UIT DE PERS
|
|||||||
De Zeistenaren blijken een
steeds grotere belangstel- ling aan de dag te leggen voor de geschiedenis van hun eigen woonplaats. Het aantal contribuanten van de Van de Poll-Stichting, het genootschap dat zich bezig- houdt met de historie van Zeist, groeit als kool. Kon de Van de Poll-Stich-
ting verleden jaar de zeshon- derdste sympathisant in- schrijven, nu wordt het getal van zeveiihonderd genaderd. En dat voor een club die
het merendeel van z'n bijna 40-jarige geschiedenis een bescheiden bestaan geleid heeft. De groeiende populairiteit
van de Van de Poll-Stichting is ongetwijfeld mede te dan- ken aan het feit dat meer naar buiten getreden wordt. Door de publicatie van
boeken, door de uitgave van een zeer verzorgd informa- tiebulletin, door het organi- seren van exposities in de Zilverzaal van Slot Zeist en door het houden van 'Open dagen'. Zo'n 'Open dag' wordt er op "zaterdag 8 sep- tember weer gehouden. Daarover èn over het reilen en zeilen van de bijna 40-ja- rige Van de Poll-Stichting een gesprek met Leo Visser, al een kwart eeuw één van de stuwende krachten ach- ter de Stichting. |
|||||||
Utrechts Nieuwsblad/N.Z.C.
4 augustus 1990 |
|||||||
(S oer hu
|
|||||
Historische Werkgroep Austerlitz. een kennismzJdng
In het "dorpje in 't groen" bestaat enige tijd een historische werk-
groep. Een bescheiden werkgroep, dat wel. Het begon in de zomer van 1987. Ieder jaar vindt in Austerlitz een
zomerfeest plaats onder de naam "Kzmipement Austerlitz". Meestal staan er dan een aantal kramen op het Dorpsplein. Zo ook in genoemd jaar. Eén kraam werd toen bemand door de onderzoeks- groep "Zandgronden" van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland. Daar ontstond spontaan het idee om te trachten een historische werkgroep te vormen. En dat lukte. Een achttal mensen gaf zich in principe op als werkend üd. Natuurlijk vielen er ook weer enkelen af, maar het begin was er. Een drietal jeugdigden voelden er voor zich aan te sluiten bij de al
genoemde archeologische groep en drie anderen meldden zich voor onder andere archiefonderzoek, fotoreproduktie, interviews, knipsel- krant en dergelijke. In het voorjaar van 1988 vernam de Van de Poll-Stichting van het
bestaan van de Historische Werkgroep Austerlitz en een bestuursde- legatie bracht op 10 september 1988 een oriëntatiebezoek aan de Werkgroep. Dit resulteerde in de afspraak, dat onze Werkgroep in de toekomst regelmatig zal pubüceren in "Seijst". Elders leest u meer over ons, maar vanaf deze plaats willen wij de
lezers die in het bezit zijn van üteratuur, foto's, films, krantenarti- kelen of wat dan ook, uitnodigen contact met ons op te nemen: wij maken erg graag een kopie. Of als u iets weet te vertellen over het Austerütz van vroeger en haar bewoners: wij komen graag met de bandrecorder langs. Het contactadres is: R. Loenen, Marmontweg 55, 3711 BH Auster-
Utz; tel. 03439-1402. R. Loenen
|
|||||
Mevrouw D. van Bamcveld-Vcenendaal (1882-1989). Een opname uit circa 1930
(foto particuliere collectie) |
||||
Een bijzondere vrouw is Austerlitz ontvallen
Het onderstaeinde is samengesteld aein de hand van een interview
met mevrouw S.H. Vissers-van Barneveld, een dochter van mevrouw D. van Barneveld-Veenendaal en haar echtgenoot op 7 december 1989. Op 12 januari 1882 werd in Doorn in het gezin van Willem Vee-
nendaal (Zeist 1842-Zeist 1892) en Sophia van Straten (Darthuizen 1857-Zeist 1945) een derde kindje geboren, him eerste meisje: Dirkje. Op 15 april 1886 verhuisde het gezin van Doorn naar Austerlitz.
WUlem overleed op 4 november 1892 en Sophia bleef met zes klei-
ne kinderen achter. En toen sloeg de armoede pas goed toe: de jonge weduwe moest gaan werken om rond te kunnen komen. Als er al brood op tafel kwam, dan pikten de kinderen de laatste krui- meltjes er letterüjk van af, zo herinnerde Dirkje zich later nog levendig. Zouden de kinderen ia leven büjven? Dat was de bange vraag. Eén zusje was in 1888 al overleden, nog geen jaar oud. Maar het viel gelukkig mee: de anderen bleven allemaal in leven. Dirkje kon als oudste meisje van het stel niet naar school. Terwijl moeder lange dagen maakte, deed Dirkje - 10, 11 jaar oud - dat ook, door op haar broertjes en zusjes te passen en het huishoudeüjk werk te doen. Dat moet haar - leergierig als ze was - aan het hart gegaan zijn: niet lezen, niet schrijven, niet rekenen! ■. ' -f
Zodra het kon moest ze buitenshuis gaan werken, verdienen. Op
7 december 1897 vertrok Dirkje naar Achterveld (gemeente Leus- den). Haar loon: 60 cent in de maand! Ze moest er wel helemaal naar toe lopen. Soms mocht ze een zaterdag naar huis en als ze geluk had, was net de houtwagen van Van Soesbergen in Achterveld (gemeente Leusden). Ze kon dan op de bomen zittend mee terug rijden. |
||||
Het was erg ver en ze veranderde van dienstje. In Nieuwersluis
(gemeente Loenen) kwam ze, op een boerderij. Daar deed ze let- terlijk alles wat er op en rond een boerderij gedaan moest worden, ledere dag begon voor haar om vijf uur en haar wilskracht groeide iedere lange dag. Onder het melken of schuren van de melkbussen waren haar gedachten vaak in Austerlitz; bij moeder, de zusjes en broertjes en later vooral bij .... Gijs. Tijdens de schaarse dagen dat ze thuis was, had ze hem leren kennen en ......... ze gingen van
elkaar houden. Toen hield ze het in Nieuwersluis (gemeente Loe-
nen) niet langer uit en op de leeftijd van 19 jaar trouwde ze met Gijsbert van Barneveld (Zeist 1871-Zeist 1953), een nakomeling van een van de eerste bewoners van Austerlitz, die hier rond 1804 was komen wonen. AanvankeUjk was Gijs voerman van beroep. Was hij het misschien, die de wagen van Van Soesbergen bestuurde? Best mogeüjk en dan was het allemaal begonnen op het karretje dat op de zandweg reed. Het jonge paar vestigde zich in 1901 op de Oude Postweg, waar nu de "Bloemenhal" op nr. 159 is gevestigd. Later betrokken ze een oud huis aan de Waterlooweg, schuin tegenover "Het Moffenlaantje". Er werden in de loop van de tijd zes kinderen geboren. Zoals
iedereen in het dorp, hielden ze enkele geiten. Die liepen aan de overkant, aan de bosrand. En ieder jaar werd er een varken ge- slacht. De varkens hepen voor het huis in "de loop". Water kwam uit de put bij de buren (nu nr. 29). Dirkje had een sterke sociale inslag. Ondanks een huis met zes
kinderen, ging ze het dorp in als er ergens een kleintje op komst was. Uitsluitend om te helpen. In de schaarse vrije uren probeerde ze haar achterstand in te halen en leerde ze lezen, schrijven en rekenen. Hetgeen haar prima is gelukt. Zo kon ze - inmiddels de 40 al gepasseerd - naar Zeist om te studeren. En inderdaad, ze haalde haar "ooievaartje". In het dorp bleef ze toch "de baker". Tallozen heeft ze geholpen in moeilijke uren en dagen. Soms, als er thuis net geslacht was, nam ze wat mee naar het gezin waar niets in huis was, soms zelfs geen kleertjes voor de kleine! Gemiddeld verdienden de mensen toen vijf a zes gulden. Zo ging ze rond, |
||||
goeddoende, helpend met wassen, koken en de verzorging van de
baby. Rond 1926 kwam ze op bed te hggen: de remna had haar plotseling geveld en een half jaar lang kon ze geen kant meer op. Niets hielp. Tot een kennis haar aanraadde naar een arts in Enge- land te schrijven. Ja, maar dat kostte veel geld. Gijs zei: "Dat geeft niet, als je maar weer beter wordt!" en dus ging er een brief naar overzee. Er arriveerden grote pillen en een zalQe. En gelukkig, het hielp. Nooit is Dirkje daarna nog ziek geweest. Dochter Sophia (Fietje) werd nu ingeschakeld om het huishouden te
doen en moeder Dirkje kon hele dagen erop uit om de kraamvrou- wen te helpen. In die tijd kwam Dirkje tot een uitspraak, die ze sindsdien vasthield: "Van werken ga je niet dood!". Maar al te veel leverde het ook niet op. In de dertiger jaren werd er wel eens één haring gekocht, die vervolgens in acht stukjes werd gedeeld en dan hadden ze voorlopig hun portie vis wel weer gehad! Op 28 maart 1953 overleed Gijsbert. Dirkje ging door met haar
werk, nog steeds. Ze naderde nu de 70 en in Austerhtz kende iedereen haar onder de naam "Opoe Barneveld", haar erenaam. Intussen werd het huisje aan de Waterlooweg door de eigenaar ver- kocht. Dirkje mocht er echter zo lang ze leefde bhjven wonen. De kopers dachten toen, dat dat niet zo lang meer kon duren, braken het oude huis af, bouwden een nieuw en Dirkje betrok de beneden- verdieping. De jaren gingen verder en Dirkje bleef haar werk doen! Dat konden de nieuwe eigenaren niet verwerken, en ze begonnen Dirkje op allerlei manieren dwars te zitten. Het werd 1964. Dirkje was nu 82 en besloot dat het nu wel genoeg
geweest was. Ze hielp het laatste kind ter wereld; Johan van Dol- deren. Meer dan 500 kinderen waren op die manier aan haar zor- gen toevertrouwd geweest. In 1972 kon Dirkje het aan de Waterloo- weg niet meer volhouden, helaas. Zeer tegen haar zin moest ze "haar" Austerhtz verlaten en haar 90e verjaardag vierde ze in "De Mirtehof' in Zeist. In 1982 werd ze 100 jaar en ze besloot met vakantie te gaan. Zo komt het dat er in Oostenrijk in een hotel een |
||||
foto van haar hangt: de eigenaar had nog nooit een 100-jarige in
zijn hotel gehad. Ook in het bejaardentehuis bleef ze bezig: aardappels schillen,
groenten schoonmaken, sokken breien. Zo loopt onze vroegere burgemeester Eijsink waarschijnlijk nu nog op sokken van "Opoe Barneveld". In 1987 ging in heel Austerhtz de vlag mt: 105 jaar was ze geworden en maakte zij door Austerhtz een rijtoer. Toen kwam 1989: haar laatste jaar. Begin oktober voelde ze zich niet zo goed meer en op de 10e van die maand is ze rustig ingeslapen. De heer Eijsink - die haar dikwijls bezocht - noemde Dirkje van
Barneveld-Veenendaal in zijn condoleantiebrief "een bijzondere vrouw". Dat is in al zijn eenvoud de beste omschrijving van een eenvoudige Austerhtzse vrouw, die haar lange, lange leven in dienst heeft gesteld van de mensen om haar heen. Zij zal lang in de her- innering van veel Austerhtzsers bUjven voortleven. R. Loenen
|
||||||
De put van "Wallenberg" gerestaureerd
Op de heide van Zeist, in wat nu het noordeüjke deel van de
boswachterij Austerhtz is, bevond zich vanaf 1797 een ontginning, die door de toenmahge eigenaar, Jean Maiu-ice d'Amblé, "Wallen- berg" werd genoemd. Er stonden enkele eenvoudige huisjes en er was een waterput. Door leden van de onderzoekgroep "Zandgron- den" V£m de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland ("werkgroep Austerhtz") is deze put in 1989 teruggevonden en vervolgens door diverse inwoners van Austerhtz recentelijk gerestau- reerd. Op de foto zijn enkele leden van de werkgroep bezig om met behulp van een kraanwagen de put weer op de oorspronkeUjke diepte te brengen. Duidehjk is ook de gerestaureerde opbouw te zien. R. Loenen
|
||||||
Een opname van het uitdiepen van de put Ld oktober 1989 (foto NBstorisdie
Weifcgioep Austeiiitz) |
||||
De gemeenteraad (deel 3)
In het eerste jaar van haar raadslidmaatschap had mevrouw Van
Hoogstraten diverse botsingen met wethouder ds Adriaanse over de vermindering van het aantal gemeentelijke vroedvrouwen. In de raadsvergadering van 3 april 1924 deed zij een poging om tot aanstelling van een tweede gemeentehjke vroedvrouw te komen. De wethouder beloofde er twee weken later terug te komen. Op 17 april deelde hij mede, dat burgemeester en wethouders er
nog niet van overtuigd waren, dat aanstelling van een tweede vroedvrouw noodzakeHjk was. Mevrouw Van Hoogstraten had dit bUjkbaar al vermoed, want zij had, tot grote ergenis van de wethou- der, de zaak al met de doktoren in Zeist besproken en de beschik- baarheid van één der artsen in geval van nood, min of meer gere- geld. Zij betoogde in de raadsvergadering, dat zij als vrouw veel dichter
bij zulke zaken stond, dan de wethouder, omdat een vrouw deze za- ken nu eenmaal anders aanvoelt. Wethouder Adriaanse was het daar bepaald niet mee eens, want hij
meende toch wel over dergehjke zaken te kunnen spreken en er niet zo ver vanaf stacui. Hij had namehjk zelf op Java meermalen bij een bevalling geassisteerd en van een "rustige sfeer" was daar in den regel geen sprake. Het hele dorp stond er bij en keek er naar. Hij had verder met verwondering vernomen, dat mevrouw Van Hoogstraten al met de doktoren had onderhandeld over de vervan- ging, terwijl deze zaak tot de bevoegdheden van het college van bxu-gemeester en wethouders behoorde. Behalve op medisch en sociaal gebied heeft mevrouw Van Hoogstra-
ten vanuit haar christelijke overtuiging ook sterk gepleit voor be- scherming van het gezinsleven tegen invloeden van buiten. Op grond daarvan voelde ze zich verplicht het voorstel van biu-gemeester en wethouders tot het verlenen van ontslag aan gehuwde onderwijzeres- sen krachtig te steimen. |
||||
In een interview met de Zeister Courant van 2 december 1949 ter
gelegenheid van haar tachtigste verjaardag zei mevrouw Van Hoog- straten onder meer: "Als ik terugkijk dan is daar veel waar ik vroeger anders over dacht dan thans. Vooral geldt dit voor de vrouw. Eens meende ik, dat haar plaats uitsluitend in het gezin was, maar onder de huidige omstandigheden zie ik het nut van de wer- kende vrouw meer dan ooit". Zij toonde daarmee, dat ze niet schroomde haar eigen visie op de dingen te wijzigen en op hoge leeftijd nog voUedig deel te hebben aan het dagehjks leven. Zij overleed te Zeist op 20 mei 1951. Een van de onderwerpen van de raadsvergadering in 1923, waarover
nogal uitgebreid werd gesproken, is de wederinvoering van de zater- dagavondmarkt. Een daartoe strekkende motie van het raadslid Van den Brink werd
op 26 februari wegens het vergevorderde uur van de agenda afge- voerd en op de agenda geplaatst van 26 maart. Toen de motie op 26 maart aan de orde kwam, merkte de heer Van den Brink op, dat het hem speet dat twee voorstanders van de zaterdagavondmarkt afwezig waren en dat de kans op aaimeming van de motie er daar- door niet groter op werd. Hij verzocht de voorzitter dan ook de behandeling uit te stellen tot de volgende vergadering. Het is duideUjk, dat sommigen daar wel moeite mee hadden en de heren Adriaanse en Balhuizen wezen de voorzitter erop, dat het in princi- pe verkeerd is eerst de neuzen te tellen en dan te beslissen of een zaak al dan niet behandeld zal worden. Toch besloot de voorzitter de behandeling maar uit te stellen in de hoop dat zijn beslissing geen precedentwerking zou hebben. Misschien hield hij rekening met het feit, dat hij zelf de zaak een keer had uitgesteld vanwege het late avonduur. Toen de zaak op 30 aprU opnieuw aan de orde kwam, deelde de
voorzitter mee, dat het college tegen algeheel herstel van de zater- dagavondmarkt was, omdat het college geen plaats meer wilde af- staan aan de standwerkers, die vroeger de meeste herrie veroorzaak- ten. |
||||
Uit eerdere stukken blijkt, dat tegen het eind van de markt de
standwerkers met veel lawaai en met gebruik van minder welluiden- de taal him zaken aanprezen. Het college voelde wel voor de ver- koop van boter, kaas, eieren, bloemen, planten, zaden, wild en gevolgte, maar geen sigaren. Waarom geen sigaren is met niet helemaal duidelijk geworden. Misschien waren de sig£U"en koopwaar van de standwerkers. Er waren in elk geval genoeg voorstemmers in de raadsvergadering
van 30 april, want er werd besloten een wijziging van de Marktver- ordening aan de orde te stellen in de daarop volgende raadsverga- dering. Dat gebeurde op 28 mei 1923 en sedertdien was het weer mogelijk om op zaterdagavond tot 10 uur een bosje bloemen op de markt te kopen. |
||||||
Vbotfaeiivel op maiktdag (foto paiticulieie collectie)
|
||||||
10
|
||||||
Een van de meest ingrijpende beslissingen in de zittingsperiode
1923-1927 was het besluit van 11 september 1924 tot aankoop van HET SLOT voor ƒ 130.000,-- van de N.V. Bouw- en Exploitatie- maatschappij Heemstede te Utrecht, die Het Slot bestemd had voor de sloop. Een besluit met wel een zeer verstrekkende betekenis. Hoe zouden
wij ons 2Leist kunnen voorstellen zonder Het Slot? De volgende raadsverkiezing was in 1927.
