HULP AAN HONGEREND RUSLAND IN DE WINTER 1921-1922
De televisie-actie "Help de Russen de winter door", georganiseerd
door de Stichting Voedselhulp aan Rusland, bracht meer dan twintig miljoen gulden op. Deze marathon-uitzending op 15 december van het vorig jaar, werd door een aantal omroepcoryfeeën gepresenteerd. Het was niet de eerste keer dat een actie voor hongerende Russen gevoerd werd. L'histoire se répète. Nadat de communisten in november 1917 in Rusland aan de macht waren gekomen, brak in 1918 een bloedige burgeroorlog uit die tot 1921 duurde. De "witte legers", gesteimd door Frankrijk, Engeland en Japan, moesten het tenslotte tegen het Rode Leger afleggen. Het tijdens de burgeroor- log ingevoerde oorlogscommunisme had vooral in de steden hongers- nood tot gevolg. Misoogst bracht een miljoenen slachtoffers eisende hongersnood in het Wolgagebied. Er werd melding gemaakt van het eten van Hjken, zelfs van kannibaüsme. De Noor Fridtjof Nansen (1861-1930) trachtte in 1921 de Volken-
bond te bewegen humanitaire hulp te verlenen. Nadat dit niet lukte, wendde hij zich tot de regeringen van verscheidene Europese staten. In diverse landen werd een centraal Nansen-comité opgericht om de hulpverlening te coördineren. De Zeister Courant van 19 november 1921 maakte melding van de oprichting van een landelijk comité. In dezelfde tijd werden in Zeist de eerste hulpacties voor Rusland georganiseerd. In de krant van 19 november stond een advertentie van de Zeister afdeling van het Nederlandse Rode Kruis, waarin medegedeeld werd dat een aantal winkeliers bereid gevonden was een collectebus in hun winkel te plaatsen. De opbrengst w£is be- stemd voor eten voor Russische kinderen. In deze editie van de krant stond ook een oproep van J.H. van Kranenburg voor collec- tanten voor een huis-aan-huis-collecte en om te collecteren bij de uitgangen van de verschillende kerken in de periode van 20 novem- ber tot 1 december. Beide acties brachten respectievelijk ƒ 280,6554 en ƒ 412,79 op. Het geld werd afgedragen aan het Nederlandse Rode Kruis in Den Haag. De situatie in Rusland verslechterde echter onrustbarend. Toch
weigerde de Nederlandse regering hulp te verlenen. Van particuliere |
||||
zijde werd gepoogd de nood enigszins te lenigen en daartoe werden
op veel plaatsen in Nederland zogenaamde Nansen-comité's opge- richt. In een ingezonden brief, die gepubliceerd werd in de Zeister
Courant van 11 maart 1922, riep Joh. Visser op tot oprichting van een plaatselijk comité. De Zeister ChristeUjke Besturenbond nam het initiatief en op 1 april van dat jaar kon het plaatselijke comité zich presenteren. De officiële naam luidde: Nansen-Rode Kruis Comité. Het werd opgericht door de afdeling Zeist van het Nederlandse Rode Kruis, de Zeister Christelijke Besturenbond, de r.-k. werklie- denvereniging St Jozef en de Zeister Bestuurdersbond. De leden van het comité waren dr L.W.H. Tjeenk Willink, J.M. de WiÜi, H.W. Buijs, A. Verdonk H. Gzn, A. van den Brink, Th.J. van der Poel, B. de Boer en J. Knipschüd. Bij de presentatie werd tevens melding gemaakt van een collecte op 8 aprü. Hieraan werd medewerking verleend door de Zeister muziekverenigingen: Koninklijk 2^ister Harmonie Muziekgezelschap, Crescendo en Oefening Baart Kunst, en de fanfare Erica uit Austerlitz. In de Zeister Courant van 15 april staat keurig gespecificeerd hoeveel de opbrengst van deze collecte bedroeg: - wijk I, Parkkwartier ƒ 585,98
- wijk II, centrum Zeist ƒ 417,31/2
- wijk III, Schaerweijde ƒ 524,44^2
- Huis ter Heide en Bosch en Duin ƒ 106,44
- Austerlitz en Kerckebosch ƒ 186,12
Voorts waren nog de volgende bijdragen ontvangen: - ambtenaren van het gemeentehuis ƒ 30,—
- Christelijke bond van personeel
in pubheke dienst ƒ 11,--
- (Christelijk werkhedenverbond) Patrimonium ƒ 10,31Vi
- N.N. (particuKere verloting) ƒ 50,--
- Christelijk Sanatorium ƒ 47,--
Zo kon ƒ 1.968,61^2 worden overgemaakt aan het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis in Den Haag. Op 22 april werd melding gemaakt van een nog nagekomen gift van ƒ 5,50. Een andere actie van het plaatselijk Nansen-comité was een openbare veiling van goederen in het Zeister Venduhuis aan de Voorheuvel |
||||
van M. van Amerongen, die hieraan belangeloos zijn medewerking
verleende, zoals aangekondigd werd in de krant van 8 april. Al kwam de oprichting van een plaatselijk Nansen-comité vrij laat
van de grond, dat betekent niet dat Zeist in de tussentijd niets gedaan heeft voor hongerend Rusland. Op 17 maart werd in de Nieuwe Sociëteit aan de Slotlaan, hoek 2e Hogeweg, een concert gegeven, waarin optraden Nell van Nie, zang, Hemiëtte Schneider, piano, en een Zeister ensemble. Het batig saldo bedroeg ƒ 396,50. In verband met de grote belangstelling werd op 31 maart het concert herhaald, nu in de grotere zaal van het gebouw Irene op de hoek van de Slotlaan en de Weeshuislaan. Aan dit concert werd weer rüedewerking verleend door Nell van Nie en Henriëtte Schnei- der, en door Jet van den Brink, zang. Het meewerkend Zeister ensemble bestond uit S. Brandsma en T. Dingemans, viool, W. Fakkeldij, fluit, en H. Hasting, piano. De opbrengst bedroeg deze keer ƒ 407,50. Deze bedragen werden overgemaakt naar het Alge- meen comité tot steun aan de hongerenden in Sowjet Rusland, aangesloten bij de bond van comité's voor hulpverlening aan de noodhj denden in Rusland. Wie de organisatoren waren, wordt in de kranten niet vermeld. Volgens Roel Houwink in een artikel over Marsman in de Nieuwe Zeister Coiu'ant van 16 mei 1975 was Arthur Lehning een van de organisatoren. Er werd nog meer gedaan voor de Russische bevolking. Op 18
maart staat in de krant dat een collecte in Den Dolder ƒ 372,80 had opgebracht, plus een pak kleren. Een en ander werd opge- stuurd naar het Rode Kruis. Mevrouw H.W. Crommelin, die op Kersbergen woonde, was eveneens actief ten behoeve van de honge- rende mensen in Rusland. Diverse keren Het zij een bericht in de krant plaatsen om de mensen op de hoogte te stellen hoeveel giften zij ontvangen had voor dit doel. Op 18 maart meldde zij de ont- vangst van ƒ 142,25 en een grote hoeveelheid kleding ten behoeve van het Nederlandse Nansen-comité te Amsterdam. Twee weken later liet zij weten dat aan giften en als opbrengst van een collecte die door de zangvereniging Excelsior te Huis ter Heide gehouden was, ƒ 143,78/2 was binnengekomen. Het laatste dat in de krant |
||||
vermeld wordt over de hulpverlening is een gift van ƒ 2,50 op
20 mei. Aan Nansen werd in 1922 de Nobelprijs voor de vrede toegekend.
R.P.M. Rhoen
UIT DE OUDE DOOS
De volgende advertentie kon men lezen in de "Utrechtsche Courant"
van 15 februari 1758, no. 20: De ZEISTER LEEUWERK, zingende en quelende, met Vrouwen-
dag, op een Schotsje IJs, vele nieuwe LIEDEREN, Airs, Menuette, Minne- en Herders-Zangen, etc. nooit te voren gedrukt, word thans uitgegeven bij de Erve de Wed. Jacobus van Egmond op de Regu- liers Breestraat t 'Amsterdam. Zou iemand nog zo'n boekje bezitten?
Een andere advertentie stond in de Haarlemsche Courant van 8
april 1815, als volgt: **De Ondergeteekende sedert het midden dezer Maand Eigenaar
en Bewoonder geworden zijnde van het LOGEMENT HET HOF VAN HOLLAND, naast de Kerk te Zeijst, heeft alle pogingen aangewend dit reeds zoo gunstig bekend zijnde Locaal door gepaste inrigting nog te verbeteren en te verfraaijen; hij vermeend derhalve zich in de gunst dergenen te kunnen aanbeveelen, welke de schoone legging van Zeijst en deszelfs omstreeken, de gezonde luchtstreek dier Plaats en de vermaken van een Buitenverblijf in het nu zich naderende beter Saisoen zoude mogen willen genieten, hoopende hij ten opzigte van Wordng, Tafel en civiele Bediening aan alle eischen te kunnen voldoen. Zeijst, 28 Maart 1815 JAN MOUTHAAN
|
||||
Dit logement werd tot herenhuis verbouwd - voor de afbraak in
1857 - en diende tot woning van jonkheer W.J. de Pesters (1803- 1882). Ter plaatse verrezen enige woon-/winkelhuizen. Zie ook: "De Oude Kerk te Zeist", deel 4, 1978; pag. 359 vlg. Kennisgeving nummer drie vinden wij weer in de "Utrechtsche
Coiu^ant" nu van 31 maart 1823, no. 39: "Schout en Assesoren der Gemeente Zeijst, zijn van voornemen, om,
krachtens bekomene autorisatie en onder nadere approbatie van Him Ed. Groot Achtb. de Gedeputeerde Staten der Provmcie Utrecht, op Maandag den 21 April 1823, des voormiddags ten tien ure op den Geregtshuize van Zeijst, publiek aan te besteden: Het Afbreken van den Toren en het weder Opbouwen van densel- ven. Het bestek en de teekening zullen van heden af ter visie liggen ten Kantore van den Schout te 2^ijst. Zeijst, den 28sten Maart 1823 De Schout van Zeijst,
Van Bern
Gelukkig is toen de afbraak en herbouw van de toren van onze
Oude Kerk niet doorgegaan. De torenspits werd ten dele vernieuwd; meer hierover leze men in deel II, pag. 141/142 van "De Oude Kerk te Zeist" (1975) van H.J. van Eekeren en F. Knijper. Later, ca. 1841, werden kerk en toren zeer veranderd. KW. Galis
|
|||||
De redactie wenst U vrolijke Paasdagen.
|
|||||
De heerlijkheid Zeist en Driebergen naar B. de Roij, 1677
6
|
||||
"DE OUWE KAMP" ..... MAAR WAAR?
De Ouwe Kampers, noemen de Zeistenaren ons. En terecht, want
aan een kamp heeft ons dorp zijn bestaan te danken. De meeste plaatsen danken him ontstaan aan het zich vestigen van boeren, veelal rond of in de omgeving van een versterkt huis. Een vorm die al in de Romeinse tijd voorkwam: een zogenafimde "villa". Maar bij ons ligt dat anders, unieker ook. Wie rond 200 jaar geleden rond- doolde op de hei bij Zeist, bevond zich op een geheel open vlakte die verre uitzichten bood. Een enkele boom, een enkele struik en een heuvelachtig terrein. Je kon van hieruit gemakkeUjk de slanke toren van Amersfoort zien oprijzen. Bewoning was er haast niet, misschien een enkele sch2unele hut en een "herberg" langs de oude weg die van Zeist naar Woudenberg voerde. Over die weg gesproken: het is de moeite waard de kaart van de
heerhjkheid Zeist en Driebergen van Bernard de Roij uit 1677 eens te bestuderen. Wij zien daarop dat vemaf de plek waar de Amersfoortseweg en de
Arnhemse Bovenweg praktisch samenkomen, bij de herberg De Klomp, een weg begint die vrijwel van west naar oost loopt: "Den Woudt wegh". Later was deze bekend als de Oude Woudenbergse Zandweg. Bij het "Heyschoter velt" staat een korte afspHtsing getekend. Deze bestaat nog steeds en waar dit zijweggetje weer op de hoofdweg uitkomt, bevindt zich even verder oostwaarts "Het Witte Huis", de boswachterswoning. Deze Woudweg is al heel oud, prehistorisch. Het schrijven daarover laten wij graag over aan de archeologen. Op deze kaart zien wij tevens een weg die üep van de kerk van
Zeist naar het noorden tot aan de Woudweg. Te denken valt aan de huidige Montaubanstraat, Voorheuvel en Bergweg. Overigens aan wegen - althans voor zover het het Austerhtzse gebied betreft - is er op deze kaart niets te ontdekken. Maar er is de "Caerte vande Ommelanden van Seyst" anno 1750. De weg, die weUicht het tracé Montaubanstraat, Voorheuvel enz. volgde, büjkt nu niet vanaf de |
||||
p
a
:4
|
||||||
o
o. n O
3 3 o
|
||||||
s
3
|
||||||
kerk van Zeist te lopen, maar meer in oostelijke richting, vanaf De
Breul, naar de Woudweg. Er is ook een andere weg zichtbaar, lopend vanaf de bij Driebergen getekende kerk. Deze weg gaat vrijwel noordwaarts naar de Woudweg en wij herkennen hierin de Traay of Traayweg. Inderdaad loopt hij op de kaart links langs het bos Noordhout. Ongeveer waar het woord "Bergen" te lezen is, links van de Traay,
bevindt zich het terrein waarop de Franse generaal Marmont zijn oog het vallen om er een grote troepenmacht samen te trekken. Maar valt ook te reconstrueren waar dit kamp precies lag? Uit alle hierover gepubüceerde lectuur komen twee zaken naar voren: 1. men schreef graag van elkaar over en
2. men wist het niet precies.
Het zou drie kilometer lang en 500 meter breed geweest zijn 1).
Elders in dezelfde bron: 800 meter diep. In de "Legerkoerier" 2) 3.000 X 800 meter Ook vier andere broimen houden het op 500 meter, en twee op 800 meter. De meest betrouwbare bron Hjkt Sabron te zijn 3). Deze noemt enkele concrete punten, zoals: "het front hep vanaf de Maarnsche weg onder hoogtepunt 29, oostelijk van Austerütz .....". Ongetwijfeld wordt met de Maarnseweg het tegenwoordige fietspad
naar Maarn bedoeld. Als men vanaf de Traayweg dit pad opgaat tot het eerste voetpad linksaf de bossen in, dan loopt men daar langs de meest oostelijke rand van het kamp. Dit is duidelijk in het terrein herkenbaar. Links, waar het kamp lag, is het terrein vrijwel geheel vlak, maar rechts is het tegendeel het geval: een golvend terrein en dus ongeschikt voor tenten of eventueel barakken. Wan- neer men vervolgens weer links gaat, het begin van de KamperUnie, dan herhaalt zich dit verschijnsel: aan de linkerhand afgevlakt en aan de rechterhand glooiend terrein. Wij staan aan de uiterste rechter bovenhoek van het terrein waar het kamp zich bevond. Vrijwel alle bronnen noemen een frontlengte van drie kilometer. Als
de frontlengte drie kilometer is geweest, dan komt men uit in het midden van het K.N.V.B.-terrein. Daar de meeste bronnen de |
||||
Ar
|
||||||||||||||
:n-
|
||||||||||||||
C,^--V
|
||||||||||||||
\:, ::\
|
||||||||||||||
/ ir-*>
|
||||||||||||||
Situering van het Franse kamp ten opzichte van het huidige dorp Austerlitz
|
||||||||||||||
10
|
||||||||||||||
Odijkersteeg als grens noemen en dit ook heden nog een "natuurlij-
ke" grens vormt, is meestal aangenomen dat hier de westeüjke grens van het kamp lag. Toch zijn hier vraagtekens bij te plaatsen. Wij hebben redenen om
aan te nemen, dat het kamp niet zo breed is geweest. Dit is ge- baseerd op een reconstructie-poging aan de hand van weer een andere kaart, de zogenaamde "kaart van Marmont"; hierop komen wij in een volgend artikel nader terug. Onduideüjk is ook de diepte: 500 of 800 meter. Qua terrein komt
800 meter zeker in aanmerking. Weliswaar is dan het deel in het zuidoosten op het huidige Bornia geweest, waar het terrein niet geheel afgevlakt is, maar hierbij dient bedacht te worden dat daar geen gegroepeerde tenten stonden. Slechts een enkele (gene- raals)tent en een hcht heuvelachtig terrein met vlakke stukken vormden daarvoor geen enkel beletsel. In juni 1989 werd een nieuwe gaspijpleiding aangelegd, onder an-
dere van het K.N.V.B.-centrum via de Odijkersteeg richting en langs Bomia. ledere dag werd er een waarneming gedaan. Zonder enig resultaat. Dit houdt vrijwel vaststaand in, dat het müitaire kamp géén 800
meter diep is geweest; dan immers moeten er langs bedoelde lijn verstoringen in de grond zichtbaar zijn. |
||||||||
Resxmierend: het kamp was 500 meter dieper.
