■f -f ,■■<■, /
|
|||||||||||||||||
£fi i4fit-4é,^
|
|||||||||||||||||
SEIJST
|
|||||||||||||||||
é^r
|
|||||||||||||||||
Bulletin uitgegeven door de Van de Poll-Stichting
|
|||||||||||||||||
BIBUOTHl.
|
|||||||||||||||||
"üjisisise^m::^
|
|||||||||||||||||
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
|
|||||||||||||||||
2518 087 2
|
|||||||||||||||||
DE BUITENPLAATS NIJENHEIM '
Werd in vroegere jaargangen van Seijsf - min of meer uitvoerig -
aandacht besteed aan buitenplaatsen als Schaerweyde (jrg. 3, p. 33 vlg.), Heerewegen (jrg. 4, p. 13 vlg.), Rodichem (jrg. 5, p. 37 vlg.), De Breul (jrg. 7, p. 65 vlg.), Lommerlust (jrg. 8, p. 51 vlg.), Spar- renheuvel (jrg. 9, p. 74 vlg.). Beek en Royen (jrg. 10, p. 73 vlg.), De Brakel örg- 16, p. 41 vlg.), BUkkenburg Qrg. 19, p. 77 vlg.), Hoog Beek en Royen (jrg. 21, p. 31 vlg.), De Witte Huil Qrg. 21, p. 45 vlg.), thans volgt het een en ander over de buitenplaats Nijenheim aan de Kroostweg. In de 'Gids voor Zeist', een uitgave van de Vereeniging tot ver-
fraaiing van 2Leist en tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer uit 1896, wordt over dit gedeelte van de Kroostweg geschreven: "Zoodra wij eenige eenvoudige woningen zijn voorbij gewandeld, waaien ons de geuren der appelbloesems reeds tegemoet. Hoe be- vallig ligt het Buiten "Nijenheim" daar aan de linkerzijde van den weg, als door bloemengeuren omgeven." Het landhuis is gecomponeerd volgens een zeldzaam schema: een
laag middendeel met hogere, haaks daarop geplaatste zijvleugels. Het Catshuis te 's-Gravenhage is volgens hetzelfde schema gebouwd. Van het thans geheel wit gepleisterd huis, waren oorspronkelijk van de voorgevel alleen de pseudo-püasters, de cordonüjst, de lateien, de omüjsting van de entree en van de vensters op de eerste verdie- ping en de klimmende Mezen wit gepleisterd. De voordeur is met fraaie gietijzeren panelen versierd. Blijkens een steen in de achterge- vel werd dit huis in 1850 gebouwd in opdracht van de familie Grothe. De gronden waarop de buitenplaats ontstond, waren voor- heen eigendom van Joost baron Taets van Amerongen van Wouden- berg. Daarom allereerst iets meer over deze familie, afkomstig uit Lemgo
in het graafschap Lippe in Duitsland, maar reeds sedert 1613 in ons land vermeld. In Duitsland gaat hun geslacht in ieder geval terug |
||||
tot 1306; de leden zijn dan onder meer 'Gerichtsassessor'. Door alle
familieleden werd tot 154S een huismerk gebruikt. In februari van dat jaar schonk keizer Karel V aan zijn raadsheer Alexander Grothe te Augsburg een geslachtswapen. Het wapen bestaat uit een rood schild met een zUveren dwarsbalk, beladen met een zwart kla- verblad. Het helmteken is een zwart klaverblad tussen een zilveren en een zwarte olifantstromp. De dekkleden zijn van zilver en zwart. Al voor 1850 kwamen in de provincie Utrecht leden van dit ge-
slacht voor of hadden er een bijzondere relatie mee. Jacob Grothe (1672-1751), burgemeester van Arnhem en Ud van de Staten van Gelderland, huwde in 1702 te Utrecht met Margaretha Pit. Hun zoon mr Jan Grothe (1704-1775), secretaris Vcm Arnhem, huwde in 1751 in Utrecht met Brigitta Margaretha van Dam. Laurens Grothe (1708-1787), eveneens een zoon van Jacob Grothe en Margaretha Pit, onderkoopman van de Oost-Indische Compagnie en bewindheb- ber van de West-Indische Compagnie voor de provincie Utrecht, trouwde voor de tweede keer in 1746 te Utrecht met Clara Elisa- beth van Dam, een zuster van de vrouw van zijn broer Jan. Op de buitenplaats Ma Retraite aan de Utrechtseweg te Zeist over- leed in 1829 Margaretha Roosmale (1751-1829), weduwe van mr Laurens Johannes Nepveu; zij was een dochter van mr Egbertus Roosmale en Theodora Johanna Grothe. Peter Dietrich Grothe (1806-1887) behoorde niet tot dit geslacht,
maar hij is van zo'n eminent belang geweest voor het onderwijs te Utrecht dat wij ook aan hem enige aandacht schenken. In Utrecht werd in 1850 door enkele hoogleraren de eerste Nederlandse parti- culiere technische school opgericht. Er werd les gegeven in ongeveer dezelfde vakken als thans op het atheneum. Als hoofd van deze nieuwe school werd P.D. Grothe aangetrokken. Hij had in Berlijn gestudeerd, waar hij in 1833 het diploma behaalde om les te mogen geven aan de Pruisische industriescholen. In datzelfde jaar werd hij benoemd tot leraar aan de Höhere Gewerbeschule te Hagen in Westfalen, In 1839 werd hij directeur van dit instituut. |
||||
In 1864 werd P.D. Grothe benoemd tot hoogleraar aan de Polytech-
nische School, thans de Technische Universiteit, te Delft. Deze functie heeft hij tot 1883 bekleed. Hij was gehuwd met Albertina Schüekumen en na haar overHjden
met Wilhelmina Riepe. Voor ons is van belang Jacob Theodoor Grothe (1822-1894), die de
buitenplaats Nijenheim stichtte. Hij was een zoon van Laurens Clarus Eliza Grothe (1785-1835) en Sophia Jacoba Wilhelmina van Ghesel (1790-1824). Op 7 september 1848 was hij in Zeist op huize Kersbergen gehuwd met Johanna Louisa Antoinetta barones Taets van Amerongen (1821-1860), dochter van Joost baron Taets van Amerongen van Woudenberg (1792-1853) en Sara Johanna Huift (1792-1838). Het echtpaar kreeg tien kinderen: - Sara Johanna (1849-1927), haar naam wordt vermeld in de gevel-
steen van Nijenheim. Zij trouwde in 1872 met Willem Aemoud van Beeck Calkoen, burgemeester van Langbroek en Cothen; de drielmg:
* Alexander Lodewijk (1850-1931). Hij huwde in 1885 met Henriette
Amélie Jeanette Twiss; * Jacob Anne (1850-1918), wiens achternaam in 1855 werd gewijzigd
in Van Ghesel Grothe, rentmeester en assuradeur. Hij trouwde in 1885 met ComeHa van de Haar; * Willem Karel (1850), die na acht maanden overleed;
- Sophie Jacoba Wilhehnina (1852-1926). Zij trouwde in 1895 met
de kunstschilder Hendrik WUlebrord Jansen, haar tekenleraar; - in 1854 werd een levenloos kindje geboren;
- Johanna Louisa Antoinetta (1855-1937);
- Constantia Isabella Jacquelina (1856-1928). Zij huwde in 1881 met
de bankier Herman Friedrich Kol; - Henriette Josina (1858-1955) en
- Jacob Theodoor (1860-1883).
Jacob Theodoor Grothe sr heeft nooit een beroep uitgeoefend, wel
was hij van 1852 tot 1876 lid van de gemeenteraad van Zeist. In verband met zijn gezondheidstoestand trad hij sinds dat jaar niet |
||||
meer ia het openbare leven op.
Zijn oudste zoon, Alexander Lodewijk, heeft in Zeist een aantal
maatschappelijke functies bekleed. Hij was lid van de Algemeene Armencommissie, secretaris en penningmeester van de Vereeniging voor Kamermuziek, penningmeester van de Volksbibhotheek van het departement Zeist van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen en lid van de commissie van toezicht van het Onderling Zieken- fonds. Na 1889 is hij zijn oom Alexander Lodewijk Grothe van We- meldinge opgevolgd als secretaris en penningmeester van de water- schappen Zeist en De Bisschopswetering, als president van de On- derlinge Waarborg-Vereeniging voor Arbeiders en Werküeden, vice- president van de commissie van bestuur van het Onderling Zieken- fonds en penningmeester van de Zeister Bad- en Waschinrichting. In 1892 verliet hij deze gemeente. Twee broers van Jacob Theodoor Grothe woonden eveneens in
Zeist. Alexander Lodewijk Grothe van Wemeldinge (1812-1900), die gehuwd was met Emma Charlotte Adrienne Bijleveld, bewoonde het buiten Huis ten Bosch aan de Slotlaan naast de oude protestantse kleuterschool op de hoek van de Ie Hogeweg, ongeveer tegenover de Woudenbergseweg. Hij was onder meer secretaris en penning- meester van de waterschappen Zeist en De Bisschopswetering, be- stuurslid van De Nieuwe Sociëteit, president van de Onderlinge Waarborg-Vereeniging voor Arbeiders en WerkHeden, vice-president van de commissie van bestuur van het Onderling Ziekenfonds en penningmeester van de Zeister Bad- en Waschinrichting. Willem Karel Grothe van Ouwerkerk (1817-1901) woonde in de Ie Dorpsstraat, in een laag huis met linden en een pomp ervoor, aan de noordkant naast de Maurikstraat (thans nummer 11). Bij zijn overlijden schreef de krant: "Bij velen onbekend, daar hij wegens lichamelijk lijden, zijn kamer slechts bij hooge uitzondering verliet. In hem verliezen vele armen een stillen weldoener." In Utrecht woonde zijn andere broer, mr Jacob Anne Grothe (1815- 1899). Deze was van 1858 tot 1893 secretaris van het Historisch Ge- nootschap. Tussen 1884 en 1891 publiceerde hij het zesdelige stan- |
||||
daardwerk 'Archief voor de geschiedenis der oude hollandsche Zen-
ding*. In 1859 was hij een van de oprichters van de Utrechtsche Zendingsvereeniging, waarvan hij tot aan zijn dood penningmeester was. Hüj was getrouwd met Amoudina Johanna Carolina Loten van Doelen. Thans volgen nog enige 'snippers' over deze famüie. In Soest is een
Burg. Grothestraat. Deze straat is in 1911 genoemd naar Constant Jacob WUlem Loten van Doelen Grothe, burgemeester van deze ge- meente van 1881 tot 1914. In Groenekan vindt men een Grothelaan, deze naam werd gegeven in 1926. De familie Grothe was eigenares- se van de buitenplaats Voordaan in Groenekan. Een zaak die veel pennen in beweging heeft gebracht, is het vozen-
de, medegedeeld in de vergadering van onze stichting van 14 april 1959: "Voorts zijn bij het uitgraven van de funderingen van het Schippershuis aan de Waterigeweg, vroeger toebehorende aan de firma Ekdom, alhier, naar boven gebracht een gebroken grafsteen, lang 190 cm en breed 120 cm, waarin gebeiteld de naam "J.T. Grothe". Deze grafsteen zal worden gerestaureerd en als monument geplaatst worden in de tuin van Het Slot." Hetgeen is geschied. Jacob Theodoor Grothe ligt met zijn echtgenote en vijf van zijn kinderen begraven in een dubbele grafkelder op de begraafplaats aan de Bergweg (vak I A 38-39). De in 1959 gevonden grafsteen is vermoedelijk afkomstig van dit familiegraf. Uit een rapport van het sociologisch bureau van de Nederlandse
Hervormde Kerk uit 1953 bleek dat het aantal buitenkerkeüjken in 1947 vergeleken met 1920 al meer dan verdubbeld was. Het aantal rand-kerkeüjken was nog groter. Wat de Kroostwijk betreft, waren de cijfers nog ongunstiger. Het sterk uitgroeiend landeUjk gemeente- deel De Kroost, behorend tot de Sanatoriumwijk, beschikte alleen over een oud houten schuurtje met de weidse naam Gebouw Kroostwijk. Van kerkelijk activiteiten in enige omvang kon dan ook praktisch geen sprake zijn. |
||||
Wijenheim gelegen aan de Kroostweg omstreeks 1957 (Gemeentearchief Zeist)
Door de medewerking van J.W. van Beuningen was de N.H. Kerk-
voogdij m de gelegenheid Nijenheim met het omliggende park in 1955 aan te kopen. Van Beuningen was na het overUjden van me- vrouw H.J. Grothe de juridische eigenaar van de buitenplaats. Hij had namelijk de buitenplaats al eerder gekocht van de twee onge- huwde zusters Grothe, die op de ouderlijke buitenplaats waren blijven wonen en in financiële moeilijkheden waren geraakt. Na een ingrijpende verbouwing van het interieur, werd het gebouw op 24 september 1957 in gebruik genomen als Hervormd Wijkge- bouw Nijenheim. De wijkpastor, dominee C. Hooykaas, maakte bij die gelegenheid bekend dat men besloten had de bestaande naam te handhaven, vooral uit piëteit tegenover de laatste bewoonster van het huis. Via de monumentale hal kwam men in de kerkzaal, die aan ruim
honderd personen plaats bood. Indien nodig kon men het aantal zitplaatsen uitbreiden tot zeker honderdvijftig door de grote tuinka- |
||||
mer bij de kerkzaal te trekken. Door middel van een uitneembaar
podium kon deze zaal ook voor andere doeleinden, zoals toneel- avonden, worden gebruikt. De benedenverdieping omvatte verder twee grote vergaderkamers, een ruime keuken, een spreekkamer voor de wijkpredikant, een garderobe en een bibüotheek annex leeszaal. Op de bovenverdieping was de woning van het beheerders- echtpaar en van de jeugdleider gevestigd. Het echtpaar G. van Beek-Bos was de eerste beheerder van het
nieuwe wijkcentrum, waar vele kerkehjke activiteiten onderdak vonden. Het werd onder andere gebruikt voor catechisatie en jeugdwerk en door diverse clubs en de Nederlandse Christen Vrouwen Bond. In de gezondheidszorg vervulde het gebouw even- eens een functie. De Stichting Diaconessen Wijkverpleging, aangeslo- ten bij het Oranje-Groene Kruis, had er een zuigelingenconsultatie- bureau en een kleuterbureau in gevestigd, j Burgemeester Korthals Altes had in zijn toespraak bij de opening
van het wijkgebouw opgemerkt, verheugd te zijn dat Nijenheim als buitenplaats bewaard kon bUjven en daarmee het karakter van Zeist mede bleef bepalen. Deze woorden van de burgemeester ten spijt, besloot de gemeenteraad in 1970 tot realisering van het ontwikke- lingsplan Zeist-West, een grootschalig plan met ca. 4.000 woningen. Men heeft hierbij er wel naar gestreefd het oude huis met zijn tuin te integreren met de nieuwe wijk, waardoor de herkenbaarheid van de nieuwe wijk werd vergroot, afwisseling werd verkregen in de bebouwing en de geschiedenis in het heden kon voortleven. Achter het huis resteert nog een gedeelte van de tuin en de vijver. In het gazon aan de voorkant staat nog een grote beuk. Op 5 juli 1971 stelde de raad voor het gebied van de eerste fase van dit plan de naam Nijenheim vast. Zo heeft het huis zijn naam gegeven aan een hele wijk. Van het nieuwe Zeist-West vormt De Clomp het centrum en hier
werd een kerkelijk centrum gebouwd voor de drie samenwerkende kerkgenootschappen: de Gereformeerde Kerk, de Hervormde Ge- meente en de r.-k. parochie van de Hei%e Familie. De bouwverga- |
||||
deringen van de besturen van de samenwerkende kerken werden in
Nijenheim gehouden. Het Kerkehjk Centrum werd op 18 november 1975 in gebruik genomen. Nu dreigde de slopershamer voor het oude landhuis Nijenheim. De
Hervormde Gemeente wilde het voormalige wijkgebouw namehjk verkopen. Met de opbrengst van de verkoop kon zij haar bijdrage 'm de nieuwbouw van het Kerkehjk Centrum dekken. Een gegadigde was de Stichting Opleiding, Examens en Voorlichting Tandtechnici te Utrecht, die het gebouw met bijbehorende grond wenste te ko- pen, onder meer onder voorwaarde dat het terrein bebouwd zou mogen worden met een instituut en toestemming zou worden ver- leend het oude gebouw af te breken. Het gemeentebestuur kon zich tegen de voorgenomen sloop niet verzetten. De plannen van de stichting vonden echter geen doorgang omdat de minister van cul- tuur, recreatie en maatschappehjk werk het pand op een aanvul- lende hjst van beschermde monumenten voor de gemeente Zeist wilde plaatsen. De gemeenteraad was echter van mening dat het gebouw niet van zodanige oudheidkundige en kxmsthistorische waarde moest worden geacht dat het beschermd moest worden door plaatsing op deze hjst en adviseerde de minister een sloopvergun- ning te verlenen. Hetzelfde advies gaven ook gedeputeerde staten van Utrecht aan de
minister. De minister besloot daarop in december 1976 het pand aan de bescherming van de Monumentenwet te onttrekken. Toch werd de Stichting Opleiding, Examens en Voorüchting Tand- technici niet de nieuwe eigenaresse. Dat werd G.W.E. van Veenen- daal uit Bosch en Duin, onder meer directeur van de sinds 1961 in Zeist gevestigde Begrafenisverzekering Memento Mori N.V. In sa- menwerking met Begrafenis- en Crematieverzorging Voomeveld B.V., de oudste begrafenisonderneming ter plaatse, kon het Rouwcentrum Nijenheim tot stand komen. Voordat men met de verbouwing van het in desolate toestand verkerende gebouw kon beginnen, brak in de nacht van 15 jimi 1977 bremd uit, vermoedehjk als gevolg van brandstichting. De heren Van Veenendaal en Voomeveld besloten ondanks deze tegenslag door te gaan met hun plannen. Met ad- |
||||
viezen van de Utrechtse hoogleraar prof. dr. ir. CL. Temminck
Groll en onder architectuur van architect P.F. Boot uit Driebergen ging het Aannemersbedrijf Boot aan het werk. Bij deze restauratie vond aan de achterzijde een uitbreiding plaats. Burgemeester mr. dr. A.A.H. Stolk verrichtte op 30 juni 1978 de officiële opening. Het Rouwcentrum bevat op de benedenverdieping, benevens de hal, kan- toren, toiletten en keuken, vijf rouwkamers, een ontvangstruimte die plaats biedt aan ca. driehonderd personen en met een der aangren- zende rouwkamers ingericht kan worden tot chapelle ardente, een koelkamer en een aparte kamer voor de laatste verzorging van de overledene. Op de eerste verdieping zijn twee dienstwoningen in- gericht, een voor een chauffeur/tuinman en een voor een conciërge- echtpaar. Voor bezoekers zijn ruime parkeerplaatsen aangelegd op eigen terrein. De tuin met zijn dubbele oprijlaan werd hersteld. Door particulier initiatief en inspanning verrees Nijenheim ais een phoenix uit zijn as. Het architectonisch waardevolle landhuis werd door de gemeenteraad in 1987 in de hoogste categorie op de ge- meenteüjke monumenterüijst geplaatst. Zo veranderde Nijenheim van een plek, waar vroeger kindergelach
klonk, in een plaats van stilte, rouw en bezinning. K.W. Galis en R.P.M. Rhoen
Bronnen
- Adresboek van Utrecht, De Bilt en Zeist, 1889-1892
- F. Berends, Genealogie van het Geslacht Grothe, 's-Gravenhage
1912 - Nederland's Patriciaat, jrg. 5 (1914)
- Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Leiden 1911/1937
- Verslag omtrent het Onderwijs, gegeven aan de Technische School te
Utrecht. 1850-1851, Utrecht 1851 - A.A. Vorsterman van Oyen, Stam- en Wapenboek van aanzienlijke
Nederlansche Familiën, Groningen 1885-1890 |
||||
- Registers van de burgerüjke stand en het bevolkingsregister van
de gemeente Zeist; Gemeentearchief Zeist - Kadaster gemeente Zeist, 1832-1878; Gemeentearchief Zeist
- Raadsvoorstel 1976, nimmier 159 en de notulen van de raadsver-
gadering van 1 november 1976; Gemeentearchief Zeist - Archief van de Hervormde Gemeente van Zeist, inventarisnummer
K6; Gemeentearchief Zeist - Archief van de famiHe Grothe, 1586-1960; Gemeentearchief
Utrecht - Archief van de famiHe Kol, 1516, 1719-1964; Gemeentearchief
Utrecht - Diverse krante-artikelen
|
|||||||
EEN VERGETEN BEVRIJDINGSMONUMENT
Direct na de bevrijding in mei 1945 werden in Nederland talrijke
monumentencommissies in het leven geroepen voor het oprichten van gedenktekens ter herinnering aan de oorlog, de bevrijding, het verzet, de gefusUleerden, de gesneuvelden enz. Geschrokken door deze uitbarsting van gedenktekens, vaak meer spontaan dan artistiek verantwoord, verzocht de Nederlandse Kring van Beeldhouwers in jimi 1945 het Militair Gezag een voorlopig verbod tot het oprichten van oorlogsmonumenten af te kondigen. Het Nationaal Instituut ver- zocht in een circulaire van juni '45 de gemeentebesturen alle plan- nen azmgaande het oprichten van gedenktekens ter kennis te bren- gen van het Nationaal Instituut en ze te toetsen aan de richtüjnen, zoals die door hem waren opgesteld. De Grote Advies-Commissie der Illegaliteit richtte zich op 13 juH van dat jaar tot de gemeente- besturen met het verzoek om in kennis te worden gesteld van aMe plannen die er dienaangaande bestonden betreffende de illegaüteit. Bij Koninklijk Besluit van 15 oktober 1945 (Staatsblad nr F 231) werd het verboden om oorlogs- of vredesgedenktekens op te richten, te plaatsen of aan te brengen op openbare of van de openbare weg af zichtbare plaatsen, zonder goedkeuring van het ontwerp door de |
|||||||
10
|
|||||||
minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Voordat de overheid regulerend ging optreden, waren in de ge-
meente Zeist al twee monumenten opgericht. De eerste nationale feestdag na de bevrijding was de verjaeu-dag van prins Bemhard op 29 juni. Op deze dag werd in Zeist de eerste Dodenherdenking ge- houden. Er werd een bijeenkomst gehouden 'm het Walkartpark, waar een eenvoudig, meer dan manshoog, houten kruis als voorlopig monument was opgesteld. Het eerste definitieve oorlogsgedenkteken werd in Den Dolder opgericht. Het staat op de hoek van de Dol- derseweg en de Hertenlaan-West. Door het Comité tot opbouw van Den Dolder en Bosch en Duin en de Oranjevereniging te Den Dol- der werd uit dankbaarheid en vreugde over de bevrijding van Ne- derland, de terugkeer van de koningin en de wederopbouw van het zwaar getroffen Den Dolder, op de genoemde plek een monumenta- le bank geplaatst. Hiervoor had men aan het gemeentebestuur op 19 juli 1945 toestemming gevraagd. In de rugleuning van de bank is een plaquette gemetseld, waarop te lezen staat 'Ter herinnering aan de bevrijding van ons land, 5 Mei 1945'. Op een kleinere gedenk- steen aan de linkerkant staat 'Aangeboden door de bewoners van Den Dolder en Bosch en Duin aan de gemeente Zeist, 30 Augustus 1945'. Op die dag werd het monument nameüjk aan het gemeente- bestuur overgedragen. Schijnbaar werd dit oorlogsgedenkteken in latere jaren niet meer als
bevrijdingsmonument gezien, misschien was het intussen ontstane monumentenvraagstuk hier debet aan, en alleen als een van de vele zitbanken in de gemeente beschouwd. Toch zijn in Nederland op diverse plaatsen oorlogs-, verzets- en bevrijdingsmoniunenten oj^e- richt in de vorm van een zitbank. Onder andere is dat gebeurd in Abcoude, Almere, Axel, Barchem, Beemster, Bergambacht, Dalfsen, Leiden, Loenen (U.), Neede, Norg, Santpoort, Schellinkhout, Varsse- veld, Vriezenveen, Westdongeradeel en Zwolle. In het boek 'Sta een ogenblik stü ...' mist men het bevrijdingsmonument in Den Dolder. In de gemeente Zeist staan nog enige andere monumentale banken |
|||||
m.