In de samenstelling van de gemeenteraad kwam niet veel verande-
ring. Nieuwe gezichten waren: dokter S.G.F. Bendien met een eigen lijst,
waarvan hij 750 stemmen behaalde, terwijl de kiesdeler 496 was. Verder P. Bobeldijk (S.G.P.), J.C. Koren (S.D.A.P.) en J.A. van Lonkhuijzen (A.R.). De verhoudingen bleven verder ook vrijwel ongewijzigd, maar toch
besloten A.R., C.H.U., K.V.P. en S.G.P. met hun respectievelijk 4, 2, 2 en 1 zetels de beide wethouders uit eigen gelederen te kiezen. Naast ds Adriaanse (A.R.) kwam mr F.M.G. van Walsum (C.H.U.) achter de collegetafel te zitten in plaats van de überale mr F.A. Beunke. Tijdens de raadsvergadering van 6 september 1927 zei de heer Van
Walsum, de benoeming aanvaardend, dankbaar te zijn voor het in hem gestelde vertrouwen. Hij voegde daar evenwel aan toe dat deze benoeming, hoe aangenaam zij ook mocht zijn, voor hem een pijn- lijke kant had, omdat opvolger worden van mr Beunke, die naar het oordeel van zeer velen voortreffelijk werk als wethouder had ver- richt, bepaald niet aemgenaam was. Zij echter, die eenmaal de po- litieke arena zijn binnengetreden en zich aldaar moeten bewegen, moeten dikwijls met terzijde stelling van hun persoonlijke gevoelens de consequenties aanvaarden van de politieke stelling die ze inne- men, aldus Van Walsum. |
|||||
11
|
|||||
In de begrotingsvergadering van 8 december 1927 kwam het onder-
werp wethoudersverkiezing nog eens uitgebreid aan bod. Het raads- hd, D.J. van Nieuwenhuizen (S.D.A.P.) was het niet eens met de aanduiding in de Zeister Courant, dat er 9 rechtse en 8 Unkse raadsleden gekozen waren. Hij hanteerde het begrip 9 kerkeHjke en 8 niet-kerkehjke partijen en kwam tot de conclusie dat de kerkelijke partijen samen 11 stemmen meer hadden dan de niet-kerkehjke, zo- dat herkiezing van mr Beunke zijns inziens zeker op zijn plaats ge- weest was. Burgemeester Van Tuyll van Serooskerken zei in zijn antwoord op
de algemene beschouwingen, dat hem gezegd was dat hij zou zijn tekort geschoten, omdat hij niets gezegd had ten afscheid van de heer Beimke toen deze als wethouder niet werd herkozen. Hij was, zo vertelde hij, er steUig van overtuigd dat de heer Beunke zou worden herkozen en toen dat niet gebeurde was hij zo zeer ont- stemd en onaangenaam getroffen, dat het hem beter leek niet te spreken, omdat men die ontstemming dan zeker aan hem zou heb- ben bemerkt. De beide wethouders hebben him zittingsperiode van vier jaar
overigens niet uitgediend. Op 25 april 1929 nam ds Adriaanse op 75-jarige leeftijd afscheid. Hij was sinds 1 september 1907 raadslid en sedert 1 september 1917 wethouder. Hij was een veelzijdig man die van 1888-1894 gereformeerd predikant in Zeist was geweest. In 1894 werd hij zendingspredikant op Midden-Java en van 1910 tot 1921 wsa hij schoolopziener in het arrondissement Rhenen. Als wethouder van onderwijs was hij ongetwijfeld in zijn element. In de begrotingsvergadering van 8 december 1927 zei Van Nieuwen-
huizen dat het vanzelf sprak dat de heer Adriaanse als wethouder herkozen zou worden. Als er sprake is van een rechtse wethouder is hij ongetwijfeld dé man, krachtig, maar ongenaakbaar, vooral voor de organisaties. Spreker denkt daarbij vooral aan onderwijszaken. De heer Adriaanse vraagt nooit advies en let meer op de letter dan op de geest van de wet, aldus Van Nieuwenhuizen. i |
|||||
12
|
|||||
Wethouder Adriaanse antwoordde daarop dat hij zich dat niet be-
wust was, maar dat hij graag aan de wettehjke bepalingen vasthield. Hij bekende bang te zijn voor geesten en hield zich maar liever aan de letter van de wet. Opvolger van ds Adriaanse werd de bekende zeister fotograaf B.
Balhuizen. Op 4 juni 1929 deelde de heer Van Walsum de raadsleden mede
dat hij, in verband met zijn benoeming tot adjunct-directeur van de gemeenteüjke dienst voor MaatschappeUjk Hulpbetoon in Rotterdam, Zeist zou gaan verlaten. Daardoor was er een opvolger nodig, die bhjkbaar in "kerkeUjke" kring niet aanwezig was, want in de raads- vergadering van 7 november 1929 werd mr Beunke gekozen als wet- houder met 11 stemmen van de 18 aanwezige leden. Tijdens de zittingsperiode 1923-1927 is er vooral op het gebied van
de woningbouw en wegenaanleg heel wat bereikt. In die tijd werden wijzigingen v£in straatnamen, zoals wijziging van
het Mooie Laantje in Prof. Lorentzlaan en Van Driestlaan in Hor- tensialaan, soms via een mondeling voorstel van de voorzitter af- gedaan. Motief was meestal de wijze waarop een bepaalde straat- naam naar buiten werkte, een soort Zeist-promotie. Een voorstel van burgemeester en wethouders om de Steniaweg in
Stenialaan te wijzigen werd op 28 november 1929 door het raadslid Louwerse verdedigd op grond van het feit dat hem gebleken was, dat pensionhouders schade leden wanneer de straat waaraan zij wonen "weg" in plaats van "laan" heet, hetgeen bij vreemdelingen een minder aanlokkeUjke indruk scheen te maken. Het raadsüd Fïgi zei dat ervaring hem had geleerd dat vreemdelin-
gen, hoe belachehjk dit ook moge schijnen, inderdaad de voorkeur geven aan een pension aan een laan boven een pension aan een weg of straat. Het mocht allemaal niet baten, de stemming kwam uit op 8 vóór en 8 tegen, waarna herstemming nodig was in de |
|||||
13
|
|||||
volgende vergadering. Op 12 december werd er dus weer gestemd
en ook toen was de uitslag 8-8. Omdat het voorstel van bm-gemeester en wethouders verworpen was,
diende de heer Figi, als raadslid, een voorstel in om aan het verzoek van de bewoners van de Steniaweg te voldoen. Het werd door de voorzitter in stemming gebracht en het was niet zo verwon- derüjk dat ook deze keer de stenmien staakten. Er bleef alleen één mogelijkheid over en dat was opnieuw stemmen over dit voorstel in de daaropvolgende vergadering. Dat was op 6 februari 1930. Door- dat mr G.A. Diepenhorst, die tijdens de vorige vergaderingen af- wezig was, zich nu bij de tegenstemmers voegde, werd de uitslag 8 vóór en 9 tegen; dus het bleef Steniaweg. Jammer voor de pension- houders van toen. lm de raadsvergadering van 31 juU 1931 - de laatste in de zittings-
periode 1927-1931 - werd afscheid genomen van twee prominente raadsleden. Dokter Bendien had zo'n drukke praktijk, dat hij nauwelijks meer aan het raadswerk toekwam en jhr F. van de Poll was inmiddels de 70 gepasseerd en had 34 jaar onafgebroken deel uitgemaakt van de gemeenteraad. Op 1 september 1931 trad de nieuwe raad aan, uitgebreid met 2
zetels omdat Zeist inmiddels ruimschoots het inwonertal van 20.000 overschreden had. De samensteUing was: S.D.A.P. 5, A.R. 4, C.H.(U.) 3, R.K. 2, Vrijheidsbond 3, S.G.P. 1 en Onpoütiek (J.H.M. Kotting) 1. Het aantal wethouders was met ingang van 1 september uitgebreid
van 2 tot 3 en het is duidelijk dat de S.D.A.P. als grootste partij belangstelling had voor een wethouderszetel. De tijd was daarvoor blijkbaar nog niet rijp, want achtereenvolgens werden tot wethouder verkozen de heren B. Balhuizen (A.R.), mr. F.A. Beunke (V.B.) en D. Meeuwenberg (C.H.U.). Er is in de begrotingsvergadering van december 1931 nog veel over gediscussieerd, maar het mocht niet baten. |
||||||
(Wordt vervolgd) L. Visser
|
||||||
14
|
||||||
Nieuws voor de contribuanten
Hieronder volgen nog enkele activiteiten van onze stichting. De
eerstvolgende tentoonstelling zal worden gehouden in de Zilverzaal van het Slot Zeist van 23 maart tot 20 mei over de geschiedenis van de Oude Kerk. Uit het archief van de Van de Poll-Stichting worden foto's, prenten, briefkaarten en enige voorwerpen getoond. Ook uit het bezit van de Hervormde Kerk wordt archiefinateriaal geëexposeerd. Wij attenderen u nog in dit verband op het boek "De Oude Kerk te Zeist", 4 delen, verschenen in de jaren 1974-1978, waarin de Oude Kerk en de naaste omgeving uitvoerig is beschreven door H.J. van Eekeren. De boeken over de Oude Kerk zijn nog verkrijgbaar bij de stichting. VanEif 2 juni is eveneens in de Zilverzaal de expositie over het huis
Heemstede te Houten te bezichtigen. In verband hiermede zal op vrijdag 1 juni 1990 de heer L. Wevers, student bouwkunde aan de Technische Universiteit te Delft, ter gelegenheid van de bovenver- melde opening een lezing houden over het huis Heemstede. Aan- vang 20.00 uur congreszolder Slot Zeist. Op 8 september (tevens Open Dag van de stichting en Monumen-
tendag) zal er in de Zilverzaal een tentoonstelling "Zeist en de Muziek" starten, welke tot eind november zal duren. |
||||||||||
Wat de excursies betreft, ligt het in ons voornemen in mei een
middagexcursie te organiseren naar Woerden en in de herfst even tueel een dagtocht naar Doesburg. Mededelingen hierover zullen binnenkort volgen. |
||||||||||
\ l.p^
|
||||||||||
"Hè
|
||||||||||
15
|
||||||||||
Zeist onder de slopershamer
Twee bekende winkelpemden aan de Emmastraat zijn in verband
met de uitvoering van de centrumplaimen gesloopt. Het eerst verdween "Metz Wcirenhuis" op nununer 4 in juni 1989 en in december 1989 werd het sigarenmagazijn "De Luifel", met het karakteristieke trapgeveltje, nummer 2c, gesloopt. Aan de overkant aan de Voorheuvel op nummer 23, stond een oud
winkelpand, waarin sinds 1953 Joop ten Have zijn kruidenierswinkel dreef. Het winkelpand werd eveneens in december 1989 gesloopt. |
|||||||
Kruidemeisvrinkel van Jcx>p ten Have aan de Vooilieuvel <idak voor de sloop
in december 1989 (foto J. Span) |
|||||||
16
|
|||||||
De winkel van Metz en het sigaxenmagazijn De Luifel aan de Emmastraat, 1989 (foto H. Wels)
|
|||
Merkwaardige zaken, mij bekend
Ditmaal een minder smakelijke milieu-affaire "In de twintiger jaren placht het Koninklijke Zeister Harmonie
Muziekgezelschap in de zomermaanden ééimiaal per maand, als ik het goed heb op een woensdagavond, in zijn muziektent in het Walkartpark te concerteren. De "Harmonie" was vanuit de tent in de tuin van hotel Schneider daarheen verplaatst wegens verkeerspro- blemen en datzelfde verkeerslawaai (vooral de knarsende tram des- tijds!) deed haar ook uit het park verdwijnen. Wij zien nu maar af van allerlei andere omstandigheden, die derge-
lijke openluchtconcerten ongimstig gingen beïnvloeden. Het gaat hier ook niet om de ongimstige beïnvloeding van het miüeu door lawaai. En het zij verre van ons om blaasmuziek in de avond als lawaai te kwalificeren. De "Alte Kameraden Marsch" is iets anders dan een knarsende tram. Neen: de zeister burgerij en wat zomergasten zaten aan tafeltjes in
het park, omringd door een grote scheire van minderbedeelden. Ze kregen hun consimipties, de kinderen meestal "Ranja met een rietje", vanuit de Oranjerie in het peirk. Nu kwam mijn vader, in die tijd gemeentearchitect en als zodanig "opperbaas" van de gemeenteUjke parken tot de ontstellende ontdekking dat de exploitant van deze openluchtverversingssalon voor het toebereiden van zijn limonades gebruik maakte van de in de Oranjerie aanwezige zogenaamde kie- belton, dat wil zeggen een vat van waaruit vloeibare mest over de diverse bloembedden werd verspreid. Ik geloof niet dat dit destijds aanleiding tot vragen in de gemeenteraad heeft geleid. Die tijd was daar nog niet rijp voor. De gemeenteUjke mestvaalt werd bijvoorbeeld ingericht aan de Blik-
kenburgerlaan op een van de Broedergemeente gepacht terrein, di- rect achter de huizen aan de Driebergseweg. Daar woonde onze oude huisdokter Kortlandt en wanneer hij met zijn huiu-koetsje voor- rijdend aan ons een professioneel bezoek bracht, zei hij wel eens dat het bij hem thuis niet zo prettig rook. Ook de zweminrichting |
|||||
18
|
|||||
aan de vaalt had zo zijn bezwaren. Wat verder stroomopwaarts loos-
den er riolen op en ook de koeien waren niet "stuben-rein". Het enkele ziektegeval van "WeiU" verschafte de huisarts (ƒ 5,- per
visite) weer wat werk. Vele huizen beschikten in die tijd nog over een pomp in de keuken. Men vond een dergehjke installatie van de buitenplaatsen tot in de daggelderswoningen. Dat het water zich direct naast de faecaliënjifvoer van de toiletten
bevond, gaf weinigen reden tot zorg. Wel onze scheidekundeleraar Van Zanten op het lyceum, die bij zijn lessen dit zeer beeldend tot uitdrukking placht te brengen. En om heel eerüjk te zijn: aanzetten tot verbetering waren er ongetwijfeld, maïir v£ui doorzetten was slechts hier en daar sprake. Sinds 1902 bestond voor Zeist en een aantal omhggende gemeenten
een gezondheidscommissie. Vóór 1927 loosden de zeister riolen op de Biltse en Zeister Grift en bij de sterk in acintal groeiende be- volking nam de vervuiling van de openbare wateren in de omtrek van de uitlozing- en de schippersloot (Lageweg/Slotvijver), Slotvij- vers, zwemplaats onrustbarend toe. In 1927 stelde het gemeentebe- stuur een afdoende verbetering in uitzicht, iets waarmee de gezond- heidscommissie erg gelukkig was: de uitlozing van het gemeenteriool zal worden verplaatst naar een terrein aan de Biltse Grift, beneden de Koppelsluis (mr Fr.A. Beunke, de gezondheidscommissie voor Zeist ca. 1902-1927, blz. 25). Daarmee zal de gemeente Zeist dan meer en de gemeente De Bilt (niet vertegenwoordigd in de gezond- heidscommissiel!) minder gelukkig zijn geweest. Tenslotte: de zeister bouwverordening van 1904 bevatte de bepaling,
dat alleen een bouwvergunning mocht worden verleend, wanneer het water door de gezondheidscommissie was goedgekeurd. Op pompen werd dus nog gerekend. Maar hoe stond het met de pompen van de bestaande bebouwing? J. Meerdink
|
|||||
19
|
|||||
Nieuwe contribuanten
De 20e jacirgang kunnen wij beginnen met het begroeten van 14
nieuwe contribuanten, te weten: mevrouw E. Bos-Zimmerman, Slotlaan 155/4
mevrouw E.G.M. Cremers, Prins Hendriklaan 31
mevrouw J.J. van Eek, Van Tetslaan 13 II
mevrouw G.M. van Eggelen, Tesselschadelaan 31
de heer M. van Ginkel, Ernst Casimirlaan 3
de heer N. Huisman, Steynlaan 25a
de heer J. van Kesteren, Schaerweijdelaan 164
de heer ir. D.E.M. Koopmans, Aima Paulownalaan 53
mevrouw E.J. van Loon, Nijenheim 7201
de heer T.G.S. Reitsma, Oranje Nassaulaan 44
mevrouw D. Schönau, Burg. Van Tuylllaan 52
de heer H.G. Smeerman, Enschede
de heer drs. J.G. Steenbeek, Krakelingweg 83
mevrouw Th.L. Swillens, Bilthoven.
