-ocr page 1-
^uUetiio ^enj bevorderingcvatu cfe
Mnnis cvatD de aescUedenis cvarü
^isö; uit^eaevenj cfoonj de
<Vatvfe ^olf-'óticliting^
irv dit mnmeiu
asjiecleto cvutv Het ófot te ^isö
Maart i^S6,^aaraanü 16, nr
-ocr page 2-
Bulletin van de Van de Poll-Stichting
voor de zeister geschiedenis
Verschijnt 4 maal per jaar
16e jaargang, maart 1986, nummer 1
Redactie: dr J. Meerdink, drs Th.G.P.M. Ruijs,
K. Scharten (eindredacteur),
drs H.M.J. Tromp en L. Visser
Dagelijks bestuur der Stichting;
Drs H.J. Eijsink,
voorzitter. Oranje Nassaulaan 3
Mr dr A.A.H. Stolk,
vice-voorzitter, KruJLlelaan 28
I.D. Heyning,
secretaris, Sophialaan 33
Dr J. Meerdink,
tweede secretaris. Laan van Beek en Royen 2
L. Visser,
penningmeester, Lommerlust 17;
postglro: 3.840.383 t.n.v. de
Van de Poll-Stichting;
bank: Algemene Bank Nederland
te Zeist (postgiro 30.549),
t.g.v. rekening 55.86.18.049
van de Van de Poll-Stichting
Drs Th.G.P.M. Ruijs,
tweede penningmeester. Jufferstraat 36
Archief: het Slot, Zinzendorflaan 1
Het archief der Stichting is geopend op:
dinsdag van 10.30 - 12.30 uur
Administratie:
Mutaties t.b.v. de ledenadministratie uitsluitend te
richten aan: Administratie Van de Poll-Stichting, post-
bus 342, 3700 AH Zeist
-ocr page 3-
Enige aspecten van de historie van het Slot te Zeist
Op 28 februari 1677 besloten de Staten van Utrecht
aan Willem Adriaan van Nassau-Odijk de hoge en lage
heerlijkheid van Zeist en Driebergen te verkopen voor
het symbolische bedrag van ƒ 5.000,—.
Dit betekende dat Willem Adriaan Heer van Zeist en
Driebergen werd met veel bevoegdheden over de bewoners.
De hoge heerlijkheid gaf hem het recht om in zijn naam
doodvonnissen te laten uitspreken.
Ook kreeg Willem Adriaan verlof van de Staten van
Utrecht om "de gevallen ende geruïneerde huyse 1) van
Zeyst op de oude fundamenten of elders ter gelegener
plaatse" weer op te bouwen. Inderdaad is het tegenwoor-
dige Slot Zeist op de grondvesten van een oud kasteel
gebouwd.
Wie was deze Willem Adriaan van Nassau-Odijk?
De stichter van het Slot Zeist was een niet geheel
onbelangrijke politieke persoonlijkheid in de oude
Noord-Nederlandse Republiek. Willem Adriaan werd in
1632 geboren als zoon van Lodewijk van Nassau-Bever-
weert. Heer van Odijk en van Elizabeth, gravin van Hor-
nes. Deze Lodewijk was zelf weer voortgekomen uit de
relatie tussen prins Maurits en Margaretha van Meche-
len. Via de bastaardenlijn was Willem Adriaan verwant
aan de Prins van Oranje.
Op aangename, maar ook verkwistende wijze bracht de
jonge Willem Adriaan een groot deel van zijn jeugd door
in Parijs. Na zijn terugkeer uit Parijs in 1657 zette
hij dit leven voort in Den Haag. In het haagse gezel-
schapsleven leerde hij de verbannen Karel II van Stuart
kennen. De voor Cromwell en diens republikei'nen uit
Engeland gevluchte Karel zal Willem Adriaan zeker vaak
aan de speeltafel hebben ontmoet.
Karel II kreeg na zijn restauratie tot koning van
Engeland niet voor niets de bijnaam van "merry king".
Na zijn kroning beloonde de koning Willem Adriaan voor
diens vriendschap met een jaargeld 2) van ƒ 14.000,—.
Belangrijker nog voor zijn politieke carrière was zijn
vriendschap met de Prins van Oranje. Willem Adriaan
-ocr page 4-
werd een van de gunstelingen van de nog jonge Willem
III.
In deze tijd was de feitelijke politieke macht in de
Republiek in handen van de hollandse raadspensionaris
Johan de Witt en een groep van met hem verwante en be-
vriende regenten. Johan de Witt en zijn aanhangers,
vaak aangeduid als de partij van de Staatsgezinden,
hadden als belangrijkste doel de opgroeiende Prins van
Oranje uit de belangrijkste staatsfuncties te houden.
De raadspensionaris zag Willem Adriaan als een van de
leidinggevende figuren binnen de Oranjepartij. Met
groot wantrouwen bekeek Johan de Witt de engelse rela-
ties van de Nassauer. Van belang hierbij was niet al-
leen diens vriendschap met de engelse koning, maar ook
het huwelijk van Willem Adriaans zuster, de freule van
Nassau-Beverweert, met de Graaf van Arlington 3) in
1665. Henry Bennett, graaf van Arlington, was de Secre-
tary of State van Engeland. Deze functie kan men om-
schrijven als minister van buitenlandse zaken. Arling-
ton behoorde tot de kleine kring van koning Karels
naaste adviseurs.
Tijdens de Tweede Engelse Zee-oorlog van 1665 tot
1667  beschouwde Johan de Witt de Prins van Oranje en
zijn aanhang als een soort vijfde kolonne in dienst van
de engelse koning. Riep Karel II de verheffing van zijn
neef Willem III tot diens voorouderlijke ambten niet
uit als zijnde een belangrijk oorlogsdoel van Engeland?
Begrijpelijk ook dat Johan de Witt Willem Adriaan zag
als een belangrijke schakel tussen de Oranjepartij en
Engeland. De toekomstige Heer van Zeist en Driebergen
heeft het wantrouwen van de raadspensionaris echter
zonder kleerscheuren weten te doorstaan.
Het huwelijk van Willem Adriaan met de rijke zeeuwse
Elizabeth van der Nisse op 27 januari 1664 bleek een
mooie uitgangspositie te zijn voor een politieke car-
rière in Zeeland. Toen Prins Willem III op 19 september
1668 zich liet benoemen tot Eerste Edele in de Staten
van Zeeland, wees hij Willem Adriaan aan als zijn
plaatsvervanger.
De steden Veere en Vlissingen behoorden als markie-
-ocr page 5-
zaatssteden tot de bezittingen van de Oranjes. De mar-
kies van Veere en Vlissingen kon rechten doen gelden op
het ambt van Eerste Edele. De Eerste Edele leidde de
vertegenwoordiging van het zeeuwse ridderschap in de
Staten van Zeeland. Het ridderschap had een stem in de
zeeuwse statenvergadering tegenover de zes stemmen van
de steden Vlissingen, Veere, Goes, Middelburg, Tholen
en Zierikzee. De Oranjepartij kon dus binnen de Staten
van Zeeland rekenen op een vaste kern van drie van de
zeven stemhebbenden.
Als plaatsvervanger van de prins moest Willem Adriaan
Zeeland in de pas van de prinselijke politiek laten
lopen. Vooral na de verheffing van Willem III tot stad-
houder en kapitein-generaal slaagde zijn plaatsvervan-
ger in Zeeland erin van dit gewest een volgzaam instru-
ment te maken voor de politieke plannen van de prins.
De Nassauer wist van zijn machtige positie in Zeeland
een lucratieve zaak te maken. Bijna alle benoemingen
van enig belang liepen via Willem Adriaan, die er zich
goed voor liet betalen.
Naar een erkend gebruik in die tijd regelde hij de
verdeling van ambten door middel van "contracten 4) van
correspondentie". Bij een dergelijke overeenkomst wer-
den tussen twee of meer regentenfamilies afspraken ge-
maakt over de verdeling van een aantal ambten. Hierbij
werden zelfs bepaalde ambten voor de kinderen van deze
regenten gereserveerd. Willem Adriaan zette tegen beta-
ling zijn handtekening onder zo'n contract, hetgeen de
afspraak rechtsgeldigheid gaf. Mede met het door deze
praktijken verdiende geld kon hij in Zeist zo'n schit-
terend Slot bouwen.
In de buitenlandse politiek liet de Prins van Oranje
Willem Adriaan af en toe een rol van enige betekenis
spelen. Zo nam hij deel aan het gezantschap, dat in
1674 in Engeland 5) de vrede van Westminster afsloot.
Hier zal zijn vroegere vriendschap met Karel II en zijn
verwantschap met Arlington goed van pas zijn gekomen.
Ook het nederlandse gezantschap, dat in 1678 met de
Fransen vredesonderhandelingen voerde, mocht zich ver-
heugen in de aanwezigheid van Willem Adriaan binnen
-ocr page 6-
zijn gelederen.
Na de dood van Willem III in 1701 daalde de ster van
de Nassauer snel. Een jaar voor zijn dood zette de
Zeeuwse statenvergadering hem in 1704 af als Eerste
Edele. Willem Adriaan mocht de zeeuwse Staten ook niet
meer vertegenwoordigen in de Staten-Generaal.
Waarom heeft Willem Adriaan Zeist uitgezocht voor
zijn buitenverblijf? Zijn geboortegrond en oorspronke-
lijke heerlijkheid Odijk lag dichtbij. Bovendien vorm-
den de bossen 6) en de heide rond Zeist een uitstekend
jachtterrein. Een dergelijke gelegenheid voor ver-
strooiing liet Willem Adriaan zich niet ontglippen.
Bij de bouw van het Slot heeft Willem Adriaan zich
laten inspireren door het voorbeeld van de franse ba-
rok. Tijdens de eerste bouwactiviteiten viel dit nog
niet zo op. De zijvleugels van het Slot werden het
eerst gebouwd. Mogelijk heeft toen het plan bestaan om
het hoofdgebouw los van de zijvleugels te bouwen. Wel
zouden de drie onderdelen worden gegroepeerd rond een
fraai bestraat voorplein. Dit was in de nederlandse
Republiek van de zeventiende eeuw het overheersende
bouwplan. De ontwerper van de zijvleugels is niet be-
kend.
De naam van de bouwmeester van het hoofdgebouw (het
achter- of middenstuk) kennen wij daarentegen wel. Het
was Jacob Roman, die bovendien nog van Stadhouder Wil-
lem III de opdracht zou krijgen om het paleis het Loo
te bouwen.
Waarschijnlijk heeft Roman bij de bouw van het hoofd-
gebouw het voorbeeld van het paleis van Versailles voor
ogen gehad. Niet verwonderlijk is het, dat de bouwmees-
ter de volledige ondersteuning hierbij heeft gehad van
zijn opdrachtgever Willem Adriaan. De nieuwe Heer van
Zeist en Driebergen had namelijk tijdens zijn verblijf
in Parijs met volle teugen genoten van de franse cul-
tuur.
Jacob Roman gaf de opzet van een losstaand middenge-
bouw op 7) en dit gebouw werd met zij stukken verbonden
aan de zijvleugels. Het voorplein was dus aan de
-ocr page 7-
achter- en zijkanten geheel omsloten. Een dergelijk
bouwplan is in de nederlandse Republiek niet eerder
toegepast.
Het Loo, dat ook een dergelijk bouwplan kreeg, kwam
wat later tot stand dan het zeister Slot. De zijvleu-
gels van het Slot waren in vergelijking met het hoofd-
gebouw wel wat lager. De zij stukken van dit hoofdgebouw
waren op hun beurt weer lager dan de beide vleugels. Op
die manier werd het afzonderlijke karakter van het mid-
dengebouw geaccentueerd. Jacob Roman liet in dit hoofd-
gebouw schuiframen aanleggen. Ook dat was in die tijd
onbekend in de nederlandse Republiek.
Het hoofdgebouw moet in 1686 zijn voltooid. Op de
voor- en de achtergevel van het gebouw is dit jaartal
aangetroffen.
De tuin- en interieurarchitect Daniël Marot, een uit-
geweken franse Hugenoot, verzorgde de aanleg van het
park en bracht de wandschilderingen in het Slot aan.
Net zoals het hoofdgebouw werd het slotpark naar het
voorbeeld van de franse barok aangelegd. Beeldengroe-
pen, fonteinen, allerlei ornamenten en zogenaamde
dwergbomen gaven het park een schitterend aanzien. De
pracht en praal van het Slot vonden een complement in
de luister van het park. Een zekere samenhang 8) tussen
gebouw en park was een wezenlijk kenmerk van de tuin-
kunst ten tijde van de franse barok.
Marot bracht de wandschilderingen in het Slot aan op
kalk. Dit typisch franse procédé had duidelijke voorde-
len boven de gebruikelijke schilderingen op doek. Bij
dit laatste bestaat er altijd gevaar voor scheuren en
uitzakkingen.
De tekeningen van Stoopendaal aan het begin van de
achttiende eeuw geven een goed beeld van het oorspron-
kelijke Slot. In de tweede helft van de achttiende eeuw
werden er voornamelijk aan de zijvleugels veranderingen
aangebracht. Net zoals het hoofdgebouw kregen de zij-
vleugels nu schuiframen in plaats van de ouderwetse
raamkozijnen. De daken van de zijvleugels 9) werden nu
doorgetrokken tot aan het hoofdgebouw, zodat het afzon-
derlijke karakter van dit gebouw enigszins werd aange-
-ocr page 8-
tast.
Veel van deze veranderingen zijn aangebracht toen
Cornelis Schellinger slotheer was. Deze amsterdamse
ijzerhandelaar had in augustus 1745 de heerlijkheid van
Zeist en Driebergen gekocht van de kleinzoon van Willem
Adriaan om zijn geloofsgenoten van de Evangelische
Broedergemeente onder zijn bescherming een veilig be-
staan te geven. De Broeders hadden namelijk veelal te
kampen met tegenwerking door de officiële Gereformeerde
Kerk. Samen met hun leider Graaf Ludwig von Zinzendorf
vestigde een groot aantal Broeders zich op het gebied
van de nieuwe slotheer. Een aantal Hernhutters ging in
het Slot zelf wonen, waar bovendien in een van de zij-
vleugels tot 1768 hun kerkdiensten werden gehouden.
In 1746 hield de Broedergemeente 10) onder leiding
van Von Zinzendorf een synode in het Slot.
Behalve aan het park werden er in de negentiende eeuw
nauwelijks fundamentele veranderingen aan het gebouw
aangebracht. De woonruimte werd enigszins uitgebreid.
Bij deze uitbreiding kwamen er enige woonkamers in de
zijvleugels van het Slot.
Op 31 juli 1924 verkocht de familie Labouchere, de
toenmalige eigenaar van het buitenverblijf, het Slot
aan de N.V. Bouw- en exploitatiemaatschappij "Heemste-
de" te Utrecht. Deze maatschappij wilde het Slot afbre-
ken 11) om op die plaats een mooi villapark aan te leg-
gen. De gemeenteraad van Zeist stak hier een stokje
voor. Hij besloot, zes weken na de verkoop aan de
utrechtse maatschappij, het Slot aan te kopen voor een
bedrag van ƒ 130.000,--.
Aanvankelijk leek de gemeente niet te weten wat met
het Slot te doen. Het gebouw dreigde in verval te gera-
ken. Dit verval werd enigszins tegengegaan doordat in
1935 het college van burgemeester en wethouders besloot
om tot een beperkte inwendige restauratie van het Slot
over te gaan.
