^uiietiio %io ^evor/erin^cvanj cfe
kennis cvdfo ae aescdieienis cvaru ^ist>, uit^e^evetu cfootu cfe 'Vatv cfe 4off-ótic(itmg^ |
|||||||||
KJn dut nunL-yn&T o.cl.:
V& Cvanac-lUcke Srocderoevtcenie in nap
|
|||||||||
Jlmeurt ICjé^^j jacuracurto rf, ivri
|
|||||||||
Bulletin van de Van de Poll-Stichting
voor de zeister geschiedenis
14e jaargang, maart 1984, nummer 1
|
||||||||
Redactie: dr J. Meerdink, drs Th.G.P.M. Ruijs,
K. Scharten (eindredacteur), drs H.M.J. Tromp en L. Visser Dagelijks bestuur der Stichting:
Drs H.J. Eijsink,
voorzitter. Oranje Nassaulaan 3
Mr dr A.A.H. Stolk,
vice-voorzitter, Krullelaan 28
Mr dr V.A.M, van der Burg,
secretaris. Griffensteijnselaan 77
Dr J. Meerdink,
tweede secretaris. Laan van Beek en Reyen 2
L. Visser,
penningmeester, Lommerlust 17;
postgiro: 3.840.383 t.n.v. de
Van de Poll-Stichting; bank: Algemene Bank Nederland
te Zeist (postgiro 30.549),
t.g.v. rekening 55.86.18.049 van de Van de Poll-Stichting Drs Th.G.P.M. Ruijs,
tweede penningmeester, Jufferstraat 36
|
||||||||
Archief; het Slot, Zinzendorflaan 1
Het Archief der Stichting is geopend op: dinsdag van 10.30 - 12.30 uur |
||||||||
Jaarverslag november 1982 tot november 1983
15 november 1982 vergaderde de Raad van Beheer in het
Zeister Slot. Aan deze vergadering werd voor het eerst deelgenomen door het lid drs H.M.J. Tromp, De biblio- grafie van Zeist, door mr dr V.A.M, van der Burg samen- gesteld, werd in december 1982 aan alle contribuanten gratis toegezonden. Vrijdag 26 november 1982 vond de presentatie in het
Slot plaats van een nieuw boek in de reeks uitgaven van de Van de Poll-Stichting: "En die stroom rees al meer en meer", een historische schets over de opkomst en ontwikkeling van de sociaal-democratische arbeidersbe- weging in Zeist van de hand van G. van Nieuwenhuizen, chef-redacteur van de Nieuwe Zeister Courant. Op 4 maart 1983 vergaderde het dagelijks bestuur in
het Slot. Besloten werd het Bulletin van de Van de Poll-Stichting te tooien met de naam "Seijst" en van een nieuw omslag te voorzien. De tweede secretaris, dr J. Meerdink, hield op maan-
dag 28 maart 1983 een lezing in het Slot over het on- derwerp: "Zeist tijdens de franse inlijving (1810- 1813)". Een gedeelte van deze lezing werd gepubliceerd in het juni-Bulletin. Op bevrijdingsdag vertoonde de Van de Poll-Stichting
in "Figi" een aantal malen een uit fragmenten van di- verse herkomst bestaande historische film over Zeist, waaronder de intocht van de Canadezen na de bevrijding vooral de aandacht trok. Groot was op 5 mei 1983 hier- voor de belangstelling, alsmede voor de tentoonstelling ingericht in de foyer van "Figi" over de bezetting en de bevrijding van Zeist. Op die dag werden ook vele publicaties van de Van de Poll-Stichting verkocht en nieuwe contribuanten geworven. Het speciale "bevrij- dingsnummer" van het Bulletin van de hand van de pen- ningmeester, de heer L. Visser, is terecht met veel waardering ontvangen. Het eerste exemplaar werd door de vice-voorzitter tijdens een speciale bijeenkomst op 4 mei 1983 aangeboden aan de hoofdredacteur van het Utrechts Nieuwsblad/Nieuwe Zeister Courant, drs Max |
||||
Snijders.
De historische dag vond dit jaar op 7 mei 1983 plaats
op Kasteel Groeneveld te Baarn. De geslaagde dagexcursie naar Tiel op woensdag 18 mei
1983 trok veel belangstelling van onze contribuanten. De excursiecommissie zij dank gebracht. Het dagelijks bestuur vergaderde dinsdagavond 24 mei
1983 in het Slot. Tijdens deze vergadering werd medege- deeld dat bij brief van 8 april 1983 de Evangelische Broedergemeente dr A. de Groot te Zeist heeft aangewe- zen tot lid van de Raad van Beheer in plaats van mej. A.G. Groenewegen, die kort tevoren had bedankt als lid. Haar past een woord van dank voor datgene wat zij voor onze Stichting gedaan heeft. Tevens werd in deze verga- dering verslag gedaan omtrent de voortgang aan de werk- zaamheden voor de Bronnenpublicatie over de periode 1631-1651. Op deze vergadering besloot het dagelijks bestuur namens de Raad van Beheer een brief aan het college van burgemeester en wethouders te sturen met een pleidooi om de oude Algemene Begraafplaats aan de Bergweg te Zeist en het priestergraf op het R.K. Kerk- hof aan de Utrechtseweg te Zeist op de monumentenlijst te plaatsen. In verband met het 300-jarig bestaan van de Slotlaan
had van 7 t/m 28 september 1983 een tentoonstelling plaats in het Slot in samenwerking met de Van de Poll- Stichting. Publicaties werden verkocht en nieuwe con- tribuanten gewonnen. Aan de publicatie van het boek over de Slotlaan had onze penningmeester, de heer L. Visser, een zeer belangrijk aandeel. Door het overlijden van mej. J.C. van Keerde op 26
juli 1983 is het legaat van prof. mr J.Ph. de Monté verLoren geheel onbelast ter beschikking van onze Stichting gekomen. Het dagelijks bestuur beraadslaagde over deze kwestie op woensdagavond 24 augustus 1983 in het Slot. In diezelfde vergadering kwam de inventarisa- tie van de verzamelingen van de freules Van de Poll aan de orde, alsmede de mogelijke bruikleen van onderdelen van deze verzamelingen aan het Rijksmuseum Het Loo. Op 3 oktober 1983 hiel drs H.L.Ph. Leeuwenberg, ver-
|
||||
bonden aan het Rijksarchief te Utrecht, een lezing over
het Diarium van de Hernhutters te Zeist over het jaar 1795. De middagexcursie vond dit jaar plaats op 7 september
1983 naar Amersfoort. Bezocht werd de St Joriskerk en de Stichting "De Poth". Ook voor deze geslaagde excur- sie zij de excursiecommissie dank gebracht. Ter voorbereiding van de bijeenkomst van de Raad van
Beheer van 28 november 1983 vergaderde het dagelijks bestuur op maandagavond 31 oktober 1983 in het Slot. Het Bulletin kreeg dit verslagjaar een redactie be-
staande uit de heren: K. Scharten (eindredacteur), J. Meerdink, Th. Ruijs, H. Tromp en L. Visser. Het ver- scheen vier maal in de normale oplage en werd gratis toegezonden aan alle contribuanten. Reeds vermeld is dat ter gelegenheid van 5 mei 1983 een extra-Bulletin verscheen. Redactie en auteurs is onze Stichting voor hun belangeloze medewerking grote dank verschuldigd. Door de nieuwe omslag is gepoogd het blad dat eenvoudig wordt uitgegeven aantrekkelijker te maken. Aan de pu- blicaties in het Bulletin werd in de Nieuwe Zeister Courant aandacht besteed. De redactie wacht gaarne gro- te of kleine bijdragen betreffende de geschiedenis van Zeist in. Met de voorbereiding van de uitgave van de bebou-
wingsgeschiedenis van Zeist van drs R. Blijdenstein hadden de leden van het dagelijks bestuur, Meerdink en Visser, uitgebreide bemoeienis. Ook deze publicatie zal bepaald onze kennis omtrent Zeist gedurende de 19e en 20e eeuw vermeerderen. Evenals een reeks van voorgaande jaren hebben de
vrijwilligers van onze Stichting het dagelijkse werk met toewijding en.enthousiasme verricht. De dames Mol- len en Bertoen en de heren Van Wijk en Roeder is het bestuur grote dank verschuldigd. De catalogus van de bibliotheek is bijna gereed. Aan de topografische atlas en het sorteren en opplakken van de documentatie wordt bij voortduring gewerkt. De collectie van onze Stich- ting is alweer meer toegankelijk geworden! Deze vrij- willigers stonden ook de bezoekers aan de kamer van de |
||||
Van de Poll-Stichting op dinsdagmorgen te woord.
Onze Stichting heeft zich gemeld als gegadigde voor
de vleugel van het Slot of een gedeelte daarvan, waarin thans nog de Muziekschool is gevestigd. Een ruimere huisvesting biedt immers meer mogelijkheden tot een permanente tentoonstelling van de "unica" van onze Stichting. Op ambtelijk niveau heeft reeds overleg met de gemeente Zeist plaatsgehad. De werving van contribuanten heeft gelukkig succes
gehad. Thans beloopt het aantal 463. De Nieuwe Zeister Courant en De Nieuwsbode hebben ook
dit jaar weer de onmisbare publiciteit gegeven aan de activiteiten van onze Stichting. Een woord van dank is meer dan gerechtvaardigd. Ook in de toekomst hoopt onze Stichting op een goede wederzijdse samenwerking. De lokale geschiedschrijving wint nog steeds aan be-
langstelling. Het is jammer dat de gemeente Zeist nog steeds niet het voorbeeld heeft gevolgd van andere ge- meenten, zoals bijvoorbeeld Apeldoorn en Schiedam, door aan het basis- en voortgezet onderwijs een brochure betreffende de plaatselijke geschiedenis ter beschik- king te stellen. Het is te hopen dat de gemeente en onze Stichting de mogelijkheid zullen vinden om aan het zeister onderwijs een beknopte historie van Zeist ter hand te stellen. Een gevolg daarvan zou kunnen zijn een grotere belangstelling uit onderwijskringen voor het werk van de Van de Poll-Stichting. Moge de Van de Fóll-Stichting van de groeiende be-
langstelling voor de lokale geschiedschrijving èn in contribuantenbestand ên in de groei van het aantal vrijwilligers profijt hebben! Van de gemeente Zeist verwacht de Van de Poll-Stichting ook in een tijd van noodzakelijke bezuinigingen een redelijke bijdrage, zodat het in 1951 begonnen werk kan worden voortgezet en waar mogelijk uitgebreid. • V.A.M, van der Burg
Eerste secretaris
|
||||
Verslag van het archiefwerk over het jaar 1983
Het archiefwerk voor de Van de Poll-Stichting is ook
in 1983 voortgezet. Naast het ontvangen van bezoekers en het geven van
inlichtingen (ongeveer 60) op dinsdagmoren in het Slot heeft de documentatie van de aanwezige gegevens weer iets meer vorm gekregen. In de eerste plaats behoort daartoe het opnieuw in-
richten van de bibliotheek waarbij een nieuwe catalogus is samengesteld. Bovendien zijn er twee kaartsystemen gemaakt, êën op naam van de schrijver en êên op het nummer, dat het boek heeft gekregen voor de plaatsing in de kast. Ongeveer duizend werken zijn gecatalogi- seerd. Daarnaast is het werk aan de iconografische atlas
voortgezet, waarbij nieuwe portretten zijn ingevoegd en ook de groepsfoto's werden verwerkt. Voorts vergt de verwerking van de persberichten veel
aandacht. Dit jaar zijn we begonnen met de voornaamste berichten uit de mappen te lichten, ze op te plakken en te coderen volgens de bibliografie van Zeist. Een enorm werk, maar het heeft een aardig resultaat, vooral wat betreft het toegankelijk maken van het aanwezige mate- riaal. Een woord van dank aan de heer K. Scharten, die ons zo trouw de persberichten over Zeist uit het Utrechts Nieuwsblad verschaft. In de kaartenverzameling werden de laatste nog te
registreren kaarten in de bestaande chronologische volgorde ingevoegd. Daarna werd begonnen met het re- gistreren van de vele nog aanwezige bouwtekeningen en een aantal andere afbeeldingen in het bestaande systeem van de topografische atlas. Tijdschriften van zusterverenigingen uit de omgeving
worden van een stempel van de Van de Poll-Stichting voorzien en zijn in daartoe bestemde dozen opgeborgen. Dit jaar is door ons o.a. medewerking verleend aan de
manifestatie op bevrijdingsdag in "Figi", aan de ten- toonstelling "Slotlaan 300 jaar" in het Slot en aan de voorbereiding van de uitgave van de bebouwingsgeschie- |
||||
denis van Zeist door de heer R. Blijdenstein, e.a.
Rest ons de heer Visser te danken, die ons, waar dit
nodig mocht zijn, met raad en daad terzijde staat. Tenslotte! Er is nog veel te doen, maar wij mogen
toch constateren, dat wij de vragen, welke ons gesteld worden steeds gemakkelijker kunnen beantwoorden, omdat we daartoe geordende systemen tot onze beschikking heb- ben. J.Ch. Mollen-Hengeveld
Activiteitenkalender 1984
12 maart lezing door mevr. drs G.M.W. Ruiten-
berg over "Familie-archieven" 26 mei excursie naar de toren van de Oude
Kerk en de kerk van de Evangelische
Broedergemeente 7 september dagexcursie naar Apeldoorn met een
bezoek aan het Rijksmuseum "Paleis Het Loo" 15 september "Open dag" in Slot Zeist
Thema "Bedrijvigheid in Zeist"
oktober lezing
|
||||
De zonde in het deftige dorp
Onder deze titel, met als sub-titel "Een vertelling
van menschen en zeden", verscheen bij "De Maatschappij voor goede en goedkope lectuur, Amsterdam 1912", een roman van de hand van Johan de Meester, die te Zeist veel stof deed opwaaien. Van dit boek kwam in 1982 in de Prisma-boekenreeks nr 2041 bij uitgeverij Het Spec- trum, gevestigd te Utrecht/Antwerpen, een herdruk. Te- vens treft men bij deze herdruk de recensie aan van Frans Coenen (1866-1936), die verscheen in Kunst en Letteren, 24 november 1912. Met geen woord wordt op de achterflap van het prisma-boek, waar een korte levensbeschrijving van de auteur staat, gewezen op het feit dat de roman te Zeist speelt. Johan de Meester werd 6 februari 1860 geboren te Har-
derwijk als Eliza Johannes de Meester. Hij was corre- spondent van het Algemeen Handelsblad te Parijs (1886- 1891), redacteur van de Nieuwe Rotterdamse Courant en mede-redacteur van De Gids (1908-1927). Tot zijn be- kendste boeken behoren: "Geertje" (1905) en "De zonde in het deftige dorp" (1912). Hij overleed te Utrecht 17 mei 1931 (1). Knuvelder (2) rekent Johan de Meester tot de auteurs van het "realistische" genre en typeert hem als de eerste realist onder de nederlandse realistische auteurs. In het boek: "De zonde in het deftige dorp" hekelt De Meester met een vlijmend sarcasme de huiche- larij en schijnheiligheid. Hij trekt als auteur ten strijde tegen het "huichelachtige fatsoen van de bur- gerklasse". De kern van de roman is het feit dat het kindermeisje
van de dominee van de hervormde gemeente te Zeist wordt verleid door de oudste zoon van de predikant uit zijn eerste huwelijk. Het meisje, geheten Dina, raakt in verwachting en langzamerhand raakt heel het dorp Zeist daarvan op de hoogte. Bij herlezing van de roman is mij opgevallen dat de
auteur zo goed op de hoogte is van de topografie en plaatselijke omstandigheden. Ik kreeg toen het vermoe- den dat de auteur of hier gewoond moet hebben of dik- |
||||
wijls bij familie of kennissen gelogeerd heeft. Op mijn
verzoek is toen de heer L. Visser, hoofd interne zaken van de gemeente Zeist, in de bevolkingsboekhouding ge- doken. En, inderdaad! Samen met zijn moeder H.Th. de Meester-van Meurs (in het bevolkigingsregister staat Theodora Hermina i.p.v. Hermina Theodora) en zijn twee broers en zus heeft E.J. de Meester van 4 augustus 1869 tot 7 mei 1875 te Zeist gewoond. Vanaf zijn negende tot bijna vijftiende verjaardag derhalve. Hij was het jong- ste kind van mr G.A. de Meester en H.Th. van Meurs. Uit de stratenlijst van ca 1874 blijkt dat hij woonde naast de Oude Kerk aan de Dorpsstraat. Dit huis is thans ge- nummerd Ie Dorpsstraat 3 en werd in 1857 gebouwd door mejuffrouw W.J. Moens (3). Aannemelijk is dat de weduwe De Meester-van Meurs het gehuurd heeft van mej. Moens. Het feit dat Johan de Meester hier bijna zes jaar
gewoond heeft, verklaart ook het gebruik van het "zeis- ter" dialect in het boek, waarvan ik moet bekennen dat het niet altijd meteen te begrijpen valt. Niet uitge- sloten acht ik het dat de auteur later nog vele malen in Zeist gelogeerd heeft. Ook omtrent de datering van het boek kan ik tot een
nadere conclusie komen. Een van de buitens die niet met een andere dan de eigen naam vermeld wordt is: Lommer- lust (4). Van dit buiten aan de Utrechtseweg werd in 1907 eigenaar O.M. Blanckenhagen. Deze eigenaar-bewoner wordt in de roman als een parvenu afgeschilderd. Voorts deelt de auteur zelf mede (herdruk, blz. 224) dat het verhaal is gedacht te gebeuren voor de wet van 16 no- vember 1909. Hiermede is in de tijd naar mijn oordeel aangegeven wanneer J. de Meester het boek geschreven heeft. De gemeente Zeist heeft 3 november 1948 (5) een
straat naar de auteur genoemd. Wie kennis wil nemen van de sfeer in Zeist v65r de
eerste wereldoorlog mag het boek van J. de Meester, dat sinds 1982 weer binnen het bereik van veel nederlands- talige lezers gekomen is, niet ongelezen laten. " A* . V.A.M, van der Burg
10 |
||||
Noten
|
||||||
1. Grote Winkler Prins Encyclopedie, deel 15, Amster-
dam/Brussel 1982, blz. 190 2. G.P.M. Knuvelder, Handboek tot de geschiedenis der
Nederlandse Letterkunde, deel IV, 6e druk, 's-Herto- genbosch 1977, blz. 382 3. Roland Blijdenstein, Zeist, Groei en Bouw, 2: Het
Slot en omgeving, Zeist 1983, blz. 69 4. Roland Blijdenstein, a.w., blz. 135-136
5. L. Visser, De straatnamen van Zeist. Ook straatnamen
zijn monumenten. Van de Poll-Stichting, Zeist 1978, blz. 68-69 |
||||||
11
|
||||||
De Evangelische Broedergemeente te Zeist
ten tijde van de Bataafse Omwenteling in januari 1795 De archieven van de Broedergemeente te Zeist, welke
in het rijksarchief in Utrecht worden bewaard, bevatten diverse bronnen, die nader licht werpen op de woelige dagen van de franse invasie in de zieltogende Republiek der Verenigde Nederlanden en wel speciaal op de gebeur- tenissen in Zeist. Behalve het Gemeindiarium, een in de vorm van een dagboek bijgehouden kroniek van de belang- rijkste voorvallen in de gemeente, treft men daar aan het Dlarium van het koor der ongehuwde broeders, de notulen van de Aeltesten Conferenz (vergelijkbaar met de kerkeraad in andere protestantse gemeenten) en die van het Aufseher Collegium, belast met het toezicht op de zakelijke aangelegenheden van de gemeente. Daarnaast zijn er nog de correspondentie-reeksen met de centrale organen te Herrnhut en met de andere hernhutter gemeen- ten 1). Het hierna volgende verhaal, een bijgewerkte versie
van een lezing voor de Van de Poll-Stichting in oktober 1983, geeft niet zozeer een beschrijving van de ge- vechtshandelingen in en om Zeist, al komen deze uiter- aard wel zijdelings ter sprake. Veeleer zal worden ge- tracht een impressie te geven van de hernhutter gemeen- schap te Zeist rond 1795 en met name van haar reactie op de revolutionaire ontwikkelingen. Daar deze zich al aankondigden in de jaren '80, tijdens de zgn. patriot- tentijd, zullen verwijzingen naar deze voorafgaande periode niet ontbreken. Voor zover een globaal bronnen- onderzoek dat toelaat, wordt een poging gedaan de hou- ding van de broeders te belichten tegenover de nieuwe politieke ideeën over vrijheid en democratie van de patriotten, en in het bijzonder aandacht besteed aan de gebeurtenissen in de kritieke periode van januari 1795 en daarna. Voor een diepgaand onderzoek naar de gevol- gen van de franse tijd op de economische bedrijvigheid van de zeister gemeente, met name van de kleinere be- drijfjes in de zgn. koorhuizen, die ongetwijfeld daar- 12
|
||||
van nadeel hebben ondervonden, ontbrak hier tijd en
ruimte. Aan dit interessante aspect van de zeister Broedergemeente, dat voor deze toen nog van vitaal be- lang was, wordt van andere zijde een studie voorbereid. Slechts terloops zal hierover een en ander worden ge- zegd. De Broedergemeente en de politiek
In 1795 blijken de Hernhutters in Nederland hun her-
komst uit doopsgezinde en collegiantenkringen 2) nog niet te hebben verloochend. Net als deze religieuze groeperingen toonden zij de neiging zich af te zonderen van het wereldse, belichaamd in het landsbestuur en de rechtspraak. Het ware Godsvolk leefde als "stillen in den lande", zich slechts bekommerend om zijn geestelijk welzijn, de zorg voor het aards bestaan overlatend aan anderen. Dat verhinderde de Hernhutters niet zich in te laten met handel en nijverheid, maar hun economische bedrijvigheid stond toch vooral ten dienste van de ge- meenschap en in het bijzonder van hun zendingsidealen. Het gezag van de wereldlijke overheid werd door hen echter wel erkend als een door God boven hen gestelde macht, en zij namen bijvoorbeeld gewetensvol deel aan de door de overheid afgekondigde bededagen. In tijden van politieke onrust en veranderingen,
waarbij zich nieuwe politieke opvattingen aandienden en nieuwe machtsdragers de bestuurszetels bezetten, hield men zich voorshands op de vlakte, zonder zich ten gun- ste van een der partijen uit te spreken. Deze houding van zelfgekozen isolement vinden we duidelijk in de Broedergemeente te Zeist terug, zowel gedurende de ja- ren van de Patriottenbeweging in 1785-1787 als ten tij- de van de Bataafse Omwenteling in 1795. Een bijkomende reden voor de hernhutter-gemeenten in Nederland - naast Zeist ook enkele minder belangrijke vestigingen el- ders - om zich niet te mengen in de politieke twisten van die dagen was het betrekkelijk grote aantal buiten- landse leden, waardoor de gemeente afhankelijker was van de welwillendheid van de overheid dan andere groe- 13
|
||||
peringen.