"Zo lang de voorraad strekt" willen wij doorgaan met het beschik-
baar stellen van het Straatnamenboek van de heer L. Visser voor nieuwe contribuanten. Helpt u ook dit jaar weer mee onze stichting bij vrienden en familie aan te bevelen? Wij rekenen graag op u, dan doen wij als steeds ons best de stich-
ting zo aantrekkelijk mogelijk te maken. H. Wels, administrateiu"
|
||||||
De redactie wenst U vrolijke Paasdagen.
|
||||||
20
|
||||||
EEN ZEISTER VRIEND VAN VINCENT VAN GOGH ' ■'
de schilder Anthon van Rappard "Ik hoop dat ge er niet op tegen hebt ik u als een vriend beschouw
en gij zult van uw kant mij ook als zoodanig beschouwen. En ik voor mij geloof dat gij 't met mij eens zult zijn als ik eene vriend- schap beschouw als moetende zijn een actie en niet een gevoelen alleen ....." "Weet ge waar ik wel eens zeer naar verlangen kan? Het
is naar uw ateUer eens te zien. En dat niet alleen, maar ook zoo
het territoir waar ge gewoonlijk wandelt en scharrelt om motieven te zoeken. Er zijn zeker in Utrecht ook wel mooie hoJ^^s en ste- gen". Zo schreef Vincent van Gogh tussen februari en maart 1883 aan
zijn vriend Anthon van Rappard, kunstschilder als hij en geest- verwant van hem. De bescheiden aristocraat en de domineeszoon, beiden door hun kimst gedreven. Een kunst die in de tweede helft van de 19e eeuw nauw aan de sociale problematiek raakte. Vincent noch Anthon verkochten een noemenswaard aantal van hun schilde- rijen. Voor Vincent die zich - gedreven als hij was - wel in de laatste plaats om de mogelijke verkoop van zijn werk bekommerde, betekende dit meer dan voor Van Rappard, een welgesteld man, bij wie van uit een andere invalshoek evenmin de verkoop voorop stond. Misschien kon hij om welke reden dan ook moeiHjk van zijn werk scheiden. Hoe dit ook zij, het is een feit dat het werk van Van Rappard in particuüer bezit vrij zeldzaam is. Wie was deze man aan wie Vincent (maart-april 1883) schreef: "In alles ..... van u
stel ik belang en zie er iets van of hoor ervan met sympathie, of ze
al dan niet naar een expositie gaan is iets wat ze evenmin schelen kan als wat voor soort lijst ge er om hebt gedaan. Nu adieu schrijf weer eens spoedig". Anthon werd 15 mei 1858 in Zeist geboren als derde kind van jhr
mr Frans Alexander Lodewijk ridder van Rappard en Suzanna Adriana Carolina Lantsheer. Het geslacht Van Rappard zou volgens de overlevering tot de Zwitserse oeradel hebben behoord, maar heeft zich in de loop der eeuwen langs de Rijn naar het noorden |
|||||
21
|
|||||
verplaatst. Met de titel "Edle von" verwierven ze de rijks- en
Beierse (Kurpfalzische) adeldom en op het einde der 18e eeuw vinden wij ze in Pruisische dienst aan de grens van Nederland. De overgrootvader van de schilder, Carel Paul George werd in 1749 te Kleef geboren, was advocaat in Emmerik, Pruisisch richter over Zevenaar, Huissen en De Lijmers (vöör 1815 behoorden deze gebie- den tot Pruisen) en laatste proost van het kapittel van St Marie te Utrecht. Hij overleed te Utrecht in 1825. Inmiddels was het geslacht Van Rappard met de titel "ridder" bij de Nederlandse adel ingelijfd. Zijn zoon Frans Alexander, in 1793 te Utrecht geboren en daar in 1867 overleden, was onder andere secretaris-generaal van het Depar- tement van Oorlog. De vader van onze schilder, Frans Alexander Lodewijk, was het vierde kind van deze secretaris-generaïd. Hij zag in 1828 in Den Haag het levensHcht, maar trok al gauw naar het Utrechtse. Het grootste deel van zijn leven woonde hij in onze provincie en dan deels in de stad, deels in Zeist. In Zeist gaf hij zijn kracht ook aan het bestuur der gemeente. Later werd hij com- mies-chartermeester van het oud Provinciaal Archief in Utrecht. In 1853 trouwde hij te Middelburg Suzanna Adriana Carolina Lants- heer (1832-1902). Het echtpaar had vier kinderen, waarvan de oudste twee, Frans Alexander Johan Frederik (1854-1923) en Hen- riëtte Maria Elisabeth (1856-1874) in Den Haag en de jongste twee, de schilder Anthon Gerhard Alexander (1858-1892) en WUhelmina Elisabeth (1861-1934) te Zeist geboren waren. De familie Van Rappard heeft te Zeist op verschillende adressen gewoond. In het midden der 19e eeuw waren de nieuwe buitenplaatsen langs Utrechtse- en Driebergseweg door de diverse patricische families, voornameHjk uit de grote steden in het westen afkomstig, bewoond. De rijke geldaristocratie uit Amsterdam (Voombergh, Labouchere, Van Loon) gaf daarbij de toon aan. De aristocratische Van Rap- pards beschikten niet over die overvloedige middelen, maar er waren nog voldoende herenhuizen in Zeist beschikbaar, waar ze zich op een aan hun stand waardige wijze konden vestigen. Langs de Utrechtseweg bijvoorbeeld kwam in de vijftiger jaren tussen Lom- merlust en de Montaubanstraat een aantal ruime behuizingen ge- reed. Bovendien waren er op de pleinen der Broedergemeente mo- gelijkheden. Sinds het midden der 19e eeuw woonden daar telkens |
|||||
22
|
|||||
patricische families, die ofschoon geen leden der gemeente, zich wel
als vrienden van haar beschouwden. Wij denken hier aan de in de tijd der Van Rappards op het Zusterplein wonende Van Leimeps; later op het Broederplein een andere Van Lennep, d'Ablaing van Giessenburg, Van der Mersch, enz. De grote huizen, in de 18e eeuw door doopsgezinde gemeenteleden neergezet, waren nog niet gesplitst en de Broedergemeente telde toen slechts enkele honder- den leden bij wie de middelen meestal niet zo rijkehjk vloeiden als bij hun voorvaderen in de 18e eeuw. Het echtpaar Van Rappard, ten tijde van de geboorte van him jongste kinderen in Zeist geves- tigd, woonde in de zestiger jaren in het middenhuis tussen de kerk en het huidige kerkehjk kantoor, Zusterplein 16. Daar moet onze schilder zijn kinderjaren hebben gesleten. Zijn middelbare schoolop- leiding ontving hij op de rijks-h.b.s. in Utrecht. Zou het gewaagd zijn te veronderstellen dat hij de lagere school voor jongens van de Broedergemeente heeft bezocht? Daar slechts registers van het j on- gensinternaat over de periode 1820-1880 beschikbaar zijn en omtrent externe leerlingen uit die periode niets werd bewaard, kunnen wij hierover niets met zekerheid zeggen, al is het om de volgende re- denen wel zeer waarschijnüjk: Anthon woonde praktisch tegenover de school, een school, die bovendien een wat wij nu een ehtair karakter zouden noemen, had. In het rondboogfronton van de in 1915 gebouwde nieuwe school op
de hoek van de Lageweg en de Nassau-Odijklaan stond niet voor niets: "Jonge Heerenschool der Evangelische Broedergemeente". Zeist was zelfs toen nog een dorp van heren, burgers, boeren, ar- beiders en daggelders. Strikt onderscheiden standen, kortom het deftige dorp van Johan de Meester, die zijn roman over de "zonde in het deftige dorp" in 1912 publiceerde. De jongensschool was door het gehele land bekend en het internaat
had zelfs vrij veel Engelse pupillen naast Nederlandse jongens van patricische herkomst. In dit verband is het wel merkwaardig om te vermelden dat aan het eind der zeventiger jaren Louis Charles de Boiu-bon internist op het Broederplein was. Het betreft hier een kleinzoon van Naundorff, die zich voor de ongelukkige dauphin. |
|||||
23
|
|||||
afb. 2 De jonge Johan de Meester, lezend
|
||||
24
|
||||
zoon van Lodewijk XVI uitgaf en eds zodanig door koning Willem
II door toekenning van de naam "De Bourbon" werd erkend. De hier vermelde pupU werd 1865 te Arnhem geboren en vertrok in 1879 naar Delft. Deze kleine uitweiding moge dienen om de waar- schijnlijkheid te onderlijnen dat de kleine jongen uit de protestantse famüie Van Rappard zeker niet de "burgerlijke" dorpsschool, maar wel het Broedergemeente-Instituut zal hebben bezocht. Aan het eind der zestiger jaren is de famüie verhuisd. Ze woonde 1868-1869 in een der nieuwgebouwde herenhuizen aan de Utrechtseweg tussen Lommerlust en de Oude Kerk (nrs 127-133). In het midden der ja- ren zeventig treffen wij haar aan, wonend op de Kriillelaan (het ge- deelte tussen Woudenbergseweg en WUhelminalaan, waar toen slechts één herenhuis vrijwel in het bos stond, een pand dat in 1905 als nr 24 genummerd was). En tenslotte aan de Ie Hogeweg (in 1905 m 25), de villa "Boschzigt" ter hoogte van de tegenwoordige City-bioscoop. In 1879 heeft de fcimilie Van Rappard Zeist definitief voor Utrecht verwisseld. Ook als Zeister ingezetenen hebben ze trouwens frequent in Utrecht vertoefd. Tot zijn 18e jaar heeft de schilder evenwel zonder enige twijfel zijn pied a terre in Zeist ge- had. Ook nog in de tijd toen hij, na de lagere school, in 1872 de rijks-h.b.s. in Utrecht ging bezoeken. Hij volgde het onderwijs daar tot 1876 en zal dus geen einddiploma hebben behaald. De oude heer Van ^Rappard was jurist en ook uit dien hoofde een
waardevol gemeentesecretaris en -ontvanger van Zeist. Hij is dat trouwens slechts van 17 mei 1861 tot 11 juni 1863 geweest. De ambteUjke jaren werden nog door het lidmaatschap van de gemeen- teraad gedurende enige tijd (4 april 1865-23 juni 1866) gevolgd. Wij vinden Van Rappard in de Weekbode van 22 maart 1865 als kandi- daat voor de gemeenteraad aanbevolen als: "een man die bij onaf- hankehjkheid en zelfstandigheid, kimde en geschiktheid voegt". Fraai 19e eeuws proza zonder twijfel. Een jaar later verlaat hij de Raad alweer en heeft mijn overgrootvader G. Meerdink de eer om als zijn opvolger te worden aanbevolen. Dat was dan een Raad, die uit de plaatselijke adel (c.q. buitenplaatsbezitters), een Broedergemeen- te-notabel en enkele "burgers" bestond. Vader Van Rappard was een kimstzinnig en ook zachtzinnig man, die ook zeer in geschiede- |
||||||
K
|
||||||
25
|
||||||
nis was geïnteresseerd. Niet voor niets ging hij naar Utrecht om
daar archivaris van de provincie te worden. Nu zouden wij hem rijksarchivaris in de provincie noemen. Verder genoot hij van de natuur, hetgeen ook in de "trektochten", die hij met zijn zoon door Noord-Holland en op Texel maakte tot uittag kwam. Het gezin Van Rappard moet in Utrecht een opgewekt leven heb-
ben geleid. De kinderen werkten mee aan een Uterair-humoristisch weekblad, orgaan van het amateurtoneelgezelschap Thaüa. De aan- staande schilder Anthon zat in de redactie. In de zomer van 1876 reist hij met zijn vriend Johan de Meester door Zuid-Duitsland tussen Baden-Baden en Schafïhausen. In datzelfde jaar ook gelukt het hem van zijn vader toestemming te krijgen toelatingsexamen te doen voor de Rijksacademie te Amsterdam. Hij vermeldt daarbij dat hij particulier leerling is van de Utrechtse schilder A.E. Grolman. Toegelaten verhuist hij van Utrecht naar de Vijzelstraat in Amster- dam. Johan de Meester had Van Rappard in Zeist ontmoet. Hij woonde
daar met zijn moeder, zijn twee broers en een zuster tussen 1869 en 1875. In die jaren was Johan 9-15 jaar oud en Van Rappard tussen 11 en 17 jaar. Mevrouw De Meester en haar kinderen be- woonde een huis naast de Oude Kerk en de Van Rappards hebben dicht bij die kerk aan de Utrechtseweg gewoond. Zeer waarschijnlijk waren de beide artiesten in de dop al schoolvriendjes, in elk geval gedurende korte tijd bijna buren. Tijdens him trektocht door het Zwarte Woud worstelde de jonge Van Rappard met het probleem of hij in zijn verdere leven een roeping als schilder zou volgen dan wel een marineloopbaan - een wens van zijn vader, waar hij zelf ook niet onverschillig tegenover stond - zou kiezen. Vader en zoon werden het er tenslotte over eens dat een kunstenaarsloopbaan, ge- geven Anthon's gaven en voorkeur, aangewezen was. Het gezin was toen al permanent in Utrecht gevestigd. Heeft Van Rappard in Zeist iets getekend of geschilderd dat voor
ons topografisch of om een andere reden interessant is? In 1876 besloot de gemeenteraad de nog in het raadhuis aanwezige straf- |
|||||
26
|
|||||
afb. 3 Uit Zeist afkomstige stcafweiüuigen, thans in het Rijksmuseum Gevangenpooit te Den Haag
|
|||||
afb. 4 Schaciwejrde
|
||||
28
|
||||
werktuigen uit een grijs verleden aan het Rijk ter plaatsing in het
museimi van de Gevangenpoort in Den Haag ten geschenke te ge- ven. Vader Van Rappard had, wij zagen het hierboven, nauwe ban- den met het gemeentebestum en Van Rappard jr maakte van die gruwzame instrumenten (waaronder een radbraakwerktuig) een teke- ning, thans in het gemeentearchief, voor ze naar Den Haag werden verzonden. Tussen 1875 en 1879 vervaardigde hij een afbeelding van het buiten
Schaerweyde aan de Utrechtseweg. Het huis was te identificeren op grond van een üthografie in P.J. Lutgers, Gezigten in de omstreken van Utrecht (1869). Een mooie portrettekening van de jonge Johan de Meester lezend bevindt zich in het rijksprentenkabinet. De Van Rappards hebben nu definitief Zeist verlaten en Anthon
studeert en werkt van 1876 tot 1879 te Amsterdam aan de acade- mie, maar büjft met Johan de Meester verbonden. Toen de jonge De Meester, die schrijver en dichter wilde zijn, vnjsgeer zelfs en verkondiger van een pessimistische levensleer, om den brode het beroep van journalist koos, werd hij daartegen door zijn vriend Anthon gewaarschuwd. En terecht: als Uterator bleek Johan later nooit een zoeker naar louter schoonheid te zijn, maar streefde hij naar menseüjkheid en levensbegrip, naar ievensgewaarwording. De Meester was bezeten van een hartstochtelijke waarheidsdrang met een sociaal mededogen en een sociale kritiek in de ondergrond. Hoe zeer kan dit alles ook gezegd worden van Anthon's latere vriend en kimstbroeder Vincent van Gogh. Intussen was het wel zo dat de oude heer Van Rappard de zoon
bij zijn opleiding te Amsterdam stimuleerde, daarbij hopend dat hij een kunstschilder van naam zou worden. Daar zag het ook wel naar uit, want Anthon wordt herhaaldeUjk vermeld als een der begaafdste leerllingen van de betrokken afdeling. Toch beëindigde hij zijn op- leiding te Amsterdam al in maart 1879 om in mei-juni van dat jaar een studiereis naar België te maken. Evenals tijdens zijn reis door het Zwarte Woud vulde hij in België een schetsboek met tekenin- gen. In augustus vinden wij hem in Voorst (Gelderland) op bezoek |
|||||
29
|
|||||
bij Johan de Meester. Ergens steekt er iets rusteloos in de jonge
ridder, want ia oktober gaat hij al weer naïu' Parijs en wordt leer- ling op het ateHer van J.L. Gerome (1824-1904), een historieschilder, die zich vooral op taferelen uit de klassieke oudheid en op oosterse scènes toelegde. Van Rappard leerde daar vooral op accurate aca- demische wijze naar het model te tekenen. Erg gelukkig was hij overigens te Parijs, waar hij tot april 1880 bleef, niet. De betekenis van dat verbüjf Ugt voor ons bij uitstek in zijn ontmoeting met Theo van Gogh tijdens een bezoek aan de Galerie van Goupil aan de Boulevard Montmartre. Theo was in die tijd daar werkzaam. Na een kort verbhjf in Brussel vinden wij Anthon weer in Utrecht. Hij wordt hd van het Genootschap KunstUefde, waarin Utrechtse beel- dende kunstenaars zich hadden verenigd en werkt in Utrecht en Loosdrecht. Maar in september is hij alweer in Brussel, laat zich in- schrijven in de Académie des Beaux Arts in de "classe peinture nature" en betrekt er een atelier. Het is in deze periode dat het contact tussen Van Rappard en Vincent van Gogh ontstaat. Zwaar gedesillusioneerd kwam deze laatste uit de mijnstreek van de
Borinage, waar hij als evangehst had trachten te werken, naar Brussel. Hij was ervan overtuigd dat hij zich alleen als schilder zou kunnen waar maken. Dat daar zijn ware roeping als mens en kim- stenaar lag. Het was Theo van Gogh, die zijn broer op Van Rap- pard als verwante geest opmerkzaam maakte. Van Rappard stond Vincent toe dagelijks op zijn atelier te komen werken. Er ontstond een wederkerige bewondering en vriendschap, die vijf jaar duurde. Na Vincent's dood schreef Van Rappard aan zijn moeder: "Ik her-
inner me, als ware het gisteren gebeurd, het ogenblik van onze eerste ontmoeting in Brussel, toen hij 's morgens om 9 uur mijn kamer binnenkwam. Hoe wij in het begin niet erg goed met elkaar konden opschieten, maar des te beter toen wij een paar keer samen hadden gewerkt". "Wij hebben met elkaar gemeen dat wij onze motieven zoeken in 't hart van het volk", schreef Vincent aan Anthon in een van de vele brieven, die zij in die periode met elkaar wisselden. En inderdaad, deze in welvaart opgegroeide jonker was gelukkig zich op te sluiten in de bedomptheid van Brabantse |
|||||
30
|
|||||
weversstuipen en schilderde met Uefde het zwoegen van arbeiders
op steenfabrieken. Hij streefde ernaar dit alles fel en expressief tot uiting te brengen. Daarbij bleef hij toch wel meer dan Vincent bin- nen academische grenzen. Vincent was nu eenmaal één en al emotie en een artiest, die alleen aan zijn eigen innerhjke wetten gehoor- zaamde. Een baanbreker, die misschien zonder het zelf te beseffen de grote picturale vernieuwer werd. Van Rappard had een beschei- den, fijnere structuur, maar was toch op dezelfde toon gestemd als Vincent. Hij stelde nu eenmaal grenzen, die de emders geaarde Vincent niet kende. Wel mogen wij van Van Rappard zeggen, dat hij een der eersten, zo niet de enige was, die in de tachtiger jaren ia Vincent's xiitzonderlijk talent geloofde. Theo dan uitgezonderd. In een brief aan Theo van 1 november 1880 vermeldt Vincent Van
Rappard voor het eerst. De twee kunstenaars hadden elkaar gevon- den. In het voorjaar van 1881 hebben ze regelmatig contact. Anthon gaat in mei naar Utrecht terug, maar logeert dan in juni enige we- ken bij de famihe Van Gogh in de pastorie te Etten. Beide schil- ders trekken daar met elkaar op, schilderen en tekenen. Inmiddels was Van Rappard in 1880 hd van Kunsthefde in Utrecht en in oktober 1881 van Arti et Amimictiae te Amsterdam geworden. Sinds mei 1881 woont hij bij zijn ouders in Utrecht en is Vincent naar Etten teruggekeerd. In die tijd ontstaat er tussen beide kunstenaars een drukke briefwisseling, waarvan helaas alleen de brieven vem Vincent aan Van Rappard bewaard gebleven zijn. (Ze werden in 1937 door de WereldbibUotheek uitgegeven en later opgenomen in de volledige editie van Vincent's brieven door de weduwe van Theo en haar zoon ir. V.W. van Gogh). Uit die brieven komen duidelijk de karakterverschillen der beide kunstenaars naar voren. Beiden zijn geïnteresseerd in Uthografieën uit Engelse en Franse geïllustreerde bladen (bijvoorbeeld Van Breton en Herkomer), die veelal een weergave zijn van het dageUjks leven van de sociaal minder bedeel- den. In de tachtiger jaren was het nog niet wel mogelijk foto's typografisch in tijdschriften te reproduceren en verschillende teke- naars werden voor werk van deze aard ingeschakeld. Anthon en Vincent legden portefexiilles met verzamelingen van dergelijke ütho's aan en wisselden exemplaren onderling uit. In him correspondentie |