In de rechtervleugel van het enigszins opgeknapte
gebouw werd enkele jaren lang aan werklozen vakkennis
gegeven om hen meer kans op werk te geven. Men zat toen
8
-ocr page 9-
midden in de economische crisis van de dertiger jaren.
Deze cursussen werden gegeven door het comité tot ver-
schaffing van nuttige handarbeid en vakontwikkeling.
Ook het Slot kreeg te maken met het dreigende oor-
logsgevaar aan het eind van de jaren dertig. Van 1938
tot medio 1940 werd de rechtervleugel ter beschikking
gesteld aan de gemeentelijke luchtbeschermingsdienst.
Na het uitroepen van de mobilisatie in augustus 1939
kwam het hoofdkwartier van het nederlandse veldleger in
Zeist. De onderdelen van dit hoofdkwartier werden ver-
spreid over verschillende gebouwen. Zo zat de comman-
dant van het veldleger, generaal Van Voorst tot Voorst,
samen met enige medewerkers in het hotel Figi. Een
klein onderdeel van dit hoofdkwartier zat in het Slot
Zeist.
Na de bezetting van Zeist door de Duitsers liet ma-
joor Gutsche, de Ortskommandant ter plaatse, zijn oog
op het Slot vallen. Het mooie gebouw gaf niet alleen
ruimte aan de majoor en zijn medewerkers, maar het ver-
leende in eigen ogen de duitse bezettende macht ook een
zekere status. Van 28 mei 1940 tot oktober van dat jaar
was de duitse Ortskommandantur van Zeist gevestigd in
het Slot.
Eind juli 1940 vestigde een veel belangrijkere duitse
officier zich in het zeister Slot. Dit was overste Jo-
zef Kammhuber 12), die in oktober bevorderd werd tot
generaal-majoor. Kammhuber was benoemd tot commandant
van de in Nederland gestationneerde duitse nachtjagers.
Uitgerust met een speciale opdracht van Hermann Goering
organiseerde hij de luchtverdediging van Nederland.
Zijn operationeel hoofdkwartier zat in de bunker aan de
Breullaan. In de zomer van 1943 verliet Jozef Kammhuber
het Slot.
Gewone duitse soldaten werden eveneens in het Slot
ingekwartierd. Zij verbleven voornamelijk in de zij-
vleugels. In de nacht van 8 op 9 februari 1945 waren
deze nogal onvoorzichtig met vuur. Er brak een brand
13) uit waarbij de linkervleugel ernstig werd bescha-
digd.
Vlak na de bevrijding verzamelde de B.S. in het Slot
-ocr page 10-
alle in Zeist gearresteerde collaborateurs, die later
naar het concentratiekamp te Amersfoort werden overge-
bracht. Van 16 juli 1945 tot 7 januari 1946 hadden de
te Zeist gelegerde canadese troepen hier hun recreatie-
centrum. Menig vrolijk avondje hebben onze bevrijders
in het Slot doorgebracht.
Na het vertrek van de canadese troepen verhuurde de
gemeente Zeist tot september 1950 het Slot aan het Rijk
ten behoeve van de intendance voor de overzeese ge-
biedsdelen. Overigens zijn in dezelfde tijd jaren lang
delen van het Slot gebruikt door een ambachtsschool.
Op 2 januari 1953 besloot de gemeenteraad van Zeist
het Slot te restaureren. De restauratie stond onder
toezicht van ir J.B. Baron van Asbeck en ing. A. Vis-
ser. Het Slot werd zoveel mogelijk in zijn oorspronke-
lijke gedaante teruggebracht. Zo kreeg het hoofdgebouw
haar oude zijstukken terug, die lager zijn dan de beide
zijvleugels.
Op 8 oktober 1969 opende Z.K.H. Prins Claus officieel
het gerestaureerde Slot. Sindsdien pleegt de gemeente
Zeist hier haar officiële recepties te houden.
In het Slot worden naast de rondleidingen congressen
gehouden. Ook worden er allerlei tentoonstellingen ge-
organiseerd. Zo trok de tentoonstelling met rekwisieten
uit het leven van Willem de Zwijger in het voorjaar van
1984 vele bezoekers.
Thans verblijft in de rechtervleugel de muziekschool.
Tenslotte is het voor de lezer van belang te weten,
dat op de eerste verdieping de Van de Poll-Stichting
haar werkkamer heeft.
;                                                                                        M.M.A. Roeder
10
-ocr page 11-
Noten
1. A.W. van de Bunt, Willem Adriaan van Nassau, de
stichter van het Slot te Zeist, lezing 1955; uitga-
ve: Van de Poll-Stichting, blz. 7
2. A.W. van de Bunt, uitgave: zie 1, blz. 4
3. P. Geyl, Oranje en Stuart 1641-1672, Zeist en Arn-
hem 1963, blz. 193
4. P. Geyl, Geschiedenis van de Nederlandse stam
1648-1701, deel III, Amsterdam 1962, blz. 746
5. A.W. van de Bunt, Willem Adriaan van Nassau, de
stichter van het Slot te Zeist, lezing 1955; uitga-
ve: Van de Poll-Stichting, blz. 5
6. Roland Blijdenstein, Zeist, Groei en bouw. Het Slot
en omgeving, deel 2, Zeist 1983, blz. 153
7. R. Meischke, Het Slot te Zeist, Bulletin van de
Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, 6e
serie, jaargang 14, aflevering 2, 1961, blz. 38
8. M.D. Ozlnga, De schepper van den Hollandschen Lode-
wijk XlV-stijl, Amsterdam 1937, blz. 47
9. R. Meischke, Het Slot te Zeist, Bulletin van de
Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, 6e
serie, jaargang 14, aflevering 2, 1961, blz. 49
10. A.W. van de Bunt, Cornelis Schellinger, de burger-
vrijheer, lezing 1956; uitgave: Van de Poll-Stich-
ting, blz. 6
11. A.W. van de Bunt, Het Slot Zeist, uitgave van de
gemeente Zeist, 1969, blz. 31
12. A. Korthals Altes, Luchtgevaar, Luchtaanvallen op
Nederland 1940-1945, Amsterdam 1984, blz. 71
13. A.W. van de Bunt, Het Slot Zeist, uitgave van de
gemeente Zeist, 1969, blz. 32
11
-ocr page 12-
Willem Adriaan van Nassau-Odijk
(Oude copie, het origineel door G. Kneller is in bezit
van nazaten van Willem Adriaan's broeder, Hendrik van
Nassau-Ouwerkerk in Engeland).
12
-ocr page 13-
Wat vindt men In de persberichten over het Slot?
Tot het archief van de Van de Poll-Stlchtlng behoren
ook de persberichten, welke volgens onderwerp en een
gedeelte volgens de bibliografie verzameld zijn.
Onder de rubriek "Rldderhofsteden en Buitenplaatsen"
treft men het Slot aan.
Het leek mij aardig, om enkele van deze berichten
onder uw aandacht te brengen In dit jubileumjaar van
het Slot.
Een van de oudste Is de St Nlcolaasbode van zaterdag
29 november 1924, ter raadpleging aangeboden aan de
Inwoners van Zeist door de winkeliers van 1ste en 2de
Dorpsstraat en Het Rond, In opdracht samengesteld en
uitgevoerd door het uitgeversbureau Van Lonkhuljzen te
Zeist.
In deze krant komt het bericht voor, "dat de Raad der
Gemeente den 11 September dezes jaars met algemeene
stemmen aan het voorstel van B. en W. zijn goedkeuring
verbond, om het Slot, een goed van historische waarde,
te kopen. De belangrijke data uit de historie van het
Huljs te Seljst zijn daardoor met één van ongemeene
belangrijkheid en stellig ook van verheugende beteeke-
nls vermeerderd".
Verder stelt men zich in dit artikel de vraag "Wat
zal er nu met het Slot gebeuren, welke bestemming
krijgt dit kostbaar bezit?"
Men doet suggesties en wel de volgende:
"In verband daarmede is hier en daar al eens het
denkbeeld geopperd de bezitting aan Hare Koninklijke
Hoogheid Prinses Juliana te doen aanbieden. Voorwaar
een niet onaardige St Nlcolaas surprise! 't Slot verhe-
ven tot zomerverblijf van onze Prinses uit het Huls van
Oranje Nassau zou daardoor in luister al het voorgaande
overtreffen en daarvan op onze Gemeente in niet geringe
mate doen neerdalen. Meer kunstzinnig dan idealistisch
gestemde naturen zien in het Slot een uitnemend con-
13
-ocr page 14-
certgebouw, terwijl weer anderen deze gedachte uitbrei-
den en een gelegenheid voor de beoefening van sport op
het nabije terrein mogelijk gemaakt willen zien.
Trek de Koelaan door, maak een poort onder de hoofd-
ingang, projecteer op die wijze een rechte verbinding
met Bunnik, richt er een uitspanning op en ge zult eens
zien op welk een productieve wijze dit nieuwe bezit
geëxploiteerd kan worden, zegt weer een ander.
Bij de meer stillen in de Gemeente leeft de hoop, dat
in verhuur van gebouw en terrein de oplossing zal wor-
den gevonden. Het is buitengewoon moeilijk te zeggen,
welke van de geuite opinies de beste is. En wel hierom,
omdat men de omstandigheden nu eenmaal niet in de hand
heeft, niet dwingen kan". Einde citaat uit bovengenoem-
de St Nicolaasbode.
Een tweede persbericht, afkomstig uit het Utrechts
Nieuwsblad van 24 april 1969, draagt het opschrift
"Bronzen aanwinst voor Zeister Slot, Groot Wapenschild
getooid met Kroon".
Het gaat hier om het bronzen wapenschild, dat ge-
plaatst is op het toegangshek voor het Slot. Het is het
wapenschild van Willem Adriaan, graaf van Nassau, ver-
vaardigd door de soester kunstenaar Gerard de Groot,
die al jaren het beroep van bronsgieter uitoefent, een
feit dat slechts aan weinigen bekend zal zijn. Men
leest in dit krantenknipsel onder andere hoe een derge-
lijk bronzen schild tot stand komt in een oven met een
temperatuur van 750° Celcius.
Een volgend persbericht uit de Nieuwe Zeister Courant
van 10 oktober 1971 heeft de titel "Oude Funderingen
van brug gevonden achter het Slot"; het begint als
volgt:
"Zeist heeft een rijke historie. Het wordt haast af-
gezaagd om dit te vermelden. Keer op keer immers komt
dat vaak onverwacht naar voren. Steeds opnieuw worden
bovendien oude funderingen aangetroffen en vindt men
andere gegevens en bewijzen over hetgeen hier in vroe-
ger jaren te vinden was. Hierbij staat veelal het Slot
14
-ocr page 15-
centraal.
Zo heeft men in juli van dit jaar (1971) bij het in
orde maken van de zuidelijke oeverbeschoeiing oude fun-
deringen gevonden van de brug, die aan de achterzijde
van het Slot uitkwam op de Koelaan.
Vroeger heette de Koelaan Achterlaan en de werklieden
van openbare werken zijn op bruggehoofden gestoten, die
precies in de hartlijn van deze laan en de achteruit-
gang van het Slot lagen. Dit bruggehoofd lag iets onder
de waterspiegel en bestaat uit twee voetstukken op on-
geveer zes meter afstand van elkaar. De brug dateert
uit dezelfde tijd als het Slot (1686) en komt ook voor
op een serie oude gravures (Stoopendaal ca 1720).
Het is niet bekend, wanneer deze brug verdwenen is,
maar op plattegronden van de gemeente uit 1860 komt de
brug nog wel voor; op plattegronden van ca 1900 niet
meer.
Ook in 1966 bij de restauratie van het Slot werden
eveneens steunen van de brug aangetroffen.
Van bijzonder grote historische waarde is de vondst
overigens niet, maar desondanks is ze toch wel dermate
belangwekkend, dat de Raad van Beheer van de Van de
Poll-Stichting de Rijksdienst voor het Oudheidkundig
Bodemonderzoek op de hoogte heeft gesteld".
We bladeren verder in onze documentatie van persbe-
richten en krijgen de "Stucadoorspatroon" van november
1971 in handen. Hierin wordt vooral de aandacht geves-
tigd op het aandeel van het werk, dat de stucadoor in
het Slot heeft geleverd.
Zo schrijft men over de opzet van de vormgeving van
het plafond in de hal, dat in casettemodel is uitge-
voerd, namelijk verschillende ornamentversieringen in
vierkante omlijstingen op een vlakke basisondergrond.
Ook wordt in de hal gewezen op de fraaie deuromlijstin-
gen, die in gebouwen van een dergelijke allure als het
Slot worden toegepast.
Het plafond in de koepelkamer bestaat in tegenstel-
ling tot de meeste plafonds in het Slot, die van hout
en bijzonder mooi met allerlei figuren en voorstellin-
'...is
-ocr page 16-
gen beschilderd, zijn uit stucadoorwerk. Het was moei-
lijk er een foto van te nemen, maar onze fotografe,
mejuffrouw Hanneke Kortlandt, is er toch voldoende in-
geslaagd ons te laten zien, hoe dit plafond er uit ziet
(zie foto's bij het artikel).
Tenslotte nog een en ander over de keldergewelven,
hoewel dit allemaal voor wat het stucadoorwerk betreft
onder het zogenaamde "vlakke werk" wordt gerekend, moet
men toch niet gering denken over de vakmensen in deze
branche, die dit zo hebben gemaakt. Ook hieruit spreekt
wel degelijk "Vakmanschap en Ambachtskunst".
Een tweetal krantenknipsels van de Nieuwe Zeister
Courant, wat vergeeld door de zon en daterend uit maart
1968 en maart 1969, vertelt ons over een vijftal 18de
eeuwse kopieën van oorspronkelijke portretten van prin-
sen uit het Huis van Oranje, waar de stichter van het
Slot Willem Adriaan van Nassau aan verwant was.
De inrichtingscommissie van het Slot heeft in 1969 op
deze vijf kostbare reprodukties de hand weten te leg-
gen. Ze zijn afkomstig uit het door Pieter Post gebouw-
de "Huis aan den Boschkant", dat op de hoek van het
Korte Voorhout/Prinsessegracht in Den Haag heeft ge-
staan 1) .
Dit huis is in de 19de eeuw eigendom geweest van
Prins Frederik der Nederlanden (1797-1881), (een broer
van Koning Willem II) en later in het bezit gekomen van
één van de dochters van Prins Frederik, Prinses Marie
der Nederlanden (1841-1910), die gehuwd was met Wilhelm
von Wied. Na verkoop van het haagse huis in het begin
van deze eeuw (1909) zijn de schilderijen meegenomen
door de familie Von Wied naar de villa Waldheim op het
landgoed Mon Repos in Neuwied bij Koblenz, waar de fa-
milie toen woonde. In 1967 werd de complete inboedel
van deze villa in veiling gebracht.
De vier enkel-portretten zijn thans in de hal van het
Slot aangebracht als wandpanelen. Zij stellen voor:
I. Prins Willem I (Willem de Zwijger) gebaseerd op
het in 1631 door Van Mierevelt geschilderde oor-
spronkelijke portret, waarvan een duplicaat in het
16
-ocr page 17-
Huis ten Bosch hangt, terwijl er zich ook één door
Jan van Teyllngen gemaakte kopie bevindt in het
West-Fries Museum te Hoorn.
