^uUetijo ^efu bevorderingcvanj de
k^nis cuatu de aesc/ïiedenis cvaru i^isö, uit^e^evefu dootu ae ^aruifeéoff'-ótU^tm^ |
|||||||||||||
/c^
|
|||||||||||||
'#
|
|||||||||||||
t-.
|
|||||||||||||
ÜTOcfit nummetu o.a.:
*'^e ^óffan/se lenife^e ^isb itu 17^8"
|
|||||||||||||
Nlaart igS], j/anr^an^ ïj, nr
|
|||||||||||||
Bulletin van de Van de Poll-Stichting
voor de Zeister geschiedenis
13e jaargang, maart 1983, nummer 1
|
||||||||||
Redactie: dr J. Meerdink, drs Th.G.P.M. Ruijs,
K. Scharten (eindredacteur), drs H.M.J. Tromp en L. Visser Dagelijks bestuur der Stichting;
Drs H.J. Eijsink,
voorzitter. Oranje Nassaulaan 3
Mr dr A.A.H. Stolk,
vice-voorzitter, Krullelaan 28
Mr dr V.A.M, van der Burg,
secretaris. Griffensteijnselaan 77
Dr J. Meerdink,
tweede secretaris. Laan van Beek en Reyen 2
L. Visser,
penningmeester, Loiranerlust 17;
postgiro: 3.840.383 t.n.v. de
Van de Poll-Stichting; bank: Algemene Bank Nederland
te Zeist (postgiro 30.549),
t.g.v. rekening 55.86.18.049 van de Van de Poll-Stichting Drs. Th.G.P.M. Ruijs,
tweede penningmeester. Jufferstraat 36
|
||||||||||
Archief; het Slot, Zinzendorflaan 1
Het Archief der Stichting is geopend op; dinsdag van 10.30 - 13.00 uur |
||||||||||
f
|
||||||||||
Jaarverslag november 1981 tot en met november 1982
Dinsdag 24 november 1981 kwam de Raad van Beheer in
het Slot bijeen. In deze vergadering werden mr dr V.A.M, van der Burg en drs Th.G.P.M. Ruijs benoemd tot resp. eerste secretaris en tweede penningmeester. Drs H.M.J. Tromp te Zeist werd bij het College van burge- meester en wethouders voorgedragen tot lid van de Raad van Beheer. Zijn benoeming volgde op 19 januari 1982. In de vergadering kwamen voorts de activiteiten van de werkgroep ter sprake, met name van de werkgroepen archeologie, tentoonstellingen, publikaties en de ex- cursiecommissie. Daarnaast werd gesproken over de le- zingen. Het dagelijks bestuur kwam op 19 april bijeen ten
huize van de vice-voorzitter. Deze vergadering was ge- wijd aan de stand van zaken met betrekking tot de cata- logisering van de bibliotheek, de inventarisatie van de kaarten en de documentatie alsmede de publikaties voor het Bulletin. Ook de lezingen en excursies in 1982 wer- den besproken. Tevens werd een aanvang gemaakt met de bespreking over de opzet van de "Open dag 1982". Het dagelijks bestuur wijdde aan de voorbereiding van deze manifestatie ook de vergaderingen van 14 juni en 30 augustus. Tevens werd in deze vergaderingen aandacht besteed aan de Bibliografie van Zeist, samengesteld tot 1 maart 1982 door de eerste secretaris mr dr V.A.M, van der Burg, die t.z.t. gratis aan de contribuanten zal worden toegezonden. Op 28 september besloot de publikatiecommissie tot
uitgave van het manuscript van G. van Nieuwenhuizen in de Reeks van de Van de Poll-Stichting. si Zaterdag 15 mei vond de middagexcursie te Zeist
plaats in samenwerking met en onder leiding van drs R.K.M. Blijdenstein, die tevens donderdagavond 13 mei de lezing had verzorgd over het onderwerp: Kijken naar monumenten te Zeist. In opdracht van de gemeente Zeist heeft de heer Blijdenstein een onderzoek uitgevoerd ten behoeve van het opstellen van een plaatselijke concept- monumentenlijst. ; , , V „..;...;.: |
||||
De lezing op 25 oktober door mej. F. Egmond handelde
over de inval van de Hollandse Bende te Zeist in 1798. De historische dag van de Stichtse Culturele Raad
vond dit jaar te Amerongen op 8 mei plaats. Op 13 en 14 augustus heeft de Van de Poll-Stichting
deelgenomen aan de Slotlaan-manifestatie, waar een aan- tal publikaties verkocht werden en die nieuwe contri- buanten opgeleverd heeft. De "Open dag" op zaterdag 18 september met als thema
"Grepen uit de nederzettingsgeschiedenis van Zeist" van 10.30 uur tot 17.00 uur in het Slot is een succes ge- worden. Na de opening door de vice-voorzitter werd oud filmmateriaal over de bevrijding van Zeist in 1945 ver- toond. Deze filmvertoning werd 's middags herhaald. De tentoonstellingszaal was ingericht met een keur uit de verzameling van de Van de Poll-Stichting ter aanvulling op het grote fotomateriaal betreffende structuur, be- bouwing en bewoning van Zeist: van plaggehut tot flat. Ook de kamer van de Van de Poll—Stichting was voor het publiek opengesteld. Zonder medewerking van de Zeister Kunststichting, Theo Ruijs en echtgenote en de dames Mollen en Bertoen was deze tentoonstelling onmogelijk geweest. Rond 500 mensen bezochten de "Open dag", die zo van een stukje zeister geschiedenis en het werk van onze Stichting konden kennisnemen. In de Nieuwe Zeister Courant werd aan dit evenement ruim aandacht besteed. Op 1 november vergaderde het dagelijks bestuur ter
voorbereiding van de vergadering van de Raad van Beheer op 15 november. De Stichting is de dames Mollen en Bertoen alsmede de
heer Van Wijk voor hun werkzaamheden als vrijwilligers grote dank verschuldigd. Het inventariseren van de kaarten vordert gestaag. De bibliotheek is bijna geheel opnieuw gecatalogiseerd. Het ligt in de bedoeling de catalogus voorzien van een inleiding uit te geven. De documentatie is bij en wordt thans gedeeltelijk op overzichtelijke wijze opgeplakt, hetgeen de raadpleging vergemakkelijkt. De kwetsbaarheid bij gebruik wordt daardoor ook minder. Genoemde dames alsmede de heren Van Wijk en Scharten
|
||||
ontvangen op dinsdag- en woensdagmorgen bezoekers in
het Slot. Zij verstrekken dan ook mondeling inlichtin- gen. Van de nieuwe aanwinsten is verslag gedaan in het
Bulletin, 12, 1982, pag. 64. Alle gevers zijn door de secretaris bedankt. Er zijn in deze verslagperiode onder de zorg van de
heer K. Scharten weer 4 Bulletins verschenen. De Stich- ting dankt de redacteur voor zijn werkzaamheden. Het aantal contribuanten bedraagt thans 440. Werving
van nieuwe contribuanten is voor onze Stichting van levensbelang. Ook het aantrekken van nieuwe vrijwilli- gers heeft een hoge prioriteit. De Stichting wordt nu door een te gering aantal actieve leden gedragen. V.A.M, van der Burg
|
|||||
Verslag van de Archeologische Werkgroep over 1982
Over de grafheuvels onder Austerlitz valt - verwij-
zend naar het vorig jaarverslag in ons Bulletin, 12, 1982, pag. 5 vlg. - weinig nieuws te melden; twee tu- muli zijn door de "zandgronden-groep" van de utrechtse afdeling van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN) globaal onderzocht. Interessant is, dat onlangs een oppervlakte-graf, een crematiegraf met pot- scherven uit de bronstijd (2000 - 500 v. Chr.) is ge- vonden; het eerste graf van dit soort in onze omgeving. Meer tijd werd besteed aan nader onderzoek van de
Wallenburg door leden van dezelfde groep; binnen af- zienbare tijd zal daarover een publikatie verschijnen daar de werkzaamheden nu zijn afgesloten. Staatsbosbe- heer heeft plannen om de Wallenburg of Wallenberg te "restaureren". Onderzoek naar het zgn. Franse Kampement leverde o.m.
op de vaststelling van de plaats van bakkerijen en sla- gerijen, van de - centrale (?) - keuken, van enige put- ten en twee redoute's. Vorenstaande gegevens ontving ik van de heer H. Fok-
|
|||||
kens, hoofdbestuurslid van de AWN, maar tevens - met
enkele anderen - contribuant van onze Stichting. Verder dient vermeld, dat is gecorrespondeerd met
ing. Ponsen te Appelscha over een afgegraven "tumulus" ten tijde van de bouw van "Ma Retraite", alias Huize St Jan aan de Utrechtseweg in 1896. Deze correspondentie heeft evenwel een negatief resultaat gegeven. K.W. Galis
|
|||||||
Verslag excursiecommissie over 1982
Op 15 mei werd in aansluiting op de lezing van de
heer drs R.K.M. Blijdenstein over het onderwerp "Kijken naar monumenten te Zeist" een geslaagde middagexcursie gehouden. Financieel overzicht
Saldo per 1-1-1982 ƒ 18,81
Bijdragen deelnemers excursie 41 x ƒ 12,— " 492,—
Rente 0.58 ƒ 511,39
Onkosten " 448,75 Saldo per 31-12-1982 ƒ 62,64
|
|||||||
L. Visser
|
|||||||
"De Hollandse Bende te Zeist in 1798" 1)
Zoals u hebt kunnen lezen in de aankondiging, ga ik
vanavond iets vertellen over een roofoverval, die bijna 200 jaar geleden hier dicht in de buurt werd gepleegd door de Hollandse Bende. Nu moet u geen verslag ver- wachten van allerlei gruwelijke en moorddadige ge- beurtenissen. Er overleed niemand en van zware mis- handelingen was evenmin sprake. Toch ging het hier wel degelijk om een ernstig mis-
drijf, dat alle kenmerken van diefstal onder verzwaren- de omstandigheden vertoonde. Een groepje rovers drong namelijk 's nachts met geweld een huis binnen, knevelde de bewoners, vernielde enig meubilair en ontvreemdde geld en waardevolle voorwerpen. Het tijdstip, waarop dit alles zich afspeelde, was de
nacht van 25 op 26 september 1798. De plaats was de hoeve van Jan de Waal 2) , die volgens aanduidingen in de archiefstukken gelegen was "in de Kroost onder Zeist, een kwartier van de Holle Bilt". De aanduidingen "Holle Bilt" en "Kroost" en ook de
familienaam De Waal zullen u zeker bekend voorkomen. De plaatsnamen zijn hier dichtbij nog steeds te vinden. De familie De Waal behoorde gedurende het grootste deel van de 18e eeuw tot de respectabele ingezetenen van deze streek. Zoals de heer Damstê in zijn boek over Oostbroek en De Bilt vermeldt, vervulden verschillende leden van deze familie in ononderbroken opvolging van 1675 tot 1775 het ambt van gerechtsbode en schutmeester van De Bilt. |
||||||
1) tekst van de lezing, gehouden op maandag 25 oktober 1982 in het
Slot te Zeist door mej. F. Egmond (Soest). 2) het betreft "De Blauwe Schorteldoek" aan de Utrechtseweg. Zie het
uitvoerige artikel "De Boerderij De Blauwe Schorteldoek", door dr K.W. Galis, in het Bulletin van de Van de Poll-Stichting, 7e jaar- gang, 1977, pag 18-41. |
||||||
Jan de Waal was niet de enige bewoner van de hoeve
die in september 1798 overvallen werd. Hij woonde er samen met zijn broers Klaas en Cornelis, en met zijn zuster of vrouw Gerritje. Deze 4 familieleden De Waal waren ten tijde van de overval allen tussen de 60 en 69 jaar oud. Ze werden waarschijnlijk geholpen door de 30-jarige Aaltje Spelt, een nicht van Jan de Waal, die bij hen in huis woonde. Tenslotte waren er twee knech- ten: de 27-jarige Roelof Steenbeek en de 22-jarige Cor- nelis Breeschooten. Jammer genoeg zijn er in de archiefstukken geen per-
soonsbeschrijvingen te vinden van deze mensen. Van hun tegenspelers, de rovers, weten we echter meer. Het ging hier om 8 leden van de Hollandse Bende. Twee van hen bleven buiten op schildwacht staan. De andere 6 drongen het huis binnen en maakten zich meester van geld, sieraden en enige kledingstukken. Zoals blijkt uit een beschrijving van de toestand rond het huis, die de vol- gende ochtend gemaakt werd, lieten de rovers een aan- zienlijke ravage achter. Bij de deur van het achterhuis lag een stuk wilgen-
hout van bijna 2 meter lang. Er was een venster gefor- ceerd en de bovenste helft van de achterdeur bleek ge- heel versplinterd. Achter het bakhuis lag een sparre- boom. De binnendeur - tussen achterhuis en voorhuis - was eveneens opengebroken, terwijl de bewoners toch de twee grendels dicht hadden geschoven. In het voorhuis waren aan de muur en tegen het beschot enige eindjes kaars geplakt. Eén daarvan had de schoorsteenmantel geschroeid. Twee kasten en een hoekbuffet waren met geweld geopend en de inhoud lag over de vloer uitge- spreid. In de binnenkamer stonden drie open kisten, die eveneens leeggehaald waren. Op zolder waren tenslotte nog twee kisten geforceerd. Voordat ik meer ga vertellen over de gebeurtenissen
te Zeist, lijkt het me van belang eerst iets te zeggen over de achtergrond van de Hollandse Bende. De roofoverval in Zeist was namelijk geen op zichzelf
staande gebeurtenis. Ze vormde een van de laatste expe- 3
|
||||
dities in een lange reeks, die omstreeks 1790 was be-
gonnen in de omgeving van Gent, Brussel en Antwerpen, plaatsen die toen in Oostenrijks gebied lagen. Boven- dien was de wijze waarop de rovers te werk gingen geenszins toevallig. Het was deel van een vaste tak- tiek. De rovers verkenden van te voren de locatie en ze gebruikten een stormram om de deuren open te breken. Bij de inbraak in Zeist was het een sparreboom van ruim 2^1 meter lang. Deze taktische kenmerken: dus het ver- kennen en het gebruik van de stormram, waren typerend voor de expedities van een uitgestrekt netwerk van ro- vers waarvan de Hollandse Bende slechts één vertakking vormde. Dit totale netwerk van rovers strekte zich uit over
delen van de Oostenrijkse Nederlanden, het noordelijke Rijnland en de Republiek. Het wordt gewoonlijk aange- duid met de naam Grote Nederlandse Bende. Wat was dit nu precies voor een gezelschap? In de eerste plaats is het van belang de Grote Neder-
landse Bende niet te beschouwen als één groep. Het gaat eerder om een overkoepelende aanduiding voor drie ro- verbenden die achtereenvolgens in de Zuidelijke Neder- landen, het Rijnland en de Republiek opereerden. Elk van deze benden had een eigen naam. De eerste
groep werd de Brabantse Bende genoemd. De tweede de Meerssener Bende en de derde de Hollandse Bende. Deze roverbenden hadden dezelfde hoofdaanvoerders en gedeel- telijk ook dezelfde samenstelling. Dat wil zeggen, als we de drie benden vergelijken, zien we dat een aantal rovers uit de eerste bende, de Brabantse terugkeert in de Meerssener groep. In de Hollandse Bende kwamen ook mensen voor die eerder hadden deelgenomen aan overval- len van de Brabantse en de Meerssener Benden. Zoals ik eerder vertelde, hadden de drie bendetakken
in grote lijnen dezelfde taktiek. Ze opereerden in groepjes van 5 tot maximaal 30 man tegelijk, en pleeg- den vrijwel nooit inbraken in hun woon- of verblijf- plaats. Dat was niet alleen om het risico van herken- ning te voorkomen, maar ook om een goede reputatie in hun woonplaatsen te behouden. En dat kon weer van be- 9
|
||||
lang zijn als er ooit verdenking mocht rijzen.
Wanneer de rovers een expeditie ondernamen, zochten
ze hun doelwit meestal op het platteland. Gewoonlijk waren boeren, fabriekseigenaars, bankiers en winkeliers het slachtoffer. Van te voren werd de locatie van het doelwit verkend. Ook trachtten de rovers aan de weet te komen hoeveel mensen er in huis waren, waar ze sliepen, op welke plaatsen het geld verborgen kon zijn en of er honden waren. Vooral in Holland waren de slachtoffers vaak bejaarde boeren en boerinnen, die met slechts en- kele knechten een grote hoeve bewoonden. De rovers spraken een tijdstip af om elkaar te ont-
moeten en gingen op de bewuste avond elk afzonderlijk de stad uit waar ze verbleven. In kleine groepjes trok- ken ze te voet, per kar, of in Holland soms per boot, naar de plaats van overval. Daar in de buurt kwam de gehele bende bijeen. De hoofdaanvoerder gaf de laatste orders. Enkele man-
nen zochten een boom of een paal die als stormram ge- bruikt kon worden. De wapens werden nagekeken en de rovers inspecteerden of ze zakkenband bij zich hadden om de slachtoffers te knevelen. Ook namen ze waslichten mee om ter verlichting binnenshuis tegen de muren te plakken. Met de boomstam werd vervolgens de huisdeur ingeramd,
waarna de aanvoerders en enkele helpers het huis bin- nengingen. Soms werd daarbij een vuurgevecht geleverd. Nadat de bewoners overmeesterd waren, plunderden de rovers het huis. Vaak braken ze kasten en kisten open en namen ze naast geld ook kleding en zelfs weleens le- vensmiddelen mee. Intussen hielden 2 tot 5 ervaren ro- vers buiten de wacht. Eventuele voorbijgangers moesten ze knevelen en zolang opsluiten. Wanneer er werkelijk gevaar dreigde - en dat kon variëren van een groep ge- wapende boeren tot een volledige compagnie militairen - moesten de schildwachten het alarmsein geven, zodat de rovers zich snel uit de voeten konden maken. Vooral in het Rijnland ontstond wel eens een vuurgevecht waarbij gewonden vielen. Door deze gemeenschappelijke taktiek, door de over-
10
|
||||
lappingen in de samenstelling van de drie genoemde ben-
den, en doordat ze enkele hoofdaanvoerders gemeen had- den, kunnen we deze drie benden als delen van éên groot rovernetwerk beschouwen. Hoeveel mensen tot deze Grote Nederlandse Bende behoorden, is niet zo gemakkelijk te bepalen, juist omdat haar activiteiten zich over zo'n groot gebied uitstrekten. Aan de hand van archiefstuk- ken heb ik een aantal van minstens 110 bendeleden kun- nen vaststellen. En daarbij gaat het alleen om mannen die actief deelnamen aan de roofovervallen, niet om medeplichtigen, zoals helers, spionnen, wapenleveran- ciers en een aantal herbergiers. Bijna tweederde van de actieve rovers waren Joden, die, zoals u weet, in de 18e eeuw in geheel West-Europa op zijn best werden be- schouwd als tweederangs burgers en vaker als zeer on- welkome vreemdelingen. Lang niet al deze mensen waren full-time aan het ste-
len. De meesten hadden wel een bepaald beroep geleerd, maar oefenden dit slechts sporadisch uit. Sommigen com- bineerden hun werk niet het plegen van roofovervallen. En dat ging vooral de marskramers goed af. Het is op- vallend hoeveel rovers van de Grote Nederlandse Bende op grond van hun beroepen behoorden tot de zogenaamde "fahrende Leute", de reizende lieden. Velen trokken rond als marskramer, landarbeider, schipper, zeeman, kleine handelaar en ambachtsman. Vaak hadden ze ook een aantal beroepen - hetgeen in de 18e eeuw heel gewoon was. Om êén voorbeeld te noemen: een van de onderaan- voerders van de Brabantse Bende was de joodse rover Jozef Mozes, alias Jobje Drieduijten. Hij had als jon- gen al gevangen gezeten wegens inbraak. Later diende hij enige tijd bij de marine en ten tijde van zijn deelname aan de Grote Nederlandse Bende werkte hij soms als marskramer en goochelaar. Tenslotte was het voor het succes van de Grote Nederlandse Bende ook van be- lang dat veel aanvoerders en onderaanvoerders over mi- litaire ervaring beschikten. Hoe was deze Grote Nederlandse Bende nu ontstaan?