|||||
31
|
|||||
spreken ze van het schilderachtige, het tekenachtige en uiten ze hun
bewondering voor de desbetreffende kunstenaars. Met name Vincent ontleent er ook motieven voor zijn schilderijen aan. Van sociale bewogenheid blijkt uit him correspondentie eigerdijk weinig, hoewel de onderwerpen hen bijzonder interesseren. Ze vragen ook voortdu- rend een oordeel over eikaars werk. Zo bijvoorbeeld in maart/aprü 1883: "Betreffende uw tegelschüders (Bedoeld wordt hier de tegelfa- briek Westraven, die destijds dicht bij de steenfabriek "Ruimzicht" gelegen was J.M.) - dat gij er weer aan bezig zijt hoorde ik met belangstelling - hoe het is en hoe het worden zal interesseert mij bijzonder. In aUes in verband tot dit schilderij of tot andere schilde- rijen van u stel ik belang en zie er iets van of hoor er van met sympathie. Of ze al dan niet naar een expositie gaan is iets wat me evenmin schelen kan als wat soort lijst ge er om hebt gedaan". Van Rappard was een bescheiden man, weinig zeker van zichzelf, bij buien depressief. Dit kan bijvoorbeeld ook büjken uit het feit dat hij zich in oktober 1886 nog eens bij de Rijksacademie te Amster- dam laat inschrijven. Ongetwijfeld hebben deze en dergelijke brieven van Vincent voor hem een belangrijke steim in de rug betekend. Maar ook Vincent zoekt raad: "Zoo ook warmeer ik bij u kom, ik kan niet verbergen ik voor mijzelf niet precies de toekomst heel helder zie en het twijfelachtig reken of ik zal kunnen doen wat ik mij voorstel te doen. Ik zoek dan ook een raad te schaffen met u om misschien wat licht te krijgen. Ik geloof gij een zeker oog op mijn werk hebt en uw oordeel in sommige gevallen mij van veel nut zou kunnen zijn om als ik bijvoorbeeld studies voor iets heb het tot een definitief geheel te vormen....... Juist omdat ik uw opinie
waardeer zoo is 't noodig ge ook mijn gedachten wat kent. En
neem ik genoeg bespiegelingskracht waarschijnlijk hebt om ook dan wanneer ge niet alles met me eens zoudt zijn, mijn zienswijze te kunnen begrijpen". ^^ , =.v Zo tasten beide kunstenaars als goede vrienden naar elkanders oor-
deel. Ze zijn zich bewust van him grote karakterologische tegenstel- lingen. Hun viiendschap houdt het evenwel uit, want in de diepere lagen van hun persoonlijkheid, in hun gemeenschappelijke belangstel- ling en ook in hun kunstenaarschap vinden ze iets van overeenstem- |
|||||
32
|
|||||
ming. Het verschil in maatschappelijke achtergrond is manifest, al
behoorde Vincent's famiüe toch wel tot de groep van "de dokter, de dominee en de notaris" om met Jan Greshoff te spreken (Liefdes- verklaring, Verzamelde gedichten, 1956). Maar niet alleen het niet overmatig grote standsverschil, het ouderüjk huis van Vincent en dat van de Van Rappards hadden uiteenlopende instellingen ten opzich- te van het kunstenaeirschap van respectieveUjk de oudste (Vincent) en de jongste (Anthon) zoon. De oude heer Van Rappard werd in 1882 voorzitter van KunstHefde te Utrecht en was met het beroep van zijn zoon als kunstschilder ingenomen, steunde hem ideëel en materieel. Anthon zelf wordt bij de oprichting van de Utrechtse Kunstkring ia 1883 haar eerste secretaris. Vincent had erg te lijden onder de weerstand van zijn familie tegen
zijn roeping als kimstenaar. Zijn broer Theo vormde de gimstige uitzondering. Ten tijde van zijn verbUjf in Nuenen beklaagt hij zich daarover bij die broer: "De Van Rappards handelden verstandig, maar hier!!!" Beide vrienden deelden de overtuiging dat kunst een hoogst ernstige zaak was en in de jaren van hun vriendschap stelden ze de waarde van elkanders werk hoog. Vincent ging Van Rappard zelfs steeds hoger inschatten. Niettemin werd in 1885 him correspondentie door Vincent abrupt afgebroken. In september ontvangt Van Rappard de laatste brief. Anthon heeft eigenlijk nooit begrepen wat de oorzaak van die plotselinge breuk is geweest. Er waren wel eens perioden van een zekere verkoeling, maar onder aUe omstandigheden was hij zijn vriend trouw gebleven. Ook toen Vincent met de prostituee Sien Hoornik en haar kind in Den Haag samenleefde - iets dat toen velen, ook 'm zijn familie van hem ver- vreemdde - Het Van Rappard zijn vriend niet in de steek, zocht hem in Den Haag op. Vincent komt dan ook naar Utrecht. En zou- den beide vrienden niet in de omgeving van Zeist gewandeld heb- ben? Het eigenlijke conflict moet worden gezocht in de grote gevoe- ligheid yan Vincent ten aanzien van enige kritiek op zijn kimst en op zijn wdjze van werken. Ergens was deze man onberekenbaar. Op een bepaald ogenblik moet de kritiek van zijn vriend, hoe mild ook geuit, hem te veel zijn geworden. Jaren hadden ze echter eikaars kritiek niet alleen verdragen, maar er zelfs om gevraagd. Hoe dit |
|||||
33
|
|||||
-€
|
|||||||
S-
|
|||||||
I
I
|
|||||||
34
|
|||||||
ook zij, Vincent breekt met Van Rappard, verlaat Nederland en
vestigt zich in 1885 te Antwerpen. Laten wij eens bezien met welke schilderijen de kunstenaars zich in die laatste kritieke maanden bezig hielden en hoe ze daar over en weer over dachten. Het gaat dan om de Aardappeleters van Van Gogh en het in de
zomer van 1885 door Van Rappard geschilderde grote doek van de arbeiders op de steenfabriek Ruimzicht aan de Vaartse Rijn bij Jutphaas (dichtbij de hierboven vermelde tegelfabriek Westraven). Deze steenfabriek wjis eigendom van zijn neef Alexander Paul George van Rappard en in 1885 het Anthon een huisje op de steenplaats tot een atelier verbouwen, waar hij een aanted voorstu- dies tot dat schilderij vervaardigde. Zo'n voorstudie stuurde hij naar Vincent. Het was zijn plan dit schilderij, het grootste dat hij ooit schilderde, in te zenden op diverse verkooptentoonsteUingen. Sommi- ge voorstudies werden echter beter beoordeeld dan het uiteindeUjke resultaat (de figuren zouden daar wat onzeker in de ruimte staan, hun onderlinge verhouding wat onzeker zijn, Jacques Vis). Vincent vindt het motief mooi en heeft op de evenwichtige compositie niets tegen, maar brengt in zijn kritiek - en het was zijn laatste brief - naar voren dat het meisje, dat met een hark op de voorgrond bezig is, zijns ziens te veel domineert. Wat ze doet is meer bijzaak, niet essentieel. Hij vindt haar minder belangrijk op die plaats, ziet er liever een stenen sjouwende, krom lopende arbeider. Van Rappard heeft zich niet aan die opmerking gestoord. Hij bood het schilderij aan voor de prijs van vijftienhonderd gulden. Of hij dit bedrag er ook voor heeft gekregen, vermeldt de historie niet; wel weten wij dat het Centraal Museum te Utrecht het uit de boedel van "Ruim- zicht" heeft verworven voor de somma van zestig gulden en enkele dubbeltjes. Het verkeerde toen in deerUjk gehavende toestand. Iets anders ging het met de kritiek door Van Rappard uitgeoefend op een voorstudie, die Van Gogh voor de befaamde "Aardappeleters" had gemaakt. Vincent was woedend toen Anthon hem wees op tekenfouten in de üthografie van de aardappeleters, maar hield uiteindelijk in het schilderij wel zorgvuldig rekening met hetgeen Van Rappard hem had geschreven. Toch was het ongeluk geschied: de desbetreffende brief van Van Rappard aan Vincent is de enige. |
|||||
35
|
|||||
die van hem bewaard is gebleven en dat alleen omdat Van Gogh
hem in zijn woede aan de afzender terug zond. Daarna is dan al spoedig een eind gekomen aan de correspondentie en de vriend- schap tussen beide kunstenaars. Iets dat door Van Rappard steeds is betreurd. In wezen gaat het om een verschil in opvatting ten aanzien van. de techniek van tekenen en schilderen. Van Rappard hecht grote waarde aan een technisch accurate tekening, voelde zich in dat opzicht eigenHjk nooit volleerd. Vincent verfoeide academis- me. Het is werkeUjk een wonder dat beide mensen zo lang zo goed met elkaar hebben kunnen omgaan. Gemakkeüjk was dat niet. Wij lezen in een brief, die Anthon op 12 januari 1891 aan zijn vriend, de schilder H.J. Haverman schreef: "Hij was niet gemakkeüjk om mee om te gaan. Weinigen konden het bij hem en zijn fanatieke heftigheid uithouden. Onze relatie duurde vijf jaeir en wanneer ik niet kalm gebleven was tijdens zijn uitbarstingen, zou ze het zolang niet hebben uitgehouden. Dat hevige, fanatieke karakter boezemde me meer ontzag dan vriendschap in, meer achting dan kameraad- schap ... Ons contact had iets benauwends voor mij, de bescheiden leerling van de academie". Een voorbeeld van him verschillende opvattingen vinden wij in Drenthe. Vincent zowel als Anthon hebben daar kortere of langere tijd gewerkt en het is in dit verband frappant om hun werkwijzen te vergeUjken. Er is nameüjk een tekening van een boerevrouw, die wol aan het haspelen is. Eenzelf- de onderwerp, eenzelfde vrouw. Bij Van Rappard een zorgvuldig uitgevoerde tekening, bij Van Gogh één brok emotie, een sterke mate van - om een Duitse term te gebruiken - "Einfühlen". Daarbij ziet de haspel in zijn behjning er wat onwaarschijrdijk uit. Anthon had dat apparaat zorgvuldig en accuraat op het papier gezet en begrijpt niet hoe Vincent dat zo "gebrekkig" kan uitvoeren. Bij Van Gogh dramatiseert de hchtval door het links geplaatste raam de arbeid van de vrouw, Van Rappard heeft het raam rechts geplaatst en de vrouw bhjft in de schaduw. Ondanks dergehjke verschillen in opvatting doet Anthon Vincent het voorstel zijn werk op een tentoonstelling van het Utrechtse genootschap KunstUefde in te zenden en voegt daarbij een eerste, wat timide poging om werk van hem door bemiddeling van zijn oom Lantsheer te verkopen. |
|||||
36
|
|||||
De breuk van eind 1885 bracht dit alles tot een einde. Maar ook
afgezien daarvan, beide kunstenaars hadden nog slechts enkele jaren te leven. Na zijn dood bleef Vincent nog de onbekende, weinig ge- waardeerde kunstenaar, die hij ook tijdens zijn leven was geweest. Slechts enkelen hadden zijn ware betekenis bevroed, daaronder Anthon van Rappard. Van Rappard's eindere grote vriend en dit- maal een vriend voor het leven, de Uterator Johan de Meester, ook iemand die al vroegtijdig de betekenis van Vincent begreep, schreef in een warm, bewonderend herdenkingsartikel (januari 1891): "Thans staat het werk dat hij naüet in een leege kamer bijeen en nu en dan wordt er iets van gezonden naar de onpopulaire tentoonstellin- gen van "jongeren", maar verder hoort men er niet van. Zelfs is het niet waarschijnlijk, dat men ooit veel van de kimst van Vincent van Gogh zal hooren". Na honderd jaren denkt de goegemeente daar wel anders over. Twee gewezen Zeistenaren waren in ieder geval hun tijdgenoten in de waardering voor Van Gogh ver vooruit. Terug naar Anthon van Rappard. Behalve Vincent had hij ook ver-
schillende andere, meest vooruitstrevende schilders tot vriend. Wij noemen H.J. Haverman en Willem Wenckebach. En tot november 1886 bleef hij bij zijn ouders te Utrecht wonen, waar hij ook zijn atelier imichtte. Als steeds weinig zeker van zichzelf keerde hij in 1886 naar de Academie te Amsterdam terug, destijds onder de aimabele directie van August Allebé. Het is mogeüjk dat de misluk- kiug van zijn schilderij met arbeiders op de steenfabriek Ruimzicht hem tot deze stap bewoog. In ieder geval ontvang een aantal van Nederlands beste impressionistische schilders - al mogen wij Van Rappard zeker geen impressionist noemen - destijds Allebé's leiding. Ook George Hendrik Breitner liet zich in 1886 opnieuw inschrijven. Zijn lidmaatschap van KunstUefde zegt hij in dat jaar op uit protest tegen het afwijzen van een verzoek om de mogelijkheid tot tekenen naar naakt model te openen. Zo conformistisch en meegaand was hij dus bepaald niet. In 1887, het jaar dat hij aan de Academie nog lessen nam, kwam hij wel geregeld naar Utrecht, was daar lid van het vroUjke gezelschap van de, in 1884 mede door hem opgerichte "schaaldierenclub" (what is in name!), een club van kunstenaars, uitsluitend ten behoeve van onderling gezeUig verkeer. Daar ont- |
|||||
37
|
|||||
afb. 6 Wolliaspelende vrouw (Anthon van Rappard)
|
||||
38
|
||||
afl>. 7 Wolhaspelende vrouw (Vmcent van Gogji)
|
||||
39
|
||||
afb. 8 Weiiplaats met blinde boistelmakeis
|
|||
40
|
|||
moette hij ook zijn vriend Wenckebach, schilder en tekenaar, onder
andere van vele Amsterdamse stadsgezichten. Zelf bleef Van Rap- pard vooral belangstellen in de arbeidende mens: arbeiders, bezig in fabrieken, invaliden in hun povere emplooi. Prachtig is bijvoorbeeld de tekening van de blinde borstelmakers aan het werk. Treffend is de uitdrukking van de blinde koppen en het tastende werk van hun handen. In 1883 had hij daar al studies van gemaakt en Van Gogh roemt de koppen als "uitmimtend" en "superbe". In 1888 verlaat Anthon Amsterdam en aan het eind van het jaar staat hij als hd van Pulchri Studio in Den Haag ingeschreven. Dan trouwt hij, bijna 33 jaar oud, in maart 1889 met zijn nicht Henriëtte EHsabeth Camp del Campo (1854-1910) en verhuist in april van dat jaar naar de boerderij Sinneveld te Santpoort bij Haarlem. EHsabeth was een dochter van zijn vaders zuster Maria Aima Ehsabeth van Rappard (1823-1879) en Hermanus del Campo genaamd Camp (1815-1899), luitenant-kolonel der cavalerie. In Haarlem sluit hij zich aan bij het genootschap "Kunst zij ons doel", altijd bezig om zijn techniek en stijl nog te verbeteren. Er hjkt dan een keerpunt te komen in zijn kunstopvatting. Licht en kleur dunken hem nu vooral belangrijk. Als steeds zoekt hij toch nog zijn inspiratie bij arbeiders in fabrieken en werkplaatsen. Daartoe bezoekt hij geregeld de katoenververij Van de PoU in Haarlem. Zijn huwehjksreis had hem weer naar België ge- bracht. Hij hield vakantie in Herbeumont aan de Semois. Zijn aard verandert niet: nimmer met zichzelf voldaan en over zijn werk wei- nig spraakzaeun. In een ogenblik van neerslachtigheid, kort voor zijn dood, vroeg hij zelfs al zijn werk te verbranden, omdat hij het doel dat hem voor ogen stond niet had bereikt. Een lange wandeling langs het strand bij Santpoort in storm en
regen deed hem een longontsteking oplopen, waaraan hij een week later, op 21 maart 1892 overleed. Bescheiden en terughoudend als hij was konden zelfs zijn beste vrienden zijn oeuvre eerst na zijn dood volledig leren kennen. Zijn weduwe legateerde het aan zijn vriend Wenckebach, vanwaar een belangrijk gedeelte via het genoot- schap Kunstliefde in het Utrechtse Centraal Museum is terecht ge- komen. In het Rijks Prentenkabinet worden 70 tekeningen bewaard. Een andere schüder en vriend, H.J. Haverman, schreef in de N.R.C. |
|||||
41
|
|||||
van 24 november 1892 onder andere: "Behaagzucht was hem
vreemd, als alle egoïsme, zijn schilderen was geen mooidoen, het was getuigen: eerlijk wilde hij zeggen wat hij te zeggen had, volko- men waar, geen realisme, maar zoals de Franschen het zijn gaan noemen, veridieke kunst. Hij is, zoo niet de eerste, dan toch een der eersten onder onze moderne Hollanders geweest, die alleen streefde naar zuiver argelooze karakterteekening". Tot slot die Zeister vriend van het eerste uur Johan de Meester:
"Dat was Van Rappard's ideaal: in eerbied voor het menscheljk- schoonste, het gevoel, de grootst mogeHjke soberheid. De kieschheid - want wat is soberheid anders - kon hem stroef doen schijnen in den omgang". De Meester memoreert Van Rappard's "schoone hou- ding" tegenover Vincent, toen in de Haagse periode iedereen behal- ve zijn broer Theo, zich van hem afkeerde. Maar hij herinnert er tevens aan dat Anthon Vincent ook durfde te zeggen wat hem in diens werken een gevaar scheen. Jammer genoeg heeft De Meester bij een verhuizing in 1931 meer dan 70 brieven, waaronder sommige van meer dan 20 bladzijden, verbrand. Van him inhoud, van beteke- nis om karakter en opvattingen van de schilder nader te Ieren kennen, weten wij slechts iets doordat De Meester in de openings- rede bij een aan Van Rappard in 1931 te Utrecht gewijde tentoon- stelling er gebruik van maakte: "Geheel dit oeuvre is in "pijn" geboren. Vrijwel nooit was hij voldaan of schepte hij er behagen in". Het was voor Johan de Meester zijn laatste pubheke optreden. Hij overleed vrijwel onmiddeUijk na zijn voordracht. |
|||||||||
J. Meerdink
|
|||||||||
Bronnen
|
|||||||||
Voor het geslacht Van Rappard:
|
|||||||||
Gothaisches Genealogisches Taschenbuch der Briefadeligen
Haüser, 6e druk 1912, blz. 739-753
Nederland's Adelsboek 1950, 43e Jaargang, blz. 134-137
|
|||||||||
42
|
|||||||||
Voor de schilder jonkheer Anthon Gerard Alexander ridder van
Rappard: - Anthon van Rappard, his life and all his works 1974. Catalogus
Tentoonstelling Vincent van Gogh Museum (in het bijzonder de bijdragen van Jaap W. Brouwer en Jacques Vis) - Verzamelde brieven van Vincent van Gogh, uitgegeven door zijn
schoonzuster J. van Gogh-Bonger, januari 1914. Aangevuld en uitgebreid door dr ir V.W. van Gogh, 1953. 1974 Wereldbibüo- theek. Band II, deel 4 - Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek 1937, deel 10
- Pieter A. Scheen, Lexicon Nederlandse Beeldende Kunstenaars
1750-1950, herzien door P. Scheen 1981 - A.M. de Reuver, De theekoepel aan de Vaartse Rijn (over de
steenfabriek Ruimzicht). Maandblad Oud-Utrecht 62e jaargang, nr 6, blz. 61 - Inventaris van de papieren van de familie Vem Rappard. Ge-
meentearchief Utrecht, nr 67 - Inventaris Genootschap KunstHefde, Gemeentearchief Utrecht, nr
77 , - Gemeentearchief Zeist