|
|||||
ter heriimering aan een persoon of gebem-tenis: in het Zeisterbos
nabij het hertenkamp de bank van Pauw en de Van de Poll-bank, aan het Oranje Nassauplein een bank ter herdenking van het veer- tigjarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina en in Austerhtz acm het Dorpsplein de Van Nieuwenhuizenbank, Sinds op 1 september 1898 ter gelegenheid van de troonsbestijging
van koningin Wilhelmina op het toenmalige marktplein aan de Voorheuvel de Wühelminaboom werd geplant, zijn meerdere Oranje- bomen gevolgd. Naast de Oranjebomen kennen wij Vrijheidsbomen, die ons aan de herwonnen vrijheid herinneren. Tijdens de regering van koningin Wilhelmina vierde men Koninginnedag op 31 augustus. De eerste verjaardag van koningin Wilhelmina in een bevrijd Neder- land werd aangegrepen om de vreugde over haar terugkeer te uiten. Koninginnedag '45 werd tevens als Bevrijdingsdag gevierd. Burge- meester Visser zei hierover op 30 augustus in Den Dolder: 'Zeker is echter, dat wij hen, die voor de vrijheid, waarvan wij thans genieten, hun leven offerden, nu en nooit mogen vergeten. Viert men feest, dan zal men dit doen in het teken van de dankbaarheid voor de uiteindelijke vrijheid'. In Den Dolder, dat twee dagen feest vierde, had de feestelijke overdracht van de bank plaats, maar tevens werd door burgemeester Visser en mevrouw Visser een Vrij- heidsboom geplant. Dit was de eerste van de drie Vrijheidsbomen, die in de gemeente Zeist geplant werden. De Vrijheidsboom in het plantsoen voor de Sionskerk aan de Oude Arnhemseweg, hoek Ja- cob Catslaan, werd op 5 mei 1946 geplant; van de Vrijheidsboom op het eilandje in de vijver van Ma Retraite, die in 1945 werd geplant, is de juiste datum niet bekend. Gelet op de feestdag waarop de boomplanting gebeurde, mag men deze boom ook een Oranjeboom noemen. De Oranje-Vrijheidsboom aan de Dolderseweg is in een onbewaakt ogenblik gerooid. Wat voor soort boom het was, is niet bekend. De meeste Oranjebomen in Zieist zijn c.q. wa- ren eiken en linden en één Vrijheidsboom is een wUg en de' ander een eik. De oproep van de heer Leo Visser om toch goed te zor- gen voor de herinneringsbomen omdat ze onvervangbaar zijn, kwam |
|||||
12
|
|||||
A
|
|||||||||||||||
t
|
|||||||||||||||
£&K
|
|||||||||||||||
voora a n ri c ht.
|
|||||||||||||||
Plattegrond
|
|||||||||||||||
Vooraanzicht en plattegrond van het bevrijdingsmonument aan de Dolderseweg, hoek
Hertenlaan-West. Tekening vervaardigd door G.H.M. Koppens naar het origineel. |
|||||||||||||||
m
|
|||||||||||||||
voor de Dolderse Oranje-Vrijheidsboom te laat. Op een overzicht
uit 1980 van herioneringsbomen komt deze zelfs niet voor. In het besluit van 28 juü 1945, waarbij het gemeentebestuur de schenking van de monimientale bank aanvaardde, staat 'dat deze bank een sieraad zal vormen in die omgeving'. Wanneer Nederland in 1995 viert dat het vijftig jaar geleden werd bevrijd, zal deze monumentale bank hopelijk (weer) een sieraad zijn. R.P.M. Rhoen
Geraadpleegde bronnen en literatuur
■^ Archief der gemeente Zeist, dossiernummers 4530 en 6781
- Sta een ogenblik stil ..., Kampen 1980
- L. Visser, Het dorp Zeist, Zeist 1980
- Zeister Post
- Zieister Weekblad/Zeister Nieuwsblad
JAARVERSLAG OVER 1991
In 1991 vergaderde de Raad van Beheer (R.v.B.) op 26 februari,
terwijl het dageUjks bestuur (d.b.) achtmaal bijeenkwam en wel op 20 februari, 16 april, 21 mei, 2 juli, 6 augustus, 10 september, 26 november en 10 december. Overeenkomstig onze statuten zijn twee leden van de R.v.B. aange-
wezen door het bestuur van de Evangelische Broedergemeente. Eén van deze leden is de heer dr. A. de Groot, die ons in november 1991 berichtte, dat hij de tijd gekomen achtte plaats te maken voor een jongere. In zijn plaats werd door de Broedergemeente be- noemd: mevrouw CL. Peucker-Martin. Hoewel eigenlijk niet in het verslagjaar vallend, moeten vwj u toch melden, dat wij begin 1992 van de heer mr. dr. H. Emmer vernamen, dat ook hij bedanJct als Ud van onze R.v.B. De heer De Groot was sinds 1983 en de heer Emmer sedert 1967
Ud van onze Raad; de heer Emmer was bovendien de eerste dertien |
|||||
14
|
|||||
jaar van zijn bestuurslidmaatschap onze secretaris. Wij zijn beide
heren veel dank verschuldigd voor hun inzet en wij hopen dat zij met het wel en wee van de Van de Poll-Stichting zullen blijven meeleven. v De R.V.B, is nu als volgt samengesteld: CJ. Bardet, R.G. Boekhoven
(voorzitter), mevrouw drs. S. Bottiuga, mr. dr. V.A.M. van der Burg, ing. J.J.B. Fluitman, J.A. van Halteren, LD. Heyning (secretaris), C.E.G. ten Houte de Lange (penningmeester), mr. dr. J. Meerdink (tweede secretaris), mevrouw drs. J.C. Mollen-Hengeveld, R.P.M. Rhoen (tweede penningmeester), mevrouw drs. G.M.W. Ruitenberg, drs. T.G.P.M. Ruijs, mr. dr. AA.H. Stolk (vice-voorzitter), drs. HJ.M. Tromp, L. Visser, H. Wels, drs. B. Woelderink, alsmede de zojuist benoemde mevrouw CL. Peucker-Martin. Het d.b. bestaat uit voorzitter, secretaris en penningmeester, alsmede hun plaatsvervangers. r :. De heer L. Visser was ook dit jaar zo vriendelijk om, naast zijn ve-
le andere werkzaamheden voor onze stichting, de penningmeester te assisteren bij de financiële administratie. Het jaar 1991 stond in het teken van ons veertigarig jubileum. Dit
werd - de toen aanwezigen zullen het zich herinneren - op 24 sep- tember gevierd; eerst met een bijeenkomst in de Kerkzaal van de Evangelische Broedergemeente, alwaar, na een welkom door onze voorzitter/burgemeester R.G. Boekhoven, voordrachten werden ge- houden door dr. A.A. Manten over "het doel en het nut van regio- nale en plaatseUjke historische verenigingen" en door drs. B.R. de Melker over "de Zeister tak van de famihe Van de PoU". Ook werd door de voorzitter het eerste exemplaar van het jubüeumgeschenk, het boek "Markante Zeistenaren" overhandigd aan de heer Meer- dink. Behalve Meerdink werd ook Leo Visser terecht in het zonne- tje gezet. Daarna werd, op uitnodiging van het gemeentebestuur, door ons in het Slot gerecipieerd. De pers heeft ook hieraan weder veel aandacht besteed; een "free pubhcity" die wij niet graag zouden missen! Ter gelegenheid van ons jubileum organiseerde de Zeister Kunst- |
|||||
IS?
|
|||||
stichting voorts de tentoonstelling "Van speerpunt tot kanonschot".
Wij zijn de Kunststichting bijzonder erkenteüjk voor deze geslaagde activiteit. Ons donateursbestand steeg in dit jubileumjaar met netto 83 perso-
nen van 649 tot 732. Vermeldenswaard is het uitstapje naar Den Haag, dit maal helaas
niet voor de contribuanten, maar uitsluitend voor de leden van onze R.V.B., waar wij als gast van drs. B. Woelderink een bezoek moch- ten brengen aan het Koninklijk Huisarchief; de heer Woelderink is, behalve lid van onze R.v.B., ook directeur van genoemd archief. Het was buitengewoon interessant. Op 31 augustus gaven mevrouw Mollen en de heren Visser en
Meerdink ten behoeve van een radio-uitzending bij de opening van Radio Midden Nederland in huize Pavia, een uiteenzetting over de geschiedenis van dit huis en zijn bewoners. Ons veel gelezen bulletin "Seijst" kwam ook dit jaar weder viermaal
uit. Omtrent onze vele overige activiteiten verwijzen wij u naar het ver-
slag van mevrouw drs. J.C. Mollen-Hengeveld. Mevrouw Mollen noemt in dit verslag terecht de namen van haar archiefmedewer- kers/sters. Volledigheidshalve geven wij u hierbij, te uwer informatie, ook de namen van de leden van onze diverse commissies, die ün- mers al onze activiteiten mogehjk maken, te weten: - archiefcommissie: mevrouw Mollen en mevrouw Jordens (adviseur)
- historische en publikatiecommissie: Van der Burg, Meerdink
(voorzitter), mevrouw Mollen, Rhoen, Ruijs, Scharten, StoUc en Visser - lezingen- en excursiecommissie: Bardet, Fluitman, mevrouw MoUen
(voorzitter). Visser en Wels - redactiecommissie "Seijst": Meerdink, Rhoen, Ruijs, Scharten
(eindredacteur), Tromp en Wels - tentoonstellingscommissie: mevrouw Bottinga, Rhoen, Ruijs (voor-
zitter), Schuring en mevrouw Veenland-Heineman. Sub-commissie |
|||||
16
|
|||||
voor het gebruik van de Zilverzaal: Bardet, mevrouw Mollen en
Rhoen - De Monté verLoren-Stichting: Bardet, Van Delft, Heyning, Ten Houten de Lange (voorzitter), Van Rhijn en Stolk. Tot slot willen wij ook alle contribuanten dank zeggen voor him be-
langstelling. Zx)nder hun steun (en niet te vergeten die van de ge- meente) zouden wij de doelstelling van de Van de Poll-Stichting: "de bevordering van de kermis omtrent de geschiedenis van Zeist" onmogelijk kunnen effectueren. ■ ■ .- ' ' ■ •■s.-
LD. Heyning, secretaris. -
VERSLAG VAN HET ARCHIEFWERK IN 1991
Een druk jaar ligt achter ons, dat mede bepaald werd door het
veertigjarig bestaan van onze stichting. In de eerste plaats waren daar de normale werkzaamheden, namelijk
de persberichten. Er was sinds jziren een grote achterstand bij het tijdrovende bewerken van deze kranteknipsels, namelijk het sorteren, coderen, opplakken en in mappen opbergen. Echter in 1991 nam deze achterstand af, mede door de grote ijver en betrokkenheid van de vrijwillige medewerkers. De bibliotheek werd voor een groot deel herzien en bijgewerkt door
mejuffrouw Metz, veel dank hiervoor. Misschien kuimen wij eind 1992 een nieuwe catalogiis presenteren. Er zijn ook verschillende aanwinsten, onder andere voor onze Oranje Bibüotheek. Dank aan de gevers. Aan de hand van de catalogus 1992, zal de bibliografie van Zeist bijgewerkt worden. Een en ander vergt veel tijd en nauw- keurigheid. Voor de iconografische atlas blijven oude en nieuwe portretten van
Zeistenaren zeer welkom. Eveneens is dit het geval met voorwerpen en ander materiaal, die
van min of meer historische betekenis zijn en een plaats vinden in onze historische verzameling. Alles wordt geïnventariseerd en op |
|||||
17
|
|||||
kaartjes gezet.
Veel dank aan hen, die ons ook dit jaar voorwerpen uit eigen bezit
afstonden. Zij dienen tevens als tentoonstellingsmateriaal ia de vitrines in de Züverzaal van het Slot. De museumconsulente mevrouw drs. A. Jordens van de provincie
Utrecht gaf ons dit jaar adviezen voor het behoud en beheer van onze collectie, onze dank aan haai. Penningen en munten. De inventaris van penningen en enkele mun-
ten kwam begin 1991 gereed, evenals de inleiding tot deze inventa- ris. Daarna werd overgegaan tot het beschrijven en inventariseren van
gipsafdrukken van zegels van een aantal Schouten van Zeist, aan- wezige zegels van harde was, verzameling lakafdrukken van wapens, enkele draagpenningen, enz. Dit hield veel zoekwerk in onder an- dere bij het Rijksarchief in Den Haag, overleg met de secretaris van de Hoge Raad van Adel en met het Koninklijk Penningkabinet te Leiden. Thans is een ontwerp van deze inventaris gereed. Het geheel is uitgevoerd door ir B. van Wijk. Inlichtingen. Het aantal verstrekte inlichtingen nam toe (± 250). In
de periode van 24 september tot 1 november was het aantal bezoe- kers extra groot, door het afhalen van de jubileummtgave "Markante Zeistenaren". Tentoonstellingen. De voornaamste in 1991 was de expositie "Van
speerpunt tot kanonschot. Romeinse en Franse troepen in Midden- Nederland", in hoofdzaak archeologisch en georganiseerd door de 2^ister Kimststichting ter gelegenheid van ons 40-jarig jubileimi. Van 3 t/m 24 maart "Vrouwenbeelden in Zeist", in verband met de Na- tionale Vrouwendag. f > * In de maand december zijn in overleg met de tentoonstellingscom- missie prenten, mimten en voorwerpen uitsluitend in onze vitrines in de Zilverzaal geëxposeerd. Aan de excursies werd dit jaar met veel enthousiasme deelgenomen.
Wij herhaalden op 25 mei de excursie naar Doesburg enz.; daarna vo^de op 20 juli een rondleiding over het Broeder- en Zusterplein onder leiding van dr. J. Meerdink, terwijl op 29 augustus onze jubi- |
|||||
18
|
|||||
leumexcursie naar Xanten met Archeologisch Park plaatsvond onder
leiding van drs. W.J. van Tent. De lezingen werden door 70 a 80 leden bezocht. Op 18 april vertelde de heer H. Wels over "Oud Zeist"; op 31 ok- tober sprak drs. J.A.L. de Meyere, conservator beeldende kunst Centraal Museum Utrecht over "Utrecht op schilderijen" en op 10 december hield drs. B. Woelderink, directeiu- Koninklijk Huisar- chief te Den Haag, een lezing over "Koningin Emma". Drs. W.J. van Tent, prov. archeoloog Utrecht, gaf een rondleiding over de jubileum-tentoonstelling. Een bijzondere datum voor mij persoonlijk was de ontvangst van de
gemeentearchivarissen uit de provincie Utrecht op 14 november in de Van de Poll-kamer. Dia- en filmvoorstellingen. Deze hebben als onderwerp "Oud-Zeist"
en worden door de heer H. Wels met veel enthousiasme gegeven in bejaardenhuizen, verenigingen en scholen. Veel dank voor hem en zijn vrouw. Het boekenleggertje, dat in het laatste nummer van het bulletin
"Seijst" als kerstattentie is meegezonden, werd gewaardeerd. Tenslotte harteüjk dank aan de medewerkers die iedere dinsdag- morgen in het Slot bijeenkomen en met grote inzet en aandacht him werk verrichten. Ik noem voor de goede orde him namen, mevrouw Heyning, mevrouw Van den Berg en de heren Bardet, Stokmans, Tijtgat en Van Wijk. De heer Roeder heeft ons in het begin van het jaai verlaten in verband met studie. Op deze plaats veel dank voor het werk dat hij gedurende acht jaar verzet heeft voor ons ïu-chief. In een gezellige medewerkersbijeenkomst hebben wij in april afscheid van hem genomen. Bovendien heel veel dank aan de heer Visser, die ons te allen tijde
met zijn adviezen ter zijde staat. Ook dank aan de heer Scharten, die ons van de kranteknipsels uit de Nieuwe Zeister Courant voor- ziet en aan de gemeentearchivaris, de heer Rhoen, die ons zijn steun verleende als dit nodig was. De goede samenwerking met het Slotbeheer en de Zeister Kunst- |
|||||
ig
|
|||||
stichting wordt zeer op prijs gesteld.
Laat ons in 1992 proberen verder te gaan met de opbouw van het
archief van de stichting, dat ons toch allen zeer ter harte gaat.
drs. J.C. Mollen-Hengeveld
JAARREKENING 1991
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De rekening over 1991 werd met een nog net positief saldo afgeslo-
ten. In 1991 vierde de stichting haar veertigjarig jubileum. Het merendeel van de daaraan verbonden kosten werd ter laste ge- bracht van de daartoe reeds gevormde reserve (in het fonds pubü- katies en archief). De vele activiteiten van de Van de Poll-Stichting komen voorts tot
uiting in de offers. Een verheugend feit is dat het aantal contribu- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
anten gestadig stijgt. De subsidie van de gemeente Zeist bleef nage-
noeg ongewijzigd. Ook het afgelopen jaar werd het werk van de penningmeester aan-
zienHjk verUcht door de zeer gewaardeerde inspanningen van de heer L. Visser, die de boekhouding voor zijn rekening nam. C.E.G. ten Houte de Lange, penningmeester
VERENIGING DE TEREBINTH
De Terebinth is een vereniging die zich inzet voor het behoud van
begraafylaatsen en opkomt voor een betere zorg rond begraven en cremeren. De vereniging dankt haar naam aan de Pistacia Terebin- thus, een boom die van oudsher symbool staat voor het eeuwige. Sinds mensenheugenis bestaat de gewoonte om voor overledenen ge- denktekens op te richten; van houten kruis tot grafsteen en van himebed tot mausoleum. De graven kregen veelal een prominente plaats binnen de woongemeenschap, bijvoorbeeld in of rondom de kerk. Vanaf de vorige eeuw werden begraa^laatsen echter steeds vaker aangelegd aan de rand van stad of dorp en in de loop van deze eeuw werd de dood naar de rand van de samenleving verdron- gen. Begrafenissen en crematies zijn zakelijk en eenvormig gewor- den, wat wordt weerspiegeld in strakke begraafplaatsen met lange rijen van vrijwel identieke grafstenen. Veel oude begraaJ^Iaatsen zijn erg slecht onderhouden: omgevallen
grafstenen, gebroken of anderszins beschadigd, overwoekerd of zelfs onder de grond verdwenen. Andere begraa^laatsen worden, om fi- nanciële redenen, met ruiming bedreigd. Vooral rustplaatsen die in de loop der tijden door woonwijken zijn omsloten moeten plaats maken voor bijvoorbeeld een winkelcentriun of een kantorencomplex De Terebinth wil deze begraaJ^laatsen behouden, ze wil meer vrij-
heid voor een persoonlijke invulling van begrafenis en crematie, en ze wil een meer gevarieerde grafcultuur bevorderen. Rustplaatsen zijn waardevol om uiteenlopende redenen. Cultuurhisto- |
|||||
21
|
|||||
risch gezien weerspiegelen grafstenen en de gebruikte tekst en sym-
bolen hoe mensen in een bepaalde periode met de dood om^ngen. Verschillende stijlen en ontwerpen vertegenwoordigen verschillende (kunst)stromingen. Daarnaast zijn er graven van mensen die in de plaatselijke of landelijke geschiedenis een belangnjke rol hebben gespeeld. De Terebinth vindt dat veel graven en begraafplaatsen bescherming verdienen op grond van de Monumentenwet. Ook landschappeHjk zijn rustplaatsen van belang. Ze zijn door him vorm en ligging vaak van veraf herkenbaar en daardoor mede bepa- lend voor het landschap. Bovendien komen er op begraa^laatsen vaak bijzondere planten en dieren voor. Ze gedijen goed op de rus- tige begraafplaatsen die dus ook biologisch en ecologisch waardevol zijn. Verder zijn rustplaatsen genealo^ch interessant. De grafstenen vormen een verbinding tussen generaties. Familiewapens en graftek- sten leveren informatie bij familie-onderzoek. Tenslotte zijn begraafplaatsen van essentiële betekenis voor de rouw-
verwerking. Hiervoor is ook van belang dat de begrafenis of crema- tie op een zelfgekozen manier kan plaatsvinden, en dat bij de keuze van een grafsteen de mogelijkheid bestaat om een persoonüjke in- vulling te geven aan de vormgeving, de tekst en de symboliek. De Terebinth onderneemt verschillende activiteiten om haar doelstel- lingen te verwezenlijken. Ontruimingen van begraafplaatsen probeert De Terebinth tegen te houden in samenwerkiog met nabestaanden of andere belanghebbenden. Daarnaast stimuleert De Terebinth het goed onderhouden van begraafplaatsen en het restaureren van graf- monumenten. De vereniging treedt dan op als adviseur. De Terebinth probeert ook meer begraafplaatsen en grafmonmnen- ten op de monumentenlijst te krijgen. Mede voor dit doel is er een handleiding geschreven voor het inventariseren van begraafplaatsen. Verder pleit De Terebinth voor het opnemen van begraa^laatsen in de woonomgeving, voor een nieuwe functie voor begraafplaatsen (bijvoorbeeld als wandelpark) en een meer gevarieerde grafcultuur. Ze probeert voor deze ideeën gehoor te vinden bij de plaatselijke en landelijke overheid. Om het publiek te informeren verzorgt De Terebinth leangen, en |
|||||
22
|
|||||
tijdens excursies kunnen leden en andere belangstellenden onder
leiding van deskimdigen interessante begraafplaatsen bezoeken. Op 4 april a.s. houdt De Terebinth haar algemene ledenvergadering in het verenigingsgebouw Calvijn aan de Bergweg in Zeist. Na afloop Vcm deze vergadering volgt een excursie van ongeveer 154 uur naar de Oude Begraafplaats aan de Bergweg. Contribuanten van de Van de Poll-Stichting worden uitgenodigd aan deze excursie deel te nemen. De excursie start om 14.00 uur bij het witte poortgebouw van de Oude Begraa^laats. Het adres van de Vereniging De Terebinth is Ie Daalsedijk 240,
3513 TK Utrecht, telefoon 030-334493. AGENDA
4 april : excursie naar de begraafplaats aan de Bergweg door
de Vereniging De Terebinth
28 april : lezing van drs. H.L.P. Leeuwenberg, adjunct-rijksar-
chivaris Utrecht, over de Evangelische Broederge-
meente 21 mei : excursie naar Bergen op Zoom
in de zomer : middagexcursie naar kasteel Sypestein
in de herfst : wandeling over het landgoed Heidestein, onder leiding van de heer Noordanus 22 oktober : lezing van C.E.G. ten Houte de Lange over genealo-
gie en heraldiek
NIEUWE CONTRIBUANTEN
Het afgelopen jaar 1991, was voor onze stichting een goed jaar met
veel activiteiten en een groeiend bestand. Ook 1992 begon weer goed; er wachten allerlei plaimen op uitwerking en nu al weer 21 nieuwe aanmeldingen. Verheugend is ook het hoge percentage geïn- teresseerde jongeren dat zich enthousiïist aanmeldde. Dit keer heten wij welkom: |
|||||
23
|
|||||
785 de heer A. Mullens, Melis Stokestraat 38
786 mevrouw C. van Dijk-Provoost, Griffensteijnselaan 58
787 de heer H.K. Wierengaa, Molenweg 20
788 de heer D. Lindenbergh, Blikkenburgerlaan 4
789 mevrouw G. v.d. Grift, Laan van Vollenhove 2151
790 mevrouw Chr. van Riemsdijk, Laan van Rijnwijk 1
791 mevrouw E. v.d. Veen-Harsveld, Griffensteijnselaan 82
792 de heer M.H. Wieten, Gijsbrecht van Amstellaan 11
793 de heer ds. H.JA. Haan, Laan van Vollenhove 2413
794 de heer A. Dallemagne, Burg. Van TuyUlaan 18
795 de heer H.S. uit de Bosch, Bergweg 15b
796 de heer GJ. van Bameveld, Sanatoriimüaan 36
797 de heer A.M. Nolke, Fransen v.d. Puttelaan 19
798 D.J. v.d. Valk/G. v. Zeko, Graaf Janlaan 71
799 de heer ir. J. Jonkman, Driebergen-Rijsenburg
800 mevrouw H.J. van Dorsser, Prof. Sproncklaan 46
801 de heer/mevrouw A.L. Janssen, Brugakker 3634
802 mevrouw M. de Groot, Waterigeweg 13
803 de heer J.W. Oosting, Nijenheim 2206
804 mejuffrouw J.W. Treur, Antonlaan 127
805 mevrouw H.M. v.d. Put, Lommerlust 10
Op naar de duizend, wij blijven optimist. Onlangs ontving u onze acceptgirokaart voor 1992. Wilt u s.v.p. snel
overmaken? De kans op ongewild vergeten wordt kleiner en voor ons is het sturen van een herinnering erg duur. Wij handhaven de lage minimumprijs van ƒ 15, = . Degenen die lijden onder het duurder wordende levensonderhoud behoeven niet af te haken. U betaalde gemiddeld ƒ 25,= en dat houdt onze stichting kerngezond. Wij zijn u dankbaar voor dat vertrouwen. H. Wels, administrateur
Broederplein 17
3703 CC ZEIST
telefoon 03404-22772 (als u vragen hebt)
|
|||||
24
|
|||||
DE OUWE KAMP .... MAAR WAAR? (2)
In het maart-nummer van 1991 werd het eerste deel van dit artikel
geplaatst, waarbij een projectiekaart werd opgenomen: het gerecon- strueerde voormalige Kamp werd geprojecteerd op een kaart van het huidige dorp Austerlitz. Dit artikel begint dan ook met de vermelding dat op de projectie-
kaart, onder de letter A, de zogenaamde 'tent van Marmont' is in- getekend. Deze komt ook voor op de kaart van Marmont uit circa 1806, waarvan een detail hierbij is afgebeeld 1). Rechts en links daarvan geven de letters B t/m E de tenten van de overige bevelhebbende officieren aan. Uiteraard stond de tent van de bevelhebber in het midden. Helaas is de kaart van Marmont niet erg nauwkeurig en met name de schaalverdeling klopt niet. Toch zijn een aantal zaken te herkennen. Ten eerste de Oude Postweg, zoals die van links boven in de rich-
ting van de letter A loopt, maar daar vlakbij wordt onderbroken. Mïirmont plaatste zijn luxueuze tent kennehjk op de Oude Postweg, die in 1804 niet meer was dan een zandweg. Volgen wij op de projectiekaart de Oude Postweg op dezelfde ma-
nier, dan zien wij na het passeren van A en in het verlengde, een kaarsrecht pad. Dit is de huidige Parallelweg 2), door oudere Aus- terlitzsers om onduidelijke redenen het Moffenlaantje genoemd. Terug naar de kaart van Marmont: ook hier ziet men dat de Oude Postweg zich, na de onderbreking bij A, voortzet. Het heeft er alle schijn van dat de Oude Postweg in 1804 gewoon rechtdoor liep. Als wij daar nog aan toe kunnen voegen dat het gedeelte van de tegenwoordige Oude Postweg, gelegen tussen de protestantse kerk De Hoeksteen en de Traayweg, tot in het begin van deze eeuw een andere naam had 3), dan is het duidelijk, dat de Oude Postweg inderdaad vanaf het punt waarop hij tot een aantal jaren geleden op de Austerlitzseweg uitkwam, dat wil zeggen bij de begraa^laats, rechtdoor liep. Op de kaart van Marmont zien wij dat direct boven de letters E
t/m C een weg loopt. Men is geneigd hierin de huidige Austerlitzse- |
|||||
25
|
|||||
ö^
|
|||||||
Detail van de kaart 'Carte du Camp d'Utrecht', het Franse militaire kamp bij Zeist, circa 1806 (Gemeentearchief
Zeist) |
|||||||
weg en diens verlengde, de Oude Postweg in het dorp, te zien.