De eerste bendetak, de Brabantse Bende, werd om- streeks 1789 in Antwerpen gevormd op initiatief van de 11
|
||||
joodse graveur Moyse Jacob. Deze man wordt wel be-
schouwd als vader van de gehele Grote Nederlandse Ben- de, hoewel hij zelf eigenlijk alleen te maken had met de eerste fase. Het was zijn idee om nooit te stelen in de woon- of verblijfplaats, maar altijd op een flinke afstand daarvan. Bovendien was hij degene die de orga- nisatie verzorgde en die - althans in de beginperiode - de hiërarchie in de bende bepaalde. Aan de top stonden Moyse Jacob zelf en enkele mannen
die tot zijn familie behoorden. Jacob was zelf te oud om nog aan de overvallen deel te nemen. Hij liet dit werk over aan zijn twee schoonzoons en aan een broer van êên van hen. Deze drie mannen waren de hoofdaan- voerders van de Grote Nederlandse Bende. Eén of meer van hen waren bijna altijd wel aanwezig bij de over- vallen van de verschillende bendetakken. Deze drie mannen waren: Abraham Picard, een joodse
handelaar en de echtgenoot van Dinah Jacob (de oudste dochter van Moyse Jacob). De tweede was Frans Bosbeeck, de minnaar van Rebecca Jacob. De derde was zijn twee- lingbroer Jan Bosbeeck. De broers Bosbeeck waren niet joods. Ze kwamen uit een dorp aan de Schelde en hadden hun jeugd in Antwerpen doorgebracht als schippers- knechts, timmerlieden en kleine handelaars. Beiden had- den militaire ervaring opgedaan, de ene broer bij de belgische patrlottenlegers, de andere waarschijnlijk bij de Oostenrijkers. In de Brabantse Bende waren zowel Picard als de
broers Bosbeeck actief. Vaak leidden ze elk een eigen groepje rovers, maar het kwam ook voor dat deze drie mannen gezamenlijk een grote expeditie leidden. De Bra- bantse Bende opereerde met enkele onderbrekingen bijna zes jaar lang in de Zuidelijke Nederlanden, van 1790 tot 1796. In haar bloeitijd pleegde ze soms gedurende de zomermaanden elke twee weken een roofoverval. Meest- al waren de rijke boeren van Vlaanderen het slachtof- fer, maar de bende maakte vooral in 1795 zeer veel geld buit bij enkele bedrijven in het franstalige deel van de Zuidelijke Nederlanden. De Brabantse Bende viel uiteen toen Abraham Picard in
|
||||
1796 gearresteerd werd. De andere rovers waren bang dat
hij hen als medeplichtigen zou aangeven, en de meesten vluchtten. Dat Picard in 1796 gearresteerd werd was geen toeval. In 1794 hadden de franse revolutionaire legers de Oostenrijkse Nederlanden veroverd en in de daaropvolgende jaren wisten de Fransen langzamerhand een steeds beter functionerend bestuurlijk en gerech- telijk apparaat op te bouwen. Het uiteenvallen van de Brabantse Bende had daar alles mee te maken. Toch betekende dit niet het einde van de gehele Grote
Nederlandse Bende. De tweelingbroers Bosbeeck waren immers nog op vrije voeten. Zij vertrokken samen met een aantal andere bendelieden naar het gebied tussen Maas en Rijn ter hoogte van Maastricht. Hier heerste in 1796 een nogal chaotische toestand, hetgeen de rovers uitstekend van pas kwam. De streek was weliswaar offi- cieel door de Fransen bezet, maar de Rijn vormde de grens met vijandelijk duits gebied en allerlei legers trokken in deze streken heen en weer. Zoals u zult we- ten, waren de soldaten ook in de late 18e eeuw voor hun voedsel en andere bevoorrading vaak nog aangewezen op de lokale bevolking. Plunderende groepjes soldaten wa- ren dan ook geen uitzonderlijk verschijnsel. En de ro- vers vielen in deze situatie nauwelijk op, zeker wan- neer ze zich voorzien hadden van militaire kledij. Onder aanvoering van de tweelingbroers Bosbeeck en
een nieuwe hoofdman - Mathias Weber - ontstond hier de tweede tak van de Grote Nederlandse Bende. In de loop van 1796-1797 groeide deze geleidelijk, totdat ze bijna even groot was als de voormalige Brabantse Bende, dat wil zeggen ongeveer 60 man (uiteraard waren die nooit alle tegelijkertijd bij een overval betrokken). Deze groep rovers werd naar haar uitgangsbasis - het plaats- je Meerssen ten noorden van Maastricht - de Meerssener Bende genoemd. Net als in de Zuidelijke Nederlanden, wisten de Fran-
sen ook in het Rijnland hun invloed geleidelijk uit te breiden. De Meerssener rovers onderschatten de Fransen en voerden steeds grotere en brutalere rooftochten uit. |
|||||
13
|
|||||
Hun grootste succes werd tevens het einde van de Meers-
sener Bende. Dat hoogtepunt was de roofoverval op het huis van de
bankier Ackens in het plaatsje Eupen. Ruim 30 rovers van de Meerssener Bende trokken in de nacht van 17 op 18 april 1798 het stadje binnen, schietend en lawaai makend om de burgers angst aan te jagen. Ze knevelden enkele nachtwachten, braken het huis van de bankier, dat midden in Eupen aan de Grote Markt lag, open en plunderden het. De buit was enorm: ruim 30.000 gulden. Zo'n bedrag maakt des te meer indruk wanneer we beden- ken, dat een geschoolde arbeider in die tijd in Holland tussen 400 en 600 gulden per jaar verdiende. Deze overval te Eupen bracht zoveel opschudding te-
weeg in het land tussen Maas en Rijn, dat de Meerssener Bende zich genoodzaakt zag haar activiteiten naar an- dere streken te verleggen. In feite viel de bende uit- een, want sommige rovers voegden zich bij benden die verder naar het oosten in Duitsland actief waren. An- deren trokken naar de Bataafse Republiek. De tweelingbroers Bosbeeck gingen beide naar Noord-
Brabant. Met de lotgevallen van Frans Bosbeeck - die daar een eigen bende organiseerde - zullen we ons hier niet verder bezighouden (hij eindigde tenslotte in 1800 aan de galg in Den Haag). Zijn broer Jan was al in 1797 - dus voor het uiteenvallen van de Meerssener Bende - enkele malen in Holland geweest. Hij had in Rotterdam drie mannen gevonden die onder zijn leiding overvallen wilden plegen. Dit vormde het begin van de Hollandse Bende. Deze laatste tak van de Grote Nederlandse Bende ont-
stond dus in 1797. Ruim een jaar later - in de laatste maanden van 1798 - kwam er een einde aan haar bestaan. In die periode van ongeveer 15 maanden pleegde de Hol- landse Bende minstens 35 roofovervallen. De eerste ex- pedities werden ondernomen in het eilandengebied ten zuiden van Rotterdam. Hier maakten de rovers gebruik van een schuit om de afgelegen boerderijen te bereiken. Zo hoefden ze ook niet bang te zijn voor eventuele ach- 14
|
||||
tervolgers. Uiteraard had de bende hiervoor wel ervaren
schippers nodig, die de wateren in dit gebied zeer goed kenden en er zelfs 's nachts zonder lichten de weg kon- den vinden. Jan Bosbeeck en zijn onderaanvoerder, de uit Nijmegen
afkomstige Everard Engelen, recruteerden in de winter van 1797-1798 en het voorjaar van 1798 nog een aantal mannen, totdat de Hollandse Bende in de zomer van 1798 met ongeveer 20 man zijn grootste omvang bereikt had. Ze bleef hiermee kleiner dan de vroegere Brabantse en Meerssener bendetakken. Zoals gezegd, was ook haar sa- menstelling iets anders. In de Hollandse Bende waren slechts weinig Joden te
vinden. Waarom dat zo was is onbekend. De meeste leden van de Hollandse Bende waren afkomstig uit de grote steden van Holland, Brabant en Vlaanderen. Meer ook dan in de andere bendetakken, vinden we onder deze Holland- se rovers mannen met militaire ervaring, schippers en voormalige zeelieden. Dat blijkt ook wanneer we de ach- tergrond bekijken van de rovers die betrokken waren bij de roofoverval te Zeist. De aanvoerders van de overval op de hoeve van Jan de
Waal waren de Brabanders Pierre Gérard (bijgenaamd "Peer de Pastoor") en Kees de Bruyn, alias "Kees de Brabander". Gêrard was een grote en tegelijkertijd ge- drongen man, die ooit gewerkt had als schepenlosser. Ten tijde van de Hollandse Bende trok hij samen met Kees de Bruyn rond als landarbeider. Ze waren in 1798 even oud: 33 jaar. De Bruyn was geboren in Antwerpen en had gevaren als schipper. Hij droeg vaak schipperskle- ren en viel op door zijn blauwe ogen, lichtbruin krul- lende haar en door een puist in zijn gezicht. De twee mannen die tijdens de overval in Zeist op
schildv7acht stonden waren beiden kleermaker geweest. De uit Gent afkomstige Frans de Smit had bovendien een aantal jaren gediend bij verschillende legers. Hij was 33 jaar oud, kort van postuur en had een mager gezicht. De Smit was een van de weinige leden van de Hollandse Bende die goed konden schrijven. Zijn medeschildwacht 15
|
||||
was de Hagenaar Jan Gerrit Waltelingh, een vrij lange
man met een rond gezicht en bruin haar. Waltelingh was in 1798 48 jaar oud en had ooit een vrij grote modewin- kel gehad. Hij kon uitstekend borduren. De vier andere rovers gingen alle met de aanvoerders
de hoeve in. De lange gespierde Philip Janssen hielp de bendeleiders bij het openbreken van deuren en kasten. Hij was ongeveer 27 jaar oud en had meer dan 9 jaar gediend als dragonder. Evenals deze Philip Janssen werkte ook de 35-jarige Brabander Jan Jaspers zo nu en dan als landarbeider. Jaspers was vroeger beurtschipper geweest. Samen met de jongste rover, de 19-jarige Ger- rit Geessinck, knevelde hij de bewoners van de zeister hoeve. Geessinck was een amsterdamse schildersknecht en bediende. De laatste rover tenslotte was de joodse marskramer Wolff Machielsz, een knappe man van ongeveer 23 jaar, met lang zwart haar. Machielsz sprak behalve nederlands ook vloeiend frans, engels en hoogduits. Aan de ene kant hebben we bij de zeister overval dus
te maken met 4 bejaarde slachtoffers, een jonge vrouw en twee knechten. Aan de andere kant zien we 8 ervaren rovers, die de indeling van de boerenhoeve kenden en wisten hoeveel mensen er in huis waren. Om een goed beeld te geven van de gebeurtenissen tij-
dens de overval zal ik nu de slachtoffers zelf aan het woord laten. Hun verklaringen werden een dag na de in- braak opgetekend door Meester van Loon, raad-ordinaris van het Hof van Utrecht. De oudste knecht vertelde:
Dat hij met zijn maat te bedde lag en wak-
ker is geworden van enig gedruis dat hij hoorde. Dat hij gewaar werd, dat er drie manspersoonen op de deel stonden. Dat zij een pistool met los kruit hebben afgeschoten, waardoor hij enigszins in het aangezicht is gekwetst. Dat zij hem en zijn maat daarop met touwtjes de handen op de rug en de benen over elkaar hebben gebonden, en dat zij van elkaar 16
|
||||
gescheiden zijn opdat zij elkaar niet zouden
ontbinden. Dat die personen daarop de achter- deur zijn uitgegaan. Jan de Waal, die zich in het voorhuis bevond, ver-
volgde het verslag: Dat hij is wakker geworden door het geraas
dat hij hoorde in het achterhuis, doch dat het uur hem onbekend is omdat zijn klok stil- stond. Dat hij opgestaan is en met zijn mede- huisgenoten getracht heeft door de deur uit het voorhuis in het achterhuis te gaan. Maar dat hij bevond dat die deur aan de achterzij- de was vastgemaakt. Dat zij aanstonds gewaar werden, dat men
bezig was de buitendeur met geweld op te lo- pen en dat daarop terstond ook de binnendeur in het voorhuis met geweld en braak werd op- gelopen. Dat zich daarop vertoonden, zoals hij
meent, vijf manspersoonen, meest lang van gedaante in donker gecouleurde kleren en meest met ronde hoeden op, hebbende sommigen een brandend kaarsje in de hand. Dat de lichtjes hier en daar tegen de wand werden geplakt. Dat hij van de geweldenaars verstond dat
zij kwamen om zijn geld en dat zij ook ter- stond hem en zijn broeders de gouden hemds- knopen hebben afgenomen. Dat hij met de zij- nen daarop in de kelder is gesloten, docht dat zijn nicht Aaltje Spelt in die confusie zich achter de trap begeven had en dat weinig tijd daarna de kelder weer werd geopend en zij daarin gesloten. Dat hij aldus met zijn huisgezin een ge-
ruime tijd - naar zijn gissing wel twee uur - opgesloten geweest is en dat zij met geweld de kelderdeur hebben geopend. |
|||||
17
|
|||||
Vervolgens gaf Jan de Waal op wat er gestolen was:
het ging om ongeveer 300 gulden in contant geld, een groot aantal zilveren en gouden knopen en schoengespen, een tabaksdoos, een zilveren snuifdoos, vier zilveren sloten, die de rovers van boeken hadden afgebroken, enkele stukken linnen en wat kleding. De rovers waren niet meer te achterhalen. Zoals ze
later vertelden, hadden ze de nacht doorgebracht in een sparren-aanplant tussen Zeist en Huis ter Heide. Enkele rovers liepen de volgende ochtend naar Amersfoort, van- waar ze per kar naar Amsterdam reisden. De anderen lie- pen naar Utrecht en namen daar de trekschuit, eveneens naar Amsterdam. Dat was het einde van de overval te Zeist. Niet lang
daarna - om precies te zijn binnen twee maanden na deze expeditie - kwam ook het einde van de Hollandse Bende. Een aantal rovers werd gearresteerd en slechts een
paar wisten te ontkomen. Van de bendeleden, die hadden deelgenomen aan de inbraak te Zeist, werd in de eerste plaats Jan Waltelingh gearresteerd. Hij werd veroor- deeld door het Haagse Hof van Holland en kreeg een tuchthuisstraf van 50 jaar opgelegd, voorafgegaan door geseling en brandmerking. Drie rovers werden in Amsterdam ter dood veroordeeld.
Het waren Philip Janssen, Frans de Smit en de 19-jarige Gerrit Geessinck. Ze werden in het jaar 1800 opgehan- gen. Een van de aanvoerders bij de zeister overval kwam op
een andere manier om het leven. Pierre Gêrard verdronk tijdens een boottocht op de Zuiderzee ter hoogte van Muiden. Hij was onderweg naar een nieuwe inbraak. De laatste drie deelnemers aan de inbraak te Zeist
tenslotte, werden niet gearresteerd. De aanvoerder Kees de Bruyn en de bendeleden Wolff Machielsz en Jan Jas- pers werden door het Hof van Holland bij verstek ver- oordeeld tot eeuwige verbanning. Ook zij waren sinds die tijd niet meer actief als rovers in de Republiek. |
|||||
18
|
|||||
Een vervolg op de apothekershistorie
Onze voorzitter ontving de volgende reactie op het
artikel over de apothekershistorie uit het dorp Zeist, waaruit mag worden geconcludeerd, dat de Salmiak-Pa- stilles na 100 jaar nog steeds gefabriceerd worden. "Geachte heer Eijsink, Oosterwolde, 10-02-1983.
Van vrienden ontving ik enige dagen geleden de decem-
ber-uitgave van uw stichting, waarin opgenomen de ge- schiedenis van Kraepelien en Holm. Daar ik nog maar korte tijd aan K en H verbonden ben,
bevatte dit artikel voor mij veel nieuwe informatie. Wellicht stelt u het op prijs te weten dat K en H nog
steeds bestaat en nog immer in Oosterwolde gevestigd is. De heer Van Hulsen heeft het bedrijf in 1971 ver- kocht aan Brocacef B.V. te Maarssen, een landelijke opererende farmaceutische groothandel. Ons bedrijf legt zich de laatste jaren voornamelijk
toe op de fabricage van drop, hoestartikelen en suiker- werk en biedt werk aan 45 medewerkers. Dit ter completering van uw artikel.