|
||||||||
R. Loenen
|
||||||||
Bronnen:
|
||||||||
L H.W.A. inv. nr. 11; krantenknipsels
2. H.WA. inv. nr. 12; "de Legerkoerier", juh 1975
3. H.W.A. inv. nr. 20; "De stichting en de eerste vijf jaren van het
bestaan van AusterHtz", F.A.H. Sabron |
||||||||
11
|
||||||||
DE "ZEVENTUIGSPROCEDURE"
IN HET MIDDELEEUWSE ZEIST In de middeleeuwen werden alle zaken betreffende overdracht van
onroerend goed, onderlinge betrekkingen en dergelijke geregeld voor schout, landgenoten en buren van het betrokken gerecht. Soms vroe- gen deze ook een getuigenis van de "de zevene", waarbij "die zeve- ne" in enkele gevallen uitdrukkehjk vermeld werden. Dekker zegt hierbij 1): "In het Kromme Rijngebied vonden wij zulke vermeldingen niet". Voor zover het de gerechten onder Zeist betreft - verder reikt onze competentie nauweUjks - heeft Dekker volkomen geHjk. In geen enkele gerechtsoorkonde kwamen wij "de zevene" tegen. Dat wil niet zeggen dat de "zeventuigsprocedure" in de Zeister ge-
rechten onbekend was. Integendeel. Zowel in de oudere gerechten, bijvoorbeeld het bisschoppeüjke gerecht, als in de jongere ontgin- ningsgerechten zoals het Cattenbroeck, kwam de "zeventuigsprocedu- re" voor. En büjkbaar werd deelname aan dit instituut als belangrijk en verpUcht ervaren. Bij nalatigheid kon het betrokken Ud van "de zevene" op een forse boete rekenen. Het "zeventuig" is een verklaring van zeven naastgelanden of naast-
gehuisden, meestal vier op en drie neer of de zeven rondom liggen- den of -wonenden, omtrent een aangelegenheid een stuk land of een huis betreffende. Als naaste buren werden zij verondersteld op de hoogte te zijn van de lotgevallen van land en huis. Ook in het dijkrecht kwam deze procedure voor. Verstoeling en dijkindeling van naburige dorpen vond vaak plaats "klei aan klei". De landen nevens en aan elkander gelegen ontvingen hun dijkspar- ten nevens en aan elkander. Dijkgraaf en heemraden konden in zeventuig een beroep doen op
zeven de "naeiste kleien", dit is de zeven landeigenasu's of de zeven akkers wier hoefslagen in de dijk naast het bedoelde dijkvak waren gelegen. Dat de "zeventuigsprocedure" in de oude gerechten van 2^ist
voorkwam, lezen wij in de Rekening van de schout van Amersfoort over 1332/1333 2). In deze Rekening komt de post voor: (onder het |
|||||
12
|
|||||
hoofd "Te Zeyst"). "Item van Dideric Berniers zone, omdat hij zijn
erve, daer hij een zeven of wezen zoude, te tijde niet en bewaerde." De betrokkene had blijkbaar niet voldaan aan zijn verpHchtingen, rustend op zijn land, om met "de zevene" te getuigen. En kreeg daarvoor opgelegd de, voor die tijd, zware boete van 15 pond. De famihe van Dideric Berniersz. behoorde tot de hyen -onvrijen- van het bisschoppehjk gerecht te Zeist. Zij betaalden in datzelfde jaar een keurmede aan de bisschop van Utrecht; een vergoeding dus voor het beste stuk uit de nalatenschap van een onvrije, waarop de bisschop recht had. De betreffende post in bovengenoemde rekening luidt: "Int yerst rekent hij (schout) zün innemen, inghenomen van kuermieden. Item van Bernier Diderix zoene te Zeist 2 pond 10 schelling." Uit de Rekening valt niet op te maken of er verband bestond tus-
sen de familienarigheid en de houding van Dideric Berniers zone als Ud van "de zevene". De "zeventuigsprocedure" kwam ook voor in het gerecht Catten-
broeck. Wij lezen dit in oorkonden betreffende 8 morgen land van St. Pieter, gelegen in dit gebied. Op 12 maart 1376 beslecht de officiaal van de aartsdiaken van
Utrecht een ruzie over het bezit van deze 8 morgen tussen het kapittel van St. Pieter en Heer Johannes vem Rijnesse van Rijnau- wen ten gunste van genoemd kapittel. Uit de redactie van de uitspraak krijgen wij de indruk - maar ook
niet meer - dat de officiaal, ter plaatse niet bekend, hierbij het getuigenis van de "ommesaten" heeft gevraagd 3). Het geslacht Rijnesse houdt daarna lange tijd het betwiste stuk land in erfpacht van St. Pieter. In oorkonden uit 1465 en 1469, betreffend de erfpacht van het ge-
slacht Rijnesse van de 8 morgen land van St. Pieter, wordt "het zeventuig" met name vermeld 4). "Insuper in casimi et eventum, quibus dicti domini de capitulo
durantibus dictis tribus annis vel aho tempore vellent prefata 8 jugera per vulgariter dictum dat Soeventhuuch, —" Frederic van Rijnesse, toenmalig erfpachter, mag het land van St. Pieter niet verpachten als daarbij de rechten van het kapittel op |
|||||
13
|
|||||
deze 8 morgen bedreigd worden. Daarvoor moet hij een borg stel-
len. In een voorkomend geval zal hij zich, met goede trouw, houden aan het oordeel vervat in het "zeventuig", of zich neerleggen bij de uitspraak van een geestelijke of wereldlijke rechtbank. Was er bij het kapittel van St. Pieter toch oud zeer gebleven door gebeurtenissen van 12 maart 1376? D.R. Klootwijk
|
||||||||
Bronnen
1) C. Dekker, De geschiedenis van het Kromme Rijngebied in de
Middeleeuwen, blz 548 2) Inventaris van het Archief der Bisschoppen van Utrecht, no 395
3) R.A.U. Archief van het kapittel van St. Pieter, no 554
4) Zie 3, no 167
|
||||||||
NIEUWS VOOR CONTRIBUANTEN
In het vorige nummer hebben wij toegezegd dat in het maartnum-
mer van Seijst nadere mededelingen gedaan zouden worden over de lezingen en de te maken excursies in 1991. Helaas zijn wij er niet ingeslaagd beide zaken rond te krijgen. Zodra het programma defi- nitief is vastgesteld, zullen wij u via een rondschrijven informeren. |
||||||||
Dezer dagen ontvangt u onze acceptgirokaart 1991 weer. Alhoewel
onze inningskosten flink gestegen zijn, handhaven wij een minimum- bijdrage van ƒ 15, = , dit dekt ternauwernood onze uitgaven. Over 1990 ontvingen wij gemiddeld ƒ 25, =. Dank u wel. |
||||||||
14
|
||||||||
JAARVERSLAG OVER 1990
In 1990 vergaderde de Raad van Beheer op 20 maart, terwijl het
dagelijks bestuur vijfmaal bijeenkwam en wel op 20 februari, 17 april, 11 september, 13 november en 11 december. In onze Raad van Beheer (R.v.B.) mochten wij 'm 1990 twee nieuwe leden verwelkomen, te weten mevrouw drs J.C. Mollen-Hengeveld en de heer H. Wels. Mevrouw Mollen doet - zoals bekend - reeds sedert jaren veel en
belangrijk werk voor onze stichting en haar benoeming is dan ook meer een erkenning van haar verdiensten dan dat er iets wezenhjks verandert. Hetzelfde kunnen wij zeggen van de heer Wels, zij het dat hij niet,
zoals mevrouw Mollen, op onze voordracht is benoemd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, doch dat hij, conform de statuten onzer stichting, als Ud van onze R.v.B. is aangewezen door het bestuur van de EvangeHsche Broedergemeente. De R.v.B. bleef verder ongewijzigd en bestaat thans uit: C.J. Bardet, R.G. Boekhoven, mevrouw drs S. Bottinga, mr dr V.A.M. van der Burg, mr dr H. Emmer, ing. J.J.B. Fluitman, dr A. de Groot, J.A. van Halteren, LD. Heyning, C.E.G. ten Houte de Lange, mr dr J. Meerdink, mevrouw drs J.C. Mollen-Hengeveld, R.P.M. Rhoen, mevrouw drs G.M.W. Ruitenberg, drs T.G.P.M. Ruijs, mr dr A.A.H. Stolk, drs H.M.J. Tromp, L. Visser, H. Wels en drs B. Woeldermk. Helaas werd ons immer zo actieve mede-Hd Hans Bardet op 23 december 1990 door een hartinfarct getroffen en in het Zeister ziekenhuis opgenomen. Gelukkig mocht hij al binnen twee weken weer naar huis. Het was onze penningmeester, de heer C.E.G. ten Houte de Lange,
niet wel mogehjk de financiële administratie te voeren. Gelukkig was onze oud-penningmeester, de heer L. Visser, bereid hem daarbij te assisteren; wij zijn hem daarvoor bijzonder erkentehjk. Door de heren Ten Houte de Lange en Woelderink is het Gemeen- tearchief Amsterdam meermalen bezocht, ten einde de voortgang van de inventarisatie van het familiearchief Van de Poll te bevorde- ren en te begeleiden. Ons bulletin "Seijst" kwam ook in 1990 weder viermaal uit. De |
|||||
15
|
|||||
leden van de redactie - u vindt hun namen steeds vóór in ieder
nummer - zien gelukkig altijd weer kans om boeiende kopij te verzamelen. Omtrent de wijze van gebruik van de ons door de gemeente ter
beschikking gestelde Zilverzaal is nog enige discussie. De betrokken wethouder, onze mede-lid van de R.v.B., de heer J.A. van Halteren, heeft ons toegezegd ons nadere voorstellen daaromtrent te doen. De samenwerking zowel met de gemeente als met de Kunststichting was, mede door de benoeming van enige nieuwe functionarissen, over het algemeen van plezierige aard. Over de vele activiteiten van onze stichting, zoals de openstelling
van onze kamer op de dinsdagochtenden, de archivering, de lezin- gen, de tentoonstellingen, de excursies, de fihn- en de diavoorstellin- gen, kimt u nader lezen in het jaarverslag van mevrouw Mollen. Wij zijn alle medewerkers (m/v) - mevrouw Mollen noemt ze nog eens bij name in haar verslag - veel dank verschuldigd. Ook de pers zijn wij erkentelijk voor de altijd zo positieve aandacht die zij aan ons besteedt. Tot slot wijzen wij u erop, dat wij in het inmidddels begonnen jaar
1991 ons 40-jarig bestaan hopen te vieren. In ons bulletin zullen wij u daarover nader informeren. Wij hopen dat de heer Wels, die als ledenadministrateur, ons zo trouw op de hoogte houdt van de nieuwe donateurs, ons in dit jubileumjaar kan verrassen met grote aantallen nieuwe namen. Uw aller hulp is daarvoor besUst noodzake- lijk. Wij rekenen daar graag op! LD. Heyning, secretaris
VERSLAG VAN HET ARCHIEFWERK CA. IN 1990
Weer is een jaar voorbij. Het werk op het archief heeft doorgang
kutmen vinden. Waar hebben wij ons in 1990 mee beziggehouden? Persberichten. De bewerking ervan kost veel tijd, vooral het sorte- ren, opplakken, coderen en in mappen opbergen. Mevrouw Heyning, de heren Stokmans, Tijtgat en Roeder houden zich hier intensief mee bezig. In december heeft een nieuwe vrijwilligster, mevrouw Van den Berg, zich aangemeld. Zij versterkt thans deze groep en |
|||||
m
|
|||||
wij heten haar op deze plaats welkom.
Bibliotheek. Verschillende nieuw verschenen boeken en brochures
zijn in de bibUotheek opgenomen. Momenteel controleren mejuf- frouw Metz en ondergetekende de catalogus. Iconografische atlas. Oude en nieuwe portretten van Zeistenaren
zijn nog steeds zeer welkom. KaartenTerzameling. Een overzicht van het kaartenmateriaal is
gereed. Een inleiding gaat eraan vooraf. Het geheel is samengesteld door ir B. van Wijk. Prentenkabinet Er is een nieuwe inventaris van de prenten van
onze stichting verschenen. Samengesteld door mevrouw drs S. Bottinga. Ook hierin is thans een inleiding opgenomen. Penningen en munten. Hiervoor zijn speciale ladenkastjes aange- schaft. Deze penningen en munten zijn stuk voor stuk beschreven en op fiches gezet. Een overzicht van deze verzameling is bijna gereed. Het geheel is eveneens door ir B. van Wijk bewerkt. Inlichtingen. Er zijn ongeveer 200 inhchtingen (mondeling, telefo- nisch of schrifteHjk) verstrekt. Geregeld wordt ons archief door leerlingen van middelbare scholen, studenten, leden van verenigings- besturen en door particuUeren geraadpleegd. Tentoonstellingen. Er werden door onze stichting in 1990 vijf
tentoonstellingen georganiseerd in de Züverzaal van het Slot. Van 16 december 1989 tot eind februari 1990 "Zilver in Zeist"; van 13 maart tot 20 mei "De Oude Kerk te Zeist"; van 2 juni tot 26 augustus "Kasteel Heemstede te Houten"; van 22 september tot 2 december "Muziek in Zeist" en van 16 december 1990 tot 24 februari 1991 "Verstild Verleden" (oude prenten van Zeist en him makers). Voor genoemde tentoonstellingen was een redeUjke belang- stelling. Het overleg met de Zeister Kunststichting en met het Slot, in bijzonder met de heren LeUjveld en De Reus, is prettig verlopen. Lezingen. Er werden dit jaar drie lezingen gehouden met als onderwerp "Zilver in Zeist" door mevrouw A. Krekel-Aalberse, "Het Huis Heemstede te Houten" door de heer L. Wevers en "Het Fort bij Rijnauwen" door de heer A. van der Gaag. Excursies. Deze werden georganiseerd in mei naar Woerden en eind
september naar Doesburg en omgeving. De laatste trok zoveel belangstelling dat wij het voornemen hebben in het voorjaar 1991 |
|||||
17
|
|||||
Onder toeziend oog van voorzitter Boekhoven hangt Van Veenendaal het borstbeeld van Jonkheer Fredrik van de Poll
bij de opening van de tentoonstelling "Muziek in Zeist" een lauwerkrans om (foto Elzebet Veenendaal) |
|||||
PÖ.
|
|||||
een tweede tocht naar deze stad te organiseren op een zaterdag,
waardoor ook de jongeren onder de leden eens de gelegenheid krijgen eraan deel te nemen. IMa- en filmyoorstellingen. Deze werden gegeven voor verenigingen,
scholen en bejaardenhuizen met als onderwerp "Oud Zeist". Zij stonden onder leiding van de heer H. Wels. Het is hier ook de plaats om alle vaste medewerkers, te weten
mevrouw Heyning, mejuffrouw Metz, mevrouw Van den Berg en de heren Bardet, Stokmans, Tijtgat, Roeder, Van Wijk en Wels dank te zeggen voor hun grote inzet. Tenslotte ook mijn bijzondere dank aan mevrouw Wels en de heren Scharten, Visser, Rhoen en dr GaUs voor hun bijdragen en adviezen ten behoeve van ons archief- werk. Laat ons in 1991 weer proberen het archief zo goed mogeHjk in
stand te houden, door samenwerking en overleg kan veel bereikt worden. J.C. MoUen-Hengeveld
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tussen haakjes geplaatste bedragen hebben betrekking op 1989.
In het bedrag ad ƒ 2.857,28 wegens kosten van lezingen en vergade-
ringen is ƒ 1.521,38 begrepen wegens kosten van huur van ruimten in het Slot. De drukkosten van het bulletin ad ƒ 7.578,33 hebben betrekking op het decembernummer 1989 en 4 nummers van 1990. C.E.G. ten Houte de Lange, penningmeester
NIEUWE CONTRIBUANTEN
Wij schreven afgelopen maanden achttien nieuwe contribuanten in
en dertien uit, ons bestand telt nu 665 betalende begunstigers: 1. de heer J. Auwema, Brugakker 63-23
2. mevrouw A. Clay, Oranje Nassaulaan 7, flat 26
3. de heer A. van Denderen, Oranje Nassaulaan 7, flat 6
4. de heer drs A. Duyvendak, Graaf Janlaan 35a
5. de heer H.J.J.M. van Greevenbroek, Vossenlaan 17
6. de heer A.J. de Groot, Crosestein 35-07
7. de heer F. Koops, Pr. Marijkelaan 4
8. de heer/mevrouw Mein-Bloem, Kroostweg 172 Noord
9. de heer D. Pollmann, Chopinlaan 49
10. mevrouw M.J.M. la Poutré, Corn. ScheUingerlaan 63
11. de heer R. Tellez, Nooitgedacht 68
12. de heer/mevrouw J. Vaillant-van Reenen, Waterigeweg 54
13. mevrouw C. v.d. Vijsel, Den Dolder
14. de heer P. van Vliet, Parklaan 17
15. mevrouw T. ter Voorde-Pinkster, Arnh. Bovenweg 12, flat 32
16. de heer P. v.d. Werf, Oude Woudenbergsezandweg 18
17. de heer G.W. Willemsen, Slotlaan 326
18. de heer mr A. Zwanenburg, Laan van Vollenhove 2779
Adreswijzigingen enz. graag aan:
H. Wels, administrateur
Broederplein 17 3703 CC Zeist |
|||||
20
|
|||||
DE DRINKWATERVOORZIENING IN AUSTERLITZ
Inleiding
In de prehistorie, 20.000 jaar voor onze jaartelling, leefden de
mensen van de jacht en waren aangewezen op het in de natuur aanwezige water. Men dronk voornamelijk oppervlaktewater, maar ook werd er van natuurUjke bronnen gebruik gemaeikt. In het Neoüthiciun of de jonge steentijd, tienduizend jaar voor Christus, begon men hier en daar de landbouw te beoefenen. Vanaf dit mo- ment ontstonden nederzettingen, meestal in de onmiddellijke nabij- heid van opperNdaktewater. Vermoedelijk werden op sommige plaat- sen putten geslagen om drinkwater te verkrijgen. Austerlitz is dan wel pas in 1804 na Christus ontstaan, maar heeft
zijn ontstaan in wezen te danken aan het vinden van goed drinkwa- ter toen de Franse generaal De Marmont met zijn troepen op de heide bij Zeist wilde gaan kamperen. Hij liet een dertigtal waterput- ten slaan, die ruim voldoende water leverden voor zijn meer dan 20.000 man tellende leger. Toen op de plaats van het legerkamp een dorpsgemeenschap ontstond, had de watervoorziening plaats door middel van meerdere waterputten. De voornaamste put was de put op het Dorpsplein, waar ach een "put-organisatie" ontwikkelde. Hierop komen wij in dit artikel nader terug. In de loop van deze eeuw kregen veel woningen een eigen pomp. In 1940 werd Auster- litz aangesloten op het waterleidingnet. Hierdoor verdwenen de pompen uit de woningen en de pubHeke
pompen werden niet meer gebruikt en raakten in vervaL De Vereni- ging "Austerlitz Belang" ontfermde zich over de pomp op het Dorpsplein en in juli 1969 werd de pomp gerestaureerd. Men wilde echter een nieuwe pomp en die werd in juü 1981 door alle wethou- ders van Zeist onthuld. De pomp aan de Gramserweg behoeft res- taiu-atie en de pomp aan de Weideweg/hoek Oude Postweg, is in verband met woningbouw aan het eind van de vijftiger jaren ver- dwenen. Zoals uit het navolgende zal blijken, dateert de pomp op het
Dorpsplein niet uit 1850, doch is daar pas in 1915 geplaatst. |
|||||
21
|
|||||
De wateiput op het Doipsplein, ca 1907 (collectie Gemeenteaichief Zeist)
|
|||||
C<1
|
|||||
De waterpomp op het Dorpsplein
A. Ansink, G. van Bameveld, P. Bloemendaal, G. Bos, J. Dijkhorst,
wed. A. van Ginkel, wed. G. van Ginkel, W. van Ginkel, G. van Hardevelt, H. van der Horst, J. Koudijs, J.B. Maijer, J.F. Merken- hof, DJ. van Nieuwenhuizen, G. van Nieuwenhuizen, W.F. van SUjpe, S.H. de Vree, C. van Woerdekom en W. van Woerdekom, allen inwoners van Austerlitz, verzochten op 10 juni 1914 in een brief aan de gemeenteraad om op de put op het Marktplein, thans Dorpsplein, een pomp te plaatsen. Men klaagde over de verontreini- ging van het water door vuil en insekten, die in de put voorkwa- men. Naar aanleiding van eerdere klachten over vervuiling had men op advies van de gezondheidscommissie een deksel op de put ge- legd, die na het putten van water teruggelegd moest worden. In de prsiktijk kwam daai niets van terecht. De kwaliteit van het water op zich was goed, zo was uit een laboratoriumonderzoek gebleken. In de raadsvergadering van 1 juli, waarin het verzoek uit Austerütz voor het eerst aan de orde kwam, werd niet duideUjk wie de eige- naar van de put was. Volgens de voorzitter, burgemeester mr JJ. Clotterbooke Fatijn van Kloetiage, was mr J.F. de Beaufort uit 2^ist eigenaar. Het AusterUtzse raadsHd DJ. van Nieuwenhuizen, die het verzoek van de ingezetenen van AusterUtz tijdens deze vergadering wenste te ondersteunen, de brief wa& trouwens ook door hemzelf mede-ondertekend zoals wij hebben gezien, diufde dat te betwijfe- len. In een brief van 15 oktober aem De Beaufort verzochten burge- meester en wethouders vergunning voor het aanbrengen van een pomp op de put in de grond waarvan hij eigenaar was. Men ver- zocht zijn toestemming dus niet expliciet als eigenaar van de put. Bij brief van 17 oktober werd deze toestemming verleend. Schijnbaar was de in 1894 nog bestaande "put-organisatie" in verge-
telheid gereiakt. Deze organisatie hield in dat een aantal inwoners van Austerlitz gezamenüjk eigenaar was van de drinkwaterput op het Dorpsplein. Jaarlijks werd een van de eigenaren/gebruikers tot putbaas benoemd, die belast was met het toezicht en het onderhoud en de kosten omsloeg over de gebruikers. De kosten bedroegen 20, 25 of 30 cent per gezin per jaar. In 1894 waren de navolgende |
|||||
23
|
|||||
personen eigenaar/gebruiker: G. Appeldoorn, J. Dijkhorst, G. van
Empele, A. Hendriks, K. Kievid, W. Meijer, G. van Nieuwenhuizen, B. de Sain, J. de Saijn en J.H. van Soesbergen. Genoemde personen richtten zich op 16 juli van dat jaar tot de gemeenteraad met het verzoek het jaarUjkse onderhoud door de gemeente te laten geschie- den. Omdat het aantal deelhebbers aan de drinkwaterput in de loop der tijden was verminderd, waren de jaarlijkse kosten per gezin gestegen en de meeste van hen verkeerden in armoedige omstandig- heden, zoals ze zelf schreven. Burgemeester en wethouders Heten een onderzoek instellen naai de toestand van de put. Architect Nijland raamde de kosten van het herstel op 250 gulden. De her- stelwerkzaamheden hielden in dat het bestaande metselwerk, dat voor het grootste deel in slechte toestand verkeerde, gehandhaafd bleef. In de put zou een cementenring aangebracht worden, waarop een halfsteensmuurtje zou worden opgetrokken. Na deze restauratie zouden de jaarlijkse onderhoudskosten, eigenUjk alleen reparatie- kosten van de ketting en de emmer, weer ten laste van de eigena- ren/gebruikers komen. De raad ging ermee akkoord dat de put voor rekening van de gemeente grotendeels vernieuwd werd, alhoewel deze geen gemeente-eigendom was. De werkzaamheden werden opgedragen aan A. van Ginkel, metselaar, te Austerlitz. Op 16 september 1895 betaalde de gemeente 320 gulden voor het uitvoeren van genoemde werkzaamheden. In de raadsvergadering van 1 oktober 1914 wees het lid Van