Echter, in 1804 was dit een kunstmatig aangelegd pad, dat parallel liep met de Linie van het Kamp. Trouwens, alle op de kaart van Marmont voorkomende rechte lijnen dateren uit die tijd, 1804-1805. De oorspronkeUjk in dit gebied lopende paden waren nooit recht: zij liepen slingerend door het Hcht-golvende heidelandschap. Met bovenstaande is de juiste positie van de tent van Marmont be- kend: ongeveer op de plaats waar nu de Marmontweg uitkomt op de Gramserweg. Deze stelling is belangrijk, omdat dan ook het mid- den van het Kamp bekend is, want daar stond de tent van Mar- mont uiteraard. MacU deze stelling kan nog nader worden onderbouwd. Ten eerste
zien wij op de kaart van Marmont vlak onder A een pad of weg getekend, die naar links een markante bocht naar beneden maakt. Hetzelfde zien wij terug op de projectiekaart: het is het pad dat vanaf de hoek D.J. van NieuwenhuizenwegAVaterlooweg het bos in- gaat. Ten tweede is er een bewijs terug-geconstrueerd.
Op de positie van tent A staat momenteel aan de Gramserweg het huis met de naam De Pineda, daarmee verwijzend naar (de mogelij- ke plaats van) het huis van deze gouverneur van Austerlitz, die tussen september 1806 en januari 1810 deze positie bekleedde. Wij begLonen deze weg-terug bij Fran^ois Antoine Hubert, grond- eigenaar te Austerlitz van 1813 tot 1836. Deze kocht in 1815 een 'landgoed of buitenverblijf, groot 14 morgen. Het omvatte onder andere een huis, een Engelse tuin, een huisje genaamd Het Maga- sijn, een apart staande pomp en een secreet. Hij betaalde hiervoor ƒ 300,- 4). Van dit landgoed moeten wij ons niet teveel voorstellen: het was één van de betere huizen van het dorp, maar tegenwoordig zouden vnj het een eenvoudig arbeidershuisje noemen; dit blijkt uit de verdere omschrijving in de verkoopakte. De verkoper, dus vorige eigenaar, was Frangiscus Hekmeier sr.. Hekmeier had het een jaar eerder in eigendom verkregen en wel op een merkwaardige manier! Het behoorde nameHjk aan De Pineda; deze had geld geleend van Hekmeier maar kon dit niet aflossen. De Rechtbank van Eerste |
|||||
27
|
|||||
u
|
|||||
Kaart van het huis Heidelanden en naaste omgeving, vervaardigd aan de hand van kadasterkaarten van Austerlitz
uit 1832, door G.H.M. Koppens, 1992 (Gemeentearchief Zeist) |
|||||
aanleg in Amersfoort had De Pineda een betalingsopdracht gezon-
den, waaraan niet was voldaan. 7 Mei 1814 werd zijn onroerend goed in beslag genomen en eind mei werden zowel in Utrecht als in Amersfoort biljetten opgehangen met de mededeling dat het publiek kon bieden op een landgoed in Austerlitz. Hekmeier, eiser, stelde de prijs op ƒ 100,-. Op 16 augustus vond in Amersfoort de eerste toewijzing plaats: "En na dat er drie lichten aangestoken zijn geweest, die
agter een volgende zijn uitgegaan, gedurende welke branding het bovengemelde perceel door niemand is verhoogd, na successive uitbranding schat het zelve perceel toe aan den executant op de op prijs stelling van één hondert guldens." Deze hele ceremonie herhaalde zich nog eens 14 dagen later, zon- der hogere bieders, zodat Hekmeier de nieuwe eigenaar werd. Toen Hekmeier het goed verkocht aan Hubert, was er sprake van Engelse tuinen. Bij de latere verkoop door Hubert, het landgoed werd toen Heidelanden genoemd, was er opnieuw sprake van Engel- se tuinen 5). Heidelanden komt nog steeds voor op topografische kaarten en be-
slaat een groot terrein, gelegen tussen de Oude Postweg/Austerlitz- seweg enerzijds en de grens van Bornia anderzijds, vanzif de Gram- serweg naar het westen. Met andere woorden: Huberts - daarvoor Hekmeiers - daarvoor De
Pineda's huis stond aan de Gramserweg. Ook de kadasterkaart van Austerhtz uit 1832 geeft aan dat op de plaats van de huidige wo- ning De Pineda een huis stond, genaamd Heidelanden. Ten zuiden van dat huis lag, tot aan de Waterlooweg, een 'pleizier tuin van vermaak' 6). Waarom deze nadruk op tuinen? Ze worden steeds weer als vast
onderdeel van het om-oerend goed genoemd; bij Hubert, bij Hek- meier en bij De Pineda. Zoals al opgemerkt was De Pineda enkele jaren gouverneur van Austerhtz. Hij stond aan het hoofd van zowel de militaire bewakers van het Kamp - enkele tientallen soldaten - als van de burgerbevolking. Deze gouverneur zocht na zijn benoeming in 1806 uiteraard huisves- |
|||||
29
|
|||||
ting in AusterUtz. Wat was beter geschikt dan de plek waar zijn
beroemde voorganger, generaal Marmont, had gewoond? Deze plek was zowel het meest bekend als het mooist aangelegd. Een Utrech- ter noteerde in die tijd in zijn dagboek: "Op 8 juni (1804) arriveerden de tenten voor Marmont en
de overige generaals, zijnde die van Marmont zo prachtig dat hy op 12.000 gulden geschat wierd" 7). En dezelfde ooggetuige beschrijft deze tent in het Kamp; daar: "maakte de tent van Marmont een parade, zo prachtig dat
men niet hoefde te vragen: van wie is die tent? De tent stond geheel in een fortres. Bomen en planten waren om- trent het fortres, zoo binnen als buiten, zoo voor als achter • , niet gespaart. Achter de tent was op eene byzonder fraaie wyze een tuin aangelegt".
Het was deze fraaie plek die de gouverneur uitkoos voor zijn wo- ning. Kijken wij vervolgens nog eens naar de kaart van Marmont. Zijn tent stond precies in het midden van het mihtaire kamp, vóór de drie divisies. In het eerste artikel werd de rechtergrens van het Kamp vastgesteld; hierover lopen de meningen niet uiteen. Door nu de afstand van de rechterflank tot het midden vervolgens naar links uit te meten, kan ook de linkerflank vastgesteld worden. Deze is op de projectiekaart ook aangegeven: het pimt waar de Kamperlinie de Woudenbergseweg bereikt; nu staat hier Het Beauforthuis, de voor- malige hervormde kerk. De meeste bronnen nemen de omgeving van de Odijkersteeg, langs
het K.N.V.B.-centrimi lopend, als het linkereinde van het Kamp. Veel auteurs hebben elkaar aangehaald. Twee bronnen echter beves- tigen de strekking van dit artikel. Ten eerste in de 'Geschiedenis van de Boswachterij Austerhtz':
"... zich uitstrekkende van het Noordhout tot een ¥2 km van de grens van de tegenwoordige boswachterij, de Odijkersteeg" 8). Ook L. Visser in 'De straatnamen van Zeist' hanteert de goede omschrijving: "... van het Noordhout langs de Kamperlinie tot op een halve kilometer van de oude Odijkersteeg". De lengte van het Kamp bedroeg geen 3.000, maar 2.250 meter; de |
||||
30
|
||||
juiste ügging is hiermee vastgesteld.
R. Loenen
Bronnen
1. De officiële titel van deze kaart luidt: 'Carte du Camp d'Utrecht,
commandé par Ie général en chef Marmont', circa 1806. 2. L. Visser, De Straatnamen van Zeist, Zeist 1978.
3. In 1925 werden namen gegeven aan de Schooldwarsweg en aan
de Weideweg. Bij de juiste bepaling gebruikte men de Auster- Utzseweg als richtHjn. De Schooldwarsweg hep evenwijdig aan de Austerlitzseweg, niet aan de Oude Postweg. 4. Historische Werkgroep AusterUtz (H.W.A.) inv.m. 30; akten fa-
miliearchief De Beaufort. 5. Ibidem.
6. Oorspronkehjke aanwijzende tafel der grondeigenaren en der
ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen, (1832), Gemeente- archief Zeist. 7. H.W.A. inv.nr. 63; Beschrijving van de stad Utrecht tijdens de
= Franse bezetting (1803-1805) met daarin opgenomen het Kamp ,j bij Austerhtz onder generaal Marmont; dagboek van H. Keetel, Utrecht.
8. H.W.A. inv.nr. 22; Geschiedenis van de Boswachterij Austerlitz.
IETS OVER HET MIDDELBROEK BU ZEIST
EN OVER EEN OUDE KAART UIT 1664 Het Middelbroek was het gebied ten noorden van de Waterigeweg,
zich uitstrekkend van de Koppeldijk tot aan de Brenk en Kersber- gen 1). Samen met het goed de Zeisterstraat vormde het Middel- broek oorspronkeUjk een gerecht van de Heer van Abcoude; na 1459 behoorde het tot het bisschoppeüjk gerecht van Zeist. Het Middelbroek werd waarschijnlijk ontgonnen op het eind van de 11de of in het begin van de 12e eeuw. In die tijd bevond zich in |
|||||
31
|
|||||
het Middelbroek nog het restant van de Zeister Rijn 2). In de Ro-
meinse tijd stroomde de watervoerende tak van de Rijn vanaf Odijk door Stoetwegen langs het terrein van het lyceum Schoonoord, üep tussen de Zinzendorflaan en de Dorpsstraten door en boog, ter hoogte van de Oude Kerk, het Middelbroek in. Vandaar stroomde de rivier met een grote bocht naar Vechten, waar op de zuideUjke oever het Romeinse castellum Fectio gebouwd werd. Het restant van de bedding van de Zeister Rijn was een halve eeuw geleden nog te zien als een laagte op de plaats waar nu de scholen van de Zinzendorflaan staan. Die laagte werd toentertijd opgevuld met stadsvuil. Op Het Rond werd in 1954 de bedding, voorzien van een 17de eeuwse beschoeiing, bij rioleringswerkzaamheden terugge- vonden. Wij moeten ervan uitgaan dat, geruime tijd vóór de ontgin- ning van het Middelbroek, de watervoerende bedding van de Rijn verplaatst was naar de huidige Kromme Rijnbedding bij Bunnik en de restantbedding in het Broek alleen nog maar diende voor de af- voer van het water van de Heuvelrug. De bedding was echter tij- dens de ontginning nog zo nadrukkehjk aanwezig dat zij de percele- ring van het Middelbroek duidelijk beïnvloedde 3). Wij komen daar- op terug. Bij de bespreking van dit gebied zegt Dekker: "voor de afwatering
van het Middelbroek heeft men, direct bij de ontginning of later, een watergang dwars door de ontginningseenheid gegraven die lee- sloot werd genoemd en in de 17de eeuw in de Zeistergrift werd op- genomen" 4). Wij vragen ons echter af of het wel nodig was om in de ontgin-
ningseenheid een watergemg te graven. Ten tijde van de ontginning liep door het Middelbroek immers nog de restantgeul van de Zeis- ter Rijn die, weUicht met enige adaptatie van de stroomdraad, geschikt was voor de afwatering van dit gebied. En deze geul viel - in ieder geval voor het stuk Koppeldijk-Griffensteijnselaan - samen met het tracé van de tegenwoordige 2Leister Grift. Dat wij hier met het restant van een brede, op enkele plaatsen zelfs vier meter diepe rivier te doen hebben, is op oudere topografische kaarten duidehjk aan beide zijden in de percelering te zien. Ook de |
|||||
32
|
|||||
kartering L7 wijst uit dat de bewTiste geul midden in een ruim
tweehonderd meter brede strook beddinggrond lag 5). De percele- ring van het Middelbroek werd, tijdens de ontginning van genoemd Broek, gericht op de geadapteerde oude Rijnarm (de Grift) en is dus zeer oud. Volgens de tekening van Dekker maakte de geul of leesloot enkele
hoeken 6). Was de leesloot bij de ontginning of later gegraven om- dat er geen andere afvoermogelijkheid was dan zou men hem kaars- recht gegraven hebben; de middeleeuwse ontgiimer kon dat. Gezien zijn vrij beperkte hulpmiddelen maakte de mens in de middeleeu- wen echter graag gebruik van wat de natuur hem bood; hij paste onzes inziens een reeds bestaande geul aan. Vandaar ook de hoeken in die geul. In zijn boek zegt Dekker op blz. 171: "De achterwetering van het
Middelbroek was de Zeister- of Straterwetering". En op blz. 172, noot 23, constateert hij: "de Zeisterwetering volgde niet het tracé van de Grift, maar üep over de gehele lengte langs de Koppeldijk. Op een 17de-eeuwse kaart van land van de Abdij van St. Steven, KKK, nr 771, fo. 61, is zij als zodanig te herkennen". De door Dekker genoemde bron, KKK, ni. 771, fo. 61, bestaat niet. Waarschijnlijk is hier sprake van een verschrijving of een drukfout, en bedoelt Dekker ICKK, nr. 774, fo. 61. In dat geval verwijst hij naar een door hem reeds op blz. 70 van zijn boek gepubliceerde kaart. Deze kaart werd getekend door Paulus Ruysch, is gedateerd 1664 en betreft de in de titel van dit artikel vermelde kaart. Wij komen op deze kaart terug, want hij biedt ons de mogeüjkheid een stuk land in het Middelbroek nauwkeurig te situeren. Aan de hand van middeleeuwse bronnen kunnen wij een aantal eigenaren van landerijen in het Middelbroek achterhalen. Naast de ridderhofstad Kersbergen lag langs de Waterigeweg - vroeger de Cattenbroecker Kerckwech - de hoeve Middelbroeck, groot tien morgen en behorend bij Kersbergen. Eveneens langs de Waterigeweg lagen, naast de hoeve Middelbroeck,
drie hoeven Izind van het geslacht Woudenbergh. Het noordelijke deel daarvan, 6V2 morgen groot, stond Woudenbergh af aan het |
|||||
33
|
|||||
4" |ii!*S|'J'ïy-"-v ■■V"'
|
|||||||||
Kaart van enkele percelen land aan de Koppeldijk, de Grift, Koppelweg en de Brink, door Paulus Ruysch 1664
(Rijksarchief Utrecht) |
|||||||||
Kapittel ten Dom. Dit stuk land strekte zich uit van de Koppeldijk
tot aan Kersbergen. Daarboven lag, aan beiden zijden van de Koppeldijk, veertig morgen
land van het Vrouwenklooster in De Bilt. Vanaf Kersbergen strekten deze landerijen zich, door het Middelbroek en het Cattenbroek, uit tot aan de Hakswetering. Het land van Vrouwenklooster vormde de noordelijke begrenzing van de hierboven vermelde landerijen in het Middelbroek. Langs de Koppeldijk lag, boven het land van Vrouwenklooster, acht
morgen weiland, dat bezit was van de Duitse Orde Balije van Utrecht. Aan de oostzijde werd dit weiland begrensd door bezit vjui de Abdij van Oostbroek. Grenzend aan dit land van het Duitse Huis lag, eveneens langs de
Koppeldijk, een stuk land van vijf morgen. Dit land was al vroeg gemeenschappeüjk bezit van twee takken van het huis van Renesse. Wij komen daarop bij de bespreking van de kaart van 1664 terug, waarbij wij dit stuk land zullen trachten te situeren. Ook dit bezit van Renes werd aan de oostzijde begrensd door land van de Abdij van Oostbroek. Deze abdij bezat daarnaast meerdere stukken land in het noordelijk deel van het Middelbroek. Een post van vier morgen land van het kapittel van St. Jan, die wij
in 1347 en 1368 tegenkwamen, is later niet meer in de broimen terug te vinden. Dit lïmd werd westwaarts begrensd door de Kop- peldijk en oostwaarts door land van de familie Cockard. Wij willen nu de kaart van Paulus Ruysch (1664) en de vijf morgen
land van Renes (soms 4V^ morgen) wat uitvoeriger bespreken. Wij
vermelden daartoe eerst enkele bronnen betreffende dit land.
De eerste drie bronnen zijn ontleend aan de annalen van het Oude-
schildgeld, vermeld in de "Bronnen voor de Geschiedenis van 2^ist"
7). Ze zijn daarin respectieveüjk gedateerd: vóór 1540, 1600 en
1685.
1) Vóór 1540:"Nogh AVi mergen— Jan van Renes van Moermont
erfgenamen ende Gijsbert van Zuylen erfgenamen toebehorende- 2) 1600: "Hiervan heeft nu Adriaan van Zuylen d'eene helft—,
|
|||||
35
|
|||||
Renes van Moermont d'ander helft—
3) 1685: "Nu de eerste het convent van Oudwijk (= Abdij van St.
Steven)—, de andere helft Jan Damhoff, schout van Zeyst— De vierde bron is afkomstig uit het Gemeentearchief van Utrecht 8)
en verkort weergegeven in de "Bronnen voor de Geschiedenis van Zeist" 9). 4) 6 maart 1534: "Timen Ottenss., schout, en Henrick van Scaeck,
CorneHs Ghijsbertss. en Lambert Dirckss., landgenoten en buren in 's Keizers gerecht, verdelen, op verzoek van Jan van Renes van Mormont en Ghijsbert van Zulen, de tussen hen in gemeen bezit zijnde 5 morgen land gelegen te Zeist. (De ligging van het land is niet nader omschreven)".
Vergelijken wij de broimen 1 en 4 dan constateren wij dat het land reeds in 1534 verdeeld werd, terwijl de tekst van "voor 1540" suggereert dat het toen nog gemeen bezit was. De vermelding van erfgenamen wijst erop dat de bron "vóór 1540" de situatie weergeeft uit de periode na 6 maart 1534; op die datum waren immers Jan van Renes van Mormont en Ghijsbert van Zulen zelf nog in leven. De tekst van bron 1 klopt dus niet met het toen reeds bestaande feit van de verdeling van het land. Vergelijken wij de bronnen 2 en 3 dan zien wij dat de helft van
Van Zuyien later in bezit komt van de Abdij van St. Steven, terwijl de schout van Zeist de helft van Renes van Moermont verwerft. Op de kaart van 1664 zien wij het land van de Abdij van St. Steven ingetekend langs de Koppeldijk, terwijl het land van de schout van Zeist "naestgelant" ten zuiden ervan ügt. Het land van de Abdij van St. Steven tussen de Koppeldijk en de
Kroostweg (den Brenck op de kaart) is, dank zij de merkwaardige vorm van het complex, nog vrijwel geheel terug te vinden in de percelering op de topografische kaart 1927. Volgens de kaart lag het land van de Abdij van St. Steven dat be-
stond uit het vroegere deel van Van Zuyien in de vijf morgen, over een lengte van ruim 20 roe (80 m) langs de Koppeldijk, iets ten zuiden van de plaats waar de huidige Kouwenhovenselaan op de Koppeldijk aansluit. |
|||||
36
|
|||||
De tekenaar, Paulus Ruysch, heeft in 1664 de situatie ter plaatse
nauwkeurig bekeken, en dat levert enige interessante bijzonderheden op. Langs de grens van de percelen F en E tekende Ruysch een onregelmatige, van begroeiing voorziene strook land; het is de rechterzijde van het donker ingetekende land. Wij hebben hier te maken met de noordehjke oeverwal van de oude
Rijnarm, die dus in 1664 nog duideUjk in het landschap aanwezig was. De zuidelijke oeverwal van die oude Rijnjirm zien wij terug in de percelering tussen de percelen D en E. De weg langs de perce- len F en H is op de topografische kaart 1973 nog terug te vinden. Op luchtfoto's is, op dezelfde plaats wa£ir Ruysch in perceel D de boerderij tekende, nog een boerenbedrijf te zien. Het lag direct tegen de Koppeldijk aan. Op die luchtfoto is ook de bochtige grensUjn van perceel E mooi te herkennen. De kaart van Paulus Ruysch geeft helaas geen exacte hoogteverschil-
len. Tegenwoordig zijn wij van die verschillen wel op de hoogte. Op de hoogtekaart van Nederland, no 32 C zuid, Zeist 1977, zijn in het gebied van het Middelbroek de hoogtemetingen verwerkt, die de gemeente Zeist daar van 1956 tot 1972 verrichtte. Wij zien op de hoogtekaart dat het laagste deel van het Middel- broek hgt in perceel E van het land van de Abdij van St. Steven, vlak bij de Grift. Het terrein heeft daai een hoogte van -I- 2,3 m. Het aangrenzende perceel F Hgt -I- 2,9 m hoog en perceel H + 3 m. De boven besproken begroeide strook in perceel F is een deel Vcm de noordelijke grens van het Middelbroek. Wij achten de woordkeus van Dekker: "De bedding zelf is op het kadastrale minuutplan nog duideüjk zichtbaar als de noordgrens van het Middelbroek" 10) minder gelukkig. Bij bedding denkt men aan het laagste deel van een stroomstelsel, terwijl hier de hoge oeverwal bedoeld wordt. Aan de andere zijde van de Grift, langs de Koppeldijk, Ugt het
terrein ook op een hoogte van -t- 3 m of meer. Wij zien op de hoogtekaart dus een laag gedeelte waarin de Grift hgt, met aan beide zijden ervan een hoger gelegen rug. Tussen het lage en de hogere delen bestaat een niveauverschil van ruim een halve meter. |
|||||
37
|
|||||
Deze situatie bestond al bij de ontginning van het Middelbroek;
wellicht waren de reliëfverschillen toen zelfs nog iets groter. Het Ujkt ons voor de hand liggend dat het gehele Middelbroek, vanaf de ontginningstijd, afwaterde door een water dat lag op de plaats van de tegenwoordige Zeistergrift, grotendeels de bedding van de oude Zeister Rijnarm. Van de 38 morgen land op de kaart bezat de St. Stevensabdij in
1664 een stuk grond van 13 morgen al sinds lange tijd. De rest van het land, met daarbij de oude bisschoppeüjke "curtis" en de helft van de daarbij behorende hoeve, verwierf de Abdij van St. Steven pas in de 17de eeuw. De naam Zeister- of Straterwetering vraagt enige toeüchting. De
eerste naam spreekt voor zich. De tweede, de Straterwetering, wordt begrijpeüjk als wij weten dat, naast het gebied van de beide Dorps- straten, ook het Middelbroek tot de "strada de Zeist", de bestrate weg van Zeist dus, gerekend werd. Dat dit inderdaad het geval was, blijkt uit een oorkonde van 27 mei 1368. Daarin wordt het Middel- broek aangedmd als liggende "in territorio domini de Apcoude et in strata dicte parochie de Zeijst" 11). Nu wij de vijf morgen land van Renes nader gesitueerd hebben,
kunnen wij een door ons - bij herhaling - gemaakte fout herstellen. Wij spreken dan over de ügging in het Cattenbroeck van acht mor- gen land van het kapittel van St. Pieter, en de ten noorden daarvan - a parte aquilonis - gelegen lange strook land van het Vrouwen- klooster, groot veertig morgen 12). Wij zochten indertijd beide stukken land in het bovenste deel van
het Cattenbroeck, maar zaten daarbij fout. Dekker situeerde de acht morgen van St. Pieter veel lager in het Cattenbroeck, en hij bUjkt het gelijk volkomen aan zijn kant te hebben 13). Letten wij op de boven besproken ligging langs de Koppeldijk van het land van Renes - en die van het Duitse Huis en van het Vrouwenklooster ten zuiden ervan - dan moeten wij het land van het Vrouwenkloos- ter ook veel lager in het Cattenbroeck zoeken dan wij eerst dach- ten. Dit laatstgenoemde land lag direct ten noorden van de door Dekker gesitueerde acht morgen van St. Pieter. |
|||||
38
|
|||||
Dekker verwijst in dit verband naar de kaart van J. van Diepenem
uit 1645, landerijen van het kapittel van St. Pieter betreffend. Op deze kaart is, ten noorden van de acht morgen land van St. Pieter, echter niet het Vrouwenklooster maar Kersbergen "naestgelant" ingetekend. Dit is verklaarbaar. Frederick van Kersbergen blijkt in 1685 eigenaar te zijn van twee
morgen van het betrokken land van Vrouwenklooster 14). Hij moet deze twee morgen gekocht hebben na 1632 15) en bUjkbaar vóór 1645. Het moet een lange, smalle strook grond geweest zijn, zich uitstrekkend van de Koppeldijk tot de Hakswetering en direct gren- zend aan de acht morgen land van het kapittel van St. Pieter. D.R. Klootwijk ' ■ ' '■'
Broimen
1) Dr C. Dekker, Het Kromme Rijngebied in de Middeleeuwen,
blz. 166, afb. 23 2) Dr H.J.A. Berendsen, De genese van het landschap in het
zuiden van de provincie Utrecht, blz. 191, fig. 8, 15 en blz. 166 3) Zie topografische kaarten
4) Zie 1, blz. 177
5) Kartering L 7, Stiboka; zie ook Geomorfologische kaart,
1 : 50.000, kaartblad 32, Amersfoort 6) Zie 1
7) Ph.J.C.G. van Hinsbergen, Bronnen voor de geschiedenis van
Zeist, dl 2, blz. 218 e.v. 8) Inv. van het archief der gemeente Utrecht, 11 no 2815-9
9) Zie 7, dl 2, blz. 22
10) Zie 1, blz. 171
11) R.A.U. Archief Kapittel ten Dom, no 2952
12) R.A.U. Archief Kapittel St. Pieter, no 167
13) Zie 1, blz. 171/172, noot 23
14) Zie 7, dl 2, blz 267
15) R.A.U. Inv. Archief KKK, no 1143, Manuaal goederen Vrou-
wenklooster |
|||||
39
|
|||||
Toelichting
KKK = Kleine kloosters en kapittels
11 morgen = 8516 m^
1 roe = 3,75 m ; -<
1 hoeve = 16 morgen
|
|||||||
Ie DORPSSTRAAT 14 .