U veel succes met de stichting toewensend verblijf
ik, hoogachtend,
Kraepelien & Holm B.V.
|
||||||
R.H. Eising, directeur."
|
||||||
L. Visser
|
||||||
19
|
||||||
Activiteitenkalender 1983
28 maart , lezing door J. Meerdlnk over
Zeist tijdens de Franse in-
lijving 5 mei filmvertoning over Zeist in
de dertiger jaren, tijdens
en na de bevrijding begin juni excursie naar de toren van
de Oude Kerk en naar de kerk
van de Evangelische Broeder- gemeente half juni dagexcursie naar Tiel
1 t/m 28 september tentoonstelling "300 jaar
Slotlaan"
7 september ' ^ middagexcursie naar Amers-
foort 3 oktober > '•: «lezing door drs H.L.Ph.
Leeuwenberg over het Diarium
van de Hernhutters uit 1795 |
|||||
20
|
|||||
Het dagelijks werk van de Van de Poll-Stichting
"De Stichting houdt zich bezig met de bevordering en
verbreiding van de kennis omtrent de geschiedenis van Zeist", zo staat het in onze propaganda-folder vermeld. Wat de meeste leden hiervan merken, zijn de lezingen en de excursies, welke naar buiten toe gericht zijn. Bo- vendien de uitgaven die van tijd tot tijd verschijnen en het Bulletin. Maar daarnaast wordt er ook "binnenkamers" werk ver-
richt, dat beantwoordt aan bovengesteld doel. ledere dag toch komen er gegevens van velerlei aard binnen, waaruit een keuze gemaakt wordt en die, als ze voor de Stichting van belang zijn, ordelijk moeten worden be- waard . Daartoe hebben wij onder andere samengesteld de ATLAS
VAN ZEIST, welke uiteen valt in: a. Iconografische Atlas, waarin portretten van Zeiste-
naren zijn opgenomen. Bij ieder portret wordt zo mogelijk een korte levensbeschrijving vermeld. Bo- vendien komen in deze atlas ook foto's van groepen, instellingen en verenigingen voor. b. Historische Atlas. Zij omvat foto's van gebeurtenis-
sen, die in Zeist hebben plaatsgevonden en histo- risch van belang zijn. Deze foto's zijn eveneens voorzien van een korte beschrijving. c. Topografische Atlas, waarin men fotomateriaal aan-
treft van gebouwen, pleinen, parken, tuinen, enz. in Zeist. d. Tenslotte de Albums, die apart worden opgeborgen en
op fiches moeten worden gezet. In de voorafgaande jaren zijn we tot een andere opzet
van de Atlas van Zeist gekomen, welke in haar nieuwe vorm nog niet geheel voltooid is, maar waardoor langza- merhand wel een overzichtelijker geheel ontstaat. Misschien ligt er in een verscholen hoekje bij som-
migen van u nog materiaal, dat in deze Atlas zou kunnen passen? Naast bovengenoemde Atlas bezit de Stichting een
kleine prentenverzameling, bestaande uit oude prenten en tekeningen. Met de inventarisatie zijn we bezig. 21
|
||||
Ook de persberichten spelen een belangrijke rol in
ons dagelijks werk. Uit de kranten onder andere het Utrechts Nieuwsblad, de Nieuwsbode, N.R.C./Handelsblad worden artikelen geknipt, die voor de historie van Zeist van belang zijn. Zij worden in twee groepen ver- deeld. De belangrijkste (historisch gezien) worden op- geplakt, van datum en bron voorzien, bibliografisch ingedeeld en in hangmappen opgeborgen. De overige zijn en worden naar onderwerp verzameld in documentatiemap- pen (ongeveer 60). Uiteraard is dit een bezigheid, die veel tijd, nauwkeurigheid en inzicht vraagt en waarbij steeds de gedachte voorop staat, dat we hiermee menig geïnteresseerde van dienst kunnen zijn en waardoor te- vens talrijke gegevens voor de toekomst bewaard blij- ven. Bij de kaartenverzameling is een aantal oude, origi-
nele exemplaren. Onze kaarten hebben grotendeels be- trekking op Zeist en omgeving. Zij zijn genummerd en chronologisch opgeborgen. Een overzichtslijst vergemak- kelijkt de raadpleging. Voorts is er een systematische catalogus op trefwoor-
den samengesteld, welke van zeer veel nut is bij het geven van inlichtingen. Het verzorgen van de kaarten, d.w.z. het bijplakken,
opmeten en op fiches zetten heeft thans onze aandacht. De bibliotheek is in de jaren 1981 en 1982 nieuw
opgezet. Ze omvat ± 1.000 boeken en geschriften.. Deze zijn bij de tegenwoordige opstelling in vier groepen onderverdeeld, namelijk algemene werken, boeken over de provincie Utrecht, de stad Utrecht en de gemeente Zeist. Zij zijn op fiches gezet in twee systemen, één op
naam van de schrijvers en één op de nummers, zoals zij in de kasten geplaatst zijn. De boeken van de gemeente Zeist zijn ingedeeld vol-
gens rangschikking naar onderwerp, zoals de bibliogra- fie van Zeist, welke in december 1982 is verschenen, aangeeft. De nieuwe catalogus zal in 1983 het licht zien.
|
|||||
.^2
|
|||||
Tijdschriften, uitgegeven door historische verenigin-
gen in de provincie Utrecht, zoals Oud-Utrecht, Tussen Rijn en Lek, liggen bij ons ter inzage. Naast het bovenvermelde houden onze medewerkers zich
bezig met het geven van mondelinge en schriftelijke inlichtingen, terwijl ook de verkoop van uitgaven niet vergeten dient te worden. Aan het geven van informatie is dikwijls veel zoekwerk en daardoor veel tijd verbon- den. Voor mondelinge inlichtingen is de Stichting geopend
op dinsdag in het Slot van 10.30-12.30 uur. Ook telefo- nisch kan men zich dan tot ons wenden (tel. 03404- 10814). Nog zij opgemerkt, dat in principe boeken, kaarten,
enz. uitsluitend op het Slot kunnen worden geraad- pleegd. In grote lijnen hebben wij u verteld, welk werk door
onze medewerkers wordt verzet. Mocht u ons nog kunnen helpen met materiaal de geschiedenis van Zeist betref- fend, dan zal de Stichting u daarvoor zeer dankbaar zijn. Op "de Open Dag", welke tegenwoordig ieder jaar in
september wordt gehouden, tonen wij u de nieuwe aan- winsten, welke in het voorgaande jaar zijn binnen ge- komen . J.Ch. Mollen-Hengeveld
|
|||||
23
|
|||||
De galgen onder Zeist
Zoals bekend hebben er destijds twee galgen onder
Zeist gestaan: die van het Provinciale Hof van de Pro- vincie Utrecht en die van de Hoge en Vrije Heerlijkheid Zeist sedert 1677. In de recente studie van H.G. Jel- gersma, "Galgebergen en galgevelden in West- en Midden- Nederland", Zutphen 1978, worden beide galgen onder Zeist genoemd. De galg was het teken van hoge rechtsmacht 1). Van
Iterson heeft er in zijn boek, "De stad Rhenen" 2), op gewezen dat ook te Zeist de beide galgen ten noorden van de route over de oude postweg Ut recht-Arnhem ston- den. De galg van het Provinciale Hof noordelijk van de route naar de stad Utrecht en die van de Hoge en Vrije Heerlijkheid Zeist en Driebergen aan de Arnhemse Boven- weg, ongeveer ter hoogte van de huidige landgoederen "Het Kerckebosch" en "Heerewegen". Uit de "Bronnen voor de geschiedenis van Zeist" 3)
weten we dat de provinciale galg op een perceel land onder Zeist lag, groot 3 morgen en 200 roeden. Dit per- ceel stond rechtstreeks onder jurisdictie van de pro- vincie. De omschrijving uit 1599 luidt: "van de Coppel- brug op de Galg, 't Hofsgerigt, aan, genaamt de Bree- steeg int jaer 1599". L. Visser geeft in zijn boek "De straatnamen van Zeist", Zeist 1978, blz. 85 aan dat het gedeelte vanaf de brug over de Grift tot aan de Utrechtseweg (tegenwoordig Koppelweg en Oirschotlaan) vanouds Breesteeg genoemd werd. Ik leid uit de perceelsbeschrijving van 1599 af dat ook het gedeelte van de weg naar de provinciale galg dat later "Schapendrift" 4) (thans Sanatoriumlaan) wordt genoemd met de term "Breesteeg" werd aangeduid. De noord-oostelijk te Zeist gelegen heidegronden leenden zich uitstekend voor de schapenteelt. Vanaf de Koppelbrug werden vroeger langs deze weg de schapen naar de heide gedreven. Door een toevalsvondst kwam ik voor het terrein,
waarop de provinciale galg te Zeist stond, de naam "'t Zeyster-zand" op het spoor 5). Deze benaming is m.i. voor zichzelf sprekend. Uit het boek van 0. van Kappen, 24
|
||||
"Geschiedenis der zigeuners in Nederland", Utrecht
1965, blz. 347/348, blijkt dat in 1707 Cornelis Jansz alias Jewinus, oud ca 32 jaar en geboren te Amsterdam, door het Hof werd veroordeeld tot radbraking en ten- toonstelling van het dode lichaam op een rad "op 't Zeyster-zand". Eenzelfde lot onderging Willem Fransz alias Meliades, oud ca 70 jaar en geboren te Valken- burg, te Maastricht. Het moet er in de buurt van de galg in 1707 luguber uitgezien hebben! J.Ph. de Montê Verloren 6) heeft in het Bulletin
reeds eerder gewag gemaakt van een geval uit 1749, waarin een 20-jarige jongeman ter dood werd veroordeeld en opgehangen wegens diefstal van paarden en schapen. De galgen werden in de 18e eeuw dus wel degelijk ge- bruikt! Wanneer de laatste gruwelijke executie heeft plaatsgevonden is nog niet aan de vergetelheid ontrukt. V.A.M, van der Burg
Noten
1) J.Ph. de Monté Verloren, Hoofdlijnen uit de ontwikkeling der
rechterlijke organisatie in de Noordelijke Nederlanden tot de Ba- taafse omwenteling, 6e druk, bewerkt door J.E. Spruit, Deventer 1982, blz. 143 ,' - ' . ;« -• 2) W. van Iterson, De stad Rhenen, De resultaten van een rechtshisto-
risch onderzoek. Assen 1960, blz. 204, noot 103 3) Bronnen voor de geschiedenis van Zeist, Deel II, Assen 1967, blz.
215 4) L. Visser, De straatnamen van Zeist. Ook straatnamen zijn monumen-
ten. Van de Poll-Stichting, Zeist 1978, blz. 65 5) 0. van Kappen, Geschiedenis der zigeuners in Nederland, diss. RU
Utrecht 1965, Assen 1965 6) J.Ph. de Monté Verloren, Een en ander uit de Rechtsgeschiedenis
van Zeist, Bulletin van de Van de Poll-Stichting (4) 1974, blz. 29 ■■ .?.'-■■' .,.■ - |
|||||
m
|
|||||
26
|
|||
P
|
yA ■
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
%/>.
|
yyT^
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^k
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^>,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■f
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rif l
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
''^V^ T^ylUA. WirA
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
' /
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gedeelte situatie-tekening van het land tussen De Brink en Beek en
Roijen en heidelanden boven de Oude Bovenweg, waarop "differente hutten van ouds genaamd de Moscoviters heuvel", waarop aangegeven "het geregt van 't Hof 25 roe int rond". Pentekening van c. 1800 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enkele grepen uit de geschiedenis van Zeist
tijdens de inlijving bij Frankrijk Bestuur
Op 10 juli 1810 werd het Koninkrijk Holland met het
franse keizerrijk verenigd en in ons land het franse bestuursstelsel ingevoerd. Dit betekende dat Zeist, gelegen in het arrondissement Amersfoort, deel ging uitmaken van het Departement van de Zuiderzee, dat met Amsterdam als hoofdstad de provincies Noord-Holland en Utrecht omvatte. In het gemeente-archief van Zeist be- vindt zich de uitvoerige correspondentie tussen de on- derprefect van het arrondissement Amersfoort, A.C. ba- ron Snouckaert van Schauberg en de maire van Zeist, F.N. van Bern. Gemeentebesturen zagen er in die tijd heel democratisch uit, bestonden voor het grootste deel uit ambachtslieden en boeren, maar werden niet democra- tisch gekozen. Zowel maire als "municipale raden" wer- den op voordracht benoemd. Daar kwamen onderprefect en prefect bij te pas. En in Amsterdam zetelde de strenge, uiterst accurate prefect van het departement. De Cel- les. De gemeenteraad moest 14 dagen in mei bijeen komen om de begroting vast te stellen. Andere vergaderingen mochten slechts na voorafgaande autorisatie door de onderprefect plaatsvinden. Het gemeentelijk budget bleef bescheiden, zo'n 5.000 francs 's jaars. Bevolking, dorpsbeeld
Maar de aanpassing van een meer moderne staatsrege-
ling bleef voor ons dorpje moeilijk, want een dorpje was het met 1847 inwoners in 1811, waarvan rond 900 gereformeerden (d.w.z. Ned. Hervormd), 600 rooms-katho- lieken en 300 hernhutters. De "hoofdplaats" telde onge- veer 800 inwoners, ruim 1000 woonden verspreid in "ge- hugten of afgelegen plaatsen". We vernemen nog dat die hoofdplaats 120 woningen telt en komen derhalve op een gemiddelde woningbezetting met 6 a 7 personen. De be- bouwing laat zich voor Nassau Odijklaan en Evangelische |
|||||
28
|
|||||
Broedergemeente gemakkelijk voorstellen. Afgezien van
het verkeer is daar niet veel veranderd. Kern van het dorp vormde de Eerste Dorpsstraat. Daar
bevond zich het oude Regthuis, ter plaatse van het oude Raadhuis, dat thans door afbraak en nieuwbouw met het gemeentehuis aan het Rond zal worden verbonden. Naast de Oude Kerk staan daar de twee bekende herbergen: het Hof van Holland en De Zwaan. Tegenover de kerk op de hoek van de Waterigeweg nog de "oeroude" boerderij. Maar overigens is die Dorpsstraat een woonoord voor
meer notabele Zeistenaren. Ds Daniël Matthijs Kaake- been, de jonge gereformeerde predikant, heeft er zijn pastorie. Daar staat ook het nieuwe logement der Broe- dergemeente, waar de Deen Niels Gormsen de scepter zwaait. De oude maire en vroegere schout, nog altijd arrondissementsraad in Amersfoort, en oom van maire Van Bern, Wouter van Dam, was er gevestigd, evenals zijn twee zusters. En ook de piepjonge 25-jarige maire heeft er gewoond. Naast het Regthuis heeft de gezeten metse- laar Ruth Blanken zijn domicilie, een losplaats voor zijn bouwmaterialen heeft hij aan de Waterigeweg. De Tweede Dorpsstraat draagt een wat eenvoudiger ca-
chet; in het midden van de straat aan de zijde van de Jufferstraat stond de dorpsschool en daar woonde ook meester Pieter de Liefde, die 's winters 75 en zomers 50 leerlingen de beginselen van het rekenen en het abc trachtte bij te brengen. Tussen Beek en Royen, het he- renhuis van de familie Van Meurs van Vollenhoven, later door de dames Walkart bewoond, ter plaatse van het hui- dige postkantoor, bevonden zich wat lage huisjes. Hier en daar in het dorp nog wat kleine buurtjes, zo bij- voorbeeld in de richting van de Voorheuvel-Bergweg. Verder naar Amersfoort en Woudenberg toe veel heide
en bossen op verschillende plaatsen in aanleg. De heide was verlaten door de franse legers van Marmont, maar er is nog wel het dorp Austerlitz met door de Fransen daar neergezette barakken en met wat achtergebleven militai- ren. Plaggenhutten van bosarbeiders op de heide en heel veel armoede. , , |
|||||
29
|
|||||
Ten zuiden van het Rond bevond zich de Broedergemeen-
te, zoals we die nu ook nog kennen, maar met veel meer bedrijvigheid van winkels en ambachten in het Broeder- huis, en kleine industrieën langs de Karpervijver. Het Slot was in gedeelten door de ambachtsheer en groot- grondbezitter Johannes van Laer, een dertiger, ver- huurd. In 1811 breidde hij zijn bezit nog uit door de aankoop van Beek en Royen. Achter het Slot bevond zich nog de nu wat verwaarloosde franse vormtuin en aan de voorzijde lag de grote gezichtslaan, tegenwoordige Slotlaan, met links en rechts een bosgebied, de oude sterrebossen uit de tijd van de aanleg van het Slot- park. Mooi was het ook aan de lage kant van Zeist. Daar
bevonden zich veel boerderijen die we ook nu nog ken- nen: De Bunzing, Zoraerdijk, Stoetwegen, Blikkenburg, en het thans verdwenen Griffensteyn. In totaal telde Zeist 20 landbouwbedrijven, sommige
ook wel op de zandgronden. Veel akkerbouw (diverse graansoorten) daarnaast veeteelt; sommige boeren hiel- den ook schapen. Kortom een groot aantal zogenaamde gemengde bedrijven. De zeister gemeenschap steunde economisch gesproken
op drie bedrijfstakken: akkerbouw en veeteelt in het zuiden; industrie, ambachten en winkels van de Broeder- gemeente langs de Karpervijver en de Zeister Grift (ter hoogte van het sluisje), bosbouw en heide-ontginningen in het noorden en noordoosten. Vergeten we tenslotte niet dat er nog geen sprake was van de buitens langs de Utrechtse- en Driebergseweg. De heide reikte op ver- schillende plaatsen tot aan deze wegen. Met bos rondom had er nooit een korenmolen op de hoek van Driebergse- weg en Molenweg kunnen staan. Het statige Kersbergen verhief zich in zijn loofbos tegenover de kerk. Ter plekke van de Ridderhofstad Blikkenburg stond alleen een boerderij en het huis Wulperhorst had een andere allure dan het later in de zestiger jaren der vorige eeuw gebouwde grote rosé huis. Trouwens dit zuidelijke gedeelte van Zeist werd eerst in december 1811 met Aus- terlitz bij onze gemeente gevoegd. Het werd tevoren I