Al in mei 1784 doet de Aeltesten Conferenz een drin-
gend beroep op de broeders - over de politieke voorkeu- ren van de zusters horen we eigenlijk nooit iets - om zich te onthouden van politieke discoursen, zowel on- derling als met vreemden, die hen daarover aanspreken. Tn de kritieke jaren 1786-1787 worden deze oproepen steeds frequenter 3), Deze herhalingen wijzer er al op, dat er kennelijk enige reden tot ongerustheid bestond. In de diaria en de notulen van de Aeltesten Conferenz worden ook af en toe nam.en genoemd van (meest jongere) broeders, die zich door hun patriotse gevoelens laten meeslepen. Jan van Wieringen, ongehuwd broeder te Am- sterdam, ontpopt zich als patriotsgezind en wordt er zelfs van beschuldigd in een door hem uitgesproken ge- bed anti-stadhoudersgezinde frasen te hebben opgenomen 4). In Zeist zelf geraakt de ledige (ongehuwde) broeder Matthias Kratochwill 5), een in Bohemen geboren linnen- wever van overigens katholieke huize, regelmatig ver- wikkeld in twistgesprekken met andere broeders en wordt om die reden gemaand zich in zijn uitlatingen te mati- gen. Hij schijnt nochtans een onverbeterlijk patriot te zijn geweest, want later, zowel vóór als na de intocht der franse troepen, wordt zijn naam telkens weer ge- noemd als die van de actiefste en meest geëngageerde broeder, totdat hij in mei 1795 om die reden van het avondmaal wordt uitgesloten. Als hij desondanks de re- volutionaire gezelschappen in het dorp blijft frequen- teren en zelfs een zekere familiariteit aan de dag legt met enige vrouwspersonen, die in de ogen van de Aeltes- ten Conferenz, niet tot het meest zedelijke volksdeel gerekend kunnen worden, wordt hij tenslotte weggezon- den. In de hernhutter vriendenkring te Gouda zijn het de organist van de Waalse kerk Jan van Eegen en Frans Marsveld, die openlijk van hun republikeinse voorkeuren blijk geven en daardoor onenigheid onder de broeders zaaien 6). Anderzijds uit de Aeltesten Conferenz zijn bezorgdheid over de ongeremdheid, waarmee Johann Wil- helm Lotz, bode van de zeister gemeente, zijn oranje- gezindheid uitdraagt 7), maar dan zijn de Fransen en de 14
|
||||
patriotten al heer en meester in de Republiek. Des te
ongemakkelijker voelde de directie van de gemeente zich in de crisisjaren 1786-1787 met de aanwezigheid van twee uitgesproken patriotten, een zekere heer van Goens (niet de bekende theologieprofessor en organist Rijklof van Goens) en de zeister drossaard en secretaris Willem Kelderman. Hoewel geen leden van de gemeente stonden zij daarmee in hartelijke betrekkingen door hun vrou- wen, die te Zeist woonachtig waren, totdat zij zich in veiligheid brachten voor de oprukkende pruissische troepen. Kelderman, die vanzelfsprekend uit zijn func- ties werd ontslagen, vluchtte in 1787 naar Neuwied, waar hij in 1792 overleed 8). Een enkele maal verraden de notulen van de leidingge-
vende colleges van de Broedergemeente, hoe deze in wer- kelijkheid oordeelden over de democratische opvattingen van de patriotten. In de Gemeinnachrichten van 1794 wordt de Geist der Verführung, der eine Freyheit pre- digt, welche nur Frechheit und Ungebundenheit ist 9), gehekeld, en in juli 1794 wordt gewaarschuwd voor de invloed die patriotse broeders kunnen uitoefenen op jonge broeders en knapen, die gemakkelijk solche mit Witz und Spötterey angebrachte Grundsatze von Indepen- denz und eingebildeter Freyheit overnemen 10). Er was dus bij de leiding der gemeente weinig enthou-
siasme te bespeuren voor de nieuwe politieke ideeën. Integendeel, men mocht van hen een zekere mate van lo- yaliteit verwachten jegens de Oranjes, die zich altijd belangstellend en welwillend hadden betoond tegenover de zeister gemeente. Ook als clientèle van de bedrijven van broederhuis en gemeente waren zij niet te onder- schatten. Als stadhouder Willen V dan ook in september 1787 met pruissische steun weer vast in het zadel is geholpen, reist broeder baron Erich von Ranzau 11) kort daarna naar Den Haag om tijdens een persoonlijke au- diëntie bij prinses Wilhelmina mondeling de gelukwensen van de gemeente over te brengen en de broeders in hun welwillende aandacht aan te bevelen. Von Ranzau maakt van de gelegenheid gebruik om tevens bij de hertog van Brunswijk (de "dikke hertog"), belangrijkste raadgever 15
|
||||
en kwade genius van stadhouder Willem V, die hem voor
de maaltijd had uitgenodigd, en de aldaar aanwezige pruissische generaals de positie van de zeister Broe- dergemeente uitvoerig uit de doeken te doen 12). Ondanks de nauwelijks verhulde politieke voorkeuren
van de gemeentedirectie streefde de Aeltesten Conferenz er naar een openlijke partijkeuze uit de weg te gaan. Dit vloeide, zoals gezegd, voort uit de traditie om zich afzijdig te houden van de wereldse politiek en zich te plooien naar de gegeven gezagsverhoudingen. Men stelde zich in het algemeen op een strikt gouvernemen- teel standpunt. Met niet al te veel moeite schikte de gemeente zich in de nieuwe bestuurlijke verhoudingen, die de omwenteling van 1795 teweegbracht, zoals we nog zullen zien. Dat de Unitats-Direktion te Herrnhut min- der angst had zich op het terrein van de politiek te begeven en een scherper oog had voor de nadelige gevol- gen van pogingen zich daaraan te onttrekken, wordt aan- getoond door haar beoordeling van het optreden van de zeister gemeente in maart 1795, naar aanleiding van de verkiezing van vertegenwoordigers van het platteland van de provincie Utrecht. In het begin van die maand kondigden de Provisionele
Representanten van het Land van Utrecht, welke in de plaats waren gekomen van het oude Statencollege, doch uitsluitend bestonden uit vertegenwoordigers van de steden, aan, dat op 23 maart 16 extra vertegenwoordi- gers van het platteland zouden worden verkozen door kiesmannen; deze op hun beurt zouden een aantal dagen tevoren worden aangewezen door de dorpen, en wel twee voor ieder dorp of gerecht. Kiesgerechtigd waren zij, die ouder dan 20 jaar waren, van het mannelijk geslacht en niet in dienstbetrekking stonden. Om van zijn stem- recht gebruik te kunnen maken diende men vooraf een declaratoir of verklaring te ondertekenen, waarin het ancien regime als onwettig en gewelddadig werd verwor- pen 13). Deze verklaring zou volgens de Gemein-Direk- tion de broeders in gewetensnood kunnen brengen, mede door de impliciete desavouering van het Oranjehuis. Daarom werd besloten een uitweg te vinden, waardoor men 16 -
|
||||
niet aan de verkiezingen hoefde deel te nemen. Drie
broeders, Hans Heinrich Zaslein, voorstander der ge- meente, Jens Fridlezius, voorstander van het ledige broederkoor en Ludwig van Laer 14), gemachtigde van de bezitter van de vrije heerlijkheid, zullen zich naar Utrecht begeven om aan Representanten een zorgvuldig in het nederlands vertaalde memorie aan te bieden, waarin het standpunt van de gemeente wordt toegelicht, zonder de eigenlijke grond, namelijk het bewuste Declaratoir, expliciet te noemen, maar met verwijzing naar de tradi- tie van afzijdigheid in politieke zaken. Vooraf zullen de broeders een bezoek afleggen bij enkele afzonderlij- ke Representanten om de memorie toe te lichten en hun oordeel daarover te vernemen 15). Op 12 en 13 maart vertrokken de broeders naar Utrecht
en bezochten volgens bedoeling eerst enkele Represen- tanten. Burger L. de With Hoevenaar was vol begrip en stelde zelfs ter plekke een verklaring op, die op 16 maart aan de kiezers van Zeist zou moeten worden voor- gelezen ter verduidelijking van de positie van de Broe- dergemeente. De heer S. Essenius, de voorzitter van de Representanten, hoewel niet ongenegen, liet echter als zijn mening horen, dat de Representanten in deze aange- legenheid niet te maken hadden met kerkgenootschappen, maar met vrije burgers, die hun plicht als burger beho- ren te kennen. In dezelfde geest werden zij toegespro- ken door de Representant J. van Vliet. Desondanks werd de delegatie op 13 maart 's middags toegelaten tot de vergadering van de Representanten en in de gelegenheid gesteld de memorie voor te lezen 16). De zorgvuldig gekozen bewoordingen zijn tekenend voor de geestesge- steldheid der zeister gemeente: zij heeft zich altijd, zo heet het, in vrede en stilte - - - als een naarstig Christelijk Genoodschap kunnen bewijzen, zonder zich echter te behoeven in te laaten in politieke zaaken, de bestuuring van den Staat deezer Landen betreffende. Net als voorheen laat zij ook nu met een gerust hart aan haar medeburgers gewillig over, de Constitutie deezes Lands zoo te regelen en te bewerken, als volgens hunne inzigten tot het meeste nut van het geheele Staats-Li- 17
|
||||
chaam, en van ieder lid deszelven zal kunnen strekken.
Om die redenen ziet de gemeente af van deelname aan de verkiezingen, al zal zij wel de gekozenen als wettig erkennen en de burgerlijke wetten en verordeningen res- pecteren. Representanten besluiten hiermee genoegen te nemen. Zo op het eerste gezicht lijkt deze stap der broeders bijzonder succesvol. De leiding van de gemeen- te toont zich over het resultaat zeer tevreden. Het is echter duidelijk, dat deze stap bij de nieuwe
machthebbers blijk geeft van een zekere mate van poli- tieke naïviteit. Zij was niet geheel van gevaar ont- bloot. Immers, de eigenlijke aanleiding was de ver- plichte ondertekening van het Declaratoir door de kie- zers, wat aan sommige Representanten niet was ontgaan. Niet - ondertekening van deze verklaring zou echter gemakkelijk kunnen worden geïnterpreteerd als oranjege- zindheid, en dat was in deze fase van de revolutie een bedenkelijke daad, vooral daar zij in naam van de gehe- le gemeenschap was aangekondigd. Zo werd dat ook aangevoeld door de Uniteits-direktie
te Herrnhut. Door de stremming van het postverkeer was men daar pas veel later op de hoogte van het gebeurde, en zodoende kon men niet eerder dan op 6 juni zijn me- ning kenbaar maken. Dit gebeurde in een schrijven van ünitatsdirektor Johan Loretz aan de predikant van Zeist Hermann Richter (die overigens net een week tevoren was gearriveerd en niets met de zaak had te maken gehad). Loretz schrijft 17) dat men te Herrnhut toch wel enigs- zins van deze stap was geschrokken. Aangezien de ver- klaring was gesteld in naam van de Broedergemeente, zou deze gemakkelijk tot de conclusie kunnen leiden dat het hier ging om het officiële standpunt van alle gemeenten der Hernhutters en zo onnodig de verdenking bij rege- ringen kunnen doen rijzen, dat de Hernhutters pretende- ren binnen het staatsverband een apart lichaam te vor- men, niet alleen religieus, maar ook politiek, afge- scheiden van de overige burgers. De waarschuwing van de Representant Essenius is in deze zeer duidelijk en ver- dient alle aandacht. Gewezen wordt ook nog op de ge- meenten in Noord-Amerika, waar de broeders actief be- 18
|
||||
trokken zijn in het landsbestuur. Het ware dan ook ver-
standiger geweest de gemeente niet in een dergelijke uitzonderingspositie te manoeuvreren, maar op zijn best broeders, die bezwaren hadden tegen de verkiezingspro- cedure, zich individueel van stemming te laten onthou- den, omdat dit minder opzien zou baren en men mag ver- wachten, dat daarin geen dwang zal worden toegepast. Hieruit spreekt wel een heel andere, realistischer kijk op de politiek dan uit de angstvallige afzijdigheid, welke door de leiding van de zeister gemeente werd na- gestreefd. Het is de vraag, in hoeverre deze naar bin- nen gerichte houding van de gemeente, die in onze ogen wat wereldvreemd aandoet, psychologisch op de lange duur niet nadelig heeft gewerkt, ook op andere terrei- nen, zoals dat van de economische bedrijvigheid, die in het begin van de 19e eeuw tekenen van verval begon te vertonen 18). Noten
1. Het conglomeraat van archieven van de Evangelische
Broedergemeente (EBG) te Zeist bestaat uit de na- volgende bestanddelen: Prediger-Archiv (PA); Vorsteher-Archiv (VA); Brüderhaus-Archiv (BA); Schwesternhaus-Archiv (SA) en Witwenhaus-Archiv (WA). Daarnaast zijn in het rijksarchief in bewa- ring gegeven de archieven van de bedrijven van Van Wees en Weiss, Jacky en Co, en Anton en Co, van het Zeister Zendings Genootschap (Z.Z.G.), de scholen, de collectie gezangboeken en muziekpartituren en een omvangrijke bibliotheek. De hier gebruikte bronnenseries zijn te vinden onder de volgende sig- naturen: Gemeindiarium (PA II R 5); Brüderhausdia- rium (BA I R 1); Protocollen Aeltesten Conferenz (PA II R 1. B 1); Protocollen Aufseher Conferenz (VA R 9 A) en correspondentie met Herrnhut en an- dere gemeenten (PA II R 1. B IV en R 2. B 1; VA R 10 C 1). De koren (Chöre) waren de geledingen naar sexe/leeftijd en burgerlijke status, waarin de ge- meenteleden waren opgedeeld. . , ,. . ^^
|
||||
2. Collegianten, aanhangers van een a-dogmatisch,
vrijzinnig christendom, vooral te vinden onder doopsgezinden en (minder) remonstranten, ontleenden hun benamingen aan de colleges waarin zij bijeen- kwamen om al "vrijsprekend" van hun opvattingen te getuigen. Zie J.C, van Slee, De Rijnsburger Colle- gianten (Haarlem, 1895), en H.W. Meihuizen, 'Colle- gianten en doopsgezinden', in: S. Groenveld, ed. , Daar de Orangie-appel in de gevel staat. In en om het weeshuis der doopsgezinde collegianten 1675- 1975 (Amsterdam, 1975) 83-105 3. Talloze voorbeelden in diverse Diaria en de notulen
van de Aeltesten Conferenz 4. Jan van Wieringen (Gouda, 1754 - Zeist, 1817). Le-
vensloop, PA II R 7.13 5. Notulen Aeltesten Conferenz, 1787 febr. 23; 1795
mei 2; juli 25; aug. 21 6. Ibidem, 1794 nov. 8
7. Johann Wilhelm Lotz (Altstadt in de Wetterau,
1747 - Zeist, 1824); Cf. Notulen Aufseher Coll., 1795 jan. 28 8. Zijn vrouw Maria Wilhelmina van der Vliet keerde na
zijn dood te Zeist terug en vestigde zich kort daarna te Rijsenburg. Zij werd beschouwd als een Freundin der gemeente en om die reden werd haar overlijden in het Kerkeboek van de Broedergemeente ingeschreven, Kirchenbuch, PA II R 10.1 9. Gemeinnachrichten, 1794, I, 2e kwartaal
10. Notulen Aufseher Coll., 1794 juli 23
11. Erich baron von Ranzau (Seegalendorf, 1719 -
Utrecht, 1796). Hij was lange tijd Archivarius van het Uniteitsarchief dat toendertijd in Zeist be- rustte. Levensloop in Nachrlchten aus der Brüderge- meine, 1834, I, 451-483 12. Gemeindiarium, 1787 nov. 3 en 9
13. Notulen Aelt. Conf., 1795 maart 10. Het Declaratoir
in RAU, Arch. Staten, 1056-3 14. Hans Heinrich Zaslein (geb. Bazel, 1760), voorstan-
der te Zeist van 1792 tot 1797; Jens Frldlezius (geb. Bachus-Laehn (Zw.), 1750), voorstander van 20
|
||||
Sloophoekje
|
||||||
In januari 1984 werden de voormalige MAVO-garage en het
daarnaast gelegen Witte Huis, hoek Ie Hogeweg/Slotlaan, gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. |
||||||
22
|
||||||
De Evangelische Broedergemeente te Zeist
ten tijde van de Bataafse Omwenteling in januari 1795 (slot) |
|||||||
De Evang. Broedergemeente Zeist in de jaren 1794-1795
Maar laten we terugkeren tot ons uitgangspunt: de
gebeurtenissen van januari 1795 en wat daaraan vooraf- ging en daarop volgde. In juli 1794 dringt het besef door, dat de militaire
situatie een ongunstige wending begint te nemen. In die maand waren de franse troepen voor het eerst doorge- drongen op het grondgebied van de Republiek. Langzaam rukte het franse noorderleger onder generaal Pichegru op in de richting van de grote rivieren, terwijl in het oosten het Sambre- en Maasleger onder bevel van gene- raal Jourdan met de keizerlijke troepen in de slag ging. In een gecombineerde vergadering op 28 juli beraden
de Aeltesten Conferenz en het Aufseher Collegium zich over de consequenties van een bezetting van Zeist. Men meent, dat in het meest ongunstige geval een situatie kan ontstaan, waarin een uitbarsting van binnenlandse revolutie gepaard met een militaire opmars der franse troepen kan leiden tot een gewelddadige verovering en plundering van Zeist, mogelijk zelfs uitmondend in een totale verwoesting van de nederzetting. In dat geval is een algehele vlucht van de gemeente naar Amsterdam en vandaar naar Norden in Oost-Friesland, waar ook een Broedergemeente was, onvermijdelijk. De tweede moge- lijkheid is dat Zeist zonder direct oorlogsgeweld door de franse troepen zal worden bezet. Dan zullen sommige personen wellicht hun redenen hebben om de wijk te ne- men. Veiligheidshalve zal ook het jongere vrouwvolk dienen te worden geëvacueerd. In geen geval moet over- haast worden gehandeld en, om misverstanden bij buiten- staanders te voorkomen, dient het besprokene voorlopig niet naar buiten bekend te worden (desalniettemin weet men twee dagen later in het dorp al, dat aan evacuatie |
|||||||
23
|
|||||||
van de gemeente wordt gedacht!) 19).