Nieuwenhuizen op de noodzakelijkheid om uit een oogpimt van ge- zondheidszorg in plaats van de put een pomp te slaan. Daarmee zou tevens de werkverschaffing gebaat zijn. In zijn vergadering van 19 november ging de raad akkoord met het
voorstel om op de drinkwaterput een pomp te plaatsen en verleende een krediet van 350 gulden. Het raadslid Van den Brink vond het bedrag aan de hoge kant, maar wethouder Guldensteeden Egeling verduidelijkte dat het om een bijzondere pomp ging daar het water ± 7 meter onder het maaiveld stond. De raad volgde het advies van de gemeentearchitect, die adviseerde om de pompinstallatie in de put aan te brengen. Hierdoor was het pompmechanisme be- schermd tegen moedwillige beschadiging en tegen vorst. De pomp |
|||||
24
|
|||||
moest dan wel worden voorzien van een lange zuigerstang zodat
uitsluitend het gangwerk bovengronds was. Hier omheen zou een houten kast geplaatst worden. Op 15 maart 1915 werd begonnen met het aanbrengen v£m de pomp. De werkzaamheden namen onge- veer drie weken in beslag. L. Gadellaa uit Zeist was belast met de uitvoering. Een tevreden inwoner van Austerlitz schreef in de Weekbode van
16 juni 1915: ^ "Hij staat er nu ongeveer een week of tien, de
pomp op de "Markt" te Austerlitz. Hij? En vol- gens De Vries en Te Winkel is pomp van het vrouwelijk geslacht Ja, maar wie hem gezien heeft met zijn stevig onderstuk van gewapend beton, zijn gecarbolineerde houten bovenstuk met zinken hoed, zal wezenlijk het kenmerkende vrouwelijke er niet in kunnen ontdekken. "Hij" dus voorziet sinds Paschen een deel der bewo- ners van water. "Alle verandering is geen ver- betering zeiden onze voorouders; deze is het echter wel. In de plaats van een gevaarlijke, open put, waarin allerlei ongerechtigheden konden geworpen worden en ook werkelijk wel eens gegooid werden, staat daar nu de massale pomp, die vrij wat gemakkelijker het heldere, zuivere water verschaft. Ouden van dagen, die gewoonlijk tot de behoudenden behooren, heb- ben het hoofd geschud; de lieve jeugd zou binnen acht dagen het ding vernield hebben, zeiden ze. Die voorspelling is niet uitgeko- men; laat ons hopen, dat het Gemeentebe- stuur, dat deze zoo gfoote verbetering voor de volksgezondheid tot stand bracht, eer van zijn werk moge hébben." De pompen aan de Gramser- en Weideweg
Op 22 september 1921 schreef DJ. van Nieuwenhuizen een brief
|
||||
De oude pomp op het Dorpsplein, 1969 (foto Haimeke
Kortlandt/coUectie Gemeentearchief Zeist) |
|||||||
De nieuwe pomp op het Dorpsplein, 1989
(collectie Gemeentearchief Zeist) |
|||||||
«N
|
|||||||
aan J. Meerdink, de gemeentearchitect, waarin hij meedeelde, dat
de pomp 'm Austerlitz weer defect weis. Velen vroegen hem, hij was immers raadsUd, dit door te geven aan gemeentewerken. Blijkbaar was de waterstand laag en gingen alle mensen water halen bij Maijer en Soesbergen, die daar niet gelukkig mee waren. De oor- zaak van het defect was een lek in de zuigbuis dat hersteld kon worden. Uit onderzoek bleek dat nog 0,75 m. water in de put stond. Bij de behandeling van de begroting voor 1922 in de afdelingsverga-
deringen in november 1921 vestigde een van de leden, naar alle waarschijnlijkheid het lid Van Nieuwenhuizen, de aandacht op het feit dat Austerlitz niet aangesloten was op het waterleidingnet. Door de grote droogte gaven de meeste putten geen water meer en die nog water leverden, gaven meestal nog slecht water ook. Het lid vroeg om een onderzoek naar de watervoorziening in Austerlitz. Burgemeester en wethouders antwoordden de raad op 14 december dat de gemeentepomp, bedoeld wordt de pomp op het Dorpsplein, die dus nu uitdrukkelijk gemeentepomp genoemd wordt, nog steeds voldoende en deugdelijk water gaf. Burgemeester en wethouders zegden toe een onderzoek te doen instellen naar de mogelijkheid de watervoorziening te verbeteren. De drinkwatervoorziening bleef problematisch en op 26 januari 1922
ondertekenden vierenvijftig gezinshoofden uit Austerlitz een brief die gericht was aan de gemeenteraad, waarin zij verzochten in deze si- tuatie verbetering te brengen. In de brief wezen zij erop dat de meeste bewoners aangewezen waren op waterputten, die of op parti- culier terrein stonden of langs de openbare weg. Deze toestand was zeer onhygiënisch en gevaarüjk voor de volksgezondheid. Door de lage waterstand gaven deze putten onvoldoende en vuil water. In het dorp stond slechts één gemeentepomp en daarvan moesten on- geveer veertig ge2innen gebruik maken en ook deze pomp leverde onvoldoende water. Een nieuw onderzoek begin februari wees uit dat de waterstand slechts 0,38 m. bedroeg. Daar de meeste particu- liere putten droog stonden, en vervuild waren, werd van de gemeen- tepomp het uiterste gevergd. Burgemeester en wethouders stelden op 23 februari aan de raad voor een krediet te verlenen van 1.400 gulden voor verbetering van de bestaande pomp, dus op het |
||||
Dorpsplein, en voor het maken van een nieuwe pomp. Uit de nota
van de gemeentearchitect van 21 februari is op te maken dat de nieuwe pomp aan de Gramserweg, toen nog Vinkenbuurt geheten, moest komen te staan 1) 2). Volgens een daarbij gevoegd kaartje kwam de pomp op gemeentegrond te staan. Bij beide pompen moest men tot een diepte van 20 tot 30 meter boren alvorens men op een wel stootte. Het raadslid Van Nieuwenhuizen vroeg of het niet mogeHjk was AusterUtz aan te sluiten op het waterleidingnet of in AusterUtz een eigen waterleidingnet aan te leggen, een mogeüjk- heid die in 1939 nogmaals onderzocht is. Het college van burge- meester en wethouders antwoordde dat het technisch wel mogelijk zou zijn. De concessie van de Utrechtse Waterleiding Maatschappij het dit echter niet toe. Men achtte het beter om dit probleem zo snel mogeUjk op te lossen. Na deze toeUchting werd het gevraagde krediet verleend. Op 26 juU deelden burgemeester en wethouders aan de gemeente-
raad mee dat het wenselijk was een derde pomp te plaatsen. Voor dit doel kon men een stukje grond van veertig vierkante meter, gelegen aan de Weideweg, aankopen van mr J.F. de Beaufort. Het beschikbare krediet zou hierdoor met 250 è 300 gulden overschre- den worden. Het hd Van Nieuwenhuizen complimenteerde burge- meester en wethouders voor hetgeen dit college voor de watervoor- ziening van Axisterlitz reeds gedaan had en nog wilde doen. Hij verzocht tevens de pomp op het Dorpsplein, die toch het meest gebruikt werd, nog verder te laten uitdiepen. Deze pomp leverde nog steeds niet genoeg water. De raad verleende op 7 september een krediet van 300 gulden voor het uitdiepen van de wel op het Dorpsplein, in het raadsvoorstel Schoolplein genoemd, ter verbete- ring van deze pomp zoals de heer DJ. van Nieuwenhuizen verzocht had. Nog in hetzelfde jaar werden de werkzaamheden uitgevoerd. De
pompen werden geplaatst door AJ. Kraan uit Zeist, ChrJ. van der Lee uit Zeist zorgde voor het vervoer van onder andere stenen, wed. A. van Ginkel uit AusterUtz zorgde voor het metselwerk en het schilderwerk werd uitgevoerd door J.F. Merkenhof uit AusterUtz. |
|||||
28
|
|||||
Aansluiting op het vmterleidingnet
Het gemeentebestuur Uet in 1934 een onderzoek instellen naar de
mogeUjkheden om Austerlitz aan te sluiten op het ZLeister waterlei- dingnet. De kosten zouden 32.000 gulden bedragen. Men betvwjfelde echter of de bewoners, gelet op de te betalen aansluitkosten en hun financiële draagkracht, zouden besluiten tot aansluiting op het waterleidingnet. Voor de volksgezondheid vond men het geen groot gemis, aangezien op een eenvoudige wijze kon worden voorzien in de behoefte aan zeer goed drink- en waswater. Door de opnemers van de gasmeter werd in 1939 een telling gehou- den van de in gebruik 2ijnde particuliere watervoorzieningsinstalla- ties. Men telde 108 handpompen met nortonputten, 44 aansluitingen op elektrische blokwatervoorzieningen, 6 regentonnen en 8 waterput- ten. In juni 1944 werd een telling gehouden van nog aanwezige pompen, indien de drinkwatervoorziening door calamiteiten verstoord zou worden. In Austerlitz waren toen nog op de navolgende adres- sen pompen aanwezig: AusterUtzseweg 5, Gramserweg 4, Oude Postweg 6, 7, 9, 13, 17 (2x), 33c, 88, 106 en Waterlooweg 13 en 19. Op 19 maart 1939 brandde het café "De Hei" aan de Oude Postweg af door gemis aan bluswater. Het raadsHd D.F. Brandwijk stelde hierover vragen aan het college van burgemeester en wethouders. Het college antwoordde dat het uit een oogpunt van brandbeveiü- ging, aansluiting op het waterleidingnet niet nodig achtte. Toch Het het college van burgemeester en wethouders thans weer de moge- lijkheden van aansluiting onderzoeken. Op 22 november 1939 kwam men met een voorstel aan de raad. Als argumenten om nu in te stemmen met aansluiting werden aangevoerd de brand op 19 maart van dat jaar en dat, gezien de omstandigheden, mogeUjke luchtaan- vallen de kans op branden zouden vergroten. De raad stemde in zijn vergadering van 7 jdecember in met het voorstel. Op 17 juli 1940 werd door de brandweer een demonstratie gegeven op het Dorpspleia in verband met de voltooiing van de aansluiting op het waterleidingnet. R.P.M. Rhoen
|
|||||
29
|
|||||
Noten
1. De huidige waterpomp acui de Gramserweg stamt mijns inziens
van 1922 en niet uit het eerste kwïu-t van de negentiende eeuw, zoals Roland Blijdenstein schrijft in Zeist, groei en bouw, deel Huis ter Heide, Lyceumkwartier en Austerlitz, pag. 107, 108. 2. In het archief van gemeentewerken, dossier nummer 510, zit een
tekening voor een pomp in Austerlitz. Gezien de vermelde afme- tingen en vorm betreft het hier vermoedelijk de pomp aan de Gramserweg. De datering is april 1922. Bronnen
- Archief der gemeente Zeist van 1599-1905, inv. ms 114, 125, 254,
255 en 413; Gemeentearchief Zeist - Archief der gemeente Zeist van 1906-1945, inv. nrs 40, 54, 61, 63,
64, 428, 1628 en 1635; Gemeentearchief Zeist - Archief van het bedrijf gemeentewerken, dossiemrs 324 U en 510;
Gemeentearchief Zeist Geraadple^de literatuur
- Roland Blijdenstein, Zeist, groei en bouw. Huis ter Heide, Ly-
ceumkwartier en Austerlitz. Een inventarisatie van waardevolle gebouwen en gebieden, Zeist 1984 - W. Grapendaal, De buurtschap Austerlitz in het Ucht der histo-
rie, z.pl. z.j. - 40 Jaar Austerlitz Belang: een duik in het archief, Austerlitz 1985
- Henk van der Veen, Watertorens in Nederland, Rotterdam 1989
|
||||||
"Kan eene vrouw haar kind vergeten! Mijn moeder vergat alles, als
ze bij de pomp stond te praten met haar vriendinnen," Uit "Kijkjes door 's levens venster" door A. van Hoogstraten-Schoch
|
||||||
10
|
||||||
HET HUIS "HOOG BEEK EN ROYEN" TE ZEIST
1. Inleiding
Gebouwd in het begin van de 19e eeuw op een kunstmatig opge-
worpen heuvel schuin tegenover "Beek en Royen" aan de 2e Dorps- straat door de Amsterdamse bankier Albert Voombergh. Als zomer- buiten biedt "Hoog Beek en Royen" aan de Driebergseweg nr 1 te Zeist aan de uitlopers van het Zeister bos een voorbeeld van een buitenhuis van classicistische allure met royale afmetingen. Na het overüjden van gravin Van Bylandt-van Loon in 1940 komt
het huis "Hoog Beek en Royen" in handen van de Stichting "Het Utrechts Landschap" en sedert 1954 onder beheer van de gemeente 2^ist. Na de restauratie diende het huis als ambtswoning voor de burgemeester van Zeist van 1956 tot 1979. Daarna werd het huis verhuurd. Vanaf 1982 is er een opleidingscentrum voor het bedrijfs- leven in gevestigd. In 1988 werd het huis aan een B.V. verkocht en in 1991 wederom doorverkocht. De aan de andere kant van de Driebergseweg gelegen orangerie is nog steeds in gebruik bij de gemeente Zeist. De geschiedenis van "Hoog Beek en Royen" is karakteristiek voor
die van vele buitens langs de Utrechtse- en Driebergseweg te 21eist: van zomerbuiten voor de stedeling via permanente bewoning door een adellijke famihe met in dit geval als intermezzo ambtswoning tot huisvesting van een instelling, met een kantoorbestemming als sluitstuk. 2. De amsterdamse bankier Albert Voombergh (Amsterdam 1793-
Amsterdam 1851) De veiling van 1818 (1) in opdracht van de vooraanstaande tot de
Broedergemeente behorende familie Van Laer is te zien als het beginpunt van de verkaveling van goederen langs de Utrechtse- en Driebergseweg en heeft de weg vrijgemaakt voor de bebouwing met buitenhuizen langs deze in de tijd van Napoleon aangelegde en |
|||||
31
|
|||||
Gravure van Hoog Beek en Royen Uit: P J. Lutgers. Gezigten in de Omstreken van Utrecht. Loenen
|
|||||||
u
|
|||||||
aan de Vecht 1869
|
|||||||
verharde weg van Utrecht naar Arnhem. De buitens hadden huis-
en tuinpersoneel nodig en daarmee begon ook de groei van de bevolking van Zeist in de 19e eeuw. Zeist ontwikkelde zich gaande- weg van dorp met de Broedergemeente als gesloten zich zelf verzorgende gemeenschap daarin, maar verder uitsluitend agrarisch - veel schapenteelt op de heide - tot parel van de Stichtse Lustwa- rande. De afstammelingen van veel dienstpersoneel op de buitens wonen nog steeds in Zeist en behoren tot de gevestigde midden- stand. Koper in 1818 van het goed "Beek en Royen" (2) was mr Coenraad
Willem Wyborgh (Hoenloo 1772-Emmerik 1844), rentenier te Am- sterdam, die per 1 mei 1822 aan de Evangelisch-Lutherse Gemeente in de kolonie Berbice (Zuid-Amerika) de Hoge en Vrije Ambachts- heerUjkheid van Zeist met toebehoren en gebouwen en rechten weer doorverkoopt. Deze Wyborgh was een onroerend-goed handelaar en speculant in de 19e eeuw. De Evangelisch-Lutherse Gemeente verkoopt het landgoed "Beek en
Royen" vervolgens door aan Albert Voombergh (1793-1851), chef van de firma Ketwich en Voombergh, kassiers te Amsterdam (3), Ud van de gemeenteraad aldaar en lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland. De vader van deze Amsterdamse kassier, wij zouden zeggen bankier, bezit een buiten in het Gooi: "Schaep en Burgh". Met de veiling in 1818 wordt "Beek en Royen" aan de 2e Dorps- straat definitief gescheiden van de overplaats, waarop het latere "Hoog Beek en Royen" verrijst. Het hiiis "Beek en Royen" is kort vóór de veiling van 1818 door de
gebroeders Van Laer onderhands verkocht aan Johan Pieter Coen- raad Hendrik graaf van. Renesse van Wilp (1753-1820), in 1795 maire (= burgemeester) van de stad Utrecht en algemeen aankla- ger, vervolgens generaal-majoor van de cavalerie (1806), die als rentenier te Zeist in 1820 overleed (4). Deze graaf onderhield ook goede relaties met de Broedergemeente te Zeist. Te Zeist huwt op 25 juU 1821 Albert Voombergh met de Amster-
|
|||||
m
|
|||||
Hoog Beek en Rqyen, 1957 (collectie Gemeentearchief Zeist)
|
|||
damse patriciërsdochter Agneta Henrietta van Loon ('s-Gravenhage
1800-Zeist 1879), die een jaar later jonkvrouwe wordt omdat haar vader door koning Willem I in de adelstand wordt verheven (5). De 2Leister bossen vielen na de veiling van 1818 in drie delen
uiteen: 1) het "Voorbosch van Zeijst (lees: het Zeister Slot) üep van het Slot "groot 195 morgens" uit "de Oude Arnhemse Weg - nu Arnhemse Bovenweg - tot aan de gemeene heide" belendende aan de ene zijde 2) het "Bosch van Beek en Roijen" en aan de andere zijde 3) de bossen van burgemeester F.N. van Bern en zijn tante "mejuffi-ouw de wed. van wijlen den heere W. van Dam" (6). "De Tuinen en het Voorbosch van Beek en Roijen" strekten zich uit
van de Dorpsstraat tot aan de Oude Arnhemse Weg (7). De begrenzing tussen het voorbos van het Zeister Slot en "Beek en Royen" vormde "de halve zoogenoemde kippelaan", bedoeld wordt de huidige de Laan van Beek en Royen (8). Het achterste gedeelte van het bos hep van de Oude Amhemseweg tot aan de heide. Het geheel was 269 morgens groot. Op dit laatste perceel begrensd door de huidige Laan van Beek en
Royen, Driebergseweg en Molenweg, achterwaarts lopende tot de heide (de huidige Woudenbergseweg als grens?) werd aan de voorzijde vlak bij de Driebergseweg in opdracht van Albert Voom- bergh in 1824 (9) het huis "Hoog Beek en Royen" gebouwd. In het reglement op de politie der wegen en wateren in de gemeente Zeist van 4 januari 1826 wordt gesproken over "het goed van den Heer Albert Voombergh" (10). De kaart van juni 1830 spreekt van de hofstede "Hoog Beek en Roijen". De litho van Lutgers uit 1869 laat ons het 19e eeuwse huis met
twee open waranda's aen. 3. Het geslacht Van Loon-Voombergh
De dochter uit het huwelijk van Albert Voombergh met Agneta
Henrietta van Loon, geboren te Amsterdam 1827, PhiUppina Con- |
|||||
35
|
|||||
stantia Isabella Voombergh (overleden Zeist "Hoog Beek en Royen"
1905), huwt 22 juni 1848 aldaar haar volle neef jhr mr Jan Willem van Loon (Amsterdam 1816-'s-Gravenhage 1876), lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, jagermeester en kamerheer van koning Willem UI. Na de dood van Albert Voomberg in 1851 wordt "Hoog Beek en Royen" permanent bewoond door het gezin Van Loon- Voombergh. Uit het huweUjk Van Loon-Voombergh worden drie dochters
geboren: 1. jkvr. Agnes Henriette Constance van Loon (Amsterdam 1850-
Zeist 1933); 2. jkvr. Anna Louisa Agatha gravin van Bylandt-van Loon (Amster-
dam 1852-Zeist 1940), echtgenote van mr W.KF.P. graaf van Bylandt (1841-1924); 3. jkvr. Anna Eleonora van Loon (Zeist 1855-Zeist 1860).
Veel leden van het geslacht Van Loon kwamen op de Utrechtse
Heuvelrug wonen: mevrouw HA. Insinger-van Loon in de "Rosé VUla" in de nabijheid van het station Driebergen (11); jhr H.M. van Loon op "Hydepark" bij Doom (12); de gezusters Anna en Constan- ce van Loon in de villa "Del Sol" te Doom en jhr L. van Loon op "La Forêt" te Doom. Het sociale verkeer was druk, ook met de oude adel op de kastelen Sandenburg, Beverweerd en Amerongen. En jhr mr J.W. van Loon (1816-1876), de oudste zoon van het echtpaar Van Loon-Winter, speelde daar een voorname rol in. J.D. Zocher jr legde in 1824 in Engelse parkstijl de tuin van "Hoog
Beek en Royen" aan. Het huis werd omringd door open waranda's, die in pseudo-chinese stijl waren versierd (13). 4. Slot
Na de dood in 1940 van gravin Van Bylandt, geboren Van Loon,
kwam "Hoog Beek en Royen" leeg te staan. In 1954 werd het huis met het omringende park, dat intussen voor het publiek was open- gesteld, eigendom van de gemeente Zeist, die het in de vijftiger jaren liet restaiu-eren. De waranda's werden toen afgebroken. |
||||
In 1956 werd het huis de ambtswoning van burgemeester mr A.P.
Korthals Altes en daarna van zijn opvolger mr dr AA.H. Stolk tot 1979. De opvolger van de laatste, Eijsink, wilde geen ambtswoning en ging elders in Zeist wonen. Het huis werd in 1982 verhuurd aan het International College of Business Administration, een insteUing ter opleiding van mensen voor het bedrijfsleven. Vervolgens werd het Raadgevend Bureau Claessens B.V. te Utrecht in 1988 eigenaar. Het koopcontract kende de bepaling dat bij eventuele doorverkoop de gemeente Zieist een terugkooprecht had. In februari 1991 ging Hoog Beek en Royen wederom in andere handen over. De Hol- dingmaatschappij Diosmo werd de nieuwe eigenaar. Het huis heeft daarmee een kantoorfunctie gekregen evenals het
daarnaast gelegen "Sparrenheuvel" en is verloren voor particuliere bewoning. mr dr V.AM. van der Burg
Aantekeningen
1. Memorie of gedetailleerde omschrijving eener vrijwillige en
aanzienlijke veiling van vaste goederen gelegen onder de ge- meente Zeijst (....), 1818 (exemplaar in het archief van de Van de Poll-Stichting, Zeist). Verder te citeren als Memorie 2. H. Meerdink, Beek en Royen, Bulletin van de Van de Poll-
Stichting (n) 1981, blz. 7-8 3. Zie over de familie Voombergh en de fa Ketwich en Voom-
bergh: Isabella H. van Eeghen, Meniste vrijage. Jacob van Geuns (1769-1832). Gronings dokter, Amsterdams "Kassier", Haarlem 1969, passim 4. R.E. de Bruin, Burgers op het kussen, Stichtse Historische
Reeks 12, Zutphen 1986, blz. 45, 47, 183-184, 209, 218, 240 5. Nederland's Adelsboek Ao 1908, blz. 268 e.v.
