i8'i
|
||||||||||
SEIJST
|
||||||||||
Bulletin uitgegeven door de
Van de Poll-Stichting |
||||||||||
"VAN GOEDE HUIZEN"
|
||||||||||
Zeister buitenplaatsen aan de
Drieberseweg 1850-1940 Expositiecentrum Het Slot Zeist Zinzendorflaan 1 |
||||||||||
16 april - 29 mei
|
||||||||||
S e i j s t
Bulletin ter bevordering van de kennis
van de geschiedenis van Zeist Verschijnt 4 maal per jaar
18e Jaargang, maart 1988, nuiraner 1
Inhoud van dit nummer: Blz.
Voorwoord van de voorzitter 1
"Van Goede Huizen" 3
De naam "Breul" 5
Merkwaardige zaken mij bekend 8
Jaarverslag van de secretaris 13
Verslag van het archiefwerk over 1987 16
Filmvoorstellingen op 5 mei 18
Herdruk "De straatnamen van Zeist" 20
Zeist onder de slopershamer 21
Stichtenaren uit vroeger jaren 22
Nieuwe contribuanten 24
Rectificatie 24
Redactie-commissie
Dr J. Meerdink, R.P.M. Rhoen, drs Th.G.P.M. Ruijs, drs
H.M.J. Tromp, H. Wels en K. Scharten (eindredacteur)
Redactie-adres
Postbus 342, 3700 AH Zeist
Administratie van de Van de Poll-Stichting
Postbus 342, 3700 AH Zeist Archief
Het Slot, Zinzendorflaan 1, 3703 CE Zeist
Geopend op dinsdag van 10.30 - 12.30 uur Telefoon 03404 - 21704 |
|||
S e i j s t
Bulletin ter bevordering van de kennis
van de geschiedenis van Zeist Verschijnt 4 maal per jaar
18e Jaargang, juni 1988, nummer 2
Inhoud van dit nummer; Blz.
De Bisschopshof 25
De armenzorg in Zeist (I) 31
Merkwaardige zaken mij bekend 36
Zeist onder de slopershamer 37
Jaarrekening 1987 38
Nieuwe contribuanten 40
Redactie-commissie
Dr J. Meerdink, R.P.M. Rhoen, drs Th.G.P.M. Ruijs, drs
H.M.J. Tromp, H. Wels en K. Scharten (eindredacteur)
Redactie-adres
Postbus 342, 3700 AH Zeist
Administratie van de Van de Poll-Stichting
Postbus 342, 3700 AH Zeist Archief
Het Slot, Zinzendorflaan 1, 3703 CE Zeist
Geopend op dinsdag van 10.30 - 12.30 uur Telefoon 03404 - 21704 Op de omslag
Advertentie in de Weekbode voor Zeist, Driebergen en
Omstreken van zaterdag 19 december 1868
|
||||
S e i j s t
Bulletin ter bevordering van de kennis
van de geschiedenis van Zeist Verschijnt 4 maal per jaar
18e Jaargang, september 1988, nummer 3
Inhoud van dit nummer; Blz.
De Rijksdienst voor de Monumentenzorg in Zeist 1973-1988 41
Herdruk "De straatnamen van Zeist" 57
Merkwaardige zaken mij bekend 58
De armenzorg in Zeist (II) 60
Adreswijziging van de administrateur 62
Nieuwe contribuanten 63
Zeist onder de slopershamer 64
Redactie-commissie
Dr J. Meerdink, R.P.M. Rhoen, drs Th.G.P.M. Ruijs, drs
H.M.J. Tromp, H. Wels en K. Scharten (eindredacteur)
Redactie-adres
Postbus 342, 3700 AH Zeist
Administratie van de Van de Poll-Stichting
Postbus 342, 3700 AH Zeist Archief
Het Slot, Zinzendorflaan 1, 3703 CE Zeist
Geopend op dinsdag van 10.30 - 12.30 uur Telefoon 03404 - 21704 Op de omslag
Tekening van het Broederplein uit 1926.
|
||||
S e 1 j s t
Bulletin ter bevordering van de kennis
van de geschiedenis van Zeist Verschijnt 4 maal per jaar
18e Jaargang, december 1988, nummer 4
Inhoud van dit nummer; Blz.
Pachtcontracten van "Vrou Beelen Hoeve" in
Cattenbroeck. Bezit van het klooster Beth- lehem bij Utrecht. Anno 1475 65 Merkwaardige zaken mij bekend 83
De armenzorg in Zeist (III) 84
Zeist onder slopershamer 87
Het Rode Kruis in de herfst van 1944. Dagboek-
aantekeningen van de secretaris van de Afdeling Zeist 87 Nieuwe contribuanten 88
Redactie-commissie
Dr J. Meerdlnk, R.P.M. Rhoen, drs Th.G.P.M. Ruijs, drs
H.M.J. Tromp, H. Wels en K. Scharten (eindredacteur)
Redactie-adres
Postbus 342, 3700 AH Zeist
Administratie van de Van de Poll-Stichting
Postbus 342, 3700 AH Zeist Archief
Het Slot, Zinzendorflaan 1, 3703 CE Zeist
Geopend op dinsdag van 10.30 - 12.30 uur Telefoon 03404 - 21704 Op de omslag
Stichtse karploeg |
|||
Ter kennismaking
Het is een verheugend verschijnsel dat veel Zeistena-
ren zich inzetten voor het historisch erfgoed. Al snel werd mij duidelijk dat de Van de Poll-Stichting een actieve Stichting is. Dit is onder meer af te leiden uit de regelmatig verschijnende bulletins "Seijst". Bezig-zijn met de geschiedenis van Zeist is een boeien- de zaak die veel inzet en geduld vraagt. Historisch bezig-zijn betekent niet alleen terugblik-
ken. Het gaat er ook om dat wij van de geschiedenis tevens iets opsteken. "De geschiedenis herhaalt zich" is een veel gebruikte spreuk. De ervaringen die mensen in het verleden hebben opgedaan, zullen wij vaker moe- ten gebruiken om de problemen, waar wij nu elke dag mee bezig zijn, beter te begrijpen. De geschiedenis is geen dode materie, maar zeer actueel en belangrijk. Actueel is op dit moment het monumentenbeleid, het
behoud van het zeister historisch erfgoed. Op 7 decem- ber 1987 heeft de gemeenteraad de plaatselijke monumen- tenverordening vastgesteld. Na een jarenlange voorbe- reiding is het zeister monumentenbeleid nu een feit. De monumentencommissie is op 3 maart jl. geïnstal-
leerd en zal het college van burgemeester en wethouders adviseren over de uitvoering van het monumentenbeleid. Maar een goed monumentenbeleid betekent niet alleen conserverend bezig-zijn, hoe belangrijk het behoud van |
||||
waardevolle panden en groene landgoederen ook is. Een
monumentenbeleid is naar mijn mening een onderdeel van
het beleid om onze samenleving voor iedereen leefbaar en aantrekkelijk te houden. Daarom zullen wij niet al- leen historische en mooie bouwwerken moeten behouden, maar ook meer aandacht besteden aan de kwaliteit van het nieuwe. Hoewel moderne architectuur vaak omstreden is, betekent kwalitatief goed bouwen een verbetering van de leefbaarheid. Dat is iets waar wij allen belang in stellen. Zeist moet daarom veel toekomstige monumen- ten bouwen. De Van de Poll-Stichting vervult een belangrijke taak
binnen de zeister gemeenschap en ik zal in de werkzaam- heden van de Stichting, vanuit mijn nieuwe functie als voorzitter, een werkzaam aandeel hebben. |
||||||
R.G. Boekhpven,
burgemeester van Zeist |
||||||
"Van Goede Hulzen"
Van 16 april t/m 29 mei 1988 zal in het Slot te Zeist
de tentoonstelling "Van Goede Hulzen" te bezichtigen zijn. Deze tentoonstelling is tot stand gekomen onder auspiciën van de Zelster Stichting voor Kunst en Cul- tuur in samenwerking met de Van de Poll-Stichting te Zeist en de Van de Poll-Wolters-Qulna-Stichtlng te Hat- tem. In "Van Goede Huizen" staat de geschiedenis van de
buitenplaatsen aan de Drlebergseweg, vanaf de 2e Dorps- straat, centraal. De Drlebergseweg is sinds het begin van de negentiende eeuw bebouwd; de architectuur aan deze weg kan worden gezien als de tweede fase van het ontstaan van buitenplaatsen In Zeist. De eerste fase voltrok zich aan de Utrechtseweg. In de eerste helft van de negentiende eeuw ontstonden langs de Drlebergse- weg grote buitenplaatsen, te weten: Beek en Royen, Hoog Beek en Royen, Sparrenheuvel, Molenbosch, Heerewegen, De Breul en Schoonoord. Na deze eerste aanleg van bui- tenplaatsen volgde in de tweede helft van de negentien- de eeuw en het begin van de twintigste eeuw de bebou- wing met kleinere villa's, gesitueerd tussen de grote buitenhulzen. Deze laatste ontwikkeling werd vooral gestimuleerd door de aanleg van een spoor- en tramlijn, waardoor Zeist veel beter te bereiken was. Het werd een bekend oord, onder de naam "de Parel van de Stichtsche Lustwarande", waar het goed en gezond toeven was. De tentoonstelling gaat tevens dieper in op de bewo-
ners van de diverse buitenplaatsen, hoe zij daar leef- den en welke invloed hun aanwezigheid op Zeist had. Ook wordt er aandacht besteed aan tuin- en parkgeschiede- nis, waarbij bekende tuinarchitecten als J.D. Zocher jr en de Copljns een belangrijke rol speelden. Deze tentoonstelling is niet slechts uit historisch
oogpunt van belang, maar wil er tevens op wijzen dat het van het grootste belang is om hetgeen wat nu nog resteert zoveel mogelijk te behouden. |
||||
Aan de tentoonstelling werkten mee:CJ.ifi. Bardet (Van
de Poll-Stichting), drs D. Hamer (kunsthistorica, in- houdelijke coördinatie), drs C. Hollema (Zeister Stich- ting voor Kunst en Cultuur), Pauline van de Poll (Van de Poll-Wolters-Quina-Stichting), drs A.N.J. van de Poll (Van de Poll-Wolters-Quina-Stichting), R.P.M. Rhoen (gemeentearchivaris; Van de Poll-Stichting) en drs H.M.J. Tromp (Van de Poll-Stichting). Openingstijden expositiecentrum het Slot Zeist:
dinsdag t/m vrijdag 10.00 - 17.00 uur zaterdag en zondag 14.00 - 17.00 uur
23 mei (2e Pinksterdag) 14.00 - 17.00 uur
5, 12, 22 mei en iedere maandag gesloten.
drs D. Hamer
|
||||
De naam "Breul"
Aangezien de geschiedenis van ons (Katwijk) De Breul
1) al uitvoerig is beschreven door P.J. Begheyn s.j. en werd gepubliceerd in het bulletin van onze Stichting, 7e jaargang, 1977, pag. 65 t/m 73, is het misschien wel aardig de naam van dit vroegere mini-gerecht eens taal- kundig te bekijken. Dit dan aan de hand van de linguïst Jules Guex, die in het Zwitserse tijdschrift "Die Al- pen, les Alpes, Ie Alpi" in 1933 schreef over "Noms de lieux alpins". In het november-nummer, pagina's 427 en 428, komt nu dit keltische (en mogelijk nog oudere?) woord ter sprake. We lezen daarover (vertaald): "De breuil" (wat de Val-tournanchers in hun dialect
uitspreken als "breil") is een zeer verspreid voorko- mende naam in zeer verschillende vormen. In Frankrijk als: breuil, breil, breuille, brêau, bruel, bruêjouls, breuilh, breuillet, breuillat, brouillet, brouillat, bruglie, enz. In Frans-Zwitserland als: breuil, breuil- le, broilliat, brolliet, brouillet, breu (waarvan in de Bernse Jura is afgeleid "brevard", een oud woord met de betekenis "garde champêtre", die vooral de wijngaarden en adellijke landerijen moet bewaken). Meer van Bret, enz. In Italië als: broglio (waarnaar de piëmontijnse hertog-familie De Broglie - uitgesproken als "broïe - is genoemd), breil (bij Chatillon), breuil (bij Morgex, aan de voet van de Matterhorn), de gletscher en berg- stroom van Breuil (op de Thuile bij de Kleine St Ber- nard), enz.". "Wat betreft de namen Mont du Brouillard (4053 meter,
zuidelijk van de Mont Blanc) en Glacier du Brouillard, dat zijn misvormingen door slecht geïnformeerde carto- grafen. Ik zou de naam "brouillet" prefereren, veel voorkomend in de Haute-Savoie. Het duidt aan - op de linkeroever van de Italiaanse Miage-gletscher - een groen eilandje, omringd door morainen en bezaaid met vijvertjes en geuitjes. De naam is afgeleid van "breuil"". "Maar wat is de etymologie van dit woord, van deze
plaatsnaam? In de Capltularla van Karel de Grote vindt |
||||
men een "namaak"-latijns woord "brogilus", ontleend aan
het gallische "brogilos" dat afgeleid is van "broga", land, gebied (vanwaar de stamnaam Allobroges is van een ander land, vreemdelingen; en ook het bretons en gal- lisch "bro" is land, gouw). Dat "brogilus" werd "breuil, breil, broil, bruel", enz.; in Frankrijk, en "brolo, broglio" in Italië. In het begin betekenend "bosje, omgeven met muren en heggen, waarbinnen men wilde dieren opsloot". Later: "bos, waarin de wilde dieren zich terugtrokken", en nog later: "jonge bosjes, bosschage, kreupelhout, afgesloten weide, boomgaard" en tenslotte (en die betekenis heeft het in de Val-tour- nache) "drassig weiland"". Tot zover de heer Guex. Ook benoorden de Alpen komt
deze oude veldnaam voor. In westelijk Duitsland (DBR) nabij Bonn: Brohl, Waldbröl, de BrSlbach en dicht bij onze oostgrens ter hoogte van Tegelen: Breyell. In oos- telijk Duitsland (DDR) ligt bij Schwerin onder andere Brüel. En hoort in België, bij leperen, het plaatsje Brielen erook bij? In ons eigen land vinden we dus een Breul te Zeist en êên te Amersfoort, een Brol in Leeu- warden (een brug/plein tussen de grachten van de Nieu- westad en Weaze, de Kelders, 't Naauw, enz.), terwijl sommigen eveneens Den Briel (Brielle) ertoe rekenen. In Munster is een straat, Breul genaamd, dicht bij de
Kanalstrasse en de rivier de Aa, welke door deze stad stroomt. En ten zuiden van Keulen ligt het plaatsje Brühl. ;■>,::- ~. , .' > ; i - Aan een artikel van de heer Muschart 2) ontleen ik
het volgende: "Bezuiden Ruurlo ligt een buurtschap "de Breuil" of "den Bruil"; in de provincie Groningen loopt "het Brildiep"; in 1626 lag in het kerspel Hengelo (Gld) een perceel "den Broijll" (nu nog?); een weg te Velp nabij Beekhuizen heet "den Bruil"; in Doesburg woonden in 1411 de gebroeders Inden Broijle; en in Wa- geningen in 1745 ene Pieter du Breuil. In Vlaanderen, te Gent, wordt in 1503 "den Groenen
Briel" vermeld. En bij het plaatsje Rebbeete in Luxem- burg lag (ligt?) een weide, die men "Ie Breul" noemde. |
||||
Trouwens, in het standaardwerk "Nomina geographica
Neerlandica" en wel in het artikel Den Briel wordt deze naam definitief tot de "breul"-woorden gerekend. K.W. Galis
Noten
1) In 1946 werd de St Wllllbrordus Stichting te Amster-
dam eigenaresse van De Breul. Het landgoed werd be- stemd voor de huisvesting van het in 1831 door Cor- nells Ludovicus baron van Wykersloot van Schalkwijk op zijn landgoed Het Huls te Katwijk aan den Rijn gestichte internaat. Ter herinnering hieraan is de naam Katwijk in de naam van het internaat opgenomen. 2) R.T. Muschart: "Een en ander omtrent familiewapens".