In september 1794 trekken de engelse hulptroepen zich
verder terug achter de Maas, waardoor Brabant kwam open te liggen voor de Fransen. Opnieuw komt binnen het Auf- seher Collegium de vraag aan de orde of men Zeist moet evacueren of niet. Het college geeft de ongehuwde zus- ters - die zich ongerust begonnen te tonen - de raad om kisten en vaten gereed te houden en hun meest kostbare en niet te omvangrijke spullen klaar te leggen, zodat men deze snel kan inpakken en naar veiliger oorden ver- zenden. Broeder Van Calker 20) heeft in de tussentijd bij een betrouwbare kennis te Amsterdam geïnformeerd naar de kosten van de huur van een of twee middelgrote schepen, waarmee de broeders en zusters naar Norden kunnen uitwijken. De prijs hiervoor, ƒ 200,— per schip plus ƒ 1,— per dag voor reserveringskosten, werd even- wel te hoog geacht, zodat men besloot voorlopig hier maar van af te zien. Uiteindelijk kwam men tot de slot- som, dat alleen de jonge zusters en grote meisjes voor- af dienden te worden geëvacueerd. Kennelijk was men meer beducht voor de charme van de franse troepen dan voor hun plunderzucht. Als dan het bericht over de ca- pitulatie van Den Bosch op 9 oktober (waarbij zich blijkbaar geen excessen hadden voorgedaan) Zeist be- reikt, ziet men ook hiervan af. Wel worden individuele personen, die gegronde redenen hebben de gevolgen van een omwenteling te vrezen, toegestaan de wijk te nemen, mits zij dit tevoren aan de Aeltesten Conferenz melden. De meer weigestelden onder hen werden echter dringend verzocht de benodigde financiële middelen in de vorm van betrouwbare wissels achter te laten met het oog op mogelijke brandschattingen en oorlogsheffingen. Bij de laatsten dacht men in het bijzonder aan de Van Laers, Mathijs Beuning, de gezusters Schellinger en de weduwe Van der Schaft 21). Maar ook deze mogelijkheid wordt in november door de Unitats Aeltesten Conferenz te Herrn- hut, waarmee Zeist voortdurend overleg pleegde over de te nemen maatregelen, met klem afgeraden, vooral ten aanzien van de huiseigenaars onder de broeders. Man stelle sich nur vor, zo schrijft zij 22), die Franzosen |
|||||
24
|
|||||
fanden leere Hauser in Zeyst, wovon die Eigenthümer
geflüchtet waren, und die Hauser werden nun als Emi- grantengut für Eigenthum der Französischen Republik erklart, und als solches dem Meistbietenden, er sey wer er wolle, verkauft! Dit zou rampzalige gevolgen voor de gemeente hebben. In het bijzonder droeg de familie Van Laer als bezitters van de vrij-heerlijkheid Zeist een grote verantwoordelijkheid jegens de gemeente. Hoezeer men er van overtuigd was geraakt, dat de
franse opmars niet meer te stuiten was, wordt aange- toond door de opdracht aan broeder Von Ranzau verstrekt en door deze met tegenzin aanvaard, om een memorandum in het Frans op te stellen, bij de komst der Fransen te overhandigen aan een frans generaal, officier of com- missaris, waarin inrichting en statuten van de Broeder- gemeente worden uiteengezet. Het concept wordt overi- gens afgekeurd en het is niet duidelijk of het ooit is gebruikt 23). Op 17 oktober staken de franse troepen de Maas over
en dreven de Engelsen in het land van Maas en Waal voor zich uit. Venlo kapituleerde op 26 oktober, Maastricht op 4 november. De geallieerden onder opperbevel van Wallmoden, graaf van West-Gimborn, rekenden er op dat de zeer brede rivier de Waal als een laatste grote na- tuurlijke barrière de Fransen wel voorlopig zou tegen- houden, temeer daar het winterseizoen zich slecht leen- de voor een aanval in het rivierenlandschap. Maar zoals bekend was het juist de winter die de Fransen een hand- je hielp. Op 16 december begon het te vriezen. De vorst was zo streng, dat al op 27 december de Fransen in de aanval konden gaan en de Bommelerwaard wisten te bezet- ten. En op 4 januari 1795 trokken de eerste franse troepen bij Zaltbommel over het ijs van de toegevroren Waal en veroverden nog diezelfde dag Tuil, Haaften. Heilouw en Herwijnen. Vanaf dat moment ontstond er ver- warring onder de nederlandse, engelse en Oostenrijkse legers, die tesamen de geallieerde troepenmacht vorm- den. Een doorbraak in het westen zou het gewest Holland voor de Fransen openleggen, waarvoor de erfprins Willem Frederik, de latere koning Willem I, die het bevel |
|||||
.25
|
|||||
voerde over de nederlandse troepen, het meest beducht
was. Indien de Fransen stroomopwaarts, ter hoogte van Nijmegen, de barrière van de Waal wisten te passeren, liep het engelse hulpleger gevaar zich van zijn ont- snappingsroute over Duitsland afgesneden te worden. De erfprins hoopte tijd te winnen door met alle inspanning de vijand een verdere opmars in het westen te verhinde- ren. Hij rekende er op dat de Fransen zich bij inval- lende dooi niet verder zouden wagen en zich tussen de rivieren wellicht wat ongemakkelijk gingen voelen. De blijvende beschikbaarheid van de engelse troepen was hiervoor een vereiste. De opperbevelhebber, generaal Wallmoden, die zijn troepenmacht zo ongeschonden moge- lijk uit een dreigend debacle wenste te manoeuvreren, was echter geneigd zijn aandacht meer op de dreiging vanuit het oosten te richten. De Oostenrijkse troepen onder bevel van generaal Clerfayt tenslotte bleven lie- ver in de nabijheid van de Rijn, waarover zij, als de nood aan de man kwam, naat Duitsland konden uitwijken. Deze tegenstrijdige beweegredenen van de geallieerden en de daarop gebaseerde stategische overwegingen waren oorzaak dat het optreden van de geallieerde legers ge- durende de laatste drie weken van de Republiek zo'n chaotisch verloop had. Orders van de verschillende hoofdkwartieren spraken elkaar tegen, werden om ondui- delijke redenen soms herroepen of drongen in het geheel niet door tot de commanderende officieren. Nu de vorst ook in januari bleef aanhouden mag het een wonder he- ten, dat het gebrekkige defensiestelsel der geallieer- den niet eerder is bezweken, en men moet zich afvragen of een bevelhebber van het kaliber van Napoleon in plaats van de weifelmoedige Pichegru niet reeds eerder de verovering van de Republiek met succes zou hebben bekroond. Het directe gevolg voor Zeist, dat al sinds een aan-
tal maanden werd geplaagd door gedwongen inkwartierin- gen, was, dat het nu werd overspoeld door troepen, die werden teruggetrokken van het front of daarheen juist op weg waren. Door de naderende nederlaag sterk gede- moraliseerd verviel het soldatenvolk tot geweld jegens |
|||||
26
|
|||||
de burgerbevolking. Het gerucht van de plundering van
Zeist drong door tot de wijde omgeving. Zelfs de oran- jegezinde patriottenhater Hendrik Keettelj arts en apo- theker te Utrechts maakt hiervan misprijzend melding in zijn memoires 24). Op 6 januari werd door de gemeente nog in alle rust
het Heidenfest gevierd, waarbij werd voorgelezen uit het Diarium van de oudste zendingspost van de Broeder- gemeente onder de Saramaccaner-bosnegers te Bambey in Suriname. Twee dagen later kon men de kanonnen horen bulderen, die werden ingezet bij Geldermalsen en Buren in een laatste poging de Fransen over de Waal terug te drijven. Diezelfde middag arriveerde onder escorte de engelse krijgskas; zij bleef onder strenge bewaking op straat staan, totdat de uitslag van de actie bekend werd. Toen bleek dat de Fransen uit Geldermalsen waren verdreven, overigens zeer tijdelijk, werd de kas gede- poneerd in het Van Muydensche huis. Het volk van de engelse legertros, die in de nacht van 8 op 9 januari in Zeist was aangekomen, bivakkeerde op de straten en legde grote vuren aan om zichzelf en de vrouwen en kin- deren te verwarmen en iedere duif en haan die ze te pakken kregen, te roosteren. Ondertussen arriveerden talloze vluchtelingen vanuit het oosten. Zij meldden dat de Fransen met een grote overmacht op de Grebbeli- nie aanrukten. Engelse en hessische troepen bleven de komende dagen arriveren op weg naar de Lek in het zui- den of juist daarvan terugkerend. Op 14 januari besluit de opperbevelhebber Wallmoden
tot een algehele terugtocht volgens een tevoren opge- steld plan. Nog diezelfde middag werden de daartoe strekkende marsorders aan de leger-onderdelen overhan- digd. De aftocht zou in vijf colonnes worden uitge- voerd. De eerste zou diezelfde avond om tien uur opbre- ken, de andere zouden met een tussenpoos van een uur volgen. De legertrein had bevel gekregen voor de troe- pen uit te trekken, maar deze order werd niet overal opgevolgd. De eerste, colonne, bestaande uit de cavale- riebrigade van generaal-majoor Dundas, die aan de Lek tegenover Culemborg was gelegerd, kreeg als marsroute |
|||||
?7
|
|||||
toegewezen het traject dat langs Driebergen, Zeist en
Amersfoort naar Hattum voerde. Het waren deze troepen die zo In Zeist hebben huisgehouden. In het bijzonder gold dit een regiment lansiers, waaronder een groot aantal franse emigranten, die aan de zijde van de geal- lieerden streden. Deze lansiers of ulanen arriveerden te Zeist in de vroege ochtend van de vijftiende en ver- trokken pas als laatsten om drie uur in de middag. Deze nacht van 14 op 15 januari 1795 is de Zeistena-
ren lang bijgebleven. Weliswaar waren dertig broeders geconsigneerd om, gewapend met stokken en knuppels, de wacht te lopen, zowel bij de koorhuizen 25) als bij de particuliere'woningen, maar zij wisten niet te verhin- deren dat het niet meer in bedwang te houden krijgsvolk sommige huizen binnendrong, van voren of aan de achter- zijde via de tuinen. Ja, zij werden zelf de eerste slachtoffers van de onverlaten, die de broeders met de blanke sabel te lijf gingen, hen van hun geld en horlo- ges beroofden en met een incidentele sabelhouw zo inti- mideerden dat zij weinig tegenstand meer konden bieden. De bewoners van de hulzen probeerden met het aanbieden van voedsel en drinken de opgewonden soldaten te kalme- ren, maar werden desondanks van hun geld en kostbaarhe- den beroofd. De hermetisch vergrendelde deuren en ramen van. het zusterhuls werden met sabels bewerkt en bijna had een onnozele zuster, die dacht dat er geklopt werd, de indringers nog binnengelaten. Het had er slecht voor de Broedergemeente uitgezien, als broeder Frldlezius, de voorstander van het broederhuis, niet de hulp had gekregen van enkele duitse officieren. Deze joegen de plunderzieke meute terug en consigneerden hen bij hun op de Slotlaan opgestelde paarden. Maar een nieuw ge- vaar dreigde. Dezelfde officieren, die zich zo hulp- vaardig hadden betoond, begonnen grote hoeveelheden goederen in te kopen in de winkels van de broederge- meente voor assignaten, die later waardeloos bleken te zijn. Hoewel de broeders dit wel vermoedden, konden zij dit moeilijk onder ogen brengen van hun weldoeners, die hen zojuist hadden gered uit de grijpgrage klauwen van hun ondergeschikten. Pas om drie uur 's middags van de |
|||||
28
|
|||||
15e trokken de laatste geallieerde troepen af, richting
Amersfoort om zich vandaar via Zwolle naar Duitsland in veiligheid te brengen. Het grote ijzeren hek aan de Slotlaan werd achter hen gesloten en onder bewaking gesteld van enkele broeders. Later zouden zij worden vervangen door mannen uit het dorp, waaronder grote werkeloosheid heerste. Deze werden betaald uit een om- slag geheven over de woon- en koorhuizen: 16 stuivers voor de nachtelijke uren (22.00 u. - 5.00 u.), 30 stui- vers voor overdag (5.00 u. - 22.00 u.) 26). Nu brak het grote wachten aan op de komst van de Fransen. Op 16 januari zonden de Staten en het stadsbestuur
van Utrecht een delegatie naar Culemborg om met de com- mandant der franse troepen aldaar te onderhandelen. De delegatie kon niet anders dan de franse voorwaarden accepteren, maar deze waren niet bijzonder zwaar: alle nederlandse troepen dienden het grondgebied van het gewest te verlaten en betalingen door de Fransen zouden geschieden in assignaten, niet in baar geld. Verder werd de persoonlijke vrijheid gegarandeerd en zou vrij- heid van godsdienst worden afgekondigd. Op 17 januari marcheerden de eerste eenheden door de Tolsteegpoort Utrecht binnen, waar zij uitbundig door de patriotten werden ingehaald. Pas de volgende dag bereikten de eer- ste franse troepen Zeist. Men had zich daarbij het erg- ste voorgesteld, gevolg van de propaganda die in iedere oorlog over het thuisfront wordt uitgestort. Had niet Bilderdijk al in 1793 over het franse leger, oprukkend in de Zuidelijke Nederlanden gedicht: Verwaten monsters, schrik der aarde.