6. Memorie, blz. 15-16
7. Memorie, blz, 5
8. Memorie, blz. 21
9. Roland Blijdenstein, Zeist, Groei en Bouw, Utrechtseweg-Drie-
|
|||||
W
|
|||||
bergseweg, Zeist 1984, blz. 44-47; Roland Blijdenstein, Lia
Geelen en Klaas de Poel, Buitenplaatsen en landgoederen. Een geschakeerd en stijlvol gebied in de gemeente Zeist, Monumen- ten (10) 1989, blz. 10 e.v. |
||||||||||
10
|
||||||||||
L. Visser, De straatnamen van Zeist. Ook straatnamen zijn
monumenten. Van de Poll-Stichting, Zeist 1978, blz. 115 11. R.W.A.M. Cleverens, Rosé Villa, Herinnering aan mevrouw H.A. In-singer-van Loon, Dame du Palais van H.M. Koningin Emma 1825-1902, Middelburg 1984, passim |
||||||||||
12,
|
||||||||||
Jhr H.W.M, van der Wyck, De Nederlandse Buitenplaats,
Aspecten van ontwikkeling, bescherming en herstel, 2e druk aangevuld met een register, Alphen aan den Rijn 1984, blz. 343 e.v. Over La Forêt, blz. 347 R. van Luttervelt, De Stichtse Lustwarande, Heemschut-Serie
deel 62, Amsterdam 1949, blz. 145, 159; "Van Goeden Huizen", Zeister Buitenplaatsen aan de Driebergseweg 1850-1940, deel Architectuur, Van de Poll-Süchting Zeist (1988), blz. 7 e.v. Het deel Bewoners werd door de archivaris van de gemeente Zeist, R.P.M. Rhoen, samengesteld. Driebergseweg 1 is "Hoog Beek en Royen", Driebergseweg la is het koetshuis vjm het buiten "Hoog Beek en Royen". |
||||||||||
13
|
||||||||||
De waterpomp aan de Gramserweg, 1972 (collectie Gemeentearchief Zeist)
|
||||||||||
38
|
||||||||||
Albert Voombeigh (1793-1851)
(Foto Iconografisch Bureau, 's-Gravenhage)
|
||||||||
Jkvr Anna Louisa Agatha van Loon (1852-1940)
(Foto Iconografisch Bureau, 's-Gravenhage) |
||||||||
^
|
||||||||
TUDELUKE BESCHERMINGSREGELING ARCHEOLOGISCH
BELANGRIJKE PLAATSEN Indien binnen niet al te lange termijn wordt begonnen met de
daadwerkelijke restauratie en renovatie van een aantal monumentale panden aan Het Rond en in de Dorpsstraat, het gaat hier om het oudst bewoonde gebied van Zeist, bestaat de verwachting dat bij bouwwerkzaamheden ook archeologische vondsten en/of ontdekkin- gen worden gedaan. Aan de hand van bodemvondsten en bodem- sporen kan wetenschappelijk onderzoek gedaan worden naar de ontstaansgeschiedenis van de plaats. Het zogenaamde bodemarchief kan daarvoor belangrijke aanwijzingen of documenten bevatten. Zo werd op Het Rond, hoek (Ie) Dorpsstraat in 1748 tijdens het graven van fundamenten een aardewerk kan gevonden met oude gouden en zilveren mimten. Daarom heeft de gemeenteraad van Z&ist op initiatief van wethou-
der Ruijs, hij heeft onder andere archeologie in zijn portefeuille en is bestuurslid van onze stichting, op 4 februari van dit jaar een tijdeüjke beschermingsregeUng voor archeologisch belangrijke plaat- sen vastgesteld. Deze regeling wordt te zijner tijd opgenomen in de Monumenten-
verordening Zeist. Binnen de grenzen van het bij de TijdeUjke Beschermingsregeling Archeologisch Belangrijke Plaatsen aangewezen gebied, bevinden zich de volgende historische onderdelen van Zeist: -de middeleeuwse dorpskern van Zeist rond de Dorpsstraat en de kerk;
-het terrein van de voormalige middeleeuwse ridderhofstad ïCers- bergen;
-het 17de eeuwse Slot Zeist;
-het 18de eeu\\«e Broeder- en Zusterplein; -de 19e eeuwse buitenplaatsen Stenia en Beeklust, en -het gebied van de eerste 19de eeuwse dorpsuitbreidingen tussen Dorpsstraat en Hogeweg.
In de gemeente Zeist liggen meerdere gebieden waarvoor een
gegrond vermoeden bestaat, dat zich in de bodem archeologisch belangrijk materiaal bevindt, bijvoorbeeld in Austerhtz. Op een kaart van de archeologische monumenten in de provincie Utrecht zijn vijf |
|||||
40
|
|||||
monumenten aangegeven. Dit zijn:
-resten van het Laat-Middeleeuwse versterkte huis Rijnwijk;
-resten van de Laat-Middeleeuwse ridderhofstad Blikkenburg; -de omwalde nederzetting/boerenhofstede Wallenburg uit de Napole- ontische tijd; -een grafheuvel bij Huis ter Heide, en -een grafheuvel te Austerlitz/Damreese Spoor. De Monumentenwet 1988, archeologische monumenten vallen onder
de werking van deze wet, verbiedt het zonder vergunning verrichten van opgravingen. In de praktijk worden veel opgravingen verricht door amateur-archeologen, met name door leden van de Archeologi- sche Werl^emeenschap Nederland (A.W.N.). Dit gebeurt onder de verantwoordeüjkheid van de provinciaal archeoloog van de Rijks- dienst voor het Oudheidkimdig Bodemonderzoek (R.O.B.) te Amers- foort. In Zeist en omgeving is de Onderzoeksgroep Zandgronden van de afdeling Utrecht e.o. van de A.W.N. actief. De Onderzoeks- groep Zandgronden heeft haar onderkomen in de Werkschuur, Zeisterweg 106A (bij het 'Witte Huis'), 3931 MG Woudenberg; haar correspondentie-adres luidt: Postbus 52, 3720 AB Bilthoven. R.P.M. Rhoen
BOEKENNIEUWS
Charles Hubert Eyck (1897-1983), de bekende Nederlandse kunst-
schilder, heeft van 1932 tot 1934 met zijn gezin in Zeist gewoond. In die jaren heeft Charles Eyck wandschilderingen, waaronder één van 182 m^ (13 x 14 meter), aangebracht in de kapel van de fraters aan de Kroostweg-Noord. Deze kapel is in 1974 gesloopt. Velen, ook in de museale wereld,
denken dat de Zeister wandschilderingen van Charles Eyck verloren zijn gegaan. Niets is minder waju-. De P.G.G.M. en de B.V.G. hebben door middel van een financiële bijdrage het mogelijk ge- maakt dat gedeelten van de wandschilderingen bewaard zijn geble- ven. Het 21eister werk van Charles Eyck is terecht gekomen in het |
|||||
41
|
|||||
Boimefantenmuseum in Maastricht en het Catharijneconvent in
Utrecht. De gemeentearchivaris van Zeist, de heer R.P.M. Rhoen, is ze op
het spoor gekomen. Hij heeft zijn ervcuingen met betrekking tot de speurtocht naar en uitgebreide beschrijvingen van de diverse panelen aan het papier toevertrouwd. Het eind maart verschenen boek, getiteld 'De Zeister wandschilderingen van Charles Eyck en zijn verblijf in Zeist', is te koop bij de boekhandel en bij de Van de Poll-Stichting door middel van bijgevoegde bestelformuHer. De prijs bedraagt ƒ 12,50 (plus portokosten). ISBN 90-800654-1-2. 40-JARIG JUBILEUM
In 1991 bestaat onze stichting 40 jaar. Dit feit zal niet ongemerkt
voorbij gaan. Van begin augustus tot en met 22 september zal in het Slot de archeologie-tentoonstelling 'Van speerpunt tot kanonsko- gel' te zien zijn. Deze tentoonstelling wordt georganiseerd door de Zeister Kunststichting ter gelegenheid van het jubileum. Op 24 sep- tember, die dag vond precies 40 jaar geleden de oprichting plaats, zullen in het Slot enkele feestelijkheden plaatshebben. Twee sprekers zijn uitgenodigd om ons iets te vertellen over het nut van een plaatseHjke historische vereniging en over het familiearchief Van de Poll. Het jubileum wordt luister bijgezet door het verschijnen van een nieuwe pubUkatie. De titel van het boek luidt 'Markante Zeiste- naren'. Een feestelijke bijeenkomst in de Grote Slotzaal zal deze dag a&luiten. NIEUWE CONTRIBUANTEN
In de afgelopen periode werden vijftien nieuwe contribuanten
ingeschreven: 731 Stichting N.S.N., Krakelingweg 19
732 familie De Dreu, G. van Amstellaan 21
733 de heer E.T J.P. Neomagus, Fazantenlaan 44
|
|||||
#
|
|||||
734 de heer H.K. Schuring, Laan van Vollenhove 211
735 mevrouw E. Steenbeek, Montaubanstraat 33
736 de heer C. Randewijk, P. Hendriklaan 10a
737 de heer T.A.M. v.d. Meer, Krugerlaan 33
738 mevrouw F.M. Meijer-vem Amersfoort, Ch. de Bourbonlaan 27
739 de heer AJ. Wennekes, Lichtenvoorde
740 de heer R. Harskamp, Crosestein 3148
741 mevrouw A.D. v.d. Burgt, Pr. Irenelaan 317
742 de heer R.S.H. Mees, P. van Wieldrechtlaan 22
743 mevrouw J.B. van Schaik-Hartjes, Oude Postweg 86
744 mevrouw F. v.d. Kuil, Woudenbergseweg 31
745 Dr. J.F.G.M. Augst-de Meijer, A. Bovenweg 33-603
Op 15 april is vrij plotseling overleden onze fotograaf J.W. (Joop)
Span. In zijn afscheidsrede memoreerde jhr VJ.G. Beelaerts van Blokland, directevu- A.RA.G., aan het prachtige werk onder andere van het gemeentehuis en de Oude Kerk dat Joop Span voor de Van de Poll-Stichting maakte. In nog komende bulletins zullen nog enige van zijn foto gepubliceerd worden. |
||||||||
Tenslotte: adreswijzigingen enz. graag aan:
|
||||||||
H.Wels, administrateur
|
||||||||
Broederplem 17
3703 CC ZEIST AGENDA
20 juH : rondleiding over het Broeder- en Zusterplein
O.I.V., dr J. Meerdink
begin augustus t/m 22 september : jubileumtentoonstelling 'Van speerpimt tot kanonskogel'
juli/augustus : lezing van drs. WJ. van Tent, provinciaal archeoloog van Utrecht
juli/augustus : excursie naar Vechten (onder voorbehoud) |
||||||||
43
|
||||||||
excursie naar Xanten (Dl.)
viering 40-jarig jubUeum redactiecommissie 'Seijst' symposium van de Vereniging Oud-Utrecht in
Slot Zeist rond het thema de Utrechtse Heuvel- rug : lezing van drs JA.L. de Meyere, conservator
beeldende kunst Centraal Museum Utrecht : lezing van drs. B. Woelderiok, archivaris Ko-
ninklijk Huisarchief, over koningin Emma : vergadering redactiecommissie 'Seijst'
lezing van drs. H.L.P. Leeuwenberg, adjunct- rijksarchivaris Utrecht, over de Evangelische Broedergemeente : lezbg van C.E.G. ten Houte de Lange over
heraldiek |
|||||||||
29 augustus
24 september 3 oktober 26 oktober |
|||||||||
oktober
begin december
1992
9 januari
voorjaar najaar
|
|||||||||
Cholera.
De BURGEMEESTER der gemeente Zeist.
Gelet op de aanswhrijving van den heer Commissaris
der Koningin in deze provincie van den 26 Juli 1894, no. 4, A. Z., Provinciaal-blad no. 5-1, houdende mededeelir.g van eene miisive van den heer Inspecteur van het Ge- neeskundig Staatstoezicht van Gelderland en Utrecht, waarin met het oog op het voorkomen van enkele ge- vallen van cholera in gemeenten van Limburg, aan de Maas gelegen, wordt aangedrongen, om nu reeds voor- zorgsmaatregelen te nemen tegen het ontstaan en de uitbreiding dier ziekte, welke, zooals de ondervinding ge- leerd heeft, meestal is toe te schrijven aan het drinken van ongekookt water uit rivieren of uit openbare water- loopen; Brengt het bovenstaande ter kennis der ingezetenen
dezer gemeente met aanbeveling geen ongekookt water of ongekookte melk te gebruiken en vooral te zorgen voor reinheid in en om de woningen. Zeist, den 2 Augustus 1894.
De hurpemeestor voornoemd,
J. MEERDL^K, weth. Goede drinkwatervoorziening is belangrijk voor de volksgezondheid. Cholera is een
acute besmettelijke darmziekte, die voomanielijk wordt overgebracht door besmet drinkwater. Omstreeks 1830 maakte Europa kennis met deze ziekte. In de vorige eeuw bezweken in Nederland meer dan 65.000 mensen aan deze ziekte. |
|||||||||
44
|
|||||||||
"DE WITTE HULL" AAN DE KRAKELINGWEG
Aanleiding tot het uitzoeken van de geschiedenis van "De Witte
Huil" was de viering op 7 oktober 1989 van de zestigste verjaardag vcm de eerste steenlegging van dit gebouw. De speurtocht vond haar uitgangspimt in het gemeentearchief van Zeist. Hier bleken waarde- volle gegevens aanwezig te zijn; onder andere dat er een oudere bxiitenplaats "De Witte Huil" bestaan heeft. Nadat Wilco Pieter van Notten (Amsterdam 1874-Westminster,
Oranje Vrijstaat, Zuid-Afrika 1952) in 1906 eigenaar was geworden van een ruim zeven hectaren groot dennenbos aan de Krakelingweg, üet hij op een honderdtien meter afstand van deze weg een vUla bouwen naar ontwerp van architect George Reimeringer uit Amster- dam. De villa bevatte twintig vertrekken. De toegang moet hebben gelegen ter plaatse van het huidige perceel Krakelingweg 53. In hetzelfde jaar liet Van Notten nog een tuinmemswoning bouwen en twee schuren, eveneens door architect Reimeringer. De schuur die bij zijn villa stond, het hij m 1909 verbouwen tot koetshuis. In 1908 gaf hij aan architect D.F. Slothouwer te 's-Gravenhage opdracht om een woning te bouwen voor de pluimgraaf. Samen met J. de Bie Leuveling Tjeenk üet hij het jaar daarop een kuikenschuur met broed- en stookkelder bouwen voor hun Nederlandse Hoenderfokke- rij te Zeist. Architect C. Boeschoten uit Doorn was aangetrokken voor de bouw van de hoenderfokkerij. De laatstgenoemde twee ge- bouwen lagen ruim tweehonderd meter van de Krakelingweg af. De hoenderfokkerij was geen lang leven beschoren. Ze wordt alleen in de adresboeken van 1909 en 1910 vermeld. Ze is waju'schijnlijk in 1914 opgeheven. Als pluimgraaf, de toezichthouder op het gevogelte, was Michel .AJbert Annot (Middelburg 1881-De Bilt 1932) aange- steld. In 1832 trad de Dienst van het kadaster en de openbare registers,
kortweg kadaster genoemd, in werking. Het voornaamste doel was een billijker heffing op de grondbelasting. Voor het vastleggen van de gegevens van het kadaster werd de gemeente in secties inge- deeld. Elke sectie vormt een bepaald gebied dat aangeduid wordt |
|||||
4S
|
|||||
met een hoofdletter: A, B, C enz. Secties vallen vaak samen met
oude buurten of markten die dan hun naam aan de sectie gaven. Dit alles geschiedde ten behoeve van het pubHek: de toponiemen zijn nameüjk zeer herkenbare aanduidingen. De buitenplaats "De Witte Huil" staat kadastraal bekend als sectie C onder de naam Wallenberg. Vanwege de fiscale doelstelling moesten alle percelen niet slechts gemeten worden, doch zij moesten bovendien naar kwaliteit worden geschat. Hierdoor weten wij dat dit oorspronkeüjk heidegebied was en in de tachtiger jaren van de negentiende eeuw veranderd is in dennenbos. Voordat Van Notten eigenaar werd van dit stuk bos, waren sinds
1832 achtereenvolgens eigenaar van dit terrein de erven van: Petrus Judocus van Oosthuyse, ook geschreven Van Oosthuizen van Rijzen- burg (Meulenbeecke, België 1763-'s-Gravenhage 1818), Albert Voomberg (Amsterdam 1793-Amsterdam 1851), gehuwd met jkvr. Agnes Henj-iëtta van Lx)on (Amsterdam 1800-Zeist 1879), Phiüppina Constantia Isabella Voombergh (Amsterdam 1827-2Leist 1905), gehuwd met jhr mr Jan Willem van Loon (Amsterdam 1816-'s-Gra- venhage 1876) en hun dochters jkvr. Agnes Hemiëtte Constance van Loon (Amsterdam 1850-Zeist 1933) en jkvr. Anna Louisa Agatha van Loon (Amsterdam 1852-Zeist 1940), gehuwd met mr Wilhelm Karl Friedrich Peter graaf van Bylandt ('s-Gravenhage 1841-Zeist 1924) en tenslotte jhr Anne Eliza WiUem Rutgers van Rozenburg (Haarlem 1861-Hatert 1929). W.P. van Notten noemt zijn buitenplaats in 1908 'Witten Huil".
Over de betekenis van de naam bestaan twee lezingen. Een ervan geeft aan dat het "witte" op duinzand duidt en "huil" op "hoog aangewassen grond" of "heuvel". De andere lezing is dat "huil" "romp van een schip" betekent en zodoende vergelijkbaar met "De Witte Scheepsromp". In de huidige tijd wordt de naam veel meer ervaren als "De Witte Omhulling", dat wil zeggen als beschermde, vertrouw- de plaats, als genezende factor, als omhulling. Op 30 oktober 1919 verhuisde Van Notten naar Driebergen. De
volgende eigenaar werd Jacob van der Bijl (Alphen a.d. Rijn 1865- |
|||||
46
|
|||||
Zeist 1944), die het op zijn beurt weer verkocht aan Hester s'Jacob
(Amsterdam 1865-Zeist 1944), weduwe van Henri Fran^ois baron de Koek ('s-Gravenhage 1852-Doorn 1906). Zij vestigde zich te Zeist op 14 mei 1929. Door het Architectenbureau Van Velze-Oskam uit Driebergen-Zeist het zij de "nieuwe Witte HuU" bouwen, waarvoor de eerste steen gelegd werd op 7 oktober 1929. Het nieuwe huis staat op ongeveer tweehonderd meter van de openbare weg. De oorspronkehjke villa werd vermoedehjk in 1931 afgebroken. Over de sloop van de tuinmanswoning aan de Krakelingweg met de daarbij behorende schuur en de woning van de pluimgraaf, worden wij nader geïnformeerd door een advies van gemeentewerken van 27 juni 1933. Op een bij dit advies behorende kaart staat bij deze gebouwen de aantekening "gesloopt". Zij zullen waarschijnhjk samen met het hoofdgebouw zijn gesloopt. Het enige dat nu nog resteert uit de beginperiode is het voormaHge koetshuis, Krakelingweg 27, en de verbouwde kuikenschuur. Deze doet thans dienst als opslagruimte voor keukens van "Hagens Bouwmaterialen B.V." aan de Krakeling- weg. Hoelang barones De Koek in de "nieuwe Witte Huil" gewoond heeft, is niet bekend. Zij verhuisde in ieder geval naar de Verleng- de Slotlaan 155 en de villa werd in 1931 verhuurd. De buitenplaats kwam in handen van de N.V. Villapark "De Hooge Dennen" (1933), om enkele jaren later (1935) te worden verkocht aan de Ver- eniging voor Verpleging van Zorgbehoevenden en Herstellenden, opgericht door prof. dr B.C.J. Lievegoed. . In 1931 zocht prof. Lievegoed dringend een onderkomen tussen
Haairlem en Velsen voor zijn initiatieven. Hij werd verwezen naar het pand "De Witte Huil" in Zeist. Dat pand was toen juist ver- huurd en zodoende belandde hij in de Taveemelaan 4 in Bosch en Duin met het beginnend "Zonnehuis" voor heilpaedagogische kinde- ren. Op zaterdag 19 september 1931 had de opening plaats. In 1933 verhuisde dit instituut naar "Veldheim" aan de Utrechtseweg 69. Toen aan prof. Lievegoed door de psychiatrische kliniek van de Universiteit Leiden verzocht werd tevens de zorg voor jonge mensen vanaf 18 jaar op zich te nemen, die onder andere met een insuhne- kuur behandeld waren, werden deze activiteiten ondergebracht in "De Witte Huil" aan de Krakelingweg, waar de Werkgemeenschap |
|||||
47
|
|||||
Kaart aan de hand van kadastrale gegevens van ca. 1925 vervaardigd door G.H.M. Koppens, 1991
|
|||
"Witten Huil" haar activiteiten startte. Het doel van de Werkge-
meenschap was deze jonge mensen een verdere ontwikkeling te geven algemeen en praktisch. Men trachtte dit te bereiken door: 1. het uitnodigen van sprekers, die ook cursussen gaven op elk
gebied van het antroposofisch geestesleven; 2. het beoefenen van kunstvakken zoals euritmie, spraakvorming,
houtbewerking, boetseren, schilderen, spinnen, weven en metaal- bewerking; 3. te werken op basis van een sociale samenleving en
4. praktische landarbeid volgens de biologisch-dynamische methode.