Gens Nostra, 7e jrg, 1952, pag. 129 |
||||
Merkwaardige zaken mij bekend
Van hoog tot laag langs de Driebergseweg Op gevaar af dat ondergetekende als een medewerker
van Privé zal worden beschouwd, volgen hieronder enige aantekeningen omtrent personen, omstandigheden en ge- beurtenissen aan en op de Driebergseweg. Vanzelfspre- kend dat dit artikel geen wetenschappelijke waarde heeft en ook niet al te serieus moet worden genomen. Beginnen wij bij de grens van Zeist aan de Odijker-
weg. Zestig jaar geleden woonde op nr 22, "Mariahof" jhr Strick van Linschoten. Onbegrijpelijk dat Goethe in 1815 zo onder de indruk kwam van Betty Strick van Lin- schoten, een verre oud-tante van onze jonker, bovendien een 15-jarig kind, dat hij ten huize van haar vader - destijds Nederlands consul te Mannheim - ontmoette, dat hij in zijn "Westöstlicher Divau" zelfs een gedicht aan haar wijdde. Deze jhr Strick, een vrijgezel, was een trouw kerkganger en iedere zondagmorgen was hij dus te voet gaande naar het dorp of in de richting van de Odijkerweg te vinden: afgetrapte schoenen, een rafelig zwart pak en een gore bolhoed, een meelijwekkend klein mannetje, je zou bijna zeggen onze zeister "clochard". Men sprak er schande van dat zijn huishoudster hem niet in een betere conditie kon houden. Over "Nieuw Beerschoten" is al eens gepubliceerd. Het
huis werd gebouwd door mijn oud-oom Herman Meerdink, omstreeks 1880. Te voet werd de vordering der werkzaam- heden gecontroleerd. Nu een dan wandelde een nichtje, dochtertje van mijn grootvader Jan Meerdink, die in de Ie Dorpsstraat woonde, mee. Tegen de avond werd de te- rugweg aanvaard. In het schemerdonker kreeg het meisje er genoeg van. Mijn oud-oom trachtte de moed er in te houden door een cent toe te zeggen voor iedere voetgan- ger, die hen tegenkomend met "genavond" groette. Van verkeer op de Driebergseweg gesproken in die da-
gen! Toch was het er - maar nu spreek ik van iets late- re tijd - niet geheel ongevaarlijk. Mogen wij hem met de "hoofdige boer" van Staring vergelijken, deze Gerar- |
||||
dus (Gradus) van de Haar, oom van de bekende gelijkna-
mige paardenhandelaar van "Groenoord" uit later tijd? Oom Gradus had de boerderij "Zeldzaam" aan de Tiendweg gebouwd en was gewend rechts te houden. Deed dat ook op de Driebergseweg, vanuit het dorp huiswaarts gaande. Hij moest dan wel tussen de tramrails op het zand lopen en werd daar dan ook te ongelegener tijd dood gereden. Op het buiten "Heerewegen" en ook op "Sparrenheuvel"
woonden leden van de familie Van der Mersch. De zeister stamvader van dit geslacht had mede de gasfabriek (ge- legen tussen de Brouwerij en de brug van de Blikkenbur- gerlaan aan de Zeister Vaart) opgericht en werd daarom de gaspit genoemd. Ook een van zijn zoons ontkwam niet aan een bijnaam. Hij had in de marine gediend, droeg een korte baard, weswege hem de erenaam Kapitein Nemo (de held uit Jules Verne's roman 20.000 mijlen onder zee) werd toegekend. De merkwaardige gewoonte van een andere zoon bestond uit het verzamelen van tabak. Hij deed dit door in Dorpsstraten, Rond en omgeving siga- rettenpeuken op te rapen. Voor mijn ogen rijst nu het beeld van de oude heer De
Beaufort van het "Molenbosch", een goed mens en ook al- weer een trouw bezoeker van de hervormde kerk in de Dorpsstraat. Ik begrijp niet hoe ik hier associeer maar ik zie hem met zo'n ouderwetse platte herenstrohoed op het hoofd uit de kerk komen. Aan de overkant woonde op "Schoonoord" mevrouw Van Romondt Vis - barones Quarles de Quarles, een zeer energieke niet al te gemakkelijke dame. Zeer betrokken bij sociaal werk, bestuurslid van de "Union" ter bescherming van jonge meisjes (de uit- gebreide franse naam is me werkelijk ontschoten) en - dichter bij huis - de Zeister Huishoudschool. Wij naderen nu de hoofdschotel van dit betoog: de
bewoners van "Hoog Beek en Royen". Sinds mijn vroegste kinderjaren heb ik daar niemand anders dan freule Van Loon gekend (jkvr. Agnes van Loon). Later woonde daar graaf en gravin Van Bylandt-van Loon, haar zuster en zwager bij in. Maar daar hoorden wij weinig van. Freule Van Loon werd gekenmerkt door drie eigenschappen: zij |
||||
was zeer rijk, zeer philanthropisch en zeer sober in
haar levenswijze. Zij stamde uit een bankiersfamilie; haar grootvader Voombergh van moederskant had het bui- ten gesticht. Om even de "genealogie" van het bankwezen na te gaan: Wij begonnen in Zeist met een agentschap van Labouchere, Voombergh en Co. Deze particuliere bank ging over in de Nationale Bankvereniging, welke op haar beurt opging in de Rotterdamse Bank, om te eindigen in de Amsterdam-Rotterdam (AmRo)-bank. Maar ter zake, freule Van Loon hielp velen en gaf
veel, met name aan protestant-kerkelijke instellingen. Zij deed dit in de eerste tijd, vóór 1914, vaak in sa- menwerking met andere Voombergh's, nazaten/familieleden (Labouchere, Pauw van Wieldrecht). Sociale voorzienin- gen waren in die tijd schaars en Zeist had een grote schare armlastige gezinnen. Hulpbehoevenden hadden - om het zo maar eens uit te drukken - vaste betaaldagen. Daarbij leefde zij zelf uiterst sober. Ik herinner me
dat mijn vader met haar neef, de heer Frank van Lennep, uitgenodigd werd om eens met haar te gaan praten. Zij liep op haar oude dag zeer slecht, reed in een wagentje en de bedoeling was een lift in het huis te doen aan- brengen, waardoor zij gemakkelijk haar slaapkamer zou kunnen bereiken. Voor zichzelf was zij daartoe niet over te halen. Wel dacht zij er over om iets dergelijks voor haar (oude) bedienden te doen. Daarmee zijn wij dan bij "laag" aan de Driebergseweg
aangeland: het personeel van freule Van Loon. Toegege- ven, representatief voor het personeel op de buiten- plaatsen zullen zij niet zijn geweest. Bovendien laten wij de zogenaamde "daggelders", de arbeiders in de par- ken dus, buiten beschouwing. Wij schrijven hier geen sociale geschiedenis van Zeist, hoewel het zeer de moeite waard zou zijn daarover eens een goed gefundeer- de studie samen te stellen. Wij blijven maar bij enkele personen: de heel oude Van Nierop, die bij het bezoek van mijn vader, in een zij vertrek heel uitvoerig het zilver zat te poetsen. En dan de onvolprezen huisknecht Stikker. Deze man meende zich een vocabulaire van een wat hoger niveau te moeten aanmeten. Twee voorbeelden: |
|||||
10
|
|||||
hij had zich een nieuwe, mooie winterjas aangeschaft,
waarin (o, hoe deftig!) aan de binnenkant zijn "mono- gram". Trots toonde hij dat dan ook, maar de belang- stellende Zeistenaar verwachtte heel wat anders, wan- neer hij hen uitnodigde de "grammofoon" in zijn jas eens te bezien. Freule Van Loon was altijd zeer meele- vend en liet bij ziektegevallen in haar omgeving steeds belangstelling blijken. Stikker werd uitgezonden om naar de gezondheid van mijn zieke oom te informeren, wilde zeggen dat deze de freule zeer interesseerde; maar kon het verzoek van de belangstellende freule op geen andere wijze gestalte geven dan door te zeggen, dat de gezondheidstoestand van betrokkene de freule "zeer amuseerde". Vele voorbeelden van een dergelijk prachtig woordgebruik deden destijds in Zeist de ronde! Zuinig was de freule ook op de bomen, die op de bui-
tenplaats stonden, waarbij ook de bomen langs de Laan van Beek en Royen behoorden. Wanneer een boom er slecht aan toe was, liet zij hem met een staalkabel aan een gezonde boom vastmaken, wat uiteindelijk voor beide bomen castrofaal was. Wandelen op de buitenplaats werd door het bordje met
het bekende "Verboden toegang, artikel 461 Wetboek van Strafrecht" tegengegaan. Slechts enkele "domineesdoch- ters" hadden vrije toegang en waren daarop niet weinig trots. Een ongehuwde zuster uit het Zusterhuis der Evangeli-
sche Broedergemeente fungeerde als lectrice bij de ouder wordende freule. Zij was bovendien een niet on- verdienstelijk schilderes (de "zuster", niet de freule) en na haar overlijden nam freule Van Loon diverse schilderijen (ook van andere, meer bekende amsterdamse schilders) over. Ook hier was ongetwijfeld weer sprake van een philanthropisch helpen. Over het algemeen waren er op deze buitenplaatsen en
dat geldt zeker voor "Hoog Beek en Royen", ook mensen, die zichzelf wisten te helpen. Hier staan veelal de zogenaamde tuinbazen centraal. Het betalen van smeer- gelden door leveranciers, metselaars en timmerlieden aan deze belangrijke en invloedrijke leden van het per- |
|||||
11
|
|||||
soneel was - om het zacht te zeggen - niet ongebruike-
lijk. En dit is dan een beetje triest einde aan de gemengde
berichten, die in mijn herinnering leven, wanneer de Driebergseweg ter sprake komt. J. Meerdink
|
|||||||
12
|
|||||||
Jaarverslag over 1987
In het verslagjaar vergaderde de Raad van Beheer op
16 maart en 26 oktober, terwijl het Dagelijks Bestuur vijf maal bijeen kwam en wel op 28 januari, 6 maart, 26 juni, 21 augustus en 16 november. Al die besprekingen stonden voor een belangrijk deel
in het teken van onze problemen ten aanzien van werk-, archief- en expositieruimte. Na een eerdere, bijzonder aantrekkelijk lijkende, op-
lossing daarvan om financiële redenen te hebben moeten afwijzen (ondanks de zeer gewaardeerde inspanningen van onze heer Van Tellingen), krijgen wij nu, dank zij de medewerking van de gemeente, de beschikking over de zogenaamde "Zilverzaal" in het Slot. Deze zaal - op de Ie verdieping, waar ook de grote maquette van het Slot staat opgesteld - zullen wij voor het permanent expose- ren van een aantal onzer bezittingen, zoals kaarten, prenten, portretten en voorwerpen, gaan inrichten. In de loop van het jaar 1988 hopen wij u hierover nader te kunnen informeren. < •; - Ten aanzien van de samenstelling van de Raad van Be-
heer melden wij u, dat de heer R.G. Boekhoven sedert zijn benoeming tot burgemeester van Zeist, qualitate qua ook als voorzitter van onze Raad zal optreden. Onze vorige voorzitter, de heer Eijsink, was reeds eerder, bij zijn vertrek uit Zeist, uiteraard afgetreden. Voorts werden tot lid van onze Raad benoemd de heren drs B. Woelderink en C.E.G. ten Houte de Lange. Laatst- genoemde zal de heer L. Visser als penningmeester op- volgen. De heer Visser heeft namelijk de wens te kennen gegeven het penningmeesterschap te willen neerleggen. Wij zijn de heer Visser zeer veel dank verschuldigd voor alles wat hij voor onze Stichting heeft gedaan. Gelukkig is hij bereid om wel gewoon lid van onze Raad te blijven. Gaarne heten wij de heren Boekhoven, Woel- derink en Ten Houte de Lange hartelijk welkom. |
|||||
13
|
|||||
Vermeldenswaard lijkt ons voorts dat de heer R.P.M.
Rhoen (onze tweede penningmeester en lid van de redac- tie van het Bulletin) behalve tot archivaris van de gemeente, ook tot lid van de gemeentelijke monumenten- commissie werd benoemd. Dit zal onze prettige contacten met de gemeente stellig nog ten goede komen. Dan ons Bulletin. Dit kwam ook dit jaar weder vier
maal uit. Wij vertrouwen dat u het met ons eens zult zijn, dat de redactie er steeds weer in slaagt om inte- ressante en prettig leesbare kopij bijeen te brengen. Wat betreft het archiefwerk en de beantwoording van
vragen tijdens de openstelling van onze werkruimte in het Slot op de dinsdagochtenden van 10 tot 12 uur, een en ander onder leiding van mevrouw drs J.C. Mollen- Hengeveld, verwijzen wij u naar haar afzonderlijke jaarverslag, waarin ook de filmvoorstellingen door de heer Wels worden gememoreerd. Dezelfde heer Wels ver- zorgde ook dit jaar onze contribuanten-administratie. Op 23 november 1987 hield de heer dr A.H.M, van
Schalk, historicus en lid van de redactie van het maandblad "Oud Utrecht", voor ons een bijzonder goed gedocumenteerde en zeer vlot gebrachte lezing over "De zeister katholieken in de pruikentijd". Wij zijn allen die op enigerlei wijze aan onze acti-
viteiten hebben meegewerkt, bijzonder erkentelijk, ter- wijl ook stellig een woord van dank op zijn plaats is voor de pers - en wij denken dan vooral aan de Nieuwe Zeister Courant, maar ook aan De Nieuwsbode - voor de positieve wijze waarop zij steeds aandacht schonk aan onze Stichting. Van excursies is in het verslagjaar helaas niets ge-
komen; op veelvuldig verzoek zullen wij deze in 1988 echter zo mogelijk weder gaan organiseren. |
|||||
14
|
|||||
Het aantal contribuanten bedroeg aan het einde van
het verslagjaar 511 tegen 503 per ultimo 1986. Welis- waar een geringe stijging, maar eigenlijk toch een ma- ger resultaat. Wilt u nog eens in uw eigen kring trach- ten belangstelling voor onze (uw!) Stichting te kweken? Tot slot spreken wij de hoop uit dat wij zowel van u,
individuele begunstigers, als van de gemeente Zeist, weder de voor ons onontbeerlijke financiële steun mogen blijven ontvangen. I.D. Heyning, secretaris
|
|||||
15
|
|||||
Verslag van het Archlefwerk over 1987
Weer is een jaar voorbij, hetgeen merkbaar is in ons
archief, want sedert 1986 zijn enkele veranderingen opgetreden. Allereerst is het aantal medewerkers uitge- breid in de loop van 1987. Ons team werd versterkt met mevrouw L. Heyning en de heren Bardet en Van Lunteren. Mevrouw Heyning en de heer Van Lunteren assisteren de heer Roeder met de persberichten, waarvan nog grote aantallen moeten worden gesorteerd, opgeplakt, geco- deerd en in mappen opgeborgen. De heer Bardet heeft in 1987 in hoofdzaak de inventa-
risatie van de voorwerpen ter hand genomen. Het aanwe- zige materiaal is op kaartjes gezet en de afronding wacht nu op de herinrichting van de kamer in het Slot. Wij betreuren het, dat hiervan nog zo weinig is gerea- liseerd. Bovendien is de heer Bardet ons een steun bij allerlei zaken het archief betreffend. Het spijt ons, dat de heer ir Van Wijk de laatste
maanden van het jaar verstek heeft moeten laten gaan wegens ziekte. Wij missen hem op dinsdagmorgen en wen- sen hem in 1988 een volledig herstel toe. Ook in 1987 zijn nieuw verschenen boeken en brochures
in de bibliotheek opgenomen en de catalogus is bijge- werkt. Dit is voornamelijk het werk van mevrouw dr Ber- toen. Zij publiceerde in het septembernummer van het Bulletin het overzicht van deze uitgaven. Bovendien houdt zij de Iconografische Atlas bij. Oude en nieuwe portretten van Zeistenaren zijn zeer welkom. Voor de kaartenverzameling bleek ook dit jaar veel
belangstelling; er zijn door de heer Van Wijk nog sup- plementen op het reeds bestaande overzicht gemaakt, waarin onder andere zijn vermeld enkele nieuwe ontvan- gen exemplaren. Het overzicht van de kaarten met sup- plementen hopen wij in 1988 gereed te hebben in een omslag met inleiding, enz. De prenten zijn in een catalogus verwerkt; het cor-
rectienummer is gereed. In omslag met inleiding en in- dex zal dit overzicht in de loop van 1988 verschijnen. |
|||||
16 i
|
|||||
De heer Wels gaf dit jaar weer verschillende film-
voorstellingen enz. in bejaardenhuizen, scholen, socië- teiten, op bevrijdingsdag, enz. Hij heeft het film- en dia-archief onder zijn vleugels. Hij heeft de dia's geordend op straatnamen en probeert het ontbrekende te completeren. Het aantal inlichtingen (mondelinge, telefonische en
schriftelijke) neemt ieder jaar toe; in 1987 waren het er ongeveer 200. Particulieren (waaronder veel leerlin- gen van middelbare scholen en studenten), verenigingen en instellingen raadplegen ons archief. Sommigen kunnen direct geholpen worden, maar er zijn
ook vragen die veel meer studie en werk vereisen. Onze medewerking werd onder andere verleend aan de Konink- lijke Bibliotheek in Den Haag en aan het Promotie-Maga- zine Zeist 1988. Een tentoonstelling werd dit jaar niet gehouden even-
min een Open Dag. Onze hoop is thans gevestigd op de ruimte in de "Zllverzaal" van het Slot, waar een perma- nente expositie van onze bezittingen zou kunnen worden gerealiseerd. Rest mij nog de heren Scharten en Visser hartelijk te
danken voor de kranten en krantenknipsels, welke regel- matig ons archief bereiken. Zonder hun medewerking zou de persberichtenverzameling niet zijn wat ze nu is. Tenslotte veel dank aan alle medewerkers (dames en
heren), die iedere dinsdagmorgen "acte de prêsence" geven in de kamer van de Van de Poll-Stichting op het Slot. Mijns inziens zijn juist de inlichtingendienst van
het archief, films en dia's, excursies en tentoonstel- lingen de aantrekklngspunten, die het ledenaantal van de Van de Poll-Stichting zouden kunnen verhogen. drs J.C. Mollen-Hengeveld
|
|||||
17
|
|||||
Filmvoorstellingen op 5 mei 1988
Evenals vorig jaar is er in Zeist een coördinatie en
bundeling van activiteiten in het kader van de viering/ herdenking, van Koninginnedag en 4 en 5 mei. De Van de Poll-Stichting participeert hierin door het
verzorgen van 2 filmvoorstellingen op 5 mei a.s., de bevrij dingsdag. De heer G.C.M. Ruijs, directeur van Golden Tulip Figi
en bioscoop Figi, stelt gratis de grote schouwburgzaal ter beschikking. De voorstellingen vinden plaats om 11.00 uur en 20.00
uur, beide duren êên uur. Inhoud van het programma;
1. Tobis Hollandsch nieuws
Een filmjournaal met "onschuldige" onderwerpen, zo-
als de fabricage van gitaren, een concours-hippique en dergelijke. Nazi-propaganda blijkt onder andere uit de reporta-
ges van de gevolgen van het engelse bombardement op Rotterdam, het vertrek van het eerste bataljon van het vrijwilligers W.A.-regiment naar het oostfront en de opening van de politieschool te Deventer. Een film uit 1941. 2. Honger
Een documentaire vervaardigd uit clandestiene opna-
men in de periode 1944-1945. Wij zien de wanhopige strijd tegen honger en koude in westelijk Nederland. Lange rijen wachtenden voor de gaarkeukens. De gamellen die worden leeggeschraapt. Kolen zoeken langs de spoorbaan. Het noodkacheltje. Steeds grotere moedeloosheid op de ingevallen ge-
zichten. |
|||||
18
|
|||||
Tenslotte de uitzinnige vreugde van 29 april 1945,
toen bommenwerpers de eerste voedselpakketten uit- wierpen. Beide films zijn beschikbaar gesteld door de Rijks-
voorlichtingsdienst. 3. De bevrijding
De eigen bevrijdingsfilm van de Van de Poll-Stich-
ting. De beelden van deze film zijn uitsluitend in Zeist
opgenomen door de amateurfilmers: mevrouw Stok, de heer Van Haaften en de heer Posthuma. In het kader van het voorlichten op de basisscholen
over de gevolgen van nazisme en racisme gedurende 1940-1945, wil dit filmprogramma hierbij aansluiten. De voorstellingen, vorig jaar op 5 mei, werden door
een grote meerderheid jeugdigen bezocht. Wij hopen ook dit jaar weer overvolle zalen te trek-
ken. Namens de filmcommissie,
H. Wels. |
|||||
19
|
|||||
Herdruk "De straatnamen van Zeist"
Begin mei zal op initiatief en met financiële mede-
werking van de Van de Poll-Stichting in de serie "Zeist, groei en bouw" de tweede druk verschijnen van het boek "De straatnamen van Zeist". Op verzoek van de drukkerij-uitgeverij Kerckebosch
b.v. is een aantal veranderingen en aanvullingen aan- gebracht, die het boek ongetwijfeld ten goede zijn ge- komen . Er is een uitgebreide inleiding opgenomen over de
groei van Zeist van straten naar wijken, er is een hoofdstuk toegevoegd over de geschiedenis van de straatnaamgeving en een hoofdstuk over de redenen om een weg aan te duiden met "straat, weg, plein of laan". Het aantal afbeeldingen is verviervoudigd. Er zijn
vooral foto's opgenomen van huizen en personen uit Zeist, waar straten naar zijn genoemd. Vóór in het boek zijn 28 plattegronden afgedrukt van
geheel Zeist, waarnaar bij de straatnaam-beschrijving wordt verwezen. Hierdoor heeft het boek behalve een naslag- ook een wegwijs-functie gekregen. Verder zijn uiteraard ook alle straatnaamgevingen
behandeld, die na de verschijning van de eerste druk zijn vastgesteld. Wij zien met belangstelling de nieuwe druk tegemoet.
|
|||||
20
|
|||||
Zeist onder de slopershamer
|
||||||||
NS
|
||||||||
Openbare bibliotheek aan de 2e Hogeweg 83
|
||||||||
Foto Van de Poll-Stlchtlng
|
||||||||
NEDERLANDSE GENEALOGISCEIE VERENIGING
GOEDGEKEURD BIJ KONINKLIJK BESLUIT VAN 16 AUGUSTUS 1949
|
||||||
§yN9iL.yTBiQdI5i_y§ByALEtj
Dit jaar zal het 'lO jaar geleden zijn dat de afdeling Utrecht der N.G.V. werd
opgericht. Ter gelegenheid hiervan wordt een bundel uitgegeven met allerlei
historische en genealogische verhalen welke betrekking hebben op personen en
gebeurtenissen in de provincie Utrecht en haar directe omgeving.
