond.
Wat betreft de resultaten van de werkverdeling, van
onze activiteiten dus, deze bestonden uit het houden
-ocr page 47-
- 46 -
van lezingen, excursies, tentoonstellingen (of
deelneming daaraan) en uit publicaties. Men zie
de bijlage. In de afgelopen jaren is veel belang-
rijk werk gedaan om de doelstelling van onze stich-
ting te verwezenlijken. Zo werd een aantal bro-
chures, betrekking hebbend op onze locale historie,
uitgegeven, maar landelijk gezien tamelijk uniek
was en is de publicatie van de "Bronnen voor de
geschiedenis van Zeist"; deel I bevat alle - vol-
ledig of in excerpt weergegeven - acten en derge-
lijke over het tijdvak 838 - 1529 en deel II be-
slaat de periode 1529 - 1600. Deel III is thans in
bewerking. Binnenkort zal deel IV (het laatste)
verschijnen van "De Oude Kerk te Zeist"; het
eerste deel zag in november 1974 het licht. Ook
bevat, sinds 1970, ons kwartaal-Bulletin bijdra-
gen over de Zeister historie. - Tot de activi-
teiten mogen eveneens worden gerekend het aan-
kopen (naast de vele en velerlei schenkingen) van
grote en kleine zaken. Terwijl er tussendoor diver-
se dia-vertoningen, verzorgd door de heren Gra-
pendaal, Van Hoogenhuyze en Visser, werden ge-
geven voor plaatselijke verenigingen. Onze stich-
ting heeft namelijk een verzameling dia's (ca 300
stuks)j terwijl onze topografische kaarten-collectie
ca 350 nummers telt; de zogenaamde topografische
atlas (foto-verzameling) een 3700 nummers; er
ongeveer 2900 prentbriefkaarten zijn en de biblio-
theek + 500 nummers (maar meer delen) heeft.
Ons onderdak was gedurende lange tijd te vinden
in de Krullelaan, ten huize van wijlen prof. De
Montê verLoren, namelijk van 1951 tot najaar 1969.
Toen verhuisde het grootste deel van ons bezit
naar het gerestaureerde Slot, waar een eigen, ruime,
werkkamer - met een nevenvertrekje - ter beschik-
king was gekomen. Zo is de situatie nog. Verder is,
sedert 1956, een kelderruimte in "Kosmos", dat wil
zeggen het gebouw van de dienst voor openbare wer-
ken, als dependance in gebruik.
-ocr page 48-
- 47 -
Hoe heeft de stichting een en ander financieel kun-
nen bolwerken (de uitgifte van de "Bronnen ..." was
bijvoorbeeld een dure zaak)? Oorspronkelijk werd
voor het lidmaatschap ƒ 2,50 en voor het donateur-
schap ƒ 10,— gevraagd. Per 1 januari 1973 werd
het êën bedrag, namelijk minimaal ƒ 10,— contri-
butie per jaar. Naast de reeds gereleveerde hulp
van de gemeente Zeist hebben de Gedeputeerde Staten
van Utrecht nog gedurende een zestal jaren ƒ 500,—
's jaars subsidie geschonken. En verkoop van publi-
caties bracht en brengt wat geld in 't laadje.
Het zal hierbij duidelijk zijn: hoe meer contri-
buanten - of: donateurs - hoe beter.
Wat het aantal contribuanten aangaat: in 1959
waren dat er 157, in 1965 231 en (nu op 1 septem-
ber) 316. Van hen is omstreeks 18% jonger dan
50 jaar, de overigen ca 82% is dus ouder. Er wonen
70 contribuanten buiten Zeist (ruim 22%), bijvoor-
beeld te Alkmaar, Purmerend, Zandvoort, Markelo,
Middelburg, Rotterdam enz. maar de meesten toch
in de naaste omtrek (De Bilt, Utrecht, Driebergen).
Al is het contribuanten-tal, zeker in vergelijking
met andere plaatselijke historische organisaties,
niet onbevredigend, toch is het op een inwonertal
van ca 58700, dat Zeist heeft, te weinig. Laat
iedere lezer(es) nog eens trachten êên (of meer)
nieuwe belangstellende(n) voor onze stichting te
winnenI Als "geschenk" voor de jarige, welke - naar
wij hopen - nog vele jaren moge voegen bij de
vijfentwintig gepasseerde.
Tenslotte volgt dan de huidige samenstelling van de
Raad van Beheer; men zal bemerken, dat nog vier
leden "van het eerste uur" onder hen zijn. Mr dr
A.A.H. Stolk (burgemeester, als voorzitter), mr
H.L.L. van Hoogenhuyze (vice-voorzitter), mr dr
H. Emmer (secretaris), mr dr J. Meerdink (2e se-
cretaris) , L. Visser (penningmeester), drs A.
Bertoen (2e penningmeester), pro£ dr G.A.M. Ab-
bink, C.J. Bardet, dr K.W. Galis, mej. A.G. Groe-
-ocr page 49-
- 48 -
newegen, mej. T. Hille, ds P. Kuijper, C.J. van
Mastrigt, mevr. E.A. van de Poll-Witholt, mr H.B.
van Rhijn, drs Th.G.P.M. Ruys, W.A. Storm de
Grave, H.E. van Tellingen.
Dr K.W.G.
Bijlage
Een overzicht van gehouden lezingen, excursies en
tentoonstellingen (of deelneming daaraan) moge aan
de vergetelheid worden ontrukt.
Lezingen
20- 5-1953 Prof. dr J.Ph. de Monte verLoren: De
geschiedenis van de Dorpsstraat
14- 5-1954 Ph.J.G.C, van Hinsbergen: Overzicht
van de bezittingen van de Van
de P.oll-Stichting
27-10-1954 mr dr J. Meerdink: De Nederlandse in-
slag in de Evangelische Broeder-
gemeente te Zeist in de 18e eeuw
27- 1-1955 Mej. dra A.W. van de Bunt: Willem Adri-
aan van Nassau, de stichter van Het
Slot te Zeist
4- 4-1955 H. Martin: De betekenis van belang-
rijke oudheidkundige opgravingen
in verschillende delen van Neder-
land, waaronder Zeist
23- 1-1956 Drs A. Bertoen: De dorps- en stedebouw-
kundige ontwikkeling van Zeist in
de loop der tijden
26- 4-1956 Mej. dra A.W. van de Bunt: Cornelis
Schellinger, de burger-vrijheer
25- 2-1957 Prof. dr J.M. van der Linde: Vijf-
honderd jaar Evangelische Broeder-
gemeente
-ocr page 50-
- 49 -
10-12-1957 Dr A.R. Kleyn: Zeister heraldiek '
7- 3-1958 Prof. dr W. van Iterson: Heerlijke
rechten in het algemeen en de
heerlijkheid Zeist in het bij-
zonder
23- 1-1959 Dr C.W. Drooger: Het ontstaan van de
Utrechtse Heuvelrug
14- 4-1959 Mevr. M.A.M. Renes-Boldingh: Ernst
en luim in leven en werken der
Evangelische Broedergemeente
26- 1-1960 Ir J.B. baron van Asbeck: De restaura-
tie van Het Slot
26- 4-1960 Prof. dr W. van Iterson: Hoe heeft Zeist
zijn vroegere dorpsgronden ver-
loren?
20- 2-1961 W. Harzing: Oud Rijsenburg ' ■.£
20- 4-1961 Chr. Bos: Klokken en klokkenspelen
20- 2-1962 Mevr. dr A. Volgraff-Roes: De Friese
terpen
26- 4-1962 Mr P.H. Damstê: Grepen uit het verle-
den van De Bilt : -
4- 3-1963 Mej. dra A.W. van de Bunt: Ongewenst
Koninklijk bezoek aan Zeist
25- 4-1963 H.J. van Eekeren: De Oude Kerk aan de
Dorpsstraat
10- 3-1964 Ir W.L. Jansen: De ontwikkeling van de
bossen op de Utrechtse Heuvelrug
2- 4-1964 Jhr drs H.W.M, van der Wijck: De ont-
wikkeling van de Nederlandse
buitenplaatsen
2- 3-1965 Drs H. Halbertsma: De kerstening van
Nederland binnen de grenzen van
het bisdom Utrecht
28- 4-1965 Dr D.A. Wittop Koning: De geschiedenis
der pharmacie
22- 2-1966 G. Riemer: Zeist in de tijd van de
equipages en daarna ... toen de
automobielen kwamen
20- 4-1966 Prof. dr J.M. van der Linde: Zij zochten
Zeist
-ocr page 51-
- 50 -
19- 4-1967 Dr ir CL. Temminck Groll: Historische
woonhuizen in de provincie Utrecht
22- 4-1968 Mr dr J. Meerdink: Tweehonderden twintig
jaren Broederhuis (1748-1968)
16-12-1968 Mej. dra A.W. van de Bunt: Zeist in de
negentiende eeuw
4- 2-1970 H.W.J. Volmuller: De geschiedenis van de
stad Utrecht
20-11-1970 G. Koppert: De Romeinse limes in Utrecht
5- 2-1971 Dr J.G.N. Renaud: De Utrechtse bis-
schoppen als kastelenbouwers in
de late Middeleeuwen
29- 9-1971 Dr ir C.L. Tenmiinck Groll: Het ontstaan
■:
                               van de gebouwen der Broederge-
meente
21- 4-1972 Jhr drs H.W.M, van derWijck: Onbescherm-
de buitenplaatsen in Nederland
10-11-1972 E. de Klerk en L. Visser: Het nabije
verleden van Zeist (ca 1900-
1910)
30- 3-1973 Drs A. Bertoen: Leven en werken in Zeist
en haar randgemeenten sinds 1800
22-11-1973 W. Harzing: De geschiedenis van het
.(                          kasteel en het dorp Rijsenburg
10- 5-1974 Mevr. dra M.A. Prins-Schimmel: Rond
het Zuster- en Broederplein
22-11-1974 H.J. Zantkuyl: De architectuur van
het stadswoonhuis van de 16e eeuw
tot omstreeks 1900
29- 5-1975 A.P. Smaal: Monumentenzorg in Nederland
21-11-1975 Dr C. Dekker: De Kromme-Rijnstreek in
de Middeleeuwen
7- 5-1976 Prof. dr J.A. Huisman: Plaatsnamen in
Zeist en omgeving in historisch
en taalkundig perspectief
Excursies
27- 8-1960 Rijsenburg (R.K. kerk, Sparrendaal, enz.)