Die de eeuwig duistere gruwelpoel Tot 's aardrijks feilen geesel baarde En voor het laatst der tijden spaarde: Ontbloot van menschheid en gevoel! Het bleek echter nogal mee te vallen, ja, het optre-
den van de Fransen stak zelfs gunstig af bij de wijze, waarop de Engelsen en franse emigranten hadden huisge- houden. Zij hadden niets van glorieuze overwinnaars |
|||||
29
|
|||||
over zich, maar begroetten de samengestroomde bevolking
vriendelijk met een voortdurend: Bonjour, citoyens, en verzekerden dat zij als vrienden waren gekomen. Hun uiterlijk wekte enige verbazing. Ongeschoren en uitge- dost in de meest uiteenlopende, vaak vervuilde kleding- stukken marcheerden de soldaten in kleine groepjes voorbij; wegens de bittere koude hadden sommigen dekens om zich heen geslagen. Het geheel doet denken aan de bekende afbeeldingen van de terugtocht van de Grande Armee uit Rusland in 1812, zij het dat het perspektief voor de Fransen veel florisanter was. Hier trok het leger van dienstplichtigen voorbij, eenvoudige boeren- jongens en revolutionaire officieren. De chroniqueur van het Gemeindiarium vraagt zich ongelovig af, of dit nu de wereldveroveraars zijn. De bevolking ziet direkt het verschil tussen deze tot soldaat omgetoverde bur- gers en een beroepsleger, bestaande uit buitenlandse huurlingen; zij reikt de sjofel geklede soldaten warme kledingstukken aan, die dezen met een vrolijk C'est bon pour un Caramagnole aannemen. Zelf verkondigen zij dat ze op weg zijn naar Amsterdam en vandaar naar Londen: maar dit zal, anders dan de teutoonse variant uit onze eeuw (Und wir fahren gegen Engeland), wel zijn bedoeld als een ironische ingeving van het moment. Voor 600 man moest in Zeist kwartier worden gevonden, waarvan 150 bij de Broedergemeente. De overste van een korps infan- terie, de burger Bonhomme, bezorgde de gemeente een provisorische sauvegarde, die iets later door de gene- raal Pichegru, die in Utrecht zijn hoofdkwartier had, werd omgezet in een blijvende. Ook in Zeist werd natuurlijk het ritueel van verbroe-
dering met de franse bevrijders opgevoerd, en wel op 27 januari. Nadat een vrijheidsboom, versierd met rode linten en een phrygische muts, eerst in processie over de Slotlaan was rondgedragen, werd zij op het Linden- rondeel geplant. De soldaten vuurden daarbij hun gewe- ren af en riepen: Vive la Rëpublique, en dansten ver- volgens de caramagnole. Ludwig van Lear liet een aantal flessen wijn uit zijn kelder ontkurken. Een soldaat van 'de sauvegarde, belast met de bewaking van het zuster- |
|||||
30
|
|||||
huis, joeg de arme zusters (die dus kennelijk niet aan
het bevrijdingsfeest deelnamen) de schrik op het lijf, door met zijn geweer in de lucht te schieten, om, zoals hij de zusters geruststelde, zich ook een fles wijn te laten bezorgen, die hij op hun gezondheid wilde ledi- gen. Als de commotie van de franse intocht wat is geluwd,
wordt duidelijk dat er ondertussen ook een echte revo- lutie op gang is gebracht. In de eerste weken voeren de Fransen een soort militair gezag, zodat voor allerlei aangelegenheden naar Utrecht moet worden gereisd om hun toestemming en medewerking. Maar al vrij spoedig worden in de steden de oude vroedschappen vervangen door revo- lutionaire comités. De Staten van Utrecht worden in hun oude vorm opgeheven. Provisionele Representanten nemen hun plaats in. Voorlopig zijn deze alleen samengesteld uit vertegenwoordigers van de steden. In maart worden dan verkiezingen gehouden in de dorpen om 16 Represen- tanten namens het platteland daar aan toe te voegen. Wij hebben al gezien welke eigenaardige stappen de Broedergemeente ondernam om zich aan deze verkiezingen te onttrekken. Maar ook de lagere organen, de dorpsbe- sturen, in casu de schepenbanken, de schouten en de secretarissen moesten plaats maken voor revolutionaire colleges. Te Zeist, waar de Revolutie slechts weinig aanhangers
telde, zou een dergelijke machtswisseling wel eens na- delig kunnen uitvallen voor de Broedergemeente. Immers, zowel de schout. Wouter van Dam, als de secretaris, diens broer Willem van Dam, zijn creaturen van de Heer van Zeist, d.w.z. van de familie Van Laer, en daardoor een steun voor de gemeente. Ludwig van Laer raadpleegt op 22 februari zijn advocaat Gobius te Utrecht, die hem verzekert dat te Zeist voorlopig geen wetsverzetting of demotie, zoals de term toen luidde, is te duchten. Doordat Zeist een hoge heerlijkheid is - een van de weinige in het Sticht - heeft de Heer het benoemings- recht van schout en secretaris. Dit is een revenuendra- gend zakelijk recht, dat, anders dan de zogenaamde feo- dale rechten, niet zonder meer is afgeschaft, maar pas |
|||||
31
|
|||||
zal worden onteigend, nadat een behoorlijke regeling
over schadeloosstelling is vastgesteld. Hierbij zal zonder twijfel de bezitter van de heerlijkheid tevoren worden gewaarschuwd. Tot dan kan men afwachten. Een plan om een dergelijke wetsverzetting voor te zijn en zelf (waarschijnlijk met enige manipulatie) een nieuw, voor de broeders aanvaardbaar dorpsbestuur te doen kie- zen, wordt dan ook afgewezen. Men verwacht immers niet dat Provisionele Representanten van Utrecht zullen dul- den dat enkele revolutionaire heethoofden in de heer- lijkheid Zeist een wetsverzetting zullen doordrijven (zoals zij dat in ander dorpen al hadden gedaan), juist omdat het hier een vrije heerlijkheid betreft 27). Uit de bronnen weten we, dat Zeist niet direkt voor-
opliep in het revolutionaire proces. Het is de vraag of dit elders op het platteland anders was. In ieder geval zijn de beide Van Dam's, Wouter de schout en Willem de secretaris, de Bataafse Omwenteling weinig toegedaan. Op 23 maart worden zij zelfs door de Provisionele Re- presentanten ontboden om zich te verantwoorden voor het uitblijven van het behoorlijk eligeren van de twee kiesmannen van Zeist 28). Zij worden er van verdacht door intimidatie en overreding de bevolking hiervan af te houden. In deze tijd blijkt ook de vrijheidsboom 's nachts door tegenstanders van de Revolutie te zijn omgehakt 29), iets waarvan beide heren ongetwijfeld toch wel weet gehad moeten hebben. Desondanks blijkt uit de gerechtsprotocollen van Zeist tot 1811, dat zo- wel Willem als Wouter nog lange tijd in functie zijn gebleven. Overigens, ook enkele broeders hebben vanaf 1798 in het gemeentebestuur zitting genomen: de meubel- maker Lorentz 30) was enige tijd provisioneel secreta- ris, de medicus Eberhard 31) zelfs voorzitter van het gemeentebestuur. Een ander belangrijk punt voor de broeders was hun
principiële afwijzing van het krijgsgeweld. Er waren broeders, die v65r zij lid werden van de Broedergemeen- te het militaire beroep hadden uitgeoefend, zoals broe- der Höltzinger 32), die 32 jaar had gediend in een van de duitse regimenten in dienst van de Republiek, en ook |
|||||
132
|
|||||
Erich von Ranzau, die officier was geweest in het fran-
se regiment Elsas. Van actieve broeders werd echter verwacht, dat zij zich verre hielden van het krijgsbe- drijf. Met het oog op een mogelijk door het nieuwe be- wind in te voeren algemene dienstplicht (zoals in Frankrijk was gebeurd door middel van de levëes en mas- se) richtte de Aeltesten Conferenz zich tot Herrnhut om raad. Met name wilde men horen hoe het de broeders in Noord-Amerika was vergaan ten tijde van de Amerikaanse Revolutie. Herrnhut wijst er in zijn antwoord op 33), dat daar het beginsel dat niemand gedwongen kan worden tegen zijn zin wapens te dragen, erkend is gebleven. Weliswaar is in Holland nog geen nationaal leger inge- voerd, zoals in Amerika, maar men mag aannemen dat, als het zover komt, ook hier geen gewetensdv/ang zal worden toegepast. Er zijn hier immers omvangrijke groeperin- gen, die gelijke gevoelens als de broeders koesteren, zoals de mennonieten. Men houde dus vast aan zijn paci- fistische overtuiging, maar men is niet tegen het even- tueel aanwijzen van een remplacant of het storten van een vervangende geldelijke bijdrage in de oorlogskas. Enige kanttekeningen bij de materiële positie der
gemeente Een grondige besturing van de diverse boekhoudingen
van de gemeente zelf, de koorhuizen en de bedrijven zou ons meer te weten doen komen over de repercussies van het zogenaamde continentale stelsel, dat de Bataafse Republiek, feitelijk een satellietstaat van Frankrijk, werd opgelegd. Zoals bekend werden op grond hiervan alle handelsbetrekkingen met de vijand, Engeland dus, en de koloniën onmogelijk gemaakt. Het gevolg hiervan was dat de nederlandse handel, basis van onze welvaart, zo goed als stil kwam te liggen. Ik kan hier slechts ingaan op enkele verwijzingen naar het economische ge- beuren, die ik in de door mij geraadpleegde bronnen rond het jaar 1795 ^aantrof. Men mag hier dus geen ana- lytisch overzicht van de Gemein-Oekonomie over een be- paalde periode verwachten, maar eerder een enigszins |
|||||
33
|
|||||
impressionistisch beeld, dat voorshands niet tot weten-
schappelijke conclusies noodt. In mei 1795 besluit de Aeltesten Conferenz te Zeist
aan de Unitats-Aeltesten-Conferenz te Herrnhut te ver- zoeken iemand uit hun midden naar Nederland te zenden, om met eigen ogen de onrustbarende positie, waarin de Broedergemeente hier verkeerde, in ogenschouw te nemen en daarover aan Herrnhut te berichten. In een brief, waarvan het orgineel zich in Herrnhut moet bevinden, maar waarvan een samenvatting in de notulen van de zeister .Conferenz is te vinden, worden vier redenen opgesomd, die tot dit verzoek hebben geleid 34). Op de eerste plaats wordt gewezen op de achteruitgang
van de beide stadsgemeenten te Haarlem en te Amsterdam, die financieel, zonder hulp van buiten, niet kunnen existeren. In het amsterdamse broederhuis is weliswaar. enige economische bedrijvigheid, onder meer een kleer- makerij, maar de inkomsten daaruit zijn ontoerijkend om een eigen predikant te salariëren. De predikant van Haarlem, broeder Schiffert 35), die periodiek naar Am- sterdam reist om diensten te leiden en het avondmaal met de gemeenteleden te vieren, klaagt over de "Laodi- ceïsche geest" onder de leden, een verwijzing naar de lauwe christengemeente te Laodicea, genoemd in het Boek der Openbaring. Als tweede reden wordt aangevoerd, dat de politieke
en religieuze verhoudingen in Nederland grondig zijn gewijzigd, waarmee zoals hiervóór aangetoond, de broe- ders niet goed raad wisten. Een probleem apart was de verhouding tussen de zeis-
ter gemeente en de familie Van Laer. In 1784 had Johannes Renatus van Laer met toestemming van de Uni- teits-direktie te Herrnhut de vrije heerlijkheid Zeist gekocht van Zinzendorf's kleinzoon Heinrich Ludwig von Dohna. Na zijn dood in 1792 volgde zijn vrouw Cornelia Johanna Verbeek hem op als vrijvrouwe (al wordt soms ook de oudste zoon Cornelius Renatus wel eens als vrij- heer genoemd). Maar het was haar zwager Cornelius Ludwig van Laer, die als gemachtigde of mandatarius feitelijk de dienst uitmaakte. En deze Ludwig (zoals |
|||||
34
|
|||||
hij gewoonlijk wordt genoemd) was, evenals zijn voor-
ganger Cornelis Schellinger, in de woorden van Zinzen- dorf, een inconvenabeler Baron, die het de broeders knap lastig wist te maken. In alles wat maar enigszins de zakelijke rechten van de heerlijkheid raakte ging hij steevast tegen de wensen van de broeders in, om vervolgens alsnog met seigneuriale grandeur toe te ge- ven.....of niet. Of het nu ging over gronduitgiften, bouwzaken, de aanleg van sloten en bruggen, inkwartie-
ringen of huwelijken binnen zijn familie, Ludwig maakte altijd moeilijkheden. Een enkel voorbeeld moge een en ander verduidelijken. In november 1794, als Ludwig vast besloten is met zijn familie voor de naderbij komende Fransen te vluchten, wil hij plotseling haast maken met het huwelijk van zijn dochter Anna Johanna met zijn neef Jacob Renatus, jongere zoon van Johannes Renatus, zodat deze als echtpaar welgevoegelijk samen kunnen reizen. Hij wil zelfs dat dit gebeurt zonder dat, zoals gebruikelijk, hierover het lot wordt geraadpleegd. Om dit min of meer af te dwingen schildert hij broeder Hacker 36), voorzitter van de Aeltesten Conferenz, het beeld van twee tot over hun oren verliefde (erpichte) jongelui, die elkaar op ieder moment van de dag om de hals vallen. Hij zegt te vrezen, dat als de twee niet spoedig trouwen, zijn lieve Annel, door melancholie bevangen, zal instorten, waarvoor hij zelfs het getui- genis van dokter Eberhard aanhaalt. Er is sprake van periculum im mora (gevaar bij verder uitstel), maar de arme broeder Hacker, die dit allemaal en nog veel meer heeft moeten aanhoren, meent nochtans dat hier veeleer sprake is van periculum in moribus (gevaar voor de ze- den) en stelt de Aeltesten Conferenz van zijn bevindin- gen op de hoogte. Deze schrijft met spoed naar Herrnhut om raad. Maar de opzet van Van Laer heeft een averecht- se uitwerking, want zijn toespelingen op de "Menisten vrijage" worden eerder gezien als een argument tegen het huwelijk, en men overweegt zelfs de beide geliefden de deelname aan het avondmaal te ontzeggen. Als deze echter, hierover ondervraagd, ontkennen dat ooit meer is voorgevallen dan een steelse handdruk, en de oude |
|||||
35
|
|||||
Van Laer dus weer eens sterk blijkt te hebben overdre-
ven, wordt het huwelijk gewoon op de lange baan gescho- ven. Overigens is ook het vluchtplan door ingrijpen van Herrnhut uiteindelijk niet doorgegaan 37). Zelf heeft Ludwig van Laer, weduwnaar geworden in
1793, nog enkele pogingen gedaan tot een nieuw huwelijk te komen, maar hij had daarin geen gelukkige hand. Cornelia Verbeek werd door het lot, dat wil zeggen de Heiland, afgewezen; Maria Salome Verbeek werd wêl door de Heiland goedgekeurd, die Schw. Mietje Verbeek aber hatte keine Freudigkeit den Antrag anzunehmen; een nieuwe gegadigde, Maria Schellinger, werd weer door een negatief lot getroffen. Ik heb de reeks na juni 1795 niet verder gevolgd; Ludwig van Laer is in ieder geval in 1801 als weduwnaar gestorven 38). Ik heb een moment bij de karakterbeschrijving van
deze sleutelfiguur binnen de gemeente stilgestaan, om- dat hij een van beide polen was, waarnaar het kompas van de gemeente zich had te richten. De andere was die van de Aeltesten Conferenz en het Aufseher Collegium. Deze meenden vaak de belangen van de gemeente op geheel andere wijze te moeten behartigen. Tussen de regels valt dan ook wel eens te lezen, dat men nog niet eens z6 ongelukkig was met de omwenteling, in zoverre men zich daardoor kon bevrijden van een lastig heerlijk bewind. Als laatste reden, die de overkomst van iemand uit
Herrnhut dringend gewenst maakt, wordt aangevoerd, dat een reorganisatie van de Gemein-Oekonomie nodig is. De bedrijfswinsten te Zeist gingen voor een deel naar de Gemein-Diakonie (kassa der gemeente), die daarvan de salarissen van de predikant en andere Gemeindiener (or- ganist, nachtwaker, schoolmeester, enz.) betaalt en schulden van de gemeenten aflost; voor het grootste gedeelte vloeiden zij echter naar de centrale kas te Herrnhut; zij werden aangewend voor de bestrijding van de kosten van de Uniteits-instellingen (scholen, semi- narie, zending), maar ook voor de aflossing van de enorme schuldenlast, die na Zinzendorf's dood in 1760 op de Broedergemeente was komen te rusten. Zo wordt |
|||||
16
|
|||||
bijvoorbeeld in 1793 gemeld, dat weer drieduizend
rijksdaalders zijn afbetaald, maar tegelijkertijd vraagt men zich in Herrnhut af, waarom de laatste jaren de bijdragen vanuit de hollandse gemeenten zo zijn af- genomen. Wij hebben hierover geen uitsluitsel kunnen vinden 39). Uit de boekhouding van de Brüderhausdiakonie (huis-
houden van het koor der ongehuwde broeders) is af te lezen, dat juist in de jaren 1791, 1792 en 1793 de in- komsten uit de daarin gevestigde bedrijfjes sterk opge- lopen en daardoor ook de positieve saldi van de jaarre- keningen van het broederhuis. Gewoonlijk werden deze saldi het volgende jaar onder de uitgaven geboekt als afdracht aan het Unitats Vorsteher Collegium te Herrn- hut, naast een vast bedrag van ƒ 1000,— voor de del- ging van de Uniteitsschuld. Van de andere bedrijven, op persoonlijke naam, maar altijd ten behoeve van de ge- meenschap gevoerd, heb ik geen cijfers. Het betreft de Gemeinladen (de winkel), de zijde- of floretbandfa- briek, de apotheek, de brouwerij en het Gemeinlogis. De Gemeinhandlung of grossierderij, gevestigd op Broeder- plein 35-35a, droeg van 1790 tot 1800 jaarlijks ƒ 800,— af aan de Gemeindiakonie, zodat we mogen ver- onderstellen, dat deze in ieder geval winstgevend was. Bij de zijdefabriek werd nog in 1794 een reorganisa-
tie tot stand gebracht, waarbij de vestigingen te Utrecht en Culemborg met de voorraad, de twijnmolens en de bandmachines naar een nieuw fabrieksgebouw aan" de Karpervijver te Zeist werden overgebracht. De arbeiders en de opzichter Visscher uit Utrecht verhuisden mee. Bij de bespreking door het Aufseher Collegium van het bouwplan, ingediend door de bedrijfsleider broeder Carl Liungberg, wordt tenminste ook gesproken over woningen voor deze vzerklieden, en wordt bepaald dat de ingang van het nieuwe fabrieksgebouw aan de Karpervijver gesi- tueerd moest worden tegenover de tuin en achteringang van de Gemeinhandlung ten einde een oogje in het zeil te kunnen houden op het in- en uitgaande vreemde werk- volk van de fabriek 40). Met de opzichter Visscher is men overigens niet gelukkig, daar hij wegens zijn poli- |
|||||
37
|
|||||
tieke gezindheid een slechte naam heeft en door zijn
drankzucht en de als patriot opgelegde boetes voor bij- na ƒ 4000,— in de schuld staat. Maar hij is een vakman en onder de broeders is geen geschikte vervanger te vinden 41). Bij de bouw van de fabriek wordt door Ludwig van Laer namens de heerlijkheid nog als voor- waarde gesteld, dat geen afvoer naar de Karpervijver zelf mag worden aangelegd of anderszins verontreinigde stoffen daarin geloosd, dit alles ter bescherming van de daarin rondzwemmende karpers 42). In november 1794 wordt de nieuwe fabriek, na een bouwtijd van een half jaar, in bedrijf gesteld. Tot slot nog het Gemeinlogis, waarin zowel vreemde-
lingen-bezoekers als doortrekkende broeders en zusters onderdak konden krijgen. Het werd in naam van de ge- meente sinds 1777 gerund door broeder Jacob Schmidt 43). Nog in november 1794 overweegt men het logement aan deze te verpachten om de risico's voor de gemeente te verminderen. Maar als Schmidt in januari 1795, op het hoogtepunt van de plunderingen te Zeist, - de ula- nen waren bezig de gehele inboedel weg te slepen - met zijn familie met medeneming van de logementspaarden naar Amsterdam is gevlucht, acht men hem bij nader in- zien toch niet meer de meest geëigende kandidaat-pach- ter. Integendeel, als men zich wat meer verdiept in de bedrijfsvoering van het logement blijkt er een enorme schuldenlast van ca ƒ 10.000,— op te rusten, voorna- melijk wegens achterstallige rekeningen. Nadat men de schuldeisers door middel van een advertentie in de krant heeft opgeroepen, tracht men met deze tot een vergelijk te komen over een reductie van de schulden. Voorlopig zal het logement dan ook gesloten blijven en voor algemene doeleinden worden benut 44). Op grond van deze schaarse gegevens wil en kan ik
geen inzicht bieden in de conjuncturele ontwikkeling van de Broedergemeente-economie. Men kan echter aanne- men, dat de afdrachten van de bedrijfswinsten aan de centrale organen te Herrnhut, deels ter delging van de Uniteitsschuld, de noodzakelijke herinvesteringen heb- ben afgeremd. Dit kan, naast de boven gesignaleerde |
|||||
38
|
|||||
memtaliteit ^am een maar 'feinne© gericïite gemeeijiscliap»
gedeeltelijlc een verTclaring zijn van de actiteraaitgang vam de broederbedrijven in de 19e eeuw. Wit het 'Gemeindiarium van 1795 blijkt over-dmidelijlks
dat de zeister gemeente nog altijd een grote aantrek- fcmgskracht uitoefende op bezoekers uit het buitenland, voor wie het de naam had een soort protestantse kloos- tergenneeiiischap te zijn. Voor de revolutie waren het aaimzieimlljke vluchtelingen, die zich over de pleinen en de koorhimizen lieten rondleiden, zoals de prins van Hoham, kardinaal-bisschop van Straatsburg, kardinaal ¥om Framkenberg, aartsbisschop van Mechelen en Cormeliïis Franciscus de Nelis, bisschop van Antwerpen; en de legerleiders van de geallieerden, William, zoon vam de hertog van Gloucester em Oaarles—Philippe de Bomrhom, de latere koning Karel X van Frankrijk 45). Wa de Revolmtle waren het de franse generaals, onder meer de opperhevelhebber Pichegru, en vele functionarissen, die iöi het kielzog van het franse leger vaak met spe- ciale opdrachten hierheen kwamen. Onder hen wil ik noe- anem de directeur van het Nationaal Museum voor Natuur- wetemschappen te Parijs, Faïgas de St, Fonds, belast met het ophalen van de tweie olifanten liit de stadhoïa— derlijke auenagerie op het Loo, die verzekerde dat de broeders zeer wel bekend waren ia Frankrijk; en, iets later, eem jonge officier im gezelschap van de coaatr©— lemr dez assignaten, die z© enthousiast was, dat hij ■ aamkomdlgde de gemeente Zeist bij de Nationale Cöinven- tle te Parijs als de ideale repniihliek aan te f)rij zen 46). Blmmem dit korte bestek hefe ik getracht de lezer rond
te leldem door de zeister Iroedergemeente in een perio- de, die helangrijke gevolgen voor de gemeente heeft gehad, la zoveel jaren zijn wij in staat de gebemrte- mlssem mlt die periode in een historische context te plaatsem. Mij weten mia, dat de franse revolaitie lm heel Emropa eem breuk heeft veroorzaakt, die tot im omze eemw mog wordt gevoeld. Eet 18e-eeu»wse absolutlsnffi, em de bljzomdere variant in ÏNederlamd vam een stadhomder— lijk bewimd als behoeder vam e-en gesloteiii regemtemkas— |
||||
te, had afgedaan en werd overvleugeld door een democra-
tiseringsbeweging, beginnend met de emancipatie van de burgerij en uitmondend in het algeheel kiesrecht. Te- rugkijkend zien wij tevens de doorbraak van nieuwe op- vattingen over een kapitalistische bedrijfsvoering, die in de plaats kwam van het gildesysteem en de ambachte- lijke productiewijze. Maar voor de tijdgenoot levend in Zeist was dit allemaal uiteraard niet direkt duidelijk. De geschiedenis werd bovendien toendertijd gemaakt in de steden, het platteland volgde op afstand. Voor de Broedergemeente te Zeist betekende de omwenteling des te meer een verandering, omdat zij, wilde zij niet weg- glijden in een onbeduidend provincialisme, uit haar isolement moest treden. Dat zij hierin is geslaagd leert ons een blik naar buiten op de beide pleinen ter weerszijde van de Slotlaan. |
||||||||||||||
H.L.Ph. Leeuwenberg
|
||||||||||||||
Noten
|
||||||||||||||
19. Notulen Aufseher Coll., 1794 juli 28. Voor het ver-
loop van de krijgshandelingen, uitmondend in de terugtrekking van de geallieerde troepen, de vlucht van stadhouder Willem V en de vestiging van de Ba- taafse Republiek zie: F.H.A. Sabron, De Oorlog van 1794-95 op het grondgebied van de Republiek der |
||||||||||||||
Vereenigde Nederlanden (met twee atlassen,
Breda, 1892-1893) |
2 dln;
|
|||||||||||||
20. Over Barend Christiaan van Calker (1738-1813): zie
A. J. Servaas van Rooijen, De Zeister medailleur Barend Christiaan van Calker (Amsterdam, 1917). Zie ook notulen Aelt. Conf., 1794 sept. 27 en notulen Aufseher Coll., sept.24 21. Notulen Aufseher Coll.. 1794 okt. 1 en 16.