II. Prins Maurits, gebaseerd op het door Van Mlerevelt
geschilderde portret in het Museum Boymans-van
Beuningen te Rotterdam.
III. Prins Willem II, gebaseerd in spiegelbeeld op het
dubbelportret door Gerard Honthorst, aanwezig in
het Rijksmuseum te Amsterdam.
IV. Henriëtte Maria Stuart met aan de hand de kleine
Prins Willem III. Mogelijk een compositie, geba-
seerd op de portretten door Van der Helst in het
Rijksmuseum.
V. Dan is er nog een dubbelportret, dat bij deze se-
rie behoort, voorstellende Prins Frederlk Hendrik
en Amalia van Solms, een kopie naar het in het
Mauritshuls hangende schilderij door G. Honthorst.
Het bevindt zich thans in de blauwe zaal.
Opvallend bij alle schilderijen zijn de bijzonder
fraai bewerkte cartouches, waarin de verschillende wa-
pens zijn verwerkt.
Tenslotte nog een berichtje uit de Nieuwe Zeister
Courant van 1 september 1971 getiteld "Aanwinst In het
Slot" en van onderstaande inhoud:
"In de blauwe zaal van het Slot hangt sinds kort het
schilderij "Maison de rendez-vous" van Antoine Palame-
desz Stevens. Het schilderij is de gemeente nagelaten
door mevrouw J.J.H.W. Jonker-Wonnink. De schilder Ste-
vens is in 1601 in Delft geboren en overleed in Amster-
dam in 1673.
Hij is lid geweest van het gilde te Delft en was mo-
gelijk een leerling van de schilders Michiel van Mlere-
velt en Hendrik Gerrltsz Pot. Hij schilderde portretten
en gezelschappen. Zijn schilderijen zijn te bezichtigen
in het Rijksmuseum te Amsterdam, het Mauritshuls in Den
Haag, het Frans Halsmuseum te Haarlem en in Haastrecht
in het Museum Bisdom van Vliet. Dit 17de eeuwse schil-
derij is omgeven door een fraaie Franse lijst".
17
-ocr page 18-
Gaat u, als u in het Slot bent, hetzij met een rond-
leiding, hetzij om andere redenen, het eens bekijken.
Over rondleidingen in het Slot gesproken: het U.N./
N.Z.C, van 27 augustus 1983 vermeldt, dat deze tot ruim
14.000 personen zijn gestegen. De promenadeconcerten
daarentegen zijn gestopt, vanwege de hoge kosten en de
teruglopende belangstelling, schrijft het U.N./N.Z.C,
op 10 juli 1985, welk artikel het opschrift draagt
"Maori's in het Slot: een zoete herinnering".
Dit slaat op het gebeuren in 1978, toen de Nationale
Band van Nieuw-Zeeland rechtstreeks als winnaar van het
Wereldmuziekconcours in Kerkrade naar de zeister slot-
tuin kwam waar meer dan 1.500 enthousiaste mensen het
theater tot in de bomen en de lichtmasten vulden. De
Nieuw-Zeelanders werden daarna in de statige Spiegel-
zaal van het Slot ontvangen en gaven toen nog een vro-
lijk dansje van onvervalste Maori's ten beste.
J.C. Mollen-Hengeveld
1) H. Hijmans: Het Huls aan den Boschkant, aanwezig in
de bibliotheek van het archief van de
Van de Poll-Stichting
18
-ocr page 19-
Jaarverslag over 1985
In het verslagjaar vergaderde   de Raad van Beheer op
18 maart, terwijl het dagelijks
   bestuur vier maal bij-
eenkwam en wel op 28 februari,
    23 mei, 23 juli en 26
november.
Op 4 april 1985 overleed ons lid van de Raad van Be-
heer ds Pieter Kuyper. In het juni-nummer van ons Bul-
letin "Seyst" schreef de heer Stolk een "in memoriam".
Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van de statuten werd
als secretarie-ambtenaar benoemd tot lid van de Raad
van Beheer de heer R.P.M. Rhoen. Hij volgde de heer L.
Visser als zodanig op, die met "V.U.T." de gemeente-
dienst verliet. Op ons verzoek werd de heer Visser ech-
ter met directe ingang en tot ons grote genoegen weder
herbenoemd, zij het niet meer in zijn functie van
ambtenaar.
Overigens bleef de samenstelling van de Raad van Be-
heer en van het dagelijks bestuur ongewijzigd.
Ons bulletin kwam ook in 1985 vier maal uit. Wij zijn
de redactieleden erkentelijk, dat zij "Seyst" weder met
zulke boeiende kopij hebben weten te vullen.
Evenals vele voorgaande jaren hebben de vrijwilligers
het archiefwerk met enthousiasme en toewijding ver-
richt. Wij zijn de dames Mollen, Bertoen en Bottinga,
alsmede de heren Van Wijk en Roeder hiervoor grote dank
verschuldigd. Voor hun werkzaamheden verwijzen wij
gaarne naar het separate verslag van mevrouw J.C. Mol-
len-Hengeveld.
Op 26 maart verzorgden wij een avond in het Slot,
waarbij dr J. Meerdink zijn publikatie "Zeist 1811-
1815; inlijving en bevrijding" presenteerde. Na de pau-
ze werden nog enige films over oud-Zeist vertoond, wel-
ke wij ten geschenke kregen van de heer J.S. Posthuma
van de firma Broedelet.
Eveneens in het Slot hield op 27 november de heer
19
-ocr page 20-
p.p. Steyn uit Bosch en Duin een interessante voor-
dracht over "dakloodjes, een verkenning naar hun ver-
schijningsvormen".
De immer enthousiaste en ijverige heer H. Wels van
onze filmafdeling verzorgde in 1985 behalve op 26 maart
in het Slot, ook voorstellingen in Brinkhove, de Mirte-
hof, de Lutherkapel, de Choisyschool, de Oude Kerk,
Bovenwegen en Jonathan.
De excursiecommissie organiseerde op 20 en 26 septem-
ber geslaagde uitstapjes naar respectievelijk Rhenen en
's-Hertogenbosch.
De jaarlijkse "open dag" werd gehouden op 7 septem-
ber. Het thema was "de kartografie van Zeist en omstre-
ken". De fraaie kaarten en prenten trokken zeer veel
belangstelling.
Vermeldenswaard in dit verband is ook dat de heer Van
Wijk gereed kwam met een totaaloverzicht van onze kaar-
tenverzameling.
Aan de manifestatie "Vernieuwd Driebergen viert 175
jaar Rijsenburg" heeft de Van de Poll-Stichting mede-
werking kunnen verlenen door in êén van de kamers in
"Sparrendaal" een deel van onze bezittingen te expose-
ren.
Wij zijn allen die aan bovengenoemde evenementen heb-
ben meegewerkt bijzonder erkentelijk.
Tot slot spreken wij de hoop uit dat wij zowel van u,
individuele contribuanten, als van de gemeente Zeist,
de voor ons onontbeerlijke financiële steun zullen mo-
gen blijven ontvangen.
I.D. Heyning, Ie secretaris
20
-ocr page 21-
Verslag van het archiefwerk over 1985
Ieder jaar komen wij met de ordening van het archief
een stapje verder, zo ook in 1985.
Bibliotheek. De catalogus in 1984 verschenen en haar
kaartsystemen voldoen goed. Het is prettig ermede te
werken. Ongeveer 20 nieuwe boeken en gidsen zijn dit
jaar opgenomen.
Persberichten. Wij zijn doorgegaan met de belangrijkste
berichten uit de mappen te lichten en te coderen vol-
gens de bibliografie van Zeist. Dit is onder andere
gebeurd met de ridderhofsteden en buitenplaatsen (3.7)
en onderwijs, opvoeding en sport (11).
Verder heeft er in de codering van de bibliografie
een aanvulling plaatsgehad, te weten onder 15, name-
lijk:
15.5 muziek, zang en dans
15.6 toneel
15.7 beeldende kunst
15.8 Van de Poll-Stichting
Een en ander is aan de heer mr dr Van der Burg voor-
gelegd en akkoord bevonden.
Een woord van dank aan de heer Scharten, die ons
maandelijks de berichten uit het Utrechts Nieuwsblad
doet toekomen.
Catalogus en bibliografie worden voortdurend bijge-
houden.
Prenten. De inventarisatie van het prentenkabinet is
bijna voltooid. Het grootste deel van de prenten en
tekeningen bestaat uit 19de en begin 20ste eeuwse af-
beeldingen van zeister gebouwen en parken. Daarnaast is
er een klein aantal 17de en 18de eeuwse prenten en te-
keningen eveneens met zeister onderwerpen.
Een kleine catalogus van dit prentenbezit behoort tot
de wensdroom van de inventarisator (mevrouw drs Saskia
Bottinga).
Verder is er een begin gemaakt met de inventarisatie
'21
-ocr page 22-
van de penningen en overige voorwerpen (zie bulletin
nr 4, jaargang 15).
Iconografische atlas. Deze wordt veel geraadpleegd.
Aanvulling van portretten blijft gewenst.
Kaartenverzameling. Het nieuwe overzicht van deze ver-
zameling is gereed. Het werd door mevrouw Wels uitge-
tikt en klaar gemaakt voor vermenigvuldiging, een moei-
lijk werk door de indeling in een viertal kolommen. Zij
heeft het uiterst nauwkeurig uitgevoerd. Zodra men het
over de omslag eens is, kan de definitieve uitgave wor-
den vermenigvuldigd.
De volgende stap zal nu zijn, om de nog niet opgeno-
men kaarten te catalogiseren tot een supplement.
Inlichtingen. Evenals vorig jaar neemt het geven van
mondelinge en telefonische inlichtingen toe op dinsdag-
morgen. Het aantal is ± 120. De schriftelijke ± 35.
Wij verleenden onze medewerking onder andere aan de
ziekenomroep "Driebergen", aan mejuffrouw Hanneke Vroon
Voor haar boekje "De Dieptetuin", aan verschillende
leerlingen van middelbare scholen en studenten, aan de
ftianifestatie 175 jaar Rijsenburg, aan onze open dag,
enz.
Met heel veel dank aan de medewerkers en onze pen-
ningmeester, de heer Visser, besluit ik dit verslag;
wij gaan met toewijding en aandacht in 1986 verder.
J.C. Mollen-Hengeveld
22
-ocr page 23-
De eigenaren/bewoners van het Slot Zeist
Het tegenwoordige Slot Zeist is - zoals bekend - het
tweede van die naam. In de middeleeuwen stond er al een
kasteel in Zeist. We kunnen het zien op de "Caerte van
Hooge, Lage en Middelbare Jurisdictie van Seyst en
Driebergen" door Bernard de Roy van 1677 1) aan de
N.0.-zijde vaft de Waterigeweg, waar deze de "Seyster-
vaart" snijdt.
Eigenaren waren leden van het "riddermatige" ge-
slacht Van Zeyst. In het werk van Van Eekeren, de Oude
Kerk te Zeist, wordt zowel in deel II als in deel IV
uitvoerig ingegaan op dit oude geslacht dat, volgens de
schrijver, niet alleen de naam Van Zeyst droeg, maar
ook resideerde op het oude kasteel (Slot) van Zeist. De
eerst bekende hiervan is Godefridus de Seist, wiens
naam in een oorkonde uit 1165 wordt genoemd 2). Een
eeuw later - bekend van 1279 tot 1297 - is weer een
Godefridus (Godfried) van Zeyst eigenaar van het Slot
Zeist. Dat zijn familie belangen en waarschijnlijk ook
een zekere macht had in deze streek mag mede worden
afgeleid uit het feit dat Godfrieds dochter, Petro-
nella van Zeyst, priorin was van het Vrouwenklooster in
De Bilt. Zij stelde zich in een conflict met de abt van
het Klooster Oostbroek zeer zelfstandig op, wenste niet
voor diens gezag te buigen ondanks de pauselijke uit-
spraak, die in haar nadeel was uitgevallen! Vermeld
moet nog worden dat haar familie belangrijke schenkin-
gen aan het klooster had gedaan.
Na Godfried van Zeyst is zijn zoon, Johan van Zeyst
- bekend van 1279 tot 1310 - vermoedelijk eigenaar van
het middeleeuwse Huis Zeist geweest.
Dan volgt een tijdsverloop van ± 135 jaar, waarin
geen gegevens bewaard zijn over de bewoners/eigenaren
van het Slot Zeist. Wanneer deze weer vermeld worden in
historische bronnen is het Huis niet meer in het bezit
van het geslacht Van Zeyst. In de 15e eeuw, in het jaar
1445, wordt Johan van Renesse van Rijnauwen, die in
1418 genoemd wordt als Heer van Kersbergen, vermoede-
23
-ocr page 24-
lijk ook Heer van Zeyst. Zijn zoon noemt zich Frederik
van Renesse tot Zeyst, Heer van Zeyst. Na hem komt Jo-
han van Renesse van Zeyst Frederikszoon, die als Heer
van Zeyst genoemd wordt in 1486 en 1521. Waarschijnlijk
had hij geen opvolger; het Slot Zeist gaat over naar
zijn zuster, Maria van Renesse van Zeyst, die gehuwd
was met Dirk van Zuylen van Harmeien. Hun dochter, Jo-
hanna van Zuylen van Harmeien, volgde haar moeder op
als Vrouwe van Zeyst. In haar testament, dat tussen
1536 en 1575 tot stand kwam, wordt het Slot Zeist niet
vermeld. Aangenomen wordt dat zij het toen vervallen
Slot had verkocht.
Na het overlijden van Johanna van Zuylen van Harme-
ien in 1589 volgt er een tijd van "stilte" om het ver-
vallen Slot Zeist.
Waarom was het Slot - al in de Middeleeuwen - van
zoveel belang voor de eigenaren? Professor de Montë
verloren zegt hierover in zijn artikel "Een en ander
uit de rechtsgeschiedenls van Zeist": "Het Slot behoor-
de tot die zeldzame Ridderhofsteden, welke niet in leen
werden gehouden, maar die vrij eigen goed, met andere
woorden eigendom waren van de bezitters. Dientengevolge
komt het niet voor in de leenregisters". Hij voegt er
nog aan toe dat het middeleeuwse archief blijkbaar ver-
loren is gegaan, zodat wij over de geschiedenis daarvan
in dit tijdperk vrijwel niets weten.
Uit het voorgaande is op te maken dat de eigenaren
van Slot Zeist niet leenhorig waren aan de Bisschoppen
van Utrecht in de tijd, dat deze ook het wereldlijk
gezag in de streek uitoefenden 3).In 1528, Verdrag van
Dordrecht, houdt het Bisdom Utrecht op te bestaan als
wereldlijke macht. Deze werd overgedragen aan de Lands-
heer - dus eerst Karel V, later Philips II, maar in
feite waren het de Staten van Utrecht die het bestuur
in handen hadden 4). Zij erkenden het middeleeuwse Slot
Zeist in 1536 als Ridderhof stede. Dit hield in dat de
eigenaar van het Slot, indien hij van adel was, als lid
van de Ridderschap zitting mocht nemen in de Statenver-
gadering 5) .
24 .
-ocr page 25-
Aan het bezit van de Ridderhofstede waren overigens
nog meer voordelen verbonden, als vrijdom van bepaalde
belastingen en accijnsen en het exclusief jachtrecht op
alle gronden in een kring met een straal van 200 roeden
(d.i. 200 X 3?m) om het kasteel. Dit laatste ook weer
alleen als de eigenaar van adel was. Merkwaardig is dat
er van een eventuele eigenaar van het vervallen slot
niets bekend is.