Het navolgende artikel is reeds eerder verschenen in Vierspan, het
gezcunenlijke blad van de tehuizen Amandelhof - Simeu-owa - Mirte- hof - Spathodea, nununer 85 (1991). ^ f In het laatste nummer van Vierspan staat een opwekking iets te
vertellen dat je nu net niet in een van de dagbladen leest of over de media hoort. Dat woordje nu bleef bij mij hangen. Ik herinnerde mij een artikel van mevrouw A.A. van Hoogstraten-Schoch, een pre- dikantsweduwe in Zeist, die elke week in de Zeister Comant de rubriek "Van Vrouwenleven" verzorgde. In de krant van 13 augustus 1938 gaat zij in op de sloop van het
pand Ie Dorpsstraat 14. Al ruim vijftig jaar herinnert ons een open plek (met auto's van garage Renes) aan de tijd toen daar een her- vormde pastorie stond. Nu de Ie Dorpsstraat vanwege restauratie- plannen weer in het nieuws is, wordt het verhaal van mevrouw Van Hoogstraten weer een beetje actueel. Ik citeer er het volgende uit: "Dorpsstraat 14 was het hart der Nederlandse Hervormde Gemeen- te, het geesteUjk hoofdkwartier, de plaats waar je heen ging als je in nood was en waar men ging vertellen als er iets bij je te doen was ... De bel klingelde voortdurend en geduldig wachtten de pati- ënten op de grote bank in de gang, totdat er iemand naar ze geluisterd had. Er was altijd wel ergens een kindje, dat geen jurkje had om in gedoopt te worden en waar men niet wist waar de doopsprei vandaan moest komen; een jongen, die een aannemings- pak moest hebben, en een stervende die een geleide nodig had. Dominee Nahuys, die als oudste dominee met zijn vrouw het huis bewoonde, had een deftig cachet aan de pastorie gegeven. |
|||||||
40
|
|||||||
O^'VV.^^L. I
|
||||||
Dominee Nahuys zal blijven voortleven in de heriimering van ieder,
die hem gekend heeft. Hij was een zeer bijzondere persoonlijkheid, hij had iets ongerepts en nam het leven eenvoudig op. Hij deed zijn plicht met grote nauwgezetheid. Ieder van ons die hem gekend heeft, weet hoe hij zijn huisbezoeken
systematisch achter elkaar afdeed en niet placht thuis te komen voor het koffiedrinken, maar een krentenbroodje in zijn jaszak had. Hij was gewend aan elk kindeke in zijn wijk, dat geboren werd, iets in de spaarpot te brengen, een gewoonte, die een jonge predikant van hem heeft overgenomen. Dominee Nahuys het de waranda aan de pastorie maken en de
marmeren stenen aanbrengen in de gang. Dominee Van Hoogstraten schonk het zijraam bovenaan Dorpsstraat 14. Het werd daardoor een der prettigste kamers van het huis." Zittend voor dit zijraam schreef mevrouw Van Hoogstraten haar
stukjes voor de Zeister Kerkbode getiteld "Kijkjes uit 's levens venster", die later gebundeld werden en als boek werden uitgegeven bij J. Kok te Kampen. Mevrouw Van Hoogstraten haalt nog enkele persoonlijke herinnerin-
gen op, ze schrijft: "Er hebben echt gelukkige mensen gewoond in Dorpsstraat 14, warmvoelende mensen, die het een vreugde was Zeist op te bouwen en 2^ist te dienen. In de kamer links van de voordexir is dominee Van Hoogstraten
gestorven. Hij hoorde de mensen vaak opmerkingen maken, als ze lazen wat voor ziektebulletin op de voordeur geplakt was. Hij hoorde het aan met een bovenaardse glimlach. Hij had zo hard gewerkt, zo gezwoegd, zo gezorgd voor hen, die aan zijn bemoeienis waren toevertrouwd, dat ziek-zijn voor hem een luxe was, een soort weelde, en de üefde, die men hem nu uit dankbaarheid bracht, aanvaardde hij met de eenvoud van een kind. Het leven was nog niet zo gecompüceerd, de mensen hadden niet zoveel problemen, het was gemakkeUjker elkaar te helpen en te steimen, dan in deze verwarde tijden, waarin wij nu leven .... Als Dorpsstraat 14 straks onder de mokerslagen van de afbraak in
puin neerstort, voorbijganger, wijdt aan het oude huis nog een |
||||||
41
|
||||||
6
|
||||
De hervormde pastorie aan de Ie Dorpsstraat 14, 1887 (Collectie Van de Poll-Stichting)
|
||||
enkele goede gedachte. Er hebben mensen gewoond, die Zeist
hebben üefgehad en Zeist geestelijk hebben opgebouwd." Ja, dat stond vroeger allemaal in de krant en het is de moeite waard het nu nog eens te lezen. ,,:,:v ^jfa pïjs ]ms5, mvf :>wuü-tv Dominee Th.H. Nahuys (1836-1915) was predikant te Zeist van 1868-1909. Op 20 december 1923 werd een straat naar hem ge- noemd. Dominee G. van Hoogstraten (1870-1920) was hier predikant van 1905-1920. -,:,■: ,-: . ■-,-,. ;. am Isauiaq nsa osn oaisoo aai :-. '■*-■ ' ib^- : ,-i!.;riaaasw as-,; ua ns .-riiw aiiifriawirfiBd L. Visser ,.,: . ■ ■"• . ' ...r ngf, ngt/ siejiüsf n-js UIT DE OUDE DOOS " rf «.fï
In januari 1962 kopieerde onze archivaris W. Grapendaal een
koopcontract uit 1777, ter inzage ontvangen van de firma Broedelet in de Ie Dorpsstraat, betreffende een perceel van deze firma aldaar (huis no. 22). Hier volgt in extenso dit contract. ; ,; .-.j .tvvii Wij, Jan Graafman, schout, Goosen van der Heijden en Maas van
Kreel, schepenen der vrije en hooge heerlijkheid Zeijst, doen kond, dat voor ons quam inden gerechte de heer Lodewijk Cornelis van Laer, in huwehjk hebbende juffr. Anthonia Anna Verbeek, soo voor sigh als procuratie in dato Ebersdorff den 3 November 1776 van sijnen heer broeder J. Renatus van Laer, in huwelijk hebbende juffrouw Cornelia Johanna Verbeek; en nogh procuratie in dato Neudietendorff den 19 November 1776 van sijnen swager den heer Jacob Johannis Verbeek; sijnde deze hier genoemde Cornelia Johanna, Jacob Johannis en Anthonia Anna Verbeek de drie nage- laten kinderen van wijlen juffr. Anthonia van der VHet, huijsvrouw van wijlen de heer Jan Verbeek, aan welke drie kinderen (of eijgentüjk aan de voogden over deselve) volgens provisionaale scheijding (in dato 17 Januarij 1759 voor de notaris Jan Rijgsland en getuijgen te Amsterdam gepasseerd) van den boedel van wijlen juffr. Cornelia van Laer, weduwe Jan van der Vliet, is toebedeeld het natenoeme huijs in 't dorp Zeijst, welke heer Lodewijk Cornelis van Laer dan als voren verklaarden bij deesen te cedeeren, trans- |
|||||
43
|
|||||
porteeren en in vollen eigendom over te dragen aan en ten behoeve
van de Evangelische Broedergemeente, alhier te Zeijst: seekere huijs en opstal in 't dorp Zeijst, staïmde op de grond van den heere en vrouwe van Zeijst aan de zuijdzijde van de Zeijsterstraat alwaar 1759 WUlem Hasselaars in gewoond heeft en thans Jacob Smit in woondt, strekkende langs de wederzeijdse schuttingen ter breete van het huijs en daarbij zijnde gang, tot aan de agterslooth, en is belent ten oosten asm een perceel van de verkopers dat voorheen een bakkershuijs was en nu een wagenhuijs en stal is, en ten westen aan een huijsje van Jan van der Vliet, bewoond door Andries van den Bergh. De ligten, die de verkopers in de neven dit huijs staande perceel en
over den gang naest aan dit huijs trekken zullen niet betimmert mogen worden, maar moeten vrij blijven. De verkopers en hunne successieven sullen het gebruijk van het
riool, dat nu volgens de tegenwoordige verdeeling op dit erft komt te leggen, vrij hebben en behouden, zoo lange en niet langer als het de copers convenieren sal. De schutting aan de westzeijde behoord half aan de heer Jan van
der VHet en de andere helft aem dit huijs getransporteerd worden- de, dogh die aen de andere zeijde behoord geheel aan de verko- pers, sulks met alle geregtigheden en servituten, daeraan specteren- de. Renuntieerende den comparant, zoo voor sigh als in opgemelte qua-
liteit, en afstand doende van het vorengemelte ten behoeve alsvoren, sonder daer eenige actie of recht meer aan te behouden of te riserveeren, met belofte van vrijdingh en waeringe als recht en in de lande van Utrecht gebruijkelijk is. Bekennend den heer comparant van de totale cooppenningen ten
vollen voldaan en tengenoegen betaald te sijn, met overleveringe van de oude brieven, extracten, daer van roerende en spreekende, en breeder volgende de coopconditie van dato den 15 Januarij 1777, waertoe word gerefereert nadat ons gebleken was Xe pennink en V/2 percents aan den weledele gestrengen heer Jan Frederik van Beeck, heer van Dijlveld, als ontvemger van den AX en AL Pennink |
|||||
44
|
|||||
ter saeke deeses was voldaan en betaald volgens quitantie van dato
30 Januarij 1777 en de registratie ter secretarije der stad Utrecht op den 1 Februarij 1777 was geschiet; alles zonder arch. — Aldus gepasseert in de geregtscamer der vrije en hooge heerUjkheid Zeijst op den 1 Februari 1777. , in kennisse van mijn, secretaris
Consenteere, dat schout en geregte mogen w.g. Jan van Dam.
staan over deese transport; en was geteekent
Joh.s Isaac Bekman qq. Dit document was voorzien van een papieren zegel (opgeplakt in
Hnkerbovenhoek, voorzien van onleesbare handtekening), geheel wit, diameter van rehefcirkel 4 centimeter, met randschrift: links "segel", rechts "clein", middenboven "1776" en in het midden het wapen van Utrecht, gekroond met takguirlande van vier bogen, waarop drie volledige blaadjes plus twee blaadjes opzij gezien aan de einden. Links van het wapen van Utrecht: "5" en rechtsdaarvan: "GL". K.W. GaHs
ZEIST, GROEI EN BOUW
De Van de Poll-Stichting heeft van de uitgeverij Kerckebosch B.V.-
Zeist tegen gereduceerde prijs de laatste exemplaren gekocht van de nummers 7 t/m 9 van de serie Zeist, Groei en Bouw. Het zijn: De Dieptetuin te Zeist, De Openbare Bibliotheek te Zeist en De Straatnamen van Zeist. De boeken zijn thans uitsluitend verkrijgbaar bij de Van de Poll-Stichting. De prijs bedraagt voor de "Dieptetiiin" en de "Openbare Bibüotheek" ƒ 5,= per stuk en voor de "Straatna- men van Zeist" ƒ 10, = . De boeken zijn verkrijgbaar op dinsdagmor- gen tussen 10 en 12 uur in de kamer van onze stichting in Het Slot. Bij toezending per post worden de bovenvermelde bedragen verhoogd met de verschuldigde portokosten. Bij dit nimimer is een aanvulling gevoegd van het boek "De straat-
namen van Zeist", waarin de besluiten tot straatnaamgeving over de periode van 5 juh 1988 tot en met 31 december 1991 zijn opgeno- |
|||||
45
|
|||||
men. De aanvulHng is ook los verkrijgbaar tegen de prijs van
ƒ !, = •
VOORBIJ DE DRIEBERGSE BRUG
Zeist en Driebergen vormden eeuwenlang een 'personele unie'. De
vrije en hoge heerlijkheid van Zeist en Driebergen was lang een be- grip. Wie een boek schrijft over Driebergen, schrijft voor een deel ook Zeister geschiedenis. Dick Steenwijk, Driebergenaar, bracht een jaar door in archieven om een boek over Driebergen te schrijven. Ook het Zeister Gemeentearchief en het archief van de Van de Poll-Stichting bezocht hij diverse malen. Zijn boek over Driebergen gaat dan ook regelmatig mede over Zeist. Zijn vlotte pen, geslepen bij het UN, en een flinke dosis enthousiasme vulden de 144 pïigina's van Voorbij de Driebergse brug zonder veel moeite. Het verhaal begint bij Lubertus de Tribergen, als Driebergen nog
een onbekend gehucht is. Maar in welke parochie, Zeist of Doorn? Steenwijk werpt een nieuw licht op dit stukje geschiedenis. De mid- deleeuwse geschiedenis van Driebergen is vooral de geschiedenis van de Heren van Driebergen. Boeiende figuren daarin waren de ridders Willem van Abcoude en Jacob van Gaesbeek, die zes eeuwen terug ruzie kregen om een geschaakte non. Tenslotte kwam de bisschop van Utrecht met zijn leger (!) om de zaak te beslechten. Eeuwen later zijn Zeist en Driebergen van de Nassau's en met Slot Zeist wordt Driebergen ook eigendom van Schellinger, die tenslotte de band van Zeist en Driebergen doorknipt. Maar als buren bHjven ze een gezamerdijke geschiedenis houden. Zo
heeft Dick Steenwijk gevonden dat het Kamp Austerütz, dat thans bij 2Leist hoort, in 1804/1805 nog onder Driebergen ressorteerde. Het gedeelte van de brief waarin de Zeister burgemeester Van Bern dit verklaart, staat in het boek afgedrukt. Ook een kaartje, waarop de grens van het toenmalige gerecht Driebergen en de ügging van het kamp (een kaart van de Van de Poll-Stichting) staat, ontbreken niet. Na het vertrek van de Fransen, wordt Austerütz bij Zeist ge- voegd. Het kamp heette dan ook niet het Kamp Zeist, maar het |
|||||
46
|
|||||
Kamp bij Zeist.
In de 19e eeuw is Driebergen vooral bekend door de kerk en het
toerisme. Beroemde mensen woonden in Driebergen. Wulfert Floor hield er zijn 'oefeningen' en bisschop Zwijsen stichtte in Rijsenburg zijn groot seminarie waar onder andere dr. Schaepman les gaf. De aanleg van de spoorUjn Utrecht-Arnhem bracht het station Drieber- gen-Zeist. Driebergen werd toen een geüefd vakantiedorp. Rijke kooplieden gingen vanuit Amsterdam met de trein naar Driebergen, waar ze een eigen villa bouwden of kzuners in een pension huurden. Tot aan de Tweede Wereldoorlog bleef Driebergen vooral bekend door de kerk en het toerisme. Nog steeds woonden er beroemde mensen, zoals orgelbouwer/Uedboekschrijver Johannes de Heer, die hier zijn 'bundel' maakte. Het toerisme kreeg door de oorlog het genadeschot. Het einde van de tram van Zeist naar Driebergen (1949) en de opkomst van de auto waren daar debet aan. Men ging verre oorden opzoeken en de een na de ander verdwenen de pen- sions. KerkeUjk bleef Driebergen echter belangrijk. Hoewel het groot seminarie in de zestiger jaren leegliep en tenslotte werd afgebroken, groeide 'Kerk en wereld' en kwamen er andere instituten bij, niet allemaal kerkelijk. Ook de academie De Horst en het Instituut voor de autobranche trokken veel studenten. Voorbij de Driebergse brug is geschreven door Dick Steenwijk en uit-
gegeven door Uitgeverij Reinders in Bunnik. Het telt 144 pagina's, is ruim geïllustreerd met onbekende foto's en tekeningen en kost in de winkel ƒ 24,95. Leden van de Van de Poll-Stichting kunnen het voor de intekenprijs bestellen door overboeking van ƒ 20,= op postgiro 5404619 of A.B.N.-Anirobank 492047294 ten name van Uit- geverij Reinders onder vermelding van 'lid Van de Poll-Stichting'. AGENDA
15 augustus : middagexcursie naar kasteel Sypestein in Nieuw-Loos-
drecht (U.)
in de herfst: wandeling over het landgoed Heidestein, onder leiding |
|||||
47
|
|||||
van de heer Noordanus
22 oktober : lezing met dia's van C.E.G. ten Houte de Lange over genealogie en heraldiek NIEUWE CONTRIBUANTEN
Onder het motto "Op naar de duizend" mogen wij in dit nummer
de volgende nieuwe contribuanten welkom heten: 806 de heer L.P. Dubbeldam, Blikkenburgerlaan 81
807 famihe H. Ruiter, Amersfoortseweg 10c
808 de heer J. Willigenburg, Geiserlaan 73
809 de heer A.D. van Hoogcarspel, Oude Woudenb. Zandweg 40
810 de heer A. Haan, Kroostweg 31
811 mevrouw S. Hardeman, Nijenheim 1426
812 de heer M.J. van Diggelen, Cronjélaan 15a
813 de heer J. Koetsier, Prinses Margrietlaan 441
814 de heer H. de Ruijter, Warmond
Gedurende ruim vijf jaar heeft de heer H. Wels met veel enthou-
siasme de ledenadministratie gevoerd en de groei van het aantïil contribuanten gestimuleerd. Het aantal begunstigers groeide in die tijd van 500 tot ruim 700. Nu hij besloten heeft zijn werkzaamheden met betrekking tot de le-
denadministratie te beëindigen, dankt het bestuur hem harteüjk voor zijn grote inzet voor dit werk. Gelukkig blijft de heer Wels beschik- baiir voor het beheren, beschrijven en vertonen van dia's en fihns. Juist bij deze vertoningen melden zich vaak nieuwe begunstigers voor onze stichting en mede daarom zien wij de verdere groei met vertrouwen tegemoet. Aanmeldingen en mutaties dienen voortaan te worden gericht aan:
de Ledenadministratie van de Van de Poll-Stichting, Postbus 342, 3700 AH Zeist. |
|||||
48
|
|||||
DE ZUIVELFABRIEK 'HYGIEIA' AAN DE KOPPELDIJK
In Nederland werd omstreeks 1871 een begin gemaakt met de fa-
briekmatige verwerking van melk. In dat jaar werden te Waddinx- veen en Broek in Waterland kaasfabrieken opgericht. Andere lan- den, waaronder de Verenigde Staten en Zwitserland, waren Neder- land in de ontwikkeling van de fabriekmatige zuivelbereiding reeds voorgegazm. In 1879 volgden nog enkele fabrieken: de zuivelfabriek "Freia" te Veenwouden en een boter- en kaasfabriek in Leiden. In dat jaar werd ook melding gemaakt van de stichting van melkinrich- tingen. Deze bedrijven houden zich alleen bezig met de bereiding en verkoop van consumptiemelk en aanverwante artikelen. De eerste coöperatieve fabriek ontstond in 1886 te Warga. De melkverwerking had tot die tijd een ambachteUjk karakter en vond op de boerderij plaats. Twee factoren hebben in het bijzonder tot de overschakeling naar fabriekmatige melkverwerking bijgedragen. De belangrijkste factor was de uitvinding vjm de centrifuge. Met be- hulp van dit apparaat werd het mogelijk de melk op snelle en doel- matige wijze te ontromen. De tweede factor was de toenemende melkgift per koe, die de melkverwerking op de boerderij steeds moeilijker maakte. Het aantal zuivelfabrieken en meUdnrichtingen was in 1900 gestegen
tot 876. Vooral in het laatste decennium van de 19e eeuw had de stichting van zuivelfabrieken een grote vlucht genomen. In het begin van deze eeuw werd ook in Zeist een zuivelfabriek opgericht. In de in 1933 door Kraal uitgegeven Gids van 2^ist, wordt in het
hoofdstuk handel en nijverheid onder andere aandacht geschonken aan de N.V. Utrechtse Melkinrichting en Zuivelfabriek "Zeist" (U.M.I.). Over dit bedrijf kan men hierin het volgende lezen; 'Aan- vankelijk werd dit bedrijf op bescheiden schaal begonnen aan den Koppeldijk vanwaar 't in 1911 naar de Torenlaan werd overgeplaatst.' Wanneer aan de Koppeldijk werd gestart, wordt niet verhaald. Toch is hier een exact antwoord op te geven. De zuivelfabriek werd na- melijk in 1901 gebouwd door Errit Brandsma en zijn zwager Baltha- |
|||||
49
|
|||||
Situatietekening van de Koppeldijk in de omgeving van de zuivelfabriek circa 1910
volgens kadastrale gegevens, door G.H.M. Koppens, 1992 (Gemeentearchief Zeist) |
|||||
zard Johan Frederich Charisius.
Hermanus van Loghem had hen de benodigde grond verkocht. Dit
terrein, ter grootte van bijna 16 are, lag naast de windkorenmolen aan de Koppeldijk en vlakbij het bekende café Het Klompje aan de Grift. Op 11 april van dat jaar vroegen beide heren aan burgemees- ter en wethouders verguiming voor het bouwen van een zuivelfabriek met directeurswoning. De dag ervoor had in hotel Du Croix aan de Utrechtseweg de aanbesteding van de bouw plaatsgevonden. De laagste inschrijver was Arij van Krimpen uit Zeist voor ƒ 8.925, = . Op de bouvrtekening staat niet de naam van de architect vermeld. |
|||||
50
|
|||||
Mogelijk dat Jacob Vonk, een zwager van Brandsma, die bouwkim-
dige was, het gebouw heeft ontworpen. De bouwverguiming werd op 8 mei d.o.v. verleend; evenals een hin-
derwetvergunning, die vereist was in verband met het gebruik van een stoommachine. Op het eerste gezicht deed de fabriek aan een boerderij denken.