Het lag vooral in de bedoeling jonge mensen voor te bereiden op het beroepsleven, hetgeen voorlopig mogelijk was op het gebied van tuinbouw en weverij. Aandacht werd besteed aan compostering, grondbewerking, gemengde groenteculturen, tuinaanleg en bebouwing en het kweken van keuken- en geneeskrachtige kruiden. De leerlin- gen namen ook deel aan het algemene leven van de sociale Werk- gemeenschap. De leiding bestond uit Cornelis Pieter van Dillen, geboren te Amsterdam in 1892, koopman, Hemi Daniël van Goud- oever, geboren te Utrecht in 1898, dirigent van het Utrechts Stede- lijk Orkest, Pieter Jakobus de Haem, geboren te Utrecht in 1891, Berntirdus Cornelis Johannes Lievegoed, geboren te Medan (Indone- sië) in 1905, arts, en WUhelm Rüter, geboren te Bochum (Duits- land) in 1903, heilpaedagoog. De leiding over de tuin had Karel Schmidt, geboren te Hilversum in 1912, landbouwer. Lievegoed heeft niet op "De Witte HuU" gewoond. De overige genoemde personen wel: Van Dillen van 18 september 1935 tot 2 mei 1938, Van Goud- oever van 4 augustus 1936 tot 2 juni 1938, De Haan van 22 augus- tus 1935 tot 3 mei 1939, Schmidt van 24 februari 1937 tot 12 juni 1939 en Rüter van 13 oktober 1936 tot 27 juni 1939. Ook waren er nog twee dames werkzaam: Maria Charlotte Pape, geboren te Ouderkerk a.d. IJssel in 1877, van 3 december 1935 tot 14 februari 1936, en Catharine Quirina van Dijk-Pape, geboren te Warmond in 1886, onderwijzeres, van ca 1936 tot 7 augustus 1940. Het aangrenzende woonhuis deed als rusthuis dienst. Uit een
advertentie van die tijd bHjken onder andere de kosten ƒ 3,50 tot ƒ 6,= per dag te bedragen, bij langer verblijf nader overeen te |
|||||
49
|
|||||
ANTHROPOSOPHISCHE VEREENIGING
IN NEDERLAND KAMP DE WITTEN HULL - ZEIST
Krakelingweg 53
15 JULI TOT 26 JULI
Hoofdthema: „Door welke krachten wordt de toekomst
van onze cultuur gevormd*.
9.30 Ochtendbüeenkomsten: Sprekers Mej. Dr. E. Vrede, Frl. Dr. O. v. Heydebrand, G. A. Kaufmann, D. t.
Bemmelen, Mr. M. Stibbe e.a.
15.30—17.30 Cursussen op kunstzinnig gebied. AVOND VOORDRACHTEN 19 uur
18 Juli, Dr. Zeylmana van Emmichoven. Het aanbreken
van een nieuw Tü'dperk.
19 Juli, Dr. E. Kolisko. Vom Wesen der Künste und
ihrem Verhaitnis zur Heilkunst.
20 Juli, B. Lievegoed, Arts. Talent, Roeping en Beroep.
21 Juli, F. Geuter. Die freie Menschenseele als Mensch-
heitstrager,
22 Juli, F. Julius. De Natuur als bron van vernieuwende
krachten in de samenleving.
23 Juli, C. Harwood. What Fowers in the Soul can bring
about a Renaissance in Human Life.
24 Juli, Dr. W. J. Stein. Das Ende des Jahrhunderts.
25 Juli, Dr.H.Hahn.Schiller und der Genius derGeschichte
Elke avond 8.30 uur Kunstzinnige bijeenkomsten. Muziek. Recitatie en
26 Juli opvoering van Fr. v. Schiller „Demetrius*
door Tooneelgroep „Elpore".
Alles vindt plaats in tenten, voor nadere gegevens vrage men om prospectus. Entree: avondTOordrachten f 0.50 p.p., entree totale
kampdeelname f 7.50 p.p. |
||||||
Advertentie in De Z«ister Courant van 18 juli 1936
|
||||||
m
|
||||||
komen. Al direct in 1936 vond het eerste internationale kamp op
"De Witte HuU" plaats, waar in een grote tent honderden mensen een week samen kwamen. Er vonden voordrachten plaats, men deed kunstzinnige oefeningen zoals spraakvorming, schilderen en muziek. In Duitsland bleek het werken op dit gebied moeiüjk door het opkomend nationaal-socialisme, zodoende waren ook vele Duitse vrienden aanwezig. In april 1940 werd "De Witte Huil" gevorderd voor militaire doeleinden. Tot die tijd vonden er drie kampen plaats. De mensen die in de grote viËa aan de Krakelingweg woonden, wilden een levensgemeenschap vormen op basis van de antroposofie en streefden naar nieuwe sociale vormen en levensge- meenschappen, bouwend aan de cultuur. In het begin van de jaren veertig wijzigde de villa ca. en het
daarbij gelegen bos twee keer van eigenaar: eerst werd de Amster- damse Vereniging voor Gezondheids- en Vakantiekolonies de nieuwe eigenares en een jaar later de Stichting Nederlandse Volksdienst. In april 1942 werd het landhuis "Veldheim" aan de Utrechtseweg, waarin het "Zonnehuis" gevestigd was, door de Duitse Weermacht gevorderd. Het kinderhuis werd ondergebracht in "De Witte Huil". Door de dienst gemeentewerken werd een aantal werkzaamheden uitgevoerd voor het in orde brengen, zodat het gebouw weer bewoonbaar was. In de hongerwinter nam een S.S.-afdeling het terrein van "De Witte Huil" in beslag en maakte tevens gebruik van de keuken. Er waren ook mooie momenten in de oorlogsjaren, bijvoorbeeld het huweUjk van twee leerkrachten van de Haagse Vrije School en de kerstspelen in het besneeuwde, stille landschap. Of het bezoek van een goede vriend, officier in het Duitse leger, helpend en steunend. Er waren ook spannende en achteraf grappige situa- ties: 1. een onderduiker, een jonge onderwijzer, kon doorgaan met les
geven door zich als vrouw te verkleden. Hij is nooit ontdekt ondcinks herhaalde ontmoetingen met de "Grüne Polizei"; 2. in de hongerwinter waren ze verraden: dat ze een zak tarwe
van een van de ouders van de kinderen gekregen hadden. Er volgde huiszoeking (waarbij een viertal onderduikers onder de vloer zat). De zak met graan was "verborgen" in een open |
|||||
51
|
|||||
Verjaardagsfeestje van prinses Margriet op 19 januari 1955 op De Witte HuU (collectie gemeentearchief Zeist)
|
||||||
schoenenkistbank in de hal bij de voordeur. Nadat het hele huis
tevergeefs doorzocht was, zeeg de officier uiteindelijk met een krachtuitdrukking op de bank in de hal neer. "En toch moet het hier zijn!". De boekhouder die de man begeleidde, kon nauwe- üjks zijn lachen verbergen. Na de oorlog keerde het "Zonnehuis" terug naar "Veldheim". In
1948 kocht de Stichting De Zeemanspot het huis met de overige opstallen en het bos, de totale oppervlakte bedroeg toen twaalf hectaren, van de Amsterdamse Vereniging voor Gezondheids- en Vakantiekolonies, die het jaar daarvoor weer de eigendom verkregen had. Vanaf het einde van de oorlog had de Staat, afdeling beheer van de Raad voor het Rechtsherstel, de buitenplaats in eigendom. De Stichting De Zeemanspot werd op 15 jimi 1946 opgericht met het doel tijdeüjke verzorging en verpleging te verlenen aan opvaren- den van de Koninklijke Nederlandse Marine en de koopvaardij, zeesleepvaart en zeevisserij, him verwanten en aan nagelaten betrek- kingen van opvarenden van de marine en vloten, die in de Tweede Wereldoorlog gevallen waren. De initiatiefnemer was kapitein Abraham FUippo. De stichting begon haar arbeid met een saldo uit het Nationaal Steunfonds en met bijdragen uit het Prinses Margriet- fonds en het Karel Doormanfonds. Een zestigtal gasten kon 'm het rust- en vakemtieoord "De Witte Huil" met zijn ca. vijfentwintig kamers en tweeënvijftig bedden worden geherbergd. In 1953 werd bovendien onderdak geboden aem de slachtoffers van de watersnood- ramp. Ter gelegenheid van de twaalfde verjaardag van prinses Margriet in
1955 werd hier haar kinderfeestje georganiseerd, waarbij ook konin- gin Juliana aanwezig was. De foto bij deze gelegenheid genomen, toont hoe koningin Juliana vol spaiming toekijkt als prinses Margriet de verjaardagstaart aansnijdt. Per 1 november 1964 ging het beheerders-echtpaar Trapman-Luk-
kien met pensioen. Zolang als 'De Zeemanspot' bestond waren zij belast met de verzorging van de in totaal 15.400 gasten met 201.400 pensiondagen. Voor het vakantieverblijf en herstellingsoord 'De Zeemanspot' sloeg op 31 oktober 1964 letterlijk het laatste um-. De schout-bij-nacht Jacob Varkevisser liet toen, de zeemanstraditie |
|||||
53
|
|||||
X
|
||||||||||||||
o
|
||||||||||||||
o
3
a
o 3
|
||||||||||||||
ö
o §
3
|
||||||||||||||
8
a
« i
o
s
|
||||||||||||||
-54
|
||||||||||||||
getrouw, op de grote scheepsklok in de hal, die jarenlang de gasten
om half acht gewekt had en de dag had ingedeeld, de 'acht glazen' slaan. De Stichting De Zeemanspot besloot na achttien jaar tot Uquidatie en 'De Witte Huil' stond weer te koop. De gemeente Zeist kocht op 6 december 1965 de buitenplaats en
verhuurde het pand voor enkele maanden aan de Stichting voor Sociaal Werk van de Nederlandse Protestanten Bond. Gedurende de tijd dat "Prins Hendrik Oord" verbouwd werd, deed "De Witte Huil" als herstellingsoord dienst en op 1 september 1966 ging de huur over naar de "Willem Arntszhoeve". Weer vonden geesteUjk gehandi- capten hier een goed onderkomen, met vernieuwende impulsen door de afdeling "Dennendal" hier gereaüseerd. Dit duurde tot 20 augus- tus 1975, toen het hoofdgebouw ontruimd werd. De nieuwe huurder per 1 oktober was de heer A. Dragt, die contacten had met het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappehjk werk. Het pand diende als opvang voor ontheemde rijksgenoten. Drie Surinaamse famihes werden er gehuisvest. Per 1 juü 1976 werd hen de huur opgezegd, aangezien zij niet in de elders aangewezen woningen wilden trekken. De huidige eigenares, de Stichting Arta, kocht op 1 september 1976
het iimiiddels sterk verkleinde buitengoed. Arta is een stichting, die in het leven is geroepen voor hulpverlening op antroposofische grondslag aan (drugs)verslaafden. Pas op 21 december van dat jaar werd de villa door de laatste Surinaamse familie verlaten. Sindsdien leven hier de Arta-bewoners in een jaarprogramma. Werk, therapie en cultuur doorweven het geheel in een bepaald ritme. Voor de derde maal dient "De Witte Hxill" een levensgemeenschap op antroposofische grondslag. M.J.M. la Poutré
!, , , R.P.M. Rhoen |
||||||
#'■
|
||||||
55
|
||||||
WAS DE ZEISTER DORPSSTRAAT WELLICHT VAN
OORSPRONG EEN ROMEINSE LOS- EN LAADPLAATS? In mei 1953 hield wijlen prof. dr J.P. de Monté verLoren voor de
Van de Poll-Stichting een lezing over de "Geschiedenis van de Zeis- ter Dorpsstraat". Deze Dorpsstraat is de weg tussen de Oude Kerk van Zeist en de
Blikkenburgerlaan. Vroeger was dit één straat, maar bij de voltooi- ing van het Slot in 1686 werd in die straat het Rond(eel) aangelegd. Sinds die tijd sprak men van de beide Dorpsstraten. Als inleiding tot dit artikel bespreken wij enkele Z£iken waarvoor ook De Monté verLoren a£uidacht vroeg en vullen die aan met wat nieuwe gegevens. Bovengenoemde Dorpsstraat werd in een oorkonde van 10 december
1566 ook de kercwech genoemd. "Den wech door Zeijst loopende als van den Preeckstoel tot Zeijster kerck toe — van ouden heercomen ende oock noch altijt die Kercwech gheheten is" 1). In een oorkonde van 25 februari 1567 werd echter vermeld: de "Certificatie van de Seijsterstraet" 2). Met deze Seijsterstraet werd dezelfde weg bedoeld als de Dorpsstraat en de Kercwech. Opvallend is in dit verband het woord "straat", dat al in de 14de eeuw werd gebruikt. In een oorkonde van 11 april 1370 werd gesproken over: "dien
guede dat gheheten is "In cüe Straten tot Z^yst" 3). Dit goed, 96 morgen groot, lag aan weerszijden van de Dorpsstraat of Seijster- straet, waar het ook zijn naam aan dankte. Het is mogeüjk dat het goed "Strata de Zeyst" vroeger doorUep tot
aan de Koppeldijk. In een oorkonde van 27 mei 1368, handelend over óVi morgen land langs de Koppeldijk * (thans Godfried van Seijstlaan), werd gezegd dat dit land - evenals het goed de Zeister- straat - lag in "territorio domini de Apcoude et in strata dicte pa- rochie de Zeyst" 4). Bij "strata" moeten wij denken aan een gepla- veide weg. *) De straatnaam "Koppeldijk" bestaat nog steeds. Thans is het het
weggedeelte van de Koppelweg tot het sluisje. |
|||||
56
|
|||||
Dat plaveisel is merkwaardig voor de oude Dorpsstraat, want dit
was geen belangrijke, doorgaemde weg. De doorgaande weg, ook wel "Heerwech" genoemd, volgde immers het traject van de Oude Arnhemseweg, de Hogeweg en de Arnhemse Bovenweg, en zelfs die Heerwech was op het eind van de middeleeuwen nog een zandweg. De Monté verLx)ren vroeg zich af of het plaveisel in de Dorpsstraat herinnerde aan de aanwezigheid van een oude los- en laadplaats. Dit idee - waeuran ds P. Knijper de geesteUjke vader was - vond indertijd weinig weerklank. Toch gaan wij in dit artikel nog een stap verder en vragen wij ons af of wij hier mogeUjk te maken kunnen hebben met een Romeinse los- en laadplaats. Omtrent het begrip "strada" constateert J.B. Mitchell: "Street in all
its various spellings - streat, strete, stret, strad, strat - means a paved road. The places with "street" in their names, unless the name is modern, all lie on or near a paved causeway, and since the Romans made the great majority of roads built before the nine- teenth century most of these names üe on or near a Roman road. Some parts of the paved roads met the needs of the ordinary citizen, were kept in repair and remained in use" 5). Mitchell zegt dus dat de naam "strada" - op meerdere manieren gespeld - doelt op een geplaveide weg. Plaatsen met "straat" in him naam - tenzij die naam modem is - Uggen allen op of bij een geplaveide weg. Aangezien vóór de 19de eeuw de Romeinen de overgrote meerder- heid van de wegen bouwden, liggen de meeste namen met "strada" dus op of bij een Romeinse weg. Sommige delen van die geplaveide wegen bleven ook in later tijden voldoen aan de behoeften van de lokale gemeenschap, werden daarom onderhouden en bleven in ge- bruik. Aangezien de benamingen "in strata dicte parochie de Zeyst" (27
mei 1368) en "In die Straten tot Zeyst" (11 april 1370) niet modern zijn, kunnen wij hier dus aan Romeinse oorsprong denken. Dit stuk weg kwam, gezien de oudste bewoning van 2Leist rond de Brink aan de tegenwoordige Utrechtseweg met een uitloper richting Drieber- gen, tegemoet aan de behoeften van de bewoners en bleef in ge- bruik. Gezien het voortleven van de naam "Strata de Zeyst" zouden wij aan een continuële bewoning van dit gebied vanaf de Romeinse tijd kunnen denken. |
|||||
5f
|
|||||
Bij een geplaveide Romeinse weg denken wij meestal aan een goed
gefundeerde en met een dikke laag grind bedekte weg. Of dat in Zeist ook zo was, weten wij niet. Het is best mogelijk dat de weg hier met hout geplaveid was; dit was in de omgeving rijkelijk voor- handen. Dr. H. Brunsting vestigde er in 1956 al de aandacht op dat men op
plaatsen in Nederland, waar men Romeinse wegen verwachtte, geen grind maar humeuze klei met veel houtresten vond. Dat was ook het geval in castella waar de limesweg (miütaire grensweg) door- heen üep (Valkenburg, Utrecht en Vechten) 6). Of er aan de Zeister Dorpsstraat een Romeinse los- en laadplaats
geweest kan zijn, moeten wij duidelijk maken door de situatie ter plaatse en in de directe omgeving in de Romeinse tijd nader te be- zien. Er moet in ieder geval op die plaats een druk bevaren rivier gelegen hebben, terwijl er op en aan weerszijden V£m die rivier een levendig handelsverkeer geweest moet zijn, met de daarvoor noodza- kelijke water- en landroutes. De druk bevaren rivier was de Romeinse Rijn. De watervoerende
hoofdstroom van de Rijn, die 150 v. Chr. nog langs Bunnik liep, stroomde in de Romeinse tijd vanaf Odijk door Stoetwegen, liep tussen het Slot en de Dorpsstraat door om vervolgens onder de Brink langs met een grote boog Vechten te bereiken. De vroegere bedding langs Bunnik was toen fossiel geworden 7). Naar de oorzaak van het verleggen van de Rijnbedding kunnen wij slechts gissen. WelUcht v/as het een gevolg van de door Drusus (12 v. Chr.) bij Tolkamer gebouwde krib in de rivier, of de door Pau- linus Pompejeiues in 55 n. Chr. uitgevoerde vergroting van die ri- vierkrib. Het doel daarvan wjis om een deel van het water vzm de Waal te dwingen de noordelijkste Rijntak te volgen, om op die wij- ze een brede grensrivier voor het Romeinse gebied te scheppen. Toen die krib tijdens de Bataafse opstand in 70 n. Chr. verwoest werd, constateerde Tacitus dat er tussen het eiland der Bataven en Germanië een zo ondiep kanaal was overgebleven dat het scheen dat de landen niet onderbroken waren. De krib had dus blijkbaar een grote invloed op het waterpeil in de noordeüjke tak van de Rijn. Maar of die krib de oorzaak van de beddingverlegging was. |
|||||
58
|
|||||
blijft een open vraag.
Hoelang deze Zeister Rijn bevaardbaar bleef, is niet met zekerheid
te zeggen; hij is na de 4de eeuw steeds verder achteruit gegaan. Wel menen wij dat de rivier nog als transportweg geschikt was in de tijd dat het bisschoppelijk gezag in Utrecht vaste voet kreeg en de kerkvorst in de omgeving bezit verworven had. Wij leiden dit af uit het feit dat de bisschop van Utrecht aan de zuidzijde van de Brink, vlakbij de Zeister Rijn, een curtis of versterkte hoeve vestig- de; "onsen hof tot Zeijst", voor het eerst genoemd 22 februari 1308, maar waarschijnlijk veel ouder 8). Bij deze hof behoorde een opper- vlakte vïm 9 morgen land; te weinig voor een rendabel boerenbedrijf in die tijd. De curtis is dus niet als landbouweenheid gesticht; hij was alleen bedoeld als administratief centrum. Er werd recht gesproken en uit de wijde omtrek moest men hier
zijn verpüchtingen aan de bisschop komen voldoen. De bewoners van 't Goy (Houten), Bunnik, Maarssen, Leersum, Maarn, Leusden, Rhenen en andere voldeden er him tijns * en bede, hun boetes en hun strooielgeld voor het verlof stalstrooisel uit 's bisschops wilder- nis te mogen halen. Bij overlijden van een onvrije werd er de keurmede betaald. Er zullen, zeker in het begin, ook goederen in natura geleverd zijn. Pachtrogge en -haver, schapen en varkens als vergoeding voor het gebruik van bos en heide. En deze goederen moesten, vrijwel zeker over water, getransporteerd worden naar Utrecht, waar de bisschop en zijn grote gevolg er behoefte aan hadden. Wellicht maakte men daarbij ook gebruik van de oude los- en laadplaats, die wij immers ook hier in het Middelbroek menen te te zoeken. Dit administratief centrum is plm. 1328 verplaatst naar de Zeister-
brug, de plaats waar de Brugakkerweg en de Koppeldijk samenkwa- men. De hoeve werd daarna verpacht. Dat deed de bisschop bij- voorbeeld 11 juli 1443, toen hij "den hof tot Zeijst aen den Brenck" verpachtte aan Van Zuylen van Blikkenburg voor vijf mud rogge per *) Tijns, tins cijns of census: Hieronder verstaat men dat wat de
boer verschuldigd was aan zijn grondheer, en betaalde in natura
i- of (later) in geld. Het kwam in de plaats van vroon- of heren fi diensten. |
|||||
59
|
|||||
jaar 9).