De titel van de bundel luidt: Stichtenaren uit vroeger jaren.
Het voorwoord in deze bundel zal worden verzorgd door de heer dr . J .E .A.L.S t ru ick
gemeentearchivaris van Utrecht.
Ruime aandacht wordt in het boek geschonken aan historische verhalen, gerelateerd
aan, en verluchtigd met authentiek archiefmateriaal zoals talrijke foto ' s ,kaa rten ,
gedeelten van afdrukken uit overheids- en particuliere archieven, alsmede
documenten uit privc-bezit.
Daarnaast komen ook genealogieën in beeld, veelal verrijkt met beknopte familie-
historiën daaromheen.
Resumerend kan men stellen dat deze bundel niet alleen voor (amateur)-genea 1 ogen
een rijk bezit vormt maar ook voor algemeen-historisch geïnteresseerden, bibliotheken ed. die het in veel gevallen als naslagwerk kunnen hanteren. Aan de achterzijde treft U de lijst van auteurs en titels aan.
Het boek telt 2')2 bladzijden, is rijkelijk voorzien van allerlei illustratie-
materiaal en wordt afgesloten met een register op familienamen. U kunt dit boek, waarvoor een beperkte oplage geldt,
bestellen door overmaking van een bedrag van ƒ 1(2,— (afgehaald) of
ƒ 'tg,— (toegezonden) op postgiro: 536l'i50 t.n.v. Ned. Genealogische Vereniging afd. Utrecht, Scharlakendreef 192, 3562 GE' Utrecht onder vermelding van: Bundel Utrechtse verhalen. |
||||||
22
|
||||||
Inhoudsopgave
Voorwoord 5
dr. J.EA.L. Struick
Weldadigheid in de 19e eeuw 7 drs. G.P. van der Vorst
Roosendael en zijn eigenaren 14 ds. WJ.A. van 't Einde
Een Utrechts geslacht van Emmerik 46 M.W.H. temmens-Goossen
De bewoners van Nieuwegracht nr. 65-67 te Utrecht 55 ir. HA.E. de Vos tot Nederveen Cappel
De burgerlijke afstammelingen van het adellijke Utrechtse geslacht d'Ablaing van 60 Giessenburg
mr. J.W.FJC. de Rijk
De stichter van de Utrechtse Gronsfeltcameren en zijn naaste familie 6? WA. Wijburg
De Pesters en de Niënhoff 74 drs. H. Reinders
Andries van Batenburg en de Pauselijke Zouaven 93 L. Lemmens jr.
Kwartierstaat Staal-Goorissen 117 F.O. Staal
Het geslacht Wantcnaar 141 PJ.K. van WerkJtooven
De zestien hovemersk%varticrcn van Cornelis de Rijk 151 IP. de Rijk
"... maar hij bleef dé predikant" (Willem Hendrik Hajenius, predikant te Cothen van 154 1789 tot 1843) dr. A.M.L. Prangsma-Hajenius
Het landbouwersgeslacbt Ram uit Montfoort 170 H.M. Aben-Nederpeld
Een belijdenisboek uit Wageningen anno 1748 178 PJ.K. van Werkhooven
Van der Vorst. Van kerkmeester tot kermisreiziger 185 drs. G.P. van der Vorst
Een voorloper van F.C. Donders? 199 P.W.C. Schotten-Wijnen
Oorsprong van de familienamen Oskamp en Oskam 201 ƒ. Oskam Gzn.
Uit het leven van Gerrit Mulder(s) (1721-1793) te Sonsbeck, Jaarsveld, Zevender en 210 Lopik W.J.G.M. Mulder
Alias Radijs m ter Aa, Loenen en omstreken 214 ir. G.L. Meesters
De bus van Tienhoven en Oud-Maarsseveen in 1785 216 ds. WJA. van '( Einde
N.G.V. afd. Utrecht. Bestuursleden sedert de oprichting 227
Lijst van medewerkenden 229
Afkortingen 230
Register 231
|
|||||
23
|
|||||
Contribuanten
Wij begroeten als nieuwe begunstigers:
familie G. en CA. de Bruin-Steinvoort, Steniaweg 31 de heer CA. Kleuver, P. v. Troostwijkstraat 109, Den Haag;
mevrouw C v.d. Lee, Oranjehof 8 familie D. Lehr-Verschoor, Arnhemse Bovenweg 12 de heer J.A. van Lunteren, Roemer Visscherlaan 84 de heer J.N. Sachs, Crosesteln 1666 de heer M.S. Visser, Dalweg 46 familie E. van Waveren, Thorbeckelaan 4 de heer J.C. Wisman, Bothalaan 25 Alle 9 nieuwe contribuanten hartelijk welkom.
Als steeds vragen wij u een goed woordje in uw naaste
omgeving te willen doen voor onze Stichting. Bij voorbaat onze dank,
H. Wels, administrateur
|
|||||
Rectificatie
In ons vorige nummer zijn de onderschriften bij de
foto's op de bladzijden 102 en 103 verwisseld. |
|||||
De Bisschopshof
Amersfoort Bij het lezen van een artikel van wijlen J.M. Rein-
boud in het Heemschut-nummer "Amersfoort, monumenten- stad" 1) trof mij de overeenkomst tussen het vroeg-mid- deleeuwse Amersfoort en Zeist; nadien is eerstgenoemde uitgegroeid tot een stad (sinds 1259 stadsrechten), terwijl de andere een dorp - zij het een volkrijk - is gebleven. Reinboud wijst erop, dat Amersfoort ontstond aan de
Eem, aan een doorwaadbare plaats, een voorde (ter hoog- te van de huidige Havik), waar het landverkeer oost- west vice versa passeren kon. Voor het eerst wordt deze plek in 1028 genoemd en in 1203 een "curtis" of bis- schopshof. In 1317 echter schonk de utrechtse bisschop zijn hof aan de amersfoortse parochiekerk van St Joris, daar hij elders beschikken kon over een versterkt huis. Nu was er ten tijde van Karel de Grote - in 777 - al sprake van een "villa" in de streek Flethite. Zo'n frankische villa besloeg dikwijls vele honderden hecta- ren. "Ze omvatte om te beginnen een vroonhof. Dat was zowel het eigen huis van de heer, met de daarbij beho- rende landbouw-, veeteelt- en andere gronden, als het bestuurscentrum hiervoor en voor het eraan onderhorige hoevenland.....Een vroonhof of "curtis" moet een
heel dorp op zich zijn geweest...".
Is nu de latere bisschopshof identiek aan de franki-
sche vroonhof ca.? Belangrijke hulpbronnen zijn, vol- gens Reinboud, plaats-, water- en veldnamen. De oude bisschopshof lag nabij de St Joriskerk; in de 8e eeuw werd "curtis" vertaald als "hovastat", hofstede. Deze naam komt nog altijd voor aan de noordwestkant van de kerk, waar het nog steeds "Papenhofstede" heet. Dicht erbij heet een straat "Vijver" en een ander "Lavendel- straat", wat een verbastering kan zijn van "lavande", wasplaats in de rivierbocht. Zo ook de oude namen "breul" en "bree". "In de karolingische richtlijnen voor villae staat met name het beheer en onderhoud ge- |
|||||
25
|
|||||
noemd van de "brogilum" of "breul" bij elke vroonhof;
van oorsprong wildpark, later omheinde ruimte voor vee. Een met "breul" gecombineerde naam, die we ook van ko- ningshoven elders kennen, is die van "bree" of "brede", akkerland dat tot de vroonhof behoorde". De "brede" lag pal aan de westzijde van de huidige amersfoortse bin- nenstad en de Breul besloeg het zuidelijke deel van die binnenstad; een deel van de Langestraat door het cen- trum heette voorheen Breulstraat. In Amersfoort stond voorbij de Brede een grenspaal, waar lang geleden een gerechtsplaats - met galg en rad - was, nu de Boezem- berg. De frankische villa ofwel curtis was omgeven door een
aantal "foreesten", bosachtige jachtdomeinen, waarvan er vier met name zijn vermeld, zoals "Hengistscoto" (dat wil zeggen Henschoten bij Woudenberg) en "Fornhe- se" (dat wil zeggen Hees onder Soest). Verder kan nog genoemd worden de "Koppel", de weidegronden aan de oever van de Eem, terwijl de bekende archeoloog-histo- ricus Halbertsma 2) ook nog melding maakt van "woest Eigen" op de Amersfoortse Berg - dus aan de westkant van de nederzetting - en van de Amersfoortse Eng, de akkers op de uitlopers van deze Berg aangelegd. De utrechtse bisschop was grondheer van dit gebied, maar als zijn lokale vertegenwoordiger had hij uit een der notabele families een schout aangesteld, die op de Hof woonde. Later wordt de schout "miles de Amersvort", ridder van Amersfoort, genoemd. Zeist
Wat is er - na deze lange amersfoortse uitweiding -
van de zeister bisschopshof te vertellen? Veel gegevens omtrent de bezittingen van de bisschop van Utrecht in Zeist zijn te vinden in de "Bronnen voor de geschiede- nis van Zeist" 3). Uit oude acten, vermeld in die "Bronnen", blijkt, dat al in 838 de bisschop er bezit had, aangezien hij toen aan een zekere graaf Rodger zes hoeven - met de onvrije gezinnen (vronen) en het land - in vruchtgebruik schonk. Trouwens, de vermelding toen |
|||||
26
|
|||||
van "villa Seist" wijst op domaniaal bezit van de bis-
schop en mogelijk op een oudere frankische curtis. Het was een vroonhof met een "meier" (later was de dorps- schout degene die ook die functie uitoefende), waarvoor onvrije boeren en anderen werkten. Een acte van ca 1020 bericht, dat de St Paulus-abdij
te Hohorst bij Amersfoort van bisschop Adalbold II (1010-1026) tienden kreeg over haar land te "Seiste", op Zeisteroever. De abdij had dus al voordien daar land. Op 12 maart 1220 en op 9 mei 1232 zijn charters aan de bisschop door hem "apud Seist", bij of in Zeist, ontvangen. Op de bisschopshof? Een en ander is reeds grondig onderzocht en gepubli-
ceerd door de utrechtse rijksarchivaris dr C. Dekker 4); met name over de ligging van de "eng" en van de "brink" of "meent". Maar het is aardig te wijzen op de opvallende overeenkomst met de amersfoortse situatie. Ook hier immers komt de "koppel" - de gemene weidegron- den - voor; denk aan (de vroegere) Koppeldijk en Kop- pelweg. Ook de "Brede" of "bree" lag in die omgeving, want een andere en oudere naam voor de Koppelweg is: de Breesteeg. Aan het einde van die Breesteeg bevond zich eveneens de gerechtsplaats (daar, waar nu het Chr. Sa- natorium staat). En de "breul" bestaat nog in Zeist. De zogenaamde Kleine Breul, vroeger aan de zuidelijke of lage kant van de Driebergseweg gelegen en mijns inziens de oorspronkelijke breul, lag in het terrein vóór de omheinde veeruimte. Waar direct naast de "schaerweide" (verbasterd tot "scherpweide"?) lag; de plek waar men het vee dus inschaarde 5). Ook de naam "Eigen" kwam voor, nabij de vroegere Zeisterbrug en het zogenaamde "Zeisterbroek" en "'t Goor". Al met al is de toestand hier een zekere afspiegeling
van die in het middeleeuwse Amersfoort. De bisschopshof te Zeist functioneerde nog tot circa 1320, juist dus als in Amersfoort. In 1308 namelijk moesten tijns en dergelijke 6) nog betaald worden op de vroonhof (was de Kromme Rijn - afgedamd ca 1122 - toen nog ten dele be- vaarbaar?), doch in 1328 (of eerder?) diende dat te geschieden op de Zeister- alias Koppelbrug. Wat de Hof |
|||||
27
|
|||||
omstreeks 1300 ontving - voornamelijk in natura -
blijkt uit de notities van de bisschoppelijke rentmees- ter uit 1328: 17 rammen, 23 varkens, 20 mud haver, 8 mud rogge en aan tijnzen 4 pond plus aan bede 6 pond, 13 schelling, 4 denier. Later werden de pachten alle in geld voldaan. Na de opheffing van de Hof kwam de naam "hof tot Zeyst" of "bisschopshof" zelfs in de 17e eeuw nog wel voor. Waar lag deze bisschopshof? Dank zij een kaart in het
Rijksarchief te Utrecht - ook afgebeeld in Dekker's boek op pag. 70 - weten we dat tamelijk nauwkeurig. Paulus Ruys tekende ca 1664 de voormalige hof aan het begin van de Kroostweg (toen "Den Brenck" genoemd) bij de Utrechtseweg, schuin tegenover de tegenwoordige Van Reenenweg, beter nog: tegenover de Brinkweg. Op 19e eeuwse kaarten omvatte het perceel De Brink onder meer de vroegere Hof; nu is het blijkbaar het terrein van de kinderboerderij. K.W. Galis
|
||||||
De vroegere Bisschopshof ± 1664
|
||||||
28
|
||||||
De situatie ± 1860
|
|||||||
De situatie ± 1986
|
|||||||
1) Den Brenck (nu Kroostweg), 2) Brinkweg,
3) Utrechtseweg, 4) Molenwegh (nu Van Reenenweg),
5) "De Brink", 6) Griftlaan, 7) Kinderboerderij
|
|||||||
29i
|
|||||||
Noten
1) J.M. Reinboud: Over de oorsprong van Amersfoort.
Heemschut, 60, 1983, no 10 (oktober), pag. 162-164 2) H. Halbertsma: Zeven eeuwen Amersfoort?, 1959, pag.
7-18 zie ook F. Leyden: Het ontstaan der Nederlandsche
steden... Tijds. Kon. Ned. Aardr. Gen., 58, 1941, no 2, pag. 143, 147 3) Deel I, o.a. pag. 35/36, en vele pagina's; ook deel
II 4) C. Dekker: Het Kromme Rijngebied in de Middeleeuwen.
Zutphen 1983, pag. 35, 69-75, 167-174, 453-466 5) De buitenplaats Schaerweyde aan de Utrechtseweg
heette in 1796 nog Brinkenberg. De nieuwe naam werd aan de buitenplaats gegeven door Bernardus Sluyter- man, toen deze de bezitter was geworden van het ge- recht Scharweide en de buitenplaats. 6) Tijns, tins, cijns of census: Hieronder verstaat men
dat wat de boer verschuldigd was aan zijn grondheer, en betaalde in natura of (later) in geld. Het kwam in de plaats van vroon- of herendiensten. 7) Rau: Kleine Kapittelen en Kloosters (St Stevensab-
dij), no 774-61 |
|||||
30
|
|||||
De armenzorg in Zeist (I)
In het verleden is wel eens de wens geuit wat meer te
weten over de sociale omstandigheden in Zeist gedurende de vorige eeuw. Jammer genoeg zijn er weinig bronnen, waaruit we hiervoor kunnen putten. Overheidsbemoeiing op het gebied van de armenzorg en
de arbeidsvoorziening bestond vrijwel niet en de over- heidsarchieven geven daarover dan ook weinig informa- tie. Eerst in 1814 werden in de Grondwet "het armbe- stuur en de opvoeding van de arme kinderen" als een zaak van hoog belang en aanhoudende zorg van de rege- ring aanbevolen. Een wettelijke regeling van de armenzorg werd echter
niet voorgeschreven. Dat gebeurde in de Grondwet van 1848 en zo stond er tot 17 februari 1983 in het hoofd- stuk "onderwijs en airmbestuur": "het armbestuur is een onderwerp van aanhoudende zorg der regering en wordt door de wet geregeld". Die regeling wilde aanvankelijk niet zo best vlotten,
want de kerkelijke en de particuliere instellingen van weldadigheid wilden niet aan banden gelegd worden en dat was wel de bedoeling. In 1854 kwam de eerste Armenwet tot stand, die zich
vrijwel beperkte tot armenzorg van overheidswege met daaraan ten grondslag twee principes, die in feite al jaren gegolden hadden, te weten: a. de overheid werd pas actief, wanneer hulp van fami-
lie, kerkelijke of particuliere hulp niet was ver- kregen, en b. de hulpverlening moest onvermijdelijk zijn en indien
gerealiseerd, niet verder reiken dan strikt noodza- kelijk was om de arme in leven te houden. Hieruit blijkt, dat armenzorg in wezen politiezorg
was, ter vermijding van onlusten en oproer onder hen, wie het ontbrak aan de middelen om in de meest elemen- taire behoeften te voorzien. In dit kader moeten we de situatie zien van de armen-
zorg in Zeist omstreeks 1850. We weten daarvan iets meer dan van vorige jaren, omdat de gemeentewet van 29 |
|||||
31
|
|||||
juni 1851 voorschreef, dat de gemeentebesturen elk jaar
een "uitvoerig en beredeneerd verslag" aan gedeputeerde staten moesten aanbieden van de toestand der gemeente. Het verslag moest worden ingericht volgens een door de minister van binnenlandse zaken vastgesteld model en daarin kwam ook een hoofdstuk voor getiteld "Het armwe- |
|||||||
zen .
|
|||||||
De gemeente Zeist heeft zich, althans de eerste keer,
nauwgezet gehouden aan de eis van "uitvoerig en bere- deneerd" en zodoende hebben we een interessant over- zicht van de situatie in Zeist in 1851. De volledige tekst van hoofdstuk X "Het armwezen"
luidt als volgt: "Dankbaar moeten wij erkennen dat de armoede geduren-
de het afgelopen jaar niet is toegenomen. Veelvuldig waren de bronnen die tot hare leniging strekten, onder anderen: de bemoeiingen van velen tot de zedelijke ver- betering en de beschaving der behoeftigen; de gelegen- heid om hunne kinderen gratis onderwijs te doen geven; het vele bouwen; de bijdragen van de gegoeden aan de Algemeene Armencommissie waardoor zij in staat werden gesteld op verschillende wijzen in de behoeften der armen te voorzien; en voornamelijk dient hier melding te worden gemaakt van de oprigting reeds in 1850 der Waarborg Vereeniging voor arbeiders en werklieden. Dit een en ander werkte mede om het lot der behoefti-
gen zoo niet te verbeteren dan toch te verzachten. Het ontstaan der groote armoede in deze gemeente is
hoofdzakelijk aan twee oorzaken toe te schrijven: Ie. Het door grondbezitters aan een ieder toestaan om zich alhier te vestigen en
2e. het misbruik van sterken drank. De waarschijnlijkheid bestaat dat in het vervolg het
eerst gemelde geval geen plaats meer zal hebben; de tweede oorzaak blijft voortduren, hiervan getuige de opbrengst van de opcenten op het gedistelleerd. De po- gingen van het Genootschap tot afschaffing van, of dat tot matigheid in het gebruik van sterken drank vinden weinig bijval; een streng toezigt vanwege de politie |
|||||||
32
|
|||||||
wordt gehouden op het tijdig sluiten der herbergen.