1672 - het Rampjaar - een bekend en berucht jaartal
in onze geschiedenis. De Lage Landen worden aan alle
kanten bedreigd. De franse troepen komen onder aanvoe-
ring van Lodewijk XIV bij Lobith ons land binnen. Zij
trekken door de Betuwe en bereiken Zeist. Maar, zo zegt
Aleid van de Bunt in haar lezing voor de Van de Poll-
Stichting: "In het Zeister Slot kan zijne Majesteit
zich niet neerlaten om de simpele reden dat het oude
kasteel tot een ruïne vervallen is" 6). De koning, zijn
hofhouding en de hoge officieren werden bij burgers
ondergebracht. Van hieruit brengt Lodewijk een bezoek
aan Utrecht. Wat men in Holland vreesde, dat de Fransen
de hollandse Waterlinie over zouden trekken, gebeurde
niet. De koning trok zich al spoedig terug uit Zeist,
maar het duurde nog tot eind 1673 voor de franse troe-
pen ons land definitief verlieten.
Enkele jaren later, het is dan 1677, deelt Willem
Adriaan van Nassau, Heer van Odijk, de Staten van
Utrecht mede dat hij overweegt gronden in het Gerecht
Zeist aan te kopen. Hij verzoekt de Staten de "hoge en
lage jurisdictie van Zeist en Driebergen enz." te mogen
kopen en verlof "de gevallen en geruïneerde huyse van
Zeyst op de oude fundamenten of elders ter gelegener
plaatse" weer op te bouwen 7).
Eind februari van hetzelfde jaar besluiten de Staten
het verzoek in te willigen. Willem Adriaan krijgt ver-
lof het oude vervallen Huis Zeist opnieuw op te trek-
ken, hetzij op de oude fundamenten, hetzij elders bin-
nen het Gerecht Zeist. Ook het nieuw te bouwen Slot
zal, evenals het oude Huis Zeist, een erkende Ridder-
hofstede zijn. Verder krijgt hij de Hoge en Lage Heer-
25
-ocr page 26-
lijkheid van Zeist en Driebergen. De koopsom bedroeg
ƒ 5.000, — .
Door de erkenning van de riddermatigheid van het te
bouwen Slot was de eigenaar daarvan, daar hij van adel
was, lid van de Utrechtse Ridderschap en kon hij als
zodanig zitting nemen in de Staten van Utrecht.
Willem Adriaan van Nassau Odijk werd geboren in 1632
als zoon van Lodewijk van Nassau, Heer van Odijk, de
buitenechtelijke zoon van Prins Maurits en Margaretha
van Mechelen 8). Willem Adriaan, meestal Van Odijk ge-
noemd, "studeerde" enige jaren in Leiden en werd daar-
na, ter voltooiing van zijn opvoeding naar Parijs ge-
stuurd. Na een "wilde" tijd en het maken van veel
schulden - moest hij tenslotte vluchten om aan de hem
vervolgende schuldeisers te ontkomen. Behalve schulden-
maken had hij in de franse hoofdstad wél de gelegenheid
gehad - en ook benut - om kennis te maken met de franse
levensstijl die nogal verschillend was van die in de
Nederlanden. Dit is in zijn latere levenswijze dan ook
nog wel merkbaar.
Terug in het vaderland trouwt hij met Elisabeth van
der Nisse, dochter uit een rijk Zeeuws geslacht. Zijn
neef. Stadhouder Willem III, die eerste edele van Zee-
land was, benoemde Willem Adriaan tot zijn vertegen-
woordiger in dat gewest. Van Odijk heeft hiervan goed
gebruik gemaakt: door het verkopen van ambten - in die
tijd een vrij gebruikelijke zaak - weet hij in korte
tijd zijn financiën weer op peil te brengen.
Maar zijn ambities reiken hoger; het is daarom dat
hij in 1677 met de Staten van Utrecht gaat onderhande-
len over Zeist. Het is hem, behalve om de in het voor-
gaande genoemde Heerlijke rechten, ook - en niet in de
laatste plaats - er om te doen de mogelijkheid te heb-
ben tot de bouw van een "vorstelijk slot" waar hij,
Vrijheer van Zeist, als gastheer zijn voorname gasten
kan ontvangen 9).
Een van die gasten was ook zijn neef. Prins Willem
III. Wanneer deze van de Residentie, Den Haag, naar
zijn zomerverblijf Het Loo ging - een tocht die in die
26
-ocr page 27-
tijd moeilijk in één dag volbracht kon worden - onder-
brak hij zijn tocht in Zeist en bleef overnachten op
het gastvrije Slot Zeist.
Overigens is het Slot waarschijnlijk voornamelijk
zomerresidentie van de familie Van Odijk geweest.
Bekend is dat hier op grote voet werd geleefd. Het ging
Willem Adriaan dan ook goed in deze tijd. In 1679 ver-
heft keizer Leopold I hem en zijn broers tot Graven van
het Heilige Roomse Rijk. Zij mogen dan het wapen van de
Nassau's voeren. Helaas moet de balk - teken van de
bastaard - er in gehandhaafd blijven. Stadhouder Willem
III wil geen toestemming geven om de balk te verwijde-
ren. "Eenmaal een balk, altijd een balk voor natuur-
lijke nakomelingen" beslist de Prins.
Is de verhouding tussen de neven dan al wat ver-
koeld? Bekend is dat Willem III het gesjacher van
Willem Adriaan met de verkoop van ambten niet helemaal
kon waarderen. Toen de Prins in 1688 koning van Enge-
land was geworden en, volgens Van Odijk, met het ver-
lenen van engelse titels aan mensen uit zijn omgeving
nogal royaal was, krijgt zijn neef niets.
1701 - Willem III sterft. Zowel in 1674 als in 1676
hadden de Staten van Zeeland verklaard dat, wanneer
Willem III zou komen te overlijden, Willem Adriaan ge-
handhaafd zou worden als plaatsvervanger van de eerste
edele in de Staten. Het duurde echter niet lang of de
tegenstanders van de Heer van Zeist trokken de oude
resoluties in. Willem Adriaan was van toen af ambteloos
burger. De revenuen hielden op en er was geen kans op
nieuwe bronnen van inkomsten.
Willem Adriaan sterft in 1705. Zijn zoon Lodewijk
Adriaan, geboren in 1670, volgt hem op als Vrijheer van
Zeist en Driebergen. Hij overlijdt in 1742 en wordt in
het koor van de Oude Kerk in Zeist begraven. Na hem
wordt zijn zoon Willem Adriaan II Vrijheer van Zeist en
Driebergen. De financiële toestand van de familie is
dan zo slecht dat men genoodzaakt is de Hoge Heerlijk-
heid met alle bezittingen te verkopen. In 1745 wordt
het Slot Van Zeist gekocht door Cornelis Schellinger.
-ocr page 28-
op 18 december van dat jaar vond in Utrecht een
bijeenkomst plaats, waarop de Hoge en Vrije Heerlijk-
heid van Zeist en Driebergen met bijna alle daaraan
verbonden bezittingen en rechten door de eigenaar.
Graaf Willem Adriaan van Nassau, werd verkocht en
plechtig overgedragen aan Cornelis Schellinger, ijzer-
handelaar in Amsterdam. De koopsom bedroeg totaal
ƒ 157.000,—. Bij de aan de Heerlijkheid verbonden
bezittingen werden o.m. genoemd: het Slot met zijn tui-
nen en bossen, de grondheerlijkheid van de Zeister
Straat met de daaraan gelegen 28 huizen, verder boerde-
rijen en akkers, met andere woorden: het grondbezit dat
grootvader Willem Adriaan vroeger stukje bij beetje had
aangekocht. Met de in de acte van overdracht speciaal
genoemde tuinen waren bedoeld de "plantagiën", voor het
huis gelegen, waar hij zo trots op was geweest. Het is
bekend dat Willem Adriaan I zijn gasten soms - tegen
wil en dank - tijden lang door zijn tuinen meenam om ze
te bewonderen.
De bossen lagen ten noorden van het Slot, aan de
overzijde van de Zeister Straat. Het jachtrecht kreeg
de nieuwe eigenaar niet; dat werd alleen toegekend wan-
neer deze van adel was 10).
De nieuwe eigenaar Cornelis Schellinger, geboren in
1711, was de zoon van Rutger Schellinger en Maria van
Laer. Zijn ouders behoorden tot het amsterdamse patri-
ciaat, de rijke kooplieden, de families waaruit de
leden van het bestuur van de stad, de vroedschap konden
worden gekozen. Voor zo'n benoeming moest men evenwel
lid zijn van de Staatskerk, de Hervormde Kerk. Rutger
Schellinger en zijn vrouw waren doopsgezind; zij be-
hoorden tot de Doopsgezinde gemeente "Lam en Toren".
Dat sloot uit, dat hun zoon, die bij zijn geboorte ook
bij deze gemeente was ingeschreven, ooit in de vroed-
schap zou kunnen komen. In 1736 trouwt Cornelis met
Sofia Centen. Hij is dan nog eigenaar van een ijzerhan-
del in Amsterdam, die hij in 1746 verkoopt en dan
blijkbaar van de inkomsten van zijn bezittingen kan
leven.
282
-ocr page 29-
Enkele jaren eerder was hij, evenals zijn oudere
broer Jacob, in contact gekomen met Nicolaas Lodewijk,
Graaf Von Zinzendorf und Pottendorf; door hem kwamen
beide broeders in aanraking met de religieuze beweging
van de Herrnhutters.
De Graaf von Zinzendorf had zich in 1722 het lot
aangetrokken van een groep vluchtelingen uit Bohemen-
Moravië, die behoorden tot de Broederuniteit, de Unitas
Fratrum, een religieuze beweging ontstaan in de 15e
eeuw. De aanhangers van deze beweging, die in Bohemen
omwille van het geloof vervolgd werden, mochten zich
vestigen op het landgoed in Saksen van Von Zinzendorf
en vormden daar een gemeenschap die Herrnhut werd
genoemd. Van hieruit verspreidden de Herrnhutters zich
niet alleen over Europa, maar trokken als zendelingen
ook verder de wereld in. Von Zinzendorf blijkt dan door
zijn vele relaties en door de wijze waarop hij de be-
langen van de Herrnhutters weet te behartigen, een
machtige pousserende kracht voor de beweging te zijn.
Als hij in Amsterdam verblijft legt hij daar contac-
ten met o.a. Jacob Schellinger en diens jongere broer
Cornelis. Met financiële hulp van Jacob Schellinger kan
in IJsselstein een vestiging van de Herrnhutters worden
gesticht, 's Heerendijk, bedoeld als "posthuis", waar
ook de reizende Broeders op konden terugvallen, 's Hee-
rendijk blijkt geen succes te zijn. De plaatselijke
bevolking bekijkt de Herrnhutters met enige argwaan.
Een belangrijk punt is ook dat het hier niet is toege-
staan een eigen kerkhof aan te leggen; de wetten van
het land verbieden dit. Het was dus te voorzien dat
's Heerendijk geen blijvende vestiging zou zijn. Maar
waar zou men dan een vaste nederzetting voor de Herrn-
hutters in de Lage Landen kunnen realiseren?
Cornelis Schellinger bracht uitkomst. In 1746 kocht
hij - zoals gezegd - het Slot Zeist en de daaraan ver-
bonden Hoge Heerlijkheid van Zeist en Driebergen. Als
Heer van Zeist zou hij een "vrije" vestiging van Herrn-
hutters in zijn gebied mogelijk maken. Daarnaast moeten
we bedenken dat het voor de patriciërs in die tijd niet
ongewoon was - en voor velen een ideaal - om een Heer-
29
-ocr page 30-
lijkheid aan te kopen. In zekere zin was het ook wat we
tegenwoordig een "statussymbool" zouden noemen. Voor de
Herrnhutters was de aankoop van Schellinger, en zo was
het door hem ook bedoeld, een oplossing van hun proble-
men In de Nederlanden. Ook de reizende Broeders zouden
tijdens hun verblijf hier een onderkomen kunnen vinden
in Slot Zeist, dat als het ware het centrale punt voor
de Herrnhutters zou worden. Hierdoor was een rustig
buitenleven voor de familie Schellinger niet weggelegd.
Ter opening van de nieuwe vestiging zou al in het
voorjaar van 1746 een synode van de Broederschap worden
gehouden in het Slot. Von Zinzendorf had zijn secreta-
ris al vooruit gezonden naar Zeist om een en ander te
regelen. Bovendien zou het huwelijk van zijn dochter,
Benigna von Zinzendorf met Johannes de Watteville in
Zeist gesloten worden; vele bruiloftsgasten vertoefden
daarom op het Slot.
Toen de familie Schellinger in Zeist arriveerde was
het daar al een drukte van belang. Maar ook na het ver-
trek van deze gasten bleef het een gaan en komen van
allerlei lieden. Tussen de Graaf en Schellinger rezen
al spoedig geschillen over zaken van financiële en
organisatorische aard. Het kwam tot een regeling; het
belangrijkste hiervan was wel de "verdeling" van de
ruimten in het Slot. De Graaf zou de beschikking krij-
gen over het middenstuk van het gebouw, de rechter-
vleugel zou worden ingericht als kerkzaal, de familie
Schellinger zou zich vestigen in de linkervleugel. Wan-
neer we de prent uit ± 1750 bekijken, moet het wel een
riante woning geweest zijn! In 1747 kwamen ook de Broe-
ders uit IJsselstein op het Slot wonen.
Ondertussen hadden enkele amsterdamse kooplieden
zich gevestigd in Zeist. Zij bouwden huizen op de gron-
den terzijde van de "middellaan". Jacob Schellinger en
Matthijs Beunlng vestigden zich op wat nu het Broeder-
plein is, Cornelis van Laer vestigde zich aan de over-
zijde van de laan, het tegenwoordige Zusterplein.
30
-ocr page 31-
Om de andere niet-financieel draagkrachtige Broeders
en Zusters een onderkomen te verschaffen werden op de
pleinen ook voor hen huizen gebouwd. Hiervoor was een
speciale regeling getroffen, het gemeentecrediet. Het
benodigde geld zou door de rijke Broeders bijeen ge-
bracht worden, er zou rente en aflossing worden be-
taald. Door allerlei omstandigheden rezen er na de bouw
van de huizen grote moeilijkheden, die pas in 1760
definitief waren opgelost. Sindsdien behoren de toen
gebouwde huizen, de koorhuizen en nog enkele gebouwen
aan de Herrnhuttergemeente. Ook de grond, waarop ge-
bouwd was, had Schellinger afgestaan. Al in 1759 had
hij in een acte verklaard in eeuwigdurende erfpacht af
te staan aan de "oude Evangelische Kerk, Unitas Fra-
trum" 4 percelen land, gelegen voor het Huis van Zeist.
Dit waren dus het Broederplein en het daarachter gele-
gen terrein, het Zusterplein en het kerkhof. Dit laat-
ste moet altijd intact worden gehouden.