Mathijs Beuning (Amsterdam, 1739 - Herrnhut, 1800) was de zoon van Mathijs Beuning en Catherina Oudaen, die beiden stamden uit collegiantenfami- |
||||||||||||||
40
|
||||||||||||||
lies. Mathijs sr was een van de grootste geldschie-
ters van Zinzendorf geweest. Maria (Zeist, 1749 - Zeist, 1814) en Sophia (Zeist, 1751 - Zeist, 1826) Schellinger, beiden dochters van Cornelis Schellin- ger, de amsterdamse ijzerhandelaar, die in dec. 1745 slot en heerlijkheid van Zeist kocht ten dien- ste van een nederzetting van de Hernhutters. Anna Bakband (Haarlem, 1724 - Zeist, 1800), weduwe van de koopman Willem van der Schaft 22. Brief van J. Loretz aan de Aelt. Conf. , 1794 nov.
15, PA II R 1. B IV - 23. Notulen Aelt. Conf., 1794 okt. 18
24. 'Aantekeningen over de Bat. Omwenteling, voorname-
lijk binnen Utrecht, door een ooggetuige (= Hendrik Keettel)', De Navorscher, XLIV (1894) 28 25. NL. het Broederhuis, het Zusterhuis en het Wedu-
wenhuis. De hier beschreven gebeurtenissen zijn opgetekend in het Gemeindiarium. Zie H.L.Ph. Leeu- wenberg, 'De Bataafse Omwenteling te Zeist. Aante- keningen uit het Gemeindiarium van de Evangelische Broedergemeente te Zeist, 4 januari - 5 februari 1795', in: Nederlandse Historische Bronnen uitgege- ven door het Nederlands Historisch Genootschap, III (1983), 146-195 26. Notulen Aufseher Coll., 1795 jan. 21
27. Notulen Aelt. Conf., 1795 febr. 21; notulen Aufse-
her Coll. , 1795 febr. 22 en maart 4 . .> 28. Resoluties Provisionele Representanten, RAU, Arch.
Staten, 1056-3 \ ^ . . . 29. RAU, Arch. Staten, 1058
30. Johann Ludolph Lorentz (Zellerfeld, 1755 - Amster-
|
|||||
41
|
|||||
dam, 1803)
31. Johann Günther Eberhard (Rudolphstadt, 17A3 - Wijk
bij Duurstede, 1820). Hij was een moeilijk persona- ge, dat veelvuldig in botsing kwam met de gemeente. Hij is dan ook later uit de gemeente getreden en in Wijk bij Duurstede gaan wonen. In 1806 liet zijn vrouw Margaretha Catharina Schmidt (geb. Bernj 1763) zich van hem schelden. Kataloge Ehechor, PA II R 4.4; notulen Aelt. Conf., passim 32. Heinrich Christian Höltzinger (Gedern, 1742
Zeist, 1816). Levensloop, PA II R 7.6 33. Brief Johann Loretz aan broeder Hacker, 1794 mei
28, PA II R 2. BI 34. Notulen Aelt. Conf., 1795 maart 19; mei 16
35. David Schiffert was predikant te Haarlem van juni
1794 tot eind 1795 36. Philipp Friedrich Hacker (Löwenstein-Wertheim
(Württ.), 1741 - Niesky, 1834). Levensloop in : Nachrichten aus der Brüdergemeine, 1836, I, 857-872 37. Notulen Aelt. Conf., 1794 okt. 23; nov. 8; dec. 1.
Brief van J. Loretz aan broeder Hacker, 1794 nov. 12, PA II R 2. B 1 38. Brief van J. Loretz aan predikant Chr. D. Rothe,
1794 juni'5, PA II R 2. B 1; notulen Aelt. Conf., 1794 aug. 9 en 16; brief L.C. van Laer aan Aelt. Conf., 1795 juni, PA II R 1. B IV. 2 B 39. Notulen Aelt. Conf., 1794 sept. 27
40. Notulen Aufseher Coll., 1794 maart 19; mei 14; nov.
18. Carl Ljungberg (Orebro (Zw.), 1739 - Zeist, 1749) was belast met de leiding van de winkel annex |
|||||
hl
|
|||||
groothandel
41. Ibidem, 1794 juli 23; 1795 mei 13. Notulen Aelt.
Conf., juni 4 42. Notulen Aufseher Coll., 1794 mei 21
43. Jacob Schmidt (geb. Amsterdam, 1745)
44. Notulen Aelt. Conf., 1795 jan. 23; notulen Aufseher
Coll., 1795 jan. 24; febr. 3; maart 18; april 8 45. Gemeindiarium, 1794 aug. 22 (William van Glouces-
ter); sept. 15 (kardinaal Von Frankenberg en bis- schop De Nelis); 1795 jan. 7 (Charles-Philippe de Bourbon); jan. 9 (prins van Rohan) 46. Ibidem, 1795 maart 18 (Pichegru); mei 9 (Faigas de
St. Fonds); mei 26. |
|||||
43
|
|||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sedert 1982 is er sprake van een hernieuwde belang-
stelling voor de schrijfster van historische verhalen: Frauck Juliana Geertruyd Wilhelmina Constantia Engel- berts (Vorden 1880 - Huis ter Heide, gemeente Zeist 1929), kortweg Lite Engelberts (L.E.) genoemd 1). Met haar tweelingzuster Johanna Ignatia Daniela Anna
Jacoba Engelberts (Vorden 1880 - Huis ter Heide 1953) woonde zij aan de Ericaweg 1 in de villa "Gloriette". Ook een vriendin, mejuffrouw H. Mijnssen, woonde een tijdlang bij de tweelingzussen in. Het door Lite Engelberts beoefende genre van histori-
sche verhalen, die geheel gebaseerd waren op archief- onderzoek en familie-overleveringen heeft na de tweede wereldoorlog geen beoefenaren in de nederlandse litera- tuur meer gehad. De hernieuwde belangstelling voor deze schrijfster hangt - naar mijn mening - nauw samen met de toegenomen interesse voor de buitenplaats en haar bewoners. De vertelling "De kinderen van Warmelo", voor het
eerst verschenen in het tijdschrift "Eigen Haard", jaargang 1906, beschrijft het gezin van Arent Sloet tot Warmelo en Kersbergen (1708-1771) en Florentina Wilhelmina Borre van Amerongen (Utrecht 1718 - huis Kersbergen, Zeist 30 april 1777). Het echtpaar Sloet huwde te Zeist in de Oude Kerk 1 december 1751. Ter gelegenheid van hun huwelijk schonken zij een zilveren schenkkan ten behoeve van de avondmaalsviering, voor- zien van de wapens Sloet en Borre van Amerongen, welke nog steeds in de Oude Kerk te Zeist aanwezig is 2). De ridderhofstad Kersbergen 3) kwam in 1644 in handen
van het geslacht Borre van Amerongen. Florentina Wilhelmina was de laatste van haar familie. Het echt- paar Sloet woonde aanvankelijk op Kersbergen, waar hun oudste zoon in 1752 werd geboren, later op het kasteel "Warmelo" gelegen in Diepenheim (provincie Overijssel). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A4
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verhaal "De kinderen van Warmelo" is volgens me-
dedelingen van de schrijfster zelf gebaseerd op een uitgebreide correspondentie uit de jaren 1776-1777. Ik vraag aandacht voor deze vertelling vanwege de verwij- zingen naar Kersbergen. Aangezien geen huisarchief van deze ridderhofstad bewaard is gebleven, vullen deze verwijzingen een leemte in onze kennis op. In de editie 1982 van het verhaal wordt op blz. 126
melding gemaakt van Van Dam: "de rentmeester te Utrecht der Kersbergsche goederen van Mevrouw Sloet". Ik meen deze Van Dam te kunnen identifiseren als Jan van Dam (1712-1778), onder meer secretaris van de Hoge en Vrije Heerlijkheid Zeist en Driebergen sedert 1740 4). De volgende passage, waarop ik wil wijzen, staat op
blz. 150 editie 1982 en geeft duidelijk aan hoe over Kersbergen in 1776-1777 en Zeist toen gedacht werd. Aan het woord is Floris Willem Sloet tot Warmelo (Zeist 1753 - kasteel Warmelo, Diepenheim 1838): "'t Is daarom ook, dat wij Kersbergen maar liever
verhuren, wij komen er toch niet. De streek is er anders weinig in trek, want meer dan ƒ 300,— huur per jaar kan ik voor Kersbergen niet krijgen, en dan heeft de huurder nog het voordeel om het tuinmanshuis te kunnen verhuren, zodat hij feitelijk niet meer verwoont dan ƒ 196,—, maar Zeist is een echt boeren- dorp. Als Kersbergen nu nog aan de Vecht lag, bij Breukelen of Loenen, dan zou het wel meer gewild zijn" 5). ' " Zeist zou pas na 1818, de verkaveling van de goederen
van de familie Van Laer, aan de Utrechtse- en Drieberg- seweg buitenplaatsen krijgen, die met de aanplanting van produktiebossen en de aanleg van parken rondom de grote huizen het boerendorp tot de parel van de sticht- se lustwarande zouden maken. Het leek mij van belang om de verbondenheid met Zeist
van de gezusters Engelberts aan de vergetelheid te ont- rukken. Uit Assen kwamen zij 15 november 1913 te Zeist wonen. Lite Engelberts staat in het bevolkingsregister |
|||||
45
|
|||||
van Zeist als hoofd van de huishouding ingeschreven.
Aanvankelijk woonde haar broer, Albertus Helenus Theodorus Engelberts (geboren Vorden 23 februari 1882) ook bij haar in. Hun woonhuis, het pand Prins Alexan- derweg 120, werd later vernummerd tot Ericaweg 1, Huis ter Heide. Vanwege de familie Nepveu bestonden nauwe banden met Zeist. De vertelling "De kinderen van Warme- lo" was toen reeds vele jaren geleden geschreven 6). V.A.M, van der Burg
Noten
1. H.W.M, van der Wijck en J. Enklaar-Lagendijk, Herin-
nering aan twee Overijsselse Buitenplaatsen: "De Alerdinck" en "Het Warmelo", vermeerderd met "De kinderen van Warmelo" en "Een Familie-overlevering" door L.E., voor het eerst verschenen in "Eigen Haard" in 1903 en 1906, Alphen aan den Rijn 1982 en I.H. van Eeghen, L(ite) E(ngelberts) en de familie- overlevering. Jaarboek Centraal Bureau voor Genealo- gie 37 (1983), blz. 230 e.v. 2. H.J. van Eekeren, De Oude Kerk te Zeist, uitgebreid
en voltooid onder verantwoordelijkheid van de Van de Poll-Stichting te Zeist door ds P. Knijper, deel 2, Zeist 1975, blz. 180 en afbeelding no 69. Bij de restauratie 1964/1965 is ook de grafkelder
van Kersbergen aangetroffen (H.J. van Eekeren, De Oude Kerk te Zeist, deel 1, Zeist 1974, blz. 100 en deel 3, Zeist 1976, blz. 214-215), voor het eerst vermeld in 1575, waarin op 21 september 1752 het eerst geboren kind van het echtpaar Sloet tot Warme- lo-Borre van Amerongen werd bijgezet. Volgens de genealogie: Jan Albert geheten (H.W.M, van der Wijck en J. Enklaar-Lagendijk, a.w., blz.98). Kersbergen bezat ook een dubbelgestoelte in de Oude Kerk te Zeist (H.J. van Eekeren, De Oude Kerk te Zeist, deel 2, Zeist 1975, blz. 182-183). |
|||||
46
|
|||||
Roland Blijdenstein, Zeist, Groei en Bouw, Deel 3,
Utrechtseweg-Driebergseweg, Zeist 1984, blz. 101 e.v. V.A.M, van der Burg, Fragment-genealogie van het
schoutengeslacht Van Dam te Zeist, Bulletin van de Van de Poll-Stichting (12) 1982, blz. 10 e.v. Van de ridderhofstad Kersbergen is behalve het poor- tje uit 1633, dat naast een duiventoren aan de Utrechtseweg 67 C staat, ook nog een aantal kanonnen bewaard gebleven, die van Kersbergen naar Warmelo door Mevrouw Sloet tot Warmelo-Borre van Amerongen gebracht zijn (H.W.M, van der Wijck en J. Enklaar- Lagendijk, a.w. , blz. 29 met afbeelding) en zich thans in een particuliere collectie bevinden. Zie over F.W. Baron Sloet, heer van Warmelo en Kers- bergen: Nederland's Adelsboek (44) 1951, blz. 364. Met dank aan de heer L. Visser, hoofd interne zaken, gemeente Zeist. |
|||||||||
■:s:4^
|
|||||||||
^e EXDBKB.-HOï'ST.AD JCEII.SBIÏJR.ÖÏ1N.
|
|||||||||
Gravure J. de Beyer, 1745
|
|||||||||
47
|
|||||||||
Open dag 1984 '"''■■ ' : i
liet: tlioitia vnn de op 15 .september 1984 door on^-e
Stichting te houden open dag is "Bedrijvigheid in Zeist". Omdat het niet mogelijk is de totale zeister bedrij-
vigheid in de loop der tijden in één van de zalen van Het Slot in beeld te brengen is gekozen voor een be- paald jaar. De keus viel op 1916. Enerzijds, omdat in het verslag van de toestand der
gemeente Zeist over het jaar een overzicht is opgenomen van alle bedrijven, waarin krachtwerktuigen werden ge- bruikt. Anderzijds, omdat velen de toenmalige bedrijven nog
gekend hebben en er behalve afbeeldingen ook voorwerpen kunnen worden tentoongesteld, die in deze bedrijven zijn gebruikt of gemaakt. Een uittreksel uit het bovengenoemde verslag is op de
volgende bladzijden afgedrukt. Indien u in het bezit mocht zijn van door zeister
bedrijven gemaakte artikelen, die getoond zouden kunnen worden op de open dag, dan houdt de tentoonstellings- commissie zich van harte aanbevolen. Een telefoontje is voldoende om tot een afspraak te
komen met een van de leden van deze commissie. Catalogus bibliotheek
In verband met het toegenomen boekenbezlt hebben de
dames dr. A. Bertoen-Brouwer en drs. J.Ch. Mollen- Hengeveld een nieuwe catalogus samengesteld van de bibliotheek van onze stichting. Belangstellenden kunnen a ƒ 5,— per stuk een exemplaar
afhalen in Het Slot (op dinsdagmorgen) of bij de pen- ningmeester (tijdens kantooruren). Ook op de open dag zal weer een boekentafel worden ingericht, waar alle publicaties van onze stichting verkrijgbaar zijn. L. Visser
tel. 87220 kantoor
17130 thuis |
|||||
49
|
|||||
VERSLAG van den toestand der gemeente
Zeist over het jaar 1916, door Burge- meester en Wethouders aan den Raad dier gemeente, ingevolge artikel 182 der gemeentewet, aangeboden. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gemeentebestuur.
Personeel.
Personeel van den Baad.
Op 31 December bestond de gemeenteraad uit de vol-
gende leden : |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de vergadering van 5 September werden de afdeelingen
van den Raad samengesteld als volgt: Eerste afd e eli n g:
De heeren Van Tets, voorz., Bendien, Van den Brink,
Fakkeldij, Huydecoper, Pleines, Van de Poll en Stoové. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nijverheid.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opgaaf der fabrieken binnen de gemeente en de voor-
naamste ambachten, benevens van het getal daarbij werk- zaam zijnde arbeiders. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
51
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Getal
Arbeidehs. M. V.
|
||||||||||||||||||||||||||
NAMEN
DER EIGENAARS. |
||||||||||||||||||||||||||
AARD
DER INRICHTI>TG. |
GELEGEN
AAN DE(N) |
|||||||||||||||||||||||||
Houtbewerking
|
P. C. van Es 8
L. J. Goossen 27
Fa. Jmming& v. Tongeren 10
N. V. fabriek ,de Specht" U
Fa. G. Lagerweij & Zn. 10
G. Vermeer 3
i
H. Voornevold 7 I -
J. van Dük ö • —
J. A. Schouten 1 I —
J. van A/iiorsfoort | 3 —
C. van Dyk 1 1 -
Firma Schütz & Co. [1\ —
B. Ferman j 51 i —
G. J. van Drie 1 | —
H. D. Schuurman 3 j -
Bamag Didier 100 i —
L. Gadellaa 8 —
Mij. „Calor" | 12 —
i
M. Groeven 1
H. Strietman 4
M. J. Gerritsen 70 45
|
|||||||||||||||||||||||||
Ie Dorpsstraat
Jagerlaan
Lageweg
Karpervyver
Etnmastraat
Steniaweg
Utr. weg
Bothadwarslaan
Van Reenenweg
Krullelaan
■ Gosterlaan
Karpervyvor
Odükerweg
Koppeldijk
Borgweg
Odykeiweg
Voorheuvel
Bothalaan
Enimastraat
Antonlaan
Bergweg
|
||||||||||||||||||||||||||
Hüutzagorü
|
||||||||||||||||||||||||||
Karninrichting
,.?-■■
Kofflebrandery Koperwerken
Korenmolen
■ " »' ■ ^.
Machinefabriek Metaalbewerking »
Mineraalwaterfabriek Nieuw zilveren werken
|
||||||||||||||||||||||||||
E, van Amersfoort
|
||||||||||||||||||||||||||
L.v.Be6kenRoijen
|
||||||||||||||||||||||||||
Nikkelinrichting
|
||||||||||||||||||||||||||
52
|
||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
53
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OPGAAF van de voornaamste ambachten, benevens
van het getal der daarbij gebezigde arbeiders. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
54
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Krachtens de hinderwet werd door ons vergunning ver-
leend voor: rt. de opricliting van:
een machinehuisje voor het opwekken van stroom voor verlichtingsdoeleinden; eene smederij; eene inrichting voor het bereiden van kunstmineraalwater en een bierbotlelarij ; een slachtplaats en rookerij; een lood-, zink-, koper- en blikslagerij, alsmede een nikkelfabriek. b. de uitbreiding van :
een inrichting voor de vervaardiging van terra-cotta bouw- ornamenten; een stoomwasscherij; twee inrichtingen voor houtbewerking; twee inrichtingen voor metaalbewerking; een smederij; vier slagerijen; een fabriek van gouden en zilverenwerken; een limonadefabriek; vier bakkerijen; een fabriek van koperwerken; eene inrichting voor het ver- vaardigen van tuinmeubelen en een zeepfabriek met spalterij. Handel en scheepvaart,
a. Handel. Markten worden alhier niet gehouden.
De groot- en kleinhandel en de winkelnering in deze
gemeente waren bevredigend. In het afgeloopen jaar waren alhier 1'^ groothandelaren
gevestigd. Hoofdzakelijk werd handel gedreven met Engelsche- en
Duitsche handelshuizen in steenkolen, vlas, wol, garens, b. Scheepvaart.