24- 9-1966 Zeist (Het Slot tijdens de restauratie)
-ocr page 52-
- 51 -
11-10-1969 Zeist (Het Slot na de restauratie)
6- 6-1970 Amersfoort (St Joriskerk, "Armen de
Poth", enz.)
5- 6-1971 Langbroekerwetering (kastelen)
26- 5-1972 Amerongen (kasteel, N.H. kerk)
3- 6-1972 Betuwe (N.H. kerken te Ommeren, Maurik,
Lienden en kasteel Hardenbroek)
2- 6-1973 Breukelen (Gunterstein, N.H. kerk)
8- 6-1973 Kastelen Lunenburg en Hardenbroek
7- 6-1974 Rhenen (Cunerakerk, museum)
12-12-1974 Utrecht ("Erfgoed van Herrnhut")
13- 6-1975 Buren (N.H. kerk, ex-Weeshuis, Boere-
wagenmuseum)
20- 5-1976 Vechtstreek (boottocht, kasteel Zuylen)
1-10-1976 Ammerzoden (voornamelijk kasteel Ammer-
soyen); deze dagtocht dient te
worden beschouwd als een fees-
telijk slot van ons vijfde lus-
trum
Terit^oris^eJ^l ingen
25/8
t/m
8/9
1952
3/7
t/m
17/7
1954
30/4
t/m
7/5
1955
22/1 1
t/m
4/12
1957
24/6
t/m
26/6
1958
16/3
1960
16/3
t/m
18/3
1965
19/6
t/m
25/6
1965
9/10
t/m
1/11
1969
22/6
t/m
30/8
1972
9/10
t/m
13/10
1972
Amito V te Zeist
Austerlitz (150-jarig bestaan)
Bezettingstijd-documenten
te Zeist
Openbare leeszaal te Zeist
Shetland Show te Zeist
Figi te Zeist
Verzet-expositie te Zeist
Utrechtse Week te Scheve-
ningen
Opening gerestaureerde
Slot te Zeist                      : ,
Prinsenhof te Delft
Family Fair te Zeist
Tenslotte nog een lijst van de publicaties
Prof. dr J.Ph. de Montê verLoren: De geschiedenis
van de Zeister Dorpsstraat
-ocr page 53-
- 52 -
H. Martin: De ontdekking van een oude rivier-
schoeiing bij het postkantoor
te Zeist
Ph.J.C.G. van Hinsbergen: Overzicht van de bezit-
tingen der Van de Poll-Stichting
te Zeist
Prof. dr W. van Iterson: Heerlijke rechten in het
algemeen en de heerlijkheid
Zeist in het bijzonder
Idem: Hoe heeft Zeist zijn vroegere dorpsgronden
verloren?
A.W. van de Bunt: Willem Adriaan van Nassau, de
stichter van Het Slot te Zeist
Idem: Cornelis Schellinger, de burger-vrijheer
Idem: Ongewenst Koninklijk bezoek aan Zeist
W. Grapendaal: De buurtschap Austerlitz in het
licht der historie
Ph.J.C.G. van Hinsbergen: Bronnen voor de geschie-
denis van Zeist, deel I
Idem, mr drs J.C. Andries, A. Graafhuis: Bronnen
voor de geschiedenis van Zeist,
deel II
H.J. van Eekeren en ds P. Knijper: De Oude Kerk te
Zeist, 3 delen; deel 4 in be-
werking
En: ,:'.,.,!
Reproductie van de "Caerte van den Hoge, Lage ende
Middelbaere Jurisdictie van Seijst
■-->                                        ende Driebergen", 1677
Idem van een bodemkundig kaartje van Zeist, met
diverse voormalige Rijnarmen
Idem van een kaartje van "De Brugakker"
Idem van de tekening van J. de Beijer van het
- - dorp Zeist in 1748
-ocr page 54-
- 53 -
Voormalige Rijnarmen te Zeist (2)
De noordhelft van dit door Thiadens bedoelde ge-
bied wordt voor een aanzienlijk deel ingenomen door
Ro 60 C. Gronden dus die voorkomen in een voormali-
ge bedding van de Rijn. Opvallend is dat een aan-
tal sloten, vooral in het gebied van de Brugakker,
niet recht zijn maar een kronkelend beloop hebben.
Ook ten zuiden van de vlakbij gelegen hofstede
Couwenhoven merken we dat op. We krijgen de in-
druk dat de middeleeuwse ontginners hier voor de
afwatering gebruik gemaakt hebben van in het ter-
rein aanwezige waterlopen, die van oost naar west
stroomden.
De Middeleeuwer kon kaarsrechte sloten graven, maar
het is begrijpelijk dat hij, technisch veel min-
der goed toegerust dan wij, graag gebruik maakte
van wat de natuur hem bood.
We dienen ons overigens wel te realiseren dat een
deel van dit terrein er nu heel anders bijligt dan
in de Middeleeuwen. In het artikel "De Zeisteroe-
ver in de Middeleeuwen" schetsten we de toenmalige
situatie van dit gebied, waar de pachter lange
jaren werk had om "de dallen en de wallen" te ni-
velleren. Sedert zijn verschijning is de mens, door
ophoging, afgraving, ontginning en dergelijke, sterk
bodemvormend bezig geweest.
Het eerst op de zandige gronden, waar de oudste
bouwlanden voorkomen. Tegen grondverzet op grote
schaal voor die "man-made soils" zagen onze land-
bouwers op de zandgronden, ook die van Zeist dus,
bepaald niet op. In ons land komt ruim 200.000 ha
oud bouwland voor. Onze voorouders hebben daar in
de loop der tijden alleen al aan zand ruim 2 mil-
jard m3 opgebracht. Soms puur, maar meestal af-
komstig uit de oude potstallen, en dus vermengd
met plaggen en mest (5).
5. "Ook de Rijntak, die bij Klootwijk stroomaf-
waarts van Odijk aftakt en tussen Wulperhorst en
-ocr page 55-
- 54 -
Bunnik wordt doorgetrokken naar het gebied zuide-
lijk van de Koppelweg staat op de bodemkaart niet
als beddinggrond aangegeven. Men vindt er stroom-
ruggronden, bestaande uit zware klei op lichte
klei en zavelige en lichte klei op zware klei".
Dit klopt niet geheel met de gegevens op de
bodemkaart van de schrijver. Op een totale lengte
van + 10 km gaat het getekende rivierbed slechts
voor ruim 1200 m door stroomruggronden. Dat begint
direct bij de aftakking in Odijk over een lengte
van 1 km, terwijl midden in Cattenbroeck het bed
voor nog eens 200 m in de stroomruggrond ligt.
Beide plaatsen zijn op het afgedrukte bodemkaartje
(afbeelding 2)*aangegeven met X. Vanaf Odijk gaat
het bed verder grotendeels door Rn 47 C, bRn 46 C,
opnieuw Rn 47 C en tenslotte door Ro 60 C.
Het doet wellicht wat vreemd aan dat een rivierbed
op de bodemkaart op enkele plaatsen wegvalt, maar
reeds in 1953 schreef Hoeksema: "Bij de beschouwing
van een bodemkaart van het rivierkleigebied valt
op, dat vele met zware klei opgevulde stroomdraden
plotseling ophouden en even plotseling weer be-
ginnen. De verklaring hiervoor ligt onder andere
in het feit, dat een verlaten stroomsysteem op het
laatst alleen maar met zware komklei overstroomd
wordt" (6).
Een mooi voorbeeld van zo'n plotseling wegvallende
stroomdraad vinden we bij Odijk (afbeelding 4).