In deze tijd komt in de Broedergemeente de wens op
om zelf eigenares te worden van de Heerlijkheid. In
1767 wordt daarom in onderling overleg de Heerlijkheid
Zeist verkocht aan Maria Agnes von Zinzendorf. Zij zou,
als vertegenwoordigster van de Herrnhutter Gemeente
Vrijvrouwe van Zeist worden. Cornelis Schellinger be-
hield de Heerlijkheid Driebergen. De scheiding tussen
de Heerlijkheden werd op 18 mei 1768 door de Staten van
Utrecht goedgekeurd en de grenzen tussen de grondgebie-
den werden vastgelegd. De Schellingers verhuisden van
het Slot naar een woning op het Broederplein, een
prachtig huis dat indertijd was gebouwd door Matthijs
Beuning.
De nieuwe Vrijvrouwe heeft eigenlijk nooit op het
Slot gewoond. Zij bracht slechts enkele malen een be-
zoek aan Zeist. Het beheer van de Heerlijkheid liet zij
over aan een rentmeester, die haar "regeringsplichten"
moest waarnemen. Via een notariële acte had hij volle-
dige volmacht in haar naam te regeren, schepenen te
kiezen en ambtenaren te benoemen. Deze gang van zaken
zal Schellinger, die dit van nabij meemaakte, zeker
verdriet hebben gedaan. De aanpak van het beheer, ook
ten aanzien van het SLot dat gedeeltelijk werd ver-
31
-ocr page 32-
huurd, was wel heel anders dan de wijze waarop hij al-
tijd zijn taak had menen te moeten vervullen.
De laatste levensjaren van Cornelis Schellinger wa-
ren door het overlijden van zijn vrouw en zijn zoon erg
moeilijk. Hij zelf werd ernstig ziek en overleed na een
smartelijk lijden in 1778.
De Vrijvrouwe Maria Agnes was in 1767 getrouwd met
Moritz Wilhelm, Burggraaf von und zu Dohna. Zij stierf
in 1784. Haar erfgenaam verkocht de Heerlijkheid Zeist
nog in hetzelfde jaar aan Johannes Renatus van Laer.
Deze vestigt zich niet op het Slot, maar blijft tot
zijn dood in 1792 wonen in zijn huis op het Zuster-
plein. Zijn jongste zoon, Johannes van Laer, wordt dan
Vrijheer en in 1795 Ambachtsheer van Zeist. In dat jaar
- tijdens de franse overheersing - werden in Utrecht
alle "Ridderschappen" afgeschaft. De titel van de eige-
naar van het Slot is dan "Ambachtsheer". Hij sterft in
1816 en wordt in de Ambachtsheerlijkheid opgevolgd door
zijn beide broers Cornelus Renatus en Jacob van Laer.
Zij dragen in 1818 de Ambachtsheerlijkheid Zeyst over
aan Coenraad Willem Wijborch. Dan volgt er een merk-
waardige periode in de geschiedenis van de Heerlijk-
heid.
Enkele jaren later, al in 1822, verkoopt Wijborch de
Ambachtsheerlijkheid aan de Evangelisch-Luthersche Ge-
meente te Berbice, Britsch Guyana. Guyana, aan de
noordkust van Zuid-Amerika, bestaat deels uit een zan-
dig heuvelland en een brede kustvlakte die doorsneden
is door rivieren en kreken. In de 17e eeuw vestigden
zich hier engelse, franse en nederlandse kolonisten die
plantages aanlegden. Het oostelijk deel van Guyana werd
door de Fransen bezet. Het westelijk deel behoorde aan
de Nederlanders, die in 1667 het middenstuk op de
Engelsen veroverden, n.1. Suriname. In 1803, de napo-
leontische tijd, werd het hele gebied veroverd door de
Engelsen. In 1814 kwam Suriname weer terug bij Neder-
land, maar Berbice, dat in westelijk Guyana ligt, bleef
Engels. Na de oorlogsjaren ging het de plantages in
Berbice goed; met hulp van negerslaven werd koffie,
suiker en katoen verbouwd.
32
-ocr page 33-
Ook de Evangelisch-Lutherse Gemeente in Berbice
maakte een tijd van grote bloei door. Het kapitaal van
de gemeente, dat door een amsterdams financieringsbu-
reau werd beheerd, groeide steeds 11). In mei 1822 werd
voor de Evangelisch-Lutherse gemeente te Berbice van mr
C.W. Wijborch aangekocht de Heerlijkheid Zeyst "met al
de Regten en Geregtigdheden, prerogativen en preëmunen-
tiën, mitsgaders het Regt de Jagt en Visscherij en de
Gebouwen, Bosschen, Lanen en verdere ap- en dependen-
tiën, daarbij behorende". De firma zou de administratie
voeren, en de contante gelden dan telkens overdragen
aan het consistorie te Berbice, dus aan de Evangelische
Gemeente daar. Het is niet bekend hoeveel de Heerlijk-
heid jaarlijks aan de Gemeente heeft opgebracht, noch
waarom men in 1830 al weer tot verkoop is overgegaan;
de opbrengst van het goed was ƒ 58.200,— Voor die som
kocht Jhr Jan Elias Huydecoper van Maarsseveen de Am-
bachtsheerlijkheid Zeyst 12).
De nieuwe Slotheer stamde uit een rijk amsterdams
patriciërsgeslacht. Zijn vader was door Koning Willem I
in de adelstand verheven. Jhr Jan Elias Huydecoper
trouwde in 1820 met Maria Isabella Anna Josine Char-
lotte, baronesse Taets van Amerongen. Het echtpaar
woonde al enige tijd in Zeist op de Ridderhofstede
Kersbergen, toen Huydecoper deze in 1829 verkocht en
het Slot Zeyst aankocht in 1830. Als eigenaar van het
Slot mocht hij zich Heer van Zeist (Huydecoper van
Zeist) noemen. Bovendien mocht hij, daar hij van adel
was, als Ridder deel uitmaken van de Staten van
Utrecht, een recht dat bij de grondwetsherziening van
1848 verviel.
Het Slot, dat in de laatste jaren erg verwaarloosd
was, werd door de nieuwe eigenaar grondig gerestaureerd
en wat de meubilering betreft aangepast aan de smaak
van de tijd (Biedermeyer). Er was in dit huis genoeg
ruimte voor de familie Huydecoper met hun negen kin-
deren! Wat de tuin betreft, er zal van de oorspronke-
lijke aanleg uit de tijd van Willem Adriaan wel weinig
meer over zijn. Tuinarchitect Zocher krijgt daarom op-
dracht een z.g. engelse tuin aan te leggen. Niet meer
33
-ocr page 34-
de strakke lijnen van gesnoeide hagen en kunstmatige
waterpartijen, maar kronkelende lanen, vijvers en bos-
jes, een aanleg die meer thuis hoorde in het midden van
de 19e eeuw.
In 1864 sterft Jhr Jan Elias Huydecoper; zijn vrouw
was al enkele jaren eerder overleden, in 1859. De erf-
genamen verkopen het Slot Zeyst in 1867 aan Henriëtte
Maria Jacoba Voombergh, daartoe in staat gesteld door
haar vader Albert Voombergh, eigenaar van Hoog Beek en
Royen en bankier te Amsterdam. Henriëtte Voombergh
trouwde in 1854 met mr Charles Bernard Labouchêre. Na
de aankoop van het Slot vestigen zij zich in Zeist.
Evenals de Huydecopers had de familie Labouchêre een
groot gezin.
De woonruimte in het Slot werd vergroot en doorge-
trokken naar de oostvleugel. De meubilering werd weer
aangepast naar de eigentijdse smaak. Gemoderniseerd
dus; in een van de beschrijvingen wordt als bijzonder-
heid vermeld dat er zelfs badkamers werden aangelegd!
13).
Mevrouw Labouchêre overlijdt in 1908. Dan erft haar
zoon mr Renê Labouchêre het Slot. In de linkervleugel
van het Slot woont dan tot 1920 Jhr Schuurbeque Boeye,
de schoonzoon van mevrouw Labouchêre, gehuwd met Agnes
Henriëtte Labouchêre 14).
Renê Labouchêre verkocht het Slot Zeist in 1924 aan
de N.V. Bouw- en Exploitatiemaatschappij "Heemstede" te
Utrecht. De Gemeente Zeist, die vreest dat het Slot zal
worden afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouwwo-
ningen, besluit tot aankoop van het Slot Zeist met de
daaraan verbonden Hoge en Vrije Heerlijkheid van Zeist.
In de jaren na deze aankoop werd gezocht naar een pas-
sende bestemming voor het Slot. Het gebouw werd tot
1953 voor verschillende doeleinden gebruikt. In de vo-
rige aflevering van dit Bulletin beschreef de heer
M.M.A. Roeder uitvoerig wat er in die jaren met het
Slot gebeurde 15).
Op 3 januari 1953 besloot de gemeenteraad van Zeist
het Slot te restaureren en te maken tot een cultureel
centrum waar congressen en tentoonstellingen gehouden
34
-ocr page 35-
kunnen worden. Er was toen nog een lange weg te gaan
voor de plannen, ontworpen door ir J.B. Baron van
Asbeck in overleg met de Rijksdienst voor de Monumen-
tenzorg gereed waren en met de restauratie kon worden
begonnen 16).
Op 8 oktober 1969 werd het gerestaureerde Slot Zeist
officieel in gebruik gesteld door Prins Claus. Door de
restauratie onder de bezielende leiding van ir van As-
beck en met medewerking van ing. A. Visser is "Het
Slot" een van de mooiste en meest stijlvolle kastelen
van ons land geworden.
D.A. Bertoen-Brouwer
Noten
1. Collectie Rijks Archief, Utrecht.
2. In deel II van De Oude Kerk te Zeist van H.J. van
Eekeren en ds P. Knijper (Zeist 1975) op pag. 167
en volgende, mededelingen over de eigenaren van het
middeleeuwse Slot Zeyst. In deel IV van hetzelfde
werk een lijst van "De Eigenaren van het Huis Zeyst
en de Heren en Vrouwen van de Heerlijkheid Zeyst".
Van deze beide bronnen heb ik dankbaar gebruik ge-
maakt.
3. Prof. dr J.Ph. de Monté verloren. Een en ander over
de rechtsgeschiedenis van Zeist. In: Bulletin van
de Poll-Stichting, 1974, nr 2, pag. 23 en volgende.
4. Prof. dr W. van Iterson, Heerlijke rechten in het
algemeen en de heerlijkheid Zeist in het bijzonder.
Lezing voor de Van de Poll-Stichting, 7-3-1958,
pag. 19 en volgende.
5. De Monté verloren (als boven) pag. 24.
6. A.W. van de Bunt, Ongewenst Koninklijk Bezoek aan
Zeist. Lezing voor de Van de Poll-Stichting
4-3-1963, pag. 6. Zie ook: Zeist en het Rampjaar.
Bulletin Van de Poll-Stichting 1972 nr 2, pag. 20.
7. T.a.v. rechtskundige gevolgen van deze verkoop: zie
de onder 3 en 4 genoemde artikelen van Prof. de
Monté verloren en Prof. Iterson. Ook "De Geschie-
denis van de Zeister Dorpsstraat", lezing van Pro-
fessor de Monté verloren op 20 mei 1953, pag. 9.
35
-ocr page 36-
8. A.W. van de Bunt, Willem Adriaan van Nassau, de
stichter van het Slot Zeist. Zeist 1955. Zie ook
het artikel van Drs M.M.A. Roeder in het Bulletin
van de Van de Poll-Stichting, maart 1986, pag. 3
e.v. Hierin wordt uitvoerig over Willem Adriaan
bericht.
9. Over bouw en inrichting van het Slot Zeist, zie
bovengenoemd artikel van Drs Roeder.
10. De gegevens over de Herrnhutters in Zeist zijn
voornamelijk ontleend aan de volgende publikaties:
A.W. van de Bunt, Cornelis Schellinger, de burger-
vrijheer; lezing voor de Van de Poll-Stichting
26-4-1956; Dr J. Meerdink, De Nederlandse inslag
in de Evangelische Broedergemeente te Zeist gedu-
rende de 18e eeuw. Zeist 1977; Dr J.M. van der Lin-
de, Herrnhutters in Nederland. Zeist 1968; en an-
dere in de bibliotheek van de Van de Poll-Stichting
aanwezige werken over dit onderwerp.
11. B. de Gaay Fortman, De Geschiedenis der Lutherse
Gemeente in Berbice. Overdruk uit de "West-Indische
Gids", z.j., pag. 81. Uitgave Martinus Nijhoff,
's-Gravenhage.
12. V.A.M, van der Burg, Zeist en het geslacht Huyde-
coper enz. Bulletin van de Van de Poll-Stichting
1985, nr 2, pag. 22 e.v.; Aleid W. van de Bunt, Het
Slot van Zeist, heden en historie, pag. 30.
13. Aleid W. van de Bunt, Het Slot van Zeist, als bo-
ven, pag. 31.
14. Dr J. Meerdink, Johannes de Bosch, 1713-1784, pag.
7.
15. Drs M.M.A. Roeder, pag. 3 en volgende van het onder
8 en 9 genoemde artikel "Aspecten van het Slot
Zeist".
16. Aleid W. van de Bunt, Het Slot van Zeist, heden en
historie, pag. 33 en volgende.
N.B. De in de literatuurlijst vermelde werken zijn alle
opgenomen in de bibliotheek van de Van de Poll-
Stichting.
36
-ocr page 37-
jhr Jan Elias Huydecoper (1798-1875)
Foto Inconografisch bureau
37
-ocr page 38-
Maria Isabella Anna Josine Charlotte, baronesse Taets
van Amerongen, echtgenote van jhr J.E. Huydecoper
(1802-1859) Foto Inconografisch Bureau
38
-ocr page 39-
Interieur z.o. vleugel ± 1910, prentbrlefkaart Van de
Poll-stichting
39
-ocr page 40-
Wanddetail in de eetzaal ± 1920, mr A. Loosjes, Utrecht
in Beeld
40
-ocr page 41-
De kasteel/boerderij "De Brakel" onder Zeist
Inleiding
Wie van Zeist naar Bunnik rijdt, komt langs een grote
boerderij, "De Brakel" genaamd, gelegen aan de Sport-
laan no 5. Van der Wijck 1) heeft in zijn werk "De Ne-
derlandse Buitenplaats" erop gewezen hoe "De Brakel"
tussen Zeist en Bunnik zich van boerderij tot kasteel-
achtig herenhuis ontwikkelde in de 17de eeuw, zoals de
kaart van J. van Diepenem uit 1645 (illustratie) duide-
lijk laat zien. Over de geschiedenis van dit oorspron-
kelijk bisschoppelijk hofgoed, dat onbekenden schonken
aan de moderne devotie van Windesheim en na 1580 aan de
Staten van Overijssel toeviel, die het verkochten aan
het riddermatige geslacht Van Haersolte, bestaat tot op
heden geen overzichtsartikel. In het Utrechts Kastelen-
boek vindt "De Brakel" geen vermelding 2). Ik meen ten
onrechte.
Klootwijk 3) wijst erop dat een restant van de "Roem-
ster weteringe" terug te vinden is in het weiland te-
genover de hofstede "De Brakel" en spreekt het vermoe-
den uit dat de brede sloot ten noorden en de omgrach-
ting van de hofstede deel van de "Roemster weteringe",
een voormalige Rijn-arm te Zeist, uitmaken. De "Roem-
ster weteringe" had zijn eindpunt in de Kromme Rijn en
begon als "Cattenbroeker of Hoghe wetering" ten zuiden
van de Kouwenhovense laan.