De scheepvaart is hier zeer gering en dient alleen tot
het vervoer van goederen, brandstoffen en bouwmaterialen. De 11 alhier thuisbehoorende vaartuigen bevatten een
gezamenlijken inhoud van 83 tonnen, waaronder 1 van 12 tonnen, gedreven door een petroleummotor van 4 paarde- krachten. |
|||||
55
|
|||||
Inrichtingen, in verband staande met de uitoefening
van handel en andere bedrijven. a. Middelen van vervoer- te roater. Hieromtrent valt alleen
te vermelden dat, uitsluitend voor het vervoer van goederen, drie geregelde diensten bestaan op Utrecht en Amsterdam door middel van overdekte jaagschuiten ol' motorbooten. Ondernemers van deze diensten zijn de Gebrs. Ekdoni,
C. Beerthuizen en het ütrechtscho Schietschuiteiiveer. h. Middelen van vervoer te tand. Als zoodanig dienen
vermeld te worden : 10, een buurtspoorweg van Zeist naar de Bilt, in aan-
sluiting met de spoorwegen naar Utrecht, Amersfoort en Baarn, geëxploiteei'd door de Ned. Centraal Spoorweg Mij. Het aantal reizigers in binnenverkeer van de Ned. Centraal
Spoorweg Maatschappij gedurende het afgeloopen jaar over den buurtspoorweg vervoerd van en naar deze gemeente, bedroeg ± 300.000, waaronder het militair vervoer niet is begrepen. Voorts voorziet de N. C. S. door een geregelden dienst
ook in bestelling van goederen. 2". een electrische spoür{tram)weg tusschen Zeist (station)
en Utrecht, geëxploiteerd door de Ned. Centraal Si)oorweg Maatschappij. Blijkens de dienstregeling werd gedurende het geheele
jaar een halfuursdienst gereden. In het afgeloopen jaar werden langs deze lijn vervoerd
ruim 701.000 personen, [daaronder niet begrepen de reizigers met abonnementskaarten. 3". electrische tramweg, tusschen Zeist (station) en het
station Driebergen, in exploitatie bij de Ooster Stoomtram Maatschappij. Het aantal ritten bedroeg van 1 Januari— 80 September gemiddeld 64, en van 1 October—31 December gemiddeld 60 per dag. |
|||||
56
|
|||||
4". tramweg tusschen Zeist (station) en het station
Amersfoort, in exploitatie bij d.e Ooster Stoomtram Maat- schappij. Het aantal ritten bedroeg gemiddeld 36 per dag. Tot op- of aanmerkingen hebben deze diensten in het
afgeloopen jaar geene aanleiding gegeven. Verder zijn binnen deze gemeente verschillende personen,
die met paard en wagen de omliggende plaatsen bezoeken en zich belasten met het bezorgen van boodschappen, bestellingen, enz. c. Nederlandschti bank, verzekeringmaatschappijen,
makelaars enz. Er zijn in de gemeente;
1 levensverzekeringbank („Kosmos".)
2 bank-instellingen. De Nationale bankvereeniging (voor-
heen Huydecoper en Van Dieleii) en het Zeister wissel-
en effectenkantoor. :. 1 correspondent van de Nederlandsche Bank. •
27 agenten van brandassurantiemaatschappijen. 32 „ „ levensverzekeringmaatschappij on.
6 „ „ verzekeringsmaatschappijen tegen inbraak.
5 „ „ „ „ ongelukken.
6 „ ^ glasverzekering,
2 „ „ verzekering tegen wanbetalers huishuur,
^ » M hypotheekbanken. 5 commissionnairs in effecten.
|
|||||
57
|
|||||
De handkar met azijnton van de azijnfabriek
"De Ster" aan de Maurikstraat behoort tot een van de nieuwste aanwinsten van de Van de Poll-Stichting. |
|||||
58
|
|||||
Een andere aanwinst is de bakfiets van W.D. Slijkhuis,
Nooitgedacht 6, waarmee 35 jaar brood bezorgd werd in Zeist. (Foto Hanneke Kortlandt, Zeist.) |
||||||
Ln
|
||||||
Kees van den Achterheuvel vertelt over Oud-Zeist
Assie 'n Opa heb zooas ik, dan hoevie nooit verlege te
zijn om 'n vertelsel, want die weet 'r zoo'n meuk, dat 't 'n merakel is. Vleje week kwam 'k mit me vader bij Opa want ze moste noodig ofspreke of 't nou oorlog zou worde of niet. Nou daar ha'k niks an en toe gong 'k maar naar me tante Jaantjie in de keuke om 'n paar ap- peltjies. Maar toe 'k terug kwam in de kamer zee me Opa: Kom is op me knie Keesie, dan zë'k is wat vertelle uit de ouwe tijd, toe de koei Bart hiette. Je mot wete datte de minse 'n jaar of wat geleje, as ze van de Achterheuvel hoorden, dan trokke ze d'r schou- wers of d'r neus op en daarom hebbe ze d'r toe maar 'n Emmastraat van gemaak, da's zeker defteger! Maar toe 't dan nog Achterheuvel was, 'n 65 jaar ge- leje, toe was Zeist nog eenvoudig en de wethouwer liep op ze klompe te wandele al was 't bij lange na gin boer. En toe was de Achterheuvel 'n soort sentrum van Kunst en Nijverheid. Ja, lach maar niet, want 't is ech waar! Dat zè'k ie vertelle. - Waar nou 't Martpleintje is, daar was toe 'n flinke moestuin mit 'n doorne heg d'r omheen. In de voorzij van die heg, waar 'n gemeen- tepomp sting, begon de nijverheid al, vooral 's Maan- dags, want dan was 't waschdag. - Nou, assie dan de Achterheuvel opgong ('t was toe 'n grintweg) dan kreeg ie an de rechse kant eerst de kunst en 't vermaak. Dat was de Unitas Sosieteit, feest- en konsertsaal, ver- kooplokaal enz. net as later de Nieuwe Sositeit. Maar an de achterkant hajje 'n flinke overdekte kegelbaan en daar kon je ze Zaterdagsavonds hooré rolle. Daar kwamme alleen goeie burgers en heere. 'n Paar huize verder kreeg ie, as 't ' r de tijd voor was, 'n visdrogerij, maar anders was 't 'n koperslagerij en snoepwinkel. Dan kreeg ie de lintfabriek die d'r nou nog staat, maar toe was 't 'n febriek, vol volk. En zinge dat die wevers konne. Onder 't weve deur! Nou hoor! - Dan kreeg ie nog an dezelfde kant de Lampekouseweverij van de gebroeders van de Veer, ok 'n drukke zaak. - Dan an de overkant de zeepfabriek van v.d. Veer en van 't Klooster waar |
|||||
60
|
|||||
groene zeep gemaakt wier en verkes gewoge, want 't was
meteen de Waag. De ouwe Meijers was de waagmeester. Op die fabriek ware
de directeure de Waal Malefijt, de latere minister en Meheer de Bruijn, uit de tabakswinkel op de 2e Dorp- straat. Dan weer an de rechse kant de wasserij van Pluim Zondag. Die wasserij is t'r nog. Dan ware d'r nog 2 wasserije, de eene, van Van Melsen, is nou in de Kroost. - Dan had je nog een groote timmerwinkel die d'r nou nog is, een paar zaadhandels en 't laatste huis was de Bierbrouwerij van Meheer Roghair, waar dat beste Zeisterse bier wier gebrouwe. - O, o, dat lekkere, ver- sterkende bier! - Madrr nou vergat ik nog heelemaal de Klompenmakerij van Smitje en de Mandenmakerij van Mul- der. Afijn, alles bij alles 'n straat, zooas t'r gin tweede op Zeist was, of 't mos dan 't Broederplein zijn, maar daar was 't alles in 't deftige. Dat vertel ik ie later wel is. - En toe ging me Opa z'n kenijne voere. Nou, daar mos ik ok bij zijn. Kees van de Achterheuvel
|
|||||||
In het archief van de Van de Poll-Stichting bevinden
zich de twee in dit bulletin opgenomen artikelen uit het Zeister Weekblad, waarin Kees van de Achterheuvel o.a. vertelt over de bedrijvigheid in het centrum van Zeist. De redactiecommissie wil graag weten wanneer deze artikelen zijn verschenen en wie er achter de naam Kees van de Achterheuvel schuil ging. L. Visser
|
|||||||
61
|
|||||||
Kees van den Agterheuvel over Oud-Zeist
Beste Meheer,
Op êên na de leste keer ha'k 't over de Achterheuvel
gehad in nou kom ik vleje week bij me Opa in die zeit teuge me: Keesie zeittie, je het 't t'r maar schraaltjes ofgebrog joggie, mit dat stukkie van me bakermat! Ik zee wat is dat Opa? Wel zeittie, dat van de Achterheuvel, 'k Had je toch veul meer opgebieg! 'k Zeg, ja maar 't was ok pas de helf en nou komp de ande- re helf. Van 'n lekkere koek moje nooit te veul tege- lijk hebbe. We ware gebleve bij de Bierbrouwerij. Nou iedereen die
d'r vroeger wat te make had, bleef t'r een poosie, want de brouwer was niet gierig. Teugenover de bierbrouwerij stong d'r dan nog op 't end van de Achterheuvel 'n hee- rehuis. Daar woonde eers meheer Roghair, maar later Mr. Lapêre dat is de vader zie je en dat wier nou net de vader van 't Lapêrepark. Dat komp later nog wel. Die dwarslaan aan 't end van de Achterheuvel hiette toe de witte laan en d'r stinge gin huize an, want daar lee de Driest. Daar hadde 'n heeleboel minse 'n lappie bouw- grond en daar pootte ze eerpels en boone en andijvie en boerekool en biete. Dat ware meest minse die gin tuin achter d'r huis hadde en de meeste woonden op de Ach- terheuvel. En dan 's morgens om vier uur koje ze d'r al vinde om de eerpels an te hooge of wat er net te doen was. As 't dan najaar wier koje 'n heele troep minse en kindere zien die de boel an 't binnehale ware. Al hadde me dan gin tuin, me gonge toch piepers rapé! Ja, 't ware eenvoudige vlijtige menschen, daar op de Achter- heuvel maar je had er dan ok maar een klein kroegie, en dat was weinig voor die tijd. En dan nog wat. De over- heid was t'r ok verteugenwoordigd in de persoon van de stoere statige nachwach van Tellingen teugenover de Lomraertsteeg. As die op de vlakte kwam, dan was de orde d'r ok al. As tie dan de heele dag hard gewerk had, gong die toch eve goed mit de sabel om, de lange schanslooper an en de groote polisiepet op gewapend mit |
|||||
62
|
|||||
'n stevige stok, 'n zakkie boteramme en 'n kruikie kof-
fie naar de wach. Dan had je ok nog 'n bakker op 't hoekie van de Lommertsteeg en die bakte toch zulk gru- welek lekker roggebrood, dat was bar. En dan woonden er verscheie goeie werklui, zooas schoenmakers en bliksla- gers, die op 't Broederhuis werkten. Ok nog 'n paar smids en 'n timmerman en 'n kachelbakker, die in de broedergemeente werkte. Ze maakten meestal 'n dag van 14 uren en konne 10 gulden tog niet halen, maar omdat 't zukke ordenteleke minse ware kwamme ze d'r toch mee uit. Ajje dan om 12 uur de Achterheuvel op kwam, k'oje persies watte de minse atte, al naar wat de tijd mee- broch.: snert, uiearts-, hutspot of spekbakke en dan liep 't water in je mond bij mekaar. En nou geloof ik, d'aje je bes voorstelle ken hoe 't 'r daar uitzag en wil je d'r meer van wete dan gaje maar naar me Opa, want hij het 't mijn ook maar verteld. Nou komp er de volgende keer wel wat over de Hernhutters. Daar het me Opa al- tijd ze mond vol van, vanof Snijder, waar vrouw de Rooy altijd ging koken, tot an de Brouwerij bij de ouwe gas- fabriek. Dus tot temeegies. Kees van de Agterheuvel
Van de redactie
Beste^ Kees,
Van je vader hoorden we, dat je opa Zondag 70 jaar
wordt. Dat is nog eens een leeftijd, die het vieren waard is. Wil jij hem daarom namens het Zeister Week- blad eens hartelijk feliciteren en hem toewenschen, dat hij nog heel veel jaren gespaard moge blijven en jou nog een heeleboel verhaaltjes vertelt om in de krant te zetten? Netjes zeggen, hoor! Dank je wel en een pret- tigen dag toegewenscht. Red. Z.W.
|
|||||
63
|
|||||
Bedrijvigheid en Nijverheid
in de Broedergemeente
(•: lyCiO - ± 1860) uit oude aaiUokon i ngen
Tot diep in de 19e eeuw was er een verbijsterend aan-
tal ambachten en bedrijven opgetekend in de Broeder- gemeente. Men is geneigd te vragen waar deze onderdak vonden,
daar de huizen op de pleinen als gezinswoningen werden gebruikt. Vrij zeker waren zij gehuisvest in de sousterrains en
langs de Karpervijver, op de Brouwerij, in Veelzicht en vermoedelijk ook in een van de massieve stallen, later in gebruik bij de firma Van Arkel. De eerste lijst vermeldt 31 bedrijven, o.a. bakkerij,
blikslagerij, looierij, goud- en zilversmederij, knoop- fabrikage, kopersmederij, loodgietersbedrijf, weverij, kousen- en breinaaldenmakerij, zadelmakerij, apotheek, porceleinen kachels, enz. De bedrijven omvatten ieder terrein van liet leven en
waren een uitkomst voor de bewoners der vele buiten- plaatsen, die een tocht naar Utrecht bespaard bleef. De grasvelden van de pleinen werden als bleek ge-
bruikt voor de wassen van de zusters van het Zuster- huis. Aan hen werd de fijne was toevertrouwd van de buitenplaatsen tot ver in de omtrek. Het wassen geschiedde op de vlonders boven de sloot,
het bleken op de gazons. Vooral in de maanlichte nach- ten bleekte het goed heel mooi, maar dan moesten er veel wachters zijn, die oppasten, d"at er niets gestolen werd. De nachtwachten liepen rond de pleinen, riepen meteen
het uur af, zoals dat ook in de steden gebeurde en zon- gen daarbij een vers uit het gezangboek. |
||||
64
|
||||
"Stricknadlerei" in het Broederhuis
Dit bedrijf begon in 1767 en werd gedreven door Br.
C.F. Wierts. Hij leerde in Gnadenberg de Broedergemeente kennen,
waar hij als wever werkte en daarnaast nog in verschei- dene andere bedrijven werkzaam was. Hij vond gelegen- heid zich te bekwamen in het vervaardigen van breipen- nen en begon zelf hierin een bedrijf. Om het bedrijf meer uit te breiden ging hij in 1778 naar Leiden waar hij zich vestigde. Na het overlijden van zijn vrouw in 1810 verzocht hij het bedrijf, dat intussen bijna ver- lopen was, in het Broederhuis te mogen voortzetten, daar hij meende er egn goed bestaan in te kunnen vin- den, doordat dit bedrijf het enige was in Nederland. Zijn zaak in Leiden had hij opgegeven en zo kon hij ook op zijn oude klanten rekenen. Hij overleed in 1829. Het is niet na te gaan tot welk
jaar de "Stricknadlerei" heeft bestaan, daar er na 1811 geen inventarislijsten meer te vinden zijn. "Perückenmacherei" in het Broederhuis
Over dit bedrijf zijn lijsten van de inventaris uit
de jaren 1768-1819 aanwezig. Ook een contract, dat in 1783 werd gemaakt met Br. J.H. Hilligen, die de leiding van de pruikenmakerij op zich zou nemen. Deze broeder kwam uit Kopenhagen en werkte daar 7
jaar. Toen ging hij reizen naar Lübeck, Hamburg en Bre- men, waar hij ook zijn beroep uitoefende. Daarna kreeg hij een verzoek uit Petersburg van een pruikenmakerij om daar te komen werken. Dit verblijf duurde maar kort. Hij ging terug naar Kopenhagen en werkte later in Christiansfeld. Vandaar kwam hij in 1778 te Zeist. Op bijna 80-jarige leeftijd overleed hij hier in 1821. Ook over dit bedrijf zijn er na 1819 geen gegevens
meer te vinden. |
|||||
65
|
|||||
De bakkerij was een langer leven besclioren. Deze
hield als bedrijf en winkel op te bestaan na de grote brand in 1967. Alle rocepteii van de specialiteiten zijn licwnnrd ge-
bleven. In ditzelfde pand was kort gevestigd de winkel, die
nu ondergebracht is in het onderhuis aan de Lageweg en heet nu de "Heerlijckheit". Verkoop van sterren en vele andere Broedergemeente-specialiteiten, 5 september 1772. Broeder Chr. van Calker maakte een
medaille ter gelegenheid van de geboorte van de zoon van de Erfstadhouder. Hij mocht deze medaille persoon- lijk aan de Stadhouder aanbieden. Er werden nabesteld 4 gouden en 12 zilveren exemplaren. Deze medaille vond in de 7 provinciën, waar zij werd verkocht, veel afnemers. Cruydenierswinkel
Op 21 juli 1791 wordt aan Br. C. Justl de winkel op-
gedragen voor rekening van de Broedergemeente onder de naam "de firma C.J. Justi & Co". Op 29 december 1797 neemt hij de zaak voor eigen re-
kening over. Op 28 december 1818 neemt zuster Justi de zaak na het
overlijden van haar man voorlopig over. Daar zij zwak van gezondheid is krijgt zij in 1819/1820 hulp van de jonge broeder C.P. Hellström, die uit Zweden komt en de zaak tot 1837 leidt. Deze zaak blijft bestaan in gewij- zigde vorm tot ver na de 2e wereldoorlog. De koffie- branderij en de theemengerij waren toen reeds afgesto- ten. -?' Nu is in dit pand het fotografisch atelier van Zr H,
Kortlandt gevestigd. Er zou over diverse bedrijven nog meer te schrijven
zijn. Bekijkt u eens in de kerk de porceleinen kachels van
Br. Martin. T. Hille
|
|||||
66
|
|||||
VAN PERSONEN NAAR PARTIJEN
|
||||||
Een onderzoek naar partijvorming in de
gemeentepolitiek van Zeist tussen 1870 en 1890 |
||||||
67
|
||||||
INHOUDSOPGAVE
pagina
1. Inleiding 69
2. Het karakter van de verkiezingen 70
3. De opkomst en het optreden der kiesverenigingen 74
4. De onderwijskwestie in de gemeenteraad 81
5. Begrotingsperikelen 85
6. Conclusie 87
7. Noten 88
|
||||
68
|
||||
Inleiding
"Men heeft hier (in Zeist) het lidmaatschap van de
Raad te lang beschouwd als een erepost, die men de he- ren van de sociëteiten en hoge familiën moest overlaten naar hunne keuze". Dit is een citaat uit een ingezonden stuk in de "Oranjevaan" van 21 juli 1883 naar aanlei- ding van de gemeenteraadsverkiezingen van 17 juli en naar aanleiding van een artikel in de "Oranjevaan" van 14 juli, waarin melding werd gemaakt van toenemende bewustwording van a.r.-kiezers in Zeist. Deze uitspraak toont duidelijk de aanwezigheid van twee "politieke stelsels", namelijk één waarin het om personen en één waarin het om partijen draait. In de periode van 1870 tot 1890 beginnen politieke
partijen zich te ontwikkelen. Hoe verloopt dat op plaatselijk niveau, in dit geval in Zeist, hoe groot wordt de rol van georganiseerde partijen en in hoeverre spelen plaatselijke politieke kwesties een rol bij de partijvorming? Om op deze vragen een antwoord te vinden heb ik vooral de verkiezingen (en de strijd daaromheen) en de inhoud van de raadsvergaderingen gevolgd. In het stukje over het karakter van de verkiezingen wordt vooral uitgelegd hoe het politieke stelsel werkte en hoe het mede daardoor om personen draaide. In het stuk over de opkomst en het optreden der kiesverenigingen worden de politieke ontwikkelingen op de voet gevolgd, terwijl het stuk over de onderwijskwestie de relatie tussen vornn en inhoud van de gemeentepolitiek probeert te belichten. Het laatste deel over begrotingsperikelen illustreert het individualisme en wat van de "gevoelig- heden" van die tijd. |
|||||
69
|
|||||
Het karakter van de verkiezingen
Door het geldende kiesrecht had Zeist in 1870 205
kiezers op een bevolking van 5428 personen (1890: 349 kiezers; 6823 inwoners). Deze 205 kiezers kozen uit hun midden 11 raadsleden. Elke 2 jaar trad éên derde deel van de raadsleden af. Men stemde door op het stembrief- je, dat men kreeg, de namen in te vullen van degenen die men gekozen wilde hebben. Men stemde dus op perso- nen. Bij tussentijds aftreden of overlijden van raads- leden was het meestal noodzakelijk tussentijdse verkie- zingen te houden. Daardoor zijn er tussen 1870 en 1890 maar 3 jaren geweest waarin geen verkiezingen werden gehouden. Als na verkiezingen bleek dat geen enkele of te weinig kandidaten de absolute meerderheid behaald hadden, was er een herstemming tussen de kandidaten met het hoogste aantal stemmen noodzakelijk. In het begin van de jaren zeventig werden er een of twee weken vóór de verkiezingen advertenties in de "Weekbode" gezet. In die advertenties werden êén of meerdere kandidaten aan- bevolen. Onder zo'n advertentie stond meestal "Eenige Kiezers" of "Vele Kiezers". Soms werd de aanbeveling van een motivatie voorzien. In de Weekbode van Zaterdag 11 juni 1870 (1) luidde de tekst van een advertentie: "Enige kiezers: Het wenselijk en ook niet onbillijk achtende, dat de broedergemeente alhier ook verder in de gemeenteraad vertegenwoordigd worde, nodigen hunne medekiezers uit, om op dinsdag 14 dezer te stemmen op Petrus Willem van Calker, een man van erkende bekwaam- heid en oprechtheid". Het kon ook gebeuren dat men door medekiezers werd
aanbevolen zonder dat men er van afwist en/of er mee instemde. Voor de verkiezingen van 18 juli 1872 waren 4 raadsleden aftredend en herkiesbaar. In éên advertentie werd aanbevolen de heren Liefrlnk en De Pesters te her- kiezen en twee andere raadsleden (Kuytenbrouwer en Martin) te vervangen door de heren Labouchêre en Van Ewljck. Na de verkiezingen hadden beide heren door in- gezonden stukken in de Weekbode (2) laten weten dat zij zich niet als kandidaat tegen êên der aftredende leden 70