De "Strata de Zeyst" lag op de oosteUjke oever van de Romeinse
Rijn. De Strata lag dan wel buiten de limes, na 47 n. Chr. de versterkte grenslinie van het Romeinse Rijk langs de zuidelijke oever van de Rijn. De limesweg verbond daar de grensforten met elkaar en diende tevens om vanaf de weg het Overrijnse gebied te kunnen controleren. De weg schijnt daartoe dan ook zoveel mogelijk de bochten van de rivier gevolgd te hebben. Of de grensweg ook langs de Romeinse Rijn bij Zeist gelegen heeft, weten wij niet. Willems zegt daarover: "For someone discussing in detail a particular region where clear traces of this road are lacking, there is merely the fact that the road is known to have existed there. Only its possible route can be determined and a study of the geological situation may re- veai the locations where its remains can be profitebly looked for" 10). De twee grensforten, die het dichtst bij de "Strata de Zeyst" lagen,
zijn bekend. Het ene is Levefanum in het zuiden. Dit castellum is nog niet gevonden maar - na vergeefs zoeken in Wijk bij Duurste- de - wordt nu met vrij grote zekerheid aangenomen dat het bij Rijswijk (Betuwe) lag. Het grensfort aan de andere zijde was Vech- ten. Vechten lag dicht bij de plaats waar de Rijn en de Vecht samen-
kwamen. In de Romeinse tijd was dat een belangrijk punt; de Rijn was in deze streken immers de grensrivier van het Romeinse Rijk en de Vecht was de belangrijkste vaarweg ten noorden van de Rijn. Vechten (Fectio) was een belangrijke zeehaven, met scheepswerven en een aanlegkade van 500 m lengte. Burgerhandelaars transporteer- den over deze haven levensmiddelen en koren, vissaus, zout, textiel, aardewerk, glas, wijn, sieraden en wapens. Ook wel bouwmaterialen als tuf en bazaltlava uit de Eifel. Er bestond een druk handelscon- tact met de gebieden rond Keulen en Trier. De invoer van grote hoeveelheden graan uit Brittanië was onmisbaar voor de Rijnstreek, waar men zich in hoofdzaak met veeteelt bezig hield. Terwijl ook de handel met de Friezen, die zelf vis, huiden, vee, zuivel en ganzeveren in dit handelsverkeer inbrachten, belangrijk was. Van Es schreef reeds in 1965: "The Empire was the exportmarket for Frisian goods. Frisian economy was based largely on the presen- |
|||||
fO
|
|||||
ce of the Roman Empire. Everything indicates that this trade with
the Roman Empire was part and parcel of the every day life of the terp-dwellers" 11). Bij de havenplaats Vechten lag een vlootstation voor de Rijn-Do-
nau-vloot en het veel besproken Romeinse casteUum Fectio. Dit fort diende ter bescherming van het drukke handelsverkeer; het was ech- ter ook belangrijk in strategisch opzicht. Fectio was een van de grenscastella in de limes. Deze limes was
geen ijzeren gordijn, maar "mainly intended cis a baseline for con- trolling the £irea beyond the border" 12). De castella erlangs "were built to fit the unit using it and not to a prescribed universal for- mat" 13). De castella waren dus niet alle gelijk wat grootte en inde- ling betrof. Het castellum Fectio Wcis bestemd voor de legering van een "cohors
miUiaria equitate". Terwijl in de meeste ciistella een afdeling van 500 man werd ondergebracht, was Fectio gebouwd voor een eenheid van 1.000 manschappen, bestaande uit 760 man voetvolk en 240 ruiterij. Zo lag hier onder andere de cohors 11 Brittorum milliaria equitate. Op een totaal van ruim 400.000 manschappen telde het gehele Ro- meinse leger maar 30 cohortes millimae, eenheden van 1.000 man dus. Daarvan zijn slechts een gedeelte cohortes milliariae equitate, voetvolk met ruiterij. Het geringe aantal van dit soort cohortes kan erop wijzen dat het een eenheid met een specijile taak was. Voor de legering van zo'n speciale eenheid in Fectio moet er dan een strategische reden geweest zijn. Gezien het boven besproken doel van de limescastella moest de be-
zetting van Fectio, naast de bescherming van eigen zeehaven en vlootstation, aan de overzijde van de Rijn vrijwel de gehele Utrecht- se Heuvelrug controleren. Met het oog op de afstanden zal daarbij de calvarie-eenheid een grote rol gespeeld hebben. Als er in de Romeinse tijd in Zeist een belangrijke los- en laad- plaats geweest is, zal het garnizoen van Fectio ook daaraan grote aandacht besteed hebben. Waarschijnlijk zal er, daar ter plaatse, wel een wachttoren of klein fort gestaan hebben, bezet door een deta- chement uit Fectio. Direct achter de Utrechtse Heuvelrug lag er in de Gelderse Vallei
|
|||||
61
|
|||||
een belangrijke handels- en wellicht ook miütaire weg. "Under
müitary control and frequently patrolled" zegt Willems. Deze weg liep van Nijmegen over Lexkesveer, Wageningen en Ede naar het noorden. Een restant van deze weg is in Wageningen en Bennekom terug te vinden als de Diedenweg. Deze Romeinse militaire- en handelsweg komt ook aan de orde in
het artikel: "Eine Siedlimg der Römischen Kaiserzeit in Bennekom" 14). De schrijvers zeggen daarover: "Der noch existierende Dieden- weg, der von Nord nach Süd über den Decksandgürtel laüft imd bei Lexkesveer unweit von Wageningen auf den Rhein trifft, musz schon in der Kaiserzeit eine interregionale Verkehrsader gebildet haben". Deze weg liep over de Veluwe - langs het "outpost"-fort Ermelo? - naar het noorden en zal daar aansluiting gehad hebben op de landwegen naar het oosten van ons land en naar het gebied van de Friezen. In Nijmegen kwamen produkten uit de Rijnstreek, België, Frankrijk
en Itaüë aan. Wij kunnen dus aannemen dat een vrij aanzienüjke handel per as over deze wegen naar en vanuit het oosteüjk en noordeUjk deel van ons land heeft plaatsgevonden in de Romeinse tijd. Al zal het handelsverkeer met het Friese gebied wel voor het grootste deel over water geschied zijn. Overzien wij het bovenstaande dan constateren wij dat in de Ro-
meinse tijd een grote, druk bevaren rivier Ismgs Zeist stroomde. Op de oostehjke oever van die rivier lag een "Strata", wat dit dan ook geweest mag zijn. Dichtbij lag aan de ene kant de grote zeehaven bij Fectio, waar tal van produkten aangevoerd werden. Aan de an- dere zijde lag, eveneens op korte afstand, een "interregionale" han- delsweg door de Gelderse Vallei, waarlangs veel handelswaar ver- voerd werd. Het is zeer aannemelijk dat er tussen beide handels- stromen een contactpunt bestond; en dat zou dan de "Strata de Zeyst" geweest kunnen zijn. Goederen komend uit de richting Fectio en bestemd voor transport
naar oost- en noord-Nederland konden er overgeladen worden. En omgekeerd ook. Handelswaar die vanuit het zuiden over de Rijn werd aangevoerd met bestemming oost- en noord-Nederland kon daar ook gelost worden. Dat gold ook voor de goederen die per as over de Diedenweg werden aangevoerd met bestemming Fectio. |
|||||
m
|
|||||
Als de "Strata de Zeyst" in de Romeinse tijd inderdaad een los- en
laadplaats was, zal er vanaf Fectio ook wel een weg daarheen zijn aangelegd. Die weg kennen wij niet. Merkwaeirdig is echter dat in het Cattenbroek, even boven de hof-
stede de Brakel, een smal stuk grasland ügt dat in de volksmond "de Romeinse weg" genoemd werd 15). In de 17de eeuw lag hier de Kersbergensteegh, die raaide op de kerkheuvel in Zeist 16). De Romeinen hadden dan wel een goede plaats voor deze weg geko- zen. Hij lag op een zandige uitloper van het laagterras, die tot aan de Rijn reikte en in de Romeinse tijd hoger lag dan het moerassige gebied er omheen 17). Ook is merkwaardig, dat in de buurt van die weg een nog niet na-
der gesitueerd stuk land van 7 morgen lag, genaamd "'t Hoogh Steenbergen". Een vreemde naam in dit volkomen vlakke gebied. Kan die naam misschien herinneren aan de ruïne van een oud ste- nen gebouw, wellicht een klein Romeins fort? 18). D.R. Klootwijk
Bronnen 1) Van de Poll-Stichting: Goed de Zeisterstraat, no 8
2) Archief Huis Moersbergen, no 23
3) Archief K.K.K. St. Pieter, no 553
4) Archief Kap. ten Dom, no 2952
5) J.B. Mitchell: Historical Geography, blz. 292/298
6) H. Brunsting: Op zoek naar de Romeinse Heerweg, Westerheem
1956 7) H.J.A. Berendsen: De genese vem het landschap in het zuiden
van de provincie Utrecht, blz. 190/191, fig. 8, 14/8.15 8) Archief K.K.K. no 505 I, fol. 175 a verso
9) Inv. Archief Bisschoppen van Utrecht, no 3 II fol. 107
10) W.J.H. WiUems: Romans and Batavians, A Regional Study in
the Dutch Eastern River Area, B.R.O.B. 1981, blz. 64 11) W.A. van Es, Friesland in Roman Times, B.R.O.B. 1965
12) Zie 10, blz. 247
13) Zie 12
14) W.A. van Es, M. Miedema en S.I. Wynia: B.R.O.B. 1985, blz.
|
|||||
m
|
|||||
632
15) Mondelinge mededeling van de heer J.M.C, de Greeff te Bim-
nik, boswachter van het Utrechts landschap 16) Bernard de Roy: Nieuwe kaart van den lande van Utrecht,
1696, Caerte van de Hoge, Lage ende Middelbare Jurisdictie van Seyst ende Driebergen, 1677 17) Geologische Kaart 1 : 50.000, 32 Amersfoort, Kwartblad 111
18) Zie hiervoor ook:
- D.R. Klootvnjk: Rijngrensverdediging in Romeinse tijd. Tussen
Rijn en Lek, 1976, bk. 7 - D.R. Klootwijk: Nogmaals: Veldnamen in Bunnik. Tussen Rijn
en Lek, 1985, blz. 24 - H. Reinders: Dupliek Veldnamen. Tussen Rijn en Lek, 1985,
blz. 33/34 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De oude Rijnloop in Zleist en omgeving vóór ca. 1100; tekening 1953.
Uit: H.J. van Eekeren, De Oude Kerk te Zeist, deel 1, Zeist 1974 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
64
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ONDER DE SLOPERSHAMER
|
||||||
Opname van het pand Weeshuislaan 5 uit 1975 (collectie gemeentearchief Zeist)
Deze keer aandacht voor het pand Weeshuislaem 5 van de bekende Zeister architect Leo (Leendert Gerrit) Visser (Rotterdam 1910- Zeist 1991). Dit huis werd in 1950/1951 gebouwd in opdracht van Evert Jan van Harten (Woudenberg 1905-Zeist 1989), directeur van de ernaast gelegen Antonfabriek (officiële naam: Eerste Nederlandse Stoom Bandweverij en -vlechterij). Deze fabriek werd in 1967 afgebroken in verband met de uitvoering van de plannen voor de kern. In het kader van de realisatie van de plannen voor het Koppelgebied wordt ook dit toch markante huis in september gesloopt. R.P.M. Rhoen
|
||||||
W'
|
||||||
OPROEP AAN GENEALOGEN
Naar aJinleiding van het artikel over genealogische bronnen van
Zeist van de heer Van der Burg is de vraag opgekomen in hoeverre er belangsteUing bestaat onder de contribuanten van de Van de Poll-Stichting actief genealogische gegevens over de historie van Zeist bij elkaar te brengen en toegankeUjk te maken. Een dergelijke genealogische werkgroep zou verschillende activiteiten
kunnen ontplooien al naar gelang de belangstelling van leden. Mocht u belangstelling hebben, laat dit weten aan
drs. R.R. Walles, telefoon 03438-31427.
AANKONDIGING SYMPOSIUM VAN DE VERENIGING OUD-
UTRECHT De Vereniging Oud-Utrecht organiseert op zaterdag 26 oktober 1991
een symposium rond het thema de Utrechtse Heuvehug. Dit sympo- sium zal plaatsvinden in Slot Zeist. Tussen 10.00 en 17.00 uur zullen diverse sprekers het dagehjkse
leven in de verschillende tijdsperioden behchten. Het programma is op dit moment nog niet tot in de detaüs bekend, maar in ieder geval zullen de volgende onderwerpen aan bod komen. - De vroegste bewoning in dit gebied.
- De rol van de religie vanaf het begin van onze jaartelling.
- De economische aspecten van ontginningen in de Middeleeuwen.
- Het dagehjks leven op een landgoed.
- De natuur en het leven van de mens: van bron van inkomsten tot
recreatieoord. - De toekomst van deze regio.
De Vereniging Oud-Utrecht nodigt de leden van de Van de Poll-
Stichting van harte uit hierbij aanwezig te zijn. De entree bedraagt ƒ 39,= (ƒ 25,= voor studenten) inclusief koffie, thee en limch in de Slotkelder. |
||||
Indien u nadere informatie wilt ontvangen, of wilt inschrijven voor
dit symposium kunt u contact opnemen met de secretaris van de vereniging de heer A. Pietersma, tijdens kantooriu-en te bereiken onder telefoonnummer 030-736611. U kunt ook schrifteUjk informatie aanvragen bij de activiteitencom-
missie, p/a Hunzestraat 56, 3522 EB Utrecht. AGENDA
|
|||||||||||||||
redactiecommissie 'Seijst'
symposium van de Verenigiag Oud-Utrecht in Slot
2^ist rond het thema de Utrechtse Heuvelrug
lezing "Utrecht in schilderijen" van drs. J.A.L. de
Meyere, conservator beeldende kunst Centraal
Museum Utrecht
lezing van drs. B. Woelderink, archivms Konink-
Ujk Huisarchief, over koningin Emma
vergadering redactiecommissie 'Seijst'
lezing van drs. H.L.P. Leeuwenberg, adjunct- rijksarchivaris Utrecht, over de Evangelische Broedergemeente lezing van C.E.G. ten Houte de Lange over
heraldiek |
|||||||||||||||
3 oktober
26 oktober 31 oktober
|
|||||||||||||||
begin december
1992
9 J£muari
voorjaar
|
|||||||||||||||
najaar
|
|||||||||||||||
ACTIE 700, NIEUWE CONTRIBUANTEN EN NOG IETS
|
|||||||||||||||
Helaas zijn in het vorige bulletin zes nieuwe contribuanten
vermeld, hierbij alsnog de inschrijfnummers en namen: 725 de heer P. Randewijk, Van der Heijdenlaan 31
726 de heer J. Rodenburg, Julianalaan 62
727 de heer A. Treur, Nepveulaan 124
728 mevrouw I. Hartevelt, A.C. Kerkhofflaan 62
729 mevrouw A.B.G. v.d. Wiele-Timmer, Couwenhoven 5110
730 de heer A.J. Mens, Huis ter Heide
|
|||||||||||||||
met
|
|||||||||||||||
Mijn excuses.
|
|||||||||||||||
67
|
|||||||||||||||
In de laatste periode dertien nieuwe inschrijvingen:
746 de heer G. Roodenburg, Nepveulaan 20
747 mevrouw W.I. Burgers, Nijenheim 9513
748 mevrouw A.M. v. Apeldoorn-Pruyt, Brugakker 5861
749 de heer B.C. Wesselink, Acacialaan 8
750 de heer M. de Jonge, Nijenheim 5249
751 de heer G.A. Joosten, Kersbergenlaan 49
752 de heer H.C. de Man, Couwenhoven 8617
753 de heer H. van Barneveld, Bosch en Duin
754 de heer C.G. Bal, Schilde België
755 de heer A.J. Kraan, Slotlaan 145 I
756 de heer J.C.A. van Aarnhem, Driebergen-Rijsenburg
757 de heer P. Sol, Huis ter Heide
758 de heer J.F.M. v.d. Meer, Buren
Het netto aantal begimstigers bedraagt nu 682, maar.... van twaalf
contribuanten zijn de donaties over 1990 nog niet ontvangen. Er is nog een heriimering verzonden, voorlopig zetten wij de toezendingen stop. En, o ja, over 1991 ontbreken nog drieëndertig betalingen.
Zal ACTIE 700 lukken? Wij blijven optimistisch, u ook?
Met vriendelijke groet,
H. Wels, administrateur
Broederplein 17
3703 CC ZEIST |
|||||
68
|
|||||
DE HAAN VAN DE NIEUWE KERK
Een vraag naar de herkomst en huidige verblijfplaats van de haan
van de Hervormde Nieuwe Kerk aan de Boulevard was aanleiding tot een speurtochtje met onderstaand resultaat. Op 22 september 1926 vroeg de architect, de heer J.M. Paap, aan
de Koninklijke Fabriek F.W. Braat te Delft prijsopgaaf voor een haantje op de in aanbouw zijnde toren. Er was bhjkbaar niet veel rekenwerk voor nodig, want op 23 september 1926 bood de firma een smeedijzeren torenspits met roodkoperen haan aan voor ƒ 125,- of de ijzeren spits na voltooiing verzinkt, voor ƒ 130,-. Uit de stuk- ken is niet gebleken, of de kerkvoogdij problemen had met de prijs of met de haan, maar de leverantie ging in elk geval niet door. Wel is bekend, dat de heer G.S. Stokmans, leraar tekenen aan het ChristeUjk Lyceum, alhier, vervolgens een gestyleerde haan heeft ontworpen, die de "strijdende kerk" voorstelde, maar bhjkbaar niet voor iedereen als haan herkenbaar was. De kerkvoogdij van de hervormde gemeente van Zeist kreeg name-
lijk gedateerd 12 en 15 oktober 1926 aanbiedingen van de Zeister smeden M. van Grondelle en A. de Man voor het leveren van een siersmeedijzeren "windvaan" voor respectievelijk ƒ 100,- en ƒ 95,-. De opdracht werd - uiteraard - gegeven aan smederij De Man. Terwijl er in de offerte nog sprake was van een "windvaan", staat in de rekening van 12 november 1926: geleverd een "Haan met Stoel" volgens opgave ƒ 95,-. Bij de fabricage was de haan toch bhjkbaar uit de verf gekomen. In de Zeister Courant V£m 2 juh 1927 staat een uitvoerige beschrij-
ving van de Nieuwe Kerk, na de ingebruikneming op 30 juni 1927. Over de haan wordt het volgende geschreven: "de hoogverheven windwijzer, wel moeüijk aan te duiden als " 't vriendehjke haantje van den toren" konden wij natuurhjk van binnen uit niet zien, maar deze vergulde steUig "bijzonder" artistieke torentopversiering heeft reeds voldoende aandacht genoten dan dat wij er nog de aandacht op behoeven te vestigen." Ongelukkigerwijs zijn de Zeister Coxiranten van de voorafgaande
maanden door een verkeerde nummering niet in de ingebonden |
|||||
m
|
|||||
jaargang van 1927 in het gemeentearchief aanwezig. Mogelijk staan
daar ingezonden stukken of commentaren in over de door de Zeistenaren niet bepaald gewaardeerde "torentopversiering". De kritiek heeft blijkbaar gehoor gevonden bij de bouwcommissie, want in het archief van de hervormde gemeente vinden wij een rekening van smederij A. de Man voor werkzaamheden aan de windvaan, te weten: a. windvaanstaart nauwer gemaakt ƒ 6,00
b. noordpeil voor "Windvaan" f 11.25
ƒ 17,25
en hier is dus weer sprake van een vaan, in plaats van een haan. De haan heeft een respectabel aantal jaren de toren van de Nieuwe Kerk gesierd, totdat de wind hem de baas werd. In de Zeister Nieuwsbode van 14 december 1964 staat het volgende
bericht: "Ten gevolge van de storm heeft de haan op de toren van de Nieuwe Kerk zijn hoge post plotseling moeten verlaten. Zondag omstreeks kwart voor één werd hij door een rukwind van de toren- spits losgeslagen, en na nog ongeveer een uurtje te hebben staan wiebelen kwam hij om tien minuten voor twee naar beneden. Onder zijn gewicht kreeg het kerkdak nogal wat schade aan vernielde dakpannen. Gelukkig was er niemand op het terrein van de kerk, toen de haan hier onzacht neerstreek." De kerkvoogdij besloot de gevallen haan niet meer op zijn oude
plaats terug te brengen. Aan het verzoek van de hervormde predi- kant, dominee H. Roelofsen, om de haan te mogen laten herstellen en in de tuin van de pastorie aan de Eikenlaan te plaatsen, werd dan ook met genoegen voldaan. De haan verhuisde met de familie Roelofsen wel mee naar de Prinses Irenelaan, maar bij de volgende verhuizing naar de Wühekninaparkflat moest een ander onderkomen worden gezocht. Bij navraag bleek het kunstvoorwerp naar een famihelid van dominee Roelofsen in Eenmes te zijn overgebracht. Inmiddels is hij met een jongere generatie uit Eenmes vertrokken naar Voorthuizen. Daar maakte de heer H. Bardet de hierbij afgebeelde foto. Aangezien de kritiek op het werk van de heer Stokmans inmiddels
heeft plaatsgemaakt voor waardering, zou terugkeer van de haan |
|||||
70
|
|||||
naar Zeist, onder de rook van de Nieuwe Kerk, zeker op zijn plaats
zijn. L. Visser
|
|||||||
De haan van de Nieuwe Kerk, zoals deze in Voorthuizen is opgesteld, 1990 (foto H.