Het betreft een voormalige Rijnarm, die op het
afgedrukte kaartje de Odijkerweg snijdt (Ro 40 C).
Vooral ten zuiden van de Rijksweg is het brede bed
goed te zien op de luchtfoto. Zowel in het noorden
als in het zuiden gaat deze plotseling wegvallende
rivierarm over in Rn 47 C, waarbij aan de zuidzijde
de zware klei binnen een diepte van 1.20 m reeds rust
op het wat moerige pleistocene zand.
Er is trouwens nog een reden waarom de schrij-
ver aan het bestaan van de hier bestreden Rijnarm
meent te kunnen vasthouden. Hierboven werd reeds
-ocr page 56-
- 55
^'
#
\ • "«.,%••%■ ifif.-
V:- .-^S.^-
-< '-;flte^^.
; ^^-'^%.
-•J*-A
v"4 c
1 »- .'(
*A ^l.if''*
Afbeelding 4
Op deze luchtfoto ziet men links een gedeelte van de
snelweg Utrecht-Arnhem. De oude Odijkerweg, die
onder de snelweg doorgaat, loopt richting Odijk,
(linksonder op de foto), waar hij met een bocht
over de Kromme Rijn gaat. In het gebied rechts
van Odijkerx\'eg/snelweg ziet men de voormalige
brede Rijnarm zich aftekenen.
-ocr page 57-
- 56 -
opgemerkt dat de Middeleeuwer bij zijn ontginnings-
arbeid voor de afwatering gaarne gebruik maakte van
reeds in het betrokken terrein aanwezige waterlopen,
die voor zover nodig werden aangepast aan het doel.
Men noemde ze dan weteringen. Reeds in 1279 wordt
door Godfried van Zeyst gesproken over: "aquaductum
meum, qui vulgo en weteringe dicitur", als hij het
heeft over de Stoetwegense wetering (7).
In de omgeving van Zeist waren eveneens bekend: de
Zeister Wetering (Grift), de Hakswetering en de
Kouwenhovense wetering.
Nu is er echter nog een wetering geweest, die dwars
door Cattenbroeck liep en ongeveer op de plaats van
de omstreden Rijnarm gelegen moet hebben.
Prof. De Montë verLoren kende reeds een gedeelte
van deze wetering.
Hij spreekt over: "twintich mergen lands, in den
gerechte van Bunninck, opstreckende van Roemster
weteringe" (8). Aangezien de Rumpst in die tijd
(1409) tot de parochie Zeist behoorde valt uit de
redactie van de oorkonde op te maken dat "Roemster
weteringe", toentertijd tot aan de Kromme Rijn de
grens vormde tussen Zeist en Bunnik. Het restant
van de wetering is nog terug te vinden in het wei-
land tegenover de hofstede de Brakel, gelegen aan
het eind van de Koelaan. Waarschijnlijk maakte de
brede sloot ten noorden en de omgrachting van deze
oude hofstede (die in de Middeleeuwen eigendom van
het klooster Windesheim was) er deel van uit.
Deze "Roemster weteringe", die zijn eindpunt had in
de Kromme Rijn, moet ook een beginpunt gehad heb-
ben. We menen dit beginpunt te kunnen bepalen aan
de hand van archiefstukken van het kapittel van
St. Pieter te Utrecht (9). Ze handelen steeds over
een stuk land van 8 morgen in Cattenbroeck. We vin-
den daar dan:
1) 12 december 1361.
"octo jugera terre sita in Cattenbroec......
ab aquaductu dicto Zeyster weteringhe usque
-ocr page 58-
- 57 -
ad aquaductum dictum Cattenbroecker weteringhe".
2)  12 maart 1376. Hetzelfde stuk land met als be-
grenzing:
"abaquaductu dicto Zeyster weteringhe vel Stra-
ter weteringhe ab uno fine usque ad aquaductum
sive fossatum dictum Cattenbroker weteringhe
alias Roemster weteringhe ab alio fine".
3)  1A95. Weer dit land met als begrenzing:
"quorum confines orientaliter op die Coppel-
dick off die Straetweeteringe, occidentaliter
in die Iloghe weeteringe".
Bij vergelijking van bovenstaande teksten me-
nen we het volgende te mogen concluderen:
1. De Hoghe-, Cattenbroecker- en Roemsterweteringe
zijn namen voor hetzelfde water.
2. Het betrokken stuk land van 8 morgen moet ge-
zocht worden in het noordelijkste deel van Cat-
tenbroeck, ter hoogte van de plaats waar de
Zeister wetering over een lengte van ruim 100 m
vlak naast de Koppeldijk ligt. Alleen op die
plaats kan de grensaanduiding uit 1495 slaan
"orientaliter op die Coppeldick off die Straet-
weeter inge".
We dienen nu de westelijke begrenzing van dit
land, namelijk de "Cattenbroecker weteringhe", te
vinden. En hierbij bewijst, naast de terreinver-
kenning, de luchtfoto ons uitnemende diensten.
Op de hierbij afgedrukte afbeelding van de betref-
fende luchtfoto (afbeelding 5) is bij X duidelijk
in de percelering het restant van een waterloop te
herkennen. Verkenning in het terrein bevestigt dat.
Zeer waarschijnlijk hebben we hier te doen met het
beginpunt van de Cattenbroecker wetering.
Ten zuiden van de Kouwenhovense laan is die voor-
malige wetering nog een eindweegs in het terrein te
-ocr page 59-
- 58 -
Afbeelding 5
Duidelijk is, dwars over de foto, het langgestrek-
te gebied van de Brugakker te herkennen. Precies
aan de rand van de foto, aan het eind van de Brug-
akker bevond zich de Koppelbrug met haaks daarop-
aansluitend de Koppeldijk.
Bij de met X aangegeven plaats op de Brugakker ziet
men aan de zuidkant van genoemde Brugakker in het
landschap afgetekend de voormalige uitmonding van
de Cattenbroeker wetering.
Ook op deze luchtfoto is er ten noorden en
zuiden van de Brugakker een duidelijk verschil-
lende percelering te zien.
-ocr page 60-
- 59 -
volgen. Het verdere onderzoek naar deze wetering
moeten we nog voltooien, maar gezien het reeds be-
kende beloop achten we het zeer waarschijnlijk dat
de wetering richting de Brakel ging. In dat geval
volgde de wetering in grote lijnen het beloop van
de omstreden rivierarm.
Betreft de door de schrijver met X aangeduide plek
inderdaad de uitmonding van de Cattenbroecker we-
tering, dan is het duidelijk dat deze wetering al-
daar uitkwam op een oost-west stromende rivierarm.
Dat zou dan de rivierarm zijn, die we in het ar-
tikel over "De Zeisteroever in de Middeleeuwen",
gereconstrueerd hebben als de zuidelijke begren-
zing van de Zeisteroever.
De reactie van de schrijver is wat lang uitgevallen.
Daarmede heeft de auteur een bedoeling; hij hoopt
Thiadens en andere deskundigen tot verder reageren
te verlokken. Want dit artikel, evenals dat over
de "Zeisteroever in de Middeleeuwen", is eigenlijk
maar "voorwerk" voor een probleem waar de schrijver
al jaren mee tobt. Dat probleem ligt in de r^omeinse
tijd, toen in ons land langs de Kromme Rijn een
reeks versterkingen op regelmatige, vrij korte af-
standen de Rijngrens verdedigde.
Tussen het belangrijke Vechten en de waarschijnlijk
daaropvolgende versterking der Romeinen in de buurt
van Wijk bij Duurstede gaapt een wijd gat. Juist
op de plaats waar de hoge zandgrond, reikend tot
vlak bij de Rijn, het binnentrekken van roerige stam-
men uit Oost-Nederland zo gemakkelijk maakte. De
schrijver kan zich maar niet losmaken van het idee
dat er ergens tussen Vechten en Wijk bij Duurstede
nog een versterking van de Romeinen geweest moet
zijn, omdat anders de gehele Rijngrensverdediging
in de lucht zou hangen. Iets wat men van militaire
experts als de Romeinen niet verwachten kan.
Om met enige kans op succes die eventuele ontbreken-
de versterking te kunnen localiseren zullen we zo
-ocr page 61-
- 60 -
nauwkeurig mogelijk op de hoogte moeten zijn van de
geographische situatie in dit gebied in vroeger
tijden.