Onder vele andere bijkomende oorzaken welke tot het
ontstaan der armoede hebben medegewerkt, zoude men het gestadige aan de deur uitreiken van aalmoezen, kunnen aanhalen, waardoor de zorgeloosheid opgewekt en de lui- heid aangekweekt wordt. Doch wat dan ook de oorzaken mogen zijn, de armoede
bestond eenmaal en er moest wederom worden uitgezien naar middelen tot hare leniging; de Algemeene Annencom- missie heeft gemeend door werkverschaffing een drievou- dig doel te bereiken: Ie. de luiheid tegen te gaan;
2e. het bedelen te voorkomen;
3e. de arbeid ten voordeele der gemeente aan te wen-
den. Het doel der commissie is niet het wegnemen der ar-
moede, daartoe ontbreken de middelen, zij leenigt slechts de bestaande armoede en tracht zoveel mogelijk meerdere te voorkomen. De Waarborg Vereeniging heeft door uitreiking des
winters van hooge interesten als belooning voor de des zomers ingebragte gelden, de spaarzaamheid bij velen opgewekt. Beide inrigtingen hebben, dank zij de milde giften
van de gegoeden, gunstig gewerkt. Naar onzes inziens zouden de middelen die tot verbetering van den toestand der arbeidende klasse kunnen strekken daarin bestaan dat zij die door landbezit en invloed de magt in handen hebben, trachten te voorkomen dat door het woekeren met grond, woningen en werk, de nijvere arbeidende stand niet meer en meer den moed laat zinken en hoe langer meer verarme. Wij allen weten het hoe meermalen kleine stukjes grond voor de aardappelenteelt bestemd, ver- pacht worden: De pachter, zoo luiden de voorwaarden, mag de aardappelen niet van het land vervoeren voor dat de pacht betaald is; valt de oogst tegen of kan hij om andere redenen niet betalen, de grondeigenaar trekt de vruchten, de pachter heeft aardappelen, mest en arbeid verloren, raakt achteruit en van een weinig gegoede wordt hij een arme. |
|||||
33
|
|||||
Het bedrag der instellingen van weldadigheid is ge-
weest in ontvangst ƒ 7.118,40 , in uitgaaf ƒ 6.417,85 namelijk van de: Huiszittende armen ontvangst ƒ 5.286,05
(Herv. en R.C.
Diakonieën) uitgaaf ƒ 4.020,50
Algem. Armen
Commissie ontvangst " 1.041,24
uitgaaf " 1.016,24
Waarborg
|
|||||||||||||
Vereeniging ontvangst " 1.421,11
|
5
|
||||||||||||
uitgaaf ___________ " 1.381,11
gehele ont-
vangst ƒ 7.748,40 gehele uit- gaaf ƒ 6.417,85 |
|||||||||||||
5
|
|||||||||||||
a. Op 1 Januari en ultimo December van het afgeloopen
jaar waren, behalve de particuliere scholen, aanwe- zig vier ongesubsidieerde instellingen van Weldadig- heid. b. Groot is het aantal personen hetwelk bedeeld is ge-
worden of op de een of andere wijze aan de weldadige werking der instelling van weldadigheid heeft deel- genomen;" dat getal is voor hen die het gehele jaar door daarin gedeeld hebben 117; voor hen die slechts tijdelijk daarin gedeeld hebben 124. door de Herv. Diakonie het ge-
hele jaar 106 tijdelijk 30 door de R.Cath. Diakonie 11 " 17 door de Armen Commissie - " 30 door de Waarborg Vereeniging__- " 47
«: 117 124
Hetgeen tezamen het hooge cijfer van 241 uitmaakt,
welk getal echter onjuist is daar dezelfde persoon, naar gelang van deelneming aan of bedeeling door meer |
|||||||||||||
34
|
|||||||||||||
dan eene Instelling ook voor meer dan een persoon gere-
kend wordt. Met uitzondering der R. Catholijke Diakonie verkeeren
alle instellingen van weldadigheid in welvarende |
|||||||
staat".
|
|||||||
In een volgend nummer hoop ik hierop enig commentaar
te geven. L. Visser
|
|||||||
3l
|
|||||||
Merkwaardige zaken mij bekend
We hebben meermalen moeten opmerken, dat het Zeist
van de vorige eeuw ook zijn schaduwzijde had. Een diepe schaduw werd geworpen door het toenmalige veelvuldige drankmisbruik. Jenever was door het hele land, en in het bijzonder ook te Zeist, vooral onder de arbeiders- bevolking een bijna niet uit te roeien "pest". Geen wonder, dat de prille arbeidersbeweging met name haar actie tegen het drankmisbruik richtte. Mijn grootvader Van Nie, sinds het begin der vijftiger jaren als metse- laar-aannemer te Zeist gevestigd en ook lid der "Alge- mene Armencommissie" verdiende de bijnaam "roggebrood", omdat hij zijn knechts er voortdurend op wees dat zij beter roggebrood dan jenever tot zich konden nemen. In die tijd was ook het zogenaamde "maandaghouden" een bekend verschijnsel. Omdat men de zondag niet geheel nuchter tot een eind had gebracht, verscheen men 's maandags niet op het werk. In de 2e Dorpsstraat bestond 100 jaar geleden het
café van Mendelaar. Zowel man als vrouw waren liefheb- bers van de door hen gesleten produkten, maar geen liefhebbers van elkaar. Vandaar het rijmpje: "Salomo had honderd duizend vrouwen. Mendelaar heeft er maar een, maar kan er geen vree mee houwen". Het kwam zover, dat men op zekere dag beiden in de kelder van hun eta- blissement aantrof, ieder met hun mond onder een vat spiritualiën met open kraan. Hun besef reikte niet ver- der dan het met de hand door de op hun gezicht neerda- lende straal te wapperen en te prevelen "genog, genog". Ziedaar een minder aantrekkelijk aspect van het 19e eeuwse Zeist. J. Meerdink
|
|||||
36
|
|||||
Zeist onder de slopershamer
|
|||||||||||
w
|
|||||||||||
Montaubanstraat 15. Vroeger was in dit pand de winkel "Elck wat wils"
gevestigd. p^^^ ^^^^ ^j^ PoU-stichting |
|||||||||||
co
|
|||||||||||
Jaarrekening 1987
In navolging van de gedragslijn van 1987 presenteren
wij hierbij de jaarrekening over 1987. Ten opzichte van 1986 zien wij enkele verschuivingen
in de cijfers. Het is verheugend, dat donateurs ook in 1987 gehoor hebben willen geven aan de oproep hun bij- drage aan onze stichting hoger te stellen dan de mlni- mumbijdrage van ƒ 15,—. De drukkosten voor het bulletin vielen lager uit dan
in 1986, maar daartegenover staat, dat gereserveerd moest worden voor diverse uitgaven en voor te houden exposities. Afgezien van de genoemde afwijkingen ziet het beeld
van de jaarrekening er vrijwel uit als over het vooraf- gaande jaar. De gemeente Zeist heeft onze stichting ook in 1987 weer willen ondersteunen met een ruime subsi- die. Daarvoor is een woord van dank hier wel op zijn plaats. Naar het zich laat aanzien lijkt het erop, dat het
door mijn voorganger, de heer L. Visser, het vorig jaar uitgesproken vertrouwen in de toekomst nu reeds bewaar- heid wordt. Het bruisende enthousiasme van de medewer- kers van de stichting lijkt zich voort te planten onder de donateurs. Dat is een goede zaak, want voor het uit- voeren van haar werk is veel geld nodig, nieuwe dona- teurs heten wij dan ook van harte welkom. C.E.G. ten Houte de Lange,
penningmeester |
|||||
38,
|
|||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
39
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwe contrlbuanten
Dit keer mogen wij als nieuwe begunstigers begroeten:
de heer R.G. Boekhoven, Veendam de familie M.W. Bos, Van Reenenweg 39 de familie Th. Kluin, Bergweg 13 de heer A.P. Koek, Laan van Vollenhove 2205 de heer W. Vader, Bethanlëpleln 7 mevrouw H. Vegter-Terpstra, Hoofdstraat 198, Drlebergen-Rlj senburg de heer V.P. Vas Visser, Dljnselweg 56
de heer T. bij 't Vuur, arch.. Hortensialaan 41 mevrouw J.A.M, van Wleringen, Slotlaan 151-4 Weer 9 stuks nieuwe contrlbuanten, u allen hartelijk
welkom. 1% Van de Zeister bevolking is 600; wij zijn de 500
ruim gepasseerd. Helpt u mee dit aantal van 600 contrl- buanten te halen? De Van de Poll-Stichting dankt u bij voorbaat.
H. Wels, administrateur
|
|||||
40
|
|||||
De Rijksdienst voor de Monumentenzorg in Zeist 1973-1988
In 1745 kocht de amsterdamse koopman Cornelis Schel-
linger voor ƒ 157.000,— de heerlijkheid Zeist van de graaf van Nassau. Tot deze heerlijkheid behoorde onder andere Het Slot met omringend landgoed. Schellinger had tot de koop besloten om het de Hern-
hutters, waartoe hij zelf ook behoorde, mogelijk te ma- ken een Broedergemeente te stichten. De leider van deze geloofsbeweging, graaf Von Zinzendorf, kreeg de beschik- king over het merendeel van Het Slot en twee weilanden ervoor, waar hij huizen op kon laten bouwen. Al vanaf de eerste plannen was het de bedoeling om
twee symmetrische pleinen aan te leggen. De rechthoekige stukken grond zouden aan drie zijden volgebouwd worden. De vierde zijde zou open gelaten worden, met in het mid- den een brug, die toegang verschafte tot de Nassau- Odijcklaan. Ieder plein had twee grasvelden in het mid- den gescheiden door een weg, welke ook v6dr langs de gebouwen liep. Aan de zuidkant van de pleinen waren het Broeder- en Zusterhuis gepland. Deze plannen werden nooit helemaal uitgevoerd. Wel
heeft men zich zoveel mogelijk aan de oorspronkelijke opzet gehouden. Die bestond uit een groot middenhuis op de langszij de, geflankeerd door "vleugels", dat wil zeg- gen lagere huizen. Dan volgen twee middenhuizen met vleugels en vervolgens hoekhuizen. Op de korte zijden werd een middenhuis gebouwd, eveneens voorzien van vleu- gels en hoekhuizen. De midden- en hoekhuizen springen buiten de rooilijn van de vleugels uit. De indeling van de huizen bestaat uit vier verdiepin-
gen. Het souterrain ligt deels onder en deels boven het straatoppervlak. Hier bevonden zich de keukens en op- slagruimten. De hoofd- en bovenverdieping werd voor be- woning gebruikt. Tenslotte zijn er onder de daken zol- derruimten aangebracht. De hoofdverdieping is van het plein af bereikbaar via een stenen of houten trap. De bebouwing van het plein laat de invloed van de amster- damse grachtenhuizen zien, maar ook is een duitse in- vloed te herkennen aan de mansardedaken op de koorhuizen (Broeder- en Zusterhuis). |
||||
41
|
||||
Na 1794, toen de pleinen grotendeels volgebouwd waren
en er sprake was van een economische teruggang, zag men af van de voltooiing van het oorspronkelijke plan. Pas in deze eeuw vond een gedeeltelijke voltooiing van het oorspronkelijke ontwerp van het Broederplein plaats. Een deel van de gebouwen op het Broederplein was in
gebruik als bedrijfsruimte. Zo zat de textielhandel Van Wees en Weiss in het Broederhuis, waarin tot de Eerste Wereldoorlog ook winkels en een blikslagerij waren ge- vestigd en zelfs tot na de Tweede Wereldoorlog een bak- kerij . In de nacht van 27 op 28 oktober 1967 brak er brand
uit in deze groothandel, waardoor het Huis met de vleu- gels verwoest werden. Na de brand stonden alleen de bui- tenmuren nog overeind. Onder leiding van ir J.B. baron van Asbeck, die ook
verantwoordelijk was geweest voor de restauratie van Het Slot, werden plannen ontwikkeld om dit deel van het Broederplein te herstellen. Tijdens deze voorbereidingen werd besloten een nieuwe vleugel aan te bouwen, volgens de oude tekeningen. Inmiddels was ook besloten dat de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg er zijn intrek zou nemen als de restaura- tie voltooid was. Het gebouw moest echter wel enigszins worden aangepast, voordat de Rijksdienst het in gebruik kon nemen. Zo zouden er in de nieuwe vleugel de biblio- theek en het foto- en tekeningenarchief gehuisvest wor- deti. Om het kolossale gewicht van deze papiermassa te kunnen dragen, werd er eerst een betonskelet neergezet. Dit geheel werd vervolgens gecamoufleerd met bakstenen buitengevels in de stijl van het plein. In het hoofdge- bouw moest de vloer in het souterrain verlaagd worden om meer leefruimte te krijgen. T^ijdens deze werkzaamheden stuitte men op een laag rivierklei, waardoor het noodza- kelijk werd eerst een laag plastic aan te brengen om het optrekken van vocht door de muren te voorkomen. Men heeft bij de restauratie getracht zoveel mogelijk
materiaal en oplossingen te gebruiken, die overeenkwamen mét de oorspronkelijke opzet uit ca 1750, maar daarnaast ook aan de hedendaagse eisen voldeden. Zo werd er veel |
|||||
42
|
|||||
"««®M»»««fM»~J5
|
|||
« II
|
||||||||
Overplaatsing
naar Zeist Ambte-
naren gaan in beroep Van een onzer verslaggevers
DEN HAAG — Achttien amb- tenaren van de RQksdienst voor de Monumentenzorg te Voor- burg zUn bij het ambtenaren- gerecht in beroep gegaan tegen overplaatsing van deze dienst naar Zeist Reden: er zijn in Zeist en om-
geving onvoldoende geschikte huisvestingsmogelijkheden, ter- wijl het rijk onvoldoende bij- springt om de financiële gevol- gen te dragen, die deze verhui- zing voor de medewerkers van de dienst met zich meebrengt. |
||||||||
Ambtenaren van rijksdiensten,
die zich in het kader van het spreidingsbeleid vestigen in het gebied ten noorden van de grens Alkmaar—Arnhem, komen in aanmerking voor de zogenaam- de sprcidingstoelage, een bedrag van enkole duizenden guldens. DUURDER
'Wij niet, terwijl we missciiien
maar 'tien kilometer onder deze grens/zitten en In een aanzien- lijk duurder gebied terechtko- men', aldus een woordvoerder van het ambtenarenkorps van monumentenzorg. 'Op zich is het heel begrijpelijk, dat we niet onder het spreidingskostenbe- sluil vallen, maar het is toch ook niet nodig, dat een aantal collega's van ons er door de ver- huizing financitiei op achteruit gaat. Daar moet het ambtenaren- gerecht nu maar eens een uit- spraak pver doen'. Volgend voorjaar gaat Monu-
mentenzorg naar het gebouw van de ( Evangelische broeder- gemeente in /.eist. |
||||||||
44
|
||||||||
hout toegepast, deels afkomstig uit Estland en Litauen,
deels uit (gesloopte) oude gebouwen. In plaats van spij- kers werden taps-toelopende houten pinnen gebruikt. Vol- gens één van de betrokken restauratie-architecten was deze restauratie echter "geen typisch probleemgeval, maar het moet wel het visitekaartje van het werk van de Rijksdienst zijn". Toen de restauratie grotendeels klaar was, begon men
ook met het opknappen van de landbouwschuur achter het Broederhuis. Het gebouw had onder meer dienst gedaan als turfopslagplaats voor de schuiten uit Utrecht, die door de gracht bij de schuur voeren en aan de kant van de Karpervijver aanlegden. Naast turf bewaarde men er ook groente en fruit voor eigen gebruik. Ook aan dit gebouw werd een gedeelte toegevoegd. De
rechterkant werd woonhuis voor de rentmeester van de Broedergemeente, de rest was bestemd voor de Rijks- dienst. Men bracht in de linkervleugel de stookketels voor Broederhuis en landbouwschuur onder. Dit werd, met het oog op de brandveiligheid, als een goede oplossing gezien. Verder werd er in het middengedeelte een kantine voor het personeel, enkele dienstruimten en een verga- derruimte (op de zolder) gecreëerd. Tenslotte werd de sloot tussen Broederhuis en landbouwschuur doorgetrokken en van bruggetjes voorzien. De totale kosten van de restauratie bedroegen
ƒ 11.000.000,—, waarvan een gedeelte vergoed werd door de brandverzekering. Begin maart 1973 vond de verhuizing van de Rijksdienst
plaats. Van het Balen van Andelplein in Voorburg, waar men de beschikking had over ongeveer 2.000 m^ vloerop- pervlak, trok men naar het Broederplein waar de ruimte 5.000 m^ besloeg. Er gingen 7.000 kisten mee en 3 kilo- meter strekkend archief: 19.000 banden van de biblio- theek, 160.000 foto's en 80.000 tekeningen. De verhui- zing moest half maart voltooid zijn. Niet iedereen was even gelukkig met de verhuizing. Van
de 115 mensen, die werkzaam waren bij de Rijksdienst, waren er 55 werkzaam in de binnendienst. Hiervan gingen |
|||||
m.
|
|||||
1)K .1IINISTEH VAN Cl.'LTrrn, UECnEATIE EN MAAT-
SCJIAPPEI.I.JK ■\VEHK HEEFT HE EEU V CIT TE NODI- GEN v<iou nE oEFici45r.E opening van het nieu>ve <;i;hoi->v van oe iti.iKsniENST voon nE mo.numenten- ZOI«<l te ZEIST nooit ZI.JNE KONINKI.I.JKE HOOGHEin
PUI NS CI,AJ;s DEK NEnEULANDEN OP DINSDAG 28 AUGUS- TUS ll)7;>, OM I'S. 3 O UU II. |
U >VORDT VER-\VACHT DES NAMIDDAGS UITEHI,I.IK
««.15 uuh ni.j de ingang van de kekkzaai^ van de
evangei.ische biioedergemeente, zusteupi^ein 12-i2a. te zeist. na de opening ^vondt i.n de keiikzaai. de pre-
miere gegeven van een film vemvaahdigd in opdracht van het ministerie van cultuur, recreatie en m aatschappeli.i k ^vehk door tlne- centrum alsmede van een dla-klankkeeld, ver- vaardigd door pieter verlinden te bonheiden betreffende de monumentenzorg. vervolgens zal er gelegenheid zi.jn het gebou'>v van de ri.iksdienst voor de monum entenzoikj te be- zichtigen en daar iets te geukuiken. |
||||||||
P.8. VERXOKKE DRXE! UITISODIOINO MEDE TE ISEMËN.