30 |
||||
de ambachtsheerlijkheden Stoetwegen en
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gerekend tot
Cattenbroeck. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Economische en sociale omtandigheden
Afgezien wellicht van de boeren - maar die hadden
veel te verduren van vorderingen, inkwartieringen en ook de min of meer gedwongen aanplant van meekrap (voor bereiding van kleurstoffen) en beetwortelen (suiker), welke niet van harte ging - had de bevolking het zwaar te verduren. De kwartaalsrapporten, die het gemeente- bestuur naar de onderprefect had te zenden, spreken een duidelijke taal. Overal klachten over gebrek aan grond- stoffen (het continentaal stelsel deed zich duchtig voelen) en beperking van de afzetmogelijkheden. De lo- nen waren laag en de prijzen naar verhouding hoog. Een indruk hiervan kunnen we ons vormen uit onderstaand overzicht, dat ons tevens van de zeister nijverheid een beeld geeft. De cijfers hebben betrekking op het jaar 1812/1813. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De prijszetting die van overheidswege plaatsvond voor
brood en vlees geeft de volgende bedragen in stuivers per pond: we voegen er de prijzen voor boter en kaas aan toe; 1 roggebrood 3 a 3 1/8
1 wijtebroot 3 a 5
frans wittebrood 4
rund- en schapenvlees 4
kalfsvlees 5
boter 5^5
kaas 2^2
Het is duidelijk dat dit voor de zeister arbeider in
die franse tijd leven op of onder het bestaansminimum betekende. Over de landarbeiders, werkzaam op de diverse boerde-
rijen, in de bosbouw en op de heide-ontginningen, vin- den we weinig gegevens. Duidelijk wordt het wel dat ook en vooral hier veel armoe geleden werd. We kunnen dit afleiden uit een staat der "inwoonderen", die medio 1812 aan de onderprefect werd toegezonden. Onder het hoofdje "Wijze van opvoeding der kinderen"
wordt daar vermeld dat het onderwijs slecht is, daar de meeste kinderen "almede" van daghuurders (landarbei- ders) zijn, die in hutten op de heide wonen. Hieruit kunnen we de erbarmelijke woonomstandigheden opmaken en tevens dat het analphabetisme groot moet zijn geweest. De laatste van dergelijke plaggenhutten stond in 1879 nog op de heide ter hoogte van de tegenwoordige Panweg. Het rapport vervolgt: "Wat de voeding betreft: gege-
ten werden "aardappelen en brood, dat nog door de ar- moede bij het gemeen slecht is te bekomen; de hoogere standen genezen zich met de gewoonlijke burgerkost". Er komen zoals te begrijpen is nogal wat ziekten voor
en de rapporterende (Broedergemeente-)arts J.Ch. Kaul- fusz meent dan ook dat: "de grote armoede, het hieruit ontstaande gebrek aan nuttigste levensmiddelen bij de arme volksklas, die bij deze geheel ontberen van zout, voor de bewaring der gezondheid zeer nadelig zijn en ziekten ten gevolge hebben, van welker kwaadaardigheid |
||||
zeer ligt epidemieën kunnen ontstaan". In het bijzonder
gedurende de strenge winter van 1812 (het jaar van de veldtocht naar Rusland!) had de bevolking het zwaar te verduren en worden de meer weigestelden vanuit Amers- foort door de onderprefect en van de kansel door ds Kaakebeen aangespoord tot vrijgevigheid. "Het buitenge- woon strenge jaargetijde (december 1812), de bittere armoede, welke onder de menschen heerscht, hebben mij doen slagen in het organiseren ener Commissie welke zich belast met het uitdeelen van buitengewone onder- stand aan de armen, bestaande in voedsel, deksel, brand", zo schrijft maire Van Bern. Onderwijs
Met het onderwijs aan de dorps jeugd was het in deze
tijd dan ook niet best gesteld. Het onderwijs was van staatswege geregeld, maar de overheid gaf niet veel aan de scholen uit. De onderwijzer moest uit de door de ouders bijeengebrachte schoolgelden worden betaald. Van minvermogenden - en dat waren er veel - moest het schoolgeld uit de armenkas komen. Maar die armenkas had ook slechts beperkte middelen
en zo moesten er wel 100 kinderen van onderwijs versto- ken blijven. In een verslag van juni/juli 1812 wordt de opvoeding
der kinderen te Zeist slecht genoemd. De ongeschoolde arbeiders op de heide - zo vermeldt dit rapport - heb- ben voor hun kinderen weinig behoefte aan het door meester De Liefde gegeven onderricht in schrijven, le- zen en rekenen. Ondanks het zeer gebrekkige basisonder- wijs, waarmee Zeist en zo menig andere plattelandsge- meente het moest doen, waren de plaatselijke besturen verplicht onderwijs in het Frans te doen geven. In veel gevallen werd daarmee de hand gelicht. Zo niet in Zeist, waar een zekere Francois Coullier met deze taak werd belast. Van het jongens- en het meisjesschooltje, respectie-
velijk in het Broeder- en in het Zusterhuis gevestigd, kunnen we zeggen dat ze in deze tijd ondanks hun goede naam een kwijnend bestaan leden. |
|||||
33
|
|||||
We bevinden ons tijdens de franse inlijving in een
overgangsperiode van het "ancien regime" uit de repu- bliektijd naar het moderne bestuur, waaronder we - hoe- zeer ook gewijzigd - ook nu nog leven. Openbare veiligheid en orde
Van die bestuurstaken kiezen we voor Zeist hier de
openbare veiligheid uit om een indruk van de "moderne" organisatie en de te Zeist voorkomende "criminaliteit" te geven. Op hoog bevel moest er te Zeist, evenals in de andere
gemeenten, een veldwachter, een zogenaamde "garde cham- pêtre" worden aangesteld. De organisatie hield in dat in iedere arrondissement een districtscommandant als opperchef van de gemeenteveldwachters moest komen. Deze functionaris, garde-generaal geheten, zetelde in de arrondissementshoofdstad Amersfoort, maar verbleef bij- zonder graag in Austerlitz waar hij gronden en een huls verwierf. Hij heette Francois Antoine Hubert en was gepensioneerd kapitein van het franse leger; onder hem diende als "brigadier" in het tweede canton van het arrondissement, waartoe Zeist behoorde, een zekere Jan ter Horst. En dan komen we op het zeister niveau waar als gar-
de champêtre op 20 februari 1812 wordt benoemd Gerrit Magry, op een salaris van 300 frs per jaar met toelagen voor kleding en uitrusting. De allerhoogste baas in het departement, de prefect De Celles, gaat op 20 augustus 1812 met de benoeming accoord. Gerrit is 52 jaar oud, hij is geboortig uit Nijkerk, heeft 8 kinderen en was al 30 jaar "dienaar van den Hove van Utrecht". Hij moet bewapend zijn met een sabel aan een ceintuur en een paar pistolen. Verder moet hij, eveneens op voorschrift van de prefect, op zijn mouw een metalen plaat dragen met opschrift: "Garde champêtre de la Commune de Zeyst". Na aanstelling van deze veldwachter, worden de werk-
zaamheden van "nagtwagten en klepperlieden" beëindigd. Meer dan êên veldwachter heeft Zeist volgens de maire |
|||||
34
|
|||||
niet nodig, want diverse grondeigenaren in de gemeente
beschikken nog over een boswachter. Over die veldwachter ontstaat er tussen de maire en
de onderprefect nogal wat wrijving. Twee- of zelfs driemaal per week moet Magry naar Amersfoort om daar van allerlei voor de garde-generaal Hubert te doen, hij is dus veel weg en fungeert ook als postbode voor rap- porten tussen Amersfoort en Zeist. Tijdens zijn afwezigheid kan dan de adjunct-maire A.
Verdonck de voorkomende politiezaken opknappen. Daar komt dan nog bij dat chef Hubert helemaal niet over Magry te spreken is. Hij schrijft over hem aan maire Van Bern: "Votre garde champêtre est un gros fênéant (nietsnut) qui ne voudrait servir que la verre a la main". In juli 1813 worden er door de prefect speciale postlopers benoemd en wordt onze Gerrit van zijn taken als boodschappenjongen tussen Amersfoort en Zeist ont- last. Hij mag ook in geen geval gebruikt worden om par- ticuliere zaakjes en boodschappen voor de maire op te knappen. Aan de andere kant moet worden gezegd dat de onderprefect hem ook voor allerlei overheidszaken in- schakelt die met zijn politietaak niets te maken heb- ben. En dat nog wel juist in de zomer van 1813 bij het aflopend getij van de Fransen, nu de politie ter voor- koming van onlusten zo waakzaam heeft te zijn. Tegen deze achtergrond willen we nu een paar politiezaken bekijken, die zich in die jaren te Zeist hebben voor- gedaan. De criminaliteit bepaalde zich vooral tot stroperij,
hout- en schapendiefstal, burengerucht en wanordelijk- heden (er waren te Zeist 7 a 8 tappers). In mei 1813 doen schaapherder Dirk van Lunteren, 28
jaar en boer Willem van den Brink, 39 jaar, beiden wo- nend aan de Krakeling, aangifte van diefstal van 2 schapen door braak in de schaapskooi. Grond en schaaps- kooi zijn eigendom van P.J. van Oosthuyse in Rijsen- burg. Door het volgen van een spoor vonden garde champêtre en adjunct-maire Verdonck in de schuur van Erris Oud Broekhuyse een bebloede kruiwagen. De zoon van Oud Broekhuyse zou de vellen (der gestolen schapen) |
|||||
35
|
|||||
al in Amersfoort hebben verkocht, het vlees had men nog
in huis. Vader en zoon, die naar het huis der gemeente waren meegenomen, bekenden en werden "in bewaring geno- men". De rentmeester van de heer Van Oosthuyse permit- teert de maire van Zeist het vlees van de gestolen schapen "nu in het gemeentehuis" aan de armen te dis- tribueren. Ook de vellen werden achterhaald, want op 23 mei stuurt de rechter van instructie van het tribunaal der eerste instantie te Amersfoort vader en zoon Oud Broekhuyse met een veldwachter naar Zeist tot nader onderzoek. De schaapsvellen bleken zich toch bij een van hen te bevinden. Tegen recu worden ze aan een ver- tegenwoordiger van de rentmeester Loffelt van Van Oost- huyse meegegeven. De aard van het delict en de verdeling van het in
beslag genomen vlees zijn opnieuw symptomen van de heersende armoede. Een ander voorbeeld.
In de zomer van 1813 wordt vanuit Amersfoort geïnfor-
meerd of de daggelders Cornelis van Ee en Gerrit Ger- ritsen, beiden gepakt als wildstropers, in staat zijn de opgelegde boetes te betalen. Het gaat om een bedrag van 71 francs, 6 centimes en kosten. De maire antwoordt dat beiden armlastig zijn. Datzelfde is het geval met Mijns Mijnsen, die tot 38 francs, 19 centimes boete is veroordeeld, omdat hij een hooiberg bedorven heeft, door daar verschillende nachten in te slapen. Wel veel minder strenge straffen in die franse tijd
dan tevoren onder de Hoge Heerlijkheid toen er sneller werd gebrandmerkt en gehangen. Zeist beschikt niet over tehuizen - werkhuizen - voor bedelaars. Wel maant de onderprefect telkens bedelaars, die niet te Zeist thuishoren, naar hun geboorteplaats, althans hun ge- meente van herkomst, terug te zenden. Nu en dan, maar in het bijzonder op 's keizers ver-
jaardag, had ook de openbare orde het zwaar te verdu- ren. Geen politieke onrust of ongeregeldheden bij het voor de Fransen kerende getij, maar wel uitgelatenheid en herrie trappen op de "nationale" feestdag. De vie- ring van de verjaardag van Napoleon op 15 augustus had 36
|
||||
voor de gemeentebesturen een verplicht karakter met
illuminatie van het Regthuis, het uitsteken van de (franse) vlaggen en het luiden van de kerkklok. Dat het in ons dorp vaak niet rustig toeging, blijkt uit een brief van 19 augustus 1812 van de maire aan de onder- prefect: Hij schrijft dat bij vorige vieringen grote ongeregeldheden zijn ontstaan "door 't stooken van vuuren en branden van piktonnen op de straten welker vlammen huizenhoog stegen, maar noch daar en boven tot dat werk de eigendommen der goede ingezetenen werden ontvreemd en gebezigd. Ik vond mij (daarom) verpligt, mijnheer de onderprefect, zulke losbandigheid krachtda- dig tegen te gaan ten einde de goede ingezetenen niet te verontrusten in hunne deelnemende vreugden". Van Bern schrijft deze brief naar aanleiding van een klacht van kastelein Van den Brinck van "De Hoop" die beweert dat de maire hem tegenwerkt. Het is toegestaan op 's keizers verjaardag te "spelen
(muziek te doen maken) en te tappen" en hij wil net als de andere "café"houders vergunning om tot half 10 te doen spelen en te sluiten om half 12. We gaan op deze ruzie nu niet in, maar denken als Zeistenaar van 1983 met discobars in de omgeving aan deze althans in dit opzicht "goede oude tijd" wel eens terug. Als bron van dit artikel werd gebruik gemaakt van de
in het gemeente-archief aanwezige "Ingekomen stukken van het provinciaal c.q. departementaal bestuur". In een volgend artikel hopen we iets te vertellen
over twee keizerlijke bezoeken aan Zeist (in 1811 en 1814) en de vrijwording van de Fransen met de komst der Pruisen en Russen aan het eind van 1813. J. Meerdink
|
|||||
37
|
|||||
Gebrandschilderde ramen in de Oude Kerk van Zeist?
Natuurlijk niet in de huidige Oude Kerk, die immers
- de veel oudere toren buiten beschouwing latend - pas uit 1841/1843 dateert. Maar mogelijk wel in haar voor- ganger, al vinden we daaromtrent niets in het vierdeli- ge boekwerk van Van Eekeren en Kuijper 1). Wel wordt er omstreeks 1678 een bedrag vermeld, uitbetaald aan ene "Huybert de Clock, glasemaeker, wegens geleverde glae- sen in de kerk", maar veel wijzer worden we daar niet van 2). Ook de neef van de hier staande predikant - ds J.E. Kist - prof. N.C. Kist, die in 1841 vervolgens de afbraak van de romaanse en de herbouw van de neo-go- thische kerk meemaakte en daarover een interessant ar- tikel schreef, bericht niets over gebrandschilderde ramen 3). Toch zijn zulke ramen in dorpskerken geen zeldzaam-
heid, zoals bijvoorbeeld in Akkrum, Balk, Engwierum, Wartena, Bloemendaal, Zuid-Polsbroek, Schermerhorn, Hillegersberg (vroeger). Broek in Waterland, De Rijp, Oud Beierland (vroeger), Oostvoorne, Valburg, Wade- noyen, Brakel, enz., enz. 4). Waar het om gaat, zijn de - na de Reformatie nieuw
aangebrachte - rondbogige ramen, want pas in die tijd, na circa 1575 dus, valt de toevallige vondst te date- ren, te vinden in het maandblad der Nederlandse Genea- logische Vereniging "Gens Nostra" van 1982 5). In dat tijdschrift wordt een handschrift gepubliceerd, onder andere de mededeling bevattend, dat Mariken Jacobsdr van Utrecht (geboren 23-11-1682) huwde met Dirck Dam- hoff, drost te Zeist (geboren 1687, overleden Zeist 19-10-1737), zoon van Jacob Damhoff en Quinera Boers. Dan volgt: "Het wapen van Dirck Damhoff, bestaande in 3 purpere bloemen in het midden van yder een geel hardje zoo als in een renonkel, het origineel berust tot Zeyst dog het wapen aldaar in de kerk geschildert is bij aan- neming daar bijgevoegt zijnde een windhond". Aangezien toenmaals het beschilderen met familiewapens e.d. op kerkmuren niet meer gebruikelijk was (zoals soms in de |
||||
38
|
||||
Middeleeuwen), zal het hier gaan om een gebrandschil-
derd raam(gedeelte), Onder de bezittingen van de Van de Poll-Stichting
bevinden zich enige gips(?)-afgietsels van Damhoff-ze- gels, namelijk éên met als randschrift: S. lAN VAN DEN DAMHOF en één - wat deftiger en anders gesneden - zegel met er om heen: SIG. DIRCK DAMHOFF. Allebei zonder windhond. Het oudste zegel, van Jan die te Zeist schout was van 1681 tot circa 1715 en drost van 1699 tot ca 1715, wordt hierbij - vergroot - afgebeeld. Ter aanvulling van de fragment-genealogie Damhof in
het boek van Van Eekeren en Kuijper 6) vermeld ik nog, dat Dirck Damhof en Maria van Utrecht vier kinderen kregen, te weten: Jan (geboren Zeist 27-2-1709; jong gestorven), Mechteld (geboren Zeist 15-12-1710; zie hierna), Willem (geboren Zeist 26-8-1712; zie hierna) en Jan (geboren Zeist; jong gestorven). Ik citeer nu weer: "Het huywelijck van Megteld Dirkx Damhoff met Bastiaan Mr Boers, France kostschoolhouder te Warmondt (soon van Maarten Boers en Johanna Verkolje) die gebo- ren is den 10 May 1711 is op den 6 October 1732 ge- trouwt (te Zeyst op Maandag) met Megteld Damhoff (..........), die geboren is den 15 December 1710".