D.R. Klootwijk
Noten
(1) Prof. dr J.Ph. de Montê verLoren: De geschie-
denis van de Zeister Dorpsstraat, 1953
(2) Prof. dr W. van Iterson: Hoe heeft Zeist zijn
vroegere dorpsgronden verloren? 1960
(3) Boor en spade, 15, 1966; pag. 44
(4) Boor en spade, 15, 1966; pag. 61
(5) ir J.C. Pape: Enige gegevens over oude bouw-
landen. Boor en spade, 15, 1966; pag. 88
(6) ir K.J. Hoeksema: De natuurlijke homogenisatie
van het bodemprofiel in Nederland. Boor en spa-
de 6, 1953; pag. 27
(7) Bronnen voor de geschiedenis van Zeist, deel 1,
pag. 25
(8) Prof. dr J.Ph. de Montê verLoren: De rechter-
lijke organisatie ten plattelande in het ge-
bied langs den Krommen Rijn gedurende de Mid-
deleeuwen, 1948; pag. 105
(9) Inventaris Archieven Capittel van St. Pieter
te Utrecht, resp. nrs 557, 544 en 167. En zie:
Bronnen voor de geschiedenis van Zeist, deel
1, pag. 56, 72 en 355.
* zie juni-Bulletin 1976,
no 2, pagina 36
-ocr page 62-
61 -
Lezing
In aanwezigheid van ca 70 belangstellenden opende
onze voorzitter, burgemeester Stolk, op 7 mei j.1.
op de congreszolder van het Slot de bijeenkomst,
waar prof. dr J.A. Huisman (hoogleraar te Utrecht
in het Oudgermaans) zou spreken over "Plaatsnamen :
in Zeist en omgeving in historisch en taalkundig
perspectief". Een grote kaart van oostelijk Utrecht
diende daarbij als hulpmiddel.
Begonnen werd met een beschouwing over de geolo-
gische vorming van de utrechtse heuvelrug, voor-
namelijk een eindmorene van de gletschers welke in
de Riss-ijstijd (diluvium) een groot deel van ons
land bedekten. Dit heuvelland - ook elders was dat
zo - was nadien begroeid met hei en eikenbosjes
(pas in de vorige eeuw ontstond de huidige bebos-
sing) en daaraan herinneren nog allerlei toponymen;
bijvoorbeeld De Treek = de ter eik. Langs de heuvel-
voet werd vooral elzenhout aangetroffen; nog is dat
te zien bij Scherpenzeel/Renswoude en te conclude-
ren uit namen als Eist, Elskamp, enz. Nog lager in
het land kwam men in het moerassige broek-land;
vgl. Oostbroek, Cattenbroek, Hardenbroek, Langbrods.,
e.a. Daar liepen vele weteringen, beekjes, Rijnar-;
men, met doorwaadbare plaatsen, de voorden (vgl.
Amersfoort, Bavoort, Koevorden); terwijl soms ver-
basteringen - zoals Koufut - ook het woord "voort"
in zich bergen.
Om plaatsnamen te verklaren is het daarom ook zaak,
de alleroudste schrijfwijze - via oude acten, e.d.
- te achterhalen. Men bemerkt dan, dat persoonsna- v
men dikwijls deel uitmaken of -maakten van plaats-
namen; bijv. Odijk = lodichem = woonplaats van Ode;
Bunnik = Bunninchera = woonplaats van Buno, Bunno.
Zo men ziet is hem, heem, heim, hum, -um - als in
Hilversum, Leersum, enz. - als uitgang te vertalen
met: woonplaats; maar soms op te vatten als een
derde-naamvalsvorm, zodat bijv. Huizum niet beduidt:
huis-heem, maar: bij het huis. En zo voort.
-ocr page 63-
- 62 -
Namen van keltische origine komen ten noorden van
de grote rivieren niet voor. Wel zijn er merkwaar-
dige namen welke niet zo gemakkelijk te verklaren
zijn, zoals Dorestad (de voorganger van Wijk bij
Duurstede) en Amerongen, in welke namen "dore" en
"ongen" (dus niet: ingen) zouden wijzen naar her-
komst uit de streek van het huidige Thüringen.
Óok de "r" in Amersfoort levert moeilijkheden op;
Ame, Eem e.d. zijn waternamen, evenals a of aa,
e of ee, ie, ij.
Spreker wees er verder op, dat de middeleeuwse
kloosters, met hun cultuur-uitstraling, hun veen-
ontginningen, e.d., ook plaatsnamen hebben doen
ontstaan, zoals Portengen = Bertangen = Brittanje.
Het suffix "stein, steyn, steen" (d.w.z. stenen
huis), voorkomend in vele kasteelnamen, als Hinder-
steyn, Weerdestein, Gunterstein, e.a., is als een
modeverschijnsel hier uit het oosten binnengedron-
gen.
Diverse naam-onderdelen passeerden nog de revue
(-laar, -loo, -zeel of -zaal, -berg, -schoten of
-coten, -koop, enz.), terwijl de lezing werd be-
sloten met een bespreking van de naam Zeist. Daar-
over zal t.z.t. in ons Bulletin prof. Huisman een
artikel doen verschijnen.
Na de pauze - waarin exemplaren van het juist ver-
schenen deel III van "De Oude Kerk te Zeist" ten
verkoop werden aangeboden - volgde nog een gedach-
tenwissding. De interessante avond werd vervolgens
door de voorzitter, na de spreker voor het gebode-
ne dank te hebben gebracht, omstreeks 22.30 uur
gesloten.
K.W.G.
Excursie
Hoewel meiregen maakt dat men groter wordt, zal
de excursie-commissie (bestaande uit de heren Van
Hoogenhuyze en Visser) wel niet met die bedoeling
-ocr page 64-
63 -
voor de 54 deelnemers op 20 mei j.1. een tocht over
en langs de Vecht hebben georganiseerd. Maar 't
was nu eenmaal
zo, varende op de "zegepralende"
Vecht begon het al te regenen en bij kasteel Zuylen,
later, goot het. Niettemin, al was door tijdnood
het bezoek aan Zuylen wat beknot (misschien nog
eens over te doen?), deze middag was de moeite s >::
waard, want niet dagelijks ziet men Vecht-dorpen en
-buitens van af het water.
Om ruim 1 uur vertrok de volle bus van het gemeen-
tehuisterrein richting Maarssen, waar werd inge-
scheept. In een gemoedelijk tempo hakkepuften we
daarop noordwaarts door het redelijk schone water.
Onderweg gaf de heer Van Hoogenhuyze explicaties
over gepasseerde buitenplaatsen, fraaie theekoe-
pels, smeedijzeren toegangshekken, schilderach-
tige aanlegsteigertjes.
Reeds dadelijk voeren wij langs Bolenstein (nu I9e
eeuws maar op oudere fundamenten) en even daarna
langs Herteveld (met theehuis, mooie tuin, enz.).
De geschiedenis van deze - en volgende - buiten-
plaatsen hier te verhalen zou te ver voeren; ver-
wezen moge worden naar het aardige Kastelenboek
voor de provincie Utrecht.
                                                      ,
Op de oostelijke oever lagen Doornburgh en Goude-
stein; laatstgenoemd 18e eeuws buiten was zeer
lang eigendom van de Huydecopers, welke Heer van
Maarsseveen waren. Vervolgens passeerden we Leeu- J
wenburg(Otterspoor) en Gansenhoef en iets meer '
stroomafwaarts, in een bocht van de Vecht, het
"onthoofde" Cromwijck. Er tegenover ligt het zeer ;
oude restaurant De Oliphant en op dezelfde oever
- al tot Breukelen behorend - iets verderop huize
Slangevecht, bekend door de daar gewoond hebbende
L.C. Dudok de Wit alias Kees de Tippelaar, een be-
faamd globetrotter. ïe zijner gedachtenis is er
nog jaarlijks een wanüeltocht en mag de breukelen-
se schooljeugd dan gratis poffertjes eten. Op de
andere oever prijkt de ridderhofstad Oudaen; 16e
eeuws, maar wel met verbouwingen. Aan de overkant
wordt alweer onze aandacht getrokken door het
-ocr page 65-
- 64 -
poortgebouw van Nijenrode en dan door het kasteel
zelf; een imponerend gebouw met een rijke historie,
met op de poort de wapenspreuk: cedo nulli, d.w.z.
ik wijk voor niemand.
Verder varend zagen wij links Boom en Bosch, thans
het gemeentehuis van Breukelen, en rechts het even-
eens bekende - ook door een vroegere excursie -
Gunterstein, waar o.a. Johan van Oldenbarnevelt
heeft gewoond. Wij zien dan Queekhoven liggen en
Vegtvliet, Groenevecht, Weerestein. Toen kwam het
17e eeuwse Over-Holland met zijn prachtige park in
zicht; het buiten kreeg zijn naam omdat het land
aan de overzijde van de Vecht voorheen tot Holland
behoorde. De schrijfster Marie van Zeggelen logeer-
de hier en haar boek "De Plaetse aan de Vecht" is
geïnspireerd door de historie van deze buitenplaats.
Wel mocht in 1719 Claes Bruyn dichten:
Hier kan de Vecht de roem verdooven
Van Seine en Arno, rijk van schat;
Deez' lustpaleizen kunnen toonen
Wat Koningen aan d' Amstel woonenl
Dicht bij Over-Holland liggen Sterreschans (19e
eeuws) en Rupelmonde; beide fraaie landgoederen
aan de, hier brede. Vecht.