|
|||||||||
er maar 27 over naar Zeist. De rest ging met vervroegd
pensioen of vond elders binnen het ministerie een werk- kring. Bij de afscheidsreceptie in Voorburg zei de toenmalige
plaatsvervangend hoofddirecteur, professor dr CA. van Swigchem, in zijn speech voor het personeel: "Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij binnenkort een rijkscommissie zouden krijgen tot bescherming van rijksdiensten tegen rampen en verplaatsingen. Als die commissie zou komen, komt hij voor ons in ieder geval te laat". Aldus geci- teerd uit het personeelsblad "Interaktie" van het mini- sterie. Ook in Zeist was men niet echt gelukkig met de komst
van een overheidsinstelling. De gemeente, die ook toen al geplaagd werd door woningnood, zag een huisvestings- probleem. Het Broederhuis was om allerlei technische redenen niet weer herbouwd als woonruimte en de 25 men- sen, die bij de brand dakloos waren geworden, had men elders moeten opvangen. Voor de nieuwe toevloed van men- sen uit Voorburg stelde men tenslotte twee huurwoningen beschikbaar. Vijf ambtenaren kochten een huis in de ge- meente, de rest week uit naar andere plaatsen in de re- gio. Op dinsdag 28 augustus 1973 om 14.30 uur vond de offi-
ciële opening van het nieuwe gebouw van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg plaats door Z.K.H. Prins Claus. Na de opening werd in de kerkzaal op het Zusterplein een film en een diaklankbeeld over monumentenzorg vertoond. Vervolgens werd het Broederhuis bezichtigd en volgde er een receptie waarbij de Prins onder andere werd voorge- steld aan de oudste (66) en de jongste (15) bouwvakker. Een volksdansgroep uit Raalte bood, namens de verschil- lende provincies, enkele geschenken aan. Ter gelegenheid van de opening had de winkeliersver-
eniging van de Slotlaan een etalagewedstrijd georgani- seerd, die door de heer H. van Eek van de Rijksdienst werd ingeluid. In het Zeister Slot was een foto-exposi- tie opgesteld met daaraan gekoppeld een tentoonstel- |
|||||
47-
|
|||||
Slotlaan etalageactie
gisterenmiddag ingeluid |
|||||||||
Gistermiddag is de actie van do j
Slotlaanwinkeliers „Enkele mo-! nienten voor Neerlands Moninnen- i ten" ingeluid door drs. Van Eek, waarnemend directeur van Monu- mentenzorg. De heer Vtin Eek startte de etalagewedstrijd door de etalage van een der deelnemen- de winkeliers, Martin Hoogeveen, lo onthullen. De ceremonie werd bijgewoond door een groot aantal persvertegenwoordigers, die met de historische paardentram van liet gebouw van Monumentenzorg naar de Xa. Hoogeveen waren ge- reden. Vanavond is het op de Slotlaan |
gjoot leest voor het publiek. Zie
voor bijzonderheden over de actie en de fee.stelijkheden van van- avond pagina 5 van het 2e katern van deze courant. Drs. Van Eek. waarnemend direc-
teur va.^i Müiiuvieiitenzorg, ont- hïdde gistermiddag de etalage van Martin Hoogeveen aan de Slot- laan en luidde daarmee de etala- gewedstrijd van de Slotlaanwin- keliers in. Op de achtergrond kij- ken v.l.n.r. Slotlaan-bestuursleden Ruys en Hojman toe, terwijl ook de heer Martin Hoogeveen de ont- hulling van zijn etalage gadeslaat. |
||||||||
48
|
|||||||||
NEDERLAND
LEEFT
MET ZIJN VERLEDEN
|
||||||
Het gerestaureerde Broederhuis
Foto-expositie In het slot te Zeist ter gelegenheid van de officiële
heropening van het Broederhuis. , „ ..,^ De Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft in verband met '^\
het in gebruik nemen van Broederplein 41 als haar kantoor een TENTOONSTELLINGSSPEL in samenwerking met de Zeister *|,^ Kunststichting voor scholieren georganiseerd. |
||||||
UIWODIGING
|
||||||
Qp 25 juni a.s. zial ktt „ScUcUin^-Crliu/s",
^roécf€t-f>Ui*i IS-lJ-Zg ofpcteel i't* qeLfu.ik v^orje*^ GetafH€ Hoc/i'gti^ lAfïj u uté om /6j00 uut aahU/ez.fS ée
ZJ'h vóór Aef Sc^^etlt'hci-crhutS. Na e/e ot>en'in^i<!zretyton'ie fs c- ^eteQet%t>etd 6y heé
^ehoé t/ah ien efi-ankjc heè ^edouw ée é>eztchéiget%. |
||||||
50
|
||||||
lingsspel voor de schooljeugd. Na de officiële opening
werden de gebouwen enige tijd opengesteld voor het pu- bliek. Men kon de bibliotheek en het foto- en tekenin- genarchief bewonderen, een kijkje nemen in de kamer van de hoofddirecteur (toen nog op de eerste verdieping), bij de afdeling voorlichting of op de bel-etage wandelen door de afdelingen juridische zaken en monumentenbeheer. In de kelder kon men de molenafdeling bezoeken. In de loop van de tijd bleek het gebouw toch niet
groot genoeg. Met name de afdeling registratie, die het monumentenbestand bijhoudt, kon wel wat meer ruimte ge- bruiken. Zo werden dan ook in 1979 drie panden op het Broederplein erbij gehuurd: de nummers 25-27-29, bekend onder de naam Schellingerhuis. Hier werden de afdelingen voorlichting, juridische zaken en registratie onderge- bracht. In de kelder bleek nog ruimte voor de boekbinde- rij te zijn, die overigens later weer terug verhuisde naar het Broederhuis. Op 25 juni 1979 werd de rest van de Dienst uitgenodigd
een kijkje te nemen in het nieuwe onderkomen van de af- delingen. Deze verhuizing en de daaropvolgende instuif bracht de cabaretgroep van de personeelsvereniging tot een gloedvolle "Ode aan de Bode", die nu dagelijks twee keer het plein op en neer moet voor de interne postvoor- ziening. Wat doet de Rijksdienst voor de Monumentenzorg nu zo-
al? Voor een antwoord moet men eerst iets weten over het ontstaan van de monumentenzorg en daarvoor heeft de af- deling voorlichting van de Rijksdienst de volgende tekst geleverd: Enkele gegevens over de geschiedenis
van de monumentenzorg in Nederland De monumentenzorg is ontstaan in de 19de eeuw. Diverse
landen zijn Nederland voorgegaan in het treffen van maatregelen om oude gebouwen voor de ondergang te behoe- den. In Nederland zelf bleef de actie beperkt tot enkele |
|||||
n
|
|||||
Ode Aon de Bode
|
||||||||||||||||
(Past niet op een Hemhatterse melodie;
wel c^: "Oh my darling Clementine !") |
||||||||||||||||
Aon een plS^intsjie zonder vontaalntajie
in ut 07oène haart vaan Zaais'.........,
waaid ik dit liëdsje met revr^£intaje
én hef een wSSintsje; ut ia féés.......! Revraain Boere, börgers, kan es VSSiMe
naar ut Schellingerse huis ! Ms daat p&Siti daar staot te pr^^ike waat een pronkstuk vaan een huis ! Vfaant de Diens' der ftoncmènte
is nouw fiSind'lijk uitgebrSSid; 'n pSSrd uit duizend monemente; hel^6s ut is nie acngenéifiid....! |
||||||||||||||||
Revraain.
|
||||||||||||||||
Maar de Diens' der Monaiiênte
groei gestfiSdig uit z'n jSSs; 't fcos' rterS/Skél veul an sênte 't Raaik bet^lt en daat staot v&Ss' |
||||||||||||||||
Revraain.
Daarom ieder blaai te maède
met dit Sch&llingerse huis
't vaalt wel weg uit 's Heren hoede
maar 'n ledig pSSnd is ook een knjis...!
Revraain....
Een dink mot U ncjg wel wête;
de keldervloèr staot aaltaaid bléi5nk
en daor mot ü waat op wéte
waant het D&St verspraaidt een staank.
Revraain....
tenders voèle straaks juriste
baainao d^Kg'lijks nSStighaaid: baai 't verzinne vaan hun llste raoke z^i^ ut spoor daan kwaait. |
||||||||||||||||
Revraain.
|
||||||||||||||||
En de klüb vaan de vöörlichtink
daar kléêf' straaks een luchie &6n; as 't nie luk' maok daan een stichtink en 't stubstidie kom d'r acn 1 Revraain....
Rest nog verders 't kruis der bóóie;
met de mSéppe heen-ev-wêér;
op een sk£tebard is 't te rooie
en 'n perK^jluui voor 't slechte weer
Revraain....
Nochtans wille w£Si een liedsjie zingen
cm de ekspantsjie vaan die Diens'......
As je beloof nie verder op te dringe
is hier de sleutel;.....tot Uw diens........!
•^^^"^^^..... ■'. ' '. .' vraai naar Atie Dulfur.
|
||||||||||||||||
52
|
||||||||||||||||
incidentele Ingrepen, zoals bijv. een Koninklijk Be-
sluit, waarbij de verkoop tot sloping van het Muiderslot werd verijdeld (sedertdien is het Muiderslot staatsbe- zit). Op meer dan êên wijze werd in vakbladen de aandacht
gevestigd op de onbevredigende situatie. Er werd echter eerst iets bereikt toen jhr mr V.E.C, de Stuers in 1873 in een algemeen tijdschrift - De Gids - een beroep deed op het geweten van het nederlandse volk als geheel. Zijn artikel, waarin de wantoestanden aan de kaak werden ge- steld, was getiteld: Holland op zijn smalst. De reactie, die van verschillende kanten loskwam,
heeft ertoe geleid dat De Stuers in 1875 aangesteld werd als referendaris bij het ministerie van binnenlandse zaken met onder meer tot opdracht van Rijkswege de be- langen van de monumenten te behartigen, voor zover zulks mogelijk was. Een Monumentenwet ontbrak, waarop de minister van bin-
nenlandse zaken zijn activiteit zou kunnen baseren. Eveneens bestonden er geen monumentenlijsten. Het enige middel, waarover men beschikte, was een zeer bescheiden mogelijkheid van subsidieverlening; voor het overige moest De Stuers het hebben van zijn overredingskracht en van het inzicht bij de ander, dat het ging om belangrij- ke zaken. In 1918 is een Rijkscommissie voor de Monumentenzorg
Ingesteld. Deze kon de minister van advies dienen in aangelegenheden de monumenten betreffende. De opvolgers van De Stuers kregen op deze wijze een steun in de rug bij hun arbeid. Voor het overige veranderde er echter nog niet zoveel. Een wezenlijke stap vooruit betekende in het begin van
de twintiger jaren de vorming van een Rijksbureau voor de Monumentenzorg. Dit schiep de mogelijkheid om veel doeltreffender dan voorheen documentatie bijeen te bren- gen op het gebied van de oude bebouwing in Nederland en tevens om zowel de minister als de Rijkscommissie te voorzien van deskundige adviezen. Tevens kon nu veel beter dan vroeger de Inspraak van de subsidiegever in de wijze van restauratie worden geregeld. ........ |
||||
Overigens dient men zich van de activiteiten, die op
het gebied van het behoud van oude gebouwen en restaura- tie in de periode tussen de twee wereldoorlogen kon wor- den ontwikkeld, geen al te overdreven voorstelling te maken. Het totaal aantal objecten dat in dit tijdvak kon worden aangepakt, bedraagt niet veel meer dan 350! De tweede wereldoorlog heeft een stroomversnelling
teweeg gebracht op het gebied van de monumentenzorg. De noodzaak van een wettelijke regeling werd meer dan ooit gevoeld. De wens werd levend dat er niet alleen zou wor- den omgezien naar "topmonumenten" maar ook naar eenvou- dige oude huizen of boerderijen. Aangezien de ambtelijke molens nu eenmaal niet zo snel
malen, duurde het nog tot 1961 voordat de verlangde Mo- numentenwet tot stand kwam. Gelukkig behoefde er niet zolang gewacht te worden op een belangrijke vermeerde- ring van de kredieten, beschikbaar om restauraties te subsidiëren. In wezen is het natuurlijk ook wel zo be- langrijk of de bevolking en de overheid op verschillend niveau het belang van monumentenzorg inzien en gelden daarvoor beschikbaar stellen dan dat er een mooie wette- lijke regeling is. Dit neemt echter niet weg dat de laatste onontbeerlijk is, vooral indien men wil komen tot een zaken-doen op grotere schaal. En juist dit laat- ste werd gewenst en was noodzakelijk. De wet van 1961 schreef voor dat voor elke gemeente
moet worden uitgemaakt welke gebouwen - bijzonder of eenvoudig - voor ons volk een bijzondere "pluswaarde" bezitten vanwege met ouderdom en historische schoonheid samenhangende bijzondere eigenschappen. In totaal werden in de periode 1961-1969 ongeveer 45.000 van dit soort gebouwen - om de terminologie van de wet te gebruiken: monumenten - op de monumentenlijst geplaatst. De wet heeft ook de rechtspositie geregeld van de
eigenaar van een beschermd monument. Deze kan van alle beslissingen van de betrokken minister - dit is de minister van W.V.C. - in beroep gaan. De wet heeft verder een nieuwe vorm gegeven aan het
hoogste adviescollege van de minister in kwesties de monumenten betreffende: sedert 1961 is dit college ge- |
|||||
54
|
|||||
naamd: Monumentenraad. De Monumentenraad is verdeeld in
een aantal commissies, waaronder de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, de Rijkscommissie voor het Oudheid- kundig Bodemonderzoek en de Rijkscommissie voor de Monu- mentenbeschrijving . Reeds voordat de nieuwe wet tot stand was gekomen,
waren de activiteiten op het gebied van de monumenten- zorg, ook die van het Rijk, aanmerkelijk uitgebreid ver- geleken met de vooroorlogse periode. Dit kwam onder an- dere tot uitdrukking in de verandering van het Rijksbu- reau voor de Monumentenzorg in een Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Deze aparte "buitendienst" ten bate van de monumenten
was aanvankelijk gevestigd in Den Haag. Er vond al spoe- dig een verdeling plaats in enerzijds de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek en anderzijds de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Ook de middelen werden ruimer ter beschikking gesteld.
In 1986 was voor de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in totaal ongeveer ƒ 135.000.000,— beschikbaar voor normale restauratiesubsidies. De praktijk heeft evenwel uitgewezen dat dit bedrag vele malen hoger zou moeten zijn, indien men aan de werkelijke behoefte van vandaag zou willen voldoen. Sinds 1986 zijn er nieuwe subsidieregelingen van
kracht, één voor restauraties en één voor onderhoud (van apart vermelde monumenten). De Monumentenwet van 1961 heeft het begrip "beschermd
stads- en dorpsgezicht" geïntroduceerd. Dit betekent evenwel niet dat dit idee toen eerst werd geboren. Dit kan voor Nederland duidelijk aangetoond worden
door een citaat van Jan Veth uit 1903. Veth was een be- kend strijder voor het behoud van de goede elementen in onze steden en landschappen. Hij was een groot voorstan- der van monumentenzorg, maar waarschuwde er voor indivi- duele monumenten piekfijn te restaureren en de omgeving daaromheen te verwaarlozen. Hij schreef in 1903: "Wanneer men inziet hoe eigenlijk
elk restant van een oude beschaving recht heeft op ons |
|||||
KKS
|
|||||
ontzag en onze goede zorgen, dan zou het toch dwaasheid
zijn, meer te hechten aan enkele bijzondere boomen dan aan heel een indrukwekkend bosch. En zonder eenige twij- fel is, in een breeder begrip van architectuur genomen, een gansche gracht, ook al biedt er zich geen enkel op- merkelijk poortje, ook al staat er niet een pikante trapjesgevel op, van oneindig meer belang dan verschil- lende huizen- of torenbouwvallen bij elkaar. Er is bij de belangstelling in ouden bouwtrant, in oude kunst, nog altijd iets van de 18de eeuwsche liefhebberij voor het curieuze exemplaar, voor het zeldzame detail blijven hangen, maar ik zou geen oogenblik aarzelen bijv. den verkoop van den beker te Veere, waarover indertijd zoo veel te doen was, een schamel bagatel te noemen, in ver- gelijk met de onherstelbaren wandaad van een heel stuk stadsschoen voor altijd te vernietigen". "Wie een schilderij verkwanselt vernietigt niet. Wie
een gracht plempt verwoest, vernietigt, vermoordt een levensschoon op onherstelbare wijze". Verschillende schrijvers hebben zich uitgelaten in de
zin van de citaten van Jan Veth. Onder meer de cultuur- > historicus Johan Huizinga. Deze heeft er ook voor ge-
waarschuwd: bij restauraties een huis of een gebouwen- complex niet mooier "oud" te willen maken dan nodig is, omdat daarmee juist een verkeerd effect wordt bereikt. t Hij heeft het over het "leerstuk, dat men oude bouwwer-
ken volstrekt niet mag restaureren door toevoeging van ontbrekende elementen". Ergens anders formuleerde hij 1 als volgt: "De ervaring van een halve eeuw liefdevolle
monumentenzorg heeft wel overwogen grenzen getrokken tusschen zorgvuldig bewaren en waar het kan herstellen, s en roekeloze nabootsing van oude schoonheid". Zijn moti-
vering is onder meer deze: "Want een deel der histori- . sche sensatie is de volstrekte overtuiging der echt-
heid". Sedert Jan Veth en Johan Huizinga hun gedachten neer-
schreven, is er veel veranderd. De behoefte aan een doeltreffende verzorging van onze oude stads- en dorps- kernen is toegenomen op een wijze, die zij zelfs nooit thebben kunnen voorzien. Wij zijn thans op een tijdstip
|
||||
m..
|
||||
aangeland dat iedere Nederlander met het probleem van de
rehabilitatie van de oude kernen wordt geconfronteerd. In 1986 waren er 1982 stads- en dorpsgezichten inge-
schreven volgens artikel 21 van de Monumentenwet. De meeste hiervan liggen in de provincies Utrecht, Limburg en Noord- en Zuid-Holland. Op dit moment staat de monumentenzorg in Nederland
weer voor grote veranderingen. Begin 1989 zal waar- schijnlijk een nieuwe Monumentenwet in werking treden, die gemeenten en provincies meer zeggenschap geeft. De taken van de Rijksdienst zullen meer op het vlak van de advisering komen te liggen. Om dit alles in goede banen te leiden is een, reeds begonnen, reorganisatie nodig. De Rijksdienst in Zeist ziet de toekomst echter met ver- trouwen tegemoet. mevrouw S. Bottinga
|
||||||
Herdruk "De straatnamen van Zeist"
In het maartnummer werd de verwachting uitgesproken,
dat begin mei de geheel herziene tweede druk van "De straatnamen van Zeist" zou verschijnen in de serie "Zeist, groei en bouw" bij de uitgeverij Kerckebosch. De vervaardiging van de 28 plattegronden van Zeist,
waarnaar bij de straatnaambeschrijvingen wordt verwe- zen, heeft evenwel meer tijd gevraagd dan aanvankelijk werd voorzien. Wij kunnen de nieuwe uitgave nu omstreeks november
a.s. tegemoet zien. |
||||||
5m.