Bardet/collectie Van de Poll-Stichting) |
|||||||
f.m
|
|||||||
De oranjerie in het Walkartpark circa 1910 (collectie Gemeentearchief Zeist)
|
||||||||
De mogelijkheid bestond ook de oranjerieplanten tijdens de winter te bewaren bij
particuliere hoveniers, blijkens de onderstaande advertentie van Dirk Bleijerveld in de Weekbode voor Zeist, Driebergen en omstreken van 1884 |
||||||||
I). Bleijerveld te Zeist,
Oude Arnbemsche weg, is t^'elegenheid om gedurende
den winter Oranjerieplanten, Bloemen en Gewassen te beswaren. |
||||||||
■f2
|
||||||||
ORANJERIEËN IN ZEIST
enige aanvullende gegevens |
||||||||
Inleiding
|
||||||||
Het boek van Erik Geytenbeek, Oranjerieën in Nederland, Canalet-
to-Alphen aan den Rijn, in samenwerking met De Stichting "Neder- landse Buitenplaatsen en Historische Landschappen", 1991, vestigt de aandacht op een lang onderbeUcht gebleven bestanddeel van de Nederlandse kastelen en buitenplaatsen, nadat de laatste jaren gepubliceerd is over theekoepels, tuinhuizen, ijskelders, slangenmu- ren, duiventillen en stinzenplanten. Met het boek van Geytenbeek is in een leemte voorzien. Geytenbeek schenkt in zijn boek aandacht aan Zeist. Hij noemt de
bouw na 1890 van een (gemeentelijke) oranjerie op het terrein van de voormalige buitenplaats Choisy (blz. 29), wijst op het feit dat bij Hoog Beek en Royen kuipplanten binnen het gezichtsveld stonden (blz. 35), vermoedt het bestaan van een oranjerie bij Kersbergen gezien de grote kuipplanten (blz. 57) en geeft aparte beschrijvingen van de oranjerieën van Choisy (gemeentehjke kwekerij) en Hoog Beek en Royen (blz. 220-221). Tevens komt het Slot Zeist uitvoerig in zijn boek aan de orde (blz. 31, 39, 40-42 en 105), waar de oranjerie oorspronkelijk in één van de vleugels (de westeHjke) was ondergebracht. In het onderstaande artikel geef ik enige aanvullende gegevens met
betrekking tot de oranjerieën in Zeist. De oranjerie op de Overplaats van de dames Walkart 1)
In 1905 werd de naam Walkartpark 2) door de gemeenteraad van
Zeist gegeven aan de Overplaats van de dames Walkart. De dames Walkart uit Amsterdam hadden dit terrein testamentair gelegateerd aan de gemeente Zeist onder de last er een openbaar park van te maken. De heer H. Copijn te Groenekan ontwierp hiervoor een plan dat in 1905 ook daadwerkelijk werd uitgevoerd. De aanwezige oranjerie werd gehandhaafd. Volgens de nota van 5 maart 1938 van de opzichter der plantsoenen, R. Pul, aan de directeur van gemeen- |
||||||||
73
|
||||||||
tewerken, beschouwde H. Copijn in 1905 deze reeds als een sta in
de weg voor het doorzicht (perspectief) van het park. Hij werkte de oranjerie weg door het aanbrengen van een "Laube". De functie van de oranjerie bleef intact: het bewaren van de planten in de winter- tijd. Bij de reconstructie van het Walkartpark, waarover men in Zeist in
1937 reeds begon na te denken, kwam de afbraak van de oranjerie opnieuw aan de orde. De opzichter der plantsoenen, R. Pul, be- pleittte dit in zijn reeds genoemde nota van 5 maart 1938 en sprak zich uit voor de bouw van een oranjerie aan de Choisyweg op het terrein van de gemeentehjke kwekerij om economische redenen. In plaats van "reconstructie" sprak R. Pul van "restauratie". Dit deed ook de directeur van gemeentewerken in zijn nota van 3 juni 1938 aan het college van burgemeester en wethouders, die in de vergade- ring van 14 juni 1938 werd besproken: "Voorts zou opruiming van de oranjerie met "Laube" een verbetering beteekenen. Het gebouw, gelegen in het centrum van het park, is in het aspect een sta-in-de- weg, en belemmert elke perspectivische werking in het park. Boven- dien behoort het naai zijn functie thans thuis in de Kweekerij aan den Choisyweg, waar het, zooveel mogelijk met gebruikmaking der vrijkomende materialen als kozijnen, ramen, deuren, luiken, balklaag, enz., opnieuw zal worden opgericht. Het begroeide aanhangsel, de zgn. "Laube", is versleten. Het is zéér waarschijnhjk, dat deze indertijd ter maskeering van de oranjerie werd aangebracht. Het aangebouwde schuxu-tje, dat voor het opbergen van tuingereedschap dienst doet, zal naar den zuid-westhoek van het park worden verplaatst." De begroting van de sloop en herbouw van oranjerie en bergschuur
werd geraamd op ƒ 2.510,-. Het college van burgemeester en wethouders ging akkoord en legde bij schrijven van 4 oktober 1938 het voorstel aan de gemeenteraad van Zeist voor. De raad werd voorgesteld de sloop en herbouw in eigen beheer uit te voeren. In de gemeenteraadsvergadering van donderdag 13 oktober 1938 werd door een aantal leden over het werkplan, waarvan de reconstructie van het Walkartpark een onderdeel vormde, het woord gevoerd. Het raadsUd Brandwijk formuleerde zijn instemming aldus: "Met de verwijdering der orangerie en der schuur kan spr. zich vereenigen. |
|||||
W4
|
|||||
De oranjerie van de gemeente Zeist op het terrein van de kwekerij aan de Choisy-
weg, 1990 (foto Erik Geytenbeek) |
||||||
:''^'iSS •
|
||||||
75
|
||||||
Deze gebouwen deden aan de schoonheid van het park afbreuk." Na
het fiat van de gemeenteraad volgde 21 december 1939 de bouwver- gunning voor een oranjerie aan de Choisyweg. Deze oranjerie wordt verder beschreven in het werk van Geytenbeek op blz. 220. De oranjerie van het buiten Wulperhorst aan de Tiendweg
In een Veilingcatalogus uit 1829 3) betreffende Wulperhorst onder
Zeist lezen wij op blz. 3: "Wijders eene groote, wel ingerigte oranjerie met derzelver kagchels en kanalen." En voorts: "Eene op de beste wijze ingerigte broeijerij, met gemetselde annanassen-, perzikken-, en druiven kasten, mitsgaders onderscheidene andere broeikasten, en hetgeen verder tot eene broeijerij vereischt wordt." Wulperhorst bezat toen dus een oranjerie die gestookt kon worden en nogal wat kassen. Over de planten en exotische bomen worden wij geïnformeerd door de Voorwaarden van Verkoop op blz. 19: "De losse Ramen, Lessenaars, en voorts alle losse goederen van de Broeijerij, de Aimanasplanten en de Oranje-Boomen en verdere Potgewassen zijn onder den Verkoop niet begrepen." De genoemde oranjeboompjes zullen 's winters in de warm gestookte oranjerie hebben gestaan! Deze oranjerie wordt niet vermeld door Geytenbeek. Enige aanvullende gegevens over het Slot van Zeist
Zoals bekend werd ia 1677 Zeist door de Staten van Utrecht tot
Hoge HeerUjkheid verheven. De graaf van Nassau-Odijk werd de eerste hoge ambachtsheer. Deze begon met de bouw van het Slot. Tussen 1678-1682 werden de zijvleugels gebouwd en kreeg de parkaanleg zijn beslag. In 1686 werd het hoofdgebouw voltooid. De westeHjke vleugel van het Slot diende tot oranjerie. Struick 4) zegt het zo: "Achter deze culinaire voorzieniagen (nl. van de linkerzij- vleugel van het Slot aan de zuidflank, schr.) diende een laag lang- werpig gebouw waarschijnlijk als oranjerie, waar bovendien 's winters de palmen uit de siertuin konden worden opgeborgen. De andere vleugel bevatte vermoedeüjk een koetshuis." Wanneer die oorspronkelijke toestand opgehouden heeft te bestaan. |
|||||
76
|
|||||
weten wij niet. Uit de Veihngcatalogus van 1818 5) bhjkt dat de
oranjerie uit de vleugel van het Slot verdwenen is. Het Zeister Slot dient anno 1818 tot zomerverbhjf van mr Otto van Romondt (Utrecht 1770-Utrecht 1837), rentenier, vroedschap van Utrecht 1810-1811, Raad der Municipaliteit 1812 6) voor wat het middelge- bouw en een gedeelte van de rechtervleugel betreft. In de linker- vleugel van het Slot woont mevrouw de douairière Craeijvanger, die vermoedelijk behoort tot het Utrechtse regentengeslacht van die naam en geparenteerd is aan het Biltse geslacht Van Ewijck. In het resterende gedeelte van de rechtervleugel woonde mevrouw de we- duwe Kelderman, geboren Maria Wilhelmina van Vliet 7) (Zeist 1754-Zeist 1826). Haar echtgenoot, mr Coenraad WiUem Kelderman 8), afkomstig uit Utrecht, was drost van de Hoge Heerhjkheid Zeist van 1779-1787. Als patriot moest hij in 1787 vluchten en hij over- leed te Neuwied (D.) in 1792. Zijn weduwe vestigde zich in 1792 te Rijsenburg en daarna weer in Zeist. Uit de Veilingcatalogus 1818 (blz. 13) blijkt slechts dat achter het
Zeister Slot aanwezig zijn: "eene capitale Broeijerije, met gemetzelde Trekkasten en Kribben; voorts nog eene met exquise Vruchtboomen beplante Boomgaard en Kweekerij." Van een oranjerie vernemen wij niets meer. Ook blijkt niets van het staan van kuipplanten op de "Bassecour" van het Zeister Slot 11). Over een oranjerie tussen 1818 en het einde van de particuhere
bewoning van het Zeister Slot in 1924 is mij uit de Veilingcatalogus van 1867 slechts bekend dat de oranjerie zich bevond in de linker- vleugel beneden. De oranjerie van het buiten Kersbei^en
In het archief van het huis Kersbergen, dat zich bij het Rijksarchief
in Utrecht bevindt, zit het bestek voor de bouw van een oranjerie
uit 1865. Op een kaart van Kersbergen uit 1927, die in het bezit is
van de Van de PoU-Stichting, staat de oranjerie duidelijk aangege-
ven. |
|||||
77
|
|||||
Enige aanvullende opmerkingen over oranjerieën in Zeist tussen
1910 en 1915 Dank zij informatie verstrekt door de gemeentearchivaris van Zeist,
de heer R.P.M. Rhoen, volgt hieronder een lijst van oranjerieën in Zeist tussen 1910 en 1915 opgemaakt uit gegevens geput uit de adresboeken van Zeist van die jaren. 1. Dijnselburg, Amersfoortseweg 10c
2. Zandbergen, Amersfoortseweg 18a
3. Molenbosch, Driebergseweg 7a
4. Schoonoord, Driebergseweg 10c
5. De Breid, Driebergseweg 15d
6. Choisy, 2e Hogeweg 31. Deze buitenplaats werd in 1912 ge
sloopt 7. Pavia, Siberiëweg Ic. Is thans Arnhemse Bovenweg
8. Stenia, Utrechtseweg 32c
9. Stenia, Utrechtseweg 32d. Dit buiten zou twee oranjerieën gehad
hebben 10. Kersbergen, Utrechtseweg 34a
11. Utrechtseweg 53
De huisnummers van de buitenplaatsen langs de Amersfoortseweg,
Utrechtseweg, Driebergseweg en Arnhemse Bovenweg zijn ontleend aan genoemde adresboeken. Men mag concluderen dat aan het begin van de twintigste eeuw een oranjerie behoorde tot de "uitrus- ting" van een buitenplaats te Zeist. De oranjerie van Hoog Beek en Royen wordt niet genoemd in de adresboeken. Het pand Drieberg- seweg 2 (thans 2a) werd bewoond door de tuinman. Ook de oranjerie van het latere Walkartpark komt niet voor in de adresboe- ken. Het is niet onmogelijk dat ook nog andere buitenplaatsen te Zeist over een oranjerie beschikten in combinatie met een tuinmans- woning. Dit blijkt evenwel niet uit de genoemde adresboeken. mr dr V.A.M. van der Bxirg
|
|||||
78
|
|||||
Aantekeningen
1 Met dank aan de gemeentearchivaris van Zeist, de heer R.P.M.
Rhoen. De gegevens zijn ontleend aan: archief van de gemeente Zeist van
1906-1945, inv.no 1622. De bouwvergunningen voor schuur en oranjerie aan de Choisyweg bevinden zich in het archief van bouw- en woningtoezicht van de gemeente Zeist. 2 Roland BUjdenstein, Zeist, Groei en Bouw. Het Slot en Omgeving,
Kerckebosch B.V., Zeist 1983, blz. 144-149 (Walkartpark). 3 Beschrijving van het Buitengoed Wulperhorst, Ridder-hofstad
Blikkenburg, als ook onderscheidene Boeren-Hofsteden [.....] te
Utrecht, Ter Stadsdrukkerij van de Wed. P. Muntendam en Zoon,
in de Romerburgerstraat 1829 (exemplaar in het bezit van de Van de Poll-Stichting, Zeist). 4 J.E.A.L. Struick, "Een vorstehjk stuk goet." Een vergeten diplo-
maat, WUlem Adriaan, graaf van Nassau-Odijk, heer van Zeist en Driebergen en zijn landhuis, Jaarboekje Oud-Utrecht 1969, blz. 142. 5 "Memorie of gedetaiQeerde omschrijving eener vrijwillige en aan-
zienlijke veiling van Vaste Goederen, gelegen onder de gemeente van Zeijst, Provincie Utrecht [....]" (exemplaar in het bezit van de Van de Poll-Stichtmg, Zeist). 6 R.E. de Bruin, Burgers op het kussen, Stichtse Historische Reeks
12, Zutphen 1986, blz. 358, 359, 361. 7 H.L.Ph. Leeuwenberg, De Bataafse Omwenteling te Zeist, NHB 3,
Amsterdam 1983, blz. 175-176; noot 60 vermeldt slechts dat zij zich in 1792 te Rijsenburg vestigde. 8 H.J. van Eekeren, De Oude Kerk te Zeist, deel 4, uitgave van de
Van de Poll-Stichting Zeist, 1978, blz. 470. |
||||
Gerrit van Schaik (1918-1988)
|
||||||
(particuliere collectie)
|
||||||
m
|
||||||
UIT DE TIJD DAT TELEVISIE NOG 'VERBLUFFEND'
GEVONDEN WERD ... Op 28 maart 1933 traden Cornelia Vonk en Willem Cornelis Kan in
Amsterdïun in het huweüjk. Jazeker, dé Corry Vonk en dé Wim Kan. Heeft dat iets met televisie te maken? Wim Kan was toch nauwelijks te bewegen om op de televisie te verschijnen? Inderdaad, maar toch: 'Zij waren de eersten, die in ons land optraden als televisie-artiesten voor Z.K.H. Prins Bernhard'; en dat gebeurde in 1938 1). Het is vijftig jaar later, anno 1991, heel normaal dat wij per dag kortere of langere tijd televisie kijken. Men is gewend aan dit wonderlijke apparaat. Maar zo was het niet altijd! Vooral in de begintijd van de openbare (proef-)uitzendingen was het nieuws, dat de voorpagina's van de kranten haalde. Daaruit volgt hier een bloemlezing: 14 december 1949: Minister Spitzen deelde mee dat volgend jaar gestart zou worden
met televisie-uitzendingen vanuit Hilversum. Voorlopig gedurende 18 uur per week. Wel was een kijkvergunning vereist, waarvan de kosten ƒ 30,= per jaar bedroegen 2). 1 december 1950: Radiohandel N.C. Boer aan de Voorheuvel was erin geslaagd
experimentele uitzendingen van Phiüps op te vangen. Eindhoven zond uit op dinsdag, donderdag en zaterdag 3). 4 december 1950: In Soesterberg werden de televisieprogramma's uit Eindhoven ook
opgevangen door de amateur R. v.d. Berg. De ontvangst werd sterk gestoord door het drukke autoverkeer op de Rijksstraatweg, omdat de elektronische ontsteking van een auto als stoorzender fungeerde 3). 6 december 1950:
Onder de kop 'Televisie in Austerhtz' stond de volgende tekst:
Maandagavond werd geëxperimenteerd met een ontvangtoestel, gebouwd door de heer G. van Schaik, Oude Postweg 38 te Auster- htz, die werkzaam is als radiomonteur bij de firma Becker te Zeist. Het toestel bevat 24 lampen en heeft een speciale antennehoogte, 17 meter, die zeer scherp is gericht op Eindhoven. De beeldbuis |
|||||
81
|
|||||
heeft een diameter van 16 cm. Alle onderdelen van dit toestel zijn
door de heer Van Schaik zelf vervaeirdigd. De uitzending stond in het teken van de St-Nicolaasavond. Zij was wat beeld en klank betreft voortreffelijk, zodat velen vjin dit televisie-experiment hebben genoten 2). 24 oktober 1951: Het bestuur van de Chr. Middenstemdsvereniging, afdeling Zeist,
belegde in gebouw 'Irene' een bijeenkomst, waarin de televisiebeel- den van de N.C.R.V. te bewonderen waren. 2 november 1951: Het actieve bestuur van de Belangenvereniging De Hoge Dennen/
Kerckebosch stelde zijn leden in de gelegenheid het vrijdagpro- granmia van de televisie-uitzendingen mee te maken in de kleuter- school. 21 november 1951:
Radio Koster plaatste op verzoek van het N.CR.V.-comité Zeist
twee ontvangtoestellen in gebouw 'Irene' aan de Slotlaan. Kinderen onder de 16 jaar zonder geleide worden er echter niet toegelaten! 23 november 1951: Firma Severs verzorgde iedere vrijdagavond televisie-uitzendingen
voor bewoners van De Hoge Dennen en Kerckebosch in de kleuter- school aan de Fred. Hendriklaem 4). Uit deze bloemlezing kunnen twee conclusies worden getrokken:
1. minister Spitzen was te voorbarig geweest met zijn aankondiging,
want de echte uitzendingen beginnen ruim een jaar later dan hij had meegedeeld; 2. niet iedereen had er ƒ 30,= voor over om die wonderüjke
beelden zelf te kurmen ontvangen. Met name het uitvoerige bericht over de heer Van Schaik uit
Austerütz riep onze nieuwsgierigheid op en een bezoek aan me- vrouw J.B. van Schaik-Hartjes was het gevolg; dit leverde de volgen- de bijzonderheden op: In de twintiger jaren woonde in Zeist het echtpaar Piet van Schaik
en Femia Hofstee. Piet was stratenmaker van beroep; zij kregen vijf kinderen, waaronder roon Gerrit op 19 maart 1918. Na enige tijd |
|||||
m
|
|||||
verhuisde het gezinnetje naar Austerlitz; men ging d&en wonen aan
het einde van de Oude Postweg. Jan van de Broek en Arie van Ginkel waren de buren. Ver uit de buurt, in Zeddam, gemeente Bergh, werd in 1915 een
meisje geboren in het gezin Hartjes; ze werd Johanna Berendina gedoopt, maar Annie genoemd. Zo rond 1933 verhuisde Annie eveneens, maar wél alleen! Ze ging in betrekking in Zeist, onder andere in pension 'Boschoord' aan de Woudenbergseweg. In die tijd leerde ze Gerrit van Schaik uit AusterUtz kennen. Die twee konden het prima met elkaar vinden en besloten te trouwen, op 9 november 1939. Ze vonden een huurhuis in Auster- Utz; Oude Postweg 86 konden ze huren van Willem en Debora Hardeveld. Ondanks de moeiUjke oorlogsjaren die daarop volgden, wilden ze
samen een goed gezin opbouwen. Er werden zes zoons en een dochter geboren. Toen de huisbaas was overleden, diende zich een probleem aan: in de Achterhoek hadden veel mensen een eigen woning, maar dat idee was in Austerlitz nog vrij onbekend. Annie drong aan het huis te kopen, maar Gert zag dat niet zo zitten: 'Ik heb daar geen verstand van; radio en televisie, dat ken ik en de techniek, scheepszenders en zo ... maar een huis kopen? Daar ga je mee de grond in!' Maar Annie zette door en zo werd het hun eigendom. Inmiddels weten wij dus ook meer van Gert van Schaiik. Hij hield van de techniek, hoewel hij daar geen opleiding in gevolgd had. Nee, hij had van een paar dienstkameraden het nodige opgestoken en toen al een radio in elkaar geknutseld. In de tech- niek kon hij zich helemaal uitleven en dat deed hij na zijn diensttijd dan ook; aan de Arnhemse Bovenweg bij Radio Becker. Deze Becker had absoluut geen technisch inzicht; hij was boerenzoon met een goed zakeUjk inzicht. Voor de techniek had hij drie mensen in dienst, die zorgden dat Becker radio's en stofzuigers kon verkopen en repareren. Gert's lust en leven was de radio en zó goed had hij het vak onder de knie, dat hij zich zelfs ontwikkelde tot een deskundige op het gebied van scheepsradio's. Dat werd ook de specialiteit van Radio Becker, die daarop naar de Dijnselburgerlaan verhuisde. Gert ging veel op reis: scheepsradio's plaatsen en repare- ren. En toen doken berichten op over een nieuw wonder: een kastje |
|||||
m
|
|||||
waar niet alleen geluid uitkwam, maar ook bewegende beelden op
mogelijk waren! Dat was iets ongehoords en Gert dook er onmid- dellijk in. Las er veel over, dacht er veel over én ging aan de slag, direct na het einde van de oorlog in 1945. Maar hij was niet de enige: ook in Driebergen zat zo'n fanaat, Tukker. En die was Gerrit nét een slag voor! Hij kreeg het eerste beeld op zijn schermpje. Overigens werkten de twee nauw samen en hielden ze elkaar regelmatig op de hoogte. Had Tukker dus het eerst een beeld in Driebergen, Gert had het eerst een beeld in Austerlitz en bovendien een beeld waar je écht wat op kon zien. Hij had een soort voorzet- lens bedacht van twee lagen plastic, waeu een laag olie tussen zat en op die manier ontstond een beeld van 22 cm doorsnede. Daar kwam nog een zeer hoge antenne bij; 'Bart van de Heuvel en ouwe Henk Bos hielpen mee om dat ding op z'n plaats te krijgen'. Er werden vlaggetjes aangehangen en die en gene kwam al snel vragen wat er aan de hand was. Wist men in Austerlitz veel waar zo'n enorme mast voor moest dienen? Nee toch! 'Mogen wij komen?' was de veelgehoorde vraag. Zo kwam het dat in 1950 de huiskamer bij Gert en Annie afgeladen vol zat: de eerste St-Nicolaasintocht die je vanuit de makkeüjke stoel kon zien. Dat was sensatie van de eerste orde in Austerlitz! En dan de voetbalwedstrijden; de krant wijdde daar het volgende artikeltje aan: Experimentele televisie
Op bezoek bij een zelfbouwer
te Austeriitz
De heer G. van Schalk, wonende aan
de Oude Postweg te Austerlitz, stelde ons in de gelegenheid om een televisie- ontvangst bij te wonen op het door hem zelf vervaardigde toestel. Deze televisie- ontvanger heeft, dankzij de kennis van de heer Van Schalk op dit gebied, een reik- . ) wijdte van 100 km, hoewel de uitzending
iiit Eindhoven slechts afgesteld is op een wijdte van 40 km. Ook heeft hij door het , . |
|||||
m
|
|||||
plaatsen van een voorzetlens, gemaakt van
twee lagen plastic wajirtussen zich olie bevindt, het beeld kunnen vergroten van 16 tot 22 cm. De ontvangst is dan ook werkeHjk uitste-
kend te noemen. Het beeld is zeer helder al kunnen allerlei storingen daarop in- vloed uitoefenen. Wat wij zagen was in ieder geval verbluffend. De vorige week waren dat sportwedstrijden en afgelopen zaterdag een film, welke zich echter minder voor zo'n experiment leent. In ieder geval heeft de heer Van Schaik met dit televisietoestel een goede prestatie geleverd, waarop hij terecht trots kan zijn. Prachtig vond iedereen het!