- "Willem Damhoff. Drost en Schout te Zeyst, met Jo-
hanna Jacoba de Rayneval (dogter van Francois Antoine de Rayneval en Anna Elisabeth Glimer) die geboren is op Zaterdag den 10 November 1714 is op den 9 Maert 1738 (op Sond.) te Warmondt getrouwt met Willem Damhoff (..........) die geboren is den ......... en hebben te
zamen kinderen geprocreeert; nl.: Dirk Francois Wil-
lemsz. Damhoff (geboren 24-5-1738, overleden 19-7- 17..)". Einde citaat. K.W. Galis
|
|||||
39
|
|||||
Noten:
|
|||||||
1) H.J. van Eekeren en P. Kuijper: De Oude Kerk te Zeist, 197V1978
2) O.C., pag. 150
3) N.C. Kist: De Oude Kerk van Zeyst. Nederl. Archief voor Kerkelij-
ke Geschiedenis, deel 2, 18'f2, pag. 384-400
k) men leze o.m. S. ten Hoeve: Geschilderde glazen in Friese kerken, ..........., Alde Fryske Tsjerken,
band 1, 1970/1975, pag. 121-U5
5) E.W. Treffers: Geslachtboom der familie Roosa uit 1738. Gens Nes-
tra, jaarg. 37, 1982, pag. 335, 337, 339
6) zie noot 1), pag. 405-410
|
|||||||
Het wapen van Damhoff
|
|||||||
40
|
|||||||
EMANCIPATIE IN ZEIST
Een opmerking van mr dr V.A.M, van der Burg in de
bibliografie van Zeist over witte plekken in de plaat- selijke geschiedschrijving bracht me op het spoor van twee vrouwen, die zestig jaar geleden een opmerkelijke rol speelden op het gebied van de emancipatie. De eerste was mevrouw H.B. Bakhuis-Wolters, in 1919
als eerste vrouw gekozen in de gemeenteraad van Zeist en in de provinciale staten van Utrecht. Haar optreden in het openbare leven was voor Zeist in die tijd kenne- lijk zo schokkend, dat de heer E. de Klerk, oud hoofd van de Slotlaanschool, zich in 1983 nog herinnerde dat mevrouw Bakhuis-Wolters in de volksmond "Bak thuis wor- tels" werd genoemd. De tweede was mevrouw A.A. van Hoogstraten-Schoch,
die in 1923 in beide bovengenoemde colleges gekozen werd. Ik wil beide dames graag voor u in het zoeklicht plaatsen door hen af en toe aan het woord te laten. Hopelijk krijgen we daardoor en beeld van de enige twee vrouwen, die voor 1945 in de gemeenteraad van Zeist vertegenwoordigd waren en die behalve plaatselijke, ook regionale en landelijke bekendheid genoten. Mevrouw H.B. Bakhuis-Wolters .<
Mevrouw Hendrika Berendina Bakhuis-Wolters werd gebo-
ren op 19 juli 1876 te Arnhem. Ze was getrouwd met Jan Derk Bakhuis, geboren te Staphorst, van beroep pakhuis- knecht. Hij overleed te Zeist op 27 december 1930. De heer en mevrouw Wolters vestigden zich op 30 maart 1917 te Zeist, komende uit Zaandam. Hun huwelijk bleef kin- derloos. Ze woonden aanvankelijk op de Oude Arnhemseweg 133, later Costerlaan 4. Op 2 september 1919 deed me- vrouw Bakhuis haar intree in de gemeenteraad van Zeist als één van de vier raadsleden van de S.D.A.P. De burgemeester, mr C.J. baron van Tuyl van Seroos-
kerken, wees er in zijn welkomstwoord op, dat het een belangrijke dag was voor alle gemeenten in Nederland, omdat voor het eerst de gemeenteraden samengesteld wa- ■■ Wi
|
||||
ren volgens het stelsel der evenredige vertegenwoordi-
ging, waardoor de medewerking van de gehele burgerij in al haar geledingen aan het bestuur der gemeente verze- kerd was. Verder wilde spreker niet voorbijgaan aan het feit,
dat in de gemeenteraad, mede ten gevolge van de nieuwe wet, voor het eerst een vrouw zitting had genomen. Hij heette mevrouw Bakhuis in het bijzonder welkom en sprak de hoop uit, dat de raad zou mogen profiteren van de ervaring, waarover mevrouw Bakhuis op hygiënisch en maatschappelijk gebied beschikte. De raad maakte daar direct gebruik van door haar in
diezelfde vergadering te benoemen tot lid van de com- missie van toezicht op de Zeister Kook- en Huishoudcur- sus en in het bestuur van de Vereniging "Algemeene Zie- kenverpleging". Bij de behandeling van het voorstel van burgemeester en wethouders om voor de aanleg en vergro- ting van de tuin bij het ziekenhuis aan de Krullelaan ƒ 1.700,— beschikbaar te stellen, bleek mevrouw Bak- huis ook duidelijke overredingskracht te hebben. In de notulen lezen we daarover het volgende: "Mevrouw BAKHUIS-WOLTERS zegt dat het haar wil voor-
komen dat het verleenen van het door B. en W. voor dit doel gevraagde crediet zou zijn geld werpen in een bodemlooze put. Zij apprecieert ten zeerste het werk, dat door de vereeniging "Algemeene Ziekenver- pleging" wordt verricht maar h.i. is het ziekenhuis veel te klein en schiet het particulier initiatief in deze te kort, zoodat het tijd wordt, dat de gemeente zelf deze zaak ter hand neemt. Spr. geeft B. en W. in overweging plannen te doen ontwerpen voor een geheel nieuw en grooter ziekenhuis. Door aan dit bestaande gebouw, dat geheel onvoldoende is, verbeteringen aan te brengen, verkrijgt men lapwerk en dit kan nooit goede resultaten geven. Spr. betwijfelt of zij haar stem aan dit voorstel zal kunnen geven omdat zij ook niet gaarne zou zien, dat de patiënten er onder le- den. Als B. en W. met plannen voor een nieuw zieken- huis kwamen was het iets anders. Ten slotte vraagt Spr. of het niet mogelijk is den tuin op eenvoudiger I
42
|
||||
wijze op te knappen. B. en W. zouden dan hun voorstel
kunnen herzien en de beslissing zou voorloopig kunnen worden aangehouden. De heer AALFS zegt geheel accoord te gaan met hetgeen
door mevrouw Bakhuis-Wolters is opgemerkt. Spr. meent dat het misschien wel mogelijk zal zijn het tegen- woordige ziekenhuis te verbouwen doch wanneer dan gebouwd zal worden op den grond, die nu als tuin wordt aangelegd, zou deze som van ƒ 1.700,— zeker weggegooid geld zijn. Wethouder ADRIAANSE vraagt welk voorstel nu aan de
orde is, dat van B. en W. of dat van mevrouw Bakhuis, om de zaak aan te houden. De VOORZITTER zegt dat mevrouw Bakhuis nog geen voor-
stel heeft ingediend. Mevrouw BAKHUIS-WOLTERS stelt voor de behandeling van
dit voorstel heden aan te houden en B. en W. uit te noodigen de zaak nader te overwegen. De heeren VAN DEN BRINK en KNIPSCHILD steunen dit
voorstel. De VOORZITTER stelt thans het voorstel van mevrouw
Bakhuis aan de orde. De heer ADRIAANSE meent, lettende op hetgeen door
mevrouw Bakhuis is gezegd, dat het haar doel is eerst van B. en W. te vernemen of er plannen voor een nieuw ziekenhuis in voorbereiding zijn. Spr. wil er echter op wijzen dat zelfs indien vandaag besloten was tot den bouw van een nieuw ziekenhuis, er nog zooveel tijd overheen zou gaan eer die inrichting voltooid was, dat er alle reden zou zijn den tuin nu eerst wat op te knappen. Daarom is Spr. tegen uitstel. Nog kort geleden stond de Raad een crediet toe van ƒ 5.000,— voor den bouw van een paviljoen achter het zieken- huis. Dit gebouwtje dat ten gevolge van de staking nog niet eens gereed is, kan men nu toch maar niet weer af gaan breken. Mevrouw BAKHUIS-WOLTERS is het niet eens met den heer
Adriaanse. Wanneer er bij B. en W. plannen voor een nieuw gebouw mochten bestaan en het nog 3 jaar zou duren eer dit voltooid was, zou het toch geld weg- 43
|
||||
gooien zijn thans den tuin te gaan opknappen omdat de
boomen moeten groeien. De patiënten zouden er dus niets aan hebben. Spr. wil echter het plan van B. en W. tot verbetering van den tuin niet geheel te niet doen. De tuin kon naar hare meening wel met minder kosten worden opgeknapt. Die ƒ 5.000,— zijn juist een bewijs, dat er geld werd gesmeten in een bodem- looze put want het blijft prutswerk. Men moet nu eens ophouden met al dat lapwerk en de koe flink bij de horens pakken. Het paviljoen kan voorloopig wel blij- ven en, ook al komt er over 2 jaar een nieuw zieken- huis, dan is het toch in 't belang der patiënten den tuin wat op te knappen, doch dit behoeft h.i. geen ƒ 1.700,— te kosten. Zij wil dus B. en W. in over- weging geven hun voorstel in dien zin te wijzigen, dat op goedkooper wijze de tuin worde in orde ge- bracht. Het voorstel van mevrouw Bakhuis, hierna in stemming
gebracht, wordt aangenomen met 10 tegen 5 stemmen. Tegen stemmen de heeren Romondt, Vis, Adriaanse, Stoové, Balhuizen en Paap." Hoewel de resultaten in volgende vergaderingen minder
groot waren dan in die van 2 september 1919, was de invloed van mevrouw Bakhuis toch niet gering. Een voor- beeld van een warm pleidooi voor verbetering van de slechte omstandigheden van de arbeiders vinden we in de notulen van de raadsvergadering van 18 september 1919, naar aanleiding van een verzoek van de zeister bestuur- dersbond tot het geven van een toeslag op de brandstof- fenprijs: "Mevrouw BAKHUIS-WOLTERS zegt dat het advies van B.
en W. op dit verzoek haar zeer heeft teleurgesteld. Verwonderd heeft het haar evenwel niet, want op vroe- gere verzoeken van gelijke strekking werd eenzelfde ., voorstel gedaan, 't Frappeert haar evenwel dat B. en W. nu o.m. ook als motief de loonsverhooging van den laatsten tijd gaan aanvoeren. Zij wil de heeren in overweging geven de stemming in de arbeidersbuurten eens te gaan opnemen en speciaal de arbeidersvrouwen te vragen hoe zij over dit advies, alsmede over de in de vorige vergadering genomen beslissing ten aanzien |
||||
van den gasprijs denken. Zij raadt evenwel aan een
paraplui mede te nemen om de donderbuien af te wach- ten. Maar al stegen de loonen met 60%, de uitgaven voor de
allernoodzakelijkste levensmiddelen gingen met 95% de hoogte in, zoodat de menschen nog 35% te kort komen. Spr. geeft eene opsomming van hetgeen er in een ar- beidersgezin met slechts twee kinderen noodig is en het is voor haar een raadsel hoe deze menschen er kunnen komen, hoe zij de dure brandstoffen en het niet minder kostbare gas betalen kunnen. En dan zijn het nog niet de slechtste patroons die hunne knech- ten, soms vaders van 4 of 5 kinderen, met een week- loon van ƒ 15,— naar huis sturen. Zij vraagt dan ook, wat stellen de heeren zich wel omtrent de uitga- ven van een arbeidersgezin voor. Uit dit en vroegere voorstellen blijkt wel dat althans B. en W. daarom- trent eene geheel verkeerde meening hebben. Spr. weet dat er menschen zijn die hunne brandstoffenbons ver- kochten, maar men veroordeele dit niet alvorens de reden te kennen. Uit armoede en gebrek worden zij tot dien verkoop gedreven, teneinde het tekort aan de allernoodzakelijkste levensmiddelen daarmede te kun- nen aanvullen. De huidige maatschappelijke omstandig- heden drijven er den menschen toe de bosschen in te gaan om eenig hout te halen. Zij wijst er nog op dat het vorig jaar vele vergunningen tot houtsprokkelen werden verleend, doch dat dit nu ook uit is. Spr. ziet voor velen dan ook een uiterst moeilijken tijd in het verschiet en dringt er met klem op aan deze zaak ernstig onder de oogen te zien. Spr. is het met B. en W. eens dat niet kan worden
doorgegaan met het geven van toeslagen, doch zij acht den tijd nog niet gekomen daarmede op te houden, 't Betreft hier n.1. een noodtoestand. Men loopt hier steeds hoog met het burgerlijk armbe-
stuur, doch bedraagt het inkomen ƒ 16, —, dan ver- leent dit bestuur reeds geen steun meer. Bovendien, niet ieder gaat gaarne ondersteuning vragen, de mees- ten hebben nog te veel eergevoel. Daarom bespare men hun dezen moeilijken gang en verleene een toeslag. 45
|
||||
Spr. zal eene motie indienen, houdende de uitnoodi-
ging aan B. en W. tot terugneming van hun advies en tot het doen van een voorstel tot het verleenen van een toeslag." Het mocht niet baten. Het voorstel van b. en w. werd
aangenomen met 8 tegen 4 stemmen. Tegen stemden de le- den van de S.D.A.P., de heren Van Nieuwenhuizen, Van den Brink, Knipschild en mevrouw Bakhuis. Uit het volgende gedeelte van de notulen van de
raadsvergadering van 2 februari 1920 blijkt dat de aan- passingsmoeilijkheden met de eerste vrouw in de gemeen- teraad toen nog niet geheel overwonnen waren. "RONDVRAAG: De heer VAN NIEUWENHUIZEN ziet in de wijze waarop
thans de raads-agenda's worden vervaardigd, een voor- uitgang. Hij zou in overweging willen geven om van het adres, dit met het oog op het vrouwelijk lid, nog af te laten het woord "Heeren". Men gaat dan geheel met zijn tijd mede. De VOORZITTER zegt daartegen niet het minste bezwaar
te hebben. Uit kracht der gewoonte heeft hij de leden steeds met "Heeren" toegesproken en hij behoudt zich de vrijheid voor dit te blijven doen. Mevrouw BAKHUIS-WOLTERS zegt hierdoor nimmer belee-
digd te zijn geweest. Men zou echter in 't vervolg kunnen zeggen "Leden"." Gedurende de gehele zittingsperiode van 1919 tot 1923
is mevrouw Bakhuis vaak aan het woord. Ik heb de in- druk, dat zij, vooral de eerste jaren, fractievoorzit- ter Van Nieuwenhuizen af en toe overvleugelde. Zij pleit voor een afzonderlijke schoolarts, voor uitgifte van grond in erfpacht in plaats van verkoop (van gron- den in het Kerckebosch). Ze zegt op 8 juli 1920 naar aanleiding van een verzoek van de afd. Zeist van de Ned. Onderwijzers Bond: "Het kleine akelige standpunt van het niet erkennen der vakorganisaties moet men nu eindelijk eens verlaten". Zij vecht voor de benoeming van een lid van de S.D.A.P. in het bestuur van het bur- gerlijk armbestuur, voor ontruiming van noodwoningen. |
|||||
«46
|
|||||
t.b.c.-bestrijding, bouw van arbeiderswoningen, steun
aan kraamvrouwen, aanstelling gemeentelijke kraamver- pleegsters, enz. enz. , De Zeister Courant van 21 april 1923 meldt ons, dat
de lijst van de S.D.A.P. geen naam van een vrouw ver- toont, omdat mevrouw Bakhuis zich niet meer verkiesbaar stelde. De reden is me niet duidelijk geworden. Moge- lijk houdt het verband met het feit, dat mevrouw Bak- huis ook zeer actief was als lid van de provinciale staten van Utrecht, of met haar minder goede gezond- heidstoestand. Op 1 juli 1919 nam zij als eerste vrouw zitting in de
provinciale staten. Utrecht had toen 41 statenleden. Al in de statenvergadering van 15 juli 1919 diende zij een motie in, waarin gedeputeerde staten uitgenodigd werden tot een (wettelijke ongevallen)verzekering voor de werklieden in dienst van de provincie bij de Rljksver- zekeringsbank. Gedeputeerde Staten hadden namelijk op 1 juli 1919 aan de staten voorgesteld de provincie zelf tot het dragen van het risico van deze verzekering toe te laten. De motie Bakhuis haalde het bijna. De uitslag was 15-15. Bij herstemming op 16 juli werd de motie verworpen met 17 tegen 16 stemmen. Ook in de statenver- gaderingen was mevrouw Bakhuis actief met betrekking tot de t.b.c.-bestrijding. Op 21 december 1920 vroeg zij gedeputeerde staten te
willen onderzoeken of de provincie een sanatorium voor lijders aan t.b.c. kon stichten c.q. de stichting daar- voor door derden kon bevorderen. Mede op aandringen van mevrouw Bakhuis besloten gede-
puteerde staten op 19 juli 1921 uitkeringen te doen aan plaatselijke verenigingen tot bestrijding van t.b.c. Mevrouw Bakhuis werd in 1923 en 1927 herkozen als
statenlid. Op 23 oktober 1928 bedankte zij wegens ge- zondheidsredenen, nadat zij op 20 december 1927 voor het laatst ter vergadering aanwezig was. In de zit- tingsperiode 1923-1927 waren in de provinciale staten nog twee vrouwen vertegenwoordigd, te weten mevrouw A.A. van Hoogstraten-Schoch en mejuffrouw P.M.B. Holt- |
|||||
47
|
|||||
haus. In de periode 1927-1929 was zij weer de enige
vrouw. In haar plaats werd benoemd mevrouw Wolters-Ar- nolli. Informatie bij het gemeente-archief van Zaandam over
de activiteiten van mevrouw Bakhuis aldaar voor 1917 hadden helaas geen resultaat. Toch staat vast, dat zij ook daar actief met de politiek bezig was. In de zeis- ter raadsnotulen van 27 november 1919 tijdens een debat over het toekennen van een duurtetoeslag op de hoge gasprijs zegt ze daarover het een en ander. Het overige gedeelte van haar betoog geeft een dusdanig beeld van de toenmalige situatie, dat ik het graag volledig ci- teer: "Mevrouw BAKHUIS-WOLTERS zegt, dat toen zij den heer
Aalfs hoorde spreken, zij meende wethouder Adriaanse te hooren, maar hij heeft dezen nog verbeterd. Spr. loopt nu al 20 jaar mee in 't publieke leven en heeft gedebateerd met de kopstukken uit de 2e Kamer, maar zoo iets als de heer Aalfs hier betoogde heeft zij nog nooit gehoord. Het was de beste reclame voor de S.D.A.P., meent Spr., want de menschen hebben nu kun- nen hooren dat zij van een vrijzinnig-democraat niets te verwachten hebben. Toen het adres van de 1.000 vrouwen werd opgesteld, werd er al gesproken van ge- weld te gebruiken. Spr. heeft de menschen toen nog kunnen in bedwang houden door hen aan te raden een adres in te dienen. Zij is er altijd voor geweest den ordelijken weg te volgen, omdat met geweld niets te bereiken is. Ook heeft zij toen de vrouwen al gewaar- schuwd, dat er niet veel kans bestond dat het verzoek zou worden ingewilligd. Het kon evenwel wezen dat de "heeren" eens eene goede bui hadden. Nogmaals betoogt Spr. dat slechts bij enkele categoriën de loonen met 100 a 150% gestegen zijn. De vele kleine pensioen- trekkers, weduwen, arbeiders op buitenplaatsen enz., met inkomens van ƒ 13,— a ƒ 14,— in de week, kunnen de dure gas onmogelijk betalen. Dit is geen opstan- digheid maar het zijn feiten. Weth. Aalfs sprak over bruin brood. Over die praatjes van kinderen zal Spr. maar zwijgen, maar een feit is, dat velen het bruine 48 ,
|
||||
brood zelfs niet kunnen betalen. Weth. Aalfs zegt; er
moet meer arbeid gepraesteerd worden, goed, doch dan moet er ook naar betaald worden. Alleen door den strijd der vakorganisaties kan verhooging van loon verkregen worden, dat heeft men wel kunnen zien aan hetgeen hier dezen zomer gebeurd is. De tijd is voor- bij, dat de arbeider voor een aalmoes wil werken. Door eigen strijd moet de verbetering komen, niet door meer werk. Het geduld van de menschen is ten- einde, zij worden het moe. De sociaal-democratische wethouders geven ook geen toeslag, zeide de voorzit- ter, maar als zij eerst 2 of 3 maanden die plaats vervullen, kunnen zij niet ineens alles doen, zegt Spr. Waar de S.D.A.P. reeds lang de meerderheid heeft, zooals in Zaandam, daar bestaat wel reductie, en toch worden er de gemeente-financiën uitstekend beheerd. Minister De Vries heeft nog onlangs Zaandam een compliment gemaakt over zijn goede financieel beheer. Spr. eindigt met de verzekering dat hare partijge-
nooten dit voorstel niet hebben ingediend om reclame te maken, niet om verlangens op te wekken of opstan- digheid te kweeken, maar uitsluitend om de arme stak- kerds te helpen." Zij kreeg de meerderheid van de raad niet mee. Met
acht tegen vier stemmen werd het voorstel van burge- meester en wethouders aangenomen. ,. ,, Mevrouw Bakhuis woonde geruime tijd aan de Van der
Heij denlaan nr. 72 en de laatste jaren van haar leven in een rusthuis aan de Amersfoortseweg nr 9. Op 25 ok- tober 1958 overleed zij in het verpleeghuis "In de Den- nen", Duinweg 10, alhier. De pers besteedde er geen aandacht aan. Wanneer met dit artikel haar belangrijke activiteiten
aan de vergetelheid zijn ontrukt, dan heeft het aan zijn doel beantwoord. ,,,;; |
|||||
49
|
|||||
De gemeenteraad van Zeist, raadsvergadering van 18
maart 1920
van links naar rechts zittend:
1. G. van den Brink
2. D.J. van Nieuwenhuizen
3. mevrouw H.B. Bakhuis-Wolters
4. J. Knipschild
5. S.G.T. Bendien
6. jhr mr F. van de Poll
7. ds L. Adriaanse, wethouder
8. burgemeester mr C.J. baron Van Tuyll van Seroos-
kerken 9. secretaris G.J. Hungerink
10. G.H. Aalfs, wethouder
11. mr C.C.W. van Romondt Vis
12. mr F.A. Beunke
13. J. van der Linden
14. J.M. Paap
afwezig waren: de raadsleden Balhuizen, Grundmeijer en
Stoové |
|||||
50
|
|||||
De Sociaal Democratische Vrouwenclub Zeist
Staande v.l.n.r.:
E. van Ee, mevr. F. van den Brink-van Slijpe,
? , mevr. E.A. van Dij k-van Sandwijk Zittend;
mevr. C. van den Ende-Schoote, secr. , mevr. H.B. Bak-
huis-Wolters, voorzitter en mevrouw S. Hegt van Gelder,
pennm.