- Rijksarchief Utrecht
- Archief scholen Evangeüsche Broedergemeente Zeist
Voor Johan de Meester, die in 1912 de roman "Z)e zonde in het
deftige dorp" (Zeist) schreef: - J. de Meester jr, Johan de Meester. Het Salamanderboek 1938,
blz. 105 - V.A.M. van der Burg, De zonde in het deftige dorp. Bulletin
Van de Poll-Stichting, maart 1984 Tentoonstelling "Van Rappard en Van Gogh"
Het Centraal Museum in Utrecht toont vaneif 18 mei 1990 schilde-
rijen, tekeningen en grafiek uit eigen bezit van Anthon van Rap- pard. Een groot deel van het oeuvre van Van Rappard (119 werken viit alle perioden) werd in 1935 aan het Centraal Museum geschon- |
|||||
43
|
|||||
ken. De belangrijkste werken worden samen met enkele vroege
schilderijen en tekeningen van Van Gogh in het Centraal Museum geëxposeerd. Openingstijden: dinsdag t/m zaterdag 10-17 uur, zon- en feestdagen
13-17 uur. NIEUWE CONTRIBUANTEN
In dit nummer begroeten wij 10 nieuwe begimstigers, te weten:
mevrouw G. Brandse, Waterigeweg 15 II
de heer G. v.d. Brink, JuUanalaan 13
mevrouw I. Goudswaard-Martin, Antonlaan 228
de heer P. van Hasselt, Lindenlaan 12
mevrouw H. Heerema, Arnhemse Bovenweg 12, flat 56
de heer D.E. Lamberts, Guido Gazellelaan 10
mevrouw A. van Seventer, Middellaan 14
de heer J. Verhage, Steniaweg 29
de heer J.W.F. Voogt, De Bilt
de heer ds J.A. Zeilstra, Utrecht
Nieuwe begunstigers ontvangen nog steeds het Straatnamenboek van
de heer L. Visser. Verleden jaar juni begroetten wij de 600-ste, wij naderen nu de
700-ste contribuant. Het gaat goed met de stichting. Hartehjk dank en hartelijk welkom. H. Wels, administrateur
|
||||||
Erratum
In het artikel "Merkwaardige zaken, mij bekend" van J. Meerdink in
het maartnummer komt in de eerste regel op bladzijde 19 een typefout voor. In plaats van "vaalt" moet daar "vaart" staan. |
||||||
44
|
||||||
"DE BOOM"-
Over de prachtige kastanjeboom welke nog steeds het noordoostelijk
gedeelte van het Zusterplein siert, zijn veel verhalen verteld. Daarbij was een aantal verklaringen over de merkwaardige a-symmetrische groei van de boom. Deze vertelsels werden soms zelfs door specia- listen gedaan, maar sloegen nergens op. Wonderüjk was daarbij dat zelden een verdere naspeuring plaats vond, terwijl bij de Evangeli- sche Broedergemeente een schat van gegevens te vinden is. Nu worden dus gegevens over "de Boom" gevraagd. En hier is het
antwoord. De kastanjeboom (aesculus hippocastanu) behoort tot één der 25 ondersoorten, wit bloeiend maar geen vrucht dragend. De boom is ongeveer honderd jaren oud en eenmaal gerestaureerd, na- meUjk in het jaar 1972. De plaatseUjke historie speelt een grote rol bij het geven van een
nadere verklaring over het leven van deze boom en de plaats waar deze staat, alsmede zijn bijzondere vorm. De Lageweg (kad. no. 121) was in 1880 nog geen eigendom van de
Evangelische Broedergemeente. In ca 1880 bouwde de aannemer/ pottebakker E.C. Martin daar het grote herenhuis (no 6, kad. no 124) met de terra-cotta (fayence) versieringen als woonhuis, met pal daarnaast een werkplaats met twee etages en twee grote pottebak- kersovens. Het huis had dus geen tuin. Dit gebrek werd opgelost door het huren van grond op het Zusterplein langs de sloot (kad. no 115) en met een brugje werd de zaak afgerond, op één ding na. Er moest ook nog een afscheiding komen van het gehuurde dat aan de zuidoostzijde grensde aan de daar ook gelegen tuin van het pand Lageweg 4 (kad. no 289), hoek Nassau-Odijklaan. Er werd een beu- kenhaag gepoot maar de afbakening moest duidehjk zijn en daarom werd op de erfscheiding aan de zuidwest zijde een boom gepoot. Daaruit is de tegenwoordige kastanje gegroeid. Dat is dus duidelijk, maar geeft geen verklaring voor de wonderüjke groei. Of toch wel. Want de takken van de snel groeiende kastanje namen het Hcht weg van de langzaam groeiende beukenhaag en dat mocht niet. Kort en |
|||||
45
|
|||||
Een opname van de kastanjeboom in de zomer van 1989 (foto J.W. Span)
|
|||||
46
|
|||||
goed, men snoeide de boom aan de zijde van de tuin op en aan de
pleinzijde niet. Hierdoor ontwikkelde de boom zich sterk naar één zijde. Wel kregen de wortels bij storm veel te verduren en begon de boom tussen de jaren 1960 en 1970 zichtbaar naar het zuiden te kantelen. Enige jaren later kreeg de boom een anker, maar dat kon niet beletten dat het gevaarte toch zo lang doorzakte en wel meer dan één meter, totdat de zware on- derste arm steim kreeg op de grond. Daarna is er weinig veranderd. De boom is goed gezond en bloeit ieder jaar prachtig. Het is te hopen dat deze bijzondere boom nog lange tijd het Zusterplein mag sieren. Dit is dus de geschiedenis van een boom weUce al veel bewondering
heeft gewekt en de oorzaak is geworden van veel vertelsels, maar nooit de juiste. Blijft nog de vraag: waar zijn de beukenhaaig en de tuinen geble-
ven? Het antwoord is: Lageweg 6 werd in het begin van deze eeuw aangekocht door de Broedergemeente en in de vijftiger jaren van deze eeuw werden de grote ovens welke in bouwvaUige houten schuren stonden (op de plaats tussen de drie bij elkaar staande kastanjes en de sloot (kad. no 129) gesloopt en werd in plaats van de tuinen een parkachtige aanleg gemaakt. Dit werd mede veroor- zaakt door de aankoop van Lageweg 4 (kad. no 289). De bruggetjes werden gesloopt. De plaats van het bruggetje achter
het pottebakkershuis is nog te vinden, want de oude gasleiding reikt daar nog over de sloot. De gesloopte schuren zijn te zien op een krijttekening welke in het kantoor van de rentmeester hangt, gete- kend door Martha Voullaire in het begin van deze eeuw. De bijgevoegde kadastrale tekeningen geven een duidelijk beeld van
de gang van zaken. De geschiedenis van de kastanjeboom is hiermede nog lang niet ten
einde. Gelukkig maar, dan kunnen ook de kinderen er nog van ge- nieten, zoals reeds lang. H.B. Arkes
|
|||||
47
|
|||||
48
|
|||
Huidige situatie
|
|||||
o
o
o*
i
|
||||||||||
8-
|
||||||||||
i
E?
|
||||||||||
50
|
||||||||||
DE GEMEENTERAAD (slot)
Verder waren er veel problemen, die ons in deze tijd niet onbekend
in de oren zullen klinken. De biu-gemeester opende de begrotingsvergadering van 17 december
1931 met de mededeling dat hij een Jobstijding moest brengen. Ter- wijl bij het indienen van de begroting voorgesteld was het aantal opcenten op de hoofdsom van de gemeentefondsbelasting van 19 op 24 te brengen, moest hij nu laten weten dat de toestand dusdanig verslechterd was, dat een verhoging tot 29 opcenten nodig bleek te zijn. Van het biu"gerlijk armbestuur was bericht ontvangen, dat bijna ƒ 20.000,-- meer nodig zou zijn dan op de begroting was uitgetrok- ken, terwijl het tekort over 1931 vermoedelijk met ƒ 175.000,-- zou stijgen. Het raadslid Kotting vroeg hoeveel de vermoedelijke korting voor
Zeist zou bedragen van de door minister De Geer in de vooruit- zicht gestelde korting op de uitkeringen uit het gemeentefonds. Een vraag waarop de voorzitter nog geen antwoord kon geven. Ook een niet onbekend geluid in onze dagen! Een ander brandpunt was de bestemming van de winst van het gas-
bedrijf. De voorzitter herinnerde erazm dat destijds besloten was om niet elk jaar over de verdeling van deze winst te twisten. Er was een compromis bereikt en wel zó, dat de helft in de gemeentekas zou worden gestort en de andere helft ter beschikking van de gas- fabriek zou worden gelaten. Toen dit compromis evenwel in 1931 door de moeilijke tijdsomstandigheden niet in stand kon worden gehouden, werd besloten voor één jaar 75% in de gemeentekas te storten. Omdat de tijdsomstandigheden inmiddels nog benarder ge- worden waren, werd nu voorgesteld de hele winst in de gemeente- kas te storten, met uitzondering van ƒ 10.000,-- welk bedrag ten goede zou komen aan het ovenfonds. De S.DA.P.-fractie maakte beswaar tegen het maken van hoge winsten, waardoor in feite een eenzijdige belïisting geheven werd, waaraan elke progressie ontbrak. |
|||||
51
|
|||||
De meerderheid van de raad voelde toch meer voor storting van de
algehele winst in de gemeentekas en aldus geschiedde. Andere hoogte- en dieptepunten komen wij tegen in de overigens
summiere nieuwjaarredes van de burgemeester. Op 14 januari 1932 keek burgemeester Van Tuyll van Serooskerken
over de gemeentegrens heen toen hij zei: "Toen ik een jaar geleden mijn nieuwjaarsrede uitsprak zei ik, dat de toon minder opgewekt zou zijn dan in vorige jaren. Er is echter geen aanleiding thans een opgewekter toon te laten horen. Integendeel! De politieke en econo- mische verwarring heeft overal zulke afmetingen aangenomen dat een wereldcatastrofe meer dan ooit gevreesd wordt. Alle hoop is thans gevestigd op de ontwapeningsconferentie. Als het "waar us dat de bewapening der wereld ongeveer ƒ 300.000.000,- per dag of meer dan 100 miljard gulden per jaar vordert, dan kan alleen een succes van deze conferentie het mensdom voor een totale ondergang behoeden... De sociale vraagstukken zullen ook dit jaar vele malen aan de orde
komen...." Op 26 januari 1933 zei hij, dat wat verleden jaar het meest de aan-
dacht in beslag nam, dit vermoedeUjk ook dit jaar weer zou zijn, namelijk de zorg voor de werklozen. Hij vervolgde: "Het gemeente- bestuur zal ook dit belang weer met alle kracht behartigen, voor zover dit met de financiële mogehjkheden overeen te brengen is. Deze laatste zijn echter niet onbegrensd. Na het bekend worden van het batig saldo ove 1931 werd door velen gezegd dat de gemeente in het geld kan zwemmen. Men moet zich evenwel die zwemimich- ting zo voorstellen, dat er een lek in de bodem is en dat wij - jils dat lek niet gestopt wordt - het volgend jaar het water tot de heupen hebben en een jaar daarna op het droge staan ...". Tenslotte een blik in de nieuwjaarsrede van 3 januari 1934, het
laatste jaar van de zittingsperiode 1931-1934.
"Wïmneer wij de huishouding der gemeente Zeist gediu-ende het vo-
|
|||||
52
|
|||||
rig jaar nagaan dan zijn de tekenen van een opleving nog zeer ge-
ring en het schijnt wel, dat wij vooreerst nog met tal van crisismoei- hjkheden zullen moeten rekenen. Bestrijding van de werkloosheid bhjft de grootste zorg van ons col-
lege. Aan werkverschaffing is in 1933 in totaal uitgegeven ƒ 114.695,--, waarvoor wij een grote verbetering van bestaande en aanleg van nieuwe wegen en plantsoenen in het Z^ister- en Kercke- bosch verkregen hebben, welke uitgaaf zo niet voor het heden dan toch in de toekomst als produktief beschouwd kan worden". "Er valt overigens enige verbetering in de werkloosheid te constate-
ren. Zo was in 1932 op 16 december het aantal werklozen 656, op 16 december 1933 waren er 514. Met zeer veel waardering wens ik het werk te vermelden dat het
comité, tot verschaffing van nuttige handenarbeid aan werklozen in de rechtervleugel van het Slot, bezig houdt en een bijzonder woord van hulde breng ik aan de heer Geijtenbeek, die dageUjks daaraan al zijn tijd en werkkracht ais leider geeft. Reeds velen hebben daarvan de zegeningen ondervonden en na enige tijd weer werk ge- vonden". Zo werd meer dan vijftig jaar geleden al zinvol gebruik gemaakt
van ons aller Slot. Op 3 september 1935 begon de gemeenteraad aan een nieuwe zit-
tingsperiode met hetzelfde aantal zetels, maar met een wat andere zetelverdeling. De S.D.A.P. kwam van 5 op 6 zetels. De A.R. van 4 op 3, maar
dat kwam omdat de heer F.H.C. Jansen met een aparte Hjst kwam; A.R. (Groen van Prinsterer), de C.H.U. bleef op 3 en de R.K.- partij op 2, de Vrijheidsbond ging van 3 naar 2, de S.G.P. behield de ene zetel en de heer D.F. Brandwijk kwam in de raad met 1 zetel namens de kiezers, die hem de gemeentebelangen heten behar- tigen. |
|||||
53
|
|||||
De 6 zetels Vcin de S.D.A.P. waren voldoende voor een wethouders-
zetel. Bij de wethoudersverkiezing werden achtereenvolgens gekozen de heren Balhuizen (A.R.), Beunke (V.B.) en Van Nieuwenhuizen (S.D.A.P.). Alleen oud-wethouder Meeuwenberg (C.H.U.) reageerde op de uitslag met de mededeling, dat het hem speet dat het poUtie- ke spook hem van zijn zetel had verjaagd, niet om zijn persoon maar om de zaak. Hij kondigde aan, dat hij het aldus samengestel- de college van burgemeester en wethouders zijn medewerking niet kon toezeggen, omdat het niet de politieke stromingen van de raad weergaf. Hierna konden de gebruikelijke benoemingen in commissies en be-
sturen worden afgewerkt en kon men zich gaan bezinnen op de problemen, die m de zittingsperiode 1935-1939 ter tafel zouden komen. In de raadsvergadering van 24 januari 1935 was op voorstel van de
burgemeester besloten aan een commissie van 6 raadsleden opgedra- gen burgemeester en wethouders te adviseren omtrent de aan het Slot te geven bestemming. In de raadsvergadering van 27 januari 1937 wees het raadslid G.F. Geijtenbeek erop dat in de afdelings- vergadering gevraagd was naar de eventuele plannen met het Slot. Burgemeester en wethouders gaven hierop een eigenaardig antwoord, aldus Geijtenbeek, wanneer zij melden dat zij hierover in correspon- dentie zijn met de Slotcommissie. Hij hoopt hieromtrent nog eens iets te vernemen. Het was een ijdele hoop, want noch in de zit- tingsperiode 1936/1939 noch in de volgende kwam het toegezegde advies aiin de orde. In de raadsvergadering van 31 maart 1938 kwam een heel ander
punt aan de orde, nameüjk het voorstel van de heren Scheps, Brandwijk, Van Hoogenhuijze en Jansen om de straatnaam "Boule- vard" te veranderen in "Dreef. De heer Scheps betoogde, niet bang te zijn voor vreemde woorden
die de taaischap verrijken, doch dat het dan woorden moeten zijn, die behoorlijk in de nederlandse taal zijn op te nemen en in het |
|||||
54'
|
|||||
bewustzijn van het nederlandse volk leven. In aüe nationaal voelende
kringen vindt men de naam "Boulevard" absurd. Taaipurisme is door spreker niet in het geding gebracht, aldus
Scheps, maar als uit Zeist brieven worden gezonden naar bijvoor- beeld Oostende, met als afzendadres daarop "Boulevard" te Zeist, dan voelt spreker dat als een aanval in de rug op een stcimverwant volk van 4 miljoen zielen, dat voor het behoud van zijn taal een strijd voert op leven en dood. Hij kan niet begrijpen hoe iemand, die nationaal voelt en denkt, voor handhaving van deze uitheemse naam kan zijn. Overigens heeft hij vaak geconstateerd, dat zij die in Nederland het hardst "Oranje boven" roepen, in België aan de 2ijde der Franskiljons staan. De heer Brandwijk zei dat hij naar zijn gevoel nog nooit zo dicht
bij de heer Scheps gestaan had dan nu. Het moet de raad toch iets te zeggen hebben, als een overtuigd sociaal-democraat als de heer Scheps zo spreekt. En dat "Boulevard" een vreemd woord is, blijkt wel hieruit dat iemand als de heer Beunke er een woordenboek bij heeft moeten halen om te weten wat deze naam eigenlijk betekent, aldus de heer Brandwijk. Het mocht allemaal niet baten. De belgische taalstrijd was bUjkbaar
niet zo belangrijk voor de zeister raadsleden, want het voorstel werd verworpen met 4 stemmen voor en 13 stemmen tegen. Op 11 januari 1939 keek de burgemeester in zijn nieuv^^aarsrede te-
rug op de afgelopen vier jaar. Twee factoren drukten in deze bijna vierjarige zittingsperiode van de
raad hun stempel op de huishouding der gemeente, namelijk die van de financiële aanpassing en die van de aanpassing aan de gevolgen van de sterke uitbreiding der gemeente, aldus de burgemeester. Op de raadsvergadering van 5 september 1939, waarin de nieuwe
raad aantrad, drukten heel andere factoren huji stempel. De oor- logsdreiging was heel duidelijk merkbaar. |
|||||
54a
|
|||||
Burgemeester Van Holthe tot Echten had op 27 juli tevoren om ge-
zondheidsredenen afscheid genomen van de raad en wethouder Beunke was door de Commissaris der Koningin aangewezen to waarnemend burgemeester van Zeist met ingang van 5 september 1939 tot het tijdstip, waarop de nieuwe wethouders in functie zouden zijn getreden. "De zifschuwelijke mogeUjkheid, waarvan H.M. de Koningin in haar
laatste radiorede repte, is verkeerd in een realiteit", aldus wethouder Beimke, "waarvan de volle afschuwelijkheid ons nog ontgaat, maar waarvan de raad in zijn werk daarvan de weerslag zal ondervinden". De stemming werd er binnen de raad ook niet beter op, toen de
S.DA.P. die met 5 in plaats van 6 zetels en Gemeentebelangen, die met 2 in plaats van 1 zetel in de gemeenteraad waren gekozen, bui- ten het wethoudersoverleg werden gehouden. Dat bleek onder ande- re andere bij de installatie van de nieuwe biu^gemeester, mr. WAJ. Visser. Het raadslid Louwerse (S.D.A.P.) zei, dat het niet aan de aandacht was ontsnapt, dat wethouder Beunke, toen hij de nieuwe burgemeester welkom heette, dit deed namens het college van bur- gemeester en wethouders. De tijd dat de raad in zulke zaken, on- geacht de politieke partijen, homogeen was is echter voorbij, aldus Louwerse. Hij trad evenwel de nieuwe burgemeester namens zijn fractie met grote welwillendheid tegemoet en sprak zijn vertrouwen uit op een aangename samenwerking. Zo begon burgemeester Visser aan een nieuwe zittingsperiode, die
geen twee jaar zou diuren. De laatste vergadering in de oorlogsjaren onder zijn leiding was op 24 juni 1941. In het verordeningsblad van 12 augustus 1941 werd onder no 152 de
achtste verordening van de rijkscommissaris voor het bezette neder- landse gebied betreffende bijzondere maatregelen op administratief gebied afgekondigd, waeirvan artikel 1, hd 1, luidde: "De werkzaam- heden van de gemeenteraden en van de provinciale staten blijven rusten, verkiezingen voor deze vertegenwoordigende lichamen vinden niet plaats". |
|||||
55
|
|||||
Daarmee was het emde gekomen azm het werk van de gemeente-
raad van Zeist en is tevens een eind gekomen aan een vleugje geschiedschrijving over onze vroede vaders (en moeders), die vaak gedurende vele jaren met al him vermogen de belangen der ge- meente hebben voorgestaan en bevorderd. L. Visser
|
||||||||||
^1
|
||||||||||
r
|
||||||||||
n
|
||||||||||
De gemeenteraad bij het afscheid van burgemeester jhr mr M.L. van Holthe tot
Echten op 27 juli 1939.