Nieuwersluis wordt gepasseerd en kort na elkaar
zien we op de westelijke oever Vreedenhoff, met
het monumentale inrijhek, Middenhoek en Nieuwer-
hoek. Aan de andere oever staat de oude boerderij
"van ouds ridderhofstad Mijnden" en verderop het
buiten Vegt-lust. Voor ons lag toen al het dorp
Loenen met z'n twee bruggen; maar toch dient nog
vermeld, dat daar aan de westzijde oudtijds lag ■ '
het sterke Croonenburgh, al in 1296 belegerd en
platgebrand, nadien herbouwd, weer verwoest in
1672, opnieuw herbouwd, doch in 1837 geheel afge-
broken.
Voorbij Loenen - met de molen "De Hoop" - werden
de oevers van de Vecht leger, minder met buiten-
plaatsen gesierd. De regen intussen maakte kringen
en blaasjes in het rivierwater, waarin een enkele
-ocr page 66-
- 65 -
zwaan en meer oude en jonge eenden rondzwommen.
Voor we het dorp Vreeland - ons verste punt op deze
tocht - naderden, passeerden we o.m. Wallestein/
Kickenstein, Schoonoord en Slotzigt.
Aan wal gestat zijnde spoedde ieder zich naar het
nabij gelegen restaurant "Noord-Brabant", waar door
onze Stichting een ieder een lafenis naar keuze
werd aangeboden. Helaas kon het verblijf in de
jachtweide niet van lange duur zijn en dus nam de
gereedstaande bus ons op om ons langs de weste-
lijke Vechtoever - deels door de "Mennistenhemel"
- naar Zuilen te brengen.. En zo zagen we nu bijv.
Over-Holland en Nijenrode op een andere manier. Na
te Zuilen de rivier te zijn overgestoken werd al
spoedig geparkeerd voor kasteel Zuylen.
Deze oude ridderhofstad dateert in zijn tegen-
woordige gedaante uit het midden der 18e eeuw, toen
hij door Jacob Marot werd gemoderniseerd. Het poort-
gebouw is echter nog 16e eeuws. Vele geslachten
woonden er; natuurlijk de Van Zuylen's als stich-
ters, maar ook Frank van Borsselen (de echtgenoot
van "Vrouw Jacob"). Sedert 1665 is het geslacht
Van Tuyll van Serooskerken er eigenaar van, d.w.z.
acht generaties. De welbekende Belle van Zuylen is
eigenlijk ene Van Tuyll. Tot veler spijt moest dit '
prachtig ingerichte slot, met o.a. mooie gobelins,
reeds na een korte rondleiding verlaten worden.
- Het laatste traject naar Zeist was snel afgelegd, '
zodat om 18.15 uur aldaar een einde kwam aan deze,
wat natte maar toch interessante, middag.
                     '
K.W.G.
Rectificatie
Wij maken er u attent op, dat afbeelding 5 op pagi-
na 58 van ons vorige Bulletin bij vergissing op
haar kop is afgedrukt. Waarvoor onze excuses.
-ocr page 67-
- 66 -
Jubileum-excursie
In mistig weer vertrok op vrijdag 1 october jl.
een 50-tal leden onzer Stichting met een bus van
"Centraal Nederland" van 't Rond voor een extra
excursie in verband met het 25-jarig bestaan van
de Van de Poll-Stichting.
De rit voerde langs een route, die door de heer
H.L.L. van Hoogenhuyze en mejuffrouw J. Nieuwkoop
was uitgestippeld, nl. via Bunnik, Odijk, Houten,
Schalkwijk, Tuil en 't Waal, Vreeswijk en Vianen,
waar de Lek via de brug werd overgestoken. Aan
het voornemen om via Diefdijk naar Leerdam, Rhenoy,
Beesd en langs Mariënweerd naar Tricht, Geldermal-
sen. Meteren en Neerijnen te rijden, kon geen ge-
volg worden gegeven, want de weg bleek door werk-
zaamheden afgesloten te zijn, zodat bij Zaltbom-
mel de Waalbrug over gereden werd, waarna over de
dijk naar Gameren en vervolgens landinwaarts via
Kerkwijk naar Ammerzoden gegaan werd.
Ammersoyen
In deze plaats werd het eerste doel van onze tocht
bereikt, nl. het kasteel Ammersoyen, een der best
bewaarde middeleeuwse burchten in Gelderland, dat
in de jaren 1957 - 1975 volledig gerestaureerd
werd en waarvan de kosten zeven miljoen gulden be-
droegen. Dit jaar verrichtte Prins Claus de offi-
ciële openingsplechtigheid.
Geschiedenis
Het kasteel dateert uit de 14e eeuw, heeft vier
ronde torens en werd gesticht door Arnd van Hoemen.
In 1424 werd het gekocht door het geslacht Van
Broekhuysen, waarna het in 1496 door vererving in
handen kwam van het bekende geslacht Van Arkel.
In 1590 was er een flinke brand, die nog alwat
schade aanrichtte, welke pas omstreeks 1650 her-
-ocr page 68-
- 67 -
steld werd. Toen de laatste Van Arkel overleed
(1692) vererfde het kasteel in zuid-nederlandse
handen. De nieuwe eigenaren woonden niet geregeld
op Ammersoyen, zodat het aan de 18e-eeuwse moderni-
seringsdrang ontsnapte. In de 19e eeuw werden door
de belgische baron Arthur de Woëlmont in beschei-
den mate enige romantische veranderingen aange-
bracht. In 1874 werd het kasteel verkocht aan de
R.K. Kerk, die het tot Clarissenklooster bestemde,
wat het tot 1945 bleef. Het was in die jaren voor
iedere belangstellende hermetisch afgesloten.
Het kasteel had in 1945 door beschieting veel te
lijden, met uitzondering van de metersdikke muren,
welke tegen modern granaatvuur bestand bleken te
zijn. De Clarissen vertrokken toen naar elders en
het gebouw werd voor allerlei doeleinden gebruikt;
o.a. was er een wasmachinefabriek in gevestigdl
Restauratie
Deze leverde belangrijke vondsten op: er kwamen o.a.
vijf muurtrappen tevoorschijn; voorts schouwen,
lampnissen, waterputten, gemakken (z.g. plons-
pleeën), enz. Het bleek, dat omstreeks 1650 de
verdiepinghoogten in de achtervleugel gewijzigd
waren; deze werden in de oorspronkelijke staat
teruggebracht; het resultaat was een aantal prach-
tige zalen "met twee schouwen, zoals men die in
Nederland nergens meer aantreft en met "plafonds",
die hier bijzonder zeldzaam zijn".
De door de Clarissen aangebouwde kapel met bijge-
bouwen uit de kloosterperiode werden afgebroken en
de kort voor 1900 door deze Orde gedempte gracht
in de oude vorm uitgegraven. Dit leverde opnieuw
grote verrassingen op, want een enorme hoeveelheid
scherven, gebruiksvoorwerpen (soms nog in uitste-
kende staat) - tussen 1380 en 1900 in de gracht
gegooid of gevallen - werd gevonden; deze zijn nu
in een museum op de bovenverdieping tentoongesteld.
-ocr page 69-
- è8 -
Bezichtiging
Dit alles konden we rustig bekijken, nadat we eerst
in het keldergewelf koffie dronken en de beheerder
van het kasteel, de heer E.C.W. van Duimen, iets
van de geschiedenis verteld had. Nu, het was de
moeite waard. De machtige houtconstructie in de
benedenverdieping (de taveerne), de geweldige rid-
derzaal met daarnaast de kemenade (het vrouwenver-
trek) , de nauwe trappen in de muren met hoge en
lage treden, benevens de vele voorwerpen in een
aantal vitrines, zoals een bronzen schenkkan uit
+^ 1400, een 16e-eeuwse kaarsenbak, waarvan er vijf
in ons land bekend zijn en Ammersoyen de grootste
bezit, vogelpotten (nestkastjes van aardewerk) uit
de 17e eeuw, een zilveren zak-garnituur uit de 16e
eeuw, enz., enz. Te veel om alles op te noemen.
Een gedeelte van het kasteel is door de "Stichting
Vrienden der Gelderse Kastelen" (opgericht in 1940)
aan de gemeente Ammerzoden als raadhuis verhuurd.
- In dit verband zij meegedeeld, dat de naam Ammer-
zoden een verbastering is van de oudere naam Ammer-
soyen, waarvan de uitgang "oyen" zoveel als buiten-
dijkse weilanden betekent. - We werden rondgeleid
door de hal van het gemeentehuis, de trouwzaal, de
kamer van burgemeester en wethouders en de raadzaal.
Na deze wel wat vermoeiende bezichtiging - we moes-
ten vele trappen op en af - smaakte de lunch in de
taveerne bij zonder goed. Deze was rijkelijk voor-
zien, waardoor het ons aan niets ontbrak.
De hervormde kerk
Voor het vertrek naar Heusden - buiten het program-
ma om - liepen velen nog om de hervormde kerk heen,
die op een 200 meter afstand van het kasteel ligt.