Foto ± 1938.
|
|||||
^m
|
|||||
Mevrouw A.A. van Hoogstraten-Schoch
Mevrouw Amanda Augusta van Hoogstraten-Schoch werd
geboren op 10 december 1869 te Arnhem. Ze was getrouwd met de hervormde predikant Gerard van Hoogstraten, ge- boren 13 mei 1870 te Heerde. Hij overleed te Zeist op 11 juni 1920. Het echtpaar vestigde zich met hun drie zonen op 29 juli 1905 te Zeist, komende uit Brummen. Zij woonden aanvankelijk in de pastorie aan de Ie Dorpsstraat nr 20, later nr 14. Mevrouw van Hoogstraten wordt in de "Moderne encyclopedie der wereldlitera- tuur", 1963-1977, onder meer beschreven als volgt: "Nederlands protestantse romanschrijfster en journa- liste. Redactrice van "Onze Gids" en "Christelijk Vrou- wenleven". Publiceerde in vele tijdschriften o.a. in Elseviers Maandblad. Amanda Augusta van Hoogstraten- Schoch behoorde tot de weinige geëmancipeerde pro- testants-christelijke vrouwen, die naast de man een plaats opeisten in openbare vertegenwoordigende licha- men. In haar romans en andere publikaties trachtte zij de protestantse vrouw sterker bij de tijdsverschijnse- len te betrekken. Haar roman "Gouden Teugels" wilde een christelijk tegenbeeld geven van mevrouw Van Ammers- Küllers emancipatieroman "De Opstandigen". Zij moest, ook in eigen kring, wegens het sentimen-
taliseren van de stof, scherpe kritiek ondergaan. Werken: Romans: De grote Levensweg (1916), De Slot-
vrouwe van Westwoud (1918), Onkeltje (1919), Gouden Teugels (1927), Renata (1920), 't Swane Vecht (1930), Kluizenaartje (1935), De liefde van een moderne vrouw (1932), Horizon (1933). - Novellen en Meditaties: Kijk- jes door 's Levens Venster (1920), Het ongeschonden beeld (1926), Lichlijnen (1928). Op 4 september 1923 doet mevrouw Van Hoogstraten als
lid van de C.H.U. haar intree in de gemeenteraad van Zeist. In de raadsvergadering van 24 september 1923 vraagt ze of het niet mogelijk is, dat b. en w. zich in verbinding stellen met de directie van de Oostertram- maatschappij omtrent de bouw van een wachthuis je voor de tram op het Rond. De burgemeester maakt zich wat van |
|||||
52
|
|||||
de vraag af door te zeggen dat een en ander wel bij de
behandeling van de begroting kan worden bezien. Het raadslid George Fygi meent, dat er van de zijde van de tramdirectie niet veel succes is te wachten. De vereni- ging vreemdelingenverkeer (waarvan hij voorzitter is LV) heeft er al eens moeite voor gedaan, maar tever- geefs. Het is echter niet onmogelijk (aldus de heer Fygi), dat zulk een gebouwtje nog eens vanwege die ver- eniging gebouwd zal worden. Hetgeen ook inderdaad later is geschied. In de volgende raad pleit mevrouw Van Hoogstraten om
wijziging van artikel 9 van de steunregeling voor werk- lozen, waarin wordt bepaald, dat geen steun wordt ver- strekt aan ongehuwde vrouwen (niet-kostwinners), die door b. en w. geschikt geacht worden voor huishoudelij- ke werkzaamheden, ten aanzien waarvan bekend is, dat de vraag naar arbeidskrachten het aanbod belangrijk over- treft. Nu is het, aldus mevrouw Van Hoogstraten, vooral voor
bejaarde vrouwen moeilijk werk te vinden, mede ten gevolge van de duitse invasie op dit gebied. Op grond hiervan wil zij graag het betreffende artikel laten vervallen. Het mocht niet baten, b. en w. waren niet te overtuigen van de noodzaak. In de raad van 29 november 1923 vraagt mevrouw Van
Hoogstraten de voorzitter, als hoofd van de politie, te willen bevorderen, dat de bepalingen der politieveror- dening met clementie worden toegepast. Zij denkt dan speciaal aan het opvangen van loslopende honden. Zij ziet namelijk niet in waarom de politie de bevoegdheid moet hebben loslopende honden op te vangen, althans als deze zich "netjes gedragen". In het eerste jaar van haar raadslidmaatschap had
mevrouw Van Hoogstraten diverse botsingen met wethouder Adriaanse over de vermindering van het aantal gemeente- lijke vroedvrouwen. Op 3 april 1924 doet ze de volgende poging om tot aanstelling van een tweede gemeentelijke vroedvrouw te komen: "Mevrouw VAN HOOGSTRATEN-SCHOCH vraagt of het B. en
W. bekend is, dat mej. Jonk haar taak als vroedvrouw
|
|||||
3S
|
|||||
geheel en al heeft neergelegd. Mej. Walburg, de eeni-
ge die nu als vroedvrouw de praktijk uitoefent, heeft het daardoor verbazend druk. Sedert Januari heeft zij reeds 78 bevallingen behandeld. Nu is het deze week voorgekomen, dat een vader uit Austerlitz haar hulp kwam inroepen, juist terwijl zij bij een andere be- valling assisteerde. Toen deze vader ten tweede male kwam, kon zij nog niet helpen en werd de man verwezen naar een arts in Driebergen. Nu zou Spr. willen vra- gen of B. en W. niet van oordeel zijn, dat dergelijke toestanden allesbehalve bevorderlijk zijn aan de sfeer van rust, die zoo gewenscht is bij de geboorte van een jonge wereldburger en of zij thans het psy- chologisch moment niet gekomen achten, waarop de heer Adriaanse destijds doelde, om tot aanstelling van een tweede vroedvrouw van gemeentewege over te gaan. De heer ADRIAANSE zegt dat hem de feiten niet be-
kend zijn. Spr. zal daarnaar een onderzoek doen in- stellen. De vroedvrouw weet tevoren welke gevallen zij heeft te behandelen en kan dus tijdig maatregelen nemen. Dat de gemeente-geneesheer uit Driebergen in Austerlitz hulp verleent is heel normaal. Spr. kan echter het geval niet beoordeelen voordat een onder- zoek is ingesteld, ook of het betrof armlastige pa- tiënten. Spr. zal over 14 dagen op deze zaak terug- komen" . Veertien dagen later deelt de wethouder de raad mede,
dat burgemeester en wethouders nog niet tot de conclu- sie zijn gekomen, dat een tweede vroedvrouw moet worden aangesteld. Mevrouw Van Hoogstraten had dit blijkbaar al vermoed en had met doktoren in Zeist de zaak al ge- regeld, overigens tot ongenoegen van de wethouder, zo- als uit het volgende debatje blijkt: "Mevrouw VAN HOOGSTRATEN-SCHOCH zegt het niet ge-
heel eens te zijn met den heer Adriaanse. Spr. staat als vrouw veel dichter bij dergelijke zaken, zij voelt dat anders. Spr. blijft het bezwaarlijk achten voor mej. Walburg om alles alleen af te doen. Het publiek in Zeist was nu eenmaal gewend, dat er twee vroedvrouwen waren. Intusschen heeft Spr. deze zaak |
|||||
54
|
|||||
met verschillende doktoren besproken en waar deze
haar hebben beloofd dat, wanneer het voor mocht ko- men, dat patiënten van mej. Walburg niet tijdig door deze geholpen kunnen worden, zij hulp zullen verlee- nen tegen hetzelfde honorarium, dat mej. Walburg neemt, zal Spr. er voorloopig in berusten. De heer ADRIAANSE merkt nog op, dat de vrouwen zich
door aansluiting bij een ziekenfonds ook kunnen ver- zekeren van verloskundige hulp tegen een laag tarief. Spr. meent over deze zaken toch ook wel te kunnen medespreken en er niet zoo ver af te staan. Hij heeft zelf op Java meermalen bij een bevalling geassisteerd en van een "rustige sfeer" was daar in den regel geen sprake. Het geheele dorp stond er bij! Spr. heeft voorts met verwondering vernomen dat Mevr. van H. met de doktoren heeft onderhandeld over vervanging. Krachtens de verordening toch zijn B. en W. bevoegd de vervanging te regelen. Het college is juist bezig dit punt te onderzoeken en zal trachten een regeling dienaangaande te treffen. Dit loopt tegen elkaar in. Mevrouw VAN HOOGSTRATEN-SCHOCH zegt van haar kant
niet minder verwonderd te zijn, dat nu al 78 beval- lingen hebben plaats gehad, B. en W. zullen "trach- ten" een regeling voor de vervanging te treffen. Zij vindt dit nogal kras. Het ligt h.i. voor de hand, dat de Kraamvrouwen-vereeniging voor de belangen der Zeister a.s. kraamvrouwen is opgekomen. De heer ADRIAANSE acht dit toch verkeerd, nu het
aan B. en W. was opgedragen. Het spreekt vanzelf, dat het particulier initiatief vlugger kan werken dan wanneer men den officieelen weg moet bewandelen, doch dit particuliere initiatief kan hij niet toejuichen". Behalve op medisch en sociaal terrein heeft mevrouw
Van Hoogstraten vanuit haar christelijke overtuiging sterk gepleit voor bescherming van het gezinsleven te- gen invloeden van buiten. Bij de rondvraag in de raadsvergadering van 25
februari 1926 zegt "Mevrouw VAN HOOGSTRATEN-SCHOCH dat het haar aandacht heeft getrokken, dat in den |
|||||
55
|
|||||
laatsten tijd alhier herhaaldelijk toestemming wordt
gegeven tot dansen in de avonduren in verschillende inrichtingen. Spr. weet dat de Raad over deze aange- legenheid geen zeggenskracht heeft, maar zij zou toch den burgemeester willen verzoeken deze vergunningen te willen beperken met het oog op het gevaar voor de rijpere jeugd, dat bij verschillende dansgelegenheden niet denkbeeldig is. De heer BALHUIZEN steunt dit verzoek.
, De VOORZITTER zegt gaarne deze zaak te willen over- wegen doch er hier verder niet op in te zullen gaan, aangezien het een politiezaak betreft." Op 1 april 1926 is het voorstel van burgemeester en
wethouders aan de orde tot het verlenen van ontslag aan huwende onderwijzeressen. Vanuit haar visie moet dit voorstel met kracht gesteund worden en dat doet zij dan ook als volgt: "Mevrouw VAN HOOGSTRATEN-SCHOCH meent dat er weinig
kwesties zijn, die zoo verpolitiekt en vertroebeld zijn als deze, die algemeene belangstelling kreeg om de principieele kant die eraan zit, ook buiten ons dorp. Spr. is verwonderd, dat menschen, die strijden voor een 8 urigen werkdag voor den man, voor betere arbeidsvoorwaarden, die o.m. het waarnemen van neven- betrekkingen verbieden, spelender wijze zulk een zwa- re taak op de schouders van de vrouw willen leggen, de zooveel zwakkere vrouw naast de plichten van de huishouding en het moeder zijn, nog willen belasten met de taak van onderwijzeres. De overheid heeft h.i. groot belang bij een gezond, sterk en goed verzorgd gezinsleven, waarop heel het staatsieven berust en * waarin ons land anderen landen ten voorbeeld kan zijn. Bij haar huwelijk gaat de vrouw over tot een gansch
anderen levensstaat. Moederschap is een heilige zaak, die door rust en volkomen toewijding moet worden voorbereid. Dat tal van a.s. moeders toch moeten wer- ken, is te betreuren, maar daarmede heeft de overheid niet te maken. De afwezigheid voor en na de bevalling mag men niet vergelijken met die voor de vervulling 56
|
||||
van zijn militairen dienstplicht door den man. Het
meest klemmende argument voor het verleenen van ont- slag aan de onderwijzeres, die in het huwelijk treedt, is naar Spr. meening echter de huidige toe- stand van het Nederlandsche volk. Waar een groot aan- tal mannelijke werkkrachten werkloos moeten blijven, gaat het niet aan, door het in functie doen blijven van de gehuwde vrouw, te bevorderen, dat in enkele gezinnen twee kostwinners zijn. Men kan in dezen tijd het gezinsleven niet genoeg beschermen. Daarom zal Spr. gaarne haar stem aan dit voorstel geven". Wanneer op 27 januari 1927 de heer Van Nieuwenhuizen (S.D.A.P.) bij de algemene beschouwingen alle raadsle- den onder de loupe neemt en daarbij opmerkt, dat hij het enige vrouwelijke raadslid uit piëteit niet zal bespreken omdat zij geen gemakkelijke taak heeft, maar daarbij betreurt, dat zij het juist was, die de rechten van de vrouw tegenwerkte toen het ging om het ontslag van de gehuwde ambtenares, kan zij niet zwijgen. Ze re- ageerde als volgt: "Mevrouw VAN HOOGSTRATEN-SCHOCH wil geen politieke
rede houden. H.i. is dat hier de plaats niet voor. Aan onze kiezers zijn wij rekenschap verschuldigd, zegt Spr. De heer Van Nieuwenhuizen schijnt zich tot gewoonte te hebben gemaakt om bij de behandeling der begrooting al zijn medeleden van den Raad eene beris- ping toe te dienen. Spr. kan zich voorstellen, dat hij over haar handelingen hier niet tevreden is. Was dit wel het geval, dan zou Spr. niet langer tot de Chr. Historische partij behooren. De dingen zijn niet zoo eenvoudig als de heer Van Nieuwenhuizen meent. De gemeentefinanciën zouden er zeker heel anders voor staan, als voldaan werd aan alle eischen, die de S.D.A.P. stelt. Dat Spr= als eenig vrouwelijk lid van deze vergade-
ring een bijzonder moeilijke positie zou innemen, gelijk de heer Van Nieuwenhuizen beweerde, heeft zij zelve nimmer gevoeld. Integendeel, zij heeft niet anders dan waardeering voor de houding door de andere leden tegenover haar aangenomen. 57
|
|||
Dat Spr. zich verzet heeft tegen het in dienst
blijven van de gehuwde onderwijzeres is juist. Bij Spr. als vrouw, staat het gezinsleven hoog aange- schreven. Zij betreurt het dat de economische toe- stand het in vele gevallen noodzakelijk maakt, dat de gehuwde vrouw nog uit werken gaat. De overheid mag h.i. nooit daartoe medewerken. Spr. heeft in de afdeelingsvergadering al aange-
drongen op het in het leven roepen van functies, spe- ciaal geschikt om door vrouwen te worden vervuld en wil daar hier nogmaals de aandacht op vestigen. Spe- ciaal bij de politie bestaat h.i. behoefte aan vrou- welijke hulp, waarbij zij denkt aan: het bijstaan van allen die inlichtingen wenschen over minderjarigen, de controle over dansgelegenheden, bioscopen, café's e.d., het waarschuwen van ouders, wier kinderen bui- ten hun medeweten of toestemming die inrichtingen bezoeken, het toezicht op de handhaving van het rook- verbod voor kinderen, het waken tegen het tentoon- stellen in winkels van onzedelijke lectuur, plaatwer- ken e.d. en het fouilleeren van vrouwelijke arrestan- ten. In Bussum bestaat zulk een vrouwelijk politiebe- ambte, die daar nuttig werk verricht. Ook acht Spr. gewenscht de aanstelling van eene woning-inspectrice, die toezicht heeft te houden op de bewoning der ge- meente-woningen". Algemeene beschouwingen. Replieken.