Blijdenstein 4) maakt melding van het oudste restant
ter plaatse: een 18de eeuws bakhuisje. De huidige boer-
derij is van veel later datum. Dekker 5) in zijn recen-
te standaardwerk over het Kromme Rijn-gebièd in de mid-
deleeuwen besteedt ook aandacht aan het land van de
hofstede "De Brakel" van het klooster te Windesheim bij
Zwolle.
De hofstede "De Brakel" lag in het dagelijkse gerecht
Cattenbroek, in de 17de eeuw toebehorend aan de familie
De Pesters, en wordt aldaar gesitueerd: "strecken uyt
de Hackweteringe (....) tot aen de Kockershoeff toe 6).
De Cockaertshoeve was een mini-gerecht met dezelfde
-ocr page 42-
schout en schepenen als Cattenbroek.
Het onderstaand artikel wil de bestaande, verspreide,
schaarse aantekeningen over "De Brakel" tot een geheel
groeperen.
Van bisschoppelijk hofgoed tot kasteel/boerderij onder
het gerecht Cattenbroek Kerspel Zeist
De hypothese lijkt aannemelijk dat het oorspronkelijk
bisschoppelijk hofgoed geschonken is door onbekenden
aan het klooster te Windesheim 7), dat binnen de moder-
ne devotie een grote invloed heeft gehad. Het klooster
lag in de buurt van de stad Zwolle in het Oversticht.
Het klooster zal vermoedelijk van meet af aan pachters
op het goed "De Brakel" hebben laten werken.
De eerste maal komt het goed voor als belending in
een latijnse akte van 8 october 1406 8), waar gesproken
wordt over "lande dat den Goodshuse van Winsem ghele-
ghen bi Swolle toebehoert". In een akte van 8 october
1459 9) wordt de belending omschreven als "dat convent
van Wynssen". Uit de manualen van het morgengeld van ca
1460 en 1470 10) blijkt, dat "die heren van Wynsen" 24
morgen land (= de grootte van een boerderij) bezitten.
• Eerst in 1535 11) komen we in de bronnen de namen van
de pachters Dirck Claess. en Hermen Jacobsz. tegen, die
aan het Hof van Utrecht om vermindering vragen van de
• aanslag in het huisgeld betreffende het goed "De Bra-
kel" te Zeist, hetwelk zij van het klooster Windesheim
bij Zwolle in pacht hebben. Het goed "De Brakel" wordt
omschreven als "ontrent vijfftich margen lants met huys
ende hoffstede daerop staende, toebehorende 't cloester
tot Windesheim gelegen Overijssele bij Zwol".
In de stukken komt de naam "De Brakel" pas voor in
1570 12): "etselvige guet Brakel". Daarnaast blijkt dat
ca 1540 13) . ook het manuaal van het Oudschildgeld
spreekt over de 24 morgen van "Die Regulieren bij
Zwoll".
Ook nadat de kloostergoederen onteigend waren, na
1580 dus, en in handen van de wereldlijke overheid, de
Staten van Overijssel, wordt op 25 april 1611 bij een
ff2 ;,
-ocr page 43-
belending het goed "De Brakel" nog omschreven als: "de
heeren van Windeshem" 14).
Op 18 september 1616 wordt Johan van Haersolte, bur-
gemeester van Zwolle, eigenaar van "het goed De Brakel
te Zeist" door koop van de rentmeester aangesteld door
de Staten van Overijssel over de kloostergoederen van
Windesheim 15). Hoe in het begin van de 17de eeuw de
kasteel/boerderij "De Brakel" onder Zeist eruit ziet,
blijkt uit een akte van 4 december 1630 16) , waarbij
het goed door J. van Haersolte aan Vrouwe Anna van
Essesteyn, weduwe van Jhr Wilhelm van Gent Heer tot
Gent, verkocht wordt:
"het goed genaamd Braeckell, met getimmer van huys,
bergen ende schuyr, backhuys, wagenhuys, stakettingen,
boomgaarden (...) gelegen in Cattenbroek (....)".
Elders 17) wordt de eigenares omschreven als: "Anna
van Abcoude van Meerten, Vrouwe van Essenstein, weduwe
van wijlen Jhr Willem van Gent, in zijn leven Heer tot
Gent".
Wie de kaart van Jan van Diepenem bekijkt, die bij
dit artikel is afgebeeld, moet tot de conclusie komen
dat in 1645 de kasteel/boerderij "De Brakel" een behui-
zing geworden is voor riddermatigen, waarvan nu nog
slechts rest een gedeelte van de omgrachting in het
landschap tussen Zeist en Bunnik. Een andere afbeelding
van "De Brakel" dan die op de kaart uit 1645 is mij
niet bekend. De kaart van B. de Roy uit 1677 (illustra-
tie biedt niet zoveel inzicht in het kasteelachtig he-
renhuis "De Brakel". Wanneer het verval is ingetreden,
is een vraag die bij de huidige stand van het onderzoek
niet beantwoord kan worden. Het 18de eeuwse bakhuis,
dat er nog staat, behoorde wellicht bij de opvolger van
de kasteel/boerderij "De Brakel" uit de 17de eeuw.
V.A.M, van der Burg
■,#
-ocr page 44-
Noten
1. Jhr H.W.M, van der Wijck, De Nederlandse Buiten-
plaats, Aspecten van ontwikkeling en herstel.
Alphen aan den Rijn 1983, 2e druk aangevuld met
register, blz. 23 en blz. 547 (noot 56)
2. J.D.M. Bardet, Kastelenboek Provincie Utrecht, 5e
druk, Bussum 1975
3. D.R. Klootwijk, Voormalige Rijnarmen te Zeist (2),
Bulletin van de Van de Poll-Stichting (6) 1976,
blz. 56 en laatstelijk van dezelfde, nogmaals:
Veldnamen in Bunnik, Tussen Rijn en Lek (19), 1985,
nr 4, blz. 20 en 21. In Bunnik lag ongeveer een
even groot stuk van het goed "De Brakel", zodat in
de bronnen sprake is van 50 morgen.
4. Ronald Blijdenstein, Zeist, Groei en Bouw, deel 3,
Zeist 1984, blz. 142-143
5. C. Dekker, Het Kromme Rijngebied in de Middel-
eeuwen, Een institutioneel-geografische studie,
Stichtse Historische Reeks no 9, 1983, blz. 85,
459-460
6. R.A. Utrecht, Familie-archief De Pesters, nr 221
(akte van 30 januari 1662). In de 18de eeuw kwam de
boerderij "De Brakel" in handen van het geslacht De
Pesters
7. J.G.R. Acquoy, Het klooster te Windesheim en zijn
invloed, Utrecht 1875-1880, 3 delen
8. Ph.J.C.G. van Hinsbergen, Bronnen voor de Geschie-
denis van Zeist, deel 1, Assen 1962, blz. 139 (ver-
der te citeren als Bronnen)
9. Bronnen, blz. 257
10. Bronnen, blz. 287 en 260-261
11. Ph.J.C.G. van Hinsbergen, Bronnen voor de Geschie-
denis van Zeist, deel 2, Assen 1967, blz. 26 (ver-
ï der te citeren als Bronnen II)
12. Bronnen II, blz. 138
13. Bronnen II, blz. 332. De vermeldingen van 1580 en
1600 luiden niet anders, blz. 166 en 265
14. J.Ph. de Monté verLoren, Bronnen voor de Geschiede-
nis van Zeist, deel 3, eerste gedeelte. Assen 1980,
'44
-ocr page 45-
blz. 64   (verder te citeren als Bronnen III)
15. Bronnen  III, blz. 95-96
16. Bronnen  III, blz. 146
17. Bronnen  III, blz. 131                                    ' '
»t» aa u
Detail kaart van J. van Diepenen, 1645, Top. Atlas
R.A. Utrecht, inv. nr 425-18
45
-ocr page 46-
Detail kaart van Zeist en Driebergen van B. de Roy,
1677, Top. Atlas R.A. Utrecht, inv. nr 206-1
46
-ocr page 47-
Boerderij "De Brakel", Sportlaan 5, Zeist; foto
Hanneke Kortlandt (Voorkant)
47
-ocr page 48-
Boerderij "De Brakel", Sportlaan 5, Zeist; foto
Hanneke Kortlandt (Achterkant)
48 .
-ocr page 49-
18e eeuws bakhuis bij boerderij "De Brakel", Sport-
laan 5, Zeist; foto Hanneke Kortlandt
49
-ocr page 50-
Een bezoek aan Beek en Royen in 1788
Mr Jan Carel van der Muelen, Heer van Maarssenbroek,
was een utrechtse regent, die in Driebergen op de bui-
tenplaats "Dennenburg" woonde. Hij is in Utrecht gebo-
ren in 1740, daar lid van de vroedschap geworden, huwde
er in 1782 de nijmeegse Hillegonda Susanna de Maleprade
en overleed op zijn huis "Dennenburg" in 1811 1).
Van der Muelen was een consciëntieus man en heeft van
1786-1788 een dagboek bijgehouden 2), waarin hij niet
alleen de bij het beheer van zijn landgoed belangrijke
zaken optekende, maar ook aandacht schonk aan wat klei-
nere gebeurtenissen in het dagelijkse leven.
In Zeist op Huize "Beek en Royen" woonde een utrecht-
se collega van hem, de bejaarde oud-burgemeester en lid
van de vroedschap van Utrecht Hendrik Verbeek (1708-
1788). Verbeek heeft al meermalen onze aandacht gehad
3). Op zijn oude dag had hij het op het utrechtse plat-
teland niet zo gemakkelijk, vooral in de periode toen
het legertje van de naar Amersfoort uitgeweken Staten
Utrecht belaagde en te Zeist zijn hoofdkwartier had.
Bovendien was de ouderwetse stijve regent bij de zeis-
ter bevolking allerminst populair. In 1787 had hij last
van dat statenlegertje en kwamen de pruisische troepen
langs ter restauratie van het stadhouderlijk gezag en
in 1788 was nog lang niet alles pluis en bleek ook de
zeister bevolking ten opzichte van zijn buitenplaats
vernielzuchtig 4) . Toen al deze ellende hem overkwam
was Verbeek al 80 jaar, hij zou in hetzelfde jaar
(1788) overlijden. Zijn vrouw was al lang te voren op
39-jarige leeftijd gestorven. "Beek en Royen" werd ge-
ërfd door zijn oudste dochter Anna Catherina (1732-
1792), gehuwd met de utrechtse regent Jacob Evert van
Muyden (geb. 1732).
Het bovenstaande moge tot achtergrond dienen bij het
dagverhaal van Van der Muelen, die op 3 augustus 1788
naar Zeist reed. We geven het hier letterlijk weer:
"Visite bij den Heer Verbeek te Zeiist.
Wij zijn heden bij den Oud Burgem. Verbeek geweest
50
-ocr page 51-
om eene visite te doen, daar wij in 't voorleden jaar
eene van hem met deszelfs jongste kleindogter Jonkvr
van Muyden gehad hadden, en wel wederom geweest waren
dog hem niet op deszelfs plaats gevonden hadden. Aldaar
hebben wij gevonden Mevrouw van Muyden met deszelfs
oudste dogter en jongsten zoon, zijnde de oude Heer van
Muyden, bij continuatie sterk met de oogen zukkelende,
niet te voorschijn gekomen. Wij hebben op de plaats
gewandeld en gezien dat op dezelve veele molesten en
onaangenaamheden hem aldaar aangedaan waren.
Toen de militie te Zeijst was, is de bosschen zeker-
lijk veel nadeel gedaan: dog nu, zoals gezegd word,
word nog veel kwaad door volk van Zeijst gedaan. Eene
houte piramide met een bol daarop is daardoor geheel
geruïneerd. In een houten huisje bij een kom is inge-
broken geworden en de houte vloer en vensters etc.
daaruit gehaald. Hij zegt dat het volk boos is wegens
dat bij zijn tuin in plaats van een schutting een
steene muur heeft doen maken, waardoor eenige huizen in
't dorp de lozing van hun vuile water na deszelfs tuin
missen. Hoe 't zij er is veel oneenigheid en misnoegen
tegen den H. Verbeek en zommige willen zulks uit zijn
voorgaand gedrag afleiden. Hij heeft een gedrukt ap-
pointement op een reg. (request?) aan H. Gedeputeerden
gepresenteerd tegen 't doen van schaden laten aanplak-
ken."
Ook toen dus al vernielzucht in de omgeving van de
tweede Dorpsstraat.
J. Meerdink
Noten
1. Nederlands Patriciaat, 41e jg., 1955, blz. 268
2. Dagregister aangehouden door J.C. van der Muelen
1786-1788 (3 delen); Rijksarchief Utrecht, Archief
Familie van der Muelen (inv. 109) No 158
3. Zie: Een "boer" uit Zeist als briefschrijver in de
Patriottentijd. Bulletin Van de Poll-Stichting 1979
blz. 25; en: Beek en Royen, Bulletin Van de Poll-
Stichting 1980 blz. 73; 1981 blz. 3
4. Bulletin Van de Poll-Stichting 1980, blz. 90.
- ____                                                                                        51
-ocr page 52-
Merkwaardige Zaken, mij bekend
In de kelder van het gebouw "Kosmos" aan de Drieberg-
seweg werden, naast voorwerpen, die Openbare Werken
daar opgeslagen heeft, ook diverse eigendommen (grotere
stukken) van de Van de Poll-Stichting bewaard. Nu er in
het souterrain van het Slot enige ruimte beschikbaar
kwam, die zelfs als archiefruimte kan worden aange-
merkt, konden onze eigen voorwerpen van "Kosmos" naar
het Slot worden overgebracht. Daarmede hielden een aan-
tal medewerkers, leden van de Raad van Beheer en het
Dagelijks Bestuur zich bezig toen ondergetekende een
merkwaardig vierkant stuk hardsteen ontdekte, dat bij
nader toezien een grafsteen bleek te zijn door de
Dienst Openbare Werken daar opgeborgen.
Er stond de volgende tekst op:
C.C. LXX
Joh. Jacob
"
                        Hartman
* -                         geboren in
Campen
den 10 May 1721
Ontslapen
den 26. Maart
1779
Het is duidelijk dat het hierbij gaat om een graf-
steen van de Broedergemeente-begraafplaats. Hoe kwam
een grafsteen van de Godsakker der Broedergemeente te-
recht in de kelder van "Kosmos"?
Bij de Broedergemeente berustende gegevens wijzen uit
dat Hartman te Zeist op 31 Maart 1779 werd begraven,
hij was een lid der gemeente en trouwde in 1762 met
Anna Barbara Lugt. De naam Lugt komt meer in de zeister
Broedergemeente voor. Jacob van Laer (1769-1824), van
1816-1818 met zijn broer Cornelis Renatus, Heer van
Zeist, was in tweede huwelijk met A.C. Lugt (1774-1799)
getrouwd.
Er ligt slechts één graf tussen dat van Hartman en
het graf van Cornelis Schellinger,
52                                                                                                                                                                                               ' "■'■ - • '■ "■■
-ocr page 53-
Wat is er nu met Hartman's grafsteen gebeurd? Daar
weten we ook niet alles van, maar op 26 juli 1958 vond
de gemeente-timmerman, H. Smit, achter de onbewoonbaar
verklaarde woning aan de Voorheuvel tegenover de IJzer-
winkel Van de Kamp, haar als afsluiting van een put
voor faecale stoffen.