Het koor is thans in gebruik als kerk, want het
middenschip en de beide zijbeuken zijn intertijd
-ocr page 70-
-69 -
ingestort; de muren en enkele gemetselde pilaren
staan er nog van. De toren bevindt zich in goede
toestand en staat dus los van de kerk.
H e u s d e n f}"
In deze plaats aangekomen werden we in het gemeente-
huis in de raadzaal ontvangen, waar de heer Chr.
Lith, hoofd stadsontwikkeling en restauratie, aan
de hand van dia's (zwart/wit en gekleurd) ons een
indruk gaf hoe het vroeger - ver v66r de in gang-zijnde
restauratie - was en hoe het nu is, voorzover er
al een restauratie plaats vond.
De grachten en versterkingen, waarvan een gedeelte
bij de ontmanteling van het vestingstadje in 1821
overbleef, werden gerestaureerd; zo bleven behouden
een achttal bastions, enige ravelijnen, een gracht
en voorgracht, terwijl aan de Maaskant een met steen
beklede wal hersteld werd.
Het raadhuis, gebouwd in 1588, in 1665 vergroot en
in 1876 vrijwel geheel vernieuwd, droeg een laat-
gotisch karakter, maar werd in 1944 geheel verwoest.
Daarbij kwam een groot aantal inwoners, dat er een
schuilplaats in gezocht had, om het leven. Het tegen-
woordige gebouw past heel goed in de omgeving.
De hervormde kerk werd zwaar gehavend door het op-
blazen van de toren in 1944; daarbij gingen drie
traveeën van het schip verloren. De kerk werd geres-
taureerd, waarbij het schip en dakruiter geheel
nieuw tot stand kwamen. De toren is niet herbouwd;
er zijn wel plannen, maar de kosten ..I
Bij het haventje staat de vismarkt, gebouwd in 1796,
bestaande uit een open galerijtje met hardstenen
zuilen en vooruitspringende zijvleugels; het gebouw
is voorzien van een modern klokketorentje. Naast
deze vismarkt is, ter afsluiting van het daarvoor
liggende pleintje, een gebouw neergezet, dat prach-
tig aan de omgeving aansluit.
Heusden bezit - we zagen dit op de dia's en tijdens
-ocr page 71-
- 70
de rondwandeling - een groot aantal reeds geres-
taureerde gebouwen; er is echter nog veel te doen
en het zal daarom nog lange tijd duren alvorens
de restauratie gereed zal zijn. Met de weinige
middelen, die ter beschikking staan, is reeds veel
tot stand gekomen en het wekt dan ook geen ver-
wondering, dat dit oude stadje tot een van de elf
plaatsen behoorde, die in verband met het in 1975
gehouden monumentenjaar, voor een oorkonde in aan-
merking kwam, welke in de hal van het gemeentehuis
is opgehangen.
Rondwandeling
Na de dia-vertoning maakten we onder leiding van
de heer Lith een wandeling door steegjes aan de
achterzijde van tuinen, waarvan de muren opgemet-
seld waren met oude stenen van een in Den Haag
afgebroken kazerne, naar de gracht en ravelijnen;
- langs gerestaureerde huizen en nog niet opge-
knapte gebouwen, waarvan sommige mooie gevelstenen
bezitten; naar de vismarkt en het haventje met z'n
twee molens, waarvan er ëên gekocht en de ander
nieuw gebouwd werd. Tenslotte liepen we over een
wal aan de Maaszijde - helaas was het weer mistig
geworden, zodat er weinig zicht was - naar een
stadspoort, welke geheel nieuw gebouwd werd en die
een prachtige afsluiting is van de brede hoofd-
straat.
Terugtocht
Daar de vertoning van de dia's wat uitgelopen was,
kwamen we in tijdnood en werd derhalve met instem-
ming van de excursie-genoten besloten niet over
Gorinchem, Arkel en Leerdam terug te keren, maar
een kortere route te nemen over Eethen, Meeuwen,
Dassen - met het prachtige kasteel, dat thans ge-
meentehuis is - Almkerk, Giessen en Woudrichem
-ocr page 72-
- 71 -
(waar we helaas met de bus niet doorheen konden
rijden) naar Gorinchem, dat we aan de rechterhand
lieten liggen, om via de autoweg naar Vianen en
verder huiswaarts te rijden.
Ondanks het trieste weer, behalve tijdens het ver-
blijf in Ammersoyen, toen de zon nog even doorkwam,
mag geconstateerd worden, dat deze excursie alles-
zins de moeite waard was en zeker geslaagd mag
heten. Het was een waardig en heel interessant be-
gin van de herdenking van het zilveren feest der
Stichting.
K. Scharten
^
f' I "^ j1 i i.„ ,^- "^ii I ■ :4 .,. / ^«s^*»»*''-, ^ ' :,
Foto opening tentoonstelling "Hoe oud is Zeist?",
overgenomen uit de Nieuwe Zeister Courant d.d. 18
oktober 1976.
-ocr page 73-
- 72 -
Hoe oud is Zeist? (
De in het Slot te Zeist ingerichte tentoon-
stelling, onder bovenstaande naam, kwam tot
stand naar aanleiding van het 25-jarig be-
staan van de Van de Poll-Stichting, en werd
opgezet in samenwerking met de Zeister Kunst-
Stichting.
Bij de opening van de expositie, op zaterdag
16 oktober j.1., hield de burgemeester van
onze gemeente - tevens voorzitter van de
Stichting - de volgende toespraak:
Dames en Heren,
Namens het gemeentebestuur wil ik v66r alles uit-
spreken de gelukwens tot de jarige Van de Poll-
Stichting, de gelukwens, die behoort bij een zil-
veren jubileum - en ook uitspreken de dank en
waardering voor het uitstekende werk, ten nutte van
gemeente en samenleving in de afgelopen 25 jaar gedaan.
De Van de Poll-Stichting vult een lacune aan in
de gemeentelijke organisatie. De gemeente heeft
- hoe voortreffelijk haar mensen of haar organi-
satie ook zij - geen gemeente-archivaris, die zich
speciaal bezig houdt met het oud-archief of anti-
quiteiten. De gemeente is er erkentelijk voor, dat
het vrijwillige werk van de Van de Poll-Stichting
- met liefde gedaan - die plaats inneemt.
De gemeentelijke bijdrage is goed besteed. Met de-
ze bijdrage wordt - en de burgemeester zegt dit
voor de voorzitter van de Stichting - gewoekerd
in de werkelijke zin van het woord.
Het gemeentebestuur wil vandaag bij de opening van
de tentoonstelling en de herdenking van het jubi-
leum waardering uitspreken tegenover de initiatief-
-ocr page 74-
- 73 -
neemster, Jkvr. J.M.E. -v^an de Poll, die in over- i<
eenstemming met de wens van haar broer, dit werk
heeft aangevat. Haar initiatief, neergelegd in de
acte van 24 september 1951, is in alle opzichten
geslaagd.
De omstandigheid, dat - volgens het stichtingssta-
tuut - de burgemeester ook voorzitter is van de
Stichting, brengt met zich mee, dat ik ook als voor-
zitter tot ü mag spreken.
Dat is niet zo moeilijk - het was mij zo al bekend,
wat de burgemeester zou zeggen - en zo wil ik dan,
maar nu met de voorzitterspet op, het gemeentebe-
stuur bedanken voor de goede medewerking, die onder
meer blijkt uit het jaarlijks-beschikbaar-stellen
van de financiële middelen.
Het is maar al te waar, dat er, zoals de burge- -
meester zegt, mee gewoekerd wordt, en de Stichting
zou ook professionele steun door de aanstelling van
een gemeente-archivaris, misschien voor de hele
streek, bepaald toejuichen.
De Stichting is nu afhankelijk van de werkzaam-
heden van niet al te talrijke vrijwilligers, die
- hoe geestdriftig zij ook werken - niet altijd
beschikbaar zijn. Het is op deze manier moeilijk
om een indeling voor het werk te maken, laat
staan een toekomstplanning. Te veel werk drukt op
de schouders van te weinigen. Toch is het tot nu
toe gelukt, om dank zij de uitstekende inzet van
die vrijwilligers, het werk dat gevraagd wordt, aan
te vatten, zodat - ook al ligt er nog veel voor de
hand om te doen - met dank voor de vriendelijke
gelukwens van het gemeentebestuur, ook past erken-
telijkheid voor het gegeven en - hoop ik - niet
beschaamd vertrouwen.
Wij zijn, dames en heren, nu eigenlijk weer bij
het begin aangekomen. De dankwoorden van burge-
meester en voorzitter, zo zouden wij kunnen zeg-
gen, heffen elkaar op - zij zijn in elk geval ook
liet elkaar in overeenstemming (niet helemaal voor
-ocr page 75-
- 74 -
vie goed luisterde) en wie verbaast zich daarover?
- zodat wij in een toestand van harmonie zijn geko-
men, die - in elk geval volgens sommige oosterse
filosofen - het toppunt is van alle menselijk stre-
ven, maar - volgens de westerse - gevaarlijk dicht
komt bij die rampzalige Faustiaanse uitspraak (de
geestelijke nullijn zouden wij tegenwoordig zeggen)
van "Verweile doch, Du bist zu schön".