"Mevrouw VAN HOOGSTRATEN-SCHOCH verklaart uit haar
tent te zijn gelokt door de opmerking van den heer Van Nieuwenhuizen, dat de Christelijk Historischen zooveel beloven en zoo weinig doen. Zij concludeert hieruit, dat de heer Van Nieuwenhuizen het programma harer partij niet goed heeft gelezen. Haar partij is ongetwijfeld voor het verrichten van allerlei onder- steuningswerkj doch zij acht het noodig daarbij ook te letten op de aan dat werk verbonden kosten. Spr. vraagt niet alleen naar wat er voor nieuws is geko- men, maar ook naar wat er behouden is, en dan stemt 58 ' ■' '' . ■/',■■ ■■■/ ■" ■' '"''"^' '
|
||||
het haar tot tevredenheid, dat er veel goeds is ge-
daan, maar daarbij de toestand der gemeentefinanciën gunstig is gebleven. Waar de Voorzitter heeft gezegd van meening te
zijn, dat de verschillende werkzaamheden, door Spr. genoemd als geschikt voor een vrouwelijke ambtenaar, wel wat heel veel zouden vergen van éên persoon, daar verwijst Spr. naar Bussum, alwaar dat alles tot de taak behoort van de politie-assistente. Voorts is het voldoende duidelijk, verklaart Spr.
dat zij meer in het bijzonder, voor eene dergelijke betrekking eene ongehuwde vrouw in aanmerking zou willen zien komen". Zij bleef raadslid tot zij op 6 november 1929 naar
Katwijk vertrok. Op 2 mei 1935 kwam zij terug in Zeist en vestigde zich in huize "Casita", Prof. Lorentzlaan 20. Van 1924 tot 1927 had zij ook zitting in de provin-
ciale staten van Utrecht. In tegenstelling tot mevrouw Bakhuis-Wolters waren de
politieke activiteiten van mevrouw Van Hoogstraten toch van meer bijkomstige aard. Zij genoot grote bekendheid als schrijfster en publiciste en als zodanig werd zij ook ter gelegenheid van haar zeventigste verjaardag gehuldigd in een der zalen van het Jaarbeursgebouw in Utrecht. De voorzitter van het huldigingscomitê, minister-pre-
sident jhr mr D.J. de Geer, bood haar een geschenk on- der couvert aan en deelde haar mede, dat het H.M. de Koningin had behaagd haar te benoemen tot ridder in de orde van Oranje Nassau. Uit een ter gelegenheid van haar tachtigste verjaar-
dag gehouden interview (Trouw 9-12-1949) blijkt, dat mevrouw Van Hoogstraten tot schrijven was gekomen nadat zij met haar man de pastorie in Zeist introk. Hij ver- zorgde de redactie van de Zeister kerkbode en daarin begon zij een feuilleton te schrijven onder de rubriek "Kijkjes uit 's levens venster". De belangstelling was groot en na verloop van tijd
• 59
|
||||
vroegen velen of het niet als boek zou kunnen ver-
schijnen. Dat gebeurde in 1919 bij J. Kok te Kampen met een door C. Jetses ontworpen omslag, die hierna is afgebeeld. Hij maakte daarbij gebruik van haar eerste bijdrage, die begint als volgt: "In de huiskamer van onze gezellige, oude pastorie,
is een zij raam, dat een kijk geeft, een eind diep in de straat, tot bij de kromming, waar de hoge bomen staan, die de weg daar omzomen. In die straat is de ganse dag het volle mensenleven waar te nemen". Zij vervolgt: "Mijn straat wordt begrensd door twee wegwijzers.
De eene steekt met druk gebaar zijn armen uit, en wijst vier kanten uit, de andere, op wien ik van uit mijn raam altijd het gezicht heb, spitst in voorname, onbewegelijke rust omhoog, het is de oude kerktoren, de wegwijzer naar omhoog. De wegwijzer op den viersprong heeft het altijd het
drukst. Zwaar bemodderde en bestoven auto's remmen als ze hem naderen, en de chauffeurs lezen haastig, druk gesticuleerend, de verschillende namen af. Mo- torfietsen slieren in sierlijke vaart er om heen, om de aanwijzing van een zijner armen te volgen, wande- laars kijken met een vragenden blik omhoog, en spel- len zacht voor zich heen, de namen der verschillende plaatsen. Naar den kerktoren kijken maar weinigen, hij staat er immers al zoo lang, hij wijst ook maar êên kant uit, en van den weg, waar hij heenwijst, weten maar weinigen. Toch is het voor alle menschen, - ik denk er zoo dik-
wijls aan, als ik kijk door mijn venster - zoo nodig, te weten wat mijn toren te vertellen heeft, - want hij spreekt van den weg tot God". Dat is mevrouw Van Hoogstraten ten voeten uit. Vlot
geschreven vanuit een duidelijke christelijke levens- visie. In "Vrouwenspiegel", een literair-sociologische studie over de nederlandse romanschrijfster van mevr. A.H.M. Romein-Verschoor, staat dat mevr. Van Hoogstra- ten-Schoch er bij uitstek in geslaagd is zich een aan- 60
|
||||
merkelijk ruimere lezerskring te ververven dan die van
de christelijke huiskamer.
In een interview met de Zeister Courant op 2 december
1949 zegt de 80-jarige mevrouw Van Hoogstraten:
"Als ik terugkijk, dan is daar veel, waar ik, vroe-
ger anders over heb gedacht dan thans. Vooral geldt dit voor de vrouw. Eens meende ik, dat haar plaats uitsluitend in het gezin was, maar onder de huidige omstandigheden zie ik het nut van de werkende vrouw meer dan ooit". Zij toonde daarmee, dat ze niet schroomde haar eigen
visie op de dingen te wijzigen en op hoge leeftijd nog volledig deel te hebben aan het dagelijkse leven. Mevrouw Van Hoogstraten-Schoch overleed te Zeist op
20 mei 1951. In de Zeister Courant van 21 mei 1951 schrijft de verslaggever, dat hij enkele dagen tevoren van haar het verzoek kreeg haar afscheid in de krant niet te willen tekenen met een reeks van verdiensten. "Zeist heeft mij niets te danken", zo zei ze letter-
lijk: "maar ik moet Zeist dankbaar zijn". Aan haar verzoek is op 21 mei 1951 uiteraard voldaan.
In 1983 is enige aandacht voor deze vrouw, die zestig
jaar geleden benoemd werd tot lid van de gemeenteraad van Zeist, zeker op zijn plaats. L. Visser
|
|||||
61
|
|||||
mm F^<
|
|||||||||
KIIKIES
DOOR 'S J/ENSTER
|
|||||||||
PDOORi
7I.vJi00e I^SCHOCK
|
|||||||||
3L^
|
|||||||||
62
|
|||||||||
Foto ter gelegenheid van de opening van het volksbad-
huis aan de Steynlaan op 11 december 1923. Zittend, van links naar rechts: U.J. Heerma van Voss, B. Balhuizen, L. Adriaanse, burgemeester C.J. baron van Tuyll van Serooskerken, mevrouw A.A» van Hoogstraten-Schoch en jonkheer mr F. van de Poll. |
||||||||||||
Staand (1): G. Van den Brink,
Spaan, gemeentesecretaris G.J. |
mevrouw Troost, J.A.
Hungerink, G.F. Geij- |
|||||||||||
tenbeek, G.H. Figi en E.W. Stokman.
Staand (2): D. Troost, J. Meerdink, P.A. Hij delaar en D. Geldof. |
||||||||||||
Huisman, P.A.
|
||||||||||||
63
|
||||||||||||
mevr. A.A. van Hoogstraten-Schoch
|
||||
64
|
||||
Samenstelling "oude" raad vóór 2 september 1919
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ds L. Adriaanse
B. Balhuizen S.G.T. Bendien G. van den Brink
J. van den Brink J. Fakkeldij
jhr H.H. Huydecoper
J.B. Kion
H.J. van Nie
D.J. van Nieuwenhuizen
jhr mr F. van de Poll
mr G.G.W. van Romondt Vis
jhr L.M. Schuurbeque Boeije
A.E.S. Stoovê
jhr G.E. van Tets van
Goidschalxoord
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.R.
A.R.
Vrijz. Kiesvereniging
"Het Gemeentebelang"
S.D.A.P.
Vrijz. Kiesvereniging
"Het Gemeentebelang"
idem
idem
A.R.
A.R.
S.D.A.P.
Vrijz. Kiesvereniging
"Het Gemeentebelang"
C.H.U.
C.H.U.
C.H.U.
Vrijz. Kiesvereniging
"Het Gemeentebelang"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"nieuwe"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Samenstelling
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raad op 2 september 1919
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G.H. Aalfs
ds L. Adriaanse
mevr. H.B. Bakhuis-Wolters
B. Balhuizen
S.G.T. Bendien
G. van den Brink
J.H. Grundmeijer
J. Knipschild
D.J. van Nieuwenhuizen
J.M. Paap
jhr mr F. van de Poll
ir A.F.C, de Pont
mr C.C.W. van Romondt Vis
A.E. Stoovê
jhr G.F. van Tets van
Goidschalxoord
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
65
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht vrouwelijke raadsleden in Zeist sedert 1919
1919 - 1923 mevrouw H.B. Bakhuis-Wolters S.D.A.P.
1923 - 1929 mevrouw A.A. van Hoogstraten-Schoch C.H.U.
19A5 - 1966 mevrouw D. Inden-Reiss P.v.d.A.
1946 - 1974 mevrouw A.J. Duisterhof-Fieggen P.v.d.A,/P.A.K.
1949 - 1953 mevrouw dr. A. Vollgraff-Roes V.V.D.
4/5-l/9-'53 mevrouw P.J. Takken-de Wit P.v.d.A.
1953 - 1957 mevrouw H. Houtman-Bos V.V.D.
1953 - 1960 mevrouw I.J. van de Velde-Nebbeling C.H.U.
1957 - 1962 mevrouw mr. E. Veder-Smit V.V.D.
1958 - 1966 mevrouw G.E. Herbig-Hofstee V.V.D.
1958 - 1960 mevrouw mr. W.Th.M. van Kerkhoff-Leenders K.V.P. 1966 - heden mevrouw W. Kalis-Slavenburg V.V.D. 1966 - 1974 mevrouw mr. S.M. Kruyt-Ferman V.V.D. 1970 - 1972 mevrouw M. van Colmjon-van der Mark P.A.K. 1970 - heden mevrouw A.M. van Notten-de Jong V.V.D. 1974 - 1978 mevrouw H. Posthumus-Nijhoff P.v.d.A. 1974 - 1978 mevrouw B.G. Morriën-Snelder " P.P.R./P.S.P. 1978 - heden mevrouw J.M. Verspaget P.v.d.A. 1978 - heden mevrouw D.A.M. Huijsmans-Koreman P.v.d.A. 1978 - 1982 mevrouw W.H. Kuiper-Verkuyl D'66 1978 - heden mevrouw J. Groen-Knol C.D.A.
1978 - heden mevrouw mr. E.M. Delvaux-Nijenhuis V.V.D.
1980 - 1982 mevrouw D. Wilders-Wiersma P.v.d.A.
1982 - heden mevrouw mr. W. Dorrestijn-de Geus V.V.D.
1982 - heden mevrouw S.A. Knottnerus-den Engelse ' V.V.D. 1982 - heden mevrouw A. de Zwart-Kuiper ., P.v.d.A.
1983 - heden mevrouw A.M. van Apeldoorn-Pruijt * P.v.d.A.
|
|||||
september 1983.
|
|||||
66
|
|||||
Begraafplaatsen te Zeist
1. Inleiding De Nieuwe Zeister Courant van donderdag 31 maart
1983, blz. 19, bevat een "Pleidooi om oude zeister be- graafplaatsen met behulp van de Monumentenlijst te be- houden". In het onderstaande wil ik de geschiedenis van de gesloten oude Algemene Begraafplaats aan de Bergweg met zijn karakteristieke toegangspoortje schetsen. Deze begraafplaats werd in 1829 aangelegd en in 1830 in ge- bruik genomen. Daaraan was voorafgegaan het gedurende vele eeuwen
rondom en in de Oude Kerk aan de Dorpsstraat te Zeist begraven (1). De aldaar gevonden tufstenen "doodkis- ten", die 100 a 150 jaar ouder zijn dan de voormalige Oude Kerk van 1180, stammen zelfs uit de tijd dat te Zeist een houten kerkje stond. Vanaf 1728 is uit de jaarrekeningen bekend of men in de kerk dan wel op het kerkhof is begraven. Sedert 1755 bestaat het eigen kerkhof van de Evange-
lische Broedergemeente te Zeist. Personen, die daarop begraven werden, betaalden evenwel een bedrag "kerke- gerechtigheid" aan de Oude Kerk. De r.k. bewoners van Zeist, die sedert 1580 behoorden tot de statie Bunnik, werden op een enkele uitzondering na aldaar begraven. Eerst in 1853 krijgen de Katholieken van Zeist een eigen kerkhof achter de r.k. kerk aan de Utrechtseweg. Het r.k. kerkhof is in de jaren 1975/1976 in gedeelten gesloten. Toen het kerkhof rond de Oude Kerk aan de Dorpsstraat
volraakte, legde men er in 1797 een verdieping bovenop. De eerste begrafenis op de aldus verhoogde begraaf- plaats vond in december 1797 plaats. Het gedeelte, dat niet werd verhoogd, kreeg de naam "verloren" kerkhof. Vanuit Frankrijk vatte tijdens de periode van de in-
lijving 1810-1813 de mening post dat begraven in de kerk of in het hart van het dorp of de stad niet strookte met de hygiëne. Toen in 1825 bij de wet werd bepaald dat er niet meer in de kerk begraven mocht wor- ..,,...,. • , - ...•,.-•, ■■■■'■■ ^ ■' - 67
|
||||
den, behoudens uitzonderingen, zoals de koninklijke
grafkelder te Delft, was er te Zeist al sedert 1805 niet meer in de Oude Kerk begraven (2). Tevens bepaalde de wet van 1825 dat er in de gemeenten met meer dan 1000 inwoners ook niet meer op kerkhoven bij en om ker- ken begraven mocht worden. Om aan de uitvoering van deze bepaling kracht bij te zetten, zond de minister van binnenlandse zaken op 22 augustus 1828 een brief, waarop in hun antwoord de burgemeester en assessoren van Zeist trachtten aan te voeren dat de begraafplaats rond de Oude Kerk een bijzonder geval was. In hun ant- woord wezen de bestuurders van Zeist erop dat de Evan- gelische Broedergemeente een eigen kerkhof heeft en de r.k. dorpsbewoners van Zeist meestal in Bunnik, Drie- bergen, Soest of Utrecht begraven worden, zodat er voor dit particuliere protestantese kerkhof rond de Oude Kerk nog geen duizend Zeistenaren overbleven. Het mocht niet baten, een algemene begraafplaats volgens de nieuwe wettelijke bepalingen moest worden aangelegd. In verband met de bouw van de kosterswoning bij de
Oude Kerk werden in 1889 op het rond de ned. herv. kerk gelegen kerkhof enige eigen-graven geruimd, zonder dat daartegen door de gerechtigden bezwaar werd gemaakt. In 1911 werd door de kerkvoogdij van de ned. herv. gemeen- te besloten tot algehele ruiming en afzanding van het kerkhof rond de Oude Kerk. Met dit karwei was men in mei 1913 gereed. Alleen de grafkelder van A. van Meurs van Vollenhoven bleef gespaard. Deze grafkelder is anno 1983 nog geheel intact en herinnert nog aan het oude kerkhof. Aan de achterzijde van de Oude Kerk kan men de grafzerk vinden. Mogelijk bevinden zich op het voorma- lige kerkhofterrein nog de onderste gedeelten van graf- kelders, die bij eventuele ontgravingen in de toekomst te voorschijn kunnen komen. 2. De aanleg van een nieuw kerkhof in 1829 aan de weg
naar de Heuvel Burgemeester F.N. van Bern deed in de raadsvergade-
ring van 8 april 1829 (3) het aanbod om aan de gemeente Zeist een stuk grond te verkopen, waarop "eene nieuwe 68
|
||||
begraafplaats" zou kunnen worden aangelegd. Het betrof
"een stuk lands, ter grootte van 85 Roeden (....) tegen een billijken prijs (....) zijnde hetzelve gelegen aan den Weg naar den Heuvel (thans Bergweg geheten, schr.), op een afstand van 922 ellen (=meters, schr.) of tien minuten van het tegenwoordige kerkhof". Bij de verkoop in 1829 was het terrein een "sparrenbosch". De gemeente Zeist betaalde er 600 gulden voor (4). Rondom de nieuwe begraafplaats werd een gracht gegra-
ven. De daarbij vrijkomende grond diende ter ophoging van het terrein. Aan de binnenkant van de gracht kwam een beukenhaag en de begraafplaats werd met een ijzeren hek afgesloten. Aan weerszijden van dit hek werd aan de ene kant "eene doodgraverswoning" gebouwd en aan de andere kant "een doodenhuis" met de mogelijkheid de noodzakelijke gereedschappen aldaar ook te bewaren. In 1830 vond de eerste begrafenis op de nieuwe be-
graafplaats plaats (5). De begraafplaats kende 4 cate- gorieën: grafkelders, eigen graven, huurgraven en gra- ven voor onvermogenden. Tevoren had op 7 october 1829 (6) de dispensatie
(=ontheffing, schr.) van de verplichting tot het metse- len van een ringmuur rond de begraafplaats van de zijde van het college van gedeputeerde staten van Utrecht plaats gevonden. Reeds op 8 april 1829 werd in de ge- meenteraad geconcludeerd dat deze verplichting voor de gemeente een aanzienlijk bezwaar zou opleveren en daar- toe zelfs "eene geldleening" zou moeten worden aange- gaan. Het toen gedane verzoek om ontheffing had succes. Zeist had in 1830 een ver buiten het dorp gelegen nieuwe begraafplaats. 3. De dubbele grafkelder voor burgemeester Van Bern