|
||||
wensten te stellen. Zij verzochten dit te publiceren en
zoveel mogelijk te verspreiden. Voor de verkiezingen op 15 juli 1879 werd door de Christelijk Historische Kies- vereniging "Nederland en Oranje" onder andere de heer J.R.A. Kuytenbrouwer aanbevolen (3). De heer Kuytenbrouwer had van 1870 tot 1876 zitting
in de Raad. In dat jaar nam hij ontslag en bij de ver- kiezingen deelde hij per advertentie mee niet voor her- verkiezing in aanmerking te willen komen (4). Het re- sultaat van de actie van "Nederland en Oranje" in 1879 was een herstemming tussen J.R.A. Kuytenbrouwer en H.M. van der Mersch (5). De verkiezing van H.M. van der Mersch werd tegengewerkt door de suggestie dat hij als directeur van de gasfabriek een te nauwe band had met de gemeente (die de grootste afnemer van het gas was) (6). In dezelfde Weekbode als waarin deze suggestie gedaan werd, werd in een andere advertentie gesteld dat Van der Mersch wel directeur maar geen eigenaar van de gasfabriek was en zodoende wél verkozen kon worden. Per ingezonden stuk werden de kiezers opgewekt om versnip- pering van stemmen te voorkomen door ze niet uit te brengen op personen, die bij een benoeming zouden be- danken. Daarmee werd ongetwijfeld de heer Kuytenbrouwer bedoeld. Bij de herstemming volhardde "Nederland en Oranje" in de kandidaatstelling van de heer Kuytenbrou- wer. Een advertentie ter aanbeveling van de heer Van der
Mersch had als tekst: "De heer Kuytenbrouwer heeft bij de voorlaatste verkiezing per advertentie in de Week- bode bekend gemaakt dat hij niet in aanmerking wilde komen voor het lidmaatschap van de Raad. De heer Kuytenbrouwer heeft daarna, meer dan eens, aan ver- schillende personen ten stelligste verzekerd, dat hij geen zitting meer zou nemen in den Raad. De heer Kuytenbrouwer is op het ogenblik in Zwitserland, en dus waarschijnlijk onkundig van de herstemming in Zeist; anders had hij ook nu zeer zeker voor de kandidatuur bedankt" (7). Uiteindelijk werd de heer Van der Mersch verkozen. In de Weekbode van 9 augustus werd een open brief van de heer Kuytenbrouwer aan de kiesvereniging 71
|
||||
"Nederland en Oranje" opgenomen waarin hij zijn veront-
waardiging uitsprak over zijn kandidaatstelling zonder zijn medeweten en zonder dat hij (door verblijf in het buitenland) in de gelegenheid was "zijnen wensch tot niet verkiezing te herhalen" (8). Soms accepteerden de kiezers het niet dat iemand zich
niet herkiesbaar stelde. In 1883 deelde de heer Labouchêre in de Weekbode mee niet meer in de gemeente- raad gekozen te willen worden (9). In dezelfde Weekbode stond een advertentie waarin de kiezers werden aange- spoord de heer Labouchêre eenparig te herkiezen. "Wij koesteren de stille hoop dat hij, ziende dat geheel Zeist hem als raadslid begeert, op zijn besluit zal terugkomen en zich een herbenoeming zal laten welge- vallen", "Vele Zeistenaren". Het resultaat was dat de heer Labouchêre zoveel stemmen behaalde dat er een her- stemming noodzakelijk was. Daarop plaatste hij een ad- vertentie (10) met als tekst: "De ondergetekende, hoogst gevoelig aan het vertrouwen hem door vele kie- zers dezer gemeente geschonken, vermeent echter in zijn besluit om zich als gemeenteraadslid niet meer herkies- baar te stellen te moeten volharden. Zijne, zich dik- wijls herhalende afwezigheid geeft hem het bewustzijn zich niet naar behoren van zijn verplichtingen als raadslid te kunnen kwijten". Zijn tegenkandidaat, J.H. van Lennep, adverteerde:
"Overtuigd, dat in den Zeister Gemeenteraad niemand beter op zijn plaats is dan de Heer van Zeist, had ik mijne vrienden willen verzoeken hunne stem op den heer mr C.B. Labouchêre, en niet op mij te willen uitbren- gen. Thans echter nu de heer Labouchêre bij zijn be- sluit, van niet meer te willen worden ingekozen, vol- hardt, acht ook ik mij gerechtigd (en wel wegens rede- nen van gezondheid) om voor de eer der verkiezing te bedanken". Een andere advertentie luidde: "Vele kiezers zullen
toch hunne stem uitbrengen op de heer Labouchêre om daardoor tot een vrije stemming te geraken". Het resul- taat was dat mr C.B. Labouchêre bij de herstemming 152 van de 193 stemmen verkreeg en dat de Weekbode kon 72
|
||||
melden dat de heer Labouchere, mede op aandrang van
enige ingezetenen, de benoeming had aangenomen (11). In 1885 deelde burgemeester G. Costerman per adver-
tentie mee niet voor herverkiezing in aanmerking te willen komen (12). De kiesvereniging "Zeist" besloot met algemene stemmen om, niettegenstaande de adverten- tie van de heer Costerman, hem tóch als kandidaat voor de gemeenteraad te blijven aanbevelen (13). Het resul- taat was dat hij 145 van de 200 stemmen verkreeg en zijn benoeming aanvaardde (14). Weekbode d.d. 18-7-1885
|
||||||
Kiesviireeuigiog „ZEIST".
lu de vergadering van 16 Juli 1885 is met
algemeene stemmen besloten om, iiiettegenstaaude de adrerteotie van den heer COSTERMAN ia de vorige Weekbode, als candidatOB voor dea GEMEENTERAAD, bij de verkiezing op den 21 Juli, te blijven aanbevelen, de beeren: G, Costerman
W. van Dijk Phzu. Jhr. J. E. Huydecoper E. J. Voute. Het Bestaur,
F. H. VAN DE POLL.
n. M. VAN DER MEBSCH.
E. L. DE GEER.
H. VAN INQEN.
A. SDL
|
||||||
73
|
||||||
De opkomst en het optreden der kiesverenigingen
De eerste tekenen van kiesverenigingen op plaatselijk
niveau leveren de verkiezingen van een lid voor de Tweede Kamer op dinsdag 12 juni 1877. In de Weekbode werd jhr mr J. Roëll aanbevolen door
de "Utrechtsche Kiesvereniging" (1). De advertentie was ondertekend door G.E. van Ewijck; J.R.L.A. Huydecoper; B. Oosthoek (hoofd der openbare lagere school); Pauw van Wieldrecht; F.H. van de Poll; F.A.L. van Rappard en dr K. Snellen. In dezelfde Weekbode werd door de An- tirevolutionaire Kiesvereniging "Nederland en Oranje" mr B.J.L. Baron de Geer van Jutphaas aanbevolen. Deze advertentie was ondertekend door J.H. van Lennep; W. van Oosterwijk Bruin; J. van Zanten (hoofd der christe- lijke school) en jhr A.Th.M. van Asch van Wijck. Bij de kort hierna gehouden gemeenteraadsverkiezingen
was geen spoor van partijactiviteiten te ontdekken. Vier raadsleden van verschillende kleur werden herko- zen. In 1878 zette de afdeling Zeist van het Anti-school-
wet Verbond zich om in een christelijk historische kiesvereniging (2). Voor het volkspetitionnement tegen de schoolwet werden in datzelfde jaar in Zeist 1310 handtekeningen gezet (3). Voor de buitengewone gemeenteraadsverkiezingen, nodig
geworden door het overlijden van de heer Martin, hadden deze activiteiten geen gevolgen. De heer J.H. van Lennep, die van 1865 tot 1870 wethouder was geweest, stelde zich opnieuw beschikbaar om gekozen te worden. Daarnaast werd er actie gevoerd voor de heren Johan Meerdink en dr K. Snellen. De uitslag van deze verkie- zingen was miserabel. Niet eens êén vierde deel van de kiezers was opgekomen (4). Omdat geen van de drie be- langrijkste kandidaten de meerderheid had behaald werd een herstemming noodzakelijk. Daarbij kon gekozen wor- den tussen Johan Meerdink en dr K. Snellen. Johan Meerdink werd aanbevolen als "burgerman", "medeburger" en "vertegenwoordiger van de burgerij". In een andere advertentie werd hij aanbevolen onder het motto: "die 74
|
||||
het christelijk beginsel in onzen Raad versterkt wenst
te zien brengen hunne stem met ons uit op Johan Meerdink", "Enige Kiezers" (5). Uiteindelijk werd dr K. Snellen met ruime meerderheid gekozen. De eerste gemeentelijke activiteit van "Nederland en
Oranje" werd voor de verkiezingen van 15 juli 1879 ont- plooid. De burgemeester, hoewel liberaal, en W. van Oosterwijk Bruin werden voor herkiezing aanbevolen en voor de twee andere plaatsen werden J. Meerdink en J.R.A, Kuytenbrouwer aanbevolen. De propaganda van "Nederland en Oranje" bleek echter
niet zo succesvol dat er nieuwe antirevolutionairen in de Raad gekozen werden. De zittende antirevolutionair Van Oosterwijk Bruin werd wel herkozen. Voor de buiten- gewone verkiezing van één lid op 9 maart 1880 had "Ne- derland en Oranje" Johan Meerdink opnieuw kandidaat gesteld. Hij moest het echter afleggen tegen de fabri- kant C.W. Anton, die werd aanbevolen als "praktisch en bezadigd man" (7). Bij provinciale en landelijke ver- kiezingen steunde "Nederland en Oranje" meestal de kan- didaat, die door haar utrechtse zustervereniging naar voren werd geschoven. De kandidaat van de (liberale) utrechtse kiezersvereniging werd in de Weekbode per advertentie aanbevolen en de advertentie was dan on- dertekend door een aantal prominente Zeistenaren waar- onder ook raadsleden (8). De leden van "Nederland en Oranje" hadden besloten om voor de periodieke gemeente- raadsverkiezingen van 1881 geen activiteiten te ont- plooien (9). De door particulieren gevoerde actie voor J. Meerdink had geen succes. De liberaal C.G. Egellng veroverde de vrijgekomen raadszetel. Op woensdag 5 juli 1882 werd in het kiesdistrict Amerongen door de a.r.- kiezers een definitief bestuur gekozen om het voorlo- pige christelijk historisch verkiezingscomité te ver- vangen (10). Op 16 october 1882 werd jhr J.E. Huydecoper met grote
meerderheid van stemmen gekozen in de vacature die ont- staan was door het overlijden van zijn broer, burge- meester jhr W.K. Huydecoper. Voor andere kandidaten was geen actie gevoerd. 75
|
||||
Op 12 juni 1883 werd Johan Meerdink, aanbevolen door
"Nederland en Oranje", in de Raad gekozen. Zijn be- langrijkste tegenkandidaat, de liberaal mr A. Six, kreeg 21 stemmen minder (11). De periodieke verkiezin- gen van juli 1883 leverden een antirevolutionaire over- winning op. Eén a.r.-raadslid werd herkozen en een ander won het in de herstemming van een zittende libe- raal. Vooral dat laatste maakte indruk. In een ingezon- den stuk in de Weekbode (12) werd gesproken van een algehele omwenteling in de Raad. Het stellen van kandi- daten tegenover zittende en herkiesbare (in dit geval liberale) raadsleden werd als een onrechtmatige daad afgeschilderd. Een ander ingezonden stuk (13) stelde: "De geestelijkheid is het te doen om de school in hunne macht te krijgen, eerst de school, daarna wellicht het huwelijk, daarna het huisgezin. Slechts één bewijs: voor mij ligt een strooibiljet met handtekeningen van 130 personen uit 45 gemeenten waaronder 22 predikan- ten". Ook de "Oranjevaan" (a.r.-weekblad voor het Sticht)
maakte melding van de a.r.-overwinning (14). Het succes werd voornamelijk toegeschreven aan een politieke ver- gadering waar jhr De Savornin Lohman gesproken had. Een ingezonden stuk (15) verklaarde de overwinning nader: "Het "ontwaken" van de kiezers was volgens deze schrij- ver veroorzaakt door "de afschaffing van schoolgeld door de liberalen, de hoge uitgaven voor openbaar on- derwijs (o.a. een nieuw schoolgebouw), de rede van de heer Lohman, en vooral de hulp van de "Oranjevaan" en de ijver van enige kiezers die de tragen aan huis be- zochten"". Het a.r.-succes had in 1884 een vervolg. Bij de bui-
tengewone verkiezingen op 12 augustus werden de twee vrijgekomen zetels door antirevolutionairen gewonnen. Het ex-raadslid C.G. Egeling was opnieuw kansloos (16). Voor de buitengewone verkiezing van één raadslid op 16 october 1884 stelde de kiesvereniging "Nederland en Oranje" de heer Jan van Zanten kandidaat (17). Een aan- tal kiezers zet gezamenlijk één advertentie voor B. van Rinsum. De uitslag van de verkiezing was dat C.G. 76
|
||||
Egeling 58; Jan van Zanten 50; en de rooms-katholiek W.
van Dijk 33 stemmen had. In de Weekbode was echter geen actie voor de heren Egeling en Van Dijk te ontdekken. Die propaganda heeft dus via andere kanalen plaatsge- vonden. Om te voorkomen dat er opnieuw een antirevolu- tionair zou worden gekozen werd er in allerijl, voor de herstemming, een nieuwe kiesvereniging opgericht. Een ingezonden stuk in de Weekbode (18) gaf weer wat er gebeurd was: "Na herhaaldelijk en van vele zijden daar- toe te zijn aangezocht, heeft de heer Van de Poll ein- delijk toegegeven aan den steeds krachtiger uitgespro- ken wensch, om pogingen aan te wenden tot het oprichten eener tweede kiesvereniging alhier. De kiezers toch, ... begonnen in te zien, dat zij, als alleen- staande personen, niet opgewassen waren tegen het steeds driester optreden eener aaneengesloten partij". "Nederland en Oranje" was dus alleenheerseres geworden. "Op eene vergadering, op 1.1. donderdagavond door de
heer Van de Poll in der haast bijeengeroepen, kwamen 26 kiezers op, en traden allen toe als lid van de nieuwe kiesvereniging. Als bestuurders werden gekozen: jhr F.H. van de Poll, mr A. Six en jhr mr E.L. de Geer ...". Nog voor de herstemming plaats vond had de nieuwe
kiesvereniging "Zeist" al per advertentie bekend ge- maakt, dat de heer C.G. Egeling met algemene stemmen (26) was gekozen tot kandidaat voor de gemeenteraad (19). Deze activiteiten te samen hadden tot gevolg dat de heer Egeling met ruime meerderheid werd gekozen tot lid van de Raad. Voor de verkiezingen op 21 juli 1885 werd de rooms-
katholiek W. van Dijk zowel door de liberale*) kiesver- eniging "Zeist" als door de a.r.-kiesvereniging "Neder- land en Oranje" kandidaat gesteld voor de Raad. In de vergadering van "Zeist" werd er door de heer Van der Mersch, waarnemend voorzitter, op gewezen hoe zich meer zelfstandig leven bij de katholieken had geopenbaard. Hij dacht daarbij aan de school voor hun kinderen. De vergadering ging unaniem met de kandidaatstelling van |
|||||
77
|
|||||
de heer Van Dijk akkoord en deze aanvaardde die kandi-
datuur (20). De "Oranjevaan" meldde (21), dat de heer Van Dijk waarschijnlijk kandidaat zou worden gesteld door de voorstanders der bijzondere scholen. De kandi- daatstelling van de heer Van Dijk door "Zeist" werd uitgelegd als een poging om de eenheid van de voorstan- ders van bijzonder onderwijs te breken. Volgens twee ingezonden stukken in de "Oranjevaan" hadden de libera- len dezelfde man kandidaat gesteld als de roomsen (met steun van de antirevolutionairen) van plan waren. De periodieke verkiezing van 19 juli 1887 leverde
weer verwarring op. "Nederland en Oranje" voerde alleen actie voor de heer J.H. de Waal Malefijt. "Zeist" voer- de actie voor de aftredende leden P.W. van Calker en J. Meerdink, en trachtte de heer De Waal Malefijt te ver- vangen door jhr O.J. Sickinghe. Particulieren voerden actie voor de heer A.J. Kraan, antirevolutionair en reeds eerder raadslid geweest (22). De heer Meerdink, wethouder, werd dus niet meer door "Nederland en Oranje" gesteund, en zij waarschuwde er voor dat men het aftredende lid De Waal Malefijt trachtte te vervan- gen door een liberaal. Uiteindelijk werden de drie zittende raadsleden her-
kozen. In het commentaar op de verkiezingsuitslag schreef de "Oranjevaan" het hoge stemmenaantal voor jhr Sickinghe toe aan het feit, dat velen niet op De Waal Malefijt gestemd hadden omdat deze sinds kort ouderling van de dolerende kerk is geworden (23). Verder conclu- deerde de "Oranjevaan" dat de poging van enkelen om de heer Meerdink door de heer Kraan te vervangen, mislukt was. Dit werd geweten aan de liberale steun voor de heer Meerdink en de neutraliteit van "Nederland en Oranje" op dit punt. De verkiezingen van 1889 waren voor de antirevolutio-
nairen teleurstellend. Door "Zeist" werden de heren Anton, Egeling, Sickinghe en Clotterbooke Patijn van Kloetinge aanbevolen. Door "Nederland en Oranje" werden de zittende raadsleden Anton en Verdonk aanbevolen en werden daarnaast de heren Fockens en De Bruijn kandi- daat gesteld (24). In een advertentie werden de heren 78
|
||||
De Waal Malefijt en Van Oosterwijk Bruijn van vriend-
jespolitiek beschuldigd. Zij wilden het zittende raads- lid Egeling vervangen door hun zwager, respectievelijk vriend, de heer Fockens. Wat had de heer Egeling mis- daan? (25). Dat deze flauwe beschuldiging tot de libe- rale overwinning bijgedragen heeft, is niet waarschijn- lijk maar dat doet niets af aan het feit dat de vier liberale kandidaten gekozen werden en dat het zittende a.r.-raadslid Verdonk een nederlaag leed (26). In 1890 trad de heer De Waal Malefijt af wegens ver-
huizing naar een andere gemeente. De a.r.-kandidaat, jhr mr M.J. Pauw van Wieldrecht, behaalde een ruime meerderheid op de liberale kandidaat jhr Van Reenen (27). De oproep van enige a.r.-kiezers om de heer CA. Stoové, die evenals De Waal Malefijt gereformeerd was, te stemmen, vond nagenoeg geen gehoor. De "Oranjevaan" gaf op deze kandidaatstelling geen commentaar. De verkiezingen van 1891 waren voor de antirevolutio-
nairen wederom teleurstellend. Door vermeerdering van het aantal raadszetels met twee waren er nu zes zetels te verdelen. Jhr J.E. Huydecoper, burgemeester G.E. Costerman en het r.k.-raadslid W. van Dijk werden zowel door "Nederland en Oranje" als door "Zeist" aanbevolen. "Zeist" steunde verder jhr F. van Reenen, jhr G.E. de Geer en H.M. van der Mersch. "Nederland en Oranje" steunde verder P.J. Palmboom, C.A. Stoové en A.L.D. Mazzoli. De heren van Dijk en Mazzoli werden als r.k.- kandidaten ter wederkerige steun aanbevolen (28). In de Weekbode stond een advertentie van a.r.-kiezers die zich niet geheel konden verenigen met de door "Neder- land en Oranje" gestelde kandidaten. Zij steunden in plaats van A.L.D. Mazzoli (katholiek) jhr G.E. de Geer (liberaal). Het is waarschijnlijk dat deze actie voort- sproot uit het feit dat de heer Mazzoli katholiek was of doordat hij bierbrouwer was (29). Het resultaat van de verkiezingsstrijd was dat alle door de kiesvereni- ging "Zeist" gestelde kandidaten met ruime meerderheid gekozen werden (30). De "Oranjevaan" meldde het volgende bericht uit Zeist
(31): "Glansrijk overwonnen de liberalen, wat te voor- 79
|
||||
zien was. Vele kiezers waar men vroeger op kon rekenen
liepen met vlag en wimpel over naar het liberale kamp, en zij op wier krachtige medewerking men steunde deden nu niets of werkten ook nog tegen. Antipapisme en vij- andschap tegen de doleantie zijn de twee machtige fac- toren waardoor de liberalen zegevieren. Had men samen- gewerkt gelijk vroeger, men hadde antiliberale kandida- ten er glansrijk in kunnen brengen". *) De Weekbode van 7 mei 1887 vermeldt in het verslag van de vergade-
ring van de kiesvereniging "Zeist": "Tot afgevaardigde naar de vergadering van de Liberale Unie werd de president (H.M. van der Mersch) benoemd en tot diens plaatsvervanger de secretaris (J.J. Clotterbooke Patijn van Kloetinge). Weekbode 13-7-1889
|
||||||||
Kiezers!
|
||||||||
Wilt gij, dat ZEIST blijft vooruitgaan —
dat het zich niet Iaat voorbystreven door hare jongere zusters Baarn en Hilversum, die alles doen om den vreemdeling te lokken — brengt dan, naast hen die getoond hebben het belang der gemeente te begrypen, frisch jong bloed in de raadzaal — jeugdige krach- ten vol lust en yver voor den bloei van Zeist, en stemt met ons de heeren: C. W. Anton.