Zittend van links naar rechts de heren: Beunke, Modderman, Van Holthe tot Echten,
Dalhuizen en Van Nieuwenhuizen.
Staand: Van Kempen, Scheps, Van Griethuijzen, Van Meggelen, Smit, Brandwijk,
Jansen, Van Stralen, Van Tets van Goischalxoord, Geijtenbeek, Perquin, Barel, Van
Woerden, Van den Brink, Louwerse, Schuling, Meeuwenberg en Van Hoogenhuijze.
(foto collectie gemeentearchief Zeist)
|
||||||||||
56
|
||||||||||
De gemeenteraad bij het afscheid van burgemeester jhr mr M.L. van Holthe tot
Echten op 27 juli 1939.
Zittend van links naar rechts de heren: Beunke, Modderman, Van Holthe tot Echten,
Balhuizen en Van Nieuwenhuizen.
Staand: Van Kempen, Scheps, Van Griethuijzen, Van Meggelen, Smit, Brandwijk,
Jansen, Van Stralen, Van Tets van Goischalxoord, Geijtenbeek, Perquin, Barel, Van
Woerden, Van den Brink, Louwerse, Schuling, Meeuwenberg en Van Hoogenhuijze.
(foto collectie gemeentearchief Zeist)
|
|||||
56
|
|||||
AUSTERLITZ: HOE OUD?
De meeste historische verenigingen, werkgroepen, kringen of hoe ze
mogen heten, worstelen met het probleem: "Hoe oud is ons dorp, onze stad?". Om die vraag beantwoord te krijgen, worden vele uren besteed aan het doornemen van oud charters en andere middel- eeuwse akten en soms lukt het dan om min of meer exact de geboortedatum" vast te stellen. Hoewel .... meestal is het een in een document vastgelegd jaartal, maar of daarmee ook de echte ont- staansdatum bekend is, bUjft de vraag. In dit opzicht heeft de Historische Werkgroep Austerlitz geen enkel probleem: de maand juni van het jaar 1804 mag als het begin worden gezien van een samenleving, die al vrij spoedig onder de naam AusterUtz bekend werd. 185 Jaar dus. Maar dat wil niet zeggen, dat er niet iets ouders is te
ontdekken in onze omgeving. Uit de vondsten in de vorm van graf- heuvels, bijvoorbeeld bij Dijnselburg, de Stomperd in Soest, op de Leusderhei en aan de Treekweg kan worden afgeleid dat er al héél lang geleden mensen La deze omgeving rondtrokken. Een ander bewijs is het bestaan van eeuwenoude wegen, zoals de weg die door de boswachterij Austerlitz loopt voorlangs de bos- wachterswoning het "Witte Huis", in de richting van de Pyramide. Door vondsten aan weerszijden van deze weg is gebleken dat door- trekkende stammen hier overledenen hebben begraven. Ook andere sporen zijn nog waarneembaar. Bijvoorbeeld van de ijs- tijd, de periode dat een goed deel van Nederland was bedekt met ijs. De gletsjers, die zand voor zich uitschoven op hun langzame tocht vanuit het noorden naar deze omgeving. Dit zand vormde de voor onze omgeving zo karakteristieke stuwwallen, die eindigen ten zuiden van de weg Zeist-Rhenen. Op een gegeven moment is dat ijs weer gaan smelten en het smelt-
water zocht zich een weg naar lager gelegen gebieden, onderweg steentjes met zich meevoerend. Daar, waar het verval niet groot was, waren het rustige stroompjes en konden deze steentjes blijven liggen. Op talloze plaatsen in de bossen rond Austerhtz vinden wij |
|||||
57
|
|||||
De Leusderhcide met de pyramide van Austerlitz nog zonder de bossen die J.B. Stoop (1781-1856) en de
Beaufort's in de loop der 19de eeuw aanplantten. Schilderij door J. van Ravenswaay 1833. Part. coll. |
|||||
00
|
|||||
)$'l
|
|||||||
•♦»«,*»-«^.♦♦w*»*!*:
|
|||||||
De Leusderbeide met de pyiamide van Austerlitz nog zonder de bossen die J.B. Stoop (1781-18S6) en de
Beaufort's in de loop der 19de eeuw aanplantten. Schilderij door J. van Ravenswaay 1833. Part. coll. |
|||||||
58
|
|||||||
deze terug, zo maar op een wandelpad opeens een "verzameHng"
steentjes, meestal van min of meer glad oppervlak voorzien, zo ge- slepen door het voortstromende water. Terug naar de wegen in dit gebied. Die stelden weinig voor, meest-
al een min of meer verhard, maar bij tijden behoorlijk rul pad, bij regenval helemaal moeüijk begaanbaar. Soms handelswegen, soms sporen waarlangs de schapen trokken vanuit him stallen naar de heide, of waarlangs mensen een directe verbinding zochten naar een naburig dorp of stad. Talloze van deze sporen zijn er geweest op de heide die zich tot 200 jaar geleden uitstrekte tussen Zeist en Amersfoort. Talrijke sporen want in een ongedateerd handschrift *) van J.B.
Stoop (1781-1856), de Amsterdamse koopman en bankier, die in het bezit kwam van vrijwel geheel Austerlitz en het terrein dat nu door Staatsbosbeheer beheerd wordt, lezen wij: "De groote laan is begon- nen in 18.. (helaas niet ingevuld) ter vervanging van alle de diffe- rente Spooren over de heide loopende waarvan de meesten bijna geheel onbruikbaar waren." Dit handschrift is te plaatsen rond 1840. Over Stoop, de Grote Laan en emdere nu verdwenen namen wij, hopen vwj later te publiceren. R. Loenen
|
||||||||
*) Archief famihe De Beaufort, 1156-1976; inv. nr. 1755; R.A.U.
|
||||||||
TENTOONSTELLING "MUZIEK IN ZEIST"
Van 22 september tot half december is in de Zilverzaal van het Slot
de tentoonstelling "Muziek in Zeist" te bezichtigen. Deze tentoonstel- ling geeft voornamelijk een beeld van het Zeister muziekleven in deze eeuw. |
||||||||
59
|
||||||||
REKENING 1989
Ontvangsten Uitgaven
Saldo ( 610,OA) 1.035,35 Lezingen + verg.( 1.A2A,03) 1.958,55
Contr. (10.787,--) U.163,50 Admin. kosten ( 3.226,^5) 6.597,A8
Rente ( 1.910,67) 1.936,A8 Ass. + bel. ( 782,5A) 686,66
Subs. Zeist( 9.080, — ) 9.130,-- Drukkosten bul. ( 4.714,18) 5.498,54
Donaties ( 177,50) -,— Neg. rente 50,--
Terugg. belasting 830,-- huur ( 6.232,66) 6.307,76
Porti + div. 79,50 Inrichting Krs. 25.663,95
Subsidie D.M.V.St. 32.723,10 Vordering D.M.V.St. 7.059,15
Rente fonds P. ( 1.500,--) 1.500,--
Rente fonds E. ( 400,--) 400,--
Storting F.P. ( 2.000,--) 3.500,--
Storting F.E. ( 1.250,--) 500,--
_________ Saldo ( 1.035,35) 175,84
Totaal (22.565,21) 59.897,93 Totaal (22.565,21) 59.897,93
(De tussen haakjes geplaatste bedragen hebben betrekking op 1988).
In 1989 is de herinrichting van de kamers van de Van de Poli-Stichting in
het Slot te Zeist gereed gekomen. Daarvoor werd subsidie van De Monté VerLoren Stichting ontvangen. Aangezien er een bedrag van ƒ 7.059,15 teveel was binnengekomen en op 31 december 1989 nog niet terug gestort was, is dit zichtbaar gemaakt in de jaarcijfers. Dit verstoort echter het beeld van de jaarcijfers. De stijging van de totaaltelling over 1989 be- draagt feiteüjk ƒ 4.609,62 als deze wordt gecorrigeerd voor het bedrag van de subsidie voor de inrichting van de kamers. Wij komen dan op een totaaltelling van ƒ 27.174,83 (was over 1988 ƒ 22.565,21), hetgeen een reëler beeld geeft. Een verheugend feit is, dat de contributies fors zijn gestegen, dit betekent
echter ook hogere kosten, welke te zien zijn in de hogere drukkosten voor het bulletin. De noodzakelijk geworden automatisering van de dona- teursadministratie die in 1989 ter hand is genomen, brengt ook extra kosten met zich mee, deze alsmede de aanloopkosten vindt men terug in de hogere administratiekosten. Gaarne uit tk op deze plaats een woord van dank voor de grote inzet
van tal van vrijwilligers waardoor het functioneren en het werk van de Van de Poll-Stichting mogeHjk gemaakt wordt en waardoor ook mijn taak verlicht werd en wordt. C.E.G. ten Houte de Lange, penningmeester
|
|||||
60
|
|||||
JAARVERSLAG OVER 1989
In het verslagjaar vergaderde de Raad van Beheer op 21 februari,
terwijl het dageüjks bestuur tweemaal bijeen kwam en wel op 24 juli en 31 oktober. Ten aanzien van de samenstelling van onze Raad van Beheer mel-
den wij u het volgende. Tot ons leedwezen namen wij kennis van het overlijden van mevrouw zr C. Hille, die namens de Evangelische Broedergemeente zitting had in ons bestuur. Mevrouw EA. van de Poll-Witholt vond tot onze spijt de tijd gekomen afscheid te nemen van onze stichting. Wij denken dankbaar terug aan de grote belang- stelling die zowel zuster Hille als mevrouw Van de Poll gedurende een lange reeks van jaren als lid van onze Raad van Beheer steeds voor onze stichting hebben getoond. Nieuw benoemd werd mevrouw drs G.M.W. Ruitenberg, die wij in onze Raad van Beheer van harte welkom heten. Op 17 jimi hielden wij weder een "open dïig" die zeer vele geïnte-
resseerde bezoekers trok. Op die dag werd ook onze 600ste contri- buant verwelkomd. Hoewel 600 een goede vooruitgang betekent, is - wij zeiden dat reeds eerder - 1% van de 60.000 inwoners nog niet indrukwekkend. Wij roepen u nogmaals op in uw relatiekring nieu- we donateurs te werven. Er werden dit jaar twee lezingen georganiseerd, te weten in het Slot
op 23 mei door drs G.P. van Strien over de geschiedenis van het lOO-jarige gasbedrijf (zie ook onder "tentoonstellingen") en op 15 september in het Dorpshuis te Austerlitz door de heer H. Fokkens over (pre)historische vondsten in Austerlitz. Beide lezingen trokken een groot aantal belangstellenden. Een dag later, op 16 september, werd in aansluiting op de lezing een wandeling door Austerlitz ge- maakt. Het is verheugend dat ook uit het Austerlitzse deel van de Zeister bevolking de belangstelling voor onze geschiedenis toeneemt en omgekeerd. Excursies werden verder gehouden naar Arcen op 5 september en
op de 27ste van diezelfde maand naar de Langbroeker-Wetering. De exciirsies blijken steeds weer in een behoefte te voorzien. Ons bulletin "Seijst" kwam in 1989 weder viermaal uit. Wij prijzen |
|||||
61
|
|||||
ons gelukkig met een redactie die steeds weer zulke boeiende kopij
weet te (doen) schrijven. Van "De Straatnamen van Zeist" door onze heer L. Visser, ver-
scheen in 1989 een nieuwe bijgewerkte druk (zie ook onder "ten- toonsteUingen"). Wat betreft het archiefwerk en de beantwoording van vragen tijdens
de openstelling van onze kamer in het Slot op dinsdagochtend van 10.00 tot 12.00 uur, een en ander onder leiding van mevrouw drs. J.C. Mollen-Hengeveld, alsmede wat betreft onze tentoonstellingen in de ons ter beschikking gestelde ZUverzaal, verwijzen wij u naar het afzonderüjke jaarverslag van mevrouw Mollen, waarin ook de film- en diavoorstellingen door de heer H. Wels - die bovendien nog zo- veel meer voor ons doet - worden gememoreerd. Wij zijn allen die op enigerlei wijze aan onze activiteiten hebben meegewerkt, bijzonder erkentehjk, terwijl ook stelüg een woord van dank op zijn plaats is voor de pers, die steeds ruim aandacht schonk aan het werk van onze stichting. Tot slot spreken wij de hoop uit, dat wdj ook in 1990 zowel van u,
individuele begunstigers, als van de gemeente Zeist, weder de voor ons onontbeerUjke financiële steun mogen blijven ontvangen. I.D. Heyning, secretaris
VERSLAG VAN HET ARCHIEFWERK IN 1989
Ook dit jaar bracht verschillende veranderingen. De herinrichting
van de archiefkamer kwam gereed; nieuwe meubels verschenen, fraaie gordijnen en zongordijnen werden aangebracht, zoveel moge- üjk aangepast aan de bestaande omgeving. Het kostte moeite om met alles op tijd gereed te zijn voor de "open dag", welke op zaterdag 17 juni werd gehouden. Het was een succes; er kwam een belangstellend publiek en het 600ste lid werd door de secretaris feesteUjk gehuldigd. Het werk op het archief ging desondanks nor- maal door. Het aantal inlichtingen, dat in hoofdzaak op dinsdagmorgen wordt
gegeven, stijgt iets (ruim 200). Aan de persberichten werd dit jaar extra aandacht besteed. Dit was mogeüjk, omdat twee nieuwe |
|||||
62
|
|||||
medewerkers zich hebben gemeld, nameHjk de heren Stokmans en
Tijtgat. Mevrouw dr D.A. Bertoen-Brouwer nam het besluit niet meer aan
het archiefwerk deel te nemen; op deze plaats dank ik haar voor alles, wat zij in meer dan 10 jaar voor het archief gedaan heeft. Persoonlijk benadruk ik de uitstekende samenwerking, welke ik met haar had. Wij wensen haar het allerbeste. Voorts dank voor hun inzet aan aUe vaste medewerkers, in het bijzonder de heer Bardet; ook de heren Scharten en Visser voor hun bijdragen en adviezen. De tentoonsteUingen waren gewijd aan het 100-jarig gasbedrijf, aan "De straatnamen van Zeist" naar aanleiding van de herdruk van het boek met dezelfde titel van Leo Visser en daarna volgden "Oude tekeningen en gravures van het Slot", terwijl op 16 december "ZUver in Zeist" werd geopend. Zij vonden allen plaats in de Zilverzaal. Men toonde veel interesse. Regelmatig overleg met de Zeister Kunststichting zou mij gunstig
lijken. In het verslagjaar heeft de heer H. Wels üefst 19 film- en diavoor-
stellingen over oud-Zeist verzorgd voor diverse stichtingen, vereni- gingen, kerken, bedrijven enz. Deze vertoningen trekken steeds een zeer enthousiast pubhek en wij zijn dan ook bhj dat Henk Wels hiermede in 1990 op dezelfde manier doorgaat. , J.C. Mollen-Hengeveld
|
|||||||
OPROEP BELANGSTELLENDEN
Ter versterking van de lezingen- en excursiecommissie en de ten-
toonstellingscommissie zoekt het dageUjks bestuur personen die
medewerking wUlen verlenen aan de activiteiten van deze commis-
sies. Heeft u belangstelling, kom dan eens op dinsdagmorgen naar het
Slot, kamer van Van de Poll-Stichting, of neemt u contact op met onze secretaris. |
|||||||
63
|
|||||||
CONTRIBUTIES
Hartehjk dank dat zo velen zo snel gereageerd hebben en de
contributie overmaakten. Verheugend is het ook dat het gemiddelde van de contributie hoger wordt. Van slechts ongeveer veertig begimstigers kregen wij nog geen
reactie, wilt u nog even overmaken? Het spaart ons veel werk en onnodige kosten. NIEUWE CONTRIBUANTEN
Wij begroeten in het 2e kwartaal 1990 als nieuwe contribucmten:
1. mevrouw M. van Arkel-Gerhngs, Laan van Rijnwijk 1
2. de heer mr. R. Barendsen, Zoelen
3. de heer D. van Barneveld, Chopinlaan 2
4. de heer A.J.A.M. Lisman, Nieuwersluis.