Het pand bestond uit een villa-achtig woonhuis met een langgerekt achterhuis, waarin de eigenhjke fabriek v/as ondergebracht. Het uit een begjme grond en een zolderverdieping bestaande woon- huis was uitgevoerd in de voor die tijd kenmerkende architectuur, waarin elementen uit verschillende stijlen werden samengevoegd tot een min of meer harmonieus geheel. Zeer karakteristiek waren de (later verwijderde) sierspanten aan de voorgevel en de rechter zij- gevel. De bakstenen gevels werden verlevendigd door middel van speklagen en een fries met siermetselwerk ter hoogte van de verdie- pingsvloer. Ook de trommels van de vensterbogen waren ingevuld met siermetselwerk. Het achterhuis was veel soberder uitgevoerd in de stijl, die toender-
tijd gebruikelijk was voor bedrijfsgebouwen. De achtergevel was voorzien van een eenvoudig sierspant, bekroond door een pinakel. Op het dak stonden vier kleine, in neo-renaissance-stijl uitgevoerde dakkapellen. Het enige decoratieve element in de gevels werd ge- vormd door de gele verblendsteen in de vensterbogen. Het bedrijfsgebouw bestond uit een kantoortje, een ontvangplaats voor de melk met aan de buitenkant een verhoogd laadperron, een centrifuge- en karnlokaai, een machine- en ketelkamer en een ste- riliseerruimte. Het gebouw was gedeelteüjk onderkelderd. In de Weekbode van zaterdag 17 augustus 1901 staat dit artikel
over de nieuwe fabriek te lezen: '- Dezer dagen werd alhier aan de Koppeldijk de nieuw gebouwde en
naar de eischen des tijds ingerichte Zuivelfabriek, van de heeren Brandsma en Charisius geopend, welke inrichting wij het genoegen hadden te bezoeken, juist op den tijd dat de fabriek in werking was. |
|||||
51
|
|||||
Boven: noordgevel van de zuivelfabriek. Beneden: plattegrond van de fabriek (Gemeentearchief Zeist)
|
|||||
Van ongeveer een 100 tal koeien uit den omtrek ontvangt men hier
melk, die deels als boter, deels als gepasteuriseerde melk wordt afgele- verd. De melk wordt op een temperatuur van 80 graden celsius ge- bracht, waarbij ze een zuiveringsproces ondergaat, dat niet alleen de aanwezige bacteriën doodt, doch ook het nog aanwezige vuil, en fijn koehaar verwijdert. Hierna wordt ze snel afgekoeld, waardoor ze haar natuurlijke smaak weder herkrijgt, zoodat de voor velen onaangename kooksmaak geheel verdwijnt. In flesschen van een liter inhoud getapt, wordt ze tegen den prijs van 8 et. per flesch verkocht. Voor de bereiding der boter ondergaat de melk eveneens dit zuiverings- proces, terwijl hier langs mechanischen weg de melk wordt ontroomd, en de verkregen room tot boter wordt verwerkt. De bewerking der boter geschiedt hier niet zooals bij den boer gebruikelijk is met de handen, doch met daarvoor gemakkelijk te hanteren houten gereedschappen. Deze boter wordt in den handel gebracht tegen f 1,40 per KG. Dat deze fabriek bij de toenemende vraag naar zuivere boter en melk aan eene behoefte voldoet, valt niet te betwijfelen. De ondernemers mogen zich nu reeds in een dagelijks toenemend debiet verheugen.' De nieuwe fabriek droeg ook een naam: Hygieia. Hygieia was de
Griekse godin van de gezondheid. Het merkteken stelde dan ook een vrouwenfiguur voor uit de klassieke tijd en droeg het opschrift: "Hygieia" Zeist, Fabriek van Ziektekiemvrije Melkproducten. De aan- duiding 'ziektekiemvrij' is in de zuivelindustrie na 1907 vervangen door 'gepasteuriseerd'. In de maand dat de fabriek werd geopend, werd al een tweede
prijs behaald met een van de produkten op een tentoonstelling te Utrecht van het Genootschap van Landbouw en Kruidkunde. In de nieuwe zuivelfabriek waren vier arbeiders werkzaam en in het dorp had het bedrijf verschillende filialen. In mei 1905 werd de fabriek overgenomen door Cornelis Pieter
Boekei en Gerrit Albertus Bruil. Zij hadden nog slechts twee £ir- beiders in dienst. Zij boden de zuivelfabriek reeds in september 1906 te koop aan per 1 april 1907. Bij voortzetting van het zuivelbe- |
|||||
53
|
|||||
De Koppeldijk omstreeks 1905 met links de Koppelsluis en het café Het Klompje en aan de rechterkant de
windkorenmolen met daarvoor, tussen de bomen zichtbaar, de zuivelfabriek (collectie Gemeentearchief Zeist) |
||||||
■"■ ^ ■■• ■— '
|
||||||
De voonnalige zuivelfabriek in 1968 (collectie Gemeentearchief Zeist)
|
||||||
drijf zou de gehele fabrieksinventaris voor ƒ 2.000,= moeten worden
overgenomen. Het bedrijf werd vanaf november 1908 voortgezet door de Utrechtse Melkinrichting Zeist. Deze firma bestond uit Wil- lem Maas, Jacob Eliza Weening en D.B. van der Kint. De nieuwe directeur was Reinier Kiljan. Nadat de Utrechtse Melkinrichting 21eist aan de Torenlaan een
nieuwe zuivelfabriek had gebouwd, die op 11 april 1911 werd geopend, kwam een einde aan de zuivelproduktie aan de Koppel- dijk. De V.U.M.I., zoals het bedrijf toen heette, werd in 1965, voor zover uitgeoefend in de gemeente Zeist, overgenomen door de Coöperatieve Vereniging Melkcentrale "Zeist" G.A. Kiljan bewoonde het huis tot 1911, waarna het enkele jaren leeg-
stond. Van 1914 tot 1920 werd het pand bewoond door Derk Jan Bruil, die het in 1920 verkocht aan Evert van Amerongen, die de fabriek verbouwde tot boerderij. Voor de reaUsering van het plan Zeist-West besloot de gemeenteraad in 1969 tot aankoop van de boerderij Koppeldijk 13 (oud 8a; voorheen ook nog genummerd ge- weest Koppeldijk 46 respectievehjk 116) van zijn zoon Willem van Amerongen. In 1976 werd het pand gesloopt. Op de plaats van de vroegere stoomzuivelfabriek Hygieia staat thans de openbare basis- school De Koppel. R.P.M. Rhoen
Geraadpleegde bronnen en literatuur
- J.W. Kraal Wz., Gids van Zeist en de Stichtsche Lustwarande,
Zeist (1933) - Beeld van de Nederlandse zuivel, Rijswijk 1974
- Drs. L. Nagelsmit, De Ned. zuivel. PP-Magazine, nr. 5 (1978)
- De geschiedenis ener melkinrichting. Een eeuw consumptiemelk
1879-1979, Amsterdam 1979 - Archief der gemeente Zeist van 1599-1905, inv.nrs. 276 en 324,
Gemeentearchief Zeist |
|||||
56
|
|||||
- Idem van 1906-1945, inv.nr. 176, Gemeentearchief Zeist i
- B.W.T.-archief, inv.nr. 151, Gemeentearchief Zeist
- Kadaster van de gemeente Zeist, Sector Stadsbeheer gemeente
Zeist - Weekbode voor Zeist, Driebergen en omstreken, jrg. 38 (1901)-
jrg. 48 (1911) Met dank aan ir. H. van den Top van de gemeente Zeist.
DE BETEKENIS VAN DE FAMILIE VAN DE POLL VOOR DE
ZEISTER GEMEENSCHAP TUSSEN 1860 EN 1940 Lezing van drs. B.R. de Melker gehouden op 24 september 1991 ter
gelegenheid van het veertig-jarig bestaan van de Van de PoU-Stich- ting. Inleiding <
Het is bijna twee eeuwen geleden dat de Bataafse Repubüek in
1798 de geüjkheid van alle mensen proclameerde, ongeacht hun ge- boorte. Aan de bevoorrechte status van de adel kwam daarmee de- finitief een einde. Desalniettemin is er tot op de dag van vandaag een bepaalde vorm van ontzag voor leden van adellijke famiües büj- ven bestaan, een gevoel van afstand en onbereikbaarheid. Op deze plaats is de vraag aan de orde in hoeverre hiervan ook sprake was met een van de adellijke families die in de negentiende en twintigste eeuw in Zeist woonden, de ffunihe Van de Poll. In dit artikel zal de vraag gesteld worden welke rol de familie Van de Poll als adellijke famihe speelde binnen de Zeister gemeenschap van 1860 tot 1940, met andere woorden, van het moment van hun komst daar tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Dit dienen wij dan voortdurend te vergelijken met de rol die de Nederlandse adel op nationaal niveau speelde, om de betekenis van de famihe Van de Poll beter op haar waarde te kunnen schatten. Een dergeüjk on- derzoek speelt zich op drie vlakken af: het politieke, het econo- |
|||||
m-
|
|||||
mische en het sociale of maatschappeUjke vlak. De bronnen hiervoor
zijn te vinden in het uiterst rijke archief van de famiüe, dat momen- teel ter inventarisatie op het Gemeentearchief van Amsterdam be- rust. Voordat wij de familie en de adel in het algemeen aan een derge-
lijk onderzoek onderwerpen, is het noodzakehjk ons terdege te reah- seren waar de Nederlandse adel in de negentiende eeuw voor stond. Vooral in Holland en Utrecht waren rond 1800 de middeleeuwse adellijke en riddermatige geslachten vrijwel allemaal uitgestorven. Koning Willem I besloot m 1814 dan ook tot een rigoureuze verjon- ging en vernieuwing van het adelsbestand. Een groot aantal perso- nen van burgerUjke komaf werden met hun nageslacht in de adel- stand verheven, namehjk zij die konden aantonen dat zij in de acht- tiende eeuw continu in de stedelijke regeringen gezeten hadden. Tot deze groep van nouveaux nobles behoorden ook verschillende leden van de Amsterdamse famihe Van de Poll. De famihe was in de zestiende eeuw verhuisd van Montfoort naar Amsterdam en werd daar na korte tijd opgenomen in het regentenpatriciaat. Vooral in de achttiende eeuw wisten verschillende Van de Polls de top van de politieke machtsstructuur van de stad te bereiken. Niet alle takken van de famihe werden in 1814 geadeld en verschillende takken zijn zelfs tot op de dag van vandaag niet in de adelstand verheven. Zo ook Fredrik van de Poll (1780-1853), die nimmer opgenomen werd in de adelstand, ondanks zijn afkomst en zijn imposante be- stuurscarrière. Zijn zoon Fredrik Harmen (1823-1909), die rond 1860 naar Zeist verhuisde, gelukte dit wel. Het pohtieke vlak
Tot 1848, het jaar van de fundamentele grondwetsherziening, heeft
de Nederlandse adel een grote invloed op de nationale politiek uit- geoefend. Het merendeel der ministers was voor 1848 afkomstig uit de adelhjke miüeus. In de Eerste Kamer der Staten-Generaal had de adel een groot overwicht en in de Tweede Kamer was zij even- eens sterk vertegenwoordigd door het toenmaüge kiesstelsel, dat nog |
|||||
58
|
|||||
niet gebaseerd was op het principe van algemeen kiesrecht en even-
redige vertegenwoordiging. Ook in de Provinciale Staten waren zij een factor van belang. Zij vormden daarmee een van de steunpim- ten van de koning, want doorgaans was de adel trouw aan het Orïuijehuis. Op deze wijze vwst met name koning Willem I de bin- nenlandse politiek te controleren. Na 1848 en de daaropvolgende, door Thorbecke gedomineerde jaren verloor de adel veel van haar politieke macht, maar zij bleef desondanks een prominente groep in de Nederlandse politiek. Een uitstekend voorbeeld van een politicus in de eerste helft van de
negentiende eeuw uit een aristocratisch miUeu - hoewel hij para- doxaal genoeg zelf nooit door de Oranjes geadeld is - was Fredrik van de Poll (1780-1853). De man heeft een ongelooflijk aantal ambten en functies bekleed op stedelijk, provinciaal en staatsniveau. Om er enkele te noemen: regent van het Burgerweeshuis, curator van de stadsarmenscholen, üd van de Raad van Amsterdam, direc- teur van de in- en mtgaande rechten en accijnzen van Noord-Hol- land, curator van het Atheneum Illustre, rijksadvocaat in Noord-Hol- land, burgemeester van Amsterdam, üd van de Provinciale Staten van Holland, lid van de Tweede Kamer, staatsraad in buitengewone dienst, gouverneur van de provinicie Utrecht. Daarnaast bekleedde hij vele commissariaten. Hij werd gekenmerkt door een absolute trouw aan koning Willem I, hoewel deze hem waarschijrüijk ver- scheidene malen min of meer heeft laten vallen - onder andere in 1836 als burgemeester van Amsterdam na het soeploodsoproer. De omwenteling van 1848 heeft hij niet begrepen en werd door hem af- gekeurd. Zijn laatste ambt - gouverneur of Commissaris des Konings van Utrecht - eindigde in een reeks aanvaringen met Thorbecke, toen minister van Binnenlandse Zaken. Een en ander resulteerde in 1850 in het ontslag van Van de Poll, wat tevens het einde van zijn politieke loopbaan betekende. Met hem verdween de familie ook uit de landspolitiek. Zijn gelijknamige kleinzoon, Fredrik van de Poll (1860-1937) - Frits
voor zijn vrienden - komen wij tegen op een bescheidener niveau, als regionaal poüticus. Vele decennia was hij lid \an de gemeente- |
||||
raad van Zeist. Verscheiden malen werd hij verzocht zich kandidaat
te stellen voor de Provinciale Staten van Utrecht of de Tweede Ka- mer, maar elke keer weigerde hij een dergeüjke voordracht. Dat hij populair was bij de Zeistenaren mag blijken uit het feit dat hij meermalen met het grootste aantal stemmen gekozen werd tot raadslid. Hoewel zijn poütieke voorkeur de liberale was, profileerde hij zich meestal als iemand die boven de partijen stond en niet het partijbelang, maar zijn principes de doorslag het geven. Dit verleen- de hem uiteraard een grote autoriteit en een uitstraling bij de dorpsbevolking, maar verhinderde dat hij een werkeüjke pohtieke macht binnen het dorp had. Ook dit is een oorzaak geweest, naast zijn bescheiden ambities op politiek gebied, dat hij geen hogere functies bereikt heeft. Het beeld van de famUie Van de Poll als pohtieke factor in de ne-
gentiende eeuw is duideüjk. Geconcludeerd kan worden dat de fa- milie aan politieke betekenis verloor in de negentiende eeuw. Tegen de tijd dat zij in Zeist arriveerde, was haar gewicht in deze ge- reduceerd van nationale tot regionale betekenis. Het economische vlak
In de negentiende eeuw was de adel een in economisch opzicht
passieve factor. De oorspronkeUjke adel was dit al van oudsher en de door koning Willem I geadelden haastten zich om zich aan dit patroon aan te passen. De adel was doorgaans vermogend, maar het famÜiekapitaal werd niet gebruikt om te investeren of bedrijven op te zetten. De meesten beperkten zich ertoe te rentenieren. In Oost- Nederland bestond het adelhjk vermogen voornameüjk uit groot- grondbezit. In Holland moest de nieuwbakken adel het vooral heb- ben van aandelen, naast enig grondbezit. De Industriële Revolutie luidde de opkomst van een nieuwe groep van ondernemers en ban- kiers in en daarmee verdween de adel als collectieve economische factor definitief van het eerste plan. , ,; ^^^ Nu hadden de Van de Polls uit Zeist al een paar generaties eerder
een groot deel van hun rijkdom verloren zien gaan. Nog in de acht- |
|||||
60
|
|||||
tiende eeuw behoorden hun voorvaders tot de rijkste Amsterdam-
mers, maar Harman van de Poll (1751-1807), vader van de bovenge- noemde Fredrik van de Poll (1780-1853), verloor zijn firma en zijn vermogen aan een oom die wat handiger en wat minder scrupuleus was. Misschien wijkt de famiüe Van de Poll in Zeist daarom wel van het
traditionele beeld af. Want, zowel Fredrik Hzirmen van de Poll (1823-1909) als zijn zoon Frits (1860-1937) was een ondernemer. Fredrik Harmen van de Poll zette kort na zijn komst naar Zeist een levensverzekeringsbank op, De Kosmos. Het hoofdkantoor van deze bank liet hij bouwen naast zijn woonhuis Beek en Royen. Het kan nog steeds in zijn voor die tijd karakteristieke bouwstijl bewon- derd worden aan de Driebergseweg. De Kosmos werd al snel een internationale organisatie, die vooral belegde in Duitse effecten. De bank reikte naar grote hoogten, maar de grote economische crisis in Duitsland na het einde van de Eerste Wereldoorlog en de daarmee gepacud gaande hyperinflatie werd De Kosmos fataal. In 1923 ging De Kosmos failliet. Dit was een gevoelige slag voor de famiüe. Niet alleen vanuit overwegüigen van prestige, maar voornamelijk omdat alle familieleden een groot deel van hun kapitaal in of via deze bank belegd hadden. Het familievermogen werd dus in 1923 mia of meer gereduceerd tot het bezit van Beek en Royen. In hoeverre De Kosmos van belang geweest is voor de dorpsecono- mie valt moeilijk na te gaan. Het is zonder meer waarschijnHjk dat verschillende Zeistenaren werk gevonden hebben bij de bank. Na te gaan valt dit helaas niet in het familiearchief. In andere opzichten werkte de aanwezigheid van een familie Van de Poll uiteraard ook stimulerend op de Zeister economie. Er waren verschillende perso- nen in dienst bij de familie zoals dienstmeisjes, schoonmaaksters en tuinpersoneel. Verder vond de plaatselijke mid- denstand baat bij de bestedingen van de familie. Uitzonderüjk hoog zullen die niet geweest zijn. Ten eerste was de famihe niet exorbitant rijk. Boven- dien moest men na het faillissement van De Kosmos in 1923 uiteraard wat voorzichtiger met de uitgaven omspringen. En in de tweede plaats wilden de Van de Polls geenszins een rijke staat van |
|||||
m^
|
|||||
dienst houden. Integendeel, het bestedingspatroon was verre van
uitbundig. De recepten in de kookboeken getuigen daarvan. In oudere kookboeken kunnen wij nog lezen hoe wij een heel kalf moeten bereiden of een groot banket aanrichten, maar in de eigen- handig geschreven kookboeken uit de tweede helft van de negen- tiende eeuw vinden wij voornamelijk recepten voor de gewone bur- germanshap. Al met al een heel verschil met de verschillende fa- milies die in de achttiende en negentiende eeuw gehuisvest waren op het Slot Zeist. De brieven van de freules Van de Poll, waarin zij visites aan het Slot beschrijven, laten duideUjk uitkomen dat het leven daar aaiunerkelijk luxueuzer was dan op Beek en Royen. Wat de betekenis van de familie Van de Poll op het economische vlcik betreft kunnen wij concluderen dat dit afwijkt van het algeme- ne beeld van inertie wat wij bij de Nederlandse adel in de negen- tiende eeuw zien. Wat hun daadwerkelijke invloed op de dorpseco- nomie geweest is, bHjft moeilijk te achterhalen. Hun bedrijf - De Kosmos - en him huishouden zorgden voor enige werkgelegenheid en de middenstand van Zeist voer wel bij hun dagelijkse aankopen. De invloed hiervan moeten wij echter zeker niet overschatten. Het maatschappehjke vlak
Het woord dat in 1814 gebruikt werd voor de vernieuwing van de
Nederlandse adel is veelzeggend: men werd verheven in de adel- stand. Enerzijds werd er een status gecreëerd die er daarvoor nog niet was, anderzijds werd de nieuwe edelman verheven boven het 'gewone' volk. In die zin bleef de adel een aparte stand vormen in de negentiende eeuw. Dit vertaalde zich, behalve in politieke in- vloed, zoals wij hiervoor gezien hebben, vooral in het bekleden van de verschillende hoffuncties die met de oprichting van het Konink- rijk der Nederlanden in 1814 gepaard gingen. Tot ver in de twintig- ste eeuw zouden deze fimcties het exclusieve bezit blijven van leden van adellijke families. Ook twee leden van de hier behchte familie wisten zo ver te geraken. Hemiëtte van de Poll (1853-1946) werd in 1879 benoemd tot hofdame van koningin Emma, dkect nadat deze |
|||||
62
|
|||||
getrouwd was met koning Willem III. Gedurende enige tijd was zij
mede belast met de opvoeding van het jonge prinsesje Wilhelmina. Daarna bleef zij tot aan de dood van Emma in 1934 een van de voornaamste vertrouwelingen van de koningin-moeder. Louise van de Poll (1858-1943) werd na de geboorte van JuHana in 1909 met de opvoeding van de troon- opvolgster belast. Van deze taak werd zij in 1920 ontheven, waarbij meningsverschillen tussen haar en koningin Wilhelmina over de op- voeding van JuUana een rol gespeeld heb- ben. Wel bleef zij als hofdame du palais honoraire verbonden aan het hof. In Zeist speelde de famiüe eigerdijk een dubbelrol. Men verbleef te-
geUjkertijd tussen het volk en boven het volk. Een goed voorbeeld hiervan vormt de plaatseHjke harmonievereniging, opgericht door Fredrik Harmen van de Poll (1823-1909). Hij zou vele jaren voorzit- ter van de Zeister Harmonie blijven, om, toen hij zich te oud voelde worden, de voorzittershamer aan zijn zoon Frits (1860-1937) over te dragen. Beiden stelden zich niet apart op van de leden. Er was continu contact tussen voorzitter en muzikant, tussen jonkheer en dorpeling. Het ontzag van de Zeistenaar voor die man met die bijzondere status bleef. Er bleef een constante afstand, wat goed afgelezen kan worden aan de toon van de verschillende brieven die leden van de harmonie aan hun voorzitter richtten. Op muzikaal gebied was de familie toch al buitengewoon actief. Er werden benefiet-concerten georganiseerd, er werd muziekles gegeven en vooral, er werd thuis of bij anderen, gemusiceerd. Dat gebeurde soms in vrijbhjvende vorm, soms in de vorm van huisconcerten. Vooral Johanna van de Poll (1872-1970) moet hier met name ge- noemd worden. Wel bedacht moet worden dat de betekenis van de familie op muzikaal gebied het regionale plan overstijgt. Verschil- lende leden van de famihe waren betrokken bij muzikale instellingen zoals het Utrechts Stedelijk Orkest, de Nederlandse Bond van Har- monieverenigingen, de Vereniging Toonkunst, de Vereniging Ceciüa enzovoorts. Vooral Johanna van de Poll en haar vader Fredrik Har- men onderhielden nauw contact met vele musici en componisten. Dit resulteerde onder meer in de frequente huisvesting op Beek en |
|||||
63
|
|||||
Royen van buitenlandse musici op tournee in Nederland.
Hier zijn alleen de activiteiten van de familie op het muzikale terrein aangestipt. Ook elders verrichtte de familie maatschappeüjk werk in de ruimste betekenis van het woord. In ieder geval dient de betrokkenheid van de freixles Van de Poll bij de zendingsactiviteiten in Suriname en Nederlands-Indië genoemd te worden - in nauwe sa- menwerking met de Evangelische Broedergemeente - en hun inspan- ningen voor de Belgische vluchtelingen tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. Op maatschappelijk terrein was de familie Van de Poll dus uiterma-
te actief. Uit hun brieven spreekt ook een gevoel van verantwoorde- lijkheid, een gevoel dat zij een positie in de maatschappij bekleden, die met zich meebrengt dat men dergelijke verpüchtingen op zich neemt. Deze activiteiten beperkten zich geenszins tot Zeist en om- geving, maar traden buiten de regionale grenzen. Conclusie
Wzumeer wij nu de balans opmaken voor de familie Van de Poll als
representant van de Nederlandse adel in de negentiende en twintig- ste eeuw, kunnen wij een aantal zaken vaststellen. Ten eerste is gebleken dat de familie in de eerste helft van de negentiende eeuw inderdaad redehjk representatief was voor de Nederlandse adel. De famiUe was toen van nationale betekenis, zoals dat voor zoveel andere adellijke geslachten gold vóór 1848. Ook hebben wij kunnen vaststellen dat dit in de hier onderzochte Zeister periode is veran- derd. In de tijd tussen 1860 en 1940 waren de Van de Polls voor- nameUjk van belang voor de Zeister gemeenschap, in veel grotere mate dan voor de Nederlandse maatschappij als geheel. In politieke zin waren zij niet als de De Geers, in economisch-financiële zin waren zij niet als de Ludens of de Van Loons. Alleen op bepaalde aspecten van het maatschappelijk leven - de muziek, de zending - overstijgt hun betekenis het strikt regionale niveau. Wat zij echter gemeen hadden met de De Geers en de Van Loons was het ontzag van en de afstand tot de plaatselijke bevolking, zoals die op sommi- |
|||||
64
|
|||||
ge plaatsen in Nederland tot op heden is büjven bestaan.
drs. B.R. de Melker
AUSTERLITZ: ZO'N VAART LIEP HET NIET ....
Eerst denken, dan doen! Ook als je koning met vorsteüjk gebaeir 'in
the middle of nowhere' een dorp of stad wilt stichten. Maar Louis Napoleon, 'door de gratie Gods en de constitutie des Koningsrijks Koning van Holland', gebaarde al zonder gedacht te hebben. Eerst doen, dan denken, vond hij. En met een paar pennestreken veror- donneerde hij bij decreet van 17 augustus 1806 de stichting van het dorp/de stad Austerütz. Zijn beweegreden? De creatie van een eeuwige hommage aan zijn broer en keizer Napoleon Bonaparte, keizer der Fransen. En natuurüjk ook wel een beetje aan zichzelf. In 1804 onder de aanduiding 'Camp d'Utrecht' als legerplaats ont- staan, gedurende ongeveer een jaar door een dikke 20.000 man als zodanig gebruikt, en anno 1806 al weer nagenoeg verlaten, lag deze buurtschap 'in het midden van nergens'. En daar moest dan een stad komen? Het koninklijk decreet werd in 1806 ongetwijfeld met veel scepsis ontvangen. Ook in Utrecht, Zeist en Driebergen werden de schouders in een gebaar van tvwjfel opgehaald .... Eerst zien, dan geloven! Edoch, 's Konings wil was wet, de zaak werd onverwijld 'in trein'
gebracht. De minister van binnenlandse zaken, samen met z'n colle- ga's van financiën en oorlog met de executie van het decreet belast, verzocht op 21 augustus (vier dagen na de uitvaardiging van het de- creet) aan het Departementaal Bestuxu^ van Utrecht 'alle die midde- len te kennen voordragen, weUce ter bereiking van dat oogmerk zou- den gevordert worden'. In Utrecht werd terstond een commissie 'ge- decerneerd' die kennelijk zonder uitstel aan het werk toog. Na de situatie ook nog eens ter plekke te hebben beoordeeld werd het verlangde advies al na veertien dagen (!) schriftelijk aan de heer minister uitgebracht. |
|||||
)65
|
|||||
Austerützsevaart
De 'aanwijzing' van de koning dat het militaire kamp in tact moest
blijven om, zij het met enige aanpassing, te allen tijde weer 20.000 militairen te kunnen bevatten, werd voor kennisgeving aangenomen. En ook over de precieze hgging van het dorp/de stad üet de com- missie zich slechts in meer algemene termen uit. Die toch zou immers moeten voortvloeien uit de lay-out van het miütaire kampe- ment, ter beoordeling van de minister van oorlog. Maar over zaken ter bevordering van welvaart en bloei van het nieuwe Austerhtz, daar had de commissie wel een oordeel over: 'dat een der eerste en meest aangelegene middelen daartoe zijn zoude dat een kanaal gegraven wierd, hetwelk uit het locaal van het te- genwoordige kamp zijn aanvang zoude nemen, en zich uitstorten in eene loopende rivier of stroom binnen het Departement'. Het voor- stel was illustratief voor de 'infrastructuur' rond 1806: de beste weg was nog steeds over het water, zeker waar het goederenvervoer be- trof. De ligging van Austerlitz-in-wording, meer dan een uur gaans van enig 'vaarbaar water', zou het al te zeer afhankeUjk maken van vervoer per as, zowel wat betreft de benodigde bouwmaterialen als ook de 'noodigen handel'. Tussen de regels doorlezend zegt zo'n zinsnede voorlopig genoeg over de primitieve toestand van het we- gennet op het Utrechtse platteland begin 19e eeuw. De commissie had het idee meteen maar nader uitgewerkt. Het ka-
naal zou vanuit het hart van Austerlitz richting Odijkerweg moeten lopen, 'om langs dezelven weg, even ter linkerzijde van de Odijker- brug, te storten in het riviertje den Krommen Rhijn, hetgeen zich in de gracht rondom de stad Utrecht ontlast'. Dat zou de kortste weg zijn. Alternatieven waren: aansluiting op de Driebergervaart, maar dan moest 'Sparrendaal' worden doorsneden, of op de Zeistervaart, maar zou ten koste gaan van 'Beek en Roijen'. Bij de voorgestelde rechtstreekse loop naar de Kromme Rijn zou eigenüjk alleen maar de 'lïuidman' Reijer Woudenberg aan de Odijkersteeg grond hoeven te missen. Altijd beter dan boze gezichten van heren van het kahber |
|||||
66
|
|||||
van Van Oosthuyse op 'Sparrendaeil'!.