Nu, dames en heren, zover is het nog lang niet. Van
een gemeentebestuur, zeker niet het uwe, kunt U
zo'n uitspraak niet verwachten. Ook niet van de Van
de Poll-Stichting. Zij heeft haar best gedaan, ze-
ker - en doet haar best - en van stilstand is geen
sprake.
Er zijn de verzamelingen, bijgehouden op fiches en
kaartsysteem, ook van kranteknipsels en gegevens
van onze tijd, want de Stichting werkt tot op de
dag van vandaag. Er is de prachtige historische
en rechtshistorische boekerij. Er zijn tal van
interessante historische voorwerpen. Er verschij-
nen regelmatig publicaties - al of niet in het
bulletin - en wij organiseren lezingen en excur-
sies ook. Vanaf vorig jaar zijn er werkgroepen
voor belangstellenden in archeologie en genealogie,
bibliotheek en archief en verstrekten wij geregeld
en uitvoerig inlichtingen aan belangstellenden,
onder wie verblijdend veel jongeren.
Toch hebben wij heel wat te wensen. Daar zijn de
financiën. Wij zijn er dankbaar voor, maar over-
vloedig zijn ze niet.
Daar is de noodzaak van professionele hulp, die
voor het werk een grote stimulans zou zijn en
groter zekerheid geven, en misschien ook werk zou
kunnen doen in andere gemeenten.
Daar is ook de noodzaak om te komen tot groter en
meer permanente expositie-mogelijkheid. En de ten-
toonstelling, die wij zo dadelijk gaan zien, be-
wijst hoe veel voorwerpen en hoe belangwekkende
èr beschikbaar zijn.
-ocr page 76-
- 75 -
Daar is ook - en dat zagen wij toch het liefst
- onze wens nog groter weerklank te krijgen bij
de Zeister bevolking. Wij weten, dat die belang-
stelling niet achteruit gaat - dat zij ook bij
zuster-instellingen nog geringer is-
Toch moeten wij voor onszelf bepaald nagaan, of
wij misschien speciale aandacht moeten vragen voor
een onderwerp of object, regelmatig, b.v. eens
per maand, in het felle licht van de belangstel-
ling te zetten - en zo een honderdste of duizend-
ste procent te krijgen van de belangstelling, die
er voor televisie is of voor sport.
Daar is ook - en tenslotte dan - de wens om een
eresaluut te brengen aan die vrijwilligers, die
dat werk, al dat werk, toch maar hebben gedaan en
nog steeds doen. En niemand van hen zal het mij
kwalijk nemen, als ik speciaal noem Galis en
Visser en Scharten en Emmer - en vooral onze diep-
betreurde De Montê verLoren.
Liefde voor de geschiedenis - ik kan dat zo aardig
in gesprekken constateren met sollicitanten - is
bijna bij ieder aanwezig.
En aan de locale geschiedenis kan ieder meedoen.
Ieder is daar welkom bij, als hij oog heeft voor
het steeds veranderend menselijk leven en de men-
selijke omgeving.
Wij van de locale geschiedenis hoeven ons niet
bezig te houden met de grootse constructies van
geschiedenis-filosofie of met de problemen van
politiek of economie of sociologie of taalkunde hoe-
wel het wel makkelijk is nu er mensen bij te hebben
die er van weten.
                                           -
Het is niet onze taak om te denken over de ge-
dachte van de komende heilstaat, of dat nu de god-
delijke is van de Middeleeuwen (in tegenstelling
van de aardse), of de historisch-materialistische
van onze tijd, of over de gang van de historische
ontwikkeling als natuurlijke evolutie, of optimis-
tisch geloof in vooruitgang, of de pessimistische
overtuiging van groei, bloei en ondergang.
-ocr page 77-
76 -
fiet is wél onze taak om in de locale omgeving, waar
wij leven, de kleine feiten - vaak feitjes - te ver-
zamelen, die bij elkaar gebracht dan plotseling een
nieuw licht kunnen geven op een hele ontwikkeling,
- of de grootse theorieën of problemen kunnen bewij-
zen of een oplossing meer nabij brengen.
Wij kunnen de feiten vinden - natuurlijk - in de
acten, in de kaarten, in de platen, maar ook in ons
landschap, in onze straten, in onze huizen.
En zo kunnen wij, van de locale geschiedenis, van
de Van de Poll-Stichting, bij wijze van liefhebbe-
rij interessant en nuttig werk bieden aan de lief-
hebber, aan de eigen medewerker, de mensen ter
plaatse, die - zonder directe scholing - het verle-
den mee kunnen helpen levend te maken en zo mee te
werken aan het begrip van de eigen tijd.
En dan zou het - maar dat is dan de laatste keer,
dat de jarige Van de Poll-Stichting op haar ver-
jaardag een wens doet - ook goed zijn, dat wij in
plaats van tien of twaalf trouwe medewerkers er
tienmaal zoveel kregen.
De Van de Poll-Stichting heeft de afgelopen 25 jaar
geprobeerd dit goede werk in practijk te brengen.
Zij heeft talloze feiten verzameld - is nog bezig
ze te verzamelen, te classificeren, te interpre-
teren: documenten en prentbriefkaarten, gravures
en kaarten, platen, voorwerpen en kranteknipsels.
De "Bronnen van Zeist" is een uitgave, uniek in
Nederland. Zij heeft tal van samenvattingen en
publicaties verzorgd: Van Iterson en De Montê
verLoren over rechtsgeschiedenis; mejuffrouw Van
de Bunt over de 19e eeuw; en recent Galis over
landgoederen; Visser over namen en naamkunde; Van
Eekeren-Kuyper over de Oude Kerk; Emmer over kaart-
materiaal, en wat niet al.
Er is, dames en heren, nog heel veel te doen. De
"Bronnen van Zeist" bevatten kostelijk materiaal,
dat voor bewerking klaar ligt.
En zelden realiseren wij ons, wat een diensten on-
ze voorouders ons hebben bewezen door hun nauwkeu-
rige grondadministratie en - wat zelden reden is
-ocr page 78-
- 77 -
tot dankbaarheid - hun minitieuze belastingboekhou-
ding.
Het eerste document van onze tentoonstelling is de
vermelding van zes boerderijen, die op 8 maart 838
van de landsheerlijke domeingoederen in Zeist wor-
den in leen gegeven. Het is êën van de overtalrijke
bewijzen van het groot-grondbezit, dat hier in het
Sticht door de Kerk en door de landsheer - de gehar-
naste bisschop - voor die Kerk was bijeengebracht,
- en dat ook weer samenhangt, behalve met zeer pro-
fane motieven - met die tegenstelling tussen het
goddelijk en aardse rijk, waar ik over sprak en
waar het hemelse rijk in de vorm van de Kerk, recht
had op aardse goederen - en ze nodig had.
Maar uit de grondadministratie blijkt ook, dat eerst
in de veertiende eeuw de horigheid op de domeingoe-
deren werd afgeschaft - de persoonlijke verbonden-
heid met een perceel grond en dienstbaarheid aan
de eigenaar - die samenhangt met de wens de Kerk
haar kerkelijk werk te doen verrichten of de land-
heer zijn militaire.
En wanneer wij horen, dat in 1677 Sinjeur Abraham
Verbeeck de lakenververij van Sinjeur Pieter van
de Vecht aan de Zeister Straat (later Dorpsstraat)
overneemt om op die plaats "Beeck en Royen" te
bouwen, dan gaat een lichtje branden, want het zou
interessant zijn iets meer te weten over de ontwik-
keling van het vroeg-kapitalisme en industrieel be-
drijfsleven hier in Zeist, waarvan men altijd vol-
houdt, dat het pas met de Broedergemeente een aan-
vang heeft genomen.
En de Broedergemeente - terecht is er op de ten-
toonstelling een hele zaal aan gewijd - demonstreert
duidelijk de godsdienstige ontwikkeling in de 18de
eeuw, de levensblijheid van het in de 18de eeuw op-
gekomen ondogmatisch christelijk geloof tegenover
de wat verstarde off iciële Kerken.
^o zijn er ontelbaar veel interessante feiten, die
de zeister geschiedbeoefening op het locale vlak
-ocr page 79-
- 78 -
aan het licht brengt.
De naam Zeist. -Hoeveel scherpzinnigheid is daar
niet aan besteed? Wanneer in de tijd van Karel de
Grote de meeste nederlandse plaatsen deoud-germaanse
moeilijk uit te spreken, maar voor deskundigen een-
voudig verklaarbare, namen hebben, dan zien wij
Zeist eigenlijk precies zo geschreven als nu - en
even onverklaarbaar. En wij zijn prof. Huisman
dankbaar voor de op zijn lezing dit voorjaar ge-
legde connectie met Veneto - Illyrische namen -
daarbij realiserend, dat de naam Zeist zou dateren
van ca 10000 voor Chr. - dus van de jonge Steen-
tijd tot de tijd van Karel de Grote.