En zo kwam de steen dus onder de hoede van de gemeen-
telijke Dienst der Openbare Werken. Blijft de vraag hoe
de steen van de eerwaardige Godsakker der Broederge-
meente naar de Voorheuvel tot het vervullen van een
minder eerwaardige taak kwam. Dat zal altijd wel een
raadsel blijven. Onwillekeurig denken we aan diefstal;
maar wie steelt nu een grafsteen om er thuis een beer-
put mee te dekken? Het moet in ieder geval wel lang
geleden zijn.
Wat is immers het geval? Op het graf van Hartman lag
al een steen. De ontvreemde, oudere steen is vervangen.
Hartman's nieuwe steen draagt het opschrift in een me-
daillon en dat is een stijl die in het late Empire en
het z.g. Biedermeyer past. Er bevinden zich op de be-
graafplaats diverse dergelijke stenen, meest uit de
eerste helft en het midden der 19de eeuw. We moeten
aannemen dat na het verdwijnen van de oorspronkelijke
steen al vrij snel een nieuwe steen is aangebracht en
dat zal dan al meer dan een eeuw geleden zijn. Intussen
is de aan de Voorheuvel gevonden steen weer naar de
begraafplaats teruggebracht.
J. Meerdink
53
-ocr page 54-
Nogmaals de Iconografische Atlas van de Van de Poll-
Stichting
Naast de Topografische Atlas, een verzameling van
foto's van huizen, straten, openbare gebouwen enz. in
de gemeente Zeist, heeft de Van de Poll-Stichting ook
een z.g. Iconografische Atlas. Daarin zijn bijeenge-
bracht foto's van personen en van groepen van inwoners
van Zeist. Er zijn heel oude, maar ook recente opnamen
bij, alle alfabetisch gerangschikt in laden van het
archief. Ze zijn zoveel mogelijk gedateerd.
Het is voor deze Iconografische Atlas, dat wij uw
aandacht vragen. Mocht u ons foto's willen afstaan die
naar uw mening in dit archief een plaats zouden verdie-
nen en daar goed bewaard zullen worden, dan zullen wij
die gaarne ontvangen.
Van groot belang is daarbij wel dat de naam (namen)
van personen en groepen en het jaar van de opname ver-
meld worden, althans bij benadering.
Wij hopen van harte dat wij de foto's van vele
(oud-)Zeistenaren in onze Iconografische Atlas een
plaats mogen geven om ze voor de toekomst te bewaren.
Namens het archief van de Van de Poll-Stichting,
i                                                                  D.A. Bertoen-Brouwer
Rectificatie
In de juni-aflevering van het Bulletin over de eigena-
ren/bewoners van het Slot leze men de naam Labouchere
zonder accentgrave, aangezien de familie zeer gesteld
is op deze schrijfwijze.
54
-ocr page 55-
Het Inmiddels gesloopte kantoor van de V.V.V. met
busstation; foto 1981
55
-ocr page 56-
Het kortgeleden gesloopte busstation, gefotogra-
feerd in de vijftiger jaren
56
-ocr page 57-
De Van de Poil-Stichting van 1951-1986
Inleiding
Dit jaar, op 24 september, was het 35 jaar geleden,
dat de Van de Poll-Stichting werd opgericht. Een feit,
waar toch wel even bij stilgestaan moet worden. Vandaar
dat in het laatste Bulletin van dit jaar een overzicht
geplaatst wordt van de werkzaamheden in de loop der
jaren van deze Stichting, die van betekenis zullen zijn
voor de historie van Zeist.
Het kan uiteraard geen volledig overzicht worden,
maar aan de hand van jaarverslagen en persberichten is
geprobeerd enkele belangrijke punten er uit te lichten.
Uit die persberichten blijkt, dat men v66r 1951 er
reeds over dacht iets aan de historie van Zeist te
doen. Getuige hiervan is een bericht in de Zeister Cou-
rant van 22 juli 1933, waarin het denkbeeld geopperd
werd te komen tot een historisch museum voor Zeist.
Hieronder volgt een citaat.
"Inderdaad verdient het pogen om te geraken tot het
aanleggen van een historische verzameling aller mede-
werking. Zeist staat namelijk in het teeken van een
snelle vooruitgang. Een bevolkingsaanwas van 200% in 30
jaar vertegenwoordigt een percentage ongeveer gelijk
aan den aanwas van de groote steden in ons land. Zoo de
bevolkingstoename zich in de komende jaren in gelijke
verhouding blijft ontwikkelen, dan zal Zeist in 1960
rond 70.000 inwoners tellen!
"Het tijdstip, dat begonnen dient te worden iets van
de geschiedenis van Zeist voor het tegenwoordige- en
toekomstige geslacht vast te leggen, schijnt mij toe
juist te zijn gekozen. Sterker nog: het tegenwoordige
geslacht zou tegenover de toekomstige generatie onge-
twijfeld in gebreke zijn, als op deti duur geen stappen
werden gedaan om voor de bevolking eii den vreemdeling
de herinnering aan het verleden op zichtbare wijze le-
vendig te houden.
"Éèii volk, dat zijn geschiedenis verwaarloost of
'57
-ocr page 58-
daarvoor onverschillig is, heeft geen toekomst.
"Al dateert de gesichiêdenis van Zeist eerst uit het
jaar 800-900 en heeft het dus niet zulk een illuster
verleden als bijv. Woerden, Franeker, Harlingett en Zo-
veel andere kleinere steden, die wel over een met zorg
bijeengehouden historische verzameling beschikken, toch
wil het mij voorkomen dat met ijverig speuren uit de
geschiedenis van Zeist veel merkwaardigs bijeen kan
worden gebracht.
"Men behoeft slechts de dezer dagen bij den boekhan-
del Kraal verschenen "Gids van Zeist" te raadplegen om
in die opvatting gesterkt te worden.
"Zoo lezen wij daar op blz. 16, dat bij besluit van
den gemeenteraad van Zeist van 11 april 1876 aan de
Gevangenpoort te ' s-Gravenhage werden afgestaan, de
radbraakmachine, Hals- en Duimschroeven, benevens de
galg, schandbeugels, enz., welke voorwerpen langen tijd
in het gemeentehuis waren bewaard en die den Heer Van
Odijk in de jaren na 1677 hebben gediend als hulpmidde-
len voor de "hooge, middelmatige en lage rechtsuitoefe-
ning over Zeist, Driebergen, De Breul, Kattenbroek,
Stoetwegen en Schaerwijede". Zouden deze curiosa in een
Zeister Museum of Oudheidkamer, niet beter tot hun
recht komen dan in de gruwelkamer van de Gevangenpoort,
die met dit soort artikelen, afkomstig ook uit andere
plaatsen, is volgepropt?
"Als Zeist reeds eerder had beschikt over eenige mu-
seum-gelegenheid dan zouden daar ongetwijfeld ook zijn
ondergebracht de destijds op het Galgenveld (in de om-
geving van de Schaerweij delaan) gevonden 8 meter laiige
Ijzeren ketting
en de stukken van de zware galgpalén
(blz. 42 van de Gids).
"Hetzelfde zou het geval zijn geweest met de looden
doos
(met oorkonde, het legioen van eer én een gouden
Napoleon) door Franse soldaten in 1805 in de pyratnidé-
van Austerlitz neergelaten. In 1893 is déze loodéft,büs;
opgegraven en vermoedelijk bij gebrek kan eeii meet aan-
gewezen instituut aan het Rijksmuseum geschonken (blz*
80 van de Gids).
"De geschiedenis der gemeente dient, voor het heden éu
58
-ocr page 59-
voor het nageslacht in tastbaren vorm, zooveel mogelijk
bèwaèrd te blijven" (einde citaat).
De Stichting
28 jaar later verschijnt dan in de plaatselijke en
landelijke pers het bericht, dat op 24 september 1951
door jkvr. JiM.E. van de Poll, mede ter uitvoering van
de wens van wijlen haar broeder jhr mr F. van de Poll
(1860-1937) een Stichting in het leven is geroepen met
het doel: het bestuderen van de historie van Zeist, het
aanleggen van verzamelingen van documenten, platen,
kaarten, foto's en dergelijke op de geschiedenis van
Zeist betrekking hebbende en het verbreiden van de ken-
nis van de historie onzer woonplaats.
Door de stichtster werd een belangrijke collectie
bescheiden ingebracht, afkomstig uit de archieven van
haar familie. Bij de stichtingsakte werd een Raad van
Beheer
ingesteld, die uit overwegingen van piëteit te-
genover de familie Van de Poll bepaalde, dat de Stich-
ting" de naam "Van de Poll-Stichting" zou dragen.
Hier dient nog even opgemerkt te worden, dat de fami-
lie Van de Poll gedurende een lange reeks van jaren een
vooraanstaande plaats in de zeister samenleving heeft
ingenomen. Zij vestigde zich in 1859 in Zeist en woonde
in huize "Beek en Royen" in de 2e Dorpsstraat.
Commissies
Er werden in 1951 door de Raad van Beheer drie com-
missies ingesteld, te weten
a) de Archief- en Studiecommissie, welke zich voorstel-
de alle onderdelen van de geschiedenis van Zeist
afzonderlijk tot voorwerp van haar onderzoek té ma-
ken en die in de afgelopen jaren uitstekend werk
heeft verricht.
b) een Museumcommissie, welke zich als doel stelde ült
' te zien naar een deugdelijke bewaarplaats van alle
' aan de Stichting toevertrouwde en toe te vertrouwen
Jï documenteni voorwerpen, enz*
59
-ocr page 60-
Zij hoopte naar de uitgesproken wens van wijlen Jhr
F. van de Poll, dat daarvoor eerlang een gedeelte
van het Slot ter beschikking zou kunnen komen. Zou
dit een wensdroom blijken te zijn?
c) Tenslotte een Financiële Commissie, die moest zorgen
voor het bijeen-brengen van dé geldmiddelen.
Uit de Raad van Beheer werd een dagelijks bestuur
gekozen.
Het werk van de Archief- en Studiecommissie is in
deze 35 jaar grotendeels uitgegroeid tot het tegenwoor-
dige archief. Velen hebben hun medewerking gegeven,
waarvan thans enkele worden genoemd.
In 1951 had de Raad van Beheer het voorrecht de heer
Ph.J.G.C, van Hinsbergen te Utrecht (overleden 1964),
oud-hoofdambtenaar aan het Rijksarchief als adviseur
aan de Stichting te mogen verbinden. Hij maakte onder
andere een overzicht van de toenmalige bezittingen van
de Stichting, dat als brochure verscheen.
Daarnaast stelde hij het eerste deel van vijf afleve-
ringen van de "Bronnen voor de geschiedenis van Zeist"
samen over de tijdsperiode van 838-1528, voltooid in
1962.
Het duurde twaalf jaar, voordat deel tl (1529-1600),
in twee afleveringen verscheenj waaraan de heer Van
Hinsbergen ook nog heeft bijgedragen, in samenwerking
met de heren mr drs J.C. Andries en A. Graafhuls, bei-
den werkzaam aan het Utrechtse Gemeente-archief. De
laatstgenoemden verzorgden ook deel III, aflevering 1
(1601-1630). Momenteel is in bewerking de tweede afle-
vering van deel III (1631-1650).
Dit unieke werk voor Zeist zou echter niet tot stand
gekomen zijn zonder de intensieve medewerking van wij-
len prof, dr J.Ph. Montë verLoren (overleden 1974),
tijdens zijn leven vice-voorzitter van de Stichting.
"Hij was onze historisch deskundige en adviseur bij
uitstek. Maar hij was meer dan alleen maar adviseur",
zo schrijft de voorzitter mr dr AiA»Hi Stolk. /'Hij con-
troleerde en leidde persoonlijk h: de, uitgave Van = de
60
-ocr page 61-
"Bronnen van Zeist"; hij heeft ds Kuipers bewerking van
de uitgaven van H,J. van Eekeren over de Oude Kerk
nauwkeurig nagezien, publiceerde over tal van zeister
onderwerpen, onder andere de Zeister Dorpsstraat, over
de rechtsgeschiedenis van Zeist, enz." "Deze vriende-
lijke en hulpvaardige persoonlijkheid is het historisch
geweten van onze Stichting geweest".
Bovendien kwam in zijn huis aan de Krullelaan lang-
zaam-aan een boeiend Zeister Museum tot stand; hij had
er het archief onder zijn beheer,van 1951-1969.
Maar laten wij in dit bestek ook niet de namen van de
heren W. Grapendaal, dr K.W. Galis vergeten. Allereerst
de heer Grapendaal, die secretaris van de Stichting
geweest is en van 1966-1972 archivaris. Iemand met een
grote historische belangstelling en een verzamelaar van
de eerste orde.
Van 1970-1976 was dr Galis als conservator aan het
archief verbonden. Hij had reeds veel werk verricht bij
het tot-stand-komen van de "Bronnen", schreef verschil-
len(ie artikelen in het Bulletin, dat vanaf 1 januari
1971 vier maal per jaar verschijnt.
Vooral de "Molens van Zeist" hadden zijn grote be-
langstelling met als gevolg een publikatie over dit
onderwerp van zijn hand. Bovendien nam het archiefwerk
na het overlijden van de heer Grapendaal in al zijn
facetten veel van zijn tijd in beslag.
Inmiddels was in 1969 het grootste deel van de bezit-
tingen van de Stichting verhuisd van de Krullelaan naar
een ruime werkkamer met een klein nevenvertrek op de
eerste étage van het hoofdgebouw van het Slot, waar het
archief zich thans nog bevindt. Verder is sedert 1956
een kelderruimte in het gebouw Kosmos van de Dienst
Openbare Werken aan de Drlebergseweg als dependance in
gebruik geweest voor het opbergen van allerlei zaken^
Thans zijn bok déze in de kelder van het Slot veilig
opgeborgen.
In 1976 had een verandering van de werkwijze van het
archief plaats i-Mérl stelde verschillende werkgroepen
iti^; te weten: ë) archeologie, b) genealogie, c) ar-
chiéfwérkj d)^histotisch onderzoekj e) publikaties,
61
-ocr page 62-
f) lezingen en excursies, g) tentoonstellingen, enz.
Leden ervan waren een aantal personen uit de Raad van
Beheer en "vrijwilligers" uit de contribuanten.
Maar 1976 was ook het jaar, waarin dr Galis zijn
functie als conservator van het archief neerlegde, een
groot verlies voor de Stichting, omdat hij met enthou-
siasme en grote deskundigheid de archiefwerkzaamheden
verrichtte.
Ondergetekende nam toen, bijgestaan door een aantal
medewerkers, een deel van de documentatie van het ar-
chief over.
25-jarig jubileum
In 1976 vond het 25-jarig bestaan van de Stichting
plaats, wat gevierd werd met een tentoonstelling in het
Slot (door 4.000 personen bezocht), met als thema "Hoe
oud is Zeist"
. Het was de eerste maal, dat een groot
aantal voorwerpen, die met de zeister geschiedenis sa-
menhingen, bijeen gebracht werd. Het "Zilveren boekje"
onder dezelfde titel getuigt hier nog steeds van. Bij
de opening van die tentoonstelling werd door de burge-
meester van Zeist (tevens voorzitter van de Stichting)
mr dr A.A.H. Stolk een bijzondere rede uitgesproken,
die mijns inziens het nalezen waard is in het Bulletin
(6e jaargang, 1976, blz. 72).