Gezien het verval zouden er in het kanaal vijf sluizen moeten ko-
men om het water op bevaarbaar peil te krijgen en te houden, twee tussen de Kromme Rijn en de grote weg naar Arnhem (Driebergse- weg S.) en drie tussen laatstgenoemd punt en Austerütz. Drie brug- gen waren er nodig: één in de grote weg, één in de Arnhemse Bo- venweg en de laatste in of bij 'het kamp'. Breedte van de vaart: 20 tot 25 voet (= 7 a 8 meter), diepte 5 voet (= plm. 1,5 meter). Eenig vast etablissement
Ook stelde de commissie de noodzaak van werkgelegenheid ter
plaatse aan de orde, 'naamlijk (dat) aldaar eenig vast etablissement, hetzij militair of wel ander zoude worden gevestigd'. Want ligging aan bevaeu'baar water was op zich nog geen garantie voor economi- sche welvaart en bestendige voorspoed, daartoe waren bovendien duurzame bronnen van bestaan noodzakeüjk. Dat werd door de rap- porteurs geïllustreerd met een verwijzing naar de 'depressieve situatie' van Wijk bij Duurstede en Rhenen, 'terwijl de IJssel ook Montfoort voor kwijning niet bewaren kon'. De conmiissie hamerde flink op dat aambeeld voort. Vermoedehjk
zagen de heren de bui al hangen en voorvoelden ze het non-succes van Austerütz. Dat er geen overheidsgeld beschikbaar was om Axis- terhtz redeHjk op poten te zetten, dat wisten ze maar al te goed. En van mogeüjke particuüere investeerders als bijvoorbeeld P.J. van Oosthuyse (Rijsenbiu-g) of eventueel de gebroeders Wouter en Wil- lem van Dam (Zeist) zullen ze ten aanzien van 'stad Austerlitz' ook niet veel hebben verwacht. Die waren wel wijzer .... Zeker in een departement cils het onze, zo werd de minister nog onder ogen gebracht, 'waar geUjk in het geheele land naar de even- redigheid der bevolking, het getjd der steden te groot, of Hever de hulp der bestaanmiddelen te klein is om haar de noodige mate van bloei te kuimen mededelen' mag de onderhavige kwestie niet wor- den onderschat. Voor het geval de gegeven voorbeelden (Wijk, Rhenen en Mont- |
|||||
67
|
|||||
foort) mogeüjk niet voldoende indruk zouden maken, kwam er nog
een flinke schep bovenop: 'Een magtige wil kan Petersburg schep- pen of Washington uit de bosschen doen oprijzen, maar de handel, zoo wel als de aldaar gevestigde zetels van het gouvernement moe- ten haar alleen staande houden en haren aanwasch doen toenemen'. Mooi gezegd, maar in de uitwerking van de werkgelegenheidspara- graaf kwam de commissie zelf niet verder dan wat onduideUjk ge- mompel over een soort militciir complex. Om de aantrekkelijkheid van vestiging in Austerütz voor burgers en
buitenlui te vergroten, werden belastingvoordelen voorgesteld. Bijvoorbeeld: vrijstelling van te betalen grondbelasting voor ten minste 25 jaar. En als dat nog niet aantrekkeUjk genoeg zou zijn (waarschijnHjk niet), dan kon ook worden gedacht aan een dergelij- ke vrijstelling van de te betalen 'personneel en mobilaire', een belasting naar welstand. Tenslotte worden nog wat wijze woorden gewijd aan de 'stadsrang' van Austerhtz, politie en justitie (een baljuw of hoofdschout en een schepenbank). De commissie besloot 'met den eerbiedigen wensch dat het Gode behage Zijne Regeering zoo voorspoedig als luisterrijk te maken en bijzondere aanbeveeling van dit Departement in Hoogst Deszelfs vaderlijke zorge'. En dacht er verder het hare van ....... Uiterste gebrek hjdende
Dat het met Austerlitz niet best wilde vlotten, bleek al spoedig. Het
plan voor een Austerlitzsevaart geraakte niet tot uitvoering. Geen wonder, de staatskas was bijkans leeg, de regering had nog onlangs een soort van 'investeringsstop' cifgekondigd. Werkgelegenheid was er evenmin gecreëerd, en belastingvoordelen ..? Van kale kikkers viel eenmaal niets te plukken! Op 11 december 1806 deed Lodewijk Napoleon opnieuw een 'Aus-
terhtz-decreet' verschijnen. Hij reageerde daarmee op een missive van de gouverneur van Austerlitz, De Pineda, waaruit de koning was gebleken dat 't met Austerlitz nog niet erg wilde lukken. Koning Lodewijk decreteerde onder meer: |
|||||
68
|
|||||
- iedere ingezetene kan een stuk grond in eigendom krijgen voor 't
bouwen van een huis (met tuin); - ingezetenen zullen het vrije en onbelemmerde genot van gods-
dienstoefening hebben en mogen op eigen kosten een kerk bouwen; - tot 'conservatie van het kamp', dat door het leger immers al weer
verlaten was, en om de (weinige) ingezetenen alsnog enig uitzicht op negotie of arbeid te bieden, zal er enig garnizoen in Auster- ütz worden gelegerd; - 'dat voor rekening van Zijne Majesteit door den Gouverneur bij
provisie eene ration brood en vleesch voor twee personen zal worden gedistribueerd aan ieder der elf huisgezinnen welke door hem als ten uiterste gebrek üjdende zijn opgegeven'; - 'dat de Gouverneur geautoriseerd wordt om een gepensioneerd
chirurgijn-majoor te benoemen tot doctor en chirurgijn van Austerlitz'. Het sukkelde nog wat aan met AusterUtz. Maar ook de in het voor-
uitzicht gestelde jarenlange vrijdom van grondlasten (25 jaar!) bracht geen bevoUdngstoeloop teweeg. En evenmin de vrijdom van belasting op 'personeel, runderbeesten en paarden', noch de vrijdom van im- post op 'gemaal, bestiaal, zout, zeep etc'. Daarbij was overigens de impost op wijn en sterke drank buiten beschouwing gelaten: wijn behoorde tot de 'poincten van luxe' (en daar was in Austerlitz toch nog geen sprake van). De consumptie van sterke drank behoefde geen aanmoediging door vrijstelling van impost ... Geen gegronde hoop ...
De landdrost van Utrecht, J.H. van Lynden, wond er al geen
doekjes meer om in zijn brief van 23 november 1807 aan de minis- ter van biimenlandse zaken: "... moet ik erkennen dat de uitvoering van 's konings decreet, niettegenstaande de goede gevolgen die men zich daarvan kan beloven, in de gegeven omstandigheden aem vele zwarigheden onderworpen zijn". Van Lynden wees nog weer eens op |
|||||
69
|
|||||
de ongunstige, geïsoleerde ligging van het geprojecteerde Austerlitz,
waardoor '... inzonderheid alle gegronde hoop tot bloei van deze stad weggenomen (wordt)'. Zeker, een kanaal zou ongetwijfeld waardevol zijn, zoals een net van waterwegen steeds een krachtig hulpmiddel was gebleken in de bevordering van de nationale wel- vaart. Maar hier, waar nog geen stad, geen bestaansbron was? En zo meende Van Lynden, het departement Utrecht had al steden genoeg. Daar stond het er overal belabberd voor, praktisch alle voorspoed en welvaart was er verloren gegaan. En dan nog een stad er bij? . Kort en goed, het kon met Austerütz niets worden, vond Van Lyn-
den. En dat vonden de ministers van binnenlandse zaken en finan- ciën ook. Op oudejaarsdag 1807 zetten ze zich aan een brief die het einde
van het Austerütz van Lodewijk Napoleon min of meer inluidde. De koning van Holland kreeg de zaken bondig op een rijtje gezet. Wil- de Austerlitz ooit een kans van slagen hebben, dan diende er een aansluiting op het regionale (water)wegennet te komen. Dat zou echter handen vol geld kosten, geld dat 'op dit tijdstip met meer biUijkheid elders en ten behoeve van reeds existeerende steden en plaatse zoude kunnen worden besteed, dan te voordeden van eene plaafs welke nog niet aanwezig is en aan welker bloeij of welvaart het lot van niemant Uwer Majesteits onderdaanen nog is verbon- den'. Tijdelijke voorrechten en vrijdommen zetten geen zoden aan de dijk,
duurzame middelen van bestaan, daarop kon een bevolking bouwen, '... doch hoedanige zal men die in het midden eener dorre en on- vruchtbare heide en bij de tegenswoordige omstandigheden kuimen toezeggen?' Mensen met enig vermogen hadden zich tot dusver nog niet laten 'uitlokken' om zich in Austerlitz te vestigen, het grootste deel der ingezetenen bestond uit 'schamele en armoedige menschen', vooral afgekomen op de gratis uitdeling van brood en vlees. En, zo voegden de heren ministers er somber aan toe, 'het zoude mogehjk voor het vervolg te vreezen zijn dat deze plaats meer een toevlugt en wijkplaats cdieen voor zoodanige behoeftige menschen en zelfs |
|||||
70
|
|||||
voor lediggangers en vagebonden zoude worden ...'
Als een nachtkaars
Ergo, aan de geachte Sire werd voorgesteld om het schone plan
maar eens en voor altijd op te geven. In ambtelijke termen: '... Uwe Majesteit in consideratie te geven om tot de daarsteUing v£ui de stad Austerütz geen verdere maatregelen te nemen, nog daaraan eenige verdere executie te geven'. Daarvoor was het niet nodig om het befaamde decreet van 17 augustus 1806, waar 't allemaal mee was begonnen, weer in te trekken, vonden de heren ministers. Dat gezichtsverlies mocht de koning bespaard bhjven. Het zou voldoende zijn om bij voorkomende gelegenheid de reeds tn Austerütz ge- plaatste ambtenaren naar elders te verplaatsen. En de bevolking? Voor de weinige ingezetenen die zich reeds in Austerlitz hadden 'nedergezet' en er wensten te blijven wonen 'tot het voortzetten van den landbouw', konden dan altijd nog wel wat gepaste 'aanmoedi- gingen of ondersteuning' worden gegeven. Waarbij dem Austerütz, na de afbouw van het eigen bestuursapparaat, onder het burgerhjk bestuur van één der nabij gelegen plaatsen gebracht zou kunnen worden. Koning Lodewijk wilde daar niet meteen aan, hij kon het kennelijk
niet over zijn hart verkrijgen 'zijn' Austerlitz op te geven. Zijn broer, de Keizer aUer Fransen, en van 1810 tot 1813 ook tijdelijk aller Nederlanders, ter wiens ere de 'stad' werd gesticht, had er minder moeite mee. Bij keizerlijk decreet van 21 oktober 1811 werd Austerlitz bij Zeist ingelijfd. Het ambitieuze plem voor de stichting van een stad Austerlitz was
aldus een kalme dood gestorven. Geen Washington, geen St. Peters- burg op de Heuvelrug. Maar aimo 1992 wél een mooi dorp Auster- ütz dat als 'de Oude Kamp' de heriimeriug aan de Franse jaren levend houdt. Misschien maar goed ook dat er indertijd geen geld was om de Austerützsevaart te graven. Stel je voor ... D.L. Steenwijk .
|
|||||
71
|
|||||
Bij dit artikel kan met één bronvermelding worden volstaan: Archief
van de familie De Beaufort, 1556-1976, inventarisnummer 1802, Rijksarchief Utrecht. DE PRENTBRIEFKAART EN ZEIST
Honderd jaar geleden, op 1 april 1892, werd de nieuwe Postwet van
kracht, waarbij de posterijen haar monopolie op geïllustreerde brief- kaarten verloor. Al in het volgende jaar verscheen een advertentie in de Weekbode voor Zeist, Driebergen en Omstreken (17 juni 1893) voor "Briefkaju-ten met gezichten van Zeist". Deze waren ver- krijgbaar bij C. Avis Jzn., eigenaïir van de Algemeen Boek- en Kimsthandel in Zeist en uitgever/redacteur van de Weekbode. Of hij ook de uitgever van deze kaarten was, is onduidelijk, maar in ieder geval is dit een heel vroeg voorbeeld van topografische prentbrief- kaarten in ons land. Al snel werd het kopen, versturen en verzamelen van prentbriefkaar-
ten een echte rage. Deze kaarten werden bewaard in speciaal daar- voor ontworpen albums of in zogenaamde briefkaartendozen met ge- numanerde vakken en register. Rond de eeuwwisseling werden kaar- ten met afbeeldingen van Zeist uitgegeven door onder meer De Heus & Co., Boek- en Kunsthandel in Zeist, door de fotograaf T.T. Hoekstra (1869-1943) en de drukker W. Kraal, beiden uit Drieber- gen en door de uitgever L.E. Bosch & Zoon uit Utrecht. Uitgevers van buiten de regio hebben Zeist ook niet vergeten. De grote uit- gevers N.J. Boon, "Vivat" en Kunstanstalt Herz uit Amsterdam en "Nauta" uit Velsen hebben allemaal kaarten met afbeeldingen van Zeist opgenomen in hun omvangrijke coUecties. Ook heel populair waren afbeeldingen van historische personages zoals de kaarten die J.M. Meulenhoff in 1898 van Dreyfus uitgaf. Deze kon men zich iaten toesturen vanuit Frans-Guyana op de dag dat hij Duivelseiland verUet om naar Frankrijk terug te keren. Prentbriefkaarten van zowel koningin Wilhelmina en de hertog (later prins) Hendrik van Mecklenburg-Schwerin als van president Paul Kruger, voor en tijdens zijn bezoek aan Nederland in 1900, waren |
|||||
72
|
|||||
heel gewild. De prijzen voor deze kaarten varieerden van 3 tot 12y2
cent per exemplaar. Het was ook mogelijk een eigen portret, huis of villa op een kaart te laten afbeelden. In 1900 bood de bekende Zeisterse fotograaf B. Balhuizen (1866-1944), later ook lid van de gemeenteraad, zelfs fotogrjifische briefkaarten aan. Deze kaarten kostten 10 cent per stuk. Voor het maken van een nieuw cliché werd 35 cent gerekend. Deze vroege prentbriefkaarten waren iets kleiner dan de kaarten van
vandaag. Het was bovendien verboden om op de adreskant van een kaart een boodschap te schrijven, maar dat kon wel op de voorkant. Meestal bestond deze uit een paar kleine plaatjes met de tekst "Groeten uit ...", of er stond een grote afbeelding op met genoeg witruimte voor een bericht of handtekening. Peis omstreeks 1905 was het toegestaan op de adreskant iets te schrijven toen deze door een hjn in het midden werd verdeeld, met links ruimte voor een bood- schap en rechts voor de adressering. drs. Steven Wachlin
Bronnen/zie verder
- H. Emmer, Het "lezen" van oude prentbriefkaarten. Seijst. Nr. 3
(1971) p. 36-40 - H. Emmer, De prentbriefkaart. Seijst. Nr, 3 (1978) p. 61-70
- H.J. Haverkate, De geschiedenis van de Nederlandse prentbriefkaart
(deel 1: periode 1871-1900), 1987, Oud-Zuilen: uitgave Vereniging Documentatie Prentbriefkaarten - H.L.L. van Hoogenhuyzen en W. Grapendaal, Zeist in oude
ansichtkaarten, Zaltbonmiel 1968 - Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad: algemeen advertentie-
blad - L. Visser, Zeist in oude ansichten deel 2. Zaltbommel 1982
- Weekbode voor Zeist, Driebergen en omstreken
|
|||||
73
|
|||||
MERKWAARDIGE ZAKEN, MIJ BEKEND
Tot de opheffing van het meisjesinternaat der Broedergemeente op
het Zusterplein (1973), was het gebruikelijk dat de kersverse eerste- jaars-studenten van het Utrechtse Studenten Corps na de ontgroe- ningsperiode een zogenaamde "rij-jool" door Utrecht (waarbij onder andere de bevolking van de stad op 1 cents-sigaren werd getrac- teerd, dit dan nog in 1929) begeleid door de "Senatus Veteranorum" en leden van de Rijvereniging, in rijtuigen naar Zeist kwamen en een bezoek aan dat meisjesinternaat brachten. De Senaat werd in het internaat ontvangen en bood een taart aan. De meisjes hingen uit de ramen en de eerste-jaars joelden voor het Zusterhuis, deden pogingen om, vaak met enige geweldpleging, binnen te komen. De studenten wierpen de meisjes hun baretten toe, die de "kostkippen" teruggooiden na de sterren er af te hebben gehaald. PoUtie zorgde dat een en ander niet uit de hand Uep. De internisten waren meest afkomstig wat tegenwoordig de "hogere middenklasse" wordt ge- noemd. Uit hetzelfde milieu derhalve als de studenten. In dit verband is het volgende voorval typerend: Zeist had in de twintiger jaren een politie-inspecteur, die van adel was. De ongelukkige man overkwam het bij zo'n gelegenheid, dat hij door een aangeschoten oudere-j aars-student voor het toppunt van degeneratie werd uitge- kreten. Zo was dat in die dagen. Dat meisjesinternaat had in de 19e eeuw, het was in 1818 opgericht, al een zekere faam verworven. Het instituut had in die dagen ook nog al wat Engelse leerlingen. In 1831 borduurden de pupillen, het is in de tijd van de 10-daagse veldtocht tegen België, een vaandel voor de naar het krijgstoneel vertrekkende provinciale schutterij, dat door burgemeester Van Bern te Bergen op Zoom werd overhandigd. Laten wij het hierbij hou- den, het gaat nu om rumoer op het Zusterplein en dat was in het midden der 19e eeuw heel wat ernstiger dan 100 jaar later. Ten bewijze dient de volgende brief, die het bestuur der Broederge- meente op 24 mei 1860 aan de burgemeester richtte. Een soort noodkreet om hulp. De brief bevindt zich in het Prediger-Archiv (P.A.II R.17.9.) op het Rijksarchief te Utrecht, waar de Broederge- |
|||||
74
|
|||||
meentearchieven in depot zijn. Hij werd om tactische redenen
waarschijnlijk, nooit verzonden. De inhoud spreekt voor zichzelf. J. Meerdink
Aan de WelEdelAchtbaren Heer Burgemeester der gemeente Zeyst
WelEdel Achtbare Heer!
Het zal UEdA^chtb. niet onbekend zijn, dat de rust in onze Broederge-
meente in den laatst verlopen tijd meer dan vroeger verstoord is gewor- den door heeren studenten van Utrecht. De jongelieden vermaken zich door in groter of geringer getal op onze pleinen, in het bijzonder op het Zusterplein rond te rijden en daarbij op ruive manier te schreeu- wen en te tieren; voornamelijk voor het Jonge Jufvrouwen Instituut. De huizen der Broedergemeente zijn met voorbedacht eenigszins verwijderd van den openbaren straatweg gebouwd geworden teneinde de bewoners derzelve zoveel mogelijk in rust en stilte zouden kunnen leven en in vroegeren tijd werd zelfs des nachts de Communicatie tussen het dorp en onze pleinen door een poort afgesloten. Wij houden het er daarom voor, dat de wegen op onze pleinen niet aan de openbare straatwegen gelijk staan, maar alleen bestemd zijn om de bewoners onzer pleinen te gerieven. Wij wenschen daarom onder verschuldigde Eerbied aan UEDAchtbare de vraag voor te stellen, of niet de landswetten het aan een EdeLAchtbaar Gemeentebestuur toestaan, om ons in die stille rust, welke ons zo wenschlijk is, te beschermen, te meer omdat daardoor niemands regten verkort worden?- De tijd, in welke genoemde jonge Heeren ons hun bezoek brengen is
mede dikwijls zoo ongelukkig gekozen. Zoo onder anderen verschenen zij op "Palmzondag kort voor het uur, hetwelk voor de inzegening onzer jonge ledematen bepaald was, en stoorden de stille rust des zondags door hun geschreeuw en geraas. Onlangs op 22 dezer kwamen zij 's avonds na 7 uur gedurende onze Godsdienstige tezamenkomst in groot getal en zeer luidruchtig met een muziekkorps en stoorden daardoor onze Godsdienstoefening. Behalve dit gingen zij zoover, van door leven |
|||||
75
|
|||||
maken en klappen tegen de ramen van het Zusterhuis, den bewoners
schrik in te jagen. Mogen dit den anderen misschien jeugdige vrolijk- heid en geestigheid noemen, wij moeten ons veroorloven om met allen Eerbied te vragen, of de vrijheid van Godsdienst, welke ons ook in dit land toegestaan is geworden, zich niet zoover uitstrekt, dat wij ook met betrekking tot onze bijzondere godsdienstige tesamenkomsten op be- scherming tegen luidruchtige en baldadige verstoringen mogen rekenen? In dit vertrouwen nemen wij de vrijheid UEDJlchtbaren vriendelijk te verzoeken, om ons voor het vervolg zulke bescherming te willen verlenen en zoo mogelijk daartoe te willen medewerken, dat wij van deze luidruchtige optogten der genoemde heeren geheel verschoond mogen worden. Hierdoor zoude UEDAchtbare ten hoogste verplichten hen die zich
met verschuldigde Eerbied en hoogachting de Eer hebben te noemen [...] . NIEUWE CONTRIBUANTEN
Deze keer begroeten wij als nieuwe contribuanten:
816 de heer dr.ir. I. Rousseau, Laan van Henegouwen 13
817 de heer P. van Nimwegen, Brugakker 5601
818 de heer L. van 't Hoenderdal jr., Corn. Schellingerlaan 55bis
819 de heer MJ. Tenpierik, Pr. Irenelaan 19
820 de heer mr. N. van 't Grunewol, Couwenhoven 6535
821 mevrouw dr. H.M. Dresen-Coenders, Prins Hendriklaan 19a
822 mevrouw G.H. Visser-van der Geest, Wijk bij Duurstede
823 de heer P.J.F.M. van Etten, Couwenhoven 8121
824 mevrouw L. van Keeken, Couwenhoven 5608
825 mevrouw da. L.C.J. Reedijk-Boersma, Fröbellaan 8
826 de heer H.J. Becker, 2e Hogeweg 119
827 mevrouw J. van SHjpe-Hovius, Nooitgedacht 76
828 de heer E. Zorgman, Blikkenburgerlaan 25
829 de heer H.J. Rauwerdink, Brugakker 1514
830 mevrouw H.E. de Haas, Ch. de Bourbonlaan 9
831 de heer mr. L.V.M. Vermeulen, Acacialaan 18
832 de heer H.J. Bokkinga, Ernst Casimirlaan 15
76
|
||||
-fS oct UIG^
|
||||||
DE NIEUWE HAVEN Bü KERSBERGEN
Schipperssloot en Haventerrein zijn toponiemen in onze gemeente.
Namen die de meeste Zeistenaren echter niet in verband zullen brengen met scheepvaart in hun woonplaats. Toch heeft Zeist deze vorm van vervoer gekend. Eens bezat de gemeente Zeist een heuse haven. Daar deze haven gelegen was op de vroegere buitenplaats Kersbergen, eerst iets over de geschiedenis van deze buitenplaats. De buitenplaats Kersbergen
Over de oudste geschiedenis van de kastelen in het Kromme Rijnge-
bied is over het algemeen weinig bekend. Omstreeks 1400 stonden er vermoedelijk een veertigtal. In vele gevallen betrof het woonto- rens, die op een omgracht erf stonden, vaak met in de directe na- bijheid een boerenwoning. Waarschijnlijk dateerden ze uit de tweede helft van de 13e eeuw. In Zeist stonden drie kastelen: Blikkenburg, Kersbergen en Zeist. Door Stoetwegen en langs Zeist stroomde vroeger de Zeister Rijn.