De vier nieuwe begunstigers hartehjk welkom! Helaas moesten vwj
van vijf contribuanten afscheid nemen. Voor het eerst sedert lange tijd een nadelig saldo. Met het nieuwe winterseizoen hopen wij de groei er weer in te
krijgen. Was het aantal begunstigers jarenlang maximaal 400, sedert een jaar is dit aantal boven de 600. Door dit grotere aantal begun- stigers kon ook het aantal activiteiten groeien. Er zijn zoveel plan- nen, zoveel voornemens, dat wij erop rekenen dat er weer een forse groei komt. U rekent op ons, mogen wij ook op u rekenen?
Hartelijk dank,
H. Wels, administrateur
|
|||||
64
|
|||||
WACHTERS AAN HET WATER
de Nieuwe Hollandse Waterlinie Door de eeuwen heen hebben de Nederlanders zich beschermd
door gebruik te maken van het water. Kastelen werden voorzien van slotgrachten en rondom steden legde men grachten en singels aan. Nergens in ons land heeft water echter zo'n belangrijke defensieve rol gespeeld als in de Hollandse Waterlinie. De eerste grote onderwaterzettingen of inundaties komen voor in
het eind van de zestiende eeuw. De Spaanse belegeraars van Alkmaar gaven het beleg voor de stad op, omdat het Hollandse leger de dijken dreigde door te steken. Ook bij de inname van Den Briel door de Watergeuzen in 1572 en het ontzet van Leiden in 1574 werd gebruik gemaakt van inundaties. Deze verdedigingswijze was echter steeds bestemd voor een enkele stad. In 1589 ontvouwt Prins Maurits zijn plaimen voor een optimaal gebrxiik van de landschappeüjke omstandigheden ten behoeve vsm de landverdediging. Hij wil Holland verdedigen tegen aanvallen uit het oosten door middel van inimdaties en versterkingen tussen Muiden en Vreeswijk. Veertig jaar later is de Hollandse Waterlinie langs de Vecht gereed. Het gedeelte ten oosten van Utrecht kan door onenigheid en geldgebrek niet worden voltooid. Men laat daardoor de Waterlinie bij Nieuwersluis afbuigen naar Woerden, Oudewater en Schoonhoven. Fransen
In 1672, het rampjaar, staat het hele gebied langs de Hollandse
Waterlinie onder water. Hierdoor kimnen de Franse troepen het hart van Holland niet bereiken. Soldaten en materieel zakken weg in het drassige land en zijn een eenvoudige prooi voor het Holland- se geschut. Vorst is echter een spelbreker, zo blijkt in de winter van 1794. De Franse troepen trekken, nauweüjks belemmerd, op naai Utrecht, Amsterdam en Den Haag. Na de Franse tijd komt het gebied van Utrecht tot aan Vreeswijk
uiteindeHjk toch binnen de Waterlinie te Uggen. Vanaf dit moment |
|||||
65
|
|||||
spreekt men van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Door de bouw
van forten en batterijen bij waterinlaten, waterkeringen en niet te inunderen terreinen, versterkt men in deze periode de linie. Onvoldoende
Het land ten oosten van de stad Utrecht, de Houtense vlakte, ügt
hoger dan de inundatiegebieden van de Waterlinie en is slechts ten dele inundeerbaar. De rond 1820 gebouwde verdedigingswerken aan de rand van de stad dienen door middel van geschut de vijand op afstand te houden en bestorming te voorkomen. Vijftig jaar later zijn deze forten niet meer voldoende om de stad te beschermen. De precisie en grote dracht van de artillerie maken het noodzakeUjk een vooruitgeschoven verdedigingslinie van vier forten op ± 3750 meter van de stad aan te leggen. Grootste fort
Fort Rhijnauwen is met zijn oppervlakte van ruim 31 ha het groot-
ste verdedigingswerk van ons land. Het is een veelhoekig fort, berekend op een bezetting van 870 man die in een geïsoleerde positie langdurig kon stand houden. In verband hiermee heeft het fort een zogenoemd reduit: een door water omgeven binnenfort, waarin de manschappen zich in geval van nood kunnen terugtrek- ken. Het fort heeft een grote bomvrije kazerne, zes flankbatterijen die bijna de 1600 meter lange gracht volledig bestrijken en een caponnière. Op en achter de tien meter hoge hoofdwal bevinden zich emplacementen voor het zware, tot tien kilometer ver dragende geschut. Overdracht
Bij aanvang van de bouw kwam het terrein in handen van Defensie,
door het land te onteigenen van Jonkheer Hendrik Strick van Linschoten. De gemeentegrens van Zeist en Bunnik, die dwars over het fort liep, bleef echter gehandhaafd. De uitbouw van De Uithof bracht verandering in deze situatie. Het universiteitscentrum groeide |
|||||
66
|
|||||
in het begin van de zeventiger jaren zo sterk, dat dit gebied binnen
vier gemeentegrenzen terecht zou komen: namelijk die van Utrecht, De BUt, Bunnik en Zeist. Gedeputeerde Staten van Utrecht stelden daarom in 1972 voor gebiedstroken van De Büt, Bunnik en Zeist aan Utrecht toe te voegen, zodat De Uithof geheel binnen de gemeente Utrecht kwam te liggen. Het gebied van Rhijnauwen bleef buiten de overdracht. In 1974 werd de overgang een feit. Verloren
Deze overdracht had echter tot gevolg dat het Zeister gebied van
Rhijnauwen en enkele oeverstroken van de Kromme Rijn geïsoleerd tussen de gemeenten Bunnik en Utrecht in kwamen te Hggen. In verband met de natuurwetenschappenlijke waarde van de oevers van de Kromme Rijn en de passieve recreatie in dit gebied, voegde de Minister van Binnenlandse Zaken de geïsoleerde Zeister gebieden in 1974 toe aan de gemeente Bunnik. De militaire waarde van het fort is in het begin van deze eeuw grotendeels verloren gegaan door nieuwe wapentechnieken. Het fort heeft nu echter op botanisch en zoölogisch gebied een zeer belangrijke functie. Zwakke plek
Tien jaar na de bouw van de vier forten in de vooruitgeschoven
linie, blijkt de verdediging door de nieuwe wapentechniek twee zwakke plekken te hebben. De bouw van twee kleine forten, waar- onder Fort Hoofddijk, wordt hierdoor noodzakelijk. Het op ruim een kilometer afstand van Fort Rhijnauwen gelegen Fort Hoofddijk ügt tegenwoordig midden in het universiteitscentrum De Uithof. Met een oppervlakte van ongeveer vijf hectaren behoort het tot de kleinere werken van de Utrechtse fortenlinie. Hoofddijk is omgeven door een diepe gracht met slechts één brug. In het midden van het fort staat een met zware gewelven overdekte bomvrije kazerne voor een bezetting van ongeveer honderd man. Door een gewelfde gang is de kazerne verbonden met een magazijn voor opslag van kruit en projectielen. Boven dit magazijn zijn drie remises gebouwd voor het bergen van geschut. |
|||||
67
|
|||||
Net als Rhijnauwen heeft Fort Hoofddijk tegenwoordig een vreedza-
me functie. Het gebouw herbergt een laboratorium van de Rijksuni- versiteit Utrecht en het terrein is onderdeel van de hortus botani- cus. Paul de Prouw
Met toestemming van de redactie overgenomen uit "Heemschut",
april 1990. Dit artikel is door de auteur bewerkt voor "Seijst". |
|||||||
TORENS VAN ZEIST
Na de zware winterstormen van januari 1990 bleek de Idimop van
zowel het gemeentehuis als de Oude Kerk losgeraakt en zwaar beschadigd. Er werd besloten de klimop geheel te verwijderen en beide torens waar nodig te repareren en drastisch schoon te maken. Het resultaat ziet u op deze foto's, gemaakt in augustus 1990. Ook de eerste steen van het gemeentehuis kwam ongeschonden tevoor- schijn. Wellicht büjft nu ook de overlast en vervuüing door de duiven
beperkt. Deze prachtige foto's werden gemaakt door onze fotograaf, de heer
J.W. Span. Ze zijn te koop voor ƒ 5,= per stuk, inclusief porti, formaat
13 X 18 cm, zwart/wit. Het bijgevoegde bestelformuüer, zende men aan: Ledenservice
de heer H. Wels Broederplein 17 3703 CC ZEIST |
|||||||
69
|
|||||||
A.
|
|||||
Het gemeentehuis aan Het Rond (foto J.W. Span)
|
|||||
70
|
|||||
De Oude Kerk aan de Ie Dorpsstraat (foto J.W. Span)
|
||||
71
|
||||
GENEALOGISCH ONDERZOEK IN ZEIST
een korte inleiding in de bronnen 1. Inleiding
Voorouderonderzoek naar Zeister ingezetenen door de eeuwen heen.
Hoe doet men dat en wat zijn de primaire bronnen? In onder- staand artikel wil ik voor het genealogisch onderzoek in 2^ist enige wegwijzers voor beginners en gevorderden plaatsen. Het is aan te bevelen de literatuur waarnaar verwezen wordt zelf te raadplegen. Een genealoog die zich thuis goed voorbereidt, bereikt in de bibliotheek en het archief de beste resultaten. Enige kennis van de gehïmteerde archiefterminologie krijgt men door het bestuderen van de aangehaalde literatuur. Voor het behalen van een goed resultaat zijn geduld, inventiviteit en doorzettingsvermogen nodig. Een verant- woording van de verkregen gegevens in "aantekeningen" of "voetno- ten" is voor de moderne genealoog noodzakehjk evenals het vermel- den "naar waarheid" van de gevonden gegevens. Een betrouwbare stamboom laat zich van A tot Z vanuit de bronnen controleren. Het onderzoek begint met de vraag: is er al eerder over het
betreffende geslacht gepubhceerd? Dat kan zijn: een genealogie, fragment-genealogie, stamreeks, parenteel, kwartierstaat of een aantal losse aantekeningen. Voor de beantwoording van deze vraag raad- plege men: E.A. van Beresteyn, Genealogisch Repertorium, Centraal Bureau
voor Genealogie, 2 dln, 's-Gravenhage 1972 (onder meer aanwezig in de Leeszaal van de Openbare Bibliotheek te Zeist). Supplement 1970-1984, Centraal Bureau voor Genealogie, 's-Gravenhage 1987. Zo neen, dan begint het onderzoek naar het voorgeslacht bij jezelf.
Het verloopt dan via de zogenaamde retrograde-methode: terug in de tijd vanuit een vast uitgangspimt. Een stamreeks klimt dan ook op! Van belang is bij levende oudere familieleden gegevens te verzamelen: trouwboekjes, oude foto's, familiepapieren en te luiste- ren naar de oude anekdotes en famiheverhalen ("oral history") en |
|||||
72
|
|||||
die op te tekenen. De erveiring leert dat in de oude familieverhalen
altijd een "kern" van waarheid zit. Op basis van de verzamelde gegevens aan de hand van een stamboomschetsje begint dan het onderzoek in de archieven. Ter oriëntatie verwijs ik nog naar de volgende literatuur:
N.A. Hamers, Wan ouders naar voorouders, Informatie voor begin-
ners met hteratuur en lijst van archieven. Uitgave Nederlandse Genealogische Vereniging, Postbus 976, 1000 AZ Amsterdam z.j. (1983). N.A. Hamers, Register van Namen der geslachten voorkomende in
de jaargangen I t/m XXXV (1945-1980) van Gens Nostra waarvan ten minste drie generaties worden vermeld. Uitgave Nederlandse Genealogische Vereniging, Postbus 976, 1000 AZ Amsterdam z.j. (1982). N.A. Hamers, Van ordening tot famiüegeschiedenis. Uitgave Neder-
landse Genealogische Vereniging, Postbus 976, 1000 AZ Amster- dam z.j. (1982). 2. De periode vao 1811-heden
Tijdens de inüjving bij het Franse keizerrijk van Napoleon I werd in
Nederland naar Frans voorbeeld de burgerhjke stand (b.s.) inge- voerd en werd iedere Nederlander verpücht tot het aannemen van een vaste famiüenaam. Enige tijd later kreeg Nederland ook een bevolkingsregister. Ik beveel ter lezing aan: R.F. Vulsma, Burgerüjke stand en bevol-
kingsregister. Centraal Bureau voor Genealogie, 's-Gravenhage 1988. In het gemeentehuis te Zeist bevindt zich de burgerüjke stand vanaf
1811 en het bevolkingsregister over de periode 1850-1916. Daarna krijgt men de periode van de persoonskaarten, die tegen betaling besteld kunnen worden bij het Centraal Bureau voor Genealogie te 's-Gravenhage. De gemeentearchivaris van Zeist kan u wegwijs maken in de burgerüjke stand en het bevolkingsregister van Zeist. |
|||||
73
|
|||||
Het Rijksarchief in de provincie Utrecht, Alexander Numankade
201, 3572 KW Utrecht bezit de dubbele exemplaren van de ge- boorte-, huwelijks- en overlijdensregisters alsmede de tienjarige tafels daarop en de huwelijksbijlagen, die in de periode 1811-ca 1850 ook nog uittreksels uit de doopregisters bevatten. Het Rijksarchief Utrecht verleent in de leeszaal inzage in de burgerlijke stand- registers van Zeist. In het gemeentehuis van Zeist bevinden zich voorts de patentregis-
ters (belangrijk voor ambachten en winkelnering in de 19e eeuw), de belastingregisters (kiesrecht tot 1917 was censuskiesrecht voor de gemeente, provincie en de Eerste en Tweede Kamer) (vergeUjk V.A.M. van der Burg, De hoogstaangeslagenen te Zeist in 1889, Bulletin van de Van de Poll-Stichting (17) 1987, blz. 99-103) en een kaartsysteem op straatnamen en huizen van Z^eist. Het archief van de Van de Poll-Stichting in het Zeister Slot bezit
een belangrijke reeks van adresboeken van Zeist vanaf 1889 op naam en villa en indicatie van de stemgerechtigdheid. Het Nieuw Notarieel Archief (1811-1895) bevindt zich in het Rijks-
archief Utrecht. Daar kan men de protocollen van de Zeister notarissen raadplegen op boedelscheidingen, testamenten, huwelijkse voorwaarden en transportakten. Ook het kadaster is te vinden in Utrecht bij de Openbare Registers
ten hypotheekkantore. De gemeente Zeist beschikt over de kadastra- le leggers. De Memories van Successie - tot 1890 ter inzage - zijn in afschrift
te bestellen bij het Algemeen Rijksarchief, hulpdepot Schaarsbergen bij Arnhem. Voldoende is de vermelding van de datum van overlij- den en de plaats van overlijden. Voor de plaatselijke pers moet men naar het archief van de Van de
PoU-Stichting, die "De Weekbode voor Zeist, Driebergen en Omstre- ken" bijna compleet bezit alsmede een grote collectie persberichten vanaf 1924. |
|||||
74
|
|||||
Het Centraal Biu-eau voor Genealogie te 's-Gravenhage bezit vanaf
1795 een grote collectie advertenties uit de couranten, faire-parts, bidprentjes en andere persoordijke annonces uit dag- en weekbladen. De archieven van de arrondissementsrechtbank te Utrecht en het
kantongerecht te Amersfoort, die van belang zijn voor Zeist, bevin- den zich in het Rijksarchief te Utrecht. Zowel de criminele als de civiele zaken leveren stof op voor een famihegeschiedenis. Ook van de begraeifplaatsen te Zeist is een boekhouding bijgehou-
den: - Oude Algemene Begraa^iaats aan de Bergweg (1829-1965) geslo
ten. Gemeentearchief Zeist. - Algemene Begraafplaats aan de Woudenbergseweg (1917-heden).
Beheerder van de begraafplaats, Woudenbergseweg 48. - R.K. Kerkhof aan de Utrechtseweg (1855-1976) gesloten. R.K.
Parochie van de H. Familie J.M.J. te Zeist. Register van het zogenaamde eigen graven-gedeelte aanwezig. - Begraa^laats van de Evangelische Broedergemeente (1748-heden).
Rijksarchief Utrecht en Broedergemeente. - Begraafplaats te Austerlitz (1827-heden). Hervormde gemeente
Austerlitz. - Begraafplaats te Den Dolder (1906-heden). Hervormde gemeente
Den Dolder. 3. De periode 1580-1811
Het concihe van Trente keert zich tegen de clandestiene huwehjken.
Elk huweHjk moet voor de pastoor in het bijzijn van twee getuigen gesloten worden. Het Trentse huwelijksrecht geldt in de R.K. Kerk nog steeds. Op 11 november 1563 tijdens de 24ste zitting van het algemeen concihe van Trente besluiten de aanwezige kerkvaders in de strijd tegen het clandestiene huweUjk dat de pastoor in zijn parochie een doopboek moet aanleggen en daarin de dopeling, zijn ouders en peter en meter moet aantekenen. Tevens moet de pastoor een huwelijksregister aanleggen met de namen van de gehuwden en hun getuigen. Over het aantekenen van overUjden en begraven zwijgt |
|||||
75
|
|||||
de kerkvergadering. v
Zie voor deze hele geschiedenis: GJ. Heederik, Van Kasboekregis-
ter tot burgerlijke stand, Boom Meppel 1973. De PoHtieke Ordonnantie van 1580 uitgevaardigd door de Staten
van Holland - het belangrijkste gewest - zet de Hjn voor de Repu- bUek der Zeven Verenigde Provinciën: het huwelijk is een "poUtieke" zaak en dient dus te geschieden voor de wereldhjke overheid. Het burgerhjk huwelijk is ontstaan! Voor Zeist is de situatie rond doop-, trouw- en begraafboeken als
volgt: - Gereformeerden (= Hervormden)
doop 1658-1685, 1712-1823 trouw 1659-1785, 1816-1822 overüjden 1728-1733, 1785. 1788-1811 - Evangeüsche Broedergemeente
doop, huwehjk en overUjden 1746-1863
- Rooms-KathoHeken:
a. R.K. Statie Bunnik
doop 1707, 1717-1812
trouw 1718-1811 b. Schepenen van het gerecht Zeist: trouw 1676-1811
overlijden 1806
c. Schepenen van het gerecht De Breul: trouw 1728-1808 < j ,
Deze stukken bevinden zich in het Rijksarchief Utrecht.
Voor een overzicht betreffende geheel Nederland en de grensstreken verwijs ik naar: Repertorium D.T.B., Centraal Bureau voor Genealo- gie, 's-Gravenhage 1980. Nadat u de retroacta van de burgerhjke stand bestudeerd hebt, kunt
u verder graven in andere bronnen, zoals: - Het oud-notarieel archief van de stad Utrecht, 16e eeuw-1811. Er
waren geen notarissen in het dorp Zeist, dus ging men naar de stad Utrecht. Te raadplegen in het gemeentearchief van Utrecht in hetzelfde gebouw als het Rijksarchief Utrecht. |
|||||
76
|
|||||
- In het Rijksarchief Utrecht bevinden zich de volgende gerechteüj-
ke bronnen: Dorpsgerecht te Zeist 1623-1811;
Hooggerecht van Zeist 1719-1794;
Austerütz 1806-1809;
De Breul 1728-1808;
Stoetwegen 1654-1811;
Kattenbroek of Van der Waalsgerechl 1720-1811.