C, (juldensteeden Egeling. Jhr. 0. J. Sickinghe. Ir. J J. Clotterbooke Patijn Yan Kloetinge, VELE KIEZERS.
|
||||||||
80
|
||||||||
De onderwijskwestie in de gemeenteraad
In de raadsvergadering van 24 februari 1870 werd door
de heer Van Lennep naar aanleiding van het verslag van de plaatselijke schoolcommissie gevraagd waarom de toe- stand van het openbaar onderwijs geprezen werd, terwijl over het bijzonder onderwijs niets vermeld werd. Het kwam hem voor dat het verslag niet onpartijdig was. Na een discussie hierover bleek dat de schoolcommissie (een door de Raad ingestelde commissie) wat betreft het bijzonder onderwijs alleen toezicht mocht houden op de onderwijzers en wat betreft de openbare school ook op het onderwijs zelf (1). In de vergadering van 21 maart 1872 deden b. en w.
het voorstel om in verband met de herdenking van "Den Briel", de kinderen van de openbare school der gemeente feestelijk te onthalen en een toepasselijk boek- of plaatwerk onder hen uit te delen. Daarvoor werd een krediet van ƒ 150,— aangevraagd. De heer Kuytenbrouwer stelde voor alle kinderen tussen 6 en 14 jaar iets te geven. Dat voorstel werd afgestemd. B. en w. stelden toen voor op de openbare school een huishoudelijk feest te organiseren en de heer Van de Poll stelde voor ook de bijzondere scholen door een subsidie tot het houden van een feest in staat te stellen. Het voorstel werd aldus aangenomen en de beschikbare som gelds werd tot ƒ 300,— verhoogd (2). In de vergadering van 25 maart 1873 boden de heren
Van de Poll en Costerman een nota aan tot verbetering en uitbreiding van het lager onderwijs. De burgemeester verwierp namens b. en w. het rapport. Uitbreiding had reeds plaatsgevonden op de instituten der Broederge- meente, de schoollokalen waren volgens de burgemeester goed en voor meer hulponderwijzers was geen geld (3). In de vergadering van 11 januari 1877 kwam een sub-
sidie-aanvraag van de bibliotheek van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen aan de orde. Die aanvraag werd met zes tegen twee stemmen verworpen omdat het opzetten en onderhouden van zo'n bibliotheek volgens de meerder- heid aan het particulier initiatief overgelaten diende te worden (4). 81
|
||||
In 1879 werd de kwestie van het schoolgeld actueel.
Voor de raadsvergadering van 23 october was een voor- stel van jhr Van Asch van Wijck tot wijziging van de verordening op het heffen van schoolgeld op de openbare school binnengekomen. Het voorstel werd in handen van een commissie gesteld. In de vergadering van 21 novem- ber werd het voorstel tot verhoging van het schoolgeld van 42 tot 96 cent verworpen. Alleen de heren Van Oosterwijk Bruijn en Van Asch van Wijck waren er voor. In de vergadering van 12 januari 1882 werd de school-
geldheffing opnieuw aan de orde gesteld. Een voorstel tot het instellen van drie tarieven: ƒ 1,— per maand voor vermogenden; ƒ 0,50 per maand voor minvermogenden; ƒ 0,00 per maand voor onvermogenden, waarbij iedereen zichzelf in een der drie klassen mocht indelen, werd met algemene stemmen aangenomen. De wens van de heer Van der Mersch tot afschaffing van het schoolgeld vond geen weerklank. In de vergadering van 30 october bleek dat provinciale staten deze regeling niet goedkeurden. Daarop stelde de heer Van der Mersch voor het school- geld af te schaffen. De heer Van Oosterwijk Bruijn vond dat je nog beter weinig schoolgeld kon heffen dan hele- maal niets. Ook de heer Labouchêre was tegen afschaf- fing en wilde de zaak laten zoals zij was. Het voorstel Van der Mersch werd echter met zes tegen vier stemmen aangenomen. Tegen stemden de heren Labouchêre, Van Oosterwijk Bruijn, Van Calker en Van Asch van Wijck. In de vergadering van 19 december 1884 werd de
schoolgeldkwestie opnieuw aan de orde gesteld, doordat de heer Van Oosterwijk Bruijn een voorstel tot het hef- fen van schoolgeld deed. De burgemeester betreurde het dat een verordening die net afgeschaft was, opnieuw ingevoerd zou worden. Zijn hoofdbezwaar er tegen bleef vooral de moeilijkheid om vast te stellen wie wel en wie niet tot betalen in staat was. De heer Van Ooster- wijk Bruijn stelde voor ƒ 0,60 per maand te heffen om- dat dat bedrag ook gevraagd wordt van de kinderen die de bijzondere school der hervormde gemeente bezoeken en die school de meest bezochte in de gemeente is. Na eni- ge discussie werd het voorstel met acht tegen twee stem- 82
|
||||
men aangenomen. De schoolgeldheffing kwam er nu door
omdat er meer antirevolutionairen in de Raad zitting hadden. De hoogte van het schoolgeld werd bepaald op 60 cent voor het eerste kind; 50 cent voor het tweede kind en 40 cent voor het derde kind. In de vergadering van 10 juni 1881 deden b. en w. het
voorstel aan de Raad om zich te verenigen met de ziens- wijze, uiteengezet in de missive van de districts- schoolopziener en het daarbij gevoegde rapport van de inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht, name- lijk tot verplaatsing van de school naar het terrein waar zich thans de onderwijzerswoning bevindt (aan de Ie Hogeweg, d.W.). B. en w. wilden gemachtigd worden maatregelen tot uitvoering van het plan te nemen, en daartoe nadere voorstellen te doen. De heer Labouchëre wilde echter eerst door een commissie laten onderzoeken in hoeverre het mogelijk was om de oude school volgens de eisen van de nieuwe wet op de minst kostbare wijze voldoende in te richten. Hij wilde dit te meer omdat de bevolking van de school sinds de oprichting eener bij- zondere school der r.k.-gemeente merkbaar was vermin- derd. Het voorstel van de heer Labouchëre werd echter met zes tegen vijf stemmen verworpen. In de Weekbode van 2 juli 1881 werd aangehaald hoe
"de Standaard" op het grote gewicht van de gemeente- raadsverkiezingen wees. De kandidaten dienden op drie punten getoetst te worden: 1. Zij dienden de uitgaven voor het openbare, zogenaamd
neutrale onderwijs te beperken tot het door de wet gestelde minimum. 2. Zij dienden zoveel mogelijk te bezuinigen om daar-
door vermindering van lasten te verkrijgen. 3. Zij dienden de verstoring van de zondagsrust tegen
te gaan. Op maandag 2 april 1883 werd de nieuwe openbare
school (met zes lokalen) geopend (5). Artikelen in "De Oranjevaan" maken ons duidelijk dat het nieuwe school- gebouw politiek niet onomstreden was. Ter aanbeveling van kandidaten voor de gemeenteraad schreef "De Oranje- vaan"; "Waren deze kandidaten in de gemeenteraad ge- 83
|
||||
weest, toen beslist moest worden omtrent de bouw der
openbare school, er zou rekening zijn gehouden met de bijzondere scholen en er zou geen school zijn gebouwd die zo goed als ledig staat en die de gemeente een voortdurende ergenis zijn zal" (6). In "De Oranjevaan" van 21 juli 1883 schreef jhr Van Asch van Wijck ter correctie dat de openbare school niet "zo goed als leeg" staat, maar ongeveer 200 leerlingen heeft terwijl er voor 300 leerlingen plaats is. "De Oranjevaan" meende daaraan toe te moeten voegen
dat de afschaffing van het schoolgeld daaraan meege- werkt had. Naar aanleiding van het gekozen worden van de antirevolutionairen De Waal Malefijt en Kraan merkte "De Oranjevaan" op: "De schoolwetmanie is ook hier der liberalen graf geworden en de nieuwe openbare school, geheel nodeloos gebouwd, daar de oude met weinig, al- thans veel minder kosten ware goed te maken geweest, kon wel eens een monument op dat graf blijken te zijn" (7). In de vergadering van 3 maart 1885 deed de heer De
Waal Malefijt het voorstel de verordening, regelende de samenstelling en inrichting der schoolcommissie, in te trekken. Hij wilde de schoolcommissie laten rusten in het graf waar zij (door het bedanken van leden) reeds in was gegaan. De voorzitter achtte het echter wense- lijk dat het dagelijks bestuur door een commissie zou worden bijgestaan. De heer De Waal kreeg alleen de he- ren Van Oosterwijk Bruijn en Verdonk achter zich, zodat zijn voorstel met zes tegen drie stemmen verworpen werd. "De Oranjevaan" (8) klaagde dat de ingestelde schoolcommissie in Zeist uit drie liberalen, êên rooms- katholiek en êên bestuurslid van de christelijke school was samengesteld, hoewel de christelijke school bijna twee maal zoveel leerlingen telde als de openbare school. Voor "De Oranjevaan" was dat een raadsel hoe dat gebeuren kon. De liberalen waren in Zeist toch in de minderheid? Een week later meldde "De Oranjevaan" dat de heer Meerdink met de liberalen had meegestemd en dat twee raadsleden die anders zouden hebben gestemd, afwezig waren. 84
|
||||
Begrotingsperikelen
Een van de belangrijkste activiteiten van de gemeen-
teraad was het vaststellen en goedkeuren van de gemeen- telijke begroting. De begroting van 1876 gaf nogal wat moeilijkheden in de Raad waardoor zich taferelen af- speelden die ons wat meer inzicht geven in de politieke gevoeligheden van die tijd. In de vergadering van 19 oktober 1875 bracht de com-
missie, die de begroting had onderzocht, verslag uit. Volgens het verslag van de commissie waren de batige saldo's van de gemeentelijke rekening aanzienlijk ver- minderd terwijl de uitgaven voortdurend bleven stijgen. De commissie stelde daarom voor om over te gaan tot het heffen van een plaatselijke directe belasting. De heer Van de Poll reageerde daarop met de suggestie de begro- ting zoveel mogelijk te besnoeien om de heffing van een inkomstenbelasting te vermijden. De heer Costerman was daarentegen van mening dat men beter nu met belasting- heffing kon aanvangen om te voorkomen dat er over een paar jaar een groot gat in de begroting zou zitten. Uiteindelijk wordt een voorstel, om de plaatselijke directe belasting te laten vervallen, aangenomen. Bur- gemeester jhr W.K. Huydecoper, de wethouders jhr D.G. de Pesters en G. Costerman, en jhr 0. d'Aumale van Romondt waren tegen dit voorstel. De Weekbode (1) le- verde het volgende commentaar: "De minderheid van de Raad wilde meer werken op verhoging der inkomsten en naar ons inziens terecht. Vernietigen van kapitaal blijft toch altijd een zeer gevaarlijke onderneming (nl. de verkoop van een inschrijving van ƒ 4.000,— a 2%% voor ƒ 2.500,—)". Volgens de redacteur zou het resultaat zijn dat je over een paar jaar dan ook moet belasten. Ter dekking van het tekort stelde hij voor om meer schoolgeld te heffen en verder om niet toe te ge- ven aan de zucht om Zeist tot een modelgemeente te ma- ken. In de vergadering van 19 november 1875 werd meege-
deeld dat gedeputeerde staten de verkoop van een in- schrijving op het grootboek ter financiering van ge- 85
|
||||
meentewerken niet goedgekeurd hadden omdat deze "bui-
tengewone" inkomsten alleen ter financiering van "bui- tengewone" uitgaven mocht geschieden. De in de begro- ting opgevoerde openbare werken werden door dat college niet als "buitengewoon" gezien. Gedurende nog 3 vergaderingen werd gepoogd een oplos-
sing te vinden voor de financiële problemen, nl. op 5 december 1875; 15 december 1875 en 5 mei 1876. Op 15 mei werd een bezuinigingsvoorstel van de heer Van de Poll en Baron Van Lynden verworpen en in dezelfde ver- gadering werd een voorstel tot het heffen van een plaatselijke directe belasting met 7 tegen 3 stemmen, nl. die van de heren Van de Poll, Van Lynden en Labouchêre, aangenomen. Nog in dezelfde vergadering namen de heren Van Lynden en Van de Poll ontslag als lid van de gemeenteraad omdat zij het aangenomen voor- stel tot het heffen van een plaatselijke belasting te- gen het belang der gemeente achtten. Het commentaar van de Weekbode (2) luidde: "Waar men
naar beste weten gehandeld heeft, is meegaan ridderlij- ker dan heengaan. We kunnen niet anders dan deze loop van zaken betreuren". In een volgend nummer van de Weekbode deelde de heer Van de Poll mee dat hij ontslag genomen had omdat hij onmogelijk deel kon nemen aan de beraadslaging ter regeling van een belasting die hij vooralsnog onnodig achtte. Bij de hierop volgende verkiezingen werd wel propa-
ganda gevoerd voor de heren Baron Van Lynden en Van de Poll maar de belastingkwestie werd hierbij niet ge- noemd. De genoemde heren behaalden respectievelijk 12 en 13 stemmen. De kiezer leek door deze kwestie niet geraakt te zijn. |
|||||
86
|
|||||
Conclusie
Nu we aan het einde van ons onderzoek zijn gekomen
kunnen we een paar dingen opmerken. In de door ons on- derzochte periode zien we inderdaad partijvorming op- treden. Het verband tussen de opkomst van "Nederland en Oranje" en de schoolkwestie is overduidelijk. De plaat- selijke activiteiten van de antirevolutionairen met betrekking tot de schoolkwestie konden voor hen echter weinig verbeteren. Deze zaak werd vooral op landelijk niveau geregeld. Andere plaatselijke politieke conflicten waren er
weinig of verliepen langs andere dan partijlijnen. De oprichting van de liberale kiesvereniging "Zeist"
betekende dat de politieke activiteiten van een aantal Zeistenaren nu een strak georganiseerde vorm kregen. Dit werd noodzakelijk door de successen van "Nederland en Oranje". Ondanks de opkomst van partijen bleef het persoonlijke element een grote rol spelen. Dat hing ongetwijfeld samen met het geldende kiesstelsel, waar- bij men direct op personen en niet op partijen stemde. Gevoelsmatige tegenstellingen en tegenstellingen tussen (religieuze) groeperingen waren soms sterker dan de tegenstellingen tussen de plaatselijke kiesverenigin- gen. Dick de Wit
|
|||||||
(Dick de Wit woont In Zeist en studeert geschiedenis aan de
rijksuniversiteit te Utrecht) |
|||||||
87
|
|||||||
Noten bij "het karakter van de verkiezingen"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14. ibidem, 25 juli 1885
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noten bij "de opkomst en het optreden
der kiesverenigingen" 1. Weekbode voor Zeist, Driebergen en Omstreken, 5 mei
1877 (gemeentearchief Zeist) 2. ibidem, 25 mei 1878
3. ibidem, 3 augustus 1878
4. ibidem, 14 september 1878
5. ibidem, 21 september 1878
6. ibidem, 12 juli 1879
7. ibidem, resp. 6 en 13 maart 1880
8. ibidem, resp. 28 mei en 4 juni 1881
9. ibidem, 16 juli 1881
10. ibidem, resp. 8 en 15 juli 1882
11. ibidem, 16 juni 1883
12. ibidem, 21 juli 1883
13. ibidem, 28 juli 1883
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sticht, 14
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14. De Oranjevaan, A.R. Weekblad voor het
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
juli 1883 (gemeentearchief Utrecht)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
88
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15. ibidem, 21 juli 1883
16. Weekbode voor Zeist, Driebergen en Omstreken, 16
augustus 1884 17. ibidem, 11 october 1884
18. ibidem, 25 october 1884
19. ibidem
20. ibidem, resp. 23 en 30 mei 1885
21. De Oranjevaan, 30 mei 1885
22. Weekbode, resp. 25 juni, 2 juli, 9 juli en 16 juli
1887 23. De Oranjevaan, 23 juli 1887
24. Weekbode, 6 juli 1889
25. Ibidem, 13 juli 1889
26. ibidem, 20 juli 1889
27. ibidem, resp. 28 juni en 5 juli 1890
28. ibidem, 18 juli 1891
29. Adresboek van Utrecht, De Bilt en Zeist, jrg.
1891-92 (gemeentearchief Utrecht) 30. Weekbode, 25 juli 1891
31. De Oranjevaan, 25 juli 1891
Noten bij "de onderwijskwestie in de gemeenteraad"
1. Notulen gemeenteraad 24 februari 1870 (GAZ)
2. ibidem, 21 maart 1872
3. ibidem, 25 maart 1873
4. ibidem, 11 januari 1877
5. Weekbode voor Zeist, Driebergen en Omstreken, 31
maart 1883 6. De Oranjevaan, A.R. Weekblad voor het Sticht, 14
juli 1883 (gemeentearchief Utrecht) 7. ibidem, 16 augustus 1884
8. ibidem, resp. 14 en 21 maart 1885
Noten bij "begrotingsperikelen"
1. Weekbode voor Zeist, Driebergen en Omstreken,
6 november 1875 2. ibidem, 20 mei 1876
3. ibidem, 10 juni 1876
89
|
||||
Overzicht van het leerlingenaantal van de scholen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
* = Inclusief de leerlingen van de Broedergemeentescholen.
Bron: Verslag over den toestand der Provincie Utrecht in 1870, Utrecht 1871 s
Verslag over den toestand der Prov. over resp. 1879 1880 en 1890, Utrecht |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
90
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||