Deze rivier was een loop van de Kromme Rijn en lag tussen Odijk en het fort Rijnauwen. Op het einde van de Romeinse tijd of het begin van de vroege middeleeuwen begon de Zeister Rijn te verlan- den. Nog eeuwenlang bleef hij voortbestaan in een gedeeltelijk ver- lande en moerassige staat. In dit gebied lag, waarschijnlijk op een motte - een kunstmatige heuvel - het huis Kersbergen. Kersbergen werd ook Carsbergen en Keersberch genoemd. Het goed Kersbergen lag in het gerecht Zeisterstraat. In 1459 werd
het gerecht Zeisterstraat ingeHjfd bij het gerecht van Zeist.
In 1538 erkenden de Staten van Utrecht het goed als ridderhofstad.
Dat hield in dat de eigenaar zitting had in de ridderschap van
Utrecht, dat het versterkt huis voorzien was van een gracht en een
ophaalbrug en dat tot de hofstad een boerderij behoorde.
Bij de verkoop van de vrije hoge heerlijkheid 2^ist aan Willem
Adriaan van Nassau-Odijk in 1677 door de Staten van Utrecht,
|
||||||
Wl
|
||||||
werd de ridderhofstad Kersbergen hiervan uitgezonderd.
Volgens de overlevering zou Kersbergen vanouds een jachthuis van
de Utrechtse bisschoppen zijn geweest. De eerste vermelding komt men tegen in een akte van 11 april 1370 als 'ver Ysegaerts berghe'. Het goed wordt pas Kersbergen genoemd in 1418 wanneer Bartout Loef van den Gheyne het goed in eigendom overdraagt aan Johan van Renesse van Rijnauwen. Door huwelijk van Meiria van Renesse met Dirk van Zuylen van Harmeien kwam het in 1498 aan de Van Zuylens. Vanaf 1592 waren achtereenvolgens eigenaar de famihes Van Baexen, Borre van Amerongen, Sloet tot Warmelo, J. van Kreel, B. van Lockhorst, jonkheer J.E. Huydecoper, J. baron Taets van Amerongen van Woudenberg, A.E. van Hengst, J. van Eik, na zijn dood in 1878 zijn weduwe C.LF. Alewijn, in 1885 mevrouw S.C.A.W. van Dielen, gehuwd met M. Crommelin, en na haar dood in 1919 haar kinderen. Op 18 november 1927 verkochten Henrietta Willemina Crommelin en Claude Crommelin, ook wel genaamd Crommelin van de Lathmer, de buitenplaats Kersbergen, waartoe ook het Koeland gelegen aan de Waterigeweg en de BUtse en 2!^is- ter Grift behoorde, voor 340.000 gulden aan de N.V. Park Kersber- gen. Het goed had toen een oppervlakte van bijna 22 hectaren. J. van
Eik had tussen 1854 en 1871 de omvang van Kersbergen door aan- koop van gronden, die bij een vorige verkoop afgescheiden waren, vergroot van ruim 6 ha tot meer dan 21 ha. Circa 1850 kan men Kersbergen zelfs een landgoed noemen. Het
goed werd begrensd door de Waterigeweg, de Utrechtseweg, de Kroostweg (tot aan wasserij Van Melsen, nummer 35), vanaf dat punt een scheidingssloot die op de Biltse en Zeister Grift uitmond- de, en de laatstgenoemde watergang. De buitenplaats Nijenheim vormde in 1850 de eerste afscheiding. Na de dood van haar moeder kreeg Henrietta Willemina Crommelin
het levenslange vruchtgebruik van Kersbergen. Zij bleef er echter niet wonen. Van 1924 tot 1926 was het huis verhuurd aan M. On- |
|||||
78
|
|||||
nes van Nijenrode en van 1928 tot 1934 aan A.J. Harbrink Numan.
In de 18e eeuw vfeid het kasteel ook al verhuurd. F.W. Sloet tot Warmelo, heer van Kersbergen, die zelf op het kasteel Warmelo in Diepenheim woonde, merkte in 1776/1777 op: 't Is daarom ook, dat wij Kersbergen maar liever verhuren. Wij komen er toch niet. De streek is er anders weinig in trek, want meer dan f 300,~ huur per jaar kan ik voor Kersbergen niet krijgen, en dan heeft de huurder nog het voor- deel om het tuinmanshuis te kunnen verhuren, zodat hij feitelijk niet meer verwoont dan ƒ 196,—, maar Zeist is een echt boerendorp. Als Kersbergen nu nog aan de Vecht lag bij Breukelen of Loenen, dan zou het wel meer gewild zijn.' Op 12 juni 1672 stak het Franse leger bij Nijmegen de Rijn over.
De stad Utrecht gaf zich op 23 juni zonder strijd over aan Lode- wijk XrV. Aan de Franse bezetting van Utrecht kwam op 23 no- vember 1673 een eind. Lodewijk XIV verbleef gedurende de veldtocht tegen de RepubUek
van 1 tot 10 juli 1672 in Zeist. De koning had zijn intrek genomen in Bogaerdslust, het huis van Claesje la Haye, de weduwe van de schout. Zij woonde op de plaats waar in 1940 het politiebureau werd gebouwd. Dat de Franse koning in Bogaerdslust verblijf hield, zou een gevolg zijn van het feit dat het kasteel van Zeist totaal verpauperd was. Dat laatste blijkt onder andere uit het besluit van de Staten van Utrecht van 28 februari 1677: '[...] den vervallen ende geruïneerde huis van Zeyst [...].' Het kasteel van Zeist staat ook niet op de kaart uit circa 1675 van R. de Hooghe en N. Visscher. Op die kaart staat wel het kasteel V£m Kersbergen. De importantie van Kersbergen was in die tijd dus beduidend groter dan het kasteel van Zeist. De reden waarom Lodewijk XTV zijn hoofdkwartier in het tegenover
Kersbergen gelegen Bogaerdslust vestigde, moet van andere aard ge- weest zijn. 'Het Huis, schoon niet van den nieuwsten zwier, vertoont zig deftig en
aanzienlyk; is een regelmatig vierkant gebouw; en heeft een ronden |
||||
Kersbergen. L.P. Semirier, 1734 (Rijksarchief in Utrecht)
|
|||||
Kersbergen. J.A. Knip, circa 1825 (Gemeentearchief Zeist)
|
|||||
80
|
|||||
toren neven zig. Men komt op het voorplein door een sierfyk yzeren
Hek, over eene steenen Brugge.', ïddus een beschrijving uit 1772. Op een afbeelding van kasteel Kersbergen uit 1700 van Casper Specht, ziet men dat het uit twee verdiepingen bestaande hoofdgebouw aan- gebouwd was aan de oorspronkelijke ronde torenvesting. De hoofd- ingang werd gevormd door een renaissancepoortje met daarin ver- meld het jaartal 1633. Aan de rechterkant had het kasteel twee tuit- gevels. L.P. Serrurier tekende het kasteel in 1734. Bij vergelijking met de prent van Specht valt op dat de twee tuitgevels verdwenen zijn en dat de daar achterliggende zadeldaken vervangen zijn door een schilddak. Door deze wijziging heeft het gebouw het vierkantige karakter gekregen, waarvan sprake is in de beschrijving uit 1772. Op een tekening van JA. Knip circa 1825 ziet men dat het hoofdge- bouw aan de linkerkant is uitgebreid. Het renaissancepoortje is nog steeds de hoofdingang. De middeleeuwse toren en het tussenliggend gebouw zijn echter verdwenen. In de veilingcatalogus uit 1854 wordt een beschrijving gegeven van de indeüng van het huis. J. van Eik Het in de jaren 1854-1856 het oude kasteel verbouwen door de Amsterdamse architect J.H. Leliman. Het weis een ingrij- pende en kostbare verbouwing. Het pand onderging een ware meta- morfose. De voorgevel kreeg een symmetrische indeling, bekroond met een fronton en versierd met lisenen, waarbij het renaissance- poortje moest wijken en bij de keukeningang rechts van het gebouw werd geplaatst. De grondvorm werd echter niet aangetast. Op de kaart vïm I. Petersen en C. ForsseU uit 1802 is te zien dat het gebouw een L-vorm heeft. Op de tekeningen voor de verbouwing in 1854-1856 is deze weer terug te vinden. Rechts achter stond een lager dienstgebouw dat bUjkens een akte uit 1805 nieuw gebouwd was. Op de tekening vam de verbouwing in 1854-1856 is aangegeven dat dit gebouw met het hoofdgebouw is verbonden via een gang. Vermoedelijk in 1885 of 1886 is het hoofdgebouw met een nieuwe vleugel naar achteren uitgebreid, waardoor de grondvorm van het gebouw een M-vorm kreeg. In de Gids van Zeist (1907) doet J.W. Kraal Wz. het voorkomen
m
|
||||
alsof er in 1854 eigenlijk een nieuw gebouw verrezen is: '[...] die de
herinnering aan het vroeger uiterlijk dat Kersbergen toen nog had in den ronden toren en gebouwvorm, geheel wegnam en er den vorm van een zeer gewoon vierkant landhuis aan gaf [...].' De huidige verblijfplaats van twee aquarellen, die oorspronkelijk in bezit waren van de familie Taets van Amerongen van Woudenberg, is jammer genoeg onbekend. Zij gaven een voorstelling van de voor- en achterzijde van het huis vóór de verbouwing in 1854-1856. Het kasteel was door twee grachten omgeven. De buitenste gracht
was op twee plaatsen verbonden met de vierkantige grachtengordel, die om het kasteel heen liep. De armen van de buitenste gracht slo- ten in het noordoosten niet op elkaar aan. In de noordoostelijke hoek stond zij in verbinding met een sloot, die langs de Waterige- weg Uep. Parïillel aan deze sloot üep een kanaal van de zuidoost- hoek van de buitenste gracht naar de Grift. Deze informatie danken wij aan een kaart van Petersen en Forssell uit 1802. VergeUjking met een kaart van 1927 toont de wijzigingen, die aan- gebracht zijn ten aanzien van de waterhuishouding. Van de binnen- ste grachtengordel resteert slechts een klein stuk, gelegen rechts van het keisteel, en de aansluting op de buitenste gracht. Deze aanslui- tmg Uep vroeger haaks, maar is vóór 1885 doorgegraven. Het kanaal dat de grachten met de Grift verbond, is gedempt. De demping moet na 1885 plaats hebben gevonden. De arm van de gracht aan de linkerkant van het kasteel is vergraven tot een serpentinevijver en via het noordoosteUjke gedeelte van de buitenste gracht verbonden met de sloot langs de Waterigeweg. Omdat de armen van de bui- tenste gracht juist op die plaats niet op elkaar aansloten, heeft men daar een aansluiting moeten maken. Van de vroegere buitenste gracht resteert verder alleen nog de rechter arm. Deze is in 1871 in verbinding gebracht met de vijver van de vroegere overplaats van Lommerlust, die sinds dat jaar (weer) bij Kersbergen was gevoegd. In zuidelijke richting is de gracht verbonden met de Grift door een daar reeds aanwezige sloot. Het gaat hier om de sloot die thans ge- legen is tussen de huidige Kersbergenlaan en de Van Renesselaan. |
|||||
82
|
|||||
De aemleg van de tuin en het park van Kersbergen was sober van
karakter. Het kasteel was gesitueerd in het midden van een recht- hoekig terrein. Achter het huis met erf, binnen de tweede grachten- gordel, lag de tuin, die een haaks padenpatroon bezat. De tuin was aan twee kanten omgeven door vier rijen bomen. Het noordoostelijk gedeelte van het landgoed, van het kasteel tot aan de Utrechtseweg en de Dorpsstraat, was bebost. Waarschijnlijk moest dit bos beschut- ting bieden aan de koude noordoosten wind. Een brede oprijlaan voerde van de Utrechtseweg naar een ruim voorplein. Tussen 1802 en 1832 werd de uitweg verlegd in noordoosteHjke richting. Volgens de verkoopcatalogus van 1854 bezat het landgoed: 'Een uit- muntenden geëxtendeerden Moestuin, met gemetselde Annanassen-, Per- siken- en Druivenkasten, groote Broeijerij, gedeeltelijk met gemetselde en gedeeltelijk met andere bakken, Schuttingen beplant met fijne vruchtboomen, [...] asperge en aardbeziën bedden, enz. Oprijlaan, fraaije Bloemtuinen, Vijver, Terrein van vermaak, vischrijk Water, Boomgaard, Wandelpaden, Dreven, jong opgaand geboomte, extra zwa- re eiken, beuken, iepen, linden en andere Boomen, smaakvolle partijen Bloemhout, opgaand Geboomte, welig wassend Hakhout, Lanen, Eikenwallen, Grachten, Bosschen, enz' Het pjirk is na 1854 gereorganiseerd in de landschapsstijl. Slingeren-
de paden met flauwe bochten en verscheidene gazons werden aan- gelegd. De beplanting bestond uit zwaar en lichter loofliout (eiken, kastanjebomen, beuken, essen, elzen), vruchtbomen, struUcen en heesters. Een aantal van deze bomen resteert thans nog. Craandijk schreef in 1880: 'Bij de op een kleine hoogte gelegen kerk der Hervormden kunnen wij geacht worden in de kom van het dorp te zijn, hoewel in haar nabijheid maar aan één zijde de dorpsstraat met huizen betimmerd is. De andere zijde is ingenomen door een gedeelte van het bosch van Kersbergen, dat nog altijd de ridderhofstad verbor- gen houdt.' De weduwe van J. van Eik legateerde de buitenplaats aan de echt-
genote van M. Crommelin. Omdat het echtpaiir Van Eik-Alewijn zeer aan Kersbergen gehecht was geweest, had zij aan dit legaat |
|||||
m
|
|||||
IHiï
|
|||||||||||||||||||||
t/^.'» Art
^;'<.■V,■V,.V
!l.1-.,t...V.. ?>,->.l.*.t
|
|||||||||||||||||||||
w*i*i-iiit
|
|||||||||||||||||||||
:!*»<*******»***;
ii**********^**:
n***4*****^*4* !!***»********* ;;***********#*:
;;*44*******^**!
li*
ii*_ :!**________________ ._ ...
:;*************: ;'1iU
t. /!:':* "y-V"^"V^-V""--;--:-"-.....:"...v,.-
|
|||||||||||||||||||||
f44|49»44l444:
|
|||||||||||||||||||||
■■■mi*.:
|
|||||||||||||||||||||
Het goed Kersbergen. Plan van Zeist (detail). C Forssell, 1802, naar I. Petersen
(Van de Poll-Stichting) |
|||||||||||||||||||||
84
|
|||||||||||||||||||||
Kaart van de buitenplaats Kersbergen. Gemeentewerken Zeist, 1927 (Van de Poll-Stichting)
|
|||
enkele voorwaarden gesteld. Indien de legataresse de buitenplaats
niet zelf kon bewonen en tot verkoop moest overgaan, dan moest de buitenplaats in zijn geheel worden verkocht, ze mocht niet wor- den verkocht aan rooms-kathoüeken, of iemand die er een fabriek van wilde maken, of aan een aannemer, die het wilde verkavelen en nog minder aan een sloper. Toch kuimen wij in de Zeister Courant van 28 november 1934 lezen: 'Toen de voormalige Ridderhofstad "Kersbergen" in epgploitatie werd genomen door de N.V. Park Kersbergen en landhuis na landhuis op het uitgestrekte terrein werd gebouwd, bleef Huize "Kersbergen", laatstelijk bewoond door de familie Crommelin, te midden van de moderne nieuwbouw bestaan als laatste herinnering aan het verleden. Thans zal ook dit, nu niet meer in deze omgeving passende huis, onder slopershanden vallen en zal het nog bijbehorende terrein worden verkaveld om voor nieuwbouw in exploitatie te worden gebracht, waarmee dan het verleden van de voormalige ridderhofstad geheel zal zijn uitgewist en enkel de moderne bouw op het oude land- goed zal worden aangetroffen.' In tegenstelling tot hetgeen wat tot nu toe werd aangenomen, moet
men concluderen dat het kasteel Kersbergen niet in 1854 werd afge- broken, doch eerst in 1934. Het huis Kersbergen heeft gestaan tegenover de Kersbergenvijver
links van de Kersbergenlaan komende van de Utrechtseweg, waar thans de huizen genummerd 13 en 15 staan. Nog recent, op 25 mei 1992, werden bij grondwerkzaamheden kloostermoppen van de fun- dering teruggevonden. Rechts van de Kersbergenlaan stond net voor de vijver de tuinmanswoning en over de vijver stond rechts aan de Kersbergenlaan het stalgebouw met de oranjerie. De nu aanwezige vijver was er toen echter nog niet, die is later gegraven. Van het huis Kersbergen resteert alleen nog het renaissancepoortje, dat nu aan de Utrechtseweg tussen Veldheim en Ma Retraite staat. In 1969 was er nog sprake van een ongeveer 1 meter hoge zandste- nen leeuw met het wapen van Kersbergen, die zich op de woning bij het genoemde poortje bevond. Deze is thans echter verdwenen. Er zijn ook nog een aantal kanonnen bewaard gebleven, die ach in |
|||||
86
|
|||||
een particuliere collectie bevinden.
De N.V. Park Kersbergen
De N.V. Park Kersbergen werd opgericht bij notariële akte van
17 oktober 1927 ten overstaan van notaris K.W. van Gorkom te Zeist. Het tijdstip van vestiging van de onderneming, hiermee wordt bedoeld wanneer de bedrijfsuitvoering een aanvang genomen heeft, is niet bekend. Ze was gevestigd te Zeist. Directeuren, tevens enige aandeelhouders, waren D. Meeuwenberg, bloemist en tuinarchitect, A. van Wijk, bouwkundige, en JJ. van Straden, architect, allen wonende te Zeist. Alleen de oprichters of hun erfgenamen konden aandeelhouders zijn. In de oprichtingsakte werd het doel van de vennootschap omschreven als: het verkopen in percelen van het landgoed 'Park Kersbergen' te Zeist en, voor zover nog gronden, daartoe behorende, onverkocht zouden zijn, deze te exploiteren. Het doel werd bij de wijziging van de statuten in 1930 ruimer geformu- leerd, nameUjk het exploiteren vem onroerend goed in Nederland. In 1937 kwïim de vennootschap in financiële moeilijkheden te verke-
ren. In verband met hiermee samenhangende problemen binnen de directie werd A. van Wijk in 1938 ontslagen als directeur. Als op- volger werd D.W. van Straalen benoemd. Sedert 19 mei 1953 werd door de vennootschap geen bedrijf meer
uitgeoefend. De N.V. Park Kersbergen is bij beschikking van de rechtbank te Utrecht van 27 april 1988 geUquideerd, daar was gebleken dat het doel door gebrek aan baten niet kon worden bereikt, alsmede dat de vennootschap haar werkzaamheden had gestaakt. , :M,-..i:-'\'-^ Het villapark Kersbergen
Omdat Meeuwenberg es. de gronden van de buitenplaats Kersber-
gen als bouwterrein in exploitatie wUden brengen, verzochten zij in |
|||||
87
|
|||||
februari 1927 om wijziging van het uitbreidingsplan van 1909.