|
||||||
Merkwaardige zaken mij bekend
Jonkheer Egbert Lintelo de Geer (1869-1945) gold in
het Zeist van de twintiger jaren als een enigszins excentrieke aristocraat. Kort voor het begin van de Eerste Wereldoorlog imi-
teerde hij aan de Arnhemse Bovenweg de middeleeuwen door er het kasteelachtige buiten "het Kerckebosch" te doen verrijzen. Het huis werd deels uit stenen, afkom- stig van de resten van het kasteel "Vredenburg" te Utrecht, opgetrokken. De heer De Geer was verder een verwoed verzamelaar
van grote antieke objecten, zoals gotische deuren, schouwen, trappen, enz. *). Boven een renaissance deurtje uit 1620 leest men de
wapenspreuk van jhr De Geer: "Non sans cause" (niets zonder oorzaak). Nu was De Geer ook een groot paarden- liefhebber en als zodanig ook wel wat excentriek ge- kleed, bijv. in een kniebroek met rode kousen. Voor menig Zeistenaar werd dientengevolge bovengenoemde wa- penspreuk volkomen duidelijk: "Niet zonder kousen". De architecten Jan en Theo Stuivinga bouwden in 1920
het Christelijk Lyceum aan de Lindenlaan. Het gebouw kreeg een mooie aula en een nog mooiere tekst tegen de wand gecalligrafeerd. De leraar in de oude talen, zelf vertaler van Augus-
tinus, had daarvoor iets van deze kerkvader uitgezocht: "Beata vita gavdivm de veritate" (Een gelukkig leven betekent vreugde aan de waarheid - dat wil zeggen de christelijke leer). Leerlingen van de eerste klas, kersvers van de lagere
school, zaten op maandagmorgen (weekopening in de aula!) altijd tegen die vreemde woorden aan te staren en begrepen er niets van, nog afgezien van het feit, dat het woord "gavdivm" onuitspreekbaar was. Een van die leerlingen in het begin der twintiger jaren was de latere biologie-leraar aan diezelfde school, drs A.M. Brouwer. Hij deelde me mee, dat onder leerlingen, bij |
|||||
58
|
|||||
wie al iets van het latijn begon te dagen, als meest
gangbare en ook bruikbare vertaling gold: "Gelukkig leeft hij, die verheugend weinig liegt". , ,.. .^.v- J. Meerdink
*) Zie: R. Blijdenstein, "Zeist, Groei en Bouw", deel
5, pagina 57, Zeist 1984 |
||||||
Het kasteelachtige buiten "het Kerckebosch"
|
||||||
59
|
||||||
De armenzorg in Zeist (II)
Over twee zaken, genoemd in het verslag van de ge-
meente Zeist met betrekking tot het armwezen, wil ik enkele kanttekeningen maken, te weten over de Algemene Armencommissie en de Onderlinge Waarborgvereniglng. Het is vrijwel zeker, dat de in 1850 nieuw benoemde
burgemeester van Zeist, mr W.D.F. Schas, oud 39 jaar, een belangrijke rol heeft gespeeld bij de totstandko- ming. Zijn voorganger, burgemeester F.M. van Bern, had in
1850 na 36 jaar het burgemeestersambt vaarwel gezegd en het ligt niet voor de hand dat hij in dat laatste jaar van zijn loopbaan deze min of meer sociale beslissingen heeft voorbereid. De algemene armencommissie had blijkens artikel 1 van
het op 20 januari 1851 vastgestelde reglement tot doel "aan behoeftige ingezetenen in deze gemeente uitde-
lingen te doen van hemden, dekens en geneesmiddelen". In artikel 2 stond, dat de commissie zich om de mid-
delen, welke voor deze uitdelingen nodig zijn, te kun- nen verschaffen, in de maand september van elk jaar aan de gegoede ingezetenen inschrijvingsbiljetten zou zen- den, met een uitnodiging om door ruime bijdragen de commissie in haar liefdadig werk te ondersteunen. Bij het opmaken van de staat der uitdelingen zou de
commissie volgens artikel 8 rekening houden met de voorhanden zijnde gelden en verder bijzonder acht geven op het volgende: a. op de wezenlijke behoeften der bedeelden;
b. op hun gedrag;
c. of zij in de mogelijkheid zijn geweest om deel te
nemen aan de Onderlinge Waarborgvereeniging voor Arbeiders en Werklieden en zulks al dan niet gedaan hebben, en d. of zij soms bijzondere ondersteuning van gegoede
Ingezetenen genoten of wel een voldoende bedeling van de diakonie genoten. |
|||||
60
|
|||||
Degenen, die geen volle vier jaar in Zeist woonden,
mochten niet bedeeld worden. De commissie bestond uit negen leden, die zich zo
veel mogelijk op de hoogte moesten stellen met de toe- stand der minder gegoede klasse, ten einde de uitdelin- gen met rechtvaardigheid te kunnen doen geschieden. Naast de verstrekking van hemden, dekens en genees-
middelen heeft de algemene armencommissie vooral be- kendheid gekregen door het uitdelen van soep in het lokaal voor soepuitdeling aan de Maurikstraat, in de volksmond het soephuis genoemd. Nadat in de strenge winter van 1861 jhr J.E. Huydeco-
per zijn "toestel voor soepkokerij en een lokaal in een der vleugels van het Slot" beschikbaar had gesteld voor soepuitdelingen door de Algemene Armencommissie was dit daarna elk jaar gebeurd. In 1865 bleken de kerkvoogden van de hervormde kerk
bereid te zijn een stukje grond achter het oude kerkhof tegen een jaarlijkse canon van ƒ 3,— af te staan voor de bouw van een lokaal voor soepbereiding en zodoende kreeg de armencommissie de beschikking over een eigen lokaliteit. De algemene armencommissie was in feite een voorloper
van het latere burgerlijk armbestuur. Bij de oprichting van het burgerlijk armbestuur per 1
april 1909 heeft de armencommissie dan ook haar werk- zaamheden gestaakt, zij het dat de soepuitdelingen in de maanden januari en februari nog voortduurden. Een tweede belangrijke zaak was de oprichting in 1850
van de Onderlinge Waarborgvereeniging voor arbeiders en werklieden te Zeist. Volgens artikel 1 was het doel van de Vereeniging:
"Aan arbeiders en werklieden, voornamelijk diegenen, die alleen gedurende de zomermaanden vast werk hadden, en wier verdiensten gedurende de winter geheel of ge- deeltelijk stilstonden, in dit jaargetijde wekelijkse toelagen te bezorgen uit het bedrag der inlagen door hen in de zomermaanden ingelegden gelden, verhoogd met |
|||||
61
|
|||||
een bijdrage uit het fonds van de Vereeniging".
De wekelijkse inlage mocht niet minder zijn dan
ƒ 0,10 en niet meer dan ƒ 1,50. Het gezamenlijke bedrag der ingelegde gelden werd, indien de kas het zou toela- ten, met 10% verhoogd en zou in gelijke termijnen gedu- rende 8 a 10 weken in de maanden januari tot en met maart worden uitbetaald. Deelnemers, die het bedrag al in het najaar in zijn
geheel wilden opnemen, waren daartoe gerechtigd, maar ontvingen dan slechts 6% rente. Degenen, die binnen drie maanden hun geld wilden opnemen, kregen het terug zonder rente. De Vereniging heeft kennelijk aan haar doel beant-
woord. Er is een groot aantal jaren ruimschoots gebruik ge-
maakt van de mogelijkheid om in de zomermaanden wat opzij te leggen voor de kwade winterdagen, waarbij een extra bijdrage uit het fonds van de Vereeniging werd uitgekeerd. Gedateerd 8 oktober 1945 kregen de toen overgebleven
48 inleggers een brief van het bestuur waarin medege- deeld werd, dat de Vereeniging op diverse gronden geen reden van bestaan meer had en dientengevolge per 31 december 1945 werd opgeheven. Zij kregen daarbij het dringende advies op het spaarbankboekje, dat zij nu in handen kregen, vooral te blijven sparen. Of dat gebeurd is kan ik u niet zeggen, maar het was ongetwijfeld een waardevol advies. L. Visser
Adreswijziging van de administrateur Het nieuwe adres en telefoonnummer van de heer H. Wels
luidt nu: Broederplein 17 ben.,
3703 CC Zeist, telefoon (03404) 22772
Met het begin van het winterseizoen gaan de film- en
diavoorstellingen weer van start; er zijn reeds diverse afspraken gemaakt. |
||||
Nieuwe contribuanten
Wij begroeten als nieuwe begunstigers:
de heer ir W.J.A. Benjaminse, Pr. Bernhardstraat 32, Bunnik de heer A.H.M. Blankenhe3nn, Brugakker 1024, Zeist
de heer A. Bours, Keizersgracht 24 A I, Amsterdam familie H.J. van Brouwershaven, Verzetslaan 18, Zeist familie M.J. Denekamp, Panweg 26, Zeist juweliersbedrij f Eggersman B.V., Slotlaan 297, Zeist de heer R.E. van Gemeren, Nijenheim 1008, Zeist mevrouw S. Huitema, Anna Paulownalaan 184, Zeist mevrouw T.G. Prinsen-Gorter, Fr. v.d. Puttelaan 7, Zeist de heer S. Santema, Lindenlaan 33, Zeist
de heer mr P.H. Schaafsma, W. de Zwijgerlaan 10, Zeist de heer J.A. Weber, Agathastraat 60, Rotterdam de heer J. v.d. Woestijne, Park Rodichem 47, Huis ter Heide. U allen hartelijk welkom als contribuant van onze
Stichting. Onze oproepen om te proberen boven de 500 te blijven
hebben succes gehad; wij zijn nu op weg naar het ma- gische getal: 600! Voor hen die van getallen houden:
3 contribuanten wonen in het buitenland, namelijk 1 in België, 1 in de Bonds Republiek Duitsland en 1 in het Verenigd Koninkrijk Groot Brittanië. De 94 overige contriubanten buiten Zeist wonen door
geheel Nederland, van Groningen tot Maastricht. Natuur- lijk zijn veel begunstigers woonachtig in onze buurge- meenten: Bunnik, Odijk, Houten, De Bilt-Bilthoven, Doorn en vooral niet te vergeten Driebergen-Rijsenburg. U allen hartelijk dank voor uw vaak jarenlange trouw aan onze Stichting. Tenslotte 444 contribuanten wonen in de gemeente
Zeist, waaronder Austerlitz, Bosch en Duin, Den Dolder en Huis ter Heide. Het totaal aantal betalende begunstigers van de Van
de Poll-Stichting bedraagt nu 541. |
|||||
63
|
|||||
Een aantal waar wij best trots op mogen zijn, maar
die 600 .....? Dat komt toch wel!
De Van de Poll-Stichting dankt u bij voorbaat.
H. Wels, administrateur
|
||||||||
Zeist onder de slopershamer
|
||||||||
Medio augustus, na de bouwvakvakantie, verdween in enkele dagen dit
markante gebouw met de daarachter liggende huizen om plaats te maken voor de nieuw aan te leggen ingang van de Montaubanstraat. (foto H. Wels) |
||||||||
64
|
||||||||
Pachtcontracten van "Vrou Beelen Hoeve" in Cattenbroeck
Bezit van het klooster Bethlehem bij Utrecht. Anno 1475 "Anno 1465, in februario opten elften dach gecoft
tegen (= van) Jan van Amerongen een hoeve lants gelegen - in Cattenbroeck bij Zeijst - ende is geheten Vrou
Beelen Hoeve om 331 rijnsche gulden". Zo luidt een aantekening van pater Bartholomeus Knijff,
rentmeester van het klooster Bethlehem 1). Deze hoeve, waarop geen boerderij stond, lag ten
noorden van de tegenwoordige Kouwenhovenselaan in Cat- tenbroeck. Het land werd doorgaans in drie delen ver- pacht: "den vorstencamp" bij de Koppeldijk, groot 8 morgen, "t'afterste" bij de Hakswetering, groot 6 morgen, en "t'middel", groot 4 morgen. Ook in de cope-ontginning Cattenbroeck is, evenals in
vele andere soortgelijke ontginningen, een hoeve blijk- baar groter dan de als normaal beschouwde 16 morgen. Wij zullen eerst de hoofdzaken weergeven uit de be-
treffende pachtcontracten, om daarna enkele bijzonder- heden eruit te bespreken. "den vorstencamp"
Anno 1476: "verhuert Aelbert Beerntsz. tot Zeijst
acht mergen lants - in een hoeve lants geheeten Vrou Beelen Hoeve, streckende van oesteynde alse van den Coppeldijck westwaert op, tien jaer lanc duerende. Elx jaers om vier goeden gouden petermans ende om vier goe- den gouden Philips Burg.scilde - ende om tien pacht- hoenre. Mit vorwerden dat hij 't voors.lant int eynde van den tien jaren voirg.onss twee jarich vries op kueren sel. Ende hij selt lant slooten, houden ende bewaren alle jaer van allen ouden wercken op sinen cos- te, mer viel daer enich nye wercken op of scattinge ons heren, sell men hem corten van den yersten pacht". Genoemde pachter Aelbert Beerntsz. bewerkte dit land
- om onbekende redenen - maar acht jaar lang. Het land
miste daardoor de, in het pachtcontract geëiste "twee jarich vries"periode en lag dus niet braak. De grond |
||||
65
|
||||
kreeg zodoende geen gelegenheid zich te herstellen. De
volgende pachter van deze 8 morgen, Thonis Heinricsz., had daarom recht op een tegemoetkoming van de zijde van zijn pachtheer, het klooster Bethlehem. Hij pachtte het land in 1484: "elx jaers om 8 rhijnsche gulden ende 10 pachthoenre". Maar het eerste jaar werd Thonis Hen- ricsz. vrijgesteld van het betalen van de pachtsom, het tweede jaar betaalde hij een iets lagere en de volgende acht jaar de volledige overeengekomen pachtsom. "'t afterste"
|
|||||||
"Anno 1476 verhuert Cornelis Ghijsbert Henricszoens-
zoen zes merghen lants gelegen aent westereynde in Vrou Beelen Hoeve, streckende van de Hacweteringe oestwert op - tien jaer lanc - sjaers om zess goeden gouden pe- termans ende acht hoenre. Mit vorwerden, dat hij die vier leechste merghen naest der Hacweteringe gelegen ons drie jarich vries op leveren sel. Ende die twee hoechste merghen - op leveren sell int leste jaer stop- pellant van gesomerveechden weitlant. Item hij sel die vier merghen ofgreven van den tween mergen ende voert slooten alle jaer op sinen coste. Ende daer sellen wij hem eens toe scencken 15 stuyvers die men hem corten sel van den yersten pacht. Ende hy selt houden van al- len ouden banne wercken op sinen cost, mer men sel hem corten ander ongelden als men boven ende beneden doen sell" (= bij de buurlanden). "'t middel"
"Anno 1484 verhuert Aernt Woutersz. 4 mergen lants
gelegen in 't middel van Vrou Beelen Hoeve - tien jaer lanc. Dat yerste jaer om 2 gouden petermans. Dat andere jaer om 3 gouden petermans ende 3 cappoen. Ende die leste acht jaer elx jaers om 4 gouden petermans ende om 6 cappoen" 2). |
|||||||
66
|
|||||||
Opmerkingen omtrent het bovenstaande:
1. Pachtprijzen 4,,
De pachtprijzen van de drie delen vertonen evenredig-
heid met de oppervlakten van die delen. Dat is wel wat merkwaardig, want de kwaliteit van de grond was ver- schillend. Wij menen dit te mogen opmaken uit de gemid- delden van de jaarlijkse tiendverkoop. Tienden werden geïnd van de marktbare gewassen. Over
de periode 1518-1535 bracht de tiendverkoop in het 88 morgen grote Couwenhoven gemiddeld per jaar 10 gul- den op. Terwijl dat voor het 112 morgen grote Stoetwe- gen in diezelfde periode 24 gulden was en voor het 15 morgen grote Vierhoeven aan de Zeisterweg 8 gulden 3). Vergelijken wij de grootte van de tiendblokken en de
gemiddelde jaaropbrengst, dan leverde de tiend in Cou- wenhoven verhoudingsgewijs dus het minste op. Waar- schijnlijk moest het land in Couwenhoven, bij de Haks- wetering, vaker en langduriger braak liggen dan de lan- derijen in de directe omgeving. 2. Aard van de pachtcontracten
In de middeleeuwen verlangden de grondeigenaars hun
pacht te ontvangen in "vrij geit". Het onderhoud van gebouwen en materiaal, benevens alle andere bestaande lasten-tiend, lekdijk- en Hinderdamsgeld, huisgeld, stuivergeld, grondlasten als oudschilgeld, kwamen voor rekening van de pachter. Dit gaf nogal eens aanleiding tot moeilijkheden. De
pachter kon of wilde vaak het aanzienlijke bedrag aan "ongeld" niet opbrengen. En dan werd de eigenaar daar- voor door de overheid aangesproken. Men leest nogal eens de verzuchting van de verpachter: "Wij moeten al- tijd vernemen oft betaelt is off selve betalen om 't versuym". ::'.--•-: n^'.■ 't^-'^: Dat bedrag aan ongeld kon flink oplopen. In 1601
bleef pachter Anthonis Jacobsz. van de hofstede Bramdo- |
||||
len onder Driebergen in gebreke zijn ongeld te voldoen.