Hoewel, iedereen ...... Annie had het er wel eens moeilijk mee.
Ieder moment weer zo'n huis vol zittende, staande en vooral ook
rokende mensen: 'Vroeger had je dan zeil en dan je bekleding, gewone matten d'r in en La een jaar tijds kon je ze wegwippen, niet van de kinderen, maar gewoon omdat die mannen ....' Annie maakt haar zin niet af, maar duideUjk is dat Gert's hobby haar toch wel eens grijze haren bezorgde. Dan verschijnt er een ondeugende twinkeling in haar ogen; ze denkt terug aan de kinderen, die de verhalen over de televisie bij Van Schaik natuurhjk ook gehoord hadden. En 's middags was er wel eens een kinderuitzending. Gert had gezegd: 'Als ik niet thuis ben doe je dat ding niet aan hoor!'. Maar Annie had al zo terloops eens gevraagd hoe je dat ding aan moest doen en zei tegen de kinderen: 'Jongens, kom maar eventjes hoor, 't is zó leuk! Dat vond ik mooier als dat die grote kerels hier maar zaten te paffen. Op 't laatst heb ik de lange gordijnen maar weggehaald en een strook neergehangen, want ik kon om de haver- klap maar weer wassen. Ja, wat wil je als er regelmatig 35, 40 mensen stonden te kijken? De zwagers van Becker kwamen ook regelmatig, die wilden dat ook wel 's zien. Maar de kinderen, dat was toch het leukste. Dan kregen ze ook nog patat van me. Niet |
||||||
- i-I'
|
||||||
«5
|
||||||
zoals nu hoor, ben je mal, gewoon in de slaolie, vaak waren ze zo
vet als spek, maar 't was toch lekker'.
Zo beleefde AusterHtz dus de primeur van de eerste televisie, die
door een groot aantal mensen bekeken kon worden. Geen fraai
meubel, nee, gewoon een buis met een olielaag ervoor. Maar velen
in AusterHtz herinneren zich dit wereldwonder nog als de dag van
gisteren!
R. Loenen
Bronnen: - Interview mewouw J.B. van Schaik-Hartjes d.d. 9 juH 1990.
- Persoordijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in Woord en
Beeld, Amsterdam 1938 - Zeister Nieuwsblad
- De Zeister Courant
- Nieuwe Zeister Courant
AGENDA
|
||||||||||||
1992
9 januari
voorjaar |
||||||||||||
: vergadering redactiecommissie 'Seijst'
: lezing van drs. H.L.P. Leeuwenberg, adjunct- rijksarchivaris Utrecht, over de Evangelische Broedergemeente : lezing van C.E.G. ten Houte de Lange over heraldiek |
||||||||||||
najaar
|
||||||||||||
)e redactie wenst U prettige kerstdagen
en een voorspoedig 1992. |
||||||||||||
m
|
||||||||||||
ZEISTER NIEUWS- EN WEEKBLADEN VAN ALGEMENE
INHOUD VERSCHENEN TUSSEN 1869 EN 1940 De pershistoricus M. Schneider verdeelt in zijn boek De Nederlandse
krant 1618-1978. Van 'nieuwstydinghe' tot dagblad (Baarn 1979) de Nederlemdse pers in zeven perioden met de cesuren 1780, 1798, 1813, 1869, 1940 en 1945. Hij laat het vijfde tijdvak in de ontwikke- ling van de Nederlandse pers beginnen in 1869. Voorheen moest volgens een wet van 1821 belasting (zegelrecht) betaald worden voor gedrukte stukken met inbegrip van kranten. Op 1 juli van dat jaar werd het dagbladzegel afgeschaft, waardoor het karakter van de pers veranderde. Er ontstond een betaalbare pers, bereikbaar voor velen en uiterst geschakeerd, zowel naar richting, kwaliteit als invloed. Met het begin van de Duitse bezetting in 1940, eindigde volgens Schneider deze periode. Het is interessant om eens te bezien hoe het met de pers in Zeist stond in deze periode. Opge- merkt moet worden dat Zeist nooit een dagblad heeft bezeten. Wel diverse nieuws- en weekbladen. Een nieuwsblad verschijnt twee of meer keer per week, maar minder dan zes keer en een weekblad is een wekelijks verschijnend tijdschrift. Het Gemeentearchief Zeist bezit een grote collectie Zeister kranten.
Tot deze collectie behoort onder andere de oudste plaatseHjke krant, de Weekbode voor Zeist, Driebergen en omstreken. Het eerste nummer verscheen op 2 januari 1864. De uitgever was J.W. Eversz. Twee andere namen die verbonden waren aan de oprichting van deze krant, zijn Van Rossem en Creutzberg. Het hebben van een eigen plaatselijke krant was wel wennen. Toen het verslag van een vergadering van de gemeenteraad van Zeist voor de eerste keer in de Weekbode was gepubUceerd, informeerde het raadslid J.H. van Lennep in de volgende vergadering op 31 juli 1865 of dat voortaan altijd zou gebeuren. Hetgeen door de voorzitter bevestigend werd beantwoord. De Weekbode bestond dus al voor de afschaffing van het dagbladzegel. De afschaffing van dit zegelrecht had tot gevolg dat met onmiddellijke ingang de abonnementsprijs verlaagd werd en dat de krant in 1870 in een groter formaat werd uitgegeven. De Weekbode was de eerste dertig jaar een weekblad en werd toen |
|||||
87
|
|||||
een nieuwsblad dat twee keer per week verscheen. Vanaf januari
1887 werd de uitgave overgenomen door C. Avis Jzn. Op 27 maart 1920 kwam het laatste nummer uit. 'Stopzetting werd geboden door de üchamelijke gesteldheid van den Uitgever' kunnen wij in dit laatste nunmier lezen. De uitgever verzocht zijn lezers voortaan het nieuwsblad De Zeister Post te lezen, een uitgave van J.W. Kraal Wz. Beide kranten streefden een strikte onpartijdigheid ten opzichte van de politieke en godsdienstige richtingen in Zeist na. Na vijftien nummers werd de uitgave echter al gestaakt. De uitgever schreef dat hij het werk, dat verbonden is aan de uitgifte van een krant, onderschat had en hij wUde er ook geen advertentieblad van maken. Enkele jaren later, in 1923, is J.W. Bvraal Wz. toch weer de uitgever van een krant: Het Nieuws voor Zeist. Dit nieuwsblad maakte voorheen deel uit van Het Nieuws voor Zeist, Driebergen, Rijsenburg, Houten,. Odijk en Bunnik, een krant die bestond vanaf 1880 en uitgegeven werd door de firma W. Kraal en Zonen te Driebergen. In haar bestaan is de titel diverse malen gewijzigd. In verband met de reorganisatie van de Nederlandse pers per 1 oktober 1941, werd Het Nieuws voor Zeist voortgezet als Het Nieuws voor Het Sticht. Een andere Zeister krant zag in 1910 het levensUcht, nameUjk De Zeister Courant, die voor het eerst verscheen op 19 november en uitgegeven werd door Drukkerij en Uitgeversbureau Van Lonkhuy- zen. De redactie en de uitgever stelden zich ten doel 'bespreken van plaatseUjke toestanden en voorvallen met vermijding van alle persoonsbestrijding'. Tot november 1927 was het een weekblad en verscheen daarna twee keer per week. Deze krant is in 1951 gefuseerd met het Zeister Nieuwsblad en voortgezet als Nieuwe Zeister Courant. Voor dat deze Zeister Courant bestond, kende men al een week-
blad van die naam. In het recent verschenen boek Markante Zeiste- naren van de Van de Poll-Stichting, komt in het artikel over Dirk Jan van Nieuwenhuizen op pagina 127 een citaat voor uit de raadsnotulen van 24 januari 1918: 'De heer Van Nieuwenhuizen zegt, op gevaar af, dat de Nieuwe Zeister Courant weder vindt, dat hij teveel spreekt, over dit voorstel een enkel woord te willen zeggen.' De aandachtige lezer zal zich hebben verbaasd over het feit dat hier gesproken wordt over de Nieuwe Zeister Courant. Het is |
||||
beslist geen verschrijving van de auteur van het artikel over Van
Nieuwenhuizen, de heer Leo Visser. De Centrale Catalogus van dag-, nieuws- en weekbladen van algemene
inhoud in Nederland verschenen (CCD.), een uitgave van de Ko- ninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, verschenen in 1989, omvat ruim 7.400 titels, waarmee een nagenoeg volledig overzicht is verkregen van het bezit aan kranten in Nederlandse instelhngen met een bewaarfunctie. Maar deze catalogus vermeldt echter geen Nieuwe Zeister Courant van voor 1951. Van dit nieuwsblad zijn niet veel exemplaren bewaard gebleven, ten minste tot zover nu bekend is. Het Nederlandse Persmuseum te Amsterdam bezit drie exempla- ren, nummer 8 van 20 februari 1904, nummer 17 van 23 april van hetzelfde jaar en nummer 12 van 26 maart 1926. In het archief van de Nederlandse Hervormde Gemeente van Zeist, dat in bewaring is gegeven bij het Gemeentearchief Zeist, zitten de nummers 23 en 24 van respectievelijk 10 en 17 juni 1927. Het Gemeentearchief bezit ook twee nummers van deze krant: nummer 43 van 27 oktober 1906 en een extra nummer van 28 november 1906. Uit de op deze nummers vermelde jaargangen, kan men concluderen dat de Nieuwe Zeister Courant voor het eerst in 1902 werd uitgegeven. De uitgever was L. Steenbergen. In het adresboek van 1926 wordt A. Verdonk H.Gz. als mede-uitgever vermeld. Een jaar later staat Verdonk vermeld als uitgever van De Koerier voor Zeist en sindsdien wordt de Nieuwe Zeister Courant niet meer vermeld in de adresboeken. Tot en met het adresboek van 1936 wordt Verdonk als uitgever van De Koerier voor Zeist genoemd; sindsdien worden de uitgevers niet meer vermeld in de adresboeken. Volgens het bij het Gemeentear- chief Zeist bewaard gebleven exemplaar van De Koerier voor Zeist van 24 maart 1939 verscheen in dat jaar de 38e jaargang. Waar- schijnüjk was dit ook de laatste jaargang. Daar het hier dezelfde uitgever betreft, althans de N.V. Verdonk's Drukkerij, mag men veronderstellen dat de Nieuwe Zeister Courant sinds 1926/1927 is voortgezet als De Koerier voor Zeist. De Koerier voor Zeist was een christelijk weekblad; daarnaast bestond een maandblad dat dezelfde naam droeg. J.P.C, van Gurtzgen startte op 4 oktober 1934 de uitgave van de
Provinciale Post, een algemeen weekblad voor Zeist en omstreken. |
|||||
|9
|
|||||
Het verschijnen van een nieuwe krant voor Zeist verdedigde hij in
het eerste nummer als volgt: 'Dit mogen wij schrijven, omdat wij binnen de Zeister grenzen geen vreemde(n) zijn. Wij kennen het Zeist van heden, doch kenden ook het Zeist van een kleine twintig jaar her en hebben de ontwikkeling gadegeslagen van een dorp, dat zich uit de windsels van een historische conventie vrij maakte en, zij het beraden, maar dan toch welbewust en met krachtigen wil zich moderniseerde. Zoo wilde het de tijd, zoo wilde het de wassende bevolking. [.....] Welnu, wij willen gaarne aan dit debat deelnemen,
met open oor voor een ieder, die daarover het zijne te kennen
geeft, met open oog voor de dingen, die rechtstreeks wijzen naar het eenige doel, waarnaar elke Zeistenaar, op zijn wijze en naar de mate van zijn krachten, zal willen streven, te weten, uitbouw van een schoone, aantrekkelijke buitengemeente, opbloei van een levens- krachtige industrie, instandhouding van een kerngezond midden- stands-zakenleven en bevordering der welvaart van de bevolking tot in al haar geledingen.' Het Utrechts Dagblad heeft de uitgave van de Provinciale Post, zij had de krant per 1 mei 1936 overgenomen, met ingang van 1937 gestaakt. Het algemene Zeister Weekblad, een krant van H. van Wermesker-
ken, gedrukt bij Drukkerij Winkelman, verscheen sinds 3 februari 1939. Het Zeister Weekblad wilde niet zo zeer aan plaatselijke berichtgeving doen, doch veel meer het brengen van behoorlijke beschouwende artikelen op verschillend gebied. Daarnaast de belangrijkste kimstuitingen, die in Zeist plaatsvonden, recenseren, verslag doen van de raadsvergaderingen en enig sportnieuws van de plaatseüjke clubs plaatsen. De naam veranderde op 1 september 1945 in Zeister Nieuwsblad. In 1951 volgde, zoals reeds vermeld, een fusie met de Zeister Courant. Na de capitulatie van Nederland op 14 mei 1940 werd de uitgave
van het onafhankelijke christehjke weekblad Stichtsche Uitkijk, een uitgave van J.T. Swartsenburg N.V., gedrukt bij Vonk en Co's Drukkerij, stopgezet. De krant was pas vanaf 5 januari op de markt. Vaste medewerkers waren D.F. Brandwijk, mr R.M.F. Houwink, dominee L. Overduin, Bep de Paauw-Bachrach en J.H. Scheps. Uiteraard werden in de periode 1869-1940 in Zeist meer dag- en
|
|||||
90
|
|||||
nieuwsbladen gelezen, maar deze werden niet uitgegeven door
plaatseUjke uitgevers en richtten zich ook niet specifiek op de Zeister gemeenschap en vallen daarom buiten het bestek van dit artikel. Evenals vak- en beroepsbladen, organen van poHtieke groeperingen, culturele en literaire bladen, opiniebladen, voorlich- tingsbladen, sport- en hobbybladen enz. R.P.M. Rhoen
NIEUWE CONTRIBUANTEN
Bij de 26 nieuwe contribuanten was nr. 774, mevrouw R.I. Förster,
onze 700e betalende begunstiger. Na nr. 607, de heer F. Kuster in 1990 (600) kwamen er 168 aanmeldingen en 68 afmeldingen en is het getal 700 gepasseerd. Op 31 oktober 1991 in de pauze van de lezing van drs. J.A.L. de
Meijere in het Slot Zeist heette onze vice-voorzitter mr.dr. A.A. Stolk in een geestige speech, met een bos bloemen en de laatste uitgaven van onze stichting mevrouw Förster hartehjk welkom. Ook de Nieuwe Zeister Courant besteedde met een grote foto en een artikel aandacht aan het behalen van onze 700e geïnteresseerde begunstiger. Wij heten dit keer welkom:
759 mevrouw G. Hoogland-Kleuver, Bethaniëplein 5
760 de heer A. Campman, Ie Dorpsstraat 3
761 mevrouw A.J.M. Huizinga, Park Rodichem 31
762 de heer R.E. Smith, Antonlaan 376
763 mevrouw N. Koen-Conrad, Charlotte de Bourbonlajui 40
764 de heer A.C. Top, Bilthoven
765 de heer J.P. de Pont, Graaf Janlaan 8
766 de heer M.R. Baas, Brugakker 1710
767 mevrouw R. Brucks-Kits, Godfried van Seijstlaan 16
768 de heer dr. P.J.J.M. van Loon, H. van Lijndenlaan 7
769 de heer W.G.A. van Roosmalen, Jagerlaan 28
|
|||||
91
|
|||||
770 de heer drs. R.B.G.J. Schooleman, Waterigeweg 32
771 de heer B. v.d. Bosch, Zusterplein 4a
772 de heer D.L. Steenwijk, Driebergen-Rijsenburg
773 de heer A. van Leeuwen, Molenweg 19
774 mevrouw R.I. Förster, Steniahof 105
775 de heer dr. L. Graf, Zinzendorflaan 4
776 mevrouw I. König, Steniahof 123
777 de heer K.A. Goossen, Austerlitz
778 de heer mr. A.J.A. Labouchere, Aerdenhout
779 de heer P. Vogelaar, A. van Burenlaan 15
780 Stichting "Het Utrechts Landschap", De Bilt
781 de heer J.H. Harkema, Lopik
782 de heer J.H. Meijboom, Laan van Vollenhove 1771
783 de heer W.J. Buis, Graaf Janlaan 76
784 de heer A.G. Knöps, Arnhemse Bovenweg 2
Dit respectabele aantal geeft ons eind 1991 moed het nieuwe jaar
1992 te beginnen met de actie "Op naar de duizend".
Het slagen van onze actie 700 was meestal te danken aan u, vaak
hoorde u immers "dat was ik al steeds van plan" en kostte het niet
veel moeite een nieuwe contribuant te winnen.
Ook in 1992 hoeft het u niet veel moeite te kosten want de nieuwe
contribuant ontvangt weer een boekwerk en ... wij handhaven:
minimum contributie ƒ 15, = (meer mag), het blijkt namelijk dat u
gemiddeld ƒ 22,50 per jaar bijdraagt.
Met vriendelijke groet,
H.Wels, administrateur
Broederplein 17 3703 CC ZEIST tel. 22772 |
|||||
92
|
|||||