Begraven in de N.H. Kerk te Zeist: V.A.M. van der Burg, Lijst van grafsteden in de kerk van Zeist. Door kerkmeesters opgemaakt 1 mei 1751 voorzien van a£mtekeningen door de bewerker, maand- blad Oud-Utrecht (59) 1986, blz. 86-88. 4. De middeleeuwen
Een voorbeeld van genealogisch onderzoek in de middeleeuwen is:
M.S.F. Kemp, De oorsprong van het adellijk geslacht De Wijker- slooth, De Nederlandsche Leeuw 105 (1988), kol. 101 e.v. met name kol. 130 e.v. Een geslacht Van Couwenhoven te Zeist. De Bronnen voor de Geschiedenis van Zeist 1957-heden - onder
meer aanwezig in de Leeszaal van de Openbare BibUotheek te Zeist - bieden ook aanknopingspunten voor genealogisch onderzoek m de
middeleeuwen betreffende Zeist. ;; ,1 . 5. Algemene literatuur betreffende de beoefening van de genealogie
- R.J.F. van Drie, N. Plomp en A.J. van der Tang, Genealogie,
Van stamboom tot famihegeschiedenis, Utrecht/'s-Gravenhage 1988 (handboek bij de Teleac-cursus Genealogie te bestellen bij het Centraal Bureau voor Genealogie te 's-Gravenhage). - J.C. Okkema, Handleiding voor genealogisch onderzoek in Neder-
land, Fibula-van Dishoeck, Weesp 1985 (te raadplegen in de i Leeszaal in de Openbare Bibliotheek te Zeist).
- Aad van der Tang, Stamboomonderzoek, Prisma no 1948, laatste
druk. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen. |
|||||
W
|
|||||
6. De belangrijkste genealogische instellingen in Nederland
- Koninklijk Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde, opgericht
1883, opgave hdmaatschap: mevrouw M. van Caspel-Helwig, Prins WUlem-Alexanderhof 24, 2595 BE 's-Gravenhage. Publikaties: Maandblad "De Nederlandsche Leeuw", Nederlandse Genealo- gieën, Werken van het Genootschap. - Centraal Bureau voor Genealogie, opgericht 1945, opgave als
"vriend": Postbus 11755, 2502 AT 's-Gravenhage. Publikaties: Mededelingen, Jaarboeken, Repertoria, CBS-reeks, kleine uitgaven en Nederland's Adelboek en Nederland's Patriciaat. Zie: C.W. Delforterie, Overzicht van de verzamelingen berustende
bij het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconografisch Bureau, Centraal Bureau voor Genealogie, 's-Gravenhage 1986 (te raadplegen in de Leeszaal van de Openbare Bibüotheek te Zeist). - Nederlandse Genealogische Vereniging (afgekort: N.G.V.), Postbus
976, 1000 AZ Amsterdam, alwaar opgave van hdmaatschap, op- gericht 1949. Publikaties: maandblad "Gens Nostra", reeks boe- ken en kleinere uitgaven. Verenigingscentrum: Adriaen Dorts- manplein 3a, 1411 RC Naarden. Grootste Nederlandse Genealo- gische Organisatie opgebouwd uit afdelingen. Zeist behoort tot de eifdeling Amersfoort. Zie voor een recent gedenkboek: Stichtenaren uit vroeger jaren,
N.G.V., afdehng Utrecht 1987. 2k)wel de beginnende als de gevorderde genealogische onderzoeker
heeft veel baat bij een lidmaatschap van een of meer genealogische instellingen. Deze instellingen bieden namehjk ook de mogehjkheid het gevonden genealogisch materiaal te pubhceren. 7. Enige genealogische publikaties van de Van de Poll-Stichting
In het bulletin van de Van de Poll-Stichtmg:
- V.A.M. van der Burg, Wasserij Biu-ger te Zeist, (10) 1980, blz.
29-39 met fragment-genealogie Burger. - V.A.M. van der Burg, Fragment-genealogie van het schoutenge-
slacht Van Dam te Zeist, (12) 1982, blz. 10-15. |
|||||
1B
|
|||||
- H. Wels, Over een rietdekker en een rietmattenmakerij, (17)
1987, blz. 52-61 met fragment-genealogie Wels. Voorts bevat het boek Vcin K.W. Galis, De molens van Zeist, Van
de Poll-Stichting, Zeist 1981, veel gegevens over de molenaarsge- slachten Van Maurik, Van Altena, Schuurman en Van Calker. Het boek van J. Meerdink, Zeist 1811-1815, Inüjving en bevrijding. Van de Poll-Stichting, Zeist 1985, met veel gegevens betreffende Zeiste- naren bevat een goed beeld van de sociaal-economische situatie van Zeist gedurende die tijd. Zie ook: De Utrechtse gemeenten in 1815, uitgave provincie Utrecht 1972. Over de Broedergemeente is veel literatuur verschenen: te raadplegen bij de Van de Poll-Stichting, Het Slot Zeist. Een inleiding op R.K. Zeist biedt: Th.CP.M. Ruijs, Een historische schets van kathoüek Zeist, Vem de Poll-Stichting, Zeist 1979. De ontwikkeling van de S.D.A.P./P.v.d.A. in Zeist wordt beschreven door: Bert van Nieuwenhuizen, En die stroom rees al meer en meer, Van de PoU-Stichting, Zeist 1982. Betreffende hervormd 2Leist vindt men tal van genealogische gegevens in: H.J. van Eekeren, De Oude Kerk te Zeist, uitgave Van de PoU-Stichting, Zeist 1974-1978 (4 dln) met pastoorsüjst in de middeleeuwen, predikantenüjst en de burgemeesters van Zeist. Wie zich wil oriënte- ren op Zeist raadplege: V.A.M. van der Burg, BibUografie van Zeist, Van de Poll-Stichting, Zeist 1982. 8. Slot
Als onderdeel van de lokale historie is de genealogie van belang.
Het bulletin van de Van de Poll-Stichting 1971-heden biedt een publikatiemogeüjkheid voor de Zeister gegevens. Alvorens aan de slag te gaan wijs ik nog op:
- Themanummer Genealogie, Spiegel Historiael (21) november 1986
met in het bijzonder: M.S.F. Kemp, Genealogisch onderzoek vóór 1600. Relaas van een methode toegepast en ontwikkeld op het Kromme-Rijngebied, blz. 493 e.v. (De Openbare Leeszaal te Zeist is geabonneerd op dit tijdschrift). - Voor de Broedergemeente te Zeist bevat het artikel van: H.L.Ph.
|
||||
Leeuwenberg, De Bataafsche Omwenteling te Zeist, Aantekenin-
gen uit het Gemeindiarium van de Evangelische Broedergemeente te Zeist, 4 januari-5 februari 1795, Nederlandse Historische Bronnen III, Amsterdam 1983, blz. 147 e.v., veel gegevens over Zeister leden van de Broedergemeente. Wie stuit op de grenzen van het oude schrift kan bij het gemeente- archief te Utrecht informeren naar cursussen die in deze regio plaatsvinden. Alvorens van stamboom tot familiegeschiedenis te geraken is raad-
pleging van: W. Jappe Alberts en A.G. van der Steur, Handleiding voor de beoefening lokale en regionale geschiedenis, tweede, geheel herziene druk, Fibuia-van Dishoeck, Weesp 1984, ook nog van nut. mr dr V.A.M, van der Burg
|
||||||
Een opname uit 1971 van de schuur aan het Dorpsplein, hoek Oude Postweg
(collectie Gemeentearchief Zeist) |
||||||
ONDER DE SLOPERSHAMER
Austerütz
Aan het Dorpsplein, hoek Oude Postweg, in AusterUtz stond tot
1989 een grote schuur. Daar er in dit dorp geen grote lokalen beschikbaar waren voordat het Dorpshuis gebouwd werd, deed deze schuur vaker dienst als feestzaal, onder andere bij bruiloften. Na de Tweede Wereldoorlog werd in AusterUtz een cabaretgroep opgericht, genaamd "OKAY", die hier regelmatig optrad. Vandaar dat de wanden opgevroHjkt werden met "schilderingen". Wanneer deze schuur gebouwd werd, is niet bekend. In 1867 had
de verkoop plaats van "de Herberg op de hoek van het marktveld", bewoond door de weduwe J.W.F.M. Meischke-Koppen (Etten 1795- Driebergen 1886), herbergierster/winkelierster. De nieuwe eigenaar werd haar schoonzoon Jan Appels (Driebergen 1816-Driebergen 1903) uit deze plaats. Over een schuur wordt bij deze verkoop niet gerept. Dat betekent dat ze daarna pas is gebouwd. Een latere eigenaar was de famihe Van Soesbergen, toen deed de schuur normaal dienst als stalling v£ui wagens voor houtvervoer. Op de plaats waar eens de schuur stond, worden thans nieuwe
woningen gebouwd als onderdeel van een nieuwbouwcomplex van 22 woningen aan het Dorpsplein, de Schooldwarsweg en de Weideweg. R. Loenen
Burgemeester Patijnlaan Op 16 juü 1990 werd begonnen met de sloop van het schoolgebouw
aan de Biu-gemeester Patijnlaan 115. Tot de bouw van dit schoolge- bouw besloot de gemeenteraad op 2 oktober 1930. Het was een ontwerp van gemeentearchitect Johan Meerdink (Zeist 1873-Zeist 1932) waarin stijlinvloeden van de Amsterdamse School zichtbaar waren. De bouw werd gegund aan Jacob van der Bijl (Alphen a.d. Rijn 1885-Utrecht 1965), aannemer te Zeist. Op 2 september 1931 werd de nieuwe school geopend. Het gebouw was bestemd voor een |
|||||
81
|
|||||
van de beide openbare lagere scholen aan de Ie Hogeweg. Deze
scholen stonden waar thïins het warenhuis van V & D staat. Hoofd van de nieuwe school werd Jan Schaap (Renswoude 1894-Zeist 1978). Vanaf 1 oktober 1921 was de heer Schaap hoofd van een van de openbare lagere scholen aan de Ie Hogeweg. De heer Schaap ging op 1 februari 1959 met pensioen, na meer dan vijfen- twintig jaar hoofd van deze school te zijn geweest. Zijn opvolger, de heer G. Bangma (1925), was hoofd van 1959 tot 1 januari 1985. In de volksmond stond deze school bekend als de "Ot en Sien"-
school naar de terra-cottabeeldjes van een schoolgaande jongen en een meisje, respectievelijk links en rechts van de hoofdingang aangebracht. De beelden werden ontworpen door Willem Coenraad Brouwer uit Leiderdorp (Leiden 1877-Zoeterwoude 1933) en gele- verd door de N.V. Brouwer's Aardewerk, evenals het opschrift boven de hoofdingang. De afmetingen van de beelden waren 40 x 40 X 140 cm. Het is mogelijk dat nog ergens zulke beelden voorko- men. De ontwerper hoopte de mallen nog eens te kunnen gebruiken waardoor de kosten voor de gemeente Zeist laag gehouden konden worden. Begin mei 1931 werden de beelden en het opschrift aange- bracht. De gemeenteraad besloot op 12 januari 1987 tot opheffing van deze
openbare basisschool en tot samenvoeging met de openbare basis- school aan de Bergweg 49 per 1 augustus 1987. Het laatst werd het gebouw gebruikt als wijkcentrum door de Stichting Zeist-Noord. Op de plaats van dit schoolgebouw zal een nieuwe prot.chr. basisschool gebouwd worden in verband met de fusie van de prot. christelijke basisscholen ds L. Adriaanse aan het Jacob van Lennepplein 10 en De Regenboog aan de Oude Arnhemseweg 190/hoek Nicolaas Beetsla2m. R.P.M. Rhoen
Bronnen - Archief der gemeente Zeist van 1906-1945, inv. nr 2221; Gemeen-
tearchief Zeist |
||||
m
|
||||
- Archief van het bedrijf gemeentewerken, dossiernr 632; Gemeen-
tearchief Zeist - Zeister Nieuwsbode 13 juU 1956; Hist.-top.doc. verz. Gemeentear-
chief Zeist Rozenstraat
Met de sloop van de Mariaschool aan de Rozenstraat 2 werd op
16 oktober 1989 een aanvang gemaakt. In 1880 had het r.-k. kerkbe- stuur een stuk grond aangekocht aan de Voorheuvel, om daar een school met onderwijzerswoning te bouwen. De school was gelegen achter de onderwijzerswoning aan de Voorheuvel, de Rozenstraat is pas in 1906 aangelegd. Op 26 oktober van dat jaar werd de school geopend. Ze was bestemd voor onderwijs aan jongens en meisjes. In de loop der jaren werd het gebouw diverse keren uitgebreid. Van 1906 tot 1921 was de r.-k. jongensschool gevestigd in de Voorheuvel-school. In 1921 werd de meisjesschool in dit gebouw gehuisvest en kreeg toen de naam Mariaschool. Met ingang van augustus 1967 had geleideüjke invoering van gemengd onderwijs plaats. Op 31 januari 1986 vond de opening plaats van het nieuwe gebouw van de Mariaschool aan de Rozenstraat nummer 21, de plek waar voorheen de Andreasschool stond en die in oktober 1984 reeds was gesloopt. R.P.M. Rhoen
Weeshuislaan Het karakteristieke pand Weeshuislaan 6-10 op de hoek van de
Antonlaan is op 19 april 1990 afgebroken; in verband met de reahsering van de centrumplannen moest dit pand geamoveerd worden. Op 1 juli 1885 werd dit pand als badhuis geopend onder de naam "Z;ister Bad- en Waschinrichting". In 1892 moest deze inrichting haar deuren sluiten en werd het gebouw pubhek verkocht. In maart 1893 opende Johanna Cornelia Geijl (Haarlem 1856-Zeist 1914) een herstellingsoord voor kinderen van gegoede huize in dit gebouw. In 1913 werd het pand verbouwd tot drie woningen, waarbij de serres werden aangebouwd. R.P.M. Rhoen
|
|||||
m
|
|||||
jd
|
||||||
Het schoolgebouw aan de Burgemeester Patijnlaan 115 op de dag van het begin van de afbraak
(foto mw. M.E. Stades-Vischer) |
||||||
S
|
||||||
De beeldjes van een schoolgaande jongen en een meisje bij de hoofdingang van de
school aan de Burgemeester Patijnlaan (foto mw. M.E. Stades-Vischer) |
|||||
85
|
|||||
laj I •*§ tmM
|
|||||||
Een foto van augustus 1983 van Weeshuislaan 6-10 (collectie Gemeentearchief Zeist)
|
|||||||
Een foto van de Mariaschool aan de Rozenstraat uit 1980 (collecte Gemeentearchief
Zeist) |
|||||||
86
|
|||||||
CONTRIBUTIES
Aan het eind van het jaar zijn wij dankbaar dat uw betalingen, op
een twintigtal na, binnenkwamen. Met onze ruim 660 betalende begunstigers is onze stichting springlevend. Binnenkort gaan de acceptgiro's voor 1991 weer de deur uit: mogen wij weer op u rekenen? NIEUWE CONTRIBUANTEN
Wij mochten op u rekenen! Wij schreven de afgelopen weken reeds
ZESTIEN nieuwe begunstigers in:
de heer D.M. van Doesburg, Antonlaan 406
mevrouw J.E.A. Fokkens-Wage, Frederik Hendriklaan 37
de heer ds B. van Ginkel, Laan van Rijnwijk 1/B21
mevrouw N.H. Hordijk, Arnhemse Bovenweg 18, flat 7
de heer G. Huber, Verlengde Slotlaan 24
de heer W.J. Jansen, Jagerlaan 16
de heer ir N. Karsemeijer, Lommerlust 1
de heer W. Knol, Prins Mauritslaan 5
de familie F. Koster, Amalia van Solmslaan 3
de heer A. van der Kraan, Nuth (L.)
mevrouw H. de Neef-Kop, Sophialaan 1 U
de heer P.M. Peucker, Broederplein 11
mevrouw I. Schuurbeque Boeye, Zusterplein 8
mevrouw C. Schuurman, Prinses Margrietlaan 279
de heer R.R. Walles, Driebergen-Rijsenburg
de heer J. Zwaardemaker, Leusden.
U allen nogmaals hartelijk welkom.
Helaïis raakt ons "Straatnamen-boek" op ds welkomstgeschenk.
Graag stellen wij hiervoor in de plaats een van onze andere fraaie
uitgaven. Men zal hierbij op dinsdagmorgen in onze Slotkamer
gaarne behulpzaam zijn.
Adreswijzigingen kunnen ook rechtstreeks aan mij doorgegeven
worden.
Broederplein 17 H. Wels, administrateur
3703 CC Zeist
|
|||||
87
|
|||||
NIEUWS VOOR CONTRIBUANTEN IN 1991
Hieronder volgt weer een beknopt overzicht van hetgeen de Van de
Poll-Stichting in het nieuwe jaar aan haar contribuanten te bieden heeft. Het is bovendien een jubileumjaar voor de stichting, daar ze op 24 september 1991 40 jaar zal bestaan. Tentoonstellingen
Vanaf 8 december 1990 is er in de Zilverzaal van het Slot een
expositie over oude prenten van Zeist "Verstild verleden" met tevens aandacht voor hun makers. Deze duurt tot 24 februari 1991. Daarna zal in verband met de Nationale Vrouwendag op 8 maart 1991, een tentoonsteUing gewijd worden aan "Vrouwen in Zeist". Hierop volgt een expositie getiteld "Buitenhuizen in Zeist", waarna wij aandacht zullen besteden aan onze jubileumtentoonstelling, welke in samenwerking met de Zeister Kunststichting zal worden georgani- seerd. Zij zal als in hoofdzaak gericht zijn op de archeologie in de provincie Utrecht. Gestreefd wordt op 20 september 1991 een symposium in dit kader te houden. Excursies en lezingen
Eveneens in verband met het jubileum bestaat het voornemen een
excursie naar Xanten te organiseren. Verder in het voorjaar op een zaterdag nog een excursie naar Doesburg (herhaling), terwijl even- tueel uitstapjes naar Vechten, Rhijnauwen en Wijk bij Duurstede worden overwogen. Lezingen in voor- en najaar staan op het programma. In het maart-
nummer van Seijst, zullen zowel over de lezingen als over de excursies nadere mededeüngen worden verstrekt. De redactie wenst U prettige^feestdqs£rr\^
en een voortvarend 1991. -^^^'^^S^ZjE^^ |
|||||
88
|
|||||