Op 1 oktober 1976 organiseerde men de "jubileum-
excursie"
, waarbij het kasteel Aramersoyen en Heusden
werden bezocht.
Niet alle werkgroepen functioneerden zoals verwachte
Wanneer men de jaarverslagen na 1976 opslaat, dan komen
de activiteiten van de archeologische werkgroep onder
leiding van dr Galis en de werkgroep, van de, plaatselijr-
ke monumentenlijst onder leiding van -drs :ThiGsP>M.
Ruijs nog het sterkst naar voren. ; > , ,*-* ;a^t;*ij3.
Maar het archiefwerk ging dodrUus
Van dé medewerkers van 1976 en volgende jaren moeten
in het bijzonder worden genoemdï de heer K> Scharten;
mr dr H. Emmer, de toenmalige secretaris; de: heer J^i
62 "
-ocr page 63-
Donselaar en de penningmeester L. Visser, waarvan voor-
al de laatste ons ten alle tijde met raad en daad be-
hulpzaam was. Hij was en is voor ons de archivaris van
de Van de Poll-Stichting; op zijn enorme kennis van de
historie van Zeist en op zijn hulp bij het tot-stand-
komen van allerlei objecten, of dit nu publikaties,
open dagen, antwoorden op vragen van bezoekers zijn,
doen wij nooit tevergeefs een beroep.
In 1978 kwam mevrouw dr D.A. Bertoen-Brouwer ons as-
sisteren en nog weer later mevrouw drs Saskia Bottinga
en de heren ir B. van Wijk en drs<M.A. Roeder.
Publikaties
Van bijzondere betekenis voor de documentatie was het
verschijnen in maart 1982 van de "Bibliografie van
Zeist"
, samengesteld door de toenmalige secretaris mr
dr V.A.M, van der Burg
, waarin een overzicht wordt ge-
geven van de literatuur over de geschiedenis van de
gemeente Zeist. Want zoals in de inleiding van deze
bibliografie wordt gezegd, is die literatuur vooral na
1971, het jaar van de verschijning van het Bulletin,
toegenomen. Ook in de uitgavenreeks van de Van de Poll-
Stichting, waarin de reeds genoemde "Bronnen van Zeist"
en de "Molens van Zeist"; "Een historische schets van
Katholiek Zeist" door drs Th.G.P.M. Ruijs; een studie
over de tekenaar Johannes de Bosch en Zeist; "1811-1815
Inlijving en Bevrijding" van dr J. Meerdink; de
"Straatnamen van Zeist" van L. Visser, enz. zijn ver-
schenen, blijkt dat de werkgroep publikaties toch wel
enige vruchten afgeworpen heeft.
Behalve deze eigen publikaties zijn opgenomen gedruk-
te artikelen en boeken alle op historisch Zeist betrek-
king hebbend. Een enkele maal is een stencil en een
gedrukt courantenartikel vermeld.
In zijn voorwoord wijst de schrijver (Van der Burg)
nog eens met nadruk op het belang van de plaatselijke
géschledschrijving
en het feit, dat dé geschiedenis van
Zeist nog véle witte plekken vertoont * Het is daarom
heel jammer, dat juist de werkgroep "historisch onder-
63
-ocr page 64-
zoek" maar weinig van de grond gekomen is. Zou het in
de toekomst misschien beter kunnen lukken? Wie neemt
het voortouw?
Wat is nu de betekenis van deze bibliografie voor
onze documentatie? Dat is vooral de indeling naar on-
derwerpen
en de daarbij behorende codering. De hoeveel-
heid krantenknipsels, die jaarlijks op ons afkomt, is
nu gemakkelijk op te vangen en vast te leggen.
Deze zelfde codering wordt toegepast in de nieuwe
catalogus
van onze bibliotheek, verschenen in 1984.
Ook de prenteAverzameling berust op bovengenoemd sy-
steem en het ligt in de bedoeling om bij de Historische
en Topografische Atlas te zijner tijd eveneens de bi-
bliografische codering toe te passen. Hiervan een voor-
beeld. U zoekt in ons archief naar de gegevens van een
bepaalde buitenplaats in Zeist en vindt deze onder het
codenummer 3.7. Onder dit nummer treft u dan in de toe-
komst in al onze verzamelingen gegevens over deze bui-
tenplaats aan.
Inventaris van het archief
Thans volgt nu een kort overzicht van de inventarisa-
tie van ons archief, waarbij vermeld dient te worden,
dat wij bij het tot-stand-komen van deze indeling dank-
baar gebruik hebben gemaakt van de adviezen van mevrouw
drs A.L. Jordens, eertijds museumconsulente bij de
Stichtse Culturele Raad.
I. De Atlas van Zeist valt üitéén in:
a. de Iconografische Atlas;                                 .
b. de Historische Atlas;
c. de Topografische Atlas; , ,,
d. de Albums.
a) De Iconografische Atlas, waarin de portretten van
Zeistenaren zijn opgenomen met.enkele gegevens over
deze personen. De bewerking vond grotendeels door
mevrouw Bertoen plaats.
b) De Historische Atlas omvat foto's van gebeurtenis-
sen, die in Zeist hebben plaatsgevonden.
c) De Topografische , Atlas,. waarin f,oto!s van gebouwen,
64
-ocr page 65-
parken, pleinen, enz. van Zeist,
d) De Albums, die apart worden opgeborgen en nog 'op
fiches moeten worden gezet.
                                           
II. De Bibliotheek. De nieuwe catalogus is in 1984
verschenen en omvat ongeveer 1.000 werken.
De boekencollectie is in vier categorieën verdeeld:
a) het algemeen gedeelte (A), waarin opgenomen zijn
boeken over verschillende nederlandse onderwerpen;
b) de provincie Utrecht (U.P.), dit gedeelte omvat wér-
ken over de provincie Utrecht;
c) de stad Utrecht (U.S.), de hierin verzamelde boeken
hebben alleen betrekking op de stad Utrecht;
d) de gemeente Zeist (Z.), Zeist en de buurtschappen
Austerlitz, Bosch en Duin, Den Dolder en Huis ter
Heide. Deze categorie is ingedeeld en genummerd vol-^
gens de bibliografie van Zeist.
Er zijn twee kaartsystemen; éên op naam van de
schrijver en êên op nummer.
III. De Prentenverzameling; zij omvat grotendeels pren-
ten en tekeningen uit de 19de en begin 20sté eeuw met
afbeeldingen van zeister gebouwen en parken* Daarnaast
is er een kleine collectie 17de en 18dè eeuwëë prenten
en tekeningen eveneens met zeister onderwerpen. Ze zijn
geïnventariseerd volgens de bibliografie door mevrouw
Bottinga. Een kleine catalogus van dit prentenbezit zal
in 1987 verschijnen*
IVi De Kaartenverzameling; het overzicht van de histo-
risch geografische kaarten (chronologisch gerangschikt)
werd in de zeventiger jaren samengesteld door de heer
Emmer en van eeti voorlopige catalogus voorzien. Het
omvatte ongeveer 145 kaartnummers.
In de laatste jaren zijn daar 170 nummers aan toege^
voegd en op fiches uitgebreid beschreven door de heer
Van Wijk. Een nieuw overzicht is opgestald en ligt voor
publikatie gereed.
Op deze'plaats dient bovendien nog eens verwezen te
worden naar het artikel "de Kartografie van Zeist" in
65
-ocr page 66-
het Bulletin, 15e jaargang, no. 3 door de heer Emmer
samengesteld ter gelegenheid van de "Open Dag" in sep-^
tember 1985, welke de kartografle van Zeist tot thema
had. Hierin worden de kaarten van vóór 1900, die Zeist
en naaste omgeving betreffen, beschreven.
V. De Persberichten
Dr K.W. Galis, toenmalig conservator, schreef in zijn
jaarverslag 1972/1973: "Het knipselarchief blijft een
zorgenkind"._
Maar dank zij de hulp van mevrouw Galis, die eens per
week de kranten met de schaar te lijf ging, kon hij in
het jaarverslag van 1974/1975 vermelden: "de knipsel-
verzameling is nu geheel "bij", dat wil zeggen alle
kranten zijn verknipt, doch met het opbergen is nog
slechts een begin gemaakt". Zo was het ook nog in 1976,
maar met de intensieve hulp van de heer Donselaar is
het toen gelukt de persberichten in ± 60 mappen te ver-
zamelen op versÈhillende onderwerpen.
In 1985 werd éen begin gemaakt met de voornaamste
berichten uit dé mappen te lichten, ze op te plakken en
te coderen volgens de bibliografie, waardoor het aanwe-
zige materiaal gemakkelijk te raadplegen is en de kran-
tenknipsels beter tot hun recht komen. j ■
Maar ...... het moet op deze plaats eens gezegd wor-
den, het is en blijft een enorm werk* dat veel tijd
kost en derhalve nog niet is voltooidi
De heer Scharten, niet alleen eindredacteur van het
Bulletin, is degene, die ons jarenlang de krantenknip-
sels uit het Utrechts Dagblad verschaft en de archief-
commissie kan hem daarvoor niet dankbaar genoeg zijn*
VI. De Prentbriefkaartencollectie telt ongeveer 3.000
stuks en is ingedeeld op verschillende onderwerpen: Zij
verheugt zich in een grote belangstelling* .
VII. De Films en Dia's; sinds een aantal jaren wordt
ook het filmmateriaal over Oud-Zeist verzameld naast de
dia's, waarvan er al verschillende wareni Het ■is in
hoofdzaak de heer H. Wels, die dit werk óp zich genomen
heeft. Hij trekt er met veel animo op uit om voor
66
-ocr page 67-
verenigingett en in bejaardenhuizen deze films të
draaien.
Behalve het hierboven genoemde materiaal. Is er nog
veel waardevols opgeborgen in de archiefbewaarplaats.
Gedacht wordt ónder andere aan archivalia die betrek-
king hebben op onder andere oude hofsteden als de
Kockartshoeve, de Preekstoel, dé Hoef en de Koeienkamp,
waaraan de Koelaan haar naam wel zal te danken hebben.
Verder verschillende reglementen, onder andere van de
politie over de wegen en wateren in de gemeente Zeist
van 1826, waarin de toen bestaande wegen en paadjes (24
in getal) alle worden opgenoemd, hetgeen voor de recon-
structie van vroegere toestanden van veel waarde kan
zijn.
Ook afschriften van oude akten over de jaren 1308-
1745, die betrekking hebben op Zeist en omgeving (ori-
ginelen In Rijks- en gemeentearchief in Utrecht), fami-
liepapieren
, jaarverslagen van verenigingen vanaf 1850.
Tenslotte nog de voorwerpen als vaandels, penningen
en munten, antieke zilveren spulletjes en een stenen
urn, houten trams, klooster-^ en zwerfstenen, een oude
handkat van de azijnfabriek "de Ster", de duif van
Pleines (aardewerk), een oude bakkerskar van Slijkhüis
aan de Dorpsstraat, enz. enz. Een bonte collectie, te
veel om hier allemaal op te noemen.
Museum of Oudheidkamer
Het zal u duidelijk zijn, dat een museumruimte voor
de thatis 35-jarige Van de Pbll-Stichtlng absoluut nood-^
zakelijk
is. Moet hét nu steeds maai^ bij krantenartike-
len blijven (vanaf 1933), waatin op die noodzakelijk^
héid van een museum of oudheidkamer gewezen wordt?
Schrijft de journalist Bert Vari Üiéüwenhuizen in zijn
artikel in de Nieuwe Zèister Courant van 11 september
1981 niet terecht:
"Dat de Van de Poll-Stichting haar bezit "Te Kijk"
zet Op haar open dagen en tentoonstellingen is heel
raööi en lófwaardlgi Mëar eigenlijk is het broodnodige
-ocr page 68-
dat de Stichting een soort permanente expositie in kan
richten, waarvan de Zeistenaren weten, dat ze er regel-
matig terecht kunnen. Dat zou ook stimulerend kunnen
werken
om archieven en allerlei andere belangwekkende
zaken
aan de Van de Poll-Stichting te schenken. Het zou
de bredere interesse van de Zeistenaren in wel en wee
van de Stichting - waar het bestuur zo terecht naar
streeft - kunnen bevorderen".
Hij schrijft verder "Zou het geen idee zijn om al-
thans een deel van de ruimte, die nu (1981) de muziek-
school nog in het Slot inneemt te claimen voor een per-
manente expositie- en archiefruimte voor de Van de
Poll-Stichting?"
In een persbericht in het Utrechts Nieuwsblad in 1982
doet de heer Van Nieuwenhuizen ongeveer dezelfde op-
roep, terwijl de secretaris van de Stichting, de heer
Van der Burg, in het Utrechts Nieuwsblad in 1983 dit
idee ook opperde.
Kan men zich voorstellen, dat ondergetekende vreemd
op keek, toen zij nog niet zo lang geleden in een pers-
bericht las, dat men een suggestie deed om een museum
van naïeve kunst in het Slot te vestigen? Op zichzelf
een alleraardigst voorstel, maar verdient een Oudheid-
kamer van Zeist, juist in het Slot met zijn mooie am-
biance, dan geen voorrang?
Tenslotte
Het zal duidelijk zijn, dat de Stichting in deze 35
jaar veel tot stand bracht. Niet alleen met het ordenen
en toegankelijk maken van een groot deel van het ar-
chief, maar ook door haar publikaties, lezingen, excur-
sies, tentoonstellingen en open dagen. Bulletin, bene-
vens de service van het geven van zowel mondelinge als
schriftelijke inlichtingen.
Om dit werk te blijven doen en het te kunnen uitbrei-
den heeft zij uw daadwerkelijk steun nodig; probeer in
uw eigen omgeving leden te werven (minimum contributie
ƒ 15,— per jaar), door hen voor de historie van Zeist
te interesseren. Er is bovendien grote behoefte aan
68
-ocr page 69-
serieuze jonge en oudere vrijwilligers, die zich aan
ons archlefwerk willen wijden en het historisch onder-
zoek voortzetten. Kom eens praten op dinsdagmorgen als
het archief In het Slot geopend Is.
Wanneer een grotere groep van de zelster bevolking
zich hiervoor Inzet, dan zal het de Van de Poll-Stlch-
tlng In de toekomst goed gaan, hetgeen Ik haar en haar
bestuur van harte toewens.
drs J.C. Mollen-Hengeveld
"Een voorspoedig 1987"
69
-ocr page 70-
Jhr mr F. van de Poll (1860-1937)
70
-ocr page 71-
Jkvr. J.M.E. van de Poll feliciteert de heer Th.
Ruljs bij het -iO-jarig jubileum van hotel Figl op
k
februari 1958
71
-ocr page 72-
/ ^^4^-
Prof. Dr J.Ph. Montê verLoren (1901-1974)
72
-ocr page 73-
Zeist
*t K ortip)»
Klompje, thans het winkelcentrum De Clomp
73
-ocr page 74-
Straks weer in volle
Ma Retraite (1896)
glorie!
74
-ocr page 75-
Boerderij Zomerdijk, Tiendweg 1 (1868)
75
-ocr page 76-
\$4éJttt^pi^'^
Poortje van de Ridderhofstad Blikkenburg (1748)
76
-ocr page 77-
Beeldje van "Hermandad". Het bevond zich Indertijd
boven de deur van het afgebroken politiebureau, aan
de Maurikstraat, vermoedelijk 150 jaar oud 77
-ocr page 78-
Afbeelding van de melkcarrier van Anton Meier
(1960)
78