Trouwens in de veilingcatalogus uit 1854 wordt al geattendeerd op de gunstige liggmg van de gronden van de buitenplaats Kersbergen aan de Utrechtseweg voor het bouwen van herenhuizen. De gemeen- teraad besloot op 18 augustus 1927 tot de gevraagde vnjziging. In overleg met de gemeente-architect was een plan ontworpen voor de aanleg van wegen, hetgeen in het belang was van een stelselmatige bebouwing. De gemeenteraad bepaalde tevens dat op een aangewe- zen terrein een plein aangelegd moest worden, het huidige Kersber- genplein, en dat in het nieuwe villapark niet meer dan twee huizen aaneengebouwd mochten worden en niet drie zoals de exploitanten dat graag wilden hebben. In de wijziging van het uitbreidingsplan was ook opgenomen de ver-
plaatsing van de losplaatsen aan de Waterigeweg naar het westelijk deel van de buitenplaats. Scheepvaart op de Biltse en Zeister Grift
Het is tegenwoordig moeilijk voor te stellen, maar Z«ist kende vroe-
ger scheepvaart, zij het wel dat de betekenis ervan niet groot was. De waterweg waarvan gebruik werd gemaakt, was de Biltse en Zeis- ter Grift, gegraven tussen 1638 en 1642. De heer van Zeist was eigenaeir van het beurtveer. De woning van
de beurtschipper lag aan de Waterigeweg aan het eind van de Schipperssloot, een zijtak van de Grift. Vanuit Zeist werd er heel lang een geregelde dienst op Utrecht en Amsterdam onderhouden, het laatst door de firma Wed. C. Ekdom en Zonen. Ook andere expediteurs maakten voor het vervoer gebruik van de Grift en de Schipperssloot, zoals J.F.T. Mirandolle, J.F.C.A. Verlinden, de Zeister Pakschuitdienst 'De Volharding', Scheepvaart Maatschappij Trajectiun, de N.V. Utrechtsche Beurtschuit en het Utrechtsche Schietschuitenveer. Het betrof alleen vervoer van goederen, brand- stoffen en bouwmaterialen. Het aantal vaartuigen dat in Zeist thuishoorde bleef in de loop der jaren redeHjk constant en bedroeg m 1891 12 en in 1929 15. |
|||||
m
|
|||||
Het waterpeil in de Grift werd geregeld door een tweetal sluizen,
de Biltse sluis tegenover de Kerklaan in De Bilt en de Koppelsluis in Zeist-West aan de Koppeldijk. Gelet op het grote belang dat Zeist had bij een goed onderhoud van de sluizen en op diepte hou- den van het vaarwater, ontving het Waterschap de Biltse en Zeister Grift vanaf 1926 jaarlijks een bijdrage van 400 gulden. Volgens een opgave aan Rijkswaterstaat uit 1924 werden 3.200 schepen per jaar in de Koppelsluis geschut. De maximale lengte en breedte van de vaartuigen, die de sluis konden passeren, bedroeg 23 respectievelijk 3,50 meter en de gemiddelde grootte was op 10 ton te stellen. De hoogte van het waterpeil was er oorzaak van dat de vaartuigen vaak niet hun volledige capaciteit konden benutten. De firma Ekdom klaagde diverse keren over de slechte bevaarbaarheid van de Grift. Met ingang van 31 oktober 1926 werd de Grift gesloten verklaard voor motorvaartuigen. Aan de eerder genoemde fiirma Ekdom werd ontheffing verleend voor haai motorschuiten Antonia I, EI en Dl. De directeur van Gemeentewerken schreef op 21 juü 1941 in een toe- Uchting op het uitbreidingsplan van 1937: 'Het toenemende autotrans- port echter heeft ook hierin verandering gebracht. Het laat zich aanzien, dat genoemd vaarwater, zoodra weer normale tijden zullen zijn aange- broken, voor het bedrijf der firma Ekdom zijn beteekenis geheel zal verliezen.' Deze firma nam eind jaren veertig de laatste boot uit de vaart. Provinciale Staten hebben in 1960 de Grift afgevoerd van de Ujst van vaarwateren. Hiermee kwam een eind aan ruim driehonderd jaar scheepvaart op de Grift. De loswallen aan de Waterigeweg
De sloot naast de Waterigeweg wordt Schipperssloot genoemd; vroe-
ger ook wel Schippersvaart. OorspronkeUjk behoorde de Schippers- sloot tot het Slotcomplex. De eigenaar van het Slot was verplicht de Schipperssloot in een goed bevaarbare staat te houden. Naar aanlei- ding van een geschil met mr. C.B. Labouchere, de echtgenoot van de eigenaresse van Slot Zeist, over het onderhoud van de Griffen- steijnsebrug in de Waterigeweg, besloot de gemeenteraad op 9 janu- |
|||||
89
|
|||||
De Schipperssloot, 1940 (particuliere collectie)
|
|||
ari 1872 tot aankoop van de Schipperssloot en de daarlangs gelegen
strook grond aan de Waterigeweg. De raad achtte het bezit van de Schipperssloot en van de strook grond, die voor het grootste deel gebruikt werd als particuliere hg- en losplaats, voor de gemeente van groot belang. Door de aankoop kon de bestaande bestemming worden geconsohdeerd, '[...] hetwelk voor de schipperij in het alge- meen en voor vele ingezetenen in het bijzonder een groot gerief zal zijn.' De loswallen lagen tussen de woning van de beurtschipper aan het
begin van de Waterigeweg en de Zinzendorflaan. In 1908 werd de losplaats vergroot en was toen ruim 300 meter lang. Aan het eind van de Schipperssloot stond dus het Schippershuis, dat in de veilingcatalogus uit 1913 voor komt als: 'Het Schippers- veerhuis', genaamd 'De Schipperij'. Het oude Schippershuis werd in 1914 door architect J.M. Paap verbouwd en als zodanig herinneren veel oudere mensen zich dit pand nog. Op die plaats werd in 1961 een flatgebouw neergezet, waarvoor het gedeelte van de Schippers- sloot tot bijna aan de Lageweg gedempt werd. Dit gedeelte van de Schipperssloot, circa 30 meter lang, werd sedert onheugeUjke tijden als loswal gebruikt door de firma Ekdom en haar voorgai^ers. Het schuitehuis met daarbij een gemetselde mestvaalt lag op ongeveer 20 meter afstand van het Schippershuis. Ook deze loods moest in verband met de nieuwbouw wijken. Rouwig was men hier niet over. De Nieuwsbode schreef in 1958 als onderschrift bij een foto: 'Een doom in het oog voor allen die het goed met Zeist menen, is de ver- vallen loods aan de Waterigeweg die totaal geen dienst meer doet.' Vanaf het schuitehuis tot aan de Zinzendorflaan lagen de gemeente- hjke loswallen, 22 stuks en variërend in grootte. De gemeentelijke loswallen werden vanaf 1900 openbaar verhuurd; voorheen gebeurde dat onderhands. Voor het laden en lossen waren 2 kranen aanwezig, een gemeente-
Hjke en een particuliere. Achter de woningen gelegen aan de zuidzijde van de Ie Dorpsstraat
hep tot 1894 een sloot. Deze sloot mondde uit op de Schippers- sloot. De bewoners van deze huizen aan de Dorpsstraat hadden het |
|||||
91
|
|||||
recht om door het schuitehuis te varen voor het lossen van goede-
ren. Reeds jaren werd er geklaagd over de onooglijke aanblik en gevaar-
lijke toestand van de Waterigeweg tussen de Dorpsstraat en de Griffensteijnsebrug bij de loswallen. De loswallen werden vaak als opslagplaats gebruikt. Het kwam voor dat het vuilnis, mest, bagger, stenen, pannen en andere goederen op de in die tijd nog smalle Waterigeweg werden geplaatst, inclusief de karren, die 's nachts vaak bleven staan. De toestand moest dringend verbeterd worden. Gedeputeerde Staten noemden het een 2Leist onwaardige toestand. Reden voor het gemeentebestuur om in overleg te treden met de N.V. Park Kersbergen over de verplaatsing van de loswallen, toen deze de buitenplaats Kersbergen in exploitatie wilde brengen. Ver- betering van de Waterigeweg, een smalle grindweg, zou immers ook in het belang zijn van de exploitatie van het terrein, omdat de percelen langs de Waterigeweg in waarde zouden stijgen. Met de vorige eigenaren van Kersbergen was herhafddelijk onderhandeld over aankoop van een stuk grond langs de Grift, doch zonder suc- ces. Bij raadsbesluit van 18 augustus 1927 werd besloten tot aan- koop van bijna 2 hectaren grond van de buitenplaats Kersbergen voor de aanleg van een haven met loswallen. Per 1 februari 1930 werd de gemeentelijke losplaats opgeheven. De gemeente wilde na- dat de Nieuwe Haven in gebruik was genomen, de Schipperssloot dempen. Door lozing van rioolwater op de Grift raakte de Slotvij- ver, maar vooral de Schipperssloot, vervuild. Omdat de firma Ek- dom gebruik bleef maken van de haar in eigendom toebehorende loswallen, kon dit plan niet worden uitgevoerd. Verbetering Rijksweg Utrecht - de Grebbe (Arnhem')
Nadat het gemeentebestuur overeenstemming had bereikt met de
N.V. Park Kersbergen over wijziging van het uitbreidingsplan, het verplaatsen van de loswallen aan de Waterigeweg en het aanleggen van een haventerrein op Kersbergen, dreigde toch nog een kink in de kabel te komen. De minister van verkeer en waterstaat kwam |
|||||
92
|
|||||
met het plan om ter verbetering van het gedeelte Utrecht - Doorn
van de Rijksweg Utrecht - de Grebbe, een nieuwe weg aan te leg- gen van 32 meter breedte, die op de Utrechtseweg ter hoogte van Ma Retraite door de Kroost, over Kersbergen en de Zinzendorflaan, voor het Slot langs naar de Driebergseweg bij Schoonoord zou ko- men te lopen. Het had juist jaren geduurd, voordat de gemeente er- in geslaagd was een voor haven en losplaats geschikt terrein aan te kopen. Volgens het voorlopige plan zou het nieuwe gedeelte van de Rijksweg net over dat terrein lopen. Het gemeentebestuur was het met dit plan van de minister niet
eens. Men achtte de aanleg in strijd met de belangen van Zeist. Weer zouden enkele mooie buitenplaatsen worden geschonden en voor bouwexploitatie vrijkomen. Natumschoon zou worden verwoest en de rustige omgeving van het Slot zou verdwijnen. De gemeente had in 1924 veel geld uitgegeven om het Slot van de sloop te red- den en het in de jaren daarna met zijn omgeving te restaureren. Het verkeer zou buiten de kom van het dorp worden geleid, waar- door niet alleen de winkeliers in de Dorpsstraten, maar ook het zakenleven in zijn algemeenheid in Zeist, grote schade zou lijden. De eigenaren van de buitens zouden dan waarschijnlijk ergens an- ders gaan wonen. Van Beuningen, bewoner van de buitenplaats De Brink aan de Utrechtseweg, had dit in ieder geval aan de burge- meester te verstaem gegeven. De gemeenteraad maakte zich sterk voor verbreding van de Dorpsstraten aan de noordoost-kant met 8 è 10 meter. De burgemeester kwam in de geheime raadsvergadering van 10 mei 1928 met twee alternatieve plannen. Volgens het eerste plan volgde de Rijksweg het tracé van de Lageweg en het tweede plan behelsde de omlegging over de Maurikstraat en Jufferstraat, daarbij de Slotlaan en de Laem van Beek en Royen kruisend. Beide plannen kregen de instemming van de gemeenteraad, waarbij de voorkeiu" gegeven werd aan het eerste plan. De plannen van de minister vonden tenslotte geen doorgang in ver-
band met de aanleg van de autoweg 's-Gravenhage - Arnhem. |
|||||
98
|
|||||
De Nieuwe Haven
Nu de gemeente eigenaresse was geworden van een terrein op Kers-
bergen, vanouds de Kweek van Van Dijk genaamd, kwam de ge- meente-architect op 23 december 1927 met een ontwerp voor het haventerrein. Het plan hield in de aanleg van een haven, die 190 meter lang en 10 meter breed was en 1,5 meter diep. Daarlangs loswallen van 13 meter breedte en een weg van 5 meter. Dan bleef nog een terrrein over van circa 1.100 m^, dat gebruikt kon worden als opslagplaats. De wallen aan de Waterigeweg hadden een opper- vlïikte van ongeveer 1.400 m^. Op het nieuwe haventerrein was dit ongeveer 3.500 m^. De voormalige moestuin met een oppervlakte van circa 5.000 m^ was geschikt als indiKtrieterrein. Langs de grens van het haventerrein, aan de kant van de Van Renesselaan was een be- planting met opgaande bomen gedacht. Het terrein zou ontsloten worden vanaf de Utrechtseweg via een reeds aanwezig pad. De to- tale kosten van dit plan werden door hem begroot op 82.600 gul- den. De raad stelde in zijn vergadering van 16 februari daaropvol- gend dit bedrag beschikbaar, verhoogd met 500 gulden voor het plaatsen van een urinoir op het terrein. In 1928 waren er nog problemen op te lossen met de huurders van
het door de gemeente gekochte terrein, over de ontruiming van dit terrein. Een perceel bouw- en weiland en een moestuin waren ver- huurd aan de bloemist J. Kuperus en een stuk bouwland was ver- huurd aan L. Basten. Deze had het weer onderverhuurd aan de fir- ma Gebr. Van der Vegte. Deze firma gebruikte het terrein voor haar bedrijf van pottenbakkerij, beton- en cementfabricage. Gedeputeerde Staten verleenden op 13 maart 1928 aan de gemeente vergunning tot het maken van een toegang naar de Grift vanaf de nieuw aan te leggen haven. Met het aanbrengen van een betonnen beschoeüng werd in april 1928 begoimen en met het graven van de haven werd op 3 januari 1929 gestart. Een jaar later waren de werkzaamheden voltooid en werd de Nieuwe Haven zonder feeste- lijkheden in gebruik genomen. |
||||
Bij de behandeling van het voorstel tot verpachting van de nieuwe
loswallen in de commissie voor openbare werken, werd aandacht ge- vraagd voor het punt van bewaking en toezicht op het nieuwe ha- vengebied. Vïui particuhere zijde was J. Smal, een gepensioneerde onderofficier van het KoninkHjk Nederlands Indisch Leger, reeds enkele jaren afmgesteld om op de oude loswallen aan de Waterige- weg toezicht te houden. Smal werd per 1 maart 1930 door de ge- meente aangesteld als walbaas. In 1935 werd hij opgevolgd door Chr. Kraaij. Het gemeentebestuur ging in 1929 uit van de gedachte dat van de
totale losgelegenheid in de eerste jaren slechts 60% zou worden verpacht. Men verwachtte dat na verloop van tijd het hele terrein in gebruik zou worden genomen. Zeker gelet op de groei van de ge- meente. Burgemeester en wethouders moesten in januari 1932 aan de gemeenteraad melden dat van de 38 loswallen er slechts 4 ver- pacht waren en dat van de opslagplaatsen in zijn geheel geen ge- bruik werd gemaakt. Als oorzaak van de slechte exploitatie werd aangewezen het feit dat zich binnen enkele jaren het vrachtverkeer over de weg sterk ontwikkeld had. 2^ goed als geen vervoer van bouwmaterialen enz. had meer plaats per schuit. In 1939 meldde de directeur van Gemeentewerken dat jaarUjks slechts nog één schuitje turf werd aangevoerd. Binnen enkele jaren nadat de haven gereed was gekomen en de
verpachting slecht hep, werden de loswallen in gebruik genomen door Gemeentewerken als opslagplaats van materialen en dergelijke. Gemeentewerken ging het Haventerrein steeds intensiever gebruiken en verschilende loodsen werden er voor deze dienst gebouwd. Op het Haventerrein werden ook andere instellingen gehuisvest. De 2^ister Werkplaats vestigde zich er in 1954 en de autotechnische afdeling van de Chr. L.T.S. is er ook jaren gehuisvest geweest. In 1965 werd op het Haventerrein begonnen met de bouw van de brandweerkazerne en de gemeenteKjke werkplaatsen en werd de ha- ven gedempt. |
|||||
95
|
|||||
De Nieuwe Haven gezien van de Griffensteijnselaan, circa 1950 (Gemeentearchief Zeist)
|
|||
De toegang naar de Grift v£maf de haven is nog te zien aan de be-
schoeüng aan de kant van de Griffensteijnselaan. De bomenrij waar- van sprake is in het voorstel van de gemeente-architect van 1927, is thans nog bijna volledig intact. De uitgang naar de Utrechtseweg werd in 1958 verlegd naar de Van Renesselaan, omdat de oude uit- gang te onveilig was. De directeur van de Nederlandse Buurt- spoorweg Maatschappij (N.B.M.) schreef in 1929 reeds over deze uitgang: '/•••/ d^ ondervinding leert, dat vrachtrijders veelal onverschillig zijn en slecht uitkijken.' De afgesloten uitgang bevindt zich naast het huidige bankgebouw van de Credit Lyonnais Bank. Nu herirmeren alleen de namen Schipperssloot en Haventerrein ons
nog aïui het scheepvaartverleden van Zeist. R.P.M. Rhoen
Geraadpleegde bronnen en literatuur
- H.J.A. Berendsen, De genese van het landschap in het zuiden van
de provincie Utrecht, een Jysisch-geografische studie, Utrecht 1982 - V.A.M. van der Burg, 'De ridderhofstad Kersbergen te 2^ist en
de vertelling 'De kinderen van Warmelo' in de 18e eeuw.' Seijst, nr. 2 (1984) p. 44-46 - J. Craandijk, Wandelingen door Nederland met pen en potlood,
Haarlem 1880 - Dr. C. Dekker, Het Kromme Rijngebied in de middeleeuwen. Een
institutioneel-geografische studie, Zutphen 1983 - R.J.F. van Drie, Inhoud en gebruik van de begrippen ridderschap
en ridderhofstad in het Nedersticht gedurende de 16e eeuw. Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Icono- grafisch Bureau, deel 40 (1986) p. 67-99 - Dr. S.CJ. Jessurim-ten Dam Ham, Utrecht in 1672 en 1673,
Utrecht 1934 - Jan W. Kraal Wz., Kraal's nieuwe groote gids van Zeist. Beschrij-
ving van Zeist, De Bilt, Huis ter Heide en Soesterberg. Uitstapjes en |
|||||
m
|
|||||
rijtoeren in den omtrek van Zeist, Zeist 1907
- Oud-Seyst. De Kroost, nr. 11 (1969)
- Tegenwoordige staat der Vereenigde Nederlanden, twaalfde deel,
Amsterdam 1772 - L. Visser, Het dorp Zeist, Zeist 1980
- Jhr. mr. E.B.F.F. Wittert van Hoogland, Bijdragen tot de Geschie-
denis der Utrechtsche ridderhofsteden en heerlijkheden, 's-Gravenha- ge 1912 - Archief van de Kamer van Koophandel voor Utrecht e.o. Han-
delsregister, dossiemr. 8469; Rijksarchief Utrecht - Archief van het huis Kersbergen te Zeist, 1805-1917, Rijksarchief
Utrecht - Archief van het huis Kersbergen, 1418, 1716-1952, Gemeentear-
chief Zeist - Archief van het Huis Zeist, 1677-1953, inv.ms. 38, 44 en 49;
Gemeentearchief Zeist - Archief der gemeente Zeist, 1599-1905, inv.ms. 108, 114, 253 en
254; Gemeentearchief Zeist - Archief der gemeente Zeist, 1906-1945, inv.nrs. 833, 1649, 1802,
1814, 1959, 2035, 2036, 2039 en 2040; Gemeentearchief Zeist - Archief van het bedrijf Gemeentewerken, dossiernrs. I 546 en 700
en II 188A, 188B, 431 en 495; Gemeentearchief Zeist - Archief van notaris Gerardus Hendrikus Stevens, inv.nr. U324c022;
Gemeentearchief Utrecht UIT DE OUDE DOOS
In de Utrechtchse Courant A° 1768, no 70 (van vrijdag 10 juni)
lezen wij het volgende: ^ 'Driebergen, den 8 Juny. Gisteren voormiddag na 11 uren arriveerden
de Heer Prins Erfstadhouder en Mevrouwe de Prinses, deszelfs Gema- lin, met derselveraenzienlijk Gevolg alhier van Soestdijk en traden af bij Mevrouw Ie Leu de Wilhem, Douarière van den Hr Oud-Burge- meester van Berck, op hare Buitenplaats Sper-en-Daal, alwaar kort |
|||||
98
|
|||||
daema ook de Heer Veldmaerschal Hertog van Brunswijk van Zeist
arriveerde, tot waer zijne Vorstl. Doorl 't Esquadron Gardes du Corps van zijne Hoogheid geleid had. Na enige ververschingen aldaer te heb- ben genoten, bezichtigde dat hoog Gezelschap de aengename Wandel- dreven en Boschadien dier fraeye en wijduitgestrekte Plaets en accep- teerde het aldaer bereid keurig Middagmael, zettende zich ten 2 uren aan tafel. Ten half 6 uren vertrokken hunne Doorl. en Koningl. Hoog- heden, na hun bijzonder genoegen over derselver receptie betuigt te hebben, naer Zeist, bezichtigden aldaer de Woningen, Koopmanschap- pen, Kerk en Godsdienst van 't vermaerd Hemhuttersch Broedergenoot- schap en retourneerden vervolgens dien zelfden avond naar Soestdijk, om heden hunne reis naer 't Loo voor te zetten.' 'Zeist, den 8 Juny. Hunne Doorl. en Koningl. Hoogheden, gisteren
middag op de Buitenplaats van Mevrouwe de Douarière van Berck bij Driebergen het middagmael gehouden hebbende, hebben ook deze Plaets met Hoogstderzelver tegenwoordigheid, voor enige uren, vereert. Zijne Vorstl. Doorl. de Heer Generael Veldmaerschal Hertog van Brunswijk, die gisteren morgen omtrent 9 uren aen 't hoofd van 't Esquadron Gardes du Corps hier aangekomen was, en zich tegen den middag naar Sperrendaal, de bovengemelde Plaets van Mevrouwe van Berck begeven had, kwatn 's middags even half zes uren alhier terug, en een quartier uur daema volgde het Doorl. Paar met Hoo^tderzelver Suite. Wanneer hunne Hoofden door de opgerechte Eere-Bogen pas- seerden, en naar de Plaets, door de Evangelische Broeder-Gemeente aengelegt, naderden, hoorde men het bekende Hoogduitse lied: Nun danket alle Gott, etc. op Bazuinen en Trompetten, door een troep van Musicanten, geplaetst op het Plat van het Broederhuis, aenheffen. Voor 't gemelde Broederhuis gekomen zijnde, stapten hunne Hoogheden uit de Koets, en na het zelve bezichtigt te hebben, begaven zich Hoogstder- zelven naer de Schrijnwerkerij, den Winkel, de Lintfabrieken en 't Zusterhuis; vervolgens bezagen hunne Hoogheden 't Huis van Zeist, van waer zich Hoogstdezelven naer de Vergaderplaets der Gemeente begaven, alwaer intusschen de gantsche Gemeente tot hare gewone Avond-vergadering bijeen gekomen was. Hier wierd bij 't intreden van |
||||
hunne Doorl. en Koningl. Hoogheden het voorgemelde lied: Nun
danket alle Gott, etc. op 't Orgel, door andere Instrumenten geaccom- pagneerd, gespeelt en door de Gemeente gezongen, vervolgens wierd een fraei Instrumentael en Vocael Musiek gehoort, waerop een korte Aen- spraek door den bekenden TTieologum den Heere A.G. Spangenberg gedaen wierd, over den Text van den dag zijnde Psalm 115 vers 14 en bij deze gelegenheid wierd kortelijk aengemerkt dat de Gemeente het hoge Bezoek had oen te merken als een bezonderen Godlijken Zegen, en dat, terwijl men zich daerover niet naer waerde uitdrukken kon, men zich vergenoegen moest met des Heeren dierbaerste Zegeningen aan het hoge Bezoek toe te wenschen. De Vergadering van elkander scheidende, namen hunne Hoogheden omtrent acht uren de teru^eize naar Soestdijk, werdende zo bij Hoogstderzelver arrivement als vertrek de Klok geluid.' Verder werd nog vermeld, dat het hoge gezelschap op 8 jxini van
Soestdijk op het Loo arriveerde, terwijl de hertog van Brunswijk op Kersbergen, eigendom van baron Sloet tot Warmelo, in Zeist ver- bleef. Hij vertrok de 9e met het eskadron naar Voorthuizen en van- daar op de 10e jimi naar 't Loo. Herinnert u zich deze hoofdpersonen uit dit verslag nog uit uw ge-
schiedenisboek van vroeger? De erf-stadhouder Willem V (1748- 1806) vluchtte met zijn gezin in 1795 voor de Franse invasietroepen naar Engeland. En zijn gemalin Frederika Sophia Wilhelmina van Pruisen (1751-1820) werd onder meer door de 'muitzieke klauwen van het grauw*, de patriotten, aangehouden bij Goejanverwellesluis in 1787; zij werd gedwongen terug te keren naar Nijmegen. Haar broer echter, de hertog Karl van Brunswijk-Wolfenbüttel, bijgenaamd 'De Dikke', kwam met troepen ons land binnen en herstelde toen het stadhouderschap, waarna vele patriotten (Daendels en anderen) naar Frankrijk uitweken. De zoon van genoemd echtpaar, de prins van Oranje, kwam einde
1813 - na de nederlaag van de Franse troepen onder Napoleon - in |
|||||
100
|
|||||
Scheveningen aan en werd onze koning Willem I (1772-1843).
Wat er in 50 jaar al niet kan gebeuren?
K.W. GaUs
ONDER DE SLOPERSHAMER
In oktober/november 1992 viel het pand Thorbeckelaan 3 onder de
slopershamer. Dit pand werd gebouwd in 1948/1949, naar een ontwerp van de
Zaandamse architect D. van de Lingen. De architectuxu- vertoonde duidelijk de invloed van de Nieuwe Zakelijkheid. Opdrachtgever was de Nederlandse Optiek- en Instrumentenfabriek Dr. CE. Bleeker N.V. Deze fabriek was in het begin van de jaren dertig opgericht door mejuffrouw dr. Caroline Emilie Bleeker (Mid- delburg 1897-Zeist 1985). Voordat het bedrijf in 1949 verhuisde naar het nieuwe gebouw te Zeist was het gevestigd aan de Korte Nieuw- straat in Utrecht. De produktie omvatte met name hoogwaardige optische instrumenten - het v/as de enige Nederlandse fabriek van hoogwaardige microscopen - en elektrotechnische apparatuiur, zoals galvanometers en schuifweerstanden. Op 2 juni 1961 vereerde konin- gin Juliana de fabriek met een bezoek. Dr. Bleeker is tot 1964 als directrice aan het bedrijf verbonden
geweest. In 1978 is de fabriek opgeheven. Enkele bedrijfsonderdelen zijn onder een andere naam voortgezet. Het bedrijfspand werd in 1979 aangekocht door de Stichting Sociale
Werkvoorziening Zeist en Omstreken ten behoeve van de sociale werkplaats. Als zodanig heeft het gebouw tot voor kort dienst ge- daan. Inmiddels voldeed het evenwel niet meer aan de eisen des tijds, zodat de Stichting Sociale Werkvoorziening zich genoodzaakt zag een nieuwbouwplan te ontwikkelen, waarvoor het oude pand moest wijken. ir. H. van den Top
101
|
||||
s
|
||||
Thorbeckelaan 3, 1973 (Gemeentearchief Zeist)
|
||||
AGENDA
|
|||||||||||
11 januari
|
lezing van mr.dr. V.A.M. van der Burg met als
titel 'Katholiek Zeist: 150 jaar parochieleven' om
20.00 uur in de Congreszaal van Slot Zeist
tentoonstelling '150 Jaar katholiek Zeist' in de
Vleugelgaierie van Slot Zeist
lezing over Dordrecht door de heer v.d. Berg
dagexcursie naar Dordrecht
middagexcursie naar kasteel Groeneveld te Baam
middagexcursie naar Woudenberg of kasteel
Amerongen
lezing van Erik Geytenbeek over oranjerieën. De
spreker is de auteiu- van het boek Oranjerieën in
Nederland, Alphen a.d. Rijn 1991
|
||||||||||
30 januari
t/m 10 februari
eind april
mei
medio augustus
oktober
oktober
|
|||||||||||
NIEUWE CONTRIBUANTEN
Bijna zes jaar geleden werd begonnen met de namen van de nieuwe
contribuanten te vermelden in het bulletin. Begm 1987 bedroeg het aantal contribuanten 503. Sindsdien is het aantal behoorUjk toegeno- men. Om u op de hoogte te houden van de groei van de stichting, zal voortaan in deze rubriek ook het aantal contribuanten en de opzegg^igen worden vermeld. Stand be^ november 1992:
- aanmeldingen: 35
- opzeggingen/overleden: 3
- aantal contribuanten: 762
Als nieuwe contribuanten verwelkomen wij deze keer:
833 mw. M.N. Visser, Laan van Rijnwijk 1-A 14
834 mw. bsse A.C. v. Heemstra-Meybaimi, Ln. van Rijnwijk 1-A 18
835 mw. E. Heynekamp-Geerling, Bilthoven
|
|||||||||||
103
|
|||||||||||
836 de heer ir. S. Kortenbout, Baarnseweg 32
837 de heer drs. K.E. v.d. Velde, Driebergen
838 de heer J.H. Besijn, Arnhemse Bovenweg 3c
839 de heer J. van Hattum, Emmaplein 124
840 de heer A. Buizer, Jacob Catalaan 55
841 de heer drs. J. Gerestein, Anna van Burenlaan 6
842 de heer A.E. Dorresteyn, Slotlaan 38-1
843 de heer W.D. Wingelaar, Griffensteijnselaan 37
844 de heer A. van Oosten, Rembrandtlazm 9
845 de heer J. van Willigenburg, F. v. Bourgondiëlaan 106
846 de heer mr. E.A. Clous, Nijenheim 5214
847 mw. A.M. Reesinck, Couwenhoven 2705
848 de heer P.C.M, den Bieman, Van Renesselaan 13
849 de heer M.P. Hoogsteen, Karel J.C. Beckmanlaan 21
850 mw. ir. G.A. Vlasmein, Huydecoperweg 6b
851 mw. G. Verwer-Pieters, Schermerslaan 16
852 de heer G. Heuff, Wassenaar
853 de heer WJ. Westerhout, Melis Stokestraat 3
854 de heer L.G.M. Onwezen, Roemer Visscherlaan 35
855 de heer CD. van Otterlo, Utrecht
856 mw. CE. Sterkman-van Bergen, Griffensteijnselaan 77
857 familie A.R. van der Poll, Wijk bij Duurstede
858 mw. J.C.M.F, Visser-Lambooy, Odijk
859 de heer H. van Loghem, Blikkenburgerlaan 33
860 de heer A.A. Werner jr., Brugakker 5871
861 mw. J. Dijkstra, Laan van VoUenhove 909
862 mw. J.W. Delhez-Bechger, Van Tetslaan 2
863 mw. P. Helling, Koppelweg 7
864 mw. drs. A.C. Kranenburg-Vos, Platolaan 41
865 de heer P.M.M.A. Hofstee, Ds. Nahuyslaan 21
866 de heer ir. H. van den Top, Ede (Gld.)
867 de heer A.C. Verkaik, Kroostweg-Noord 214
|
|||||
104
|
|||||