Het St Ursulaconvent te Utrecht, eigenaar van de hoeve, moest daarom 400 pond (ruim 200 goudgulden) betalen. De "Staten-panders" hadden "de hoffstede ende 't landt aangesprocken" - "sulx dat deze ongelden bij den con- vente mosten betaelt worden, wilde men 't land uyt der schade houden" 4). Later nemen de eigenaars deze lasten voor eigen reke-
ning, maar berekenen ze dan in de pachtsom wel door aan de pachter. De eigenaar ontvangt zijn pacht dan als "eensgevend geld". Bestaande of nieuwe lasten op het land nam - maar
lang niet overal - de eigenaar soms voor zijn rekening. Of hij betaalde een deel ervan, zijn "anpaert". Blij- kens bovenstaande pachtcontracten doet het klooster Bethlehem dit ook. De pachter moest deze lasten dan voorschieten, maar mocht ze "corten van den yersten pacht". Ook het Karthuizerklooster Nieuwlicht te Utrecht han-
delde zo. In de rekeningen van dit klooster over 1531 komt, voor een stuk land in Stoetwegen, de post voor: "ende hem - pachter Herman Jacopsz. - gecort van den laesten drie termijnen van de outscilt ons aenpaert ... 5 stuvers op eiken outscilt" 5). En in de rekening van de Rentmeester van het Vrouwen-
klooster over 1606 lezen wij: "Gerrit Evertsz. des Con- vents pachter tot Zeijst - van de Preeckstoel - heeft aen sijn pacht gecort tien gulden elff stuvers bij hem gedispendeert ende betaelt aen Willem Aelbertsz. tim- merman van het schaepschot ende bergen aldaer te repa- reren" 6) . Als de eigenaar totaal niets voor zijn rekening wilde
nemen, stond dit uitdrukkelijk in het pachtcontract. De pachter moest dan betalen: "commerloes ende vrijs gelts sonder enigherhande of cortinghe, oec van wat zaken dattet rueren of comen mochte" 7). Terwijl wij in een aantal pachtcontracten een zekere
soepelheid van de zijde pachtheer constateren is dat bepaald niet het geval in pachtcontracten van het Ka- pittel van Oudmunster. Als dit Kapittel in 1365 aan |
|||||
68
|
|||||
Abraham uter Corenmerck 12 morgen land verpacht, gren-
zend aan Vrou Beelen Hoeve, betaalt Abraham voor de erfpacht 12 pond per jaar. Vindt de betaling ervan niet op tijd plaats, dan wacht hem iedere keer een boete van 10 pond. Een dergelijke boetebepaling is een zeldzaam- heid in de pachtcontracten in het Cattenbroeck. En op 22 februari 1393 eist ditzelfde Kapittel van
zijn pachter dat hij betaalt: "vrij ende commerloes sonder enighe afcortinghe ofte verminderinge ons voer- seiden pachte overmids enighen laste ofte onghelde, dat op dit voerseide landt comen mach als van brande, roef, water, weder, hercraft, herencraft of van anders eenighen zaken" 8) . Het Kapittel van Oudmunster wilde dus op geen enkele manier zijn pachter tegemoet komen. Ook het Kapittel van St Jan te Utrecht sloot verge-
lijkbare pachtcontracten af. Gheritsz. van Reenen, die 21 feruari 1388 zes morgen op het Hoghe lant in de Vierhoeven pachtte, moest betalen: "vrij ghelt, sonder enigherhande ofcortlnghe van onghelde oft cost die daer op staet, off hier namaels op comen mach" 9). En in een pachtcontract van 12 maart 1426 moet de
pachter betalen: "vrij ghelt, sonder enigherhande of- cortlnghe van onghelde of van enigen last die nu op den voerseydene lande staet of hiernamaels op vallen mach, in wat manyeren dattet toecomen mochte, die sel Ghoyert Williamszn. (de pachter) voirg.aeling aen hem nemen ende ons ende onser kerken van tsint Johans voersc, daeroff claerliken scadeloos houden" 10). Uit een aantal pachtcontracten blijkt dat de ver-
plichtingen van de pachter ophielden bij oorlog, or- kaangeweld of dijkdoorbraak van de Lek. Zo lezen wij in enige pachtcontracten van het Kapittel van St Pieter: "excepto publica guerra et Infractione lecce" 11) en bij het Kapittel van St Marie: "uutgesondert alleen open oorloch ende open wayen" 12). De verplichting "pachthoenre" te leveren kwam in veel
pachtcontracten voor. Ze moesten, evenals vette lamme- ren, peper, gember, "brootsuyckers" en andere "toepach- ten" worden afgeleverd aan de poort van het klooster. In enkele gevallen mocht de pachter ze ook vervangen door het betalen van een kleine som geld. 6«v
|
||||
3. Pachttermijnen ^
Na 1400 komt in de pachtcontracten meestal een pacht-
termijn van 10 jaar voor. Dit doet ons vermoeden dat er toen vrij algemeen een bepaald systeem van vruchtwisse- ling gevolgd werd, afgestemd op zo'n 10-jarige pachtpe- riode. Daarbij wisselden granen als tarwe, gerst, haver en rogge met peulvruchten en wellicht klaver of ander veevoeder. De teelt van peulvruchten diende om de grond aan voldoende stikstof te helpen. Een goed overwogen vruchtwisseling was noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de grond niet te veel uitgeput raakte. Aan het ein- de van de pachttermijn liet men de grond vaak een of meerdere jaren braak liggen. Werd na de dries- of braakjaren de grond stevig be-
mest, dan verbouwde men het eerste jaar geen graan, maar raapzaad of koolzaad. De prijs van dit product lag hoog. In de rekening van het Karthuizer klooster "Nieuwlicht" over 1531 komt de volgende post voor be- treffende een stuk land in Stoetwegen: "Item ontfangen van Harman Jacopsz. (de pachter) 10 muden raepsaet, die mudde 49 stuvers, facit 24J gulden". In diezelfde rekening bracht 12 mud haver 5^ gulden
op 13). De verbouw van dit soort gewassen vond blijkbaar in
deze streken veelvuldig plaats. Immers reeds 1359 kre- gen de utrechtse kooplieden van de graaf van Vlaanderen een stapelrecht voor deze oliehoudende producten te Antwerpen. Al die producten moesten dus eerst in Ant- werpen ter markt gebracht en daar ten verkoop aangebo- den worden 14). De pacht ging meestal in op "Sant Peters dage ad Ca-
thedram" (22 februari). De pachtsom moest dan betaald worden: "die een helfte dairaff op Sant Martensdage in de wynter (11 november) ende die ander helfte op Sant Peters dage ad Cathedram of bynnen 14 dagen nae eiken termine onbegrepen". Dit laatste hield in dat de pach- ter straffeloos tot 14 dagen na de vervaldag aan zijn verplichtingen kon voldoen. Deze mogelijkheid werd in veel pachtcontracten opgenomen. ,bl&g SOS 90:,iK-! i;i;,::i n..,.j n^^: fil-i-i .ïsr! ?^iO^
|
||||
70
|
||||
4. Koop- en pachtprijzen ;
Het is vrijwel onmogelijk om middeleeuwse rekenmunten
en gebruiksgeld in moderne termen om te zetten; ze ver- schilden van plaats tot plaats en in elke periode. Als er in de bronnen over bepaalde munten gesproken wordt, zal men steeds na moeten gaan op welke tijd en welke plaats ze betrekking hadden, en hoeveel de munten daar toen golden. Men moet dan ook nog nagaan of in de bron inderdaad de geldstukken zelf bedoeld zijn of dat men te maken heeft met een louter collectieve benaming van een aantal penningen, plakken, witten en dergelijke. Wij komen daarop terug. In het Sticht was het geldsysteem in de 14e eeuw gro-
tendeels gebaseerd op de verhouding: 1 pond = 20 schelling = 240 denier of penning. Men rekende er ook met twee soorten ponden; het stadpond, ook wel de "zware pay" genoemd en het gewone pond, de "lichte pay". De waardeverhouding ervan was ongeveer 9 op 8. Heel verwarrend werd het in onze omgeving toen Rudolf
van Diepholt, elect (niet gewijde bisschop) van Utrecht, in de eerste helft van de 15e eeuw de onbe- trouwbare "postulaetgulden" liet slaan, waarmee de elect hevig knoeide. Aan deze warboel kwam ten dele een einde toen Philips
van Bourgondië in 1434 de gouden Philippus invoerde. Deze munt, die in het pachtcontract van "den vorsten- camp" genoemd wordt, had een gehalte van 3,61 gram goud. Uit de gebruikte terminologie: "vier goeden gou- den Philips Burg.scilde" wordt duidelijk dat hier de muntstukken zelf bedoeld worden. Om posten in oorkonden te kunnen vergelijken is het
van belang in die oorkonden gouden munten vermeld te vinden, waarvan het gehalte van dat moment bekend is. Voor onze streken is van groot belang geweest het
"Oude Franse schild", de scudatus antiquis". In groten getale geslagen tussen 1336-1347 had deze munt een con- stant goudgehalte van 4,53 gram. In zeister pachtcon- tracten komt ook voor het "gouden Hollandsche Schilt". In 1355 ingevoerd door hertog Willem van Beleren had |
|||||
mx
|
|||||
het een goudgehalte van 4,515 gram, en was dus ongeveer
gelijkwaardig aan het Oude Franse schild 15). In bovenstaande pachtcontracten van Vrou Beelen Hoeve
komt ook voor de Rijnsche of Keurvorstengulden. Hij werd voor het eerst geslagen op 8 juni 1386, in het kader van een muntunie tussen de keurvorsten van Mainz, Keulen, Trier en de Pfalz. De munt had oorspronkelijk een goudgehalte van 3,396 gram. In genoemde pachtcontracten komt de rijnsche gulden
tweemaal voor. Eerst als de koopprijs van de hoeve, ten bedrage van 331 rijnsche gulden. En daarnaast als de jaarlijkse pacht van "den vorstencamp", "elx jaers om 8 rhijnsche gulden". Hier zijn - zie boven - niet de goudstukken zelf bedoeld, maar hebben wij te maken met een louter collectieve benaming van een aantal munten. Pierson 16) zegt hierover: "Te Utrecht werd de Rijn-
sche gulden in 1456 op 240 witten gesteld; Rijnsche gulden werd nu een term voor 240 witten, en die term bleef in zwang. Als een gouden munt een zeker aantal jaren achtereen een bepaalde som gegolden had, open- baarde zich dikwijls een neiging om zijn naam te ge- bruiken tot aanduiding, niet van de munt zelve, maar van de bedoelde geldsom". Hij vervolgt: "In een reke- ning van 1470-71 (het gehalte is dan inmiddels 2,696 gram) vindt men 48 "gouden rijnssen guldens" ge- lijk gesteld met 12096 witten, dus elk dezer guldens met 252 witten; maar in diezelfde rekening vindt men ook "4 rijnsgulden" - het woord "gouden" ontbreekt nu - gelijk gesteld met 240 witten elk. In dit laatste geval is de rijnsche gulden louter collectieve benaming, re- kengeld". Hoewel courant in deze streken werd er veel met deze
munt geknoeid zodat "onse goede lieden ende ondersaten gemeenlick beschadigt" werden. Dat de rijnsche gulden weinig stabiel was, zien wij bijvoorbeeld in de reke- ning van het St Sebastiaansgasthuis te Utrecht. In 1499 komt daarin voor de post: "Item betaelt bij mij Jan Boll 20 gouden rhijnse gulden et stuck 30 stuyvers". En in 1502: "Ontfangen van Aelbert van Leuwen ende Jacob van Leuwen 20 gouden rhijnse gulden et stuck 32^ stuy- yers" 17). |
|||||
72
|
|||||
De koopprijs van Vrou Beelen Hoeve, 331 rijnsche gul-
den, bedroeg dus de waarde van 331 x 240 wit = 79440 wit. De wit is het 15e eeuwse synoniem voor de 14e eeuwse plak. Een stadtpond, de "zware pay" gold oorspronkelijk 9 plak, maar in 1468 was dat al 48 plak of wit 18). De koopsom van de hoeve zou op dat ogenblik dus ook voldaan kunnen worden door betaling van 79440 : 48 = 1655 stadtpond. Uit de twee genoemde pachtcontracten van "den vors-
tencamp" kan men ongeveer de waarde van de daar vermel- de "goeden gouden petermans" berekenen. Wij gaan ervan uit dat het eerstgenoemde pachtbedrag van "den vorsten- camp" van vier gouden petermans plus vier gouden Phi- lips Burg.scilde ongeveer gelijk was aan het tweede pachtbedrag van acht rhijnsche gulden. Wij komen nu tot de volgende berekening:
Acht rhijnsche gulden hebben, omstreeks 1470, een waar-
de van 8 X 240 wit = 1920 wit. Vier gouden Philips Burg.scilde hebben een goudwaarde
van 4 X 3,61 gram = 14,44 gram. In 1468 berekende men voor 100 wit een goudwaarde van
1,1 gram 19). De vier Philips Burg.scilde hebben dus een waarde van (14,44 : 1,1) x 100 = ruim 1300 wit. De vier gouden petermans vertegenwoordigen dan een waarde van 1920 - 1300 = 620 wit of 6,86 gram goud. De gouden peterman moet dan in die tijd een gehalte van 1,7 gram goud gehad hebben. Ook de middeleeuwer kreeg te maken met devaluatie van
zijn geld. Wij zien bijvoorbeeld het huis Rijsenburgh enige eeuwen lang een stuk land van St Jan, gelegen in Stoetwegen, in erfpacht houden. De erfpachtscanon, die onveranderlijk was, werd vastgesteld op 2 mare zilver + 2 lood. In 1371 kon dit voldaan worden door betaling van 30 pond; maar 100 jaar later (1478) was daarvoor nodig 135 pond en 150 jaar later (1523) 210 pond 20). De depreciatie van de goudwaarde der geldstukken ging
snel. In 1378 was de goudwaarde van 100 plakken of wit- ten 11,92 gram. In 1444 was dat 1,43 gram en in 1488 |
||||
73
|
||||
nog maar 0,44 gram. De graanprijzen in Utrecht vertoon-
den hetzelfde beeld. In 1493 betaalde men voor een mud tairwe en een mud rogge respectievelijk 6 maal en 5 maal de prijs, die men er in 1393 voor moest geven 21). Vaak ging de geldontwaarding zo snel dat officiële
rekeningen geopend werden met de mededeling welke re- kenmunt de ontvanger hanteerde. In de "Rekening van de Rentmeester aan deze zijde van de Yssel staat in 1377 dat de Rentmeester rekende: "13 plagghen voer elc pond". In de Rekening over 1378 staat: "ontfaen 14 plagghen voer elc pond". En dat terwijl het stadtpond korte tijd daarvoor nog 9 plagghen gold. De rekeningen van de Rentmeester over 1426 en 1427
vertonen eenzelfde beeld 22). Het geldwezen in de middeleeuwen is een uitermate
moeilijke en ingewikkelde materie. Men kan nooit in het algemeen de waarde van plakken of witten, groten, de cromstaert, de stuyver, de doit, enz. aangeven. Dat moet men op een bepaald tijdstip uit allerlei gegevens van dezelfde tijd afleiden. Maar men moet dat wel doen om na te kunnen gaan wat het dagloon van timmerman Wes- sel van 6 plakken inhield, (het was in die tijd de prijs van 100 eieren). En om te begrijpen wat men in 1444 kon doen met een dagloon van 30 wit voor puin- kruien uit de Buurkerk. 5. Werkzaamheden op het land .:
Het land van Vrou Beelen Hoeve moet blijkbaar elk
jaar gesloot worden. Dat was in dit vochtige gebied ook nodig om een goede afwatering te waarborgen. De bagger uit de sloten zal als bemesting voor het land gebruikt zijn. : „=.. _.-,.■ Waarschijnlijk werd regelmatig sloten gerekend tot de
normale verplichtingen van de pachter; vandaar dat de uitdrukkelijke vermelding ervan maar in weinig pacht- contracten voorkomt. Of dat sloten dan ieder jaar moest gebeuren of op het eind van de pachttermijn is niet altijd duidelijk. Als Jéhan van Zeyst 31 oktober 1308 een stuk land
|
||||
74
|
||||
langs de Blikkenburgerlaan pacht van het Kapittel van
St Pieter is in zijn pachtcontract de bepaling opgeno- men: "vort ist verwaerden, dat wi datselve lant sullen verwaren van diken van dammen van slusen van sloeten .... op onsen arbeit" 23) . En als 10 januari 1512 een stuk land van 13 morgen op
't Oever (Zeisteroever) verpacht wordt, lezen wij in het pachtcontract: "Ende den legen campe sellen wij 't eynden der jaren voerss. (10 jaar) opleveren drei jarigen driesch ende oeck dat voirscreven lant well gesloot ende gegruppelt opleveren gelijck wij dat nu aenvangen" 24). Wellicht lag in termen als: handelen als een "goet
huysman" en "houden van allen ouden banne wercken" bo- vengenoemde verplichting ook opgesloten. Merkwaardig is dat wij in geen enkel van de vele
pachtcontracten in dit kleigebied iets lezen over mest of bemesting. Dit was blijkbaar in veel gebieden het geval. Een bekend frans historicus merkte eens op, dat beoefenaren van de geschiedenis zich altijd ver van de mesthoop hielden. Toch moet in het Cattenbroeck, naast slootbagger, nog
andere mest gebruikt zijn. Heideplaggen kon men hier niet bezigen; wel groenschollen, als plag gestoken van het driestland of uit de grasheggen langs en tussen de akkers. Gezien het grote verbruik van turf zal ook haardas op het land gebruikt zijn; de boer kon deze mest trouwens ook kopen aan de "asstaal" (schuur met dikke muren) in de naburige stad. De boeren gebruikten de stalmest van hun eigen vee en kunnen ook straatdrek (poertaerde), stadsbeer en stalmest uit het vlakbij ge- legen Utrecht betrokken hebben. De stalmest uit de stad was afkomstig van enkele duizenden koeien, die de bur- gers van Utrecht binnen de stadswallen hielden. Al zal dat aantal koeien na 1432 minder zijn geworden, want in dat jaar verkocht Utrecht zijn stadsweide. Van het uitgedorste stro werd een grote hoeveelheid
tarwe- en roggestro voor dakbedekking gebruikt, zodat maar een beperkte hoeveelheid beschikbaar was voor mestproduktie. ■> . ;^v - , t*. .• . , ,, . ^jv |
|||||
V%-
|
|||||
De gebruikte hoeveelheid mest hing af van het te te-
len gewas. Voor boekweit vond geen bemesting plaats, tarwe vroeg meer dan rogge en haver, erwten en wikke eisten een forse bemesting en kool nog iets meer. Ook braakliggen, waarbij dus niet geoogst werd, hielp
aanzienlijk om de vruchtbaarheid van het land te her- stellen. Wij hebben niet de indruk dat er in het Cat- tenbroeck vaste regels waren voor de tijd en de duur van de braak. Waarschijnlijk hing dat af van de kwali- teit van de grond en de opbrengst van de laatste oog- sten. In de Vrou Beelen Hoeve komen wij drie verschillende
periodes tegen van braak-liggen van het land. In "den vorstencamp" een tweejarige braakperiode. In "'t after- ste" moet het slechtste deel, naast de Hakswetering, drie jaar braak liggen, terwijl voor het betere deel een eenjarige braak met tarwestoppelland geëist werd. Bij "'t middel" wordt er in het pachtcontract niet
over braak liggen gesproken. Was het achterwege blijven van braak soms regel voor dit stuk? Er was blijkbaar in de vorige pachtperiode ook geen braak geweest. En dat werd goedgemaakt door de volgende bouwman, Aemt Woutersz., het eerste pachtjaar flink en het tweede pachtjaar iets te korten op de vastgestelde pachtsom. Een dergelijk verschijnsel komen wij bij meerdere
stukken land in het Cattenbroeck tegen, onder andere bij de 8 morgen van St Pieter. In de rekening van de Kleine Kamer van het Kapittel