Na zijn afscheid als burgemeester van Zeist bleef
F.N. van Bern op "Weltevreden" aan de Utrechtseweg te Zeist wonen. Zijn geschilderd portret is nog steeds in het gemeentehuis van Zeist aanwezig. Uit de notulen van de raadsvergadering van 18 november 1850 blijkt dat men aan de oud-burgemeester een afscheidsgeschenk op ver- zoek heeft gegeven: 69
|
||||
"Verder geeft de voorzitter de raad kennis van een
ingekomen verzoek van den Heer F.N. van Bern, houdende dat aan Zijn ed(ele) moge worden afgestaan de grond- ruimte voor eene dubbele grafkelder op de algemeene begraafplaats alhier en wel de Nummers 59 en 60 van Vak A, welk verzoek werd toegestaan en zijn Heeren Burge- meester en Assessoren (te vergelijken met de wethouders thans, schr.) gemagtigd geworden daarvan de vereischte acte op te maken". Deze dubbele grafkelder is thans nog steeds op de
oude Algemene Begraafplaats aan de Bergweg aanwezig en hierin ligt de eerste burgemeester van Zeist sedert 1813 met zijn tweede echtgenote begraven. 4. De verordening op het begraven van 1855 en 1856
Gezien de artikelen 238 en 254 van de Wet van 29 juni
1851, Staatsblad 83, kwam in de raad van Zeist 3 decem- ber 1855 (7) de kwestie van het tarief van de begrafe- nisrechten en de verordening op de invordering daarvan aan de orde. De begraafplaats bleef onderverdeeld in 4 vakken: grafkelders, eigen graven, huurgraven en graven voor onvermogenden. Daarnaast werd in de verordening aangegeven wat de
nabestaanden verschuldigd waren voor het gebruik maken van een lijkkoets ƒ 6,—, voor iedere volgkoets of rij- tuig ƒ 3,— en dergelijke zaken meer. Interessant is dat in de toelichting op de verordening een opgave wordt gedaan van de kosten van de aankoop en aanleg van de begraafplaats, groot ƒ 3.558,56. Het jaarlijkse on- derhoud bedroeg ƒ 50,— en "het tractement van den doodgraver ƒ 100,—". De vermoedelijke opbrengst bere- kend over de laatste 5 jaren met een nagenoeg gelijk tarief werd geraamd op ƒ 200,— per jaar. De raad besloot 3 december 1855 het reglement op het
begraven op "eene nadere vergadering" te behandelen. Toen gedeputeerde staten (G.S.) van Utrecht in een brief van 11 januari 1856 "eenige bedenkingen" hadden geuit tegen het tarief en de regeling van de begrafe- nisrechten, kwam de kwestie in de raad van 4 februari 1856 (8) opnieuw aan de orde. De verordening en het 70
|
||||
tarief van 3 december 1855 werden ingetrokken en op-
nieuw rekening houdend met de wensen van G.S. vastge- steld. 5. De doodenweg of doodlaan (1875)
Ongetwijfeld zal in de meeste gevallen de begrafe-
nisstoet via de Heuvel (thans Voorheuvel, schr.) naar de begraafplaats gegaan zijn. Doch ook achter de be- graafplaats ontstond een verbinding tussen de Utrecht- seweg langs "Bloemenheuvel" achter de molen "De Vriend- schap" naar wat thans de Bergweg heet. Deze weg werd op de legger van 1875 aangeduid als "Doodenweg of Dood- laan" en heet tegenwoordig: Van Reenenweg (9). Zoals blijkt uit de raadsnotulen van 11 october, 26 october en 19 december 1892, vond eerst toen de verharding van de "Doodweg" plaats. 6. Discussie herstel doodgraverswoning (1884)
In de raad van 2 september 1884 kwam naar aanleiding
van het rapport van de architect van de gemeente de kwestie van het herstel van de doodgraverswoning aan de orde. Het lid Van Asch van Wijk is ter plekke gaan kij- ken en vraagt zich af of het niet voldoende is "alleen den doorrit te verhoogen en het gebouw aan weerszijden te laten zooals het is". Reden om een mooie gevel aan te brengen ziet hij niet want er staan toch bomen die het zicht daarop benemen. Na enige verdere discussie waaraan ook de raadsleden Huydecoper, Van Oosterwijk Bruljn, Meerdink, Kraan en Malefijt deelnemen, besluit de raad op voorstel van de voorzitter, burgemeester G. Costerman, de zaak verder te laten onderzoeken, daar "het doen verheffen van de vloer van het lijkenhuis belangrijke invloed op den prijs zal hebben". In de vergadering van 2 september 1884 (11) komt dan
de raad aan de hand van een nader rapport van de archi- tect tot de conclusie dat het herstel van de doodgra- verswoning doorgang moet vinden. |
|||||
71
|
|||||
7. De (nieuwe) Algemene Begraafplaats aan de Wouden-
bergseweg te Zeist (1917) De oude Algemene Begraafplaats aan de Bergweg te
Zeist werd langzaam ingebouwd. De watertoren van Zeist kwam schuin aan de overzijde van de Bergweg. Van Reenenweg, Bergweg en omgeving werden volgebouwd met woningen. Rond het begin van deze eeuw bleek de Alge- mene Begraafplaats aan de Bergweg te klein aan het wor- den. Uitbreiding ter plekke was onmogelijk. De raad zocht en vond in de Zeister Bossen bij de Woudenbergse- weg een nieuw terrein voor de gemeentelijke begraaf- plaats. Op 26 november 1917 werd de nieuwe Algemene Begraafplaats in gebruik genomen. Sedert 1967 is door toedoen van het kerkbestuur van de r.k. parochie van de H. Joseph te Zeist, toen nog de eigenaar van de r.k. begraafplaats aan de Utrechtseweg, een r.k. gedeelte op de Algemene Begraafplaats aan de Woudenbergseweg in gebruik genomen. Ook na 26 november 1917 werd op de oude Algemene Be-
graafplaats aan de Bergweg nog begraven. Allereerst natuurlijk in de familiegraven maar ook buiten de eigen-graven tot het begin van de zestiger jaren van deze eeuw. 8. De sluiting van de oude Algemene Begraafplaats aan
de Bergweg (1965) Reeds bij het afdelingsverslag van de begroting voor
1956 drongen meerdere leden (vermoedelijk de P.v.d.A.- fractle, schr.) aan op een onderzoek naar de mogelijk- heden om tot sluiting te komen van de oude Algemene Begraafplaats. Een lid, later zou blijken het lid Scheps van de P.v.d.A., vroeg aan het college van bur- gemeester en wethouders opheldering over de gang van zaken. Het college antwoordde daar onder meer op, dat over de periode 1946-1956 gemiddeld 6 a 7 teraardebe- stellingen per jaar hadden plaatsgevonden. In de raadsvergadering van 24 october 1955 (12) komt
het P.v.d.A.-lid Scheps op deze zaak terug. Hij dringt aan op sluiting. Het raadslid Van Dijk (C.H.U.) zei 72 .
|
||||
over deze kwestie het volgende: "De aangelegenheid van
de Oude Begraafplaats is een teer punt. Deze begraaf- plaats is een stukje historie van Zeist. Vijftig jaar geleden lag deze begraafplaats buiten de kom van de gemeente". Uit het afdelingsverslag bij de begroting van 1957 blijkt dat de sluiting weer aan de orde wordt gesteld. Zo ook in 1959, toen er vanuit de raad gewezen werd op de kosten van onderhoud, waartegenover prak- tisch geen inkomsten staan. In de raadsvergadering van 17 november 1958 (13) kwam
de heer Scheps weer op de sluiting van de oude begraaf- plaats terug. Weer speelt het argument van de kosten een zeer grote rol: de oude begraafplaats ƒ 7.000,— en de nieuwe begraafplaats ƒ 21.000,—. Deze voorstelling van zaken wordt door het college van b. en w. als "iets te simpel" afgedaan. Wel is het college bereid een nota op te stellen met betrekking tot de oude algemene be- graafplaats. De draad wordt bij de begroting van 1963 weer opge-
pakt. In de raadsvergadering van 28 januari 1963 (14) bepleit het P.v.d.A.-lid, mevrouw Duisterhof-Fiegen, de sluiting "mede in verband met de sanering van de dorps- kern". Het college deelde daarop mede dat er nog steeds op de oude algemene begraafplaats begraven wordt: 1960: 3; 1961: 2; 1962: 3. Sedert 1954 in totaal 30 begrafe- nissen. Inmiddels heeft het college zich wel ter plekke op de hoogte gesteld en is het van oordeel "dat er toch wel iets gedaan zal moeten worden". Uit de raadsnotulen van 6 april 1964 (15) blijkt, dat
het P.v.d.A.-lid Scheps de strijd nog niet heeft opge- geven. Hij acht de kosten per begrafenis op de oude Algemene Begraafplaats bepaald te hoog. Ook wijst hij op de mogelijkheden voor dit terrein in verband met de sanering van de kern van Zeist. Uiteindelijk zegt het college van b. en w. toe in 1965 tot sluiting over te gaan. Per 1 december 1965 wordt de oude Algemene Begraaf-
plaats aan de Bergweg gesloten (16). Dit betekent dat als er geen bijzondere maatregelen genomen worden na 73
|
||||
1995 deze typische dorpsbegraafplaats mag worden ge-
ruimd en het terrein een andere bestemming mag krijgen. 9. Pleidooi om de oude Algemene Begraafplaats aan de
Bergweg te behouden De oude Algemene Begraafplaats aan de Bergweg is een
typische dorpsbegraafplaats op de Utrechtse Heuvelrug uit de 19e eeuw. De gelaagdheid van de zeister bevol- king weerspiegelt zich in de indeling van vier vakken van het kerkhof. Het poortgebouw is bijzonder karakte- ristiek en draagt als opschrift: "De kleine en de groote is daar en de knecht vrij van zijn heer" (Job 3: 16). Verder bevinden zich rechts in het toegangspoortje de collectebakjes voor de diaconie en de "algemene ar- men". Ten minste drie burgemeesters van Zeist: Van Bern,
Huydecoper en Costerman liggen er begraven. Ook de eigenaren van de oude zeister buitenplaatsen liggen er. De familiegraven Van de Poll en Van Reenen zijn na 1965 overgebracht naar de nieuwe Algemene Begraafplaats aan de Woudenbergseweg. Op de begraafplaats liggen fraaie zerken. Onlangs (17) klonk het pleidooi om deze begraafplaats
te behouden en evenals die van de Evangelische Broeder- gemeente op de monumentenlijst te plaatsen. De begraaf- plaats kan in de gesaneerde kern als een "groene long" blijven voortbestaan. Dit pleit wordt ondersteund door de Raad van Beheer van de Van de Poll-Stichting in een brief van 27 mei 1983 aan het college van b. en w. met het verzoek te bevorderen dat de oude Algemene Begraaf- plaats op de monumentenlijst wordt gezet. Moge de sedert enige jaren veranderde inzichten om-
trent onze nederlandse begraafplaatsen ertoe bijdragen dat dit stukje historie van Zeist bewaard wordt! V.A.M, van der Burg
|
|||||
74
|
|||||
Noten
1. H.J. van Eekeren, De Oude Kerk te Zeist, uitgebreid
en voltooid onder verantwoordelijkheid van de Van de Poll-Stichting te Zeist, door ds P. Knijper, deel I, Zeist 1974, blz. 47 e.v. 2. Idem, deel III, Zeist 1976, blz. 227-228
3. Notulen van de gemeenteraad van Zeist, woensdag 8
april 1829 Ten onrechte wordt in het boekje: Zeist, stad in
het bos, uitgave Gemeente Zeist (z.pl. en z.j.) no 43 bij de foto van het toegangspoortje van de oude begraafplaats aan de Bergweg vermeld dat de be- graafplaats in 1827 in gebruik is genomen. Ook het sluitingsjaar is onjuist. Dit moet zijn 1965. 4. A.W. van de Bunt, Oud Zeist, Baarn 1968, blz. 54-55
5. Inventaris van het Archief der Gemeente Zeist 1599-
1905 (z.pl. en z.j.), blz. 38 (nos 521-534) 6. Notulen van de gemeenteraad van Zeist, woensdag 7
october 1829 7. Idem, 3 december 1855
8. Idem, 4 februari 1856
9. L. Visser, De straatnamen van Zeist. Ook straatna-
men zijn monumenten. Van de Poll-Stichting, Zeist 1978, blz. 72 10. Notulen van de gemeenteraad van Zeist, 2 september
1884 11. Idem, 7 october 1884
12. Idem, 24 october 1955, no 12, blz. 181 en 214
13. Idem, 17 maart 1958, no 13, blz. 200 en 18 november
1958, no 14, blz. 248, 280, 284 14. Idem, 28 januari 1963, no 2, blz. 61 en 29 januari
1963, no 3, blz. 73 en 104 15. Idem, 6 april 1964, no 5, blz. 126 en 7 april 1964,
no 6, blz. 166 en 178/179 16. Nieuwe Zeister Courant 18 november 1964
17. Utrechts Nieuwsblad/N.Z.C. 31 maart 1983, blz. 19
|
||||
75
|
||||
^4
ON
|
||||||
Foto grafzerk van de grafkelder van A. van Meurs
van Vollenhoven (overl. 1817), achterzijde ned. herv. kerk. Dorpsstraat, Zeist |
||||||
Foto poortgebouw oude Algemene Begraafplaats aan de
Bergweg te Zeist |
||||||
00
|
||||||||
3. Foto middengedeelte nabij de banken op de oude Al-
gemene Begraafplaats aan de Bergweg te Zeist |
||||||||
4. Foto opzij vooraan Oude Algemene Begraafplaats aan
de Bergweg te Zeist |
||||||
of een rouwbord ?"
|
||||||
Nauwelijks was de drukinkt van mijn artikeltje over
gebrandschilderde ramen in onze Oude Kerk droog 1), of ik bedacht, dat het wapen Damhoff misschien wel op een rouwbord - of rouwkas - in de kerk had afgebeeld ge- staan. Zulke rouwborden waren in de 17e en 18e eeuw in vele kerken in stad en land te zien, als herinnering aan overleden adellijke personen of wel burger-notabe- len. Voor de kerk vormden ze een inkomstenbron, daar er jaarlijks een bepaald bedrag moest worden betaald voor het ophangen van die borden. Deze vertoonden - naast de naam en data van geboorte en overlijden van de gestor- vene - dikwijls ook diens familiewapen, soms met nog enige kwartierwapens. De franse bezetting. Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap propagerend, gelastte in 1798 alle rouwborden uit de kerken te verwijderen. Som- migen werden toen door familieleden bewaard, de meesten echter zijn verdwenen. In kleinere plaatsen, zoals Ba- tenburg (G.), Oosthuizen (N.H.), Hogebeintum (F.), e.a., bleven ze gespaard en zijn ze nog te bezichtigen. De wapenbeschrijving in het vorige artikel van ons
Bulletin sloeg op drost Dirck Damhoff, in Zeist overle- den op 19 oktober 1737. Het in "Gens Nostra" gepubli- ceerde handschrift, waaraan dit alles werd ontleend, werd afgesloten op 15 december 1738 2). Inderdaad kan het zinnetje "het wapen (nl. van Damhoff, G.) aldaar in de kerk geschilderd......." dus doelen op een rouwbord
en niet op gebrandschilderd glas.
K.W. Galis
1) Zie ons Bulletin, 13, 1983; p. 38-41
2) E.W. Treffers: Geslacht Boom der familie Roosa uit
1738 in Gens Nostra, 37, 1982; p. 331 |
||||||
80
|
||||||
Als voorbeeld een zestal rouwborden (plus een grafmonu-
ment) in de N.H. Kerk te Oosthuizen |
|||||
81
|
|||||
Het sloophoekje
De redactiecommissie heeft besloten onder deze ru-
briek voortaan een aantal foto's te publiceren van re- cent afgebroken of binnenkort af te breken panden in Zeist. De winkels Slotlaan 201/203 werden op 31 december
1982 met de grond gelijk gemaakt. De panden Slotlaan 6 t/m 20 zijn in het afgelopen
halfjaar met enkele woningen aan de Jufferstraat ge- sloopt om plaats te maken voor winkels, kantoren en woningen op de hoek Slotlaan/Jufferstraat. De huizen Ie Dorpsstraat 21 t/m 25 zijn in de maanden
maart/april 1983 gesloopt in verband met de uitbreiding van het gemeentehuis. De stal van Van Arkel, Jufferstraat 17, is gesloopt
in 1982. ^ |
|||||||
Drogisterij "Roby" en stomerij "De nieuwe pauw", Slot-
laan 201/203 |
|||||||
82
|
|||||||
De winkels en woningen Slotlaan 6 t/m 20
|
||||||
'vi%-
|
||||||
De panden Ie Dorpsstraat 21 t/m 25 (uiterst rechts)
|
||||||
83
|
||||||
Van l.n.r. de achterzijde van de gesloopte panden Ie
Dorpsstraat 25 (ged.), 23, 21 en 19 |
|||||||||
De oude stal van Van Arkel aan de Jufferstraat. Rechts
de ingang van Laan van Beek en Royen 1 |
|||||||||
84
|
|||||||||