Dan noem ik betrekkelijk willekeurig, dames en
heren - een aantal onderwerpen, die nadere studie
vragen.
- De steenmonumenten op de oude kerkheuvel.
- Zeist als internationaal bekende pleisterplaats
op de tocht van Rome naar Scandinavië,
+^ 1150.
- Bisschoppelijke oorkonden, o.a. in 1220, in 1232,
"datum apud Zeist", gegeven te Zeist.
- De belastinginning op de landsheerlijke hof in
Zeist - met zo interessante gegevens:
vier kapoenen, een zandhamel en 100 eiers, in
1328;
5 pond gember en 5 pond peper, in 1566;
(waar haalden de belastingplichtigen in die
onrustige tijd zulke kostbare zaken vandaan?).
- De veldtocht bij Zeist van de bisschop-elect
Jan van Nassau met hertog Reinout van Gelre,
in 1274, tegen Gijsbrecht van Amstel en de
zijnen.
- Drie jaar later - in 1277 - de eerste acte in
het Nederlands in plaats van het latijn, over
landerijen van dezelfde Gijsbrecht van Amstel,
- en de bekende namen als Zeisteroever, Kroost,
Dijnsel, Meent, Schaerweyde (twee zijn er).
Brink, Brugakker, Eng.
- Het riddergeslacht Van Zeist - wij kennen er
slechts twee - Godfried en Johannes in 1279 en '
-ocr page 80-
- 79 -
1310 en een zuster (?) van Johannes, Petronella.
Waar zijn zij gebleven? Waar kwamen zij vandaan?
- Het klokluiden van de toren van de Oude Kerk door
de landheer als bewijs van aanvaarding van zijn
ambt in het Nedersticht.
- De namen Gijs van der Molen, Hendrik de Koster,
Hein de Gooyer, Herman Buus, Otto van de Bergh.
Wie waren ze? Hoe leefden ze?
Toch ook niet al te somber als wij lezen in een
grensvaststelling van Dijnselburg in 1505:
"wij zonden de schout en die erbij waren een
vat bier naar huis, dat zij daarmee vrolijk
zouden zijn".
- De drie ridderhofsteden Zeist, Kersbergen en
Blikkenburg en de acht ambachtsheerlijkheden.
- Het Heetveld - heideveld - achter de Oude Kerk,
in 1565 al bijna bebouwd.
En zo vinden wij tal van bijzonderheden, tal van
feiten en wederwaardigheden, die wachten op het
vinden of op bestuderen en classificeren - waar-
bij voor de 17de, 18de en 19de eeuw - met de
Broedergemeente - nog in allerlei opzicht pio-
nierswerk nodig is.
En de moderne tijd?                       -' ' " ■ " * * ' '•- •
Heet de tentoonstelling niet ten onrechte "Hoe
oud is Zeist?" - Was niet beter geweest: "Hoe '
jong is Zeist" - Elke minuut komt er geschiedenis
bij. Er is geen reden om vijftig of dertig of tien
jaar geleden te stoppen.
De Stichting probeert ook voor de moderne tijd
haar werk te doen, ook voor het nieuwe Zeist van -
Vollenhove en Bosch en Duin, Couwenhoven en Brug-
akker en (straks) Krosesteyn).
Dames en Heren,
Ik meen, dat ik - namens ons allen, namens de Zeis-
ter samenleving - dank mag brengen aan allen, die
door hun werk voor de Stichting, die samenleving
aan zich hebben verplicht. Zij hebben goed werk
gedaan.
-ocr page 81-
- 80 -
Het vorig jaar hebben wij het Monumentenjaar beleefd
en ieder is onder de indruk van het streven zicht-
bare, karakteristieke uitingen van het verleden te
bewaren.
Wij van de Van de Poll-Stichting bewaren ook monu-
menten; wij bewaren stukjes menselijke beschaving,
stukjes van de erfenis van de menselijke bescha-
ving.
Wij zouden ^ als wij het wensten - zo'n erfenis
kunnen verwerpen - dat zou gebeuren door haar te
verwaarlozen - wij zouden achteruitgaan in bescha-
ving, erdoor verliezen.
Wij kunnen de historische erfenis in stand houden
- onze beschaving in stand houden door mee te doen
- onze ogen open te houden door te helpen de feiten
te verzamelen. Juist dat ene feit (dat wij vonden)
kan de vonk naar een ontbrekende interpretatie doen
overslaan - naar de onbekende nieuwe verklaring.
De geschiedenis berust als elke wetenschap op tal
van feiten, in onmisbare ijver samengebracht, -
zo nuchter als, laat ik zeggen, het leeuwtje dat
het wapen op de catalogus vasthoudt - berust op al die
zaken, zoals bijeengebracht op de tentoonstelling-
en wij mogen dankbaar zijn voor een zo duidelijke
demonstratie van het verleden; dankbaar aan de
tentoonstellingscommissie en de kunst-stichting -
aan de heren Ruys en de zijnen. Visser, aan mejuf-
frouw Oostvogel, de heren Hoven en Cor van Eikeren.
Maar de geschiedenis heeft, meer nog dan de andere
wetenschappen, behalve feiten, nodig inspiratie en
verbeelding. Laat ik zeggen, naast het kranige
leeuwtje - een sierlijke stedemaagd - voor de toren
van het raadhuis staat zij trouwens.
Mogen wij hier in Zeist - in de Stichting - ver-
krijgen die historische inspiratie en verbeelding,
die nodig is om ons werk goed te doen.
Moge uw belangstelling voor de feiten daardoor <
worden geïnspireerd.
En moge de tentoonstelling bijdragen tot belang-
stelling voor onze zeister geschiedenis en be- -
langstelling voor het goede werk van de Van de
-ocr page 82-
- 81 -
Van de Poll-Stichting, ook voor de komende jaren.
Met deze woorden verklaar ik de tentoonstelling
"Hoe oud is Zeist?"
officieel geopend.
Verslag tentoonstelling .
De tentoonstelling "Hoe oud is Zeist?" is gehouden
van 16 oktober tot 14 november in het hoofdgebouw
van het Slot, in de drie expositie-ruimten van de
Zeister Stichting voor Kunst en Kuituur. Deze drie
ruimten gaven een goede mogelijkheid de tentoon-
stelling chronologisch op te bouwen. De eerste zaal
bevatte archiefmateriaal over Zeist tot 1800, voor-
namelijk afkomstig uit de rijksarchieven en uit het
archief van de Van de Poll-Stichting, aangevuld met
prenten uit particulier bezit en een aantal voor-
werpen afkomstig uit de Oude Kerk en uit de Gevan-
genpoort in Den Haag. De tweede zaal was ingericht
met voorwerpen en archiefmateriaal van de Broeder-
gemeente, betrekking hebbend op de 19e eeuw. De
laatste zaal betrof de 19e eeuw, met voor de eerste
helft van deze eeuw voornamelijk prenten en kaarten
van een aantal buitenplaatsen, uitlopend tot de
jaren twintig en dertig van de 20e eeuw, waarbij
geleidelijk meer verscheidenheid aan materiaal voor-
handen was.
Het was, zoals reeds in de tentoonstellingsuitgave
benadrukt is, niet mogelijk alle aspecten van de
zeister historie erin te betrekken: maar waar voor
de tentoonstelHngscommissie van de Van de Poll-
Stichting expositiemateriaal niet voorhanden was,
is voor de studiecommissie des te meer studiemate-
riaal aanwezig.
In totaal hebben ongeveer 4000 personen, oud en
-ocr page 83-
- 82 -
jong, individueel of in klasseverband, de tentoon-
stelling bezocht. Het merendeel van hen was uit
Zeist afkomstig, maar er waren er ook - soms toe-
valligerwijs, soms als gevolg van de aankondiging
van de expositie op de televisie - uit Utrecht,
Amersfoort, Doorn, Loosdrecht, Woerden, Amsterdam,
Rotterdam, Spijkenisse, Heerenveen, Leeuwarden,
Zwolle, enz.
Een 80-tal contribuanten trad tot onze Stichting
toe: hierbij hartelijk welkom. En aan publikaties
van onze Stichting en van de Evangelische Broeder-
gemeente werd tijdens de tentoonstelling voor
ƒ 700,— verkocht, de verkoop van de tentoonstel-
lingsuitgave hierbij buiten beschouwing gelaten.
Tenslotte heeft de Stichting enkele voorwerpen ten
geschenke gekregen, zoals de zilveren troffel,
waarmee in 1908 de eerste steen van het gemeente-
huis gelegd werd. Door dergelijke geschenken en
door het in bruikleen krijgen van steeds meer historisch
materiaal zal de Van de Poll-Stichting een volgen-
de tentoonstelling nog breder van opzet kunnen
maken, welke tentoonstelling - gelet op de nu ge-
toonde belangstelling - ook zeker slagen zal.
Een voorspoedig 1977.