van St Pieter over 1465 werd de 8 morgen voor 10 jaar verpacht onder de conditie: "primo anno 2 scuta Fran- cie, et reliquis 9 annis quolibet anno 3 scuta Fran- cie". En volgens de rekening over 1502 moest de pachter toen voor het eerste pachtjaar 5 rijnse gulden en 2 capoenen betalen en voor de resterende 9 jaren 6\ rijn- se gulden en 4 capoenen opbrengen per jaar 25). De middeleeuwse boer ploegde veel, vooral tijdens de
braakperiode. Dat ploegen geschiedde met een tweeledig doel, namelijk om het onkruid te vernietigen en om de bovenlaag van het land zo te bewerken dat de afwatering voldoende gewaarborgd was. Wij komen daarop terug. |
||||
76
|
||||
Voor het ploegen gebruikte men in de middeleeuwen in
dit gebied de zeer zware stichtse karploeg (135 kg), die gewoonlijk door vier tot zes paarden getrokken werd. De karploeg bestond uit een voorkar en uit het eigen-
lijke ploeglichaam. Op de voorkar was een verstelbaar zwaar blok hout, het "cussen", bevestigd, dat uitgehold werd door de voortdurende druk van de erop rustende ploegboom. Door middel van kettingen of een beugel was de voorkar verbonden met de ploegboom. De werkende delen van de ploeg, het kouter, de ploeg-
schaar en het rister of strijkbord, waren bevestigd aan de ploegboom. Bij het ploegen sneed het kouter (meestal een lang
soort mes) een reep grond van de akker verticaal af. De ploegschaar maakte deze reep horizontaal los, waarna de reep tegen het rister opschoof, waardoor de grond omge- keerd en verkruimeld werd. Bij de middeleeuwse stichtse karploeg was het rister
een rechte plank, die aan de onderzijde met plaatijzer bekleed was. Omdat het rister steeds aan de rechterzij- de van de ploegboom bevestigd werd legde de ploeg de grond steeds naar dezelfde kant om. De ploegdiepte kon men op verschillende manieren re-
gelen. Het linkerwiel van de voorkar, dat over over de ongeploegde grond liep, was kleiner dan het andere wiel. Daardoor bleef de ploeg beter in evenwicht wat het ploegen vergemakkelijkte 26). Zoals boven gezegd, diende het ploegen om te voren
het onkruid zoveel mogelijk te vernietigen. De middel- eeuwse boer zaaide immers uit de hand; bestrijding van het onkruid door het gewas te wieden was niet mogelijk. Ondanks het vele ploegen bleef het onkruid toch een plaag voor de boer in de middeleeuwen. De boer ploegde ook om de bovenlaag van zijn akkers
zo'n vorm te geven dat de afwatering van zijn land op- timaal was. Het systeem van draineerbuizen kende men nog niet. In het Cattenbroeck en de directe omgeving zijn nog
meerdere stukken land te zien die al langer dan 150 |
|||||
77
|
|||||
Stlchtse karploeg (Bunnlk)
|
|||||
De afgebeelde karploeg is te zien in het Openluchtmu-
seum te Arnhem. Hij is identiek met de in de tekst be- sproken middeleeuwse karploeg. Alleen de rongen (op- staande spijlen op de voorkar) en het rister waren toen van hout. De in de tekst genoemde onderdelen van de karploeg
zijn op de afbeelding gemakkelijk terug te vinden. (J.M.G. van der Poel:Oude Nederlandse Ploegen, blz. 39)
|
|||||
78
|
|||||
jaar in gras liggen, maar vroeger bouwland waren, ge-
ploegd op de wijze waarop de middeleeuwse boer dat deed. Aan het eind van de weg langs het Tolhuis ligt in Cattenbroeck zo'n complex akkers. Evenals in het uiter- ste noorden van het landgoed de Niënhof. Over dit vijf- tiental akkers schreven wij reeds eerder 27). Ook langs de voormalige verbindingsweg van de Koelaan naar de boerderij De Rumpst lag er, voor de spoorbaan, zo'n complex. De boer ploegde zijn land zeker vier maal - en soms
nog vaker - voordat het zaad de grond in ging. Bij de eerste ploegbeurten begon hij meestal aan de zijkant van een strip land. Als de eerste voor geploegd was, tilde de boer de zware ploeg op aan een opening in het rister en sleepte hij de ploeg over de hele breedte van de strip naar de andere zijkant. Was daar de voor klaar dan moest hij de ploeg weer naar de eerste voor slepen om daar verder te gaan. Dat slepen van de ploeg gebeur- de dus over een strook grond aan beide uiteinden van de akker. Men noemde die sleepstukken de wendakkers, ook wel trappeleind, anewende of voorhoefd. De wendakkers moesten later dwarsgeploegd of omgespit worden. Dit omspitten geschiedde vaak met een houten schop, die aan de zijkanten met plaatijzer bekleed was. Zo'n schop is nog te zien in de Vork te Odijk. De boven besproken wijze van ploegen leverde een strip land op met een vrij egaal oppervlak. Bij de laatste ploegbeurten voor het inzaaien begon
de ploeger in het midden van de strip te ploegen. De eerste voor ploegde hij tweemaal; een keer in iedere richting. Daarna ploegde hij op en neer langs dat mid- delpunt, waardoor een "kattenrug" akker ontstond. Men had dan een ploegpatroon zoals op het schetskaartje te zien is. De boer maakte zijn strip zo breed en de top zo hoog dat er een flinke afwatering van het land kon plaatsvinden. Was de eerste strip breed genoeg dan be- gon de ploeger in het midden van de volgende strip en werkte daar als boven. Raakte de tweede strip de eerste dan werd op de grens een dubbele voor geploegd. De eer- ste maal werd de grond gekeerd naar de eerste strip; |
|||||
79
|
|||||
I ^/o«yr/cA//'/ty
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*^r/c/j^/'ny |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■JifÜ
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<l||l|il
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
K'iiipf
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I'!'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
il'IH
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ijl
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
il
iiii'lill! |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
llll
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liüi
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
üÜli
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H. ^i-rt/o ATrtp *trtj» V
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'-•^■'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
x/, voor w;
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
80
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij de tweede naar de andere kant. Zo lagen er tenslot-
te een aantal strippen met daartussen dubbele voren. Zie daarvoor het schetskaartje. Mitchell zegt: "By varying the width and the height
of the ridges was their capacity to carry off surface water adjusted to the need" 28). Deskundigen zijn van mening dat men in deze streken
in de middeleeuwen geen gebruik heeft gemaakt van de voetploeg. Een voetploeg had geen voorkar; de ploegboom steunde op een houten voet. Deze ploeg werkte veel lichter en men kon er, in tegenstelling tot het werken met de karploeg, mee bouwen tot op enkele duimen van de kanten en de sloten. Maar bij zeer zware grond, en ze- ker bij het ploegen na de braak, bleef de karploeg on- misbaar 29) . Het is niet bekend wanneer men in deze streken naast
de karploeg ook de voetploeg ging gebruiken. Wellicht geeft een merkwaardige post in de rekening van het Vrouwenklooster over 1594 daaromtrent een aanwijzing. Deze post luidt: "Van de verkoop van 6 oude cussens 7 gulden 5 st.
Deze post slaat beslist niet op de verkoop van oude
knielkussens van de nonnen van het Vrouwenklooster. Wellicht duidt hij op een kleine agrarische revolutie. Het Vrouwenklooster schaft een deel van zijn karploegen af en vervangt deze door voetploegen. De dikke blokken hout, de "cussens" van de voorkar, kan men nu van de hand doen 30). D.R. Klootwijk
|
|||||
8&I
|
|||||
Bronnen
1. Gem. A.U. Inventaris van de bij het Stadsarchief
bewaarde Archieven 1, no 1274 2. Ph.J.C.G. van Hinsbergen. Bronnen voor de Geschie-
denis van Zeist, deel 2, blz. 291 e.v. 3. G.A.U. Inventaris van het Archief der Gemeente
Utrecht 1, no 827, fol. 1 4. G.A.U. Bewaarde Archieven 1, no 1124, fol. 54 t/m
62. B.Z. deel 3, blz. 15 e.v. 5. R.A.U. Inventaris van de archieven der Kleine Ka-
pittelen en kloosters, no 602, folio 69/70 verso 6. Zie 5, no 1144
7. R.A.U. Inven. Archief Kapittel van Oud Munster, no
2037 R.A.U. Inven. fam. Archief De Pesters, no 219, B.Z.
deel 2, blz. 282 8. R.A.U. Inventaris Archief Kapittel ten Dom, no 1894
9. R.A.U. Inventaris Archief Kapittel St Jan, no 169,
fol. 220 verso 10. R.A.U. Inventaris Archief Kapittel St Jan, no 169,
fol. 11 11. R.A.U. Inventaris Archief Kapittel St Pieter, no
167 12. R.A.U. Inventaris Archief Kapittel St Marie, no
1411 13. Zie 5, no 602, fol. 60/70 verso
14. B.H. Slicher van Bath: De agrarische Geschiedenis
van W.Europa, 500-1850, blz. 199 15. N.G. Pierson: Bijdrage tot de verklaring van raid-
deleeuwsche rekenmunten. De Economist, 1906, blz. 275 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en blz. 180 e.v.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23. R.A.U. Inv. Archief Kap. St Pieter, no 557
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
82
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24. Zie 5, no 917
25. Zie 23, no 167
Zie 2, blz. 272 en 378 .. »» ^
26. J.A.C, van der Poel: Oude Nederlandse ploegen, blz.
37 e.v. 27. D.R. Klootwijk: "Dolreberchs Hofstede". Tussen Rijn
en Lek 1978, no 3/4 blz. 25 e.v. 28. J.B. Mltchell: Hlstorlcal Geography blz. 203
29. Zie 26, blz. 17 en blz. 40
30. Zie 5, no 1144
Zie 2, deel 2, blz. 203
|
|||||||
Merkwaardige zaken mij bekend /
Het is 1917 of begin 1918, ik ben een jongetje van
een jaar of 5, 6 en wandel met mijn ouders in het zeis- ter bos. Dat bos was toen heel wat breder langs de Arn- hemse Bovenweg dan tegenwoordig. Het Villapark Kercke- bosch bestond niet. De Julianalaan heette Siberlëweg en er stonden een paar bescheiden woningen. Alleen de bui- tenplaats "Het Kerckebosch" van jhr De Geer vormde er een soort enclave. Doorwandelen tot de grens van Heide- steln was mogelijk. En dat deden we ook, zagen er de windmolens van Heidestein, die er water oppompten. Dan in de stilte van het bos een voortdurend gegrom,
als van een onweer op grote afstand. Luister goed, zei mijn vader, dat is het geschutvuur aan het vlaamse front. Zover reikte, bij gunstige wind, het kanongedon- der van Wereldoorlog I. J. Meerdink
|
|||||||
83
|
|||||||
De armenzorg in Zeist (III)
In de twee voorgaande artikelen ging het vooral over
de wettelijke regeling van de armenzorg. Nu wil ik graag even terugkijken naar de wijze, waar-
op de kerkelijke instellingen zich met armenzorg bezig hielden. De notulen van de kerkeraad van de Hervormde gemeente
van Zeist van 21 en 26 december 1800 laten ons zien hoe de kerkelijke gemeente stond tegenover de zorg voor behoeftigen. In die tijd leefde Nederland onder de franse bezet-
ting en evenals in de jaren 1940-1945 werd er toen ook van alles en nog wat van hogerhand geregeld. De gemeen- tebesturen schreven op last van een departementaal be- sluit van 20 september 1800 aan alle kerkgenootschappen een brief gedateerd 15 december 1800, die in het kort hierop neerkwam. Gevraagd werd of de kerkbesturen zich in staat en
bereid achtten om hun behoeftige leden zelf te onder- houden, of dat zij bij gebrek aan genoegzame middelen of om andere redenen, hun behoeftige leden niet wensten te onderhouden. In het laatste geval moesten zij zich verplichten om deze armen "als kinderen van de Staat" over te geven, zulks met afstand van alle fondsen door giften, erfmakingen, inzamelingen, aankoop of op welke manier ook verkregen. De classis Amersfoort, waar Zeist nog steeds onder
valt, was blijkbaar al eerder van dit besluit op de hoogte. In dezelfde kerkeraadsvergadering van 21 december
1800 kwam namelijk een brief aan de orde van de classis van 5 november 1800, waarin werd gevraagd van de preek- stoel een proclamatie voor te lezen over deze zaak, waarbij de gemeente voor een gemeentevergadering werd opgeroepen tegen een bepaalde datum en uur. Daarbij moest worden afgekondigd, dat degenen, die niet zouden verschijnen, geacht werden zich met het oordeel van de kerkeraad te verenigen om de armen en armengoederen te behouden. |
|||||
84
|
|||||
Op 26 december, 2e kerstdag 1800, besloot de gemeen-
tevergadering hiertoe. In de notulen staat dat aan het gemeentebestuur van Zeist zal worden medegedeeld: "dat de diaconie te dezer plaatse gedurende de tijd van meer dan twee eeuwen, of zo lang als de diaconie te dezer plaats haar aanwezen heeft gehad, in staat is geweest om voor de instandhouding harer arme ledematen te zor- gen, zonder daarmede het publiek bestuur lastig te val- len en vooralsnog bereid is daarin te continueren". De stijl van de brief spreekt duidelijke taal. Het is
alsof bedoeld wordt: "Hoe durft u zoiets aan ons te vragen. Wij hebben onze verantwoordelijkheid voor deze mensen en daar staan wij voor". Over de wijze, waarop armenzorg door de kerken werd
verleend en de daarbij gehanteerde normen vinden wij het een en ander in de "Gids van Nederlandsche Welda- digheid" uit 1899, uitgegeven bij Van Holkema en Waren- dorf te Amsterdam en samengesteld door J.F.L. Blanken- berg, dr H.J. de Dompierre de Chaufepiê en jhr mr H. Smissaert. De gegevens werden gevraagd aan: de hervormde gemeen-
ten van Zeist en Austerlitz, de gereformeerde diaconie, de christelijk gereformeerde diaconie, de diaconie der vrije gereformeerde gemeente, het armbestuur der Hern- hutters en het r.k. parochiaal armbestuur. Jammer genoeg staat achter de naam van vier van de
zeven besturen de mededeling: "gevraagde inlichtingen niet ontvangen". De inlichtingen van hervormd Zeist en Austerlitz en
Gereformeerd Zeist luiden als volgt: Herv. gemeente Zeist:
"behalve de gewone vormen, voorts verpleging van weezen en oude lieden. Het bedrag der bedeeling wisselt van ƒ 0,50 tot ƒ 2,50 per week. Men moet minstens 3 jaar in de gemeente Zeist hebben gewoond en 3 jaar lid zijn der Ned. Herv. Gem.; men moet ongeveer 70 jaar zijn, tenzij lichaamszwakte vroeger reeds intreedt. Men wendt zich tot den kerkeraad; in spoedeischende gevallen tot den diaken. Geen wijkindeeling, als zijnde overbodig. De kerkeraad beslist. Huisbezoek zoo noodig. |
|||||
85
|
|||||
(Deze kerkeraad bedeelt schier uitsluitend ouden van
dagen, die in blijvende ondersteuning zijn opgenomen,
welke jaarlijks van primo mei tot ultimo april loopt)". Hervormde diaconie Austerlitz:
"Onderstand in geld is alleen bij wijze van geregelde wekelijksche uitkeering voor huishuur en winkelwaren. Voorts: verzorging (uitbesteding) van weezen; plaatsing van verwaarloosde kinders in de Martha-stichting; ver- der betaalt de diaconie medicijnen voor arme zieken en geeft kleine bedragen voor landpacht. Verblijf in de burgerlijke gemeente vereischt; lidmaten gaan voor; luiheid en dronkenschap zijn wel redenen om (geregel- den) onderstand te weigeren, maar in den oogenblikke- lijken nood wordt toch voorzien. Men wendt zich tot een der diakenen of tot den predikant; in spoedeischende gevallen tot den laatste. Geen wijkindeeling, als zijn- de die overbodig. (De kerkelijke gemeente te Austerlitz ligt op deelen van 3 verschillende gemeenten) . De ad- ministreerende diaken beslist in kleinere gevallen; in grootere de kerkeraad. Geregeld huisbezoek ook na op- houden der ondersteuning". Diaconie der gereformeerde kerk Zeist:
"Voor weduwen en weezen, oude lieden, zieken en ver- waarloosde kinderen wordt, zoo mogelijk, verpleging in het huisgezin of wel in gestichten gezocht. Wangedrag is geen reden tot uitsluiting. Men wendt zich tot dia- kenen. Diakenen beslissen, soms de kerkeraad. Geen ge- regeld huisbezoek". L. Visser
|
|||||
86
|
|||||
Zeist onder de slopershamer
|
||||||
De gereformeerde lagere school aan de Walkartweg. In 1938 kreeg deze school
de naam "de Beatrix-school".
Half juli, vóór de bouwvakvakantie, werd deze school afgebroken om plaats
te maken voor de bebouwing achter de Montaubanstraat,
(foto H. Wels)
Het Rode Kruis in de herfst van 1944. Dagboekaanteke-
ningen van de secretaris van de Afdeling Zeist De Van de Poll-Stichting heeft een nieuwe publikatie
uitgegeven, die bovengenoemde titel draagt. De auteur is dr. J, Meerdink. Dit boek is te koop bij de Van de Poll-Stichting,
Zinzendorflaan 1, geopend op dinsdagmorgen van 10.00 - 12.30 uur, voor de prijs van ƒ 10, —. Bij toezending wordt de prijs vermeerderd met ƒ 2,50 wegens portokos- ten. |
||||||
87
|
||||||
Nieuwe contribuanten
Wij begroeten als nieuwe begunstigers:
De A.B.N.-bank. Utrechtseweg 92 Mevr. G.M. v. Beem, Prinses Irenelaan 54 Fam. J.W. Bruggink, Broederplein 15 Mevr. L.H. de Bruin-Tapperman, W. Heukelslaan 44,
Utrecht Mevr. A.Th. Buiskool-Levi, Van de Merschlaan 68
De heer G.E. v.d. Burgt, Fröbellaan 26 Mevr. M.H. de Dreu-Schouten, Gerolaan 83 Mevr. A.H. van Dijk, Lommerlust 30 De heer J.A. Galesloot, Van Ostadelaan 9, Huis ter
Heide De heer J.H. v. Grondelle, Kloosterplantsoen 193, Rid-
derkerk Mevr. E. 't Hart, Potterlaan 1, Huis ter Heide
Fam. W.F.Th. Hoolhorst, Strawinskystraat, Nieuwegein Fam. J.R. Houtman, Het Rond 3 Mevr. I. Kodde van Hoey-Smith, Waterigeweg 86 Mevr. M. de Lange-v. Lonkhuyzen, Prof. Lorentzlaan 44 Fam. P. Meyer, St. Andriesstraat 2, Amersfoort De heer A. Pletersma, Brugakker 1001 Mevr. B. Reynierse, Socrateslaan 1 De heer J.J. Smorenburg, Merellaan 29, Aerdenhout Helaas moesten wij van 5 contribuanten afscheid ne-
men, 19 nieuwe aanmeldingen kwamen binnen. Ons aantal begunstigers steeg van 541 tot 555, nog maar 45 van ... De meeste aanmeldingen komen bij dia- en filmvoor-
stellingen, bezoek aan de Van de Poll-kamer in het Slot en lezingen, maar ook belangrijk is de leden-werft-le- den-actie. In het snel veranderende Zeist krijgt onze Stichting
een steeds belangrijker taak, en de belangstelling daarvoor groeit. Met een groot bestand aan contribuan- ten wordt de financiële positie gezonder en kan er meer gedaan worden. Dank voor uw medewerking in 1988, in 1989 hopen wij
de 600ste inschrijving feestelijk te begroeten. H. Wels, administrateur.
88 |
||||